01 1236 8659 UB AMSTERDAM  ONDERWYS TOT DE GRONDBEGINZELEN DER APOTHEEK Geevende een klaar en duidelyk bericht van al het geen betrekking heeft tot het lêeren der Pharmacic, zo wel derzelvev ïnftrumenten: als ook eeire bondige MateriaMedica; ontlecdingder Kunftwoorden; gronden van alle de heele «h halve Metalen, Zouten, enz. inhetkortal hetgeen tot de Enkele , zo wel als Scheikundige bereidingen eenig nut foude kunnen, bybrengen. I) o Q R K. G. H A G E N, Hoftor in de Geneeskunde, Hof Apotheker van S. M. den Koning van Pruyffen, en 'Medelid van de Roo:nfc!i■ Keiferlyke Academie der NatuurOiderzoekers, enz. Uit het Hoogduitfch vertaald; er. met enige Aanmerkingen vermeerdert. boor F. B R E 'U K E Rj Afotheker' ie Amfteldam. Te AMSTE-LDA M, By A. J. van ÏQLL MDCCLXXXL   f>ag. Uk VOORBERiC H Tj V A N I) E ET V E R T A A L E li g&X&et is eigenaartig j gun (li ge Leezerl dat tl ^ mn Ü^er? van ^en ïerinëflm tot den •fi § aanzienlijkfien werkman toe, nergens ^■^^P meerder en nergens weetgieriger van hóord fpreeken, dan van zijn Beroep of werk: 'ook is het niet minder eigenaartig dat zich ijder , hetzelve Beroep op zich zelf genoömeit, daarin bevlijtigd, hetzy door welk een weg het ook zijn mooge, om dus zich-zelve, en zijneKunfl-, genooten Jlerker en volleediger te maaken. wie toch zal het mij dan ten kwaaden kunnen duiden , dat ik mij verftont hebhe door eene yert■ aaiing , aan deze zo edele en in het minjl by geen een der bovengemelde Beroepen te vergelijkende, weetenfehap, eenig voordeel ah waare het nog zo weinig-, bij te brengen; te meer daar de Theorie derzelven zo wel, als de kunjl zelf minder door de daaglykfe oefening Qen voornamenlijk hier in Holland) dan door het hezen, volleediger en befchaafder gemaakt kan worden, (keze beweegreedenzo wel, als ook d& * i gun*  iv VOORBERICHT. gunflige ontmoetingen, waarmede dit werkje in geheel Duitschland van alle de Kunflgenoo* ten ontvangen is, heeft my zulks doen onderneemen ; Zelf betuigt de Geleerden Heer TODE in zijne, geeflige en onbefprookene beoordeelingen, nimmer de weergaavan dit onderwijs Boek in Duitshland gezien te bebbendus zegt Hij, na alvooren zijne gunflige aanmerkingen op deszelfs inhoud gemaakt te hebben, van alle de HandBoeken, Leer - Boeken enz. Zien wij noch geen verfaanhaar der werkje het licht aanjchouwen, dan hetONDER(VIS TOTDE GRONDBEGIN ZELEN DER APOTHEEK, Ik oordeel daarom nergens mijne tusfchen tijden beter aanhef eed te zijn, dan aan de vertaaling van dit, voor den Leerlingen der Apotheek zo nuttig werkje. Taal of andere feilen door het overgaan of ander fint s ingefloopen, verfchoon dat Gunflige Leezer 1 als ook het fout beft aan in dezen, het geringfte nut of voordeel, dat dit werkje bi j den Leerling mooge te weeg brengen, zal mij aubbeld voor myne geringe moeite verpligten. VOOR-  Pflg. V VOORREDEN GEPLAATST VOOR DEN HOOGDUITSCHEN DRUK. m-^^^oe lang men reeds met de groottte begeerte1 || rT jl naar een Leerboek, darmen den Leerlinf lf gen zoude kunnen geeven, verlangt heeft, g§^^!B zo heeft men echter tot dus verre vergeefs daarop gehoopt. Want de Phatmakopaën zijn hier voor niet bruikbair, omdat zij zich niet verre genoeg in de wijze vande Bereiding uitlaaien, en nooit den grond derzdven aantoonen: De verfchillende Werken over de fcheikunde voldoen daarin ook niet genoeg, om dat de' zelve gedeeltelijk van al te grooten inhoud zijn, zo dat een beginner niet inftaat is derzelver inhoud te kunnen bevatten, wanneer hy dikwils het noodigfte over het hoof: ziet, gedeeltelijk, om ook dat hetzelve voor huri te hoog of om zo te 'zeggen, al te geleerd is daar hen noch ais beginne-rs de kennisfe van alles ontbreekt. Iieele groote werken laaten zy zomwijl om hunnen grootst! inhoud, zomwijlenom den prijsderzelvenonaangeroerd leggen het is daarom dat ik verkoozen heb eenen middelweg te zoeken, en niettemin al het geen wat vaneemgnut voor- een Apothekers leerling zoude kunnen zijn, zoals ik hoop, verftaanbaar genoeg en ia zo een klein bellek als het mooglijk is,_ voorteftellen. Men moet hier geene nieuwe ontdekkingen verwagten, vermits zulks bij dit ontwerp niet wel plaats hebben kan , ik heb echter zommige wijzen van het bereiden der geneesmiddelen ligtur, en gemakkelijker  VÖÖRRÈDÈN lijker aangeweezen : ook wel dïfcwfts hete en reëdi bekende bereidingen verworpen, eh hun bezwaarlijker voorgetrokken, Voornamenhjk nis bij de eerfte Wijze van bereiden het geneesmiddel eenigé werkende kragteh berooft wierden. Doch is dit echter mijn grootlte doelwit geweüt, dat ik den leerling moogé in ftaat (tellen, dat hii niet met onze künlt gelijk niet een ambagt, dat tot, leedvveezcn vee! al gebeurd, maar als met eene kunft en weetenfehap omgaati Hoe wel of ik in mijn oogmerk geflaagt ben , of 'bijaldien ik zomniigen verveeld heb, zal ik aan de beoordeeling overlaaten welke ik met fchuldigft dankbetuiging en (de Aanmerkingen die men daar op maaken zal) zal aanneemen. ïèn minden hoope ik dat men (om het goede inzigt, het welk ik hier bij hebbe gehad) zommige ieilen hier ingefloopen doöt de Vingers zien zal;  D E ALGEMEENS I N H O U O Van de APOTHEKERS-KUNST, s-1> D' APOTHEKERS KUNST, of PHARMACIE, {Pharmacia, Pharmaceutice, Pbarmacopaa) is ecne Pnétifche weetenfehap., die aantoond , hoe men de Remedies haar het voorfchrift handig, en in order mengd, en gereed maakt. Vermits nu alle Remédiés enkel uit Ligchamen der drie Natuurrijken gereed gemaakt worden; zoo veronderfteld deeze verklaaring reeds voor af, dat men zulke Ligchaamen, behoorlijk moet leere kennen, om die te verfaamelen, en te kunnen bewaaren. Een REMEDIE of GENEESMIDDEL (Mtdü camentum) is dat geen, het welk in ftaat is in een ziek Ligchaam eene gezonde verandering re veroorzaaken. Deeze worden doorgaans verdeeld in RAUWE, of A EN«  2 De algtmetnt inhoud van ENKELDE (cradd) ENKELDE GEREED GEMAAKTE (Simplicia prceparata) en die UYT MEER BESTAANDE (compojttd). De eerfte, naa« melijk de RAUWE behooren tot de Hiftorie der Natuur en tot de Mater ia Medica: en de laatfte behooien eigenlijk tot de Pbarmacie. Hier uit volgt van ■ zelf, dat een Apotheker niet onweetend moet zijn, in de Hiftorie der Natuur, en voornaamelijk in de Materia Medica. % 3- De Apothekers Kunft in den wezenlijken zin gcnoomen §. 1. is. niet zoo zeer eene Kunft om dat men daar toe inftrumenten gebruikt; maar ook eene weetenfehap. Haarebeginfels zijn de ondervindingen, waar zij de oordeelskracht op grondveft, waaruit dan wederom veele andere ondervindingen fpruiten. Het is er Verre van af dat men deeze zoude vergelijken met de geene, die volgens de ondervinding of Mechamcq getrafteert word, en die men ook anders niet dan op zijn beft genomen eene Kunft noemen kan, Vermits dezelve maar enkel volgens ondervinding, doch van alle gronden ontbloot behandeld word. Dierhalven kan zij met recht met den naam der WEETENSCHAPLYKE of OORDEELKUNDIGE Pbarmade vereerd worden, daar men de andere niet anders als eene door ondervinding verkreegene Pbarmacie noemen mag. §• 4- Daar men nu duidelijk ziet hoe verre de weetenfchap boven de Kunft verheeven is, zo kan men ook niet nalaaten als men dezelve bij elkander vergelijkt dc Weetenfehap buiten allen twijfel den voorrang te ver-  De Apothekers Rünft> J' glinneti. Buiten en behalven dien voorrang is de oor*, deelkundige Phctrmacie in haare bedrijven met de groot* fte voordeden gepaart, te weeten» i* Zo is zij met meerder geruftheid irt haafe ort* derneeming een goed uit einde verwachtende, daar irt tegendeel die geene, welke Empijrifch te werk gaat, zelden op eenen goeden uitflag geruft bouwen kan* Want is het, dat hem iets mhlukt, zo ftaat hij met de grootfte verlegenheid verflagen vermits hem de oorzaak van dien misdag zo min bekend is, als het middel om de tweede maal dien feil te keer te gaan, of het hem bij toeval mogt gebeuren, Daar en tegen is de ourdeelkundigen in ftaat, om eene duidelijke uit» legging te doen, zo hu' de geringfte omftandigheden van den arbeid wü 'gaadeflaan; het welk dan ook de oorzaak is dat hij zo ligt geen miflag kan begaan, en is het, dat het hem al moogt over koomen, zoo is hem ook de oorzaak van dien feil niet onbewuft, hij weet dien in het vervolg te vermijden , of zelf het miflukt proces te verhelpen of ten minften voor eene andere Bereiding weeder te pasfe te brengen, zonder echter de minfte kragten (haar behoorende) te be* neemen. 2. Befchouwt eens het vergenoegen, dat men ge«' waar word, als men een zaak voor af beredeneert, ook naderhand volgens die beredenering ziet over een ftemmen: als men defelvein gereedheid heeft, en dat men niet alleen in ftaat is bij alle voorvallen, die bij een proces plaats hebben, duidelijk en klaar de oorzaakendaar van aan tetoonen, maar dezelven ook dikwerf op veelderhande wijzen te veranderen, en dan nog het felfde voortbrengzel daarvan kan verwachter). De Apothekers Kunft is een gedeelte van de Chirnia A a en  4 De algemtene inhoud van en wijl haar voornaamfte oogmerk is de gezondheid van den menlch te bewaaren of weder te herftellen, zo is zij wel de gewigtigfte en edelfte Tak derzelven. Het onderlcheid tusïchen deeze naauwkeurig genoomen, bellaat hier in, dat de Chimie de Natuur en de Eigenfchappen van alle de ligchamen zonder onderfcheid zoekt te kennen, daar de Pharmacie zich maar enkel bemoeit met die ligchaamen waar geneesmiddelen uit temaaken, of uittevinden zijn. Evenwel koomen daar alle foorten van bewerkingen in voor, die in alle de overige deelen der geheele Chimie plaats hebben; zo dat men haar bijnaa een korten inhoud derzelven noemen mag ,■ niemant kan in deczen ook zeer fterk worden, zonder vooraf alle de bewerkingen der Pharmacie zoo wel Praéfcifch als Theoretiich beoeffen d te hebben. VAN DE UITWERKING DER LUCHT EN VAN HET VUUR IN DE BEWERKINGEN DER PHARMACIE. i 6. Vermits de lucht niet om ligchaamen alleen maar ook in alle dezelven bevat is, en daar men zonder vuur,en warmte zeer weinige bereidingen verrichten kan: zo is het nog veel noodzaakelijker dat een Apotheker het weezenlijk beftaan hier van kenne; waarom ik dan ook de eigenfchappen daarvan [ in zoo verre zij op de Apothekers Kunft een invloed hebben ] in het kort zal opnaaien. De LUCHT is een vloeibaar ligchaam, dat wij enkeld en alleen door het gevoel gewaar worden. Aan dezelve bemerkt men de'volgende eigenfchappen: CO Zij  ■ De Apothekers Kunft. 3 (i) Zij heeft het vermoogen dat zij zich in een klein plaatsje kan laaten influiten, men ontmoet dezelve ook in fommige ligchaamen or deeze wijze, b: V: in de falpeter, door de koude drijft men dezelve doorgaans in elkaar. (2.) Nadat de weederftaad, [diede lucht bij elkaiv dergeperft houdt] gebrooken is; zo,gaat zij met eenen fnellen vaart haare plaats-weeder in neemen; deeze noemt men haare elatique eigen'fchap; de hevigheid bemerkt men het fterkit in het potten als zich de op gepakte lucht uit de falpeter in haare natuurlijke hoedanigheid verplaatst. (3.) Zij laat zich uitzetten, en voornaaraelijk door de warmte, zo dat als de warmte de grootfte trap van hette heeft vérkreegen dat fij dan ook volgens Natuurkundige Proeven eene dertien maal grootere ruimte inneemt, en daar zij zich laat uitzetten , zo zet zij ook de ligchaamen die haar bevatten uit, gelijk men gewaar word bij de Gelling bij de Putrefactie, en andere diergelijken. Deeze eigenfehap der lucht ondervind de arbeider dikmaals tot groot nadeel, wanneer het ligchaam, of het imtrument [ waar zij in opgeilogr ten is] niet bekwaam is, zich met haar uit te kunnen zetten, zoo dat daar door dikwerf een Ilag ontftaat, die niet alleen, de Inftrumënten met de zich daarin bevindende dóffen vernietigt, maar zijn ligchaam zelve aan het gevaar bloot Held; zij.is ook de oorzaak van den ilag des flag Poeders , van het Bliyemend goud , en van het geknikker van zommige middel zouten. $■ 8. Het voornaamfte nut, dat de Apothekers in hunne bewerkingen van de lucht verkrijgen zal de uieml zi jn, flxe zij van haar genieten, ten opiigten van hec vuur:,. A 3 ver-  efiek zeer bezwaarlijk kunnen verricht worden. S- ip- De lucht is niet geheel rein, maar altoos met Waterige , zoutige, brandbaare en aardachtige deelen vervuld, het W2ik men aan hqt wegfmelten van de regens het vuur beftaanbaare, aardachtige loog zouten in de vrije lucht, het welk men (folutio aerea) of (j>erdcliqyüitn) noemdj en aanhet rpeften van verjchèide Metaalen ontdekt. $. xi, (*) Door Waijers, Blaasbalgen , Blaaspijpen ~enèv..xejÊ.._ fterkt men Om het Vuur te diregeeren is de algemeene regel in het geheel deezen, dat men in het begin altoos met een zagt Vuurtje beginnen en dan Trapsgewijze het zelve vermeerderen moet , tot den noodigen graad; daar de inftrumenten anders als men op eens zo veel Vuurs geeft zouden feheuren, en uitelkander.lpringen. §■ ao. De koude werd veroorzaakt door het afzijn, der warmte, die een Apotheker ook nodig heeft, namelijk , bij het deftilleeren om de al te heete dampen te verkoelen, het welk gedaan word door de verkoelende toeftellen, die volgen zullen, gedeeltelijk tot het Concentreeren van zommige vloeibare ligchanaen B: V; van het zuur des 'Azijns. VAN  tJf. De algemene inhoud vaff\ VAN" DE GEREEDSCHAPPEN TOT DE PHARMACIE BEHOORENDE. %• 21. Onder de GEREEDSCHAPPEN of INSTRUMENTEN reekend men, (Supptllex fbarmaceutica) het laboratorium of de werkplaats, de verfchillende foorten van Ovens, Vaten, zo wel die, welke men gebruikt tot het bereiden , als tot het be» waaren der geneesmiddelen, en de noodige inftrumenten [utetijilia]. En daar veelen van deezen door het gebruik beeter als door het befchrijven derzelven te loeren zijn; zo zal ik de voornaamfte alleen aanhalen, en de overigen bij elke voorkoomende Operatie aantoonen. % 22. Een van de voornaamfte van allen is een LABORATORIUM het welk een vertrek is het geen enkel tot de werken der Pharmacie is ingerigt, daar een Apotheker ook niet wel buiten kan zijn. Deeze eigenfchappen eifcht men daar van: 1. Dat het ruim en hoog genoeg zij om daar in gemaklijk te kunnen werken. Het moet omtrend zes voet hoog zijn dat men daar in gaan kan zonder zig te bukken. 2. Dat het geheel gewulft en beftandbaar zij voor het Vuur. 3. Dat de fchoorfteen daar in goed trekke, het welk men kan hebben als men denzelven van onderen ruim en van boven nauw en hoog laat maaken. 4. Dat het daar licht zij, niet te min moet men om dei  de Apothekers Kunft. 15 den togt wind te vermeiden niet te veele en tegenover elkander ftaande venfters hebben. 5. Dat het, als net mooglijk is, aan een vlietend water uitkoome, om hetzelve altoos zonder veele moeite bij der hand te hebben. 6, Dat het voorzien zij van de nodige Ovens, Vaten, en inftrumenten, en dat dezelve in eene goede order zijn gefteld. De Ovens laat men meeft al rond en in de vier hoeken van het werkhuis maaken; de vaten en de inftrumenten plaatft men in de route op planken af dieigelijken aan den muur. % 23- De OVENS (furni fornaces) , zijn werktuigen daar men het Vuur kan influiten en na goed vinden regeeren. Ydere Oven beftaat gewoonlijk uit driedeelen, namelijk: 1. Daar de afch invalt, de ASCH HAART (colt is ter ium. cinerarium) is het onderfte gedeelte en gaat tot aan den roofter, waardoor de afche daarin valt. Dit heeft een deur warmede men, als men de lucht daar bij laat, of afhoud, het vuur eenigzins regeeren kan. 2. De VUUR HAART (focus), die bij de rooster begint, en daar het voedzel des Vuurs Q'. 17.) in gedaan word. 3. Het BOVENSTE DEEL of de VhAATS(ergaJtulum. operarium)\sbovzn den Vuur haart, en daar plaatst men de Vaten met de ftoffen die men bewerken wil op; is de Oven vierkant * en heeft men-dit deel met een Pot of deftilleer Ketel toegezet zomoet men rondom vier BY GAAIEN hebben, die men, om de lucht eenen grooten of kleinen togt naar goed vinden te verfchaften, open en toe kan doen.  ■KJ JDs algemeene inhoud van & 24' Ëen Oven die goed is moet deeze deugden hebben: 1. Moet hij met een klein Vuur konnen gedookt Worden. 2. Moet het Vuur met weinig moeite en gelijkjnaatig kunnen aan de gang gehouwden worden. 3. Moet hij aldus ingericht zijn, dat men het Vuur fterker en fwakker kan doen worden. 4. JNioet hij het Vuur niet onnut droojen, maar hij moet het zo veel als moogelijk is kunnen dwingen, dat het zijn kragt genoegzaam alleen op die weezèns laat gaan die om die oorzaaken aan hem zijn bloot gelteld. Deeze eigenfchappen verkrijgt men als men de Ovens dik genoeg hat bemetzelen om dat zij dan de hette langer bij zig houden en ook met grooter kragt en meerder gelijkmaatigheid de veranderende doffen aantaden: en voornamenh'jk als men hun een goede togt lucht verfchart, (§. 8.) die men verkrijgt als de alch haart (§. 23. n. 1.) ruim genoeg en vergenoeg van de roofter af is, om dat de lucht dan beeter inftaat is', in dezelve fterker; te kunnen indringen. Want daar deeze togt van de lucht daarom ontftaat, om dat die, zoo Vel van binnen als buiten om den Oven, door het Vuur verwarmde, en verdunde lucht van de compaktere van buiten door den alch haart indringende lucht te zamen geperd word (*); zo moet ook (*) Als men deeze, eenen uijtgang, enkel/loor een nauwe opening verfchaft, en van de andere kant den inval in den Oven; zo zal zij door hetvoedzel des yuurs (§. 17. ) met hcevighcid doordringen. Door een over den Oven gezette tooren, of lange cn nauwe togt-pijp(cajKw;zw) en een Kegel vormigepijp aan den afch haard, zal uit die reden het ge- wel4  de Apothekers itunfti if ook de togt zoo veel te fterker zijn, hoe meerder de lucht van buiten naar binnen kan dringem De Ovens worden van Tiggel fteenen, ofte vari yzer gemaakt: de laatfte zijn doorgaans van gegooten yzer, of van blik. Deeze moet men van binnen bekleeden met een deeg van Leem, waar door men haif en osfebloed kneeden moet (*), om dat de Oven dan dikker Word, en de hette beeter kan bij zich houden (§. 24.) i en ook om dat het yzer zo ras niet kan doorbranden. Dit bekleedzel noemd men een SCH4NSKORS (Jortccï). $• è& De Ovens STAAN doorgaans VAST (für'niJ?è* hikt). Of LOS (port at Hes), die men van de eene plaats naar de andere kan brengen. Zo als men deZelve Wil gebruiken , naar maten noemd men hen. Die men meeft al in een laboratorium moet hebben" zijn deezen: * , t. Da weid des Vuurs, als ook door Blaasbalgen fterk vermeerdert worden. Doch worden deeze toeftellen niet noodzaaklek vereiicht tot de bewerking der Pharmicie. f*) Dit deeg raad men voor het beften aan , namelijk; vier declen leem, een deel hamerflag, geflampte tiggels en gemeen zout , het geen men met wat Kalfs - hair , en kaff met Osfebloed door kneedt , men moet dit beflag of dit deeg niet langzamer hand , zo als de gewoone voorfchriftcn zijn, met een fagte warmte droogen, maar de eerfte rijs aanftonds in diergelijke bekleedc Ovens een fterk. Vuur leggen, om dat zij ais dan weinig, of geheel .niet zullen barften. B  i $ De algemene inhoud van i. De WIND OVEN (furnas anemius). Die men tot het frnelten, afbranden, uitdampen, en ook dikmaals tot het fublimeren gebruikt, heeft van boven éenè ruime opening, daar men de veranderende ftoffen het zij zo., of in Vaten geflooten, in het Vuur kan plaatzen. a. De DESTILEER, of de BLAAS - OVEN (furnus Veficd) gebruikt men tot her defhleeren der wateren, Oliën en den wijngeeft. De BLAAS (vefica deliiUatorid) als ook den daar op {luitenden HELM (akmhictts) zijn doorgaans van Koper. De laatften vind men ook veel van Tin: naaft aan ftaat een houten KOELVAT (rcfrigeratorium), waar de zo genaamde (lang of pijp van den helm door loopt; men Vind 'er ook met koperen KOELKEETELS (caput athiopis), die boven op den helm ftaan. Deeze worden met water gevuld, en telkens, zo dra het warm word, afgetapt, en met kout water weder gevuld, om dat de dampen in de pijp, [die door de Koelkeettl loopt] verkoeld worden (§. 20.). Men kan deeze Oven ook tot de damp en water baaden op de volgende wijze gebruiken. Als men bij voorbeeld het vaas [ daar de veranderende ftoff zich in bevind ] door het aanhangen van een looijen ring de fwaarte verfchafft, datW; in het water kan vaft ftaan, de blaas op het ftroo zet,'die men alsdan met water vuldt; de helm daar op doet fluiten en zo kooken laat, het welk zo veel als het {Balneum mar ia) of WATER BAD is. Men kan het tot een DAMP- BAD {Balneum- j?apórii) op deeze wijze veranderen, als men het Vaas over het water dusdanig plaatst, dat de damp van het kookende water 'er enkeld van onderen tegens aan kan ftaan, „.W** 3. De CAPEL OVEN of het ZAND-BAD {furnus catini, Balneum arence,) is tot zeer veel en uit geftrekt nut, terwijl men denzelventot het digereren,  , de Apothekers Kunft. ia; deftile-ren uit glazen retorten, uitdampen, reétifice'. ren , fublimeeren &c. &c; gebrniken kan. In zullï een Oven Is een Capel of bad (catinas. catinum) geplaatst, die bijna de hoedanigheid van een keetel heeft* en het bed van yzer is: deeze vuld men met droog gezteft zand, daar men de vaasen, naar dat het de omftandigheden vereifehen diep- of hoog in zet. Het is *an groot nut, om dat men daarin dat zoon van inftrumenten bet welk men aan het bloote Vuur nieü durft bloot Hellen, geruft plaatzen kan om hen, dus de vereilchte trap van warmte te kunnen gevem Zulke Ovens, daar de Capellen ingemetztld zijn, moed men van onderfcheiden zoorten in een laboratorium hebben; doch een Capel die ecu dusdunigen omtrek heeft, dat men daar in vier of zes kolven kan zetten, noemd men een DIGESTORIUM. 4- De REVERBEREER OVEN ( furnus rsverherius') gebruikt men tot het dediieeren der mineralifche zuuren , empijreumatifehe Oliën , vlugge zouten en tot meer anderen, om dat men zulke niet dan door een heevig Vuur kan over haaien: de behandeling is dus : men zet de gevulde Glazen, of Steenen retort in het opene Vuur en maakt 'er een gewulvt over heen, om de daar tegens aanflaande en te rug kaatzende vlam. weeder over den retort te krij- • gen: tot het dediieeren der empijreumatifchen 01i-> en, en der vluggen zouten zijn de yzer retorten het bede. De RETORTEN '(retorta) koomen niet alleen dikwils te pas, maar zij hebben ook de zwa'arde trap van hette door te daan. Men verdeelt hun aldus; eerftde BUYK, het welk het opgezette ronde geB 2 deel-  £0 De algemeene inhoud van deelte is, ten tweede 't gewulvte dat het boven gedeelte, en ten derden de HALS die hei kromme deel van den retort uitmaakt. De Birijk, en het gewulvt bij elkander, noemd men de KOOGEL. Men vind deeze retorten van Glas, Aarde, en Steen. $ a8. . Schoon men de grootte en de hoedanigheid der retorten in allen opzigten niet net bepaalen kan; zo kan men doch de volgende vereijfchre [fchoon maar enkeld betrekking hebbende tot die retorten, die tot de Pharmacie behooren ] opmerken: 1 Zo word vereifcht, dat de retorten naar maaten van 't gebruik, cirkel of ovael rond moeten zijn. De eerfte gebruikt men het meefte: de laatfte gebruikt men maar enkeld wanneer de ftoff die men wil deftileeren licht opftijgt en overgaan wil. 2 De HALS moet niet uit het midden van den Buii'k maar boven dhe& uit het gewulvt ten voorfchiin koomen, en daar ook aanftonds ruim en vrij zijn om dat anders de regens het gewulvt opgeklommene droppels weeder te rug gaan, in plaats van den hals te pafseeren. ' .. , . T o De hals moet ter deegen krom zijn, om dat de opgeklommene dampen van zelf, en gemakkelijk in den ontvanger kunnen afdruipen, terwijl anders de heete opgeklommene droppels door de fiuitmg en vertoeving in het over gaan, den retort gemakkelijk zouden kunnen doen fpringen: hij moet egter met al te krom zijn, om dat men den ontfanger er goed kan aanleggen, en om dat dezelve, ook met te naa aan den heeten Oven mooge koomen. a Hij moetnaauw en Spits bijloopen en geen bogt n * in  de Apothekers Kutifl. ar in de midden hebben. Hij moet ook niet te klein van opening zijn, om dat hij zomtijds zou verdopt Maken door de dikke droppels; maar deeze moeten ongehindert kunnen afdruipen. 5. Zo moeten de Giazcn retorten over al even dik zijn, en voor al geen Blaasjes, Steentjes, noch Knubbels hebben. $. 29. Men kan de Glazen retorten tot het dediltcrcn ea fubhmeren met voordeel gebruiken , mits dat het Vuur zo hevig niet moet .zijn, dat zij gevaar loopen van te kunnen fmelteu. Anders gebruikt men de aarden retorten, wijl men die altoos in het bloote V uur kan zetten, na dezelve hun voor af met een (Loricd) of fchan'skors [zo als onder de deegen volgen zal] voorzien te hebben. De yzeren zijn zeer nuttig, om dat dezelven zo derk zijn, dat men ze niet behoeft te bekleeden, alhoewel men deeze niet anders gebruiken kan als tot dat zoort van'ligchaamen die geen vat op hun hebben, als B: V- tot het dediieeren van herlthoorn en Pokhout. % 3°- Als de Glazen retort in het gewulft(§. 27.) een opening heeft, die men toe doppen kan, noemd men deezen BUYS RliTORT(rf;of/tf tubulatajAodx zulk een gebruikt men enkel tot de doffen, die men, naar al vooreus den retort aangelegt te hebben, naderhand daar in doet: doch daar men deeze niet anders als tot gereed maaken van de kiijsfus kan gebruiken die thans niet meer gebruikt worden, zo heeft men de Buijs retorten ook niet meernoodig: het geengant* niet onaangeB 3 naam  De algemeene inhoud van naam is, om dat zulk zoort van retorten bezwaarlijk waaren te bekoomen, en telkens door hunne ongelijjce dikte ook ftukkend raakten, §- 3t- De KOLVEN (cucurbitx) zijn doorgaans vsn Glas, het onderfcheid derzelven beltaat in de groote en in het fatzoen. Tusfchen een kolv, en een PHL OÓLi^hjaja) is dit gering onderfcheid; datdeeerr de van de kogel af langzaamerhand naauwer. word, daar en tegen loopt de tweede direct van den kolv met een fpïczen en langen hals af, als waare hij op den kolv gezet. De kleinde kolven, tot die welkers kogel een"halven voet in d.;n omtrek hebben, noemd men SCHEIDEN KOLVEN (cucurbita feperatoria. feu minorw;>die de wijdte vaneen halven tot een heelen voet hebben, noemd men llegts KOLVEN Die de wijdte van twee voet hebben, HEEK EN KOLVEN (cucurbitce Magistraks) en die grooter wijdte hebben, noemd men REClPiEN TEN of ONÏVANGERS.(recipientia. excipula) dee'/.e houden dikmaals tachtig ponden waters en zelfs meer. Een voorzigtig arbeider kan deeze ongefchikte grooie Mathiene« in°de bewerkingen der Pbarmacie omtrend geheel ontbeeren, terwijl hij buiten dien geen mineralifche zuuren anders behoeft te dediieeren, ten waare htj dezelve wilde rookend hebben; daar nu zulks zeldzaam in eene groote hoeveelheid verrigt woid , zo behoeft men ook geen grooter kolv als van drie tot vier fpan te hebben, de Hoofdzaak is deze, dat men het vuur niet direét., zo derk aanzette, maar langzamerhand. Wil men de kolven tot het dediieeren gebruiken zo moet men dezelve zo ver laaten affpringen, dat de iials yan den, retort 'er regt en diep in kan hangen. Voor  de Apothekers Kunft. 513 Voor het overige is het met die kolven gefchaapen, ais mee de andere glazen. %. a'ó. n. 5. reeds gemeldt S- 32. De HELMEN (akmbict) dicmenopdekolvenzct fchoon dat zij zomtijds van eenig nut zijn, zouda men dezelve egter genoegzaam ontbeeren kunnen. Zij worden doorgaans in de glas Fabriekken zeer ongeiehikt vervaardigt, zo dat men de meelte niet kan gebruiken; daarenboven kan men mat minder omtlag en veel gevoeglijkcr in de retorten deftileereu. % 33- Zo zeldzaam kan men ook de VOORZETTERS (tubi intermedii) met vrucht gebruiken. Dit zijn hooge Pijpen, die men. tusfehen den kolv, en den retort inplaatit; gedeeltelijk om de Elasftique dampen meer ruimte te verichaffen, of om dezelven zo veel te fehielijker te doen verdikken. Als men dezelve nietnoodzaakelijk noodig heeft, is het beeter deeze niet te gebruiken, en liever het Vuur voorzigtig te regeeren. Want de voorzetters , mogen nog zo nauwkeurig" digt geikieerd zijn, zij verdunnen echter altoos de dampeneenigen toegang, het welk men bij eenen en« keiden toeitel als men voorzig'ig is, niet zo ligc té vreezen heeft. • * §• 34- . ' De KROEZEN (tigïïïa crucibuld) die men tot dearbeiden der Pbarmacie gebruikt; koomen uit Hessenland (*) die daar van fchoon zand en kleij gemaakt wor- (*; Wen heeft noch een zoort vaa zwart: krocfen die I> 4 via  De atgftneene inhoud van worden. Men gebruikt deezen voornaamenlijk tot het {belten, Calcineren, afbranden en Glasmaaken der Mctaalen; tot de zouten, en andere^oortgelijken: hunne eigenfehap als zij goed zijn, is, dat men dezelve eenige uuren lang in het Vuur kan bloot zetten, zonder dat zij fpringen, en zonder dat zij zich buigen, of fmelten laaten: de befte zijn die vaft en fterk zijn, geene zwarte vlakken hebben, over het geheel bruin rood van kleur zijn, en een helderen klank van zich geeyen. Om PU dezelve voor het fpringen in het Vuur te bewaaren op dat men ze nog meermaalen zoude kunnen gebruiken, zo moet men dit volgende tot een regel neemen: 1. Dat men- den Kroes .niet bloot op den roofler gette, maar men moet een ftuk Tiggel fteen daar onder leggen [waar op men denzelven tot meerder zekerheid met natten leem ook wel .kan vaft maaken,.] op dat hem de koude togt die van onderen inblaali, geen nadeel kan doen. 2. Dat men den Kroes niet aanftonds in een fterk Vuur zette, maar denzelven trapswijze doe gloeien. 3. Zo dra als men de ftoff uit den Kroes gegoten heeft, moet men hem weder onder de gloeiende kooien leggen of men moet hem het onderfte boven zetten, en bedekken denzelven met een andere Vaas, dat hij langzaam koud worde zonder, dat de buiten lucht daarbij koome, VAN DE VOEG, QF KLEEV DEEGEN. Een KLEEVDEEC Qutum) is het geene, waar me- van kleij en waterlood (plumbago) gemaakt worden. Deeze noemd men Ipzer of Pasfaufche Kroefen. Zij zijn zeer fterk tot het fmelten zonder zout, en men kan hun dikmaals ge*, bruiken: doch zijn aanftonds ftukkend, als me»- het fmeljie» jnct zout daar in verricht.  ée 'Apothekers Kunft. *5 mede men de openingen, en fcheuren der Vaten naauwkeurig digt drukt, om de in dampen veranderde wezens terug te houden: men bediend zich van dezelven ook,0om geheele retorten en kolven daarmede te bekleeden, en hun dus te bewaren, voor hetlpringen, en fcheuren in de hevige Vuuren. ' % tf. Om de openingen der Vaten. B: V: der kolven , die men in de warmte wil zetten, te fluiten, gebruikt men gevoeglijkft een natte varkens blaas, die men met een mes vaft over de opening ftreikt, of met bind touw daar over heen bind, waarna men met een fpeid dezelve doorfteekt, op dat de lucht [die zich in het Glas onthoudt, en door de warm>e uitgezet word] hetzelve niet doet fpringen, maar hier door eenigzins eenen uitgang vindt. §• Z7- ' Als zomtijds de hals van den retort den ingang van den ontfangcr niet genoeg zoude kunnen fluiten, zo word 'er naar maaten het de doffen vereisfehen, die men dediieeren wil, ook een verfchiljende kleevdeeg vereilcht: tot het dediieeren der water* en Geelten kan men met eene geweekte Varkens blaas voldaan, of men kan een deeg van water en meel", dat men tusfehen dé reeten naauwkeurig indrijkt, of op linnen gefmeert, daar op plakken. Bij aldien men nu zoutige of benende dingen dediieeren wil, zo neemt men deezen kleevdeeg, als, witte Bolus, en IVJini, die men met vernis van lijn Olij tot een deeg maakt; waarmede men de reeten eerft ter deeg toelropt, en dan hetzelve op linnen' ftrijkt, het geen men 'er ove? B g 'heen  • 6 JDe algemeent inhoud van heen dekt , doch moet men dit voor al in acht neemen, dat men het deeg eerft recht laat droog worden, eer men begint te deftileeren. S- 38. Om nu gehcele Glazen of retorten te bekleeden het geen men het BEKLEEDZELQoricatio')derzelven noemd, waar door zij in ftaat worden gefteld, dat men ze in het opene Vuur kan zetten, zonder dat zijfcheuren of Imelten kunnen; zo mengt men tien deelen fijn gezifte kleij en twee deelen zilvergeled met wat ofse bloed en water, tot een dunnen deeg onder een, onder welk deeg men ten laatfte wat koehair mengt: of men kan in plaats van dit deeg, ook het bekleedzel (§. 0.5.) gemeld tot het bekleeden der yzeren Ovens, gebruiken.' Met dergelijk deeg beftrijkt men de Vaten laag op laag tot het de dikte van een duim heeft. Doch moet men telkens de eerfte laag laaten droog worden, eer men de tweede 'er. over heen ftrijkt. §• 39. Qm Glazen die gefcheurt zijn weder bekwaam tot ecnig gebruik te maaken, zo kleevt men eene natte blaas 'er over heen, of men beftrijkt de plaats, als ook een. Huk je linnen van die groote met wit van een eij: men ftroijt over het eene zp wef als over het andere fijn gedampte ongcbluichte kalk, als dan legt men fchiefijk hrt lapje linnen glad 'erover heen, men drukt het 'er vaft op en beftrijkt het nochmaals met wit van een eij. Doch kunnen deeze Glazen nergens voor dienen, als om 'er iets droogs in te bewaaren, en om ze voor ontfangers te gebruiken, om dit [zo zij aan eene merkelijke" warmte worden bloot gefteld] de fcheur, ai . ' wat*  ■ de Apothekers Kunft, waare hij nog zo goed roe gemaakt en bezorgt, al grooter en grooter zoude worden. Hier zouden eigenlijk de charae'r.ers der Pharma* «> moeten volgen, aoch, om dat dezelve in zo veele bekende Pharmacopaen reeds te vinden zijn, zo heb ik onnoodig geagt dezelve hier tusfchen in te voegen, ik zal derhalven direct, tot DÉ GE WIGTEN EN MATEN overgaan, % 4°- Men gebruik dezelve zo wel tot de drooge als ook tot de vloeibare dingen. DE GE WIGTEN die men .tot de drooge'doffen gebruikt, zijn deeze. Het GREIN, (granum) dit rekend men zo zwaar als een peper-korl. Een SCRUPEL, (fcruptilus) weegt twintig granen. In Frankrijk weegt het vier en twintig. Een DRAGME. (dragma) weegt drie fcrupels of zedig Greinen. . Een ONCEO«67ö) heeft acht dragmen. Len half snee is zo veel als een Lood, en heeft vier Dragmen. Een MEDICINAAL P0ND(7/i>/vz medica) heeft twaalf Oneen. Maar in Frankrijk heeft het lèflien Oneen. Dit pond word zo wel vereifcht in de voorfchdfteti der Parmacopeen als in de voorfchriften ;der Heeren Doctoren. HET BURGER POND (libra civilis) bevat zestien Oneen, of tweën dertig lood. Als men in de voorfchriften deeze teekens oi letters 'er bij vind. P: C: (poftdus civilis) zo word het Burger pond 'er onder verdaan. . , . §• 4?- J4«n gebruikt dit zelvde gewigt ook voor de vloei- baare  aS De algtmeène inhoud van baare geneesmiddelen. Want fchoon men van Masten voorzien is die zelf overeenkomdig zijn met het voorgemelde gewigt; zo is het doch zekerder en beter dat men dezelve afweegt, en voornamelijk droppels, Olien, en dergelijken meer. Om dat de vloeibaare zo min, als de drooge remedies altoos even zwaar zijn. $• 42- . Men heeft geen juide bepaaling.genoeg van de Maten der droogereijen en voornamelijk der Kruiden, waar om men het gewigt maar aanneemt, daar zij naar gefchat worden. Doch 'er zijn maar die drie zoorten. Een BOSJE ( fasciculus') is zo veel als een Once Een HANDVOL (manipulus) is zo veel als een kalf Once, Eene KLEINE HANDVOL (pugillus) is zoveel als men met de drie voorde Vingers, vatten kan, e» houdt een halve Dragme. . . §• 43' De Masten van de vloeibaare remedies die hier in gebruik zijn, zijn deeze: een VIÏS.T (pinta) heeft ie Amfterdrmi , Rotterdam en Leiden en op meerder plaatzen twintig Oneen vogts , te Utrecht veertien oneen, in Frankrijk twee en dertig Oneen, in Dordrecht zeflien; als ook in Engeland zedien oneen: want een GALLON heeft in Engeland acht Finten, en eenLeepel vol reekend men daar op een half Once. Daar op volgen hier half pints, kwart Piuts, en Maaien van twee en een half Once of achde Pintjes. De uitlandfche Maat'en en de andere verfchillende worden 'ook naar hunne wijze, en aangenomen eigenfchappen verdeelt. i- 44  Je Apothekers Kunft. af §• 44- Het gewigt moet alles van koper zijn; om dar andere metaalen hier toe een gedeelte tekoftehjk, een gedeelte te week, ofte bros, ofte veel aan het roeden onderheevig zijn. Ue Maaten (§. 43-) moeten van fijn En^elfch Tin zijn, en om droppels, Geei^n, Oliën &c. &c. te meeten, gebruikt men een glazen Maat, waar de afmeeting opgefneeden is. Niet te min is het beter, zoo als ik (J. 41.) reeds heb .gemeld, de laatfte afteweegen als dezelve te meeten. TWES*  tij lran de Bereidingen T WBË EDE AFDEEL1NG. 'VAN DE BEREIDINGEN DER P HAR MA* CIE IN HET GEHEEL. . i 45. De BEREIDINGEN of.de BE ARBE1 DINGEN PER PHARMACIE (jjperationes Vbarmaceuticce) bcftaan in eene bekwaarne behandeling der ruuvvcn ? zo wel als der gereed gemaakten zelfftandigbedens, om daar uit die voorbrengzels te-kunnen haaien, welke de voorfchriften der Parmacopaen, zo wel als die der doctoren vereisfehen. §■ 4  der Pharmacie in hei geheel. 33 fpaanfche vliegen, of maar gedeeltens van doode dieren, B: V: hoorens, klaauwen&c. in het geheel is bij deeze vetzaameling in acht te neemen (§. 49) dat zij altoos verfch moeten zijn; men zuivert ijder naar zijne eigenfchap, en bewaard hun voor de vrije luchf? voorde warmte, vogtigheid, en voor de Infeciem i 53. Van het vet moet men voor af het aankletvende bloed afwasfchen, hetzelve in ftukjes fnijden, en als dan met een weinig water op een zagt Vuur zettenen laaten fmehen, het welk men ten laatfte door een doek giet, en op een koude plaats bewaard, Door de Chimie ontdekt men in de ligchamen uit het rijk der dieren, vette of olijagtige, wateragtige,* zoutagtige en aardagtige beliaanbaare deelen. De zoütagtige vertoonen zich eerft, als de overige bedaanbarè deelen verftoort zijn, het jwelk of door de verrotting (j)utrefactid)oï door het vuur(«g3?V/o)gefchiedt, §• 55' De dieren, zo als men dezelve in de Apotheken, het zij heel, of daar men eenige deelen van houdt, als ook derzelven naamen volgens Lineus, in het Latijn, Hollands, daarbij, derzelvergebruikbaeredeele voor de Apothekers, volgen hier na.  Van de Bereidingen l. De gewoonlijke Latijn- 2. De Naamen volgens iche Naamen. Lineus. Acgagropila f. rupica'■ pra, Aices. Ceruus nlces. Anas. Anas Bofcbas. Aper. SusScrofa. Apis. Apis mellifica. Afelli A milkpedes. Bedegiur f. fungus rofa* rum. Bczoar. Capra Bezoardica,, Bos. Bos Taurus. Bufo. Rana Bufo. Cancer. Cancer pagurus. , aftacus. 3. Hol- (1) Het mwlmaakte Wotch is een gcclc bruinagfige ftoff, die naar Storax riekt, waaimcde de Bijen hunne gaten bekleeden. (2) De Bezoar-jleen word in de maag van den Bczoar-Eok gevonden. Het fchijnt, dat hij zijn oorfpronk van de taaije Vliefen der haritige planten verkreegen heeft, die zich laag op laag aanzetten, en door den tijd verharden: doch vind men veele nagemaakte, die in fchoonte en kleur den egten zeer nabij komen, en zomwijl, als pronkiïukken, voor cgtc Bczoais bewaart worden. ^  \ der Pharmalie in het geheet, Eland. Endvogel. Wild • Zwijn, Bije. Duizend -Beenen^ Bezoar Bok. Ós of Stier. Padde. Engelfche of Zee Kreeft. Revier-Kreeft. Hoorn (comualcis) Klaau* wen (unguld alcis. Vet (axurigia anatif). Tanden (dènteS apri.) Wafch. Honig onvolmaakt Wafch (propolis'), (ij Bezoar (lapis hezodr). (£) Talk (Sevum). Gal (fel tauri). Blaas (V*ftca bu- bul af gedroogde Padden (bufo- nes exficcatif Schaaren (Chelte cancro* rum), Steenen of de zo genaamde Oogen (lapides f. o< culi cancrorum). (3) 1. De (3) De Kreeftoogen koomen voort uit derzelver maag, die onder den kop legt, in de tijd, dat zij hunne fchaalen afleg* gen; zij verteeren bij hen weder in den Zomer; wanneer men bij hen ook geene meer zal vinden. Men krijgt deeze uit Ooft-Indien, Poolen, en Moskau, alwaar de Kreeften enkel om de fteencn, in eene groote mecnigte te rotten ge. legt worden. Men moet zich wel in acht ncemen voor dö nagemaakte'. De belle proef is, als men een heele Kreeftoog in fterk water laat oplosfen, dat 'er een vliesjc in d-j hoedanigheid ais het oog te rug blijven moet. C 3 g. Hdllandiche Naamen. 4. De deelen die men itï de Apotheken gebruikt  arj van de Bereidingen (4) Dc Bever-geil kan men in het geheel niet-zeggen, dat zij de fchamcl ballen zijn van den Bever, want deeze leggen veel hooger, en ook van elkander afgezonden. Tusfchen de opening van den Alter , en van het fchaambeen vind men vier zakjes waar van er twee hooger leggen als de andere, de onderfte bevatten in zich het zo genaamde Bever-geil , en de bov.enfte het vet. Men heeft wel acht te gecven als men de Bevergeil koopt, om dat dezelve dikwils in. de fakjes vervallcht word, men vind ook zomtijds l»od, lteentjcs en dergelijken daarin. 1. De gewoonlijke Latijnfche Naamen. Canis. Cmtharis* Capo. Carpio. Oaftor. Catus fylvefïr. Cera vide apis. Cervus, Ceti priapus. — iperma. Chermes. 2. De Naamen volgens Lineus. Canis familiaiïs. Meloe vefkatorius. Phafianus Gallus. Cyprinus Carpio. Caftor Fiber. Felis Catus. Cervus Elaphus. Balaena Mijflecetus. 1'hijlèter macrocephalu». Coccus ilicis. 3. Hol-  der Pharmacie in bet geheel. %Y (5) De Beentjes uit het hurt des Htrts. zijn de zenuwen vnn de hartfpieren, die bij de oude Herten, zo ais ook bij de oude Qsfen beenagtig worden. (.6) De JValJ'chot zijn de herfénen van den Potvifch, of Kafelot, die wegens zijnen grooten kop bekend genoeg is. ifien krijgt dikwils uit een enkelde kop twintig tot vier én twintig 'ion Walfchot. (7) De Chermes-korls zijn wezcndlijke Inzcktcn die genoeg, zaara pja de biaaders van den [Ouenus cocci/era}; zo ais Li. . " ne- C 3 3; Hollandfehfi Naamen. Hond. Spaanfche Vliegen. Kapoen. Karper. Beverzwijn. Wilde Kat. Hart. Walvifch. Potvifch of Kafclot. Chermes Inzeke. 4. De deelen die men in de Apoüreken gebruikt. Vet. Keutels of witte Klemei (album gracutn. magnefia animalis. (worden geheel en al gebruikt.) Vet. Steentjes, (lapides Carpi- mum). Vet. de Geil (cafloreuni) (4> Vet. Hoorn beentjes uitherhart (os/a de Corde Cervi). (5) Roede, (priapits Cervi\ Talk (jevum Cervi). Roede, (priapus ceti). Walfchot. (Jpcrma ceti) (6) . Korls {granaChermes)(~~) Sap. (Juccus Chermcs). 1. De  g5 Van de Bereidingen neus hem noemd; Battbin noemd hem [Ilex aculeata cocci,glandifera], als vaft' gegroeit zijn. (8) De Couchenielje is van 's gelijken een jnzekt, dat men pp den [ccctu coccituffiero] volgends Lincus of op den zo genaamden Opwuia vind, en in die maniet als de voorgemelde Che-mes; op dezelfde plaats des blads daar het zich heeft neergezet in het begin, blijft het ook tot het eijnde zijns leevens. In Truisfcn, en Polen vind men aan de woucls yan den [Scleranthus perennis} en aan andere gewasfen, ook een foort van Couchcnieljen, die men Poolfchc Conchcnieljcn (Coccinella Polonica] noemd. ' (o) De Huizenblaas word uit de huid, uit het ingewand, uit den Haart, en voornamendlijk uit de blaas van den genoemden Vifch, en ook uit anderen gereed gemaakt. Men kat deeze in water weeken, en verkookt dezelve tot Pap» ru. ... . ^-9^ 1. De gewoonlijke jLatijniche Naamen. Coccinilla. Cochlea. Colla piscium. Concha. Corallia alba. rubra. Corallina. Dentalis. f. Entalh. Ebur f. Elephasj Elephas. Equus. Si. De Naamen volgen* Liueus. Coccus cacti. Helix pomatia. Acipenfet, hufo. Concha auftrea edulis.. Madrepora oculata. MiUepora rubra. Corallina officinalis, Dentalium entalis. Elephas maximus. Equus caballus. 3 Hol-  der Pharmacie in let geheel 59 3. Hollandfehe Naamen. 4 Cotichenielje. Slak. Huis Vifch. Oefter. Wit Koraal (10). Rood Koraal. f Koraal-mos (11). Purper Slaklcsn, Olifant, Paard. Het heele Inzekt. (ü). Slakken huisje (tefta co- chlearutn). Huifenblaas r cotta piscium. ƒ Ichtbijöcalla.} f o). Schulpen (concha f. mg- rina.) Dekzels (nperculadenta* tiutn. Tand of ivoor (ebur). gebrand ivoor (ebur üsi turn f. fpodium). Geilen, (tefiiculi cqui). 1. De welke inen over raamen fpait, en alsdezsive begint te droogen, zo word zij opgerold. Dc Rusfifche huizenbiafen zijn de befte. (10) De witte zo wel als ia'roode Koraalen koomen voort onder de Klippen en Rotzen van de middelandfcke zee. %a lang als zij in het water zijn, en. haare volkoomene hardigheid noch niet hebben, zo lang zijn hunne uiterfte êoppuhtêa 1505 week, en onthouden in zich een dunnen fan., a\ he-ftaan enkeld uit kleine huisjes, welke bewoond wordendoor eene meenigie kleine Zee-wormpjes, men is het noch nic: _eens of deeze diertjes uiet zo wel de bouwers, als .de bewoonders 'er van zijn. (tl) Van het Kuraal-mos ziji> de meeningen van's gelij'c nog verfchillendc, of hetzelve onder bet rijk der Dieren,, ©f der-planten behoord. C 4 . De deelen die men in; de Apotheken gebruikt.  4.o Van de Bereidingen Ichthijocolla f. Cotta pis, cium. (12") De Rcofen-fponsontltaat evenals de Galappels; naincnlijk door den lteek van het,genoemde Inzekt, bij de wilde ^porten, het welk men kan zien; als men een van dj? fpon- -ï. De gewoonlijke Latijniche Naamen, Erinaceu». Formica. Fungus roferura. Gallaj. Gallina. Hippopotamus. Hircus. Hrrundo, Home. &. De Naamen volgens • Lineus. Erinaceus europEeus, Formica rufa. Cynips Rolle. Cynips quercus foUi, Phaüanus Gallus. Flippopotamus amphibius» Capra hircus. Hirundo urbica. Homo fapiens. 3. Hol.  der Pharmacie ia het geheel. 41 fen of appelen opend, men vind als dan do eijeren of vliesjes derzelven daar in. C 5 3. Hollandfche Naamen. Egel. Stekel-zwijn, Mieren. Roofen • Inzekt. Galappels - Inzekt. Hen. Behemoth of Nielpaard. Bok. Huijs-Zwaluw, Mcnfeh. 4, De deelen die men in de Apotheken gebruikt. Gebrande F.gel (Erinacius combujlui). Bezoat van 't Stekel Zwijn (pedro del porco. £deeze worden geheel en al verzameld). . Rooien - Spons (Jpongia cijnosbati) (12). Galappels (G allee tttrth ca). Eijer fehaalen (tefle ovorum.) het wit van 't eij (aibume:i. ) het doijer < vhellum. j Tanden OUntef). , Gedroogt bloed, (fan- guisfJirci. > Levende of gebrandcZwa- luw (tlirundines com- husta'). Zwaluw nellen, (Nidi Hirundinurn). Harsièiipan of Bekkeneel (cranium Humantm). Vet, Pis, Muraie (mók f»ia.~) 1. De  4- Van de Bereidingen (13) De Zee-Koe Steen, is een plat hoornagtig Been, tfauneu bijtwecn cf bij vier e»,'in dc hcrfen*ai dcrzelveï» (Ï4) 1. De gewoonlijke Latijnfche Naamen. Lepus. Lucius. Lumbricus terreftris. Lupus. Manatus. Margaritae occidentales, -—■ orientales. Mell.f. Apis. Millepedesf. Afelli. Mofchus. Mum ia i'. Homo, Mus. Pavo, Pedro dei Porco f. Erina- ceus. Perca. Perbrum Mater. Poreus. Porcinus.Iapis ^Erinacetis. 2. De Naamen volgens Lineus. Lepus timidus. Efox Lucius. Lumbricus terreftris. Canis Lupus. Trichecus Manatus. Mija Margaritifera. Mijtilus Margaritiferus. Oniscus Afellus. Mofchus moichiferus. Mus Musculus. Pavo criftatus. Perca fluviatilïs, Mijtilus margaritiferus. Sus Scropha. 3. De  der Pharmacit in het geheel, 43 (14) Het zakje daar de Mofchus in is, hangt bij het dier digt agtcr den Navel iets uit, Het is beft, dat een Apotheker dezelve altoos in zakjes noch zijnde koopt, (Mojchus ♦« Fejicisj om dat dc loffc mcelfc altijd vcrvalfcht is. 3, Hollandfche Naamen. Haas. Snoek. Pieren. Wolf. Zee-Koe. Weft-Indifche Paarlen. Ooft - Indifche Paarlen. Duizend-Beenen. MUSCLU3. Muis. Pauw. Baars. Paarlemoer. Zwein. 4. De Deelen die men in de Apotheken gebruikt. fpronge (tali Ieporum.)gQ- brande Haas (lepus com- bujlus.) Kakebeenen (mandibula lucii. Gedroogte Pieren. Tande, Leever {Epar lupt). . Steen ([Lapis Manati.) 030 Paarlen. Schulpen (Mater perlarum). Gedroogde. M^iscus (Mofchus) (f4). Gebrande 'Muis (Mus cont- buftus.) Drek (Jtercqs Pavonis"). ■Vet. Stecne (Lcpides Perca* rum). Schulpen. Vet. 1. de  44 Van de Berd gin gen (15) De Geite Koogels zijn Ballen, die in de Maagender Geiten gevonden worden. M<«i heeft ze vun de groote van een Noot, tot de groote van een appel, zij beftaan enk 1 uit Vltcfcn der planten, die op eene bijzonders wijze met hair vermengt zijn, en aan elkander gehegt. (16) Dit is eigenlijk de zo genaamde Méijmfm, die met honing ingclegt, tegens den dollen honds neet word aangepreefen. Om dat deeze nu halve vleugel dckzels, en geen vleu- ï. De gewoonlijke Latijniche Naamen. Propolis. f. Jpis. Rana. Regulus, Rhinocerus. Rupicapra. Scharabeus. Scharab;eus majalis. Scorpio. Sepia. Sericum, Serpens. Spodium. f. Elepbas, Spongia. Spongia Cijnosbati. f. firn- gus rofarum. Stincus Marinus. 2. De Naamen volgens Lineus. Rana temporaria. Mocacilla Troglodijtes. Rhinocerus unicornis. Capra Rupicapra. Lucanus Cervus. Meloe majalis (16). Scorpio Europaus. Sepia ofhcinalis. Phalaena Mort. Coluber Natrix. Spongia officinalis. . Lacerta Stincus. 3 Hol-  der Pharmacie in bet geheel 45 3. Hollandfche Naamen. Kikvorfch. Thuin Koningje. Neus-hoora ot' Rcïiozer. Steen - Geit. Vliegend hert. Meijworm. Scorpioen. Inkt-Vifch. Zijde-Worm. Slan'g. Spons. Aard - Krokodil. Zaad (Sperma Run ar urn). Gebrantit (Rcgulusujius.) Hoorn. Pis. Geite Koogelen ( Aega- gropila)>(i5)Hoorens ( Cornua Scara< bat.) (worden geheel en al verzameld.) Zeefehuim (Osfa Japia.) 07)- Gebrande zijde blaasjes, (Sericum crudum tostumi) Ruggraat (fpina dorfi.) Huu, Vet. (worden geheel en al ge? bruikt.) i. De vleugels heeft, boven dien eene violen kleurige verw, en met roode ringen geteekend; zo is dezelve gemakkelijk van de gewoonlijke Meijkevers te ondericheiden (i7) De Zeefehuim is de hardde rug, of rugfch.ld vau denzo genaamden Vifch, die, als de Vifch doodin,, otn dat hij niet kan verrotten, bij mecnigte inde Middelandfche Zee drijvend gevonden word, zo dat op zo eene wijze het water, *n de zonnen bette denzelven van al zijn vet cr.vhe- 4. De deelen die men in de Apotheken gebruikt.  40" Van de Bereidingen ferige deelen zuiveren, welk verlies weder vervult word" door het zoutige beffcaanbaare deel des Zee waters dat daar in trekt. (iS) Het Civet, word uit een fchcur [die de Civet Katten 'ïusfehen de opening der afters, en de geboorte dealen heb ben] ï. De gewoonlijke Lariji fche Naamen, Struthio. Tan rus. f. Bos, Talpa. Taxus, ünicornu. Urfus. Vipera. Vulpes. Zibedia. HET RYK DER PLANTEN. * Het RYK DER PLANTEN (regnum vegeiabu \e), dat al de levende Ligchamen in zich onthoudt, die geen weet ergens van hebben, verrijkt ons met den gfrootften voorraad der geneesmiddelen. Wij verkrijgen daar uit Wortels, Kruiden, Bladeren, Bloemen , i- th De Naamen volgen* Lineus. Struthio Camelus. Talpa Europan. Urfus Meles. Monodon, Monoceros* Urfus arctqs. Coluber Vipera, Canis Vulpes. Viverra Zibetlia. 3. Hof.  der Tbarmacit in het geheel. 17 men, Houten, Baften, Vruchten, Zaden, Harsjën, Gommen, Gomharsfen en dergelijken meer. Van de voornaamfte zal ik de wijze hunner verzameling in het bijzonder bijbrengen. S- 57- De WORTELS (radices) van die Planten, die zich enkeld door het zaad vermeerderen, en maar een jaar duuren kunnen (planta annua), moeten in . den herfst hen] afgezondert. bij de Tamme dieren neemt men dit vogt 'er daagüjks met een klein kepeltje uit, het welk dan ordinair in eenige daagen tijds een half lood bedraagt. De Wilde persfen het hun felfs uit, het welk dan van de Negers van de Be-urnen en Stceuen. zorgvuldig vergadert werd. 3. Hollandfche Naamen. Struisvogel. Mol. Das. Eenhoorn Vifch. Beer. Slang. Vos. Civet Kat. 4. De deelen die men in de Apotheken gebruikt. Eijer (chaalen {tejïa ovo' rum.) Gebrande Mollen. (Tal* pa combufia.) Ver. Hoorn (Unicornu Mart? num f. Ver urn.) Vet. Gedroogre Slangen ( Vipene exficcata f. halt» ca.) Vet. Longen (Pulmanes Vulpis.) Vet. Zivet. (Zibethum) (18).  43 Van de Bereidingen herft, als het Zaad volkoomen rijp is, uitgegraven worden. Maar die tweëjaarëh kunnen duuren (plantte Mennei), of die zich altoos door de Wortels vermeerderen, welke laatfte men altijd duurende Planten (planta perennes) noemd, deeze moeten In het begin van "t voorjaar, eer de Bladeren uitkoomen, uit de gtond gegraven worden. Die geene die wormltekiy&, hondg'of wel in het geheel verrot, of zonder fap zijn werpt men weg, die onbelchadigt zijn moet men afwasfehen , zonder ze in het water lang te laaten ftaan weeken, de buitenfte baft moet men er affchrappen, de kleine vezeltjes en worteltjes die van geen nut zijn moet men 'er affilijden, en dan noch eens afwasteilen. De fterke Wortels moet men in de lengte doorlhijden en aan draade geregen, bloot uit elkander leggen, om ze al dus op eene fchaduwagtige plaats daar de wind vrij kan door waijen te laaten droogen. $• 53. De KRUYDEN Qerba) en BLADEREN (folio) worden eer afgeplukt, als de Bloemen Uitkomen. Men moet dezelve meeft ai van de Steelen afzonderen, en de verwelkte en rottige wegwerpen. Men bind dezelve in bosjes bij een, of men Ipreid ze ook uit op een fchaduwagtige plaats, die van de Zon door-warmt is, en keert dezelve daagiijks om, tor dat zij ter deegen droog zijn. De SPRUITJES of TAKJES (turiones), verzameld meneer de Bladeren zich uit elkander gevouwen hebben. De STEELEN (flipides) moet men in den herfft vergaaderen. % 59- De BLOEMEN (floret) plukt men kort na dat zij zijn open gegaan, bij warm weder af. Van zommi- g=  der Pharmacie in bet geheel. 49 ge B. V. van de Rooien, Leliën, Koorn-bloemen,' Violen, gebruikt men de heele Bloemen niet, maar enkeld de Blaadjes derzelven: deeze worden fchoon afgeplukt, en op de wijze der Kruiden (§.58.) dogveel voorzigtiger gedroogt. Van zommigê Bloemen fnijd men de witte gatjes af, als B. V. van de bleeke en roode Roozen. Van de witte Leliën verzaameld men ook de Stuif-fieekjts (Jntherce). - • § 60. • De BASTEN (cortices) der Boomen worden in het Voorjaar, en die der Struik gewa'sfen in den Herfft van de dunde Takken gefchilt. Zij moeten niet bedorven, noch met mofch begroeit zijn. De HOUTEN (lignd) moet men in den Winter, of het bed in 't Voorjaar .verzaamelen. Zij moeten harsagtig, en niet van oude verdorde Boomen zijn. % 61. ' . De VRUCHTEN (fru&m') en ZADEN .(femina) moeten verzameld worden, als zij haare volle rijpheit verkreegeu hebben. De HARSEN (rekncs) GOMMEN (gummata), en GOMHARSEN (gummi refincè), verkrijgt men Uit fappige Boomen; als men den Baft derzelven hier en daar infnijdt of kerft. • §. 62. Wat het droogen en bewaaren derzelven betreft j zo moet men wel in acht neemen, dat men in het geheel de vatte deelen der Planten in daar toe gemaakte Kaften bewaart, die egter uit zulk foort van hout moeten gemaakt zijn, dat zij hun geen reuk of bijzondeten ftnaak mede deelen. Dog die geene uitgenomen, D welke  Van de Bereidingen welke eenige vlugge deelen in zich ontljouden, en die door de Inzecten" ligt worden aangetaft, moeten in Glazen bewaard worden. De Vragten en Zaden, die ligt vermuft worden, moeten op koude, dog vooral-niet op vogtige plaatfen bewaard worden. De uit* gepeifte lappen "moet men in Fleflen, in de Kelder bewaaren, dog moet men op derzelver oppervlakte tot beeter confeivatie wat verfche nitgeperfte Amandelolie gieten. • §• 63% De beffaanbare deelen der Planten, die een gedeelte door de Natuur zelf, een gedeelte door den arbeid uit dezelve verkreegen worden, zijn de volgende. i. De OLIËN (olea) zo wei de gedisteïeerde als uitgeperfte. a; De HARSEN (Refina). 3. De VLOEIENDE BALZAME (halfoma liquida), dit zijn welriekende vloeiende Harfen. 4. 'De GOMMEN (gummi feu gammata), du zijn taaije Sappen der planten, die in het water oplosfen. 5. 0e SLYM (mucilago)* deeze komt met de gommen overeen, behalven dat de fiijm meed altijt zonder reuk of fmaak is. Men trekt dezelve met water uit gedeeltens der planten. De voorraamlte planten, daar men de Slijmen in de Apotheken van gebruikt, zijn deeze. Lijn zaad, Quee-zaaden GrieklchHooi-zaad, Heemft-wortel. &c. • . 6. De GOM HARSEN (gummi refmi) zijn fippen der Planten, waar van zich een gedeelte in het water, en een gedeelte in Wijngeeft laat oplosfen. 7. De WEZENTLYKE ZUURE, de TEGE NS HET VUUR BESTAANBARE, en VLUGGE LOOG ZOUTEN, (folio esjentialio, akaha fixa et valatilia). ^ ' De  der Pbarmacie in bet gtheeh §t 8. De ZUIKER (faccharum), deze is een zoet wezenlijk Zont van Planten, dat zich zo wel in het Water, als in den wijngeeft laat oplosfen. Onder dit behoort ook de MANNA. 9. De KAMFER (camphor) is een dik geworden planten fap, dat vlam vat,- en vlug is-, dat een fterken reuk van zich geeft, en zich in Wijngeeft laar oplosfen. Tot déze beftaanbaare deelen voegt men anders ook nog een zoort van Wafch, Zeep en Talk* dat men in enkel de zoorten van Planten ontdekt* De Kentekens waar uit men eenigzins de beftaanbaare deelen der Planten kan opmaaken, zijn deeze: 1. Als een plant of een gedeelte 'er van, een fterken reuk van zich geeft; zo kan men gemeenlijk eenen gedeftilleerden Olie daar uit haaien. Dit gaat egter niet altoos door , om dat eenige fterkriekende Planten als: Hijaemthen, Leliën, Narcisfen in het geheel mets; andere ook weêr, als Rooferij Calmuswortel geheel weinig overgeevem a.- Geeft zij weinig reuk, en heeft zij in tegendeel eenen fterken ihxaak, zo kan men daar uit befluiteh, dat zij een groot gedeelte wezentlijk Zont in zich bevat, als bij voorbeeld Wilde Klaver, Zuuring &. 3. Heeft zij geen fmaak of reuk bij zich; zoo geeft zij noch het een, noch het ander, en bevat als dan meer verdigte deelen in zich. 4. Iszijvetag'tig, of fmeerig, als men dezelve tuslenen de vingers vrijft, zo kan men befluiten , dat'er een uitteperlFene Olie plaats heeft, $. De harsagtige deeien haald men met den Wijn» geeft, zoals men de gomagtige deelen [door het uittrekken] met het water 'er uithaalt. §• 66' Deeze volgende Tafel [die ik hoogft noódig voo* D a de  £3 Van de Bereidingen de aanvangers der Pha'rmacie heb geacht te zijn], houdt in zich de aewoonlüke en in de Apotheken gebruikliike Naamen van elke plant of gewas op zich zelts, als ookderzelver Botanifche Naamen, en de gebriuk- h]- t. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. * Abelmofchus. Abies. Abrotanum. Abfinthium v,ulgare. _ Ponticum. * Acacia. * . Germanica. Acetofa vulgaris". * Acetofa rotundi folia. Acetofella. * Acmella. Acorus verus. ! paluftr. f. Adulter. Adianthum aureum. nigrum. * Agaricus. (2). Ageratum. Agnus Caiïus. 2. De Botanifche Naamen. Hibiscus Abelmofchus. Pinus Abies. Artemifia Abrotanum. , — Abfinthium. ^ pontica. Mimofa fenegal. Prunus fpinofa. Rumex Acetofa. Scutatus.^ Oxalis Acetofella. .Verbefiha Acmella. Acorus Calamus. Iris Plèudacorus. Polytrichum commune. Adianthum Capillus Vaneris. Boletus Pini Laricis. Achiltea Ageratum. Vitex Agnus callus. (i) Het is aanmerkenswaardig van deeze Plant, dat de Wortels derzelven naar Duivels-drek, en de Bloemen daar en tegen naar Violen rieken, de Sap uit de onrijpe Peeren (Juc-  der Pharmacie in het geheel. 53 lijke Naamen in het Hollands. Als ook de deelen die men uit het rijk der Planten voor de Apotheken verzameld. NB. De Uklandfche heb ik onderfcheiden dooi voor ieder een*; te zetten. 3. Hollandfche Naamen. Muskus- Zaad. • Denneboom. Averuit. Averoon. Gemeene Alfem. Roomfehe Alfem. Egypdfche Acacie. Duitfche Sleepruimen. Gemeene Zuuring. Roomièhe Zuuring. Klaver Zuuring. Ceiloniche Acmelle. Riekende Lifch. Calmus. Valfche Lüch. ; {^uldenhair. Venushair. Lorken-Zwam. _ Fijn Leever Kruid. Kuisboom. 4. De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Zaad. Knoppen, Hars, (Pik, Terpentijn). Kruid. Kruid. Bloemen. Kruid. Sap (Juccus acacia). Gom (gummi arabicï). Balt Bloemen. Vruchten. Sap. Wortel. Kruid. Kruid. Kruid. Wortel. Wortel. Kruid. Kruid. Zwam. Kruid. Zaad. 1. De w.s acacia) is wreed en zamentrekkend, het bout heeft geen reuk, daar de zoete Arabifcbe Gom uit vloeit, (a; Dit Zwam groeit aan den Lorkenboom. D.3  *. . ' Pan de Bereidingen (i) Dc Aloe is het uitgepcrfte fap uit de Bladeren van den Aloe, die [om dathjjop verfchillende wijze gereed gemaakt èn gekookt word, ook verfchillende in foorten is Men verdeelt dczelven in drie foo.ten. De cerftc is dc zuiver, fte en elansrijkfte, zij onthoud meer Gom als Hars inzien, en 'word uit Ooit Indien in Calabasfe Schillen tot ons over. Eebragt Men noemd deeze FYNE AL OE (Aloe Jwcotrina\ De tweede is .onzuiverder en heeft ook meer harsagtige dcc • Jen bij zich als de eerde, en deeze noemd men LEvLKKOLEURIGE ALOE {Aloe epatica). De derde foort is dc liegt(te, en men gebruikt dezelve maar enkel voor de Paarden s waarom ze ook PAARDEN ALQE (Aio: faballind) genoemd. W (4) Van het ALOE HOUT kan men tot dusverre dc rech- t. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. 'Agrimonia. * Alcaiina.' Alcea. Alchimilla. * Alkekengi. Allium. » Aloe. * _ Hgnum. Althéa f. Bismalva. * Ambra liquida, f. Slo* rax liq. * Amtni verum. "VAmmoniacum. * Amomum. 2. De Botanifche Naamen. Agrimonia Eupatotia. Lavvfonia inermis. Malva Alcea. Alchemiila vulgaris. pirljfalis Alkekengi. Allium Lativum?' Aloe pc-rfoliata. Akhea Officinahs. Sifon Ammi. Mijrtus Pimenta. 3- Hoi-  der Pharmacie in het geheel. 55 te plant niet bepaalcn. Het fchijnt wel van verfchcidcnc Boo. ini.n [die door den ouderdom in de wijze als den Vijgenboom, «■en zoort gelijk Hars in dc midden van den Stam afzetten] in Ooft-Indien vergadert re worden. De deugt daar van is, dat het harsagtig zij. Het egte is zeer koftelijk, cn word tet nauweinood tocgelaaten om uit Ooft-Indiër te vervoeren . wijl het daar zelfs om zijne zeldzaamheid tegen goud gewogen word. Het geen men KALAMBAC (Ugnum Aspalatum) noemd. Het geeft een liefelijkenreuk van zich, en fchijnt genoegzaam geheel Hars te zijn. (S) De Stam, die ons den GOM AMMONIAK oplevert, i« noch onbekend, uit het Zaad, dat men zomwijl daar in vind, zou incn beiluiten, dat het een Scherm plant zoude r>4 3. Hollandfche Naamen. Edel Lever Kruid. Agrimonie. Roode ösfe-Tong. Sigmaarrs-Wortel. Leeuwenklaauw. Vrouwenmantel. Krieken van over Zee. Knoflook. Aloë. Paradijs hout. Witte' Maluwe. Groote Arnmi. Gom Ammoniak. JMdilche Amomum. 4. De delen die men in de Apotheken 'er van gebruikt. Kruid. Wortel. Wortel. Wortel. Kruid. Schors der wortel. Vruchten. Zaden. Wortel. Onmachtig hars. (3). Hout. (4). Wortel. Kruid. Bloemen. Zaad. Zaad. Gumagtig hars. (5). Onrijpe peertjes (fem ainomi.) 1. De  Van de Bereidingen i. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. * Amygdalus * Anacardium. Anagallis. Anchufa. f. Bugl'fla. Anethu'm. Angelica, * Anime, Anifum vulgare. * Anifum ftellatum, Anferina. Anthirrinum. ,—,—coeruleum * Anthophijlli f. Carijophijlli. * Anthora. (7) ApiumAquilegia. .* Arabicum f. Acacia. Ariftolochia fabacea. . longa. » .—i— rotunda. — ■■ vulgaris. Armoracia. 2. De Botanifche Naamen. Amijgdalus communis (p); Anacardium Uccidentale. • Anagallis arvenfis, Anethum graveolens. ■Angelica fijlveftris. Hijmenaea Courbaril, Pimpinella Anifum. Illicium anifatum. Potentilla Anferina. Anchirrinum Orontium. Gentiana Pneumonanthe, Aconitum Anthora. Apium Graveolens. Aquilegia vulgaris. Fumaria bulbofa. Ariftolochia longa, ;—-— rotunda. clematitis, Cochlearia Armoracia. 3. Hol. 7ijn, men zuivert den Gom aldus, als men den zelvcn in Azijn fmelt, door een doek pcr-ft, en weder tot dc behoorlijke dikte laat kooken. Doch verheft hij door de uitdamping over het Vuur veele werkende deelen. Het is daarom beeter deeze Gom bij de Winter tijd te laaten bevriefen, wanneer hij harr geworden zijnde, zeer gemakkelijk te ftampen en te ziften is. men bewaart het poeder, dat van zelf tot een vloeit, in een blaas, het welk men dc geznu verde Gom Am.mo.niac noemd. ( kerfjes, waar het vogt als melk komt uitvlocijcn, het welk rncn aan de Sqti bloot ftcldt om 't door het uitdroogen zijns behoorlijke dikte te geevcn.' Men zegt, dat een dragmevan. dit verfche Vogt cenen fterkeren reuk zoude bij zich heb-' fcen, als honden pond gedroogt. 5. Hollandfche Naamen, Wolverlejj, Bijvoet. KaU'svoet. Mansooren.- Afpergien. AffodiUe, • Duivelsdrek. Meldé. H-iver. Oranje-boom. Judas • ooren. Muis' • ooren. Granaat. Klitten worten, Bafihkom. kleine Bafilikom. .Beekeboom. witte Behen. roode Beiien. zwarte Behen. Dolkruid. Maagdelieven. 4.De delen die men in deApoiheken'er van gebruikt. Kruid. Bloemen. Kruid. Wortel. Wortel. Bladeren. Wartel. Zaad. Wortel. Gomagtige hars (9)». Kruid, Zaad. Zaad, Bloemen (Fl. Napijn), onrijpeVruchren. Schellen. Zaad. Zwam. Kruid, Bloemen. Schellen. Zaad. Wortel. Kruid. Zaad. Kruid. Zaad. Kruid, Kruid. Wortel. Zaad. • Wortel. Vrucht. Hout. Qlignum Neph.) Olie (<,/. been.)Kruid. Zaad. Bloemen, 1. Dev  Sa Van de Bereidingen. j. De gebruiklijke Naamen in de .Apotheken. * Benzoë. Berberis. Beta. Beton ica. Betula. * Bdellium. Bdtorta. Boletus cervinus. * Bombax f. Gosfijpium. Bonus Henricus. Borago. Botrijs. Branca urfi. Brasiica rubra. Bruneila. fifuscus. f. Ruscus. Brijonia. Bnglosfa f. Anchufa. Burfè paltóris. Buxus. * Cacao. * Cajeput oleum. Calamintha. • Calamus f. Jcerus verus. fio) Dc BENZOIN. vloeit uit den top van den zo genaamden fesjaarigen Boom. naar al voorens dezelve ccrlt inaekurvenis, men zegt, dat een dcezcr boomen maar drie pond' 2. De Botanifche Naamen. Croton Benzoë. Berberis Vulgaris. Beta vulgaris. Betonica officinalis. Betula alba. Polijgonum Biftorta., Lijcoperdon Tuber, Gosfijpium herbaceum. Chenopodium BonusHen•ric. Borago» officinalis. Chenopodium Botrijs. Heracleum fphondijlium. Brasiica oleracea. Bruneila vulgaris. Brijonia alba. Anchula officinalis. Thlaspi Burik pattoris. Buxus femper virens. Theobroma Cacao. Meloleuca Leucadendra. Meliffa Calamintha. 3. Hol-  der Pbarmaeie in het geheel. . 61 pond Gomhars, oplecvert. (\i) De plant is noch niet bekent, die ons den Gom BdtU Hum opleevert, men houd het 'er voor, dat het een foorD van Palmgewas is. ' , * 3. Hollandiche Naamen. Bonzoin. Berberis. Biet. Beekfchuim. Berkenboom. Vette Wierook. Hertstong. Hens Zwammen. Katoenboom. Goede Henric. Bernagie. Druiven of INJotte - kruid. • Beeren • klauw. Roode Kool. Brunei. Wilde Wijngaart. Oife-Tong. Herders tas. Palm. . Kakau. Cajaput Olie. Berg-Calament. 4.De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Gomhars. (10). Balt Befien. Sap. Zaad. Kruid. Kruid. Bloemen. Balt Olie. (oL Betulinum. (. Rüfci). Gomhars. (11) Wortel. . Zwam. Zaad. Kruid. • Kruid. Bloemen. Kruid. Zaad. Kruid. Zaad. Kruid. Wortel. Befien. Zaad. Wortel. Kruid. Bloemen. Kruid.- Kruid. Hout. Vrucht. gedilteleerde Olie uit de Bladeren. Kruid. 1» De  tfü lran de Bereidingen (12) De mecftc KAMFER krijgen wij uit Japan. Zij fnij. den aldaar het Hout en dc Wortels van den Kamfer Boom in kleine ftukies, en wei pen deezen in een ijferen Ketel; gieten 'er water op , en zetten Ier een, van binnen met ftroo uitgevulden, helm op. Als nu het water een tijd lang gekookt' heeft, zo hangt de Kamfer bij kleine korltjcs aan het ftroo in den helm, waar naar hij in deeze gedaante naar Holland, onder den naam va» ruwe-Kamfer [om dat hij noch onzuiver is] vervoert word, alwaar hij in Glazen gefublimeert word, cm heui van zijne onzuivere deelen, die bij de fublimatis to i> De gebfuikfijke Naamen in de Apotheken. Calendula. * Cal om ba f. Calomha. * Camphora. Canarienfe, * Canella alba. Cannabis. *' Cappiris. , • Capillus veneris. Cardiaca. * Cardamomum, * Cardopacia f. Carlina. Carduus Maria;. « Benedictus. * Carica. * Carpobalfarnura f. Opa- baljamum. Carthamus. Carijophijilata* 2. De Botanifche Naa* men. Calertdula officinalis. Laurus Camphora. Phalaris Canaricnfis* Winterania Canella. Cannabis Saliva. Capparis Spinofa (13) Adianthum Capillus Ve* ncris. Leonurus Cardiaca. Amomum Cardamomum. Carlina acaulis. Carduus Marianu*.Centaurea Benediéla. Ficus Carica. Centaurea Carthamus. Geum Urbanum* 3. Hok  der Pharmacst in het geheel. 63 te rug blijven, te zuiveren. Dit noemd men het raiHneeren des Kamfers. Men kan dezelve ook verkrijgen, uit de Wortel van den Kancel Boom, die echter om zijne koitbaarheid tot dat oogmerk, tot ons niet vervoert word. ' (is) Dit gewas leevert ons dc zo genaamde KAPPERS op, die men in Azijn ingelegt oewaaren kan, het zijn dc'gehecle Jonge Bloemetjes, die zich noch niet ontfiootcn hebben van het zelve. (U) Het GROOT en klein KARDEMOM-ZAAD. Die' is maar eene fchikking, dog van cc-nenaart. Het kleine word voor het kragtigfte gehouden. 3. Hollandfche Naamen. Gouds- bloemen. Kamfer. Kanarie. Magellaanfche of witte Kaneel.Hennip. Kapper. Yen us hair. Hertgefpan. Kardarnom. Ever Wortel. Vrouwen Dillel. Gezegende Diiiel. Vijgenboom. Badert fafFraan. Gezegende Wortel. 4-De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Bloemen." Zaad. Hars. (12) ' Zaad. Balt. Zaad. de Ball van de Wortel Kruid.- , Kröid. Vrucht (14). Zaad. Wortel. Zaad. Kruid. Kuiid. Zaad, Vrucht. Bloemen. Zaad. Wortel. x. D2  64 Pan de Bereidingen U De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. * Carijophijllus. Carui. * CasiiaCarijophijlata. * Fiftula. * Ligtaea. * Fiores f. Cinnamv- nwm. * Gascarilla. Cataputia major. minor. * Catechu f. terra Japonica. Ceutaurium majus. . minus. Centumnodia. Cepa. Cerafus. Ceretolium. f. Chcerefoli- um. Cetcrach. (15) De KRUIDNAGELS zijn de Bloemen, of onrijp» kelkjes: De MOEDERNAGELS in tegendeel zijn de Vruchten zelfs. De Boomen dcrzclvcr groeijden in vroegere tijden op alle Molukfche Eilanden, doch grocijen thans nergens, dan in Amboina. (16) De zo genaamde CATSJOU, of JAPANSCHE AAR- 2. De Botanifche Naamen. Carijophijllus aromaticus. Carum Carui. Mijrtus Carijophijllata. Caffia Fidula. Laurus Cafila. Croton Cascarilla. Ricinus communis. Euphorbia Lathijrus. Mimofa. Silene Armeria. Gentiana Centaurium. -Polijgonum aviculare. Allium Cepa. Prunus Cerafus. Scandix Cerefolium. Asplenium Ceterach. 3. Hol-  der Phaffnacie in het geheet. g. Hollandfche Naamen. Nagel - boom. Karwei. Nagel Kaflï. Pijp Kaffi'. Houragtige Kadi, of bastert Caneel. Kascaril. Wonderboom» Spring-Kruid. Catsjou. Groot Hondert-GuldenKruid. Klein Hondert* GuldenKruid.Duizeüd - Knoop. Ajuin. Kerfl'e - boom. Tamme Kervel. Milt-Kruid. 4.De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt, Kruid Nagel. ([Carijo* phijllt). Moeder-Nagels (Antbopbijllt) (15). Zaad. Baft Merg. Bad. Balt Zaad. ([Olie. oh Rieini,') Zaad. gedroogde lap. (16) Kruid. Kruid. Bloemen. Kruid. Wortel. Zaad. Vrucht. Zaad. Kruid. Zaad* Bladeren. ï. De DE is geene eigenlijke Aarde, maar het is het gedroogde Sap uit den Bad, van verfchillenac dergelijken benoemde foorten van Boomen; doch het is geen foort van Palm (Areca^ Catechu), zo als LINEUS dezelve gelieft te noemen. Zij word uit Ooft-Indien tot ons overgebragt, en de befte proef, om de goede te kunnen onderf-heider., :s s dat dezelve zich geheel op de tang oploft. E  66 Van de Bereidingen i. De gebruiklrjke Naamen in de Apotheken. Chamsedrijs. 'Chamcepithijs. Chamomilla vicaris. Chamomilla Romana. Cheiri. Chclidonium. majns. minus. * Chinx cortex. * —,— raaix. Cicer. Cichorium. Cicuta. * Cinuamomum. éi De Botanifche Nasmen. Teucrium Chamaedrijs. ■ — Chamftpithiis. Matricaria Chamomilla. Anthemis nobilis. Cheiranthus Cheiri. Chchdonium majus. Ranuncula Ficaria. Cinchona officinalis. Smilax China. Cicer arieiinum. Cichorium intijbus. Conium inaculatum.(i9\ Laurus Cinnamomum. 3- üol- (17) De CHINA BOOM, die ons den voortrcfFeliikc» Balt daar geeft, groeit- in den omtrek van Lora, in het Koninkrijk Peru op hoogtens, en bergen, en nooit op eene effene grond. De Balt die tot het innerlijke gebruik beftemt is, moet dun van pijp zijn, en in het doorbreeken geen veeleis of draaden hebben, maar glad zijn De fmaak moet niet wreed, maar Balfemik bitter zijn. (18) De CHINA WORTEL groeit bij mecnigte in China en Jamaica. Men keuM deeze voor de befte voor het gebruik, die zwaar, en niet wormfteekerig zijn, van buiten geel, en van binnen roodagtig van kleur en harsagtig zijr. (19) Het fchijnt of men dcflegtc uitwerking, zomwijl van het remedie van STORK nergens anders aan toe te fthnjvet; heeft, als aan het verkeerd verzamelen dezer Plant. He: behoeft geen Botanicus te zijn, die in itaat is deeze Plant van haare foorten te kunnen ©nderfshsidea. om dat zij zich zei-  der Pharmacie in het geheet.. &f zelve genoegzaam door haar afkeeri'ge en viefc lucht, als ook door den bond gevlakten Steel van de andere onderfcheid. • (20) Van den KANEEL-BOOM word in het jaargetijde, in welk het Sap menigvuldig opslimt, de SCHORS van do Eoomen van drie jaar weg gcnoomcn, de buitenfte Schor», om dat dezelve dik, graauw, en ruuw is word verworpen, de inwendige Schors, die dun is word in ftrookcn gefnedcn ter lengte van drie of vier voeten, cn ais dan in de Zonncftraalen geplaaft, }n welke zij zich omkrullen, tot dc dikte van een vinger. Haare kleur moet rosachtig geel, haaren Smaak fcherp, cn prikkelende, doch te gelijk aangenaam en fpecereiachtig, haaren reuk zeer hefFclijk en doordringende ziin. De KNOPJES of BLOEMEN (fem-.Cafilce) zijnde noch onrijpe en gefiootene blommetjes of kelkjes van den Kaneel-Boom, hij groeit op de Cylonfchg, Malabaarfche, £ 2 3. Houandiche Naarnen- Bathengel. Gamanderlijn, Veld Cijpres. Kamillen» Roomfche Kamillen» Muurbloemen. Stinkende Gouwe» Kleine ■. * Koortsbaft. Kina. * Chineefche Wortel. Cicers. Cichoreij. Scheerling, dolle Kervel. KaueeL 4.De delen die men in de Apotheken 'er vari gebrokt. Kruid» Kruid. Kruid. Bloemen. Kruid. Bloemen* Bloemen. Zaad. Wbrteh Kruid» Wortel» Baft. (i7> Wortel. (18). Zaad. Wortel. Kruid. Bloemen. Zaad. , Kruid. Balt. de-zö genaamde Bloe^ men, (fcm. / Fkr.cai- 1. De  #8 Vaa de Bereidingen i, De gcbruikljjke Naa- a, De Botanifche Naameu in de Apotheken. I men. * Cina f. Santonicum. * Cittus. Citrullus. Clinopodium. * Coculi. Coccognidium. Cochlearia. Colchicum. * Colocijnthis. * Colomba. f. Ccilomba. * Colubimamlignüm. Confolida major. —i minor. ■— regalis. * Contraierva. Conijfa. * Copaiba Balfamus. * Copal. Coriandrum. * Coftus (23). Artemifia Santonicum. Citrus medica. Cucurbita Citrullus. Clinopodium vulgare. Menispermum Coceulus'. Daphnc Mczereum, Cochlearia officinalis. Colchicum autumnale. Cucumis Colocijnthis. Strijchnos Colubrina. Sijmphijtum officinale. Ajuga pyramidalis. Delphinium confolida. Dorflenia Contraierva, Inula dijfenterica. Copaifera officinalis. Rhus copalinum. Coriandrum fativuni,. Coüus Arabicus. 3. fJol- en Molukfche- Erflanden. Dc Naamen der belle foortcn zijn de Gak en Barbar ij e. (21) De plant waar de Kolomba van voort komt, is noch onbekend, doch zegt men dat zij groeit in Cijlon cn voor* naamelijk bij de Stad Koloinba; waar van d'aanmcn haar deeze Naam toefchrijft. (22) Deeze Balfem vloeit uit de ingefneedene Bad vandea gcmclden Beom. 'Er zijn. twee foorten, de eene is dun,' klaar  der Pharmacie in het geheel. 69 3, Hollandfche Naamen. Worm-Kruid. Citroen. Water - Meloen. Wcrveldord. Koklus. Kelderhals. Lepelbladen. Tijdeloolën. Koloquint. Kolom ba. Slangenhout. groote Smeer-Wortel. kleine . Ridderfporen. Koorts, of tegen-gift Wortel. Convjza. Wond-Bolfem. Kopal. Coriander. Arabifche Balfem Wortel. 4.De delen die men in de Apotheken 'ervan gebruikt. Zaad. Al, het geen van de Vrucht komt. Zaad. Kruid. Vrucht. Zaad. Baft. (eert. Laurc- ola). Kruid. Zaad. Wortel. Vrucht. Zaad. Wortel (ai). Hout. . ) Wortel. Kruid. Bloemen. Wortel. Kruid. de vloeibaare Balfem. (22) Gom Zaad. Wortel. 1. De klaar, welriekend, en bleek van kleur, de andere is dik, goutgeel van kleur, en onaangenaam .van reuk, dc ccrila komt van Biafilien, cn de laatite komt van de Antillijche Eilanden. (23) De ZOETE (Collus dtdcis); 20 wel als de BITTERE BALSEM WORTEL (Cojius ammS), zijn waarfehijnlijk fflaar enkelJ om hunner geboorteplaats, en ouderdom onder- fcftctf £ 3  Fan de Bereidingen fchciden. Zo lang als zij vcrfch zijn, zijn zjj wit van kleur; doch'ecnigen tijd gcleegen hebbende, zo worden zij donker van kleur, en bitter van (maak. (24) Dc wefenlijke SAFFRAAN is niet anders als de helm Steeltjes uit dc Bloem, door het kleine witte puntje, wanneer 'er noch een gedeelte van aan is, onderfcheid men dc oprechte Saffraan van de Wilde, deeze Steeltjes worden, als zij voorzigtig van de Bloem afgefneeden zijn op Zeven van Paardehair over het Vuur gedroogt, de fchoonheid derzelven hangt van de wijze af, op welke zij gedroogt is. Vijf pond groene Saffraan keveren een pond gedroogde uit. Voor de befte foort hout men de Gatinaifche cn met recden vergunt men deeze in Frankrijk den voorrang *oor de C>' fterfche. Ik voor mij zoude de $paanfche den voorrang' vergunnen , om dat dit foort behalvcn zijne fchoonheid en deugd drie- vier Taarcn langer bewaard kan worden, als de GatU * Hei- 1. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken, * Coft?e herba, Cotula foetida. Crasluia £ Telefbium, Crepittis lupi. * Crocus, * Cubebce. Cucumis. — afininus, Cucurbita. * Culilaban f. CuHIaxvan. Cuminum. * Cupreffus. * Curcuma. .puscuta. 2. De Botanifche Nasmen. Hijpochaaris maculata. Anthemis Cotula. Lijcoperdon Boviïta, Crocus fativus officinalis, Piper. Cucumis fativus. Momordica Elateriuni, Cucurbita lageiuria, Laurus Culüaban. Cuminum Cijminum. Cupreffus fempervireiis. Curcuma longa. Cuscuta Europaea. (26^. 3. Hul-  . der Pharmacie in bet geheel fi noifcbt, om reeden dat die-in Frankrijk te fterk gczauft, cn daar door in het tweede jaar of cc-der zwart word. (25) De KULILAWAN BAS f komt uit Jmboina, deeze moet niet dikker zijn als een fchagt van een f en, zijn rctfk moet evenaarden met die-der Nagelen. Men fegt dat^de Wortels 'er van dikwils in plaats van den Sasfefras verfonden worden. '26) De WRANGE SCHöRFTB is een Schuimloper ■(PUn?, Pdrafitica) om dat zij zich om dc dicht bij haai ftaan» de Planten flingert, en haar eigen wortel laat vergaan, terLyijl zij zich met anderen voedt, en van die Sappen zich onderhoud, waar van daan zij ook altoos den reuk van zich geeft van die plant, wiens Sap zii geniet, flingcR zij zich dan om den f hijtn, z"o noemd men Dair du 'fhijm - wrange \ÉpÜ'h;jfiiU§). E 4 3. Hollandfche Naamen. Balfem- kruid, ftinkende Kermiüe. Wolfsveeft, ot Bovift. Saffraan. Sta^rt-peper. Komkommer. Efds Komkommer. Ka woerden. Kulilawan. Komijn. Cijpres. lndiaanfche Saffraan. Wrange, Scliorfte, 4-De delen die men in deApotheken 'ervan gebruikt. Kruid. Kruid. Bloemen. Zwam. (fungus Chirur.- gorutnT) het drie helm Steeltje uit de Bloera. (24) Vrucht. Zaad. Wortel. Sap. Zaad. Bad. f>5) Olie. Zaad. Nooten. Wortel. Kruid. 1. De  fi Van de Bereidingen l. De gebruiklijke Naa, men in de Apotheken. Cijanus. Cijdonia* Cijchmen. CijnogloiTum. Cijnosbati. Cijperus longus. • .• rotundus. * Dactylus. Datura. Daucus creticus. • Sijveftris, Dens leonis f. Taraxacum. * Didamnus creticus. t 1 albus, Doronicum. * Draconis Sangui$. Dracunculus. Dulcamara, Ebulus. Elaterium. f. cucutn, aftn. * Elemi. Endivia. Enula. 2. De Botanifche Naa* men. Centaurea Cijanus. Pijrus Cijdorda. Cijclamen Europreum. Cijnoglosium officinale, Rofa canina. Cijperus longus. . rotundus, Phcenix dacftijlifera. Datura ftramonium. Athamanta crctcnfis, Daucus carota, Origanum Dictamnus. Pictamnus albus. Doronicum pardalianches. Dracrena Draco. Artemiiia Dracunculus. Solanum Dulcamara, Sambucus Ebulus. Amyris Elemifera. Cichorium Endivia. lnula Helenium, 3. Hol- (27) Men verkrijgt. dit roode Sap behalven uit den geKaamden Stam, ook uit andere, als men dezelve kerft ?n infneidt, dat de Sap'er uit koome, of dat men de Vruchten m water uitkooke. Die de groote van een grootcn Koot heeft»  der Pharmacie in het geheel. 73 heeft, is de befte, die in itroo gevlogten en dc grootte van een Noot-Muscaat hebben, volgen daamaa, en die in koekjes &c. komt, is de flcgtfte. E 5 3.. Hollandfche Naamen. Koornbloem. Quee appel. Aardnooten. Hondstonge. Hambotten of Hondsroofen. Lange wilde Gahgaan. Ronde - Palmboom, Dadel. Dollappels. pattinake. Vogelnefr. WUde • Kandifche Dic^am. Witte -- Scorpioen Wortel. Dtaaken bloed. Dragon, Elfrank, hoe langer hoe liever. Wilde Vlier. Elem Endievie, Alant. 4,De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Bloemen. Al wat van de Vrucht komt. Wortel. Wortel. Vrucht. Wortel. Wortel. Vrucht. Kruid. Zaad. Zaad. Zaad. Bladeren. Wortel. Wortel. Sap (27). Kruid. De Steeltjes. Bad. Bladeren. Bloemen. Bezien. Zaad. Gomhars. Kruid. Zaad. Wortel. Bloemen. 1. De  74- van de Bereidingen - (28) Zie de aanmerking over dc Wrange Schorfee Ca 26). 1 (29; Dc wezenlijke Paarde ftaait (Equifttum hicmalc) is eene andere foorr, die hier bij deeze aanwijzing niet behoort, om dat dezelve maar enkel tot het PoLijlten gebruikt word. (30) Dit is de VAREN WORTEL wiens goede uitwerking-, j. De gebmiklijke Naamen in de Apotheken. Epithijmum creticum. Equifetum. Eruca; Enjngium. Erijümum. Efula. Eupatorium. * Euphorbium. Eopnrafia. Faba. Fabaria f. Tdephium. Fagopijrum. Farfara. * Ficus f. zarica. Filipendula. Filix Mas. Femina. Foenum grtecum. Fueniculum. Fragaria. Fmngula. ïïaxmclla Ldiclamnus alb. Frixtnus. F urnaria. 2. De Botanifche Naamen. Cuscuta Europasa. (28) Fqtnfetum arvenfe. (29) Braifica Eruca. Erijngium campetfre. Erijümum officinale. Euphorbia Cijparisfias. Eupatorium cannabinurcu Euphorbia officinarum. Euphrafia officinalis. Vicia Faba. Polijgonum Fagopijrum. ïuililago Farfara. Spiraja Filipendula. Pohjpodium Filix Mas. • ■ • Femina, Trkouella Fcenurri Griecum. Anethum foeniculum. Fragaria Vesca. Khamnus Frangula. Fraxinus excelfior. Fumaria officinalis. . 3. Hol-  der Pharmacie in bet geheel. Thijra wrange. Paarde ftaart» Rakcue. Duin Kruis-Diftcl. Heeskruid. Duivels of VVolfs- melk. Boeltjes Kruid. Toortzen van Peru, Oogentrooft. Boonen. Boekweit. Hoefbladen. Steenbreek, Mannetjes Varen. (30) Wijfjes r. (31) Griekfch H00L Venkel. Aard bezien. Pijlhout. Efcheu. Aardrook, Duivenkervel. ons de menfcb.cn liefde van S. M, den Koning van Vrankrijk heeft laaten toekomen, waar door wij nog daaglijks dc beste uitwerking tcgens den Lindworm verncemen, en gewaar worden. (3 O De Duitfchers noemen deeze Varen de TES'US CHRiS- 3. Hollahdfche Naamen. 4. De delen die men in deApotheken er van gebruikt. Kruid. Kruid. Zaad, Wortel. Kruid, Kruid. Wortel. Kruid. Gomhars. Kruid. Bloemen. Zaad. Meel. Zaad., Kruid.'Wortel. Bloemen. W.rtel. Wortel, Wortel. Zaad, Wortel, Zaad. Kruid, Kruid. Sap Bad. Bad. Zaad. Kruid. Zaad, 1. De  7& Van de Bereidingen CHRISTUS-WORTEL, cn haare reden waarom zijdeezen naam daar aan toe eigenen, zijn, om dat dezelve juilt op den dwarflen doorfnecde, omtrent de letters van I. C. laat zien. i. Da gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Fungus Chirurgor. {. Cre- pit: lupi. —■— Sambuci f. Aurit. Judcc. * Galanga. * Galbanum. Galega. Galeopfis. Galiitrichum. Gallium luteum. Genifta. Gentiana alfea. * rubra. Geranium robertianum. * Ginling. Glijcirrlriza f. liquiritia. Gnaphalium f. fiucchas. * Gosfijpium f. Bombax. Gramen. * Granatus f. Balauflia. * Gratiola. Grosfularia. * Guajacum f. Ugn.faniï. * Gutta gummi. %. De Botanifche Naamen. Maranra Galanga. Bubon Galbanum. Galega officinalis. 1 Lamium sdbum. Salvia iclarea. Galium Verum. Genifia tinctoria. Laferpitium latifolium, Gentiana Iutea. Geranium robertianum. Panax quinquefolium. Triticum repens. Gratiola officinalis. Ribes Grosfularia. Guajacum officinalis. Camboiga Gutta. 3- Hol-  der Pbarmacie in het geheel. 77 (32) De GOM GALBANUM moet wit of roodagtig geei van kleur, en aan kotls die zuiver zijn, weezen. (33) Het befte kenmerk om den goeden GUAjAC GOM te» onderfchcidcn is: dat dezelve biaauw word, als men hem met verzoete Salpeter Geeft vxijft 3. Hollandfche Naamen. Galiga. Galban. Gemene Galegaan. Dove Netelen. Scharlei. Walttroo. Brem. Witte Gentiaan of Kruiswortel. Rootle, 1 Roode Ojevaarsbek. Ninzi. Hondsgras. Godsgenade. Zwarte Aaltiesfen. Pokhout. Gitce Gom. Schijtgcei. 4.De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Wortel. Gomhars. (32) Kruid. BJoemen. Kruid. Kruid- Kruid. Bloemen. Zaad. Wortel. Wortel. Kruid. Wortel Wortel. Kruid. Besfen. Toppen. Hout. Baft. Hars. (33) Gomhars. 1. Do  f3 Van de Bereidingen i. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Hedera arborea. terreftris. * Helleborus albus. * Niger. Hepatica alba. nobilis. * Hermodactijlus. Herniarm. Hirundiharia. f. vincitox. Hordeum. * Honninum f. Gallitricb Hijdropiper. Hijosciamus. * albus, Hijpericum. * Hijpociftis. Hijslbpus. * Jalappa. * Jasminum. Imperatoria f. OJïrut. * Indigo. * Ipecacuanna. a. De f Botanische Naamen. Hedera Helix. Glecoma hederacea. Veratrum album. Hellebort's niger. Parnafiia paluftris. Anemone Hepatica. Iris tuberofa. Herniaria glabra. Asclepias vincetoxicunk Hordeum vulgare. Polijgonum Hijdropiper. Hijosciamus. niger. ■ i albus. Hijpericum perforatum. Cijtinus Hijpociftis. (36) Hijslbpus officinalis. Mirabilis longiflora (3^}. Jasminum officinale, imperatoria Oftrutium. Indigofera tinctoria. Viola Ipecacua. 3 Hol- (34) Wel is waar, dat tnen bewijzen wil, dat het OOST. INDISCHE KLIMOP HARS uit het zo genoemde Klimop in de warme Landen zou ten voorfchijn koomen, doch dit is noch niet genoeg bewecfen. (35) Van de ZWARTE NIESWORTEL gebruikt me» enkeld de Veezeis {Fibrr) in de Medicijnen. (36) De Heer Gleditfch noemd deeze Plant (Thijrjtne Hij, codftis'). Het is een Schuijmloopcr zo als de Wrange Schortte No. 16. gemeld die zich om den HijpociMam ilingert. > door  der Vharmacit in het geheel. y$ Klimop. Boomveil. Hondsdraf. Aardveil. Witte Nieswortel. Zwarte — . Wit Leverkruid. Edel ■ . Hartjes- wortel. Duüeudknoop. Zwaluw-wortel. Gerit Water peper. Zwart Büzen kruid. Wit . St. janskruid. HijpociÜfap. Ylbop. Jaiappe. Jasmijn. Meefter - wortel. Indigo. Roudeloop - wortel. Bladeren. Hars. (34) Kruid. Wortel. Wortel. (35) Kruid. Bloemen. Kruid. Bloemen. W7ortel. Kruid. Wortel. Kruid, Zaad. Kruid. Wortel. Kruid. Zaad. Kruid. Kruid. Bloemen. Zaad. .Sap. Kruid. Zaad. Wortel. Oüe.- (Oleum infufum.) Wortel. Zaad. Sap. Wortel &8). 1. De Door het ffampen, en uitpersten vf-rktijgt men de Hijpociftfap Siiccus Hijpocistidis. (37) De Ridder Li/wta is wei van mecning, dat deze plant dc (Mirabüis petuviana) 7011de zijn, cdodh men zoude bee. «er den Heer Gleditfch kannen bijvallen, die dezelve voor de Mirabllis longifiora houdt. De Wortel moet zwaar, en zwartagtig vankleue zijn, en als men dezelve Sukfcen breekt, ïr.oct zij' glimmen van den Hars. (38rlivt Poed;r van de ROODELOO?-WORTEL, ver l .. heft 3. Hollandfche Naamen. 4.De delen die men in de Apotheken'er van gebruikt.  to Van de Bereidingen lied: door den tijd zijne kragt, het is derhalven 't beft, inde Apotheken geen groote voorraad'er van te hebben. (39) De binnenlte Ball van den Boom derzelven doet bri' ken, het Sap uit dc Wortels maakt ontlafting: de buitenfte Schil van den Noot is famentrekkende: het bittere Vlies van den Kern is goed tcgens de buikpijn: de Kernen zijn in kragt gelijk aan dc zoete Amandelen; de onrijpe Nootcn geconfijt, verfterken de Maag. (40) 1. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. * Iris florentina. noftras. Juglans. * Jujube. Juniperus. * Lacca gummi. * Lacmus. Lactuca. * Ladanum. Lapathum acutum. Lavendula. * Laureoh f. Coccoguidium. * Laurus. Lens. Lentiscus. f. Majlix. Levifticum. * Lichen Iflandicus. *Lignum Sanctum i". Guajacum. Lilium album. —— convallium. 2. De Botanifche Naa« men. Iris florentina. — germanicr. Juglans regia. Rhamnus Zizijphus. Juniperus communis. Croton bacciferum. < • tinctorum. Lactuca fativa. Ciftus Creticus. Rumcx Acutus. Lavendula Spica, Laurus Nobilis. Eruum Lens. Legufticum Levi/Iicum. Lichen lslandicus. Lilium album. Convallaria majalis. 3. Hol-  der Pbarmacie in het geLeel. Si (40) Het GOMLAK word verzameld van de roode Ooft. Indifche Mieren, die haare eijeren daarin leggen, waarvan daan het ook de roode kleur verkrijgt, 'er zijn drie foorten, als STOKLAK (mBaculis), SCHELLAK {inttbulis), AANKORLS (ingranis). (41) Het LAKMOES word uit deeze Sap, met Kalk en Pis gereed gemaakt. DjtHARjS fiveet genoegzaam uit de Bladeren van den F 3» Hollandfche Naamen. Lifch wortel vanFlorence* Inlandfche Lifch. Okkernoot. Jujuben, 'Jenever boom» Gom: Lak. Lakmoes. Latuw. .' ' Labdanum. Patich, Peerdik. Lavendel. Bakelaar. Linièn. Lavas. Yflandfche Mos. r Witte Lelie. Lelie van de dalen. 4-De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Wortel. Worte!. De Balt. Nooten (39). Btszien. Hout. Bezien. Gomhars (40). Sap.(4i) Kruid. Zaad. Hars. (4a) Kruid. Wortel. Zaad» Bloemen. Bellen. Bladeren» Zaad. Wortel, Kruid. Zaad* Mos. Wostel, Bloemen. Stuif- deeltjes» Bloemen. ï. De  Zj, Fan de Bereidingen den Ciftus heejler die op Cijprus, Candia, in Griekenland, en Italië groeit. U%) De MANNA vloeit in Kaldbria en op Suiheny na? tuurlijk, of door infnijding uit twee foortcn v.an Eöchenboomen, deeze uitvloeijing gefchied geduurende de groote Zomerhitte , [ten minften wanneer het niet regend]; De Manna koomtuitdc takken cn bladeren van deeze Boomen voort, en zij ftremt i. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Linaria. Lingua cervina f. fcolo- pendr. Linum fativum. Liquiritia. * Lithospermum. * Lopez. * Lunaria. Lupinus. Lupulus. Lijcopodium. . Lijfimachia. * Macis f. Mofcbata. Majorana. * Malabatrum. Malva arborea. ■ vulgaris. * Manna. Marrubium. * Marum verum. * Maftix. 3. De Botanifche Naamen. Anthirrinum linaria. Linum ufiratiffimum. Glijcirrhiza glabra. . Lithospermum officinale» Osraunda Lunaria. Lupinus albus. Humulus Lupulus. Lijcopodium clavatum. Lijfimachia vulgaris. Origanum Majorana. Laurus Cinnamomum. Alcea rofea. Malva rotundifolia. Fraxmus ornus. Marrubium vufgare. Teucrium Marum. Piftacia lentiscus. 3. Hol-  dir Pbdhriticie in bet gebeéh 83 ftremt door de hitte der Zon tot Korlen of kleine ftukjes. Zij finelt, en laat zich in Water zo wel, als in Wija-geeft ontbinden. (44) De MAS-TIK vloeit op het Yland Chio uit den Mas» tikboom . als men denzelven vooraf kerft, en infneid. Men kan ligt 'opmaiken, wat een menigte Gomhars dat men aldaas F , 3. Holiandfche Naamen. •Vlaskruidj Vlas. Zoethout. Steen zaad- Paarlzaad* Lopes. Maankruid. Vijgfaoonen. Lupinen. Hoppe. Wolfs-klaauw. Geele Wederik. Majoreitf. Majohjn. Indiaanfche MaJabaten Stokrofen. Wilde, en gekronkelde Kaasjes Bladeren. Manna. Witte Andoren, Malrouw. Syrifche Marum. Maftik. 4. De delen die meri in deA» potheken 'er van gebruikte Kruid. Zaad. Wortel. Sap. Zaad. Houtagtige Wortels Bladeren. Zaad. Bloemen, Toppe.Kruid. Zaad. Sioff. (j&iti J\fulphur l/jcopodiii) Kruid. Bloemen. Kruid, Zaad» Bladeren. Bloemen. Kruid. Bloemen. Zaai Manna (43). Kruid. Kruid. Hars (G.'Mafticb?) (44) Hout Qignum letitisci)» 1. De  *. Van de Bereidingen veikrijgt, om dat de Inwooners aldaar jaarlijks 300000 pon. den voor fchattingen moeten opbrengen. (Art Een volkoomene Muskaat Vrucht heeft; a.s men vtj/ voor 1. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Matricaria. Matriiijlva. * Mecha Bal/amusJ. 0/>o- balfamum. * Mechoacann*. * Melampodium. f. Helle- hor. niger. , Melilothus alba. ~| , ^ citrina.j coerulea. Melilfa citfina. * _— turcica. Melo. Mentha crispa. ,—piperita. Mercurialis. Mespilus. * Meum. * Mezereum ƒ. Coccogni dium. * Milium folis f. Liihoi ferm. Mdlefolium. Morfus diaboli. Morus. *- Mofchata nux. 2. De Botanifche Naamen. Matricaria Parthenium. Aspérula odorata. Convolvulus Mechoacan(na. I Trifolium Meid. officin. ccerulea. Mëlisfa officinalis. Dracocephaium sioldavica. Cucurbita Melo. Mentha crispa. Piperita. Mercurialis Annua. Mespilus Germanica. Aethuia Meum. Achillcea Millefolium. Scabiofa fuccifa. Morus nigra. . Mijriftica. 3. Hol-  der Pharmacia in het geheel. ■ %5 vooraf de buitenfte groene Uaft, zo als denzelven van de ©kkernootea affchclt over den zo genoemden NOOT (Nus ■ . - AU- F 3 3. Hollandfche Naamen. Moederkruid. Walmeefter. Witte Jalap. Meloote. Welriekende Klaveren. Melifl'e. Turkfche Meliffe. Meloen. Kruis cn munt. Peper-munt. Bingel-kruid. M-ispelboom, Beer- wortel. Duizendblad. Duivels-beet. Moerbezieboom. Muskaat. 4.De delen diemen i ndeApotheken'er vangebruikt. Kruid. Kruid. Wortel. Kruid. Bloemen. Kruid. Kruid. Zaad. Kruid. Zaad. Zaad. Kruid. Kruid. Kruid. onrijpe Vrucht. Zaad. Wortel. Kruid. Wortel. Kruid. Bezien. Nooten. Bloemen. (Ma* «0 (45)- 1. De  gé» Fan de Bereidingen Mofchatd) een omkleedzel af netswijs vlies gepltats, dat in jekere voegen, in verfcheide ftrooken verdeeld is, hetwelk de MUSKAAT BLOEM of beft FOELIE Macis genoemd Wprd, die in het begin purper rood en naderhand geel vas kleur £ijn. Door dc Maafcn van dit tweede omkleedzel, j. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken, * Mijrobalana Bellirica. * „ . Chebula. * , ■— Citrina. * Iridica, * Emblica. * Mungos. Muscus clavatus f. Lijco. podium. Mijrtilli. ]Napellus. * Napha f. Jurantium. Napus. Nalturtium aquaticum. hortenfe. .. ■ , pratenfe. Nepeta. + Nephriticum f. been. nux. Nigella. * Ninzi. . " Nummularia. Nimphea alba. ? lutea. 2. De Botanifche Naamen. J'hijilanthus Emblica» Ophiorhiza mungos. Vaccinium Mijrtillus» Aconitum Napellus. Brafüca Napus. Sifijmbrium Naftur. aquat Lepidium officinale. Cardamine pratenfis. Nepeta Cataria. Nigella fativa. • Sium Ninfi. Lijfimachia Nummularia, Nimphea alba. —-—.—- lutea. 3- Hol-  der Pharmaeie in bet geheel. 8/ ziet men een derde, dat een harde, dunne, houtagtige, ros-' agtige, bruine, en breukigc Schaal is, deeze bevat in zich een Pit, die de Muskaatnoot is. De üoom groeit op de jMalocklchc Eilanien. F 4 3, Holiandfche Naamen. Bcllerifche Mijrobalanen. de groote of zwart Bruine Mijrob. de Citroen kleurige . de Indiaanfche de Alèhverwige . MeJTe, of Ooft-Indifche Slangen Wortel. Mirthe. Munkskapjes. Steek-Raap. Waterkers. Tuinkers, gemeene Veld kers. kattekruid. Nardus. • Ninzi, een Wortel uit China en Japan. Penningkruid. Witte Waterkruiken. Meerbladen. Plompen.. 4.De delen die men in de Apotheken 'er van gebruikt. Vrucht. Vrucht. Vrucht. Vrucht. Vrucht. Wortel. Bezien. Kruid. 'Bloemen. Zaad. Kruid. Kruid. Kruid. Kruid. Zaad. Kruid. Bloemen. Wortel. Bloemen. Wortel. ï. De  88 Pan de Bereidingen (46) Dc BOOMOLIE word van de rijpe Vruchten ge. naakt, het geen van zich zelf daar uit vloeit, of die onder het perflcn het eerfte daar uit loopt is wit, de overige die gcperft worden, worden naderhand hoe langer hse groen, der, en flegter. De Oliivcn koomen van de eige Boomen, doch dit zijn de onrijpe Vruchten 'er van, die geconfijt worden op alderhande wijze, (47; De WIEROOK word verzameld als de Maftik; doch men is niet in ftaat de Plant, die denzelven ons verfchaft , fuift te benoemen of te bepaalcn. (48) Het OPIUM is de ingedroogde Sap van de Maankop, ■ptn. In de warme Landen, alwaar het verzameld word, docnen zij infneede in de Maankoppen, waar de Sap dan uit zepert, en aan vaft droogt, die zij daar na bij een tot een Jclomp vergaaien; doch deeze word geheel weinig verzonden- Dat wat flegter is, word door uitpersfen of uitkoofcen verkreegen, het we|k zij mceftal verzenden. Men houd die voor de befte, die roodachtig geel, vaft, zwaar, eg brandbaar is, een fterken walgenden reuk, en een fcherpen feitteren finaak heeft. (4?) 2. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken, * Olea. * Olibanum f, Thus, Onjnis. * Opium, * Opobalfamum. * Opoponax. Orchis £ Saiijrium, Oreofelinum. * Origanum creticum. «—, vulgare> f Orleana. 2- De Botanifche Naamen. Olea Europjea. j JuniperusEijcia, Anonis ipinofa. Papaver lomniferum. Amijris Opobalfamum. Paftinacea opoponax. 1 Athamanta Oreofelinum. Origanum creticum. ■ 1— vulgare. Bixa orleana. ' . • 3, HoN  der Pharmaeie in het geheel. 5. Hollandfche Naamen. Olieboom. Mannekens Wierook. Stalkruid. Prang-wortel. Turklch Heulzap. Egijptilche ware Balfem. Opopanak Gom, Berg-Pieterfelie. Spaanfche ürego. Wilde Majolijn. Orleanboorn, 4-De delen die men in deApotheken 'er van gebruikt. Olie (Boomolie 01. oli- var (46). Hars (47;. Wortel. Kruid. Gomhars (48). Hars. vloeibaare Balfem. (49> Gomhais (50).. Kruid. Kruid. Kruid. Orkau (51). 1. De (49) De vloeibaare Balfem, dc gewoonlijke ARABISCHE of TURKSCHE BALSliM (Balfa-mus de Mtcki. Opobalfamum verum) genoemd, komt bijna nooit onvervaKeht hier, om dat dezelve zo boog van prijs, en zo fchaars is, daarbij om dat zc aan het Turkfehe Hoff moet afgelevcrt worden. De voornaamfte proef is, als men-een droppel 'er van op warm water laat vallen, dat die zich uitftrekkc over de gehccle op-. pervlaKte, en met het infteeken van een Pen, in de hoedanigheid als een neutje, geheel kan af haaien. Die in de Zon gedroogd is, noemd men Opobalfamum ficcum. De kleine Stam die met deezen Balzem gevuld is, noemd men Xijlubaifamum. En de Bezien van den Stam Carpóbalfamum. (50) Dc OPOPANAK GOM verkrijgt men als men onder aan den Steol een infnijding doet, waar hij als melk 'komt Uitvloeien, die men laat droog worden. • De oprechte laat zich gemakkelijk in water oplosfen, en maakt het zelve jnclkagtig. (51) De ORLEAN word gereed gemaakt als men deKorls, tik defteekende Vrucht, van den Qrjeanboom, tot een deeg aan elkander ftampt, en droogen Iaat. F.5  co Van de Bereidingen (52) Daar word 'doorgaans de Koetarve of het zo genoemde dag en nacht (Melampijrum nemorojüm) in de plaats voor verzameld. (53) De Boom die ons den PERUVIAANSCHEN BALSEM vcrfchaft, is «och niet bekend, hij groeit echter niet in li De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Cr obus. * Orijza. Oitrutium f. Imperatoria. Oxijlapathum f. Lapaib*. acut. Reonia. Papaver album. Rhceas f. Errati- cum. * Paradifi grana. * Pareira brava. Parietaria. Paris berba. * Paffute. Pallinaca.. *Pecuris f. Pecurim. Pedicularis. Pentaphijllunj. Perfoliata. Perfica. Perlicaria f. Hijdropiper. lfeiviacir.VincapërVitiea. * Peruvianus. Baljamus. Petalites. 2. De Botanifche Naa> men. Ervum Ervilia. Orijza fativa. P^onia officinalis. Papaver fomniferum. . ■ Rhceas. Amomum Grana Paradifi. Cifl'ampelos Pareira. Parietaria officinalis (52). Paris quadrifoha. Vitis vinifera. Padinaca Sativa. Copaifèra officinalis. Pedicularis paluftris. Poientilla repens. Bupleurum rotur.difolium. Amijgdalus perlica. Pervifera. Tuffilago petafites. 3. Hol-  der Pharmacie in het geheet. *}i in Peru noch Mexico maar bij Tolu. Die van zelf door het infneiden uitdenBaft vloeit, dit is de befte en deeze noemd men de WJTTE PERUVIAANSCHE BALSEM. Dc ZWARTE verkrijgt men, als men de deelen van den Boom Hukkend kapt, en uitkookt, als dan drijft de Balfem boven op iet water, die men met een kepel 'er van kan nqemgn,^ 3. Hollandfche Naamen. Tamme Cicers. Rijd. Poeonie. Witte Maankop. Klaproozen, Paradijskorls, Wilde Wijngaard van Peru. GlaSrkruid. Wolfs- Bezien. Rozijnen. Korenten, Padinaken. Bralilifche Boon. Luis-kruid. V ijfvinger-Kruids-Wortel. Deurvvas. Perfeboom. Peruviaanfche Balfèm. £)okke Bladeren, 4. De delen die men in de Apotheken 'er van gebruikt. Zaad. Zaad. • Wortel. Bloemen. Zaad. Vrucht (Capita Papav)» Zaad, Bloemen. Zaad. Wortel. Kruid.. Kruid. BezienVrucht.Zaad. Boonen, Kruid. Kruid. Wortel. Kruid. Zaad. Blocmeu. Pitjes. Bladeren, Balfem (53). Wortel. 1, De  f?2 Van de Bereidingen. (54) Dc ZWARTE cn WITTE PEPER zijn Vruchten van een cn denzelven Boom, het onderfcheid beftaat enkel daaiin, dat de laatfte door dc Maceiatie of weeking van dc buitenfte zwarte baft ontdaan is. De Geleerde Heer . . Haav. j. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Petrofelintim vulgare. * — Macedoni- cum. * Peucedanum. * Phafeoius. Phellandrium. Phu Ponticum. Pimpinella alba. Italica. * Pinus. — Sijlveftris. * Piper longum. * nigrum et album. Turcicum £ lndi- cum. Pifum. * Piftacia. Plautago major. minor. * Polium. Polijgonatum i' Sigil. Salom.Polijpodium. Populus. Porrum. 2. De Botanifche Naamen. Apium petrofelinum. Bubon Macedonicdm. Peucedanum officinale. Phafeoius vulgaris Phellandrium aquaticum. Valeriana Phu. Pimpinella faxifraga. Sanguiforba officinalis. Pinus pinea. Sijlveftris. Piper longum. nigrum. Capficum annuum. Pifum fativum. Piftacia vera. Plantago major. 'lanceolata. Teucrium cretfeum. Polijpodium vulgare. Populus nigra. Allium Porrum. . 3. Hol-  der Pbarmacie in het geheel 93 Haage is hier in Mifleid; want 'er.kan geen twijfel meei o verblijven, of'er zijn twee foorten. Dat men den wittenPeper op een dusdanige wijs gereed gemaakt vind , daar stijn blijken genoeg van, doch men heeft echter origineeie witte tsfii.. 3. Hollandfche Naamen. Pieterfelie. Macedonilche of Griekfche pieterfelie. Varkens Venkel. Blanket Boonen. Water-Eppe. Groote Baldrian. Bevernaat, groote Steenbreek. Kleine tamme Pimpernel. Wilde Pijnboom. Pijnboom. Lange Peper. Zwarte en witte Peper. Turkfche, Spaaniche Peper.Erwten. Piftasfen, ofpimpernoote. Groote Weegbree. Kleine . Berg-Poleij. Grijskruid. • Eiken - Varen. Populier. Pareij. 4. De delen die men in de Apotheken'er van gebruikt. Wortel. Kruidv Zaad. Zaad. Wortel. Zaad. Zaad. Kruid. Wortel. W ortel. Nooten. Pitten. Knoppen (Strobili pini?) Vrucht. Vrucht (54). Vrucht. Zaad. Nooten. Pillen. Wortel. Kruid. Zaad. Kruid. Kruid. -JK«'' • i" •«•••«• • Wortel. Knoppen ':(oculi populi). Zaad. Sap. (Juccusporri}. ■ 1. Dc  94- Van de Bereidingen (55) Het gemeene HARS verkrijgt men, als men een plekje onder aan den Boom van zijn Baft ontdoet, alwaar zicïj het Hars verzameld; dat men als dan in Pannen fmelt, en door een linnen doeK perit De PYN HARS (Refi)ia Pint) word op dezelve wijze uit den Pijnboom verkreegen. _ 1. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken, Portulaca, Potentilla f, Anferina. Primula veris. Prunella f. Bruneila* Prunus. Plijllium. Ptarmica. Pöleghun Pülmonaria maculofa, * — arborea. Puhatilla. nigricans. Pijrethrum. Pijrola. * Quasfia, Quereus. Quinquefolium f. jPentapbil. Rapa. ' ] Raphanus. ] * Reliua alba C vulgaris. 1 * Rhabarbaruin. ] * Rhabarbarum Mona- ] chorunr. Rhaponticum. I Rlneas 1. papaver Rhceas. * Rhodium lignum. ( 2. De Botanifche Naamen. Portulaca oleracea. Primula veris. Prunus Domeflic30 Plantago Plijllium. Achillea Ptarmica. Mentha Pulegium. Pulmonaria officinalis* Lichen pulmonaris. Anemone Pulfatilla. Buphthalmum Pijrethrum< Pijrola rotundifoiia» QuafBa amara, Quereus robur. kaffica Rapa. laphanus iativuS. ^nus Abies. Uïeum palmatum. Uimex alpinus. Iheum Rhaponticum* ïenifta Canarienfis.- I 3' Hol-  der Pharmacie in bet geheel 95 (56) Dc RUSSISCHE RHABARBER die uit Siberien Komt, word voor de befte gehouden. Het kenmerk van dc* goede Rhabarbcr H, dat hij vaft, en zwaar, niet befchirnmeld, noch worinftcckig zij, cn dat hij fchiclijk, ais meii ÜEnzelven kauwt, het fpog faffraan geel kleurt. 3. Hollandfche Naamen. Porceleine. Sleutel-bloemen. Pruimboom. Vloo-Zaad. Wilde Bertram. poleij. Longe kruid. Longe-mos. -Paafch Bloem. Berrram. Tandkruid. Wintergroen. Zurinaamfch Quasfihout. Eikenboom. Knollen. Ramenas. Denneboom. Rhabarber. Patich met breed Blad. Rhapontik. Roofen-hout 4.De delen die men in de Apotheken 'er van gebruikt. Kruid. Zaad. Bladeren. Bloemen. Vrucht, Zaad. Kruid. Bloemen. Kruid. Kruid. Mos. Kruid.. Wortel. Kruid. Hout. Bloemen. Bladeren. Vrucht. Zaad. Wortel. Zaad. Hat 3 (55). Wortel (56;. Wortel. Wortel. Wortel. Ilour. 1. De  96 Van de Bereidingen , (57) De SALEP WORTEL verkrijgt men uit Turkijcn. Een dragmen poeder 'er van maakt acht once Water tot llijm. De ronde Orchis Wortel, heeft [als men dezelve van de buitcnfte Baft ontdoet, aen draade reijgt, eenige uu- tei I. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Ribes, * R cini oleum f. Catapuf. major. Roratia F. Ros fo/is, Rofa alba. • damascena. ■- rubra. RosmarinuS. Sijlveftris. Ros lolis f. RoreJla. * .Rubia tinetorum. Rubus Ida:us. ■ ■ vulgari.*. * h uscus i. Bruscu?. Ruta Hortenfis.. muraria. Sabina. * Sebadilla. * iSach'arum. * Sagapenum. * Salap. S^lep. Salix. Salvia. iSambucus. * Sandaraca. 2. De Botanifche Naa. men. Ribes rubrui». Rofa alba. — damascena* Rofa centirolia. Rosmarinüs officinalis,, Ledum Palultre. Drosfera rotundifolia, Rubia tinétorum. Rubus idams. —■ fructicofus. Ruscus aculeaius. Ruta graveolens. Asplenium Ruta muraria, Juniperus Sabina. Veratrum. Sacharum officinarum. Orchis mascula. Salix alba. Salvia officinalis. Sambucus nigra. Juniperus communis. 3. Hol-  der Ph'armacie in het geheet. $? ien in kout water -legt te wecken i en dan, na dat men ze daarin heeft laaten kooken, in de lucht om te droogen ophangt] juift zo een doorfchijnend hoornagtig aanfien, en dezelve eigenfchappen. G 2- Hollandfche Naamen. Aalbesfen. Bleeke Roofen» Azijn . Roode —■■—. Roosmarijn. Wilde. Zonnedaauiv* Meekrappe. Braniboilen. Gemeene Bramen, Stekende Palm. Wijnruit. Steenruite» Zevenboom. Luiskruid» Zuiker-riet. Salep. Wilgeboom. Salie. Vlierboom. Sandrak. 4.De delen die men in deApotdeken 'er van gebruikt, Bezien, Bloemen* Bloemen. Bloemen. Kruid. Bloemen. Zaad, Kruid. Kruid. Wortel. Bezien* Bezien. Wortel. Zaad. Kruid. Zaad* Kruid. Kruid. Zaad. Zuiken Gomhars» Wortel (57), Bladeren. Ba*L .Zaad; Kruid. Bloemen. Zaad. Bad. Bladeren. Bloemen.-' Bezien. Zaad* Hars. ï. De  $3 fan de Bereidingen (58) Het WITTE, en GEELE SANDELHOUT is van een cn dezelve Plant, het'ondcrfcheid maakt dc ouderdom 'er tusfchen. Het Witte verkrijgt men van de Jonge, ca het Geele van de Oude Boomen. ' (59) De SCAMMONIE verkrijgt men, als men de Wortel deezer Plant aan eene zijde infuijdt. Uit welke inccde snaar i. De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. * Sanguis Drac. f. Drac. fang. Sanicula. * Santalum album, et citrinum. * rubrum. * Sanetum f. Guajacum. * Santonicum f. Cina. Saponaria alba. • rubra. * Sarcocolla. * .Sarfaparilla. * Sasfafras.' Satureja. Satijrium f. Orchis. iSaxifraga alba. rubra f. Filipendula.Scabiofa. Scariola f. Endivia. Scammoneum. * Schoenanthum. Scilla. f. Squilla. 2. De Botanifche Naamen. San'cula Europaea. Santalum album (53\ Lijehris dioica. Saponaria oflicjnalis. Penaea. Sarcocolla. Smilax Sarfaparilla. Laurus Sall'afras. Satureja Hortenfis. Orchis bifolia. . Saxifraga granulata. Scabiofa arvenfis. Convolvulus Scamonium. Andropogon Schoenanthum. 3. Hol-  der PharmcJié in het geheet. ( 99 maar eenige dragmen in de tijd van twaalf uuren in eene melkachtige hoedanigheid uitdruipen, die dan vermengt en ge. droogt worden met Meel, Afch, Zand, en dergelijken. Men heeft 'er twee Soorten van, die echter in de Prijs veel verfchillen, het eene Soort komt uit Aleppo, cn het ander van Smirna,' G 2 3» Hollandfche NaaraenSanikel. Wit en geel Sandelhout» Rood ——•—• Wit Zeepkrtiid* Rood- - ■» Vleefch-Lijm. .Sarfeparil. Saffafras* Keul. Boone kruid» Handekens kruid.Witte vSteenbreeke, Schurft-ktpid. .Scammonie. Kameels - droo. Kemelshooi. 4.De dekm die men in de A* potheken 'er van gebruikt* Kruid» Hout* Hout» Wortel. Wortel» Kruid. Zaad. Gomhars» Wortel Hout. Balt. Kruid. Zaad» Wortel* Wortel, Kruid» Bloemeii* Wortel.- Kruid. Bloemen* Zaad» Gom Hars f59). Kruid. 1. Da  IOC Van de Bereidingen u De gebruiklijke Naamen in de Apotheken. Sclarea f. Gallitricbum'. Scolopendrium. Scrophularia. •Scordium. Scorzonera. * Sebeftena. Sedum minus. Sempervivum. Senecio. * Senna. * Ssnega. f. Seneka. * Serpentaria virginiana. Serpillum. * Sefamum. * Sefeli creticum. Sideritis. Sigillum Salomonis. * Simarouba. * Siliqua dukis. Sinapi. Solanum nigrum. * Soldaneila. Sonchus. Sophia Chirurgorum.' * Sorbus, Asplenium Scólopendrium Scrophularia nodofa. Teucrium Scordium. Scorzonera Hispanica. Cordia mijxa. Sedum acre. Sempervivum tectorum. Senecio vulgaris. 'Caffia Senna. Polijgala fenega. Ariftolochia ferp?ntaria. Thijmus ferpillum. Sefamum oriëntale. Tordijlium officinale. Sideritis hirfuta. Convallaria Polijgonatum. Burfera gummifera. Ceratonia (iliqua. Sinapis nigra. Solanum nigrum. Convolvulus Soldanella? Sonchus oleraceus. Silijmbrium fophia. Cratiegus torminalis. 3. Hol- 2. De Botanifche Naamen.  der Pharuiacie in het geheel. 101 3. Hollandfche Naamen. Stesnvaren. Speenkruid. Waterlook. Scorfoneere. Sebeden. Hoeftpruimen. Klein Huislook. Groot — . Kruiskruid. Senne. Sene bladen. Vergift-weerdaande Wortel. Virginifche SlarYgen Wortel.Kwendel. Alexandrifch Olie Zaad. Candiiche Venkel. Geleeder Kruid. Salomons Zegel. Anjerikaanfche Sima ruba. St. Jans-brood Moltert. 'Nagtfchade. Soldanella. Haze Slaa. Fie-kruid. Sophie-kruid. Tamme Qualller. C Kruid. Wortel. Kruid. Wortel. Zaad. Vrucht. Kruid.' Kruid., Kruid. Bladeren. Peultjes. (Foh licult Senn ten: den Diamant, Saphir, Topaas, Smaragd, Quartz, Kei, Jaspis en Granaat. 1. De DIAMANT is de hardde fteen van allen endoorgaans helder en doorfchijnend. Hij is of niet gekleurt, het welk de eigenlijke zo genaamde DIAMAN T (Adamas) is: of rood, die mende ROBYN (Rttbintis) noemd. 2. De SAPHIR (Sappbirus) is doorfchijnend blaauw van kleur. Men zegt dat hij bijna zo hard is als den Diamant. 3. De TOPAAS is, als hij geel is, de EIGENLYKE TOPAAS (Topafiui), men vind hem met verfchillende Kleuren. Is hij grasgroen; zo noemd men hem de CHRISOLYT (Chrijfolitui): Is hij geelagtig groen; CHRYSOPRAAS: Is hij blaauw groen; zo noemd men hem gemeenlijk BERYL. De Topaas verlieft in het vuur zijne kleur. 4. De SMARAGD (Smaragdus) zijne hoofdkleur is groen, en daar bij is hij doorfchijnend. Hij heeft van de Edele gefteenten de weinigfte vaftheid, en toond  der PJïarmacie in het geheel. ^ toond zijnen luider als men hem warm maakt Hij behoud zijn kleur in het vuur. _ ; ^ Deeze vier genoemde foorten zijn de eigenlijke J> DELE GESTEENTEN (Lapides pmioju Gem ma aob/les.) §. 80. k De QUARTZ (Quarzum) vind men veel in Eur'om. Als men hem doorbreekt is hij-oneffen: hij heeft icherpe punten, en heeft dikwils de hoedanigheid, als ware hij tot een gefmolten. Als men deeze met Potulch fmelt, zo verkrijgt men een veel duurzaamer en varter Glas als van andere Keiaarden. Tot dit gehaat behoord, buiten en behalven nog gemeender ander foort, ook de BERGKRYSTAL (CrijHallus montana,) die dikwils, als hij met gekleurd is, onderden naam van Boheemfche Steenen de plaats van de Edele gerteentens vervullen moet. Als de Bergkrijltal eenen violen kleurige verf heeft,, noemd me* hem AMETHYST (Amethijflus). ö De K EI (Silex) hier toe behoord: a. De OPAALSTEEN (Opalus) is van de Keien de fchoonite, dewijl hij met vericheide Kleuren verzierd is. ■ . b. De ONiX (Omjx) is de hardde, enbertaatuit rechtdraadige, of kromme, met verfcheide kleuren verzierde aderen, c. De CALCEDONYS (Calcedonius)is wit van kleur min of meer doorfchijnend, en heeft dikwds eene melkagtige kleur. Hij is zo vaft en hard niet als de Onix doch hij is harder als de Agaat. d. De CARNEOOL (Carneolus) is vlcefch-vecwif, of van een vleefchachtige kleur. e. De AGAAT (Achatus) is doorgaans altijti H 3 doo£>  TfS i Van de Bereidingen, doorfchijnend, hij pronkt met verfcheide hooge kien. ren, en is zeer hard. ƒ. De GEMEENE KEY. Hier bij behoord de VUURSTEEN (Pijromachusf) g. De JASPIS (Jaspis) gelijkt op den doorbreuk wel naar drooge Klei, en fmelt zeer ligt. Hij is of zuiver, of gevlakt met verfcheide kleuren. h. De GRANAAT is noch nooit zuiver van Metalen gevonden, hij onthoud meeftal Yzer in zich. Hier toe behoort deEIGENLYKE ECHTE GRANAAT (Granatus), die dooraaafis roodagtig bruin van kleur is; alsook de HYACINTH(Hijacinikus) die doorfchijnend en roodagtig gpel is. §• 8if Tot de laatfie ClafTe der Aarden behooren de KLEIAARDEN (Terra argillacea) (§. 70.). De voornaamfte eigenfchappen'er van zijn, dat zij in geen der Zuuren oploffen, door het ftaalflag geen vonken van zich geeven, en dat zij in het vuur bard worden. Volgends de voortreffelijke onderzoekinge van den Heer Direclor Marggrafbeüznn de Klei aarden alle uit de Aluin (§. 74.) en uit de Keiaarden 0. 77). % 82. Men voegt tot de Kleiaarden : ï. De PÜRCELEIN KLEI (Terra. f. Mar ga porcellanea), is eene ligt grijze, of witte, zagte en tedere Mergel (§. 74). die in het vuur tot een half doorfchijnend glas verandert. 2. De STEEN MERGEL (Lithotnarga), is vet, en glad als Zeep, in het water valt hij aan ftukjes, et) jn het vuur fmelt hij {$ een fchuimend Glas. Hier bij  der Pharmacie in hel geheel. rrp bijkan men ook de LEMNISCHE-AARDE (Terra Lemnia) voegen, die eene geel bruine kleur heeft.' 3. De BOLUS (Bolus) fmelt om de fijnheid zijner deelep in den mond, en onthoud altoos dan meer,, dan minder Yzer deelen in zich. Hij is of j. Wit: WITTE BOLUS (Bolus alba). 2. Rood. Dit is ' a. Fijne. ARMENISCHE BOLUS (Bolus ar. mena) b. Grafie. GEMEENE BOLUS (Bolus communis?) c. Harde of ruuwe. ROODE STEEN ROODAARD (Rubrica f abrilis. Creta rubra.) 3. Groen. GROENE AARDE (Viride monta* mm. Terra Viridis.) Uit deeze Bolus aarde worden al de GEZEGELDE AARDEN (Terra figillata) gemaakt, waar en-; kei het Zegel het verfchil maakt tusichen den fijnen Bolus en deeze aarde. 4. De TRYPEL AARDE (Terra Tripolitana) trekt, als zij verfch is water in zich, doch word 'er niet week van. Zij is tuffchen de tanden fcherp en zandig, fchoon zij geen zand bij zich heeft. Zij word voornaamenlijk tot het pollijften gebruikt. 5. De GEMEENE KLEI waar van men veele en verfchillende foorten vind, welke ik echter"*om kort te gaan niet aanhalen zal. % 83. De tweede plaats in het rijk der Stecnen word vervult door AARD HARS E of BR AND B A'A RE LIGCHAAMEN (§.60). Men ondericneid dezelve van de overige uit dit ruit hierdoor, dat zij met eene vlam branden, en dat zij zich inden olie in het geheel niet,' H 4 doch'  ÏSP Van de Bereidingen doch echter in het water laaten oploflen, en dat zrj lectrifch zijn. Men vind ze nooit enkel op zich zeh ven, maar altoos metdeelen van vreemde foortèn ver? mengt, i De voornaamfte derzelven zijn: I. De AMBER (Ambrcf) kpmt uit Ooft-Indien, zij heeft de dikte en hardheid van het Wafch, geeft, als zij brand een aangenaamen reuk van zich, drijft op het water, en heeft eene zwarte of geele kleur, De laatfte (Amhra grijeci) word voor de befte gehouden. De proef op de goede Amber is, dat zij, al? men ze op een gloeiend Blik legt a}s een fwaaren damp •om hoog klimt, en een weinig'zuivere afch te rug Uat, ol als men dezelve op kookend heet water raspt, en den pot of wat het zijn mooge, voor een poosje toe dekt, dat hij als dan in eene vloeibaare hoedaanigheid boven op drijft. Terwijl men den Amber eenige keeren van gertalte als Celletjes van een wespenneft gevonden heeft, daar hij toch echter uit den Kafelotof Potvifch verkreegen word, zo zijn zommige van meaning geworden dat het een foort van Walch zij, het welk van een zeker loort van Ooft-Indilche Bijen voort zoude gebragt worden. Andere d-:ar en tegen houden hem voor een afgezondert Sap van den genaamden Vifch. Doch dit verlchil is bijkans uit den weggeruimt, dat zij tot het rijk der Mineralen behoord, en van eene vloeibaare aardolie afkomftig zij, die naar allewaarfchijnlijkheid uit de diepte der groote Zee voort vloeit, zich op de oppervlakte begeeft, en daar, door de baaren in eene geftadige beweeging Word gehouden, tot zij eindelijk door het zee Zout, en dooi de hitte der Zon eene vaftigheid, en eindelijk  der Pharmacie in het geheel. 121 hik de wezenlijke geflalte des Ambers verkreegen heeft. Dit bewijd gedeeltelijk de Chimifche onderzoeking van den Heer D. Kriels, en gedeeltelijk de kleine fteentjes, ilikkenhuisjes &, die men, daar m vindt. Dat men deeze ftorï zomtijds in denKafellot vind zal ongetwijfeld daar van daan koomen, om dat dn Uier misfehien een aaugenaaraen IVnaak 'er in vind, en dus in eene groote meeiiigte dezelve uit dc Zee, alwaar zij uit voort gekoomen is, naar binnen Hokt. Volgens bcrigt van geloofwaardige mannen verkrijgt men dikwüs uit een Vifch een ftuk Amber van tagtig ponden zwaar, en zoo als Kampfer getuigd, heelt men aan den oever van Japan een ftuk Amber gevonden,dat hondert en dertig hollandfche ponden woog, & De BARNSTEEN (Succinum. bkïtruni). fchoon men reeds veele moeite gedam heeft, deezen in ons land zo eigenaardigen febat op eene Chundche wijze te ontleedenj zo is echter noch niemand daarin zevordert. Het fchijnt niet te min dat alle de onderzoekingen, die men 'er mede beeft gedaan zo wel, gis ook de plaats zelve, alwaar hij bij meemgtc gevonden word, bewijzen, dat hij ten minne met tot het rijk der Planten, maar tot het Steenrijk behoord. A's men denzelven deltulcerd, verkrijgt men Water, Olie, en vlug zuur Zout. De gröutlté meni Het Salpeter-zuur daar men Zilver heeft laaten in oplollen is veel fterker als het Salpeeter zuur zelf is, waar van daan men de beitende kragt aan den HELLEN-STEËN (ƒ.«pit infernalis), die uit die oplofllng beitaat, toefehrijft.  der Pharmacie in het geheet. *2r $• 9° De PLATINA DEL PINTO is een onlangs ontdekt Metaal (*)> het welk uit Rio de Pinto het aandeel van Spanjen van America in kleine korls naar Europa gebragt word, 20 dat men in ftaat is zee ven geheele Metaalen op te noemen. Om dat het veel naar het Goud gelijkt, en ook veele eigfn^aEK^?T^ van bezit, zo heeft men 't de naam van WH LrUUD gegeeven, doch onderfcheid het zich hier. in:. 1; Het heeft eene witte, blaauwachtige en zeer glmfterende Meraalifche kleur. • 2. Op zich zelf is men niet in ftaat hetzelve tri de grootfte graad van hitte te doen vloeien-. Door bij doen vaii andere Metaalifche Ligchaamen .fmelt het ligt. 3. Op zich zelf, laat het zich niet met Kwikzilver amilgameeren, of het moet vooraf met gekookt Zoutzuur gevreeven zijn. 4. Het is ftijf, en hangt minder aan elkander als het Goud. 5. Wat de zwaarte 'er van betreft, is men het nog niet,eens, fommigen zeggen dat het zwaarder, enandere dat het ligter als Goud zij: '6. Het laat zich zo als het Goud ($. 88. n. 6.) in geen enkeld zuur, maar in Koningswater oploflen. Met het vlugge loogzout pracipiteerd 'er geen Donderkalk, en met dVoplosfing des Tin*, geen Mineralifch purpur (§. 88. n. 7.) S- 9i- (*) Om zijne bijzondere eigenfchappen houdt men 't met lectft voor buitengemeen Metaal, fchoon de Heer Markgraf het 'ervoor houd, dat het eene afzondering van eene amalgamatie zij, waar door men Let Goud doorgaans mede itèt de Ersfen haalt.  ïaS Van ie Bereidingen ;i % 9*- Plet TIN (Stannum. Jupiter) 1. Het is van de Metaalen het ligde, het is maar zeevenmaal zwaarder als het Water. 2. fier knarft (*), als men het buigt. 3. Ket vloeit het ligtfte, want het fmelt eurder al» het gloeid. 4. In het Vuur verbrand het lot eene wit Terwijl volgens de befle ondervindingen het Ti» vaft altoos Arfenikum in zich onthoud, Het welk men daar mit, door de oploflïng in Zuuren ïn der daad verkrijgen kan, zo is het een fchuldigc pligt van een Apotheker, dat hij vooral geene geneesmiddelen, daar zuuren bij te pas komen in tinne of vertinde Vaafen bereide, en waar het moogelijk dezelve in het geheel niet gebruike; felfs niet tot bewaaren der Geneesmiddelen zich 'er van te bedienen, om dat he* zelf ook vaft altoos lood en andere nog fchadclijkcre MetaaJen in zich onthoud.  der Pharmacie in het geheel. ter (*) in roode waterachtige Tincluuren B. V. van . Co.icinieljen, Fernabok in droppeld, verhoogd het de kleur derzelven, en maaktze zeer levendig, Dee- * ze oplosfing vermengd met eene oplosfing des Gouds geeft het mineralifche purper (§. 38. m 7.) Men vind het nooit in.eene metalüche geftalte, maar altoos in de Selfftaudigheid des Kalks, met Arlèni* kum, Yzer, Magnefia of Zwavel vereenigt. Het LOOD (Plumbüm. Stanhum^ 1. Is na het Goud, Platina en Kwikzilver hel zwaarfte. Hit is elfmaal zwaarder als het water. a. Het is na het Goud het weekfte Meta.il, niet zeer taai, en bijna zonder klank. 3. Het fuelt als Tin bij een kleine graad warmte, alvorens het nog gloeit, en kan derhalven zeer gemakkelijk tot Kalk gebrand worden, die zich in het begin het eerft op de oppervlakte als een greis poedet afzondert, en naar maaten men als dan het Vuur verandert, Word hij daarna geel, rood, en op 't laaft,- als (*) Als nu de oploflïng des Tins dit verfchijnzel voortbrengd, zo word 'er noodzaaklijk vereifcht, dat men het Koningswater op de geheele hoeveelheid Tin. niet giete, maar men moet dan het Tin in eene kleine hoeveelheid bij, tien grein op zijn hoogft te gelijk in het Koningswater werpen, het Vaas daar men het in heeft, aanftonds toeftoppen, en niet eerder eene nieuwe portie 'er in werpen, als het vorige niet opgeloft is, men moet het opbruifen zo veel mogelijk zoeken te vermeiden. Men gaat zo lang voort met dit inwerpen des Tins, tot 'er niets me_er wil opIoiTen, en dat de oplosfing eene bruinachtige kleur verkreegen heeft, en iet* difc geworden is. I  130 Fan de Bereidingen. als men den Kalk zo heet maakt, als hij worden kan, word hijglasagtig; waarvan de LOODASCHE (C/nis fat urn f), liet LOODGËEL (Cm/r/a citrinaX de MENIE (Miniuni) en, het G0UDGL1D 0. tbargiriuin) (*) afkomltig zijn. 4. De Loodkalken fmelten zeer gemakkelijk tot een geel half doorfchijnend glas, het welk door den Tiggel' doorgaat als water, als het niet met eene glasagtige aarde vermengdt is. Men noemd het LOODGLAS \ Vitrum faturnf). 5. Het word bijna van alle de Zuuren, van alle de Loogzouten, van de wezenlijke zowel, als van de uitgeperde Oliën opgelolL Door den Azijn verkrijgt men het LOOD WIT (Ceruffa alba) (**),de LOUDREMEDIES van GOULAND, de LOOD ZUIKER (Sacbarum faturni)- Door de uitgeperfte Olie de L00DPLE1STER en met de vereeniging met den (*) Het Goudglid dat men gebruikt, word nooit volgens de vooigefchreevene wijze op zich zelf gereed gemaakt, maar bij gclecgenbcid van het zuiveren des Zilversdoor het Lood, waar door men het Zilver van alle de oneedele Metaalen toekt te zuiveren, blijft het in eene menigte te rug, om dat het die onedele Metaalen na zich neemd. Naar maaten de Metaalen zijn, is het meerder of minder wit of roodachtig. Het cerfte noemd men ZILVERGLID, en het andere GOUDGLID, het onderfcheid dat 'er tusfehen beiden is, is naauw dc moeite waard, dat men het aanmerkt (**) Het LOODWIT word doorgaans gemaakt, als dc gerolde Loodplaaten in de daar toe vereifchte potten , in welke Azijn is, aldus geplaaft worden; dat de Damp des Aziins rondom het lood aanflaan cn de oppervlakte 'er ter deegen van kan door vreeten. Word dit nu elke reis van de Loodplasten afgefchraapt, en als dan telkens op het nieuwe aan dc Azijn dampen bloot geftcldt;zo word het GEMEEN LOODWIT. Doch word de Loodplaat 'er zo lang in gehouden, tot zij door cn door verteerd is-; zo verkrijgt bet den naam vanSCHIPPER WIT (Cerusfa in kmellit).  der Pharmacie in het geheel lgr dëh Zwavel, het GEBRANDE LOOD (Phmbum vliufn). 6. Het geeft aan alle de oploffingen een zoeten en zamentrekkenden fniaak. 7. Uit de oplosfing in het Salpeeter zutir wotd het door 't zuur des Zouts als HOORN'LOOD (Satur» nus cornuus) geprecipiteerdt. * 8. Het vereenigt zichligtmet alle de Metaalen, behalven met het Yzer. Men vii d het Lood of op de wijze als Kalk, of gemineralifeerd met Zwavel, Zilver en Spiesglas. % 93- Het KOPER (Cuprum. Venüt. Jes.") i. Het is acht of neegen maal zwaarder als het Wa« ter. a. In den doorbreuk is het korllig en het is van eene middelmaatige taiheid, en zagtheid. 3. Het brand zeer ligt tot Kalk in het Vuur. 4. Het word van alle Zouten zo wel Zuur als Loogzouten opgeloft. Het Vitrioolzuur word 'er fchoon blaauw van, en fchiet ook in blaauwe Crijftallen aan, die men de BLAAUWE VITRIOOL (Vitriolum de Cijpro) noemd; het Zout der Planten geeft ons een groen Zout, het geen men KOPER GROEN (firide eris) noemd. 5. Het amalJameerd met het Kwikzilver niet ligt, als door bijzondere kunftgrecpen. 6. Als men 't in het vloeien met Zinck vermengd; zo word het geel, en uit het verfchillende bijvoegen van het een of ander, ontftaat het GEELE KOPER, TOMBAK, P1NSBEK, PRINSENMETAAL en dergelijken. ?. Het vereifcht om te fmelten eens fterke hitte, doch ■ « Ia in  I'S2 Van ie Bertiiingtn in minder graad als het Yzer. Het moet echter eerder gloeien als het fmelt, wanneer het de vlam eene groene verf mede deelt. Men vind het of vaft, of in de hoedanigheid als Kalk, of gemineralifeerd met Zwavel, Yzer, Arfenikum &c. $• 94- Het YZER(Fern/m. Mars.) i. Het is naar het Tin het ligfte, de Wijl het maar zeeven of achtmaal zwaarder als het Warer is. a. Het heeft eene aanzienlijke hardigheid , en klank,*en het laat zich taamelijk fmeeden. Het is het taaide naar het Goud. 3. Het word van den Zeilfteen, die een Yzer erts is, aan zich getrokken, en het kan zelf Zeilfteen worden. 4. Door herhaalen van 't gloeien en door het fmeeden word het fmeediger; doch word het echter door het gloeien, en daarna in het water gebluft harder en vafter. 5. Het Iaat zich in alle de Zuuren oploffen. Van het zuur des Salpeters word het 't meeft aangetaft. Door het zuur des Wijnfteens verkrijgt men de GETARTARIZEERDE YZER TINCTUUR -vTinc. tura martis tartarifata) en de YZER BALLETJES (Globuli martiales). 6. Door het tegens het Vuur beftaanbaare Loogzout word het uit zijne oplosfing groen nedergeftooten j doch als het Loogzout met veele brandbaare deelen vereendtis, zo is het nedergeftootene blaauw, en verfchaft ons op zulk eene wijze liet zo genaamde BER« LYNS BLAUW (Coerulcum Berolinenfe). 7. Alle de zelfstandigheden. Uit het Planten rijk the  der Pharmacie in het geheel. 133 die eene zaamenrrekkende kragt hebben, B. V. Galnooten, Granaatfchillen, maaken met ieder Yzer imctuur een zwarte Inkt uit. 8. Van alle de Metaalen heeft het het meefte overeenkoomen met den Zwavel, waaróm men het ook bij de meefte Metaalen om hun van den Zwavel te ontdoen bijvoegt. Volgens dit word ook de bereiding des Spiesglas Koning met Yzer 111 gereedheid gebragr. ï . . o. Het vereifcht het heevigfte Vuur om te vloeien, en het moet vooraf gloeien, als wanneer het vonken van zich geeft. 10, Als men het Yzer door het fmelten of zaamenlijming met eene groote meenigte brandbaare ftoifen vereenigt, en als men 't door de blusfing eene groote hardigheid heeft doen verkrijgen (n. 4.); noemd men het STAAL (Cbalijbs), die veel fmeediger, en buigzaameris, als het Yzer van te vooren vvas. Door het bijgevoegde brandbaare word ijzerachtige aarde, die zich in de tulfchen ruimtcns des ruwen Yzers onthoudt tot Metaal gemaakt, of in weezenlijk Yzer veranderdt (§. 86.) Men vind het Yzer als een Kalk die of los, of verfteend is, tot welk laatfte foort de BLOEDSTEEN (§. 82. n. 3.) (Lapis hxmatïtes) en dergelijken meer behooren: of gemineralifeerd door Zwavel, waar onder men de Zwavel Kei ($. 85. n. 5.), het ijzererts en Zeilfteen reekeud te beh joren; oi door liet Arfenikura, Vitrioolzuur en door het brandbaare weezen §• 95- Het KWIKZILVER (Mercurius. Argentum vb vum. Èijdrargijrum.) I 3 1. Het;  Ï34 Van de Bereidingen i. Het is Vloeibaar (*) en het laat zich door de geringde kragt verdeelen. ga (*) In den kouwden winter 1759 bragt men te Petersburg het Kwikzilver door eene vermenging des fnecuws met het rookende Salpeter zuur, waar men de met Kwikzilvyr aangevulde pijpen plaatftc zo ver, dat het zo vaft wierd, dat inen het fmeeden en bij draaden uithaalen kon. (**) Terwijl het Kwikzilver zich zo gemakkelijk met de Metaalen vereenigt; zo maaken hier dikwils eenige baatzugtige Koopluiden hun gebruik van, om hetzelve door bijdcen van Lood of Tin zwaarder te ma*en De kenmerken van het goede Kwikzilver zijn: dat het op papier ligt loopt, en geen vuil na laate, dat 'er geen huid over heen zij, dat het 't fchoone water, als men 't daar meede vrijft niet morfg maake, dat het niet knarfe, als men het in een ijzeren ice. pel over het Vuur houde, en dat het geene vuiligheid nalaate als het in Sterkwater opgeloft word. /Is het deeze proeven niet kan doorftaan, zo is men genoodzaakt hetzelve, alvoorens men hem gebruiken kan, in cenen Retort te gictti waar voor men eencn Ontfangcr met water gevuld legt, eri het met een fterk vuur overhapld, om dat de met bcm verlengde Metaalen dan, met de andere deelen, die 'er niet bijbehooren terug blijven. Van de ftof, van het Vet, en vuiligheid kan men het zelve zuiveren door het door een leer te p$rsfen, of door het Wafch het welk men als het gefrroltcn is onder elkander roerdt, cn als dan het Wafch wederom Iaat warm worden, wanneer het Kwikzilver gezuivert] needcrvalt. De zuivering; met gedeftileerde Azijn U eek de flegftc niet.'  der Pharmacie in het geheel. 13$ gamatio,} en deeze gebeurt in de volgende order : Goud, Zilver, Loo1,.Tin, Zinck, Bismu h Koper, Yzer, Spiesglas Koning. Met de drie laatftcn gefchied de vereeniging het zwaarfte. ... K Van het Zuur des Salpeters laat het zich oplosfeu Word het van dit in een fterk Vuur m een toegemaakt Vaas ontflaagen, zoo verkrijgt men den ROODFN KWlK-PRiECIPITAAT (Mercurius Praapitatusrufor.) Het word ook wel met Komngs water opgeloft. _ • •• . 6 Door de verbinding met het Zoutzuur verkrijgt men het zwaarfte Vergift, Namcnlijk de BEI f ENDE KWIKZILVER SUBLIMAAT (Menurtus Subtimatus corroftvus.) Voegt men hier het Kwikzilver bij tot Verzadigens toe zoo verkrijgt men. het . heilziamfte remedie namenlijk de VEkSUE i 1 lan KWIKZILVER SUBLIMAAT [Mercurius dulas.\ 7. Door het Vitrioolzuur word het door fterk kooken'opgeloft, en geeft op zulk eene wijze den MINERAL LSC HEN TURBiTH, (Turpethum minerale.) 8 Als men 't met den Zwavel het zij door vrij ven, of door fmelten Vereenigt, zo verkrijgt men een zwart Poeder, het welk men de MlNERALISCHE MOOR (Aethinps mineralis)noemd, en Sublimeerd den KUNSTiGEN VERMILJOEN (Cmabcns ■ faciuia) daar geeven. 9 Deeze Vereeniging met den Zwavel word geftoord als men 'er Yzer (§. 94- 0. 8.) of Kalk bijvoegt om dat het als dan 111 eene Metaalisiche hoedanigheid overgaat. • lo. Vrij ft men het Kwikzilver met eens zo veel arabifche Gom, en men Droppelt onder het Vrijven 'er langzaamer hand water bij, zo verdeelt het Kwikzilver Zich dusdanig, dat het fchijnt als waare hij opgeloft. Deeze niewe Wijze van gereedmaaken noemd men: hI 4 2«or  (%G Fan de Bereidingen quor mercurialis Plenckii. Men vind het Kwikzilver ot in een vloeiende Metaalifche hoedanigheid, die de Alchimiften MAAGDEN KWIKZILVER (Mercurtus Firgtneus) noemen, of met Zwavel minerali zeerdt als NATUURLYKE VERMILJOEN (Ctnnabans naïiva.) ■ '. • $-9, f3GHeE r«MLJTH' MARCASIT, of LOODASJ£jM£< l&smutum. JVismutum. Marcqfitjz officina- hah,; ™ff H "a % KwikziIver het Zwaarfte van de mive metaalen, Het is negenmaal zwaarder als het a- Het vloeit Ujgb, en het brand gaaüw tot Kalk. 3- «et vermengdt zich met alle de Metaalen, be- ^V2Tlhetfink> ' Kob3lt' enArfenikurn die . er wit en bros door worden. nntinrt" W°ld 'lnï SaJPet«z«ur ^ Konings water ppgeloft, en het valt uit beide de oplosfingcn als zij met Water verlengt worden, als een zeer firn wit PoeWlT^We5 men BISMUTHWIT of PAARL .^■l {Magtfiertum marcafinai) noemd. ter needer 5- Het laat zich met Kwikzilver gemakkelijk amalgameeren. . ^ Men vind het vaft, verkalkt, of gemineraliseerd met Zwavel of Yzer. • • $• 97- De ZINCK (Zincum) h Is van alle de halve metaalen de fmeedbaarfïe, en is Zeeven maal Zwaarder als.het Water. , ?. Hy fmelt voor hij noch gloeit, als wanneer hij  der Tharmacie in het geheel i%7 ' hümete-ne zwakke blaauwachtige groenekleur brandt; en in het opene Vuur gaat hij tot een Kalle over wanneer de witte ZLNCKBLOEMEN (Flous Zinci) daarvan zich aan den rand van d™ Kroes aanhegten. q Hij vermengdt zich met alle de Metaalen,. behalven met Bisrnutn, en het maakt dezelve Vlug met zich Deeze vereeniging gefchiedt het bcfwaarhjklte met Yzer en hetligfte met Goud en Koper, Het laatftekleur.dehij geel, waaruit verfcheide Vermengte metaalen ontftaan (§. 93- n. 6.] 4 Hij word van alle de Zuuren opgeloft, en het meelt van het Vitriool Zuur. 'Ai<^taetmmv^ dundt worden , zo veroorfaakt het den WJ1 1 EiN VITRIOOL (vitriolum album) 5 i. Het Kwikzilver laat zich ligter met Zinck, als met Koper amalgameeren en men is daarom irrftaat den Zinck van de Kopervermengingen afzonderen.. De Zinck word in de hoedanigheid als Ka.k, ot irdneralizeerdt gevonden. Tot het eerft behoord de KALMYSTËEN (Lapis Va(qminaris) waar uit men den Zinck door bij doen van iets Brandbaars in de geltalte als metaal kan deftilleeren, • •' §.98. Het SPIESGLAS (Antimonium, Stibium.) Terwijl dit in de Apotheken in de hoedanigheid van ertr (*) doorgaans gebruikt word; zo zal ik het ook in deeze omftandTgheid aanmerken, 1. Het. (*, Het zo genaamde RAUWE SPIESGLAS (Antimmhm trudum) in de Apotheken, is reets van zifr Bergaart, qn oyerigevreemdedeejengeiaivcrt, hetwelkmeteen pot, wmns ; IS  13' Van ie Bereidingen 1. Het is breukig, en het is uit langwerpige draaden te zaamen gefteldt. 2. Het blftaat uit een half metaal, het welk men SPIESGLAS KONING [Regulus antimonit] noemt, en uit Zwavel waarmede her gemineralizeerdt is. 3. Het is Vlug in het Vuur en Voert de andere metaalen, behalven het Goud en de Platina, met zich weg. 4. In een Zagt Vuur word het in een grijzen Kalk, die men SPIESGLAS KALK [Cfnis antimonit] noemd, veranderdt, die met fterk Vuur tot een rood bruin Glas (Vitrum antimonit) fmeh. 5. Plet word opgeloft .van de Zoutzuuren, en van het Konings water. Uit de oplosfing van het zuur des Zouts door de Sublimatie, ontftaat de SPIESGLAS BOOTER (Uutyrum antimonü), waar uit de Spiesglas Koning in de Geftalte van witte Kalk, die men het AL GAROTTISGHE POEDER [Mercurius vita] noemd, met water ter needer geltooten word. Zeer zeldzaam vind men het Spiesglas vaft op zich zelt, maar bijkans altoos met zwavel vereenigt. $■ 99. De ARSENIKUM (Arsenicum album)\s> eigenlijk • de gelübhmeerde Arfémk koning, of de metaalisiche Kalk 'er van, die door bij doen van tenig brandbaar Ligchaam , zo als -de overige metaahlche Kalke (§. 86.) . boom men met gaten doorboord heeft, die men vuld met Spiesglas erts, cn zo op.een ander pot zet, verrigt word. Als 'er, namenlijkom den bovenlten pot, word vuur aangelegen, zo druipt het zuivere Spiesglas in den onderften , en de overige vreemde deden Uiijven in den bovenflen te rug. f  der Pharmacie in'het geheel. < *o9 8<5 ) tot een wezenlijk half metaal kan verandert worden. Hij is bijkans maar twee honderd jaaren be- kGIïdtffi is zeer vlug in het Vuur (*) hij brand met eene kleine Vlam, en witten rook; en geeft eenen Herken Knoflooks reuk van zich af. I. Hij lolt op in het Water (-)enin alledeMoogliike vogtigheden. ** „ . . „ , i Naarmaaten hij nu veel of weinig Zwavel m zich onthoudt, is hij geel van Kleur of Oranje, len eerde als de tiende part 'er van Zwavel is, zo is het GEELË ARSEN1KUM (Arfenicum citnnum): als de Zwavel de Vijfde part uitmaakt; zo noemd men t ROODE ARSENiKUM (Arfenicum rübrurn^ het operment beftaat ook uit den Arfenikum en Zwavel ^'4? Hij vereeudt zich zeer ligt met alle de metaalen en halve metaalen. ' .' • .. 5 Hij maakt het Zuur los in den Salpeter, terwijl hii zich 'met het Loogzout 'er van vereendr. Verfcheide Chimiilen hebben uit die reeden ook op die wijze getracht het Salpeter zuur te verkrijgen. . 6. Hij verft het Koper wit, en behoordt onder de fterklte vergiften. • , r ■ Hij word in eene meeaahfche* hoe danigheid, ot in de Wiue als Kalk, ot met Yzer en Zwavel (n. 3.) Kobalt en andere metaalen •gemuieralizeerdt gevonden. De (*•) Hot geen de Ouden daarom vergift noemen, is door. Saans Operment- - , . mt> (**) Hier door onderfcheidt hij zich van de overige metaalifche Kalken, die alle tegens het vuur beltaanhaar zijn. f**„.\ Men kaI1 hem uit die rceden in driederlei opngten hcfchouwen, namenlijk als Metaal, als Zouten als een zw* 'leiachtig ügchaam, terwijl hij brand, cn verbrand.  ï4° Van de Bereidingen De Arfenikum die wij hebben word meert bij het roosteren der Kobalt aarde verkreegen. §. 100. De KOBALT (Cohaltum). 1. Heeft eene witachtige greize Staal Kleur, zij is in den doorbreuk Fijn vaaKorls en bijkans aardachtig. 2. Hij word van alle de Mineralifchëzuuren opgelolt, en geeft deeze oplosfmgen een roode kleur mede 3. Door eene zekere bewerking geeft hij eenen groe^ nea fijmpatetifchen Inkt. 4. Hij Imèli in eene middelmatige hitte , en hij Verft het.Glas blaauw. 5. Hij ha- zich óp geene wijze, noch door Kwikzilver, (§. 95. n. 4.) noch doorBismuth, (§. 96. n. 3.) vereenigen. §. 101. De NIKKEL (Nicolum)is een geheel nieuw ontdekt half metaal. 1. Mij is roodachtig Wit, Valt, en-Glimmend in den doorbreuk. 2. Hij luat zich in alle de-Mineraalifchezuuren oplofsen > en Verft ze donker groen. §. 102. Dit zij dan een korte bevatting der Mineraalen, die ik oordeel voldoen te kunnen voor een beginner der Pharmacie, lchoon dat ik eenige doffen B. V. van de Verfteening, daarin ben voorbijgegaan; zo heb ik echter 'er voor gehouden, om dat deeze zo een klonen invloedt op onze werken hebben , dat zij zonder merklijk verlies konnen ontbeerde "worden. VAN  ier Pharmacie in het geheel. *4* VAN DE MECHANISCHE BEARBEID1NGEN. $• 103. Deeze bearbeidingen (§. 47-) ^ZntS fte, en worden enkel door behulp der I^rumenten a ai Verrigt: her oogmerk dat men er bij hetit is of de VERDEELING der Ligchaamen, of de AFZONDERING der eene, van de andere. Ot ue MENGING van verfcheidene Ligchaamen onder elkander. Men verdeeld de vafte Ligchaamen (§. 103.), of men maakt ze kleinder, als men ze tot Poeder itampt, kneull, in Stukken fnijdt, vijlde, raspt enz. het oogmerk dat men bij een dergelijken verdeeling heelt, is, om de zelfftandighedens der geneesmiddelen voor de narenten inteneemen, en Voornamelijk om denzelven eene grootere oppervlakte en dus ook meer aanroerende iteeden te verfchaffen, waarde geneesmiddelen zo wel als ook de Sappen des menfehhj ken1 Ligchaams zo veel te beeter op werken kunnen. Met de befchrijving deezer arbeiden, zalmen zich, om dat zij gedeeltelijk bekend zijn, gedeeltelijk om dat zij gemaklij ker door net aanzien, als wel door eene uitgebreide befchrijving kunnen geleerd worden, zo veei te minder ophouden, en maar enkel hier en daar eenige Pra&ifche aanmerkingen bijvoegen. $• i°5- De POEDERSTAMPING (Pulverifatio) ge- fdre daar op volgt Pul vit  der Pharmacie in het geheel. J43 s. Van Werking ende Dingen, moet men nooit ee. ren voonat voor langen tijd (lampen laaten. Urn dat men het bij ondervinding heeft, dat de meeften door den tijd B. V. Robarber, Roodeloopwortel enz. hunne kragten verliezen: voornaamelijk dient het macht genoomen te worden met droogerijen die eenen fterken reuk bij zich hebben. 3. Men vermijde zo veel als moogelijk is, Metaalen of Koperen Vijzels of Zeeven, gelijk reeds. §. 105. gemeldtis, te gebruiken: voornamenlijk moet men ook nooit eenen Metaalen Mortier tot het fijn vtijven öer Zouten gebruiken. De fteene Mortieren moeten van harde en vafte Steen zijn. De bereidingtn der Mercurialien worden in Glazen Mortieren verrigt. 4. Als het Ligchaam niet droog genoeg is, om hetzelve te ftampen, zo moet men 't vooraf heel zagt laaten droogen. 5. Zelfftandigheden die onder het ftampen te veel ftuiven, om dat zij te droog zijn, kan men met een weinig Water befprengen, of men doet 'er eenige zoette amandelen in. Dikwils is echter een enkelde dekzel met een gat in het midden waar de ftamper door gaat toereikende genoeg. . 6. De Harfcn en Gommen moeten in den Winter als het fterk vrieft, om dat zij ligt a in eikander kleeven gedampt worden. De Kampfer, en eenige weeke Harten laaten zich beeter fijn mnaken door 't bij doen van eenige droppels Amandelolie of Wijngeeft. Heele taaie Stoffen , B. V. Koloquinten , Lorkenzwam enz. worden voor af met witte Stijfzel tot een . deeg gedampt, en dan gedroogt. 7. Glas- vis, dan Species, en het groffte Poeder noeind men Tragea., B. V. het rcokpoedex.  '44 Pan de Bereidingen 7. Glasaguge Ligchaamen B. V. Bergkrijftal laat men vooraf gloeien in het Vuur, en dan in kout Wa. ter weder blusfen, waar door zij tot vrijven en dampen brofser gemaakt worden. ,t 8. Men moet alle de Poeders zo veel als moogehjk is voor de lucht, vogtigheid, warmte enz. bewaren, om dat de vlugge deelen niet Vervliegen, en de O'ieachtigen niet ranjts worden. 1107. De UITMERGELING (Covquasfatio) heeft fnaar enkel plaats bij weeke Ligchaamen B. V bij Verfche Kruiden, Wortelen, Zaaden enz. die men bij voorbeeld in Steenen of Marmoren Mortieren tot een week Deeg dampt, en als dan het Sap of Olie er uit perfl. $. 108. Het KLEIN SNYDEN (Conci/lo) doet men al* men deelen uit het Planten rik wil klein hebben, men doet het met Kromme Mesfen, of met behulp van een Snijplank (Jnciforium), waarop een regtMes vaft gefchroefj is. Op deeze wijze worden de fpecies voor de decoctams, en omflaagen gereed gemaakt. §. 109- Het VYLEN(Zfljfcw«) en RASPEN (Rafw) word aan die Ligchaamen gedaan, die taai, en elaftik zijn waarom zij ook door het Stampen'en Vrijven met klem kunnen gemaakt worden: als daar zijn Hoornsj Klaauwen, harde Houten, Metaalen enzi Zij bekoomen dan den Naam Limatura of Rajura. Nu  der Pharmacie in het geheet i^f Nu koomen deeze veel al gerafpt, uitgenoomen het Yzer, dit diende men wel zelve m da Apotheken te Vijlen om dat men niet voorzigtig g&> noeg daarmede zijn kan, als men 't van de Smits koopt» §. iiö. Hier bij kan men ook voegen de Bearbeidingen der Metaalen, om dezelve bekwaam te maaken tot het gebruik voor de geneesmiddelen, of dat Zij zich beeter laaten oplofsen. Het welk daarin beftaat, dat men het Vloeiende Metaal 'of in eene houten Doos waar het dekzel zeer naauwkeurig op fluit, en die van binnen dik met Kreit overal bedreeken is [het welk men daar na van hei fijn gemaakte Metaal met Water goed afwasfchen moet]; of men moet het in een Kom met koud Water gieten, en het zo lang daar in beweegen, tot het koud geworden is, het welk menGRANULEEREN [granulatio] noemd: of men flaat het tot dunne blikjes, om het daarna zo veel te beeter met een Schaar te kunnen klein knippen, en dit noemt men LAMINEEREN \Laminatio\ % ui. Het tweede tegens overgeftelde der Mechanifche Bereidingen, is de AFZONDERING of SCHEI•DING van eenige deelen des Ligchaams [§. 103.] deeze worden of door het uitperfen, doorgieten, afgieten of door .het affchuhnen verrigt. % na. Het UITPERSSEN [Expres/in] gefchiedt, als men de LigchaamaR mits dat zij vooraf zijn gezuiK verdt  Ï4^ Fan Ie Bereidingen verdt van alle de buiténfte onreinigheden, geltampt ofgekneuft en in een linnen Sak gedaan, tusfchen een . Pers , die met Schroeven toegefchroeft word: van hunne vloeibaare deelen ontdoedt. Dit doet men ora de Sappen der Planten en zoete Oliën te verkrijgen, en om uittrekzels en afkookzels uitteperfen. De Planten zijn dikwils te fieimig, of zij hebben te weinig Sap, dat men ze niet goed kan uitpersfen, als wanneer men genoodzaakt is, als men ze ftampt 'er wat Water bij te'gieten. Als men uit Zaaden en dergelijken, Olie perft, zo is het wel gebiuiklijk dat men de Plaaten van de Pers vooraf warm mèakt, om dat men als dan eene grootere meenigre Olie verkrijgt; doch moet men echter wel acht geven,, dat men dezelva niet al te warm of heet laat worden, om dat de Olie anders ligt Scherp, Rantzig en donker van Kleur word. Bij het pèrsfen zelf is aantemerken, dat men in het begin langzaam en zagt, op 't laadt echter duffer de pers aan zette, om dat anders de Sak waar de zelfftandigheden zich in bevinden die uitgeperft zouden worden, aanftonds in het begin fcheurdt, en de. arbeid op zulk eene wijze met Schade en verlies van tijd moet herhaaldt worden. Het DOORZYGEN (Colatis. Filirativ.) Het oogmerk'er van is, de vreemde, vermengde deelen' van een vogt af te zonderen, of eenige felfftandigheden van haare onnutte vogten te omdoen. Dit ge• fchiedtdoor de DOOR-ZYG-TUIGEN (Fihra. Cola) die ingerigt zijn naar maaten de' vogten zijn, die men 'er doorgiet, en die men Uit verfcbülendeftoffen, in verfchillende geftalren gereed gemaakt vind. Het onderfcheid van deeze bewerking, en der voorafge- gaa-  dtr Pharmacie in het geheel. '\ I47 gaane (§. 112.) befhat daarin, dat men hier geene kragt behoeft te gebruiken, om dat het ligchaam naar maaten zijner zwaarte, en te zaamenhang van zelf doof het door-zijg-tuig loopt. §• 1*4- Men heeft daarbij in acht te neenien; u De Door-zijg-tuigeh moeten zo ingerigt zijn, dat zij nooit door de vogtigheden t die 'er doorloopen zullen, kunnen aangetaft of aau ftukken gevreeteri worden. Hierbei'uft het verfchillendedoorgieten op, dewijl men ijder vogt door een met hetzelve overeen* ftemmende tuig ftoff doorloopen laat. 2. Da openingen in dit tuig moeten kleinder zijn, als de deelen der lichaamen die te rug blijven zullen. 3. De groote des door: zijg*tuigs moet ingerigt zijn, na de menigte der vloeibaarheden. • 4. De vogtigheden die taai zijn als de fappen, en JZoutoplosfingen, kan men beeter doorzijgen, als men dezelve warm doorgiet, om dat zij anders zeer bezwaarlijk , en dikwils 'in het geheel niet doorloopen. 5. Het gebeurd fehier altoos dat het vogt in het be« gin troebel is, dat'er doorloopt; daarom is men ook genoodzaakt het vogt telkens, zo lang tot het helder loopt, wederom op het door zijg tuig te gieten. Hier door fvvellen gedeeltelijk de draden dat de openingen nauwer worden, en gedeeltelijk trekken zij digt door het zakzel dat op den grond zinkt van het Tuig, eja dus verdopt het zelve. % 115. Om dat de Vogten, die men doorzijgt verfchillen* is, zijn, 20 moeten ook de doffen ,waar men dezelve K s d oor-  143 • Van is BcreiMngtn. doorzijgen laat, van verfchillen.de foorten zijn (f.'115; p. 1.) Deeze zijn. 1. Druk, en Vloeipapier. Het eerde word voor dingen gebruikt, die eene lieflijke kleur hebben, en van waardij zijn, B. V. Karmijn, Spiesglas, Zwavel. Het laatfte gebruikt men het meefte zo wel voor geestige als wateragtige Vogten die niet fcherp en flijmig zijn. Als de vermenging die doorgezijgt word, zwaar of iets fcherp is, of dat het overblijfzel zomtijds op den Papieren Tregter met water daar na noch verzoet moet worden, zo neemd men om zeeker te gaan, en om dat een enkel papier ligt fcheuren kan, htt zelve dubbeld. 2. Linnen, dat men verfchillenddigt hebben moet, gebruikt men tot het doorgieten der Zout oplcsfingen, als men vooraf nog een.of twee vellen vloeipapier 'er over -heen geleegen heeft. 3. Baaije lappen gebruikt men tot het doorgieten der Stroopen. 4. De Hennip over een uitgefpannen net egaal gelijk uhgefpreidt, gebruikt men om het Wafch, Hars, Terpentijn &. door te gieten. 5. Geftamt Glas het welk men, na alvorens het fijnfte 'er afgezonderdt te hebben, in een glafenen Tregter giet, om de mineraalifche Zuuren, die anders het Papier, de Linne en Wolle lappen vervreeten, door te laaten loopen. In plaats van het Glas, plegdt men ook wel wit fijn Zand te neemen, doc-h om dat hetzelve bijkans altoos ijzer deelen bij zich heeft, zo zoude het zuur dit metaal daar uit oploflen, en het souae dus onzuiver worden. §• 116. Wat de Figuuren van de door zijg-tuigen betreft; de gevvoonlijkfte zijn deeze: l. Het  der Pharmacie in Ut geheel. 149 1. Het Formaat van een Tregter. In de kleine neemd men enkel vloeipapier, het welk men in het zelve formaat in elkander roldt en aan de zijde 'er van een pen in fteekt, om dat het papier niet overal digt aan het glas legge, en dus de vogten 'er beeter bij de zijde langs kunnen afvloeien. Of men maakt een tregrr van pennen of Hokjes, waar men het papier inlegt. Men noemd deezen, een F1LTREERKORF (.FittrumX Word deeze tregter van linnen of wol heel grootgemaakt, zo verkrijgt hij den naam van HYPOCRAS-SAK (manica Hijpocratis). Men gebruikt ook als boven (§. 115. ?. 5-) gemeldt, de glafene tregters tot het doorzijgen. 2. Vierkant. Als men een wollen of linnen doek aan de vier kanten van een houten raam, dat men doorgaans TENAKEL (Sulientaculum) noemd, vaft haakt Een dito foort van raam gebruikt men ook, met een net'er over geipannen, tot het doorgieten des Wafehs &.'(§• il$.a. 4-) daar men den hennip over uit fprddt. §. 117. Het AFGIETEN (Decantatio') word# gedaan, als*men het Vaas. fcheef houd, dat men het klaare voo-t van bet fakzel op den grond langzaam laat afloopen. 'Hier bij kan men insgelijks de fcheidingen der 0lien van het water, voegen. Het welk men aldus ver. rigt: 1. Door middel van een glafen SCHEIDE GLAS (Vitrum Hijpodepticutri) dat men van boven toeftopt, en dat van onderen langzamerhand met eene lange en naauwere bijlopende punt eindigt. Als men deezen tre*ter vooraf rnet water vogtig gemaakt heeft, zt» giet men, mits mende opening van onderen met den K 3 vin-  ïo© Van de Bereidingen vinger toehoud, van boven het water met den olie 'er in, en vertoeft zo lang, tot dat zich het water door zijne zwaarte van de olie afgezonderdt heeft, als dit gefchiedt is, zo neemd men de vinger van de Pijp des tregtersweg, om dat het water, dat onderden ligten olie ftaat, in een daar onder geplaatft Vaas loopcn Jcan, en als het afgeloopen is, zo drukt mén de opening met den vinger weder toe, op dat de ligte oHe, die men daarna in een ander Vaas kan gieten, te rug blijve. 2. Door middel van een loffen katoendraad, waar van men het eene einde in den op het water drijvenden olie hangt, en het andere in een klein vlesje, dat men aan den rand van de groote vies vaft bind. Het glas daar|de olie met het water in is plaatst men fcheef, en men druipt telkens voor en na zo veel water'er in,dat de olie metden rand gelijk ftaat; zo trekt de oüe langzamerhand in den draad, en druipt in het daar toe gefchikte vlesje af, 3. Door middel van een klein glafe fpujtje, waar* mede men den olie van het water afzuigt, en in het 4aar töe befternde vlesje Spuit. §. 118. Het AFSCHUIMEN (Despumatid) word gedaan meteen platten leepel met gaaten doorboord, waar mede de fchuim, die de onzuivere en vreemde deelen bij zich heeft, en van het vogt op de oppervlakte uitgeworpen word, kan weggenoomen worden. Als het onzuivere zich niet van zelf in den fchuim zoude afzonderen willen; zo verkrijgt men zulks door behulp van het wit van het eij het welk, als het vooraf met water tot fchuim is geklopt, onder het kooken ■ ï$x onder geroerdt word. Het eijwitftolt te zamenerv hang?  der Pharmacie in het geheel. hanfft zich aan cïe vreemde deden, die daarna bij grootere'deelen vaft bij elkander 'zwemmen, en op deze wiiz» geheel zuiver kunnen weggenomen worden. Deeze laadt- bereiding met het wit van 't eij, verkrijgt dea bijzonderen naam KLAARMAAKEN (Clarijicaito). " .'. \ s' ' --f i De laatde foort van de Mcchanifche bewerkingen is de MENGING veeier geneesmiddelen (§. 103.), die zeer enkelvoudig in het werk gefleldt word, en uit die oorzaaken zich van de Chimifche onderfcheidt. Deeze wijze van menging gefchiedt of door ftampen, vrijven, uitmergelen, fijn roeren, omfchudden &. VAN DE CHIMISCHE BEREIDINGEN. §• 120. ^ _ _ _ Deeze zijn die Bereidingen, diebehalven de Inftrumenten (§.ai.) ook nog de hulp van antere medewerkende middelen vereifchen (§. 47,) Als de arbeider deeze niet alleen wel weet te maaken, maar ook eene goede verklaring 'er van weet te geeven, zo verdiendt hij dan eerft don naam van een Apotheker. $. 131. Deeze Chimifche bewerkingen doelen of daar op, dat men ligchaamen van elkander fcheidt, en hunner beftaanbaare deelen doet wijken, of dat men ligchaamen zelf, of deele van verlcheidenen ligchaamen te zaam^n voegt of dat men de deelen van een hgchaam omgewisfeld in het andere verplaarze. Het eerfte word de SCHEIDING, NEDERPLOFF1NG, of VE& K 4 cSiO,  to» Van ie Bereidingen. STORING (Diacrijis), het volgende de TE ZAK. MENVOEGING (Sijncrifis), èn het laatfte VER. RUILING (Meibathefis) der Ligchaamen genoemd, Schoon dat deeze hoofdarbeiden tot eene vcrdeeling van deeze bewerking zeer gevoeglijk te zijn ijmand toefchjinen; zo kan men ze doch voor geene algemene regel houden, om dat zomwijl noch eenige bewer■ king zoude bij deeze drie verdeelingen met even veel recht kunnep geplaatft worden, en deeze bezwaarhisfenzijnbij alle de overige wijzen van verdeeling, waar* om ik dan bij de afhandeling der bewerkingen, wel geene kundige en nauwkeurige, niet te min zo veel mooglijk eene natuurlijke verdeeling naakoomen zak ik zal derhalven met eene allergerneenfte en enkelvou» digfte, namenlijk mer de oplosfing het begin maaken, De OPLOSSING (folutiojs die Verrigting waardoor ligchaamen van verfcheidene Natuur met elkander, op h^t aldernaauwkeurigfle vereendt worden,- zoo dat de kleinfte deelen van deeze vereende ligchaamen den ovrigen Geheel en al gelijken. % 123, . Van de Oplosfingen zijn in het geheel de volgende Jeerdukke als geldig aantemerken; 1. Bij ijder oplosfing moeten ten minden twee Lig* cbaamen zijn, waar van het pene oploft, en het andere opgeloft word. Het eerfte noemd men het OPLOSSINGSMIDDEL (Menstruum. Solvens^ Dit is al-, toos eene Vloeibaare Stoff, die in het Ligchaam dat oplosfen zal, naar binnen dringdt, hetzelve Verdeeldr, jsn zijne tusfchen ruimten? opneemt. Men zoude  der Pharmacie in liet geheel. xo3 W°f'De Li^haamen moeten van' verfchillendeti%. l»e imi anders-eene enkekle V alf men de Vermen:i,n3van twee ottgeoerfte _ Oliën geene oplosfing noemen kan. . A • ° fbeide de Ligchaamen moeten of ten nnnften . vloeibaar gemaakt. Zo het èerte * ,» |g meemoe des Ligchaams dat optelosfen is op , het we k men meer'erbij werpt, blijft onopgeloft leggen, ïfe B V het Water loft matr eene bettemde qwamiSt Zout op (*) het oploslings middel dat zo veel als het heeft kunnen oplosfen, noemd S°l De Afcepigte van oploslings middelen is ten op- (*) Als menineencbcpaakk-MeenigtcW.tcr zoveel van ^ AS' on, Sfi Inrireen en°e ons S^lizer Zout, twee dragmen &£r en drie ons Suiker op Dit kan men ligt begrijS uit' de verfcheide Figuuren van de tusfehen ruitens Tfffact oploiüngs middel, en van de Zouten. i»- 5  t54- Van de Bereidingen zigten in een ieder ligc'haam, dat opgeloft zal worden verfeheiden. Men gebruikt tot de eene oplosfina meer tot de andere minder. t 6 Is een van twee der Ligchaamen, het zij het op . losfingsmiadel of 'dat opgelofl zal worden doorfchijnend en helder, zo moet de oplosfing ook klaar en doorfchijnend zijn. De oplosfing van Zeep en extracten in het Water is daarom niet Volkoomen Een • ondoorfchijnend Glas toond aan, dat het Zand of Kei .wat 'ertoe genoomen is, niet naauwkeuriggenoeg van het bijgemengde Zout opgelofl is. §• 124. Zo Verfchillende als de Ligchaamen zijn die opgeJofl zullen worden, zo verfchillende'moeten ook de oplossingsmiddelen (§. 123. n..i^ verkoozen worden (> De Oplosiingsmiddeien die het'meelle bekend zijn, zijn het WATER, de OLIE, de BRANDBAARE GEESTEN, dc ZOUTENzo wel Zuure, Loog, ais middel Zouten, en de METAALEN Dewijl ik van de meede van deeze oplosfings middelen, daarna eene beetere gelegendheid heb om breedvoeriger over dezeiven te handelen, zo zal ik mij enkel bij het WATERbepaalen. Dit verdient van dezeiven de Voornaamde plaats om dat het niet alleen voor zich veele Zelfllandigheden óploll, maar het maakt fchier van alle overige oplosiingsmiddeien een beftaanbaar deel uit. (*) De AIchimifi.cn droomen wel van een cplosfin^imijdel dat alle de ligchaamen zonder onderfcheid in SU at is op te Ioflen, het welk zij ALCAHEST (Menftruumumverfal^) noemen; doch zullen zij dit echter nooit door al haare kunft verkrijgen, ik veronderftel eens zij verkrijgen het, in wat zoort van Vaafen zoudenizij het dan opgaaren daar het alle* «anftonds oploit.'  der Pharmacie in het geheel. lo$ uit. Door Chimifche onderzoekingen ^ektmen, da het Water nooit heel zuiver, maar met veeleZou tige en Aardachtige deelen doorgaans dar.meer cimrnm der belaft is. Niet te mm moet het tot de lhrma Gomachtige Stoffen, en ook eene gMjgg^ Kalkaarde'op, het welk men gedeckehjk^ to&m, ding des Kalkwaters, gedeeltelijk ook, om ^ °1C* öèzelve ook in het zuiverde Water ais een beftaanbaar deel ontkkt,. genoegzaam bemerken kan. §• Dnar word of een Ligchaam in zijn gebeele teeaameahan?;bf maar een of meerdere deelen uit opgeloft; het 2e word eigenlijk de OPLOSSING genoemd: in het laaide de UITTREKKING {L^atho). §. is.6. Om eene Oplosfing, die het geheele Ligchaam in zich opo-elod, bevatten zal (§. l.tid* in gfótML z Werkte Stellen; zo moet men Voornamenhjk bij MetaS Zelfftandjghedeh op de volgende Omlhndig- ^iffi dat opgeloft zal worden, moet 70 klein gemaakt worden als mooglijk is want daar Soor bekomt het eene grootere Vlakte, en net oplosfingsmiddel krijgt meer beroerende Steeden wa ^ opmerken kan. Men verkrijgt dit, bij de Metaalen door het Lamelleeren, Granuleeren en Vijlen L de ovrige door het klein Snelden, Stampen, en Vnjven.  *S6 Van de Bereidingen % Her op'osfmgmiddel, dat rtien gebruiken zil, moet zuiver zijn (*) en geene deelen van vreemde Soorten in zich onthouden. B. V. hat Zuur des Sa'peters moet tot de oplosfing nedergeflagen zijn, en geen Zoutzuur als het gemeene fterk Water in zich onthouden, want als men andere Soorten gelijk tot oplosgng des Zil-: vers gebruiken zoude, zo zoude hetzelve aanftonds als Hoornzilver (% 89. n. 5.) nedervallen. 3. De oplosfing moet in de warmte geplaatst worden, het welk in de Zonnen hitte, bij een oven en Zandbad gefchieden kan. 4. Men Verrigt deoplosfingen, Vooroamenlijk die met Zuuren gefchieden het beft in Glazen. Van deeze word Vereifcht dat zij groot genoeg zijn, om dat 'er nog een toereikende leedige ruimte tot uitbreiding der vrijen Lucht overblijve; dat zij zeerfterk en rond zijn, om dat zij dan niet Ügt in ftukken fpringen, en dat men ze toe floppen kan. 5. Het Vaas moet onder de oplosfing, na dat het de Omftandigheden vereifchen, dikwiisgefchudi worden. §■ I27- De oplosfing der Metaalen is een bijzonder Soort, als ook de halve Metaalen in Kwikzilver, het welk " men de VERMENGING MET KWIK (Jwa/gamatio) en de vermenging die 'er uit onftaat AMALGAMA noemd (§. 95. n. 4.). Men heeft bemerkt dat deeze oplosfing met het Goud het ligile, daarna met Zilver, Lood, Tin, Zinck, Bismuth, taamelijk (*) Zeer fcherp cn vaft moet echter het oplosfïngsmiddel r.iet altoos zijn, om dat het als dan dikwils het oplosfende ligchaam zo veel te minder aantaft. Dit is voorname!ijk 'van de drie mineralifche Zuuren op te merken.  ier Pharmacie in het geheel *-57 £?£ VtoS het vooraf fmeke, en dan het kwikzilver onder het vloeiende Metaal menge. J. 128. aan den Trap of graad te onderfeheiden. t> INFUSIE (/«MO geeft te k^nen'infn Zin a s tet in d Phariieopeën en in de Voorfchriften der Dof oren verdaan word Q, doorgaans die berei• d ng, ab 'er bij een enkelde ot tezamengeftelde Ze.lf- ÏSWSSX Ten Sa " dan i emrakt als dunne blaadjes afipnngdt. ^  »5« Van de Bereidingen* flandigheden, een heet oplosfènsmiddel B. V. Water gegooten word. Men laat het dan als men de opening des Vaas vooraf met een Blaas heeft toe gebonden, doorgaans noch een poosje daan trekken, als wanneer men het door drukt of perfl. Het geen men daar door verkrijgt noemd men de INFUSIE (Infufum). Hij heeft zo licht geen plaats, als bij vegetabilifche Stoffen , en voornamenlijk bij de Specerijachtige en Riekende deele der Planten, waar de geheele Kragt bijna in den reuk feeftaat, en altoos zo vlug is, dat hij door de warmte van het opkooken zoude verlooren gaan. Men gebruikt dezelve óok anders als men ligt • ontbindende en oplosfende deelen heeft, dewijl men • door deze wijze van trekken dezelve van de overige die bezwaarlijker optelosfen en te ontbinden zijn afzonderen kan. Als 'er lnfufis van Wijn voorgefchreven worden. Zo is het bede dezelve vooraf met heet "Water te laren broeden, en alsdan den Wijn om uitteuekken eerft 'er bij optegieten. • % 13°. De DIGESTIE (Digefiió) beflaat daarin dat men twee of meerdere vloeibaare, of vloeibaare en vafte Zelfdandighedtn vermengt een tijdlang, in eene zzgte warmte flil needer zette. Het oogmerk 'er van is^ Ligchaamen of geheel en al of maar eenige deelen 'er •van te laten uittrekken. De voortbrengzels die men 'eruit verkrijgt, verkrijgen den Naam van ESSENTIEN, TllNCTUUREN en ELIXIRS &c. Men bediend zich zo als de Voorfchriften het vereifchen tot deeze, of van de zonnen hette (*), of van de warmte van (*) Van de Ouden wierd dtcze wijze Tan digeftie Digtjliv Jnlaris of inftltxio genoemd.  ier Pharmacie in hst geheel lS9 van een Oven, Zandbad, koekend Water of van de damp deszelven. Men hoeft bij de Digeftie voornamenlijk tenopzigte* er T& enWentien $%£SSL i Van de Glazen, waar men de ^""^§"^1 on het digereerenin doet, ^^^S& ven §. 31 die groot genoeg zijn, zo dat nog drie oer de panen 'er van leeg blijven. . o Deeze Kolven moeten met Blaazen aie <«« meteen ïeld dooiftooken worden, vaft overtrokken % Zij moeten niet dieper in het Zand ftaan als zo veïezi gevuldtzijn, en op zm> minidrie Vinger •breed van den Boom der Cappelte aft ^ De Warmte moet minder zijn. als die, w bo^eo de digereerendc Vocddghedcns «ere.flht word. . S- *32- De MACERATIE ^«^K^^J^ der Ligchaamen minder, weeKer, ec ^, Ten ^"fde Zelfftandigheden anders zeer ligt tot eene geding zoudtn overgaan. S- 133- ; Het KOOKEN (Cociio. Deco«onderfcheidzich  z6° • Van de Bereidingen enkel door de fterkere Trap van Warmte die hier tof het opborllen overgaat, van de Digeftie (§.' 130.) ' Deeze wijze van oplosfing gefchiedt doorgaans met Water,-zeldzaam met bier, of andere foórtgelijken. Het vogt dat men verkrijgt, als het gekookt en doorgegooren is, noemd men AFKOOKZEL (Deco&um). Men kan het Kooken anders niet Verrigten als met deeze Ligchaamen. 1. Die eenige deelen bij zich onthouden, die zich i« het Water laaten oplosfen (§. 124.) q. Die geen reuk en geene vlugge deelen bïj zich hebben , om dat die anders bij het Kooken des Waters Verboren gaan. Dikwils is het echter een Doctor om deeze deelen niet te doen, en dit maakt dan eene 'uitzondering. 3. Die vaneen vaft en digt weefsel zijn, en daar de Trap van Kookeu noodig is, om deeze of die daar tusfehen in Vaftgehegte Zelfftandigheden optelosièn. het UITLOGGEN (Elixivaüo) en het VERZOETEN (Edulcoi atid) heeft plaats bij de Zouten, als men'er Ligchaamen van bevreid, door dezelve daaruit optelosfen. Ten eerften als het iemand om de Zoute zelf: te doen is, die in de Ligchaamen zich onthouden, als loogzout in de Afcbe; ten laatften als men eigenlijk de Zoute niet acht, maar enkel het Ligchaarh wil weeten 'er van te bevreien C). Men verkrijgt het alle beide , door het dikwils herhaalde opgieten van verfch Water, en door het Kooken daarmede. Het Kooken is ten opzigten van het verzoeten dikwils overvloedig en het is toereikende genoeg, als men 'er dik- (*) Men maakt anders ook nog een onderfcheid tuflehen Edukoratio en Elutriatie en bepnaldt het eerlte enkel hij de loog, en middel Zouten. En het laatfte wil men bepaalea ^t het uitleogeii der Zuuren.  der Pharmacie in het geheel. t6t dikwils heet Water op giet, en met eenftok omroerd, en daarmede zo lang Continueerd, tot de Zoutige fmaak in het geheel vergaan is< Ëenige meer of mindere Vafte Ligchaameri hebben de eigenfchappen, dat zich die deelen 'er van, welke van het Vuur1 doordrongen worden, zo uitzetten, dat dezelve zig Weinig nfeef beroeren. Dit noemd men zij worden VLOEIBAAR (§. 14.) het welk men het SMELTEN (Fufió), of het VLOEIEN (Liquatid) noemd. Het eene heeft plaats bij Metaalen, het andere bij de Vettigheden, en al het geene op een zagt Vuur vloeibaar Word. Om Ligchaamen die anders bezwaarlijk fmelten ligter te doen vloeien, zo voegt men hUn eenige Zelfftandigheden toe, die hét vloeien bevorderen, als: zout, olieachtige Aarden &j &. hetvloeibaar worden in het geheel is een middeh 1. Om deelen van vafte ligchaamen te fcheideii, het welk door hetGranuleeren (j. ito.) gefchiedt. a. Om de vafte ligchaamen als oploslings middelen te kunnen gebruikem (§. 123. ni 3.) 3. Om de deelen van vreemde foorten, van verfcheide ligdhaairien te fchijden alsB.V.deu Zwavel van den Spiesglas koning. Bij de Metaalen noemd men als dan het afgezonderde zwaare deel, dat naar den grond zakt, de KONING (Regulüs): het ligte dat boven op drijft, de SLAKKEN (Scoriaj* 4. Om vafte, of vafte eri vloeibaare felfftandigheden te vereenigen, als bij den Koning der Metaalen en bij de Pleifters* s- 135. Men vind ligchaamen, voornanlerilijk eenige ZouL. ten,  Van de Bereidingen ten, die, als men ze aan de vrije lucht bloot zet, de vogtigheeden derzelven aan zich trekken, en vloeibaar worden, het welk men het VAN ZELF VLOEIEN (folutio cerea f per deliquium) noemd (§. i o.) Men heek van zulk foort in de Apotheken ook de zo genaamde Wijnfteen olie ( Oleum tartari per deliquium) en de vloeibaar gevvordene geblaaderde Wijnfteen aarde (Limor terra foliata tartari). Deeze wijze van oplosfen is echter in het geheel zo zuiver niet, als of zij met een weinig water gefchiede, om dat de lucht behalven die vogtigheid, ook nog andere deelen in zich bevat (§. 10.), en dewijl deeze opioffingen in wijde en opene Vaafen moeten in het werk gefteld worden j zo kan men ze ook niet voor den invallenden ftoff bewaaren. Het UITDAMPEN (Evaporatio) gefchied, als men door de warmte de vloeibaare deelen uit eme vermenging wegdrijft. Gaat men zo lang voort, tot het overblijfzefdroog of hard begind te worden; zo noemd men deeze bearbeiding het VERDIKKEN, (Jnfpisjatiu). Men heeft daarbij voornamenlijk op de felfftandighedens te zien, die men uitdampen wil, om dat men den trap van warmte daarna kan inrigten. dat namenlijk hoe minder de felfftandigheid die te rug blijft, tegens het Vuur beftaanbaar is, en hoe fterker dezelve, met die, die daar uitdampen zal, vereenigt is: de warmte zo veel te zwakker moet zijn. Dit moet men dikwils bij het uitdampen, voornamenlijk der extracten, en Harzen, bij welken het werkende deel dikwils eene vlugge feifftandigheid is, in acht neemen, en als zij bijkans tot het droog worden toe uitgedamt worden; zo moet men wel opletten dat zij • niet  der Pharmacie in het getieeh ^ niet aanbranden. Voor het uitdampen gebruikt men de bede ruime Vaafen, om dat mén als dm aan de lucht, die voornamenlijk mede daar toe vereifclit word, eene groote oppervlakte, waar zij op werken kan, bloot zet, . " , ï ii* Een foort van uitdampen is de DESTILLATIE (Deftillatio), en wel met dit onderfcheid enkel, dat men bij de eene het in damp veranderde niets; acht, en bij deeze het zelve vangt en vergaderde; het is derhalven die bereiding, daar men vloeibaare, of vafte ligchaamen, die vloeibaare deelen in zich bevatten door: bijgebragte warmte in toegemaakte Vaafen in dampen veranierdt, die zich vereenigen en in de voorgelegde Vaafen afdruipen. D.rar de warmte alle de ligchaamen uitzet, (§. 12. n. 2.); zo geichiedt zulks zo veel ie fterker bij de vloeibaare, Deeze worden daarom in dampen verandert, die volgens hunne natuur altoos naar de koude plaats trekken, alwaar zij zich verdikken, ea als zij zich in de geftake van droppels verzamelen, in de voorlaagen naar beneden vallen. Als men enkel vafte ligchaamen in de Deftillatiedoef, zo noemd men dit eene DROOGE DESTILLATIE ( Deftillatio fi;ca): zo het echter vloeibaare zijn of als 'er ten minften tot de vafte eenige vloeibaare felfftandighedens gemengd zijn; noemd men het eene VOGTIGE DESTILLATIE (Deftillatio bumida.) s.133. ■ Dewijl de Ligchaamen ten opzigten hunner beftaanbaarheid regens het Vuur en vlugheid veel van elkander onderfcheiden zijn, om dat zommige zeer vlug, L a an«  164 Van de Bereidingen andere bijkans tegens het Vuurbeftaanbaar, en weder andere die den middelweg tusfehen deeze beide houden (§. 13.); zo is ook om die oorzaak het deftilleeren derzelven verfchillend. Men heeft namenlijk drie foorten: 1. DE REGTE of OPKLIMMENDE {DeftiU latio reclaf.per adfeenfum), waar toe men de deftillecrblaas (§. zS. n. 2.) of de glafen Kolven (§. 31.) met een daar op gezetten helm (§. 32.) gebruikt. Dit foort van deftilleeren heeft plaats bij ftoffen die ligt om hoog klimmen. 2. De SCHEEVE of die OP ZEI STAAT (destillatio obliqua f. ad latus.) deeze is de befte en bekwaamde, en men kan de andere twee daar door dikwils ontbeeren. De toeftellcn hier toe zijn de retorten (§. 27.), die men in het Zandbad (§. 26. n. 3.), of in het bloote vuur, of in den Reverbereer ovenrX 26. n. 4.) kan plaatzen. Men noemd dat REVERBEREEREN als men Retorten zo in het vrije vuur plaatft, dat de vlam 'er van alle kanten ongehinderd tegens aan kan ftaan. 3. De AFKLIMMENDE (Dejiillatio per descenfuni). Deeze wijze van deftilleeren is niet meer in de Apotheken gebruiklijk, om dat de voorbrengzels die men 'er door verkrijgt doorgans een flegten reuk bij zich hebben. De Poolen deftilleeren op deeze eenvoudige wijze de BERKEN OLIE (O/. Rusci f. Betulinumf) zijkleeven twee potten met dc monden, waar tusfehen zij een Blik met gaatjes in leggen, aan elkander. Een van -deeze potten is met Berken Baft gevuld, deeze komt boven, de andere graven zij in den grond. Om den bovenden pot leggen zij vuur om heen, wanneer de Olie door het Blik in den onderden afdruipt. §. 140.  der Pharmacie in het geheel. *  l66 Fan de Bereidingen deeze voorzorg vergeet, zo kan het geheele deftilleeroeiiel gemakkelijk ftukkend lpringen, $• 14°. De RECTIFICATIE (Re&ificatió)\s eene meermaals herhaalde deilillering van de zelfde vloeibaare feitHandigheden. Zij word in het werk gefteld, om producten van hunne vreemde deelen te ontdoen, en dezelve daarom, om dat de kragten als dan in kleiner beftek te zamen worden gebragt, fterker werkende te maaken. Gelijk daar de Brandewijn noch met veele water en olieachtige deelen vermengt is naar het eerfte overhaalen, zo kan rnen deeze deelen, door denzelven noch eenstereétificeeren, 't beft afzonderen. Om dat de Vitriool Olie voor het gebruik dikwils tefwak is, zo verkrijgt men dezelve door de rectificatie, als wanneer de waterige deelen overgaan, en de zuuren üi den retort veel fterker, te rug blijven. §• 141- Deftilleerd men een vloeibaare ftof over een ander ligchaam, om dat hij de kragten "van deeze fellfiandigheden naar zich neemt, zo noemd men dis het AFTREKKEN KAbjlraclió). Herhaald men dit overhaalen met het verkreegene vloeibaare Weezen, terwijl men hetzelve op het te rug blijfzel, of op dezelve doch, verfche dingen giet, zo verkrijgt het den naam van COHOBaTIE (Gobobatio). Door deeze behandeling verkrijgt men de fterkfte Waters, en Geeften. Als de Planten, waar men ze overtrekt, eenen 'fterken reuk bij zich hebben, moet het deftilleeren zagt en langzaam gefchieden. §• 14a.  ier Pharmacie in het geheel. §• 14»- De SUBLIMATIE (/ubUmatio) is insgelijks eene deftillatie met dat onderfcheid enkel, dat men hier niets anders ais drooge ligchaamen toe gebruikt. Men Xat derhalven deeze bewerking, als men door het _ vuur drooge felfftandigheden in eenen damp verandert, die daar van in de hoogte klimt, en zich in de hoedanigheid ais vlokkige of ^UB^^ zet,diemenonderdeeerftehoed^ (Fiores). en inde laatfte, enkel SUBLIMAAT (Subhmatum) noemd. §• 143- D» Sublimatie word doorgaans zeer eenvoudig in iVt werk gefteld. Men verkieft de meefte tijd een Kolf 'er toe, die men naar maaten de ftoffen vlug zijn, hoog of laag in het zand zet, waarna men ook het vuur inrigt. Men moet zich voornamelijk bij vafte fublimaties in acht neemen, dat door het aanzetten er van, de opening van het Glas zich niet geheel toezeiS het welk men beletten kan, door 'er dikwils met een piipenfteel in te ftooten. Met de drooge Maceratie is er ook dikwils enige vogtigheid vereenigt, die meede zal overgaan, als bij de fubblimatie van het Spiesglas-Vecmieiioen, en het Salamomac, en als dan neemd men een Retort met een Ontfangcr, tot de fublimatie. S- *44- Zommige felfftandigheden laaten zich fublimeeren, zonder 'er iets bij te doen, B. V. Zwavel, Benzoin, Salammoniae. Bij zommigen drar en tegen moet men iets bijvoegen, eensdeelsom dat zij anders ligtvioeien, en daar door de uitwaafeming der vlugge decLn BernL 4 teïu  ttö Van de Bereidingen ten; anderdeels om dat daar door zommige mindere vlugge deelen, of die, .met de tegen het vuur beftaanbare deelen al te zeer verknogt, en vereend zijn, beeter om hoog kunnen gedreeven, en van elkander ge^ icheiden worden. De Sublimaties worden om verfcheidene oorzaaken gedaan; en wel: 1. Om doffen te zuiveren, het welk ook hetinzigt is, waarommen den Zwavel, den onzuiveren Sala? moniac en de vlugge Zouten der Dieren, die men door de deftillatie verkrijgt, nogmaals fublimeerd. 2. Om de vlugge deelen van die minder vlug zijn, of tegens her Vuur beftendig, te fcheiden. Öp eene dusdanige wijze word het vlugge Loogzout van het Zoutzuur des Salamoniacs geicheiden. 3. Om verfcheide vlugge ligchaamen met elkander te vereenigen, als het Kwikzilver met den Zwavel en het Vermiljoen: het Kwikzilver met het zuur des Zouts, in den beitenden, en zoeten Sublimaat. 4. Om tegens het Vuur beftaanbaare ligchaamen door de naauwe verbinding met vlugge, ook vlug te maaken. Dit word dikwils voor eene bijzondere bewerking aangemerkt, en verkrijgt den naam van VLUGMAAKING (Folatilifatió). Op eene dusdanige wijze worden B. V. bij het gereed maaken van de koper en ijzer Salamoniac Bloemen, deeze metaalen door het vlugge Loogzout meede om hoog gedreeven. Tot die bewerking, die eene felfftandigheid, wet ke overvloedig vogt bij zich heeft, hetzelve haar be- neerndj  der Pharmacie in het geheel ïfy néemd, en dezelve bij een voegen, of haare werkende deelen digter bij elkander brengen, behooren , het Verdikken, Coaguleeren, Pr^cipiteeren, en Cnjftallifeeren. Van de eerfte heb ik reeds (i38) gemeld. Schoon dat men door de COAGULATIE yLoaeulatid) principaal dien ftaat der ligchaamen wil aantoonen, waar door zij van een vloeibaar in een vaft ligchaam veranderen ; zo wil het echter doorgaans zo veel beteekenen, als de bewerking door den vorft; als men door het vriezen vloeibaare felfftandigheden , van de waterachtige afzondert (*). Deeze bewerking kom' in de Apotheken niet anders te vooren, als om den Wijn Azijn fcherper te maaken. Doch om deeza in het werk te ftellen, zo heeft men nog veele beetere en voortreffelijkere middelen, welke, ik daarnabeetere geleedheid zal hebben, om aan te haaien. Doch als men dit in het werk wil ftellen; zo mocc men zidi in acht neemen dar men de Vaafen niet te vol doe, om dat anders de koude, als zij de waterige deelen tot ijs maakt, dezelve fterk doet uitzetten, en dus de Vaazen zoude doen fpringen.^ §.147. De NEDERSTOOTING (Prcecipitatio) is die bewerking, als een opgeloft ligchaam door zeekere hulpmiddelen van zijn oplosfmgs middel gefcheiden word, het welk men als dan het NEE DER GESTOOIENE (Pracipitatum. Magifi, rium) noemd. Dit is na de oplosfing eene van de voornaamfte bewerking der Chi- '+) De benaaming van BEVRIES ING (Con°elatio. congla. eiati$j is meer eijgen aan deeze bewerking. L 5  Van de Bereidingen Chimie, men vereifcht dat de ligchaamen daartoe; zo als bij de oplosfing ($. 123. n. 3.) vloeibaar zijn, en als zij vaft zijn , zo moeten zij voor af, het zij door Water of Vuur vloeibaar gemaakt worden. Het eerfte noemd men als dan het NEEDER STOOTENIN DEN NATTEN WEG tPracipitatio via bumida), en de laatfte het NEEDER STOOTEN IN DEN DROOGEN WEG (Pracipitatto via Jkca.) 5. 148. Men kan ligchaamen op verfcheide wijzen doen nee» derftooten. de eenvoudigfte van deeze Prccipitatiea zijn: 1. Dat men de oplosfing enkel laat uitwaafemen. Dit kan gefchieden tot eene zeekere hoeveelheid, of tot droog worden toe. Het eerfte gefchiedt gedeeltelijk bij de Krijftal fchieting der Zouten, [waar van meerder zal volgen,] gedeeltelijk ook bij andere bereidingen , als het oploigngs middel niet meer in ftaat is het opgelofte ligchaam te kunnen houden, maar dat het, hetzelve moet laaten ter needer vallen: het laatfte bij alle die ligchaamen, die tot droog worden toe uitgewaafemd worden, fchoon dat deezen met recht den naam van nedergeftooten niet verdienen. 2. Dikwils gebeurd het nederftooten, als men de oplosfing een tijd lang in de ftilteen koude laat ftaan, als bij den Kermes minerqlis. 3 Als men eene metaaliiche oplosfing met veel water verdundt; zo floot het metaal dikwils ter needer; om dat het oplollings middel hier door zodanig verZwakt word, dat het niet langer in ftaat is, het zelve drijvend te kunnen houden, waarom het dan wegens zijne zwaarte nedervajleu muet. Op deeze wijze word  der Pharmacie in hei geheel i7t word het Markant het alder fijnfte en witfte nederge- ftTA!s§men "er mi uijmigeftóflfe bij voegt die zich met de precipiteerende 'ftoff vereendt, en daar mede nedervald. Op een dusdanige wijs, fcbrft de gekookte melk door het wit van het eij, het bier en de wij word dikwils met Huizenblaas en de Koflij met HansHoorn klaar gemaakt (§. 118.) §• 149- De voornaamfte foort van de neederftooring en die het meefte voorkomt, is die, als men bij de oplosfing noch eenderde ligchaam bijvoegd,het geen men hei: NEDERSTOOÏEND MIDDEL (Praapt' lans) noemd, dat met het oploslings middel, ot met het opgelofte ligchaam eene nadere verwandichap heeft, en daar het zich met een van deeze twee vereend, zo dwingd het 't andere tot het neederftooten. • Hieruit volgd, dat terwijl het bijgevoegde ngenaam zich met een van de twee deelen, waar uit de oplosfing zaamen gefteld is, vereenigt, dat 'er altoos eene nieuwe ièlfftandigheid uit voortkomen moet. Zo ö. V als men bitter Zout in water oploit, dan beitaat deeze oplosfing uit het Vitriool zuur, en uit de Mtrriatifche aarde, het welk de deelen zijn waar het bitter Zout (§. fS. n. i.) uit beftaat. Als men hier bij een opgeloft loogzout voegt, zo zal de aarde neeaeivallen , om dat een ijder zuur met het loogzout eene nadere verwandfehap heeft, dan met de aarde. Zij verbind zich derhalven met het bijgevoegde Zout, en formeerd daar me te een nieuw te zamen gefteld miJdel zout, naamèlijk den gevitriohteerden Wijnfteen, H°t gedraagd zich even zo in den droogen weg (> 147) Wa"£ om m enkelden fPies3las Kouin^' te  ■x?2 Van de Bereidingen. verkrijgen, zo zet men het Spiesglas, dat uit lpiesglas Koning en Zwavel beftaat (f9S. n. a) met een Loogzout vermengd in het Vuur: alwaar dan als de itofi- vloeibaar geworden is, de Zwavel, om dat hii nauwere verwandichap heeft, zich met het Loogzout vereend, en eene zwavel leever uitmaakt, en den Kom.ig naar den grond laat vallen. Op deeze wijze geichieden fchier alle de nederftootingen, naamenlijk om dat zich het er bijgevoegde ligchaam doorgaans met net deel der oplosfing vereenigt, dat niet neederftoot. maar opgelofl blijft ftaan boven den precipitaar uitgezonderd zommige oplosfingen , die door Zuuren gemaakt worden en door Zuuren nedergeftooten worden. Deeze hangen zich doorgaans met het ligchaam dat needer zaigeftooten worden, vaft, on ftootenmet hem ter gejijker tijd ter needer. §• 150. De foorten van deeze Precipitaties die het meefte . bekend zijn (§. 150.) zijn. 1. De oplosfingen in Zuuren gemaakt kunnen needergeftooten worden door Loogzout, of loo°- Zoutachtige Aarde Q'. 71.), en die in de Loogzouten opgelofte Zelfftamugheden kunnen door de Zuuren needergeftooten worden. Op eene dusdanige Wijze ftoot het opgelofte Wijnfteen • Zout het Goud uit het Koningswater, en de Zuuren den Spiesglaszwavel uit het alkalifche Loog, ter needer. a. De Oplosfingen die in Zuuren zijn gedaan, laa- • ten zich dikwils door Zuuren neederftooten, dog met dit onderlbheid, dat het middel, dat men om needer teftooten gebruikt, zich aan het needergeftootene aanhangt, en daar mede naar den Grond valt, zo als men kort vooraf ($. i^j gemeld heeft. jder Zilver en  • der Pharmacie in het geheel. -73 en Lood, dat in het Salpeter Zuuropgeloftjsword met het Zuur des Zouts, als het zich met het neder- W^ K^y^i des Salpetersmet het Vitriool Zuur als Gips (§. 72. D. 3- «0 tet ne deTD0e°Oplosfingen van de Harfe in den Wijngeeft, worden met Water needergeftooten, gelijk men ondervind bij het maaken Van den Jalappen Hars. 7 De gemineralifeerde Metaalen kunnen dikwils 111 dendroofenwegCi i4?0 ^f^^^Si geftooten worden. Hier op Grondveft zich de lrea citatie des Vermiljoens door Yzer v§- 95.. n. 9.; en de gereedmaaking van den Martiahfchen Spiesglas Ko, ninL daar zich de Zwavel met het 'er bijgevoegde Yze vereenigt, en den Spiesglas Koning laat vallen * De Metaalen die in Zuuren opgeloft zijn, kunnen "ook door andere Metaalen in den natten weg a 147.) gedaan worden. Door deeze wijze van neïérttooten, verkrijgt men dikwils de Metaalen me hunnen glans en heel weinig veranderd terug, zo dat men dezelve met Kwikzilver kan ama gameeren dat door die met Zouten nedergeftootene Kalken met geIchieden kan (■ £ 127.) men heeft 't Metaal -dat nederftooten zal, niet bij noodig vooraf m Zuuren opteloslen, men maakt het zelf met eens klem; want men kan een heel Stuk'er in werpen, en de nederftootin* gebeurd doch. Om dit te doen, moet men zulke Micaalen verkiezen, die met het oploshngsmiddel eene nadere verwandfehap hebben als het Metaal, dat 'er alreeds in opgeloft is. Zo heeft men ook door de ondervinding geleerd, dat het opgelol e Kwikzdver in het Salpeter Zuur zich door Zi ver laat neederftooten, het Zilver door Koper, het Koper door Yzer. en hot Yzer door Zinck. a^oon  m Van de Èereidingen Schoon men zoude kunnen gelooven, dat dit op de Pharmaceutifche bearbeidingen geen invloed hebbe Zo heeft het echter betrekking 'er op. .Want wil men het Zilver voor den Hellenfteen Fijn genoeg hebben (§. 89. n. 4.), zo moet men 't in het Salpeter Zuur oplosten, en werpen in deeze oplosfing na alvoorens dezelve vooraf verfwakt te hebben, een Koper blikje, zo zal het Zilver binnen kort, van al het Koper dat het voor af bij zich had, gezuiverd ter needervallen, het geen men dan maar met veel kookend Water verzoeten, en zo voor den Hellenfteen in het Salpeter Zuur oplosten kan. §• lor- Men heeft bij de nedcrftootinge nog het volgend* In acht te neemcn : 1. De Oplosfing moet met een zuiver oplosfingsmiddel op de zindehjklte Wijze gedaan worden. 2. Hei middel tot de nederltooting moet ook fchoon en zuiver zijn. 3. Als de Oplosfing , die met een loog of zuur Zout gemaakt is al te klein van bettek is, zo is men genoodzaakt dezelve vooraf met eene genoegzaams hoeveelheid Water te vei lengen, als wanneer de nederftooting fchielijk, fijn en met eene fchoone kleur ter neder valt, en zonder heevig optebruifèn. 4. Het middel om nederteflooten moet ook genoegzaam met Water verlengt worden. 5. Ab men Precipiteerd met tegen over gefielde zouten, als de oplosfing met Zuur, met een Loogzout en ook omgekeerd; zo moet men zoo lang met het precipiteeren aanhouden, tot dat het Menttruum met het neederflooiend middel volkoomen verzaadigr is, brn dat men anders alle de precipitaat 'er uit verkrijgt. Deen.  der Pharmacie in het geheel. t?S Doch moet men ook wel acht geeven, dat men 'er niet meer als tot verzaading flrekt 'er bij doet, om darmen bemerkt heeft, dat zich veele reeds nedergeftootene precipitaten weder laten oplosfen. 6. In het midden van de Vermenging moet de oplosfing dikwils geroerd worden, om dat het middel tot nederftooting overal zijne werking kan roonen. 7. Na dat het nederftooten gedaan is, laat men het Vaas een tijdlang ftil ftaan, om ddt de precipitaat zich ter deegen neer zette. Als wanneer men de boven op (taande klaare Loog 'er zagt afgiet, en op den precipitaat zo dikwils kookend Water opgiet, het welk men als het koud geworden is weder 'er afgiet, tot dat het geen zoutachtigen Smaak meer heeft (§. 134.) §• 15* Eene bijzondere Vertooning, die men Schier bij alle de nederltootingen, daar het nederftooting middel een zoutachtige Zelfstandigheid is, bemerkf, is, dat de Precipitaat, al is hij nog zo dikwils met kookend Water uitgeloogd, eene grootere zwaarte verkrijgt, als het Ligchaa n zelf voor de oplosfing gehad heeft, het welk zich niet anders laat verklaaren, als uit eenige Zoutdeeltjes, die zich aan den Metaalifchen Kalk zo Valt moeten aanhangen, dat zij op geene wijze 'er van af kunnen gefcheiden worden. Zoo verkrijgt men uit een diagmen Goud bijkans vier .Scr*. pel Blixemendgoud. §• *59« « Eene foort van nederftooting is de KRYSTALLISAT1E (Cryftelifatio), want Krijftallen zijn niets anders als nedergeftootene' Zouten, die eene door- fctnj-  i7^/^^/0)geeft te kennen, de afzondering van de wateragtige deelen (*) Uit een geeftige, zuure, of loogagtigevogtigheid, waardoor men dezelve dichter hij elkander verkrijgt. Men doet het of door het uitdampen (§. 136.^ of door de deftillatie fj'. 137.), of door hetbevriefcn (§. 146.), of door verfchillende brjvoegzels. Zo kan B. V. de Brandewijn door 'er droog loogzout in te werpen, gedephlegmeerd worden. Èn men kan denzelven zonder eenige deftillatie alder fijnft reclificeeren, als mtn zo fang dit zout 'er in werpt, tot dat het droog daar ' in leggen blijft. De oorzaak 'er van is, dat het water deeze zoutdeelen oploft. En zo dra zich deeze twee vereenigen, zo zinkt het water na benecden, om dat het daar door grooter zwaarte verkrijgt. Zo dra als nu hèt loogzout droog op den grond blijft leggen; Zo toont het aan, dat'er geene waterachtige deelen meer zijn, waarmede het zig verbinden kan. Door de VERZOETING (Dulcifieatio) verflaat men die bewerkirg, waardoormen zuuren en benende Zouten van hunne voorgaande eigenfchappen berooft, en dezelve verdraagzaam en zagt maakt (**). Men ont- (*) Deeze waterige deelen noemd men doorgaans PHLEG. WA, het geen van het water, ten opzigten van zijne beftaanbaarc deelen, in hetminftniet te onderfchciden is, uitgezonden, dat dit door de natuur in den ftaat, daar het in is voortgebragt , het andere daar in tegen door de kunft van zommige ligchaamen afgezondert word. (**) Men noemd in de Chimie al dat geene ZOET„ dat zij-  ier Pharmacie in het geheel, 17> örirdoet hen van hunn« icherpte, als men dezelve met firahdbaarè of itfetaalifëhe ligchaamen op het allernaauwkeurigile vereenigt. Deeze vereeniging gefchiedt, door de digellie, als de loodazijn, of door de destillatie, als de verzoette Geelten* of door de Sublimatie, als de verzoette Kwikzilver Sublimaat, of door' andere middelen, door het bijdoen der Loogzouteri Verliezen de Zuuren haare fcherptens, en wordenmiddel Zouten. De GISTING (Fermentatio') is de verandering Van een vogtig, zoet, of meelagtig ligchaam, alwaar door de innerlijke beweeging der deelen, die door de uitwendige' lucht en warmte veroorzaakt word, het eerde aan elkander hangen derzelven gebrooken, en een weezen met het voorafgaande zeer verfchillend 'er Uit voorcgebragt word. Ais men daarom dergelijkeö ligchaamen, die tot de geding bekwaam zijn, met eene zeekere hoeveelheid waters laat weeken,. en een tijd lang aan de lucht, en aan eene zagte warmte bloot field; zo word men daar in eerll eene beweeging van de deelen onder elkander gewaar, of ten minden ee»ig zisfen. De ligchaamen beginnen te fwellen, het daar bij gegootene water word troebel en iets warmer, als de lucht, waar door het omcingeld word, daar komt eenen hevigen fchuim uitop?en eenemeenigte vaste lucht (§. ix.), en die voor af met het gillende ligchaam zijnen fcherpen en bekenden fmaak verlooren heeft, en in hst geheel geen, of ten minften eenen aangenaamercn en jneer gemaatigden unaak heeft. M a  l8o Fan ie Bereidingen chaam zeer naauwkeurig verbonden was, komt heevig voor den dag dringen. $. 158. Men ondericheid bij de giftiugdrie foorten, of beeter drie graaden van dezelve : r. De WYNHEFFE GISTING (Fermentatie vinofa f. Spirit uofa), als de werkende vogtigheii in een wijnhefagtig Weezen overgaat,waaruitdeBRANDB A ARE GEESTEN (Spiritus ardentes) kunnen-verkreegen worden. Dit foort van gilling moet de Wijn, het Bier, en de Brandewijn ondergaan. 2. De ZUUR of AZYN GISTING (Ferment* tio acetofa) waardoor men den Azijn verkrijgt. 3. De GISTING van ROTTING (Fermentatio putredinofa)\voïA erkendt, aan de Hinkende lucht die 'erbij is, en door deeze worden de VLUGGE LOOGZOUTEN uit de ligchaamen los gemaakt. De brandbaare Geeften zo wel, als ook de Azijn en vlugge Zouten heeft men tot hier toe voor weezenlijke nieuwe zamenftellingen, die ontdaan zouden onder de drie graaden van gilling, aangezien : De Heer WIEGLEB heeft het echter zeer waarfchijnlijk gemaakt, dat zij vooraf reeds in de gillende ligchaamen tegenwoordig zijn, en de beftaanbaare deelen 'er van uitmaaken, en daarom in het geheel voor geene nieuwe door de gilling voortgebragte, maar enkel voor die, daar door ontftaane, en geboorne doffen kunnen gehouden worden. $• 159. Tenopzigten van de gilling moet men het volgende in acht neemen: 1. De  derm Pharmacie in 'hét geheel. i»r 1. DeftofFen uit het plantenrijk worden'totde twee eerfte graaden der gilling het befte gereekend (*). 2. Zommige ligchaamen beginnen met deWijnheffe, 'zommige mer het zuurworden, en nog andere zijn maar enkel tot de rottende bekwaam. 3. Die welke met de WijnhetFe, de gilling beginnen zijn ook 'er toe bekwaam, het zuur worden, en de rotting te ondergaan; zo ah die, welke met het zuurworden beginnen, de rotting kunnen doorftaan. 4. Die, welke de Wijnhefgifting hebben doorgeftaan, en alreets tot het zuur worden zijn overgegaan kunnen niet weeder tot de wijnhelFe re rugkeeren, maar dezelve gaan over tot de rotting, juift zo, als die, met het zquï worden beginnen, wel tot de rotting, maar niet rot de wijnhelFe te rug gaan kunnen; en die, welf kezich aanftonds tot rotting overgeeven; kunnen noch tot de Wijnhe&e, noch tot het zuurworden, overgaan. 5. Geen ligchaam, dat tot de WijnhelFe gefchikt is, kan vroeger tot de rotting overgaan, als het voor af niet de wijnhelFe, en zuur wording heeft ondergaan. 6. Voegt men, bij een tot gisting beftemd ligchaam een ftoff, die juist aan het gisten is, namenlijk een GISTING; MIDDEL (Fermenturn) B. V. Gest, Zuurdeeg'er bij, zo begint de gisting zo veel te lchielijker. Men verkrijgt aeeze ook dikwils in dezelvè ligchaamen. §. i5o. Tot ieder gisting van een ligchaam word vereifchr. 1. De (*) Het is daarom zeer bijzonder dat dc Tartaren uit de Melk een zeer fterken Brandewijn zouden gereed maaken. M 3  ?8f Van de Bereidingen . t. De bijkomft van de vrije lucht, want als men dezelve daar van beroofd, zo kan het ligchaam niet giften; gelijk men gewaar word aan die geenen, die men onder de klok van de luchtpomp, waar men de lucht onder van daan heeft gezongen , bewaardt. 2. Eene genoegzaame vogtigheid, nnar maaten de befchaapenheid des ligchaams is. Als men daarom de floffen droogd, zo zijn dezelve bevreidt voor de gisting. 3. Eene behoorlijke warmte, want door den vorft blijft het vleefch, en het bloed der dieren voorde rotting bewaardt. Doch moet de hette niet al te fterk zijn, om dat anders de gifting te fterk zoude voortgaan, zo, dat mende graaden niet wel zoude kunnen, opmerken. 4. Een ruim Vaas, om dat de innerlijke bcweeging der deelen niet geftoordt worden. $. m. Gedeeltelijk om een voorbeeld te geeven, hoe da* men bij eene gifting te werk gaat, gedeeltelijk ook, om te weeten, hoe dat voornamenlijk de KOOREN BR ANDEWYN (Spiritus Frumerti), om dat dezelve in de Apotheken veel gebruikt word, gereed gemaakt word; zo zal men de bereiding hier van ip het kort aannaaien. Men verkieze hier toe het Kooren B. V. Tarwe, Roggen, die men zo lang ia het water laat weeken, tot dat het meel, dat men onder m vindt melkagtig word; als dan neemd men hetzelve uit het water ,en legt het op eene koele en ruime plaats een hand breed op elkander. Hier op volgdt binnen kort, eene innerlijke iets warme beweeging, en de korls beginnen uit te groeien. Men fpreid ze «Is dan «it elkander, eu droogdt ze door de vrije 'er 0■ . ' re?-  der Pharmacie in het geheel ï$ $ vergaande lucht, of door het vuur, zo als het hij de bereiding van het Mout toe gaat. Zo dra het Koorn door deeze middelen tot het gillen gereedgemaakt is; zo giet men 't in een Eiken Vat, het geen men op eene tamelijk warme plaats heeft gezet, en men doet naar de meenigte van het Koorn 'er gift bij. Men tal alsdan dra eene innerlijke Beweeging, fchuim, en Zisfen gewaar worden, Dit zal zich vermeerderen, eindelijk zal het Schuim dik en taai worden , Hukken fcheuren, nederwaarts gaan, en naar den grond Vallen. In het geheel is het regte tijd ftip dat de gisting voorbij is, als de vloeijende Stof klaar en de gift geheel en al nedergezonken is. Zo verre word de gisting Voortgezet bij het Bier, bij den Brandewijn is het reets genoeg, als men eenen geeftigen reuk bemerkt, en dat het boven opdrijvende Schuim begint te fcheuren en te zaamen te vallen. Zo dra ais men dit bemerkt, zo laat men wat Water in de daartoe beftemde Blaas kooken, en draagt als dan, bij gcftaadig omroeren, de gillende Stof'er in, om dat anders, als men het omroeren verfuimd, het dikke naar den Grond zinkt en aanbrand. Men zet 'er als dan den Helm op en haald den Brandewijn over, die daarna noch gerectificeerd (J. 140.) moet worden. §. iC%, De MEEDEGISTING (Confcrmwtaüo) is, als men bij de gillende vogtigheden ingrediënten Voegt, die op zich zelfs niet ligt tot gilling overgaan. Men neemd 'er Bier, opgelofte Zuiker of Honing enz. toe: waarmede men ze te zaamen laat giften. Zij is tegenwoordig haaft niet meerio het gebruiken men verkrijgt dezelve ook met vsel mindere omftandigheden, M 4 «-»  Fan ie Bereidingen als men over de daartoe beftemde dingen Wijngeeft o* verhaalt. % i% De Gilling heeft ook veele gelijkheid met de OVKUISCHING (Effervefcentia) en de ouden hielden het ook voor een Soort derzelven, Ichoon dat het zeer veel 'er van verfchillend is. Daar is pene inner? hjke beweeging tusfehen de Deelen van twee Ligchaamen, als zij met elkander Vermengt worden (*). Men ontdekt behalven de Beweeging van de Zelfftandigheden, ook Schuimen, fijne Spatten, een gedruis, en dampen, hetwelk van de vafte Lucht (§. 11.) van aaan komt, die zich van alle foortgelijke Vermengingen ontdoet. De Warmte die men bij zommigen 'er van dikwils heel fterk gewaar word, komt van de fterke Vrijving der deelen der ligchaamen die Vermengt zulleii worden, van daan. Van alle de Zuuren Veroorfaakt het Salpeterzuur de grootfte warmte, en Voornamenlijk met de metaalifche ZelL Handigheden. Dikwils ontdekt men ook'in plaats Van eene groote Warmte, eene grootere koude, als de Ligchaamen voor hunne oplosfing hadden, zo ajs bij de oplosfing der vluggen Zouten in de Zuuren. % 164. Dit opruifchen word men altoos gewaar als 'er Zuu- (*) Het opruifchen is daarom niet als eene bewerking aantemerken, want het is maar eene verfchijning, die zich bij de Vermenging en oplosfing der Lichaamen doorgaans laar befpeuren , waarom ik dcze|vc pok , al niet onaangeroerd Voorbij kolt laaten gaan.  der Pharmacie,in het'geheel. . 185 Zuuren met Loogzouten of loogzoutachtige Aarden a 710 vermengt, en het meefte als er Zuuren op Metaalen en metaalifche Aarden gegooten worden. Buiten deeze ontdekt men eene zulke Vcrlchijnmg ook bij Vereenigingen der bij een geperften ot geconcentreertcn mineraliichen Zuuren met Water, olie en Wijngeeft. Bij het blufchen des kalks ontdekt men ook eene opruifching des Waters met de Kalk' aarde (§. 72. n, 1,) $• 165. Om de verdrietige, en fchadelijke gevolgen van het opruifchen voortekoomen, zo moet men het volgende in acht nee men: 1. Men moet tot dergelijken Vermengingen hooge en ruime Glazen neemen, om dat de vogugheid bij het opruifchen ruimte genoeg om te klimmen heeft, zonder dat zij overloope. 2. Als men Glazen metnaauwe openingen gebruikt, zo moet men deeze niet aanftonds soeftoppen, maar het opruifchen eerder afwagten, pf dat anders, als de vrij gewordene Lucht, en die door de Verhitting ontftaane dampen geen uitweg hebben, het Glas aan ftukken zoude fpringen. 3. Bij vermengingen; die zich zeer fterk Verhitten, is het eene algemeene Vafte ftelling, naar maaten de Gefchaapenheid van een der tweeën is. Bij droppels in het andere te gieten, om d»t, als men het altegelijk bij een goot, de hitte al te fterk zoude zijn, en het Glas daar bij gevaar zoude uitftaan. Waarom men ook den Vitrioololie bijkans droppelwijze met den Wijngeeft of Water onder elkander Giet, en men droppelt het eerfte h:i laatfte, en niet anders. • • ' M 5 S- 166,  l86 Van de Bereidingen. S. 166. De KALKBRANDING (Calcinatio) in het geheel is deeze bearbeiding, waardoor men Vafte Ligchaamen bekwaam maakt, om ze fijn te Vrijven. De tegensovergeftelde derzelven zijn Aarden, Beenderen, Steenen, Metaalen, Zouten en andere drooge Ligchaamen. Deeze brengt men in eenen ftaar, dat zij zich gemakkelijk laaten fijn vrijven, terwijl men die deelen , die den tezaamenhang tusfehen de Vaste yeroorzaaken , het welk of Waterachtige," Vliezerige vafte, Olieachtige zo a's bij de Dieren; of fleimige gomachtige, harsachtige, zo als bij de Planten; of brandbaare, zwavelachtige Deelen zijn, zo als bij de Ligchaamen des Steenrijks, het zij geheel en al, of maar gedeeltelijk zoekt wegtebrengen, zo dat enkel de aardachtige te rug blijven, die, om dat zij daarna geene verbinding meer onder zich hebben, tot een Poeder overgaan. De Middelen, bm eene Kalkbranding te bewerkftellen zijn het Vuur, het welk zo wef het zonnen Vuur als ook het gewoonlijke Vuur kan zijn, de oplosfingsmiddelen, en ook alle bijde te gelijk. Deeze bewerking word in Verfcheidene anderen verdeelt, zo wel na deeze verfchillende middelen, als ook na de verfcheide graaden der Kalkbranding, en de verfchillende Deelen, waarvan de Ligchaamen daardoor bevrijdt worden. §• 168, De Kalkbrandingen door het Vuur (J. 167.) ver- ftrek-  der Pharmacie in het geheel 18/ ftrekken tot den grond om de vlugge Beftaai baare deele van een Ligchaam, van die, welke mindere vlugge en tegens het Vuur beftaanbaare deelen bezitten, te fcheiden ($.'13 ). In Zommige Stukken echter fcheinr ook wel iets onder de Calcinatie^zich bij het Ligchaam, dat tot Kalk gebrand word, bij te voegen, het welk het zwaardere gewicht van den verkreegenen Kalk aantoond. De voornaamfte wijzen deezer Kalkbranding (*) zijn! 1. De ROOSTERING (Toftia. Tgrrefaclico), als een dierlijk Ligchaam, of uit het plantenrijk, B: V: Rabarber, Kraansoogen zeer digt bij het Vuur op een Blik gedroogt worden, doch zo, dat het nier, rot een Koolverbrande (**) 2. De ASCH-MAAKING (Inaneratiö) als het Ligchaam aan eene dusdanige hitte bloodr geilek word, dat het tot eefr Kool overgaat, die bij eenaanhoudend Vuur ten laatfte tot Afche valt. Zo worden de Kruiden tot Afche verbrand, om daarna de Zouten 'er uit te kunnen Loogen. 3. De KRAAK ENDE KALKBRANDING (Detrepitatio) is eene bewerking omtrent het gemeene Zout, het welk die Bijzondere eigenfchap heeft, dat het, ajs het in het Vuur geworpen word, kraakt en foringt, en in een wit Poeder veranderd word. Deeze Werking komt voornamenlijk van de Vogtigheid va.a daan, (*) Hierbij voegt men ook de verkalking door de Sonncn Warmte veroorfaakt (calcinatio Solaris), die maar enkel plaat* beeft bij zommige Zouten B; V: Vitriool, als men die aan $ie vrije Lucht bloot ftelt- (**) Tot het ROOSTEREN DER MINERAALEN (Uttio) word vercifcht eene lterkc hette. Men doet zulks oui den Arfenikum en de Zwavel 'er aftezonderen. Zo word B: V. het geftampte Spiesglas geropfter?, om hetzelve van «ten Zwavel te bevrijden,  jS8 Van de Bereidingen. daan, die van alle Kanten ingeüooten is, zodra het echter bij het Vuur gebragt word; zo zet zich de Vogtigheid bij de warmte uit, en verftrooit met geweld, de deelen, waar van zij omcingelt is, met een gekraak in de Lucht. Deeze eigenfchappen heeft buiten en behalven het gemeene Zout, ook de vitrioolizeerde Wijnfteen, het SYLV1SCHE Zout teegens de Koorts en andere meer. 4. DeElGENLYKE KALKBRANDING is, als de Ligchaamen enkel op zich zelf zo lang ?an het Vuur wo» den bloot geftelt, tot dat zij van het brandbaare Weezen, of van de vluggere Stoffen die de tegens het Vuur beftaanbaare deelen des Ligchaams aaneikander hegten volkoomen of gedeeltelijk berooft, en daar door ligt om fijn te Vrijven géwordén zijn. Uier tiit volgt, dat men de Ligchaamen gebruikt tot Kalkbrand, of om hun van de vluggere Deelen, die de vaftere aan elkander binden, te berooven; of het brandbaare te beneemeu, of om het alle bijde te Verrigten. De" Beenderen worden daardoor van hunne vafte Vliezerige, de Zouten van hunne Waterachtige, en de JVcuuden van hurne brandbaare beftaanbaare Deelen (§. 86, 87.) berooft. Bij de laatfte word of het brandbaare Verdooit, of in éïn ander Ligchaam verplaatll, hetwelk men bij de Metaalen gevuégt heeft. Zij verliezen hier door hunnen metaaliichen Glans, en Eigenfchappen, en zij gaan tot eene aardachtige Stoft' over, die men METAAL] HEK ALK (J. 86.) noemd. Deeze Kalken hebben doorgaans eene grootere Zwaarte, als het Metaal voor af gehad heeft. §. 160. Buiten en behalven de Kalkbranding, die door het Vuur word verrigt 168.) Zo kan men ook Kalken en»  der Pharmacie in het geheel i*9 enkel doof vloeiende oplosfingsmiddelen (Calcinati* bumida S. menjlrualii) doen voor den Dag koomen, die dezelve Eigenfchappen hebben , als die geene, die door het Vuur gemaakt zijn. De voornaamfte van dit Soort zijn: i Als men Beenderen, Hoorens enz., zo over het kooiende Water hangt, dat de dampen 'er om heen flaan, er het vafte Vliezerige daar uit oplesfen, zo dat maar enkel het aardachtige terug blijft, het welk (Caicihatio pbilofbpbica of fine igne) genoemd word. Men verkrijgt hetzelve in eenen korten Tijd, ais men deeze zelfitandigheden zeifin het Water legt, en dezelve daarin uitkookt. a De BYTING (Corrofid), als men de Metaalen in Zuure oplosiings - vochten oploft, en de oploshng of tot droog worden toe uitwaazemen laat O. I4t5< n i ^ of dat men de Ktlke daar uit, op de reets aa'ngèhaalde wijze (§. 140 — 150.) laat neederftooten De Vitriool doch bezonders de Salpeterzuuren hebben die eigenfchappen, zommige Metaalen, als het Yzer, Koper, Tin, en Spiesglas Koning, op jui t eene foortgelijke'Wijze als het Vuur van liet Brandbaare, en terzelver tijd van het geheele Metaahfèhe aanzien te berooven, of dezelve in eenen weezenlyken Kalk te veranderen. §• 170- Men vind voor het laatfte ook Kalkbrandingen, die door het. Vuur en door de oplosfingsmiddelen te gelijk verrigt worden (§. 167.). Onder deeze belmoren de ontploffing, en de tezaamenlijming. Si w> De ONTPLOFFING (Detonatid) > is eene Schielijke  ï$>o Van de Bereidingen lijke ontbranding meteen fterk gedruis, of flag, dfe enkel alleen eigen is aan den Salpeter, als hij met brandbaare Zelfftandigheden vermengt word, Men ontdekt deeze eigenfehap des Salpeters, zo wel bij het bijkoomen der viijcn Lucht, ais bij het gereedmaaken van drer fweetdrijvendc Spiesglas, gelijk als ook in de digtgernaakte vaafen bij de Clijsfus, Deeze verfchijning,• laat zich het waarfch'ijnlijkfte op deeze wijze verklaren. Het Salpeterzuur vereenigt zich met het 'er bij gevoegde brandbaare, en'maakt daarmede een Soort van zwavel uit, die zo als de gemeene uit het Vitrioolzuur, en Uit het brandbaare beftaat, die echter veel werkzaimer, en beter als de gemeene Zwavel is , om dat het Salpeterzuur zelf reets veele brandbaare Deelen in zich onthoudt, ert dus door, de 'er bij gemengde Ligchaamen er van overlaaden word, hiervandaan komt de ichielijke ontbranding des Salpeters, als men 'er een gloeiend Ligchaam bij Iaat koomen B: V: als men 'er een gloei ende Kool bij houdt. Het groote gedruis komt echter zo wel van de fterke uitzetting, der vaften Lucht* die zich in zo eene groote menigte'in den Salpeter onthout, alsook van de Waterige Beftaanbaare Deelen vandaan. De ontploffing des Salpeters geichied daarom met alle de brandbaare Zelfftandigheden als Kooien, Zwavel, en zelf met de Metaalen, waar van het brandbaare Weezen zo gelchaapen is, dat het zeef' ligt kan verbranden ais Yzer, 'iin, Spiesglaskoning; Zinck enz. De volgende Omftandigheden moeten bij ieder ontploffing wel in acht genoomen worden: ï. De Deeien die men ontploften wil, moeten na dat zij  der Pharmacie in het geheel. lol 2ïj fijn zijn geftampt, zo goed als moogelijk ge. droogt worden, 2, Zij moeten ter deegen onder elkander gèmengt worden. • 3. De Stoff moet voor en na, en bij eene kleine Kwantiteit B: V: bijLepelsvol in het, tot ontploffen beftemde Vaas geworpen worden. 4. Men moet dikwils de daarin geworpene Stof omroeren, bij aldien dezelve niet altemaal waar aangeftooken dat het alsdan gel'ehiede. 5. Men moet ijderreis zorgvuldig den Leepel of Spatel bezien, waarmeede men de Stoff 'er in werpt, dat 'er geen Vonken aan mogen hangen blijven, die als men ze bij de onaangeftokene Stoff' bragt, dezelve in eenmaal in de Lucht zouden doen daan. §• 173' • De ZAAMENLYMING (Cementatio') is, als men een Ligchaam, voornamenlijk Metaalen, aan de Werking van een zaamenlijming Poeder, terwijl het in een beflooten Vaas gloeid, bloot fieldt; om hetzelve ■ bekwaamer tot het fijn Vrijven, of om het vader te maaken. De Zaamenlijming Poeders beftaan doorgaans uit Zouten, Zwavel en andere brandbaare Zelf. Handigheden. Het word verrigt, als wanneer men, na dat de Metaalen Vooraf dun geflaagen zijn, op den Bodem van den Kroes her Zaamenlijming poeder een Vinger dik uirftrooic, waarop men een Metaal Blik legt, over dit ftrooit men weder eene nieuwe laag van Poeder en vuldt op zo eene Wijze het Vaas • vol, dewijl het Metaal elk^dteer tusfehen twee laagen van het Zaamenlijming Poeder (*) komt te leg- , gen. (*) Men noemt deeze bewerking doorgaans (Straf»™ Sw fer Jlratum).  toa Van .ie Bereidingen gen. Als dan kleeft men den kroes terdegen toe, eri men geeft hem een gemaatigt Vuur, waarmeede men denzelven twaalf tot vierentwintig Uuren lang naaï maaten de Omftandigheden zijn, onderhoudt. De Zaamenlijming is een Kragtig middel om groote veranderingen te veroorzaaken, .om dat de Werkzaame Stoffen van de zaamenlijming Poeders, die zich m een droogen toeftand bevinden, door de hitte, in de geftalte van Dampen, het Metaal aanraden kunnen, In de Pharmacie komt deeze bewerking niet anders voor, als maar ten Üpzigten van het GEBRANDE KÜÜPER, en LOOD (Aes, et plumbum ufium^ waarvan men het eerfte met gemeen Zout, en het tweede met Zwavel te zaamenhjmdt. $• i?4' De GLASMAKING (vitrifaBid) is die bewerking, waardoor eenige vafte Ligchaamen, door heÉ fmelten, na dat zij zijn koud geworden in een harden Stoff veranderen , die min of meer doorfchijnend, breekbaar cn doorgaans in een Vloeibaar oplosfingsmiddel niet optelosfen is. Deeze bewerking word de SLAKKENMAK1NG (fcorzficatio) genoemd , als men een deel van het Metaal of Mineraal in Glas verandert, om het Metaal , daar het mede vermengt is 'er van aftefcheiden. Dit Glas noemt men doorgaans SLAKKEN (JSeoria). i 175. De gewoonlïjkfte Zelfftandigheden, waarvan mefi zich tot het Glasmaken bediend zijn; Zand, Keifteenen, Bergkrijftal enz. Doch om dat dezelve niet ligt Vloeien (§. 78. n. a.), zo voegt men 'er zouten B:' V:  der Pharmacie in het geheet. i$% V: uitgeloogde, of *onuitgeloogde Potafehe, Wijnfteen Zout; of Zoda 'er bij, om het fmelten gemakkelijker te maaken, en om het weinige zuur dat zich in het Zand, of in de Steenen onthoudt, en dat het Glas miakan fterk hinderdt, daar door te dempen. De heevige fchuim, die zich bij het fmelten van het gemeene Glas vertoondt, fchijnt dit laatfte ook te bewijzen. Men fchept deeze ièhuim 'er af, en werpt" hem in koud water. Men noemd hem GLASGALL (Fel vitri,) en het is in der daad eene aarde, die zeer gelijk is aan het Wonderzout vah'Glauber. . De boven fj. 175.) aangehaalde Zelfftandigheden zijn maar die geene, die doorgaans tot het Glasmaaken gebruikt worden, anders kan men in het geheel bijkans alle vafte ligchaamen door heevig Vuur, het zij op zich zélf, of door her bijvoegen van een tegens het vuur beftaanbaar Loogzout in Glas veranderen. Dat de Metaalifche Kalken zei ver (§. 168 n. 4.) tot da vej-glaafmg overgaan, ziet men aan net Glas des Spiesglas. Het Goud ten minde, als het aidervafte Metaal, heeft men door hulp van een Brandipiegel tot Glas gefmolten. * Het gemeene Glas word in de Glasblaazerijen op de volgende wijze gemaakt: Men neemt doorgaans zuiver Zand en Potafch van elks evenveel, men fmelt dit bij een fterk vuur twaalf of vier en-twintig uuren lahg want hoe langer dat het in 't vuur blijft, zo veel tè fchoonder word hat Glas. Na dat men hetzelve uic •den Kroes heeft genoomen, en het de behoorlijke ge* ttalte-gegeeven heeft; zo plaatft men dit reets gefor•N meer*  Ï04 Fan de Bereidingen. • meerde Glas in een anderen Oven, die minder heet is, alwaar het langzamer hand kan koud worden, dit noemd men het AFKOELEN van het Glas. Word dit niet gedaan, zo breekt het aan Hukken bij eene pas merklijke verwisfeling van hette en koude, en het zoude ookbreeken, als men 't maar even aanraakte; hetwelk men kan zien aan de Bologniiche Fleffen, die niet afgekoeld worden. t. $. i;8. Hij merkt hier het volgende aan. i. Word 'er tot het Glas meer Zout, als hier- is opgegeven, genoomen; zo heef? bet Glas, fchoon dat het ligter kan tot vloeien gebragt worden, dit groote gebrek, dat het van Zuuren word aangetaft. a. Onuitgeloogde Afché geeft wel eea donkerer dog derker Glas als de Potafche. 3. Om het Glas wit te maaken, zo brand men voor af de vermenging van de glasachtige aarde tot Kalk, om dezelve daardoor van het brandbaare, het welk de glafen kleurd, te bevrijden. Men voegt hier ook bij den tot Kalk gebranden Bruinfteen, die het zelve niet alleen van de donkere kleur ontdoet, maar het ook de kleine zuur deelen beneemd. Om deeze weg te neemen, voegd men ook.Kreit, Arfenikum enz. 'er bij. «4. Terwijl het brandbaare de kleur in de Glafen veroorfaakt; zo bediendt men zich ook van de Metaalifche toebereidingen, om dezelve fchoone kleuren te verfchaffen. Voor de Bergwerken (trekt dit tot nut, om te kunnen ervaaren of zich enige Metaalen in de Ertzen onthouden, om dat het aan het Glas eenige beftemde kleuren mededeeldt. Het glas word Zeegroen .van het Koper, Grasgroen van Koper en Yzer, witachtig van het Tin, Goudgeel van het Zilver,-Smaragd-  der Pharmacie in het giheeh ■ ragdkleurig van het Goud en Zilver, Amethijstkleu« rig van Goud, Zilver en Yzer te zaamen geKleurdt. & l79- Door de WEDER HERSTÊLLlNQof REDÜCEERING (fietfaBid) verftaat men de Bewerking^ waar door men metaalifche lêlfftandigheeden, die hun* nen eigenlijken toebehoorenden glants, geftalte, en kleur verlooren hebben, dezelve weder verfchaft. Ten opzigten van het Kwikzilver, word deeze de WEDERTJWENDlGrVlAKINGC^tfü^c^'ojgenoemd,Schoon dat deeze bewerkingen juiftniet rot de Pharma» ceutilche behooren, zo heeft de kennisfe derzelven eenen grooten invloed echter in de Theorie, en het is ten opfigten van dien, Van een groot belang genoeg voor een Apotheker, als hij uit miflukte metalifche Bereidingen. het metaal in zijnen vurigen glants weder kan herftellen. §. 180. De Metaalen verliezen hun glinfterend aanzien, als hun door middel der Kalkbrandig het Brandbaare benoomen word, en aldus in Kalk verandert worden (§, 168.n. 4.), of als hunner glants dyor andere vreemde 'er bijgevoegde deelen is verlooren gegaan* Het eerfte heeft maar plaats bij de onvolkomene Metaalen , 87.), en zij kunnen door 't bijvoegen van een brandbaare ftoff weder tot hun voorig aanzien herfteld worden (§. 16.); het laatfte kan daar door weder te recht gebragt worden, dat men deeze vreemde daar by gevoegde deelen, door andere 'er bijgevoegde zeftftandigheden zoekt te doen verhuizen. Doch als zomaaige Metaalen niet alleen het brandbaare verlooren N 2 heb-,  196 Fan de Bereidingen hebben, maar dat 'er ook-te gelijk zelf vreemde zelfftandigheden zijn tuffchen in gekoomen; zo volgt van zelf, dat men, om dezelve weder te herdeden, tot middelen, die het alle beide te gelijk bewerken, zijnen toevlugt neemen moet. Hij zal ieder van de twee eerde gevallen, in het bijzondere befchouwen, en door bewijzen zoeken te verklaaren., 181. De Metaalifche Kalken (§. 168 n. 4.) en Glafen of Slakken (§. 176.), hebben bij de Kalkbranding het brandbaare verlooren; Zij kunnen daarom weder hunne voorige geftalte verkrijgen, als men hun dit verloorene brandbaare, door de vermenging en fmeltingmet ligchaamen, die veele brandbaare ftoffen in zich onthouden, weder herfteldt. Tot dit oogmerk verkieft men voornamenlijk den zwarten Vloed (*). Talk, uitgeperfte Oliën, Pik, Roer, geftampte Kooien, Wafch, Zeep, Zwavel enz. door de vermenging van een of meer deezer zelfftandigheden kan de Tinafche Menie, Goudglid, Loodglas, Spiesglaskalk Spiesglas - faffraan, Glas van Spiesglas, en alle dergelijke Kalken tot hun voorigMetalik aanzien, en gefchapenheid gebragt worden • §. 182. Hier uit kan men zeer ligt ten opfigte van het brandbaare (§. 16.) de volgende gevolgen opmaaken:_ 1. De metalifche Kalken moeten door de calcinatie haar (*) De ZWARTE VLOED {Ftuxus niger) beitaat'„uit twee deelen, Wijnfteen, en een deel Salpeter, die men met elfcandw laat ontploffen.  der Pharmacie in het geheel. 197 haar brandbaare weezen verlooren hebben, om dat zij door het bijdoen derzelven het-voorige aanzien, en alle de metalifche eigenfchappen weder verkrijgen. 2. Dit brandbaare moet alzoo de hoofdgrond van het aan elkander hangen, en van den glants zijn. 3. Het brandbaare uit alle drie de natuurrijken, moet wezenlijk een en hetzelve zijn, om dat hetzelve, ik mag het neemen uit wat rijk dat ik wil, het metaali-, iche aanzien altoos weedcr herfteld. % i83- - Bij die Metaalen B. V. Goud, Zilver, Kwikzilver, •bij welken het Metaahfche aanzien niet door het wegneemen van het brandbaare, maar door de onder elkander vermenging van vreemde zelfftandigheden, bezonder van zoutige ftoifen verlooren gegaan is, kan dit niet anders als door zulke ligchaamen weeder herftelt worden, die bekwaam zijn, zich met deeze deelen, van eene vreemde hoedanigheid, te vereenigen en daar door het metaal 'er van te bevrijden. Het Blixem Goud(§. 88.11.7.) word weeder herftelt, als men hetzelve vooraf door 't bijmengen van 'Zwavel of loogzout van zijne blixemende eigenfchap ontdoet, en hetzelve als dan laat vloeien. Het Hoorrizilver (\ 89. n. 5.), Dat «met het zuur des Zouts verbonden is,, word zonder het minfte verlies, naar de wijze door den Heer Direélor Marggraf uitgevonden, tot zijne voorige geftalte weeder veranderdt, als het met twee deelen Mineralifch loogzout word geftnolten; wanneer het Zout zuur uit het lioornzilver zich met het loogzout vereenigt, en het Zilver vallen laat. Het Kwikzilver word tut zijne vereenigingen met Zwavel nafnenlijk uit den Mineralilchen Moor en Vermiljoen (§. 95- tl. 8.) verkregen, als men 'er ligchaamen.mede JN 3 ver-  i$% Van de Bereidingen vereenigt, die met den Zwavel eene nadere verwandfchap, als het kwikzilver heeft, hebben. Dit zijn de Potafche, Kalkaarde, en behalven den Zinck, en het Goud,.alle de Metaalenen metaalifche zelfftandigheden, Men gebruikt doorgaans het Yzer vyHèl, dat men met den mineralifchen Moor of Vermiljoen vermengt, iri eenen Retorr deftilleerdt; als wanneer zich de Zwavel met het' Yzer vereende (§. 94. n. 8.) en het Kwikzilver in eene'loopende geftalte in den met water voorgeleegenen Ontvanger overloopt. Om het Kwikzilver uit den bekenden Sublimaat £§. 95', n. 6.) levendig te doen maaken, zo vermengt men den zeiven met den Spiesglaskoping, en men laat het de t Sublimatie ondergaan, als wanneer het Zoutzuur zich met den Spiesglaskoning véreenigt, en in de geftalte van Spiesglasbooter tj. 98. n. 5.), daar het Kwikzilver ter gelijker tijd onvereenigt overgaat. DER-  èer Pharmacie in het geheel. DERDE AFDEELING, VAN DE PREPARATIES DER PHARMACIE. §• 184. Terwijl het fehier onmogelijk is, de Toebereidzels der Paatmacfe behoorlijk te verdeden, om. dat rmn dikwils denzelven, vermits zij door de opgegeêvene teekens tot onderfcheidhier endaar afwijken, geene aan hun juift toebehoorende plaats aanwijzen kan; zo zal ik mij alhier bij geen een derzelven naauwkeurig bepaalen: zo eene gemaakte fchikking zoude jüift ook niet niet zo een groot nut gepaart zijn. . §■ i85- Alle Preparaties, die geheel enkelvoudig' verrioc worden, als de gereedmaakingen der Siroopen (Sr/nipt), die geene, <üe ik reeds breedvoerig heb aingJaaa'id, als Poeders, Afkookzels enz.; en ook die geene, die enkel op handgreepen heruiten, en ligt kunnen geleerd en verklaard worden: deeze zal ik, om tii kortheid, waar van ik mij bepaald heb, in acht te neemen, en om niet zonder noodzaaklijkheid breedvoerig te worden, over het hoofd zien, en ik zal mijn werk voornaamelijk maar maaken, om de eigenlijke Chimifche geneesmiddelen in den grond uit elkander te plaatzen. Terwijl het verklaaren van deeze toeberijdingen eigenlijk maar mijn oogmerk is, zo zal ik ook zeldzaam de zaamengedelde geneesmiddelen hier bijvoegen, om dat mijn deeze, [terwijl in ijder Apotheek eene Pharmacop'e moet gehouden worden] over-vloedig toeichijnen. N 4 -T VAN  ?Q0 Van de Bereidingen VAN PE ZOUTEN §. 186. Ik maak het begin met de Zouten, om dat de kern jnifl'e derzelve de grond bijkans van alle de overige Arbeiden van een Apotheker, die met vernuft daar bij wïitc werk gaan, en uk die oorzaaken noodig is; want 'er koorhén fchier bij alle de Preparaties Zouten voojr den dag, efi in het geheel zijn dezelve in alle de natuurlijke ligchaamen, die den fmaak aandoen tegenwoordig. Men heeft daarom ook den teergrond'der Zouten van ouds af met regt de fleutel genoemd der Chimie. Ik zal bij de afhandeling derzelven de natuurlijke (§. 85.) zoo wel, als ook die doorkundige-, maakte voordraagen. % 18 7, Een Zout is eene .dusdanige zelfftandigheid, die-een " doordringenden fmaak heeft, met het water eene hebdere oploffing geeft, en in het vuur niet te verftooren is. men heeft het dikwils aan Krijftallen, dikwils ook echter vloeibaar, en dikwils droog, zonder eenig teeken van Krijftalfchieting(§. 153.) Men verkrijgt dezelve uit de natuurlijke ligchaamen, door het uitpersfen vanhetfap, en deszelfs Krijftalfchieting (§. na.), als het Zuuringzout; of door het ukloogen (§. 1:3 ), als de Potafche; of door het deftilleeren (§. 137.), als de mineralifche Zuuren; of door Sublimeeren (Jj. 14a), als het Salammoniae of geften (§. 158.), als den Azijn; pf door de Krijftalfchiering enkel alleen (§. 153.), het welk doorgaans plaats heeft bij de middel Zouten. §. 188,  ier Pharmacie in het geheel. 2toi Zij.beftaan over het geheel uit Water en Aarde en nog uit een derde beflaanbaar deel, het welk de zo genaamde verbinding en oplosfing, deezer anders m het geheel niet vereenig.de doffen, en den fmaak veroórfaakt. De Heer ProfeiTor Cartheufer noemd dit ded \iZiPriticipium falinum, welkers oorfprong en befchapenhcid tot hier toe nog niet is uitgemaakt, %• 189'. De Zouten wordea in het geheel verdeeld, in 1. ZUURE ZOUTEN, of ZUUREN (Salia acia'a, Acida . 2. LOOGZOUTEN, (Salia alcalia f. lixiviofa), 3. MIDDELZOUTEN, Salia media [.neutra^ die uit de vereeniging der twee eerilen ontdaan. §• De ZUURRN, of ZUURE ZOUTEN fj. 189. n. 1.) onderfcheiden zich van alle de overige door, de volgende kenteekens: i. Zij kleuren de blaauwe aftrekzeis der Planten róód. Men neemd hier toe doorgaans het Vioolen fap, dat men vooraf met water verdund, en 'er als dan eenige droppels van dit opgelode Zout onder fchud-, als het Sap rood word, zo befluit men hier uit, dar het een Zuurzout is. Doch gaat dit kenmerk niet altoos door, om dat men Planten heeft, die een blaauw aftrekzei geeven, en doch in het minde met geen Zuur eene roode kleur, en in regendeel alle blaauwe aftrekzeis door bijgemengde vogtigheeden, diegee^ 5 ne  S-02, Van de Bereidingen ne Zuuren bij zich hebben, eene roodachtige kleur verkrijgen. 2. Zij bruifen met de loogzoutachtige Aarde (§. fterk op §. 164.), en zij maaken met dezelve middelzouten uit. Die is het zeekerfte kenmerk 'er van. $. Zij ftooten die in loogzouten gemaakte oplosfingen eer ueeder (§. 150. n. 1.) 4. Zij veranderen de Zeepen of zij ftooren de verbinding van den Olie met het loogzout, terwijl zij zich met het laatfte vereenigen. 5. Zij ftrin.me.i de Melk, het wit van 't eij enz. S- 191* . Men verkrijgt de Zuuren droog of vloeibaar, de k/atfte houd men voor de zuiverde. Men verdeeld dezelve het beft naar de drie Natuurrijken, namenlijk in ZUUREN uit het MINERAALEN RYK, uit het RYK der PLANTEN, en der DIEREN, waar van de eerfte de voornaamfte zijn. • §• 192. De ZUUREN uit het MINERAAL RYK (Acida regni mineralii) zijn van alle de overige de zuiverden, of mén kan dezelve door de kunft het zuiverde verkrijgen, fchoon dat zij uit de natuur altoos met verLheide deelen van vreemden aard vermengd gevonden worden. Doch verkrijgt men dezelve.[zo wel door de hitte des vuurs, als ook doormiddel om een zwakker zuur door een fterker, van die met haar vereenigde felfftandigheeden 'er af te neemen] uit die Ligchaamen, waarin dat zij zig bevinden; Doch kan men niet hI'.oos het zuur, dat het andere los maakt een lier*  der Pharmacie 'in het geheel. fterker zuur noemen (*> het zij ook dat het dikwils doorgaat, maar het komt op de nadere, of geringere verwandf'chap voornaamenlijk aan,'diehet eene hgchaam heeft met het andere, en ook op andere omitandigheden, $■ 193- De 'Zuuren, die ons tot. dus verre uit het mineralen rijk voornamelijk bekend zijn, zijn het VITRIOOL ZUUR, SALPETER ZUUR, en ZOUTZUUR, Het VITRIOOL ZUUR (Acidum Vitrioli) is irt den Vitriool, Zwavel, (§. 8i. n-5,)en Aluin CS-74-> onthouden. Men heeft tot üus verre geglooft, dat men hetzelve het goedkoopite uit den Yzer Vitriool verkrijgen kod, doch heeft men tegenwoordig hetzelve beeter koop uit den Zwavel leeren maaken. Uit den Vitriool, waar roe dat men den gemeenen Yzer Vitriool verkieft, verkrijgt men dezelve, als men den Vüriool calcineerd, tot dat hij rood word (**), men werpt (*) Als men den Spiesglas Salpeter met het Citroen zuur vrijft, zo bemerkt men, dat dit het Salpeter zu,ur uit den benoemden Salpeter met" zich wegneeind, fchoon dat het eerfte ongelijk veel fwakkcr is als het laatfte. zo is het ook juift uitgemaakt, dat het Vitriool Zuur fterker is als het Salpeter Zuur, en niet te min fchïeten 'er echte Salpeter Krijftallen aan, als men den gevitrioohzeerdcn Wijnfteen in een «cmeen Salpeter Zuur heeft opgeloft. (**) Als men juift geen fterken olie, maar enkel veel ecett wil hebben, Zo is het genoeg als men hem tot wit H wor-  204 Van de Bereidingen werpt hem als dan ineen fteenen Retort, en deftileerd hem met de fterkfte hette, als wanneer het eerft de geeft, en ter laatft de olie bij enkelde droppels overklimmen (*). In den Retort blijft een rooden zaamentrekkenden Kalk terug, die men DÜODEKOP DES V1TRIOOLS (Colcothar f. Caput mortuum Vitri' oli) noemd, en die buiten de Metalilche deelen des Vitriools, ook noch Vitrioolzuur in zich onthoud. Als deeze kalk wel met water afgefpoeld is, zo noemd mea hem VERZOETTE VITRIOOL AARDE (Terra Vhrioli dulcis). Uit den Zwavel verkrijgt men dit zuur op de volgende wijze: Men vermengd geftampten Zwavel met het fesdedeel van Salpeter, men vuld daar mede een ijzeren leepel, men fteekt den Zwavel in de brand, en fchuift hem brandend met den leepel in den hals van een fteenen Retort, waarin men water vooraf heeft gedaan, in. De opening moet aanftonds met een prop die aan het einde van den fteel des leepels vaft gemaakt is, toe geflopt worden. De Zwavel brand op deeze wijze met hulp des Salpeters in den Retort geheel en al uit, en de zuure dampen hangen zich ter gelijker tijd aan het water, dat d:iar in is, aan. Zo dra de Zwavel uitgebrand is, fchuitt men .'er weeder een leepel vol in, als dit ver- fchil- wordens toe Calcinecrd. De olie foleum vitrioli) en d- geeft (Spiritus vitrioii) zyn in zo verte maar van elkander onderfcheidcn, dat de laatfte fwakker is, en meer water bij zich heeft als dc eerfte. Daarom is het woord olie hier zeer oneigen. Men legt'cr.doorgaans een kolf daar water in is voor. Want laat men bet water weg, Zoo hangd zich het zwaarfte Vitriool zuur als ftijve droppels, die men afftooten kan aan do kanten van den Ontfaiiger aan, die als men ze daarna by elkander verzameld het YS FORM1GE VITRIOOL ZUUR. {oieum Vitrioli glaciale) uitmaaken.  ' der Pharmacie in het geheel 205 fchillende keeren herhaald is, zo legt men Vuur onder den Retort, op dat het overvloedige water weggaa, en het fterke zuur te rug bhjve. Het VitnoolzW, het zij dat het uit Vitriool of uit Zwavel verkree-ren word, is altoos zo helder en doorfchijnend als water De bruine en zwarte Vitriool olie, heeft deeze kleur, enkel door brokjes Kurk, Wafch, Harsen andere brandaare ftoffen, die 'er bij roeval zijn in gevallen, verkreegen. Men kan denzelven daarom zij*ne vorige doorfchijnendheid.cn wittigheid weder verfchaffen, en als hij te veel water bij zich heeft , daaf van bevrijden, als men denzelven in een glazan Retort giet, en het overvloedige Phlegma 'er van weg drijft, ais wanneer 'er eene klaare, witte, en fterke Vitriool olie in den Retort te rug blijft . § 195- De zekerfte kenmerken van het Vitriool zuur zijn: 1 Met het tegens het vuur beftaanbaare Vegetabilifche-Loogzout doet het den VITRIOLIZEERDEN WYNSTEEN (Tartarm Fitriolatus), aan den dag koomen met het Loogzout des Salpeters, dat echter vm hetMetaafilchemetteoriderlcheidenis, ontftaat 'er etn zout dat gelijkheid heeft met den Vitriolizeerden Wijnfteen, het geen men DUBBELD ZOUT (Arcanum ■duplicatum) noemd; met het mineraliiche het WONDER ZOU T VAN GLAUBER (Sal mirabile Glau. bert)- en met het vlugge het GEHEIME AMMONIAC ZOUT VAN GLAUBER (Sal Ammoniacum Je cretum Glauberi), ™rno ™ 2. Met de Kalkaarde brengt het den GYPS (%. 73. n. 2.) voort, met de Aluinaarde den ALUIN (§.74). % Met een ijder brandbaar Ligchaam veroorfaakt het ° een  SLgS Van de Bereidingen ZWAVEL (§. 84. n. 5.), voornamelijk als het voor* af met een ander ligchaam is vereendt geweeft. 4. Met het Koper veroorzaakt het den BLAAUWEN VITRIOOL \Vitrklum de Cijprd)-, met den Zinck den WITTEN VITRIOOL (Vitriolum album) en met Yzer deh GROENEN YZER VITRIOOL (Vitrioium mortis). 5. Uit de verceniginp' van hetzelve* met Kwikzilver onrttaat de MINERAALiSCHE TURBiTH (Tarpetum minerale). i §• ï9^- Van het Vitriool zuur is voornamenlijk het volgende in acht te necmem: 1. Het is het derkde van alle de zuuren. Het kan bezwaarlijk los gemaakt worden uit zijne verbinding met een loogzout, en het drijft alle'de overige zuuren uit hunner vereeniging met Loogzouten, en loogzoutachtige aarden uir. 2. Het overtreft in zwaarte alle de overige vloeibaare doffen, uitgezonderd het Kwikzilver. Het is bijkans noch eens zo zwaar als het water. 3. Het is het beltendigfte tegens het Vuur van alle de Zuuren, en om het uit te drijven vereifchc het den fterkden graad des' Vuurs. 4. Als het derk te zaamen gebragt is, trekt het* fterk de vogtigheid van de lucht aan zich, waar van daan liet fwakker word (*), welke het zeer befwaarlijk door eene herhaalde Deftilleering van zich af laat fchei- (**) Men heeft bemerkt dat vier lood Fync Vitriool olie in een jaar Ses lood en twee dragmen water aan zich hebbea getrokken.  der Pharmacie in het geheel. 20f frheiden. Uit welke reeden men hetzelve zo veel als moo^lijk is moet bewaaren voor het bijkoomen der lucht" l9f' He: S ALPETER ZUUR (Acidum nitrt) dat doorgaans S TERK WATER (Aqua fords. Spiritus tri* m) word genoemd, word enkel uit den Salpeter verkreegen. Om hetzelve daar uit'te bevrijden; zo bediend men zich van verfchillende bij yoegzels, die bet Vitrioolzuur in zich onthouden, als van de Kleiaarde, Aluin,' Vitriool, Vitrioololie, Doodekop. Doorgaans verkieft men den gemeenen Vitriool hier toe. Doch verkrijgt men dezeiven het zuiverde, als men de Vitriool olie zeiver met den gezuiverden Salpeter neemd. Men gaat daarop de volgende wijze mede Ite werk: Op drie tot vier deelen geftampteri, en gédroogden gezuiverden Salpeter, word in een glazen Retort een deel Vitrioololie voor en na gegooten, waar van aanftonds roode dampen in de hoogte klimmen, die den Retort bijkans geheel ondoorfchijnend maaken. Zodra als de menging gedaan is, plaats men ze aanftonds in eene warme Zand Capel, en legt 'er eenen ruimen Ontfanger voor, waar men de'beftemde hoeveelheid waters ingegooten heeft. Na dat de reeten ter deegen toegekleef't. zijn (§. 37.), zo legt men 'er aanftonds vuur onder, het geen men zo lang onderhoud, • tot dat 'er zich geene roode dampen, noch droppels meer vertoonen, als men in den Ontfanger geen water gegooten heeft, zo verkrijgt men het ROOKENDE SALPETERZUUR (Acidumf. fpiritus nitrt fumans) (*). Zoude het Salpeter zuur niet zuiver ge- , ' • noeg (+) Eefie merkwaardige verfchijning van hetrookende Sal' v ■ p*-  soB V 92. n.5. 6.) 4. Alle middelzouten, die met dit zuur gemaakt zijn, losfen zich in Herken gereclificeerden Wijngeeft op. 5. Het Wijndeenzuur ftoot zich, uit de oplosfing des Seignettenzouts, en getartarizeerden Wijnfteen ter needer. Dit komt daar van daan, om dat de loogzouten zich liever met zuivere zuuren verbinden willen, (*) Terwijl ic Azijn dikwils met het Vitrioolzuur vervato word, zo kan men deeze vervalfching het beft ontdekken, als men eene oplosfing van Kalkaarde in Salpeter of Zoutzuur daarin druipt, als wanneer deKa'kaaide, als'er wezenlijk Vitrioolzuur in den Azijn is, als «en Gips (f. 73. n. z*J ■a den grond Yalt.  der Pharmacie in het geheel. 5l£ len; bijgevolg taften deeze hier het zuiverdere Azijnzuur aan, en'laaten den Wijnfteen aanftonds vallen. % 107. Buiten den Azijn vind men in het Plantenrijk noch verfcheide Zuuren, als de Wijnfteen, het Zuuringzout, Klaverzout, Benzoen-Bloemen, Citroenzap, Berberisferifap enz. deeze Zuuren heeft men tot dus verre voor wezenlijke Zuuren erkend; en dezelve daarom ook WbZENLYKE ZOLJTEM (Saliaesfentialid)^ genoemd, terwijl menden Azijn 'er van onderfchijde," o & dat men geloovde, dat dezelve eerft ónder de gis- • ting 'er in gebooren wierd, en dat Hij niet zo als die Zuuren reets door de natuur zich gereed daar in bevond. Doch terwijl het nu reets geheel en al is uitgemaakt, dat de Azijn door de gilling maar aan den dag gebragt word, en vooraf al in de ligchaamen wezenlijk plaats heeft, zp'is deeze onderfchijding verdweenen. • , ; $. m. De WYNSTEEN (Tartarus) komt voort uit alle de Stroeve en zuure Wijnen en fchiet aan de kanten *der Vaalen in te zarriênhaógéndê Krijftallen aan. Nh dat de Wijn rood of wit geweeft is, zo is'de Wijnfteen van kleur het zij ROOD of WIT. De witte is altoos zuiverder als dc roode. Hij is in het minft geen zuiver zuur Zout, want hij onthoud ook loogzout ui; het Plantenrijk, en aarde in zich. Als men hem daarom op z»ch zelf alleen in eenen Retort deftillecrd; zo gaat "er een zuuren geeft, en brandbaren olie over, en in den Retort blijft een zwarten koolenaardigen ftotf te rug. Na dat deeze echter tot wit worden gecalci-" O 4 neerd  •15 Van ie Bereidingen necrd is, daarna in water opgeloft en doorgezijgt is geworden, zo blijft de aarde te rug: het overige w( rd als dan tot droog worden bij geftaadig omroeren, uitgedampt , als wanneer men een alderzuiverft loogzout, het welk onder de naam van WYNSTEENZOUT (Sal Tartari) bekend is, verkrijgt. Als men ruwen Wijnfteen in het water oploft, doorzijgt, uitdampt en knjftallizeerd, zo verkrijgt men den GEZUIVERDEN WYNSTEEN (Crtjfïalli Tartari), de WYNSTEEN ROOM (Cremortartari), die in de geftalte van poeder zich afzet, is hier van in het minfte niet te onderfcheiden. De gezuiverde Wijnfteen geeft met de Zoda, of met het mineraalifche loogzout het SE1GNETTEN ZOUT (Sal polijchrestum de Seignette); met het loogzout uit het Plantenrijk den TARTARIZEERD'EN WYNSTEEN (Tartarus tartarifatus; met het vlugge loogzout den OP LOSSENDEN WYNSTEEN (2artarm folubilis). $. 209. . ' • Het KLAVERZOU T {Sal acetosella) en ZUURINGZOUT (Sal acetofa:) word uit het uitgepêrfte Sap deezer Ligchaamen Verkreegen, die, als men dezelve enige daagen, om dat de ruwe deele na den grond Zinken, geruft heeft laten ftaan, zagrjes uitge-* dampt en daar na, in eenen met rectificaat uitgelpoelden Kom gekrijftallizeerd worden. Men kan deeze Zouten mooij Wit verkrijgen, als men dezelve noch eens in water laat oplosfen en dan weder Krijftallizeeren laat. > §. 210. • De BENZOES BLOEMEN(Flores Benzoes) zijn •en droog zout, dat men uit den gom Benzoes verkrijgt.  • . . der Pharmacie in het geheel 2ï7 lenigt. Men last deezen hars doorgaans in eenen Retort deftilleeren (*) om de Bloemen en den olie re gelijk te erlangen ; zij zijn echter a'sdan nooit wit, maar te ftêrk van den olie gekleurd. ■ Men verkreigt dezelve echter fneuw Wit, als men den Benzoes in eenen pot werpt, die op een weinig Vuur of in eene Zand Capel ftaat. Over deezen pot zet men een papieren Peperhuis, dat van boven, waar-het Spits bijloopt, eene kleine opening heeft, van onderen echter weit en ruim is, om dat liet over den pot kan gehaaid worden^ alwaar zich dan het zout geheel dun en als witte Scherfjes zal Sublimeeren." Het Peperhuis, dat het beft van dobbeld vloeipapier gemaakt kan worden, om dat de olie daar het beft in trekk;n kan, word aiIe kwader'er afgenoomen, en de Bloemen met een Veder daar uit geftreeken, terwijl men weder een ande*r 'er pp gezet heeft. Men houd hier mede zo larg aan, tot dat men ziet, dat het papieren Peperhuis heel en al met olie doortrokken is. Als wanneer de Bloemen met eene misichien te fterke hette, doorde vettige olie, die mede om hoog geklommen is, zouden onzuiver geworden zijn; zo loft men dezelve in water op, het welk men i.u Retort 'er weder af naald en ket zout bij êen zagt Vuur Sublimeeren laat. §• ai u Uit het rijk der Dieren (§. 191.) zijn enkel de ZUUREN DER MIEREN en het zuur van den PHOSPHORUS bekend. Doch om dat dezelve zo weinig invloed (*) Zommige vermengen de Renzoes ook met fchoon zand, •m het opfteigen 'cr van te beletten. 0 5  4lS Fan dé Bereidingen . , • vloed hebben op de Pharmacie, zo zal ik maar enkel van het laatfte dit bemerken, dat hetzelve den alderfterkften gloed, zonder overtegaan, doorftaan kan en zelf in ftaat is het Vitrioolzuur van zijn loogzout aftezonderen. Het is in zo verre gelijk aan net zuur des Vitriools, dat zo als het eenen Zwavel met een ieder Brandbaar Ligchaam veroorzaakt (§. 1954 n. 3.) het andere met ieder Brandbaar ligchaam den Phosphorus Voortbrengt. , » De tweede Clasfe der Zouten onthoud de LOOGZOUTEN (Satia akalia) (§. 189.) in zich. De voornaamfte eigenfchappen waar door zij zich onder-' fcheiden, zijn: 1. Dat zij met de zuuren opruifchen, en middelzouten uitmaakcr.. , 2. Dat zij die in zuuren gemaakte oplosfingen nederftooten. ' 3. Dat zij de Blaauwe mttrekzcls der planten groen kleuren. Men bemerkt aan hun dat zij in het Vuur beftendig blijven of dat zij daaiin vervliegen, en'om deeze zeden worden zij verdeeld in VUURBESTENDiGF en VLUGGE LOOGZOUTEN. §• 214. De VUURBESTENDIGE LOOGZOUTEN (falia akalia Fixa) onderfcheiden zich door de volgende kenmerken: 1. Uit  der Pharmacie in het geheel. 21? • 1. Uit die met water gereed gemaakte oplosfing des Bekenden Kwikzilvers Sublimaat ftooten zij eenen oranjen Kleurigen Kalk terneder. '2. Zij maaken het Vluggezout uit den Salammoniae los, terwijl zij zich met deszdfc zuur verbindenJ 3. Met uitgeperfte oliën en Vet maaken zij de ZEEP uit. 4. In den natten weg zo wel als in den droogen losfin zij den Zwavel op en Veroorzaken de ZWAVEL XEEVER. 5. Door den ongebluften Kalk, en door het lange fmelten in het Vuur alleen, of met Metaalen ei; Kalkachtige aarden word zij zeer Bekend en fcherp gemaakt. # • • % *Di Vuurbeftendige loogzouten worden weder ver• dëeid in LOOGZOUTEN UIT rIET PLAN TEN, en MINERAALEN RYK. §. 210". DE VUUR BESTENDIGE LOOGZOUTEN UIT HET PLANTEN RYlv ( ('aha akalia fixa vegetabilia S. Uxivioja) worden doorgaans door het verbranden van Verfcheide Soorten van houten verkreegen , afs men namenlijk de geheel Wit gebrande asfche daarna uitloogt, door zijgt en tot droog .worden uitwaazemd, het welk men onder den naam van POTASCHE(CV«ew clavellati) inkoopt. Het kenteeken van eene goede Potasfche is, dat zij zich niet alleen in water ligt laat oplosfen, maar dat de zuuren 'er ook niets uit neederftooten. Doorgaans ontdekt men iets van den Vitriolizeerden Wijnfteen daarin. Het WYNSTEENZOUT (Sal Tatarï) is evenwel een  *2C> ' Van de Bereidingen een loogzout uit het Plantenrijk, het welk echter ongelijk veel zuiverder is,"en de Eereiding 'er van heb ik reets (§. 201.) geroeid. Schoon dat men tot dus verre van meening is geweeft, als dat alle de loogzouten enkel door het vuur voortgekoomen waren, en niet door de natuur maar door de Kunft,• zo is men nier te min tans geheel en al overtuigt, dat zij reets vooraf in de ligchaamen verborgen leggen, en dar de^ Kunft verder niet in ftaat is iets uittevoeren, als dat* zij dezelve door de verbranding van de overige mede Verbondene verbrandbaare deele , als _ de fleimige, Harzige, Olieachtige waterige enz. die hetzelve gebonden en omcingeld hielden, bevrijdt Q). §. 217. \ Het onderfcheid zich van het mineraalifche loogzout in het volgende: 1. Het heeft eenen fcherperen en brannenderen fmaak als het mineraalifche. 2 Het vloeit weg in de Vrije lucht en bijzonders als net voor af fterk gecalcineerd is». 3. Het lchiet befwaarlijk in krijftallen aan. 4. Met het Vitriool Zuur maakt het den V1TRIOLIZEERDEN WYNSTEEN (§. 195. m 1.) die befwaarlijk vloeit en in het water niet ligt fmelt: met het Salpetzuur den GEMEENEN SALPE'll.'R (§. ■ 90. n. 1) met het Zoutzuur bet KÜURTS ZOUT VAN SYEVIUS a. 301. o. 1.): met het Azijnzuur ' den (*) Die gene, die bTer over de voortreffelijke rerhandeling vnn den Heer WIEGLEB, tot tijtel hebbende, Chimi'che waarnemingen over de Loogzoutachtigc Zouten, nalee-fen willen, aullen in het geheel 'er niet meer aan twijlelea.  " der Pharmacie in het geheel. -2Zt den GEBLADERD EN WYNSTEEN (§. 206. b.t.), die befwaarlijk tot Krijftallen Ichiet en de vogtimeid uit de lucht fterk aan zich trekt- niet den gezuiverden Wijnfteen den GETARTARIZEERDEN WYNSTEEN (§. 208.) §. 318. HetVLJUR BESTEN DIGEMINERAALTSCHE LOOGZOUT (Sal alcali fixum minerale) (% 215.) word in het gemeene KEUKENZOUT, in veele MINERAAL1SCHE WATEREN van. Eger,_ Pijrntons en andere Bronnen en in de ZODA, die uit verbrande Planten, die digt'aan de Zeekant groeien, en dit loogzout uit hec digtbijgeleegene water aan zich trekken, gevonden. De helft van de Zoda is fchier enkeld zand. Men verkrijgt dit loogzout echter het gemaklijkfte 'er uit, als men hetzelve met'* water uitloogd, doorgiet en uitdampen laat, als'wanneer her laatfte dit zout doorgaans in zich bevat- §. 219. De kentekens, waardoor het van het Plintenrijk loogzout (§. e.'7.) kan onderfcheiden worden, zijn: 1. Het is zagter van fmaak. 2. Het trekt de vogtigheeden uit de lucht niet aan zich, maar het valt in <*me drooge lucht tot een wit " Poeder C). T 3. Het (*) Alle de middel Zouten, die dit mineraalifche loogzout in zich bevatten, veranderen door den tijden een wit poeder, of zij worden ten niinlten met eene witte huit bedekt, als de Borax, het Wondsrzout vanGlauaer, Seigncttenzout, Sedlizersout enz.  222 ' Van de Bereidingen 3. Her fchiet rot Krijftallen als Harretjes. . 4. Met het Vitrioolzuur maakt het 't ligt vloeiende en ligt op te lollende WONDERZGUT VAN GLAUBER (§. 195. n. O: .met het Salpeterzuur den TEERL1N GACH Tl GEN SALPETER (§.198. n.-i): met het Zoutzuur het GEMEENE ZOUT (§. soi, n. x.) het welk droog blijftin de lucht, met den gezuiverden Wijnfteen het SEIGNETTEN ZOUT (§. 208.) $ 22 ?. Het is reeds al (§. in^n. 5.) aangehaald,, datmen de Vuurbeftcndige loogzouten door 'er iets bij te voegen , heel fterk bekend maaken kan. De befte wijze om een dergelijken VUURIG LOOGZOUT (&ƒ cauflicum^ Caittenum poïentiale) te maaken, is de volgende:" Men werpr in eenen grooten fteenen pot, vol met warm water, voor en naleevenpond verlenen ongebluften Kalk, en roerde het geftadig om, op dat die op den grond leggende, en fterk veiiiettende kalk, den pot niet Hukkend doet fpringen Als de Kalk geheel en al vergaan is, en dat alles is koud geworden zo werpt men 'er twee pond wel gezuiverde Potatche bij, men roerat het trouw om, en men laat de menging vier en twintig uurefi ftaan. Men giet dezelve alsdan door eenen witten linnen fpitzen Zak, en men laat de loog zoo in eenen pot uifioopen. Zo lang als zij noch troebel 'er doorloopt, giet men dezelve wee-' derom in den Zak, tot dat zij er helder'en klaar doorloopt (*). Als'er alles is uiigtloopen, dan Werpt men (*) Dit word de Zeepzieders loog genaamd, om dat mea dezelve tot het gercedmaaken der Zeep gebruikt.  der Pharmacie in het geheel.. 233 inert den Knik uit den zak weederom in den pot, en looge hem dus^noch tweemaal uit, ijder rijs met verfcl* water. Alle verkreegenc doorgezijgte loogen , verkookt men zagtjes in eenen fchoonen ijzernen Pot zo lang, tot zij dik word, en tot dat 'er eenige op een koud brik gedroopene droppels aanftonds hard worden en droog.' Alsdan giet men dezelve op eene metaale plaar uit, breekr 'ze aan Hukken en doet 'ze, dewijl dezelve-noch warm is, in een' warm gemaakt glas, en bewaart ze voor ai voor het bijkopmen der Vrijen lucht , om dat zij daar uit aaaltonds Vogtigheden aan zich trekt, en weg fmelt. '$. 221. De VLUGGE LOOGZOUTEN (Sa/ia akalia. mlatüia S: urimjd) (§. 213.) onderfcheiden zich •van de Vuurbeftendige voornamenlijk ten opzigten hunner Fijnheid, beweeglijkheid en Vlugheid. Van de'e'ze heeft meiv-ihsgelijks (§. 216.) geglooft, ais of dit nieuwe voor den dag gebragte, en uit de Bearbeidingen der Chimiften Qntftaanene Zouten waren. De vooraf aangehaalde onderzoekkingen van Wiegleb zijn genoeg inilaat deeze meèning te wederleggen en te bewijzen, dat fchier ijder ligchaam, het zij uit wat rijk dat het wil, uit de natuur reets dit zout in zich bevat. §. 222. De Bijzondere kenteken?, waardoor deeze Vlugge zouten van de Vuurbeitendige kunnen onderfcheiden worden , zijn de volgende: 1. Zij vervliegen bij de minde warmte., •. 2. JLTit de oplosfingen des beitenden Kwikzilver Sublimaats fiooten zij eenen witten Kalk ter neder.  224 Van de Bereidingen. 3. De Koperoplosfingen kleuren zij heemcl blaauw. 4 Ais men 'er een met Salpeterzuur of met een ander zuur bevogten Hop over houd,*zo ontftaar 'er een damp om den Hop. 5. Met het Vitrioolzuur verfchaft het, het AMMON1ACZOUT VAN GLAUBER (X. 195. n. 1.) met het Salpeterzuur den BRANDENDEN SALPETER (§. 198. n. 1.) met hec Zoutzuur het GEMEENE AMMONIACZOUT (■§, 201. n. 1.) met her Wijdteen-zuur, den OPLÖSSENDEN WYNSTEEN C§. 208.) met den Azijn den GEEST VAN MIN-DERERUS ($. 206.) §• 223- * Dit Vlugge loogzout vind men het zuiverde en meeile in het Ammaniaczout, waaruit het op de volgen ie Wijze het bede kan Veikreegen worden : men vermengt vijf deelen Krek met vier deelen Aramoniaczout, nadat men ijder vooraf op zich zelfheeft Fijn geilooten en wel heeft laa'en droogen. Deeze menging werpt men in eenen Retort met eenen ruimen hals, en legt 'er eenen kleinen Ontfanger voor, op dat zich hec vlugge zout zo veelte dikker kan aanzetten. Na dat men de reeten ter deegen toegekleeft heeft, zo legt men 'er \ uur onder, en houd daarmede zo lang aan, tot dat 'er geen zout meer om hoog klimt. Men Verkrijgt op deeze wijze doorgaans de helft tot twee derdens, dikwils ook meer als het Ammoniaczout zelf gewoogen heeft. Het Zoutzuur laat hier het Vlugge zout los., Terwijl het zich vereenigt, mee het krek, waarom dan ook het geen 'er van te rug bleift Vuur beftendig Ammoniac Zout (§. 201. n. 3.) is. §• 224-'  der Pharmacie in het geheel. ft2< ■ k §• as4- Behalven in het Ammoniaczout heeft dit Vlugge zout ook plaats in de Hoorns en Beenderen der Die-, ren, en in de vloeiende deelen derzelven, en ook in zommigegewalfen, in zulk eene groote menigte, dat men het afzonderen kan. Men heeft om dit te verkrijgen twee weegen, naamenlijk : 1 Het Vuur, als men drooge deelen van dieren, als Beenderen, Hoorns, enz. zo, of vermengt indeenen of'ijferèn Retorten, in liet oppen Vuur zet, als wanneer dan het eerde water, daarna een loogzoutachtige geeft (§ 269.) (die uit i'hlegma beftaat, hetgeen een deel vlug Zout in zich onthoud), en dan het vlugge Zout zelve, en ten laatfte eene, dikke brandbaare olie overgaat. * 2. De Rotting (§. 158. n. 3.). Hier toe verkieft men de vloeibaare deelen der dieren B V. Bloed, Pis, die bij eene zagte warmte geheel ligt tot de Rotting overgaan , onder "welke tijd het vlugge Zout zich reëds van de overige deelen affeheïd, en door de Destillatie nadat'er eene kleine menigte vogtigheid overgegaan is, aanftonds kan afge^ondert worden. §• 225. De vlugge loogzouten zijn in het minft niet, wat hun weezen betreft, van elkander onderlcheiden , zij moogen gehaald zijn uit het Ammoniaczout, uit de Hertshoorn of uit een ander ligchaam. Het onderfcheid 'er van, dat men bemerkt, beftaat enkel in de verfcheidene 'er bij gemengde riekende oliën. Als men daarom deeze verfcheide vlugge Zouten van hunnen olie met eenen hoogft gerechficeerden Wijngeeft zuiverd; zo zijn de te rug gebleevene Zouten. P zich  22 en bijzonder .aldaar in het WiützkafcheHoll bij Krackau gegraven en is dikwils met fteenige deelen vermengt. 4. Het SSIGNETTEN ZOUT (Sal Seimette f. Pdijchreflum de Seignette) is uit het mineraÜlche loogzout of veelmeer uit de Zoda (§. 218.), dat met den Wijnfteen verzadigt is, te zamengeftold(§. _c".). Dewijl dit zout behalven het zuur ook Plantenrijk loogzout in zich bevat (,§. 20 J.), zo beftaat het Seignetten7.0ntui.thet Wijn deen zuur, enuittwee loogzouten, naamenlijkuir het Planten, en uit het Mineraalen rijk loogzout. Het Zoda loog, moet vooraf, d voor het noch" verzadigt is, altoos eerft doorgezijgt worden, om dat het anders eenen Hinkenden reuk van zich geeft. Men zet hetzelve alsdan wedei»op her vuur en werpt'er nog geftadig fijn geftampten en gezuiverden Wijnfteen in,"" Terwijl het kookt, zo'lang tot-dat het loog votkoomen verzadigt is. Men zijgt hetzelve alsdan weder door en laat het daarna zo verre uitwaafemen, tot dat 'er een droppel van, die men op koud Metaal heeft laten vallen, de Krijftallen aantoond, want een Zout huitje vind men 'er niet ligt bij. Tenlaatften word hetzelve nochmaals door dobbeld vloeipapier gegooten, en weggezet om te Kriftaliizeeren. Dit Middelzout geeft bijna de aanzienlijkfte Krijftallen. 5. De BORAX (Borax) word uit een mineraal, dat men uit Ooftindien, onder den Naam 'van Ti'NKAL brengt, in Holland (voortijds in Vene'tien) gereed gemaakt. Hij fchijnt een natuurlijk middelzout te zijn. Hij beftaat uit hec mineraalifche loogzout, cn uit het fedatievzout van Homberg, waarvan de Beftaanbaare deelen nog niet bekend zijn. Men Verkrijgt die SEDATIEV.ZOUT [Sal Sedativum llombergi) uit den Borax, als men den Borax met water oploft-, en daar een zuur, het zij wat voor Zuur dat het wil l3 5 i»  234 • Van de Bereidingen. ingiet, 'als wanneer, daar men deeze menging op het Vuur zer, hec Sedatievzout'in de geftalte van geheele fijne, en witte fchubben naar den grond vald. Het 'er bij gevoegde Zuur plaatft hier, terwijl het zich met het mineraalifche loogzout vereenigt, het Sedatiev Zout uit zijne vermenging. Heeft men nu.tot het* nederploffen het Vitrioolzuur genoomen, zo geeft het overgebleevene loog het wonderzout van Glauber, heeft men het Salpeterzuurgenoomen, zo verkrijgt men den teerlingachtigen Salpeier enz. men kan dit Zout ook door de Sublimatie uit den Borax verkrijgen; men ver. knjgr als.ian wel weiniger, doch is het dan veel zagter en witter als hec geen men door de QederploiTihg verkrijgt. §•♦.230. Onder de Middelzouten, die uit tweeëriij Zoutiga deelen beftaan (§. 227. n. r«), zijn deeze de laatfte, waarvan het loogachtige deel een VLUGLOOGZOUT (§. 222. n. 5.) is: 1. Het AMMONIACZOUT (Sal Jrnwniaam S: amrr.emacum) word in Egijptcn, gehjk-IJASELQUIST bengt heeft, uit het roet*, dat zich onder het Verbranden van gedroogde mift van eenige Dieren, aanzet, gefublimeerd. Zintseenige rijd word hetzelve uok in Bronswijk gemaakt, dat zich echter van het overige doOr de geftalte en mindere vaftheid wel onderfcheiden laat, Het beftaat uit het Vlugge Zout en uit het gemeene Zoutzuur (§. 201. n. 1.), hetwelk zo wel uit zijne nederploffing als ook uit zijne ie zamenftelling blijkt. Want als men dit Ammoniaczout met een Vuur beftendig loogzout of Kalkaarde (§, 223.) vermengt, zo laat het bij de Sublimatie zijn Vlug loogzout los, en naar maaten het 'ér bijgevoegde loogzout is, blijft het koorts Zout van Sijlvius of gt>  der Pharmacie in het geheel. 235 gemeen zont terug; verzadigt, men daarentegen het Zoutzuur meteen Vlug zout, zo verkrijgt men door de Sublimatie een weezen lijk Anmoniaczout. _ Word het Ammoniaczout, zo als men hetzelve krijgt, ia warm water opgeloft door vloeipapier gezijgt, en op een koude plaats tot krijftaliizeeren gezet, zo vind men het aan kleine en veele Krijftallen aangefchooten, het welk men AMMONIACZOUT BLOEMEN (of GEZUIVERD AMMONIACZOUT) (Flores Salis armoniaci fimplices. Sal armomacum depuratum ) noemd. Het heeft die bijzondere eigenfchap zelf Metaal met zich Vlug te maaken fj. ia< n. 4.), zo als uit de Bereiding hliikt van, de YZERENAARDIGE AMMONIACZOUT BLOEMEN (Flores Salis armoniaci martiales). Men verkrijgt deeze, als men Fijn geftampt Ammoniac zout met juift zo veel fijn geftampt ijzer Vijlzel of Bloedfteen te zagmm mengt, het eene tijdlang op eene vogtige plaats, op dat het de Vogtigheid uit de lucht aan zich trekt, ftaan laat en alsdan in eenen Glazen Retort, waarvoor men eenen ontfanger legt die men met eene nat gemaakte blaas wel daar aan vaft maakt, denzelven in eenen zand .Capel zet, en het Vuur langzaam tot op den hoogften graad vermeer-, dert. 'Jn den ontfanger gaat eene kleine hoeveelheid vluggen Geeft over. De Sublimaat beftaat uit verfcheide gekleurde fchijven, die, hoedigter dat zij bij den boodem zijn, hoe donkerder geel van kleur dat zij zijn. Deezen Sublimaat-Vrijft men met het terugblijfzei als dan te zamen, en Sublimeerd hem noch eens, alswanneer men de Bloemen gehjkformig, en fterk gekleurd verkrijgt. Het overblijfzel dat uit onveranderd Ammoniaczout, ijzer en een deel bevrijd Zoutzuur beftaat, vloeit van zelf in eenen kelder tot een ^eel fcherp vogt, dat men voortijds de Naam van Y-  236* Fan de Bereidingen ZEROLÏE (OJeum martis") heefr gegeeven. Dit is de gewoonlijke voorfchrift. Men "verktijgt naa die echter heel weinige yzcrachtige Ammomaczout BJoernen, om dat het Veele 'er bïjgevoede Yzer het meefte van het Ammoniaczout verftoord. • De Heer WIEGLEB geeft eene Wijze, dezelve bij eenegrootere hoeveelheid en nier minder fchoon te verkrijgen, aan de hand, hij neemd nanienlijk tot een pond"Ammoniaczout maar twee oneen Bloedfteen of een once Yzervijlzel. • • . Het alderbeft verkrijgt men dezelve, als men den Yzer Saffraan , die men heeft-door een loogzout uit de oplosfing des yzer Vitriools doen nederftooten en behoorlijk heeft doen verzoetten, daartoe gebruikt, en deezen Vooraf, bevoor hij noch met het Ammoniaczout vermengt is, met zo veel Zoutzuur overgiet, tot dat hij dun Vloeit. Van deezen yzer Saffraan riekend men ook maar een once op een pond Ammoniaczout. Noemd men in plaats van den yzer den Koperkalk of lv'peiafche, zo *a!s men deze van de Koperflaagers krijgt, zo. verk'digt men eenen blaauwen Sublimaat, die KOPER A AR DJGS AMMONIACZUUT BL< >EMEN ( F/ores Sa/., armoniaci venerei'. Uns Peneris Boyiei ) genaamd worden. Men ichrijfc andere doorgaans den dooden Kop des Vitriools, om dat het gemeene yzer Vitriool, buiten het yzer ook Koper in zich bevat (§..230. n. 1. a.), 'er tóe voor, men ziet doch ecluer'van zelf wel, dat deeze Bloemen nooit Koperachcig alleen Zijn kunnen. 2. De OPLOSSENDE WYNSTEEN (TaKa* rus Jolubilis ) word gereed gemaakt, als men eene oplosfing van den gezuiverden Wijnfteen mer een Vlugloogzout Verzadigt, en dan op een zagt Vuur tot droogworden unwaazemd. Hij trtkt fterk de Vogtigheid  der Pharmacie in het geheel. 237 Meid van de lucht aan zich en hij laat zich in den Wijnpeelt oplosfen. . ,, _. . . ï De GEEST VAN MINDERERUS {Spiritist S. UquvrMtndereri), dienaarden uitvinder genaamd is, en die uit het Azijn zuur en uit het Vlugge loogzout beftaat (§. 2o5. n. 1.) Schoon dat hij tot dus verre noch in geene vafte geftakétn de Apotheeken is. gehouden, zo verdient hij doch echter noch eene plaats onder de middelzouten. Men maakt hem aldus, men giet onder Scherpen gedeltilleerden Azijn zolang droog uit het Ammoniaczout* verkreegen Vlugzout (§. _°2>) bij geftaadig omfchudden, tot. dat men in het minft geene opbruifing meer gewaar word. De Geeft op deeze wijze gereed gemaakt is ongelijk.veel werkenderen fterker, alsof menden Azijn met den Ammoniaczout Geeft verzadigt, om dat deeze terwijl hij behalven het vlugge Zout ook veele waterige deelen in zich bevat, den geeft geheel verfwakken moet. Neemd men hier toe ongedeftilleerden Azijn, zo verkrijgt de geeft behalven de vreemde deelen,. die in den ruwen Azijn plaats hebben , eene meer of mindere bruinachtige kleur, terwijl hij anders zonder kleur en helder is. . Tot dus verre heeft men nog van gedagten geweeft, als of men dit Ammoniac middelzout met anders, als in eene Vloeibaare hoedanigheid koft erlangen; doch heeft men maarden, op die reeds aangetoonde wijze (§. 205.) verkreegenen al der Scherplten' Azijn met het vlugge loogzout in eenen Glazeren kolf volkoomen te verzadigen, en na dat men den Helm, en den ontfanger behoorlijk 'er voor gepiaatft heeft, bij eene zagte warmte in eene zand Capelle te zetten; zo zullen 'er weinige Zuurachtige droppels in den ontfanger overgaan, en het middelzout zal zich in eene drooge geftalte laaten Suburneeren. §• m-.  «33 Van de Èefeidïngeh) §■ 231. De tweede Clafse der Middelzouten word vervuld door de AARDACHTIGE MIDDELZOUTEN n. 2.), waarvan het loogachtige deel eene' loogachtige aai de is (§. 71.) om dat van deeze aarden bijzonders drie, namenlijk de Kalk-Aluin-en Muriatifche of Zoutachtige aarde bekend zijn; zo kunnen die daaruit ontdaane middelzouten ook in drie afdee* lingen gefchikt worden. ' ' . % 232. De Middelzouten, die de KALKAARDEN (% .72. n. 3.) in zich onthouden, zijn wel in de Apotheeken niet zeer gebruiklijk, doch om dat dezelve, dewijl zij de Kalkaarde zo ligt verraaden, kunnen gevoeglijk gebruikt worden; zo 'zal ik ze heel kort meede aanhaalen. ï. Het VUUR BESTENDIGE AMMONIACZOUT (Sal ammoniacum fixum) beifaac uit de Kalkaarde en uit. het Zoutzuur Qj'. 200. n. 3.). Men verkrijgt het bij-de Bereiding van den Ammoniaczout* geelt met den levendigen Kalk, wanneer de Kalkaarde, terwijl zij het Vlugge Zout losmaakt, zich met het Zoutzuur des Arnmoniaczouts verbindt. Laat men dit Zout in het Vuur vloeien, zo laat het, zelf bij het heevigfte Vuur dit Zuur niet los, en als inen in dit vloeiende Zout een yzer draad fteekt om dat het zich mooge daaraan hangen; zo geeft deeze in donkeren licht van zich af, als men 'er met iers hards tegen aan flaat. Men noemd daarom dit Zout ook IIOMBERGSCHE PHOSPHORUS (Phojpborus Homberg!), om dat Homberg dit Verfcheinzel het eerft ontdekt heeft. *. De  der Pharmacie in het geheel. £39 -a. De GÏPS(Selenites.GypJum)beÜMt uit de Kalkaarde en uit het Vitrioolzuur (195.'tl. 2.3), gelijk als de Heer Dire&or MARGGRAF door de naauvvkeurigfte en klaarde onderzoekkingen. bevveezen heef:. Bij afdien men nu de eerfte in eenig Zuur, behalven in het Vitrioolzuur opgeloft vind, zo kan men dezelve met het Vitrioolzuur als Gips daaruit doen ncdcrftooten, het welk het voornaamfte kenmerk van de Kalkaarde is, want het 'er bijgegootene Vitrioolzuur vereenigt zich met de Kalkaarde, en vald met dezelve in de geftalte van tedere Krijftallen naar den grond Q. 150 ). De Gips laat zich bezwaarlijk en geheel weinig in het Water oploslèn en bruift noch met Zuure noch met loogzouten op. ; Sr *33- Van de Middelzouten, die met de ALUINAARDE- zijn vereenigt, is de ALUTN (Alume.rT, zelf het eenigfte. Hij word uitKeijen, en uit keijachtige Stóffen (t 84. n. 5.), die bij het Vitrioolzuur ook noch in hunne vermenging de Aluinaar Je bevatten, verkreegen: zij moeten vooraf in de Lucht tot Kalk vervallen, of in het Vuur tot Kalk gebrand worden, als wanneer de Aluin door het uitloogen en uitwaafemen en door de Krijftal fchieting daaruit verkreegen word. Zulk Soort van Kei jen vind men in Deutsland, Z weeden, Engeland, en Frankrijk bij meenigte. Deeze verkreegene Aluin word genaamd de GEMEENE of WITTE ALUIN (Alamen vulgare. album, glaciale'), tot een onderfcheid van denRDODEN of ROOMSCHEN ALUIN (Alumen Romanum), die digt bij Roome in Civita Vechia uit een haarden Steen , door eene bijzondere bearbeiding  S40 Van de Bereidingen. ding verkreegen word, en rood van kleur is (*). Men heeft tot dus verre gelooft, dat de aarde des. Aluins eene Kleiaarde zij; doch heeft de Heer Director MARGGRAF beweezen, dat,"fchoon zij zich in de hoedanigheid van Kleiaarde bevind , zij echter, van eene gants verfchillende en van eene loogachtige natuur zij. Vermengt men de oplosfing des Aluins noch warm zijnde met eene warme oplosfing van Vuur befiendig loogzout, zo vald de Alumuaide daaruit naar den Grond', die, als zij vooraf behoorlijk verzoet is, de voornaamlte plaats derfchoon^n LAKVERVEN als B: V.-.van hef.Florenrijnlak bekleed. Als men een derde deel van een pot met Aluin yuld, denzelven daar in zo lang laat vloeien, tot dat men 'ereene harde huit over ontdekt, deeze huit alsdan mep een Spatel op gloejende kooien uitlegt, en ze daarop zeê"r ligt en wit laat uitbranden, zo verkrijgt men den UI TG EB RANDEN ALUIN (Alumen ufium), die door het Vuur van zijnen waterige deelen en van het Vitrioolzuur berooft is (*). §• 234. (*) De in de Apotheeken zo genaamde PLUIMALUIN (Aluinen Plumofttut) is een Weezenlijken ftecn, en wel van eene Asbeftige en in het qjjnft van geene Aluinaehtige Aarde. De Roode Aluin d:c in de Gravenhorftige Fabriek te Bronfwijkis gereed gemaakt, heeft zijne roode kleur aan den Kobalt toe te fchrijven, waarom men befchroomd moet zijn denzelven innerlijk te gebruiken. (**) Door middci van den Aluin , en ijder Brandende zelfitandigheid kan men een poeder gereed maaken, dat als *ci de lucht bij komt in de Brand vliegt, en PYROPHOR (Pyrepborus Hombergï) genaamd word. De Bereiding *er van is Kortlings deeze: Vijf deelen Aluin en een deel meel of Kooien worden te zamen in eene pan met een fpatel over het Vuur zo lang omgeroerd, tot dat de ftoff in een zwart jrrof poeder verandert is. Deeze doet men in een glas, nea  der Pharmacie in het geheel, »4ï §• 234; De laatfte middelzouten van dit foört, 'zyn die, waar vart liet- loogachtige deel de MÜRIATJSQHÉ AARDE (§. 75. n. i.) is. Hier toe behodren: . 1. Het ENGELSCHE ZOUT (Sal Anglicum ƒ. Anglicanuiïï), dat uit het Vitrioolzuur en uit de Munatifche aarde beftaat. Het word in Engeland uit zeer veele gezondheids Bronnen, bijzonder te Epfort , waar van daan men 't ook EPSON NERZOUT (Sal Epr fonienfe f. Epshanïenfe) noemd, verkreegen. Dit Word echter zeer zeldzaam verzonden, waarom ook het geene dat wy krijgen, doorgaans nagemaakt is. Want het Eagélfche Zout word buitenslands gereed gemaakt, als de laatfte loog van het Zeezout (§. 229. n: 3.) met den, tot rood worden toegecalcineerden Vitriool vermengt, het zout daaruit naderhanduitgeloogt en rot krijftaliizeeren gebragt word (§. 76. n. 3). a. Het SEDL1TZER-of SEiDSCHUTZER ZOUT (S41 Seidlicenfe J. Seidfchutcenfe) heeft het zelfde beftaanbaare deel als het voorige'Zout, en hét word uit de Bron van denzelfde naam doof het uitwaazemen en krijftaliizeeren verkreegen. Men is meer verzeekerd van deszelfs echtheid; (§• 235.' men villd het echter daarmede niet geheel vol, men flopt het los met papier toe, zet het in eenen kroes, en giet 'ec zand orri heen. Deezen zet men als dan tusfehen de koalen in, en houd zo lang met het vuur aan, tot dat men eenfc blaauwachtige vlam in dé opening van het glas ontdekt, alï dan neemt men aanftonds de kooien weg, «a ftopt fcet gl»s; iecl naauwkeurig toe. Q  242 Van de Bereidingen §• ^35- Men moet deze in de laatfte Clasfe der middelzoü* ten plaatzen, die in plaats van met loogachtige beftaanbaare deelen, met eene Metalifche Zelfftandigheid verzadigt zyn, of de METALISCHE ZOUTEN (§. 227 n.3). Het zijn weezenlijke Zouten, hetwelk zo wel hunne fmaak, haare krijftallifche geftalte, als ook de oplosbaarheid in het water betuigd; doch zoude men hun den naam van middelzouten byna kunnen betwiiten, om dat zij met loogzouten opbruifen. Ik zal deeze Zouten, na die, den 'Metaalen bygevoegde Zuuren, doorgaan. §• 236. De Metaaüfche Zouten met het Vitrioolzuur zijn: 1. De VITRIOOL (105. n. 4.) hiervan vind men drie Soorten : a. YZER VITRIOOL (Vitriolum mar-isS.viride), die ook bij de Naam van ENGELSCHE VITRIOOL, GROENE VITRIOOL, KOPERWATER enz: bekend is. Hy onthoud voornamenlijk yzer in zich, en is groen van Kleur, edoch vind men denzelven altoos met min of meerdere koperdeelen vermengt, waar van dan ook, bij den HongariIchen en Goüaarfchen de groenblaauwe Kleur qntitaat. Dit is het gemeende Soort, dat bij eene groote meenigte uit de vitrioolaarden, en Zwavel keien, ook uit de zogenaamde Marcafitten verkreegen word , die Yzerachtig, of Koper en Yzerachtig te gelijk zijn. Men tragt het overvloedige Brandbaare in de Zwavelkeien, dat het Zwavel of Vitrioolzuur Bijna geheel en al gebonden en ingewikkeld houd, vooraf door Kalcineeren of roofterenweg te voeren, de keien daarna op breeds-  8èr Pharmacie in het geheel. £4$ dé hoopen in de Vrije lucht uit te Itroijen en zo lang daarin te laten leggen, tot dat de Vitriool die zich daarin onthoud Voor en na begint uit te bloeien of te ei* floreszeeren, wanneer men denzelven door het uitloogen en Kriftallizeeren daaruit verkrijgt. Als de Vitriool gecalcineerd word; zo word hij eerft graauwj daarna geel en op het laatftrood. Loft men denzelveii in het water op, en voegt mén'er een weinig geftampte galappels bij; zo word de oplosfing purper rood* die naderhand zwart word, als men'er meer galappels bijvoegt, tiet is in het geheel als een grondftelling aantenemen, dat alle de te zamentrekkende Zelfftandigheden uit het plantenrijk als galappels, Granaatfchillen&.dteeigenfchap hebben, dat zijniet alleen in Vitrioolzüuren, maar ook het in yderzuur opgeloftei yzer zwarteer nederftooten (95. n. 7.), waarvan daari de INKT zijne zwarte kleur heeft. b. KOPER BLAAUWE of CYPERSCHE VITRIOOL (Fitrhlum coerulmm S. de Cyprd), beftaat uit het Koper eh uit het Vitriool Zuur^ en is altoos fchoon blaauw (§. 93. n. 4.) en aan Krijftallen. Men verkryit hem doör de oplosfing des Kopers in het Vitrioolzuur, of door de zaamenlijming (§. 173.) van Koper blikjes met geftampte Zwavel, of als men ook Koper, en Zwavelkeien te zaamen mengdt, en op die Wijze, zo als by het'Yzervitriool is aangetoond , behandeld. Als men in de oplosfing des Koper Vitriools Yzer legt, zo zet zich het Koper op dé oppervlakte deszelven overal aan, terwijl daar in te* gen het Vitrioolzuur het Yzer in de plaats oploft. c. Het ZINK-of de WITTE VITRIOOL (Fitriolum album) beftaan uit derzelven zuur, en Voornamelijk het Zink (§. 97. n. 4.), heeft eene witte Kleur en is zonder eenig teeken van Krijftallisatie. 'Het word uit een zeeker loodertz, dat men RammelQ 3 berg-;  244 Van de Bereidingen '. bergfche loodertz noemd, na dat het voor af geföö*fterd is, bereidt, en behalven het Zink vind men ook doorgaans in dit ertz, Lood, Yzer en Koper. 2. De MINERA ALISCHE TURBITH (Turpethum minerale') is eene vereeniging des Kwikzilvers met Vitrioolzuur. Men verkrijgt het, als men het Kwikzilver in het Vitrioolzuur oplod, en het laatfte *er dan door de Uitwaazeming tot droog worden afzonderd alsdan blijft 'er een witte kalk terug, die echter zo dra men 'er heet water op Giet, eene fchoone Citroenueele Verf verkrijgt, waarom hij dikwils GEE* LE KWIKZILVER PR/EC1PITAAT (Mercuri us prtecipitatus flavus S.luteus) genaamd word. Men kan hem ook op eene konftige Wijze bereiden, als men het Kwikzilver in Salpeterzuur oplod en met eene oplosfing van den Vitriooljzeerden Wijnfteen doet nederftooten. Hier hangt zich het Vitrioolzuur alsdan aan het Kwikzilver cn valt daarmede naar den grond , terwijl het Salpeterzuur zich met 'het loogzout vereenigt. Dit is de konftige icheiding des loogzouts van het Vitridolzuur van den beroemden STAHL. $■ 23.7- Met het Salpeterzuur verfchaft het maar in de Apotheken een metalifch Zout, namenlijk den zo genaamden HELLEN STEEN (Lapis infernalis. Cauterium lunare). hij word gereed gemaakt, als men fijn Zilver (§. 150. n. 5.) in het Salpeterzuur oploft, en de oplosfing tot de Krijftallifatie of tot droog worden in een Glas uitwaazemd. Men laat dezelve alsdan eene geruime tijd over Kooien, wanneer zij fterk opftijgt en roode Salpeter dampen uitwaazemd, zo lang fmelten, tot dat zij geheel ftil en zagt vloeit, en  der Pharmacie in het geheel, 245 ©n giet ze dan in met olie ibeftreekene Formen, die de dikte van 'een pen Hebben,' uit. Men doei het fmelten doorgaans in eenen Kroes: om ;dat daar nu echter veel zilver intrekt, zo is het veel beeter en voordeeliger in plaats van eenen kroes, een afgebrookenen hals van eenen kleinen Retort daar het_ gew.ujft noch aan is, te neémen, en daarin op we! uitgebrande kooien her ftnelttm te Verrigren. 1 iet zilver dat men 'et toegebruikt, moet lijn zijn, en geen Koper in zich onthouden, omdat de Hellenfteen anders ligt groen word, §. 238. Door middel van het Zoutzuur met Kwikzilver verkrijgt men in hunne werking zeer van elkander verfchillende Preparaties« namenlijk den bijtenden en verzoetten Kwikzilver Sublimaat (§. 20.1. n. 4.), waarvan het ecrlte het aller zwaarfte vergieft, en het laat* fie het heilzaamlte geneesmiddel ons verlchaft. Daar zij dog anders niet als in de hoeveelheid des Kwikzilvers dat zij bij zich hebben verfchillen , terwijl de laatfte met het Kwikzilver volkcom'en verzadigt is, en daarom zijne bijtende kiT._t als ook de oplosbaarheid in het water verlooren heeft. 1, BYTENDE KWIKZILVER SUBLIMAAT (Mercurius Sablimatiu corrofivui). Alle de Voorfchriften, waarna dezelve bereid word, koomen cfear op uit, dat men het „Kwikzilver met hei fcherpfte Zoutzuur, die beide in dampen verandert worden, te zaamen vercenigen laat. De Bereiding 'er van is doorgaans de volgende: het Kwikzilver word in het Salpeterzuur opgeloft, en het laatfte word 'er weder van afgewaazemd. Bij het overgebleevene mengt inesi Q 3 ëe'  §4$ • Van ie Bereidingen gecalcineerden Vitriool en gedroogt zout (*). Dit word te zaamen in eenen Kolf' gedaan en zo lang tot . dat de vogtigheid geheel en al weg is, zagt Vuur gegeeven, wanneer men hec Vuur fterker vermeerdert, pn wel zolang, totdat zich. alles in de hoogte heeft laaten fublimeeren waar doormen eenen witten en Glinfterenden fublimaat verkrijgt: het overige Verfchaft ons het Wonderzout van Glauber, dat men echter in het minft innerlijk niet gebruiken mag. De Beredenering van deeze handelwijze is deeze i het V triool- • zuur drijft het Zoutzuur uit het gemeene zout, terwijl het zich om de nadere verwantfehap met het loogzoutachtige deel deszelven verbindt, en een Wonderzout van Glauber uitmaakt; het Vrijgemaakte zoutzuur daarentegen met het Kwikzilver, worden van het vuur indampen verandert, bij welke geleegenheid. zij zich te zajamen Vereenigen en met elkander Sublir meeren Als men den Bijtenden Sublimaat met vuur* beftendig loogzout of met Kalkwater vrrjft, zo word' hij oranjengeel, en verfchaft ons met het laatfte het PHAUEDEINISCHE WATER (Aqua Fhagedantca). ' 2. VERZOETTE of ZAGTE KWIKZILVERSUBLIMAAT {Mercmius dulcis. Manna metallay^»)word verkreegen, als men den bijtenden Sublimaat, met zo veel Kwikzilver, 'als hij maar tot zich kanneenien, verzadigt. Dit word verrigt, als men, denzelven, na dat hij fijn ge vree ven is, noch twee tot , drie (*) Bij deeze Bereiding is dit bijzonder, dat 'er alle drie mineraalzuuren in voprkoomen, doch is het Salpeterzuur daar riet noodzaaklijk bij. De Wijze om hem 't befte Koop te. maaken is deeze, dat men het Kwikzilver in Vitriool olie pploft, de oplosfing tot droog worden uitwaazemeü laat^ $m met gedroogt Zout laat fublimeeren.  der Pharmacie in het geheel. 247 driemaalen met eene zeekere 'erbij gegootene hoeveelheid Kwikzilver Sublimeerd. Men liaar 'er anders ia alle de andere voorfchriften op, dat de bijtende Sublimaat zo lang met het Kwikzilver moet gevreeven worden tot dat men geene Kwikbolletjes door het oog meer kan gewaar worden, maar dat dezelve in het geheel verfpreid zijn. Deeze lang duuiende en om den ftof die 'er zich van opgeeft, die men bij alld Voorzigtigheid.niet meiden kan om ia te aademtu, gevaarlijken arbeid, kan men in het geheel vermeiden , zonder daj de echtheid des verzoetten Sublimaat? iets daardoor gekrenkt word, als ,men op den. fijn g°vreevenen bijtenden Sublimaat, enkel het Kwik-, zilver opgiet: waanneer zij zich bij de even goed, als zij in dampen veranderen, vereenigen. De hoeveelheid des Kwikzüvers moet alzoo getroffen zijn, dat 'erbij ijder Sublimatie zich noch altoos iets aan bolletjes laat zien, het welk het zekerde kenteeken is, dat de Sublimaat behoorlijk is verzadigt. Het befte voorfchritt is daarom, dat men op twaalf deelen bijtenden Sublimaat neegen deelen Kwikzilver neemt. Men verrigt de fubhmatie doorgaans in kolven , en men doet zeerwel, als men dezelve in het begin tot aan den hals in de Zand capel zet, op dat het Kwikzilver, cn de b;jcende deeltjes, die bij eene zagte warmte om hoog gedreeven worden, zich hoog aanzetten, als; au ontbloot men den hals tot op een duim van het Zand voor den verzoetten Sublimaat, op dat men deezen düsdaanig zuiver verkrijgt. Na de laatfte Sublimatie moet men het losfe witteen graauwc poeder, Let welk een weezenlijk Sublimaat is , van het vafte zoo naauwkeurig afzondereu tiïs mooglijk is, en tot meerder voorzigtigheid, die hier bijzonder van nooden is, den verzoetten Sublimaat met heet water , het welk men 'er weder van afgieten moet, vrijven, om Q 4 dat  Fan-de Bereidingen darde bijtende .Sublimaat zich daarin oplolt, en op zo een wijze van den verzoetten geheel en al kan afgej zonderd worden. Heer BAUME, die waargenoomen heeft, dat een pond befte verzoette Sublimaat noch altoos een halve tot een heele dragmen bijtenden Sublimaat in zich onthoudt, prijft aan, om hem in water te kooken, dog om dat hij hierdoor zijne witte kleur mogt verliezen, op ijder pond twee dragmen gezuiverd Ammoniaczout te gieten , dewijl dit het graauwworden belet. Als men den verzoetten Kwikzilver Sublimaat met kalkwater vrijft, zo word hijzwartachtig. Word dezelve noch drie tot zesmaal met een weinig 'er bijgevoegt Kwikzilver gefubümeerd. Zo verkrijgt men de KWIKZILVER PANACE (Panacea Mercurialis); word de Sublimatie echter iëstienmaal herhaal.1, zo optftaat daar uit de zo oneigenlijk genaamde CALOMELAN ( Calomel. Cakmelas). Ten opzigten van de hoeveelheid der Sublimaties bij deeze Kwikzilver bereiding, ismen het noch niet eens. Door hulp van het Azijnzuur ontflaat I. De L00ÜZU1KER ( Sccharum Saturni), die uit het benoemde Zuur, en uit het lood (§, scó." h. 3.) beftaat. Hij word gereed gemaakt, als men witlöod, Menie, Goudglid of gegranuleerd lood met Azijn oploft, de doorgezijgde oplosling tot op de helft ukwaazemd, weder doorzijgt, en om Krijftallen aantefchieten wegzet. Die uit het witiood, Menie, en uit het lood zelf gereed gemaakte, overtreft aan zuiverheid dien uit het Goudglid gereed gemaakten, men verkrijgt hem doorgaans bij de bereiding van het loodwit. 12. Het  der Pharmacie in hst geheel. ?# s Het SPAANSGROEN (Vinde dm. Aemgo^ b'eftaaL uit Koper en Azijnzuur (§. zo6._ n. . de Wateren de werkende beftaanbaare deelen derzelven medetedeelen. §■ 242. Terwijl de Planten zouten in .zich onthouden (§.63. n. 7.), en daar zich deeze zouten in het Water oplosfen ,• zo zijn dezelve alsdan inftaat, het olieachtige beftaanbaare deel ( § 63. n. 1.) in zich te bêvarten, waarvan de gedeftillecrde Wateren den reuk en den fmaak der Zelfftandigheden, waarover zij zijn overr gehaald, verkrijgen. Hieruit is daarom ligt optemaaken , dat die ligchaamen, die gtene vlugge deelen in zich bevatten, of niet rieken _. het welfyhet gebrek van de olieachtige deelen aantoond Cj. 64.), ook-, tot de Deftillatie niet bekwaam zijn. 5- 243- Deeze zo genaamde Deftilleerde Wateren onderfcheiden zichten opzigtenvan het vloeibaare, dat daar 'toe gebruikt word. Dit is WATER of WYN (Aqua vinofci) of BRANDEWYN (AauaJpirituofa). Zij worden ook anders wel verdeeld in ENKELDE (Aqu zichPeS do^ £menalsdan f'1', 0he *■ jonden heeft, wel-  der Pharmacie\in\ het geheel 265 % ^5. Het is als eene grondftelling ten opzigten van de verzoete Geeften aantenemen, dat hoe fterker en hoe zwaarder het zuur. is, hoe ligter en gemaklijker dat hetzelve van den Wijngeeft kan verzoet worden. Uit die oorzaak laat zich het Vitrioolzuur ligter ais het Salpeterzuur , en het Salpeterzuur ligter als het Zoutzuur verzoeten. Hier kan men ook de oorzaak, ligt uit opmaaken, waarom dat zich eene fterke Vitrioololie , een rookenden Salpeter en Zoutgeeis veel beter met den Wijngeeft Vereenigen , en ongeluk veel aangenaamer en zoeter Geeften geeven , als, wanneer deze zuuren zq fterk niet zijn, §. 266. In het geheel is bij de bereidingen der verzoeten Geeften in acht te neemen : 1. Dat men daar toe alderfterkfte en als het mooglijk i§ rookende Zuuren neeme (§. 265.) 1. Dat de Wijngeeft daar voor insgelijks ook alder fijnft gerecl.ficeerd zij, om dat als hij veel Phiegma in zich onthoud, het Zuur daardoor zwakker en minder werkende gemaakt word. 3. Dat men de hoeveelheid des Wijngeeftes voor ijder zuur wel in acht neeme. liet Salpeterzuur vereiicht tot zijne verzoeting den meeften, het Zoutzuur minder en het Vitrioolzuur het minfte. Vier deelen Wijngeeft gebruikt men tot een deel fterken Vitrioololie, twaalf voor het rookende Salpeterzuur, en neegen deelen voor het rookende en fterke Zoutzuur. 4. Dat men het Zuur bij eene kleine Koeyeelneid inden Wijngeeft bij de Vermenging deszelven giete ($. 165. n. 3.). Ook moet men met dit ingieten niet R 5, m  266 Van de Bereidingen te fchie'ijk zijn, om dat anders wegens de heevige verhitting, veel olie van den Wijngeeft, het geen men ook aan het rooken wel ontdekken kan, verbrand, en dus minder Aether verkrijgt. 5. Dat men deze Vermenging ter deegen toegeftopt, eenige daagen op eene warme plaats laat ftaan% orn dat de Vereeniging zo veel te beter in zich zelf gefchieden kan. Doch is dit echter niet noodzaakelijk. 6. Dat men de Vaazen ter deeg toekleeve en met een zagt en langzaam verfterkend vuur De* ftilleere, waardoor men een zeer aangenaamer en verzoeten Geeft verkrijgt, en ook verhindert, dat 'er geen Zuur mede overgaan kan. 7. Dat men dikwils den Ontfanger wegneeme en 'er een ander voor legge, om te verhoeden, dat het onlieflijkriekende Phiegma niet met den verzoeten Geeft zoude kunnen overgaan. Om dit oogwit nog meerder te bereiken , zo werpt men gedroogt Wijnfteen zout in den Geeft, om dat het Zuur 'er van afgezonden werde, het is echter beter, denzelven daarover te Deftilleeren. » §• 267. De LOOGZOUTAGHTIGE GEESTEN (Spiritus akalici S. Urinofi) (§. 258.) zijn eigenlijk in het water opgelofte vlugge loogzouten (§. 221.), en onderlcheiden zich enkel na de Verfchilknheid van de Gedeftilleerde oliën die 'er bijgemengt zijn en van de meenigte des opgeioften loogzout^. §. 268, Orn de loogzoutachtige geeften te verkrijgen, gaa? men*  der Pharmacie in het geheel ! men, zo als reeds 224.) aangemerkt is, tweederlei Wegen, namenlijk de Weg des Vuurs, of der Rotting in. De eerde Weg is voornamenlijk die in de A* potheeken gebruiklijke; en de Zelfliandigheden, waaruit men de loogzoutachtige Geelten haald, die men In de Apqtheeken houd, zijn ook eigent!ijk niet bekwaam tot de Rotting o vertegaan. Deze zijn Voornamenlijk de Hertshoorn, 'Elaudsklaamv, gedroogt Bloed, Pokhout, Wijndeen en in't bizonder het Ammoniaczout (§. 230. n. i.) Uit het laatfte drijft men den vluggen Geeft door middel van eene andere 'er bijgevoegde Zeïfdandigheid uit, zo als aanftonds zal aangetoond worden. Ten opzigten van de overige is anders niets aantemerken, als dat men een Beftaagenen aardenen of Yzeren Retort , met deze Zelfftandigheden, die vooraf klein moeten gemaakt worden, tot op twee derdens vuld en dezelve in eenen jleverbereer Oven fj. 26. n. 4.) in het Vuur zet» het welk men, als men 'er V°oraf een Ballon voorlegt, die men niet een vaften Kleefdeeg toe kleeft, en daarbij, die, bij het Deftilleeren reeds Q. 135. n. 5. ) aangehaalde voorzigtigheid , in aclit neemd , in het begin gemaatigt, ter laatft echter tot den heevigften trap verfterkt, wanneer men dan het Phiegma het eerfte., daarna den loogzoutacluigen Geeften ten laatften het vluggezout met den Empijreumatifchen Olie verkrijgen zal. $. 270. Den Zuiverden loogzoutachtigen Geeft verkrijgt men uit het Ammoniaczout ($, 223.), waaruit dezek ye of door middel van een'er bij gemengt Vuurbeftendig loogzout of van den levendeii Kalk verkreegen word, waarmede het Zoutzuur des Ammoniaczouts, eene  ♦263 Fan de Bereidingen. eene nadere verwanrfchap heeft, en zich alzo met dit vereenigt, en het vlugge Loogzout loslaat, _ Het geen dat, door het bijdoen van een Vuur beften■ d'g loogzout verkreegen word,. word of met water en word alsdan genoemd WATERIGE AMMONIAC ZOUTGEÊST (Spiritus fa/is armoniaci aquofas). of met Wijngeeft, WYNGEESTIGE AMMÖNl! ACZOUT GEEST (Spiritus/a/is armoniaci Fiito* Jus) gedeftilleerd, waarbij het zoutzuur zich met het 'er bijgevoegde Vuurbeftendige loogzout vereenigt, en het vlugge zout door hulp van een matig Vuur los laat, het welk zich dan in de geftalte van een droog zout aan de zijden van den hals des Retorts aanzet en door het, daar opvolgende Phiegma opgeloft en overgevoerd word. Het overige in den Retort geeft het koortszout van Sijlvius (§. za'a. n. 4.) $• 2 heeft gezet en eenen Ontfanger 'er voor geluteerd heeft drijft men met een zagt Vuurden geeft over,waarbij mert in het minft geen droog vlug zout te ziert krijgt. Het vlugge zout word hier uit het Ammoniaczout bevrijdt, terwijl zich het zoutzuur deszelven met den Kalk tot eenVuurbeftendig loogzout. (§.. 132. n. 1.) vereenigt. Dezen met Kalk gereed gemaakten Ammoniaczoutgeeft (§.-272. onderfch'eidt zich van den met een Vuurbeftendig loogzout uitgedreevenen. (.§. 271») voornamenlijk daarin: 1. Het vlugge zout toondzich daarbij in geen drooge geftalte, maar het gaat als eene vloeibaare Zclfftandigheid over. Het fchiet zelf in den Winter uit dezen Geeft niet tot Krijftallen, het welk de andere echter afe twee doen. 2. Het is veel fterker en vlugger als die, welke met een Vuurbeftendig loogzout bereid zijn. 3. Het bruift met de Zuuren niet op, da'echter de andere altoos doen moeten". ' 4. Het geeft met den alderfterkften Wijngeeft geen Ofa Helmontii (§. 251. n. 6.), die men bij de vermenging deszelven met den Waterigen Ammoniaczout geeft gewaar word. VAN DE TINCTUUREN ESSENTIEN EN ELIXERS. §• m> De Benaamingen van deze vloeibaare geneesmiddelen zijn zo weinig bepaald, dat men niet in ftaat is  s7<* Van de Bereidingen is dezelve behoorlijk te kunnen onderfcheideh; Ëti behalven dat, zó worden zij tegenwoordig , dan tot het eene . en dan tot het andete Soort zonder onderfeheidgevoeat. Men verftaat in het algemeen door eene TINCTUUR, ESSENTIE en ELIAEK eene vloeibaare Zelfftahdigheid, die de werkende deelen der ligchaamen, waar men dezelve opgegooteh heeft, uittrekt; Het eigenlijke onderdcheid dat; de Ouden tusfehen deze drie maakten was het volgende: Zij noemden eene TINCTUUR (lintiira), als wanneer door hulp van het oplosfingsrniddci, deligr oplosbaare, en gemaklijk Van elkander fchudende deelen uit eene Zelfftandigheidkonderi getrokken worden , en die daarbij eene heldere eri Goorfch jnende kleur hadden: eene ESSENTIE (EsJent ia) , daar alle de Werkende deelen, zij waaren bezwaarlijk, ot gemakkelijk te ontbinden1,, uitgetrokken wierden.: Eene ELIXER (Elixir) daar eri tegen, noemden zij die Esferitie, die eene zeer donkere en bijna zwarre kleur hadden, en die uit veele Zelfftandigheden te Zaamen uitgetrokken waaren. Bij de bereiding van deze geneesmiddelen worden de ligchaamen geheel en a! opgeloft, of maar eenige beftaanbaare deelen, naar Maaten van de gefchapenheid van het oplosfingsmiddel 'er uitgetrokken. Do eerfte worden genoomen uit alle drie de natuurrijken: deze zijn het water (§. 124. ï 0f de Wijn en den Wijngeeft (§. 251.) (*). Men gebruikt dé ver- (*) Schoon het water voornamenlijk uit de lrghaimcn  der Pharmacie in het geheel. s.71 verzoete of loogzoutachtige Geeften, zeldzaam fchoon deze dikwils in ftaat zijn de befte werkende beftaanbaare deelen van een ligchaam, het beft uittetrekken, en ook niet minder bekwaam zijn tot het innerlijk gebruik ; daar men in tegendeel met de voorgemelde oplosfingsmiddelen veele Bereidingen in de Apotheken aantoonenkan, daar de befte werkende delen in het terugblijfzel blijven moeten, en daar bijkans maar enkel de kleur uitgetrokken word. $• *?K Als men maar eene enkelde Zelfftandighöid bij hét oploslingsmiddel doet; zo rtoemd men die eene ENKELDE TINCTUUR of ESSENTIE (Tinei ura S. Efsentia Simplex); voegt men 'er echter meer bij; zo noemd men dezelve eene T ZAMENGESTELDE TINCTUUR of ESSENTIE (Tin&ura S. Esjentia ccmpofita). §• 277. Bij de Enkelde Tinétuuren word maar vereifcht , dat men de 'er toe voorgefchreevene Zelfftandigheden « naar maaten hunner gefchapenheid klein fnijdt, ftampt, of vrijft (§ 12.6. n. 1.), dezelve in eenen glazen kolf doet, het oploslingsmiddel (§• 275-) 'er °P §iet» en dezen in een Zandbad in een de gomachtige, de Wijngeeft de harsachtige en de Wijn beide Beftaanbaare deelen tegelijk uittrekt; zo vind men doch in de met Water verkreegene Extracten altoos ook harsachtige, zo als men ook in die met wijngeeft gereed gemaakt» gomachtige deelen ontdekt.  sra Vctn ie Bereidingen een Digereer Vuur (*) plaatft, en daar bij in acht neemt de reeds gemelde Aanmerkingen bij de Digeftie (§■ 310- B'J die te zamengeftelde is men echter eene fchikking verpligt in acht te neemen. Als B. V. in een voorfchnft daar Wortelen, Harièn en Oliën ver eifcht worden , trekt men het eerft de Wortelen uit , als deze dan door het uitpersfen afgezondert zijn, • doet men 'er de Oliën bij. Of men trekt ijder Zelfftaridighoid met eene toereikende meenigte van het oplosfings middel op zich zelf en mengt daarna de verkreegene üiurekzels, of oplosfingen onder elkander. Om dat de Oplosfing of Uittrekking der ligchaa'men zo veel te beter mooge gefchieden, zo voegt men wel eene kleine hoeveelheid Wijnfteen zout 'er bij; waardoor men nier alleen verkrijgt, dat.het oplosfingsmiddel bekwaamer gemaakt word op de Zelfftandigheden , die door het zout eenigzins vooraf' doordrongen en uit elkander' gezet worden, te werken^ maar daar word ook bij de met Wijngeeft gereedgemaakte Tineüiuren een weezenlijk Zeepachachtig Vogt gebooren, dat den Genees Heeren zö veel te aangenaamer moet zijn, om dat zij daarbij zö ligt niet te vreezen hebben, dat de opgelofte Zelfftandigheden in ons ligchaam zullen precipiteeren, gelijk men B. V. bij de Tinctuur vanBarnfteen zonder zout gereed gemaakt ontdekt, want als men deze in water droppeld, zo maakt zij hetzelve melkachtig, daar zö (*) Bij Tinchiuren, die eene fchoone groene Kleur zullen' hebben , houd men de koude Digeftie voor beter dan da warme.  der Pharmacie in het geheel. af % fen tegen maakt die met zont bereide het wat'er in het minff niet ondoorfcheinender. Dikwils word ook iri p!aats van het wijhfteenzout, de Gewijnfteende Wijndeen enz. voorgefchreeven. Of men bevogtigt ook wel met oplosfingen dier zouten, de Zelfftandigheden, al voor men noch het oplosfingsmiddel 'er bij giet; Als in de Voorfchriften vereifcht wórd dat men 'er mineraalifche Zuuren bijvoegt; zo mengt men dezé ëerft bij de Tinctuuren, na dat men dezelve al heeft laaten door zijgen. Terwijl de LOOGZOUTACHTIGE TINC' TUUREN (Tintlurce akaiince) zo wel in de wijze Van Bereiding van die reeds gemelde afwijken, eri ook enkel door middel van eene Chimifche kennisfe kunnen verklaard worden; zo zal ik bij deze wat langer vertoeven. Hier toe behooren voornamenlijk de SCHERPE WYNSTEEN - de GEWYNS TEEN DE SPIESGLAS - én METAALEN TINCTUUR. §. 280; Dé eerfte vin deze Tinctuuren namenlijk dë TINCTUUR VAN WYNSTEEN (Tinclura/alis tartari) word gereed 'gemaakt. als men' Wijnfteeri zout in een kroes zo lang laat vloeien, tot dat het eene groenachtige blaauwe kleur verkreegen heeft wan- (*) Zommige werpen hij het Wijnftèenzout, als het vloeit, eenige Kolen, en denken daardoor eene fterke gekleurde Tinc- tiiïR S  274 • Van ie Bereidingen. wanneer men hetzelve, na dat het in eenen warmen Mortier is fijn gedampt, in eene Phiool, wiens derde gedeelte met allerzuiverften Alcohol gevuld is, giet, en warm zijnde tezaam wel onder elkander fchud(*) hetzelve zó lang in eene fterke Digeftie warmte laar ftaan, tot dat de Tinctuur eene fchoone roode Kleur verkreegen heeft. De SCHERPE SPIESGLAS TINCTUUR ( Tinctara antimonii acris ) word aldus bereid : men neemt gelijke deelen Spiesglaskoning en Gezuiverden Salpeter, vermengt deze wel onder malkander, en doet*'ze in eenen in't openne Vuur geplaatften Kroes vloeien, waarmede men zo lang aanhoud, en geftampten Salpeter bij werpt,^tot dat de geheele Koning in een geel vertoonenden Kalk verandert is. Deze Kalk word alsdan weder fijn geftampt en voor het overige als de voorafgemelde Tinctuur behandeld. De METAALEN TINCTUUR (Tin&ura Metallorum) verfchild omtrent de bereiding van deze niet veel, behalven dat men, in plaats van den Spiesglaskoning een Koning, die uit Spiesglaskoning, Koper en Tin te zamen gefteld is, neemt. Voor de GRWYNSTEENDE SPIESGLAS TINCTUUR (Tinclura antimonii tartarifata) woid echter het ruwe ■ Spiesglas met het Wijnfteen zout tot vloeien gebragt, tot dat de Stof eene -geelachtige Kleur verkreegen heeft, voor de reft word de.Te ook behandeld gelijk de voorige. Bij alle deze Tin&uuren ziet men, dat als dié 'er bij gevoegde Stoffen vooraf lang genoeg gevloek hebben, dezel• . ve tuur te verkrijgen. Andere werpen ' er ongebluften Kalk bij, cn dit is beter. , , . u (*) Hoe langer dat men den Kroes laat vloeien, en hoe heeter men den Alcohol 'er bij. Giet; zo veel te hooger» kleuren krijgen de loogzoutachtige.Tin&uuren.  ier Pharmacie in het gehel. Sf§ # den Wijngeeft aanftonds melkachtig maaken. Het overblijfzel van de laatfte Tincttuur kan zo als men . hierna aantooneq za!, voor de Bereiding des Goudkleürigen Spiesglaskouing tot nut gemaakt worden. Si a8n De Grond van alle loogzoutachtige Tinétuuren iri het geheel, is eenvuurig, of Cauftilch Vuurbeftendig plantrijk loogzout, het mag zijne Scherpte en Vuurige gefchapenheid uit het Vuur alleen, of door het fmelten met ongebluften Kalk of metaalen (§.' 214. nt 5.) verkreegen hebben. Het tweede Beftaanbaare deel is een allerzuiverften Wijngeeft (§; 351. n. 4.) deze taft zo wef door zijne waterige, als olieachtige Befta'anbaaré deelen (§. 252.^254.) het Vuurige loogzout aan. De waterige deelen losfen 'er iets van op, en deelen aan de Tinctuur de' Brandende eigenfchappen mede; dé olieachtige daar èn tegen; terwijl zij zich van den Zarnenhang der waterigen deelen afzonderen, taften insgelijks het Cauftifche Zout aan, Vereenigen zich met hetzelve en brengen een zeepaartigen ftof voort, ert terwijl zich deze volgen haar natuur in het Phiegma oploft, deelen z\j de kleur den Tinétuuren mede. De melkkleur, die de Wijngeeft aanneemt, als de warme Cauftifche Stof'er in geworpen word, ba-, veftigt de losfcheuring van het olieachtige gedeelte. §. 282; . • Alle Loögzoutachtige Tinctuuren laaten zich door mineraalifche zuuren nederftootén. Deze Precipitatie is echter in het minft, zö als zommige van gedagten zijn, geen zwavel, maar na den onderfcheid des' grbijgevoegdenZuurs een middelzout, het welk ontS & ftaaty  276 Van de Bereidingen. ftaat, terwijl zich het zuur met het loogzout uit do •Tinctuur vereenigt, en vermits het zich in den fterken Wijngeeft niet oplosfen kan, .ter nedervallen moet. Dit blijkt daaruit, dat zo dra men vomaf de Tinctuur met Waterverdundt heeft, geen precipitatie gebeurd, om dat het waterige deel dan niet in ftaat is, dit pas ontlookene middelzout optelosfen. Juift daarom volgt ook met den Azijn in de fterkfte Tinctuuren geene Precipitatie, om dat hier .bij eene bladswijze Aarde van Wijnfteenzout ontftaat, die volgens haare natuur zich aanftonds weder in den Wijngeeft oploft (§'. 206". n. 4.) • . §-*83. Deze verhandelde Theorie en Verfchijning van de loogzoutachtige Tinctuuren (§. 281. 282.) gaar niet alleen door bij de Wijnfteen Tinctuur, maar ook bij de Scherpe Spiesglas - en Metaalen Tinctuur en deze kan men ook het rnjnft niet, in hunne beftaanbaare deelen van de eerfte onderfcheiden, vermits dezelve anders niet dan vuunge deelen, behalven het zeepachtige weezen, in zich onthouden (§. 281), terwijl de Wijngeeft op het glasachtige deel der 'cr bijgevoegdcn Metaalen niet werken, en zijne kragt alzoo maar alleen op het Vuurige loogzout, dat de Metaalen van het Brandbaare berooft heeft, uitten kan. Wat echter de gewijnfteende Spiesglas Tinctuur betreft; zo onderfcheid-zich deze van de voorige, om dat 'ze buiten die reeds aangehaalde Beftaanbaare deelen ook wezenlijken zwavel, en hoewel zeer weinige Koninglijke deelen in haare Vermenging bevat, welke laatfte zich enkel in eene verfche Tinctuur bevinden, waaruit zij zich echter dra afzonderen , terwijl zij zich aan de zijden van den Bodem des Vaas, waar in men de-  der Pharmacie in het geheel. 27/ dezelve bewaard, aanzetten. Gaan wij echter- tot haare Bereiding terug; zo zullen wij ontdekken, dat zij zich van de overige Tün'ctuuren ook in het geheel onderfcheiden moet. Tot haare Bereiding word, zo als reeds (§. 280.) aangetoond is, het ruwe Spiesglas, dat uit den Zwavel en uit den Spiesglaskoning beftaat ( §. 98. n. 2. ), vereifcht. Terwijl nu het Spiesglas met eene genoegzaame hoeveelheid loogzout gefmolten word, zo loft: dit den Zwavel uit het Spiesglas op; en daar onftaat eene Zwavel lever uit O). 214. n. 4.). Om dat nu deze zwavellever in ftaat is, alle Metaalen en halve Metaalen in het vloeien optelosfeh, zo loft hij hier ook aanftonds den Spiesglas koning zo dra dezelve voor den dag komt, op, zo dat nu het heele Spiesglas in het loogzout opgeloft is, en dat 'er eene Spiesglas \ever(Hepar antimonii) is ontdaan. Terwijl op deze Wijze alzo het loogzout den geheelen te zamenhang des Spiesglas opgellooten heeft; zo is de Wijngeeft d;e 'erop gegooten is, ook in ftaat, een deel zwavel en een weinig Spiesglaskoning optelosfen. De zwavel verraad zich in deze TLiCiuur'daar door, dat als men dezelve tot eenderde gedeelte afbrand, of uitwaafemd, dat men als dan reeds eenen Zwavelaehtigenreuk gewaar word, en als men in het over blijfzel een Zuur in droppcld, zo precipiteerd'er een wezenlijken Zwavel uit, die eenen aan hem eigenen Vuilen eijerreuk bij zich heeft.. Om het Koninglijke deel, dat zich in eene verfch gereed gemaakte Tinctuur bevind, te bewijzen, zo be-. hoeft men de Winkelfleffen uit de Apotheken alwaar dezelve in bewaard word van haare aanzetzels te ontdoen en van dit aanzetzel iets op eene uitgeholde kole met een looije pijp te fmelten; zo zal men niets dau mecaalifche bolletjes gewaar worden, en de braaking S s; ver-  g;S. Van Se Bereidingen verwekkende kragt, die eenige greinen van dit poeder Veroorzaakt, beveiligt het insgelijks. VAN DE EXTRACTEN. §. 284. • Als de Infufie (§. 129.), afkookzel (§. 133.) en Tiniftuuren (§. 274,), dat niet andeis als Vloeibaare ■ Extracten zijn , tot de dikte van honing uitgewaazemd worden; zo verkrijgt men daaruit die geneesmiddelen die men EXTRACTEN(£„rmzi5V;)noemd. Deze kunnen vooraf naar de gefchapenheid der Zelfftandigheden met Wijngeeft, Wijn of Water, war? van het laatfte't meeft gebruikt word, gereed gemaakt Worden. Ze worden doorgaans uit ligchaan en des Plantenrijks, zeldzaam uit Zelfftandigheden van het Dierenrijk bereid. Terwijl men bij de Extracten het oogmerk heeft, zo veel als mooglijk alle beftaanbaare deelen det Zelfstandigheden , waaruit zij gereed gemaakt worden, in een klein beftek te brengen, zo heeft men om dit te erlangen, het volgende in acht te nemen: r. Zo wel bij de Extractie als bij het uitdampen (*) moet men eene zagte warmte gebruiken, om dar door eene fterke warmte de Werkzaamfte Beftaanbaare deelen vervliegen. Men doet het beft, als men de- CO Bij de bereiding van die -met Wijngeeft gereed gemaakte Extracten, haald men denzelven door dc Deftillatie af.  der Pharmacie in het geheel. 2~r> dezelve in een Waterbad (§. 26. n. 2.) uitwaazemd. 2. Het kharmaaken van de Extracten door middel van het eijwit, of door andere Zoortgelijke Stoffen, deugt in het minfl niet, om dat daar door dikwils de beftaanbaare deelen, die in de Extracten noodzaaklijk blijven moeften, van elkander gefcheiden worden. 3. Men moet dezrlve vooral niet te hard uitdampen. Of tot de dikte van eene Pillen masfa, om dat zij daar door niet alleen dikwils een branderigen Smaak eri Reuk verkrijgen, maar ook hier door de Vlugge deelen, die doorgaans de Werkzaamfte zijn, verliefen.' 4. Om dat de Extracten , zeer ligt door de langte y,an tijd bederven , zo' moet men geene groote hoeveelheid tot voorraad 'er van gereed maaken. Men mengt 'er wel is waar, om dezelve voor het befchimmelen re bewaaren, op het left wat wijngeeft onder, doch is deze zelf ook niet in ftaat op den duur 'tr borg voor te ftaan. ■§. 286. De VERDIKTE SAPPEN ( Suc'ci hfpisfati f. CondenJatj\ worden doorgaans ook Extracten gü. naamd/ en onderfcheiden zich in de Bereiding van dezelve maar enkel daarin, dat de eerden door een oplosfingsmiddel gereed gemaakt worden, de andere. . eStG' U1C de uugeperfte tappen der planten worden bebereidt. §• 287. Als de uitgeperfte Sap van zommige Beziën B. V. van Jenever, Vlier enz. tot de dikte vun een Extract Bitgewaazemd word; zo verkrijgt men een GELEI s 4 (lisé  Van de Bereidingen-' (Rob. Robob.), waav bij mpn om de aangenaamheid dikwils Zuiker Voegt. Uit Vleefchige Vruchten 13. V. Tamarinden, Pruimen &c. word een MERG ( Pulpa), gereedgemaakt, als men deze zo lang kookt, tot dat ze week worden, en dezelve alsdan door eenen fijnen hairenen'zeef doorvrijft en tot een behoorlijke dikte uitwaazemd. VAN DE HARSSEN. $. 288. Onder de HARSSEN (Reftnce) verftaat men doorgaans die ligchaamen, welke • '" i. in eene haroe geftaltevoortkoomen, ,bros, en Op den doorbreuk glimmend zijn. 2. Als zij warm worden, dat 'ze dan kleverig worden en vloeibaar, en bij de koude hunne voorige hardigheid weder erlangen. 3. In eene Vlam branden. 4. In den Wijngeeft (J. 251. n. 1.), en in het wa= ^er egter niet oplosbaar zijn. 5. Zich in alle de oliën oplosfen en 6. Bij de Deftillatie een Zuurachtig Water en olie geeven, en eene Kole terug laaten. Ten opzigten van deze eigenfchappen koomen alle de Harsfen zo wel de natuurlijke als B. V. Dennen Vijgenhars , Afafoetida, Anime, Maftik, als ook die door kunft gemaakte, als Pik, Jalappen- Scham» jrnonie hars over een. • ' • |. 289. De Harsfèn zijn oorlpronklijk uit de Vermenging yan eenen etherifchen olie, met een Zuur, om dat  der Pharmacie in het geheet, 281 als men deze vermengt dat 'ef als dan eene Harsachtige Zelfftandigheid uitontftaat. De VLOEIBAARE BALSEMEN (BalJ'ama liquida), zijn niet anders als vloeiende Harsfen. Een Hars is alzo een verdikte Balzem. §■ 290, De Fïarsfen worden uit de Zelfftandigheden, waar dezelve zich in bevinden, verkreegen, als men dezelve B. V. Jalappenworteï, zo, lang en zo dikwils met overhaalden Wijngeeft uittrekt (288. n. 4.), totdat deze zich niet meer laat kleuren. Alle deze Uktrekzels worden te zamen vermengt, en men Deftilleerd 'er twee tot drie deelen Wijngeeft af (*). Op hec overbiijfzel giet men alsdan water op, wanneer de Hars, om dat hij in zo eenen verdunden Wijngeeft niet kan opgeloft blijven, naar den grond zakt (§. 251. n. 2.). Het 'er op ftaande vog: word ter left afgegootèn, en de Hars meteen zagt Vuur, na dat de gomachtige deelen 'er eer met water goed uitgewasièn zijn, tot eene behoorlijke dikte.ukgewaafemd, * . VAN DE OLIËN, De OLIËN {Olea) in het geheel zijn vloeibaare Stoffen, die ligt branden en met het Water zich alleen niet gaarn Vereenigen. Men verkrijgt dezelve /. uit (*) Zommige haaien 'er al den Wijngeeft van af, wanneer de Hars op den grond van de Blaas terug blijft. Q5  iSs Fan ie Bereidingen • uit alle drie Natuurrijken, hoewel voornamenlijk uit hei plantenrijk, zij zonderen zich van de ligchaamen door de Diftillatie of door het uitperisen af. De eersten noemd men GEDESTILLEERDE en de laatfte UITGEPERSTE OLIËN. De Gedeftilleerde 0lien zijn' wederom WEZENLYKE of BRANDBAARE OLIËN. De WEZENLYKE ESSENT1EELE of GEDESTILLEERDE 0L1EN Olea Esfeniialia f. Etherea) zijn aller vlugfte en d'unfte Oliën, die eenen zeer doordringenden Reuk en Smaak hebben zich in den Wijngeeft oplosfen (§. 251. n. i.) en bij den graad van kookend Warer om hoog klimmen. De ligchaamen des Plantenrijks geeven de meefte (§. 63. n. 1.) en zij onthouden den'geheelen Reuk, Smaak en Krakten der Planten , waarvan zij 'oorfproiiklijk zijn, volkoomen in een klein .bellek in zich, "zo, dat het geen, wat van de Planten terug blijft, van alle deze deugden in het geel berooft is. Bij de Deftillatie van deze Oliën is al dat geene in acht te nemen , wat*bij de Deftillatie in 't feheel (§. 139.) en bijzonder bij de gedeftilleerde Vateren (J 241 — 245.) aangehaald is. De heel© toeftel is in het kort deze: Een Plant of eenig gedeelte 'er van word na de gefchapenheid derzelver vaftheid zoa;szijis, klein geineeden of gekneuftin de Blaas geworpen, eene genoegzaame hoeveelheid Water opgegooten, de Helm 'er overgedekt en toegekleeft, eenige daagen niet ruft gelaaten» en daarna Gedeftilleerd*  der Pharmacie in het gehee\ £ö3 leerd. Men doet het Water zo lchielijk als mooge-r lijk is kooken, wanneer de Olie myt het Water over* gaat. Een deel van dezen olie is met het water naauwkeurig vereenigt, en maakt hetzelve iets melkachtig en troebel , het overige drijft boven op het water, of zinkt naar den grond, na dat het ligter of zwaarder is, als wanneer het water, .door middel van een Katoenen draad of fcheide trigter, zo ah reeds fj, li7.^breedvoeriger verhanleidt is, 'er afgefcheiden word. . . S. 294. De volgende Qmftandigheden zijn bij het Deftilleeren der Oliën in acht te nèemen. 1. Terwijl de deelen der Planten niet ten allen tijden even veel Olie geeven, zo rnoet men, ook acht geeven op de regte jaargetijden (*). Men verzaamelt daarom de kruiden, als zij gehe:l en al zijn ratgêk£ pen en dat 'er bloemen voor den dag koomen, De Wortelen in het voorjaar bevoor zij nog uitgroeien; de Bloemen, als zij het Zaad zullen krijgen: De Zaaden en Vruchten, als zij volkoomen rijp zijn, de Houten tegens den Winter, als zij in het volle Sap ftaan. 2. Men vuldt den Deftilleerkeetel zo ver vol Water, dat 'er bijna een vierden deel van ledig blijft. Als men eene grootere ruimte ledig liet, zoude men het om hoog ltijgen der oliën befwaarlijker maaken, en c*) Om eene grootere meenigte Olie te erlangen, zo laat jnen ook. wel de-planten vooraf heel Zagtjes droogen; dog fchijnt 'er dat weinig toe de doen, het is veel waanclujn•|[jker dat 'er Olie onder het droogen vervliegt.  934 Van de Bereidingen en als men de ruimte kleiner liet, zoude zomtyds de geheele menging «mét een fterk Vuur overgaan. 3. - De lange weeking of Maceratie(§. 132.) moet naar de tijd des jaars. en naar de hardigheid der ftoffen ingerigt worden. In den Zomer zijn Vierentwintig Uuren lang genoeg, om dat, als men dezelve langer liet inftaan, 'erheen Gilling zoude uit ontftaan kunnen. Bij andere rijden egter la u men de kruiden en Zaden twee daagen, en nog hardere ligchaamen, als drooge Wortelen, Houten, Baften drie tot vier daagen lang Weeken. • 4. Als men de* ligchaamen tot de weeking inzet ; zo dost men 'er wel zouten bij, waar het oogmerk van is, gedeeltelijk om de. fleimige deelen , beter optefluiten , gedeeltelijk om de Gifting te beletten , gedeeltelijk om het Water zo veel te zwaarder te doen worden op dat de Deftillatie een grooteren trap warmte zoude veelen kunnen , dat de Olie zoveel te beter zoude kunnen overftij en„ Dog kan men zich in de meefte gevallen, (behalven als men hcele drooge Zelfftandigheden Deftilleeren wil, als wanneer men dan op ijder pond een tot anderhalf ons Zout bij werpt, zonder dit 'er bij te voegen) behelpen. 5'. Als men nu Deftilleerd; zo moet men maaken dat het Water zo gaauw als moegelijk is kookt, en onderhouden het bij dezen trap van warmte. De Droppelen moeten ichielijk elkander volgen, en bij een fijn ftraaltje loopen, Om. dat anders bij eene al te langzaamere Deftillatie hec Water al te veel tijd heeft zich met veel Olie te verêenigen en men dus minder Ulie krijgt. • . . 6. Om dat de Olie niet vervliegt; zo moeten de Voegen ter deegen toe gekleeft worden. 7, Men. moet wel acht geeven dezelve ter deegen tfit  der Pharmacie in het geheel. 285 tê verkoelen , om dat 'ze anders fterk in de lucht vervliegen, gedeeltelijk ook, als zij zeer heet worden , worden zij branderig. 8. Men-houd zo lang met het Deftilleeren aan, tot dat 'er omtrent twee derdens van het/er opgegootene water overgegaan zijn. . 9. Als het Deftilleeren geeindigt is, zo moet men aanftonds zorg draagen dat de Blaas uit worde gc« fpoeld , en bijzonder de Pijpen van den Helm en van het Koelvat; om dat zich de Wezenlijke Oliën anders zo vaft aanzetten, dat zij 'er bezwaarlijk naderhand af te krijgen zijn, en andere oliën daarna ec. nigeri reuk zouden mededeelen, 10. Als men het water waarvan de Olie -A reeds aft gefcheiden is, weder op dezelve doch verfche Zelfftandjgheid gier; zo verkrijgt men meer Olie als ge-wborilijk. Want om dat hst Water bij de eerfte Destillatie reeds met zo veel Olie, als het heeft bevatten kunnen, bezwangert is; zo heeft men dit verlies bij * de tweede Deftillatie, als men 'ër dit Water opgiet, niet meer te ondergaan. S- 295. Planten of gedeeltens derzelven , die geen reuk hebben. Doch volgt hier uit echter niet; dat alle fterk riekende Planten, Olie geeven, want veele welriekende Bloemen als Narzisfèn, Vioolen, Jasmijnen enz. geeven geen Olie; en juift zo min volgt ook, dat de fterkriekende Zelfftandigheden altoos meer Olie als die geene, die zwakker rieken, zouden geeven, zo als B. V. geeft de Calmus Wortel, in vergelijking van andere met eenen zo fterken reuk, geheel weinig Olie. Schoon dat meenigmaalen de geheele plant met alle haare deelen eene wezenlijke Olie daar Geefr, zo  tfté ' Van de Bereidingen zo is,het echter meerder in een of het ander deel der plant alleen te zoeken, dan inde Wortel, dan in de Bladeren, dan in het Hout, Baft, Vruchten of in de Schillen, Zaad enz. Ten opzigten van den REUK , SMAAK ,KLEUR i VLOEIBAARHEID en van de ZWAARTE bemerkt men bij de Oliën eeenige merkwaardige omftandigheden. i. Het is bijkans reeds beweezen (§. 292/), dat dé Gedeftilleerde Oliën'altoos den Reuk "der Planten 4 Waarvan zij afkomftig zijn, hebben. Als de Ohen heel oud, of aan de vrije.lucht bloot gefteelt zijn^ zo verliezen zij dikwils den Réuk. Dit fchijnt niet anders, als van de Weekwording eenes zeer vluggen deels derzelven, dat wij daarna noch nader zullen leeten kennen, afkomftig te zijn. a. Deze Oliën hebben eenen merklijken Scherpen *' Brandenden, en bijtenden Smaak, die na de verfchillendlïeidder Planten, waarvan zij afkomftig zijn, verfchillende zijn. Terwijl de Smaak bij de Oliën * die den Reuk.verlooren hebben niet geheel verdvvijndj zo fcheind hij een vafter Beftaan baar deel des Olies, als dc Retik is (n. 2/) te zijn. Het is bijzonder, dat veele Oliën fcherper Smaak hebben, als het gedeelte van de Plant, waaruit zij gehaald worden Bi V* de Citroenolie is fcherp daar de Citroen Schil eenen veel aangenaameren i'maak heeft. In tegendeel Vind men ook Oliën , die eenen veel gematigeren Smaak hebben, als de Zelfftandigheid, die dezelve opgeleeverdt heeft B. V. Nagel — Kaneel — Peperolie. a. De Kleuren der Oiien, waarmede zij aanftonds na ó da  der Pharmacie in het geheel. è^f de Deftillatie gekleurd zijn, is zeer verfchillende. Zij hebben eene witte, geele, groene en blaauwe kleur. Doch houden deze kleuren geen ftant, maar zij veranderen , bijzonder als de Flesfen niet tot aan den ftop vol'zijn, en dikwils open gedaan worden, door den tijd zeer merklijk. Zo worden E. V. de Kamillen - en Duizendbladren ,.'die eene zeer aangename blaauwe Kleur hebben , Groen (*). Ee Nagelolie, die bij de Deftillatie wit is, de Kruis en munt Olie, die eene heldere geele Kleur heeft en de Salie olie, die groen is, worden door den tijd bruin. Buiten het Bijkoomen der lucht, doet 'er ook de iterkere en zwakere graad van Warmte, die bij de Deftillatie in 't werk gefteld word, en het Deftilleertuig zelf als het vooraf niet ter deegen gezuiverd is (§. 294. n. 9.) veel tot de verfehillendheid der Kleuren van de Oliën. Men ontdekt ook eenig onderlcheid tuslchen den eerften en laatften overgekomenen Olie bij de Deftillatie , terwijl dat de laatfte vaft ' altoos , om het fterke in het werk geftelde Vuur, donkerder van kleur is. 4.. De Vloeibaarheid bij de Gedeftilleerde Oliën is zeer verlchillende. De meefte Oliën zijn dikKer als het Water, en behouden haare Vloeibaarheid in de Warmte zo wel als in de koude. . Zommige zijn Vloeibaar, ftollen echter in de koude, en gelijken alsdan naar een Diefachtig vet, zo wel ten opzigten van de Kleur als dikheid , in "de Warmte neemen zij we- (*) DEMACHY hald de groene kleur, waar de Kamillen Olie in verandert, daar van daan, om dat men de Bloemen Biet het Kruid, te gelijk.Deftllleerd, en zo als hij heeft on. dervonden, zouden de Bloemen eene. blaauwe olie en het Kiuid eene geele Olie hebben, uit welker vermenging d# groene Kleur zoude ontftaan.  fië8 Van de Bereidingen. weder haare vorige Kleur en Vloeibaarheid aan, de Anijsolie (*). Zommige koomen bij de Deftillatie reeds dik over, en hebben het aan zien als weeken Talk dat zij bij de warmte ook niet verliezen, als de Ofte uit d'e Roozen bladeren, Aloëhónt en Alanrs wortel. De Oliën verliezen haare voorige Vogtigheid, gedeeltelijk door den tijd, gedeeltelijk als de Ohen niet ter deegen zijn roegeftopt, en worden voor en na dikker (**), waar van de grónd zal aangetoond worden in het hier na volgende. 5. Juift zo verfchillende als de Ohen m de aangetoonde eigenfchappen gevonden worden, juift zo verIchilk nde' zijn dezelve ook ten opzigten van de zwaarte Zommige ziin zwaarder als het Water en zakken daarin naar den grond: Dit ziet men (behalven aan den Peper olie, die op het water drijft) aan alle dié, men uit de Specerijachtige planten , in de Warme landen verkrijgt, als de Kan°el - Foelie - Nagel olie.Alle de overige-oliën der Inlandfchen gewaslen dreiven op het Water behalven de Olie van de Lepelbladen die naar den grond zinkt. Zommige drijven zelf'op eenen zwakken wijngeeft als de Lavendel oolie Behalven van deze, kan de zwaarte van de wezen - f*0 De verfalfcHng van den Anijsolie kan men het beft daaraan ontdekken. Dat hij-moet ftollen als men hem op eene koude plaats zet. V**-) OMen die een geruimen tijd ftil cn wel toegeftopt hebben seftaan, vindt men daarna in Krijftallen aangezet, die den Smaak, en Reuk volkoomcn van den Olie hebben, in de warmte Vloeien, in de koude echter weder in haare vooriae geftalte vei harden, bij het licht branden en verrookën?en in aen Wijngeeft zich oplosfen Van zommige dezer Oliën losfen zich deze krijftallen, In het water op en^ van zommigen niet. Men is het niet eens of het een zout of ' kamfer zij. De meefte ftellen het laatfte.  der Pharmacie in het geheel. 389 Z'éhlijke Oliën uir de vermenging met het rookende Salpeterzuur (§.197.) wel erkendt worden. Want hoe zwaarder dat dezelve zijn, hoe ehender en fchielijker dat zij met dit Zuur in eene'Vlam uitberften; als de Nagel - Kaneel - en Sasfafras olie; de ligteré omfteeken zich in het geheel niet. Als men daarom •hier mede 13. V. de Terpentijn olie wil doen ontbranden, ,zo moet men dezelve vooraf door het bijdoen van Vitrioololie zwaarder maaken. Want daar dit verfcheinzel uit eene heevige regens elkander vrij ving der Zuuren, en oliachtigen deelen ontftaat-fj. 12.); zó zal deze beweging fterker bij zwaardere als bij ligtere ftoffen plaats hebben. Door middel van de Waterproef heeft men gevonden, dat de Terpentijn olie van! alle de 'Oliën de ligfte en de Anijsolie van de inlandfehe de zwaarfte zij. Alle de Gedeftilleerde Oliën in het geheel beftaan: hit twee wezenlijke beftaanbaare deelen, namenlijk uit een GEESTIG EN ALLER VLUGST (Spiritus reblnr. Anima?) eh uit een DIK EN HARSACHTIG DEEL (Matrix. Corpus). Het eerfte geeft den Olie voornamenlijk de vlugheid, Vloeibaarheid, den Reuk en den Smaak: Het laatfte fluit deze vlugge deelen in zich, en belet daar door, dat zij door het bij koomen der vrijen lucht en warmte zo gaauw niet vervliegen kunnen, het welk anders wel geleideden zoude. Niettemin gefchied het, dat als de Glazen waar deze Oliën in bevat zijn, niet naauwkeurig genoeg toegeftopt zijn, dat deze vlugge beftaanbaare deelen weg waazemen. De Oliën worden hier door taaijer en verliezen haaren reuk (§. 296. n. 1. 4.) als _ T ook'  ï9$ Van de Bereidingen, ook de werkzaamfte Kragten (*). De Scheiding vatt deze twee Beftaanbaare deelen gefchied ook, als men aller fijnften Wijngeeft met eenen gedeftilleerden Olie Deftilleerd, Wanneer dan de Wijngeeft dm Spimus Re&or met zich overvoert en de Matrix te rug laat. Juift dit zelfde gebeurd ook, als men dergelijken 0ïien met Water vermengt, en fterk door elkander Schudt, wanneer dan insgelijks het Harsachtige deel, dat al den Reuk en Smaak verlooren heeft te rug blijft-, en in tegendeel het water met: het Vlugge deel bezwangerd is. Behalven dat het Water bij de Deftillatie eene aanzienlijke hoeveelheid van den Gedeftilleerden Olie in zich neemt (§. 293. 204. n. 10.); zo verftrekt de zuiker ook tot een bekwaam middel tusfchenbeiden, om dezen Olie met het water mengbaar te maaken, en hier uit ontdaan de OLIE ZÜIKLRS (Elaeofachard), die door het Vrijven des Zuikers met eene zeekere hoeveelheid Olie bereidt worden. Men reekend doorgaans agt droppels Olie op een loot Zuiker- S- fl99- Dewijl de Gedeftilleerde Oliën van alle de Oliënde Vlug. (*) Als de Oliën taaije geworden zijn, zo raad men doortaans aan, dezelve weder over de Planten te haaien waar zij uit voort gekoomen zijn, en men voegt ,er altoos de beloftebij dat men niet alleen een Vloeibaare maar ook een grootere portie olie zoude erlangen. Niet alleen ik, maar oofc meer andere met mijn hebben hier van het tegendeel bevoaden.  3c'r rhdrmaèie in Jtet geheet. è$i Vlugfte zijn en als dampen ligt 'er van weggaan, zd branden zij ook het ligft Zij vereenigen zich gemaklijk met de Zuuren, en na dat het Zuur is, brengen zij met hetzelve een Harsachtig ligchaam (§. 289.) .voort, of vliegen in de brand (§. 296. n. 5.). De Vereeniging met de Vuurbeftendige loogzouten gaat zo gemakkelijk niet, hier uit ontftaat eene bijzondere Zeep, die men STARKEYSCHE ZEEP (Sapa fiarkeï) nöemd. §• 3°°- Om dat deze wezenlijke Ohen meeftendeels zeef koftbaar en duur zijn, dewijl dat men dezelve in eene zo geringe menigte uit de deelen der Planten die dikwils al op zich zelf zeer duur zijn, verkrijgt. Zo is het niet te verwonderen, dat de zucht tot wind dezelve heel dikwils zoekt te vervalfchen, waarom men Wel acht moet geeven, als men dezelve inkoopt. Men vind echter de. Oliën doorgaans of met aller lijnden Wijngeeft, of met eene uitgeperfte Oüe, die geen Reuk, of Smaak, of met eenen beter koopen Gcdestilleerden Olie als Terpentijn Olie, Copaivieolie vetvaheht. De Wijzen om deze Vervaliohing te ontdekken, zijn: É. Als de Olie met Wijngeeft vcrvalfcht is, zo is dit de zeekerfte proef: men weege eene zeekere hoeveelheid Olie naauwkeurig af, vermenge dezelve door het ichudden met Water, als de Olie zich van het Water afgezondert heeft, zo fcheidt men denzelven 'er weder af, en weegt «hem dan nog eens. Is hij met W7ijngeeft vervalfcht geweeft, zo weegt hij minder als de eerfte maal. Men kan deze vervalfching reeds ontdekken, als men den Olie met het Water onder elkander ichud, want het Water word alsdan T 2 melk-  spa Van ie Bereidingen melkachtig en , laat den Olie zeer Verdeeld en drijvend na. 2. Is bij den Olie iets bij gevoegt van eene uitgeperfte Olie, zo ontdekt men dezelve met eenen aller lijnden Wijngeeft, waar men ze mede vermengt, en waarin de laatfte Olie onopgeloft in leggen blijft* Droppeld men van deze Oliën eenige droppels op Papier, en houd liet tegens eenen warmen Oven; zo zal, als hij met eenen Uitgeperften Olie vervalfcht is, 'er een Vette en doorfchijnende Vlak terug blijven. 3. De Vervalfchmg met andere goedkoopere Gedeftilleerde Oliën is het bezwaarlijkfte te ontdekken, en hier in moet de Reuk en de Smaak dikwils alleen Schijdsman zijn. Is 'er Terpentijnolie bij; zo kan men het gemakkelijk bij het uiiwaazemcn rieken. Is eene Olie, die anders in het Water na den grond zinkt met een andere vervalfcht; zo giet men dezelve maar in Water, wanneer de eerfte zinkt, en de laatfte boven op het Water drijft. §• SOU De BRANDBAARE of EMPYREUMATISCHE OLIËN (Olea Empijreumatka) (§. 291.) zijn die, welke eenen onaanaenaamen brandigen reuk hebben, van eene dikke Zelfftandigheid , donkerbruin van Kleur zijn en eenen leelijken bitterachtigen Smaak hebben. §• 302. Deze Oliën verkrijgt men uit alle Dierlijke en Plantenrijke Zelfftandigheden, als ook uit eenigeMi« neraalen bij een trap van warmte, die het kooken des Waters ver overtreft. Door deze groote hette, worden  der Pharmacie in het geheel. 293 den die in de ligch'aamen zich bevindende brandbaare en uitgeperfte Oliën, Vette, Gomachtige, fleimige en Hartige beftaanbaare deelen in de Deftillatie Brandbaar, en klimmen met haare eigene Kleur, Reuk, Smaak en in veeleri anderen eigenfchappen geheel verandert over. Hieruit volgt met een, dat die ligchaamen, die noch Olieachtige, Gomachtige noch Harsachtige deelen in zich bevatten, ook geene EmpijreuHiathche Oliën zullen geeven. De gebruiklijke Zelfftandigheden in de Apotheken, waar men deze olieu uit verkrijgt, zijn het Pokhout, deBenzoin, de Galbanum, het Wafch, de -Zeep, de Wijnüeen, het Hertshoorn , de Eland Klaauwen , het Yvoor, de Bloed en Barnfteen (*). Deze Vcrtchaffen na het verfchillende onthouden der aangetoonden Beftaanbaare deelen, eene verfchillende boeveelheid van deezen Olie. Het Vet der Dieren geeft het meefte, dan volgt de Barnfteen, dan de overige Deelen der Dieren, dan de Gewasien, en ten jaatfttu de drooge pikachtige ligchaamen. §■ 3°3- Deze Brandbaare Oliën worden nooit geheel alleen Uit de aangetoonde Zelfftandigheden verkreegen, maar bij deszelfs Deftillatie erlangt men ten eerften een Phiegma, daarna eenen loogzoutachtigen of Zumachtigen Geeft, alsdan het vlugge Zout en ten laatlten dezen Olie. Dikwils komt de Olie ook wel eerder als het zout. De Wijze van Behandeling van deze Bereidingis (*) Dc Olie uit den Berkenhaft, word in Poolen door dc afklimmende Deftillatie/,' zo als reeds 13S. n. 3,) gemeld. is, verkreegen. T 3,  gg^, Van de Bereidingen is al reeds bij de gelegenheid der vluggen Zouten (§. 224.) en der loogzoutachtigen Geelten (§. 160?) aangehaald is. Ik vind noch overig om aantemerken, dat de Vloeiende Zelfstandigheden als het Bloed, enz. vooraf tot eene dikke hoedanigheid moeten verkookt worden, en dat men bij die, welke door de hitte fterk opvliegen en fchtiimen , zo als het Wafch, Zeep, Galbanum enz. Zand, uitgeloogde Afche of levendigen Kalk moet voegen: Bij de drooge Zelfftandigheden is het niet nodig dat men iets bijvoege. De Yzerne beflaagene of aardene Retorten moeten, om dat de dampen zeer Elaftiek zijn met lange voorzetters voorzien en alle de naden ter deegen toegekleêft zijn. Het afzonderen dezer Oliën van den Zoutachtigen mede óvergegaanen Geelt gefchied op. de volgende Wijze: Men legt een dubbeld graau w Papier na de gewoonlijke Wijze in eenen daorzijgtregter, bevogtigt hetzelve overal metWater en giet 'er het mengzel in, wanneer dan de Geeft 'er door loopt, de Olie echter terug blijft, die men daarna, als men met eene fbeld in het Filtrum fteekc, in een bijzonder Vaas laat loopén, §• 3°4- Men Reclificeerd de Empijreumatifche Oliën, als, men dezelve zo op zich zelf, of over Water of Kreit,' gebrand Hertshoorn, levenden Kalk, Potasfche enz. nochmaals in een glazen Retort, Deftilleerd uit een zand bad, wanneer men 'ze helderer en klaarder erlangt. Als deze Deftillatie dikwils herhaald word met de Oliën die men uit gedeeltens van Dieren verkreegen heeft, zo verliezen zij haaren onaangenamen Reuk, dikte en zwartigheid en verkrijgen den hoogden trap yan vlug en fijnheid, Zulk eene fijngemaakte Olie van Dieren word na den uitvinder DIPPELS DIEu"' " REN  der Pharmacie in het geheel. '205 REN OLIE (Oleum animale BïppetiQ genaamd. Men kan deze Olie uit do Oden van alle de Zelffiandigheden der Dieren verkrijgen, de Hertshoorn Olie is 'er de bede voor. Na de Wijze van den Heer DIPPEL, als namenlijk de Olie op zich zelf zonder iets 'er bij te voegen met een zagc Vuur afgedeftillecrd, en deze weder in eenen nieuwen wel gezuiverden Re» tort gerectificeerd, en als men met die 'er óvergegaanen weder op die Wijze te werk gaat, zo heeft men ten minsten twintig Deftillaties 'er toe noodig, voor al eer hij de behoorlijke fijnheid verkreegen heeft. Men erlangt hem veel fchiehjker, als men volgens De Heer MODEL eene meenigte verfchen Hertshoorn Olie , in eenen Retort Deltilleerd , en als 'er omtrent eenige Oneen overgegaan zijn, den Ontvanger wegneemt, en 'er een anderen voorlegt. Den eerden óvergegaanen Olie Deftilleerd men alsdan met vier tot Vijfmaal zo véél Waters, wanneer men denzelven regt klaar en fchoon verkrijgt. Deze Wijze is beter en Voordeeliger als die welke M ONNET aanprijlt, namenlijk men zoude den Hertshoorn Olie met een Mineraalilch zuur zo lang vermengen, tot dat hij eene tamelijke dikte verkreegen heeft, cn dan Deftilleeren. ik heb het op deze Wijze onderzogt, en den Oiie vad DIPPEL niet fchoonder nog bij eene grootere Meenigte verkreegen, en behalven dat, zo is die hier verdikte terug geoleevene Hertshoorn Olie tot geen gebruik meer nut. Deze fijngemaakte Dierlijke Olie verheft zeer ligt zijne Witte en dunne gefclupcnheid , waarom men dezelve wel voor de lucht moet bewaaren. Men zal daarom beft doen, dat men ze in emcelde dragmens Flesjes waarin eenige droppels Water gedaan zijn, vuld, welkers opening men ter degen moet toelloppcn , en 'er pik «ver gieten,, en deze Flesjes in eene met zand geT 4' vulde  &q6 Van de Bereidingen vulde, Doos het onderfte boven zetten , zo dat het Water op het Stopje koome te ftaan , en hetzelve bedekke, §• 3°5- De UITGEPERSTE of VETTE OLIËN 0kk a expresfa. U-nguinofa, Un&uofa, plnguia). C§, 291.) onderlcheiden zich van de Gedeftilleerde Oliën daardoor, dat als dezelve nog Verfch zijn, dat zij dan geen bijzonderen Reuk noch Smaak bij zich hebben (*), eene fmerige hoedanigheid hebben, en in da vrije lucht niet vervliegen , 'in den Wijngeeft zich niet oplosfen en meeft al in de koude ftollen. Door, den Tijd worden dezelve ranzig en Scherp. §• 3^. Men verkrijgt dezelve doorgaans uit de Zaden en. Vruchten der Planten B. V. Amandelen, Olijven, Nooten, Kakau, Lijn, Hennip, Maan, Papaverzaad (**), 'Uit het rijk der Dieren houd men in de Apotheken den Eijer Olie. De Bereiding van deze Oliën gefchied, als men dc zelfftandigheden verfch ftampt, doorzeeft, en in eenen linnen zak vuld en in eene Pers nit perft. Men nvakt 'doorgaans za wel de geftampte Zaaden, als ook de Plaaten van de Pers vooraf warm, waardoor men eene grootere hoeveel- C) Uitgezonden denMofchaten Baifem, cn de Laurierolie, dieeenen fterken reuk en fmaakhcbben, zij worden in de Apotheken niet gereed gemaakt, want zij koomen buiten 's lands van daan. (**) A's men deze Zelfftandigheden met water vrij ft of ftainpc, zo verbindt zich, die zich daarin fbevindende Ol.is, lüet het water, en maakt eene ZAADMELK (Emul/ïo) uit' '  der- Pharmacie in het geheel 297 veelheid Olie verkrijgt. Men moet 'ze echter niet al te warm maaken, om dat anders de Oliën, op deze Wij» ze verkreegen, ligt ranzig en Scherp worden. De Bereiding van de Eijerolie, en van de Kakaubooter is hiervan eenigzins onderfcheiden. De Eijeren worden vooraf hard gekookt, en na .'dat'de doijeren 'er uit zijn genoomenj zo worden deze,bij geftadig omroeren zo lang over een zagt Vuur gehouden, tot dat zij roodachtig worden en dat het fchijnt als of de Olie 'er uit fweete, wanneer men dezelve in eenen zak vult, en 'ze in de pers zet. De KAKAUBOOTER rjïutyum Cacao) kan op pen dubbelde' wijze gereed gemaakt worden. Men laat de gepelde Kakauhoonen dampen en met Water kooken , wanneer de Oiie zich van het'overige afzondert en boven opdrijft, die men, op dat hij valt worde en beter van het Water aftekrijgen zij, daarna op eene koude plaats zet. Men verkrijgt echter eene grootere meenigte, als men de Kakau in eenen warmen Vijzel door geftadig dampen vloeien laat, endaarna uitperlt, Men zuivert deezen Olie, van de Vreemde deelen waarmede hij vermengt is, als men denzelven ineen iets hoog én naativv Vaas bij eene zagte warmte laat vloeien, wanneer de Vreemde deelen na den Grond zinken, en men alsdan eene zeer witte Kakaubooter verkrijgt. §• 3°7. Deze Oliën zijn van alle de overigen de bekwaamde, om met Vuurbeftendige loogzouten een verbinding in te gaan en eene goede ZEEP (§ 214. n. 3.) uit te maken. Zij zijn ook niet minder gefchikt, om Metaalifche Zelfftandigheden oprelosfen. Men loft in de Apotheken de loodkalk 'er mede op fj. 92. n, 3.), waaruit de Verfchillende LOODPLElSTERS 5 {$■ 92.  2oS Van êe Bereidingen (§. 92. n. |.) en Schilders Vernifsen voortkoomeh. $■ 308. Als men deze uitgeperfte Oliën met die vooraf klein gcfneedene verfche planten of gedeeltens van Planten» zolang laat kooken, tot'dat een droppel Olie op eene gloeiende Kole gedroppeld niet meer knarft, of tot dat alle Waterige Vogtigheden 'er uitgewaazemd zijn, zo verkrijgt men de GEKOOKTE OL1EIN (Olea cotlay, waar van men eene meenigte van in de Apotheken vind. Het waare billijk, dat men al die deelen der planten, die eenen aangenaamen Renk heb" ben, zo als Leliën — Rozenbloemen niet met dert Ofte kookte, om dat deze Reuk door de hitte van het kooken vervliegt; maar het zoude beter zijn, dat men den Olie maar met eene zagie Warmte enkeld liet Digereeren, of ten minften de kookende Ohe 'er opgoot. "VAN DE ZEEPEN, §■ 309-. De naatnvkeurige1 e/eeniging van een Zunr of loog. zour me{ een Olie or met een ander Vetagtig Weezen noemd men ZEEP (Japo ). Doorgaans beftaat dezelve uit een loogzoui en uit een olieagtigen Stof (§. 308.); men heeft egter in laatere tijden ook ins» gelijks eene Zecpagnge Zelfftandigheid gemaakt, uitde Vermenging van Zuuren met Oliën. Deeze vind men voornamemijk reeds door de natuur vervaardigt, "want alle de Plantenrijke Zuuren , de Wezenlijke Zouten en zelfs de Zuiker zijn eigenlijk zuure Zeepen. Vermits nu de gemeene Zeep zo wel» als alle die, welke in de Apotheken gehouden worden met loog-  der Pharmacie jn het geheel. 29) loogzouten gemaakt worden; zo zal ik mijn bij deze bepaalen. De MEDICYNSCHE ZEEP (Sapo modicatus) word uit eene loogzoutachtige Loog, die met Kalk Scherp gemaakt is (§. 220.) en die men doorgaans 'ZEEPZIEDERS LOOG. ( Uxivinm mugijlrale ) noemd, gereed gemaakt. Men verkookt deze 20 lang, tot dat 'er een verfch Eij in kan Swemmen. Hier van twee deelen worden alsdan met een deel Water verlengt, en met acht tot negen deelen Boomolie met geltaadig roeren zo lang gekookt, tot dat de Olie zich volkoumen mee de loog vereenigt heeft. Alsdan giet men het eene nog overgebieevene deel des Scherpen loogs 'er bij, en gaat voort met het kooken, tot dat de vermenging dik word, en dat men groote Blaazen ontdekt, die bezwaarlijk van een Springen, Alsdan giet men htr twaalfde deel gemeen Zout 'er bij, en legt de Zeep op linnen over een hol Vaas uitgefpreid, op dat de overvloedige Vogtigheid 'er afloopen kan en dat hij moog droogen. Als men tot de loog mineraalifch Loogzout heeft genoomen, zo is het gemeene zout overvloedig, vermits dat hetzelve enkeld het Vogtig worden van de ZeeP in de Vrijen lucht te keer gaan zqu, het weik, als de loog uit een plantenrijk loogzout gereed gemaakt is, gefchiedt. Op dezelve Wijze zo als deze bereidt word, word ook de SPIESGLASZEEP (Sapa antimonialis) gereed gemaakt, welke als zij in de Spiesglas Tincluur word opgeloft, den VLOElENDEN SPIESGLAS ZWAVEL f Sulphur antimonii liqnidiim) voortbrengt, behalven dat tot deze eene met Spiesglas Zwavel bezwangerde loog vereilt word, die .men uit de oplosfing van de Slakken des Spiesglas Konings in Water verkrijgt, §. 31 i.  3co Pan de Bereidingen. §• a«> De STARKEYSCHE ZEEP (Sapo ftarhijafius> fdpo thercbinthwdfüs', Sapo tartartus. Corrector Starkeij. Corre&or Mathaeï) gaat, van die uit Jet eene vereeniging van eenen aetherifchen Olie met Vuurheftendige loogzout beftaat (§. 299.)» in de Bereiding van deze geheel af. Na de Wijze van den Heer STARKEYUS heeft men tot de Bereiding derzelven op zijn minft vijf tot fes maanden tijds toe noodig. Men heeft daarna deze Wijze iets verandert en niet te min word 'er veel geduld en tijd toe vereift voor al eer zij gereed is. Men laat namenlijk goed Wijnfteen zout bij een fterk Vuur fmelten en ftampt het, terwijl het noch heet is, fijn. Dit poeder giet men heel heet in een wit en lang Glas en giet 'er een Vinger hoog Terpentijnolie op. Men zet het Glas, na dat het met Papier bedekt is, in eenen Kelder. Als men na eenigen Tijd ontdekt,-dat de Olie 'er in getrokken is zo giet-men 'er noch meer op, en dit herhaald men zo lang, tot dat zich de Stof Zeepachtig laat gevoelen de kortfte Wijze echter om deze Zeep te maaten is deze: Men neemt een door Kalk brandbaar gemaakt loogzout (J. 220.), laat het fterk in het Vuur Calcineren, giet het in eenen metaalen VijzelV die op enkelde Kolen ftaat, vrijft het met een beetje dikken Terpentijn ter degen door elkander en giet omtrent een half üragmen" Terpentijnolie 'er bij ^ als dit beetje onder het roeren vervloogen is, zo giet men weder van dezelve 'er bij, en houdt bij geftadig omroeren, en bijgieten des Oies zo lang in eene kleine hoeveelheid aan, tot dat de Stof alle de eigenfchappen van eene wezenlijke Zeep heeft, het welk pas eenige Uuren duuren zal. $• 3--V  itr Pharmacie in het gèheel. 3CI S- 312. De Voornaamfte eigenfchap van alle Zeepen is, dat dezelve zich zo wel in het Water (*) als in den Wijngeeft laaten oplosfen. • '• De Zeepen laaten zich geheel ligt nederftooten, als men in eene oplosfing derzelven een Zuur, en vvaare het ook het zwakfte, droppeld. Want dit heeft zelf altoos eene nadere vervvantfchap < met het loogzout, waarmede het zich ook aanftonds vereend, als met den Olie, waar van het zich aanftonds afzondert» VAN DE SUBLIMATEN, i 313* Deze benaaming geeft men aan alle Zoutagtige Zwavelachtige en metaalifche Zelfftandigheden, die door de Sublimatie (§. 142.) verkreegen worden. Als zij in een vaft te zamenhangend ligchaam gefublimeerd zijn, zo noemd men 'ze eigenlijk SUBLIMATEN fèubhmata) t Zo niet ; noemd men 'ze BLOEMEN (Floret). De laafte klimmen in de geftalte als poeder Schubben of veederen om hoog. §• 3H« De Zelfftandigheden, die men in de Apotheken gefublimeerd vind, zijn: 1. Heele Zoutige , als het Ammoniac Zout (§. aai. n. 1.) het Barnfteenzout (§. 20a.), de Benzoes Bloo- (*) Men kan zich het befte concept van de Zeepen maaken, als men 'ze door die Zelfftandigheden verklaard, dto kct Water met den Olie doen mengen.  S°2 Van de Bereidingen Bloemen (§. 210.), het Sedativzout (§. 229. n. de vlugge loogzouten (§. 221.) enz: 2. Zoutige Metaalen, als bijtende en verzoete Kwikzilver Sublimaaten ffj. 238.) 3. Geheel zwavelachtige, als de Zwavelbloemen. 4» Zwavelmetaaliiche, als het zo genaamde Spies- glas vermiljoen. 5. Heele metaalifche, als dc Zinckblcemen. i 315- De.eerfte bijde Soorjen van dtze Sublimaten hgmenhjk de Zoutige eri Zoutagtige metaalifche zijri reeds bij de gelegenheid der Zouten op de daar toébeftemde plaatzen mede aangehaald. De Sublimatie van de geele Zwavel waar uit de ZWAVEL BLOEMEN (F/ores Sulphuris) uit voortkoomen, waarvan men insgelijks reeds (J. 84. n. 5.) heeft melding gedaan, vermits men deze zeer fchoon uit Holland, en voor eenen minderen prijs als men ze in ftaat is te maaken verkrijgt zo worden dezelve zeer weinig in de Apotheken gemaakt. Daar blijft alzoo maar enkeld over de Bereiding en de eigenfchappen van het kundige Spiesglas Vermiljoen en van de Zinkbloemen aan te wijzen. 5- , 316; De gemaakte Vermiljoen Beftaat in het geheel 29 als de natuurlijke (§. 83. n. 5.) uit Zwavel en Kwikzilver. Als men deze twee enkelde ligchaamen in het werk fteld; zo noemd men denzelven Kunftigen j word echter in plaats van den Zwavel het Spiesglas genoomen, zo noemd men denzelven Spiesglas Vermiljoen. De Bereiding des KONST1GEN VER-  ier Pharmacie in het geheel. 303 MILJOENS (Cinnaber** faclitia) is op deze Wijge: Men laat in eenen ruimen Kroes of Yzeren Vijzel een deel geelen zwavel Zagtjes vloeien , neem* hem. dan van'het Vuur en mengt bij geftadig omroeren zeven deelen Kwikzilver 'er bij* Onder het omroeren ontbrand de Menging van zelf, men laat dezelve alsdan bijkans eene minut lang branden , ert blufcht ze alsdan weder uit. Hier uit ontftaat een zwartagtige Srof, die men de MINE MALE MOOR (Aahiops minerale') noemd (*> Na dat deze fijn gedampt is, word dezelve in eenen kleinen Kolf met eenen naauwen h'als in eene Sublimeer Capelle of isi eenen Wind oven in eenen met Zand gevuldei pot diep ingezet, de opening van den Kolf word met een uit leem gereed gemaakten Stop los toegemaakt, en zo, dra als mooglijk een fterk Vuur* ondergezet, het welk tot de grootfte graad vermeerdert, en dat men nog, al fublimeerd reeds de Vermiljoen, niet te min eene tijdlang aanhouden moet, waardoor men reeds de eerfte rijs een zeer fchoonen Vermiljoen verkrijgt-y die men anders nochmaals moeite Sublimeerem De Bereiding des SPIESGLAS VERMILJOENS {Cinnaberis Antimonii^ wijkt eeui^zints van deze bereiding af. Men Vermengt hier voor twaalf deelen (*) Men erlangt dezen ook nog door enkeld den zwayel met het Kwikzilver te vrijven in eenen Glazen of Steenen Moitier , dog behoord 'er wel meer tijd toe , en men i> ook niet inftaat meerder als vier deelen Kwikzilver hierdoor te dempen, en onzigtbaar te maaken. Vrij ft men het Kwikzilver onder Spiesglaspoeder , zo erlangt men den 4ÏUESGLAS MOOB. (dsthiops autimmialis.  8°4 V'an de Bereidingen Jen bijtend Kwikzilver fublimaat met vijf deelen ruwen Spiesglas en laar deze vermenging eenige dagen daan,' op dat dezelve de Vogtigheid" van de lucht aan zich trekke. Men giet dezelve alsdan in eenen Glazen Retort mer eenen korten eo ruimen hals, zet hem diep in eene Sublimeer Capel, en legt 'ereenen Kolf voor; Jn het begin geeft men gematigt Vuur, wanneer men dan een taaijen Stof, die als hij zoude uit den hals van den Retort bezwaarlijk afdruipen, door 'er gloeiende kooien onder te houden Vloeibaar moet gemaakt worden, ©verkrijgt, die bekend is bij den naam van SPIESGEASBOOTER (Butiptim antimonit). Als deze bijna geheel overgeklommen is ; zo moet men het Vuur tot den hoogden trap vermeerderen, wanneer de Spiesglas Vermiljoen in de hoogte Sublimeerd; die echter, (na dat men den Zwavel, die zich voor heeft aan gezet en mede omhoog gefteegen is, 'er afgezonderd heeft) noch eens moet gefublimeerd worden. Terwijl het Spiesglas uit Zwavel en Spiesglaskoning (§. 08. n. 2.) en de bijtende Sublimaat (§• 238O uit het Zoutzuur en Kwikzilver bePaat; zö bemerkt men, dat hier van de bijde deelen, eene Scheiding, en eene Nieuwe Zamenftelling onfftaat. Het Zoutzuur van den Kwikzilver Sublimaat bemagtigt zich namcnlijk van den Spiesglaskoning, en gaat irt de Geftalte van Spiesglasbooter, die niet anders als eene enkelde oplosfing van Spiesglaskoning in een allerfterkft Zoutzuur is, over, en die terug gebleevene Zelfftandigheden namenlijk de Zwavel uit het Spiesglas en het Kwik-dl ver klimmen in de geftalte des Vermiljoens om hoog. §• 318. Om dat de Zwavel uit het Spiesglas van den getnecnen zwavel in het micft niet te onderfchijden is; zö  der Pharmacie in het geheel. 30S éo kan men ligt nagaan, dat tusfehen de twee nu befchreevene Soorten des vermiljoens (317. 318.) geen Weezenlijken onderfchijd plaats hebben kan. Het is wel waar dat men ziet dat het Spiesglas Vermiljoen altoos zwanachtiger .word als het Konftige, en als het natuurlijke Vermiljoen, dit komt echter enkeld van eene grootere hoeveelheid Zwavel van daan, die het eerfte in zijne vermenging bevat, het geen men op geene Wijze kan beletten, want als men eene geringere hoeveelheid Spiesglas neemt', zoo klimt 'er een deel bijtende Sublimaat onveranderd in de hoogte. §. 319; Het Vermiljoen laat zich in het geheel', van alle de ligchaamen, die eene nadere verwantfehap met derf Zwavel ah, met het Kwikzilver hebben, veranderen, wannnèer men het Kwikzilver wederom in eene loopende hoedanigheid*verkrijgt, waarvan menreeds(§; 183.) breedvoeriger gehandelt heeft: §• 320- Terwijl de winzucht dikwils aanleiding tot het vervalfchen van den Vermiljoen met de Menie geeft zo' kan men zulks het gemakkelijkfte daardoor ontdekken; als men namenlijk over eene kleine hoeveelheid 'ervan, wat zuiveren Wijnazijn giet, en de vermenging m een Glas met geduurig omfchudden Warmmaakt, wanneer dan , als 'er eene wezenlijke vervalfching plaats heeft, de Azijn eenen zoeten Smaak verkrijgen zal, om dat hierdoor een Wenzenlijke loodazijn (§. 92. n. 6.) ontftaat.  $06 V&n de Bereidingen §• 321. De ZINCKBLOEMEN (Floret Zinct) erlangt men, als men de Zinck (§. 97.) in eenen grooten Kroes legt, die in eenen windoven tusfehen gloeiende Kolen geplaatft, en die open of met een anderen Kroes waar men een gat in den boom heeft gemaakt het onderden boven toegedekt is. Zo dra de kroes wit gloeit, ontfteekt zich de Zinck en brand met eene zeer heldere en groenachtige Vlam, die zich in eenen rook bijcendringr, die aan de zijden, van den Kroes en op de oppervlakte van het Metaal zich in de gellahe als Spinrag aanhangt, en die men voor en na wegneemen moet. VAN DE KONINGEN. S- 3^. # Onder den naam van KONING (Rcguluiy verftaat men een van alle vreemde deelen bevrijdt Metaal, dat van eene Vreemde hoedanigheid niets bij zich heeft en enkel Metaal is. Men vind echter des niet tegenftaande ook doffen die dezen naam voeren, aan wicn dezelve dog in het minft niet toekomt. D' Koningen , die men in de Apotheken heeft geplaatft, zijn of: ï. ENKELDE (Reguli Simplices"), die uit een enkel Metaal beftaan, als de Enkelde Spiesglaskoning. 2. Of ZAMENGESTELDE (Reguli compnfiti). die uit meerder Metaalen tezamen gefteld zijn, als de Martialifche en lovialifche Spiesglas Koning, en de Metaalen koning. Men verkrijgt de eerfte door de nederftooting in den  Ser Pharmacie in het geheeh 307 hTr^r°SVVSS(^ I47' M9) «fdoor de Wede* herftemng^ 170.;. de laatfte doorgans door het b ï elkander fmelten van verfcheide Metaalen; 5- 323- De ENKELDE SPIESGLASKONING ÏPeëöi ms ooT:iMX^ W0Jd het(Sofe£ • glas op de volgende wijze bereidt: Men menetW tien oneen Spiesglasmet twaalf oneen ruwen w"fnftee„ en Ses oneen Salpeter, na dat men ijder op zich zelf wel heeft katen droogen, onder elkander! en werpt dit niengze voor en ria bij kleine porties in eenen gloeienden kroes op dat het ontplofte ({ I> ltericer Vuur terdeeg vloeien, en giet denzelven alsriin in eene Warmgemaakte en met Vet beflreSvotT en klopt zagtjes van buiten 'er tegens aan, op dat de Koning nederzmke. Als de ftof koud gewogen is giet men hem 'er uit en zondert den Kondi g™ ich op den grond heeft gezet 'er af. De ove riï flakken zijn eene Spiesglas lever, en kunnen gebr fktworde" goudkleungen Spiesglaszwavel daaruit te doen neder ftooten Bij deze Bereiding taften de lootten den' Zwavel des Spiesglas aan en doencn daarS^Svel ever voort koomen, die om dat zij in S if 2 de Metaalen optelosten, een deel Spi^hsSn" S loft; erwyl het andere deel dat vari den Zwavel S vnjdt is om zijne zwaarte naar den grond zinkt TeT Wijl bij deze wijze van bereiden wegens h t ontftaan der Zwavellever een groot owWir* ^ v u.nataai1 de Slakken opgeloft" bfi ft Iott tnlTf Z men denzelven door de Wederftelling zoektt erlan «en, na dat men vooraf door een! Qdd^Seï V 2 Zw*  go3 Van de Bereidingen Zwavel heeft van het Spiesglas bevrijdt. • Men Calcineerd namenlijk fijn gedampt Spisglas bij geftadig omroeren in eene platte aardcne pan, in het begin met eene zagte warmte, en daarna met gloeiend heet Vu uf tot dat de Zwavelagtige reuk vergaan en in een wit Poeder verandert is, het welk men SPIESGLASASCUE (Calx f. Cini antimoniij noemd. Dit vermengt men daarnaa met juift zo Veel Vet of zwarte Zeep, en werpt hei alsdan voor en na in eenen ruimen gloeienden Kroes, die men ter deegen toe dekt. Men verfterkt als dan het Vuur en onderhoud het noch eenen tijdlang , op dat het altezaamen ter deege mooge vloeien. Voor het overige is de behandeling dezelve zo als vooraf reeds gemeld is. Op deze'Wijze verkrijgt men op zijn minft noch eens zo veel Spicsglaskoning, als op de voorafgegaane Wijze. §• 325- De MARTIALISCHE of MET YZER GEREEDGEMAAKTE SPIESGLASKONHNGC/V gulus antimonii Mertialis) .word gereed gemaakt, als men een deel YzerVijlzel of anders Yzer dat met geroelt is in eenen Kroes laat gloeien , en daarop twee deelen geftampt Spiesglas en ter lelt een half deel Salpeter voor en na bij werpt, en voor het overio-e dat, wat bij den enkelden Spiesglaskoning moet irfacht genomen worden , in acht neemt (*). De zwa- (*) Als men een STARACHTIGEN SPIESGLASKONING (Reeulus antimonii Stellatus) wil hebben; zo fmelt men den enkelden of dezen met Yzer gereed gemaakten twee of meer maaien meteen vierde gedeelte Salpeter. De Star op de oppervlak-  der Pharmacie in het geheet. 309 Zwavel hangt zich om de naafte Verwantfchap aan het Yzer, dat meelt al in de Slakken terug blijft, wanneer de vrijgemaakte Spiesglaskoning naar den grond Zinkt. Men wil doorgaans zeggen dat deze koning van alle de bijgemengde Yzer deelen vrij zij, doch deze meeningen worden om verre geworpen door die in het werk gefielde proeven. De Slakken van dezen Koning verfchaffen ons den ANTIMONIALISCHEN YZER SAFFRAAN (Crocus marris antimoniatus f. aperitivus flhalii), als men denzelven op eene vogtige plaats uitftroit, en daarna met Water van al het zout bevrijdt en Verzoet. §• 325. De JOVIALISCHE ot TINAGTIGE SPIESGLASKONING (Regulus antimonii jovialis) word door het enkelde tezaamenfmeltèn van den enkelden Spiesglaskoning, met Tin gereedgemaakt, en voegt men 'er noch Koper bij, zo ontftaat 'er de METAALEN KONING (Regulus metalloruni). Men neeme hier bij in acht, dat men de bezwaarlijk vloeiende Metaalen, als Koper , Spiesglaskoning het eerft, en die, welke ligt vloeien zo als Tin daarna, als de eerfte reeds vloeien, 'er bij werpt, om datfcanders de laatfte al reeds verkalken , al vooren de eerfte nog vloeien, % 3*5. Als men vijf deelen Spiesglas met een deel loogzout te, ontftaat waarfchiinliik van eene langzaame Verhardingen yan de vermindering der Zwavelachtigen deelen deszelven V 3.  gï<§ Van de Bereidingen zout laat Vloeien (*), zo ontdekt men na het koud worden op den bodera van den Kroes een dof, die wel een Metaalifch aanzien jen glants heeft, dog maarenkel gefmolren "en. van weinig zwavel bevrijdt Spiesglas is en 'daarom ook oneigenlijk MEDICIJN SCHE- SPIESGLAS KONING Regulus antimonii medicinalis f. febrifugum Craanii) genaamd word, Men kan niet anders zeggen als dat het Spiesglas onder de bereiding door het weinige 'er bij gevoegde loogzout van eenigen weinigen zwavel bevrijdt is, die zich boven aan den rand van den Kroes heeft gezet, en dat zo veel als de Slakken uitmaakt. Deze zo genaamde Koning trekt de lucht niet aan zich, eri laat zich in het Water ook niet oplosfen. Als men echter het gewigt van het loogzout vermeerdert, dat men B. V. gelijke deelen loogzout en Spiesglas neemr; zo Word het laatfte volkoomen opgeloft , want daar ontftaat door- de, verbinding des loogzouts met den Zwavel des Spiesglas eene toerijkende meenigte zwavellever, die den Ipiesglaskoning volkoomenin ftaatisomoptelosfen. Deze Bereiding verkrijgt den naam van SP1ËSGLASLEVER (Hepar antimonii). Zij onderfcheid zich van den medicijnfchen Spiesglaskoning ( §. 327. ) door de roode Kleur, door het vloeibaar worden in de luchten door de oplosbaarheid in het Water. Als men deze van alle de zoutige deelen door het dikwilze afwasfen met Wa- (*) Dat men 'er gemeen keuken Zout bij voegt ^ gelijk sommige hebben willen, is overtollig.  der Pharmacie in het geheel. tit t Water bevrijdt, zo erlangt men den Spiesglas Saffraan (Cracus metallorum Ruiaudi). VAN DE NEDERPLOFFINGÉN. - §. 328. De NEDERPLOFFINGE (Pracipitata Magisteria) zijn poeders, die door middel van de nederftooting fj(. 146. -* i52.)verkreegen worden. Men fcheidt dezelve, uit de Mineraalen, Planten en Dieriij ke' ligchaamen. & 329- Die in de Apotheken gehoudene Nederploffinge zijn of NEDERGESTOOÏENE AARDEN, ZWAVELEN, of.METAALEN. Hij zal daar' om het eerll de Aardachtige, alsdan deZwavelachtige en ten laatften de Metaalifche, welke het meefte gebruikt worden, aannaaien. §• 33°- De Zelfftandigheden uit het Plantenrijk, geeven voornamenlijk maar aardachtige Nederftootinge, the bij den naam FaecuU of Fecula in vroegere tijden in het gebruik waaren, en om dat dezelve niets dan magere aarden zijn, die ook niet 't geringfte wat werkzaam is, van de deelen der Planten, waarvan zij verkreegen worden, in zich onthouden: waarom men ook dezelve bijkans in het geheel mee recht uit de geneesmiddelen verbannen heeft. Doch om dat men hier en daar van dezelve noch gewag gemaakt vind, »o oordelt Hij het noudig te zijn, eene korte befchri> V 4 viug  Jï* , Van de Bereidingen ving van derzelzen wijze van Bereiding hier tusfehen jn te voegen. Het is deze: Men vind de verfche en fappigewortelen het befte hier voor, gelijk als de Kalfsvoet, Poeonie, Knollen en Lifch wortel. Na dat men deze van alle de onzuiverheden bevrijdt heeft, lhijdt men dezelve klein, perft 'er den Sap fchoon uit en kat hem op een koude plaats ftil ftaan, tot dat 'er een fijn poeder naar den Bodem zinkt, het welk men, na dat men het 'er op ftaande vogt4, afgegooten heeft, zagtjes droogen laat. Men ziet reeds genoegzaam uit de bereiding, dat men alle de werkzame deelen met; het Sap weg giet. S- 331- De gefchapenheid met die NEDERSTÖO TINGEN DER KREEFTOOGEN, KORAALEN, PERLEN, PAARLEMOER,enz: (Magijlerium oculorum Cancrorum , Qorallorum, Matris perlaruni), is juift een en dezelve die van kundige Geneesheeren billijk voor minder van kragt te zijn dan de ruwe aarde gehouden worden. Men loft namenlijk deze aarden in met Water verlengde Salpeter , zout, of Azijn zuuren op, laat ze daar uit met eene oplosfing van een Vuur beftendig loogzout (*) nederploffen, en na dat men de nederplolling wel heeft afge- waf- (*) Zommige prijzen aan, dat men om heele fijne Precipitatics te hebben, dezelve met een Vitriool zuur moet neder doen ftooten. Het is echter zeker , om dat alle de, voorgemelde Zelfftandigheden wezenlijke kalkaarden zijn, dat 'er als dan een wezenlijke Gips (J. 232.) naar den Bo-_ slem vallen moet. 1  der Pharmacie in het geheel. 3*3 wasfen , laat men ze droogen. De zo genaamde DROOGE OPLOSSINGEN DEZER ZELFSTANDIGHEDEN (Solutie oouhrum cancrorum% Coralliortim ). Het is beter wanneer men namentlijk dezelve met Azijn verzadigt, en de oplosfing tot droog worden uitwaazemd, fchoon dat men ten dien opzigten veel betere *in de Apotheken heeft, zo dat men de gemelde wel zoude ontbeeren kunnen, S- 333- • . / De ED1NBURGSCHE MAGNESIE . (Mag** fia Edinburgtnfes, /, Salis com/nunjs. Terra abfbr'bens mineralis) komt,, van, de opllurpende aarden wegens haare fijnheid, en ligtheid- de eerfte en voor« naamfte plaats toe. Het is eene Muriatilche aarde (§• 73-) en. ze Würd uit de bittere Zouten namenlijk uit het Engelfche, Sedlitzer en Zëidf hutzer Zout (§. 234.) verkreegen. Men loft namenlijk eene genoegzame hoeveelheid van een van dit Zout in veel Waterop, zijgt de loog door, en giet bij dezelve, als zij noch warm is, bij geilaadig omroeren met een houten ftok, zo veel van eene oplosfing van een Vuurbeftendig Plantenrijk loogzout in, tot dat 'er niets meer nedervald. Men laat dezelve eene nagt fiil liaan, en giet alsdan het 'er opftaande klaare vogt in een ander vaas af, men verzoet met heet Water de aarde zolang, tot dat zij in het mjqft geen Zoutagtigcn imaak meer heeft, wanneer men dezelve zagtjeslaat droogen. Uit de zoutige loog die 'er afgegoocen is, verkrijgt men, na dat 'ze doorgezijgt, tot het punt der Krijitalfchieting uitgewaazemd is,den VitriooJizèerden Wijnfteen, Want terwijl dat de bittere Zouten uit deeze muriatifche aarde en uit het Vitrioolzuur beftaan (§. 234.) zo ver» V 5 • ' ee.-  $T4 Van de Bereidingen* eenigt zich bij deze bereiding het 'er bij gegootene loogzout om de nadere verwantfchap met het Vitrioolzuur en brengt daarmede voort eenen Vitriolifchen wijnfteen, waardoor de aarde vrijgelaaten word, ea naar den Bodem zinkt. . * $■ 3:3- Tot de aardachtige Nederploffingen behoort ook de KARMOZYlN {Carmiriiim), die uit het fijnfte' roode Verfwezen der Couchenielje, dat door het Vitrioolzuur des 'er bijgevoegden Aluins hooger van kleur geworden is, en uit weinige Aluin aarde beftaat. Schoon dat dezelve zeer zeldzaam tot het gebruik der geneesmiddelen vereift word, zo is het dog noodig, dat men de wijze zo als dezelve gereed gemaakt word weet, om dat dezelve anders noch al dikwils voorkomt. De befte wijze om hem zeer ichoon te erlangen is de volgende: Men laat eene aanzienlijke hoeveelheid zuiver Water in eenen wel vertinden Ketel kooken, men giet 'er bij eene once fijngevreevene Coucheniljcn, en laat deze daarmede op zijn langft noch acht mifiuuten kooken , wanneer men 'er twee Scrupel zuiveren fijngevreeveuen Romfchen Aluin bij fttoijt waarvan de Tinctuur aanftonds eene zeer aangename kleur verkrijgt. Als 'ze r,u noch weinige mimuiten doorgekookt heeft, zo neemt men den Ketel af, zijgt de Tinctuur dooi- wit drukpapier, en bewaart dezelve in groote en wel toegedekte zuikerglazen, waarna zich eenige dagen geleeden de Karmozijn aan den Bodem en aan de Kanten van het Glas 1 aanzet, diedsdan wederom voorzigtig van de Tinctuur door wit drukpapier geilheiden, en gedroogt word. Uit de overgebleevene Tinctuur kan men dooy middel eener Tin oplosfing, welke op die reeds aan- ge»  der Pharmacie in het geheel. 3i5 getoonde Wijze (§. 91. n. 8) gereed gemaakt is, noch meerder Karmozijn doen nederftooten, die echter ten oprigten der fchoonheid kleur en duurzaamheid voor de andere onderdoen moet, Men kan deCouchcniljen die in het fikrum zijn terug gebleeven daarna noch eens met het geverfde water, waar men den Karmozijn uitafgezoudert heeft, na dar men 'er voor af anderhalf oneen gezuiverde Potasfche bijgevoegt heeft, in eenen vertinden Ketel een half uur laaten kooken, en na-dat hen afkookzcl doorgezijgt is, giet men'er eene oplosfing van vijf onzen zuiveren Aluin in eene genoegzame hoeveelheid watersopgelofi 'er bij, wanneer 'er zich nochmaals eene lèhoone roode Verf aan den Bodem zet, die men door middel vair een uirge* fpannen lap linnen van het water afzondert met veel kookend water verzoet en droogt. Men noemd deze Verf FLORENTYNSLAK ( ütcca fiurentïna) en het loogzout of potasfche v< rbindc zich hier met het Vitrioolzuur des Aluins, dat daarom zijne aarde vallen laat die terwijl zij nedervaït, het verfwezen ter zelver tijd met zich naar den grond voerde (§, 233-)- °P e?n en dezelve wijze zo als net Elorentijnlche Jak namenlijk door behulp der gezuiverden pocafche en des Aluins, worden ook die vc-richillende verveduit de planten, B. V. uit hec Ferne:>ok ver"k'eegen, die bekend zijn bij denaam van LAK VERVEN. . % 334- * Van de Zwavel nederplofïïngen, die geheel alleen Mit zwavel beltaan, is de ZWAVELMELR (Ma-, gifterium. S: Lac fulphuris) bekend. De gewooniijkfte wijze is, dat men twee deelen wijn deen zout jnet een deel geftampten Zwavel bij een zagt Vuur in et%  Siö Van de Bereidingen. een Kroes laat fmelten, waarbij dat de Zwavel van het loogzout vokoomen word opgeloft, endeZWAVELLEVER (Hepar Julphuris) uitmaakt, die in ftaat is alle de metaalen als zij vloeien oprelofsen. Deze loft men in eene genoegzame hoeveelheid Water op, men zijgt de oplosfing door, en doet den Zwavel met den Wijnazijn daaruit nederftooten. De nederftooting word alsdan verzoet en gedroogt & 335- Schoon dat deze wijze van bereiden niet te verwerpen is, zo is niet te min het voorfchrift dat de Heer Apotheker MEYER aan den dag heeft gebragt, en daar hij alle de omftandigheden naauwkeurig bij in acht genoomen heeft, in veelen opzigten meer voortetrekken. Het is de volgende: Men loft drie ponden gezuiverde potasfche in twintig pinten Water op, In deze oplosfing werpr men vier ponden ongeblufthten Kalk, die "aanftonds aan gruis zal vallen. Men kookt deze vermenging eene korte tijd, giet dezelve door eenen digten linnen puntigen Zak, en laat de heldere loog in een Vaas, het welk men 'er onder geplaatft heeft uitloopen. Het terugblijfzel in den Zak, kookt men nog tvveemaalen met Water op, ren de looy laat men zo als. het eeritemaal doorloopen. Alle • de toi^en die men verkreegen heelt, verkookt, men met elkander teozamen tot twee en een halve pint vost en oiet 'er alsdan voor en na twee onzen zeer fijnVeftattipten zuiveren geelen Zwavel bij lepelsvot in °en roert het vogt ijder rijs ter deegen om , de Zwavel zal zich als dan met eene geringe opborling aanftonds oplosten en de oplosfing zal bloedrood worden Men laat deze vermenging noch een ruim quatier uur kooken, giet dezelve dooreen digten linnen lap,  iet Pharmaeie in het geheel. 31? lap, en laat ze drie dagen lang ftil daan. Alsdan giet men dezelve van hec Swartagtige groene zwammagtigè grondzakzei af, verlengt het vogt met twee pinten water en gaat dan aanftonds tot de nederftooting over die men in de vrije lucht verrigt. - Hier Voor verlengt men twintig oneen Engelfche - Vitriool olie met vijf pinten Water, en giet daarvan, bij geftadig omroeren, zo veel 'er bij, tot dat 'er niets meernederploft. terwiji de nederploffing gefchiedt, zet men het vaas op eene verheevene bank, en niet op den grond, op dat men niet zo diep behoeve te bukken, en tien ichadelijken damp zo veels te beter meiden kan. Na dat de nederploffing volbragt is, giet men alles met elkander door een grooten nieuwen digten linnen uitgefpannen lap, en giet 'er dan zo lang laauw Water 0ver, tot dat het zonder reuk en fmaak 'er afloopt, eri verdeelt eindelijk de nederploffing overhoute Zeeven op wit papier en droogt dezelve met eene zagte warmte. Men verkrijgt hiervan achtien'tot negentien oneen Zwavelmelk. Uit de bereiding ziet men reeds, dat dezelve anders niets als een tedere zwavel is. Om i dat de loogzoutathtige loog zeer weinig zwavel in ftaat is optelosfen • zo maakr men deze loog fterker door het bij doen van den Kalk. L)e oorzaak van het nederploffen des Zwavels is dat zich het 'er bijgevoegde Vitrioolzuur met het loogzoutachtige Zout, dat den Zwavel vooraf in zich opgeloft bevat, vereenigt, en daardoor den Zwavel nootzaakt om nederteftooten. 5- 336. Onder de Metalifche Preparaties reeken ik het eerft te zijn het BLIXEMEND GOUD (Aurum fulmi* narn^. Men loft, om hetzelve te bereiden Goud in ee-  gig Fan de Bereidingen eene genoegzame hoeveelheid Koningwarer (§. t 'p^i m 2.), hot welk men met Ammoniaczout gereed gemaakt heeft op. waarvan de oplosfing eene geele kleur verkrijgen zal. Men verlengt alsdan dezelvé met water, en droppcldt 'er zo veel opgeloft loogzout in tot dat het Goud in de geftalte van een bruin poeder nedergevallen is, en de Oplosfing haare geele Kleur in het geheel verlooren heeft, en heel wit en helder geworden is. De Nederploffing word met Water ter deegen verzoet, en zeer zagtjes in de lucht op eene Schaduwngtige plaats gedroogt. Werpt men hier van een beetje in eenen lepel, en doet denzelven over eene brandende kaars heet worden; zo flaat het met een heevigen ftag weg. Zo veel moeite als meri zich ook heeft gegeeven de oorzaak van dezen flag te verklaaren; zofcheint her dog echter, dat men de waare oorzaakt deszelven nog niet heeft kunnen ontdekken ï waarom ik ook niet anders als eene enkelde verhandeling van deze verfchijning zal laaten volgen. t '337- • Dit volgende zal ik 'er nog bij aanmerken: i. Als het koningswater met gemeen zout of Zoutzuur gemaakt (§. 199. n. 2.) is, en de nederftooting word alsdan met een Vuurbeftendig loogzout verrigr, zo geeft de Goud kalk, die men alsdan verkrijgt, in het minft geen Ilag van zich. Daar word maar zonder uitnaam, als hij een flag van zich geven za], verdicht , dat het Konings water met Ammoniaczout moet gereed gemaakt zijn , en bij aldien dit geen plaats heeft, zo moet de Kalk met een vlug loogzout nedergeftooten wordem s. Men erlangt altoos op zijn minft een vierde part  ier Pharmatie in hel geheet,. 319 Blixemend Goud meer als men Goud 'er toe heeft genoomen(§. 183.) 3. Als men zwavel, Vitrioolzuur of vuurbeftendig loogzout'er mede naauwkeurig vermengt, zo verheft het zyn flag verwekkende eigenfchap. 183. 4. Men moet zowel bij het vrijven als ook by het droogen des Blixemenden Gouds zeer voorzigtigziju, om dat het anders door al te fterk te vrijven, of te warmen maar zeer ligt, en dikwils met levensgevaar weg flaat (*> 6 % 338. , De WITTE NEDERGEPLOFTE KWIK (Mtrcurius pracipitatus albus is. cosmeticas)- De mees- (,*) MAQUERE verhaalt dat iemand, die juift in het ia, boratorium waar, een dragmen flag goud in een Flesje gedian had en uit ongeluk geen acht gegeeven had, om den hals van het Hesje van binnen af te droogen, waar zich eenige deeltjes van den Goudkalk hadden aangehangen. Hij deet hetzelve met een Glazen Hop fluiten , cn terwijl Hij den ftop ront fchroefde ontftondt 'ei een hevige flag: De perfooa wierd eenige fchreeden 'er van daan-over de Ovens heen geworpen , de handen en het .gezigt waaren door de Hukken van het glas geheel en al doorboort, en het bedrocfïle daar van was, dat hij bijde de Oogen Verlooren had. Het grootfte gedeelte van het flaggoud vond men in het Laboratorium hier en daar onverandert leggen, juift zo een geval is mijn bekend van iemand die toen,, hij voorzigtig het flaggoud in eenen Mortier vreet, bij toeval een zandkorl uit de Kaauw die daarboven hingen, in den Mortier gekregen had. Want het flocg met eenen ijfclijkcn flag van zich af, den Mortier diep in den Balk van het gewulfte en de Man had eenige weeken lang de hcevi". fte pijn aan de Oogen, cn zijnen arm, waar hii medegevreeven had ïnoeil hij langer als een half jaar in een band drs «cn.  gg® Van de Bereidingen meefte voorfchriften die men 'er'van vind koömeti daarop al te zamen uit, dat men het Kwikzilver in Salpeter zuur oploft, en met eene .oplosfing van gemeen Keukenzout laat nederploffen. Terwijl echter door het bijgieten van het laatfte met het Zoutzuur het Koningswater (§. 95. n. 5.^geboorenword; zo is het zeer waarfchijiilijk, dat'er een gedeelte'kw.k in de loog die 'er opdrijft terugblijven moet. De ondervinding ieerd het ook klaar, want men erlangt nooit zo veel witten nedergeploften Kwikzilver terug, als men 'er Kwik toe gebruikt heeft, dat men dog echter, om dat zich altoos aan de Meialilche néderploffingen veele zout deeltjes vaft aanhangen, met recht verwogten moeft; Niet"alleen deze, maar ook een zeer fchoone Nederploffing verkrijgt men, als men in fterk Scheide water zo veel Kwikzilver.als mooglijk bij eene zagte warmte laat oplosfen, en de oplosfing met Water verlengt. Men loft voor het overige een vierde gedeelte Ammoniaczout, als het kwikzilver opgeloft is op zich zelf irt het Water op, giet deze oplosfing bij de overige, en doet alsdan het kwikzilver metjeene oplosfing van Vuurbeftendig plantenrijk loogzout nederftooten , men moet echter wel acht geeven, dat men van het lefte 'er niet meer hij voege, als genoeg is tot de • nederftooting, om dat anders de Precipitaat niet mooij wit word". Plet Ammoniaczout word voor al hier toe vereifcht, om dat anders het loogzout den Precipitaat bruin nederftoot. Deze wijze van bereiden hebben wij den Heer WIEGLEB te danken. Als men echter de eerfte Bereiding wil ondergaan; zo is het vooral nootzaaklijk, dat de oplosfing des Kwikzilvers zowel, als de oplosfing des Zoutzuurs zeer verlengt zij, om dat men dan niet.alleen zekerder te Werk gaat, terwijl 'er zich volgends onderzoekking des Heeren MONNETS bij eene fterk verzadigteop- losi  der Pharmacie in hit geheel. 3Zï losfing een Bijtende Sublimaat in Crijftallen aanfchietj maar ook meer witten precipitaat erlangt. §• 339- , Den GOUDKLEURIGEN SPIESGLAS ZWAVEL (Sulphur antimonii auratum) bereid men uit het overblijfsel van de gewijnileende Spiesglas Tinctuur^. 280.), uit de (lakken des enkelden Spiesglas» konings (§. 324.) of uit de Spiesglaslever (_ §. 328.); Men loft deze in het water op , zijgt de oplosfing door, en doet dezelve nederftooten met een Zuur dat men'er toe*goed vind tot drie verfchillende maaien,' na dat men voor af ijder rijs de precipitatie van dc loog door een doorzijgtuig heeft afgezonden; De eerfte Nederploffing is bruin, de tweede ligter, en de derde heeft eene bleeke oranje kleur, en is die, welke bij de benaming GOUDKLEURIGE SPIESGLAS ZWAVEL VAN DE DERDE NEDERPLOFFING ( Sulphur antimonii auratum tertio, f. Ultimce pracipitationis) van de Doctoren als de befte voorgefchreeven word. Terwijl de Goudkleurige Spiesglas Zwavel in het geheel uit Zwavel en ko» niaglijke deelen beftaat; zo is eigenlijk liet onderfchijd tusfehen deze drie. precipitaties, in het bevatten dezer twee deelen tegens elkander, te zoeken. Uit de werking zowel als uit de onderzoeking 'laat zich ligt bewijzen, dat in den zwavel van de eerfte nederploffing veel meer koninglijke deelen, als in de twee-' de, en in deze meer als in de derde tegenwoordig zijn, waarom Ook de derde veel meer zwavel en weiniger Spiesglaskoning als de overige in zich bevat. Terwijl het nü uitgemaakt en zeker is^ dat de zwa• vel die zich in het Spiesglas bevindt van den gemeenerf geelen zwavel in het minft niet te onderfcheiden isj  32» .ï Fan de Bereidingen zo zoude men waarfchijnlijk den Goudkleurigen zwavel van de derde Precipitatie aanftonds verkrijgen kunnen, als men bij het Spiesglas of bij de eerfte twee precipitaties meer Zwavel bijvoegde. Dit is niet alleen waarfchijnlijk, maar ook zelf reeds door ondervinding beveiligt. Men vermengt gelijke deelen Spiesglas en Zwavel en noch eens zo veel potafche, als de hoeveelheid dezer tween tezamen bedraagt, onder elkander, en laat deze vermenging wel toegedekt in eenen Kroes vloeien, giet dezelve dan tut, loft 'ze in water op, en laat de oplosling vier en twintig uuren lang ftil ftaan. Na dammen dezelve dan doorgezijgt heef, voegt men 'er zo veel water 'bij als het Vaas bevatten kan, en volbrengt de nederftooting met een verzwakt Vitrioolzuur, die eene zeer Schoone Oranjen kleur zal hebben. De Nederftooting verzoet men alsdan zo lang en zo dikwils met kookend Water, tot dat men geen zoutagtigen Smaak , of zelf geen leelijken Zwavelagtigen reuk daar bij gewaar word, en droogt 'ze alsdan bij eene zagte warmte. Op deze wijze verkrijgt men niet alleen eene groote menigte des fchoonften Spiesglaszwavels maar daar heeft tusfehen dezen en den Spiesglaszwavel van de derde nederftooting geen de minfte onderfcheid plaats. S- 340- De MINERALISCHE KERMES ( Kermes f. Chermes minerale: Pulvis carthufianoruni) is bijna gelijk aan den voorgemelden praecipitaat. Men 'kopkt namenlijk in eene zwakke loog van potafche het "|eftamte ruwe Spiesglas omtrent vier uuren lang, zijgt de loog als zij noch warm is, door Vloeipapier, nadat ze koud geworden is, word zij rood en de kermes valt naar den grond. Het er opftaande vogt kan men  der Pharmacie in het geheel. 3*3 rhëri nochmaals met het Spiesglas kooken , en men verkrijgt alsdan na dat het koud geworden is weder eene nieuwe portie van dit roode poeder. Men verzoet hetzelve alsdan zo lang met water, tot dat het nïet meer zoutachtig Smaakt, en droogt het bij eené zagte warmte. De zwakke loogzoutachtige Loog loft bij deze bereiding eene zekere menigte Zwavel op, en'terwijl zij hierdoor eene zwavellever (§. 328.) word, zo neemt zij tegelijk iets van den Spiesglaskoning na zich. onder het kooken loft zij echter meer van het Spiesglas op, als zij, wanneer zij koud ds in ftaat is in zich te bevatten. Onder het kooken, en zo lang zij warm is, is zij daarom hek der; zo dra als zij echter koud word, word zij troebel en laat den Kermes vallen; Eene zekere hoeveelheid onthoudt zij 'er noch van zelf als zij.koud geworden is in zich opgeloft, waaruit men den Goudkleurigen Spiesglaszwavel met. een zuur kan nederftooten , waarvan dezelve, zo als uit de wijze van Bereiden te zien is, heel weinig te onderfchijden is. §• 341- Als men de Spiesglasbooter ,• die uit Spiesglaskoning en uit Zoutzuur beftaat(§. 318.), in Water giet; zo word de vermenging melkagtig, en de Spiesglaskoning ploft in de geftalte van een wit poeder, dat meri ALGAROTH1SCH POEDER (Mercurius vitat Pulvis Algarotli) noemd, neder, dat met Waater ter degen moet verzoet, en dan gedroogt worden. Dit is «Iets anders als enkelde Spiesglas kalk, die, om dat hij wegens zijne zwaarte in een zo verlengt zuur niet kan opgeloft blijven, nederzinken moet. Het zuur dat 'er boven op drijft onthoudt niet te min noch Spiesglaskoning in zich opgelofl, die Ook daaruit nedervalt als men 'er een loogzout bijvoegt. • * X 2 §. 342,  3^4 Van de Bereidingen^ §• 342. Het BTSMUTH Qdagifierium Bismuihi f. Marcafittce') word verkreegen, als men het Bismuth in fterkwater oploft, en in de oplosfing fchoon water of opgelofl: keukenzout giet; wanneer men bij het ingieten van het eerfle een zeer zagt, en van het laatfle echter een ietsgroffer wit poeder na den grond vallende verkrijgt het welk men door het Filtrum afzondert, en daar men zo lang fchoon Water door laat loopen, tot dat het volkoomen zonder Smaak 'er doorloopt. . §• 343- Tot de Metalifche bereidingen reeken ik ook nog met recht te behooren, het BERLYNER of ook anders het zo genaamde PRUISISCHE BLAAUW (jCoeruleum Berolinenfe), het welk eene nederploffing van Yzer is, die door het Brandbaare zijne blaauwe ; kleur verkreegen heeft (§.91. n.8.\ Men bereidt vooraf hier voor een? met een brandbaar ligchaam volkoomen • verzadigte loogzoutachtige loog, deze erlangt men, als men drie deelen gedroogt bloed (doorgaans neemt men 'er osfebloed toe, om dat zulks het beft te bekoomen is) met een deel zuivere potafche wel onder elkander vermengt en in eenen kroes, die zo groot is, dat 'er maar twee derdens van de Stof gevult zijn, zo lang tot kalk brand, tot dat men geen Vlam noch rook meer gewaar worden kan, wanneer men , den in eene Kole veranderde Stof met veel fchoon water overeet vuur uitloogt en daarna doorzijgt. Deze loog heeft eene bruine kleur en word doorgaans de BLOEDLOOG (Lixivium Sanguinis) genaamd. Men loft hierna twee deelen zuiveren Yzer vitriool, die echter geene Koper deelen in zich mag onthouden, en twee en  der Pharmacie in het geheel. 325 en een half deel Aluin in water op, laat de oplosfing helder doorzijgen, en giet, terwijl zij noch warm is, de insgelijks warm gemaakte Bloedloog 'er bij, roerd deze vermenging met eenen houten ftok zo lang om, tot dat zij bijna koud geworden is. Tn het begin is de vermenging vuil groen, zij verkrijgt echter binnen korten tijd een fchoone donkere blaauwe kleur. Men zonden de nederploffing 'er af door een doorzijgtuig, en giet 'er zo veel heet warer op, tot dat zij van al het zoutachtige iri het geheel bevrijdt is, wanneer men dezelve bij eene zagte warmte laat droogen. Terwijl de Kalkbranding gefchiedt van het loogzout met het bloed, zo vereenigt zich het eerfte'met eene groote menigte van het brandbaare, en als men, zo als hier voorgemeldt is drie deelen Bloed op een deel zout neemt, zo word dir büna in het geheel daardoor verzadigt. In plaats dat anders de loogzouren het Yzer geel doen nederftooten, zo word het echter door deze bloedloog uit de oplosfing des Yzervitriools blaauw naar den Bodem geftootem, terwijl zich het Vitrioolzuur met het loogzout tot eenen Vitrioolwijn fteen, het Yzer daar en tegen mee de brandbaare en kleurende Zelfftandigheid, waar het loogzout voor af mede is verzadigt geweeft, vereenigt. De Aluin is bij deze bereiding anders nergens goed voor, als om deze Verf, die op zich zelf al te donker zijn zoude, door zijne witte aarde (§. 233.) lichter te maaken, en om dezelve, zoals de Schilders het noemen, een ligchaam te geeven. "VAN DE METAALISCHE KALKEN. §• 344- Als de Metaalifche ligchaamen van het brandbaare weX 3 zea  g2 hetzelve te erlangen een dragmen geelen Wafch in eenen yzeren lepel fmelten, en mengt daar onder twee loot alder fijn ft gevreeven Spiesglas. Men houd. het bij geftaadig omroeren een half uur lang over het Vuur, tot dat het de kleur van den Schotfchen Tabak heeft verkreegen, wanneer men hetzeive voor het gebruik zagtjes van elkander vrijft. Blad*.,  Pag- 333 BLA.Df YZER DER VOORNAAMSTEN ZAAKEN DE GETALLEN TOONEN DE § AAN, UITGEZONDERT WAAR EENE P: VOORSTAAT WELKE DE PAGINAAS AANWYST. A. AARDEN, 70. loogzoutagtige, 71. Glasachtige, 77. Groene, 82. n. 3. Lemnifche, 82. n. 2. Kleiaarden, 81. AARDHARSSEN, 83. Acacia, P 53. n. r. Acidum pinguc, 15. Zie Zuur. Aegagrophüa, 55. n. 5. Acr fixus f. fiaüitius, 11. Zie Lucht. Aerugo. 139. n. 2. éts, 93. uflum, 173. Aether Vitrioli, 262. Aethiops, Zie moor. AFGIETEN. 117. • AFSCHUIMEN, 118. AFTREKKEN, 141. AGAAT , 80. n. 6. ALHASTER, 73. ALCAHEST, 124. Alcohol vini, 249. Alembicus, 32. ALGAROTTISCH poeder, 342. ALOë, Gom, P. 54- n. 3. Hout ibid n. 4. ALUIN,-233. gemeene of witte, Roomfche Md gebrande Md pluim aluin ibid ALUIN aarde 74. Aim'.gamatio, 95. n. 4. feüttidi mi- tbodüw, 137- AMBER, 84. n. I. AMETHYST, 80. n. 5. AMMONIAC, som, 65. n. 5. AMMONIACZOUT, 230. n. 1. ho* dat men het vlugge loogzout'er uit verkrijgt, 223. Glaubers geheime, 195. n. 1. Vuurbeftendig, 232, n. I. gezuiverd, 230. n. 1. AMMONIACZOUT BLOEMEN, enkclde, 230. n. 1. Yzerachtije, ibid, Koperije , ibid. AMMONIACZ )üT GEEST, waterige , 471. Wijngeeftige, ibid met kalk gereed gemaxkten, 272. 273- Anthora, V: 56. n. 7. AnthiheBkum Pot eri. 35 e. Antimonium , 98, üitipkoretkitm, 34^. Waphor - rcgulinum. 348. APOTHEKERSKUNST, algemeene inhoud, 1 — 5. Aqun abjlraBa^ 241. deflillata, ibid. fortis, 197. Phagadeniea, 238. regie f. regis, 199. non Spirituofa, is^Z. Tillatitia, 241. vinofia, 143. ■ Zie Water. ARABISCHE Baïfera Wortel. P. 69. n. 23. Arcanum Corallinum , 350. duplica- tum, 197. 228. n. 2. tartari, 22&« n. 5' Argentum, 89. vfca, Zie Kwikzilver. AR-  334 BLAÖWYZEft. ARSENIKUM geele, 99. n; 3. roods , ibid. wirre. 99. ASCH-HAARD, 32. n. 1. ASCH- B1AAK1NG, 168. n. 2. Jlsphultum, 84. 11. 4. Auripigmenlum , 84. 11 • 5. Junim, üö. j'nlminans. Zie Rlixementl goud. AZYN word door de Gilling verkreegen, 158. n. 2. de Beftaanbaare deelen "er van 204. wijze van deftilleeren deszelven , Ibid. Scherpmaakihg. 205. de Kentce- ' I«i* n'll.e, 22fi. n. 3. - V Lap/des prctiiili, 79. LÉMN1SCHE AARDE, 82. u. 2. Y LIG-  338 BLADWYZER. LIGCHAAME, Vlaege, 13. Vuur- beflendtge, ibid. Sméltbaare, 14. 'die niet te Smelten zijn , tSU. brandbaare., of' 'v'etbiandba-ite. 15. i?. tijuare, 134. tiquor anodynus mineralis Hofmanui , 2f)2. Frobehii, ibid. mereuriaiïs pliitckit, 95. n. 10. Mhtdereri, •30. n. 3. Rabelii, 262. terra foliata tartari, 228. n. 5. Lit.'iargirium, 92. n. 3. tithomerga, 82. n. 2. Lfxh'itrm Janguinis, 3^4. LOOD, 92.'Gebrand, 92. n. 5. LOOD ASCRE , 96 — 9?. n. t LOOD GEEL, 92. n, 3. LOOD GLAS, 92. n, 4. LOOD WIT, 92. n. 5. LOOG ZOUT , kenteèken deszelven, 212. verdeeling, 213. LOOG ZOUTEN, Vuurbeftendige, uit bet plantenrijk , 216. 217» rniueralifche, 218. waardoor deze twee zich onderfcheiden, 217. 219. LOOGZOUTEN , Vlugge , 221. Kenteekens derzelven,' 222. de Wijze om dezelve te verkrijger;, 223. 224. Zij kunnen niet ondciïcbciclen worden. 225. LOOG ZOUT, Vuurig, 220, toricatio, Zie fchanskers. LL'CIIT, de eigenfchappen'er van 7. het nut derzelven, bij de arbc-idiiigen der Pharrnacias, 8. 9. zij is" niet ■ zuiver , 10. vafte , knullige , lucht, • 1. $ tutu, üy» coniaa, 89, n. 5. Zie Hootnzilver, tutum, Zie Kleefdeeg. M. MAAN MELK, 73. n. t. MAATEN, yckfr drooge Zaaken , 42. voor de VloeibaaVe , 43. '44. Maceraliu, Zie Wecking. iJagiflerium,, BismutM, 342. Ocitlo- Tv.m cancrortnn , matris perlarum. &. 33'- Marcapltae, 342. Sttlplm- rts, 334. 335. Zie nederplollin- ge- Hagnefttt alba, 228. n. 3. Fdinbur- gen 's f. Silis communis, 332. nl, tri. 228. n. 8. MANNA, P. 84. n. 43. Mama metalhrum, 238. n. 2, MARKAS1T, 96. 34". MASTIK, P. 83. 'n. 44. Matcria perlatc, 346. . « MEDE GISTING, 162. Medicamcnium. Zie gei.eesrr.idde}, MENIE, 92, n. 3. Menjlruum, Zie Oplosfingsmiddel. Biercurias dit/cis, 238. 11. 2. cosmeticus , 338. pracipitatus albus, 33$ pracipitatns flarus, 236. n. 2. pmcipitatus ruber, 349, Sublimatuf corrofiyus, 238. n. 1. Pita, 341. viyus. Zie Kwikzilver, METAALEN, 86. Verdeeling derzelven, 87. vcifchillendc Soorten, 88 —— 101. waar door zij haar Metaalisch aanzien verliezen , 180. hoe zij weder kunnen hcrftclt worden , 181. 183. METAALEN KONING , 325, METAALEN TINCTUUR, 279. MINDERERUS GEEST, 325. in, 3- MIDDELZOUTEN, benteetens derzelven , 226. verdeel.ng , 227^ die 't meelt in de Apotheken ge ■» bruikt worden, 23Ü 240. MIEREN ZUUR, 211. MOEDER NAGELS, P. 65. n. 15.. MOOR, Sp'esglasachtige , mineraalifche ibid , wederhei ltellins 'er van , 183. MORA,"P. 5Ö. n. 8. MudUiuO, 63. n. '1. MURIATISCHE AARDE , kenteekens derzelven , 75. waar zij te vinden, ?6. MUSCUS, P; 43. n. 14. MUSKAAT, noot, P. 84. n. 44. Bloeizern of Bloemen, ïbui. N. NAGELEN, P. 64. n. 15. Naphtha vitrioli. 262 nitrt, 264. N'EDERSTOOTINGE; 147. mctaJlil'che, hebben een groote zwaarte, 152. verfchillende SooUea , 148 — 150. \EDERSTÖOTINCSMIDDEL,*4ium, P, 89. n. 48. y. % OPLOSSING, wat zij is, 121. algemeene onderlijning ""ei van, 122. foorten derzelven , 124.127. hoe men dezelve in her werk moet ftellen, 125. drooge, van de Kreeftoogen , Kbraalen enz. 331. OPLÓSSINGS MIDDEL , i22.n, li die het rheeft gebiuikt worden , 123, OPOPANAX, P, 89, 11, 50, OPREMENT. 84. 11, 5, 90, 11, j. OPRUISCI1F.N, Waarin het bellaar, 163. wanneer hetzelve ontdekt word, 164. wat men 'er bij in acht-neemen moet, 165. ORLEAN, P, 89. n. 51, ■0(/it de Oirie Cervi P, 37, n5 5, Ofteocolla, 73, OVEN, iieszelfs deelen, 23, de eefchapenhéid die 'er bij veteiïcht word, 24. het maaken, en het beilag deszelven, 25. Verfchillende lootten. 26. V. Panacea mercurialis, 238. n, 2i PERLEN STOF, 346. PEPER, P, 92. n, 54, Petroleum, 84, n, 3. Pharmaita, Zie Apot'iekets kur.Jl. p1hool, Pidtj.mn, ijs,. PUogiflon, Zie brandbaar wezeii, PHOSPHORUS, Baldnrr4.be , ;•».. n. s, '9^, 2. HotnberjifcliL-, 232, n, 1, PIIÓSPIIORUS ZUUR, 21 ti Pijafplwlturn , 84, n, 4, PLANTEN, 56, wanneer en op v\elft wyze zy verzamelt moeten wor•den57 — 61, hoe dat men dezelve beWaaren kan, 62, beftaanbaare delen 'er van , 63, 64, die bet nteeft in de Apotheken gebruikt worden, 65, Platina delPinto, 20, Phimlum, 92, vflum, 92, n, 5, PLUYM ALIUN, °%Zi ■ POEDER STAMPING, 105, PORCELYN KLEI, 82, n. r, POT ASSCHE , bereiding dtrzej- ven , 216, kenmerken van de deugt 'er van ibid, Pr*.,.  uo BLAD'WYZER. Pnecipitfit'to , Zie nederftooting ■* PtoóóUsi P,' \& n, i', PRUISISCH BLAAUW, Zie Bcrlei- ner blaauw Vulp.i, ejits pneparatio, 286. Pulvis, algar-jth, 3*1 cacheaicus Lil* doyki, 340;, carthupanorum, 340. PURpUR /mineraale, 88. n, 7", yt PYROPHOR., 23-35 Quartz, 80. n, 5, R. RABARBER, P, 95, 54, Ji'ibc.'ii liquor, 262, RECIPIËNTEN, 31, Reclijicatio, U,o, IKcdiictio, Zie wedcrhcrltclling, Regulus, 32?, antimonii jvrialis 325 'antimonii martialis, 324, an'.monii medicina!is, 26, antimonii Simplex 323. antimonii Jlcllattts, 324, WtfJ 'tallorum, 325, Retina-, Zie Hars, RETORTEN, de deelen 'er van, 77, de eefchapenheidj 28, Verfchillendheid, 29 - 30, . RF.VERBEREER OVEN, 26, 11,4 Reyipcatio, 179, Jifl-S 287, ROUYN, 79, 11, 1, ftoAo*, 287, ROODE AARDE , 8j, n, 2; ROOSEN INZEKT, P, 41, 12, ROOSENA'PONS, P, 4°, n» i?i S; Sachatum 63, n, 8, {slïrai 92, 11, «* 5, •'39» n, «i SAFFRAAN, P, -o, n, "4, Sal acetora, .09, acidum Zie Zuuren, aludi Zie loogzout, Animoniacum, Zie ammoniac Zout mon'mcir.n fixum, 232, n, 1,. «b- . moniacum 'fecretum Clauberi, 195, n, 1, englicum, 234 n, 1, an-oö229, n, 2, caefikÈf% 2 o, tommune, 220, n, 3, cul'mttre, 'bul digeflirum, 22S, n, 4. Eplbnienfl-i 234, n, \,esfentiale, :o\ telnijugir-n pjhii, 228", 11, 4, fomaitsw, 229, 3, eemma ma: medium, Zie middelzout, miraUle Clauberi, 229, n, 1,neutrum, Z'e middelzoutten. PohchrtflumCiap.ru 220, n. 3, ƒ»;..'»r//ALPETER, gemeene, '228, ii', om liet zuur daar uit te fcheideii, 197, brandende of Vlugge, 198,11 i, Vuurbeftendiae, 228, 11, 3, SALPETER BALLET (ES, 228', n, ? SALPETERZUUR, hoe dat mefi hezelve verkrijgr, 197, kenmerken 'er van, 198, 199, tookcnd Salpetei zuur vst vlam, 197,295; ii, 5, op welke wijze hetzelve verzoet moet worden, 264, SANDEL HOUT, P, 9., n, 58,' Sapa aceti, 204, Sapo atitimonialis, 310, medicalus j ibid Starkeyanus f, tartareus f, thcrebinthinatus, 310, SAPPEN, verdikte ', 285, SAPPH1ER, 79, n, 2, Satufnüs, 92, corneus , 92, 11, 7. SCAMMONIE , P, 98, 11, 59, Scoria, 134, n, 3, 174, Scoriücatw; 174, SCHANS KORS, voor Ovens,25, voor Retorten en Kolven, 38^ SC.IEERLING, P, Cr, n, 19, SCUE1DE KOLVEN", 3], SCHIPPERS WIT, 92; n, 5, SEDATJVZOUT, 229, 11, 5, SELENITES Zie gips, SLAKKEN, 1,4, 11, 3, 174, SI.YM, 6 , n, 5, 'N SMARAGD, 79 n, 4, SMELTEN, 134, waar het voot dient ibid; Solutio , area f, per deliquium , 135, coralliorum , ocul, cancr, enz,33i, Zie Oplosfing, SPAANS CH GR OEN , 3 39, 11. 24 Spiauicr, 97, Spicanardi, P, 102, n, 60, SPIESGLAS, ruw, 98, Zweetdrijvend, 346, SPIES*  BLAÖWYZER. S4i SPIESGLAS ASCHE, 303, 353, SPIESGLAS BLOEMEN, 346» -1 SPIESGLAS BÜOTER ' 317, SPIESGLAS GLAS»r,53, SPIESGLAS KONING , enkeldc , 32;, martifliifche , 324, geitarde ' ibid, joviaüfche, 3.5, medicijn- 3 . l'che, 3:6, SPIESGLAS LEVER, 327, SPIESGLAS MOOR, 3">, SPIESGLAS SAFFRAAN, 327, SPIESGLAS SALPETER, 34Ó. SPIESGLAS TINCTUUR, fdleipè, "79, Wynfteenagfie ibid, SPIESGLAS VERMILJOEN '317, is niet te qndeefcheiden van cföh gemeenen 318, SPIESGLAS ZEEP, 310, SPIESGLAS ZWAVEL ,vlocibaarei 317, goudkleurigen', 339, ' . Spjy :l>.:s~a;eti, a04, alealUi 267, arden.'es, 247, dukifiatti, 260, frumemi, Zie brandewijn; imjlammcbiles, 247, mindereri, ^30, n}3,rt*- ' tri, 197,' fitri fumans, ibid, nitri daleis, :t>4, Sabelii, 262, rector, 896, S.tlini, 25H, Salis communis, 200, Salis daleis, a64, Salis amvivvaci aquofus, 070^ Salis ammotiaci y'.nofas ibid, Salis ammoniaci cv.m cake yiva , ift, vini, Zie Wyngeèft, uriftori, 267. Vitrioli, 194, vitrioli daleis, 202j StanrmrA 91, STEEN KOLEN 84, n, 6, STEEN ZOUT, 229, n, 3, STERK WATER, 197; Stibium, 98; STORAX, P, 103, n, 62 SUBLIMATIE wat dezelve is , 142» hoe men dezelve verri !t, i43j *44, wat men 'er door verkrijgt, 146, by welke Zelfftandigheden dezelve In de Apotheken in het werk word gefteld, Succi, condenfati f, infjjisfati, 285; Succinum, 84, n, 2, Sulphur, 195, n,r 3, antimonii auratum, 339, antimonii tiqiiidutA ; 310 caballinum, 84, n, 5, citrinum ibid, Flores Sulphuris , ibid, t. Xartarus, albus, 208, emetcius 240, ruber], 208, folulllis, 230, n, 2 jt/triorifittus ,248, n, ó/tetriolatiim 228, n, 4, Zie wijnfteen., < ■ *«)■)•« abforbens mineralis, 332. fo'iaïa taitari, 228. n, 5, fotiata tartari cryfltiliifata, 2oë, n, 1, vitrioli dulcis, 188, Zie aarden. rHËE , V, 104, n, 63 i r«l langt, 194 aanmerkingen 'er van, 196,/de eigenfchappen 'er van , 195, hoe dat men dezelve verzoet, 262 — 194. yitriolum album, 236, n, I. de Cy*. pro, ibid, martis f, viri de, ibid, Vitrum antimonii, 353, antimonii cei ratum, ibid, Saturni, 92. n, 4, VLOEIEN, 134, VLOET, 134, Zwarte. 181, VLUG MAAKEN, 145, n. 4. Volatilifatio, 145, n. 4, VOOR ZETURS, 33- «;  542 BLADWYZER. UITDAMPEN, 136, wat hierbij in acht is te necmcii, UIT LOOGEN, 133, n, 3. UT PiiRSSEN, ui, VRUCHTEN, wannéér men dezelve verzamelen moet, 61. Utenfitiq, 21, VUUR, eigei.fehappen deszelven , 12, de verfchillenoc ligchaame die her in Zich bevat, 14. - 15. het Voedzel deszelven , 17, de Trappen 'er van, 18. VUUR HAARD, 23 n, 2. VUUR. STEEN, 8o, 11, 6, w. WALSCHOT , P, 37, n, 6, WATER, is niet heel zuiver, 123, de eigenfchappen die 'er bij vereifcht worden , ibid, wat hetzelve oploft ibid. Phagaueinfehe , 23.8, n, 1. 7 WATER, GEDESTILLEERD, hoe dezelve voortkoomen 241. 242,het geen 'er by in acht te neemen is, 245, WATER BAD, 26. n. 2. WEDERHERSTELLING wat men hier door verftaat, 179, wat toevalle men daar by te voorzien heeft, 180, vooibeelde hier van, 181 — 183. WEEKING, het oogmerk derzelven , 132, WERK PLAATS DES OVENS,23 WIEROOK, P. 88. 11. 47. WINDOVEN, 26. n. 1 WOLFWÖRTEL, P, 56. tv, 7, WONDER ZOUT van Glauber, 229, n. 1. WORTELEN, wanneer, en hoe dat men dezelve Verzamelen moet, 58, WYNGEEST, wat men hier door verftaat, 2f. de proef van den goeden wyhg'eeft, 248. eigenfchappen deszelcta 251, beftaanbare deele deszelven, 252 — 254gerectificeerde 249 enz. WYN OIJE, 262, WYN STEEN, roode en witte 208, hoe dezelve nedergeltooten word door het Azyn Zuur, &o5-, 11. 5. oplosfende, 230. n, 2. gewynfteende wynfteen, 228. n. 6. vitrioolizeerde, 228. n. I. de ontlee«üiig van deszelfs beftaanbaare deelen, 2";6. n. 2. WYN STEEN OLIE, 135. WYN STEEN ROOM, 208. WYN STEEN ZOUT, 207. gebladerde, 228. 11. 5. van zelf Vloeibaar geworden zynde gebladerde Wynfteen ibid, getrylfallizeetdej 206. 11. 1. Y. YZER, 94. YZER BALLETJES , 94, n. 5* YZER OLIE , 230. n. 1. YZER SAFFRAAN, anthnonifchej 325. zamentrekkende, 351. YZERTINCTUUR, 94- n. 5. z. ZAAD , wanneer zy moeten verzamelt worden, 60. ZAAD MELK, W7. ZAAMEN LYMINC173. ZAND CAPEL , 26. n. 3. ZEDOAR WORTEL, 109. n. 68. ZEE AJUIN, P, 103. 11. 61. ZEEP,'op wat wyzc, en waar van dezelve voortkomt, 309. de voor' naamite eigenfchappen deszefven, 312. medicynfche, 310 Spiesglas Zeep , ibid ftatkcyfche, 311. ZEEP ZIEDERS LOOG, 220. - 310. ZELF VLOEIEN, 230. n. 2. ZEESCHUIM, P, 44. '7- ZEE ZOUT. 229. ü.. 3> ZILVER, 89 ZINCK, 97. Bloemen. }2r. Zoda , 2 8. ZOUTEN, wat zy zyn, 187. waar zy uit beftaan, 188. verdéeliiig detzelvcn 189. Zie Sal. ZOUTZUUR, gemeene, op wat wyze men dezelve verkrijgt, 200, kentekens 'er van. 201. 202. ZUIKER, 63. 11, 8. ZUUR , kenmerk 'er van 190. vcrdeeling, 191. mineraale, 192. --• 203. plantenrijke, 194 — 209, uit het dieren rvk , 211. vette, 15. ZWAEL, 195- n, 3. geele, 84. n. £, Bloemen, ibid. hoe dat men uit den zwavel het vitriool Zuuï verkrijgen kan , 194. ZWAVEL BLOEMEN, 83, 11. g. ZWAVELLEVER, 334- ZWAVEL MELK , 334. - 335»  Bij den Drukker dezes , is van de Pers gekomen m wordt uitgegeeren I, Heelkundige Artzenij winkel, of CHIRURG'TlVS Apotheek, vervattende alle beproefde en hedendaagfche gebruikelijke bereide en ilimengeilelde Helmiddelen, ter genezing van uitwendige ziekters, door J. J. PLENCK, uit het Latijn vertaald door A. Schrage in gr. Octavo «- ƒ i — 12 belt Pap a- 2 - 6 — II. 4lcT»ymiftifëbebrieven, vertaald naar het Hoog. duirich van den Heer J.F.iYIEYER, öoorP.L Kaftcleijn, ApoUieuer ie Amlterciam. in gr. 80 a ƒ: — 9 belt pap. k - : - r 4 -~ JII. Dichtlievende verlustigingen', beftaande in uitgeleezen Rukken der voortreffdijkfte Hopgduitft h; Dichteren, in Nedeiduitlche vaérzen gevol >t, en verrijkt met eenen voorzang, doorP. J. KASTELEYN, Lid vanhetDichtlievend Genootl'chap: Natuur bcgaaft. Oefening befebaaft, en van het Provinciaal Ütrechtfcbs GemotJ'cbap van Kunften en Wetenfchappen, enz. in gr. 80 a- ƒ 1 - 16 — . beft pap. è- s - 14 — IV. De Schilder kunft, in drie Zangen. Uitgefprooken ter gelegenheid van het uitdeelen der prij, zen in de Academie der Teken kunfte te Amfteldam. Op Woensdag den 23de vatrH^rfftmaami l f80. door G. BR EN DER a BRAND1S, Honorair lid van dezelve Academie, enz. Mei Plaaten, beneevens een Tijtelvignet vandeHeeren J.JXuijs en Th. Koning. in gr. 80. a ƒ 1 - 10 -» beft pap. a a - 2 ~ \\ n-  V; Tobias in vier Zangen, gevolgt naar hetFran* fche van den Heer L. C. LE CLERC, door A. S. J. met ceri Opdragt en voorrede vermeerdert-, door G.Brcncerï. hrandi*, Lid van het kunftgenootichap Natuur begaaft, Oefening befcbaaft.enz. iri.gr. 80 a f 1 — 1- VI. Lierzang aan de Britten, door BLENDER a BRANDIS,to gr. 80. derde druk, a-/ : - 3 beft pap; a ƒ; - 5 VII. Neder duit]che Dicht en Toneelkundige Bibliotheek, Behelzende vrije en onpartijdige beoordelingen van Poëtifche werken. in gr. 80. a- ƒ 2 - 8 beft pap. a- 3—13— yiIP Het vonnis naar IVenfch, Blijlpel, gevolgtnaar het Franfche van den Heer SEDAINE, voor het TooneelenKimftlievcndgenooüehfiponder de fpreuk eendragt inVritf, •.' /•.•/• •./. tter.ét onder de zinfpreuk: Studio Crtait Saputitia. W k): 9o, l/: - 6op fdirv: pjp. 1 ƒ: - 8 — Méd, pap. ü /': - 11 -