JAC. v. ZOELEN BOEKBINDER KANAALSTRAAT 8 AMSTERDAM-W. TELEFOON 8 3 4 7 0  Bib iotheek Universiteit van Amsterdam 01 2768 3647   UI TLEGGING VAN DE TITELPLAAT. jBefchaafd vernuft en kunst beftuurden het penceel, In ieder omtrek van dit fpreekende Tafreel. 't Graveerftift van Philips, wie zal dien arbeid wraken? Tracht Veldmaxs zinrijk Werk beftendiger te maken, En Kosters nutte vond verfchaft gelegenheid, Dat beider kunstwaardij zich met dit Boek verfpreidt. Ik zie mijn 's Vaders beeld, laat dit de Nijd mishagen, Op 't zedige gelaat het blijk van kunde dragen. De Lijkbufch naar den fmaak van 't oud Romeins gemaald, Die op het middelpunt van 't zwierig Kroonftuk praalt, (Zo weet de Kunst haar fchoon zelvs aan het grav te ontrukken) Dient om 'sMans kiefchen fmaak in de Oudheên uittedrukken. De Bufch, op ieder hoek der bovenlijst geplaast, Ontbreekt geflepe glans, dien 't Marmer van zich kaast, Dan geenfints de' achtb're tooij van 't oude werk vermogen. Verrijst Germanjers! Hoor mijn Schrijver dit betogen. Nooit is uw goed vernuft met zo veel klem bepleit (i). Der Ouden wapentuig uit harden fteen bereid, Die met de Lamp en Kruik om één der Zuilen buigen, Verftrekken hem een wolk van wettige getuigen. Het Speeltuig, Zwadde (2) en Korf, aan d'andere Zuil geftrikt Verbeeldt, hoe ook zijn brein zich tot de Digtkunst fchikt, En hoe wij door zijn pen (3) de woorden Moer en Vennen, Den oorfprong en den aart der Drentfche Veenen kennen. De Laad met Vlinderen, de Schelp, het Zeegewas In 't los Feston gehegt, het giftig Adderras En goede Ringflang op den grond door een gevlochten Speelt op zijn onderzoek van die Natuur gewrochten. Natuur wint lof door hem, hij weder door Natuur, En ik ontfteek mijn licht aan vonkjes van heur vuur. (4) BA RB ARA MARIA van LIER. (1) Zie Oudheidkundige Brieven in den jare 1760 uitgegeeven. (2) Zwadde is een werktuig, 't geen men in de Vcencn gebruikt, om lange Turf te ïTcken. (3) Dit ftuk Briefswijze aan den Beroemden Hcogleeraar van Doeveren gefebreeven, is al voor .eenige jaren afgedrukt, dan om tusichen beiden komende omltandigheden nog niet uitgegeven. (4) Dit vers heeft de laatste befchaaving niet kunnen ondergaan, doordien de Maakfter mee lang na het eerste ontwerp is overlecden.    VERHANDELING over de SLANGEN en ADDERS LANDSCHAP DRENTHE gevonden worden met byvoeging van eenige aanmerkingen eu byzonderheden, tot deze en anD£u .slangsoor.ten b e t r e.k k e L Y K. door Ml J. van L I E R, Ontfanger Generaal en Ette van het Landschap Drenthe van de Genootfchappen der Letterkunde te LevMn ' fin Pro excolendo jurè patrio/, GromnJf ' TRAITÉ des SERPENS et des V I i KR I K Q u'o n t r o cj v e •l ORANGE ET DE NASSAU, sien aimé stadhouder hereditaire des pro vinces unies, etc. etc- etc. Par Leur tres hurable et tres obeïilant Serviteur J. van L I E R.  G A L E N U S rivioti» ucnt; ei/J" »J cpvV/f Tromt. Het moet den Lezer niet vervelen die dingen te lezen en te onderzoeken, welken het den Schepper der Natuur niet verveeld heeft voorttebrengen. Le Le&eur ne doit pas s'ennuier de Ure d"être utiles, ne doivent itre repwB 3 têes  ©Cu)© . daar meer zyn, van die algemene nuttigheid noch moeten noch behoren gekeurd té worden, als zulke befchryvingen, waar door wy ook teffens van den aart en eygenfchappen dier Natunrlyke Dingen eene mindere of meerdere nauwkeurige kennis bekomen, en waar uit wy of zelvs kunnen afleiden, of door de Schryvers daar omtrent onderricht worden, voor hoe verre, en in welken opzichte, die dingen voor den Menfch, of eenig. ander Schepfel, voordeelig , nuttig of fchadelyk kunnen zyn; terwylhet doch altoos eene heilige waarheid blyft, dat derzelver beftaan noodzaakJyk is. En nog worden deze befchryvingen van meer nut, wanneer wy er tées a"une tttilitê fi générale, que ces defcriptiom, par les quelles nous apprenons en même temps d connoitre plus ou moins parfaitement la nature. & les propriêtés de ces Corps Naturels, qui nous mettent en êtat de conclure par nous mêmes, ou par ce que les Auteurs nous en rappor tent, jusqud quel point & d combien d[égards ces chofes peuvent être avantageufes oupernkieufes hï'Homme ou d quelqu'autre Crëature; Vabfolue nécesfité de leur effence demeurant toujours une vèritè inconteflabïe. Et que ces defcriptions nous apprennent outre cela, de quelle fagon mus  © C 15 ) © er uit kunnen leeren, hoe wy deze dingen aan ons byzonder of het algemeen belang kunnen dienftbaar maken , en door welke behoedmiddelen het fchadelyke, daar door veroorzaakt wordende , afteweren, of voortekomen zy: Ja eindelyk, hoe de redelyke Schepfelen daar door kunnen worden opgeleyd om des Scheppers aanzyn onbetwiftbaar te betogen, en zyne onnafpeurlyke wysheid en onafhanglyk alvermogen taflbaar te leeren kennen. Intuffchen worden deNatuurlyke Voorwerpen op verfchillende wyzen behandeld; daar is er die zich alleen met derzelver befchouwing vermaken, en ze maar gebruiken als een Speeltuig ; de fchit- I nous pouvons les faire contribuer a vair e intèrêi particulier, ou au Men public; par quelles prècautions nous pouvons nous defendre ou nous prêcauttonner contre leurs qualités nuifibles; 6? enfin, comment des Créatures douées de raifon peuvent être portées par la h demontrer mconteflablement Vexiftence du Créateur, a apprendre h connoitre comm'e a Toeil fon ié* comprehenfible fageffe fif fa toutepuiffance abfolue, tout le monde en conviendra tfabord. Cependant on confidere et Von traite les objets de THifloire Naturelle de hen des facons différent es: Les uns iamufent a les contempler, &> s"en fervent comme de jouets; leurs fens font  fchitterende Schaakkeerzels , die de veelvuldige kleuren van Dieren , Planten en Delvftoffen verfieren; de buitengewoone gedaantens of andere in het oog vallende eigenfchappen der dingen, ftreelen derzelver zinnen; zy pronken daar mede, en de eigenliefde en hovaardy opend hunne koftbaare Kabinetten. . Sommige bepalen zich om de Natuurlyke Dingen tot hun voordeel aanteleggen, dezelven tot het een of ander nuttig gebruik bekwaam makende; het belang alleen is veeltyds de dryfveer dezer werkzaamheid. Andere trachten de meer ingewikkelde en verborgene eigen- fchap- font affeclês délicieufement par les gradations de couleurs luifantes, fi prodigieufement multipliées dans les Animaux, les Plant es & les Minérauxi de menie que par hfigure extraordinaire les autres proprietès que ces objets offrent d la vue : Ils en decorent leurs riches Cabinets, £? ce nefl que paramour propre ê? par vanité, qulls en accordent ïentree aux Curieux. \ D''autres fe bornent d en retirer quelque pro fit, & les font fervir a quelque ufage plus ou moins a-vantageux: Vinteret perfonel efl fouven-t Tunique mobile de cette laborieufe induflrie. II y en a qui tdchent de pénétrer les propriétés & les qualités les plus  C © i.7 © ) fchappen en hoedanigheden der dingen natefpeuren; zy zyn onverfaagt genoeg, om de duiflerfle fchuilhoeken der Natuur intetreden. Het werktuigïyk geftel van Dieren en Planten, fielt men tot voorwerpen dér befchouwing; men poogd door geregelde overdenkingen en herhaalde proeven, dezelve tot nut van de Maatfchappy te doen dienen; luft tot onderzoek en wysheid zyn, benevens de menfchenliefde, de beweegredenen dezer edelmoedige bedryven. Ook zyn er die door ernftige betrachtingen dezer wezens, niet alleen worden opgelegd , om des Scheppers onnafpeurlyke Wysheid, Goedheid en Almagt, indeze onderaardfohe Waereld,duide- ly- i plus compliquées & les plus occuh tes des chofes; ils font affez hardis pour ofer fonder les plus profonds myfïéres de la Nature. Ils contemplent le mechanisme organique des Plant es & des Animaux, & tdchent de les rendre ut Hes au bien de la Société par le moyen de raifonnemens reflêchis g? iïépreuves réitérées; le defir de faire des recherches, d'acquêrir du fgavoir, conjointement avec Tamour pour leurs femblables , font -les motifs qui les portent a des procédés ft génèreux. On en trouve enfin, lesquels enréfiéchiffant férieufement avec attention d ces chofes, fefententnon feulement élevès par la vers desconnoiffances plus claires & plus diflinctes deVimpénètrable Sageffe, de la O Bon-  C'© 18 © ) lyker te ontdekken, maar zy vieren wel eens hunne befpiegelingen den vryen teugel; heur geeft vliegd door de onafmeetbre Geweften van de gefchapene ruimte, zy befchouwd duizend Sonnenftelzels, duizend Waerelden. De werktuigkunde, waar door zo veele Hemelbollen in beweging gehouden worden, verbyfterd hun aandagt, hun Ziel word met eerbied vervuld, ja zy verlangd reeds om aan de andere zyde van den dood, deze verbazende werken, met geheel onbenevelde oogen nader in te zien en te leeren kennen. Het is de plicht van een Wysgeer, alle deze byzondere oogmerken buiten belang en hovaardy te zamen te voegen en te betrachten; het Bonté ê? de la Toutepuiffance du Crèateur en ce qui regarde ce bas Monde; mais quife livrent auffi quelquefois un peu trop a leur imaginationfpéculative; leur efprit s'èlance b travers les immenfes Règions de l''espace cr'éée, £? y appergoit des miU liers de Syflemes Planétaires, des milliers de Mondes. Le méchanisme, qui fait mouvoir tantde Globes célefles, èblouit leur attention; leur Ame pènétrèe de la plus profonde vênération, afpire dé ja d fe trouver 'au deld du tombeau, afin de voir de plus pres 6? entterement d dècouvert, ces étonnantes merveilles, quelle defire de connoitre hfond. Le devoir iïun Philofophe confifle d rèunir & a mediter fans aucune vue dlntérêt fordide^Bfans or-  C ® -19 ® } het kan voor de zulken niet onverfchillig wezen, hoe hunne verftandige vermogens omtrent deze zaken werkzaam zyn. Onder de Dieren, die in het een en andere gedeelte van ons Gemenebefl gevonden worden,en waar van men in het byzonder geen nauwkeurige befchryvingen, en noch veel minder juifie afbeeldingen gegeëven heeft; ja, die niet alleen by veele Inwoonders der andere Geweften, maar zelve van deze Landfchap niet anders dan nauwlyks by den naam b ekend zyn, behoren buiten tegenfpraak ook de , Slangen en Adders. j Immers de arbeidzame onderzoeker der Natuur, de Heer Hout- i tuin, orgueil tous ces de (Jeins particulier s; il ne lui efl point du tout indifferent comment il emploie fes facultés intelleèluelles, relativement d toutes ces chofes. Par mis lesAnimaux, qiïon rencontre dans quelques endroits de cette République, &> dont on na publiê aucune defcription particuliere qui füt exacle, ni aucune figure bien faite, & qui ne font presqu' uniqu.ement connüs que par leur nom, pas feulement aux Habitans des autres Provinces, mais même d ceux du Pays de Drenthe, il ne faut pas manquer le placer les Serpens &> les Vi)éres. Puisque même Monfleur Houttuin, ce Naturalifle laborieux, Ca. x  C © %o © > hj-in, die de Nederlanders aan hem verpligt heeft, door het uitgeven van die algemeene Natuurlyke Hiftorie, gefchikt naar het Zamenftel van den voortreffelyken Ijnnjeus , fehynt zelve nog niet . genoegzaam, aangaande onze Nederlandfche Slangfoorten, onderligt te zyn: want ik kan (dus fchryft hy) nauwlyks begrypen, dat onze mlandfche Slangen van eene zelvde f&oft zouden zyn, dewyl derzelver woonplaats in zandige Heyden of in Moerajfen en m het Water zo veel ■verfchild; en hyfchyndzelvs niette durven bepalen, of onze Nederlandfche Slangen,Dieren van beiderlei leven QAmphibia) genoemt moeten worden, (e) Ik zal deze twy- (e) Ifetuarljïifloric, 6e Deel, bl. 379. d qui les Hollandois font redevd^bles de cette Hiftoire Naturelle générale , rangée felon le Syfte» me- du celebre Linn., Hijloire Naturelle, tome 6, p. 379.  8 *i © ) twyfelachtigheid, ten opzichte van de Slangfoorten, dewelke in dit gedeelte van ons Gemenebefl gevonden worden, tragten weg te nemen , en met dat oogmerk dezelve za nauwkeurig als my mogelyk is befchryven, en derzelver eygenfchappen, voor zo verre my die uit eygene befchouwing en herhaalde nafpeuringen, of uit toeverlatige berichten zyn bekend- geworden ,. mededelen; waar door men in flaat zal worden gefield, om onze Slangfoorten met diegeene, dewelke in andere Landen gevonden worden, te kunnen vergelyken. Ik vertrouwe hier mede aan dat gedeelte der Nederlanders geen ondienfl te zullen doen, die met de kennis der Vaderlandfche Na- tuur- disparoitre ce doute, relativement aux efpe'ces des Serpens quon trouve dans cette partie de la Republique, & les dècrirai aujjl exaclement qull me [era poffible, en faifant mention de leurs pro* priétês autant qu'elles me font connues, foït par ma propre obferva» tion & des recherches réitér èes-y foit par des rappor-fs- que a"autres m'en- ont rendus,- par oh Von fe* ra mis en ét at de comparer n&s efpéces de Serpens avec ceux quon trouve dans S-autr.es Pays.. Je crois rendre par ld un grand fervice d ceux de mes Compa* triotes, qui tdchent dtaugmentcr leurs connoijances par Yétude< dè C a IHu-  ( © 22 © ) tuurgefchichten, derzelver kundigheden trachten te vermeerderen. Dan het fchynd my toe,dat het byna onmogelyk is, zodanige juifte befchryvingen van deze Dieren te kunnen geven, waar door de Lezer in flaat kan geflelt worden, om zich een volledig begrip van derzelver gedaantens en verwen te kunnen vormen; en het is uit hoofde van dit gevoelen, dat ik het noodzakelyk achte, om by deze befchryving wel getekende en nauwkeurig gekleurde afbeeldingen te doen voegen: de Tekenkonfl overtreft in dezen opzigte de afgerichtfle Schryf konfl; immers het is een der moeyelykfle zaken voor eenSchryver, om zich van een Lezers verbeelding meefler te maken. Nie- VHiflolre Naturelle de leur Patrie. II me paroit cependant presqtf impojjïble de rendre les defcript'tons de ces Animaux fi accomplïes, quelles puiffent donner aux Lecleurs une parfaite idee de leur figure £f de leur couleur; Sefl pourquoi je croh quil efl nécesfaire, a"ajouter a cette defcription des figures bien dejfinées 6? exaclement colorêes ou enlumine'es: le dejfein furpajfe d eet egard les defcriptions les mieux faites; car c'efl une tache des plus difficiles pour un Autheur, que de fe rendre maitre de Vimaginatlon des Letleurs. Je  C © 23 © ) Niemant echter vertrouw ik, dat iets volmaakts van my zal vorderen ; immers wie doch weet niet hoe de allervoortreffelykfte Konftenaarzich gebrekkig moet erkennen , om de onnavolgbare Natuur natebootzén. Dog ik moet, aleer ik verder voortfchryve, myne Lezers doen opmerken, dat de mindere of meerdere ouderdom van fommige Dieren, en de jaargetyden, waar door hunne driften meer of minder werkzaam fchynen, eene zeer merkelyke verandering, zo in derzelver gedaantens als kleuren veroorzaaken. Dit kan met verfchillende voorbeelden bewezen worden. Ik zal echter maar alleen gebruik maken van den Korhaan, een Dier I Je me flatte cependant qu'on ffexigera de mot rien de parfait en ce genre; car perfonne fïigno. re, que le plus excellent Artifle ne doive fe reconnóitre incapable dHmiter la Nature inimitable. Avant de continuer tnon fujet, il faut que je faffe remarquer d I mes LeBeurs; que Vage plus ou moins avancé de certains Animaux, & que les faifons, pendant lesquelles leurs paffions paroiffent plus ou moins aêfives, produifent un changement trés confiderahle, tant dans leur figure que dans leurs couleurs. Ceci peut fe démontrer par diferens exemples. Je tiemployerai cependant que celui du Coq de bruyére, animal qu'on trou-  C © H © ) Dier het geen in deze Landfchap mede gevonden word; en welk Dier jong zynde, roetkoleurige of bruin geele met zwart gehippelde Vederen heeft, dewelke nooit aan de Ouden gezien worden; ja welk Dier aan die geenen,die het zelve nooit anders dan in den Herfïi of Winter gezien hebben, in de Lente byna onkenbaar moet voorkomen; immers de fmalle bleekrode halve ringen, die in den Herffl en Wintertyd het bovenfte gedeelte der Oogleden omringen, brey den zich in de Lente byna over liet geheele bovenfte gedeelte van het Hoofd, met kleine rechtftandig verhevene en karmozynrood gekleurde Vedertjes, zeer fierlyk uit, en vormen als een pruik over de trouve pareillement dans le Pays de Drenthe, & qui a dans fa jeune(fe fur plufieurs endroits de fon corps des Plumes d'un hrun jaundtre avec de petites taches noires, les quelles ne s appergoivent jamais aux vieux Coqs de bruyére, dejorte que eet Animal dolt être presque me'' connoijfable au printemps h ceux qui ne Vont vü que pendant VAutomne ou THyver; car les ares deliés d'un rouge pale, qui entourent pendant VAutomne & VHyver la partie fuperieure des Paupieres, sèpanouifjent' fort délicatement au Printemps presque fur tmte la partie fupérieufe de la Tête, par de petites Plumes cramoifies rangè'es en forme d'aigr.ette, qui s'êtendant fur les Plumes  C ® *5 © ) de glinftcrende blauwe Pluimen, waar mede de Hals en Rugge van dit fraye Dier behangen zyn. De Borfl zet zich in een bolronde gedaante op; de Staart laat heur wit gekleurde Slagpennen, door witte Dons opgeheven en onderfteund, uitgebreyder befchouwen; en over het geheel genomen, •fchynd het Dier moediger , enalle deszelvs Vederen, als door een , natuurlyk en doorfchynend Goudvernis opgeluifterd. Het is nietmoeyelyk, Wanneer deze aanmerking word in het oog gehouden,deredente ontdekken, waarom men dikwils verfchillende, zo al geen geheel ftrydende befchryvingen aantreft, of niet overeenftemmende hoord oordeelen, niet . mes d'M' bleu luifant, qui cöuvrent le Col & le Dos de ce bel Oifeau. La Poitrine s avance & séléve en bojfe; la Qiieue e'tale fes groffes Plumes Manches , tout VAnimal a un air plus courageux, tout fon Plumage femble reluire au travers a"un vernis d'or naturel, qui lui communiqué fon lu-flre & fon éclat.- En ne perdant pas de vüe cetfe ob-~ fervation, il rüefl pas difficile de découvrir la raifon, pourquoi Un rencontre fouv ent des defcriptions,fi non tout dfait oppofées Vune d Tautre, du moins fort différent es entre elle's, pour quoi Ion entendporter des juge- ■ D mens  C© 26 ©) niet alleen betreffende de kleuren , maar ook over de gedaantens vanfommige Dieren, en meermalen zodanige afbeeldingen ziet afkeuren, die echter nauwkeurig genoeg, en overeenkomftig de waarheid, zyn voorgefteld. Het is overzulks nodig, wanneer men zich een volledig denkbeeld van een dierlyk Wezen vormen wil, dat men het zelve alle jaargetydendoor, nauwkeurig gadeflaat;intusfchendiend het geen tegenfpraak te lyden, of menbehoord by de afbeelding, altoos dien ftaat te verkiezen, waar in zich het Dier volmaakfl voorfleld. Nog eene andere aanmerking kan hier worden bygevoegt, naraentlyk, dat alle natuurlyke Wezens , mens ft contraditloires,non feulement par rapport aux couleurs, mats ausfi par rapport a laforme de certains Animaux, & pourquoi Von défa-, prouve fi fréquemment des figures, qui font cependant affez exaclement cj? fidelement rendues. Par conféquent il efl ne'ce (faire, lors qu'on veut fe former une jufle idéé d'un Animal, de Vobferver foigneufement pendant tout es les faifons de Vannèe : ê? lorsqiion en publie des figures, ilfaut fans contredit toujours préferer celles j qui repréfentent VAnimal dans fa plus grande perfeblion. II y a encore une autre réflexion d faire , favoir que tous les Etres naturels, quoique de U  C © *7 © ) zeng,ongeacht dat zy gelykfoor* tig zyn, echter in eenige byzonderheden van den anderen onderfcheiden en kenbaar zyn, en wel in diervoegen, dat er in het ganiche Natuurryk,geen twee Wezens in alle byzonderheden volmaakt overeenkomftig, en jüift in alles gelykformig, gevondenworden: en wel in het byzonder heeft dit verfchynzel by het geflacht j der Slangen plaats. In geheel Indien, zegd de Heer f Linnmus , zyn geen twee Slangen van eenerley kleur aantetreffen. By Hasselquist leest men van Slangen(/)5die van kleur zouden ver- CQ Rcyzen, adedcelj bl. i39. num. mu' Zie 00k de ReyzenvanSHAw, ifte deel, bl. 26p. même efpece , different cependant & font reconnoiffables par queU ques particularités; jusque ld même, que dans toute la nature il ne Je trouve pas deux Etres , dont tout es les particularités foient entierement femblables , £? tout d fait conformes entre eïïes: ce phénomene a Um particulierement dans le genre des Serpens. Dans rinde entïere on ne rencontrepas, felon Monfr. LimjEVS, deux Serpens de la même couleur. Hasselquist (f) fait mention de Serpens, qui changent de couleur, 2. COm, (O Fbyages Tom. 2. pag. i39. 1U txni. Foyéz ausjïks Foyages de Shaw , fm l.fag. 269. de Peda. holland.  c m** ©) veranderen, even als men van den Kamelion verhaald, naar de hoedanigheid der gronden, waar op men deze Dieren aantreft: en PllNiusfpreektals van eene bekende zaak, dat veele Slangen de kleur der gronden aannemen, waar op zy haar verblyf. houden, (g) De Heer Daubenton tekent aan, dat 'er Slangen zyn, welkers zwarte vlakken zomvvylen geheel verdwynen. (ff) Die men in het Diemermeer vind, zyn, volgens het getuigenis van den Heer Houttuin , ook van kleur merkelyk verfchillende. (f) Zonder my met het onderzoet than: (g) Hiftor, Natur. Lib, vin. cap. 28. Qi) Encyclopedie op Afpic. (0 Narinirl. Hiftorie, 6e deel,, bl. 379. (g) Hifl. Nat. lib. vin. Cap. 28, (h) Encyclopedie au mot Afpic. (i) Hifl. Nat. Tom. 6. pag. 379, comme on Taffure du Camélêon , felon la qualité du fol, ou on les trouve: & P l i n e marqué comme une chofe connue, que plufieurs Serpens prennent la couleur du j terrein ou ils [e tiennent ordinaire* ment. (g) Monjieur Daubenton rapporte , qull y a des Serpens, dont les taches noires disparoiffent quelquefois entierement. (h) Ceux que Ton trouve dansleLac de Diemen (Diemermeer) different ausfi,felonMonfr.Hovttvin,(i) beaucoup en couleurs les uns des autres. Sans rechercher pour le préfent, i jus,  C © 29 © ) thans optehouden, hoe verre deze getuigeniflen met de waarheid overeenkomftig zyn, zal ik hier nog maar alleen by voegen, dat de aflegging der oude Huid, de Slangen een veel friïTer en jeugdiger gedaante verfchaft; haar nieuwe Kleed vertoond nieuwe en levendiger verwen. Het kenbare verfchil tuflchen eenfoortige Dieren is, opzichtelyk veele anderen, zelvs boven vermoeden , aanmerkelyk; een enkel voorbeeld zal uit veelen genoeg zyn, om dit aantetonen. Een Herder, wiens zorge eenige honderde Schapen, aan verfchiliende Perfonen toebehorende, zyn aanbetrouwt, gelyk dit gebruik meeft algemeen in deze Land- ' jitsqu' d quelpomt ces obfervations fe trouvent conformes d lavéritê, jajouterai feulement, que les Serpens acquierent, en dépofant leur ancienne Peau, un air de fraicheur Ê? de jeuneffe, qui leur vient de leur nouvelle Peau, brillante de nouvelles de plus vives cow leurs. Let différence remarquable, qui fe trouve ent-re des Animaux de la même efpece, efl, en comparaifbn debeaucoup d'autres Animaux, bien plus confidérable qu\on nefi l'imagineroit au premier abord; un feul exemplefujfirapour le demon- trer. Un Berger }aux foins duquel plufieurs centaines de Br eb is y appartenantes d dijférentes Perfonn es, font confiéesycomme cela fepraD 3 ti-  C© 3 o © ) Landfchap plaats heeft; zal zich geen ogenblik bedenken, om den Eigenaar van ieder Schaap, aan hem die nieuwsgierig genoeg is, daar na te verneemen, aantewyzen, terwyl de Vrager tusfchen verre de meeften van die Kudden, niet het geringfte onderfcheid heeft opgemerkt. Ik heb nodig geacht deze aanmerkingen te doen voorafgaan, met oogmerk, om niet alleen het overylende, maar ook het vooringenomen oordeel,zo veel mogelyk tot bedaarder onderzoek te bepalen, wanneer men in deze befchryving, of in de afbeeldingen der Drentfche Slangen, berispenswaardige feilen mogte menen te ontdekken: intiüTchen zal het my altoos tiquepresquegénêrdement dans ce Pays; ne balancera pas un moment, lors qu'il s'agira de fatisfaire quelque curieux, qui voudroit connoitre lePropriétaire de°chaqueBrebis en particulier; pendant que celui qui s'en informe, na pas apperfu la moindre dijférence entre la pluspart des individus de ce Troupeau* J'ai cru qu'il faloit faire précéder ces réjlexions ,afin deprévenir par la, autant qu'il efl posfible, lesjugemens tref précipitês,& lespréjugés, afin qu'on portdt plus de moderation dans l'ex'amen9 lors qu'on croïra découvrir dans cette defcription, ou dans les figures des Serpens du Pays de Drenthe, des fautes d corriger: en attendant on me fera toujours plat-  C © 3i © ) altoos tot vermaak verftrekken, om met bedaartheid, van myne dwalingen onderrigt te mogen worden. Drie foorten van Dieren worden in de Landfchap Drenthe gevonden, die tot het geflacht der Slangen behoren, en men heeft aandezelven de namen gegeven van SLANGEN. ADDERS. HAZEL WORMEN. De eerflgenoemde foort is op de eerfle, de tweede op de tweede, en de derde op de derde agter gevoegde Platen, zo nauwkeurig als my mogelyk was, afgebeeld. Som- plaifir, quand on voudra m'indiquer dune fagon honnéte, les erreurs dans les quelles je pourrois être tombé. II fe trouve dans le Pays de Drenthe trots fortes d'Animaux appartenans au genre des Serpens-, on leur a donné les noms de COULEUVRES. De VIPERES, Et D'ORVETS. La première de ces cfpeces efl reprefentée dans lapremier e3la feconde dans la feconde, & la troifiême dans la troifiême Planche f qu'on trouve a la fin de ce mémoire^ ausfï exaélement qtfil m'a êté posfible. Dif-  c" © 32 m) Sommigen onzer Landlieden voegen by deze drie nog eene vier de foort,dewelke tot de Waterdieren zoude behoren, immers derzelver verblyf in die vloeybare Höoftftoffe zoude houden. Dan ik heb geen moeyte nog naarvorfchingen gedurende eenige jaren verzuimt, om deze Water-flangfoort in deze Landftreek te ontdekken y echter zyn myne pogingen vruchteloos geweefl, en ik achte ook alles wat men:daaromtrent voorwendt, onwaarachtig; maar men heeft ligtelyk en ter goeder trouwe kunnen dwalen, wanneer men d;e eene of andere onzer Slangfoorten meermaalen heeft zien zwemmen, welke kunst byzonder door de eerstgenoemde foort- Different es P erf onnes de cePays aj out ent d ces trois efpéces de Serpens-une quatriême efpéce, qu 'on devroit mettre au rang dej Animaux aquatïques$autant quelle habite dans ce fluïde élément.Quoique je naie épargné pendant , plufieurs annèes, ni peines ni recherches , pour découvrir cette efpéce de Serpent aquatique dansce Pays, je ny* aï cependant pas> pu r'éusflr, 6? je najoute aucune' croyance a tout ce quon debite d ce fujet ; car on a' pu fe trom-per facilement ê? de la meilleü-re foy du monde , en voyant d differentes reprifes, Tune ou Tautre efpéce de nos Serpens qui na-geoient; ce que la-première efpé-  C © 33 © ; foort, die men Ringflangen noemd, meefterlyk geoeffend word, waar door zy veeityds hun leven redden, wanneer dezelve door Menfch of Beeft vervolgd worden : de Schepper heeft elk Dier eene natuurlyke vrees voor hunne vernietiging ingefchapen. Om myne onderwerpen onderfcheiden te leren kennen, zal ik eerft aantekenen wat tot elk foort in het byzonder behoord, en vervolgens het geene dezelven met malkanderen gemeen hebben. De Heer Linnjsus en anderen noemen de Slang, wiens afbeelding en befchryving ik myne Landsgenoten eerft mededeele , Coluber Natrix. Het ; ce, c'eftd dire la Couleuvre, fgait faire parfaitenïent bien, par oh ils fauvent fouvent la vie, lorsque des Hommes ou des Bêtes les pourfuivent: le Créateur a fait naitre dans le coeur de tout Animal une crainte naturelle de fon anêantiffement. Tour qu'on acquiere des lumieres dijlinclesfur les fujets que je traite, je marquerai premiérement ce qui appartient d chaque efpéce en particulier, £p enfuite ce qu'elles ont de commun entre elles. Monfieur Linn^us d'autres Auteurs nomment Coluber Natrix, la Couleuvre, de la quelle je donne ici, en premier lieu, la reprèfentation g? la defcription d mes Compatriotes. E Les  c © 34 ©) Het is de Natuuronderzoekers bekend, dat deze Geleerde den naam van Coluber geeft aan die foort van Slangen, dewelke den Onderbuik met Schilden, en het onderfte gedeelte der Staart met chu bb en bezet heeft (Je), en dat hy ,in zyne rangfchikking der Dieren van tweederley leven, (/) de kruipende, (m) in den tweeden rang heeft geplaatft. Door den Heer Gronovius (ti) word (£) Coluber, fcuta abdominalia,fquamae caudales. (I) Amphibia. (in) Serpentia, os refpirans tantum pulmombus, Pedesmlli, Pimaeve natatoriae nullae, Aures nullae. Linnjeus Syftema Naturae, Tom. 1. Edit. xu. («) Vid. Hijlor. Ampbibiorum Num. 2?» Les Naturalifles nignorent pas, que eet illuflre Sgavant donnelenom de Coluber d eet te efpéce de Serpens , dont le ventre efl garni d'ecailles fcutifonnes, & dont la partie inférieure de la queue efl couverte d'ecailles ordinair es: (k) 6? que dans fa clasfification des Animaux amphibies (\) il a adjugé le fecond rang aux reptiles (m). Monfieur Gronovius (n) nom- me (k) Coluber,fcuta abdominalia, fquamae caudales. (1) Amphibia. (m) Serpentia, os refpirans tantumpulmonibus, Pedes nulli/ Pinnaeve natatoriae nullae , Aures nullae. Linn^us Syftema Natur. Tom. i. Edit. xu. (n) Vid. Hiftor. Amphib. Num. 27. Pag-  C © 35 © ) word deze Slang insgelyks Coluber genoemd. Daar is onder de Nederlanders die dit Dier den naam van Heyaal geven; echter word dezelve in het algemeen Ring/lang genaamd : de Franfchen noemen dezelve Couleu- , vre a Collier. De reden van deze benaming is, om dat men agter den Kop, op den Hals van dit Dier twee witte vlakken , eenigermaten naar een Halsband gelykenende, gadeflaat; deze 27. pag. 63. 6? Zoöpbylac. pag. 23. num. ïi3- Seba noemt deze Slang, Ophis indigena tuberofus. vid. Thef. Vol. I. p. 6. De Natrix pleegd ook wel eens PolyJlepbes, of gekroonde, insgelyks Hydrus genoemd te worden. me ausfi ce Serpent Coluber. On trouve des Auteurs Hollandois qui nomment eet Animal Heyaal; ilporte cependant communement knm de Ringflang, m Couleuvre d anneau: le nom que les Frangois lui donnent efi celui de Couleuvre a Collier. La raifon de cette de'nomination eflfondêefur ce que Von appergoit derrière la Téte fur le Col de eet Animal, deux taches Manches, qui reffemblent en quelque fagon d un Col- Pag- 63- Zoöphylac. pag. 23. Num. 1x3. Seba nomme ce Serpent, Opbis in. digena tuberofus. Vid. Thef. vol. I. pag. 5. E 2  c ® 36 m ze Ring of Band is by het Mannetje, welke, over het geheel genomen, fterker kleuren dan het Wyfj'e heeft, zomwylen ligt geel, zomwylen orange of vuurkleurig, waar agter twee van een-wykende en puntig eindigende zwarte vlakken geplaatfl zyn, dewelken by de witte Halsband en ligt blauwagtige of olyfkleurige Rug-fchubben, in diervoegen affteken, dat dezelven op dien afftand, tot dewelke'de meefte Menfchen, de Slangen, niet zonder vrees, durven naderen , even als waren het verhevene en boven het Hoofd uittekende punten, zich vertonen, en deze hebben in der daad eenige gelykenis met het voorfte gedeelte vanfommigeStraalkronen, die de Collier; chez le Male, dont les couleurs font en gènêral plus vives que celles de la Femelle, eet Anneau ou ce Collier efl quelquefois d\m jaune clair, quelquefois couleur d'orange ou de feu, derrière lequel fe^trouvent deux taches noires, divergent es, & fe terminant en pointes , lesquelles tranchent teUëment avec les ècallles Manches du Col & celles du Dos, qui font Sun bleu clair ou d'une couleur olivatre, qiielles paroiffent d cette diftance, d laquelle la pluspart du monde craint même iïapprècher des Serpens, comme des pointes eminent es, faifant faillië au desfus de la Tête, S? qui ont en effet quelque rapport avec la partie anterieure de certaines Cour onnes a rayons, qui cei-  C © 37 © ) de Keyzerlyke Schedels op deRomeinfche Munten omringen. De fterke indrukken, die de verbeelding pleegd te maken, voed by myne Landgenoten het vooroordeel, even als of zich in deze Landfchap Kroondragende Slangen zouden ophouden. Was deze dvvaaling de eenigfte, die de vrees, door het vooroordeel onderfteund, zo waarachtig als een onfeilbaar Geloofsartikel wilde doen doorgaan , en welkers weerbariïigen aart, door de overtuigendfte welfprekendheid , niet kan ondergebragt worden! hoe gelukkig zoude zulks voor de Wetenfchappen zyn ! Maar helaas! derzelver aantal loopt in het oneindige. De I ceignent la Téte des Empereurs fur les Medailles Romaines. La forte impresfion, que Vimagination laiffe apres foi, entretient parmi nous le prejuge', de croire, qull y a dans ce Pays des Serpens d Têtes couronnêes. Que n'efl ce la feule erreur, que la crainte étayée du préjugé tdche de faire paffer pour une vêrité ausfu certaine que Partiele de foi te plus inconteflable , fip dont le naturel opinidtre ne fauroit être vaincu ni foumis par Yèloquence la plus perfuafwe! quel bonheur ne feroit ce pas pour les Sciences! Mais hélas! le nombre des erreurs ejl innombrable. Ee 3 Fr ais  c © 38 m) Den toenaam Natrix, heeft men waarfchynlyk aan dit Dier gegeven, wegens deszelfs vermogen, om zeer gezwind te zwemmen, alhoewel het van deze hebbelykheid meelt, gebruik pleegd te maaken, om zyne vervolgers te ontwyken, of om de eene of andere dringende reden naar de overgelegen oever van een Sloot , Beek of Rivier zich te begeven, en overzulks alleen, om een naderend gevaar of gevreesde nood, te ontvluchten ; en mogelyk begeven zy zich nu en dan ook te water om zich te reynigen of te verkoelen. DeRatelflang door den Heer Vosmaar befchreven, kroop dikwils door een Kom met water, en zomtyds leyde hy er zich in neder. De Vraifemblablement on a donnè d eet Anlmal Vépithéte de Natrix, a caufe quil nage avec une vèlocitè furprenante, quoiqull ne faffe ufage de cette facultè que pour éviter ceux qui le pourfuivent, ou pour fe rendre par quelque raifon preffante, au bord oppofé $un étang ou d"urie Riviére, 6? cela feulement, pour fe foujlraire d un péril qull voit approcher, ou d un befoin qu'ü craint; ê? peut être vont elles ausji de temps en temps a Veau pour fe nettoyer ou fe rafraichir. Le Serpent d fonnette, dont Monfieur Vosmaar a donnè une defcription, rampoit fouvent dans un basfm ou il y avoit 'de Veau, £? quelque fois il s\y couchoit. La  C © 39 © ) De Kop van deRingflang is langer dan breed , en brecder dan diep of dik; het agterfte gedeelte is uitgeftrekter in breedte dan het voorfte ; overzulks deze Slangekop de gedaante heeft van eene platachtige halve ruit met flompe hoeken. De Schubben of Schilden op de Kop zyn de grootfte van allen, en aan elkander zo wel als aan de overige Schubben der Slang, ongelyk; zy voegen zich echter regelmatig naar de gedaante der Kop, en derzelver getal beloopt om de twintig» De Bek kan zo verre als de Kaken zich uitftrekken, of tot daalde Hals begind, worden geopend; het geen voor deze Dieren nood- zaak- ILa Tête de la Couleuvre d collier efl plus longue que large, & a plus de largeur que de grosfeur ou d'épaisfeur; la partie poftérieure eft plus large que l'anterieure; d'autant que la Tête de ce Serpent resfemble d un demi carreau applatti, dont les angles font obtus. Les Ecailles fcutiformes du desfus de la Tête font les plus grandes de toutes, cj? different autant entre elles, qu'elles font differente* des autres Ecailles de ce Serpent; elles font cependant arrangées reguliérement felon la forme de la Tête, d peu prés au nomhre de vingt. La Couleuvre a collier peut ouvrir fa gueule ausfi avant que fes machoires s'étendent, ou jusqu'au commencement de fon Col; ce qui efl neces-  c © 40 ©) zaaklyk is om hun aas te grypen en intezwelgen; deze Bek of Kaken zyn met dikke harde Lippen of Zomen bekleed, die ieder met fes witte Schilden bedekt zyn, en welke Schilden door regtftandige zwarte ftreepen onderfcheyden worden. In de Onder- en Bovenkaken zyn zeer kleine agterovergebogene Tandjes gekaft, die zich even gelyk een Rafp doen voelen. Tusfchen de beyde Onderkaken legt eene rolronde Buis, ftrekkende van agteren uit de Keel tot byna aan het uiterfte vooreynde van het Kakenbeen; en tufichen de twee Bovenkaken is eene holligheid, waarin die Buis, wanneer de Bek toe necesfaire a ces An'imaux pour pouvoirfaifir &'avaler leurproye; cette Gueule ou ces Machoires font garnies de Lévres ou de Rebords durs Êf épais, chacune des quelles efl couvert e de fix Ecailles fcutiformes Manches , diflinguèes Tune de Vautre par de lignes noir es perpendiculair es. Dans la Machoire fuperieure g? inferieure on trouve de tres petites Dents enchajfêes dans leurs alvèoles, & plus ou moins recourbjes en arriere, qui au tacl font Veffet d'une rape. Entre les deux Machoires inferieures il y a un tuyau cylindrique, qui s''étend du fond de la Gorge presque jusqii d Vextremitè anterieure de la Machoire; & entre les deux os de la machoire Superieure je vols une cavitè, dans laquelle ce Tuyau iadap-  C © 4i ©) toe is, fluit, cn zonder gedrukt te worden veylig leggen kan: ik zal in het vervolg het gebruik van deze Buis befchryven. De Tong is aan het vooreynde in twee deelengefpleeten,plat, en donker purper gekleurd. De Oogen zyn groot, en helder bruin; de Appel is met een geele kring omringd, en in het voorfte gedeelte van het Hoofd, onmiddelyk tufïchen de Kaakzoom en platte Bovenfchilden geplaatft. De Neusgaten zyn in een regte lyn horifontaal met de Oogen, en omtrent regtftandig boven het uiterfte deel van de Onderlip, waar over de Bovenlip eenigfints heen fchiet, s'adapte, lorsque la Gueule efl fermee, fans aucune crainte Sétre comprimé; je deerirai dans lafuite quel efl Vufage de ce tuyau. La Langue eflfendue en deux d fa partie anterieure; elle efl applatie, Sune couleur de pourpre foncê. Les Teux font grands, B Sun brun clair; la Prunelle entourée Sun cerek jaune, efl fituée d la partie anterieure de la Tête, immediatement entre le Bord de la Machoire, Ê? les Ecailles fcutifonnes fuperieures qui font applatties. Les Narines font placées en ligne droite horizontalement eu égard aux Teux , £? presque perpendiculairement au dejfus de l'extrémité de la Levre inferieure, par defus F laquel-  C © 42 © ) fchiét, even gelyk dit in veele andere Dieren plaats heeft. Uiterlyke Gehoordeelen ontbreekt deze Dieren, of fchoon zy het Zintuig zelve niet misfen; de ondervinding leert ons dit, en de werkkundige hand van den Heer Geoffroy heeft ontdekkingen gedaan, die allen twyfel daaromtrent wegnemen (0); en ongeacht dit Zintuig in de Slangen veel eenvoudiger en onvolkomener, dan dat van andere Dieren, aan ons toefchynt> het voldoet echter niet min- (0) Memoir. de Mathem. & Pbyfiq. Tom. 2. jag. 164. Zie insgelyks Uitgezogte Verhandelingen, 5de Deel, bl. 598. laquelle la Levre fuperieure avance plus ou moins, comme cela fe voit dans plufieurs autres Animaux. Ces Animaux nont pas de porties exterieur es de ï Ouie, quoiquils en posfedent VOrgane même, comme nous le voyons par ïexperience,S lefcavant& habile Monfieur Geoffroy a fait des decouvertes, qui ne laiffent plus aucun doute d ce fujet (0); 6? quoique eet Organe nous paroijfe beaucoup plus fimple plus imparfait dans les Serpens que dans d'autres Animaux, il ne remplit cependant pas moins pour (0) Memoir. de Matbem. ö5 de Pbyfiq. Tome 2.page 164. Voyez ausfi Uitgezogte Verband., Part. v. pag. 258.  c © 43 © > minder aan het wyze oogmerk van den Schepper. Het onderlïe gedeelte van den Kop is geelachtig wit gekleurd, plat en regelmatig met een rey van Schubben of Schilden bezet, welken naar den Hals in grootte afnemen. De fchikking dezer Schubben volgd den uitftrek der Kaken of Lipzomen, waar door zy halverwegen den Kop,kielswyze van malkanderen afwyken, in welke tmTchenruimte de heele Schilden, die den Buik bedekken, een begin nemen, en die tot aan den Staart onafgebroken op malkander leggende, voortlopen; het onderfte gedeelte van den Staart is met halve Schilden bedekt, die in het midden o Ver malkander in dier voegen pour cela la vue fage du Créateur. La partie inferieure de la Tête efl d'un blanc jaunatre, platte & duneforme reguliere, garnie d'um rangée d'Ecailles oblongues ou fcutiformes, qui vont en diminuant de grandeur vers le Col. L'arrangement de ces Ecailles efl conforme d Vetendue des Machoires ou des bords des Levres, d'oü refulte que vers le milieu de la Tête elles fefeparent Vune de Vautre comme la quille d'un Navire; dans Tintervalle, qu'elles laiffent entre elles, commencent les Ecailles fcutiformes entiéres, qui recouvrent le Fentre, 6? continuent ainfi couchées Vune fur Vautre fans interruptionjusques d la Queue; mais la .partie inferieure de la Queue Fa efi  C © 44 © ) gen henen fchieten, dat deze fcheyding zich als een heen en wederlopende (ferpenterende) ftreep vertoond. Linn^us, Gronovius en anderen, noemen deze halve Schilden, Schubben, even gelyk die, dewelken den Rug en het bovenfte gedeelte der Slangen-ftaarten op elkander leggende of gefchalied, bedekken. Het verfchil tuflehen de Rug en de onderfte Staart-fchubben is te aanmerkelyk, om dezelven met geen onderfcheydende naam te benoemen: my fchynen de woorden, halve Schilden , eygenaartiger om een geregeld denkbeeld van dat gedeelte myner onderwerpen te geven. Ik gebruik hier het aangenomen woord Schilden, om my en deze efl couverte d'Ecailles femilunaires, lesquelles avancent dans leur milieu Tune furTautre, de fagon que cette féparationfonne une ligne qui va comme enferpentant. Linnjeus, Gronovius & d''autres. nomment ces demies Ecailles, fimplement des Ecailles, tout comme celles qui couvrent le Dos & le de (jus de la Queuedes Serpens, & lesquelles font couchèes Tune fur Tautre enforme de tuiles. La différence entre lesEcaille du Dos ^lles du de(fous de l'a Queue efltrop confidérablepour quelles ne foi ent pas diftingue'espar un nom différent: les mots dedemies Ecailles fcutiformesme paroijj ent plus caraBérifliques,&donnet une idéé plus conforme au fujet que je traite, Je me fers ici du terme ufité d''Ecailles fcutifonnes, afin dene pas  C © 45 © deze befchryving niet onverftaanbaar te maken, wanneer ik het woord Plooyzel daar voor bezigde, of fchoon dit de zaak eygenaartiger zoude uitdrukken, overmits deze zogenaamde Schilden geene van een gefcheydene Lichamen zyn, gelykerwys de Schubben, maar aan een hangende, en niets anders dan een geplooyd vel of vlies, hetgeen den Buik dezer Dieren bedekt. De Schubben die den Rug cn bovenfte deel der Staart bedekken, zyn kleyn,ruitsgewys langwerpig, zonder fcherpe hoeken, en gefchalied op malkander leggende; aan de onderfte punt hebben zy eene infnyding aan een regtzydigen driehoek niet ongëlykjmidden over ieder pas me rendre inintelligible dans eet te defcription, en cas quefemployois en place le mot de Replis, quoique celui ci expfimeroit la chofe plus caracterifliquement, d caufe' que ces Ecailles feutifor mes ainfi nommèes , ne font pas des Corps feparës, tels que les Ecailles proprement dit es, mais des Corps continus, & fimpkment un replis de la peau ou d\me membrane, laquelle recouvre le vent re de ces Animaux. Les Ecailles qui recouvrent le Dos & la partie fuperieure de la Queue, font petites, rhomboidales, fans angles aigus, arrange'es Vune fur Vautre comme des tuiles; a la pointe inferieure elles ont une incifton qui ne reffemble pas mal h un triangle equilateral; le long du F 3 milieu  ( © 46 © ) ieder dier Schubben loopt in de lengte een eenigfints verheven ftreep, dan dezen worden eerft gezien agter de vlakken, welke den ring om den Hals vormen; tot de halve lengte der Slang neemdhaar Lichaam in dikte toe, en de Schubben worden teffens trapswyze groter, doch zy nemen te gelyk met de dikte van het Lichaam, gelykerwyze wederom naar de Staart in grootte af. Het getal dezer Schilden en Schubben komt niet altoos met de ppgave van den Heer Linïweus overeen, (p) en is dierhalven een ken- milieu de ces Ecailles on appercoit une raye plus ou moins eminente, mais cette incifion & cette raye ne s'appergoivent que derrière ces taches, qui forment Vanneau qui entoure le Col: la grojfeur du Corps des Couleuvres va en augmentant jusqu'a la moitié deleur longueur,& les Ecailles deviennent infenfiblement plus grandes, mais vers la Queue elles diminuent en grandeur a mefure que le Corps decroit en grojfeur. Le nombre de ces Ecailles fcutiformes & des Ecailles proprement ainfi nommèes, nefl pas toujours d'accord avec celui qu'on trouve marqué dans les ouvrages de Monjieur Linn^eus, (p) & ne fgauroit par conféquent (p) Hy bepaald dezelven op 170 Schilden (p) // en fixe le nombre a 170 fcutifor- mes  C © 47 © } kenmerk tot onderfcheiding der foorten, het geen, zo als de Heer Vosmaar zich te recht uitdrukt, van veel te ongewiffen uitkoomffc is, om cjaar op met zekerheid te kunnen aangaan; Qq) men vergelyke de telling van Schubben en Schilden , door de Heeren Linn^eus en Gronovius opgegeven, en men zal de onzekerheid van dit kenmerk niet langer twyfelagtig ftellen. De heerfcbende kleur langs den Rug is een-verwig, op de eene donkerder dan op de andere, en heeft eenige overeenkomt; met die dei- den aandenBuik, en opooStaart-Schubben. (q) In 'de befchryving der Ratelflang. fêquent fervir de marqué diflinclive pour reconnottre lesEfpeces, d"autant que ce nombre, comme le remarque fort bien Monfieur Vosmaar, varie beaucoup trop fouvent pour qu'on puiffe y faire fond; (q) on na qu'd comparer Vènumèration des Ecailles, g?' des Ecailles fcutiformes, que donnent Mesjieurs-LmNjEUs & Gronovius, & r0ft n'aura plus aucun doutefur Vincertitude de ce caraclere diflinSlif. Tout lelong du Dos iln'y a qu'unefeule couleur dominante; elle efl plus foncée chez Vun que chez Vautre, SP res- mespour le Vtntre, £? d 60 Ecailles pour la. Queue. (q) Dam la defcription du Serpent a f onnette.  C © 48 © ) der Olyven; evenwerzyn fommigen in het voorjaar, korte tyd na de vervelling, blauwagtig; deze kleur echter behoudenze niet lang, zy word door ftof en flyk bezoeteld ; de brandende zonneftralen rooften dezelve, de Huid word dikker en de heldere kleuren verwelken. De melk-witte Buikfchilden van onze Slang,zyn door een ligt-zwarte onregelmatige flreep, midden onder den Buik langs, even als gemarmerd, en het geheele Lichaam boven de fcheyding der Schilden en Schubben, met zwarte langwerpige vlakjes, opwaards lopende, getekent: deze mengeling van kleuren en tekening geeft aan onze Slang geen onaan- resfemble plus ou moins a la couleur Olivdtre, quoiquil y ait des Couleuvres, dont la couleur tirefur le bleu au printemps,peuapres qulls ont changé de peau; cependant ils ne confervent pas long temps cette couleur, que lapousfiere & la boue falijjent, ê? qui efl brule'e par Var deur du 'foleil; la peau sèpaisflt, & les couleurs vives fe terniffent. Les Ecailles fcutiformes du Vent re de notre Couleuvre font de couleur blanc de lait, & comme marbrées le long du milieu du Ventre par une raie irréguliere d'un noir clair, tout fon Corps au dejflus de la féparation des Ecailles fcutiformes d'avec les autres efl marqué de petites taches noir es oblongues & dirigées vers le haut: Ce mélange de èouleurs de dejfein donnè  c © 49 m.j- onaanzienlyk voorkomen. De Natuur bekleed dikwils de redenloze Dieren, met fierlyke uitterlykheden, waar op de ogen der Natuurbefchouwers zich vergallen; maar hun Huid en Vagt verfchaft ook aan de redenmachtige Schepfelen de onmisbare klederen en verwarmende bedekzelen , of laatze tot andere gebruiken dienen; de Slangen-vellen hebben ook heur nuttigheden. De Staart der Slangen is evenredig eens zo lang als die van de Adders, en fpitfer uitlopende; zy Haat tot het Lichaam als een tot vyf; boven langs de Ruggraad befpeurd men eene zichtbare en ee- ; nigzints fcherpe verheventheid, waar door de beyde zyden van dit I ne a ce Serpent un air diflinguê. Souvent la Nature revet les Brutes d'une parure exterieure, qu'aiment a contempler ceux qui s'occupent d PHifloire Naturelle; leur Beau & leur Toifon fournifent outre cela aux Etres doue's de raifon dequoi fe vêtir & fe garantir contre le froid , ou bien elle les fait fervir a S'autres ufages; la peau des Serpens a pareillement fon utilité. La Queue des Serpens efl, d Iongueur egale de toutle corps, unefois plus longue que celle des Viperes, & fe termine plus en pointe; fa longueur efl relativement d celle du corps de VAnimal comme un a cinq; en haut le long de Pêpine du Dos Pon appercoit une élevation notable & G tant  (® 50 ©) dit Dier juift verdeeld worden. Wat nu aanbelangd de gedaante der Slangen over het geheel, een ieder weet, dat lang , rolrond, dun; van Poten, Vinnen, Vleugels en uitterlyke oren ontblood, hun byzondere geftalte zy: de afbeelding op de eerfte Plaat by deze befchryving gegeven, en naar het leven zo juift mogelyk afgetekend, fteld onze Drentfche Slangfoort voor, waar door men zich een algemeen denkbeeld zal kunnen maken, betreffende de evenredigheid der delen, en hoedanig dezelven onderling tot malkander, of in welker voegen de Kop en Staart tot het Lichaam ftaan. . Ik teint foit peu en crête, la quelle fépare exaclement les deux cótés de cetAnimal. Pour ce qui efl de la figure des Serpens iperfonne nignore qiiils font longs, cylindriques, effilès; quilsnont niPattes. ni Nageoires, niAiles, ni Oreilles externes, que ceft en ceci que confifle leurformeparticuliere. Larepréfentation, quefenaidonnée dans la première Planche, quiaccompagne cette defcription, 6? laquelle a êté desfinêe d'après Nature ausfi exaclement qu'il a êtéposfible, nous fait voir Vefpéce de Serpent du Pays de Drenthe,par oh Vonpourrafefor~ mer une idéé générale de laproportion des parties & de leur pofition relative, commepar exemple celle de la Tête de la Queue avecle refledu Corps. II  C © 5* ® ) Ik moet hier echter doen opmerken , dat het Wyfje voor dat deze haar Eyeren gelegt heeft, dikker is, (V) dan na dien tyd; gelykerwys ook een ingezogen of doorgezwolgen Vogel, Muis of ander Diertje, de Slang merkelyk verdikt en ronder uitzet; dan deze toevallige verandering in de gedaante van het Dier, behoefd geene verandering in de befchryving van de natuurlyke geftalte te geven. Die genen myner Lezers, die zich met de befchryving en afbeelding der uitterlyke gedaantens van onze Slangfoorten niet kunnen ver- CO Ik heb Wyfjes Slangen gehad die vier duim dik waren. I // faut pourtant que je fajfe remar-quer dans eet endroit, que la Femelk, avant qu'elle ait pondu fes Oeufs, (r) efl plus groffe qu'aprés ce temps ld, fiP que le Serpent devient beaucoupplus gros, &> plus arrondi,lors qu'il a avalé un Oifeau, une Souris ou quelqu'autre Animal; mais ce changement accidentel dans la figure du Serpent, nen exige aucun, dans la defcription de fa configuration naturelle. Ceux de mes LeSteurs, que la defcription & la repréfentation de la figure exterieure de nos efpéces de Serpens ne fgauroit fatisfaire, mais qui 'CO ?ai eu des Serpens Femelles qui avoient quatrepouces d'epaijfeur. G 2  C © 5* © vergenoegen, dan teffens willen onderrigt zyn van de fchikking der graatachtige Beenderen, en van de legging en gedaante der inwendige delen der Slangen, kunnen dezelve afgebeeld en befchreven vinden, by Seba O)' Cha_ ras (0? Blasius O), en Valentinus (ju) en anderen. Al- (j) Thefaur. Tom. 11. Taè. 106. />ag. 10c* Tab., 107. pflg. 114- Tab. 109. pflg. 117. (ï) Nouvelles expenences fur la Vipere edit. a Paris 1672. (u)'Anatome Animalium.,Tab. lx, (v) Ampbitbeatrum Zoötomicum. Setl. cxrv. Tab. lxxxv. Severinos vipera Pbytbiala. Ambrosinus de Serpente. Ik heb ^ snyne Lezcren, rakende het inwendige der qui veulent être inftruits en même temps de l'arrangement des Os ou des Arrêtes, & de la fituation de même que de la figure des parties internes des Serpens, peuvent trouver cellesci reprefentées & decrites dans les o.uvrages de Seba (Y), Charas (t), Blasius (u) , Valentinus (y), & dans ceux d'autres Ecrivains. ■ II (s) Thefaur. Tom. 2. Tab. 106. pag. 109. Tab. 107. pag. 114. Tab. 109. pag. 117. (t) Nouvelle experiences fur in Vipere edit. de Paris 1672. (u) Anatome Animal. Tab., lx. (v) Amph. Zoötom. SecSt, ckiv. Tab. lxxxv. 6f Severinös vipera Pbytbiala. Am- o erosinus de Serpente. J'ai préféré de renvoyer mes Lefteurs d d''autres Ecrivains,pour, ce.  c m 53 ©) Alleenlyk moet ik hier by aanmerken, dat de tweehoofdige en foortgelyke Wanfchepzelen onder de Slangfoorten, by Aldrovandus , Johnston , Valentinus , en meer andere over de Dieren handelende oudere en jongere Schryvers, voorgefteld, geene andere begaanbaarheid hebben, dan alleen in de verbeelding dier Schryveren, tot wiens onuitwisbare fchande het verftrekke, de Natuur , der Slangen, liever tot andere S'chryvers willen heen wyzen, dan deze Verhandeling, door het by voegen van meerdere Platen, al te koftbaar te doen worden, waar toe ik te meer vryheid vinde, om dat de inwendige delen tamelyk nauwkeurig ) by dezelven zyn afgebeeld en befchre- t ven. // faut feulement qifonfaffe encore at tention, que les Monftres a deux têtes ou d'autres de ce genre entre les Serpens, -qu'on trouve decrits chez Aldrovandus , Johnston, Valentinus £? plufieurs autres Auteurs tant anciens que modernes qui traitent des Animaux , exiflent uniquement dans l'imagination de ces Ecrivains, auquels il fera toujours réputè d' honte d'avoir dépeint la Nature, comme ce quiregarde la cenformation interieure des' Serpens, plustct que de rendre cette DiJJerlation trop chére, en y ajoutant plus de üanches; je my crois d'autant plus autoifé, d caufe que ces Auteurs ont dicrit £? eprêfenté ajfez eiaÜement les parties in-, wnes de ces Animanr. G 3  C ®'54 ® ) tuur, als gebrekkig in de keur harer voortbrengzelen aftemalen, en dezelve met wanftallige Wezens te willen verryken: de poging om des Scheppers oneyndige magt en goedheid te berispen, is niet alleen vermetel, maar ze is ook ongeoorloofd en ftrafbaar. Sommigen dezer Ringflangen in deze Landfchap gevonden wordende , hebben meer dan vier voeten langte, egter zyn die van drie voeten gemeener, en van deze laatfte langte is myn voorwerp, op Plaat i. afgebeeld. De Ringflang heeft geen zogenaamde Honds, Wolfs of Slagtanden , en is jegens dit gemis zeer aanmerkelyk van onze Adders, op de tweede Plaat voorgefteld, onderfcheiden. En comme fautive dans le choix de fes produclions, & de vouloir l'enrichir d'etres monflrueux: les efforts, qiiils font pour trouver de qtioi critiquer la toutepuiffance S? la bonté infinie du Créateur, ne font pas feulement témeraires, mais ïllicites punisfables. Qjtelques unes de ces Couleuvres d anneaux, qu'on trouve dans ce Pays, ont plus de quatre pieds de long, on en voit cependant plus fouvent qui rien ont que trois, & celui que fai reprêfenté dans la Planche i. efl de cette longueur. La Couleuvre d anneau n'a point de Dents canines, fe diflingue princïpalement, par le manque de ces Dents, des Vipères, repréfentêes dans la Planche 2. Et  C © 55 © ; En overmits nu deze Tanden 1 alleen dienen, om het vergifti- I gende Sap in de gebetene wonden j te brengen en met het bloed te vermengen; zo kunnen wy de Ringflang in den rang der venynige en fchaadbare Dieren geen plaats geven; zy zyn van vergift ontbloot. Dan of fchoon de Ringflang geene vergiftigende vermogens bezit, zo gebeurd het echter wel eens, dat, wanneer dit Dier getergd, aangehitft en vertoornd zynde, en zich door byten tracht te verweeren, de wonden door zy- , ne kleyne Tanden gemaakt en door verbolgen fpog bezoeteld, eenige t ontfteking en zwelling veroorzaa- j ken, even gelyk de beten van a kwaadaardige Honden, Kattenen o in I Etpuisque ces Dents fervent uniquement d faire paf er dans la playe faite par la morfure de VAnimal le fuc vénimeux, & Vy mêler avec le fang; nous ne pouvons placer la Couleuvre d Collier parmi les Animaux vénimeux £F nuifibles, d'autant qu'elle efl prive'e de tout venin.. Cependant, quoique la Couleuvre d Collier ne pof éde aucune faculté venimeufe, il arrivé de temps d autre, lorsque eet Animal efl irrité, igacê &> en colere , £? qull tdche le fe défendre en* mordant, que ' 'es plaies fakes par fes petites Dents , £? infectées de fa falive olèrique, senflamment & fe tume■ent, tout comme cela arrivé la fuite des morfures de Chims '* de Chats qui font en colere, & fur  c © 56 ©) in het byzonder de fteeken der Byën, pleegen te doen. Intuffchen zyn in het algemeen onze Landlieden zeer bevreeft en afkeerig voor alle Slangfoorten zonder uitzondering; de reden is voor handen: het vooroordeel houd alle deze Dieren verdagt. Lémmeri zelve geloovde datze alle vergiftig waren, of fchóon de Ontleed, en Scheykunde, en in het byzonder de Ondervinding, het tegengeftelde overtuigend zeker bewyzen. De Slang heeft daarentegen een meerder aantal van kleine fcherpe Tandjes, haakswyze naar de Keel omgebogen, waar door het eens gegrepen aas belet word terug te keeren. Daar is er die het getal dezer fur tout aprés les piquures des Abeilles. Ceci riempêcke pas, qu'on n'ait dans ce Pays en gènêral beaucoup de frayeur £P d'averfion pour toute efpéce de Serpens fans exception; en voici la raifon: le préjuge' rend tous ces Animaux fuspecls. Lemeri même croyoit quïh étoient tous vénimeux, quelque T Anatomie, la Chymie & fur tout ï Expérience prouvent inconteflablement le contraire. La Couleuvre en revenche a un plus grand nombre de petites Dents pointues, courbèes enforme de crochets vers le Go fier, par le moyen des quelles il efl imposflble a l''appas une fois faifl de fe retirer & de s'echapper. II  ( © S7 © ) dezer Tandjes op twee-en-negentig bepalen, gekaft in vier boven en twee naaltmalkander gelegen .benede Kaken: deze kleine Tandjes zyn, in dezeSlangfoort, in diervoegen gefchikt, dat ze malkander in iedere ry vervangen, gelyk de Tanden van twee naaftmalkander geplaatfte Zagen. De Adder het vermogen hebbende om door zyne vergiftigende Tanden de prooy te doden, heeft minder werktuigen nodig om de pogingen te wederflaan , die de gevangene Dieren nooit nalaten tot derzelver verlosfing aan te wenden. De Slang onderfcheid zig ook I nog van den Adder, door eene I < ande- f (II ya des Auteurs qui firent Ie nombre de ces petites Dents d quatre vingt douze, enchafées dans quatre Machoires fupêrieures &> deux inférieur es: ces petites Dents font rangées de telle manier e dans cette efpéce de Serpent) Zie G. Blacics Anatom. Anima. Mum. Tab. ix. Seba Thefaur. H. P. Tab. 109. Valentini Ampbitbeatrum Zoötomkum. Tab. lxxxv. quoiquon trouve fouvent plus d''Oeufs fecondês dun co té que de l'autre (w). Lars qu on conferve ces Ovaires fuspendus dans de la liqueur ■> leur force contraclile parelt fe perdre, car le Tuyau fe dilate, &. les Oeufs fe raffemblent en quelque fagon versie fond. yal fait repréfenter une portion de eet Ovaire fur la première Planche , derrière YArbre, tout comme on le trouve en auiomne; on peut ausfi le voir repré- fentê (w) Voyez Blacius Anat. Animal.. Tab. ix. Seba Tbef. 11. P. Tab. 109. Valent. Ampb.. Zoötom. Tab. lxxxy.  cm © > kan deze ook afgebeeld vinden by Seba (V). Deze Slangen eyeren zyn by de legging omtrent zo groot als kleine Olyven, dan zy zwellen door broeying overeenkomltig de aan- I groeying van de Vrucht (y); zy zyn langwerpig rond, niet puntig toelopende, blauw-wit van kleur, de Schaal is van geen kalkaartige hoedanigheid , dan aan geweekt Perkement niet ongelyk; de bevruchte Eyeren zinken, en de andere dry ven in het water. - Ieder van deze Eyeren bevat eene jonge Slang, dewelke opgerold 00 Thefaur. n. P. Tab. xv. n. 4. (y) Plaat i. op de voorgrond is een liggend Ey in deszelvs volkomene grote afgebeeld,. Jenté dans VOuvrage ae Seba C'x). Ces Oeufs de Couleuvre nouvellementp'öndws, ont apeu pres la grosfeurffunepetiteOlive, mais par F incubation ils grosfijfent q proportion de V acroiffement de PEmbryonQf); ils font oblongs, ne fe terminant pas en pointe, ff une couleur Manche tiran t fur lebleu; la Coquenefl point ' d'une fubjïance calcaire, mais res- femble affez Men a du vèlin mouillé. Les Oeufs fecondés coulent dfond,- mais les autres flotent dans Peau. Chacun de ces Oeufs contient une jeune Couleuvre, entortillèe fur foi même (x) Thef. 11. P. Tab. xv. n. 4. Cy) Dans la Planche i. fur le devant eftreprefenté un Oeuf, csuché A plat g> degrandeur parfaits. jj 3  (2;) Hangende, als aan een draad geregen, aan den Boom. (afl) Placenta. ' (bb) Rcyzen naar dc Franfche Eylan-. ,dcn in Amcrka. -3de Deel,, bladz. 62. (z) Pendant d VArh-e, eomme ;enfiiée a (aa) Placenta. (bb) Voyages aux IJles Francoifes de l'Amerique, Tom. 3. pag. 6%. rold in dezelve legt, met de Kop midden doorgeftoken , invoegen als op de eerfte Plaat. is afgebeeld (2), zynde met eenNavelftreng aan de Moederkoek een klein geel lichaam , vaftgehegt. P. Labat verhaald, dat hy Slangeneyeren gezien heeft, die ieder dertien., veertien of vyftien jonge Slangen bevatten (bb): en dit verhaal fchynd zelvs op den geeft van anderzints kundige Mannen een verbyflerende kragt te oefenen , immers door het gebruik, het même SP dont la Tête- traverfe le centre du cercle quelle forme eomme m le voit d la Planche I. (z) elle efl attachêe par le moyen d'un cordon ombillcal a lArrièrefaix (aa), qui efl un petit corps jaune. Le P. Labat rapporte-, d'avoir vu des Oeufs de Couleuvres, qui contenoient chacun treize, quatorze ou quinze jeunes Couleuvres (b): cette narration femble avoir- fait une impresflon prodigieufe fur Tesprit de Gens tailleurs tres fcavans; car par fufage, qu'ils font de cette  C © 63 © D het geen zy van dit verhaal maken , overeenkqmftig met de waarheid gekeurd te 'worden; de ondervinding leerd echter aan de Onderzoekers der natuurlyke voortbrengzelen , dat ieder Ey van de 4 eyerleggende Dieren niet meer dan maar een jong Dier bevat, en ook met geen mogelykheid meer bevatten kan* nu is er niets waarachtiger , dan dat de Natuur altoos ,. zo wel in het Ooften als in het Wellen, eenvormig werkt, en men heeft in het Noorden geene andere Natuurwetten dan in het Zuiden*. De jonge Slangen uit de Eyeren komende , zyn omtrent vier ofvyf duimen lang, en hebben een. te obfervation, il parelt, quih la croyent conforme d la verité; Vexperience apprend cependant d ceux qui examinent les produ&ions de la Nature, qje chaque Oeuf des Animaux ovipares ne contient qu"unfeul Embryon, fip mêmeqiCileft imposfible , qiïil-en conticnne d'avantage; or il iïy a rien de plus* certain, ft non que la Nature( °Pére teujours uniformement dans un Pays eomme dans un autre, & que les loix de la Nature* dans les Contre'es bore'ales ne différent point de celles qu elle obferve dans les Pays meridio,naux. Les jeunes Couleuvres quittanf leurs Oeufs, font d peuprés de la longueur de. quatre ou cinq pouces , ■  ■een dikte aan de dunfte Pennenfchagten gelyk. Onze Slang heeft de gewoonte heur Eyeren in Mefthopen, byzonder in Schapenhokken, te leggen , waar in de Landlieden maanden agter een volgenden , dunne heyden Zoden, (Plaggen genoemd) boven op de Meft van de vorige dag en nagt gewoon zyn te werpen, ten eynde aan die Zoden de kragt van de Meft, door de broeying mede te deelen, en het bemeften der Zaaylanden daar door gemakkelyker tte maken (cc). Nu tuffehcn deze Zo- . (cc) Dit laatfte is het eenigfte nut, tiet geen deze bewerking te weeg brengd, onge- , & de la grojfeur iïune plume & ecrire des plus Jines. La Couleuvre d Collier pofe ordinairement fes Oeufs fur des tas de fumier, ê? furtout dans des Parcs de Brebis, dans les quels les Payfans ont coutume de jetter, pendant des mois de fuite, des Mottes munies de bruyere, (nommées en Hollandois Plaggen) fur le fumier du jour & de la nuit préce'dente, afin de communiquer d ces Mottes la vertu du fumier lorsqdil commence d sVchaujfer , & d'avoir par la plus de facilitê de fumer les Terres labourables (cc). Cefl donc entre ces (cc) C'eft la l'unique utilité qu'on reUre de ce tramils quoiqu'ily alt des Fer. miers $  C © 65 © ) Zoden of Meftvaaken leggen de Slan- ongeacht fommige Boeren in het denkbeeld ftaan, even als of zy door deze hehandeling, de Meft niet alleen in hoeveelheid vermeerderen, maar ook tefFens derzelver vruchtbare vermogens bevorderen kunnen; daar het intuffchen onbetwiftbaar zeker is, dat de kragt der meft evenredig verfpild word, naar maten der hoeveelheid van Stroo, Aarde of Heydezoden, die men onder dezelve vermengd. De Marquis Tdrbiixy in memoires fur les defrichemens, mzend echter, dat deze bewerking om konft-Meft te maken, niet te verachten zoude zyn ; de Plaggen of Zoden zouden de zouten der Meft influrpen, die anderzints uitwazemen en vervliegen; ik zal niet onderzoeken of deze gisling met de waarheid inftemd, dan de ondervinding leerd genoegdoenend, dat de zuiverfte en onvermengde Meft, de vruchtbaarheid het meefte bevorderd. ces tas de Mottes ou de Fumier, que les miers, qui penfent que par cette manoeuvre, ilspeuvent non feulement augmenterla quarttité du fumier , mais même accroitre la vertu qu'il a de fertilifer les Terres; mais il efl inconteflable cue la -vertu du fumier fe repand d proportion de la quantité de Taille, de Terre ou de Mottes de Bruyéres qu'on y entremé.'e. Le Marquis Türbilly dans les memoires fur les defrichemens, croit cependant, que ce procédé pour faire du fumier artificiel, n'ejl pas d rejetter; les Mottes s'imbiberoient des fels du fumier, qui fans cela s'évaporent &P fe disfipent; je n'examinerai point fi cette conjeBure efl conforme d la verité; il fuffit que Vexperience prouve fuffifamment, que le fumier leplus pur 6? le moins mélangé, favorife le plus la fertilité. I  c m 66 ©) Slangen meeft hunne Eyeren; en immers deze plaatzen fchynen ook eygenaartig gefchikt, om de uitbroeying der Eyeren te bevorderen. ' Ik heb getragt de graad van hitte tot deze uitbroeying vereifcht wordende, te bepalen, dan ik heb hier in niet gefiaagd, om dat deze Schaapftallen eene zeer ongelyke hitte hebben, 't geen waarfchynlyk veroorzaakt word , overmits eenigen veel lager en vochtiger gelegen zyn, dan anderen; die, welken middelmatig bevochtigt worden , zyn in het algemeen de warmIte; de reden is bekend; immers de ondervinding leerdons,dateen matige vochtigheid de broeying bevorderd; althans het fchynt my toe, dat de hitte tot de uitbroeying der les Couleuvres dépofent leurs Oeufs; eTautant que ces endroits ld parot (fent les plus propres a faire éclorre les Oeufs. jfai tdché de déterminer le de'grê de ckaleur requis pour les faire éclorre, mais je naipu y réusflr, d caufe qiiil regne dans ces parcs de Brebis une chaleur fort inêgale, occafionnè vraifemblablement paree, que Yun efl fttué fur un terrein beaucoup plus bas & plus humide que Vautre; ceux qui font pasfablement humeclés, s'echaujfent ordinairement le plus, d caufe que, eomme nous le favons par expêrience, une humidité modérêe favorife Véchauffement; du moins on ria pas befoin defuppofer, que la chaleur j qui efl abfolument requife pour  c m 67 m) der Slangen vol/trekt nodig, juift niet in een hoge graad behoefd onderfteld te worden , nodig te zyn,om dat dekoefteringderZonne, geduirende maar eenige uuren van den dag, tot uitbroeying dier Eyeren, welke in holen van oude • wallen en oevers gelegt worden, of de warmte van oude lompen by de Papiermolens, genoegzaam blykt te zyn; inzonderheid fchynd er zelfs geheel geen hitte nodig, om de reeds in het Ey geformeerde Slang te volmaken; de onder- j vinding heeft my dit geleerd, en t deze immers laat even zo weinig c twyfelachtigheden over, als de on- ƒ feilbare waarheden, door de Wis- t kunde'zelve, betoogd. Mywier- b den eenige Slangen-Eyeren uit een q Scha¬ ar faire éclorre les Oeufs des Couleuvres, doive être confidera* ble, paree que la chaleur douce du Soleil pendant quelques heures du jour feulement, ou bien celle des chiffons amaffés aux environs des Papeteries, paroit fuffire, pour faire éclorre ces Oeufs, qu'on trouve dépofés dans des creux de vieux remparts ou fur le rivage; il flemble même, que, pour ichever de perfeéfionner la Couleuvre dé ja formée dans VOeuf, 'on puiffe fe paffer abfolument Vune chaleur quelconque; ce qui efl fezflngulier, &> ce que m'a appris experience, laquelle efl ausfi cerwie, que toute vérité ine ont eflakmant prouvée par les Mathématim On m'envoya quelques Oeufs 1 * de  C © 68 © s Schapenftal gedolven, toegezonden, die ik in een doos op myn boekvertrek nederzette, voornemens zynde, om dezelve by gefchikter gelegenheid, in een glas, met bederfkeerend vogt gevuld, te doen; omtrent drie weeken na dien tyd, opende ik met dat oogmerk de doos, en zag niet zonder verwondering, dat de jonge Slangen hunne eerfte woning hadden verlaten, en zeer vlug over den bodem van de doos gints en herwaarts kropen. Men vind deze Eyeren in de Schapengallen of Melïvaalten, wanneer men die gedurende den Herfft en Wynmaand naar de akkers , waar op de Winterrogge zal gezaayd worden, wegvoert: zomwylen : de Couleuvres qu'on avo'it nik és j $un pare de Brebis, je les renfermal dans une boete a ma Bibliothéque, me propofant de les mettre h une autre occafiondans un verre rempli d'une liqueur confervatrice; dans cette intention fouvris la boete d peu prés trois femaines après, & je m'appergus non fans ètonnement, que les jeunes Couleuvres avoient quitté leur première demeure, & rampoient avec beaucoup de vitejje de coté £F d'autrc au fond de la boete. On trouve ees Oeufs dans les pares de Brebis ou dans les bacs de Fumier, lors quon les tranrperte pendant les mois de Septembre 6? d'Oclobrefur lesChamps,fur lesquels on va femer du Seigle d'hi- vert  c m 69 ®) wylen vind men die Eyeren reeds ontledigt, en tevens veele jonge Slangen, die uit dezelve zyn voortgekomen. Wat aanbelangd de tyd en wyze hunner paring, de during hunner dragt, de juifte tyd der eyerlegging, en hoe veele dagen, weeken of maanden tot derzelver uitbroeying nodig zyn, kan ik ongeacht alle myne navorfchingen niet bepalen: een Onderzoeker van het gefchapene ontmoet veelmalen beletzelen, die hem omtrent fommige dingen in het onzekere laaten, wanneer de Natuur voor ons heur geheime vertrekken noch niet gelieft te openen; zy leid ons langzaam ter fteilen toppunt, waarop deWysheidhaar Tempel heeft ge- ItichL ver: quelquesfois on trouve de ces Oeufs qui font dêjavuides, & en même temps plufieurs jeunes Couleuvres qui en font forties. Pour ce qui regarde le temps & la maniere de leur accouplement; la durée de leur portee, le temps précis de leurponte, combien de jours, de Jemaines , ou de mois il leur faut pour faire éclorre leurs Oeufs, je nefcaurois lefxer, malgrê toutes les recherches que f ai falies a ce fujet. Celui qui veut obferver foigneufement les êtres cfèés, rensontre fouvent des difficultès, qui le laijfent dans lt doutepar rapport a de certains articles ; lorsque la Nature nous. refufe encore Ventrèede fes cabinets les plusfecrets, elle ne nous conduit qua petitspasvers: I 3- k  C © 70 © } llicht. Alleenlyk weet men, dat dit een en ander, gedurende de tyd , die de Bloey- en Herfflmaanden inüuit, (dd) gebeuren moet; en ik twyfele zeer, hoe veel men by fommige Schryvers daar van ook aangetekend vinde, of men betrekkelyk deze bedryven, weiiets met volkomene zekerheid , kundig zy; immers wanneer deze Dieren hunne natuurlyke vryheid genieten, zyn ze zodanig vreesachtig, dat zy by de allergeringfte gewaarwording van Menfchen of andere Schepfelen, die heur vervolgen, met zamen- fpan-r (dd) Ik heb in het laatfte van Hooymaand, Slangen geopend, diedeEyeren jQog by zich droegen. lefommet escarpéfurlequella Sagejfe a bdti fon Temple. On fait feulement , que tout ceci dolt arrïver pendant rintervalle du temps quil y a entre les mois de Mai & de Septembre inclufivement; (dd) 6? je doute fort, malgrè tout cequife trouve rapporti a ce fujetchez les Auteurs, quon ait la moindre certitude abfolue touchant tous ces procédés; car lorsque ces Animaux jouiffent de Uur liberté naturelle, ils font fi craintifs, que pourpeu qu'ils s'appergoivent de Papproche des Hommes ou $ autres Creatures, qui lespourfuivent, ils tdchent de s'enfuir de (dd) J'ai ouvert d la fin de Juillet des Couleuvres, qui contenoient encore des Oeufs. ■  C © 71 © > Ipanning van alle kragten trachten te ontvlugten. En wanneer men dezelve van hunne natuurlyke vryheid beroofd, fchynen ook teffens alle derzelver driften als verdoofd, en buiten werkzaamheid gefield te worden; alleen de neyging aan alle Schepfelen gemeen fchynd van de Dieren onaffcheydelyk, zy laaten geen poging tot verkryging van derzelver verlorene vryheid onbeproeft; om welke reden my de befchrevene wyze, op welke de Slangen zouden paren, toefchynd, geen andere begaanbaarheid te hebben, dan alleen in de verbeelding van Schryvers, • die de Natuur zelve nooit hebben 1 gade geflagen. De Natuurlyke His- ts torie behoorde nooit door de zul- t * ken de tout es leurs forces. Et lors qu'on les privé de leur liberté naturelle, il femble qu'en même temps toutes leurs paf ons languifent & tombent dans Vma&ion; lefeul defir commun d toutes les Créatures paroit ne jamais quitter les Animaux; ils tent ent tous les moyens pof bles pour recouvrer leur liberté perdue; &> c'ejl pour cela que la maniere, dont on dêcrit Vaccouplement des Couleuvres, ne me paroit rêelkment exijïer que lans Yimagination de tels Auteurs, lui n'ont jamais obfervê la Naure elle même. Ceux dont Vuniue but ejl de compofer un Rotan, ne devroient jamais iingé- rer  ( ® 7» © ) ken misbruikt te worden, welker oogmerk zich alleen bepaald tot het fchry ven van een Roman. Aristoteles, 00 en diehem zonder eygene nafpeuringen gevolgd zyn(ƒƒ), geven onseenbefchryving van de wyze hunner paring. Valentinus , (gg) Charas (bV) en anderen, hebben er een tekening van gemaakt,en taftbare onwaarheden in de befchry vingen bygevoegd. P. Labat Qï) verzekerd ons, (ee) Hifloria Animalium, lib. v. cap. 4. (ƒƒ•) Plinius Hifi- Nat. Lib. x. cap, 82. (gg) Ampbitbeatrum Zootomicum Tab. lxxxv 1. Fig. 3(bib) Nouvelles experiencesfarla Vipere. op de Tytelplaat. (ii) Reyzen, 3^ Deel' bL ö7' rer d'êcrire Jur V Hifi oir e Naturelle. Aristote , (ee) fi? cewx fes Seclateurs qu'v riont fait eux mêmes aucunes recherches, ( ff) décrivent la maniére dont les Couleuvres saccouplent. Valentin , (gg) Charas Chh) & d'autres en ont laijfé des figures, & ont fait ent r er dans leurs defcriptions des fauffetès palpables. Le P. Labat (ii) nous afifure (ee) Hifi. Animal. lib. 5. cbap. iv. (ff) Pline Hifi. Naturelle Hv, x. cbap. 82. (gg) Ampbitbeatr. Zo'ótomic. Tab. lxxxv 1. Fig. 3. (hh) Nouvelles experiences fur la Vipért, fur le frontispice. (ii) Voyages, Tome 3 page 61.  C 0 73 © ) ons, de paring dezer Dieren zelve gezien te hebben; zy waren kabeltouwswyze door een geflingert, en met het derde deel hunner lengte opgericht, fyfelende en fchuimbekkende als razende en vergramde Dieren; waarlyk een zonderlinge wyze van liefkozen. Veelmalen heb ik de gevangene Slangen in een ruimeKift mèt'gki fen befioten, verfchillende Infecten, Muifen, Vogels, Melk, Water, Plantgewasfen, Meel, Zemelen, Brood, Aarde en Zand aangeboden; zy onthouden zich geheel en al van eenig voedzel te nemen (kk), en (kb.) Watson verzekert, dat de bezwangerde Wyfjes zouden eten. Zie zyncDierlyke Waereld, bladz. 275. de fes propres yeux Vaccouplement de ces Animaux; ils etoient entor* tillês enfemble eomme un cable fip s'êléveient en Pair du tiers de leur longueur, fifflants fi? écumants eomme des Animaux furieux ê? irritès; voild vraiment une fagon fmguliere de fe careffer. Souvent fai . offert aux Couleuvres que favois enfermêes dans une grande caiffe vitrée, diffêrens fnfecles, des Souris, des Oifeaux, du Lait, de VEau, des Plantes, de la Farine, du Son, du Pain, de la Terre, & du Sable;mais elles s'abfliennent abfalument de toute nourritureQ±), & (lek) Watson ajjure, que ks Couleuvres, qui font pleines, mangent. Voyez fon Monde Animal, page 275. TC  C © 74 © > en kunnen echter z'onder diens gebruik lange in het leven blyven, en wel zo lange tot dat zy ganfch vermagerd en uitgeteerd, eindeiyk hunne langzaam afnemende kragten geheel verliezen, en fterven. Zeer verfchillende is de uitgeftrektheid van den tyd, dat de Slangen in de gevangenis leven; meermalen heb ik deze Dieren fes maanden levendig bewaard, fommigen leevden geen eene maand; dit verfchil in de during moet men myns erachtens voornamentlyk afleyden uit hun flaat van minder of meerdere vettigheid, waar in zy, gevangen wordende, zich bevinden ; of aan het minder of meerder Aas, het geen zy op dien tyd in de Maag nog onverteerd hebben; & peuvent cependant refter longtemp-en vie malgrè cette abflinence, même jusqua ce qvt êtant entierement émaciées £? épuifées, elles perdent a la fin. toutes leurs forces, qui- decroisfent lentement, &fimjfent de vivre. La durée du temps, que les Couleuvres, quon tient enfiermêes, peuvent refler en v'te, varie confiderablement; je les ai gardées en vie plufieurs fois pendant fix mois de fuite, cTautres ne vivoient pas un mois; je crois qu'on dolt attrïbuer cette difference de durée principalement d ce, qu'elles [ont plus ou moins engraiffées lors qu'on les prend, ou Men d la plus ou moins grande quantité de nourriture non encore digérée, quelles ont alors dans Veflomac, & dont la  C © 75 © ) ben; en deze fpysvertering gefchied langzaam, dit biykt uit de geringe hoeveelheid der ontlasting, die eveneens als by de Vogelen op geen twederley wyze, maar beyden te gelyk gefchied. Dikwils heb ik en anderen in geopende Slangen, verfchiïlende bloedloze Dieren, insgelyks Muifen, Vogels, Kikvorfchen, ja zelfs Mollen, Hagediflen , Rotten en diergelyken gezien, met het hoofd naar de ftaart der Slang, en met de poten by langs het Jyf uitgeftrekt leggende. Ja dikwils moet men zich verwonderen, wanneer men acht' flaat, hoe zulk een dun en rank Schepfel, door zuiging,Dieren kan doorzwelgen, welkers , middellyn de middellyn der Slangen la digeflion fe fait lentement, ce qui paroit par le peu d'excremens qu'elles évacuent, ce qui arrive chez elles tout eomme chez les Oifeaux , par un feul couloir. ?fai trouvé fouvent dans des Couleuvres que favois ouvertes, ausfi bien que d'autres Obfervateurs, diférens Infecles, de même que des Souris, des Oifeaux, des Grenouilles, même des Taupes, des Lézards, des Rats &'d''autres Animaux femblables, tournés avec leur tête vers la queue de la Couleuvre & etendus avec leurs pattes appliquêes le long de leur corps. Ona fouvent lieude s'étonner,lors qu'on rêfléchit, qu'une Crêature d'une taille fi déliêe & fijïne puijfe avaler, en fugant, K 2 des  C ® 76* ® > gen veelmalen bevat; want zy hebben geen vermogen om met hunne achterover gebogene Tandjes te kunnen kauwen ; maar de Hals van de Slang is uit zeer uitrekkende en fterke Spieren, tot deze doorzwelging nodig. zamengefteld :-ja nimmer doch ontbreekt het de Dieren aan werktuigen, die altoos eygenaartig gefchikt zyn, om zodanig voedzel naar de ingewanden te brengen, 't geen degefteltenis hunner Magen toelaat te verteren, en insgelyks aan geen vernuft om het Aas in diervoegen te fchikken, dat het zonder hinder kan doordringen. Het onbegrypeïyk Beleid, Goedheid en Almagt van den Schepper , zyn o.ok taftelyk kenbaar in het Spier- des Animaux dont le diamétre furpaffe beaucoup celui des Couleuvres ; car elles nont pas lafacultê de pouvolr mdcker avec leurs petites.Dents recourbées en arriére, mais en revenche, leur Col efl compofé de musdes tres fort s S faciles a sètendre-, qui leur font tres nèceffaires pour pouvoir avaler: ainfl Ton volt que les Animaux ne manquent jamaisd'organes propres a donner paffageaux alimens que la conftitution deleur Fflomac leur permet de digerer, ni dlntelligence pour arranger leur Proye de fagon qu1 elle puiffe pajfer fan-s peine. La Sageffe, la Bonté & la Toutepuiffance incomprehenfible duCreateur, fe manifeflent auffl tres dlflinclement dans ' F'arrangement milSQU:-  c m 77 ® 3 Spiergeftel der Slangen- halzen. Nooit heb ik eenige overblyfzelen van kruiden, althans die nog I onverteerd en kenbaar waren, in de Maag der Slangen gevonden; ik vermoede echter, dat zy eenige Plantgewasfen en Vruchten, of tot voedzel, of ter bevordering van de fpysverterïng gebruiken. Sommigen onzer Landlieden verzekeren my, dat de Slangen geene gelegenheid laten voorbygaan, om de Melk- en Roomvaten te bekruipen, en zich met het gezegend voortbrengsel der Runderen te vergasten, ja zelfs dat zy de leggende Koeyen dikwils zouden uitzuigen. . De Slang, is. de vlugfte van de drie musculaire du Col des Couleuvres. Je nai jamais trouvè dans l'Ejlomac des Couleuvres quelques refles de Plantas, pas du moins qui fufent entiéres- & reconnoiffables; jefoupgonne cependant, qü'elle?mangent quelques Plantes &> quelques Fruits, foit pour fe nourrir ou pour aider d la digefrion. Quelques uns de nos Habitans de la campagne niont afüré, que 'les Couleuvres ne nègligent aucune occafion de slnfmuer dans les vafes remplis deLaitou de Crème, &> defe régaler de cette liqueur délicieufe dont nos Vaches nous enricbifent, &> que ' fouvent même elles trayentles Vaches, \u'elles trouvent couchéespar terra. La Couleuvre efl la plus vive des K 3, trois  c m 78 ®) drie verfchillende foorten -dezer ] ■ Dieren, die wy in dit Landfchap Vinden; byzonder wanneer zy zich in het water bevind; dan zy is ook te gelyk vreesachtiger; waarfchynlyk is zy kundig van haar onvermogen om te kunnen befchadigen; de vrees doch word door een befef van zwakheid geboren; intiuTchen blyft het waarachtig, dat de Natuur altoos het gebrek van vermogens door an,dere eygenfchappen vergoed, die met het gemis gelyk Haan. Zy houden zich meefl in Weyde- en Hooylanden, in Hagen en lage Bofchadien op. In het algemeen is men hiervan gevoelen, dat de Ringflang in geen vriendlchap met den Adder leevd; waar- trois efpéces de Serpens qu'on rencontre dans ce Pays; fur tout lors qu'elle efl dans Veau; mak elle efl aujfl la plus craintlve; peutêtre qu'elle connolt fon impuiffance d nuire; car la crainte provient d'un fentiment intérieur de foiblejje; quoiqull foit certain, que la Nature dedommage toujmrs du manque de facultés par d'autres propriités-, qui équivalent a ce defaut. Les Couleuvres habitent commu* nement les Paturages & les Prairies, les Hayes & les Buijjons. ld ïon croit ajflez généralement, que la Couleuvre a Collier vit en inimitié avec la Vipere; il efl : • vrat-  C © 79 ® ) waarfchynlyk verflind de laatfle de Jongen van den eerfte: ter plaatze daar zich veele Adders ophouden, j worden weinig Slangen gevonden, en men heeft opgemerkt dat naar maten het getal der Adders in een ftreek toeneemd, dat der Slangen verminderd. , Door den Heer Shaw (//) word de Ringflang, Natrix torquata9 voor de liftigfte van alle Slangen gehouden ;zy zou de verleydfter van de eerfte Vrouw op dezen Aardklood geweeft zyn, door wiens misdryf het Menfchdom, anderzins de mededeelbare eygenfchappen der Godheid deelachtig, zedelyk ondeugend en rampzalig • (ZO Reyzen, 2de Deel, bladz. 194.. | m Feyage5} Tmg z pagg ^ vraifemblable, que celle-ci dévore les petits de la Couleuvre: la, ou il fe trouve beaucoup de Vip er es, on rencontre fort peu de Couleuvres, fip' Ton a remarquê qiia mefure que le nombre des Viperes augmente dans une contrée, celui des Couleuvres y diminue. Monfieur Shaw 00 dit, que la Couleuvre d Collier, Natrix torquata, efl la plus rufée de tous les Serpens, & qiTelle a feduite la première Femme qui a habité cette Terre, par le pêché de la. quelle le Genre kumain , qui fans cela participoit aux proprietés Divines qui font communicables, efl levenu fort corrompu g? tres mal-  ■C © So © 1 zalig is geworden. Het is buiten twy'ffel veel gewaagd een zulken blaam op de Ringflang te leggen; evenwel heeft men (gelukkig voor myn onderwerp) daaromtrent geen ander bewys aangehaald, dan eene fchynbare overeenkom!!: van de woorden Nachasb en Hannesh; het eerfte word door Moses gebezigd om het Dier uittedrukken, het geen liftigerwas dan al het Gedierte des Velds, en het geen zyn overredend vermogen met een goeden uitflag aan de ftandvaftigheid van Eva heeft beproevd. (mm) Het tweede woord-zoude in de Egiptifehe Landtaal het zelvde Dier uitdrukken,het geen wy den naam . (mm) Gerief, cap. 3, malheureux. On risque beaucoup fans contredit en donnant un ft jnauvais renom d la Couleuvre a Collier; cependant (par bonheur pour mon fujet) on na pu allêguer aucune preuve de cette imfutation, quune conformité apparente entre les mots Nachash & Hannesh; dont le premier efl employé par Moïjse pour dêfigner VAnimal, qui êtoit plus rufé que toutes les Bét es des cbamps, & qui a eprouvé avec fucces fa facultè perfuafive fur la conflance d'Eve. (mm) Vautre mot exprime, d ce quen dit, en Langue Egyptienne le même Animal, d qui nous don- (mm) Genef. chap. 3.  C © Bl © •) naam van Ringflang of Natrix geven. Ingeval deze meening van den Pleer Shaw met de waarheid overeenftemd, heeft de Ringflang, by my en anderen voor onfchaadbaar gekeurd, echter onbegrypclyk meer kwaads verricht, dan de venynige Adder door de beeten zyner vergiftfpuytende Slagtanden, zedert de Schepping met eenige mogelykheid heeft kunnen uitvoeren. Dan ik geve den Godgeleerden in bedenking, of de uitdrukking, in het verhaal van Moses voorkomende, dat het Slangenzaad de verzenen van het Vrouwenzaad zoude vermorzelen, (nn~) wel (»») Gcnef. 3. vf. ij. demons le nom de Couleuvre a Collier ou de Natrix. Mais en cas que cette opinion de Monfr. Shaw fut conforme a la vêritê, alors la Couleuvre d Collier, que moi & d'autres Naturalifles ne croyons pas nuifible, auroit pourtant caufè infininent plus de mal, que la Vipere venimeufe na êté capable d'en faire depuis la création du monde par les morfures de fes Dents canines qui lancent une liqueur envènimée. Je laiffe aux Thêologiens d confidérer, fi ïexpres fion, qu'on trouve dans la narration de Moyse , que la femence du Serpent brifera Ie talon de la femence de la Femme, (nn) eft (nn) Gene/. 3. vf ,'5. L  C © 82 © ) wel in het byzonder op de Ringflang toepasfelyk kan en behoorde gemaakt te worden. Dan de Heer Shaw verheft daarentegen de Ringflang wederom in een ander opzicht, wanneer hy dezelve als de Slang van Aesculapius aanmerkt, (po) welke Slang geen minder verdienfte word toegeëygend, dan de heilzaame Geneeskonft zelve billyk van ons vorderd, ten haren opzichte, te erkennen; van welke wetenfehap zy dan ook, voor zo verre die op ervaring, befcheydenheid eh voorzichtige handelwyzen, geveftigt is, als een zin- ne- (oo) Reyze, ïfte deel, bladz. 271. en ude deel, bladz. 194* efl bien particulierement applicable a la Couleuvre a Collier. Mais cVan autre coté Monfieur Shaw loue la Couleuvre a Collier, lors qull fenvifage eomme le Serpent d'EscULAPE, (00) auquel Animal on attribue tout autant de merite que nous fommes óblU gés d'en reconnoitre d jujle titre d la fcience falutaire de la Medecine; de laquelle fcience, en , tant qiïelle eft fondée fur Tcxperience, la dhcretion & la pru- dence, le Serpent efl ordinair ement ïem- (00) Voyages, Tome 1. page 27h~& Tome 1. page 194-  C © 83 © *) nebceld pleeg te verftrekken; Qpp) het vernuft is dikwils al te weeldrig , en het verheft zich of in fpelingen of in gisfingen. . (pp) Daar is er die meenen dat men de oorfpronkelyke aanleyding, tot het gebruik van dit zinnebeeld, zoeken moet in de genezende kragt der kopere Slang door Mozes opgerigt, en daar na tot Afgodery misbruikt. ADDER I Vemblême; (pp) il arrivé bien fouvent que lors quon fe livre trop h la fougue de fon imagination , Von fe perd dans des jeux de mots des conjeêtures. (PP) II y en a qui croyent qu'on doit cbercber l'origine de eet Ensbléme dans la vertu medicinale du Serpent d'airain erigé par Moyse , £f qui fut apres cela. un objet d'Idolatrie. L 1 VIPERE  C © 84 © ) A D D E R. J)e Slangfoort op myne twede Plaat afgebeeld , word in onze Landtaal Adder genoemd, en in het Latyn Vipera, welk woord met hèt-Frarïfch'e Vipere, en met het'Engelfche Viper, fchynt afgeleyd te moeten worden van Vivipar urn, Levendbarend. (i) En in der daadt, de Adders zyn ook dezen opzichte kennelyk van de Ringflang onderfcheyden'; zy ba- (i) Sommigen mecnen dat dit Dier. ' Vipera genoemd word , quia vi panat. , De Heer I innjeus geeft aan den Europifchen Adder, den naam van Coluber Befus & anguis Vipera, VIPERE. Lïespèce de Serpent, qui efl repréfentée fur ma feconde Planche , porte le nom de Adder en Hotlandois, de V7ipera enLatin, mot lequel, de' même que le terme Frangois de Vipere , & VAnglois de Viper, femble provenir de Vivipamm, qui flgnifie un Animal qui produit fon femblable tout en vïe. (j). Ceft en effet ausfl par la que les Viper es different fur toutdes Cou- leü- (i) II y en a, qui croyent que eet Animal eft nemmé Vipera , quia vi pariar. Monfieur LiNNiEüs nomme la Vipere d'Europe, Coluber Berus,& anguis Vipera.  PL^d^l T II A JD B E ü0 , '   C ®.«5 ©} baren levendige jongen, en leggen geene eygentlyk gezegde Eyeren. My -is niet onbekend, hoe de arbeydzame en kundige Graav de Btjffon het gevoelen voorftaat, dat ook de Adders tot de eyerleggende en niet tot de levendbarende Dieren zouden behooren; en wel om reden, dat ieder Adder by de geboorte in een dun vlies is ingewikkeld; welk vlies echter door het jonge Dier onder of kort na de baring wierd verbroken. (2}. Pli- (2) Hifi.-Nat. vol. n 1. p, 160. in 8vo. Men kan deze Vliezen met de jonge Adders afgebeeld vinden by Valentimts, Am- leuvres, d'autant que les Viperes mettent bas' leurs petits tout en vie, & ne pondent pas d'Oeufs proprement alnfi nommés. . Je nignore pas que le laborieux Ê? fgavant Comte de Btjffon foutienne, que les Viper es doivent être mifes ausfl au nombre des Animaux Ovipares g? non pas des Vivipares; g? cela d caufe, que chaque Vipere fe trouve envelop-pee, en naijfant, d'une membrane tres fine, qu'elle dechire cependant d'abord qu'elle efl née, oubienfort peu de temps après. (2) Pli- (2) Hirt Nat. vol. ni. p jco. in8va L'on trouve ces membranes de même quele jeunes Viperes depeintes dans 1'AmphitheaL 3 tre  ( © 86 © ) Plinius teld insgelyks den Adder onder de eyerleggende Dieren; (3) dan het is niet te vermoeden , dat hy zyne vraagbaak, Aristoteles , nauwkeurig genoeg heeft geraadpleegd, om van deze omflandigheid de vereischte kennis te bekomen. Immers deze laaftgenoemde Natuurbefchouwer beeft op meer dan eene plaats aangemerkt, dat onder alle Slangfoorten, de Adder alleen gene Eyeren legd, maar volkomen levendige jongen baard. (4) Het Ampbitbeatr. Zoötom. Tab. 86. Fig. 4- en by Charas Nouv. exptrienc. fur la Vipere, pag. 57. Flaat I. (3) Hifi. Nat. Lib. 10. cap. 62. (4) De Animal. Lib. 1. cap. vi. Lib. in, Pline place ausfi la Vipere parmi les Animaux Ovipares; (3) il ne paroit pas cependant avoir confulté fon oracle Aristote avec affez iattention, pour connoitre fuffifamment cette circonflance; car ce Naturalifle obferve dans plus iïun endroit, que parmi toutes fortes de Serpens la feule Vipere ne ponde pas d'Oeufs, mais mette bas des petits tout vivants. (4) tre ZoötomicdeVALENTiN.Tab. 86. Fig. 4. £5? dans les nouvelle experiences fur Ia Vipere, par Charas, p. 57. Planche 1. (3) Hifi. Nat. Lib. 10. cap. 62. (4) De Animal. Lib. 1. cap. vi. Lib. ni.  C © 87 © ; Plet zoude buiten myn oogmerk lopen, wanneer ik hier de leer der Eyerflokken breedvoerig wilde overwegen; een ieder is bewuft, dat Harvey en Valesneri door deze leer het geheim' der voortteling hebben willen toelis:ten; dan vermoedelyk zal de onderflelde progreffus in infinitum, de grondflag van dit leerlïelzel, nimmermeer een algemeene toeflemming vinden. Ik merk alleenlyk hier maar aan, dat ook de Heer Buffon dit-gevoelen van Harvey en Valesneri, Hl, cap. 1. &P Lib. v. cap. xxxiv. En dit word door jongere Schryvers beveiligd. Zie onder anderen de befcbryvinge van dm Rateljlang door den kundigen Dr. Tyson, in dePbilof. TransaEt. No. 144, Je pafjerois les homes du plan que je me firn propofé, ft je voulois niéiendre fur le fyfleme des Ovarifles; chacun fait, que Harvey ê? Valesneri ont voulu ex* pliquer, par cette doctrine,Ie my : fiere de la gênération; mais Un efl pas vraifemhlable,, que Fhypothefe du progreffus in infinitum, qui efl la bafe de ce fyfleme, fera jamais admife d'un commun accord. Qull me foit permis de faire cette feule remarque, fgavoir que Mr. De Buffon iefl ausfi declaré contre le fentiment de Harvey 6? de Vales- iii. cap. 1. 6? Lib. v. cap. xxxiy. Ceci fe trouve confirmé par des Auteurs moderne s , entr'autres par le Dr. Tyscn , dans defcription du Serpent è fonnettes, qu'on trouve dans les Trans. Phi], No. 144.  C ® 83 © ) m, zo wel als dat van Leuwenhoek, betreffende de Zaaddiertjes, betwift heeft; en insgelyks zyne begrippen door anderen heeft horen tegenfpreken: intuffchen fchynd de Heer de Buffon, immers voor zo verre de Slangen aanbelangd, de.itelregeU»»w« ovo te hebben aangenomen. MAiPicniusdagt anders over de voortteeling dan Harvey, echter geloovdenzybeyden, dat alle levendige Schepzelen voor de geboorte in zichbare Eytjes befloten zyn. Waarfchynlyk zouden defchynftrydigheden, die wy, rakende dit onderwerp, by verfchillende Schryvers aantreffen, door een juille Valesneri, ausfi Men que contre celui de Leuwenhpek, par rap. port aux Animalcules fpermatiques; & quil a fu pareillement fon propre fyfieme critiquè par d'autres Ecrivains: mais pour ce qui concerne les Serpens, Monfieur de Buffon paroit avoir embrafifè ïopinion, omnia ex ovo. Malpighi etoit d'un tout autre fentiment que Harvey, relativement a la gènêration; ils croyoient pourtant tous les deux, que toutes les créatures vivantes font renfermées, avant de naitre, dans des Oeufs perceptibles a la vue. On pourroit vraifemblablement faire disparoitre les contradiïïions apparentes quon rencontre chez les diferens Auteurs, par rapport a ce  C © e-9 © ) juifte omfchryving en bepaling van het woord Eyeren, kunnen worden ttit den weg geruimd; immers het is niet wel tegen te fpreken, dat de Eyeren, die door de Ringflang gelegd worden, van een geheel andere natuur zyn , dan de Vliezen , waar in de jonge Adders, ter waereld komende, zich bevinden; welke Vliezen met die overeenkomen, waarin alle levendig gebaarde Dieren, voor de geboorte, zyn ingefloten geweeft Ik noem zodanige Dieren eyerleggende, wiens bezwangerde Wyfjes min of meer verharde of zulke fchaalachtige lighamen leggen , welke wy in onze taal gewoon zyn de naam van Eyeren te geeven; en welk ieder byzonder I ce ■> êP cela par le moyen d'une defcription & iï.une définitien exacle du mot d'Oeuf; Car U faut convenir, que les Oeufs pondus par la Couleuvre, font iïune toute autre nature, que les Membranes, dans lesquelles naijfent les jeunes Viperes; ces Membranes font entierement conformes a celles dans lesquelles tous les Animaux nés en vie êtoient renfermés avant que de naitre. Je nomme Animaux Ovipares, ceux dont les Femelles ayant concues pondent des corps plus ou moins durs, ou des coquilles, que nous nommons communement dans notre langue des Oeufs; les quels contiennent, chacun en particulier, M mn  c © 90 m) der Ey nfiet alleen het levensbeginzel hunner teeld bevat, maar ook teffens zulk een hoeveelheid van voedzame vloeyftof inflait, «ls volftrekt en eygenaartig vereifchtword, om het jonge Schepfel tot die grootte en flerkte te volmaken , dat het op zich zeiven, ! buiten het Ey kan beftaan en. leven. Deze Eyeren moeten door eene van buiten aangebragte verwarmende koeftering worden uitgebroeyd; het zy dat deze uitbroeding gefchiede door de Dieren die de Eyeren gelegt hebben zeiven en alleen ; of door anderen, of met hulp der Mannen, gelyk dit alles by de Vogelen plaats vind; het zy dat dit door deftralen derZonse wórde uitgewerkt, gelyk omtrent non feulement le principe vit al du germe, mais ausfi une quantitè de fluide nourrider fuffifante, pour faire parvenk TEmbryon d ce degrê de grandeur fip de fine, dont il a bef dn pour pouvoir fubfifler & vivre de par foi hors de VOeuf. Ces Oeufs doivent être êclos par une chaleur douce appliquèe au dehors; foit que cela ' fi fap uniquement par le moyendes ■ Animaux qui les ont pondus, ou bien par d" autres Animaux , ou par les Males, eomme tout cela arrivé chez les Oifeaux; foit \ que cela fe fap par les rayons \ du Soleil, eomme cela a lieu dans les  c © pi m trent de Schildpad-Eyeren gebeurd ; het zy dat de uitbroeding bevorderd worde door de warmte van broeyendeMefl: of andere rottende zelvflandigheden, waar in de Slangen gewoon zyn ten dien eynde hunne Eyeren te leggen. Ik zwyge hier opzettelyk van de uitbroeying der Eyeren op, of in Ovens en diergelyke warmgeftookte plaatzen, overmits dit tot de kunfcbewerkingen, en niet tot de verrichting der Natuur behoord. Daarentegen noem ik die Dieren levendbarende, die zulke hier voor befchrevene Eyeren niet gewoon zyn te leggen; en welkers Jongen onmiddelyk na de geboorte zichtbaar dezelvde gedaante als de Ouden, in een meer of mindere les Oeufs de Tortue; foit qu'on faffe éclorre les Oeufs par la chaleur de Fumier echaujfé, ou $ autres fubflances qui font dans une ferment at ion putride, dans lesquelles les Serpens pondent ordinairement leurs Oeufs, dans le deffein de les y faire éclorre. Je ne fats pas mention des Oeufs qu'on fait éclorre dans ou fur des Fours ou de pareils endroits echauffés, paree que c'efl le produit de Vart, ê? non celui de la Nature. Je nomme au contraire Animaux Vivipares, ceux qui riont pas coutume de pondre des Oeufs tels que ceux que nous venons de décrire; dont les Petits reffemblent, d'abord qu ils font nés,plus ou moins parfaitemem aux Vieux, £? poffeM 2 dent  C © 9* © 3 re trap van volmaaktheid, voorflellen, en de vermogens bezitten, of om hun voedzel zelve te zoeken, of het zelve door de Ouders te ontfangen, ter tyd zy bekwaamheid genoeg hebben, om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien'. (5)' Het (5) De Ovcrzetters van. het Nieuwe Teflamenthebben r 'z%iX»£> in.het nederduitfch vertaald met het zamengeftelde woord Addergebroedzel. (a) Ingeval" dit voorbedagtel'yk gefchied zij, fchynt het my toe, dat zy met Plinius, en die hem gevolgd zyn, de eyerlegging van den. Adder vevkeerdelyk onderftellen ; want de woorden broeden en hroedzel hebben, in dezen zin, een eygenaartige be- (a) Mattheus , cap. 3. v£ 7. cap. 12. vf. 34- cap- 23-vf. 33* Lucas 3° vf- 7.» dent la faculiè de chercher ené mêmes leur nourriture, ou de la 'recevoir de leurs Parens, jusqtfa ce quih joïent en ê'tat de pourvoïr d leur propre fubfijïan*ce. Cs) Le (5.), Les TraduBeurs du Nouveau Te-' ftament ont traduit rm^'ftar» 'e^iJv»» en Hollandois par le mot compofê' Addergebroedzel. (a) En cas qu'ïls Vont traduit ainfi de dejjein premédité, il me pa. roit qu'ïls tombent dans la même erreur que Pline £F fes feftateurs, qui fuppofenf aujfi que les Viperes pondent; car les mots de broeden Éf 'broedzel ont dav.s ce fens une relation toute particuliere au: mot (a) Matïh. ch. 3. v. 7. cb. 12. v. 34.. ch. 23.. v,. 33- Luc. 3.. v.. 7.-  C © 93 © ) Het getal der Jongen, het geen de Adder ter eener dragt baard, be- betrekking tot het woord Eyeren. Oor. fpronglyk geeft het woord broeden een verwarming of koeftering te kennen, (b) en broedzel is dierhalven iets het geen door koeftering of verwarming veroorzaakt wordt; en overzuïks kunnen de Slangen-Eyeren met nadruk gezegd worden uitgebroeyd te worden : dan deze woorden zyn van geen toepaffing op den Adder; zelvs niet, als men met den Heer de Buffon de Vliezen, die de jonge Adders influiten, al den naam van Eyeren toeeygend. Beza zet deze fpreekwyze dierhalven beter over door de Iatynfche woorden progenies Viperarum. Lether door : de hoogduitfche Qttttgejiuftt; de Engel- i fchen door Generation of Vipers; en de j Fran- (b) Ten Ka te Aanleid, tot de Nederdidtfebe Taal,. i de deel * bladz. 139.. onderfcheiden, opgeeft, heb ik in alle onze Adders, die ik met dat oogmerk onderzogt hebbe, niet even groot bevonden. De HeerLiNNiEus bepaald het aantal der Buik- en Staartfchilden van een Europeefchen Adder op CXLVI, en de Staartfchilden op XXXIX. Ik heb er veelmalen minder en ook dikwils meer aan de onze geteld. Dit kenmerk om de foorten der Slangen te onderfcheiden, is dierhalven ook met betrekking tot de Adders op zich zeiven en alleen niet zeker genoeg, om daar op een volkomen vertrouwen te kunnen Hellen. Dan ik keur insgelyks de kenmerken genomen van de kleuren dezer Dieren, of van de ver- < fchil- flinguer les diferentes efpéces de Serpens, fut ègal dans toutes les Viperes que fai examinées dans ce deffein. Monfieur Linn^eus fixe le nombre des Ecailles du Ventre fip de la Queue d'une Vipere Européenne d CXLVI, fi? celui des Ecailles de la Queue d XXXIX. Jen ai trouvéfouvent moins & plufieursfois davantage aux Viperes de cepays. Ce car acutere difiinclif des efpéces de Serpens, riefl par confequent pas affez certain en foi fi? pris feul, même pas par rapport aux Viperes, pour pouvoir s'y fier. Je penfe de même des marqués caraclerijliques deduites des couleur s de ces Animaux, ou des difN 2 férens  c © ioo ©) fchillende tekening die de huid der Slangen verüert, tot dat oogmerk nog minder onfaalbaar en toereykende. Het was wenfchelyk dat de kenmerken , dienende om eenflagtige Dieren, in het byzonder van elkander toeverlatig te kunnen onderfcheiden, nimmermeer van andere eygenfchappen ontleend wierden, dan alleen van de. zulken, die altoos en in alle oorden van de aarde % het eene foort van het andere bepaaldelyk leerden onderkennen. De Ringflang legt overal, waar zy zich ophoudt, Eyeren. De Adder baard de ganfche Aardbol over levendige Jongen. De Adder heeft in alle Geweften vergiftigende Tanden. De Ringflang ontbreekt férens deffeins dont leur peau efl ornèe, lesquelles je crols encore moins infaillibles £f capdbles de remplir ce hut. II feroit a fouhaiter que les marqués caractérifliques, qui fervent a diflinguer les Animaux de la même efpéce en particulier , relativement entre eux, ne fuffent jamais empruntées d''autres proprietés, que de celles par le moyen des quelles on reconnoitroit toujours & dans tout Pays. _une efpéce en fon entier d'une atttre. La Couleuvre, par tout ou elle je trouve, pond des Oeufs. La Vipere par tout ou on la rencontre , produit des Petits en vie. La Vipere a dans tout Pays des Dents envènimées. La Couleuvre ne les a  C © ioi © ) breekt deze Tanden zo wel hier als elders. Deze eygenfchappen zyn waarlyk van een al te verfchillende natuur, dan om den Adder en de Ringflang niet juifter te onderfcheiden, als door het onzeker getal der Schilden gefchied. De Heer Gronovius brengt den Adder, onder de naam van Vipera , (9) tot een byzonder geflacht, en als een middelfoort tiuTchende Cenchris en Coluber; (10) dan wanneer men zyne befchryving van dit Dier met die van onzen Ad- (g^Ampbibior. Animalium Hiftoria Zoologica, ordoprimus, de Serpent, num. 41. ff Zoöpbylac: Fase. I. (10) Videtur intermedium genus conJUtiter e inter Cencbridem ff Cohtbrem, a pas plus dans ce Pays qt/at% leurs. Ces propriétes Jont en vèritè de nature trop différent es entre elles, pour ne pas dijlinguer la Vipere plus exaclement de la Couleuvre , que par le nombre incertain des Ecailles. Monfieur Gronovius rapporte la Vipere, Jous le nom de Vipera, (9) a un genre particulier , & la confidére eomme une efpéce moyenne entre le Cenchris fi? le Coluber; (10) mais quand on comparefa defcription de eet Animal avec (9) Amphibior. Animal. Hifl. ZoÖI. ord. primus, de Serpente num. 41. & Zoöphylac. Fascic. I. (10) Videtur intermedium genus eor> ftituere inter Cenchridem & Colubrem. N 3  c m ie» ©) Adder vergelykt, zal men lichtelyk ontdekken, dat dezelve zeer van malkander verfchillen. De beroemde Heer J. F. Klein onderfcheid de (Anguis capite discrete- , cauda attenuatd)," de Slang„ foort, welkers Kop en Staart „ duidelyk van het lighaam 011„ derfcheiden zyn", in Vipera, Coluber en Anodon. De Vipera is (dentibus anticis caninis, Kw' lig: zy geeft aan een iegelyk Schepfel nooit meer Werktuigen als het zelve tot dat einde, waarom het beftaat, volftrekt nodig heeft. Daar is er die het getal dezer Tandjes, op.feftien in ieder Kaak, in een enkele ryg geplaatft, bepalen; dezelven zyn nog buisachtig nog gefpleten. . De Ogen van myne Adder zyn helder bruin en vlammende; de Appel is iii een donker geelekring bevat; deze Ogen zyn iets groter dan die van onze Slangen , en ongevaar op het derde gedeelte van den Kop naar voren geplaatft, tulTchen de Kaakzoom en de kleine Schildjes, die het platte des Kops ovaalswyze bedekken.. De Neusgaten zyn rechtlynig met rien de fuperflu: elle ne donne d chaque Crèature p#s plus d'Organes quil ne lui en faut abfolument, pour remplir fa dejlination. II y en a qui fixent le nombre de ces petites Dents a Jeize pour chaque Machoire, pïacées dans une même rangêe; elles ne font ni creufes ni fendues, Les Teux de ma Vipere font clair s, bruns <£? étincelans; laprunelle efl entourêe. d'un cercle d'un jaune foncé; ils font- iant foit peu plus grands que ceux de mes Serpents, cjf placés approchant au tiers de la partie anterieure de la Tête, entre le bord de la Machoire les petites Ecailles fcutiformes, qui couvrent le plat de la Tête enforme d'ovale.. Les Nar'mes font fituêes fur la même  met de Ogen, voor aan wederzyden van de Snuit, „rond en wyd geopend te zien. Uiterlyke Oren worden aan den Adder niet waargenomen- zy horen echter. Het onderile gedeelte van den Kop is byna plat, met langwerpige Schildjes of Schubben bedekt, die de richting -der Kaakzomen volgen, invoegen dezelven op de helvt van den Kop kielswyze van elkander afwyken , en een punt \ naar den Bek overlaten, uit welke punt de heele Schilden een begin nemen, die den Buik tot aan den Staart bedekken , van waar de- | ze Schilden zich fchynen te I ver- I même ligne que les Teux, d chaque mé de la partie anterieure du Mufeau; elles font rondes & tres ouverüs. On napper ooit pas d'Oreilles aux Viperes a l'exterieur; cependant elles entendcnt. La partie inferieure de la Tête efl presque platte &> couvert e d'Ecailles fcutiformes oblongues, qui fuivent la dire&ion des bords des Machoires, deforte qu'elles s'ecartent Vune de Vautre vens le milieu de la Tête, tout eomme les cotes d'un navire s'ecartent de la quitte , fe terminent en une pointe, tournèe du cotè de la Gueule;? efl de cette pointe , que les Ecailles fcutiformes entiéres prennent leur origine, g? Couvrent le Ventre jusqu' a la Queue,. d:oU ces Ecailles fcutiformes femp 3 blent  cm ®) verdelen, en als halve Schilden tot aan het uiterfte einde voortlopen. De Schildjes langs de onderHe Kaakzoom geplaatft, hebben een blauwachtige kleur, met witte vlekjes geftippelt; de Schilden die overdwars den Buik en Staart bedekken, zyn eenverwig, naar ftaal gelykende. Den Hals noem ik dat deel der Adders en Slangen, het geen onmiddelyk achter den Kop volgd, onderfcheidende zich als een inknyping tuffchen den Kop en het Lichaam. De Schubben die den Rug en het bovenfte gedeelte van den Staart der Adders befchaliën, zyn iets blent fe partager, ê? pmirfuivent leur cours Jous. la forme i Ecailles femi fcutiformes jusque tout au bout. Les petites Ecailles fcutiformes placées le long du rebord maxillaire inferieur, ont une couleur tirant fur le bleu, marquée de petites tazhes blanches; les Ecailles fcutiformes qui couvrent le Ventre £f la Queue en travers, font d'une feule couleur reffemblant d de Vader. Jappelle le Col cette partie des Viperes ê? des Couleuvres, quifuit immediatement a la Tête, f aifant eomme un en fon cement entre la Tête £? le Corps. Les Ecailles qui couvrent en forme de mailles le Dos ê? la partie fuperieure de la Queue des Viperes, font  C © »9 © ) iets langwerpiger als die der Slangen, ruitachtig van gedaante, en in de midden overlangs met een verheven ffcreep getekend; te halverwegen van den Rug zyn ze naaft de Schubben, die aan wederzyden de Buikfchilden bezomen, degrootfle; wordende zo wel naar het Kop-, als naar het Staarteinde langzamerhand kleinder; en men zoude nauwlyks deze verkleining door de op eenvolgende en onmerkbare afklimming gewaar worden, ingeval derzelver uiterftens tegen elkander niet wierden vergeleken. Ik heb reeds aangetekend, dat midden over den Rug van den Kop tot aan den Staart, myne Adders met zwarte min of meer aaneen- han- ; font tant foit peu plus oblongues que celles des Couleuvres, d'une figure en lofange, dont le plus long diametreefl marqué d'une raieélévée ;vers le milieu du Dos elles approchent le plus de la grandeur des Ecailles, qui avoifinent de chaque cotê les Ecailles fcutiformes du Ventre; elles diminuent infenfihlement en grandeur y f tant du co té de la Tête que de celui de la Queue, Ton auroit de lapeine d sappercevoir de cette diminution par la dëgradation continuelle imperceptible, d moins qu'on ne comparat entre eux les deux. J'ai de ja remarquê ci devant, que le long du milieu du Dos depuis la Tête jusqu'a la Queue, ces Viperes font omées detaches noiresplus ou  C © 120 © ) hangende vlekken , enigermaten kettingswyze getekend zyn; dan aan ieder zyde van deze rugftreep, loopt evenwydig een diergelyke ryg van zwarte vlekken, die echter minder't zamen hangen; deze nemen hun begin, met een langwerpige zwarte ftreep, onmiddelyk aan de Ogen gehegt, en eindigen met het Staartpunt; de tusfchenwyte, die deze zwarte vlekken overlaten , en zich flingerswyze vertoond, heeft kort na de vervelling, of als men de bovenfte en befoetelde Huid afftrykt, een naar het ligt blauwe hellende kleur; dan deze verwelkt ras en verandert in een geelachtig vuil groen, ten naaften by overeenkomende met. de kleur der ingelegde Olyven. ®c ou moins adherantes les unes aux autres, 6? en quelque fagon en forme de chainons; de chaque cotè de cette llgne dorfale Fon voit parallelement une pareille rangêe de taches noir es, qui font cependant moins continues les unes aux autres; ellescommencent par une raye noire ohlongue, qui tient | immediatement aux Teux, &fe terminent a la pointe de la Queue; Fintervalle, que ces taches noir es laisfent entf elles, ê? qui va en ferpentant, prend fort peu de temps apres la mue de F Animal, ou lors quon lui enléve fa furpeau qui efl fouillèe, une couleur tirant fur le bleu clair , laquelle fe fane bien vité & fe change en un verd fale jaunatre, a peu pres de la couleur d'Qli-ves confites. La  C © 121 © )■ De Vipera vera, of de ware OostindifcheAdder, heeft eenige vlekken , welken naar die van den hierlandfchen gelyken;dan de Colubro igneo uit het Eyland Celebes (20) heeft er meer gelykenis mede; maar beide deze vreemdelingen zyn echter van onzen Adder daar in onderfcheiden, dat zy tot het uiterfte flaarteind met geheele dwars-fchilden van onderen bedekt zyn. De Staart van den Adder is zo dun niet als die der Slangen, welke laatfte meer elsvormig, en die van (20) 'Beiden deze Adders vind men afgebeeld by Seba, Thef. P. II. Tab. . VIII. N. 4. en Tab. LIX. La Vipera vera, ou la vraye Vipere des Indes Oriëntales,q quelques taches qui reffemblent a celles de nos Viperes indigénes; la Colubro igneo, des Isles Celebes (20; leur reffemble cependant d'avantdge; mais ces deux efpéces étrdngéres différent pourtant en ceci de notre Vipere, quelles font ecuvertes en deffous fusqu'au bout de la Queue d'Ecailles fcutiformes transverfales entieres. La Queue de la Vipere n eft pas fi effilée que celle des Serpens, dont la Queue a plus la forme d'une (20) On trouve la repréfn atim de ces deux efpéces de Viperes dans Sesa, Tber. P. II. Tab. VIII. N. 4. 6P Taj. LIX. Q  van den Adder meer kegelvormig is; zy ftaat tot de lengte van het geheele lichaam als een tot tienden is dienshalven evenredig maar halv zo lang als die van den Ringflang; in beiden deze Dieren onderfcheid zich de Staart door eene merkelyke vermindering in de dikte zeer duidelyk van het overige lichaam. Of de Staart van Set Mannetje dikker en langer zy, dan van de Wyfjes, heb ik nooit toeverlatig opgemerkt; overmits de meerdere of mindere voordelige toeftand , waar in de Adder zich bevind, ook omtrent dit gedeelte van het lichaam veel verandering onderworpen is: dan het Mannetje doet zich ff une aleint, U oh celle des Viperes reffemble plus d un cone; elle efl U proportion de la longueur du corps entier eomme un d ffix, & a par confequent, proportion garde'e,feulement la moitiè de la longueur de celle de la Couleuvre a collier; la Queue de ces deux Animaux efl remarquable en ce qiïelle dijfére confiderablement en grojfeur du refle de leur corps. Je ff ai jamais pu m'affurer Ji la Queue du Mdle efl plus grosfe c=f plus longue que celle de la Femelle; d'autant que Vêtat plus ou moins avantageux, dans lequel la Vipere fe trouve, produit aujji beaucoup de changement dans cette partie de Jon corps: ce qui efl certain, c'ejl quon reconnoit & diflingue  C © m © ) zich kennen en onderfcheid zich door de Tefticuli, (22) welken ter plaats waar de Staart begint uitterlyk zichtbaar zyn. Offchoon de Adder even als de Slang een rolronde gedaante heeft, fehynt dit Dier my echter, wanneer het kruipt, meer platachtig en breder; ter halverwegen van het lichaam zyn zy het dikfte; ondertuffchen veroorzaakt de Haat van zwangerfchap of een doorgezwolgen Dier, hier omtrent, veel verandering. De volwaffene Adders zyn doorgaans (21) Seba heeft de Ooftindifche Adder met deze deelen doen afbeelden. ■Zie Thef. P. II. Tab. 8. Fig. 4. flingue le Male par les Tefticu-. les, (21) lesquels par oiffent a F exterieur d Vendroit ou la Queue commence. Quoique la Vipere foit tout eomme le Serpent Sune figure cylindrique, il me paroit cependant, que eet Animal, lors qull rampe, efl plus applatti <2f a plus de largeur ; c'eft vers le milieu de leur corps que leur grojfeur efl la plus confiderable, ce qui var ie cependant beaucoup dans Vit at de grojjejfe, ou lors qd'elles ont avalè quelque Animal. Les Viperes a duit es ont ordu naire- (21) Seba a repréfenté la Vipere des Indes Oriëntale: avec ces parties. Fayez Tbef. P. IJ. Tab. 8. Fig. 4. Q *  c © "4 © d gaans"'om de twee voeten lang en j een duim middellyns dik; zeldzaam worden ze gevonden die drie voeten lang zyn. Daar is er die by de ontleding van den Adder en Slang, eenig verichil in de zamenvoeging der Wervelbeenders hebben waargenomen; en mogclyk is in dit verfchil de reden gelegen, dat een Adder , wanneer men die by den Staart valt houd, de hangende Kop niet zo hoog dat ze byten kan, gelyk de Slang, kan opheffen; dan zy wend en keerd het hoofd daar en tegen gemakkelyker en vaardiger. Die geenen, welken de moeite hebben genomen om de Wervelbeenders van den Adder te tellen, bepalen het getal op honderd vyf- en- nairement environ deuxpieds de long, £? leur grojfeur efl d'un pouce de diametre; on en trouve rarement dont la longueur aille a trois pieds. II y a des Naturalifles, qui en anatomifant des Viperes ê? desSer- . pens, ont trouve quelque diference dans l'articulation des Vertèbres; ce qui fait peutêtre, quune Vipere, qu'on tientpar la Queue, ne .fcauroit étéver fa Tête, qui efl pendant e , ajfez haut pour pouvoir mordre, eomme les Serpens; mais en revanche elle la tourne a drolte & d gauche avec plus daifance & d'agilité. Ceux qui ont .pris la peine de compter les Vertèbres de la Vipere , en fixent le nombre a cent quarante & cinq, jusques a la Queue;  C © i*5 © ) en-veertig tot aan den Staart; ieder dezer Wervelbeenderen heeft aan wederzyde eene Ribbe; dan aan de vyf-en-twintig, die men in den Staart vind, ohtbreeken dezelven. Dit graat,benevens hetfpiergeftel, de aderen, de bloedvaten en de ingewanden , welken op een zagt bed van reufel ruften, kan men by Valentinus, Charas, Seba, en anderen befchreven vinden. Ik merk hier alleen by aan, dat de ingewanden van myne befchrevene Dieren nagenoeggelykvormig zyn; en dat de befchouwing hunner Magen en Zwelgfpieren ons geen twyffel zoude overlaten, al ontbrak ons de gelegenheid zulks door de onfaalbare onder- | Queue; toutes ces Vertèbres ont de chaque cöté une Cote, horsmis les vingt & cinq de la Queue, qui ff en ont point. On trouve chez Valentin , Charas, Seba £? autres, la defcription de Vépine, des mujcles, des vaiffaux fanguins & des viscères, qui repofent mollement dans le tiffu graiffeux. Je remarque feulement a ce fujet, que les vis-céres des Animaux que fai deer its, fe reffemblent affez; & que, vu leurs Eflomac fi? les Muscles qui leur fervent d faire la déglutition, il tfy refle aucun doute, quahd même nous nen ferions pas convaincus par une experience infaillible, que leur nourriture ne Q 3 doive  C 8 © ) ondervinding te weten , of heur voedzel is van dierlyken aart;hunne darm-gelykende,fiappe, ongeplooide en ongefpierde vliezige Magen kunnen geene wryvende of malende kracht oefenen, gelyk de fterkgefpierde Magen van de graanetende Dieren; en hunne fpyzen moéten dierhalven door een zeker fcheivocht, het geen de ingeflokte Dieren verteert, zonder de Maag zelve te befchadigen, {22) tot Chyl ontbonden worden; (22) Dr. Grew wekt zyne Lezers, wanneer hy deze byzonderheid aantekend, billyk tot eene betamelyke verwondering op, opzichtelyk de verbaazende voorzorg der Goddelykc wysheid. ndd. Cosmel. Sacra cap. 4. doive être de nature animale; leur ejlomac, qui reffemble d un boy au, & efl Sun tiffu lache, fans rides, fans tunique musculaire & ftmplement membraneux, manque de cette force neceffaire pour triturer ou pour moudre, qui fe trouve dans les eflomacs charnus & musculeux des efpéces granivores; cefl pourquoi leurs alimens doivent necejjair ement être re duits en chyle par le moyen dt quelque menflrue, qui digêre les Animaux qulls ont avalés, fans nuire a VEflomac même (22}, eomme cela a (22) C'ejl avec raifon quele'Dr. Grew, lors qu'il remarque cette particularitê, excite fes LeSteurs a admirer la prevoy. ance êtonnante de la fagtffe Divine, Voyez Cosmolog. Sacr. cap. 4.  C 0 "7 © ) den; éven als zulks byallevleefchetende Dieren plaats heeft. Reaumur heeft, verfchillende en vernuftige proeven genomen, die aan de onderfcheiden e wyzen • van vertering, het zy, die ieder afzonderlyk, het zy beiden te gelyk plaats hebben , geen gering licht byzetten. (23) Dan hoe aanmerkelyk ook de 0vereenkomften der Adders en Slangen in de meefte byzonderheden zyn mogen, zo ontbreekt evenswel aan myne Ringflang die vaten, welke gefchikt zyn om het vergift aftezonderen , althans dat werktuiglyk zamenflel, waar door het zelve (23) Hift. de l'Acad. Royale des Scein«es de'1'Arm. 1752. pag. 49. &c. a lieu chez tous les Animaux carnivores. Reaumur a fait nombre d'experiences ingénieufes, qui rep andent beaucoup de jour fur les differentes manier es dont Je fait la digeflion, foit par la macération ou par Ja trituration , foit que cela s'exècute d'une facon combinêe. (23) Quoique la rejfemblance entre les Viperes £? les Serpens foit tres confderable, par rapport d lapluspart des particularités qu'on remarqué en eux, il manque cependant d la Couleuvre d Collier ces vaijjeaux qui filtrent le venin, ou du moins les- organes ex- crê- (23 Hijl. de l'Acad. Royale des Sciences de l'Ann. 17 52. pag. 49. &c.  C© »8 ©) zelve naar buiten kan uitvloeijen. En overmits insgelyks de wyze van Jongen voorttebrengen, niet overeenjsomflig door deze beide Dieren gefchied, zo moet inden Adder ook ten dien opzicht, eenige andere fchikking noodzaaklyk plaats hebben. Nooit heb ik by het openen der Adders-, die vunfe lucht waargenomen, die de ingewanden deiSlangen van zich geven. Meeft overal worden zo wel in Europa als in de andere waerelddeelen, Adders gevonden, (24) die (24) Men vind zelvs deze Dieren op Eylanden , die door wyduitgeftrékte Zeen van het vatte land gefcheiden zyn ; zo vind men by voorbeeld, Slangen op het crétoires de ce fuc vénimeux. Et d'autant que ces deux efpéces d''Animaux tfengendrent pas leurs Petits de la même maniére, ü faut necejfair ement, qu'il fe trou' ve a eet egard, quelque organifation differente dans la Vipere. Je riai jamais fenti, en ouvrant des Viperes, cette odeur de moifi, qui sexhale des vifcéres des Serpens. On trouve presque part out, aujji bien en Eurepe que dans les autres parties du monde, (24) des Vipe- (24) On rencontre même de ces Animaux dans des Isles, qui font féparées du continant par de vafles mers\ on en trouve par exemple a, flsk de St. He- lene,  het Eylacd St. Helena,het geen omtrent in het midden van den Atlantifchen Oceaan , vier honderd zee mylen van de Afrikaanfche, en zes honderd van de Amerikaanfche kuft verwyderd is. De Heer James Cook geen begrip kunnende maken, op welk een wyze deze Dieren ter dier plaats kunnen gekomen zyn, onderfteldt in zyne Reisbefcbryving, dat ze van het begin der Waereld op die rots gehuisveft hebben; zonder te denken op die verbazende veranderingen, die er waarfchynlyk zedert de Schepping, mat betrekking tot den gehelen Aardbol, plaats hebben gehad. De verlïeende lichamen van Dieren en Planten, welke men byna in alle bekende Geweften aantreft , zyn de waarborgen voor deze mening. Behalven dat de Voorzienigheid ontd¬ ane, fituée presque au milieu dt l'Ocean Atlantique, d quatre cent lieues de mer des cótes d'Afrique , £f a fix cent lieues de celles d'Amerique. Monfr. Ja ques Cook, ne pouvant concevoir, comment ces Animaux ont pu parvenir d eet endroit, fuppofe dans l'bifloire de fes voyages, quils ont babitês fur ce rocber depuis le commencement du Monde, fans qu'il faffe attention aux revolutions étonnantes arrivées d nótre Globe, depuis la Crêation. Les pétrifications d''Animaux 6? de Plantes, qu'on rencontre dans presque tous les pais connus, fervent de preuve d ce fyjléme; outre que la Providence pojjede des moyens infcrutables fans nombre, pour faire parvenir, mime d'i.ne fa' R- con die meer of min met de onze gelykvormig zyn: het ontbreekt de Bofch- Viperes qui reffemblent plus ou moins d celles que nous venons de decri-  c m 130 ©) Bolch- en Heyde-ftreeken der Overyfelfche, Friefche, Groninger, Munfterfche en Benthemfche Geweflen, welke het Drentfche grondgebied omringen, geenzins aan deze Dieren; doch men treft ze in deze Landftreek op alle plaatzen niet even veel aan ; in zommigen ,zyn ze zelvszeer zeldzaam; meeft houden zy zich in de Heydevelden op, dan allermeeft echter in die Veenen, welken men hier decrire; il 11'en manque pas non plus dans les Bois 6? fur les Bruyeres de nos Provinces S Overyjfel, de Frife, de Groningue; ni dans celles de l'EvéchèdeMunfer,B du Comtèdt Benthem, qui entourent le territoir e du Pays de Drenthe; cependant pas partout en égale quantité; dans de certains endroits, elles font même trés rares; elles fe tiennent ordinairement furies Br uy ér es, mais la plus part du temps dans ces Tourhiéres qu'on ontelbare en onnafpeurbare middelen altoos by der hand heeft, om zelvs op zeer natuurlyke wyzen , zo wel Slangen als andere Dieren, op de ver afgclcgenfte Eylandcn te plaatzen. con, trés naturelle, auffi bien des Serpens que d'autres Animaux, aux Isles les plus éloignées.  C ® i3i © ) hier hoge MoeralTen (25) noemt, om dat de zandgronden onder deze Veenen altoos nog eene aanmerkelyke hoogte boven de uitwateringen verheven zyn. De op- \ pervlakte of nerv dezer meeft uitgeftrekte MoeralTen, is bultswyze met Heyden enMofch in diervoegen bewallen , dat tulTchen die bewaffene bultjes de grauwe of zwarte Veengrond bloot legt, welke meer of min week is, naarmate (25) Uit deze Moeraffen of Veenen word die foort van Turf gegraven, welke tot het branden van Schelpkalk, en in de Steenbakkeryen, enz. gebruikt word5cn die men in Holland en elders gewoon is Friefi.be Turf .te noemen. (25) On retire de ces Marais ou Tour. biéres cette efpéce de Tourbes dont on fe fert dans les Briqueteries pour calciner les Coquilles, g> qu'on appelle en Hollan. de 8* ailleurs des Tourbes de Frife. R 2 qu'on nomme dam ce pays des kants Marais, (25) d eau je que le Ut de fable, qui ejl fous ces lits de tourbe, efl encore e'levé a une hauteur affez conftderable au deffus des endroits par oh les eaux s'ëcoulent. La furface de ces Marais, qui font d'une grande étendue, efl couverte de mottes de Bruyère fiP de Moujje, de fagon qu'on appergoive entre ces mottes la Tourbe grifatre ounoire, plus ou moins motte, d mefure que les eaux  c © ©) te het Veen minder of meerder kan afwateren. De Adder, of fchoon zy fnel genoeg kan voortkruipen, heeft echter de vlugheid van den Ringflang niet; zy begeeft, de nood zulks vereifchende, zich ook te water en zwemt, doch zy fpringd nooit: merk hier, myne Lezers, wederom de ongemene goedheid der Voorzienigheid op! of is het gene opmerking waardig, dat de ongewapende Dieren, over het algemeen genomen, meeftal fneller dan de gewapende zyn? en dat veeltyds het gebrek eener vermogen door een ander word vergoed ? De Adder vervolgt of beledig ©ngetergt, of buiten gevaar voo ziel eaux ont plus ou moins. de facilitê a sen écouler. Quoique la Vipere rampe avec affez de vitejfe, elle na cependant pas la cèléritè de la Couleuvre a collier; en cas de befoin elle fe jette a Veau & nage, mais ne faute jamais: je'prie mes Letleurs de remarquer encore en ceci la grande bonté de la Providence: car éeji wie chofe digne a"attention, que les Animaux defarmês foient génèralement plus prompts d la cour' fe que ceux qui font armés, que fouvent ils fe trouvent dêdomagês du manque cVune faculté, par une autre, qui la remplace. : Jamais la Vipere ne pourfuivra ni ne blejfera perfonne, h ! J moins  C © 133 © ) zich zelve zynde, nooit eenig Menfch ; (26) kan zy de nood niet ontvluchten, dan gebruikt ze heur wapenen alleen verwerender wyze, en in deze omftandigheden zich bevindende , fchiet of flaat zy de Kop ongemeen vaardig naar haar vyand en byt. Ingeval nu de buitengewone vrees, die het eene Dier voor het andere doet blyken, de (26) Don George Juan en Don Antonio de Ulloa tekenen aan,na datzy verfhg van de Coraal, Ratelflangen, enz. die men om Carthagena vind, gedaan hebben, dat alle deze Slangen, welkers beten zo gevaarlyk zyn, echter geen Menfch zullen kwaad doen, ingeval zy niet beledigd worden; zie Hiftor, Reislefcbr, van Zuid-America, ideel, bl. 57. moins qu'on ne Virrite, ou qiielle ne fe fente en danger,"(26) mais en cas quelle ne puiffe échapperau danger, alors elle fe fert de fes armes, mais uniquement pour fe defendre, en lancant fa Tête avec une rapiditê prodigieufe vers fon ennemi & en le mordant. En cas qiiil foit vrai, que la crainte extraordinaire , qu'un Animal a pour un (26) Don George Juan &f Don Antoine d' Ulloa , apres avoir fait mention des Serpens Corallins, d Sonnette, &c. qu'on trouve aux environs de Cartbagene, remarquent qu'aucun de ces Serpens, dont la morfure efl fi dangereufe, ne nuira d perfonne quand on ne leur fait aucun mal. Voyez Voyage Hifl;. de 1'Ameriq. Meridion. Tome 1. pag. 57. R 3  C ® 134 © de geduchtfte hunner vyanden aanwyft, dan moet een Zwyn aan onze Slangfoorten niet minder verfchrikkelyk voorkomen, dan een fleren Arend aan een vlucht blode Duiven. • Verfcheide jaren achter een, heb ik eenige dezer Dieren vier en vyf maanden lang in het leven gehouden , zonder ecnig voedzel aantebieden; anderen heb ik even als de Ringflang verfchillende Dieren , Plantgewaffen , Zemelen, Melk, Zand, Aarden en veele andere dingen vruchteloos aangeboden. Maar onthouden zy zich, gevangen zynde, van voedzel, de ontlading is ook zeer gering; het aas'tgeenzy,gevangen wordende, by zich hebben, en hun vet, verteert un autre, denote que celui cl efl fon plus terrible ennemi, alors un pourceau riefl pas moins effroyablt pour F efpéce de Serpens dont il s'agit ici, qvFun Aigle altier ne Vefl pour une volde de Pigeons craintifs. jfai confervé pendant plufieurs annêes de fuite quelques uns de ces Anu maux quatre d cinq mois en vie,fans leur donner aucune nourriture; d d'autres f ai offert, eomme je Favois fait d la Couleuvre d collier, differens Animaux, des Plantes, du Son , du Lait, du Sable, de la ' Terre & plufieurs autres chofes, mais le tout d pure perte. Mais fi ces Animaux, lors qu'ils font renfermés, s'abstiennent de toute nourriture , ils nont aufft en revanche que peu ou point. d'evacuation; ce quils  C © 135 © ) teert langzaam ; zy vermageren allengskens, en zy fterven uitgeteert. Aan den Heer Shaw wierden twee gehoornde Slangen (27) getoond, welken vyf achter een volgende jaren zonder eenige fpys te nuttigen zouden hebben geleefd. (28) Doch ik twyffel zeer, of de Heer Gabrieli ónzen Reizigerwei overeenkomftig de waarheid zal bericht hebben. Nooit heb ik onzen Adder met een nieuwe Huid gezien dan in de lente; gelyk my ook nimmer geduurende de herfft zulke jonge Ad- i qu'ils ont ffaliment dans Teflomac lors qu'on les prend, de même que leur graiffe, fe confume infenfiblement, ils amaigriffentpeu d peu, q> meur ent extenue's. On' fit voir d Monfieur Shaw deux Serpens a cor* nes, (27) quon difoit avoir vecüs pendant cinq annêes confecutives, fans avoir pris aucune nourriture. (28) Cependant je doute fort que Monfieur Gabrieli ait dèclarè l'cxacle verité d notre Voyageur. Ja mais je nai vu notre Vipere. revétue ff une* nouvelle peau, qu'au printemps; je nai jamais non plus rencontré ffauffi jeunes Viperes en (27) Ceraftes. (28) T. Shaws Reyzea, 2de deel, bladz. 173. (27) Ceraftes. (28) Voyages de T. Shaw , Part. 2, PaS- 173.  C © 136 © ) Adders zyn voorgekomen als des zomers; waar uit ik meen te mogen befliiiten, dat dit Dier in deze Landfchap maar eens in hetjaar de oude Huid aflegt en baart: dan wat aanbelangd de wyze van paring en de daring der zwangerfchap van den Adder, deze kan ik even zo weinig met zekerheid bepalen, als het geen ten dien opzichten by de Ringflang plaats heeft; alle myne oplettenheid en nafpeuringen zyn te leur gefield. Zo dikwils als ik een levendige Adder inMoutwyn heb gedaan, is dezelve zeer fchielyk geftorven, dan in Olie kunnen ze langer leven. Ik zoude.hier myne befchryving van den Adder kunnen .afbre¬ ek automne qu'en êté, marqut que eet Animal ne fait fa mut & ne jette bas fes petits quune fois par an dans ce Pats: Mais pour ce qui regarde leur facon de saccoupler, & la durée de leur groffejfe, cela meft aujjt peu connu que ce qui arrivé a eet égard chez la Couleuvre a collier; toute mon attention mes recherches d ce fujet aïant êtê infrucfueufes. Chaque fois que fai mis une Vipere en vie dans de VEau de vie de grain, elle efl mort e fort fubit ement, mais dans de VHuile ces Animaux peuvent vive plus longtemps. Je pourrois finir ici ma defcription de la Vipere, fi je navoispas queU  C © 137 © > breken, hadde ik niet de een en andere merkwaardige byzonderheid ,zo wel ten opzichte tothun- . ne fchadelyke als nuttige hoedanigheden , daar by te voegen. Meermaalen befpeurd men doch, dat de gewrochten van Gods onbepaalde macht, ter bereiking van tegengeftelde oogmerken, in den fchakel der gefchapene wezens zyn .gehegt. Het is den beoeffenaars derGeneeskunft even zo wel als aan den Natuuronderzoeker bekend, hoe men in de naait voorgaande eeuw getwift heeft, of het Addergivtin iets ftoffelyks, dan in iets geeftigs beftond; dat is: of men bet vogt uit de Slagtanden der Adders voortkomende, als op zich zelve fcha- delyk ' quelques particularités remarquaVlês d y ajouter, auffi bien relativement h ce qiT elles ont de nuifible, qiïd leurs Ivnnes qualitez. Car on obferve Jouvent, que les productions de la Twtepuijfance Divine ne [ont rangées dans la chaine des Stres créés, qiiafin de fervir d des vues diametralement oppof ées entre elles. Ceux qui exercent la Medecine, fcavent au ft bien que les Amateurs de ï Hifl oir e Naturelle, contiien ona disputè dans lefiecle précédent'fur la nature du venin de la Vipere; fcavoir fi elle confiffoit en quelque chofe de mat er iel, ou bien fi ce nêtoit que quelque matiere fpiritueuje; cefl d dire, fi Ton dolt eenfiderer la liqueur, S qui  cm 138 ©> delyk en eygentlyk venyn bevat- : tende, moeft aanmerken, dan of het alleen toevallig fchadelyke vermogens verkreeg y wanneer het Dier door terging grammoedig en kwaadaardig was gemaaktDe beyde hooftdingers zyn bekend ; Redi, een Italiaan,beweerde het eerfte, en Charas ,. een Fransman, het laatfte gevoelen, en geen dezer flxydende partyen heeft het aan voorftanders ontbroken». Men vind deze Natuurkundige twift veelvuldig by de Schryvers, meer of min wydlopig en nauwkeurig aangeroerd;- en waarom zoude ik berispelyk zyn, ingeval ik qui fort des Dents canines de la Vipere, eomme nuifible en elle même,& contenant un venin proprement dit, ou bien fi cette liqueur acquiert firnplementpar hazard des qualités nuifibles ,hrsque VAnimal êtantagacéT sirrite 6f fe met en colére?' On connoit affez les deuxprincipaux foutiens de ces different es op'u nions; Redi , qui etoit Italiën, etoit ' porti pour la première opinion, &' Charas, qui etoit Frangois, foutenoit la feconde, chacun de ces chefs defeéte a eu nombre de partifans. Plufieurs Auteurs ont traité cette disput e phyfique avec plus ou moins de detail e? d'exaclitude;' g?' pourquoi y trouveroit on d redire, ft dans cette Differtation- 'few  ik in deze Verhandeling insgelyks een wydlopig verflag daarvan mede deelde?immers de betrekking, die het op myne onderwerpen heeft, vergunde daar toe aanmy geen minder recht dan aan anderen; dan ik keur zulks overtollig, en wyze myne onderzoeklievende Lezers naar de boeken van Charas, (29) en Redi (30) zelve, of daar dezen ontbreken, naar die van Mead (31), ray^a), Houttuin (33) en anderen. Ik (29) Nouv. Experiences furies Viperes. (30) Experimenta circa varias res na■iuraïes. (31) De venenis, in capite de Vipera. . (30 Synopjts Metbodica animalium quadrupedimi ferpentini generis. (33) Natuurlyke Hijlorie., vide deel. j faifoh de même un ample expofé? Ja relaüon quelle a avec les fujets dont je traite, ne m'y donne pas moins do droit qtfaux autres; je la crois cependant fa» perflue, & renvoie mes Le&eurs curieux de pareilles recherches aux ouvrages de Charas, (29) g? Redi, (30}, ou bien, en cas de manque de ces Auteurs, d ceux de Mead (31), de Ray (32), de Houttuin (33)» & iïautrts. (29) Nouv. Expciienc. furies Viperes. f30) Experimenta_ circa varias res naturales. (30 De venenis, in capite de Vipera. C32) Synopfis Methodica animalium quadrupedium & ferpentini generis. (33) Hift. Naturelle torn. vi. 5 2  i © 140 S ) Ik achte my echter, door deze verzending niet ten eenemaal ontflagen, om ook het een en ander, betreffende het.venyn der Adders, aantetekenen. Xntuffchen is het deze twift alleen niet, welke ons van de verfchillende gevoelens, rakende het givtder Adders, onderricht;. hebben dezen wegens de beftaanbaarheid van het vergivt niet overeengeftemd, .anderen zyn niet minder over den aart of eigenfchappenvan j het zelve verdeeld; dan of deze byzondere gevoelens aan mangel van nauwkeurig onderzoek ,, of aan vooroordeelen moeten toegefehreven worden, fchynd ze-gemakkclyk niet te bepalen, alS dat dezelven'in diervoegen tegen mal- kande-■ Je ne crois pas cependant' que par ce renvoi Ton me tienne tout d' fait quitte de toute efpéce de remarques concernant le venin des Viperes. Ce rfeft pourtant pas cette dis>pute feule, qui nous inflruit des different es opinions, quon a embraffé relativement au venin de la Vpere; car ft ces Auteurc nont pu saccorder par rapport a Texiflence de ce venin, iïautres ne different pas moins entre eux eu4gard a la natuurt 6? aux propriet és de ce venin; quoiquil ne foit pas. fi facile de déterminerfi ces different es opinions doivent être attribuêes- au manqwe . de recherches exaBes, ou bien d des prejugés, que de s appercevoir quelles font fi diametralement. oppofées entre.  C © Hl © ) kanderen ftryden, dat ieder derzelven in het byzonder en te gelyk onmogelyk kan beflaan; de dwaling is van de menfchelyke natuur niet aftefcheiden.- Daaris er, waar onder Aristoteles en Avicenna zich bevinden, die het Addergivt een zeer koude natuur- en bloedftremmendekracht toeëygeneiK anderen , waar onder Galenus en Valisnierus , achten het zelve van een uitnemende heeten aart-te zyn, waar door het bloed zoude ontbonden en dunner worden, invoegen het op dezelvde wyze zoude werken als het Akalinum. Dr. Meao onderftelde, voor dat nadere proeven hem van het tegengeitelde overtuigd hadden, dat dit vergivt een entre elles, qu'ilefl intpojféle que Tune d 'elles en particulier, puijfe avoir lieu en même temps que Tautre; Terreur efl la campagne infeparable de Thumaine naturelDe certains Auteurs, au nomhr'e desquels fe trouvent Aristote & Avicenne, difent que le. venin' de la Vipere efl de nature drefro'^ dir confiderahlemeni;& 'qu'il coagirlelefang: d'autres, parmi lesquels on cite Gali-en «Sf Valisnieri^ croyent qu'il efr d'une nature tres ecfiaufante, en vertu de quoi il disJoudrolt & attenueroit le fang, ainfl que ce venin agiroit de la même maniere que les-fels Alcalins. Le Dr. Mead fuppofoit, avant qu'H fut convaincu du contraire par dés expérien'cesuit èr leur es, que ce venin S 3 - con-  C © © ) eeuallerfterkft en {Iremmend zuur zoude bevatten; om dat allerley Alcalyne zouten uitDierengetrokken, genoegzaam voldoende wierden bevonden, om de uitwerkzelen der Adderbeetenvoortekomcn of te geneezen (34)» In de Nederduitfche overzetting van den Bybel, vind men lipt vergivt der Slangen of Adders heet (34.) Zie Dr. Mead de venenis, in cap. de Vipera. Den fcheidkundigen is niet onbekend, dat de roemruchtige Boerhaven ontkend heeft, dat de dierlyke vochten eenig znur bevatten. Vid. Chem. P. II. pag. 310. £p Comment. in Apbor. ad §. 30. ,cn hoe dit gevoelen van Humberg en Lemmery is tegengefproken, zie Uitgeztgte Verbandelingen, 5de deel, bladz. 230. contenoit en foi un acide des plus forts des plus eoagulans, h caufe quon a trouvè que toutes fortes de fels Alcalins extraits des Animaux font fuffifamment capahles de prévenir ou de guerir les fuites des mor fur es de Vipere (34}. Dans la traduclion Hollandoife de la JBible, Ie venin des Serpens ou des Viperes ejl apellè un vénin bru- (34) Voyez l'ouvrage du Dr. Mead, de Venenis, in capite de Vipera. Les Cbymiftes iïignorent pas non plus, que le celebre Boerhave a foutenu que les fluides des Animaux ne contiennent aucun acide% voyez fa Cbymie P. 2.p. 310. & Comment. in Aphorism, ad §. 30. comment cette opinion a êté combattue par Humberg é? Lemmery, wyex.Uitgezogtc Verhaj). delingen, 5de deel, bl. 230.  C © 143 © ) heet genoemd (35). Dan volgens bericht van ervarene Taalkundigen , vind men dit by woord heet in het ooripronkelyke niet (36). Kirctierus vergelykt de werking van dit venyn met een vonk $e tonder aanfleekt, insgelyks met de verfnellende beweging van een vallend lichaam; en hy bcfchryvd r (35) Pfalm LVIII vf. 5. en CXL vf. 4. (36) Daar fchynd geen andere grond tot deze byvoeging, dan dat het; He. breeuwfche woord venyn afdaald van een wortelwoord, 't geen beet zyn betekend. Coccejüs heeft alleen venenum babent, quale efl venenum Serpentum, tanquam a/pi. dis Jurdce. En J. D.. Michaelis, fïc faDcn fiift/ 6>ic ecffmigcttgift: rok (ine t«n&& e#m. brulant (35). Maisfuivant de tres hahiles Grammairicns, eet adjectif brulant ne Je trouve pas dans Toriginal (36). Kircher compare Taciion de ce venin d une étincelle qui otium de la meche , & au mouvement accélerê Sun corps qui tombe; & il le decrit eomme êtant une liqueur (35) Pfiaume LVIII vf. 5.-6? CXL vf.4. (36) L'unique raifon, qui a fait ajouttr eet adjettif, efl que le mot venin en He~ breuxfe derive d'un verbe- qui flgnifie être ardent. On trouve cbez Coccejcs miquef ment ceci: Venenum habent, quale enY venenum Serpentum, tanquam afpidis furdffi. Et J. D. Michaelis a traduit: fïc f aten gift / ft. ij @cK (38) Recueil de Medecine Chirurg. Jan. 1756. pag. 68. queur gluante, ainfï, ditil, qu'on peut le voir a Rome, oh Pon tut annuellement des milliers de Vi' per es, pour faire -de Theriaque (37). Le Medecin Lorry compare 'les effets du venin de la Vipere a ceux de fOpiura, qui affecle fort ement les nerfs (38). La Dr. Mead a dêcouvert par le moyen du Microscope, que la liqueur exprime'e des Dents cani~ nes des Viperes contient beaucoup de particules (fpicula) falines, tres [mes tres mobiles, qui fe cryjlai- (37j Vide Mundus fubterrancus, P: II. pag. 135. (38) Recueil de Medec. Chirurg &c. Jan. 1755. pag. 68.  C © '45 © ) punte kriflallen fchoten, enyerfcheide maanden achter een, onverandert op het voorwerp-glas zich vertoonden, hebbende eenige gelykenis met zeer fyne Spinnewebben; hy mengde dit vogt met bloed zonder eenige verandering daar aan te befpeuren. Hy en anderen hebben ook doorproeven bevveezen, en het is niet lang geleden door den Heer Vosmaar (39) beveiligd, dat het vogt, het geen uit de Slagtanden van doode Adders, welken zonder eenige voorafgaande terging , en natuurlyker wyze overleden zyn , gedrukt word, even dezelvde na- de- cryflallifoient en cryflaux tres pointus, £? ne paroiffoient pas durant plufieurs mois de fuite fubir aucune alteration fur le verre objeiïif, reffemblant en quelque fagon d des toiles d'araigne'es tres fines; il a tne'lé de cette liqueur avec du fang fans y avoir appergu le moindre changement. Lui & d''autres ont pareillement prouvè par des experiences, lesquelles ont êté confirmées depuis peu par Mr. Vosmaar , (39) que la liqueur, quon exprime des Dents canines de la Vipere apres fa mort, lors quelle efl morte de mort naturelle fans avoir êté irritce, produit les mê' (39) Befchryving van de Ratel/1 mg. (39) Befcbryving van de Rateljlang. T  C © H<5 © ) delige werking doet, als het geen de beet van een levcndigen Adder veroorzaakt Voegd hier by, dat wanneer men een Adder van die Tanden beroovd, deszelvs beet even zo min als de Ringflang QNatrix) iets kwaads doet opmerken of gevoelen (40). Dit een en ander is genoegzaam toereikende om alle twyfeling weg te neemen, of het gevoelen van Redi dan dat van Charas de voorkeur verdiend; meermalen deden verfchillende begrippen de waarheid ontdekken. Intuffchen is het niet onvermoedelyk meines effets pernicieux, que la mor/ure cTune Vipere vivanie. Ce qui plus efl , lors quon privé une Vipere de ces Dents ^ Ja worfure efl aufft peu nuifible que celle de la Couleuvre a Collier (Natrix) (40). Vune G? Vautre de ces obfervafions ne laiffent aucun doute fur la prêference quon doit accorder au fentiment de Redi fur celui de Charas. Von decouvre fouvent la veritê par le contrade d'opinions, qui different Vune de Vautre. On pourroit cependant encore foup- (40) Sauvages beveiligd dit,zie DiJJ. és ver.eniïis Gaines animalibus, £?f» (40) Sauvages confirme ceci. Voyezfa Dijfertation de vcnenatis Galliaj animalibus.  c m H7 ©) delyk,dat de gevolgen van de beet eener getergde Ringflang wel eens fmertelyke gevolgen hebben kan; immers dit heeft meermalen by gemeenzame Huisdieren plaats; en mogelyk moet men ook daar uit de reden afleiden, dat de Adderbeet niet altoos dezelvde uitwerkzelen doet waarnemen. De Heeren Geoffroy en Hunauld berichtten voor eenige jaaren aan de Academie der Wetenfchappcn te Parys, dat de beet der Franfche Adders niet altoos door nadelige uitwerkzelen achtervolgd wierd. Men kan verfchillende oorzaken ter verklaring van deze opmerking uitdenken; dan het is niet onwaarfchynlyk, dat de beet van een kwaadaartigen of vergramden Ad- Jóupgonner, que les fuites de la morfure d'une Couleuvre d Collier irritée pourroient être quelquefqh douloureufes; car ceci arrivé fouvent chez des Animaux domefliques tres familiers; £p cefl peutêtre par ld quon peut rendre raifon , pourquoi Ton nobferve pas toujours ks mêmes effets de la morfure d'une Vipere. Mesfrs. Geoffroy 6? Hunauld rapportoient, il y a quelques années, d T Academie des Sciences de Paris, que la morfure des Viperes de Frame na pas toujours des f uit es facheufes. 11 y a different es caufes par k moyen desquelles on peut expliquer ce phénomêne; il y a apparence cependant^ que la morfure d'une Vipere irritée & en colére T 2 efl  c © 143 m) Adder meer te duchte nzy, dan van eene die onbeledigt byt. Dan hoegevaarlyk ook het vogt uit de Slag- of Hondstanden deiAdderen zyn mag, wanneer het zich met het bloed in de wonden vermengd, Charas en Redi komen hierin overeen, dat wanneer het givt der Adders door de mond word ingenomen , geen nadelige gevolgen befpeurd worden; dezenuwen van de Tong, de Maag, de Darmen, enz. worden daardoor niet aangedaan; het Bloed alleen fchynd het vermogen te bezitten om dit venyn te ontwikkelen^), en (41) Dr. Mead heefi geen verande- ring efl plus d craindre que celle d\i- ne Vipere , qui mord fans avoir êté agacée. Quelque dangereufe que foit la liqueur des Dents canines des Viperes , lorsquelle fe méle avec le fang dam les playes, Charas Redi s'accordent pourtant en ceci, que lorsquon a avalê le venin des Viperes, on n'èn éprouve aucunes fuites funejles; les Nerfs de la Langue, do VEfiomac £f des Intefiins nen font pas affeclés; le Sang feul paroit avoir la faculté de developper ce venin (41) ,* circulant avec lui par 1 tout (41) Le Dr. Mead r'a Ju apperce- voir  C © 149 © ) en met het zelve door het lichaam omgevoerd, doet het de zenuwen der Slagaderen en die van het hart knagende aan, en veroorzaakt de toevallen die men na de beet deiAdderen veeltyds waarneemd. De vergelyking is derhalven niet juift, die gemaakt word tuiTchen dit givt en den Mercurhts Sublimatus, welkers puntige lmltallen de ingewanden kwetzen, waardoor vervuring en een onvermydelyke dood veroorzaakt word. De fchyn- bare ring in het bloed met dit givt vermengd kunnen befpeuren; dan Dr. Tysson verzekert, dat een druppel venyn van een Brilfiingin een lepel met bloed gedaan, opbruiffing verwekte. » tout le corps, il 'ronge les Nerfs des Ar tér es & du Coeur, pro duit les fymptomes qu'on oh[erve Jouvent cipres la morfure des Viperes. Par conjequent, la eomparaijon nefl pas juJJe quon fait entre ce venin 6? le fublimé corrofif, dont les cryflaux. pointus bief ent les inteflins, ce qui produit la gangrène & une mort inévitable. Les rapports apparens des configurations des Seis voir aucun changement dans le Sang, au quel on avoit ajouté de ce venin; le Dr. Tysson ajfure cependant , qu'une goutte du venin d'un Serpent d lunette mife dans une cuillier remplie de fang , y excitoit une effeivefcence. T 3  C © 150 © ) bare overeenkomften der configuratie van de zouten, bewyft niet altoos dat hun vermogens dezelvde zyn; deze lichaamen fchynen zekere beweegkragt nodig te hebben , die van de onderftelde of ware gedaante en vorm niet afhanglyk zy. Valisnertjs vertrouwende op het getuigenis van Redi , heeft deze vloeyftof geproevd; deszelvs kleur en fmaak kwam over een met de zoete Amandel-olie. Dr. Mead verzekert deze proev met eenige vrienden insgelyks genomen te hebben, en bevond dat het de fmaak hadde van de geeft van Salpeter, fcherp en brandende. De verfchillende beoordeeling over de fmaak dezer gevaarlyl in welke kunftgreep deze Reiziger onderlteld, dat het geheim, het geen fommige Arabieren voorwenden ter genezing van Slangebeeten te bezitten , alleen gelegen is; en dit fchynd niet vreemd, wanneer men overweegd, dat het afzuigen van Slangevenyn aan de Ouden niet onbekend is geweeft. Laat een voorbeeld ten bewys hier van, ne Voiture eomme sUs entencloknt un coup de tonnerre. On peut ajouter d ceci ce que Monfr. Niebuhr rapporte avoir appris d'un Schech d Basra, fcavoir, quon pouvoit prèvenir les funefles effets du venin par la fuBion (42). Ce Voyageur fuppofe, que tejl dans eet artifee que confifle uniquement le fecret, que certains Arabes prétendent avoir pour guerir la morfure des Serpens; ê? ceci paroit ajfez vraifemhlahle, fi Ton confidere que la methode de fucer le Venin des Serpens na pas êté ignorée des Anciens. Un feul exemple fuffira pour le prouver. Cleopatre, ecrit (42)Befchi-yving van Arabien,bl. 128. (42) Befcbryvzng van Arabien, bl. 12 8.  C © 153 © ) van, genoeg zyn. Cleopatrje, (fchryft Suetonius (43)) quom fervatam triumpho magnopere cupiebat, etiam Pfyllos admovit, qui venenum ac virus erfugerent: quod periijfe morfu af pi dis putabatur (44)- Het lydt rayns erachtens geen twyfeling, of door deze zuiging moet onvermydelyk nu en dan een gedeelte van dit vergivt doorgezwolgen zyn. Dat (43) In vic. Oclav, Cïefar. Auguft. cap. xvi 1. §. 10. (44) Dat is: dat Augustus, Cleopatra levendig in triumph willende omvoeren, PJyllen (Africaanfche volkeren wegens deze wetenfehap vermaard, zie Plinius H. N. lib. vu. c. 2.) gebruikte, om het vergivt haar aftezuigen, vermoedende dat zy door een Afpis gebeten was. ecrit Suetone (43), quam fervatam triumpho magnopere cupiebat, etiam Pfyllos admovit, qui venenum ac virus exfugerent, quod periiflè morfu afpidis putabatur (44). U n'y afelon mol aucun doute, que par le moyen de cette fuclion on navale de temps d autre une partk de ce venin. L'expe» (43) In vim Öiïav. C Hercule fut obligê de fe fervir du feu. II exifle un ouvrage imprimê il y a cent ans (52}, dans la prèfa- (52) Dont voM le titre : Melchio- ris Friccii, Medici Ulmenfis., Traclatus medicus de virtute venenorum medica. X 2  C © 1*4 ©) Schryver met zeer veel vertrouwen op zyn voorltel zegd: " Ik „ zal doen blyken, dat de vergiv„ ten in de geneeskunft, wan„ neer andere middelen vruchte„ loos zyn beproevd, insgelyks „ in wanhopige ziektens, de laat„ fte toevlucht der Geneeshee,, ren met een goeden uitfiag ge„ weeft zyn. " Dat de beet van een Mannetjes Adder fchadelyker dan van het Wyfje zoude zyn, en dat de donkerfte gekleurde Adders het gevaarlykfte vergivt zouden hebben, is my nooit gebleken; en hetlaatfhe komt my in het byzonder niet waarfchynlyk voor, overmits doch de kleur der Adders door uiter- lyke prêface duquel TAutheur ajjure, avec beaucoup de confiance dans fon ajfertion, ce qui fuit: ,, Je prouverai que dans la méde,, cine, lorsqu'on a employé d'au„ tres moyens fans fuccès, aujf„ bien que dans les cas defespérés, „ les venins ont êté employés par les „ Medecins eomme une dernier e ,, refource, £? cela avec un tres ,, grand fuccès. yamais je rïai pu remarquer que la morfure d'une Vipere male fut plus nuifible que celle de la femelle, 6? que les Viperes dont la couleur efl la plus obfeure auroient le venin le plus dangereux; & ceci fur tout ne me paroit aucunement vraifemblable, d cauf s que la couleur des Viperes devient plus  C © 1*5 © ) lyke oorzaken telkens bruiner word , ter tyd zy de bovenhuid afleggen; ten ware men wilde onderftellen , dat met de aflegging der oude bezoedelde huid , het vergivt in kracht verzwakte, of van natuur veranderde; een onderftelling die zo weinig beredeneerd verband heeft als deze, zal niet lichtelyk worden aangenomen. Ik heb bereids aangemerkt, dat de uitwerkzelen van den Adderbeet niet altoos dezelvde zyn; meermalen heeft men in deze Landfchap waargenomen, dat dezelve verhitting, opzwelling, benauwdheid, duizelingen, verflyving en verdoving veroorzaakt; zomwylen hebben eenige, zomwylen alle deze ongefteldheden te gelyk I plus foncêe chaque fois quelles muent; a moins quon ne veuille Juppofer, que le venin ï affoiblïsfe ou change de nature par la depofition même que VAnimal fait de fa vieille peau tannêe; une hypothêfe qui nefl pas etablie fur un raifonement plus folide, ne fora pas aifement adopte'e. J'ai deja fait obferver, que les effets de la morfure d'une Vipere ne fmt pas toujours les mêmes; on a remarquê plufieurs fois dans ce pays, que cette morfure prodait de la cbaleur, du gonflement, de Voppreffon, des vertiges, de la roldeur une flupeur; il arrivé quelques fois que quelques unes feulement de ces incommodités fe maX 3 ni-  C © i*6 © ) gelyk plaats; de verhitte en opgezwollene Lyders zyn zeer dorftig, en voelen gemeenlyk een neyging tot braken. Meefttyds volgen deze verfchynzelen ogenblikkelyk na de beet; het gebeurd echter wel eens, dat er eenigen tyd verloopt voor en al eer men de werking van het vergivt befpeurt; intusfchen leeren wy de verbazende vlugheid van het zelve niettemin kennen (53), De vergelyking van Kircherus tuffchen de werking van dit givt en aangeftoken tonder, of de verfnellende kracht van een val- (53) Zie voorbeelden van de fnelle werking der vergivten in de Verhandel, der Holl. Maatfch. der Wetenfch., deel III. bl. 120. nifeflent; d''autres fois elles fe rencontrent toutes enfemble. Les malades qui fouffrent de la chaleur & du gonflement, font tres altèrès & ont ordinair ement des naufées. La pluspart du temps ces phènoménes fuivent immediatement la morfure; il arrivé cependant quelquefois qu'il s'ecoule un certain efpace de temps avant qu'on s'appercoive de Vaclion du venin; neanmoins nous apprenons d connoitre la volatilité furprenante de ce venin (^53). La comparaifon que fait Kircherus de l'abfion de ce venin a de la meche allumêe, ou d la force ac- celerèe (53) Ora trouve des exempl'es de la celerité avec laquelle lespoifons agijjent, dans les Memoires de la Société Holiandoife des Sciences, Part. III. page 120.  C© i 67 ©) vallend lichaam, is buiten tegenfpraak te zwak; en mogelyk zal die te fterk zyn, wanneer men des vergivts voortgang, de onbegrypelyke fnelheid der lichtitralen gelyk field. Welke geheimen om de beten dezer Dieren te genezen, de Lybifche Pfylli en de Marfi, waar van .ZElïanus en andere oude Schryvers wonderen verhalen, ook mogen bezeten hebben, het ontbreekt ons ook geenfints aan middelen, om de kwade gevolgen van dit venyn voortekomen of te genezen. En hoe gelukkig is het niet voor den Menfch, dat dit vergivt, hoe uitnemend vlug het ook zyn mag, echter niet hartnekkig zy; het laat zich gemaklyk over- win- celerée èfun corps qui tombe cfen haut, efl certainement trop foible; & peut être fera-t-elletrop forte, fi Ton compare les progres du venin avec la celerité inconcevable des rayons de lumiere. Quelques ayent êté les f eer éts des Pfylles & des Marfes, dont Elien £? d'autres anciens Ecrivains nous rapportent tant de merveilles, pour guerir la morfure de ces Animaux, nous ne manquons aujfl nullement de moyens pour prévenir, ou bien pour guerir les funefles effets de ce venin; quel bonheur pour nous, que ce venin, quoiqiC extrèmement fubtil, ne foit pas opiniatre mais facile d fur monter; il arrivé rare*  ( © i68 © ) winnen, en men verfpildzeldzaam de middelen die men 'er tegen gebruikt; geen een enkel voorbeeld heb ik kunnen opfpeuren, dat in deze Landfchap de beet van een Adder aan een Menfch toegebragt, dodelyk is geweeft. Onze Landlieden ftellen in het algemeen veel vertrouwen om tegen den Adderbeet Olie van Olyven in- en uitwendig te gebruiken , waar in een levendigen Adder is gefmoord, en vervolgens daar in is blyven leggen; en men acht de genezende kracht dezer Olie fterker na maten dezelve ouder is; men is- omtrent de hoeveelheid die men inneemd niet zeer nauw gezet. Dan daar is 'er ook die de Olie uit Adderreufel ge- rement, que les moyens, dont ott fe Jert pour le combattre, foient employés fans fucces. Je nai pu trouver un feul exemple, que la morfure d'une Vipere alt êté mortelle a quelqu' un dans ce pays. Nos payfans ont en génêral beaucoup de confiance a ïufage interne & externe de ï Huile d Olive contre la morfure de la Vipere, lorsquon a étouffé une Vipere vivante dans cette Huile, & quon a eu foin de Ty laiffer dedans; <£? Ton croit la vertu medicinale de cette Huile d'autant plus ef^ ficace qdelle efl plus vieille: on rfeft pas fort fcrupuleux par rapport a la quantitè quon en fait prendre, 11 y*. en a qui pen f ent que  getrokken, of de reufel zelve, ter genezing veel krachtiger keuren ; en zommigen weeten dit vet voor bederving te beveiligen. Erkentenis waardig is inderdaad de Goddelyke voorzorg; zy fchenkt san een en het zelvdefchepzelniet alleen het vermogen om ons, wanneer wy het mishandelen, te vergivtigen, maar laat het ook teffens dienen om ons daar van te genezen. De Adder zal ons nooit aanvallen; wy zyn het die haar beledigen, en zy verweerd zich. Doch men bepaald zich echter tot het gebruik van deze Olie alleen niet; ook ontbreekt dezelve wel eens, en men heeft goede uitwerkzelen gezien van het gebruik eener groote hoeveelheid lauw que VHuile -quon extrait de la graife de Vipere , ou Hen cette gr ai Je même, guerijfent plus efficacement; ü y a des gens qui f gavent la preferver de la corruptiom Quelle gr ace n'avons nous pas arendre a la Divim Providencel elle donne d la même créature non feulement lafaculté de nous envenimer lorsque nous Foffenfons, mais elle la fait fervir encore d notre guerifon. La Vipere n efl jamais la première d nous attaquer; c'efl toujours PHomme qui Pirritc, elle ne fait que fe defendre. On ne fe home pas fimplement d ïufage de cette Huile, qui riefl pas toujours infaillible; on a vu de fort bons effets d'avoir pris une tres grande qiiantitè d'eau tiéde \pour faire Y vomir;  C © 170 © ) lauw water, het geen de braking bevorderde ; andere komen de werking van het vergivt voor met brandende tonder of zwam , of een brandende tabakspyp, op de wonden te drukken; ook heeft men met dezelvde uitkomft wel eens buskruid op de wonden aangefloken, of die met een heet yzer gefchroeit ; gekauwd roggen brood, een uyen (54) of look met zout gemengd en op de wonden gelegt, hebben zomtyds de genezing bevordert; en wanneer alle vomir; il y en a qui previennent Pacfion Au venin en appuyant contre la playe de la mèche ou de ïamadon allumê, ou une pipe de tabac allumê; quelquefois aujfi on a rèujji en mettant le feu d de la poudre d canon qu'on avoit repandu fur la playe, & iïautref oh en la cauterifant; du pain de feigle maché, un oignon (54) ou de Pail mélé avec du fel & mis fur la playe, ont quelquefois produit la guerifon ; & lorsqiion ne rencontre fous fa mam aucun (54) In het Journal Hiftorique van la Caille, pag. 274. vind men aangetckent, dat de Hottentotten het fap van witte uyen tot genezing der Slange-beeten gebruiken.. (54) On trouve dans le Journal Ru Jlorique de la Caille, pag. 274. que les Hottentots employent le jus d'oignonsblancs eontre la morfure des Serpens.  C © 171 © ) alle deze eenvoudige hulpmiddelen ontbreken, bind men het gebeten deel boven de wonden, zo ftyf als mogelyk is, tot dat men andere hulp bekomen heeft. Het is aanmerkelyk dat de Ooster en Wefler Indianen insgelyks de meefte dezer opgetelde hulpmiddelen tegen de Slange-beeten niet onbekend zyn; de nood zoekt hulp, en de ondervinding is de Ieermeefteres van de eenen zo wel als van de anderen, en deze is veel zekerder leidsvrouw dan afgetrokke redeneringen. De Virginiaanfche Slangen-wortel (55) wordt by zommige Indianen , en by de bewoners van Bra- fil (55) Vipcrina radix. aucun de cis remêdes fimples ö? immens, on [erre le membre mordu aujji fort ement qu'il eflpofibleau defjus de la playe, jusqu'a ce quon ait obtenu d'autres fecours. Ceft une cho[e remarquablc que le habitam des Indes Oriëntales & Occidentales connoiffent egalement les pluspart des remêdes mentionnès cideffus contre la morfure des Serpens ; on cherche du foulagement dans le befoin, & ï'experience enfeigne lesuns tout eomme les autres; elle nous gulde plus furement que les raifonnemens les plus abftraits. Quelques ïndiens appliquent fur playe la racine de Serpentaire de Virginle (55)56? les habitans du Bre- (5 5) Radix Viperina. Y 2  fil (56) de gekneusde kop van de Slang die gebeten heeft op de wond gelegd, en het beledigde deel met nuchtere fpeekzel beftreken; dit laatfte middel wordt ook door Plinius, Galenus en anderen aangeprezen (57). De Noordfche Volkeren achten de Brefil (56) fe fervent pour cela de la tête écrafée du même Serpent qui a fait la morfure, & appliquent fur la partie lêfée de la falive de quelquuan qui efl a je:in; Pline , Galien d'autres,. louent beaucoup ce dernier reméde (57). Les habitans du Nord prèfè* rent (56) Zie Brafiliaanfche Zee- en Landreizen, bl. 23. (57) Niet alleen word aan het fpeekzel van den Menfch een genezend vermogen tegen den Adderbeet toegcëy. gend, maar men acht het ook een allcrfierkft vergivt voor den Adder te zyn; zo leeft men by Lucretius de rer. na- tura, lib. IV. vf. 64?.. 643- .... ut Serpens hominis contafta falivis Disp-rit, ac fefe nrmdcndo conftcit ipfa. (569 Voyez Brafiliaanfche Zee- en Land. reizen, pag. 23. (57) On attribue non feulement a la fa. live de l'Homme la vertu de guerir la morfure des Viperes, mais on la croit auffi un tres grand poifon pour eet Animal; eomme on Ut dans Lucréce de reium natura, lib. iv. vf. 642. 643. . ... ut Serpens hominis contacta falivis Disperit, ac fefe mandendo confeit ipfa.  c © 173 © y de oude Venetiaanfche Theriakel het verkiesbaarfte van alle hulpmiddelen , die men tegen den Adderbeet gebruiken kan (58). De Heer Linismeus pryft het gebruik van de Radix Senega en het Lignum Colubrinum, in deze gevallen aan (59); dan keurt het inwendig gebruik van Boomolie, als onvoldoende af; insgelyks wordt door anderen de beftryking der wonden met Olie over gloeijende kolen, door Vate- rus (58) Vid. Olaus Magnus LM. Gent. Sept. Lib. XXI. cap. 28. (59) Vid.Amoen. Acad. Vol. II. Dis. j fcrt. 21 & 22. rent Tancienne Theriaque de Venife par dejjus tous les autres remêdes, quon pourroit employer contre la morfure des Viperes (58). Mr. LiNNiEus recommande beaucoup dans de pareilles circonflances, le Radix Senega & le Lignum Co« lubrinum (59); mais il desapprouve fort quon prenne interieur ement i1 Huile d'olive, dontVeffetnereponcl pas al'attente quon én a; d''autres rejettent par rapport d cela même Tufage quon fait de T Huile pour en oindre les playes en les tenant fur des cbarbons ar deus ,remédeque\T\. terus (j3) Olai Magni Hifor. Gent. Sept. Lib. XXI. Cap. 28. (59) Vid. Amoen. Acad. Vol. II. DisJeit. 21 £f 22. Y 3  C © 174 © ) rus (60) voor een onfaalbaar middel opgegeven, als niet proevhoudend verworpen (61). Intusfchen field Colden veel vertrouwen op het gebruik van warme Olie, oordeelende dat de onaandoenlykheid der zwynen voorden Adderbeet, alleen aan derzelver vettigheid zoude toe te fchryven zyn (62). De Heer L. Montyn heeft in Zweeden gelukkige proeven gedaan (60) In Diff. de Antidoto novo adverfus viperarum morfum. (61) Memoir. de 1'Academ. des Sciences de 1'Ann. 1737* (62) Zie hier over een Engelfche Briev by Gronovius , Zoophyl. pag. 25. te rus (60) vante eomme infaillible (<5i). Colden a cependant beaucoup de confiance dans ïufage de Huile chaude, perfuadé que cefl a leur graijfe que les pourceaux font redevables de ne pas fe reffentir de la morfure des Viperes (62). Monfr. I*. Montyn a fait en Snede des experiences avec le Juc quon (60) In DiJJert. de Antidoto novo adverfus viperarum morfum. (61) Memoires de l'Acad. des Sciences de VAnn. 1737. ^ (62) Voyez d ce fujet une lettre Angloife dans le Zoophyl. de Gronov. pag. 26".  C © 175 ® ) daan met het fap uit het Ioov van j Effchen Boomen geperft (63). De witte Melitenzer aarde nog de Lapis Colubrinus (64"), hebben volgens Valisnerus en anderen, de geringfle kracht om Slangebeeten te genezen. Evenwel verzekert de' Spaanfche Benediktyner Monnik Feyoo (6*5)? wiens geloovbaarheid men buiten bedenking heeft trachten te ftellen, dat deze zogenaamde fteen op de won- (63) Zie SJniflt edjfortif. %at>. ia 2Biss. . fcnfcfaftcn/ etc le gout- acre, telles font par ciemple U Creffon ds jardin &? le Crejfon aqualique (Nafturtium), la Rocquette (Eruca), 1u graine.de Mautarde (Sinapi)^ tfc.  malkander door hunne beet niet fchaden; en hier uit volgd myns erachtens regelmaatig deze waarheid, dat zo eenfoortige Slangen malkander niet kunnen vergivtigen, dat dan ook ieder Slang of Adder zulks ook zich zelvs niet zal kunnen doen; dit echter ftryd tegen het getuigenis van den Heer Hall, en zyne proeven in Carolina op de Ratelflang genomen C?o> Deze ftrydige getuigenisfen vereifchen nadere proeven, om het geen hier omtrent waarachtig is, zeker te bepalen. Intuffchen is het niet te ontkennen, dat het vergivt der Ratelflang zel- (70) Zie Vosmaar befchryving van tfe RatelflaDg.. même efpéce ne fe font aucun mal lorsqrfils fe mordent; d'oli l'on peut raifonnablement conclure feIon moi, que fi les Serpens d'une même efpéce ne peuvent ienventmer run l'autre, par confequent chaque Serpent ou Vipere ne fcawroit s'envenimer foi même; ce qui efl cependant contraire aux expé'* riences, que Mr. Hall a fait es k la Caroline fur le Serpent d fonnette f70). Ces ohfervations fi diametralement oppofées exigem qu'on fajfe de nouveaux 'ejfays pour s'ajjurer de la verité du fait. 11 faut avouer cependant, quele venin du Serpent d fonnette n'oO cafion>- (70) VTyez Vosmaar. defcription du Serpent d fonnette. z a  zelve, de ingewanden van die j Slangen geen het geringde nadeel veroorzaakt; immers dit blykt klaar, wanneer men zich maar erinnert, dat de Dieren,welken deze en andere vergivtige Slangen tot voedfel verftrekken, door dezelve gebeten, en dienshalven noodfaakelyk door het vergivt beimet moeten zyn. Dat het vergivt aan fommige Slangfoorten door den Schepper van 't heelal met een byzonder oogmerk en wyze doeleindens is medegedeeld, moet men voor even zowaarachtig houden, als het voor als nog bezwaarlyk te bepalen is, welke dit oogmerk bepaaldelyk zyn mag. Dr. Mead merkt aan, «Jat de Adders een buitengewoon ont- cafwnne aucun mal aux entrdilles de ce Serpent même, S'autant qu'on n'a qu'd fe rappeller, que les Animaux, qui fervent de nourriture tant d ce Serpent quaux autres Serpens vénimeux, doivent en avoir êté mor dus, & par confequent infeclês nèceffairement par le venin, 11 efl ausfi vrai, que le Crêateur de Vunivers a départi d de certaines efpéces de Serpens le venin, dans tin hut particulier & dans des vues tres fages, qu'il efl difficile de determiner, en (puoi conflfle particulieremenp ce hut. Le Dr. Mead obfer-> ve, que les Viperes ont befoin Sun fuc dijfolvant extraordinaire  C© 183 © O ontbindend vocht nodig hebben, om-hun voedzel, Muizen, Mollen, Kikvorfchen en diergelyke Dieren, te verteeren, overmits zy het kauwende vermogen mislenen; en meend dat het vergivt daar toe voornamentlyk ftrekt. Anderen menen, dat haar het vergivt gefchonken is, om derzelver prooy te dooden, 't geen anderzins op een allerelendigfte wyze zoude moeten fterven, en leiden daar uit een bewys af, voor de goedheid en zorgvuldigheid der Natuur. Dan in beide deze onderfTellingen word te veel en dus niets beweezen; immers de vergivtontbrekende Slangen, de Aaien, de Snoek, de Baars en andere Dieren, nemen op dezelvde wyze re, afin de pouvoir digerer leurs alimens, tels que font les Souris, les Taupes, les Grenouilles d''autres Animaux femblahles, d'autant qu'elles font privces de la faculté de mdcher; & il croit que leur venin efl defiinê principalement a eet ufage. D'Autres croyentquelles font douées de venin afin de tuer leur proye, laquelle auroit fans cela une mort des plus cruelles, ce qui prouveroit que la Nature efl une tendre Mere remplie de foins pour fes crêatures. Mais dans ces deux hypothefes en voulant trop prouver, on ne prouve rienj car les Serpens qui n 'ont pas de venin, de même que les Anguilles, le Brochetjla Perche £f d'autres Animaux, faififfent leur proye de la même  wyze henraas. Menhadtmynsbedunkens meerder overeenkomftig met de waarfchynlykheid gegift, ingeval men onderfteld hadde dat het givt den Adder dienftig was om derzelver aas te bedwelmen of te dooden, om aan die de gelegenheid van ontkoming te benemen, . het geen by de vergivtontbrekende Slangen, en andere Dieren, zo lichtelyk niet gebeuren kan, overmits deze van meerdere tanden , en zo het my meermaalen heeft toegefchenen, insgelyks van £erker Halsfpieren, voorzien zyn. Wat nu aanbelangd het vet, vlees, bloed, gal, ingewanden, ja de drek der Adders zelve, dezen hebben geen de geringtte vergiytigende eigenfehappen of vermogens, même manure. On auroit fait felon moi une hypothefe plus vraifemblable, en fuppofant que le venin fervoit h la Vipere pour ètourdir ou pour faire mourir faproie, afin de lui oter par la le moyen de sèchapper, ce qui ne fcauroit arriver fi facilement chez les Serpens qui n-ont pas de venin, non , plus que is, volgens fommigen, van een uitmuntende kracht bevonden. Carol. Musitanus maakt veel ophev van het vermogen deiAdders om de vruchtbaarheid te bevorderen, en brengd uit Helidjeus Patuanus een zonderling voorbeeld by (73). Dr. Mead getuigt, met het vet van Adders proeven gedaan te hebben, welken zelvs zyne verwachting overtroffen. Ik heb reeds aangetekend, hoe men het vet der Adders in (72) Deze droogery word Bezodrticum animale genaamd, (73) Vid. Opera omnia, T. r.p. 387. terieurement aux êtiques. D' Autres difent avoir eprouvé, que le coeur&lefoie de la Vipere déféchées aufoleil, pojfedoient une vertu extraordinaire (73). CharleMusitan vante beaucoup la vertu des Viperes pour rendre les femmes f er til es, & rapporte un exemple Jingulier de HelidjEüs Patuanus (73). Le Dr. Mead dit avoir fait des expertences avec la graijje de Viperes, qui furpaffoicnt fon attente. yai de ja fait ment ion, que Pon fe fert dans ce Pays de la graiffe (72) On nomme cette drogue Bezoarti. cum animale. ("l3) Vid. Oper. omnia, T. i,p. 387, Aa-2  in deze Landfchap uit- en inwendig tegen de gevolgen van den Adderbeet gewoon is te gebruiken; en men bevind het zelve insgelyks ter genezing van de wrangziekte der Runderen zeer heilzaam. Hedendaags is echter het gebruik der Adders in veel mindere achting; men fchynd derzelver genees- en heelkundige vermogens te mistrouwen; althans men vermoed betere middelen te kennen. De Heeren Artzen duiden het m\ niet kwalyk, dat ik by deze gele genheid eene vraag doe, of mei namentlyk niet vcelmaalen alte on bedachtzaam en zonder genoeg zame reden, aan het nieuwe, e: dikwils mogelyk alleen om dat he nieiu graiffe de Viperes tant exterieur ement qu int er ieur ement, contre les fuites de leur morfure; on en a eprouvê outre cela des effets tres falutaires contre les grumaux de lait qui fe forment dans les mammelles des Vaches. On fait h prefent pourtant beaucoup moins de cas de Pufage des Viperes ; il paroit quon najoute pas grand foi h leurs vertu medecinale ni chirurgicale; on croit avoir des remêdes plus ejfcaces. Meff. les Medecins ne me le prendront pas de mauvaife part, fesper e, de propofer l iel une quejlion ;fcavoir ,fion ne donnè pas fort fouvent, trop inconfiderement,S fans raifon fuffifante, la ï preference d ce qui efl nouveau ? 6? t celapeut-être uniqusment a caufe que 7 c'eji  C © 189 © ) nieuw is, de voorkeur geevt? immers- men behoorde dog even zo min hardnekkig genoeg te zyn, om oude beprocvde gebruiken, tegen min bekende nieuwigheden, als om betere nieuwe tegen onvoldoende oude middelen te verwhTelen: een herhaald onderzoek, bedaarde overweeging, en een nauwkeurige beoordeeling, behoord doch altoos het befluit, betrekkelyk het gebruik van geneesmiddelen voortegaan. Overyling is de noodlottige moeder van ramp en feilen. De Aphorismus, Non timide nee temer e,\s even zo wel gefchikt om met letteren van duurzaam goud voor het Heiligdom van Esculaap te pronken, als het Nosce te ipfum voor Apollo's TemPeL Een c'eft du nouveau? on devroit fe faire autant de peine de cbangerd'anciens ufages, dont on a eprouvê la bonté, contre des nouveautés peu conmies, qu'il devroit en couterpeudesameliorations nouvelle* aux ufages anciens qu'on a Uouvè peu fatisfaifans. Avant de decider en faveur ffun nouveau medicament, il faut en avoir fait Tepreuve a diferentes reprifes, y avoir reflechi a tête repofèe, £? en avoir jugê avec exacJitude, La précipitation efl la Jouree fatale des erreurs les plus grojfiéres &> desmaux les plusgrands. LAphorisme, Non timide nee temere, ne meriteroit pas moins ff être gr avé en caraéteres d'or inefagable au devant du fanétuaire d'EscuLAPE, que leNoscc te ipfum ne l'êtoit devant le Temple d'ApoLLON. Aa 3 Uit  c m 190 ©) Een jeugdig voorbeeld zal my- 1 ne waarborge zyn, hoe men dikwils van de voorfchriften der oude Vaderen afwykt, of dezelven door veranderingen,die ons gunftigfchynen, geheel onnut maakt, en na verloop van eenige eeuwen , als waren het nieuwe ontdekkingen , wederom invoerd. Heeft niet Theophrastus , Dioscorides,Peinius,Galenus; en in latere tyden, Avicenna, Dodoneus en veele anderen, de wortel van de mannelyke Varen (74) met Scammonie (75) vermengd, als een beproevd middel om de Lintworm (74) Filix mas. ' (75) Scammonium. (74) Filix mas. f75) Scammonium. Un exemple recent pourra me fervir de preuve, que Fon fe depart trop fouvent des preceptes des Anciens, ou qu'on lesrendabfolument inutiles par des changemens qui mus paroijfent favorables, & qu' apres plufieurs fiecles on les fait reparoitre eomme de nouvelles decouvertes. Theophra- ste, DlOSCORlDE, PL1NE, Ga- lien, & plus recemment Avicenne, Dodonee & plufieurs autres, nont ils pas recommandê ïüfage de la Fougere male (74) meUe avec Scammonée(75) eomme êtant un fpecifique eprouvê pour expul-  C © ipi © ) worm (76) uit het menfchelyk lichaam te verdryven, aangeprezen ? en is het ook teffens niet waarachtig, dat in dezen jaare (77) een groot Koning (78), door menfchlievende beginzelen bezield, het voorfchrift van dit zelvde mengfel, als een nieuw en onfeilbaar hulpmiddel tegen de Lintwormen, van een Zwitzerfche Vrouw (79), voor een aanzienlyke fomme aangekogt, en vervolgens dit fpecifi■cum evèn edelmoedig aan het gan- fche (76) Tania. (77) 1775. (78) Louis XVI van Vrankryk, enz. (79) De Wed. Nouffer. ' pul/er le Ver folitaire (76) hors du corps humain? & riefl il pas tout aujfivrai, qtiun grand RoiQj ), animè de fentimens d'humanité, vient d'ach et er cette année (78), d'une Femme SuiJJe (79), pour une fomme confiderahle la recepte du même medicament, eomme fi cêtoït un remede nouveau & infaillible contre le Ver folitaire? Ce même Monarque na-t-il pas génêreufement fait don de ce fpeci- (76) TaMiïa, (77) Louis XVI Rot de France „ wreede buik te verfcheuren die j, haar gedragen heeft. By Theophylactus Simocatta fchryft Proclus aan Archimedes : " dezervoegen volgen de Ad„ derjongen des Moeders god„ loosheid na, door dien zyden „ buik die haar gedragen heeft „ van een ryten. " Het moet ons minder verwonderen , om zulke ongerymdheden by de aangetogene Schryvers geboekt te vinden; dan dusdanige verdichtzelen, welken regelregt tegen de waarheid inloopen, gelegt te vinden tot grondflagen van Zedekundige en Godvruchtige Zinnebeelden; en nog hoger moet die bewondering billyk ryzen, wanneer beroemde mannen , als Beza, ,, de la mere barbare qui Fa por„ tée." Chez Theophylacte Simocatta, Proclus écrit d Archimede en ces ter mes: " Cefl ainfi „ que les jeunes Viperes imitent ,, la cruautè de leur mere, en „ dechirant le ventre qui les a ,, porté. " II efl moinsfiurprenant de rencontrer de pareilles abjurdités dans les ouvrages des Auteurs ci dejfus nommès, que de voir de pareilles ficlions , qui font diametralement contrairesd la verité, de les voir, disje, pofées eomme bafe ffemble* mes mor aux fi? religieux; fi? Fon fera d jufle titre encore plus ètonné, lorsquon verra que des Hommes célébres, eomme Beza , Cc Schoon-  Beza , Schoonhovius , Junius , Camerarius , en diergelyken, zich aan zulke onbezonnene feylen fchuldig maken (89). Intuffchen word er de waarheid door beveiligt, dat namentlyk niemand der llervlingen ter aller uure wys is, Homerus zelvs fliep wel eens. Intuffchen gefchied alles, de voortteling dezer Dieren betreffende, op diergelyke wyzen als by andere Schepzelen, en langs by- zon- (89) Laat een voorbeeld, genomen uit de Emblemata van Schoonhovius, genoeg zyn ; Vipera, qus, coiens occiclerat ante maritum, A Jobole hoe idem fupplicium patitur ; Tarda Heet Nemefis poenam differre videtur, Attamen a ter go duraflagella quatit. Schoonhovius, Junius, Camerarius, fi? leurs femblables, donnent dans de pareilles abfurdités (89). Ceci fert en aUendant d confirmer cette verité, fcavoir, qu'aucun mortel n'efl fage d tout heure, fi? qu' Homere mêmefommeilla quelquefois. Tout ce donc qui concerne la procréation de ces Animaux, fe fait de la même maniere que chez les autres Créatures, fi? par des routes parti- (89) Un exemple tiré des Emblemes de Schoonhovius fuffira ici; Vipera, quae coiens occiderat ante maritum, A fobole hoe idem fupplicium patitur; Tarda licet Nemelis poenam difforre videtur, Attamen a tergo dura flagclla quatit.  C © 203 ® ) ozndere wegen door den Natuurformeerder in de Dieren daar toe afgezondert (90). Dan by den Ad- (00) Vid. Valentini Amphitbeatrum Zoötomicum, Sectio CXVI. Tab. LXXXVI. £? Explicatiofigurarum. £? Charas Nouv. Exp. de la Vipere, Eftamp. i. pag. 57. Inde Vaderlandfche Letteroeffeningcn, (zie Mengelwerk, 2 ftuk, 3 deel, bladz. 109.) vind men brieven van den Heer Calcgiera met den Paduaanfchen Hoog. leeraar Valisneri gewiflelt, behelzende een verhaal van een Adder die deszelvs jongen door den hals tegen natuur]yk gelooft hadde, benevens de oplosfing van dit verfchynzcl, en de mogelyke redenen op welkeen wyze zulks heeft kunnen gefchieden, het geen dooreen bygevoegde afbeelding wordt opgeheldert. P. Valeriano heeft in een droge vy- ver particulier es, que P Auteur de la Nature a dejlinêes pour cela dans les Animaux (90). On obferve cependant (90) Vid. Valentini Amphitheatrum Zoötom. Sect. CXVI. Tab. LXXXVI. & Explicatio figurarum. & Charas Nouv. Exp. de la Vipere, Planch. 1. pag. 57. On trouve dans les Vaderlandfche Let- teroeffeningen (Mengelwerk, 2 ftuk,.; 3 deel, bl. 10.) des lettres entre Monfr. Calogiera 6? Mr. Valisneri Profesfeur a Padoua, qui contiennent l'Hifloire d'une Vipere, qui avoit mis bas fes petits, d'une maniére contre nature, par le col i de même que l'explication de ce phénomene, £f les ratfons poffibles, eomme cela a pu arriver, ce qui fe trouve clairement expliqué par une figure quon y a jointe. P. Valeriano a vu dans un vivier qui Cc 2 êtoit  C © 2 04 © ) Adder heeft ook deze byzonderheid plaats, dat den Endeldarm en de Lyfmoeder binnen het lichaam in een gemeene buis uitlopen , welke door een Ringfpier gefloten en door een Schubbe bedekt word. Aan onzen Adder ontbreekt ook geenfins dat fchyn-vermogen, het geen men aan de Ogen der Ratelflangen toefchryft, 't welk echter niet anders moet worden aangemerkt, dan als uitwerkzelen der vrees, die veroorzaakt wordt door de vuurige aanblikken dezer fchri li- ver Adders zien koppelen, engetufgt, dat zu'ks op dezelvdc.wyze als by andere Dieren gefchicd, Zie als boven bladz. 113. pendant aufjl cette partkularitê chez la Vipere, fgavoir que l'inteflin re&um fi? la matrice ahoutiffent au dedans du corps dans un canal commun, qui efl fermê par un musde orhiculaire fi? 'couvert par le moyen d'une ecaille. Notre Vipere efl douêe aujfi de cette vertu illufoire, quon dit que pojedent les yeux des Serpens d [onnette, fi? quon ne doit cependant conflderer uniquement que eomme un effet de la crainte, qif excite le r egard ar dent de ces créatures effroyahles dans les êtoit d fee l'accouplement de Viperes, affiire que celafe fait de la même maniere que ebez d'autres Animaux. Voyez ci deffus page 113.  fchrikverwekkende Schepzels, in de Diertjes die hen ten prooy verftrekken. Aanbelangende de doovheid, die fommigen aan den Adder toefchryven, zal ik alleen opmerken, dat by nauwkeurig inzien van Davids woorden (91), die men ten bewyze van dit natuurlyk gebrek aanvoert, zeer overtuigend blyken zal, dat dien koninglyke Schryver geenfins een natuurlyke of eygentlyke,maar een eygenwillige en nagebootfte doovheid bedoeld; immers de woorden van de beoogde plaats luiden in dezer voegen: " zy (namentlyk de God- Co i) Zie Pfalm. LVxII. vf. j. les petits Animaux qui leur fervent de proye. Pour ce qui regarde la fur dit è, que certaines perfonnes attribuent d la Vipere, je nai que ceci d en remarquer, fcavoir quen examinant fcrupuleufement les paroles du Roi Profete, qu'on allegue eomme preuve de ce defaut naturel (91), U paroit incontejlablement que eet Auteur infpirè na eu aucunement en vue une furditè naturelle ou re'elle, mais bien une volontaire £? fa&ice; car voici les propres paroles de ïendroit en quefion : " ils (fcavoir les Meenam) (Oi) Voyez Pfeaume LViü. v.". 5. Cc 3  c m 205 ©: Godlozen) zyn als een doven Ad„ der die hare oren toeflopt. " De reden van deze daad word er nauwkeurig byaangetêkent, "op dat zy niet zouden horen de jlemme der Belezers; invoegen het vermogen van te kunnen horen zeer duidelyk onderfteld word ; ook heb ik bereyds melding gemaakt, dat het den Adder aan geen gehoortuig ontbrak; deze enkelde aanmerking keur ik voldoende genoeg , om de zwakheid van foortgelyke onbezonnene voorwendzelen aantetonen. chans) font eomme un Afpic „ fourd qui bouche fes oreilles." On a eu foin dindiquer la raifonde cette acJion, en ajoutant, " a „ fin qu'ils n'entendent point la. „ voix des Enchanteurs;" defort e quon fuppofe ici tres clairement la faculté dou'ir; aujji ai je de ja dit ci dejfus, que la Vipere ne manque pas dorgane de fouïe; cette feule remarque mé paroit fuffire pour demontrer le foible de pareils prétextes frivoles. . ' ■  JPL^AT III HAZELWOIM.   C © 207 © ) HAZELWORM. H et is niet alleen de befchouwing der gefchapene Wezens in het algemeen, die een nafpeurend en denkend Menfch verbaaft; maar ook iedere byzonderheid, welke hy inziet, levert verwondering, en een onwederfprekelyk bewys op, niet van het mogelyke, maar van het dadelyk bellaan, een er volftrekt wys en onbepaald Vermogen, het geen alle natuurlyke gewrochten , overeenkomftig het oogmerk, waarom zy beftaan , volmaakt konltig gevormd heeft. Ver* L' O R V E T. CZ^ n'tft pas feulement la contemphihn des êtres ere és en gé» néral, qui remplit d'étonnement obferye fi? qui refkchitf mais chaque particularité, qu'il appergoit, lui fournit encore matiére d'admiration, fi? unepreuve inconteflable, non pas de 1'exiflence pojfible, mais bien de l'exiflen» ce rëelle d'une Puijfance, dont la fagejfe efl abjolue fi? fans hornes, qui a formé avec l'art le plus parfait toutes les produclions de la Nature, en lesrendant conform es au hut pour lequel elles exiflenu Cri-  C ® 208 © ) Vermetele berispers der Natuur ! Onkunde door hovaardy beftuurd, doet u dwalen. Het allergeringfte Plantje , het verachtfte Diertje , en de onaanzienlykfte Delvftoff, zyn even zulke noodzaakelyke wezens en gedeeltens van de gefchapene Werreld, als de ontelbare menigte der glansryke Hemellichten. Maar niet alleen betoogd de konftige zamenftelling van ieder Schepzel, dan ook ieder Ledemaat of gedeelte derzelven een onbevatbare wysheid; en de veelvuldige onderfcheidentheden bewyzen eene onbegrensde Macht, die echter ontwyfelbaar niets verricht zonder genoegzame reden. Want het blykt doch uit ieder voor- Critiques tèmêraires de la Nature! C'ejl rignorance guidée par la vaine gloire qui vous entraine dans Terreur. La moindre petite Riante, V Animalcule leplus mepri[é,&le Mineral le moins confideré, font des êtres aujji nêcejjaires, £? auffi bien des parties du Monde cr'éé,que la multitude innombrable des Luminaires qui reluifent au Firmament. Ce n efl pas feulement la flruclure artificielle de chaque Créature, mais encore chaque portion ou membre d"icelle, qui prouve un fageffein comprehenfble, & leur diverfitè multiplier démontre un pouvoir fans hornes, qui cependant nexecutefurement rien fans raifon fuffifante. Car, pour me fervir des termes d'un  C © 209 © ) voorwerp 't geen wy behóorlyk kunnen onderzoeken, overtuigende klaar, (om van de woorden .eens verftandigen Heydens, de myne te maaken,(i) ) datdeOorzaak der Natuur een eenig doelwit gevolgd heeft, om namentlyk altoos het befte te verkiezen. Een onzichtbaar Plantje groeit zo wel door opflurping en beweging der vochten in de vaten en buifen, als een hooggetopte Ceder; en een Diertje noch duizendmaal kleinder dan een zandkorrel mangelt het even zo weinig aan vernuft om zyne prooy te verfchalken, of aan werk- tui- (r) Galenos de ufu Partium, L. I. cap. 13. dun fgavant Payen, (1) # paroit clairement £? dune maniere convaincante par tous les objets qu'il efl en notre pouvoir dexaminer eomme il faut, que ïAuteur de la Nature a eu unbutunique, fgavoir de choifir toujours le mieux. Une Plante imperceptible croit aujji bien par Tabforption & le mouvement des fluides dans les vaijfeaux £? les canaux, qiCun Cedre d tête altiere; £? un Am» malcule mille fois plus petit qu un grain de fable manque aujji peu de rufe pour attraper fa proye, ou de membres pour la terraffer, que (1) Galenus de ufu Partium, L. I. cap. 13. Dd  C© 210©) tulgen om ze te overweldigen, als de grootfte Dieren der aarde. Het ontbreekt ook de onzichtbaare werreld aan geen loze VolTen, wrede Tygers of zachtgeaarte Lammeren; doch de hervoortbrengende kracht heeft zich niet alleen bepaald, om wezens van verfchillende foorten, verfchillende uitgebreidheid te geven, dan zy laat zich ook m deze byzonderheid eerbiedigen, dat anderzins eenfoortige wezens, opzichtelyk derzelver hoegrootheid, zeer aanmerkelyk verfchillen. En het zyn de Slangen, welke, aanbelangende dit verfchil, de meefte bewondering verdienen; men vind Reuzen en Pigmeen onder dezelve. Titus que les Animaux les plus grands de la terre. Le monde imperceptible a aujji fes Renards rufés, fes Tigres cruels fif fes paifibles Agneaux; mais le pouvoir du Cre'ateur ne s'efl pas uniquement bornè d accorder aux êtres de differente efpéce un volume different, muis ü fe fait auffi particulier ement refpecler en ceci, que des êtres, daillcurs de la même efpéce, different tres remarquablement eu egard a leur grandeur; & ce font les Serpens qui, relativement d cette difference, meritent le plus notre admiration; car on trouve parmi eux des Géans fi? des Pygmées. TlTE  Titus Livius (2), Valerius Maximus (3), Plinius (4), Diodorus Siculus (5) en anderen, gedenken eenparig aan een Afrikaanfche Slang, welke deRomeinfche Keurbenden verfchrikkelyker heeft toegefcheenen, dan zelvs het ftrydbare Carthago. Een Slang, die naar het getuigenis van Florus(6) geboren fcheen,, om Africa niet alleen te befchermen, maar ook te wreken. De Veld- (2) Epit. L. XVllU (3) Lib. I. c. 8. 19. (4) Hijt. Nat. L. VUL c. 14. Lib. lil. c. 54. (6) L. II. c. 2. §, 20» Tite Live (%), Valere Maxime (3), Pline (4), D10- DORE DE SrCILE (5), & fiUt* tres, s'aceordent d mus par Ier Sun Serpent Afriquain, qui parut pliïs éjfrayant aux Legions Romahies qm la. Mliqueufe Carthage elle même. Un Ser~ i; pent, qui au rapport de Flo; rus (6) fembloit être nê non feu, lement pour défendre, mais aujji pour venger L'Afrique. Le Gene- (2) Epit. L. XVIII. (3) Lib. I. c. 8. 19. (4) Hift. Natur. Lib. VIII. e. 14. GO Lib. Hl. c. 54. (6) Lib. II. c, 2. §, 20. Dd 2  C © 2ia ©) Veldheer Attilius Regulus liet dezelve door veelerlei oorlogstuig bevechten, en hy overwonze. Het vel van dit Dier, 't geen honderd twintig voeten lang was, ! wierd met de kaakbeenderen, in een Tempel te Romen, tot op den Numantynichen kryg bewaard (8). Olaus Magnus (9) verhaald, dat in de Noorder Oceaan zich een Slang bevind welke meer dan twee honderd voeten lengte zoude hebben; en hy voegt er nog een van vyfenzeventig voeten by, die aan het Noordfche Ryk, gelyk (8) Freinshemii Suppl. Livian. in loc. Lib. XVIII Livii,% 16. (9) Hifi.Gent. Septentr.L.XXLc^l. (8) Freinshem. fuppl. Liv. in loco Lib. XVIII. Livii , §. 16. (9) Hift. Gent. Sept. L. XXI. c. 27. neral Attilius Regulus le fit attaquer par dijferentes machines de guerre, ê? le vainquit. La peau de eet Animal, qui avoit cent vingt pieds de longueur fut confervêe de même que Jes machoires , jusques d la guerre de Numance, dans un Temple a Rome (8). Olaus Magnus (9) rapporte, qu'on trouve dans YOcean feptentrional un Serpent qui a plus de deux cent pieds de longueur \ il fait encore mention d'un autre de feptante 6? cinq pieds, qui, dit on, pronojlique aux Ruiffan- ces  C © 213 $ ) lyk een Staartftar aan de geheele werreld, verandering zoude voorzeggen. Pontoppidan(io) tekend aan, dat de Scheepslieden malkanderen verhalen, dat de Noorder Zeeilang drie honderd ellen lang was; dan andere getuigen bepalen de lengte op omtrent honderd voeten. Onder de Boa Contortrix, of den Afgod der Pheda Negers, zouden er vèelvuldig gevonden worden die honderd vyfentwintig of dertig voeten lang waren (n). In het land der Trogloditen, fchryft (10) 33cïfttc& eincr- Slat. Jgift, wn Stofregen/ Sfetf 2. f. 8. § 6. (11) Linnjei Syft, Nat. XII. p. 373. ces du Nord une revolution, tout eomme une Comete le fait au monde entier. Pontoppidan remarque (16), que les Gens de Mer fe font d croire l'un Vautre, que le Serpent de la mer du Nord a trois cent aunes de long; mais felon d'autres cette longueur ne va qudenvïron cent pieds. Parmi la Boa Contortrix, ou ïidole des Negres de Pheda on dit qu'on en trouve Jouvent, qui ont cent vingt cinq ou cent trente pieds de long Qiï). Elien rapporte, que dans h pays (10) «SerfucJ cittcr Slat. m Slmt&tn t 2$cii 2. t. 8. § 6. (71) LinnjEi Syft. Natur. XII. p. 37^ JDd 3  c © m © ) fchryft ^lianus , vind men Adders van vyftien ellen, en elders Slangen van veertig ellen (w> De Slang G«öfe« is zo ontzachelyk groot, dat dezelve, naar het verhaal van Nieuhof (13)» een geheele Rheebok, anderen zeggen een wilde Buffel en diergelyke groote Dieren, kan doorzwelgen. Wat (12) De Animalium Natur & Lib. XVII. cap. 1 &f 3. Het Griekfche woord, door den Schryver hier gebezigd, komt overeen met den Cubitus der Romeinen, Wat er ook van deze en meer zulke berichten moge waarachtig zyn, toeverlatige .getnigeniffen van onbevooroordeelde waarheidminnaars zyn genoegzame waarborgen, dat er waarlyk zeer grote Slangen gevonden worden; waarom men ook aan een foort dezer Dieren de naam van Reufeflang gegeven heeft (14). Ik (14) De bekende Albioufe Geneesheer Mead, heeft te Londen, aan de Kon. Maatfchappy een Slang aangeboden die meer dan vyfentwintig voeten lang was, en meer dan tien duimen middellyns hadde, (zie Bradley Wysgeerige Verhandeling, Hoofd/tuk V en VI.) Ullo. ia fpreekt van groote Slangen In het land der Macas (1 D. bl. 333 en 362.) In Ceilon heeft men er die drie-en dertig voeten Quoiqu'il en foit de la verité de ces rapports fi? de plufieurs autres pareils, il efl permis de s'en fier aux temoignages de geus veridiques fi? fans prejugés, eomme a des autorités valables, eomme quoi il efl fur qu'on trouve des Serpens enormes; ce qui fait qu'on a donné d une efpéce de ces Animaux le nom de Serm pent Geant. (14) fa (14) Le fameux Medecm Anglois Mead a prefentê d la Sociêté Royale de Londres un Serpent qui avoit plus de vingt cinq pieds de longueur, 6? plus de dix pouces d koperverwige ftrecp heeft, en elders naar gepolyïï ftaal gelykt. Slow-worm, om dat men ze voor loom heeft gehouden. De reden van het hierlandfche woord Hazélworm, erken ik niet te kunnen opfpeuren. Men treft in alle Ryken der Natuur voortbrengzelen aan, die ook met het woord Hazel zyn benoemd; als by voorbeeld Hazelaarde, zyn de een rode kleyfoort, Hazelhoen, Hazelmuis. Onder de Burgers van het groeyend Ryk heeft men er die de naam dragen van Hazelaars, Hazelwortel, Hazelnoten, enz. Mogelyk verfchuilen zy zich meerby deze dan andere gewafïên. De naam van worm heeft myn Slang jüsqtfi la queue une raye de couleur de cuivre, fi? que par tout ailleun il reffemhle d de Tacierpoli. Slowworm , paree qu'on le croyoit tres lent d fe mouvoir. yavoue ne pas pouvoir decouvrir la caufe pourquoi on le nomme dans ce pays Hazelworm. Dans les diferens regnes de la Nature on trouve des produStions qui portent aufft k mm de Hazel; eomme par exemple Hazelaarde, qui efl me efpéce d'argille rouge, Hazelhoen, Hazelmuis. Parmi les hahitans du Regne végetal il y en a quon nomme Hazelaars, Hazelwortel, Hazelnoten , &c. Peut être que ces Serpens fe cachent plus fouvent parmi ces plant es ci, que parmi d" autres. Le Serpent, que /> deer is,, a ohEe 3 term  ( © 222 © ) Slang waarfchynlyk verkregen, om dat derzelver gedaante met die der wormen veel overeenkomli heeft; nagenoeg zyn ze rolrond, zonder dat de kop of ftaart kennelyk van het overige des lichaams onderfcheiden is, gelyk in de meelte andere Slangfoorten plaats heeft. De Staart, die in myn onderwerp agt duim lengte heeft, en overzulks nog een duim langer, dan het overige gedeelte des lichaams is, loopt langzaam kegelvormig af, en eindigt in een ftomper punt dan die van beide onze andere foorten(17). Deze puntis om- tenu vraifemblablement le nom de worm ou ver, d caufe que fa figure rejjemble beaucoup d celle des vers; ils font presque cylindriques, fans que ni la tête ni la queue foient vu fiblement difiinguées du refle du corps, eomme cela a lieu dans la pluspart des autres efpéces de Serpens. La Queue, qui dans 1'Orvet, dont je traite ici, a huit pouces de longueur , & qui par confequent efl encore d'un pouce plus long que le refle du corps, s'allonge graduellement en cone,, ê? fe termine en une pointe plus arrondie que nefl celle de nos deux autres'efpéces. (17) Cette pointe (17) Het voorwerp, door den Heer Gro. (17) L'Original, dont Monfieur Gronovius  C 8 223 © ï trent de helft dunner dan het kopeinde. De Kop is in vergelyking van het gehele lichaam klein, en in die, welk ik ter befchryving gebruik, een halve duim lang; van boven is ze enigzins platachtig , met pointe efl presque de la moitié plus effilée que Yextrèmité de la tête. La Tête efl petite d proportion du corps entier, 6? dans tOrvet, dont je me fers pour faire ma de» fcription, elle a un demi pouce de long; elle efl tant Joit peu platte Gronovius tot zyn befchryving van dit Dier gebruikt, had een zeer dikke ronde en ftompe ftaarttip, (zie Mufeum Ichtbyclogicum, &c. Tom. II. pag. 54.n. 8.) met 43 fchubben; vermoedelyk is dit Dier een ftuk van de ftaart kwyt geweeft, te meer om dat hy de ftaart halv zo lang als het lichaam zegd te zyn, invoegen dezelve een derde der lengte van 't geheel zoude uitmaken; daar intuffchen de ftaart meer dan de helft beflaat. Men zoude uit de mindere telling der ftaartfchubben kunnen berekenen hoe veel de Staart verkort was. Noviüs s'efl fervi pour faire fa defcription de eet Animal, avoit un bout de queue tre% gros, rond&ohtus, (voyez Mufeum Ichthyologicum, &c. Tom. IL pag. 54. n. 8.) avec 43 ecailles; apparemment que eet Animal avoit perdu un morceau de fa queue, £ autant plus qu'il dit qu: la queue a la moitié de la longueur du corps, de forte quelle devroit former un tiérs du total, tandis que la queue en remplit ordinairement plus de la moitié. On pourroit calculer par le nombre d'écailles de la queue qui manquent, de combien elle etoit ratourcie.  met onregelmatige fchubben, die veel grooter dan de overige zyn, bedekt. De Bek is van voren fpitsachtig rond , loopt achterwaards tot voorby de ogen, en is met dikke lippen bezoomd; van binnen legt een donker purperverwige en gefplete tong, die evenredig iets breder is, dan die der Adders of Slangen; en de kaken zyn vooraan met een enkele ry kleine, agter over leggende en fcherpe tandjes voorzien. De holle Slagtanden der Adders (18) ontbreken haar; een (18) De Heer Kiermander fchroomd de Slagtanden der Adders de naam van Tan- te par en haut, couvert e cfécailles irregulieres fi? beaucoup plus grandes que les autres. La Gueule efl arrondie par devant en pointe, fi? fe prolonge en arriere au de la des yeux; elle a de grojfes levres; en dedans on appercoit une langue, couleur de pour pre foncé, q\ui efl fondue fir'd proportion un peu plus large que celle des Viperes ou des Serpens; fi? les Machoires font garnies par devant d'une flmple rangée de petites dents aigues couchèes en arriere. Les dents canines creufes des Viperes ([18) manquent d (18) Monfieur Kiermancer craint de donncr le mon de Dents aux Dents canines des  een kenmerk, dat dezelven tot de foort van vergiftigende Slangen niet behoren. Het Tanden te geven: Dentibus(fchryvd hy,) ttiam ajfimilcmtur, bis licet paulo fint majora: in eo nero ab eis discrepant, quod non folwn borum adminiculo cibüm contere. re nequeant: fed etiam, contra dentium proprietates, mobilia exifiant, fcfc. Vid. Amoenit. Academ. Linn. Vol. If. Differt. XXII. Dat deze de naam van tanden niet zouden verdienen, vermits dezelven niet gcfchikt zyn om de fpyze te vermalen, bewyft ontegenzeggelyk te veel, aangemerkt ook de andere tanden der Adders of Slangen, ganfch geene gefchiktheid hebben zulks te verrichten; en deze hoedanigheid was ook voor de tanden dezer Dieren onnodig, om dat dezelven hun aas inzuigen, en deze werktuigen by hen geen andere dienft verrichten, dan a l'Orvet; marqué earaclerijïique qu'il ne faut pas le compter parmi lyefpéce des Serpens vénimeux. Ce des Viperes: Dentibus (dit il,) etiam aflimilantur, his licet paulo fint majora: in eo vero ab eis discrepant, quod non folum horum adminiculo cibum conterere nequeant, fed etiam, contra dentium proprietates, mobilia exiftant, &c. Vid. Luw. Amoenitat. Acad. Vol. IL DifT. XXII. Que celles ci ne meriteroient pas le nor* de dents d caufe qu'elles ne font pas de. Jlinies d broyer les alimens, prouve affurement trop, vu que les autres dents des Viperes ou des Serpent n'ont également aucune dispofition d exêcuter cette fonc tion; fc? cette qualitè n'e'toit pas nèceffaU re non plus aux dents de ces Animaux, d caufe qu'ils avalent leur proye en fufant, fif que ces inflrumens n'exercent cbez eux aucune autre fonftion que celle Ff d'en>  Het aangetekende van Jonston, dat dit Diertje zo wel met de ftaart als met de kop zoude kunnen befchadigen, is beiden onwaarachtig (19). Intuffchen word evenwel hier en elders, de Blindflang meer dan het prooy te beletten, achterwaarts te rug tefpartelen; waarom ook de tanden van alle Slangfoorten agter over krom of haakswyze gebogen zyn. En dat dezeiven tegen den aart der tanden beweegbaar zyn, bcwyft te weinig; want deze beweging ftryd immers niet tegen den aart der Slangentanden , noch tegen het gebruik waar toe ze verordent zyn; want het Dier maakt dezelven dienftbaar aan zyne behoeftens, zo vaak als zy deze tanden gebruiken moet, om het aas niet te doen ontglippen. (19) Jonston over de Slangeu, Af. deling II. Hoofdft. I. § 10. Ce quon trouve annotê chez Jonston, fcavoir que ce petit Animal feroit capable de nuire tant par fa queue que par le moyen .de fa tête, nefl abfolument pas vrai (19)- Cependant oncraint ici auffibien qiCail- leurs d'empecber leur proye de fe retirer en arriere; 6f c'eft aufji par rapport d cela que les dents de toutes les efpéces de Serpens font recourbées en arriere eomme des crocs. De dire que, paree quelles font mobiles, ce' la rende leur nature oppofée d celle des dents, prouve trop peu; car cette mobilité n'a rien de contraire d la nature des dents des Serpens, ni d Vufage auquel elles fontdeflinées, Nadiol fi dangereufe, qu'on rap' porte: que "fi ce Serpent rietoit „ pas aveugle, il fer&it en êtat ,, de jetter un Cavalier en bas de „ fon Cheval " (24). De telles erreurs populair es, fondées fur des préjugés, ne font pas moins difficiles d detruire, que cette Hydre plufieurs têtes, Vidèe hereditaire de Vexijlence des Revenans, laquelle, d la bonte du prêfent fidele, derange encore fouvent le eerveau tant des ignorans que de ceux qui ne le font pas. VOrvet peut ouvrir fa gueule au 1(24) Sauvace Dijf. de Ftnenatis GalU Animal. (24) Sauvage Diflert. de Venenat Gallig animalibus.  nen, dat de uiterftens der bovenen onderlip, een halve duim van malkander verwydert zyn ; wanneer dezelve gefloten is, fchiet de bovenfte lip even over de onderfte. De ogeó^^piet oogleden voorzien, zyn donkerbruin en helder; de eene hoek van het ooglid is een agtfte duim van detegenoverftaande; en dienshalven zyn de ogen van den verkeerd genaamde Blindflang, zo klein niet als my toefchynd dat byna algemeen onderfleld word; en de gelegentheid om ze te kunnen gade flaan, overtuigd allerzeker!!, datze het nodige gebruik van dezelven kunnen maken. Men kan aan onze Hazelworm even au point que les extrêmitès de la lévre fuperieure £? inferieure font eloignées d'un demi pouce Vune de Vautre: lorsqu'elle efl fermée, la lévre fuperieure avance tant foit peu fur V inferieure. Leurs yeux, guarantis par leurs paupieres, font d'un brun obfeur & clairs; un angle de la paupiere efl éloigné de Vangle oppofé d'un huitiéme de pouce; par confequent les yeux du Serpent qu'on nomme d tort aveugle, ne font pas fi petits, qu'il me paroit qu'on le fuppofe presque généralement; £? Von efi convaincu par la facilité qu'on a de les obferver, quils peuvent s'en fervir au befoin. On ne fgauroit découvrir aux Ff 3 Or-  c m 230 m:> even zo min, als aan de andere 1 befchrevene Slangfoorten, eenigen fchyn van uitwendige ooren ontdekken, en evenswei word het gehoortuig van dit Schepzel, of fchoon fchynbaar minder volkomen dan in andere Dieren, volmaakter bevonden, dan dat van de overige Slangen. De Heer Geoffroy verzekert, " dat deze al„ len ,behalven de Blindllang, de „ gehoorkalt of trommels ont„ breekt" (2 5); ook legt dit zintuig, hoe zeer ook door fpierach- ti- (25) Memoir. de Math. & Pbyfiq. Tom. II. Paris 1757. pag. 164 en dnar.uit overgenomen in de Uitgezochte Verhandelingen, D. V. W.322. met de afbeeldingen. Orvets, non plus qu'aux autres efpéces de Serpens décrites, aucune apparence d'Oreille externe; ïon trouve cependant Vergane de Vou'ie de cette crêature, quoiquen apparence moins parfait que chez d'autres Animaux, plus achévè que celui des autres Serpens. Monfieur Geoffroy ajfure " que „ la caijje de Vouïe ou du tam„ hour manque a tous les Ser„ pens, hor mis aV Orvet" C2S)> quelque couvert que foit eet organe de fibres musculair es, de gr ais- (25) Mem. de Mathem. & de Phyf. Tom. II. Paris 1757. pag. 16 . & l'extrait qu'on en a fait fous le nom de Uitgezogte Verhandelingen, D.V.bladz.322. figur.  tige vezelen, vet en een gefchubde huid bedekt, echter zo verborgen niet in ons onderwerp, dan in den Adder en andereSlangfoorten. Vergun my, Lezer, dat ik U doe opmerken, hoe door deze byzonderheid, de meellerachtige hand van de nimmer faalbareWysheid, ons een onwederfprekelyk bewys aanbied, dat zy nog verbon-. den is aan de manier van zamenftelling, noch aan de vorm of hoedanigheid der werkgereedfchappen, om ieder der dierlyke zintuigen, overeenkomftig derzelver eigenaartig en bepaald doeleinde, te doen werkzaam zyn. De Hazelworm onderfcheid zich ook van onzen Adderen Ringflang, noch door deze byzonderheid fe, & $ me peau ecailleufe; iln'ejl cependant pas fi cachê dans V Orvet que dans la Vipere ê? les au■ tres efpéces de Serpens. Quil ine foit permis de faire remarquer d mes Le&eurs, comment moyennant cette fingularitè, le doigt de VAuteur de la Nature, dont la fageffe ne fe trouve jamais en defaut, nous offre une preuve incontefiable , quelle nefl pas as* fujettie ni a la compofition des parties, ni d la forme ou la qualitè des infirumens organiques, lorsquelle doit faire agir chacun des organes animaux conformement a leur hut propre £? caratlerifiique. L'Orvet fe difiingue auffi de la Vipere & de la Couleuvre d Collier par cette particularité, fcavoir  C© ® } heid , dat derzelver buik door geen fchilden of plooyzel bedekt word; dit en het overige gedeelte van haar lichaam is regelmatig met kleine fchubben belegt; men teld er van de kop tot aan het begin der ftaart CXXX, en even zo veel van daar tot aan het ftaartpunt 00- Wanneer de fchubben door het Microscoop befchouwd worden, vertonen zy zig ruw, onregelmatig driezydig, ongefigureert; doorfchynende en hoornachtig , invoegen men zich niet weinig moet verwonderen, wen wy dezelven zo uitmuntende geregeld en aan fes- voir qu'il n"a pas le ventre couvert de grandes ècailles ni de pits; cette partie aujji bien que le refle de Jon corps Jont règulierement couvertes de petites ècailles; on en compte CXXX depuis la tête jusqu'au commencement 4e la queue, £? autant de ld jusques d Jon extrémitê (26). Quand on examine les ècailles au Microscope, elles paroijjent rudes, ir régulier es, d troispans, informes, transparentes eomme de la corne; dejorte qu'il efl Jurprenant de voir qu'elles couvrent fi règulierement la peau de eet Animal, en forme de mailles fi? tout eomme Ji leur (a6) Lïnn. Faun. Suec. n. 258. ftemd met deze telling overeen. (26 Lïnn. Faun. Suec. n. 258. fe trouve d'accord avec ce denombiement.  C © *33 © ) feshoekige oppervlaktens gelykvormig (27) de huid van dit Dier zien befchaliën. De Scheppende goedheid heeft de Dieren niet alleen alles, 't geen ieder in derzelver betrekking nodig heeft, gelchonken, dan zy heeft hun ook teffens met onnamaakbare pronklieraden verfierd. Dan het is de regelmatige fchikking der fchubben alleen niet, die het zwierige van de huid uitmaakt; en ongeacht de Hazelworm veele der fchone kleuren, die aan de mees- (27) Deeze zyn volmaakt gelyk aan die, welke fommige Schildpadden hebben, waarvan er een afgebeeld word,Plaat L, fig. 2. D. VI. der Nat. Hift, door den Heer Houttuin befchreven. leur Juperficie êtoit fexangulaire (27). La bonté du Créateur r£a pas feulement accordé aux Créatures tout ce qui leur convient d chacune dans la relation qiCelle a avec fes femblables , el* le les a aujji parêe d'ornemens inimitables. Ce riefl pas feulement Varrangement régulier des ècailles qui conflitue les gr aces de leur peau; car quoique l''Orvet fe trouve privé de plufieurs des belles couleursy qui (27) Celles ci reffemblent tout d fait & celles de certaines Tortues, dont on en voit une reprefentée fur la Planche L, fig, 2. Tom. VI. de rilifi. Nat. decrite parMr, Houttuyn, Gg  ( © 234 © ) meefte andere Slangen luider by zetten , ontbeert, zyn zy echter niet geheel van dit fieraad ontbloot. Onder het gehele lichaam langs zyn dezelven, door een gesprenkelde donkere kleur, naar het zwarte neigende, geverwt, welke van de kop tot aan het Staartpunt, ter wederzyden vervangen word door een rosachtig licht en blinkend bruin , 't geen door een fmalle zwarte ftreep, die zich midden over de rug onafgebroken uitörekt, word verdeeld; invoegen dit Dier als met een ver XÜSj.gedeeltelykaan gepolyft koper en gedeeltelyk aan gebruineer Haal gelyk, beflreken fchynt. Gesnerus fpreekt van een ope Hing of doorgang in het midde de qui donnent de Véclat d la pluspart des autres Serpens, il ne manque cependant pas tout dfait de eet ornement: tout le long du corps en dejfous ils font cokrés d'une couleur mèlangèe & fombre, tirant fur le noir, laquelle depuis la tête juu ques au bout de la queue pap de chaque cotê en tin brun roujfatre, clair & luifant, qui efl partagé en deux par une ligne êtroite, qui 'efl noire & s"'étend tout le long du milieu du dos fans aucune interruption, de forte que eet Animal paroit être enduit d'un vernis qui rejfemble en part tie d du bronze poli, & en partie d de Vader bruni. Gesner fait mention d'une ouvern ture ou d'un paffage au milieu du venr tre,  der buik, waar uit door drukking als ontydige eyeren te voorfchyn kwamen; doch ik heb geen andere opening aan dit Dier kunnen ontdekken, dan by het begin der Staart de gemeene weg, door de Natuur tot ontlafting en voortteling verordent. Dr. Tyson is van gevoelen, dat alleen de Ratelflang en Adder levendige jongen baren, en alle andere Slangen eyerleggende zyn (28); doch onze Hazelworm bewyft de ongegrondheid van dit fte^zel. Ik heb er in de maand Auguftus geopend, die tien voldragene jongen, van twee duimen lengte, by zich droegen. Ari- tre, d'ohen comprimant on faffefortir une efpéce d'oeufs précoces; je nai cependant pas pu decouvrir aucune autre ouverture d eet Animal , finon au commencement de fa queue, qui efl la voye commune, deflinée par la Nature pour les excrétions fi? la géneration* Le Br. Tyson croit que le Serpent d fonnette fi? la Vipere font les feuls vivipares, fi? que tous les autres Serpens font evipares (28); notre Orvet prouve cependant le peu de fondement de cette fuppofition. yen ai ouvert au mois dAout, qui contenoient dix petits d terme, de deux pouces de Ion" gueur chaqu'un. Ari- (28) Philof. Transaö. No. 144. (28) Philofopb. TransacJions, No, 144, Gg a  C © 236 © ) Aristoteles, Plinius en anderen hebben deze eigenfchap van dit Dier reeds als een waarheid te boek gefield , en het is door latere Natuuronderzoekers beveiligt (29). Maar het geen de twee eerftgenoemde daar by voegen: " dat zy zomwylen door „ de menigten van jongen die ze „ dragen, ontydig openbarften". fchynd my toe, met de geregelde werking en voorzorge, die de Beftuurder der Natuur, in het voortbrengen van levendige Schepzelen, in acht neemt, niet te ftroken. Men neemt by den Hazelworm die Aristote, Pline ê? £'autres ont deja annoté cette proprietê de eet Animal, laquelle s'eft trouvée confirmée par des Obfervateurs modernes de la Nature (29). Mais ce que les deux Auteurs cideffus nommés y aj out ent, fcavoir: "que „ par la quantlté de petits qvieh „ les portent, elles crêvent quel„ quefois avant leur terme", ne me paroit pas iaccorder avec la fagon d'agir réguliere, £? laprèvoyance, que VAuteur de la Na* j ture obferve dans la producJion des Créatures vivantes. On remarque chez f Orvet la mik (29) Rai Synopf. Metbod. animalium, f$t, pag. mibi 289. (29) Rai Synopf. Method, animalium, &c. pag. mini 2891  C © 237 © ) die zelvde zorgeloosheid en vervreemding, omtrent de jongen onmiddelyk na de geboorte waar, die by de andere Slangen plaats vind; insgelyks is hare wyze van paring of vermenging even zo weinig als van de andere Slangfoorten bekend. Ik heb meermalen geduurende den afloop van wel vier maanden, de Hazelwormen opgefloten levendig gehad, maar nooit hebben ze eenige fpyze willen gebruiken. Het is geen bewys voor het redenerend vermogen der Dieren, 'dat zy liever verkiezen zouden zich uit te hongeren en te fterven, dan door verhevener wezens gevangen te worden gehouden; de pooging doch,om door alle mogelyke midde- même nêgligence fi? indiference pour fes petits immediatement apres leur naiffance, qui a lieu chez les autres Serpens; on connoit aujji peu leur maniere de s'accoupler, que celle des autres efpéces des Serpens. Je niejl arrivé plufieurs fois d'avoir confervê en vie les Orvets pendant quatre mois révolus, mais jamais ils n'ont voulu prendre quelque nourriture. Ce nefl pas un argument qui favorife la faculté qu'auroient les Animaux de raifonner, que de dire quils préfereroient de mourir de faim plutot que d'être tenus renfermés par des êtres d'un genre fuperieur; car le defir de conferver la vie, quelGg 3 que  C © 23 3 ©) middelen het leven, hoe elendig zulks ook zyn mag, te bewaren, is ieder redenmachtig Schepzel ingefchapen; geen enkelde voorbeelden kunnen het tegengetïelde bewyzen. Het is-niet onwaarfchynlyk, 't geen by fommige Schryvers verzekert word, dat de Blindflangen, Mieren, Wormen en andere gekorvene Diertjes eeten. Ik meen echter uit het tand- en maag-geftel van dit Dier, aan dat van andere Slangen gelykvormig, te moeten befluiten, dat het zich met dit voedzel alleen niet, ook zelvs niet by verkiezing , wanneer het andere Dieren bekomen kan, vergenoegd; vermoelyk zyn jonge Kikvorfchen , jonge HagedilTen, jonge que miferable quelle pui (Je être, par tous ks moyens pojfibles, efl innê a toute Créature raifonna~ ble; jamais un exemple unique nt fauroit prouver le contraire. 11 efl ajfez vraifemblable, que les Orvets fe nourriffent de fourmies, de vermiceaux & d'autres infecles, felon le rapport de certains Auteurs. Je crois cependant devoir conclure de la flruëfure des dents & de Veflomac de eet Animal, qui efl conforme d celle des autres Serpens, qull ne fe contente pas uniquement de cette nourriture, pas même par choix, lors qu'il peut trouver d'autres Animaux; ilefl vraifemblable, que leur nourriture naturelle conflfle dans des jeunes Grenouilles', des jeunes Lezards, des  C © »3P © > jonge Slangen en diergelyken, derzelver eigenaartige fpyze; ieder levendig Schepzel heeft doch een zeker hoofdvoedzeL, tot welkers vertering hunne magen in het byzonder gefchikt zyn; de vliezige Slangenmagen verteren het voedzel niet doorvrywing, maar door ontbinding C3°)« Veeltyds dienen de binnenwanden van de maagvliezen der Slangen tot een ruime woonplaats van veele kleine Wormen; deze byzonderheid is echter niet vreemd; het eene Dier fchynd doch te beftaan, om anderen te huisveften, te voeden , of anderfints dienft- baar I des jeunes Serpens S autres Animaux femblables; car chaque- Créature vivante a une certaïne nourriture principale, pour la digeflion de laquelle fonejlomac efl parüculierement deflinè'fles eflomacs membraneux des Serpens ne digerent pas les alimens par la trituration, mais bien par la maceration (30). Souvent les parois interieur es des membranes de Tcflomac des Serpens fervent de vafles demeures d beaucoup dc petits Vermiceaux; cette particularité n'efl cependant pas furprenante; car un Animal ne paroit exifler que pour en loger fif en nourrir d''autres, ou bien pour leur (30) Zie hier voor bladz. 120". (30) Voyez ci depfus page 126,  C © 240 © ) baar en nuttig te zyn; en buiten twyfel heeft dit zelvs by oneindig kleinderDieren, dan myne onderwerpen, plaats. Maar welke pogingen zullen toereiken, om tot het uitterfte eindpunt van het Schepzelvormend vermogen, langs die verbazende opeenvolging van kleinheden door te dringen, derzelver byzonderheden na te fpeuren, of het betrekkelyke oogmerk daar van te ontwikkelen? Laat een Dwaas zich afkerig verwonderen over het beflaan van zo veele Schepzelen, welkers noodzaaklykheid wy niet kunnen doorzien, en die meeftal aan hem of als onnut of fchadelyk toefchynen; vermoedelyk doch is,na de bevroeding van de bovennatuurlyke Gods- gehei- leur être de quelque fervice ou de quelque utilité; fi? fans doute que ceci même a lieu chez des Animaux infiniment plus petits que ceux dont je parle. Mais quels efforts fuffiront pour pénétrer jusqu'aux dernieres limites du pouvoir Créatem dans cette ètonnante fuite d'infiniment petits; pour ohferver ce qu'ils ont de particulier, ou pour développer leur deflination relative? Quhm infenfé admire avec regret Vexiflence de tant de Créatures, dont nous ne faurions penetrer la necejfité, dont la pluspart lui paroijfent ou inuttles ou nuifihles; ü ' efl cependant vraifemblahle, qtiapres la contemplation des myfleres metaphyflques, ïoccupation fublime des Hahitans des  C © 241 © ) geheimen, de betrachting der noodzaaklykheid en zamenhang van al het gefchapene, de verhevene bezigheid der Hemellingen, en ook voor dezelven een onuitputbare bron van eeuwige verwondering en vermaak. ■ rai CsO' Shaw (32) en anderen , befchryven de zogenaamde Blindflang als loom of traag; daarentegen getuigen Jonston (33) en meer Natuurkenners, dat dit Dier met veel fnelheid voortkruipt, welk getuignis door myne on- (3 0 Synopf. Metbod. Anim. pag, 2gp. (32) Reyzen, D. 1. Hoofdft. 2. Afdel. 3. (33) Over de Slangen, Afdel. 11. Hoofdft. i.§ 10. des régions Cèlefles efl de méditer I fur la nèceffiU & la liaifon de tous les êtres créès, & aufls trouvent en cela une fource inèpuifable iïadmiration &> deptaifirt fans fin. rai C3 0»ShawC33)êP^»tres.décrivent rOrvet ou leSerpent fauffement nommé aveugle, eomme s'ilêteil■lentBfat■effeux. Jonston (3 3) au contraire & plufieurs autres Obfervateurs iïhifloire naturelle at t efl ent, que eet Animal rampe avec (31) Synopf. Method. Animal. p. 289. (32) Reyzen, D. 1. Hoofdft. 2. Afdel. 3. (33) Over de Slangen, Afdel. ir. Hoofdft. 1. §. 10. Hh  C © w ® > ondervinding beveiligd word. Ik wil echter niet verzekeren , dat derzelver fnelhcid gelyk flaat met die van onze andere Slangfoorten; mogelyk zoude men haar minder fnel kunnen noemen. De éygenfchap van dit Schepzel om als glas aan Hukken te fpringen, wanneer het met een dun yysje geflagen word, is onbetwiftbaar zeer opmerkelyk; dan de reden van dat verfchynzel is my voor als noch onbekend , en ik vermete my niet om er na te gisfen. Men treft deze Slangfoort in de meefte landen van Europa,en ook in andere gewTeflen aan, en in deze Landfchap ziet men dezelven in ta- avec beaucoup de vitejfe, ce que je puls confirmer par ma propre expe» rience. Je n'oferois cependant pas a (fur er, que leur céleritè foit égale a celle de nos autres efpéces de Serpens; peut être pourroit on dire des Orvets quils en ont un peu moins. La proprietè qu'a cette créature de fe brifer en morceaux eomme du verre, lorsqifon la frappe avec une baguette, efl fans contredit tres remarquable; favoue cependant que fignore jusqifa prefent la raifon de ce phènomem , £? ne fuis pas ajjez hardi de me livrer d des conjeéfures a ce fujet. On rencontre cette efpéce de Serpens dans la pluspart des pays de PEurope, aujji bien que dans d'autres-climats, 6? dans ce pays ci on la  C © 243 © ) tamelyke menigte , doch echter op de eene plaats meer dan op den anderen. Zy fchynen weinig verkiezing, de foort van gronden betreffende , te hebben. Ik heb ze op weyde-, hooy -, zaay- en veenlanden zo wel als op de heydevelden en in de bolTchen aangetroffen. Dat de Hazelworm, gelyk den Mol, in en onder de grond zoude leven, is een fabel. Lemery en meer Artzenykundigen verzekeren, dat deBlindflang veel olie en vlug zout in zich bevat, en dat men dezelve, zo wel als den Adder en andere Slangen, in de Geneeskunft gebruiken kan. Ik zal de befchryving van dit Dier la trouve en ajfez grande quantitè', quoique plus dans un endroit que dans un autre. lis paroijfent être ajfez indifferens par rapport a /' TT eb ik den Lezer en my zelve, zo lange bezig gehouden, om het geen tot ieder onderwerp door my behandelt, min of meer byzonder behoord, te doen kennen; de nafpeuring en overweging van het geen aan onze en andere Slangfoorten onderling gemeen zy,zullen, zo ikvertrouwe, de oplettenheid der Natuuronderzoekers niet minder waardig zyn; ook zal het waarfchynlyk niet nutteloos gekeurd worden ; althans de zulken niet mishagen, welken by het verbandelen der natuurlyke dingen, gaarn door zedelyke bedenkingen willen worden opgewekt, of door ingevlochte aan- mer- j^yant entreteriu fi longtems le Lecleur fi? m'êtant occupê mei même des connoijfances plus ou moins particulierement relatives h chaque ju jet que j'ai traité, ï examen fi? la confideration de ce que notre efpéce de Serpens fi? ks autres ont de commun entreelies, ne meritera fans doute pas moins Vattention des Naturalifies; fi? ceux qui, tan dis qu'on les entre tient des chofes Naturelles, aiment qu'on excite en eux des refiexions morales, ou défirent quon les engage moyennant quelques confiderat i ons placées d propos d faire de nouvelles recherches, ceux la, dis je, ne trouverout pas inutileni Hh 3 des-  C © H6- © ) merkingen aanleiding tot verder onderzoek begeren te krygen, dat ik by dit gedeelte dezer verhandelingen , eenige byzonderheden, aanmerkingen en bedenkingen voege, of fchoon al dat dezelven niet bepaaldelyk of alleen tot myne befchrevene Slangen kunnen geoordeeld worden te behoren. De Natuur is wars van ydele optooyzelen, echter dultze, dat men derzelver uitmuntende fchoonheid en voortreffelyke hoedanigheden, in het fterkfte licht befchouwe. Zoude wel de verftandigfle en afgetrokkenfte overpeinzing van iemand onzer., die nimmermeer iets van een Slang, 't zy door het gehoor of gezicht vernomen hadde, desagrèable, (pue fajoute d ce Memoire , quelques particularités, quelques obfervations & reflexions, quoiqu" elles ne paroijfent pas appartenir direétement ou uniquement aux Serpens que j'ai decrits. La Nature, qui ab» horre toute vaine parure, per» met cependant quon expoje dans fon plus grand jour fa beauté magnifique £P fes excellentes qua» lités. La mé dit at ion la plus favante 6? la plus abflraite de quelqu'un qui riauroit jamais entendu par» Ier d'un Serpent, ni nen auroit jamais vu aucun, feroit elle en êtat  C © 247 © ) de, wel vatbaar zyn, voer de mogelykheid van het beftaan eener natuurlyk wezen, het geen alle werktuigen ontbrak, waar mede andere levendige Schepzelen zich van de een tot de andere plaats kunnen bewegen, en evenwel ge zwindheid genoeg hadde, niet alleen om dikwils zyne vervolgers te ontvluchten, maar ook om andere fchynbaar fneller Dieren natejagen, te vangen en te verhulden? Wy leren echter uit het aanwezen der Slangen, dat ze tot die dingen, behooren welke mogelyk zyn. Het behaagde de Scheppende Goedheid aan het Menfchdom door aan dit Dier beftaan te geven, een overtuigend bewys van der- . zel- êtat de lui faire concevoir quilfut pojfible qu'il exiflat dans la nature un être, qui manquat de tous les or» ganes neceffdires aux autres Créatures vivantespour pouvoirfe transporter d'un endroit d l'autre, &quï eut cependant ajfez d'agilité, non feulement pour fe Jouflraire a la pourfuite de fes ennemis, mais aujji pour pourfuivre, at traper fi? dévorer lui même d''autres Animaux, en apparence plus legers d la courfe que lui? L'exiflence des Serpens nom apprend cependant, qu ils font du nombre des chofes pojftbles. II a plu d la bonté dn Crèateur de fournir aux Hommes, par l'exiflence de eet Animal, une prewve convaincante de fa puiJJance fans }or~  C © *48 © ) zeiver onbepaalde macht te fchenken; immers zy toond ons, geene voeten, vleugels of vinnen nodig te hebben, om aan de Dieren het gelukkig vermogen te verlenen, waar door zy willekeurig van plaats kunnen veranderen : ja het vordert een verdubbelde verwondering, dat het Dier ,'t geen alle middelen fchynt te ontbreken om te kunnen gaan, te vliegen of te zwemmen, zich echter langs den grond, door de lucht en in het water kan voortfpoeden. Geen Menfch kan fommige Slangen ontlopen, nog in het beklimmen van bomen navolgen; anderen flingeren zich van de eene boom op den anderen, ongeacht dezelve door een rivier gefcheiden, of hornes; car elle nous montre qiüelle n'a befoin ni de pieds ni d'ailes ni de nageoires pour douer les Animaux de Vheureufe facultè de pouvoir fe transport er d volante d'un endroit d Vautre: & ce qui merite doublement notre admiration, c'efl que VAnimal, qui manque en apparence de tous les moyens requis pour pouvoir marcher, voler ou nager, peut cependant r amper fur la ter re, fendre Vair 6? ièlancer dans Veau. Aucun Hommene fauroit êchap* per d la pourfuite de certains Serpens, ni grimper fur les arbres eomme eux; il y en a qui, en fe balancant, fe jettent d'unarbre d Vautre, quoique ces arbres foient fe-  of op eenigen afflandvan elkander verwydert zyn; en in de zwemkonft overtreffen ze de nieefte Landdieren, zelvs fommige Waterfchepzelen. Wy worden dan van achteren overtuigd, dat er een dierlyk wezen beflaat, 'tgeen wy, vooraf, zelvs uit de befchouving van andere Schepzelen, niet voor mogelyk hielden. En vermits nu dit Dier in den fchakel der natuurlyke wezens is ingelaft,zo is hetzelve ook volllrekt noodzakelyk; want immers anders zoude het niet hebben kunnen beftaan, overmits het onmogelyk blyft, dat God tegen zyne Wysheid en de daar méde overeenftemmende noodzake- lyk- | Jeparés par une rivier e ou éloignés Fun de Vautre d'une certaine dijlance; & dans Vart de nager ils furpafent la pluspart des Animaux terreflres, £? même quelques Animaux aquatiques. * Nous fommes donc convaincus par révénement, qu'il y exifie un AnimaJ, lequel, même apres avoir confideré les autres Créatures, nous paroijjoit d'avance ne pouvoir exifier. Or eomme eet Animal fe trouve enlacé dans la chaine des êtres naturels, il exifie par confequent d'une necejfitê abfolue; car aulrement il n'auroit pas pu èxifier, d'autant qu'il efl impoffible, que Dieu ait pu agir d'une fagon contraire d fa Sagejfe & a Ii la  lykheid zoude hebben kunnen handelen. Volmaaktheid duit geen tegenftrydigheden, en overeenkomftig { de hoogfte Wysheid te handelen, j fluit niet alleen in, volkomen vry, maar ook overeenkomftig het ' noodzakelyke te handelen. Des zyn er geen andere Dieren, dan ' alleen die, welke beftaan, noodzaaklyk geweeft; want anderzints zoude de GoddelykeAlmagt,door een nimmer faalbare Wysheid geleid, dezelven door een enkele wenk hervoortgebragt hebben. Zyn nu alle gewrochten van den Hemelfchen Werkmeefter noodzaaklyk, zo moet onbetwiftbaar volgen j dat ze ook ieder afzonder- I la nèceffitê qui ejl toujours fatoord avec die. La perfe&ion ne Joujfre rien de contradictoire; les toifons 63 ks peaux des Ani»  huiden der Dieren dikker en zwaarder worden. Byzonder is de Slangen-huid daar aan onderworpen, dat ze tydelyks meer hoornachtig en minder buigzaam word, 't geen cn aan de gezwindheid cn aan de uitWafeming hmderlyk is. Maar hoe zeer ook de Natuur een beftendige neyging fchynt te hebben, om zich in verfcheidenheden te vermenigvuldigen, befpeurd men echter geen verandering, nog in de regelmatige fchikking der fchubben, nog in de tekening, welke door de verfchillende kleuren op de huid der Slangen gemaald word ; alleen doet een helderder en glansryker vernis het nieuwe van het oude kleed on- j Animaux deviennent plus épaiffes fi? plus lourdes. La peau du Serpent a ceci de particulier, qiCelle efl fujette d devcnir avec le temps de plus en plus conforme d la nature de la corne fi? moins flexible, ce qui diminue la cêleritê des mou. vemens fi? la transpiration. Mais quoique la Nature paroisfefe plaire conflamment dfe multiplier par des variations, on tiobferve cependant aucun changement ni dans Varrangement regulier des ècailles, ni dans le dejjein tracé fur le corps des Serpens par la diverflté des couleurs; c"eft uniquement une teinte plus claire fi? plus luifante qui diflingue le nouveau vétement de Panden; ce gout pour la variété fe remarque au Kk 2 con-  C © 260 © ) onderkennen; daarentegen laat zich deze neyging in fomrnige andere Dieren zeer duidelyk zien, doch het zyn, voor zo verre die afvvykingen wezentlyk zyn, alleen kortftondige verfchynzelen, welke by iedere voortteling vernietigt worden. Het aantal der gefchapene GeAagten van alle Schepzelen en derzelver onderfcheidene foorten, word nog vermeerdert nog vermindert; de Natuur onderhoud, maar fchept nooit. Ieder Dier foort is een natuurlyke afkeer om zich met andere te vermengen, inge■ fchapen. en de grenzen van hetNatuurryk zyn evenzo weinig uitbreiding als inkrimping onderworpen. Dat. elk der Schubben, die d< huid van dit Dier bedekt, eei by contraire tres diftinffement dans certains autres Animaux; mais pour peu que ces écarts foi ent reels, ce ne font alors que des phênomênes momentanés, qui disparoijfent d chaque gêneration. Le nombre des genres cr'éés de toutes les crêatures & leurs differente* efpéces, naugmente ni ne dimime; la Nature entretient, mais ne cree plus. Chacune de ces efpéces efl nét avec une averfton naturelle contre fon accouplement avec les autres; & les hornes du Regne de la Nature ne font pas plus fujettes d s'étendre qua fe rejferrer. : Je nai pas pu mapper cevoir qut \ chaque écaille, qui recouvre la peau . I Ae  C © atfi © ) byzondere Spier enTrekpees zoude hebben, waar door ze in beweging kan gebragt worden, is my niet gebleken; de huid vertoond geen openingen tot derzelver doorgang; ook zyn dê fchubben zeer vaft aan de huid gehegt, behalven dat ze ieder op zich zelve geen beweging maken kunnen, om dat de bovenfte en een gedeelte der beyde zyd-randen links en regts van iedere Schubben, door de naaft daar aan gelegenen bedekt word. Het getal der Schubben, die iedere heele of halve kring rondom het Slangenlyf, de geheele «itgeftrektheid van het lichaam langs, bevat, ftaat altoos aan malkanderen gelyk; waaruit moet volgen, de eet Animal, aye un musch fi? un tendon particulier qui la mit en mouvement; on ne remarque & la peau aucune ouverture pour leur Jervir de pafage; les ècailles font outre cela tres intimement jointes d la peau, fi? ce qui plus efl, chacune ne fauroit fe mouvoir d part foi, d 'caufe que le bord fuperieur fi? une portion des deux bords lateraux d droite fi? d gaucbe de chaque écaillc, font couverts par Vécaille la plus voifine. Le nombre des ècailles, contenu dans chaque cercle oudemi cercle tout. autour fi? le long de tout le corps du Serpent, efl toujours êgal entre eux; d'ou il senfuit, que les plus gros endroits du corps font recouverts en IÜ.3 for.  C Q se"* © } gen, dat de dMe plaatfen van het lichaam door de grootfle, en de dunde met de kleynfle Schubben befchalied zyn, en dezervoegen evenredig met het lichaam af en aannemen. Ieder dezer Schubbenkringen is juifl geplaatd, boven de tusfchenwytens die de Wervelbeenderen van een fcheyden, en overzulks dienen ze ook als zo veele zamengevoegde berderen, die de zwakfle deelen van het lichaam beveiligen. De Schubben van den Adder zyn grover en dikker, en van gedaante meer langwerpig dan die van den Ringflang, welke meer na het vierkante overhellen. Alleenlyk zy n de Sluitfchubben, waar door forme de cette de maille par les plus grandes ècailles, fi? ks endroits ks plus mincespar ks ècailles les plus petites, qui par consequent augmentent ou diminuent en grandeur d proportion de celle du corps même. Cbacun de ces cercles écailleux fe trouve placé jufiement au desfus des intervalles qui feparent ks vertebres, fi? fervent par conféquent eomme autant des ais joints enfemble, pour garantir les parlies du corps les plus foibles. Les ècailles de la Vipere font plus groffes fi? plus èpaiffes fi? de figure plus oblongue que celles de la Couleuvre d collier, qui approchent davantage de la figure quar* rie. II tty a que ks ècailles de rem-  C © 2 0-3 © ) door de hoeken worden aangevult, die ieder der Buikfchilden ter wederzyden openlaat, meer hartvormiger en groter dan de overigen , doch allen verfchillenze van die der Hazelwormen. De opmerking van Cicero , (2) dat de Dieren niets noodzaaklyks ontbreken, noch in of uitwendige overtolligheden dragen, is.even zo gegrond als de verwondering, die Galenus (3) alle ogenblikken doet blyken, over de volmaaktheden, die zyn nafporende geeft in allen opzichten in de Schepzelen ontdekt; en Derham, handelende (2) Nat. Deor. Lib. II, cap. 37. (3) De Ufu partium. | rempliflage, qui ferment les angles, lesquelles chacune des ècailles ventrales laijfe ouverts de claque coté, quifoient plus rejfcmhlantes d un coeur £p plus grandes que les autres, tandis qu'elles different toutes des ècailles d'Orvets. La remarque de Ciceron, (2) qu'il ne manque rien de nécejjaire aux Animaux, £? quils n'ont rien de fuperjlu foit au dehors foit interieurement, n'efl pas moins fondée que Vètonnement, que Galieï* Cs) fait paroitre d chaque moment, au fujet des perfect ion s que fonejprit fcrutateur decouvre. en tout ce qui concerne les crêatures; 6P Derham O) Nat. Deor. Lib. Ii, Cap 37. (2) De Ufu partium.  C © 264 © ) ïende over de verfchillende bekleedzelen der Dieren, (4) drukt zich met de overtuiging van een Chriflen Wysgeer dezervoegen uit, dat deze allen overeenkomftig de omftandigheden,waarinde onderfcheydene Dieren zich bevinden, op de allervolmaaktfte wyze gefchikt zyn. De wyze Werkmeefter der Natuur heeft by de fchepping deiSlangen geen ander doel gehad, dan om een kruipend Dier voorttebrengen, en het is volftrekt onmogelyk, dat de Slangen, zonder teffens derzelver 't zamenftel te veranderen, en dus een ander Dier (4) Godgeleerd. Natuurlr. IV. B. XII. HoofdiT. ham, lors qu'il park des different têgumens ou enveloppes des Animaux (4) s'exprime en PhilofopheChretien convaincu, dijant, que tous ces têgumens font arrangês de la manier e la plus parfaite, etf égard aux circonjlances 011 les differens Animaux Je trouvent placés. Le Sage Auteur de la Nature tfa eu d'autre hut en cr'èant ks Serpens, que de produire un replik ; ê? il efl abjolument imposfibk que les Serpens, d moins de changer en même temps leur flructure fi? d'en faire ainfl d'autres Animaux, puiflent faire aucun ujage (4) Godgeleerd, Natuurk. IV. B. XII., Hoofdft.  C © 255 © ) £>ier te doen worden, eenig gebruik van voeten, vleugels of vinnen, zouden kunnen maken; ja het behoord tot het geluk en het wezen en overzulks tot de volmaaktheid der Slangen, dat zy deze werktuigen müTen; terwyl dit gemis of fchynbare onvolkomenheid, het onbepaalde Godsvermogen aan het redenmachtig Schepzel op de overtuigende wyze betoogd. (5) Het zyn dierhalven onbedachtzame ondeiitellingen of en- (5) Ik heb reeds aangetekend dat de Slangen zeer gezwind zyn, maar byzonder is zulks de Anguis niger. Zie hier over Catesey Nat, Hifl:. of Carol. vol. tl. png. 4S. en Kalms Reyzen, 2 deel, bladz. 30. ufage de pieds, cfailes ou de nageoires; &Pejfence, le bonheur &> par confequent la perfe&ion des Serpens exigent même, quilsfoient privés de ces injlrumens, Sautant que cette privation ou imperfe&ion apparente demontre, de la manier e la plus convaincante, d la Créature raifonnable la putsfance fans bornes de PEtre fupréme. (5). Ce font par confequent des fuppofitions inconfidere'es ou bien de fimples chimères, (5) J'ai dejd remarqué que les Serpens font tres agiles, mais ceci a lieu fürtöut chez le Anguis niger. Voyez ei ce fujet Catesby Hiftoire Naturelle de la Caroline, vol. II. pag. 48. & ks Voyages de Kalm, partie 2. page ^0. LI  C © 26-6* © ) enkele dromeryen, dat deze Dieren voor derzelver vervloeking bewerktuigde voeten (6) of vleugels zouden gehad hebben; en overzulks behoord het gemis van deze leden ook als geen ftraf aangemerkt te wrorden. De overdrachtige fpreekwyze, waar mede de vloekftraf, dat "ze „ op haar buik kruipen en ftof eten „ zouden," (7) overeenkomftig het gebruik der Oofterlingen uitgedrukt wordt, kan, na vergelyking met (6) De Talmudiften tekenen aan, dat de Engelen de voeten der Slangen, wanneer dit Dier veroordeeld was om te kruipen, afhiewen. Zie Polos over Je- remia Hoofdft. 46, vf. 22. (?) Het isopmerklyk dat Jesaias (cap. 65 res, que de dire que ces Animaux avant leur maledicfion aient et* des pieds, (6) ou des ailes; il ne faut donc pas conjtderer la privation de ces membres eomme une punition. La fagon de parler allègorique, qui exprime conformement d Vufage des Orientaux la malediclion des Serpens, fcavoir " qifils marche„ roient fur leur ventre & mange„ roient la pouffiere," (7) ne fau- roit, (6) Les Thalmudifles remarquent, que les Anges ont coupé les pieds des Serpens, lorsque eet Animal fut condamné a ramper. Voyez Polus fur le chap, 45, vf. 22. des revelations de Jeremie. (7) II eft nmarquable qu'EsAïz (cbap.  C 0 26/ © ) met overeenftemmende fpreekwyzen in de gewyde Schriften voorko- men- 65 vf. 25.) alle twyfeling, rakende hec ftof eten der Slangen, wegruimt. De Profeet zich bezig houdende, om aan Gods volk de vreden te verkondigen, cn de belofte van zegeningen bekend te miken, voorfpeld gebeurteniiTcn, die men voor onwaarfchynlyk keurde, en verkieft, om zich diensaangaande nadrukiyk te verklaren, den aart van wilde en fchadelyke Dieren, anderfints den fchrikvan 't Menfchdom, als gelenigt voor te ftel. len; de Wolf en het Lam zouden te zamen wcyden, de Leeuwen zouden als Runderen ftroo eten, en ftof zou de Jpyze der Slangen zyn. Ik laat de verklaring der geeftelykc geheimen den Godgeleerden over; het is zeker dat de letterlyke zin onbetwiftbaar onderfteld,dat ftof roit,fi on la compare aux termes concordans qu'on rencontre dans lesLi- vres (cbap. 65 vf. 25.) léve tout doute relativement a ce que la poujjïere feroit la nourritme des Serpens. Le Prophéte, occupé & annoncer au Peuple de Dieu la paix, Q» lui faire connoitre les benedictions promifes, prédit des événemens qu'on ne croit pas vraifemblables, pour s'exprimer fur ce fujet avec énergie, il fe plait A depeindre le caraclére £ Animaux fauvages £? dangereux, qui font ordinair ement la terreur des Hommes, eomme s'ils étoient apprivoifês; le Loup 6? VAgneau (voi* ld fes propres termes') paitront enfemble , le Lion mavgera du fourage eomme le Boeuf, £f la poufftere fera la nourriture du Serpent. Je laiffe aux Tbéologiens l'expli. cation du fens myflique £? fpirituel; il efl certain cependant, que le fens litteralfuppofe in. LI 2  C .© 268 © > mende, geen ander gezond denkbeeld uitleveren, dan het geen gevormd word van een ftaat van vernedering, die of fchandelyk of fmertelyk is. Het was voor het eerfte paar Menfchen niet fchandelyk voor de fchennis van het proevgebod, geheel naakt te gaan, noch voor de Slang, aleer zy Eva verleid hadden, over het nog niet vervloekte aardryk te kruipen. De kundigfte myner Lezeren zullen zich mogelyk erinneren, hoe Petrus Bellonius gebalzemde Slangen met vleugels en poten, zegt gezien te hebben; welk ftof de eygenaartige fpyze der Slangen jjiet is. vres Sacrês, ne fauroit fournir raifonnablement aucune autre idéé, que celle qu'on feformeroit d'un et at d'humiliation honteufe ou douloureufe. 11 rietoit pas honteux pour les deux premières Créatures humaines, avant qu'elles eujfent violé le cow mandement d'épreuve, d'aller entierement d nud; ni pour le Serpent, avant qu'il eut fédult Eve, de ramper fur la ter re laquelle n etoit pas encore tnaudite. Les plus inflruits 3!entre mes Lecleurs fe rappeller ont peut être, que Petrus Bellonius rapporte d'avoir vu des Serpens embaumés qui avoient des ailes & des pattes; que inconteftdblement. que la poujjiere n'ejl pas l'aliment caraclerijlique des Serpens.  C © 269 © ) welk Dierzoort uit Arabien in Egipten zoude vliegen; of hoe Plinius, JElianus en Solinus getuigen, dat zulke Slangen het ongedierte, 't geen, na de overvloeying van den Nyl, uit den modder hervoortkwam, kwamen opeten. Dat ook Americus Vespücius verhaald, dat er sevleugelde Slangen in America gevonden worden; en om geene getuigeniiTen van dien aart meer te noemen, dat de overblyvzelen en gedenkftukken der oudheid geene afbeeldzels van gevleugelde Slangen ontbraken. Dan de zulken gelieven zich daarentegen insgelyks te herinneren, hoe vaak de konit de Natuur misvormt; en hoe kragteloos het be- que cette efpéce d1 Animaux volt dArabie en Egypte; fi? que Pline, Elien fi? Solin affurent, que ces Serpens la venoient manger la vermine produite du limon que le débordement du NU laifje apres foi. Qu* Americ Vespuce rapporte auffi, qu'on trouve des Serpens ailés en A* merique; fi? pour ne pas faire mention d'aucun autre temoigna» ge de ce genre, que parmi ce qui nous refle de monumens anti* ques on voit des figures de Serpens ailés. Mais" les mêmes perfonnes vou* dront bien aujfi fe. rappeller k Vencontre, que, Part defigure fouvent la Nature, fi? que h preiu LI 3 ve.  bewys is, om het beftaan van Slangen , die vleugels en voeten hebben, buiten tegenfpraak te ftellen, het geen genomen word uit de vergelyking van lichamen, die al voor veele eeuwen door het Bygeloov gebalzemd, en dierhalven zeer ingekrompen en verdroogd, of milTchicn zeer 'tzamengedrukt, ui tgerekt,of door vreemde by voegzelen onkenbaar gemaakt zyn. Althans dit bewys is van weinig meer waardy, als de onbedachtzame üelling, dat bewerktuigde en levendige Dieren uit de verrotting kunnen voortkomen. Dan waarom behelpt men zich met deze faalbare bewyzen? Laten de voorftanders dier gevoelens het gewei! aanwyzen, waar thans diege- vleu- ve pour demontrer inconteflablc ment Texiflence de Serpens ayans des ailes fi? des pieds, tirée de la comparaifon de corps embau» mês par des motifs fuperjlitieux deja depuis plufieurs flecles, fi? qui par confequent fe trouvent tres retirés fi? défechés ou peutêtre tres comprimés, étendus ou rendus méconnoifables par ce qu'on y a ajouté d'étrange, que cette preuve disje efl tres foible; du» moins elle ne prouve guere plus que Thypothefe inconfiderée felon laquelle la putrefaclion produiroit des êtres organifés fi? vivans. Mais d'oii vient que fon fe contente de pareilles preuves èquivoques ? Otie les defenfeurs de ces opinions indiquent le pays oh ces Serpens ailés  C © 271 0 ) vleugelde en bevoete Slangen zich .ophouden, of een enkelde van deze vliegende Schepzelen te berde brengen. Anderen zullen met my meermalen hebben opgemerkt, hoe de Ontdekkers van te voren onbekende landen, door het wonderbare vooringenomen, vaak heuvels voor bergen, en Dwergen voor Reufen aanzien; het vreemde vèrbyftert hen, en de vrees kan de voorwerpen wonderlyk veranderen en uitermaaten vergrooten; ook pleeg de lichtgelovigheid, die fomwylen door bedrog vervangen word, veeltyds de hoofdrol op het toneel der Natuurgefchichten te fpelen. Ik heb in deze Verhandelingen be- reyds ailés ê? qui ont des pieds hobu tent prefentement, ou bien quils nous faffent voir une feule do ces Crèatures volantes. Sur ement que autres auront aujji bien que moi obfervéplufieurs fois, que ceux qui ont fait la découverte de pays inconnus jusqu'alors, preoccupés par le merveilleux,prennent fouvent des collines pour des montagnes & desNains pour des Géans; ils font éblouis par ce qiPils voyent d'ét1 range, Sla peur peut changer prodigieufement & augmenter confiderablement les objets; fif Pon voit que la credulité,remplacée queU pefois paria tromperie, joue fouvent le premier role au theatre de l'Bifloire de la Nature, fai deja fait  C © 272 © } reyds opgemerkt, (8J) hoe men ter goeder trouw geloovd, dat in deze Landfchap kroondragende Slangen gevonden worden; elders verbeeld men zich twee- en meerhoofdige Slangen gezien te hebben ; (9) en waarlyk eene meer dan gemeene fterkte van geeft fchynd er nodig, om de eenvoudige waarheid over herzenlchimmen en ontrouw te doen zegepralen; immers (8) Bladz. 37. (9) Ingeval het waarachtig is, dat de Slangent zo als Abustoteles & Plinics getuigen , zich by de koppeling zodanig door een vlechten dat het maar een Dier,'tgeen twee hoofden heeft, fchynt te zyn; kan dit lichtelyk tot het denkbeeld van tweehoofdige Slangen aanleiding gegeven hebben. fait obferver dans ces Mémoires, £8) qu'on croit de bonne foi que dans ce Pays on trouve des Serpens couronnés; ailleurs on s'hnagi» ne avoir vu des Serpens d deux ou plufieurs ütes\ (9) £? Ton paroit avoir réellement befoin d'une force d'esprit pour faire trfc ompher la fimple verité, de chimères fi? de la mauvaife foi; car que de monftres, qui n'ont ja» (8) Pag. 37. (9) En cas qu'il foit veritable que les Serpens, eomme l'affurent Aristoie 6f Pline , s'entrelacent tellement pendant Vaccouplement, quHls paroiffent être un feul Animal cl deux xêtes, ceci peut aifeinent avoir donné lieu a l'idée de Serpens d deux têtes.  C © 273 © ) mers welke wanfchepzelg, die nooit eenig beftaan hebben gehad dan alleen inlïoute of vreesachtige verbeeldingen van weeldrige of kruipende vernuften; zyn er niet al, ja zelfs door beroemde mannen, ik meen Aristoteles, Aelianus, Plinius, en later door Aldrovandus,Gesnerus,Johnston, Valentinus en anderen, befchreven ? Dan het al te grote vertrouwen, op het verhaal van beruchte fchryvers, heeft meermalen doen dolen. Een Natuurbefchouwer, die zelfs nafpeurt en denkt, word door vrees nog bygeloof, de bronnen der dwaling , bedwelmd of door overyling verraft. Hy onderzoekt en ontdekt. Ik heb reeds opgemerkt, dat \ lang- j jamais existês qiïüniquement dans Vimagination har die ou timide Gesprits temeraires ou rampans, ne trouve fon pas decrits mêmo par des hommes celêbres, tels qif Aristote, Elien, Pli ne , fi? plus recemment par Aldrovanoe,Gesner,Johnston, Valentin fi? d'autres? La trop grande confiance,qu"ona eueau redt d'auteurs fameux, afouvent indult en erreur. Un Naturaliste, qui fait des recherches fi? penfe de par lui même, rieflpoint ofusqué par la crainte ou par la fuperflition, fources de l'erreur, ni furpris par la precipitatioiu C'efl U recherchant quil fait des découvertes. Tui deja remarqué, que lafiguMm re  C © 274 © 5 ïang, dun, rolrond, en van vleugels poten en vinnen ontbloot, het eigenaartig uitwendig gelaat van alle Slangsoorten zy: echter onderfcheiden zy zich door de een of andere byzonderheid; eenigen hebben platter, anderen ronder koppen: de Staart is by de eene zeer ftomp, by de anderen min of meer elsvormiger uitlopende: fommigen zyn rondom met gefchaliede fchubben bezet, anderen hebben heele of ten deele halve fchilden langs den buik; en noch anderen, ©ntbreeken deze allen: eenigen hebben flagtanden en zyn gevaarlyk, wegens derzelver vergivt; anderen ontbreekt deze werktuigen, en zyn zonder venyn: fommigen baren levendige jongen} anderen leg- re caraêteriflique exterieure de toutes les especes de Serpens, confifle en ceci, qu'ils foient longs, effilèscylindriques, fans ailes, ni pattes, ni nageoire ?; ils different cependant entr 'euxpar de certainesparticularités; les uns ont des têtes plattes-, les autres en ont de plus arrondies t chez les uns la queue efl tres obtufe;, & fe ter mine chez les autres plus ou moins en forme d'aleine: il y en a qui font entierement couverts d''ecailles eomme d'une cotte de maille, d'autres ont des ecailles entieres, ou en partie des demies ecailles, te long du ventre; & il y en a d'autres, qui rien ontpoint du tout: les uns ont des dêfencesy&fontdangereux par leur venin; ces inflru» mens manquent d d'autres qui ■ ne  c © 275 ©) leggen eyeren: en aanbelangende de kleuren, tekening, dikteen lang. te, verfchillenze niet alleen met betrekking tot de onderfcheide foorten , maar ook opzigtelyk haar foortgelyken (10). Wie twyffeld een ogenblik, of de onafgebroken zamenhang en onderlinge betrekking van de gefchapene wezens, vordert deze verfcheidenheden ? wel- (10) Sommigen houden de Wyfjesflang grooter dan het Mannetje; deze bj'zonderheid heeft by eenige Dieren, en by anderen ook het tegengeftelde plaats; ookzyn'er, waaromtrent de Na. tuur niet gelykvormig werkt: opzichteJy.k de Slangen is het moeilyk te bepalen, wanneer ze volwaflen zyn. ne font nullement vénimeux: ily en a de vivipares, fi? d'autres qui font ovipares: 6? pour ce qui re garde la couleur, le deffein, la grojfeur Sla longueur , ils ne different pas feulement eu egard aux differentes espéces, maisaujft entf eux mêmes(10). Qui doute un moment que ïenchainement continu £? la relation I mutuelle des êtres creés, n'exige ces va- (10) II y en a qui croient, que les Serpens femelles font plus grands que les mdles: cettt fngularitéalieu chez de certains animaux, ts tout le contraire arrivé chez d'autres. II s'en trouve aufft, chez qui la nature n'opere pas toujours d'une fagon uniforme', relativement aux Serpens on a de lapeine d decider la queflion, lorsqu'ils ontpris unefois leur plus grand accroiffement. Mm z  welken voor zo verre die wezentlyk zyn , altoos evenwydig van malkander gefcheiden blyven vermits nooit de eene foort zich met de andere vermengd (11). Geen Adder liefkooft de Ringflang, nog de Ringflang flreeld den Hazelworm. Kom Godverzakers, beflifl; hier, of deze duurzame en onveranderlyke neiging , een gevallige uitkomft van het blinde noodlot zy? Of is het de Goddelyke heerfchap- py (11) Men kan niet ontkennen dat wel eens fommige onderfcheide Dieren zich onderling vermengd en voortgetedd hebben : dan over het algemeen zyn deze gebeurteniffen zeldzaam; en het js opmerklyk dat de vermengde teeld altoos onvruchtbaar word bevonden. variétés? variétés qui autant qu'elles font ejfentielles, restent toujours a egale distance l"une de Vautre, vu quune espece ne fe joint jamais avec une autre (u). yamais la Vipère ne recherche la Couleuvre d collier, ni celle ci POrvet. Venez Athèes, £? décidez ici, Ji ce penchant durahle ê? invariahle efl V e ff et fort uit d'une aveugle fatalité? Ou efl ce la toute-puiffance Divine, la Providence toujours ac- tive (11) On nefauroit nier qu'il ne foit arrivé quelque fois que des animaux de differente espéce ne fe foient joints enfemble par la copulation, 6? n'aient engendré: mais ces événemens font generalement asfez rares; il ejl remarquable, que le produit de ce j melange demeure d jamais fier ile.  C © 277 © ; py, de altoos werkzame Voorzienigheid , die in dezen de taftbaarfte blyken harer zorgen doet gewaar worden ? geene redeneringen doch gelden tegens het geenwy voelen. Dan ongeacht deze verfcheydenheden, zyn er waarfchynlyk minder foorten van Slangen , als men pleeg optetellen. Shaw (12) houd zich verzekert, dat het noorderdeel van Africa niet meer dan vyf of zes onderfcheide foorten uitlevert, niet tegenftaande de menigten die by Lucanus en Nicander befchreven worden. De wyd gefpleten bek fchynd met de overige uitwendige gedaante (12) Keyzen 1 Deel Bladz* 270. tive, qui manifefle en ceci les marqués les plus évident es de fesfoins? jamais raifonnement ne prévandra contre une fenfation. Mais bormis ces variétés, on trouvera vraifemblablement moins de differentes* especes de Serpens qu'on en compte ordinaire* ment. Shaw (12) croit pour certain, que le Nord de VAfrique n'en fournit pas plus que cinq a jix especes differentes, nonobflant le grand nombre qu'on en trouve decrit chez Lucain fi? Nican- dre. La gueule béante fi?" tres fendue ne paroit pas trap proportionnée au refle (13) Voyages Part 1 Pag. 27a, Mm 3  cm ©x te , en byzonder met de dunte van het flangenlyf, geen zeer juifte evenredigheid te hebben; evenswel word zulk een wyde bek allernoodzakelykft vereifcht voor een dier, 't geen vaak veel dikker dieren, dan het zelfs is", moet grypen en doorzwelgen; de bekken der dieren zyn even als hunne magen , altoos gefehikt naar het hoofdvoedzel het geen zy gebruiken. Alle roofdieren hebben wyde bekken, en deze vind men zo wel onder de kruipende, als onder die, welke poten, vleugels of vinnen hebben; de Slang is 'er een voorbeeld van. Ter wederzyden in de liphoeken van dezen bek bevind zich een viies, 't geen door de opfperring der refle de la conformation exterieure, & fur tout au corps déHé du ferpent: il efl cependant tres nécejjaire pour un animal, qui en doit fouvent prendre £? avaler d''autres beaucoup plus gros qu'il n'efl lui même, d'avoir un bec fi large. Les gueules des Animaux font tout eomme leurs eflomacs toujours proportionnées d Valiment principal dont ils fe nourriffent. Tous les animaux de proye ont le bec large, 6? on les rencontre auJfl bien parmi les rept Hes que] parmi ceux qui ont des pattes, des ailes ou des nageoires; le Serpent en efl un exemple. Achaque cotêde ce bec, aux commiffures des levres, fe trouve une membrane, laquelle efl tendue en tri-  C © 279 © > der kaken in de gedaante van een driehoek word uitgefpannen; door deze bewerktuiging word de bek, hoe verre ook de boven en onderkaken zich van malkander verwyderen, echter ter wederzyden tot onder de ogen bekleed; waar door het aas eerder binnen de wanden van zyn levendig graf befloten word ; en miffchien helpen ook deze vliezen , om de ontwrichting der kaken te beletten. De lipzomen zyn dik, en met harde fchubben bedekt, 't geen de kragt van den bek vermeerdert. Dat dieren die geluit geven, ook geen gehoor ontbreekt , dunkt my geen twyfFeling toe te laten: immers zy drukken doch niet alleen door dat geluit triangle par Vécartement des machoires; moyennant ce mechanisme, quelque grand que foit récartement des machoires fuperieures fi? inferieures Vune de Vautre, le hec fe trouve tapiffè de chaque coté Jms* qiïau defbus des yeux; ce qui fait que ce fépulcre vivant faifit £ autant plutot fa proye ; peut-être aujji que ces memhranes empéchent la luxation des machoires^ Les hords des levres font gros fi? couverts d'ecailles dures, ce qui augmente la force du hec. On ne fauroit douter, que les animaux quife font entendre par leur cri, ne foient auffi doués de lafaculté d'ouir: car par ce fon ils nexpriment pas feulement leur douleur,. leur  C © 230 © ) geluit (13) derzelver ünert, vreug. de, vrees en begeertens uit; dan het is ook de toereikende taal, welke door hare foortverwanten verftaan word(14); enditlaatfte kan zonder het bezit van het eerftegeen plaats hebben. Het is echter onnodig , om met betrekkinge tot myne onderwerpen , van dit bewys gebruik te maken; men heeft het gehoortuig der Slangen ontdekt, afgebeeld en bcfchreven. Os) (13) lk ontken geenzins dat ook de gebaartens dikwils medewerken om zich klaarder uittedrukken. {14) Een veeltal voorbeelden ftrekken tot bewys van deze waarheidj herinneren wy ons maar 't geen by onze huisdieren, ikmeen Katten , Honden, Hoenders, Eenden, Ganzen, enz. omgaat. leur joie, leur crainte £? leurs de. firs 03)> mais e'efl auffi le langage le plus convenable pour fe faire entendrepar leurs femblaUes C*4); & ceci ne fauroit avoir lieu d moins qulls ne pojfedent la facultê d'ouir. Cette preuve efl cependant en quelque fagon fuperflue, relativement a mon fujet, vu quon a decouvert , dëpeint fi? decrit Vorgane de, Vouie dans les Serpens. 05) Cr3) Je ne nie pas que les geftes ne conïribuent Jouvent beaucoup d rendre l'exprejjlon plus dijlinCte. (14) Nombre d'exemples prouvent cette verité; nous n'avons qu'a nous rappeller ce quifepajfe parmis nos animaux domeftiques , je pariede nos Cbats, nos Cbiens, nos Pou> les, Canards, Oyes $c.  C © -»8i © ) (15)- Maar men neemt een aaninerklyk verfchil, zo omtrent de uiterlyke als inwendige gelteltenis der Oren waar. De Slangen hebben met de Vogelen en Viflchen gemeen, dat het oor uiterlyk onzichtbaar is. Zelfs na aflichting der fchubben en van de huid, ligt het gehoortuig onder fpieren en vet verborgen. Het geluid word vermoedelyk door andere wegen geleid. De Neusgaten, die zeer wyd zyn, doen by de Slangen even zo weinig dienft als derzelver Bek, om de lucht naar de long door te laten; dan (15) Memoir. de Mathem. & Phyfiq. Tom. 2. (15)- Mais on remarque une dije» rence confideraUe, tant dans la con* formation exterieure des Oreilies, que dans Tinterieure. Les Serpens ont ce» ei de commun avec les Oifeaux &L s Poiffbns, quaudehors on napper ooit point leurs Oreilles. Même apres avoir enlevé les ècailles fi? la peau, Vorgane de V Ouie fe trouve cachéfous des muscles & de la graiffe. Ce font préfumtif d?autres canaux qui font les conduits du fon. Les Narines, qui font tres amples, fervent chez les Serpens au peu que leur Bec au paffage de Pair vers' les poumons; mais font vraifemblable- ment (ij) Memoires de Matbemat ique £f di Pbyfique Tom. 2. Na  c m 28 dan daar tegen verftrekkenze waarfchynlyk totbuizen, omhetgeluid naar de gehoordelen te leyden: het is echter deSlang alleen niet, by welke men deze byzonderheid aantreft ; de Hagedisfen, eenige Schildpadden en andere dieren, horen op dezelfde wyze. De Natuur gebruikt meermalen dezelfde zoort van werktuigen, om geheel andere eyndens te bereyken ; mogelyk zullen er ook Dieren zyn, wier Oren de reukzenuwen bevatten. Dat een Adder voor bezweringen de Oren zoude floppen, is ontwyffelbaar niet eygentlyk optevatten; zy zyn er niet vatbaar voor: waarfchynlyk moet men in deheerfchende begrippen de reden dezer ment contraire Toffice de canaux, pour conduire lefon versies organes de ïouie: een"efl cependant pas fimplement chez les Serpens, oU l"on rencontre cetteparticularité ; les Lezards, de certaines Tortues & quelques autres animaux, ent endent par le même moyen. Souvent la Nature fe fert Sin» Jlrumens de la même espêce, pour ohtenir des effets tout . differens; peutêtre qu'il y aura aujji des A» nimaux, dont les Oreilles contiennent les nerfs olfaclifs. II ne faut pas fans doute pren» dre d la lettre, que la Vipere fe louche les oreilles crainto d'enten» dre les enchantemens ; elle n en efl pas fufceptihle: ilfaudra vrai» femhlablement chercher la caufe de eet  (© 283 ©) zer onderflelling zoeken. Intusfchen leerd de ondervinding, dat de • zeDierenhet eene geluid meer dan het andere fchuwen: zo is by voorbeeld , het gefchreeuw van een Faauw voor haar gehoor onverdraaglyk; enhetis daarom, dat men in den omtrek dierplaatzen, alwaar men deze fchitterende vogels aantreft, geeneAdders of Slangen vind. Vermits nu de zogenoemde Bezweerders of Tovenaars zich of van kunftgrepen of van natuurlyke uitwerkzelen (i 6) hebben weten cette fuppofition, dans les opinions dominantes. Vexperience nous ap* pr-end cependant, que ces Animaux ont bien plus d'averfion pour un [on que pour un autre; le cri du Paon par exemple, efl infupportable d leur oreille ; £? c'efl a caufe de cela, qu'aux environs des endroits, ou Ton trouve ces fuperbes oifeaux, on ne rencontre ni Viperes ni Serpens. Et eomme les foidijant Enchanteurs ou Sorciers, ont êté capables d'employer des tours d'adreffe ou bien des effets naturels (i 6} pour effec* (16) Onze afgericbtfteGochelaars weten zich noch behendig van beiden, zelf? dikwils tot verbazing van de fne digüe hunner aanfehouwers, te bedienen. (16) Nos joueurs de gobtlets les plus adroits favent bien encore employer l'un £f Vautre moyen, au point de remplir d'êtonnement les fpeStateurs les plus fubtils.. Nn a  C © 284 © ) en te bedienen om hunne gewaande wonderen uittevoeren, kan het ook mogelyk zyn, dat zulk een Menfch, den afkeer van zekere tonen by den Adder waargenomen, en dezelve nagebootst hebbe, en dat dit dier daar door verfchrikt, en geene wegen ter vlucht open ziende , zyne neusgaten tegen of in den grond gedrukt of onder zyn Lichaam , zodanig verborgen hebbe, dat deze buizen geweigert hebben, eenig geluid, 't zy geheel of gedeeltelyk, doortelaten; en op deze wyze kunnen de Adders als de Oren geflopt hebbende worden aangemerkt ; en de onderflelling, (17) dat de Adder zyne Oren Hopt voor de (17) Pfalm LVIIl, vers j en 6. efecJuer leurs prodiges Juppofés, il efl tres pojflble qu'un de ces gens la, ayantobfervé quels tons la Vipere a le plus en horreur, les aye imité, fi? que eet animal en êtant effrayé, fi? n''appercevant aucune iflue pour f'échapper, aye enfoncè fes Narines en terre ou fous terre, ou les aye cachêfousfon corps; defacon, que cescanaux ne laiffaflentpaffer entierement ou en partie, aucun fon quelconque; & en cela on peut conflderer les Viperes eomme s êtant bouché les oreilles; fi? la fuppofition, eomme quoi la Vipere fe bouche ksoreilles d la voix de VEnchanteur, (1 7) tout eomme les mechans ont en averfion les remontrances, fi? fem- (17) Pfeaums ;d. Fs. j 6f ö.  c m 285 © 3 de ftemrae der bezweerders, even als de Godlozen zich afkerig tonen voor vermaningen, en hunne Oren fchynen geflopt te hebben voor de flem der Wet, is dan in de letter waarachtig; en de vergelyking tuffchen het een en ander zeer juift. Word nu dikwils de hoofdwerkzaamheid der ziel uit de ogen gelezen , dan fchynd my het doordringende Slangen- oog eene meer dan gemene waakzaamheid en oplettenheid uittedrukken. Zoude dit Diermiffchien ook om deze reden, voorzichtig enlifliggenoemd zyn? Dan of de Slangen, even als men van meerandere dieren verzekert, des nachts en in het duiflere kunnen zien, om te gemakkelyker leven- fembknt fêtre louché les oreil» les, crainte d'entendre les parate s de la Loi, efl veritahle d la lettre; fi? la comparaifon entre Vun fi? Vautre fe trouve être tres jufle. Si dom la principale aSlion de Vame fe manifeste dans les yeux, il me femhle que Voeil percant du Serpent exprlme une vigilance & une attention plus qu ordinaire. Ne feroit ce pas peut être a caufe de cela qu'on aurbit dit de eet Animal, qu'il efl prudent &rufé? II fera cependant Hen difficile et f avoir, fi les Serpens, eomme on Vaffure de plufieurs autres animaux, voyent la r.uit fi? d.uis Nn 3 Vol-  C © 285 © ) vendige Schepzelen , die aan dezelven tot voedzel kunnen dienen, teverraffen, zal moeyelykte ontdekken zyn. Intuffchen oefend dit oog een bewonderenswaardig vermogen over Vogels en andere Diertjes, welken onder deszeivs bereykkomen ; zy worden door hetzelve, even als door een blikzemftraal getroffen; zy fchynen onbeweeglyk te worden, en vergunnen de Slang genoegzamentyd, om zetegrypen en als een prooy te verfiinden. De Slangen langs den grond en dikwils door ftekelige plantgewasfen of in zandige plaatzen en holen kruipende, hadden tot beveiliging der ogen fluitleden nodig, om deze onwaardeerbare werktuigen van het Vobscuritè, afin de fiurprendre plus aifiement des créatures vivantes, qui peuvent leur fervir de nourriture. Maïs il efl fur, que eet oeil exerce un pouvoir étonnant fur des Oifeaux fi? d'autres petits Animaux, qui en app'rochent d une certaine difiance; ils en font atteints eomme Sun coup de foudre; ils femblent être devenus immobiles, fi? laiffent au Serpent ajfez de temps pour les faiftr fi? les dévorer eomme fa proye. Les Serpens rampans h terre fi? fouvent au travers de ronces fi? d'épines, ou dans des endroits fablonneux fi? dans des cavernes, ont befoin de paupieres afin de préferver leurs Teux, crainte que ces orga-  het gezicht, voor de fcherpe deelen der planten, vallende of Hui. vende zandkorrels en andere beledigende omftandigheden van dien aart, te ' beveiligen. De goede Voorzienigheid, die alles vooraf befchouwt, heeft ook in die opzicht voor deze dieren gezorgd. Dat de Tanden der Slangen naar binnen overgebogen zyn , is eene byzonderheid, waar door de talloze bewyzen voor eene nimmer feilende Macht kunnen vermeerderd worden: immers deze gedaante en plaatzing der Tanden laten hetingezogen wordende aas zonder eenige belemmering los,en beletten teffens deterugkruiping; en dit zoude niet kunnen gebeuren, ingeval dezelven in eene tegengeftelde houding of rechtftandig gekaft waren. De- organes precieux de la vue, nefus* [ent endommagés par les parties pi" quant es des plant es, par la chute des grams de fable , par la poujfiere, ou par Sautr.es pareilles chofes nuifihles. Lahonne Providence, qui prevoit tout, a même en ceci eu foin de ces animaux. La courhure en dedans des Dents des Viperes efl une particularité, qui ajoute encore aux preuves in* nomhraUes en faveur d'une Puijfance hfaillihle: car cette figure £? eet* te fituation laiffent échapper fans le moindre empe'chement la proye faifie, & ïempèchent en même temps de retrograder; ceci ne fauroit avoir Urn fi elles êtoient encbaffées dans une direclion contraire, ou bien perpendiculaire. Ces  C © 288 © } Deze Tanden hebben met die der Viflchen gemeen, dat ze geengefchiktheid hebben om de fpyze te vermalen;zy dienen in dit opzicht alleen maar als haken. Ingeval men nu wil, dat het eigenaartig en onderfcheidend kenmerk der Tanden, het vermalend vermogen der fpyze zy, laten wy dan deze werktuigen de naam van kaakhaken geven. Intuffchen kunnen ze met deze kaakhaken gevoelig byten, en de Schepper der Natuur heeft deze werktuigen voor myne onderwerpen ook als wapenen verordend , voor welken veele anderzins machtiger dieren fchrikken. Andere levendige fchepzelen hebben andere middelen, om zich tegen vyandelyke aanvallen te verde¬ ed Dents ont ceci ie commiin avec celles des Póiflbns, quelles ne font pas dispofées pour moudre les alimens; elles fervent a eet égard fimplement en guife de crochets. Or fi Pon pretend que le caraclére propre & diflinclif des dents confiste dans la faculté de moudre les alimens , nous donnerons d ces inflrumens le nom de crochets maxillaires. En attendant ils peuvent mor dre au vif avec ces crochets maxillaires : & V Auteur de la Nature a donnè aux Animaux dont je f ais ici la defcription, ces inflrumens pour leur fervir de defences propres a effrayer $ autres Anu maux, qui au refle leur font tres fuperieurs en force. D'autres crêatures vivantes pojfédent d? autres moyens  dedigen of die te ontvluchten. Men weet dat de tanden van fommige dieren tot verfchillende werktuigen bearbeyd, of tot andere gebruiken voor den menfch dienflbaar gemaakt worden. Maar wie zal de flachtanden der Adders > deze gevaarlyke wapenen! naar de dood dezer dieren nog voor nuttig durven keuren ? Evenwel word enze door eenige Noord Americaanfche volkeren, by wien de nodige werktuigen van yzer ontbreken , gereynigt en tot Lancetten om adertelaten gebruikt.(i8) De gefplete flange tong fchynt wei- moyens pour fe defendre contre les attaques de leurs ennemis, ou pour leur echapper. Perfonne nUgmre qu'on travaille les dents de certains animaux, afin de pouvoir s' enfervir eomme d' inflrumens, ou bien que les hommes les approprient d diferens ufages. Mais qui oferoit apres la mort des Viperes confeiller encore d' employer leurs dents canines, ces def encesfi dangereufes ? De certaines nations cependant de VAmerique feptentrionale, qui font privées des inftrumens de fer les plus néeefaires, nettoyentces dents & s" en fervent en guife de lancettespourfaigner. (18) La langue fendue du ferpent ne paroit (18) Kalm reyzen. (18) Foyages de.Kalm, Oo  C © 290 © ) weynig tot de vorming van het geluit mede te werken; de fpraak dezer dieren gelykt meer naar een geblaas dan naar een ftem; men heeft het de naam van fyfelen gegeven. 09) Deze tong beftaat uit twee platachtige lichamen, die ieder ineen fpits. uitlopen; zy heeft het vermogen om zich een tamelyke lengte buitenden bek tekunnen uitrekken, en zich zeer gezwind gints en herwaarts te bewegen. Waarfchynlyk heeft deze beweging aanleyding gegeven tot de dwaling, (20) even als (19) Lucanus noemd die geluid Stridere. (20) Men oordeeld meer malen kwalyk om dat men de vergelyking kwalyk maakt, paroit pas contribuer beaucoup dlaformation du Jonkie langage de ces animaux rejfemble plus d un fouffle qiih une voix; ausfi Pat-on nommè fifflement. (19) Cette langue efl formée de deux corps applattis, qu; fe terminent chacun en une pointe; elle a la facultè de pouvoir s'êlancer afjez loin hors de la gueule ,&defe mouvoir avec beaucoup de rapiditè de coté fi? d''autre. VraifemMablement que ce mouvement aura donnè lieu au fentiment erronê, (20) fcavoir que ces ani- Lucain appelle ce Jon ftridere. (20) Onjuge Jouvent mald cauje qu on compare mal, £P Vonjorme des opinions er- ronées  als of deze dieren hunne tongen konden fcherpen, omdat men dezelve vergeleken heeft met de beweging die by het aanwetten en fcherpen van mesfen plaats heeft,in welke oeffening byzonder de oude dienaars van het i\ltaar,die dagelyks zo veele beesten ten offeraangebracht,opentlyk moefcen flachten, ontwyfel baaibuiten gewoon afgericht zullen zyn geweeft;en uithoofdederfchynba. re overeenkom ft, dicmcntusfcb.cn het een en ander opmerkte, zal de onderflclüng zyn geboren, dat de maakt, cn mm vormt den verkeerde denkbeelden, wanneer men de fom der vergelyking niet goed opteld of aftrekt; Wy dwalen vaak in deze twee enigde beginzelen der rekenkunde. ! animaux peuvent aiguifer leur langue, par ce quon Pa comparê au mouvement quon fait hrsqu&n paffe ou quon aiguife des Couteaux: les Miniflres de Pautel, qui étoient obligés de tuer tous ks jours aux yeux de tout le monde tant de bêtes quon venoit offrir en holocaufe, devoient être fans doute tres adroits d eet exercice; & la conformité apparente qu'on appercevoit entre l'un £? tam tre, aura fait naitre la fuppofition, que les Serpens s'aiguifoient par- ronêes lors qu'on n'additionne ou qu' on ne fouflrait pas bien la fomme de compa» raifon; nous errons frequemment dans ces deux principes de l'arithnetiqut. 00 2  c m w m) de Slangen ook door die beweging de tong fcherpen ( 21), ten eynde daar mede zekerder en dieper te kunnen kwetzen; want men geloof. (21) De Koninglyke en gewyde Dichter (a) maakt van dit volksbegrip een dichtkundig gebruik. Zophar heeft zichvermoedelyk infchikkelykheidshalven naar dit heerfchende denkbeeld gedragen, wanneer hy van de huichelaars zege, dat de tonge der Slange hen dooden zoude (b). Daartegen heeft de Spreukfchryver(c),dePrediker (d;,en Amos den Voorzegger (e) zich natuurkundiger uitgedrukt, wanneer zy dat geene waardoor de Slangen of Adders beledigen, geenzins pieken, nviar u.itdrukkelyk byten noemen. (a) Psalm 140 vs. 4. (b) Job Hoofdft. 20 vs. 16". (c) Hoofdft. 23 vs. 32. (d) Hoofdft. 5 o vs. 8 en 11. (e) Hoofdft. 9 vs. 3 pareillement la langue par le ma* yen de ce mouvement (2i~) , afinde pouvoir par fon moyen blejfer plus fur ement fi? plus profonde- ment; (21) Le Poëte royal facrê (a) employé ce prejugé vulgaire a un ufage poctique, Zophar s'eft conformé vraifemblablement par compldifancc d cette opinion regnar.te, lorsqu' il dit des bypocrites , que la langue du ferpent les tuera (b~). -dü contraire Vauteur du livre des Proverbes, (c) VEcclefiaste, (d) &f le Propbete Amos Ce) fe font exprimês plus pbyfiquement, lorsqu ils appellent l'attion, par laquelle les ferpens ou les viperes blejfent , millement piquer, mais exprejfement naordre. O) Pseaüme 140 vs. 4. (£>) Job Cb. 20 w. 16. (O Cb. 23 vs> 32- (<0 Cb. 10 vs. 8 67 11. (O Cb. 9 vs. 3  C © 293 © ) loofde dat de tong de wonden toebracht en het venyn mededeelde. Dan daar is er ook welken zich niet vergenoegen , om de Slang met de tong even als deByen met heür Angel te laten Heken; en noch anderen brengen tweehoofdige Slangen op het toneel (22), waar van men het eenenaar willekeur als de ftaart kan aanmerken, en beyde deze koppen zouden ook zulke tongen niet ontbreken. Dan kun- (22)Amphisbenaezyn geen Slangen die in der daad twee Koppen hebben, rmar men kan op eenige afïland, vermits de fchynbaregelykvormigheid van deze beyde uiterften, het eene van het andere lid niet gemakkelyk onderfcheiden. ment , car cn croyoit que la tan* gue faifoit la blejjure 6? commu* niquóit le venin. II y a en outre des perfonnes qui ne fe contentent pas de faire piquer le Serpent avec fa langue tout eomme les Abeilles avec leur aiguillon, mais qui pro duif ent encore Jur la fcene des Serpens d deuxtêtes (22), dont on efl mal' tre de conftderer Vune eomme la queue; fif felon eux ces deux tê~ tes auroient aujfl de pareilles lan-> gws. (22) Les Amphibenes ne font pas des Ser* pens qui ont effeftivement deux têtes, maisi quelque distance, vu la conformitê apparente de ces deux extremités, on ne fauroit facik. ment dütinguer l'un de ces membres ée Vautre. Oo 3  c © 294 m) kundige Natuuronderzoekers weten beter, en laten aanfpelendc vernuften het ydele vermaak over, om het onveranderlyk ontwerp der Schepping naar eygene zinnelykbeid uittebreiden; het luit hun Eiet , ingebeelde werelden te vormen. Het is niet onwaarfchynlyk of deze tong is-, even als die der Hagediffen » dienübaar om gekorvene diertjes te verfchalken en te vangen; immers men heeft meermalen Vliegen , Mieren en zoortgelyke Schepzelen in de magen der Slangen gevonden. De Natuur heeft een meer dan gemeene voorzorg gehad, om dit tedere lid voor alle kwetzing en verminking te beveiligen waar aan bet gues. Mais de fgavans Naturalistes font perfuades du contraire, ê? laijfent aux genies enjoués le vain plaifir d'étendre felon leur caprice le plan invariable de la crèation; il n aiment pas d produire des mondes imaginaires. Cette langue, tout eomme celle des lezards, fert vraifemblablement a at traper 6? a prendre des in fee» tes; car on a fouvent trouvé dans T estomac des ferpens, desmouches, des fourmis ê? a" autres creatures femhlables. La Nature a pris un foin plus qu'ordinaire a préferver ce membre dèlicat contre touteespece de bleffures fif d\%cidens , auxquelles il auroit  c m ®) het anderzins door deipartelingen der gevangene dieren, en derzelver geweldige pogingen tot ontkoming, veekyds zoude bloodgcfteld zyn gewceft. Zy heeft hetzelve door de luchtbuis of longpyp tusfchen beyde onderkaken gelegen, (23) bedekt. Deze buis is zamengcueid uit kraakbeenige ringen , welke door een vlies of huid overtrokken cn dezervocgen aan een gehegt zyn; en flrekt zich van het uiterfte eynde der onderlip tot aan de long, ter rechter zyde van het lichaam leggende, uit: en aldaar worden de gchcele ringen door halve ringen vervangen , welke laatfte ter linker zyde van de long aan I (23) Zie hier roor Bladz. 40. auróit êté fans cela tres fouvent ex» pofé par le fretillement des animaux qui fe trouvent pris & par les efforts violens qu' ils font pour s'échapper. Elle T a couverte par la trachée artere fituée entre les deux machoires inferieures (23). Ce canal efl compofê d'anneaux car- tilagineux cnveloppés ff une mem» «fe... brane ou d'une peau qui les joint enfemble, & qui s''étend de Pextremitè de la levre inferieure jusquau poumon, placé au cotê droit du corps; h eet endroit ld les demi-anneaux prennent la place des anneaux entiers; ceux la font attachés a gauche du poumon h fes menu hranes, tout eomme les anneaux entiers (23) Voyez ci desfus Page 40.  aan derzelver vliezen, even als de eerden , wederzyds aan de kaken in den bek zyn vaftgehecht; hier door word de opfchuiving naar binnen , en de toedrukking en verflikking voorgekomen, welke zo dikwils ten kofte van het leven der Slangen gebeuren zouden, als een gevangen dier het keelgat en flokdarm, zo als dikwils gefchied, niet alleen vulde, maar zodanig verbazende deedt zwellen (24), dat lichtelyk een minder weerliandbiedende longpyp zoude kunnen worden toegedrukt en geen ademhaling gedogen, welke nu altoos on- (24) Zie dusdanig een uitgerekte keel en flokdarm afgebeeld by Seba Th:f. Tab XXII Deel 2. entiers le font, de chaque cotê de la gueule aux machoires; ce qui empéche que la trachée ar tere ne foit poujfée en dedans & ne foit comprimée, d' ou refulteroit Tétouffement, qui priveroit les Serpens de la vie auffi fouvent que quelque animal pris rempliroit non feulement le gozier&Toefophage, mais le gonfleroit fi prodigieufement (24)» qu une trachée artere, quiofriroit moins de refistance, fe trouveroit comprimée par la facilement aupoint d'empecher ainfi entier ement la refpi. ration, qui actuellement va toujours fon train fans nulle interrup- tion9 (24) Voyez la figure d'un gozier d'un oejoph::ge fi confiderablement etendus, dans Seba Thef. Tab. XXII. Vol. 2.  onverhinderd gefchied , vermits de onderkaken, naar onder be% weegbaar, altoos volkomen meester blyven om de opening der longpyp aan het uiterfte der lip opwaarts gericht zonder belemmering de vrye in en uitademing te laten verrichten. Deze longpyp heeft geen klepje om de lucht aftefluiten, dan daar tegen heeft ze het vermogen om door een foort van ringfpier de opening toetetrekken ; waar door ook teffens belet word dat het water, wanneer de Slangen zwemmen , in de long kan doordringen, want de neusgaten hebben geen gemeenfchap met dit ingewand. De long, die netsgewys is zamen- tion, drautant que ks machoires inferieures, qui fe meuvent vers lebas, confervent toujours une entiere liberté pour que Vinfpiratim & Pexfpiration puiffent fe faire librement S fans gêne par la glotte ou V ouverture de la trachée artere, qui est dirigée vers le haut d Textremité de la levre. Cette trachée artere na point d'épiglotte pour contenir Fair, mais a rencontre elk a lafaculté de rejferrer la glotte par le moyen d'une espéce de mmcle orbiculaire ; ce qui empéche en même tems que Veau ne penétre dans les poumons, lorsque les Serpens na gent, car les nar mes n ont aucune communication avec ce vifcere. Le poumon, qui est iïune fubP P Jlance.  c © 293 m > mengefteld, heeft veele aderen en flagaderen, dan geene kwabben, en fchynd alleen maar een verlenging van de luchtbuis te zyn; onder dezelve is het hart en de lever gelegen. De flokdarm beftaat uit een enkel vliezige buis, die in een Slang van twee voeten langte, meer dan acht duimen uitgeftrektheid heeft, en in den omtrek zeer rekbaar is ,* dezelve begint waar het keelgat eindigt, en ftrekt zich ter linker zyde van het lichaam langs de long het hart en de lever, welke byna vier duim lang is, tot daar ze door het begin der maag vervangen word, uit. De maag is in een Slang van de bovenbepaalde grootte om de twee dui- flance reticulaire, a beaucoup de veines fi? d' ar ter es, mais pc int de lobes, fi? paroit ri être qii un pro» longement de la trachée ar tere; le coeur fi? le foye font fituês fous ce vifcere. V oefophage confiste jimplement en un conduit membraneux, qui dans un Serpent de deux pieds de long, a plus de huit pouces d' étendue, fi? s' èlargit facilement dans fa circonference; il commence d Pextremité du gojier, fi? s'étend au cotê gauche du corps tout du long du poumon, du coeur fi? du I foyei dui a presque quatre pouces de longueur, jusque la oU il fe termine a V entree de l''estomac. V estomac d'un Serpent de la grandeur ci desfus mentionnée a en-  C © 299 © duimen lang, en heeft drie vierde van een duim middellyns, de gedaante is kegelvormig, naar achteren puntig aflopende, en meteen opening eindigende, waardoor de grove affcheydzelen in het gedarmte worden ontlast, terwyl de fynere en voedzame deeltjes door daar toe gefchikte mondjes opgeflurpt, wyders door het gehele lichaam verfpreid, en overeenkomstig ieder lid gewyzigt worden. De maag (25) word gevormd door twee op een vast gehechte dikke vliezen, die, evenredig aan den (25) De maag der Slangen huisvest lange dunne wormen, zie boven bladz. 239. cnviron deux pouces de longueur fur trois quarts de pouce de diamétre; faforme resfemble a celle d'un cone, quife retrécit en pointe vers fa par\ tic posterieure, g? fe termine par une ouverture, par oh les gros excrémens s' èvacuent dans le canal intestinal, tandis que les particules fubtiles & nutriiives abforbées par de petits orifices destinès a cela, font distribue'es enfuite par tout le corps <8? employees dans chaque membre conformement d leur destination. L'estomac (25) est formé par deux membranes épaisfes intimement unies enfemble, qui, d proportion de (25) L'estomix des ferpens renferme des vers oblongs, voyez ci desfus page. 239. Pps  C © 300 © ) den omtrek, meer dan de helft minder rekbaar zyn dan den flokdarm. De vloeyftof die zich in deze maag bevind, ontbind het aas langzaam, doch alle vederen , haair en beenders, worden wederom uitgefpogen. Wanneer het ingeflokte dier groter is dan de maag op eenmaal bevatten kan, gelyk dit zeer dikwils gebeurt, blyft het overige deel in den flokdarm, ter tyd de ruimte van de maag nieuwe aanvulling toelaat. De roofdieren kunnen in het algemeen, by gebrek van nieuwe prooilanger dan andere dieren vasten, en om my dezerwyze uittedrukken, op hun vet teren; byzonder heeft dat by de Slangen plaats, welken niet alleen gedu¬ id la circonference de ce vifcere prêtent plus de la moitié moins que Foefophage. Le fluïde contenu dans eet estomac, disfout la proye lentement, mais il re-' jette toutes les plumes, le poil fi? les os. Lorsque f animal avalé efl plus grand que ce que F estomac peut contenir en une fois, eomme celd arrivé tres fouvent, le reste fe trouve alors logé dans F oefophage, jusqua ce que le vuide formè dans F estomac fe trouve rempli de nouveau. Les animaux voraces peuvent en géneral jeuner plus longtems que d' autres, quand la proye leur manque, fi? peuvent, fifofe ni exprimer ainfi, vivre de leur propre fond; ceci a lieu fur tout parmi  C © 301 © ) durende de gehele winter, maar zelvs in de zomer, wanneer ze hare vryheid misfen, drie of vier maanden , zonder nieuw voedzel te nemen, kunnen leven. Het alvlees is ter rechter zyde boven, en de galblaas onder de maag geplaatst. Even beneden de maag volgen onmiddelyk twee tefkuli Q26) met hunne epididymes; die aan de rechter zyde legt | parmi les Serpens, qui peuvent vi* vre trois ou quatre mois fans prertdre de nouvelle nourriture, non feulement durant Vhyver, maïs ausfi pendant Pété, en cas qu'on les aye privés de leur liberté. Le pancreas efl fitué d droit'e au dejfus de Vestomac, & la veficule du fiel au dejfous. Tant foit peu plus bas que Vestomac, fe trouvent imme dia f ement les deu'x testkules (26) avec leurs epid:»- dy. C2<5) J'ai ecrit d la page 123 de ce Memoire,que cbez le male ces partus s'ap. percevoient au debors, mais un cxameiï plus exadt m' a fait connoitre mon erreur.- Je foupconne- que ce que j' ai pris pour elles , aura êté le gonflement des vaisi feaux fpermatiques, qu'on trouve d ceV endroit ld. (20) Eladz. 1:3 dezer Verhandeling ge fchreef ik dat deze delen by het mannetje van buiten zichtbaar waren , d:in nader onderzoek heeft myn feil ontdekt. Ik vermoede, dat het geen ik voor dezelven heb aangezien, de fwelling derfpermaticque vaten, die daar ter plaatze gevonden worden, zal zyn geweest.  c © 3os m) legt iets meer opwaards dan die aan de linker kant; deze zyn overeenkomftig het lichaam langwerpig van gedaante; uit ieder derzelve loopt een zaadleider tot aan twee vaten, die by het begin der ftaart, alwaar de ingewanden allen eindigen, gehecht zyn aan de binnen zyden der teelleden , waarvan de man zo wel als het wyf met een dubbeltal voorzien zyn (27), en deze byzonderheid wierd in dit dunne en lange Schepfel vereifcht. Het (27) Charas heeft ons eene afbeelding van deze leden, ais ook van de ingewanden eener Adder gegeven: zie zyne Nouvelles experiences fur la Vipere, estamp. 1, 2 £? 3. dymes; celui du coté droit efl fltué un peu plus vers le haut que celui du coté gauche; ceux ci font tout eomme le corps d'une figure oblongue; de chaquun d' eux part un conduit referent, qui aboutit d deux vaijfeaux , qui font attachés au commencement de la queue, ld 011 tous les vifceres fe terminent, au coté interne des membres genitaux, dont le male auflfi bien que la femelle font doublementfournis (27), Êf il faïïoit abfolument que cette particularitê eut lieu dans eet animal (27) Charas nous a donnê une figure de ces membres de même que des vifceres d'une Vipere. Voyez fes nouvelles experiences fur la Vipere, planches j, 2 & 3.  C 0 3Q3 © ) Het midden van de buik word door de ingewanden vervuld , en des bleev er voor de eyerftokken alleen de beiden zyden over, en deze moesten beiden bevrucht worden. Onder myne Lezers zullen waarfchynlyk de zulken niet ontbreken, die opgemerkt hebben dat de maag der Slangen gemaakt is om dierlyke wezens te verteren; of dat het eigenaartig voedzel dezer dieren vlees is; en vermits nu geen vlees zonder vernieling van levendige Schepzelen kan bekomen worden, zal veel licht een bekrompen en angstvallig denker vragen, of men dan aan de Dieren, voor den val der menfehen, de ; onftervlykheid weigeren, en het kwaad mal oblong ejfilè. Le milieu du ventre efl rempli par les vifceres, deforte qu'il ne refloit pour les ovaires que les deux cafés, & encore devoient ils être impregnés tous les deux. Sur ement que parmi mes Lecleurs il x' en trouvera qui auront remarquê que ï estomac des Serpens est conformê de fagon d pouvoir digerer des animaux; ou ce qui revient au même, que la nourriture propre de ces rept Hes est de la chair; or puisque celle ci ne s' acquiert que par la destruclion d'êtres vivans, un penfeur bomé £? fcrupuleux demander a fans doute, fi P on n'accordera pas aux Animaux V immortalitê, avant la chute de V homme? & s"il faudra fuppofer qüe • la  C © 304 © ) kwaad des doods voor dien tyd ■ onderftellen mag op dezen aardbol geheerfcht te hebben? Niemand duide het my ten kwaden, dat ik alle dieren van den beginnen af aan ftervlyk keure. Immers een van beiden moet waarachtig zyn, of dat er een gehele herfchepping na den val heeft plaats gehad, niet alleen met betrekking tot het in en uitwendig geitel, maar in het byzonder ook tot het vernuft der dieren, of dezelven zyn toen even zo wel als nu geftorven. Nu van het eerfte vind men geen enkel bewys in de gehele gefchiedrolle waar in de merkwaardigfte gebeurtenisfen naar den val nauwkeurig aangetekent zyn, en dierhalyen moet het la mort alt deja, avant ce tems la, exercé fon empire fur cette terre? Qu'il me foit permis de pofer pour fur que des le commencement du monde, tous les animaux ont êté fujets a la mort. Car Vun des deux dolt être ver'ilalle, ou qu' une metamorphofe totale ait eu lieu apres la cbute, non feulement eu égard d la flruclure inferieure ê? exterieure, mais ausfi relativement d l''instinB des animaux: ou bien qti alors ils ayent êté mortels eomme a préfent. U on ne trouve tiulle part dans l'histoire oh les événemens les plus remarquables arrivés après la chute font annotés, la moindre preuve de ce premier fentiment; par confequent le dernier doit être vrai. Mais en i cas  C © 305 © ) het laatste waar zyn. Is men echter voor dit bewys onvatbaar, of twyfeld men of zodanig een herfchepping in dit geval wel voltrekt noodzaakiyk was; eenige weinige opmerkingen zullen tot overtuiging dezer twyfelaars verftrekken. Alle verdedigende en aanvallende wapenen, waarin zo middagklaar des Scheppers wysheid en goedheid word ontdekt, waren voor de dieren geheel nutteloos geweest. De Leeuw en het Luipaard zouden ftroo en gras, de Crocodil en Haay Zeelies, de Arend en de Gier graan en kruiden hebben moeten eten, waartoe echter thans hunne magen ten eenenmaal ongefchikt worden bevonden. Veele vogelen zouden cas qu'on ne puisfe falfif cette preuve, eu qu'on doute fi une pareille métamorphofe de bien êté ab» folument nécesfaire dans cette cir» conjlance; il fuffira de quelques peu de refiexions pour convaincre ces fceptiques. Toutes les armes offienfives 6? dëfenfives, dans les quelles on découvre fi clair ement Ufages» ft & la bonté du Crêateur, auroient été abfolument inutiles aux ■animaux. Le Lion &> le Léopard auroient du manger de la paille & de Vherbe, le Cr 0 co dik g? h Rêquinde l'Alguemarine, l' Aigle & k Vautour du grain & des herbages; d quoi cependant Pon voit que prefentement leurs estomacs ne font point du tout propres. Plu» fieurs oifeaux, slis n'avoient pas Q q eu  C m 306- © } den zonder andere bekken, en een Miereter by voorbeeld zonder een andere tong, by gebrek van voedzel , nu uit wurmen en mieren alleen beftaande, van honger hebben moeten fterven, of van de lucht hebben moeten leven; tot welkers vertering deze dieren geen magen nodig hadden ; en wat is zekerder, dan dat de Schepper niets overtollig gewrocht heeft ? Maar ook de kring des verftands, de vermogens van de dierlyke ziel, moesten by eenige dieren in engerepalen befloten, en andere met te voren ontberende kunstdriften zyn begaaft geworden; het zy dat deze nu dienen, om andere dieren te vangen of te ontwyken. Een Spin zoude het ver¬ en/ $ autres hees, «5? le Tamanolr ou la Tamandua, par exemple, qui ne fe nourrit que de vers fi? de fourmis, sil ri avoit pas eu une autre forte de langue, auroient faute d'alimens dü mourir defaim ou vivre de Vair, pour la diges. tion duquel ces animaux ri avoient pas befoin d'estomac; car qu'y a-t-il de plus fur fmon que le Crêateur ria rien créé de fuperflu? Mais qui plus est, les hornes de 1' entendement, les facultês de P ame animale, auroient dü être contenus chez de certains animaux dans de hornes plus étroites, d' autres auroient dii être doués de pasfions facJices, qui leur manquoient auparavant; foit quet celles ci fervent aEtuellement a atraper ou d evi-  c m 307 © 3 vermogen om een net te fpannen, en dus ook het werktuiglyk geitel om de daartoe nodige draden te vervaardigen, moeten ontbroken hebben, en de MiereuLeeuw geen trechter van zand of aarde hebben kunnen maken, of andere diertjes, die nu derzelver prooi worden, zouden meer voorzigtigheid of kennis moeten gehad hebben, om zich door deze middelen niet te laten vangen; trouwens dan zouden ze geene lagen of verfchalking van eenige vyanden te vrezen hebben gehad. Laat ik hier alleen nog by voegen, dat de veelvuldige voortteling van elk dierfoort, welke nu volftrekt nodig is om voedzel aan veelvuldige andere dieren te verfchaf- fen, eviter d'autres animaux. Une Araignée ri auroit pas eu lafaeulté d'ourdir une toile, ni par conféquent V organe requis pour prêpa» rer ks fis nécesfaires a cela; le Fourmileon ri auroit fu faire un entonnoir de fobie ou de ter re; ou les autres petits animaux, qui lui fervent a&uellement de proye, auroient dü posfeder plus de prudence & £' intelligence pour ne pas fe laisfer atraper par ces moyens ld; alors en tout cas ils ri auroient eu d craindre ni ks embuches ni les rufes d'aucun ennemi. Ajoutons uniquement encore, que la multiplication de chaque espece d'animaux, quia prefent est abfolument nécesfaires pour fournir de la nourriture d un grand nombre d'auQ q 2 tres  C © 308 © 3 fen, zoude of ontelbaar minder moeten geweest of een ballast deiaarde geworden zyn. En waar doch worden wy onderricht, dat de dieren , de Slang zelvs niet uitgezonden , om de overtreding der menfchen het fterven onderworpen zyn gemaakt? of zoude de Tortel en het Lam een prooi der onverbiddelyke dood geworden zyn, om dat een kruipend dier, door een afgevallen Engel misbruikt was ? neen voorzeker. Het fterven der dieren heeft geen betrekking tot de zedelyke werreld, en kan overzulks als geen wezenthyk kwaad, of een vergelding voor kwaad aangemerkt worden. De lichamelyke onftervlykheid was alleen aan het pronkbeeld der Schep- tres animaux , auroit du être infinïment moindre, ou Jeroit devenu un fardeau a la terre. Mais encore oh apprenons nous que les-animaux , fans même en excepter le Serpent, ont êtê ajfujettis a la mort, pour les péchés des hommes? la Tourterelle fi? l' Agneau feroient ils devenus la proye dn tripas, d caufe qtfun Ange dêchu auroit abufê d'un reptile? affurement pas. La mort des animaux ria nulle relation avec le monde mor al, fi? ne f auroit par confequent être envifagé ni eomme un mal rèel, ni eomme une retrïbutim pour le mal. L' immortalité du corps êtoit une gratification faite uniquement d la plus parfaite des Créatures qui habitent cette terre, fous conditiën  C © 309 © 3 Schepzelen ,*die deze aarde bewonen, onder voorwaarden van gehoorzaamheid gefchonken. Jamaar zoude ook wel het eerde paar menfchen- eenig denkbeeld van de gedreigde drafvloek, " gy zult den Dood derven, " hebben kunnen vormen? ingeval dezelven niet dagelyks het derven van dieren gezien hadden; immers wy oordelen alleen door vergelyking. Een leniging van de verflindende aart der roofdieren fchynd echter met betrekking tot den menfch, voor deszelvs val plaats gehad te hebben; dan deze neiging, het zy uit vrees of afkeer geboren, is ongelukkig veraart, en deze en andere oorfpronkelyke voorrechten deigevallene menfchen zyn verzondigten verbeurt verklaard. Wy ] on obeijfance. Ausfi nos premiers Parens auroient ils pu fe former une idêe de la maledicfion dont ils étoient menacés, " tu mourras „ de mort ", fi journellement ils ri avoient pas vu mourir des animaux? car eest feulement en comparant que nous jugeons. Le naturel devsrant des animaux de proye etoit cependant bien pius doux envers Vhomme avant fa chute; mais ce penchant produit par la crainte ou par V' averfioW, efl malheureufement dégénéré; ce privilege ci, de même que d'autres privileges originels de Vhomme déchu, ont êté per dus par le pêché. Nous Qq3  C© 310 ©) Wy hebben hier mede de uiten inwendige delen der Slangen, en byzonder van de drie hierlandfche foorten getracht meer algemeen kenbaar te maken. De Godheid zelve is voor onze ogen onzichtbaar, dan zy word voor een ontbolfterde ziel boven alle tegenbedenking kennelyk, uit de befchouwing der vernuftige zamenftelling der dieren., welke nooit feilt, by het nauwkeurigfte onderzoek, altoos overeenkomftig de behoeftens van ieder byzonder fchepzel ingericht, bevonden te worden. De Slang is ook in dit opzichte een fchakel in de gulde keten dier bewyzen, welken door 'haar vermogen het ongeloovkluifleren, en de onzichtbare kragtdoen be- Nous voici parvenus a la fin de ce traité des parties extemes & internes des Serpens & particulierement de ceux de ce pays. Nos yeux ne f auroient voir la Divinitê, mais il efl incont efl alle qu elle fe fait connoitre d tout esprit tant-foit-peu cultivé, par la contemplation de la flruclure ingênieufe des animaux, la quelle , peur peu qu'on Fexamine avec att ention, fe trouve toujours arrangée conformement aux lefoins de chaque créature en particulier. A eet égard ci le Serpent efl aujji un chainon de la chaine d'or des preuves, qui par leur force reduifient l' incredule au fllence, & rempliffent fouvent fon coeur d'admiration pour la toute puisfance in- vifl-  C© 3" ©3 bewonderen. Of zoude men nog mogelyk kunnen achten, dat een gevallige zamenloop van eenige ftofdelen, zodanig een kop en zulke ingewanden heeft kunnen voortbrengen, dewelken zo volmaakt voor het lichaam der Slangen en overeenkomftig derzelver natuur en neigingen gefchikt waren? Ik moet by deze befchryving van de Slangen en derzelver byzondere leden, nog eenige opmerkingen voegen, die tot haren aart en neigingen betrekkelyk zyn. Dat de meerdere of mindere vernuftige of volkomener werkzaamheden van de ziel der dieren, alleen van de bewerktuiging der lichamen afhangen, blyktook daar uit, dat eenfoortige dieren, die on- vifible. Car il ri est pasposfible, qu1 un concours fortuit de quelques at omes ale pu produire une pareille tête fi? de femblables vifceres, fi parfaitement arrangès pour le corps des Serpens fi? fi convenables d leur nature fi? d leur inclination. y ajout er ai d la defcription des Serpens fi? de leurs different es parties, quelques rejkxions relatives d leur naturel fi? d leur penchant. Les aclions plus ou moins fpirituelles ou parfaites de P ame des bêtes, dependent uniquement de leur organifation corporelle; la preuve en efl, que les animaux de la même espece, qui ont fans doute la même  cm 312 ©) (28) Zo vind men by voorbeeld vernuftige en domme, goede en kwade ïionden enz. même [ofte d'ame, different entre eux, non[eulément eu égard a leurs ablions exterieur es, mais ausfi relativement d leur caraclére (28). Afin donc de conclure de Vun d F autre, g? en faifant attention que toutes les créatures, .qui [ont le plus ci notre portée, ne contiennent rien de [uperflu, je [uppo[e que les ames des bêtes confiderées par abfiraclion, [ont toutes egales entf elles, mais que par la confiruclkn & V organi[ation differentes des corps, elles [e trouvent modifiées de tant de diverfies fa- qons, (£8) C'est ainfi par exemple, qu'on trouve des Chiens fpirituds £f d' autres qui font ftupides; des bons & des mauvais Cbiens. ontwyfelbaar eenfoortige zielen hebben, zelvs niet alleen ten opzichte hunner uiterlyke daden , maar ook ten opzichte hunner geaartheid van malkander verfchillen Cs 8). Om nu van het een tot het andere tebefluiten, en tevens in acht nemende dat al het gefchapene , 't geen wy meer van naby kunnen nafpeuren, niets overtolligs bevat, zo onderftel ik dat de zielen der dieren, in het afgetrokkene befchouwt , allen aan malkander gelyk zyn, doch dat dezelven door de verfchillen- de  de zamenftelliag en bewerktuiging der Lichamen op zo veele byzondere wyzen gewyzigt worden, als 'er foorten van Dieren op dezen aardbol geplaatst zyn; en het -is overeenkomftig met deze verschillende wyziging, dat men in de uitoefening hunner vermogens, en in hunne neigingen, zo veele zichtbare en in het oneindige van mal- • kan der afwykende veranderingen waarneemt De gewrochten van het eene dierfoort zyn veel kunltiger of beftendiger dan die van anderen : fommige Dieren zyn ftctutmoediff, anderen vreesachtig; deze listig geene voorzichtig; eenige wreed, andere goedaartig; by het eene Soort word meerder oplettendheid, vlyt 1 gons, qu'il y a d'espéces d' Animaux fur cette terre; & c'est conformement d cette differente modification, qu'on obferve dans Vexercke de leurs facultès & dans leurs inclinations tant de changemens remarquables, & qui diffhm rent entre eux d VinfinL Les ouvragesd'une espèce d' Animaux font faits avec beaucoup plus d'art S plus folidement qm ceux des autres-: de certains Animaux font courageux, d'autres font timides; ceux ci font rufés, ceux la prudens; les uns font cruels., les autres doux; 0n trouve chez ^r st/te  C © 314-es ) vlyt en geheugen befpeurt dan by anderen. Dan ongeacht deze verfchei denheden in de geaartheid, befpeurt men echter dat tot de betrachting der eerfle en gewigtigfte Natuurwet de neiging van alle ! Schepzelen, offchoon op verfchillende wyze, onwankelbaar en eenparig werkzaam is : deze wet wierd in 'swerreldskindsheid, door den Schepper der Natuur , met deze woorden, zyt vruchtbaar en vermenigvuldigt, het Schepzel ingeböezemt, en geen overtreding heeft immer ditgebodgefchonden. De verordeningen welken hunne betrekking tot de opvoeding hébben , offchoon ook mede tot de eerfle foort der algemene Natuurwetten behorende , dulden reeds afwykingen. On- une espêce plus d'atféntien, de du ligence 6? de memoir e que chez Vautre. Mais nonohflantces differences dans le caraclére, on remar que cependant , que pour remplir la principale & la plus importante loi de la Nature, le penchant de toutes les Créatures efl' immuahle êf agit de concert, quoique de maniere differente: cette loi fut infpirée d la Créaturepar \ le Créateur des le commencement j du monde, en ces termes: croisfez ,. & multipliez; fi? jamais aucune transgresfion ne viola cette loi. Les ordonnancesrelatives d V education, quoiqu' appartenantalapremière clasfe des loix génerales de la Nature, fouffrent de ja qu'on s'en departe. i Pa-  C © 3i5 ©3 Onder de Dieren by welken Man en Wyf, het zy beftendig, het zy voor een tyd, malkander aankleven (29) en trouwe houden, word de zorg over de opvoedingen de verdediging der jongen verdeeld; Vader en Moeder dragen blymoedig deze lalt te zamen. By fommigen der zulken , welken zich willekeurig vermengen, zonder gepaart te blyven, word deze pligt van de Moeder alleen, en by anderen van geene der beide Ouders gevordert (30), en tot deze laatften be- (29) Ik beoog die zamenleving, waar toe de Natuur de geaartheid van zommige Dieren infchikkelyk heeft gemaakt. (30) Het getuigenis van den Heer JJüF- Parmi les Animaux chez qui le Mak fi? la Femelle fint attachés fi? fidelles r un d F autre, foit conflamment ,foit parfagerement (29), k foin de F éducation fi? de la dé" fenfe des petits fe trouve être partagê; le Pere fi? la Mere portent gayement ce fardeau d eux deux. Chez de certains, de ceux dont la copulation fe fait par choix, fans qitils continuent d cohahiter enfemhle, on exige que la Mere feule remplisfe ce devoir, fi? chez d1 autres aucun des deuxParens riy eflohligé^o)., Rra fif (29) J'ai en me cette cobabitation, è laquelle la Nature a fait enforte que le caraclére de certains Animaux fe confou mat. (30) Le têmoigmge de Mt. de Büf- foh>  behoren ook alle de Slangfoorten. Immers wanneer de Slang haare eijeren op een plaats tot de. uitbroeding gefchikt, neder gelegt, en den Adder of Hazelworm de jongen geworpen heeft, achten zy zich wyders van- alle verdere zorg ontflagen. Heeft het kroost van andere Die- fon, hoe, namentlyk, in 't algemeen onder de Dieren bewaarheid zoude worden dac de1 drift welke zy ter voortteling doen blyken, evenredig is aan de zorge die zy dragen voor hun kroost, is öf van grond ontbloot, of de Slangen, en veele andere Dieren die geen de geringfte zorge in dat opzichte doen blyken, zouden die drift grotendeels ontbreken, waar van echter.het tegengeitelde, waarachtig is. . & parmi ces derniers doiventttrt rangées toutes ks espéces de Serpens. Car lorsque le-Serpent a pon* du fes oeufs dans un endroit cón* venabk pour y être éclos, fi? que la Vipere ou T Orvet a jetté bas fes petits, ils fe croient debarasfés de tout foin ulterieur. Si les petits des autres Animaux* onP fon, f avoir qu'ón remarqueroit en géneral parmi les Animaux, que la pasjion, qu' on leur •ooit pour la generation, en proportionnée aux foins qu' ils ont pour leurspetits, ce témoignage dis je est ou tout- d fait denuê de fondement, ou bien les Serpens & plufieurs autres Animaux, qui ne. font pas paroitre- le - moindre foin d eet egard , feroient alors privés en grande partie de cette pasfion, ce dont on obf&r. ve. cependant tout le contraire.  C@ 317 © } Dieren hulp en toeverzicht nodig , de Adders en Slangen kunnen op het ogenblik dat zy, burgers van het Dierenryk worden, in hunne eigenaartige behoeftens voorzien; De zorgvuldigheid, die zo fchk> terend in de behandeling der jongen, by eenige Dieren, uitblinkt, en die de Slangen ontbreekt, word aangevult door de vroegere ontwikkeling der vermogens' van hun Teeld; en dezer voegen liaan doch alle betrekkingen der gefchapene dingen tot malkander ,■ dat er met geen mogelykheid iets gebeuren kan, dat de- zamenhang van het ondermaanfche zoude kunnen ontfchakelen, zo lang het den wyzen en alvermogenden Maker van zo veele Werrelden behagen zal- dezen Aard- ■ ont befoin de fecoufs fi? de foim\ les Viperes fi? les Serpens, des k moment qiïils font au nombre des Animaux, peuvent pourvoir d leurs pfopres befoins. ■ L'att ention foigneufe pour leurs petits, qui fe remarque fi eminemment parmi de certains Animaux , & dont les Serpens font depourvus, est remplacée par le developpement plus prompt■ des facultès de leur pró', geniture. Tous les rapporfs dei creatures ■ entre elles font dans une telle relatiïïn, que rien attfolument ne fefoit capable de rompre la chaine qui He entre eux les ■ êtres ' fublunaires, ausfi longtehps qu'il plaira au' fa ge fi? toutpuiffant Créateur de tant de Mondes d'accorder d ce Globe R ■ r 3 ter-  C © 318 © ) Aardbol een plaats in ons Werreldgeftel te vergunnen. t' Is intusfchen niet te ontkennen , dat de ouderlyke verdediging, waar van zich de jonge Slangen verdoken zien, en waartoe andere Dieren een bewonderenswaardige moed ingefchapen is, veele derzei ven voor de vernieling zoude beveiligen: dan dit gemis van verdediging is onbetwistbaar noodzakelyk; want, behalven dat 'er wederom andere Dieren voedzel door bekomen, moeten 'er doch ook niet meer Slangen tevens beftaan, als ter bevordering van het algemeen en wederzyds welzyn der Dieren, vereifcht word. Lust het de tegenftanders van dit gevoelen, eenheirleger Springhanen terreflre une place dans notre fyfteme planetaire. On ne [auroit disconvenir cependant, que la proteétion des papens , dont les jeunes Serpens [e trouvent privés, fi? d cau[e de laquelle d' autres Animaux [ont douês d'un courage[urprenant, rienpre[erveroit plufieurs de ceux la d' une entiere defiruclion: mais ce manque de protection efl incontestablement nécejjaire; car, outre que cela procure de la nourriture d d' autres Animaux, il ne dolt pas y avoir plus de Serpens d la fois, que V avancement du bienêtre géneral & mutueldes Animaux rien exige. Les adverflaires de cette opinion, ont ils envie d'êlever contre moi  C 0 319 © ) hanen, Kevers, of Rupfen, 't welk ontzaggelyke verwoefting gewoon is natelaten, tegen my te doen getuigen ? my fchynd genoeg te zyn aantemerken, dat deze fchynbare wanorder nimmer algemeen kan gezegt worden plaats te hebben; immers zulke gebeurtenisfen bepalen zich niet Hechts tot zekere Landftreken, die in vergelyking van het geheel, in geringe aanmerking komen, maar zy worden ook maar tot zekeren tyd bepaald: 'men kan dezelven by buitengewone luchtverfchynzels vergelyken, welker flikkering en uitwerking weieens verfchrikken, dan den geregelden loop der Planeten nooit verfchokken; en nog het een nog het ander floopt dierhalven die vol- maak- moi en temoignage une armée de Sauterelles , de Hannetons, ou de ChenUles, qui d'ordinaire traine aprés foi un dêgat terrible ? ü me paroit qu'il fuffit de remarquer, qu' on ne f auroit dire que ce defordre apparent puisfe jamais avoir lieu ge'neralement; car de femblables événemens ne font pas feulement bornés a de certains dijlri&s, qui en comparaifon de r Univers entier ri entrent pas feulement en conjideration; mais outre cela ils ri ont lieu que pour un temps limitè: on peut les comparer a des méteores extraordinair es, dont reelat 6? les effets ejfrayent par fois, mais qui ne derangent jamais le cours régulier des Planétes; & ni V un ni  c © 320 m > maakte order, .waar.door de natuur geregeert word; dan zy dienen, ons tot onderwys, en ^bevestigen myne Helling, dat wanneer namentlyk het evenwigt, waar in de. betrekking der natuurlyke dingen hangt, zal ophouden plaats te hebben, ook tevens de geheele natuurlyke werreld vernietigd zal zyn, de eene hoofdllof zal de andere verflinden,. en uit ,een regelmatige order zal een ..verward Chaos voortkomen. Tot welk een .ouderdom het .leven der Slangen (31) zich kan .uitrekken 5 is niet mogelyk door proe- (31) Wanneer ik in deze algemener befchryving het woord Slangen gebruike , ; merkt een -kundig lezer lichtelyk, dat ik ni l'.-autre ne f auroit par confequent détruire eet ordre parfait qui regne dans la nature; mais 7ceci nous fert d'.inflrucJion., & confirme -mon fentiment, f avoir que lorsque V equilibre, dans lequel fe trouve la rel at ion jnutuelle des chofes naturelles, ceffera $ avoir lieu, Punivers naturel fera anèanti en même temps; tin 'élement engloutira V autfe., 6? d'un ordre regulier 1'on ver ra foriir un Chaos des plus embrouillés. On ne fauroit prouver par des experiences quel efl Vage que les Serpens peuvent atteindre (31)., vu (31) Lorsque dans cette defcription génerale f employé le mot de Serpens, un LeÜeur injlruit s' appergoit aifement que j' ai  C © 32.1 © ) proeven te bewyzen, vermits op het zelvde tydftip, dat men deze Dieren van.de natuurlyke vryheid beroovd., ook tevens de natuurlyke trek, om voedzel tot het leven nodig, te gebruiken, volflrekt verloren word (32^ doch ingeval opzichtelyk deze Schepzelen geene kennelyke afwyking plaats hebbe, dan kan men aan dezelve geene zeer lange leefcyd toe eigenen; ik het geheele geflacht en niet een byzonder foort bedoele. (32) Sommigen pogen te doen geloven, dat de bezwangerde Wyfjes, opgeflo£en zynde, voedzel zouden gebruiken; dan menigvuldige en verfchillende proeven , gedurende een reeks van jaren ge daan , hebben al myn oplettenheid en geduld -te leur gefield om dit te kunnen beveiligen. vu qü'au moment même quon privé ces Animaux de leur liberté naturelle, ils per dent en même temps tout appetit naturel pour prendre les alimens qui leur font nécesfaires pour vivre £32); mais en cas qu'aucune exception notoire riaie lieu par rapport d ces Animaux, on ne f auroit leur aceorder une tres longue vie, vu qu'on remarque une certaine propor- j'ai le genre .entier non pas une espêcs particuliere en vue. (32) Uyen a qui voudroient nous perfua* der que les Femelles pleines, quoiqu'étant enfermées, prennent de la nourriture; mais nombre d'experiences diverfes faües pen. dant plufieurs années de fuite en vue de confirmer ceci, ont mis d bout toute mon attention mte ma patience, S s  C © 3** © ) nen; immers men neemt een ze- | kere evengelykheid waar, tusfchen de vruchtbaarheid en de duurzaamheid van het leven der Dieren; die welke langzaam en minder dan anderen voorttelen, leven in het algemeen zeer lang. De Slangen nu, kunnen niet uit den kring der vruchtbare Dieren gefloten worden. Maar hier doet zich een zwarigheid voelen; althans der Slangen vruchtbaarheid flrookt geenzins met die aangenomene regul, dat de Roovdieren, waaronder de Slangen geteld worden, minder dan anderen vruchtbaar zyn. Dan de Roovdieren waarby deze mindere vruchtbaar heid wel voornamentlyk word op gemerkt, zyn in het byzonde d portion entre la fécondité £? la i durée de la vie des Animaux; ceux qui multiplient lentement &> moins que d'autres, vivent en.géneral tres long temps. Or on ne [auroit exclure les Serpens du nombre des Animaux fertiles. Mais une diffcultê s'ofre ici, vu que la fécondité des Serpens ne quadre nullement avec cette regie regue, f avoir que les Bêtes de proye, parmi les quelles on compte les Serpens, font moins fécondes que les autres Animaux. Or les Bêtes de proye, chez. qui Von remarque principalement cette moindre fecondi, té, font particulier ement celles qui par leurs forces prodigieufes rendent fans ejfet presque tous les r moyens violens qf on employé cone tre  C © 323 © ) de zitlken, welken door derzelver verbazende kragten meest alle geweldige pogingen, tegen hun gebezigt wordende, te leurflellen, en zeldzaam de prooi van andere Schepzelen worden. Nu heeft juist het tegengeftelde by de Slangen plaats; zy worden door machtige Vyanden opgefpeurd en gedood , en door een nog groter aantal van vervolgers verflonden en tot voedzel gebruikt : onder de eerfle behoren de Menfchen, de Honden, de Vosfen, de Byën, de Mieren, enz. tot de laatfle de Arenden , Reigers, Ojevaars, Hoenders (33), Varkens (33) Het is niet onverraakelyk een gevecht tre elles, fi? qui deviennent rare* ment la proye d' autres Creatures. Mais tout le contraire a lieu chez les Serpens; de puisfans Ennemis les pourfuivent fi? les tuent; fi? d'autres en plus grand nombre encore les dévorent fi? en font leur nourriture: parmi les premiers on compte les Hommes, les Cbiens, les Renards, les Abeilles, lesFourmis, fi?c.; parmi les derniers, les Aigles, les Her ons, les Cicognes, les Poules (33), les Cochons (34), les Brochets, fi? plufieurs autres Animaux; par confequent la defiruclion efl en raifon de la fécondité, eomme une moindre mul» S s 2 ti- (33) 11 n'est pas dsfagrêabk de voir un  c © 3*4 m > kens (34), Snoeken, en meer anderen; de verflinding Haat dierhalven tegen de vruchtbaarheid, als de mindere voortteling te- i vecht tusfchen eenige Hoenders en een Slang te zien; de Hoenders een Slang gevonden hebbende, voegen zy zig dusdanig in een kring dat de Slang zich in liet midden, en rondsom ingefloten bevind, waar op telkens door een tevens, een uitval op de Slan'g ondernomen word, om aan dezelve een wonde met den bek toetebrengen, die de Slarg door byten tracht afttweren; dan zeldzaam gebeurt het of zy word afgemat, gedood en-als een lekkerny naar de Maag gezonden. (34) Het is in America niet onbekend, dat de Varkens de Slangen verflinden; waarom men ze naar die plaatzen heen dryft, welke men, zelvs van Ratelflangen, wil zuiveren. tiplication T efl d un moindre danger ei? être attaqué. Outre cela la , fécondité des Serpens comparée d celle des Pois- fons un combat entre quelques Poules fc? un" Serpent. Les Poules ayant trouvê un Serpent, fe rangent en rond de fagon que Ie Serpent fe trouve au milieu £f renfermt de tout coté; après quoi chaque Poule, Vune apres l'autre,, attaque le Serpent pour le blesfer d'un coup de bec, qu'il tacbe de parer en mordant; mais il manque r ar ement d'étre épuifé , tué, cjf mangi' eomme un morceau friancl. ■ (34) Perfonne n'ïgnore en Amerique" que les Cocbons dévorent les Serpens; c'est pour quoi on les cbasfe vers les endroits qu'on veut purifier même de ' Serpent- d fonneiPes.  C © 325" © ) tegen het mindere gevaar van beledigt te kunnen worden. Maar ook is de vruchtbaarheid der Slangen in vergelyking met die der Visichen (35) en Kikvorfchen zeer gering. Maar behalven de levendige Schepzelen, teld de Slang het Luchtgeftel onder hare dodelykfte vyanden; de vorst en hageljagt doetze onvermydelyk omkomen, wanneer zê nietvroegtydig genoeg de loopgraven door andere Dieren gemaakt opzoeken, en door dezelvenaar onderaardfche ho- (35) De Snoeken, bekende roofvisfehen, teelen zelvs zeer fterk; dan een ontelbare menigte hunner kroost word door foortgelyken en andere verwonden. fins (35) fi? des Grenouilles efl tres médiocre.- | Mais outre les Crêatures vivarites, le Serpent compte au nombre de fes plus mortels ennemis le Climat; la gelée & la grele les fait mourir immanquablement, s'ils: ne fe retirent affez tot vers les tanieres que d' autres Animaux ont préparé, fi? slis ne fe- refugient pas par ld vers les er eux fouterS s 3 raini (35) Les Brochets, poisfons voraces, en. gendrent même confiderablement; - mais un nombre prodigieux de leur progeniture est dewré par leurs femhlables £? par d'-autrespoisfons. ■  C © 3*6 ® ) holen (36) zich begeven,om'er het ftrenge jaargety ter beveiliging van het leven doortebreneen. Zo dfend meermalen het eene Dier, zelvs vyanden, het andere; trouwens hier door word mede die algemene order gcichraagt, die de during van het Ryksgebied der Natuur reeds zo veele Eeuwen onafgebroken heeft uitgerekt. Een oplettend leerling in de wyduitgeftrekte Natuur-School, ontdekt hier wederom een bewys voor de onzichtbare cn altooswakende Zorg, wanneer hy gade flaat, hoe de vermogens der Dieren (36) In deze holen vind men meermalen Slangen, Adders, Muizen, Mollen, Rotten, enz. by malkander. reins (36), afin a"y pajfer la [au [on rade, pour conferver leurs jours. Cest ainfi qu'un Animal quoique Vennemi d'un autre lui rend [ermee; ceci au refle con[erve eet ordre géneral, qui de ja depuis tant de fiecles d prolongé [ans interruption la durée du regne de la Nature. Un difliple attentif dans la vafie Ecole de la Nature, découvre ici de nouveau une preuve des [oins invifibles d'une Providcnce qui pourvoit d tout, lors qu' il confidere comment les [acultês des Anu (36) 'Dans ets cavernes on trouve Jouvent enfemble des Serpens, des Viperes, des Souris, des Taupes, des Rats, &c.  c m 327 m 3 ren door plaatfelyke omftandigheden minder of meerder ontwikkeld worden (37). In de warme gewesten kend de Slang zynen dodelyken vyand, den Winter niet; zy is aldaar nooit bedacht, om Zich voor denzelven te verfteken; dezulken daarentegen welken in ongunftiger luchtftreken zich geplaatst (37) -Dat ook de invloeden der lucht, zelvs op den geest der redelyke Schepzelen werken, dunkt my betoogbaar te zyn; immers dit is zeker, dat deze invloeden niet aUecn opzichtelyk de betrekkelyke , maar ook opzichtelyk de eigenaartige hoedanigheden der Schepzelen werken. Ouder de verzengde cn bcvrozene luchtftreken zyn de Dieren in hei algemeen de gevaarlykfte; zy verfchillen in uitgebreidheid, in geluit, cn in kleuren. Animaux fe développent plus ow moins par des circonftances locales (37)- Dans les climats chauds le Serpent ne connoit pas P Hy. ver, fon mortel ennemi; jamais il ri y penfe a fe cacher de lui; ceux ld au contraire, qui habitent des pays moins favorables, femblent favoir que le froid interrompt le cours (37) Je crois qu'il est nijé deprowver, que Vinfliience de Vair agit même fur !' esprit des C-éatures raifOnnabïes; ii est du moins certain, que les influences de l' air n' agisfent pas feulement eu égard aux quaUtès relativesy mais ausfi eu égard eux caracieres particulieis des , Cê.v.wes.. Sous les zones torrides £? gtaciales les Animaux font gêneralement ks plus dan. gereux; ils different en grandeur, en ton de voix, 6y en couleurs.  C ,0.3»8 .© ) plaatst vinden, .fchynen kennis te dragen, dat de koude den loop harer vochten ftremd (3 8).» en dat zy onvermydelyk -het leven zouden moeten verliezen, ingeval zy de geftrengheid dezer geduchte vyandinne wilden ,trotfeeren. Het zelvsbehoud vordert dierhalven , dat zy dit gevaar in onderaardfche holen trachten teontvlugten. Geen vrees nog voor geweld, nog bekommering voor gebrek doet haar aarzelen deze duiftere wykplaatze te betrekken. Dan offchoon de oppervlakte der Aarde haar tot een fchild verftrekt, kunnen ze achter het vermogen der koude jiiet cours de leurs humeurs (38), qu'ils ne manqueroient pas deperdre la vie , i' ils vouloient braver la rigeur de eet ennemi effroyable. Leur propre confervation exige par consequent qu'ils tacheni d'éviter ce danger, en fe refugiant dans des er eux fouter rains. Ni aucune crainte de v,iom lence, ni aucune inquietude de difette ne les fait hèfiter £ entrer dans ces afyles tênébreux. Mais quoi' que la fur face de la terre les couvre eomme $ un bouclier, ils ne f auroient cependant priver le froid entierement de fon pouvoir; la circulation de leurs humeurs s'arré- te-; £38) Die zclvde heeft opzigtelyk ycele andere Dieren insgelyks plaats. (38) Ceci même a lieu pareillement eu égard d plufuyrs autres Animauxf  c m 329 ©) niet geheel te leur ftellen; de omloop harer vochten word geftremt, waar door ze in eenen byna levenlozen Haat (39)gebracht worden, in welken zy gedurende eenige maanden zonder voedfel of ontlasting leven. Ploe (30) Dat deze verftyving geen flaap genaamd kan worden, bly kt overtuigend, wanneer men dezelve met malkander vergelykt; wy moeten doch door tegenflelling de afwykingen becyferen. De flaap is overal aan de Dieren eigen; eene onafgebroker.e waakzaamheid is niet mogelyk; cn om niet meer te zeggen, de flapende kunnen door geluid en beweging worden wakker gemaakt; dan daarentegen hangt de verftyving in den winter van eene vreemde oorzaak af, dezelve heeft overal geen plaats, cn nog geluid nog beweging kan ze veranderen, en dus komt dezen flaat nader by den dood als de flaap. te; ce qui les redult a un ét at de langueur mort die (39), dans lequel ils vivent pendant quelques :>mois fans nourriture & fans excrétions. Quoi. (39j // paroit inconteftable, que ton ne f auroit appeller eet engour different un fommeil, pour peu qu'on les compare Vun d l'autre ; car ce n' efl qu'en confrontant enfemble qu'on découvre les deviations. Par tout le fommeil efl propre aux Ani. maux; un état de veille ininterrompue efl imposfibk; & pour ne rien dire de plus, on peut éveilier ceux qui dorment en criatt ê? en les Pecouant; mais l'engourdisfement durant l'hyver depend au contrai. re d'une caufe etrangere, il n'a pas lieu par tout, & ni le fon ni le mouvement ne f auroient le cbanger, deforte que eet état approche plus de la mort que du fommeil. T t  C © 330 © ) Hoe elendig nu dit leven aan ons ook moge toefchynen, hec maakt echter een gedeelte van het geluk der Slangen uit; immers zy zouden door gebrek gedurende den winter moeten omkomen, vermits ook andere Dieren, die haar tot voedzel dienen, zich insgelyks voor de koude verbergen. Dan wanneer de lente het verharde aardryk ontdooyt, en de verwarmende uitvloeyfeis der Zon de oppervlakte doordringen , dan ook verdunnen de verdikte vochten der Slangen, zy worden aangemoedigd van tyd tot tyd buiten de holen te kruipen en voedzel op te fpeuren, wTaar door zy hare verlorene krachten herftellen, en dikwils in korten tyd Quoique ce genre de vie nous paroisfe miferable, il fait cependant une partie du bonheur des Serpens; car ils devroient mourir de faiin durant Vhyver, d'autant que d'autres Animaux, qui leur fervent de nourriture, fe cachent également, afin de fe préferver du froid. Mais lorsque le printemps fait dégeler le fol endurci, fi? que les émanations rechaujfantes du Soleil pénètrent au travers de fa fur face, alors ausfi s' attcnuent les humeur s épaijfes des Serpens, ils s' enbardijfent d ramper de temps en temps hors de leurs cavernes fouterraines, fi? d chercher de la nourriture, pour reparcr leurs forces perdues, ce qui les fait  C © 331 © ) tyd zeer vet en vlezig worden (40). De levenswyze der Dieren is dierhalven niet overal dezelvde; de ontwikkeling der kundigheden , en de meerdere of mindere gezwindheid , worden even als de geaartheid en neiging, ook door de invloeden van het verfchillende luchtgeftel beftuurd. Zy gehoorzamen, en dwalen nooit. Mozes getuigd dat de Slang lis- ti- (40) Hier van daan, dat de Slangenvangers deze Dieren in de lente dikwils vet uit de holen delven: waar uit de dwaling geboren is, als of de Slangen 's winters in de holen , offchoon zonder voedzel te gebruiken, zouden vet worden. fait devenir fouvent dans peu de temps gras fi? cbarnus (40). Par confequent le genre de vie des Animaux ri est pas partout le même; le développement des lu* miéres de même que la plus ou moins grande agilité font, tout eomme le caraclére fi? le penchant, égale, ment gouvernés par les influences du climat, a mefure que celui ci differe. Ils obeisfent, fi? ri er rent jamais. Moise asfure que le Serpent ê- toit (40) C' est a caufe de cela, que ceux qui prennent les Serpens les tirent fouvent de leurs trous foutenains tres engraisfés: d'ca provient terreur, que les Serpens en. graisfent pendant l'hyver dans les tan. nieres, quoiqu' ils ne prennent aucune nour. riture. T t 2  C © 33* 0} tiger was dan alle Dieren des velds (4 r). Door deze Slang onmiddelykden Satan te verftaan, of alleenlyk dat enkelde Dier, het geen door eenen kwaaden geest bezield was, en overzulks niet het Slangen geflagt in 't gemeen, duit nog het taalgebruik van het oorfpronklyke woord Hannachafch (42), nog de vergelyking die 'er tusfchen dit en andere Dieren gemaakt word, nog het gezond begrip, 't geen men van den vloek, die (41) Genes. Hoofdft. III. vers 1. (42) Betekent een Slang. De Slangfoorten verfchillen te veel, om te mogen onderftellcn dat 'er maar eene foort zoude gefchapen, en al de overigen by opvolgende verbasteringen voortgekomen zyn. toit plus rufê que tous les Animaux des champs (40- Qu'il faille entendre par ce Serpent dire cl ement le Satan, ou fimplement ce feul Animal qui êtoit animé par un esprit pervers, 6? par confequent pas la race de Serpens en general, voila ce qui est incompatible avec la fignification- grammaticale du terme original Hannachafch (4O, & avec la comparaifon qu'on fait de eet animal a d' autres, de même qu avec la fai- (41) Genese Ch. lil. vers r. (;2) Signifie un Serpent. Les especes de Serpens different trop, pour qu on puisje Juppojer, qu'il n'y en auroit eu de créêe qu'une Jorte, & que toutes les autres n'au. roient êté que la produtlion d'abdtardisfe- mens confecutifs.  C 0 333 © ) die de verleiding volgde , vormen kan. Het was dan de Slang, (welke foort, drukt het woord niet uit) (43) die alle andere Dieren des Velds (44) in fcherpzinnigheid en vernuft , (43) Daar is 'er, die gisfen, dat het een Saraf, waar van Num er. XXI: 6, 7, 8, en elders gefchreven is, zoude geweest zyn; en onder deze gisfers ontbreekt het niet aan dezulken, die zich bezig houden om deze Slang met fraije vleugels en gloeijende kleuren op te fchikken; maar waarom, (het had doch luttel moeite meer gekost), de fpr'aakdelen daar niet bygevoegd? . (44) Die Dieren namentlyk, welken op den fesden dag gefchapcn zyn, wild en tam Vee, wier.s grondfïof aarde is; immers deze worden nadrukkelyk on- der- faine conception qiï on peut fe fermer de la maledi&ion énoncée apres la feduclion. Cêtoit donc le Serpent, (le mot ri'exprime pas quelle e pece) (43) qUi furpasfoit en pénetration & en genie (44) tous les au- (43) // y en a qui s'imaginent que f auroit êté un Saraf, dont il est fait mention Noihbre Ch. XXI: 6, 7, 8, &> ailleurs; £f parmi ceux qui corfpfturent ainfi, on en trouve qui s'amufent a parer ce Serpent avec de belles alles £ƒ des couleurs ardentes; mais pon, quoi y avoir pas ajouté les organes de la parole? il n en auroit pas couté heaucoup plus de peine. (44) Pnmcibalement ces Animaux qui étoient créés le fixieme jour, les bétes fanpages domefliques, dont la terre fait la bafe élémentaire; car ceux ci font disT t 3 tin -  C © 334 © ) nuft (45) overtrof. Het is ïntusfchen niet te ontkennen, dat de derfcheiden van de Vogelen des hemels en de Visfchen en andere Waterdieren, die beiden een ander beginzel fchynen te hebben, en op den voorgaanden vyfdcn dag gefchapcn waren. Echter kan de reden dezer onderfcheïding niet zyn, om dat deze laatften meer of minder fchranderheid zouden doenblyken; want hier omtrent worden veele verfcheidenheden waargenomen; men heeft wilde en tamme Dieren, die de Vogelen en Visfchen, en onder de laatflen die zommigen der eerden overtreffen. (45) By een Dier kan geene neiging, om des Scheppers geboden te doen 0vertreden, ooit plaats gehad hebben. Waarom ik beter keur deze woorden, en niet dat van list, dat iets bedrieglyks en kwaads te kennen geevt, te gebruiken. autres Animaux des champs (45). On ne f auroit pourtant disconve- nir, tivguês expresfement des Oifeaux des cieux, des Poijfons, & des autres Animaux aquatiques, qui paroiffent avoir Vun & Vautre un tout autre principe, & qui avoientêté créés le jour d' avance qui éloit le cinquieme. La caufe de cette difference ne fauroit confiJler cependant en ceci, que ces derniers feroient paroitre plus ou moins d'esprit; car par rapport d ceci on obferve plufieurs variêtês; on a vu des Animaux fauvages £f domejliques, qui furpaffent les Oifeaux & les Poiffons, & parmi ceux ci onen trouve, qui en furpaffent quelques uns des premiers. (46) L'envie de faire qu'on transgresfat les commandemens du Crêateur n' a jamais pu prendre d un animal; & c'est pour cela que je préfere de me fervir des mots, ci deffus, plutot que de celui de rufe, qui dénote quelque chofe de trompeur fcf de malin.  c © 335 ©) de Vorst der duifternis de hoofdrol by deze gefchiedenis gefpeeld heeft. Johannes (47) geevt hem daarom nadrukkelyk de naam van de oude Slang. Dan hoe dit kwade wezen een Slangetong de Paradystaal heeft doen fpreken, zal vermoedelyk niemand zich vermeten uitteleggen. Het fpreken van Bileams Ezelinne is een wonderwerk, 't geen met het fpreken derSlange, in geencn opzichten, kan vergeleken worden. Het fchynd intusfchen zeker dat de Slang juist daarom , om dat ze fcherpzinniger was dan de andere Dieren des Velds, door den Satan by voorkeur tot het uitvoeren zy- ner j nir, que le Prince des tenébm . ri ait joué le principal role dans eet événement; d caufe de cela St. Jean V appelle expres]ement le Serpent ancien (47). Mais je ne crois pas que perfonne of era s ingerer Sexpliquer, comment ce mauvais principe a feu faire parler h une langue de Serpent le langage du Paradis. Le discours de ï Anesfe de Bileam est un miracle, quon ne f auroit compareer en aucune facon avec le parler des Serpens. 11 paroit ce-pendant certain que le Démon s' est fervi par préference, pour executer fes desfeins pervers, du Serpent, précifement paree qu'il ê- toit (47) Openbar. XU: 9. | (4? Apocalypse Ch. XII: 9.  C® 336 ©; ner fnode oogmerken is misbruikt geworden (48). Immers het is on- (48) Milton voegd 'er by, dat de Satan door het gebruik van een ander Dier, Eva ligtelyk argwaan hadde kunnen inboezemen; maar ondertleld zynde, dat Eva de fcherpzinnigheid deiSlangen kende, (en hier op rust dit gevoelen), zo is ze ook zeker niet onkundig geweest, dat een Menfchelyke taal te fpreken, het vermogen dezer Dieren te boven ging; en wat middel nu kan men gefchikter oordelen, om den argwaan optewekken, dan het fpreken eener Slang, ingeval Eva eenig denkbeeld van een kwaaden Geest had kunnen maker. Maar deze kundigheid word deor den natuurlyken Godsdienst niet onderwezen, het is de Openbaring alleen die 'er ons kennis van heeft doen bekomen. Dan zoude Eva ook gemeend hebben , toit plus fubtil que les autres Animaux des champs (48). Car il est (48) Milton ajouie, que le Démon auroit aijément pu infpirer des Joupcons a Eve par le moyen de quelqu' autre animal: mais fuppofé qu Eve connut la fubtilité du Serpent, (cif e'est fur quoi cette opinion est fondée) elle n'ignoroit furement pas non plus qu'il étoit au desJus du pouvoir de eet Animal de parler un langage bumain: or quel moyen peut on s' imagir.er de plus convenable pour exciter le Joupgcn, que le parler d' un Serpent, en cas qu'Evz eut pu Je Jormer quelque idéé d'un malin esprit? Mais la Religion naturelle n'enjeigne pas cette notion; c' est la Revelation Jeule qui nous en a donné la connoisjance. Or Eve aui roit elle au'Ji penjé que le Serpent avoit acquis ce talent plus qu' animal, pour avoir mangé du fruit déjendu? Quoiqu' il en Joiti  C m 337 ® ) onwederfprekelyk zeker, datMozes gewichtige redenen gehad heeft, om deze overtreffende listigheid der Slangen als iets byzonders en tot de verleiding betrekkelyk, in zyn verhaal intelasfchen. Maar waar in betoond de Slane zich fcherpzinniger als andere Dieren? Hier omtrent rnoet de vergevorderdfte Dierkenner zyne onkunde belyden. Deze begaaftheid is voor hem onnafpeur- lyk. ben, dat de Slang deze meer dan dier. lyke begaaftheid door het eeten der verbode vrucht bekomen hadde? Doch dit zy zo, het verfchoond ons aller Grootmoeder niet; zy maakte zich doch aan ongehoorzaamheid tegen God fchuldig, en bracht het kwaad op dezen aardbol. est incontestablement fur, que MoÏse a eu des raifons valables d'inférer dans fa narrat ion cette rufe étennante des Serpens, eomme quelque chofe de particulier & de relatif a la feducJion. Mais en quoi le Serpent fe montre-t il être plus fubtil que dï autres Animaux ? II faut que celui qui connoit le mieux les Animaux, convienne de fon ignorance fur eet article. 11 ne f auroit découvrir cette fit, cela ne disculpe nullement notre Ay eule commune; vu qu'elle s'est rendue coupable de defobehfance envers Dieu, & qu'elle a opporJ le mal fur cette terre, V v  c © 338 m) lyk (49). De gewrochten en het gedrag van veelvuldige andere Dieren doen hem, in verfchillende opzichten, onvergelykbaar meerdere blyken van vernuft en fchranderheid opmerken (50), als by de Slangen (50 word gadege" llagen. Doch Aristoteles, Pli- nius (49) Waarfchynlyk is door den ftrafvlock deze oorfpronkelyke hoedanigheid verftompt. (50) De zodanigen welke de Dieren als levende werktuigen willen hebben aangemerkt, zullen echter niet ontkennen, dat het fchynbare beleid en het werkvermogen van veele andere Dieren , dat der Slangen overtreft. (51) De Heer Buffon zegt, dat ze minder ftomp zyn dan de Visfchen; doch myns erachtens zyn er onder de laatften, die de eerden in vernuft overtreffen* cette qualité (49). Les ouvrages & la conduite de plufieurs autres Animaux, lui font appercevoir, d plufieurs égards, infiniment plus de marqués $ induflrie & de penetration (50), qu' on en obferve chez les Serpens (50* Cependant Aristote , Pline & i d1 au- (49) Vraifemblablement que la maledi&ion a emousfê cette qualité originelle. (50) Ceux qui veulent qu'on conjidêrt les Animaux eomme des machines vivantes , ne /auroient cependant disconvenir , que V ordre apparent cif la faculté d' agir de plufieurs autres Animaux, ne furpasfe de beaucoup celui des Serpens. (51) Monfieur de Buffon dit, qu'ils font moins flupides que les Poisfons; mais d tnon avis il y en a parmi ceux ci, qui furpasfent ceux ld en intelligence.  c © 339 m) nitjs en anderen, ftemmen echter met het getuigenis van Mozes , betrekkelyk de listige aart der Slangen overeen (52); en de laatfte teld er zelvs eenige byzonderheden van op. Dan het weleer verbyflerende autos e nomen, of uit derzelver fchriften over- richten moeten volgen, waar van er velen niet overeenkomftig de waarheid, en anderen zeer gebrekkig zullen zyn geweest. De onachtzaamheid ,, de lichtgelovigheid, en de kwade trouw fpelcn na zoo veele eeuwen op het toneel der natuurlyke gefchichten , noch dezelvde rol ; men word door de meefte berichten bedrogen : behalven noch dat de Philofooph waarfchynlyk veelmalen door vrees zal zyn afgefchrikt geweest; de vrees doch word uit vermoeden van gevaar geboren , en door onkunde en vooroordelen gekoeftert. Twyfelt iemand of het ware oogmerk van Alexander de bevordering der Dierkunde wel geweest zy,en of niet dezen Overwinnaar, doorzichlistigals een bevorderaar der natuurlyke historie te gedragen , andere oogmerken, betrekkelyk tot zynen heerfchzucht ver- bor- (54) 6^ par confequent fon têmoï- gna-- d'autres tres défectueux. L'inattention,• la crédulité q3 la mauvaife foi jouent* aprés tant de fiécles, fur le theatre de? évenémens de la nature, encore le mém»' role: la pluspart des rapports font trom* peurs: outre que le Philofophe aura probablement êté retenu par la crainte; car' le foupcon du peril engendre la crainte , que l'ignorance & les p'rejugéf f ornement. Si quelqu'un doute qke' le' vrai but d'Alexandre aie êté de' fat-* re faire des progrès dans l' bifloire' des; Animaux; £? que ce Vainqueur , en fefaifant poffer artificieufemem pour' Prol teEieur de V bifloire naturelle , n' aie pa#' cacbê d'autres vues ambitieufes; on ne' fauroit pourtant nier , que par le nioy-' en de ceux qui apportoient des ohjets é-trangers , il n'aie pu facilement oltenif plufieurs avis concernant la populatiötSVv 3, plW  overgeboekt heeft (54), en over- zulks borgen hebbe ? Immers men kan niet ontkennen, dat hy gemakkelyk doormiddel der aanbrengers van vreemde Schepzelen, veele berichten omtrent de meerof minder bekende volkrykheid, krygsvermogens , en andere aangelegenheden van vreemde Gewesten, bekomen konde. De natuurlyke gefchiedenis heeft er inmiddels geen fchade door geleden. (54) Josephus in zyn eerfle Boek over de Oudheid des Joodfchen Volks, tegen het lasterfchriftvan den Alexandrynfchen letterkundigen Apion gefchreven, toond *in het VIII Hoofdfluk, voorbedagtelyk aan, dat volgens Hsrmippus, Pythago- RAS VAN SAMOS, ThEOPHRASTUS , He- rodotus , Choerilus , Hekateus en behalven meer anderen , ook volgens onzen Wysgeer Aristoteles , den Grieken geen kundigheid ontbrak van aaken, die de Joden betroffen. Onder gnage m [auroit prowver rien de plus plus ou moins connue, les forces mili. taires, & d' autres particularités inte. resfantes des pays êtrangers. Mais en atiendant ceci n'a pas fait de mal a i' histoire naturelle. (54-) Josephe dans le Livre premier fur Vantiquilé du peuple des Juifs, qu" il a écrit contre le libelle diffamatoire du Pbilologue Alexandrin Apion, demontre expresfement au Cbap. VIII, que felon Hermippe, Pythagore de Samos, Theophraste, Herodote , Choerilus , Hecate ci? plufieurs autres, même felon nótre Philofopbe Aristote, les Grecs ne manquoient pas d' avoir quelque connoiffance de ce qui regardoit les Juifs. On y Ut entre autres chofes, qu'un certain Clearojlte dans fon pre-  c m 343 m} der anderen leest men daar, " dat eenen Ceearchus in zyn ecrfte Boek over de „ Dromen, Artstoteles op deze wy,, ze fprekende invoerd : toen ik met „ eenigen myner leerlingen in Afienreis„ de, kwam hy (een zekere Jood, waar ,, van te voren gefproken was) my be„ zoeken, en uit de gefprekken met hem „ gehouden, bleek ons, dat veel uit zyn „ omgang te leren was 'V premier Livre des Songes, introduit ARrsTo-te parlant ainfi: " Lorsque je voyageois „ en Jfie avec quelquesuns de mes difci-„ pies, un certain Juif {dont il avoit „ êté fait mention auparavant) vint me „ voir, & U nous parut par la conver* ,, fation que nous eumes avec lui, qu'il ,, y avoit beaucoup d apprendre dans fon ,, entretien zulks kan zyn getuigenis in dit geval niets meer bewyzen ; en het geen Plinius en anderen daar noch bygevoegd hebben, zyn of verdichtzelen , of behelst niets anders , dan het geen van veele Dieren kan gefchreven worden. Onze vermogens zyn derhalven niet toereikende om alle zwarigheden te ontwikkelen, wanneer plus h eet égard; fi? ce que Pline fi? $autres y ont encore ajouté, font ou des fables , ou ne contiennent pas autre chofe que ce qu' on pourroit écrire de plufieurs autres Animaux, Par confequent nos facultês ne f auroient fuffire au développement de toutes les difficultés, lors qu'on veut  c m 344 m s (55) Daar is er, die. deoken, dat de gebeurtenis der Schepping onder verbloemde en zinnebeeldige fpreekwyzen is afgefchetst, in welke fchryfmapicr Mozes door de Egiptenaren onderwezen was, en die men in zyn leeftyd niet moeiielyk konde ontmaskeren; dan dit gevoelen is reeds door de Godgeleerden wederlegt. (55) H J ?n a 1ui penfent que l'bis* toire de la Creation est reprefentêe fous des termes figurés emblématiques, £ïf que les Egyptiens auroient injlruit Moïse dans cette fagon d'écrire, qui n'êtoit pas difficile d decbiffrer de fon temps ; mais cette opinion est deja re* futée par les Theologiens. neer men de eerfte gebeurtenïsfen j volledig wil begrypen (55). Doch het betaamd ons gelovig te berusten in het geen den Geest der ingeving heeft goed gevonden ter onzer kennis te brengen. Hoe dikwyls ontbreekt ons het doorzicht in gebeurteiiisfen tot later tyden behorende, en het vermogen om natuurlyke verfchynzelen, die wy dagelyks zien, optelosfen? Dan veut comprendre m plein ks évi* nemens ks plus èhlgnès (55)* Mais nous devons nous en rap. porter avec confiance d ce que V Esprit d" infpiration a jugé: h propos d' en faire parvenir d notre connoisfance. Combien de fois manquons nous de pénétration dans des événemens arrivés dans des temps moins éloignês, fi? de pouvoir expliquer des phenomenes naturels, que  C © 345 © ) Dan nimmer zal het ons aan ftof van dankbaarheid ontbreken, voor zo veele ontelbare voorrechten, dewelke ter bevordering van ons wezentlyk geluk kunnen medewerken. Het is intusfchen zeer opmerkelyk, dat het de Opperfte Wysheid betaamlyk heeft gekeurd, dit Duivels werktuig, het vervloekte Slangenzaat, en de verderfftervan het Menfchdom, in verfchillende tydperken en omftandigheden te doen dienen als een voorbeeld van Christus kruisverdiensten ; men erinnere zich de opgerichte kopere Slang in de Woeftyne van Arabien (56); of als een zegel te han- (56) Nümeri Hoofdft. XXI, vs. 8. que nous voy onsjournellement. D'ailleurs nous ne manquerons jamais ds fujets de reconnoiffance, pour tant ! depriviléges innombrables, qui peuvent concourir d V avan cement de notre bonheur réel. II est cependant tres remarquable, que la Suprème Sagesfe aye jugè a propos, tantot iemployer eet Inflrument diabolique, cette Semence maudite, dans diferens périodes ê? dans diferentes circonflances, eomme un type dei merites de Christ crucifié; on ria qu d'fe rappeller P êlévation du Serpent d? airain au défert de V Arahie (56); ou de le faire fervir de fceau d la lettre de crédit (56) Nombres Cbap. XXI, vs. 8. X x  c m 346- m) hangen aan den lastbrief van Hemelfche Afgezanten. De Slangenftaf van Mozes (57) verftrekte tot een waarborg zyner Goddelyke zending; en den Adder, die de hand van Paulus op het Eyland Melite (58) aangreep , deedt zyn (57) Exodus Hoofdft. IV. vs. 2. &c. (58) Volgens Bochart is dit Melite het Africaanfche Maltha, en niet het Illyrifche Melicine geweest ; zie Pba. leg, Part. li. Lib. 1. Cap, 16. Men vind op dit Eyland veele verftcende Hayetanden, die by de Natuuronderzoekers Glosfopetrce worden genoemd, welke door het onkundig bygeloof voor S'angcntongen plegen gehouden te worden, die ter gedachtenis dezergebeurtenis, wanneer alle Slangen op dat Eyland wierden uitgeroeit, zouden zyn overgebleven. dit des Envoyés celefies. La Verge de Moïse changée en Serpent (57) fervit de témoignage d fa mis fon Divine; & la Vipere, qui f ai fit la main de St. Paul dans P Isle de Melite (58), fut caufe qu'on refpecla la propofition qtCil fit (57) Exode Cbap. IV. vs. 2. tfc. (58) Selon Bochart cette Isle de Melite a êté P Isle de Maltbe enAfrique, & non pas Melitine en Illyrie; voyez Phaleg, part. ir. Libr. 1. Cap. 26. On trouve dans cette Isle plufieurs dents de Requins petrifiées, que les Naturalistes appellent Glosfopetrs, que la fuperftition ignorante faifoit pasfer pour des langues de Serpens, lesquelles y feroient rejlées en commemoration de eet événement, lorsque tous les Serpens furent exterminis dans cette Isle+  C © 347 © ) zyn voorflel by de Heidenen tot aanneming van den Middelaar, eerbiedigen (59). De Slang in dit oogpunt gefield, fchynt te moeten worden aangemerkt als de middeloorzaak van de zaligwprding zommiger zondaren; en het is ook in dezen opzichte waarachtig, dat het Alvermogen zelvs zodanige dingen aan zynen wil dienstbaar maakt, die wy onbedachtzaam als ongefchikt tot zulke eindens, afkeuren. Maarbehalven dit goede gebruik, dat het Opperwezen van de Slang goedgevonden heeft te maken, vind men noch derzelver voorzichtigheid door (59) Handelingen der Apostelen, Hoofdft. XXVIII. vs. fit aux Gentils, de recevoir le Mé. diateur (59). Le Serpent envifagé fous ce point de vue, paroit devoir être confideré eomme la caufe intermédiate du falut de certains pêcheurs; & è eet égard il est encore tres vrat, que la Toute-Puisfance foumet a fa volonté des chofes même, que nous defaprouvons inconfiderement, eomme peu convenables h de pareilles fins. Mais outre ce bon ufage, que P Etre fuprême a jugê convenable de faire du Serpent, on voit encore que le Sauveur du monde corrompu, a tres ferieufement recommandé fa prudence d fes (59) A ctes des Apótres , Cb, XXV'III, vs. 3—5. Xn  C © 348 © ) door den Verlosfer van het gevallen Menfchdom zynen Zendelingen, als een uitftekend voorbeeld ter navolging, zeer ernstig aanbevolen (60). Inmiddels is deze, boven die van andere Dieren volgwaardige voorzichtigheid, niet minder moeijelyk, dan hare listigheid te ontdekken (61). Evenswel word de kennis dezer byzonderheid in de Apostelen onderfteld; dan mogelyk fteuncle deze onderlielling alleen op een Erfge- ruch- (ód) Mattheus Hoofdft. X. vs. 16. (61) Het ftrookt myns erachtens luttel, dat men deze voorzichtigheid tot de listige Slangenaart door Mozes geboekt, betrekkelyk wil maken: ook heeft na den vloek, dit Dier geene blyken meer van deze hoedanigheid gegeven. fes Apótres, eomme un excellent exemple d'imttation (60). Cette prudence cependant, qui merite prêferablement d celle $ autres Animaux d' être imitée, ri est pas moins difficile d découvrir chez les Serpens, que leur rufe (.61). On fuppofe pour tant que les Apotres êtoient inflruits de cette particularitè; mais peutêtre que cette fuppofition êtoit imiquement fondêe fur une Tradition do pere en fils: vu qriü arrivé frequem- ment (60) Mathieu, Cb. X. vs. 16. (61) Selon moi on a grand tort,de voa. kir que cette prudence aye quelque rapport avec le Caraclére rufé des Serpens, mentionnê par Moïse : eet Animal n'a donné apres la maiediction, aucune preuve de cette qualité.  ( ® 349 © ) ruchte: meermalen doch gebeurt het, dat 'er duidelykheidshalven, naar het heerfchend begrip, of fchoon op een volksdwaling rustende , vergelykingen gemaakt worden: de fchynbare loop der Zon, by voorbeeld, kan hier van ten bewyze ftrekken. '. De Slang is ook noch door zommige Kerkvaders, insgelyks door Galenus en andere geachte Mannen, als een ftoutmoedig en wellustig Schepzel afgemaald; dan ook < in die opzichten, fchynt ze zich van de andere Dieren niet te onderfcheiden. In het algemeen blyktdan, dat men de Slang vele hoedanigheden heeft toegeëigend, die ze waarlyk niet bezit; intusfchen moet men in deze on- ; der- I ment que, pour parler diflintlement, on fait des comparaifons conformes aux opinions regnantes, quoique fondées fur des erreur s populair es : le cours apparent du Solcil, par exemple, en peut fervir de preuve. Certains Peres de l'Eglife, de même que Galien fi? d'autres Gens efiimables, ont ausfi depeint le Serpent eomme une Créature courageufe fi? voluptueufe; quoique d eet égard, il ne paroit pas non plus fe difiinguer des autres Animaux. II paroit donc en géneral, qu'on a attribuè au Serpent plufieurs qualitès, qu'il ne pmfrth reêllement pas; mais c'est ausfi vraifemblablement dans ces qualiXxa. tés  C © 350 © ) derftelde geestvermogens, waarfchynlyk mede de aanleidende reden zoeken, dat men deze Dieren in den rang der Afgoden geplaatst vind. Volgens Eusebius , was het nog in s'werrelds jeugd, wanneer de Phoeniciers en Egyptenaren de Slangen Goddelyke eer bewezen. (62) In het Oosten wierden ze door de Siammers, en in het Noorden by de Laplanders, en om geene andere Volken meer te noemen, zelvs by de oude Joden tot Afgodery misbruikt. In de tweede Eeuw, wierd zelvs een zekere Secte (62) De veelvuldige vernieling van Infciïen, die ook door de Slang gefchied, heeft insgelyks de Afgodery aan Dieren bewezen, niet weinig bevordert. tés fpirituelles fuppofées, qu on dolt chercher la raifon, pour laquelle ces Animaux ont êté mis au nombre des Idoles. Selon Eusebe , des les premiers temps du monde, les Pheniciens fi? les Egyptiens rendoient deja aux Serpens un culte divin (62). Les Siamois en Orient, fip les Lappons dans le Nord, 6? pour ne pas parler d1 autres peuples, les Anciens jfuifs mêmes leur adrejfoient abufivement un culte idolatre. Dans le fecond fiecle, on a même decouvert une Seiïe nommêe les Ophites, qui exi- (62) La defiruclion confiderabk, que le Serpent fait ausfi des InfeStes ,n'a pas peu contribuê au Culte idolatre, qu'on renioit aux Animaux.  C © 35i ©} te gevonden die men Ophiten noemde, welken by hunne Godsdienftige vergaderingen de tegenwoordigheid eener Slang vereifehten, en dezelve als d en oorfprong deikennis van goed en kwaad zo hoog in waarde hielden, dat zy die boven Christus eerbiedigden (63). Zodanig loopt het Schepzel, t'geen door Gods beeld veradelt is, het fpoor byfter, wanneer het losbandig afdwaald van het geen de Goddelyke geest aan den fterveling geopenbaart heeft. Ein- (63) Sommigen tekenen aan, dat zy de Slang voor Christus zelve hielden; dan Irenaeus getuigd, datzy dit Dier ver. eerden, omdat door deszei vs toedoen de wysheid tot den Menfch zoude geko. men zyn. exigoient dans leurs Affemblèes religieufes la préfence d'un Serpent , fi? en le confiderant eomme la fource de la fcience du bien & du mal, le refpectoient plus que Jesus Ci-irist même (63). Voila eomme la Créature ennoblie par /' image de Dieu, fêgare du droit chemin, lors qu'elle s'écarté imprudemment de ce que P Esprit de Dieu a révèlé aux hommes mortels. Je (63) II y en a qui difem, qu'ils te. noient le Serpent pour Jesus Christ lui même; mais Irene'e as/ure, qu'ils honoroient eet Animal, a caufe que par fon moyen la fagesfe êtoit parvenue jus q'ua V Homme mortel.  C© 352 © ) Eindeïyk merk ik aan, dat de benaming, waarmede by zommige Rangfchikkers de Hoofd-Rangen worden uitgedrukt, niet altoos met den aart der Dieren , welken men daar onder betrekt, overeenftemd : deze Kenmerken zyn derhalven niet alleen van alle nut beroofd , tot welkers bevordering dezelven echter dienen moesten , en uitgedacht fchynen te zyn; maar zy zyn zelvs zeer fchadelyk ter bevordering van een gegronde kennis: zy verwarren de Orde deiNatuur, zoo wel als onze denkbeelden; en de waarheid word er door beledigt. Onder deze Hoofd-Rangen treft men er een aan, die men door het Je remarque enfin, que la dênomination, dont de certains Methodist es fe font fervi pour exprimer les Clajfes principales, ne s' accorde pas toujours avec la nature des Animaux, qu on y rapporte: par coufequent ces Caracleres font non feulement denuês de ioute utilité, a l' augmentation de laquelle ils devoient cependant contribuer, 6? en vue de laquelle ils paroiffent être ïnventès; mais ils font même tres nuifibles aux progres une connoijfance fondêe: ils embrouillent P Ordre de la Nature, autant que nos propres idees; e? la verité en foujfre. Parmi ces Clajfes capitales il £ en trouve une, qrion a jugée d pro-  c ® 353 m) het woord Amphibia (64) goedvind uittedrukken, en onder deze worden mede de Slangen begrepen. De oude Woordzamelaars verftaan door a.«^«»( : in terra & in aqua vivens; of gelyk zich Florus uitdrukt: animalia, quibus aquam ter. (64) Dit woord is zamengefteld uit de twee Griekfche woorden a,«<2>; cn fins, welken in deze zamenftelling betekenen een Dier 't geen van twee kanten leevt, of een dubbel, een tweevouwig leven bezit; zoo wierden ook, by voorbeeld, de zulken, die beide handen als rechter, handen gebruiken konden, a*f,j£|,al ge. nocmd. Lüciaan gebruikt het woord Asfalt figuurlyk, ten opzigte van TrEEsiAs, dien men giste fomwylen een Man en fomwylen eene Vrouw geweest te zyn. propos d'exprimer par le mot Am. phibia (64), fous laquelle les Serpens fe trouvent ausfi compris. Les anciens Lexicographes en. tendent par A^W(: jn terra & in aqua vivens; ou eomme £'ex. prime Florus: animalia, quibus aquam Yy (64) Ce mot est compofê des deux termes Grecs Afi P°ur Pouvoir ranger de Pulles defcriptions même parmi ' k^ofesvraifenMahles. Le vrdi & unique moyen pour faire faire des progrés d la fcience même, w* fiste dans la defcription des diferentes parties, qw en font ?objet: il arrivé rarement qu'on augmsi \ ie infruclueufement le nombre de pareils écrits: la furce des êtres crëés est inèpuifable. Sion Ut dans cette Dis/èrtation deS eh°fes ¥on trouve aus/i rap, Porties dam d'autres ouvrages, U nefaut pas croire pour cela qu\u tefoientfuperfiues. Si par rappoH ^ce que ks Serpens êtrangers ont Aaa de  C © 370 © ) ne Lezers naar andere Schryvers verzonden, ik had myne befchryving voor min kundigen geheel onnuttig gemaakt, en aan myn oogmerk, om eene befchryving van onze Slangen te geven, niet beantwoord. De Styl heb ik zo eenvoudig en ' duidelyk trachten te maken alsmy voorkwam, dat den aart eener Verhandeling als deze, welker voo'rnaamfte fieraad de waarheid behoord te zyn, van my vorderde. Dat ik my zelve niet onbevoegd keurde, om deze Verhandeling aan de Oppermacht dezer Landfchap, en haren Dierbaren Stedehouder, optedragen, verdiend geen berisping: immers alle verlichte Staats- be- de commun avec les notres, feusfe renvoyè mes Lecleurs d a" autres Auteurs, f aurois rendu ma defcription entierement inutile pour ceux qui font moins infiruits, fi? je ri aurois nullement fatisfait au bui que f avois, de clonner une defcription de nos Serpens. ai tachè de rendre le Style fi fimple fi? fi clair, que la nature d'un traité iel que celui Ici, dont la -verité fait le principal ornement, me paroisfoit Pexiger de tnoi. je me fuis cru exempt de tout bldme. en dédiant cette Disfertation au Souverain de ce Pays, fi? a fon Bien-aimè Stadhouder, vd que tous les Magifirats éclairés, fi? ceux ld fur tout dont la gloi-  C © 371 © ) beftuurderen, en in het byzonder dezulken, welkers eigen luister en belang met den voorfpoed van het Gemenebest onafïcheidbaar vereenigt zyn, kunnen niet onverfchillig geacht worden, omtrent de kundigheid der voorwerpen, waar over in haar gewest de Natuur den Scepter zwaait. Zy bevordert doch het wezentlyk en duurzaam geluk der Maatfchappy; zy is de Moeder van j alle kunsten , en het is uit dien hoofde dat ook het belang der Staatkunde vereifcht, om het onderzoek der Dieren die het Moederland voed, van de Planten die er groeijen, en van de Delfftoffcn die er gegraven worden, aantemoedigen en befcherming waardig te keuren. De druk- en taalfeiten, en byzonder gloire fi? Vinter ét propre font infeparahlêment joints d la prosperité de la Repuhlique, ne fauroient envifager d'un oeil indifferent laconnoisfanceJ.es oh jets, fur lesquels la Nature exerce fon empire dans leur pays. Car ri'est ce pas elle, qui augmente le honheur rëel fi? durahle de la Societe'; fi? qui est la Mere de tous les Arts? & C'est par rapport d cela que P interêt politique exige qri on encourage fi? qrion protégé la recherche des Animaux que la Patrio nourrit, des Plantos qui y croisfent, & des Mineraux qu'on y trouve. Je prie le LecJeur de vouloir A a a a ex*  der de ongelykvormige fpelding, door de afgelegenheid der Drukpers , en door hec affchry ven van hetopflel meest veroorzaakt, verzoek ik dat de Lezer gunstig gelieve te verfchonen. Meerder heb ik in deze Nareden niet te zeggen. excufer gracieufement les fautes i impresfion & de langage, & furtout les irregularités d'ortographe caufèes principalement par l'eloignement de V Imprhneur £? par la faute du Copiste. Voila par oh je conclus eet EpUogue.