Bibliotheek Universiteit van Amcts^im 01 2899 6139    BESCHOUWING DER WONDEREN GODS, IN DE MINS TGEACHTSTE SCHEPZELEN, O F NEDERL ANDSCHE INSECTEN; NAAR HUNNE AANMERKELIJKE HUISHOUDING, VERWONDERLIJKE GEDAANTEWISSELING, EN ANDERE WETENSWAARDIGE BIJZONDERHEDEN. VOLGENS EIGEN ONDERVINDING BESCHREVEN, NAASL HET LEVEN NAAUWKEURIG GETEEKEND, IN HET KOPER GEBRAGT EN GEKLEURD DOOR JAN CHRISTIJJN SEPPf DERDE DEEL. > TE AMSTERDA TA > J, C. SEP? £ ff ZO ON.  Eminet in minimis Maximus il!e Deus.  VOORREDE. Daar thans mijne Verhandelingen voor het Derde Deel, wederom vijftig bedragen, en het zelve dus, even als het Eerfte en Tweede Deel die insgelijks ieder uit Vijftig beftaan, compleet is; zo is het gevoeglijk hier eenen algemeencn Tijtel & Tijtelplaat, benevens eenen Inhoud voor uittegeven, het gene alles bij deze Voorrede gevoegt is, kunnen3e nu te zamen behoorlijk ingebonden worden, makende een bekwaam Boekdeel uit. In de Laüjnfcbe namen van de Vlinders, welke ik reeds uitgegeven heb, eenige fouten ingeflopen zijnde, zoo kan ik niet nalaten dezelven bij dezen op te geven, volgens het Infecten-werk van hübner; als, in het Eerfte Deel K°. 4. , ftaat Yperantus, moet zijn Hypsranthus. N°. 21. moet zijn FLwago N . 27. {laat Ludifica, moet zijn Aprillina. N'. 28 en 29 ftaat Pavonia, moet zijn Vavoma minor of Carpini. N\ 35. Üaat Amataria, moet zijnItïunaria. W. 36. nioet zijn Ulmaria In het Tweede Deel'N° 97., ftaat Betuig, moet zijn Pruni. N\ 53. moet zijn Brasfcte. N'. 73. en 74. moet zijn Trifolii. N°. 81 en 82. moet zijn Runica. N°. 90. moet zijn Prajïnana. N\ 91'. ftaat Procesüonea, moet zijn Crategi. N°. 100. ftaat Polytima , mo^t zijn Leucophm. N '. 63. ftaat Miata, moet zijn Mi. N'. 68. ftaat Rostralis, moet zijn Prokscidalis. * 2- N°. 87;.  VOORREDE. N°. 87. Fig. 7. moet zijn Margaritaria, cn Fig. 8. JEstivaria. N°. 55. ftaat Bilineata, moet zijn Marmorata. N". 58. moet zijn Chenopodiata. N°. 69. moet zijn DefoJwia. N°. 92.cn 93. ftaat Marmoraria, moet zijn Betularia. N°. 98. moet zijn Variata. N°. 99. moet zijn Dolabraria. Bij deze gelegenheid kan ik niet nalaten met genoegen melding te maken, van eene Liefhebberij bij de" Entomologie, nog niet lang bekend geweest, zijnde het opzetten van Rupfen, om dus deze ook in Natura, even als men gewoon is de Vlinders te doen, te kunnen bewaren, waarvan de WeiEdele Heeren j p. a roy en a. d'ailly, te Amfterdam, reeds ieder eene verzameling bij elkander hebben, door hun Wel - Edelens opgezet. Het is waar, dat zich dit opzetten van alle Rupfen, niet even goed doen laat, om dat zij van hare ingewanden moeten ontdaan worden, zoo dat er niets als alleen het vel van overblijft, waardoor velen hare kleur verliezen, zoo als het groene bijna geheel weg gaat en het gele ook aanmerkelijk verliest; echter is het niet onaardig , en misfchien zal hier ook nog wel iets op uittevinden zijn, om dit te voorkomen; en dan is het niet onaangenaam eene verzameling van Vlinders te hebben, en daarbij van dke Vlinder de Rups, waar dezelve uit voortkomt, te kunnen vertoönen, om daardoor de grootheid Gods, die uit eene kruipende Rups, een vliegende Kapel laat voortkomen, nog des te meerder te bewonderen. I N-  . I N H OUD DER VIJFTIG V E RIIA N D E LI N GEN, WAARUIT DIT DERDE DEEL BESTAAT- Nederduitfche Namen. NÜS. Zoo als dezelven uitgegeven zijn. Ne. 101. Gevlamde Rijke Borstel. Pag. I. ici en 103. Resch Vlinder.'—- 5. 104 en 1-5. Wolfs Melk. 1?. 106. Vier Vlak. . . 21. 107. Zo-ver Vlinder . . —— a^. 108. Kleinste Wapendrager. 29. iop. Schild Drager. . . —- 33. 110. Geaderd Witje. . 37. 11 r. Pere Tak. . . 41. H2. Berke Page. . . . 45. 113. Groen Vlak. . • 4 114. Kruifenmunt Vlinder. —— 53. 115. 2T«?/ Vlinder. . . 57. nö. ZJon/e Schaapje. . —- dl. 117 118. Olifant. . - — 65. Latijnfche Namén. Tab. I. Dispar II. in. Euphorbiae IV. V. Qua dra VI. Papïiionaria VII. Reclufa vel Pigra. .' . . . VIII. Megacephala JX. Crategi . X. Pilofaria XL Betulae XII. Oxyacanthae XIII. Oleracea . XIV. Verbasci. ...... . XV. Aceris. ........ XVI. Elpenor XVII. XVIII. * 3 iVo-iTf?.  INHOUD der VIJFTIG VERHANDELINGEN. ftö.lip. Witte Tijger. S —- 73. 120. Kromzitter. . 77. 121. Linde ffereulesje. . —81. 122 en 123. Kleine Olifant. 85. 124. Zwart Gebandeerde Vlinder 8p. '125. Grauwe Monnik. . - — P3. 125. 127 en ilB.Doo.'shoofd» pj. i2p. Roodbonte Heide Vlinder —103 130. Ringel Rups. . . —105. 131. 131 en 133. Groot: Nac'it Paauw - 0<^.. . 107. 134. Geflreepte Denne Rups. — -112. 135. Middelbare Nacht Paauw-Oog. . . .—117. 136. Brandrlerk. . . 12,1. 137. Willige Schors Rups. -—123. 138. Zirartjlip. . . . •—127. ï3P> Heremiet __inp, ( 140. Nun 133, 141. Winter V'inder. . 137. 142. Halve Maan. . . 141-. 143 en 144. Willige Hout- *W —?45. 145. Eijke Page. . . 15:. 146. Hije-na. . —^55- .147. Malva Vlinder. . . — 148. Saffraan Gele Vlinder. -- 161. H$cn 150. WindePijlflaart — 1C5. Menthustri Vel Lubricipeda Alba. XIX. Sphinx.' ........ XX, Porcellus. .... XXII. XXIII. Flu&uata. ...... XXIV. Umbratica XXV- Acropos. . XXVI. XXVII. XXVIIf, Myrtilli vel Erica;. . . . XXIX- Neustria. XXX Pavonia Major vel Pijri. . XXXI. XXXII. XXKIII. Pir.iperda. . . ... . . XXXIV. Pavonia Media vel Spint. . XXXV.. Dictea XXXVI. Ypfelanü. ... ; . XXXVII. Retufa ... XXXIX. Nun Atrum vel Gothica. . . XL. Erumata XLI. Illustraria vel Lunarh. . . XLil. Cosfus.. XLUI. XL1V. Quercus. ......... XLV. Trapezium XLVI. Cervinata. .... . . XL VII. Citrago. XLVIII. Convolvuli XLIX. L. NAAM-  N A A M L IJ S T DER VLINDEREN, AFGEBEELD EN BESCHREVEN IN DIT DERDE DEEL. GERANGSCHIKT NAAK. DERZEEVER GEZIN Erf BENDE. DAG - VLINDERS, VAN DE TWEEDE BENDE. Geaderd Witje Tab. X. Berkc Page XI.r. Eike Page XLV. NACHT - VLINDERS, VAN HET EERSTE GEZIN DER EERSTE BENDE. "Wolfs - Melk IV en V. Olifant. .... XVII en XVIII. Kleine Olifant. Tab. XXII en XXIII. Doodshoofd. XXVI, XXVII en XXVIII. Winde Pijlftaart. . . XL!X en L. NACHT - VLINDERS, VAN HET TWEEDE GEZIN DER EERSTE BENDE. Gevlamde Eike Borstel I. Resch II en HL Viervlak VI. Kleinfte Wapendrager. . . VIII. Schild-  NAAMLIJST der VLINDEREN. Schilddrager. . . . . . Tab. IX. Groenvlak XIII. Kj-uifènmunt. . ...... XIV. Kuif- Vlinder XV. Bonte 8ehMpje XVI. Witte Tijger. . . % . . . XIX. Kromzitter. XX. Grauwe Monnik XXV. Rood-Bonte Heide-Vlinder. XXIX. Ringel-Rups XXX. Groote Nacht Paauw- oog. . XXXI, XXXII en XXXIII. Geftreepte Denne Rups. . XXXIV. Middelbare NachtPaauw-oog.~ XXXV. Brandmerk : . : . : XXXVI. Willige Schors-Rups . . XXXVII. Zwartftip. . . . Tab. XXXVIII. Heremiet. ...... XXXIX. Nun. XL. Willige Hout-Rups. XLIII en XLIV. H'jena XLVI. Saffraan-Gele Vlinder . . XL VIII. NACHT - VLINDERS, VAN HET TWEEDE GEZIN DEK. TWEEDE BENDE» Zomer-Vlinder VII. Pere - Tak XI. Linde Herculesje XXF. Zwart Gebandeerde Vlinder. XXIV. Winter-Vlinder. .... XLI. Halve Maan . XLH. Malva-Vlinder. XL VII.  VOORBERICHT. Het Tweede Deel van myn Infeócen Werk, nu ook wederom onder den Goddelyken byftand gekomen zynde tot een aantal van vyftig Verhandelingen, zo als het Eerfte Deel insgelyks behelsd, acht ik het aldergevoegelykst, de volgende Verhandelingen, welken ik nog hoope uittegeeven, indien my God leeven en gezondheid beliefd te fchenken; in een Derde Deel te fchikken, ik zal om my zeiven gelyk te blyven, al wederom die eige Orde van Benden en Gezinnen behouden, in welken ik de Voorwerpen van het eerfte en tweede Deel gerangfchikt hebbe, doch ik zal dezelven nu door elkander uitgeeven, gelyk wel is waar, by de uitgaave van de voorgaande Deelen ook gefchied is, doch het Deel zelve nu niet in zes Stukken, met derzelver aparte Tytels voorzien verdeelen, maar telkens op den halven Tytel van ieder Verhandeling bepaalen, tot welk Gezin, en Bende, het Voorwerp behoord, het welk alsdan het onderwerp dier Verhandeling is, voor het overige dezelven ten aanzien der Signatuur en Pagina's, laaten doorloopen, de ongelykheid in het aantal der Verhandelingen van ieder Stuk, 't welk in het eerfte en tweede Deel heeft plaats gevonden, zal daardoor vermyd worden , en elk die een zodanig afgewerkt Deel wil laaten inbinden, zal 'er beeter mede te recht kunnen komen, doordien zich deszelfs mindere * 2 Of  V O O R B E R I C II T. of meerdere compleetheid zeiver zal aanwyzen , indien men maar weet, welke de laatfte Verhandeling is; Voor 't overige, beveele ik wederom dezen mynen arbeid, de goedkeuring myner voormaalige Begunftigers aan, met zeer vriendelyk verzoek teffens , my in het naarfpooren en opdoen van Voorwerpen, tot nieuwe Verhandelingen , de behulpzaame hand te willen bieden, mits het zulke Voorwerpen zyn, welken zich onder rhyne reeds uitgegeevcne 100 Verhandelingen, noch niet bevinden , zullende ik telkens, deze my betoonde hulp en goedwilligheid, met vereischte dankbaarheid erkennen. NE  E NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. eeds in het Eerste Deel van dit Infeclen werk, in de Zeeventiende Verhandeling van het Vierde Stuk Tab. XVII. hebbe ik afgebeeld en befchreeven, eene Rups en Vlinder, door my aldaar genoemd de Eike BorftelRups. Het tegenwoordig Voorwerp, als Rups, insge- lyks ^op de Eike Boomen aazende en ook eene Borftel Rups zynde welks Vlinder veele overeenkomst met de voorgaande heeft, zoude a ik DERDE DEEL EERSTE VERHANDELING. OVER D'E NACHT-VLINDERS, van 't Tweede Gefcin Eerste Bende. De GEVLAMDE EIKE BORSTEL VLINDER, P. III. Tab. I. $• **  3 NACHT-VLINDERS. ik ook wel de Eike Borfisl-Rups hebben kunnen noemen»' doch de» wyl het maar verwarring geeft, tweederly Dieren een en denzelfden Naam te doen draagen en ook zo wel in de Rups als in de Vlinders by elkander vergeleeken een aanmerkelyk onderfcheid plaats vind, zynde onze tegewoordige Vlinders, veel meerder gevlamd op deszelfs boven Vleugels, dan de eerstbefchreevene, zo noeme ik dan de tegenwoordige, de gevlamde Eike Borjlei Vlinder. f. 2. Li de Maand September des Jaars 1791 , buiten Naarden in *c Gooyland zynde, vond ik op de Eike-Bladen, twee volkomene Bor- Tab. I. ftel-Rupfen, waarvan eene afgetekend is Tab. I. Fig. 3. hebbende ter &ë' 3' zyden van het Lyf, op den tweeden Ring van het Hoofd afgerekend, eene dunne Borftel, en boven op den Rug, op den vierden vyfden en elfden Ring, op ieder eene dikke Borftel, Schuier of Kwast, dus men deze Dieren ook wel Schuier of Kwast Rupfen, zoude kunnen noemen , deze door my gevangene Rupfen, mede naar Huis genomen hebbende, vraten dezelven nog eenige weinige Dagen, van de Eike Bladen, welken ik hun gegeeven had, waarna zy zich ieder fig, « byzonder tusfchen verdorde Bladen infponnen , op die wyze als Fig. 5. afgebeeld is, waarin zig teffens eene door den Vlinder verlaatene en dus opengefpleetene Pop, vertoond ; doch om dezelve beeter in haare waare gedaante te zien, zo hebbe ik ze buiten het Spinfel, by Fig. 4. F*ë» 4- afgetekend, zynde donker bruin van kleur, met roode geledingen of ringen, en over 't geheel zeer glanfig. Dus als Poppen, bleeven zy den geheelen Winter over leggen in haare Spinfels, tot het daar aanvolgende Voorjaar van 1792, en wel tot den 28 April, wanneer uit het eene Spinfel en Pop, de Vlinder te voorfchyn kwam, zynde een Mannetje, afgebeeld in deszelfs vliepigt * gende gedaante Fig. 7. Noch dienzelfden Dag, verliet ook uit het andere Pop en SpinfeJ, de Vlinder zyn verblyf, en kwam om zo te fpreeken ter Waereld, 't welk my dee te aangenaamer was , dewyl hec zelve zich een Wyfje bevond te zyn, in eene loopende gedaante te zien  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P. UI. Tak 1. 3 by Ftg. 6. beide deze Vlinders, hebben Draad formige of zogenaam- 6de Borftelachtige fprieten, dus men aan dezelven, zonder behulp van het Lyf teffens te zien, niet wel het onderfcheid der Geflachten zoude kunnen ontwaaren, maar dit ziende, bevind zich dat van het Wyfje veel dikker, als dat van het Mannetje. 5- 4. Myne zo kort na elkander uit hunne Poppen gekomene Vlinders^ zette ik terftond by een, op hoop dat zy zich paaren, en het Wyfje als dan zyne by zich hebbende bevruchte Eieren, leggen zoude, hec eerfte, namentlyk het vereenigen, gefchiede ook voorts in den Avond, van den eerften Dag, na het komen uit hunne Poppen, doch het Eiêr leggen, 't welk anders ten eerften na de paaring door hec Wyfje volbragt word, gefchiede thans door dit Wyfje niet, ik had dezelven beide in eene tamelyk grootte Doos, met een gaazen Dekzel voorzien, zitten, dus het Haar aan geene ruimte noch luchtigheid ontbrak, echter leide het geene Eieren, dus zat hetzelve tot den 4 May zonder zich nog in deeze zes Dagen, van meer dan een enkeld Ei, ' tegen den rand der Doos aangelegd ontlast te hebben, dit lange wachten van het gepaarde Wyfje, bragt my op de gedachten, dat 'er zekerlyk reedenen voor wezen moesten waarom het zyne Eieren niet leide, en dacht ik, zouden dit ook de reedenen kunnen wezen, dat het geene Eike-Bladen by zich heeft om aan te leggen, ten dien einde plaatste ik een Takje, voorzien met dergelyke Bladen, in een Flesje met Water, te zaamen in de Doos, en het gevolg was, dat het Wyfje terftond in de daarop volgende Nacht, aan een der Bladen, drie Eieren gelegd had, afgebeeld door het Microscoop gezien Fig. 1. r en in deszelfs natuurlyke grootte Ftg. 1. Het Eiër leggen van het te- £ \\ genwoordige Wyfje, ging na bet zetten der Eike-Bladen in de Doos, . * ' aldus in 't werk, de eerfte Nacht leide het 3, de tweede Nacht 1, de derde Nacht 10, de vierde insgelyks 10, den volgenden Tyd konde ik het niet wel naargaan, als in zo verre, dat het my toefcheen over 't geheel onregelmatig te zyn, den 19 ftierf het Wyfje, na in 't geheel gelegd te hebben 134 Eieren, uit welken kort daarna de Jonge Rupsjes kwamen. -4 * f. 5.  4 NACHT-VL. vant Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P.IIL Tab.l. §.5. Vlinders, welker Eieren- over Winteren moeten, geeven 'er om zo te fpreken niet om, of zy dezen aan de Bladen dier Gewasfen leggen, van,welken hun volgend Krooft, de Rupfen namentlyk , leeven moeten , dewyl hun door den Alwyzen Schepper, in haare natuur gelegd is, dat Injtintl, of die drift, of om zo te fpreeken die voorwetenfehap , dat de Bladen der Gewasfen tegen den Winter afvallen , en daarop verdorren of verrotten, dus ook hunne daaraan gelegde Eieren, te niet zouden gaan en der bederving overgegeeven zyn, derhalven leggen zy, door deze hun ingefchapene wetenichap, haare Eieren tegen de ftammen of Basten der Boomen, of Muuren ef Schuttingen , of andere blyvende Zaaken aan, en dezen van Hout of Steen zynde, komen dus meerder overeen met onze in Huis hebbende Doozen of Glazen, waardoor het dus komt, dat een bevrucht Wyfje, in dezelven zich bevindende, om zo te fpreeken geen bedenken draagd, zich van haare Eieren aan dezelven te ontlasten, zonder dat 'er Bladen nodig zyn om haar tot Eiër leggen uit te lokken.  NACnT-VIilNDERS mn'^TweedeGezii^/ EERSTE BENDE   5 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL TWEEDE EN DERDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van H Tweede Gezin der Eerste Bende. De HEBREE UW SC HE LETTER of RESCH VLINDER, P. UI. Tab. 11 cn III. :rfcheïdene Vlinders heeft men, welker Vlakken , ftreepen of andere teekeningen die zy op hunne Vlerken heb* ben, gelyken, naar het eene of andere voorwerp, algemeen bekend onder dien Naam, die aan hetzelve gegee- ven is, en waarby men hetzelve onderfcheiden kan van andere zaaken , om nu ook de Vlinders van eikanderen te onderfcheiden en het geheugen te hulp te komen , heeft men reeds aan veelen zul- £ ke  6 NACHT-VLINDERS. ke Naamen gegeeven, welken eenige overeenkomst hebben met algemeen bekende Dieren, met Letters, of iets anders, om van de eerften niet te fpreeken, maar een paar Voorbeelden van de laatften optegeeven , zo heeft men , de Nommer-Vlinder, de Witte C. of C. album VUn~ der de Grieks Letter of Gamma Vlinder en nu ons tegenwoordig voorwerp,, de Hebreeuw/die Letter of Resch Vlinder , om reedenen, dat op ieder bo. ven Vlerk van een Wyfjes Vlinder , en wel in 't midden des Vleugels een zeer duidelyke Vlak is, volkomen gelykende naar dien He» breeuwfehen Letter , welke Resch genoemd word, in de boven Vlerken der Mannetjes Vlinders, zyn deze Vlakken insgelyks te zien, doch dewyl de grondkleur der Mannetjes Vlerken, donker bruin is, zo vallen deze Vlakken op verre na zo duidelyk niet in 't gezicht, dan op de Wyfjes Vleugels. Dispar, is de Naam welken Linn.-etjs aan dit Infect gegeeven heeft, naar alle gedachten, uit hoofde der ongelykheid van kleur, en van levendigheid beiden, welke de Mannetjes van de Wyfjes Vlinders onder» fcheid , want dewyl hetLatynfche woord Dispar, in 't Nederduitsch te zeggen is ongelyk, zo denke ik, dat dit den Ridder tot het geeven van dezen Naam zal aangedrongen hebben. Veele Liefhebbers hier te Lande, noemen dit Infect ook wel Groot-Kop , om reedenen , dat de Rups eenen tamelyk grooten Kop heeft, in vergelyking van deszelfs overige Lichaam, zynde de meeste Rupfen naar achteren toe merkelyk dikker als naar vooren , waardoor dus ook de Kop veel kleinder en dunder is dan 't overige Lichaam, doch 't welk by dit foort van Rupfen geen plaats vind. f. 2. De Eiè'ren, waaruit de Rupfen van dit foort voortkomen, worden door de Moeder Vlinders doorgaands gelegd in de Maand Augustus, en dewyl dezelven eenen geheelen Winter moeten overleggen en deszelfs koude  van rt Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P. 717. Tab. II. en III. 7 koude doorftaan , zo heeft de alwyze Schepper, aan de Moeder Vlinders het vermogen gegeeven , om deze Eieren, welken zy altoos by hoopen leggen, van meer dan honderd ftuks by elkander , met eenen zachten Dons of Wol te overkleeden en te bedekken , zekerlyk om hun voor de Winter, Koude, Sneeuw of Hagel te bewaaren. De NatuurJyke groote van zodanig een enkeld Ei, is afgebeeld Fig. 2. op Tab. Tab.lt. II. en door eene tamelyke vergrooting, Fig. 3. Gefigureerdheid op de Fig. 2. 3* eene of andere wyze , is aan hetzelve niet te zien , maar wel eene zachte ruuw of oneffenheid, Fig. 1. vertoond eenen hoop Eieren met Fig. 1, den zachten Dons overdekt zynde, dtzc: Dons, beftaad niet alleen uit de wolligheid , welke onder en wel voornaam entlyk aan het achter Lyf des Vlinders is , maar dezelve word ook ten deele voortgebragd, uit het Lichaam des Vlinders zelveu , onder cn by het leggen der Eieren, want een Wyfjes Vlinder, legd niet eerst den hoop Eieren en dan daarna dit gedaan zynde, den Dons *er over, neen , zo» dra een of twee Eieren gelegd zyn , werkt het Wyfje terftond het bekleedzel daar overheen. Mogt men vraagen, hoe komt het, dat niet alle Vlinder Eieren, welken overwinteren moeten, met eene dergelyke hun tegen de koude befchuttende Wol of Dons overdekt zyn ? ik antwoorde , naar alle gedachten , zyn zulke Eieren , welken onbedekt den Winter overleggen, dikker van Schaal of dop, dan de met Wol bedekten, ook kan het mede daartoe dienen , om de groote verfcheidenheid van middelen te doen zien , welken het den Almachtigen mogelyk is te gebruiken, om zyne Schepfelen , voor bederf te bewaaren , want even zo wel als men Eieren heeft welken geheel bedekt , anderen wederom die ten eenenmaale onbedekt zyn , zo heeft men 'er ook, welken maar ten deele of zeer weinig ruigte over zich hebben. B & 1$;  8 N A C H T - V L I N D E R S. §• S- In het laatst van April, of begin van May, al naar maate dit «ene vroegere of laatere Voorjaars warmte, de Bladen der Boomen,, fpoediger of traager doed te voorfchyn komen , zo worden ook de jonge Rupsjes, of vroeger, of laater uit derzelver Eieren gekipt, zy vreeten zich alsdan niet alleen door hunne doppen, maar ook door de daarop zittende dikke Wol heen , beginnen te kruipen en zich te verfpreiden, blyvendeniet gezellig by elkander , dit kruipen doen zy zomtyds eenen tamelyk langen Tyd, eer zy het hun aangebodene Voedzel gebruiken , of fchoon hetzelve zomtyds naby hun is, 't fchynd my toe, wederom eene wyze Voorzienigheid tot oorzaak te hebben, want door dien de Moeder Vlinders, derzelver Eieren veelal leggen .aan de Stammen der Boomen, of ook wel aan Muuren of Houte Schuttingen , zo moeten de jonge Rupsjes, uit hunne Eieren komende , dikmaals eenen langen Tyd loopen, voor en aleer zy het b.un fmakelykfte Voedzel gevonden hebben, 't welk, hoe wel zy de Bladen van zeer veele Gewasfen vreeten, echter toch de Eike Bladen by voorkeur zyn. De jonge Rupsjes, zyn qp het oogenblik dat zy uit derzelver Eieren J;omen rosachtig van kleur , met witte Haairtjes , doch worden ten eerften bynaar zwart, zynde van groote als Fij. 4. &g» 4- hebbende door een Vergroot - Glas gezien, voor aan ter weder zyde van den Kop , twee Knobbeltjes of Bosjes Hair., welken hoe langer hoe duidelyker worden naar maate .de Rupfen in groote toeneemen , blyvende vervolgens deze Hairen altoos veel langer als de overigen van het Lichaam, behalven die welken aan het laatfte of Staart - Lid geplaatst zyn. Tamelyk Ipoedig is de wasdom dezer Rupfen, want na verloop van zeeven Dagen, vervelden zy voor de eer^e ^ maal, en hadden de groote verkreegen als Fig. 5. wederom na verloop van omtrent een dergelyk getal Dagen , vervelden zy voor de tweede  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P. III. Tab. II. en III. 9 tweede keer , na welke vervaling, zy zich reeds vertoonden met twaalf roode en acht blaauwe Knopjes, gelyk Ftg. 6. afgebeeld is. Fig. & Nu beginnen zy reeds vry wat vorderingen te maken in het vreeten yan Bladen, want tot dien trap van groote gekomen zynde , is het hun bynaar om 't eeven welke Boom Bladen men ze tot Voedzel geeven wil, ik hebbe dezelven gevonden op Eike, Linde, Willige, Abeele, en genoegzaam alle Soorten van Vruchtboomen , ja wanneer men' eens een Jaar heeft in 't welk zy menigvuldig zyn , doch 't welk Gode zy dank niet alle Jaaren is , alsdan kunnen deze Rupfen, volwasfen zynde, eene groote verwoesting aanrechten , verfchoonende alsdan ook niet eens het Graan Gewas. Fig. 7. doed ons de afbeel« Fig. 7. ding eener Rups zien , driemaalen van Vel verwisfeld zynde , nu word men tusfchen de twaalf groote roode Knopjes, nog eenige anderen , welken kleinder zyn gewaar, naar maate de Rupfen nader aan derzelver volkomene groote geraaken, ontwikkelen zich ook hoe langer hoe meerder derzelver tekeningen en fraaiheden, uit geele «n witte, kleindere en grootere Vlakken en Stippen beftaande, Ey Fig. 8. ziet men eene Rups in derzelver volle groote afgetekend. '%« 8« Wanneer men verfcheidene dezer Dieren by eikanderen heeft (en dezen zyn genoegzaam jaarlyks te verkrygen) zal men bevinden , of fchoon men dezelven uit het Ei af aan heeft groot gefokt, dat zy op verre na niet allen eeven groot worden, dit komt daar van daan , dat die Rupfen , welken het klynfte blyven , eigentlyke Mannetjes Rupfen zyn, of liever in Mannetjes Vlinders veranderen , daarentegen de grootde Rupfen , zeer zeker Wyfjes Vlinders worden. In dezen vola-asfenen ftaat, hebbe ik reeds gezegd, kunnen zy groote verwoestingen aanrechten, dit zag ik onder anderen eens, nu reeds eenige Jaaren geleeden, op eene Hofftede buiten Naarden , aldaar waren groote en kleine Eike Boomen, ten eenenmaale van derzelver Bladeren beroofd , en niet alleen de Eike, maar ook alles wat in dien omtrek maar Bladen had, C werd  io NACHT-VLINDERS. werd door deze Rupfen opgevreeten ,' tot de Rogge , Haver en Gras Kanten zelfs niet uitgeflooten, ook dezen werden door hun niet vry gelaaten , zo dat het toen daar ter plaatze in de Maand Jitly, eeven zo kaal van Bladen was, als midden in den Winter, hoe nadeelig diï voor de Boomen is, weet een ieder. g. 4. De Rupfen volwasfen geworden zynde , zoeken eene naar hunne verkiezing bekwaame plaats uit, om aldaar tot Poppen te veranderen, veeltyds bezigen zy hiertoe eenige oude verdorde Bladen, welken zy Tab. door middel van enkelde Draaden, te zaamen haaien , gelyk Fig. 9. op Fig. 9. Tab- UI- doed ^len , in zodanig Verblyf, 't welk de eene Rups alwe» derom anders maakt als de andere , ondergaan zy alsdan de verwisfe» ling van ftaat, namentlyk uit dien van Rups, in den ftaat van Pop» zeer duidelyk zyn de aanftaande Mannetjes Vlinders, van de Wyfjes., reeds in derzelver Poppen te onderkennen, zynde die der Wyfjes, zees Jïg. veel grooter, als de Mannetjes Vlinder Poppen , Fig. 10. is naar eea * der laatften getekend ^ daar Ftg. 1 j. integendeel naar een Wyfjes Pop, en wel van 't grootfte foort vervaardigd is. Zeer verfchillende zyn dezen van meest alle de overige Nacht-Vlinder Poppen , en wel hier in beftaande, dat onze tegenwoordigen , zo wel die der Mannetjes als Wyfjes Vlinders, met eene aanmerkelyke hoeveelheid bruin Hair voorzien zyn, 't welk by regelmatige Bosjes, rondom het Lyf der Pop zit, en wel ter plaatze daar de Vleugels des Vlinders niet zyn, deze Bosjes, aan eene Pop. tellende , bevond ik op ieder Ring, acht te zitten, makende dus- met diegeenen welken aan 't Hoofdeneind der Pop zich bevinden , na genoeg een getal van zestig Bosjes uit, inderdaad eene aanmerkelyke hoeveelheid , welke ik niet weet dat eenige andere Vlinder Poppen, in zulk een aantal bezitten. 5.5.  van't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. lil Tab.' II en III. n 5: 5. De Maand Augustus, is doorgaands de tyd , in welken deze Vlinders te voorfchyn komen , en offchoon het Nacht-Vlinders zyn , ziet men echter de Mannetjes, ook zeer dikmaals midden op den Dag vliegen , naar alle waarfchynlykheid doen dezelven. dit vliegen op den anders ongewconen tyd, om Wyfjes, welken zeer log en loom zyn optezoeken , met dewelken zy zouden kunnen paaren, Fig. 12. is de Fig.lü afbeelding van een vliegende Mannetjes Vlinder , zo als dezelven gewoonlyk van kleur zyn, daarentegen is by Fig. 15. afgebeeld, een meer Fig.i$. dan gewoon donkergekleurd Mannetje in eenen rusttenden ftand, zynde dusdanig donker van kleur, zo als my nog maar een is voor 't gezicht gekomen, onder alle de menigvuldige Vlinders, welken ik van dit foort gehad hebbe , evenzo is het ook met de Wyfjes Vlinders geleegen, zelden vind men anderen, welken frerker gekleurd zyn als Fig. 13. en waarop Fig.12. men den Hebreeuwfchen Letter Resch duidelytzien kan, evenwel hebbe ik ook in myne Verzameling eenen Vlinder,.. naar welk Voorwerp de. afbeelding Figf 14. vervaardigd is, zynde over het geheel , niet Fig.\%alleen in de grond kleur, maar ook in alk deszelfs Vlammen en Tekeningen , zeer veel donkerder als anders de gewoonlyke kleur i?.- Ongemeen, en voor ons Ménfchen onbegrypelyk fyn, moeten de gewaarwordingen* wezen, waardoor deze Mannetjes Vlinders, de Wyfjeskunnen opfpooren en vinden,. ook zonder dezelven te zien, waarvan ik ten bewyze het volgende Geval kan mededeelen;,voorleden Jaar, had ik in eene Doos, welke met een gaazen Dekzel toegedekt was, een Wyfjes Vlinder zitten, deze Doos ftond op eene Tafel voor een open Venfter, en terwyl ik my juist op dat Vertrek bevond, eenige andere, bezigheden te verrichten , vloog een tamelyk groote Vlinder , eenige maaien voor by dit Venfter, terwyl dezelve vliegende was , kon ik niet zien wat het voor een Vlinder ware, doch ik vermoede dat het C & mis*  Ï2 NACHT- VL. van't Tw. Gez. Ar EERSTE BENDE. P. Z/f. Tab. I.en UT misfchien een Mannetje van dit foort kon zyn, na dus eenige keerca heen en weder gevloogen te hebben, kwam dezelve eindelyk ftoutmoedig het Venfter in, vliegende op myne Kamer nog gints en herwaards „ toen zag ik dat het een Mannetje was, hierop deed ik het Dekzel van de Doos open, waarop 't gevolg was, dat dit Mannetje, terftond naar het daarin ftil zittende Wyfje vloog en ogenbliklyk met hetzelve paarde; Hoedanig, of door welk middel, is nu de gewaarwording by dit Mannetje veroorzaakt, om het Wyfje op te zoeken, dat op myne Kamer in eene Doos gevangen zat? heeft hetzelve eenen reuk van zich afgegeeven, welke door he& Mannetje in de ruime en vrye Lucht waaruit het naar myn Vertrek kwam vliegen is waargenomen ? hoe onbegrypelyk aandoenlyk moeten dan niet deszelfs reukdeelen zyn, of heeft het Wyfje eenig voor onze Ooren volftrekt onhoorbaar geluid gemaakt, 't welk het Mannetje , als eene roepende Stem gehoord heeft ? want een van byden moet volftrekt waar zyn, het Mannetje heeft het of gerooken , of gehoord, zien, was volftrekt onmogelyk, men moet dus bekennen, dat, of het Zintuig van den reuk, of dat des gehoors, onbegrypelyk fcherp in deze Diertjes is, en ons Menfchen, zeer verre te boven gaad.  NACHT-VLINDERS vcm^TweedeGezin^EERSTÉBENDE.   NACHT-VLINDERS wei ^TweedeGeziii HEERSTE BENDE.   De WOLFS-MELK VLINDER, P. III. Tab. IV. en V. e Kentekenen van dit Gezin en Bende, zyn reeds vooraf be. fchreeven in het Eerfte Deels Derde Stuk, Eerfte Verhandeling, als mede in het Tweede Deels Derde Stuk Eerfte Verhandeling, dus dezelven alhier wederom te herhaalen , overbodig werk zoude zyn. D $. i. NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL VIERDE EN VYFDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van '/ Eerfte Gezin der Eerste Bende.  i4 N A C II T • V L I N D E R S. §• i. Reeds veele Jaaren, ben ik zeer verlangende geweest de huishouding van dit in allen opzichte fchoone InfecT; machtig te worden, doch altoos te vergeeffch en geen wonder, want dewyl in den geheelen omtrek van Amfterdam, ja tot op eenige uuren afftand van deze Stad, niet te vinden is, het Kruid, waarop dit InfecT; in deszelfs eerfte ftaat als Rups zyn leevens onderhoud of voedzel heefc, en ik niet geloove, dat ons tegenwoordig Voorwerp, zich op eenig ander Gewas onthoud , ten minlten voor zo veel ik weet nergends anders op gevonden word , zo volgd van zelfs, dat het ook in onze Landsdouwen niet te vinden is. Het eigentlyke en eenige Gewas waarop men deze Rups vind , is het Wolfs- Melk Kruid, in 't Latyn Euphorbia campefiris, en wel juist maar deze eene Soort van Wolfs «Melk , want of fchoon 'er wel elf Soorten van dit Kruid zyn, vind men echter dezelven,maar by uitzondering op deze eene Soort, wel is waar, ik hebbe myne Rupfen, by gebrek van de Euphorbia campefiris ook tot voedzel gegeeven de Euphorbia Efula of klein Wolfs-Melk, als ook de Euphorbia palujlris, of Groot Wolfs-Melk, beide deze Gewasfen lieten zy zich ook zeer wel fmaaken, echter word de Rups, in de vryheid zynde , maar alleen op de eerstgenoemde Soort gevonden. De meest algemeene Naam, by den welken dit Infecl als Vlinder aan de Liefhebbers bekend is, is die, vaa Wolfs-Melk Vlinder, zynde naar 't Gewas daar de Rups op aast, de Ridder Linnj-eus, noemd dezen Vlinder insgelyks Eupherbi, zynde hieromtrent ook niet afgegaan van het voedzel der Rups, om dit tot de naamgeving van den Vlinder te gebruiken ; Het is ook zeer goed , dat men een tamelyk algemeen gewordenen Naam, van een Dier of Plant, denzelven vooral daaraan laat behouden, dewyl  van 't Eerfte Gezin der EERSTE BENDE. P. UI. Tab. IK en F. 15 dewyl anders al te licht verwarring daaruit gebooren word , wanneer ieder AucTeur aan bet Voorwerp *t welk hy befchryfd, eenen Naam naar zyn welgevallen aan hetzelve geefd, ik noeme daarom dit InfecT: insgelyks de JVolfs ■ Melk Vlinder , of fchoon hetzelve ook by zommige Liefhebbers by den Naam van de bonte Olyfant bekend is. 5. 3- In de Maand May des Jaars 1793 , ontfmg ik van mynen zeer geachten Vriend, den Heere D. de Cocq. van Nereynen te Deventer, wien ik opentlyk hier voor dankbaar ben, 3 Poppen, welken van Rupfen waren, des Jaars te vooren in dezelven veranderd, uit deze Poppen , kwamen de Vlinders ook in het laats der Maand July te voorfchyn , zynde twee Mannetjes, en een Wyfjes Vlinder , ik zette dezelven alle drie , dewyl zy genoegzaam tegelyker Tyd uitkwamen, ook allen by eikanderen , in hoop dat zy paaren en het Wyfje alsdan zich van derzelver bevruchte Eieren ontlasten zoude, doch hoe vlytig ik ook naar dezelven zag, inzonderheid tegens den Avond , dewyl zy den geheelen Dag over ftil zaten, maar in de Avond-Schemering, in Hun ruim verblyf waarin ik Hen geplaatst had , zich in beweeging begaven, niet alleen , maar zelfs daarin begonnen te vliegen, ik zegge, hoe vlytig ik ook naar Hun zag en derzelver bewegingen waarnam, kon ik echter in 't geheel niet bemerken, dat zy de minfte "genegendheid tot paaren toonden of gepaard hadden, na dus ruim anderhalve Week by elkander gezeten te hebben, in welken tusfchen tyd , ik niet naliet Hun Water te geeven , waarin eenige Honing opgelost was, en 't welk zy ook door middel van Hunnen langen Zuiger, zeer gretig tot zich namen of gebruikten , ftierf een der Mannetjes Vlinders, en eenige Dagen daarna ook het Wyfje, de ch 't welk vooraf aan een ftruikje Euphorbia Efula of Klein WolfsMelk , (waarvan ik eenige Takjes by myne Vlinders gezet had, uit. D 2 gebrek  16 NACHT- VLINDERS. gebrek dat ik de Hun eigene Euphorbia campefiris niet bezat) een enkeld Eitje gelegd had, zynde rond, glad en donker groen van kleur, afgeTab. beeld Tab. IV. tig. i. door het Microscoop gezien niet geribd, of anjr[g\ t< derszints gefigureerd , maar eenigzints gemarmerd van kleur , of met Fig. 2. eenige witachtige Vlakken , gelyk te zien is aan Fig. 2. om nu wel verzekerd te zyn , of dit enkelde Ei, wel van dit overleed^ne Wyfje ware gelegd, of dat het ook mogelyk van eenen anderen Vlinder was, en aan het Kruid reeds gezeten had , tjen ik hetzelve aan myne Vlinders in Hun Verblyf gaf], fneed ik het Lyf van het Wyfje open , en haalde noch twee, eeven zulke groene en gladde Eitjes, als het door Haar zelfs gelegde was, uit het Lichaam , hier door wierd ik nu ten vollen verzekerd , dat het Eitje aan het Blaadje klein Wolfs-Melk gevonden, inderdaad van mynen Vlinder was , alle de overige, in het Lyf van deze Wyfjes Vlinder zich bevindende Eitjes, waren zo week, dat dezelven aan ftukken gingen en uit elkander vloeiden, door dezelven uit het Lichaam te willen uithaalen. Veele Weeken lang wachte ik met geduld, of ook dit eene enkeld gelegde Eitje, noch mogt bevrucht zyn, en dus een Rupsje uit hetzelve komen, maar te vergeeffc!], noch des te meer leefde ik in die hoope, door dien het zeer langen 'J yd eeven rond en glad bleef, zender eenigzints een bewys van verdrooging te geeven , door hier of daar intcvallen, zekerlyk is dit veroorzaakt geworden., door de harde Schil van het Ei, welke door het verdroogen van het inwendige Vogt, juist niet terftond inviel, zo als dit wel aan zeer veele andere Vlinder Eieren ten eerften gefchied, eevenwel eindelyk verdroogde het. f. 4- Ik was door het te leur gaan van 't bovengenoemde Ei, nu wederom ten aanzien der overige Huishouding van dit allezints fraaije Infecr,' eeven  van 't Eerfte Gezin der EERSTE BENDE, P. III. Tab. IK en V. 17 eeven zo onkundig als te vooren, doch door de vriendelykheid van reeds genoemden Heere De Cocq van Nereyncn, ontfing ik eenige Jaaren daarna verfcheidene van dit Soort van Rupfen en wel in verfchillenden ouderdom en groote, de kleinften welken 'er by waren en die naar myne gedachten zich reeds tweemaal hadden verveld , waren reeds zo groot als Fig. 3. zynde Hun als gezaaide grond , groen van kleur, en aan Fig. 3. welken men de voornaame Vlakken, die Zy door de noch volgende vervellingen behielden, reeds ten duidelykften zien kon, het Koorentje op den Staart, was nu bleek rood , maar dit wierd naderhand merkelyk donkerder van kleur , na eenige Dagen van het Groot Wolfs-Melk Kruid, (Euphorbia pahfiris) 't welk ik Hun tot Voedzel gaf, om dat ik dit in tamelyke menigte alhier in onze Stads Kruide Tuin bekomen kon, en dat Zy zich ook zeer wel fmaaken lieten, gevreeten te hebben, namen Zy in groote toe , en verwisfelden van Huid naar myne gisling voor de derde keer, waar na Zy zich vertoonden , gelyk Fig. 4. de 4> hoofd kleur was nu donkerder groen als voor deze vervelling, thans kon men ook den rooden Streep over den geheelen Rug volkomen zien, het Hoorentje, te vooren licht rood, was niet alleen donkerder van kleur geworden, maar zelfs omtrent de helft zwart, over 't geheel was het nu reeds een Voorwerp, dat voor 't Oog des Aanfchouwers, met aangenaame kleuren pronkte, als zynde aan hetzelve donker en bleek rood, licht en donker geel, groen en zwart, alles zeer van elkander vcrfchillende kleuren; Myne Rupfen, zich verders Hun gewoone Voedfel zeerwel laatende fmaaken, te weeten het Wolfs-Melk Kruid, klein en groot, welk alles van eene Natuur fchynd te weezen, niet alleen ten aanzien der Melk , of witte Zap geeving, wanneer men het kwetst of wond, maar ook ten aanzien der voeding dezer tegenwoordige Rupfen, zo groeyden Zy aanmerkelyk, waar door Zy zich nu wederom ter verwisfeling eener andere Huid ter neder zetteden, om deze Vervelling 't welk ook de laatfte was, als met geduld afcewachten, deze dan gekomen E en  18 NACHT-VLINDERS. en myne Rupfen 'er door geraakt zynde, groeiden zeer fterk , thanj was het in 't laatst der Maand Augustus, wordende nu de eene voor, de andere na, volwasfen, eene dus volwasfene, maar ftil zittende Rups, is Ftg. ö.^fgeteekend Fig. 6. daarentegen eene welke in loopende en daardoor Fig. 5. uitgerekte houding zich bevind , ziet men Fig. 5. kruipende op het groot Wolfs-Melk, daar integendeel de ftil zittende, op het klein Wolfs» Melk Kruid, zich vertoond. Veelen van deze Rupfen, hebben volwasfen zynde, eene zwarte Lyn langs den geheelen Rug, anderen daarentegen eenen donker rooden Streep in die zwarte Lyn, aan zommigen zyn de groote geelachtige ovaale of ronde Vlakken , aan de Zyden der Rups, volftrekt zwart, echter als door eenen bepaalden Omtrek te zien, wederom by anderen bevinden zich de drie voorften van deze Vlakken, welken het naast naar den Kop toe zitten, rood, de groene grond kleur, welken myne Rupfen in den beginne hadden, was nu geheel weg , zynde eene zwarte voor dezelve in de plaats gekomen , verder befpeurde men tusfchen de eene en andere Rups, nog al meer verfchil, doch 't welk niet alles noembaar is. 5- 5- Den 8 September des Jaars 179Ö, ging de eerfte van myne volwasfene Rupfen aan 't loopen , om zich eene plaats naar welgevallen, ter verandering uittezoeken, deze gevonden hebbende boven op het Zand, onder eenige ruigte van verwelkte Bladen, welk een en ander ik in de groote Zuiker Glazen waarin Zy waren gegeeven had, fpon Zy door middel van Fig. 7. niet zeer fyne Draaden, deze ruigte en Zand aan elkander, gelyk Fig. 7. Tab. op Tab. V. aanwyst, en veranderde in dit Verblyf, na noch eenige Dagen in hetzelve gelegen te hebben , doch hoeveele kon ik niet wel waarneemen, door tusfchen komende verhindering, tot eene Pop. Uit Fig. 8. deze Pop, zeer groot van ftuk zynde afgebeeld Ftg. 8- hebbe ik geenen Vlinder bekomen , dezelve is geftorven zonder dat ik de reedenen weet waarom. .Aan  van 't Eerfte Gezin der EERSTE BENDE. P. III. Tab. IV. en V. 19 Aanmerkelyk is het, dat van het aanzienlyk getal Rupfen, welken ik gehad hebbe, en aan my door meer dan eenen Infecten Liefhebber, van Tyd tot Tyd zyn ten Gefchenk gezonden, als onder anderen door eenen myner zeer geachtfte Vrienden , die zich den 30 Augustus 1797 na by ZutpJ:en bevindende op de Euphorbia campc/tris eene dergelyke Rups bynaar vohvasfen vond , de goedheid had my dezelve toetezenden , zo ook hebbe ik eens zes Poppen in de nabyheiJ der Stad Roermond gevonden ten gefchenke gekreegen en van noch meer andere Plaatzen, maar juist van dezulken, alwaar de Euphorbia camp firis in 't wild groeid, van alle deze verfchillende Rupfen en Poppen, zyn my veelen zonder dat ik 'er Vlinders uit bekomen hebbe geftorven, maar uit geen een van allen, is eenige Maade , Worm of Wesp gekomen , 't welk uit andere Rupfen zeer dikmaals gebeurd, zelfs myn boven genoemde Vriend te Deventer , heeft in den Tyd van zes Jaaren, uit meer als twee Honderd Rupfen van dit Soort, waarvan zyn Wel Eiele omtrent Honderd en Zestig tot Poppen gehad heeft, nimmer geene Wesp of Maade verkregen, zyn Wel Edele is daardoor op die gedachten gekomen (en dezen fchynen my toe niet ongegrond te zyn) welke my zyn medegedeeld, in eenen Brief van den 529 September 1796, zynde van dezen Inhoud. „ Ik geloove de waar? „ oorzaak waarom de Wolfs-Melk Rupfen en Poppen van Maaden , „ Wormen, Vliegen, Sluip-Wespen of diergelyk Ongedierte bevryd „ blyven ontdekt te hebben, deze Rupfen , geen ander Voedzel gebrui„ kende als het Wolfs-Melk, welkers Sappen, zo als alle Kruidkenners „ weeten, zeer brandig bytende en fcherp is, daarby fterk purgeerende, „ om welke reedenen ook geen Schaap of ander Vee daarvan vreet, zo „ is het geheele Lichaam eener zodanige Wolfs-Melk Rups, uit dit by„ tende Sap om zo te fpreeken te zaamengefteld, nu is het misfehien een „ Inftinft by de Wyfjes Sluip-Wespen, of Wyfjes Vliegen, om hunne „ Eitjes, op deze Rupfen niet te leggen , dewyl hun Kroost, in plaats „ van Voedzel daaraan te vinden, zulks fchadelyk ja zelfs dodelyk zoude „ wezen." E 2 §• 6-  20 NACH T-VL.'vöm 't Eer. Gez. der EERSTE BENDE, P. III. Tab. IV. enV. Den i Augustus, kwam uit een myner Poppen, de eerfte Vlinder ten voorfchyn, van Rupfen welken het Jaar te vooren in Poppen veranderd Fig.U. waren, zynde een Wyfje, afgebeeld Ftg. ït. men heeft het zomtyds onder deze Poppen, dat dezelven inplaats van eenen Winter in dien ftaat over te leggen, zo als de meesten van dit Soort doen , eenigen echter twee Winters over blyven, komende dus de Vlinder uit dezelve, eerst in 't derde Jaar na de verandering. Daags daar aanvolgende, dus den 2 Augustus, kwam wederom eed Vlinder uit deszelfs Kerker, zynde een Fig. 9. Mannetje, in eene loopende houding afgebeeld Ftg. 9. Het onderfcheid der Kunne is niet zeer zichtbaar aan deze Vlinders, want de Sprieten der Mannetjes, zyn maar weinig dikker dan die der Wyfjes, meerder kan men het noch aan het Lyf der Vlinders zien , want dit is van de eerften dunder en puntiger, daar het integendeel van de laatften dikker en ftom- Ftg. 10. per van achteren is. Fig. 10. is insgelyks naar een Wyfjes Vlinder getekend, alleen maar om het onderfcheid van kleur en fchikking der Vlakken te doen zien , en men heeft 'er welken al wederom van dezen verfchillen. Dat men dit Soort van Rupfen en Vlinders, maar eenmaal in 't Jaar vind, heeft men uit de Befchryving wel kunnen opmaaken.    NAC11T-VLINDERS zvEerste Gezin^EERSTE J BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. De VIER-VLAK-VLIN DER, P. III. Tab. P% f. ier Vlak noeme ik dezen Vlinder uit hoofde van deszelfs vier aanmerkelyk fterke- Vlakken, welke alle de Wyfjes Vlinders van deze Soort, oo de bovenfte zvde hunner twee boven Vlerken hebben, zynde op ieder boven Vlerk, twee Lazuur of Staal blaauwe Vlakken; De Ridder Linn^us , heefr in de Naam geeving aan dezen Vlinder, zich ook van het viertal bediend, noemende F dit DERDE DEEL ZESDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 9t Tweede Gezin der Eerste Bende.  « N A C H Vingerhoed, duidelyker te zien als te befchryven aan Fiq. 2. alle deze * Eitjes waren groen van kleur. Den 19 en 20 July wierden 'er nog zeer veelen door Hun gelegd, en den 27 en 28 ^ van dezelve Maand kwamen de jonge Rupsjes uit de eerst gelegde Eieren reeds uit, zynde kleine witte ruig Hairige Rupfen, ik zette dezelven terftond op Linde en PeereBoom Bladen, welke eerften zy ook vraten, dat dezelven ook nog op meer Gewasfen zyn, blykt, dewyl zeker goed Vriend van my, een geheel School Eieren gevonden had, welke door een Wyfjes Vlinder gelegd waren aan Denne-Naalden, welk voedzel de Rupfen ook gebruik* ten. Van myne jonge Rupfen, welke ik met Linde - Bladen fpysde, wa« de voordeeligfte reeds den 9 Augustus voor de eerfte maal verveld, ge« lykende toen volkomen naar eene jonge Pfi. Vlinder Rups, afgebeeld en befchreeven in myn Tweede Deels vierde Stuk, Tab. XXfi pag. 87. Den 13de en 14.de van dezelfde Maand, zaten de grootften op Hunne tweede vervelling. Dewyl ik nu reeds te vooren een goed aantal van Vlinders van beide kunnen had, zo floegik op deze jonge Rupfen geen verderen acht, maar gaf dezelven Hunne vryheid, door op een groote Linde - Boom te zetten, zekerlyk ware het met Hun zo gegaan, dat zy voor den Winter in Poppen zouden veranderd zyn, welken alsdan in dien ftaat den Winter overgelegen hadden, waaruit alsdan in 't Voorjaar de Vlinders waren gekomen, wier Kroost alsdan den volgenden Zomer, Rupfen en Vlindtrs word, zo dat men dit Infeét, in de beide Staaten van Vlinder en Rups, tweemaal in 't Jaar heeft.  NACHT-VLINDERS van Y Tweed eC^zmlW-EKRSTK HKNDE.   *5 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. ZEVENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van *t Tweede Gezin Tweede Bende. De ZOMER-VLINDER, P. ///. Tab. VIL 5- DERDE DEEL kleur,.wel met recht eene Zomer kleur kunnen noemen, daar nu ons Tegenwoordig Voorwerp, zo wel in den Staat van Rups, als ook in dien van Vlinder, eene fraaije groene kleur bezit, zo noeme ik dit Infe& in zynen laatften Staat, Zemer-Vlinder. De Zweedfche Ridder Linn^us, heeft aan dit Voorwerp, den Latynfchen Naam van Papilionaria gegeeven. §. 2. Den 19 Augustus des Jaars 1796, ontving ik van den in dit Werk reeds meer genoemden Wel Edelen Heere D. de Cocq. van Nereynkn te Deventer, wien ik mynen oprechten dank hiervoor, opentlyk betuige, 38 Eitjes, zynde allen geel van kleur, wordende vervolgens bruinder, een daarvan is afgebeeld in deszelfs natuurlyke groote op Tab. VII. Fig, 1. Tab. en door het Microfcoop gezien by Fig. 2. De Eitjes, waren van een VII. Vlinder gelegd, welken gemelde Heer gevangen had den io-en te vo Mg-1* ren, door het kudden van een Beuken-Haag, en daar dezelve een Wyfje 2* G was, ar in den Zomer, de menfehelyke Oogen fireelende groene kleur, zeer veel gezien word aan de meeste Plant - Gewasfen, in den barren Winter daarentegen , deze lieffelyke kleur bynaar in 't geheel niet te zien is, zo zoude men dus de groene  26 NACHT-VLINDERS; was, zette myn hooggeachte Vriend, hetzelve in eene Doos, in hoope dat het Eieren zoude leggen; dewyl dit Wyfje zich reeds zeer befchadigd had, zo maakte meergenoemde Onderzoeker der Natuur, hieruit op, en met reeden, dat hetzelve reeds eenigen Tyd uit deszelfs Pop was'geweest, dus gevloogen en gelegendheid gevonden had , om te hebben kunnen paaren, en alzo bevruchte Eitjes te leggen, dit was dan ook van dat gevolg, dat het meergenoemde Wyfje, in den Tyd van vyf Dagen, 88 Eitjes gelegd had, hiervan zond, gelijk boven gezegd is, meergenoemde Vriend, my den 19 August. 38 ftuks, dezen ten mynen Huize gelegen hebbendej tot den 27^ daaraanvolgende , dus niet veel meer als twee Weeken, kwamen de jonge Inwoonders 'er op dezen en eenige volgende Dagen uit te voorfchyn. $ 3. De jonge Rupsjes, uit de Eieren koomende, waren tien pootigeSpanRupfen, bruin van kleur, behalven het Kop en Staarteinde, 'c welk licht graauw was, echter wierd dit kort daar na, van dezelfde bruine kleur, als het overige Lichaam der Rups, maar nu was goede raad duur, namentlyk, om te weeten wat Zy voor Voedzel hebben moesten, het eerst waren myne gedachten op de Beuke-Bladen, dewyl dc Vlinder in eene Haag van Beuke Boomen gevangen was, dacht ik voor zeker, dat de Moeder-Vlinder, hier haare Eieren had willen leggen, ik gaf dierhal ven terftond aan mijne jonge Rupfen, fyne en groffe Beuke, om te beproeven welke Zy het liefst wilden vreeten, maar neen, zy wilden in 't geheel niet, toen gaf ik Hun Eike, Abeele, Ype, Willige, Linde, Peere, Hagedoorn, Vlier, Melde, Kruis wortel, Kaasjeskruid, Klaver, Gras, Kool en Kropfalade, welk laatfte zeer veele Rupfen, offchoon Zy 'er anders niet op t'Huis behoren, echter vreeten, doch neen ook niet, Zy liepen over alle deze 15 verfchillende foorten van Gewasfen, heen en weder, even als of Zy over het Glas kroopen, daar ik Hun in gezet had, en vraten 'er dus niet alleen niets van, maar beproefden het ook niet eens om 'er van te vreeten, toen gaf ik Hun ook nog Elfe Bladen, daar ik in 't begin niet op gedacht had, zo dra Zy dezen hadden, begonnen Zy terftond een weinig te vreeten, en ook voorts met loopen op te houden , vervolgends begonnen Zij 'er allen van te vreeten, zo nmigen graasden , anderen vraten kleine gaatjes in de Bladen, wederom anderen begonnen aan de kanten der Bladen hoekjes 'er uit te vreeten, zo dat ik zelfs na 't verlopen van eenen Dag, reeds merkelyk zien kon, dat myne Rupfen in grootte hadden aangewonnen dit ging dus verder voort, zodat de grootften, den 11 Jen September voorde eerftemaal verveld waren, terwyl anderen op dezen zelfden Dag, noch op derzelver eerfte verA'isfeling van Huid zaten, 't welk zeer lang is na het komen uit de Eieren, want nu waren 'er toch al ij Dagen verlopen. Na de eerfte vervelling, wierden 1 dnmigen zeer aartig getekend, na neatlyk het voorfte en aciterfte gedeelte, ter langte van omtrent vier Ringen of Geledingen, was bruin, 'de  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. ƒ/ƒ. Tak VIL 27 de middelfte vier daarentegen waren geelachtig groen. Den i8v.v KlVcede Gezin Av-TWEEDE BEÏNDE   n het Eerfte Deel van dit Infeéten - Werk, in het Vierde Stuk, Pag. 5. Tab. I. is afgebeeld en befchreeven, de Rups en Vlinder1, De Kleine Wapmdraager uit de Matjes-Rups t door LinnjEUs genoemd Fuliginofa , de reedenen waarom die Vlinder en Rups dezen Naam draagd , is daar ter plaatze breedvoeriger gemeld, dewyl nu ons tegenwoordig Voorwerp, met het aldaar befchreevene , zeer veele overeenkomst heeft, inzonderheid de Vlinder» behalven dat deeze op verre na in groote niet haaien kan by den eerften, en'er zo veel my bekend is, geen'kleindere zichbevind, zo noeme ik daarom ons tegenwoordig Voorwerp de Kleinfie fVapendraager - Vlinder. h 5. t. DERDE DEEL ACHTSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van *t Tweede Gezin der Eerste Bende. De KLEINSTE WAPENDRAAGER-VLINDER, P. UT. Tab. VIII. i u NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD.  30 NACHT-VLINDERS. 5« 2. Den 6 May des Jaars 1794. ontfing ik van een zeer geacht Liefhebber en Waarneemer der Infeclen, buiten deeze Stad woonachtig, een partytje fchoone groenkleurige tamelyk groote Eieren, welken door de Moeder-Vlinder gelegd waaren den 3^ tevooren, een daarvan hebbe Tab. afgebeeld in deszelfs natuurlyke groote op Tab,. VIIL Fig. 1. en door &gi,eeae tamelyke vergrooting des.Microscoops, by Ftg. 2. te zien. Uit 2". 'deeze vergrooting blykt, dat 'er geene gefigureerdheïd hoegenaamd, aan de Eitjes te zien is, zynde niet anders, als eene doffe Schaal te befpeuren. Deeze Eiè'ren, bleeven nadat ik dezelven ontfangen had, noch omtrent veertien Dagen , hunne fraaije groene kleur behouden , maar toen begon dezelve te veranderen, wordende eerst licht, vervolgends donker paarsch, ja zelfs eindelyk genoegzaam zwart, dus van kleur, bleeven zy verfcheidene Dagen , zo dat ik byna begon te denken , de Rupsjes zullen waarfchynlyk in hunne Eieren fterven, of reeds gefbrven zyn , doch eindelyk tot myn wezentlyk vermaak, den 24&n May (jes moj-gends daarqaar ziende, vond ik dat des Nachts te vooren, zeer veele jonge Rupsjes derzelver Eiè'r-Doppen verlaatea hadden, en door de Doos kroopen , waarin ik de Eitjes bewaarde, de Rupsjes waaren voorzien met zestien Pooten , zynde over het geheele Lyf zwartachtig van kleur en met tamelyke lange Haairtjes bezet. 5- 3. Zo dra ik de jonge Rupsjes vernam , plaatfte ik dezelven op Populier- Bladen, dewyl myn Vriend , van wien ik de Eieren ten gefchenke ontfangen laad , my teffens daarby fchreef, dat zyn Ed: de Ruj». fen, op deze Boomen wel gevonden, en met de Bladen daarvan onderhouden en groot gefokt had, het vreeten van Populier - Bladen, gelukte ook zeer goed, zy graasden om zo te fpreeken ia elkanders gezelfchap of maatfchappyelyk, de oppervlakte van de Bladen af, vervölgends na een of tweemaalen verveld te hebben, fponnen zich telkens drie of vier Rupfen, twee Bladen op elkander, en leefden te zaa. men  vm 'l Tweede Gezin der BERSTE BENDE. P. UI. Tab. VUL # men zeer verdraagzaam tusfchen deeze op elkander gefponnene Bladen, vreetende intusfchen van de Bladen zelfs, waarin zy als gehuisvest waaren , dit infpinnen , en wel met zeer fterke Draaden, deeden zy ook telkens wanneer zy zich op het vervellen zetteden , 't welk geduurende hunnen levensloop viermaal gefchiede, blyvende voor 't overige genoegzaam door alle verwisfelingen van Huid, eveneens van kleur; Den 4 en 5 Juny, dus na verloop van elf a twaalf Dagen, na het komen uit de Eieren, waaren de voorfpoedigflen volwasfen, eene dusdanige, haare volle groote bereikt hebbende Rups , is afgebeeld by Ftg. 3. de overeenkomst in tekening, tusfchen deeze Rupfen, en die- Fig. 3. -geenen , afgebeeld in het Eerfte Deel Vierde Stuk, pag. 5. is zeer gering, want de gefiguureerdheid op den Rug der laatften , en 't welk eenige overeenkomst met eene gevlogtene Vloer-Mat heeft, vanwaar dus ook de Naam van Matjes- Rups herkomftig is, kan men aan onze tegenwoordige in 't geheel niet gewaar worden, offchoon de Vlinders, zeer veele overeenkomst met eikanderen hebben. §• 4- Myne Rupfen volwasfen zynde, fponnen zy zich niet langer in ft& fchen frisfche groene Bladen, maar verkoozen nu verdorde, het infpinnen was ook zodanig, dat men wel zien konde, dat 't niet maar alleen zoude verftrekken om 'er zich voor eenige Dagen, tusfchen beiden in optehouden, maar dat het moest dienen tot een Verblyf, om in hetzelve tot Pop te veranderen, ik zegge dat men aan dit laatste Spinfel wel konde zien , dat het tot eene Pop befchutting zoude dienen , om reedenen , dat hetzelve veel dichter in elkander gefponnen , de Bladen veel naauwer op en tegen den anderen getrokken waaren , dan de eerfte Spinfels, waarin zy zich als Rupfen onthielden, welken zy veel losfer tot elkander gefponnen hadden. De verandering in Pop, gefchiede nu ook van de eerst ingefponnenen den 8 July, gevolglyk hadden deze Rupfen, naauwelyks vier Dagen op derzelver verandering gelegen, 't welk zeer kort is, eene uit het Spinfel genomene Pop, zien wy by Fig. 4. Op verre na waaren dezelven niet allen eeven Eg. 4. grcot, zynde deze afbeelding naar eene van de grootften vervaardigd. H 2 §■ 5.  32 NACHT.VLINDERS. S» 5. Het duurde niet lang dat deze Poppen in dien Haat leggen Mee. ven, want reeds den 18*™ van dezelve Maand July, kwamen de eerfte Vlinders, uit hun Bekleedzel te voorfchyn, hebbende dus maar tien Dagen als Poppen gelegen, 'tgeen een ongemeene korte Tyd is, om als ik my zo eens mag uitdrukken, tot de rypheid van Vlinder te Fig. j. komen. Ftg. 5. zien wy een vliegend Mannetje, 't welk op 't uiterlyk aanzien in niets anders van het Wyfje onderfcheiden is, dan alleen maar in de meerdere gepluimdheid van het achter Lyf, zynde de SprieFig. 6. ten van beide de Kunnen eeven dik, Fig. E   37 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL taderd-Witje, of ook wel zwart Geaderd Witje,is de algemeene bekende Naam welken dit Infeft als Vlinder by de Nederlandfche Liefhebbers heeft, de Ridder Linnteus noemd de\T\;„Aa* rr„t*,*; yplfprlvk om die redenen, dat men des¬ zen v iiu^>-i — j zelfs Rups veelmaals op de Cratagus of Hage-Doorn vind; Den Naam van Geaderd Witje heeft men ons tegenwoordig Voorwerp met allen recht gegeeven, uit hoofde der fterke en zo zeer in 't Oog loopende zwarte Aderen, zo wel aan de boven als onder Zyden van alle vier de Vlerken; In het Eerfte Deel van dit Werk, in het Tweede Stuk, de Eerfte Verhandeling, is insgelyks Befchreeven en Afgebeeld een Geaderd Witie, aldaar genoemd De kleine gejlreepte Witjes'Vlinder, doch de K Ade* TIENDE VERHANDELING. OVER DE DAG-VLINDERS, van de Tweede Bende. het GEADERD WITJE, P. III. Tab. X.  38 DAG-VLINDERS. Aderen van de aldaar befchreevene Vlinder zyn op verre na zo fterk niet, als van ons tegenwoordige Voorwerp, waarom het dit InfecT: in den ftaat van, Vlinder ook met allen recht toekomt, den Naam van. zwart geaderd te draagen. f. 2. Reeds verfcluidene Jaaren, hebbe ik dezen Vlinder gekend, en wist Ook dat dezelve op veele plaatzen in Duitschland, zeer gemeen was, maar nimmer heeft het my mogen gelukken, denzelven hier in onze kwartieren, aantetreffen, doch door mynen hooggeachten Vriend, den Heere D. de Cocq. van Nereynen te Deventer, ben ik ook hierin wederom in ftaat gefteld , aan alle Liefhebberen der Infectenkundc , de geheele Huishouding van dit Diertje , in alle deszelfs verfchillende Staaten, zo wel in Afbeeldingen, als in Befchryving, mede te deeien. Den i July i795, omring ik van welgemelden Heere, een Schooltje Eieren , afgebeeld in derzelver natuurlyke grootte op Tab. X. Fig. i_ het getal d.r in dit Hoopje zich bevindende Eieren, was zeer aanzienl Td>. lyk, en beftond naar myne gisfing ten minften uit 200 of 250 Stuks • Fig.'j. Reeds den 3Pften Juny te vooren, had zyn Wel Edele my het volgende gefchreeven: „ Gisteren buiten de Stad zynde, vloog een zwart gea de „ Witje, eenigen Tyd voorby en om my heen, dit doorgaands Hunne „ ordinaire vlugt niet zynde, kwam ik op de gedachten^ dat dit wel „ een bevrucht Wyfje konde wezen, het welk eene bekwaame plaats „ uitzocht, om Haare Eieren te leggen , en juist was dit ook in der „ daad zo, want rondom my ziende, bevond ik my in de nabyheid van „ eene Doorne - Hegge, te ftaan, als mede by eenige Struyken Slee„ Pruimen, ik hield my toen zo ftil als mogelyk was, den Vlinder „ zorgvuldig naargaande, toen zag ikduidelyk, dat deze Wyfjes Viin • u der, op een Tak van de SJee-Pruimen, dewelke vier of vyf treeden „ van my afftond, op de bovenzyde van een Blad, Schoolsgewys Haare „ Eitjes leide." De Rupsjes uit deze my toegezondene Eiqes, zyn ook allen uitgekoomen, en waren ruig Haairig met zwarte Hoofdjes, maar tot myn leedweezen, offchoon ik dezelvêlerftond Slee-Pruim.Blaadjes gaf, zyn zy echter allen geftorven. Voor dat de Rupsjes noch uit Hunne Eitjes kwamen, teekende ik een van deze laatfte naar 't leeven onder  van de TWEEDE BENDE. P. UI. Tab. X. .59 der eene fterke vergrooting af, 't welk zich toen vertoonde als Fig. 2. Fig. 2. hebbende wel eenige overeenkomst met de afgebeelde Eieren op Tab. ƒ, // en IV. in het Tweede Stuk van het Eerfte Deel, doch by eene nadere befchouwing vind men 'er een aanmerkelyk onderfcheid in. Het was met den dood dezer Rupsjes, toen wederom gedaan om de geheele Huishouding van dit Infeft te kunnen waarneemen, en hetzelve in zyne verfchillende Staaten aftebeelden en te befchryven, maar door de goedheid van meergenoemden Heere, ben ik toch in ftaat gefield geworden hetzelve te kunnen doen , want den 2+ften May 1799, ontving ik wederom eenige Rupfen van zyn Wel Edele , waarvan de meesten reeds in Hun laatfte Vel waaren, eenigen echter moesten derzelver laatfte Verhuiding noch ondergaan, voor dezelve, was Hunne gedaante en kleur als Ftg. 3. Alle deze aan my gezondene Rupfen, 5had meergenoemde Heer, op de Haag-Doorn gevonden, en waarmede ik dezelve ook tot Hunne verandering toe, groot gebragt hebbe, zeer gezellig en vreedelievend houden zich deze Rupfen by eikanderen. Na dat de jongfte myner tegenwoordige Diertjes, eenige Dagen by my gevreeten hadden, vervelden zy, en hadden toen insgelyks, zo als alle de overigen, Hunne laatfte Huid, hierna noch eenige Dagen groeiende, bereikten zy derzelver uiterfte grootte, naar dewelke de Afbeelding Fig. 4. vervaardigd is. ^ Den 8ften Juny, dus maar veertien Dager, na dat ik dezelven ontfangen had, maakten de voorfpoedigften toeftel, zich ter aanftaande verandering voortebereiden, hiertoe verkoozen zy onderfcheidene Plaatzen „ maakten zich aldaar eeven als alle de Rupfen van deze Tweede Bende der Dag-Vlinders, met het achter einde vast, door middel van eenig. Spinfel, vervolgends noch eenen Draad dwars, doch echter fchuin over het Lyf heen, in deze gefteldheid, en met dien geringen toeftel, wachteiedere Rups derzelver gedaanteverwisfeling ftil en geduldig af, deze verandering van gedaante, duurde ook niet lang daarna, want den ioden Juny, dus maar twee Dagen na het vast maken, veranderden de voorfpoedigften in Poppen, en wel in zeer aartig getekende of gefigureerde Poppen, welker Vlakken, door haare regelmatigheid eene Bloemsgewyze vertooning maakten , Fig. 5. toont eene dusdanige naar het Fig. % K a lee'  4o DAG-VLINDERS. leeven getekende Pop; Wanneer men verfcheidene van deze Poppen heeft, zal men niet licht twee vinden, welken in de gedaante en plaatzing der Vlakken, volmaakt met elkander overeenkomen, doch echter kan men zeer wel zien, dat zy allen van eene en dezelfde Soort zyn. " 5- 4. Uit de vroegst in Poppen veranderde Rupfen, kwamen ook de eerfte Vlinders te voorfchyn, want na verloop van vyfen twintig Dagen, namentlyk den 5 July, kwam de eerfte Vlinder uit, vervolgends ook de overigen, de eene iets vroeger, de andere wat laater. De vliegende gedaante, ea dus met een de bovenzyde der Vlerken, van een dezer 7- Vlinders, ziet men afgebeeld Fig. 7., de rustende of ftil zittende gedaante, en tegelyk ook de onderzyde der Vleugels, vertoont de afteFig. 6. kening Fig. 6. zo veel ik heb kunnen waarneemen, is 'er tusfchen de Mannetjes en Wyfjes Vlinders, geen ander onderfcheid te zien, als in de meerdere of mindere dikte van het Lyf, zynde dat der eerften dunder, dan dat der laatften, voor 't overige komen zy met eikanderen in kleur en tekening zeer overeen. Ik twyffele 'er niet aan , of men beeft deze Vlinders tweemaal in 't Jaar, namentlyk in 't Voorjaar, uit overwinterd hebbende Poppen, en naderhand in 't midden van den Zomer in July of August, en 't fpreekt van zelfs, wanneer men de Vlinders tweemaal in een Jaar heeft, dat alsdan de Rupfen insgelyks tot twee keeren toe zich zien laaten, en door Hunne vraatachtigheid, inzonderheid wanneer dezelven in eene aanzienlyke meenigte zich bevinden, de Boomen waarop zy alsdan zyn, van derzelver Bladeren berooven kunnen.  JJAG-VI.INUJK11S van de TWEKM] JJF.NDK.   41 nederlandsche insecten, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. ELFDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van bet Tweede Gezin der Tweede Bende. de peer e - tak. p. UI. 'lub. XI. i 't. nder de veele Nacht - Vlinders welken zich hier bevinden van de twee Gezinnen, waaruit volgens myne verdeeling de eerfte Bende beftaat, zyn my niet meer als twee foorten bekend en wel van het tweede uezin aier gcnuemue oeyus, waai van Wyfjes Vlinders geene Vleugels hebben, zynde dit cieraad maar alleen den Mannetjes Vlinders gefchonken, eene van deze twee foorten, hebbe ik reeds afgebeeld en befchreeven in het Tweede Deels vierde Stuk, de drie- en- twintigfte Verhandeling pag. 91. Tab. XXI1L aldaar door my genoemd de Wit - Vlak Vlinder, de andere foort is my insgelyks en Rups en Vlinder byde, zeer wel bekend, doch, offchoon ik de Rupfen reeds meer dan eenmaal gehad hebbe, is het my echter tot nog toe niet L ge- DERDE DEEL  4-2 NACHT - VLINDERS. gelukt, dezelven tot de volkomene verandering in Vlinders toe, groot te brengen, anders zoude ik deze mogelyk ook al afgebeeld en befchree» ven hebben, doch hoe weinig 'er gelyk ik zegge ook maar mogen zyn van de ongevleugelde Wyfjes Vlinders, in de twee Gezinnen van de eerde Bende, is zulks daarentegen zo niet onder het tweede Gezin der tweede Bende, hier zyn my verfcheidene van bekend waarvan de Wyfjes Vlinders, volftrekt geene Vleugels hebben, anderen wederom, waar van de Wyfjes een zeer gering bewys van Vlerken aan zich draagen, van eene der eerften hebbe ik in myn Tweede Deels zesde Stuk Tab. FI. pag. 23,, de Afbeelding en Befchryving reeds gegeeven , thans geeve ik in deze Verhandeling wederom eene andere foort, waarvan het Wyfje insgelyks in 't geheel geene Vleugels heeft, het Mannetje daarentegen volmaakt wel met dezelven voorzien is. % % ' Het was den 29^ May des Jaars 1798, dat ik van mynen waarden Vriend den Heere W. D. V. de Graaf , Apothecar te Enkhuyfen, en Lief hebber der InfecTen , den navolgenden Brief ontfing. ,, De Rupfen „ welke de E^r-e hebbe Uw toetezenden, ontdekte ik reeds in 't begin „ dezer maand in mynen Tuin op de Appelen en Peere Boomen, die „ volgens hunne klynte naauwlyks het Ei hadden verhaten, Ik heb de„ zeiven van Tyd tot Tyd waargenomen, doch geene de minfte veran„ dering van kleuren, door alle vier de vervellingen heen kunnen be,, fpeuren, en door dien ik de Vlinders 'er van onder myne Verzameling „ heb, zag ik tegen de moeite aan om dezelven aan mijn Huis op ee „ kweeken , doch dewyl dit InfecT:, door Ued. niet is afgebeeld noch „ befchreeven , hoope ik Ued. geen ondienst te doen, van een party „ van dezelven toe tezenden , Ued. gelieve dit in acht te neemeii, dat „ zy zeer diep in de Aarde kruipen, en als Poppen overwinteren, wel„ ken gemeenlyk in de maand February, by facht Weder, hunne Vlin,', ders voortbrengen, waar van de Wyfjes ongevleugeld zyn, en het „ Ued dus gemaklyk zal vallen om 'cr de Eieren van machtig te worJ den." By dezen B"ef nad z1n Edele de goedheid my te zenden twintig Rup. fen, waarvan de kleinften , van kleur, tekening en grootte, waren afs  van het Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. III. Tab. XI. 43 Fig. 3. ik gaf aan alle myne Rupfen, teiftond na den onfangst Peere- Tak. Bladen, van welken zy ook gretig vraten, hierna groeiden zy en be- p^r^ reikten den ouderdom kleur en tekening a's Ftg 4- 't welk bleek hunne fig, +* witerfte grootte te zyn tot welke zy geraakten. 3- Myne Rupfen, derzelver meeste volkomenheid bereikt hebbende begaven zich in de / arde, om in dezelve tot Poppen te veranderen, hoedanig dat nu deze Poppen van gedaante en kleur waren, zag ik toen ik de Aarde doorzocht in dewelke zy gekropen waren, eene van deze in Pop veranderde Rupfen, hebbe afgebeeld Fig. 5. allen waren zy niet eeven Fig. jv donker rood van kleur , zynde de eene wel iets lichter als de andere; Dewyl myn Vriend my gefchreeven had, dat de Rupfen, diep in de Aarde kropen , om zich ter verandering te fchikken; zo had ik ook deze Rupfen, in de Glazen welken ik tot hun verblyf bekwaam maakte, veele Aarde gegeeven,. om in dezelve diep te kunnen inkruipen, 't welk zy ook deeden, zekerlyk diend dit daarvoor, dewyl zy als Poppen moeten overwinteren, zo beeft de alwyze Schepper, in hunne Natuur dit inge* plant, om zich ter betere bewaaring voor de Winterkoude, in de Aarde diep in te vroeten, dewyl de vorst veel minder in de diepte , dan in de oppervlakte der Aarde kan doordringen , dit tamelyk diep zich in de Aarde begeeven, vind ook meest al plaats, by alle als Poppen overwinterende Rupfen.. Alle myne Poppen,. bleeven leggen in plaats van tot in de Maand February des volgenden Jaars, daarentegen tot in de Maand April, door dien de Wintel zeer lang duurde, en dus de Voorjaars warmte, welke veel al de Vlinders uit hunne Poppen lokt, eerst laat plaats vond, in de gezegde Maand April, kwamen 'er drie Wyfjes Vlinders uit hunne Poppen, zynde geheel zonder Vlerken, waar van een afgebeeld hebbe H-Fig^ T. 7. ik liet dezelven zitten en zo lang ik konde in 't leeven blyven ophoop dat uit myne overige Poppen, ook Mannetjes zouden komen, en ik dezelven dan by elkander konde zetten om te paaren, en dus Eieren daarvan zoude bekomen, maar neen, alle myne overige Poppen ftierven , waar- fchvn-  44 NACHT-VLINDERS. fchynlyk om dat ik dezelven te vroeg uit de Aarde genomen, en dus voor de opene Lucht had blootgefteld; Offchoon veele Vlinder Wyfjes, na een poos tyd zittens, ook zonder met een Minnetje gepaard te hebben , zich voor een gedeelte van derzelver Eieren ontlasten .waar door men dan ten minften de gedaante, kleur, min of meerdere gefigureerdheid, en manier van legging, 't zy enkeld of by Schooien zien kan, zo wilden nu daarentegen deze Wyfjes alle drie, in 't geheel ook niet'een enkeld Eitje leggen, waardoor ik derzelver kleur en gedaante had kunnen gewaar worden, maar ftierven een voor een alle drie, om nu toch evenwel de gedaante en kleur der Eieren te weeten, fneed ik een dezer Wijfjes open , en bevond in hetzelve zeer veele langwerpig groene Eitjes, welken fig. 2. door het Microscoop gezien, zich vertoonden als Fig. 2. met flaauwe vlakken, donkerder als de grond kleur zelfs was, de Natuurlyke grootte van een dezer Eieren is afgebeeld. Fig. u 5- s* De Natuurlyke Historie van dit InfecT:, fchoon ik hetzelve, als Ei Rups, Pop en Vlinder Wyfje] nu kende, had ik echter noch niet compleet, door dien my de Mannetjes Vlinders ontbraken, dit gebrek, fchreef ik aan mynen zeer gcëerden bovengenoemden Vriend, waarop zyn Edele de goedheid had my twee by hem uit deze zelfde foort van Poppen «itgekomene onbefchadigde Mannetjes Vlinders tot een Gefchenk te zenden, nu had ik de geheele Huishouding compleet, en 't is dus aan de vriendelykheid van dezen Heer, alleen toe te fchryven, dat ik deze Verhandeling hebbe kunnen uitgeeven ; een van deze Mannetjes Vlinders Fig. 6. hebbe in zyne vliegende gedaante afgebeeld. Fig. 6. 5. 6. Dat deze Vlinders maar eenmaal ia het Jaar zyn, blykt uit derzelver Huishouding en het lange leggen als Poppen, en dat ik den Na3tn van Peere-Tak aan de Rups gegeeven hebbe, is om dat dezelve in haaren rustenden ftand, met een dor Peere-Boom-Takje , veele overeenkomst heeft, zich van de Bladeren dezer Boomen ten vollen geneerd.  JNrAGIIT-VLLNXïJmS yan^Tweede Geziri^/'T^VEEDEKENDE.   45 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. ETVLA is de Latynfche Naam weiKen ae maaer l.iïwieus aan dit InfecT:, of liever aan dezen Vlinder gegeeven heeft, of Hy dit Diertje in deszelfs ftaat van Rups op de Berke-Boomen eevonden en het om die reedenen den Naam van Betuk of Berken gegeeven heeft, kan ik niet bepaalen, ik hebbe hetzelve in myne dikmalige wandelingen en naarfpooringen, nimmer op de Berken gevonden, echter is het zeer wel mogelyk dat ook de Bladen van dezen Boom, der Rups tot Voedzel kunnen dienen, het is om die reedenen en om dat de Vlinder aan ieder van deszelfs onder Vlerken eene meer dan gewoone uitftekende punt heeft, als zynde het onderfchydende kenmerk der zogenaamde Pages, dat ik dezen Vlinder de Berke-Page noeme. jyj Den DERDE DEEL TWAALFDE VERHANDELING. OVER DE DAG-VLINDERS, van de Tweede Bende. de berke-page, p. III. Tab. XIL S. u  4$ DAG- VLINDERS. 5. Den i3den September des Jaars 1793, ontfing ik van mynen zeer se. achten Vriend den Heere D. de Cocq. van Nereynen te Deventer tien Eitjes, zynde geheel wit, allen enkeld gelegd, ieder ineen mikof hoek Tab yr?Ven °P de S,ee'DoorD> of Slee-Pruim, afgebeeld Tab. Xli. f *V. 1. «1 deszelfs natuurlyke grootte, zeer fraay om te zien waren Fig. x. dezelven door het Microscoop, vertoonende zich bynaar als Echiniten ot Zee-Appels doch zonder Pennen, maar vol met zeer fyne Kuiltjes welken ieder eenen verhevenen rand hadden, zo naar by als mogelyk was ftg. 2. afgebeeld by Fig. 2. Melk wit waren dezelven ook onder deze vergrootmg en zo als het fcbeenzeer dik van Schil, want dezelven eenigen Tyd gehad hebbende, en toevallig naar dezelven ziende met een tamelyk vergroottend Glas, zag ik dat eene zogenaamde Kaas -Myt, aan een dezer Eitjes doende was met het af of doorvreeten der Schil, zynde hier reeds op een gedeelte van het Ei mede gevorderd, tot op het binnen Vlies toe t wejk noch om de Dooyer zat, toen ik deze Myt met de punt van een lenceel 'er afnam, zag ik by diegelegendheid, dat de Schil eene aanmerkelyke dikte had. 5-3. Dengeheelen daarop volgenden zeer kouden Winter, tusfchen i-o» en 1799 over gelegen hebbende, kwamen 'er den 19 May van het laatst genoemde Jaar, vier Ruspjes uit eeven zo veele Eieren te voorfchvn en den volgenden Dag nog twee; zeer aartig was het om te zien het uitkomen dezer Diertjes uit hunne Eieren, zy vraten namentlyk boven op juist m het midden van den Dop alwaar zich het grootfte kuiltje bevind hetzelve open, knaagende al in de rondte dit gedeelte tot een Gat, tot dat hetzelve zo groot was, dat hun kleine Hoofdje daar door kon, dit 'er door zynde volgde de rest van het Lyf gemaklyk achter na, blyvende «e Dop van het Ei, voor het overige geheel ongefchonden. Myne  van & TWEEDE BENDE. P. UI. Tab. XII. 47 <• 4- Myne vier jonge Rupsjes, zette ik terftond op Slee-Pruime Blaadjes, daar zyin 't eerst niet van fcheenen te willen vreeten, doch den volgenden Dag, zag ik dat zy dit evenwel deeden; Met genoegzaam alle Rupfen, welken in 't Voorjaar uit derzelver Eieren komen is dit zo, dat zy niet terftond aan 't vreeten gaan, zo dra zy gekipt zyn, maar eerst nog een Tyd lang op en over hun wezentlyk Voedzel over kruipen offchoon zy dit hebben als ging hen dit in 't geheel niet aan, dit komt zekerlyk daarvan daan, om dat zy door de Moeder Vlinder, als Eieren voor het begin van den Winter gelegd zyn, niet aan de Bladen van het hun eigen zynde Gewas, maar aan de Takken of Stammen der Boomen waar op zy 'tHuis behooren, of ook wel dikmaals aan geheel andere zaaken als by voorbeeld Muuren, Schuttingen enz. dus zy uit de Eieren komende, dikmaals noch lang moeten vasten, voor en aleer zy het hun eigenzynde Voedzel gevonden hebben; wederom een bewys eener alles regeercnde Voorzienigheid, die dezen en andere jonge Diertjes krachten geefd, een Tyd lang, en wel kort na hunne geboorte Voedzel te kunnen ontbeeren, dewyl hunne omftandigheden zulks vereifchen. De jonge Rupsjes waren grys van kleur, met koolzwarte Hoofdjes en met tamelyke lange Hairtjes voorzien, gelykende toen in 't geheel niet naar Rupfen, waaruit Dag Vlinders zouden voortkoomen , behalven hunne ongemeene traagheid en langzaamheid in 't voortkruipen, want dit fchynt toch eene tamelyk algemeene eigenfchapte zyn, van alle Dag - Vlinder Rupfen van de Tweede Bende. Den i Juny, dus reeds elf Dagen na dat zy uit de Eieren waren gekomen, en zo 't fcheen naby derzelver eerste verwisfeling van Huid kwamen, begon men duidelyker te kunnen zien, dat het Dag-Vlinder Rupfen waren. Den 10 Juny hadden zy zich reeds voor de tweede maal verveld, derzelver kleur was toen een licht geelachtig groen; Dewyl ik nog van den een, nog van den anderen, eenig afgeftroopt Vel gevonden hebbe, befluit ik hieruit dat zy terftond na de vervelling het afgeftroopte Vel geheel opvreeten. Den 30 Juny en 1 July, waren zy allen volwasfen, zynde zekerlyk in dien tusfchen Tyd van den 10 Juny, tot den laatften dier Maand, nog eens, zo niet nog tweemaaien van Huid verwisfeld, want indien zy nog twee keeren in diert M 2 T?d  43 DAG- VLINDERS. Tyd verveld zyn, is bet noch maar vier maaien in 'e geheel geweest, en dit getal van vervellingen ondergaan de meeste Rupfen. Toen myne Rupfen zich volwasfen en dus in haare grootfte fchoonheid bevonden waren zy allen niet eeven groot, zynde de eene wel iets grootter als de andere, dit kwam zekerlyk of door 't verfchil der aanltaande Sexe of door eenige andere omftandigheid, eene der grootften is afgebeeld Fig. 3- Fig. 3. 5. 5. Den 2 July, begonnen twee van myne Rupfen, derzelver fchoone groene kleur te verliezen en wierden paarschachtig, begonnen ook eenige Draaden tefpmnen, als wilden zy een aan ftaande Verblyf vervaardigen hierop maakten zy zich haar eigen achter of Staart-Einde, door middel van eemg Spinfel vast, en noch daar en boven, eeven als andere Da*. Vlinder Rupfen der Tweede-Bende, ook eenen Band of Draad om hec Lyf, doch deze was by zommigen zo dun, dat dezelve genoegzaam niec gezien kon worden; Den 5 July, dus maar drie Dagen na het vast ma**. 4. ken der Rups, veranderde dezelve in eene Pop, afgebeeld Fig. 4. den 7^ daaraan volgendedes morgends, veranderde eenetweede Rups insgeFtg. 5. lyks in een Popje, by Fig. 5. afgeteekend zynde zwarter als het eerfte, het afgeftroopte Rupfen-Vel, bleef aan het Staart-Einde van de meeste Popjes zitten, gelyk de afbeeldingen zulks doen zien. 5- ö. Vier Weeken, na het veranderen der eerfte Rups ineen Popje, kwam UU hetzelve de Vlinder te voorfchyn, namentlyk den 4 August, den «den M 7den en vervolgends, kwamen ook de overigen uit, voor dat de Fig ™tt 0nt2Wachte,en' berden de Popjesgenoegzaamzwart fi van kleur, F,g. 6. en 7. vertoonen de Vlinders in hunn enrustenden ftand. v en dus ook tegelyk de onderzyde der Vlerken, daarentegen doed Fig. 8. 9. en derzelver .vliegende gedaante en teffens de boven zydender Vkagds  J)A(^-VLINDKlt S van de TWKKDK BENDE.   4S> NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. naar alle geaaeuieu u«» ders voortkomen op genoemde verfchillende Planten gevonden, en de- Z L elven beide' fa •« Latyn den genoemden Naam draLen ook den Vlinder daar naar genoemd, doch dewyl rk deze Rup tTo^daarop gevonden hehhe, ^^^^^ mn „ppr Veele ia verre de meeste andere Vlinders, groene j S^fcS* hoven-Vlerken heeft, zo noeme ik denzelven de Gioen-Vlak-Vlinder. Door mynen zeer geëerden en in dit Werk; reeds ™^7*r Vriend, den Apothecar W. D. V. de Gkaa* te Enkhuyfen, wicaiknry N cyacantha of Berberis, of Haage-Doorn, zyn de Gewasfeu waarvan de Ridder Linn^üs den Naam van dezen Vlinder ontleend heeft , noemende denzelven Oxjacanth* , , u^er Htt Rnnfen. waaruit deze Vlin- DERDE DEEL DERTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE GROEN-VLAK-VLINDER. P. ///. Tab. XIII. K. i.  50 NA CHT-VLINDER S. ne dankbaarheid hiervoor opentlyk betuige, ben ik in ftaat gefield ge» worden, de geheele huishouding van dit fraaije Infect, den Liefhebberen van Gods Wonderen in de minstgeachtfte Schepfelen mede te deelen, ik ontfing van genoemden Heer in de Maand August des Jaars 1798, drie Poppen, van Rupfen, welken zyn Edele in 't begin der maand Juny,aan de onderzyden van de met Mosch begroeide Appel- en Peere- Boom-Takken gevonden had, met welker kleur zy veele overeenkomst hadden; uic deze my toegezondene Poppen, kwamen eerlang ook de Vlinders, zynde twee Wjfjesen een Mannetje, ik zette dezelven alle drie by elkander, op hoop dat dezelven paaren zouden, na niet lang gezeten te hebben, begonnen de Wyfjes hunne Eieren te leggen, waarin zy zeer mild waren, zo dat ik een goed aantal van dezelven bekwam, doch allen enkeld Tab en niet *n fchoolen SeleSd> in derzelver Natuurlyke groote afgebeeld» XIII. Tab. XIII. Fig. 1. daarentegen door eene tamelyk fterke vergrooting t 2> 3- zynde het eerfte genoegzaam recht van boven, het andere ' 3! daarentegen meerder op zyde te zien, of nu deze Eieren bevrucht zouden zyn, ja, dan neen, dit wist ik niet, echter, dewyl dezelven lang na dat zy gelegd waren, hunne volkomene gedaante «onder intedroogen behielden, en ook aldus den geheelen ftrengen Winter door, zonder eenige verandering leggen bleeven , twyffelde ik geenszins langer, of dezelven zouden wel bevrucht zyn. §• 3- In myne verwachting welke ik had, dat deze Eieren wel bevrucht zou> den zyn, door dien zy zo gaaf en wel zonder intedroogen, den geheelen Winter overbleeven, wierd ik ook niet te leur gefteld, maar de uitkomst bewaarheden hetzelve, want den 2 May des volgenden Jaars 1799, daar naar ziende (hoewel ik 'er alle Dagen naar zag) vond ik drie noch geheel jonge Rupsjes in de Doos kruipen, waarin ik deze Eitjes bewaarde, en welke Rupsjes, dus des Nachts te vooren waren uitgekomen, derzelver kleur was donker bruin, fpannende met tien Pooten , doch met een fterk vergrootend Glas, kon men zien, dat 'er noch zes middel of Buik Pooten zouden by komen, de ledige Eiër-Doppen, lieten alle myne Rupsjes zitten, dus een bewys dat zy dezelven niet, zo als veele andere Rupfen doen, opvreeten, ik gaf myne jonge Rupsjes terftond eenige Takjes van een Peere - Boom , waaraan eenige Blad • Knoppen zaten, want Bladen waren  mn ha TWEEDE GEZIN da EERSTE BENDE. P. UI. Tab. XtlL 5r waren 'er noch niet, en befpeurde ook kort daar ria, dat zy aan deze Blad-Knopjes begonnen te vrccienj Nadat in de vrye Lucht, de Knoppen aan de Boomen zich meer en meer ontwikkelden, en Bladen voortbragten, zo konde ik ook myne Rupsfcn hoe langer hoe meerder en beter van dezelven voorzien , 't welk van dat gevolg was, dat de eerst uit de Eieren gekomenen den 11 May, dus negen Dagen na dat zy gekipt waren, voor de eerftemaal vervelden, vertoonende zich toen als Fig. 4. wanneer zy het gebruik van alle hunne zestien Pooten reeds vol- 'S- +• komen hadden. Den abten en aiten May, waren veelen daarvan reeds tweemaal van Huid verwisfeld , en hadden toen de gedaante , groote en kleur bereikt als Fig. 5., verder voortvaarende met het vreeten van Fig. 5. de Peere - Boom-Bladen, wierden zy hoe langer hoe meer volwasfen, zo dat de meesten myner Rupfen, in 't begin van Juny reeds viermaal verveld waren, en zo als 't my voorkwam hunne laatfte Huid hadden, toen meer als voorheen , kwam op eene verbazende wyze de iterfte onder deze Dieren, en wel allen aan eenen loop of dunnen afgang; By gelegendheid dat ik te Enkhuifen was, verhaalde ik dit aan mynen bovengenoemden Vriend, van wien ik de eerfte Poppen had prefent ontfangen, waarop zynEd: zeide, dat dit Hem ook met zyne Rupfen aldus gegaan was, maar teffens bemerkt had, dat zy dit minder onderhevig waren, by 't vreeten van Appel- als van Peere-Boom Bladen, hier nu hebbe ik zelfs geene gelegendheid gehad, 'er de proef van te kunnen neemen. De volwasfene Rupfen, waren de meesten van groote, gedaante en kleur als Fig. 6., hoewel 'er ook eenigen onder waren, donkerer van kleur,Fig. 6. deze donkeren inzonderheid, hadden veele overeenkomst met de Takken der Peere-Boomen, waaraan zy zaten. I- 4. De voordeeligften dezer Rupfen , en die ook volkomen volwasfen waren, begaven zich den o> en iofcn Juny in de Aarde, welke ik in hun verblyf gegeeven had, om in dezelve tot Poppen te veranderen, zy maakten zich hierin, een uit duizende Aard-Korrels te zaamen gefponnen tamelyk vast verblyf, afgebeeld Fig. 7. hetzelve, als bynaar half ^ 7. opengefneden vertoond zynde, doet ook teffens de daarin leggende Pop zien; Eer deze Rupfen in dit van Aarde gemaakte Spinfel tot Pop ver- N 2 anderen,  S2 NACHT- VLINDERS. anderen verloopt 'er al een geruimen en meer dan by anderen gewoo-nen Tyd, dat zy noch in den Staat van Rups leggen blyven , want myn meergenoemde» Vnend, fchreef my in eenen Brief, dat Hy een Spinfeï dezer Rupfen, u,t de Aarde genomen had, na dat het reeds vier weel ken te vooren vervaardigd was geweest, dit had zyn Ed: geopend, om te zien of de Rups in hetzelve reeds tot Pop veranderd wasf i dan neen maar bevond, dat zy noch onveranderd in hetzelve lag, ik heb fchryft zyn Ed: „deze Rups vervolgens van Tyd tot Tyd waUno„ men, en werd met de zevende Week na de infpinninggewaar' dat „ zy een Popje geworden was." $• 5. Den 12 Oétober daaraanvolgende, kwam uit my„e P0pPen de eerfte Vhnder te voorfchyn, hebbende dus omtrent twint g Weeleen na d' in fpmmng onder de Aarde geweest; In eene vliegendf gedaiis d^V F«. , Vlinder afgebeeld * 9., om daar door te hJt dei*^ * « «ff. 8. flfc 8. Men heeft onder deze Vlinders, welken op derzelver boven V euge s, b£halven de voornaamftg groen£ P - bo Af bedingen naar de Natuurlyke Voorwerpen zyn naargevolgd noch lne,5r°ene SdpPen enSpa"en a!^ezaaidzynf doch welket A Tmg naaUWkeUri^ ^ aLgeweezerwo" den. Onder de Mannetjes en Wyfjes, hebbe ik geen uiterlyk kenmerk kunnen gewaar worden, als de meerdere of mindere dikte van het L f rler w; n dnr •maar meerder gepiuimd - ^ dat der Wjfjes, 't welk dikker, en van achteren fpitzer of puntig r is milt hef ' * ^ " "* ^™ * ^ -hmX" maal m he jaar vertoond, kan men uit de hier voorafgaande Befchrvvmg zeer licht opmaaken. 6 fieicory-  NACHT-VLINDERS mx-YTwoedie GeziiilV/*EElIlSTE BENDE.   53 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL ok de fterke reuk van de Mentha rotundifolia en Mcntha arvenfis, of Veld-munte, Kruis en Munt, is niet affchrikkende voor dit foort van Rupfen, om zich met derzelver Bladen te voeden, hoewel het fchynd dat dit Infeft als Rups, zich van meerdere Kruiden tot voedfel bediend, dan maar alleen van de Kruifemunt, echter hebbe ik dezelven daarmede gevoed en tot de verandering toe groot gebragt, om welke redenen ik ook den daaruit voortgekomenen Vlinder,de Kruifemunt-Hinder noeme. LinnjEUs heeft denzelven den Naam Oteracta gegeeven. o 5- VEERTIENDE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS, van bet Tweede Geïin der Eerste Bende. de krui se munt-vlinder. p. Tab. XIV. S. i.  54 NACHT-VLINDERS. J. 2. In 't laatst van de Maand August des Jaars 1798, ontfing ik van zekeren my zeer waarden Vriend, eenige van dit foort R(Ipfen, meest volwasfen, dus in derzelver laatfte Vel, zommigen van hun waren van eene fcboone groene kleur, gelyk de naar >c leeven getekende AfbeelP> ding Flg 3. op Ta, XtK doed zien, zynde met eenige fyne zwarte Stip. als bezaaid, anderen daarentegen hadden eene naar't bruine trekk£nde k,eur; --nderheid over den Rug pIaats vond, zynde ^ * 4- entegen de Buik vuil groen, gelyk Ftg. 4., allen hadden zy eene fchoonegeele Streep ter wederzyde van 'c Lyf, lopende over alle de Geledingen heen van den Kop af, tot aan het uiterfte einde van den Staart toe Vier van de my toegezondene Rupfen, kroopen in het vogtige Zand_, t welk ik hun gegeeven had, den 5*. en óden September en maakten zich in hetzelve door middel van eenig Spinfel een Verbivf om daarin tot Poppen te veranderen, zodanig eene Pop, in een door de' 5. Rups vervaardigd Zand-Spinfel, is afgebeeld Fig. 5. De Poppen hadden een zeer donker bruine naar 't zwarte hellende kleur, gelyk de af. beelding zulks insgelyks doed zien. f 3. Als Poppen bleeven zy den geheelen Winter over leggen , tot in het daaraan volgende Jaar, in t midden ,an den Zoomer, want het was den *7«» Juny van 't gepasfeerde Jaar, dat de eerste Vlinder uit deszelfs Pop te voorfchyn kwam, vervolgends kwamen ook de overigen den eenen na den anderen , uit derzelver naauwen Kerker ui, In eenéloo. *. 6-Pende geftalte, hebbe dezen Vlinder afgebeeld Flg. 6., daarentegen h Ftg. 7.eene vliegende gedaante, dus met uitgefpreide Vleugels, by Ftg. 7 Dat de  van het TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. 111. Tab. XIII. 55 de eene Vlinder, donkerder van kleur is als de andere, vind niet alleen by deze, maar ook by alle overige foorten van Vlinders plaats. 5. 4. Na dat alle myne Vlinders uit derzelver Poppen gekomen waren , zette ik dezelve allen byeen, in hoope, dat, indien 'er Mannetjes en Wyfjes by eikanderen waren, zy alsdan wel zouden willen paaren en vervolgends bevruchte Eieren leggen , en dewyl ik wel zes of zeven Vlinders had, dacht ik zullen 'er wel meer als een Wyfje onder zyn, want aan het uiterlyke aanzien kon men de twee verfchillende Sexen niet gemaklyk van elkander onderfcheiden, derhalven , meer dan een Wyfje zynde, moesten alle de overigen Mannetjes wezen, en dezen paarende, zal ik eene menigte Eieren bekomen, maar dit wilde niet gelukken, want ik vond in de groote Doos, waarin zy waren, niet meer als maar acht of tien enkeld gelegde Eitjes, in derzelver natuurlyke grootte afgebeeld Fig. 1., zynde geheel groen van kleur, doch door het Fig. 1. Microscoop gezien was hunne kleur veel fchoonder dan met het ongewapende Oog , teffens zag men ook derzelver geribdheid van boven naar beneden, benevens de zeer flaauwe dwarsbandjes, welk een en ander men duidelyk zien kan aan Ftg. 2. Dewyl ik gaarne meerder Eieren Fig. 2. wenschte te hebben, behield ik myne Vlinders zo lang in 't leeven als ik kon, dit deed ik door hun fchoon Water te zuigen te geeven, hier mede bleeven zy ook in 't leeven, tot den ion July , de Rupsjes uit hunne Eieren gekomen , ik zette dezelven terftond op Kruizemunt , waarvan zy ook voorts begonnen te vreeten, de jonge Rupsjes waren graauw van kleur , met zwarte Stippen, en hielden zich bepaald aan de onderzyden der Bladen op, vreetende in dezelven eerst kleine en vervolgends grootte Gatea. Den i5de en 16^* July, vervelden zy voor O 2 de  56 NACHT- VLINDERS. de eerftemaal, dertien Dagen 'er na, namentlyk den a8fl«.f en apftea July, voor de tweede keer. Den *deB en 3den Augustj 2aten Zy op de derde vervelling, dus maar zeer kort na de voorgaande, en den 7dea en gften August> waren de voorfpoedigtlen reeds V0Qr de vierdemaaJ Huid verwisfeld, (mede zeer fpoedig in vergelyking van de tweede verveiling) 't welk ook bleek hunne laatfte verandering van Vel te zyn want hierna wierden zy volwasfen, en waren toen eeven zulke fchoone' «■ J Rupfen, als derzelver Voor-Ouders, afgebeeld Fig 3 en 4. Toen een der Wyfjes dood was, fneed ik hetzelve open , en vond daar in niet meer, als maar een enkeld, geheel groen Ei, 'e welk door t Microscoop gezien, genoegzaam geheel ongefigureerd was, of dit nu tot oorzaak had, dat men deszelfs gefigureerdheid niet zien konde door den omringenden Slym, dan of het daar van daan kwam, dat het noch met door de Moeder-Vlinder gelegd was geworden, kan ik met .eene zekerheid bepaalen. ë  JNACHT^TINDEK-S /Tweede GezinTv/ EERSTE BENDE.   57 eenen Naam voor dezen Vlinder in 't Nederduitsch my bekend zynde, welke eenige betrekking heeft op deszelfs uiterlyke gedaante, zo waage ik het om denzelven de Kuif- Viinkr te noemen, om reedenen van deszelfs hoogen en aanzienlyken Kuif, of Kapje, welke Hy vooraan op het Borstftuk, achter den Kop, heeft; De Ridder Linn^üs, noemd dezen Vlinder Vcrbasci, uit hoofde dat dit Infccl in den ftaat van Rups , wel gevonden word op het WolleKruid, in 'tLatyn Vcrbascm geheeten, doch dewyl het my voorkomt, p lie- NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL VYFTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE KUIF-VLINDER. P. III. Tab. XV.  5S NACHT-VLINDERS. Hevcreenen Vlinder, naar eene denzelven al leen enby uitzondering van anderen eigen zynde gedaante, of eigenfchap, zo veel als mogelyk is te noemen, en niet naar het Gewas of Kruid, daar dezelve noch Rups zynde op gevonden word, doordien veeltijds verfchillende foorten van Rupfen, opeen en hetzelfde Boom of Plant-Gewas, zich bevinden, zo is dunkt mij verkiesljker, wanneer men het aldus verkrygen kan, eenen Naam, naareene of andere in 't Oog lopende byzondere gedaante, of byzondere kleur of eigenfchap te geeven. 5- 2. Omtrent twee Jaaren geleeden,namentlyk den iSkn Juiy ,70p, werden my, door een voornaam Liefhebber der Infeflen, en kenner der NatuurlykeHiftorie(wienik myne dankbaarheid hier vooropentlyk betuige) prefent gedaan eenige van deze Rupfen, door zyn Wel Edele gevonden in deszelfs Thuin, buiten Haarlem, op eene foort van Wolle - Kruid, naament. Ijk op httVerbascumLyclmitis, 't welk niet het ordinare Wolle-Kruid is, dewyl ditin \ Latyn genoemd wordt Vcrbascm Tlmpfm maar eene andere foort, op het eerstgenoemde, aasden ay aileenop deBloemen en Stengen, en zo langde Voorraad duurde, welke deze Heer de goedheid hadmy byde Rupfen te zenden, gafikHun dezelve, maar die genuttigd zynde, gafik Hun het hier nevens afgebeelde Kruid, welker» Bladen zy zich ook wel fmaaken lieten; Toen ik de Rupfen ontfing, waren dezelven noch niet volkomen volwasfen, echter duurde het niet veel Dagen meer, of zy ver- T%. kreCgen derZdVer gMOtfle fraayhdd > eene d»sd™ê volwasfene Rups Ftg. 4. hebbe afgebeeld Tab. XV. Fig. 4. ^  van het TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. III, Tal. XV 59 $• 3- Toen myne Rupfen volwasfen waren, begaven zy zich onder de oppervlakte der Aarde, welke ik in Hun Verblyf gedaan had, en vervaardigden zich in dezelve, een geheel van Aarden Zand - Korrels, dichten vast langwerpig Spinfel, om in hetzelve tot Poppen te veranderen, een dusdanig Aard-Verblyf, geopend zynde ziet men Fig. 5- waardoor Fig. 5. men ook te gelyk de daarin befloten zynde Pop, op den Rug kan zien leggen, doch om dezelve nog duidelyker te zien, hebbe haar ook als buiten het Spinfel op zyde leggende afgebeeld Fig 6. waardoor men nu ook be FlS- 6ter de fterk over het onder Lyf, overfteekende punten de»- VleugelScheden, ziet, 't welk men aan zeer weinig Vlinder -Poppen, op dergelyke wyze vind. §• 4- Myne Poppen bleeven van de Maand July af, noch dien Zomer, en den geheelen daarop volgenden Winter , over leggen tot in de Maand May des Jaars 1800, wanneer de Vlinders, eerst uit dezelven te voorfchyn kwamen; Deze Vlinders, eene fchoone bruine kleur hebbende op derzelver boven Vleugels, zyn bovendien zeer aardig met fyne flreepen en teekeningen vercierd , in eene loopende geftalte, en teffens op zyde te zien, hebbe een van dezelven afgebeeld Fig. 8. in deze gedaante ziet FtS men nu duidelyker als in de bovenfte vliegende by Fig. 7. het Kapje, Fl&- 7op des Vlinders voorfte gedeelte van het Borstftuk, naar 't welk ik dit Infecl ook genuemd hebbe, de vliegende gedaante in tegendeel, doed p 2 °r;s  6*0 NACHT- VLINDERS. ons deszelfs onder Vleugels, volkomen zien, en ook te gelyk de dikte van het Lyf, 't welk aan dat der Mannetjes Vlinders, dunder is, zynde het eenige kenmerk, waaraan de Wyfjes, van de Mannetjes, van dit foort te onderfcheiden zyn, want de Sprieten of Voel - Hoorens, zyn in byde geflachten, eeven dun, en leveren dus geen onderfcheidend kenmerk op. t 5. Dewyl ik alle myne Vlinders by een zette, paarden debydeGeflachtea met elkander, waarop de Wyfjes zich van haare Eieren ontlasteden; leggende dezelven alten enkeld, niet by Schooien , een dus enkeld ge. Fig.i. legdEi, hebbe in deszelfs natuurlyke grootte afgebeeld Ftg. r. daarentegen Fig. 2. door het Microscoop, met eene vry fterke vergrooting, by Fig. 2. weinige Dagen na deze Eieren gelegd waren , kwamen de jonge Rupsjes 'er uit voort, afgetekend 3. Door een vergrootend Glas, kon men reeds aan deze noch zeer jonge Rupsjes zien, dat dezelven ouder wordende; met verfchillende kleuren zouden pronken, gaarne had ik dezelven ook groot gefokt, om daardoor te kunnen waarnemen, hoe veele maaien de«i zei ven zouden vervellen niet alleen, maar ook of zy by iedere Huid ver. wisfeling, eenige verandering van kleur als anderszints, onderhevig waren, maar door gebrek van goed en toereikend Voeder zyn ze allen geflor ven.  H&.CHT-VTjINTJIïRS ;>^^Tv\reecLe Ge2m^rEERSTEBEKDE.   Cl nederlandsche insecten, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. n 't Eerfte Deels Vierde Stuk pag. 03. Tab. XXIII. van dit i Werk, hebbe ik eene Rups en Vlinder afgebeeld en befchree| ven, aldaar genoemd het Schaapje, het tegenwoordig Voor' v»i,«nr^ nier minder onder dit zelfde Gezin en Bende, en is eeven zo eene foort van Rups, als de eerst befchreevene, uitgenomen dat onze tegenwoordige zeeven of acht roode Bosfen Uaair heeft, zynde de overigen allen geel, integendeel is de eerfte geheel wit een weinig naar 't groene trekkende en om dat deze onze Rups met geel en rood vercierd is, noeme ik dezelve het bonte Schaapje. In het IVde Deel van Rifels InfeBen Belustigung, uitgegeven door deszelfs Schoonzoon en opvolger Klhemakn, is op de IV* Tab. de & Fig. eene Rups afgebeeld, dewelke zekerlijk dezelfde zal verbeelden als ons voornan- DERDE DEEL ZESTIENDE VERHANDELINO. OVER DE NACHT-VLINDERS, van het Tweede Gezin der Eerste Bende. HET BONTE SCHAAPJE. P. III. Tab. XVI.  62 NACHT. VLINDERS. den zynde Voorwerp, doch welke afbeelding aldaar veel te ftyf is, fchynende de Haak-Bosjes wel allen als uit puntig te ziamen gezo' gene Penfeelen te beftaan, 't welk in het natuurlyke Voorwerp zo niet is, maar integendeel veel losfer, gelyk de tegemvoordige afbeel- XFL di"g Tab' XVL FiZ' *• doed zien- Men zo^e volgens de afbeelding Fig. i. by R osei, deze Rups, onder het Soort der Borstel - Rupfen kunnen rekenen, doch daar dit in het natuurlyke Voorwerp zo niet is, maar integendeel de roode Bosjes Haairen, onder de overige geelen, welken over het geheele Lichaam der Rups zich bevinden, niet afgezonderd genoeg en op zich zelfs ftaande zyn, gelyk in andere Borstel.Rupsfen, zo kan ons tegenwoordig Voorwerp onder geene anderen als onder de ruig Haairigen gerekend worden , gelyk de Beer, het Schaapje en meer anderen. In het Werk van Kleemann, namentlyk in zyne Beytrage zur Natur oder hfecten gefchkhte pag. 149. h de Befchryving en afbeelding gegeeven van onze Rups, en welke aldaar door gemelden Schryver eene Borstel Rups genoemd word. Indien de daarby gevoegde afbeeldingen Tab. Xni. Fig. i, 2. volkomen met de Natuur overeen kwamen, zoude ik 'er ook niets tegen hebben, tegen den Naam van Borstel Rups, doch in hoe verre dezelven der Natuure getrouw zyn, laat ik aan het onzydig oordeel over van diegeenen, welken dit Voorwerp leevend gezien hebben, de onderfcheiding van de hooge roode kleur der zeeven of acht Bosjes Haairen is het alleen maar, welke 'er eenigzints eene Borstelachtigheid zoude aan fchijnen te geeven, maar geentzins de gefteldheid der Haairen zelfs, want om eene Borstel-Rups te weezen , moet de plaatzing en gedaante daarvan zyn, als by voorbeeld in dit Werk in het Eerfte Deel, Vierde Stuk, Tab. XVIf. Tweede Deel Vierde Stuk, Tab. XVJI., XVIII., XXIII. en Derde Deel Tab. I. dit zyn zogenaamde Borstel of Schuier Rupfen. Het in myn ifte Deel Vierde Stuk Tab. XXIÏI. befchreevene Voorwerp, aldaar genoemd Schaapje, noemd de Ridder Linn^us, Leporina, maar of Hy onze tegenwoordige Rups en Vlinder ook benoemd heeft, is my niet bekend. $. 2. De eerste dezer Rupfen, ben ik machtig geworden den 6kn September *794, dezelve werd my ten gefchenke aangeboden door den Heere P*. Hoo-  het TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. UI. Tab.XVL 63 Hoogenhuysen Junior , wien ik myne dankbaarheid hier voor opentlyk betuige, de Rups was daags te vooren door genoemden Heer gevonden alhier in Amfterdam , in den Tuin achter zyn Huis, onder een Linde- en Kastanje-Boom, terzyden eene Ypen Haage of Heining, zo dra ik dezelve bekwam, gaf ik haar aanftonds van deze drie verfchillende Boomen eenige Bladen, om te zien of zy hier van noch vreeten wilde, maar noch van het eene noch van het andere, werd door haar het minfte gebruikt, integendeel liep zy over alle de Bladen eeven on? verfchillig heen, tot dat zy eindelyk om zo te fpreeken naar genoegen eene bekwaame plaats om zich intefpinnen, gevonden had, verkiezende hiertoe een verlept Blad, in hetwelk zy zich een roodachtig Spinfel vervaardigde, om in hetzelve tot Pop te veranderen en den aannaderenden Winter te kunnen doorftaan, dit Spinfel, hebbe afgebeeld Fig. 2. 2« en de Pop als uit hetzelve genomen Fig. 3. Na dat deze Rups, tot een Fig. 3. volmaakten Vlinder veranderd was, welke het Jaar daaraan volgende namentlyk in 1795 uit zyne Pop kwam, ontfing ik van eenen anderen goeden Vriend, insgelyks in de Maand September des Jaars 1798, twee van deze Rupfen, beide door Hem gevonden in zynen Tuin alhier, onder eenen wilden Kastanjen Boom, een van deze twee Rupfen, liet zich by my noch eenigen Dagen, de Bladen der wilde Kastanje Boomen zeer wel fmaaken, maar begaf zich toen tusfchen dezelven, om zich intefpinnen; De andere Rups wilde niets meer vreeten, zekerlyk om dat dezelve ter infpinning reeds te verre heen was , want de fchoone geele en roode kleur der Haairen was reeds veranderd in eene algemeene bruine rosachtige verwe , bynaar als die van het Spinfel, hoewel iets fchoonder. 1- 3- Met geduld wachte ik den Tyd af, dat myne Vlinders uit derzelver Poppen en Spinfels zouden uitkomen, ook wist ik niet zeker of de Rupfen in hun Verblyf wel tot Poppen veranderd waren , of in dezelven geftorven, en de Spinfels open te fnydcn, om myne nieuwsgierigheid te voldoen , oordeelde ik niet raadzaam te zyn , dewyl dikmaals de Vlinders met kreupele Vlerken blyven, wanneer men hunne Poppen uit de Aarde, of uit derzelver Spinfels vooraf uitgenomen heeft, ik liet Q_ 2 dus  «4 NACHT- VLINDERS. dus het eene en andere blyven zo als het was, afwachtende wat 'er van worden zoude, deze myne verwachting werd ook niet te leur getleld want m den daaraan volgenden Voor-Zomer, kwamen de fraai getekende Vlinders uit hunne Poppen en Spinfels onbefchadigd te voorfchyn zynde door ieder Spinfel een gat als doorgeboord, waaruit de .Vlinder dus m de vryheid kwam , deze Spinfels , naderhand openfny- fpleeten """" ^ P°PPen * P°PPen ' beh00r,yk ^ 5- 4. Fig. 4. i De afbeelding der Vlinders, ziet men Fig. 4 en 5., de onderfte, welke 5-in eene loopende gedaante is, bevind zich iets blaauwachtiger van grondklenr als de bovenfte vliegende Fig. 5 , deze daarentegen is over het geheel, meer naar 't bruine trekkende. Eieren hebbe ik van deze Vlinders niet kunnen bekomen , en hebbe dezelven ook vooraf, noch naderhand, tot noch toe nimmer niet gezien, mogt het my gebeuren, dat ik te eeniger tyd een of meer van dezelven, onder het gezicht bekwam zal ik niet in gebreke blyven, eene afbeelding daarvan, by de eene of andere Verhandeling, welke ik noch hoope uittegeeven (zo God my leeven en gezondheid fchenkt) mede te deelen.  NACHT-VLINDERS m^£Tw©ede GezxQzr EERSTE HEINDE.   «5 lyfant Vlinder, is de JNaam, waaroy cue iegeiiwouiuia vw.werp door veele Inleen Liefhebbers alhier onderfchyden word van andere Vlinders; Deze benaaming hoe oneigen dezelve ook in den eerften cpflag fchyne moge, heeft zyncn Oorfprong, eigentlykniet ontleend van dit Infeól inzynen laatften ftaat als Vlinder, maar DERDE DEEL ZEVENTIENDE en ACHTTIENDE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS, mn het Eerste Gezin der Eerste Bende. DE OLYFANT-VLINDER. F. III. Tab. XVII. en XVIIJ, fi. r. NEDERLANDSCHE INSECTEN, B ESC II RE EVEN EN AFGEBEELD.  €6 NACHT-VLINDERS. maar wel van deszelfs tweeden ftaat; namentlyk in dien van Rups, want deze, derzelver voorfte vyf ringen of geledingen zeer kunnende uitrekkenen ook wederom in eendoen krimpen, maakt of vertoond, dit in't eerfte geval, als of het Dier eenen zaer langen Hals of Snuit had, eenige overeenkomst hebbende, met den Snuit eenes Olyfants. De Ridder Linkjeüs, noemd dit InfecT: Elpen», zynde volgens Ovtdius, de naam van den Gezel van Ulysfu; De Heer A. J. Rosel, dieditlnfecl ook afgebeeld en befchreeven heeft, in zyn Eerfte Deel der Infeften Belustigung, noemd hetzelve aldaar, die gros/egefchwdnzte und gcfphgehe Weinraupe. %. 2. Reeds voor veele Jaaren, is my dit Infecfc, zo wel in zynen Rupfen, als Vündèrflaat, bekend geweest, doch deszelfs geheels Huishouding, als toen niet hebbende kunnen waarnemen, door tusfchenkomende omftandigheden, is dus de befchryving van deze vreemde,Rups, en deszelfs in allen opzichte zeer fraayen Vlinder, ook achterwege gebleeven, maar nu in het gepasfeerde Jaar i3oo den p September, van den Heere Doctor Martinus van Marüm te Haarlem, fwienik myne dankbaarheid hier voor opentlyk betuige, gelyk ook allen Liefhebberen, welke met hunne goedgunstige Bydraagen my verèeren) prefent ontfangen hebbende eene dergelyke Rups , naar dewelke de Afbeelding op Tab.  tan hit EERSTE GEZIN det EERSTEB,P. ///. Tah.XVIl.enXniL 67 Tal. XVII- Fig. 2. vervaardigd is, kwam ik wederom in de gelegend- Tab. heid, waarneemingen wegens den verderen levensloop van dit Infeft te Fl&- 2' kunnen maaken, welken ik nu zal mededeelen. Ruim drie Jaaren geleeden, ontfing ik van den Heere J. P. a Roy, groot Liefhebber der Natuurlyke Historie en kenner der Infecïen, alhier te Amftddam woonende, eenige leevende Poppen van dit ons tegenwoordig Voorwerp, ik bewaarde dezelven zorgvuldig tot het daaraan volgende Jaar, om, wanneer de Vlinders uit hunne Poppen uitkwamen, dezelven alsdan by elkander te zetten, te laaten paaren, en zo doende Eieren, van hun te bekomen, het eerfte gefchiede, namentlyk het uitkomen der Vlinders, in den Zomer, na dat ik het Jaar te vooren de Poppen ontfangen had, maar van het paaren gebeurde niets, ik had de Vlinders, allen by elkander in eene groote en ruime Doos geplaatst, welks Dek zei, inplaats van eenen houten Bodem, integendeel met fyn Linnen bekleed was, dus ruimen luchtig genoeg voor myne vliegende Diertjes, echter offchoon ik dezelven ook des Avonds, wanneer om zo te fpreeken hun wakker worden eerst plaats vond, (dewyl zy den geheelen Dag over ftil zaten en waarfchynlyk fiiepen) ik hen Water, waar in Zuiker opgelost was, gaf, en waarvan zy ook greetig gebruikten, ik zegge, niet tegenftaande dit alles, hebbe ik niet kunnen gewaar worden, dat zy paarden of gepaard hadden, en echter waaren 'er Mannetjes en Wyfjes by eikanderen, ik befluit hieruit, dat dit foort van Vlinders, eeven als de meeste Dag Vlinders, opgeflooten zynde, zich niet te zaamen verè'enigen willen, eeven • R 2 wel  68 NACHT- VLINDERS, wel vond ik, na dat zy reeds verfcheidene Dagen by elkander gezeten hadden , eenige geheel groene, en bynaar geheel ronde Eieren, doch aan dewelken door het Microscoop gezien, niets byzonderswaarteneemeo Fig> i. was, een derzei ven ziet men afgebeeld Fig, u Deze Eieren, waren hierin onderfcheiden van veele anderen van dit Gezin en Bende, dat dezelven meer naar het bolronde overhelden, als wel anderen, gelyk by voorbeeld De Gehakkelde-Pylftaart, Paauw - Oog Pyljlaart, Denne Pyljlaart, cn meer anderen, in dit Werk hier voor reeds befchreeven , deze allen zyn meer langwerpig of ovaal rond. In het bezit nu zynde van deze Eieren, hoopte ik noch al van den eenen Dag tot den anderen, dat uit dezelven jonge Rupsjes zouden voortkoomen , my zeiven vleiende, dat mogelykmyne Vlinders wel gepaard hadden, maar dat ik het misfchiea juist niet waargenomen had, doch de uitkomst beantwoorde niet aan de hoope, want zy verdroogden allen eerlang, het eene voor, het andere na, dus 'er geene Rupsjes uit konden voortkomen; Hiermede was, het voor dat maal al wederom vergeefsch , eene Befchryving van dit zo fchoone Diertje te zullen kunnen vervaardigen, om den Liefhebberen der Infeöên in 't algemeen, en den Begunstigers van myn Werk in 't byzondere te kunnen mededeelen. Na dat dit verhaalde plaats gevonden had, ontfing ik wederom van eenen anderen Vriend, twee Poppen, welker Rupfen buiten Vanen, op het Land, op den Grond kruipende gevonden waren, ook uit deze Poppen, twee Vlinders verkreegen hebbende, waagde ik dezelven 'er aan, en liet ze in het leeven bly-  van hei EERSTE GEZIN der EERSTE & P. III. Tak XVll.cnXVIII.^q blyven, om te zien of het nu gelukken wilde, dat zy paaren en bevruchte Eieren leggen zouden, want juist by toeval was het eene een Mannetje, en het ander een Wyfjes Vlinder, maar .ook al wederom van dit paar kwam niets, als dat zy zich door het menigvuldig vliegen, ten meeriten befchadigd hadden, alzo ook niet eens meer goed, -om dezelven in myne Verzameling te bewaaren, dus is het onvoordeelig , en niet beantwoordende aan de verwachting welke ik daar van koesterde, afgeloopen met alle myne Vlinders, welken ik juist ter verkryging van goede Eieren, daar toe gefchikt had, doch de Rups, welke ik op hiervoor vermelde wyze prefent ontfing, gelukte nu in zo verre zeer goed, dat ik door dezelve haren verderen leevensloop waarneemen en ■befcfaryven kon, 't welk dan nu volgen zal. Het tegenwoordig Voorwerp, had als Rups toen ik dezelve ontfing, eene lengte van ruim drie Duimen Rhynlaridfche maat, zy was gevonden op de Eplobium angustifolium, in 't Hollands genaamd Smalbladige Bastaard Wederik, waarvan een Takje, hierby afgebeeld is; De Rups liet zich dit Kruid by my, na dat ik dezelve in myne bewaaring had , noch zeer wel fmaaken tot den i2den der reeds genoemde Maand September, als wanneer zy uitfeheidemet vreeten, beginnende toen zich van haar Voeder te verwyderen, en op den Grond te Kruipen, om eenebekwaameplaats, ter aanftaande verandering in Pop, voor zich als 't waare uittezoeken, de* S ze  70 NACHT-VLINDERS. ze gevonden hebbende onder de Ruigte, op den Bodem van haar Verblyf, fpon zy door middel van eenige Draaden, de verdorde en verlepte Blaadjes, en andere Vuilnis tot elkander, en maakte zich hier van Fig. 3. eene behuizing, gelyk Ftg. 3. afgebeeld vertoond; In dit door haar vervaardigde Winter-Verblyf, veranderde zy weinig Dagen na de infpinning, in eene dergelyke Pop, gelyk de daarnaar gemaakte Afbeel- Hg. 4' ding, Fig. 4. doed zien. 5. 4. Pop geworden zynde, bleef dezelve leggen den geheelen Winter over zonder eenige verandering daaraan waarteneemen, dat dezelve echter leefde, en volkomen goed was, bevond ik daaraan, dat zy zich nu en dan, wanneer ik 'er naar zag, omkeerde of omgekeerd had, dit bewys van leeven, geefc geene Pop, in dewelke inplaats van eenen Vlinder te zullen her voortbrengen , integendeel eene Wesp (Ichneumon) in zich heeft, en daaruit voor den Dag komt, want dikmaals heeft men het, dat als men eene Rups, welke reeds in derzelver laatste Vel is, of bynaar volwasfen, vind, dezelve door een byzonder fo»rt van Wespen, hierop aazende, belegd is, met een of meer van der Wesp haare Eitjes, welken zommigen zo geheel door het Vel der Rups, in het Lichaam zyn ingeftooken, dat men het uitwendig in 'e geheel niet zien kan, uit een zodanig Eitje, komt aldan de Wesp-Worm, welke terftond zyn Voedfel in het Lichaam der Rups vind, en zich geheel verborgen houd zo  un /^EERSTE GEZIN der EERSTE &P.II1.7al.Wll.mXVm. 7X zo dat deze al dieper en dieper zich in dezelve invreet en uitwendig volftrekt niet te zien is, hierop is de Rups noch wel Maat tot Pop te veranderen, (inzonderheid wanneer deze belegging heeft plaats gevonden, dat de Rups by naar reeds volwasfen was,) doch deze Pop , is alsdan volftrekt niet in ftaat, zich te kunnen beweegen of omtedraayen, en zo doende te verleggen. .m*piu*a Sf.Uno>;>i n^tó^ nsb m * Myne meergenoemde Pop , bleef nu gezond en wel in 't leeven , den geheelen Winter overleggen, tot den I4de Juny daaraanvolgende, hebbende dus de Vlinder in dezelve, eenen Tyd van 269 Dagen befiooten geweest, waarlyk eenen langen Tyd, om zo geheel en al, zonder . eenig het minste Voedzel te nuttigen evenwel in het leeven te kunnen blyven, deze lange gevangenfchap nu eindelyk geëindigd zynde, kwam de in allen opzichte zeer fraaije Vlinder, afgebeeld Fig. 6. op T*b. XVUL fao. te voorfchyn , laatende van zyn voorgaande Lichaam , niets anders Fis- 6* overblyven, als den ledigen zeer verbreekbaaren Dop eener Pop, waar in niets van het vorige Rupfen , noch tegenwoordige fchoone Vlinder Lichaam, meer overig was. Hoe zeer verwonderlyk is niet eene dusdanige geheele verandering , voor den nadenkenden Mensch; om der aartigheid willen, eene dusdanige aan het Kop-Einde opengefpleetene, en uitgerekte ledige Pop te zien, is dezelve afgebeeld Fig. 5. Fig. 5- S 55 M*  7* ,N A , C II T - V L I * N D E 11 S. J. 6*. De twee loopende Vlinders, het welk ook tegelyk derzelver rusten' || de ftandis, en beyden naar Wyfjes geteekend zyn, ziet men Fig. 7. en 8. daarintegendeel Fig. 6. naar een Mannetjes Vlinder vervaardigd is. Dat dit Infeft, maar eenmaal in het Jaar zich als Vlinder doed zien,, is uit den beichreevenen levensloop licht naartegaan.  NACHT -VLJNDBRS Eerste GezW^EERSTE BENDE. --—>   SACBTT-VLINDERS van '/. ger^teCfezra KERS TE BENDE.   73 eed* in het Tweede Deel van dit Werk, en wel in het Vier. : de Stuk Tweede Verhandeling , Tab. II. hebbe ik den Ie- vensloop befchreeven van eene Rups en Vlinder, door my ' A yP T^t.Vlinder . of Gccle-Tyger, dewyl rm ons tegenwoordig Voorwerp, zowel in zynen Staat van Rups, als iZ TVlinder, zeer veele overeenkomst heeft met het aldaar befchreevene Infea , maar de grondkleur der Vlerken van_ onz n genwoordigen Vlinder wit is met zwarte Stippen, daar die des eer* NEDERLANDS CUE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL NEGENTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van het Tweede Gezin der Eerste: Bende. DE WITTE TYGER-VLINDER.: P. III. Tab. XIX.  74 NACHT-VLINDERS. befchrevenen integendeel, geelachtig is met zwarte Vlakken, zonoeme ik dan nu onzen tegenwoordigen, ter onderfcheiding de Witte 7WVlinder. J* - f. 2. Het was op eenen i3ien juny, eenige Jaaren geleeden, dat ik van mynen waarden, voor my en der Inftclen Hefhcbbcry, te vroeg overledenen Vriend, den Heere D. de Coca van Nkreynen te Deventer eenen Vlinder van dit foort ontfing, zynde een Wyfje, met een ge* heel Schooltje van omtrent 100 ftuks Eieren by zich, welken geel en als Paarlen glansfend van kleur waren, een enkeld uit dit Schooltje geTab. nomen Eitje, hebbe afgebeeld op Tab. XIX. Fig. i. en door eene fterke Fig.'j.^oottwg by Fig. 2. 'er is aan hetzelve geheel geene gefigureerdheid 2. hoegenaamd te zien, maar wel eene zekere zeer fyne korreligheid in de Schaal van het Ei, welke echter met het bloote Oog gezien, geenen hinder aan den glans toebrengd. 5.3- Den volgenden Dag, na dat ik de Eitjes ontfangen had, werden dezei ven potloodkleurig, welke kleur al donkerder en donkerder werd , tot den i5den derzelver Maand, dus maar twee Dagen na dat ik dezelven ontfangen had, als wanneer de jonge Rupsjes ukkwamen , zynde geheel wit en ruig-hairig; op hunne Eiërdoppen bleeven zy wel een paar Dagen zitten, eer zy zich om Voedzel te verkrygen , in Boom-Bladen beftaande, bekommerden, intusfehen hadden zy op'deze hunne Eiërdoppen zittende , dezelven allen opgevreeten , zo dat 'er niets van was overgebleeven, nu begonnen zy naar ander Voedzel om zo te fpreeken uittezien, 't welk zy ook vonden in de Willige Bladen , welke ik hun gegeeven had , deze lieten zy zich ook zeer wel fmaaken, en groeiden 'er geheel goed van, zo dat zy den 22 e" Juny, reeds eenmaal van Huid verwisfeld waren , na vooraf reeds donkerbruin van kleur geworden te zyn , na deze vervelling welke hunne eerfte was, groeiden zy al geftadig voort doch echter lang-  van het TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. ///. Tak XIX. 75 langzaam , zo dat myne Rupfen , na noch een paarmaal verveld te hebben, niet voor in de Maand August, volwasfen waren, eene dusdanige, haare volle grootte bereikt hebbende Rups, is afgebeeld Fig. 3. ^ig. 3Veele overeenkomst, heeft ons tegenwoordig InfecT: als Rups, ten aanzien van derzelver ruighairigheid en overige gedaante , met diegeene welke afgebeeld en befchreeven is Tab. IL Fig. 6 en 7. in het Tweede Deels Vierde Stuk , doch daar deze eenen geelachtig witten Streep, ter wederzyden van het Lichaam heeft, zo heeft onze tegenwoordige daarentegen , eenen witachtigen, iets naar het geele of bruine trekkenden Streep, over den geheelen Rug, van den Kop af, tot aan het uiterfte einde van den Staart toe. S- 4- Volwasfen geworden zynde , zochten myne Rupfen zich allerhande Verblyfplaatzen uit, tot hunne aanftaande verandering in Pop , deze gevonden hebbende, tusfchen verdorde Bladen, oud Hout, of iets anders, vervaardigden zy zich tusfchen en in hetzelve door middel van Spinfel, waarin zy ook veel van hun eigen Hair mengden, een Verblyf om 'er den volgenden Winter in door te brengen, want in hetzelve veranderden zy ieder voor zich zeiven, tot eene donkerbruine bynaar zwarte Pop, afgebeeld als in derzelver Spinfel leggende Fig. 4. Fig. 4. in dezen ftaat bleven zy nu den geheelen Winter over leggen, tot in het volgende Jaar. ■ ï' 5- Het was niet voor in het begin der Maand Juny des volgende Jaars, na dat myne gehad hebbende Rupfen in Poppen veranderd waren, dat de eerfte Vlinder uit dezelven voortkwam, vervolgends kwamen ook de overigen uit, zo dat in deze Maand,, alle myne Vlinders voor den Dag kwamen, twee daarvan, zynde naar een Mannetje en Wyfje afgebeeld, ziet men Fig. 5 en 6. waarvan de bovenfte Fig. 6. naar een Fig. j. Mannetje, Fig. 5. daarentegen naar een Wyfje getekend is, weinig of6geen uiterlyk onderfcheid is 'er tusfchen de Mannetjes ea Wyfjes T z Vlin-  ?6 NACHT- VLINDERS. Vlinders te zien, als alleen dat het Lyf der Wyfjes eenige meerdere dikte bezit, dan dat der Mannetjes Vlinders, ook zyn de zwarte Vlakjes of Stippen op de bove. Vleugel,-, by allen iets verfchillende, zo wel in de plaatzing als gedaante derzelven. 5. 6. Dat dit ïnfea , het welk in 't geheel niet onder de gemeenen ' maar wel onder diegeenen, welken men zelden vind, behoord had ik noch vergeeten te melden , en dat men het zo wel in den Staat van Rups, als in dien van Vlinder, maar eenmaal in het Jaar heeft is uit de hier voorafgaande Befchryving licht optemaken.  NA ('HT-VLINDERS varil 't Tweede GezinV/EERSTE BENDE   77 eest alle Rupfen, neemen eene enigzints byzondere houding 'aan wanneer zy ftil zitten of eigentlyk rusten en dus niet i oor^o?vreeten, verfchillende van dien ftand, waarin zy } zich bevinden, wanneer dezelven met eevengenoemde be' „ k^; afgebeeld is. Den 5/eB Juny,dus een-en- twintig Dagen na dat zy op de derde Huid verandering was gaan zitten , kroop de Rups in de Aarde, om in dezelve tot Pop te veranderen , hoe lang zy hierin nu gelegen heeft voS de Pop wording, kan ik niet juist bepaalen , want foen^k na verloop van yerfcheidene Dagen naar dezelve zig, door de Aarde uh heï g£? J%.4.V"7\de RuPsJzkh be™nden had , uitteftorten en te doorzoeken 4-vond ik eene zodanige rood bruine Pop, gelyk afgebeeld is ^ 4. ' Tot in den Herfst van het zelfde Jaar bleef de Vlinder in deszelfs Pop bekleedzel beflooten, maar eindelyk was dezelve, op eenen S naar de Pop ziende, (want dit deed ik toen Dagelyks, of fer ook eeS re°nrf£le ™ Ukkoi™Z des V,inders aan «W^E w r SeeJd%^ n V°°£?- 'fds ui[g.ekorae"> zy"de een Mannetje, afFig. 6\p>eeld */g 6 Dezen Vlinder nu ziende, was my dezelve reeds ht. kend, en myne Verzameling doorzoekende bevondfik béide deKun! 5 ftaat om Sr ^JN63' reeds te ^kten? ikwL duf £ 5 „,C oni W,v^es VJin^r aftebeelden, gelyk gefchied isX 1 ^2 2tifïeid d%SPrie^n, tusfchen de Mannetjfs enWyfi* is t end e kleïre?"^. ^T?" °-°g d6S Aanfch°^« Hfchi! terende kleuren, zyn deze Vlinders niet voorzien, echter is inzonder derd jannetje, aJ aaftiS me< Hchtere en donkere v7akkaSS cierd. Nu was my dus de geheele huishouding bekend, wX ik re vooren, offchoon ik de Vlinders reeds had, nief wist Wan^ Ruri£ waaruit zy voortgekomen waren, had ik nog niet gekend ?  NACHT-VLINDEKS nm t 'lVpc(h>(-i«i/,iuKKHSTK HKNDE.   Sr DERDE DEEL. EEN-EN- TWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, mn het Tweede Ge£ïn der Tweede Bende. het linden herculesje. p. ///. TSb. XXL, NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. 01 Vail Wal iitL UUIV ij li luvjg^, vv-uigv- aaiiiwiuillg geeven kon , tot het noemen , en onderfcheiden van andere of gelyk foortige Voorwerpen. Het Herculesje (*) in het I Deel dezes Werks befchreeven, draagt zynen Naam van de gelykheid der Rups, aan den (*) I. Deel 6. Stuk 2. Verh. t de Naamsoorfprong van dit InfecT: is het even eens gelegen als met de Naamen van veele andere dingen, welken ontleend zyn van eigenfchappen, hoedanigheeden, afkomsten,  %2 NACHT-VLINDERS. den KnoJs van Hercules, zo als men dien «woon is aftebeelden , en zo heeft de oppervlakkige overeenkomst van het tegenwoordige Voor! werp , met dat Infecl, ook dien naam ontfangen , doch om alllv . JÏÏNR?TV -en Naam van « ES K^K^h£bben 'er b"} en noera hee f. 2. Op dena Juny des jaars 1801, ontfing ik van eenen Vriend uitD-ve* ter eenige E:eren, door een Wyfjes Vlinder gelegd , weinig vi l 00 dezelven aantemerken, dan dat hunne „iterlyke gedaante zeer tli was by de ontfangst was hunne kleur licht geel/doch dezeTve v£ derde van tyd tot tyd, tot dat ze eindelyk rood, en oaarsch J oodkleurig werd, waaruit ik u^'^tj^t^ 3fleiden' °m de natuur,yke «««te te doen zien, h be TZZë' ?u Y 3lleen ln aanmerkins komt> het Wï* dat zich l t midden of boven op ontdekt. 12 5. 3. Ik had deze Eieren Hechts negen Dagen gehad, toen de ,We IW fen er uit ten voorfchyn kwamen, en my toefchenen tot deZ^" tend G,i . C ^ ZUlkS naauwk-^ een fterk verg™, tend Gla , doch geen bewys van meer dan tienpooten ontdekkende meende ik met veel waarfchynlykheid te kunnen veronderftdJe daL* want het is bekend, dat 'er zommige Rupfen zyn, die in haaren of of u ÊV£n 3,5 3ndere Spanr^fen '~P«. « ook fl ch t " aanwas T oude^ ^ ** ^™ dielokeven f, vervelling, zestien pooten verkrygen en die ook even als de Ze5tienpootige aiien gebruiken. Het voedfcl dat £  van let TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE. P. III. TdbJXXT. 83 myne jonge Rupfen voorzette beftond in Linde-Bladen , my tot dat einde aanbevolen, zy groeiden hiervan zeer wel, en namen in grootte zodanig toe, dat 'er op den 5 July reeds twee en vervolgens de overige haare eerfte vervelling ondergingen, den 12 en 13 dito, vervelden zy reeds ten tweeden maale, na v/elke vervelling een Voorwerp by Fig. 3. is afgetekend, nog tweemaal verwisfelden myne Rupfen van Huid, Fig. 3 (echter met meerder tusfehenpozing van Dagen) en waren vcorrs in het laatst van Augustus op den hoogden trap van wasdom ; Eene aldus volwasfene Rups ziet men in derzelver knodsachtige gedaante by Fig. 4. Fig. 4. in eene ftilzittende houding afgebeeld. u- De Rupfen volwasfen zynde verlieten hun Voedzel , en kroopen op den grond van hun Verblyf, zoekende als 't ware naar eene fchuilplaats onder de verdorde Bladen , ten einde hunne nadere beftemming aftewachten, hiertoe vervaardigde zich elk eene gelegendheid, door mid« del van een fpinfel, waarmede zy de afgevallene Bladen, aan elkander hegttede zo als by Fig. 5. is afgebeeld waarin zich tevens de Pop ^ ^m doet zien , zynde het bovenfte Blad van deze Wooning afgetrokken. 5 5. Daar lagen nu myne Rupfen van gedaante veranderd, en hoewel na* der aan haare verhevener ontwikkeling, echter dood voor het Menschlyk oog, den geheelen Winter en een groot gedeelte des volgenden jaars bragten deze Diertjes in zulk een fchynbaaren levenloozen toeftanddoor, tot dat zy in de Maand Juny als Vlinders ten voorfchyn kwamen. By Fig. 6. ziet men van deze Vlinders een Mannetjen, en by Fig. 7. Fig. 6. een Wyfje afgebeeld. De uitgekomene Vlinders paarden te zaamen,-^'g- 7« legden eene groote hoeveelheid Eieren, geel van kleur, even als die welken ik uit Deventer bekomen had, veranderden ook in rood, en paarsch, waaruit ik de bevruchtheid vermoedde, terwyl die welken geel bleeven, onbevrucht waren en ook eerlang indroogden. X 2 § 6.  U NA CHT-VLINDERS. 5 & Men rergelyke nu deze geheele afbeelding en befchryving welke naar de levendige voorwerpen vervaardigd zyn , en men zal weldra overtuigd worden , dat niet tegenftaande de fchynbaare overeenkomst der Rups en Vlinder van deze tegenwoordige Verhandeling, met die uit net I Deel, dit echter een geheel ander Infecï is; immers niet alleen toont «te Rups zulks reeds by voorraad aan, maar eene naauwkeurke befchouwmg der Vlinders, doet zulks nog klaarder zien in het onder. Icheid van kleur en plaatzing der vlakken op hunne Vleugelen daarenboven komt nog in aanmerking, dat volgends myne waarneemin* de ■nu befchreevene flegts eenmaal, en de anderen tweemaal des jaars al. Vlinders voorkomen. J ais  NACHT-VLINDERS ran 't TweecleGean^TWEKDE BKNDK   *n dit Derde Deel, op de zeventiende en achttiende Verbanl deling Tab. 17, 18. is afgebeeld en befchreeven, de aldaar 5 genoemde Olyfant-Vlinder, of Elpenor van Linnjeijs, w d™ ik eenen Vlinder vm^ott^d^ ^ veele jaaren, vond den aan de Duinen buiten flaarlem hl ê-°nd hef Gras en de Kruider hier te Lande nie aLen ,S ag ik, dat ook deze Vlin- vond, evenwel w^s mv toen L r ZelfVn onze n%h^ zich beter hebbe ik noch w7dSvt^ RnS n °C\°,nbekJeml' naderhand «*gen zyn verlooren geLTn glot K „ ^ ^ de waa™emin. reeds genoemden l| t ' ï k nu,d,00r de vriendelykheid van T . Edele zond my den a r Tni " ?3at ge?e,d ben garden* Zyn vVd XXÏI. f ^s de andere' Va rvanVg™tflf iTlid£ groo» y. ^- 5. op een Takje wX™ r A/ C afgebeeld is op Tab. XXI]. * J gefoke wJren, en hS ie! i} faarmede deze Rupfen groot ichouwd , door eene tameh ï ? P ^' 2* met het Microscoop be. men echter n ets i£« in ^ v^potdQg gdyk dezeis,2kc de Schaal , g££ ™*^eXif..?^ als £ene "*lyk gKEieren plaats vind ö "&ureerJiKJ1 i a's wel anders aan veele Vlinder, flf 3-by ™dQ w°f een ander afgebroken ftukje ^öozfe m/n **• 4. en als eeVst uit hec Ei alo^^^ een no« hee' £ S veel grooterc, ech er noch ^n . RW,. daar integendeel Fig. 4. eenf Zeer veele overeenkUr Luu ™§ M met vol^fene Rups veTtoond  wn het EERSTE GEZIN der EERSTE B. K III. Tab. XXIIen XXIU. 87 hebben , ontbreekt het Koorentje op het achterfte of laatfte Lid van het Lyf, eene eigenfchap anders van alle zogenaamde Sphinx of Pylftaart Vlinder Rupfen, dat dezelven met zodanig een Hoorentje voorzien zyn, hetwelk in de eene foort veel grooter is als in de andere, zynde by voorbeeld aan de Liguster Rups, in dit Werk befchreeven in het I'te Deel Derde Stuk, de Derde Verhandeling, zeer veel grootter naar evenredigheid van het Lichaam der Rups, als wel aan anderen, offchoon dezelven ook met een groot Hoorn voorzien zyn. Na dat deze Rupfen tot haare grootfte volkomenheid geraakt waren , zo als Fig. 5. naar eene dusdanige is afgebeeld, begonnen zy zich als 't ware , eene bekwaame plaats tot Hunne aanftaande verandering «ittezoeken, deze gevonden hebbende, vervaardigden zy van de afgebrokeneen verlepte Takjes van hun Voedzel, het IValftroo, door middel van eenige gefponnene Draaden , een Verblyf, waarby ook nog wel eenige brokjes Aarde mede ingemengd wierden , naar een dus toebereid Spinfel, is de afbeelding Fig. 6. vervaardigd , hoe lang deze Fig. $t myne Rupfen voor de Pop wording nog onveranderd in het Spinfel leggen bleeven , kan ik niet bepaalen , dewyl de gelegendheid om zulks waar te kunnen neemen, my ontgaan is, om nu ook eene Pop duidelyk te kunnen zien , is dezelve alg buiten het Spinfel leggende afgebeeld Fig. 7. Deze Poppen, in welken de Rupfen veranderd waren Fig. 7. tegen het laatst van de maand Augustus, bleeven den geheelen daaraan volgenden Winter over leggen , tor, in het begin der maand July des toen nog aanftaanden Jaars, De Ringen dezer Poppen , en wel voornamentlyk de middelden van dezelven , zyn voorzien met veele zeer fyne Haakjes of Puntjes , waardoor de Pop in ftaat is, zich om zo te fpretken, naar goedvinden uit derzelver Spinfel uittewerken of uittefchuiven, het geen ook alle de mynen voor het uitkomen der Vlinders deeden. 5 5. Voor dat de Vlinders uit de Poppen zouden komen , wierden dezelven zwartachtig en de Poppen zelfs werkten zich op den grond leggende, uit de ruigte, waarin zy zich, noch Rupfen zynde, gefponnen hadden volkomen uk , waarfchynlyk zoude men zeggen om die reedenen, op dat de Vlinder door de ruigte alwaar Hy anders moest door pasfeeren, niet befchadigd zoude worden. y 2 |. 0.  83 N A C H T.V LINDE R s. £«. ^er.rich 4gen, gelyk de afmeld ng%r ffce„ 'SL™^ een duatamg door deszelfs Vlinder JL£ Po^ Vfe afgeÏÏl"3" iJ?«?]iïBie 1?8e" de° s Ju|y- kl"amen ook de OTeriïe VB„R aers uk Hunne Poppen ten voorfchvn n uvenge vjin- *f 5-hebbe, Jfe p en IOPP beiden naa ^Ifl^iM^ gemte gedaante met uitgefpreide VJeuge Is. He?' onSShe?? ,1? ne, is meest te zien aan de meerdere diktevan het \lf a %Kc?a' Vlinders, boven dat der Mannetjes, dan wel aan de til,WJeS" hoorens, hoewel, wanneer men dezelven nTauwkYurïZrT Of/0eJ*  ^VCH'JWLINDmtS i-asz, i' Koi lK' Gezin Ay-iEj^RSTK KE XDIK.   XAt'HT-A 1 JNlXKRS ,i. // / KcvïXr Qy.m ,vv-KF.KSTE BEXDy,   8q de vyfde en zesde verhandeling van het zesde Stuk des * tweeden deels van dit Infecten Werk, zyn afgebeeld en be| fchreeven, twee Span-Rups Vlinders, aldaar genoemd de groen gebandeerde en bruin gebandecrde, om redenen der kleur van-de Banden over derzelver Vlerken lopende, de nu voorhanden zynde Vlinder ook mm of meer gebandeerd en meestal zwartachtig zynde, zo noe- me ik dan denzelven, de zwart gebandeerde Vlinder. z Reeds NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. VIER- EN- TWINTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Tweede Bende. DE ZWART GEBANDEERDE VLINDER. P. ///. Tab. XXIV. % t.  9* NA C II T-VLI N D E R S. % 2. Reeds verfcheidene jaaren geleeden, vond ik deze Rupfen op het zo genaamde Kleef-Kruid, Gallum Aparine, waarmede ik dezelven ook gevoed hebbe, en volwasfen zynde aftekende, zo als twee dusdanige naar Fig. i. a't leeven vervaardigde afbeeldingen te zien zyn, Tab. XXIV. by Fig r en Fig. n. de Vlinders zyn uit de toen gevondene Rupfen ook by my uitgekomen, doch verdere waarnemingen zyn 'erdoor de verhindering van andere bezigheden te dier tyd niet' gemaakt, i 3. Den io September nu d.ie jaaren geleeden, ontfing ik van mynen Vriend den Heere W. D. V. de Graaf te Enkhuifen, zeeven volkomene Span-Rupfen met tien pooten, door zyn Edele gevonden op het Lepelblad Kruid, Cochkaria offkimlh, de grootften kwamen volkomen overeen, met de aftekening, door my gemaakt naar die Rupfen welken ik te vooren op het Gaïïum Aparir.e gevonden had j het Lepelbla.1, 't welk ik deze nu gaf, gebruikten zy met veel graagte, zo dat de kleinflen, na by my nog eenmaal verveld te zyn, eerlang ook derzelver volle grootF'i. 3. te bereikten, de meesten waren bruin, gelyk Fig. r. doch zommigen ook groenachtig van kleur, gelyk Fig. 2. doed zien, allen begaven zy zich in dien ftand als de zo eeven genoemde Fig. 2. vertoond, wanneer zy eenig gerucht vernamen, ja zommigen kromden zich noch veel meer in elkander, en bleeven aldus een geheelen tyd lang zitten, eer zy het om zo tc fpreeken durfden wagen, wederom aan 't loopen en vreeten te gaan. De  van Ut TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE. P. III. Tab. XXIV, 01 $• 4- De vier grootften, of volwasfen zynde Rupfen, begaven zich, na dat zy b my noch vyf a zes dagen Lepelbladen gevreeten hadden in de Aarde, d ch maar zeer oppervlakkig, daar in tegendeel de meesten van di Rupfen, welken in de Aarde kruipen om in dezelve tot Poppen te veranderen, en als zodanigen te overwinteren, zeer veel dieper gaan; de overigen kroopen vervolgends insgelyks in de Aarde, hierin nu veranderden zy ook allen in Popjes, want na verloop van eenigen tyd, de Aarde doorzoekende, vond ik dezelvenj Een dusdanig Popje is afgetekend Fig 3. Fig. 3. S- 5- Het was den 24 en 25 September, dat myne eerfte Rupfen in de Aarde gingen, bygevolg reeds in 't begin van October toen ik vond dat dezelven Poppen waren, nu bleven zy allen leggen tot het volgende Jaar in de maand May, als wanneer de Vlinders eerst uit dezelven ten voorfchyn kwamen , afgebeeld Fig. 4 en 5 zynde Fig. 4 naar een Wyfjes-Vlinder, Figt ^ Fig 5 in tegendeel naar een Minnetje getekend, hebbende dus ruim zee- Fig.fr ven Maanden in derzelver Poppen verborgen geweest. Te verwonderen is het, dat, daar deze Vlinders en Rupfen 'er tweemaaien in 't jaar zyn, zy dus, welken in de maand May als Vlinders uitkomen cn hunne Eieren leggen, de daaruit voortkomende Rupfen, zo fpoedig in wasdom moeten toeneemen, dat de Vlinders waarin zy veranderen, ook wederom Eieren leggende, de daaruit komende Rupfen in de volgende maand September reeds in Poppen veranderen, zo dat de Vlinders, van dit om zo te fpreeken tweede Broedzel maar drie a vier Z a wee-  S* N A C H T - V L ï N D E R S. Weeken in hunne Poppen beflooten zyn, bygevolg nog niet een, zo veele Weekends de eet. belenen rel L»Zn ^ k^T De (htattende tod en de vliegende gedaante dezer VHndS , bv naa hetzelfde,dewylzy in rust zynde, met zeer veel van elk koomen, en duS ook niet kunnen afbeelden, derhalven ü my de ge daan te en kleur beiden onbekend, doeh ik twytfele „iet of dezelve zuT en .„gwerp,g van gedaante en geel van kient zyn, „„ £ de meeste „y bekende Span-Rnpfep van dit k.eine foort, uit du dan.Ve Eieren voortkomen. ausoamge  Nacht-vlinders van ^i>eecie(rf^hCvv •iwi^i^ïde bende.   n DE GRAAUVVE MONNIK. P. III. Tab. XXF. % i. y veele Liefhebbers word dit Voorwerp de gr aam t Mon* nik genaamd , uithoofde van deszelfs grondkleur, welke meest graauwachtig is, de Ridder Linn/Büs daarentegen noemd dezen Vlinder Umbratica. In het laatst van de Maand Juny, ontfing ik van mynen in dit Werk reeds meergenoemden Vriend, den Heere W. D. V. de Graaf te Enkhuifen, (wien ik myne dankbaarheid hiervoor opentlyk betuige) A a een NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. VYF- EN- TWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS. van bet Tweede Gezin der Eerste Bende.  94 NACHT-VLINDERS. een doosje met 30 a 40 Eieren, welken door een Wyfjes Vlinder by hoopjes gelegd waren eenige Dagen te vooren , maar zyn Edele wist toen niet of dezelven bevrucht zouden zyn ja, of neen, en dit is altyd het geval, wanneer men Wyfjes-Vlinders vangt, (het is om 't even van welke foort) en dezelven Eieren leggen , kan men niet weeten of zodanig Wyfje gepaard heeft al of niet, derhalven ook niet, of deszelfs gelegde Eieren bevrucht zullen zyn, maar zodra men ziet', dat zodanige gelegde Eieren van kleur veranderen, en niet indroogen kan men verzekerd zyn, dat dezelven bevrucht zullen wezen, 't welk in het tegenwoordige geval ook wederom plaatst vond, want toen de Tab xx^Moeder-VIinder dezeIven ^legd had, waren zy licht Stroo geel van fig'x. 'kIeur> in derzelver natuurlyke grootte afgebeeld op Tab. XXF. Fig. 1. Tig. a. en door het Microscoop gezien gelyk Fig. 2. maar na een paa^Dagen gelegen te hebben, veranderden zy van kleur en werden graauwachtig, dus een bewys dat zy bevrucht waren, niet lang hierna, kort voor het uitkomen der Rupfen, veranderde dit graauw en zy wierden paarschachtig van kleur. $3. . Den 3den July, dus maar zeven of acht Dagen, na dezelven gelegd \varen, kwamen de jonge Rupsjes uit, fpannende met twaalf Pooten, doch met eene matige vergrootting, kon men reeds duidelyk zien, dat zy zestien Pooten zouden verkrygen , de jonge Rupfen waren groen met zwarte flippen, doch wierden allengs donkerder van kleur, ik gaf dezelven Salade-Bladen te vreeten, welken zy zich zeer wel fmaaken lieten, en 'er ook zeer goed van groeiden, zo dat den ro July, de voorfpoedigften reeds voor de eerfte maal vervelden, en alstoen bruin waren, met in de lengte Ioopende ftreepen, den i2den en i3den July, dus maar drie Dagen na de eerfte vervelling, zetteden zy zich op de twee*  van het TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P.IU.Tab.XXF, 95 tweede verwisfeling van Huid, daar zy ook doorgeraakten , na deze tweede vervelling, gebruikten zy noch niet alle zestien Pooten in 't loopen , maar wel twaalf of veertien, echter kon men nu reeds zeer duidelyk dezelven alle zestien ook zonder vergroot glas zien, kort na de vervelling waren zy bleek van kleur, maar werden een poos daar na zeer donker bruin, offchoon nu deze myne Rupfen, allen zeer greetig de Salade-Bladen, tot fpyze gebruikten en 'er ook zeer fpocdig van groeiden, is echter hun eigentlyke en waare voedzel de GanzeDistel, Haaze-Latouw of Sogge Distel,, in 't Latyn So.ichus Oleraceus, waarvan hier een takje afgebeeld is, en ik twyffel geentzints, of, indien ik myne Rupfen, van jongs af aan niets anders gegeeven had als de zo evengenoemde Ganze-Distel, 'er minder de ficrftc zoude ondergekomen zyn als nu , door het vreeten van de Krop-Salade-Bladen. Den i6den en i/^en zaten zy reeds op de derde vervelling, daar zy ook wederom door geraakten. Den sifon July, waren zy reeds viermaalen verveld, doch nu begon 'er de fterfte onder te komen, zo dat de meesten, de eene voor, de andere na, aan eenen dunnen afgang of loop ftierven, uitgezonderd eenige weinigen, welken volwasfen wierden, eene dusdanig volwasfene Rups, ziet men afgebeeld. Fig. 3. Fig. y § 4- Ware het niet geweest, dat ik reeds eenige Jaaren te vooren, van deze zelfde foort Rupfen gehad hadde, welken toen in den Maand July, in de Aarde kroopen zich in dezelve een Verwulfd maakten om daarin tot Poppen te veranderen, ik zoude de geheele huishouding van dit InfecT:, niet hebben kunnen befchryven, doordien ook zelfs myne voor ditmaal volwasfen gewordene Rupfen , insgelyks noch aan die cige ziekte ftierven, waaraan ik ze allen verlooren had, maar hierdoor, A a a dat  ?« NACHT-VLINDERS. dat ik dezelven ,ls Poppen reeds h.d gehad, wierd dit gemis vergoed ' *: z T~^ — - ■£ S s Alle myne Poppen, bleeven leggen tot in het daaraan volgende Iaar en we tot in de Maand Juny, „„„eer de Vlinders uit dezelven te' voorfehyn kwamen. Men kan dezen „iet onder de fchoonen rekenenechter zyn zy niet zeer gemeen, wm men tteft de Winder» maar zeer' ze. zaam aan, dit word ook naar alle waarfchynlykheid veelal veroo, h»'™; ««* 8™ndk,eur, waar door zy aan eene Schutting *.«. of Munt «tende, met zeer gereed in -t ocg vallen. Fig. t J eenen Mannetjes Vlinder getekend zynde, doed zien dat dezelve merk ' *"te*r van klentis als de Wyfjes Vlinders, waar van een in de "> ?" "TT f d™te af?ebee'd hCbbe * 7. zynde dns aan Mannede " Wi"5;"yd=. «°k derzelver onder Vlerken ,e zien. De n,stJe Jfe 5. of lopende tod daarentegen van een Wyfje, ziet men Jfc , Dat deze Vtinders, maar eenmaal in he, Jaar zyn, kan me„ JJnKeis beièhreevenen levensloop van dit Lfecï, ZKr ^id i _  NACHT- VLINDERS van 't Tweede G ezinTWEERSTE BENDE.   9? ZES- EN- TWINTIGSTE EN ZEVEN- ENTWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van het Eerste Gezin der Eerste Bende. DE DOODSHOOFD-VLINDER. P. m Tab. XXVI. XXVII. %. i. ommige Jaaren zyn 'er, waarin deze of geene foorten van Rupfen veelvuldig gevonden worden , welken men daarentegen in andere Jaaren, geheel niet ziet, ja niettegenftaande alle aantewendene moeite geheel te vergeefsch gezocht zouden worden, zo heeft men eens een Jaar gehad , in hetwelk dè Page de la Reine Rups , befchreeven in het Eerfte Deel van dit Werk, in het Tweede Stuk, de Derde Verhandeling Tab. III. veelvuldig gevonden wierd op het geele Wortelen Loof, welken daarentegen naderhand in volgende Jaaren , zich in 't geheel niet zien lieten. Nu heeft men wederom in't voorledene Jaar, in eene tamelyke hoeveelheid gehad de Rups van de Doodshoofd-Vlinder, welke Bb daar- NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL.  8 NACHT-VLINDERS. daarentegen in andere Jaaren , zeer dikmaals te vergeefsch gezocht «, en het kan gemaklyk zyn, dat dezelve ook nu wederomfnveffcheidene volgende Jaaren, maar zeer fpaarzaam gevonden word. 1 Den Naams oorfprong van dezen Vinder, behoefd men niet verre te zoeken, de aartige Vlakken boven op het Borsrftuk of ievi op den Rugvan dit Meel, in zyién laatften Lat, zeer vee ma een Doods-Hoofd gelykende , hebben hiertoe aanleiding gegeeven De Ridder Linn/eus noemd dezen Vlinder Jtropos.. % 3- ■ Het was den 20 Augustus van het Jaar 1804, dat ik ten J fchenke ontfing van den Wel Edelen Heere Mr. De w£Lfj van W esïerr.qde, overfte Lieutenant, toen ter tYd zich te HardcrwyR bevindende (wien ik myne dankbaarheid hiervoor ook opentlyk betmge) twee Rupfen van dit foort, waarvan d™n z?ch reeds volwasfen bevond, beide wierden door my tifondfr een groot Verblyf met Aarde gedaan , waarin ik ook eenig Loof van knobbelige Nachtfchade (Solaru.n tuberofum) zynde onle gevvoone Aard-Appel, in een Glaasje met Water zette/myne grootfe Rups had derzelver fchoone groene kleur reeds verlooren, want dezdve was veranderd 111 bruinachtig geel, deze kroop nu ook terffond in de Aarde, en bleef in dezelve, de andere daarentegen, was noch Tah YYtrr ^ ¥ *** derZe!m' lchoón Sroen "och behouden, Seze Tab XXVI. hebbe afgetekend aan een Takje Aard-Appel-Loof op Tab. XxPI Sin' dez?ve, he\?CKO0k dit Kruid' *eer weI f'^aken tot den 3often Van dezeIve Maand 9 2ynde intusfchen noch vecI l™a zo dat derzelver mterfte langte , tusfchen de vier en vyf Duimen Rhynlandfche maat kon bedraagen. Dit fofeft, is als Rups, eene der grootfien welken men met alleen hier te Lande, maar zelfs in geheel Europa vind, zynde er voor zo verre my bekend is geene grootere f ut Rea'fmr> ^Vrankreikv^in Duitschland en meer' anderen hebben allen deze Rupfen gevonden op dejasmyn, ook in Engeland heeft de Heer Wilkes, dezelve daarop gevonden en geentziits op de Aard-Appelen; een myner Vrienden, heeft voor eenioe faaren eene van deze Rupfen gevonden 0p de Liguster, insgelyks fcWfc Dodto■ Scopolh m Karniolen, dit Infeft als Rups aldaar gevonden te hebben op Peereboomen, Hennip en Papenhout, met welker Bladen dezelven door hem gevoed waren. De Heer Rofel noemd ook deze R.ipS by uitzondering, als 0f dezelve alleen op de jïmyn be- hoor» n„ rWP," ' v. t.;;;^ L*"_,VCT1 ^ °K üec öorsrituk of liev-jr  U EERSTE GEZIN^EÈRSTE BENDE./YZZ. XXVLXXVIl. 99 hoorde, die grosfe Jasmin Raupe, zie Rofel Infeclen Eelustigung tf" Theil Tab. I. ÏL hier te Lande daarentegen, heeft men, inzonderheid in het gepasfeerde jaar, myn's wetens geen een op Jasmyn, maar wel en zelfs veelvuldig, op het Aard-Appel Loof gevonden. Bovengenoemde Rups, den 3often Augustus met vreeten uitfchydende , en nu ook volwasfen zynde, begaf zich van het aan haar gegeeven Voedzel af, loopende in derzelver verblyf, geftadig heen en weder, als naar iets zoekende, het welk zekerlyk was eene bekwaame plaats, om in de Aarde te kruipen, intusfchen veranderde zy ook reeds van kleur, het fchoone groen verdween, daarentegen nam een vuil geel de plaats daarvan in, na lang gelopen te hebben, kroop zy eindelyk in de Aarde 't welk my verblyde, want nu dacht ik zal zy gewis in dezelve zich een Hol maken, om 'êr de aanftaande gedaante wisfeling in te ondergaan, maar neen , na niet lang in dezelve geweestte hebben, kwam zy 'er ook wederom uit, doende dit zo tot eenige herhaalde keeren toe, wanneer zy 'er eindelyk in bleef. % 4- Uit vreeze myne in de Aarde gekropene Rupfen, in derzelver verandering te zullen flooren, zo liet ik den hoop_waarin zy gekropen waren, onaangeroerd ftaan tot het volgende Voorjaar. In den beginne, toen myne Rupfen in de Aarde gingen, dacht, ik, dat misfehien de Vlinders noch in het zelfde Jaar voor den Winter zouden uitkomen , en dat alsdan, de door de Wyfjes gelegde Eieren, over Winteren zouden , maar neen , dezelven kwamen niet uit hunne Poppen,' te meer dacht ik dit, dat de Vlinders noch voor den Winter zouden uitkomen om dat de Heer Rofel meld, dat hy den 29 Augustus de ledige Pop Huid vond, waaruit de Vlinder gekomen was , welke hy als Rups , in datzelfde Jaar had gehad, want fehryfd zyn Edele: „ de fpoedige wasdom myner eerfte Rups, , had my op de gedachten gebracht , dat zich dezelve noch voor " den Winter in de gedaante Van Vlinder zoude vertoonen ,' ik liet ", derhalven niet naa, Dagelyks naar myne in Pop veranderde Rups te zien, en na dat dezelve zes Weeken lang in rust gelegen had, „ vond ik eindelyk den 2Qften Augustus, alleen maar het ledige PopVlies daarvan , en den daaruit gekomen en Vlinder, aan een der l[ Houtfpaanen zitten, welken ik in de Aarde geftoken had.'1 Ik liet dus om myne Poppen niet te ftooren, de Aarde onaangeroerd , tot in het volgende Jaar in de Maand April. wanneer ik dezelve doorzocht, en "bevond dat myne twee in dezelve gekropene Rupfen, in Poppen veranderd waren, afgebeeld op Tab. XXVII. Fig. 2. 3. maar Tab.XXFIIi tot myn leedwezen bevond ik, dat de eene Pop Fig 2. zeer verftyfd Fig, 2. 3. Eb 2 niet.  ioo NACHT-VLINDERS. niet alleen, maar ook zeer veel donkerder van kleur was als de andere . waarwt ik befloot dat dezelve dood was, noch te meer befloot ik .dit oo«c mede daaruit, om dat deze Pop op \ gevoel veel lichter ;F,S. 3. van gewicht was, als dc andere welke afgebeeld ffflfr. s. want deï was met alleen merkelyk zwaarder, maar *et geen alles afdeed S zelve bewoog het achterlyf, maakte het daardoor meer als eens krom en gaf dus hiermede een volkomen bevvys dat zy leefde, dus bleef ik nochalgeftadigindie hoope, dat de daarin beflotcne Vlinder, zoude uit komen, maar neen, niettegenftaande al het wachten, 'er kwam ffeen Vlinder, en ook deze Pop verdroogde eerlang, zo dat ook hierin myn verlangen verydeld wierd,mtusfehen had ik.noch van twee Liefhebbers der Infecten, ten gefchenk ontfangen vier Poppen, dus ik in 't geheel zes Ponpen had , maar tot myn grootte leedwezen, ftierven ook deze allen Dit fterven der Poppen, is niet alleen.by myzo gegaan, maar ook bv andere Liefhebbers, welken dezelven gehad hebbent alleen weetik maar van eenen Vlinder,, dewelke by cencn Heer hier in de Stad *oor den Winter uit deszelfs Pop is te voorfchyn gekomen. Door dit menigvuldig fterven der Poppen, is dus zeer gemaklyk e voor. zien , dat in een volgend faifoen, de Rupfen zo menigvuldio- n°et zullen gevonden worden, als wel in het gepasfeerde gebeurd ja. % 5- ïn ^die«?/nU nie,tree?svan voorgaande tyden, Vlinders van dit foort in myne Verzameling bezeten had, zoude ik niet in ftaat geweest zyn, dit fchoone en grootte Infedt, in deszelfs laatsten ftaat te hebSg^f"?. ™" dewyl ikrdit had, en ook zelfs d zen ™n^omer, .in de maand Juny, noch eenen levendigen Vlinder ten gefchenke ontfing, welke door eenen Heer op deszelfs Hoffled- * 4- a^Tk^^^-^ de-lveda8nook "2a V ■ XXVIL F!'è 4- m eene vliegende gedaante , in dezen ftand , ziet men niet alleen de fraaije tekening en kleuren der Boven maar ook die der Onder-Vleugels tegelyk. De ve wonSerlvke tekening, boven op het Borstftuk of den Rug des VfinTe?s zeer der nzaoarar\Bïkened °f gelyken&de, heeït den'Wn- Ei^eL ï * W V°°r rcedsJ?K& hebbe by de Nederlandfche .Liefhebbers , den naam van Doodshoofd Vlinder gegeeven.  XTACIIT-VLIKTJERS w/?^Eerfte GezinQ^/'EERSTK13ENDE'.   sTACHT-VLLNDERS vtmèEevsteGeti^rEERSTE BENDE.   101 NEDERLANDSCHE INSECTEN* BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. over de NACHT-VLINDERS, van bet Eerste Gezin der Eerste Bend-e. DE DOODSHOOFD VLINDER. P. III. Tab. XXV11L Ie reeds van dit InfecT: vervaardigde twee plaaten , in 'c licht ge¬ geeven zynue, Kwam net my niet ongevoeglyk voor, noch eene derde plaat, van dezen fchoonen engrooten Vlinder te vervaardigen , te meer daarom, op dat men des te beter, niet alleen het onderfcheid in tekenina. maar wel voornampni-lvtr in Hf>nr aan deze Vlinders, afgebeeld op Tab. XXVIII. Fig. 5. en 6. zoude' Tab XXVIIF kunnen zien over 't geheel is deze by Fig 5. afgebeelde vliegende «•;-'- c Vlinder, veel donkerder van kleur, als de Fig 4. op Tab. XXVII..doch deze laatste is merkelijk grootter, 't welk anders doorgaands de Wyfjes zyn, offchoon het voorwerp naar hetwelk deze afbeelding vervaardigd is, even zo wel een Mannetjes Vlinder, als de eerst genoemde is. b Aan deze foort van Vlinders, kan men het onderfcheid der kunne niet zien aan de meerdere of mindere dikte der fprieten , zo als wel by veele anderen plaats vind, maar men moet het onderfcheid van Gedacht, alleen gewaar worden aan de meerdere of mindere dikte van het achter Lyf zynde dat der Wyfjes Vlinders, altoos dikker als dat der Mannetjes' gelyk men dit ook zien kan aan de afbeelding Fig 6. welke naar een lopend Wyfje vervaardigd is. Cc yaat DERDE DEEL. ACHT - EN- TWINTIGSTE VERHANDELING-  r;. ///TVA^.lri^/ju^'/J'.Ki^S'l'i-ll'.KNl »;•   NACH' 1 '-VLINTJEERSvan riWiUi Gcnn ^v-EKRSTK BENIXK.   "3 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BKSCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. V1ER-EN-DERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE GESTREEPTE DENNE-RUPS-VLINDER. P. IIL Tab. XXXIV. ter onaericneioing van anaere vunoers, ai gejtreepit Denne-Rups-Vlitider. Het is reeds eenige jaaren geleden, dat ik ons tegenwoordig Voorwerp in deszelfs ftaat van Rups en Vlinder gehad hebbe, maar derzel- Gg ver balana Piniperda is de Latynfche naam van ons tegenwoordig Voorwerp, en zoo verre my bekend is, nog geenen Nederduitfchen naam hebbende, zo noeme ikdan dezelve,  114 NACHT-VLINDERS. ver uitgave is tot nu toe vertraagd geworden, en zoude misfehien noa langer hebben agter wege gebleven, ware het niet dat my terhand was gekomen eene Verhandeling over de verwoestingen door fchadelykt DennenRupfen aangerigt, door otmar ten cate, gedrukt en verfpreid op Last van den Minister van Zyne Majefteit den Koning van Holland, tot de Binnenlandfche Zaken (*), in welke Verhandeling ons tegenwoordig Voorwerp mede voorkomt en als zeer fchadelyk voor de Dennen-Bosfchen wordt opgegeeven, het zal my dus tot genoegen verflrekken, als ik door deeze Verhandeling, iets kan toebrengen, tot hetalgemeener bekend raaken van deeze Rupfen, op dat dezelven hierdoor meerder verftoord worden, en niet in zoo groote menigte toeneemen, om het aankweeken van Denne-Bosfchen te kunnen benadeelen; geheel uitteroeijen zal wel onmooglyk zyn, ook heeft de Alwyze Schepper dezelven niet geièhapen om door ons Menfchen weder te doen verdelgen; doch het is ons vergund , derzelver altegroote en fchadelyke vermeerdering door alle daartoe dienstig zynde middelen, zoo veel in ons vermogen is tegen te gaan. Men kan ten aanzien dezer fchadelykheid insgelyks breedvoerig hier over lezen het werk, uitgekomen te Halle in het jaar 1785. tot tytel voerende der Natarforfcher, 2ie Stuk, waarin dezelve mede zyn afgebeeld op Tab. 3, wordende onder meer andere voorbeelden van haare fchadelykheid aldaar gezegd, dat in het jaar 1725 in ondericheidene Districten van Duitschland, omftreeks Numberg, dezelve in den tyd' van veertien Dagen byna duizend Morgen Denne Bosfchen hebben af- (*) Deeze Verhandeling is thans geheel geplaatst in het Magazyn van Vaderlanafibe Landkuv, door jan kops, 3e. Deel, 3e. Stuk.  vanhet TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. III. m afgevreeten, zoo dat de Boomen in korten tyd kaal en als verdord aantezien waren. I p-, j i ■' Meestentyds is het my gebeurd, ons tegenwoordig Voorwerp in deszelfs ftaat van Rups te vinden in de maand May, zynde dit de tyd dat dezelven uit de kort te voren door de Moeder-Vlinder gelegde Eijeren ten voorfchynkomen, en zyn in 't begin bleekgroen van kleur, doch na de eerfte vervelling reeds meerder geftreept, welke ftreepen na iedere verwisfeling van huid, helderer worden, komende de oranjeftreep op zyde, eerst na de laatfte vervelling langzamerhand te voorfchyn, en wel in den beginne zeer flaauwelyk, zynde byde eene Rups rooder of geelder als by de andere; eene nog niet volwasfene Rups ziet men afgebeeld op Tab. XXXIV, Fig. U en eene geheel volwasfene Tak XXX ir. Fig. 2., hebbende deeze laatfte derzelver volkomene grootte bereikt. 2- ï 4- De Rupfen den tyd der verandering in Pop voelende naderen, verlieten de Denne Naalden en begaven zich naar beneden, om in de Aarde te kruipen en aldaar haare gedaantewisfeling te ondergaan, makende ieder zich in dezelve maar eene holte en veranderde daarin tot eene Pop, welke afgebeeld is Fig. 3-, dit gefchiedde by my in huis, om- Fig. 3. ftreeks de helft van de maand July, doch hetwelk in de opene lugt mooglyk wel iets -later zyn zal, om reden dat het doch in huis zoo koud niet is als buiten hetzelve, waardoor het groeijen der Rupfen doorgaans langzamer gaat, en ook naar mate de Voorjaarswarmte de Eijeren of vroeger of later heeft doen uitkomen, en dat een warme of koude zomer den groei der Rupfen heeft bevorderd of vertraagd. Gg 2 §-5-  u5 NACHT.VLINDERS. Alle myne Rupfen nu in Poppen veranderd zynde, bleeven den ge: heelen Winter over leggen, en het was niet voor in de maand April des volgenden jaars, dat de Vlinders te voorfchyn kwamen, van welke Tig. 4.'er een afgebeeld is in de vliegende gedaante Fig. 4. en in de rustende Fig. 5. of lopende fland by Fig. 5., hebbende dus den tyd van vier-en-dertig a zes-en-dertig weken, by my als Poppen overgelegen. Wanneer nu in de vryheid de Vinder zyn Popvlies verlaten heeft, en deszelfs vleugels haare volkomenheid bereikt hebben, vliegt hy in den nacht rond, tot dat dezelve zyne wedergade vindt, en na alsdan gepaard te hebben, ontlast het wyfje zich van hare Eijeren, die dan maar weinige dagen onuitgekomen blyven leggen, komende de jonge Rupsies al fpoedig te voorfchyn, dewyl ik blykens $, 3. dezelven meestentyds in de maand May gevonden hebbe, en lyden dan ieder een afgezonderd en geenzints een gezellig leven.    II? NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. VYF-EN-DERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van hei Tweede Gezin der Eerste Bende. DE MIDDELBAARE NACHT-PAAUW-OOG.1 P. III. Tab. XXXV. te zullen doen, met de befchryving van eenen Vlinder, welke met Hechts zeer zeldzaam is, maar daar en boven, wanneer hij al enkele reizen op Verkoopingen van Kabinetten van Infe&en verkrijgbaar is, door zyne gelykenis (inzonderheid van het Wyfje) met den door mij in het eerfte deel van dit werk, in het vierde ftuk Tab X en XL befchreven en afgebeelden kleinen Nacht-Paauw-Oog, dikwijls voor denzelven wordt aangezien en dus miskend, hoe wel een kundig en oplettend Liefhebber deezen Vlinder naauwkeurig befchouwende, weldra? H h «mg ffchoon het Infeft in deeze Verhandeling hefchreven, zo verre ik weet, nimmer in ons Vaderland gevonden is, en daarom, misfehien eigentlyk niet tot de Nederlandfche Infecten kan gebragt worden, hebbe ik echter gemeend t • j„-iVTnnniirliN1ra H'ïfl-r-iri'f» m»pnpn nnHïpnsr  xi» NACHT-VLINDERS. nSV^etS? (Waa™ ftrakS nade° * °ntdekken en zich *» Veelen myner Lezeren zullen veeffigt verwonderd zyn, dat ik den onlangs door my befchreven en uitgegeven, grooten Nlhlvtutool ff"e ,n deel XJD7, XOr/z en ATAV/z, onder de n!derandfche Infecten heb gerangfchikt, daar dezelve hiemons Vaderland^maar zeer zeldzaam en dan wel zo als my door ^eloofwaardL ge Natuurkenners verzekerd is in de BaronY van Breda "vonden word. Wanneer 'er flechtst maar wat meerder liefhebbery vval voor het vangen en verzamelen van Vlinders en Rupfen en het opvoeden van deeze laatlten, ;wairlyk eene geringe moeite welke meestal vTtvTtot ?^^nsgeloond ^vord O ronde men zeer waarfchySyk van tyd tot tyd, zyne Verzameling met zodanige Voorwerpen vermeeroeren welke men tot hier toe waande alleen buitenslands worden; zo heeft, om dit door voorbeelden te bewyze? de h4c lËSritT^V* hCtc jMr V** dc van het Cartnlfyt hnd(Phalma Noctua Sponfa) by Rösel, in 't IV Deel Tab XIX befchreven op. een Eiken ftruik gevonden opgevoed, S den VlS ITKtS211-' Wdke £hanS ™* Verzameling bevvaard word W/Ï h T Jaar°n Tl'0eger' WV'en d° heer caspar s t o l L, Op Sjwtdy*, de Rups van den Oleander Pylftaart, (Sphimc Nem) gevangen , welke echter, onveranderd geftorven is. Zoo is voor tweeTal ^^^tt:S^^^%^^^ SPh™x Celerlo, zie ros el IK Deel, Tab VIII by Haarlem op een Wvnftok gevonden ?" gelukkig in een fraayeji en volkomen Vlinder veranderd. Zoo heb ht rr Jk ^ ve/V00J e,enige jaaren een Wyfjes-Vlinder, van den Landlyger {Phalcena Bombyx JEsculi) gehad, welke alhier te Amflel*m gevangen was, en by my een groot aantal bevruchte EhWg£ legd heeft, welke echter alle, by gebrek van behoorlyk Voedfel voor de uitgekomen Rupsjes , mislukt zyn. Doch laat ons na deezen langen uitflap tot ons tegenwoordig Voorwerp wederkeeren De Wel E» Heer Mr. cornelis van unnep, van wie» ik in dit werk reeds meermalen gewag gemaakt heb, en welke de in deeze Verhandeling befchreven Vlinders in den Jaare 1791 on'de Vetkooping van het Kabinet van wylen den Heer vriendTte Haarlem fc Sfeft af f860 ï'75 gCk0gt ^ heefC mv in ^ gefleld, d?rS je Infeótaf te teekenen en daardoor myne befchryving van de drie «aar den aart van hun onderfcheiden Voedfel, Phalena Bombyx Pyn9. Sp'ni  van fat TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. III. 119 Spini en Carpint) volledig te maaken. Ik zeg van de drie foorten , wyl ik fdeeze derde foort my toen nog geheel onbekend geweest zynde) in myne befchryving van den Grooren Nacht-Paauw-Oog, Pag. 107. flechts van wee foorten melding heb gemaakt. $.3. Doch ook aan den Ridder link.eus was deze tegenwoordige Vlinder niet bekend; en dit is het geval van meer andere vroegerer Natuuronderzoekers geweest. Wel is waar dat reaumur en geof fr01 op zommige plaatzen gewag maken van een Paon moyen, doch fiechts by vergisfing, hebbende zy, of kleine voorwerpen van den orooten, of grootere van den kleinen Nacht-Paauw-Oog, voor een midÜclfoort gehouden; wyl alles wat zy van de Rupfen zeggen op eene dier beide foorten toepasfelyk is. De Weener Entomologisten zyn de eerften creweest, welke de huishouding van dit Infeft volkomen hebben leeren kennen, en zich daardoor verzekerd dat hetzelve geene Variëteit van den kleinen Nacht-Paauw-Oog, maar eene geheel byzondere foort op zich zeiven is. Wyl de Rupfen op de Sleepruim (Prunus Spinofus) gevonden worden hebben zy den naam van Phalena Bombyx ipini aan den Vlinder gegeven , welke echter naderhand meer bekend is creweest onder dien van Pavonia media, gelijk de Franfchen hem instel vks Le Paon moyen noemen. In navolging hiervan en om hem van de beide overige loorten te onderfcheiden, heb ik geen zwarigheid gemaakt hem 'den middelbaaren Nacht-Paauw-Oog te noemen. % 4* De Eijeren van ons Infect zyn, zoo verre ik weet nergens befchreven of afgebeeld, doch de afbeeldingen der Rupfen zyn, en by esper, in zyn e Europaeifche Schmetterlingen ,enby ernst en engramelle, in hunne Papillom d' Europe te vinden. Deeze Rupfen zyn van hunnegeboorte af donkerbruin, met bleekblaauwe wratten tot aan de derde vervelling , en vervolgens met geele of oranjekleurige wratten.Esper's afbeelding (III Deel, Tab. van de volwasfene Rups, welke my voorkomt de uitvoerigfte te zyn, heeft wel een bruinachtige maar ook eenigzins naar het paarfche hellende grondkleur. De Rupfen behoren tot de gezelligen, doch zyn zeer moeilyk groot te brenoen en men heeft waargenomen dat 'er ook van die welke in volle vrvheid 'of in 't wild leeven, zeer veele voor de verandering fterven :■ waardoor dit geQacht altyd vry zeldzaam blyft. Echter zyn zy niet H h % ^mende uit de ïweande» ■ Eitjes eerst den volgenden Dag de Rupsjes le voorfchyn Den o Augustus vervelden de voorfpoedigften voor de tweede keer 1™™, V men toen op het tweede lid van achteren een rode punt zitlft Fsg.2. afgebeeld is ^ 2. Den a5« gefchiede de derdflCdvSs'flS? zynde de rode punt toen nog merkelyk zichtbaarder; maa? 2' de, het geene ook de laatfte vervelling bleek te zyn? was de ïun't zwartachtig geworden, en ook niet zoo\erheven akte vooren £„f ^ zoodanige volwasfene Rups is afgebeeld by Fig. *. Deeze Se ver ' wisfehng van Huid ging veel langzamer als d? Lrigen, b nLnde hier wel twee Dagen mede door, en gefchiede den 3?Au*wtus- drie a vier Dagen hierna, wierden dezelven buitengemeenïghn& hlloiïZ my deed denken, dat hunne vcnindermgnadeWe, »o^gook krmpende den 6' September in de aarde! Toe*1 deeze Rupfen dl volwasten waren, vond ik weder op dezelve plaats daar ik de S veT,?" ^ e,lneilUpS' diG' "a het mv voorkwam, reeds drieSl verveld was welke Rups, nadat ik deeze nog eenen dag ge had S haare groene kleur verloor en geheel bruin wierd; ik dachtScSen veranderd dit weder na haare laatfte vervelling, maar neen zvmÏÏ bruin cn kroop omftreeks half September insgelyks in de aarde? 4. Myne Rupfen nu in de aarde gekropen zynde, liet ik venmi,™M„ fhl ftaan tot den ^ Maart dezes JaarsPi807. wanneet^ k bevond gda? zy zich ter verandering in Pop, een fpinfel hadden vervaaS ' F'g+ van een afgebeeld is Fig. 4.; "om nu doch o^Tv^T^9^ ik een zoodanig fpinfel open, het geen maar heel los wa zatnenK fteld, en vond daarin eene bruine Pop, aan het einde met rSï £g Fig.5. Puntjes, gelyk by Fig. 5. te zien is. mt tVV££ f^ne $. 5. Ik bleef nu van tyd tot tyd de verfchyning myner Vlinderen afwa»; ten, nieuwsgierig zynde hoe dezelven zouden ukzien , en het waï3E voor den 22 May, dat de eerfte het Popvlies verlaten had! en del a3£ eerst den 20 July, zynde dus een onderfcheid van byna TlvSden &g.6. ByFsg.6. ziet mer, een rustend Mannetje, daarentegen by i4 7 een ^.7. vliegend Wyfje Het onderfcheid der kunne is te ontdekk^aa'n de meerdere dikte der fprieten van het Mannetje, boven die vafhet VVvf! je, zynde anders m tekening der kleuren en groote, volmaakt gelyk    123 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. ZEVEN-EN-DERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE WILLIGE SCHORS-RUPS EN VLINDER. P. III. Tab. XXXVII. ig:**Brs"r»ïfs- welKen Zien acncei uc i(.iiuis uci vvmig^ iwumv." »<-» fchuilden, maar ben tot heden toe buiten de gelegendheid geweest, hunne Huishouding en Afbeelding den Liefhebberen aantebieden, zoo als ik nu in deeze Verhandeling de eene, en in eene volgende, de andere foort hoope te befchryven. Kk §■ 2. 5- 1. iele Rupfen hebben de gewoonte, zich over dag te ver. fchuilen, daarentegen des nachts hun voedzel te zoeken; de eene foort doet dit echter meerder als de andere, zoo waren my reeds verfcheidene Jaaren twee foorten bekend,  1A4 NACHT-VLINDERS. Ik noeme ons tegenwoordig Voorwerp, met uitzondering, De Wil. ligt Schors-Rups en Vlinder, om redenen dat hetzelve zich in den ftaat van Rups, zoo wel als in dien van Vlinder, den geheelen dag achter de fchors der Willige Boomen verfchnilt, en maar alleen des nachts 'er achter van daan komt, doende dit zeer veel meerder als de andere foort, welke hetzelve msest alleen maar in hunnen volwasfenen ftaat van Rups doen. Het was op den 23, May des Jaars 1806', dat ik met een myner Zoonen, buiten de Haarlemmer-poort dezer ftad, aan den Hogendyk wandelende, en op de aldaar ftaande Willige Boomen naar Rupfen zoekende , onze tegenwoordigen achter de fchors vonden, en wel m i YYYF-rr meest allen reeds v°lwasfcn, zynde de eene veel ligter van kleur als de * ji~ 2 andere, ziende men op Tab. XXXVII. by Fig. 2. afgebeeld eene ligte jp£* 3' en daarentegen by Fig. 3. eene donkere. Myne gevondene Rupfen, gaf ik, te huis gekomen zynde, Willige Bladen, welken zy zich zeer wel fmaaken lieten, tot in het laatfte van dezelve maand May, wanneer de meesten begonnen intefpinnen, om tot Poppen te verauderen, maakende zich een Spinfel aan de fchors , waarvan ik eenige ftukken in hun verblyf geplaatst had; een dusdanig Spinfel, zittende op een ftuk fchors en zynde van boven open gefneden Ftg. 4. om de PoP in hetzelve te kunnen zien leggen, is afgebeeld by Fig. 4. Eenige Rupfen, welke ik gelegendheid had in hun Spinfel waartenemen, lagen twee i drie dagen, andere wel zes a zeven dagen eer dezelven tot Poppen veranderden. Deeze Poppen, waren ligt geelachtig van kleur na de verandering, doch werden al langzamerhand don* kerder, zoo als de afbeelding dezelve vertoond, $• 5.  VAN HET TWEEDE GEZIN DER EERSTE BENDE. 125 Deeze Rupfen, den geheelen Dag, achter de fchors der Willige Boomen, verlchoolen zynde , zoo zoude men denken dat dezelvenzeer weinig voor de vernieling der Wespen behoefden te vreezen, doch dit ging buiten myne verwachting, hebbende ik 'er verfcheidene gehad, uit dewelken nog levendig zynde, reeds de Wespen-Wormtjes uitkropen, die zich dan oogenbliklyk infponnen en waaruit dan eenige dagen daarna, de Wespen te voorfchyn kwamen; ik had echter, doordien wy 'er veele gevonden hadden, het genoegen, eenige in Poppen te zien veranderen, en dus hoop hunnen geheelen levensloop te bekomen, maar ook by deezen waren 'er nog, waaruit tot myn leedwezen Wespen, in plaats van Vlinders te voorfchyn kwamen. Den 17e Juny, dus omtrent drie weken na dat de Rupfen zich hadden ingefponnen, had ik echter het vermaak de eerfte Vlinder te zien te voorfchyn komen, en vervolgens nog eenigen, dezelven pronkten met geene fchoone kleuren, gelyk men aan de Afbeelding zien kan , zynde Fig. 5. naar een Mannetjes Vlinder vervaardigd, vertonende te p}a. , gelyk de rustende ftand, daarentegen Fig. 6. naar een Wyfje, het geen e jr^ ook de vliegende gedaante doet zien. Alle myne Vlinders, plaatfte ik nu in eene met Gaas overdekte Doos, in hoope dat zy zouden paaren en Eijeren leggen; dezelven waren ook niet lang by elkander geweest, of hadden het laatfte, te weeten het Eijer leggen gedaan, dan of zy insgelyks gepaard hadden was my tot nog toe onbekend; want op den21 Juny des morgens, de Doos willende open doen, was de Dekfel als het ware vast geplakt, ik trok dezelve 'er echter af, en vond twee hoopjes Eijeren, van twintig a dertig ftuks, tusfchen de Dekzel en de Doos vast gelymd, door middel van een geele Gom, welke over de Eijeren heen zat; ik meed K k a de  ia* NACHT-VLINDERS. de ftukjes hout, waar dezelve op gelymd waren, voorzichtig uit de Doos, om reden dat ik bevreesd was, ze anders met oPen en d^ doen te zullen befchadigen; naderhand vond ik nog meeE SodS ttv » dr,D°0S' en 00k °P de ftuk^n der Wilüffe fchors die iKJ F,g. i. wegfchuihng voor de Vlinders in de Doos gelegd had; % i ve be ld een hoopje Eijeren op een ftukje hout geplaatst. ê x -verbeeld Myne onzekerheid, te weeten of myne Vlinders gepaard hadden al rdPTdfp°ed;grggenomen' doordien ^a^veinigföten na dat de Eijeren gelegd waren, dezelven potloodkleuri* wierden8 en niet indroogden, het geene anders Eijeren; door een VVvfTes V1 ndeï gelegd dat met. gepaard heeft, zeer fpoedig doen; ik tmfeldeltï met of deeze Eijeren waren bevrucht, zoo ais ook in ? vevvolt van de jonge Rupsjes in de Si% 5 aeezes jaars ten voorfchyn, zynde ligt bruin van kleur met rwW Kopjes, gebruikende al aanftonds hunne zestien Pootjes doch Snrf meer fpannender wyze; ik gaf hun ten eerften Wmig J Blaaden d wef ken zy Zlch ZCCr wel fmaaken lieten en vervelden hifrop ™ dYeerf* maal vyf è zes Dagen, na dat zy uit de Eijeren gekomen waren ver toonden zich toen reeds van kleur en tetening%STz7SwJ£ deden , ondergingen ook door alle de volgende VervdKhier omtrent geene verandering, bereikten hunne*volle groote iï tet laaïte  NA.( :irr-VJ.INJH£RS*w/z/ÏWJr (ic/.ni,A /< Jt geheel nier gedaan had; deeze R p ^ 'et^ hgter van kleur, als de andere, en afgebeeld Fig. I tadeiKS zo als dezelve meestentyds achter de Schor* lag v4g?efchoolen! §' 3. De eerfte Rups vervaardigde zich een Spinfel den atfften Tunv om daarin tot Pop te veranderen; en de andere den gften Efi ™ de Schors, een dusdanig Spinfel, met de Pop daarm,f afgebeeld^ 4-, daarentegen Fig. s. vertoond deeze laatste uit het Spinfel "enomef Eenige dagen hierna, brak ik het Spinfel van dsh^i^Sl Rups open, en vond dezelve nog onveranderd *S*Wi3R«S leggen dekte het toen weder digt, hopende dat dezelve echter 2beuSeP r^;ia"dernn5 °m S? de" tvd te weten wan r dï gebeurde, zo zag ± er alle morgen naar, tot den roden Augustus zynde toen eerst m eene Pop veranderd, hebbende duslS dm eene Maand, onveranderd gelegen. ? ° 1 _ ff. 4. De eerfte Vlinder, 't welk een Mannetje was, afgebeeld m do vLegende gedaante Fig. 6. kwam den .aften ^edi^elÏÏfiy? en de andere zynde een Wyfje, het geene Fig. 7. ve,beeld in den rustenden ftand, verliet eerst verfchcidene da-en daarnaS vhes, toen tot myn leedwezen, het Mannetje reeds dood w , Hegbende 'er dus geene Eijeren van kunnen bekomen, dochT wyfeï als eijeren over™>»in he< y«32    'ï.20, NEDERLANDSCHE INSECTEN, BES CH REE VEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. NEGEN-EN-DERTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE HEREMIET. P. III. Tab. XXXIX. §. ii ****** ladrolders, is de algeraeenê aangenomene naam van die * JD) * foorten van RuPfen> dewelken de Bladen der Boomen ****** of Plantgewasfen, daar zy op aazefl, als het ware te zamen rollen , waardoor het veeltyds gebeurd, dat men naar Infeéten zoekende, zulke Bladen zal aantreffen ; ons tegenwoordig Voorwerp, dat eigentlyk geen Bladrolder is,' heeft doch die eigenfchap, dat hetzelve den geheelen levensftaat van Rups door, m te saam gefponne Bladen leeft, en wel iedere Rups afzonderlyk, het is om deze redenen, dat ik hetzelve De Heremitt noeme, zynde voor zo verre my bekend is, nog by Mm " §eet  Tab. XXXIX. $9 NACHT-VLINDERS. geenen anderen Autheur befchreeven, en draagt dus ook geenen anderen naam. §. 2. Het was op den «Hen Juny des Jaars 1807, dat ik op de Willige Boomen zoekende, aan de einden der Takjes, de Bladen te zaam gefponnen vond, en dezelven van elkander trekkende, daarin befloten zag eene groene geftreepte Rups, en wel altoos in elk bosje Bladen, maar eene Rups, levende dus geheel eenzaam en van elkander afgezonderd, ieder als het ware in eene aparte Herem itage, Fig, 1. 0p Tab. XXXIX. vertoond een dusdanig te zaam gefponnen bosje Bladen, aan het einde van een takje Willige. i 3. Op bovengenoemde Dag, hadde ik maar twee dusdanige Rupfen gevonden, zynde bynaar reeds volwasfen, wierden ook eenige dagen daarna paarsch op den rug, het welk my deed denken, dat haare verandering in Pop naderde, het geene ook door de uitkomst bevestigd wierd; maar den volgenden dag, 'cr naar ziende, was de kloekfte dezer twee Rupfen, in het glaasje met water, waar ik de takjes Willige Bladen in geplaatst had, gekroopen, en naar het fcheen verdronken, ik nam dezelve 'er echter uit, en legde haar in de zonnefchyn op dubbelJ vlocy-papier neder, had ook het genoegen na verloop van een quartier uur, dezelve weder te zien herleven, en heeft hier door ook hoegenaamd geen ierzei gekregen, want zy is in een volkomen Vlinder veranderd; uit dit n het glaasje kruipen befloot ik, dat deze Rupfen in de aarde souden gaan en daarin tot Pop veranderen, ik gaf dus dezelven Varde, en de fchynbaar dood geweest hebbende Rups zo wel, Is de andere, kroopen hier ook beiden ia. . 4. Om-  . van'hei Tweede Gezin dtr Eerste Bende. P. IIL 13$ Omftreeks de helft van de zelfde Maand, na dat de twee bovengenoemde Rupfen reeds in de Aarde gekroopen waren, vond myn Zoon wederom eenige van deze foort, en ook ieder in een apart digt te zaam gefponnen bosje Bladen; de klynfte dezer Rupfen, kwam my voor dat maar eenmaal verveld was, en deed dit wederom den ipden Juny, vertoonde zich toen zo als Fig. 2. doed Fig.3.2 zien, onderging de derde huidverwisfeling den aöften, en eindelyk in het begin van de volgende maand July, voor de laatste maal; om deze vervellingen waar te neemen, moest ik telkens, als ik naar de Rups zien wilde, het bosje Bladen lostrekken, waarna de Rups de Bladen weder te zamen fpon, of ook wel een ander bosje opzocht, en dat als dan te zamen voegde: Eenige dagen na de laatste verwisfeling van Huid, wierd dezelve, even als de vorige, paarsch van kleur, doch bleef na deeze verandering, nog in haar Celletje, tot omtrent -op het ogenblik dat zy in Pop zoude veranderen, komende toen te voorfchyn en kroop bynaar aanftonds van de Willige Bladen af naar beneden in de Aarde. Fig. 3. vertoond eene dusdanige volwasfene Rups, dewelke haare Ftg.3; volle groote bereikt heeft. §• Si Toen nu alle myne Rupfen volwasfen geworden, en in de Aarde gekroopen waren, liet ik dezelven onaangeroerd ftaan, tot den roden July, wanneer ik bevond dat iedere Rups, zich maar een los Spinfel had vervaardigd, afgebeeld Fig. 4. uit Aardkorreltjes te Fig. 4; zaamen gevoegd, en daarin tot eene lichte bruine Pop was veranderd, welke uit het Spinfel genomen Fig. 5. vertoond. Ftg.$4 Mm z 5. c. Maar  Fig. 6. Fig. 7. 132 NACHT-VLINDER. SV §. 6. Maar weinige dagen, hadden deeze Poppen gelegen, of de Vlinders kwamen uit dezelven te voorfchyn, wart reeds den ii?den July, des avonds, had een van dezelven zyn Popvlies verlaat en, en vervolgens twee a drie dagen daarna, de anderen: Fig. 6. vertoond een in de rustende; daarentegen Fig. 7. in de vliegende gedaante; het onderfcheid der kunne is by deeze foort van Vlinderen, moeyelyk te bepalen, zynde 'er aan de voelders of fprieten, in het geheel geen, en aan het Lyf insgelyks bynaar geen onderfcheid te zien, alleen is het Lyf van het Mannetje maar zeer weinig dunder als dat van het Wyfje, waar uit ik befluit, dat het laatste niet veele Eijeren by zich zal hebben, echter kan ik hier niets van bepalen, dewyl zy in 't geheel geene, by -my gelegd heeft,  NAXIHT-VJ ,1X1 )K1?S/ ^1 W.(Üj (4ey.n ^/£/KKKS WJflOfl)lj   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. VEERTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS. Pan het Tweede Gezin der Eerste Be-nde. DE NUN-VLINDER. P. III. Tab. XL. I i. ? *****fl^tma, Pst en meerandere, reeds in die werk afgebeeld^ * ~ * * \j * Vlinders, draagen hunnen naam naar de Tekeningen ^•^•è^* of Figuuren welke men op derzelver Vlerken gewaar ■word, en reeds door den Ridder linn/Eüs zyn gebezigd, om hun naar te noemen, zo word ons tegenwoordige Voorwerp, insgelyks Nun genoemd, naar aanleiding van het zwarte teken, dat de Vlinder op de boven Vlerken heeft, het welk zeer veel gelykt naar de Hebreeuwfche Letter Kun, en geene reedenen wetende, om, deezen naam ie veranderen en denzelven eenen anderen ge- N n fchitc-  Tab. XL. Tig- 3' Tig. 4. Tig- 5. Fig. 6. I34 NACHT-VLINDE R~_S. fchikteren te geven, zo zal ik dus denzelven in naarvolging hiervan noemen De Nun-Vlinder. §. 2. Verfcheidene Jaaren geleden, vond ik in het begin der maand: Juny, op Brande-Netel in der. Haarlemmer Hout, een klein Rupsjej te huis gekomen zynde, gaf ik het zelve verder BrandeNetel Bladen, waarop het vier dagen daarna vervelde, en vertoonde zich toen als op Tab. XL. Fig. 3. afgebeeld is > na verloop van vier a vjf dagen , vervelde myn Rupsje andermaal, en in het laatst van dezelfde maand, voor de derde keer, den 4den July, onderging deze Rups de laatfte Huidverwisfel'mg, en was twee dagen daarna van groote en kleur als Fig. 4. dezelve verbeeld; den nden July, was zy lichter geworden, zo als tig. 5. afgebeeld is,het geene my in de gedachten bragt, dat haare verandering in. Pop naderde» zo als zy ook den i4den van dezelfde maand in de Aarde gegaan is. §■ 3- Acht dagen, na dat de bovengemelde Rups in de Aarde gekroopen was, vond ik dezelve in eene bruine Pop veranderd, afgebeeld Fig. 6. Dee/.e Pop, bleef toen van den 22ften July, tot den iften April, van het daar aan volgende Jaar, onuitgekomen leggen, komende toen de niet onaanzienlyke Vlinder te voorfchyn, zynde een Wyije. 5- 4- Tot dusverre was deze Verhandeling gereed, maar is door tusfchen gekomene omftandigheden blyven leggen, tot op den 24ften May des Jaars 1806". wanneer ik buiten deeze Stad, aan den Hoogendyk, op Ype Bladen, weder eene dusdanige Rups, tweemaal verveld zynde vond, welke ik vervolgens Willige Bladen gaf en daarop den 3often voor  van Kt Tweede Gezin chr EekSte Bekcè P. IU VOor de derdemaal van Huid verwisfelde, vreetende het afgeftroopte Vel geheel op, en greeide toen zeer fterk, zo dat dezelve den 4den W voor de vierde of laatfte maal Vervelde; den ioden Juny wierd zy lichter van kleur, waar uit ik befloot dat haare Verandering naderde, de volgende dag 'er weder naar ziende, vond ik myne Rups „iet meer op de Willige Bladen, maar onder de oppervlakte der Aarde gekroopen en aanmerkelyk klynder geworden, den anderen da. was zy dieper in de aarde gegaan, zo dat ik haar niet meer onder de oppervlakte zag, liet toen dezelve Maan tot den aoften Juny, wanneer ik bevond dat zy in eene Pop veranderd was. fl 5- Den soften Juny, had ik dus gezien dat myne Rups eene Pop was geworden zonder eenig Spinfel gemaakt te hebben, maar moest nu n0" tot het begin der volgende Lente wachten, eer de Vlinder te voorfchyn zoude komen, zo als ik dit met de vorige had ondervonden, ik legde dus de Pop weder op de Aarde neder, ftrooide 'er een weinig overheen, en wachte met geduld de tyd der ontbinding af De volgende Winter buiten gewoon zacht van weder zynde, dacht ik dat mooglyk de Vlinder wel vroeg in 'É voorjaar zoude uitkomen, maar het was niet voor den aöften Maart des volgenden Jaars, dat dezelve te voorfchyn kwam, zynde een Mannetje, afgebeeld Fig. 7. in de vliegende gedaante en Fig. 8. vertoond het Wyfje in den loopenden (land; het onderfcheid der Kunne is aan de Sprieten of Voelders te onderkennen, hebbende het Mannetje ge, pluimde, het Wyfje daarentegen byna draadvormige Sprieten. §. 6. Wat het Ei betrefd,hetzelve vertoond zich in de natuurlyke groc*Nna te Fig. 7. fïg. 8.  Fig. I. Fig. 2. t&0 NACHT-VLINDERS te Fig. r., daarentegen Fig. a. door het Microscoop gezien, 7ynde zeer aartig geribd, lopende de ribbetjes boven op in het midden als in een punt te zaamen,, hoe lang dezelven,leggen voor de nitkoming der Rupsfcn kan ik niet bepaalen, drch dit zal niet lang zyn, dewyl de Vlinder in het laatste van Maart, c.f in hec begin van April, zyn PoP vlies verlaat, en de Jonge Rugjes zich in het laatst van May of begin van Juny reed* vertconen en als dan op onderfcheidene gewasfen te vinden zyn, zo als ik dezelven opBran■de-Netel en op Vpe Bladen, zynde geheel van elkander verfchillende gewasfen, gevonden heb.    »37 DERDE DEEL. EEN-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van het Twkede Gezin der Tweede Bende. DE WINTER-VLINDER. P. III. Tab. XLI. s. i. 4$m¥&&*&n langen tyd ben ik niet in de gelegendheid geweest % T 1 de afbeelding en befchryving van eene Span-Rups en E l Vlinder in deszelfs geheele huishouding, den Liefhebbe- j|*3ë*8s*!* ren te kunnen mededelen, en offchoon ons tegenwoordig Voorwerp, geenzints onder de aanzienlyken kan gerangfchiktworden, behoort het doch eene plaats te bekleeden, zoo wel in de Befchryvingen der Donsvleugelige Metten, als ook in de Kabinetten der Lief- O o heb, NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD.  J38 N A C II T • V L I N D E R S. hebberen, en waarom zouden wy niet zoo wel eenen kleinen Vlinder als eenen grooten achten? De Maker van 't Heelal! heeft doch hun beiden ter zyner verheerlyking hier op aarde gefield; ook is het onbefiist, waarin de macht des Scheppers het meest uitblinkt, of in de kleinften, of inde grootften: Hy zorgt voor beiden, dat hun gedacht niet verloren gaat, het geene volgens myne gedachten met die foorten van Vlinderen, waarvan de Wyfjes ongevleugeld zyn, gelyk ons tegenwoordig Voorwerp, zeer gemakkelyk konde gefchieden, om redenen dewyl het Wyfje , zoo als het ons ten minften voorkomt, niet zoo goed in ftaat is haare Eijeren te verfpreiden, maar het veel meer bepaald op eene plaats doen moet; daarentegen een gevleugeld Wyfje, derzelver Eijeren hier en daar, vvyd en zyd, van elkander kan leggen, waardoor de jonge Rupsjes beter in de gelegendheid zyn haar voedzel te bekomen en zoo ligt niet alle, door de eene of andere gebeurtenis, kunnen verboren gaan, maar doch altoos eenigen 'er van tot hunnen volmaakten ftaat van Vlinder geraken, die dan door de Liefhebberen, in hunne Kabinetten, in natura kunnen bewaard worden, ter lefchoumng der wonderen Gods! in de minst geacht/I e fchepfekn. In 't begin van dit derde Deel, Tab. VII. is een Vlinder afgebeeld, aldaar genaamd De Zomer-Viinder, om redenen dezelve geheel groen van kleur is, en welke men wel de Zomerkleur zoude kunnen noemen; daarentegen in den Winter de bladen der meeste plantgewasfen donker van kleur en bruinachtig zyn, zoo zal ik dan ons tegenwoordig Voorwerp noemen de Winter-Vlinder, temeer nog, dewyl dezelve in den ftaat van Vlinder, inden Winter te voorfchyn komt: in Duitschland noemt men hem insgelyks der Winter-Smetterling, ook wel der Spattling. De Ridder Lïnneus noemt ons Voorwerp Brutnata, en Hupnagel, Tlyemata, 5 3.  óm het TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE, P. UI Tab.XLI. 139 $. 3. Reeds vroeg in het Voorjaar, al naar mate dat de Lcntewarmte de Bladen der Boomen doet te voorfchyn komen, verlaat ook ons tegenwoordig. Voorwerp, door die zelfde warmte gekoesterd, het Ei, het geen men in deszelfs natuurlyke grootte afgebeeld ziet, op Tab. XLL Tab, XLL Fig. 1. en een weinig vergroot Fig 2. £ Wanneer het Rupsje het Ei, dat door de Moeder-Vlinder aan den ftam van eenen Boom geplaatst is, verlaten heeft, is hetzelve reeds groen van kleur met een zwart Kopje, en begeeft zich zoodra mooglyk op de alsdan nog zeer klein zynde Blaadjes, en met dezelven in grootte toenemende, rold zy vervolgens de Bladen een weinig te zamen, of laat ik liever zeggen, fpint meestentydï twee Bladen op malkander en leeft daar tusfchen tot dat deeze Bladen verteerd zyn; na omtrent vier weken uit het Ei geweest te hebben, zyn dezelven volwasfen, het geene doorgaands in het laaste der maand May is, en vertoonen zich dan als Fig. 3 en 4 verbeeld, zynde zeer onderfcheiden van kleur, licht en Fig, 3, donker, zoo als men aan de Afbeeldingen zien kan. 'Ftg. 4. Deeze Rups is het, dewelke het eerfte Bladgroen van meest alle, zoo wel Vrucht- als andere foorten van Boomen, doorknaagt, en door ecu groot gedeelte van Europa te vinden is. s- 5. De Rupfen nu volwasfen geworden zynde, begeven zich in de aarde, om daarin tot Popjes te veranderen, bereiden zich hiertoe een los Spinzehje, uit eenige aardkorreltjes te zamen gefteld, afgebeeld Fig. 5-Fig. 5 en veranderen daarin tot eene Pop, zoo als hetzelve afgetekend is Fig. 6. Ftg. 6. Oo 2 §. 6.  J4o NACHT- VLINDERS. Den geheelen Zomer, en genoegzaam den daarop volgenden Herfat blyft de Vlinder in het Poppevlies beflooten inde aarde leggen, en het is niet voor omftreeks de helft van de maand November dat de Vlinder Fig. 7. te voorfchyn komt. Fig. 7. vertoond het Mannetje in de vliegende Fig* %. gedaante, en Fig. 8. in den loopenden ftand, houdende alsdan de vlerken, even als de Dag-Vlinderen, om hoog; daarentegen geheel in rust zynde, houden zy de vlerken even als genoegzaam alle andere Nacht-Vlinders, aan het Lyf gefloten. Het Wyfje, dat maar een zeer Fig. 9.gering bewys van vlerken heeft, is afgetekend Ftg. 9. Naar het onderfcheid der kunne behoeft men in het geheel niet te zoeken, gelykende het Wyfje eerder naar een Vlieg of Torretje, dan naar een Vlinder, en wanneer men niet met zekerheid wist, dat deeze Diertjes met elkander paarden, het geene ik zelfs meer dan eens gezien hebbe, maar dat ook uit de door deeze Diertjes gelegde Eiferen. wederom dezelfde Rupfen komen, als waaruit zy voortgekomen zyn, dan zoude men niet kunnen geloven, dat dit een en hetzelfde foort van Vlinders was. Dat zy zich maar eenmaal in 't Jaar vertonen, behoeve ik niet te zeggen.  ™.„TVI m )ER - TWMMtHKXlK.   141 nederlandsche insecten, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. TWEE-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van bet Tweede Gezin der Tweede Bende. DE HALVE MAAN-VLINDER. P. III. Tab. XLII. % i. $K**9S$%;t is voor ons Menfchen onbegrypelyk welk vermogen de % -j-j % Alm ichtige Schepper de Vlinders ingefchapen heeft, waar2s Jtd ffi door elk in ftaat is, zyn wederga te ontdekken, om door % en Fig- 2' door het Microtcoop gezien, zynde zeer » aartig geribd, loopende deeze ribbetjes in de langte van het Ey op en nederwaarts met fyne dwarfe affcheidingen. Verfcheidene maaien nebbe ik deeze Eijeren gehad, en zyn de jonge Rupsjes by my ook uit dezelve gekomen, maar ook altoos geftorven; ik gaf hun wel aanstonds na haare geboorte Willige Hout en zy vraten meestentyds, zich in hetzelve m, maar kwamen ook kort daarna weder te voorlchyn, zekerlyk om dat de natuurlyke vogtigheid aan hetzelve beg >n te ontbreeken, endan moest de zwakke voor de fterkere bukken, en wierd door deze opgevreeten; fomtyds vielen wel twee of drie te gelvk op op eene aan die zy dan te famen verilonden; fommigen ftierven ook zonder te worden opgevreeten: Dit verflinden van de eene door de andere, doen zy niet als in de grootfte honger, maar ik hoop binnen kort, de afbeelding en befchryving te geven van eene Rups, welke ollcüoon overvloed van vars voedzel hebbende, .p haaren we" een öndere foort van Rups ontmoetende, dezelve aanvalt en opvjee°t, en mt haar eigen foort zo veel niet doet als maar by gebrek van voedzel.. 5- 4-  van het Tweede GEZIN der Eerste BENDE P.II1. Tab.XLUIenXLlV. 147 §• 4- By den dood van myne jongen Rupjes, hielden ook alle myne verdere waarneemingen op en ik was dus in \ geheel niet in ftaat de afbeeldng te geeven, zo min van eene klyne als van eene grootte of volwasfene Rups; maar in 't begin van de maand September des gepasfeerden Jaars,. ontfing ik van den Wel-Edelen Heere De Wolff van West euro de, Overste Luitenant te Harderwyk, eene volwasfene Rups, afgebeeld Fig. 4. zynde van eene buitengewoone Fig. 4. groote als hebbende eene langt e van omtrend vier duimen; ik hoopte nu dat deeze Rups zich zouden infpinnen, en in eene Pop veranderen, maar myne verwachting wierd te leur gefteld , zy fpon zich wel in, maar ftierf zonder in Pop te zyn veranderd: Ik moest dus weder geduld hebben omby eene andere gelegendheid eene Pop te bekomen; zocht ook zelve dikmaals, in de om en by Amfterdam ftaande Willige Boomen, naar Rupfen, Spinfels of Poppen, en vond ook in de maand April dezes jaars, drie nog klein zynde Rupsjes, waarvan 'er een afgebeeld is Fig. 3. dit was nu goed om te zien, dat de kleur dezer Rupfen zo wel Fig. 3? klein als groot genoegzaam gelyk is, maar het was 'er nog verre a£, eer dat deeze Rupsjes in Poppen zouden veranderen; ik verzuimde eg- fc ter niet, hun zo dikwyls doenlyk was, van vars Willige Hout te voorzien, zo nat en vogtig als ik het maar bekomen konde, en het fcheen ook in 1 begin of dezelven iets groeiden, maar ik wierd fpoedig te leur gefteld, want in 't begin van de maand Juny, waren zy reeds alle drie geft' rven; dit was dus wederom mislukt, en zo is het my, behalven de bovengemelde keeren, telkens gegaan, zynde my, zo dikmaals ik deeze foort van Rupfen gehad hebbe, altoos afgeftorven, zonder ia Poppen veranderd te zyn; het is my ook door deeze redenen, onmooglyk te bepaalen, hoeveele maaien dezelve vervellen; egter kan ik wel met zekerheid zeggen dat zy dit doen, en het vel geheel op,vreeten„ daar ik dit by ondervinding weet. Op den zesden Mai dezes jaars, ontfing ik wederom van den WelEdelen Heere De Wolff vak WïsxaB.a.ode, (waarvoor ik zyn  i48 NACHT-VLINDERS. Wel-Edelen, alsmede voor de bovengemelde Rups, hierby opentlyk bedankej) een Spinfel het geen kort te vooren by zyn Wel-Edelen Ftg. 5- door eene Rups gemaakt was, afgebeeld Ftg. 5. kunnende men die Spinfel, m de hand hebbende, de Pop zich in hetzelve voelen bewegen. Wanneer nu de Vlinder het Popvlies verlaaten zal, boord de Pop Tab. XLIV. zich door het Spinfel heen, en geeft hier door den Vlinder gelegenheid, Fig. 6. gemaklyk uit te kunnen komen ; Fig. 6. Tab. XLIV. vertoond het Spinfel met de Pop naar buiten, alwaar de Vlinder uitgekomen is, en Ftg. 7' F*g- 7' ftelt ons de Pop voor, uit het Spinfel genomen. Vit de bovengenoemde ontfangene Pop, kwam den ^den JuV de Ftg. 0. Vlinder te voorfchyn, afgebeeld Fig. 8. in de vliegende gedaante, en Fig. 9. Fig. q. m den loopenden ftandj het onderfcheid der kunne, is alleen aan de dikte van het Lyf te onderkennen, zynde dat van hetMannecie iets. dunder als dat van het Wyfje. De Vlinder verlaat dns in het midden en op 't einde van den Zomer het Popvlies, en na gepaard te hebben, ontlast het Wyfje zich van haare Eijeren, welke maar weinig tyd onuitgekomen blyven ieggen, komende de jonge Rupsjes, nog voor den Winter uit, en zyn ttg. 3. dan in 't volgende Voorjaar zo groot als dezelve by Fig. 3. hebbe afgebeeld; doch of zy dan nog een of meer jaaren tot hunnen wasdom nodig hebben kan ik met geene zekerheid bepaalen, maar zy fpmnen zich in zo dra zy volwasfen zyn, en de Vlinder komt in de maanden July of Augustus te voorfchyn. De  ven hei Tweede GEZIN der Eerste BENDE P.IIL TakXLUL enXLIV. 149 Fe volgendè waarneemingen deze Willige HoutRups (Cosfus)betreffende, zyn ons medegedeeld door den Heere j. Favrod de Fellens, te Rotterdam. Deeze byzondere Rupfen , vernielen en knagen fomtyds door de Wortelen der Boomen die zy aanvallen, gravende zich als het ware met overleg, eenen overdekten gang, van den Bast tot aan het Merg of Pit; van den voet des Booms, tot aan den top; het is niet alleen de Willige die zy vernielen, de Populier, de Abeele, en zelfs worden fomwylen de Viugtbomen hunne prooij, en het voorwerp van hunne verwoesting. De jonge Rupfen , hebbende den Bek dan nog zo hard niet als de ouden, beginnen door den Bast te vernielen, vervolgens het fpint, en wanneer zy genoeg in fterkte zyn toegenomen, gaan zy insgelyks het Hout doorknaagen. Zy hebben eenen Herken en zeer onaangenamen reuk,. veroorzaakt wordende door een bruin en zuurachtig vogt, dat uit haar Bek komt, hetwelk waarfchynlyk diendt, ter verzachting en weekmaaking van het Hout, het geen zy tot haar voedzel gebruiken; wanneer men hunne gangen die zy graven vernietigd, waasfemt 'er een reuk uit, zo doordringend, dat men moeite heeft dezelve te verdraagen; het vogt hetwelk deeze Rupfen maaken, geeft wel vlakken op het vel, maar het is niet invreetend genoeg om het te doorbyten. Terwyl de Bek "van deeze Rupfen zeer fterk is, moet men met voorzichtigheid'haar byten vermyden, welk byten zonder egter vergiftig te zyn, doch ondertusfehen pynlyk is. Deezé byzondere Rupfen , vernielen en knagen fomtyds door de Wortelen der Boomen die zy. aanvallen, gravende zich als het ware met overleg, eenen overdekten gang, van den Bast tot aan het Merg of Pit; van den voet des Booms, tot aan den top; het is niet alleen de Willige die zy vernielen, de Populier, de Abeele, en zelfs worden fomwylen de Viugtbomen hunne prooij, en het voorwerp van hunne verwoesting.  t$o NACHT-VL.INDE1S. Wanneer mén dezelve wil opvoeden, is het beter om ze in een Glas te doen, als in een houten Doos, welke zy gemalclyk door-vreeten , en dus ontvluchten. Deeze Rupfen, honden geen vast tydperk van volwasfen te zyn,. want men vind ze in alle tyden des jaars, in haare kan aaien, kleinen en grootten , wanneer men dezelven uit hunne gangen haak, ipinnen zy dikwyls een fpinfel, waarin zy zich voor eenige tyd alleen, opiluiten; het fpinfel van de jonge Rupfen onderfcheid zich van dat der ouden, doordien hetzelve veel fynder en dunder is, daar dit daarentegen meestentyds uitwendig vermengd is, met het afknaagfel of met fyne ftukjes van het Hout.. Wanneer eindelyk deeze Rupfen haaren laatften trap van groottebereikt hebben, vervaardigen zy zich ieder een Spinfel, h het welke zy tot Pop veranderen, waaruit de Vlinder te voorfchyn komt, met dit onderfcheid, dat de Rupfen die in Poppen veranderen, geduurende den Herfst en den Winter, niet voor den volgende Zomer in Vlinders veranderen, terwyl daarentegen de geenen die in de Lente en in den Zomer in Poppen veranderen, de Vlinders drie of vier weeken daarna uitkomen. In den ftaat van vryheid en van overvloed van voedzel zynde, vernield de eene den andere niet, het geen daarentegen veelmaal» gebeurd, wanneer zy opgefloten zyn, en niet genoeg te vreeten hebben ; zy leeven zelfs dikwyls te zaamen, in dezelfde grootte Boom , middelfoorten en kleinen in een zekere ftaat van Gezelfchap ol Maatfchappijelyk.  naci it-yi jan ™™ * >„„ <*y.hi« vv eerste eende.     »5i NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. VYF-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING» over de DAG-VLINDERS, van de Tweede Bende. DE EIKE PAGE. P. III. Tab. XLV. §. i. ®K4*364|?et fchynt moeijelyker te wezen, Rupfen van Dag-Vlinders, !§ \\ * a's van Nacht-Vlinders te vinden, en nog minder vind |t g men derzelver Eijeren, wat hier van de oorzaak mag zyn, $&E4*3K*© is my onbekend; misfehien wel, om dat de meeste DagVlinders hunne Eijeren verftrooid van elkander leggen en veelen zeer kleinen groen van kleur zyn, waardoor dezelven dan veeltyds het oog des zoekers ontglippen en dus niet gevonden worden; of misfehien ook om dat de Infecten verzamelaar niet wel alle Dagen kan zoe- R r ken  152 DAG-VLINDERS. ken en de Eijeren van de Dag-Vlinders, doorgaands maar weinige Dagen onuirgekomen blyven leggen; ook onthouden zich veelen op laage Kruiden, welken kort aan den grond zyn, en waarop zeer moeijelykte zoeken ï0; anderen wederom bevinden zich op Doornachtige Gewasfen als by voorbeeld op Distels, Brande-Netels, Kruis-Beziën en foortgelyke planten, wier ftekeligheid het naauwkeurig zoeken insgelyks zeer bezwaarlyk maakt; dit een en ander is dus mooglyk hier van de oorzaak; doch men zal my tegenwerpen, dat er veel meer foorten van Nacht- als van Dag-Vlinders zyn, en dus hier ook meerder van kunnen gevonden worden, maar hierop moet ik antwoorden, dat 'er doch alhier in ons Land nog veele Dag-Vlinders zyn, waarvan my de Rupfen ën veel minder de Eijeren nog nooit zyn ter hand gekomen, als daar zyn de Konings Mantel Antiopa, de Citroen-Vlinder, Rhamni> Pieterfelie-Beestje Cardamhe, zeer veele foorten van Paarlmoer-Vlinders waaronder de Paphia, Niobe, enz. ook was my tot heden onbekend de huishouding van de Distelvink, Cardui, waar van my echter dit Jaar niet alleen Rupfen, maar zelfs Eijeren zyn geworden; zo als ik ook dit Jaar Rupfen van de Gehakkelde Aurelia, C. Album, hebbe ontfangen; maar onder alle Dag-Vlinders welke my bekend waren, zich hier te Lande te onthouden, was my ons tegenwoordig Voorwerp onbekend; het was my dus ten hoogden aangenaam hier van eene Rups re bekomen, welke nu het onderwerp dezer Verhandeling zal uitmaken; wanneer ik de eene of andere tyd insgelyks Eijeren vinde, cf van den eenen of anderen Liefhebber mogt ontfangen, zal ik niet nalaaten hier van de Afbeeldingen te geeven. f '2. Cns tegenwoordig Voorwerp is door den Ridder linneus genaamd Quercus, zekerlyk om dat de Rups zich met de Bladen der Eiken Boomen geneerd, zoo als ik ook zelve ondervonden heb, het is ookora deze redenen dat ik dit InfecT: noeme De Eike Page. $• 5.  van de TWEEDE BENDE, P. III. Tab. XLV. 153 \ 3. Het was op den adM Juny, dat myn Zoon buiten Haarlem in den Heutt naar Infeclen zoekende, onze tegenwoordige Rups op een Eiken Blad vond, in dezelve geftalte, zynde de rustende, zoo als zy op Tab. XLV. Fig. 1, afgebeeld is; te huis gekomen zynde plaatften wy XLV. haar aanftonds op een Eiken Takje, welke Bladen zy zich zeer wel liet fmaaken, tot den 6de» Juny, wanneer zy ophield met vreeten, en geftaadig heen en weder liep, fteekende onder het loopen als ook om te vreeten het zwarte Kopje onder het Schildje van daan, gelyk te zien is aan de Afbeelding Fig. 2, doch weder rustende, trok zy ook Fig, 2. het Kopje binnenwaards, zoo als de eerfte Figuur aantoond. §•4. Na dat myne Raps nu met vreeten ophield, verwachte ik, dat zich met het achtereinde zoude vastmaken, en een draad over het Lyf fpinnen, dewyl ik doch zeker geloofde dat het een Dag-Vlinder Rups was, dan ziet geen van beiden deed zy, maar fpon den 8e Juny, twee Bladen zeer losjes op eikanderen veranderde daar tusfchen beiden, den ne dito in een Pop, afgebeeld Fig. 3. Tig. 3. S- 5. Ik wagte nu van Dag tot Dag de Vlinder te zien te voorfchyn komen, en het duurde ook niet lang, want reeds den 5e July, begon het Popje donkerder van kleur te worden, en drie Dagen daarna, kwam de Rr 2 fraai«  154 DAG-VLINDERS. fraaije Vlinder des morgens uit , zynde een Mannetje, hebbende Bg. *. dus juist een Maand zedert het begin der infpinning gelegen, Fig 4 Fig. 5. vertoond denzelven in de vliegende gedaante en Fig. 5. in den loopenden ftand; om nu ook een Wyfje aftebeelden, had de Heer pi eter veen te Haarlem de goedheid, my hetzelve hiertoe te leenen, zynde Tig. 6. Fig. 6. 'er naar vervaardigd. 5- 6. Uit deeze Afbeeldingen, welke zowel van de Rups als van de Vlinders, naar de natuurlyke Voorwerpen vervaardigd zyn, zal ieder Liefhebber twyfel ik niet ons tegenwoordig InfecT:, onder de fraaije Nederlandfche Vlinderen rangfchikken , en zich over de grootheid des Almachtigen Scheppers verwonderen, die dit Vlindertje met zulk een fraaije blaauwe kleur doet pronken, welke in het eigentlyke Voorwerp al n*ar maate men hetzelve draait, ook van glans of weerfchyn veranderd, het geene door geen konst-pencecl .volkomen nagemaakt kan worden.  DAG VLIXDJ'.K S rau tü TYTEEDE BEiNTDE.   *55 DERDE DEEL. NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD, 2ES-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. wkTwEEDB Gezin der Eerste Bende. DE HIJENA. P. III. Tab. XLVL at door veele viervoetige Dieren en Visfchen, de eene $f Y"v ® ^oor ^e an<^ere word opgevreeten, is genoeg bekend, P JL/ $ maar dat de eene Rups dit de andere doet, is zeker$ lyk zeer weinig bekend, het was ten minsten voor my iecs nieuws dit te verneemen, en naderhand zelfs te zien, hebbende ik hier van reeds voorloopig gezegd in myne Verhandeling over de Cosfus, hier voor Tab. XL1II. en XLIV. afgebeeld', dat ik' binnen kort de afbeelding en befchryving hoopte te geeven van eene Rups, die eene andere foort van Rups ontmoetende, dezelve 'aanvalt en opvreet; het is dan nu deeze Rups, waarvan ik thans de huishouding zo verre dezelve my bekend is, den Liefr liebberen zal mededeelen. S s $. 2.  iSd NACHT-VLINDER S, §. 2. Uit het bovengemelde, zal ieder gemaklyk den naamsoorfprong vnndit Infect, afleiden, waarom ik dezelve tiijena noeme, te weeten:; naar het verflindende viervoetige Dier, by deezen naam in Afrika bekend, in het Latyn draagt ons Voorwerp den naam van Trapezium', het geene in 't Hollandsch betekend ongelyk vierkant, zekerlyk om redenen dat de Vlinder op de Bovenvkrken eene figuur heeft, min of meer hier naar gelykende, doch deeze naam kwam my in 't Hollandsch te ongefchikt voor, en de figuuren op de Vlerken der Vlinderen, te weinig 'er mede overeenkomende om dezelve dus. te noemen,- hoewel ik anders gaarne de eens gegevene tmm behoude. & 3- In de maand Mai, vond myn Zoon buiten deeze Stad op Ypen, een nog jong zyn Je Rupsje, groen van kleur, met zwarte flipjes, wy plaatsten dit Rupsje, benevens eene andere foort zynde Span-Rupfen, in* dezelve groote vies, en gaven het Ypen-Bladen, wy zagen eenter dat ons Rupsje> ook Lhide-Bladen vrat, wyl dit het voedzel was dat deeze Span-Rupfen gebruikten. Weinige dagen daarna, ontfing ik van den Heer Piet er. Veen, te Haarlem, eenige Rupfen, waarvoor ik zyn Edele hier by opentlyk bedanke, met berigt „ dat de,, zelve Linde-Bladen vraten, en dat zy zich nog jong zynde, tus„ fchen de Bladen infponnen, doch iedere Rups afzonderlyk, maar „ grooter wordende, dit niet meer deeden. Deeze Rupfen zyn zeer „ verflindende en moordzuchtig, zy willen hun eigen foort wel eens „ aanvallen en opvreeten , doch dit doen zy niet ligt als by gebrek „ van voedzel, maar ingeval 'er eene andere vreemde Rups hun „ ontmoet, dan is die in den tyd van vyf minuten opgevreeten, ofj, fchoon zy overvloed van versch voedzel hebben, hiermede zoude 9, UE. een proef kunnen neemen.. Ik plaatste dus myne ontfangene Rupfen, welke ik aanftonds zag dat dezelve foort met de bovengemelde waren in eene aparte vies, en liet de eerste by de Span-Rupfen blyven, en ziet vier Dagen na dit berigt ontfangen te hebben, wierd ik van de waarheid overtuigd, door de eerstgevondene Rups, die ondertusfehen genoegzaam volwasfen geworden zynde, juist dat ik met myn Zoon 'er naar zagen een van de in dezelve vies zich bevindende Meeters, ontmoete, en zich  vm het Tweede GEZIN der Eerste BENDE P. III Tab. XLVI. 157 zich met den Kop op ligte, liet zy de andere, geen kwaad vermoedende Rups, ongehinderd naderen, tot dat deeze onder haar bereik was, en viel toen dezelve op het lyf, en in den nek haar vattende begon zy ogenblikkelyk aan het vreeten, en wel zo gulzig, dat zy zelfs niet ophield, offchoon wy haar uit de vies namen, en met het Blad, waar zy op zat, voor ons op de Tafel leiden; de aangeval» lene Rups, floeg wel met het achtereinde heen en weder, maar dit baate niets, zv was in korten tyd op een gedeelte van het vel na, opgevreeten: terwyl dat deeze Hijena hier mede bezig was, wierd z;y langzamerhand bruinachtig van kleur, even als haare prooy; dit was nu" eene gladde Rups geweest, ik wilde nu ook eens hetzelv* met eene ruighairige beproeven , en plaatste ten dien einde zulk eene in de andere vies, en het duurde niet lang, of dezelve wierd aangevallen , doch ook aanftonds weder los gelaten, kunnende de Roover zo het feheen niet door het hair op het vel komen; doch den volgenden dag 'er naar ziende, was ook deeze ruige Rups op het vel na opgevreeten: ik was dus geheel van den verflindenden aart dezer Rupfen overtuigd, doch twyfele tevens ook niet, of dit veroorzaakt feaaren dood; want twee a drie Dagen , na dat de eerste de SpanRups had opgevreeten, was dezelve niet alleen dood, maar te gelyk byna geheel als verrot, zo als naderhand nog meerder van myne ontfangene Rupfen ingelyks ftierven, en te gelyk verrot waren; naderhand berigte de Heer Veen my dit zelve. Doch laat ons nu tot de befeliouwing van ons Voorwerp overgaan. Tab. XLVli Op Tab. XLVI. Fig. 1. vertoond zich de Rups van de Hijena vol- Fig. 1. wasfen en natuurlyk van kleur, daarentegen ftelt haar Fig. 1. bruin- Fig' »aachtig van kleur voor, als hebbende eene andere foort van Rups opgevreeten. §• 4. Gmftreeks de helft van de maand Juny, waren de nog overgeblevene Rupfen volwasfen, en fponnen zich ieder afzonderlyk tusfchen de Bladen in, of rolden maar een Blad te zamen, en veranderden in dat verblyf tot Pop, afgebeeld Fig. 3. zynde met een blaauwe Fig. $ fchimmel of" daauw bedekt, welke 'er maar los op zat, kunnende men dezelve geheel van de Pop afveegen, vertonende- zich alsdan gelyk Fig- 4. Fig. 4?. S s a 5.5.  15» NACHT-VLINDERS. Niet lang, behoefde ik naar de uitkomst der Vlinderen te wagten; want reeds den roden July, kwam de eerste ten voorfchyn; Fig. 5- vertoond een vliegend Mannetje, en Fig. 6. een loopend Wyfje, beiden eveneens van kleur , verfchillende zeer veel hier in van Fig. 7. zynde een Wyfje, hetwelk veel donkerder is, en byna voor eene andere foort zoude aangezien worden, hebbende ik ook maar een Vlinder zo donker van kleur uit myne Poppen bekomen. Ik plaatste nu Mannetjes en Wyfjes, by elkander, in hoope dezelven zouden paaren en Eijeren leggen, doch te vergeefs, of zy het eerste gedaan hebben weet ik niet , maar ftierven zonder het laatste, te weeten het Eijeren leggen gedaan te hebben: zelfs heeft myn Zoon te dier tyd buiten Haarlem een Wyfje gevangen, waarvan wy hoopten dat hetzelve in de vryheid zoude gepaard hebben, en dan, offchoon gevangen zittende, zo als meermaalen my gebeurd was, zich wel van haare Eijeren zoude ontlasten, doch tot myn leedwezen ook dit mislukte , het ftierf zonder dit gedaan te hebben: ik twyfel niet, wanneer ik Eijeren bekomen had, of dezelven zouden overwinterd hebben, en de jonge Rupsjes, dan in 't volgende Voorjaar uitkomen, en alzo zullen deeze Rupfen en Vlinders, zich maar eenmaal in 't jaar vertoonen. Fig. 5. en 6. Fig. 7.  NA( \H'J -VI/INI )ERS 2 •„•///TWeecLeG<:zini •. ?2IERSTEBElSri)E.   i5P NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD, DERDE DEEL. ZEVEN-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING; over: de NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Tweede Bende; DE MALVA-VLINDER. P. III Tab. XLVIL §. ï. ^®;^®f^ ns tegenwoordig Voorwerp voor zo verre my zulks U r\ r bekend is' noS geenen Hollandfchen Naam hebbende M \J ê zo noeme ik hetzelve de Malva - Vlinder, in het $f ® Latyn draagt het den Naam van Cervinata. s * . De Heer Pieter Veen te Haarlem, zond my in de Maand November eenige Eijeren, waarvoor ik zyn Ed. hierby opentlyk bedanke, welke Eijeren korten tyd te vooren by zyn Ed. door een Wyfjes Vlinder gelegd waren, zynde licht geelachtig van kleur, t*h ttttstt afgebeeld Tab. XLVIL Fig. i. in de natuurlyke groote, en by . Ftg. 2. vergroot. De Heer Veen had insgelyks de goedheid, F. ' ' my het voedzel der Rupfen te melden, zynde Malva - Bladen, g' ' T- t waar-  NACHT-VLINDERS. 160 waarna ik dezelve dan ook den Naam van Malva - Vlinder gegeevert hebbe. §• 3- Het was niet voor in de Maand Mai des volgenden Jaars, dat de Jonge Rupsjes te voorfchyn kwamen, zynde bleek geelachtig groen van kleur, en min of meer ruighairig, behielden ook door alle haare vervellingen de groene kleur, en waren in 't begin Fig. 3. en 4. der Maand Juny, reeds volwasfen, afgebeeld Fig. 3. en 4. zittende in twee verfchillende gedaantens als te flaapen, zo als zy den geheelen dag zaten , en alleen maar des nachts aan 'c loopen en aan 't vreeten gingen. Myne Rupfen nu volwasfen zynde, veranderden ook zeer fpoedig in Poppen, fommigen tusfchen de Bladen, en anderen zo maar los op de Aarde, welke Poppen eerst gruen van kleur waren, Fig. 5. maar wierden. reeds fpoedig bruin, afgebeeld Fig. 5. f: 5. Van tyd tot tyd de Vlinders te gemoet ziende, was liet niet voor in het begin der Maand September, dat de eerste te voorfchyn kwam, en vervolgens de overigen hebbexde dus drie Maanden in. 'Fig. 6. den als levenloofen ftaat van Pop door gebragt, Fig. 6. vertoond Fig. 7. het Mannetje in den loopenden ftand, en Fig. 7. fielt het AVyfje voor 'in de vliegende gedaante; ik plaatste nu van beide kunne by elkander in eene groote Doos, en het duurde ook niet lang of dezelven paarden, en de Wyfjes leiden haare Eijeren zo maar los op den bodem van de Doos neder, waaruit ik befluit, dat. zy in de vryheid zynde, dezelven insgelyks zo maar los op de Aarde, by of omtrend het voedzel voor de Rupsjes, zullen, neder leggen.    xó-t DERDE DEEL. AGT-EN-VEERTIGSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS. van het Tweede Gezin der Eerste Bende. DE SAFFRAAN GEELE VLINDER. P. III. Tab. XLVIII%. I. Ü^TO@et is ontwyfelbaar zeker, dat hoe langer men. zich op jüf§ de Entomologie of Infeétenkunde toelegt, hoe meerder H $b voorwerpen men vinden zal, die men te vooren , offch(jon wd als vlinder bekend zynde, echter nimmer dacht als Rups te zullen bekomen; ook heeft de groote Schepper! zo veele foorten van Infe&en gefchapen, dat de Liefhebbery om dezelven aan te kweeken , als het ware door de groote verfcheidenheid, niet uitgedooft, maar veel eer hoe langer hoe meer Vv op- nederlandsche insecten, BESCHR.EE VEN EN AFGEBEELD,  m NACHT-VLINDERS. opgewakkerd word, dewyl het doch voor ons menfchen zeer aangenaam is, geftadig nieuwe voorwerpen te vinden, die ons ieder keer ook nieuwe genoegens verfchaffen, en Gods Almacht uit zyne Wonderen leeren kennen daar, Donsvleugelige kleine Dieren, Ook mogen deeze aarde eieren: En die dan hun Liefhebber is, Zal trachten zeker en gewis Haar wording, leven en beftaan, Zelfs op te fpooren, naar te gaan. Hier in nu door dit te betrachten, Leerd hy, met my, Gods Almacht achten, §. 2. De tegenwoordige Vlinder was my wel bekend, en ik wist ook dat dezelve in Duitschland zich onthield, doch dacht niet dat hy hier te lande insgelyks woonde, evenwel ben ik hier van weder door de goedgunstigheid van mynen meermaalsgenoemden vriend, den Heere pi eter veen, te Haarlem, overtuigd geworden, en daar deze Vlinder myns wetens nog geenen Hollandfchen naam heeft, zo zal denzelven dan noemen De Saffraan Geele Vlinder, dewyl de geheele kleur des Vlinders, veele overeenkomst met de SafFraankleur heeft. De Latynfche naam is Citrago. £• i Den gden Juny, ontfing ik van bovengenoemde Heer, waar voor ik zyn Edele vriendelyk bedanke, twee Rupfen, waarvan de eene ^Bg^iU ^fSeteken(i is Tah' XLVII1. Fig. i. zynde volwasfen, met bericht dat zy  van het Tweede GEZIN der Eerste BENDE P.ÏH. Tab.XLVllI. 163 zy Lindebladen vraten, welke zy by my ook nog nuttigden, de eene tot den 7den, en de andere tot den oden daar aan volgende, op welke Dagen, zy begonnen haar verblyf om tot Pop te veranderen gereed te maaken, en daar de eene dit juist verkoos te doen tusfchen de kant van het Glas en een Lindeblad, zo konde ik zeer goed waarneemen hoe verre zy hiermede gevorderd was; toen het Blad nu rondom vast zat, hield zy op met fpinnen, en legde zich ftil in haar verblyf neder, zynde nu gereed, om haare aanftaande verandering aftewagten; ik dacht nu die van Dag tot Dag te zien gebeuren, maar het duurde zo lang, dat ik tusfchen beiden veronderftelde dat de Rups geftorven was, en alzo geene Pop zoude wurden, ik trok dan om dit zeker te weten, het Blad aan de kant een weinig los, doch dan begon de Rups zich aanftonds te bewegen, en fpon ook zo dikwils ik zulks deed, het Blad weder aan het Glas vast, tot den ioden July, wanneer zy eindelyk in eene Pop veranderde: ik zag toen ook naar de andere.Rups, welke den pden Juny begonnen was tusfchen twee Bladen zich in te fpinnen, maar bevond dat deze nog Rups wa», doch veranderde den löden July, insgelyks in eene Pop, hebbende dus de eerste byna, en de laatste ruim, vyf weeken in den ftaat der verandering doorgebragt, het geene zeker zeer lang is, dewyl verre de meeste Rupfen, maar weinige Dagen op de verandering leggen. S* 4. Myne Rupfen ru in Poppen veranderd zynde, vertoonde deze zich uit het Spinfel genomen, als Fig. 1. zynde bruin van kleur. Fig. ïi Vv s §• 5-  f64 NACHT-VLINDERS. f.* Het veranderen van deze Rupfen in Pop, gaat zo als wy gezien hebben zeer langzaam, doch naar het uitkomen van de fraaije Vlinder behoeft men niet heel lang te wagten, want reeds den i4den Augustus, kwam de eerste, en den 25ften dito de andere Vlinder, by my uit het Pop vlies ten voorfchyn, hebbende dus maar als Pop ruim eene maand gelegen; reeds wel agt dagen voor het uitkomen, begint de Pop van kleur te veranderen, zo dat men alle ogenblikken de Vlinder te gemoet ziet; eindelyk verfchynt hy en men ziet hem met Fig. 3» jyg. 4. zyn fraaije geele kleur, zo als Fig. 3. het Mannetje, en Fig. 4. het Wyfje vertoond, beiden in de vliegende gedaante, daarentegen ver- Fig. £. toond Fig. 5. den lopenden ftand. Het onderfcheid der Kunne is alleen aan de meerdere of mindere gepluimtheid van het achterlyf zichtbaar, zynde de Voelders of Horentjes van beide geflachten ever. dik.  XAC^HT-'VlilNl^H.S i -a n ï TV» J -< •■ (i«y,ii i ^ v YYltS 'IE BENDE   NEDERLANDSCHE INSECTEN, B ESCHREEVEN EN AFGEBEELD. DERDE DEEL. NEGEN-EN-VEERTIGSTE EN VYFTIGSTB VERHANDELING. OVER PB NACHT-VLINDERS. van h§t Eerste Gezin der Eerste BeND* DE WINDE PYLSTAA&TV P. UI. Tab. XUX tn U %. u mmmmne Winde Pylftaart-Vlinder, SphinxConvolpuli, behoort ze- I © keriyk onder de zeldzaamste Nederlandfche Pylftaarten, * D ® niet zo zeer om de zeldzaamheid des Vlinder? , want deeze f *t«t *tl ziet men nu of dan in den tyd dat zy 'er zyn nog we* MOM eens vliegen> maar ora de weinige Rupfen, die 'er van gevonden worden, het is my ten minsten nimmer gebeurd eene Lf* te vinden, ofschoon jk Cu reeds meer dan vyfüg jaaren oF  t6S NACHT-VLINDERS. de Infecten - Liefhebbery my hebbe toegelegd, en ook geen eene my, voor de tegenwoordige, door de eene of andere Liefhebber is' toegezonden, zekerlyk veroorzaakt geworden zynde, om d x dezelve weinig te zien komt, het was my dus zeer aangenaam, eene Rups te ontfangen, dewelke nu het onderwerp dezer Verhandeling zal uitmaken. * §. 1. Wegens de naamsoorfprong van ons tegenwoordig Infect, behoeve ik weinig te zeggen, als ontleend zynde van het gewas daar de Rups op aast, namentlyk Conyolvulus Arvenfis of Klokjes Winde, zynde dus de meest algemeene naam, De Winh P ijlaart, dezelve word ook wel genaamd De Groote Onrust , om redenen dat de Vlinder al vliegende met de lange Zuiger uitgerekt, zyn Voedzel uit de Bloemen zuigt, en 'er niet, even als andere Vlinders, op gaat zitten, maar zich haast, als had hy geenen tyd, en met veel fpeed weder verder vliegt, zo als dit ook de klyne Onrust doet, door my genaamd de Meekrap -Vlinder, in 't Latyn Steil at ar ium, afgebeeld in 't Tweede Deel, Derde Stuk, Tab. x. 'Er onthoud zich ook nog in ons Vaderland een Vlinder, genaamd De Glafe Onrust, in 't Latyn Fuciformis, doch hier van hebbe ik de Rups nog nooit gehad, en het zal my dus zeer aangenaam zynt van de eene of andere Liefhebber, dewelke deeze Rups eens mogt ter hand komen, dezelve te mogen ontfangen, zullende ik daar van even als van andere my nog onbekende Rupfen, met dankbaarheid gebruik maaken. , >» Voor zes a agt jaaren geleden, ving ik op de Buiten-Cingel de-  van *t Eerste Gezin der Eerste Bende, P. 1TI. Tab. XL1X. ent. 1Ó7 dezer Stad, een Winde Pylflaart-Vlinder, zynde een Wyfje, het geene my zeer verwonderde, dewyl ik nooit te vooren, om deeze Stad, dezelve had zien vliegen, en ook twyfelde of 'er in den omtrek wel Winde groeide, daar de Rupfen zich op onthouden, doch ik wierd kort daar na van het tegendeel overtuigd, doordien ik ze zelfs naderhand op de Schans zag groeijen. Het bovengezegde Wyfje, gevangen hebbende, plaatste ik hetzelve te huis m eene ruime gavze vlügt, in hoop het zich van haare Eijeren zou Ie ontdoen, maar te vergeefsch, hec bleef nog eenige Dagen in 't leeven, dan ftierf zonder een eenig Ey gelegd te hebben; ik fneed toen het Lyf open, en naaide 'er de Eijeren uit, en na dezelve van het h:\ar omringende vogt gezuiverd te hebben, bevond ik ze zeer veel gelykende naar het Ey van de Paauw-Oog-Pylftaart, Ocellat*, '(?) zynde groen van kleur, afgebeeld in deszelfs natuurlyke groote Tab. XLIX. Fig. 1. ik had dus met deeze vangst, niets Tahmeer als de gedaante en kleur van het Ey bekomen. 5- 4- Dan hoe aangenaam wierd ik verrast, doör op den a/ften July van den Wel-Edelen Heere De Wolff van Westerrode, te Harderwyk, eene fraaije Rups te ontfangen, waarvoor ik zyn Wel-Edele hierby opentlyk bedanke; dezelve vrat nog drie h vier Dagen, zeer gulzig by my Winde - Bladen, en kroop toen in den grond, zonder 'er weder om te vreeten uit te komen, het geene zy anders meest tegen den avond deed. Fig. 2. is de af- Fig. *1 beelding naar deeze Rups vervaardigd, waaruit men ziet dat de>zelve in grootte en kloekte, voor geene andere Europifche Rups behoeft te wyken. S. 5. Na C*) Zie het Eerste Teel, Derde Stak, Tab. II. Xx 2  £efl ten legd. de Pop van de Liguster Pylftaart, Ligustrie, afgebeeld in het Eerste Deel, Derde Stuk, Tolt. III. heeft het ook wel een weinig, doch op verre na zo groot en fterk niet als onze tegenwoordige, welke nog omgeflagen is, daar ■de andere byna plat pp de Pop legd. |. 6. Het was in h begin van 4e Maand Augustus, dat deeze Rupt  van '* Eerste Gezik dtr Eebstï Bzmbe, P. Hl. Tab. XL1X. tn L. ig$ Rups in Pop veranderd was, en dewyl ik wist dat de Vlinder* nog voor den Winter uitkwamen, hoopte ik ook dezelven eerlang te zien te voorfchyn komen, ik liet de. Pop op de Aarde leggen, maar dekte dezelve nu niet meer, zo als ik de Rups gedaan had, met een doosdekzeltje toe, maar plaatfte haar in eene grootte met gaas overdekte Doos, waartegen de Vlinder uitkomende, gemakJyk konde opklimmen, en zette dezelve toen ftil neder; fpoedig wierd ik in myne verwachting voldaan, want reeds den zevenden September, begon de Pop op de Vleugel - fcheden donker van kleur te worden, zo dat ik duidelyk de Vleugels 'er konde zien doorfchynen, en nu binnen weinige Dagen de Vlinder te gemoet zag, welke ook den i${?n September, dus nog geen zes weeken, na de verandering van de Rups in eene Pop, te voorfchyn kwam, zynde een Mannetje; afgebeeld in de vliegende gedaar te Fig. 6. daarentegen vertoond Fig. 5. het Wyfje in ^ £ den loopenden ftand; het onderfcheid der Kunne is alleen aan de meerdere of mindere dikte van het lyf zichtbaar» De Zuiger van deeze Vlinder, welke by het Mannetje uit gehaald afgebeeld is, is nagenoeg vier duimenlang, en behoud zyne veerkragt, offchoon de Vlinder reeds lang dood ia geweest en andere deelen van het Lichaam als Pooten of Sprieten aanftonds afbreeken, zo kan men deezen Zuiger daarenr' tegen altoos uitrekken, en langzamerhand, wederom laten oprollen, zekerlyk door de Alwyze Schepper zo gefchapen, Xx 3 og  m N A C ÖT. VLINDER S. oP fel dezelve dewyl de Vlinder zyn voedzel' vïïegeftopzoekt,- «iet zonde -afbreek», daar hem het verlies van eenpoot of een ftukje uit zyn Vleugels dat minder vast zit ook veel minder hinderd, maar door het verlies van zyne» Zuiger zou hy berooft wezen, zyn voedzel te kunnen nuttigen en als dan van- honger moeten omkomen, dus een zee*: t*yze reden, voor de fterkte van dit gedeelte des Vlinder», en ,'er zyn naar gedachten nog meerder reedene* voor, die': den Alwetenden beter als ons bekend zyn, doch weke wy/ altoos gaarne, als tot de Natuurlyke Historie der Mt&m, .behorende wenfchen te weeten, en hoe meer wy van deeze :» : Historie onderzoeken en te weeten komen, hoe meer wy moeten uitroepen, Hoe groot zyn uw Werken, & HEER! Cy hebt dezelve olie met Wphsid gemaakt»    ^ACHIWIJNDE1 IS t v-m fYe.viXü O vMur> jKKRS TE EKNDK.