BESCHOUWING DER WONDEREN GODS, INDE M1NSTGEACHTE SCHEPZELEN 0 F NEDERLANDSCHE INSECTEN, NAAR HUNNE A ANMERKE L TKE HUISHOUDING , VERWONDERLTKE GEDAANTEWISSELING EN ANDERE WETENSWAARDIGE BTZONDERHEDEN, VOLGENS EIGEN ONDERVINDING B ESC HRE E V E N, NAAR 'T LEVEN NAAUWKEURIG GETEKEND, IN 'T KOPER GEBRACHT EN GEKLEURD, DOOR JAN CHRISTIAAN SEPP. TWEEDE DE E L.. Te A M S TE R D A M>. By J.. C. S EP P «11 £ a O K   VOORREED E. Het aantal der Verhandelingen in dit Tweede Deel, nu ook wederom geklommen zynde tot dat van Vyftig, maakt hetzelve by elkander gebonden wordende , eenen bekwaamen Band uit, dit zo zynde , is het niet ongevoeglyk , voor alle deze Verhandelingen, eenen Algemeenen Tytel, onderfcheiden van dien der byzondere Zes Stukken, beneevens eene Tytel-Plaat, en, algemeenen Inhoud der Verhandelingen , vooraf te plaatzen , ten dien Einde is het eene en andere by deze Voorreede of Voorbericht by gevoegd , om dus alles tezaamen behoorlyk te kunnen inbinden; In welke orde de Vyftig byzondere Verhandelingen , op elkander moeten volgen , ziet men uit den Inhoud duidelyk genoeg. Dat van eenige weinige Voorwei> pen, de Latynfche Naam, zo min in de Verhandeling zelve* als in den Inhoud niet gemeld is, komt daarvan daan, dat» nog de Ridder Linneus , nog eenig ander Entomoloog of Infecten Befchryver, deze Voorwerpen, of in 't geheel niet gekend, of ten minden niet befchreeven en zo doende ook niet ge* noemd heeft, echter zyn het niet meer als maar zeven in ge* talie, zo ik deze ontbreekende Naamen nog mogt gewaar worden , of zeiven daar aan geeven, zal ik ze by eene volgende gelegendheid melden, gelyk ik nu kan doen van twee Voorwerpen, in myn Eerfte Deel befchreeven en aldaar met geenen Latynfchen Naam benoemd, te weeten de Derde Verhandeling van het Vierde Stuk, alleen maarden Nederduitfchen Naam van Goudlakens Vlinder hebbende , is na myne ontdekking van dit Infeét hier te Lande, naderhand in Duitschland, door eenen Entomoloog, met den Latynfchen Naam van Ochreacea benoemd geworden, zo is insgelyks het Voorwerp of de Vlinder, afgebeeld en befchreeven in de Derde Verhandeling van het Zesde Stuk, aldaar genoemd de Porcekin Vlinder, om reedenen dat * a des*  VOORREED E. deszelfs Vlakken vry wel naar gefchilderd Blaauw Porcelyn ge* lyken, naderhand door eenen Duitfcher by een Luipaard ver* geleken geworden zynde Cora welke reedenen weet ik niet) Pantheraia genoemd geworden. De ongelykheid in het aantal der Verhandelingen van ieder Stuk, is alleen veroorzaakt, door de fchaarsheid der Voorwerpen, welke tot dat Gezin of die Bende behooren , waaruit zo-, danig Stuk beflaat, dus heeft het Eer/Ie Stuk, maar twee Voorwerpen, in drie Verhandelingen; het Tweede Stuk, een VoorWerp, in eene Verhandeling,- het Eerde Stuk, insgelyks een Voorwerp, in eene Verhandeling; het Vierde Stuk, daarentegen twee en twintig Voorwerpen, in zee ven en twintig Verhandelingen; het Vyfde Stuk, drie Voorwerpen, in drie Verhandelingen; en eindelyk het Zesde Stuk, twaalf Voorwerpen* in vyftien Verhandelingen , dus te zaamen een en veertig Voorwerpen, in vyftig Verhandelingen. Voor 't overige, beveele ik zo wel dezen als mynen volgenden Arbeid;, in de welwillendheid myner zeer geëerde Beguniïigers, welker voortduwende goedkeuring my zal aanfpooren tot het voortzetten myner onderzoekingen , in dit gedeelte van het zo uitgebreide en groote werk des Scheppers,.  INHOUD DER VYFTIG VERHANDELINGEN, WAAR UIT DIT TWEEDE DEEL BESTAAT, NEBERDUITSCHE NAAMEN LATYNSCHE NA AMEN", volgens dit Werk, volgens Linn/eus en anderen. No*, zo als dezelven Rangfchikking ia uitgegeeven zyn. dit Deel. No. 51 Kleine Paarlemoer-Vlinder Lathonia. i » Tab. ï. I^e Stuk. pag. 1 88 en 89 Argus-Vlinder. . 5 Megsera. % k 11*111. 97 Schild-Rups. IPkSt. 1 Betute. kuc^ . , j. 52 Meekrap Vlinder. lilde. St. 1 Stellatarum. , -. jm .53 Geeljireep Vlinder. 1 V'le. St. 1 . *^*.C^J , „ 54 Tijger Vlinder. . . 7 Lubricïpeda. « . „ jr. 59 Kleine Riet-Vink. . 11 Pal lens. . . . HL 60 Satyn Vlinder. . . ïs Salicis. ... IV. 61 Roode en gryze Vlinder. . 19 Gracilis. . • . V. 62 PyJJïaart gelykende. . 23 Trepida. . . . VI. 65, 66 en 67. Veelvrait- Rups. 27 Rubi. . „ VII. VIII. IX. 70 Basterd-Hoorn Rups. . 39 Perficaria. . . . X. 71 Jasobs Vlinder. . . 43 Jacobeea. . XI. 72 Bruine Een -Staart. . 47 Falcula, vel Falcataria. . XlL 73 en 74 Spartel-Rups. . 51 J^rcaCver Trifolii, XIII. XIV. 75 Slak-Rups. . . 59 Limacodes» . s XV. ?6 Geele Een?Staart. , 63 Sicula, „ . . XVI. 7 7 en 78 Mir»  INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL. No. yjeniZMerimsBorJlelRups. p.67 80 Kluizenaar. . • 75 81 en 82 Diana, . . 79 85 Pfi Vlinder. . . 87 86 Wit- Vlak Winder. . 9* 90 Autumnus Vlinder. • 95 91 Grys- Band Vlinder. . 99 94. iT/eine Zter F//n^r. . 103 100 Marmer Vlinder. . 107 63 Af. PBaier. . Vde. Sc. 1 68 Bruine Snuit Vlinder. . 7 8 7 Groen en Wit • Vlinder. 11 55 Besje-Tak Vlinder. Vl^St. 1 56 UoKfe r/fa . . I* RoftraTis. /ut#-£~**cid * U« Bilineata. 'V- * .•,. ■>■,• r een aantal van 50 Verhandelin{jjjy§|g!p|| gen van Nederlandfche Infeóten te hebben kunnen uitgeeven , allen van derzei ver eerste Begin af' aan waargenomen zynde, waartoe ook niet weinig geholpen heeft, de vriendelykheid van verfcheidene myner zeer geëerde Begunftigers , welken my in ftaat gefield hebben , van veelen dezer Dieren de Eieren magtig te worden, van welken ik anders zonder Hunne hulpe zoude verfteeken zyn gebleeven, voor welke heuschheid ik Hun Wel Edelens hiermede nogmaals opentlykendank betuige, met zeer vriendelyk verzoek, my verder in het voortvaaren van deze myne pogingen , met Hunnen geneegenen byftand goedgunftig te willen verëeren. Ik zegge, is het my gelukt, 50 Verhandelingen, van Dagen Nacht-Vlinders te hebben uitgegeeven ,en waarmede ik het Eerfte Deel van myn Infe&en - Werk befloten hebbe , thans wage ik het, om onder inwachting van die zelfde hulpe, met welke ik het voorgaande hebbe mogen uitvoeren, een Tweede Deel te beginnen, ik zal in hetzelve die eige Orde behouden, * 2 welke  1V VOORBERICHT. welke in het Eerfte Deel heeft plaatsgevonden, namentlyk, ik zal van elke Bende en Gezin, uitgeeven naar mate de Voorwerpen zich aan myne waarneemingen voordoen, en wanneer de dus door elkander uitgegeevene Verhandelingen, wederom eenen bekwaamen Band uitmaaken, dezelven met eenen algemeenen Tytel en daarby behorend Voorwerk befluiten, mynen arbeid in dezen, beveele ik op nieuws aan de toegenegendheid der Liefhebberen, zo als ik het onverwachte Geluk gehad hebbe, over myn Eerfte Deel te hebben mogen ondervinden.  NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS EERSTE STUK. EERSTE VERHANDELING. OVER DE DAG - VLINDERS, van de Eerste Bende. De KLEINE PAARLEMOER-VLINDER, P: //. Tab. I. «g^gWj>aar het nodig was, by de Eerfle Verhandeling van het Eerste m Mym DeeJs Eerste Stuk, optegeeven , de kenteekenen der DagM *È)UÈ Vlinderen en hunner Rupfen en Poppen in 't algemeen, zo f&rf£§l zal het hier niet onvoeglyk zyn, by deze Eerfte Verhandeling des Tweeden Deels Eerste Stuk, wederom als te herhaalen de byzondere Kenteekenen der Rupfen Poppen en Vlinders van der Dag-Vlinderen eerste Bende. i) Alle Rupfen van deze Bende, zyn over het geheele Lyf als met Doornen voorzien, en hebben allen, 16 Pooten, daarenboven zyn deze Rupfen overal, doch onder 't Lyf het minst, met korte en ftyve Hairtjes bezet. U- »eel. a %) Door-  % DAG- VLINDERS 2) Doorgaands zyn hunne Koppen of Hoofden van gedaante gelyk men een Hert verbeeld, insgelyks geheel ruig, of met korte en ftyve « Hairtjes voorzien. 3) In Poppen zullende veranderen, begeeven zy zich aan het een of ander Uitftek, om vry en onbelemmerd te kunnen hangen, onder hetzelve maken zy haaren Staart door middel van eenig Spinfel vast laaten alsdan alle Hunne Poot en los, dus met den Kop naar beneden hangende veranderen zy in Poppen. 4) Verre de meeste Poppen van deze Bende, hebben aan 't Hoofden eind twee Punten, welken aan zommigen geheel fpitz, aan anderen integendeel ftomp zyn, voor 't overige hebben zy ook nog andere Punten ter wederzyden en langs den Rug. 5) Op den Nek, of liever op den rug van 't Borstfluk, hebben deze Poppen doorgaands de gedaante van een Gryns, met een gebogen Neus, 6) Veelen dezer Poppen, hebben goude ofzilvere Vlakken en Punten, ja zommigen zyn geheel als verguld. 7) Alle Vlinders van deze Bende, hebben maar vier volmaakte Pooten, en in plaats der twee voorlïen, zyn zy met twee {lompjes voorzien , welken geene klaauwtjes of haakjes hebben, en derhalven in 't loopen of klimmen van geenen dienst zyn. 8) Deze Vlinders, wanneer dezelven hun Poppevlies verbreeken en ter waereld komen, laten alsdan een bloedrood vocht vallen. 5- 1. Den Naams oorfprong dezer Vlinders, behoeft men niet verre te zoeken, dezelve is ontleend van de vlakken welken zich op de onderfte zyden der Vleugels bevinden en volmaakt naar Paarlemoer gelyken, dewyl men nu meer dan eene foort Paarlemoer Vlinders heeft, van welken ons tegenwoordig voorwerp eene van de kleinften is, zo noeme ik denzeiven de kleine Paarlemoer Vlinder, de Ridder Linn^eus noemd denzelren Lathonia. In het begin van Juny, reeds eenjge Jaaren geleeden, buiten Naaien zynde,  Van de EERSTE BENDE. P: II. Tab. U 3 zynde, wierden door my gevangen twee in 't paaien zich bevindende Vlinders van deze foort, dezelven m eene Doos gedaan hebbende blee ven zy nog eenen tydlang aan elkander. Te huis gekomen zynde! werl den zy in eene luchtige en ruime vlucht gezet, welke ik tnt dar «n«, merk hebbe om 'er Rupfen of Vlinders ingte plaatlen , ten einde def-" zeiver huishouding beeter waar te kunnen neemen, dus ook nu om te zien of het Wyfje zich yan deszelfs waarfchynlyk bevruchte Eieren Itls en zoude, doch daar kwam niet van, maar zodra was 'er niet een Plantje driekleurige Viool, Viola tricolor bygezet, en in de vlucht gebragt, of het YjtfTl m' eer"en ?reSZdf? EitS te le^Qa■ zond* onderfchyd , zo wel op de Bloemen zelfs, als ook aan en op de Bladeren der Plant doch telkens enkeld niet by fchoolen. Den 10 funy begon het te le«en zynde dit aanmerkelyk, dat hetzelve zich van Èiëren tf leggen onS wanneer het infchaduwe was, daarentegen in den Zonne.flhyn geplaatst wordende, telkens wederom begon te leggen. geplaatst 5- 3. De Eitjes zyn langwerpig, of Rolrond, naar boven toe iets dunder dan be- ^md^^lT yVhtrhï$> donderde ofb^dfcz^eiï t Jjlad als vast gelymd , geelachtig wie van kleur, fterk geribt en elan zig, vertonende zich in derzelver Natuurlyke groote als F1g r Tab l Tab 1 ZrLZiZVer?^ 4 I Omtrent eenen dag^'i voor het uitkomen der Rupsjes, veranderden de Eitjes ten eenenmaalf2" van kleur, en wjerden van geelachtig wit, donker griauw 6enenmaa,e 5- 4. Den i8den Juny ,dus acht dagen na het leggen, kwamen de eMte B.m. gemelde Maand, vervelden zy voor de eerfte mail h JL„ . der.ïfeds jen «kroegen , welke DooLn , ^^nkZ^S ZlF^ kleur der Rnplen «ras nu bvna zwrt, mee %msn Ikï enTeeZvêr'don voor de vierde en hattte maal TdteTÏïde^erve^/4^, S Hoofd wit, maar werd kort daarna zwart dp nnnrn™ gn 1 eemevervelimg mor f}„o o„ la„gëS bS^/taSg^ A 3 ente-  4 DAG- VLINDERS. entegen na de laatfte vervelling , zeer korte en lievige Hairtjes. Eenige dagen na deze vierde verandering van huid, waren dezelven volwasfen, in Fig. 3. welken ftaat eene derzei ven afgebeeld is by Fig. 3. §• * Myne Rupfen , welken ik tot dus verre toe groot gebracht hadde; ftierven allen op eene na, die zich ook in een edusdanige Pop veranderde, Fis. 4.Selyk by F*g« 4 afgebeeld te zien is, uit dewelke, na verloop van eeni'gen tyd de zich daar in bevindende Vlinder te voorfchyn kwam. Deze Vlinder, fraay van kleuren op de bovenzyde der Vleugels, maar nog verwonderlyker aan derzelver onderfte zyden, is vliegende afgebeeld Fis. e.ky Fig. 6 als wanneer men alle deszelfs cierlykheden ten aanzien der boP?' 'venfte zyde ten toon gefpreid ziet, integendeel by Fig 5 de rusten ftand des Vlinders afgebeeld zynde, vertoond ons de zo ongemeen fterk naar Paarlemoer gelykende Vlakken der Vleugelen. Het onderfcheid der Kunne van deze Vlinders, is niet wel ergends anders aan te kennen, dan aan 4e meerdere dikte van 't Lyf der Wyfjes Vlinders.  DAG-VLINDERS van de EERSTE BENDE.   5 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS EERSTE STUK. TWEEDE en DERDE VERHANDELING over de DAG-VLINDERS, van de Eerste Bende. DE ARGUS-VLINDER. P. II. Tab. II. III. S. x. PFc\'"'w^''ÏP^ ^ den ^aam des Vlinders betrefd, is naar alle waar jA^\y»|^ fchynlykheid dit de reede, dat dezelve by veele Lief. rlik ^eb^ers den Naam van Argus draagd om dat dezelve l^^^z^^ifcl voornamentlyk aan de onderzyde der twee onder Vier» ken zeeven ronde Vlakjes als Oogen heefc, en men in de Fabel Historie aan zekeren Argus, veele Oogen heeft toegefchreeven, men ook uit dien hoofde alles wat veel tegelyk of van rondom zag, een Argus of veel B Oog  6 DAG- VLINDERS Oog noemde, 't is zegge ik naar alle gedachten om deze reede dat men den Vlinder, welke het voorwerp dezer Verhandeling is, insgelyks den veel Oog of Argus - Vlinder noemd. By den Ridder Linn^us, draagd dezelve den Naam van Megara; het Infect 't welk by dezen Grooten Natuur Onderzoeker, den Naam van Argus draagd, is een zekere kleine, op deszelfs boven Vlerken fchoone blaamve Vlinder, onder de Papiliones, of Dag-Vlinders behoorende, en aan welks onderzyde der Vlerken, insgelyks veele ronde Vlakjes, als Oogen zich bevinden; ik zoude ons tegenwoordig Infect ook wel hebben kunnen noemen Gemarmerd Zand-Oogje, ter onderfcheiding van de reeds befchreevene Oranje Zand-üog, Bruine Zand- Oog en Bonte Zand» Oog, dewyl het tegenwoordig voorwerp als Vlinder, insgelyks onder het geflacht der Zand • Oogen behoord, eeven als het Koe-Vinkje, reeds hier voor befchreeven, in 't ifte Deel, eerfte ftuk, vierde Verhandeling, Tab. IV. Pag. 25. doch dewyl veele Liefhebbers voor my, reeds den Naam van Argus, aan dit Diertje gegeeven hebben,zo dacht ik ware het wel alzo goed, dien Naam aan dezen Vlinder maar te laaten behouden. f. 2. Den 15 Augustus, des Jaars 1791, kreeg ik prefent van den Wel Edelen Heer Mr. Comelis van hennep , wien ik myne dankbaarheid hier voor opentlyk betuige, twee Vlinders van dit foort, zynde een Mannetje en een Wyfje, beide hadden met eikanderen gepaard , reeds eenen Dag te vooren, het laatstgemelde, legde in den Nademiddag van dezen Dag, reeds 20 Eieren, blaauwachtig groen van kleur, allen en- keld,  van de EERSTE BENDE P. II. Tab. II. III. 7 keld, en naar maate van de groote des "Vlinders, zeer groot van ftuk, een daar van hebbe ik in deszelfs Natuurlyke gedaante Afgebeeld op Tab. H. Fig. r. en door eene tamelyke vergrooting befchouwd zyn- Jjh' de, vertoonde hetzelve zich als Fig. 2. wanneer men deszelfs aartige en F'&- *• regelmatige plaatzing der Vlakken, zeer duidelyk zien konde, den 16 van deze zelfde Maand August, leide het over Dig, en den 17de Jn den vroegen Morgen noch 17 Eieren, dus in 't geheel 37 S:uks, waarna hetWyfje ftierf, doch kort voor deszelfs Dood , legde het noch 7 extra groote witte Eieren, welken zo wel in derzei ver Natuurlyke gedaante , als ook door het Microscoop gezien, zeer verfchillend waren met de overige Eieren, een daar van hebbe in zyne waare groote afgebeeld by a. ik heb- Fig. a. be het daarom op een zwart Stukje geplaatst, op dat het des beeter zoude zichtbaar zyn, door het vergrootende glas gezien, vertoonde zich een zodanig Ei, als of het eene Lederachtige Schil had, met weinig of genoegzaam geen vogt in het zelve, dus het my niet onwaarfchynlyk voorkomt, dat het zogenaamde Wind - Eieren geweest zyn, het welk my tot nog toe by geenen Vlinder is voorgekomen, wel is waar, menigmaalen hebbe ik het gehad, dat een Vlinder Wyfje onbevruchte Eieren gelegd heeft, doch dezen hadden altoos derzelver waare gedaante en groote, zo wel in kleur als gefigureerdheid kort na de legging, doch daar bevruchte Eieren, doorgaands eenige Dagen 'er na, wel hunne groote behouden, maar derzelver kleur veranderen, zo behouden daarenteegen meestal de onbevruchte Eiè'. ren, wel derzelver kleur, doch haare groote verliezen zy, wordende van tyd tot tyd kleinder, en krimpen zodanig in, door het verdroogen van het zich daar in bevindende onleefbaare vogt, dat 'er niets van overblyft, als alleen maar de buiten Schil, deze Wind-Eieren inteegendeel, fchoon B 2 zeer  8 DAG-VLINDERS zeer zeeker ook onbevrucht, verlooren derzelver groote niet, veranderden ook niet van kleur, maar bleeven eeven zo als toen het Wyfjes Vlinder dezelven legde, namentlyk witachtig, zelfs zyn zy nog dezen Dag terwyl ik dit fchryve, onverdroogd van Schil, hebbende nog derzelver eerfte gedaante en kleur, ik bewaareze ook om die reedenen als eene zaak niet veel voorkomende, ten minden by my nog nimmer gebeurd zynde. Uit de eerst gelegde bevruchte goede Eieren, kwamen den 22 August, de jonge Rupsjes voort, hebbende dus maar omtrent zes Dagen als Eieren geleegen, dezelven waren witachtig van kleur, en met het bloote Oog gezien geheel ruig met een bruin Kopje, doch door een vergrootend glas btfchouwd wordende, waren de Hairen zwart en zeer flyf in 't aanzien , ftaande allen ieder op een zwart Knopje. Ik zette myne jonge Rupsjes ten eerften op een Zoodje Gras, waar van zy ook be. gonnen te vreeten doch niet terftond , 't welk zekerlyk veroorzaakt wicrd , door dien zy ieder van te vooren om zo te ïpreeken Hunne Maaltyd reeds gedaan hadden , aan de leedige Doppen van de Eieren waar uit zy gekroopen waren , dewyl zy dezelven hadden opgevreeten. Den 2olte dus na verloop van zeeven Dagen, zetteden zy zich voor de eerfte maal op het vervellen en hadden genoegzaam allen den ifte September eenmaal Haare Huid verwisfeld, nu waren derzelver Hoofdjes, die te vooren eene bmine kleur hadden, geheel groen geworden, en ten eenenmaale eenkleurig met het overige Lichaam der Rups; met Gras  DAG-VEINDERS van de EERSTE BENDE.   van de EERSTE BENDE. P. II. Tab. 11 III. s Gras te vreeten, bleeven myne tegenwoordige Diertjes niet ophouden, groeyden daar door ook zeer goed, zo dat zy zich den 9 en iode September voor de tweedemaal op het vervellen zetteden, door het welk zy den nde en 12de ook geraakten, zynde als toen tweemaalen verveld, Hunne kleur was eeven eens na deze verwitfeling van Huid, als voor dezelve, namentlyk geheel groen, met flaauwe ftreepen ; ongemeen langzaam en traag zyn dezelven in het loopen , en over het geheel, zeer fterk doorfchynende, zelfs zo flerk, dat men Hun verteerde Voedzel, in het Lichaam kan zien naar achteren toe voortgaan om uitgeloosd te worden, zelfs Hun Kop , fchoon van eene harde zelf Handigheid zynde, werd kort voor eene Vervelling eeven zo doorfchynend als Glas. Den 3de October, dus een- en twintig Dagen na de tweede Vervelling, fchikten zy zich voor de derdemaal hiertoe aan , en geraakten door deze Vervelling eerst den 9 en 10 October, hierna gebruikten zy maar zeer weinig Voedzel, en bereideden zich om zo te fpreeken , tot het doorftaan van den naderenden Winter, in den welken zy toch naar behooren geen Gras bekomen konden , dus overwinterende, onder het gebruiken van zeer weinig Voedzel, zaten zy de eerfle Winter Maanden November en December geheel door, en genoegzaam altoos onbeweeglyk ftil, doch in 't laatst van de Maand January des volgenden Jaars, warme Dagen zynde, begonnen zy wederom te kruipen en ook iets te vreeten, 't welk naar maate der meerdere aankomende Voorjaars warmte, ook langzaamerhand vermeerderde, zo dat zy zich den 5de en 6de Maart, voor de vierde keer op het vervellen zetteden, op deze verwisfeling van Huid , zaten zy ongemeen lang, want daar zy bynaar allen tegelyk op deze vierde Huid verwisfe- C ling  io DAG. VLINDERS ling zaten, zo waren 'er echter den 2ifle van dezelfde Maand nog rraar eerst drie verveld, zittende de overigen tot in 't begin van April, zyn* de toen eerst allen hier dcor geraakt, de meeften vraten het afgefhoopte Vel geheel op behalven den Kop, doch eenige weinigen lieten hetzelve zitten zonder 'er iets van te gebruiken, na deze Huid verwisfeling, 't welk nu ook de laatfle was, begonnen zy wederom aanmerkelyk te groeyen en dtwyl het Gras in dezen tyd van 't Jaar , ock in groote veel aanwast, gebruikten myne Rupfen ook braaf van hetzelve, en jy_ „ wierden dus volwasfen , twee dergelyke , haare volle groote bereikt Tt b jll' hebbende Rupfen, ziet men afgebeeld Fig. en Tab. III. Fig. 6. waarö' op de ftreepen welken na de tweede vervelling maar zeer flaauw te zien waren, nu ten duidelykften zich vertoonen, alsmede de twee flerk achter uit fteekende Punten, aan het laatfle Lid over de achter Pooien heen, en byzonder eigen aan dit Gezin. 5. 4. Tot den 15 April, hadden myne Rupfen het Gras zich zeer wel laaten fmaaken, maar als toen kroopen veelen van de Gras-Zoode af, en verwyderden zich van dezelve kruipende tegen de Wanden van het Verbljf, waarin ik de Gras»Zoode (laan had, aan en op, om zich een bekwaame plaats uittezoeken , waaraan zy veranderen zouden , eenige weinigen kozen hiertoe ook uit, het eene of andere Grasfpiertje , waaraan zy derzelver achter einde vast maakten, gelyk twee van dezelven zich den 17deApril, aan derzelver Staarten opgehangen hadden, door  van de EERSTE BENDE F. II. Tab. II. III. u door middel van eenig fyn Spinfel, gelyk ik eene zodanige zich vast gemaakt hebbende Rups, af beelde Fig. 4. de overige Rupfen, deeden Fig. 4. vervolgends ook hetzelfde, hangende zich veelal maar aan de zyden van eenige overeinde itaande zaak , het zy een Grasfpiertje, of ook zelfs aan de Zy • Wanden van Hun verblyf, de zich het eerst aangehangen hebbende Rups, veranderde in Pop den 20 April, zynde geheel groen van kleur, afgebeeld Fig. 5. de volgende Dagen, veranderden ook my- pig. 5. ne overige Rupfen, zo dat ik den 28fte April, geene in deze gedaante meer overig had, zynde genoegzaam allen in Poppen veranderd. Dat de kleine gemeene Slakken zonder Huisjes, niet maar alleen voedzel gebruiken uit het Planten-Ryk, maar ook uit het Ryk der Dieren, is my ten duidelykften gebleeken, dewyl eene Slak, dewelke zeer waar* fchynlyk in het Gras Zootje geweest was, op zeekeren tyd, dat ik naar myne zich reeds in Poppen veranderd hebbende Rupfen zag, bezig was, eene dergelyke Pop optevreeten, en 'er ook reeds veel meer als de helfte van gebruikt had, toen ik 'er bykwam. Deze Poppen, fchoon in den beginne helder groen, worden van tyd tot tyd donkerder van kleur , zelfs naar 't bruine trekkende, en men kan een of twee Dagen voor het uitkomen des Vlinders, de voornaamfte Vlakken der boven Vlerken, door het Poppe-Vlies zien heen fchynen, gelyk dit afgebeeld hebbe Fig. 7. alwaar men de oranje kleur der Fig. 7. boven Vlerken, met een gedeelte van derzelver zwarte Teekening, ziet doorfchynen. C 2 Ds  12 DAG-VLINDERS van dc EERSTE BENDE P. II. Tab. II. III. ï 5. De 2ofte May, dus vier Weeken na het veranderen in Pop, kwam de eerfte, en vervolgends ook de overige Vlinders te voorfchyn, zynde fchoon oranje van kleur, met zwarte Vlakken, welk laatfte in de Fig. 8. Mannetjes, menïgvuldiger en donkerder is, dan in de Wyfjes, Fig. 8. Fig. p. vertoond eenen Mannetjes Vlinder, daarentegen Fig. 9. naar een in vliegende gedaante zich bevindend Wyfjes Vlinder geteekend is, om nu ook de fchoonheid van de onder zyde der Vlerken te zien, en waaruit de Naam van Argus zynen oorfprong neemd, zo hebbe een rustend Fig. Wyfje afgeteekend Fig. 10. waaraan men ziet dat aan de onder zyde JO' der onder Vlerken, zeeven, en aan de onder zyde der boven Vlerken, drie, Vlakken als Oogjes zich vertoonen. Fig. b. T*g- b. is de vergroote gedaante en kleur van een Diertje, welks natuurlyke groote men by c. ziet, deze Diertjes, onder de Milben of Myten met acht Pooten behoorende, liepen veelvuldig over en onder myne Rupfen heen, eeven als eene foort van Luizen, of dezen nu toevallig in het Gras waren, en dus ook maar als by toeval over myne Rupfen heen liepen , dan of zy werkelyk op dezelven aasden , kan ik niet met zekerheid bepaalen, het eerfte komt my nog wel het waarfchynlykfte voor»  DAG-VLINDERS van de EERSTE BENDE.   BESCHOUWING DER WONDEREN GODS IN DE MINSTGEACHTSTE SCHEPSELEN. O F NEDERLANDSCHE INSECTEN, In hunne aanmerkelyke Huishouding , wonderbaare Gedaantewisfcling en andere wetenswaardige Byzonderheeden, Volgens eigene Ondervinding befchreeven, naar 't Leeven naauwkeurig geteekend, in '/ Koper gebracht en gekleurd, door JAN CHRISTIAAN SEPP. TWEEDE DEELS TWEEDE STUK, Behelzende de Verhandelingen over de DAG-VLINDERS van de TWEEDE BENDE. Te AMSTERDAM, By J. C. SEP P. MDCCXCV.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS TWEEDE STUK. EERSTE VERHANDELING. OVER DE DAG-VLINDERS, van de Tweede Bende. DE SCHILD- RUPS. P. II. Tab. L 5^^^^^™gindel\k heeft het my mogen gelukken, na reeds zei h& §a|p'S* J en veertig Verhandelingen, van dit tweede Deel der \ ^ÈÊw$!S ^e^er^an^^e ^-uP^en en Vlinders, afgebeeld , be> ll^n.MminT.^la fchreeven en üitgegeeven te hebben , een Voorwerp machtig te worden, behoorende tot de Dag-Vlinders van de Tweede Bende, wordende hier door de gaaping, welke 'er tot nog toe heeft plaat* gehad, door het ontbreeken van het Tweede Deels Tweede Stuk, met deze thans voor ons hebbende Verhandeling vwholpen , doch eer ik over- A g«an  & DAG-VLINDERS gaan tot de Befchryving van het tegenwoordig InfecT: zal ik vooraf op- geeven. De Kentekenen der Rupfen , Poppen en Vlinders van de Tweede Bende der Dag ■ Vlinders. i) De Eieren, waaruit deze Infecten voortkomen, zyn niet allen van eenerly gedaante , zommigen bevinden zich langwerpig en aan 'c bovenfte Eind puntig, anderen rond; onder deze laatften heeft men bolronde en platronde, gladde en ruuwe. Van kleur zyn dezelven genoegzaam allen geel of geelachtig wit. s) De Rupfen van deze Bende hebben geene Doornen, maar meest allen zeer fyne korte Hairtjcs. 3) De Hoofden zyn van de aldermeesten rond, doch 4) Het voornaamfte kenmerk dezer Bende is, de wyze op welke zich derzelver Rupf-n, gereed maken om in Poppen te veranderen, en waarin zy van alle overigen, zo wel Dag- als Nacht-Vlinder-Rupfen, ten eenenmaale verfchillen; want behalven dat ze ter plaatze daar zy de verandering zullen ondergaan, het achtereind door middel van een fyn Spinfel vast hechten, fpannen zy nog daarenboven dwars over 't midden van 't Lyf eenen Draad, dien zy ter wederzyden van het zelve naast zich vast maken. 5) De Poppen van deze Bende zyn niet allen van eenerly Gedaante, zommigen hebben Punten of Uitfteekzels, en gelyken dus eenigzints daar die van de Eerfte Bende, boewei de fcherpe Verhevendheden der  van de TWEEDE BENDE. P. II. lab. I. 3 der eerften, anders, als die der laatstgemelden geplaatst zyn. Anderen wederom zyn geheel' zonder Punten of fcherpe Verhevendheden en hebben dus meer , ji veele overeenkomst met de Poppen der Nacht-Vlinders. 6) Doch het zekerfte kenmerk der Poppen van deze Tweedé Bende, is de bovengemelde dwars Draad of Band , waardoor zy van genoegzaam alle andere Dag- en Nacht-Vlinder-Poppen, kunnen onderfcheiden worden. f) De Dag-Vlinders van de Tweede Bende,hebben allen zes volmaaktePooten, en zyn dus kennelyk genoeg om dezelven van de Dag-Vlinders der Eerfte Bende te kunnen onderfcheiden. S) De onder Vlerken van dezen, zyn naar evenredigheid kleinder, dan die der Dag.Vlinders van de Eerfte Bende, welken daarmede Hun Lyf in den rustenden ftand, van onderen altoos bedekken, 't geen die van, .de Tweede Bende niet, of maar zeer zelden doen. ( i. Na dus vooraf opgegeeven te hebben, de onderfcheidende kenmerken , zo wel der Rupfen, Poppen als Vlinders, van de Tweede Bende der Dagvlinders, zal ik overgaan tot de Befchryving van ons tegenwoordig Voorwerp, 't welk ik in zynen eerften zich vrywillig beweegende ftaat noems, de Schild-Rups, omredenen, dat het geheele Lichaam der Rups, als met £en Schild fchynd bedekt te weezen, (hoewel zulks echter inderdaad geen Schild is) waaronder het Hoofd der Rups, wanneer dezelve ftü zit, als A a ver-  4. DAG-VLINDERS. verborgen is, en door Haar by 't kruipen en vreeten, alleen maar onder hetzelve van daan en dus ten voorfchyn komt. By den Ridder Linn/eus is deze Vlinder eene foort van Betula, hoewel dat deze genoemde, hoog geele Vlakken in deszelfs boven Vleugels heeft, welken aan ons tegen vroordig Voorwerp geheel ontbreeken, hebbende maar alleen twee kleine geele Vlakken in deszelfs onder Vleugels. In veelerlei opzichten, heeft onze tegenwoordige Vlinder overeenkomst met de Prutsi van Linn/eus , doch de Rups en Pop van het voor ons hebbende Infeór., komen volmaakt over een met de eerstgenoemde, te weeten de Betula, als zynde eene ongerdoornde Rups en Pop, daar de andere wel juist geene doornen heeft» maar toch evenwel eene Rups en Pop met Punten voorzien. Reeds eenige Jaaren geleeden, vond ik den 8ften Juny, eene Rups van deze foort op Eike Bladen te Muider-Berg, zynde genoegzaam volwasfen, en dewyl my dit zo voorkwam door dien ik dergelyk foort van te voo* ren reeds meermaalen had gehad, zonder dezelven te hebben afgetekend, zo tekende ik deze tegenwoordige terflond af, welke afbeelding men ziet Tab. 1. op Tab. I. Fig. t. Ik bad deze Rups maar weinig Dagen gehad, toen zy Fig. i. zich reeds ter verandering begon te fchikken, evenwel nam ik in dien tusfchen tyd nog waar, dat zy in 't kruipen zich bevindende, op het minfle gerucht, het Hoofd onder het om zo te fpreeken eerde Schild geheel in trok en verbergde, en zich eenen tamelyk langen tyd geheel flil hield, tot dat zy geen onraad meer vermoedende, wederom aan 't kruipen ging. f. s;  'van de TWEEDE BENDE. P. LI, Tab. I. s % 3- Dan 11 den Juny, dus maar drie Dagen, na dat \\ deze Rups was machtig geworden, veranderde zy fterk van kleur, verliezende ten eenenmaale liet fchoone groen, wordende daarentegen volkomen vleesch kleurig, gelyk,Fig. 2. doed zien, ook werden de Ringen, waaruit het Lichaam FiS' 2. der Rups beftaad, ruim zo fterk van elkander afgefcheiden, als van te vooren, nu maakte zy zich ook , niet alleen eenen Draad of Band over het Lyf, gelyk alle Dag - Vlinder Rupfen van deze Ttveede Bende doen, maar op het Blad, waarop zy de verandering in Pop zoude ondergaan, maakte zy ook noch onder zich, bynaar langs de geheele lengte en breedte Tran het Lichaam, een fyn Spinfel; Voor 't afvallen dus beveiligd zynde, zat myne Rups in den ftaat der verandering tot den 15 Juny, op welken Dag zy in eene Pop veranderde, welke naar 't leven afgebeeld hebbe Fig. Fig. 3. 3, zynde over 't geheel licht bruin met fyne zwarte flipjes. Deze Pop, offchoon uit dezelve een volmaakte Dag-Vlinder komt, heefc echter geheel geene Uitfteekzels of fcherpe Punten , zo als anders veele Dag - Vlinder Poppen hebben, maar is ten eenenmaale glad en effen, gelykende ruim zo veel naar een zogenaamd Tonnetje, waaruit de eene öf andere grootte Vlieg te verwachten waare, dan naar de Pop van. eenen Dag-Vlinder. §• 4. Het was de 2<5fte van dezelfde maand Juny, dus maar elf Dagen na de wording van Pop, dat de Vlinder uit dezelve ten voorfchyn kwam, van welken men de afbeelding der vliegende gedaante, dus tegelyk van de bo-  6 DAG-VLINDERS wn de TWEEDE BENDE. P. 11. Tab. I Fig. 5. boven zyde der Vlerken, by Fig. 5- daarentegen is die der rustende geftalte, met toegeflagene Vlerken, welker onderfte zyde naar buiten, ng_ 4. dus naar het oog des Aanfchouwers gekeerd is, by Fig. 4. te zien. Eieren hebbe ik van dit Meel tot nog toe niet gehad, en het is my niet alleen nu in dit, maar ook in alle andere gevallen zeer lief, van zulke Vlinders, welker Huishouding ik nog niet kenne, ten minften nog niet befchreeven hebbe, Eieren te verkrygen ; Ik ben ook door de vriendelykheid der Liefhebberen, welken dezelven op de eene of andere wyze verkreegen hadden, reeds meermaalen in ftaat gefield, de geheele Huishouding van het Een en Ander Voorwerp machtig te worden, en indien ik dus door den eenen of anderen weg, de Eieren van onzen tegemvoordigen Vlinder mogt verkrygen, zal ik niet ingebreke blyven, dezelven op eene volgende Verhandeling, van een ander Mimede aftebeelden.    BESCHOUWING DER WONDEREN GODS IN DE MINSTGEACHTSTE SCHEPZELEN. O F NEDERLANDSCHE INSECTEN, In hunne aanmerkelyke Huishouding, wonderbaare Gedaantewisfeling en andere wetenswaardige Byzonderheeden, Volgens eigene Ondervinding befchreeven, naar 't Leeven naauwkeurig geteekend,. in 't Koper gebracht en gekleurd, door JAN CHRISTIAAN SEPP. TWEEDE DEELS DERDE STU£> behelzende de Verhandelingen over de NACHT-VLINDERS van 't Eerfte Gezin Jtr EERSTE BENDE. Te AMSTERDAM, By J. C. SEP P. MDCCLXXXVI.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS DERDE STUK. EERSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 't Eerste Gezin der Eerste Bende. De MEEKRAP-VLINDER. P: II. Tab. I. m^^^koor dat ^ overgaan tot het Befchryven van ons tegenwoordig f*\wn ^n^» zal *k voor a^ bv deze Eerfte Verhandeling van des $^J&i Tweeden Deels Derde Stuk opgeeven: De Kentekenen der Rupfen , Poppen en Vlinders, van het Eerfte Gezin der Eerfte Bende, waaronder het tegenwoordig voorwerp behoord, zynde: 1) Verre de meefle Rupfen van dit Gezin, hebben op den Staart een hard en als beenachtig Horentje. 2) Allen zyn dezelven zonder Hairen. II- deel. (A) 3) De  a NACHT-VLINDERS 3) De meeften veranderen in-, doch eenige weinigen ook buiten de Aarde in Puppen. 4) De Poppen dezer Rupfen hebben aan het Einde van den Staart een Puntje: 5) De Vlinders van dit Gezin, in hunnen ruftende ftand, eenige overeenkomst hebbende in gedaante mee het achter Einde van eenen Pyl, worden om die reeden veel al hier te Lande Pyl Sitiartsi genoemd. 6) De Sprieten of Voelders dezer Vlinders, zyn dikker als de Borfteligen, doch niet zo dik als de vederachtigen of gekamde Sprieten van andere Nacht-Vlinders, maar veelal meerder knotsachtig. 7) De meeften dezer Vlinders, bedekken hun Lyf niet met derzelver Vleugels, en veelen fchuiven de onder Vleugels zodanig onder de bovenden heen, dat dezelven aan den voorkant der boven Vleugels, aanmerkelyk vooruitfteeken. g) Hunne Eieren leggen zy in de vryheid zynde enkeld, niet by Schooien, en voeren ook vervolgens als Rupfen, een eenfaam leeven. 9) De Zuiger van de meeften der Vlinders van dit Gezin, is aanmerkelyk langer, dan van die der andere Nacht-Vlinders. 5. 1. Dit Irfecl in deszelfs laatften Staat ,by de meeften onzer Nederlandfche Liefhebbeis den Naam dragende van Meekrap-Vlinder, of Meekrap-Pylftaart, uit hoofde dat zich deszelfs Rups, op Meekrap Rubia tinftorum of Aparine Major vinden laat en zich 'er mede geneerd, draagd integendeel by den Ridder LinnjEüs den Naam van ■Ste/latarum, waarfchynlyk om die reedenen, dewyl het Gewasch alwaar de Rups op aast behalven de reeds bovengenoemde Naamen, ook nog in 't Latyn heet, Aparine Lavis Stellata of Hepatica Stellata. Door de vriendelykheid van den Wel Edelen Heere Ay. van Rensfe]aar Wz. wien ik myne opentlyke dankbetuiging by deezen verplicht ben te doen, geraakte ik in 't bezit der Eieren van dit infeft, zyn Wel Edele had namentlyk een bevrugt Wyfjes Vlinder gevangen, het welk in Dit Irfecl in deszelfs laatften Staat ,by de meeften onzer Nederlandfche Liefhebbeis den Naam dragende van Meekrap-Vlinder, of Meekrap-Pylftaart, uit hoofde dat zich deszelfs Rups, op Meekrap Rubia tmftorum of Aparine Major vinden laat en zich 'er mede geneerd, draagd integendeel by den Ridder Linn^eus den Naam van ■Ste/latarum, waarfchynlyk om die reedenen, dewyl het Gewasch alwaar de Rups op aast behalven de reeds bovengenoemde Naamen, ook nog in 't Latyn heet, Aparine Lcevis Stellata of Hepatica Stellata.  Fan 't Eerfte Gezinder EERSTE BENDE. P: II. lab. I. 3 in deszelfs gevangenis, aan een Plantje Aparine Sylvatica Lcevis, of Kleefkruid, eenige Eitjes en wel enkeld leide, van deze gelegde Eieren,deed bovengenoemde Heer, my eenige prefent, welken door de Moeder Vlinder gelegd waren den i July en waar van een door my afgebeeld is in deszelfs natuurlyke groo e by Fig. x. op Tab. i. doch doorliet Microscoop p''- Tvergrooot zynde , als Fig. 2. * *lê* 5- 3. Den 7'" der gemelde Maand July, dus maar ruim zes Dagen na dat de Eieren gelegd waren, kwamen de jonge Rupsjes reeds uit dezelven te voorfchyn , vertonende zich als Fig. 3. te zien is. Oflchoon de Fig. 3. Rupfen van deeze foort, veel op de Meekrap gevonden worden, op die Plaatzen, alwaar dit gewasch menigvuldig groeid of aangekweekt word, zo ben ik egter van gedachten, dat dezelven ook behalven de Meekrap, nog van andere Plantgewasfen zich geneeren en waar van my by ondervinding gebleeken is, het boven genoemde Kleefkruit aparine fylvatica, een te zyn. Drie Dagen na het komen uit 't Ei, vervelden myne Jonge Rupjes voor de Eerfte maal, vertonende zich als Fig. 4. Vier Fig. 4. Dagen 'er na, dus den 14 July,gefchiede dit voor de Tweede keer, wanneer men reeds duidelyk eenige Streepen aan dezelven gewaar wierd , gelyk by Fig. 5, kan gezien worden; Den 18 July, dus al wederom vier Fig. 5. Dagen na de Tweede Vervelling, verwisfelden zy voor de Derde maal van Huid, en vertoonden zich gelyk de Afbeelding Fig. 6. doed zien. Na^y„ ö> deze Vervelling, groeiden myne Rupfen ongemeen fpoedig en voordeelig, zo dat dezelven in 't begin van Augustus volwasfen waren, zynde evenwel van te vooren nog eerst Verveld en wel voor de Vierde en Jaatfte reize, terftond na deze Huid verwisfeling, hadden de Rupfen fyne witte Stippen, tot aan derzelver verandering in Pop toe. Fig 7. hebbe ik afge- Fig. 7. teekend naar eene dus volwasfene en in haaren grootiten luifter zich bevindende Rups. Niet lang voor dat deze Rupfen zich ter verandering in Pop willen begeeven, veranderd Hunne fchoone groene kleur in vuil paarfch, gelyk te zien is Fig. 8. Fig. 8. De meeften der zogenaamde Pylftaart Rupfen, begeeven zich voor dat zy in Poppen veranderen zullen , in de Aarde, vervaardigen zich in dezelve bekwaame Holen, om 'er niet alleen Poppen in te kunnen worden, maar ook geduurende dien Staat, in dezelven als beveiligd te zyn voor allen uitwendigen aanval, ons tegenwoordig InfecT: daarentegen, blyft boven de Aarde, en maakt zich nog Rups zynde, door middel CA 2) van  4 N A C H T-V L I N D E R S. van Spinzel, eenige dorre Bladen tot een Verblyf gereed, waar in zy alt Fig. 9 dan tot eene Pop veranderd, gelyk ik zulks Fig. o. afgebeeld hebbe. In den Staat van Pop, blyft de Vlinder niet zo lang beflooten "als wel de meeste anderen van dit Gezin,ten minften eene van diegeenen welken ik gehad hebbe (dewyl my alle de overigen nog Rupfen zynde kort voor het infpinnen ftierven) veranderde zes Dagen na het infpinnen, in eene Pop, en Acht weeken 'er na , kwam de fraaye Vlinder uit dezelve ten Fig. jo voorfchyn, vertoönende zich in den rullenden Stand als Fig. 10. daarenfeu'tegen vliegende gelyk Fig ir. Het onderfcheid der Kunne, blykt aan 'de meerdere dikte van het Lyf,zynde dat der Mannetjes Vlinders altoos dunder, dan dat der Wyfjes. 5. 6. Om den aanmerklyk langen Zuiger, en blinkende helderheid der Oogen van dit Infeft, in deszelfs laatften Staat, zo veel mogelyk te doen zien, zo hebbe ik den Kop en voorfte Gedeelte van eenen Vlinder, Fig.12.afgebeeld als van terzyden zich vertonende Fig. 12.    BESCHOUWING DER WONDEREN GODS IN DE MINSTGEACHTSTE SCHEPSELEN. O F NEDERLANDSCHE INSECTEN, In hunne aanmerkelyke Huishouding , wonderbaare Gedaantewisfeling en andere wetenswaardige Eyzonderheeden, Volgens eigene Ondervinding befchreeven, naar 't Leeven naauwkeurig geteekend, in 't Koper gebragt en gekleurd, door JAN CHRISTIAANSEPP. TWEEDE DEELS VIERDE STUK, behelzende de Verhandelingen over de NACHT-VLINDERS van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Te AMSTERDAM» By J. C. S E P PMDCCLXXVIL   * < # > $ 't NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. EERSTE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS, van H Tweede Gezin der Eerste Bende. De geelstreep-vlinder. p; II. Tab. I. Kenteekenen der Rupfen Poppen en Vlinders van het Tweede Si |||/Jk Gezin der Eerfte Bende, diene ik eerst vooraf te melden, voor dat ik tot de Befchryving van het tegenwoordig Infeól verders evergaan. i) Alle hier onder behoorende Rupfen hebben 16 Pooten. a  » NACHT-VLINDERS 2) Eenigenzyn glad, anderen Hairig, onder de laatften zyn zulken welken korte en fyne Hairtjes hebben, anderen daarentegen welken geheel ruig en met lange Hairen bedekt zyn, nog anderen welker Hairen in de gedaante van Borftels by elkander geplaatst zyn. 3) Veele dezer Rupfen veranderen in, veelen ook buiten de Aarde in Poppen, onder de laatften zyn 'er welken zich een zuiver Spinzei maken, zonder eenige byvoeging van vreemde zaaken , anderen daarenteegen vervaardigen haar Spinzel door 'c bydoen van dorre Bladeren, afknaagzel van Hout, of andere dingen. 4) De Poppen van dit Tweede Gezin der Eerfte Bende, gelyken naar die van het Eerfte Gezin dezer zelfde Bende, genoegzaam in allen deele , eenigen echter uitgezondert , zommigen hebben aan het Staart-Einde een, of ook wel meer Ipitze Puntjes, anderen wederom nier. 5) De Vlinders van dit Gezin, bedekken in den rustenden ftand hun Lyf met derzelver Vlerken, terwyl zy dezelven of daksgewyze 'er aan, of vlak daar boven op leggen. 6) Zommigen hebben vederachtige , of zogenaamde gekamde of gepluimde Sprieten, anderen daarenteegen Borftelachtige, of Hair Sprieten. 7) Zo wel enkeld, als ook veelen by elkander, leggen de Vlinder Wyfjes Haare Eieren, welken de meeften rond en niet ovaal zyn, ao als wel die van het Eerfte Gezin der Eerfte Bende. S 1.  Van 'i Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Pi IL Tab. I. 3 % 1. Dewyl de Rups of onze tegenwoordige Vlinder in deszelfs eerften ftaat, terwederzyden van het Lyf eenen breeden geelen ftreep heeft, ter lengte van het geheele Dier, en de Vlinder zelfs, of het Infcft in zynen laatften ftaat, ook na by den Rand der Vlerken eenen fmallen en met fyne bogten lopenden geelen ftreep heeft,zo hebbe ik dezen Vlinder ter onderfcheiding van anderen De Geeljlreep Vlinder genoemd. Jn het Hoogduitfche werk van den Hr. Rofel f is een Vlinder afgebeeld welke eenige overeenkomst met ons tegenwoordig Voorwerp fchynt te hebben en welke Rups de Hr. Rofel befchryfd onder den naam van: die fch'dlliche glatte braune krautRaupe by Linnaeus genoemd Brasjicce, doch of het een en dezelfde is met myn tegenwoordige Vlinder, Iaate ik onbeflist ter beoordeeling aan anderen over. 5- £ Buiten de Poorten onzer Stad wandelende, is doorgaands myn gebruik, wanneer de Geleegendheid zulks maar eenigzints wil toelaaten, om aan de Bladeren of Takken der Boomen of Plantgewasfen, naar Infecten om te zien j hierdoor gebeurd het dikmaals,dat ik naar het Een of ander Infeéï zoekende, hetzelve niet vinde, maar wel daarentegen anderen , naar welken ik niet gezocht hadde, zyn dit dan zodanigen, welken ik, of in 't geheel nog niet hebbe, of welker Huishouding en manier van beftaan my nog t Rofel Infr fietst: I Th: Nacht Vog: 2"* Cl: Tab*XXIX. Fig. 4. j. a 3  4 NACHT- VLINDER, nog niet bekend was, dan beklaage ik geentzints de gedaanemoeyte, maar achte zeer wel beloond te zyn myne naarfpooringen; De Eieren van het tegenswoordig Meel, vond ik by eene dergelyke Geleegendheid, buiten de Haarlemmer - Poort van deze Stad, ophethierby afgebeelde Tab. i Kruid, en wel een geheel Schooltje by eikanderen, gelyk Fig. i. op Tab. i. zulks doed zien,met het blooteOog befchouwd zynde, was aan een dergelyk Ei geene geribdheid, of over 't geheel niets byzonders te ontdekken, doch een met het Microscoop gewapend Oog, deed hetzelve tig- s.zich voordoen gelyk Fig. 2. afgebeel is. Kort na dat de Moeder Vlinder Haare Eieren gelegd heeft, zyn dezelven bynaar wit, (uitgezonderd het bruine afgebrokene bandje en het bruine vlakje boven op het midden van 'tEi) maar worden donkerder van kleur, kort voor het uitkomen der Rupsjes, zo dat de bruine Band en Vlak geheel verdwynen en het Eitje over het geheel eene Potlood kleur verkrygd. 5- 3. In 't begin van July, kwamen de jonge Rupsjes uit Hunne Eieren welken ik eenige Dagen te vooren gevonden had te voorfchyn, en vertig- 3 toonden zig als Fig. 3. de meeften vraaten Hare Eiërdoppen fchoon op en allen fpanden zy wanneer ze liepen eeven gelyk als Span-Rupfen met 12 Pooten doen, echter kon men met een matig vergroot glas, ook Hunne overige 4 Pooten reeds zien, fchoon zy dezelven nog in 't geheel niet gebruikten, aangeraakt wordende; lieten zy zich terftond by Draaden van  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE P. II. Tab. I. 5 van het blad of deeltje waar op ze zaten afvallen. Zeeven Dagen na het komen uit het Ei, vervelden zy voor de eerftemaal , en Acht Dagen 'er na, voor de tweede keer, vertonende zich toen reeds als Fig 4 Het loopen als Spanrupfen, begon ook reeds geheel optehou- Fig. 4. den. Zes of Zeeven Dagen na de tweede Vervelling , deeden zy het voor de derde reyze, en hadden toen de gedaante grootte en kleur als Fig. 5. Voor iedere Vervelling, waren myne Rupfen telkens donkerder Fig. 5. van kleur, dan kort na dezelve, wanneer zy telkens het lichtst van kleur waren. Wederom een gelyk getal van Dagen verliep 'er tusfchen de vierde of laatfte Vervelling , als tusfchen de tweede en derde , dat is te zeggen zes a zeeven , na welke vierde verwisfeling van Huid , 't welk ook tegelyk de laatfte was, zy nog eenige Dagen in groptte toenaamen, vertonende zich eene volwasfene Rups gelyk Fig. 6. den fraayen geelen p^, ^ kleur der Vlerken, welke met zwarte Vlakken vercierd zyn* de, eenige overeenkomst in kleur hebben , met den Huid van eenen Tyger, by den Heer Linnjeüs word deze Vlinder genoemd Phalena Bombyx Lubricipeda en de Heer Admiral noemd denzelven de Lospoot, of de Haas, doch om welke reedenen is my onbekend, want b als   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK, TWEEDE VERHANDELING. OVER D E NACHT-VLINDERS, van Tweede Gezin der Eerste Bende. De TYGER-VLINDER. P: II. Tab. II. f. ï. *$?f=^£en Naam van Tyger-Vlinder, of Geele-Tyger, draagd dit In', fy IMj *"e<^ ^y v^e Liefhebbers uit hoofde van den geelen grond |fy|l>^ kleur der Vlerken, welke met zwarte Vlakken vercierd zyn* de, eenige overeenkomst in kleur hebben , met den Huid van eenen Tyger, by den Heer LinnjEüs word deze Vlinder genoemd Phalena Bombyx Lubricipeda en de Heer Admiral noemd denzei ven de Lospoot, of de Baas, doch om welke reedenen is my onbekend, want b als  8 KACH T-VLINDE R S. als het is om dat de Pootjes na den dood des Vlinders zeer los zitten,, zo heeft Hy dit gemeen met genoegzam alle anderen, om welke reede-, denen het verzetten der Vlinders, uit het eene Laadje, Doos, of Bakje, in het andere, ook genoegzaam altoos vergezeld gaad, met het verliezen van Pooten of Pootjes. f 2. De Eieren van dezen Vlinder, zyn my door een goed Vriend prefenc gedaan, welke van dezelven een geheel School by elkander gevonden had ophetWollekruid, verbascum, zynde in derzelver natuurlyke grootTab II.te afgebeeld Tab II. Fig. i. dezelven zyn als Paareltjes glanzig en bleek 1 geel van kleur, door het Microscoop befchouwd zynde , is aan dezelven geene gefigureerdheid te zien , echter hebbe ik een daarvan, op een ftukje van het Wollekruid in eene vry fterke vergrootting \ afgeFig. 2.beeld Fig. z. §3- Na dat de Eieren eenige Dagen by my geleegen hadden, wierden dezelven donker van kleur,en niet lang daar na kwamen de Rupfjes uit dezelven te voorfchyn,'t w^elkwas den 7 July,zynde grysagtig van kleur, met Fig. 3-zeer fyne Haairtjes, afgebeeld Fig. 3. Veele Rupfen zyn'er, welken zich volftrekt maar by een eenig Voedzel bepaalen, en by gebrek van dat Voedzel, het zy Boom of Plant - Bladeren , op hetwelk zy dan om zo te fpreeken eigentlyk 't Huis behooren, eerder zouden fterven, dan eenig ander tot Spyze te gebruiken , integendeel zyn 'er ook wederom verfcheidene andere Rupfen, welken het bynaar om 't eeven is, welke Bladeren zy tot Voedzel verkrygen, vreetende om zo te fpreeken genoegzaam alles wat hun maar voorkomt, onder deze laatften, behoord ook ons tegenwoordig InfecT;, in deszelfs Staat als Rups, want menigmalen hebbe ik dezelven,in verfchillenden Ouderdom gevonden,op de Bladeren der Peereboomen, Abrikoozen , Olmen, Vlier, Sonnebloemen, Wolie* ikruid , Brandenetelen , Erweten en meer andere Gewasfen, vreetende 4e geenen.w.elkeo ik 't laatst groot bragt,met zeer veel graagte het Loof «.•>. 1 der,  van 't Tweede -Gezin der EERSTE BENDE P. 77. Tab. II. ? der Erweten, 't welk ik om die reedenen ook hier by afgebeeld hebbe. Zeeven Dagen na het komen uit het Ei, vervelden zy voor de eerftemaal, zes Dagen 'tr na voor de tweede keer, nu begonnen zy iets donkerder van kleur te worden, wederom zes Dagen na de tweede vervelling , deeden zy het voor de derde reize, en waren toen van grootte en kleur als Fig. 4. wederom eene Week het oude Vel gehad hebbende verwisfelden./^ 4> Zy het voor de vierde maal,en vertoonden zich toen gelyk Fig. 5. By iede*Fig. j. re vervelling, wierden zy hoe langer hoe donkerder van kleur. Na verloop van een gelyk getal Dagen als de voorige keeren, vervelden zy voor> de vyfde reize en waren gelyk ik by Fig. 6 afgebeeld hebbe, nu verlie-Hg. 6. pen 'er twee Dagen meerder als de voorige keeren namentlyk acht, voordat zy de zesde, 't welk ook tegelyk de laatfte maal was, vervelden, na» welke laatfte verwisfeling van Huid , zy fpoedig volwasfen waren , vertoonende zich eene dusdanig volgroeyde Rups gelyk. Fig. 7. te zien is.. Fig. 7. 4." Myne Rupfen nu volwasfen geworden zynde , begonnen zy zich denp eenen voor, den anderen na,intefpinnen tusfchen de Bladeren en andereruigte , welken zy hiertoe voor zich verkoozen, in welk Spihzel telkens mede ingemengd wierden een gedeelte hunner Hairen. Fig. ..8. vertoond Fig, .$>, een dergelyk door de Rups vervaardigd Verblyf, 't welk- Haar als dan, de gedaante van Pop verkreegen hebbende, ook teftens moet dienen om ien volgenden Winter voor de koude en andere ongsmakken te bewaaren. s# In 't laatst van de maand Augustus was het, dat de zich ingefponnen Jiebbende Rupfen in Poppen veranderden, van welken ik een in deszelfs gedaante,grootte en kleur,afgebeeld hebbe Fig. 9. wat de kleur betreft, R g.t zo hebbe ik 'er ook wel gehad, welken fchoonder rood 3 of meerder volkomen zwart waren. b a- § 6\ .  ïa N A C H T - V L I N D E R S. 5 i De Vlinders van deeze foort, koomen niet eerder uit hunne Poppen te voorfchyn, als in het volgende jaar, na datzy als Rupfen geleefd hebben, dus kwamen dan myne Vlinders, na dat zy den geheelen Herfst, Winter en Voorjaar als Poppen overgeleegen hadden, eerst in 't midden en over de helft der maand juny , te voorfchyn. De Wyfjes van deze foort, altoos van kleur bleeker dan de Mannetjes, zyn dus licht teonderkennen van de laatstgenoemden , behalven deze bleekere grond kleur der Vlerken, daar die der Mannetjes fterker geel zyn, zo hebben deze laatften' ook nog daarenboven gepluimde Sprieten, daar integendeel Ff 0>die der Wyfjes Borftelvormig zyn. Fig. 10. is afgebeeld naar een Fig. 11. Mannetjes Vlinder,'t welk ook tegelyk den rustenden -ftand verbeeld, Fig. i j. daar en teegen naar een Wyfje in deszelfs vliegende gedaante.    IX NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. DERDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van H Tweede Gezin der Eerste Bende. De KLEINE RIET-VINK. P: ik Tab. m §. u öS151|N de achtfte Verhandeling van het vierde ftuk des eerften SM ^8 DeelS VaD myn Infeaen Werk> is de Afbeelding en Befchryi^êiïïmi ving gegeeven van eene Rups en Vlinder aldaar de Riet-Vink genoemd, om redenen, dat de Rups op het Riet gevonden word, zich van hetzelve geneerd, meestal op en aan hetzelve zich ter verandering fchikt, en ook naderhand als Vlinder, om en by het Riet gevonden word, het tegenwoordig Infeft, zich in deszelfs eerften ftaat als Rups, insgelyks van Riet en Rietachtig Gras geneerende, doch veel kleinder zynde dan de bovengenoemde, zo is dunkt my de daar aan gegeevene Naam, van kleine Riet FM niet geheel oneigen, by den Ridder Linn^us, nog by geen der my bekende Auteuren, over Infeóten handelende, is deze Vlinder befchreeven. §• 2. Den i Augustus van het Jaar 1785. in de Provintie Overysfel zynde, vond ik op een ftuk Weiland, en wel op het Rietachtige Gras 't geene zich in hetzelve bevond, twee volwasfene Rupfen van deze foort, wel- c ken  xa N A C H T-VLI.NDERS. ken ook tot volkomene Vlinders in 't volgende Jaar veranderd zynde , my derzelver geheele huishouding hebben doen leeren kennen. $• 3- Den 29 en 31 May des Jaars 1786. uit bovengemelde twee Rupfen, twee Vlinders bekoomen hebbende, en wel zeer gelukkiglyk, juist Man en Wyf» zette ik dezelven by elkander om te paaren 't geen van dit gevolg was, dat het Wyf je 's Nachts tusfchen den 2&n en jUny vier Hoopjes Eieren gelegd had, bevattende te zaraen 89 ftuks, waar- Fig. i.van een enkeld Hoopje afgebeeld is Fig. 1 en by Fi*. 2. een enkeld Ei door 't Microscoop gezien zynde. Wederom des Nachts tusfchen den 3den en 4den Juny had dit Wyfje maar flegts 4 Eiè'ren gelegd, al wederom des Nachts tusfchen den 4^ en 5 <& NEDERLAND SC HE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. VIERDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van *t Tweede Gezin der Eerste Bende. De s atyn-VL I N D e R. P: II. Tab. IV. §• t. ÏJP^^jEen Satyn is witter en glansryker tefFens, dan de Vlinder; SKra welks Natuurlyke Historie-Befchryving, het onderwerp dezer tegenwoordige Verhandeling zyn zal, deszelfs witte kleur, en daarby gepaarde glansrykheid, heeft denzelven ook by de InfeftenLiefhebbers, den Naam doen verkrygen van Satyn• Vlinder of SatynKapel de beroemde Linn^us, noemd dezen Vlinder Salicis zekerlyk uit hoofde 'dat die Infeft in deszelfs eerften ftaat als Rups, zich op de Willige ISalix) onthoud en van de Bladen dezer Boomen zich geneerd, hoewel Ik dezelven ook meer dan eens, op de Abeele Boomen gevonden hebbe. | 2. Reeds veelvuldige maaien, hadde ik de Rupfen van dit Soort in verfchillenden ftaat des OuderdDms gevonden, maar derzelver Eieren waaruit Zy voortkwamen nog nimmer gezien, offchoon de Rupfen gantschniet raar zyn, doch eindelyk is het my gelukt ook deze machtig te worden, want eens een bevrucht Wyf je hebbende, leide hetzelve een geheel Tab. glanzig Hoopje, afgebeeld op Tab. IV. Fig. 1. doch waaraan ïn .'t mmst^ j, & d geene  x6 NACHT.VLINDERS. geene Eiè'ren te befpeuren waren, en 't welk men dus voor geen EièVHoop zoude aangezien of daarvoor gehouden hebben , doch hetzelve na« der onderzoekende, bleek het, een geheele Hoop Eiè'ren te zyn, welken allen zorgvuldig door de Moeder-Vlinder, met een gianfjnden Lym of Vernis overtrokken waren, en waardoor de Eiè'ren zich niet zichtbaar vertoonden, doch deze Lym of Gom , voorzichtig afligtende, bevonden zich Fig. 2.de Eitjes onder dezelve, van gedaante grootte en kleur als Fig. 2. Om nu ook te weeten, of deze Eiè'ren gefigureerd waren al, of niet, zo befchouwde ik een derzelven door het Microscoop, maar bevond dat 'er geene byzonderheid aan waarteneemen was, vertooncnde zich zonder ee- Fig. 3.nige Ribben of andere aanmerkenswaardigheeden, gelyk Fig. 3. afgebeeld hebbe, alleenlyk zoude men kunnen zeggen, dat de Schil, niet volmaakt glad en glanfig was, maar wel eenigzints dof en ruuw. g. 3- In het begin en midden van den Zoomer, naamentlyk in de Maanden May, Juny en July, vind men deze Rupfen op de Willige en Abeele Boomen , doch meerder op de eerften dan op de laatften in verfchillenden Ouderdom en grootte, dit komt daarvan daan, dat de jonge Rupfen , nog voor den Winter des voorgaanden Jaais, uit Hunne Eiè'ren komen*9 enden eenen meerder den anderen minder in grootte toeneemen, vervolgends den Winter over zonder vreeten doorbrengen, doch in het daarop volgende Voorjaar, by het eerfte ontluiken der Willige-Bladen, het eene Rupsje dezelven fpoediger bekoomen kan, dan het andere, ook daardoor veelal voorfpoediger word en in grootte fchielyker toeneemd, als het andere , insgelyks kunnen nog meerdere Oorzaaken hiertoe aanleiding geeven ^ want een der verandering onderworpen zynde Infeót, 't welk in zynen eerften Staat als Rups, of als Worm, den Winter zonder Voedzel te gebruiken, ofte kunnen bekoomen, moet overblyven, is aan zeer veele afwisfelingen en ongemakken onderworpen, welke deszelfs groei vertragen of bevorderen kunnen. Offchoon deze Rupfen nog jong zyn, kan men evenwel al reeds aan Hun zien dat het de Infeólen zyn, waaruit de Satyn - Vlinder koomen zal; met regt kan men van dit Diertje zeggen dat hetzelve in zynen eerften Staat als Rups, een cierlyk en inderdaad fraai •geteekend Voorwerp is. Dewyl deze Rupfen > door alle vervellingen heen zich  van 't Tweede Gezïn der EERSTE BENDE P. II. Tab. IF. 17 zich telkens in kleur en teekening gelykvormig zyn, uitgezonderd alleen in grootte , zo hebbe ik van dezelven geene andere Afbeelding gemaakt dan van die eener volwasfene Rups, gelyk te zien is Fig. 4 de Fig. 4. grootte geele Vlakken, in de gedaante byna van Schilden, op het midden van den Rug der Rups, in eenen zwarten Grond ftaande, zyn niet by allen eeven hoog geel van kleur, maar bevinden zich by zommigen genoegzaam geheel helder wit, 't welk alsdan teegen den zwarten Grond zeer fterk affteekt. Doorgaands kan men aan de Rupfen, wanneer dezelven volwasfen zyn reeds zien, of 'er een Wyfjes of Mannetjes Vlinder uit voortkomen zal. 5- 4- De Rupfen volwasfen zynde, 't welk doorgaands in 't best van den Zoomer is, want ik hebbe het gehad dat eene Rups zich by my infpon den roden Juny en eene andere daarentegen den i2den July, dus een ver. fchil van omtrent eene Maand hier ten opzichte van het infpinnen plaats vond; eene Rups dan, den Tyd van Haare verandering voelende naderen , maakt zich een lugtig Spinzel, de eene met meerder inmengzel van Bladeren als de andere, in 't welk Zy na weinig Dagen in hetzelve geleegen te hebben, tot eene Pop veranderd, een dusdanig vervaardigd Spinzel, in 't welk de Rups waar naar deeze Afbeelding vervaardigd is, veel Bloeizem van Willige mede ingemengd had, ziet men 'Fig. 5. Zeer^ y fiaauw is de Pop door dit Spinzel heen te zien, doch in Spinzels welken door de Rupfen niet zo digt vervaardigd zyn, als datgeene was, naar het welk deze Afteekening gemaakt is, kan men de daarin beflooten zynde Poppen duidelyker gewaar worden. J. 5- Om eene Pop volkoomen te zien, zo diend men dezelve uit het Haar omgeevende Spinzel uitteneemen, gelyk ik gedaan hebbe, om dezelve des te beeter en duidelyker te kunnen afteekenen, dus ziet men dan eene uit het Spinzel uitgenoomene Pop by Fig. 6. dezelve is naar een Wyfjes Fig. 6. Pop geteekend , want dezelven zyn doorgaands grooter dan die der Mannetjes, en daardoor om zo te fpreeken wel zo aanzienlyk als de anderen. Ongemeen glansryk zwart zyn deze Poppen, welken met der- d s zei-  18 NACHT-VLINDERS, zeiver geele Bosjes Hair, (doch 't welk in zommigen byna wit is) eene zeer aartige vertooning maken. Doorgaans leggen deze Poppen niet langer als maar 13 a 14 Dagen, wanneer de zeer cierlyke Vlinder uit dezelven te voorfchyn komt, want onder meer anderen welken ik gehad hebbe, begon zich eene Rups intefpinnen den 10'en Juny, waaruit de Vlinder reeds te voorfchyn kwam den 27^ derzelver Maand, dus had deze Vlinder naauwlyks 14 Dagen als Pop geleegen, dewyl het na 't infpinnen nog wel 3 a 4 Dagen duurd , eer dat de Rups in Pop veranderd. De Poppen waaruit Mannetjes Vlinders koomen, zyn naar het my voorkomt, niet zo fterk met afgezonderde Hair-Bosjes bezet, maar eene meer algemeene ruigte bedekt de geheele Pop. $■ 6. De Vlinder, welke na verloop van maar weinig Dagen na de verandering uit deszelfs Pop te voorfchyn komt, heeft eenen glans, en eene witheid, welke met geen Penceel volkomen naartebootzen is, zo goed het zich echter Fig, 8. in Waterverf liet doen, is dezelve in eene vliegende geftalte afgebeeld Fig. 8. zynde ook tefFens naar een Wyfje geteekend, daarentegen de loopende Hg- ?• gedaante by Fig. 7. te zien is, 't welk een Mannetje verbeeld, het onderfcheid der Sexe is aan deze Soort Vlinders zeer gemakkelyk te onderkennen, dewyl voor eerst de Wyfjes merkelyk grootter dan de Mannetjes zyn, ten anderen veel dikker van Lyf dan de laatstgenoemden, en eindelyk ten derden, de Mannetjes veel dikkere en zwaardere Sprieten, onge•lykkelyk veelmeer gekamd, dan de Wyfjes hebben. De Vlinders zyn niet lang in 't Leeven, wantvry fpoedigMan en Wyf zich elkander vindende, p iarenzy,waarop het Wyfje terftond Haare Eieren legd,dit gedaan zynde fterfd Zy ,'t welk altoos binnen weinig Dagen gefchied, hetMannetjefterfd doorgaands noch eerder, beide deeze Vlinders hebben dus volkoomen beantwoord aan het Oogmerk, (voor zo verre onze kundigheid ffcrekt) waarom den Almachtigen Schepper dezelven gefchapen had, namentlyk om Haar eenmaal in weezen gebrachte Geflacht , voort te doen duur en. 8*98    <&<©><& *# NEDERLAND SC HE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. VYFDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 't Tweede Gezin der Eerste Bende. DE ROODE EN GRYZE VLINDER. P: II. Tab. V. s- Ifg^Ezwaarlyk is het dikmaals eenen gefchikten Naam voor elk 8 PftK Voorwerp 'c welk nog geenen algemeen aangenomenen heeft Ê Eli te vinden, dat is te zeggen, eene benoeming van het Dier , v!?Semin of meertoepasfelykis of op deszelfs huishouding, of op zyne gedaante, of op de eene of andere eigenfchap van hetzelve, dewyl nu by dezen Vlinder, de kleur der. Vlerken, voor 't grootte gedeelte uit Rood en Gryzbeftaat, zowaage ik het, dit Infecï in zynen laatften Staat, de Roode en Gryze Vlinder te noemen, nog byLiNïu&us, nog by eenig ander my bekend Auteur, is dit Infedl befchreeven of afgebeeld. Reeds verfcheidene Jaaren achter een , zyn my de Rupfen waar uit bovengenoemde Vinder komt, bekend geweest, doch nimmer mogt p het  m NACHT-VLINDERS. het my gelukken de.elven tot de verandering te brengen , want aller* xtieryen Zy, den eenen voor, den anderen na, doch eindelyk den r) Juny 1786 op Muiderberg zynde, vond ik wederom veele van deze Rupfen in onderfcheidene groottens, en wél allen op de Eike-Bladen, van welke Rupfen de kleinrten allen troep>gëwyze in Spinzels, dus als" zeer gezellige Dieren by elkander zaten, 'al grootter en grootter -wordende , begaaven Zy zich meer uit elkander en leefden dus minder gezellig. Dewyl eene van myne Rupfen reeds den 15 derzelver Maand in de Aarde kroop om te willen veranderen , dus maar zes Dagen nadat ik dezelve gevonden had , zo zag ik derhalven uit deze , tot v/elke maatte van grootte Zy wel eigentlyk kwamen, en eene andere myner Rupfen deze maat van volwasfènheid' bereikt hebbende , teekende ik dus dezelve naar 't leeven af, welke Afbeelding eener voL Ta&.F.wasfene Rups te zien is Tab. V. Fig. 3. De jongften van myne gevon3' dene Rupfen, veranderden drie a viermaalen van Huid, voor dat Zy den Staat der volwasfenheid bereikt hadden, doch bleeven zich door alle vervellingen gelyk, met dit weinige onderfcheid , dat Zy jonger zynde , wel zo licht van kleur waaren, als ouder wordende. s. 3- Die geenen van myne Rupfen, welken Haare volle grootte bereikt hadden , kroopen in de Aarde , welke in Hun Verblyf op den Bodem was, om in dezelve tot Poppen te veranderen't welk ik hoopte dat gebeuren zoude. $. 4- Na verloop van eenigen Tyd, gaarne willende weeten of myne Rup* fen in Poppen veranderd waren ja, dan neen , omwroette ik de Aarde voorzichtig , en bevond , dat van alle myne Rupfen welken in. Tig, 4 dezelve gekroopen waaren niet meer als maar zes, zulke Huisjes uit Brokjes Aarde te zamen gefponnen hadden , gelyk afgebeeld is Fig. 4, Het eene einde van dit Aarden-Huisje, een weinig opengemaakt hebbende , doed ons het daarin beflootén zynde Popje zien ,. doch het welk zich geheel uit liet Aarden • Spinzel uitgenoomen, veel duidelyker - Vertoond by Mg. 5. zynde Jicht bruin van ldeur , hoewel zommigen. myner Poppen, meer naar't zwarte helden dan het hier afgebeelde. §• J!  van 't Tweede Gander EERSTE BENDE P. II. Tab. V. ex .5- 5- • Van het midden en laatst der Maand -Juny des Jaars 17S6 sf , bleeven myne zes Poppen , in dien om zo te fpreeken half* dooden en in de Aarde bégraavenen Staat leggen, tot den 26 Maart des volgenden Jaars 1787 , komende toen de eerfte Vlinder te voorfchyn , '% welk een Mannetje was, afgebeeld Fig. 7. vervolgens kwa-fög. 7. men ook de overigen uit Hunne Poppen voor den Dag , doch onder alle myne Vlinders welken ik bekwam was maar een eenig Wyfje, te onderkennen aan derzelver veel dundere Sprieten en dikker Lyf, afgebeeld in den loopenden ftand Fig. 6. waarteegen het Mannetje by^ $ Fig. 7. afgebeeld , ons deszelfs vliegende gedaante vertoond, waardoor men ook tegelyk de zeer zindelyk gekleurde Onder-Vlerken , volkomenxien kan, ï 6. Alle myne Vlinders, zo dra dezelven uit Hunne Poppen kwamen , zette ik dezelven by eikander, in hoope dat het eene Wyfje 't welk ^ermede by was, met het een of ander van de Mannetjes paaren, en Eieren leggen zoude, doch in hoe verre dit géfchied is zal blyken, want na 't verloopen van verfcheidene Dagen dat dezelven by elkander gezeeten hadden , binnen welken Tyd ik allen dagelyks eenig Voedzel gaf, beftaande in fchoon Water, waarin een weinig Zuiker opgelost was , zo-leidde eindelyk het Wyfje den 22 April vier Eitjes , afgebeeld in derzelver natuurlyke grootte 'Fig. u doch door het Microscoop ge-Fig. r. zien , dezelven zeer aartig gefigureerd bevindende, is hetzelve onder eene tamelyk ■ fterke vergrootting afgeteekend by Fig. 2. deze vier Fig, 2, Eitjes, welken allen bleek geel van kleur waren kort na de legging, wierden na verloop van eenige Dagen al donkerden en donkerder van kleur , dus ik zeeker dacht dat dezelven bevrucht waren en de Rupsjes 'er eerlang zouden uitkoomen, doch- tot myn fpyt verdroogden Zy allen , een bewys voorzeeker dat dezelven niet gelegd waren van een gepaard hebbend en daardoor bevrucht geraakt zynde Wyfje , in welke gedachten ik temeer gefterkt wierd , dewyl het flegrs na het leggen van vier Eitjes ftierf „ daar inteegendeel een bevrucht Wyfje , oifchoon e 2 ook  %i N A C H T . V L I N D E R S, ook hetzelve zich niet (wanneer het van de vryheid beroofd is) van 'alle derzelver byzich hebbende Eieren ontlast, echter genoegzaam altoos (ten minften is het by my nooit anders gebeurd) ongelykelyk veel meer dan maar vier Eiè'ren legd. 5- 7- Wat zoude toch hebbe ik verfcheidene maaien gedacht, hier wel de Oorzaak van zyn, dat een Wyfje, als by voorbeeld het bovenbefchreevene , in gezelfchap van verfcheidene Manneljes, zich van maar zeer weinig Eiè'ren ontdoed , en welken dan nog daarenboven , zo als door den Tyd blykt, onbevrucht zyn ? naar alle waarfchynlykheid deze: doch ik geeve myne gedachten om beetere. Ieder Vlinder-Wyfje , en wel in 't byzonder die der Phalcena of Nacht .Vlinders , gevoeld zich ten eerften na deszelfs te voorfchynkooming uit de Pop, geprangd of gedrongen omEiè'ren te leggen ,maar houd als 't ware deze drift om te leggen teegen of op , tot 'er Tyd toe, dat hetzelve eerst met een Mannetje gepaard heeft, doch veele Soorten , dit paaren niet willende doen, in eenen beflootenen of gevangen zynden Staat, zo komt het myn's erachtens hier van daan , dat alsdan een zodanig op. geflooten of gevangen zynde Wyfje, derzelver Eiè'ren, zo lang by zich behoud, als hetzelve Haar maar eenigzims mogelyk is, doch eindelyk, om zo te fpreeken , door den Tyd derzelver krachten voelende verminderen , kan het zich het Eièr leggen niet langer tegenhouden , maar moet zich om zo te fp-eeken tegen wil en dank , ten minften van eenigen derzelven ontdoen, uit welke Eiè'ren alsdan nimmer jonge Rupfen zullen voortkoomen , dewyl dezelven onbevruchc ivaren, na het leggen dezer als 't ware doode Eiè'ren, volgd alsdaa ook niet lang daar na , het fterven van de Vlinder zelfs.    NEDERL-ANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZESDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLIN DE R S, van Tweede Gezin der Eerste Bende. De PYLSTAART gelykende. P: //. Tab. VL S. i. |fpii^||Ene byzondere eigenfchap, (aan dit Tweede Gezin anders niet tfiÊM eigen'^ heeft deze RuPs' namentlyk: dat Zy rustende, of in den ftilzittenden ftand, altoos Haare zes voorfte Pooten los laat en niet aan den Tak of Blad waaraan Zy zit vasthoud, maar zich los gelaaten hebbende , het voorfte gedeelte van Haar Lichaam over einde houd, dus hierdoor zeer veel overeenkomende met den rustenden ftand der Pylftaart - Rupfen of Sphinxen. De ter wederzyde van het Lichaam dezer Rups, fchuinlopende roode en geele ftreepen, doen Haar verders ook nog veele overeenkomst hebben, met de zo even genoemde Pylftaart Rupfen, om alle welke reedenen ik deze Rups de Pylftaart gelykende noeme. De Heer Linneus geefd aan dezen Vlinder den Naam van Trepïda, waarfchynlyk dit woord afgeleid hebbende van Trepido of Trepidare in vreeze ftaan, of verfchrikken, dewyl de Vlinder een waare Nacht - Vlinder of Phalaena zynde, over Dag aangeraakt wordende, zich voorts iets van deszelfs plaats begeefd, maar toch terftond daarop, weder ftil neder zet, als verfchrokken of bevreesd geworden zynde, doch f die  2+ NACHT. VLINDERS. dit heeft- dezelve met genoegzaam alle Nacht - Vlinders gemeen, en i* dus myns erachtens niet alleen aan dezen Vlinder byzonder eigen. J. 2. Den j Juny van 't Jaar 1786 was het, dat een myner goede Vrienden, op het vermakelyk plaatsje Muiderberg, aan een Eeke Takje, 8 grootte witte en door het Microscoop gezien ongefigureerde Eieren vond, leggende in twee Hoopjes, en wel in het eene drie, cn in het andere vy£ Tab. Eitjes , in gedaante grootte en wyze van legging afgebeeld Fig. 1. na vl- dat deze Eiè'ren nog neegen Dagen, dus tot den der genoemde maand 'fc* J't,y my geleegen hadden, begonnen twee Rupsjes, des Voormiddags in Hunne Eiè'r- Schaalen Gaten te vreeten, en kwamen uit dezelven niet eerder voor deszelven Daags Nadenmiddag , vervolgends kwamen de overige Rupsjes ook uit derzelver Eiè'ren te voorfchyn. De jonge Rupsjes, waren over het geheel groen van kleur, met kleine zwarte flipjes, ongemeen fyne zwar.e Hairtjes, en drie kantige bruine Hoofdjes, ten eerften gaf ik dezelven een Takje met verfche Eeke Bladen , waaraan zy ook terftond begonnen te vreeten, echter ftierven vier van myne jonge Rupfen, kort na dat dezelven uit Hunne Eiè'r-Doppen gekoomen waren, de nog overige vier integendeel lieten zich de EekeBladen zeer wel fmaaken, en groeiden 'er ook wakker van, zo dat de oudfte van dezelven, zich den 16de der meergenoemde Maand Juny, dus nog maar twee Dagen oud zynde, reeds voor de eerfte maal op het vervellen zette, en 'er ook gelukkig doorraakte den i8de dito. Na deze eerfte verwisfeling van Huid, was het Rupsje op den Rug en ter wederzyde van het Lyf, geheel groen, met fyne zwarte flipjes, doch onder het Lyf zwartachtig. Zeer fterk, kunnen deze Rupfen nog jong zynde, met den Kop, en het voorfte gedeelte van het Lyf, heen en weder llingeren of fchudden, waarfchynlyk om eenig aannaderend Gevaar, of eenen aannaderenden Vyand, hierdoor van zich afteweeren. De Vyanden der Rupfen zyn, behalven veele Vogels, inzonderheid de Sluip-Wespen (Ichneumom) van welken 'er verfcheidene foorten zyn, verders nog eenige foorten van Vliegen, welken allen Hunne Eiè'ren in de Lichaamen der Rupfen, weeten in te brengen of buiten aan te hegten, uit welken alsdan  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE P. II. Tab. VI. 25 dan de Wormpjes komende, zich het Lichaam der Rups tot Hun Verblyf en Voedzel doen dienen, aldaar in wasdom en grootte toeneemen, en eindelyk veranderen , 't zy in , of buiten het Lichaam der Pvups, waarin Zy gehuisvest waren, in een eeven zodanig Dier, als dat geene geweest is, 't welk Hun als Eieren gelegd heeft, het gevolg voor alle Rupfen, welken dusdanig met Eieren van andere Infeóten belegd worden , is altoos, dat dezelven fterven, en by geene mogelykheid tot eenen Vlinder veranderen kunnen, ten zy dat men inftaat geweest is, om de aan de Lichaamen der Rupsfen van buiten aangelegde Eieren, te hebben kunnen vernielen, zo dat geene Wormpjes uit dezelven, zich in het Lichaam der Rups konden invreeten, uit dusdanige, om zo te fpreeken van Hunne Dood Vyanden verloste Rupfen, kunnen Vlinders voortkomen , gelyk ik dit zelfs meer dan eenmaal ondervonden hebbe , en 't welk ook reeds befchreeven is, in de Vyfde Verhandel: van het Vierde Stuk pag, 25. in het Eerfte Deel van dit Infe&en Werk. Den 23 Juny, zette zich myne Rups voor de tweedemaal op het vervellen, en raakte 'er Daags daarna ook door, na deze tweede Huid verwisfeling, kon men reeds, doch flaauwelyk, zeeven a acht roode ffcreepen, ter wederzyde van het Lyf gewaar worden , gelyk de Afbeelding Fig. 2. doed zien. Fig. 2. Zes Dagen na de tweede vervelling, namentlyk den 1 July, vervelde dit InfecT; voor de derde keer, telkens na iedere verandering van Huid, vrat de Rups Haar afgeflroopte Vel fchoon op, eene eigenfchap welke zy ook wederom met veele Sphinxen of Pylftaart Rupfen gemeen heeft. Den 16 July dus juist zestien Dagen na de derde vervelling, onderging myne Rups hetzelve voor de vierdemaal, eenige Dagen na deze vierde vervelling, 't welk bleek de laatfte te zyn, teekende ik de Rups in Haren volwasfenen ftaat af, vertoonende zich gelyk Fig* 3. doed zien. Mecfig. 3. alle recht, kan men dit Infeft in den ftaat van Rups, onder de fchoonften hier te Lande reekenen, want deszelfs geel-groene Grond-Kleur verfraaid met half geele en roode fchuins loopende ftreepen, waar tusfchen beiden eenige extra witte flippen, en in de lengte der Rups lopende witte Lynen zyn, geeven aan dit Diertje, een zeer fraai aanzien. S-4. Den 30*1™ July dus veertien Dagen na de laatfte vervelling, was deze Rups niet alleen geheel volwasfen, maar dezelve veranderde toen zeer f 2 aan-  25 N A C II T - V L I N D E R s. aanmerkelyk van kleur, wordende van fchoon groen, zo als dezelve ge durende Haren geheelen levensloop en wel inzonderheid na de laatfte verwisfeling van Huid geweest was, nu paarschachtig van kleur, wierd ook merkelyk korter en dikker als eenige Dagen van te vooren, waarop volgde dat Zy nog dienzelfden Dag in de Aarde kroop. Dewyl van myne kort na het komen uit de Eieren overgebleevene vier Rupsfen nog drie naderhand geftorven waren, en ik dus maar eene volwasfen getogen hebbe, die gelyk gezegd ook in de Aarde kroop om in dezelve" tot Pop te veranderen, zo waagde ik het niet om kort na dat Zy in de Aarde gegaan was naar dezelve te zien, of Zy reeds eene Pop was geworden neen, maar ik wachte hiermede eenige Weeken, wel verzekerd zynde dat zo dezelve toen nog niet de verandering ondergaan had, hetzelve ook nimmer zoude gebeuren, dan toen eindelyk de Aarde doorzoekende vond ik in dezelve, een zodanig van Aarde, Spinzel en andere Ruigte' tf8- 4-tamelyk vast in elkander gewerkt Verblyf, gelyk Fig. 4. afgebeeld hebbe' Dit door de Rups vervaardigd Spinzel, voorzigtig openfnydende, vond ik in hetzelve eene volmaakte en leevendige Pop, in derzelver grootte Fig. 5. en kleur afgebeeld Fig. 5. J. 5. Tot den May des volgenden Jaars, bleef het boven befchreevene Infeft in den ftaat van Pop leggen, dus een Tydperk van 294 Dagen, na het verloopen van dit Tydperk of deze 9* Maand, kwam eindelyk de fraaye Vlinder uit dezelve te voorfchyn , zynde een Mannetje, Fig. 6. in de rustende of loopende gedaante afgebeeld fig. 6. in welken ftand' deze Vlinder, deszelfs Onder Vlerken, een weinig uit de boven Vier- Fig. 7.ken ter wederzyden laat uitfteeken, by Fig. 7. ziet men dezen Vlinder in deszelfs vliegende geftalte, waardoor men het cieraad waarmede zyne Onder Vlerken geteekend zyn, beeter ziet als in den rustenden ftand. Of het Wyfje van deze Vlinder foort, fterker of flaauwer van Teekeningis dan het Mannetje, kan ik voor tegenwoordig niet bepaalen, dewyl ik uit myne acht gevondene Eieren, maar eenen Vlinder, en wel zo als reeds gezegd een Mannetje, hebbe voortgekreegen.  NACHT-VLINDERS van Mvreede GezirwW'EERSTE BENDE.   « < O > £ 2^ NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZEVENDE, ACHTSTE en NEGENDE VERHANDELING over de NACHT-VLINDERS, van 'i Tweede Getjn der Eerste Bende. De VEELVRAAT - RUPS. P. II. Tab. VIL VUL IX. §• i. «g^g^nder de menigvuldige Rupfen welken 'er zyn, is deze Soort IllS/J die thanS het 0nderwerp van deZ£ VerhandelinS zal uitraaken £^1^1 mede eene van diegeenen, welke zich alderhande Kruiden en Boom-Bladen tot Voedzel zeer wél fmaakenlaat, want offchoon men dezelven doorgaands in de vryheid op Heide of Gras vind, vreeten zy toch echter ook zeer gaarne Eike-Bladen, Braam-Beziën en Willige-Bladen, met welke laatsten ik dezelven gevoed en groot gebracht g **■  28 NACHT- VLINDERS hebbe, mogelyk vreeten zy nog veel meer Bladen van andere kruiden of PJanrgewasfen dan de hier reeds genoemden, doch dit weet ik niet by eigene ondervinding, daarentegen de bovengenoemden, hebben deze Rupfen by my zelfs ge vreeten, en dewyl zy het hun gegeevene Voeder, zich zeer wel fmaaken laaten , ja 'er zelfs om zo te fpreeken als met gulzigheid van vreeten, ook door dien het groote Rupfen worden zo moeten zy uitdien hoofde ook veel vreeten, dus komt het my niet oneigen voor, deze Soort, De Veelvraat-Rups te noemen, te meer nog, om dat de Heer Rösel (*) deze Rups befchryvende, dezelve ook de Vielfras in't Hoogduitsch ('t welk zeggen wil de Veelvraat) noemd. De. Heer L'Admmal, in zjn werk, tot Tytel voerende: Naauwkeurige waai neemingen omtrent de veranderingen van veele Infccten of Gekorvene Diertjes, dit ons tegenwoordig Infeét ook befchreeven hebbende, noemd hetzelve aldaar op pag. 32 De Bruine Jaager'.. De Ridder Lwn^eus noemd den Vlinder uit deze Rups voortkomende Phalenz Rubi zekerlyk om dat de Rups in de vryheid ook op de Braam - Beziën, gelyk de Heer ÜAlmiral fchryfd, gevonden word, en dezen in 'tLatyn Rubi heeten. De Heer Goeze noemd dezen Vlinder in zyne Entomoi: Beytrage ^ter Theil 2ter Band pag. 236 in naarvolging van Linr.aeus Rubi, of Bromteer]pinnen In't Jaar 1787 den 6 Juny, dus in't midden van den Zomer, deed my zeekervoornaam Heer, wiens vriendelykheid te mywaards in't medehelpen opfpooren van Infeéïen, ik niet genoeg roemen kan, eenige Eië. CO Rosel MeftenBviusdging. 3t.er Theil Tab: 49. Pag. 283  van 't TW. GEZIN der EERSTE BENDE. P. 11 Tab. VIL VUL IX. 24 ÏSëren prefent, waar voor ik zyn Wel Edele hiermede opentlyk myne dankerkentenis betuige, deze Eieren , welken zekerlyk weinig Dagen te vooren door de Moeder vlinder gelegd waren, geleeken zeer veel in grootte,naar de zogenoemde Riet-Vink Eieren, befchreeven en afgebeeld, in 't Eerfte Deel van dit Werk in 't vierde Stuk, Tab. VIII Pag. 37. Van ons tegenwoordig Voorwerp hebbe dezelven afgebeeld Tab. VII. Tjjfc Fig. 1. Deze Eiè'ren, zyn bruinachtiger dan die der Riet- Vinken, Fig. \ welken meer naar 't blaauwe trekken. Dezelve door het Microscoop beziende, vond ik 'er geene zodanige byzonderheid aan, welke my het der moeyte waardig dacht te weezen, om een zodanig Ei vergroot afteteekenen, dezelven zyn ligt bruin van kleur, ieder met een zwart Stipje, aan 't eene Einde voorzien, onder welk Stipje nog een geheel flaauw kringetje rond om-het Eitje loopt. S- 3- Na dat ik boven befchreevene Eiè'ren 10 a 12 dagen gehad hadde, kwamen de jonge Rupsjes uit dezelven te voorfchyn, zynde 16 Pootige en nagenoeg 2 Liniè'n van 1 Rhynlandfche Duim lang, over 't geheel ruig, met 12 zwarte en n geele Banden rondom het Lyf verderf' Dewyl ik niet wist wat dezelven voor Voedzel moesten hebben, dewyl de Eiè'ren aan Rasters of eene Houte- Schutting niet zeer hoog boveiï den Grond gevonden waren, zo gaf ik dezelven een zootje Gras, doch /hier zo het fcheen weinig of geen fmaak in vindende, gaf ik hun willige Bladen, welken zy zich zeer wel fmaaken lieten, De grootflen van Hun zetteden zich den 26 Juny reeds voor de eerfte maal op het Vervellen dus maar 8 a 10 Dagen na dat zy uit de Eiè'ren waren gekomen; kort voor dat zy zich ter Vervelling zetteden,was derzelver grootte en g *- kleur  So NACHT-VLINDERS. Fig. 2 kleur gelyk by Fig. 2. afgebeeld is. Na deze verwisfeling van Huid, hadden zy dezelfde kleur als van te vooren, namenlyk zwart, met hoog geele, ja in zommigen bynaar Oranjekleurige Banden, alleen met dit onderfcheid, dat byde de'kleuren zwart en geel, na de Vervelling, fterker waren, als voor dezelve. Den 7 en 8 July, dus n a 12 Dagen, Haar tweede Vel gebruikt hebbende, was Hen dit, door het groeven van het Lichaam, wederom te klein geworden, zy veranderden dus voor de tweede keer van Huid, en hadden toen na deze twe:de vervel- Fig. 4.1ing, de grootte als Fig. 3. Met recht kan men zeggen, dat zy op deze grootte en ouderdom gekoomen zynde, wezentlyk fraaye Rupfen zyn, want het fluweelachtig zwart, telkens afgebroken wordende door gloeyend Geele Banden, geeft eene zeer aartige verfcheidenheid van kleur, voor 't Oog des aanfchouwers. Nog jong zynde, waren deze Rupfen tamelyk gaauw in 't loopen, maar ouder wordende, wierden zy ook teffens traager en langzamer, ten minften over Dag, veelal kroopen zy ook over Dag naar den Grond, om zich zo 't my toefeheen , te willen verfchuilen onder en tusfchen de oude en verdorde Bladen en andere Ruigte, welke op den Bodem van het verblyf was, in het welk ik dezelve had; zeer vreesachtig van aart fcheenen deze Rupfen ook te weezen, want wanneer zy aan 't loopen of kruipen waren , en eenig Gerucht vernamen, zaten zy terftond ftil, of als zich m.' dit Gerucht vermeerderde, en om zo te fpreeken Hun dreigde te overvallen, rolden zy zich in elkander, zodanig, gelyk eene reeds volwasfen fig.5.zynde Rups afgetekend hebbe Fig* 5. Den 16 July zetteden zich myne grootfte Rupfen welken ik toen had', voor de derdemaal op 't vervellen, en geraakten'er na vier a vyfDa^enin dien als Zijken toeft and  van 't TW. GEZ[N der EERSTE BENDE. P. II. Tab. VIIVIIIIX. 31 ftand gezeten te hebben ook door, na welke vervelling zy zich vertoonden als Fig. 4. zynde de kleur der zwarte Banden over den Rug, ver- fig, 4. ■ander d in koper kleurig, doch ter wederzyden van het Lyf, bleeven zy de zwartachtige kleur nog behouden met gryze Hairen ter weder zyden en ook over den Rug, de grootfte cierlykheid dezer Rupfen , was echter door het verminderen van het fluweelachtig zwart, afgebrooken door fchoone geele Banden, verloren gegaan. Meest alle Rupfen, maaken ter plaatze alwaar zy zich om van Huid te verwisfelen ter neder zetten een Spinzel, 't zy aan een Blad, of Tak, of eenige andere Plaats, in welk gemaakte Spinzel, zy alsdan de fcherpe Klaauwtjes Hunner middel of Buik Pooten ter deeg vast zetten, om daar door by de fplyting van het oude Vel, hetzelve dus met de Klaauwtjes ergends in vastgehaakt zynde, zoveel te beeter te kunnen afftroopen, want dit oude Vel zitten blyvende, behoefd de Rups 'erom zo te fpreeken, wanneer de inwendige loslaating volkomen daar is, uit hetzelve maar uittekruipen. Deze Rupfen integendeel, maakten in 't geheel geen Spinzel onder zich, maar kroopen nog wel, reeds op 't vervellen zynde, en geftoord wordende, van de eene Plaats naar de andere. De Vervellingen, welken alle Rupfen, zonder onderfcheid, doch de eene Soort meermaalen dan de andere, moeten ondergaan, kunnen en niet zonder grond van redenen , aangemerkt worden, als eene zodanige Ziekte, gelyk by de Vogels het veranderen van Vederen, of het ruien is, want ook hierby fterven verfcheidene Vogels, eeven zo gaad het ook met de Rupfen, verliezende ook in deze Ziekte, verfcheidene van Hun het Leeven, een Liefhebber is uit dien hoofde altoos in zyn fchik, wanneer zyne Rupfen derzelver laatfte Vervelling doorgeftaan h heb-  j» NACHT.VLINDERS. hebben. Het vervellen of verwisfelen van Huid, niet alleen dezen der' Verandering onderworpen z.nde Dieren volllrekt eigen, maar ook nog' eeniger anderen, is inderdaad eene verwonderlyke zaak, want het is een blyk, dat, daar anders alle de Deelen , zo wel uit als inwendige; van meeft alle leevende en in grootte toeneemende Weezens, zo wel irr het Dier-als Planten-Ryk, door het groejen kunnen uitzetten en dus * grootter worden, het uitwendige van deze Dieren, der Rupfen-Vel nzmentlyk, daarentegen niet grootter kan worden , maar door den wasdom van de inwendige Deelen van het Dier, te klyn word, zich uit dien hoofde op eenmaal, en wel al het buitenfte tegelyk , van het ei* gentlyke Lichaam des Diers moet afzonderen, deze afzondering, heeftniet alleen maar betrekking op het Vel als Vel alleen, maar ook op alles wat op en aan hetzelve is, dus verwisfelen of liever ftroopen af, ook alla de alderfynfte zo wel , alsaldergroffte Hairen,Doorens, Horens, Klaauwtjes en wat dies meer is van eene Rups, van hier is het ook dat aan eene zodanige afgeftroopte Huid eener Rups ,alle de zich aan dezelve bevindende Hairen enz wezentlyke holle Buizen zyn, in dewelken men met Microscopifche Hulp kan inzien, zo lang namentlyk, als het afgeftroopte Vel der Rups, zyne Vogtigheid of Zweet, welke het onder het vervellen verkreegen heeft nog bezit, want deze Vogtigheid, of dit Z weet, ver droogende, krimpt alles aan het Vel in eikanderen; 't Js zeer licht te begrypen, dat, zal 'er zo eene volmaakte loslaating van alle de uitwendige Deelen eener Rups, gefchieden, gelyk'er by het Vervellen moet gefchieden , en ook werkelyk plaats vind, dat tot deze afzondering eeni* gen Tyd nodig is, hier om is het dan ook, dat alle Rupfen, twee, drie, vier , ja zomtyds meer Dagen tot deze afzondering van hunne oudé Huid:  van 't TW. GEZl N der EERSTE BENDE. P. II. Tab. FM. MI. IX. 33. Plaid , zich ftil ter neder zetten en om zo te fpreeken alsmetgelaatenheid afwachten, zonder in dien tusfchen tyd eenig Voedzel te gebruiken, 't welk men alsdin op 't Vervellen zitten noemi; zeer gered^lyk kan men dit zien, of een2 Rups op 't Vervellen zit, of niet, door de verfchuiving of verplaatzing van den ouden Kop, want deze begind, zodra eeneRups zich op 't vervellen zet, terftond geheel naar beneeden te zakken,, tot voor het Gebid of Mond van den nieuwen Kop, waardoor het dusoek aan eene Rups in dien ftaat zynde, volftrekt onmogelykis iets tete kunnen vreeten. Den 3de Auguft begonnen de voordeeligftert van myne Rupfen zich voor de vierde maal op 't vervellen te zetten , na welke vierde verwisfeling van Huid , zy Hunnen als Rupfen volwasfenen ftaat bekwamen i: verwonende zich toen volwasfen zynde, gelyk Fig. 6 op Tab. VIII. p,^ Vlll dien Ouderdom bereikt hebbende , hadden zy wederom meerdere fchoon- Fig 6;„ heid dan voor de vierde Vervelling, want nu waren de elf Geleedingen volmaakt zwart, met ter wederzyden loopende hoog geele- Banden, waar onder bynaar ronde oranjekleurige Vlakken zich vertoonden, ook was derzelver ruig Hairigheid zeer veel vermeerderd, want deze na iedere Vervelling meerder geworden zynde, was dus ten alderfterkften, na deze laatfte verhuiding. Myne Rupfen bleeven nu nog al geftadig aan 't vreeten, zo lang 'er goede Willige Bladen te bekoomen waren, maar door het verloopen van he: aangenaame Zomer • Weeder, dezelven niet meer kunnende verkrygen, gaf ik Hun Gras, doch hiervan fcheenen zy niets te willen gebruiken , maar bleeven nog eenigen Tyd in de Vlugt, waarin ik dezelven had, rondkruipen, tot dat de vermeerderende Koude-van het Jaar fai- h 2 foen>'  34 NACHT-VLINDERS. foen, Hen zich onder de dorre Bladen en andere Ruigte, welke ik Hun gegeeven had verbergen deed, allen welken dus overwinterden, rolden zich geheel in elkander, gelyk de Aftetkening Fig, 7. doed zien. Of zy deze in elkander gerolde Gedaante, aanneemen, om Hunne uit waasfemingen des te minder te doen zyn gedurende den Winter, wanneer zy toch geen Voedzel zo 't my is toegefcheenen gebruikten, dan of zy dit doen , om derzelver inwendige Warmte, om zo te fpreeken als meerder by elkander te houden, is my onbekend, doch het eene, of andere, fchynd niet onwaarfchynelyk te weezen. Den 25 Maart des volgenden Jaars, een fraaye en warme Dag zynde, befpeurden myne Rupfen dit ook, zy begonnen daardoor reeds des Voordenmiddags neg in Huis en in Hunne Vlugt zynde, zich te verroeren , en uit de op den Grond der Vlugt leggende Ruigte voor den Dag te koomen, hierop nam ik de geheele Vlugt buiten Deur, en zette dezelve in den Zonnefchyn, waarop zy zich bynaar allen in beweering begaven, kruipende op de Zootjes Gras, en verders in de geheele Vlugt overal rond, tegens den Avond, de Zon weggedooken zynde, nam ik myne Rupfen wederom binnen en in Huis; Dit rond kruipen en zich in beweeging begeeven, dacht ik datzy deeden, uit oorzaak om naar nieuw en frisch Voedzel te zoeken, ten dien einde gaf ik Hun ook, zo dra 'er maar eenige kleine jonge Blaadjes van Willige,Vlier, Hage-Doorn, Duin - Palm, Elfen en nog meer andere Groentes waren, dezelven aan Takjes en Plantjes, maar zonder iets het minfte 'er van te gebruiken, kroopen zy over dezelven heen en weder, en deeden dit loopen of kruipen, meerder of minder, al naar mate dat het een warme* re of koudere Dag was. Tot dus verre toe was het met de fterfce myner  't T W. GEZIN der EERSTE BENDE. P. IJ. Tab. VIL VUL IX. 35 ner Rupfen nog al tarnelyk wel gegaan, zynde'er geduurende alle de Winter Maanden terwyl 'zy in 'c geheel niets te vreeten-hadden, wei* nige of genoegzaam geene geftorven, maar nu begon de fterfte zeer onder Hen te woeden,. zo dat ik dezelven bynaar allen door den Dood verloor, het fterven van deze InfeÓten, in den ftaat van Rups,fcheen niet veroorzaakt te worden door eene fchielyke en geweldige beroovinge van het Lieven,■ maar door een langzaam-verminderen en ukteeren,van alle vermogens en krachten des dierlyken leevens, in deze Schepfels, want eene volw.a$fene Rups, gelyk Fig. tv wierd al kleinder en kleinder,Fzg. & doch bleef echter nog in het leeven en zich beweegen, eindelyk wierd ook het kruipen of beweegen, minder en minder, en de Rups, verloor al langzamerhand, alle Hare grootte en fchoonheid,tot dat dezelve eindelyk tot die kleinte en onaanzienlykheid geraakte , gelyk by Fig. 8. eene Ei,..%„ dusdanig geftorvene en zo geheel ingekrompene Rups afgebeeld is; i i« De weinige overgebleevene Rupfen, welken zo 't fcheen nog gezond; Waren, begonnen zich eindelyk in 't begin van de Maand May, intefpinnen,van welke ingefponnene Rupfen, de eerfte in eene Pop veranderde den dier gedachte Maand May, na eene buitengemeen lange legging, als Rups, want nimmer kan ik my herinneren het ondervonden te hebben , dat eene Rups na het vervaardigen van Haar Spinzel, zo veele Dagen in hetzelve op de verandering geleegen heeft als deze. Tot het rcaa- ken van een zodanig Spinzel , afgebeeld Tab. IX. Fig, 9. had de Tab. IX. Rups wel drie a vier Dagen toegebracht, eer zy hetzelve volkomen Fig. sögereed had , dit Spinzel , was ten aanzien van deszelfs grootheid en i ©ver-  3<5 NACHT-VLINDERS, overvloedige ruimte voor de Pop, zeer verfchillende van meeft alle de overige my bekende Spinzels, want, daar anderen maar juist zo groot zyn, dat de zich in Pop veranderd hebbende Rups, eeven daar in beweegen en rond drayen kan, zo was dit Spinzel daarentegen,meer dan tweemaal zo lang als de Pop, want deze laatfte, was maar i'4 Duira lang, daar het Spinzel inteegendeel, wel 3 Duimen in deszelfs langte haaien kon, flaauwelyk kan men de Pop door het Spinzel zien doorfchynen. Met de verandering in Pop, welke ik gezegd hebbe dat zeer lang na het infpinnen der Rups gefchiede, ging het dezer wyze toe: De Rups, wel drie a vier Dagen toegebragt hebbende tot het fpinnen, kwam my dit voor, uit zwakheid des Diers voorttekoomen, dat zy dus lang over Haar aanftaande Verblyf werkte, doch eindelyk dit gereed hebbende, wachte ik den eenen Dag, na den anderen, op de verandering, en zag 'er uit dien hoofde alle Dagen, verfcheidene maaien naar, doch dit in de eerfte tien a twaalf Dagen niet gefchiedende, daar integendeel de meeste andtre Rupfen, zulks wel binnen zes en nog minder Dagen doen, zo dacht ik dat myne Rups, misfchien in 't geheel geene Pop worden, maar wel zonder veranderd te zyn fterven zoude, doch eindelyk den zeeventienden Dag, na dat zy zich had begonnen intefpinnen, des Voordenmiddags eens daar naar ziende, was zy nog Rups, maar bewoog zich in Haar Spinzel ongemeen fterk, daar zy de voorgaande Dagen, wanneer ik 'er naar zag, doorgaands geheel ftil lag, zich nu en dan wel omgekeerd had, maar zonder fterke beweegïng te maaken, doch nu dezen zeeventienden Dag, bewoog en draaide zy zich veel meer dan gewoon fterk, 't «reik van dit gevolg was, dat geen half Uur, na dat ik deze beweeging gezien had, myne dus lang geleegen hebbende Rups, in eene volmaakte Pop, afgebeeld  vm't TW. GEZIN der EERSTE BENDE P.II Tab.VILFIIllX. 37 'beeld Fig. 10. veranderd was. Aan het Hoofd en Staart - EinJe der Pop,Fig.i*. en wel aan het Hoofd-Einde, ter wederzyden , ziet men eenige korte ■en ftyve Hairtjes, zynde voor 't overige de Pop, eenkleurig bruin, e« in grootte veel verminderd, naar maate van de kloekheid der Rups. 5-5- De Vlinders uit deze nu befchreevene Rupfen voortkoomende, ziet men afgebeeld Fig. 11. en Fig. 12. waarvan de eerfte naar een Mannet-Fig.tr. Fig.12. jes Vlinder geteekend is, zynde veel fchoonder en fterker van kleur dan de laatfte, welke een Wyfjes Vlinder verbeeld. Dat deze Rupfen en Vlinders, maar eenmaal het Jaar zyn, is uit de daarvan gedaane Befchryving, ten vollen optemaaken, en behoefd foier niet herhaald te worden. BERICHT. Allen Liefhebberen der Natuurlyke Historie in het algemeen, en die der Infe.6h.en in 't byzonder, welken het tot dus verre behaagd heeft, myne pogingen, ter vermeerderinge onzer kundigheeden, in dien tak van Wetenfchap of Lief hebbery, als de Er.tomologia of Infeftenkunde is, te begunftigen , zegge ik hiermede opentlyk dank, voor Hunne genegene goedwilligheid, hier in aan my betoond, want dit moet ik opentlyk erkennen, dat ik, zonder Hunne mede Hulpe, zonder de mededeeJing, van verfcheidene door Hun gevondene Infeften,en daar aan gedaane Waarneemingen, welken zy de goedheid gehad hebben aan myte fch*, .ken, of ter leen om afgebeeld te kunnen worden mede gedeeld i 2 heb-  2f NACHT- VLINDERS. hebben, nog niet zo veele Rupfen en Vlinders zoude hebben kunne» afbeelden en befchryven, als tot hiertoe nu reeds met genoegen gefchied is. Myn zeer vriendelyk verzoek is derhalven by dezen, aan allen Liefhebberen van Metten in het algemeen, of aan diegeenen in het byzonder,. welken het zich wel der moey te waardig achten, deze anderszints verachtelyke, maar evenwel door eenen grootten en alwyzen Schepper! zowonderkonftig gefchapene, en eener zo geheel in gedaante van elkander verfchillende veranderinge onderworpen zynde Dieren , ik meene de Rupfen en Vlinders, gade te flaan, om alles wat zy dienaangaande vinden of vangen, 't zy Eieren, Rupfen, Poppen of Vlinders, met, of zonder Hunne daarover gedaane Waarnemingen, of gemaakte aanmerkinkingen, goedgunftig verders aan my mede te deelen , is het dat ik dezelven, of aireede befchreeven hebbe, of dat my anderszints Hunne huis* houding reeds bekend is, offchoon ik dezelve der Waereld nog niet opentlyk medegedeeld hebbe, zal ik deze aan my gezondene Ieevendige Voorwerpen, geene verdere gevangenisfc onderheeven laaten zyn,. maar dezelven aan de gulle Vryheid, en Hun eigen lot, wederom ove* geeven, intusfchen de goedgunftigheid van de Zenders daarvan, der. zeiver oplettendheid en genegendheid, ten algemeenen Voordeele, in het uitbreiden van meerdere Kennis, altoos met waare dankbaarheid erkennen.  NACHT-VUNDERS rem ^Tweede Geziii^W-EERSTE BENDE     NACHT-VLINDERS H»»-VTweede GezinlWEERSTE BENDE.   w % w y sp irNEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCIILlEEVEN EN AFGEBEELD. ************* ****** * ** * ** * ****** ********* * *** TWEEDE DEELS VIERDE STUK. TIENDE VERHANDELING over de NACHT - VLINDERS, van H Tweede Gezin der Eerste Bende. De BASTERD-HOORN RUPS. P. //. Tab. X. §. U H^fïget tegenwoordig Voorwerp, word als Rups door veele LiefI» | hebbers hier te Lande, genoemd de Basterd-Hoorn Rups, uit fjiH I hoofde der fterke verheevendheid, welke dit Dier op het wJaMJS Achterdnde of Staart heeft, gelykende wel een gzints naar een Hoorn. Linnjbus noemd den Vlinder uit deze Rups voortkomende Tcrficaria. % 2. In het midden der Maand May, eenige Vlinders uit derzelver Poppea gekomen zynde, welken het Jaar te vooren Rupfen waren geweest, zet-  4o NACHT-VLINDERS. rede ik Mannetjes en Wyfjes by eikanderen om te paaren , 't welk ook van dat gevoJgwas, dat door twee Wyfjes, over de Vyf Honderd bevrugteEitjes gelegd wierden, en wel niet enkeld, maar by Schooien , van 30 a 40 fluks, welken in 't eerst kort na de legging wit waren, maar na verloop van een paar Dagen, in licht bruin veranderden, hebbende van onderen, eenen fynen donkeren Band,en boven op in 't midden een flipje; een Schooltje van deze Eitjes, zyn afgebeeld in derzelver natuurFig. i.lyke grootte Fig. 1. En doorliet Microscoop gezien vertoond zich een Fig. 2. enkeld Ei als Fig. 2. De lichte ronde Vlak in het vergroote Ei, boven op in 't midden te zien, word kort voor 't uitkomen der Rupsjes zwart, en fchynd de plaats te wezen, alwaar het Hoofd der Rups, nog in het Ei beflooten zynde legd. Zes a Zeven Dagen na de legging, werden de Eitjes volmaakt Potloodkleurig, en de jonge Rupsjes kwamen kort daar na 'er uit te voorfchyn. % 3. Een uit het Ei gekomen Rupsje, hebbe afgebeeld Fig. 3 In dezen nog tig. 3. zeer jongen ftaat, laaten zy zich zeer gereed by Draadjes afvallen wanneer men dezelven eenigzints verontrust. Veele Rupfen zyn 'er" welken zich maar alleen bepaalen tot een eenig Kruid, Heefter of Boom-Gewas, met welker Bladen zy zich geneeren, zullende veel eerder fterven, dan eenge andere Bladen, welken men Hun by gebrek van het rechte Voedzel voorleide, te vreeten, daarentegen zyn 'er ook welken het bynaar onverfclüllig fchynd te wezen, wat voor Bladen van Kruiden of Boomen, Hun ook maar voorkomen, nuttigende zy om za te fpreeken alles eeven graag, onder de laatften behooren onze tegenwoordige Rupfen, ik zelfs hebbe dezelven gevoed, met Zonne-BloemBladen, Vlier, Bloem-Kool, Stok-Roofen, Salade, Oostindifche-Kers" Afrikaanen en meer andere Gewasfen, het laatfte, de Afrikaan namentlyk' hebbe op deze Plaat by de Rupfen afgebeeld. Deze Infeóèen nog jong zynde, loopen eeven eens als Span-Rapfen met twaalf Pooten, doch naar maate zy grooter en ouder worden, gebruiken Zy alle Hunne Pooten iynde zestien. Zes Dagen na het komen uit de Eieren, vervelden Zy voor de eerfte maal, en tien of twaalf daarna, voor de tweede keer we-  van 't TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE, f. ƒƒ Tab. X. 4.1. Wederom na verloop van een gelyk getal Dagen , verwisfelden Zy voor de derde reize Haare Huid, en waren toen reeds in groote toegenomen als Fig. 4. hebbende ter wederzyden twee in de langte loopende ftree- « pen, welken na de volgende vierde vervelling, verdweenen waren. Den ^ 4* joien en «den July, dus ruim vyftig Dagen na dat Zy uit de Eiè'ren gekomen waren, gefchiede Haare laatfte verandering van Vel, en vertoonden zich eenige Dagen daarna volwasfen zynde, als Fig, 5 en 6. Geheel onderfcheiden van kleur vind men deze Rupfen, om welke reede- 6. nen ik ook twee in kleur van elkander verfchillende, hebbe afgeteekend, echter komen dezelven in Teekening, en plaatzing der Vlakken, zeer naby met eikanderen overeen. Men heeft van deze foort Rupfen, welken veel donkerder van kleur als de by Fig, 5. afgebeelde zyn, ja welken zelfs maar weinig groen, integendeel meer paarsachtig over 't geAeele Lyf zich bevinden. §. 4- Myne Rupfen volwasfen geworden zynde, 't welk ruim acht Dagen m de laatfte verhuiding was, wierden zy zeer vuil en morfig van kleur, veranderende Hunfchoone groen, bynaar in bruin, hierop kroopen Zy in ■de Aarde, maakten zich daarvan door middel van gefponnene Draaden, ieder voor zich zeiven een verblyf of Spinfel, om in hetzelve in Pop veranderd zynde, den volgenden Winter te kunnen overleggen,en zonder Voedzel te gebruiken doorftaan. Fig. 7. vertoond een dusdanig door eene pig. ?„ Rups vervaardigd Aard - Spinfel, waarvan bynaar de Helft afgenoomen is, om des te beeter de daarin leggende Pop te kunnen zien. $• 5» Van het laatfte der Maand Ju'y af, tot in de daaraan volgende Miy , dus eenen Tyd van omtrent tien Maanden, blyven deze Poppen onder den Grond, en dus ook de daarin beflooten zynde Vlinders voor het Daglicht verborgen, maar deze Tyd verftreeken zynde, lokt eene verkwikkende Voorjaar» warmte, welke om zo te fpreeken alle Jeevende k 2 Wc,. Voedzel te gebruiken doorftaa tl. Fier. T \TPftr\nnA aan AneAvn'xrr Ar\r*r aana ™  42 NACHT-VLINDER & Wezens bezield, ook deze Vlinders uit Hunne Onderaardfche woningen ten voorfchyn, en het Infect komt inzynenlaatfi.cn of volmaakten ftaat, uit deszelfs Pop, en door de Aarde waarin hetzelve lag als doorbooren. Fig. 8. F'g. 8 en 9. verwonen ons deze Vlinders in den loopenden en vliegen9' den ftand, in welken laatften men deszelfs Ondervlerken, volkomen zien kan; onderfcheid in de Kunne, is nergends anders aan waarteneemen, als aan de mindere of meerdere dikte van 't Lyf, zynde dat der Mannetjes aitoos dunder, dan dat der Wyfjes. Aan de Sprieten of Voelhoorns, waaraan veelen te onderkennen zyn tot welk Gellachtzy behooren,kan men deze en foort gelyken, welken Haair of Borftelformige Sprieten hebben, in't geheel niet onderfcheiden, dewyl dezelven van beide de Geflachten, eeven dik, en eeven eens van gedaante zyn. Offchoon deze Vlinders, juist met geene fchoone en het Oog des Aanfchouwers verlustigende kleuren pronken, zo zyn dezelven echter inderdaad, met zeer veele fraayheeden vercierd, wanneer men dezelven in natura, en met ©pmerking befchouwd, want dan heeft onder anderen de zwarte kleur, welke het grootfte gedeeke der Vlerken bedekt, eenen zeer aartigen rooden, of liever purperen weerfchyn en gloed, al naar mate het Licht op dezelven fchynd, en welke gloed, in geene Afbeelding naar te bootzea is, waarby wy dus wederom zeer duidelyk zien, dat ook hier in, alle menfchelyke Konst-Werken, in geenen deele te vergelyken zyn, by die yan den Almachtigen en Alwyzen Schepper.  3STACHT-VXJNDEIIS run rTweede Gezin^vEERSTE BENDE.   < ■© > Si NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ELFDE VERHANDELING OVER DE N A C li T - V L I N DERS, van V Tweede Gezin der Eerste Bende, De St. JACOBS VLINDER. P. II. Tab. XL % u Kj^fewyl ons tegenwoordig Infect, in zynen tweeden Staat afo H |||| RaP8 namentlyk, zich onthoud op het St. Jacobs Kruid, (HermWA ba 3'acobea) zo heeft ook by veele Liefhebbers, het Infeft in zynen vierden Staat, of als Vlinder, hiervan daan den Naam bekomen van St. Jacobs Vlinder. By den Ridder tiNN/sus, word dezel. ve insgelyks naar het bovengemelde Kruid, alwaar de Rups zich mede geneerd, Jacobea genoemd. §> 2- Onder de meeste zich veranderende tafelen, en wel inzonderheid  44 N A C H T-V L I K D E R s; onder de Donsvleugeligen, Lcpidoptera, vind men het veelmaalen dat uir cierlyke Rupfen, min fchoone Vlinders, daarentegen uit onaanzienlyke Rupfen, fraaye Vlinders voortkomen, of liever zich in dezelven veranderen, het tegenwoordig Voorwerp echter, diend hiervan uitgefloten te worden, want ook in deszelfs Rupfen Staat, is hetzelve een fchoon, en /oor het Oog gantsch niet gering met kleuren vercierd Infeél S-j. Een bevrucht Wyfjes Vlinder van dit foort gevangen hebbende, zetteik hetzelve in eene Doos, welks Dekzel met Gaas bekleed is, omniet alleen in dezelve te kunnen inzien, maar ook om eenen vryen doortogr, aan de Lucht te geeven, dit Wyfje leyde den 24 May en eenige volgende Dagen, een vry aanmerkelyk getal Eieren, en wel by Schooien niet enkeld , welken geelachtig van kleur waren, en door het Microscoop ge", zien, geene gefigureerdheid van Ribben of Banden aan zich hadden, maar eene geheel zachte onelfendheid, als ongemeen fyn Segryn , 't welk Big. i.Hen echter niet belette glanfig te weezen, Fig. 1. vertoond een'dusdanig Bfe. 2 gelegd Schooltje van Eieren, in derzelver Natuurlyke grootte, en Fig. 2. een door het vergroot Glas gezien, enkeld Ei. &* Den 3den juny, zynde dus tien Dagen na het leggen der eerfte lieren wieiden dezelven donker van kleur, en de eerfte Rupsjes kwamen uit de.' zt!ven, zynde met tamelyk lange Hairen voorzien, en door een vergrootend Glas befehouwd, kon men reeds eene gebandeerdheid aan dezelven waarneemen. Myne jonge Rupsjes gaf ik terftond in plaats van. Jacobs Kruid , Kruiswortel te vreeten, dewyl hetzelve in uiterlyke gedaante veele overeenkomst met het eerstgenoemde heeft. Zy lieten zich hetzelve ook zeer wel fimaken, en ik hebbe ze tot de verandering, toe 'er mede gevoed en groot gebragt, om welke reedenen ik ook op. kzs Plaat, een Takje Kruiswortel by ons tegenwoordig, Infect, hebbe af-  ygn 'f TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. P. II Tab. XI. 45 afgeteekend. Zeer traag zyn deze Rupsjes in't loopen, en aangeraakt wordende, laaten Zy zich by ongemeene fyne Draadjes afvallen. Vyf Dagen na dat Zy uit de Eieren gekomen waren, vervelden ze reeds voor de eerfte maal, en hadden toen de groote als Fig.. 3. Het door Hun afge- Fig. 3ftroopte Vel, vraaten Zy bynaar geheel op, maar na de tweede verwisfeling van Huid, welke zeeven of acht Dagen na de eerfte gefchiede, deeden Zy dit niet zo veel, maar lieten een derde part, ja zommigen wel de Helft zitten, ook waren 'er onder myne Rupfen, welken van Haar eigen Vel wegkroopen, daarentegen het nog overgebleevene van eene andere opvraaten. Na deze tweede verandering van Huid, waren Zy reeds tot de grootte van Fig. 4. gekomen. Daar anders zeer veele Fig-. 4, Rupfen, by iedere vervelling, of van kleur, of van gedaante der Vlakken en Teekeningen veranderingen ondergaan, zo kan men zulks van deze foort niet wel zeggen, Hunne fraaye en juiste gebandeerdheid, beftaande uit dertien Zwarte, en dertien Oranje Banden, blyft door alle vervellingen bynaar hetzelfde, wordende alleen de Banden, minder effen of glad. Fig. 5. vertoond eene Rups reeds driemaal verveld zynde,-Fig. 5. 'c welk wederom gefchiede Zeeven Dagen na de tweede. Zich verders Hun Voedzel wel fmaaken latende, namen Zy ook in grootte toe, en vertoonden zich in alle Hare fchoonheid volwasfen zynde, als Fig. 6. Fig. 6. $• 5- Deze myne Rupfen volwasfen geworden zynde, 't welk omtrent in' de Helft der maand July was, kroopen in de Aarde, doch maar zeer op* pervlakkig, verbergende zich zommigen zelfs boven op dezelve, onder eenige Ruigte, en veranderden na eenige Dagen als Rupfen nog geleegen te hebben in Poppen, waarvan eene afgebeeld is by Fig. 7. Zeer Fig. 7, leevenioos, voor 't ukerlyke aanzien, leggen deze Poppen, want daar anderen zich gedurende dezen Staat, dikmaals keeren of wenden , zo ismy zulks van deze foort nooyt voorgekomen In dezen nu roerlozen Staat, blyven dezelven leggen van de Maand July af, tot het volgende Jaar in de Maand May, zynde dus ruim veertig weeken, welken 'er nodig fchynen te wezen tot de ryp wording des Vlinders, of tot het 1- 2 , Tyd*  ** NACHT-VLINDER ff. Tydftip dat dezelve zich ontzwagteld, en van het Hem beknellende Pop. Vlies ontflagen kan. Hoe fterker by elkander ftaande kleuren, op een en hetzelfde Voorwerp zich bevindende, van elkander affteeken of verfchilien, hoe meer een zodanig Voorwerp ons in de Oogen zal fchitteren, dit vin'd dan ook plaats by onze tegenwoordige Vlinders, want de grond kleur Hunner boven Vlerken, groenachtig zwart zynde, (leekt het ongemeen fchoone gig. 8.rood, 't welk zich op dezelven bevind, zeer fterk hierbyaf,Fig 8 toond •9- ons denzelven in den loopenden ftand, en Fig. 9 in eene vliegende gedaante, waarby zich dan deszelfs onder Vlerken verwonen, insgelyks met eene fraaye roode kleur vercierd, het onderfcheid tusfchen de Mannetjes en Wyfjes Vlinders, is voor 't Oog zeer gering, beftaande maar in eene meerdere of mindere dikte van 'c Lyf, zynde dat der Wyfjes altoos dikker, als dat der eerstgenoemden.  NACHT-VLINDERS rtm ^Tweede (Vezin~7WEERSTE BENDE.   0 < 0 > # 4? NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. TWAALFDE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van 'f Tweede Ge£in der Eerste Bende. De BRUINE een-STAART. p. //. Tab. XII, 1 r. 2PfHfiiln het Eerfte Deel van dit Infeéten - Werk, in het Vierde Xpf WÊÈ S:uk, de vyfde en zesde Verhandeling, Tab. V. en VI., I^pj^^ zyn twee Inftclen befchreeven en afgebeeld, welken in den Staat van Rupfen, door veele Liefhebbers, genoemd worden, de eene de groote Twee ■ Staart, en de andere de kleine Twee-Staart, uit hoofde dat beide deze Soorten, aan het achter einde van het Lyf, twee Staarten hebben , beiden zyn het veertienpootige Rupfen, en wel zulke veertienpootige, aan wien het laatfte paar, of de Nafchuivers, welken by anderen het getal van zestien vol maaken, ontbreeken. Ons tegenwoordig Infe£l, in zynen tweeden Staat, insgelyks eene dusdanige veertienpootige Rups zynde, doch dewelke in plaats van twee, maar m eenen  48 NACHT.VLINDERS. •enen Staart heeft, zo noeme ik dezelve de bruine Een-Staart ik voege 'er het woord bruin daarom by, om dat deze Rups, over den Rug bruin is , en de daaruit voortkomende Vlinder, ook voor 't grootfte gedeelte eene bruine kleur heeft, ter onderfcheiding van eene andere Rups en Vlinder , welks Huishouding my ook bekend is en die ik in eene volgende Verhandeling hoope aftebeelden en te befchryven, maar in plaats van bruin , geelachtig of kaneelkleurig is en daarom door my de geele Een-Staart zal genoemd worden. De Heer Linn/eus heeft ons tegenwoordig Voorwerp, waarfchynlyk als Rups niet gekend , dewyl Hy den Vlinder onder de Geometra of Spanrups Kapellen fteld, noemende denzelven in zyn Syjlema natura pag, 850* JV. 202. Phalena Fakataria. S- 2. Reeds verfcheidene Jaaren geleeden, vond ik in de Maand September , meer dan eene van deze Soort Rupfen, err wel van verfchillende groote, cp de Elfen, van deze gevondene Rupfen, fponnen zich de meesten in de Maand Cctober, tusfcfrm de Bladen in, op die wyze Tab. getyk zulks afgebeeld is, lab. XII. Fig. 5. zeer dikke en donker geele %7/j r>raaden * DevestiSden 't buitenfte gedeelte van het te zamengefpon" nene Blad, om het dus, als 't ware, voor openrollen te beveiligen, deze dus ingefponnene Rupfen, veranderden die zelfde Maand in Poppen, welken den daarop volgenden Winter over leiden, en waaruit de Vlinders, het Jaar daarna, in 't laatst van de Maand April, uitkwamen, doch dat dezelven ook laater in 't Jaar, en dus tweemaal als Vlinders, en Rupfen in een Saifoen verfchynen, blykt uit het volgende^ f- 3- Den r© July van het laatst verlopene Jaar, eenige Rupfen hebbende, welken Elfe Bladen moesten vreeten, liet ik ten dien einde een Tak met dergelyke Bladen, haaien en naar Huis brengen, deze Bladen naar* ziende % vond ik op een derzelven,, eene bynaar volwasfene Rups van deze  van 't TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE. F. II. Tak' XII. 49 deze Soort, welke thans ons Voorwerp is, dezelve had naar 't my toefcheen, Haar laatfte Vel reeds bekomen, Denzelfden Dag, liet ik nog zoeken op dien eigen Boom, van welken de Tak die men my gebragt. had afgefneeden was, en men vond 'er ook nog tien eeven zulke bruine Eenftaart - Rupfen op, als dewelke ik afgebeeld hebbe Fig. 2. Fig. 2. in den rustenden ftand , en Fig. 3. in de kruipende of loopende ge- Fig. 3. daante, welke ik allen met Elfe Bladen,, tot de verandering toe, gevoed hebbe. Zeer aartig is de ftil zittende of rustende ftand van deze Rupfen , en waarby zy nog deze byzonderheid voegen, dat zy dikmaals met den Kop en het voorfte gedeelte van het Lyf, zich ongemeen fchielyk en als trillende op en neder beweegen, waardoor zy met den Kop, op dat geene waarop zy zitten flaan, het welk daardoor een tamelyk hoorbaar geluid geeft. De Kop dezer Rupfen, in den rustenden ftand by Fig. 2. van vooren te zien , is mede niet oncierlyk ge- Fig. i, teekend, om die duidelyker te vertoonen , hebbe ik denzelven Fig. 4. Fig. 4*. een weinig vergroot zynde afgebeeld. Op de bovenzyden der Elfe Bladen, zitten meest altoos dit Soort van Rupfen, 't welk. verfehillen* de is met verre de meeste andere Rupfen, als welken zich doorgaands aan de onderzyden der Bladen , van die Gewasfen, waarop dezelven t'Huis behooren, ophouden. Veele van myne tegenwoordige Rupfen, deeden het ook, dat zy het Blad, waarop zy zaten, met eenige zeer. dikke Draaden, bynaar tot elkander fponnen, en alsdan in dit eenige zints te zamen gefponnen Blad, Haar verblyf hielden, vreetende maar alleen van de kanten van dit Blad, tot zo lang, als hetzelve toerei» kende, of versch genoeg voor Hun was, 5-4. Na dat ik de grootfte, en dus waarfchynlyk ook de oudfte van myne Rupfen, maar drie Dagen gehad hadde, dus den 13 July, vervaardigde zich dezelve, een eeven zodanig Spinfel, gelyk myne verfcheidene Jaaren te vooren gehad hebbende Rupfen deeden, en het welk hier voor reeds befchreeven en afgebeeld is, Fig. 5. Ik wilde het niet waagen, Fig. s* om 'ex den tweeden of derden Dag reeds naar te zien, of myne inge» ra 2  50 NACHT- VLINDERS. fponnene Rups reeds in Pop veranderd was, al of niet, derhalven wachte ik tot den 22 derzelver Maand, zynde dus neegen Dagen na het infpinnen, toen knipte ik hetzelve open, en bevond, dat myne Rups, reeds in eene Pop veranderd was, hebbende voor aan het Hoofdeinde , twee aanmerk])k zichtbaare Punten, welken anders geene Poppen van Nacht- Vlinders bezitten, eene dusdanig in Pop veranderde Rups, hebbe Fig. 6. afgebeeld Fig. 6. Myne overige Rupfen , fponnen zich ook allen de eene voor, de andere na, in eeven zulke bynaar te zamen gerolde Bladen. S. 5. Zestien Dagen na het infpinnen, of zeven Dagen na dat ik het Spinfel van myne eerst veranderde de Rups opengefneeden had, kwam de Ftg. 8. fraaije Vlinder, in deszelfs natuurlyke groote en kleur, Fig. 8. afgebeeld, ten voorfchyn, dezelve was een Wyfje, om nu ware het mogeJyk, bevrugte Eitjes 'er van te bekomen, liet ik hetzelve in 't leven blyven , om te wachten of uit myne overige in Poppen veranderde Hupfen, ook een of meer Mannetjes Vlinders zouden voortkomen, het mik ook in zo verre gelukte, dat een a twee Dagen 'er na, nog twee Vlinders uitkwamen, welken beide Mannetjes waren, waarvan een af- fig. 7-gebeeld hebbe in den rustenden ftand Fig. 7. Deze Mannetjes-Vlinders ^ette ik terftond by het eene Wyfje, om te beproeven of dezelven paaren wilden, 't welk doorgaands de meeste Nacht-Vlinders, offchoon dezelven in Doozen of Vluchten beflooten zyn doen, doch ik twyffcle 'er zeer aan, dat deze myne tegenwoordige Vlinders gepaard Jiebben , want wel is waar, het Wyfje had den anderen Dag, een enkeld Ei gelegd, en de volgende Dagen nog eenigen, van gedaante, grootteen Fia. 1. kleur als Fig. 1. afgebeeld hebbe, zynde zes by elkander op eene regel, 't welk de wyze fcheen te weezen, op welke dit Wyfje deszelfs Eiè'ren leide, doch uit alle deze gelegde Eitjes, kwam niets voort, maar zy . verdroogden allen, dus een klaar bewys, dat dezelven onbevrucht waren. Het leeven dezer fraaije Diertjes, was by my maar van zeer korten duur, want den 6 en 7 Augustus, waren zy allen reeds dood, 'twelk dus maar zeven of acht Dagen na Hunne wording als Vlinders was.    5* NEDERLAND SC HE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. DERTIENDE en VEERTIENDE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS, van yt Tweede Gez.in der Eerste Kende» De spartel- RUPSv p. II. Tab. XIII. XIV. % i. Sg^^fe Naam vah Spartel-Rups of Spartel- Rupfen , word' aai die fsjMLi Infeéfc, door veele Liefhebbers en ook andere Lieden, inzonderheid in Groningerland, gegeeven , waarfchynlyk om daü 'dezelven, wanneer Zy maar het minst aangeraakt worden, zich in een kronkelen, en zelfs veeltyds beginnen te fpringen «1 fterk te be- a wee;-  54 NACHT.VLINDERS. weegen , of zich ■ om zo te fpreeken als fpartelende zoeken te onttrekken en te ontkomen van de Hand , welke hen vangen wil; Ry den Heere Lhhuevs (*) word dezelve Quereus genoemd. De Heer L'Aomiral, geeft aan deze Rups den Naam van Jaager - Rups, en zegt, dat Hy denkt dat de Liefhebbers , dezen Naam daarom aan deze Infecten nog Rupfen zynde geeven, omdatdezelve op de Heide kruipende, veel wegè kunnen afleggen ; dit is ook inderdaad zos zy maaken.kruipende op dem grond, inzonderheid wanneer zy eenig onraad merken, zeer veelfpoed, en kunnen dus, even als een Jaager, in korten Tyd een Veld afioopen.' By den Heere Rosel (f) is by de afbeelding van deze Rups, en de; daaruit voortkomende Vlinder, zekerlyk een misflag voorgevallen want de Rups, door zyn Edl. afgebeeld op Tab. XXXVb veranderd ei.gentlyk in den Vlinder, afgebeeld op Tab. XXXVa. daarentegen de 5Rups, op deze laatstgenoemde Tab. veranderd in den Vlinder, afgebeeld op Tab. XXXVb. In de eerfte uitgave van dit Werk, is deze misflag niet aangeweezen, maar in eenen laateren druk, welken men hiervan in Duitschland vervaardigd heeft, en waarby eenige Aanmerkingen van den Heere Kleeman, gevoegd zyn, fchynt men hetzelve eenigzints te verbeteren , en inderdaad, het onderfcheid der Vlinders, uit die twee met elkander veel overeenkomst hebbende Rupfen, is zeer aanmerkelyk, en meer in 't oog loopende, dan het verfchil dei Rupfen. (*) Linné Syjï. nat. pag. 814. No. 25. Pbal. Bomh. Quereus. (t) Rosel Metten Belustigimg Ifter Theil, Nacht.Vogel zn-cite Clasfe,Tab.XXXVa} «n Tab. XXXVJb. 5 *  *«» 't T:reede Gezin der EERSTE BENDE. P. F/. T.XUI.XIF. 53 i 2. Reeds veele Jaaren geleeden , Rebbe ik deze Rupfen al gekend en •ook tot de verandering in Vlinder gebragt, maar nimmer had ik nog «de Eiè'ren van dezelven gezien, tot dat ik in 't laatstverloopene Jaar, ïn het begin der Maand Juny, in Gooyland, op een Heide-Veld synde, op eenen Dag, 85 Rupfen vond, allen van een en dezelfde Soort, op het Kruid- of Heester - Gewasch, *t welk men Heide Hoemd, (Erica vulgtiris) dezelven waren zeer verfchillende van ouderdom en grootte, zynde echter de meesten nog niet volwasfen, maar meestal van kleur en gedaante als Fig. \. en 5. op Tab: XIII. afge- ^ beeld hebbe op een Takje Heide, kruipende. Eenige Jaaren te voo- fïfr 4. :ren vond ik deze zelfde Soort van Rupfen, in het Gras, 't welk aan de Haarlemmer-Duinen groeid, 't geen ik Hun toen ook te vree-, «en gaf, en naderhand eenen Heer uit Groningen fpreekende ,; zeide eene en andere ziet men afgebeeld Fig. 7 en P. op Tab. XIV. Aartig XIV. . fig. 7, is het van alle deze door de Rupfen vervaardigde Spinzels, dat zy* 8. wanneer men dezelven in de Hand, of tusfchen de Vingers neemd^ kleeven en vast hechten, even als of men dezelven. met eenig kleevend Vogt befmeerd had, of dat zy met ongemeen kleine en voor het bloote Oog, onzichtbaare Haakjes, voorzien waren, gelyk het zogenaam.- da  van 't Tweede Gezin iet EERSTE BENDE. P. //. T. XIII. XIV. SS de kleef Kruid. (/Jparhe) Men heeft het ook, doch niet zeer dikmaals, dat eene Rups, gelyk het my in dit foort is voorgekomen, do>r zwakte niet in ftaat was zich een behoorlyk Spinzel te vervaardigen , dit had ten gevolge, dat de Vlinder, welke uit eene zodanige Pop, zonder Spinzel zynde uitkwam, kreupel was, dit heeft my in myn gevoelen verfterkt, dat namemlyk, een zodanig uitwendig Bekleedzel van de Pop, gelyk een Spinzel is, ook nog tot andere eindens en oogmerken, door eenen alwyzen Schepper bepaald was, als maar alleen om de Poppen, voör van buiten komende toevallen, het zy koude als anderzints te befchermen, zekerlyk ja, dient hetzelve ook hier ten fterkften toe, maar niet alleen , want om hier van meerder overtuigd te weezen , of het buiten Bekleedzel eener Pop, tot de volmaaktheid of onvolmaaktheid van eenen Vlinder, iets bydroeg, zo knipte ik, dewyl ik toch de ruimte van Spinzels had, verfcheidene van dezelven open, nam de Poppen daaruit, en leide dezen voorzichtig in eene Doos, Zacht neder, het gevolg was, dat uit alle die van Hunne Spinzels beroofde Poppen , onvolmaakte of kreupele Vlinders, voortkwamen. Het is bekend, dat alle Rupfen, ieder in haare foort en op haare wyze , de Spinzels waarin zy tot Poppen veranderen moeten ,:;zo vervaardigen, dat de Vlinder, wanneer: het Poppe-Vlies van een barst, een zeker Vocht, voor uit den Kop of Borst van zich gevende tegen het Spinzel aan , hetzelve daardoor alsdan, daar ter plaatze , als van een weekt, en de Vlinder 'er tegen drukkende, zich eene opening in hetzelve maakt, dus doende in ftaat is, 'er uit te komen, dit uitkomen des Vlinders, door het gemaakte Gat in het Spinzel, 't welk maar naauwlyks zo groot is, dat de Vlinder 'er uit kan, mxt noodzake- o lyk  5<5 " NACHT-VLINDERS lyk in de Vlerken, van het nu geboren wordende Dier, om zo te fpreeken eene uitrekking veroorzaaken , en zoude het wel niet dezer uitrekking kunnen zyn , welke tot het volkomen bereiken der veile, grootte van de Vlerken , veel kan bydraagen, dewyl een Vlinder, welke door geen Spinzel, 't zy van welke natuur dit ook wezen mag, behoeft doortebreeken, deze uitrekking niet ondergaat, en daar door kreupel of met onvolmaakte Vlerken word , doch ieder Liefhebber der Entomologie, begrypt lichtelyk, dat dit maar alleen betrekking heefc tot zulke Vlinders, welker aart en eigenfchap het medebrengt, om door een Spinzel, *t welk de Rups vervaardigd heeft, door te krui» pen, want Rupfen , welker natuurlyke eigenfchap het is, om dit in 'i geheel niet te vervaardigen, gelyk by voorbeeld de meeste Dag - Vlin-» der Rupfen zulks niet doen, fpreekt het van zelve-, dat de zodanige» hier niet toe behooren of deze uitrekking der Vlerken niet nodig hebben» De Poppen, van ons tegenwoordig InféS, uk derzelver Spinzels uitge* ^'09'nomen zynde, vertoonen zich gelyk Fig. g en io>, zynde het eerstge» poemde naar een Mannetjes, het andere daarentegen naar zodanig eea getekend, waaruit een Wyfje komen zoude, het onderfcheid is zeer, aanmerkelyk t"::sfchen deze twee Voorwerpen, zynde de Mannetjes Pop* bruin van kleur en ook een zeer aanmerkelyk gedeelte kleinder, da& die van het Wyfje.. $ 4- ' In het begin der Maand Augustus, kwamen de Vlinders te voor* fchya uit die Rupfen, welken zich het eerfte ingefponnen hadden, dua vier weeken daarna, doch hoe veele Dagen, de Rupfen nog onverar.* derd  van*t Tweede Gezinder EERSTE BENDE P. // T. XIII. XIV. $7 derd in derzelver Verblyf of Spinzel leggen, zonder Poppen te worden, kan ik niet met zekerheid bepaalen, denkelyk zal dit wel vyf of'zes Dagen zyn, want die Spinzels, welken ik openfneed, en waaruit ik de Poppen nam , hadden reeds langer als zes Dagen geleegen. De Vlinders uit deze nu veranderde Rupfen gekomen zynde, hebbe afgebeeld Fig, n, 12 en 13. de laatfte Fig 13. is naar een Wyfje getee- Bg.in T2,13, kend, dezen zyn genoegzaam allen van eene en dezelfde kleur, de Mannetjes integendeel, zyn merkelyk onderfcheiden den eenen van den anderen, want men heeft 'er welken licht bruin zyn, gelyk Fig. 11., Fig.11. daarentegen vind men ook veelen, welken zeer donker roodachtig bruin van kleur zich vertoonen, gelyk ik naar een dergelyk Mannetje Fig. 12.. Fig. 12. geteekend hebbe." Het onderfcheid in de Sprieten, tusfchen de Mannetjes en Wyfjes-Vlinders, is zeer aanmerkelyk, zynde die der eerften , zeer veel zwaarder en meerder gepluimd of gekamd, als der laatften Hunne , ook vind 'er een groot verfchil plaats , tusfchen de Lyven der Wyfjes en Mannetjes-Vlinders, zynde dat van een Wyfje, veel grootter en dikker als een Mannetjes Lyf, het eene en andere, is uit de Afbeelding duidelyker te zien, dan uit eene Befchryving opte> snaaken* Toen van dit foort Vlinders, Mannetjes en Wyfjes, by my uit Hunne Por pen te voorfchyn waren gekomen, zette ik beide de Kunnen by elkander , en het gevolg was, dat zy ook ten eerften te za-amen paarden , waarop de Wyfjes, kort na deze veiëeniging , ten eerftem a 2. lick  < 8 NACHT-VLIND. vant Tw. Ccz. k, EERSTE P. V. II. T XUT. XIV zich van derzelver Eiè'ren ontlasteden , leggende dezelven rmesu-n deele eenzaam of enkeld, gelyk een zodanig enkeld gelegd Ei, in Fig. i. deszelfs natuurlyke grootte en kleur, afgebeeld is. Fig. i. De meesten Fig 2. Honden overeinde , gelyk de vergroote Afbeelding Fig, 2. doed zien, doch de zulken, welken door de Moeder Vlinder, niet behoorlyk genoeg vast gelymd waren, vielen op zyde, en 't was aan dezen , dat men de holligheid, welke aan beide de kanten is, best zien kon, gelyk Fig. s.blykt uit de daar van gemaakte Afbeelding Fig. 3. ieder Eitje, heeft op deszelfs eene einde, en wel aan de overeinde ftaanden altoos op het bovendfte, een donker Vlakje, *t welk eenigzints hol fchynd te weezen , of dit de plaatzing van het Hoofd der Rups aanwyst , kan ik niet met zekerheid bepaalen. Noch voor den aannaderenden Winter, en wel in 't laatst van de Maanden August en September, al naar dat de Vlinders, of vroeger of laater uit Haare Poppen zyn gekomen, worden ook de jonge Rupsjes gekipt, dezen vreeten nog zo Jang voor den Winter , als zy Voedzel bekomen kunnen, doch worden niet volwasfen , dan eerst in 't volgende Jaar, in de Maanden Juny en July , echter kan eene vroegere of laatere Voorjaars warmte, veel bydraagen tot den fchielykeren of langzameren groey der Rupfen.    NACHT-VLINDERS KmïTweede G^zm^EERSTE BENDE.   59 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. SS ;SSSi!SSSSS3S SRCSSSSSSSSSSSSSSSSSSS! ^^ÏS'SRI® ® ^®!S5 VYFTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van '* Tweede Get-in der Eerste Bende. De slak-rups. p. II. Tab. XP. 5. x. 4EP*4!ti>en Almachtigen Schepper fchynd het behaagd te hebben, om fflficVwi alle leevende, ja zelfs leevenloze Wezens, in zulk een verïyftJJI bandzamen tevoegen.dat nergends eene gaaping, nergends @J§^1| geene fprongen van het eene Gedacht van Dieren tot het ^s*^i andere, of van het eene Geflacht van Planten tot het andere, ia zelfs van het eene Ryk tot het andere, dat is te zeggen, van het Steen- tot het Planten- Ryk, of van het Planten- tot het Dieren-Ryk, te vinden zyn, maar overal zulke Schepzels of Middel- Wezens zich bevinden, welken het eene met het andere als verbinden, or liever ongemerkt doen overgaan, want offchoon het ons toefchynd, ^jat  6*0 NACHT- VLINDERS hier en daar eene gaaping is, komt dit myns erachtens zekerlvk maar van onze onkunde, van onze bekrompens kennis voort door dien dat wy tot nog toe niet kennen het Wezen, 't S deze gaaping of om zo te fpreeken dezen fprong, van het eene L £ l\tZeJl Mme" hegt' dJt 13 .°°kL reeds ^or verfcheidene gele ?de en beroemde Mannen, breedvoerig betoogd, dus hangd dao, gelyk ee! onafgebrokene Keten , alles door behoorlyke Schakelt in de geheele Na inlïv kSnde,rrn- ^«woordig voorwerp, welks leeVensloopik n deze Verhandeling denke te befchryven, leverd ons wederom een be wys eener zodanige verëeniging of aaneenfchakeling van Wezens namentlyk der zieh van gedaante niet veranderende ItraioendflnrJto !?" Pnnr°ten' en.der§eenen' di^jch van Sedaante welveranderen en met Pooten voorzien zyn. Daar het anders eene doorgaande Reeë is t\w R.uPfen',we,ke" in Vlinders veranderen, met niet meer als ,tf! en niet minder als 10 Pooten voorzien zyn, dewyl diegeenen welken meerder als het eerstgenoemde getal hebben tot 20 en 2, toe , Set m YJxrlt*' Tr 10 -V1f V engelige Wespen veranderen, daarentegen de laatften, welken minder als io hebben, geene Rupfen meer zyn, maar Wormen, en wel zulke Wormen waaruit Torren voortkomen /zo' Sc ons tegenwoordig Infeit daarentegen, in zynen Rupfen ftaat, niet meer dan maar 6 Pooten, hebbende onder den Buik in 't geheel geene Middel en Achter- Pooten, behoorende dus volgens de eerstgenoemde kenmerken . volflrekt niet onder de Rupfen, en echter veranderd hetzelveineenen wezentlyken volmaakten Vlinder. v-emeeDe Slakken, Dieren zynde, welken geene verandering ondergaan en ook in't geheel geene Pooten hebben, behooren dK^ zfer veele andere kruipende Infeften, om zo te fpreeken, als op den laatften Trap van de zich door golving van het Lichaam, beweegen kunnende Dieren' tusfchen deze nu geheel zonder Pooten zich bevindendeTlclen en diegeenen, welken met dezelven voorzien zyn, 't zy veelof heeft als ik my zo mag uitdrukken, ook wederom hier voor gezorgd ons tegenwoordig Infeót diend ten bewyze daarvan , wantzelvehet kan a* Rups op zynen Buik, naar die van eene Slak vo ko^en gelyken- leen T^Ll^ F* ^ ^ of ^schouders voortkruipen, afleen door golvende beweeging van het Lichaam, en door middel van eenen geringen Slym of kleevend Vogt, 't welk zich gelyk als bv de Slakken onder den Buik bevind, laafende ook veeltyds een ghMerend bewysna» waarhetzelvegekroopen heeft, eeven als degenoemd^Dieren waardoor dit Jnfeftmet de zonder Pooten kruipenden, volkomen gelvk is maar boven en behalven dit vermogen, heeft hetadve^wtfïeï ï'ei^^^ hierinkomt ons Voiwe p, ^Lrne:deI°T °Vereen m?C Dieren' we,ken met Pooten voorzien zyn vereemgd dus zeer aartig, de twee verfchillende wyzen van kruiS' Se oneiSndf P°°ten- Het ko™ m? °» bovengenoemde reedden met onejgen voor, ons tegenwoordig Voorwerp de Slak-Rups te noemen  ym't Tweede Gezin Ar EERSTE BENDE. Tab. XV. 6t §. 2. In het laatst van de Maand September, en begin der Maand Noveraber op eene Hoffteede buiten Naarden, zynde, vond ik deze Rupfen, van'verfchillende groote en ouderdom , afgebeeld, Tab XV. Fig. g. 4- Tab. 6 . o aiien op de Eike Boomen en wel meest aan de onderzyde XV. der Bladen ' Welken zyzich by my ook zeer wel fmaaken lieten. Wanneer Fig. 3. deze Rupfen ftil zitten, weet men bynaar niet waar of hun Kop is, zodanig -J-5.0trekken zy denzelven naar binnen, gelyk Ftg. 5 doed zien, doch in 7-«• beweeging zynde door voorttekruipen, ontdekt zich dezelve, en men ziet dat aan Fig. g. De Kop naar boven gekeerd is, zo als dezelve^. 8. daarentegen aan Fig 7. zich nederwaards wend, en wanneer zy aan t F vreetei;ifyn, buigen zy den Kop en Hals veelal om het Blad heen gelyk £ \ Fig. 6. vertoond. §• 3. De grootften van myne gevangene Rupfen, gebruikten het Hun gewoone Voedzel niet lang meer, maar befponnen zich reeds de eerst gevondenen den 10 n. ?n t2. oaober van hetzelve Jaar een dusdanig door eene Rups vervaardigd Spinfel, hebbe afgebeeld hg. 9. en 11. Fig. 9, aan welke laatfte Fig. men tegelyk ziet; hoedanig de Vlinder uit het 11. Popirkomende. en door het Spinfel als heen breekende, het.Kop.Einde van hetzelve afligt en om zo te fpreeken open ftoot, om zich den door£cht te baanen? Een uit het Spinfel genomen Popje , vertoond zich gelvk Fig. 10. op hetzelve leggen de Scheeden, waarin de Pooten en Fig.10. Vod-Hoorns beflooten zyn, als los, en eenigzints afgezonderd van het overige Poppe-Vlies, zynde hierin onderfcheiden, van alle andere Poppen waaruit Vlinders moeten komen, dus meer overeenkomftig met die §er Kevers of Torren. Den 5 Jarmary van het daaraan volgende Jaar , een Spinfel openknippende, vond ik eene nog leeyende en zich beweegende, maar zeer in elkander gekrompene Rups m hetzelve, dus naar my dunkt een bewys, dat dezelven als Rupfen, nog lang in Hun Spinfel onveranderd leggen blyven. §■ 4 Den 22 Tun-y van hetzelfde Jaar, kwam de eerfte Vlinder uit deszelfc Pop te voorfchyn, de volgende Dagen kwamen 'er nog meer en weivan beiderlve Kunne, zynde afgebeeld Fig. 12. 13. en 14 .van welke: Af beel.jyg. ladingen, de eerstgenoemde, naar een Mannetje gemaakt zynde, den rus-13. 14. tende of loopenden ftand vertoond, Fig. 13. ? "^^^il vliegende gedaante kennen, waardoor men ook teffens de Onder Vlerken van dit aartig Vlindertje ziet, de eerstgenoemde Af beelding of big. 13 is naar een Wyfjes Vlinder vervaardig, Fig. 14 daarentegen naar een Mannetje. * . p 2 $■ 5*  €2 NACHT-VL-ND. vm Tweede Gezin der EERSTE BENDE. T. XK §• 5. Dewyl ik de ruimte van Vlinders en »*i ,,„..!. • , , zette ik dezelven by elkander Sn St gévS w.f^ KuWie had' Ren zamen paarden, en de Wyfjes zich SÖ"*' datJ*v ten eer' , De -tuu'rlyke ^^^^^ *■ beeld fi^. i. daarentegen vergroot bv tf/r I JW&Zletmen afee* ^'a- volmaakt rond, ook niet door het Micros&nn ze E"Jes» waren niet fcheenen daarentegen wd wïteMS^ ^ gsfig^» maar Gedaante hadden f ook haddenï&^&nteZg"* SereSe,d* geringe dikte, maar wierden groote2 dMe" 5 Zeer m de Eèren groe den, welke %rnP;ïnCT«r-7' naar mate de Rupsjes hard gefthaalden, geeneplaats vind?J g ° UUZe"IDg der $. & -n^^ -ar kwa- doch om derzelver kkö . Oog niet wel zien, grooter wordend? behLE? "i een °DSewapend, Fig. 3. nog, en vertoonden zich abSfTen! S-^deZe, Doornen ook 4. zynde, gelyk Afc 5 6.yg warlri 2Lli " " der2e,Ver Jaatfte Vel J » e y* J. o. 7. g. waren dezelven genoegzaam geheel weg  NACHT-VLINDERS ra?i V Tweede GeziiT^EERSTE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZESTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, wi» '* Tweede Geïjn der Eerste Bende. De geele een-staart. P. II. Tab. XVI. §. U WW» de Twaalfde Verhandeling, van dit tweede Deels VierdeStuk m Pag. 48. zeide ik, eenen Vlinder en Rups te kennen, welke f|J§ met de aldaar befchreevene, zeer veele overeenkomst had, maar in plaats van bruin, voor »t grootfte gedeelte geelachtig of kaneelkleurig is , en om die reedenen door my de geele Een-Staart genoemdzoude worden, het is dan dit Infetï, welks levensloop, ik in de tegenwoordige Verhandeling, nader denke tebefchryven. 6 q $ *•  H NACHT- VLINDERS 5. 2. Door de goedheid, van den Wel Edelen Heere Mr. Cornelu van hennep, wien ik myne dankbaarheid hiermede opentlyk betuige, ben ik het eerst de Eieren, van dit allezints fraaije Infefb, machtig ge'worden, zyn Wel Edele vereerde my den 9 Augustus 1789, omtrent 20 Eieren,' Ta^ in derzelver natuurlyke groote en kleur, afgebeeld op Tab. XFI. Fig. 1. Fig. V zynde allen gelegd door een bevruchte Wyfjes Vlinder, in de eerfteDagen na de legging, waren dezelven fchoon geel van kleur, doch hier na veranderde deze geele kleur in fchoon hoog rood, welke roodekleur zy ook behielden, tot weinig Uuren voor dat de jonge Rupsjes'er uit zouden voortkomen, veranderende toen in blaauw of paarsachtig, doch deWyl men alle deze van elkander verfchillende fraayheid van kleuren, en gefigureerdheid der Eitjes, met het bloote Oog niet wel zien kan, zo heb« be ik dezelven in eene matige vergrooting, afgebeeld by Fig. 3. 3, 4. waardoor men de fraaije geribdheid dezer Eitjes, en den daar dwarsoverloopenden geelen Band, duidelyk zien kan. $• 3- Den 14 en 15 van dezelve Maand Augustus, dus maar weinig Dagen, als Eieren geleegen te hebben, kwamen de jonge Rupsjes uit dezelven te voorfchyn, zynde volmaakte 14 Pootige Rupfen, aan welke eeven als aan de groote en kleine Twee-Staart, en de hiervoor pag. 48. befchreevene bruine Een-Stam Rupfen, het laatfte paar Buik of Staart Pooten ontbrak, ik gaf dezelven terftont Elfe Bladen, doch hiervan wilden zy niets vreeten, zelfs bleeven drie of vier van deze jonge Rupsjes, in de kleverigheid der Elfe Takjes, zodanig vast zitten, dat zy 'er in verfmoorden, en ik dezelven dus kwyt was, maar toen ik de overigen, frisfche Eeke Bladen gaf, begonnen zy aan dezelven terftond te vreeten,  Van't Tweede Gezin Ar EERSTE BENDE. Tab. Wl. 6S ten, en groeiden 'er wakker van, zo dat zy den 20 *en en 21 ft» Augustus,' voor de eerfte maal vervelden. Het Blad, 't welk zy zich eenmaal om'zo te fpreeken, als uitgekozen hadden, om van te vreeten, behielden zy eenen tamelyk langen Tyd, vreetende van dit uitgekozen Blad, eerst grazende, en eindelyk ook van de kanten van hetzelve. Den 25 en 26 Augustus, dus maar vyf a zes Dagen, na de eerfte vervelling, verwisfelden zy voor de tweede keer van Huid, en vertoonden zich toen reeds als Fig. 5. Den 1 September was de grootfte voor de derde maal Fig. y. verveld, en den 7^ daaraan volgende zaten de voorfpoedigften om voor de vierde reize van Huid te veranderen, 't welk den 9 September, dus twee Dagen 'er na, ook gefchiede, telkens na iedere verwisfeling van Huid, vreeten zy hun afgeftroopte Vel geheel op. Deze vierde vervelling. bleek nu ook Hunne laatfte te zyn, want hier na wierden zy volwasfen, en begonnen zich intefpinnen, eene dus in hare grootfte fchoonheid zich bevindende Rups, hebbe afgebeeld Fig. 7. Altoos wanneer zy Fig. 7. niet vreeten of loopen, zitten zy in eene vreemde gedaante of houding, bynaar eeven zo gelyk de groote Twee-Staart Rupfen, welke ftii zittende gedaante, ik om derzelver byzonderheid afgebeeld hebbe Fig. 6. Wan Fig. 6. neer men den Kop dezer Rupfen, vlak van vooren beziet, door een maar weinig vergrootend Glas, vertoond zich dezelve gelyk Fig. 8. 5- 4- Den 29 September, dus omtrent drie Weeken, na de vierde of laatfte vervelling, vervaardigde zich de eerfte van myne Rupfen, een Spinfel, om in hetzelve tot Pop te veranderen, welk Spinfel, afgebeeld hebbe, (na dat de Vlinder reeds door hetzelve uitgekomen was, en waardoor het zich daar in vertoonende Gat veroorzaakt was geworden) by Fig. 9. Fig. 9, De Popjes van deze Soort Rupfen, uit het Spinfel uitgenomen zynde, vertoonen zich als met eenen licht blaauwen Dauw of Schimmel overtoom 2 Sen  «K NACHT- VLIND. van 'i TweedeGezin HEERSTE BENDE T Xn gen te zy„, g heel anders a|j Je ^ ^ ^ " enter van kto zteh binden. ^ popje ^ " k. 'O. Offehoon bynaar a,,emyneRJ „t 5 Oétobereene van dezelven eerst i„, om vervolger* Pop « w„,de],. J. S- Tot den rpden der Maand May des volgenden raars u„ Vlinders in denver Poppen be„„ote„, „L ^^^T"** «erf» van delven „ voorren, den J,^^ * tweede, en vervolgends de overigen De arV,uVlinders, ziet „en fï, „ en ,! , f g VM *" fra* v^ende gedaante met moeide VliJn, ST^E !1 7 T;ee'e °~-th-ft - de rosten, f* veelal ooi ftd zittende, deze houding aanneemea *    67 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZEEVENT1ENDE en ACHTTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van *t Tweede Getjn der Eerste Bende. De MERIANS BORSTEL-RUPS. p. II. Tab. XVII. XVIII. 5- t. f«^^gat denNaams oorfprong betreft .dewelke dezelve alhier by veele % Liefhebbers heeft, deze fchynd ontleend te zyn, om dat de bekende Juffrouw Merian, de tegenwoordige Rups en Vlinder, in haar Werk, onder den Tytel: de Europifche lnfeclen, nauwkeurig onderzogt, naar t keven gefchilderd, en in print gebragt, afgebeeld en befchreeven heeft op de 47ften Haat. Haar Edele fchynd volgens de daar- r t>*  458 NACHT-VLINDERS by zynde Befchryving, geene andere dan geele Rupfen gehad te hebben, daar dezelven toch zeerverfchillendevan kleur zyn, uit, om zo te fpreeken een en hetzelfde Broedzel, of uit Eieren door een zelfde MoederVlinder gelegd, maar waarom dat men juist deze Rups, by voorkeur de Merians Borfrel Rups noemd, daar dezelfde Juffouw Merian, behalven deze, nog twee andere zogenaamde Borftel Rupfen afgebeeld en befchreeven heeft, bekenne ik niet te weeten; de Ridderlink* irs noemd dit Infcft Pudibunda. Dat dit Voorwerp in zynen Staat als Rups, wel degelyk onder de Borfteligen, of als met Schuiers of Kwasten voorziene Rupfen behoord, zal zekerlyk wel niemand tegen fpreeken. Reeds meermaalen deze Rupfen gehad hebbende, welken ik hier en daar op verfchillende Boomgewasfen gevonden had, verkreeg ik van veelen derzei ven ook Poppen en vervolgends de Vlinders, maar Hunne eigentlyke Huishouding waarteneemen, was my tot dus verre nog geene bekwaame gelegentheid voorgekomen, als nu in het laatst verloopene Jaar, den Öden juny, toen kreeg ik van eenen Heer, myn hooggefchatte Vriend, twee Vlinders prefent, zynde een Mannetje en een Wyfje, dezen by elkander zettende, paarden ten eerften, waarna het Wjfje omtrent 300 Eieren leyde, niet allen op eenen Hoop, maar by Schooien Fis. i.van 60 a 80 fluks, welken zich in derzelver natuurlyke groote als Fig. r Tab ö * * XVII. op Tab. XVII. vertoonen, en door het Microscoop gezien gelyk Fig. Hg. 2 . . ö* 2. weinig byzonderheid was aan een zodanig Ei, doorliet vergrootende Clas te befchouwen, alleenlyk maar, dat de Schaal, niet geheel effen en glad  wm'f Tweede Gezin der EERSTE BENDE. Tab. XVII. 69 glad was, maar integendeel een weinig ruuw, of als geheel fyn Segryn gekorreld. §• 3- Den 23 Juny, begonnen de jonge Rupsjes, reeds uit derzelver Eiè'rdoppen voor den Dag te komen, zynde geheel ruig Hairig, en het Lyf onder de Hairen, groen van Kleur, ik gaf Hun terftond Linde Bladen te vreeten, op welken zy in dezen nog jongen ftaat, aan 't graazen gingen , vreetende nog niet aan de kanten der Bladen, doch dit duurde niet lang, waarop zy begonnen, ook het midden Vlies der Bladen, door te knagen, en dus doende, gaatjes te vreeten waarop niet lang daarna het vreeten aan de kanten der Bladen volgde. Den 29 en 30 Juny, verwisfelden zy voor de Eerfte Maal van Huid, na welke vervelling, zy zich geheel groen met lange Hairen over het gehee le Lyf vertoonden gelyk de afbeelding Fig. 3 doet zien, er was toen noch geen fig. 3. blyk van eenige Borftelachiigheid te verneemen , maar grooter wordende, begonnen dezelven zich te vertocnen, en na den 15 July, op welken Dag, eenigen voor de tweedekeer vervelden, kon men reeds drie Borftels, zeer duidelyk zien, te weeten twee op den Rug, welken gelyk alle de overige Hairen , geel waren , en een op den Staart, die met eene zeer fchoone roode kleur pronkte , gelyk men aan de Afbeelding Fig. 4. zien kan. Van dezen Tyd af aan, begonnen my- fig. 4, ne Rupfen, merkelyk in kleur van elkander te verfchillen, wordende zommigen groen, anderen daarentegen meer bruin of roodachtig, eenigen echter bleeven ook geheel geel van kleur. Na de reeds gedachte tweede verivisfeling van Huid, verliepen 'er wederom vyftien a zestien Da- r 2 gen,  70 NACHT- VLINDERS gen, toen myne Rupfln, voor de derde reize vervelden , na dewelke zy ook noch maar drie Borflels hadden, eeven als na de tweede vervelling, echter met dit onderfcheid, dat zich nu nog op den Rug een derde be- Fig. y.gon te vertoonen, gelyk men zulks aan de afteekening Fig. 5. duideJy. ker zien kan, zynde deze afbeelding teffens vervaardigt, naar eene groenachtige Rups, met geele en Carmyn roode Borflels. Den i8 en io. van de Maand Augustus, dus negentien a twintig Dagen, na de derde vervelling, verwisfelden myne Rupfen, voor de vierde keer derzelver uïter- Fig. ö.lyk Bekleedzel, en vertoonden zich toen gelyk Fig. 6. zynde met drie volmaakte Borflels op den Rug, en een op den Staart, allen paarsachtig van kleur, terwyl het overige van het Lichaam der Rups, mede rosachtig bruin was, echter waren niet alle myne Voorwerpen na deze vierde vervelling van eene zelfde kleur, maar zeer verfchillende, om welke reedenen ik ook alle de Afbeeldingen, naar in kleur onderfcheide Rupfen vervaardigd hebbe. Na de vierde vervelling was het, dat men een aanmerklyk Deel der Rups, 't geen tot dus verre nog als verborgen geweest was, begon te onderkennen, namentlyk: op het derde Lid van achter, den Staart mede gereekend, ziet men door een Vergrootend Glas befchouwd zynde, een verheeven Knobbeltje, aangeweezen door FigóA Letter a op Fig. 6. doch het welk zich nog duidelyker vertoond, aan Tab 8 Cene ^ haar la3tfte VeI ZiCh bevindende RuPs> Selyk Fig- 8. op Tab. XYM. XV'III. naar eene zodanige geteekend is. Aan deze Afbeelding, is het genoemde Knobbeltje, of liever Tepeltje, wederom in deszelfs natuurlyke groote aangeweezen, door de Letter a. en onder eene tamelyke ver- fig.^.grooting by Fig. 13. Men ziet aan deze vergroote afteekening, eenige Rim-  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE Tab. XW. 7* Rimpels of Plooyen, welken veroorzaakt worden, door dien dat het Lichaam zelve van eenen zeer buigzaamen en weeken aart is, en door de Rups, kan inwaards getrokken, en uitwaards geftooten worden, geevende naar •t my is toegefcheenen by deze in en uithaaling, eene zeekere uitwaasfernïng van zich, welke uitwaasfeming, ik geloove van geenen deugdelyk-en aart te zyn maar eenigzints vergiftig. Of dit Tepeltje en deszelfs uitwaasfeming, welke naar alle gedachten komt uit de opening, die in 't midden fchynd te weezen , alleenlyk diend ten gebruike van het Infcft, hetwelk daarmede voorzien is, dan of hetzelve ook dienen kan, ter afweering van andereInfeften, welken mogelyk met vyandelyke oogmerken het Dier zoch:en te naderen en te benadeelen, en nu door deze uitwaasfeming, worden terug gehouden of verjaagd, kan ik niet bepaalen, bynaar zoude men zeggen dat hetzelve ook tot eigen gebruik van de Rups zelfs diende, zonder eenig oogmerk van verjaaging te hebben, dewyl dikmaals, de volwasfene Rupfen, zich geheel achter over buigen, den Kop tegen de Staart-Borftel of Pluim aan, vryvende zich alsdan al draaijende, heen en weder, over het bewuste Tepeltje. De vyfde, 't welk teffens de laatfte vervelling was, gefchiede by de meesten van myne. Rupfen 21 Dagen na de vierde, zynde toen na deze laatfte verwisfeling van Huid, niet minder verfchillende van kleur als de •voorgaande keeren, want ik hebbe 'er gehad, welken eeven als Fig. J. op 7Tab. XVII. over het geheele Lichaam, geelachtig groen waren met een *v *■ roode StaartBorftel, paarfche Hairen, en tien roode Knoppen ter wederzyden, dezen wierden doorgaands de grootfte Rupfen, zeer waarfchynelyk dat 'er de Wyfjes Vlinders uit voortgekomen zyn, doch dit hebbe ik ei- s gen%  7a NACHT-VLINDERS, gentlyk niet naauwkeurig genoeg naargegaan, dewyl ik dezelven niet van de overigen afgezonderd hebbe. Wederom andere van myne Rupfen, Fis. 8. waren van kleur en teekening, eeven gelyk Fig, 8. op Tab. XP~III. zynde ^^bynaar Oranje of Kaflanje kleurig van Lyf, met vier bleek geele RugBorftels en een graauwe Staart • Pluim, de infnydingen der Ringen, tusfchen de Borflels, fluweel zwart, kunnende men de neegen witte Luchtgaaten, aan deze donkeren van kleur, zeer duidelyk waarneemen. Men ziet nu ook tcffens, dat de vermeerdering van het getal der Borflels op den Rug, by iedere verandering van Vel, aanneemd, want na de tweede vervelling, hadden de Rupfen twee volmaakte Borflels op den Rug, na de derde bynaar drie, na de vierde verwisfeling van Huid, volkomen drie, en na de vyfde of laatfle, vier volmaakte Borflels. De Staart - Borflel, of Staart-Pluim, hoe dat men het noemen wil, was op verre na niet van eene en dezelfde gedaante by alle Rupfen, want daar dezelve by zommigen voor over helde, boog zy integendeel wederom by anderen naar achteren, of flond recht overeinde,insgelyks was de kleur, telkens verfchillende van de overige Hairen der Rups. §• 4- In het begin van de Maand Odlober deszelfden Jaars, begonnen myn© Rupfen, de eene voor, de andere na, zich intefpinnen, verkiezende hiertoe of eenige ruigte van Bladen, alwaar zy alsdan Haar Spinfel tusfchen maakten, of de eene of andere Hoek der Vlugt, waarin ik dezelven had, Fig. 9. zynde de Afbeelding Fig. 9. vervaardigd naar een Spinfel, het welk voor een groot gedeelte tegen een Blad aangefponnen was geweest, en waar van  van \ Tweede Gezin der E E R S T E B E N D E. Tab. XVIII. 7 3 van het Blad afgefcheurd zynde, zich beeter het inwendige of tweede Spinfel, met de daardoor heen fchynende Pop vertoonde. Ieder van deze Winter verbly ven der Poppen, van ons tegenwoordig Soort, beflaadeigentlyk uit twee Spinfels, een buitenfte, en een binnenlte Spinfel, in welk binnenfte, de Pop, zo veel te zachter en voor koude beeter bewaard legd, dan of het maar een enkeld Spinfel ware, men zoude kunnen zeggen, legd eene Pop, zachter en warmer, in een dubbeld, als in een enkeld Spinfel, waarom vervaardigen dan niet alle Rupfen zich een dubbeld, ter betere bewaaring van hunnen aanftaanden Poppen Staat? hierop kan men antwoorden: alle Rupfen, veranderen wel is waar in Poppen, maar niet allen met eene eeven harde Schil of Poppe-Vlies voorzien, ook hebben zy niet allen eene Winter koude te verduuren, dezulken, die als Rupfen in de Aarde gaan, en daarin tot Poppen veranderen, hebben reeds befchutting genoeg voor de koude Lucht, door de Aarde die hen omringd, de Pop mag dan eene harde of zachte Schil hebben, die geenen, welken zich in het Hout booren, of met Hout Spaanders hun Spinfel vermengen en bekleeden, verkrygen ook hierdoor eene goede tegenweer voor de buiten koude, doch dezulken nu, welken maar een enkeld en nog daarenboven luchtig Spinfel maken, hoe ftellen dezen het legen de koude in den ftaat vanPop zich bevindend e? ook wederom hier voor, heeft een Alwyze enalgoedeSchepper, gezorgd, voor eerst, door dieRupfen, welken maar een enkeld en luchtig Spinfel vervaardigen, niet als Poppen te laten overwinteren, maar noch dien zelfden Zomer, in denwelken zy zich ingefponnen hebben, als Vlinders te doen uitkomen, ten anderen, door dusdanige Poppen, welken of in 't geheel zonder, of maar met zeer e n wei'  7+ NACHT-VLIND. varft Tweede Gezin der EERSTEBENDE. T. XVII. weinig Spinfel omgeeven zyn, met eene bardere dikkere Schil te bekleedden, waardoor zy dus de buiten koude kunne wederftand bieden, dus ziet men ook wederom hier in, dat een algoed enalwys Weezen, voor de inftandhouding, van alle zyne Schepzelen, gezorgd heeft. Eene uit het Spinfel genomene Pop, en wel eene zodanige, waar uit een Wyfjes Vlinder Fig. 10. moest, komen, hebbe afgebeeld Fig. 10 De Poppen, waar in Mannetjes Vlinders zich beflooten vinden, zyn merkelyk kleinder, maar voor 't overige van dezelfde gedaante, zynde ook met eenige fyne korte Hairtjes voorzien, eeven als de afgebeelde Wyfjes Pop, voornamentlyk naar vooren toe aan 'tHoofd-Einde, maar iets korter dan aan de eerstgenoemde.. J. » Van het begin der Maand October af, tot in de daaraan volgende May, dus ruim zeeven Maanden , blyven de Vlinders in derzelver Poppen beflooten, want by my, kwamen diegeenen, welken in de Maand October des voorledenen Jaars Poppen geworden waren, in het begin en midden der Maand May, des tegenwoordigen Jaars, eerst te voorfchyn , van de twee verfchillende Geflachten, hebbe ik van ieder der- jig , u zeiven, een Voorwerp afgeteekend, men ziet namentlyk Fig. ir. een Mannetjes Vlinder, zynde veel fterker, en meer van elkander verfchillende Jzg.12.in kleur, als Fig. 12. het welk naar een Wyfje geteekend is. Dat deze Vlinders maar eenmaal in het Jaar zyn, kan men uit den levensloop genoegzaam afneemen*      0 < O > <& 75 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. NEGENTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van H Tweede GeXin der Eerste Bende. DE KLUIZENAAR. P. II. Tab. XIX. §• r, J^le in eenzaamheid levende of^=^«^ZSn fkMXS zynde Rupfen, zoude men Kluizenaanotun ^ noemen, in naarvolging van d« Menfchen, we ^ EËSJS gezelligen Maatfchappy onttrekken en Hun^ i ^ SS "n eenfaamheid ^»SI?IUi2^^Pfcnïïn door my befchreevene Jnfeften, zulk^Tee"™^oerad worden, of door bv denLiefhebberen met andere Naame"J5fn°'SdHunne gedaante of mv met andere Naamen, eemge overeenkomst- mtl' Hun^e|eIiwoordig Ke Eigenfchappen hebbende f^faXen Naam bekend is, zo Voorwerp, myn's weetens nog by geenen anderer i egn, noeirl ik dan hetzelve de Kluizenaar , om ^CT«n van £g Lamheid en afgezonderdheid, waann dit mfeft,gedurenae  70* NACHT-VLIND ERS. fen ftaat leeft. De Ridder LinNjEüs, dien grooten Natuur kenner, heeft dit zekerlyk ook wel geweeten, dewyl Hy ons tegenwoordig Voorwerp Monacha of Non noemd, naar alle gedachten , dewyl veele Nonnen , gereekend kunnen worden, onder de in eenzaamheid levende Menfchen te behooren. J. 2. In 't laatst van 't Jaar 1790, kreeg ik prefent van mynen grooten Vriend, den Wel Edelen Heer Mr. Cornelis van Lennep (wien ik myne dankbaarheid door dezen opentlyk betuige) een enkeld gelegd Ei, hebbende gemelde Heer gevangen een Wyfjes Vlinder, welk Wyfje ook niet meer als maar dit eene Eitje leide, waarna het ftierf, zeer waarfchynlyk dat het zich reeds te vooren van deszelfs Eieren ontlaft had. Dit enkeld gelegd Eitje, vertoond zich in zyne natuurlyke grootte en kleur Fig- 1.gelyk btg. 1. op Tab. XIX. Door het Microscoop, is aan hetzelve niets f"b-, byzonders te zien, om welke reedenen ik het onder geene vergraoting hebbe afgeteekend. Ik bewaarde hetzelve, niet wetende of het bevrugt was al, of niet, zelfs fcheen my het laatfte te blyken, door dien het Eitje als 't ware doorfchynender wierd, enzette het dierhalven maar in een Doosje ergends ter neder, denkende 'er zal toch wel niets uit voortkomen, den daarop volgenden Winter, nu en dan eens naar hetzelve ziende, bleef het al eeven eens, zonder van kleur te veranderen, doch zeer toevallig den 21 April, van het Jaar 179c, naar iets anders willende zien,'t welk in het eige Doos je was, zat naast het Eitje, een jong, en zo eeven eerst uit den Dop gekomen Rupsje, ik gaf hetzelve terftond Appel-Boom- Bladen, dewyl de Heer Kleman * in de Befchryving welke Ky van dit Infeft als Rups geefd, zegd, het met deeze Bladen gevoed te hebben, doch dewyl ik juist op dien tyd ook andere Rupfen had, welken Eeke • Loof moesten vreeten, zo zette ik ook een Takje met EekeBladen 'er by, 't welk van d3t gevolg was, dat myn jong Rupsje, deze laatfte Bladen verkoos, daarentegen de Appel Bladen, onaangeroerd liet, vreetende van de Eeken zo 't fcheen met zeer veel graagte. Den 4.den May, zette zich myn Rupsje voorde eerfte maal op 'c vervellen, en raakte 'er den 1 i*?n dus zeven Dagen daar na, eerst door. Den aarten May, was dezelve voor de tweedekeer van Huid verwisfeld, en vertoonde zich Fig. 2.na deeze verhuiding gelyk Fig. 2. Na het verloopen van wederom negen Dagen dus den giften Van meergenoemde Maand May, was myne Rups reeds driemaal verveld. Meest den geheelenDag, zat dezelveonbeweeglyk ftil, tegen de eene of andere Tak, van het Eeken Struikje uitgeftrekt, zonder zich in het minste te verroeren, maar des Avonds en Nachts, bediende zich dezelve van het aan haar gegeevene Voedzel, namentlyk der Eeke Bladen. Den 6Jen Juny, zette zich myne Rups voor de vierde keer (*) K le m a n Beytrïge zur Natur oder Jnfe&en Gefchichte Tab. XXX11I pag. 273.  van ft Tweede Gezin der EERSTE BENDE P' 11 Tab. XIX. 77 keer op't vervellen» en raakte hier den volgenden Dag reeds door. Oneemeen bevorderlyk fchynd my toe de warmte van het Weder te zyn tot deS wasdom der Rupfen, verandering in Pop, en ryp wording des V inders, van genoegzaam alle Soorten, want daar deze onze tegenwoordii' Rups? op derzelver eerfte en tweede vervellingen, verfchei. dene Dagen moést zitten, voor en aleer zy in ftaat was het oude Vel af teftroopen, dewyl het in dien Tyd koude Dagen waren, zo zat zy daarentegen op de derde, en inzonderheid op de vierde, het welk ook de laatfte Siding was, maar naauwelyks eenen Dag, zoude dit mee daar van taXmenzyn, dewyl het toen zeer warme Dagen waren? Na deze v erde vervelling, verkreeg deze Rups Haare volle grootte, en vertoonde i r£elvk\. V- Zeer lerheugdwas ik, dat deze tegenwoordige Rups F,g. door alle Haare vervellingen, zo gelukkig was door geraakt, dewy . meenig eene onder het zelve bezwykc en fterfd en door dien * ma» deeze eene had, en nimmer tevooren, in alle die Jaaren, in dewelken ik n\y op de Infeclen liefhebbery toegelegd hebbe, ooyt eene is voor t gezicht gekomen, zo moest my deze derhalven des te aangenaamer zyn en ik hoopte nu ook, datzy eerlang in eene Pop veranderen, en ik er den v^lwSword°enden VlLderuitlekomen zoude, ik niet op zeekeren Morgen, toen ik naar dezelve ziende, zag, dat zy n hèt vFesie met Water, waarin ik hec Eeken Tak e ftaan had, mgekrooperTen verdronken was, nu dacht ik, is alle myne hoop te leur gefteldP de gedaane moeyte van oppaffing, afteekening en waarneeming, is alles vergeefse!*, moge yk verkrygeikin mynenleeftyd, nimmer eenedergehke Rup Vederomf welker verdere huishouding en Vhndermydoor fgne ondervinding bekend word, ik nam echter myner[Drenkehng taftond uit het Water, leide denzelven op drie of vier dubbeld VJoey • Pap£r on dat het zich daaraan en. in bevindende Water, zo veel te fchieFvker mS-t wegmaken, insgelyks nam ik eene Stoof, waar in ik een wei- nigV^ ™thet™7nTaZ* oó deze matige verwarmende plaats, toen dezelve nu genoegzaam droog gLorden wal befpeurde ikt£ myne grootte f-ffens dat 'er eenige teekens van leeven als wederom inkwamen, de jfe op dezelvegbegonnen te trillen,. zonder dat het Lichaam zelfe Sh nogTet minfte verroerde , vervolgends begonnen ook de. Knopjes waaroo deze Hairen geplaats zyn, zich te beweegen, en in het Vel der ^k™^e^rW eindelyk begon het Lichaam vo£omene Jtuiptrekkendebeweegingen te verkrygen, en het Dier kwam va Tvd tot Tvd, al meer en meer in het leeven terug, toen myne Kups zoverre w^dat zy om zo te fpreeken op Haare Pooten wederom ftaan kon begon Zy in eens ongemeen fchielyk en verwilderd te loopen, zo . als Zy nfmme/te vooren gf daan had 't welk my toef een eene nog on natuurlyke en door angst ontftaane drift te weezen, doch ook dit bedaar^enkhetHaarwederomaaneenTakj ZylSdan ook nu ter rust begaf, en de uitkomst heeft ten vollen doen  78 NACHT-VLIND. van 't Tweede Gezin der TW. BENDE. P. II. T.XIX. zien , dat Haar het verdrinken in het Water, geen letzel veroorzaakt heeft, door dien dezelve in eenen volmaakten Mannetjes Vlinder veranderd Fi„ _is; Na dit befchreevene Voorval, bleef deze Rups nog twee of drie Dagen, voor dat zy zich infpon, doch of zy in dien tusfchen Tyd, gevreeten heeft, kan ik niet bepaalen, door dien ik het niet hebbe kunnen gewaar worden, Zo ook niet boe veele Uuren deze Rups in het Was Fig. 4.ter gelegen heeft, echter weet ik dit, dat dezelve des Avonds te vooren, nog geheel goed en wel aan het Eeken Takje zat. §• 3« Den 27^11 Juny, vervaardigde 2ich deze Rups, een luchtig Spinfel, op een ftukje Hout, waarin Zy enige Brokjes Aarde mede ingefponnen had, en veranderde des Nachts, tusfchen den .Qftenen 30^1 van dezelfde Maand, in eene groenachtige Goudglanfende Pop, met verfcheiF*g' 4» dene Bosjes Hair voorzien , het eene en andere hebbe afgeteekend/. 4. De afbeelding welke men by den Hr. Kleman op boven aan gehaalde plaats daarvan ziet, lykt in 't geheel niet naar het Natuurlyk Voorwerp 't geen ik hier van gehad hebbe. 5 4- Niet meerr'er als achttien Dagen, waren 'er nodig, om den in' Pop beflootenen Vlinder, deszelfs rypheid te doen verkrygen, want tusfchen den Fig* 5- i8Atn en ioden July des Naclrs, wasdefraaye Vlinder afgebeeld big. 5. uit deszelfs Pop te voorfchyn gekomen, zynde een Mannetje, om nu ook een Wyfjes Vlinder te kunnen afbeelden, hebbe ik hiertoe een Voorwerp Fig. cter 'een ontfangen, welks afteekening Fig. 6 doed zien. 5 5- Laatstelyk diene nog te zeggen, dat de Letters a en h. de natuurlyke en vergrootte gedaante vertoonen van het Ei, van de Syringe Vlinder, Afgebeeld en befchreven in het zesde Stuk van dit tweede Deel, Tab. VIL pag. 27.    7? NEDERLANDS CUE INSECTEN, BESCIIREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. TWINTIGSTE EN EEN-EN-TWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, mn '* Tweede Gexin der Eerste Bende. De DIANA. P. IL Tab, XX, XXI. $. I. *M-Af$fn het Eerfte Deel van dit ïnfecten Werk, in het tierde Stuk, |g Hl de Negende Verhandeling , pag. 41. Tab, IX. is gezegd, $2£fSS dar men in Duitschland eenen Vlinder vond , befchreeven door Wylen den Heere A. f. Röfd, welke aldaar Diana genoemd word, doch van welk Meel genoemde Heer Röfel, -niets meer-  8© NACHT- VLINDERS., der wist of kende, dan maar alleen den Vlinder. Dewyl ik nu daarentegen het geluk gehad hebbe, den geheelen levensloop van dit Dier magtig te worden, door eenen Heer wiens vriendelykheid ten mynen opzichte, ik niet genoeg roemen kan, in het naarfpooren en gunftig mededeelen, der door zyn Wel Edele gedaane ontdekkingen, ten aanzien der Donsvleugelige Infeóten , zo 'zal dan nu de tegenwoordige Verhandeling, de geheele Huishouding van dit in allen opzichte fraaye Mc él;, behelzen. Den Naam van Diana, hebbe ik maar behouden, dewyl er myns erachtens geene reedenen waren om denzelven te veranderen. By den Ridder Linnceus, draagt deze Vlinder den Naam van Aprilina (*), en-by andere Auéleuren word dezelve ook genoemd Runica of Lu.ïfica. 5- 2. Den 26 September des Jaars j.790 , wierd ik op het onverwachtst vereerd met eenen Brief, van den Wel kEdelen Heere M\ Cornelis van Lennep, gefchreeven van deszelfs Hoffteede 't Huis te Minnepad * buiten Haarlem, van den volgenden Inhoud; „ Voor drie of vier Jaaren, „ heb ik in 't laatst van de Maand Oélober, twee Vlinders gevangen • „ van de Diana, of Ludifica of Runica, want alle deeze Naamen wor„ den denzelven gegeeven, afgebeeld by Röfel in het Derde Deel, „ Tab. XXXIX. Fig. 4. en van welken Vlinder, dezelfde Rüfel, mede „ in het Derde Deel Tab. LXVlll. Fig. 5. de Rups, zonder te weeten „ welk een Vlinder die voortbragt, befchreeven en afgebeeld heeft, „ doch ik wist toen niet dat ik zo gelukkig zyn zoude, dit Jaar nog bevruchte Eieren van dit fchoone Infeél te zullen verkrygen , het geen (*) Zie M. iZaBMayn.Natuurde Historie Ifte Deel Xlde Stuk pag. 642.  van 't Tweede Gezin der EERSTE BÉNDË. P. 11. Tab. XX, XXI. 3« % geen my echter deeze Week gelukt is. Ik had naamlyk in de Maand „ Juny dezes Jaars, tegen den Stam van een middelmaatige Eikenboom, „ en wel tusfchen de reeten van den Bast, drie Rupfen gevonden, van „ welken ik de eene waarfchynlyk in het aanraaken gekwetst heb, wyl „ dezelve, of fchoon deze zo wel als de twee overigen', naderhand in „ eene Pop is veranderd, nog niet uitgekomen is. Daar het reeds meer „ dan drie Maanden geleeden was dat die Poppen onveranderd bleeven „ liggen, begon ik al te twyffelen, of'er wel iets uit zoude komen, „ doch voor acht Dagen, dezelven beziende, ontdekte ik tegen de „ Takjes of Stokjes, welken ik in het Suikerglas had geplaatst, twee < „ Vlinders, die ik weldra zag, geene anderen dan de Diana te zyn. , Wyl het reeds Avond was, befloot ik tot den volgenden Morgen te „ wachten, eer ik dezelven fteeken wilde; doch 's Avonds laat, ander„ maal myne Gevangenen bezichtigende, ontdekte ik dat dezelven ge* paard waren: dit was van dat gevolg, dat, de paaring volbragt zynde, „ de Mannetjes Vlinder reeds den volgenden Dag dood was, en hee „ Wyfje, dat ik in eene met Gaas overdekte Doos plaatfte, geduurendef „ de twee volgende Dagen, zich van omtrent 40 Eitjes ontlaste, van „ welken de 15 hiernevens gaande op het Gaas gelegd waren. Ik „ zoude gewagt hebben met U Ed. eenige van die Eieren te geeven toC „ dat ik zelve eens te Amfterdam kwam, maar vermits ik deeze Week „ waarfchynlyk niet in de Stad zal komen, en de Heer Kleeman in eene „ Note, geplaatst in de Nederduitfche Uitgaaf van Röfels Ihfeéten„ Werk, zegt, dat de Rupfen van deze Vlinders', reeds in het Najaar „ uitkomen, heb ik dit niet willen uitftellen, te meer nog, wyl dè „ Eitjes, welken de eerfte twee Dagen na de legging glanfig wit waren,1 v 2 »> ze"  :82 NA CHT-V. LINDERS. „ zederd Gisteren van kleur veranderd en fierlyk donker rood of bruin „ en wit getekend,zyn. Nu fchiet my niets over dan U Ed. te mei„ den, welk voedzel de Rupfen nuttigen, en dit is geen ander, dan Ei„ kenloof, immers volgens de Autheuren welken dezelye befchreeven „ hebben, want by eigen ondervinding kan ik dit niet zeggen, vermits „ myne Rupfen, reeds volwasfen waren toen ik dezelven vond, en geen „ voedzel meer gebruikt hebben, fchoon ik die gelyk ik hierboven ge„ me'd heb, aan een Eikenftam ontdekte;" tot dus verre de Brief van den Wel Edelen Heere van Lcnnep. %■ 3- De E iê'ren dan op boven verhaalde wyze machuig geworden zynde, tekende ik ten eerften een van dezelven af, niet weetende hoe Jang dezen leggen zouden, temeer nog om dat de Heer Kleeman zegd, dat de Rupfen nog voor den Winter uitkomen, men ziet dan de Natuurlyke Tab. grootte van een zodanig Eitje op Tab. XX Fig i. Hetzelve door het Fig. i. Microscoop befchouwende, vond ik dat het eene fraaye gedaante had, met eene aanzienlyke bruine kleur wel der moeite waardig om afgebeeld te worden, welke afbeelding dan ook zo naauwkeurig als mogelyk naar Fig. 2. het Natuurlyke Voorwerp gemaakt zynde, zich vertoond gelyk Fig. 2. Volgens het geene de Heer Kleeman gefchreeven heeft, dat namentlyk de jonge Rupfen nog voor den Winter uit Hunne Eieren komen, wachte ik van Dag tot Dag naar dezelven, en dewyl het nu reeds in het begin van de Maand October was, dacht ik ieder Dag, myne jonge Rupfen te zullen zien, maar te vergeefsch, degeheele Maand Oef ober niet alfeen, maar  yan 't Tweede Gezin dei EERSTE BENDE. P. II. Tab. XX, XXI. £3 •maar de geheele volgende Winter verliep, zonder dar, nog by my, nog •by den Wel Edelen Heere Mr. Comelis van Lsnnep, een eenig Rupsje uit deszelfs Ei te voorfchyn kwam, en het was niet voor den 11 April des volgenden Jaars, toen de eerfte Rupsjes by my uit Hunne Eiè'ren kw«« •men, welken eenigen Tyd te vooren potlood kleurig wierden; Het zoude ook niet goed geweest zyn dat dezelven vroeger uit Haare Eieren gekomen waren, dewyl het Hun zo nodige voedzel ontbroken had , en zy dus by gebrek van hetzelve, naar alle waarfchynlykheid hadden moeten omkomen. Myne jonge uit de Eieren gekomene Rupsjes waren donker graauw van kleur met kool zwarte Hoofdjes. Doordien wy nu nog maar eerst in het begin der Maand April waren, bevonden zich ■hieromflreeks nog nergends eenige Eeke Bladen aan de Takjes, maar wel Blad - Knoppen, ik gaf derhal ven aan myne jonge Rupfen eenige dergelyke Takjes met Knoppen, denkende zy zullen misfehien aan dezen wel iets beginnen te knaagen, gelyk ik eenigen Tyd tevooren, ook Rup* fen,doch van eene andere foort gehad hebbe, welken den geheelen Winter zonder eenig Voedzel te gebruiken (door dien hetzelve 'er niet was) hadden door gebragt, ten eerften zo dra ik Hun in het Voorjaar eenige Blad-Knopjes van het Gewasch waarop zy te Huis hoorden gaf, terftond aan c'ezelven gingen knaagen , dus dacht ik zullen myne tegenswoordige jonge Rupfen nu ook doen, maar ziet hoe verwonderd was ik, toen twee of drie van Hun, in plaats van aan de Knoppen te knaagen, zich ge« heel en al in dezelven invraaten, de naderhand nog uit de Eiè'ren komenden, deeden eeven eens, vreetende zich allen zonder onderfcheid, in de Blad - Knoppen, en wierpen Hunnen afgang, buiten dezelven uit het door Hun gemaakte Gat in de Knop, eeven eens als Wormen, welken' zich in het eene of andere Hout of andere Zaaken onthouden j Myne x Rup-  f4 NACHT-VLINDERS Rupfen bleeven ook in deze Knoppen, en dewyl ik de Takken in Viesjes met Water ftaan had , zo wierden deze Verblyfplaatzen der Rup. fen, hoe langer hoe grooter, en deze laatften tegelyk met Hun , dat, toen ik eens den apen April, 't welk dus 17 Dagen na het uitkomen der eerfte Rupfen was, een zodanige Blad - Knop openbrak, vond ik 'er niet alleen eene dergelyke Rups in,maar zelfs eene, welke tot myne verwondering reeds aanmerkelyk groot geworden was, en juist toen ik Haar in derzelver Wooning ftoorde, op het vervellen zat, 't geen zekerlyk niet voor de eerftemaal, maar wel ten minften voor de tweede keer was. Dien zelfden Dag, kwam eene andere dergelyke Rups, uit eene door Haar ledig gevreetene Blad-Knop ui.kruipen , makende by deze verhuizing, een tamelyk groot Gat, 't welk ik om de zonderlingheid dezer manier mg. 4 van huishouding, afgebeeld hebbe Fig. 4. alwaar het Gat zelfs, door a, U aangeweezen is, en de daaruit gekropene Rups, welke reeds naarmate Fig. 3. van Haare groote, ruim tweemaal verveld moet geweest zyn, by Fig. 3. Toen de Eeke Blaadjes zelfs, meer en meer ontloken, verminderden dus de Knoppen, en myne Rupfen vraa:en als toen van de Bladen zelfs, echter bleeven zy deze eigenfchap aan zich behouden, om telkens gevreeten hebbende, weg te kruipen en zich te verfchuilen, om Hen dit zo veel doenlyk was gemaklyker te maken, gaf ik Hun Schorsfen of Bast van Boomen, daar veele fcheuren en reeten in waren, dezen maakten zy zich nu ook wel ten nutte, want meest den geheelen Dag, waren zy in en tusfchen dezelven weg gekroopen, dikmaals ook hadden Zy zich in de Halzen der Vlesjes, welken met Water gevuld waren, en waarin, ik de Eeken Takjes ftaan had, om langer versch te blyven begeeven , zelfs zomtyds zodanig diep, dat Zy meer als over de helft van de lengte van Haar Lichaam, geheel in en onder het Water waren, 't welk Rupfen  van 'r Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P. 721 Tab. XX, XXÏ. 8ƒ fén van eene andere Soort, onmogelyk zoude geweest zyn om zulks te doen zonder te verdrinken, maar deze myne tegenwoordigen hadden 'er fn 't geheel geenen hinder van, en men kon dikmaals zien, dat zy, om in deze Halzen der Vlesjes, zo diep of laag te kunnen komen, veele moeite hadden moeten aanwenden, door zich zeiven zeer plat te laten drukken. Den 4«len May waren veelen wederom verveld, waarna Zy zich de Eeken Bladen zeer wel lieten fmaaken, doch meer des Nachts, als over Dag , want dan kon men de meesten niet vinden, wyl dezelven alsdan wegkroopen. Den 25 en 26^ May hadden Zy allen Hunne volle groote, en vertoonden zich jrelvk Fm e Pn.mr^ yyt v.~ < m» -r Tab Omtrent dezen Tyd , verfchoolen Zy zich over Dag ook in de losfe XXL Fig. 6i Aarde, welke ik beneevens eenige Boom-Basten, insgelyks in Hun Verblyf gegeeven had. Dewyl Hun Kop, van vooren gezien zynde onder eene geringe vergrooting, echter een aarcig voorkomen had, zo hehhe denzelven afp-efepk-pnrl Fin „. o- t - 7; De losfe Aarde,welke ik Hun gegeeven had om ook tot fchuilplaats te doen dienen, gebruikten Zy nu insgelyks om in dezelve tot Poppen te veranderen, en maakten ten dien einde, door gefponne Draaden, de Aard-Kluitjes aan eikanderen vast tot een foort van Verblyf, het welk toch echter op zichzelven maar los en luchtig was, een zodanig van Aardkorrels te zaamen gemaakt Spinzel, met de Pop in hetzelve, ziet men Fig. 8. en om deze laatfte duidelyker te zien, hebbe dézelve afzonderlvk w„ afgebeeld Fig. 9. Den 3often May, was myne eerfte Rups reeds in Pod rï, „ veranderd, dus maar vier of vyf Dagen, na dat ik dezelve volwasfen in Hare-  36 NACHT-VLIND. van \ Tw.GezIn kr TW. BENDE. P. IL T. XX, XXL Hare grootfte fchoonheid gezien had. Deze Pop, verfchild in gedaante, •wanneer men dezelve met andere Poppen vergelykt, nog al aanmerkelyk, zynde aan het Kop einde, veel meer achter over hellend, dan de «neeste overige Poppen der Nacht-Vlinders van dit Gezin en Bende. i 5. De nu door my met fterk verlangen te gemoed gezien wordende Vlinders, kwamen eerst in de volgende Maand September, uit Hanne Poppen te voorfchyn, en Wel de eerfte den X2den van die Maand, hebbende dus als Pop geleegen juist 105 Dagen. De eerfte van dize uiigekomene en Tig.ic.inderdaad fchoone Vlinders was een Wyfje, afgebeeld Fig. 10. DewyJ onder alle de kleuren, waarmede de DonsWleugelige Infeéïen [Lep'üoptcra) pronken, geene zeldzamer is, dan eeven de groene, den Oogen der Menfchen als 't ware ftreelende kleur, zo maakt dit ons tegenwoordig Voorwerp, om zo te fpreeken, nog dies te fchoonder en aangenaamer. De vliegende gedaante, welke naar een Mannetje vervaardigd is, ziet men FigAUFig. ir. In deze houding is ons Infeéf, niet minder fchoon, als in den loopenden of rustenden ftand, dewyl nu de aartige gefigureerdheid der onder Vleugels, zich insgelyks aan het Oog des Aanfchouwers zien laat. Dat men deze Vlinders maar eenmaal in het Jaar heeft, volgd uit de befchreevene levensloop van zelfs, want deze in 't midden der Maand September, uit derzelver Poppen gekomene Vlinders, leggen nu Hare Eieren, die alsdan wederom den volgenden Winter over blyven, en waar uit niet voor in het Jaar daaraan volgende, en wel in het begin of midden der Maand April, de Rupfen komen welken dien Somer tot derzelver wasdom nodig hebben, om dus wederom in de Maand September, Vlinders te worden. ■ « ■    NACHT-VLINDERS rwz 87 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD.] TWEEDE DEELS VIERDE STUK. TWEE EN TWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van Tweede Ge£in der Eerste Bende. Be PSI-VLINDER P. //. Tab. XXII. S- I. ^T^m ^eze^e reedenen waarom 'ia het Ifte Deel van dit Ih« feften werk, in het Vyfde Stuk Tab. L Fig. 5 en 6. het Inc^^» fe6r. aldaar befchreeven , de Gamtm Hinder genoemd word, om dat namentlyk, de witte Vlak op de boven Vlerken zich bevinder.de veele gelykheid heeft met de Letter, welke in het. Grieksch Gamma heet s om dezelfde reedenen is het ook dat de Ridder Linn/evs ons y te-.  88 NACHT-VLINDERS. tegenwoordig Infeél als Vlinder Pfi noemd, wegens de overeen^ komst welken eenige Teekeningcn of Vlakken, op de boven Vlerken van dit Dier zich bevindende, met den Griekfchen Letter Pfi hebben, dat Hy dit Infeft Pfi noemd. Het komt my voor gantsch niet oneigen te zyn, waarom ik dan ook dien Naam , zonder eenige verandering hetzelve maar zal laaten behouden, te meer nog , dewyl zo veel ik weet, deze Vlinder, onder de zich alhier bevindende Liefhebbers, geenen Hem alleen byzonder eigenen Naam heeft. Men zoude dit Inftór. in zynen tweeden Staat, te weeten als Rups, ook wel Bult- of KnobbelDraagei kunnen noemen, uit hoofde der aanmerkelyk dikte, welke dezelveop het vierde, alsmede op het laatfte Lid heeft, doch dewyl 'er meer Rupfen zyn, welken aanmerkelyke hoogtens hebben, zo diende men dezelven wel allen Bult-Draagers te noemen. By den Heer Rafel (*) zyn in het ifte Deel van deszelfs Infeólen werk, twee Vlinders afgebeeld, waarvan de bovenfte op Tab. VU. zeer veele overeenkomst met onze tegenwoordige heeft, doch uit eene geheel andere Rups voortkomt, dewelke door zyn Ed. Die grosfe Zipfen raupe genoemd werd, integendeel heeft wederom de Rups Tab. VIII. Fig. i. in dit Werk, veele overeenkomst met onze tegenwoordige Rups, doch deszelfs by den Heer Rafel afgebeelde Vlinder niet. Meer dan eens hebbe ik gedacht by 't zien dezer af beeeldingen, of het niet wel mogelyk ware, dat eene verwarring, by zo eeven genoemden Schryver plaats vond, dat namectlyk de Vlinder op Tab. VIII. komt uit de Rups Tab. VII. en wederom deze Vlinder, uit de Rups op Tab. VUL In (*) Rösel Infeólen Belufbigung Iter Tbeü zwre/te Clasfe der Nacht-Vojjel Tab. VIL pag. 49 en Tab. Vlll. pag. 54,.  van 't Tweede Gezin der EERSTE BENDE. P. //. Tab. XXII. 8j> In het laa'st van de Maand May, of begin van Juny, vind men de Tab. XXI F. Eieren , waarvan een afgebeeld is op Tab. XXII. Fig. 1. in deszelfs Fig. r. 2. 3. natuurlyke groote , en by Fig. 2. 3. door het Microscoop gezien, op de Willige Bladen , ook wel op onderfcheidene foorten van VruchtBoomen. In het midden der Maand July , of wel vroeger , al naar maate der warmte, verlaaten de Rupsjes derzelver Eiërdoppen, vreetende veelal dezelven geheel op, voor dat de Rupsjes gekipt worden, veranderen de Eieren dusdanig van kleur gelyk Fig. 3. hetzelve ver- ^ ^ toond. Reeds van jongs af aan kan men zien , dat het die Rupfen zullen worden, waarvan eene half volwasfene afgeteekend is in derzelver natuurlyke kleuren by Fig. 4. zynde deze reeds drie keeren van Huid pig. 4, verwisfeld zonder eenige verandering , na deze vervellingen nog twee maaien gedaan te hebben, ziet men ze eindelyk in Haare volle groote en in derzelver meeste fchoonheid, met verfchillende kleuren pronken , afgebeeld Fig. 5. een aanmerkelyk gedeelte van den Zomer, heeft dit Infeóïin Fig. y. zynen tweeden ftaat tot deszelfs wasdom nodig , want eene enkelde Rups, welke ik van Dag tot Dag gade floeg , was uit het Ei gekomen den 20 July, en volwasfen om zich intefpinnen tot de verandering, den 8 Oftober, dus een tydbeftek van 80 Dagen. 5 3. De Rupfen van dit foort, volwasfen zynde en ter infpinning gereed; verkiezen daartoe doorgaands het een of andere ftuk Hout, van welk* y 2 af-  go NACHT-VLIND. van 't Tw. Gezin der E. BENDE. P. II. T. XXII. afgeknaagde Brokjes, zy zich door middel van Haar eigen Spinfel, een Winter- Verblyf te vervaardigen weeten, om in hetzelve tot Pop te veranderen , en het veelal guure Jaargetyde , doorteftaan j een zodanig door eene Rups vervaardigd Spinfel, aan een ftuk. vermolzemd Hout, ziet men Fig. 6. van het welk ruim de Helft boven afgenomen Fig, 7. is> om een gedeelte der Pop, in hetzelve te kunnen zien leggen, doch om deze geheel en buiten het Spinfel te zien , hebbe dezelve afgebeeld Fig. 7. §4. Van den 8ften Oilober , als den Dag der infpinning af , tot den 2§ften May des volgenden Jaars, dus eenen Tyd van 232 Dagen, was dit InfecT: in deszelfs Spinfel, voor het Daglicht verborgen, doch nu kwam het in zynen laatften ftaat als Vlinder te voorfchyn , en zoude men niet van eene zo fchoone Rups, ook eenen met fraaye kleuren Fig. 8-pronkenden Vlinder verwachten? immers ja, maar ziet, de Vlinder, fchoon wel niet onaartig geteekend, heeft echter geene voor 't Oog fchitterende kleuren , gelyk men aan de Afbeeldingen Fig. 8. en 9. zien kan, welks eerfte naar een Mannetje, en het laatfte naar een Wyfje geteekend is. Het onderfcheid der Kunne, is alleen maar aan de mindere of meerdere dikte van het Lyf te zien, zynde altoos dat der Mannetjes, dun» der dan dat der Wyfjes.    91 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS, VIERDE STUK. DRIE EN TWINTIGSTE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van Tweede Gezin der Eerste Bende. De w i t-V lak vlinder. P. II. Tab. XXIII. §. l. f^Spff^g nder de meenigvuldige zich uit eenen kruipenden ftaat, in I^^S^N^} eene vliegende gedaante veranderende Infeclen , zyn 'er §1fclnlis 1$ maar zeer wein*Sen» welken niet de beide Kunnen van Man ^k^^^Jh en Wyf teffens , met Vlerken voorzien zyn, en met dezel^^^^^^^ ven de Lucht doorklieven kunnen, echter vind men 'er eeni^^WHTJtrs^ gen > onder dewelken ons tegenwoordige Voorwerp mede behoord, dfe geheel ontbloot van dezelven zyn, nochtans vind dit maar alleen .plaats aan de Wyfjes j onder de zestienpootige Rupfen, kenneik z niec  ca NACHT-VLINDERS niet meer als maar twee foorten, welker Wyfjes Vlinders de Vlerken ontbeeren, maar onder de tienpootige Span-Rupfen , heeft men meerdere foorten, aan welken deze byzonderheid plaats'vind, om Vlinders genoemd te moeten worden, doch zonder Vlerken te bezittengelyk ik reeds een zodanig Voorwerp befchreeven en afgebeeld hebbe , in het Zesde Stuk, van het Tweede Deel van dit Werk, de zesde Verhandeling. Tab. VI. pag. 23. Het tegenwoordig Infcft , word door den Ridder LiNNacs genoemd Antiqua, doch ik geeve hetzelve den Naam van Wit-Vlak, uit hoofde van den fterk af (reekenden witten Vlak, op ieder boven Vlerk van alle Mannetjes Vlinders, deze maakt tegen de bruine grond kleur, geene onaartige vertooning. 5. 3. In het laatst van de maand Auguftus, vond ik een ledig Spinfel van die foort van Rupfen, 't welk van buiten belegd was met zeer veele Eieren, Tab. allen van kleur en groote als Fig. 1. op Tab. XXIII. doch waaraan men zon- XXIII. der vergrooting, het fraaije, 't welk zich aan ieder van dezelven bevond , Hg* !• niet zien kon, maar door eene matige vergrooting, zich aan het oog des Aanfchouwers zeer duidelyk vertoonde, om welke redenen ik ook een zo- Fig. a. danig Ei> door het Microscoop vergroot zynde, afgebeeld hebbe. Fig. 2. ' Men ziet nu niet alleen aan hetzelve, dat het zwarte Vlakje, 't welk zich in de natuurlyke groote boven op vertoond, inderdaad geen Vlakje, maar een Kuiltje is, maar nog daarenboven ziet men, dat ieder Ei, twee rond om zich lopende roodachtige bruine Banden heeft, welk een en ander , een zeer fraai aanzien aan dezelven geeft. Deze door my in Auguftus gevondene Eieren , bleeven toen den geheelen Winter over leggen, tot den daarop volgenden 8 Juny, hebbende dus ruim 9 maanden geleegen, eer de jonge Rupsjes uit dezelven kwamen, zynde terftond ruig Haairig, veelal vind men dezelven op de Vrugt-Boomen , doch ik gaf myne jonge Diertjesaanftonds willige Bladen, dewyl zeer veele Rupfen, offchoon men dezelven in de Vryheid niet op deze Boomen vind, echter derzelver Bladen zeer gaarne vreeten; myne Rupfen lieten zich insgelyke dezelven zeer wel fmaaken, en groeiden 'er zodanig van, dat zy reeds den 12 van dezelve Maand , dus maar 4 Dagen , na het komen uic de Eierenvoor de eerfte maal vervelden, als toen openbaarden zich reeds de Borfteltjes, doch veel duidelyker waren-dezelve te zien na de tweede vervelling, welke ge- Fig. 3. fchiede den 22 Juny, vertoonende zich toen gelyk Fig. 3. na deze vervelling, wederom zes Dagen in grootte toegenomen hebbende, vervelden zy ten derdenmaaleden 28,len derzelver Maand, en hadden na deze verwisfeling van Huid, twee Borflels of Kwasten vooraan by den Kop, vier op den Rug, ter wederzyden van het Lyf drie , en een op den Staart, doch de Borflels-op zyde, waren noch flaauw, maar werden by eene volgende Ver-  van *t Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. Tab. XXIII. 93 Vervelling, welke de vierde was, en den 9 July gefchiede, veel fterker en zwaarder, inzonderheid de middelde van de drie. Den 19 van deze Maand verwisfelden Zy voor de vyfde en laatfte maal hunne Huid, en werden nier na volwasfen, van welken, haare volle grootte bereikt hebbende Rupfen , ik twee hebbe afgebeeld , en wel fig. 4. eene Mannetjes Fig. 4. Rups, of liever eene Rups, welke in eenen Mannetjes Vlinder veranderd 'en Fig. 5. eene zodanige, waaruit een Wyfjes Vlinder komt; of- Fig. 5. fchoon beide deze Dieren volwasfen zyn , is echter het onderfcheid in grootte nog al vry aanmerkelyk, en dit onderfcheid in grootte, is juist het onderfcheidende kenmerk der Kunne, komende altoos uit de groote Rupfen de Wyfjes, en uit de kleinen , de Mannetjes Vlinders. §. 4. D-3n 2 8nen July, dus 50 Dagen, na dat deze Rupfen uit de Eieren gekomen waren, fponnen zy zich in, om tot Poppen te veranderen , een zodanig Spinfel is afgebeeld. Fig. 6- door de dunte van hetzelve, kan men Fig. 6. de daarin liggende Pop zien doorfchynen, doch om deze beeter en duidelyker te zien, zo hebbe dezelven buiten het Spinfel afgebeeld by Fig. 7. Fig. 7. en 8. zynde de eerfte afbeelding naar die van eene Wyfjes Pop vervaar- en 8. digd, de andere daarentegen naar eene zodanige, waarin een Mannetjes Vlinder beflooten is; deze Poppen, inzonderheid die der Mannetjes, nu groen zynde, worden kort voor het uitkomen des Vlinders, bynaar geheel zwart, en deze 'er uit zynde, is het Poppe Vlies, door deszelfs dunte, zeer doorfchynende. Van de Wyfjes Poppen, heefc men eenigen, welken grooter zyn dan het hier afgebeelde, doch onder die der Minnetjes, weet ik niet, grootere dan het by Fig. 8. geteekende gevonden te hebben. §- 5- Na dat myne Poppen omtrent veertien Dagen geleegen hadden, kwamen de Vlinders 'er uit te voorfchyn , en wel de Wyfjes geheel zonder Vlerken, echter met een klein bewys van dezelven , gelyk men dit aan de Afbeelding naar een Wyfje vervaardigd, by Fig. 9. zien kan, zeer log Fig. 9. en traag zyn deeze Dieren, in het loopen en zich beweegen, daar integendeel de Mannetjes, afgebeeld. Fig. 10. en 11. zo veel te vlugger zyn, Fig.io. en naar maate der kleinheid van Hun Lichaam, zeer groot van Vlerken en 11» zyn. Ik hebbe daarom twee Mannetjes Vlinders afgeteekend, om te doen zien, dat zy niet allen eeven groot, nog ook niet allen eene eevengelyke bruine kleur hebben. Verwonderlyk is het, dat de wyze voorzorge des Scheppers, zich ook over deze Dieren uitftrekt, in de bewaaring dat Hun geflacht niet te niete gaan zoude, door aan deze Mannetjes eene fterkere gewaarwording te fchenken om optefpooren waar een Wyfje is, dan wel aan andere Vlinders, het zy door deszelfs reukdeelen zodanig te doen zyn, dat het hierdoor gewaar word waar zich een Wyfje bevind, of nog door iets anders, hoewel z 2 hes  94NACHT-VLIND. van 't Tweede Ge2in der EERSTE BENDE.T. XXITT. het eerfte wel het waarfchynlykfte is, want, daar deze foort van Wyfjes, zo ongemeen traag in 't loopen zyn, en om te vliegen, volftrekt onbekwaam, zo kunnen Zy met geene mogelykheid, de Mannetjes als te gemoet komen, om zich met dezelven te verè'enigen, gelyk andere Vlinders kunnen doen, maar 'er vind eene andere eigenfchap by Hun plaats, welke ik by geen eene foort van Vlinder Wyfjes ooit waargenomen hebbe, namcntlyk, men ziet, dat deze Wyfjes, niet lang na het komen uit de Poppen, Hunne Leg, waardoor Zy de Eieren buiten het Lichaam fchuiven, geftadig in, en uit haaien, dat dit nu eenen reuk, of ten minften eene gewaarwording voor in die Nabuurfchap zich bevindende Mannetjes gteft, is zeer waarfchynlyk, want wanneer men een zodanig Wyfje, op eene opene Plaats, of in eenen Tuin, op eene Tafel, Bank of iets anders zet, liefst tegens den Avond , zal het niet geheel lang duuren, of 'er komt een Mannetjes Vlinder van deze foort aanvliegen, en verëenigd zich met het Wyfje, na welke verëeniging, het Wyfje zonder van plaats te veran- Pigm T, deren, zich van deszelfs Eieren ontlast, gelyk ik dit afgebeeld hebbe Fig. cn "y. I. en 9. vertoonende een zodanig Wyfje, als met Eieren leggen bezig te zyn; voor dat hetzelve nog eenig Ei gelegd heeft, is het veel dikker dan na dat het reeds eenigen tyd hier mede is doende geweest, ook ziet men, wanneer het Lichaam nog geheel vol met Eieren is, dezelven zeer duidelyk door het Vel heen fchynen, ja zelfs eeniger maaten als uitpuilen. Dat deze Vlinders, maar eenmaal in het Jaar zyn, blykt door het overwinteren van derzelver E.è'ren.  NACHT-VLINDERS ;v.. ^TweedeGeziiD^EERSTE BENDE.   <0> 95 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. VIER EN TWINTIGSTE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van Tweede Gezin der Eerste Bende. DE AUTUMNUS-VLINDER. P. II, Tab. XXIV. J. i. ^iniij^^^^eeds verfcheidene Jaaren achter den anderen, heeft het ^ IffijTfe ] rny mogen gelukken, dat ik op de Bladen der Eeke |<| ^X^pji Boomen zoekende, en wel in den Herfst of Septemv Vfirj^gii 1.11 ^er maarid> meer dan eene van dit foort Rupfen, te* ^l,TI" m'gen de onderzyden der Bladen zittende vond, ik denke dat het om deze redenen ook is, dat ons tegenwoordig Voorwerp door den Heer J. L'admieal in deszelfs Befchryving van Infeclen (*) M- (*) J. L'admtral naauwkemige waarneemingen omtrent de veranderingen van veele Infeften Plaat II. pag. t. aa  96 NACTH-VLINDERS Autumnus of Herfst genoemd word, dewyl zyn Ed. de Rups, welke Hy befchryft, waarfchynlyk ook in de Maand September gevonden heeft, hoewel Hy zulks niet zegt, maar wel, dat zyne Rups zich infpon den 6 Ocïober, dewyl nu dit Infeói als Vlinder, by veele Liefhebbers ook onder dezen Naam van Autumnus of Herfst bekend Raat, fchoon deeze Naam op den Vlinder geentzints toepasfelyk is, als zynde nimmer in den Herfst, maar wel in de Maand May, zo hebbe ik echter dien Naam aan ons tegenwoordig Voorwerp maar laten behouden. De Heer Linn^eus noemd dezen Vlinder Prafinana. Onze tegenwoordige Tab. Rups, afgebeeld Tab. XXIF. Fig. 3. vond ik reeds volwasfen zynde, XXIV. Fig. 3. en dus is het my telkens gegaan, zo menigmaalen als ik deze Rupfen gevonden hebbe, dat dezelven telkens of volwasfen, of bynaar volwasfen ten minsten reeds in Haar laatfte Vel waaren, zo was het ook wederom in het laatst gepasfeerde Jaar, wanneer ik drie van deze Rupfen op eenen Dag vond, allen bynaar eeven groot, 'ik behoefde ze dus niet veele Dagen meer Eeke Bladen te vreeten te geeven, dewyl zy zich niet lang na dat ik Hun gevonden had, ter infpinning gereed maakten, 't welk met daaraan zien kan, dat zy alsdan met Voedzel te gebruiken uitfeheiden, derzelver fchoone kleur verliezen, en ook iets korter worden. §. 2. Myne Rupfen, zo als reeds gezegd is, nog niet lang gehad hebbende, fponnen zy zich in, en wel in een zeer aartig Hun alleen eigen zynde Spinfel, 't welk vooraan het Kopeinde fcherp toe lopende, van bo. ven iets puntig is, integendeel van achteren rond, over het geheel lederachtig van zelfflandigheid zynde, en van eene bruine naar 't graauwe trekkende kleur, welk een en ander in de naar hetzelve gemaakte Fig. 4. afbeelding Fig. 4. duidelyker te zien is dan zulks door eene lange on> fchry-  van 't TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE P. 77. Tab. XllV. 97 fchryving verklaard kan worden, van kleur zyn dezelven niet alle eeven eens, hoe veele Dagen de Rups nog onveranderd in een zodanig Spinfel legd, kan ik niet bepaalen, doordien ik geen dergelyk Verblyf hebbe opengefneeden weinig Dagen na dat de Rups hetzelve vervaardigd had. Wanneer de Vlinder uit deszelfs Pop en Spinfel te voorfchyn komt, fcheurdof breekt hetzelve alsdan niet gelyk wel veele anderen doen , maar integendeel, aan het Kopeinde , en wel op de fmalle kant, fplyt het van een, zodanig, dat wanneer de Vlinder uit deszelfs geweezene Verblyf uit is, men niet zien kan, welke opening dezelve gemaakt heeft, ten zy men in het Spinfel, na hetzelve van achteren opengefneeden te hebben, met een ftukje Hout of iets anders inwendig tegen het voor einde aandrukt, wanneer men zien zal dat het daar ter plaatze van eikanderen wykt, bynaar op dezelfde wyze als de in het ifte Deel vierde Stuk pag. 45. van dit Werk reeds befchreevene en afgebeelde Nacht- Paauw- Oog, Vlinder. De Pop uk een zodanig Spinfel uitgenomen zynde, vertoond zich als Fig. Fig. j. 5. zynde rosachtig van grondkleur met een blaauwen fchimmel als overtrokken, eeven gelyk de zogenaamde biaauwe Pruimen. f> 3. Na dat mijne Poppen den geheelen Winter door, in derzelver, Spinfels waren blyven leggen, kwam uit ieder derzelven, in 't laatst der daarop gevolgde Maand May, de fchoone Vlinder uit, en wel dusdanig, dat ik uit twee Poppen, uit ieder een Wyfjes Vlinder bekwam, en uit de derde Pop, een Mannetje, de eerstgenoemden zyn afgebeeld Fig. 6. en Fig. 8. Fig. 99 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESGIIREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. VYF EN TWINTIGSTE VERHANDELING OVER DE N A C H T - V L I N D E R S, van Tweede Gezin der Eerste Bende. DE GRYS-BAND-VLINDER," P. 11. Tab. XXV. f. x. 5tMHSP^T^ÏS °nder de Liefhebbers der Entomologie of McSten1 ks^Qi fffi* 1 kunde bckend» dat hec zeer algemeen is, dat uic \V*t% tM&èr fc,loone.' mec verfchillende kleuren pronkende Rup. M^W tfJSjl fe" ' niet 0ok juist a!tvd fchoone en met fraaye 1 J|jrtf ffa® \ kleuren of vercierfelen het oog des Aanfchouwers l^^^lc^«y ver,ustigende Vlinders voortkomen , weinigen zyn ™««rJ3 'er maar, welken in de twee verfchillende Staa'en, te weeten als Rupfen, en als Vlinders, met fraiye kleuren pronken ; Ons tegenwoordig Voorwerp, bthoord zekerlyk onder de eerstgenoem- de teweeten der fraaye Rupfen, en niet zeer fchoone Vlinders. 5. 2. In de Maand Juny des Jaars 179 r , vond ik op de Eeken Bladen , verfcheidene fchoone met veel hoog geel vercierde Rupfen, welken my bb toe.  ioo NA CTH- VLINDERS T i totfcheenen bynaar volwasfen te zyn , om welke reedenen een derzelven XXV. afteekende, gelyk tezien is op Tab. XXV. Fig. 4. Myne gevondenu Fig. 4*. Rupfen, behoefde ik niet lang meer van Voedzel te voorzien , dewyl zy weinig Dagen na. dat ik ze gevonden had , haaren vollen wasdom bereikt hadden. $. 3. Alle Ropfen , wanneer zy haare voile grootte bereikt hebben , of liëver wanneer derzelver volkorxen ouderdom als Rups daar is , gevoelen aan zich zei ven , dat de Tyd haarer aanflaande verwisfeling van Staat, begind te naderen, en zy derzelver gedaante afleggen moeten, ten dien einde ziet men alsdan dat zy kruipen en loopen , om zich eene bekvvaame plaats uittezoeken, alwaar zy een gefchikt verblyf kunnen bekomen, of zo zulks zich niet van zeiven aanbied , zy hetzelve zich alsdan vervaardigen kunnen, gelyk zulks in de meeste gevallen, by de allermeeste Rupfen, inzonderheid derzulken waaruit Nacht - Vlinders voortkomen, plaats vind. Myne tegenwoordige Dieren , zochten zich volwasfen zynde insgelyks bekwaame gelegendheden uit, om zich intefpinnen en ter verandering in Pop te fchikken, welke gelegendheden zy ook vonden tusfchen de dorre Bladen, Aarde en andere Ruigtens, hier tusfchen maakten zy zich een Spihfël 't welk maar zeer klein wasten aanzien der Rups die hetzelve vervaardigd bad , doch ruim genoeg voor de Pop waarin zy veranderen moest. De kleur van dit Spinfel, of Pop-Verblyf, 't welk-zeer hard in 't aanvoelen was, vertoonde zich graauw, zeer naby komende de kleur der Aarde , waarboven op, de meestea myner B.upfen Hun verblyf zich tezamen gefield hadden , de gedaante en kleur van een zodanig Fig, Spinfel, ziet men Fig. 5. en de daaruit genomene Pop , Fig. 6 welke j. 6. bruin van kleur een weinig naar 't roodachtige fchynende was. 5- 4- Niet zeer lang bleven de Vlinders in derzelver Poppen verborgen', want reeds den iflen en 2den van de Maand September deszelven Jaars , dus na ruim acht weeken , kwamen drie in derzelver vliegende gedaante veranderde Rupfen , op eenen Dag te voorfchyn , zynde twee Minnetjes en een Wyfjes Vlinder, waarvan een Mannetje in deszelfs Fig. 8. vliegende gedaante afgebeeld hebbe Fig. 8 een Wyfje daarentegen in Fig. 7. eenen rustenden of loopenden ftand Fig. 7 men ziet terfond , dat het eerstgenoemde, veel fterker en levendiger van kleur is, dan het laatfte,, 't welk doorgaands by alle Vlinders plaats vind. 5- 5. Van de drie Vlinders, welken ik uit derzelver Poppen bekomen had, zet-  van 'f TWEEDE GEZIN der EERSTE BENDE P. H. Tab. XXV. 101 zette ik ten eerften een Mannetje met het Wyfje by elkander om te paaren, 't welk zy ook zeer geredelyk deeJen , waarop het Wyfje, zich van Haare Eieren ontlaste , leggende dezelven allen in korte reien, het eene Eitje naast het andere , doch in iedere eenigzints gebogene kromme rei of Lyn, niet meerder als tien of twaalf fluks-, welken dan tezaatnen, met de Hairtjes of Wol, van het wyfjes achter Lyf, overdekt waren, gelyk men dit een en ander beeter in de Afbeelding Fig. i zien Fig. w kan , welke afbeelding naar de natuurlyke groote vervaardigd is, doch om de ware gedaante van een zodanig Ei , benevens de daarover heen gelegde Wol, duidelyker te zien, hebbe ik hetzelve door het Microscoop vergroot zynde, afgebeeld Fig. 2 zeer groot zyn deze Eieren, in derzei- FiQ ver natuurlyke gedaante, gelyk zulks uit Fig. I blykt, naar mate van de fpl[ Ir kleinheid des Vlinders, want het is in verre de meeste gevallen zo, dat, t>' hoe grooter de Vlinders zyn, hoe grooter ook derzelver Eiè'ren, en omgekeerd , hoe kleinder de Vlinders zich bevinden, hoe kleinder ook Hunne Eieren zyn, dewyl nu deze Vlinders , zulke groote Eieren leggen , zo ' volgd van zelfs , dat het getal, 't welk zulk een klein Vlinder Wyfje by zich draagd, niet zeer menigvuldig kan weezen , ons tegenwoordig Wyfje , had niet meerder als maar in 't geheel 58 Eieren aan verfchillende ryen gelegd , waarna het zelve ftierf, dit is zekerlyk voor een Vlinder-Wyfje, maar een zeer gering getal, doch dit komt gelyk ik reeds zo aanftonds hebbe aangemerkt, door de kleinheid van den Vlinder, daarentegen de grootte van derzelver Eiè'ren, dit in aanmerking genomen zynde, dan laat het zich zeer gemaklyk begrypen, dat dusdanig een Viin» der-Wyfje, geene meerdere Eieren by zich dragen kan. Den 19 April des volgenden Jaars, vond ik in het Doosje, waarin ik de E;ëren den geheelen Winter over bewaard had, een naauwlyks uit den Dop gekomen Rupsje, ik gaf hetzelve terftond Ype en Willige Bladen , dewyl ik geene anderen by der hand had , insgelyks ook eenig Gras, doch het Diertje wilde van het eene noch het andere niets vreeten, hierop gaf ik het den 23ften dier Maand, dus vier dagen na dat het gekipt was, jonge Eeke-Blaadjes, hieraan begon het nu terftond te vreeten; Den 24ften kwamen er wederom twee Rupsjes uit , welken ik voorts Eeke Bladen gaf, doch zy vatteden dezelven niet terftond aan , maar kroopen eerst eenen geruimen Tyd aan en over dezelven heen ; Naar alls gedachten legd de Moeder Vlinder haare Eieren tegen de fchorsfen der Boomen aan, dewyl dezelven overwinteren moeten, by my had hes bevruchte Wyfje dezelven tegen de randen van de Doos aangelegd , waarin ik Hetzelve had. De volgende Dagen kwamen ook de overige Rupsjes uit Hunne Eieren, zynde allen ruig Hairig en met 16 Pooten voorZien. De Rupsjes, welken het eerst uit de Eieren gekoornen waren dus bb 2 de  102 NACHT-VL. van'tTW. GEZ. ter EERSTE B.PII. Tab. XXrA de oudften, zetteden zich den iflen May, voor de eerfte maal op het verwisfelen van Huid, en waren den 3den ook reeds verveld, vertoonen™&' 3- de zig toen gelyk Fig. 3. Den I4den van dezelve maand, dus elf Dagen 'er na, waren de grootflen voor de tweede keer van Huid verwisfelJ, hierna bleeven zy in wasdom voortvaren tot in de Maand Juny, na in dien tusfchen tyd nog twee maaien van Vel veranderd te zyn , Hunne volle grootte bereikt hebbende vertoonden zy zich gelyk ik in 't begin van deze Verhandeling reeds gemeld hebbe. Men ziet dus uit deze Levensbefchryving, dat, zo wel de Rupfen, als ook de Vlinders, ieder maar eenmaal in een Jaar zyn, teweeten de Rupfen in 't voorfte van den Zomer, in de Maanden April May en Juny, de Vlinders daarentegen in den Herfst of September, echter is het mogelyk, dat men ook in 't Voorjaar, deze Vlinders levendig ontmoeten kan, hoewel zy het jaar te vooren reeds uit Hunne Poppen zyn gekomen want een van myne twee Mannetjes-Vlinders, 't welk den 2 September uit de Pop gekomen was , bletf levendig den gehtelcn Winter door tot den 1 ^den May des volgenden Jaars, op welken Dag hetzelve zyn leeven eindigde , wanneer dit nu in de vryheid ook gebeurd, dat de eene of andere Vlinder , meer dan gewoon lang leeven blyft, en men zodanig een in 't Voorjaar aantreft, is zulks noch geen bewys dat dezelve ook juist dat Voorjaar moet uitgekomen zyn, en men dus de Vlinders tweemaal in 't Jaar zoude hebben, neen , het kunnen overwinterd hebbende Vlinders weezen, welken men vroeg in 't Voorjaar ziet, dus men nog niet eigentlyk zeggen kan , men heeft deze Vlinders tweemaal in 't Jaar. Dat verders alle overwinterende Vlinders, Mannetjes en geene Wyfjes zyn , komt my mede niet onwaarfchynlyk voor , by myn tegenwoordig Voorwerp, was het Wyfje kort na het Eier leggen gtftorven, lud niet meer als 21 of 22 Dagen geleefd, een der Mannetjes daarentegen bleef leeven gelyk reeds gezegd hebbe tot den 13den May , zynde van den 2 September des voorgaanden Jaars afgerekend 254 Dagen. De Citroen-Vlinders, welken men vroeg in 't Voorjaar ziet vliegen, zyn allen Manne;jes, ten minften hebbe ik 'er nog nimmer een Wyfje mede bygezien. Een myner Vrienden, vond in 't midden van den Winter, buiten in oude willige Boomen, naar Infecfen zoekende , tutfchen de fcheuren en reeten, een of twee levendige Roesjes Vlinders, ik hebbe dezelven wel is waar zelfs niet gezien, maar zyn Edl. betuigde dat ze zeer fchoon en fterk van kleur waren geweest , juist dit fchoon en fterk van kleur weezen , doed my denken , dat het insgelyks Mannetjes geweest zyn , wyl dezen altoos fterker van kleur zich bevinden als de Wyfjes.  NACHT-VLINDERS w^Tweede Gezind EERSTE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZES EN TWINTIGSTE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, mn "*t Tweede Gezin der Eerste Bendk. DE KLEINE beer VLINDERp. II. Tab. XXVI. §. i. P*™S^^™T5nder de menigte van Rupfen welken 'er zyn, is een zeer W^^w f^^y ^r°0t ^eU^ deZ£^Ven meC ^a*ren voorzi-n j doch P^^w/z^l onder deze met Hairen voorziene Rupfen, is het kleinst ËümmBffnmw^ Getal zodanig ruig Hairig , dat men geoordeeld heeft aan dezelven niet wel den naam van Beeren te kunnen geeven, uitgezonderd aan twee Soorten, te weeten aan De groote Beer. in het Eerfte Deel van dit Werk reeds afgebeeld en befchreeven, in het Vierde Stuk Tab. II. pag 9. en aan ons tegenwoordig Voorwerp, 't welk insgelyks Cc ©ra  NACHT.VLINDERS c c 1 j j I 3 \ Tab. XXVI. Fig. i, a. &g- 3- wcorcugs m deszelfs Hairen by veele Liefhebbers den Naam van kleins Beer raagd. In dit Tweede Deels Vierde Stuk Tab. II. pag. 7. hebbe ik eene lups en Vlinder afgebeeld en befchreeven, welke den Naam voerd va» )e Tyger-Vlinder, doch aan welkers Rups, ruim zo goed den Naam van her zoude voegen , als aan onze tegenwoordige, doch de gewoonte leeft beide deze Naamgeevingen reeds zodanig gewettigd, dat men eitender, zowel Rups, als Vlinder, daar mede in ftaat is aantewyzen. 5. 2. Den 29 July, terwyl ik dit fchryve, nu reeds drie of vier Jaaren ge^ eeden, ving ik een bevrucht Wyfjes-Vlinder van deze Soort, dit te Huis gekomen zynde in eene ruime Doos gedaan hebbende, leide het de üaaraanvolgende Nacht, verfcheide Hoopjes, en eenige enkelde hier en> daar verfpreide Eieren, welken geelachtig van kleur waren, en tamelyk glanszende, een enkel Eitje hiervan hebbe afgebeeld op Tab. XXVL Fig. 1. het welk zich door het Microscoop gezien, vertoonde als Fig. 2; doch waaraan geene de minfte gefigureerdheid waarteneemen was. Veeï korter dan ik gedacht had, bleeven deze Eieren in dien ftaat leggen, want. reeds den 9 August daaraan volgende, zynde dus maar 11 Dagen, na dat zy gelegd waren, kwamen de jonge Rupsjes uit dezelven te voorfchyn, zynde geheel ruig hairig, afgebeeld, Fig. 3. Dewyl ik reeds eenige Jaaren te voeren dit zelfde Soort van Rupfen gehad hebbende, Hun met Gias had groot gebragt, tot de verandering toe, zo gaf ik myne tegen»  van 'f TWEEDE GEZIN dtr EERSTE BENDE. P. //. Tab. XXVI. 10% woordige jonge Rupfen ook terftond hetzelfde, 't welk zy zich ook zeer wel fmaaken lieten en 'er zeer goed van groeiden, waarop zy omtrent acht Dagen 'er na, voor de eerstemaal vervelden ,• in grootte verders toeneemende, verwisfelden zy voor de tweede keer Hunne Huid, omtrent acht of neegen Dagen na de eerfte vervelling, en vertoonden zich nu reeds als Fig. 4. In wasdom verder voortgaande, bereikten zy eindelyk na j noch een of tweemaal verveld te hebben, derzelver volle grootte en waren toen als Fig. 5. volwasfen» Myne Rupfen, derzelver volle groote bereikt hebbende, begaven zich in de Aarde, doch zeer oppervlakkig in dezelve, makende zich aldaar" een niet zeer dicht en vast Spinfel, doch waarin eenige Kluitjes Aarde mede ingefponnen waren, 't Zoude wel hebben kunnen weezen , dat wanneer ik hen geene Aarde maar alleen ruigte van dorre Bladen als anderszins gegeven had, zy zich ook daar ingefponnen hadden; in deze Spinfels nu, veranderden zy nog voor den Winter in Poppen, welken ruim de helft korter waren , dan Hun voorgaande Rupfen Staat was», eene dergelyke Pop vertoond zich naar 't leeven afgeteekend zynde, gelyk Fig. (L j & 4. Den daaraanvoigenden Voorzomer, in de Maanden May en Juriyi* Cc 2 kwa» % 4»' Tig. ti&  loó NACHT-VLIND. van 't TWEEDE GEZIN dtr EERSTE BENDE, Tig. 8, Fig. 7. kwamen by my de Vlinders ten voorfchyn, zynde niet onaartig van kleur* inzonderheid wat derzelver Ondervlerken betreft, als hebbende eene roozenroode kleur met zwarte Vlakken , welken cieraad men aan den vliegenden Vlinder Fig. 8. volkomen zien kan. Het onderfcheid der Kunne, is alken aan de meerdere dikte van de lyven der Wyfjes waarteneemen, dewyl in de Sprieten genoegzaam geen onderfcheid te zien is. Den lopenden of rustenden ftand hebbe afgebeeld Fig. 7. waarby de zwarte Pootjes, .met derzelver roode Deyen, zich zeer aartig voordcen. In de hiervoor uitgegevene Verhandeling van de Zwart gefprenleïde Vlinder, is een groote Drukfout ingeflopen, 'er ftaat namentlyk, zowel in den halven Tytel, als ook in de bovenfte Regel van ieder Bladz., van '$ EERSTE GEZIN der TWEEDE BENDE Tab. IV. V dit moet daarentegen zyn: van 't TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE Tab. X. XL dus zyn ook de pagina's feut, 'er ftaat 15,16,17,18, Jp, 20, 3*, 2* dit moet zyn 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 45. De fignatuur moet zyn (k) (k 2) (1; (1 2).  NACHT-VLINDERS MWde GeziuTwEERSTE BENDE.   < 0 > $ 107 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. ZEEVEN EN TWINTIGSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van *t Tweede Gezin ^ Eerste Bende. De MARMER VLINDER.' P. //. Tab. XXVII. $• *. •^SJ^t&<6. nder de zestienpootige en teffens gladde Rupfen, heeft men ïj^^^VK! zeer veelen, welken wanneer zy in Vlinders veranderd zyn, ÉK ill#^7 Ik °P nunne boven Vlerken, eenige Vlakken hebben , en wel op ^ÊÊïffiS '^der Vleugel twee, niet zeer ongelyk aan zeker gebak , izPZ^fflffis^l 't we]jj men Krakeling noemd, 't is ook uit hoofde dier twee aanmrkelyke Vlakken , dat ik den Vlinder , befchreeven in-hec eerfte Deel van dit Inftclen Werk , vierde Stuk de dertiende Verhande- Dd ling  Tab. XXFL Fig. i. Fig 2 io8 NACHT-VLINDERS. l«g pag- 53- de Krakeling genoemd hebbe , ik zoude ook het te«n« woordige Voorwerp als Vlinder, hebben kunnen noemen, by voorbST tegraauwe, oïdegryze, of de groote Krakeling, maar om dat men dan te veel omfchryving nodig heeft, in het beduiden aan elkander wan neer men van een zodanig Infect fpreekt, zo hebbe ik dit Voorwem liever willen noemen den gemarmerd* of marm er vlinder. Hoedanie deze Vlinder by den Ridder lini^us genoemd word, is my niet bekend! 2. • ?e1xf ,IUny deS j3arS 1794' °mfing ik uit Deventer, van mynen in dit Werk reeds meer genoemden en zeer geachten Vriend, den Heere d. de coca van mhuyjon , eenige Eieren, welken den i7den en igden te vooren van dezelve Maand, reeds gelegd waren , zynde een daarvan . afgebeeld in deszelfs natuurlyke grootte op lab. XXm. Fig 1 en on •der eene tamelyke vergrootting , waardoor men de aartige geribdheid des te beeter zien kan by Fig. 2. dezelven bevonden zich kort na de legging licht groen, maar veranderden uit licht in fchoon , en eindelyk m donker groen, tot dat ook deze kleur weder overging, in eene vuile kleur, waarop den 27ften der gezegde Maand , dekjonge Rupsjes uit kwamen. Dewyl de Heer de cocq, my de Moeder-Vlinder 'er had bygezonden , hoewel dood , zo zag ik evenwel aan haar, dat zestienpootige Rupfen uit de Eieren komen zouden ; Toevallig viel my in dgedachten, om myne jonge Rupsfen Peere -Boom- Bladen te geeven dewyl ik dezelven juist by der hand had, want de Vlinder, gevangen zynde en niet uit den eerften ftaac als Rups groot gefokt, wist myn Vriend dus ook met, uit welke Rups dezelve gekomen was ,-en wat haar Voeozel mogt geweest zyn , deze aan hun gegeevene Peere-Bladen begonnen zy tot myne blydfchap terftond te vreeten. De Rurnrs fpanden met twaalf Pooten, doch met een matig Vergroot-Glas, kon men zien , dat zy reeds zestien hadden , waarvan zy echter maar met twaalf voortkroopen , doch na twee- of driemaalen verveld te hebben gebruikten Zy alle hunne zestien Pooten. Hun groey was langzaam' waani* ik befloot, dat het naar alle gedachten overwinterende Rupfen tonden zyn, het welk ook door de ondervinding bewaarheid wierd. Na de derdemaal, haar Vel afgeftroopt te hebben , kwamen zy tot de gedaante  van 'r Tweede Gezin *r-EERSTE BENDE. P. II. Tal. XXFll ior> gedaante, grooteen kleur als Fig. 3. allen hadden ze deze byzondere. eigenfchap, welke ik niet weet ooit aan eenige Rupsfen waargenoomen te hebben , dat zy namentlyk van de dorre en hard verdroogde Bladen, ruim zo greetig fcheenen te vreeten, als van de frisfchen, al Honden dezen 'er by en om zo te fpreeken aldernaast, insgelyks waren zy ook grootte Liefhebbers, om zich te verfchuilen , tusfchen de door ouderdom te zaam gekronkte Bladen , van welke Bladen , zy dan ook zo lang gebruikten tot Voedzel, dat zommigen van dezelven , niet langer meer tot fchuilplaatsfen dienen konden , dus verfchoolen , bleeven zy den geheelen Winter over zonder Voedzel te gebruiken , 't welk ik daaraan weeten kon , dewyl veelen zich geheel boven aan het Zuiker Glas, waarin ik dezelven had , tusfchen het Gaas't welk ter dekking daar over diende, en tusfchen den Rand van het Glas, ophielden , ook waren de Peere-Bladen, welken op den Bodem met andere ruigte lagen, zodanig verfchimmeld, dat dezelven in 't geheel niet meer tot Voedzel te gebruiken waren. Den Winter dus doorgedaan hebbende, gaf ik hun in het Voorjaar eenige Peere- Bloeyzel knoppen, voor dat 'er nog Blaadjes waren , van welken zy ook terftond en als met graagte begonnen te vreeten , al verder en verder in het Voorjaar komende , gaf ik hun ook jonge Peere Boom - Blaadjes , zo dat veele myner Rupsfen, kort daarna vervelden , waarna zy in groote merkelyk aanwonnen, van eene dezer Rupsfen, nam ik de lengte op den i4den May, en bevond dezelve te zyn i\ Duim , Amflerdamfche maat , eene dusdanige en gelyk ik in 't vervolg gewaar wierd reeds volwasfene Rups, hebbe afgebeeld Fig. 4. $■ 3. Met het begin van het Voorjaar, dat ik myne Rupsfen wederom te vreeten geeven kon , nam ik dezelven uit het Zuiker ■ Glas, waarin zy tot dus verre geweest waren , en zette dezelven over in eene Vlugt, deze Vlugt, eenige Dagen na den i4den May, doorzoekende, vond ik reeds een van Zandkorrels vervaardigd Spinfel , afgebeeld Fig. 5. dit Spinfel was maar los en dun gefponnen , want met eene geringe aanraaking viel hetzelv uit elkander , en men kon de fchoone bruinachtig Dd 2 roode Fig. 4. Fig. y.  Fig. <3 Fig* 7Tig. 8. ) ïio NACHT-VL. van't TweedeGeUerEERS. BENDE.PM. Tab.XXVII. . roode Pop, afgebeeld Fig. 6 zeer gereed daaruit neemen. De tot do, verre befchreevene Rupfen en Pop, hebben in manier van keven zeer veele overeenkomst met de Rupfen van de Diana Vlinder, hiervoor' befchreeven m dit Vierde Stuk, de twintigfte en een en twintig Verhandeling pag. 70. kruipende en als 't ware zich verfchuilende over Dag, onder de ruigte of andere Schuilplaatzen, terwyl zy alsdan geheel ftil zitten mus dat men dezelven niet verftoord, ook Pop en Spinfel hebben veele overeenkomst in kleur en gedaante beide. 5. 4. Nog geene volle Maand, hadden myne Poppen geleegen, ofdefchoo. ne fyn getekendeen als gemarmerde Vlinders, kwamen uit dezelven te voorfchyn, want des Nachts, tusfchen den 10de en rrdP T„» 1 de eerfte Vlinder uit deszelfs Pop-Vlies , zynd! eeT^l^Z welk de afbeelding Fig. 7. ook vervaardigd is, de Wyf Js Wnde van deze foort, welken by my uit hunne Poppen kwamen , waren oorgaans wel zo fterk of donker van kleur en althans grootter dan de Mannetjes , waarvan een in eene vliegende gedaante afgebeeld hebbe t L t; TlV£n maar £enmaaI in het Jaar W> ««« ■* gemak yk uit den befchreevenen Jeevensloop van dit Dier.  NACHT-VLINDERS vem ^Tweede Gezin^rEERSTE BENDE.   BESCHOUWING DER WONDEREN GODS IN DE MINSTGEACHTSTE SCHEPSELEN. O F NEDERLANDSCHE INSECTEN, In hunne aanmerkelyke Huishouding , wonderbaare Gedaantewisfeling en andere wetenswaardige Byzonderheeden, Volgens eigene Ondervinding befchreeven, naar''tLeeven naauwkeurig geteekend3 in 't Koper gebragt en gekleurd door JAN CHRISTIAAN SEPP. TWEEDE DEELS VTFDE STUK, behelzende de Verhandelingen over de NACHT- VLINDERS van *t Eerfte Gezin der TWEEDE BENDEN Te AMSTERDAM, By J. C SEP P. MDCCLXXXVIL'   $ < O > E NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VYFDE STUK. EERSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 9£ Eerste Ge'z.in der Tweede Bende, De M. VLINDER. P: II. Tab. I. De Kenteekenen der Rupfen, Poppen en Vlinders, waardoor men dit Eerste Gezin der Tweede Bende, van alle de overigen onderfcheid, zyn de vol-, genden: 1) De Rupfen van dit Gezin hebben 12 Pooten," daar integendeel dié van de Eerste Bende 16", en die van het Tweede Gezin der Tweede Bende, maar 10 Pooten hebben. 2) Met enkelde zeer fyne en korte Haairtjes zyn de Rupfen voorzien. 3) In 't loopen fpannen dezelven minder fterk, dan wel de 10 Pootige Rupfen, door dien dezelven een paar middel Pooten meerder hebben. a 2 4) Wan-  2 NACHT-VLINDERS. 4) Wanneer de Rupfen in Poppen veranderen zullen , woelen de eerstgenoemde zich niet in de Aarde, om daarin derzelver gedaanteverwisfeling te ondergaan, maar fpinnen zich in, tusfchen de Bladen of Ruigte. 5) Tusfchen de Poppen van dit Gezin , en die der andere Gezinnen en Benden der Nacht - Vlinders, is over het algemeen geen aanmerkelyk onderfcheid. 6) De Vlinders van dit Gezin, leggen in den rustenden Rand, gelyk de meeste Nacht-Vlinders van 't Tweede Gezin der Eerste Bende doen, hunne Vlerken daksgewys aan het Lyf, en bedekken hetzelve genoegzaam geheel en al.' 7) Hunne Sprieten zyn (ten minsten van de my bekenden)] borstelformig. 8) De Eiè'ren zyn geribdIn de Eerste Verhandeling van het Vyfde Stuk des Eersten Deels pag- 5- is gezegd, „ het ontbreekt niet aan Middel Infeften tusfchen de „ Eerste en Tweede Bende der Nacht - Vlinderen, waardoor deze twee „ Benden als het ware gemengd of verè'enigd worden. Men zoude „ daaronder dezulken kunnen rekenen, welker Rupfen 14 Pooten, en „ dus twee minder dan die van de Eerste Bende, en twee, of vier, „ meerder, dan die van de Tweede Bende hebben." Te dier tyd, waren my de geheele Huishoudingen van geene andere zuiker veertien Pootige Rupfen bekend, dan de aldaar genoemden, als: groote TweeStaart, kleine Twes-Staart en Een-Staart Rupfen, en dezen hebben, gelyk ook aldaar gezegd is, alle Hunne Middel- of Buik-Pooten, ont- bree-  van 't Eeifte Gezinder TWEEDE BtNDE P. IL Tab. I. 3 breekende Hun maaralleen de achter Pooten, waardoor het komt, dat dit in Hun loopen of kruipen geene verandering maakt, wel is waar, ik wist dat 'er noch andere 14 Pootige Rupfen waren, welken drie paar Middel- of Buik-, en een paar Achter- of Staart-Pooten hebben, doch derzelver gantfche Levensloop my toen noch niet bekend zynde, waagde ik het niet om 'er meerder van te zeggen, maar thans ben ik in de geheele bezitting geraakt, van den leevensloop eener waare 14 Pootige Rups, en dewelke door het gemis van het eerste paar BuikPooten, nog een weinig fpannende kruipt of loopt, ja welke men in den eersten opflag, voor eene twaalf-Pootige Rups zoude aanzien, doch by nader onderzoek blykt, eene inderdaad 14 Pootige Rups te weezen. De Huishouding van dit zo evengenoemde Infect, of van deze 14 Pootige Rups, hoope ik eerlang in eene Verhandeling uittegeeven, en zo 't my voorkomt niet geheel onvoegelyk te zyn in dit zelfde Eerste Gezin der Tweede Bende te plaat zen, in plaats van in het Tweede Gezin der Eerste Bende. $..• De Vlinder, welke het Onderwerp dezer Verhandeling is, vinde niet dat door den Ridder LinNjEüs is befchreeven geworden, derhalven door denzelven ook niet genoemd, ik waage het dus om het tegenwoordig Voorwerp deM. Vlinder te heeten, om reedenen: dewyl dit Infecf, aan de onderzyde der Vlerken, Teekeningen heeft, veel overeenkomende met de a 3 Let.  4 NACHT-VLINDERS. Letter M. Door den Heer Kuemann (*) is eene Rups en Vlinder befchreeven, welke zeekerlyk zeer veele overeenkomst heeft met on9 tegenwoordig Infeft, en wel inzonderheid in den Staat van Rups, als zynde ook eene twaalf Pootige Span-Rups, echter is tusfchen den Vlinder, alfchoon dezelve in den eersten opflag wel overeenkomst fchynt te hebben met onzen tegenwoordigen , naauwkeuriger gezien, en met eikanderen vergeleeken wordende, nog al een aanmerkelyk onderfcheid waarteneemen. Mogt men zeggen, dat het onderfcheid in da kleur en teekening der Vlinders, tusfchen die van den Heere Ki.eeman en demynen, mogelyk veroorzaakt word, door het verfchil van Kunne, hierop diend,dat dit zeekerlyk zo niet is, dewyl de meergenoemde Heer Kleemann onder zyne Vlinders heeft Wyfjes gehad, dewyl zyn Edl. Schryft (f) , een Wyfje geopend te hebben, en uit het Lyf van hetzelve de Eieren te hebben uitgehaald. Dewyl ik nu onder myne Vlinders, welken allen eeveneens, of genoegzaam eeveneens gelyk myne Afbeeldingen van kleur waren, ook Wyfjes hebbe gehad, van welken ik Eitjes bekomen hebbe, zo blykt dunkt my hieruit duidelyk, dat de Vlinder van den Heer Kxeemann , en de myne, twee verfchillende foorten zyn. (*) C. F. C. Kleeman, Be)trags zur Natur- oder Itic&en Ccfcbkbte Tob. XXV: pag. aoff. (i) Ejusdem pag. 214.  van V Eerfte Gezin der TWEEDE ÜENDE P. II. Tab, I. s % 2. In het Jaar 1786 in de Maand Augustus, vond ik eenige dezer vol maakte twaalf Pootige Span Rupsfen in Gooyland, en wel op het zo genaamde Kweek - Gras , doch dezelven waren nog niet volwasfen t'Huis gekoomen zynde, gaf ik Hun vervolgends ordinair Gra van onze Weilanden te vreeten, 't geen Zy ook gebruikten en daarvat in grootte zodanig toenaamen , dat Zy voor Hunne verandering , b] my nog tweemaalen vervelden, na welke laatfte vervelling, dezelvei nog eenige Dagen groeyden , tot Zy volwasfen zynde, zich vertoon den gelyk Fig, 3 en 4. waarvan de eerfte den loopenden, de tweede daarentegen den rustenden ftand verbeeld , in welken laatften ftand, dezelven zich by my het meeste zien lieten. fi 3." In het begin van de Maand September, fponnen zich diegeenen ;var myne Rupfen, welken niet geftorven waren, tusfchen de Gras Blaad^ jes, afgebeeld Fig. 5. om in dezelven tot Poppen te veranderen; welke Popjes, van gedaante grootte en kleur waren , gelyk Fig. 6 doed zien, zynde derzelver grond kleur bruinachtig, doch met eenen paarschachtigen Schimmel of Daauw als overdekt. Den geheelen daarop volgenden Winter over, bleeven myne Popjes in derzelver gefponnen verblyf beflooten, dus ik niet wist wat 'er van worden zoude. §■ 4. 1 5 t r l Tab. I. Fig- 34. I Fig- 5- Fig. 6.  Fig. 7 Fig. £ i < 1 < * NACHT- VLINDERS. J. 4- Meer dan over de helft der Maand Juny des volgenden Jaars, na dat myne Rupfen waren Poppen geworden , kwamen de fraaije Vlinders •uit dezelven te voorfehyn , afgebeeld in den rustenden ftand Fig. 7. .daarentegen vliegende Fig. 8. offchoon aan zeer veele Vlinders^ uit Span-Rupfen voortkoomende, de Onder-Vlerken, op derzelver boven Zyden, weinig, ja van veelen bynaa geene Teekening hebben, zo zyn daarentegen de Onder. Vlerken van deze Vlinders, zeer cierlyk en niec minder fraay geteekend dan de Boven - Vlerken , '£ welk alles beeter uit de Afbeeldingen, dan door eene omflachtige Befchryving te zien is. De Eieren, welken ik van deze Vlinders gehad hebbe, waren onbe-: wueht, dus kan ik niet bepaalen hoe lang dezelven leggen voor dat 'er le jonge Rupfen uit voortkoomen, echter, offchoon dezelven onbe»; Tucht zyn, kan men toch Hunne waare gedaante, en doorgaands ook lerzelver kleur zien. Fig. i. vercoond de Natuurlyke, en Fig. 2. de loor het Microscoop vergrootte gedaante.'  NACHT-VLINDERS hEerstc Gezinder TWEEDE BENDE   & < 0 > <8> ? NEDERLANDS CUE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VYFDE STUK. TWEEDE VERHANDELING o v e a de NACHT-VLINDERS, van yt Eerste Gezin der Tweede Bende. De BRUINE SNUIT - VLINDER P. II. Tab. II. % S$f^$£n de Eerfte Verhandeling van het Vyfde Stak des tegenwoorB^jf digen Tweeden Deels van myn Inleèten Werk, pag 3. hebbe r % ^ gezegd in het bezit geraakt te zyn van eene waare 14 Pooti^^^^5 ge Rups, thans zal deze Verhandeling behelzen den leevensloop van het aldaar genoemde Infeèr,, in deszelfs eerften en laa ften Staat, en de daar ter plaatze opgegeevene reedenen hebben my doen befluiten, om dit Infecl: te rangfchikken onder het Eerfie Gezin der Tweede Bende van de Nacht ■ Vlinders. Si 2' In het Werk van den Heer Rösel, in het Eerfle Deel, in de vierde Clas> fe zyner Nacht - Vlinders, op Tab. VI. is een Vlinder afgebeeld, welke eeven als onze tegenwoordige, eene veertien-pootige Rups in deszelfs tweeden Staat is, en door den Heere Linn/eüs in zyn Systhema Natura, genoemd word Rostralis. zekerlyk uit hoofde van den aanmerkelyken Snuit, welken dit Vlindertje naar gelang van deszelfs groote heeft j Ons tegenwoordig Voorwerp, insgelyks eenen aanmerkelyken Snuit hebbende , en over het geheel de grond kleur der Vlerken bruin zynde, zo aoeme ik dezen Vinder de Bruine Snuit* Vlinder, ter onderfcheiding van b ee •  Tub.1 J iff, . 5 6. Fig, i Fig- 7Fig 8. ! 3 NACHT-VLINDERS, •enen anderen, welke in het Eerfte Deel van myn Werk (*) reed- h* fchreeven en afgebeeld is, en aldaar met den Naam van V f ?v be* benoemd. Zo veel my bekend is, heeft nog de Ridder T """" ookgeenanderAufteur^ons tegenwoordigI^t^^i^ 5- 3- Den ri en 12 July, des voorledenen Jaars 1788. in deFravimUn Ysfel zynde vond ik op degroote BrmdincteuW^^rSit^T geftreepte RupfenD van verfchilienden Ouderdom, doch Swffi meer als veertien Pooten voorzien, ontbreekende aan deze ven ht I. fte paar Middel of Buik-Pooten, dezelven zyn afeebeeldI on T; *Tr 1. Fig. 4. 5- f. Na dat ik de kleinften van Hun, nogeeni t\tf' U' Brandenetel-Bladen gevoed had, in welken m&^t^ïi^i maaien van Vel verwisfelden, bleek het, dat dendverV^SJS >. dus volwasfen, met meerder wierd als Fig. 6. 6roo"e, Het fchynt my toe niet goed te zyn ,ö'dat'wanneer men R„nu het Eene of Andere Kruid t'Uuis behoorde heeft L vo-Wf ' °P tegenwoordige op de Brandenetel Bladen, Büc^ 'Jla^i^ welken om en by deze Stad groeven, en dan e^^ed-roï Z°dani^n anderen Tyd, dezulken, welken van eenen anderen Oord1 zvn % V™ my voor, dat het altoos beeter is, wanneer men het hebhen J„ TC men Hen telkens van een en hetzelfde Voedzel "t w Ton Zrt ' ?C zelfde Piaats gegroeid is, geefd, my dunkt &ZS^£%S£ te weezen, waardoor zo aikmaals Rupfen, welken men *uL? a den heeft, na dat dezelven t'Huis gebLt zynde van dav «V?™' bruiken moeten, 't welk daar ter Plaatze ,?oeid'daar ^ ge' bevind, zomtyds zo gereedelyk fterven, i^lzY^K^ ^ ken moeten, op eenen anderen Grond gegroeid" van d n wetk« mer gewoon waren iets te nuttigen. * 11 z> Wfn" a DffJgrS?fl:eJvan ?y-ne Seva.nSeTne Rupfen, fponnen zich den 14 var, dezelfde Maand reeds m, om in Poppen te veranderen L \ 4-. n tot dit Spinzel, de Aard'e en anderêSge VuÏwe^ on van Haar Verblyf zich bevond. Het Spinzel naar een zodanig geteekend, 't welk ik met eene Schaar oneSninr hadde om 'er des te beeter de Pop in te kunnen zien leggen ^ ke Pop buiten het meergenoemde Spinzel zynde, zich vertoondals"?t Met lang waren deze Rupfen in den Staat van verandering Vant re J,v nen derden Dag na het infpinnen , bevond ik dat zy, welken ik alsdat het  van 't EERSTE GEZIN der TWEEDE BENDE. /*, ƒ/. Tab. 11. y het Spinzel openmaakte, of welken zich tegen de Wanden van het Glas waarin Zy waren, zodanig aangefponnen hadden, dat ik Hunne daarin hebbende Gedaante zien konde, op den derden Dag resds in Poppen veran» derd waren, of veranderden. 5-5- Gelyk het niet lang duurde, dat deze Rupfen Poppen wierden , zo duurde het insgelyks ook niet lang, of de Vlinders in het Poppen-Vlies beflooten, kwamen uit het zelve te voorfchyn, en wel in het begin van de Maand August, dus maar omtrent ic5 a 18 Dagen, n» dat de Rupfen waren Poppen geworden, kwamen de Vlinders,afgebeeld Fig. 9. en 10. uit dezelven voor den Dag. Vreemd, en teffens aangenaam was het my dat deze Vlinder, welken ik in dezen Staat, reeds lang te vooren gekend had, en uic eene geheel andere Rups vermoede voorttekomen, nu ontdekte boven befchreevene Rups, in deszelfs tweeden Staat geweest te zyn. De Mannetjes van de Wyfjes, zyn nergends anders in te onderdeifcheiden, dan in de mindere dikte van het Lyf, by dat van het Wyf-' je vergeleeken zynde. ' 5. 6. nP^l^?* deJerfrheidene Poppen welken ik had, Mannetjes en Wyfjes Vlinders teffens bekwam, zo zette ik dezelven in eene Vlugt by elkander, in dewelke ik eenige Brandenetel Struiken plaatfte: myne Vlinders paarden ook gereedelyk tezaamen, en de Wyfjes leiden Haare Liëren, enkeld, met by Schooien, aan de onderfte Zyden der meergenoemde liladen doch dewelken aan dezelven, ten uiterften moeyelyk te vinden waren, vooreerst door Haare kleinheid, en ten anderen om dat zy bynaar de eigene groene kleur hadden, gelyk die der Bladen was. Fig. 1. vertoond een zodanig Eitje, in zyne naatuurlyke grootte, en Fig. 2. zo als hetzelve zich door het'Microscoop vertoond. Niet meer' als maar acht Dagen, leiden deze Eitjes in die hoedanigheid, toen de' jonge Rupsjes 'er uit voortkwamen,zynde volmaakte Span-Rupfen met 12 Pooten, doch welken, zonder met een vergrootend Glas ge'waapend Cog, met te zien waren; zeer gereedelyk lieten deze jonge Rupsjes, op de minfle aanraaking der Bladen, zich aan zeer fyne Draadjes afzakken, waaraan zy zich lang lieten hangen, voor en aleer zy wederom naar boven enterden , twee zulke aan Draadjes hangende Rupsjes, hebbe afgebeeld big. 3. Vyf Dagen na dat zy uit de Eieren gekomen waren 't welk was den ir Auguft, zaten de meesten voor de eerfte maal op het vervellen, en waren voor het grootfte gedeelte den 19 derzelver Maand verveld. Voor deze eerfte vervelling , wierden de Rupsjes ongemeen b,eek van kleur en bynaar geheel doorfchynende, maar na de vervelling waren zy wederom donker groen. Den 22, dus maar drie Dagen na de £eifte verwisfehng van Huid, zaten zy voor de tweede keer op het ver- b * veJ- Hg. u 7ig. a.  io NACHT-VLINDERS, len, en bevonden zich den 25 meeft: allen reeds verveld , na deze ver» velling, gebruikten zy Hunne 14 Pooien. Den 30 en 31 van dezelve Maand, waren zy voor de derdemaal van Huid veranderd, telkens na iedere verveliing, was 'er weinig of geene verandering aan Hun te befpeuren , dan maar alleen, dat zy in grootte toenamen, den 3 en 4 September, zaten zy voor de vierde reize op 't vervellen, daar zy na eenige Dagen ook door geraakten. Tegen het laatst van de Maand September, fcheideden zy uit met vreeten, en begonnen zich te verfchuiien in en tusfchen de dorre Brandenetel Bladen en andere Ruigte, waarfchynlyk om zich voor de Koude van den aannaderenden Winter, te verfchuiien en denzelven zonder Voedzel te nuttigen doortebrengen, want toen zy met vreeten ophielden, waren'er nog lang. daarna, zeer goede en verfche Netelen te bekoomen, echter offchoon ik Hun dezelven gaf, wilden zy 'er niets van gebruiken, zy bleeven evenwel meeft allen den geheelen Winter in 't leeven, doch met het begin van het Voorjaar, waren zy allen zo zeer in Krachten verminderd» dat toen ik Hun wederom frisfche jonge Brandenetelen gaf, zy van dezelven niets fcheenen te kunnen nuttigen, maar allen, den eenen na den anderen, weg ftierven, mogelyk zyn zy in de Viyheid in ftaat, zich nog beeter voor de Koude te kunnen verbergen, dan opgeflootertzynde, te meer nog, wanneer des Winters door den Sneeuw, alle laagc zich by den Grond bevinde Ruigte bedekt word, is het zonder twyffel waar, dat ook als dan alle, zich in die Ruigte bevinde Infeéten, door den Sneeuw verwarmd, en voor de buiten Koude zich beveiligd lt* jonden, des te beeter in het Leeven kunnen blyven.  NACHT-VLINDERS rau'fEerste GezinlWTWEEDE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VYFDE STUK. DERDE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van 't Eerste Gezin der Tweede Bende» De GROEN EN WIT BAND-VLINDERi P. H. Tab. HL M miiiiiiijMiuii^geeds een aantal Jaaren geleden, vond ik op eenen Wift ^Sen Boom eene twaalf-pootige Span-Rups, dewelke a<§ Vmw J na dezelve te Huis gebragt te hebben zich de Willige tnoCil^ll Bladen zeer wel fmaaken liet, en 'er noch in groote is kIv^ 1 van toenam> waarna ik dezelve aftekende, uitvreeze* jg)^Sto dat Zy eer ik zulks verwachtende was, zich mogt p^afflfr^r^ infpinnen of in de aarde of onder eenige Ruigte krui" pen om zich in eene Pop te veranderen, waardoor ik dus verflooken zoud'e geweest zyn eene afbeelding naar dezelve te maken , welke afbeelding men ziet Tab. III. Fig. 5. Dewyl dit Geflacht van twaalf- Tab_ pootige Span-Rupfen, maar zeer gering is, in vergelyking van de UI. ' tien, en zestienpootige Rupfen, zo was ik zeer verlangende om te Fig. 5. weeten, welke Vlinder uit myne nu gevondene twaalf pooiige Raps, zoude voortkomen ; dit duurde ook niet lang, want na dezelve 1 og c es*  ti NACHT-VLINDERS eenige Dagen gehad te hebben , fpon Zy zich onder eenige Ruigte1 fin veranderde daarin tot een zodanig Popje, gelyk de afteekening Fig. 6. Fig. 6. doed zien, zynde bruinachtig geel, met twee koolzwarte Oog. jes, hebbende de eerfte Ring van het Lyf, onder de Vlerken, eene b'aauwachtige kleur, welk een en ander geen onaartig voorkomen aan d.t popje geeft, In verwachting, dat myn verlangen nu haast voldaan zoude worden door den Vlinder te zien, welke uit het Popje komen moest, (het was nu m de Maand July,) zo bewaarde ik hetzelve zorgvuldig, en deze zorge was ook niet lang nodig, want ten einde van veertien Dagen Jcvam ha fraaye Vlindertje, uit zyn Poppe-Vlies te voorfchyn, heb' bende eene onder de Vlinders zeldzaame, doch voor ons menfehelyke Oog iïreelende groene kleur; hetzelve is naar het natuurlyke Voorwerp zo na als doenlyk was in eene vliegende gedaante afgebeeld lig. 8. myn Vlinder was een Mannetje. Ik dacht , nu hebbe ik tamelyk volledig , de Huishouding van dit Infeét. , ontbreekende my maar alleen , flegts de Eieren van hetzelve: dit gebrek, wierd eindelyk , ■zo niet geheel , ten minsten voor een zeer groot- gedeelte Vervuld door den Wel Ed. Heere Mr. Cvrnelh van hennep. Zyn Wel Ed. wiens vriendelykheid ik niet genoeg roemen kan, vereerde my den 5 September des voorledenen Jaars , eenige fraaye met roode ftippen vercierde Eieren , in derzelver Natuurlyke groote afgebeeld Fig. i. Fig, i, doch waaraan men de waare gedaante en onderfcheiding der ftippen, niet zo duidelyk zien kan, als in de daarnaar vervaardigde Fig. 2. Microscopifche afbeelding, welke men by Fig. 2. zier. Deze vergroote afteekening, doed het waare fchoon van een zodanig Eitje, aan het oog des aanfehouwers kennelyk worden , 't welk anders zonder dit behulp, voor altoos verborgen bleef. By deze Eiè'ren, vereerde my bovengenoemde Heer, ook de Moeder Vlinder welke dezelven gelegd had 'er by, dus ik terftond wist, wat men uit deze Eieren te verwachten had, namentlyk Span-Rupfen, en dewyl de Vlinder, afFig. 7. gebeeld Fig. 7. juist een Wyfje was, als zynde de Moeder van myne prefent gekreegene Eieren, zo dacht ik het is het Wyfje van myn hier boven Fig. 8. afgebeelde Mannetje, doch hetzelve naauwkeurigbefchouwende dacht my evenwel, dat het eene tweede foort zyn konde, met het eerfte wel in veele ftukken overeenkomende, doch niet voiftrekt een en dezelfde zynde, want alhoewel de Rupfen, welken ik jut deze Eitjes verkreeg, ook twaalf Pooten bekwamen, gelyk in 't vervolg zal blyken , zo is echter het onderfcheid in de uiterlyke gedaante°der Vlerken, en het beloop der witte Banden, over dezelven, te veel van elkander verfchillende om maar alleen het onderfcheid van Man en Wyf te zyn: echter neeme ik niet aan om het voor vast en zeker te Rellen, dat het twee onderfcheidene foorten zyn, het zoude, offchoon dit  wn 1 Eerfte Gezin der TWEEDE BENDE. Tab. III. *s dit verfchil in teekening der Vlakken plaats vind, daarom nog evenwel maar alleen het onderfcheid van Man en Wyf kunnen uitmaken, want in den Vlinder shomalus, in het Eerfte Deel van dit Werk, m het zesde Stuk, de vierde Verhandeling, pag, 17. Tab. IK door mynen Vader zaliger gedachten befchreeven en afgebeeld, vind ook een zeer aanmerkelyk onderfcheid in de Vlinders tusfchen Man en Wyf plaats, want het Wyfje, aldaar afgebeeld Fig. 10. heeft in teekening en plaatzing der Vlakken op de Vlerken, ja ook zelfs in de geheele grondkleur van dezelven, in 't geheel geene overeenkomst met zyn Mannetje, mede aldaar te zien Fig. 8. en echter toond de ondervinding, dat dit waarlyk eene en dezelfde foort is, van welke zich de wederzydfche Kunnen met elkander verëenigen, het Wyfje deszelfs Eieren legd, waar uit alsdan wederom de Rupfen komen , welken in eeven zulke Vlinders veranderen, als waaruit Zy hervoort gefprooten zyn; eeven zo ook de Vlinders, befchreeven en afgebeeld in het Zesde Stuk van dit tweede Deel, de zesde verhandeling Tab. FL pag. 23 by dezen heeft het Wyfje ten eenenmaale geene overeenkomst nog gelykheid, met deszelfs Mannetje, en echter is het insgelyks eene en dezelfde foort, deze Voorwerpen in aanmerking neemende, dan zoude het licht te gelooven en gemakkelyk te bewyzen vallen, dat ook deze Voorwerpen Fig. 7 en 8. bei- &gm den by eikenderen behoorden, en beiden Man en Wyf van een zelfde 7, 8. foort waren; wel is waar, dat ook de omtrek, of het buitenfte beloop der Vlerken, in deze twee Vlinders, nog al aanmerkelyk verfchillende is, doch het verfchil is op verre na zo groot en in 't Oog lopende niet, als wel by den Bruin gebandeerden Vlinder. % 3- Uit boven befchreevene Eieren, in 't begin der Maand September gelegd, kwamen reeds den 9 van diezelfde Maand, de jonge Rupsjes voort, zynde bruine Span-Rupfen met tien Pooten, ik gaf dezelven terftond Eike-Bladen, dewyl de Moeder Vlinder, tegen den Stam van eenen Eiken-Boom zittende, gevangen was, van deze Eike Bladen, begonnen Zy ook terftond te vreeten en groeiden 'er wakker van, zo dat zy den *6 September, zynde dus zeeventien Dagen na Hunne geboorte, voor de eerfte maal vervelden, vertoonende zich na de eerfte verwisfeling van Huid, gelyk Fig. 3. men kon toen reeds zien, dat zy veele over- Vtg. 3. eenkomst hadden, en nog meer verkrygen zouden, met de volwasfene Rups afgebeeld Fig. 5. hoewel Hun tot nog toe het zesde paar booten ontbrak, 't welk dezelven, zouden het twaalfpootige Span-Rupfen worden hiertoe maaken moest, evenwel ook dezen verkreegen Zy, en wel na de tweede vervelling , welke gefchiede den 6" der volgende Maand Oftober, toen waren alle myne Rupfen met twaalf pooten voorzien en in kleur van boven bruin, onder den Buik platachtig en naar 't biaauwe trekkende, ik gaf Hun zo lang als zulks maar mogelyk was c a ' hl"  H NACHT-VLIND. van H Eerfte Gezin der TWEEDE BENDE. T. ITT. Eike Bladen, doch dewyl het reeds laat in het Jaar begon te komen; twytteJde ik aan derzelver verandering in Poppen voor den Winter Zy waren intusfchen nog eenmaal verveld , en in grootte ook aanmerkelyk Fig. 4. aangewonnen, echter niet zo groot als Fig. 4. waaraan men de drie paar voor, en drie paar achter pooten, duidelyk zien kan, eindelyk . geene Eike- nog Willige Bladen, welken eene groene kleur hadden meer kunnende bekomen, moest ik myne Rupfen dus zonder Voedzel zitten laaten, intusfchen gaf ik hun genoeg verdorde Bladen, en andere Ruigte, met oogmerk, dat zy geduurende Hun overwinteren, zich onder en tus' lenen hetzelve verfchuiien zouden , om dusdoende de aannaderende koude, des te beter te kunnen doorftaan, zy verfchoolen zich ook werkeyk, en bleeven tot zelfs in de Maanden February of Maart des? volgenden Jaars toe , wel in 't leeven, maar waren geduurende dien tyd, dat zy geen Voedzel gebruikt hadden, in grootte zeer aanmerkelyk verminderd, eindelyk nu en dan naar dezelven ziende, vond ik den eenen voor, den anderen na, allen geftorven, dus ik het genoegen niet wLnCn eemf Va" deze Rupfen' tot den ftaatvan Vlinder te hebbe» kunnen groot brengen. f. 4. Ik kan dus, met geene zekerheid, bepaalen of de Mannetjes Vlinder Ftg. 8. afgebeeld, waarlyk tot deeze zelfde foort behoore. Indien ik eenter myn gevoelen hieromtrent zoude moeten uiten, komt my het waarfchynlykfte voor, dat de beide Vlinders in deeze verhandeling befchreven, by elkander en tot dezelfde foort gebragt moeten worden: niet Hechts om de J. 2. reeds aangehaalde redenen, maar ook inzonderheid om de zonderlinge overeenkomst der Rupfen. Wel is waar dat de kleur op de Rug van Fig. 4. en Fig. 5. veel verfchilt, maar op de Buik is dezelve m beide eveneens. Daarenboven moesten myne laatstbefchreven Kupfen noch ten minsten ééne, zoo niet meer vervellingen ondergaan. taSTa ?et h£t °Pbrenêen van K«Pfen opgehouden heeft, weet dat deeze yeeltyds met eene verandering van kleur gepaard gaan. Behalven dit zalmen dikwyls enkelde Rupfen aantreffen wier kleur geteel verfchillende M van degewoone foort, waartoe zy behooren. Zoo teeit by voorbeeld een royner vrienden, voor twee Jaaren, eene zeer fraaie groene Spanrups gevonden, uit welke in't vervolg de Hagedoorn Vlinder, doormyin het afteDeel Vide Stuk. Tab. VI. befchreven, is uitgekomen } van welke alle de Rupfen welke ik zelfs van die foort grootgebragt Hllt^n-geheel^derf kleur hadden' 8el>k "« de afbeelding van dezelve te zien is. Worde ik nochtansin het vervolg zogdukkig hierom«fïl1 tS mJetvo,komen zekerheid te bepaalen, zal ik niet nalaaten dit aan Svke Sn?°tenen ? ,'£ byzondcr aan de liefhebberen der NaïuurJyke Historie, mede te deelen.  NACHTVLINDERS ms.^EersteGezin tk / TWEEDE BENDE.   BESCHOUWING DER WONDEREN GODS IN DE MINSTGEACHTSTE SCHEPSELEN. O F NEDERLANDSCHE INSECTEN, In hunne aanmerkelyke Huishouding , wonderbaare Gedaantewisfeling en andere wetenswaardige Byzonderheeden, Volgens eigene Ondervinding befchreeven, naar''tLeeven naauwkeurig geteekend, m 'f Koper gebragt en gekleurd, door jAN CHRISTIAAN SEPP. T WE EDE DEELS ZESDE STUK, behelzende de Verhandelingen over de NACHT-VLINDERS vflB '| Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. Te AMSTERDAM, By J. C. S E P i5. MDCCLXXXVII.   0 < $ > ® X NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. EERSTE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 'i Tweede Gezin der Tweede Bende. De besse-tak-VLINDER. P: 11. Tab. I. Kent eekenen dsr Rupfen Poppen en Vlinders van het Tweede fN Bi^J^t Gezin der Tweede Bende, zyn de volgenden. i) Alle Rupfen onder dit Gezin behoorende zyn tienpootige Span-Rupfen, welker zes voorpooten denzelfden ftand hebben, of op dezelfde wyze geplaatst zyn, als aan alle andere Rupfen zonder onderfcheid, doch welker vier achter of Buik-Pooten, vee! (a)  S NACHT- VLINDERS. nader naar achteren by eikanderen ftaan, als aan andere Rupfen „ zelfs als aan de twaalfpootige Span Rupfen. 2) Verre de meesten der tienpootige Span-Rupfen zyn naar eevenreedigheid van derzelver lengte , zeer dun, en ftaan als zy rusten of ftil zitten, zonder eenige bogt recht uit, met de voorpooten dicht aan 't Lyf leggende , gelyk een dorre Tak of Steel, hebbende ook veelal dezelfde kleur als die Takken der Boomen, of Gewasfen,op welken men dezelven vind, waardoor het dikraaals gebeurd, dat men eene dergelyke Rups, in den eerften opftag, voor een dor Takje of Steeltje aan en om zo te fpreeken over 't Hoofd ziet, van hier is het ook dat deze foorten van Rupfen , by veele Liefhebbers alleen maar Takken heeten , met byvoeging van den naam van het Gewas waarop dezelven aazen, zodanig zyn by voorbeeld, de Vlier-Tak, ]pc Tak, Besje-Tak, en meer anderen. 3) De mecsten dezer Rupfen hebben in 't geheel geene, doch weinigen echter, maar enkelde fyne en korte hairtjes. 4) Veelen van dit foort Rupfen gaan in de aarde, om daarin tot Poppen te veranderen, doch zeer veelen doen het ook buiten dezelve, makende zich een fpinzel om in hetzelve Pop te worden. 5) De Poppen dezer Rupfen zyn over het algemeen fpitzer of puntiger naar achteren toe , dan wel de Poppen van andere Gezinnen der Nacht Vlinders, veelen hebben ook eene punt aan den laatften of Staart Ring. 6) De.  Van '( Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P: II. Tab. I. 3 6) De Vlinders van dit tweede Gezin der tweede Bende, draagen in den rustenden ftand, de Vlerken of vlak, of de bovenzyden tegen elkander geflagen, eeven als de dag Vlinders, en bedekken dus het Lyf er niet mede. 7) Eenigen hebben Vederachtige en eenigen Borftelachtige Sprieten* 8) De Eiè'ren zyn doorgaands voor zo verre my bekend is, langwerpig of ovaal rond van gedaante , maar in kleur zeer verfchillende van eikanderen.- Dat ik dezen Vlinder, de Besfe Tak Vlinder noeme, is om geene andere reedenen, als om dat men de Rups, of:den Vinder ïn deszelfs eerften S*taat, op de Besfe-Boomen vind,1 van- welker--Bladeren de Rups , zich' voor zo verre my bekend is-, alleen geneerd, by de& 1 Ridder Linn&nis is dezelve niet bekend. Nimmer is het my gelukt de Eiè'ren waaruit deze Rupsfen voortkoomen, in de vryheid te hebben kunnen vinden, maar, door middel van eenige Vlinders, Mannetjes en Wyfjes by elkander in eene ruime Doos te zetten, ben ik in 't bezie daarvan gekoomen. De Wyfjes Vlinders, zo wel van deze als ook-van meer andere foorten, en wel inzonderheid van die geenen welken als Eieren overwinteren moeten, waaronder ook deze foort (a 2)- behoord  . 4 NACHT- VLINDERS. behoord, verbergen veelal dezelven zodanig tusfchen fpleeten en fcieuren van den Bast der Boomen, of andere bekleedingen, zekerlyk om ze voor de aanftaande Winter Koude des te beeter te bewaaren, dat dezelven niet wel te vinden zyn, wanneer hier dan nog bykomt,dat deze Eiè'ren, bynaar van dezelfde kleur zich bevinden, als het Voorwerp waarop de Moeda Vlinder Hun gelegd heeft, dan zyn dezelven om zo te fpreeken, volftrekt niette ontwaaren, by ons tegenwoordig infect vind dit genoeg Tub j zaam plaats, want het Ei in zyne natuurlyke grootte afgebeeld op Tab. I. Fig. i.by Fig, i. en door het Microscoop gezien, by fig. 2. is in kleur zeer weinig verfchillende van den Schors der Besfe - Boomen. J. 3. De Eiè'ren gelyk ik reeds gezegd hebbe, leggen den geheelen Winter over, en niet alleen den Winter,maar ook nog een groot gedeelte van den Soomer en Herfst des eerden Jaars waarin zy gelegd zyn,en des Voorjaars in het welk zy uitkoomen, want onder meer andere Wyfjes welken ik van dit foort gehad hebbe, zo leydeeen van dezelven in 'tlaatst van Juny en eenige volgende Dagen Haare Eiè'ren, welken toen allen leggen bleeven, tot in het laatst van de maand April en begin der maand May des volgenden Jaars, dus hadden dezelven ruim tien maanden geleegen. De jonge Rupsjes uit dezelven koomende, zyn over het geheele Lichaam licht groen van kleur en behouden ook deeze kleur door alle verveilingen heen, waarna zy al naar maate der min of meerdere voordeeligheid des Weders in het begin der maand Juny volwasfen zyn, gelyk ik eene zodanige volwas-  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE P. II. Tab. I. 5 wasfene Rups, hebbe afgeteekend by Fig. 3. 't welk ook te gelyk de Fig. 3. rustende ftand van dezelve is, men ziet uit deze gedaante der Rups, zekerlykzeer geredelyk , dat de Naam van Besje* Tak , niet oneigen aan dezelve is. Wanneer zy in de ftil zittende gedaante zyn, fchynen zy zeer fchrikachtig te weezen, want aan haar Verblyf eenig gedruis makende , beweegen zy zich terftond als met eenige ontftekenis, insgelyks wanneer eene dus ftil zittende Rups, door eene andere kruipende maar het minst aangeraakt word , {laat de eerfte, terftond als met eenige verwoedheid op de andere, 't welk dan om zo te fpreeken een klyn gevegt veroorzaakt. | 4. De Rupfen volwasfen zynde, vervaardigen zich een zeer luchtig Spinsel, veelal tusfchen de Bladeren op welken zy verkeerd hebben, ora in heize! ve tot Poppen te veranderen, welke verandering maar weinig Dagen na het infpinnen gefchied , een dusdanig Popje is afgebeeld , Fig 4- Fig. 4. aan verre de meeste Poppen, is het niet zeer duidelyk vooraf te zien, wanneer of de Vlinder die 'er in beflooten is uit zal komen, doch aan deze foort kan men zulks zeer duidelyk een a twee Dagen vooraf zien, fchynende de Vlammen welken zich op de Vlerken des Vlinders bevinden , zeer duidelyk door het Poppe - Vlies heen, verders is ook het Popje zelfs, nog daarenboven van groen, als het welk anders de kleur is die het zelve heeft, nu over het geheel roodachtig geworden, zynde het eene en andere duidelyker en beeter aan de Fig.. 5. te zien, dan uit eene Fig. omftandige Befchryvinge optemaken. % 5»  6 NA CH T-V LINDER S. 5- 5- Maar zeer korten tyd leggen de Vlinders van dit foort in het Pop bekleedfel beflooten, want doorgaands is dit niet boven de veertien of vyftien dagen, ten minsten hebben dezelven by my niet langer als Poppen geleegen, na welk tydverloop de fraaye Vlinder afgebeeld, by Fig. Fig- G.<5 en 7. te voorfchyn kwam, deze laatfte Fig. 7. toond niet alleen de onderzyde der Vlerken, maar ook tegelyk den rustenden ftand des Vlinders aan, want deze foort van Vlinders, doen het veelmeerder als eenige anderen uit dit zelfde Gezin en Bende, dat zy Haare Vlerken in rust zittende, op de manier der Dag-Vlinders draagen. Het onderfcheid van Sexe, is alleen maar te zien aan de meerdere of mindere dikte van het Lyf, want de Sprieten zyn aan byden eeven eens, de Vlinder Tig. 6. eene meerdere dikte van Lyf hebbende als Fig 7. vertoond dus een Wyfje, daar de laatfte integendeel naar -een Mannetjes Vlinder getee-  NACHT-VLINDERS Tweede G-ezinTVvTWEEDE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. TWEEDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 'i Tweede Gezin der Tweede Bende, De BONTE BESSE-VLINDER. P: II. Tab. IL J. r. <^?L^>e aanleidende oorzaak, welke my dezen Vlinder, by den Rid« H l^^l LlNNiEUS' GrlUular'mta genoemd, den Naam van Bonte Bes~ . *^»^^ fe-Vlindcr heeft doen geeven, is ligt te ontdekken, namentiyk: .deszelfs fterk van elkander verfchillende kleuren, op debovenzyden der Vlerken , alwaar de zwarte Vlakken , tusfchen dewelken zeer hoog ( b ) geel  S NACHT-VLINDERS; geel doorloopt, van de witachtige grondkleur der Vlerken zeer fterk> affieekt of verfchild , en dus met recht eene bontigheid veroorzaakt, verders de Rups op de Besfe Boomen zich onthoudende, zo is dus myn* erachtens de Naam van bonte Besfe - Vlinder niet oneigen Veele Liefhebbers noemen dezen Vlinder de Lantmeeter, uit hoofde dat het Dier in* zynen Tweeden Staat eene Tienpootige Span - Rups zynde, als 't waremeetender wyze loopt, door de zes Voorpooten ergends aan vast gezet hebbende, deszelfs vier Achterpooten naar zich te haaien en dicht aan de Voorften te zetten , 't welk dus als fpannen of meeten zoude kunnen genoemd worden, doch d'x heeft deze Rups met alle andere Span-Rupfen gemeen. De Heer L'Aomirae noemd dit Infeclr Tygervlakkig Bes/en Krammetje, welken Naam niet oneigen vinde, doch dewyl ik reeds eenen Vlinder befchreeven hebbe, onder den Naam van Tyger - VÜDder 20 zal ik liever voor ons tegenwoordig Infeft, den Naam van Bonte Besfe Vlinder behouden^ Het Wyfje van deze Vlinder foort, legd Haare Eiè'ren niet enkeld maar teffens by kleine Hoopjes van 3, 4, 5 a 6 Stuks by eikanderen Tab II. * Tig. 1. afgebeeld by Fig. 1. Door eene tamelyk fterke vergrootting, vertoond Tig. 2. zich een van deze Eiè'ren, gelyk Fig. 2. zynde met eene fiaauwe holte in 't midden en overal met bleeke Vlakken geteekend. üit deze Eitjes koomen meestentyds na verloop van 12 a 14 Dagen na de legging, de jonge Rupsjes uit, 't welk alsdan in 't laatst van de maand July, of in 't begin van Aügüs- (*) Tweede Deel', vierde Siuk, timede Verhandeling.  van *t Tweede Gezm der TWEEDE BENDE P. II Tab. II. g Augustus is; Voor dat de Rupsfen uit Hunne Eië;en koomen, worden dezelven van geel zo als zy te vooren waaren, vuil paarschacluig van kleur. De Rupfen uit Hunne Eieren gekoomen zynde, vreeten terftond vaa de Besfe Bladen , aan welker Steelen of Takjes , de Moeder Vlinder Haare Eieren gelegd had , di: vreeten, doen zy r.og in 't zelfde Jaar, waarin Zy uitgekoomen zyn, tot zo lange, als de Besfe Bladen nog. door Hun gebruikt kunnen worden , waardoor zy ook alsdan, nog voor het begin des Winters, tot die grootte komen, dat zy tweemaal van Huid hebben moeten verwisfelen, doch 't welk dan nog op verre na, niet de Helft van Hare volle grootte is, echter is Hunne Kleur en Teekening, reeds byna even zo , als van eene volwasfene Rups, hierop blyven zy alsdan den geheelen volgenden Winter over leeven, zonder eenig Voedzel te gebruiken, tot in het daaraan volgende Voorjaar toe, wanneer zy met het uitkoomen der jonge Besfe Blaadjes, ook wederom nieuw Voedzel verkrygen, doeh 'c welk rneestentyts niet voor in de maand April is, hierop al grootter en grootter wordende, vervellen zy no^ tweemaalen, waarna zy Haren vollen wasdom bereikt hebbende, zich vertoonen als Fig. 3. afgebeeld is , naar eene dusdanig volgroeide Rups. Fïg. 3, §• 4- Maar weinig Draaden, fpint eene Rups van deze foort, voor Haar verblyf als Pop, derhalven een zodanig Spinzel aftebeelden , niet der moeite waardig was, integendeel is de Pop , waarin zodanige Faips 334 Dagen C b 2 ) na  io N A C II T - V L I N D E R S. na dat Zy zich ingefponnen heeft veranderd, zeer aartig, dezelven hebben aHen zonder onderfcheid vier geheele en drie halve geele Banden, al het overige is volmaakt zwart aan eene Wyfjes Pop, daarentegen rosachtig zwart aan die geenen, waaruit een Mannetjes Vlinder koomen zal, hoedaFig. 4.nig eene Pop afgebeeld hebbe Fig. 4. S- 5. Drie, doch zomtyds ook wel vier Weeken , verloopen 'er, voor dat de fchoone Vlinder uit deszelfs Pop te voorfchyn komt, Mannetjes en Wyfjes Vlinders van deze foort, zyn genoegzaam even eens geteekend, dus het onderfcheid der Kunne , maar alleen te zien is, aan de dikte of dunte van het Lyf, zynde altoos dat van het Wyfje, door de daarin beflooten zynde Eiè'ren het dikfte , wel is waar, dat veeltyds de eene Vlinder meerder of breedere zwarte Vlakken heeft, als de andere, doch dit is geen onderfcheidend kenteeken van Geflacht, maar men vind dit Fig. 6.onder beiden, de dikte van 't Lyf is het eenige Kenmerk, zynde Fig. 6, Fig. j,naar een Wyfje afgebeeld, daarentegen Fig 5. naar een Mannetjes Vlinder. Dat deze Vlinders maar eenmaal in 't Jaar zyn en wel in de Maanden Tuny of July, had ik in 't begin dezer Befchry ving nog niet gezegd.  NACHT-VLINDERS r^MVeede Gezind TWEEDE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. DERDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van 't Tweede Gezin der Tweede Bende. De zwarte W VLINDER. P: II. Tab. III. 5- r. l^H^Sy den Heer Linn.eus word deze Vlinder Wauaria genoemd, m zekerlyk uit hoofde van de zwarte of donkerbruine Vlakken, welke dezelve op het midden der Bovenvlerken heeft, dewyl dezen eenige overeenkomst hebben met een V of w. 't Is ook om dezelfde reedenen, dat ik dezen Vlinder noeme de zwarte W, offchoon dezelve by veele Liefhebbers den Naam draagd van Paèrysje. (O § 2.  Tab m lig. I. Fig. 2. \\ NACHT-VLINDERS, $. 2. De Eieren van dit Infeft, in derzelver natuurlyke grootte afgebeeld-, by Fig. i. op Tab. III. en door eene tamelyk fterke vergrootting by Fit 2 worden door de Moeder Vlinder niet hoopsgewyze, of veelen by elkander, maar geheel enkeld gelegd, aan de Stammen of Takken dér Boonien, of andere vast blyvcnde Zaaken. Op de Besfe - Bladen en wel doorgaands op die der Roode Besfen, hebbe ik de Rupfen veelvuldige maaien gevonden, doch nimmer heeft het my nog mogen gebeuren , de Eieren daarvan in de vryheid magtig te worden, doch in bet gepasfeerde Jaar 1786 eenige Mannetjes en Wjfjes Vlinders van dit foort, by elkander gezet hebbende, zag ik daarvan de eerste Eieren gelegd te zyn den 20 Juny, dit duurde zo vervolgends nog eenige Dagen of liever nog eenige Nachten voort, want doorgaands gefchiede het Eiè'ren leggen in de Nacht, deze Eiè'ren, welken de Moeder-Vlinders zeer verllrooid en enkeld door de Doos leiden, waar in ik dezelven geplaatst had, bleeven den geheelen Zoomer en Winter over leggen, tot in het nu laatst gepasfeerde Voorjaar 1787, als wanneer de eerste jonge Rupsjes uit dezelven kwamen, den 27 Maart en vervolgends nog eenige Dagtn. S- 3- Myne jonge Rupfen, gaf ik ten eersten eenige Roode Besfe-Blaadjes welken pas ontlooken waren, en waaraan zy ook terftond begonnen te vreeten, fpannende met tien pootjes. Door eene maatige vergrootting gezien , was 'er niets anders aan te onderkennen, als eene groene grondkleur, met weinige zwarte flipjes en zeer fyne Haairjes verderf. AT  ftn 'r Tweede Gezin iet TWEEDE BENDE P. II. Tab. III. 13 Al vreetende grootter wordende, vervelden zy intusfchen tot drie onderfcheidene keeren, telkens met eene lange tusfchenpoozing van Dagen , waarna zy Haaren vollen wasdom bereikt hebbende, zich vertoonden als Fig. 3. afgebeeld is. Na het verkopen van ruim twee Maanden, gereekend van Hunne komste uit het Ei af aan, kroopen myne Rupfen in de Aarde, om in dezelven tot Poppen te veranderen, welken uit de Aarde uitgenoomen zynde, zich vertoonen zo als by Fig, 4, een van dezelven afgebeeld hebbe. % 4. Niet veel meer als veertien of vyftien Dagen, bleeven de Vlinders in Hun Poppe- Vlies beflooten, waarna Zy uit hetzelve in die gedaante en kleur te voorfchyn kwamen, gelyk dezelven afgebeeld zyn by Fig. 5. en 6* waarvan de laatfte fig. naar een Wyfjes Vlinder geteekend is,! daarentegen de eerstenaar een Mannetje, welk onderfcheid van Mannetje en Wyfje, nergends anders aan te zien is, dan aan de mindere of meerdere dikte van het Lyf, i 5. In het begin de?er Verhandeling hebbe ik gezegd, dat de Moeder Vlinder, Haare Eieren aan de Stammen of Takken der Boomen, of aan andere vast blyvende Zaaken legd, en niet aan de Besfe-Bladen , dit is zekerlyk om geene andere reeden, als om dat de Bladen, door den Winter afvallende, verdorren of verrotten, dus ook de Eitjes aan dezelven gelegd zynde vernietigd zouden raaken, van hier is het ook, dat geen C c 2 ) een Fig. 4, 'n 6.  NACHT - VLINDERS. een Inftét, 't welk a's Ei overwinteren moet, door het Moeder-Dier, aan de Bladen van eenig Gewasch als Ei geplaatst word, maar wel aan de Stammen of Takken, of naby de Gewasfchen (taande Schuttingen, Muuren, Rasters of andere blyvende en door den Winter niet bedervende Voorwerpen. Wie ziet niet hier uit, eene Wyze Voorzienigheid, welke de natuurlyke drift van deze Soort - Dieren, in het leggen Haarer Eieren, zodanig bepaald en gereegeld heeft, dat dezelven niet dan maar alleen by toeval, zich hierin te buiten gaan, dus word door deze wyze fchikking van het Alvermogen, welke alles in ftand houd, ook hierin de vernietiging of uitfterving dezer Dieren voorgekoomen, welke anders zoude kunnen plaats grypen.  NACHT-VLINDERS w $ 23 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. ZESDE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, wz« Tweede Gezin der Tweede Bende. De BRUIN GEBANDEERDE VLINDER P. II. Tab. VI. | 1. ^^J^ezelfde reedenen welken veroorzaakten dat ik den Viinder in H WÊlk ^e voorgaande Verhandeling van dit Zesde Stuk , groen ge,s"BPR^e!* bandeerd genoemd hebbe, uit hoofde namentlyk van deszelfs groene grond kleur, dezelfde reedenen zyn het ook, welken my dezen Vlinder den Naam doen geeven van bruin gebandeerd teweeten de bruine kleur waarmede de Vlakken of Banden van deszelfs Vlerken vercierd zyn geeft my hiertoe aanleiding, weet Iemand met meerder reedenen, eenen anderen en beteren Naam aan dit Infe£t te geeven, is zulks ook zeer goed, dewyl de Naam doch maar alleenlyk diend, ter onderfcheiding van het eene Dier tegen het andere. (f)  Tab.Fl Fig> 3* 4- Fig. j. ■ 24 NACHT-VLINDERS. In 't begin en midden der maand May, al naar mate eene vroegere of latere Voorjaars warmte, de Rupsfen uit Hunne Eieren doed te voorfchyn komen, vint men dit foort, nog jong zynde, op de Eike Boomen, zich geneerende van derzelver Bladen, welken zo 't fchynd Hun zeer v/el fmaaken, na dezelven tot in 't einde der gezegde Maand , of begin der volgende , gevreeten te hebben, in welken tusfchen Tyd zy eenige maaien van Huid verwisfelen , zyn dezelven volwasfen, in dezen a!s Rupsfen volwasfenen en volmaaktften ftaat, vertoonen zy zich gelyk Figr, 3 en 4. Zeer verfchillende van kleur en Tekening vind men deze Rupsfen, dat men zelfs, zulks niet door ondervinding weetende, veelen daarvan voor meer dan eene foort zoude aanzien, doch hierover in twyffel zynde, en dezelven dus als Rupsfen groot fokkende, om te zien wat 'er uit voortkomt, blykt by de uitkomst der Vlinders, dat het doch maar eene foort is, hoewel in de kleur derzelven, nog wel eenig onderfcheid plaats vind. 5. 3- De Rupsfen volwasfen zynde.'t welk doorgaands in de Maand Juny is, kruipen de meesten in de Aarde, om geduurende den Staat van Pop in dezelve te zyn , zy maken zich ten einde van meerdere befcherming, voor van buiten aankomende Vyanden, een redelyk vast verblyf in de Aarde, door dezelve met gefponnene Draaden aan eentehechten, waar door deze aan een gefponnene Aard of Zandkorrels, eene zekere vastigheid verkrygen , zich onderfchydende en afzonderende van de overige Aarde, een zodanig door de Rups gemaakt verblyf, vertoond zich Fig. 5. Na  van 't TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE. P. II. Tab. VI. 2. ■ Na in dit van Aarde vervaardigde Spinzel, eenige Dagen geleegen ti hebben , veranderd de Raps in eene zodanige Pop, gelyk afgebeeld ii in derzelver natuurlyke grootte en kleur by Fig. 6. Niet alle Rupsfer gaan even diep in de Aatde , want zommigen welken ik van dit foor; gehad hebbe , fponnen zich tusfchen het Oppervlak der Aarde, en d< daarop leggende Ruigte in, en veranderden in deze van Hun gsmaak.« Spinzels in Poppen. 5. 4. Alle myne Poppen , welken ik van dit foort in verfchillende Jaarei gehad hebbe, bleeven tot in 't midden, ja tot aan het einde van de maand November leggen, na welk Tydverloop, de Vlinders in dezelver beflooten, ten voorfchyn kwamen. Fig. 7 en 8. vertoonen ons deze Vlinders beiden Mannetjes zynde, waarvan de eerfte den loopenden de twee de , den vliegenden ftand verbeeld. Offchoon 'er in de kleur en teekening der Vlakken , wel eenig onderfcheid te befpeuren is , zo ziet mer doch zeer gereed, dat het eene en dezelfde foort is, maar wie zoude zonder het te weeten kunnen denken, dat het Diertje, naar't welk de Afbeelding Fig. 9. gemaakt is, het Wyfje van dezen Viinder was, er evenwel is zulks zo , want nimmer hebben de Wyfjes van deze foort Vlinders, Vleugels of Vlerken, maar zyn altoos zonder dezelven, heb bende zelfs geen flaauw bewy s daarvan , zo als nog wel eenige andere foorten van Vlinders hebben , welker Wyfjes ook ongevleugeld zyn, gelyk men nog eenige foorten van Span-Rupsfen, en zo veel my bekend is , twee foorten van Borftel - Rupsfen heeft, echter hebben de Wyfjes van dezen, nog eenig flaauw kenmerk, waar, om zo te fpreeken de Vlerken zitten moesten, indien het Diertje dezelven hebben zoude, maar aan (f2) dit i1 Fig. 6. ! Fig. 7. 8. [ Fig. 9.  Fig. I. Fig. 2. 26 NACHT-VLINDERS. die ons Voorwerp, ontbreekt zulks geheel en al, dat het evenwel de Wyfjes, van deze zo fterk van Vleugelen voorziene Mannetjes zyn, blykt daar uit, dat zy, vooreerst, uit dezelfde foort van Rupsfen komen, aan de welken als Rupsfen, geen onderfcheid te befpeuren is, en ten anderen ook, om dat deze gevleugelde Mannetjes, met geene andere Diertjes zich vermengen of paaren , als alleen met deze ongevleugelde Metten, ten derden, en 't welk de zaak volkomen buiten gefchil field, is, dat deze kruipende zonder met Vlerken voorziene Diertjes, de Eiè'ren leggen, waaruit wederom de Rupsfen voortkomen. 5- 5- Verfcheidene van deze Vlinders, Mannetjes en Wyfjes, in de Maand November uit Hunne Poppen by my uitgekomen zynde, plaatfte ik dezelven by elkander in eene tamelyk groote Doos, na eenige Dïgen hier in gezeeten hebbende , vond ik verfcheidene, op kleine korte rciè'n gelegde Eitjes, en wel zo veel degeleegcndheid der Doos had toegelaaten, tuschen deReetenen afwykingen van het Spaan der Doos, verborgen geplaatst, 3it doed my denken, dat de Wyfjes, in de Vryheid zynde, eeven zo derzelver Eiè'ren, tusfchen de Reeten en Spieeten van de Basten der Boomen, verborgen leggen, naar alle waarfchynlykheid opdat dezelven des te beeter, voor de Koude van den bevoorftaanden Winter, welken zy als Eieren moeten over leggen , kunnen bewaard blyven. Een van deze Eii jes ziet men in deszelfs Natuurlyke groote afgebeeld Fig. 1. en zo als het zich door het Microscoop vertoond by Eg. 2. in hetzelve is eene zeer aanmerkelyke Holte te zien, welke naar mate het bevruchte Vogt in het Ei bellooten, zich meer en meer tot een vast Lichaam te zamen trekt, irerminderd, en door de groeijng van het Diertje geheel verdwynd.  NACHT-VLINDERS vtm hTwee&e Gezind/'TWEEDE BENDE   «$ < 0 > $ a7 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. ZEVENDE VERHANDELING. over de NACHT-VLINDERS, vm't Tweede Gezin der Tweede Bende, De syringe vlinder, p. II. Tab. VIL §• i. ^^*nder alle de Rupfen, welken eene vreemde Gedaante hebben; ^flÉBlI verdiend ons tegenwoordig Voorwerp , mede wel degelyk Seteld te worden' om deszelfs twee aanmerkelyk groote c^^«^b v]£eschachtige Haaken en overige Bulten, welke hetzelve op en langs den Rug heeft, en dewyl zo veel ik weet, dit ïnfeft in den ftaat van Rups, zich alleen tot de Bladen der Syringe-Boompjes bepaald, en zich met dezelven geneerd, zo hebbe ik uit dien hoofde, den daar uit voortkomenden Vlinder , de Syringe Vlinder, genoemd. De Ridder Linn^üs, heeft dit Meel, naar alle gedachten om dezelfde redenen, CS) 00k  s8 NACHT-VLINDERS. ook den Naam van Syringaria gegeeven, en de Heer Rösel welke die Voorwerp insgelyks afgebeeld en befchreeven heeft, (*) noemd hetzelve de Rups met Gems of Bok-Hoorens gelykende Haaken voorzien. 5- & In de Maand September van het Jaar 1790, te Deventer zynde, kreeg*, ik prefent van een groot Liefhebber der Infeften , namentlyk den Wel; Edelen Geftr. Heere De Cocq van Nereynen , Capitein Ingenieur, zich toen in Guarnizoen te Deventer bevindende , denwelken ik myne dankbaarheid, hiervoor opentlyk betuige, zes Rupfen van deze foort,. door zyn Wel Edele Geftr. gevonden aan de Takken en Bladen der biaauwe Syringe - Boomen , ik gaf myne Rupfen, welken toen noch maar zeer jong en klein waren, zo lang als ik van deze Bladen bekomen konde, dezelven te vreeten, zy lieten ze zich ook zeer wel fmaaken, doch dezen 'er niet meer zynde, bleeven myne Rupfen den geheelen Winter over , zonder eenig Voedzel te gebruiken, tot dem 4den April, van het tegenwoordige Jaar 1791, toen nog geene SyringeBladen kunnende bekomen, dewyl het nog te vroeg in 't Voorjaar was, zo gaf ik Hun echter eenige Takjes, alwaar Blad-knoppen aan waren, deze Takjes, in een Vlesje met Water zettende, begonnen de Bladknoppen , meer en meer te ontluiken, en myne nog maar kleine hoewel reeds meer danzeven Maanden oude Rupfen,begornen van dezelven te vree» ten, en men kon zeer duidelyk zien, dat Zy 'er ook in groote van aanwonnen , want gedurende de zes Maanden , waarin zy in 't geheel geen Voedzel hadden kunnen bekomen, door gebrek van hetzelve , waren zy merkelyk kleinder geworden, als toen zy met vreeten ophielden, zelfshadden vier van myne Rupfen, deze lange Vasten-Tyd, niet kunnen doorftaan, maar waren het beftorven, zo dat ik maar twee overgehouden had, welken ook in Vlinders veranderd zyn. Den i3den van de reeds gemelde Maand April, zette zich de grootste van myne Rupfen op 't vervellen, en raakte 'er den isden ook door, tien Dagen hier na, was dezelve we- de- (*) Rösel Metten Belustigung iter Theil, Nacht-Vogel dritte Clasfe Tab. X. pag. 36.  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE P' II. Tab. VU. 29 derom verveld, en had eenige Dagen daar na, de gedaante groote en kleur, als Fig. 1. en 2 op Tab. VU. Myne andere Rups, was ook na tweemaaien in dit Voorjaar verveld te hebben , van dezelfde gedaante en groote, maar nog iets donkerder van kleur, zo dat hieromtrent een merkelyk onderfcheid plaats vind, tusfchen de Afbeeldingen der Rupfen, welken de Heer Rösel daar van geefd, en myne tegenwoordigen. Wanneer dit Meel ftil zit, 't welk meest den geheelenDag is, neemenzy doorgaands de gedaante aan gelyk Fig. 1. hebbende veelal den Kop nog meer op zyde gedraaid. Aartig was het van deze Rupfen, wanneer Zy zich een Blad uitgekozen hadden om van te vreeten, bleeven zy aan hetzelve zo lang zitten, tot dat het geheele Blad, met Steel en al, door Hun opgevreeten was. I 3- Den nden May, vervaardigde zich de eerste van myne Rupfen, een Spinfel, uit eenige weinige Draaden te zaamen gefield, bynaar als een Zakje, aan een Tak hangende, om in hetzelve tot Pop te veranderen, welke gedaante wisfeling, ook drie Dagen daar na gefchiede, veranderende toen de Rups in eene zeer aartige Pop, eenigzints groen en goud glanzende van kleur, hangende het van de Pop afgeflroopte Vel der Rups, onder door het Spinfel heen, het een en andere ziet men afgebeeld, Fig. 3-» De tweede Rups, fpon zich insgelyks eenige Dagen laater een dergelyk Zakje, gelyk dé eerste, doch deze laatste had zich, i zekerlyk door eenig toeval, het onderste boven in deszelfs Spinfel geplaatst; ik dacht niet dat dit van eenig flegt gevolg weezen zoude, doch by de uitkomst bleek het echter, niet goed geweest te zyn, dewyl de Vlinder, niet zonder menfehelyke hulp, uit deszelfs Pop komen konde. h §4. Was het leeven van dit Infect, in den flaat van Rups, vry langduj rende geweest, het was het indien van Pop, geheel niet, want de eerste van dezelven, den i4den May Pop geworden zynde, kwam reeds in des- (g 2) zelfs Tab. VIL Fig. 1. 2. Fig. i« TiS' 3*  Fig, j, Fig. 4 50 NACHT-VLIND. van \ Tweede Gezin der T W. BENDE. P. ZI. T. VIL zelfs verheerlykte gedaante, te weeten als Vlinder, te voorfchyn den 5den Juny, hebbende dus maar 21 Dagen, in dien als leevenlozen ftaat doorgebragt. Fig. 5. is de Af beelding van dien fchoonen Vlinder, uit de reeds befchreevene , en in gedaante verwonderenswaardige Rups voortkomende, zynde deze afteekening naar een Mannetjes Vlinder vervaardigd, daarintegendeel Fig. 4. naar een Wyfje geteekend is, beiden zyn het in allen opzichte fchoone Vlinders , -doch het Mannetje, is gelyk dit by meest alle Dons• Vleugelige Metten plaats vind, fterker van kleur. Dat deze Vlinders maar eenmaal in 't jaar zyn , kan niet wel anders weezen, want in Juny uitgekomen, gepaard en Eieren gelegd hebbende, zullen deze uit de Eieren gekomene Rupfen, zekerlyk in de daaraan volgende Maand September, niet grooter zyn, dan die geenen waren, welken ik gelyk boven gemeld hebbe, in de gedachte Maand September ten gefchenk gekreegen had, dit befluit is geredelyk daaruit optemaken, dewyl deze Rupfen, zeer langzaam in groeyzyn. S 5- Bevruchte Eiè'ren van deze Vlinders, ben ik niet machtig geworden, maar wel onbevruchten, van welken ik de Afbeelding, by eene volgende Verhandeling, hope mede te deelen, dewyl het niet meergefchieden konde, om dezelven by de reeds befchreevene Afteekeningen van dit Infect, mede by te voegen.  NACHT-YLIjNDERS wx'tTwee&e Gezin ^TWÉÉDE BENDE.   3* NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. ACHTSTE EN NEGENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van Tweede Gezin der Tweede Bende. De ORANJE YPE-TAK-VLINDER P. //. Tab. VIII, IX. §. I. WïffWn het Eerfl:e Deel van dit Werk, in het Zesde Stuk, de zeK§ IS vende Verhandeling, (*) hebbe ik de huishouding befchreeven van eene Rups en Vlinder, door my aldaar de Tpe- Tak- Win* (*) Pag. 29. Tab. VII. (h)  Si NACHT-VLINDERS. Vlinder genoemd, om reedenen dewyl de Rups zich op de Ype • Boomen onthoud, en met derzelver Bladeren zich geneerd, ook als eene tien pootige Rups, onder de Span-Rupfen, of zogenaamde Takken behoord. Door den Ridder LiNNiEUs word deze befchreevene Tpe-Tak Vlinder, Ahhria geheeten. Cns tegenwoordig Voorwerp, insgelyks als Rups eene tienpootige Span-Rups zynde, en wel eene zodanige, dewelke met alle recht, uit hoofde van Haare knobbelige gedaante, en in den rustenden ftand zich eeven zo recht houdende als een waare Boom-Tak, zich ook met de Bladen der Ype - Boomen geneerende, een Tpe- Tak kan genoemd worden, dewyl nu de daaruit voortkomende Vlinder, en wel inzonderheid het Mannetje eene fchoone Oranje kleur heeft, zo noeme ik dan het tegenwoordige InfecT:, ter onderfcheiding van het hiervoor reeda befchreevene, de Oranje Tpe - Tak • Vlinder, Linn^us noemd ons Voorwerp Frunariz, waarfchynlyk heeft Hy de Rups, op Pruim • Boomen gevonden. % 2. Door de vriendelykheid van den Wel Edelen Geftr: Heere De Cocq van Nereynen, Capitein ingenieur, aan wien ik het hiervoor befchreeveneV oorWerp de Syringe Vlinder, te danken hebbe, ben ik ook ons tegenwoordig Voorwerp verfchuldigd, zyn Wel Edele Geftr. had de goedheid, my in de Maand September des Jaars 1790 eenige toen noch maar jonge Rupfen van deze foort prefent te doen, ik gaf dezelve Ype-Bladen,. zo  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. II. Tab. VIII, IX. 33 ' zo lang dezen nog te bekomen waren , doch dezelven 'er riet. meer zynde, moesten ook myne Rupfen met vreeten uitfcheiden , zittende toen den geheelen volgenden Winter over, zonder het minde Voedzel te gebruiken, tot het Voorjaar, en wel in de Maand April, wanneer zy wederom van de eerst uitbottende Knoppen, en vervolgends van de ontluikende Ype-Bladen welken ik Hun gaf, begonnen te vreeten, zy hadden toen de groote als Fig 6. op Tab. VUL Iets mynes erachtens aanmerkelyks, moest ik hier niet vergeeten te melden, ik had veertig van deze Rupfen, geduurende den Winter geplaatst in eene Kamer, alwaar Dagelyks een aanmerkelyke graad van Warmte was, veroorzaakt wordende, door het Vuur ftooken in eene Kachel, in een ander Vertrek daarentegen, alwaar den geheelen Winter in 't geheel geen Vuur gebrand werd, en dus de koude en warmte van hetzelve, zich volkomen regelde en gelyk was, met de Koude in de buitenlucht, had ik 'er zestien geplaatst, van deze zestien, waren 'er in de Maand April, toen ikvhaar dezelven zag, zeeven geftorven, dus nog neegen in 't leeven, van de veertig anderen daarentegen, welken in de Warme Kamer geftaan hadden, waren 'er maar twee in 't keven, daarenteegen achtendertig geftorven, van waar kwam nu deze meerdere fterfte, onder diegeenen , welken in het warme Vertrek geweest hadden , in vergelyking der anderen , die de Winter koude hadden doorgedaan? myne». erachtens daar van daan, dat door de warmte zekerlyk hunne zweet-' gaten geopend,.en de uitwaasfeming fterk bevorderd is geworden; Fig. 6. Tab. nu.  34 NACHT-VLINDERS. het Dier nu geen Voedzel kunnende bekoomen, dewyl het 'er niet was, moest zulks noodzakelyk eene uitteering, of vermindering van krachten, en eindelyk den Dood te weege brengen. Die Rupfen daarenteegen, welken in de gematigde Winter koude waren blyven ftaan, hadden dus zo veele uitwaasfeming niet gehad, en by gevolg ook zo veel gebrek niet geleeden by het ontbeeren van behoorlyk Voedzel, waren dus minder verzwakt, en meerder in getalle in 't leeven gebleeven. Indien men in ftaat was, geduurende den Winter, aan zulke Rupfen, welken dit Jaargetyde moeten doorftaan, en in de Vryheid hetzelve ook zonder vreeten doen, hy het geeven van eene door Konst naargemaakte Zomer-Warmte, ook teffens Hun behoorlyk, en veelen by voorkeur alleen eigen en byzonder Voedzel Hen konde verfchaffen, dan geloove ik, zoude men dezelven al zeer vroeg in het Voorjaar, tot Poppen zien veranderen, maar by den Winter, niet inftaat zynde het benodigde Voedzel Hen te kunnen doen genieten, zo komt het my voor ook beeter te zyn, dezelven geene meerdere of door Konst gemaakte warmte te geeven. Myne Rupfen dan verders in het gevorderde Voorjaar, met vreeten voortvaarende, had zulks ten gevolge , dat de voorfpoedigfte van dezelven, zich reeds deni?de April, op het vervellen zette, en'er na eenige Dagen ook door geraakte, den 23 en 24fte April, zetteden zich meest alle myne Rupfen wederom ter verwifleling van Huid, en geraakten ook hier door, na het verloopen van eenige Dagen. Den 6. 7 en gfte May, wa-  van 'r Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. //. Tab. VIII. IX. 35 waren de meesten volwasfen en hadden alstoen de gedaante groote en kleur, gelyk Fig. 7. en 8. Zy waren allen op het vyfde Lid van ach-F/ ter af gereekend, met twee zeer fterk vooruit fteekende Doorns of Haaken voorzien, insgelyks hadden zy dezen ook op het eerfte en vierde Lid van achter, doch in lang zo fterk en groot niet als die, welken op het vyfde Lid waren. Fig. 7. vertoond Hunne loopende gedaante, Fi ook hierin hadden zy iets byzonders 't welk men aan andere fpaunende Rupfen, zo niet waarneemd, namentlyk : dat zy zich zeer fterk heen en wederfchudden of beweegen , wanneer zy van plaats veranderen willen, zelfs ook dan fchudden zy nog veel heen en we* der, wanneer zy de Voorpooten, reeds vast gezet hebben, en dus die aanmerkelyke bogt met het overige van het Lyf maken, gelyk in de laatst genoemde Fig. 7. te zien is. § 3. De volwasfen geworden zynde Rupfen, begonnen zich nu de eene voor, de andere na, intefpinnen, verkiezende hiertoe allerhande ruigte, van verdorde Bladen, als anderzints, welken zy met een luchtig Spinfel, aan elkander verbonden, gebruikende de eene Rups hiertoe meerder byvoegzel van vreemde zaaken, als de andere, een zodanig uit by elkander gevoegde verdorde Bladen vervaardigd Spinfel , is afgebeeld op Tab. IX. Fig. 9. in hetzelve ziet men een klein gedeelte van de in Pop veranderde Rups, doch om deze Pop, beeter in derzei-. ver waare groote en kleur te kunnen zien, hebbe ik dezelve als op den Rug leggende vertoond Fig. 10. Myne Rupfen, van welken eene reeds den 5 May, begon korter te worden en fterk te kruipen, daar (i) z* P 73. ï- 7. Tab. IX. tig. 9. Fig. 10.  12. Tab. Vilt. F4. i. en 3. Fig'. 2. 4tt 4. 36 NACHT-VLINDERS. zy integendeel van te vooren, genoegzaam allen den geheelen Dag ftil zaten, was dus ook een voorloopend begin der aanftaande infpinning, en daarop volgende verandering, gelyk dan alle myne Rupfen, weinig Dagen 'er na zich infponnen en ook Poppen wierden, blyvende indezen ftaat, maar zeer kort, in vergelyking van veele anderen, welken ruim zo veele Maanden, als dezen( Weeken leggen, in dien werkeloozen ftaat. § 4- Den 7 Juny, dus naauwelyks vier Weeken na het begin der infpinning, kwamen 'er twee Vlinders tegelyk uit, zynde, het welk maar toevallig was, een Mannetje en een Wyfje, het eerfte is afgebeeld Fig. 13. en het laatfte Fig. 12. beiden in eene vliegende gedaante. Ik liet deze twee Vlinders by eikanderen zitten, 't welk van dat gevolg was, dat den anderen Dag des morgens vroeg 'er by komende, dezelven reeds gepaard waren, en dus aan elkander vereenigd zaten den geheelen Dag over, tot des Avonds, intusfchen wederom uit eene andere Pop, nog een Wyfjes Vlinder uitgekomen zynde , paarde het Mannetje ook wederom met dit tweede Wyfje, middelerwyle nog een derde Wyfjes Vlinder uitkomende, vereenigde het eerfte Mannetje zich ook nog daar mede, deze drie bevruchte Wyfjes, leiden ten eerften eene menigte van Eiè'ren, welken fchoon groen van kleur waren, doch na eenige Dagen geleegen te hebben, bruinachtig rood wierden, dezelven zyn in Haare natuurlyke groote afgebeeld Fig. 1. en 3. op Tab. VIII. en door eene matige vergrooting Fig. 2. en 4 het eerfte is kort na de legging, dus] nog de groene kleur hebbende, doch het andere eeni-  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. //. Tab. VUL, IX 37 eenige Dagen 'er na geteekend, zynde zo als reeds gemeld is, bruinachtig rood, aan deze vergroote] afbeeldingen, ziet men teffens, dat ieder Eitje, eene flaauwe Holte heeft, overeenkomftig met zeer veele andere Span-Rups Eieren, zynde voor het overige geheel zacht gefigureerd. Gantsch niet eveneens gingen de Wyfjes Vlinders te werk in 't leggen Hunner Eieren, en dewyl ik juist veele gepaarde Wyfjes had, konde ik zulks zeer gemaklyk waarneemen , verfcheidenen , en wel de meesten, lieten Haare Eieren maar vallen in de Doozen, of Zuiker-Glaafen, waarin ik dezelven had, zonder in het minfle vast te lymen, anderen daarentegen, plakten of lymden dezelven wel degelyk vast, tegen het hout der Doozen, of tegen het Gaas, 't welk ik om meerder lucht te geeven over dezelven had, of ook tegen het Glas zelfs aan. Den 28 Juny, dus maar twintig Dagen,de eerstgelegde Eieren geieegen hebbende, kwamen uit dezelven de jonge Rupsjes, wordende kort voor het uitkomen Potlootkleurig , de Rupsjes waren van gedaante groote en kleur, als by Fig. 5. twee aan Draadjes hangende, en een op het j Blaadje kruipende gezien worden.' Den 7 en 8 July zaten de jonge Rupsjes voor de eerfte maal op het vervellen, den 19 en 2often hadden zy het voor de tweede keer reeds gedaan, alstoen waren veelen van dezelven fraay groen van kleur, wederom zeeven Dagen 'er na, waren de meesten vooor de derde maal van Huid verwisfeld. Den 7 en 8 Augustus, vervelden zy voor de vierde reize, en den 31 van dezelfde Maand, waren meest alle myne Rupfen, vyfmaal verveld, het welk ook de laatfte keer voor den Winter was, dus dezelven in 't geheel zeeven maaien van Huid verwisfelen, te weeten vyfmaal voor, en tweemaal na den Winter.  38 NACHT-VLIND. van't Tw.Gezinder TW. BENDE. P. II. T. VIII, IX. Fig. il» ; f5- Om nu nog iets van ons tegenwoordige Infecr., in deszelfs laatften ftaat als Vlinder te zeggen, zo diend, dat de lichte Vlakken, welken men op de Onder-Vlerken van het vliegende Mannetje ziet, geene befchadigingen zyn, maar natuurlyke eigene Vlakken, offchoon dezelven niet op alle Vlinders dusdanig zich bevinden, gelyk by voorbeeld het in zynen rustenden ftand zittende Mannetje Fig. n. dezelven niet heeft, ook over het geheel niet zo fterk van kleur is, echter zyn toch alle Mannetjes van deze foort, zeer vee! hooger van kleur als de Wyfjes. 5 6. Een van deze Wyf jes Vlinders, apart gezet hebbende, voor dat hetselve zich nog van eenige Eiè'ren ontlast had, wilde ik eens aan hetselve waarneemen, hoe veele het wel by zich zoude hebben, of liever, ïoe veel Eiè'ren hetzelve wel zonder eenige dwang of hinder leggen zoude, ik behield dit Diertje door middel van water, waarin een weinig Zuiker opgelost was, zo lang ik konde in het leeven, doch eindelyk hetzelve geftorven zynde, telde ik alle de door dit Wyfje gelegde Eiè'ren, en bevond hetzelve te zyn een getal van 363. of nu niet nog wel eenige weinigen zyn verboren geraakt, durf ik niet zeeker bepaalen, maar dit weet ik gewis, dat 'er niet minder zyn geweest.  STAC HT-VLINDERS nm'eTweeüe Gezind/-TWEEDE BENDE.     «0> 15 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS VIERDE STUK. VIERDE EN VYFDE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van 't Eerste Ge£in der Tweede Bende. DE ZWART GESPRENKELDE VLINDER, P. 27. Tab. IV. V. ;S- »• ^iui^^w"Jg^k noem dezen Vlinder ie Zwart gefprenkelie, dewyl de« /sJ^C iRf^ zelve op eene geelachtig witte grondkleur der boven ii^f IrJErï en cnc^er Vlerken , byna geene andere kleuren dan SOpj^T ^e zwarte heeft, en deze op dien witachtigen grond , i^^^^^^M als op gefprenkeld of op gefpat is, zynde 'er maar zeer weinig regelmatigheid in de fchikking der zwarte vlakken en ftippen ; De Heer VAdmlral, dewelke dit Infecl als Rups en Vlinder ook befchreeven en afgebeeld heeft , in deszelfs Werk op de XKlae Plaat gpfte Verandering noemd dit Dier aldaar De Meeter Toorenkop zeggende bevonden te hebben , 3, dat deze Rups onder de Liefhebbers te Haar- i lem;  16 NACHT-VLINDERS „ lem, volkomen by dien Naam bekend is, en wel om dat de Kop dezer „ Rups, twee verhevendheden heeft, in de eene echter fcherper dan in „ de andere voorkomende." In het werk van den Heer Rö£EL,weet ik niet dat dit Infeft afgebeeld of befchreeven is. Offchoon reeds genoemde Heer i'Admiral , van de Rupfen zowel als Vlinders van dit foort, verfcheide afbeeldingen gegeeven hetft, zo fchynd zyn Edele echter de Eieren van deze Vlinders, niet gehad te hebben, ik ben dezelven op de volgende wyze machtig geworden. De vriendelykheid van den Wel Edelen Heere P. B. Nolthenius te Rotterdam, is oorzaak, dat ik de Eieren van dit InfeéT:, en daardoor deszelfs geheele huishouding , ben magtig geworden , zyn Wel Edele zegge Ü£ derhalven door dezen, opentlyken dank daarvoor. Deze Eiëren,van deTa&X welken vier afgebeeld hebbe Tab. X. Fig. i in derzelver Natuurlyke groote , werden my gezonden den 4 Juny des Jaars 1792 , met dit Bericht 'er by ; „ eenige Dagen geleeden, heb ik wandelende, aan den „ Stam van een Ypa-Boom gevonden een Mannetjes Vlinder,by de Hr. „ l'Jdmiral Plaat 21 afgebeeld, en door zyn Edl. genaamd de Meet er „ Tocreniop, dicht by hetzelve zat een dergdjk Wyfje, dat door gebrek it van gekronkelde Wieken te hebben , zich naauwelyks konde bewee.„ gen; in het denkbeeld komende, dat deeze twee Vlinders lichceljk ge„ paard konden zyn geweest, heb ik hetzelve mede genomen, en daar„ van gisteren en eergisteren, de Eitjes bekomen, waarvan de helft „ UE. hiernevens zende , in hoop dezelven niet onaangenaam zullen „ zyn , en op zyn Tyd mogen uitkomen". Dit laatfte was ook zo, want daar dezelven toen ik ze ontfing volkomen Grasgroen van kleur waren , begonnen Zy den 21 van de Maand Juny, van kleur te veranderen en reeds des anderen Daags, kwamen de eerfte Rupsjes uit, zynde tienpootige Span-Rupfen, dezelven waren door het vergroot Glas be-  MUSEERSTE GEZINDTWEËDE BENDEP.II. Tah.lV.V. i? befchouwd wordende , op den Rug donker bruin van kleur , naar 't zwarte hellende, doch onder den Buik, lichter van kleur, zelfs zommigen witachtig, den ouderdom van een paar Dagen bereikt hebbende, waren Zy reeds duidelyker te onderkennen, zynde van groote als Fig. 3. genoegzam over 't geheele Lyf bruin van kleur. Voor dat de Rupsjes uit derzelver Eiè'ren kwamen , befchouwde ik deze laatften door het Microscoop , en bevond dezelven zeer aartig met kuiltjes vercierd te zyn, welken in eene geregelde orde in de lengte van het Ei waren, ik hebbe om dit duidelyk te kunnen zien, een zodanig enkeld Ei in eene vergroote gedaante afgebeeld Fig. 2. Myne jonge Rupfen, gaf ik zo dra zy uit Hunne Eiè'ren kwamen , terftond Elfe Bladen, offchoon de Vlinders beiden aan eenen Ypenflam gevangen waren, ik gaf Hun daarom Elfe Bladen, dewyl ik meermaalen te vooren deze Rupfen van verfchillenden Ouderdom, op Elfe - Boomen en Struiken gevonden had , ook daardoor verfcheide keeren derzelver geheele verandering in Vlinders had verkreegen , maar nog nooit derzelver Eiè'ren was machtig geworden als nu deze reize. Na het vreeten van de Elfe Bladen, (welken ik Hun altoos aan de Takjes nog vastzittende gaf, dewyl men dan een zodanig Takje met Bladen , in een Vlesje met water kan zetten, waardoor dezelven alsdan veel langer frisch blyven , dan wanneer men ze van de Takjes afplukt, en dus afgeplukt zynde aan de Rupfen geeft) begonnen myne jonge Dieren braaf te groeijen, zo dat eenigen zich reeds den ^onen Juny , dus maar acht Dagen na het komen uit derzelver Eiè'ren , voor de eerftemaal op het vervellen zetteden , en 'er den 2 July , reeds door geraakten; Het toeneemen in groote, won zo fchielyk aan, dat veelen reeds den 8 July, voor de tweede maal Hunne Huid verwisfeld hadden, nu begonnen zy reeds merkelyk de eene van de andere in kleur te verschillen, doch het welk nog veel zichtbaarder wierd, toen zy den i3den en I4den July, voor de derde keer verveld waren , nu had ik Rupfen verkreegen waarvan zommigen geheel groen waren , anderen darentegen d 2 groen Fig- 3Fig. 2.  1 Fig. 45. 6. Tab. XI. Fig. 7. .Ffc. 6. i i a.b. ; S NACHT-VLINDERS Troen met eenen bruinen Rug, nog anderen wederom, welken geheel bruin ja bynaar zwart waren, van deze zo verfchillende kleuren, hebbe ik van ieder eene Rups afgebeeld, by Eg. 4. 5. 6. en op Tab. XI. Fig, 7. zynde de twee laatften afgetekend, naar twee volwasfene Rupfen, welken viermaa« len Haare Huid veranderd hadden, of dat hetzelfde is, welke viermaalen verveld waren. Het dacht my niet overtollig te zyn, deze Rupfen in derzelver verfchillende kleuren aftebeelden ,om dat, wanneer men in de vrylieid , op Elfe, Ype of Willige-Eoomen, op welke laatften men dezelven Dok aantreft, eene Rups van de eene of andere kleur vind, men dezelve dsdan voor geene andere foort behoefd aan te zien , 't welk wel gefchietfen zoude, wanneer ik maar eene Rupsby voorbeeld van de groene kleur ds Fig. 6 afgebeeld hadde, dan konde men al heel licht, zelfs met veel *rond van reeden vermoeden, wanneer men eene dusdanig donkere van deur vond, gelyk Fig. 7, dewyl dezelve niet alleen van kleur, maar ook selfs in teekening der vlakken verfchillende is , dat hetzelve eene geheel mdere foort was, en men 'er derhalven ook eenen geheel anderen Vlinler , uit bekomen zoude. Om de zonderlinge gedaante van den Kop Jezer Rupfen , recht van vooren gezien zynde, beter te doen kennen, zo hebbe eenen van dezelven , in zyne Natuurlyke groote afgebeeld by a. daarentegen door eene matige vergrooting by b. De twee fterke rerhevendheden, welken zich aan dezen Kop als twee Hoornen, of gelyk de Hr. VMniral zich uitdrukt, als twee Toorens vertoonen, heeft Hem aanleiding gegeeven , om deze Rupfen , welken buiten dat Spanlupfen of Meeters zyn, de Meeter, met den Tooren Kop te noemen. S- 3- Myne Rupfen , volwasfen geworden zynde , het welk in het begin ;an de Maand August, reeds plaats vond, begaven zy zich, den eenen roor, den anderen na , in de Aarde , vervaardigden in dezelve een /erblyf, om daarin den geheelen Winter door, in den ftaat van Pop, voor  van 'z EERSTE GEZIND TWEEDE BENDE P. II. Tab. IV. V, ij voor van buiten aankomende toevallen , zo veel mogelyk is bewaard te blyven, hoe lang eene Rups nog onveranderd onder de aarde is, voor dat zy Pop word, kan ik niet bepaalen , doch veertien Dagen , of drie weeken na dat Zy in de Aarde is gegaan, kan men dezelve tot Pop veranderd zynde, daaruit neemen, eene dusdanig in Pop veranderde Rups, hebbe afgetekend Tab. XI. Fig. 8; In dezen ftaat zich bevindende, blyft zy den geheelen Winter over, tot in het daaraan volgende Jaar leggen, en wel reeds tot in het begin van den Zoomer. 5 4. Het was niet voor in 't laatfte van de Maand May dat de eerfte van deze fraaije Vlinders, uit de Aarde en derzelver Poppen te voorfchyn kwamen, zelfs hebbe ik in het midden der Maand Juny, nog Vlinders uit Hunne Poppen verkregen , welken dus ruim tien Maanden in dien genoegzaam leevenlozen ftaat hadden doorgebragt. Fig. 9 vertoond ons eene dus in Vlinder veranderd zynde Rups, en wel van het mannelyke gefiacht, Fig. n daarentegen is naar een Wyfje geteekend, het onderfcheid der Kunne , is aan deze foort zeer gemaklyk te zien, dewyl de Mannetjes dikke gekamde fprieten hebben, de Wyfjes daarentegen, dunne borftelachtige , doch merkelyk dikker van Lyf zyn. Onder alle myne Vlinders welken ik van deze foort uit Eieren van een en hetzelfde Wyfje bekomen hebbe, en welken nagenoeg met elkander overeen kwamen, was 'er echter een, zynde een Wyfje , 't welk zeer veel donkerder, zo wel van grondkleur , als ook van deszelfs overige Vlakken was, ik hebbe het daarom ook by zonder afgebeeld Fig. 10. De Huishouding van dit InfecT: dus verhandeld hebbende, valt my noch deze Bedenking in: Welke overeenkomst, heeft nu dit Diertje, in deszelfs laatfte gedaante, metzich zeiven in zynen vorigen ftaat als Rups, immers is'er in't geheel geenegelykheid, tusfchen een en hetzelfde Dier, kan het dusdanig met ons Menfchen niet ook zo gefield zyn? dat wy in eenen veel 6 heer- 1 Tab. XI. Fig. 8. Fig. 9. Fig.iu rig.xo.  fio N A C H T . V L I N D E K S heerlykeren ftaat overgebragt worden, wanneer onze nu nogloggeen Aard*fche Bekïeedfeten veranderd zullen zyn, door diezelfde Macht, welke eene in veeier Oogen maar verachtelyke Rups, in eene dus fraaye Gedaante herfchept? want inderdaad, het komt my voor, eene zeeraartige, en wel onzer naarfpooring waardige opmerking te verdienen , den leevens. loop van een zich zo geheel van gedaante , en in alle overige levens huishoudingen zo zeer verfchillend Diertje , gelyk de Rups of Vlinder is, naar te gaan, en 'er den Schepper in te bewonderen en te verheerlyken. Zoude het niet wel kunnen zyn , dat zelfs een zodanig gering fchynend Dier, ter bemoediging van het meerder waardige Schepzel, de Mensen namentlyk, gefchapen was , op dat, wanneer by den laatften zomtyds eenige twyffel mogt opkomen, of Hy wel na dit met zeer veele zorgen en ongemakken verzelde leeven, in eenen beteren, volmaakteren, ja heerlyken Staat geraaken zoude, en of het niet wel maar met het einde van die tegenwoordige leeven, ook een einde van alles was, om alsdan eenen zodanig twyffelmoedigen, als met den Vinger te wyzen naar eene Rups, en Hem te beduiden, dat, zowel als dit verachtelyke Dier, in dien Staat van Rups zich nog bevindende, aan zeer veele ongemakken onderheeven , van veele Vyanden omringd, aan veele zorgen om zo te fpreeken ter btkoming van zyn Voedzel onderworpen is, zo wel als een zodanig Dier, in eenen, veel aangenaameren, en volmaakteren Staat veranderd, zo zult Gy o Mensch! na het doorftaan van dit in veelen opzichte moeijelyke leeven, ook in eenen beeteren Staat veranderd en tot een ander en volmaakter leeven, overgebragt worden. Het uit het Ei komen eener Rups, ftaat gelyk met het geboren worden van een Mensch, de dikmalige vervellingen of verwisfelingen van Huid, zyn eeven zo veele en wel zwaare Ziektens voor het Dier, om niet te fpreeken van de overige Ongemakken , waaraan hetzelve nog bovendien onderworpen is. De gewaarwording der bevoorftaande verandering in Pop, en de daarop volgende legging op het veranderen, ftaat tegen over  tan %t EERSTE GEZIN door den Dood zullen overgebragt of veranderd worden, Het terug zien alsdan op het Aardfche leeven, zal ons zo als 't my voorkomt, bynaar eeven zo toefchynen, als eenen Vlinder, wanneer deze op deszelfs vorige nietige Rupfen gedaante kan nederzien , en verondtrfteld zynde een vermogen te hebben om te kunnen denken, alsdan deze of dergelyke Gedachten by zich zal voelen opkomen : „ Dank zy Uwe goedheid o Myn Schepper! die my verlost hebt uit my„ nen vorigen Kerker, waarin het Uw behaagd had, myn tegenwoordig verheerlykte Lichaam, eene wyle tyds gekluisterd te houden, „ offchoon ik in dien voorigen Staat van Rups nog zynde, geen vol„ maakt begrip konde hebben, van myne aanftaande verheerlyking, zo „ heeft het daarom toch Uwe goedheid behaagd, my dezelve te doen „ ondervinden, ik twyffele dus ook geentzins of Uwe liefde, zal het „ door Uw in 't byzonder bemind wordende Schepzel, de Mensch rsa„ mentlyk, ook eenen veel heerlykeren Staat, na de verandering van zynen eerften, doen ondervinden, en wel eenen Staat, welke no» „ zo veel heerlyker is boven den mynen, als de Mensch zelfs, heerlyker en meerder waardig is, dan ik in mynen Rupfen Staat was.  NACHT-VLINDER S vm 'tTweede GezimV/-TWEEDE BENDE.   NACHT-VLINDERS van ^Tweede (iezinlW'TWEEDE BENDE.   NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZE^DE STUK. TWAALFDE EN DERTIENDE VERHANDELING OVER DE NACHT-VLINDERS, van V Tweede Gezin der Tweede Bende. DE DUN-VLERK VLINDER. P. II. Tab. XII. XIII. s. i. Rr5?SFlietteSenftaande deeZ£ Vlinder 'm den eerften opflag fè ilfv! n"S Cn Wfeed Van ^lcrken fchynd te weezen , is dezelve echter naaua keuriger betracht, en deszelfs Vleugels uitgefpreid zynde, maar geheel dun en doorfchynende, (1) zo  48 NACHT-VLINDERS zo dat het zelfs eene merkelyke verandering in de kleur derzelven veroorzaakt, of de Vlinder op eenen lichten of donkeren Grond ftaat, ik hebbe denzelven om die reedenen de Dun-Vlerk genoemd, by de Liefhebbers der Entomologie, draagd dezelve den Latynfchen Naam van Ilirtarict. Door de vriendelykheid van zeker jong Liefhebber, de Heer A.' M. Laboücheke, kreeg ik tegen V einde of in 't laatst van 't Jaar 1792. uit den Haag prefent, (dewyl zyn Wel Edele toen ter Tyd aldaar woonachtig was) eenige volwasfene Rupfen van deeze Soort, met bericht, dat de Sladen der Peere. Boomen, Hun voedzel was, ten minften dat gemelde Heer dezelven met deze Spys groot gebragt had, ik gaf dezelven dan terftond na den ontfangst frhfche Peere - Bladen, doch waarvan zy maar zeer weinig gebruikten , dewyl Hunne bevoorftaande verandering zo als bleek, zeer naby was, want noch maar kort gehad hebbende, kropen zy in de Aarde, om daarin tot Poppen te veranderen, welke Poppen ik na verloop van eenigen Tyd, uit de A&rde nam en in eene Doos vervolg-nds be-  yan 't TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE. P. II. Tab. XIL XIII. 4? bewaarde, waar uit naderhand dan ook tot myn groote genoegen, de eerfte Vlinder kwam den 22ften der Maand Maart des volgenden Jaars 1793. vervolgends kwamen ook zo wel by my, als by bovengenoemden Heer, de overige Vlinders uit Hunne Poppen , zynde zelfs een Vlinder by zyn Edele nog veertien Dagen vroeger dan by my uitgekomen , te weeten den 7den Maart, 't welk voor Vlinders , al zeer vroeg in 't Voorjaar is. Tot dus verre had ik nu bynaar de geheele Huishouding van dit Infeft compleet gehad, echter ontbraken my zyne allereerfte Beginzelen nog , namentlyk deszelfs Eieren , om dezen nu machtig te worden , ging ik op de volgende wyze te werk. 5- 3- Van dit Infe£t, ' zo wel Mannetjes als Wyfjes Vlinders bekomen fcebbende , plaatfte ik den 23^» der Maand Maart, een Mannetjes en ^Wyfjes Vlinder by elfeander, welken ook niet lang by den andeten geweest hadden, of zy paarden zich, blyvende langer dan «enen geheelen Dag aan eikanderen vereenigd, waarop het Wyfje (] 2) des  Tab. XII. Fig. i, 2. 50 NACHT-VLINDERS des Nachts tusfchen den 24»«i en 2 5 te» Maart, ruim vyftig Eitjes leide, welken zeer fchoon groen van kleur waren , de Moeder-Vlinder had dezelven in de Doos, waarin het zich bevond hier en daar verfpreid gelegd , dus een bewys, dat dezelven in de vryheid, zeer zeker eenzaam, en niet by Schooien gelegd worden ^ een enkeld Eitje hebbe in deszelfs natuurlyke groote afgebeeld , op Tab. XII. Fig. 1. daarentegen door het Microscoop gezien , by Fig. 2. kunnende men als dan aan het zelve waarneemen, dat hec met zwarte flippen als bezaaid is. Een meer dan gemeen en langen Leg , hebben deze Vlinder - Wyfjes i naar alle gedachten , om door middel van dezelve, Hunne Eieren verre achter de Schorsfen der Boomen, of in andere Scheuren en Reeten te verbergen, dewyl 'er zo vroeg in 't Voorjaar, nog geene Bladen aan de Peere-Boomen zyn. 5. 4. 4 Den 2iften May deszelfden Jaars, kwamen de eerfte Rupsjes ten getalle van omtrent veertig uit Hunne Eiè'r - Doppen te voorfchyn , zynde tien pootige Span-Rupfen, kool zwart met ftteeuw witte als van  van 'i TWEEDE GEZlNder TWEEDE BENDE. P. II. Tab. XII. XIII. 51 van elkander gebrokene Banden, ik gaf dezelven ten eerften een frisfche Tak met Peere • Boom • Bladen , welken zy zich ook zeer wel fmaaken lieten en 'er goed van groeiden , zodanig , dat reeds den gden en 4deu van de Maand Juny, de meeften, of voordeeligften, voor de eerftemaal zich op het vervellen zetteden, en 'er den 5de» en fjden ook door geraakten, zynde alstoen de meeften bruin met vyf of zes oranje Banden , gelyk Fig. 3. doch welke oranje Banden by zommigen genoegzaam wit waren. Myne Rupfen nu fchielyker dan in den beginne voortgaande met groeijen , zo vervelden zy reeds voor de tweede keer, den o^n en 10don Juny, na welke verwisfeling van Huid , zy niet zeer veel verfchilden by de voorige vervelling, maar na de derde verhuiding, welke plaats greep den I3den en i4den van dezelve Maand, was het verfchil zeer veel aanmerkelyker, dewyl zy zich toen vertoonden, gelyk de twee naar dezelven gemaakte afbeeldingen , Fig. 4. en Fig. 5. zynde zommigen graauwachtig van. grondkleur, daar anderen integendeel rosachtig waren, met vyf geele Banden over den Rug, en een als uitgefnedene geele Hals - Kraag, daarenboven nog voorzien zynde met verfcheidene grootere en kleindere geele Vlakken , ter wederzyden van het Lyf. (m) In Fig. 3. Hfc 4,  5* NACHT-VLINDERS i Tab. XIU. Fig- 7- Fg. t [n groote nog verders aanwinnende, vervelden zy voor de vierde, :n 't welk ook bleek de laatftemaal te zyn, den io^n en aiftea funy, om 'tot deeze verwisfeling van Huid te geraaken, zaten zy wel drie Dagen, in eene zo 't fcheen zeer pynelyke houding, meeftal met den Kop nederwaards hangende, doch eindelyk 'er doorgeraakt zynde, vertoonden zich de meeften als Fig. 7. Tab. XIII. Doorgaands vraten zy na iedere verwisfeling van Huid, Hun afgeftroopte Vel geheel op, behalven den Kop, dewyl dezelve toch genoegzaam altoos weg valt, en dus niet aan de oude Huid blyft zitten , om meede opgevreeten te kunnen worden. Na deze laatfte vervelling, namen zy in groote nog merkelyk toe , zo dat zy ein,delyk volwasfen zynde, zich vertoonden gelyk Fig. 6. met veele in de lengte van de Rups lopende Streepen , welke Streepen zich aan deze laatfte volwasfene , duidelyker vertoonen, als aan alle de voorgaande Afbeeldingen, doordien dat deze Streepen van onderfcheidene kleuren zyn, 't welk in de anderen niet zo fterk, of in 't geheel niet is.  w»'f TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE.?/.//, Tab.XII. XIII. 53 5-5. Tot den io^n en nden ju]V) dug nog twjntig 0f eenentwintig Dagen, bleeven myne Rupfen aan 't vreeten , maar toen begonnen zy hier van uittefcheiden en veranderden zeer fterk van kleur, verliezende al Hun fchoon, wierden daarentegen vuil en morfig ja Aardkleur gelyk , krompen ook merkehyk in de lengte te zaamen , en wierden dus zeer veel korter, eene eigenfchip van bynaar alle Rupfen, voor dat dezelven zich tot de verandering begeeven, hierop kroopen myne tegenwoordige Rupfen in de Aarde , welke ik Hun ten dien einde gegeeven had, om in dezelve van Staat te veranderen, gelyk zy zulks ook deden , veranderende tot dusdanige Poppen zoo als de Afbeelding Fig. 8. doed zien. Hoe lang zy in de Aarde, zonder in J Poppen veranderd te zyn leggen , kan ik niet naauwkeurig bepaalen , dewvl 'er wel ten minften vier of vyf weeken verloopen zyn , voor dat ik de Aarde doorzocht, om te zien of myne in dezelve gekropene Rupfen, reeds in Poppen veranderd waren al, of niet. (m 2) J. 6. rig> 8.  54 NACHT-VLIND.W» TWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE. ^ fig. IK Fig-9: 10. 5. & Van de Maand July af, tot in het daaraan volgende Voorjaar in de Maanden Maart en April, bleeven myne Vlinders in derzelver omkleedzel beflooten, maar toen in dien tyd van 't Jaar, kwamen dezelven te voorfchyn, de drie Afbeeldingen Fig. 9, io en 11. zyn naar de leevende Voorwerpen geteekend, namentlyk Fig. z r. naar eenen Manne'jes Vlinder , Fig. 9 en 10. daarentegen , beiden naar Wyfjes Vlinders, zynde de eeftgenoemde Afbeelding , naar een lopende Vlinder, dus met gefiotene Vlerken geteekend, waar door dezelve zich aanmerkelyk donkerder van kleur vertoond te zyn, dan het bovenfte vliegende Wyfje, dewyl door de dunte der Vlerken, wanneer dezelven niet op elkander leggen , dezen veel doorfchynender of helderder van kleur zich vertoonen, als in eenen ruftenden Vlinder, doordien als dan de Vlerken dubbeld, en bygevolg, doorfchynend zynde, donkerder van kleur zich bevinden.  NACIIÏ-VLINDEUS vanbTweede Gez in~V/IWEEDE 15EN I)E.   NACHT-VLINDERS vtm'tTweede Gezirf^rTWEEDE RENDE.   < @ > 55 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. VEERTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, ot'/Tweede Gezin ^Tweede Bende. DE KLEINE WORTEL-HOUT-VLINDER. P. 27. Tab. XI F. $. i. ^T^W1™^!! het Eerfte Deel van dit Werk, in het zesde Stuk tót*^ IrL^J! de v5^e Verhandeling, pag. 21. Tab. F. is eene Rups iVj^s fJ^f^1 I 611 Vlinder befchreeven, onder den Naam van Wor-' lÉ,.^M^!St..!li tel-Hout- Vlinder, ons tegenwoordig Voorwerp, in deszelfs laatften Staat als Vlinder, veele overeenkomst hebbende met de aldaar afgebeelde en befchreevene, maar aanmerkelyk veel kleinder zynde, zo noeme ik hetzelve om die reedenen, de kleine PFortel-Hout-Vlinder, temeer ook nog daarom , dewyl dezelve voor zo veel my bekend is, ( n ) geen  5 § i t < i Tab. XIV. Fig. 2, 3« 5 NACHT- VLINDERS. ;een algemeen aangenomenen Naam tot nog toe bezit. In het Werk van 'Admirai, is eene Rups en Vlinder afgebeeld op de XXVlIIfte Puat, n befchreeven op pag. 28. onder den Naam van het bruine Krammetje, lit aldaar afgebeelde Vlindertje en Rups, heeft wel veele overeenkomst net ons tegenwoordige Voorwerp, doch dewyl zyn Edele fchryft, dat 3e Rups bruin is, en het ook om die reedenen het bruine Krammetje noemd, zo twyffele ik niet, of het is een geheel andere Vlinder. % 2. Reeds verfcheidene Jaaren achter den anderen in de Maand September, of ook nog wel iets laater in den Herfst, op de Eeke Boomen en Bladen zoekende, vond ik deze foort van Rupfen, afgebeeld op Tab. XIV. Fig. 2 en 3. dezelven waaren van verfchillende groote , en dus ook van verfchillenden ouderdom , doch men kon aan dezelven ten duidelykflen zien, dat zy allen tot eene en dezelfde foort behoorden, wel is waar, dat 'er nog al eenig aanmerkelyk onderfcheid in tekening van Vlakken als anderzints, tusfchen de eene en andere Rups te zien was, om welke reedenen ook twee in kleur en tekening van elkander onderfcheidenen afgebeeld hebbe, doch uit alle de in Poppen veranderde Rupfen, was in de daaruit te voorfchyn gekomene Vlinders, geen aanmerkelyk onderfcheid te befpeuren, althans zo veel onderfcheid niet, als 'er wel tusfchen deze naar volwasfen gewordene Rupfen gemaakte Afbeeldingen, plaats gevonden had. S- 3- «aare uiterfte grootte bereikt hebbende, begaven zy zich ter verandering  van 't TWEEDE GEZIN" der TWEEDE BENDE, ?.ƒ/. Tab. XIV. 5 ring, verkiezende hier toe alderhande ruigte van verdorde Bladen, als an derszints, waaronder en tusfchen welken zy zich begaven, en een Spinfe maakten, om in hetzelve tot Poppen te veranderen, een zodanig Spinfe ©pengefneeden, om de in hetzelve beflotene Pop te kunnen zien leggen, is afgebeeld Fig. 4. Naar maate van de lengte der Rups, als welke nagenoeg een en een halve Duim haaien kan, is het Popje waarin dezelve veranderd by uitftek kort, kunnende nog geen halve Duim deszelfs lengte bedraagen, het vind wel is waar , altoos plaats onder de Rupfen, dat zy in grootte merkelyk verminderen, voor derzelver verandering in Pop, echter zyn my toch maar weinigen bekend, welken zo aanmerkelyk veel korter worden, gelyk dit foort van Rupfen. , 5- 4. Den geheelen volgenden Winter, bleeven deze Popjes leggen, en 't was niet voor in 't begin van den daarop gevolgden Zomer, dat de Vlinders uit Hun Winterverblyf te voorfchyn kwamen; Deze fraaije Vlindertjes afgebeeld Fig. 5, 6 en 7. zyn, inzonderheid Fig. 6 en 7. tamelyk groot, naar maate der grootte van het Popje, waarin dezelven geweest waren, doch niet ten aanzien van Hunnen vorigen Staat als Rupfen. Dewyl het onderfcheid der Kunne aan Hunne Sprieten niet te zien was, maar alleen maar te onderkennen fcheen aan de dikte van het Lyf, en de meerdere of mindere grootte des geheelen Vlinders, zo achte ik uit dien hoofde Fig. 5en 6. Mannetjes te zyn , daarentegen Fig. 7. een Wyfjes Vlinder , de eerfte der genoemde Afbeeldingen, is ook teffens vervaardigd naar een in kleur van de overigen eenigzints verfchillende Vlinder. (n O $.5. 7 \ \ Fig. 4. Fig. S>  V Fig. I. 3 NACHT-VLIND. van 'fTW.GEZ.der TW.BENDE. P.llZXir. Ter gelyker Tyd kwamen de Vlinders niet uit derzelver Poppen, want mders is dit doorgaands myne gewoonte, om wanneer ik derzelver Eieren „ensch machtig te worden, Mannetjes en Wyfjes Vlinders by elkander te zetten, op dat zy zich tezaamen zullen vereenigen, en het Wyfje alsdan van deszelfs bevruchte Eieren zich ontlasten zal, echter wil dit op verre na niet altoos gelukken van alle Vlinders, want zeer veelen willen rn 't geheel niet by elkander opgefloten zynde, paaren, daar in tegendeel anderen dit wederom zeer gereedelyk te werk (tellen, echter doen dit toch veele Wyfjes- Vlinders, dat zy nog voor Hunnen dood, zo niet alle ten minften een gedeelte Hunner Eieren leggen, hierdoor verkrygt men dan evenwel de gedaante en kleur der Eiëren te zien, en ook teffens de wyze op welke zy dezelven leggen, 't zy enkeld, of by kleine of groote partyen, of Schooien , dus is het my met onze tegenwoordige Vlinders ook gegaan, gepaard hadden de Wyfjes niet, echter leiden Zy toch een gedeelte Hunner Eitjes, en wel allen enkeld, niet by Schooltjes, zynde geelachtig van kleur, gelyk een derzelven tamelyk vergroot zynde, afgebeeld is Fig. 1., lang zullen deze Eitjes zekerlyk niet blyven leggen voor dat de Rupsjes gekipt worden, dewyl de Rupfen in denzelfden Zo. mer volwasfen geraaken en tot Poppen veranderen, in deawelken zy al* Eiè'ren gelegd zyn geweest.  XACHT-YLINJXERS rau L'TVccde GexinTWTWEEDE BENDE.   59 NEDERLANDSCHE INSECTEN, BESCHREEVEN EN AFGEBEELD. TWEEDE DEELS ZESDE STUK. VYFTIENDE VERHANDELING. OVER DE NACHT-VLINDERS, van H Tweede Gezin der Tweede Bende. De LINDE -KNOTS VLINDER; Tl. IJ. Tab. XV. J. I. ^f^^Me Naam van dit ons tegenwoordig Voorwerp, ontleene ik m WÊm V3n de gedaante der RuPs' aIs hebbende veele overeenkomst |y||j| met eenen oneffenen Knuppel of Knots, en dewyl dezelve op de Linde Boomen zich onthoud, of met derzelver Biaden zich geneerd , zo noeme ik deze Rups daarom de Linde Knots, en de Vlinder daaruit voortkomende, de Linde-Knots Vlinder. Of dezelve by Linn/eus bekend is geweest, kan ik niet met zekerheid bepaalen, en ben daar door ook niet in ftaat, om den Naam dien Hy aan dit Infeél mogt gegeeven hebben , indien hetzelve door Hem befchreeven was, medetedeelen , dit weet ik, dat men dit Voorwerp te vergeefs zoekt by i/Admiral, Rösel, Kleman, en meer anderen, dus deze onze tegenwoordige Rups en Vlinder beiden , onder de tot nog toe weinig bekenden, gereekend kunnen worden te bchooren. (°) §. 2.  €o NACHT-VLINDERS, Tab. XV. Tig. i Tig. s J. 2. Reeds veele Jaaren, is my dit InkSt als Vlinder bekend geweest, doch altoos dacht ik, dat hetzelve geen Inwoonder van onze Nederlanden zyn zoude, maar mogelvk hier of daar in Duitschland of Vrankryk eigentlyk t'Huis behoorde, dan ziet, geheel onverwacht, zag en verkreeg ik tot myne groote blydfchip en verwondering teffens , den 6 Juny des voorledenen Jaars, in de aangenaame Dreeven buiten Vianen wandelende, aan de Stammen der aldaar ftaande Linde en Ype-Boomen, vyf van deze Vlinders, zynde drie daarvan Wyfjes en twee Mannetjes, ikdeed dezelven zorgvuldig in Doosjes, om ze dus mede naar Huis te Amfterdam te brengen , 't welk ook zeer goed gelukte, t'Huis gekomen zynde, zette ik deze vyf Vlinders, allen by elkander, in eene groote, ruime, en van boven met luchtig Gaas voorziene Doos, in hoop, dat dezelven paaren en E'.ëren leggen zouden, of het eerfte gefchied was, kon ik niet weeten, maar het laatfte te weeten het Eëren leggen, deeden de Wyfjes zeer gereed , leggende eene goede hoeveelheid , doch allen enkeld , niet by Schoolen, deze Eitjes bevinden zich geel van kleur, zynde een daarvan in deszelfs xNatuurlyke groote afgebeeld Tab XV. Fig. L door het Microscoop gezien, zyn dezelven geheel geene ongevallige Voorwerpen , ik hebbe daar• om een daarvan afgebeeld Fig. 2. \ welk over 't geheel geelachtig met ' bruin roode Vlakken is , welke Vlakken men zonderde vergrooting te hulp te neemen, geheel niet zien kan, terzelfder Tyd dat ik deeze Eiëren nad , en nog niet wist of'er de jonge Rupsjes zouden uitkomen ja , dan neen , werd ik op het onverwachtfto verrat , door mynen Vriend den Heere D. CüCd^« Ner^nen te Deventer, wien ik myne dankbaarheid hier voor openilyk betuige , zyn Wel Edele had de goedheid, my in de eigen Maand Juny deszelfden Jaars, eenige Eiëren van dit Infeö te zenden, welken den 7<*« van genoemde Maand , door eene bevruchte Moeder Vlinder gelegd waren, uit deze Eiëren , kwamen den 19 Jany, de jonge Rupoies voort, en dat ook de Eiëren van myne uit Vianen mede gebragte Vlinders insgelyks bevrucht waren , bleek , dewyl de jonge Rupsjes, uit dezelven genoegzaam opdien eigen Tyd, namentlyk den 20. 21 en ü2ne Juny kwamen. De jonge Rupsjes, waren uit de Eiëren gekomen zynde kort en flk.  van 't Tweede Gezin der TWEEDE BENDE. P. II. Tab. XF. 61 fpannende met tien Pooten, waaruit menaanftonds kon opmaken, dat het geene zestienpootige Rupfen worden zouden, dewyl veelen van deezen alfchoon Zy in 't eerst, kort na dat dezelven uit de Eiè'ren gekoomen zyn, wel is waar ook fpannen , of als Span - Rupfen loopen , zulks echter niet met tien, maar met twaalf Pooten doen ; De kleur onzer tegenwoordige Rupfen was wit, ik zette van dezelven terftond een gedeelte op Linden, en een ander gedeelte op Ype-Bladen, de eerften vatteden Zy terftond aan, doch de laatften fcheenen in 't geheel Hunnen fmaak niet te behaagen, of eigentlyk gezegd, Hun Voedzel niet te zyn , door het vreeten der Linde Bladen, namen Zy in groote aanmerkelyk toe, zo dat de voorfpoedigften zich den 26'len Juny, reeds voor de eerftemaal op het vervellen zetteden, en twee Dagen daarna hier ook door geraakten, zich verder van de LindeBladen geneerende, hadden Zy na driemaalen van Huid verwisfeld te heb ben , de kleur en gedaante wanneer Zy in 't loopen waren als Fig. 3. Hierop nog verders in groote toeneemende, vervelden Zy voor de vierde keer, waarop Zy Haaren vollen wasdom bereikten, bezittende toen eene lengte van i\ Duim, eene dusdanig volwasfene Rups, hebbe afgeteekend by Fig. 4. in dezen ftaat zynde, is hetzelve een wezentlyk fraay Infeéf, i zittende in de zonderlinge geftalte, eeven als een Takje of Knodsje, met ongelyke verhevendheden op het Lichaam, en recht uitgeftrekt, zich alleen maar met de vier achterfte Pooten Vast houdende, zynde de voorfte zes, dicht tegen het Lyf aangetrokken , in deze gedaante zaten deze Rupfen dikmaals eenige Uuren onbeweeglyk ftil, 't welk naar alle gedachten een rusten of flaapen was, doch zich door den Honger gedrongen voelende, begaaven Zy zich in beweeging en gingen aan 't vreeten. 5- 4. Eenige Dagen, myne Rupfen in Haaren grootften luister zich bevonden hebbende, werden Zy wederom aanmerkelyk korter en dikker, waaruit ik befloot, dat Zy zich nu welhaast ter verandering zouden voorbereiden, echter duurde dit merkelyk langer als ik verwachtende was, dewyl veelen nog eenige Dagen dus kort en dik bleeven, voor dat Zy eenige toebereiding fcheenen te maaken om zich intefpinnen of anders ter verandering zich te begeeven, en dewyl in de Vlugt, waarin ik dezelven had gezet, alderhande ruigte van dorre Bladen , oud vermolzemd Hout, Aarde als anderszints was, zo ontbrak het Hun aan geene Gelegendheid, om het eene of andere te verkiezen en by de infpinning te gebruiken , gelyk dan ook veelen (°) 2 hier ^- 4*  Fig. y. Fig. 6. Fig. 8. Ftg 7 Fig. 9 52 N ACHT-VL.t>a«'f Tweede Gezin ^rTWEEDE BENDE P.II.Tab.XK hier toe de urooge Aarde , of verdorde Bladen verkoozen , makende zich verfcheidene, een op zich zeiven btftaande Spinfel, met de drooge Aarde daarin vermengd , een dusdanig Pop verblyf, is afgebeeld Fig. 5. veelen myner Rupfen, fponnen zich ook maar alleenlyk tusfchen de dorre Bladen zodanig in, dat men naderhand de Pop zeer goed in hetzelve kon zien leggen. 't Was in 't begin van de Maand Augustus, dat myne Rupfen zich dus ter verandering begaven, en van eene der eerften, welke zich van de oppervlakte der Aarde in de Vlugt, een Spinfel vervaardigd had en't welk ik om eenige reedenen moest los maken, bevond ik, dat de zich daar ingefponnene Rups, den 7Jen dierzelve Maand, in eene Pop veranderd had, welke uit Haar verblyf genomene Pop, zich van kleur en gedaante vertoond, als Fig 6. Dus als Poppen bleeven zy den geheelen volgenden Winter in Hunne woningen ftil leggen, verwachtende als metlydzaamheid af, den Tyd Harer omzwachteling. % 5- Tot in het midden van de Maand Juny des volgenden Jaars, bleeven da Vlinders in het Pop-Vlies gevangen , maar die Tyd gekoomen zynde, kwamen Zy ook allen , den eenen voor, den anderen na , ten voorfchyn, zeer verblyd was ik , de geheek Huishouding van dit in allen opzichte fraaije Infeft, nu machtig geworden te zyn. O ^er de zachte fchakeering der kleuren, en zeer fyne ftreepjes in de boven Vlerken der Vlinders, zal ik my niet uitlaaien, dewyl men dit beeter uit eene naar de Natuur, zo ra als doenlyk is, gemaakte Afbeelding kan zien, dan uit de beste Befchryving oprcaaken , ik zal alleen noch maar zeggen dat Fig. 8. naar een loopend Mannetje, Fig. 7. daarentegen naar een vliegend Wyfje getee» kend is. De Afbeelding Ftg. 9. is naar een buitengemeen donker en ook in ' verfcheidene opzichten anders geteekend Wyfje vervaardigd , hoedanig ik maar een enkeld, onder de menigvuldige Vlinders welken ik uit myne Poppen verkreeg , gehad hebbe, het verfchil is zelfs zo ammerkelyk, dat als men zodanig een Vlinder maar alleen bezat, men al lichtelyk zoude kunnen denken , dat het een geheel andere foort was, om welke redenen ik dit Wyfje, ook byzonder afgebeeld hebbe.  JNACHT-VLI]SrL)EltS mn^Tweede Gezin^y TWEEDE DENJ)E.