UITGEZOCHTE GENEES- - EN HEELKUNDIGE VERHANDELINGEN EN WAERNEMINGENy Uic de voornaemfte buitenlandfche Genootfchappen, en andere byzondere Werken van beroemde Schryveren , by één verzameld. Jl E T V h A A T E NV EERSTE DEELS EERSTE STUK. Te ROTTERDAMBy' T. H ENDRIKSEN,, Boekverkoop» Pi F.BKRL.MAATSC H AT ? ï J j TER BEVOÏU). DSB- GENEESKUNST.   VOORBERICHT VAN DEN UITGEVER. Qedert dat de Kunsten en Wetenfchappen, zoo vele eeuwen te voren in den mist der diepfle onwetendheid en fchadelykfte vooroordeelen gedompeld, in het algemeen het hoofd met nieuwen luis* ter begonnen op te Heken , verfpreidde ook de geleerdheid een helderer licht over de Genees- en Heelkunde in 'è byzonder , en verdreef van dezelve , mitsgaders van alles wat dasr toe betrekkelyk was, de dikke duisternisfèn, waer* mede zy omvangen waren. Ontelbare geleerde en oordeelkundige Mannen s ja de beroemdfte Genootfchappen , die in* Europa bloeiden, en wier roem de achting der geheele weereld' tot zich trok £ befchouwden, met deernisie, hoe de voor* 2 tref-  Voorbericht van treffelykfte der Kunsten, zoo nuttig en heilzaem voor het menschdom, op eene fchandelyke wys, door de onervarerien misbruikt wierden, tot onherftelbaer nadeel van vele ongelukkige Lyderen, die hun verderf vonden in het geene tot hunne behoudenis moest geftrekt hebben; weshalve zy alle hunne poogingen aenwendden, om die onontbeerlyke wetenfchappen optevoeren tot den uiterften top van volmaektheid, waer toe-dezelve konden ftygen ; ten welken einde zy, van tyd' tot tyd, de weereld met overvloedige vrachten van hunnen geleerden arbeid befchonken. Onze eeuw , voornamelyk, als gefchikt fchynende om de vuige onkunde geheelenal te verbannen 5 en het verlichte verftand, van verouderde vooroordeelen ontflagen , op den troon te plaetfen, vloeide over, en is nog heden meer dan ooit vruchtbaer* van  BEN UITGEVER, yan uitmuntende gefchriften en leerzame verhandelingen , mitsgaders van oordeelkundige en naeuwkeurige waernemin-. gen , die hunnen Opftelleren eene onfterffelyke eer verwierven , en het nut der menfehelyke maetfehappye ten hoogfte bevorderden; dewy! zy den Genees- en Heelmeesteren gelegenheid gaven om hunne bekwaemheden meer en meer aentekweeken, en hunnen Lyderen de gepaste hulp toetebrengen. In het byzonder mogtons Vaderland, waerin de Geneeskunst, zoo uit hoofde der luchtftrekealsvandelevenswyze der Inwoonderen, ten uiterfte noodzakelyk is, roemen op de onwaerdeerbare werken, waer mxie de Boerhavens, van S wietens, en andere beroemde Mannen, de Genees- ea Heelkunde, benevens de daertoe betrekkelyke wetenfehappen, verrykt hebben, ea nog dagelyksch , door hunnen noes% 3 . ten,  VOORBERICHT VAN ten arbeid en de mededeeling hunner gedane ontdekkingen, verryken. Dan hoe vele redenen wy hebben, om voldaen te zyn over den aenhoudenden yver en onvermoeiden arbeid onzer Geneesheeren en andere Aenkweekeren der wetenfchappen, ter bevorderinge vaneene Kunst', wier waerde , uit hoofde harer onontbeerlyke nuttigheid , van ons niet hoog genoeg kan gefchat worden , zou »er, in dit ftuk, nog oneindig veel voor de meesten onzer verborgen blyven, indien niet fommigen onder ons den geringen ledigen tyd, die hun overfchiet , in het waernemen van den gewigtigen post, waerin zy gcfteld zyn , te kost leiden aen het byeenverzamelen en vertolken van het nuttigfte en uitmuntendfte, dat 'er in de fchriften der beroemdfte zo binnen als buitenlandfche Artzen, in vreem-  BEN UITGEVER. vreemde talen, gevonden wordt, om dus den Nederlanderen eenen fchat van voortreffelyke en allerheilzaemfte ontdekkingen en waernemingen medetedeelen, en hen op de fmakelykfte en keurigfle gerechten, uit den hof der Genees- Heel- OntleedSchei- en Vroedkunde, enz. te vergasten. Dit bewoog my, om van geene Houttuyns, Sandiforts of andere , niet dan met lof te noemen, arbeidzame en geleerde Mannen te gewagen, voor eenige jaren, insgelyks tot het uitgeven van myn Geneeskundig Tydfchrift; een Werk, dat, hoe gering het zich ook, in den eerften aenvang, mogte voordoen, vermits het enkel om de veertien dagen, eerst by halve, doch daerna geheele bladen, uitgegeven wierd, allengskens tot de grootte van vier genoegzame dikke Boekdeelen , met de daer byge* 4. voeg-  VOORBERICHT VAN. voegde Platen, uitgedyd is, en waerin ik my vleye mynen Vaderlanderen geenen ondienst gedaen .te hebben , door het mededeelen van eene groote meenigte van Genees* en Heelkundige Verhandelingen en Waernemingen , enz , door my uit de beste en kostbaerfte Werken van verfcheidene , zo binnen als buitenlandfche, Geleerden verzameld , en uit vreemde Talen vertolkt, of my door kundige Beoefenaers en Liefhebbers onzer Kunste ter hand' gefield, en op vele plaetfen met myne eigene aenmerkingen en waernemingen verrykt ; waerby ik ook, nu en dan, eene Verhandeling of Waerneming , door my zelven ontworpen , heb gevoegd. Toen ik dit Werk voltooide, achtte ik de verzameling, in hetzelve vervat, reeds groot genoeg te» zyn, om, wanneer men het bedoelde gebruik daervan geliefde te maken, nut te kun-  BEN UITGEVER. kunnen aenbrengen, en befloot dus my. niet meer met dieïgelyken arbeid te belasten, uit hoofde van de oneindige moeite, die, wegens het verdrietige zoeken naer het nuttigfte en leerzaemfte, benevens het lastige vertolken , daeraen verknocht was, en waerdoor ik dikwerf in mynen voortgang wierd gefluit; doch ik ondervond wel rasch, dat het zeer bezwaerlyk ia in zyne voornemens volftandig te blyven, en dat men niet zelden genoodzaekt wordt daervan af te zien. Ik ontving verfcheidene brieven van Liefhebberen en Beoeffenaren der Genees- en Heelkunde , w*er door ik flerk aengexnoedjgd, en op eene beleefde wys als gedwongen wierd., het geflaekte werk met eenen nieuwen lust1 te hervatten, en op het eens betreden doch verlaten voetfpoor wederom voorttewandelen. Dit, gepaerd met den gedurigen aendrang my* j ner  VOORBERICHT VAN ner Vrienden , waer mede ik dagelyksch de eer had van te verkeeren , en eene daer bykomende ingefchapene zucht, om mynen evenmensch ten voordeele te zyn, haelde my eindelyk over, om wederom een diergelyk Werk op my te nemen, met die verandering'echter, dat ik, in plaets van, als voorheen, om de veertien dagen een blad te leveren, voornam om de drie maenden, of daer omtrent, een Stukje ter grootte van twaelf of dertien bladen, gelyk het tegenwoordige, uitte^ geven, om dus 's jaerlyksch een bekwaem Boekdeel in het licht te brengen, zonder my evenwel aen den juisten tyd der uitgave, of de bepaelde grootte van yder Stukje, naeuwkeurig te binden. I n deze op my genomene taek ben ik voornemens het nuttigde, leerzaemfte en aenmerkelykfte uit de Werken, die over  BEN UITGEVER. over de Genees-, Heel-, Ontleed-, Schei, en Vroedkunde, mitsgaders de daertoe betrekkelykewetenfchappen, in meest alle Landen en Talen worden uitgegeven, onder het oog myner Lezeren te brengen; zullende ik my geftadig toeleggen op het verkrygen van de telkens nieuw uitkomende Boekdeelen der voornaemfte geleerde Genootfchappen, zo in Europa als elders bloeijende, of de Werken van byzondere beroemde Mannen, die in eenige takken der gemelde wetenfehappen hebben uitgemunt; zulks men, in een kleen beftek, de beste vruchten der voortreffelykfte verftanden van geheel Europa, hier en daer in groote en kostbare Werken verfpreid 9 by één verzameld zal vinden. Om des te nuttiger te zyn, zullen 'er, daer het noodigis, naeuwkeurige Platen, tot  VOORBERICHT VAN tot opheldering van het verhandelde, \n. het Werk gevoegd worden , het zy wy die zelfs ontwerpen, of uic andere voorname Werken overnemen en laten nafny. den, het zy die ons door goede Vrienden of Begunftigers worden toegezonden. Daer het pas geeft, zal ik fomtyds de vryheid nemen om eenige aenmerkingen , die tot opheldering , uitbreiding of bevestiging kunnen dienen , by het verhandelde te voegen , om dus , zoo veel in my is, alles, wat ter verlichtinge myner Lezeren zal kunnen ftrekken, toetebrengen, en ons Werk op allerlei wyzen nuttig en leerzaem te maken ; ten welken einde ik ook de weêrkundige waernemingen , my door een' opmerkenden Liefhebber, in deze Stadt, toe.gezegd, om de drie maenden in myne Stukjes zal. pJaetfen, Ein-  BEN UITGEVEL Eindelyk acht ik noodzakelyk te berichten, dat ik my niet tot enkele vertalingen zal bepalen. Nu en dan zal ik ook iets, door my zeiven opgefteld, of my door anderen toegefchikt , in myn Werk mededeelen ; weshalve ik den Geleerden en Liefhebberen onzer Kunfte verzoeke, myne onderneming te helpen onderfleunen, en dit Werk, dewyl het enkel voor de Genees- en Heelkundigen 9 enz. gefehikt is, liever met hunne gedane waernemingen te verfieren , dan dezelve te plaetfen in andere Tydfchrifcen, waerin zy, als geene onmiddelyke betrekking daertoe hebbende, minder voegen , en in 't geheel niet gezocht of verwacht kunnen worden. Met deze hulp1 geflerkt, zal ik my meer aen* gemoedigd vinden , om in myne poogingen  VOORBERICHT FAN enz. gingen niet te verflaeuwen, en hoe langs hoe meer mynen yver te verdubbelen, ten nutte myner Lezeren , die ik intusfchen wenfche wel te varen. IN-  INHOUD. Uitgezochte Gevallenin de beoefenende Geneeskunde * door John Brisbane, - - * Virhael van eenige buitengewone gevallen in dt Genees- en Heelkunde, door Donald Monro, - „35 Waernemingen en Proeven omtrent den Colombowortel, door Thomas Percival, - 66 Den Tahbah booms - Bast, als een nieuw Geneesmiddel tegen den Buikloop aengeprezen , door Wilhelmus Spauke, - - 93 Verhael van een buitengewoon Spek -Gezwel , in den Onderbuik eener trouwe gevonden , door P. Hanly, 97 Bericht aengaende eene weinig bekende manier, om de Schurft te genezen , door middel van het Vitriool-zuur, door Dr. Gahn, - - ior Waememing van eenen geredden Gehangenen, doorJëan Janin, - - - 103 Verhandeling over het maekfel en de gebruiken van den Bluesband, door Portal, - - 107 Nadere Proeven omtrent den aert der Galle, door Cadet, 125 Waememing eener in tweën verdeelde Pisblaes^ door Bourienne, - - - 137 Proeve omtrent de goede uitwerkingen van raeuwe Eieren in de Geelzucht , door Charles White, 148 Hardnekkige Kolyken, door middel van het inwen* dige gebruik -van den Aluin genezen , door Thomas Percival, - - 15a Waer  INHOUD. Waememing eener nieuw gevormde Geledings pan op het Schouderblad , enz. door D. C. H. VAN MfcLLÉ, - Gelukkige genezing van een Kankerachtig Gezwel, aen den Hals, door Hoin, - - 171 Bericht wegens eene verbeterde manierom de witte Mugnefia te bereiden, door Thomas Henry, 179 Waememing van eene hardnekkige Vallende Ziekte, aenmerkelyk verligt door de Flores Zinci, door Bükjamin Bell, - - -  UITGEZOCHTE GEVALLED in de.beoefenende GENEESKUNDE. door JOHN B R I ü I) A N E, M. D; Lid van bet Koningklyke Genootfcbap der Geneesbeer en te honden, en oudfie Geneesheer van bet Middlefex's • Gasthuis. I. HOOFDSTUK. I. AFDEELING. E ware Diabetes, of Pisvloed, zo als ArüTjeus denzelven befchreven heeft, is eene zeer zeldzame ziekte, en fchynt in fommige Eeuwen en Volken zeldzamer , dan in andere geweest te zyn ; want Galenus verzekert haer flechcs tweemael gezien te hebben, en Astrüc dat hy ze in de volkryke Had Parys nooit beipeurd heeft. Ik heb vier gevallen van deze ziekte gezien, waer van 'er twee zeer naby de Befchryving van Arstsüs kwamen: waerorri ik dezelve ook uit het Grieksch vertaeld , eri achter aen gevoegd heb. Het derde geval wag onvolkomener, en vermengd met andere ongemakken. Het vierde fcheen my van een bascaerd foort te zyn, alhoewel het met eenige der voornaemlte toevallen van den Pisvloed vergezeld ging* Het eerfte geval, 't welk ik ontmoet heb, was1 iri den jare 1750, kort na dat ik den graed vari Meester in de Geneeskunde bekomen had. Eeri Heer van aenzien en middelen, één van myn eigen I. Deel. I. Stuk.. A maeg-  s Uitgezochte Gevallen in de maegfchap, wiens oudfte Broeder aen dezelfde ziekte geitorven was, werd, na dat hy vele jaren zieklyk geweest, en reeds tamelyk ver in jaren gevorderd was, door den Pisvloed aengetast , en had de meeste toevallen , waervan in de Befchryving van Aretsus gefproken wordt. Ik heb de Amandelmelk , als eenen gemeenen drank gebruikt, van zeer groot nut bevonden; nademael zy hem niet alleen voedde, en zynen dorst leschte, maer ook grooce verligting gaf aen zyne uitterende hitte en branding voor het hart. De Aluin en andere t'famentrekkende middelen hadden geene uitwerking op deze ziekte , maer Hopten alleenlyk zynen afgang op. Het daeglykfche ryden, de Conferf van Rozen met de Ezelinne melk en andere verzachtende Geneesmiddelen , waren de eenigllen , die iet goeds deden ; en zo lang hy met het gebruiken van dezelven aenhield, rekte hy zynen leefcyd met een draeglyk gemak uit. Vermits ik den Pisvloed in velen opzigten aenmerkte, als een foort van uittering, dewyl de bovenmatige affcheiding van de Pis met het verfmeltend zweeten over één komt, behandelde ik dezen Heer op dien voet, hebbende toen het nut van de Tinclura Cantharidum nog niet ontdekt, welke ik in één geval, even krachtig ter geneezing'bevonden heb, en in twee andere gevallen is zy van grooten dienst geweest. Dan de bovengemelde Heer eindeiyk zyne ziekte en hec gebruiken van verzachtende Middelen moede wordende  Beoefenende Geneeskunde. % aënde, begeerde -hy eenige Geneesheeren té raedplegen , die ouder waren dan ik : deze rieden hem het gebruik van de Cortex Peruvici' hus aen, waer mede hy eenigen tyd aenhieldS doch dit middel , wel verre van hem eenige verligting toe te brengen , of hem van eenig toeval te ontheffen, bezwaerde zyne maeg, verminderde zynen eetlust , vermeerderde zyneri dorst, de droogte van zynen mond, en de overige toevallen, en bragt hem , in één woord, iet vroeger ten grave, dan hy anderszins gegaenzoii zyn. Hut tweede geval, 'c welk my van den Pisvloed ontmoet is, was dat van Wïïïiam JVestly; een Buiten-Lyder van het Middlefex's-Gasthuis, zynde een jonge Koetzier. De ziekte had verscheidene maenden by hem geduurd, eer hy 'ex veel acht opgaf; dan eindelyk tastte zy hem zö hevig aen, dat hy ,van een' wakkeren enlustigen jongman, tot eene fchim uitteerde , en zo zwak wierd, dat hy bezwaerlyk naer het Gasthuis gaen konde, fchoon het zelve zeer digt by zyne flaepftede gelegen was ; op welk bericht ik hem dikwils aen zyn huis bezocht heb. Ik heb de Amandelmelk met de Arabifche Gom by herri van groot nat gevonden, even gelyk de eenvoudige Amandelmelk by den vörigen Lyder; doch1 de Aluin en de Cortex waren van geen nut: iri tegendeel, deze en alle t'famentrekkende middelen waren nadeelig, eri deden alleen de maeg en het gedarmte aen, floppende den afA s gstog  4 Uitgezochte Gevallen in de gang op; eindelyk zyne krachten ten eenemafe uitgeteerd zynde, zo dat hy bezwaerlyk van zyn bed naer een ftoel gaen konde , en alle zyne kwade toevallen vermeerderende , gaf ik hem voor verloren op. Dan eene Theorie van deze buitengewone ziekte trachtende te maken , kwam het by my in bedenking, ofdezekwael niet wel, ten minste in fommige gevallen, van eeae verlamming of andere foortgelyke aendoening van de zenuwen der Piswegen onttlaen mogte; en wetende dat de fpaenfche vliegen byzondere uitwerkingen op deze deelen hadden, zo wel in den gezonden als zieken (het, fchreef ik hem tien druppen van de Tmëïura Cantharidum voor, om tweemael daegs met een' roemer water in te nemen. Naeuwlyks had de Lyder dit middel vier dagen gebruikt , of hy ondervond reeds beterfchap; ik vermeerderde derhalven trapswyze de gifte tot twintig , en naderhand dertig druppen, latende hem by aenhoudenheid de Amandelmelk met de ArabifcheGom gebruiken, met oogmerk om de prikkeling van de Spaenfche Vliegen hiermede voor te komen. Door deze behandeling kwamen zyne krachten en vleesch op eene wonderlyke wys wederom; de hoeveelheid van zyne pis was grootlyks verminderd, en kwam naby de natuurJyke in kleur en fmaek; want in 't eerst was zy niet alleen zouteloos en zonder fmaek , maer zeer lieflyk en zacht, en fcheen my en eenige anderen van een' zuiker- of melkachtigen fmaek te zyn. Hoewel ik cn-  Beoefenende Geneeskunde. $ enkel door de Theorie, of Befpiegeling, en door de algerneene uitwerkingen der Spaenfche Vliegen, op dit Geneesmiddel gevallen ben, echter heb ik naderhand bevonden, dat het zelve door de Geneesheeren , met goed gevolg , in den Pis* vloed gebruikt, en by één of twee Schryvers» als voordeelig in deze ziekte , aengeprezen is. Het derde geval van den Pisvloed is dat van een' anderen, die , op het hooren van de genezing des vorigen Lyders, by my kwam. Hy was een man , die ouder van jaren, van eene bedorvene gefteldheid en onderhevig aen het Graveel was. Hy vond zich zelve , door het gebruik van de Tinftura Cantharidum, voor eene wyl tyds veel beter; dan, op het verhael van zyne andere ongemakken, verpiigtzynde geworden om langzamerhand voort te gaera, entevens andere geneesmiddelen in te nemen , werd hy ongeduldig; en hoorende van de groote genezingen , door de wateren te Bristol te weeg gebragt, ging hy derwaerds, en federt heb ik niets van hem gehoord. (*) H ü t (*) [Dit en het vorige geval, waervan deesLyder flechis één-en-twintig, en geene, met name John Bard, vyf-en-veertig jaren oud was, heeft de Heer Jonas Dupont, Genees-en Vroedmeester binnen deze Stad, my verhaelt dat hy, in het begin van den jare 1763, wanheer hy, ter uitbreidinge 7ynerreeds verkregene kundigheden-, zich te Londen bevond, ?,elfs in perfoun heeft bygevvoond , me! betuiging' datzy beiden zich zo hebben toegedragen ,als de Schryver deze-lven hier opgeeft, gelyk hy ook vervolgens de goedheid gehad heeft om my zulks uit zyn aengeA 3 tekeni  § Uitgezochte Gevallen in de Het vierde en laetfte geval van den Pisvloed, was dat van eene Juffrouw van omtrent veertig jaren. Zy had reeds eenige maenden eene groote meenigte helder water geloosd, meestal zonder fmaek of reuk , vergezeld van geftadige droogte. Maer dewyl haer vleesch niet verminderde, en zy met benaauwdheden, en andere zenuwachtige toevallen gekweld was, befchouwde ik haer geval, ten deele zenuwachtig , ten deele byftericq te zyn; en derhalven dat de Pisvloed kon gezegd worden toevallig, of van een bastaerd foort te wezen. Evenwel luisterde dezelve aenmerkelyk naer de Tinclura Cantbaridum, gepa erd met de Geneesmiddelen, die men gewoon is in hyjïerike kwalen te geven. Het is bekend, wat een gefchreeuw 'er, om? trent eene eeuw geleden, in deze Hoofdftad tegen het inwendig gebruik der Spaenfche Vliegen, verwekt wierd; en dit vooroordeel is nog velen Geneesheeren by gebleven Door hec zien tekend Dagregister te doen zien, my tevens het zelve aenbicdende, om, wanneer ik het noodig achtte, gebruik daer van ie mogen maken: voor welk blyk van vriendelyke meaedeeizaemheid , my daerboven by vele andere gelegenheden zynent wegen gebleken, ik zyn Wei Ed. hier openlyk dank betui^e ] (*) [Onder andeien heeft Johannes Groene v e l t dit in zyn' eigen perloorj ondervonden , van'wegéns het Geneeskundige Coliegie te Londen, waervan hy zelf een Lia was, op wiers bevel hy, na meenigvuld:ge gelukkige genezingen van opstopping ot moeilykhi d der Pis, C'roppdpis , ontjttking en verzwering in de olhts, enz., door midV. del  Beoefenende Geneeskunde. 7 zien van de werking' dezer Inktten op de huid en de Piswegen, wanneer zy uitwendig aengelegd worden, was het natuuriyk hen als een bytend en vergiftend middel aen te merken , en voor de uitwerkingen van hun inwendig gebruik te vreezen. Ik begon derhalven , toen ik de Tinaura Cantharidum voor de eerftemael gaf, met zeer kleene giften, zynde twyfelachtig omtrent hunne uitwerking. Dan ik zag rasch, dat het inwendige gebruik van dit middel niet alleen veilig, maer ook in vele ziekten voordeelig cn krachtig was, en tevens groote hartverfterkende krachten bezat, zonder die kwade gevolgen del van het inwendige gebruik van het poeder van de Spaenfche Vliegen, met de Kamfer vereenigd, volbragt te hebben , voor een' korten tyd in Netcgate geplaetst wierd; waerna hy tot zyne verdediging, een klein Tractaetje, de tulo cantharidum in medicina ufu interno, in het licht gegeven heeft, wel waerdigom geleien te worden, wegens de zeldzame gevallen, die daer in voorkomen, van verfcheidene zware ongemakken, door dit middel genezen; en waer in de geleerde Schryver vervolgens aentoont, dat het inwendige gebruik der Spaenfche Vliegen niet van zyne uitvinding' was; maer dathy dezelve voorfchreef op het gezag van HippoCRaTES, Galenus en andere voorname oude en nieuwere Schry veren, welke hy met namen opnoemt, die derzelver inwendig gebruik aengeprezen , of 'er gewag van gemaekt hebben; gelyk men zien kan in het uittrekfel, 't welk de Heer Dr. 13. Tersier, onlangs van ditfraeije werkje medegedeeld heeft, in zyne Hoilar.dfche vertaling van het Geneeskundig Handboek van den Hee? TJnzer, in eene aentekening op het Artykel Pisopftopping, te vinden in de Alphabetifcbe Verbandeling der Jcbielyke ziekten, Ouden , mitsgaders de M&xa der Chinezen; dan geene zclfltandighevd, tot hier toe ontdekt, het vuur zelf alleen uitgezonderd , fcliynt zo wel gepast te zyn om deze uitwerking voort te brengen, (*) [De groote nuttigheid der SpaenfchevHegpleisteren, in deze en andere gevallen op het heiligbeen aengelegd , heeft de Heer Dr, I hom as Dickson aengetoondin het tweedoen derde Deel der Medical Obfervations and Liquiries, alwaer ver^ fcheidene Waernemingen van gelukkige genezingen, door derzelver behulp te weeg gebragr, gevonden worden , wiers voornamen inhoud ik in het tweede^. jp.ei, hl 173. van het Genetskundig Tyd/cbriJ'Jheb. voorgedragen,]  jo Uitgezochte Gevallen in de gen, dan de prikkeling van de fyne deelen der Spaenfche Vliegen; ook kunnen geene Geneesmiddelen met de vereischte kracht op de fyner deelen van ons geitel werken, uitgenomen de zulken, die door de Natuur of door behulp der Kunst tot eenen grooten trap van fynheid gebragt zyn; want het zyn alleen de fynste deelen van deze Geneesmiddelen , die in een grover gedaente gegeven worden, welke waerlyk genezende zyn: het overige ftrekt het ligchaem eerder tot eenen last; en het zelve wordt daer van, gelyk van de groovfte deelen vanhetvoedfel,als lïuïteloos en drekkig ontlast. II. AFDEELING. De twee volgende Gevallen behelzen de Gefchiedenis en Genezing van een gebrek in de Slokpyp, waer van een gefchrift gevonden word in het Eerfte Deel der Geneeskundige Verhandelingen van het Koningklyke Collegie van Londen, door wylen Du. Munckley; welk gefchrift , den nden van Augustus J767, op de Vergadering van het Collegie, is voorgelezen Lang na dit tydftïp hoor- (*) [Deze Waememing van den Heer Dr. N. Mu'nckley kan men vertaeld vinden in het Tweede Deel, Bladz. 209, enz. van het Geneeskundig Tydfcbrift, by welke gelegenheid ik kortelyk r-nyne gedachten , rakende den aert , de oorzaek en genezingswys van dit in ons Land thans vry gemeen wordend gebrek, heb voorgefteld, mét toe»  Beoefenende Geneeskunde. 11 boorde ik eerst dat deze ziekte gezien en door den o-emelden Heer befchreven was. Dan in het ö ■ be- toewenfehing' , dat de Hollandfche Maetfchappy der Wctentchappen ie Haerlern de Antwoorden , met betrekking tot de Vraeg, in het jser 1766, rakende dit Uuk,, door Haer voorgefteld , onttatsgen , tot hulp en troost van vele elenöige Lyderen, 1'pocMg der weereld zonde mededeelen ; ge.lyk zy, federt dien tyd , met de uitgave van het elfde Dee> rtarer Verhandeliugen gedaen heeft s in het welke niet alleen de Verhandelingen van den Heer M vak G e u n s, M. D. ie Groningen, en den Heere A. f , Nahuvs, thans Hoogieeraer in de Genees- Out* leed- en Heelkunde te Harderwyk , (waervande eerfte de gouden en de ander de zilveren Medaillen behaeld hebben,) maer daerenboven nog eene naauwkeurig en oordeelkundig belchrevene Waememing van een foortgelyk gebrek, door den Heer L. RoüPPE, Med Doel. binnen deze Stad befchreven, nevondeu worden: allen dubbel waerdig om door Genees- en Heelkundigen gelezen te worden ; jammer is het alleen, dat, daer de moeilyke enfomwylen ten eenemalen bekt wordende doorzwelling, (hoeaanige eene Lyderes ik, eenige jaren geleden, weinige dageri i;a dat zy eene biyde Moeder van eene welgefchapene eerfie vrucht geworden was. met.de fmertelyklie aendoening, als eene 1'chim uitgeteerd, doordien men haer leven, federt eenen gcruiinen tyd, niet dan mot zeer veel moeite, en door het rnfpuiteh van Üèlièrk'sltvoedende klylteringen, tot dus verre onderhouden had, op eene allerbeklaeglykIte wys heb zien ten grave brengen;) zo vele verl'chiHende oorzaken hebben, men zelden eerder, dan na den dood, door de Ontleding, die opsnog zeer zeldzaem uit eene kwalyk gepaste liefde word toegeltaen , derzelver w aren aert ontdekker: kan, en keren welke middelen men, overeeiikomfiig met de natuur van het gebrek, met vrucht zoude hebben kunnen in het werk (lelkiij wam hoe gon(ti;; en voordeelig ook dé kwik, door de Heeien Brisbane, MunckI.ey 'vü anderen , ter geuezingé van dit gebrek in de gevêlfétr, door  J 2 Uitgezochte Gevallen in de begin der maend Juni van dat jaer O 767), ontmoette ik een geval van dit gebrek, 't geen op dien tyd ten eenemale nieuw voor my was, en 't welk ik zelfs eenigen tyd vermoedde venerik te zyn. Doch dit vermoeden, uit de overéénkomst en gelykheid dezer beide ziekten, geleidde my ten eerften tot het ware Geneesmiddel; en hoewel fommigen nog al zouden willen gelooven, dat dit gebrek van de Slokpyp, waerlyk venerik is, echter wanneer wy deszelfs zitplaets, toevallen en groot gevaer in overweging nemen, gelyk mede de verfchynfels van hetzelve in het ligchaem na den dood, (waer van fommige Schryvers verklaerd hebben, dat het ongeneeslyk is,) heeft men meer reden om hetzelve voor eene nieuwe en byzondere ziekte van dit deel te houden. Dan de Natuur dezer ziekte moge zyn, zo zy wil, ik kan met alle opregt- heid door hen bygebragt, geweest mogen zyn, en hoe (lerk zy dit heldachtige Geneesmid.iel in het ontbinden van verhardingen en andere loongelyke gebreken aenpryzen, de ondervinding echter heeft meenigwerf, ten minlie my, geleerd, dat fomwylen juist tegengeftelde Geneesmiddelen van vrucht waren, en men door verfterkende en t'famentrekkende middelen, door behulp van eene fpongie in de keel ingebragt, of op eene andere manier ingefpuit , den Lydererl het meeste vootdeel toegebragt hebben; weshalven hier uit volgt, dat men zyne Geneesmiddelen zo na aen den aert van het gebrek moet inrichten, als men dien ontdekken kan, en gevolglyk dat de kwik, of iet anders, geenzius voor fpecifique middelen, in de rnoeilyke doorzwelgingen, gehouden moeten wor» den. J  Beoefenende Geneeskundé. 13 heid my zeiven, voor zo verre ik wete, toeëigenen, de eerfte te zyn geweest, die de genezing daer van ontdekt en tot volkomenheid gebragt heeft, zonder dat ik de minfte aenleiding van iemand anders daer toe gekregen heb; en ik ben rerftond, gelyk ik gezegd heb, op dit geneesmid. del gevallen, door de oude en eenvoudige les van Celsus te volgen, willende dat men, in nieuwe en onbekende ziekten, zulke Geneesmiddelen moet aenwenden, die reeds bekende foortgelyke ziekten genezen. Den 2den van Juni, 1767, werd Sara Porter , oud vyf en-dertig jaren, als Binnen-Lyderes, in het Middlefex's Gasthuis toegelaten. Zy was, omtrent een half jaer te voren, aengetastgeworden door eene verkoudheid en zeerekeel, waervan zy herftelde; doch hier mede ten tweedemale aengetast zynde geworden, waren vervolgens de toevallen harer kwale als volgt: zy gevoelde eene hevige pyn aen de linkerzyde van en onder het Tongbeen, 't welk, volgens haer zeggen, fcheen op te ryzen en haer te verflikken ; zy werd door geweldige vlagen van hoest overvallen , en het hinderde haer zelfs in het doorzwelgen van den drank; zy had in geene viermaenden eenige vastefpys gebruikt; 'erontlastte zig by wylen eene gele etter, als uit een Ettergezwel , dat doorgebroken was; zy was zeer hardlyvig, fliep weinig, en was duizelig; de pyn in het deel was aenhoudend; zy vermagerde fterk, en verloor hare kleur, was bran* dig  14- Uitgezochte Gevallen in de dig en koorrzig, en zweette 'snachts flerk, docH had voor 't overige geregeld hare ftonden. Binnen in de keel ziende, deed 'er zich niets aeninerkelyks in op. Zy was toen eene getrouwde Vrouw ; heirrelyk ondetvraegt zynde , en zelfs verfchrikt over het gevaer, waer in zy was, verzekerde zy, dat zy nooit de Venusziekte gehad , of zich zelve daer van verdacht gehouden had. Ik belastte aenftonds haer te wryven met de fterke Kwikzalf, en het afkooklel van de Sarfaparilla te drinken, even als of haer geval waerlyk venerik was geweest, tot dat ik eene matige kwyling voortbragt, die eenige weken aen den gang gehouden wierd ; en gedurende dezen tyd verdwenen trapswyze alle de toevallen. Dan, door hare Ongeduldigheid genoodzaekt zynde geworden, om de kwyling rasfcher, dan ik voornemens was, te fluiten, begonnen! de toevallen op nieuws te voorfchyn te komen j die echter, door het zelfde Geneesmiddel te herhalen , wederom ten eenemael weggenomen' wierden; en zy werd, volkomen genezen, uit het Gasthuis oatflagen. Den 2oflenvan December, 1767, werdREBKCca Marris, oud twee-en-vyftig jaren, eeneBuiten-Lyderes van het zelfde Gasthuis. Voorheen gezond en welvarend geweest zynde, werd zy omtrent de voorleden Paesfchen met eene verkoudheid aengetast, en was van dien tyd af onpasfelyk geweest. Zy voelde, zo zy zeide, iet uit hare maeg opkruipen, en had kort daerna eene groo-  Beoefenende Geneeskunde'. i f groote moeilykheid in het ademhalen, vergezeld van eene heeschheid; en hare doorzwelging nam by trappen af, zo dat zy, in den tyd vanomtrenc zes weken, geen kopje Thee zelfs konde doorzwelgen , lchynende iet het zelve wederom opwaerds te dryven. Dit duurde omtrent vyf we. ken, en fomwylen dacht zy , dat haer keel toegefloten zoude worden. Deze Lyderes, werd aen haer eigen huis, alwaer ik haer dikwyls bezocht, door dezelfde behandeling en in dezelfde lengte van tyd omtrent als de vorige Lyderes, genezen; en de kwyling ging zo wel in de eene als de andere op de gemakkelykite wys, en zonder het geringde kwade toeval, voort. Nochthans was 'er, op de naeuwkeurigfte. onderzoeking , geene eenige reden,-om te vermoeden dat het geval van deze Lyderes venerik was. De Kwik is, buiten twyfel, het krachtigfte bekende Geneesmiddel in de Venuskwalen, fchoon de Sarfaparilla en Cbina-wortels, deGuajac, en misfchien andere enkelde Geneesmiddelen , insgelyks krachtige middelen tegen deze ziekten zyn, en fomwylen genezingen zullen voortbrengen, zelfs wanneer de Kwik mist. Men zegt dat Inwoonders van de nieuw ontdekte Eilanden de Venusziekte door Simplicia, of enkelde gewasfen van hun eigen land, genezen kannen (*). De (*) [Zo verhaelt de Hoogleeraer Kalm, dat de Wilden van Noord - Amerika, en inzonderheid de Iroquefen , in Kanada, eene plant hebben, de Lolelia, of blaeuwe-Kardiiiaelsbloem geheten t welke  itf Uitgezochte Gevallen in dé De bereidingen van het Kwikzilver zyn dikwerf van grooc vermogen; en komen wonderbaerlyk mee fommige geitellen overéén, brengende in een' korter tyd eene genezing in den grond te weeg, dan de raeuwe Kwik alleen; en, in de daad, men doet zeer wel, dat men de Kwikfmering, inzonderheid de ontbinding van dé opgeheven bytende Kwik, tot één grein in vier oneen waterachtig vocht ontbonden, waer van eene gewone lepel vol voor ééne gift s eens op een dag voor de volwasfenen genoeg is, zolang by het inwendige gebruik van deze Bereidingen voegt, tot dat wy zien, wat best merdenLyder overéénkomt. Deze ontbinding is zoo veilig j dat ik dikwyls kinderen, eenigen tyd lang, alle avonden , eene eijerlepel vol daervan , zonder nadeel en met goed geVolg, in venerike en eenige huidgebreken heb laten gebruiken. Dan; fchoon 'er vele manieren uitgedacht zyn, om de Venuskwalen op een veilige, fpoedige en aengename wys te genezen, echter fehynt 'er fteeds iet 7y met een zeer goéd gevolg tegen dé Venusziekte gebruiken ; en de Heer Joh. Kask, in zyne Reisbefchryving naer de kust van Guinea, dat de Inwoonden aldaer eene foort van Boonen of Noteri hebben, door welken zy zich van deze zelfde ziekte genezen : werkende deze beide middelen door Iterke afgangen te verwekken, waerin derzelver nut voornamelyk gelegen is, gelyk men zien kan uit de Berichten, die ik daervan medegedeeld heb in het Geneeskundig Tydfchrifc. I Deel, Bladz, iss-162. e'a II Deel, Bladz, 1-4.]  Beoefenende 'Geneeskunde. if iet te ontbreken aen de volvoering van dat oög^ merk. Ik heb lang waergenomen , dat waer deze ziekte door de Piswegen afgeleid werd, de boveneinden allervolkomenst bereikt wierden; zo dat 'er weinig bepaling noch in eet- noch in levensregel noodig ware. Dikwyls heb ik Lyders gehad, by welken de kwael zich zelve alleen, of voornaemlyk langs dezen weg ontlastte, zonder dat ik eenig oogmerk daertoehadj en ik konde bezwaerlyk de oorzaken van deze byzondere uitwerking ontdekken ; dan alhoewel ik my zeiven niec geheelenal heb kunnen voldoen , nogthans heb ik groote reden om te gelooven , dat 'er eene manier zou kunnen uitgevonden worden, om vele gevallen van de Venusziekte, op eene aengename en gemakkelyke wys, voornaemlyk of alleen, indien ik zo fpreken mag, door de Pislozing té genezen» II HOOFDSTUK» I. AFDEELING. T TeleN verfmaden het gebruik van zachtê V en eenvoudige Geneesmiddelen , verwachtende alleen groote uitwerkingen van dé zulke, die hevig werken. Dan, alhoewel eenigen Van dezen, wanneer zy Wel beftuurd worden, in de daed, zeër krachtig en vermogend ja zelfs in fommige gelegenheden nöodzaeklyk /. Deel. I. Stuk. B gyn,  13 Uitgezochte Gevallen in de zyn, echcer worden, in alle gewone gevallen( welke ook verre bet grootfte getal uitmaken, de eenvoudige en gemakkelyke Geneesmiddelen in't algemeen voldoende gevonden, om de genezing te bewerken; de kracht der Natuur alleen , benevens het gevoelen en de praktyk van de grootfte Geneesheeren van alle Eeuwen (waer van fommigen , de Geneesmiddelen geheelenal verwerpende , door den Eet- en Levens-regel alleen genezen,) zyn genoeg om deze Leerftelling te bevestigen. En, dewyl de Natuur, in alle hare bewerkingen, door kngzaem en eenvoudig in hare moeilykfte werken voorttegaen, het vermogen van zachte en leenige krachten duidelyk aenroont, en dat zy langzaem en ongevoelig hier in te werk gaet, hoop ik , dat de zachtheid en eenvoudigheid der Geneesmiddelen , die de volgende Genezingen volbragt hebben , geen vooroordeel tegen zich zullen doen opvatten, maer zich eerder, zo wel den Geneesheeren, als den zieken, aenbevelen. Maria Philips, een Arbeidfter, omtrent veertig jaren oud, kwam in den jare 1761, in het Middlefex's Gasthuis, met'eene Kankerachtige zweer :aen haren Neus, die den top daervan, het neusgat, en de onderlip wegvrat, doch met zeer weinig pyn; anderszins was zy in goede ge* zondheid, en had geregeld hare ftonden. Zy fchreef dit gebrek toe aen haer hard werken in vorst en fneeuw. Het Extraclum Cicutce werd langen tyd met de Cortex beproefd, die in 't  Beoefenende Geneeskunde. 19 *t begin de voortgangen van de zweer fcheenen te ftuiten , doch zy verloren ten langen leste hun vermogen, en de giftige wegvreting iiep zeer fchielyk voort. Verdrietig zynde op het zien van èene Lyderes welke ik van geenen dienst kon zyn, zond ik haer als ongeneeslyk uit het Gasthuis weg, gevende haer den raed van geene Geneesmiddelen van vreemden , of onkundig volkje in de Geneeskunde te gebruiken , zonder alvorens eenen Geneesheer te raedplegenBinnen korten tyd zond zy my een voorfchrift, *tgeen haer aengeprezen was, verzoekende myne gedachten te weten, of zy het veilig gebruiken moge; dewyl nu alle de beftanddeefên daer van zacht en onfchadelyk waren, ried ik haer de proef'ervan te nemen, gevende haer tevens da Geneesmiddelen van het Gasthuis. Na dat zy hec zelve eene week gebruikt had, liet zy my weten dat zy veel beter was, en verzoeken dat ik bet Geneesmiddel op nieuw geliefde te laten gereed maken; en veertien dagen later kwam zy zelve iu het Gasthuis, zynde volraaektelyk genezen4 alleenlyk bleef 'er nog eene geringe roodheid aen den Neus over. Het Geneesmiddel belfond in een afkookfel van drie oneen Sar/a parilis; en een halve once Zoethout , in twee mengelen: (quarts) waters tot één verkookt, om dagelykg1 één te drinken. Gelukkig door dit goed gevolg, en de Sar/a parilla my, wegens deszelfs vermogen in andere ziekten, toefchynende het voornaemfte of eenigfte te zyn, waer aen ik de geB 2 nezing  20 Uitgezochte Gevallen in de nezing konde toefchryven , en vindende het zelve by fommige fchryvers tegen de Kanker aengeprezen, belloot ik het zelve in het eerfte geval 't geen my van gelyke natuur voorkwam , te beproeven. Dienvolgens, DkN i5den van April 176Ö, kwam Thomas Wicks , een Beeldfnyder , in het Middlefex's Gasthuis. Hy had eene leelyke wankleurige fchurfdge zweer aen den Neus, voormaels pynlyk , doch thans alleen verzeld van groote jeukte; deze zweer was binnen een jaer gekomen, met eene puist begonnen, en trapswyze tot haren tegenwoordigen ftaet toegenomen ; 'er ontlastte zich zeer veel ichor uit dezelve , en 'er was een gat gemaekt in het Kraekbeen van het middenfchot der Neusgaten. Dees Man werd in den tyd van omtrent zes weken volkomen genezen door een afkookfel van de Sar/a. parüle alleen, waer van hy drïemael daegs zes oneen dronk, met eene gifte van het Glaubers-zout en de Manna, éénmael 's weeks; en ik heb hem federt dikwyls volmaektelyk wel gezien , zeer dankbaer zynde voor zyne genezing. Hatma Feil, eene jonge Dochter van omtrent twintig jaren, was aengetast met eene geweldig jeukende en kwaedaercig lykende roodheid op haren Neus en de regter wang; waer voor zy op den raed van een' Apotheker , eene goede meenigte giften van zouten gebruikt had; dan het gebrek nam- toe, en maekte zo wel haer als bare Moeder ongerust. Ik fchreef dezelfde Genees-  Beoefenende Geneeskunde. 21 roesmiddelen , als in het voorgaende geval, voor; maer dewyl zy reeds zo veele giften zouten gebruikt had, liet zy dat gedeelte van het Geneesmiddel na , verzoekende daer van verfchoond te mogen zyn. Dien volgens hield ik het afkookfel van de Sar/a parilla met de ftoving aen, en zy was na verloop van omtrent drie weken volmaektelyk genezen. Het goed gevolg in deze drie Gevallen , waer van het eerfte op 't laetst klaerblyklyk van eenen Kankerachtigen aert was, kan ons aenmoedigen om het gebruik van zachte Geneesmiddelen, zelfs in de meest gevaerlyke eti kwaedaertige gebreken te beproeven, waer van ik tot bevestiging, eene zeer aenmerklyke uitwerking der hlettriciteit, in een geval van een Kankerachtig foort, verhalen zal, 't welk tot opheldering dienen kan, en nieuwe denkbeelden verfchaffen aengaende den aert van dit verfchrikkelyke gebrek. Anna Abbot was lang gekweld geweest met Knoestgezweilen en geweldig fchietende pynen in de regter Borst, doch inzonderheid omtrent den Oxel; alle dingen , die verligting beloofden te geven , waren op de gewone wys beproefd geworden , doch zonder uitwerking'; en hare pynen werden zo groot, dat zy in de alleruiterfte elende leefde. Dan door het gebruik van de Eleftrikale Machine , ée'nmael daegs , werden hare pynen trapswyze verminderd , tot dat zy op het ketste ten eenemale weggenomen wierden; en de Knoestgezwellen B 3 wa,-  22 Uitgezochte CcvaUcn in de waren insgeiyks door het gebruik van dit zelfde Geneesmiddel aenmerkelyk verminderd. II. AFDEELING. verder het groote vermogen van de zachte Geneesmiddelen te bemerken , die in de Beoefening' der Geneeskunde niet te veel kunnen aengeprezen worden, alzo door het roekelooze en blinde misbruik van eenigen, die fterker en geweldiger zyn, dagelyksch veel onheils veroorzaekt werd, heb ik de vyf volgende gevallen hier by g§voegd , in twee van welke het Poeder van de Radix Valeriana; Syhestris , in de gedaente van een Elecluarium gegeven, my toefchynt , het voornaemfte gedeelte van de Genezing vplbragt te hebben. Dit Geneesmiddel heb ik allervoordeeligst gevonden in .het genezen van verlammingen, den St. Vitten-dans, en het Kolyk van Poitou , en ook fomtyds in Vallende-ziekten. JVilliam Cole, oud omtrent zestig jaren, zynde een Timmerman van eene gezonde gefteldheid , werd op den 3often van Augustus des jaers 1768, een Buiten-Lyder van het Middlefex's Gasthuis. Na eenen val gedaen te hebben j werd hy aengetast met eene zeer groote verzwakking', zodat zyne afgangen en pis hem zes of zevenmael op éénen dag, onwillig en fchielyk ontliepen , in wat gelhlte , of op welke piaets hy zich bevond; insgelykshad hy hevig ' py  Beoefenende Geneeskunde. 2 3 pynen , inzonderheid by deze gelegenheden, van zynen hals af to: zynen aers toe, meteen gevoel , als of 'er water langs de Ruggegraet neêrgegocen wierd; en wanneer hy op deze tyden ftond , was hy genoodzaekt te gaen zitten , wilde hy niet vallen; hy was nooit vry van eenigen graed van dit gevoel. Door deze ongemakken leidde hy zulk een elendig leven, dac hy naer zynen dood verlangde zyn eetlust, die hem niet verliet, was zyn eeniglte Iteun; doch hy was niet in ftaet om te werken, en bevreesd, na een gezond en arbeidzaem leven geleid te hebben , gedwongen te worden naer het Kerfpei te gaen, alhoewel hy een tairyk huisgezin door zyn werken alleen te onderhouden had. Jk fchreef hem de volgende Middelen voor: R. Decotl. Cort. Peruv. gi. Om tweemael daegs in te nemen. R. Puh. Valerian, Sylv. gij. Syr. ƒ 5 ƒ fiat Bolus, Om driemael daegs te gebruiken. By deze middelen voegde ik naderhand eene afkookfel van de Kamille-bloemen met /Jnys-zaid in kokend water, om tweemael daegs een vierde van een pint daer van te drinken, met dertig droppen van den Geest van Hertshoorn en Lavendelbloemen , in geval hy flaauwhertig werd. Door deze handelwys ondervond hy den derden dag, eene verandering ten beste, en werd eiken dag hoe langer hoe beter , zo dat hy in een B 4 kor«  ?4> Uitgezochte Gevallen in de korten tyd volkomen genezen was; en toen ik; die geval befchreef, was hy reeds drie weken, volkomen vry geweesc van alle zyne ongemakken, en in ftaet om naer gewoonte te werken. EUzabeth ff aller , oud veertig jaren , werd ep den iilen van November 1768, als eene Binnen-Lyderes in het Middleiex's Gasthuis toegelaten. Hare lendenen en onderfte ledematen waren zo flap, dat zy niet gaen, noch in eene opgerichte houding zitten kon ; zy had haer vleesch en koleur verlooren, kon niet flapen, en was gekweld met koude zweetingen; hare darmen waren zo zwak en ongefleld, dat het geringde ding haer hardlyvig maekte , of aen den afgang bragt; zy had hevige pynen in hare dyen, en van hare lendenen tot beneden hare kniën; zy vond het meeste gemak, wanneer zy te bedt lag,* en na dat zy 'er zich naer toe begeven had, werd haer eetlust betermen voelde een hard gezwel op de Lendenwervelen , zo dat het uit alle de toevallen waerfchynlyk is, dat eenigen van deze Wervelbeen, ders zodanig verdraeid of kwalyk gelteld waren, dat het Lenden-merg daer door gedruki wierd ; voor 't overige waren hare ftonden een geheel jaer opgeitopt geweest. Om de drukking -van de Ruggegraet weg te nemen, beval ik haer, wanneer zy wilde ftaen of wandelen , krukken te gebruiken, door welken de zwaerte van het ligchaem voornaemlyk op de Oxc-ls onderlteund wierd. Ik gaf haer tweemael daegs,  Beoefenende Geneeskunde. 2 j daegs, een bolus, of flikbrok van twee dragmen vanbde l'aleriana, en telkens daer by een vierde pint van een aftrekfel van de Kamille . bloemen, tweemael 's weeks eene gift van de VntturaRbei, cn alle avonden wanneer zy naer bed ging, twintig droppen van de Tiniïura Thebaïca; door het gebruiken van welke middelen zy binnen weinige• dagen in ftaet was, om zonder eenige hulp' van haren ftoel op te ltaen , en in eene week met behulp van eenen ftok eenige voetftappen ver gaen, en in veertien dagen zonder eenig behulp van dat alles door haer vertrek wandelen kon; hare koleur en levensgeesten,begonnen wederom te komen, en zy begaf zich, van deze ziekte genezen, uit het Gasthuis, en is federt eene Buiten-Lyderes voor andere ongemakken van een geringer foort geweest. Dewyl men foortgelyke gevallen, als het volgende is, nu en dan ontmoeten kan, zal het misfehien niet onwaerdig zyn, verhack te wor, den. Benjamin Barret , oud veertig jaren , werd van den Blikfem getroffen, en viel gevoelloos in de velden digt byhet Middlefex's Gasthuis neder , doch kwam rasch tot zich zeiven, en werd in het Gasthuis gebragt. Hy kon bezwaerlyk zy-, nen adem halen , en werd hoe langer hoe erger, zo dat hy meende te iterven-, hy zeide, dat hy nooit te voren in zyn leven ziek geweest was. Ik liet hem aenüonds aderlaten , 't welk hem eenige verligting gaf; vervolgens werd 'er een B 5 Spaen-  26 Uitgezochte Gevallen in de Spaenfche Vliegpleister op Zyne Borst gelegd, waer™ hy fchielyk eene groote en f ^ ' verhgting ontfing; de Spaenfche VJiei werd open gehouden, en de Man was binnen weinige dagen volmaektelyk wel. In Menfchen/die van den Blikfem getroffen zyn , en in Beroerten en eenige andere foortgelyke ziekten, die iemand fchielyk overvallen, zou het misfehien raedzaem zyn/na de Aderlating, de Elektriciteit aen te wenden, als ?ynde zowel de doordringendfte ais fpoedigfte en krachtigfte prikkel, die tot hier toe bekend is. Ik zal befluiten met de gefchiedenis en genezing van eene Melaecschheid, of fchubachnV huidgebrek. ° m Martin Kelly, een Man van omtrent veertig jaren, werd i„ het jaer i?6l, een Buiten-Ly der van het Middlefex's Gasthuis. Hy was van de kruin van zyn hoofd af tot aen zyne voeten geheelenal met fchubben bezet, geïyk een Me' laetfche , vergezeld met eene geftadig* jeuk'é over het ganfche ligchaem. De fchubben waren dun , en van allerhande grootte , van die eener Engelfche Kroon en minder, en'er vielen gelyk hy her uitdrukte, eiken dag twee hoeden vol van zyn ligchaem af. Hy was verfcheidene maenden een Buiten Lyder, doch vond weiryg baet, fcboon hy verfcheidene fterke Geneesmiddelen gebruikte, en inzonderheid de öhtbl-rfhg van de Sublimaet t die hem gefhdig walgachtig maekte, niet tegenftaende by haer maer in zeer klee-  Beoefenende Geneeskunde. if fclcene giften gebruikte. Eindelyk werd hy een BinnetvLyder van het Gasthuis, en in den tyd van zeven weken door de volgende manier volkomen genezen. Hy dronk alie dagen drie pinten van een aftrekfel der Kamille - bloemen, git^ driemael 's weeks in een warm badt, nam driemael daegs twee eijerlepels vol van het vu num antimoniale in, en eens of tweemael 's weeks eene gifte van een oncc Glaubers zout. By bleef verfcheidene jaren achtereen vry van deze ziekte, uitgenomen eenige weinige fchubben , naeowlyks waerdig om te noemen , aio fomtyds ia het voor- en najaer te voorfchyn kwamen. Hoe ver wy de Genezing, in het bovenftaende geval, aen den Spiesglas - wyn, of aen de andere Geneesmiddelen moeten toefchryven, zal ik my niet aenmatigen te bepalen; alleenlyk fchyfit het dat de Broek-ivynfte en , en andere bereidingen van het Spiesglas, dikwyls met zeer soed gevolg zo wel in hevige , als langdurig ziekten, doch inzonderheid in Koortfen, toegediend worden. Deze verwonderlyke Koorttverdryvende kracht is den fchranderen SydenPAM niet ontfnapt, alhoewel hy der, Spiesaks-wyn enkel als een Braekmiddel ingaf. t Dikwyls, zegt hy, heb ik my verwonderd, wanneer ik nu en dan de ftof, door braking " uitgeworpen, naauwkeuriglykbefchouwde^n " die&noch in eene groote hoeveelheid, noch V van eenige aenmerWyke kwade hoedanigheid V be-  28 Uitgezochte Gevallen in de „ bevond , hoe het wezen kon dac de Lyders „ zo veel verligting daer by gevonden hadden: „ dewyl alle die zware toevallen (walgin„ by voorbeeld, benaauwdheid, beroeringen „ droevige zuchtingen , zwartheid der tongp \ », enz.) welke hen afmarteldenèndeomflanders verfchrikten, gemeenlyk verzacht en wegge„ nomen worden, zo rasch de braking volbragt „ is, en het overige van de ziekte vervolgens >, zachter en leeniger verdragen wordt. " p n<$ Edh. 1685. Dan dees groote Man , fchoon by deze heilzame uitwerkingen, ten minste zo vroeg als het jaer 1666, wanneer hy voor de eerlïemael zyne werken uitgaf, ondervonden Heeft, heeft echter, veronderffel ik, volgens zyn vooroordeel tegen de aenwezendheid van zogenoemde fpecifique Geneesmiddelen , waer van hy 'er geene dan den Peruviaenfchen ba-t a leen erkent, het denkbeeld niet achtervolgd als of zulke groote uitwerkingen op eene ffilzwygende manier, zonder eenige biykbare werking volbragt wierden. Niettemin, het is zeker dat de Antimonialia, of Spiesglas-middelen, fchier" allerhande foort van beginnende Koortfen by na oogenblikkelyk verdryven: desgelyks wordt m meer gevorderde tooneelen van zwakheid en eenige Zenuwkwalen , de onderdrukte natuur fomwylen hier door wederom opgewekt w^ neer zy in kleene giften, dikwyls herhaeld, gegeven worden; en dat zelfs, wanneer 'er geene biykbare ontlasting te weeg gebragtjs, alhoe.- wel  Beoefenende Geneeskunde, 29 wel het raedzaem fchynt hen altyd tot dien graed te geven , dat zy eenige biykbare ontlasting te weeg brengen; echter moet men bekennen , dat deze Geneesmiddelen niet altoos dezelfde heilzame uitwerkingen voortbrengen. Desgelyks zyn de Spiesglas-middelen, in fommige langdurige ongemakken van groot nut, inzonderheid in zekere huidgebreken. Insgelyks heb ik twee gevallen gehad , waer in de Braekwynfteen beginnende waterzuchten , door opitopping der ftonden veroorzaekt , genezen heeft; dezelve werkte voornaemlyk door de Pislozing , en door trap'swys de gifte te vermeerderen, heb ik ten laetste tien greinen daer van gegeven , zonder de minste braekverwekkende uitwerking. Verscheidene Metaelachtige zelfftandigheden, en inzonderheid deKwik en het Spiesglas, bezitten groote genezende krachten, en fchynen, wanneer zy door de fcheikunst' in zoutachtige zelfftandigheden ontbonden en daer mede vereenigd zyn, zich gemakkelyk met de dierlyke vochten te vermengen, en diep in het geitel der vaten door te dringen, werkende, zo 't fchynt, niet alleen als ontlastende middelen, door prikkeling te verwekken, maer ook door ontbindende en verftopping losmakende krachten. Basilius Valentinus , een beroemd fcheikundig fchryver , geeft zeer hoog op van de groote uitwerkingen, die door de bereidingen van het Spiesglas kunnen te weeg gebragt worden; wel-  30 Uitgezochte Gevallen in de welke uitwerkingen men langen tyd voor ver* dichtfels en hersfenfchimmen gehouden heeft; Het gebruik van dit Geneesmiddel was nog onlangs beter buiten 's lands, en inzonderheid in Frankryk, dan in Engeland bekend, doeh is nu in dit land algemeen in praktyk geraakt. Dé Paerdefmeden hebben langen tyd groote gédachten van het Spiesglas gehad, als een reinigend en zuiverend middel in de ziekten der Paerden, 'twelk hun, gelyk zy verzekeren, een fraey glad vel geeft. De ziekten van de Beesten , en vooral van het edeler en nuttiger foort derzelven, zyn de opmerking der Geneesheeren niet onwaerdig, niet alleen om dezer Beesten wille, maer ook om dat daer uit waernemingen kunnen afgeleid worden, dienstig in de genezing der ziekten van het Menfchelyke geflacht. AENHANGSEL. Weinige jaren geleden op het Land zynde , ter herftellinge van myne gezondheid , vermaekte ik my zeiven met het vertalen van de werken van Aret^us, en eenige deelen van Hippocsates. De edele oprechtheid en eenvoudigheid van deze oude Schryveren moest iederen Mensch, die een waren fmaek en oordeel bezit, behagen; fchoon deze zelfde eenvoudigheid den zulken, wier fmaek door nieuwe Schryvers gevormd is, misfchien fmakeloos zou voorkomen. Het volgende  Beoefenende Geneeskunde. 31 js eene getrouwe vertaling van Arêt&us Hoofdfïuk over den Pisvloed {diabetes'); dan met alle de eenvoudigheid, is het niet gemaklyk de overige fraeiheden van den Schryver, of de zoetluidendheid en rykheid van den Jönifchen tongval , naer te volgen. Van den Pisvked. " De Pisvloed is eene verwonderlyke ziekte, en niet gemeen onder de Menfchen ; het is eene verfmelting van het vleesch en de ledematen in Pis; de oorzaek is vochtigheid en koude, gelyk in waterzuchten, en gefchiedt door den, gewonen doortogt, de Nieren enj de Blaes; de Lyder maekt geftadiglyk zyn water, en de waterloop is onophoudelyic, gelyk die van opene buizen. De ziekte is van eenen langdurigen aert, en heeft langen tyd werk om zich te forméren; en wanneer zy tot hare hoogte komt, kan de Lyder haer niet lang overleven; want de uittering is gezwind, en de dood komt fchielyk, na een alleronaengenaemst en pynlyk leven ; de dorst ij ondraeglyk, en fchoon de Lyders veel - drinken , nogthans is zulks ' geenszins evenredig aen de groote hoeveelheid van de pis, die zy ontlasten, en men kan hen noch beletten te drinken , noch hun water te maken; want wanneer zy zich in 't minste van drinken onthouden , word de mond droog, en  3 i Uitgezochte Gevallen in é en de darmen ftaen als in vuur ; zy zyn ongemakkelyk en rustloos , en nerven rasch met eenen brandenden dorst ; geene behandeling kan deze ontlasting van water beletten, en de hevigheid der ziekte maekt dat zy zich niet fchamen om elk oogenblik te wateren; want wan* neer zy zich Hechts een weinig daer tegen kanten, zwellen hun de lendenen, de heupen en de ballen; en als zy hunne poogingen om hun water op te houden verflappen, loopt de pis wederom overvloediglyk af, en de gezwollene deelen flinken, ontlastende hunnen last door de Blaes. Wanneer deze ziekte ver gevorderd is, is zy gemaklyk te kénnen; doch zelfs voor dien tyd is de mond droog , het fpeekfel wit en fchuimend, als van dorst; en zelfs eer de dorst aenkomt , word 'er eene zwaerre omtrent de bovenbuiks zyden gevoeld, en eene gewaerwording van hitte of koude, die van den Buik naer de Blaes gaet, en als den weg van deze ziekte aenwyst. Op dezen tyd begint de pis eenigzins te vermeerderen; en de Lyders hebben dorst, doch niet zeer groot. " Maer wanneer de ziekte fterker toeneemt, zo heeft 'er eene kleene , doch bepaelde (lekende hitte in de Darmen plaets, de Onderbuik is gerimpeld, 'er loopen groote aders over heen , en het geheele ligchaem is uitgeteerd, terwyl de ontlasting van de pis en de dorst grooclyks vermeerderen; en wanneer 'er eene gewaar-  Beoefenende Geneeskunde. 3 ï waerwording aen het eind van de roedebykomt; maken zy onmiddelyk hun water; en ik verbeelde my dat deze ziekte diabetes, dat is, een kanael of buis, genoemd word, om dat het water niet in het ligchaem kan blyven, maer de mannes lyke roede als eene pyp of een verlaet wordt, bm hetzelve te ontlasten. De Lyder houdt het echter nog eenigen tyd uit, doch niet zeer lang , vermits hy uitermaten veel water maekt, en daer uit eerte zeer gevaèrlyke üitteering volgt; want 'er blyft zeer weinig van dert drank in het ligchaem over ; en febief al hét vleesch verfmelt in pis. " De oorzaek van den Pisvloed kunnen zyri bfhevige ziekten, die zich zelve door deze deelen ontlasten , en heimelyk in hare ziektefcheiding fommige kwade itoffen aldaer affeheiden; of anders eenig gif, dat de Nieren en dé Blaes beledigt,' dus wanneer iemand door den Dip/afgebeten is, gelykén de toevallen naer den Pisvloed. De Dipfas is een kruipend gedierte i Of (lang, die, door haren beet, eenen onleschbai ren dorst verwekt ,• en fchoon 'er onmatiglyk' gedronken wordt , wordt de dorst niet gelescht, maer de buik met overtollig water opgevuld; en wanneer iemand, uit hoofde van pyri of benaeuwdheid , wegens de uitzetting van deri buik, zich voor eenen korten tyd onthoudt van té drinken , de dorst dwingt hem rascfi om wederom rykelyk te drinken; zulks de beurtelingfcheaenval van deze kwalen is dorst en drinken} L Deel L Stuk. € die  34. Uitgezochte Gevallen in de die over en weder de natuur martelen. Anderen hebben geene ontlasting door de pis, en alzo'er geene andere uitiozing is, bersten zy fchielyk, door hun overmatig drinken, overtolligheid van water, en uitzetting van den buik. VER.-  35 V E R H A E L van benige BUITENGEWONE GEVALLEN (*), door. D O N A L D M O N R O , M. D; Geneesheer van zyne Majefteifs Krygsheir, en bet St. George's Gastbüis, mitsgaders Lid van ba Coliegie der Geneesbeeren , en van bet Koningklyke Genootfcbaj). i. Van eene hevige Scheurbuik. a en 3. Van de Venus-ziekte. 4. Van eene hardnekkige uijfchenpoozenie Koorts. 5. Van een Gezwel in de Hersfenen. 6. Van een Waterhoofd. 7. Van Beenwordingen in het Darmfchsil. Voorgelezen in het Collegie, den 4den van December 177 s. r*\e aenteekening van buitengewone gevallen s is van nut om de gefchiedenis der ziekten optehelderen, en Helt de Geneesheeren inttaet, om , wanneer zy diergelyke ontmoeten, eene juiste voorzegging te doen; en wanneer dezelve met goed gevolg zyn behandeld geworden, gelei- (*) Overgenomen uit de Mebic^l TrahSActions, Vol. 11. * Art. XVIII. C 2  3 6 Verhacl van eenige leiden hunne gefchiedenisfen fomtyds $ in diergéJyke ziekten, toe eene fpoediger en voordeeliger genezingswys, dan daer men anderszins om gedacht zoude hebben. Nademael de volgende Gevallen my voorkomenals zulken, welke menflechcs zelden onttnoet, heb ik geoordeeld, dat hunne Gefchie'* deuisfen het Collegie niet onaengenaem zal zyn. i. Geval van eene buitengewone Scbeurbuikige Ziekte. In de maend Augustus 1767, kwam Mf. F — r. , een jongman tusfehen de negentien en twintig jaren oud, uit het noordelyke gedeelte van Schotland te Londen, en begaf zich by eenen winkelier in de kost, alwaer hy byna op dezelfde wys ieefde, als hy op het Land gewoon was geweest, hebbende Thee, Brood en Boter voor zyn Ontbyt; Vleeschnat of Visch, en gekookt of gebraden Vleesch met groenten of wortels voor zyn Middagmael; Brood en Kaes, of Havergort in water gekookt, of koud Vleesch voor zyn Avondmael, en dun Bier voor zynen gewonen drank. Omtrent het midden van de maend December vatte hy eene zware verkoudheid, maekte llechts weinig beweging, en bleef veel te huis. In het begin van january 1768, gevoelde by eene zwaerte en loomheid door zyn geheele ligchaem, viel zeer dikwyls in flaep, wanneer hy  buitengewone Gevallen. 37 hy op zyfien ftoel zat, en bevond dat de minste beweging hem lterk vermoeide. Den 13den van February werd hy eene ligte zwelling aen zyn Tandvleesch, en eene ongemakkelykheid in de beweging van zyne lippen en wangen gewaer^ hy fpuvvde bloed , doch zonder eenigen hoest j en met eenen fpiegel binnen in zynen mond ziende , bemerkte hy eenige kleene roode vlekken aen de binnen zyde van zyne lippen en wangen. Den volgende morgen zynen mond en zyne keel zo pynlyk vindende, dat hy geene vaste fpys konde ka euwen of doorzwelgen, en dat hy bloed fpuwde, liet hy my verzoeken dat ik hem wilde komen zien. By hem komende, vond ik zynen Pols rad, vol en flerk , de lippen van binnen bedekt met verfcheidene kleene blaesjes, met bloed opgevuld, de Lel (uvula~) ten eenemale zwart en tot beneden op de Tong hangende, het velum fendulitm Palati , of neerhangende vlies van het verheqehe , en het gehemelte van den mond, gelyk ook de oppervlakte van de Tong insgelyks zwart , en de kaken van binnen bedekt met breede zwarte vlakken. Ik verbeelde my, in 't eerst, dat alle deze deelen in eenen ftaet van verfterving waren ; doch by nader onderzoek werd ik gewaer , dat zy alleen bedekt waren met breede blaesjes , met zwart bloed opgevuld , en dat het Tandvleesch, hoewel een weinig gezwollen, tamelyk vast C 3 was 4  38 -Verbad van eenige was ,• voor 'c overige was de Lyder heet , en klaegde over hardlyvigheid. I k beval hem terftond agt oneen Bloeds af te tappen, en dat hyalle vier uren een zoutachtigen drank met Salpeter zoude innemen, en den volgenden dag een afrrekfel van de Sennebladen, met den Tartarus Solubilis, (f) of het opgeloste Wynfleenzout. Den isden van February. Toen ik den vol? genden morgen het afgetapte bloed begeerde te zien, zeide men my dat de meid het zelve in het riool uitgegoten had doch een Heer, die in het zelfde huis zyne woning had, en tot een'ChL rurgyn opgebragt was, zeide my, dat het boven op eene dikke en witte lederachtige korst gebad hadde. Zyn mond en keel waren meestal in denzelfden (*) R. Succ. Liman. unc. dimid. Sal. abfynth fcrup. j. Aq: alex Jimp unc. j. —. me mofchat. dracb. dimid. Sal. nitri gr. x. Pulv. e 'chef. gr xij. Syrup. baljam. dracb. j. & dimid. M. (-{-) R. Jnfus. Ser.a, com. unc. ij. Tinei. Jalap. drachm. dimid. Syrup. Rnjar. Soiut. drachm. ij. M» fiat haujius. Om 's morgens vroeg in te nemen  buitengewone Gevallen. 39 den toeftand; zyn pols was nog fterk, en floeg vyf en-tagtig {lagen in eene minuut; zyn Buikzuiverend middel had viermael gewerkt, en hy van,boven een bekken vol bloed, met fpeekfel vermengd , ontlast. Ik belastte hem met het gebruik van dezelfde middelen, gelyk te voren, voontegaen, en zynen mond dikwerf te wasfchen met een ligt afkookfel van de Cortlces Granaturum, waerin een weinig Aluin ontbonden was. Den iöden van February. Hy klaegde over eene geringe pyn in het hoofd, doch was anders in den zelfden toeftand, en had veel bloeds door zynen mond ontlast. Den i/den van February. Hy bleef nog al bloed door zynen mond lozen ; 's nachts was zyn neus beginnen te bloeden, en hy had zeven oneen bloeds ontlast; hy bloedde nog, toen ik hem zag: ik liet hem eenige druppen daervan in een' theekop opvangen; en, nadat dezelve koud geworden waren, fcheenen zy van eene tamelyk vaste zelfilandheid te zyn. Hy klaegde over ftyfheid en ongemaklykheid in den Arm, waerop hy adergelaten was; waerop ik denzelven onderzoekende, digt by het gat, met het Lancet gemaekt, eene blaes vond, zo breed als het einde van eenen duim , en opgevuld met gedold zwart bloed; zyn mond was nog even zwart, als te voren; hy klaegde over eene zware pyn van het voorhoofd; en zyn pols gaf vieren negentig Hagen in eene minuut. C 4 Vit  4-0 Verbad van eenige Uit alle deze verfchynfelen begon ik te vermoeden , dat de ziekte van het echte fcheurbuikige foort was ; en 's Lyders ligchaem onderzoekende, wérd ik overal eene meenigte van zeer kleene -roode en blaeuwe vlekken, ter grootte van een' fpeldeknop gewaer , doch allermeest aen zyne beenen; en hoewel zyn Tandvleesch tamelyk vast was , was het echter een weinig gezwollen, en bloedde, wanneer men het met den vinger drukte. Ik Melde hem derhalven den volgenden levensregel voor. Ik verzocht hem meest al geheellyk van groenten te leven, en geene bereiding van dierlyke voedfelen te nuttigen , uitgezonderd , 's middags een weinig dun nat van Schapen- of Kalfs-vleesch, waerin gele wortels, rapen of groenten gekookt waren ; dagelyks vyf of zes Chinaesappelen te eeten, Garsten water, met Citroenfap tamelyk zuur gemaekt, voor zynen gewo. nen drank te gebruiken, en daerboven dikwyls door den dag een eijerlepel vol van een poeder, uit gelyke deelen Salpeter en Arabilche Gom gemaekt, in een' kop van zynen drank in te nemen , en driemael daegs anderhalve once vaa gen fterk afkookfei van de Kina Kina met zyrien zoutachtigen drank , en evën zo veel van het ektluarium 'lenitivum , vermengd met een agtfte gedeelte, (of anderhalve dragma) Ja> lappe, om open lyf te houden. D n, ïSden van February, lly was nog ia denzelfden toefiand, en werd. belast de Cortex yisnnael daegs infetiejtnej, Dïh  buitengewone Gevallen. 41 Den 19den van February. De bloedftorting uit den mond en neus hield aen , en zyne pis begon met bloed gevervvd te worden; hy klaegde over eene hevige pyn in zyne lendenen, en zyn pols floeg honderd mael in eene minuut. Men voegde agt droppen van den flappen Spiritus Vürïoli by elke do/is , of gifte van de Cortex. Den aoflen van February. Alle zyne toevallen waren als voren, en zyne pis van eene zeer donkere roode koleur, als of zy eene groote hoeveelheid bloeds bevatte ; doch zyn pols floeg flaeuwer en flapper, dan den vorigen dag; de vitriooldruppen werden tot tien vermeerderd, en by elke gifte van het afkookfel van den Koortsbast een halve dragma van het extract gevoegd. Eindelek, wegens de fnelle voortgangen der ziekte, beginnende te vreezen, dat myn Lyder onder dezelve bezwykenzou; verzogtik den Hr. John Hume, een' derKommisfarisfenvoor de zieken en gekwetflen van zyne Majefteits Schepen , die vele jaren , als Chirurgyn op een Oorlogfchip gediend, en het opzicht over groote Scheeps-hospitalen gehad had, de goedheid te hebben van den volgenden dag met my te gaen, en my zyne gedachten over het geval medetedeelen. Den 21 Hen van February. Hy was nog in den zelfden toeftand als des vorigen daegs; alleen was zyn pols rasfeher en zachter , en hy C 5 klaeg-  42 Verbad van eenke klaegde over hitte en dorst. De Hr. H u m r , na dat hy alle de omftandigheden onderzocht had, gaf het als zyn gevoelen op, dat de ziekte van het ware fcheurbuikige foort was; en zeide, dat, fchoon hy dertig jaren op zee gediend, en in dien tyd vele honderden fcheurbuikige Lyderen gezien had, hy echter nimmer eenig geval had ontmoet, waer de fcheurbuik eenen zo fnellen voortgang gemaekt had, of waer zulke overdadige bloedttortingen zo vroeg voorgevallen waren; enhy voegde 'er by, dat hy dacht, dat de eenigfte kans, die 'er voor den Lyder was om het leven te behouden, beftond in denzelfden eetregel, dien hy toen hield, te bly ven volgen, en de Geneesmiddelen, welke hy toen gebruikte, zo overvloedigintenemen, als zyne maeg die verdragen kon. Hem werd derhalven belast op dezelf. de wys, als te voren, voorttegaen, met by voeging' van een dragma van het poeder van den Koortsbast, by iedere dojis , die hy innam. Na dezen ging hy op denzelfden voet voort tot den 3den van Maart, met eene trapswyze vermindering' van de hevigheid der toevallen; want gedurende dezen tyd was zyn pols langzamer en voller geworden; zyne pis had hare natuurlyke koleur weder gekregen, en de bloeding uit den mond en neus waren geheel en al opgehouden. De Lel, het neerhangende Vlies van het verhemelte, de Tong en het Gehemelte van den mond waren rooder geworden, en nader aen hunne natuurlyke koleur gekomen, en de blaes op  luitengewone Gevallen. 43 op den arm opengebroken en genezen. Nu verzocht hy denzelfden eetregel als voorheen te mogen volgen , en alleen de helft van zyne gewone hoeveelheid cortex daegs in te nemen. Den isden van Maart waren alle zyne fcheurbuikige toevallen verdwenen , en hy liet het gebruiken van Geneesmiddelen geheellyk na, echter bleef hy nog drie weken langer het zelfde fodrt van eetregel houden, waerna hy tot zyne gewone levenswys wederkeerde, kunnende eene matige beweging doen, zonder dat hy vermoeid was. Omtrent een jaer daerna kwam hy my bezoeken , en verhaelde my , dat hy federt hy mynen Lyder geweest was, in goeden gezond, heid gebleven was, en dat zyne vorige ongemakken niet wederom gekomen waren. Dit geval is aenmerklyk , zo ten aenzien van den fnellen voortgang en de hevigheid van de fcheurbuik in een' perfoon, die niet blootgefteld fcheen te zyn aen de oorzaken, welke haer gemeenlyk voortbrengen , als ten opzigte van de kortheid van den tyd, waer in zy weggenomen , en de Lyder in gezondheid heriteid werd. Ik heb van foortgelyke gevallen gehoerd, die van tyd tot in verfcheidene gedeelten van het land voorgevallen zyn,* dan de ziekte viel jn de meesten , zo niet in allen van bun , oi verdrietig uit, en verzwakte de Lyders zo ge. vyeldig,  44 Verhael van eenige weldig, dat zy lang werk hadden, eerzy hunne krachten weder kregen; of zy vergingen onder de hevige bloedftortingen ; doch ik zelf-heb nooit eenig foortgelyk geval als dit gezien. Of het eten van groenten en het overvloedige gebruik van Citroenen en Orange-appelen en andere zuuren, of de cortex, of alles te famen, het meest tot de fpoedige hertelling van dezen Lyder toe-, gebragt hebben, is iet, 't geen ik niet op my zal nemen, te bepalen, 2 en 3. Gevallen van eene ongewone wegvretende Yems zweer , — en een' beenbederf van de wervelbeenderen van den hals. De Ulcera Venerea, of Venus - zweren, in-^ zonderheid Chankers en Klap-ooren (_ buhnes'), wanneer zy in het begin kwalyk behandeld worden, verontaerten fomwylen in eene foort van eetende Kanker , die bezwaerlyk door eenige middelen te genezen is , alhoewel de zweer nieenigmael zo ver gebragt kan worden, dat zy 'er wel uitziet, en een gansch wel gelteld ulcus vertoont. Deze ongemakken vallen Hechts zelden voor, en fchynen by het gros der Prakti. zyns weinig bekend te zyn; waerom ik gedacht heb, dat het verhael van het volgende droevige geval niet onaengenaem zou zyn. In het begin van het jaer 1765, werd een jongman, tusfchen de drie- en vier-en- twintig jaren oud , eenige dagen na dat hy met een  buitengewone Gevallen. gemeen Vrouwsperfoon had te doen gehad, met eene gonorrhaa en chankers aen het hoofd der roede (glans penis) aengetast, waer voor hy zich zeiven onder de zorg van eenen Apotheker in zyne buurt begaf, die hem eene meenigte ruwe braekverwekkende en mercuriale buikzuiverende middelen gaf, en escharotica op de chankers lei. Ten einde van vyf of zes wekeh, was het geheele hoofd der roede weggegeten , en het ligchaem der roede zelve zo dik als een arm gezwollen , en zyne ingewanden zodanig verzwakt, dat meest alles wat hy gebruikte, hem aen het purgeeren bragt. Befpeurende zelf, dat hy van dag tot dag verergerde, begaf hy zich onder het opzicht van eenen Heelmeester, die,na dat hy hem vyftien of zestien dagen behandeld had, bevindende dat het gebrek dagelyksch veld won, den bylhmd van eenen Geneesmeester verzocht, als wanneer ik ontboden , en verzocht wierd den volgenden dag met den Heelmeester t'famen te komen. De roede was in den boven befchreven ftaet, en bezet met zweren, ter plaetfe, alwaer het hoofd geweest was , en zo fterk ontdoken , dat zy eene onmiddelyke verderving dreigde. Wy deden hem derhalven aderlaten , en gaven hem eene dejis van een verkoelend laxeermiddel, houdende met de verkoelende behandeling zo lang aen tot dat het dreigende gevaar van verderving voorby was. De-  4-5 Verhael van eenige Dewyl hier na- de zweeren zich evengelyk dd gemeene Venus - chankers, fchenen uit te breiden , trachtten wy door zachte mer.curiale wryvingen hunnen voortgang te fluiten; doch na eene of twee wryvingen werd de Lyder met eenen afgang aengetast, die na elke wry ving vermeerderde, en noch door het gebruiken van opium, kryt-dranken, of andere middelen gefluit konde worden, tot dat men de fmeringen naliet. Hierop beproefden wy achtervolgens geringe dofes van de Kwik, onder de conferf van rozen gewreven, en andere zachte Kwik-bereid dingen ; dan in welke gedaente de Kwik ook toegediend werd , zy bragt geftadig dezelfde uitwerking voort, weshalven alle foorrgelyke middelen ter zyde gefield wierden. Wy (telden vervolgens den Lyder aen een Melk dieet, en gaven hem de cortex in zo eene ruime hoeveelheid als zyne Maeg en Darmen verdragen konden; dan binnen weinige dagen veroorzaekte de cortex, even gelyk de Kwik, eenen afgang, en verzwakte hem , in wat gedaente zy ook toegediend werd, zo fterk, dat wy genoodzaekt waren deszelfs gebruik insge* lyks te laten varen. Hierna gaven wy hem achtervolgens de Cicuta, balfamica, afkookfels van de Sarfaparilla en de Houten, doch alles te vergeefsch; de /.weren aen de roede bleven zich verder verfpreü den , en 'er verjoonden zich twee kleene zweren,  buitengewone GevalleH. 4? ren, eene aen elke zyde op de huid boven heÉ fchaemgedeelte , die fchoon zy zuiver ichenen, zich echter van dag tot dag uicbreidden. Ik ftelde derhalven voor, den eenen of anderen Heelmeester, die veel ondervinding in het genezen van Venus-kwalen had , te raedplegen » het geene toegeftaen wierd; en den volgenden dag ontmoetten wy éénen der uitfteekendfte Heelmeesteren , die, na dat hy het geval had hooren verhalen, en de zuiverheid der zweren op de huid gezien, eene gunftige gedachten van het geval feheen te maken , en te denken dat alles wel gaen zou, radende den Lyder by een Melk dieet en lugtig gekookt Vleeschnat te leven , en tweemael daegs eene halve pint van de zogenoemde door konst bereide Ëzelinnemelk (*) te gebruiken, en voor 't overige alle andere Geneesmiddelen natelaten. D£ês raed werd voor eenigen tyd nagekomen ï (*) Het volgende Js een voorfchrift om de gemeenlyk zo genoemde door konst bereide Ezelinnemelk te maken. R, Limac. terrefir. contus. No. xvm. Rajür. Corn. Cervi Hordei per lat. Rad Eryngii fing, unc, j. Aqiiü(ien van April 1768, werd James Greton , een Dragonder, behoorende tot hec Koninglyke Regiment der graeuwe Schonen, naer hec Se. George's Gasthuis gezonden , voor eene anoeiendaegfche Koorts, die, niet teganftaende het gebruik van den Koortsbast en eene rneenigte andere Geneesmiddelen, hem door den Heelmeester van het Regiment gsgeven , reeds uieer dan anderhalf jaer geduurd had. Hy zeide dat de Koorts dikwyls, op het beproeven van een nieuw Geneesmiddel , voor twee of drie da -jen opgeftope was, doch dat zyal telkens, korcen tyd daerna, even zo geweldig als te voren, wederom gekomen was, en dat hy haer gekregen had door het llaen op fehildwacht op de Kust van Susfex, Hy was, toen hy in het Gasthuis kwam, zeer uitgemergeld, en geleek naer iemand, die zeer verre aen de tering ging ; doch hy had weinig of geen' hoest. Ik fchreef hem in 'teerst den Koortbast voor, in verfcheidene gedaente en vermengd met bittere fpeceryachtige en aodere middelen; vervolgens gaf ik hem braekmiddelen, deKamomülen-bloemen, en andere bittere, het Spiesglas, deStaelmiddelen , enz., kortom ik beproefde meest alle geneeswyzen, zo gewone als ongewone, waer van ik immermeer ter genezinge van eenige koorts had hooren gewagen, doch alles zonder eenige vrucht; het koude bad, wel is waer, D q tf°P-  f 4. FcrhacI van ecuigs flopte haer voor den tyd van veertien dagen op, doch zy kwam , met even zo veel geweld a}s, te voren, wederom. Eindelyk, toen ik reeds aen de genezing wanhoopte, befpeurde ik, den 4den van November , terwyl ik de lyst der Geneesmiddelen , die ik voorgefchreven had, nazag, dat daerop geene bereidingen van de Kwik Honden ; \k gebood hem derhalven, om den anderen avond , éérsen van ue Iiwik-flikbrokken van ons Gasthuis intenemen , bellaende uit tien greinen Kwikzilvers , vermengd met de cpnferf van rozen, met verzoek aen den Apotheker van het Gasthuis, om dikwyls naer hem te gaen zien, en met het gebruik van de Kwik op te houden , zo rasch hy bemerkte dat de mond het minste daer door aengedaen wierd ; dan, niet tegenftaende alle voorzorg', bragt de derde Kwikbrok hem tot eene kwyiing , die drie weken aenhield , en hem zo zeer deed verminderen, dat ik bevreesd was, dat zy hem in het grafzoude flepen. Gedurende den ganfchen tyd der kwylinge, kreeg hy geregeld om den anderen dag de Koorts. Toen de kwyling begon te verminderen, liet ik hem dagt iyksch een pint van het afkookfel van de Sarfaparilla drinken , en dikwils een weinig Sago, ol' ander voedfel gebruiken. Na dat hy zyne krachten een weinig wederom gekregen had, belastte ik hem dagelyksch een oncevan den Koortsbast met een hal. v_e otice van den Virginiaenlchen Siangenwonel, met  buitengewone Gevallen. 5? met Syroop en een weinig conferf van rozen, tot een Eletïuarium gemaekt, intenemen. Deze hoeveelheid, eene week lang, dagelyksch gebruikt hebbende, bleef zynen Koorts weg; ik liet hem toen dezelfde hoeveelheid van dit Electuarium nog veerden dagen langer, om den anderen dag, en vervolgens flechts eenmael daegs innemen tot den aslten van January 1769, wanneer hy uit het Gasthuis ontOagen wierd , naer oogenfchyn in eene goede gezondheid, hebbende gedurende dien tvd zyne krachten en vleesch we.der bekomen; eenige maenden daerna ontmoette ik hem op de ftraet, wanneer hy my gezond en fterk voorkwam , verhalende, dat hy nin> mer eenige wederkomst van zyne koorts gehad had. Schynï het in dit geval met waerichyn.yk te zyn , dat 'er eenige verftoppingen hebben plaets gehad, die in 't eerfte den Koorstbast en de overigen Geneesmiddelen in hunne gewone uitwerkingen belet hebben, en dat de Kwik, door deze verftoppingen weg te nemen , den weg voor den Koortsbast gehaent hebhe, om zyne Koortsverdryvende krachten in het werk te (tellen. 4. Geval van een Gezwel der Hen/enen, > geen door bet Voorhoofdsbeen uhftak. In de maend Juny 1769, werd Kenneth Mac tenzv, een Soldaec in het Regiment van den D 4 Hee'  $ 6 Verhael van eenige Heer Kolonel Steuart, m Hollandfefcen, dienst, naer Londen overgezonden, met eenen aenbevelings brief van Mr. (3 AMpbeu, Heel-' meester van bet Regiment, aen my ten einde by als een Lyder in het St. George's Gasthuis ontfangen mogte worden, voor een gezwel boven de linkerOogbrauw, 'tgeen Mr. C amib ll fchreef dat eene flerke klopping bad, en pyr.lyk was op het aenraken, vergezeld van eene biykbare curies , of beenbederf, van het ondergeiegene been. Dees Man kwam den 6den vanjuly tenmynenhuize, indeSermynftraet, alwaer ik , het gezwel onderzoekende, bevond dat het twee vingers breedte middelyns had , en omtrent eenen hal ven duim boven de huid van het overige van het voorhoofd, roosachtig wss,dat bet eene biykbare klopping had , en zo dra men 'er op drukce, de Lyder over pyn en duizeligheid van zyn hcofd klaegde , met welke ongemakken hy zeide dikwyls aengetast te worden , wanneer hy eenige fchielyke beweging maek:e. Het gezwel met de vingeren voelende, en beurteling.-; op de zyden en het middenfte gedeelte drukkende, kon men gemakkelyk bemerken, dat'er onder het midden van hec gezwel een gat in. het been was, en rondom het zelve eene opzetting van het been , 't geene oneffen en gecariëerd, of met beenbederf aenge. daen wa Hy kon geen verhael van den oorfprohg van dit gebrek geven , dan alleen dat hy het gezwel eerst omtrent bet einde van de vorige  buitengewone Gevallen. 57 rige maend van November was gewaer geworden , zeggende zich niet te kunnen herinneren, ooit eenigen {lag of andere uitwendige belediging aen dit deel ontfangen te hebben; en hy verzekerde , dit hy nooit in zyn leven eenig Venerik ongemak gehad had, 't geene ik te gereeder was om te geloöyen, dewyl Mr. Campbell, in zynen Brief, van die gedachten fcheen te zyn ; 'er byvoegende , dat hy langen tyd gehuuwd was geweest , een zeer fober Karei was, en zich nergens in te tuiten ging; voor 't overige had hy he:.n nimmer iet anders voorgefchreven, dan eene Aderlating en verkoelende Geneesmiddelen , benevens eenen fpaerzamen en fchralen eetregel. N a dat ik het geval overwogen had , vermoedde ik dat het gezwel van een flagaderfpattig foort was, en dat hec zelve zynen oorfprong genomen hed van eene verwydering van de eene of andere flagader binnen in het Bekkeneel , en trapswys zich eenen weg gebaend had door het Voorhoofdsbeen ; want men weet, dat de llagaders in 't algemeen de beenderen, waer tegen zy aengelegen zyn , gecariëerd maken. Deszslps vertooning fchrikte de Heelmeesters af, om eenige Konstbewerking te ondernemen; en het bleek van den beginne klaer, dat de Geneesmiddelen geehen indruk op deze ziekte wilden maken , en dat alles, 't geen 'er gedaen konde worden , beilond in het ligchaem koel en gematigd te houden, door middel van D 5 ligte  $ 8 Verhael van eenige ügce ontlastingen en zachte kost, en te trachten om de onrustende toevallen die 'er ontftaen mogten, door amftna, of pynftillende middelen te verzachten ; men wendde, wel is waer pooging aen , om door eene iigte drukking deszelfs verderen aenwasch te beletten; dan dezelve veroorzaekte pyn, zo dat mengenoodzaekt was om ze rasch na te laten. H e t gezwel nam trapswyze toe, tot dat het de grootte had van een half hoender - ei, in de lengte doorgefneden; en de Lyder werd eindelyk letbargik, of flaepzuchtig en gevoelloos, liet zyne pis en dreklloffen onwillig afloopen , en ltierf den 25ften van December. Dün volgenden dag werd zyn hoofd onderzocht , en na dat men het Bekkeneel doorgezaegd had, werd 'er aen het voortte gedeelte van het linker halfrond der hersfenen een a:e- o zwel geplaetst gevonden , ter grootte van eenen Chinaes - appel, welker zelfsftandigheid gelyk fcheen aen het mergachtige gedeelte der hersfenen , waer van het waerichynlyk zynen oorfprong fcheen te nemen ,• en nu ontdekte men , dat dit een gedeelte van het gezwel was, 't geen voorwaerds uitgepuild, zich eenen weg door het Bekkeneel gebaend, en de uitwendige zwelling aen het voorhoofd gemaekt had. Het gat in hec Voorhoofdsbeen was zo wyd , dat men 'er den voorften vinger konde inbrengen ; het buitenite gedeelte van het gezwel, 't welk door het Bekkeneel uitpuilde, was  buitengewone Gevallen. 59 was bedekt met een vlies, dat een gedeelte van hec harde hersfenvlies fcheen te zyn; het Bekkeneel was rondom dit gat gezwollen , en een weinig met beenbederf aengedaen, en oneffen op de buitenite oppervlakte. Binnen in het gezwel was geen bloed, noch eenig blvk van eene verwyderde flagader, of van eene flagader - breuk ( aneurisma ) ; en derhalven was de klopping, die men gevoeld had, ontflaen van de klopping der nagaderen van de hersfenen, en derzelver vliezen binnen het Bekkeneel. Dit is één van die zeldzame gevallen, wier onderzoek tot geen nut in de Praktyk verflrekt; want het doet ons noch den oorfprong van de oorzaek van het gebrek kennen, noch wyst ons eenige genezingswys aen. Het eenige nut, waertoe de aenteekening van het zelve flrekken kan , is om de Genees- en Heelmeesters deszelfs aert te leeren kennen, en mogelyk in flaet te Hellen, om, wanneer hun foortgelyke gevallen ontmoeten, eene juiste voorzegging te doen, en te beletten om al te fchielyk eene Kunstbewerking, die door onmiddelyke kwade gevolgen, enden dood zeiven gevolgd zou worden, voor te ftelien. 6. Geval van een Waterhoofd. 'Er worden meenigvuldige voorbeelden van Waterhoofden (Hydrocephali) worden de Schry. vers veihaeld; dan weinigen van deze ongelukkige  <5o ■ ytrbael van eenige kige Lyderen hebben alle hunne zintuigen , en hun volkomen geheugen behouden, wanneer hec hoofd uitgezet was geworden; weshalvenook de volgende gefchiedenis hierom aemaerkelyker is. Omtrent hec einde van den ja re .765 werd MariaOakes, een kind, toeh anderhalf jafer oud, als eene Buiten - Lyderes in Sc. George's Gasthuis gebragc; zy was koorcfig. had eene hgte gevoelloosheid (Stupor); en hier hoofd was zodanig uitgezet , dat zy een Waterhoofd fcheen te hebben. Men beproefde Buikzuiveringen, Blaertrekkingen , Etter-drachten , Z vachrelingen en andere middelen , doch zonder de grootte van het hoofd te verminderen, fchoon zy de koorts en gevoelloosheid wegnamen. ; Sedert dien tyd had hec gebrek langzamerheid begonnen toe te nemen; en op den i4den van September 177 ij hud het hoofd, in de rondte gemeten, de triaet van twee voeten en vier duimen, 'c welk ten minste agc of tien duimen meer is, dan hec zyn moest; want in heb hec hoofd van een Kind van tien jaren gemeten "c welk in de rondte Hechts de maet van eenen voec en agc duimen had. , De lengte van haer geheele aengezichc was agt duimen, waer van hec voorhoofd 'er vier had, 'c welke hec dubbel is van de natuurlyke evenredige lengte. D eze Dochter is zo levendig en gevoejio-, als de meeste Kinderen van haren ouderdom, en heeft een fterk geheugen ; herinnerende my meer  buitengewone Gevallen. <5r rneer dan eens dingen, die ik haer twee of drie maenden te voren gezegd had, toen ik toevallig geroepen wierd om haer te zien. Het had lang geduurd, eer zy wegens de groote zwaerte van haer hoofd loopen konde; maer nu loopt zy tamelyk wel , doch de minste Koorts die haer verzwakt, noodzaeke haer voor eenigen tyd in hec bed , of, wanneer zy zich buiten hec zelve hevind, op een cafel , of tegen iemands borsc te leggen, tot dat zy .hare krachten weder bekomen heefc. Dit geval van die Kind coont aen , welke eene groote drukking de hersfenen kunnen verdragen , zonder dat deszelfs verrichtingen veel verminderen, warneer de drukking langzamer hand gefchied , hoewel eene zeer geringe drukking', fchielyk gemaekt, geftieeniyk eene onmiddelyke gevoelloosheid en andere toevallen van gedrukte hersfenen veroorzaeke. 7. Geval van Beenwordingen in bet Darmfcbeil. II - B3SNDE toevallig tegenwoordig geweest by de opening van het Lyk van een jong Vrouwsperfoon, waer in zeer byzondere beenwordingen in den Onderbuik waergenomen wierden, deed ik onderzoek naerdegefchiedenis van haer geval; en my werd verhaeld, datzy, volgens haer eigen zeggen , in 't algemeen eenen  6 2 Verhael van eenige eenen goeden ftaêt . van gezondheid gehoteri had, toe den f-gdeh of i4den van Auguitus 177.1, wanneer zy fchielyk aangetast was geworden door eene beving, die alle dagen toe den 21 ften wederom kwam , wanneer haer een braekmiddel, en daerna de cortex en een zoutachtig afzettend drankje (Salinejulep) voorgefchreven werd ; dat zy , na deze middelen twee dagen ingenomen te hebben, geene beving meer gehad had , maer oogfchynlyk wel bleef tot den 3oiren ; dac zy , uitgegaen zynde om lucht te fcheppen, koude gevat en eenig bloed gefpuwd had ; dat zy , van den 2den tot den oden van September, geen bloed opgegeven , doch "s nachts overdadige verfmeltende zweetingen gehad had ; dat zy op den 15 den aengetast was geworden met geweldige krimpingen en afgangen , die tot den 24ften aengehouden hadden, wanneer zy flierf5 en dat zy gedurende hare ziekte adergelaten was, en andere gepaste Geneesmiddelen gebruikt had om hare kwalen weg te nemen. Daegs na haren dood werd haer ligchaem geopend. De Longen waren in de regterzyde van de Borst, aen hec Borstvlies vastgehecht, en 'er was etter in deze holligheid. In den Onderbuik waren de Klieren van het Darmfchei} (Mcfentcriwn) verhard en uitgezet, eenigen hadden de grootte van eene erwt, anderen van eene boon, en verfcheidene van hun waren in been ver-  buitengewone Gevallen. dj veranderd; en'er was eene Klier, die een' groeten cak van de Poorr-ader {Vena portarum), aen hec Darmfcheil digc by den nuchceren darm (jejwitum') vasthechte , welke zo grooc als een okkernoot, en in been veranderd was, en nog een ander, hebbende omtrenc de grootte van eene hazelnoot, aen het Darmfcheil dlgt by den omgewenden darm (ileutri) vastgehecht. Insgelyks was 'er eene meenigte kleene in been veranderde klieren in de Vliezen , digc by de Alvleeschklier ([Pancreas), en eene of liever twee, zo grooc als eene okkernoot, gelegen in de Vliezen, tusfehen de groote Slagader (dörta) en de holle Ader (Fcna cava), ter plaetfe alwaer de uitmelkende Slagader (Arterïa Emulgens) van de regterzyde uitgaet. ALLfc deze beenwordingen fchynen gezwollen Klieren geweest te zyn. Toen zy ontbloot waren , vertoonden zy zich meestal gelyk fpongieachtige gecarieerde beenderen ; zy beltonden uic geene groote vasce beenftukken, maer waren r'famen gefteld uit eene meenigte kleene ftukken , door vliezen aen eikanderen vereenigd. Ter plaetfe, alwaer de omgewonden darm (ileum) in den zak van den Kronkeldarm (colon) ingaec, waren de klieren aen de buirenzyde van hec Darmfcheil uitgezet, en de rokken (tunicae) van het eind van den omgewonden darm , en van den zak van den Kronkeldarm digc by denzelven verdikt; en by de opening van  Ö4> Verbad van eenigè van den zak van den Kronkeldarm en een gedeelte van den oitigewonden darm werd deels hec klapvlies (valvula) van den omgewonden darm, en de omgewonden darm zeif, omtrent een duim ver naer boven,verdikt, de ruige rok (tunica vilhfa) weggegeten ; en -deszelfs oppervlakte ongelyk en van een kankerachtig aenzien gevonden; daerenboven was de ruige rok hier en daer weggevreten. Aen de binnenzyde van den kronkeldarm , digt by het klapvlies van den omgewonden darm , was de ruige rok, op twee plaetfen , ter breedte van omtrent een' Engelfchen ifuiver weggevreten^ gelyk mede een weinig lager, op een of twee plaetfen. De Beenwordingen van groote ilagaderen, en andere wyde vaten , zyn gemeen ; ook heeft men beenwordingen in de Longen en hec hartezakje , doch zeldzamer in het Darmfcheil gevonden. Het eenigfte voorbeeld, 't geene ik van die foort by de Schryvers ontmoet heb, word door S c h e, n k- uit de waernemingen van Rhodius verhaelc. Di erg lyke Gefchiedenisfen zyn meer keurig dan nuttig; en 'er fchynen in het tegenwoordige geval geene toevallen die eenig vermoeden van zulke verftoppingen konden geven, plaets gehad te hebben. De ontfteking en wegvreting van het eind van den omgewonden darm, en van een gedeelte van den Kronkeldarm, gelyk mede het Ettergezwel in de Longen, fchy-  buitengewone Gemtlefi. 6$ Fcbynende onmiddelyke oorzaken des doods geweest te zyn. De beenwordingen fchynen, óp geenerhande wys, iec toegebragt te hebben tot de ziekte, aen welke de Lyderes geftorven is, ten minste niet, zo ver wy kunnen oordeelen uit het geene in het onderzoek van het ligchaem waergenomen is geworden. t Deel. I. Stuk. JË WAER-  66 Waernemingen en Troeven WAERNEMINGEN en PROEVEN omtrent den COLOMBO.WORTEL (*), DOOR THOMAS PERC1VAL, M D. Lid van het Koninklyke Genootfcbap te Londen. ■ jr\& Colombo -.wortel, hoewel een geneesjLJ' middel van een aenmerkelyk vermogen, is (*) [ Overgenomen uit het Tweede Deel van des Schryvcrs Ejjays Medical and experimental, ,in welkers Voorrede Hy, met betrekkinge tot de Waernemingen zegt, dstzv op de byéénkomst der Geneesheerenen tevoreuiu bet Koninklyk Genooffchap voorgelezen, en hem in een aenmerkelyk aernal medegedeeld 2.yn geworden door zyne vrienden en (correspondenten , by fommigen van welken dit geneesmiddel onbekend was, terwyl anderen het alleenlyk. ae,nwendden ter genezinge van het zogenaemde Bort, of de Cholera morbus; berichtende verders dat hy, gedurende het laetst verloopendejaer, her genoegen heeft gehad om van hun de (krktle getuigenisfen teontfangen, wegens deszeif> goede uitwerkingen in eenemeerrgte andere ziekten; weshalven men her geene hy van dit middel aenvoert, niet als het befluit van een enkel mensch, die met zyn geliefkoosd middel voor ingenomen is, moet aenmerken , maer als daden, (leunende op de ondervinding van vele geleerde en ichrandere Geneesheeren, — Voor het overige kan men 't geene bevorens, rakende de kracht en het gebruik van dezen Wortel in de Gentlernans Magazine', voor de maend December 1766. bericht is geworden, in het / Deel 'van het Geneeskundig Tydjehrijt, bi'. 7. vinden. J  omWsnt (len Colombo - wortel. 6? Is nïec zo algemeen in de Praktyk bekend, als hy wel verdiende. Zo ver myne lezing zich uitftrekc, zwygen de Boeken van hem; en ik heb tot hier toe geen eenig voldoenend bericht aengaende deszelfs natuurlyke Gefchiedenis kunnen bekomen. De vermaerde Ridder Linn/ecs beeft geene kennis aen dezen wortel. Dr. Wa tsom heeft in 't byzonder onderzoek naer hem gedaen by eenen Oost Indifchen Gouverneur, gelyk ook by den Hr. Loten, die verfcheidene jaren Gouverneur van Ceylon gewee?t is; Dees Édelman berichtte hem alleen , dat de wortel te Ceylon gebragt, en in de Portugeèiche Tael Rays de Mvfambïque genoemd word. Dr. Hope, Hoogleeraer in de Kruidkunde te Edenburg , heeft my het volgende verhael toegezonden, 't welk hy ontfangen heeft van Dr; Rainey, dié zich eenen langen tyd, als Geneesmeester , in de Oost - Indien opgehouden heeft. De Colombo-wortel groeit, volgens zyn bericht, oorfprongclyk op het vaste land vari Afia, en word van daer naer Colombo, eene Stad bp Ceylon, overgevoerd, welke nu den naem aen hem geeft , en gansch Indien van hem verzorgt. De Inwoonders dezer Landen hebben hem langen tyd gebruikt in de ongefieldheden van de Maeg en Darmen, waer tegen zy hem, aen kleene ftukkengefneden, of geraspt, met Madera wyn innemen. De Colombo-wortel komt tot ons in ronde fchyven, ter grootte van eenen halven tot drie E 2 duf-  68 Waernemingen en Troeven duimen middenlyns , en gedeeld in {tukken, van twee tot een vierde of eenen duim lang» De zyden zyn bedekt met een dikken gerimpelden bast , hebbende van buiten eene donkere bruine, doch van binnen eene ligte gele koleur» De oppervlakten van deze dwers doorgefnedene {lukken vertoonen zich zeer ongelyk : zynde het hoogde aen de randen , en makende eene holligheid of induiking naer het middenpunt. Wanneer men deze oppervlakte affcheidt, fchynt de wortel baerblykiyk uit drie platen te bellaen ; namelyk de bastachtige, die in de dikke wortels een vierde van een' duim breed is; de houtachtige, van omtrent een' hal ven duim ; en de mergachtige, welke het middenpunt uitmaekt, en byna een' duim breedte heeft. Dit laedte gedeelte is veel zachter , dan de overige deelen , en fchynt, wanneer men het zelve kaeuWt, zeer llymachtig te zyn. Eene meenigte van kleene vezels loopen in delengte door dezelven, en vertoonen zich op de oppervlakte. De bastachtige en houtachtige deelen zyn door eene ronde zwarte lyn gefcheiden. Alle de dikke ftukken hebben kleene gaten, die men daer in geboord heeft, om hen gevoegelyk te kunnen droogen. Deze wortel heeft eenen fpeceryachtigen geur, doch is onaengenaem en bitter van fmaek, en eenigzins riekende op de tong, ietsgelykende naer Mostaerd zaed,- wanneer dit door het lang leggen een gedeelte van zynen wezenlyken oly verloren heeft. Dan boe onaengenaem van fmaek  omtrent den Colombo-wortel 69 fmaek deze wortel ook zyn moge, echrer fchynt dezelve , wanneer hy in de Maeg ontfangen word, veriterkende te zyn, de rotting tegen te ftaen, pynltillende te wezen , en krachtdadiglyk de braking te (luiten. Hy verzacht, in hetBort, of de Boors (cholera morbus), de hevige krimpingen, ftuit den afgang en de braking, verbetert de rottige geneigdheid van de gal, flik'de ongeregelde bewegingen der darmen, en doet den Lyder zyne uitgeputte krachten fchielyk weder bekomen. De Hr. Johnson van Chester, een voortreffelyk Heelmeester, welke tien jaren, aen boord van eene van zyne Majefteits fchepen , in de Oost-Indien gediend, en in het jaer 1756 het opzicht over een Hospitaels-fchip gehad heeft, •heeft den Colombo wortel in dat Gewest, aen een groot getal van Lyderen, dikwyls tot twintig op eenen dag, met deze ziekte aengetast, gegeven. Zelden heeft hy, voor dat hy denzelven toediende, eenige middelen in het werk gefteld, om de ontlasting van de gal te bevorderen, of de maeg en het gedarmte te zuiveren ; en hy heeft in 't algemeen bevonden , dat deze wortel de braking , die het droevigfte toeval was, fchielyk fruitte, en dat de afgang, benevens de overige ongemakken fpoedig door dit zelfde Geneesmiddel verdreven wierden. De fterfte was aen boord van die Schip, na dat hy dit Geneesmiddel had beginnen te gébruiken, aenmerkelyk minder, dan op de andere Schepen van E 3 de"  7 o Waernemingen en Proeven . deze zelfde Vloot ; en dit verfchil fchryft by geheellyk toe aen de goede uitwerkingen van der, Colombo wortel, in deze doodelyke ziekte. De dffy of gifte, door hem gegeven, was eene halve tot twee dragmen van het poeder, alle drie of vier uren, meer of minder, naermace de toevallen dringende waren. Hoüw£l de Colombo - wortel flechts eene t'famentrekkende kracht febyne te bezitten, echter heb ik dikwerf zeer heilzame uitwerkingen van deszelfs gebruik ondervonden in. Buikfeopen (Diarrbate) en in den Roodenloop {DyfevtcTia). Deze wortel kan in den eerften ffaet dezer ziekten, wanneer tTamentrekkende middelen fchaden mogten, veilig en met voordeel voorgefchreven worden ; want hy verbe-. terd, door zyne kramppynftiliende kracht, deongeregelde werking der eerfle wegen , doch als .:en hartfterkend, verfterkend en rottingregendaend middel, beantwoord hy beter, wanneer hy , tegens dat zy afloopen , gegeven word. Ik heb meer dan eeqs deszelfs vermogen ondervonden in de Brakingen, die het Gal kolyk (üiilka biliofa) vergezellen; en in zulke gevallen, aiwaer men oordeelt dat een Braekmiddel noodzakelyk is , kan men , na het toedienen van een kleene gifte van den Braekwortel ( ypecacuanba), de maeg met eene ir.jufie, ofalnekfel, van den Colombo-wortel affpoélen. Dic zal, zo wel als de Kamdröilkn-th'eé , aen de oog-  omtrent den Colombo-wortel fi oogmerken eener ontlastinge beantwoorden , en ftrekken coc voorkoming van die geweldige en ftraiptrekkende poogingen , welke in aendoenlyke geitellen, van gal overvloeiende, fomtyds door het zachtfte Braekmisliel verwekt worden. Men kent de kracht des Braekwortels in het kolyk, wanneer hy in kleene giften gegeven word; en mogeiyk hangt deszelfs werking , als een krampftillend middel , eenigsrmate af van de walginge, die hy verwekt; dan ongelukkiglyk veroorzaekt hy meenigwerf zeer zware ongemakken en braeking, verzwarende dusdoende de wanorde , die tot een nieuw en zeer drukkend toeval aenleiding geven. Mogeiyk (wanc ik fpreek niet by ondervinding,) zoude deze beroerende uitwerking tegen gegaen worden, indien de Braekwortel met het een of ander aengenaem fpeceryachtig middel vermengd, en in eene infufie van den Colombo-wortel toegediend wierd. In de Galkoortfen (Febres biliofa) brengen vyftien of twintig greinen van dezen wortel, met eene gelyke of dubbele hoeveelheid van het gevitrioolde wynfleen-zouc (Saltartarivitriolati), alle vier, vyf of zes uren gegeven, zeer voordeelige uitwerkingen te weeg. Het rafddénzout'cSo/ neutrum) in deze, vermindert de koortfige hitte, matigt den dorst, en verwekt eenen heilzamen zachten Buikloop (dmrrbaa),. terwyl de Colombo-wortel de krachten van den Lyder onderfteunt, de walging en kwalykte, E 4 waer  ji Waernemingen en Proeven waer toe hy zo zeer geneigd is, tegengaet, ea de rottige gisting in de eerfte wegen krachtdadiglyk beteugelt. Wanneer de Lyder behoorlyk open lyf heeft, kan eene infufie van dezen wortel, wel gezuurd met het Elixir vhrioli dulce, voorgefchreven worden, (*) ls het niet waer- (*) Dr. Haygarth, een 7eer verftandig Ge-, neesmeester te Cbester, heeft onlangs, op myne aenbeveling , in eene ft ort van Galkoorts , die te Namptwichton, en op andere plaetfen in Cheshire^ algemeen geregeerd heeft, de proef van den Colombowofte! genomen, en my met het volgende verhael van zyne goede gevolgen begunstigd. „ Na dat ik (zegthy,) de eer/te wegen van'hunne galachtige en andere daerin behoudene ftuffen, genoeg/aem, „ ontlast en gezuiverd had, heb ik den Colombo„ wortel een zeer dienstig Geneesmiddel gevonden, „ om de walging en neigingen tot braken , waer „ aen de Lyders onderhevig waren, te bedaren! „ Schoon de afloopingen in deze Koorts zeer baer„ blykelyk waren, en deszelts aenvallen gemeenlyk „ met koude en andere toevallen eener tus'fchenpooj, zende Koortfe aengeduid werden , echter fcheen ,, de Peruviaenfche bast meer kwaed dan goed te „ doen, dewyl hy dc koortiïge hirte vermeerderde, „ en eene drooge tong maekte. De Colombo„ wortel fchynt, in deze gevallen , deszelfs plaets „ opeeneverwonderlyke wyze te vervullen , door„ dien hy de gal verbetert, de eigene veerkracht der„ maeg en van het ganfche overige geitel des lig,,' haems verlirekt, en insgelyks het weder inkorten, „ waer toe de Lyders, in deze koorts, byzonder „ geneigd zyn, voorkomt- ., Dusdanig zyn de goede uitwerkingen van den „ Colombo-wortel geweest, in de gevallen die ik ,, zelf heb mogen waernemen ; dan een oordeel„ kundig Apotheker heeft my bericht, dat hy den zelve dikwyls in deze koorts heeft zien misluk- 11 ken,  omtrent den Colombo wortel 73 waerfchynlyk, dat de Colombo-wortel hooglyk rjienftig zou kunnen zyn , in de kwaedaertige Galkoorts van de West-Indien. Deze Koorts gaet fteeds gepaerd met groote walgingc , geweldige poogingen om te braken, en eene overvloedige ontlasting van gal. De braeking komt hy korte tusfchenpoozingen wederom; dikwyls word zy byna aenhoudende; en fomwylen word 'er binnen weinige uren, eene ongelooflyke hoeveelheid gals ontlast. D k Kinderen zyn , gedurende het uitkomen der Tanden, gemeenlyk aen fterke brakingen en afgangen onderhevig. In deze gevallen is de Colombo-wortel een zo voordeelig Geneesmiddel , dat ik het zelve byna ogenblikkelyk verligting heb zien toebrengen, nadat reeds andere krachtige Geneesmiddelen te vergeefsch beproefd waren. Om bet zuur, 't geen door, gaens op zulke tyaen de overhand heeft, krachtdadiger te verbeteren, kan 'er een weinig kryt, of magnefia, by den zelve gevoegd worden. De ken. Waer over men echter zich in geenen deele V behoeft te verwonderen ; want het is niet te ver" inoeden, dat de Colombo - wortel , gelyk het " Spiesglas, of de Peruyiaenfcbe bast, eenige koorts" verdryvende hoedanigheid bezit ; door de rottige " gal te verbeteren, vernietigt hy de bronwel, die de "• koorts verzwaert, en velen van die allergevaer" lyklte toevaikn voottbrengt. Schynthy derhalven wanneer 'er algemeene Galkoortfen regeeren , niet [\ een waerfchynlyk geneesmiddel tezyn,omdeze ,[ ziekte voor te komen ? " E 5  H Waernemingen en Troeven - DE Colombo is by imftek voordrelto eetlust , kwade fpysvefering opzetting van winden. Dezel^kan ofla\£ ^ndtghe.d met hec een of ander aen,en«m fpeceryachug middel vermengd, of in MzaZ wyn afgetrokken , gegeven worden,- insgefyks ^u men; gedurende deszelfs gebrul, by ge val kleene güten van de 7^ ^ '.^g. middel 7dlael " V£rflerkend ^ontlasten" m dde kunnen voorfchryven. Wanneer de gal gebrek ug fchynt ce zyn, kan eene genoegzame vaTf n °fn-gal' behoori*k »t deÖdik« v n en£ ,imgedamp[5 ^ ^ van den Colombo-wortel vermengd, en deze "klomp tot Piiien gebragt worden! Op deze wys heb ik zelfden Colombo-wortel dikwyls ingenomen, en doorgaens bevonden, dat mvn eetlust hier door opgewekt , en myne fPys. vertering bevordert wierd. Lanoduiugs BkAKiNGSN (vmitü,è^ wanneer die van eene zwakheid of ligt aendoenlyke gefteidfaeid der Maeg, of van eenen ongeregelder, fmaek , hec zuur, fcherpe gal, vermeerderde of bedorvene affcheiding van tet buccus pancreaticus, enz. voortkomen, worden door hec gebruik van den Colombo-wortel met fpeceryachcige dingen, Stael-middelen of Schelp.poeders vermengd, grootlvks weggenomen. Dan dikwyls ontflaec dit öDpemak, wanneer zulke eene oorzaek hec minste vermoed word,  omtrent den Colombo-wortel 7f word , van eene ongefteldheid in de Nieren. Schoon in dusdanige omftandigheden de ftreelende en zachte pisdryvende middelen de aliervoordeeli-lle zvn , echter heb ik meemgmael voor eenen tyd verligting verfchaft, door eene ligte infufie van dezen wortel in het Kruis- en Munt-wacer. Een zodanig afcrekfel flaegt heter dan eemg ander middel, 't geene ik beproefd heb, in de walging en braking, door de zwangerheid vetoorzaekc, doch fomwylen is het noodig, dat men eene aderlating laet vöorafgaen, en altoos voordeelig, de Lyderes maag opeidyf te doen houden met de Magnejia. ] K zou de waerheid dezer Waernemingen door verfcheidene,gevallen kunnen ophelderen, dan in zulke byzondere omitandigheden te tre. den zou tevens onnoodig en van geene aengeJegénheid zyn. Ik zal derhalvéh my alleen bepalen by her verhael van eenige weinige gevallen die de byzondere , of indien ik my zo moge „k 'rukken, de fpecifique hoedanigheid van den Colombo-wortel door voorbeelden verklaren. I. GEVAL. T H. van Newton -lane, digt by Manchester 'werd in de maend Auguftus 1770, na dat hy door hard werken zeer bezweet geworden, zynde, zich aen de koude blootgefteld had, mei tenen Herken afgang en braking aengetast, ver-  76 Waernemingen en Troeven vergezeld van hevige pyn in zyne Maeg en Darmen. In dezen jammerlyken toedand bleef hy vier-en-twintig uren, voor dat ik hem zag, als wanneer zyne krachten byna uitgeput waren. Ik fchreef hem twee fcrupels van den Colombowortel voor, om alle drie of vier uren in pepermunt water (aqua mcnthcs piperitis) in te nemen. Dit middel bragc byna oogenblikkelyk verligting toe; doch de Lyder, te fchielyk tot zynen gewoonen arbeid keerende, Hortte wederom in, maer werd andermael door dit zelfde Geneesmiddel in gezondheid herdeld. II. GEVAL (*). Den 31 Hen van Augudus 1770. W. W. was ' drie dagen te voren aengetast geworden door eenen buikloop , die trapswyze vermeerderde en in de laetfte vier uren allerhevigst werd* vergezeld van veelvuldige brakingen en kramp! trekkingen in zyne uiterde ledematen. Hem wierd een fcrupel van het poeder van den Colombo-wortel voorgefchreven, om alle vier uren in te nemen. Na het innemen van de eerde gifte had hy noch braking noch afgang meer, en negen giften bragcen hem tot vorige gezondheid. UI. GEVAL. In April 1771. Vrouw P- begon, omtrent hec begin van de derde week, na dat zy in de Kraenj i (*) Megedeeld door Dr. Haïgarih.  omtrent den Colombo-wortel. ?7 Kraem gelegen bad , te klagen over zware pyn, opzetting en ongeltèldheid in de darmen, vergezeld van meenigvuldige en overvloedige ontlastingen door den afgang. Het geene 'er ontlast werd had de koleur en dikte van room; De Pols floeg van 100 tot 115 (lagen in een minuut; de tong was bedekt met een witachtig beflag, en de huid veeltyds droog en brandende ; de afgangen en de overige toevallen waren des nachts veel aenmerkelyker, dan op den dag. Noch de Tpecacuanba, om te braken gegeven, noch de Opiaten, hec Elixir vitrioli, of andere verkoelende en opltoppende middelen, bragten eenige verligting toe. Vervolgens werd 'er een ftertTaftrekfél van den Colombo-wortel in Kaneelthee, mee eene gewenschte uitwerking gegeven. De Lyderes bevond zich telkens, na dat zy een theekop van dit afcrekfel gebruikchad, hoe langer hoe beter; de pynlyke gewaerwordingen werden verligt, en de ontlastingen verminderd ; en zy was, in omtrent vyf dagen, volkomen genezen. IV. G E V-A L. R. N, Schildknaep , oud zes ert twintig jaren , werd op hec einde van de maend juny 1771, wanneer hec uitcermacen heet weder was, mee de gewone toevallen eener Koorts aengetast. Men had hem een üraekmiddel en een zacht Buikzuiverendmiddel toegediend, en zoutachtige dranken voorgefch/even , om by bekwame  78 Wter nemingen en Proeven kwame tusfchenpoozfogen intenemen. In dezeri fiaec bleef hy twee of drie dagen, zonder eenige verlang te befpeuren. Hier by kwam nu eene geftadige walging, en meenigvuldige bra~ king van groene gal; de huid was brandende en droog; de Pols floeg r2o flagen in één minuut; de long was vuil ; het lyf m behoorlyk open, mettegenftaende hem het ruim gebruiken van Aerdbezien en andere fruiten aenbevolen wasvoor t overige klaegde hy over zware pyn in zyn hoofd en rug, vergezeld van loomheid door alle zyne ledematen. OnmiddeJyk werd 'er een K.yfleer gezet, en hem alle vier uren , twee fcmpels van het Sal tartari vitriolati, in drie volle lepels van een aftrekfel van den Colombowortel gegeven. De eerfte gift verligrte byna oogenbhkkelyk de walging en neiging tot bra2 f" aenhoudi«g van dit zelfde Genees, middel voorkwam ten eenemale hunne weder, komst; terwyi de ligte buikloop, door het middenzone voortgebragt, alle de koörtfige toevallen bedaerde. Op den elfden dag had hy twee bloed.ge afgangen, waerom hem, zo wel als om dat hy zeer zwak en verflapt was, zonder nuftel de Koortsbast, vermengd met tTamentrekkende middelen , wierd toegediend. De bloed ontlasting werd bier door fchielyk geftuft en de Lyder kreeg langzamerhand zyne gewone gezondheid en llerkte weder  mnirmt den Cokmbo-ïvorteï. f$ V. G E V A L. Dek' 2den van Juny 1771. Hec zoontje vaii M. W., oud twee jaren, had, benevens andere toevallen van het uitkomen der Tanden, een Herken afgang ert braking, die, drie dagen aenhoudende , hec zelve coc den uicerften graed van verzwakkinge bragten. Ik fchreef het zelve vyf greinen van den Colombo-wortel, en drie greinen van het poeder Van Kreeften - fcharen voor, om alle twee uren in te nemen. De braking werd door de eerfte gift geftuic, en de afgangen rasch daerna beteugeld; en in tweë dagen kreeg bet Kind zyne gewone krachten weder. Ik zal nu voortgaen tot het verhalen der Proeven, die ik met den Colombo-wonel genomen heb. 1. PROEF. Twee dragmen van het Poeder van den Colombo wortel werden, zonder hitte te trekken gezet in vier oneen van elk der volgende fcheivochten : i ) overgehaelden Brandewyn ; 2)' Franfchen Brandewyn;• 3 ) Madera Wyn; 4) witten Wyn; 5) overgehaeld Water; 6) witten Wyn azyn; 7) hard Fontein-water. Na dat zy vier - en - twintig uren hadden ftaen trekken, werden de aftrekfels, door papier gezegen, en gelyke hoeveelheden van elks, en van hunne opzichtelyke fcheivochten , met groote naeuwkeurigheid gewogen en mer eikanderen vergelegen. Hec aftrekfd , mee den overgehaelden Braq- 1  Bö Waernemingen en Proeven Brandewyn gemaekt, fcheen door deszeiM fmaek, koleur en byzondere zwaerte boven den enkelen Brandewyn, aenmerkelyk fterker dan de overigen te zyn; welke graed van bezwangering', door deze proeven, naeuwkeuriglyk in die orde fcheen te zyn, als ik de onderfcheidene fcheivochten ter hunner bereiding', gebeezigd , achtervolgens heb opgeteld. Echter dient 'er aengemerkt te worden , dat het waterachtige aftrekfel van den Colombo-wortel, vergangelyker is, dan dat van andere bitteren; het zelve maekte in den tyd van vier-en-twintig uuren, een overvloedig bezinkfel, en werd, binnen twee dagen, lang en als muf. II. PROEF. D e Orange fchillen, by het aftrekfei van den Colombo-wortel gevoegd , maekten het zelve minder onaengenaem voor het gehemelte. Een once van het poeder van den Colombo wortel j een halve once Orange - fchillen , twee oneen Franfchen Brandewyn j en veertien oneen waters, twaelf uren zonder vuur te trekken gezet, vervolgens door vloei papier gezegen, geeven een behoorlyk fterk en tamelyk fmakend aftrekfei. III. PROEF. Twaelf oneen van den Colombo-wörtel, tot een grof poeder geftooten, hadden vierdagen , op drie pinten overgehaelde Brandewyn ftaen trekken. Het aftrekfei werd toen doorgezegen, en het  omtrent den Colombo-wortèl. 8 r het overfchot by herhaling gekoökc in eene gegenoegzame hoeveelheid waters. De afkookfels, zorgvuldiglyk doorgezegen, werden over een zacht vuur, op de gewoone manier, uitgedampt , tot dat 'er omtrent drie vierde deelen overig bleven. Vervolgens werd de uitdamping, over het dampbad, voortgezet, en toen deze ten naestenby geëindigd was, de Tinctuur, van welke een gedeelte van den Brandewyn te voren door de helm was overgehaeld, 'er langzamerhand bygevoegd , en het geheel tot de dikte van Pillen gebragt, behoudende den volkomen geur van den Colombo wortel , vry van den minsten graed van Etnpy reuma of aen branding, en wegende agt oneen en twee dragmen. Deze proef, is op myn verzoek, genomen door denHr. HjNry,een'verftandigenennaeuwkeurigen Apotheker, in Manchester. Ikhebhetea;tracl van den Colombo-wortel , dikwerf gebruikt , en vinde het zelve gelyk, of niet flerker van kracht, dan het poeder. IV. PROEF, Gelyk e gewigten, te weten, omtrent twee dragmen Osfenvleesch , kleen gefneden , werden ieder afzonderlyk te trekken gezet op een once van een koud aftrekfei van den Peruviaenfchen Bast en den Colombo-wortel , beide door gezegen , en op eene volkomen gelyke manier bereid. De proef is genomen in de I. Deel. I. Stuk. F maend  82 Waernemingen en Proeven maend Ju'y ; het weder was buiten gewoon warm, en de flesichen fionden in een venfter, dat zyn uitzicht naer het zuiden had. In den tyd van agt-en-veertig uren had het Osfenvlcesch , in het aftrekfei van den Colomboworcel , eenen ligten rottigen ftank bekomen; terwyl hetandere, in hetaftrekfel van den Peruviaenfchen Bast, volkomen lieflyk bleef, en dus tien uren ftand hield. Twee dragmen Osfenvleesch , inkoud water, te trekken gefield eh voor een' Standaerd genomen, werden, onder de boven bcfchrevene omflandigheden, in vier-en-twintig uren rottig. V. PROEF. Het rottige Osfenvleesch , in de laetlle proef tot eenen Standaerd genomen , werd in twee gelyke deelen verdeeld , en by het eene een once van het aftrekfei van den Colombowortel, en by het andere eene zelfde hoeveelheid van dat van den Peruviaenfchen Bast gevoegd. Na verloop van zes uren hadden beide deze ftukken veel van hunnen rotftank verlooren, doch het geene, 'twelk in het aftrekfei van den Colombo-wortel was, hinderde meer, dan het andere. VI. PROEF. In verfcheidene kleene flesfchen, bevattende ieder drie dragmen rottige Osfengal en twee dragmen fpeekfel, waren gelyke hoeveelhedea fe  'omtrent den Colombo-zvortel, 83 gedaen: te weten , een onee van 1) het af» trekfel van den Colombo - wortel , 2 ) het aftrekfei van den Peruviaenfchen Bast, 3) het aftrekfei van Kamomille - bloemen , 4) Fonteinwater; de Iaetfte flesch werd voor eenen Standaerd genomen. Deze fiesfchen. werden geplaetst in een warm waterbad , hebbend^ dé hitte van omtrent 100 graden op den Thermometer van Fa h ren heit. Toen het aftrekfei van den Peruviaenfchen Bast met de rottige gal en het fpeekfel vermengd werd, veroorzaekte het zelve oogenblikkelyk eene llremming, en vermeerderde aenmerklyk deszelfs ftank ; terwyl da: van den Colombo - wortel met het zelve volmaekt vereenigd bleef, en deszelfs hinderJyken reuk krachtdadiglyk verbeterde. Het aftrekfei van dc Kamomille - bloemen bragt geene verandering in de gal , noch ten opzichte vari deszelfs ftank, noch vloeibaerheid te weeg. Na verloop van drie uren was de rotftank, in allé de fiesfchen, fterk verminderd, uitgezonderd in den Standaerd, en in dezen was hy minder té bemerken, dan in het begin. Na verloop van zes uren kon men geenen ftank meer gewaer' worden, behalven in den Standaerd; het mengfel met den Peruviaenfchen Bast had eenen wynreuk bekomen , en fchoot eene meenigte vari luchtballen uit. In den tyd van twaelf uren waé' de reuk van de gal in de mehgfels van den Colombo/wortel én de Kamomille-bloemcn merkbaef, doch geenzins hinderlyk; dat van den PeF a ruviaea-  84. Waernemingen en Troeven ruviaenfchen Bast gistte nu minder, en had een weinig van zynen wynreuk verloeren. In vieren-twintig uren weid de Standaerd uitermate» rottig; hec mtngfel met den Base was zuur geworden; dat van den Colombo - wortel en de Kamomille - bloemen rooken nog lieflyk, doch deze werden in dertig uren insgelyks rottig, en in veertig uren waren zy ten hoogde hinderlyk. Deze fchielyke uitwerking van het aftrekfei van den Colombo-wortel, in het verbeteren van den ftank der rottige Osfenga? , kan eenigermate dienen, om deszelfs werking in de Cholera morbus en andere ziekten , gepaerd met een overvloed en bederf van de gal, te verklaren, en tevens om alle tegenwerpingen, die men tegen hec gebruik van dit Geneesmiddel, zonder eenige voorafgegaene kundige ontlastinge , in den eerden daec van dusdanige ziekeen, zoude willen aer.voeren , uic den weg ce ruimen: eene praktyk voorwaer, die door deszelfs goede gevolgen , volkomen gerechtveerdigd wordt. De ihemming en toenemende dank van de gal, die het aftrekfei van den Peruviaenfchen Base veroorzaekt, verklaert insgelyks zeer wel de reden van de onovereenkomsc van die Geneesmiddel mee de Maeg, in de Wesc- Indifche Galkoorts: weshalven Dr.Hil/vry ook klaegc, dac, hoezeer hec zelve in deze ziekte mogt worden aengewezen, hec zelve in de maeg niet konde ingehouden 1  omtrent den Colombo wortel. 8 J den werden, zelfs niet onderden bebaeglykften vorm. Dan is het niet waerfchynlyk, dat men door den tyd bevinden zal, dat de Colombowortel , daer hy zich zo vaerdlg met de gal vermengd, en dezelve zo fchielyk haerenrotftank beneemt, een heilzaem Geneesmiddel voor deze gevaerlyke en kwaedaertige ziekte is? VII. PROEF. Grlyke ge wigten, te weten, een once waters, van het aftrekfei van den Colombo-wortel, den Peruviaenfchen Bast en de Kamomille-bloemen, werden gegoten op vier fiesfchen, ieder drie dragmen Osfen gal en twee dragmen fpeekfel bevattende. Deze fiesfchen werden vervolgens op zulk eenen afftand van het vuur geplaetst, dat zy bloed warm konden blyven. In den tyd van zes uren waren alle de mengfels, uitgezonderd den Standaerd , aen het gisten geraekt 5 het aftrekfei van den Peruviaenfchen Bast fchoot de meeste, en dat van den Colombo, wortel de minste luchtbellen uit ; eh hec eerfte had insgelyks eenen wyngeur bekomen. Binnen vier en twintig uren werd de Standaerd rottig. In agc en-veertig uren was hec aftrekfei van den Peruviaenfchen Base zuur geworden; dac van de Kamomille bloemen een weinig aen hec roeten gcraekt, doch dac van den Colomboworcel rook volmaekt lieflyk, en bleef dusdanig nog vele uren daerna, wanneer deze fiesfchen ter syde gefield werden. F 3 NB.  Só Waernemihgen en Frcevtn INB. Het aftrekfei van clenPeruviaenfchen Bast, wanneer men hem met verfche gal vermengt, brengt eene ftremming te weeg, doch niet in eenen zo grooten graed , als wanneer hy met rottige gal vermengd wordt. De Hr. John Pringle heeft ondervonden, dat de Kamomille-bloemen de rotting van het vleesch der dieren , met meer krachts tegenfïaen, dan de Bast der Jefuiten doet; en uit ééne der voorgaende proeven is gebleken, dat de Bast , ten dezen opzigte, dé rotting veel Merker tegenftact, dan de Colombo-wortel. Maer deze wortel overtreft wederom de Kamomille-bloemen daer in, dat hy de gal voor rotting behoedt, zonder dat hy gelyk de Bast, door gisting -eenige verandering in dezelve te weeg brengt; waer uit derhalve, met recht., het nut van den Colombo wortel in ziekten, die tot rotting geneigd zyn , als mede in eene verminderde fpysverteering uit bedorvene gal of gebrekkig en ongezond fpeekfel, kan afgeleid worden, . VUL PROEF. Om de werking van den Colombo-wortel, en die der gisting van het voedfel in de maeg vergelykenderwyze, te bepalen, Relde ik drie mengfels van fpyzen, bereid uit twee dragmen kruim van brood, even zo veel zeer dun gelheden gebraden fchapenvleesch , en een on-  omtrent den Colombo-wortel. 87 once van de afcrekfelen van den Colombowortel, de Kamomille bloemen en het Mostaerdzaed, in een waterbad te weeken. De ingrediënten van elk dezer mengzelen waren wel onder eikanderen gewreven in eene mortier, en 'er werd daerenboven een vierde flesch verzorgd, om tot eenen Standaerd te dienen, inhoudende de bevorens gemelde evenredigheden van brood en fchapenvleesch, met eene halve once waters, en eene gelyke hoeveelheid fpeekfel. De Standaerd begon, in den tyd van twaelf uren, te gisten, en in dertig uren kon men in de overige fiesfchen eenige inwendige bewegingen gewaer worden , doch laetst in de flesch , waerin de Colombo-wortel vervat was. In agt-en-veertig uren was de Standaerd zuur geworden. Op don derden dag was het mengfel met het aftrekfel van de Kamomille-bloemen insgelyks zuur. De beide overige fiesfchen, te weten, die met het aftrekfei van den Colombo-wortel, en met dat van het Mostaerd zaed aengevuld, werden nu by het vuur geplaetst, al waer zy tien dagen gehouden wierden, zonder dat zy één van beiden de geringde blyken , noch van zuurwording, noch van rotting, vertoonden. D e overéénkomst tusfchen den fmaek van het Mostaerd-zaed en den Colombo-wortel, heeft my aenleiding gegeven om hunne werking, by vergelyking, aen de gisting der ipyzen te beproeven, en hy (chynt dezelve werking te hebben F 4 om  88 Waernemingen en Troeven pm de fpysvertéring te matigen, zonder die geheel te doen ophouden. Deze eigenfehap geeft aen den Colombo-wortel den voorrrang boven andere bittere middelen, in zodanige ongefteldheden der Maeg, die met eene geweldige gistinge der fpyzen, opfpanningen van winden en iterk zuur vergezeld gaen. En zo 'er eenige prikkel ontbreekt, om dit werktuig tot eene icnielyker uitdryving van deszelfs behoudene voedfelen op te wekken, kan 'er eenig aengejiaem fpeceryachtig middel, met het zelve vermengd worden; of. rnjsfchien zou het Mostaerdzaed eveneens aen dit oogmerk beantwoorden, zonder, gelyk de fpeceryen doen , de voort» brenging van winden te vermeerderen. Deze proef ftrekt tot een bewys van het aenmerkelyke vermogen van den Colombo-wortel, om het zuur voor te komen; terwyl de volgende niet minder klaer deszelfs kracht aentoont, om het zelve tot een Jol neutrum of midden zout te doen pvergaen. IX. PRO E F. Men voegde by een once van de aftrekfelen der Kamomille-bloemen , van den Colombowortel en Peruviaenfchen Bast, twintig druppen Wyn-azyn. Het aftrekfei van den Colombowoitel deed het zuur geheelyk tot een Sal. neutrum, of midden zout, overgaen dat van de Kamomille-bloemen bedekte eenigermate deszelfs  omtrent den Colombo-wortel 89 zelfs fmaek ; maer hec aftrekfei van den Bast was blykbaer zuur, zo van fmaek, alsvan reuk, en 'er werden twintig droppen meer Wyn azyn vereischc, om .hec aftrekfei van den Colomboworcel even zuur als dac van den Bast te maken. X. PROEF. Om te weten, wat uitwerking de Colombowortel op het hare en de llagaderen deed, gebruikte ik 's avonds een zeven uren, wanneer myne maeg ledig was, en ik één uur lang had ftil gezecen, een fcrupel van deszelfs poeder, in een kleen glas Fontein-wacer, flaende myn pols toen 70 Hagen in eene minuuc. Ik bleef nog een half uur langer zitten , doch kon geene verandering bemerken, nochindeszelfsgeregeldheid , noch in deszelfs volheid of fnelheid, Den volgenden avond herhaelde ik dezelfde proef, en vermeerderde de gift tot eene halve dragme. Toen ik het poeder innam , deed myn pols 80 Hagen in eene minuuc; na verloop van tien minuten werd dezelve voller, doch drie flagen' langzamer , en hield vervolgens drie kwartier uurs aen, met het zelfde getal van Hagen te doen, te weten 77 in eene minuut. Deze proef toont aen , dat de Colombowortel niet behoort toe de klasfe der verhictende bittere middelen; weshalve hy in de Longetéring , en iq andere uitterende gevallen, gef 5 voegelyk  po Waernemingen en Proeven voegelyk en met voordeel kan gebruikt worden, om de fcherpce te verbeteren, en de werktuigen der fpysvertéring te verlterken. De Peruviaenfche Bast fchynt dikwyls de maeg te bezwaren , en veroorzaekt fomcyds eenen Buikloop; doch de Colombo-wortel verwekt nimmer eenige ontroering, en komt zeer wel met een melk diëec overéén , doordien hy de winderigheid verdryfc, en het zuur voorkomt. Korte be> baling der voornaemfle gevolgen, uit de voorgaende proefnemingen afgeleid. 1) De Colombo-wortel deelt zyne krachten allervolkomensc mede aen den overgehaelden Brandewyn, en de overige fcheivochten, in de volgende orde: i) aen den franfchen Brandewyn ; 2) den Madera Wyn; 3 ) den witten Wyn ; 4) het overgehaelde Water ; 5) den witten Wyn-azyn; 6 ) het harde Pompwater. 2) Het waterachtige aftrekfei van den Colombo wortel is vergangelyker , dan dat van andere bitteren. In vier-en-twintig uren nam 'er een meenigvuldig bezinkfel (pracipitaet) in het zelve plaets, en in twintig-werd het lang en als muf. 3) De byvoeging van Orange-fchillen maekt hec aftrekfei van den Colombo-wortel minder onaengenaem voor het gehemelte. 4) Twaelf oneen Colombo-wortel leveren agt oneen en twee dragmen extracl uit, 't welk den  omtrent den Colombo-wortel. 91 den volkomen geur van den wortel behoudt, en gelyk is, of niet meerder in vermogen, dan het poeder. 5) D e Peruviaenfche Bast wederftaet de rotting van dierlyk vleesch, krachtdadiger dan de Colombo wortel; doch deze overtreft wederom de cortex daerin, dat hy de gal voor rotting behoedt. 6) De Peruviaenfche Bast, vermengd met rottige gal, veroorzaektoogenblikkelyk eeneftremming , en vermeerdert aenmerkelyk deszelfs ftank., terwyl het aftrekfei van den Colombo-wortel zich volmaektelyk daer mede vereenigt, en deszelfs hinderlyken reuk krachtdadiglyk verbetert. Dit dient eenigermate om de werking van dit Geneesmiddel in de Cholera morbus, of het Boort en in andere ziekten, vergezeld van overvloejing en bederf van de gal, te verklaren. 7) De Colombo-wortel matigt de gisting der gemengde fpyzen, zonder die echter op te fchorten , belet dezelven zuur te worden, en doet het zuur, wanneer het gemaekt wordt, veel yolkomener dan de Peruviaenfche Bast of de Kamomillen, in een midden-zout overgaen. 8) De Colombo-wortel doet nooit de fnèlheid van den pols vermeerderen, en kan derhalve, gevoegelyk gebruikt worden in de Longetéring en in andere beftique gevallen, tot verbetering der fcherpte, en ter verfterkinge van de werk-  £2 Waernemingen én Proeven, enz. werktuigen , tot de fpysvertéring dienende. 9) De Colombo wortel is een zeer dienstig Geneesmiddel in het Boort , den Buikloop, Roodenloop, Galkoortfen, verzwakking van de Maeg, vergezeld van gebrek van eetlust, walginge , kwade fpysvertéringe ; gelyk mede in hebbelyke of langdurige brakingen, wanneer zy uit eene zwakheid, of ligte aendoenlykheid van de maeg , ongeregelden fmaek , het zuur, of fcherpe gal voortfpruiten. 0 • [ Na dat het bovenftarnde op het punt flond om afgedrukt te worden, vinde ik in eene Verhandeling ovtr de bem'eritig van zwangere Vrouwen en Kraemvrouwen, weinige maenden geleden door den Hf* Charles White in het Engelsch uitgegeven, op bl. 73. in eene aentekening aengemerkt, dat de Colombo-wortel, fchoon men 'er in geene Apotheken , noch by eenigen Schryver gewag van gems.ekt vind, echter in Engeland voor meer dan dertig laren , in hardnekkige urakingen en in vele andere ongefteldheden van de Maeg en Darmen is gegeven geworden. Dezelve was eerst, omtrent vyf. en twintig jaren geleden , door een waerdig Apotheker te Manchester gebragt, en is van dien tyd afin galachtige ziekten van beide Sexe beftendig gebruikt geworden. Dees had hem bekomen van Mr. r qBinSon van Richmond , een' Heer by wien hy gewoond had , en die dezen Wortel voor vele.jaren tegen zulke kwalen gebruikt had. Mr. Robinson had h*>m uil de Oost Indien medegebragt, al waer hy zeide, dat de Inboorlingen dikwyls zo veel van deszelfs poeder gebruikte als 'er op eene Engelfche Schelling liggen kon, in een glas met Arak voor hovengemelde ziekten , en dat dit in 't algemeen met eeri goed gevolg vergezeld ging.] DE  93 D E TABBAHBOOMS BAST, als een nieuw GENEESMIDDEL tegen den BUIKLOOP aengeprezen, door WILHELMUS S P A R K E, Heelmeester op de Kust der Rivier de Gambia, in Afrika. Onder het groote aental van Ziekten, die langs de Rivier de Gambia heerfchen, is 'er geene doodelyker , dan de Diarrhaa , of Buikloop, die in 't algemeen alle de overige ziekten vergezeld, welke men in deze ongezonde Luchtftreken bekomt; en waerlyk, niets is 'er op het Land, in de Bezettingen, en op de Schepen , zo zeer te vreezen, dan deze ziekte, die met de grootfte gezwindheid de voorwerpen wegrukt. In het jaer 1768 waren de ziekten op de Rivier zeer meenigvuldig , en de Rotkoortfen aldaer zeer gemeen , doch minder moorddadig, dan zy doorgaens onder de Blanken zyn, welke de boorden van de Rivier de Gam-  5>4 De Bast van den Tabbahboom} ah een Gambia bewonen. Op het einde van de maend September maekten 2y plaets voor ongeregelde lUsichenpozende Koonièn. In de maend Öctober, 't welke de ongezondfte tyd van het jaer is, kwamen de Rotkoortfen wederom voor den dag, en hadden tot hun Symptoma, of toeval, Buikloop en persfing (tenesmus), enz. die veel volks wegfleepten; en op het einde van deze maend was de Buikloop zo geweldig , dac hy bykans al het volk van de Schepen, die op de Rivier lagen, wegrukte. Ik Hond naer myn vermogen alle de zieken by, wanneer ik zelf, na verloop van omtrent vyftien dagen, door walgingen j krimpingen in den buik en eene algemeerie verzwakking aengetast wierd. Twee dagen hierna kreeg ik eenen ligten Buikloop. Ik nam den Braekwortel CTpecacuanhd) by kleene giften in, en gebruikte het decotlum album toe mynen gewonen drank ; de ziekte verergerde , en 'er kwam persfing by ; ik nam , gedurende twee dagen, myne toevlucht toe hztvitrum ceratum antimonii, benevens t'famentrekkende en pynftillende Klyfiéren; die nietcegenfiaende, nam de ziekte meer en meer toe , en ik ontlastte van tyd tot tyd aenmerkelyke hoeveelheden bloeds. Een Neger, my in dezen ftaet ziende, Verzekerde my dat hy een' Bast van eenen Boom kende, die den afgang wel rasch ftuiten zoude 5 en na dat ik myne toefternming gegeven had om dit middel te gebruiken, ging hy een weinig  middel tegen den Buikloop, aengeprezen. 9 j nig van dezen Bast haelen, waer van hy omtrent een vierendeel van een pond op een pint waters deed; na dat hy het zelve een half uur lang bad laten trekken, verkreeg het aftrekfei de dikte van eene Syroop , waer van {ik een vierde gedeelte , met een weinig wyns vermengd , innam ; ik gebruikte alle twee uren dezelfde gift, en tusfchen beide, eene kleene gift van het Sago poeder van den Hr. Brown, met een weinig wyns en fpeceryen. Ik hield met deze behandeling twee dagen aen, na verloop van welke de persfing verminderd was; ik raekte geen bloed meer kwyt, en de drekftoften hadden eene natuurlyke dikte; vervolgens voegde ik een weinig bloem van Tarwe-meel , en een weiuig meer wyns by dit middel, 't welk my ten eenemale genas. I k verzocht den Neger my dezen Boom te toonen; wy vonden 'er op omtrent twee honderd treden van de Rivier af. Zy zyn omtrent twintig voeten hoog, en hunne veelvuldige en uitgebreidene takken, maken eene aengename fchaduw; de bladen zyn ligt groen; de Bast is dik, het buitenfte gedeelte zeer ruw, en van koleur als die van den Esfchen - boom ; het binnenfte is wit , zeer vezelachtig, en bedekt met eene geleiachtige zelfilandigheid, die zeer weinig fmaek of reuk heeft; deze zelfftandigheid kleeft, zo lang zy versch is, aen de vingers vast ; doch wanneer zy droog is , werd men daerin eene zeer glinsterende Gom gewaer. U  p6 De Bast van den Tabbahboom, als een Ik deed eenen goeden voorraed van dezen Base op; en den eigen dag, weder aen boord komende , werd ik verzochc den Onderftuurman van een Schip , die zich in den zelfden toeftand bevond, waerin ik geweesc was, te gaen zien. Na dat ik hem gezegt had, op wat manier ik genezen was, verzochchymydezelfde middelen voor hem te bereiden. Ik liet, derhalve een vierendeel van het binnenfte gedeelce van dezen Base in een pint waters aftrekken, en goot, na verloop van een half uur, het vochc zachcelyk af; vervolgens liec ik een halve pinc daervan warm maken, en voegde 'er eene halve once Bloem van Tarwe-meel , en een once rooden Oporco-wyn by. Hy nam alle twee uren eene diergelyke gifc in; en na verloop van agc dagen , was hy in ftaet om eene wandeling langs de Rivier ce doen. Sedert dien cyd heb ik dezen Base, mee hec zelfde goede gevolg, op byna alle de Schepen, die hier Slaven komen laden, gebruikt, hec zv door hunne levensmiddelen in een afkookfel van dezen Base ce laeen koken, hec zy door hem in zelfftandigheid , met de Spyzen te vermengen ; en de vermindering in de lterfte is een overcuigend bewys van deszelfs voordeden geweesc. In den jare 1770 werd ik geroepen by een Soldaec , die door den Buikloop zodanig verzwakt en uitgemergeld was, dat men aen zyn leven wanhoopte. Ik liet hem die middel innemen,  middel tegen den Buikloop aengeprezen. 9 7 men, en 's morgens en 's avonds een lavement z'etcten , gemaekt met het poeder van Sago en het EleiïuarJum Scordii; en hy werd binnen weinige dagen genezen. Het is tegenwoordig driejaren, dac ik van dezen Bast gebruik make; en ik heb daervan megedeeld aen vele Schepen, die 'er hec zelfde voordeel van getrokken hebben. Ik moet echter aenmerken, dac ik, wanneer'er opgehoopce of vervuilde ItofTen in de eerfte wegen zyn, telkens beginne met het aftrekfei van één once van het buitenfte gedeelte van dezen zelfden Bast te laten gebruiken , 't geen doorgaens de noodige ontlastingen te eg brengt. we VERHAEL van een buitengewoon SPE K- GEZWEL, (*) In den Onderbuik eener Vrouwe gevonden, DOOR P.* H A N L Y, Med. Doel. Eene Vrouw , van eene gezonde gefteldheid, werd in het zes-en-dertiglte jaer hares ouderdoms , en de vyfde maend harer zwangerheid , eenen ongemeenen klomp, in de ftreek van hare Maeg gewaer , hebbende op her gevoel om (*) Phüofopkical Tranfatlions, Vol, LXI. for ths year 1771. I. Deel. I. Stuk. G  p 8 Verhael van een buitengewoon omtrent de grootte van een hoender-ei. Hec zelve veroorzaekte haer eenen tyd lang, nadatzy hec gewaer geworden was, weinig pyn of eenige foorc van ongemakken j doch , tegens het einde van hare zwangerheid, werd zy zeer vermagerd , en dikwerf ontrust door walgingen en braking. Op den 23M.cn van Mei f770, verlostte zy van een flérk gezond Kind. Drie dagen hierna, hec gezwel veel in groocte toegenomen , en de poogingen toe braken geweldiger geworden zynde, zond zy om Dr. Hanly. Dees haren Buik onderzoekende , voelde een breed gezwel onder de fpieren in den Penszak, 't geene zich fchuinsch van de Maeg naer het regter gedeelte van den Navel uitMrekt. Hy onderfcheidde duidelyk, aen deszelfs oppervlakte, vaste uitfteekfels van verfchillende afmetingen, welke naer het hoofd en de bovenfte Jedenmaten eener Vrucht fchenen te gelyken. Het zelve liet zich gereedelyk van de eene naer de andere zyde bewegen ; maer zo rasch men hec naer beneden trachtte ce brengén, bood hec wederMand, en veroorzaekte der Vrouwe aenmerkelyke ongemakken. De zwakheid dezer Lyderesfe , en de onzekerheid mee betrekking' tot den aert van het gezwel, bewogen den Geneesheer, tot uitMel, eenige ontbindende Geneesmiddelen ce geven, tot tyd en wyle dac zy hare Merkte wederom bekomen zoude hebben. Intusfchen Melde hy haer, met oogmerk om de toevallen tegen te gaen, aen  Spek-gezwel in den Onderbuik, en% 9$ aen hec gebruik van bittere en opflurpende middelen , en belastte haer heur Kind niet te zoogen. Dan de armoede der Vrouwe haer niet toe* latende zich naer het laetfte van deze raedgevingi te fchikken, werd zy rasch zeer groocclyks uitgemergeld, en binnen veertien dagen aengetast van eene uictérende Koorts , vergezeld van dé gewone toevallen van uittéring , kleenen radden pols, verlies van eetlust en nachtzweetingen. Intusfchen bleef het gezwel in grootte toenemen. Dr. Hanly bragt dan tien andere Genees- Heel- en Vroedmeesters met zich, om het zelve te onderzoeken. Allen waren zy van gedachten, dat het een foetus extra-utemus, of eene buiten de Baermoeder gelegen Vrucht was, waer van zy zich verbeelden het hoofd, den (lam en de uiteinden onderfcheidelyk re kunnen voelen. Echter beflotenzy, dat het beter ware de uitkomst aen de Natuur over te laten , dan de Keizerlyke fnede in het werk te Hellen, dewyl zy overtuigd waren, dat de Vrouw gee* ne krachten genoeg had om dezelve teondergacn. In dezen toeftand bleef zy, onder hevige pyn en met vermeerdering' van uitterende toevallen, tot omtrent *het einde van de maend Juli kwynen , wanneer 'er eene golving van water ir! haren Buik bemerkt, en rasch daerna hare beeneti waterzuchtig wierden. Van dezen tyd' af werden 'er dikwyls pynftillende middelen , die haer voor eenen korten poos eenige verligting toebragten, ia 'c werk gefield; dan het gezwel, G 2 bsH  1 oo Verhael van een buitengewoon, enz. benevens de zwakheid en andere toevallen, van dag tot dag toenemende, ftierf zy den 2den van September. By de opening van het Lyk vond men , in de ho'ligheid van den Buik , een gezwel, dat omtrent zeven duimen lengte , ten naesten by vyf duimen breedte , en omtrent drie duimen dikte had. Het zelve was van boven aen het voorde gedeelte van de LVJaeg, en van onderen aen het regter Eyernest vastgehecht, drukkende grooteiyks den Kronkeldarm, de voorde kwab van de Lever, en der dunne Darmen, welke het voor hec grootde gedeelte naer de linker zyde gedrongen had. Het was eene foort van Steatoma, of Spekgezwel, hebbende omtrenc de lyvigheid van fineer, doch van voren harder, dan van achteren. Het fcheen door dunne vliezen in Cellen verdeeld te wezen, uitgezet met eene vetachtige ftofte ,. van verfchillende trappen van hardheid. Hec zelve woog zeven ponden (_*), en was van eene onregelmatige gedaente , vol uicdeekfels , van verfcheidene afmetingen. Dr Haulï merkt het , wegens deszelfs vette celachtige vertooning, als een voortbrengfel of uitzetting van het Net aen. BE- (*) [Voorbeelden van nog aenmerkelyk grooter en zwater Sptk-gezwelien, 7.0 in den Buik, als m anderen deelen des ligchaems, door verfcheidene Schryvers waergenomen, kan men in meenigte dóór mv byéén verzameld vinden , in het Geneeskundig Tydjcürijt, IV. Deel, bl. 391-400-]  101 BERICHT Van eene weinig bekende manier om db SCHURFT te Genezen. In een Periodicq Genees- en Natuurkundig Werkje (*), onlangs door een Genootfchap in Edenburg , onder het opzicht van den beroemden Geneesheer A.üuncan, opgericht, waervan telkens om het vierendeel jaers, een Stukje ter grootte van zeven vellen in het Engelsch ftaet uitgegeven te worden, meldt ons deszelfs Uitgever in de Geneeskundige Nieuwigheden, achter het eerfte Stukje van het eerde Deel van dit Werkje geplaetst, dat Dr. Gahn hem bericht heefc, dac het Vitrioolzuur (acidum »i« triolkum) federc korten tyd , op fommige plaetfen in Duitschland, derk en mee goed ge. volg, eer genezinge van de Schurft gebruikt is geworden : eene genezingswyze , zo verre ik wete , in ons land niet algemeen bekend; waerom ik geoordeeld heb, dat deszelfs mededeeling onzen Vaderlandfchen Genees- en Heelkundigen geenszins onaengenaem zal zyn. Dit middel is eerst tot dit oogmerk door Cothenius, een voornaem Geneesheer in Pruis- (*) Medical and Pbilofopbical Commentaries, G 3  102 Bericht van eene weinig bekende Pruisfén, in den jare 1756 inhetPruisfifcheLe« ger gebruikt ; naderhand is deze Prakpyk befchreven geworden in eene Verhandeling, 'tot Tytel voerende: Disfertatio de Olei V'nriolï u/u in quibusdam Scabiei fpeciebus, gefchreven door Dr. HtLMicH, en gedrukt te Halle Ao. 1762. Desgelyks is het zelve befchreven door Dr. Ëaldingkr in zyn Werk voa den Krankbeiten tinei' Armee', enz., waer van men den voornamen inhoud vinden kan in de uitmuntende Na-, tuur- en Geneeskundige Bibliotheek van den Hr. Prof. E: Sandifort, IV. Deel, 1 fl, al waer bok op bladz yi. van dit middel melding gemaekt is. Wyien Dr. Schroeder, Hoogleeraer in de Geneeskunde te Gottingen, heeft Dr. Gahn bericht , dat hy van het zelve dikwerf in de Piaktyk gebruik gemaekt heeft, en dat het hem nooit gemist is, de Schurft door middel van het zelve , in veertien dagen op zyn langst te genezen. De Hr. Schroèd s r oordeelt deze genees wys meest gefchikt te zyn voor volbloedigen; en in die gevallen, alwaer de Schurft gepaerd gaet met zweren en ontfteking van de deelen, .doch minder in Cacochymifche en Cafhetlifche géitellen , in welke hy meent dat veel zuur fchadeiyk zou zyn. Desgelyks is het zelve van een goed gevolg geweest, zo wel in de drooge als vochtige Schurft. Wanneer het de Minnen ingegeven wordt , zegt hy, dat her, beide haer en de Kinderen geneest. Dr. SchrobPek bediende zich van bet volgende voorfchrift: R,  manier om de Schurft te geneezen. 103 R. Olei vitrioli purisf. dr. j. Aq. Fontan. dr. v. Poft effervescentiam adde Syr. Rub. ldcti. dr. ij. M. De dofs, of gifc van dit Mengfel was van één tot twee dragmen, twee of driemael daegs in een glas zuiver water. Dr. G ahn heeft het in één geval met goed gevolg voorgefchreven; en hy meent , dat men de gift , wanneer het noodzakelyk is, zonder eenig nadeel vermeerderen kan. WAER NEMING van eenen geredden GEHANGENEN, door den Heer JEAN JANIN, Heel- en Oogmeester der Stad Lyon, mitsgaders Lidt van verfcheidene Geleerden Genootfcbappen. Ho e vele voorbeelden van gelukkig geredde gehangenen men by de Schryvers ook moge aengeteekend vinden, echter meen ik dat men derzei ver aental niet te overtollig veel vermeerderen kan, alzo deze ons ftrekken kunnen tot eene genadige herinnering en aenmoeding, om de middelen, door anderen met een gunstig geG 4 volg 1  lof JVacrncmhg van eenen volg beproefd, of in hec werk gefield, in foortgelyke gevallen insgelyks aen te wenden , en waertoe het volgende verhael , door den Hr. Janin onlangs medegedeeld (*), inzonderheid van nut zyn kan, als behelzende eene behandeling, waervan men, ter reddinge van Drenkelingen en andere foortgelyke fchielyk omkomende ongelukkigen , zich tevens met vruchï bedienen kan. "Een fmoprlyk verliefd Jongman hong, uit wanhoop over de oncrouw zyner Minnaresfe, zich in zyn Slaepvertrek op. Een lloel , op welken hy geklommen was, om zich vast te maken , en dien hy vervolgens met zyne voeten deed omvallen , maekte geruchts genoeg om gehoord te worden. De Moeder, door hec gerucht van dezen val ontrust , roept by herhaelde reizen, haren Zoon; doch geen gehoor krygende, klimt zy gezwind de trappen op, ftoct de deur van zyne kamer met geweidopen, en ■vindt haren Zoon hangen en zonder leven. Voorzien van een mes, ondertfeunt zy met de eene hand , hec ligchaem van den elendigen , fnydc mee de andere hec koord door, en draegc vervolgens dezen wanhopigen in zyn bed : hier doec zy hem hec overige van het noodlottige koord af, en fielc alle hare poogingen te werk, om hem wederom by het leven te bren- (*) ïn zyne Reflexions fw les caufes de te morit jubite & violente.  geredden Gehangenen. ' 105 brengen , door hem geestryke wateren onder den Neus te houden. Dan alle deze hulpmiddelen waren te vergeefsch. Een vriend van den huize, op dit pas onverwacht inkomende, en deze droevige gebeurtenis verftaen hebbende, ylc in haest naer my toe om my te halen. Zo dra ik aengekomen was , was myne eerfte zorg , hec wryven met warme doeken, in laeuwgemaekten Brandewyn bevochtigd, aen te raden. Terwyl men dezen raed te werk ftelde , maekte men ten andere , op myn bevel , asfche in eenen grooten ketel , en fteenen in hec vuur heec, om aen de voeten van den jongman te leggen. Vervolgens maekce men gebruik van den Tabaksrook , welken men in den Aers en Neus inbragc : houdende hem cevens van tyd tot tyd vlugzout onder den Neus. Meer dan een uur verliep 'er, zonder dac zich de minste flikkering van hoop opdeed. Hierop begroef men hem onder de asfche, na dat men hem alvorens een kly fleer, uic een afkookfel van de Tabaks-bladen, gezet had; men hield mee hec inblazen van den Tabaks-rook in den Neus aen, en blies hem van tyd toe cyd , luchc in den mond , terwyl men zynen Neus toeneep. Deze bewerking was hec moeilykfle om te doen , uit hoofde van het vooruitfteken zyner tonge, die, zo dra men ophield met haer tegen te houden , terftond wederom naer voren kwam. Echter werd onze ftandvastigheid van eenen volkomen goeden uitflag gevolgd: de warmte kwam langzamerhand weder; G 5 dc  106 Waememing van eenen, enz. de kloppingen der flaep-flagaderen deden zich drieëndertig minuten, na dac hy onder de asfche gelegen had, gevoelen; hec aengezichc werd minder loodkleurig; de Tong ftak minder vooruit; en naeuwelyks was de Ademhaling herfteld, of ik deed den Lyder eene Aderlating op den arm, die ik anderhalf uur daerna herhaelde, waema hy het gebruik zyner zintuigen weder bekwam; in 't eerst fprak hy de woorden onverftaenbaer uit, doch eene overvloedige braking, die hy kreeg, verloste het werktuig van de fpraek en het hoofd, waer over by, voor deze ontlasting, fterk klaegde. Hoewel hy in eenen vry goeden ftaet was, raedde ik hem echter drie uren onder de asfche ' te blyven; hy waesfemde onder dezelve fterk uit, en loosde weinig wacers; men liec hem in 'c eerst eenige lepels Alicantfchen Wyn doorzwelgen; maer toen de Pols harder en fterker begon door te flaen , werd hy met lugtig gekookt vleeschnac gevoed, waermede men drie dagen aenhield. Men genas de kneuzing, die de coefnoering van het koord veroorzaekc had, door middel van Compresfen , met Kamfer! Brandewyn bevochtigd. Zyne gezondheid her. frelde zich langzamerhand ; doch hy heeft langen tyd eene loomheid en pynen in het hoofd gevoeld, vergezeld van ruifchingen derooren, die door hec herhaelde gebruik van buikontlastende middelen en eenen goeden levensregel verdreven zyn. VER.  io7 VERHANDELING Over het maekfel en de gebruiken van den BLAESBAND f), door den Heer PORTAL. De Blaesband (Urachus) is zeer dikwyls het voorwerp van de onderzoekingen der beroemdfte Ontleedkundigen geweest; dan dit ■ ftök, wel ver van uitgeput te zyn, levert nog alle dao-en verbazende byzonderheden op- De verfchiliende gevoelens, die de voortgangen der Wetenfchappen fteeds vertragen , wanneer zy flechts het onderwerp eener vooringenomene en louter befpiegelende verbeelding zyn , hebben enkel gedient om duisterheid over dit onderwerp te verfpreiden; en vele gefchillen, waer van de meesten ydel zyn , zyn de eenigfte vruchten geweest, die wy van den arbeid der Ontleedkundigen getrokken hebben: m plaets van in de befchryvingen van den Blaesband, die klaerheid en nauwkeurigheid te vinden, welke de verdienste eener ontleedkundige ver. klaringe uitmaeken , ziet men daerin niet dan verwarring en verfcheidenheid van gevoelens; fft«miWn hebben den Uracbus aengemerkt als Overgenomen uit de Memoires de V'Academie Royale des Sciences, Année 1769. -pog* lS7- bc.  io8 Verhandeling over het maekfel een'waren band; anderen hebben gemeend drer in eene holligheid te bemerken, en hem by eene buis vergeleken ; dit gevoelen is met zo veel ce meer vermaek aengenomen, overmits het gegrond fcheen op hec geene men in de Dieren waerneemc. De Voordanders van deze twee verfcbil'ende gevoelens zyn, van beide kanten , zeer talryk en achcingswaerdig ; dan my dunkt , dac hec onnoodig is, derzelver namen hier op ce cellen: wanneer men hec niec eens is omtrenc hec maekfel van een deel, kan men hec weinig zyn omtrenc deszelfs bedieningen; dicisgefchied, de Ontleedkundigen verdaen eikanderen thans niec beter omtrent het maekfel van den Blaesband, als om. trent zyn gebruik; dezulken, die, na Ar anti us, den Blaesband als eene bandachtige uitbreiding aenmerken , kennen hem geen ander gebruik toe , dan om den bodem van de Pis'blaes op- en tegen te houden, op de wyze van een toom of koord, dienende om het een of ander deel te bepalen. Zy, die met Galenos ftaende houden , dat de Blaesband hol is, laten hem den dienst van eene gemeenfehapsbuis tusfehen de Blaes en hec Pisvlies (allantois') verrichcen, gefchikc, volgens hunne gedachten, om de Pis, die uic de Blaes, van de Vruchc komt , in dit vlies te ontvangen. Hoe fchrander en waerfchynlyk die gevoelen in den eerden opflag van hec oog fchynen moge , hec zelve kan niec dan op de vergelykende Ontleedkunde toegepasr. wor-  en gebruik van den Blaesband. 109 worden; her vervalt van zeiven, wanneer men, door' middel van de fynste ontleding en opfpuicing, geene holligheid in den Blaesband van eene menlchenvruchc ontdekken kan. Desgelyks kan menhet geene de Hr. Hales, metbetrekkinge tot dit ftuk, gezegd heeft, als zeer onderftellig, om niet te zeggen, onwaer aenmerken. Dit geleerde Medelid der Maetfchappy meende, dat de Blaesband een tTamenftellel van fpongieachdge vaten was, gelykfoortig aen die, waer uit Lbbwemhoek wilde dat de Darmen t'famengefteld waren. Door een ioortgelyk maekfel aen te nemen, zegt hy, kan men te reden verklaren, waerom de Pis uit de Blaes in het Pisvlies van de menfehelyke vrucht overgaet- en het is daerom niec noodzaekelyk, vervolgt dees groote Man-, dat de Blaesband eigenlyk hol zy, dewyl de Pis eer zacht door dit ipongieachtige weeffel doorzypelc , dan 'er doorvliet. Dit kan geenszins op de menfehelyke vrucht toegepast worden ; de Blaesband vertoont hierin niets, 'c geen ons het aenwezen van deze fpongieachtige buizen aenkondigt; ten andere is het Pisvlies een wezen, dat in de inbeelding alleen beftaet, en enkel in de Dieren plaets heefc. Men kan derhalven, her, geene de Hr. Hales van den Blaesband zegt enkel als eene loutere geestverkwisting aenmerken. De vergelykende Ontleedkunde feilt hier, en men kan 'er niets uic befluiten mee betrekking' tot de menfehelyke vruchc. Het  i i o V^handeling over het maekjet Het is deze toepasfing op den Mensch, die Galen us en zyne Aenhangers toe dwaling gebragt heeft ; deze dwaling is vervolgens verfterkt geworden door kwaiyk gedane waernemingen; de Ontleedkundigen hebben den Blaes. band Hechts in fommige levens-jaren befchouwd, zonder hem met die der vrucht te vergelyken; zy hebben 'er eene algemeene befchryving van gegeven, in plaets van 'er niet dan eene zeer byzondere van mede te deelen; zy hebben dadelyk wegens het gezonde ligchaem , bcfioten uit waernemingen, die zy op de zieken gedaen hadden eene handelwys, andermael zeer gebrekkig, vermits zy hier door hec werk van de Natuur, met de uitwerkingen der ziekte verward hebben. Om niet in dezelfde feilen te vervallen , gaen wy, i ) onderzoeken hoedanig het maekfel van den Blaesband zy in alledeouderdommen van het leven ; 2) aenwyzen de veranderingen , die hem overkomen, en wat de oorzaek dezer veranderingen zy ; 3 ) zyn gebruik vastllellen; 4 ) eindelyk becoogen, op wat wyze het maekfel van den Blaesband door ziekte veranderd kan worden. D e Blaesband, gelyk de Hr. S e n a c in zyne Natuurkundige Proeven aengemerkt heeft, beftaec, in eene menfehelyke vrucht van vyf coc zes maenden , uic vier vezeldraden ; die getal is altoos hec zelfde, en hierin is geene ongeregeldheid \  en gebruik van den Blaesband. 111 heid in eenig onderwerp ; de vezeldraden zyn naeuwkeurig t'famen vereenigd, en fchynen van den Navel roe op eenen zeer geringen afdand van de Blaes , byna vermengd te zyn; aldaer fcheiden deze vier vezeldraden van eikanderen, en uit deze verwydering ontltaet 'er eene foort van ganzen poot, welkers vezeldradige takken zich over de Blaes verfpreiden. Van deze vier vezeldraden omvatten 'er twee de zydelyke deelen van de Blaes, terwyl de twee overige zich verdeden , en de eene het voorde, en de andere het achterfte gedeelte beflaet; deze vezeldraden kan men in fommige voorwerpen zeer verre nagaen; verfcheidemalen heb ik hen tot den hals der Blaes vervolgt ; deze vezeldraden maken byna geene vasthechting naer boven met de tunica, of den rok , die hen bedekt, in plaets dat zy benedenwaerds met de Spiervezelen van de Blaes vereenigd gevonden worden : de plaets van vereeniging vertoont in den eerden opilag van het oog de gedaente van eenen waren band; doch wanneer men zich de moeite geeft om hem van naby te onderzoeken , ziet men, in fommige voorwerpen, duidelyk, dat hy uit vier vezeldraden is t'famengefteld; zelfs kan men, met een weinig handigheid en veel gedult te oefenen, hen van éen fcheiden, en hier door dezen band wederom tot zyne voorige eerde elementen , indien men zo fpreken moog', brengen.  112 Verhandeling over het maekfel Alle deze vezeldraden , 't zy voor, 'c zy na hunne verdeelingen, worden bekleed door hen celachtige weeffel van den Penszak , 't welk na de voorde oppervlakte van de Blaes bedekt te hebben , zich over hen verlengt, en een, foort van fcheede maekc , waeraen men den naem van tunica vaginalis, of fcheede-rok zoude kunnen geven; dit bekleedfel is zeer los, en de tusfchenruimte, waer in de vezeldraden gehuisvest zyn, vry groot. U i T de befchry ving', die wy zo aenftonds van den Blaesband, geiy kerwys men hem op dezen ouderdom waerneemt, gegeven hebben, ziet men, dat hy eene driehoekige gedaente heeft; dat de punt van dezen driehoek aen den Navel beantwoord, en deszelfs bafts aen den bodem van de Blaes, zonder zich eigenlyk aen het hovende gedeelde vast te hechten, gelyk de Hr. Lieutaud aengemerkt heeft; doch dit heeft alleen in de Volwasfenen plaets; want in de vrucht plant de Blaesband zich in het toppunt van de Blaes in. Deze verwydering der vezeldraden van oen Blaesband geeft aen hem de gedaente van eenen trechter , welkers pyp , aengemerkt deszelis wyde opening, zeer lang zou moeten zyn; fomwylen gefchiedt 'er binnen in deze celachtige fcheede , welke den Blaesband bekleed, eene uitdorting van water, die haer uitzet en de geheele uitgebreidheid van dit deel vermeerdert; tweemael, heb ik haer zo groot gezien, dat ik op  en gebruik van den Blaesband. 11 % op de eerfte befchouwing meende, dac de Blaes zelve hec uicgeltorce water beflooc, en zich dusdanig verlengd had ; dan de Icheede openende , waerin hec vochc vervat was, werd ik van hec tegendeel overtuigd. Doon behulp van deze verzameling' van water, heb ik kunnen waernemen , van wac maekfel de vleesachcige rök van de Blaes was op de plaets , die in den wortel van den Blaesband uitloopt; en ik heb gezien, dat 'er, tusfchen de vleesch-vezels , eene of twee ledige tusfchenruimcen waren , naermate de wortel van den Blaesband meer of min uitgerekt was; deze ledige tusfchenruimten waren enkel met hec celachtige weeffel vervuld , en kwamen voort van de verwydering' of afwyking' der fpiervezelen; federt heb ik deze ledige tusfchenruimten 'in een groot getal van jonge voorwerpen gevonden. De Hr. Lieotaud heeft diergelyke ledige tusfchenruimten in het geheele overige van het fpierachtige netwerk der Blaes gevonden ; doch hy heeft die geenen, welke in den wortel van den Blaesband uitloopen, niet aengewezen : het is dwersch door de vrye tusfchenruimten , die by den wortel van den Blaesband gevonden worden, dat het inwendige vlies van de Blaes, zich op dezelfde wyze inwikkelt, .ils eene Buikbreuk , welke zich eenen doorgang door de fpieren van den onderbuik baent; daerenbovoven gelyke zy veel naer de flagaderbreuken (aneurismata) door den binnenlten rok /. Deel. I. Stuk. H der  314 Verhandeling over hei maekfel der flagaderen geformeerd, wanneer 'er in de buitenite rokken eene fcheiding van het geheel plaets heeft. H et is niet zeldzaem te zien , dat het inwendige vlies van de Blaes, door de ledige tusfchenruimten , welke de fpierbundels overlaten, doorgaec; ik heb zulks viermalen op eene zeer onderfcheidene manier gezien , driemael by Kmderen , en eens by een'Man van vyf-en-dertig jaren; het was zelfs zo aenmerkelyk, dat wanneer men de Blaes met kracht opblies, of water in dit ingeivand fpuitte, bet de grootte van een hoender ey hadt; het inwendige vlies van de Blaes was in deszelfs doorgang door de fpierbundels ongemeen vernaeuwd; dat voorthrengfel ligtte het buitenite vlies van de Blaes op , en verwyderde het zelve van den Blaesband, welken zy bekleed; men kan hier de Waememing toepasfen, welke de Heer Littre in de Verhandelingen dezer Maetfcbappy', voor den jare 1707, heeft medegedeeld. De Hr. Littre nam in het lyk van eenen jongman van omtrent dertig jaren, eene verwydering Van den Blaesband , op eenen geringen afiïand van den Navel, waer; dit was waerfchynlyk een voortbrengfel, of verlengfel van het inwendige vlies der Blaes , zo ais wy waergenomen hebben; want hoe zal men begrypen, dat de Blaesband, die op den ouderdom van dertig jaren, een zeer vast ligchaem ukmaekt, en in de vroege jeugd Hechts uit vier vezeldraden beftaet, de gedaente van  m gebruik van den Blaesband. 11 j van een lang en breed kanael kan verkrygen dit is gewis buiten alle waerfchynlykheid en mogelykheid; hec inwendige vlies van de Blaes kan zich een' weg banen door byna alle de punten der oppervlakte van dit ingewand. De Hr. Lieutaud heeft vele voorbeelden daervan bygebragt,• ik zelf heb meer dan eens Blazen gezien, die op het eerfte aenzien dubbel fcheenen te zyn, hoewel 'er in den grond Hechts eene eenige Blaes was; hec was hec inwendige vlies , dac uic zyne plaets was geweken, en eenen zak maekte ; deze zakken bevatten dikwerf fteenen, welke by de Latynen bekend zyn onder den naem van lapdes tunicati. Wanneer men den Blaesband van een Kind van twee of drie maenden onderzoekc, vindt men de bandachcige vezeldraden in eene langer tusfchenruimte, 't zy van boven onder eikanderen, 'c zy van onderen mee de fpiervezelen van de Blaes vereenigd. Hec fcheelt veel, dac men hen op die jaren zo gemakkelyk kan affcheiden, als men in een' minder gevorderden ouderdom zoude doen; daer behoorc veel meer handigheid coe, om hier in wel ce Hagen, ja dikwerf kan men hec niec volbrengen; de vezeldraden zyn eenigzins grover, en fchynen zeer veerkrachtig te zyn; en wac onderzoek men doen moge, men vindc ze zonder holligheid; de rok, die hen bekleed, is innerlyk mee hun vereenigd; het geene gelegenheid coc eene veranling in de gedaente van de Blaes geeft, door H a dien  116 Verhandeling over het maekfel dien hec deszelfs bodem minder breed maekc; men vindt, in voorwerpen van dezen ouderdom , veel minder water in het binnenlle van deszelfs holligheid uirgeftorc; echter heb ik gelegenheid gehad om tweemael dit geval te zien. De veranderingen, die de Blaesband in een Kind van agc tot negen maenden ondergaec, bepalen zich tot eene naeuwer verknochtheid der vezeldraden onder eikanderen, tot eene volmaekcer vereeniging dezer vezeldraden met de fpierbundelen van de Blaes en met hunnen fcheederok: deze verknochtheid wordt, van de kindfche jaren tot den ouderdom , langzamerhand groorer, het geene de grootte van den Blaesband veel doet verminderen; ja deze vermindering gaet fomwylen toe zo verre, dat men in den ouderdom geene voecfiappen daer van meer vindt; in fommige voorwerpen vak zulks vroeger dan in anderen voor ; ik heb Lyken van byna alle ouderdommen onderzocht , en ben ten volle overtuigd geworden , dat de grootte van dit deel altoos zo veel te aenmerkelyker was , als het voorwerp zich nader aen den tyd zyner geboorte bevond; deze laecfte aenmerking bewyst, dac de Blaesband in de vruchc tot byzondere gebruiken gefchikt is, en dat hy, na dat het kind uit het ligchaem der moeder gekomen is, geene bedieningen meer doet. De Blaesband fchynt my enkel gefchikt en ver-  en gebruik van den Blaesband. 11 f verordend te zyn , om de Blaes opgeheven te houden, ten einde dezelve vascer in hare phets te verzekeren; en het was noodzakelyk, aengemerkt de geringe wydte, die het Bekken in de vrucht heeft, dat dit ingewand buiten deszelfs holligheid geplaetst was , om hier gemakkelyk gehuisvest te zyn; de Schepper der Natuur heeft hierin voorzien met haer op te houden door middel van eenen band, waeraen het den Ontleedkundigen behaegd heeft den naem van Urachus, of Blaesband te geven; eenen naem, echter, welken dit deel in den Menschgeenszins verdient, als zynde niet gefchikt om doorgang aen de Pis te geven: dit middel, waervan de Natuur zich bedient heeft, is zeer gefchikt om haer oogmerk te vervullen , namelyk, om de wydce van het bekken der vrucht, te verminderen , en mogeiyk ook , om de verlosfing hier door gemakkelyker te maken; tot dat einde heeft zy dit ingewand buiten deszelfs holligheid geplaetst; het zelve behoorde te gelyk verzekerd, en daer door belet te worden zich heen en weder te bewegen, het geene noodwendig gefchied zou zyn, indien de Blaes door dezen bandachtigen koord niet opgehouden en verzekerd ware geworden; doch deze plaetfing van de Blaes dient,, door een noodzakelyk gevolg eener uitbreiding van het bekken, te veranderen ; want wanneer de holte van het Bekken groocer wordt, vindt de Blaes door zyne eigen zwaerte zich genoodzaekc neder te dalen. In H >3 de  118 Verhandel'mg over bei maek fel de vrucht wordt de Blaes ten deele door bet heiligbeen onderfteund, het geene in dit her He geval geene plaets heeft ; want het heiligbeen begeeft zich achtenperds, verwyderende zich van het fchaembeen , naermate het Bekken eene grooter uitgebreidheid verkrygt: dit zdfs is één der voornaemite middelen , waer van de Natuur zich bedient om deze holligheid te vergrooten; daerenboven wordt de zwaerte van de Blaes, wanneer men die vergelykt met hec geene zy in de vrucht was, veel vermeerderd gevonden , 't welk afhangt van de Pis , die zich daerin verzamelt. De Darmen, die in het Bekken nederdalen, werken daerenboven, volgens myne gedachten, . mede om den Blaesband uic te rekken , en deszelfs vezeldraden tot eikanderen te doen naderen: deze hechten door vervolg van tyd zich te (amen, zo dac 'er van de vier bandachtige vezeldraden, die oorfprongkelyk gefcheiden waren, Hechts een enkele band voonfpruit, welken men, uit hoofde van de innerlyke vereeniging' dezer bandachtige vezeldraden, onmogelyk weder tot zyne eerfte begïnièls brengen kan; eenige deelen breiden zich uit, en ontzwachtelen zich, anderen krimpen in, worden vernaeuwd, en naderen tot eikanderen, volgens het oogmerk der Nature, en fommigen meenigwerf ten koste van anderen; het is, doormiddel van deze onderlinge werking' en die algemeene werktuigehke gefteldheid, dat de deelen hunne gedaente aenne- men»  en gebruik van den Blaesband. i19 men , en zich over en weder vormen ; het is, door deze werking, dat het celachtige bekleedfel zich langzamerhand tegen de buitenite oppervlakte der bandachtige vezeldraden aenvoegt; kortom, het is, door deze zelfde werktm ■ gelyke gefteldheid, dat men alle de veranderhv gen, waeraen de Blaesband natuurlyk onderworpen is, verklaren kan. Daer blyfc my, om deze verhandeling te eindigen, enkel over, dat ik verklare hoe hei hebbe kunnen gefchieden, dat fommige Lyders hunne pis door den Navel geloosd hebben. Om de mogelykheid dezer zake te bevatten, dient men zich te herinneren, i ) dat 'er fomwylen in de fpter van den Blaesband één of twee ledige tnsfchcnruiraten, die aen den wortel van den Blaesband uitloopen , gevonden worden; 2) dat deze tusfchenruimten gelegenheid kunnen geven tot die foort van Breuken, waer van wy gefproken hebben. Deze gevallen, door de Ontleedkunde en door Waernemingen bevestigd , eenmael aengenomen zynde, kan men van deze tegennatuurlyke uitlozing, gemakkelyk reden geven en , inderdaed, dit gezwel, 'c welk men eene breuk van den binnenrok der Blues kan heten, zal geene plaets kunnen hebben, zonder dat de vezeldraden op nieuw van eikanderen verwyderd zyn, of een minste , zonder dat de fcheede rok afgefcheiden zy van de vezel Jradeu, die den Blaesband c'famenitelden; en deze fcheiding alleen is genoeg, om aen de II 4 pis  1zo Verhandeling over het maekfel pis gelegenheid ce geven van zich door den navel ce ontlascen. Men kan in den rang der oorzaken, die deze Breuk voortbrengen, alles (cellen, wac zich tegen de ontlasting van de pis door de natuurlyke wegen aenkant, 'c zy dac deszelfs uitlozing geheellyk , of een deele opgeftopt zy; de pis hoopt zich 1 dan in de Blaes op , zee de wanden uit, door het inwendige vlies fterk tegen het fpieracheige gedeelte , 'c welk haer bedekt, aen te voegen; maer, zo 'erin dit fpierachtige gedeelte eenig punt is, 't geene zich minder tegen de zydelyke drukking aenkant , zal die vlies, gedrukt door de pis, welke zy bevat, die punt mee meer gemak van binnen naer buicen drukken, en zich eenen weg naer buicen banen; en die zal genoeg zyn om eene breuk van den binnenften rok voortcebrengen. By deze zeer voldoende oorzaek om dit toeval uittewerken, kan men nog voegen de t'famentrekkingen, die de fpierachtige rok noodwendig moet doen, om zich van de pis, die haer door hare uitzetting prikkelt, te ontlasten; op deze wys begryp ik, dat het binnenile vlies van de Blaes, door de ledige tusfehenruimte van den fpierachtigen rok, die ik by den worcel van den Blaesband waergenomen heb , kan doorgaen; en dan zal 'er zich eene foorc van zak vormen , waer in de pis zich noodwendig begeven zal; en indien de oorzaken , die de Breuk voortgebragt zullen hebben, langer tyd en met te veel krachts werken  en gebruik van den Blaesband. 121 ken, zal de pis, na den binnenften rok buiten de Blaes gedreven en geweldig uitgerekt _ te hebben, den zeiven eindelyk verbreken, en zich aenftonds tusfchen het celachdge weeffel , 't ^een de bandachtige vezeldraden van den Blaesband bekleed, uitttorcen , en dezelven van een fcheiden ; en wanneer het voorwerp van geenen te ver gevorderden ouderdom is , zal deze pis, dusdanig uitgeftort, aen den rok de gedaente van eenen waren zak geven, en door hem gelykelyk in alle rigtingen uit te zetten, die kanael, door eenen geftadigen aenvloed van pis, genoodzaekt worden zich te openen, en zich vroeg of last door den Naveltë ontlasten (*) ; want de pis vindt minder moeite om zich eenen nieuwen weg te banen, dan om door zynen ouden weg door te gaen. Deze Breuk formeert zich zo veel te gemakkelyker by den bodem van de Blaes, naermate de fpièrvezelbundels op deze plaets zich meer van el. kanderen verwyderd bevinden, dan ergens an. ders, en zelfs het buitenite vlies van de Blaes op deze zelfde plaets minder vastgehecht fchynt, dan in het overige gedeelte van dit ingewand alles derhalven begunstigt de voortbrenging dezer Breuk' omtrent den bodem van dit ingewand, (*) Het is ten naestenby op deze manier, dat vele etter- of waterachtige verzamelingen in de Lever zich door den Navel ontlast hebben: waer omtrent men het Werk van den Hr. Morgacni, de led, & Caus. Morb. Epift. 39. kan raedplegen. H 5  12 2 Verhandeling over het maekfel wand, en gevolgelyk den uitgang ofdeonlasting van de pis door den Navel. Waememing Zoumen, ingevnlmende Sun li ydirg op een' levenden deed, de bewerking niet aen de regterzyde kunnen doen , wanneer die der linkerzyde niec gelukt was , hzond rheid geleid zynde door de gewiste zekerheid van den fteen gevoeld te hebben? f*) [Van dit geval wordt gewse: gemaekt in de aengehaelde verhandeling over de ftfaesbreuket! v-n de rlr VtRDiE», wien de Hr. Bokdfnavï eene beschouwing gaf van de?.e Blaes, welke, evenedvk in het medegedeelde geval van den Hr hour 1 enne) intree ten naestenbv gelyke oeelen gefq&eiden was door een vliezig raiddeafchot, in welkers midden 7.ich mede eene vr*e aenmerkelyke opehing bevond , waer door de beide holligheden ihè eikaudeten geaieenfchap hadden.] t % PROË-  £4-8 Goede uitwerkingen van PROEVE omtrent de goede uitwerkingen van RAEUWE EIEREN ïn i e GEELZUCHT (*),. door den Heer CHARLES WHITE, Lid van de Koningklyke Maetfchappy', Medelid van het Wondheelers Gilde te Londen, en Heelmeester van het Manchesters Gasthuis. Het is geenszins onwaerfchynlyk , dat de ilcchts voor eenen tyd durende Geelzucht , waeraen de zwangere Vrouwen, eerst, geboren Kinderen , en zelfs volwasfenen van beide geflachcen^, meenigwerf onderhevig zyn, haren ooifprong fchuldig is aen eene verllopping van den mond des gemeenen Galleiders, door eenig taei flym , 't welk of geheellyk den doorgang van de Gal in den twaelfvingerigen Darm verdopt, en daer door verocrzackt dat zy in hec Bloed te rug keerc. Deze [aenmer- king, (*) Overgenomen uit des Schryvers Treatife on tbe menagement of pregnant and lying-in women fiftfi Lond. 1773. pag. 7^-77. in not.  raeuwe Weren in de Geelzucht. 14.9 king, welke ik aen geelzuchtige Lyderen, van beide gedachten en allerlei ouderdom, die door dikwyls raeuwe Eieren, in koud Fontein wster, te gebruiken, genezen zyn geworden, verlchuldigd ben, heeft my tot dit gevoelen fterk doen overhellen. Ik veronderftel , dat de Eieren werken als een ombindend middel van het taeije ftym , 't welk den mond van den Galleider verftopt, en dat zy.hier'door aen de Gal eenen vryen doorgang in den twaelfvingerigen Darm openen. Men weet , dat de dooijers van Eieren de taeiheid der Gommen en Harsten vernietigt, en niet alleen dezelve, maer ook de Oliën en natuurlyke Balfems met het water mengbaer maken. De eerste Proef, die ik van dit Geneesmiddel genomen heb , was op mv zeiven, zynde omtrent veertien jaren geleden , wanneer ik verfcheidene weken de Geelzucht gebade had, en 'er zeer ontdaen uitzag, zynde 'er in eenen langen tyd geene Gal in de Darmen overgegaen, toen myn vel byna zwarc was, en na dat ik te vergeefsch eene groote meenigre van Zeep, Meekrap , Stael, Rhubarber en Jlc'étifche middelen gebruikt had. Een Zee -Officier verhaelde my, dat wanneer het hem vryftond om voor te fchryven , hy my oogenblikkelyk zou genezen. Ik lachte om zyn voorftel, wanneer hy my zeide, dat hy eenige jaren te voren, in de Middeniandfche Zee, met dezelfde ziekte, in eenen zo grooten graed als ik zelf, geK 3 kweld  'j |o Goede uitwerkingen van. kweldwas geweest, en dat, na alle middelen, die de Heelmeester, van het Schip konde uitdenken , te vergeefsch beproefd te hebben, een Spaensch Geneesheer hem verzekei d had, dac hy hem binnen weinige dagen, door het volgende eenvoudige voorfchrift, konde genezen , namelyk, twee raeuwe Eieren, zo wel het wit als de dooijers, alle morgen nuchteren in een glas waters in te nemen, met by voeging' van één Ei, alle vier uren deor den dag ; — dat hy, na dezen raed drie dagen achtervolgd te nebben , eenige gal in zyne afgangen begon te bemerken, hoewel 'er vele weken te voren zich geene in dezelven vertoont had; dat by onmiddeJyk begon te beteren, en met der daed zeer fpoedig genezen was. Op de overweging van de ontnit dende eigenfehap der dooijeren van EJeren, en dat de Eieren ten minste voecfel , geheeliyk van fcherpte ontbloot, moesten verfchaflen , begon ik gunsti■ ger gedachten van dit voorfchrift te krygen f). Ik (*) [Spoediger, roeeneik, zoude de Hr. White hier toe overuenaen z>n, ware het hem uit di- MaUria Medic 6? Cüir van den Hr. Crantz lam II. pug 80 bekend geweest, dat het wit var; fcieren, i< t ichuimeus toe geklopt, vervolgens met het water van Graswortel veimengd , en 's morgens en 's avond tot viei oneen ingenomen, door Lanzonus in tpbem Nat: Curïos Dec. 3. Jlnn 2. als een groot geheim tegen de Geelzucht, meenigwerf bep'oefd, aei;gepreien wordt. — Dit zelfde voorfchrift, met by voeging van twee dragmen Suiker, vindt men ook door den beroemden r>£ Gortkr in Formul AUdiciip. N.6J7. tegen «leze ziekte vuorgefteld, merken-  raewve Eieren in de Geelzucht. \ $ t Ik nam 'er dan de Proef van, en vond het volmaekctlyk van dezelfde uitwerking, die hy 'er my van beloofd had. Hoewel ik zeker was , dat 'er in geen zes weken te voren Gal door my was ontlast, begon zy echter, na hec gebruik van flechts drie Eieren daegs, te vloejen, en in eenen dag meer in zo grooten overvloed, dan ik wenfehen kon. Ik hield echter verfcheidene maenden aen met dezelven te gebruiken; én federt heb ik deze ziekte nooit wederom gehad. Ik. heb derzelver gebruik eene meenigte van Perfonen, die deze zelfde ziekte hadden, aengeraden, en altoos de voldoening gehad, dezelven van goed gevolg te vinden, uitgezonderd in die gevallen, alwaer de ziekte door eene ziekelyke Lever, offteenenin deGalblaes veroorzaekt was. Stiukt niet het volgende geval, en de ontleding van den Hr. John Pr in cls, tot een bewys van het geene ik gefteld heb? „ Een „ Heer de echter te regt aen, dat, daer de Geelzucht uit ver, fcheiderleie oorzaken ontftaet, dit middel ook niet altoos eene gewisfe uitwerking in deze ziekte er langen kan. De Hr. Blackensy zegt insgelyks, dat hy eene meenigte van Lydeten, in Itland, op't Eiland Minorca en andere plaetfen, door dit zelfde middel van de Geelzucht genezen heeft, getuigende, van het zelve dat hy het nooit heeft zien mislukken; ook wil hy, dat het de Longen verkoelt, deaemborsïigneid wegneemt, dedoorwacsfeming bevotdert, en ce foysvetteering, mitsgaders den eetlust vermeerde t. Zie Gentkmahs Magazine for tbe yeair 1.761* M- 597.] K 4  ï jf 2 Goede uitwerkingen van raeuw j enz. „ Heer van zes - en - dertig jaren , geftorven „ aen eene waterzucht, gevolgd op eene hard„ nekkige Geelzucht, werd omtrent vier-en,, twintig uren na zynen dood geopend. De ,., Lever fcheen, door hare weekheid, in eeren „ bedorven ftaet te zyn; de Galhlaes was vol „ Gals, en driemael wyder, dan naer gewoonte. „ De gemeene Galleider was, by deszelfs in3, gang in den twaelfvingerigen Dai m, zo „ digc toegeftopt , dat 'er geene Gal uit de n Blaes in den Darm konde ui'geperst wor9, den ". Zie deszelfs appendix to Difeas. of the Jrmy. p. 118. HARDNEKKIGE KOLYKEN, door het gebruik van den A L U I N (*) genezen, door THOMAS FERCIVAL, M. D. Lid van de Koningklyke Maetfchappy* te Londen. EEN Hollandsch Schryver van groote ver■■ dienste, doch niet algemeen in Engeland bekend, heeft in het Kolyk van Poitou, en in ?ndere hardnekkige en pynlyke aèndoenxDgen der Darmen, het gebruik van den Aluin aeoge. prezen, en het Gemeen met verfcheidene zeer &c- (*) FJpiyt Mtdical and Exterimeatal Tom. II, §1. ISI4- iOI.  JhrdnekMgt Kolyh door den Jliïtn enz. 15" 3 geïoofwaerdige veiru'len van deszelfs voordeelige uitwerkingen begunstigd (*;. Dit middel heb ik, in omtrent vyftien gevallen, met eenen gvaed van goed gevolg aen- gewend, (?) Namelykde Hr. Dr. j,Grashuis fn Twtam» èe Colicd Pi&onum &f Append. '. De GèHcéSwys (te neten van het Kolvk van Pof» t-u) wordidoo viei indicatien, of inzichtenvoibragt; zy vordert i) verzachting van pyn , zonder ecnigïi'ns op de ;., tondere' oorzaek acht te flaen; 2) of de vtég cin Mg of rjitroew vari de nieste oorzaek; 3) de v Ikom ne he fte li ig der aengedane deelen , zo ver dit gefetyedèn kan; 4) de ontlasting van dent afgang, intuslcher», die in de meesten zeer moeilyk cpeuopt i', gedurende den gmfehen loop der ge* ne uiige. Het eeifle inzirh. v^r-iert pvnflültndemiddelen. Z ;n 'er deze is de verjijgting der ziekte, door de twéé éeTfte"fizfchtêri verkregen, zelden veilig en zeker; en door de»è alleen w ordt fomtyds de genezing ten volle y.olprqgi , zonder eaiig behu'p der andere bovengen enide i< z chieii ; naden ael ik riiet zelden gezien heb. cat de zitkte door p\nrtiKende en theelende middelen-, afzonderlik en op 7 ch zeiven, of vermengd, in eer.e'vry groote hot veelheid en lang genoeg ingenomen, niet overwonnen heeft konnen woroen ; in "elke gevaren , na dat men a!te hoop om de gezondheid te u langen had laten varen, rier de aïnwélïding van (lerke vei Herkende, doch geenszins heete middelen , ten einde den verflapten toion der ingewanden te verbeteren , gelukklglyk verflagen is geworden, Wesnalven de^e door my beproefde geneesw^ze, my in 't vervolg, ten hooglle aenpryzenswaerdig is voorgekomen ; en des :e vootdeeliger, hoe grooter het 'amemrekkende vermogen der geneesmiddelen is, en zy milderen lang 'urige kunnen toegediend worden. De Colicd PiQomim. p. 48. K 5.  I f 4- Hardnekkige Kölyken gewend , welke zyn geruigenis bevestigt, en my aenzet om het aen andere Geneesmees'eren ter beproevinge, voor te Hellen. De gifte waer* m ik het gegeven heb, is gewoonlyk geweest van tien tot twintig greinen, vermengd met eene gelyke hoeveelheid Suikers. Wanneer 'er reden was om te duchten, dat hec te fterk en te ftraf m zyne werking' zou zyn, heb ik het, met de Arabilche Gom of het Walfchot vermengd, voorgefchteven; en in gévallen van opzetting' door winden, wanneer het inzicht'een verwarmend pyrftillend middel vorderde, heb ik een/mtpcl van hu Philonium Londinenfe, met voordeel by. het zelve gevoegd. Vyftien greinen Aluins, alle Vier, vyf, of zes uren ingegeven, fchynencene zachte opening te maken; en wanneer de toevallen niet zeer hevig zyn, mist het zelden, of de tweede of derde gift verzacht de pyn , en neemt fomwylen dezelve geheelenal weg. Dit middel , wanneer het eene genoegzame lengte van ryd achtervolgd wordt, fchynt de opzetting door winden te verminderen , den eetlust te verbeteren , en de werktuigen welke tot de fpysvercé.'ing dienen, te verfterken. Van deze toonopwekkende kracht hangt wel voorcamelyk de deugd van den Aluin af; alhoewel deze misfebren ook gedeeltelyk daer van ontftaet, du hy de ziékelyke gevoeligheid der Darmen verftompt, door eene onmiddeiyke werking op de zenuwen , op welken hy , wegens zyne. fpoedige ontbinding, groote öpftopping en onver-  dm den Jhin genezen. i $ $ onveranderlyken aen . fchielyker , krachtiger, en in eene verdere uicgeihektheid, dan de meeste andere t'iamencrekkende middelen , toegepast word:. Dan zonder my in het onderzoeken van deszelfs manier van werking in te laten, zal ik korteiyk de twee volgende Gefchiedemsfen s uit verfcheidene anderen gekozen , van deszeli* heilzame uitwerkingen verhalen. I. GEVAL. Den *8ften van January 177*- Mr' G' °U<* dertig jaren, een gematigd en werkzaem man, was meer dan twaelf maenden onderhevig gewee«t aen eene hevige pyn in de regter bovenbuikszyde, welke dikwyls op gezette tyden wederkeerde, en twee of drie dagen aenhield, nalatende eene geelheid in het aengezicht, zynde zyn poU, in de korte tusfehenpozmgen van zyne aenvallen, regelmatig. Alzo hy o? eemKen affond van Manchester woonde , had A aeene gelegenheid om hem in de aenvallen zynèr ziekte te zien. De kenteekenen van zyn gevl waren duister; doch op vermoeden dat ZVne pyn in het beloop van den Pisleider konde zyn, fchrcef ik hem de volgende middelen voor : R. Pulv. ucee urfce unc. j. A\umin\t ujii unc, ' ' fi M. F. Pulvis in dof es 24. aquales di* videndus; quarum capiat unam ter de die, ex unciis tribus decoiti fequentis. Pv.  ï$6 Hardnekkige Kolyken Rad. Petrofelini pasfular. folis exacmat, aa unc. j. Semin. ö? fummit. dauci fylv. berb. patietar. aa unc. fi, aq fontanel tb üj. coque ad ft ij. colatura & adde fp. nitri dulcis unc j. aq. junip. com. unc. iij. M. Deze middelen werden drie weken achtervolgd , en gedurende derzelver gebiuik heeft de Lyder geene aenvalien meer van zyne ziekte gehad. Deze middelen waren pisdryvende ; doch hy ontlastte geen Graveel , en zyne pis nam op chvzen tyd geen opmerkelyk yeifchynfel aen. Ma. G. merkte nu zich zclven als genezen aen , en verzuimde derhalven zyne Poeders te herhalen- In minder dan" eene maend tyd? kwam zyn kolyk met groote hevigheid wederom; en den a/iten van April 1772, kwam hy my andermael om raed vragen. Ik fchretf hem vyftien greinen van den uirgebranden Aluin, met even zoveel Suikers voor, om tweemael daegs, in eenig aengenaem vocht, gedurende zeven of agt weken, in te nemen; en door gedadiglyk in dezenloopte volharden, is hy zes maenden lang, geheelenal vry van zyne ziekte gebleven. II. GEVAL. Den 2i(ten van September 1772. E. P. een huisverwer, oud agc en-twintig jaren, had verfcheidene dagen geklaegd over eene geweldige pyn omfbeeks den Navel, vergezeld van eene ligte walging , en mecnigvuldige kramp. trekkingen  door den Aluin geneiten* i$f trékkingen in de ledematen. Zestien uren voör ik hem zag , had hy twee giften van deri Beverolie ingenomen , die hem echter geenen ftoelgang verfchaft, of eenige verligting toegebragt hadden. Nu was hy, gedurende de korte tusfchenpoozingen van zyn Kolyk , gekweld met zeer hevige pynen in zyne armen en fchouders; zyn aengezicht was geel ; zyn pols floeg omtrent vyf en zeventig Hagen in ééneminuit; eri zyne voeten waren koud. Ik belastte hem , tegen den avond, in het warme bad te gaien, en alle zes uren den volgende flikbrok in te nemen» R, Spermatis Ceti. Aluminis rup. aa D i. Syr. Simplicis q f. M ƒ. bolus. D e pyn was, eer dat hy her warme Bad beproefde, door het gebruik van dit middel, veel verminderd. Den 27flen van April. Hy had zeven gifteö van den Aluin ingenomen , en was ganschenaj vry van pyn, doch bleef uitermaten hardlyvig. De flikbrok werd derhalven nagelaten, en eene ontbinding van het Sal catharticum in Garstenwater voorgefchreven , om by bekwame tusfchenpoozingen in te nemen, tot dat het eenige ftoelgangén zoude, verwekt hebben. Den volgenden dag bragt hy gemaklyk door; doch om eene wederinftorting voortekomen , fchreef ik hem voor een fcruptl van den Aluin , vermengd met eene gelyke hoeveelheid Suikers, órn tweemael daegs, gedurende de volgende ag! of  ij8 Hardnekkigen Kolyken, enz. Of veertien dagen , in te nemen. De Lydef kreeg rasch zyne gezondheid en krachten weder; en ik heb reden om te gelooven, dat hy federt dien tyd altoos vry van zyne ziekte gebleven is. WAERNEMING van eene nieuw gevormde CELED1NGS-PAN Op het Schouderblad, door een zeer groot hoofd Van het Opperarmbeen, vergezeld van eene ontwrichting van het Sleutelbeen, (*) door den Heer D. C. K. van MliLLE. M. D. Geneesheer van het Gasthuis der Soldaten te Pe~ tersburg, Verklarer der Ontleed- en Heelkunde van het zelve , als mede van dat van het Zee volk, Lid van de Koningklyke Zweedjche Maetfchappy der Weter-.fchappen, en van de Keizerlyke Akademie der Natuur Onderzoeker en. De beroemde LokseKe heeft reeds van eene kunstige geleding van op Schouderblad melding gedaen (a): een zeldzaem geval in (*) Overgenomen uit het Iaetsfuittrek^mene Vyfie Deel der' Nova Atla Pbyf. Medic. Nat, Curios. Ohf I. pag. 1-8. (a) New und Seliene Anat, Cbir, Medic, Wahrne-  fan 'eene nieuw gevormde, enz. i £9 in de Heelkunde, 'c welk dees beroemde Man zelf getuigt, dat zonder voorbeeld is (b); ook beklaegt hy zich, dat hy geene gelegenheid gehad heeft , om onderzoek naer de Banden t4tten van November 1765 kwam een Soldaec van het eerste Regiment, dat hier (te Petersburg) in be-zettir.g lag, met name Mkbaih Abrahamnis Katscbkoff, hebbende eene uittérende Koorts, in het Gasthuis der Soldaten; Terwyl ik door ondervragen de oorzaek der ziekte trachtte naer te fpooi en, werd ik aen hem gewaer, dat de eene arm onbeweeglyker dan de andere; nader aen de borst, en onvermogend was, om zo wel voorwaerds als benedenwaerds zich te bewegen, zo dat hy alleenlyk in ftaet was orri den opperarm op te ligtèn en neder te drukken. Het gebrek, met handen en oogen onderzoekende, bemerkte ik wel, dat hier iet tegenhatuurlyks fchuilde ; dan wat 'er van de zaek was, konde ik niet ontdekken. Behalven die bleek het mede , dat de rechterhand tegennatüürlyk t'famengefteld, en korter dan de linker was. Hem ondervragende, van waer deze wahftalte was ontftaen, heeft hy my het volgende verhaeld. D e e s Man , namelyk, had op zyn zesde jaer, uit kortswyl, met één zyner medemakkeren een Vat (O Mi.  'Üeledlngs-pan op bet Schouderblad. \6i vat vol water, 't welk alhier Ufcbat genoemd wordt, (die is een zeker, langrond vat, op de wys van eene ton , inhoudende 143 pond en 8 oneen) tusfehen hun beiden, aen eenen handboom hangende,, op hunne fchouders gedragen» waerna hy aenflönds eene roode zwelling en pyn gevoelde j en tevens befpeurde dat zyn arm onbeweeglyk geworden was. Eene oude vrouw, op het land wonende, bezorgde hem eenige gekookte kruiden, na welker oplegging de zwelling en roodheid verdweenen, en de arm allengs-, kens de beweging, tot zo verre als ik boven verhaeld heb, weder kreeg. Dit vernomen hebbendé, lei ik my boven alles toe op de uittérende Koorts , waer mede hy gekweld was, voorziende daerin met gepaste geneesmiddelen, die echter zonder vrucht' geweest zyn ; want by ftierf den isden van December deszelfden jaers. By de opening vond' ik de Longen bedorven , waer uit de Téringskoorts onritaen was. Dan vermits het Lyk tot de Ontleedkundige Lesfen bewaerd moest worden , bekwam ik hier door eene zeer gepaste gelegenheid , om de tegennatuurlyke gefteldheid van den Opperarm met de fpieren , banden en beenderen te onderzoeken. By het Ontleden der Spieren, is my niéts tegennatuurlyks voorgekomen , uitgezonderd alleen , dac de pees van het hoofd der Muiculus biceps , of tweehoofdige fpier liggende I. Deel. ï. Stuk. L na*  j6z Van eene nieuw gevormde natuurlyk in eene fponr.ing, die aen het boveneinde van het Opperarmbeen gevonden •wordt (ƒ), buiten .dezelve geplaetst, en de fponning zelve uitgewischt was. De bandachtige ring, waer mede deze pees omvat wordt (g), was te gelyk met deszelfs vasthoudfel, 't welk aldaer gevonden wordl (h), verbroken en tot eenen ongeregelden klomp te famen geloo-1 pen. De muscuks fubfcapularis was zeer gezwollen en benedenwaerds te rug getrokken; en de overige fpieren hadden geene verandering ondergaen. Doch de fpieren weggenomen hebbende , was ik verbaest, vindende eene ontwrichting van het Opperarmbeen, te gelyk met eene van het Sleutelbeen , ter plaetfe alwaer het zich met den Schoudertop vereenigc , en wel zo dat het fchouderblads uiteinde van het fleuteibecn beneden het fchouderblad nedergedaeid was; de banden, die het fleutelbeen met den fchoudertop t'famen binden, over wier fterkte Va sa li os zich verwonderd heeft (i) , waren verbroken, en uit deze verbrokene Hukken en de verzameling der natuurlyke fpieren (*) een onregelmatige beursband (ligamentum capfiilare) voortgefproten, t'famengefield uit fter- ke- (ƒ) Alkini Hifi. Mtifculor. p. 432. (g) Md. (/j) Wkitbrecht Hifi. Ligament, p. 24. T. j. Fig. 9. (() Human. Corp. Fabr. Lib. I. Cap. ïxr. (*) VV eitsrscki Hifi, Ligament, p. 16=  Geledings-pan op het Schouderblad. 163 ke vezelen, nu langwerpig, dan fchymsch. In gemeen water , met bygevoegd Vitrioolzuur» te weeken gelegd zynde, werd hy ontbonden ïn naeuwlyks ontwindbare vezels. Dees fterke band nam zynen oorfprong van den rand van het fchöudertops uitfteekfel, en plantte zich in den rand van hec fchouderblads uiteinde van het fleutelbeen in; verders werd dees tegennatuurlyke band bedekc door een bykomend beursvlies, 'c welk van de fpieren voortkwam. De band doorgefneden zynde, werden de onderfte oppervlakte van den fchoudertop en de bovenfte van hec fchouderblads uiceinde van hec fieui celbeen , gelyk mede hec onderfte dunner gedeelce, mee eene kraekbeenige korsc bedekc gevonden. De natuurlyke beursband kwam genoegzaem met den nacuurlyken ftaet overéén, verfchillende alleen daer in , dat hy niec alleen van den hals, maer ook van het zydelyke gedeelte der inwendige oppervlakte . van het fchouderblad voorefproot, zo dac hy een' kegel vercoonde , wiens grondlluk op hec fchouderblad i en de punt op den opperarm rustten. Mee de dikte, die nacuurlyk ongelyk is (i), was hec hier ook wel zo gelegen ; doch zy was naer de zyde van de inwendige oppervlakte, boven de vezels, die van de musculus fubfcapularh voorckomen , en zich in den band vlechten , zeer vermeerderd, 'c geen ik nooic te voren heb opge- (1) ïbU, p. 24. li 8  ï(>4> • Van een nieuw gevormde gemerkt. Het ligamcn'um cottoïdeum, of de kegelachtige band ontbrak hier; doch in deszelfs plaets werden 'er, by den oorfprong en de inplanting, eenige bandachtige knobbeltjes, gelyk erwten , gevormd gevonden , zo dat ik meen dat hy gebroken is geweest Dan door welke ontwrichtingen of verbrekingen her nieuwe en nette maekfel van deze geleding uitgewerkt is, zal verders blyken, waerom ik deze opmerkingswaerdige deelen insgelyks befchryven zal. Het Sleutelbeen is natuuriyk wel eenigzins gebogen, niet ongelyk aen de gedaente eener liggende Romeinfcbe ^(w), nogthans komt het nader tot eene regtlynige, dan flangswyze gedaente. Deszelfs achcerfte uiteinde, in den natuurlyken ftaet weinig gebogen («), was hier echter zeer gekromd , en de voorfte rand* tegen de gewoonte, zeer getand; ook was dit uiteinde driehoekig en als-plat gedrukt; doch hec voorfte uiteinde vertoonde niets cegennatuurlyks. Hêt Schouderblads uiceinde was beneden den fchoudercop verfchoven, zo dac die uitfteekfel die geheele uiteinde bedekte: ook werd'er, op de benedenfte oppervlakte van den fchoudercop, een kuiltje gevonden, dienende als 't ware toe eene nieuwe geleding. Hec kraekbeen tusfchen hec fleucelbeen en den fchoudercop f>), 'c welk- (.m) Cowpes, Tab. Anat. T. 9$. fig. 4. (n) Jbid. (0) Vësalius de Corp, hum. fabr, Lib. ï. Cap. xxi.  Geledmgs-pan op het Schouderblad, ifjf \ welk anderen niet hebben kunnen vinden (p), was hier tegenwoordig , en wel beneden den fchoudertop verfchoven , en bedekt met een nieuw kraekbeen, waer van ik melding gedaen heb, zo dat ik het zelve gemakkelyk van dit heb kunnen onderfcheiden, gelyk mede'de banden, welke dit kraekbeen vereenigen, ter lengte van drie duicne;i uitgerekt. Hst Schouderblad kwam, in gedaente en grootte, met het natuurlyke overéén, en vertoonde alles, 't geen "anders gewoonlyk daer in opgemerkt wordt, uitgezonderd de cavltas glenoïdea, of ondiepe geledings holligheid, welke natuurlyk eenigermate eirond is , en vervolgens van den omtrek fpichtiger wordt (q); deze werd hier ook wel gevonden, doch zy liep van boven en van onderen puntig toe. Dan 'er hadt zich. nevens den binnenrand van deze natuurlyke holligheid, eene andere holte, grooter dan de vorige, en halvemaenswyze geformeerd, omringd met eenen fcherpen , puntigen en getanden rand; deszelfs oppervlakte was uitgehold, zeer ruw en ongelyk. De holligheid van deze nieuwe pan zelve, was evengelyk de natuurlyke 'ca* vitas glenoïlea , met een. glinfterend en glad kraekbeen bekleed. Het tegennatuurlyke kraekbeen werd door zyne dikte, van het natuurlyke on» (p) Monro, in the Anatomy of the bumani bones. Edit. 11. p 6i. (g) Albinus de OJfibus, p. 236, L 3  16 6 Van een nieuw gevormde onderfcneiden; want het zelve was dun en als roodachtig, doch het natuurlyke dikker en witachtig. Het opperarmbeen deed zich wel met zyne banden voor (r); doch deszelfs hoofd, voornamelyk , verfchilde, in ons geval, veel van het natuurlyke. In den natuurlyken ftaet is deszelfs bovenfte gedeelte bolrond (j), en tevens een weinig eirond, mitsgaders voorzien van eenen grooten langwerpigen knobbel, door eene groeve in tweën gedeeld (t); doch in ons voorwerp , was het bovenfte uiteinde grootelyks veranderd, en als uit twee hoofden t'fameneefteld. Het eene hoofd, 't welk het natuurlyke verdient genoemd te worden , fcheen aen de binnenzyde t'famengedrukt te zyn ; doch 'er was aen de buitenzyde van het natuurlyke hoofd, een ander als uitgegroeid , 't welk zeer puntig , en naer binnen omgebogen was. Tusfchen deze twee hoofden was 'er eene diepe, groote en wyde pan geplaetst. Deszelfs binnenfte oppervlakte, welke de hoofden verdeelde, vertoonde zich gladder, dan de buitenfte, die ruw en knobbelig was. Deze oppervlakte zo wel als het hoofd waren, met een natuurlyk kraekbeen bekleed; alleen was het kraekbeen, evengelyk in de bovengezegde tegennaruurlyke pan, dunner dan dat geene, 't welkgemeenlykhec (r) Winslow Memmr. deVAcad. des Sciences, (s) Monro in the Anatomy of ike bmnani bones. (0 Syllabus Anat. Tab. V 1. fig. xvi.  Geïedings-pan op het Schouderblad. 167 .ewoone hoofd van het opperarmbeen bedekt, Swerd'eropto^rvla^^^ cuurlyke hoofd, een eenigermate, fcsgelyk >ttge* amllyk open rond gat gevonden, twekto n de bolligheid van het been doorgong. A.ledeze Inderlyk* befchrevene deelen ^ onder eikanderen gevlochten, ^t^S einde van bedekt, het natuurlyke hoof* van. na opper armbeen in de kunstige pan gedtaetd Lendeel het tegennatuurlyke hooid in de cavi tegei.aeei »t & p;t,r uir derhalven zal tas gienotJea bevat werden. H.er m.aen de mogelykheid der vorige gezegde bewegmg deze waememing verklaert: den Heelen Ontleedkundigen vele zaken, gelyk uu de beoordeeling van het gebrekfblyk« zal D is niet aen te twyfelen , of onze Man hee t, door het opligten van het gemelde vat wems Zwaerte ten "minste ,43 P™d ^„Thet bedroeg, der gelédinge van zynen arrn «et het fchooderblad , een zo groot geweld aenge, daen, dat het fleuteïbeen dit niet heeft kunIwederftaen; het nedcrgedrukte fleutebeen heeft den opperarm vooruit geduwd, zo dar, de hals van bet opperarmbeen op den rand van de cavitas gknoidea rustte , \ welk op zyn beurt op deze wys ook op den rand rustende, dewyl de beenders in de kinderlyke ja.en nor week zyn, het gemelde tegennatuurlyke hoofd, of den nieuwen uitwas van het opperarmL4 been  l58 Van een nieuw gevormde been voortgebragt, cn de banden, door dit geweid verbroken die wanfchapige knobbels tTamen gefield hebben. Wat het nedergedrukte en digc by het fehouderblad gebragte hoofd van het opperarmbeen aenbelangt; dit beeft eene indrukking of uitholling op het fehouderblad gemaekt, onder de gedaente van den befchreven *ud , waer van de rand van het fehouderblad op zyne beurt, ook de indrukking, 0p den hals van het opperarmbeen voortgebragt, meer en meer vergroot heeft, om welke reden dan ook het hoofd van het opperarmbeen verdeeld fcheen re zyn. Dan welke en hoedanig is de «agc, die dit alles uitgevoerd heeft ? Gewis moeten de fpieren voor de ee,fte en voornaemsteoorzaek varidic vertchynfd gehouden worden. Dat de fpieren eene groote kracht kunnen oefenen, zulks bevestigen ons vele waernemingen in de beoefening der Genees- en Heelkunde ; by voorbeeld, in de ftuipen, gelyk GoHtsw en Msdicus verhalen , wat dat door de t'famentrekking der fpie. ren beenders gebroken zyn geworden. Het zeilde leeren de wiskundige berekeningen . 78, y '  Geledings-pan op het Schouderblad. 16cj aengeteekend heefc. De fpieren derhalven, in deze beenderen , door bovengezegd geweld ontwricht, vastgehecht en ingeplant, nu niet langer op de gewoone manier kunnende werken, hebben het hoofd van het opperarmbeen tegen het fehouderblad, en deszelfs hals tegen den rand van de cauta: glemïdsa fterk aengedrukt, en door vervolg van tyd en veelvuldiger werkingen , die kwade gefteldheden en wandalten, door my befchreven, in de beenderen te weeg gebragt, inzonderheid dewyl zy wegens de veranderde plaetfing zeer dikwyls als geprikkeld zyn geworden;, want de fpieren trekken zich , na eene prikkeling, te fanien, gelyk de proeven van Hall au (#) en de waernemingen van anderen (y) klaer doen zien. Daer is nog overig, dat Wy iet, van de nieuwe voortgebragtekraekbeenderen zeggen, en onderzoeken van waer dezelve voortgefproten zyn. Dat de beenders, door de drukking alleen, mismaekt zyn geworden, is waerfchynlyk; dan of zy door middel van de t'famentrekkinge der fpieren , vaster in één gedrongen of liever afgefchaefd zyn geworden , zulks blykt niet ten volle. Het fchynt moeilyk te gelooven dac zy vaster en meer in één gedrongen zyn geworden ; want indien die waer ware , zouden deze deelen^ harder dan de natuurlyke hebben moeten zyn ; doch de beenders hebben de zelfde (x) Memoir. fur la Fibre fenfible £? irritable, (y) K.aau de impet facïent. p. 277. L 5  ï 7p Van een nieuw gevormde, enz. zelfde iponsachtigheid , als in den natuurlyken ftaet doen blyken, waerotn ik meer tot de affchaving zou overhellen. 'Niemand zal my tegenwerpende vragen, waer deze afgefcheide deelen gebleven zyn? vermits de ftoffan, door anchyhjis, of gewrichtsverfty ving verzameld, ook opgellurpe kunnen worden: derhalven kunnen deze langs den zelfden weg uit de geleding zyn opgenomen zyn geworden; ja dat meer is , 'er hebben uit de afgefcheide deelen , en de verdikte vloei ■ftoffen , door de vaten hier naertoe gevoerd, kraekbeenders geformeerd kunnen worden, dié ook het zelfde maekfel met de beenderen fchynen te bezitten. En het zou zelfs niet buiten alle waerfchynlykheid zyn, indien wy belloten, dat de vaten, die naer de beenders gaen, en uic dezelven komen , door vermeerderde voeding verlengd, dewyl zy niet verder gefpannen konden worden, t'farnengedrukt zyn geworden, en die kraekbeenders t'famengefteld hebben. Hiertoe hebben wy aenleiding door de Heelkunde , welke leert, dat na de panborimr, de vaten uitfpruiten (z), dat deze langzamerhand kraekbeening worden , en vervolgens in beenderen (V) veranderen. Het zelfde heb ik , by het afzetten van ledenmaten, zien gebeuren. Deze dingen zullen cenigermate toe opheldering van ohs geval volftaende kunnen zyn. Oerzonden van Petersburg naer Meuremberg, den 6den van Maert 1770. WAER- (z) FJospitals Cbirurgns, (a) ScaaEiBERS Aaiveijmg and Cur.  ?7ï WAERNEMING eener gelukkige genezinge van een KANKERACHTIG GEZWEL aan dïm HALS (•). door den Heer * H O I N, Heelmeester, Medelid van de Koningklyke Mademie ' der Heelkunde te Parys, van bet Letterkundige Cenootfcbap van Clermont-Fcrrand, en van de Maetfchappy der F/ctenfchappen, Kunsten en fraeije Letteren van Dyon. Teann* Poilxot was oud zeven-en-twinI tig jaren, wanneer zy een kleen onpynlyk eezwel onder den linkerhoek der Onderkaek teeg waer van verfcheidene uitwendige plaetfêlyke middelen, wel verre van de grootte te verminderen,denaenwas zelfs niet verhinderden. Toen het Gezwel ten naestenby tot de grootte van een Kalkoens-ei gekomen was, meende men, niettegenftaeode deszelfs hardheid, dat men het door bytende , gepaerd met ettermakende middelen , op het gezwel zelf onder de huid aen^ewend, zoude kunnen doen fmelten. Met ö dit (*) Memoir. de l'Jcad. de Dyon. Tom. L p. 195302.  i?2 Gelukkige genezing van een dit oogmerk maekte een Heelmeester eene 'mihyding in de bekleedfelen , volgens de geheeie Jengte van hec gezwel, en lei 'er de middelen op, waer van hy een' volkomen goeden uitflag verwachtce. Deze bewerking llaegde niec,- in tegendeel hec gezwel nam toe in grootce, en eenigen tyd daerna was de wond geheeld. In hec derde jaer van de vorminge dezes gezwels, fcheen hec zich langzamerhand van zyne voornaemfte zirplaecs afcefcheiden , en langs den hals neder te dalen, met zich medenemende de bekleedfels van den hals, die het bedekten, en nam de gedaence van eene enkele wen aen , hangende aen eenen dunnen fteeh vermits hec niec pynlyk was, en JcannePotliot'er geen ander ongemak van gevoelde , dan dac der zwaerte, die trapswys toenam, befloot zy hec niec te laten aentasten, en hec alleenlyk te onderfteunen, of mee de hand, of mee een foort van eenen zeer langen kinband. De Lyderes zou in dit befluic volhard hebben, zo niec dit gezwel in hec begin van 1762, dat is, in het dertiende jaer van deszelfs vor-i minge, pynlyk was begonnen ce worden, noch op één zyner puncen, niec aen hec verzweren geraekc. Dusdanige coevallen waren wel in ftaec om haer hulpmiddelen te doen zoeken; de nutteloosheid evenwel van die geenen, welke men, gedurende het eerste jaer, daeraen had willen aenwenden, maekte haer wantrouwende omtrent de krachtdar  Kankerachtig gèzwet aen den Hals. i ?| daaigheid der nieuwe middelen , die men haef mogte voorftellen, en naer welke zy echter begon te verlangen; dan eene uittérende koorts zich by hare ongemakken gevoegd hebbende, ftund zy niet langer in beraed, om naer middelen ter geneezinge te zoeken. In de maend Augustus 176a, werd deze Vrouw my van Rousfet , zynde haere gewoone verblyfplaets, toegezonden. Zy bereikte toén veertig jaren, was zeer mager, van eene bleeke «n zaluwige koleur, uitgemergeld door eene uittérende koorts, die federc verfcheidene maenden duurde , zonder dat hier by eenige ontfteltenis in den gewoonen loop harer ftonden plaets hadde, Hrt gezwel, 't welk zy aen den hals droeg\ had den omtrek van byna één voet, en geleek naer een bolrond, eenigzins langwerpig, en hangende aen eenen langen fteel , meer dan een duim dik, vastgehecht aen het bovenfte gedeelte van den hals, een weinig voor den hoek van de onderkaek der linkerzyde. Het zelve was, in zyne ganfehe dikte, zeer hard, en met de huid overdekt, uitgezonderd naer beneden, alwaer het doorknaegd was van eene pynlyke zweer, ter breedte van omtrent een' franfchen daelder, waerait een zeer (tinkende fcherpe etcer lekte» Dkszsls uitroeijing kwam my voldrekt noodzakelyk voor ,• de Lyderes was arm; ik ver* kreeg, dr.t zy in het Gasthuis van Dyon ontfaneen wierd, om aldaer geopereerd te worden. & Ik  i f4 Gelukkige genezing van een Ik bereidde haer tot de bewerking door eenige buikzuiverende middelen en het gebruik vart melk; en ik gong hier toe over, toen de uitterende koorts veel verminderd was. Ik had te voren myne gedachten laten gaen óver de wyze, op welke ik een zo groot gezwel van den hals der Lyderesfe zou affcheiden. Deszelfs grootte deed my vreezen, of het niet wel ren minste door eene aenraerkelyke flagader gevoed werd , die na de doorfnyding van den fteel digc by den hals, veel bloeds zou geven, en moeilyk om te fluiten zou zyn, door gebrek van eene gepaste drukkinge op dit deel te kunnen doen. De flagader na de wegneming aftebinden, fcheen my een middel te zyn, dat niet zonder ongemakken was; des ik het denkbeeld, om dit gezwel door het fnydende werktuig weg ■te- nemen , liet varen. Het zelve was op geene plaets, van waer ik den toeleg konde maken, om het door bytendemiddelenaftefcheiden. Ik dacht om den fteel zo digt by den bals aftebinden, als my mogeiyk zou zyn; maer ik werd van dit nieuwe denkbeeld afgebragt, overwegende de hevige en lang aenhoudende pyn, die noodwendig volgen zou op de drukking, welke een naeuw toegehaelde band, op de huid vao eenen fteel, meer dan een duim dik, zou veroorzaken , tot dac de band afgevallen was. Ik verwierp derhalven deze handelwyze, zo wel als die van de wegneming met hec fnydende werktuig , waer van elk afzonderlyk my aen- merkelyke*  Kankerachtig gezwel aen den Hals. 17 f jrrerkei'yke nadeden vertoonde; dan ik meende ze ce Kunnen ontgae'n door deze beide handdrwyzeri BkBt eikanderen ce vereenigen lk v:-gie de eeniglie bewerkingen , die voordeelig voor de Lyderes konde zyn, te famen^ ik dee'de myn nieuw ontwerp mede aen den Hr. R a u > ot , die toen, door de afwezenheid van den cir. Declmtx, de pose als Geneesheer in he: Gasthuis waernam , aen den Hr. M a-* B.6t, Heelmeester van heczelfde huis, en aen verfcheidene anderen myner Medebroederen, die, na dac zy hec gezwel onderzocht hadden, de party, die ik voornemens was ce nemen, goedkeurden. Zie hier op welk manier ik deze bewerking, den aoften van September 1762, in tegenwoor. digheid van den Hr. Marst verrichtte. ïic vacce met de linkerhand het gezwel digc by zynen fteel; en het een weinig naer my trekkende, terwyl eemge helpers het hoofd, der Lyderesfe vasthielden, en medewerkten om de huid by den wortel dezer klomp te fpannen, bragt ik een Snymes zo digc by den hals, ais my mooglyk «-as, en maekte daer mede eene rondomgaenne infi!ydir>g', die enkel de huid, waer mede het boden»;i.u-c van den fteel in zynen omtrek beldeed was, raekce. Door eene zo ondiepe infnyding kon hec fnydende werkcuig geene flagader van eenige aenrnerkelyke grootte beledigen , en ik vermydde de bloedftorting, die hec niet moge'yk geweest zou zyn te ftuiten. Ik  i f6 Gelukkige genezing van een Ik kwam ten zelfden tyde, door eene hevige eii oogenblikkelyke pyn j de beftendige en mogeiyk meer onverdragelyke pyn voor , die de afbinding aen een zo gevoelig deel, als de huid is, veroorzaekt zoude hebben: ten andere, dewyl het huidachtige ligchaem van een vry vast beftaen is, zou het langen tyd de doorfnyding, die ik van eenen band verwacht zou hebben, hebben kunnen wederftaen. Da infnyding in de rondte gedaen hebbende i bragc ik tusfchen de lippen der wonde een pewaschten garenfnoer, waer mede ik den fteel van het gezwel, ter plaetfe, alwaer het van de huid beroofd was, omvatte en fterk bond. Deze binding moest my twee voordeelen verfchaffen; dat van den. fteel te doen rotten tot in zy. nen diepften wortel, en dat van het ligchaem des gezwels 'er van te kunnen affcheiden, zonder te doen lyden, en eene bloedftorting te hebben. Ik verwierf het eene en andere , maer het eerfte later, dan het laetfte ; want aenftonds, na dat ik de knoopen gelegd had, die mynen draed verzekerden, vatte ik weder* om het Snymes op , waervan ik my reeds bediend had, en ik fcheidde het ligchaem des ge. zwels van zynen fteel af, ter plaetfe, alwaer zy zich onmiddelyk met eikanderen vereenigden; en hier door vermydde ik het ongemak, om op de plaets zelve een ligchaem van eene zo aen* merkelyke grootte te laten roeten; het geen de Lyderes verfcheidene dagen lang had kunnen helmetten. HfiT  Kankerachtig gezwel aen den Huls. iff Het gezwel 't welk ik weggenomen had; woog één pond, en was zo hard , inzonderheid in zyn middenpunt, dac ik moeite had om hec met hec mes doorcefnyden. Hec was eenë ware Kanker , die echcer nog maer Op eene kleene plaets van deszelfs oppervlakte verzworen was; hec binnenfte was volltrekc vast, en beflooc geene rotcige dunne fcherpe etter. De binding veroorzaekte de Lyderes byna geene pyn: zy werkte niec op de huid. Desanderendaegs 's morgens en den volgenden dag hielde ik de draden aen. Op den vierden dag fcheidde de fteel zich' van den hals, en viel met deri draed af. Toen vertoonde 'er zich eene wond, een weinig minder groot, dan een Franfche driegulden, waer van de grond, zeer hard was. Ik verbond haer met een digefiif, 'c welk ik mee een Emplaflrum van de Cicuta bedekce. De verectering ftelde zich wel in; maer de grond was! nog niec verzachc, wanneer ik tien dagen na dé bewerking, myne diensten in hec Hospicael ftaekce. De Hr. Mar et, die den iften van Odtóber, zich mee de behandeling der gekwesceti van die huis belascce, befteedde zyne zorgen aeri jFeanne Poiliot, en bragc op hec einde van dezelfde maend' de wond coe een volkomen lidteken. Hy had de uitwendige middelen, gedurende deze behandeling, naer de omftandigheden veranderd ; doch zonder de aenlegging Van het Emplaflrum van de Cicuta nacelaten^ £ Dsel. I. Stuk. M, '1  Gelukkige gencezing van een 'c geen waerfchynlyk veel toegebragc heeft, om alle de verhardingen , die ik, na het afvallen van den fteel, gevonden had, ie doen fmelten. Sedert de genezing der wonde, heb ik het lidteken onderzocht: het was vast en mts" Hond weinig. In de maend Maerc van het daerop volgende jaer heb ik naer de gezondheid dezer Vrouwe, die naer haer Land te rug gekeerd is, vernomen , en gehoord dat zy zich aldaer zeer wel herfteld, en geene gewaerwording van eene ziekte gehad heeft, waer mede zy gedurende dertien achtereenvolgende jaren aengedaen was geweest. DfcZE waememing bevestigd ons in het gevoelen, i) dat de oudheid cenes Kankers niec altoos een hinderpael tegen hare volkomene genezing is , zelfs wanneer zy verzworen is j 2) dat, om dat zy in het aengezicht of deszelfs nabuurfchap geplaetst is , zy niet als volllrekt ongeneeslyk moet befchouwd worden, gelykerwys de Hr. Maret, de oude , zulks reeds bevestigd heeft in eene verhandeling over dit onderwerp , die hy dezer Maetfchappye heeft voorgelezen; 3) eindelyk, dat het goed is, zich niet aen eene enkele of zelfde manier van opereren te verbinden, vermits men fomwylen eene bewerking onpynlyker en veiliger maekt door de handelwyzen, gefchikt voor verfchillende behandelingen t'lamen te voegen. BE-  119 BERICHT eener verbeterde manier om de WITTE MAGNESIA te bereiden (*). door THOMAS HENRYj Jrtzenyhereider te Manchester. Schoon de witte Magnefia een geneesmiddel zy , 't welk voor vele jaren reeds iri al- (*) [Het bericht dezer bereidinge is doof den Henrv eertt medegedeeld aen het Gezelfchap der Geneesheeren van Londen, 't welk hem de eer aen^ gedaen heeft om het in het tweede Deel harer Medi* Cal Tranfatlions te plaetfen. Sedert heeft de Hr. Henry goedgevonden dit te,laten herdrukken iri een Werkje, behelzende eenige Proeven en Waer* nemingen omtrent verfcheidene Scheikundige onderwerpen , onlangs door bemin het Engelsch uitgegeven , waerin hetzelve dient tot eene inleiding vari eenige volgende Hoofdrukken, in welke de Schryver over het geneeskundige gebruik van deze, zow.ël ais van de gecalcineerde "magnefia en deszelfs bereiding, enz. handelt, waer van ik mogeiyk by eene nadere gelegenheid gebruik zal maken. Thans evenwel kan ik niet nalaten aentemerken , dat, hoewel ik de bereiding , hier voor gefield, van aenbeiang genoeg ach te te zyn, om het bericht deswegenS myn en artzeuykundigen Lezeren in dit Stukje mede te deelen, deze manier my echter niet zo nieuw 5 noch zo onbekend fchynt te zyn, als de Hr. H s Mk t ons deselve alhier voordraegt; Vermits ik reëds M »  18o Verbeterde manier om de algemeen gebruik is geweest , nogtbans is de < chte manier om dezelve te bereiden, zeer weinig bekend. Oqze Apotheek, geefc ons deswegens geene onderrichting ,• en het voorfchrift ,' 't welk het Edenburgfche Genootfchap gegeven heeft, zo wel als dat, waer mede de fchrandere Dr. Black (a) ons heeft befchonken , is in verfcheidene opzichten gebiekkig; om welke reden dan ook de bereiding van de zuivere en echte Magnefia bepaeld is geweest tot zeer weinige perfonen , die meer het voordeel van hunne eigene beurs behartigende, dan het nut , 't welk zy, door de gemeenmaking en verfpreiding hunner manier van bereidinge zouden voortgebragt hebben , dezelve op al. lerhande wyzen hebben trachten geheim te hou- reedslang te voren een füortgelyk bericht des wegens, medegedeeld d«or wylen den beroemden Amlierdamfchen Geneesheer J. A. Sc h losser, Lidt van de Koningklyke Maetfchappy'te Londen, en andere geleerde Genootlchappen, in het Kweekfcbool der Art' lenykunde, Waern. xxtii. bi. sfi-ijó. gevonden heb , 't geen men de moeite willende nemen om het met dat van den Hr. Hknry te vergelyken, ongetwyfeld ook dusdanig bevinden zal. Voor 't overige kan ik berichten, dat deze magnefia, zo wel als de gecalcineerde, gelyk die door denHr. Henr y -/elven bereid zyn , in commisfie overgezonden zyn aen.de Heeren Bennet en Hake, Boekhandelaers binnen deze Stad, by welke men dezelve oekomen kan, met een bygevoegd bericht in het Engelsch. in welke gevallen en op hoedanige wys zy gebruikt denen te worden.] (a) Effays and Obfervations PbilofopMcal and Lite* rary, Vol. 11.  witte Magnefia te bereiden. 181 houden (b"). Ik verzoek derhalven' verlof, om aen het gemeen eene bewerking ter bereidinge van Magnefia voortellellen , waer door het in de magc van iederen Artzenybereider zyn zal om ze zelf te maken , in alle opzichten gelyk aen die, welke verkoft wordt door dezulken, die hunne manier van bereidinge geheim houden. Te fterker ben ik bewogen geworden, om déze bewerking gemeen te maken, vermits de Magnefia, welke gemeenlyk in de winkels gevonden wordt, of uitermaten grof en flecht bereid, of,'t geen nog erger is, met krytachtige zelfllandigheden , verfchillende grootelyks van de echte Magnefia, vervalsch: is. Eenige Genees* heeren hebben my verzekerd , dat zy ze entmoet hebben, die met kryt en zelfs met kalk vermengd was; en ik heb haer fomcyds dusdanig vervalschc bevonden : eene bcdriegery van eenen . (/;) De Hr, G r. a 5 s heeft, weimVe jaren treleden, eene Veihandelitü'. over de Magnefia alba uitgegeven, waerin hy ons aile de onderrichting met hetrekkinge tot hare bereiding, die wy reeds te voren wisten , mededeeh; namelyk, dat zy uit Ebfon-zout en Potasfche bereidt wordt; dan hy brengt een aental van moeilyk heden by , welke zich in de bewerking opdoen, teffens tyd zorgvuldiglyk , opeeneontrouwe wvs, had ik haest gezegd, vermydende de geringi'le onderrichting te geven, hoe dezelve ie ontgaen, alhoewel hy een zeer breedvoerig ver (lag gegeven heeft van de meenigvuldige droevige gevolgen, welke het gebruik van Magnefia, onder aiflkenadeelcn bereid, vergezellen kuin cqi M 3  l § 2 Verbeterde manier om de eenen zeer gevaerlyken nafleep, dewyl dit poeder dikwerf aen zeer jonge kinderen, en volwasfenen , voorzien van tedere darmen en van hardlyvige gefteldheden, toegediend wordt. Dit geneesmiddel werd oorfprongelyk.buiten 's lands bereid uit de Pekel of de zogenoemde Salpeter~moêr , welke 't famengefteld is uit. eene ligte aerde, vereenigd met een zuur; en deze, of door een-fterk vuur, of door by voeging van een. alkali, van het vocht afgefcheiden zynde, werd het poeder in water afgewasfehen, en verkreeg den naem van witte Magnefia. Hoffmann vervaerdigde het naderhand uit het overblyvende bittere gedeelte, na de kristalfchieting van het Zee-zout, 't welk hy overeenkomstig met de Salpetermoêr bevond te wezen ; en dewyl het door konstgemaekt Ebfonzout uit dit bittere gedeelte bereid wordt, en baerblykelyk uit Magnefia en het Vitrioolzuur tTamen gefteld is, heeft Dr. Black, die der weereld met een aental van zeer gewigtige proeven, omtrenc dit onderwerp, begunstigd heeft, tot dit zelfde einde, mee goed gevolg, van die zout gebruik gemaekc. Hebbende eenige jaren geleden hec geluk gehad, om in de buurc van eenen Heer die lang vermaerd geweest was voor den bereider van de echtfte Magnefia, te woonen , en nimmer 2clf in ftaec geweesc zynde om, volgens de algemeene bekende manieren , Magnefia die eenigzins mee de 2yne in vergelykinge kwame, te s,  witte Magnefia te bereiden. i S3 te bereiden, was ik begerig om eenige kundfchap van zyne bewerking' te bekomen, en eindelyk zo gelukkig van eenige dienftige inlichtingen des wegens te erlangen. lik lei my zeiven hier op toe, en bragt, na herhaelde proefnemingen, even zulke zuivere, witte, fmakelooze, ligte en ontastbare Magne* fia voort, als die van den Hr. Glass; ja fomtyds is die van myne eigene bereidinge veel beter dan de zyne geweest, en had in zekeren opzichte in het algemeen het voordeel boven dezelve, namelyk, dat de myne, wanneer zy gedroogd is, niet zo hard is, en door 'er enkel op te drukken, tot een allerfynst poeder kan gebragt worden; terwyl de zyne eenigen tyd dient gewreven te worden , om de kluiten te breken en toe een gelyk poeder te brengen , 't geene ik my verbeelde dat enkel daer uit voortfpruit, dathy, om ze te droogen, zich houdt aen de manier van Dr. Black, die het water door eenen linnen lap laet doorzygen, en den zeiven uitwringt. De volgende manier is de voordeeligfte, die ik gevonden heb om haer te bereiden. Ontbindt eene zekere hoeveelheid van bet Sal catbarticus Jamarus, gemeenlyk Epfonzout geheten, in eene gelyke hoeveelheid waters ; zygc hec vocht door , en voege by hec zelve langzamerhand eene doorgezygde ontbinding van potasfche, in eene gelyke hoeveelheid waters, fchuddende alles te famen zo lang onder eikanderen, tot dat de gemengde vochten M 4 de  184- Verbeterde manier om de de vertooning van een volkomen ftremfel verkregen hebben; houdt dan op met 'er iet meer van het loogzoutige vocht by te voegen , cn ftorc, nadatgy het;>ra Óver de vertering vdn ziekten , welke het levende ligchaem ondefgaet, (de verderving uitgezonderd) zyn altyd met het levensbeginfel verknocht, en niet in het minde gelyk aen dat geene, wat men ziekten of veranderingen in het doode ligchaem heten kan: zonder deze kennisfe, moet ons oordeel, omtrent de verfchynfels in doode ligchamen, meenigwerf zeer onvolmaekt, of zeer valsch zyn; men kan verfchynfels, die natuurlyk zyn, zien» en veronderftellen dat zy door ziekte ontftaen zyn; men kan ziekelyke deelen zien, en meenen dat zy, natuurlyk gefteld zyn ; kortom men kan onderftellen, dat 'er, voor den dood, eene omftandigheid heeft plaets gehad, welke wezenlyk niet dan een gevolg daer vari is; of men kan zich verbeelden, dat het eene natuurlyke verandering na den dood is, terwyl het waerlyk eene ziekte van het levende ligchaem was. Het is derhalve gemakkelyk te bevroeden, hoe iemand, in dezen ftaet van onkunde, moet dwalen, wanneer hy de verfchynfels, in een dood ligcham , vergelykt met de toevallen , die gedurende het leven waergenomen wierden ; en , inderdaed, al het nut, 't welk 'er in het openen van doode ligchamen fteekt, hangt af van het oordeel en de fchranderheid, waermede deze vergelyking gemaekt wordt. Daer is een geval van eenen gemengden aert, 't welk men niec kan zeggen , dat een gewrocht van hec levende, noch van het doode üg-  xle Maeg na den dood. j 'p j' Jigchaem is; het deelt in beide, voor zoverre deszelfs oorzaek, van het leven voorcfpruic, echter kan hec zelve geenen lland grypen, dari ha den dood. Dit zal het voorwerp van het tegenwoordige gefchrift zyn; en ten einde hec onderwerp verftaenbarer ce maken , achte ik het noodig eenige algemeene denkbeelden , rakende de oorzaek en uitwerkingen, vooraf te geven. Eene dierlyke zelfitandigbeid , zo lang zy met het levensbeginfel vereenigd is, kan geene Verandering in hare beflanddeelen ondergaen, dan voorzoverre die dierlyk is ; vermits dit altoos werkzaem beginfel deze zelftlandigheid, Welke het bewoont , voör ontbindinge bewaerr gelyk ook voor veranderingen, overeenkomllig mee die , welke andere zelfstandigheden , die daerop aengewend worden, ondergaen. 'Er worden, in de natuur, eene groote meenigte van kragten gevonden, welke de dierlyke zelfltandigheid, niectegenllaende het levensbeginfel], 'c welk haer bezielt niec kan wederiken ,• dusdanigen zyn de werktuigelyke vermogens , en de meeste onbindende middelen in de Scheikunde; dit beginfel echter is^genoegzaem, om de dierlyke ftoffen de vermogens der gistinge, verteringe, èn misfehien van vele andere, waervan het bekend is, dac zy op deze zelfde dierlyke ftoffen, ' wanneer die van hec levensbeginfel beroofd zyn, werken en dezelve een eenemale ontbinden, tè doen wederffaen. Hec getal dezer kragcen, N a wel-  rjp<5 Over de vertering van welke dus onderfcheidenlyk, zowel op levende' als doode dierlyke zelfftandigheden werken, is: onbepaeld,- wy zullen 'er alhier flechts twee van' in overweginge nemen , welke geene werking op deze zelfftandigheden doen, dan na dat zy van het levensbeginfel beroofd zyn : deze zyn de {putrefatlisi) rotting en de (digejlio) vertePing. De rotting is eene uitwerking, die van zelve ontftaet. De vertering is een gevolg, of liever, zy word voortgebragt door een ander beginfel, 't welk werkt op eene zelftlandigheid, die hier aen wordt blootgefteld; om welke reden dan ook deze magc een weinig meer in het byzonder zal dienen befchouwd te Worden. D e dieren, of de deelen van dieren, in de maeg ingebragt , worden niet het minfte door de kragten van dit ingewand aengedaen , zo lang het dierlyke beginfel daerin overblyft. Hiervan komt het, dat men verfcheidene foorten van dieren, ia de maeg, levend , ja zelfs uitgebroeid en vodrgeteeld, gevonden heeft. Dan, zo rasch eenige van deze wezens het levensbeginfel verliezen , worden zy aen de verteringskragten van de maeg blootgefteld. Indien het, by voorbeeld, iemand mogeiyk ware, zyne hand in de maeg van een levend dier t* brengen , en die daerin eenigen tyd te laten vertoeven , zou hy bevinden, dat de ontbindende kragten van dit ingewand geene werking op haer konden oefenen : dan deze zelfde hand, van het ligchaem afgefcheiden, en in de maeg  ie Maeg na den dood. ïpf maeg ingebragt zynde , zou men gewaer worden , dac de maeg hare werking terftond op dezelve doen zoude. En, inderdaed , indien het dusdanig met deze zaek niec gelegen ware, men zou ondervinden, dac de maeg zelve uit ontverteerbare beftanddeelen rooesc famengefteld zyn ; want, indien het levensbeginfel niec bekwaem ware, om de dierlyke zelfftandigheden voor het ondergaen dezer bewerkinge ce bewaren, zoude maeg zelve zich verceren. Dan, in cegendeel , wy bevinden, dac de maeg, die op hec eene oogenblik, cewecen, wanneer zy mee het levensbeginfel bezield is, de verteeringskragten, waermede zy begiftigd is, kan wederiken, op hec naescvolgende oogeny blik, wanneer zy van hec levensbeginfel beroofd is, zelve daer aen onderworpen worde, en, of door de verteringskragcen van andere magen, of door hec overgeblene van die kragc, welks zy bezac, om andere zelfftandigheden ce verceren, kan verteerd worden. Door deze aenmerkingen worden wy opge leid, om reden van een verfchynfel ce geven,, 'c welk wy in de magen van doode ligchamen oncmoecen; terwyl zy, ten zelfden tydt, een groot licht over de fpysvertering verfpreiden. Het verfchynfel, waerop ik hier het oog heb, is eene disfolutio of ontbinding der maeg' in baer groot uiteinde , waer door 'er gemeenlyk eene groote opening, of gac in gemaekc wordt? N 3 de  ïp8 Over de vertering van de randen van dit gat , door middel van deze ontbindinge in die ingewand gemaekt, fchynen half ontbonden te zyn , gelykende zeer veel naer die foort van ontbindinge, welke de vleeschachtige deelen ondergaen, wanneer zy, in eene levende maeg, half verteerd, of door een Qalcali caujiicum) bytend loogzout ontbonden zyn ; dat is, zy zyn papachtig, murw en verflenscht. I n deze gevallen vindt men de ftoffen, die in de maeg behouden moesten zyn , byna altoos in de holligheid van den onderbuik uitgeltorr, en tusfehen de milt en het middenrif verfpreid. Deze verteringskragt ftrekc zich fomwylen veel verder , dan de maeg , uit. Dikwerf heb ik lyken gezien, waerin , behalve het gat in de maeg ter gewoner plaetfe , de voedfels, omtrent de milt en het middenrif verfpreid , door hunne aenraking , een gedeelte van de milt, waertegen zy aengelegen waren, mitsgaders het middenrif, geheelenal ontbonden hadden, zo dat deze behoudene ftoffen van de maeg, in de holligheid van de borst gevonden wierden , en de longen zelve eenigermate aengetast hadden. Daer zyn zeer weinig lyken, in welke de maeg , aen haer groot uiteinde niet meer of min verteerd is; en iemand, die kennis van het ontleden heeft, zal gemakkeiyk de voortgangen dezer verteringe, van de eerfte beginfelen af, tot haren hoogften trap toe, kunnen najjjaen. ^  'de Maeg na den dood. Om van deze uitwerkinge overtuigd te zyn, behoeft men flechts de inwendige oppervlakte aen het grooc uiteinde der maeg' te vergelyken met een ander gedeelte van hare inwendige oppervlakte; alles wat gezond is, zal zich zacht, fponsachtig , ondoorfchynend , dik en korrelachtig vertoonen, zonder dat men daerin eenige bloedvaten kan onderfcheiden; in plaets dat het andere verteerde gedeelte papachtig, dun en doorfchynend zal zyn: men zal de vaten hier onderfcheidenlyk , in takken verdeeld , door deszelfs zelfftandigheid verfpreid zien; en wanneer men het bloed, 't welk zy bevatten, uit de grootere takken naer de kleenere drukt, zal men bevinden, dat het uit de verteerde uiteinden der vaten vloeit , en zich gelyk droppels op de inwendige oppervlakte vertoont. Deze verfchynfels had ik dikwerf opgemerkt, en ik twyfel geenszins, of anderen hebben dezelve insgelyks waergenomen; dan ik wist 'er geene reden van te geven. Ik meende in 't eerfte, dac zy gedurende het leven waren voortgebragt geworden, en was derhalve geneigd hen voor de oorzaek van den dood te houden ; dan alzo ik nimmer gevonden heb y dat zy eenige overéénkomst met de toevallen ■ der ziekte hadden , en daerenboven my nog meer verlegen vond om deze verfchynfels te verklaren , wanneer ik bemerkte , dat zy hef allermeeste zich opdeden in dezulken, die door eenen geweldigen-dood omgekomen waren, N 4 be-  ü2op Over de vertering mn befloot ik dat men nog niet gedacht had, om 'er de ware oorzaek van te ontdekken (*). 1 Ik was, op dien tyd, bezig met verfcheidene proeven omtrent de fpysvertering te nemen, op verfchillende dieren, die men alle, op onderfcheidene tyden, na dac zy met verfchillende Ipyzen gevoed waren, had omgebragc, en waer , ■ Tbsierck (*), tot welker mededeeling wy nu overgaen. " PierreDreja, bygenaemd den groote, Granadier van de Kompagnie van den Hr. lourville, Kapitein van het Regiment der Franfche Granadieren , geboortig van Afone in het Bourbonnefche , behoorende onder het regtsgebied van Moulins ,• had te voren gediend onder de Koningklyke Granadiers ; hy werd den ilten van Augustus 1752 daer uit genomen ,■ en had in deze beide benden geen blyk van eenig ongemak gegeven, wanneer hy den 7den van November 1754 in het Krygshospicael te Parys' kwam, wegens vliegende pynen, vergezeld van een aftbma convuljivum , en eene verbazende moeilykheid in het ademhalen ; hy was dertig jaren min eenige maenden oud, en hy verzekerde ray, dat hy nimmer eenige Venus-ziekte had gehad. Niet- (*) Recueil d'Obfervations de Medecine, Êfr. Tom. 11 Cap. 14 übf. XI. p. ^13 - 6.7. [Van het Eer/te Deel van dit Werk kan men den voornamen inhoud vinden in de Natuur en Geneeskundige Bibliotheek van den fioogi. E. Sandifort, VII. Deel lil. Stuk, M. 45'i-fio. gelyk mede verfcheidene Waernemingen , >n hun geheel, door mv uit het zelve overgenomen, ia hef Geneeskundig TydJ'cbrift, 11. Deel J enz.] ' ,  bet EorstvUes én Üartezakjè. 207 Niettegenftaende de aderlatingen en de verzachtende middelen; die men in de eerfte dageri zyner- komfte in het Hospitael in het werk Melde, verergerde de kwael zigtbaerlyk, en dewyl de pynen zich het heviglfe in het regter getdeelte van de borst deden gevoelen, ontdekte ik, tusfchen de zevende en agtfte der ribben, gerekend van boven naer beneden, een gezwel ter grootte van een klein ei, en vry zacht op' het aen raken; men opende het zelve terftond, en 'er kwam eene etter van eene vry goede lyvigheit uit, welkers ontlasting den Lyder verligting fcheen toetebrengen i dan fchoon men deze wonden , volgens de regels der Kunste verbond, dezelve bleef pypachtig, en dewyl de zevende rib door beenbederfaengedaen gevonden werd, vergrootte men dezelve, ten einde de aengewezene middelen op dit deel te kunnen aenwenden. De Lyder had, van dien tyd af, alle de baerblykelyke toevallen van eene Etterborst; maer de zwakheid en het verval van kragten, en eene byna onoverwinnelyke koude in de uiterfte ledematen , hebben nooit toegelaten tot de Kunstbewerking toevlugt te nemen, en hy ftierf den 14den van January 1755, zonder, in zyne ziekte, een' eenigen aenval van koorts, noch demimie verheffing in den pols,'ondergaen te hebben. Ik liet, om de ware oorzaek van eene kiekte; die zich zo weinig had geopenbaerd, te onderzoeken , en om verzekerd te zyn , of de uitwendige zweer met de Longen gemeenfchap' had,  'so8 Kraekbeenige verandering van bad, en of'er waerlyk eene Ecterborst (empy erna) was, zyn Lyk, in de tegenwoordigheid der Heelmeesteren van het Hospitaal en hec Garnifoen, openen; en terftond, na de uitwendige bekleedfels van de Borst weggenomen te hebben, vonden wy, het borstbeen,opligrende, • dat hec middenfchot (mediaftinum) knoestachtig Was; het borstvlies {pleur a )• van;, de regrerzyde had de vastigheid van een kraekbeen 4 en was vier lynen dik (a); het zelve maekte, zich van de tweede tot de zevende der ware ribben toevouwende , eenen zak van eene driehoekige gedaente , gevuld met een geel en olieachtig vocht; deze zak was, van den hoek, die tegen de groote flagader (Jörta) aenkwam , tot aen de ribben, aen welke hy zeer fterk vastgehecht zat, vier duimen diep , zes en een' hal ven duim lang, en twee en een halven duim dik.. Deze zak, 'welke hec grootfte gedeelte van de regeer holligheid van de borsc innam , had de, kwabfa) Be vliezen van bét Hartezalje nemen meenigtnael tot eene verbazende dikte toe, en •worden zeer dik-, wils aen bet bart vastgegroeid gevonden, en zulks wel voomamelyk in Teringachtige en Aêmborftige per/bnen^ noaeruit dan dikwerf hartkloppingen en.bezwymingen ont~, fiatn. Hift. Media pag. 246, art /'venzoar — Het Borstvlies wordt, in de ziekten der Borst, lomvoylen tien* moei dikker. Bartholinus depleura, cap. ïv. pag. 117. Men vindt in de Lyken van menfeben, die-, het zydewee gthad hebben, de aengetaste iyde van bet,, borstvlies tienmael dikker. Riolanus de pleuri libr. III, pag, 275.  mi Borstvlies en ïïartezakje. 20$ Kwabben der Longen van die zyde, wier kleenfieid opmerkelyk was, naer de drie eerfte ribben voortgedreven; ter dezer plaetfe waren zy bekleed door bet borstvlies , 't welk dezelfde vastigheid en dikte had, als dat van den zak; zo dat men het zelve met gemak in twee lagen konde verdeelen , waervan de buitenite waerlyk kraekbeenig, doch de binnenfte enkel vliezig was. De geheele zelfstandigheid der longen van deze zyde, was veretterd; en de etter had de ware dikte van fmeer , waer mede de longenpypen desgelyks verdopt waren. ^ On KiDDrLYK onder de zevende der ware ribben, ontdekte men eenen kleenen boezemi die ons leidde naer een zeer groot ettergezwel, 'c welk tot de wervelen toe doorgong, en op1 het vleesachtige gedeelte van het middenrif fustte ; welk gedeelte ter jdezer plaetfe zeer dik was, en zich fcheen te verdeelen in twee lagen , die den bodem van het gezwel maekteri; opgevuld met eene etter van dezelfde kleur eri dikte als die waermede de Longen en Longenpypen opgepropt waren. Dees kleene boezetri' liep volmaektelyk uit op het been bederf def' zevende ribbe, en gevolgelyk öp het buitenite ettergezwel, 't welk men gedurende de ziekte geopend had: dan deze opening kon van geen voordeel voor dezen Lyder zyn; vermits de dof van het inwendige ettergezwel , de dikte van fmeer hebbende , niet gemakkelyk konde ontlast worden; en ten andere, om dat de boé1. Deel II Stuk. O gem  2 i o Kraekbeenige verandering van zem van gemcenfehap te kleen was om dezelve ce kunnen overbrengen. Het Harcezakje was in eenen kraekbeenigen ftaet, en dermate aen hec Hart vastgehecht, dat het onmogelyk was het zelve 'er van afcefcheiden, zonder eenige vezels doortefnyden (b). Die beursje was, aen zyn punc, een duim dik (c) ; de holligheden van het (6) Lower zegt, het Lyk eenerfVrouwe geopend te hebben, welkers Hartezakje over:.l zo (ierk aen het Hart geplakt vat, dat men het met de vingeren 'er niet van 'konde affcheiden. Mali'ighius verhaelt dat het Harrezakje van den Heer Landini zodanig aen het Hart vastgehecht was, dat men het daervan niet konde losmaken, zonder de oppervlakte van dit ingewand te beledigen. [Meer diergelyke voorbeelden soude ik , ter bevéstiginge hiervan, uit de Schriften der Genees- en Ontleedkundig* Waernemeren kunnen bybrengen, indien ik my niet verbeelde, dat het genoeg ware te zeggen , dat ik zelf, in den jare J77Ó, in het Lyk eener Vrouwe, gefchikt voorde Ontleedkundige l.esfen van den Hooggeleerden Hr. ' H. Vink, na het openen van de Borst en het doorfnyden van het Hartezakje, hetzelve zo vast aen het Hart va-tKe^roeid heb gezien, dat gemelde Hoogleeraer moeite had om het met zyne vingeren in de ■rondte van het hart auefcheideu , 'c welk in dit voorwerp uitermate week en flets was. In dit zelfde Vrouwe-Lyk was het Borstvlies ook zeer vast met de Lorden vereenigd, en men gevoelde in de linker long hier en daer verfcheidene famengroeijingen en lieenacht'me verhardingen. Voor het overige , ( op dat ik dit. hier nog byvoege, ) ontdekte men, in dit zelfde Lyk , twee geenszins gemeene fpe-lingen der nature; te weten twee Fm® emulgsntes, welke de Vena cava aen de regter Nier gat, mitsgaders ae>> het beuedenue gedeelte van den ouderbuik, ter wederzyde, een kieenen musculus pfo'ds ] (c) Vi al i' i g hiu S heeft by de opening van een Lyk waergeuonffti'}. dat het Hartezakje, omtrent dei*  Bet Borstvlies en Hartezakje. 21 i hec Hart waren fa haren natuurlyken ftaet' doch de beide ooien ten naesren by knoestacli. tig (d). De Long was in de linkerzyde verwelkt, eb zwom in eene groote meenigte vari vocht, 't welk in de zyde uirgeftort was; zy had evenwel niets ;van hare gedaente noch vari hare grootte verloren. Hi:T is zeer moeilyk de ware oorzaek en. den oorfprong van deze zonderlinge ziekte te bepalen en vastteftellen, welke niettemin eene lympbaüque verftopping fchynt te zyn , die zich langzaem en achrervolger.s geformeerd heeft, Dit is het geene, 't welk de ouden tuberculum 'cré. durn pecloris genoemd hebben. Doch heeft deze zak zich geduurende den loop der ziekte geformeerd < bodem van het Hart eenen dwertfen , en aendésïeié onderüe gedeelte eenen halven dwersfen vineer dik was. 0 (d) Dus getuigt Riolanus, dat hy, in eenen geweldig orogebragten booswigt het Hart kraékbeeing ucvoiidei! heetr. [Dan het geene verder uiec rom zulks met geene meerdere waernemingen t"e bevesrigen,)' is, dat men fomwylen het Hart zelf in beert veranderd gevonden heeft. Dit zelfde heeft men rioa voor korte jaren waergenomen bv de ontleding van het Lyk vaneenen Geneesheer ttMorlaix, dieplutrèJing geltor ven was, Dees Geneesmeester gevoelde meer dan drie maenden te voren , zware pynen , die zich n eerHeaenkondigden door flrammigheden inzyne regterhand en e.ndigden met zeer hevige hartklop* pingen gelyk on* bericht word in ht'.Journal Ency. iloped,que, voor de maend February ,768 pag. 160 iÏÏenrT™ 'k ee"e,P Gazet,les ^Mres yan dezelfde maend, en het zelfde jaer ] O a  212 Kraekbeenige verandering van meerd, of is hy het voortbrengfel eener oor»1 fprongclyke werktuigelyke gedeldheid ? Het geene deze laetde gedachten zoude begundigen,» js dat de Longen de gedaente 'er van volmaektelyk hadden aengenomen; dat de wervelbeenderen, die hierop uitliepen , een weinig naer de regcerzyde uitgeweken waren ; en dat de ribben , ter dezer plaetfe, eenen grooten cirkel of kring befchreven , zodat de ribben en wervelbeenders zich naer deze vreemde gefteidheid fchynen gefchikt te hebben; het geene men niet kan onderdellen, dan in de eerde levensjaren wanneer de beenders nog geene volkomene vasthejd verkregen hebben. Dan het zy met de formering van dezen Zak, hoe het wil ; dewyl hy eene groote plaets in het regter gedeelte van de borst beüoeg, heelt hy noodwendig de Longen moeten hinderen, en daer in belemmeringen., dildanden en allerlei foort van verdoppingen veroorzaken , al hec welke het bloed en de vochten noodzakelyk deed te rug vloeijen, in de nabygelegenste deelen. Hec Hartezakje en hec Mart zyn hiermede overladen geworden, en de beweging van dit ingewand belemmerd : dit , gevoegd by de taeiheid en de dikte van alle de dippen, heeft, zonder cwyfel, de eeide verflopping van het Hartezakje voorrgebragc, en de gronden tot deszelfs vereeniginge met het'Hart gelegd; gebreksn, die, door de aenhoüding van de eerde oorzaek , niet dan aenwaslen en toenemen konden..  het Borstvlies en Hartezakje. 213 Na de kennis van alle deze verfcbynfelen, behoeft men zich geenszins te verwonderen , dac dees Lyder een zo groot verval van krachten gehad heeft; dat hy aen géftadige flauwten is onderhevig geweest,; dat hy nimmer eene baerblykelyke koorts gehad heeft; dat zyn polslang. zaem en verbazend zwak gèweest is; kortom, dat zowel de bovenlte als benedenlle ledematen byna altoos koud geweest zyn. En daer de beweging van het Hart zo belemmerd is geweest, en deszelfs krachten zo geprangd zyn geworden, is het nog meer te verwonderen, dac de Lyder zo vele kwaelen eenen zo langen tyd beeft kunnen wederftaen. O 3 WAER-  214> Geneeskundige kragt van den WAERNEMINGEN omtrent de GENEESKUNDIGE KRAGT van den WILDEN CASTANJENBOOMS BAST, Voorgemeld in eene Geneeskundige Verhandeling (*), in de maend October i 70, openlyk te Halle verdeedigd, onder de voorzitting van den wydberoemden JOHANNES PETRUS EBERHARD, Gewoon openbaer Hoogleeraer in de Geneeskunde, ' Natuurlyke Wyshegeene en Wiskunde op de Hoogs ' School te Halle, Lid van de Keyzenyke Akademie _ der Natuw onderzvekeren , gewoon raeagtvcnd # Lid van . de Keuriorftelyke Maetfchappy 'van nuttige Wetenjchapten te Ments, en bmorair Lid van het Duitfcbe Genootfcbap te Jena, door den Heer PHILIPPUS CASPAR JUNGHANSS, Geboortig van Roembilden, in Frankenland. \J oor zes eo meer jaren bemerkende, V dat het gebruik van den Peruviaenfchen Bast (*) De Nucis Vomicce 'ê Corticis Hippocaftard virlUieMedicd, alwaer dezelve Cap. 11, § is-ivn. phg. \l?i7' gevonden worden.  wilden Caflanjenbooms Bast. 21 ? Bast meer en meer het hoofd begon op te Heken* en te gelyk, zowel zynenjduren prys, als de meenigvuidige vervalfchingcn, die door kwaedgezinde . Lieden omtrent hem gepleegd worden, in overweginge nemende, Het ik ernltig myne gedachten gaen over eenen inlandfchen Bast, welke met denzelven konde gelyk gelteld worden. Gelukkiglyk viel ik op den dunnen Bast van den (Fraxinus) Esfcheboom, van weikers gebruik, in de tusfchcnpoozendeKoortfen, ik geenzins verfmaedbare uitwermngen heb waergenomen. Dan, terwyl ik dezen Base g ebruikte, kreeg ik gevallig in de handen, het toen ter tyde uitkomende negentiende Deel van het Hamburgfcbe Magazyn, 't welk ik terftond doorbladerde, hopende iets daerin te zullen vinden, waermede ik myn voordcel zou kunnen doen; en ik verheug my , dat die niet buiten, myne hoop is uitgevallen. Immers vindt men aldaer eene waememing over eenige honingbyen, die op de bloemen van den wilden Caftanjenboom azen , by welke gelegenheid de hoogberoemde Kaestner het volgende melde" men verzekert , dat de Bast van dezen Boom, doch in eene flerker gift, dezelfde werking als de Amerikaenfche Koortsbast zou doen Ca). Dit, door gemeiden uitmuntenden Man bygebragt, gelezen hebbende , befloot ik aenftonds de kragten van den wilden Calranjenboorn te be; proaven. Ik verzamelde derhalve, in den len- (a) Hamburg. Magaz 19. Band, pag. 116. O 4  216 Geneeskundige kragt van den Lentetyd , terwyl de Boom zyne bladen nog. niec uitfpreidde, eene groote hoeveelheid vari den dunnen bast, waermede hy omringd worde, en van de knoppen mee welke hy pronkr; dezelve gedroogd hebbende, bragc ik die tot poeder , 't welk ik naderhand, onder hec opzi>c van den vermaerden Cuciinkr, heb aenjjewend in eenige ziekten , die ik zal opgeven, wanneer ik, na alvorens de kruidkundige kenmerk5tekenen befchreven ce hebben, de gefchiedenis van hec geene, myns wetens, omtrent de geneeskundige kragten van den Caftanjenboom, tot hiertoe, is bekend geweest, zal hebben laten voorafgaen. Wat de gefchiedenis van dezen Boom aenbe. langt; dezelve moet men uit de nieuwe kruidkundige fehryveren halen, vermits de Ouden ten eenemael daer van onkundig geweest zyn , 't welk gedeelteiyk uit de fchriften van Clusitjs en Matthiolus, ten deele ook uit de kruidboeken der vorige ccuwe, in welke geene melding daervan gemaekt worde , kan bewezen worden. C^esalpinus, wel is waer, zegt dac dees Boom de Myrobzlamis folio Hcliotropii berbce Simili van P l i n i u s was; dan welke overkomsc, om met Chabr;eus te fpreken, heeft hy toch met den keliotropium ? Maer volgens Chabr^eus, die dezeti Boom ook te Florence, in den Tuin van den Groothertog van Toskanen, gezien, heeft, groeit hy oorfprongelyk in de nabuurfchap van Conllantinopoien, en op hec ei-  wilden Caflanjenbooms Bast. aif eiland Creta , dwaerhy in de maend Mei bloeit. VanConltantinopJen, meent men, is hy omtrent het jaer 1550, of, gelyk Clusius wil, omtrent het jaer 1576, te Wcenen gekomen, van mmer hy in 't vervolg naer andere Landen van Europa is overgevoerd geworden. Thans worde hy in Duitschland, Holland, Engeland, en op andere plaetfen, in overvloed aengekweekt, en wel voornamélyk gebruikt op de gemeene wegen en ftraten, om de wandelplaetfen fchaduwryk en groen te maken, vermits hy den ftrengften vorst geduldig verdraegt, en niet ligtelyk fterfc. Deszelfs houe beftaec , gelyk dae van den Lindeboom, uit zeer dunne vezelen , en worde tot het draeijen, en het maken van houtwerk, bekwaem bevonden ; doch het zelve kan de ongemakken van de lucht niet lang wederftaen, en is niet zeer gefchikt, om 'er de kagchels roede tc ftooken. Tournefort, voor zo veel ik wete, is de eerfte geweest, die den naem van hippocaftanum famengefteld heeft , welken naderhand Boer have, Ludvsig en anderen hebben behouden. Doch Linnjeüs, wien dees famengevoegde naem geenszins behaegde, heeft, volgens zyne meenigwerf gebruikte vryheid in de namen te veranderen , dien van cefcu'tus of efculus der ouden aengenomen , dewyl deze , wat de gedaence der vrucht betreft, met die van den Caftanje- en Beukeboom, welke , by alle de ouden, den naem van quercus of O 5 .Ei-  2i8 Geneeskundige kragt van den Eikeboom gedragen hebben, fchynt overéén te komen. Volgens de manier van Linn^éus, wordt de Bloem van dezen Boom onder de zeldzaemfte heptandria monogynia , of gewasfen van de zevende klasfe, welke zevendraed vezels en één ftampertje hebben, gerekend, fchoonzy, wanneer men haer naeuwkeuriger befchouwd en onderzoekt , liever, wegens hare bovenopgierende mannelyke pypjesbloemen , tor de polygamia, of cweeflachtige bloemklasfe moest ge. bragt worden. Voor 't overige is zy voorzien van een Perianthium monophyllum, quinquedentatum, ventricofum, eene Cokolla pentapetala, inaequalis, en eene Capsula trilocularis, disperma (h). Wat verders deszelfs Klasfe en Gefiachc aenbelangt, hier omtrent kan men raedplegen Linn;eus (Gen. plant. p. 183. n. 462. edit. vi.) Ludwicj (Definü. Gen. plant, a Bot hm. edit. p. 330. n. 818.) Gleditsch (Syftem. plant, a fitu Jlaminum p. 80 n. 331. &c. •De fpecifique, of byzondere namen zyn de volgende: Jefculus Hippocajtanum floribus heptandris, hmn.fpec. plant. 488. edit. II. Hort. Upf. 92. Jejculus. Hort. Cliff. 142. Royen. Lugd. Bat. 463. * Hippocaflanum vulgare, Tournef. injt. 612. Bo£kh. Lugd. Bat. 2. p. 230. Ca- (b) Van dit geflacht van Planten is 'er no Geneeskundige kragt van den den wilden Caftanjeboom, door den vermoerden ZaNKiCHELLi, zo hoogelyk tegen de Koortfen gé* 'roemd, is voor onze misfcbien te harde magen al te ligt; want ik heb hem, mei de ahetnaeuwkeutigfle inachtneming der regelen, door hem voorgéfebréven, op verfchillende tyden, en in onderfcheidene menfehen , wel zonder eenig nadeel, doch echter mede zonder vrucht laten gebruiken. Ja Wat meer is, ik heb eenen zekeren mageren, melancholiken Voerman , die reeds langer dan een half jaer eene dcrdedaegfche Koorts gehad had, by beurten, zeven oneen daervan ingegeven, terwyl nogthans de Koorts /land hield. die echter, nadat hy twee oneen van de Kina Kina, getrokken op eene ruime hoeveelheid wyns, gebruikt had, den Lyder, na verloop van eene maend, verliet. HtT zy door de nalatigheid der Genèesmeescefen, hec zy door hec vertrouwen, 'tWelk zy op de proeven van den hoogberoemden SVloënring gefield hebben, hec zy eindelyk door eene al ce groote liefde coc den Peruviaenfchen base, of iets anders; die althans is zeker, dat de Base vari den Caftanjenboom, vele jaren lang, in verzuim geraekc is. Eindelyk gebeurde hec, in den jaré 1752, dac de wydberoemde Leidknfuosï, hec befluic nam , om, by voorkomende gelegenheden, deszelfs geneeskundige kragten te beproeven. En deze, hoewel hy de proeven niet aengeteekend heeft , weet nogthans , dat ten minflë twintig menfehen , door deszelfs gebruik, de anierendaegfche Koorts zyn kwytgeraekt, na dat zy  wilden Caflahjenbooms Bast. 2,2 f zj een once of iets meer daervan gebruikt hadden. Hy melde echter , dat eenigen van dezelve niet genezen zyn gewrden; -doch dit oordeek hy dat ook niet ongewion by het gebruik van den Peru» viaenfehen Bast is. Volgens zyn zeggen heeft niemand zich kwaed daerby bevonden; nu en dan evenwel heeft by. eenen tragen afgang verwekt, in welk geval 'er eene prikkeling door. de Rbabarber of Aloë is noodig geweest. Hy raede ons aen, der» Caflanjenbooms base van eene middëhmatige dikte te nemen , en van eenen volkomen levenden tak. Eindelyk voege hy 'er die by, dat,ky eenige pypjes van. den Caflanjenbooms bast , welke hy van den jare 1752 tot het jaer 1.763 gevallig bewaerd bad, wederom in de banden krygende, gezien beeft dat de Bast , gedurende deze elf jaren en langer,.onbedorven was gebleven, hebbende zyne Meur en zynen fmaek behouden. Doch wanneer hy tot een poeder gefiampt is, blyft het zelve geen jaer goed, maer•moet versch gebruikt worden. Eindelyk moeten wy melding maken van de proeven, die de Hr, Piepsks op dezen Base genomen heefc, mee becrekkinge coc deszelfs rottiogcegenftaende kragt èn menging. Deze komen hierop uic: 1) de Caflanjenbooms base heefc, evengelyk die van Peru , hec .Osfen» vleesch ongefchonden bewaerd : 2 ) gevoegd by rottig vleesch, heeft hy allen flank verdreven , en de ftukjes vleesch aen versch vleesch volkomen gelyk gemaekt ; 3 ) de Caflanjenbooms bast, heeft zo wel, als die van Peru, L Dsel. II Stuk P  %z6 Geneeskundige kragt van den den dooijer van een ei doen ftremmen, en denzelven versch bewaerd : 4) de Cudanjebooms base heefc de rotting van hec weivochc kragcdadiger belee, dan de Peruviaenfche base: 5) de Caltanjebooms base, mee wacer afgetrokken, heefczowel de galahhetcrasfamentum fanguinisy hec dikke gedeelce van hec Bloed, ongefchonden bewaerd, en cevens niec de minde hoeveelheid van dit dikke gedeelte des bloeds ontbonden : 6) één once van den Caflanjenbooms bast, heeft vyf fcrupels en zeven greinen extractum aquofum gegeven, welke once, na dac men haer verder mee brandewyn had ukgecrokken, een fcrupel en cwee greinen ,extrat~tum fpirituefum heefc opgeleverd ; doch dezelfde bewerking omgekeerd zynde , heefc dezelfde hoeveelheid van den Base vier fcrupels en twee greinen extraclum fpirhuofum verfchafc ; en uic het overfchot van hec extraclum aquofum zyn wederom twee fcrupels en zeven greinen geko* men Qd). Wa e r d i g om de bovenflaende proeven te vervangen zyn die van den zeer ervaren Bücholtz (V),-dewyl deze, in het nemen der- (d) Vergelyk hiermede de Dijjert. Inaug. de cortics bippvcajeani , door den gemeloen Hr. Peipkrs, in oei/ jare 1763 te Duisburg verdeedigd- {e} ]S!ev. Jet A. N C. Tom. l'V.pag. 264. enz. [Dez'è pruef ondeniiidelvke waernemingen kan men in hun geheel veriaeld vinden in het Geneeskundige Tycj'cbrift, IV. Deel. No. 91. bk so^u, waer se» nen i& derhalve myne Lezers, tot meerder verklaring  wilden Caflanjenbooms Bast. ikf derzei ve, voornamelyk de voetftappen van Leidenfkost gevolgd heeft. Hy beeft derhalve de bhem, of hei poeder han den Caflanjenbooms bast, aen eenige Lyders , die • eene anderendaegfche Koorts hadden , toegediend, doch zonder vruchtS ook fchynt hem deszelfs hutachtigegedeelti^ragteioos en overtollig, en zeer lastig voor de maeg te zyn. Het- aftrekfei (infufum j van dezen Bast heeft by hem mede weinig voordeel gedaen. Het extract, om dat de Bast weinig daervan geeft, en het zelve hierom te kostbatr is , beeft by niet gebruikt ; doch het zvezfönlyke zout, volgens de manier van Gaeeay bereid, 't welk hy zegt , dat aen bet water eene bemelshlaeu* we koleur geeft , pryst Èj zo veel te meer, vermits hy in eene jonge dochter van twintig jaf ren, welke eene anderendaegfche.koorts had,-zeer goede uitwerkingen van het zelve, gezien betft. Na voorafgegane ontlasting der èerfic1... wegen, door middel van een conditum, 't welk tg /amen' gefield was uit de Ypecacoanha, RhabarNr, cremor tartan en pulpa tamarindorum, beeft haer een Koortsverdryvend middel voorgefchrevers, uit anderhalve dragme fal corticis hippocallani en 'één once.. aqua cinnamomi , zonder wyn bereid. Naeuwelyks had de Lyderes de helft hier van, gedurende de tusfebenpozing van ds koorts, gebruikt,1 of klaring en opheldering van het geene hier Hechts teloops en by verkorting wordt medegedeeld , ver» zende.J ' P 3  '328 Geneeskundige kragt van den of dezehe verdween, latende geene andere ongemakken ntcb nadeelen m , dan dikke beenen 4 zwakheid, en wat des meer is. Evengelyk by de koortsvcrdryvende kragt van dit zout heeft onderzocht , heeft hy ook deszelfs rotting tegenftaende boedanigheid nagegaen, en bevonden dat het dezelve in eenen even grooten graed bezit, als zy gemèenlyk van allen aen het zout van den Peruviaenfchen bast wsrdt toegekend. Intusfchen is het melding waerdig dat het zout van den Caflanjenbooms bast, gevoegd by vleesch, 't welk reeds bedorven vias, hei zelve niet beeft konmn verbeteren (ƒ). B y alle deze odgëHoemde Proeven en Waernemingen , zy het my eindelyk geoorloofd nog eenige van myne eigene waernemingen ce voegen. Wa e r n. 1 I k heb aen een' Ambachcsman, die eene anderendaegfche Koorts had , na dat hem de gewone buikzuiverende middelen waren toegediend, driemael daegs, een halve dragme van het poeder van den Caflanjenbooms bast laten gebruiken. De koorts verminderde wel hier door; maer dewyl 'er, op iedere inneming van dit poeder, eene zware pyn in de maeg volgde, heb ik zelve achterwege gelaten, en voor hem een (f) Velen hebben reeds aengemerkt, dat *er twee Klasfen van antifeptica, of rottingtegenftaende middelen moesten gelteld worden. De eerfte behelst die welke de rotting beletten ; terwyl de andere de znlken in zich bevat, welke de rottingy na dat die reeds ontftaan is, wegnemen, „  ïeVden Caflanjenbooms Bast. zzp een afkookfel laten bereiden, uit twee oneen van de cortex hippocajlani, en één dragme fal tartart met anderhalf pond waters, te famen tot op één pond verkookt. Van het doorzygfel van dit afkookfel nu heb ik mynen Lyder, dagelyksch, twee gewone theekoppen laten gebruiken. De Lyder voelde hier van geene pyn, en de koorts hield binnen den tyd van zes dagen op. Waern. II. Doch deze geringe hoeveelheid van dit afkookfel , is nogthans niet altoos toereikende genoeg geweesc, om de tusfchenpoozende koortfen te verminderen of wegtenemen. Een Timmermansknecht had eenè derdendaegfche koorts. De aengewezene hoeveelheid van het afkookfel, was zelfs niet in ftaet om de koorts te doen verminderen; doch toen ik hem ried, dagelyks driemael, en naderhand viermael, zo veel van het afkookfel te gebruiken, nam de koorts niet alleen af, maer hield ook , na verloop van den dagen , geheel op. Ik fpaer meer gevallen van dezen aert by te brengen : nooit heeft die afkookfel- my be-, drogen; ook heb ik nimmer, van deszelfs gebruik, dikke beenen , of diergelyke ongemakken , zien ontftaen. Waern. III. Eene jonge Vrouw, gaendein, het een en-twintigfte jaer hares Ouderdoms, en voorzien van eene galachtige gefteldheid, verviel door gramfcuap , waertoe men haer verP 3 wekt  %%o Geneeskundige kragt van den tvekt had, in eene opftopping der (tonden en uitterende koorts: de koorts kwam alle dagen, des avonds, wederom, en 'er openbnerden zich nachtzweetingen ; de pis was met eene ligté blaeuwe oppervlakte bedekt, latende een witroodachtig bodemzetfel vallen,- en de vermagc ring van het ligchaem nam van dag' tot dag toe. Ik ried haer, driemael daegs, een' vollen kop Van het afkookfel van den Caflanjenbooms bast te drinken , de twee eerfte, namelyk, des namiddags ten drie en vyf uren, en den laetften des avonds ten negen uren; doch 's morgens tweemael te gebruiken vyf-en-veertig droppen van een mengfel, te famengefteld uit drie dragmen van de Tinclura Rbabarbari aquofa , en één dragme van het liquor terres faliatai tartari vineft; en eindelyk, in plaets van haren gewonen drank, een dun afkookfel van gepelde haver, of fonteinwater, met citroen, fap zuur gemaekt , te nemen. En hier door heeft zy , na verloop van drie weken , hare honden , en vervolgens hare gewone ligchaems kragten en gezondheid, weder gekreegen. Wa k rn. IV. I n Lyderen, die het zydewee en de Longontftekihg hadden, heb ik het bovengemelde afkookfel niet minder beproefd. Het heeft zich, vyf of zesmael daegs, tot de bovengezegde boeveelheid, ingegeven zynde, zeer wel gedragen; nogthans heb ik altoos eene ruime aderlating laten voorafgaen, en daer by het  wilden Caflanjenbooms Bast. 231 veelvuldige gebruik van een weekmakend afkookfel , met een weinig cicroenzap zuur gemaekt, aengeraden, en, om de fluirnloozing te bevorderen, het femen cardui maria, den oxymti fquilliticum en het aqua veroniccs hierby gevoegd. Waern. V. Eek en Timmermansknecht werd de linkerarm gekneusd Men leide op denzelven eene ftoving van het afkookfel van den Caflanjenbooms bast, met kalkwater vermengd , waer door de ontfteeking verdween. Wa e r n. VI. Eene jonge Dochter had , wegens eene kwalyk behandelde wonde , aen hare kuit, eene kwaedaertige zweer geksegen, en daer tegen verfcheidene middelen te vergeefsch aengewend. Eindelyk ontboodt zy my. Ik ried haer het [afkookfel van den Caflanjenbooms bast uitwendig aenteleggen , waer dooi?, ik de zweer genas. De gevolgen , die hier uit voortvloeijen, kan men van zelfs begrypen ; doch voornamelyk kan men hieruit opmaken, dat de Bast van den Caftatijenboom, hoewel minder in kragt, dan de Peruviaenfche, nogthans met dezelven overéénkomt. Dit geldt niet minder omtrent de bloemknoppen van den CaitanjenbooHi (g) , die in den (g) De Leipziger Intelligents Bladen van den jare 1765-. melden, pag. ui. dat het eemeene voik ook de vrucht, in de pbtbifis en affeSliones byfteric®., gebiuiken. P4  Geneeskundige kragt van den enz. dén lentetyd verzameld worden, gelykerwys de ondervinding my geleerd heeft* Ik heb eenigeScheikundige proeven, betrekkelyk tot den Caflanjenbooms bast, in het werk gcfteld; doch ik zal, niet alleen wegens bekrompenheid van plaets , maer ook door gebrek van tyd , my niet ophouden met verflag daervan te doen. Intusfchen fchynt de kleurende of vervende ftof van den Caftanjeboom, eene byzondere opleteenheid waerdig te zyn. WAER-  ■..WA E £ïl EMING Wegens eene geregelde jaerlykiche ontlasting van TWEE STEENEN door den Mond, Benevens eenige aenmerkingen over de voort' brenging van deze foorten van Steenen in 't algemeen, en de (toffe waer uit zy famengefteld zyn (*_)*, door den Heer HENRI. FOUQUET, Geneesheer van 'j Kon'mgs Ziekenhuis der Soldaten en van het Kajleel van Mmtpellicr. Db waernemingen van Steenen ofgraveeiltoffige famengroeijingen, in het menfehelyke ligchaem gevonden, zyn gemeen, en vallen byna dagelyksch, om zo te fpreken, in de Geneeskunsc, voor. Alle onze deelen kunnen worden, en zyn inderdaed de zitplaets dezer vreern. de ligchamen, vermits zy alle natuurlyk zodanig gefchikt zyn , dat zy zich , meer of min , naer hunne voortbrenging vlijen. De Boeken (om niet te fpreken van de eigenlylte genoemde 1 Stee- (*) Journal Encyclopedique, Nov. i?73« Tom. VII. Part. 111. p. 508.J17. P 5  534« Geregelde ontlasting van Steenen der Piswegen, noch van dezulken, dis men in de Galblaes vindt , en geenszins moeë vermengen met de enkele galachtige famengroeijingen in dit werktuig,) zyn vervuld met waernemingen van Steenen, die in de Maeg, de Milt , de Lever, de Darmen , de Afvleeschfclier, de Baermoeder , het Darmfcheil (gelykerwys ik zelf dit meenigmael by de Slagters, en in fommige Lyken van Menfchen, heb gezien,) in de Zaedblaesjes, de Ballen, hec Celleweeffel der §pieren, de Scheeden der Pezen, tnz. gevonden zyn. Men heeft meer dan eens Steenen gezien in het vleeschachtige bekleedfel van het Verhemelte , in de Klieren onder de Tong, enz. en 'er worden, om zo ce fpreken fieengroeven in de Longen gevonden. Men heeft 'er rondom hec Hare en in de holligheden van dit Ingewand zeiven, tusfehen de rokken der Vaten , in het glasachtige vocht van het Oog ïn de zelfstandigheid der Hersfenen en derzelver' heiligheden, enz waergenomen. Daerenboven heeft men fomwylen de Pynappelklier zelve geheeienal verfteehd gevonden, tot groote benadeeling, zegt de Hr. Meckel, van de onderltclling' van C artes lus, virelke haer voor de zitplaets van de ziel hield. Eindelyk hec Bloed zelf voerc, in zyne buizen , Steenen met zich, indien men hierin geloof wil (laenaen Joh. Ceorg. Greiselius, welke verhaelc dac hy, eenen Man van eene pblegmatijcbc of flymaertige gefteldheid, in eene fmorende zinking op de  Steenen door den Mond. 255 de borst {catharrus fitffocativus), hebbende doen aderlaten, met het bloed zag een voorfchyn komen vier kleene fteentjes, die, in het bekken vallende, een geluid van zich gaven, 'twelk van de omllanderen zeer onderfcheidenlyk gehoord wierd; gewis eene zonderlinge waememing, welke men plaetfen kan, by die van Th. Baktholyn én Olaüs Wokmius, die eene verbazende meenigte van zeer kleene Steenen, door de zweetgaten van de ganfche oppervlakte des h'g« haems, hebben zien ontlasten , gepaerd met eene bloedzweeting', en waervan men,de hand over de huid ftrykende , geheele handen vol deed nedervallen. — Dan, het is wel inzonderheid omtrent de Steenen, die door den hoest uitgeragcheld zyn, dac 'er, zowel by de oude als nieuwer Schryvers, eene groote meenigte van waernemingen gevonden worde. Dus heefc men, onder andere foortgelyke voorbeelden, Lyders gezien , die op den duur fteenen uitragchelden , zodra zy zich flechts in het minlte vermoeid hadden; anderen, welke 'er, by tusfehenpoozingen , gedurende vele achtereenvolgende dagen , tot zes of zeven , op eenen dag kwytraekten. — Onder deze laetlten kan het. Volgende geval gevoegelyk geplaetst worden, hoewel hetzelve nogthans, in vele opzichten, hiervan verfchilt. Di«n mee die alles zou het evenwel , na hec geene ik te voren, rakende hec ontzagchelyke groote aental van foorrgelykende waernemingen, alöm in de Boeken ver- Ipreid,  %%6 Geregelde ontlasting van fpreid, heb aengemerkt, weinig der moeite waerdig zyn gewéést, om 'er van re fpreken, indien hetzelve' niet eenige byzondere omftandigden opleverde, welke het eenigermate éénfoor. tig maken, onder de meenigvuldige gevallen, tot deze Klasfe behorende, welke men toe hief' toe heeft mogen byéénverzamelen. Hiervan zal men door de volgende byzonderheden kunnen oordeelen. Eene'jonge Dochter, oud zes - en • twintig jaren , van eene zwakke en mrtanchoüfcbe of zwaermoedige gefteltenisfe, en daerenboven zeer ongeregeld in de ontlastingen, harer Kunne eigen , gevoelc beltendig , federt zes achtereenvolgende jaren, op het einde van den Zemer, eene algemeene ongelteldheid, met geWaerwordingen van loomheid , en • fomwylenvliegende pynen in de ledematen , afkeer van alle foorten van fpyzen, moeijelyke ademhaling, die byhet opklimmenvan eenen trap, of door het gaen, aenmerkelyk toeneemt, kleene drooge kuch en ligt gevoel van prikkeling in de keel. Alle deze toevallen vermeerderende , klaegc de Lyderes over hevige pynen in de larynx, öf het llrottenhoofd , én kan niet dan met zeer groote moeite iets doorzwelgen. Ten dezen zelfden tyde worde zy een beginfel van doofheid, aen hec regter oor, gewaer, eri'lydt by tusfehenpoozingen, over dag, eene zware hmicrania, of hoofdpyn, aen deze zelfde zyde; haer item wordt van dag tot dag zwakker; de aen- houdende  Steenen efoor den Mond, 23^ houdende en ftuipachtige hoest verwekt een hpl en fchrikbarend geluid; de belemmerde ademhaling wordt hoe langer,.hoe grooter; hier by komen flaepeloosheden , vergezeld van benaeuwdheden , drabbige en naer geftampte tiggellteenen gelykende pis, een harde, ingedoke en ftuiptrekkende pois, enz. Bydeze gelegenheden , de vingers langs het zydelyke bovenfte regter gedeelte van hft (Irottenhoofd heenbrengende , befpeurt men eene bepaelde, beflotene en zeer pynlykezwelling, van eene plyfwyze gedaente, welke diep, en een weinig ichuinschs ? tusfchen de bovenfte cormia, of hoornen van hec (cartilago tbyroïdea) fchildvormige kraekbeen, en die van hec (os hyoïdes) tongbeen, omtrent onder de musculus tbyro .pharyngeus of de Syndesmopbaryngeus geplaetst is. De grond,, of bet achterfte gedeelte van den m°nd, welken ik, by myn eerfte bezoek aen de Lyderesfe, naeuwkeurig heb onderzocht, gaf, op dien tyd, niec dan geringe blyken van ontftekinge of roodheid, aen hec achterfte en benedenfte gedeelte van de pharynx, of hec keelgat, waermcde echter hec verhemelte van den mond, en de amandelklieren weinig aengedaen fchenen te zyn. Dan, de omftandigheden, na verloop van vyftien dagen, zich evenwel verergerd bevindende, lydc het gezwel, dat van dag' i tot dag, beide grooter en gevoeliger is geworden, nu geene de geringfte drukking meer; het zelve is tot zynen hoogden trap van grootte gevorderd,  238 Geregelde ontlasting van dat is, het heefc ten naestenby de grootte van eene Olyf verkregen , welkers beide zydelyke oppervlakte plat gedrtikczyn, zonder dat evenwel hetzelve eenige baerblykelyke verhevenheid , of de minite verandering aen de huid maekc: alle doorzwelling is der Lyderesië, voor dien cyd, verboden, zo dac zy zelfs bezwaerlyk eenige droppen vleeschnat of eene fyroop door de keel kaW krygen. De hoest, die reeds eenige etterachtige fluimen heefc op^ gebragt, bedaerc hierop aenmerkelyk,- doch hec gevaer van ce verdikken fchync hier door toecenemen; hec aengezicht wordt bleek en zet zich op; de wangen en hppen worden blaeuw' of van eene bleeke paersfche koleur, gelyk men in vele Longziekigen befpeurt ; de ilem worde daerenboven een eenenmale -verdomd ; hec regter oor is volkomen doof; en wanneer hec fomwylen gebeurt, dat deze jonge Dochter zich, des nachts, op de zyde, die met het gebrek gemeenfehap heeft, namelyk, op de rechterzyde, toe dapen nederlegc , veroorzaekc deze ligging haer eene algemeene verlamming, of verdooving, die haer bezwaerlyk icelaec eene tegendelde ligging aentenemen. Dees een uieerde gevnerlyke roedand houdc nog cwee of drie dagen aen; en de Lyderes op hec punc om ce verdikken , fchync oogen. blikkelyk, onder zo veelvuldige kwalen ce zullen bezwykén, wanneer zy eindelyk eensklaps, iets hards en ongemakkelyks in hare flokpyp voe-  Steenen doof den Mond. 239 Voelende opklimmen,*aen bet uitragchelen geraekc, en zonder eenige pooging of hoest, twee Steenen loost, gelyk zy zich nog onlangs van twee dusdanige Steenen, ter grootte van eene cicererwe, ontlast heeft. Deze Steenen zyn ligt geel , zeer hard , ruuw en van eene onregel» macige gedaente. Oogenbükkelyk na de uitragcheling of ontlasting dezer fteenen , verdwynen alle de bovengenoemde toevallen, uitgezonderd alleen een ligt ongemak in de keel, 't welk nog eenige dagen , met eene gering© kuch, blyft itand houden. — Zie daer eene getrouwe en onvervalschte fchildery van deze byzondere Ziekte en deszelfs uiteinde. —1 Thans zy het my geoorloofd, eenige aenmerkingen te maken , omtrent de voornaemfte omftandigheden, die "er in hec medegedeelde geval hebben plaets gehad. De zicplaecs dezer Steenen komt my bepaeld voor, zo wegens de toevallen, als met becrekkinge tot hec geene, wat wy omtrenc de plaecfing van het gemelde kleene gezwel gezegd hebben , 'c welk fchuinsch cusfehen de grooce hoornen van hec fchildvormige kraekbeen, en dac van hec tongbeen tegen dezelve aengevoegd was. Waerfchynlyk, immers, zyn deze Steenen gevormd geworden in het celleweeffel der fpieren , 'c welk de achterfte deelen van hec ftrortenhoofd mee hec keelgac famen verbindc, en de tusfchenruimten dezer deelen vervulc. De prikkeling, welke dezwaerce, grootte, en vastheid de-  240 Geregelde ontlasting vtm dezer Steenen , mitsgaders de ruwheden , die men aen dezelve gewaer wordt, aen de omliggende gevoelige deelen veroorzaken, kan niec nalaten de zenuw van het agtlte paer aen te doen , en door medelydendheid eenige vezejdraden van hec zevende paer, en de tongzenuw hierin te doen deelen. Hierby moet men voegen de uitpuiling , die het gezwel in de holligheid van het ftrottenhoofd , en in die van de keel heeft moeten maken, mitsgaders de uitwerking , die de voortgangen der ontftekinge op de Trompet van Euflacbius, of het vlies, 'c welk deszelfs binnenfte oppervlakte bekleedt, kunnen ce weeg brengen. Na die verhael kan men gemakkelyk dereden van bec verlies der ftem , van de doofheid, moeijelyke doorzwelging en ademhaling., en andere coevallen, welke- onze Lyderes aen>tascen, begrypen; dewyl men ligtelyk kan oordeelen, dac de hevigheid van alle deze toevallen noodwendig moec afgemeten worden naer de voortgangen der bovengemelde oorzaken, 't zy middelyk, of onmiddeJyk. De verettering, geholpen door den. hoest , komt eindelyk eenen uitgang voor gemelde fteenachtige famen, groeijingen te openen in het bovenfte gedeelte der flokpyp, die ter dezer plaetfe zeer dun is, van waer zy vervolgens door eene enkele uier ragcheling buitenwaerds gedreven worden. De ophouding van den hoest, welke de uitlozing dezer Steenen voorgaec, en de omftandigheid t om  Steenen door den Mond* 24.É om door de enkele uitdryvende kragt dezer buize, uk de flokpyp uitgehaelcl ce worden , laten niec coe, eenigen anderen weg aen hunneri uicgang coecewyzeri. Hebbende voor omtrent twaelf of dercien jaren gelegenheid gehad, om het ftrottenhoofd te ontleden van eenen Man, die in hec Gasthuis van St, Eloy dezer Stad, aen de gevolgen eenir verplaetfinge van ftoffe op de keel geftorven was, en by wien ik, in de laetfte dagen zyher ziekte,' een verlies van fpraek en gehoor had waergenomen, vond ik, behalven eene uitftorcing van dunne fcherpe bloedige etter, welke de rings- en fpleetswyze kraekbeenderen (cartilagines cricoïdeê arythenoïdece), mitsgaders de fpieren van deze laetften en hec geheele omliggende celleweeffel bedorven en ten deele vernietigd had ; vond ik, zeg ik, vyf of zes hydatides, bf waterblazen, waervan 'er twee ten naestënby de grootte van eene hazelnoot hadden, zynde door middel van een overblyffei van hec celleweeffel (tisfit tmiqueux) , van binnen aen de nabygelegene deelen der bovenfte hoornen van de cartïlagó tbyro hyoïdea , of hec fchildswyze kraekbeen, vascgehechc. Deze waterblazen waren gevuld rhec een helder, doch eenigzins geelachcig vochc; in derzelver midden, werd men als een kleen rond pitje of fteentje ge waer, ter grootte van eenegerften korrel, t'famengeftelduit eend vry vaste witachtige ftolTej zodat ik reden heb 3 Om te denken dat deze waterblazen, door deri ï. Deel. ÏL Stuk. Q . tyTj  242 Geregelde ontlasting van tyd , wel ten eenenmale in fteenen zouden hebben kunnen veranderen, die dan naderhand mogeiyk zich insgelyks door de flokpyp zouden ontlast hebben. — -Daerenboven, men heeft eenige voorbeelden van ileenen , die op gelyke wys, door het famenweeffel der deelen, zich eenen weg gebaend „ ofdeontlastbuizen van ^ zekere ingewanden, om zo te fpreken, verkragt hebben. In de Berlynfcbe Verhandelingen wordt gefproken van eenen Galfteen, die uit de regter bovenbuikszyde gekomen is; en onze groote Gepeesheer Rivërius verhaek eene Waememing wegens eenen jongman, die verfcheidene fteenen, welke uit de Milt, door de vafahrevia, tot in de maeg waren doorgedrongen, door het braken is kwyrgeraekc Het zoude nutteloos zyn zich verder met dlergelyke aenhalingen te vermoeijen. Ik heb reeds doen opmerken , dat de zelfftandigheid onzer fteenen vast. ware, en dat zy van buiten eene bleeke gele koleur hadden s even als van een versch been. Na dat ik evenwel, op eenen van dezelven, een weinig kragc had geoefend, ben ik, eindelyk, zo verre gekomen , van hem, een uur na zyne ontlasting, met myne vingeren door midden te breken. Dezelve werd, op de plaets der breuke, wit en fpongieachcig gevonden, doch van binnen voorzien 'van eene zelfftandigheid, die door wryving eenigzins breekbaer was. Naderhand een ftuk van dezen fteen met eenige fcheikonftige fchei- voehcen  'Steenen door den Mond. 243 Vochten behandeld hebbende, ben ik baerblykeiyk oncwaer geworden , dat hy van eenen kalk- of krycachcigen aert was. Deze foort Van aerde , weet men , is eene der voorhaemfle bettanddeelen van het flym (mucusyt of van die geleiachcige of lympathifcbe zelfftandigheid, welke de vaste deelen van het dierlyke ligchaem famenltelc, en waermede onze vloeiïtoffen in eene meerdere of mindere hoeveelheid , inzonderheid by zekere ongefteldhederi des ligchaems, fchynen beladen ce zyn. Het is die aerde, welke de befaemde BeckeiI terïé vitrescibilis, of glas wordende aerde noemt, en waerin hy vurig wcnschte, dat de een of an der Scheikonftenaer, onder zyne vrienden , zotj zorg dragen, orn zyn ligchaem, na zynen dood, door middel van het vuur te veranderen , en door verdere behandelingen , aen deze aerde | èen vaste en ronde gedaente te geven, dat is„ brh zyn ligchaem in eenen glazen bol te veranderen. Dan kan 'er wel vreemder denkbeeld worden uitgedacht, om het aerdachtige gedeelte zynës ligchaems, onder eene zo byzondere ëri ligt breekbare gedaente j tot het nakomelingfchap te willen overbrengen: kortom, hec is die zelfde aerdachtige ftof, waervan de beenders hunne vastheid onclecneh, en welke niec tiïin= der noodzakelyk is coc de huishouding der plantgéwasfen, dan coc die der dieren. Een zeer vermaerd Hoogleeraer dezer Hóo= ge Schole , te weten de Hr, VENEt, wélke  244- Geregelde ontlasting van byzondere navorfchingen omtrenc den mucus, of het (lym in 't algemeen , en de eigenfchappen dezer' zelfltandigheid, mee betrekkinge tot de werktuigelyke ligchamen in hec byzonder, gedaen heefc, is alcoos van meening geweest, dat 'er, in hec dierlyke ligchaem, zowel eene affeheiding, als ontlasting van deze kalkachtige of groeijende aerde moest gefchieden, waer omtrent.'er, tot nog toe , in de natuurkundige verhandelingen van ons.dierlyk ligchaem, een afzonderlyk hoofd* ftuk ontbrak:, grondende zyn gevoelen, met betrekkinge tot het eerfte artykel, op de vastheid der beenderen, de verfchynfels hunner heryoortbrenginge, de noodzakelykheid hunner herftellinge, enz. En, wat de ontlasting of de uitlozing de, zer ftoffe aenbelangt, deze meent hydacbecoogd en aengewezen wordt door de komachtige neêr• zetfeis, of doorzinkfels der pis op den bodem der waterpotten ; gelykerwys mede door de verplaetfingen van deze zelfde kalkachtige ftoffen op de gewrichten van jichtige lieden. Hierby kan men nog voegen de waernemingen van eene foort van ziektefcheidende vlceijing dezer ftofte, door fommige Schryvers byéenverzameld : gelyk, by voorbeeld, die van eenen man, aen de jicht onderhevig, van wien jn de Verhandelingen van de Koningklyke Maetfchappy der Wetenfchapen van Parys gefproken worat, welke , in den tyd van agc of negen .maenden, zoo veel van deze kalkaerde (zestig of zeventig ponden) is kwyc geraekt, dac men daer-  Steenen door den Mond. 2ff daervan een ftandbeeld heef: kunnen maken, h welk dezen man in zyne natuurlyke grootte vertoonde. — Dit gevoelen van den Hr Vedel, rakende den omloop eener aerdachtige vloeiftoffe in het levende ligchaem , is in de Ditlionnaire Encydopedique, of het groote algemeene Woordenboek van alle Konften en Wetenfchappen, op het woord fecretions of affcheidingen, overgenomen, zelfs lang voor dat men, Montpellier, kennis had aen de proefnemingen van de Heeren Horisjant en Tenon; proefnemingen , welke dit denkbeeld zo waerfchynlyk maken en bevestigen, dat het, by vervolg, voor eene betoogde waerheid kan doorgaen.' Wa KNEEEwy nu by deze eerde kennis voegen die geene, welke de beroemde Heer Dg B 0 r d e u ons van het tiffu müqueux of celachtige weeffel gegeven heeft, en welkers werktut. gelyke gefteldheid en gebruiken hy zo nuttig ontwikkeld heeft, zal het voor ons misfchien nog gemakkely'ker zyn, de geheimen van de voortbrenginge onzer twee voornoemde Steenen te doorgronden. Men begrypt, inderdaed, ligtelyk, dat de mueus alibilis, of hec voedzel gevende flym, doordien hetzelve gedadig omloopt, en langs de geheele uitgedrektheid van hec zogenoemde tisfu muqueux doorfypelc, fomwylen zodanige beftaenbaerheden, veranderingen, vermengingen, by voorbeeld, kan ondergaen, dac hec aerdachtige beginfel hierin overvloeit; mitsgaders ongerept 3 geld-  14 6 Geregelde ontlasting van geldheden, vertragingen en andere beletzeis in haren loop ontmoeten, die hetzelve, beveiligd de aendoeningen der werktuigelyke werkingen, en ver van de natuurlyke ontlastbuizen, in het eene of andere gedeelte van het celleweeffel bepaelc; dit gefchiedt door de eene of andere wanorde in de werktuigen of in het grondbeginfel , 't welk over de dierlyke huishouding het bewind voert: zynde iets, 't geen wy niec zoeken ce verklaren , doch waerin misfcbien beide zowel de welgefteldheden als ongeikldheden van hec celleweeffel meenigwerf eene grootere rol fpelen , dan men gemeenlyk denkt. Nu, is hec aen die llym eigen , wanneer hec dus mee een aerdachtig beginfel overladen en in eenig gedeelce van hec celleweeffel gehuisvest is, dac hec zich langzamerhand verdikke, hetz.y door zynen ftaet van ftilftand en door de warnjte des ligchaems, het zy, ten andere fomwylen door de famenpersfende werking der omringende deelen, tot dat het eindelyk in eenen ftaet van fteenwording of verfteening overgaet en ontaerc. Deze uitlegging voor 'c overige fchynt my overeenkomftiger met de reden , en meer in den fmaek der nature te zyn , dan die , waerby men zyne toevlugt neemt tot de ophoudjngen. ep famerigroèijing des waters (ly?npka) in de hair fyne watervaten; te meer, dewyl in eene groote meenigte van gevallen, de gedaente dezer kalkachtige famengroeijingen, en de afwezenheid der watervaten in vele deelen, mee de"' • ' V ze.  Steenen door den Mond. 147 ze algemeene befpiegeling niet kunnen overééngabragc worden. Ten opzichte van het tydperk der aendoeningen, welke oorfprongelyk de fteenen, waer van wy gefproken hebben , voortbrengen , en de toevallen, die derzelver ontlasting bewerken: dit verfchynfel behoort volrtrekt tot die zelfde oorzaek ., welke de wederomkeering der aenvallen in eene zeer groote meenigte van ziekten bepaek , en de ziektefcbeidende werking der werktuigen in beweging brengt; waer omtrent ik alleen dit zal acnmerken, dac de omloop van de kragten der nature in den ganfchen kring der dierlyke ver-richtingen , g?lykerwys Ballonius zich uicdmkc, (v'fu nature totius corpus partes lufiranlis &? purgantis), in deze fuorr, de waerfchynlykfte befpiegelende kundigheid verfchafc. Eene laetfte omftandigheid, die zich in onze waememing opdoec , en welke , wegens hare byzonderheid, nogmael dienc herhaeld te worden ,^ is hec gecal van cwee Steenen, die wy , zes achtereenvolgende jaren, beftendig , by ieder 1 tydperk, hebben zien ontlasten. Dan ik zal het niet wagen eene verklaring hiervan te geven; zynde die een voorftel, welkers oplosfing ik beroer ke dat voor my niet bewaerd is. O 4 ONT-  24-8 Met geheim der Pillen ONTDEKKING, i;*fonde de echte manier van Bereidinge der zogenoemde PILLEN van den Heer KEYZER, tegen de Venus • Ziekten. Daer is byna geen Geneesmiddel, fzegc de Heer Richard de Hautesiercic te regc (*)), 't welk meer gefchillen verwekt, noch Waer omtrenc men meer'gistingen gemaekt heefc, dan over die; nieccemin zal men zien, hoe valseh en los de meesten waren: zy alleen, die bet zelve gehouden hebben voor eene uicermacen fyn verdeelde Kwik, door wyn-azyn ontbonden en met manna omkleed (f) , zyn 'er hec naeste bygekomen. Dan het voorfchrift, 't .welk, op 'sKonings bevel, in myne handen was « gefteld , en niet dan na des Uitvinders dood mogt bekend gemaekt worden, liet my niec toe eenige verlichting omtrenc dit ftuk te geven. Thans (*•) In het Recueil d'Obfervations des Hospitaux M'ilitair.es, &c. Tom. n. achter welk Deel men dé i keHdmaking van dit geheim, door den Heer K evzer zei ven in zyn. leven ontdekt, geplaetst vindt • an pag. f - iz (f) Examen des principales methodes d'aiminiftre^ le mercure dans les maladies Veneriennes; par Mr, ü E li o r n e , chez Didot ^ 17Ó0.  van den Hr. Kejze-r ontdekt. %0 Thans volbreng ik met yver den last, dien ik van den Hr. Marquis de MonteyNard, Geheimfchryver van Scaet, met betrekkinge tot de zaken van het Oorlog, ontvang, om het aen het Gemeen medecedeelen; dees aenvertrouwde fchat lei my zwaer op het hart, om dat het * geheim houden tegens mynen aert ftreed. H o e yt e l de bewerkingen van den Uitvinder my veel te wydloopig, ja zelfs fomwylen van weinig aenbelang fchynen te zyn, echter heb ik het my cqc eene wet gemaekt, niets te veranderen, zelfs niet in den ftyl van het voorfchrift, 'twelk men in myne handen heeft gefteld, zynde volmaekt overeenkomftig met dat geene, 't welk men gegeven heeft, aen wylen den Heer S en ac, 'sKonings eerften Geneesmeester, dien men geraedpleegd had , en die, wat dit ftuk aengaet , mede in het vertrouwen der Regering gedeeld heeft. Lieden van de kunst zullen het zelve wel tot zyne behoorlyke palen weten te brengen, zonder daerom iets te veranderen in de wezenlyke bereiding van een Geneesmiddel, 't welk de goedkeuring en de beloon Hingen des Konings heefc weggedragen.. Q5 VOOR-  2|o Het geheim der Pillen voorschrift; van een byzonder Middel, DOOR D SN HfiER K E Y Z E R Uitgevonden, ter genezinge van verouderds Venus - Ziekten. EERSTE BEWERKING. TITen heefc een Waterwerktuig, famengefteld 1VA de vyftig tobbetjes, of kegelswyzeemmertjes , ieder voorzien met zyn (moujjbir) fchuimof roerlïofc (a). Men doet, in elk tobbetje, twintig ponden Kwikzilvers, met twee of drie ponden zeer helder gemeen water; dan laet men de gemelde mousfoirs, of roerftokken, gedurende den tyd van vierentwintig uren werken; na verloop van welken tyd men een gedeelte van hee Kwik- (a) DeHr. Keyzer verbindt zich eene afgeteekende fchets van dit Werktuig, met deszelfs vereischte evenredigheden, te geven. Dan de Hr. Keyzer, volgens eene kantteekening vaD den Hr. Ric h a r d , geftorven zynde, eer hy zyne verbindtenis omtrent dit ftuk volbragt heeft, biedt zyne Maeg» fchap aen, de fchets en afteekening van dit werktuig s te geven , zodra de Staetsdienaer zulks zal gebie» den.  van én Hr, Ksjm ontékt. Kwikzilver zal veranderd vinden in een flyk dac hec wacer zware en dik zal maken, als of men 'er inderdaed flyk ingeworpen had: hierop tape men die flykerige wacer af, door eene kraen , opzetcelyk coc die einde gemaekc, by den bodem van hec kegelachtige cobbetje, of emmertje, even boven de oppervlakte van hec Kwikzilver; en men vangc hec zelve op in aerden Keulfche potten, of andere vaten. Vervolt gens giec men, op nieuw, even zoveel helder gemeen wacer op hec Kwikzilver, als men 'er flykerig water afgecapc heefc; en men laec terftond de roerftokken andermael den tyd van vierencwincig uren werken; waerna men wederom hec flykerige wacer in andere aerden poeren , of eenige andere vacen afcapc, gieeende vervolgens hec wacer der vorige poccen, dac den tyd zal gehad hebben om op te klaren (b), zachtjes af, 't welk men naderhand wederom op de tobbetjes giec, een einde hiermede hec laetstafgetapte water uit dezelven ce vervullen. %. II. (b) Dit flykerige water klaert op, en bezinkt in den tyd van vierentwintig uren; na het zelve zachtelyk te hebben afgegoten, vindt men , op den bodem van eiken aerdenpot, een zwart flyk, 't welk men • met juiste reden mtbiops mineralis per je, of door zich. ïelven nedergeplofte Kwikzilver - moor heten mag. Dees eetbiops heeft eene buikzuiverende kragt, en men kan hem van één tot agt greinen ingeven. Uit dit gezegde bemerkt men ligtelyk, dat hy meer kragten en geneeskundige eigenfehappen moet hebben, dan de (etbiops, gemaekt door de byvoeging van zwavel, by fommige Scheikutmeuaers, gelyk DEMSiiy na jmdexen, Befchreven,  Ijfa Bet geheim der Pillen %. la . Men ziet, uit het geene zo even gezegd is, dac 'er vele aerden potten noodig zyn, om'het flykerige water ce ontvangen, op dac hec zelve den cyd hefabe van te bezinken en op te klaren, om zich daervan te hedienen, en het flykerige' water te vervullen , naermate die alle vier-, encwintig uren , van de cohbetjes afgetapt wordt; weshalve zy beurtelings dienen, om hec flykerige water te ontvangen , en versch helder wacer voor de tohbetjes te. verfebaffen. f. Ut Dewyl, door hec lang en flerk werken der mousfoirs of roerftokken, al hec kwikzilver in eenen natuurlyken cethiops overgaat, moe? men zorgdragen om het kwikzilver telkens wederom aantevullen , naermate 'er eene zekere vermindering gefchiedt, op dac'er alcoos in de cobbetjes een naestenby dezelfde hoeveel heid van cwincig ponden, die men 'er in 'c begin in gedaen heefc, gevonden worde. §• IV. Zodra men tien ponden, meer of min, estbiops zal bekomen hebben, moec men die in een' aerden poe , over een warm waterbad, balmum mariae, laten droogen. Deze drooging verkort men, door den cethiops dikwyls om te roeren, en de klonters, die 'er ontflaen, meteenen houten lepel of fpatel, te verbryzélen. twee:  van den Hr. Keper ontdekt. 2 $ f TWEEDE BEWERKING. :^^^'^!^^^$^ ' ■ 5* D e &opf wel gedroogd zynde, doet men hem in glaze retorten of kromhalzen, waervan men ten minfte een derde gedeelte moet ledig laten $ men plaetst dezelven op eenen bekwamen ftookoven, om de kwik, door de overhaling, wederom levendig te maken, tot dat 'er, door een fterk vuur (c), niets meer uit den fnavel van den kromhals overkome, noch in den ontvanger valle, en men verzekerd zy, dat het geene, wat 'er in den buik van den kromhals overblyft, niet dan een doodenkop (caput mortuuni), of de anderaertige en kragtelooze deelen van het kwikzilver zyn (d), Ji VI. Dewyl 'er, by de revmficatio of wederopwekking van den cethiops. toe vloeijenden of levendigen kwik, gedurende de overhaling , eene groote hoeveelheid van brandbare (c) Dit vuur moet trapswyze, namelyk, in het besin zeer langzaem en zacht, doch op het einde fterk aengeftookt worden. (d) Men zal zich verwonderen over het zien van de groote hoeveelheid van doode-koppen en èeterogenifche of anderaertige deelen, die men, door dit middel, van het Kwikzilver affcheidt. . Dit is het eeniglie middel, 't welk 'er in de weerel d gevonden wordt , om deze anderaertige deelen, die niets anders zyh. dan eene famengevoegde vetftof of verbrandbare zwavel, met eene glas wordende aerde, van het Kwikzilver aftefcheiden.  'Êfo tiet geheim der Pil/en baren olie , waervan een gedeelte terrJnekkig aan zyne oppervlakte gehecht blyft, met den ge* melden kwik opklimt, zal men hem geraakkélyk van dit vet ontdoen, met hem, door rwiddel van eenen houten lepel, onder fyn gezifte poeder van ongebluschce kalk te kloppen en ce roeren • Want de kalk florpt al den olie of het vet op' en laet den kwik zuiver na, Uitgezonderd eenen hgten walm van hec kalkpoeder, waervan meri hem beroofd, door hem ce Wasfchen , en 'er by herhaelde reizen heidér wacer op ce gieten; waerna men hem veel glanfiger dan hec beste' gepolyfte zilver zal vinden; vervolgens laec meri hem in een uitdampvac van glas over eene langzame hitte van zand, droogen. DERDE BEWERKING. S- vu. Wanneer dé kwik van alle de waterach. tige deelen oncdaen is, moec men hem, in verfcheidene glazen diJMleer- of overhaeJkofven, mee eenen platten bodem, verdeelen, in achcnemende dac men 'er Hechts zo veel irï doec, als noodig is, om den bodem van de gemelde' kolven te bedekken (e): vervolgens derzelver hals mee een kleen papieren hoedje los geflopt hebbende, plaecsc men ze in hec zand op een kalkbranders oven, waerin men vuur maakc, en (e) Men doet 'er doorgaens van vier oneen töi dén pond in, naer de grootte der matrasfen of kolven.  van den ttf. Keyzef ontdekt, a f ƒ en het zeiven zonder afbrekingeonderhoudt, tot dat de kwik in eene gebrande kalk veranderd zy (ƒ)• Om zich in deze Bewerking wel te gedragen , kan men , omtrent den noodigen graed van hitte, die hier toe vereischt wordt, Lemery en andere Scheikunstenaers raedple» gen. De Hr. Keyzer komt ons voor, met te zeggen , dat men alleen door eene langdurige ondervinding den juisten graed van hitte, om deze kalkbranding te bevorderen en te verkorten , kan leeren. Dewyl het moeilyk is dezen trap van hitte naeuwkeurig door fchryven te bepalen, neemt de Hr, Keyzer op zich, om denzeiven aen te toonen aen de Heeren Senac en Rïchard, of aen anderen, die het dea Koning behagen zal hier toe te benoemen. % VIII. Zokasch men eene genoegzame groote hoeveelheid van dezen mercurïas praecipitatus per fe, of door zich zeiven neêrgeploften kwik, zal bekomen hebben, moet men die wederom uit de kolven nemen ; doch dewyl 'er daerna nog altoos eenig levendig en vloeibaar kwikzilver, in zynen natuurlyken ftaet met denzeiven vereenigd, overblyft, moet men hetzelve, door mié- (ƒ) Dees gebrande kalk draegt den naem vari mer* can'ur prceeipitatus per ft of door iichzelven neêrgs* ploften Kwik,  2§ê liet geheim der Piïïetï middel eener behoorlyke overhaling, daervarl affcheiden (g). VIERDE BEWERKING, §. IX. De gebrande kalk, of de door zich zelyeri hedergeplofte kwik, wel van zyne waterachtige deelen ontdaen , en ten eenemale van al het vloeijende kwikzilver gefcheiden zynde , neemt men daervan , by voorbeeld , één pond gewigts, 't welk men in een zuiver kegelswyze tobbetje, met zynen mousfoir of roerftok voor» zien, en alleen tot dit gebruik dienende, uitftorr. Dit tobbetje moet van onderen en by deszelfs bodem doorboord zyn met een gat, waerin eene kraen fteekt. Vervolgens giet men op het pond van den mercurius per fe agt pinten wyn azynsj die in glazen kolven, en niet in tinnen of andere metalen vaten, wel overgehaeld is. Dan laet men den roerftok, op dezelfde wyze als of men den cethiops moest maken, gedurende den tyd van één of twee uren, werken; na verloop van welken tyd men het pond van den mercurius per fê in de agt pinten wyn azynszal ontbonden vinden. §. X. (g) Om deze dijlillatie of overhaling wel te doen^ dient men aen de eene zyde acht te geven, dat men het vuur fterk genoeg make, om het Kwikzilver ?ii den fnavel van den kromhals te doen opklimmen; en aen de andere zyde, dient men het niet te fterk aen te fcetteri, uit vreeze van den mercurius peryètefmehen, en wederom op te wekken tot levenden en vloeijenden Kwik; 't geene onfeilbaer gefchiedt, zo rasch het vuur Hechts een weinig fterker is, als het behoort»  van den Hr. Keyier ontdekt. 2ff §. X. Wa n n e e r men verzekerd is dac al dè mercurius per fe ten eenenmale ontbonden is, moet men den daermede beladen wynazyn, door middel van de gemelde kraen, in een zuiver porceleinen of ander foortgelyk aerdewerks vat, aftappen, en het vochc terftond doorzygen, mee behulp van eenen glazen trechter, van binnen bekleed met ongeklopc vloeipapier, in agc glazen boccels (h). Deze agc boctels vol en van gelyke mace zynde, is hec gemakkelyk te begrypen , dat iedere bottel, ten naestenby, twee oneen van den ontbonden mercurius per fe zal bevatten. Men draegc zorg, gelyk gezegd is, om dit vochc binnen den cyd van vierencwineig uren te gebruiken, op dat geene deelen van den ontbonden mercurius per fe den tyd hebben , orri nedergeploft te worden, of zich in de gedaente van fneeuvvvlokkige zouckryltallen, op d»n bodem der boctels ce verzamelen (i\ VYF. (b) Men vindt altoos ten naeltanhy dezelfde hoe^ veelheid van den overgehaelden wynazyn a's meri in den aenvang gebruikt hééft; ten andere kan mm dezelve in agt gelyke deelen verdeelen. .(0 Men geöruikt bet vocht, terwyl het helder en klaer is', en mengt het met de manna, voor dat 'er ' iets is nedergeploft onderdegedaente van eenfneeuwvlokkig zout, ten einde de Kwik zich meer verJpreide, en onder de manna meer verdeeld.worde» /. Deel. II. Stuh R  2 j 8 Het geheim der rillen VYFDE BEWERKING. §• XI. Om de agt bottels wynazyn, welke ieder twee oneen van den gemelden door zich zeiven nedei geploften kwik behouden, te hefteden, dient men agt marmeren bladen te hebben, ieder twee en eenen halven voet, of daer omtrent, lang, en twee voeten breed ; deze bladen moeten eene gladde oppervlakte, en in hunnen geheelen ©mcrek eenen rand hebben, die omtrent eenen duim hoog uitfteekc: op ieder van deze bladen legt men twee ponden zogenoemde manna in tranen of korrels, waerby men eene bottel van den met mercurius per fe beladen of bezwangerden wynazyn voegt; hierop wryft men, op ieder der gezegde bladen, de manna, door middel van eenen porphyrfteen, zo. lang , tot de manna en de wynazyn eene gelyke dikte, zonder klonters, bekomen hebben, dat is, totdat zy op het naeuwkeurigfte te famen vermengd zyn, en alles zich tot de dikte van eene dunne natte pap bevinde. §. XII. Deze dunne natte pap giet men, om'er de vuiligheden , die de manna, bevatte 't van afte* fcheiden, door eene zeef van paerdenhair,. op eene der marmeren bladen, gelyk aen hetgeene, 'twelk men te voren tot deszelfs te famenmenging gebruikt heeft; waerna men haer, op dit blad, van  van den Heer Kefzer ontdekt 259 van zelfs én zonder vuur, inzonderheid des romers, laet droogen (k), tot dat zy eene genoegzame klevende en dikke lyvigheid bekomen hebbe, om, wanneer men het blad fchuinsch en overzydsch houdt, niet te kunnen wegvloeijen: hoe meer men de pap met den porphyrfteen zal bewerken , hoe fchielyker men haer tot eene vastklevende en dikke lyvigheid zal brengen ; want de herhaelde en aenhoudende bewerking , door middel van den porphyrfteen, begunstigt grootelyks de uitdamping van het overtollige van den Wynazyn , en maekt dat, op het einde, de menging allerjuist en op het naeuwkeurigfte gevonden wordt. S. XIII. D E bry of pap zodanig klevende , dat zy niet van het marmeren blad kan afvloeijen, plaetst men het op zyne zyde voor het vuur, 't zy vlammende of van kolen, zo dat de hitte de oppervlakte van het mengfel langzamerhand kan raken en verwarmen (/). Gedurende dezen ganfehen tyd roert men de ftof geftadig om, door middel van een mes, met een breed en buigzaem lemmet (k) Des winters dient men de bladen op eene plaets te houden , alwaer geftadig een kagche! geitookt wordt. (/) Men moet zo te werk gaen, als ik gezegd heb; want indien men het mengfel wilde droogen, met 'er vuur onder te plaetfen, zou men het zelvs nimmer tot eene bekwame dikte kunnen brengen,om 'er pillen van te maken. R 2  26o Het geheim der Pillen m§t van'flael, en men leidt haer van beneden naer boven, en van boven naer beneden, doende haer ieder oogenblik van plaets verwisfelen, tot dat zy vastgenoe'g beginne te kleven, om niec dan met moeite verplaetsc te kunnen worden, en zy de gedaente van deeg bekomen heeft; waerna men dit deeg van het blad-neemt, vermits hec nu bekwaem en een eenemale gereed is, om 'er pillen van ce maken. ZESDE BEWERKING. %. XIV. Men laec op eene zeer gelyke marmeren tafel, door eene fyne zyden zeef, een weinig nieel vallen, eer dikte van eene halve lyn, of daer omtrent. Dit gedaen hebbende , neemt men vier oneen van hec deeg, dac men in zyne handen rok om 'er eenen bal van ce maken, welken men op de tafel in 'c midden van de laeg meel lege, en mee de hand plac drukc. Men fpreidt vervolgens dit deeg in zyne ganfche uitgefirektheid uic, door middel van eenen houten rolflok, welke aen wederzyden, by de twee uiteinden, eenen boord of rand heeft; en men rok hem al drukkende verfcheidene reizen heen en weder over hec deeg, gelyk de pafteibakkers doen , welke deeg gebruiken om 'er korsten voor de pafteien van te maken. Het deeg dus in zyne geheele uitgeftrektheid volkomen platgedrukt zynde, naer de dikte der randen van den houten rol, die van twee lynen of daer-  van den Heer Keyzer ontdekt 261 daeromcrenc is, laet men andermael over zyne geheele oppervlakte eene dunne meel-laeg, door middel van de zyden zeef, vallen; dan neemt men een' blikken hoorn, in de gedaente eener kegel , welkers kleene uiteinde doorboord is: deze kegel houdt men by het dikke einde in het hol van de hand, en (leekt al drukkende hec tegenovergeltelde dunne uiteinde in het deeg, waerdoor men, zo dikwyls als men den hoorn terugtrekt, een rond ftukje uit hec deeg mede neemc; men gaec op deze wyze voorc, mee 'er ftukken uic ce nemen , coc dac de hoorn zich daermede gevuld bevinde, wanneer men hem op een taferoord uidlorc ; men houdc d/zen arbeid aen , coc dac hec deeg overal, gelyk een fchuimfpaen , doorgeboord zy : alsdan vat men die doorgeboorde deeg by één der einden zachtelyk aen, en ligt het van de tafel op, hec zelve in allerleie rigtingen fchuddende en 'er boven op blazende , om 'er al de meel, die 'er losfelyk aengehecht is, te doen afvallen. Dit gedaen hebbende, rolt men het deeg opnieuw in de handen, om 'er eenen bal van te maken , welken men, gelyk te voren, op eene marmeren tafel lege, waerop men wederom , gelyk de eerftemaal , te voren eene dunne Jaeg van meel gezift heefc; men drukc op dezelfde wyze den bal mee. de hand plac, en rok hem vervolgens mee den hou-? een rol uic ; hierna ftrooit men opnieuw, door middel van de zeef, een dunne laeg van R 3 meel  s 62 Het geheim der Pillen meel op deszelfs oppervlakte, waerna men andermael, met behulp van den blikken hoorn, 'er Hukken uitfteekt; en dit herhaek men zo lang, tot dat de vier oneen deegs bedeed zyn. Vervolgens rok men in de holligheid van de eene hand , met behulp der vingeren van de andere, ieder uitgeftoken ftukje, om 'er kleene ronde bolletjes , of pillen (m) van te maken , zodra men die met meel zal bedekt hebben, gelyk zo aenftonds zal gezegd worden. Men doet twee of drie vierendeelloods: meel, meer of min in eene doos; vervolgens legt men hierin de Pillen, die uit vier oneen deegi voortkomen, en doorgaens'hieer dan genoeg zyn voor eene enkele genezing. Men draegt zorg de doos gefloten te houden, haer dikwyls om te fchudden, fomwylen te openen om lucht te geven, en deze handelwys aen te houden, tot dat de pillen bedekt zyn met eene dunne meel-laeg , die dezelve naer witte hagels (dragées) zal doen gelyken; en men bewaert ze hierna op eene drooge plaets, om ze voor de vochtige lucht te beveiligen , die haer in eene foort van deliqutum of fmelting doet vervallen. In (ra) Iedere pil voor de mannen moet drie greinen, doch voor de vrouwen of tedere perfoonen, anderhalf grein wegen ; weshalven dan ook het kleene gat van den blikken hoorn, waermede men de Hukken uit het deeg fleekt, hiernaer ingericht dient te  van den Heer Keizer ontdekt. 2 6 3 I n deze ganfche bewerking kan men , in plaets van meel, zich, gelyk ik.dit voormaels deed, van fyn gezeefde kanaryfuiker bedienen; doch welke handelwys ik naderhand veranderd heb, om dat de fuiker de pillen te vatbaer voor de aendoening van de lucht, en by bet vervoeren aen fmelten onderhevig maekte. Het is ook om dezelfde reden, dar. ik het gevoeglyk gevonden heb de ontbondene Arabifche gom in de plaets van de manna te (tellen, na dat ik telkens van deze verwisfeling kennis gegeven heb aen de Heeren Senac en Richard, die haer goedgekeurd hebben. D ft eerfte en voornaemfte Bewerking beftaet derhalven enkel in de anderaertige en grove deelen het allernaeste van het kwikzilver aftefcheiden, door middel van deszelfs overbrenging tot athiops. De tweede Bewerking beftaet enkel in den athiops, door de overhaling, wederom tot levenden en vloeijenden kwik te brengen, waervan men het vet, door middel van het poeder van ongebluschte kalk, affcheidc: vervolgens in,denzeiven by verfcheidene herhalingen, met helder water aftewasfchen, en over eene langzame hitte van zand te droogen. De derde Bewerking rust op de overbrenging van den gezuiverden kwik tot eene gebrande kalk, door middel van de kalkbranding. R 4 De  264 Het geheim der f itten De vierde Bewerking behelst de Ontbinding van den mercurius per fe in den overgehaelden wynazyn, door middel van de wryving. De vyfde Bewerking beftaet in de naeuwkeurige menging van den wynazyn , die met den door zichzelven nedergeplofcen kwik bezwangerd is, met de manna. De zesde Bewerking behelst de behandeling van het deeg, om het tot pillen te brengen. Zie daer dan naeuwkeurig en zeer ftiptelyk de famenftelling van het middel van den Heere Keyzek tegen de Venusziekte, zynde, zonder vooroordeel, het eenigfte en vermogendfte, 't welk 'er ooit geweest is, en waervan het ganfche menfehelyke geflacht een zonderling voordeel zal kunnen trekken : om deze reden zal de Heer Keyzbr, in 't kort, eene beredeneerde handelwyze in het licht geven, welke ai het noodige zal aenwyzen, 't geen 'er vereischt wordt om dit geneesmiddel in allerlei gevallen wel toe te dienen. Daerenboven zal hy, in eene afzonderlyke verhandeling, zyne byzondere waernemingen mededeelen, en door bondige redenen becoogen, hoe zeer zyne geneeswys voor alle anderen te verkiezen zy, gelyk de ondervinding, in 't vervolg, alle de Lieden van de kunst, .die 'er nog niet van overtuigd zyn, omdat zy het gezegde middel niet gebruikt hebben, hiervan zal kunnen overreden. By-  van den Heer Keyzer ontdekt, aöj By voeg fel van eenige byzondere Aanmerkingen van den Heer Keyzeu, over eenige af deelingen van zyn Voorfchrift. EERSTE AANMERKING. Men ziet uit §. 1, hoe deatbiops, gemaekt door middel van beweging en gemeen water, den kwik voorbereidt, en in eene dadelyke of werkelyke gefteldheid brengt, om door de eenvoudige overhaling eenen wezenlyken trap van zuivering te bekomen. De beweging dryft, indien men zo mag fpreken , de anderaertige deelen, zo min 'er zich ook onder de zelffhndigheid van het kwikzilver mogen vermengd bevinden, naer deszelfs omtrek, waerna de gemelde overhaling de zuivere 'gelykaertige deelen , die in den fnavel van den kromhals opklimmen , en in den ontvanger nederdalen, van de onzuivere en anderaertige deelen, welke in den buik van het overhaelglas overig blyven, gemakkelyk affcheidt. Hoewel dees eerfte trap van zuivering, eene verbazende meenigte van onreinheden van het kwikzilver affcheidt, en deszelfs kragten ontwikkelt , door het gedeeltelyk van zynen ligchamenlyken klomp los te maken; hieruit evenwel volgt niet, dat hetzelve geene verdere trappen van zuivering zoude kunnen ondergaen, en gevolgelyk tot eene groote volkomenheid gebragt worden , óm zo veel te krachtdadiger de genezing van ziekten te bewerken; de navorfchingen en proe. R 5 veD»  z66 Het geheim der F Uien ven, die de Hr. Keyzer gedaen heeft, heb« ben hem geleerd, dat de kwik, wanneer hy eenmaal, gelyk in het voorfchrift ontvouwd is, gezuiverd, tot gebrande kalk gebragt, in den wynazyn ontbonden en met de manna vermengd is geworden, veel kragtiger werkte, dan de ongezuiverde kwik, desgelyks tot kalk gebrand, in wynazyn ontbonden en met de manna vermengd. Hieruit, dunkt my, kan men gisfen, en om zo te fpreken, zonder te veel aen het geval toe te geven, befluiten dat de kwik, die twee zuiveringen ondergaen heeft , den geenen welke 'er Hechts eene ontvangen heeft, in kragt zal overtreffen ; gevolgelyk zullen drie, vier, vyf, en meer zuiveringen den kwik nog beter kunnen maken. Dan, heft zy hier mede hoe hetzy, dewyl deze handelwys noch nooit by iemand is bekend geweest, en de bewerking des te meer verdiend nagevolgd te worden , hoe grooter een voordeel 'er voor de behoudenis der menfchen uit ontftaen kan, zie hier, waerin deze bewerking beftaet. Het komt enkel en alleen hierop aen om het kwikzilver, na dat het reeds eenmael gezuiverd is, voor de tweedemael in atbiops te veranderen, welke door de oveïhaling opnieuw wederom levende gemaekt zynde, ten derdemael weder in eethiops moet veranderd worden; en dit dienc zo dikwyls herhaeld te worden als noodig is om te beletten dat de kwik meer tot athiops keere, maer door de wry ving, tot een zeer fyn en fraei wie  van den Heer Keyzer ontdekt. 167 wit poeder overga, 't geen voorzeker zal gefchieden , zo dra de kwik zich ten eenenmale en volkomen zal ontflagen bevinden van alle zyne anderaertige deelen, die zyn vermogen kluisterden en verftompten, en hem, om zo te fpreken, ligchaemlyk en lydelyk maekten. D e Xde Afdeeling van het voorfchrift wyst de middelen aen , om den mercurius per fe in den overgehaelden wynazyn te ontbinden; dees ontbondene Merkurius vereenigt zich volmaektelyk met den vloeijenden kwik, door middel van de wry ving, en men verkrygt zulks op de volgende wys. V o e o t , zo rasch het pond van den mercurius ftrfe, in de agt pinten wynazyns zal ontbonden zyn, hierby twee ponden vloeijende kwik, en laet de roerftokken (jnousfoirs) met hunne werking voortgaen; de beide kwikken zullen zich vereenigen, en naermate van hunne vereeniging' op de oppervlakte van den wynazyn opklimmen, in de gedaente van room, volmaekt gelykende naer dien van doorgeklutsten; dezen room, ligt men, naermate hy opklimt, met eene houten lepel af, en men laet hem op eene hairen zeef, over de opening van eenig vat geplaetst, vallen. Men laet de roerftokken verder met hunne werking voortgaen , en fchept den room zo lang af, tot dat 'er geen meer te voorfchyn kome ; dan laet men den room, in de fchaduwe, zachtelyk droogen, op de zeef zelve, door welke het ' overtollige van den kwik zal doorlekken, en in  2 f58 Het geheim der Pillen het vat , hier onder geplaetst, vallen. Den room gedroogd zynde , mengt men hem onder de manna, in evenredigheid van één deel rooms tegen agt deelen manna, Die mengfel is buikzuiverende en verfchaft een goed geneesmiddel tegen de verfche Venus-ziekten, inzonderheid voor de Chankers; daerenboven is het zelve een krachtig en vermogend ontbindmiddel. Om den room met de manna wel te mengen, wryft men eerst den room (ingevalle men hem heeft laten droogen) over een porphyrfteen, door middel van eenen looper, insgelyks van porphyrfteen gemaekt, befproeijende denzeiven met een weinig natuurlyk overgehaelden wynazyn; dit gedaen hebbende, voegt men 'er de manna by, welke men insgelyks met diergelyken wynazyn befproeit en bevogtigt, zoveel als noodig is om een zacht deeg te hebben, 'twelk men zolang moet wry ven, tot dat alles op de allernaeuwkeurigfte wys te famen vermengd zy; dan laet men het voor het vuur droogen, tot dat het deeg die dikte bekomen hebbe, welke men §. XIV. daer aen toegefchreven heeft. Van dit deeg maekt men pillen op dezelfde wyze en van gelyke grootte, als §. XV. gezegd 1' DERDE AANMERKING. Men heeft §. I. lett. b. te kennen gegeven, dat de athiops per fe eene buikzuiverende kracht bezit; de Hr. Keyzer voegt'er by, , dat men hem inwendig, zonder eenig nadeel en met  van den Heer Keyzer ontdekt. 269 met goed gevolg, by wyze van een ontbindmiddel, i' langdurende ziekten geven kan; dan men is dus doende niec altoos verzekerd, dac men volkomen zuiveren kwik heefc, vry van alle metaalachtige zelfftandigheden; men zal derhalven, voor dat men hem aen de wry ving onderwerpt, wel doen van geenen athiops in de geneeskunde te gebruiken, dan die voorckomc van eenen merkurius, welke reeds eenmaal gezuiverd zal zyn geweesc; wanneer men, buicen en behalven dat dees athiops meer krachten zal bezicten, zeker zal zyn, dat hy geene metaalachtige zelfftandigheden zal kunnen bevatten, welke altoos in ftaat en'onderhevig zyn om de ingewanden te kwetfen. Om dezen athiops wel te gebruiken, moet men hem, terwyl hy nog week is en de lyvigheid van eene dikke pap heeft, met behulp van water, met de manna mengen, in evenredigheid van een gedeelte athiops, tegen twee, drie, vier, vyf, zes, zeven en agt deelen van de manna, enz. Desgelyks kan men den athiops eenvoudig in water laten gebruiken, en 'er, naer believen , eenige fyropen , 't zy buikzuiverende of andere , byvoegen. Ook kan men hem in vleeschnat of mineraal water ingeven, naer dat de ziekte hec zal vorderen. BRIEF  1?0 BRIEF AEN DEN HEER ANTONIUS DE H A E N, tiofrucd van zyne Roomseh - Keizerlyke Majesteit, Hoogleeraer der beoefenende Geneeskunde te Weenen, enz. OVER Dg DOOD EL Y K H E I D DEK KINDERPOKJE S te LONDEN, enz. door. den Heer LOUIS ODIER, "Leeraer in de Geneeskunde, te Geneve. MtK Heer! Zonder de eer te hebben van U in perfoon te kennen , meen ik de vryheid te mogen nemen , om U de waernemingen, die een verblyf van eenige maenden in Londen my in ftaat gefield heeft omtrent de doodelykheid der Kinde'rpokjes te maken , in het openbaer mede te deelen, vermits Gy, indien ik my niet bedrieg, de eerfte zyt, die gefield heeft dat de inenting dezer ziekte , wanneer men haer nit een flaetkundig oogpunt befchouwt, tot hiertoe meer kwaad dan goed gedaen heeft; om dat de  over de doodelykbeid, enz. 271 de béwyzen, die Gy 'er van gaeft, my troffen en deden wenfchen ze te bevestigen, en eindelyk om dat Gy zelf, door de tweede Uwef Vragen over de Inenting, in den jare 1757 tè Weenen in het Latyn uitgegeven (*), alle de Geleerden en Geneeskundigen uitgenoodigd hebt, om met U in deze byzonderheden te treden. Ik zal my niet ophouden, Myn Heer, om met U het Vraegftuk der voordeden van de beoefening en de befpiegeling te onderzoeken, welke de Inenting den byzondere Lieden, waerop men haer te werkflelt, verfchaft; al lang is my geene twyfeling meer hier omtrent overgebleven ; dan ik heb U niets nieuws, noch van aenbelang omtrent dit onderwerp, aen te bieden ; en het zoude Uw geduid te misbruiken zyn, met U de bewysftukken te herhalen , die U niet kunnen oncgaen zyn. Hoe overtuigende zy my toefchynen, Gy vindt hen niet van dezelfde kracht; het zy zo , elk heefc zyne wys van denken ; en het voege my niec Uw ce willen overcuigen. Ik zal (*) [Dit Werkje voert tot Tytel : Qiimjlioms fmpius motee Juper Methodo inoculandi Variolas, ai quas direct .1 Kruditorum refponfa bucusque defiderantur , indirectn minus fatisfaeere videntur; Ürbi Medico demo propcjïtce ah A, Be Haen, Vindobonas j 7f7" &e tegenwerpingen in dit Werkje tegen de Inenting voorkomende, zo als die door den beroemden Tissot bondig beantwoord zyn, vindt men in de Uitgezochte Verhandelingen, VII. Deel, iijïe bl. 149, enz,]  2?2 over de doodelykheid der zal my dan te vreden houden met alhier te önjderzoeken, of het waer zy, dac de fterfte aendë Kinderpokjes, ce Londen, federc de invoering der Inè'ntinge, zo zeer is toegenomen, ais Gy verzekert. In eenen anderen Brief zal ik nagaan , of men deze vermeerdering van dit tydbegin moet afrekenen, en in 'c algemeen, of zy aen de voortgangen van de Inëntinge beantwoord heefc. Vervolgens zal ik onderzoeken, wac men uic deze navorfchingen voor- of tegen deze kunstbewerking zal kunnen befluiten; want kortom de byzondere belangen moeten voor die Van het algemeen wyken; en ieder menfchen. vriend behoort zich te herinneren: Bat men niet voor zicb zelf'alleen, maer voor 't gejlacbi Besganfcben menscbdoms, is op't aer dry k voort gebragt. Gy verzekerde, Myn Heer, dac de fterfte aen de Kinderpokjes te Londen, federt de Inenting , fterk toegenomen was, om dac Gy, door de berekeningen , opgemaekc volgens de uictrekfels der fterf-lyscen gedurende 38 jaren vooren na die cydbegin , gevonden hebc , dac het gecal dier geenen, welke van deze ziekte geftorven zyn, federc dac men 'er de droevige uicwerkingen van heefc crachcen ce voorkomen, dat van de zulken, die zy, gedurende hec zelfde gecal van jaren , voor de invoering dezer kunscbewerking , had weggefleepc, een minfte een zesde gedeelce overcrof. Gy voegde 'er by, dat fommige Voorftanders van de Inenting in En-  Kinderpokjes te Londen: 37$ Engeland verwonderd over hec befluic uwer berekeningen , ze niec alleen bevestigd, maer daerejiboven nog toe eenige jaren herwaards voortgezet hadden, ten einde zich te verzekeren, of de nieuwe manier van Inenten geene verandering hierin maekte; en dac zy, hec verfchil nog veel groocer vindende , dan Gy hec had opgegeven , gedwongen waren geworden te bekennen , dac de Inenting tot hier toe grooter verwoesting had aengerecht, dan het Oorlog» de Pest, of de hongersnood. In een gefchilftuk. van deze aengelegenheii meen ik U niec ce verongelyken met ce bekennen , dat ik twyfelde aen de waerheid dezer ' gebeurtenibfen , de naeuwkeurigheid uwer berekeningen , en de echtheid uwer bewyzen. Ik twyfelde aen alles, liever dan my over te geven aen een befluit, in fchyn zo ftrydig met do denkbeelden , die ik my van de lnëncing gevormd had, met die van uitmuntende Meesteren , onder welke ik het geluk gehad heb in Schotland my te oefenen , en in 'c algemeen mee die van alle de Geneesheeren, die ik de ee.r had gehad in Grooc-Brittanien te kennen. Evenwel , de oprechtheid , die Gy in uwe Schriften hebc doen blyken, de vervoering waermede alle uwe Leerlingen , die ik- gezien heb , Uwen lof uirbazuinden, en de groote naem, dien Gy met regc verworven hebc, lieten my niec coe ce blyven twyfelen , inzonderheid vermits hec zaken betrof, waervan hec L Desl. tl Stuk. S i •  '274* cver de doodelykhèid der het my töefcheen dat de gemeene belangen van alle de Landen, en die van my in het byzonder, hec welzyn van hec menschdom en de verlichtingen , die hec myné pligc was te bekomen, regcflreeks afhongen. Gelukkig was ik in ihat gefield om alles, wac Gy ftelde, coc een zeker punc ce bevestigen , en ik meende alles te moeten aenwenden, w,ac in myn vermogen was, om myne twyfelingeri ten dezen opzichte weg te nemen. Na vele vruchtelooze navorfchingen, gelukte hec my eindelyk alle de iterf-lysten, die te Londen zyn uitgegeven, magtig te worden. De lysten , waeraen ik my byzonderlyk liet gelegen leggen, in 'c uitzigt 't geen ik had, waren voornamelyk die der i ii jaren, welke federc het jaar 1661 , tot het jaar 177 a ingefloten, verloopen zyn,- ten einde hier eene omftandige Tafel van het getal der geftorvenen in't algemeen voor ieder jaer, en van dat der flagtófferen van de Kinderpokjes, gedurende 56 jaren voor en na de tydrekening, wanneer men begon in te enten, in het byzonder te hebben. Sta my toe, Myn Heer, deze beide Tafels onder uwe oogen en onder die van hec gemeen te brengen j duch ik heb alvorens eenige aenmerkingen te maken, om dezelve des te beter te doen verftaen. Het zou niet genoeg zyn eenvoudig ce onderzoeken , hóe vele perfonen de Kinderpokjes omhals gebragc hebben, om van derzelver doo. delykheit te oordeelen; men dienc daerenboven het  Kinderpokjes te Londen. 27$' het getal dezer flagtofferen te vergelyken met dat der begravenen in 't algemeen , en eerder betrékkelyke of opzichtelyke dan volflrekte en onuitgezonderde befluiten te maken. Anderszins , gelykerwys men zeer wel heeft aengenïerkt, zou men zich aen zeer groote dwalingen blootflellen, uit hoofde van de omwentelingen, die het getal, der inwoonderen van eene Stad gelyk Londen, natuurlyk moet ondergaen, van de doodelykheid der ziekten in 't algemeen, en zelfs van de naeuwkeurigheid der fterf-lysten. Dit, Myn Heer, is het geene waerop Gy niet gelet hebt, zo min als vele anderen, die, even geJykGy, aitevoorbarige gevolgen getrokken hebben uit getallen, welke, om dat zy algemeen zyn, niets bewyzen. Aen de andere zyde evenwel, had'er te Londen, van het jaer 1661 tot 1680, o eene oorzaak van fterfce plaats, die daer federt dien tyd niet meer beflaat, namelyk de Pest (f). Zy kostte aldaer , in den jare 1Ó65, aen'68596 perfonen hec leven. - Hec zou gewis onredelyk zyn, (f) [Van Ao. 1661 tot 1664 heerschte'er in deze Hoofdltad eene kwaedaertige Koorts, welke van Syüünham febris depuratoria, genoemd wordt; maer deze veranderde in het jaer 166$ in de alierergfte Pest , welke ooit Londen getroffen heeft, 20 dat'er, behalven de geenen die aen andere ziekten overleden , in dit en het daeropvolgende jaer te famen 7o<94 aen deze Pest ftierven. Zie J, P,« Suszmiich's Godielyké orde, heerfcbende in d$ veranderingen van bet Menjcbelyke gejlacbt, 1 Deela> 3 Stüft XI. Hóofdjt. §. 177. w. yijj. S $  2? 6 'óver de doodelykheid der zyn, het getal der dooden , door dezen verfchrikkelyken geesfel veroorzaakt , niet van dat der begravenen op de eerfte Tafel aftetrekken ; dit heb ik ook gedaen , anderszins zou men hebben kunnen geiooven, dat de evenredigheid van het getal der geftorvenen aen de Kinderziekte, tot die van de geheele fomme, kleener ware dan die inderdaad is. Daer doet zich nog eene andere zwarigheid op; namelyk, dat, van het jaer 1687 tot het jaer 1700, de Mazelen, ik weet niet om welke reden, op de fterf-lysten, onder de Kinderpokjes vermengd zyn geworden. Men zou derhalven die geenen, welke aen de Mazelen geftorven zyn , van het getal der overledenen aen deze beide ziekten , gedurende deze 14 jaren, moeten afzonderen; en •ik kan niet nalaten U hier de onachtzaemheid der Schryveren te doen opmerken, wanneer zy zich beyveren om gevolgen uit hunne berekeningen te trekken, zonder ze bewezen te hebben. In den jare 1763, gaf de Hr. Rast, de Zoon, te Lyon eene Verhandeling in het licht, onder den Titel van Refiexions of Aenmerkingen omtrent de Inenting enz. waerin hy, om deze duisterheid van gemelde 14 jaren in het Engelfche Doodboek eenigzins opteklaren, het getal der geftorvenen aen de Mazelen, gedurende.de ia jaren , voor en na die tydperk, in overweging genomen heeft. Hieruit zou , voor een gemeen jaer, ten naestenby 94 komen; en  Kinderpokjes te Londen: 0f: €ti volgens de berekening van gezegden Schryver, moest men die getal, van dat der aengeteekenden op het Doodboek, aftrekken, om dat der flagtofferen van de Kinderpokjes alleen, gedurende ieder dezer 14 twyfelachtige jaren, te hebben. In den jarè 1764 gaf men te Geneve eene wederlegging van het werk van den Hr. Rast, onder den Tytel'van Obfervatims fur la nature, les caufes cj? lts effets des Epidemies Varhliques , &c. in druk uit, waerin de ongenoemde Schryver, de onnaeuwkeurigheid van den Hr. Rast, ten dezen opzichte, fterk lakende, beter meende te handelen met zyn gemeen jaar van de 20 jaren voor, en 22 jaren na het gemelde tydperk, van de geftorvenen aende Kinderpokjes zelve aftetrekken. Hieruit zou, voor het gemeene jaer, een getal van 15 8 3, en nieE 1550 volgen, gelyk hy vastftelt, dat is,'er zouden, volgens zyne berekening, gedurende deze 14 jaren, alleen aen de Kinderpokjes aai6*perfonen, en niet 21700, geftorven zyn; doch kan men zich wel onthouden van te grimlagchen, wanneer men ziet,-dat het getal der geftorvenen aen de Kinderpokjes en de Mazelen te famen, gedurende deze 14 jaren, wczenlyk met eikanderen Hechts 16064 bedraegt, en dat het gevolgelyk voor ieder jaer alleenlyk 1147 moet zyn, waervan men gewisfelyk nog eene aftrekking moet doen, om het getal der geftorvenen aen de Kinderpokjes alleen te hebben. Inwaerheid, men zou reden hebben, om zich te verzetten tegen S j de  >?3 'over de doodcljkheid der de onachtzaemheid van eenen Schryver , die tot diergelyke misdagen bekwaam is, wanneer men in overweging neemt de aengelegenheid van het gefchilduk , 't welk hy verhandelde, indien hy zelf niet bekende, dat hy het Doodboek niet geraedpleegd hééft. De zonderlinge goedaertigheid der Kinderpokjes, gedurende deze 14 jaren, maekt dat het zeer moeilyk is, om het getal vanderzelverflagtofferen, gedurende dit tydperk, van het gemeene jaer der vorigen en volgende aftrekken. Eenvoudiger, naer my dunkt, is het, op het voorbeeld van den Hr. Rast, het getal der gedorvenen aen deze beide ziekten te beoordeelen, met het gemeene jaer te nemen over de zulken, die de Mazelen hadden weggefleept, om dat hieruit zulke groote misdagen niet kunnen fpruiten. Om deze reden zal'ik, om de berekening niet zover uitteftrekken, als zy gaen kan, zonder dezelve tot voor het begin der inëntinge voort te zetten, (en zulks om redenen , die ik in eenen anderen Brief zal open leggen) dechts de 16 jaren, welke de gemelde 14 jaren zyn voorafgegaen en gevolgd ,' befchouwen; en ik vlnde dat'erin ieder jaer, ten naestenby 114, aen de Mazelen gellorven zyn, in plaets van 94, die uit de 24 jaren alleen volgen. Ik trek derhalven ir4 af van het getal, 't welk gedurende ieder van deze 14 jaren, op het Doodboek zyn aengeteekend; en ik merk het geene'er overblyft aen als het getal der flagtofferen vrm de Kinderpokjes. Indien 'er eenige misdag in  Kinderpokjes te Londen. ifö deze manier van berekenen plaets heefc, dezelve is gewis van geen zo grooten aenbelang, dat zy fterk invloed op de befluiten of uitkomften kan hebben. Daer is nog eene andere ziekte , waervan men, federc hec jaer 1700, in de fterflysten geene melding meer maekc. Men voegde haer voorheen by de Kinderpokjes, onder d'en naem van Flox. Niemand heefc my ftellig kunnen zeggen, wac voor eene ziekte deze geweest zy; doch vele redenen doen my geïooyen, dac zy flechts-aen zeer weinige perfonen den dood heefc kunnen veroorzaken; dat zy waerfchynlyk alleen eene foort van Windpokjcs geweest zy, en dac men derzelver overweging vol ft rekt kan nalaten, zonder gevaer te loopen van zich veel van de waerheid te verwyderen. Zie hier, Myn Heer, na deze verklaringen, de beide Tafels, waervan ik gefproken heb. Ik maek dezelve omftandig gemeen, om' dac uwe berekeningen mee de myne niec overeenftetnmen, en hec Gemeen daervan moet oordeelen. Men maekte in den jare 1-759 , eene zeer naeuwkeurige verzameling van fterf-lysren coc hec jaer 1758, die by Millar gedrukt.zyn: deze verzameling heb ik gevolgd ; voor 'c overige heb myne c'oevluchc genomen coc de oorfprongelyke Bladen , welke men op het einde van ieder jaer uitgeeft. De eerfte kolom coont hec jaer aen, de cweede hec getal der Gedoopten, de derde dac der Begravenen , en de vierde dac der Geftorvenen aen de Kinderpokjes. S 4 EER-  'over de doodetyabeid der EERSTE TAFEL fer Geftorvenen aen de Kinderpakjes te Londen, van '$ Jaer 1661 tot 1716. t.,.„ ~ , „ Geftorvenen jaren. Gedoopten. Begravenen. aen de . , Kinderpokjes. 1661 t,8ff I97fI 6 661 ,coi9 l6y4» ?68 663 ,Di9i I534? \f& II7i' 18191 '*39 ^ 9967 28710 óff 1666 8997 10740 ^8 ï£S I0298 ,j8°7 668 „633 I71Ó4 g ,IS I233f '94^ 9Si 1670 ,,997 20ip8 1°71 12*<° if7M 696 i&! n«9f 17499 8n ™74 1185-1 in98 Zco7 n77* I72^3 997 1676 ,2300 ,87^o |fX ÏÊr i2*16 ,9oèy «67» 1678 12601 20673 i7q8 '679 12.88 2,728 >IT7 ,2747 210^3 689 ' lill ,3i" 13971 682 ,265-3 20691 14o8 '683 i473f 20587 2096 |S« '4702 23*0* 1JÓO • 6S6 14Ó94 2i6c9 "6i \%l H°r« 21460 M,7 1688 ,4y88 22pzi ,2ö4 tefamen 344418 57,883 368^  Kinderpokjes te Londen. 28* Geftorvenen Jaren. Gedoopten Begravenen. aen de Overdragt 344418 551880 %6%SS 1689 i477t 235-01 1275 1690 15-111 21461 664, 1691 15-054 22691 1127 1692 14918 20874 J478 1693 is-is-9 2C9?9 iQfo 1694 13632 24.00 1569 1 1695 13876 19047 670 1696 1486, 18538 82 1697 15819 20970 5-20 1698 16051 20183 1695 1699 ' 15363 20795" . 776 1700 14639 19443 9i7 1701 15-6,6 204:1 1095- 1702 15687 19481 3H 1703 15-448 ap?20 898 1704 15895- 22684 1501 1705 16145 2ic97 1C95 1706 if3^9 19847 7** 1707 i6c66 21600 1078 1708 15862 21291 1687 1709 152:0 2i8.>o 1014 1710 14918 24610 3138 17'! 1 14706 19833 915 1712 15660 21198 1943 1713 15927 2!Cy7 1614 1714 I749f 2Ó5Ó9 2810 1715 17134 22132 1057 1716 17421 24436 2427 te Tarnen | 778462 H f4479 71996 (*) Zie (*) [In deze kolom fchynt 'er een misflag plaets te hebben, 't zy in deoptelling, of in de opgave van het getal der geftorvenen , aizo het facit, volgens ftiyne betekening 71992, en dus 4 minder bedraegt.J S 5  282 over de doodeJykheid der Zie daer dan, Myn Heer, hoedanig waerfchynlyk de zaken te Londen gefield ftonden, by hec tydbegin van de invoering der Inëntinge Gedurende den tusfchentyd van 56 jaren, hadden de Kinderpokjes omtrenc hec zestiende gedeelte weggefleept van de geenen , die men aldaer begraven had; en hec getal hunner flagcofteren was coc dac der Gedoopten, ten naes«enby, als 1 tot ir. Het was in'c jaer ,7,7 dat eene Engelfche Dame, nog meer door haer fchrander vernuft en uitmuntende begaefche. den , dan door baren adeldom , van hec genieën der Vrouwen onderfcheiden, na de goede gevolgen, waervan zy in Turkyen getuigen was geweest, haar Land eenen groeten dienst meende te doen, met de Inenting dezer ziekte aldaer meevoeren. Reeds van onheugïyke tyden, had men , naer het zeggen van P,A D. dam s Jbridgemm of the Pbihfophical Tram- fnSr\Wl; f"' Pag- 243 en'2^, en de Mriofcphtca! Iransamont, No. 375 , in het zuidlyke gedeelte van het Prinsdom van Walles ingeënt, en wel met- goed gevolg. Dan t zy dat. men dezer gewoonte noch niet cenoegzaem kundig was, 'c zy dat men de barbaerschheid dezer Bergbewoneren verachtte: hec is zeker, dat men niec, dan na de cerugkomsc van Mevrouwe Maria Wortley Montague te Londen, in het befchaafde gedeelte van het Koningryk aen de Inenting begon te denken. Zy zelve , 'die, wanneer  Kinderpokjes te Londen. 283 zy nog te Conftantinopolen was, haren Zoon [een Jongetje van zes jaren, door haren Heelmeester Maitland, in 't jaer 1717 , roet een allergelukkigst gevolg] had laten inenten, gaf 'er [by hare terugkomst in haer Vaderland] een ander voorbeeld van, doende haer Dochtertje, tegenswoordig Mevrouw Bute, [door dezen zelfden Heelmeester, in den jare 1721] inëncen: deze Mevrouw welke de eerfte ingeente Perfoon te Londen is geweest, leeft'nog, indien ik my niet bedriege. Men had reeds evenwel in Engeland van deze Praktyk hooren fpreken. Dr. Emanuel Timoni, Geneesheer van de Hoogefcholen van Padua en Oxford, had in 't jaer 1713, aen den vermaerden Dr. Wood wa r d, een omftandig bericht da&romtrent toegezonden ; en de Geneesheer Jacobus Pylaiuni, in den jare 1715, te Venetiën', eene verhandeling 'over dit zelfde onderwerp doen drukken (*). Dan 't zy hier mede hoe het wil, de kloekmoedigheit van Mevrouwe Montagce had een zeer goed gevolg. Welhaest fchroomde de Koninglyke Familie niet, na eenige voldoende proeven op (*) [Beide deze Gefchriften, aen het Koninglyke Genootfchap te Londen medegedeeld , zyn door hetzelve uitgegeven in de Phüofop. TransaSt. No, 339 & 347, en naderhand afzonderlyk , tweemaei, te fameu herdrukt, onder den tytel: Tractatus bini de novd Variolas per transplantationem excitandi met' hodo, &c. eerst te Neurenourg Ao. 1717, en vervolgens te Leiden Ao. 17*1.]  284. over de doodelykheid der op fommige ter dood veroordeelde Misdadigers genomen, haren moed natevolgen (f). De Natie trad greetig in de oogmerken, die haer door zulke aenzienlykePerfonen voorgeftelc wierden, en welke, by het voordeel der nieuwigheid, aenftonds het vleijende vooruitzicht eener veilige befcherming tegen de droevige uitwerkingen eener ziekte voegden, zo verfchrikkelyk voor de fchoonheid, als afgrysfelyk door het getal diergeenen, Waeraen zy het leven kost. Men beyverde zich terfiond, om deze nieuwe Praktyk aentenemen. Men bragt haer over in de volkplantingen van America , van waer zy, gelyk Gy aenmerkt, Vervolgens wederom naer Londen terugkeerde, alwaer men haer, federt vele jaren, reeds hadde begonnen te vergeten. Zy hernam welhaest haer. geheel gebied. Zy gong gezwind van de Hoofdftad tot de Provinciën over, en 'er is tegenswoordig byna niemand in Engeland , die zich hier tegen aenkant. .De gefchriften zyn vermeenigvuldigd geworden; doch men cwiscaldaer (f) £Deze proef gefchiedde ten verzoeke van het Collegium Medicum te Londen , onder 's Konings gezag, door den meergemelden Maitland, in JNewgate aen drie Mannen en drie Vrouwsper'fonen , die hun leven hier door behielden ; wserna de Koninglyke Familie zelve hier toe is overgegaen, gelykerwys men breeder kan vermeld vinden in het Uitmuntende Werk. door het Genees-en Heelkundige Gezelfch?.p te Rotterdam uitgegeven, onder den tytel : Be Inenting der Kinderpokjes in bare groote voordetien aengewezen &c., gedrukt te Rotterdam, by R, Ajlren &ekg , zie bl. 49—5-ƒ.]  Kinderpokjes te Londen. aBf daer niec meer over de nuttigheid der Inëntinge ; men kibbelt alleen!yk onder malkanderen, over de beste manier om inteënten. Eenigen willen, dat men de voorwerpen voor de kunstbewerking moet voorbereiden; anderen beweren, dac zulks onnoodig is; ja fommigen verzekeren dat zy hieruit zeer verderfelyke gevolgen hebben zien ontftaen. In 'c algemeen evenwel, raedpleegc men zelden de geachrfte Genees- en Heelmeesters; men wantrouwe, zeereen onpasfe, hunne wangunsc en hunnen geesc van partyfchap; zelfs gaec men zover, dat men hen verdenkc van gebrek aen verlichtingen, omdat zy geene geheimen voorgeven ce beziccen; kortom het gros der Natie geeft zich , ten dezen aenzien, zo wel als van vele andere, aen onbefchaemde Kwakzalvers over: ja de dolheid der inëntinge gaet zóver, dat 'er eene meenigte van anderszins zeer verftandige perfonen zyn, die geene zwarigheid maken, om zelve hunne kinderen in ce encen, zonder zich ce verwaerdigen noch Genéesheeren, noch Heelmeesters , nocheigenlyke genoemde Inënters ce raedpl'egen; en hier over behoeft men zichgeenzios ce verwonderen, vermits 'er zelfs Lieden van de Faculceic geweest zyn (a), die de onvoorzigcigheid gehad hebben om het Gemeen te willen overtuigen, dac eene bewerking, welke, volgens de belydenis zelfs van hare yverigfte voorftanderen, hec leven in gevaer ftek. («) BUC HAK, BlENYILLE, «12.  286 over de doodelykheid der Hek , noch verlichtingen , noch ondervindingen vereischc, onder een ieders, bereik is, en door de vaders of moeders zeiven op hunne kinderen kan te werk gelteld worden, zonder hiertoe meer moeite aen te wenden, dan of men hun Hechts te eten of te drinken moest geven. Dusdanig, Myn Heer, is het verwonderenswaerdige aenzien, 't welk de Inenting heefc gewonnen by eene Natie, anderszins zo beroemd, wegens de wysheid harer inftellingen, Zy, die haer regeren, hebben nog niet opgemerkt, dac de twist over de Inenting eene der gewigtigite is , die de aendachc der Oppermagc kunnen bezig houden. Men heefc geene maecregels genomen, noch om zich ce verzekeren van hare openbare nuttigheid, noch om hec Gemeen van de Kwakzalveren, waervan hec de fpeelbal is, een walg ce doen krygen, noch om de Geneesen Heelmeescers te verpligten op zich alleen de zorg te nemen van ze te beoeffenen, en volgens hunne verlichtingen in het werk te ftel'len. En zal ik het U zelfs bekennen, dat ik geen vertrouwen genoeg ftelle in hunne menschlievenheid, om my te verbeelden, dat men hen gemakkelyk, in eenig land, zoude kunnen overhalen, om haer met die belangeloosheid en edelmoedigheid te verrichten, welke alleen de Armen kan verpligten toevlucht tot hen te nemen, zonder de Gasthuizen te vermeenigvuldigen , die mogeiyk reeds maer al te gemeen zyn, die eene groote meenigte van nadeelen hebben, C'czy  Kinderpakjes te Londen. 28?; ('c zy door een gevolg van opgevatte vooroordeelcn, 't zy door de onzuivere lucht, die metr daer inademt, 'c zy eindelyk dóór de ontallyke ziekten, waeraen eene meenigte van toevallen hen aldaer blootftellenj, en die behalven dit alles nog voor het grootfte gedeelte, enkel hun bellaen hébben uit de inkomsten der gefchenken welke hen van byzondere Lieden gedaen worden. In deze verwarring, zou het zeer moeilyk zyn, dat de Inenting, zo als men haer thans in Engeland oefent, by byzondere perfonen zo algemeen wel geflaegd had, als men ons zoude willen doen gelooven. Men erkent nogthans, dat zy eene groote meenigte van perfonèn hec leven gered heeft, hoewel Gy zulks niet wilt toeftaen. Dan, zonder in deze byzonderheden te treden, zoude het, dunkt my, te vermoeden zyn, dat, zo hare openbare nuttigheid wel bewezen was, de fterf-lysten hiervan getuigen zouden dragen, en men feder't zesenvyftig jaren , dat men duizenden van menfehen tefftns ingeënt heeft , langzamerhand de doodelykheid dezer ziekte zien verminderen , waervan deze kunstbewerking gefchikt was om hen geheelenal te bevryden. En dit is het geene, 't welk de Bisfchop van Won ces ter niet gefchroomd heefc openlyk in zyne Leerrede voor te dellen , misleid ongetwyfeld, gelyk zo vele anderen, door de rekeningen, opgemaekt over een kleen gecal van jaren, en door omftandigbeden , waerop men zich niec moet verwonderen dat een Kerkvoogd, die geen Geneeskundige was, geen acht gedagen heefc. Laten wy zien, of de zaken aen zulke fchitterende beloften beantwoorden. Zie Jiier wat de fterf-lysten, van het jaer 1717 tot 177a ingefloten, melden. TWEE-  ia 8.8 over de doodelykbdd der TWEEDE TAFEL der Geftorvenen aen de Kinderpokjes te Londen ? van bet Jaer 1717 lot 1772. • Geltorvenen Jaren. Gedoopten. Begravenen aen de K'nderpokjes. 1717 18475* 2344<5 2211 1718 18207 20523 1884 1719 18413 28347 3129 1710 17479 *5454 144° 1721 18370 26142 2375 1721 l8339 25750 2,167 172.3 19-03 29197 3271 1724 19370 25952 1227 . 1725 18859 25523 31S8 1726 18808 29647 1569 1727 18252 28418 2379 1728 16652 27810 2'oy 1729 17060 20722 2849 1730 17118 26761 1914 1731 I783O 25262 264O 1732 17788 23358 1197 1733 I7465 29233 I370- 1734 1763® 26o6l 2688 1735 • 16873 23^38 1594 1736 16491 27»rb 1 3014 1737 16760 27813 2084 1738 16060 25825 1590 1739 16181 25432 1690 1740 15231 3°8n 2725 1741 14957 32169 1977 1742 '37J-1 27483 1429 1743 15050 25200 2029 1744 14261 20606 1633 . 1745 14078 21296 1206 tefamen 495-" | 770371 60674 Qver- .  kinderpokjes te Londtm 289È Geftorvei.eu Jaren. Gedoopten. Begravenen .aen de i ; Kinderpokjes. »■ Overdragt 495-111 77037, . 60674 1746 145-77 2815-7 3135 '747 14942 25-494 1380 '7(8 14153 23869 1789 1749 1426b 25516 2625 1750 1454S 23727 1229 1751 14691 21028 99S J752 15308 204H5 353g 1753 »5" 544 19276 774 1754 14947 22696 2359 175J «f209 21917 1988 17.56 14830 ' 20872 1608 I-5-7 I4O53 2ï3i3 3206 1758 14209 1757Ó 1273 '759 11253 '9604 2596 1700 1495, r983ö 1187 1761 . 16000 21063 1525 1/62 15351 26326 2743 ï/63 15132, 26143 3582 1764 ioSoi 23702 * 2182 1765 16374 23230 2498 1766 16,57 239U 2334 1767 15980 2261% 2,88' 1768 16042 23639 3028 1769 >Ó7'4 21847 i9',8 1770 17109 22434 19S5 1771 17072 21780 1660 j 1772 i79'6 26053 * 3992 ■ tefamen 9*2235 1383971 121436 l Deel. ILSkk, f  2 po Over de doodelykheid' der Ja, Myn Heer, zodanig is het getal van cfe? rampzalige flagtofferen der Kinderpokjes , dac Jeztdve, in plaets van, gelyk wy gezien hebben, gedurende de 56 jaren voor dte invoering der Inè'<3tinge, Hechts èen zestiende gedeelte van de geenen, die in Londen ftierven, wegtenemen, zy'er federt dien tyd , gedurende hetzelfde getal van jaren, meer dan een elfde gedeelte van heefc weggenomen: en dat, daer 'er in deze HooldHad, omtrent elfmae! zb vele perfonen gedoopt wierden, die zy daervan deden fterven , men 'er thans naauwlyks agtmael zo velen doopt. Indien de doodelykheid niet ware toegenomen , 'er zouden te Londen, naermate van het getal der begravenen, federt het jaer 1717 tot nu coe, Hechts 86307 perfonen aen de Kinderpokjes hebben moeten fterven ; nu zyn 'er 1 a 1436 geftorven; derhalven heeft deze vermeerdering aen '35129 het leven gekost; en indien wy onderftellen , dac zy, een placten Lande en in de Provinciën, denzelfden voortgang gemaekt hebben , gelykerwys men reden heeft te vermoeden , zo als wy vervolgens zullen zien, zal men bevinden, dat'er in Engeland alleen, gevolgelyk? by de 500000 aen dezelven geftorven zyn. Het' is derhalven zeker, dat de Kinderpokjes, gedurende 56 jaren herwaerds, meer verwoesting hebben aengeregt, dan gedurende hec zelfde aental van jaten ce voren. Doch dit. is niet genoeg, om hieruit te befluiten, dat men het  Kinderpokjes 'ie Londen. $§i het begin dezer vermeerderde fterfce, vari hec tydperk van de invoering der inëntinge moec. afrekenen; mogeiyk hangt zy eerder af «van toevallen *eri algemeene ziekten , die langduriger' geregeerd hebben, of doodelyker zyn geweest, dan naer gewoonte , als van eene trapswyze en geregelde^ toeneming; ja gefield zelfs, dac hec bewezen ware, dac diergelyke coevallen flechts Zeer weinig deel hier aen gehad hebben 4 échter zou hec daerom niec minder onzeker blyven, of zy niec, federc dac de Kindeipokjes zelve by ons ingebragt zyn geworden „ begonnen is, gelykerwys men meenc bewezen te hebben ; of deze ziekte uit zich zelve niec geneigd is, Zonder de Inëntt'ng, onophoudelyk te vermeerderen en zich voortceplanten; in ééri woord , of zy niec in hec geval van de Faeni van V'Rgilius is, en men op haer kan coep'asfen, wat hy van dezelve zege: Mobilitate viget', virèsque acquirit éunig. zoo veel als, Zy leeft, wanneer zy er gen méé Magh ommeloopcn, en zy groeit inhuihmekopéHé Vondüu Die dienc onderzoek te worden, en hetzelve zal het onderwerp van'eenen volgenden Brief uitmaken. Ik heb de Eer te zyn efl& T i TWEÊ*  TWEEDE BRIE F AAN DEN HEER ANTO-NIUS DE HA EN? over r> e DOODELYKHEID der KINDERPOKJES te LONDEN, enz. door den Heer LOUIS O D I E R. Myn' Heer-! Ïn den Brief, dien ik de eer had, U in het Geneeskundige Dagregister van de vorige JVhund- [September 1773] toe te zenden,, heb ik uit cie bct-rl'lyscen bewezen, dat de döodelykbeid der Kinderpokjes in Londen is toegenomen, 'federt dac men de Inenting aldaer heefc ingevoerd. Ik heb , .gelyk Gy , dit tydftip tot het jaer 1717 bepaeïd, en de rekening hier naer "opgemaekt. Alle de Schryvers evenwel komen hier oïntrenc niec overéén ; zelfs bepaelc haer  Over de doode ly kb eid, en%. 293 haer het grootfte getal tot het jaar 1721 , doch zulks sal byna geene veranderingen aen onze befluken geven; want de Registers behelzen, dat 'er, van het -jaer 166? tot 1720, 7-687r3 gedoopt, 1115767 begraven, en'7322-6 aen de Kinderpokjes geftorven zyn: datis, tennaestenby het tiende gedeelte der gedoopten, en hec vyftïende der begravenen ; terwyl wy , van het jaer 1721 toe 1772 , 839561 gedoopcen, 1280101 begravenen, en 112672 overledenen aen da Kinderpokjes hebben: dac is, hec zevende gedeelce der gedoopcen, en hec elFde yau dac der begravenen. Nog moec ik bekennen dac de iterf-ly=ten, van hec jaer 1708 coc 1728, benevens die van hec jaer 1741, zo als ik hen heb opgegeven, wac hec ftuk der geflorvenenaen de Kinderpokjes betreft, geenszins overéén komen met die geene, welke de Hr. Antonius Relhan, Geneesheer te Londen, in hec jaer ,764 , in zyne wederlegging der aenmerkingen van den Heer * Rast heefc in 'c- licht gegeven ; en, om alle yicterye voor te komen, dient men daerenboven te onderzoeken of, veronderfleld dat zyn verflag naeuwkeuriger ware dan hec myne, wy ze (a) Mevrouw Bute is niet in het jaar 1717 ingeënt ; want Mevrouw Montagoe kwam eerst in de maend Ü&ober 1718' weder te Londen. Mevrouw was toen één jaer oud; en haer Broeder, die in Turkyen is ingeënt, was het nog niet in de maend April 1717, T3  2^4- ^ver de doodclykbeid den yerfchillende ukkomften zullen hebben; hoewel wy ons hiérvan mislchien zouden gunnen cruflaen; vermits hy zelfs bekent, dat de verzameling waeruit ik de myne heb getrokken, van den jare 1701 afgerekend , zeer naeuwkeurig is. Het blykt dat zy volgens de wekelykfche lysten gemaekt is , iri plaets. dat hy alleen de jaarlykfche lys'cen, welke gewis vatbarer voor misfiagen zyn, en waeraen men niec dezelfde naeuwkeurigheid geeft, heeft naergefchreven. Dan, 'er is niet aengelegen, laten wy liever aljes toetteen , ' dan ons aen kwade berispingen bloot {teilen , en zien wac hieruic zal volgen. .Zie hier derhalven, Myn Heer, de fterf-lysten voor deze jaren, volgens de opgave van den Heeï R. e l h a n. 1724 - '33f i7*f - 3ZS9 172Ó - ïoór 1727 - 2493 1728 -' 22C£ I74I - I99O Wy hadden, van hec jaer 16Ö1 tot 171C, ?ioq6 overledenen aen de-Kinderpokjes. f yy Vol-* (*) FDat 'er in de opzetting.der getallen, hier of daer in de laetfle kolom van de eerfte Tafel, een mibilag moet begaen zyn , of wel in de optelling ïelve , heb ik reeds te voren hl. 281 aengemerkt, vermits men de fomme narekenende, dezelve4 nuntjet %'6 , Over de doodehkheUl den de Mr. ] homas Short, welke meent, dat zy in 't jïter 1644 reeds begonnen is (*). Zie da er, Myn Heer, d* zwarigheden ^ welke men zal dienen op te helderen. Om eenigzins hierin te flagen , zal het misfehien genoeg zyn «de Tafels, in mynen eerften tfrief yervat, te ontleden ^ en "hier uit de voortgangen der Kinderpokjes optemaken, niet door het geheele getal harer flagtofferen, gedurende twee tydperken, wier lengte ons de byzonderheden kan doen vergeten, maertdoor eene nadere vergelyking van hunne verfchillende gedeelten. Om in deze na^orfching zo veel eenparigheid te doeu plaets hebben, als men daerin zoude kunnen wenfchen, behoorden onze epidtmien, of algemeen heerfchende ziekten, in hare wederkomst en her yigheid,. volkomen regelmatig zyn , gelyk zeker Schryver (wiens langdurig verblyf op Bengale, . , • ?y (*) Zie het Journal de Medecine voor de maend November 176-5. [Hier word eers uiitrekfei van.verfcheiviene Werken over de Inenting der Kinderpokjes gevonden, en onder anderen, met betrekking tot het boven bedoelde, ter betooginge van de flelling van den Hr. Short gezegd, dat hy de doodeJykheid der Kjnderpoicjes vergeleken heeft in drie tydperken,' beftaende ieder uit S jaren, te weten )) van het jaer ,1629 tot 1656; 2) van «65-3 tot \66o; 3) van 1734 tot 1742; hiervan heeft hy, om de tyd. perken gelyk te maken, het jaer 1739 afgetrokken, en gevonden, dat het getal der geftorvenen aen de -iCihderpokjeSi-, in het eerfte tydperk tot dat. der begravenen geweest is als 1 tot fjoff, in het tweede als 1 tot ï6£|, en in het derde als 1 tot 1315 enzj. '  Kinderpokjes ie Londen. 297 pyrse rampen te Calicut', benevens zyn eigen verdiende , ons belang in zyn zeggen moeten doen Hellen) ons verzekert, dat zy het in de Indiën zyn, of gelyk Ijartholyn verhaelt, dat zy in Ierr land zyn. Men zon dan alleen de fom der geftoiv .venen, gedurende iedere epidemie, en van.den eenen tusfchentyd tot den anderen, volgens onze •Tafelen behoeven te berekenen, en de verfchillende uitkomften te vergelyken. Maer niets is, integendeel, verwonderlyker, dan de onregelmatigheid der algemeene heerfchende ziekten in onze gewesten, voornamelyk in de groote iïf den , zo als Londen. In deze onzekerheid vind ik my gedrongen de zesënvyftig jaren, waerop ik het oog heb , by 'c geval af, in agt tydperken, ieder van zeven jaren, gelyk die der epidemien in de Indiën, te verdeelen. De meesten van deze tydperken befluiten twee of drie epidemifche 'pren, fommigen zelfs meer; dit bewyst, dat de Kinderpokjes te Londen meenigvuldiger heerfchen, dan in de Indiën, of in Ierland; maer ook zyn zy, indien men den Hr. Holwell en Bartholyn moet gelooven , aldaer in verre na zo verfchrikkelyk niet; en, in 't algemeen , gelyk de Hr. Schult? heefc aengemerkt, vermindert de doodelykheid der epidemien, naer reden van derzelver veelvuldigheid. Zonder voor hec cegenwoordige de oorzaek dezer verr fchillendheden na ce.fpóren, verbeelde ik my, dacalles c'famen genomen , 'er uic hec on* derzoek , 't welk ik ga doen , gelykvormig T 5 . ■ heid  298 Over de doodelykheid der ' "beid genoeg in onze berekeningen zal volgen, om ,ons behulpzaem te zyn, omdaeruit eenige gevolgen te trekken, met opzicht tot de voorgaende gefchilftukken; en, indien'er nog iet meer noodig ware, zouden wy onze Tafels gemakkelyk in vyt Of tienjarige tydkringen kunnen verdeelen, en zien, of de uitkomften ten naestenby overkwamen. Ik zeg, in tydperken van vyf of tien jaten, om dac de Kinderpokjes, ingevolgen eenige waernemingen, in Holland gedaen, welke een beroemd Leidsch Hoogleeraer de goedheid heefc gehad my mede te deelen, in dat Land ten naestenby alle vyf jaren algemeen regeert. " Vele andere Schryvers hebben, hetzelfde, in verfcheidene andere Landen, opgemerkt. Dan men kan onmogelyk dit zo naeuwkeurig omtrent Londen bepalen, om dat de epdemien hier zo goedaertig zyn, dac men zeer veel moeice heefc om, uic de fterf-lyscen, de jaren ce onderfcheiden, waerindeKinderpok' ies of al of niec algemeen geregeerd hebben. Zie hier derhalven,• Myn Heer, eene Tafel van hec getal dier geenen , welke binnen agc tydperken van zevenjarige tusfchencyden, evenredig aen dac der gedoopten en begravenen, voor- en na de invoering der Inenting, in deze ftad aen de Kinderpokjes geftorven zyn. De eerfte kolom toont de orde der tydperken aen, waervan enkel het eerfte jaer vermeld wordt; de tweede kolom wyst hét jaerlykfche middengetal der geftorvenen aen de Kinderpokjes, gedurende ieder tydperk aen; en de derde, de evenredigheid  Kinderpok]c$ te Londen. 299 yan hec getal dezer geftorvenen coc dac der gedoopcen , en de vierde, coc dac der begravenen. TAF E L (Ier geftorvenen aen de Kinderpokjes te Loftden, van zeven tot zeven jaren , van Ao. 1661 tot 1716. I. II. III. IV. - 1661», &c. 792. 1 : 13. %'t 23. 166S, &c. 1368. 1:9. 1 : 14. 1675, &c. 1496. 1:8. 1 : 14. 1682, &c. • 1609. 1: 9. 1 : 14. 1689, &c. 1119. 1 : 13. 1 : 19. ÏÖ96, &c. 771. 1 : 20. 1 : 26. 1703, &c. 1143. 1:14. 1:19. i7to, &c. 1986. 1 : 8. 1 : 12, , Het fchync, in den eerden opflag, .moeilyk. volgens deze Tafel ce beflisfen,' of de fterftc der Kinderpokjes, gedurende hec beloop van deze zesenvyftig jaren, vermeerderd of verminderd zy. Zy fchync in 'c eersc van zeer weinig belang ce zyn ; vervolgens neemc zy eensklaps coe , en houdt gedurende meer dan cwincig jaren ftand tot eenen graed, ver boven dien van hec eerfte tydperk; hierop verminden zy andermael; ein-' delyk beginc zy wederom te vermeerderen, en in het laetfte cydperk meer dan immer. Waermede zal ik den gejiadig van gedaente veranderenden Protetts bepalen. Evenwel, Myn Heer, wanneer men bedenkt, dac de Pest, gedurende het eerfle tydperk ,  §00 Over de doodelykheïd der perk, alle bare woede te Londen oefende; wanneer men zich herinnert dac het, volgens de bekentenis van alle de Geneesheeren, zeer zeldzaem gebeurt, of deze ziekte fluit andere algemeen heerfchende ziekten uit, of ten rainfte, zy beneemt hen veel .van hunne hevigheid; wanneer men het met Myn Heer den Ridder De Cha*telux eens is, dat men het getal der geenen', welke waerfchynlyk onder die tder geftorvenen aen de Pest, door de Kinderpokjes zullen weggerukt zyn , hier moet byvoegen; en wanneer men acht geeft op het geene zy gedurende de twee voorgaende tydperken is geweest, namelyk, van. het jaer 1647 toc Ió6o, gedurende welke zy het zeventiende gedeelte van het getal der geftorvenen wegmaeiden; zal ' men 'er' zich niet over verwonderen, dat hare doodelykheid, van het jaer 1661 tot 1667, op hec drieëntwintigfte gedeelte der begravenen uitliep. En, wat het laetfte tydperk aenbelangt, het blykt uit de Tafels van mynen eerden Brief, dat de groote vermeerdering, die men hier ontdekt, eerder de uitwerking eener langdurige befmetting , welke zeer kort op twee anderen, ten naestenby van dezelfde hevigheid is gekomen, en die beide toevallig op dit tydperk vielen, geweest is, dan het gevolg van eene natuurlyke gefteldheid of geneigdheid in deze ziekte om onophoudelyk te vermeenigvuldigen, of fte'eds in kwaedaertigheid toe te nemen. Want waerom zouden wy niec, indien die waerlyk (tand  Kinderpokjes te Londen. '301 fktnd greep, eene diergelyke gevleidheid in de voorgaende tydperken bemerken ? En, wanneer wy dezelfde aenmerking, doch in eene omgekeerde reden , over het aenmerkingswaerdigé tydperk van het jaer 1696 tot 1703, uitftrekken, hoewel de Registers dit niet zo baerblykelyk bevestigen, zah'er fteeds uit volgen, dat,, 't zy men enkel de agt tydperken , waervan ik de ontleding heb gedaen, befchöuwt't zy men 'er de voorgaende van het jaer 1647 tot 1653, en van J^54 toc 1660,' byvoegt» de fterfte aen de Kinderpokjes, wel verre van voor de invoering der Inenting vermeerderd te zyn, eerder langzamerhand verminderd is. Dan laten wy alleenlyk veronderffellen, dat zy op denzelfden voet heeft ftand gehouden, en voor het tegenwoordigè de omkeeringen befchouwen, welke zy federt dit tydflip heeft ondergaen. TAFEL- der gejlorvenen aen de Kinderpokjes te Londen, van zeven tot zeven Jaren, van Ao. ijijtot 1772. I. ■ 11. III. IV. 1717, &c. 2368. 1:8. 1 : 11. 1724, &c.. li76. 1:8. 1 : 13. 1731, &c. 2^84. 1 : 8. 1 :'i3. 1738, &c. 1868. 1. : R. 1 : 14. 1745-, '780. 1:8. '1 : 14. 175-2, &c. 2119. i ,i 7. 1 : 10. 17f9, &c. 25-02, 1: 6. 1:9. i"66, &c. 245-1. 1:7. 1:9.' H IER  302 Óver de doodeïykhekï der Hier verandert alles van gedaente; men ontmoet hier meer geregeldheid, en kan veel zekerer de voortgangen dezer verfchrikkelyke ziekte afmalen, welke thans hét negende gedeelte der inwoonderen van eene ftad wegfteepc. Hec eerfte xydperk van deze laetfte Tafel vertoont ons reeds, niet alleen de aenhouding dezer fterfc te, welke hec vorige deed uicftekeh, maer daerenboven^een nieuwen trap van woede in hare verwoestingen. Wanneer men,- mee den Heer Rast en U, genegen was om die aen de Inenting toe te fchryven, zou het zonderling kunnen 'fchynen , dat Zy in die opzichc haren invloed, van de eerfte hren af, mee meer geweld op de inwoonders van^Londen heefc geoefend, dan in de volgende. Dan, behalven dac'er, zonder hec getal der ingeënten ce rekenen , fommige omftandigheden zyn, waervan ik in 'c vervolg zal fpreken, die de Inënting waerfchynlyk vergezeld, en niec weinig coc de vermeerdering der fterfte toëgebragc hebben; behalven dac de epidemien van hec voorgaende tydperk , zich wederom in hec tegenwoordige vernieuwen ; zo bevestigen de brieven van dep Heer JuiuN, benevens de verhandelingen van den Heer li addam, dac de Inè'ncing, gedurende-die tydftip, reeds veel veldt had gewonnen, hoewel zy daerha wel rasch wederom verviel. De adeldom, de waerdigheid , de kundigheid en hec gezag harer voorftanderen, hec voorbeeld van hec Koninglyke huis, en der aenzienlykfte Lieden aen he>  Kinderpokjes te Londen. 303 tiet hof; de proeven onder de oogen van het algemeen met eenen goeden uitflag in 'c werk gefield: de yver, waergiede het Geneeskundige Genootfchap hierin deel nam; de onderfteuning van alle groote mannen, die toen te Londen de Geneeskonst oefenden; en meer dan dit alles misfcbien, de onverwinlyke bekooring der nieu„. wigheid; eene nieuwigheid, waervan de levendige en verrukkelyke verbeelding der Engelfchen, haer de gelukkigfte uitkomst beloofde: alles moest tTamen loopen tot de fhelheid harer voortgangen. Evenwel verflaeuwde de drift dezer eerfte ondernemingen weder langzamerhand. Eenige ongelukkige uitkomften , voorttamelyk in Amerika, fchrikten vele Lieden af. Sommige Kerkleeraersftonden tegen deze nieuwe behandeling op, en gingen zo ver van openlyk te verkondigen , dat de Inenting eene uitvinding van den duivel was, wien God,"zeiden zy, toegelaten had Job Inteënten, om hem over zynen hoogmoed te kaftyden, en dat hy, inge-volgen hiervan, de t'famenvloeijende Kinderpokjes had gehad. Eindelyk, zy vermaenden hunne Toehoorders alle de geenen , welke #niet fchroomden het Opperwezen door de Inenting te verzoeken, als Godverzakers en Ongeloovigen aen te merken. Is het, na dit alles,.wel te' verwonderen , dat zy den luister , waermede' zy was ingevoerd, allengskens verloor, en men 'er eindelyk byna niet meer van fprak tot het jaer 1743? Dus nam de fterfte langzamerhand  32. 175*1, &c. »932. ■ 1: 0. » : 11. '175-6, &c. 2«92. 1:7. 1:9.! 1761, .Sec. 2^6. 1: 6. 1:9. 1766, &c. *3ót. i:7.. 1 : 10. Gy ziet, Myn Heer, dac deze Tafel Hechts zeer geringe veranderingen in onze befluiten veroorzaekt , en het hierom niec minder waer blyfe , dac de fterfte aen de Kinderpokjes te Londen, federt de invoering der Inënan- ge, (*) Het tyrjftip van de invoering der Inenting» te Londen. V 3  |io Over de doodelykheid der ge, en wel voornamelyk ra hare hernieuwing in het jaer 1746, veel is toegenomen. Wat zal men op dit alles antwoorden ? Men fchynt bezwaerlyk geloof te kunnen weigeren aen eene waerheid , welke een zo treffende zwier van betooginge met zich draegc. De eenigfle tegenwerping, die men nog waerfchynlyk zou kunnen maken , is dat men op de fterf-lysten , waeruit ik de voorgaende Tafels heb getrokken, niet kan vertrouwen; dat zy met zeer weinig naeuwkeurigheid zyn opgemaekt ; dat zy omtrent de by^onderheden vol misfiagen zyn , en wel van die misflagen, welke van zeiven * in de oogeu loopen ; en met één woord, dat de onkunde, het verzuim of de kwade trouw van de zulken, aen wier zorg men dit toevertrouwt, ons geene vryheid laten, om aen hun verflag eer;ig geloof te geven. In de daed, men moet bekennen , dac 'er in dit alles veel waerheid is; doch de gemelde misflagen kunnen diergelyke berekeningen, als de onze, niet benadeelcn; wy hebben onze bewyzen niet over één of twee jaren alleen, maer over honderd en twaelf jaren te gelyk genomen; wy hebben ons niet by volftrekte getallen opgehouden ; alle onze befluiten zyn betrekkelyk geweest. Men sal zonder moeite met my inftemmen, dat de misflagen der Klerken, die met het maken der fterf-lysten zyn belast, voornamelyk misflagen van verzuim of misflagen van benoeming zyn orada t 'er te Londen meenigvuldige Lieden , wier dood  Kinderpokjes te Londen. 311 dood hun niet aengaet, en waervan zygevolgelyk geene melding maken, gevonden worden; ten anderen, ondac zy gedwongen zyn den dood van dezen of geenen nu-nsch aen deze of dergelyke ziekte, -waervan de Geneesmeesterszelfszich verlegen zouden gevonden hebben de oorzaek optegeven, toetefchryven. Maer dewyl de Kinderpokjes, ten minde wanneer men daeraen derft, eene ziakte zyn, waeremtrent zich niemand kan misgrypen, zonder zelfs de minde geneeskundige kennis te bezitten, kan men zich onmqge? lyk verbeelden, dat 'er in dit opzicht aeramerkelyke misflagen in hun bericht zouden kunnen ingefloopen zyn. En fchoon het al waer mogte wezen, dat zy zich fqrotyds, zelfs in zulk eene eenvoudige zaek bedriegen, is het echter niet minder zeker , dat de misflagen van het eene jaer door die van een ander zullen opgewogen worden: want men kan ter goeder trouw' niet veronderdellen, dat zy altoos aen dezelfde zyde hebben overgeheld. Wat de r isflagen van verzuim aenbelangt, dezelve doen niets tot hec tegenwoordige gefchil, omdat men niec naeuwkeurig behoeft ce wecen hoe velemeefchen 'erin 'c algemeen geftorven zyn, of hoe velen 'er de Kinderpokjes ce Londen hebben weggedeepc, maer hoe velen zy 'er hebben doen fterven , onder de geenen, wier dood men heefc ce boek gefield. Die alles is zo waer, dac niec alleen alle de Geneesheeren, mee welke ik 'er in Engeland over heb gefproken, mee my Memmen V 4 dat  112 Over de doodelykheid der dat, hoe feilende ook de fterf-lysten mogen wes zen, ?er reden is om te vermoeden, dat zy hec, niec opzicht toe de Kinderpokjes, oneindig minder zyn, dan met betrekking' coc eenige andere ztekce; maer ook fteunen alle de ondernemingen te Londen in 't ftuk van Annuteiten, Reverfen e" Lyfrentén, welke van berekeningen op hec ieven der menfehen afhangen, op deze zelfde fterf-lysten. Men twyfelc geenszins, of zy beantwoorden volmaektelyk aen dit oogmerk. Men waegt zyn fortuin op de gevolgen, welke men 'er uic trekt, mee de noodige bepalingen, of uitzonderingen. De Hr. Relhan, die deze fterf- lysten in 'c byzonder heefc onderzocht , en vergeleken mee die geenen, welke in de verzameling van den Ridder Hans Sloane gevonden worden , ftemc toe , dat zy na hec jaer 1701 zeer naeuwkeurig z;;n ; dat zy hec zelfs te voren, van hec jaer 1657, zyn geweest, behalve in den korten tusfchentyd van het jaer 1696 coc 1700; ja zelfs gedurende dien tyd, legt hy hen Hechts te lasc eenige ledige tusfchenplaetfen of gapingen van verzuim , die gelyk ik zo ftraks heb aengemerkt, in geenen deelen het gefchil, 't welk wy thans onderzoeken, betreffen; en hy befiuit met ons, dat de fterfte aen de Kinderpokjes, na de invoering der Iuëntinge, te Londen is toegenomen. Myn Heer de Ridder De Chatelux, de Hr. Roux de Hr. David, en alle Tegenftanders van den Hr. R. ast ftemmen het zelfde befluic coe. Som,-. m|-  Kinderpakjes te Londen. 313 migen zelfs, onder anderen de Hr. Relhan, gaen verder, en erkennen ftellig, dac deze vermeerdering een deele aen de Inenting moec toegefchreven worden. Eindelyk, Myn Heer, zie hier het geene een zsker fchryver, wiens vermaardheid en naeuwkeurigheid csn laeefte ce Londen byna eene algemeene omwenteling, met opzicht tot de reverfen en de lyfrencen , hebben voortgebragt, en die volgens, de inftemming van al de weereld, beter rechter is, dan iemand anders omtrent de findfen, welke men op'de fterf-lysten kan maken, my, toepasfelyk op myne onderzoekingen naer de fteifte aen de Kinderpokjes federt de Inenting, geantwoord heeft. „ De ware verklaring dezer „ gevallen", zeide hy my , na eenige rekenkundige aenmerkingen, volmaekc overeenkomstig met die geenen, welke ik de eer heb gehad U voor te dragen, „hangt waerfchynlyk, ge„ lyk de Hr. iu Ha en verzekert, daervan af, „ dat de Inenting hec middel is geweest, waer- door de befrnetdng zich verfpreid heeft; ech„ ter", voege hy 'er by, „ ben ik, nietcegen„ ftaende deze fterke cegenwerping , van de „ nuceigheid dezer praktyk overtuigd; en ik „ twyfel geenszins, of zy zal, indien zyde over„ hand blyft behouden, mee den cyd eindelyk „ hec gecal der dooden aen de Kinderpokjes verminderen". Die is hec geene nu moec onderzocht worden ; en lacen wy eersc zien, Myn Heer, of men de fchrikverwekkende coeV 5 ne-  3ï4 Over de doodelykheid der enz. neming van de doodelykheid d;zer ziekte, federc hec jaer 1721, in 'c geheel of een deele aen de Inëncing moec coefchryven. Men zou engelyk hebben, dit uic ons gezegde ce befluicen; wanc om dac twee geheurtenisfen ce'gelyk invallen , of onmiddelyk op eikanderen volgen, volgc hier uic echter niet, dat zy beide de oorzaek van malkanderen zyn. Daer zyn nog vele zaken te befchouvven , alvorens men met reden voor of tegen kan beflisfen; die zal het voorwerp myner volgende Letteren wezen. Inmiddels heb ik de Eer te zyn &c. WAER-  WAERN E MI N Q over eene zonderlinge Ziekte van de OPPERHUID, door den Heer DE LA MOTTE, Geneesheer te Bordeaux, medegedeeld aen den Heer BANAUD, Leer aer in de Geneeskunde. „ |*en Boer, uit eene der omliggende plaetn i fen van Bordeaux, geboren uit zeer deugdzame en zeer gezonde Ouderen, zynde ,, zelf van eene llerke gefteldheid, zeer blo„ zend van wezen , en leidende een allerge„ regeldst leven, was, federt den nden van „ December 1769 , in zyn vyftiende jaer getre„ den, wanneer hy, denzelfden winter, eene „ foort van fchilferachtige fchurftheid aen het „ voorfte gedeelte der Ooren kreeg ; welke „ fchurftheid nogthans niet zeer uitgeftrekt „ was, en van zeer weinig aenbelang fcheen te wezen, vermits hy, zonder dat zy hem „ jeukte veroorzaekte , 'er geen ander onge- „ male  li6 Over eene zonderlinge ziekte „ mak van had, dan dac hy zyne huid van tyd „ coc tyd mee kleene fchilferen zag afvallen. Hy „ werd adergelacen en gepurgeerd, zonder 'er „ hec geringde voordeel van ce trekken, In „ de maend Juny 1770, nam de kwael lang„ zamerhand hec aengezichc.in; hier en daer for,, meerden zich kleene korscen, die ongevoe5, lig over den hals en de borsc voorclie„ pen. Deze korsten fcheidden door het wry„ ven der kleederen af. Dees jongman delf„ de de aerde , niectegenfhende de hitce van „ den zomer, mee een kiel over hec ligchaam, „ om de vlekken van hec bloed en feberpe wacer„ achtige vochc, welke deze korscen, wanneer „ zy zich van de huid affcheidden, aen zyn hemd „ overliecen, voor zyne Ouderen te bedekken". Zyne Moeder evenwel zulks gewaer geworden zynde, liec hem alle foorc van arbeid ftakep. 'Er verheften zich op zyne borsc foorcen van blazen die mee fcherpe waterachtige vochten gevuld waren : men opende dezelve een uur d:ierna; en 'er verhefcen zich anderen eer zyde, die desgelyks de ganfche huid opwerkcen , gaende eersc van de borsc naer hec hoofd, vervolgens naer de bovenfte ledemacen, den ftam, de dyè'n, de beenen, enz. nemende, in één woord,< hec geheele ligchaem in. De Opperhuid (tpidtrmis'), opgeheven zynde, fcheidde mee groote platen af; en een nieuw vocht ligcee eene andere laeg op, zonder meer blazen te maken. Deze laeg viel af, en 'er verhefce z}ch eene derde. Men zou deyzelver geul  van dc Opperhuid. 317 tal weten , indien men dat der dagen telde, die 'er federt het einde van Juny 1770 verloopen zyn, vermits, van dien tyd af, de ongelukkige Lyder, alle vierentwintig of agtënveercig uren, van opperhuid verandert, van het hoofd tot de voeten. In dezen ftaet zag ik hem den 14 van April 1771: zyn geheele ligchaam was zo rood als een kreeft; deze levendige koleur, gelyk aen die van de roos, verdween, wanneer men 'er met den vinger op drukte, en kwam terftond weder, zodra men ophield te drukken. Dees Jongman hield het bedt, wanneer de lucht hem te fterk voorkwam, en ftond op, wanneer het weder hem gunstig fcheen. Hy had zeer goeden eetlust, verteerde zyne fpyzen by uitftek wel, deed alle de werkingen, zo dierlyke als levendige, gelyk in den ftaet van volle gezondheid: hy hield eene gepaste levensregel ling, at niet dan zeer gezonde fpyzen, en inzonderheid veel groenten : hy had , op den raed van verfcheidene perfonen , gebruik gemaekt van openende dranken , die tevens de fcheurbuik tegenftaen , van bomllons van denzelfden aert, van Hovingen over het geheeld ligchaem, welke eene vrouw in ftilte bereidde, en zeer duur verkoft; doch zy rnaekten geene verandering aen zynen ftaet, noch ten goede, noch ten kwade. Hy had niet één hair over het geheele ligchaem: de opperhuid fpleet, vari afftand tot afftand, met groote ftukken, zo in hec aengezicht, als over het ganfche ligchaem: deze  % l & Over eene zonderlinge ziekté ze ftukken waren des anderendaegs 's avonds verdord, en zo droog als ingekrompen perkament, en vielen voor 'c grootfte gedeelte in zyn bedt af, door de enkele beweging, die hy daerin maekte. Deze foort van dierlyke groeijing was zo fterk, dac men iederen morgen handen vol van deze fchilferen der opperhuid van tusfchen de beddelakens weg nam, en men my zeide, dat men, zo men ze van het begin der ziekte had opgezameld, wel geloofde dac men'er twee onzer okshoofden mede zoude gevuld hebben: ik ligcte verfcheidene ftukken van deze opperhuid af; zy liecen geene vochtigheid noch doorlekking van onderen na. Ik lei my digt by onzen Lyder te ruste neder, om hem des artderendaegs 's morgens vroegtydig waertenemen: de gedeelten der huid, waervan ik, daegs te voren, 's avonds ten zeven uren, de opperhuid had weggenomen, waren daegs daer. aen, *s morgens op het zelfde uur, reeds verdord , gefplecen en opengebarsten; en uit de voortgangen, die dit gemaekt had , kon men gemakkelyk oordeelen , dac, eer de dag om was, de opperhuid zich geheelenal zoude opheffen. De Lyder werd den soften van April een melk-diëec voorgefchreven: den 3iften van Mei begon hy de rivierbaden te gebruiken, waerin hy alle dagen zes of zeven uren uit vermaek bleef: uit het water komende , was hec ligehaam geheel zuiver, en 'er verhefce zich niec het  van de Opperhuid. geringtïe blaedje van de opperhuid; maer des anderendaegs fchilferde weder hec geheele ligchaam , en de lappen fcheidden in hec water af. De Lyder ondergong geene andere be. handeling coc hec einde van Juny. Men wendde zich coen tot eenen myner Medebroederen, die eene meer t'famengeftelde behandeling voorfchreef ;• welke waren afkookfels van Hangen, met groote kosten van Poicou gebragc, baden met hetaffiedfel, in ieder van welke een half once lever van zwavel was, een afkookfel van het Guajachouc en de Genever beziën, en een conferf uic de falftparilk, hec rasuwc fpiesglas, de pisfebedden. Alle deze geneesmiddelen, hoewel ook vereenigd, hebben geene andere uicwerking voortgebragt. De Lyder is nog in denzelfden coeftand. AEN M ERK1NGEN over den aert van de. OPPERHUID en de HUID, boor den Heer BANAUD, Leeracr in ie Geneeskunde. T"V* zonderlinge ziekce, waervan zo even XJr gefproken is , gelyke veel naer de Me. laetschheid, inzonderheid naer die, welke de Heer de Sauvages befchryfe, onder den naem  j|2Q Over* den aert van de naem van Lepra icb'thyojis, clasf. x. gen- rxix; Spec. 2. Nofokg. metbod. in 4C0. tem. t.pag. 472. Deze ziekte echter fchynt my aen de opperhuid byzonder eigen te wezen, en heefc my aengezec om de volgende aenmerkingen voor te dellen. De ziekten van de huid, de overeenkomst en de waememing, waervan zo even gefproken is, toonen ons aen, dat de opperhuid uic fchilferen is t'famengedeld. De fynheid en teederheid van deszelfs weeffel alleen önderfcheidc haer van hec fchilferachtige leder der wilde dieren en de fchubben der visfehen. De Natuur gaet met onmerkbare trappen voort, in^de groote meenigte van Wezens, die zy zonder ophouden hernieuwt. De Natuurlyke Gefchiedenis geefc echte bewyzen van de waerheid dezer dellinge: doch zullen de waergenomen gevallen daerom altoos meer gewigts op den geest hebben? Boerhave, Leeuwenhoek en andere Natuurkundigen hebben fchubben op 's menfchen huid waergenomen. De hedendaegfche Schryvers hebben den oorfprong van de opperhuid in het muqueufe ligchaem geileld. Dit ligchaem verdikt; deszelfs oppervlakte wordt vliesachtig; zie daer de opperhuid, die altoos herboren wordt, zodra hec vlies, 'c geen voor de aendoening van de lucht blootgedeld is, weggenomen of vernietigd is. Het muqueufe ligchaem weggenomen zynde, wordt de opperhuid niet meer hervoortgebragc. Deze onwederfprekelyke gevallen zou->  Opperhuid en êe Huid, 3 ij spilden alleen genoeg zyn, omharegefchiedeniè vasttefieilen. Dit zonderlinge vlies wordt, volgens Leeuwenhoek , door de uitbreiding der ontlastende buizen voortgebragt. Laten wy veronderftellen, dat het gemaekt wordt door de uitbreiding der zenuwachtige uitfpruicfelen , welke; volgens zyne gedachten, zich vereenigende, lagen of fchubben maken. Misfchien worde bet uit de ontlastende buizen , en de zenuwachtige uitfpruitfelen , te gelyk famengelleldl Dan zullen de ontlastende buizen en de zenuwachtige uitfpruitfels , door hunne gelykmetige fchikking , de fchubben voortbrengen , wier 'onzichtbare lagen eikanderen bedekken. De ziekten van de huid , hare blykbaare vernietiging in alle de dieren, en hare hernieuwing, dragen allentbaive de bewyzen van fchubben met zich. De Lyder, waervan men gefproken heeft, verliest, federt de maend Juni 1770, zyne huid alie vierentwintig of agtè'nveertig uren, vallende met groote fchubben af. Welle, èene verwonderingswaerdige voortbrenging! of liever, welk eene ontwikkeling in de onzichtbare lagen der fchubachtige oppervlakten van het muqueufe ligchaem ! welk een overmatige overvloed van opperhuid ! welke ilerkte iri de buizen van het netswyze ligchaem ! De fchubben loopen in fchuinfche rigtingen, waervan de zyden overal gelykelyk famenkomen. I Deel. ïl. Stuk. X In»  fff 'Over den etert tian ds ïndien de Lyder, van wien de Heer de iX Motte fpreekt, langer leefde mee deze zelfde ongefleldheid, welke eene onczachlyke hoeveelheid van opperhuidslagen zoude 'er by hem niec plaets hebben. De nacuur heefc, door hare groote behoedmiddelen, de werkcuigen des levens voor de beledigingen en aenvallen der hïcwendige ligchamen beveiligd. Eene inwendige kragc ftuwt de voedende vochcen van hec middenpunc naer den omtrek; de buizen, die uic hec muqueufe ligchaem fpruicen , zyn de Hammen of Helen , welke hen ontvangen, en eené groote kragt bezitten. Zy komen uic hec middenpunc en uit alle de verbeeldbare puncen van de huid voorc, vlechten zich onder een , en voegen zich in gelykmetfge vlakcen op eikanderen. Deze ftammen zyn de eerfte fchecs of het ruwe ontwerp der verfcheidene onzichtbare lagen van de opperhuid; zo rasch 'er eene laeg verwelkt of vernietigd word, laec zy eene andere in hare piaets na. Dus zal de opperhuid op den duur hervoortgebragt worden. Deze ontwikkeling hangt van de kragc van hec leven zelve af. De werking van deze kragc werkc aenhoudenlyk tegen de inwendige wanden van de opperhuid. Zy is de naesce oorzaek van hare afneming en vernietiging in 't kleen, in den volkomenften ftaet vun gezondheid. De deelen verliezen van hun leven, aaermate zy zich van hec middenpunt verwy- de-  Opperhuid en de Huid, $2$ Jeret!. De Nagels, Haireri van het hoofdJ Baerd , Wol, Schorfchen, Veders, enz. zyri ■een beflisfend bewys hier van , door hunne ongevoeligheid. Deze deelen , welke fteeds door hunne worcels groeijen, vernietigen zich insgelyks, naer evenredigheid , door hunne biteinden. D e buizen, welke de opperhuid voortbrengen , worden voorwaerds geftuwd , gelyk de Nagels, enz. Laten wy veronderftellen, dat de doorwaesfemingsfiof, in eenen fterken mensch zeer overvloedig is; dat de openingen, waerdoor zy gaen moet, kwalyk bewerktuigd zyn; iri dit geval zal zy de laeg van de opperhuid noodzaken om zich op te ligten, en haer van hec middenpunt des levens verwyderen. De opperhuid, zich fplytende, zal verdorren, en mee groote Fchubben afvallen. Eene bovenmatige hitte; tegen de oppervlakte derligchamen aenkomende, kan desgelyks, in korten tyd, al hetvloeibaerftè ih de doorwaesfemingsfiof, welkers fchielyke en haestige farhengroeijing de zweetgaten van de huid zal verfloppen , doen vervliegen. Deze fcheiding of vernieling, welke 'ergefladiglyk in den natuurlykften ftaet gefchiedc, kan by zekere omftandigheden vermeerderen, 'c zy dat de openingen van de huid kwalyk bewerktuigd zyn, of dat'er eene tegennatuurlyke hitte plaets hebbe. De Amerikanen, en vry algemeen de zulken, welke in heete gewesten wonen, verliezen oogfebynlyk hunne opperhuid. Men ziet X i tfjj  324 Over den aert van de op dé aengezichten van flerke menfchen orieïri» dig kleene verdroogde fchubbetjes, die als meel afvallen. De fmelting der lagen van het celachtige weeffel, zyn foorten van fchubachtige affchilferingen , die hernieuwd worden, naermate zy te niet gaen. De frisfche koleur onzer jufferen kondigt by haer flechts eene langzame vernietiging van de opperhuid aen. D e opperhuid, aen alle de veranderingen der lucht, het weder , de jaergetyden, de aenraking der uitwendige ligchamen , en geftadige wryvingen blootgefteld zynde, moet noodwendig eene afneming en vernietiging ondergaen. Indien alle de lagen van de opperhuid, welke te niet gaen , en zich door den tyd, van de oppervlakte onzer ligchamen affcheiden, aen het muqueuje ligchaem verbonden, en in hunne wortelen befloten waren, zo zoude zonder twyfel, in den tyd van eenige jaren, de oppervlakte onzer ligchamen met een algemeen callus, of een hieraen naby komend bekleedfel , bedekt zyn. De doorwaesfemingsfiof verdikkende, blyft 'er tusfchen de lagen van het fchubachtig weeffel niet dan eene famengegroeide aerde over. De uiteinden der buizen worden hard, door middel van deze aerdachtige ftoffe , die door een dierlyk lym daeraen gehegc is: zy verdroogen , naermate zy door hunne wortels groeijen , en vallen eindelyk met ongeraeene dunne lappen af, gelykerwys men zulks kan zien m de baden , ef na herhaelde langduri-  Opperhuid en de Huid. jj^fj ge wryvingen op eenig gedeelte des ligchaems. Deze lappen zyn fchubben , wanneer men ze mee het vergrootglas befchouwt. Het werktuigelyke, 't welk de dierlyke bekorsting, door den Heer Herissant in de Schelpen en de Beenderen ontdekt, bewerkt, is het zelfde aen de huid (i). Het Parencbyma , eene aerdachtige zelfilandigheid, die beftendig in alle de harde deelen der dieren wordt waergenomen, inaekt de fchubben van de opperhuid uic. De geheele menfchenhuid is insgelyks niet anders dan eene fumenvlechting van ten naestenby gelyke buizen , die in evenmatige fchu.bachtige platen gefchikt zyn. Zullen niet verfcheidene fchubachtige platen, wanneer zy aen eikanderen tot opgehoopte, vereenigde en fterk gedrukte lagen , gehegt zyn , een zeer fterk weeffel maken 2 De huid neemt haren oorfprong van een. muqueus of celachtig weeffel. Dit, door den Heer De Bordeu, in de gedaente van ronde bollen of langronde fcheeden waerin de fpiervezels glyden , waergenomen' is hec zelfde, zowel van binnen als van buiten en zowel in de tusfchenruimten der fpieren en in ingewanden, als in hec middenpunc van alle de werktuigen. Deze zakken of cellen hebben gemeenfchap mee, en fluiten in malkanderen. Deze Cebwyze ordening fchync hec eerfte denkbeeld de- (O Zie de Memoires de V'Academie des Sciences AlïlW 1766, s- X. 3.  32t5 Ovet den aert van de dezer fymmetrie voor de fchubben van de opperhuid te verfchaffen. Men bemerkt dat de wonden, wanneer zy zich fluiten, eene elliptifcbe of langwerpigronde gedaente aennemen ; want de huid voegt zich by de zyden tot één, die de uiteinden den grooten as doende naderen, hier door den kleenen as verminderen, en maken, dat de wonde verdwynt. Men begrypt ligtelyk de reden van deze natuurlyke meetkunde. D e huid, vele rimpels hebbende, fchikt zich «aer alle tegennatuurlyke voortbrengfels; dit is een gevolg van de fchikkinge der buizen , waeruit zy is famengefteld. Zy is eene famenvlechting, welkers inwendige fchikking eer in kromme Jynen, dan in eenige andere richting voortloopt. Zonder deze gelukkige voorzorge, zou de huid zeer hevige pynen hebben kunnen verwekken, wanneer 'er flechts een kleen gezwel op de oppervlakte van het ligchaem ware voortgebragt. Leeuwenhoek heeft de vyf hoekige gedaente aen de fchubben van de geheele uicgellrektheid van de huid, en de ronde gedaente aen de fchubben van eenen bewerktuigden mond toegefchikt. Ik zelf heb, met een enkel ver.grootglas, de opperhuid verdeeld gezien in vy£ hoeken van verfchillende grootte , wier zyden met voren voorzien zyn. Deze voren fchynen voor de hairen gefchikt te wezen. A i 11  Opperhuid en <$e Huid. 32^ Alle de deelen van ons ligchaem hebben, by hunne bewerktuiging, eene langronde gedaente aengenomen. Een fchubachtig bekleed, fel kon zich naer alle de mogelyke krommingen en bogten fchikken. Vyfhoekige fchubben kunnen alle foorten van oppervlakten vormen, en zich vlyen naer alle de gedaenten der ftoffc: hunne gedaente aen den mond gelyke naer de uiteinden der vingeren, en op de hoekige plaetfen , naer eene ronde of byna ronde figuur^ even gelyk de pannen van een koepeldak eene ronde figuur aennemen. De fchubben zyn in ronde ringen geplaetst; gelykerwys de Heer Herissant dit in de Organifatie der fcheipen heefc waergenomen. Zy vertoonen een hellend vlak op de opperhuid, 'c welk eenigermace de werking der flagen van uicwendige ligchamen afkeerc en kragceloos maekc. Deze gefteldheid beveiligc den mensch voor de ongemakken van de luchc , vochtigheid, vreemde ligchamen , lichtbolletjes, enz. Deze fchub-< achtige fchikking verdooft de groote kragc, die hen bevveegc, en misfehien buicengewone. gewaerwordingen in den mensch yerwekc zoude hebben. De Oogbol is van buicen famengefteld uk verfcheidene vliezen , die op eikanderen geplaecsc zyn. Deze hebben hunnen oorfprong in de hersfenen: men kent hunne gebruiken, mee becrekkinge cocdeftraelbrekingderlichcende ligchamen} maer men weecniet, wat uitwerking X 4 dk  32$ Over den aért van de eh& dit lichtende ligchaem op ons zou doen, indien, de opperhuid hief fchubswyze ware famengeiteld, noch de verfchillende foorten van gewaerwordingen, die het in ons zoude verwekken. Het is dan gewis, dat wy van huid veranderen , zelfs in den volkomenften ftaet van gezondheid: en dat dit gefchiedt door de affchilfering der fchulben van een muqueus weeffel of celachtig ligchaem, 't welk de grond van alle onze deelen is. De gefteldheid en de ziekten van de huid, de waememing, de overeenkomst in ontelbare gevallen , verflrekken zo vele bewyzen Mervan. WAER.»  32P f AERNEMING van eene zware. SCHUDDING DER HERSSENEN, met eene doodelyke BEENBREUK IN DEN BODEM VAN HET BEKKENEEL, Waer in de langwerpige boezem van het harde Hersfenvlies is doorgefneden (*_) door din Heer HENRICUS CALLISÊN. M. D., Hoogleeraer in de Heelkunde op de Hooge'School te Hanau, Opper-Heelmeestcr van ,s Konings Zeemagt, Geneesmeester van bet Scbecps • Hos* pitael en van het tweeae Regiment ter Zee, Lid-Correspondent van de Koningl, Akade' mie der Heelkunde te Parys, en van het Cenootfcbap der Konsten te Londen, en op zyn' tyd voorzittend Lid van bit Geneeskundige Cenootfcbap te Hanau, Hoewel de volgende Waememing niets nieuws, met becrekkinge tot de fchuddingen des hoofds, en de breuken van het bekkeneel, behelst , en fchoon de uitkomst ongelukkig zy ge- ( + ) Overgenomen uit het onlangs uitgegeven Merite Deel der Colletlanea , of Verzamelingen van bet, in den jare 1772. nieuwlings opgeregte, Genees» kundige Cenootfcbap te Hanau, Qbf, V. p. 37, X5  33© Van eene zware fchudding der geweest, echter heb ik geenszins in twyfe! gedaen, om het volgende geval het Genootschap aen te bieden, nademael 'er een hulpmiddel, 't welk, by eene andere gelegenheid, tydig toegepast, den Lyder misfchien zal kun» pen behouden, is aengewend geworden. Zeker Bootsgezel van hec Oorlogfchip, de Prachtige genoemd, oud zevenentwintig jaren, van eene derke ligchaemsgefteldheid, ftootte, van boven nedervallende, zyn hoofd cegen de opgeworpene fchans uichangbedden, en had een ïkhc beginfel Van bezwyminge : korc daerna echter wederom by zich zeiven komende, bragt hy, volgens zyn eigen verhael, twee dagen zonder eenig toeval door; doch den derden dag na de belediging, over zeer zware hoofdpyn klagende, kwam hy uic zich zeiven in hec ZeeHospitael. Na dat hem de hoofdhairen waren afgefchoren, vond ik geen blyk van eenige aitwendige belediging : geene zwelling, noch biaauwe vlek, noch uitdorting was 'er tegenwoordig; en de Lyder gevoelde geene pyn, op hec hard aenraken van den geheelen omtrek van hec bekkeneel; alleenlyk zeide hy , dac hy, zich. oprigtende , door eene drukkende doove pyn op de kruin geplaegd wierd. De pols was vol en langzaem. Ik fchreef hem dovingen op het hoofd, eene aderlating op den arm, een Ctysteer en hec gebruik van een kamfermengfel voor. Op den vierden dag na den val waren, de toevallen vermeerderd ; hier by waren gekomen  Hersfenen en doodelyle Belfoneehbr. 331 Komen eene ftyvigheid van den halsenderugge, en eene kleene doofgevoeligheid der uiteinden, doch inzonderheid in beide de handen; omtrent den nacht was 'er eene vry groote hoeveelheid van bloedig vocht uit het regeer oor gevloeid; de wangen en oogen waren rood. Eene herhaelde aderlating op den arm, en Hovingen op de voeten gelegd , bragten geene verlichting by; en de ontlasting van twaelf oneen bloeds uit de flaepflagader baette niets.. De Lyder, op dezen dag fterk pratende , verzekerde dat het middenpunt van de pyn op de kruin was; en hy bragt dikwyls de hand naer deze plaets; waerom ik, tegen den avond, het been door eene vry ruime infnyding op de kruin ontblootte, en des anderen daegs, alles verergerende, met het trepaen doorboorde. Niets was'er uirgevaet; alleen kwamen 'er eenige weinige droppels bloeds uit de mondjes der vaten, die, door het wegnemen van het ftukje beens, afgebroken waren; en het harde hersfenvlies was, in den ganfehen omtrek van het gat, aen het been gehecht. Den zesden dag na de kwetfing , bemerkende dat alle de toevallen verergerden, en daer by myne gedachten latende gaen over de kragteloosheid der tot dus verre aengewende hulpmiddelen , befloot ik , terwyl des Lyders pols nog vry vol was, en 'er daerenboven geene tekens zich opdeden , om de panboring verder in het werk te ftellen, den langwerpigen boezem van het harde hersfenvlies te openen, hec  $ 3 2 Van eene zware fcbudding der het geene ik nog den zelfden dag, op die plaets, welke door de panboring ontbloot was , verrigtte ; uit welke wonde ik omtrenc zestien oneen bloeds, eerst met eene fnelle, daerna trager uitvloeijing, ontlastte. Gedurende deze ontlasting zelve, zeide de Lyder uic zich zeiven , dac hy verlichting gevoelde, en de ademhaling werd hier door veel vryer. Ik bedekce het in den boezem gemaekte wondje met een linnen lapje, in terpentynolie bevochtigd, en vulde het gac van hec bekkeneel met een zachc fpongietje op, zonder eenige drukking. De zieken had eenen tamelyk gerusten nacht: de ffyfheid van den hals en de rugge waren geweken; en de Lyder kon zich vryelyk van de eene naer de andere zyde in zyn bed omwentelen. Het bloed, uic den boezem onclasc, had des anderendaegs eene zeer taeije korst, ter dikte van eenen duim; doch op het bloed, uit de aderen en de flaepflagaderen afgelaten, werd in het geheel geene korst befpeurr. De ganfche zevende dag na den val gaf de beste hoop van herllellinge. Doch op den agtften dag kwam de tetanus weder , vergezeld van flapeloosheid mee eenen kleenen en zwakken pols; en de Lyder ftierf den zelfden nacht. De bekleedfels van hec bekkeneel en de hersenpan weggenomen zynde, werd 'er niets tegennatuurlyks waergenomen, uitgenomen dac de bloedvaten van hec harde hersfenvlies zeer fterk opgezet waren. Hec oncbloore gedeelte yaa  liefs[enenendoodelykeBekkeneelsbr. van het harde hersfenvlies door depanboring, en de in den boezem gemaekte wonde, wareti met een codgidum of ftremfel bedekt ; en de geheele omtrek van hec beenachtige gat werd aen het harde hersfenvlies vastgehecht gevonden. De langwerpige boezem bevatte eene polypeu/è famengroeijing, die van hec voorfte uiteinde des boezems, door de halsaders, toe de voorfte holligheid van het bare zelve zich uitftrekce, iets het geene men zeer dikwyls gewoon is in de lyken te vinden. De hersfenen waren op het oog gezond; doch na dat zy weggenomen waren, vertoonde 'er zich niet alleen zeer veel uitgeftorc bloed, in de middenfte en achterfte kuilen van het bekkeneel, maer ook eene groote beenbreuk , welke, hec fteenachtige gedeelte van hec regter flaepbeen verdeelende, door hec mamswyze gedeelte roe aen hec groote gac van hec aehtefhoofdsbeen zich ditftrektë , zynde eenige beenftukken een eenemale afgefcheideni Hoewel de kwetfing der boezemen van het harde hersfenvlies, van velen voor gevaerlyk gehouden wordt, nogthans is'er, zo veel ik weet, geen voorbeeld, dac eene wonde van den eenen of anderen boezem van hec harde hersfenvlies den lyder ooic doodelyk , noch zelfs gevaerlyk is geweest. Ik heb eenige kwetzu* ren van den langwerpigen of zydelyken boezem mogen zien; doch in allen is'er of eene geringe hoeveelheid van bloed uitgevloeid, of de bloedftorcïng, tot eene Iigte flaeuwte aengehouden, is van  334" Van eene zware Jehudding der van zelfs uitgefcheiden; en een zeer %c verband , zonder eenige drukking, is altoos voldoende geweest. In de Heelkundige Waernemingen van Gooch wordt een voorbeeld verhaeld, alwaer de langwerpige boezem door een gebroken fiuk beens geopend was: defluiptrekkingen, hielden , by ieder verband, door hec uitvloeijen van het bloed uit de wonde, op; en de lyder werd uic de kaken des doods gerukr. Op deze Waernemingen (*) {leunende, heb ik, in den voorgemelden Lyder, de doorfnyding van deri boezem in hec werk gefield; dan hoewel de aerc der ziekte, gelyk uic de opening blykc, zodanig ware , dac 'er van de ondascing der vaten vari de hersfenen geene heilzame uickomsc der ziekte te verwachceri was, nogchans leerc deze waer- ne« (*) [Schoon de voorzigtigheid, in 't algemeen, vari den Heelmeester vordert, dat hy, by het aenwenderi van het trepuen, de naden van het hoofd verfchoone, ten einde de hier onder geregend boezems vari het harde hersfenvlies niet te kwetfen , en eene doodelyke bloedftorting , die met mogelykheid daer uit zoude kunnen ontltaen, voorrekomen, echter is de anderszins hier omtrent fchroomachtijje Scharp (in zyne Oordeelt Aenmerk. bl. 394.) ook van oordeel, dat oic ;'n de uitcrlte omltandigheden wel gefchieden kan, vermits hy in twee gevallen gezien heeft, dat de wonden van den ianuwerpigen boezerri van het harde hersfenvlies nier aityd doodelyk zyn. Een nader bewys hiervoor kan me" winden by L a Motte, welke in zyn Traité de Cbir. Tom. II. Obs. iét. p. 34£. een voorbeeld bybrengt; waeriti de gemelde bóezem doorgehouwe . en de lyder volkomen herfteld isj  Hersfenen en doodeh'ke Bekkeneetshr. 3 3 £ neming , dat de langwerpige boezem van hee harde hersfenvlies niet alleen zonder gevaerj maer zelfs met groote hoop van een goed gevolg, kan geopend worden. Indien het geoorlofd is, de behandeling der ziekten naer overëenkomftige befluiten interigten, zo dunkt my4 dat de opening van den langwerpigen boezem» naermate de toevallen het vorderen, herhaeld, onder de kragtiglte hulpmiddelen dient geteld te worden , niet alleen in fchuddingen der hers* fenen, om de uitwerkingen van de beroering des breins aftekeeren, de uitflorting voortekomen, en de opflorping van het uitgeftorte bloed te bevorderen, maer ook dat zy in andere ziekten, gelyk Jpoplexia, Epilepjia, Mania, PhreMtis, &c. voordeelig zal zyn, te weten, wanneer 'er vermoeden of blyk van ophocping of verftopping van bloed in de hersfenen of de hers» fenvliezen is; nademael de ondervinding getuigt, dat de uitwerking van eene kleene bloedige ontlasting, naby de verftopteof ontftokene plaets, veel heilzamer is, dan ruime aderlatingen, op eenen grooter afftand in het werk gefteld. Wat foortgelyke ziekten van het brein belangt, ik geloof dat 'er van geene andere bloedontlasting, noch door de flaepflagader, noch door de halsader, noch door de uitwendige Scarif.eeringen, of het aenzetten van bloedzuigeren rondom het hoofd, eene zodanige uitwerking kan verwacht worden, als 'ervan de opening vari den langwerpigen boezem te hopen is, Ech- (  Vm eene zivare fchuddmg der ■ Echter fchynen zicheenige zwarigheden { tegen de opening van den langwerpigen boezem, óp te doen, die zich tegen deze aenmerking kunnen aenkanten. Daer wordt, namelyk, gevraegd. i) Of, na de opening van den boezem, de' noodige, drukking om de bloedflorting te fluiten, den boezem zeiven kan yernaeuwen, en dus den omloop van het bloed in de hersfenen beletten? Dit fchynt, indien het harde hersfenvlies aen het bekkeneel vast gehecht is, wegens de fpanning van dit vlies, niet gemakkélyk te kunnen gefchieden, inzonderheid, wanneer 'er een zeer ligt verband, gelyk ik in myne waememing befchreven heb, wordt aengelegd. 2 ) Of de polypeufe famengroeijing, na den dood gevonden, aen het openen van den boezem , en het volgende verband moet toegefchréven worden? Die kömr my niet waerfchynlyk voor , dewyl deze polypeufe famengroeijing niet alleen het voorde gedeelte van den boezem vervulde, maer ook door de zydelyke boezems tot in de halsaders zich uitftrekte; en 'er is gewis geene reden geweest, waerom de omloop des bloeds hier door ten minste in het achterdei gedeelte vertraegd zou hebben kunnen worden; weshalven ik geloove , dac deze famengroeijing veeleer haren oorfprong heeft genomen van eene byzondere drembare gedeldheid vari de lympha, en van eenen ziekelyken beletten of vertraegden omloop van het bloed in de hersfelieri, gelyk die ook zeer zichtbaer was in hec bloed, 't welk uic den boezem ontlast was. WAER-  WAERNEMIKG. VAN EENS DUBBELE BAERMOEDER EN SCHEEDE. (*) DOOR DEN HEtR HENRICUS CALLISEN. Y\s Natuur volgt in het famenftellen der dieM-J ren, wel in het algemeen eene zekere orde % dikwils nochthans wykc zy van dezen gewonen weg af; dikwerf vinden wy de gedaente, de '■gg'ng > hec maekfel en getal der deelen veran: derd, en zien hier uit fpelingen der natuur en monfters voortkomen , welker befchryvingen in een groot aental onder de Geneeskundige "Waernemingen bewaerd worden. Gewibfelyk vernederen' de monfters de verhevene denkbeelden der flervelingen, en maken dikwerf de verfieringen kragteioos, door ophooping vari deelen alleen, welke, fteeds ftrydig met de eenparig door ons aengenomene tbeorien , geheele ftelzels en het ganfche heir van hieruit afgeleide veronderftellingen , met eenen flag^ om ver werpt. Des te aengenamer daerentegeti worden te regt de zeldzame afwykingen der natuur ./.*) Overgenomen uit de ColleElanea Societatis Medicee tiavnwnju, of Verzamelingen van bet Geneeskundige Cenootfcbap van Koppenhagen, (en niet VSl\iïamu' gelyk w>' b>' f>very!ing in de'voorgao. A v,rMw inS' hl- 3i9. gemeld hebben; Vol I. Vos. XVIII, p. I4f5< 1. bed. II. Stuk. Y  3 3$ V"an èene hbbek tuur in het maekfel der ligchamen geacht, wanneer de zeldzaemfte natuurlyke uitkomften hier door verklaerd kunnen worden. Hiertoe behoort de overbevruchting; want 'er zyn van de oudfte tyden af voorbeelden voor handen, dat eene vrouw twee levende volmaekte kinderen, na verloop van één of meer maenden, na eikanderen , ter weereld gebragt heeft; en gewisfelyk zou alle gefchiedkundig geloof ophouden , indien wy deze waernemingen van de geloofwaerdigfte mannen, waer onder het genoeg zal zyri C. Bauhinus, T. Bartholiküs en Diemerbroek, bygebragt te hebben , wilden in twyfel trekken. Nietremin fchynt dit zeker allerzeldzaemfte geval '¥ in allen deelen zo ftry'dig met de verandering, welke men weet, dar de Baei'moeder, na de bevruchting, in den voortgang der zwangerheid, en eindelyk in de verlosfmg zelve ondergaet, dat de Geneesheeren de bewaerde gevallen van overbevruchting liever hebben willen in twyfel trekken, dan eêne ondervinding, zo ftrydig met de algemeene wetten der natuur, aentenemen. Dan de waergenomene tegen-' natuurlyke gefteldheden van de baermoeder, verfcheidenlyk in hare holligheid verdeeld, hebben deze twyfelingen weggenomen ; want deze fpeling der natuur veronderfteld zynde, zal de overbevruchting mogeiyk zyn, en volgens onveranderlyke natuurwetten kunnen verklaerd worden. Onder deze foort van Baermoe deren heeft  'Êaermoedtr en Scheede. 33^ heeft men 'er gevonden, die twee hoornen hadden; anderen waren in twëen gefcheiden, en voorzien van eenen gemeenen mond, welke zich in |d« Scheede opende; anderen waren in twëen verdeeld , en met twee afzonderiyke baermoeders monden voorzien , die zich in eene gemeene Scheede openden; eindelyk zyn 'er ook anderen gevonden , welkers beide baermoeders holligheden ieder met eenen byzonderen mond eii eene-eigene Scheede voorzien waren. Myn oogmerk is niet om de verfcheidene waernemingen van deze foort hier aen te halen, dewyl zy in de Verklaringen van Hall er op de.Lesferi van Boerhave, Tom. V. §. ri., de Verhandeling van Gravelius over de Overbevruchting , en in de Platen van Eisenmann, welke eene zeldzame waememing van eene dubbele Baermoeder vertoonen , naeuwkeurig by één verzameld gevonden worden. Dan ik heb alleenlyk voorgenomen, Ulieden, de af beelding èn befchryving van eene dubbele Baermoeder en Scheede voortedragen, welke ik in het lyk van een meisje van twee jaren, voor myne ontleedkundige Lesfen gefchikt,. heb waergeno» men, en welke, in Spiritus gelegd, ik nog beware. Voor 't overige is zy byna gelyk aen diee waervan de afbeelding in de Platen van den gedachten Eisenmann gevonden wordt. , Op de Eerfte Plaet, welke de afbeelding van deze dubbele Baermoeder en Scheede vertoont , worden met Letteren aengewezen , . Y s AA',  . Van eene dubbele AA. De geflotene Baermoeder, dooreen midden» fchot in twëen verdeeld, namelyk in eene regter en in eene linker. BB. De Eyernesten, het regter en het linker. CC. De regter en linker Trompet van Fai,lopp i u s, gaende ieder naer hare eigene Baermoeder. DD. De Franjes der- Trompetten van F a tt ö ?' p i b s. E. De uitranding, welke de bodems der Baermoederen uitwendig onderfcheidt. F. D e famenvoeging der twee Baerm«ederen. G G. De ronde Banden van de Baermoeder. HH. De Scheede, van beide zyden geöpend. II. De inwendige Rimpels van beide Scheeden. K. De beide tegen eikanderen gelegene Scheeden, zo als zy het middenfchot uitmaken. Ij L. De regter en linker Baermoeders mond. M, Het bovenfie gedeelte van de Pisbuis afgefneden. N. De bovenfte Hoeklasch der Lippen. O. De onderfte Hoeklasch der Lippen. P q D e Kittelaer met zyn hoofdje en voorhuid. RR. De Nimphen. S. De Opening van de Pisbuis. TT. De beide Openingen der Scheede van eene gelyke grootte. UU. De beide Maegdevliezen, hebbende eene half. maenswyze gedaente. V. Het Toomtje der Lippen. W. De Schip-kuil. XX. De uitwendige Lippen van eikanderen verwyderd.Y. Di Bilnaed van voren. D e Waernemingen van eene dubbele Baermoeder en Scheede, tot hiertoe bewaerd, door- fnufFe';    Baermoeder en Scheedel 341 fnuffelende, heb ik gevonden, dat diergelyk geval tweemael in Denemarke is waergenomen; het eerfte verhaeh de vermaerde Th. Bartholinus in Epist.Cent. III. Epist. II. Eene eerlyke vrouw, namelyk, te Koppenhagen, in hec uitwendige nergens in verfchillende van de overigen harer fexe, had van haren eerften geboortedag af, eene dubbele Scheede en Baermoeder gehad, waervan de eene wyder was dan de andere ; door de wydfte heeft zy haren man een meisje gebaerd, 'twelk, ten tyde, toen de gedachte brief gefchreven wierd, huwbaer was. Het andere geval heeft de vermaerde S. Krijger, die in Denemarke zo veel dienst aen de Heelkunde gedaen heefc , den beroemden MoRand medegedeeld, en is door dezen in de Verhandelingen van de Koninglyke Akademie der Wetenfchappen te Parys, voor het jaer J743» geplaetst geworden. Dees vond in het lyk van eene vrouw, welke in de verlosfmg geftorven was , eene dubbele Baermoeder, die zich met twee monden in eene gemeene Scheede opende; iedere baermoeder was met eene trompet, een eyernest en eenen breeden band voorzien (*_}. WAER, (*) [By deze aengehaelde gevallen zou men nog verfcheidene andere foorigelyken kunnen voegen , gelyk dat van Bauhinus, Graukl, Acrel, Boc"hmer,Boeseflfisch. Hall e r , Vink, Littre, Vassal, 13 a-6 a r d , enz., waervan ik, by eene vorige gelegen Y 3 he.4  %j.2 Wan'eene enkele Baermoeder WAERNEMING. Van eens enkele Baermoeder met eene dubbele Scheede. Kort na dac ik de voorgaende Waememing van eene dubbele Baermoeder en Scheede, ^Jlieden had medegedeeld, heb ik andermael ïn een lyk van een meisje van veertien jaren, eene Baermoeder met eene dubbele Scheede gezien, welkers befchryving ik wel wil gelooven,. dac Ulieden niec minder aengenaem zal zyn. De teeldeelen van die voorwerp zyn op de volgende tweede Plaec afgebeeld , alwaer aengewezen worde door Letter A. De natuurlyk gefchapene Baermoeder. B. De hoekswyze döorgefnedene voorfte opper¬ vlakte , waervan de lappen omgeflagen zyn, CC. Het regter en linker Eyernest. • DD. De heid, ter betooginge van de mogelykheid der overbevrochtingein dezé omftandigheden alleen, heb gebruik «emaekt in myn Geneeskundig T y »schrift. Zie I. Deel, bl. 268 — 170- H- Deel, U, 316 —318. en IV. Deel, bl. 350 — 3f2. Sedert de uitgave van dit werk, zyn my nog twee a'idere gevallen van den zelfden aert voorgekomen, öeide in het begin van het vorige jaer, het eerfte1 in het Gasthuis te Stokholm, en het andere te Dublin waergenomen, waervan in de GazettE Salutaire. Am 1773, No. XVII,, en de Medical Commentaries, Vol. II. melding gedsen wordt. Het zonderlingfie in het laetlle geval, waer van ons eene nadere befchryving en afbeelding beloofd word, is dit, dat ééne van de> ze dubbele HaermoeUeren, aen de eene zyde, eene vrucht bevatte,]    wet twee Scbeeden. 343 DD. De regter en linker Trompet van Fae- lqppiuj. E E. De Franjes der Trompetten van F a l« loppius. FF. De ronde en breede Banden van de Baermoeder. G. De Hals van de Baermoeder, H. De groote regter Scheede, geheel geopend, welke zich rimpelachtig vertoont. I, De Mwd van de Baermoeder, die hier byna rond is, en waer van men het grootfte gedeelte in de regter Scheede zien kan. K. Het middenfchot der Scheeden, in welkers bovenfte gedeelte een halfmaenswyze rand befpeurd wordt. L. De gemeenfchap der Scheeden, digt by den mond van de Baermoeder. M. De kleene linker Scheede, in het midden te zien. N. De afgefnedene Pisbuis. Ó. De Venusberg. P. De bovenfte Hoeklasch der Lippen. Q. Het Hoofdje en de Voorhuid van den Kittelaer.KR. De Nymphen. S. De opening van de Pisbuis, TT. De Schaemlippen van eikanderen verwyderd, TJ*. De onderfte irioeklasch der Lippen. V. Het Toomtje der Lippen. W. De grootfte opening der regter Sch,eede. x! De kleenfte opening der linker Scheede. Y Y. D e beide openingen der Scheeden, met het Maegdenvlies voorzien. Dusdanig ongewoon maekfel der Scheede, waerin de Natuur van haren gewonen weg afwvkt, hoewel zeldzaem, is nogthans meerY 4 ma-  3 4-4- Van è'ene enkele Baermoeder malen waergenomen, en kan, plaets hebbende \ van het grootfte aenbelang in de Vroedkunde zyn; want het middenfchot, 't welk de Scheedén van eikanderen fcheidt, kan of regt in hee midden geplaetst, of meer naer de eene dan naer de andere zyde gekeerd zyn; in het eerfte geval kan de verlosfing bezwaerlyk door de kragten der natuur geëindigd, doch in het andere wel vertraegd, maer nogthans zonderde hulp van eenen Vroedkundigen volbragt worden. Wanneer het middenfchot der Scheeden van de barende vrouw meer naer de eene dan naer de andere zyde gekeerd is, zal het zelve de uitkomst van het naer buitengaende hoofd wel vertragen; doch het is noodig dat het middenfchot, wegens de ronde gedaente van het hoofd, door de vermeerderde en herhaelde famentrekking van de Baermoeder, zydewaerds gedrukt worde, als wanneer het hoofd in de groote Scheede zal nederdalen, en de verlosfing natuurlyk ten einde gebragt kunnen worden. Dusdanig fchynt bet onlangs bygebrqgte geval, door den yerp maerden Th. Bartholinüs ter gemelde plaets aengeteekend, te zyn. Doch Wanneer het middenfchot geheel in het midden geplaetst is, ^al het hoofd niec zydewaerds naer de eene of andere Scheede gedrukt kunnen worden, en ten zy het middenfchot door de meerdere overtreffende kragten van de Baermoeder verbroken worde, eene onoverwinnelyke hinderpael voor de kragten der Natuur tegen de verlosfing (tellen, en.  met iivce Scheeden'. 34 § en indezen roeftand fchync de heelkundige doorfnyding van die middenfeboe hec eenigfte middel te zyn, waercoe men zyne toevluchc kan nemen. WAERNEMING. Van eene zeer zeldzame. UITGEZETTE MAEG, by de ontleding oncdekc (*j door den heer A N D E R S O N, Heelmeester te Leitb. Een .Man, oud omcrenc zestig jaren, zynde een Wever van zyn ambachc, had federt eenen geruimen cyd geklaegd over verlies van eeclust, kwade fpysvercering, opfpanning van winden en pyn in zyne darmen. In de maend February van hec jaer 1766, werd hy aengetast met eene hardnekkige bardlyyigheid, welke met moeite weggenomen wierd. Na dezen, bleef hy in zynen gewonen ftaet van gezondheid volharden, tot omtrenc hec midden van de maend July , wanneer hy andermael mee eene opilopping van afgang , vergezeld van geweldige (*) Overgenomen uit de Medical and Pbilofopbical Commentaries, Vol. li. Fart, UI. p, i9h YS  346 Van eene zeer zeldzame ge braking, wierd aengetast. De hardlyvigheïd werd wederom door gepaste geneesmiddelen pververwonnen, waerna de braking ophield. Dan , naderhand kreeg hy alle avonden, tusfchen agt en negen uren, eene geregelde braking, en had nimmer afgang, zonder behulp van eene klylteer,die hem geregeld om den anderen avond gezet wierd; en op dezen vvys hield hy het fleurende , tot dat hy ftierf. Ik kreeg verlof om zyn ligchaem te openen, en de tegennatuurlyke gefteldheid, welke ik by de ontleding ontdekte , was van eenen zeer zonderlingen aert. Toen de bekleedfels van den onderbuik omgeflagen waren , deed 'er zich eene breede effen oppervlakte voor het gezicht op, welke zich van het borstbeen tot het fchaemgedeelte, en van de eene zyde van den onderbuik tot de andere uicflrekte. Dit buitengewoon verfchynfel verwonderde die geenen, welke 'er tegenwoordig waren; dan hunne verwondering was niet minder, toen 'er, by hec onderzoek, gevonden wierd, dat het de maeg was, die tot zo eene grootte verwyderd en uitgezet was, dat zy den geheelen onderbuik ver. vulde. Deszelfs bodem daelde zo ver naer beneden , dathy toe binnen in het bekken gong, waerin desgelyks alle de dunne darmen vast regen eikanderen gedrukt en geheelenal ledig, gehuisvest waren. Het hoofd van den karteldarm was op zyne natuurlyke plaets gelegen, doch zo wel, als deszelfs bogt, door de maeg be-  uitgezette Maeg. 34.7 bedekt. De karteldarm was by de S wyze kromte zeer hard, en veel verdikt, zo dat het .kanael merkelyk hier door vernaeuwd wierd, zynde het zelve, ter lengte van omtrent drie duimen, niet wyder dan eene ganzen fchacht. Voor 't overige vertoonden zich alle de andere deelen der darmen in hunnen natuurlyken ltaet; en 'er kon geen knoestgezwel in eenig ander ingewand ontdekt worden. WAERNEMING. van eene AENMERKELYKE PI Z W E E T I N G. door den heer J. E. M E C K E L; Hoogleer aer in de Ontleedkunde, Lid van de Ka» ninglyke Academie der tVetenfchappen en fraeye Letteren te Berlin, en van verfcheidene anders Geleerde Genoot fchappen. Hoewel men, by verfcheidene Geneeskundige Schryvers, waernemingen van ontlastingen van Pis door de zweetgaten ontmoet, echter vind ik het volgende geval, door den hooggeleerden en zeer beroemden Heer Mac- £ e l  34-3 Van eene aenmerkel Vhzw eeting. k e l , onlangs nier omtrent medegedeeld (*), in alles zo opmerkelyk, voornamelyk wegens de gelukkige genezing van dit ongemak, door hem volbragt, dat ik het zelve eene plaets in deze uirgezochte verzameling waerdig oordeele. '«Een fterk en anderszins vry gezond Jongman , oud vierentwintig jaren, loosde zeer weinig Pis door de pisbuis, en wel van eene hooge roode kleur, welke terflond, gelyk die van waterzuchtigen, eene groote hoeveelheid bezinkfel liet vallen. Doch in tegenflelling van deze gewone ontlasting, fypelde'er by hem, eene zo groote hoeveelheid van vocht, welk in reuk en kleur met die der pis overeenkwam , geduurig onder zyne oxelen uit, dat de doeken „ het hembden de kleederen telkens hier door bedorven wierden. Hy behoefde, ter voortbrenging' van deze tegennatuurlyke ontlasting, geene llerke ligchaems beweging te doen; want hy raekte gerust en 11:1 blyvende, zo wel over dag als des nachts, dezelfde hoeveelheid van pisachtig vocht hwyt; alleenlyk vermeerderde deze tegennatuurlyke ontlasting altoos, naer evenredigheid van de hoeveelheid van het vocht, 't geene hy gebruikt had. De Lyder kon deze verandering aen geene zekere, noch hem bekende byzondere oot;- (*) In Nova Experimenta 6? Obfervatiotm de finilus Venarum ac Vaforum Lymphaticprum in ductus V~ifceraque excrétoria Corporis bumani. Se£t. V. §. 11. pag 67. & Nauv. Mem, de l'Acad. Rvy. des Sciene\ & Bell, Lettres de Balin, 1770.  Van eetie aenmerhl. Fiszwëeting. 349 oorzaek toefcbryven ; alleenlyk verzekerde hy, dac hy langzamerhand met hec verminderen van de pislozinge, de coeneming van deze piszvveeting onder de oxelen was ontwaer geworden. Echter had hy zich ce veel coegegeven aen het gebruik van verhitcenden wyn, en zyn ligchaem dikwyls mee dinfen ce veel'vermoeid. Vermoe ■ dende dac de vochten in de pisbuisjes, ce veel verdikc, en de vacen en enkelvoudige klieren, onder de oxelen, te zeer verflapc waren, liet ik hem gomachtige, zeepachtige en verdunnende middelen, in pillen en dranken gemengd, irï overvloed gebruiken, en hem dagelyksch coc aen de lendenen in een laeuw bad, llerk mee fpaenfche zeep bezwangerd, ziccen, en verfcheidene malen s'. daegs, linnen doeken, in koud wacer nat gemaekc, onder de oxelen leggen. Ünder hec gebruiken van deze middelen begon de pis, Van dag tot dag, zich Overvloediger en heldere'r door de pisblaes te ontlasten; in diervoegen, dat hy, na verloop van vier weken , tot zyne nacuurlyke gezondheid Wederkeerde , en' door de pisvloed onder zyne oxelen volftrekc niet meer gekweld wierdc. In anderen, welke hunne pis dikwyls ce lang ophielden, heb ik insgelyks diergelyke Onmatige ontlasting onder? de oxelen waergenomen; doch deze bukengewoone ontlasting ging vervolgens van zelve at* lengskens wederom over." WAER-  3 fo Genezing van eene krampachtige f AERNEMING. van eene KRAMPACHTIGE SLÜITING VAN DE KAEK, genezen door eene VERBAZENDE HOEVEELHEID VAN HEULSAP. DOOR DEN HEER ARCHÏBALD GLOSTER, (*) Geneesmeester te St. Jan van Antigua. EEN Neger, oud veertig jaren, hebbende over dag de bovenmatige hitte der zonne hitgeftaen, had de onvoorzigtigheid van te gaeri liggen flapen op' den vochtigen grond, alwaer hy (*) Dit geval, door den Heer GtoSTER, aen den Hooggel. Heer John Morgan, Med., Doét., Lid van het Koninglyke Genootfchap te Londen medegedeeld, is door dezen voorgelezen aen het Americaenfche Wysgeen'ge Genootfchap, tèr bevorderinge van nuttige Wetenfchappen , met den aenvang van het jaer 1769 in Philadelphia opgericht, en in het Eerfte Deel van deszelfs uitgegcvene Transaüions SeEt. IV, p, 31*. geplaetst.  Sluiting van de Kaek, enz. 3 j f hy den ganfcben nacht doorbragt. Den volgenden morgen werd hy eene ftyvigheid in de fpieren van zyne kaken gewaer, met een pynlyk öf liever onaengenaem gevoel in die van den nek. Op dien tyd nergens anders over klagende, werd hy adergelaten, en kreeg een weekmakend fmeerfel voorde aengedane deelen, gelyk ook een zacht buikzuiverend middel, uit Manna en Sal Glauberi, 'c welk onmiddelyk werkte. Den volgenden dag vermeerderde de pyn In de kaken; en de fpieren van den rug en dert nek werden dikwyls met geweldige kramptrekkingen aengegrepen, welke tot die van zyne beenen en voeten overgongen, makende hem volkomen ftyf. Naeuwelyks kon hy op dezen tyd zich bedwingen van hard op te fchreeuwen, en zyne tanden niet dan met moeite zo ver van eikanderen verwyderen , dat men 'er eeri mes tusfchen beide konde brengen. Tot zyn geluk flak de onderkaek natuurlyk uic, boven dé bovenfte, zo dat het voedfel tusfchen de tandeti doorging, ook had hy niec veel moeite om vochten door ce zwelgen. Zyne pols was traeg eri kleen, en de huid niet zo warrn, ais in den natuurlyken ftaet; hy kon niec flapen; want zo dra viel hy niet in flaep, of hy werd door dé allerhevigfie krampcrekkingen wederom opgewekc. H e a -  3 J i Genezing van eene krampachtige Hebbende in de Medical Effays van Londen (*) opgemerkt , dac dit ongemak gelukkiglyk met ruime ingevingen van heulfap behandeld was; en hebbende in eigen perfoon, voor dac my die hardnekkige geval voorkwam, verfcheidene Lyders door zeer ruime gifceri van hec zelve herfleld, dachc ik in den ganfeheri Apocheek geen middel ce zullen vinden , 'c welk zo waerfchynlyk verligting in die geval konde gevën. Ik fc'nreef derhalven, op den tweeden dag des avonds, den 7den van JüY'j, hec volgende vüór. Pul. (*) [Naer alle waerfchynlykheid ziet hier de Heer Gloster. op de Waernemingen van den Heer' Doft. L. Chalmers, uit Charles-Town, iri Zuid-Carolina, (alwaer de opistbotonus en tetam^s als eene. algemeene ziekte, voornamelyk onder de zwarte (laven , kan aengemerkt worden) aen den Heer J, Fotergill toegezonden, die dezelven aen de Sociëteit der Geneesheeren in Londen heeft medegedeeld , en in welkers uitgegevene Medical 06fèrvations and Inquiries zy Vol, I. p. 87. gevonden worden. — Sedert de uitgaef van deze Waernemingen, heeft de Heer Richard H ü c k gelegenheid gehad, om het opium in vyftien andere gevallen te beprosven, waervan hy den nitflag in het derde Deel van dit zelfde Werk p. 316. mededeelt. Van beide de/.e gefchritten kan men deii hoofdzakelyken inhoud vinden in de Natuur en Geneeskundige Bibliotheek van den Hooggel. Heer E. Sandifort, VU. Deel, l, Stuk, U, 98. en VL Deel, II. Stuk, bl, 281.]  'Sluiting van de Kaek, enz. 3 $3 JJi, Pub. Contrajerv. Camp. dr. i(3 A7/fn pari Camphorce Opii puri ana dr. @. M. D. in part. ceaital. VI. Cap. unam tertia quaque hord. Den agifien dag was hy niet heter; zyne ftyfheid hield aen; en hy had dikwils zware en pynlyke kramptrekkingen. De poeders werden herhaeld met twee fcrupels opium. Den negenden had hy geen'flaep, noch ontroerdheid in zyn verfland, noch de minde aendoer ping in de algemeene zitplaets van het gevoel {fenforium commune ), welke aen het opium konde worden toegefchreven. Deszelfs poeders werden als den vorigen dag herhaeld; hy gebruikte vloeibaer voedfel, gelyk dun vleesch- nat, 1 (*) [Pulvis Contuajerïs CompoSitus, Pharm. Edinb. qt. Contrajervce, dr, vi Serpentaria vvrginianx. dr. ij Crozi Angl. dr i Pulv. e cbelis cancr. camp, (f) unc. i j Fiat Pulvis.'] . (.f) [Pulvis e Chel is Cancroeüm Comïositus, Ihid. ï£, Chclarum nigrarum Cancrorum, unc, ij CeraJlii rubri.. unc. i Mifce, Fiat Pulvis] 1. Deel. II. Stuk. Z  ^ £4. 'Genezing van eene krampachtige nat, pap van water en fyne havergort, erï gerstendrank. Men fchreef eeh algemeen bad voor, waerin hy zo flyf als een ftaek gezet Wierd; en de ruggegraet met alle de ftyve deelen werden, na het gebruik van het zelve, met het volgende fmeerfel braef gewreven Campbor. dr. i. Sohtt. in 01 Oliv. unc. vj. Tinei. Tbebaic. dr. iij. M. Den tienden herhaelde men de poeders met één dragme opium, om alle twee uren als vorens in te geven. Desgelyks werd 'er eene byzondere Hoving, beftaende uit weekmakende en ontbindende kruiden, voor de fpieren van de kaek en den nek gefchikt, welke het fterkfte door de kramptrekkingen aengedaen wierden, eninderdaed, de kaeuwfpier (Masfetsr) was zo hard als hout. Den elfden was de Lyder niet beter, en ik begon aen hem te wanhoopen. 's Morgens en's avonds werden 'er, dewyl hy, zo wel door het gebruik van het opium , als door de uitwerking van de ziekte , zeer hardlyvig was geworden, weekmakende klyfteren gezet. Voor't overige was hy zeer wel by zyn verfhnd, en had geen' flaep, noch zelfs vakerigheid: ook zag men niet het minde verfchynfel van de gewone uitwerkingen van het opium.die anderszins gemeen, lyk , na het ingeven van veel kleener giften, volgen Nademael ik verzekerd was, dat niets dan het.  'Sluiting van de Kaek 3 en&l' 3 $■ £ het opium aen ons oogmerk konde beantwoorden, volhardde ik, fchoon ik reeds, zo ver met hetzelve was gegaen, als iemand ten dezen opzigte het zal durven wagen, echter niet alleen in deszelfs gebruik , maer ik vermeerderde ook deszelfs hoeveelheid toe anderhalvedragme, in zes poeders, gebruikende minder Salpeter en Kamfer. , ........ DtN twaelfden de laetfte zes poeders gebruikt hebbende, meende hy dat ,zyn kramptrekkingen niet zo dikwils wederom kwamen:, echter waren de fpieren van de kaek niet verllapr; en men ontdekte geene de minfte andere verandering ten goede., De klyfteren werden herhaeld, de Hovingen het fmeerfel achtervolgd, en zyne poeders ook wederom voorgefchreven. , Den dertienden was alles in denzélfden Haer. De flaeploosheid bleef aenhouden; en de fpie? ren waren niet verflap't. De ftoffen die hy door de klyfteren kwyt raekte, waren hard en droog; doch zyn verftand was fteeds bedaerd, en niec eene verrigting van hec zelve verminderd, of in het minfte aengedaen. Over dag was hy, vol. gens gewoonte, wakker , en kreeg tegen den avond eene neiging tot flapen, doch hierin werd hy door deze verfchrikkelyke kramptrekkingen geftadig geftoord. Steeds tusfchen hoop en vrees, fchreef ik hem zes poeders mee cwee dragmen opium voor, zo dac 'er in elke gifte, welke hy alle drie uren moese innemen, twintig greinen zuiver opium waren. , % i Dek  %$6 Genezing van eene krampachtigè Den veertienden, alle deze poeders ingênö^ men hebbende, was hy veel luchtiger, en zyne kramptrekkingen waren niet zo meenigvuldig: echter kon men niet bemerken, dat 'er eenige verflapping in de fpieren van zyne onderkaek op gevolgd was. Zyne fpys werd als boven ach" tervolgd; en de klyfteren veroorzaekten dezelfde ontlastingen als te voren. Hy was fteeds lustiger, na het algemeene bad, en de inwryving van het fmeer fel, welke beide middelen aengehouden wierden; en dewyl ik met het opium zo ver gekomen was, als ik het voorzigtig dacht, fchreef ik hem het volgende voor: ?£. Pulv. Contraj. Comp. ——— Cinnab. —— Antimm. • Opii puri, ana dr. i/3. Moscb. Chinens. dr. )3. Divid. in fex part. aq. i. Cap. unam ttrtia quaque bord. Den vyftienden zeide hy beter te zyn, én dat hy een weinig geflapen had; zyne kramp• trekkingen kwamen niet zo dikwils weder, en hy was in eene betere gemoedsgefteldheid : dit gaf my hoop dat deze kramp, Welke aen zo velen doodelyk is geweest, zoude bedaren. Ik keerde derhalven ftoutelyk tot de vorige gifte van het opium weder, en gaf twee dragmen in het poeder met den muscus en de cinnaber. Den  Sluiting van de Kaek, ent. 3^ Den zestienden bevond de Lyder zich in den zelfden ftaet, als den vorigen dag. Het bad, de fmeerfels, klyfteren, wry vingen en poeders werden herhaeld. Den zeventienden bevond hy zich veel gemakkelyker: zyne poeders werden herhaeld; en de kramptrekkingen waren overal veel verminderd, uitgezonderd in zyn regter been, 't welk zeer pynlyk was. De kaeuwfpieren waren mede eenigzins verfkpt. Den agtcienden was hy in den zelfden ftaet als daegs te voren, hebbende niettemin een weinig gewonnen. De zelfde middelen werden achtervolgd, en zyne poeders herhaeld. Den negentienden washy eenigzins beter, en had minder pyn: hy kon opzitten, zynde de fpieren van de rug waren zodanig verflapt, dat zy deze houding, zonder veel pyn, toelieten; en hy kon de onderkaek met eenig gemak van de eene zyde naer de andere bewegen. De zelfde poeders enz. werden herhaeld. Den twintigften kon hy zynen mond zo ver openen, dat ik 'er myne pink konde inbrengen; doch dit ging met het trekken van eenen zo verfchrikkelyken fcheven mond vergezeld , dat ik vreesde, dat de kramptrekkingen, gelyk zeer dikwils gebeurt, hierdoor zouden wederkomen. De zelfde geneesmiddelen werden herhaeld. Den eenentwintigden was hybyna in dezelfde omftandigheid: zyne kramptrekkingen kwa. 2 3 men  3 $ 8 Genezing van eene krampachtige, men fteeds langer na eikanderen weder, en lieten hem eenigen flaep toe: ook zeide hy te kunnen eten; doch ik wilde deze proef niet wagen. Zyne vloeibare fpyzen werden achtervolgd, de geneesmiddelen herhaeld , en alles met dezelfde zorgvuldigheid in acht genomen, als te Voren. Den twee en twintigften bleef hy beteren; hy had een weinig flaep gehad; de kwaeuwfpie-' ren waren flapper, en de kramptrekkingen niet . zo meenigvuldig; hy klaegde over neêrflagtigheid, en verlangde een pyp Tabak te roken ? 't welk men hem toeflond. Hy gebruikte een mengfel van vier lepels oude rum in een pint warm water. Zyne poeders werden als te voren herhaeld, met één dragme opium, en de gewone hoeveelheid muscus, welke hem nu maer alleen om de vier uren wierden ingegeven. Den drie en twintigften was hy veel beter, fliep een weinig, opende zynen mond, kon kaeuwen, en was fteeds wel gemoed en bedaerd van geest. 'Zyne poeders werden herhaeld met twee fcrupels opium; welke met de vorige giften, J500 greinen zuiver opium uitmaekten, in den tyd van zeventien dagen gebruikt. Den vier en twintigften: hy had den laetflen nacht beter gerust, en meer geflapen dan te voren gedurende zyne ziekre: hy at een fluk lams■ vleesch: echter kon hy zynen mond niet verder openen dan den vorigen dag; doch zyne krampen kwamen niet zo dikwils weder. Zyne ; • poe-'  'Sluiting van de Kaek, enz: 35$ poeders werden, gelyk ce voren, met. twee fcrupels opium voorgefchreven. Den vyf en twintigften was hy, in alle opzigcen, veel becer, hadden vorigen nachc vry wel geflapen , en kon zyne armen en beenen zeer vry bewegen; doch de kaeuwfpieren werden nog by aenhoudendheid door kramptrekking aengedaen, zo dac hy zynen mond niet gemakkelyk konde openen. Dezen dag werd 'er niecs, voorgefchreven, dan eene aenhouding van de baden, ftoyingen , fmeringen, klyfteren en wry vingen, dewyl de poeders, die men hem, daegs ce voren had voorgefchreven, nog niet gebruikt waren. Den zes en twintigften hield hy aen met be-, teren, hoewel hy de twee vorige dagen niet boven de twintig greinen opium gebruikt had, In zyn hersfengeftel was geene verandering. De kramptrekkingen waren veel minder. Van. dezen tyd af ging ik hem niet zo. dikwlis bezoeken ; en zyne geneesmiddelen werden minder geregeld ingegeven; doch dewyl de kramptrekkingen, toe den vyftienden van july, nu en dan wederkwamen, hield hy met hec bad aen, en gebruikce, in dien cusfeheneyd, omtrenc anderhalve dragme muscus, en zes-en negencig greinen, epium. Den rwintigften van July, was hy volkomen gezond, en wel by zyn verftand , en had geen. hec minfte ongemak van zyne vorige ziekte , noch eenig letfel van de verbazende hoeveelheid Z 4 cpmm§  36b Genezing van eene krampachtige enz, opium , door hem gébruikt. Men dienc aentemerken, dat ik hem, van dén zestienden vari July af, zenuwpillen heb laten gebruiken, uic as/a foetida en cinnabaris Anthnonii zonder eenig opium. Ten einde niemand zich zou verbeelden, dat het opium, waervan in dit geval gebruik gemaekt is, niet goed mogte geweest zyn', meen ik 'er te moeten by voegen, dat het versch was, en zeer goed fcheen te zyn, zynde bezorgd door de Heeren Be van, Drogisten in Londen, en dat het, altoos, in alle andere omflandigheden, in de gemeene giften, aen de gewone uitwerking van opium beantwoordt, hebbende ik dikwils iri myne prakryk gebruik van het zelve gemaekt, om van deszelfs hoedanigheid wel verzekerd te wezen. WAER-  %6i r WA ER NEMING. wegens de NADEELIGE GEVOLGEN van eene STERKE GIFTE van het HEULSAP (*), door den Heer DAVID CLERK, Geneesmeester te Edenburg, De volgende waememing heb ik.geöordeeld, als eene tegengift, op het voorgaende geval te moeten laten volgen, ten einde mynen Lezeren de grootfte yoorzigtigheid, in het voorfchryven van het heulfap, hierdoor aen te bevelen ; want zo nuttig als de groote giften van dit heldhaftige middel in fommige gevallen, met oordeel gegeven, kunnen zyn, zo fchadelyk daerentegen kunnen zy in andere omftandigheden worden, wanneer men onvoorzigtig te ftout met dezelven te werk gaet: ten anderen, inzonderheid , kan dit geval den Lyderen zeiven tot eene (*) Overgenomen nit de Obfervations fur la Pbyfique, fur l'Hiftoire Naturelle & fur les Arts, Tom, lil. pag. 433. Dit Werk wordt 's maendeljks ftuks•wys te Parys in gr: 4*0 , door den Heer Abt Róz ier uitgegeven. Z 5  %$2 Nadceïïge gevolgen van eene eene gepaste waerfehuwïng verftrekken« om, BÏrnmer, zonder den raed van een ervaren Geaeesmeester, van dit of andere foortgelyke, terke middelen, op eigen goedvinden, gebruik xt maken. ' «Een Perfoon, oud agt en twintig jaren, wan eene rciddenmatige geftalte, en zwaermoedige gefreldheid, had eene goede gezondheid genoten, wanneer hy, by gelegenheid van eenige zaken, die hem overkwamen, langzamerhand in eenen kwynenden ftaet verviel, vergezeld van hoofdpyn en zwakheid des gezigts. ïn de beide armen gevoelde hy pynen, die zich, van de ellebogen tot de fchouderbjaden uitIrekten. Deze deelen fchenen zo gezwollen, dat men telkens verwachtte dezelven van zelfs sé zien opsnfcheuren : de pynen vermeerderden , zd rasch de Lyder uit zyn bed opgeliaen was, en inzonderheid wanneer hy eenige feeweging maekte. In deze omftandigheden zynde, raedpleegdehy eenen Heelmeester, die te gelyk Apotheker was, welke, na den Lyder ondervraegd, en van hem vernomen te hebben, dat hy eene zwakke en met winden opgevulde maeg had, hem een braekmiddel, met eenige giften van de Rhabarber, en de Kina Kina voorschreef. Niettegenftaende het voorfchrift, nam, de Lyder noch het braekmiddel, noch de Rbaïjarber, maer alleen de Kina Kina in. Dit raiddel deed hem een open lyf krygen, en gaf bem  Jlerke gifte van het Heulfap. 363 hem zynen verloren eetlust weder. Twee maenden hierna begon hy eene ligte pyn in de ftreek der Nieren te voelen, behalve die geene, welke hy ondervond, waneeer hy zyn water wilde maken, hoewel zyne pis helderer dat te voren' was, en noch zaad-noch graveelzetfel maekte. D e Lyder, by verfcheidene Schryvers gelelezen hebbende, dat de Turken Heulfap (opiuni) innemen, om zich vrolyk te maken, en zelfs in zeer fterke giften, wilde hy, op hun voorbeeld, de zelfde gift daervan innemen. Hy nam derhalven drie dragmen opium, en maekte daervan drie pillen. Om twee uren gebruikte hy eenig vleeschnat , flikte de helft van één zyner pillen door na ze wel gekaeuwd te hebben, en at vervolgens een ftuk gekookt osfenvleesch zonder zout, en dronk 'er niets op. Een half uur hierna bemerkte hy, dat het Heulfap hem meer verflerkte, dan de wyn; en hy was oneindig vrolyker; de hoofdpyn vervloog, het gezigc keerde weder, en hy gevoelde geene pynen meer in de armen; kortom hy bevond zich veel vrolyker, luchtiger en krachtiger, dan hy ooit was «reweest: tien minuten daerna begon hy de andere helft van de heulfapspil te kaeuwen, en maekte van de twee anderen drie pillen , welke hy, in dentusfchentyd van omtrent twee minuten , insgelyks doorflikte. Een half uur hierna openbaerde zich de duizeligheid, gevolgd van eene zo groote zwakheid,  3 #4 Nadeelige gevolgen van eene heid, dat de Lyder niet meer konde gaen: het ganfcbe ligchaem was in eenen lydenden ftaet; en de walgingen van de maeg zeer meenigvuldig: eindelyk verbeeldde hy zich vuurfprankjes en verfchrikkelyke fchimmen te zien. Verzekerd zyndetiat het Heulfap, 't welk hy had ingenomen, hem deze wanorde vei> oprzaekte, dronk hy een groot glas koud water, en vervolgens even zo veel warm water,, 't geene hem deed braken: hierop dronk hy twee glazen met wyn; en deze deden by hena dezelfde uitwerking, met dit onderfcheid nogthans , dat de ftoffen, die hy overgaf, eenen heulfapfmaek hadden. Dewyl hy fteeds walgach, tig bleef, dronk hy nog eenige glazen met warm Water, die hem den ganfchen namiddag deden braken. Zyn Heelmeester kwam tegen den avond by hem, en belastte hem nogmael. laeuu? water te drinken, 't geen hem van tyd tot tyd deed braken. Dusdanig was de toeftand van den Lyder des avonds om negen uuren, wanneer hy my liet roepen. De Lyder klaegde over aenhoudende hoofdpyn en duizeligheid, die echter, volgens zyn zeggen, niet zo hevig waren, als te voren, gelyk mede over eene brandende hitte en droogte in zyne keel , welke hem vanhet oogenblik af, dat hy had begonnen, te braken, waren byger bleven : hoewel hy zeer flaperig was, had hy zyne oogen niet dan voor eenige mituten kunnen fluiten; zyn.pols floeg tagtig malen in eene  Ji'erkegifte van het Heulfap: ééne minuut, en was kïeerien mollig. Ik fchrecf hem twee oneen van het Heilig Elixir (*) voor, die in twee herhaelde reizen wierden ingenomen. Her drinken werd hem teneénemale verboden , en 's avonds om agt uren eene fpaenfchë vliegpleister tusfchen de fchouders gelegd. Ten half elf ure bevond ik, dat hy de helft van de eerfte gifte van hec Elixir had overgegeven , dac zvn pols vol was, en zesentagtig mael in eene minuut floeg, blyvendenogtans fteeds mollig. De hicce en droogte hielden aen; en om elf uren gebruikte hy twéé lepels van het Elixir, die hy gelyk de eerfte wederom overgaf: eindelyk liec ik hem met de beenen en voeten in warm water zitten, en een afkookfel van de Nega (f) gebruiken, om hem aen 'c zweecen cé brengen. Zeer rasch daerna openbaerde zich het zweec: de Lyder fliep coc 's anderen daegs 's mor- (*) [Zie hier het Elixir Sacrum, gelyk het in dé Pbarm. Edinb. wordt opgegeven, l£. Tibet incifi drachm. x Aloès Socotrince tritce dr«gm. vj Cardamoni minoris unc. @ Spir. Vini Gall. libr. ii Digere per biduum & cola ] (f) 'De Nes;a is eene foort van eenen laegttammigen Kersfenboom (cerifier na-in); bekend daerenboven onder de benamingen van Ragottminier, of Minel van Kanada; deszelfs bladen gelyken eenigzins »aer die van den QSalix) Wilgeboom.  3Ö6 NadeeBge gevolgen van eene 's morgens, zonder door verfchrikkelyk droolïien ontroerd te worden; en hy gevoelde zich by zyne ontwaking veel verligt: toen bevond zyn hoofd zich op dezelfde wys aengedaen, als voor dat hy het heulfap had ingenomen , vergezeld van eene pyn voor de maeg (cardialghy, welke hy betuigde nimmer gekend te hebben. Hy was fteeds walgachcig, kon geen water lozen, en gong niet af; zyn pols floeg zesennegentig malen in eene minuut, en was eenigzins flapper. Hy nam des avonds flechts eene gift van een Julapium in ; en ik liet hem een zacht buikzuiverend lavement zetten. Des anderendaegs gong de Lyder af; de fpaenfchë vlieg verfchafte eene overvloedige verëttering; hy at 's middags weinig en zonder eetlust. Om vier uren 's avonds ftond hy op, en bevond zich zwak; de pyn in de armen, de zwaerhoofdigheid en de duizeling waren minder, dan voor dat hy het Heulfap had ingenomen; doch ïn plaets dat te voren het voorhoofd aengetast was «  g68 Algemeene Bedenkingen en ALGEMEENE BEDENKINGEN rakende het grdote aental der zogenoemde SPECIFIQUE MIDDELEN, die van tyd tot tyd, ter genezinge van de VALLENDE ZIEKTE, zyn aengeprezen. Gelyk het in 't algemeen gaet met de modes, die, zo lang zy nieuw zyn, gretig door een ieder naergevolgd, doch zo rasch 'er anderen opkomen, fpoedig wederom verworpen worden; even zodanig mag men zeggen dathet, in zekere opzigten, met hec gebruiken van geneesmiddelen gelegen is; wanc niet zodra ivordc 'er, door den éenen of anderen Geneesmeester, eenig byzonder nieuw middel, eer ge« nezinge van deze of geene zware ziekce, aengeprezen, of fbraks is een ieder even gereed, om van het zelve gebruik ce maken; dan cerwyl men hier mede bezig is, fielt wederom eencweede een ander middel voor, 'c geene fomtyds kort daerna door een derde, een vierde, enz. gevolgd word, naer welker veel belovende voorftellingen men fteeds luistert, zonder veeltyds ééü  'Algemeene Bedenkingen enz. 369' een eenig van alle die voorgeilelde geneesmiddelen naeuwkeurig beproefd, of derzelver wezenlyke verdienften aen de gefladige ondervinding getoetst te hebben. Dusdanig onder anderen draegt het zich toe met het groote aenral van fpecifique middelen , die van tyd tot tyd tegen'de vallende ziekte aengeprezen zyn: gelyk de Poema, de Rutha, de Viscus Querehrus, het Stad, de Stadwateren, dc Kina Kina, het Opium, de Kamfer, de Muscus, het Cafioreum, de Afafoetida, de Valeriana Syheftrisi het Oleum animale .Bifipeln , de Calomel, hec Antimonium, het Pulvis de Gutieta, dac van Marquis en meer anderen. Dan mee die alles zyn 'er onder de opgenoemde geneesmiddelen eenigen, welke, hoe vele nieuwe fpecifique middelen men ook tegen de vallende ziekce moge aenpryzen, altoos hunne ware verdienften in de geneeskunde zullen blyven behouden, gelyk de Valeriana, de Kamfer, de muscus, met het Opium en de Kina Kina, naer omltandigheden van zaken vermengd, waervan ik dikwyls in myne Praktyk de allerheilzaemfle uitwerkingen jn deze droevige ziekte ondervonden heb. By de opgenoemde middelen meen ik ook, dat de Orange-bladen en de Zink- of Piauter-bleemen, in' geenen deele moeten vergeten worden, nademael men meenigmael de gelukkigffe gevolgen hiervan gehad heeft; tot getuigen kan ftrekken de Brief van den Htv P. j. Buchoz , over de goeds uitwerkingen der orange ■ bladen in de jluipen > I. Deel. ÏI. Stuk. A-a- vé~'  37° 'Algemeene Bedenkingen enz. vallende ziekten en andere ongemakken van het zenuwgeflel, welken wy in hec Geneeskundig Tydjchrifi IV. Deel. bl. 65. hebben medegedeeld ; gelyk ook de Waememing van den Hr. B. Bell, over de acmnerkelyke verligting eener hardnekkige vallende ziekte door de Zink- of Piauterbloemen te weeg gebragt , ce vinden in hec eerfte ftuk dezer uitgezochte verzamelinge van Genees- en Heelkundige Verhandelingen en Waernemingen, bl. 1 87. Ter nadere becooginge hiervan zullen wy thans onzen Lezeren de volgende Waerneming mee becrekkinge coc de goede uicwerkingen van de orangebladen, door den Heer Da. J. M. M a r x, in eene kleene verzameling van eenige Geneeskundige Waernemingen , ce Berlin Ao. 1772 in 'c Latyn in Octavo uitgegeven, mededeelen; fparende toe ons volgende ftukje eene andere, met opzigte coc de goede uicwerkingen der Zink- of Piauterbloemen, ons gunflig medegedeeld door den kundigen Geneesheer G. G. Ten Haaff; waerby ik nog eenige andere gevallen , door verfcheidene Geneeskundigen , zo hier, als in Engeland, federc korcen cyd , opgegeven , zal voegen „ ten einde hier door myne Medegenooten in de Geneeskunde aentemoedigen toe hec nemen van nadere proeven mee de beide opgenoemde geneesmiddelen, alvorens dezelven, mee zo vele anderen, in den poel der vergecenheid ce verwerpen. WAER-  371 WAERNEMING. van eene VALLENDE ZIEKTE/ door de ORANGE - BLA DEN, genezen. door den heer M. J.MARX, Med. DoiJ. Eene Vrouw van twee-en-veertig jaren, twaelf jaren geleden, eene miskraem gehad hebbende,verliet den zesden dag daerna hare flaepkamer, om hare huisfelyke zaken waertenemen, alwaer zy, met eenen zwaren fchrik aengedaen, door eenen aenval van vallende ziekte aengegrepen wierd. Dit ongemak overviel haer vervolgens alle maenden , op den tyd wanneer hare maendftonden of voor den dag kwamen of ophielden; doch, zwanger geworden zynde , was zy vry van het zelve, en heefc drie gezonde kinderen ter waereld gebragt. Dan zo rasch de maendfronden andermael, voor het eerst, na hare verlosfing, te voorfchyn kwamen (en deze zyn zelfs ten tyde der zooginge voor den dag gekomen ~), werd zy wederom door de vallende ziekte aengetast: gemeenlyk viel zy dan, zonder eenig voorafgaend teken, plotfeling op den grond neder, en gaf op het zelfde oogenblik , wanneer zy viel, eenen zwaren fchreeuw, waervan zy echter niecs bevvusc was. Van het toeval herkomen zynde, wisc zy in 'c geheel niecs van hec geene haer gebeurd was, en kon door geen voorafgaend teken , of eenig Aa 2 ga.  372 Genezing van eene Vallende ziekte gevoel in eenig deel van haer ligchaem, de aenkomsc van hec ongemak voorzien, en voor zich zelve zorg dragen, waerom zy ook zeer dikwils, door mee hec hoofd of de ledemacen cegen harde ligchamen te icoocen, zich zeer elendig bezoerd, en inzonderheid haer aengezicht gekwersc heefc. Ontelbare Geneesmiddelen,' tegen deze ziekte aengewend, waren allen vruchteloos geweest, toe dat ik, ontboden zynde, de vrouw niet alleen mee eene vallende ziekce bezochc, maer ook door eenen fpysloop (lienteria), en eene flepende koores (febris lenta) , daeruic ontfïaen, geheel van krachten uicgepuc en een uiterften vermagerd vond, en ik haer, na een voorafgegaen buikzuiverend middel uit de Rhabarber , een afkookzel van Orange-bladen, 's morgens en 'savonds te gebruiken, en ten einde te gelyk aen den fpysloop te voldoen, eene ontbinding van het Extraclum corticis peritviant, carcarillts en de bittere voortelen voorfchreef. Van dien tyd af dae zy deze middelen begon ce gebruiken, heeft zy, meer dan een jaer lang, zelfs niec hec ge. ringde teken van eenen aenval van vallende ziekte bemerkt, en, van den fpysloop en de flepende koorts genezen, zeer gezond geleefd, ja zq vele krachten wederom gekregen, dat zy [zeer bloedryk wierd, en genoödzaekt was om zich elke of om de andere maend re doen aderlaten. Nu echter, terwyl ik deze waememing dacht u'ittegeven, heb ik gehoord, dac deze vrouw de aderlating verzuimd ? zich te veel aen den fter- kea  door middel van de Orange - bladen. 373 ken drank overgegeven , en wederom eenige aenvallen van de vallende ziekte gehad heeft. D a t de genezing van de vallende ziekte aen de Orange-bladen moet toegefchreven worden, geloof ik zeker; want de vrouw heeft dezelve in eene behoorlyke gifte gebruikt : doch dewyl zy van alle voorfchriften van geneesmiddelen, uitgezonderd beknopte dranken , eenen afkeer had, ben ik genoodzaekc geweest de extraïta in deze gedaente voortefchryven, welker ontbinding zy niet dan drupswyze, eenige reizen daegs, en dus niet in eene behoorlyke hoeveelheid heeft ingenomen; weshalve ik oordeele, dat de genezing van den fpysloop en de flepende koorts aen het extraStum van de cortex peruvianus en der overige middelen kan toegefchreven worden. Wat zal ik van de oorzaek der ziekte zegden? Ik heb boven gemeld, dat deze vrouw, meestentyds ten tyde der maendftonden, door eenen nieuwen aenval der ziekte aengetast wierd, doch dat zy zwanger zynde, vry daervan was ? Heeft de Baermoeder, en deszelfs maekfel, dit derhalven zo gefchikt? Dit echter geloof ik niet; immers wy weten , hoe weinig 'er vereischc wordt, om eene vallende ziekte te doen ontftaen, en om dezelve hebbelyk te doen worden ; doch geene van alle de oorzaken brengt deze ziekte meenigvuldiger voort , dan de gemoedsbewegingen , inzonderheid de fchrik. Zeer vele diergelyke gevallen worden 'er in de geneeskundige gefchiedenis gevonden; ik zelf heb hun getal Aa 3  §74 Genezing van eene Vallende ziekte mee drie zonderlinge voorbeelden van "eene vallende ziekte, door (chrikken oncftaen en hebbelyk geworden,| in myne Difjirt.inaug.de Spasmis vermeerderd. Eene oorzaek, eenmael een vallende ziekte voortbrengende , laet vervolgens eene gefchiktheid daertoe na; en alles, waerdoor het ligchaem hevig bewogen en ontroerd wordt, doet den aenval verergeren. Niet minder bekend is het, en het wordt door de ondervinding bevestigd, hoe zeer het ligchaem deivrouwen , inzonderheid van tedere, en die met een ligt aendoenlyk geflel voorzien zyn, bewogen en ontroerd wordt, wanneer de maendflonden voor den dag komen. Te gelyk blykt het uit vele waernemingen, dat inderdaed fommige aenger dane deelen, door een zeker wonder bewind, krachtdadiglyk op anderen , fchoon ver afgele-r gen, werken. Ik beken wel, dat wy de wys , op welke die gefchiedt, niet begrypen, gelyk wy ook niec weten , op wat manier de vallende ziekte door eenen fchrik wordt voortgebragt; heg is genoeg voor ons, dat wy weten, datdiergelyke zaken in het ligchaem gebeuren. Hieruit meen ik dat klaer blykt, dac de eerfte of naelle oorzaek en oorfprong van deze ziekte liever aen den fchrik moet toegefchreven worden ; wantna dat 'er eens een overval van de vallende ziekte ontftaen is, blyft 'er in hec hersfengeftel eene zodanige gefteldheid na , dac de aenval door zo eene bykomende oorzaek ( hoedanige ik, in ons geval, de maendflonden oordeelde te weZQn) 5 Wederom word? vernieuwd, welke in an- de-  door middel van de -Orange - bladen. 3 ? f', deren, die deze gevleidheid niet hebben, niets diergelyks voortbrengt, weshalven ik oordeele, dat de maendelyke vloed niet voor de voorbefchikkende ( caufa predisponens ), maer voor de bykomende of medewerkende oorzaek (caufa accidcntalis feuprecataraica), welke de gefteldheid opwekt, moet gehouden worden. Dusdanige foort van vallende ziekte, uic eene fterke gemoedsdrift, zonder voorafgegaen teken, ontftaende, wordt moeijelyk om te genezen gehouden; nogthans werd deze, welke, in bovengemelde vrouw door een' fchrik (zynde voorwaer van eenen zeer flechrenoorfprong) ontftaen was, door de Orange - bladen genezen: een middel, 'c welk onze heilzame konst bezit, en waerop ?y met regt roem draegc. Niet veel tyds immers Is 'er verloopen, dat 'er in een zeker werkje, door den Heer Hannes, beroemd Geneesheer te Wezel uitgegeven, een diergelyk geval van eene vallende ziekte, uit fchrik ontftaen en door de Orange-bladen genezen], befchreven is (*). Velen, wel is waer , verzetten zich tegen zodanige fpecifique middelen, zeggende dac het ydel is, zo 'er iemand zich op betrouwt; en. dewyl 'er zo vele en zulke verfchillende oorzaken van deze Hercules - ziekte zyn, meenen zy dat 'er onmogelyk eemgfpccificq middel tegen dezelve kan uitgevonden worden: danlaetikmethun verlof zeggen, dac hec geene, 'c 'welk op hec aller- klaer- (*) [ Van dit geval heb ik een omflatidig bericht medegedeeld in het Geneeskundig Tydfchrift. IV, Veel, U. 74>] Aa 4  Genezing van eene Vallende ziekte klaerfte met de zintuigen bemerkt wordt, door niemand kan geloochend*worden ; want wie toeh, bid ik, zou by voorbeeld ooit geloofd hebben, zo de ondervinding het hem nier geleerd had, dat de Zeilfteen deTandpyn wegneemt (f)? Echter neemt hy haer inderdaed weg ; en ik zelf, die dit dikwils beproefd heb , kan 'er by ondervinding van fpreken» Dan wien is deinnerJyke aert der dingen geheel bekend ? Doch mogeiyk zal my iemand tegenwerpen , dat de aenval in deze vrouw wederom gekomen is, en dat derhalven dit middel geen beffètfdfg fpecificum is. Dan voor eerst komt de tusfehenpoozende koorts, door den cortex peruvianus verdreven, eindelyk na eene lange tusfchenpoozing wederom; is daerom evenwel de cortex peruvianus niet een fpecificq middel tegen de tusfehenpoozende koortfen ? Ten andere moet 'er op eene nieuwe oorzaek eene nieuwe uitwerking volgen: onder de oorzaken nu, welke de vallende ziekte voortbrengen, worden met regt de volbloedigheid en de dronkenfehap geteid; want alle de funclien of bedieningen kunnen door de volbloedigheid beledigd, en inzonderheid die geene, welke van het hersfengefte! af- han- ()) [En niet alleen deze, maer de Heer Weber heeft hier door een ongemak van het oog, waerdoor de Lyder de voorwerpen eenigmalen verdubbeld aag, allergelukkigst herftelt; ja door dit zelfde middel heeft de Heer Al e jet, Kapitein in F ranfehen dienst, eene hevige pyn op de knie verdreven: geJyk men zien kan in het Geneeskundig Tydjcbrift, 11. Deel, bl. 399.!  door middel van de Orangeïbladen, % 7 f hangen, geftoord worden, voor zooverre, W „elyk/de va«n, welke dunne vochten voeren, door de meer dan naer gewoonte opgevulde bloedvaten vernaeuwd en famerigedrukt worden. Dan alle deze ongemakken worden vermeerderd, wanneer het bloed, by voorbeeld, door de fterke dranken verdund en de vaten meer uitgezet worden. Beide deze ongemakken hebben wy reeds te voren gemeld, dat by onze vrouw plaets hadden, te weten, de volbloedigheid en het fterk gebruiken van geestryke dranken. Dewyl derhalven de ondervinding leert, dat deze niet alleen werken als oorzaken, welke overvallen van vallende ziekte verwekken, maer dat zy ook in de zulken, die er «reene voorbefchiktheid toe hebben, deze ziekte kunnen voortbrengen: des te meer vermogen zy dit te doen in de zodanigen, welke daertoe genelgd zyn In het Sepulcbretum Anatomicum van Bonnet, word een geval befchreven vaneenen volbloedigen Jongeling, die, na eenen wellustigen maeltyd, epileptisch ter aerde viel, en na tel. kens door nieuwe overvallen aengetast te zyn, binnen zestien uren den geest gaf. Dus ik hieruit oordeele, dat geene foort van geneesmiddelen onze vrouw zal kunnen baten, zo haer he gebruik der fterke dranken niet verboden,en de volbloedigheid door eene behoorlyke ontlasting verminderd worde De beroemde Loc her maekt onder zyne medegedeelde gevallen insgelyks gewag van een diergelyk voorbeeld in eenen jongeling door hem waergenomen , die te voren door de branie-bladen van de vallende ziekte verlost, ü op  318 Genezing aan eene Vallende ziekte enz: op nieuw iluiptrekkingen kreeg, na dat hy zich door den wyn had dronken gemaekt, waervan hy, in korten lyd, door dit zelfde geneesmiddel herfteld wierd; doch dees beroemde Man voegt 'er te regt by, dat, zo hy zich dikwyls dronken maekte, hy ongetwyfeld tot zyne vorige ziekte zou vervallen Dan hier door wordt de waerde van dit fpeeificque middel niet verminderd, inzonderheid dewyl vele anderen zulk eene heilzame uitwerking van het zelve ondervonden hebben. Zonderling in tusfchen is het, in ons geval, dat de bovengemelde vrouw, van het eerfte oogenblik af, dat zy die geneesmiddel heeft beginnen te gebruiken, niet het geringfte blyk van den aenval gevoeld heeft, daer zy nogthans, agt dagen voor het gebruik van dit middel, door de allerhevigfte ftuiptrekkingen overvallen wierd; desgelyks dat, fchoon zy maer omtrent vyf of zes maenden met het gebruik van dit middel aengehouden heeft, zy nogthans ten tyde der tusfehenpoozinge geheelenal vry van deze ziekte is gebleven, en dat zy 'er niet eerder wederom door aengetast is geworden, dan na dat zy zich te fterk aen den drank had overgegeven, en zulks niet ten tyde van de vloeyinge der maendftonden, maer buiten denzeiven, en wel tegen den gewonen termyn, tweemael in de agt dagen; alle welke omftandigheden ons gevoelen nog meer fchynen te bevestigen. (*) [ Dit geval hebben wy, ouder meer anderen van den Heer Locher, medegedeeld in het Geneeskundig Tydfcbrijt, 11. Deel,bl. 71,]