Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam Bibliotheek Universiteit vanAmstera^ml 01 3390 9440   UITLEGGING DER TYTELPLAAT. M '{ suwsgirrig nnn befcl-ouwt, in 'f midden van dees Plaat, Een Neger en zyn Vrouw, van de Afrikaanfche Jiranden: Zy gaar en Vrucht byéén daar 't Landfchap door bejlaat; Goud, Koorn, Cocosnoot en a" Oliphant zyn tanden. Be breede Palmboom fpreid zyn fchaduw in het rond^ Daar Tyger, Oliphanc en Buffel zich verlusten: De Crocodil en Slang zyn kruipend langs den grond; Al dieren eigen aan dee£ Afrikaanfche lusten. Twee Wichtjes tomen zich in drukke bezigheid: Het een befchouwt de Kaart der Barbaryfche Ryken, Terwyl Marokko's prent ligt op den grond gefpreid; ■ En 't andir Jongske doet aan ons zyn iever blyken; Daar hy het Wapenfchild van 't magtig Lelyryk, Van Holland, Engeland en dat der Portugeezen, Vast aan elkander fnoert, waar door 't een kenbaar blyk Van hunne Heerfchappy in Afrika zal wezen. Het uitgebreid verfchiet toont ons de Landftreek aan; Men ziet langs haar Rivier verfchide Cano's vaar en. En 't Nederlandsch Kasteel d'Elmina V nevens fiaan, Gefticht om Koopvaardy voor onheil te bewaaren. J. FOKKE.  Te AKSTEEDAM Bij M . SCHALUKAMÏ. ijae   HEDEN DAAGSCHE HISTORIE of het VERVOLG van de ALGEMEENE HISTORIE; Befchreeven door een Gezelfchap van GELEERDE MANNEN IN ENGELAND. UIT HET ENGELSCH VERTAALD, enz; XV U> DEEL P>> en 11* S T U&, Behelzende de Historie van de GOUD-, YVOOR-„, en GREINKUST; SIËRRA LEONA; de BINNENLANDSCHE GEWESTEN van AFRIKA; en van BARBARYE, inzonderheid van MAROKKO en FEZ. Te AMSTERDAM, By M, SC II A L E K. A M B, MD CC LXXX VL   INHOUD van het ZESTIENDE DEEL DER HEDENDAAGSCHE HISTORIE. XVIIIdc. BOEK. XIV. HOOFDSTUK. Historie van de Goudkust. I. AFDEELING. Eerfte Oorfprong van den Koophandel der Portugeezen, Franfchen , Engelfchen en Hollanders, op de Kusi ^ao Guinee, en byzondertyk op de Goudkust. Bladz. 3. II. AFDEELING. Aardrykskundige Befchryving van de Goudkust. , . . 28. Befchryving van de Koningryken jinta en Tabi, benevens derzelver Steden, Vlekken en Vestingen. . . . . 45- Befchryving van het Koningryk Commendo. . . „ 56. Befchryving van het Koningryk Fetu. . 73. Bericht van de Koningryken Sabu en Fantin. . . . 95. De Koningryken micron, ulgmna en jlquamboe, . 107. III. AFDEELING. De Handgreepen der Negers, in het zoeken en zuiveren van het Goud. Hoe de Europedanen dit Metaal toctfen Algemeen bericht wegens de Geftalte, het Karakter, de Klcedy, Zeden, Gewoonten, Wetten, Godsdienst en Regeeringsform der Negers, aan de Goudkust. , . 123 IV. AFDEELING. Verflag van de Ziekten , Geneesmiddelen, Lykplechtigheden en de» Godsdienst der Negers. . 163. V. AFDEELING. De Regeetiugswyze , den Ade!, de  INHOUD. de laagere Rangen, Wetten van Opvolging, Koninglyke Feesten, enz. onder de Negers. . . 191. VI. AFDEELING. Volledige Befchryving van de Lucht, derzelver gefteldheid, en de Ziekten aan dè Goudkust; van de Getyën en Stroomen; van de verfchillende Jaargetyden, en de verfchriklyke uitwerkzelen der Tornados of dwarlwinden , die aldaar menigvuldig zyn; van de Pasfaat — als mede van de Zee en Landwinden; benevens eene befchryving van de dieren. . 216. XV. HOOFDSTUK. Historie van de Tvoorkust. I. AFDEELING.. Behelzende de Landbefchryving, Hiet een Bencht wegens de Steden, Rivieren, enz. aan de Tvoorkust; de Zeden en Gewoonten der onderfcheiden Volken, en byzonderlyk van 't Koningryk Gulomere. . 260. II. AFDEELING. Befchryving van het Land ten Westen van Kaap jlpollonia; van de Dieren, Voortbrengzels en Inwooners, alsmede van de Zeden, Godsdienst en Regeering , enz. • 279. XVT. H O O-F D STUK. Behelzende de befchryving van de Grein of Malaguetta Kust, van derzelver Steden, Luchtflreek, natuurlyke Voortbrengzelen en Koop. handel; van de Zeden, Taal, Godsdienst en Regeering der Inboorlingenj als mede van het land rondom de ri. vier Sestos; van deszelfs Bewoo. ners, enz. . . 306. XVII. HOOFDSTUK. De Gefchiedenis van Siërra Leo. na; behelzende eene Geographilchs befchryving van het Landlchap van Siërra Leona, de rivieren Scherbrs en Siërra Leona, en van den Koophandel langs dezelven gedreeven; als mede van de Regeering,Godsdienst, Kleeding, Taal en Gewoonten der Inboorlingen; met een kort bericht wegens het Koningryk Boltn ; en verfcheide andere byzonderheden. . . . . 319. XVIII. HOOFDSTUK. Historie der Binnenlandfche Gewesten van Afrika, I. AFDEELING. Aardrykskundige befchryving. van de Binnenlandfche Gewesten van Rio Sestos tot aan Siërra Leona; metnaame van het Koningryk Monou-, en de Koningryken Qjioja en Hon. do, als mede van de Zeden, Godsdienst, Regeeringsform, enz. der Landzaaten. . . . 350. II.  I N H O U D. II. AFDEELING. Historie van de Koninpryken Mandingo, Fouti en Jaioff of Oua ïoff, neve.is een beticht wegens d. Z den, Gewoonten, (iodsdienst en Koophandel der Landzia en. . . 386 IÏL AFDEELING. Breedvoerige befchryving van de Kieedy, Leevemwyze, Huwelyken, Opvoeding der kinderen, en 15egraafenisfen der Binnenlandfche Ne. gers in 't algeint en ; van hunne I aal, Kunfïen, Handwerken, Godsdienst en Itygeloovigheden 5 als .mede een hy zonder bericht wegens hunne Mar buts of Priesters. . . 424. IV. AFDEELING. Aardrykskundige befchryving van de groote Rivier Gambia, en de menigvuldige poogingen om haarcn oo fprong te ontdekken; de Koophandel der Europeaanen met de Konngryken langs haare Oevers ; Engelfche en andere Europefche Forten en Vastigheden aldaar; hunne Oorlogen en veelvuldige Staatsverwisle lingen , en poogingen aangewend om hunnen Koophandel te handhaven of uit te breiden; als mede een bericht wegens de vastigheid op het Eiland Goerée. . . . 46 °. V AFDEELING. Bericht wegens de Vaart op de Rivier Senegal; haar Koophandel; veifcheiden Factorven aan dezelve; Befchrwing van het EüanfJ Senegal en het Fort St. Lodewyk; Voor. rechten der Franfcne Maatfchappye; verflag wegens den Gomhandel. 49 8. VI. AFDEELING. Bericht aangaande de Woestyn Zaara, of Sa» ah, en het Land. fchap Biieduigerid ; drie Moor' [die Natiën welke deeze Ljndiïreeken bewoonen , eu haare Zeden en Koophandel. Eene befchryving van het eiland Bisfao, der Regeeringsform , Godsdienst en Zeden der Opgezetenen ; het Volk Balontes genaamd , en de Bisfagoe Eilanden. 509. VII. AFDEELING. Uitvoerige Aardrykskundige befchryving van de verfchiliende Koningryken en Provinciën, van de groote Landfchappen van Zanaga en Biieduigerid, nevens den Oorfprong der Rivieren de Niger en de Senegal. Bericht wegens de Zeden en Gewoonten der Inwooneren van deeze Landen ;' hunne Oorlogen ; Koophandel, Taal en Voortbrengzels der onderfcheidene Gewesten ; ais mede eenig verfing van hunnen Handel met de Natiën aan de Barbaryfche Kusten, m de Middelandfche Zee, door middel van hunne Karavaanen. . . 538. XIX.  INHOUD. HEDEN- XIX. BOEK. t HOOFDSTUK. Hedendaagfche Historie van Barbarye. I. AFDEELING. Algemeen bericht wegens die uitgebreide Landftreek , derzelver Natiën, Regeeringsformen, Oorlogen en Staatsomwentelingen, vóór derzelver verdeeiing in de onderfcheidene Koningryken en Republieken Van Marokko, Fez, Algiers, Tunis en Tripoli, zo als zy zedert zyn gebleeven. . . 594 II. AFDEELING, Historie van Barbarye, onder de ©nderfcheidene Dynaftien der Almoraviden, Almoheden, Bentmerini, enz. tot op de Regeering' der Shariffs, en derzelver vestiging m Marokko* , , . 607 IJl. AFDEELING. Historie van het Koningryk TelenJlno of Tremecen. , . . 637 II. HOOFDSTUK. Hedendaagfche Historie van het Keizerryk Marokko en Fez. L AFDEELING. Gelegenheid, uitgebreidheid, Klimaat., Dieren, Grond, Inwooners,. Rivieren , Bergen, Regeeringsform , enz. des Keizerryks. . . 651. II. AFDEELING. De Regeeringsform, Wetten, Godsdienst, Koophandel, Geleerdheid en gewoonten van 't Këizerryk Marokko. .... 690. III. AFDEELING. Historie der Shariffs, of Keizers van Marokko. . . 711.  HEDENDAAGSCHE HISTORIE of het VERVOLG van de ALGEMEENE HISTORIE; Befchreeven door een Gezelfchap van GELEERDE MANNEN IN ENGELAND. UIT HET ENGELSCH VERTAALD, enz. XVI*' DEEL IF'- STUK. Behelzende het Vervolg van de Historie der B1NNENLANDSCHE GEWESTEN van AFRIKA; de hependaagsche HlSTORIE van BARBARYE; en die van MAROKKO en FEZ. Te AMSTERDAM, By M. SCHALEKAMP, MDCCLXXXV1.   HEDEÏNTDAAGSCHE H l S T O R I Ei ZYNDE EEN VERVOLG VAN DE • ALGEMEENE HISTORIE. XVIII BOEK» ACHTTIENDE HOOFDSTUK DERDE A F D E E L I N G. B> eed-voerige btfchrrowg van de Kleedy, Lcevemmyze, JHuwdykin, Upvoeding der kinderen-, en Begraafems/cn der■ binnenlandfcheNègef's z'« V algemeen -, w« 7^/, Ktinften} Handwerken, * Godsdienst, en Bygeloovigheden; als mede een byzonder bericht wegens hunne Marbuts, 0/ Priesters. JÊ$k3£&,v gewoone kleedy van dit geheele gedeelte van 5DJ is eene foort van hembd of wyden S^4^S rok' en wyden broek, van blaauw en wit katoen, met ruime mouwen, welken zy over de armen opflaan* wanneer zy eenig werk verrichten,'t welk Hedend.Hist.XVJ.D.II.St. Hhh 2 het 5 XVIIL boek. XVI ij. r HOOFÖST. III. AFD. Kleedy der Negers , in 't algemeen.  424 HISTORIE der XVIII. boek. xviii. HOOFDST. iii. AFD. Meten en drinken. het vrye gebruik van hunne handen vordert; de broek hangt als een:zak, die hunne beenen van elkander fcheid: zodat zy zeer wydbeens moeten loopen. Aan hunne voeten draagen zy eene foort van lederen muilen, boven op den voet en aan de toonen, als mede van achteren gegespt. Het hoofd en geheele lichaam, wanneer zy in ftaatlle gekleed zyn, hebben zy bedekt met Grisgris: want hunne godsdienftige fieraadien maaken de weezenlyke en voornaamfte tooifels vari hun lichaam uit. Sommigen draagen een zwaard over den rechter fchouder, eenigen een lange werpfpies, anderen een boog en pylen,- allen draagen een lang mes aan de flinker zyde: een wapentuig, 't welk zy altoos medevoeren. Wy fpreeken hier van lieden van fatfoen: want de armen gaan doorgaans naakt, ten minfte barrevoets. Het gewaat der vrouwen beftaat alleen uit een ftuk katoen, om den middel gewonden, en over de knieën hangende, in de gedaante van een vrouwenrok, na genoeg van gedaante als de Negers aan de Goud- Tvoor- en Grein-Kust draagen. Het bovenlyf is geheel naakt; dit befchilderen zy met allerhande verwen, welke, op eenen afftand, zich vertoonen als gebloemd katoen of andere ftoffe. Eenigen draagen een loshangenden lap katoen over den fchouder geflingerd; doch dit is eene niet zeer gemeene hovaardy. Moore merkt aan, dat beide fexen 'er zeer op gefteld zyn om een groote tros fleutels aan hunne gordels te draagen, alleenlyk om eene vertooning te maaken, om voor ryke lieden te worden aangezien. f>) Weinig omflachtig en zeer eenvoudig is de fpyze der Negers; zy beftaat voornaamlyk uit ryst, wortelen en fruiten, waarop zy zeer greetig aanvallen, gelyk wy mogen vastftellen, omdat zy 's daags flechts eenen maaltyd, en wel in den avond, doen. Deeze maatigheid, echter, C«) Jobfc*, Golden Trade, p. 49, 55. Le Maire, p. 131.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 425 echter, is in hun niet zo zeer eene deugd, als het gevolg van luyheid, welke hen wederhoud van het nazetten van wild, het eenig dierlyk voedfel, welk zy gebruiken: want hun hoornvee, fchaapen en geiten worden zorgvuldig om de melk bewaard. Water is de gewoone drank der Negers; hoewel lieden van meer vermogen hier te lande palmwyn drinken, met water verlengd, en eene foort van bier, Ballo genaamd, bereid van het koorn, welk hier meest gemeen is; of dit gierst of rysc zy, word niet gemeld. Allen zyn, in de daad, zeer gefield op brandewyn en andere fterke dranken; doch vermids de Europeaanen dezelve moeten bezorgen, kunnen alleen lieden van eenig vermogen deezen lust in geruime maate opvolgen. Doch, hoedanig ook de trek der mannen tot onmaatigheid zyn moge, niets kan de maatigheid der vrouwen, in het ftuk van eeten en drinken, evenaaren: nooit proeven zy anderen drank dan water, of op zyn meest een weinig wyn of Ballo, ryklyk met water verlengd. Volgens zommige Schryvers doen de Negers 'sdaags twee maaltyden, omtrent den middag en in den avond; zy verhaalen, dat zy aan tafel zitten, zonder eenige dier gereedfchappen, welke onder ons als niet te ontbeeren worden aangezien; dat zy met de vingers, en altoos met de rechterhand eeten; zy befchouwen het als onwelleevende, hunne fpyze of de lippen aan te raaken met de (linkerhand, welke zy tot geringer werk gebruiken. Niet kostbaarder en overvloediger is de tafèlpracht hunner Koningen, hoewel zy in ftaatfie en alleen eeten, uitgezonderd wanneer zy zomwylen hunnen Opper - Marbut de eere aandoen van hem aan hunne tafel te nodigen. Van hier dat de Negers zeer ongaarn de Europeaanen by hunne maaltyden gedoogen, even alsof zy zelve overtuigd waren van hunne armoedelykheid en de plompheid hunner zeden ten deezen aanziene. Omtrent hunne huwelyken zyn de verhaalen der Hhh 3 Reizi. XVIII. boek. xvnr. HOOFDST. [II. AFB.  426 HISTORIE der XVIII. boek. xviii. hoofdst. rif. afd. Hmvep. ïyken. j i i j i i i i \ \ c \ r t I \ \ \ k v Reizigers zeer verfchillende. Jobfon getuigt, dat ieder man het recht heeft om het meisje te trouwen, waarop hy verliefd is, zonder opzicht op rang of middelen, of eenige andere omftandigheden dan huwbaarheid en een gepasten ouderdom. Nogthans erkent hy, dat 'er zelden buwelyken worden geflooten zonder kennis en toeftemtning der ouderen, in wier handen de man het bedoelde mwelyksgoed , of althans een bekwaamen borgtocht ftelt. De Koning of Overfte van ieder Provincie, Stad of Dorp, tls de algemeene Schutsheer van alle meisjes in zyn rechts;ebied, byzonderlyk van de beftorvene dochters, bezit wekere rechten. Zodra de voorafgaande voorwaarden zyn jeraamd, gaat de bruidegom, verzeld van een zeker ;eial jongelingen, naar buiten, by maanlicht, of ten ninfte by nacht, en bezet het huis der bruid, om haar net geweld weg te voeren; zy zelve en haare vriendinnen bieden allen mogelyken tegenftand, en ftellen, door laar fchreeuwen, het geheele Dorp in roer: eene fchuwleid, welke als eene vasfgeftelde plechtigheid word aan;ezien: zodat aan den fchaker geen weerftand word geiooden, en deeze klucht altoos op een huwelyk uitloopt, rot zulk eene buitenfpoorigheid flygt dit kluchtfpel, dat e minnaar verfcheiden weeken te vooren rondom het uis hunkert, en zich verfchuilt in bosfchen en groeven ondom de verblyfplaats van het voorwerp zyner wenden, bedekkende zyn aangezicht met een fluiër, om liet ontdekt te worden, en zyne vryery in de gedaante an een bedekten minnehandel voort te zetten, zonder reiken de vreugde als laf en fmaakloos word aangezien, (by Mo ore verzekert, dat aan de rivier de Gambia een ader dikmaals zyne dochter verlooft aan een nabuurig ind, op denzelfden dag als zy gebooren word: eene erbintenis, zo vast en verbindende, dat zy nooit kan ver. (_i>) Janequin, p. 96.  binkenlandsche gewesten van .AFRIKA. 42; verbroken worden; de genegenheden der belanghebbenden zyn niet genoeg ter vernietiginge van een huwelyk, bui. ten hunne toeftemming aangegaan. Zeer vroeg trouwen doorgaans de vrouwen, en fcheiden uit met kinderbaaren, in den leeftyd, in welken andere eerst beginnen. Wanneer een huwelyksverdrag geflooten is, moet de bruidegom aan de ouders van de bruid een gefchenk doen van twee koeijen, een ftaaf yzer en tweehonderd Kolariooten: zonder deeze plechtigheid is het verbond van geene kracht, genomen zelfs dat hy de bruid naar zyn huis gevoerd en het huwelyk had voltrokken. Dezelfde Schryver merkt aan, dat de bruidegom eenen maaltyd moet geeven, aan welken alle de nabuuren onderfteld worden ongenodigd te verfehynen; en dat dit onthaal, welks verzuim van de verachting aller Dorpelingen on vermydelyk gevolgd word, drie of vier dagen duurt. De bruid word uit haar vaders huis gedraagen op de fchou ders van jonge knaapen, vrienden van den bruidegom, hebbende zy haar aangezicht gedekt met een fluijer, dien zy niet aflegt voor dat het huwelyk voltrokken is; deeze aflegging is eene leuze aan de geheele vergaderinge, dat de huwelyks- plechtigheden behoorlyk volvoerd zyn: want het is gebruiklyk, dat de jonggetrouwden zich afzonderen, terwyl het gezelfchap voortgaat met zingen, danzcn en drinken, tot op hunne wederkomst. Een weinig verfchillende is Labafs bericht wegens deeze plechtigheid, in de Landen, die aan de Senegal grenzen. Hier vervoegt zich de minnaar by de ouders zyner beminde, en tracht, door derzelver invloed, haare toeftemming te verwerven, doch zonder ooit te begeeren of te verwachten, dat haare neigingen eenig geweld worde aangedaan, 't welk, zyns oordeels, voor beiden ongelukkig moet afloopen. Indien het hem gelukt zy, haare liefde te verwerven, doet hy eenige gefchenken aan de ouders, of naaste bloedverwanten; de bruid word naar XVIII, BOEK. XVIII. HOOFDST [II. AFD.  428 HISTORIE der XVIII. BOEK. XV1N. HOOFDST. ui. AFD, I naar zyn huis geleid, en het huwelyk geflooten zonder eenigen verderen omflag of plechtigheid, dan een onthaal aan het Dorp. Het huis genaderd zynde, bied de brui. degom haar de hand, en geleid haar in het beste vertrek. Zy is hier niet gekoomen, of hy vertoont terftond den man; hy gebied haar, water te haaien, of eenig ander flaafsch werk te verrichten, haare onderworpenheid aanwyzende; op den eerften wenk vertrekt zy om zyne bevelen te volbrengen. Zy eet na hem, bedient hem als eene flaavin aan tafel, en verbeid geduldig den tyd om ter ruste geleid te worden. Doch dit is eene gezachoeffening, welke alleen plompe echtgenooten na den eerften nacht betoonen, en terwyl het als eene huwelyksplechtigheid word aangemerkt. Indien de bruid van haaren maagddom verzekerd is, iets 't welk in de Neger. Gewesten zelden plaats heeft, fpreid zy altoos, uit hovaardy, en om haaren man te believen, een wit katoenen laken over hec bed, 't welk zy, ten bewyze van haare voorgaande kuischheid en van de bekwaamheden des bruidegoms, na de huwelyks-voltrekking aan het gezelfchap openlyk vertoont; de bruiloftsgasten ontvangen het met diepen eerbied, en draagen het in zegepraal door het Dorp, met een groot gevolg, verzeld van allerlei muziek en groote vreugdebetooningen. Labat verzekert, dat indien de noodige kenmerken van maagddom zich oiet vertoonen, de ouders verplicht zyn haar terug te neemen, indien de bruidegom zulks begeere: doch deeze fchande word hun zelden aangedaan, naardien de bruid, ioor bevoegde rechters, vóór het huwelyk, zorgvuldig anderzocht word; en indien het gebeure, dat de man te eur gefteld worde, verkiest hy liever zyne verbintenis ;eftand te doen, dan onmin te verwekken tusfchen twee iamiliën, het onvermydelyk gevolg van het terug zenden ?an de bruid, (c) Met dit alles is het zeker, dat aan veele CO p. 131.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 429 veele oorden van deeze Kust de maagddom klein gewaardeerd worde; zynde de Jfrikaanen, zowel als de Europeaanen, zeer verdeeld in het fchatten van dit vrouwelyk kleinood; zommigen Hellen het boven, anderen beneden alle waarde. Ons bericht wegens de huwelyksplechtigheden zullen wy befluiten met eene gewoonte, welke, vólgens Janequin, een Schryver van eenig geloof, door eenige Natiën aan deezen oord, onderhouden word. Hy zegt, dat de bruid, door haare ouders, aan den bruidegom moedernaakt word ter hand gefield; dat hy haar terftond by den Marbut brengt; die hun gebied eenige kleine zandkorrelen te eeten, en den volgenden nacht het huwelyk te voltrekken; zynde dit de geheele huwelyksplechtigheid. Indien, volgens denzelfden Schryver, de tekens van den maagddom in den volgenden morgen zich niet duidelyk vertoonen, beeft de man het recht om zyne vrouw onmiddelyk te verftooten; in zommige Landen word dit voor zo eene groote fchande gehouden, dat eene vrouw, die de proef niet kan doorftaan, liever wil fterven dan trouwen. Alle Schryvers getuigen, dat de veelwyvery hier geöorlofd is, in dezelfde ruimte, als in alle andere NegerGewesten ; de man is aan geen getal bepaald; maar neemt zo veele vrouwen, als hy in ftaat is te kunnen onderhouden. Doch zy verfchillen merkelyk omtrent de voorrechten van man en vrouw, de macht, welke aan hem gegeeven, en de gehoorzaamheid, welke van haar gevorderd word. Jobfon noemt eene der vrouwen het handwyf, omdat zy haaren man fteeds verzelt, eene zekere meerderheid over de andere zich toeëigent, en, in de daad, de meesteres van 't gezin is, omdat zy hem het eerfte kind gebaard, of het meeste goed ten huwelyk gebragt, of, 't geen van meer belang is dan alle het andere, haaren maagddom gehad heeft. In gevolge hiervan, is zy ontheeven van veele flaaffche dienften, tot Hedend.Hist.XVI.D.U.St. lii welke XVIII, boek. xviii. HOOFDST. iii. AF 9  XVIII. BOEK. x vin. HOOFDST. III. AFD Straffe van het Overfpel. 430 HISTORIE dek welke alle de andere gebruikt worden; zomtyds eet zy met haaren man: eene eere, welke de andere vrouwen niet mogen genieten, welke eeten in eene kleine hut, van de hoofd wooning onderfcheiden. Zy verfchynen nooit in zyne tegenwoordigheid, dan wanneer zy geroepen worden; zy deelen niet in zyne omhelzingen, dan wanneer zatheid van de voornaamfte vrouwe 'verfcheidenheid vordert. In weerwil van dit gebruik, lpreekc Jobfon^ met verwondering van de eensgezindheid en het onderling vertland, welke in het ge^in heerfchen, daar men niets anders zou mogen verwachten dan verwarring, uit jaloersheid, vleeschlyken lust en nyd gebooren. (d) Op het overfpel ftaat, volgens jobfon, geene andere ftraffe dan flaaverny, met deeze voorwaarde, dat de beide echtbreekers aan Ewopwanen moeten verkocht worden: want, in dat geval zyn ze verzekerd, dat de misdaaders over zee zullen verzonden worden. Doch Barbot merkt aan, dat indien zy op de daad betrapt worden, de overfpeeler gedood, en de vrouw verftooten word ; als wordende de meeste fchuld altoos aan des mans zyde onderfteld. De vrouw keert weder tot haare ouders, die verplicht zyn haar aan te neemen, alsof 'er niets gebeurd ware; hoewel zy, op zommige plaatzen, met een kenmerk van eerloosheid word gebrandmerkt, en haar verbooden, met de andere vrouwen des gezins gemeenfchap te hebben. In zommige gevallen word de vrouw ter dood gebragt* of voor flaavin verkocht, terwyl de man 'er ftj-affeïoos afkoomt; doch hiertoe worden duidelyke bewyzen vereischt, dat. zy hem had wys gemaakt dat zy ongehuwd was. (?) 1 Mo ore verzekert, dat, in 't algemeen, de man de macht heeft, de trouwloosheid zyner vrouwe te ftraffén, met (<0 P. si. (O Labat, Tom. 4, p. 190.  BÏNNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 4.31 met haar aan de meestbiedenden te verkoopen, of haar nevens alle haare kinderen uit het huis te jaagen. Niet» tegenftaande de ftrengheid deezer wetten, rekenen zich de vrouwen eene fnoepery met eenen Blanke tot groote eere; en de mannen bieden dikmaals hunne vrouwen, zusters of dochters den Factooren ten gebruike aan. Doch, Barbot is van meeninge, dat deeze believing haaren grond heeft in eigenbaat; als zynde 'er geen band zo heilig, weiken zy niet verbreeken, niets zo laag, 't welk zy niet zullen pleegen, ter verzadiginge van hunne fterkfte drift, de geldzucht. Hoewel de vrouwen uit den aart niet afkeen'g zyn van minnekoozery, is onder haar ook het zelfsbelang de voornaamfte en eerfte dryfveer haarer genegenheden , welke by haar altoos evenredig zyn aan des minnaars rykdom en mildheid; en gelyk zy in 't algemeen ryzig van geftake, fchoon en dartel zyn, twisten de Euro. peaanen zelden met haar over den prys haarer gunften. Om der de Negers hier te lande, 't zy Moliammedaanen of Heidenen, zyn zekere trappen van bloedverwantfchap, binnen welke de huwelyken ongeöorlofd zyn: by voorbeeld, een man mag niet in den echt treeden met zyne zuster, dochter, moei of nicht; zelfs een Koning, die het onderftond deeze godsdienftige wet te overtreeden, zou eene ftrenge berisping der Marbuts zekerlyk niet ont* gaan. Ongelooflyk onverzaagd zyn alle de vrouwen in het kinderbaaren; onder den zwaarften arbeid hoort men haar nooit kermen; zy loozen geene enkele zucht; te midden der grievendfte fmerten zou dit voor lafhartigheid worden opgenomen. Zelden behoeven zy de hulp eener vroedvrouwe, uitgezonderd die nog zeer jong zyn; nooit houden zy het bed langer dan een dag of twee, dikmaals in 't geheel niet. Doorgaans worden moeder en kind te gader gewasfchen, het kind in een laken omwonden, en der C/) P. 133. Iii a XVIII. boek. xvjir. HOOFDST. III. AF O.  43* HISTORIE r> e r XVIII. boek. xvm. HOOFDST. IK. AFO. Opvoe» ding. der moeder op den rug gehangen, die wederom aan haar werk gaat, alsof 'er niets ware voorgevallen. Vyf of zes dagen, of, volgens zommigen, een maand na de geboorte, word het kind een naam gegeeven; de plechtigheid daar by gebruiklyk is, dat het hoofd gefchooren en met oly gezalfd word, in tegenwoordigheid van vyf of zes der naaste vrienden. Omar, Hali, Dimbi, Maliel, onder de jongetjes, Fatema, Alimata, Kamba, enz. onder de meisjes, zyn hier de meest gewoone naamen onder hen, die van den Mohammedaanfchen Godsdienst belydenis doen. Het kind word vervolgens, eiken morgen, met koud water gewasfchen, en vervolgens met palmolie befmeerd. (g) Met groote tederhartigheid behandelen de moeders haare kinderen; zy fpaaren geene zorge of moeite in de oppasfing, tot dat zy kunnen loopen; zorgvuldig geeven zy vervolgens acht op hunne lichaamen, doch verwaarloozen hunnen geest, tot dat zy in ftaat zyn om voor zich zelve te kunnen zorgen. Dewyl zy in aanhoudende ledigheid worden opgevoed, word hunne luyheid eene hebbelyke eigenfchap, die, in hunnen gantfchen leeftyd, zelden uitflyt; dit is alles, wat de moeders, met haare kwalyk overleide tederheid winnen. Van de eerfte kindsheid af worden de meisjes opgeleid tot arbeid, tot een ingetogen en zedig gedrag in de gezelfchappen, inzonderheid van haare meerderen en ouders. Maar, zegt Barbot, befchouw haar op zich zelve, en gy zult zien, dat eene opvoeding, niet op vaste beginfels gegrond, en alleen door voorbeeld ingeprent, van geringe kracht is, dewyl 'er geene gunften zyn, welke zy voor een fnoer koraalen en een lint, of eenig glaswerk, niet willen mededeelen. Hier, zo wel als in eenige andere reeds btfcnreevene Gewesten, onthoud zich de vrouw zorgvuldig (g) Barbot, p. 37. Le Mairt, p. 159, 160.  binnenlaïdjche Gewesten van AFRIKA. 433 vuldig van de omhelzingen des mans, drie jaaren lang na haare verlosfing: eene gewoonte, gegrond op de liefde voor haare kinderen, die, volgens haar begrip, onge fteldheden inzuigen met de moedermelk, die door de huwelyks - omhelzingen is bezoedeld. Nogthans zyn haare natuurlyke begeerten doorgaans te krachtig voor haare zucht tot de kinderen; en het is des mans fchuld, indien zy den tyd niet bekorten, door gewoonte tot deeze boete gefteld. De gewoonten, by het overlyden van eenen Neger gebruikelyk, zyn dezelfde, als die wy in ons bericht wegens de Goud - Kust befchreeven hebben. Zo ras iemand den geest geeft, ontvangt het geheele Dorp tyding van 't verlies, door het kermen en jammeren des gezins. De Marbut wascht het lyk; en het vervolgens bedekkende met dezelfde klederen, welke de overleedene placht te draagen, koomen de bloedverwanten, de een na den anderen, om aan den geftorvenen eenige belachelyke vraagen voor te ftellen: by voorbeeld, of hy ongezind ware om by hen te leeven; wat hem in 't hoofd bragt om te fterven; of hy klaagde over de bekrompenheid zyner bezittingen; of hy te weinige fchoone vrouwen hadde; of iemand der bloedverwanten hem zo zwaar hadde beleedigd, dat hy hem op deeze gruwelyke wyze wilde ftraffen? De Guirots, eene foort van muzikanten, van den anderen kant, zingen en fpeelen ter eere des overleedenen; en een Folgan, of ball, word aan de aanweezenden, ter zyner gedachtenisfe, gegeeven. '£r worden flaaven verkocht om brandewyn te koopen; na het onthaal word het dekfel van het graf genomen, waar. in het lyk zal worden bygezet. (A) Vier of vyf van de CA) De Folg'taan word ter aarde bcfteld, op de volgende wyze. De jonge lieden van het Dorp vergaderen op een ruim plein, in 't midden van 't welk een groot vuur word ontftoken. lii 3 De XVIII. boek. xviii. HOOFDST. III. A F Dj Begraa- ƒ enisfen.  434 HISTORIE der XVLI1. BOEK. xviii. ^OOF'DST. ii. AFDi de naaste bloedverwanten houden een laken, by wyze van doodkleed, 't welk over het lyk geCbreid is, terwyl de Marbut hetzelve eenige onverftaanbaare klanken in 't oor luistert. Na deeze plechtigheid word het lyk terftond met aarde bedekt, de grafzerk daarop geleid, en over dezelve een ftuk laken, van zulk eene kleur, als de bloedverwanten verkiezen. Aan 'c hoofdeinde ftaat een pot met water, en eenige fchotels met Kuskus; dicht daar by een paal, aan welken de boog, pylen, fchichten en het zwaard des overleedenen worden opgehangen. In zommige Landen word eene diepe gracht rondom het graf gegraaven, om te beletten dat het door wilde dieren niet De aanfchouwers fchaaren zich in een langwerpig vierkant aan beide einden ; de danzers worden tegen eikander over geplaatst, de mannen aan de eene, de vrouwen aan de andere zyde. Twee trom-nelflagers beftuuren den dans; zo ras zy beginnen , heffen de lykdraagers eenen zang aan, die van de geheele vergadering beantwoord word. Een danzer tevens uit de eene Hnie voorttreedende, nadert den perfoon, die tegen hem overftaat, van weiken hy meest houd, op den afftand van twee of drie voeten, en keert ftraks danzende terugge, tot dat de trom het zein geeft om zich dicht in elkander, en dijen tegen dijen te fluiten; zynde die zamen danzen altoos van verfchillende fexen. Hierop treeden zy van nieuws achteruit, en naderen met onderfcheidene beweegingen, naar de muz:ek ingericht, tot dat zy eindelyk op hunne plaatzen wederkeeren. Nadat ieder perfoon in elke linie dit verricht heeft, koomen zy allen te fameii, en danzen in eene rei, mst genoegzaam dezelfde beweegingen, als toen zy een voor een dansten, indien niet nog dartelder en onzediger. Nimmer ftampen de Negers met den voet; nogthans is ieder lid en gewricht des lichaams in beweeging; zelfs het hoofd en de fpieren van het aangezicht beweegen zich met de belachelykfte gebaaren In deeze verfcheidenheid van lichaamswendingen beftaat de voortreffelykheid en bekwaamheid des danzers, als wyzende het vlugheid aan, maar Zier luttel bevalligheids, of 't geen wy eene fraaije houding noemen. (*) .X*) Labac, R,iai. Je fAfrifüt OccUtxt., Pa«, 4, Char. i  BINNENL ANDSCHE GEWESTEN VAÜ AFRIKA. 4 >5 niet worde opgedolven, gelyk, by verzuim deezer voorzorge, dikmaals gebeurt. Indien de geftorvene een jongetje zy, zingen de vrouwen en meisjes van het Dorp een lykzang, terwyl de jongens langs de ftraaten loopen, maakende een vervaarlyk getier met hunne fchorre fpeeltuigen, en het klikklakken der wapenen, waarmede zy by deeze gelegenheid voorzien zyn, pleegende alle mogelyke buitenfpoorigheden. ( h) Wanneer een Koning fterft, word 'er een zekere tyd bepaald tot den openbaaren rouw, beftaande in eene volle Rei van misbaarmaakers over het graf. Honderden Negers, die den geftorvenen by zyn leeven als eenen dwingeland vervloekten, rukken zich nu de haairen uit het hoofd. liaan op hunne borften, en pleegen allerlei weeklachten over zynen dood. Alle de ryke onderdaanen, uit alle de oorden zyner beerfchappyën, zenden tot gefchenken gevogelte, fchaapen, ryst en gierst, tot onderhoud der rouwbedryvers; verfcheiden dagen word by het graf open tafel gehouden, daar niets dan vrolykheid en rinkelrooien heerscht, uitgezonderd in de uuren, aan rouwklaagen gewyd. Volgens zommige Schryvers begint het rouwklaagen met zonnenöpgang, en duurt tot in den avond, wanneer de treurklucht geftaakt word, om plaats te maaken voor danzen, zingen en de allerbuitenfpoo» rigfte vrolykheid. (O Indien de Koning geene aanfpraak hebbe op de nalaatenfchap des overleedenen, neemen de broeders, zusters en andere bloedverwanten bezit van zyne goederen, weinig acht geevende op de eisfchen der kinderen, 't en zy ze oud genoeg zyn om hunne rechten te kunnen betwisten. Doch van de wetten raakende de erfenisfen, zo wel als alle andere burgerlyke en fttllige wetten, (70 Labat, Tom. 4, Chap. 1, Tom. 2, p. 303, CO Moore, p, 129, enz. XVIII. BOEK • xviir. HÖOFD ;T. III. AF0.  436 HISTORIE der XVIII. boek. xvm. HOOFDST. III. AFD. Speeltuigen. wetten, fpreeken de Schryvers flechts met een enkel woord, alsof zy meenden, dat een naauwkeurig denkbeeld raakende een volk moet gevormd worden niet uit deeze wetten, maar uit de algemeene gewoonten, welke onder hen heerfchen. Zy zyn zeer breedvoerig over hunne danzen, muziek en uitfpanningen, terwyl ze zeer ligt heen loopen over 't geen hun verftand kentekent; zy leggen zich meer toe om te verraaaken, dan te onderwyzen. Van de fpeeltuigen deezer Landen zou 't bezwaarlyk vallen, met woorden een naauwkeurig denkbeeld te geeven; van de voornaamfte en merkwaardigfte zullen wy eenig verflag doen. Ieder Dorp heeft zynen Tontong, eene foort van groote trom, deeze word geroerd by de aannadering des vyands, en geeft het zein tot alarm by alle ongewoone gelegenheden. Hiertoe is hy zeer gefchikt, dewyl hy op den afftand van zeven mylen kan gehoord worden. Jobfon befchryft eene foort van fnaarentuig, welk hy aan de rivier de Gambia had gezien; volgens zyn bericht fchynt het eene foort van harp te zyn. Hy zegt, dat het 't eenige fpeeltuig is, waarop de Negers met de vingers fpeelen; hoewel wy ons geen denkbeeld kunnen maaken, hoe zy anders op de Balafo, of Ballard, zo als hy het noemt, kunnen fpeelen, 't welk, volgens de opgave van alle Schryvers, fchoon zy in eenige omHandigheden verfchillen, eene foort van Spinet fchynt te weezen, met fleutels en fnaren van verfchillende lengte en grootte. Barbot en Le Maire zyn van gevoelen, dat, in de handen van eenen Meester, dit fpeeltuig zeer welluidende zyn zou, terwyl het in de handen van eenen Neger zeer onvolkoomen, doch jiiet onaangenaam is, Moore fpreekt van een inftrument, 't welk hy Bulafo noemt, waarop, by wyze van een hakkebord, met rieten ftokjes word gefpeeld; doch, waarfchynlyk, heeft hy de naam verkeerd gefpeld, en twee fpeeltuigen onder elkander ver-  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 437 verward. Hunne muzikanten zyn , volgens het getuigenis der Reizigers, de elendigfte fpeellieden, die men in de geheele waereld kan aantreffen; de onvolkomenheid hunner inftrumenten vermeerderen zy door de gebrekkigheid der uitvoeringe. Dikwyls hebben wy genoemd hunne Guirots: een woord, welk alle de Engeljche Reizigers Vedelen vertaaien; doch Nyendaal, in zyne befchryving van de Goud-Kust, fpreekt van deeze Guirots als eene foort van Dichters en Poetzemaakers, van welke de Koning en de Adel eene menigte in hunnen dienst hebben, 't Kan zyn, dat beide beroepen in denzelfden perfoon zyn zamengevoegd, dewyl muziek en dichtkunde zusters zyn» en grappigheid altoos met de dichtkunde naauw vermaagfchapt is. Nooit ontvangen de Europifche Factoors een bezoek van de Prinfen of Edelen des Lands, of deeze onthaalen hen op de Guirots of jfuddies, zo als Jobfon ze noemt, die, even als de Jerfche harpfpeelers, op eenigen afftand van 't gezelfchap zich nederzetten, en eene foort van dichtftukken opzeggen, waar onder zy hun fpeeltuig paaren; het dichten gefchied veelal voor de vuist, toepasfelyk op de gelegenheid, door de vruchtbaare verbeelding des Dichters. Indien zich geen byzonder onderwerp aanbiede, maaken zy van hunnen zang eene lofrede, op de oudheid, adeldom, dapperheid, edelmoedigheid en rykdom van hunnen patroon; hierin zyn ze even walgelyk, plat en fmaakeloos, als de Europifche Dichters, hoewei zy zomwylen in het dichterlyke eene hooge vlucht neemen, en niet ongevallig de maat treffen. Men heeft opgemerkt dat zy doorgaans wel flaagen, eerder door eene gelukkige verbeeldingskracht dan door de kracht van zeggen: want hunne taal, zo veel wy uit de naamlysten, die wy gezien hebben, kunnen oordeelen, fchynt eerder zacht en welluidende, dan veelbetekenende en krachtig te zyn; dit, in de daad, is het geval van de meeste Negertaaien, die iets onderfcheidends in klanken behelzen. Hedbku. Hjst. XVI. D. II. St. K k k Tot XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. II. AFD.  43$ HISTORIE der XVIII. koek. XVIII. H'JOFDST. [li. AFD Taaien. Tot nog toe bezitten wy geen duidelyk genoeg aardrykskundig denkbeeld van dit gedeelte van dfr.ka, en van de onderfcheidene Natiën, welke het bewoonen, om haare byzondere taaien te kunnen onderfcheiden , en de grenzen aan te wyzen, daar de eene taal begint en de andere ophoud. Of zy allen onderfcheidene tongvallen van dezelfde worteltaale zyn, kunnen wy niet tepWteT!. Men erkent, dat 'er flechts drie onderfcheidene' taaien gefproken worden door de menigte Natiën in deezen waereldöord: zy zyn de Jaloffiaanfche, Fouliaavfche en Mandingodanfche fpraak, zy hebben daarenboven eere naauwe overeenkomst in de wyze van het formeeren hunner woorden, hoewel wy niet kunnen zeggen, hoe menigmaal hetzelfde woord dezelfde zaaken uitdrukke, met de verandering van eenige weinige letteren, dewyl geene Reizigers eene zelfde lyst van woorden van ieder taaie hebben gegeeven. Barbot gelooft, dat het Jaloffiatmsch hetzelfde is als het Zanguaijaansch, of meer eigenlyk het Sangaijansch, 't welk, volgens het gevoelen van Leo Africdmts'-y de gewoone taal is der binnenlandfche Gewesten van Gttir.ée, 'lombuto, Melli en Gaga-. Moore zegt, dat de gemeene taal, welke aan de beide oevers van de Gambia word gefproken, het Mandingoaansch is, waarmede men allerlei handel kan dry ven, van den mond der riviere tot aan het Land c.r, S»mb* midi. Kkkf. V» [VIII. BOEK. xviii. OOFDST. i. AFD.  44® HISTORIE der XVIII. Na het denkbeeld, welk wy gegeeven hebben van de boek. doorgaande luyheid deezer Negers, kan men niet ver- HOOFDST. Nedtrduitscb. taUmi^rh r, ,. WaCnten» iil AFD. Van waar koomt gy, Culay. ^"""^ »«* Geef my drinken, Mamaman. tfa'h ard. £trent?oos' %a-j~~> Het dondert, D,maien^ ; ■ 't Is koud , La!„0 • ' Onarmbe aud. Houd u MI Noppn, De yj. t Is een fchoone morgen, Leligentel, ,W^is «//„e. Goedenavond, a„^,J>flI /awilJ iv/rf0//^. uwe • • • • Laat my binnen , Nangrettery, Werp het in 't vuur, Guinguela mangmeu, Ovangmelle casfade. voYJL%Zl^T-Vf,\en/eJmeniste kIink'e«ers, die dikmaals op elkander vogen, is hecduidelyk, dat deeze tallen niet krachtig zvn kunnen, uit hoofde dei menigvuldige uitbatingen en afbreekingen der ftemme. eLZlr ï?' d5 Maadingiaaejïtc naamlyst overgaan, zullen wy eeue proeve van de getallen der bovengemelde taaien geeven. tódtYduimi JaUffiaanscb. Fouliaansch. v'Ie' 23". v'5 • *»•»«, N/ye. 7l' Guerom, Guieve. **»» Guerom bm, Gui gou. if™* Guerom yare, Cuididy. NeLL' G.f^-fy. ivc.gen, Gutrom yanet, Gui tiayt. C«f. W Elf, r»i «i (•) Twintig, iv/w«, * ' Eenentwintig, , 5o/„,.( gtUm Dertig , Fomanir , Famoair. Veertig, tem» fuk, Zfaggasb. Vyftig , Guerom fuk , Zestig, Guerom ben fuk, 1 CW» ^ Het FouliSansci oni- Tachtig. G*era* jre//»*, (. breekt. Negentig, Guerom yanet fuk, J Hoa. C*5 ^ is een koppelwoord, zo veel als ons e»; en derhalvcn tien en een, of elr. * Ct^ Op deeze wyze klimt men ia beide taaien op tot twintig.  BINNENLANpSCIiE Gem-ESTEN VAN AFRIKA. 441 wachten, dat zy groote vorderingen gemaakt hebben in XVIII. den koophandel, fabrieken, of kunften. In de daad, zy boek. hebben xvhi. HOOFDST. Nederduitscb. JaloffiSanscb. Fouiiaanscb. jjj /FD. Honderd, Temere, Temedere. Honderd en een , Temer e ck hen, Temedere gou. Tweehonderd, Tare temere , Temedere didy. Driehonderd, Tet temere, Temedere taty. Duizend, Gune , Temide re faj>o. Duidelyk blykt hieruit, dat de formeerirg van beide taaien gelyk is, voornaamlyk in de regel van het famenftellen der getallen. MANDINGOAANSCH WOORDENBOEK. Nederduitscb. Mandingoaanscb. Nederduitscb. Mandingoaanscb. Het hoofd, Kang. Een paard, Tou: Zilver, Kodey. Een koopman, Janko. Bier, Tooloe. Eene getrouwde Menja. Schoon, Neemen. vrouw, De mond, Dau. Eene moeder, Bau. Een boog, Kalla. Een leugenaar. Munbetty. Een kameieon, Minire. Grootmoeder, Moefe ban* Een eend, Bru. De dood , Sata. Kitte, Kandree. Nacht, Fin. Een hond, Oulve. Een noot, Teab. Een groo:e hond, Oulve bau. Eene deur, Taub. Een haan, Doontong ofStufcki. Een bloedverwant, Narit». Ec-n krokodil, Bamto. Een vader, ft». Eene olifantstand, Sama ning. Grootvader, Kea fau. Eene Hinde, Tonkong. Een Koning, Kanne kt». God, Alla. Een tovenaar, Kaa. De duivel, Bu». De zon, THI0. Een (laaf, Tonk. Donder, Koran aia. Vuur, Jeuol. Eene koe, Ni fa moofa. Een boog, Beuna. Een fchip , Toboulou kalori. Een man, Kea. Brood, Mongo. Eene flang, Mamtune. Wind. Funnig. Eene rivier, Bato. Een o'.kaan, Sau. Zout, Kee. Een dief, Suncar. jyielk, Nanna. Een dronkaart, Scrrata. Éen leeuw, Jatta. Een gierigaart, Tanini. Een wolf, Sillon, MANDINGOAANSCHE .GETALLEN, Nederduitscb. Mandingoaanscb. Nederduitscb. Mandingoaanscb. Een, Killin. Zes, Oro. Twee, Foula Zeven, Oronglt. Drie, Sabba. Acht, Sjr». Vier, Nani. Negen, Mouante. Vyf, £»n/o». Tien , Tong. Kkk 3 Elf.  XVIII. BOEK. xviii. HOOFDST. III. AFD 442 HISTORIE der hebben geene handwerken, dan die volftrekt noodzaaklyk zyn; en van deeze zyn de fmeden en mesfemaakers de voornaamften: want deeze maaken de gereedfchappen, tot den oorlog, den akkerbouw en de visfchery noodig. 'Onder de algemeene benaaming Ferra.ro verftaan zy allen, die in metaalen werken. Naast den Ferraro volgt de kun. ftenaar die 't meest geacht word, de zogenaamde Sepatero; hy maakt de Grisgris, of doosjes, voor de tovergereedfchappen, welke de Marbuts onder het volk uitdeelen. Dit is eene zeer voordeelige kostwinning; hebbende de prys van het werk geene andere regelmaat, dan het bygeloof des gebruikers, die het „als de grootfte godloosheid zou aanmerken, over den prys van eene Grisgris Nederduitscb. Mandingoaanscb. Nederduitscb. Mandingoaanscb. Elf, Ttngning 'killia. C*) Dertig, No .uning tong. Twaalf, Tongning foula. Veertig, Noan foula. Dertien, Tongning fabha. Vyfrig, Noau follaning tong. Veertien, Tongning nani. Zustig, Noau f'bba. Vyfiicn, Tongning Jonlou. Zeventig, Noau fabbaning tong. Zestien, Tongning oro. Tachtig, No*u nani. Zeventien, Tongning oronglo. Negentig, Noau nanining tong. Achttien, Tongning fye. Honderd , Kamy. Negentien, Tongning mouante. Duizend, Woelly of Woully. Twintig, Noau. Hieruit zien wy, dat dezelfde regels plaats hebben in het formeeren der Mandingoiianfcbe Fouliaanfcbt en Jaloffche getallen : ieder taal voegt de tien tallen te famen door de koppeling en herhaaling der eenheden. En hadden de Schryvers ons begunftigd met naamlysten van dezelfde woorden, waarfchynlyk zouden wy, door weinige woorden, in ft.iat gelreld worden, de moedertaal op te fpoóren, van welke alle de andere zyn voortgefprooten als zo veele tongvallen, doch door den tyd zodanig verbasterd, dat zy met den wortel uaauwlyks eenige gelykheid hebben. Moore heeft aangemerkt, dat de Maudingeiianen het woord Nift gebruiken als eene algemeene benaaming, om daarmede de dieren in 't algemeen en van alle foorten aan te duiden, als koeijen, fchaapen . leeuwen, olifanten en herten , waaraan zy de gedachten en foorten voegen , aXsNifa moefo, eene koe. 't Verdient onze opmerking, dat in geene derdrie gemelde taaien eenig ander deelwoord word gebruikt, dan de koppeiwoordjes ai en ning, zo veel als en betekenende. Het fcheidwoor J is geheel onoekand, indien wy de Rcisbcfchry /ers mogen gclooven, die, vreezen wy, niet'zeer oordeelkundig zyn in hunne aanmerkingen. Het gellacht word aangeweezen, niet door een voorlid, maar door den Iaatsten lettergreep, of den uitgang. (*) In 't Mandingoaanscb is ning zo veel als liet koppelwoord en; dus tien cn een.  BJNKE NLANESCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 443 Grisgris te dingen: dit zou influiten eene veraehting van den Godsdienst, in dit tovermiddel begreepen. De derde handwerksman, is de metzelaar, of pottebakker: want deeze zyn dezelfde lieden; zynde hunne gipswerkers, in, de daad, hunne metzelaars, insgelyks hunne pottebakkers, dewyl zy al hun aardewerk maaken. Labat plaatst deezen handwerksman in rang naast aan den Ferraro; in deeze zelfde klasfe telt hy alle de vrouwen en meisjes, die katoen fpinnen en weeven; hoewel wy moeten bekennen, geene gemeenfehsp tusfehen deeze fcedryverj te kunnen vinden. De laatstgemelde handwerkers hebben flechts geringe vorderiggöi in de kuivt gemaakt, als zynde bepaald tot drie Kieuren, en onbekwaam om de ftukken katoen grooter te maaken dan twee ellen in de lengte, en zes duimen in de breedte. Nogthans verftaan zy de kunst, om dezelve zo naauwkeurig famen te voegen, dat ze één fluk zo groot als men begeert uitmaaken, zich vertoonende alsof het uit één ftuk ge weeven ware. (/) Van weinig belangs voor den koophandel, zyn de voortbrengfels, welke hunne handwerken en fabrieken uitleveren; zy dienen meestal ten eigen gebruike, uitgezonderd eenige weinige matten, ftukken katoen, eenig aardwerk en andere kleinigheden, welke de Europeaanen koopen ten die'nlte der Negers van de Grein- Yvoor- Gouden Slaaven- Kust, als mede voor Kovco en Angola. De matten worden door de vrouwen gemaakt, en zyn de voornaamfte ftukken huisgeraad van eenen Neger, die op zyne mat eet, drinkt, Uaapt, en, in de daad, woont. Dit, derhalven, is de voornaamfte fabriek des lands. Uit Jotfons verhaal mogen wy oordeelen over de aangelegenheid des handels, welken de Negers onder elkander dryven ; hy getuigt, Negers gezien te hebben, tien mylen gaande C/) Jobfon, p. 129. Le Maire, p. 157. Labat, Tom. 2, p. 188. Barbot, p. 41. XVII l. BOKK. XVIHY HOOFDST. II. AFD  XVIII. b1ek. xviii. HOOFDST. III. AFD Gelou• •men. i 444 HISTORIE der gaande naar eene markt, met een ftaaf yzer van nog geen voet lang, of een of twee ftukjes katoen, geene zes ftuivers waardig. Sommigen evenwel dryven kostbaarder handel, in ftofgoud, gouden ringen en andere kleinigheden van waarde. Daadelyke blvken vertoonen de Neger.Steden en huizen van de luyheid en onkunde der landzaaten. Geene bouwkunde, geene poogingen tot fraaiheid, orde, netheid, of gemaklykheid verneemt men aldaar. Het eene gedacht leert niet uit de misflagen van een ander; de nakoomelingen betreeden den gebaanden weg hunner.voorzaaten: even alsof de weetenfchappen, kunften en fmaak reeds het hoogfte toppunt van volkomenheid onder hen bereikt hadden. Niets evenaart eene Negerhut in armoedigheid en geringheid van aanzien , noch eene Stad in llordigheid. De eerstgemelde is niets anders dan eene fhilp in de gedaante van een kegel, hebbende geen ander licht, dan 'c geen binnen gelaaten word door de deur, welke zo laag is, dat men door 'dezelve op handen en voeten moet naar binnen kruipen; binnen de hut kan een man van middelbaare geftalte niet rechtop gaan, zonder zyn hoofd te ftooten. Het geheele gezin ligt hier onder elkander vermengd: vaders, moeders, zusters, broeders, en Ilaaven, zonder eenig aanzien'van zedigheid, welvoegelykheid of zindeiykheid, uitmaakende eene zo fterk fpreekende groep van armoedigheid, als binnen zo engen omvang kan begreepen worden Deeze hutten zyn gemaakt van eene foort van teenenwerk, met aarde beftreeken, en door paaien famengevoegd; door middel van deezen hebben lieden van beter doen afzonderlyke en onderfcheidene vertrekken voor de verfchillende deelen des gezins; en daarenboven nog eene hut, om daarin vreemdelingen te ontvangen, 't Is noodeloos, eene Stad :e befchryven, gemaakt uit eene verzameling van zulke machtige gebouwen; genoeg is het aan te merken, dat de  BÏNNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 44J de Negers altoos hunne Steden bouwen in eene ronde gedaante, met kronkelende ftraaten, even alsof zy hunne verftanden, reeds genoeg verduisterd, nog meer wilden bedremmelen. Van hier dat men in een Dorp, geene halve myl over kruis groot, zomtyds twee of drie mylen1 moet gaan, om eenen vriend te bezoeken, terwyl, door middel van eene dwarsftraat, de afftand tot op honderd fchreden zou kunnen verminderd worden. Met dit alles is 'er iets treffends in deeze bouworde, van eene hoogte gezien, alwaar verfcheiden mylen van eene ftraat, met inwooners opgevuld, binnen zo engen omvang, zich als een mierenhoop vertoonen. Maar-zy hebben nog eene andere manier van bouwen , in 't geheel zonder eenig oogmerk, alsof de huizen toevallig daar heenen en als uit een zak gefchud waren, (m) Het paleis des Domeis of Konings van Kayor, is, in de daad, eene uitzondering op den algemeenen regel, wel. ken de Negers fchynen beraamd te hebben in het bouwen, met zo weinig opzichts op geriefïykheid, fieraad en de algemeene voorfchriften van gezond verftand als mogelyk is. In vergelyking daarvan is dit een prachtig paleis; het word omgeeven van eene muur: tegenover de buitenfte poort is een ruim plein, om des Konings paerden te oeffenen, rondom met ftallen. Tegenover is eene tweede poort; aan weerskanten van dezelve zyn de wooningen voor de hofbedienden. Van daar gaat men , door een grooten en fraaijen boogaart van vruchtboomen, naar de Koninglyke vertrekken; ter wederzyde van dezelve zyn de Seraglio's, of vertrekken der vrouwen, met de noodige wooningen voor haare oppasfers en flaavinnen. Zyne Majesteit heeft eene afzonderJyke Gallery, loopende naar ieder vertrek: zodat het onbekend is, met welke vrouw hy den nacht doorbrenge: een middel, welk zyn perfoon beveiligt O») Le Maire, p. 43. Hedend. Hist. XVI. D. II. Sr. L11 XVIII. boek. XVIII. HOOFDST. II. AFD.  XVIII. boek. XVM. HOOFDST. III. AFD 446 HISTORIE der beveiligt tegen alle famenfpanningen en laagen, en murmureering en jaloezy onder zyne vrouwen voorkoomt. Volgens Jobfon behoeft het paleis des Konings van Kasfan aan het evengemelde in pracht niets toe te geeven. Het ligt in 't midden der Hoofdftad, en maakt met de Serails en de vertrekken voor de Hovelingen, bykans de halve Stad uit. Men koomt 'er binnen over een plein, van wachten omringd, en gaat naar eene ruime opene zaal, daar altyd de ftoel Van Staat geplaatst is, met een trom daar achter. Dit, zegt de Schryver, was het eenige fpeeltuig, welk hy hier te lande had gezien; het word gebruikt om vreugde en droefheid te wekken, op bruiloften en by begraafenisfen. (») Negers van adelyke geboorte of groot vermogen bootzen, in hunne gebouwen, de pracht der Koninglyke paleizen na, en overtreffen ze zomwylen; byzonderlyk dezulke, die van Portugeezen of Mooren afftammen, die geheel in den Europifchen fmaak bouwen, doch zonder het minfte denkbeeld van bouwkunde. Een Framch Schryver heeft onlangs aangemerkt, dat de Mandingoaanen, of Soves, zo als zy zich zelve noemen, in eenen beteren fmaak dan de overigen bouwen. De muuren worden gemaakt van een vet zamenkleevend klei, 't welk lich glad en hard vertoont als porcelein, gedekt met [troo, 't welk langs dezelve nederhangt aan de zyde van ;en anderen muur, van bykans een mans hoogte; dit naakt rondom de hut eene foort van Gallery, alwaar zy :egen de brandende zonneftraalen gedekt zyn. Adamfon sag een Dorp, 't welk even vóór zyne aankomst geheel ïvas afgebrand; de muuren, die het geweld der vlammen wederftaan hadden, waren gedeeltlyk van eene fraaije roode aarde geimakt, en gedeeltlyk verglaasd door de geweldige hitte van het vuur. Op eenen afftand fcheen het O) Labat, Tom. 11, p. 311.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 44j het geheel overtrokken te zyn met een fchitterend vernis, en evenaarde het fraaifte Chineefche porcelein. (o) Aan zommige oorden aan de Kust bouwd men op de volgende wyze. 'Er word eene foort van duivekooi ge maakt, door middel van vast aaneen verbondene rieten, en gefchraagd door paaien, diep in den grond geflagen. Deeze paaien zyn van vyf tot zes voeten hoog, en hebben een rond dekfel van ftroo van dezelfde hoogte, in een punt eindigende. Aldus heeft ieder hut flechts ééne verdieping, van tien, twaalf of vyftien voeten over vt kruis. De eenige ingang is een vierkant gat, omtrent vier voeten hoog; doch een gedeelte dier ruimte word opgevuld door eene optrede, ten minfte een voet boven den grond: zodat men naar binnen gaande het lichaam moet voorover buigen en den eenen voet opligten: eene houding, niet alleen ongemaldyk, maar ook belachelyk.(ƒ>) Het huisgeraad beantwoord volkomen aan den luister van 't gebouw; het beftaat eeniglyk uit eenige weinige aarden potten, Conaris genaamd, kalabasfen vlesfen, ne. vens houten fchaalen en fchotels, en diergelyke dingen: want wat aangaat ftoelen, tafels en bedden, hunne matten bekleeden de plaats van dit alles, uitgezonderd een bed voor den huisvader. Dit beftaat uit eene foort van Horde, liggende op kruiswyze geplaatste houten, en door vorken, een voet boven den grond, gefchraagd. Hier over word eene mat gefpreid, welke voor matras en lakens dient: want peuluwen kennen ze niet. Het volgende bericht geeft de laatstgemelde Franfche Schryver van de gebouwen in het Eiland Senegal. „Hier, zegt hy, „ zyn alle de hutten, denzelfden eigenaar toebehoorende, beflooten binnen een wal of pallifade van riet, zes voeten hoog; men noemt dien Tapade. Hoewel de Co) Moore, p. 76, 109. (/>) Voyage au Senegal, p. 63. Lil 2 XVIII. boek» xv1i1. HOOFDST. ui. AFD  448 HISTORIE der XVIII. BOER". XVHL hoofdst. UK afd. Landbouw. de Negers, in de bouworde hunner huizen, weinig evenredigheids in acht neemen, hebben hun, echter, de Fran. fihen op 't Eiland Senegal leeren in acht neemen eene zekere eenpaarigheid in de afmeetingen der Tapades, welke zy in zulkervoege gefchikt hebben, dat zy eene kleine Stad uitmaaken, met verfcheiden rechte ftraaten. Deeze ftraaten zyn, in de daad, niet geplaveid; en gelukkülyk is hiertoe niet veel gelegenheid, dewyl ze zeer veel werks zouden hebben om dertig mylen in het rond eenige ftraatfteenen te vinden. Meer gemaks vinden de landzaaten in hunnen zandachtigen grond: want, dewyl het zand zeer diep en zacht is, dient het hun tot de gewoone zit plaatze; het is insgelyks hunne Sopha, hun ftoel en bed. Daarenboven rekenen zy zich nog gelukkig met eene andere" byzbnderheid, te weeten, dat zy geen gevaar loopen v?n vallen; het is altoos zindelyk, zelf na den zwaarften regen, omdat bet 't water zo gereed inflorpt, dat 'er Hechts een uur droog weder noodig zy om het te doen op. droogen." Adamfon voegt by het bovengaande bericht, dat deeze Negerftad verre weg de fraaifte is in het geheele Gewest, tusfchen de rivieren de Gambia en de Senegal, als mede de grootfte en regelmaatigfte, bevattende ruim drieduizend inwooners: een verbaazend getal voor eene Negerftad, in dit gedeelte van Afrika, (q) Wy zullen dit onderwerp beduiten met eenige aanmerkingen op den landbouw der Negers, een bedryf aan alle rangen gemeen, uitgezonderd den Koning en de Kapiteinen der Steden. Hun eenige werktuig, om den grond te ontginnen, is eene foort van fpade, meer naar eene fchup gelykende, met een fteel van drie voeten lang. In den omtrek van de Gambia is ryst genoegzaam het eenig koorn, 't welk gezaaid word op de velden, die in het regenachtig faifoen overftroomd worden. Deeze velden door- Cf) Adamfon, aldaar. Le Maire, p. 101.  BINNEKLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 449 doorfnyden de Negers met dyken, welke hét water in zo verre bedwingen1, dat de ryst altyd vochtig blyft; nadat de oogst is ingezameld, gelyken de rystvelden naar droog gemaakte moerasfen, op welke eenig onkruid groeit. Doch de vruchtbaarheid van den grond en den arbeid der land zaaten worden dikmaals verydeld door de fprinkhaanen, welke hier zich in zo groote wolken vertoonen, dat zy den hemel bedekken, en de zonneftraalen verduisteren. Onze Schryver verhaalt, dat terwyl hy, in iprokkelmaand des jaars 1750, in den mond van de Gambia lag, eene dikke wolk zich boven het fchip vertoonde, die zulk eene verandering aan den hemel veroorzaakte, dat al het fcheepsvolk daar over verfteld ltond, dewyl dezelve, in dit gedeelte des jaars, zelden betrokken is. Wel» haast bleek het een zwerm fprinkhaanen te zyn, twintig of dertig vademen boven den grond vliegende en eene uitgeftrektheid van verfcheiden mylen befiaande; waar na ■er als eene ilortinge van deeze infekten viel, welke, in hun rusten op de aarde, al het kruid afknaagden, cn vervolgens op de vlucht toogen. Door hunne talrykheid verfpreiden deeze kleine dieren fchrik en verwoesting, overal daar zy zich vertoonen. Na het koorn, kruid, bladeren en vruchten verflonden te hebben , tasten zy zelfs den bast der boomen aan, ja de rieten, waarmede de Negerhutten gedekt zyn. Onze Schryver, die 'er eene groote menigte van ving, befchryft hunne breedte en lengte als die van een mans vinger, bruin van kleur, hunne hoofden gewapend met twee fcherpe kinnebakken, gelyk een zaag getakt. Niet ligt zal men zich verheelden, dat zo een aanftootelyk dier den mensch tot fpyze diende; doch de Negers fchynen hunne fchade te vergoeden, en zich te wreeken voor het verlies van hun koorn en vruchten, door het opëeten van de verdelgers. Op verfcheiden wyzen bereiden zy de fprinkhaanen; eenigen pellen en kooken ze in melk; anderen kooken Lil 3 ze XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. 111. AFD. De Negers eeten fprinkhaanen.  45© HISTORIE der XVIII. BOEK. XVIII. HOJFDST. III. AFD < i i » » i i c I v r c e v e n i k o 't V ze alleen; allen houden ze voor eene fmaaklyke lek. kerny. f>) D e vermaaklykheden der Negers, in den zaai- en oogsttyd, zyn nagenoeg dezelfde, als die wy vermeld hebben in ons bericht wegens den landbouw van Fida, Ardrah en de Goud-Kust. Hier zullen wy alleen aanmerken, dat de Koningen volftrekte eigenaars zynde van alle de 4an* deryën in hunne heerfchappyën, ieder gezin zich by hen, 3f hunne Alkides, moet vervoegen, om te verzoeken, lat een gedeelte lands tot hun onderhoud aan hun worde ifgeftaan: de zoon moet dit verzoek herhaalen, niette'enftaande het land uitdrukkelyk en ftellig aan den vader s vergund. De landeryën worden dus bezeeten door mmiddelyke vergunning van de Kroon: eene wet, welke le onderdaanen blootftelt aan de grievendfte knevelaaryën ;n onderdrukkingen der Alkides, hunne middelaars by len throon, volgens welke geen onderdaan, beneden den ang van Stads-Kapitein, of van een ryk koopman, toe;ang tot den Koning heeft. Niet weinig helpt deeze mderdrukking tot vermeerderinge van de natuurlyke luyleid deezer rampzalige Negers: want zy maaken luttel rerks van het beplanten en verbeteren der landeryën, relke zy op zo wankelen voet bezitten: ja, zy planten aauwlyks genoeg ter vervullinge van hunne eigen noodruft, maar vullen het ontbreekende aan met wortelen n kruiden. Hierdoor kunnen wy de reden begrypen, 'aarom zy zo dikwyls bezocht worden met duure tyden n hongersnooden, waarvan de Europeaanen een treurig, laar voor hun voordeelig voorbeeld zagen, in den jaare 6755 wanneer de vaders zich zelve, hunne vrouwen en inderen verkochten, voor eene handvol fpyze, om]de nmiddelyke prikkelingen des hongers te beteugelen. Voegt den draad onzes verhaals af te breeken , om ïrflag te doen van de oorzaak van dit fchroomlyk gebrek. Twee (r) Adamfun, aldaar.  binnenlandsche gewesten van afrika. 45 I Twee of drie jaaren vóór dien hongersnood, hadden de Negers zich laaten verleiden, door de fchoonfchynende beloften van eenen hunner Marbuts, van den ftam van Azougue, die, onder het dekzel van den Godsdienst, meester wierd van alle de bezittingen des Siratüks en Damels. Deeze verleider had het middel gevonden om hun te doen gelooven, dat hy last had ontvangen van den hemel om de dwingelandy hunner Prinfen te wreeken; ter ftaavinge' van zyn gezag, beloofde hy, wonderwerken te zullen' verrichten, 't Geen, echter, den diepften indruk maakte op het gemoed deezer luj'e barbaaren, was, de verze kering, welke hy hun deed, dat ieder jaargety een overvloedigen oogst zoude geeven, zonder het werk en den arbeid hunner handen. Te vermogende was eene zo ftreelende aanbieding, om weerlTaan te kunnen worden van een volk van hunnen traagen aart; zy fchaarden zich onder de baniere des Marbuts, fchudden hunne trouwe aan den Siratici en Damel af, verwaarloosden hunne velden, en verbeidden met geduld, twee jaaren lang, de volvoering van des heiligen bedriegers milde beloften, 't Gevolg was, de rampzaligfte hongersnood, dien ooit een volk ondervonden heeft; zy "Verkochten niet alleen, maar aten zelf hunne naaste bloedverwanten: even als wüde dieren, gingen de fterkften ter jacht op de zwakften, Eindelyk wierden hunne oogen geopend, de Mar. buts uit het land verdreeven, doch eerlang terug ontbooden, door de listen en kuiperyën der broederfchap. ( s~) Genoeg hebben wy reeds befchreeven de wapens der Negers; hier voegen wy 'er nog nevens, dat de meesten zich bedienen van een fchild of Target, langwerpig rond van fatfoen, overdekt met het vel van een olifant, tyger*; of leeuw; zeer zwaar is dit wapentuig, doch van grooten dienst ter afweeringe van de vergiftigde fchichten en pylen. (j) Zie de aangehaalde Schryvers. xviiï. boek. xvhl HOOFD-.T. 13. AFD. Verfchrikhie bon versnood Leger» lacht.  452 HISTORIE der XVIII. KOEK. xviii HOOFDST, III. AFD Onge- meene bedryven paard, pylen. Elk foldaat draagt zynen lyftocht, in een knapzak, op den rug; het leger word niet belemmerd door een grooten nafleep van krygs- en mondbehoeften, gelyk in andere oorden des aardbodems. De kortheid hunner 'op en veldtochten maakt een ruimen voorraad onnoodig, dewyl zy zelden aan merkelyke vermoeijenisfen en zwaarigheden worden bloptgefteld. De Negerlegers hier te lande beftaan uit voetvolk en ruitery, met klein verfchil in den aart hunner wapenen of wyze van vechten: beiden zyn dikmaals gehouden, te voet en man tegen man te ftryden; meestal worden zy gebruikt om den vyand te verrasfen , en door onverhoedfche aanvallen op de beide vleugels en de achterhoede hem afbreuk te doen. De paarden koopen zy van hunne nabuuren de Mooren; zy zyn klein, doch vol vuur; veel gelyken ze naar de Barbaryfche en AraHfche paarden, van welke zy, veelligt, afftammen. Ongelooflyke blyken van wakkerheid kunnen zy te paard vertoonen. Eén voorbeeld zullen wy 'er van verhaalen, op 't getuigenis van Moore, 't welk te gereeder zal geloof vinden, omdat het nog op verre na niet kan haaien, by 't geen wegens de Arabiers word verhaald, door den uitmuntenden Wysgeer en Artz, Prosper Alpinus, en verfcheiden andere Historiefchryvers. Hy zag den Kondi, of Luitenant Generaal van Kajort met losfen teugel rennen op een Barbaryfchen harddraaver, ftaande recht overeinde in de ftygbeugels, en met ongelooflyke macht zynen lans werpende naar een voorwerp welk hy in 't oog kreeg, en met het uiterfte gemak, in den vollen ren, dien wederom vangende. Het merkwaardigfte is, dat hy, op den afftand van vyftig fchreden, eenen appel wist te mikken. Insgelyks zag hy hem, in den vollen galop, blyven ftilftaan, en zynen lans van den grond opraapen, met alle de ongedwongenheid der natuurlykfte beweeginge. Algemeen is de greep onder de Neger ruiters, overëinde ftaande op het paard in vollen  (? binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 45; vollen galop te rennen, in den zadel te fpringen, regt overëinde te gaan ftaan, zich met de eene hand op den grond te werpen, en wederom in den zadel te fpringen, zonder de minfte pyn of zwaarigheid. (i) Zeer afge. ticht zyn ze op het maaken van zadels, welke zy, met verfchillende kleuren, fraai borduuren; hunne bezworene Grisgris en Kowris maaken onder deeze geen klein gedeelte des tooifels uit. Niettegenstaande de verhaalen der Schryvers, is hec waarfchynlyk, dat zy de zadels nevens de paarden van de Mooren koopen, naardien derzelver vernuftigheid allen anderen tak van Neger-handwerken zeer verre overtreft. Met dit alles, en met alle deeze voordeelen van fchoone paarden, wapenen, kaperfonnen en bekwaame ryders, zyn de Negers elendige oorlogshelden, en fchynen in het veld alle die handigheid, kloekheid en tegenwoordigheid van geest te verliezen, welke de bewondering is van allen, die hen op eene paradeplaats aanfchouwen. De Godsdienst der Natiën aan beide oevers van de Senegal, en ten Oosten en Zuiden landwaarts, is de Mo-t hatnmedaanfc.e, door de Mooren onder 'hen verkondigd,1 en met den fpoed, aan valfche leeringen eigen, verfpreid.1 Alle de andere Negers, van de rivier de Gambia tot aan den westlyken uithoek van eigenlyk Guinee, of Kaap Tagrin, zyn Afgodendienaars, uitgezonderd, zegt Labat, de Sereres, die gehouden mogen worden voor een geflacht van Wilden, zonder denkbeeld van eenigen Godsdienst, valfchen of waaren. Volgens Le Maire, hebben veele inwooners van Siërra Leona geenen Godsdienst, geene Goden of voorwerp van eerdienst; terwyl anderen offeranden toebrengen aan den duivel, aan fteenen, Hammen van boomen, padden en Hangen; zy gelyken, in dit opzicht, naar de Fidaanen. Eene koe is de gewoone offer- C t ) Moore, p. 131; Hedend.Hist. XVI.D. II.St. Mmm XVIII. boek. xviii. HOOFDST. [ii. AFD. GodsVienstleezer Jegers.  XVIII. boek. ' XVIII. ; 'HOOFDST. III. AFD 454 HISTORIE de.» 3ff3ran.de aan den duivel; en hoewel zy gelooven in de /erhuizing van het bezielende bsginfel der dieren, eeten sy, echter, vleesch. (u~) Veele Negers dulden niet, dat ie haagedisfen, die in menigte rondom de huizen kruijen, gedood worden: want zy zyn in het vaste geloof, Jat de ziel van eenen vader, moeder, broeder of zuster in dezelve huisvest, en nu verfchynt om met hun feest te houden. Zeer onvolkomen is het Mohammedaanfcke geloof der Negers, zo ter zaake van de onkunde der leeraaren, als om de losbandigheid der leerlingen; heü beftaat alleenlyk in het geloof van Gods Éénheid, en in de onderhouding van de Ramazan, Byram, de befnyde. nisfe en eenige weinige andere plechtigheden. Jobfon getuigt, dat de Natiën aan beide oevers van de Gambia éénen God aanbidden; zy gedoogen niet dat zyn beeld befmet, gefchilderd, gebeeldhouwen of op eenige andere wyze vertoond worde; geloovende dat zyn denkbeeld onbevattelyk is, 't welk zy, volgens deezen Schryver, met den naam Allah aanduiden. Zy gelooven in Mo. hammeds Zending, doch bidden hem niet aan. Zy rekenen het jaar by de natte faifoenen, hebben naamen voor eiken dag der weeke; de vrydag is hun zondag, welken zy met zo weinig bygeloovigheids vieren, dat de arbeid der gemeene werkdagen niet geftaakt worde: zy volharden in hunne bezigheden, alsof 'er geen gebod ware om dien dag als heilig te houden, (v) Deeze Negers hebben eenige verwarde denkbeeldenvan Je sus; met de Mohammedaanen erkennen zy, dat Hy een groot Profeet was, doch ontkennen Zyne Godlykheid. Zy ftaan toe, dat Hy met reden vermaard was om de wonderwerken, door Hem gewrocht; doch Hem Gods Zoon te noemen, rekenen zy Godslastering, omdat, zeggen C«0 Als boven. (y) Labat, Tom. 2, p.afi. LeMaire, p. 90- Jobfon, p 67.  BÏNNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 455 zeggen ze, het onmogelyk is, dat God zichtbaar en lichaamlyk kan worden. Zy noemen Hem Nale, en Zyne Moeder Maria; beweerende voorts, dat Hy een heilig, rechtvaardig, godvruchtig en wys man was; dat Hy deeze hoedanigheden in eene overtreffende maate bezat, als een mensen, doch oneindig minder dan de Godheid. Doch bovenal ergeren zy zich aan de leere wegens de menschwordin^e, welke zy verfoeijelyk noemen, en eene onderftelling , dat de Almachtige met eene vrouw te doen gehad heeft. Zy gelooven in de Voorbefchikking, en ftellen alle hunne rampen, onheilen en wederwaardigheden op rekening der Voorzienigheid. Heeft de eene Neger den anderen vermoord? God, meenen ze, is de bewerker van den moord; dit niettegenftaande vatten zy den moordenaar, en verkoopen hem voor flaaf. Wegens hunne Godsdienftigheden en openbaare eerbetuigingen, getuigt Le Maire, dat het gemeene volk niets heeft, 't welk den naam mag draagen van openbaare Godsdienstöeffeninge; doch lieden van meer fatfoen vertoonen meer yvers, en zyn nooit buiten hunnen Marbut, die groot vermogen heeft op hunne heimelyke gedachten en bedryven. Zy hebben tempels, moskeeën noch kerken, maar vergaderen, ter Godsdienstverrichtinge, in de opene lucht, in het lommer eens grooten booms, in navolging van een vreemden Marbut, die ten zekeren tyde in het land verfcheen, biddende onder geen ander verhemelte dan de wolken, zich wasfehende in de Gambia, en voorts verdwynende. Vyfmaalen 's daags en 's nachts in de week, en zevenmaalen op den fabbath, bidden of verrichten de7«j--> ken en harde Mohammedaanen hunne Sala; doch de NegerMohammedaanen vergenoegen zich met op een werkdag tweemaalen, en op den fabbath drie reizen die plechtigheid te volvoeren. Elk Dorp heeft zynen Marbut of Mmm a Pries- XVIII. boek. XVIII. hoofdst. II. afd.  45<* HIS T O RI E d e r XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. iii. AFD, Priester, die de gemeente ter GodsdienstöefTeninge byeen roept. Nadat hy allen, uit den Koran, zóndvergiffenis heeft gefchonken,, plaatzen zy zich achter hem, met het aangezicht naar 't Oosten gekeerd, om zyne beweegingen, gebaaren en vreemde kuuren;te beter na te aapen; wanneer zy dier houdinge moede zyn, vallen zy op de knieën, en wenden zich naar het Westen. De Marbut, zyne handen uitftrekkende, fpreekt eenige woorden, zo langzaam en hard, dat zy onderfcbeidenlyk kunnen gehoord en verftaan worden door de geheele gemeente, die hierop'wederom op de knieën valt, driemaal den grond kust, en alle zyne gebaaren zorgvuldig nabootst. Voor de vierde keer valt thans de Marbut op de knieën, en bid, in-ftilte, een vierendeeluurs lang; waarna hyopflaat, en met den vinger rondom zich eenen cirkel fchryvende, tekent hy daarin een aantal karakters, welke hy met diepen eerbied kust, leunende met zyn hoofd op de hand, en in de houding van diepe overpeinzinge zyne oogen op den grond vestigende. Eindelyk eene handvol zand of modder neemende, werpt hy dit over zyn gelaat en hoofd, begint overluid te bidden, en den grond met zynen vinger aan te raaken, dien vervolgens aan zyn hoofd brengende. Onder alle deeze plechtigheden fpreekt hy driemaal de woorden Salati malek; voorts opftaande van zyne knieën, volgt hem de geheele vergadering, die daarop fcheid. Te uitvoeriger hebben wy de plechtigheden, by het bidden gebruiklyk, befchreeven, omdat zy merkelyk verfchillen van die by de twee groote Aanhangen der Mohammedaanen in gebruik zyn; en, in de daad, zy zyn eene foort van gemengde GodsdienstöefTeninge, ontworpen door de grilligheid des Priesters, en in geenen deele beftendig of eenpaarig in de byzonderheden der uitwendige ©effeningen. De zondvergiffenis pleegen zy met aarde, waarmede zy, in plaats van water, het lichaam beftryken. De  BÏNKENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 457 De Brue had de nieuwsgierigheid om de Marbuts te ondervraagen omtrent den grond van alle deeze plechtig, heden; het antwoord was, dat zy ééren waren God aan baden, voor wien zy nederknielden; dat deeze vernede ring was eene belydenis hunner afhangdykheid'van den wille des Opperften Weezens, zonder „welk zy niets waren; dat hunne gebeden wierden uitgeftort om te fmeeken om de vergiffenis van zonden, en het genot van alle die aangenaamheden des leevens, welke zy behoefden, als fchoone vrouwen, kinderen, een overvloedigen oogst, zegepraal op hunne vyanden, eene gezegende visfehery, gezondheid, en veiligheid tegen allerlei gevaar, (ie) Onder de Neger - Mohammedaanen, in den omtrek van de Senegal woonachtig, is de Ramazan bepaald aan Herfstmaand; doch onder de Mooren is het een feest, 't welk niet altoos op een gezetten tyd invalt. . Zy groeten de eerfte verfchyning der herfstmaane, zo als wy die noemen, door het opheffen van hunne handen en oogen naar den hemel, draaijende hunne hoofden rond, met eene gezwindheid alsof ze op eenen ftaak ftonden, en deeze beweeging driemaalen herhaalende. Dit is al de eerbied, welken zy der Maane betoonen, waarmede zy de Ramazan beginnen noch befluiten, hoewei zy anderzins dezelve onderhouden met zonderlinge geftx engheid. Zy eeten noch drinken voor zonnenöndergang; de ernftige zwelgen zelfs hun fpeekfel niet door; zy bedekken den mond, om te beletten, dat 'er iets van buiten inkoome; zelfs onthouden zy zich van rooken, ondanks hunnen Herken trek tot tabak. Doch de avond is niet gekomen, of zy doen zich zeiven foed, met eene vrolykheid, evenredig aan de onthouding van den dag; zy eeten, drinken, robken, danzen en zingen tot zonnen- opgang. (») De aangehaalde Schryvers, en Janequin, p. 110. Mmm 3 XVIII. BOEK. xviii. HOOFDST. II. AFD,  XVIII. boek. XVIII. HOOFDST. | ii. AFD. 158 HISTORIE der Dpgang. De aanzienlyken en vermogenden brengen den lag door met flaapen, en den nacht in vrolykheid. (x) Janequin betuigt zyne verwondering, dat de natuur )eftand is tegen de onthouding des dags, en de vermoeijenis, ongebondenheid en gebrek aan rust des nachts; ioch de gewoonte maakt hen daartegen gehard; zelfs de »erneene lieden, die over dag naauwlyks hunne oogen luiten, worden, om de geringde overtreeding, met ftoknagen geftraft. Aan het einde der Ramazan rospen zy ie Tabasket uit, zynde hat plechtigfte feest der Neger. Mohammedianm, en hetzelfde, welk de Twken en Per. fi 'danèn Byram noemen. De Brm, welke by de viering tegenwoordig was, geeft daarvan het volgende bericht. Kort vóór zonnenöndergang verfchaenen zes Mirbuts, gekleed in ruime witte mantels, in eanen ftaatelyken op. tocht, voorttreedande, mat lange fchichten in hunne handen, voorafgegaan van vyf groote osfen, met katosnen fpreiën gedekt, met bladeren of kranzen gekroond, en ieder geleid door twee Negers. Da vyf hooflen der Dorpen, welke de Stad Buckfon uitmaaken, volgden de Priesters op eene rye, in hun kostbaarst gewaac uitgedoscht, en gewapend met fpiezen, zwaarden en fchilden. Deeze wierden gevolgd van alle de Dorpelingen, hunne onderdaanen, in vyf ryën gefchaard. Zodra de optocht den oever der riviere had bereikt, wierden de osfen aan ftaaken gebonden; de oudfte Marbut fprak de woorden Sala malek met eene hoorbiare ftarnma: waarna hy, zynen lans op den grond geleid hebbende, zyn aangezicht naar 't Oosten keerde; de andere Priesters volgden zyn voorbeeld; gezamentlyk deeden zy een gebed, waarna zy hunne wapens wederom aangreepen. Thans wierd den Negers bevolen, de osfen op hunne ruggen te werpen, en de hoorns in den grond vast te maaken; dit in een DagenC^r) Barbot, p. 53. Janequin, als boven. Froger, p. 20.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 459 oogenblik gefchied zynde, fneeden de Priesters hun den keel af, en wierpen zand in hunne eigen oogen, om het bloed niet te zien ftroomen, 't welk voor een onheilfpeliend voorteken word gehouden. INadat de opoffering gefchied, en het bloed geplengd was, wierden de beesten in ftukken gehouwen; ieder Dorp nam de ftukken weg, tot zynen eigen os behoorende. By hunne wederkomst in de Stad, begint de Folgan. Eens vertoonen zich de vrouwen en meisjes, in vier hoopen verdeeld; zy zingen zekere regels, en beginnen ftraks te danzen rondom een groot vuur, in 't midden van 't plein ontftooken; de plechtigheid gefchied vervolgens op de voorheen befchreevene wyze. Zo fterk is hunne drift voor deeze vermaaklykheden, dat een Neger, door den arbeid des dags vermoeid, zich verpoost, door een gewillig danzen van vyf of zes uuren in den nacht. Dit feest duurt drie dagen. De Befnydenis is eene plechtigheid, die door de Negers naauwgezet onderhouden word. De kunstbewerking gefchied hier aan een groot getal iongetjes te zamen, wan neer.de zoonen des Konings, of van een ander man van aanzien, den bevoegden ouderdom bereikt hebben, zynde vier of vyf jaaren. Alle hunne onderdaanen en onderhoorigen zyn gehouden, by deeze gelegenheid hunne kinderen aan te bieden: want de ftaatelykheid van het feest beftaat in de menigte van befnydenisfen ; de Grooten zoeken elkander den loef te winnen, in het zamenbrengen der luisterrykfte vergaderinge. Eén goed gevolg heeft deeze gewoonte: op het feest der befnydenisfe maaken de jonge lieden zulke vaste verbintenisfen, dat zy, hun leeven lang duuren. Noodloos zou 't weezen, de plechtigheden van dit feest te befchryven; de Leezer kan deswegen een volledig bericht vinden by De Brue; nagenoeg is dit feest hetzelfde als de Ramazan; dezelfde offeranden, gebeden en Folgan worden daarby in acht geno- XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. III. AFD.  XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. lil. AFD. < ( 5 i i 46° HISTORIE der genomen. Janequin getuigt, dat verfcheiden maanden na dit feest, de jongelingen allerlei vryheden omtrent de meisjes mogen gebruiken; en, in de daad, wy twyfelen niet, of zy mogen dit ten allen tyde doen geduurende dien leeftyd, zonder gevaar van fcbaakinge, zynde, volgens dien Schryver, de eenige bepaaling, onder welke zy leggen. Indien 'er eenige waarheid zy in dit verhaal, is het waarfchynlyk dat de kinders niet zo jong worden befneeden, als men ons wil doen gelooven. Dit fchynt bevestigd te worden door eene aanmerking van De Brue, dat zy vrolykheid en welgemoedheid voorwenden onder de kunstverrichting, en twisten, wie de pyn met de grootfte kloekmoedigheid zal doorftaan. Moore getuigt elders, dat zy, kort voor het regengety, eene menigte kinderen befnyden van veertien jaaren oud. . ^E Mandingoaanen gelooven, dat de Maanverduisteringen ontftaan door de tusfchenkomst van eene groote kat, welke haaren Haart fteekt tusfchen de Maan en de Aarde; geduurende dien tyd, danzen en zingen zy, ter eere van hunnen Profeet Mohammed, (y) In 't algemeen zyn de Negers hier te lande niet minder aan bygeloovigbeden vertuid, dan die van de Kust van Guïnée. Nooit Dnderneemen zy eenen tocht, zonder alvoorens een kuiken te hebben geofferd; en de waarneemingen omtrent de ingewanden doen hun den tocht voortzetten of ftaaken. Zy zyn geboeid aan hunne begrippen van gelukkige en mgelukkige dagen; nooit kunnen zy befluiten, op de aatste eene zaak van aangelegenheid te beginnen. Moore verhaalt, dat ten tyde als hy in het land was, zynde een mgezond faifoen, de Negers vast geloofden, dat de lucht lefmet was door de duivelkunftenaarye van tovenaars: ;een fterfgeval gebeurde 'er, of het wierd gefield op rekeling dier vyanden van het menschdom, uitgezonderd dat van 00 Aldaar, en Labat a!s boven,  bïnnenlandsche gewesten van AFRIKA. 46*1 van één perfoon, die zo elendig omkwam, dat ze zynen dood aan den duivel toefchreeven, omdat hy zyne gelofte vervalscht, en eene plechtige verbintenis had verbroken. In algemeen gebruik is de gewoonte, om ge lofte te doen, en groote armringen te draagen, ter herin neringe van hunne gelofte. Zy belooven, zulk of zulk eenen flaaf te zullen vereeren, en om door vergeetelheid niet in gebreke te blyven, draagen zy armringen, tot dat het hun geleegen kome, de gelofte te betaalen; hier omtrent in gebreke te blyven , gelooven zy, van een onmiddelyk oordeel van den hemel te zullen gevolgd worden. De meest gemeene, echter, en de merkwaardigfte van alle hunne bygeloovigheden, zyn de Grisgris, zynde, volgens Lt Maire, zekere Arabifche letters, gemengd met toverkarakters, door de Marbuts op het papier gefteld. Labat verzekert, dat zy niets meer zyn dan brokken uit den Alkoran, in 't Arabisch; doch Barbot ontkent die, en bewyst het onwederfpreekelyk: want in Europa eene deezer Grisgris overgebragt, en dezelve vertoond hebbende aan verfcheidene lieden, in de Oosterfche taaien grondig bedreeven, kon niemand hunner het geringfte fpoor vinden van eenig karakter, welk zy kenden. Doch dit konde ontftaan uit de Hechtheid van het fchrift; de woorden zyn, waarfchynelyk, Mandingoaansch; hoewel de karakters eene nabootzing van het Arabisch. De armfte Neger trekt nooit te velde zonder zyne Grisgris, als eene bezweering tegen de wonden; en indien dezelve krachteloos bevonden worde, legt de Marhut de fchuld op de ongeregeldheid van zyn gedrag. Deeze bedriegers verzinnen Grisgris tegen allerlei gevaaren, en ten voordeele van allerlei begeerten en lusten; door middel van welke de bezitters alles mogen verkrygen of ontgaan, wat zy begeeren of fchuwen. Zy dekken hen tegen ftormen, vyanden, ziekten, pynen en ongelukken, en bewaaren de gezondheid, een lang leeven, Hëdend. HrsT. XVI. D. II. St. N n n ryk- XVIII. BOEK. xvm. HOOFDST. III»- AFD.  XVIII. BOEK. xvm. HOOFDST. Hl. AFD. 4Ö2 HISTORIE die» rykdom, eere en verdienfte, indien wy de Marbuts rno* gen gelooven. Zeker is het, dat deeze Priesters ai het voordeel trekken van de zo hoog geroemde krachten hunner Grisgris; geene Geestlykheid op den aardbonem word zo hoog geacht of geëerbiedigd, of is zo ryk, volgens hunne denkbeelden van rykdom: en geen wonder, dewyl zy het volk uitzuigen, door den buitenfpoorigen prys, welken zy op hunne bedriegelyke tovermiddelen Hellen; wordende een Grisgris dikmaals gerekend op drie flaaven, en vier of vyf osfen. (z) Dezulke deezer godvruchtige fieraaden, welke voor het hoofd beftemd zyn, worden gemaakt in de gedaante van een kruis, loopende van het voorhoofd tot achter in den nek, en van het eene oor tot het ander; de armen en fchouders worden niet vergeeten. Zomtyds zyn ze in hunne mutzen geplaatst, in de gedaante van hoorns 5 dan wederom zyn ze gemaakt als flangen, haagedisfen of eenig ander gedierte, uit eene foort van bordpapier gefneeden; in één woord, haare gedaanten zyn zo verfchillende, als de oogmerken, tot welke zy moeten dienen. Verfcheiden Europeaanen, en voor 't overige kundige • zeelieden en handelaars, hinken eenigermaate aan dit landëuvel. Zy gelooven, dat de Neger-tovenaars eene daadelyke gemeenfchap hebben met den duivel, en vervuld zyn met den kwaadaartigen invloed van den boozen geest, wanneer zy hen hunne weezenstrekken en fpieren zien verrekken, fchrikwekkende poetzen aanrichten, en ten minfte alle de toevallen van die met de vallende ziekte zyn gekweld nabootzen. By deeze bezweeringen en duivelkunftenaaryën voegen zy eene andere bullebak dien zy Mamho jumbo noemen, door de Mandingoaanen beftemd om hunne vrouwen in gehoorzaamheid en onderwerping te houden. Niets anders is dit dan een proote Afgod; (z) Labat, als boven.  BÏNNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 463 Afgod; de vrouwen zyn eenvoudig genoeg om te gelooven, of loos genoeg om voor te wenden, dat zy deezen houden voor een Weezen, 't welk alle haare daaden beIpied, en zelfs tot haare verborgenfle gedachten kan doordringen. De man vervoegt zich by nacht achter dit ftandbeeld, en maakt een vervaarlyk gehuil, 't welk zy meenen uit den Afgod voort te koomen. Een loos gebruik maaken zommigen hiervan: want, haare mannen diets maakende dat zy vast gelooven in de eigenfchappen, welke aan den Mumbo jumbo worden toegefchreeven, word haar gedrag zyner zorge geheellyk toevertrouwd; de man neemt zyn vermaak buitenshuis, en de vrouwen genieten het gezelfchap haarer minnaars buiten alle vreeze van ontdekkinge. Eenige zyn zo eenvoudig dat ze gelooven, al wat haare mannen zeggen ; en dan trachten zy den Afgod, door een fteekpenning, tot haare belangen over te haaien. Moore verhaalt, dat een Neger, en gemeenlyk des Negers geliefde fiaaf, deeze klucht Ipeelt; hierdoor verkrygt hy een volftrekt gezag in het gezin over de vrouwen, en over den meester, uit vreeze dat eene kwaade behandeling hem een geheim zal doen openbaaren, van zo veel aangelegenheids ter handhaavinge van zyn mannelyk gezag, en ter bewaaringe van de eere der vrouwen, (a) In den jaare 1727 had de Koning van Jagro eene vrouw, wier nieuwsgierigheid alleen kon voldaan worden door zyne zwakke believing in haar te ontdekken het geheele geheim van den Mumbo jumbo, waar over zy lang by hem had aangehouden. Doch, zegt onze Schryver, met de befcheidenheid aan haare fexe eigen, was zy naauwlyks in het bezit, of zy fpoedde zich om de verborgenheid aan alle de vrouwen te openbaaren. Dit gerucht kwam welhaast ter ooren van de voornaamfte Negers y C^) Le Maire, p. 04, en 93. Moore, p. 116, Nnn a XVIII. BOEK. XVIII. hoofdst. II. afd. t  XV1I1, boek. XVIII. HOOFDST. III. AFD, Bericht wegens de Marbuts. 0% H i S T ORIE o e r Negers, die voorheen reeds niet zeer voldaan over den Koning, nu zich geweldig ergerden aan eene zwakheid, voor hun allen van zo veel gewichts. Hierom vergaderden zy, om te raadpleegen over de noodige maat^ regelen in eene zo kiefche zaak; niet twyfelende, of hunne vrouwen zouden haare plichtfchuldige onderdaanigheid afwerpen, en in eenen fïaat van geduurige muiterye en trouwloosheid leeven, indien de vreeze voor den Mumbo jumbo eens ware weggenomen, beflooten zy tot eenen zeer Houten ftap, welken zy met even veel kloek* moedigheids ter uitvoer bragten; zy matigden zich die houding van gezag aan, welke byzonder eigen is aan perfoonen, die een gödsdknftig karakter aanvaarden, of in eene geestlyke zaak werkzaam zyn. Zich naar het paleis begeevende , bevalen zy den Koning, voor den Afgod of Mumbo jumbo te verfchynen. De machtelooze Ko« ning, die dagvaarding niet durvende van de hand wyzen, gehoorzaamde; en na ftreng berispt te zyn door den Bi. tebauw, wierd > hem belast, alle zyne vrouwen te doenverfchynen. Naauwlyks was dit gefchied, of zy wierdenallen vermoord, op last van den Mumbo jumbo, en dus deeze bykans heillooze ontdekking gefmoord, vóórdat zy buiten des Konings gezin uitlekte. Die in de geheim» nisfen_ van den Mumbo jumbo zyn ingewyd, doen eenen plechtigen eed, het niet te zullen openbaaren aan de vrouwen, of eenige andere Negers, die niet van het genootfchap zyn. (b) Vóór een zekeren ouderdom mogen zy niet worden aangenomen. Zy zweeren by den Afgod, en geen eed word ftaatelyker en eerbiediger nagekomen. Thans koomen wy tot de Marbuts, dat talryk godsdienftig genootlchap, eens door den Siratük verdreeven, doch thans herfteld, met nieuwe voorrechten, meer dan genoeg om hun de ■ voorgaande ongenade te doen ver- geeten.. (£) Moore, aldaar.  BINNENLANDSaiE GEWESTEN 'VAN AFRIKA. geeten. Hun gewaat verfchilt weinig van 't geen de leeken doorgaans draagen; doch in andere opzichten zyn ze een geheel ander volk. Jobfon merkt aan, dat ze in hunne dagelykfche leevensvvyze niets gemeen hebben met de rest der menfchen; alles is ftaatelyk gemaakt, ftyf en loos, eene zamenhangende volgreeks van de uitgezochtfte huichelaary en priesterlyk bedrog. De Marbuts' bezitten Steden, zelfs geheele Provinciën, tot hun onderhoud, van den Staat onderfcheiden, in welke zy geene andere A?egers gedoogen dan hunne flaaven, die gebruikt worden tot het bearbeiden van hunne landen, en het kweeken van koorn, vruchten, wortelen en andere leevensnoodwendigheden. Zy trouwen ónder elkander, en gaan nooit eenige verbintenis aan met andere lieden; alle hunr.e kinders van 't mannelyk oir zyn gebooren Priesters, en worden in de geheimnisfen van hun beroep opgebragt. Byzondere zorge word 'er gedraagen om hen te onderwyzen in de beginfels der Levitifche wet, op welke verfcheiden hunner plechtigheden gebouwd zyn, en welken zy, naast den Koran, den hoogften eerbied tcedraageh. Van de overige fchikkingen., raakende het huwelyk onder óe Marluts, geeven de Schryvers flechts een algemeen bericht; zy merken alleen aan, dat de veelwyvery geöorlofd is, en alles wat in gebruik is by de leeken, hoewel, indien wy hunnen oudften en besten Historiefchryyer (V) mogen gelooven, hunne gebruiklykheden voor het alger meen zorgvuldig verholen worden. In veele opzichten!, nogthans, verdient hun gedrag den hoogften lof. Naauwkeurig onderhouden zy de wetten van aen Koran, raakende onthouding en maatigheid; vermydende zorgvuldig alle overmaate in het fpysgebruik, en nooit wyn of fterke dranken aanraakende. Zy zyn liefhebbers van den koophandel , eerlyk en getrouw in hunne wederzydfche be- dryven, (O Leo Afiican. p, 23. Nnn 3 XVIII. BOEK. xvur. HOCFD&T.. III. AFD  466 HISTORIE du XVIII. BOEK. xviii. HOOFDST, III. AFD, dry ven, even alsof zy door deze rechtvaardigheid wilden boete doen voor de bedriegeryën, welke zy omtrent het volk pleegen. Liefde is eene deugd, welke zy onder elkander nooit overtreeden, alwaar zy nooit klimme tot die algemeene goedwilligheid, welke alleen haare waardye uitmaakt. Nimmer gedoogen zy, dat iemand van hun genootfchap in flaaverny word gezonden; indien hy tegen de wetten gezondigd hebbe, ftraffen zy hem overeenkomftig met de inzettingen, of, zo als wy ze mogen noemen, de kanons hunner kerke. Deeze goede hoedanigheden, hoewel met fnoode gebreken bevlekt, zyn het cement, welk het gebouw deezer inrichtinge ftreng zamenvoegt, en den eerbied der Koningen zowel als van het gemeene volk werkt. Indien lieden van het eerfte aanzien eenen Marbut op den weg ontmoeten, maaken zy een kring rondom hem, vallen biddende op hunne knieën, en ontvangen zynen zegen; zelfs in de paleizen der Koningen word deeze gewoonte onderhouden , wanneer 'er een Priester binnen treed, (d) Een groot gedeelte van hunnen tyd ilyten de Mandingoaanfche Marbuts met het onderwys van de kinderen. Jobfon verhaalt, fchoolen gezien te hebben met eenige honderden kinderen, in welke zy onderweezen wierden in leezen, fchryven, de uitlegging van den Koran, de beginfels der Levitifche wet, en den aart van het Mar. lutfche genootfchap, deszelfs vereeniging met het lichaam van den Staat, en hoe het tevens een afzonderlyk genootfchap zy, nevens andere kundigheden, welke onder hen in achting zyn. 't Geen hun, echter, met de eerfte melk word ingegeeven, is, eene onfchendbaare achtgeeving op de verkleefdheid aan de belangen der broederfchap, diepe geheimhouding, deftigheid, en een ingetoogen gedrag en handel wyze, nevens foberheid, maatigheid, e» («O Torn. 3, p. 353.  binneklandsche gewisten van AFRIKA. 467 en de gronden der zedekunde, ten minfte in zo verre zy de goede orde der broederichap raaken, en den eerbied der leeken noopen. Hunne kinderen worden onderweezen in het leezen en fchryven, in een klein boek, gemaakt van een glad ftuk bard hout; zy fchryven zelve de karakters, en leeren het leezen van zekere karakters, naar de Jrabifche gelykende, door hunne leermeesters voorgefchreeven. Zy gebruiken eene foort van zwarte inkt, uit den bast eens booms gemaakt, en eene pen, gelykende naar een penceel , of liever naar den Stylus, of de pen der Ouden, waarmede zy in hunne gewaschte tafels fchreeven. Volgens zommige Schryvers, gelyken hunne karakters meer naar 't Hebreeuwsch, dan naar 't Arabisch; doch allen Hemmen hierin overeen, dat hunne wetten gefchreeven zyn in eene taal, van de gewoone fpraake geheel en al onderfcheiden. Men zegt, dat de groote verzameling der Marhutfche wetten of in Hellingen, raakende de broederfchap, een handfchrift is, waarvan, ten haaren byzonderen gebruike, affchriften gemaakt worden. Indien wy Johjon mogen gelooven, is het niet in hunne eigen fchoolen, en aan hunne eigen kinderen alleen, dat de Marbuts hunne kennis mededeelen, maar aan geheele Provinciën, en zonder onderfcheid aan eiken jongeling, welken zy ontmoeten. Zy trekken, volgens hem, mee boeken en gezinnen, van Provincie tot Provincie, leerende wysheid en Godsdienst overal daar zy doortrekken, en door leere en voorbeeld hunne onderwyzingen aandrin erde Elke Stad Haat voor hun open, en de Marbut doorreist', ongemoeid, geheele Koningryken, in de hitte der b!oedigfte oorlogen. De Schryvers zyn het niet eens omtrent hunne wyze van reizen; eenige beweeren, dat zy, even als de bedelaars, leeven van de aalmoezen, welke zy van ieder gezin ontvangen; terwyl andere niet minder Heilig verhaalen, dat zy beflaan van den handel, en het ver- XVIII. BOEK, XVIÏf. HOOFDST. lil. AFD,  XVIII. BOEK. xvnr. HOOFDST. UI. AFD, HISTORIE der verkoopen van Grisgris, vraagende geene andere aalmoezen dan fnippers papier, welke zy veranderen in voedzel en dekzel, door de kracht dier geheimzinnige karakters, welke zy daarin drukken. Zeker is het, dat zy den rykften handel in het gantfche land dryven, inzonderheid de Marbuts van Setiko, die fterk doen in goud, flaaven en Grisgris. Dit kan een der oogmerken zyn van hunne tochten door verfchillende Koningryken, zo wel als van het onderwyzen van de.onkundigen, en het waarneemen van hun Apostolisch ampt. De hoofdtak van hunnen handel is goud, 't welk zy ontvangen uit de binnenfte deelen van Nigritie, en de buitenfte grenzen van Lybie en Barbarye, in betaaling van hunne Grisgris. Zo groot is hunne gierigheid, dat zy groote fchatten opeenftapelen, diep in den grond verbergen, om mee hun begraaven te worden, onder het voorwendfel van godsdienst, in 't openbaar alleen -zo veel bewaarende als noodig is om te voldoen aan de eisfehen der natuure, de opvolginge van eerzucht en hoogmoed, en het koopen van de Fortugeezen van eene foort van blaauwen fteen, welken hunne vrouwen om den middel draagen, als een tegengift tegen bloedvloeijingen, waaraan zy onderbeevig zyn; of van de Europeaanen zulke ftukken van weelde, als vereischt worden, om hunnen eerbied en achting by het volk op te houden. Ten befluite van deeze Afdeelinge zullen wy nog aanmerken, dat zy alle mogelyke hinderpaalen in den weg ftellen, om den Europeaanen den voet dwars te zetten in het doordringen tot den oorfprong van de rivier Gambia, uit vreeze dat derzelver voorfpoed hunnen handel verminderen, en hen minder noodzaaklyk zou maaken. Zy vertoonden aan Jobfon de gevaaren en zwaarigheden van zulk eene onderneeminge, met zo veel vuurs en yvers, dat hy, met alle zyne vooringenomenheid ten hunnen behoeve, niet konde nalaaten, hunne overbodige vriendfehap aan eigenbaat toe te fchryven. VIERDE  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 46$ VIERDE AFDEELING, Aardrykskundige befchryving van de groote rivier Gambia, en de menigvuldige pogingen om haaren ■oorfprong te ontdekken; de Koophandel der Europeaanen met de Koningryken langs haare Oevers ; Engelfche en andere Europifche Forten en Vastigheden aldaar; hunne Oorlogen en veelvuldige Staatsverwisfehngen, en pt.ogingen aangewend om hunnen Koophandel te handhaaven of uit te breiden; als mede een bericht wegens de Vastigheid op het hüxnd Goeree. Voormaals was deeze groote rivier bekend by den naam Gambro: eene benaaming, nog in gebruik by de Franfchen. Cada Motto, de eerfte Schryver, die 'er van gefprooken heeft, noemt haar akyd by dien naam. Mat mol zegt, dat de Negers haar Gambul noemen; doch hy fchryft zomtyds Gambra, of ook wel Gamboa. Jobfon verkiest den eerften naam, doch getuigt dat de Negers haar altyd Gee of Ji, dat is, rivier, noemen, by wyze van uitfteekendheid: om deeze reden noemen haar de Portugeezen Rio Grande, (groote rivier,) in zamenvoeging met eene andere, zuidlyker geleegen. Doch vermids de meest bekende benaaming is Gambia, zynde, in de daad, eene verbastering van Gambra, zullen wy die behouden, en alle gefchillen over den naamöorfprong daar Hedend.Hist.XVLD.II.St. Ooo laaten, XVIII. BOEK. XVIIL HOOFDST. IV. AFD. Naamen ier rivier Gambia.  47 o HISTORIE der XVIII. boek. xvrn. HOOFDST, IV- AFD. Haar loop. Ligging *,vydte , laaten, welke, na al onzen arbeid, fteeds twyfelachtig zou blyven. (a) Niet min 'verdeeldheids heerscht 'er onder de Schryvers over den oorfprong, dan over den naam; zommigen houden haar voor een tak van den Niger, terwyl anderen, met meer waarfchynlykheids, beweeren, dat zy met geene mogelykheid daarmede gemeenfchap kan hebben, dewyl zy zekerlyk ftroomt door het Meir Sapor, en het Koningryk To of Eyo, aan.Dabomay grenzende, een verbaazende weg van bykans tweeduizend mylen. Marmol noemt het dezelfde rivier, welke by Ptolemeus den naam draagt van Estacbiris, alwaar zy, van den Niger, moet gefcheiden worden door eene verbaazende reeks bergen, van 't Noorden naar 't Zuiden loopende; deezen loopftreek volgt de naauwkeurige Aardryksbefchryver Bolton, in zyne aanmerkingen op d Anvüle. Labat heeft verfcheiden bladzyden verlpild aan dit onderwerp, waarvan hy afftapt, na zyne Leezers volkomen op den doolweg gebragt te hebben. Om niet in dezelfde dwaaling te vervallen , zullen wy 'er van af zien, dewyl het voordraagen van gisfingen, in de daad, gelegenheid zou aan de hand geeven om' ons. vernuft te vertoonen, maar weinig onderrichtinge aan de Leezers. Alle poogingen ter deezer ontdekkinge zyn tot nog ongelukkig geflaagd, en de binnenfte deelen van Afrika te weinig bekend, om uit de ligginge des lands iets te befluiten. Hierom zullen wy voortgaan tot eene befchryving van deeze rivier, in zo verre zy door de Europeaanen bevaaren is: want de berichten der landzaaten Verdienen weinig opmerkinge. (£) , D e rivier Gambia, of Gamby, valt in den Oceaan, tusfchen Kaap Ver ie en Kaap Roxo; of, om naauwkeu- riger (a~) Labat, Tom. 4, Chap. 18. Marmol, Hijloirs de PA> frique , Liv- 9, Aldaar.  binnenlaxdcche gewesten van AFRIKA. 471 riger te fpreeken, tusfchen Kaap Maria ten Zuiden, en het Vogel of Gebroken Eiland ten Noorden; de afftand tusfchen beiden is zes mylen. Doch vermids de rivier ' doorfneeden word van eene groote menigte Eijanden of Zandbanken, is haar breedfte kanaal niet meer dan drie mylen wyd. Te Jaar, vyftig mylen de rivier hooger op, is de wydte eene myl, en bevaarbaar voor een fchip van honderdvyfcig of tweehonderd Jasten, of, zo als Labat het uitdrukt,-een oorlogfchip van veertig ftukken gefchut; zelfs te Barakkonda, vyf honderd mylen van de zee, is zy bevaarbaar voor fchepen van vyfënzeventig lasten. Het gety tot het doen van deezen tocht, is van Wintermaand tot Zomermaand; geduurende dien tyd ftroomt de rivier met een eenpaarigen en niet zeer fnellen loop; doch in de overige maanden is zy moeilyk, indien niet onmogelyk te bevaaren, uit hoofde van haare verbaazende zwellingen, veroorzaakt door de regens, die, in deeze Gewesten, met zulk een vervaarlyk geweld vallen; en dit is een der groote voordeelen van de rivier de Senegal boven de Gambia. Veelvuldige poogingen heeft men aangewend om door te dringen tot aan den oorfprong deezer riviere, en door middel van deeze tochten is de vaart op dezelve zo wel bekend geworden, als mede eenige kennis gemaakt met de Staaten, onmiddelyk aan haare oevers .grenzende; die, echter, te onaanmerkelyk zyn om eenige plaats te verdienen in de Gefchiedenisfe. 't Is bekend, dat de Gambia eene menigte kromten en bochten heeft, tusfchen de zee en het Koningryk Kantor, vierhonderd mylen boven Barakkonda, daar zy onderfteld word te ftroomen door een ftilftaand Meir, ongenaakbaar voor fchepen, ter oorzaake van de rietplanten, bladeren en kruiden, die zo dik op de oppervlakte dryven, dat zy zich als droog land vertoont. Dit, ondertusfchen, fteunt alleen op het bericht der landzaaten: O oo 2 want XVIII. boek. xvi ii. HOOFDST. l v. AFD. ilepte en bevaarbaarelengte.  XVIII. boek. xviii. HOOFDST. IV. AFD. j 472 HISTORIE der want geene Europeaanen zyn ooit zo diep doorgedrongen. Dikmaals hebben de Engelfchm poogingen gedaan om de oorfprong te ontdekken; doch allen zyn ongelukkig geflaagd; dewyl zy nooit verder zyn gevorderd dan tot Barakkonda, ten minfte met eenige zekerheid of voordeel t Kan zyn, dat zy geftuit wierden door watervallen of andere hmderpaalen, zo als zy beweeren, en door da Marbuts onderricht wierden, hoewel veelè vin d"kim digften ontkennen, dat'er, eenige honderden mvlen verre hmderpaalen zyn. Kapitein Thompfon eerst, en na hem" Jobjon, m den jaare 1618, vorderden, in booten, hon derd mylen verre boven den waterval van BaraAonda ' doen verzuimd hebbende, de diepten en andere by on derheden m acht te neemen, is hun arbeid van wZt vruchts geweest^ en diende alleen ter voldoening val hunne nieuwsgierigheid. Vennaden en eenige ander? Zeï heden zyn, onder de regeering van Rare! den Tweeden (van Engeland) even verre doorgedrongen doch etzelfde gevolg. De Koninglyke^ffi/^^ fchappy, alle mogelyke zekerheid hieromtrent willendé bekoomen, ftelde, in den jaare 17™, eeniee klein?Crll pen, tot de ontdekkinge/in diens? 3 opSt van Thomas Harnfon, haaren eerften Agent in C fl ? Deeze vervolgde zynen weg tot aany Fatadenda waarm ly het bewind van den tocht opdroeg aan P ? by gaf hem een klein fchip om1 d? feize J Z \mhi * keerde ^ naaf famt Fo™, al^a7fc lem ontmoette. Zyn afgevaardigde, na twS mtlen um geene zyde van Barakkonda \Q zyn aZo'dtd genoodzaakt terug te keeren by gebrek fn C W-f elen of, misfehien, hy nmn^ let ontwerp te volvoeren, (c) ^^gueia van Van James^Eiland, naby den mond der riviere, tot CO Moore, p. 20r. Labst> Tofflt ^ qK ^ 330  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 475 aan Bardkkonda, is de diepte nooit minder dan vier vademen en een half in het droogfte gedeelte van het eigenlyke kanaal, en doorgaans van vyf tot elf vademen. De rivier is bezet met eene menigte fraaije Eilanden, zommigen met bosch bedekt, en krielende van dieren,1 welke haar dikmaals zeer naauw maaken, maar dat nadeel opweegen door de vermeerdering van de diepte; zynde het water aldaar binnen enge paaien beflooten. Niettegenftaande deeze diepte, zegt Labat, moet men altoos het dieplood in de hand hebben, inzonderheid aan den ingang, als zynde de rivier opgevuld met droogten en zandbanken, en dus, zonder deeze voorzorge, dikmaals gevaarlyk. Dewyl de Engelfchen den voornaamften handel dry ven met de landzaaten van Gambia, zullen wy een aan--^ vang maaken met eene befchryving van hunne Vastigheid^ aan die riviere. De tyd, wanneer zy deeze oorden eerst' bezocht hebben, kan niet wel bepaald worden, en ook niet, wie de eerfte Europeaanen geweest zyn, welke dien handel vestigden. Labat beweert uitdrukkelyk, dat de kooplieden van Dieppe en Rouen niet alleen bekend waren aan de Gambia, maar 'er een aanzienlyken handel dreeven, voordat de Portugeezen hunne ontdekkingen in Afia en Afrika deeden. Doch vermids de Normannen hierby minder voordeels vonden, dan by den handel op de Kust van Guïnée, welke aanmerkelyke fommen in goud en yvoor naar Frankryk overmaakte, zetteden zy dien altoos met minder yver door, en zagen 'er eindelyk geheel af, om zich te keeren naar hunne Vastigheden aan de Zuidkust van Afrika. Ten dien tyde was de flaavenhandel nog niet bekend, noch de kooplieden van Mandingo en der binnenlandfche Gewesten gewoon, hunne waaren, als goud, yvoor en andere, tot aan den mond der riviere te brengen. De Portugeezen, in vervolg van tyd, greetig naar Ooo 3 land- XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. V. AFD. Eerj?g lurop,i- ightid,  4?4 HISTORIE der XVIII. boek. XVIII. HOOFDST. IV. AFD. Vast'tg- beid der Engel. fche Maatfchappy. landontdekkingen, en alles wat den voortgang des koophandels kon bevorderen, bemachtigden de plaatzen, door de Normannen verlaaten, en rechtten Faktoryën op, niet alleen langs de Kusten, maar ook in de binnenfte Koningryken, en langs de oevers van de Gambia, zo hoog op als thans de Engelfchen handelen: eene Helling, rustende op de puinhoopen van eene reeks Forten op verfchillende plaatfen; niets meer kunnen de Franfchen, ten bewyze van hun recht van eisfehen aanvoeren, hoewel het zwaar zoude vallen, de ontkende Helling te beweeren. In weerwil der verwarringe, in hunne zaaken ontftaan, door eenen aanhoudenden Haat van vyandlykheden en oorlogen mee andere Europifche Natiën, en het verlies van verfcheiden gewichtige Factoryën, dry ven ze nog een aanmerkelyken handel met de binnenfte Gewesten van Bintam, Cacho en Bhfao, alwaar zy met de Franfchen, Hollanders en Engelfchen handelen, als landzaaten, ontvangende de voortbrengfels des lands in betaaling van Europifche goederen; doch dit gedacht der aloude Portugeezen is thans zodanig verbasterd, dat het van de oorfpronglyke inboorlingen naauwlyks kan onderfcheiden worden. De Engelfchen vervingen eerlang de Portugeezen in den handel aaa de Gambia; zy bezetteden een aantal voordeelige posten, door hen verlaaten; eene reeks van jaaren hebben zy zich verfterkt, op een klein Eiland, tusfchen Jlbreda en Gilfray, vier mylen, zegt Labat, of, volgens More's berekening, zes mylen , van den mond der riviere gelegen. Hier hebben zy een Fort gebouwd, 't welk, indien zy hunne Magazynen en water tegen de bomben konden beveiligen, zeer vast zou kunnen gemaakt worden; het verzuimen van deeze voorzorge was oorzaak, dat het veroverd, geplundert, verwoest en geflecht wierd, eerst door de Franfchen, en naderhand door Zeerovers, of de Forbars: een verlies, 't welk de Maatfchappy nooit konde  BÏNNENLANDSCHE GEWESTEN'VAN AFRIKA. 475 könde te boven koamen, zonder hulp van het Parlemer t; en den fterken arm, hun van hoogerband aarebooden. Op de befchryving van het Fort, en de optellinge der overige Vastigheden aan'deeze groote riviere, zullen wy een verhaal van dit voorval laaten volgen. De vólgende Vastigheid der Engelfche Maatfchappye is aan de rivier Kabata, welke in de Gambia valt, omtrent recht tegenover James ■ Eiland, ten Noorden van het Koningryk Kamlo, en ten Zuiden der riviere ; doch hiei is de koophandel van klein belang; de Factory dient inzonderheid om James. Fort van leevensmiddelen te voor zien. Aan den Noordkant der riviere, tegenover JamesEiland, ligt de Engelfche Factory Jilfray, of Gillcfree, een weinig oostlyker dan het Franfche Huis te Jlbreda Zeer vermaaklyk ligt deeze plaats, en verzorgt JamesFirt van allerlei plamgewasfen. Hier heft de Monarcr van f'arra eene belasting van alle fchepen, die de rivie: opzeilen; de Engelfchen hebben zich hieraan moeten on derwerpen. De vierde firgellche Factory is te Vintain, of Hmtam, aan eene rivier van Sienzelfden naam, welke omtrent zes mylen boven James-Fort, in de Gambü valt. De voornaamfte handel deezer kleine Factorye op den bodem des Konings van Fuuia, beftaat in wasch yvoor en huiden. Acht mylen verder aan de riviere ont moet men de vyfde Factory, Jereja genaamd, in ee: Koningryk insgelyks dus geheeten; de oord leevert weini uit voor den koophandel, behalven wasch, die er zee menigvuldig, doch flecht van foort is. In den jaare 173 vestigde de Engelfche Maatfchappy eene Factory te K& laor, aan eene rivier van dien wam, in de heerfchaj pyën des Konings van ttarra; doch verrjeemende dat d handel niet' beantwoordde aarf haare venvachtirge , lie zy, twee jaaren daar na, dezelve vaaren. Jn het eve genoemde j.iar wierd 'er een Kantoer opgerecht te 7k? keoval, in het Koningryk Caën, ten zuiden van de Gambia wasc XVIII. boek. XV11I. HOOFDST. IV. AFD. I » ! > > 1 y 3 r ï t n 1 h  476 HISTORIE der XVIII. BOEK. xviii. HOOFDST. iv. AFD wasch is hier het voornaamfte voorwerp des handels. De rivier een weinig hooger op ontmoeten wy de Factory Joar, drie mylen landwaartsin gelegen, in het gebied des Konings van Barfalli Geen fterker handel word aan de gantfche Kust, dan in deeze Stad en Factory gedreeven, om reden dat de Mandingodanfche kooplieden, in hunnen weg van en naar Galam en Tombuto, deeze plaats aandoen. Aan de over- of noordzyde ligt Yaui, of Yaui Marow, insgelyks eene Factory der Afrikaanfche Maatfchappye; doch hier is Hechts een klein huis en een Neger. Agent, om 'james Fort van koorn te voorzien. Hooger op, in het kleine Koningryk Jemarrow, ligt de Factory Brako, opgerecht in den jaare I73*> door een toeval afgebrand, in hetzelfde jaar herbouwd, en in 1735 verlaaten. De elfde Bezitting der Maatfchappye is te Matte jor, eene myl van de rivier ten Noorden, in het Koningryk Opper-Yaui Door eene overftrooming, in den jaare 1725, vernield zynde, deed de Maatfchappy de Factory verleggen naar Sami, daar zy nog heden is, en nog denzelfden naam voert. Nog hooger op, in het Koningryk Tomani, ten Zuiden der Gambia, ligt de dertiende Factory, Yamyakonda genaamd, door eene overftrooming der riviere, in den jaare 1733, verwoest, doch zedert, op last der Maatfchappye, herbouwd. Haar koophandel beftaat in flaaven en yvoor, die in groote menigte naar James. Fort gevoerd worden. De laatste Bezitting der Maatfchappye is te Fatadenda; ter deezer plaatze, welke ten minfte vierhonderd - vierentachtig mylen van de zee ligt, is de rivier zo wyd, als de Theems by Tilbury. Fort, en diep naar evenredigheid. Hier levert de Gambia, met haare fraaije bochten, een allerbekoorlykst gezicht, 't welk alleen kan evenaard worden door het groene geboomte, en de vruchtbaarheid van het aangrenzende Landfchap Kantor, verfcheiden van welks Provinciën, aan drie kanten,  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 477 kanten, omvangen worden van de vermaaklyke bochten dier riviere. (d) Dewyl geene deezer Factoryën zo aanmerkelyk is, dat zy eene afzonderlyke befchryving waardig zy, zullen wy nu wederkeeren tot James-Fort, en den Leezer on-' der 't oog brengen al wat wy aangaande deeze hoofdbezitting vernomen hebben, uit gefchreevene of mondelinge berichten. Die Fort ligt op een k'ein Eiland van denzelfden naam, in \ midden van de Gamba; zynde de rivier hier omtrenc zeven mylen wyd. Het Eiiand behoort in eigendom aan de Maatfchappy, mids betaalende eene geringe belasting aan den Koning van Barra. Het Eiland bellaat in den omtrek omtrent drie vierde deelen van eene myl; het Fort, in eene regelmaatige gedaante aangeleid, word verdeedigd door vier Batteryën, ieder van zeven ftukken gefciiut, die de rivier aan alle kanten beftryken. Beneden de muuren van het Fort, aan alle zyden naar het water gekeerd, zyn twee Batteryën opgeworpen, ieder beplant met vier vierëntwintigponders, en tusfchen beide het ligter gefchut, voor de eerbegroetingen; in alles uitmaakende vyfënveertig ftukken gefchut. Binnen de muuren heeft men eene menigte zeer gerieflyke vertrekken, voor den Gouverneur, de voornaamfte kooplieden, den Factoor, de Schryvers en den Bevelhebber over het krygsvolk; de beneden - vertrekken dienen VOOr Pakhuizen. De bezetting behoort te beftaan uit een Kapitein, een Sergeant, twee Korporaals, een Vuurwerker en dertig foldaaten; doch de ziekten, wier oorzaak de Reisbefchryvers ftellen in de heillooze gewoonte van het onmaatig drinken van fterke dranken, vermindert hun getal, en doet de manfehap in den rampzaligften ftaat kwynen. Alle Schryvers, Engelfche, Franfche en Neder- landfche, (V) Moore en Labat, als boven. Prevoft, Tom. 4, Liv. II, Chap- 2. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. P p p XVIII. boek. XVIII. HOOFDST. v. a F IJ.  xvni. boek. XVIII. HOOFDST. IV. AFD Historit van fames-Fort. 4/6 HISTORIE der landfche, getuigen dit eenpaarig. De foldaaten, handwerkslieden, dienaars en flaaven der Maatfchappye, woonen in barakken buiten de muuren, van fteen en leem gebouwd, zo gerieflyk 'en Merk als het Fort zelf, alle van 'palisfaden omringd. Beneden de vertrekken der dienaaren zyn pakhuizen; en de flaaven zyn gehuisvest onder de barakken. (e) In dan jaare 1664 wierd James - Eiland %'erfterkt door Kommandeur- Holmes, ter dekkinge van den Engelfchen handel op deeze rivier; ter eere van den Hertog van York wierd het dus genaamd. In 't eerst lagen 'er ïlechts acht ftukken gefchut; doch Barbot fpreekt 'er van als eene regelmaatige vesting, gebouwd en gewapend op de voorgemelde wyze, in den jaare 1699. James-Fort wierd, voor de eerfte maal, ingenomen door'de Franfchen, onder den Heer De Genes, in 't jaar 1695, die het bevel voerde over een klein Eskader van vier Oorloglchepen en twee Bombardeergaljooten; Froger, die deezen tocht by* woonde, heeft daarvan een uitvoerig bericht gegeeven. By den Ryswykfchen Vrede wierd het aan de Engelfchen terug gegeeven. (ƒ) Terwyl de Engelfche Maatfchappy onledig was met het volvoeren van een ontwerp, 't welk James-Fort tot eene volledige Vesting zou gemaakt hebben, brak de oorlog uit, in den jaare 1702, en ftelde Frankryk wederom in het bezit daarvan, onder het beleid van bovengemelden Admiraal, die thans in den aanval fneuvelde; doch voor dit maal wierd het Fort gelost voor ruim honderdduizend guldens, nadat de troepen 'er eenen buit gemaakt hadden van tweehonderd-vyftig flaaven en eene aanzienlyke menigte koopmanfchappen. (g ) Ten derden maale viel het in de handen derzelfde Natie, in den CO Moore, p. 14. Cf) Labat, Tom. 4, p. 293. Cg") Gazetts de Paris, 11 AvriJ, 1703.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 479 den jaare 1709, en wierd terug gegeeven by den algemeenen Vrede van Utrecht; waarna het tweemaal wierd geplunderd door Engelfche Zeerovers, die de Kust van Guinee belemmerden, in den jaare 1720. De eerfte aan-, flag gefchiedde door Harvel Davis, en ging gepaard met1 omftandigheden, die verdienen, breedvoerig verhaald te worden. Davis, van gedachten zynde, in eenen openbaaren aanflag niet gelukkig te zullen flaagen, nam eene krygslist te baate, die de bedoelde uitwerking had, dewyl het hem noch zyn volk aan moed, loosheid, noch de wanhoopigfte fchurkery mangelde. In 't gezicht van dit Eiland genaderd zynde, verborg hy al zyn volk onder de luiken van het fchip, uitgezonderd vyf of zes, die 't fcheepswerk deeden, en als matroozen verkleed waren. Zulk eene macht, wist hy, kon geenen achterdocht by de foldaaten verwekken; diensvolgens zeilde hy tot dicht aan 'c ftrand, ging in zyne floep, met een Stuurman en Chirurgyn, roeide regelrecht naar het Fort, daar hy ontvangen wierd van eene bende Muskettiers, die hem naar 't vertrek des Gouverneurs geleidden. Hier vertelde hy, dat hy te Liverpooi t'huis hoorde, en naar Senegal beftemd was, om eene laading yvoor en goud te haaien, doch dac hy, door twee Franfche oorlogfchepen, gejaagd en uit zynen koers gedreeven was. Zyne laading zeide hy aan den Gouverneur te beftaan uit yzer en eenige andere goederen, voor de Afrikaanfche markten gefchikt. De Gouverneur deeze goederen van hem tegen flaaven geruild hebbende, vraagde verder, of Davis fterken drank aan boord had? waarop deeze ten antwoord gaf, dat hy niets te koop, maar wel eenige vlesfen Rum voor den Gouverneur, by wyze van gefchenk, ten beste had. Met zyn gezelfchap wierd hy hierop ten middagmaal genoodigd. Terwyl het noodige tot een deftig onthaal wierd gereed gemaakt, keerde Davis alleen naar boord, onder voorwendfel van de Rum te haaien, na alvoorens alles zorp. Ppp a vuldig XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. V. AF».  XVIIL boek. XVIII. HOOFDST, IV. AFD 480 HISTORIE des vuldig te hebben opgemerkt. Straks kwam hy terug, verzeld van zes ftoute gasten, en wierd binnen gelaaten zonder eenige ondervraaging, dewyl zy met vlesfen belaaden, doch tevens heimelyk met pistoolen en dolken" gewapend waren; hun wierd aangezegd, in de hoofdwacht te vertoeven, tot dat hun, door het losfen van een pistool, het zein wierd gegeeven om zich van het geweer der wacht te verzekeren. Zyne bevelen wierden naauwkeurig volbracht, en hy wierd meester van hec Fort, geld, goederen en koopmanfchappen, door een verraaderlyk fchenden van het recht van herbergzaamheid, 't welk by het laatste nagedacht met eerloosheid verdient gebrandmerkt te worden. De rykdom, welken de Factoors hadden verzameld, bedroeg, in flaaven goud, ruim tweeentwintig duizend guldens, behalven tienmaal die fomme aan goederen, welke hy naar boord bragt. Hy vernielde het Fort, en bragt den Gouverneur, de Factoors en dezulke der foldaaten, die geen deel wilden neemen aan zyne wanhoopige kostwinninge, op een groot fchip, welk hy op de rivier vond, (/;) bm daarmede te zeilen, werwaarts zy wilden. (E); Om (//) Hift of Pi fat es, by Johnflon, p. 130. (E) De Koninglyke Afrikaanfche Maatfchappy van dit ongelukkig voorval de tyding bekoomen hebbende, befloor, in het toekoomende op haare hoede te zyn tegen zulke ontmoetingen, door het houden van eene rterke b.zettinge, die de macht en listen der Zeerovers zou kunnen verydelen ; doch zy was zeer ongelukkig in de keuze van haare Bevelhebbers. Majoor Masfey wierd met een van haare fchepen gezonden , als Qverfte der troepen ; doch by, misnoegd over de bejegening, hem aangedaan door Ko. lonel TVhitney, den toenmaal;gen Gouverneur, en door de Factoors, maakte eene zamenzweering met zekeren Lowther, tweeden Stuurman van het fchip; door behulp van deezen, en van den aanhang, welken hy onder de foldaaten en matroozen had gemaakt vond hy middel, het fchip af te loopen en het Fort te plunderen. Na deeze onderneeming, ging hy onder zeil, en wierd een Zeel rover.  binnen landsche gewesten van AFRIKA. 481 Om den draad onzes verhaals niet af te breeken, hebben wy geen gewag gemaakt van eenige merkwaardige byzonderheden, betreffende deeze Vastigheid en den koophandel van de Gambia. Om dit behoorlyk te verftaan, moeten wy in ons onderwerp terug treeden tot aan den Vrede te Ryswyk. Het Parlement, na de wedergave van het Fort, verlangende den handel te vestigen, buiten kos ten van 's Lands kasfe, ftelde den koophandel aan de rivier open, op voorwaarde alleen, dat ieder fchip tien ten honderd zou betaalen aan de Maatfchappy, by zyne komst in Afrika, of twintig by de wederkomst in Engeland. rover. Deeze leevenswyze, hoewel met allen mogelyken voorfpoed gepaard, wierd welhaast een last voor Masfey, die nog. eenige greinen geweetens had behouden: hierom wierd hy te raade, met zyne makkers te breeken. Diensvolgens begaf hy zich naar Jamaica , daar hy zich overgaf aan den Heer Nikolaas Laws, die hem vriendlyk ontving, en geld gaf om naar Engeland te kunnen overfteeken. Ka zyne komst te Londen, zond hy aan de Bewindhebbers der Maatfchappye eene volledige bekentenis van zyne misdaad, welke hy toefchreef aan zyn misnoegen over de harde behandeling, hem aangedaan; erkennende tevens, den dood verdiend te hebben, met verzoek dat dezelve van den aart, een krygsman voegende, zyn mocht. Het antwoord was, dat hy geen beter lot dan de galg verdiend had Dit niettegenftaande hield hy zich niet te fchuil, maar nam zynen intrek midden in de Stad en vervoegde zich by de Gerechtsdienaars, om eene Order af té vaardigen, inhoudende om Kapitein Masfey, eenen Zeerover, te vatten en te vangen. De dienaars hierop gezegd hebbende, zulk een perfoon niet te kennen, zeide hy, dat hy zelve de man was, en noemde zyne woonplaats. DiensvoJgens wierd hy, eenige da. gen kater, in verzekering, genomen, op zyn eigen aanbrengen,' voor de Rechtbank gefield, en in de gevangenis geworpen, zonder eenig ander getuigenis dan zyn eigen Kapitein Rusfel cn de zoonen van Kolonel W' hitn'ey ais getuigen tegen hem gedagvaard zynde, wierd Masfey verhoord, veroordeeld en gehangen, om bedryven, die nooit tegen hem zouden getuigd hebben , hadde hy zelf niet beflooten, de verdiende ftraffe te willen draagen* pPP 3 XVIII. boek. xviii. HOOFDST. iv. AFD. Historie van den handel aan de Gambia.  4S2 HISTORIE der XVIII. , boek. XVIII. • HOOFDST. IV. AFD. CO Labat, Tom. 4, p. 303. geland. Ongelooflyk is het getal der gelukzoekeren, die deel namen in den handel, terftond na de openftelling, en welk eene verwarring en fchade hieruit bykans ontflaan ware. De eene Kapitein zocht den anderen in de voorbaat te zyn. De Franfchen bedienden zich van deezen naijver. De Negers, de zotheid der Engelfchen bevroedende, fielden den prys der flaaven 'hooger dan hy ooit geweest, of met den koophandel beflaanbaar was. In gevolge hiervan wierden de Engelfche volkplantingen flecht voorzien, de kosten van het beplanten grooter, en de voordeden des handelaars zo gering, dat het, alles in aanmerking genomen zynde, een fchadelyke handel mocht geacht worden. Ten laatste wierden de Franfchen mede betrokken in de zwaarigheden der Engelfchen: want de Mandingoaanfche kooplieden, de lucht hebbende van den hoogen prys, welken de laatsten voor de flaaven betaalden, wilden aan de eerften niet verkoopen. Dus wierden de Agenten der beide Maatfchappyën welhaast tot eenen ftaat van ledigheid gebragt, moetende zy wachten, tot dat de woede van gelukzoeken bedaarde, en de koophandel wederom op eenen vasten en redelyken voet zou gebragt worden. (O Deeze toeftand van zaaken opende welhaast de oogen der Maatfchappye, die overtuigd wierd, dat het haar voordeeliger ware, handel te dry ven zonder de hulp des Parlements, dan eene vergunning te aanvaarden, die den geheelen handel onherflelbaar bedorven, en den ondergang der Britfche volkplantingen in Amerika zou hebben veroorzaakt. Hierom begon zy zich met allen yver op den handel toe te leggen, met oogmerk om de Franfchen in den grond te booren, en de Kusthandelaars den voet te ligten. Corker, haare voornaamfte Agent, rechtte Factoryën op, ten  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 483 ten dien oogmerke, te Javal (F) en Portodali; («) Moore, p. 87.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 493 ontftaande uit de gelyke lengte der dagen en nachten; de oevers worden van tyd tot tyd verfrischt, door beurtelingfche land en zeewinden. Behalven de menigte rondgelegene rotzen, waardoor het bykans ongenaakbaar is, uitgezonderd in twee byzondere Baaien, heeft de laatstvoorgaande Directeur, de Heer de St. Jean, het Fort verfierd met verfcheiden fraaije gebouwen, en het met vestingen verfterkt, welke het tot eene zeer fterke plaats maaken, hoewel niet onwinbaar, gelyk by de ondervinding is gebleeken: fchoon de Franfche Schryvers het als zodanig geroemd hebben. Door de vlyt van dien Heer, heeft men verfcheiden bronnen, aan welke men zo groot gebrek had, op het Eiland ontdekt; de tuinen zyn met voortreffelyke vruchtboomen beplant; allerlei kruiden en moes heeft men 'er in overvloed aangekweekt; van een klein, dor en veracht Eiland heeft hy het gemaakt tot een der veiligfte, aangenaamfte en aangelegenfte Vastigheden in geheel Afrika. (0) Goeree wierd, in 't jaar 1617, afgeftaan aan de Hollanders, door Biram, Koning van Kaap Ver de. Terftond bevestigden zy het door middel van een Fort, op eene rots in 't Noordwesten gebouwd, 't welk zy het Fort Nasjau noemden; doch verneemende dat men van hier de haven niet konde beftryken, bouwden zy eene andere Sterkte, het Fort Oranje genaamd, een weinig digter aan het ftrand. Zy behielden die Vastigheid, tot dat zy, in den jaare 1663, daaruit verdreeven wierden door den iVdmiraal Holmes, die 'er Engelfche bezetting in leide. Twee jaaren laater wierd het hernomen door Admiraal De Ruiter, aan wien de Gouverneur Abercromby, met de bezetting zich moest krygsgevangen geeven. De Hollanders verfterkten hierop de Vestingen, en het Eiland genoot eene volkomene rust, tot in den jaare 1677, wanneer (o) Adam/on , p. 104. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. R r r XVIII. boek. xvw. HOOFDST. IV. AFD.  XVIII. boek. XVItf. HOOFDST. IV. AFD. ^94 HISTORIE d e fi¬ neer een Fransch Eskader, onder den Graaf d'EJirées, op den 30 van Wynmaand voor de haven zich vertoonde, om deszelfs gelukkige rust en bloeijenden koophandel te ftooren. Den volgenden dag wierd het Fort opgeëischt; op de weigering des Hollandfchen Gouverneurs, maakte de Graaf toebereidzels om het Fort Oranje te bombardeeren; 't welk de bezetting noodzaakte, het te veriaaren, en in het Fort Nasfau te wyken, alwaar zy verwachtten, eerlyke voorwaarden te zullen bedingen, doch wierden welhaast gedwongen z'ch op befcbeidenheid over te geeven.. D'Efirêes vond het Eiland in goeden ftaat, het BenedenFort met veertig ftukken zwaar gefchut beplant, en de werken zeer wel onlerhouden: doch alzo hy geenen last had om 'er bezetting in te werpen, ontmantelde hy het Eiland, en flechtte het Fort Nasfau. Kort daarna kwam de Heer Du Casfe voor Goeree, met een Oorlogfchip van veertig ftukken, en nam ftaatelyk bezit van het Eiland, in naame der Smegalfche Maatfchappye, en floot een ver» drag met den Koning en de Negers van Rufifco, Joal en Portodali, op dezelfde voorwaarden, als de Hollanders, zo lang zy het Eiland hadden bezeeten. Dewyl deeze ftap, dien hy op eigen gezag gedaan had, door het Hof wierd goedgekeurd by zyne wederkomst, wierd hy, in 't volgende jaar, in de hoedanigheid van Gouverneur, wederom derwaarts gezonden, met gefchenken voor de Neger. Koningen, Door de Vrede van Nymegen, kwam de Maat* fchappy in het vaste bezit van deeze verovering. Naauwlyks waren de Franfchen aan het vaste bezit geraakt, of zy teegen te werk aan het verbeteren en aanleggen van nieuwe werken aan de beide Forten; het benedenfte noemden zy Vermanhis, het bovenfte St.Mkhiel. Tot in het jaar 1681 wierden, door de Hollanders, verfcheiden vruchtlooze poogingen aangewend, ter heroveringe van eene plaats, van zo veel belangs voor den koophandel; doch alle deeze liepen te leur, door de waakzaam-  binnenlanosche gewesten van AFRIKA. 495 zaamheid van Du Casfe, die, na vriendlyke vertoogen aan den Nederlandfchen Bevelhebber, ten laatste twee van zyne fchepen nam, en naar E'.mina opzond. In den jaare 1697, wierd de Heer De Brue, een der vlytigfte en verftandigfte mannen, welke de Maatfchappy% ooit in dienst heeft gehad, in de hoedanigheid van Directeur- Generaal gezonden; deeze ftelde het Eiland in den ftaat van tegenweer , in welken het zedert gebleeven is, tot op de komst van den Heere St. Jean, omtrent het jaar 1750, die het in den bovengemelden toeftand bragt. Het Departement van koophandel, aan Goeree behoorende, bevat den handel in de Koningryken Kayor, Sin en Salem; 't welk, in de daad, zeer uitgebreid is. Het eerstgemelde, het Koningryk van den Damel, of Kayor, genaamd, ligt op een verren afftand van het Meir van dien naam, in de woestyne Zaara, of Sarah, ten noorden van de rivier Senegal Jaarlyks leevert deeze handel ruim driehonderd flaaven, twintigduizend ruuwe huiden, zomtyds tachtigduizend tweehonderd - vyftig kwartaalen yvoor; doch de dwingelandy van den Damel heeft den koophandel , voornaamlyk in huiden, merkelyk geknakt, en de inwooners bykans bedorven. De handel der Maatfchappye met Sin bepaald zich tot twee havens, Joal en Fakika, beide binnen het Departement van Goeree, die van Joal is de voornaamfte, om reden dat de ankergrond 'er beter is, en het losfen der fchepen veiliger kan gefchieden. De Stad is groot en volkryk; en, hoewel de inwooners ruuw en onbefchaafd zyn, houden zy, echter, veel van den koophandel, welke, nadat men hunne zeden en byzondere gewoonten heeft leeren kennen, met groot voordeel met hun kan gedreeven worden. Joal kan Goeree, en alle de fchepen, welke hier aan* koomen, van alle noodwendigheden voorzien, welke zy kunnen behoeven. Vee, gevogelte, ryst, mais, en allerlei moeskruiden zyn de natuurlyke voortbrengzelen des Rrr 2 Ko- XVIII. BOi-K. XVIlf. HOOFDST. IV. AFD.  XVIII. boek, xvnr. HOOFDST. iv. AFD 496 HISTORIE der Koningryks Sin. allen goedkoop en goed in hunne foort-. Zout, en 't geen verder noodig is om osfenvleesch op zee te bewaaren, bekomt men in overvloed van de Kaap Ver. difche Eilanden, en van Takika, alwaar de.Ton voor drie Livres word verkocht. joal ligt van de rivier Palmcrii zeven mylen, zynde de geheele uitgeftrektheid der Zeekust van Sim; het fchynt hier in een punt te eindigen; zynde het Koningryk elders eenige honderden mylen breed, en zeer vruchtbaar, behalven op de grenzen, alwaar het bloot ligt aan vyandlyke aanvallen, en de plonderingen en verwoestingen van den Tin en den Damel. Om zich te dekken tegen de oproerigheden, welke onder de inwooners van 'Joal dikmaals voorvallen, en dit fiere volk,in onderdaanigheid te hou» den, vond de Maatfchappy het geraaden, eene fterke fteenen Factory te ftichten, ryklyk voorzien van krygsbehoeften, en een aanzienlyk getal Europifche bedienden, niet evenwel in de hoedanigheid van foldaaten, hoewel zelfsverdeediging en veiligheid de voornaamfte oogmerken zyn, tot welke zy met zo veel kosten onderhouden worden* D e voornaamfte handel met het Koningryk Salem word gedreeven door middel van Kahone, een Dorp, gelegen ter plaatze, daar de rivier Salem, volgens de Franfche Schryvers, uit de Gambia ontftaat; hoewel Moore en andere Engelfche Schryvers beweeren, dat deeze twee rivieren geenerhande gemeenfchap hebben. Verwonderlyk is het, dat de Maatfchappy geene gewichtiger Factory heeft aangeleid, op eene plaats, tot den handel zo wel gelegen sis Kahone: want alle de Mand'mgodanfche kooplieden doen deeze plaats aan, op hunne reize naar Tilipay en Albreda, met het goud, yvoor en de flaaven, welke zy uit de Koningryken lombuto, Bambara, Kona en andere Gewesten van het Oosten brengen, (p) Met (/O Labat, aldaar. Prevoft, Tom. 3^  B-ÏNNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 497 Met deeze Koningryken, of liever, volgens zommige Schryvers, met het Koningryk Kayor alleen, heeft de Maatfchappy drie Tarifs gemaakt, tot het beter regelen van den koophandel: een met den Koning, een ander met de Edelen. en een derde met het volk; alle drie door De Brue ontworpen en ten uitvoer gebragt. De voornaamfte Tarif, die den Koning betreft, is bepaald tot de flaaven, en vordert, dat alle de krygsgevangenen, of derzelver flaaven, welke door zyne Majesteit aan den Koning worden geleverd, nier boven of beneden een zekeren ouderdom zyn, dat is, van veertig tot tien jaaren, en dat zy gezond zyn van ledemaaten en zintuigen. Te noodigcr was deeze voorzorge, omdat 'er ontelbaare bedriegeryën gepleegd zyn in den flaavenhandel met den Koning, allen door geweld gefchraagd, en met een onbefchaamd gezag verdeedigd, onder voorwendfel van rechtvaardigheid» Wat aangaat de voornaamfte artikelen van koop- en" ruilhandel, zy zyn bekend by naamen, oogfchynlyk van Negerafkomfte: by voorbeeld Makaton, Mortand, Bujis en Ratacon, allen zekere foorten van goederen betekenende , welke het verdrietig en noodloos zyn zou, te verklaaren en op te noemen. Genoeg is het, dat de koophandel van Goeree zo aanmerkelyk is, dat het verlies van denzelven een der gevoeligfte neepen zyn zou, welke de Franfche koophandel kon ontvangen; dewyl van daar en van het Fort L odtwyk, hunne Westïndifche Volkplantingen verzorgd worden van flaaven, gefchiedende door middel van dezelve aanmerkelyke verzendingen uit Frankryk, terwyl'er gommen, grein, huiden, ammoniak-hout,. ambergries, goud, yvoor, vederen van ftruisvogelen, nevens verfhout en verfcheiden andere goederen van waarde, worden ingevoerd. ( I 1  5«© HISTORIE der XVIII. boek. xvm. HOOFDST. v. AFD Zenega} welke benaaming, hoewel door misvatting, de Europeaanen zedert op de rivier hebben toegepast, flechts met eene kleine verandering in den klank. Zonder te onderzoeken naar de geloofwaardigheid van dit verhaal, of hoe de Afrikaan zo naauwkeurig kon verflaan de betekenis eener Europifche taaie, welke hy nooit had gehoord, zullen wy voortgaan tot de befchryving van deeze rivier, in zo verre zy bekend is, als zynde een nutter en zekerder onderwerp. Ongetwyfeld is de Senegal eene der grootfte rivieren van Afrika: want, zonder hooger op te klimmen dan tot het Meir Bemin, (het verfte, dat de Europeaanen, voor zo veel men met zekerheid weet, bezocht hebben,) beflaat zy achthonderd mylen, tot aan het Eiland Senegal, dicht aan den mond der riviere. Zo wreed, zo woest en zo barbaarsch zyn de landzaaten, dat weinige lieden nieuwsgierigheids genoeg bezitten om de gevaaren en moeilykheden te trotzeeren, aan welke zulk een tocht zou onderheevig zyn; en misfchien is de verdere ontdekking overgelaaten aan die yverige en onvermoeide Zendelingen, aan wien de Geleerden reeds zo veele verplichtingen hebben voor het geduld, ftandvastigheid en onverfchrokkenen moed, met welke zy de belangen der weetenfchappen hebben voortgezet, in verfchillende Gewesten der waereld. Twee mylen van de zee, neemt de rivier, in haaren loop, eene fchielyke wending zuidwaarts, en is vervolgens van de zee gefcheiden alleen door een natuur, lyken zandcirkel, die op zommige plaatzen nog geene honderd roeden breed is. Door deezen bocht, word haar loop vyfëntwintig mylen verlengd, van 't Noorden naar het Zuiden, tot dat zy zich eindelyk in den Oceaan ontlast, op 15 Gr. 50 Min. Noorder • Breedte. Deeze groote rivier fcheid het land der Negers van de Mooren van Zaara, of de Woestyn, door eene menigte bochten eene verbaazende uitgeftrektheid beflaande, van 't Oost naar 't West; dat  WNNÊNLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. $01 dat is, van de Watervallen van Galam, aan geene zyde van welke de Franfchen geene ontdekkingen gedaan heb ben, tot aan haaren mond by Biyun, of Rieurt, een weinig beneden het Eiland Senegal DEovergroote fnelheid deezer riviere word toegefchree ven aan de ruimte, door welke eene zo verbaazende hoeveelheid waters, in een zo naauw kanaal, moet ftroo» men; zynde de mond geene halve myl wyd, en nog daarenboven bezet met eenen Zandbank , of Baar, die de vaart zeer moeilyk en gevaarlyk maakt. Tweezins gevaarlyk is deeze Baar, niet alleen uit hoofde van de ondiepte des waters ten allen tyde, maar ook om het fplyten van de Baar, en het verloopen van haar ligginge, na overftroomingen en zwaare regens, door welke de kanaalen verlooren gaan; en zy, om dezelve te vinden, door nieuwe peilingen moeten gezocht worden. De Senegal zou, in de daad, geheel geflooten worden, ware het niet door één kanaal, van tweehonderd Roeden wyd, en twaalf voeten diep, 't welk lang onveranderd is gebleeven, ondanks alle zwaare vloeden en overftroomingen der riviere. Deeze Baar belet, dat fchepen van tweehonderd■ vyftig of driehonderd lasten de rivier kunnen opzeilen, en voor het Fort ankeren : eene ongelegenheid , welke de Franfche Maatfchappy noodzaakte, geduurig een fchip in het kanaal voor anker te houden, tot geen ander oogmerk, dan om waarneemingen te doen omtrent de diepten. Hoewel de Baar dit nadeel aanbrenge, word het, echter, door genoegzaam even groote voordeelen vergoed; als zynde het Fort daaraan zyne voornaamfte fterkte en veiligheid verfchuldigd. Hierdoor, zegt Labat, word het Fort St. Lodewyk onwinbaar voor fchepen, en, in de daad, voor alle vyandlyke aanvallen, te zee of te land. Want, vermids de Baar jaarlyks van ligginge verandert, zomtyds in nog korter tyd, zonder dat het uit zee oogfchynlyk kan bemerkt worden,'worden 'er geduurige waarneenrnHedend. Hist. XVI.D.II.St. Sss g^n XVIII. «o' (c. xvnr. HOOFDST. /. AFD,  XVIII. boek. xvm HOOFDST. V. AFD Befchryy'inr van hst Ei ia'i.i Se negal e t het Fort St. LoJewyk. 502 HISTORIE der gen vereischt ter ontdekkinge van de kanaalen, de diepten en de bekwaame gelegenheden en faifoenen tot de fcheep. vaart; al hetwelk van vreemdelingen niet kan verwacht worden. Hoe gegrond ondercusfchen dit alles ook zyn mo^e, zeker is het, dat het Fort St Lodewyk thans in de handen der Engelfchen is. De gefchiktfte tyd van het jaar om over de Baar te zeilen, is van Louwmaand tot Oogstmaand; de winden zyn, in dien tyd, veranderlyk, de rivier effen, en de Baar aan eene plaats bepaald tot aan het naastvolgende natte fiifoen, wanneer het verbaazend zwellen der riviere, en de zuidweste winden, tegen den fnellen ftroom opwerkende, de golven tot zulk eene vervaarlyke hoogte doen klimmen, dat derzelver klotzing naar den fchok der bergen gelyke, en zo zeer woeden, dat zy de flerkfte fchepen verbryzelen. Na de Baar te boven te zyn gekoomen, bevinden wy ons in eene fraaije, effen en langzaam afloopende rivier, op eene diepte van vier vademen waters. Eene myl hooger op gevorderd zynde, zien wy het land aan de zuidzyde met een bekoorlyk groen bekleed, de boomen in geduurigen bloei, de kudden hier en ginds huppelende, met de dartelheid, uit overvloed gebooren, en eene zekere blymoedigheid op elks gelaat, het gevolg van het geluk en de veiligheid, welke zy genieten, boven 't welk niets eene aangenaamer tegenflelling kan veroorzaaken met de dorre, zandachtige en fchraale landen, die zich aan de fchepen eerst vertoonen. Rondom ligt eene groote menigte Eilanden, bekoorlyk gefcnakeerd met boomen, vruchten , kruiden en gevogelte, doch door de Franfche Miatfchappy tot geen gebruik aangewend, uitgezonderd het Eiland Senegal, waarop het Fort St. Lodpmerking heeft hun geleerd, dat de onweders, omtrent leeze tyden, minder zyn te verwagten, dan wanneer dag :n nacht even lang zyn. Labat verzekert, dat de weg, Hen de karavaanen neemen, en de landen, door welke zy  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 525 zy trekken, onbekend zyn aan de Europeaanen, en even zorgvuldig verholen worden gehouden, als de Negers hunne mynen onbekend houden j en waarfchynlyk om dezelfde reden. Dit doet eenigzins vermoeden , dat de gevaaren der retze mcrkelyk vergroot worden, door de ftaa: kunde der Moor ui en ' Arabieren, die den geheelen binnenlandfchen handel aan zich zoeken te trekken. De waarheid der zaake is, dat nieuwsgierigheid alleen den Europeaanen kan doen wenfchen om eene volmaakte kundfchap van de wegen naar deeze afgelegene binnenlandfche Gewesten, dewyl de koophandel daardoor niet kan bevoordeeld worden; wordende alle de goederen beter koop gekocht van de karavaanen, dan zy naar de Kusten kunnen gebragt worden, door het fpaarfaamst overleg der Hollandlche, Franfche of Engelfche kooplieden, (g) Wy zullen deeze Afdeeling eindigen met een kort bericht wegens eenige Eilanden, te klem om onder de Afri-' kamfche Eilanden, in eene Algemeene Historie, gefteld te' Worden, en, nogthans, des Leezers opmerkinge welj waardig, om de zonderlinge gewoonte der opgezeetenen. Eerder hebben wy.ze niet kunnen befchryven, zonder inbreuk op de orde der aardrykskundige befchryving, welke wy ons hadden voorgefteld. De bedoelde Eilan» den zyn Bisfao, en een tros kleine Eilandjes, Bisfagos genaamd, liggende digt aan de Vaste Kust, eenige weinige mylen ten Zuidoosten van de Gambia, op 11 Graaden lNoorder-Breedte. Op het eerstgenoemde begonnen de Portugeezen en Ftanfchen al vroeg te handelen; de laatsten hebben nog eene Factory, en de eerften een Fort op het Eiiand; in beiden gaat veel handels om. Daarenboven hebben de Hollanders verfcheiden maaien gezocht, zich hier te vestigen, gelyk, in de daad, in alle andere oorden (O Labat, Tom, ï, Chap. 21, 22. Barbot, als boven' revdi, T'nm 3 , Liv. 6 H&DENo.HisT. XVi.D. II. St. X x x XVIII. boek. 'XVHF. HOOFDST. VU AFD. Bericht vegeus et Ei' and B:ïao.  xvm BOEK. xvur. HOOFDSTi VI. AFD. i J 5*6 HISTORIE der oorden der waereld , werwaarts het belang hen lokte; doch zy zyn 'er niet geflaagd. Onnoodig ware het, uitte weiden over de natuur van den handel der Europeaa. run, als weinig verfchillende van dien wy reeds meermaaien vermeld hebben; dezelve word inzonderheid gedreeven op Biafara, en andere Koningryken aan de Vaste Kust, ten Zuidoosten van de Gambia: hierom zullen wy overgaan tot eene befchryving van het Eiland en de opgezeetenen. Bisfaa beflaat in den omtrek vyfëndertig of veertig mylen, hebbende een vermaaklyk. uitzicht over zee, uit welke het langzaam ryst aan alle zyden, tot eene hoogte in het midden van het Eiland. Nogthans is 'er eene menigte heuvels, niet zo hoog als de middenfte,, door fraaije en vruchtbaare vlakten van een gefeheiden, en befproeid- door kleine riviertjes, welke tevens den. rykdom en de fraaiheid van het tooneel vergrooten. Behalven kleine boschjes van palmboomen, word elke voet lands beplant, en geeft eenen oogst, aan den vuurigften wensch der landlieden evenredig. Wyders hebben zy oranjeappelen, mangoes-, bananen", en alle andere vruchten, welke de warme klimaaten voortbrengen, en misfchien in grooter volkomenheid. Zo vruchtbaar is de • *rond, dat de tarwe en mais tot de hoogte van Indiaansen koorn opfchieten, of liever gelyken naar een veld, befcfct met rietgewasfen en bamboes; waarnevens de Eilanders eene andere foort van koorn voegen, naar mais gelykende, waarvan zy koekjes bakken, Fonde genaamd.. Van hunne mais bakken zy hier geen brood, gelyk in indere Gewesten van Afrika, maar- branden of kooken iet gelyk ryst; roet bier p^mengd, is, volgens Labat, dit ;een onPna^klyke kost. Zeer P- 133 XXX 2 XVIII. boek. xvm. HOOFDST. fl, AFB,  .vVHI. boek. xvm. HOOFDST. VI. AFD. 528 HISTORIE de» zyde, in plaats van een fteen, op welke zy met een ftuk yzer eene verfcheidenheid van klanken maaken, in zulkervoege, datzy, door middel van hunne kastanjetten, even gemaklyk met elkander kunnen fpreekea, als in de meest befchaafde taal. Labat zegt, dat zy twee ringen draagen, aan ieder hand een, met welke zy tegen elkander ftaan, en deeze verftaanbaare klanken voortbrengen: eene byzonderheid, aanwyzende de klaarheid hunner denkbeelden, en de fterkte des geheugens, waarmede zy begaafd zyn. Behalven deeze kunsttaal, welke eigenlyk werktuigelyk mag; genoemd worden, hebben zy eene andere fpreektaal, by alle gemeene pelepenheden gebruiklyk; de eerfte word alleen van befchaafde en aanzienlyke lieden gefproken. AtLt. de Bbjauaamn zyn Afgodendienaars; de koophandel heeft geene de minfte verandering te wege gebragt in hunne zeden, aan welke zy zeer vast verkleefd ::yn. Hunne godsdienftige denkbeelden zyn zo verward, dat het bezwaarlyk zou vallen , daarvan een begrip te vormen. Hun voornaamfte Afgod is een klein beeld, welk zy China noemen; een moeilyk ftuk zou het zyn , de natuur en oorfprong daarvan te ontvouwen, dewyl deszelfs aanbidders teger.ftrydig en ongerymd zyn in hunne verfchillenda leerftellingen. Daarenboven fchept ieder eene Godheid naar zyne verbeelding ; de boomen worden voor heilig gehouden, en, indien niet als Goden aangebeden, als de verblyfpfrats van eenige Godheid geëerbiedigd. (2 ) Hunne regeeringsvorm is willekeurig, zynde de wil des Keizers de wet van zyn volk; de Schryvers meldea hiervan een voorbeeld, hier te lande in algemeen gebruik, tot groot voordeel van Zyne Keizerlyke Majesteit. Het is niets anders <ïan eer gefcherk, welk de eene onder-; daan aan den Keizer doet van het huis en de landeryën; zvns naasten, van welke de Kocinglvke amptslieden ter- ftonj CÖ Aldaar. Prevod, Tom. 3, Liv. 6, Chap. 9.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 529 ftond bezit neemen. De eigenaar durft geenen tegenftar;d bieden, en is genoodzaakt een ander huis te bouwen, niet, echter, eer hy daartoe verlof verworven hebbe, hoewel hy, tot dien tyd toe, met zyn gezin in de open^ lucht moet vertoeven. By 's Keizers overlyden, worden alle zyne vrouwen en flaavinnen, welke hy de meeste liefde toedroeg, geofferd en nevens haaren Meester begraaven, om hem in de andere wacreld op te pasfen. Voormaals plagten ze leeven de met hem begraaven te worden. Nevens den jongstvoorgaanden Vorst wierd flechts ééne flaavin ter aarde befleld; en Zyne tegenswoordige Majesteit, fchryft De Brue, fchynt genegen om deeze barbaarfche gewoonte ten eenemaale te willen affchaffen. Wanneer de Monarch overleeden is,..word zyn lyk geplaatst op een rieten baar, keurlyk verfierd, en door vier van de voornaamfte Hovelingen naar het graf gedraagen. Hier vallen de vier Edellieden met hunne aangezichten op den grond, en de baar word verfcheiden maaien in de lucht gefmeeten, tot dat zy op eenen hunner nedervalle. By ontftentenisfe van Koninglyken bloede, of indien dit onwaardig gekeurd worde, is dit de leuze om hem voor Koning te verkiezen. Het blykt niet uit de Gefchiedenisfe of de Oveileveringe deezes volks, dat dit Ryk ooit wierd gefolterd door burgeroorlogen of tweedracht, ondanks deeze buitengewoone wyze der verkiezinge van eenen Vorst, en de twis'en, welke eigenaartig daaruit ontftaan konden: eene byzonderbeid, grootlyks dienende tot eere van de mensch • lievendheid, het gezond verftand en de onderdaanigheid deezes volks aan hunnen Vorst. Nogthans zyn ze bykans altoos in oorlog met zommi?en hunner nabuuren , die telkens landingen doen op Bisjao , of, op hunne beurten, van de Bisjao-aanen overvallen worden. De inboorlingen van bis[apo '. Biafara en de overige nabuurige Staaten zyn krygshafug, en vechten met ongemeene woede, Xxs 3 hoewel XVIIL bokk. xvm. HOOFDST. '1. AF»  53o HISTORIE der xvm. BOEK. xvhi. H30FOST. VI. AFD, hoewel met geringe orde. Dewyl de Verbonden van vrede onder deeze lieden zelfs niet bekend zyn, hebben zy geene andere gemeenfchap dan in den oorlog. Geenerlei ontwerp van Staatkunde word hierom onder hen gevolgd; en verre van hunne bemiddeling aan te bieden, vinden de Europpaanen hun belang by 'het ftooken van deeze oneenigheden, dewyl de oorlog, her getal der flaa ven vermenigvuldigende,-hun oo^st is. Zelden, echter, duuren hunne invallen langer dan eene week; dan trekt het vyandlyk leger af, met zo veele gevangenen, als het heeft kunnen machtig worden, en na den vyand alle mogelyk nadeel te hebben toegebragt, in den aftocht, door branden, plunderen en verwoesten. Wanneer de Keizer van Bis/do beflooten heeft, in de nabuurige Gewesten den kryg over te brengen, doet hy de Bombalon oprechten, het gewoone zein ter wapeninge; ftraks verzamelen allen, die in foldy van de Regeerin»e ftaan, op zekere bepaalde en vastgeftelde verzamelplaatfen. Hier vinden zy de Koninglyke vloot geankerd, beftaande doorgaans uit dertig CaAbes, voerende ieder dertig man, met alle hunne wapenen en leevensmi kielen, onder het bevel van eenen Opper-Admiraal': want zelden ftelt zich Zyne Keizerlyke Majesteit aan het hoofd zyner vlooten of legers. Eer de vloot onder zeil gaat, worden 'er offeranden ge" daan, en hoopen flachtöffcrs den Goden toegebragt; het vleesch van dezelve word onder de Hovelingen, de Priesters en de foldaaten verdeeld. Altoos ontvangt de Keizer, in deeze raadpleeging der Goden, een gunftig antwoord; dewyl de Godheden van hout zyn, valt het den Priesteren gemaklyk, derzelver antwoorden te bepaalen. Van hier dat het leger nooit eenen veldtocht onderneemt, zonder de volkoraenfte verzekering van eenen goeden uitflagi dit doet de krygslieden gevaar en zwaarigheden met de uiterfte blymoedigheid en wakkerheid verdraagen. Zy doen eene landing raet alle mogelyke geheimhouding, om- fingelen  BTKNEKLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 531 fingelen de vyandlyke Steden en Dorpen, voeren de in wooners weg, nevens alles wat van waarde is, en gaan wederom fcheep, eer 's vyands troepen gelegenheid gehad hebben om te verzamelen. Van deezen buit ontvangt- de Keizer de helft; het overige word verdeeld onder hen, die den tocht hebben bygewoond. De flaaven worden verkocht aan de Europeaanen , uitgezonderd dezulke, die van goeden huize of ryk zyn; deeze worden terug gegeeven aan hunne vrienden, mids een zeker getal flaaven in hunne plaats gezonden worde. By hunne wederkomst, matigen zich de helden van den tocht groote aangelegenheid aan, naar gelange van hunne gedaane dienden; zy fnoeven op hunne heldendaaden, en gaan door het land, toonende hunne wonden, en verhaalende de wonderen, welke zy gedaan en gezien hebben, gevolgd van eenen nafleep van gevangenen. Zy flaan hen hier niet, gelyk in andere Gewesten , maar noodzaaken hen, den lof hunner overwinnaaren te zingen: zy geeven hun daarvoor ten gefchenke lappen laken en andere dingen, welke deeze ongelukkigen ftraks.verkoopen voor palmwyn, hunne eenige vertroosting in hunnen rampfpoed. Wanneer, integendeel, de toch*t> ten aanzien van glorie en voordeel, niet naar hunne verwachting is uitgevallen, loopen de gevangenen gevaar van geofferd te worden, inzonderheid indien de Büja-aa-ien eenen Bevelhebber van aanzien verlooren hebben Die by zulke gelegenheden gefneuveld zyn, genieten openbaare eerbewyzen, door danzen en fpeelen op hunne t-imbouryns, op bevel van den Keizer of Hoofdbeveihebber. De vrouwen, die in deeze lykplechtighe^en den voornaamften rol fpeelen, vertoonen haare droefheid op eene zeer aandoenlyke wyze, trekkende het hair uit het hoofd,' flaande op haare borden met zo veel gewelds, dat het vel geheel bezet is met ftriemen, en zuchtende zo diep en hartgrievende, dat het met geene woorden kan worden uitgedrukt. Om haare ggesteo i xvm. boi k. XVüi. HOOFDST. li'. AFD.  XVIII. BOfcK- xvm. O0FDSTVI. AFD 532 HISTORIE der geesten op te wekken, word 'er vervolgens1 ryk'yk palmwyn geplengd. Dus eenigzins gemoedigd, herwatten zy haar treurklaagen met verdubbelde kracht, en gaan voort met het ryklyk ftorten van traanen, tot dat het lyk in het graf geleid is. Thans begint het gelaat od te luiken, en zy fchynen in een oogenblik. te vergeeten, hoe diep bedroefd zy waren. Voormaals hadden de Portus.epz.cn op Bisfao een Fort gebouwd, met acht ftukken gefchut gewapend, om de landzaaten in ontzag te houden, en hun den handel te beletten met vreemdelingen, of eenige andere uitlanders behalven hen. Nogthans hebben de Bisfaodanen dit juk afgefchud, en genieten thans de volkomene vryheid om alle vreemdelingen in hunne havens te ontvangen, die met hun komen handel dry ven; zy genieten aldaar eene volkomene veiligheid, onder Keizerh ke hoede. Eer hun het landen word toegeftaan, raadpleegt Zyne Keizerlyke Majesteit de Goden door offeranden, of het toelaaten van deeze vreemdelingen zal gedyën ten beste van het Eiland, en tot nut voor hemzelven en zyn volk?- Toen De Brue de Franfche Factory op Bisfao bezocht, wierd hy door den Portugeefchen Gouverneur ontvangen met de uiterfte beleefdheid en herbergzaamheid; by het fcheiden ftelde hy De Brue een gefchrift in handen, welk hy hem verzocht te leezen, nadat hy was aan boord gekoomen. Het behelsde niets minder dan een vertoog tegen de Franfche Vastigheid, welke hy befchouwde als eene inbreuk op de uitfluitende rechten der Portugeeze«,-beleefdelyk had hy alle twisten en gefchillen vermyd, zo lang de Franfche Directeur zyn gast was. De Brut antwoordde op dit vertoog meteen tegenichrift, gefchreeven en gedagtekend op de Ree van Bisjao; hy droeg zorge dat het niet wierd overgeleverd, voordat hy zyn affcbeidsgehoor by den Keizer had gehad, en hy onder zeil was na.ar Senegal. De eerfte bouwde de rechten der  BÏNNEN L ANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 533 der Portugeezen op het Oktrooi, hun verleend, ten tyde als zy hun Fort gefticht hadden; de laatste op de intrek king van dit Oktrooi; op de vryheid, thans aan alle vreemdelingen verleend, om bier te mogen handelen; en eindelyk, op den vroegeren eisch der Franfchen, die eenige honderden jaaren geleeden zich op Bisfao gevestigd hadden: een bewys, welk de Heer De Btue ontleende van de Franfche wapens, in de Kapel gefchilderd, die het voorkomen hadden van even oud te zyn als de muuren van dat gefticht. Van beide zyden, ondertusfchen, wierden de bewyzen met de uiterfte befchaafdheid en eerbied voor hunne wederzydfche karakters voorgedraagen, en bellooten, perfoonlyk gefchil te voorkommen, door de beflitfing te laaten aan de uitfpraak der Hoven van Ver. failles en iJsfabon. 't Is waar, dat des Keizers minzaame bejegening, en de beloften, welke hy aan De Brue deed, zynen eisch merkelyk fchraagden, terwyl zy naar evenredigheid verminderden het gewicht van 't geen de Portugeefche Directeur had aangevoerd. Want, toen de eerstgemelde affcheid nam, wierd hem gevraagd ten Hove, of hy volkoomen voldaan ware over de voorrechten, welke de Franfche Factoor genoot? Indien niet, zouden dezelve, zeide de Keizer, volgens zyne uitgebreidfte wenfchen vermeerderd worden. De Brue betuigde hierop zyne oprechtfte dankbaarheid , en deed aan den Keizer een gefchenk, waarmede hy zeer in zynen fchik fcheen te weezen. In de Factory liet hy eenen Wondheeler, twee Tolken, een behoorlyk getal Negerflaaven, eene Bark, een Brigantyn, en eene groote floep, met ftuurlieden en matroozen, wapens, leevensmiddelen en koopmanfchappen. Aan Cartaing, den Opperfte, gaf hy byzonderen last, de vriendfchap met den Portugeefchen Gouverneur aan te kweeken, en poogingen te doen ter uitbreidinge van den koophandel; en, eindelyk, indien de Portugeezen het Hedend. Hist. XVI. D. II. St. Y y y Eiland XVIII. BOEK. XVIII, HOOFDST. VI. AFD,  534 HISTORIE der xvm. boek. XVIII. HOOFDST vi. AFD Bertcl wegens c Baluntaa. nen. Eiland verlieten, waarvan toen gefproken wierd, terftond bezit te neemen van het Fort, in den naam der Senegalfche Maatfchappye. Uit den laagen peil, tot welken de koophandel was gezakt, voorzag de fchrandere De Brue, dat dit voorval welhaast zou moeten gebeuren. En, in de daad, het viel zo uit, in fpyt van alle de poogingen van den Gouverneur Don Roderigo, die niets verzuimde, ter handhaavinge van den koophandel, 't geen eenen naarftigen en getrouwen Agent betaamde. Na De Brue's vertrek, beraamde Roderigo allerlei maatregelen om hem de tien ten honderd te doen betaalen van alle goederen, die op het Eiland verkocht wierden, 't welk hy zeide het ontwyfelbaar recht der Portugeezen te zyn; doch niets baatten hem alle zyne listen : hy wierd kort daarna t'huis ontbooden, en het Fort verlaaten; de Portugeefche Gouverneur van Cacb.ao had aan het Hof van Lisfabon vertoond, dat het Fort een last was, welken de handel van Bisfao niet kon draagen. De Brue verzuimde geenen tyd om zyne Meesters kennis te geeven van dit voorval, 't welk vervolgens door hen wierd overgebriefd aan den Prefident Rouille, Gezant in Portugal. Vervolgens trok De Brue zelf naar Lisfabon, om zynen invloed met dien des Gezants te paaren, opdat het Fort aan de Senegalfche Maatfchappy mocht verkocht worden. Doch de onderhandeling flaagde ongelukkig, en het Portugeefche Hof nam eindelyk het befluit om het Fort te Hechten; dit gefchiedde met 'er daad in Wynmaand des jaars I7°3- O) Dit is het al wat de Gefchiedenis meld wegens de zeden, wetten, regeeringsvorm, kunften en koophandel van het Eiland Bisfao. 't W y zullen deeze Afdeeling beftuiten met een kort 'ebericht wegens het volk, Balontaanen genaamd, opgezeetenen van het vaste land tegenover Bisfao, en van hët Eiland ik) Labat, Tom. 5. Prevoft, Tom. 3, Liv. 6, Chap. 9.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 535 Eiland Bulam, het eenige, 't welk van de Bisfagoe- Eilanden verdient befchreeven te worden. De Balontes.bewoonen de oevers van de rivier Gevss, wier kanaal Bisfao van de vaste Kust fcheid. Hun grondgebied beflaat ongeveer twaalf mylen in de lengte, en bykans zo veel in de breedte; zynde, volgens zommigen, van eene vier* kante, en, volgens anderen , van eene ronde gedaante. Zy hebben geene gemeenfchap met de nabuurige Negers, 't zy aan de vaste Kust of op de Eilanden: zy leeven geheel op zichzelve. De voordeeligfte huwelyken mee de belendende Natiën wyzen zy van de hand; en hoewel zy zomwvlen over hunne eigen grenzen koomen, gedoogen zy, echter, niet, dat vreemde Negers hun grondgebied betreeden. De Godsdienst des lands is Afgodery, en de regeeringsvorm Republikeinsch, eene foort van Ariftokraatie, wordende de Staat beftuurd door eenige perfoonen, uit het midden der Oudften verkooren. Geene flaaven worden hier geduld; althans mag geen Balontaan, door zyne landslieden, in flaaverny gebragt worden: zo groot is hunne liefde voor de vryheid; en, in de daad, hunne geaartheid fchynt hiermede volmaakt te ftrooken: want zy zyn ftout, onverzaagt, en oorlogzuchtig, gelyk de Portugeefche Barken, die hun kanaal overfteeken, en hunne nabuuren dikmaals ondervinden; menigmaal worden deezen van hun aangetast en verdagen: maar zy zyn ook verraaderlyk, loos en diefachtig. Hunne wapens zyn Asfagaaien, pylen en fabels. Volgens het algemeen gevoelen, hebben de Balontaanen goudmynen in hun land, om welker wille zy den vreemdelingen den toegang verbieden: want zy zyn overtuigd, gevaar te zullen loopen van verdreeven, of ten minfte in eene elendige flaaverny te zullen gebragt worden, indien eenmaal eene andere Natie voet in hun land kreeg. De Portugeezen te Bisfao vonden koraalen goud in de maagen van eenige vogelen, welke zy van de BalonYyy 2 taanen xvm. BOEK. XVIII. HOOFDST. VI. AFD.  XVIII. boek. XVM. HOOFDST. VI. AFD De BisfagoeEilanden, 536 HISTORIE der taanen kochten; hunne fchatthig aan den Monarch van Kazamanfa betaalen zy in goud; en dit goud verfchilt van dat van Galam én Tomha- Aura, hoewel zy met andere Landen geene gemeenfchap hebben. Op deeze waarneemingen deunende, verzamelden de Portugeezen eene tal» ryke bende te Bisfao, in den jaare. 1695, welke zy, zonder tegenftand, deeden aan land treeden in het Land van Balonta, om die Provinc'e te bemachtigen, 't Was toen het regenachtig faifoen, en door de vochtigheid der lucht wierden hunne wapens en krygsbehoeften welhaast nutteloos. De Balontaanen, deeze byzonderheid verneemende,. tastten, met hunne Asfagaaien en fabels, hen zo kloekmoedig aan, als lieden, die voor hunne vryheid, bezittingen en al wat hun dierbaar was, vochten, dat zy welhaast de Portugeezen op de vlucht dreeven, en noodzaakten te wyken, met een aanzienlyk verlies van volk, en van allen hunnen voorraad. (/) Niet verre van daar ligt het Eiland Basfu of Bals ft, zo als Labat het noemt, omtrent vyfëndertig mylen in den omtrek, geheel met boomen bedekt, en van rivieren en beekjes befproeid. De landzaaten zyn Papels; geen volk zo verraaderlyk, diefachtig en wreed zynde als zy, is het gevaarlyk met hun te doen te hebben. Ten Zuidwesten van Basfu liggende Bisfagoe Eilanden; Bulam noemen wy een van dezelve, hoewel Labat onder deeze algemeene benaaming alleen telt de Eilanden Cafuabac, La Gattina ,Cazegut, Calachan^ Orangnam en eenige andere van minder aanzien. De afftand van den mond van Rio Grande, in 't Zuidwest der riviere Gambia, tot aan het Eiland Bulam, is omtrent twee mylen. In de lengte van 't Oost naar 't West beflaat het ongeveer tien mylen, en van 't Zuid naar 't Noord vyf in de breedte; de geheele Kust is met geboomte beplant, doch voor 't overige CO Labat, als boven.  bi:;n£M-a>;d5che Gewesten van AFRIKA. 537 overige het land vruchtbaar, ryk en fchoon. Aüerwege brengt het voort ryst, mais, gierst, fruiten en kruiden, hoewel het land gezegd word onbewoond te zyn, en beplant te werden door de opgezeetenen van andere Eilanden, die hier in den zaai en oogsttyd koomen, en het overige gedeelte des jaars in hun eigen land woonen. De grond ryst ongevoelig van het ftrand af tot op den afftand van twee mylen;. 't welk een alleraangenaamst uitzicht oplevert. Deeze klimming dient tot een grondflag voor hooger bergen, die in 'c midden van het Eiland liggen, met fraai geboomte bedekt, en. door bekoorlyke vlakten van elkander gefcheiden, met zo veel regelmaatigheids, dat de kunst hier der Natuure de hand fchyne gebooden te hebben. Eén voortbrengfel ontmoet men hier, 't welk grootl^ks ten voordeeie van de fcheepvaarc zou kunnen worden aangewend; het is een boom, Michery genaamd, die zeer boog opfchiet, gemaklyk bewerkt word, tevens hard en vast is, en byzonderlyk gefchikt tot fcheepstimmerhout, als zynde beftand tegen de wormen , men geeft hiervan voor reden, dat alle de pooren gevuld zyn met eene bittere oly, doodlyk voor dat infekt. (m) Elk der Bisfagoe - Eilanden word beftuurd door een Overfte, die den rang en tytel van Koning voert. Alle deeze Monarchen zyn onafhanglyk, en dikwyls met elkander in oorlog; nogthans fpannen zy altoos zamen tegen de Biafaraanm, den gemeenen vyand. Zy hebben Canoes, die van vyfëntwintig tot veertig man kunnen voeren, nevens derzelver mondbehoeften en wapens, zynde fabels, boogen en pylen. De Negers deezer Eilanden zyn ryzig, fterk en gezond, hoewel ze alleen leeven van visch, noo-. ten en palmöly; liever willen zy de ryst, gierst en andere voortbrengfels der aarde aan de Europeaanen verkoopen, dan hunne zucht voor fnuisteryen en optooifels beteugelen. In Cm) Prevolr., en Labat. Yyy 3 XVIII. boek. xvm. HOOFDST. VI. AF O,  538 HISTORIE der XVIII. boek. xvm. HOOFDST. VI. AFD. Woesty tien van Zaara en Sarah. In 't algemeen zyn ze Afgodendienaars, wreed en woest van aart, niet alleen tegen vreemdelingen, maar ook tegen elkander, wanneer zy twist hebben, gelyk dikmaals gebeurt om beuzelingen; indien zy hunner wraake den teugel niet kunnen vieren, zullen zy zich zelve verdrinken of moorddaadig doorfteeken. (k) Dewyl geen der BisfagoeEilanden van Europeaanen word bewoond, is het der moeite onwaardig, eene omftandige befchryving daarvan te geeven; ook weeten wy te weinig van derzelver Koop. handel en Natuurlyke Historie, om zulk een verhaal tot leeringe of vermaak te doen dienen. ZEVENDE AFDEELING; Behelzende eene uitvoeriger aardrykskundige befchryving van de verfchillende Koningryken en Provinciën van de groote Landfchappen van Zanaga en Biieduigerid, nevens den oorfprong der Rivieren de N iger en de Senegal. Bericht wegens de Zeden en Gewoonten der Inwooneren van deeze handen■„ hunne Oorlogen; Koophandel, Taal en Voort breng fels der onderfcheidene Gewesten; als mede eenig ver/lag van hunnen Handel mei de Natiën aan de Barbaryfche Kusten in de Middelandfche Zee, door middel van hunne Karavaanen. De hedendaagfche Aardrykskundigen hebben bykans het geheele binnenlandfche Vaste Land van Afrika verdeeld in twee groote afdeelingen: Opper- en Neder- C») Dezelfde, als boYen, ,  binnem.ankche gewesten VAN AFRIKA. 539 JEthiopïên. Het eerfte hebben wy reeds befchreeven: en van het laatste kunnen de grenzen niet naauwkeurig bepaald worden, uit hoofde van de ftrydigheid der Schryvers. De meesten, echter, bevatten binnen deeze afdeeling, alle de Koningryken en Staaten, van den negenden tot aan den vyfëntwintigften Graad Noorder• Breedte, enden tienden en elfden Graad Lengte, volgens den Meridiaan van Londen: eene onmeetelyke uitgebreidheid, bevattende eene oneindige menigte Koningryken, bergen, rivieren, meiren,- zommige van welke, in zo verre de onvolkomene berichten toelaaten, wy reeds befchreeven hebben. Misfchien mogen de afgelegenfte grenzen van Opper- en Neder. MtMopiën bepaald worden door den loop der twee groote rivieren', die het met rechte hoeken doorfnyden; loopende de Nyl van 't Zuid naar 'e Noord, en de Niger van 't Ocst naar 't West; zynde Neder-Mthioplen begreepen binnen den hoek, welken deeze twee rivieren maaken, van welke de Kust de boog is, tusfchen vyftien en zestien Graaden lang. (A) Dewyl wy reeds een bericht hebben gegeeven van de Koningryken ten zuiden van den Niger, welken de meeste Schryvers Senegal noemen, zullen wy thans een aanvang maaken met de befchryving van die ten Noorden liggen : beginnende met de Woestyn Sar ah, Zaara of Zahara, van welke wy reeds in algemeene woorden gefproken hebben. Dit uitgebreid ongezellig Gewest, eigenlyk Zahara, of de Woestyn, genaamd, loopt van den Atlantifchen CA5 In deeze afdeeling bevatten Marmol, Leo Africanus , Sanutus, Dapper en andere de helft van Nigritie; de Nio-er verdeelt het in Noord- en Zuid-Nigritie, of Negerland:°bevattende het laatfte de Koningryken Man dingo, Melli, Kasfon, Guialon, Inta, Gago en veele andere, wier naamen naauwiyks bekend zyn; en het eerfte de Koningryken, ten Noorden aan den Niger grenzende, en de nog Noordlyker, tot dat wy koomen aan Marokko, Fez, Algiers, Tripoli, Bar ca en JEgypte. XVIII. boek. XV1IL HOOFDST. VII. AFD. Aardryksbe fchryving van dit Land. yjrabifche verdeelingvan Neder JE.ihiopie.  6*4© HISTORIE der XVIII. boek. xvm. HOOFDST. VH. AFD 'Laaien Verdeeling. Zeden der inwooners. tifchen Oceaan ten Westen tot aan de Koningryken en Wildernisfen Barca en Nitbie ten Oosten, en van Biieduigerid ten Noorden tot aan Nigritie of de rivier de .Se legal ten Zuiden: beflaande eene ruimte van omtrent vyf honderd mylen in de breedte van 't Noord naar 't Zuid, en ten minfte vyftienhonderd mylen in delengte, van't Oost naar 't West. (a) De Arabieren verdeelen deeze onmeetelyke Landftreek in drie algemeene afdeelingen: Cahel, Zahara en Asgar; dat is, de Zandachtige, Steenachtige en Moerasfige ffoestynen, naar gelange van den aart des gronds; doch de meest gewoone verdeeling is in Provinciën, zynde, volgens Marmol en Leo, deeze tien: de twee rechtsgebieden van Nun ; de Woestynen van Zanaga of Senegal ; Zaara; Zuenziga; Hayr of Targa; Lempta; Berdoa; Saté; en Abguechet. (B) Andere laatere Aardrykskundigen onderfeheiden, met meer naauwkeurigheids, de Woestynen in flechts zeven Provinciën, onder welke alle de mindere verdeelingen zyn begreepen; deeze zyn: Zanaga; Zuenziga; larga óf Hayr; Lempta of lguidi; Berdoa; Bornou en Gaoga. D e eerfte bewooners deezer Provinciën worden onderfteld geweest te zyn de Getuien en Gara aa: n, van welke de eerften insgelyks Biieduigerid of Numki; bezaten. Tegenwoordig , beha!ven de Na::ën, welke wy, onder de naamen van Mooren en Araii.nn, reeds hebben befchreeyen, bevat het andere in wooners, Bcrebcrs of Bat barisken ge- Ca") Cluverii Geographia. Lso Africanus, p. M5« Marmol, Lib\ i, Cap. 10. CB) Zommige Schryvers plaatfen verfcheiden deezer Provinciën binnen de afdeeling van Biieduigerid, en befchryven 'Labara tusfchen de Koningryken Gaoga en Gualata. (*) C*) Cluverii Geograpli. Afric. Gjes'. Marmol, Tom. I. Leo Africanus, p. 152.  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 54! genaamd, befchaafder, en gezelliger, dan de Mooren of Arabieren, wier hoofdkarakter is beestachtigheid, onbefchoftheid, luyheid, en eene zekere wilde woestheid, aan hun bykans byzonder eigen. De Barbarisken woonen in vaste verblyfplaatfen, zyn van een geleidelyken aart, dry ven handel met uitlanders, zyn beleefd en herberg, zaam, en, over 't algemeen genomen, eerlyk en getrouw. Hun Godsdienst, zowel als die der Arabieren, hunne onderdrukkers, is de Mohammedaanfche, doch zo verbasterd, dat men van de oorfpronglyke leere ondèr hen weinige fpooren kan vinden. In verfchillende Provinciën fpreeken zy onderfcheidene tongvallen van de Arabifche of Afrikaanfche taaie, waarvan zy geen onderfcheiden denkbeeld hebben; hoewel ons door geleerde Reizigers word bericht, dat de overeenkomst tusfchen alle dezelve zo groot is, dat zy gemaklyk tot de oorfpronglyke worteltaaie kunnen gebragt worden, hoewel zy bezwaarlyk met elkander kunnen fpreeken. De voornaamfte voortbrengfels deezer Landen zyn kameelen, hoornvee, paarden, dadels, het vet en de veders van ftruisvogelen, nevens de Senegal ■ gom , van welke wy reeds gefprooken hebben. Aan de Kust van Angra, ten halven wege van Kaap Blanco en Kaap Bajadore, op 2óGraaden Noorder-Breedte, doen de Hidil - Arabieren fterken handel in ftofgoud. Marmol verhaalt, dat dit insgelyks de hoofdtak van den koophandel der Dulcim ■ Arabieren is: een volk, even vermaard om hunnen rykdom als talrykheid, en altoos in oorlog met de Hidils, hunne Noordlyke nabuuren. In een Land, zo heet en zandachtig, liggende onder het derde en vierde Noordlyke klimaat, kan men geenen vruchtbaaren grond verwachten, of kostbaare voortbrengfels der aarde. De beste landen liggen aan de Noordlyke oevers van de Senegal: deeze worden beter beiproeid, bevolkt en beplant, ter oorzaake van den koophandel, welke door middel deezer riviere gedreeven word, inzonHedenp, Hist. XVI. D. II. St. Z z z derheid XVIII. boek. xviii. HOOFDST. vii. AF».  XVIII. boek. xviii. TOOFDST.. VII. AFD Een dier, Adim naim getiaamd. Verhaa zende Zandbank. y4z HISTORIE der derheid met de Koningryken of Provinciën Gualata, Gu, ber , Zanfara, Agzade, Cano, Barnnu , en Goaga:,- welke toorn, ryst, gierst en veelerhande fruiten opleveren, hoewel, uitgezonderd de dadelen, misfchien weinig meer, dan de landzaaten tot leevensonderhoud noodig hebben.. Behalven de kameelen en hoornvee, is dit Land merkwaardig door eene foort van tam dier, Adimnaim genaamd, welk hier in menigte word aangefokt. Het is eene foort van fchaap, omtrent van de grootte van een ezel, met lange hangende ooren. De wyfjes hebben hoornen, maar niet de mannetjes; de wolle van beiden is zacht en fyn, doch kort. Zo fterk is dit dier, dat het een mensch verfcheiden mylen kan draagen, en zo gezeg- felyk, dat het nooit dien last weigere. Uit hetgeen wy ier en in de voorgaande Afdeeling gezegd hebben, zou iemand kunnen befluiten, dat niets de elende deezer opgezeetenen kan verzwaaren, wien het lot geplaatst heeft op deeze barre, zandige, drooge en fmoorheete plek des aardbols. Nogthans worden deeze rampen nog vergroot door de ongelooflyke kudden van de woedendfte dieren, leeuwen, tygers, wolven, en andere vernielers van het menschdom, als mede door de wreede en bloedige oorlogen , welke geduurig gevoerd worden tegen de rampzalige Negers, welken de Mooren en Arabieren van hunne vryheid berooveh, ter handhaavinge van den koophandel met de Koningryken Marocco, Fez, en andere Barbaryfche aan zee gelegene Staaten, ftrekkende langs de Zuid Kust der Middelandfche zee, terwyl de Negers zich vergenoegen, met, uit wederwraake, alle de Zshariaanen te (lachten, welke in hunne handen vallen. 't Ware onverfchoonlyk, onder de natuurlyke zeldzaamheden deezer Landftreeke geen gewag te maaken van den verbaazenden Zandbank naby Kaap Bajadore, ten Westen tb) Baudrand, fub V. Sarah, Leo Africanus, als boven.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 543 Westen van Sarah, ftrekkende langs die Kust, en tegen welken de zee een zo fterken ftroom veroorzaakt, dat zand en water in eene geduurige beweeging zyn, onder elkander gemengd, en zulke verbaazende golven opwerpende, dat het, zoals onze Schryver zich uitdrukt, gelykt naar eene kookende zoutpan van vervaarlyke grootte, welke het troebele water tot eene vervaarlyke en fchrikwekkende hoogte opwerpt, wanneer wind en ftroom tegen elkander zyn. Ook maaken de Reizigers gewag van twee graflieden, in de Provincie Avazad, met opfchriften, be« helzende dat de ongelukkige perfoonen, aldaar begraaven, waren een ryk koopman en een arm voerman, beide aan een fmagtenden dorst gëftorven, nadat de eerfte aan den laatsten had gegeeven tienduizend dukaaten voor een beker water, welken hy uitdronk en terftond ftierf; (c) terwyl de andere hem niet lang overleefde, om de vruchten zyner begeerlykheid te genieten. (C) Om den Leezer zulk een naauwkeurig denkbeeld te geeven van deeze groote Landftreeke, als de voorhanden" zynde berichten toelaaten , zullen wy de onderfcheidene' Provinciën en Woestynen befchryven, in welke dezelve verdeeld is, beginnende van' de Westlykfte. De Provincie Zanaga, of Senegal, ftrekt van de rivier van dien naam, Zuidwaarts, tot aan de Provincie Süz', ten Noorden; paaiende ten Westen aan den Atlantifchen Oceaan, en in 't Oosten aan de Landfchappen Seram, Sunda en Zuenziga, Zy bevat twee Woestynen, Azvo en Tagitzzd, of Tag* gost; de laatste levert eene verbaazende menigte rotszouf, welk Cc) La Croix, p. i, Chap. 2, §. 10. (C) Wy vinden dit voorval by Dapper en andere Schryvers; maar hoe men 'er is achter gekoomen, dat zulk een koop geflooten wierd tusfchen de ongelukkige lyders, kan bezwaarlyk gegist werden, dewyl wy niet verhaald vinden, dat zy makkers hadden. Wy hebben 'er van gefproken, alleen om den wille des Opfchiifts. Zzz 2 XVIII. BOEK. xytrï. HOOFDST. VII. Afft De Pra. 'inde Sanaga,  544 HISTORIE der XVIII. boek. xviii. HOOFDST VII. AFD. welk van daar gevoerd word naar alle de nabuurige Gewesten, naar Nigritie ten Zuiden, en de Zee-Koningryken ten Noorden. Het dient voornaamelyk in de Woestyn om den mond vochtig te houden, uitgedroogd door de brandende hitte, en de gommen te bewaaren tegen eene fcorbutieke ongefleldheid, aan welke de landzaaten onderhevig zyn. Ongeloofl'yk vermoeijende en gevaarlyk is het land voor de Reizigers, inzonderheid, indien dë zomer droog zy, dewyl 'er naauwlyks een droppel water word gevonden in eene uitgestrektheid van dertig mylen, en het weinige, dat men *er vind, zo brak is, dat het zo ongezond als onfmaaklyk is. Niet beter hebben het de dieren, dewyl de aarde geen grasfcheutje tot hun voedfel voortbrengt: eene omftandigheid, welke de Reizigers noodzaakt, leevensmiddelen voor zich zelve, en voeder voor hunne lastdieren mede te voeren. Daarenboven is het land zo vlak en zandig, zonder bergen, bosfchen, rivieren , meiren, of eenig ander kenteken ter aanwyzing van hunnen weg, dat het, voor de meest ervarene lieden, naast aan 't onmogeryke ware om den weg te vinden, zonder de troepen vogelen, waarvan wy in de voorgaande Afdeeling fpraken, die hun tot gidzen dienen. Met dit alles word het bewoond van een groot getal onderfcheiden Natiën, de Bervichei, Luihyers, Duleyns' en Zsnsquis, zommige van welke zo talryk zyn, dat ze tien, vyftien, of twintigduizend man op de been brengen; behalven eene menigte ArMfche Stammen, niet minder talryk, vermogend en krygszuchtig, die, door geweld en list, voornaamlyk van de eerften leeven, en geheele kudden vee wegvoeren, welke zy, in Dira. en andere Gewesten, verkoopen voor dadels, die, nevens melk, hunne voornaamfte fpyze uitmaaken. De Zeniquis pochen op hunnen adeldom en oudheid, even gelyk meest alle andere arme én onbekende Natiën zich beroemen op dingen, welke het niet der moeite waardig is haar te betwisten. Zelfs bewee.  bisnem.andsciie gewesten van AFRIKA. 545 beweeren zy, dat de Koningen van Tomluto van hun afkomftig zyn. (d) De Portugeezen ontdekten 't eerst deeze Kust, in den jaare 1433, wanneer zy het waagden, Kaap Nun voorby te zeilen, aan geene zyc'e van welke zy nog nooit geweest waren. Dertig mylen verder, of ten Zuiden van Kaap Kun, ligt Kaap Bajadore, daar zy eenigen tyd moesten blyven liggen, omdat de Kust, welke hier omtrenc veertig mylen in zee uitloopt, de zee met zulk eene fterke Ebbe terug kaatste, dat zy ben deed terug dry ven; de zandbanken , die tot eene groote hoogte fteegen, benam den zeelieden den moed om digt aan ftrand te blyven: en 't was in die dagen ongewoon, zich diep in den Oceaan te begeeven. Dertig mylen verder, aan dezelfde Westkust, is bet vlakke ltrand Los Ravios genaamd, ter oorzaake van de groote menigte visch, welke de Portugeezen hier vingen; en nog omtrent twaalf mylen verder zuidlyk aan de Kust, welke zy De los Cavalier os noemden, omdat zy hier eenige paarden hadden aan land gezet. Twaalf mylen zuidlyker maakt de zee eene foort van kanaal, aan welke zy den naam gaven van de Goud- Rivier, of Rio del Or, omdat zy hier een aanzienlyke voorraad van dit kostbaar metaal hadden ontvangen, in ruiling tegen eenige gevangene Mooren, welke zy in vryheid fielden. Dit was het eerfte goud uit dien oord, welk in Portugal vertoond was. Omtrent zo verre zuidlyker is de Baai Sintia, Ioopende naar de haven van Cavaliero; en ongeveer dertig mylen verder ligt Kaap Blanco, in den jaare 1441 ontdekt, op 21 Graaden Noorder- Breedte; de zee ftrekt hier meer oostwaarts, zodat zy eene foort van kromme lyn maakt tot aan den mond van de Senegal. Bykans dertig mylen verder ligt Arguim, voormaals gezamentlyk de Zeven Rotzen genaamd, doch elk door eene byzondere benaa- (V) Marmol, Tom. 1, p. 24. Zzz 3 xvm. boek. xviii. HOOFDST. vii. AFD. Kaap Bajadore,  xvm. boek. xvm. «3OF0ST. VIL AFP, De Pre vïncie Gualata. 546 HISTORIE der benaaming onderfcheiden. Deeze hebben wy reeds be. fehreeven, en zullen daarom overgaan tot de volgende Provincie, ten Zuiden van Zanaga, (e) Leo en Marmol' noemen dit Gewest Gualata; alle laatere Aardryksbefchryvers gebruiken dien naam, hoewel zy omtrent de ligging en grenzen verfchillen, Gualata heeft Zanaga ten Noorden, de Senegal ten Zuiden, de Provinciën Sunda en Zuenziga ten Oosten, en den Atlantifchen Oceaan ten Westen. De oord is fchraal, zandig en onvruchtbaar; flechts eenige geringe Dorpen en kleine ■hutten zyn hier en daar verfpreid; koorn en vleesch is 'er fchaarsch en duur. De landzaaten, Benais genaamd, zyn ruuw en onbefchaafd, hoewel vriendlyk genoeg jegens degeenen, die met hun handel dry ven: in een woord, zy zyn een elendig en verachtelyk volk, tot een armoedig, barbaarsch en woest leeven gedoemd, in een der flechtfte klimaaten en oorden op den aardbodem. Zy hebben geleerdheid noch wetten, hoewel zy door vergunning leeven onder het beduur en gezag, van Cheyks, öf Overften, en in hunnen koophandel zich bedienen van Arabifche talletters. Mannen en vrouwen, in 't algemeen, bezitten eene natuurlyke fchuwheid en zedigheid, indien wy aan fchaamachtigheid mogen toefchryven de algemeene gewoonte van hunne aangezichten te bedekken. Marmot ten minde geeft deeze reden van.dit gebruik, 't welk wy liever aan gemak toefchryven; hebbende de ondervinding hun geleerd, hunne oogen en aangezichten te befchutten tegen de zonneftraalen, die met groote kracht terug kaatzen van het wit zand, waarmede de grond bedekt is. 'Er word verhaald, dat zy voormaals onder eene eenhoofdige regeering leefden, en hunnen eigen Koning hadden; maar, hoe zy tot den tegenwoordigen ftaat van regeet- (O Leo Africanqs, p. 18. La Croix, Tom. 2, Part, 1, Chap. 8, p, 1,  BINNENLANDFCHE GEWESTEN VAN AFRIKA, ƒ47 regeeringloosheid zyn vervallen-, meld de Gefchiedenis niet; en, in.de daad, weinig meer bewys, dnn het bloot zeggen van Leo Jfricanw', is'er voorhanden, Hat zy ooit in ee;n anderen ftaat geleefd hebben. (ƒ) Hoewel, zy, vol , gens Dapper, een leeven leiden, vry, van allen bedwang' der regeeringe, beweeren, echter, de Portugeefche Schryvers, dat alle deeze Provinciën eerst onderworpen waren aan de Koningen van Zanaga. en thans aan den Monarch van Tombuto, die hen evenwelniet door een'Onderkoning regeert, of eenige andere'heerfchappy over hen voert, dan dat hy eene geringe fchattrng' vordert. "Geduurende de eenhoofdige regeering, hadden zy eene Hoofdftad van denzelfden naam als de Provincie; hun Hoofddorp (want Steden hebben ze niet) heet lieden, gelegen, indien wy Samitus mogen gelooven, omtrent zes dagreizen van Kaap Blanco, pp eenen anderen grond als de oude Hoofdftad Gualata plagt të ftaan, wier legging niet naauwkeurig bekend is. Hoden beftaat uit eenige weinige hutten, b'yëen verzameld, of liever daar heen geworpen, zonder gedaante, orde, wallen , poorten, of iets, 't geen haar het voorkoomen van eene Hoofdftad kan geeven, of in de daad van eene plaats, door redelyke weezens bewoond. De landzaaten fpreeken liefst de Zangay - taal; zy aanbidden het vuur; op zekeren tyd dreeven zy een aanzienlyken handel met de nabuurige Provinciën, zelfs met de Koningryken Marocco en Fez ten Noorden, en alle de Gewesten langs den Niger, ten Zuiden en Oosten. Een beter beftaan hebben de inwooners van Hoden, dan die van andere oorden der Provincie; zy hebben geiten, kameelen en ftruisvogelen in overvloed; de eyeren van deeze worden voor,een keurlyk gerecht gehouden; doch meer dan andere ftaan ze bloot voor de verflindipgen van leeuwen, tygers en andere wilde dieren', welke dit Gewes! Cf) Leo Africanus, p. 4. XVIII. 13 O EK. , xvitr.' , HOOFDST,. lil AFD» [ tiCi  XVIII. boek. xvm. HOOFDST. VII. AFD De Woestyn Zuenziga. 1 i j 3 1 't l < < I i l i t i 545 HISTORIE der SSvSt.°^5l0ed?ger eeüigander ë^evanA/riU Nog dorrer en fchraaler, indien zulks. mogelyk zy, dan Gualata of Zanaga, is de Provincie of WoacyiiÏZ«^; e Natuur,fchynt zich 'er oP toegeleid te hebben, om Jaar te maaken tot de ongézelligfle van alle Landen, en 3e mwoonsrs de ongelukkigften van het menschdom. Ten Westen grenst zy aan de twee gemelde Provinciën, aan l war ges en Zrnzara ten Oasten, aan de Senegal Qf de ÏVoestyn Ghlr ten Zuiden, en aan Sunda en de Woestyn Ragden ten Noorden. Nogthans zyn de Aardrykskundigen, Afrikaanen en Europeaanen, ouden en hedendaagfchen iet met eens omtrent deeze grenzen. Alle kooplieden, xekkende van Trewecen naar de Koningryken "fombuto, dgades of Uzza, en andere Zuidlyke of Zuidöostlyke *anden, moeten door deeze Provinciën hunnen weg neenen; haare ligging en de moeilykheden, welke de Reizi;ers op hunnen tocht uitftaan, kunnen hieruit eenigernaate worden afgeleid. Men zegt, dat van groote fcara/aanen naaUwlyks de helft van menfchen of beesten te ;echt koomt; de meesten fterven van honger, dorst, vermoeidheid , of onder de dwarlingen van zand, onder velke zy begraaven worden en verflikken. Inzonderheid ;ebeurt dit ongeval in de Wildernisfen van Cogden, alwaar nen, in negen dagreizen, naauwlyks een beek, fontein, )f waterpoel ontmoet, tenzy het onlangs geregend hebbe; :n dan nog zo morzig, dat de fmagtende Reizigers naauw' yks hunne lippen kunnen nat maaken. De inwooners ran dit Gewest zyn deels gebooren Afrikaanen, deels Ara. ieren, tusfchen welke Leo en Marmol beftendig ondercheid maaken; de laatsten vorderen eene foort van fchating van de Seguelmesfaanen, een volk uit Biieduigerid, dt hoofde van eenige deelen van hun Land, welke zy bebou- tg) Zie de aangehaalde Schryvers. ^ .  bïnnenlandsche gewesten van AFRIKA. 549 bebouwen , en op welke zy eene ongelcoflyke menigte vee fokken, waarmede zy, in verfche weiden, tot heel aan het Koningryk Tguid zwerven. Ook fokken zy eene groote menigte fraaije paarden. Zy zyn zo kundige ryders, en krygslieden, dat zy geducht zyn geworden by de Vor> ften van Barbarye, die zich benaarftigen om met deeze wilde Arabieren in goed verftand te leeven. Niet minder vreezelyk zyn ze voor de Negers, wier geflagen vyanden zy zyn; zy neemen hen by alle gelegenheden gevangen, en verkoopen ze, gelyk andere koopwaaren, aan de inwooners van Fez, Marocco en andere Koningryken van Barbarye. In wedervergelding worden zy niet menschlyker behandeld van de Negers, die hunne lichaamen verfcheuren, en, indien wy Dapper mogen gelooven, hunne gevangenen kooken en eeten. Mooren en Arabieren, en, in de daad, alle de opgezeetenen van dit Gewest, gebruiken bykans geene andere fpyze dan melk en dadelen, welke zy, in groote menigte, uic Biieduigerid haaien. (/;) Ten Noorden van Zuenziga ligt het Landfchap Sunda, en de Woestyn Cogden, zo aanftonds befchreeven, alsc mede Azured, nevens Seram, daarvan niets verfchillende in de woestheid der landzaaten en de armoede des Gewests. In de Woestyn Azured, welke De F Ijle plaatst op 21 Gr. 19 Min. Noorder - Breedte, en 19 Gr. Lengte, vind men evenwel een Meir met brak water, ontftaande uit den regen, welke in de drie natte maanden valt. Hierom alleen zyn deeze Woestynen draaglyker dan de voorgaande. ("O N u koomen wy tot de Provincie of Woestyn Twarges, Targa of Hayr; de eerfte naam is eigen aan het volk,1 de tweede aan de Woestyn zelve, en de derde aan de* Hoofdftad; hoewel Leo ontkent, dat 'er eene Stad, zelf een (ft) Leo Africanus, p. 244. O') Baudrand. Heoend.Hist.XVI.D.II.St. Aaaa XVIII. boek. xviii. HOOFDST. Mi AFD. Woestyn logden. Woestyn 'arga of layr.  xvnr boek xvnr. HOOFDST. vil AFD Woest) Agades. 550 HISTORIE der een Dorp van dien naam, in de Provincie is. Niets men moet het bekennen, kan duisterder, ingewikkelder en gebrekkiger zyn , dan de berichten der Schry veren wegens deeze binnenfte deelen van Afrika, van welke zy meer by gisfin^ dan op gezag fpreeken, en genoodzaakt zyn meer op eene vruchtbaare verzinning, dan op reizen, of op de b?öeffening van de beste Historiefchryvers, of liever van den Aardkloot en Kaarten te bouwen. In 't algemeen word het verzekerd, dat de Provincie Targa minder dor, fchraal, woest en heet is, dan eene der voorgaande; dat men diep in den grond delvende, verfcheiden wellen van zoet water vind; dat het zand verfcheiden foorten van moeskruiden , en eenig gras voortbrengt; dat het klimaat gezond is; en dat hier groote hoopen Manna verzameld worden, inzonderheid op de grenzen aan den kant van Agades, welke de Negers vergaderen in kalbasfen, en naar de nabuurige Koningryken verzenden. Tot fpyze kooken en fmelten zy het in water, en houden het voor een verkoelend en gezond voedzel, zodat zy hieraan toefchry» ven, dat ze gezonder zyn dan de in wooners van 'Icmbuto, hoewel de lucht en het klimaat voor minder gezond worden gehouden. De Arabieren en Barbaar en, zo als hen Mirmoi noemt, dry ven fterken handel in flaaven met de nabuurige Koningryken; hierin beftaat hun voornaamfte rykdom. (k) n Ten Zuiden van Targa ligt de Woestyn Agades, dua genaamd naar een nabuurig Koningryk, waarvan wy hierna zullen fpreeken. Nog zuidlyker ligt het Koningryk Jan* fara, 't welk de gedaante van een vruchtbaar Land bejint aan te neemen, voortbrengende koorn, ryst, Turkfche tarwe, koffy in menigte, zelfs, volgens zommige Schryvers , goud. De inboorlingen zyn gitzwart van verf. lelyk van aanzien, met breede, platteen fchrikwekkende troonden ; (I) Leo Africanus, p. 245.  BIKNEKLAKDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 5$i niën; doch ryzig, kloek en welgemaakt van leden. De Hoofdftad, even eens genaamd, ligt onder den twaalfden Graad Oostiyke Lengte, en op 17 Gr. 30 Min. Breedte. Onlangs is het Gewest veroverd door den Koning van Tombuto , die de natuurlyke Prinfen onmenschlyk deed vergeeven, en veelen zyner onderdaanen barbaarsch in ftukken houwen, nadat zy zich op befcheidenheid hadden overgegeeven: eene doorgaande gewoonte, wanneer 'er Arabieren of Mooren in de handen der Negers vallen. Nog zuidlyker, een groot ftuk Oostwaart, ontmoet men de Koningryken Guber en Cano, aan de noordlyke oevers van de Senegal, of liever de Niger: want zy liggen eenige honderden mylen ten Oosten van het Meir Mabeira. Volgens zommigen, ftroomt de rivier midden door deeze Koningryken, fpïittende dezelve in het Noorder en Zuiderdcel; doch dit verhaal is eenigzins onwaarfchynlyk, dewyl elk gedeelte van ieder Koningryk beftuurd word volgens dezelfde wetten, door denzelfden Monarch, en dezelfde gewoonten beeft; iets ongewoons onder de Negers, die, meestal, zulk eene affcheiding tot de uiterfte grenspaalen hunner beerfchaopyën ftellen. Het Noorderdeel van Guber loopt, zegt men, bykans driehonderd mylen ten Oosten van Gogo, en word daarvan gefcheiden door eene ruime Woestyn, geheel ontbloot van water," en veertig mylen van de Niger verwyderd. Het word omringd van hooge bergen; de talryke Dorpen worden bewoond van herders en ander landvolk. Het vloeit over van ryst, gierst, garst, en peulvruchten, en is ruim voorzien van vee van verfchillende foort en grootte. Men vind 'er verfcheiden vernuftige werklieden, veelal linnen- en katoenweevers. In zommige deelen van hun gewaat gelyken de landzaaten naar de aloude Romeinen, inzonderheid in hunne tabberten en fchoeifels, die volmaakt van dezelfde gedaante zyn. Alle de velden van het Zuidlyk Guber worden onder water gezet door de overftroomingen van den Niger, die, even Aaaa 2 als xvnr. BOEK. XVilf. HOOFDST. VII. AFD. Het Ko- ningryk 3uber.  XVIII. boek. xvm. HOOFDST. JU. afd. Het Ko ning ryk Cano. HISTORIE der als de Nyl, jaarlyks over zyne oevers loopt; de landzaaten genieten het geluk van een vroegen en ryken oogst, zonder verdere moeite. Volgens Leo Africanus (/) is 'er eene Hoofdftad, die bewoond word van zesduizend huisgezinnen, onder welke veele ryke kooplieden zyn, die op alle Koningryken ten Zuiden en Noorden hande. len, zelfs tot aan de Middelandfche en de oevers van de Roode zee. Ten tyde van gemelden Schryver, verfloeg lzchia, Koning van Tombuto, den Monarch van Guber, in eenen gefchaarden veldflag, maakte zyne zoonen tot Gefneedenen, hield eenigen tyd zyn Hof in het veroverde Koningryk, en beftuurde het vervolgens door Landvoogden of Onderkoningen, die het volk overheerden, de kooplieden, den Adel, en het vermoogendfte gedeelte der Natie onderdrukten en knevelden, en dezelve aldut tot den verachtften ftaat van elende bragten. ■ Cano, waardoor de Niger onderfteld word insgelyks te ftroomen, (m~) fcheidende het in het Noorder en Zuiderdeel, of liever, door de wending, welke de rivier neemt, in twee Koningryken, liggende Oost en West, is van eene verbaazende uitgeftrektheid, loopende Oostwaart tot op eenen afftand van vyfhonderd mylen. In 't middelpunt des Koningryks ligt eene Stad van denzelfden naam, op de Bree'dte van 15 Gr. 30 Min. en 12 Gr. 10 Min. Oostlyke Lengte van Londen ,• 't welk de ligging des Koningryks naauwkeurig aanwyst. De muuren en huizen deezer Hoofdftad zyn zeer fraai en zindelyk gebouwd van leem en klei; de inwooners zyn meest kooplieden: ryk„ naarftig, en herbergzaam; doch de landzaaten zyn meestal herders en akkerlieden, woonende in Dorpen, over het land in groote menigte verfpreid. Nogthans heeft het, even als alle andere Koningryken van Neder. JEthiopie, zyne Cn p. 252-. £#0 Baudrand;  BIN.NENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. $55 zyne Wildernisfen en Zandwoestynen , hoewel dikmaals een berg, met bosfchaadje fraai bekleed, het oog vervrolykt, afgemat door eene zo woeste vertooning, en den vermoeiden Reiziger eene verkoelende teug zuiver en ge-^ zond water oplevert: eene zaak, waardiger dan goud in deeze fchaarsch bedeelde Streeken. Ook vind men in deeze bosfcben de ruimte van citroenen, oranjeappelen en wilde limoenen, zeer fmaaklyk en welkom voor den fmagtenden landman; deeze byzonderbeid verheft Cano verre boven alle andere Koningryken van Ethiopië, die wy tot nog toe hebben befchreeven, en plaatst het bykans in éénen rang met de meeste Provinciën van Abysfinie en Opper JEtdopie. Zeer machtig en geducht by de nabuuren was voormaals de Monarch van Cano, uit hoofde van het talryk leger Ruitery, welk hy geftadig op de been had; doch zedert is hy fchattingfchuldig geworden aan de Koningen van Zegzeg en Cafma, die-naderhand verraaderlyk geflagen wierden door lzchia, Koning van Tombuto, den loosften en fchranderften Vorst van zynen tyd. Onder de fchoonfchynendfte voorwendzels had hy zich hier ingedrongen in het naauwfte vertrouwen, 't welk in hun verderf eindigde. Voorts ondernam hy den oorlog tegen den Koning van Cano*, welken hy, na een lang beleg, overwon, en hem noodzaakende met eene zyner dochteren in den echt te treeden, herftelde hy hem op den throon, onder voorwaarde dat hy in de fchatkist van 'lombuto zou opbrengen een derde van alle zyne fchattingen, zegt Leo, tot het ontvangen van welke hunne Gezanten beftendig hun verblyf hielden aan beide Hoven. O) De Koningryken Cano en Guber behooren eigenlyk onder Nigritie, of de Zuidzyde van den Niger; doch alzo de Aardrykskundigen een gedeelte van dezelve aan den Noordkant plaatfen, hebben wy het, ter vollediger befchouwinge van het Leo Africanus, p. 253- a b* Aaaa 3 XVIII. BOEK. XVIIF. HOOFDST. 'II. AFD.  554 HISTORIE der XVIII. boek. xviii. HOOFDST. VII". AFD. DePro. vincie Lempta , en de Woestyn Yguida. Het KoningrykAgades, het geheele Gewest, geraaden geoordeeld van dezelve hier verflag te 4oen. Aan den Noordkant van de Senegal en ten Oosten van Targa liggen de Provincie Lempta en de Woestyn Yguida; de eerfte is, volgens de Aardryksbefchryvers, de naam der ingezeetenen, de laatste die der Provincie. Naar gelange wy van de Zeekust meer naar 'c Oosten trekken, zyn de Koningryken van Afrika minder bekend by de Europeaanen; al wat van Yguida word verhaald, is, dat het dorrer, armoediger en woester is dan alle de voorgemelde; dat het gevaarlyk is voor de Reizigers, niet alleen om de onmaatige hitte van 't klimaat, de fchaarsheid van water en de zandige dwarlwinden, die hen dikmaals leevende begraaven, maar ook om de wildheid en woeste wreedheid des volks. Zy zyn een geflacht van geboorene Afrikaanen, die alles wat hun te vooren koomt rooven, plunderen en vernielen. Doch voornaamlyk is hunne woede gekeerd tegen de Guergelaanen , eene Noordlyke Natie, die Yguida van Barbarye fcheid. Op dit land, welk zy zeggen eene Provincie van Yguida geweest te zyn, beweeren zy recht te hebben, verzuimende nooit eene gelegenheid om de landzaaten met de barbaarschfte woede te verdelgen, alsof zy hen door fchrik tot onderwerping wilden brengen, hoewel zy, in de daad, de krachtdaadigfte maatregels beraamen om hen te verharden tegen het juk van zo onmeedoogende dwingelanden. Door dit ongezellig Gewest moeten de karavaanen van Conftantina en andere Steden van Algiers en Tunis naar Nigritie haaren weg neemen, met even groot gevaar om door honger en dorst, als door het zwaard om te koomen; zo groot ondertusfchen is hunne handel- en geldzucht, dat zy alle deeze zwaarigheden en gevaaren manmoedig tarten. Leo Africanus en Marmol plaatzen het Koningryk Agades recht in 't Oosten van Yguida, hoewel de meeste laatere Aardrykskundigen» byzonderlyk Baudrand en De rijk  EINNENLANDVORE GEWESTEN VAN AFRIKA $5S VJjle, het in 't Zuiden en Zuidoosten daarvan ftellen, fchei dende de Woestynen van Lempta, dat is, de Zuidlyke deelen van Yguida, van het Koningryk Cano. Ten Oos ten grenst het aan het Koningryk Bornou; ten Noord* Noordoosten aan de Woestyn Lempta, en het Koningryk of de Provincie Yguida; ten Zuiden aan Cano; ten Westen word het omringd van de Provinciën Zapara, Guber, en een groot naamloos Meir ten Noorden van den Niger, en door eene rivier daaraan verknocht. Deeze Provincie word onderfcheiden in twee deelen: het JNoordlyke, om deszelfs onvruchtbaarheid, de Woestyn genaimd; het Zuidlyke is vruchtbaar in gras, koorn en vee Niets kan ftrydiger zyn dan het gelaat deezer twee deelen : het een is met een altoosduurend groen bekleed, ruim voorzien van water, en tamelyk koel en gemaatigd; het ander zandachtig, brandend heet, en de weinige heesters en bladeren , welke het voortbrengt, gefchroeid en verbrand door de zon, wier ftraalen met zulk eene hitte terug kaatzen, dat zy ondraaglyk zyn voor de oogen der Reizigers. De Heer De l'JJle noemt drie aanzienlyke Steden in het vruchtbaar gedeelte: Agad, de Hoofdftad der geheele Provincie; Deyhir en Sccmana, weinig minder in macht en volkrykheid dan de Hoofdftad Ook merkt hy aan, dat hier zeer veele Senabladeren groeijen, in welke nevens de Manna de voornaamfte koophandel der landzaaten beftaat. (o) De bewooners van de Zuidkant weiden talryke kudden vee van allerlei foort en grootte; zy leeven in de opene lucht, en zwerven, tot gerief der veehoederye, even als de Arabieren, van plaats tot plaats, alwaar zy geringe hutten opflaan, zonder acht te geeven op orde of welvoegelykheid. Agad, of Andegast, zo als de Arabieren haar noemen, de Hoofdftad, ligt in eene valei tusfchen twee hooge bergen, en aan den oorfprong eener (ö) Geogr. Afric., als boven. XVIII. BOEK. XV Hl. HOOFDST. Vil. AFD,  55^ HISTORIE der XVIII. BOEK. XVIII. HOOFDST. VII. AFD De Pro. v'mcie Berdoa. eener naamlooze riviere, die het geheele Zuidlyke Gewest befproeit, door ontelbaare kleine ftroomen en beekjes, die daaruit voortkoomen, of zich in dezelve ontlasten, vallende vervolgens gezamenlyk in het Meir De Garda, en eindelyk in de Sm?gal. (p) La Croix getuigt, dat de inwooners voornaamlyk kooplieden zyn, en vreemdelingen aldaar gevestigd, die de Stad met muuren omringd, en hunne huizen in den Moorfchen fmaak gebouwd hebben. Wyders vind men 'er eene menigte handwerkslieden en foldaaten, als mede des Prinfen lyfwacht: want hoewel deeze Vorst gezegd word fchattingfchuldig te zyn aan den Koning van Tombuto, voert hy, nogthans, eenen ftaat van een machtig en onafhangelyk Vorst. Berdoa, in het Noordoost van Agades gelegen, is de volgende Provincie, hebbende Faifon en Barca ten Noorden, Cano en Agades ten Zuidwesten, Nubie ten Oosten, en Bomou ten Zuiden. Deeze Provincie ftrekt van 16 tot 22 Graaden Ooster - Lengte, en van 20 tot 23 Graaden Noorder-Breedte, en nog verder, indien wy mede rekenen eene fchroomlyke Woestyn, welke tot aan den 24 Graad reikt. De Provincie ontleent haaren naam van de Hoofdftad, welke onmiddelyk onder den keerkring van den Kreeft ligt. De VIjle zegt, dat de oorfpronglyke naam der landzaaten Bardoaits is, en verre van eene Hoofdftad, in 't geheel geene Steden hebben, maar in tenten woonen, leevende van het plunderen van kooplieden en Reizigers. Nogthans erkent hy, dat aan de westlyke grenzen, bykans onder den Keerkring, eene Stad ligt, Arcan genaamd, naby de paaien van Lempta, en nog eene andere, verder naar 't Noorden, Rou dan Mahalat geheeten. Op 24 Gr. 36 Min. plaatst dezelfde Aardryksbefchryver eene derde Stad, welke hy Medheran Ifa noemt; ten Noorden van welke de bronnen zyn, welke haar en het (/) La Crofc, \  BTNfïENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. $57 het omliggende land van water voorzien. Naby de bergen, uitmaakende de Noordlyke grensfcheidingen tusfchen deeze Provincie en Tripoli, of liever Faifan, ligt de Stad Kala, daar eenige aanzienlyke jaarmarkten worden gehouden , alwaar zamenkoomen de kooplieden van alle oorden van Zaara, of Sarah, uit de Koningryken ten Noorden en ten Zuiden van den Niger, en de Natiën aan de Middelandfche zee grenzende, met al den rykdom hunner byzondere Gewesten. Dit geheele Noordlyke ge¬ deelte word bewoond van een volk, Levata of Lebatas genaamd, die meest in tenten woonen, hoewel zy drie kleine Steden hebben: Aial, Ain en Cais. 't Geen, ech* ter, De ÏJfte hier byzonderlyk de Provincie Berdoa noemt, is binnen enger grenzen beilooten, ten Noorden van den Keerkring, bevattende flechts vyf of zes Dorpen en drie Kasteelen. In 't algemeen is het land dor, fchraal en niets voortbrengende, eener afzonderlyke befchryvinge waardig. Ten Noorden van den Niger, ten Zuiden van Berdoa, ten Oosten van Agades, en ten Westen van Gaoga, ligt, de Provincie of het Koningryk Bomou, ftrekkende van 12i tot 22 Graaden Ooster-Lengte, en van 17 tot 21 Graaden Noorder - Breedte. Het Noordlyk gedeelte is fchraal, en van één ftuk met de overige Provinciën van Zahara; al het overige, zynde eene uitgebreide Landftreek, word befproeid door bronnen en rivieren, die, met een vervaarlyk gedruis, van de bergen nederdaalen, het Gewest vruchtbaar maaken in koorn, gras en fruiten, en een bekoorlyk gezicht uitleveren; het tegenovergeftelde van alles, 't geen wy laatst gezien hebben, (r) De beide uiteinden, zo de Oostlyke als Westlyke grenzen, worden bewoond van een volk van een omzwervenden aart, die in tenten leeven, vrouwen en kinderen, en verder alles gemeen C§0 De 1'Jfle, aldaar. Cr) Leo Afric, p. 25$. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. B b b b XVIII. boek. XVIII. HOOFDST. VU. AFD. Het Ko. iingryk ïornou.  XVIII BOEK. xviii. HOOFDST. VII. AFD 5-58 HISTORIE der gemeen hebben; zynde-het woord eigendom, of iets va» §elyke betekenisfe, hun volftrekt onbekend; voorts, zonder Godsdienst, wetten, regeeringsform of eenige andereondergefchiktheid. Van hier dat een beroemd Aardrykskundige hen heefc gehouden voor onmiddelyke afftaramelingen der Garamantes, en deezen oord voor derzelver oudewoonplaats. (O De Oostlyke en Westlyke grenzen zyn verdeeld in bergen en valeiën, welke, voor 't oog der Reizigers, een bevallig aanzien hebben, allen bedekt met kudden vee, ryst- en gierstvelden, en zeer veele bergen met bosfchaadje,. vruchtboomen en katoen. By heet weder gaan de landzaaten, die genoegzaam tot één toe herders en akkerlieden zyn, moedernaakt, uitgezonderd dat zy, eerbaarheidshalve, een korten voorfchoot draagen. Doch m den winter zyn ze warm gekleed met de zachtfte lehaapvachten, daar zy insgelyks hunne beddelakens van maaken. Dit, in de daad, is naauwlyks een toereikend befchutfel tegen de guurheid van het weder in fommige getyden van het jaar, wanneer een fnerpende koude wind over de Noordfche bergen waait, die het bloed doet Hollen, naar gelange de zweetgaten des lichaams wydergeöpend zyn door de jongfte brandende warmte. Baudrand en Dapper (O getuigen, dat de landzaaten flechts ééne trap verheven zyn, boven de dieren in verftand en zedenzy hebben geene benaamingen , om elkander te onderfcheiden, dan die zy ontleenen van eenig lichaamlyk gebrek of byzonderheid: als tenger, vet, fcheel, gebocheld, lchraal, lam, of diergelyke bynaamen In de Steden, worden zy gezegd, een weinig meer befchaafd te zyn, en 't word algemeen erkend, dat zy, ira 't Zuiden, Steden en geregelde Maatfchappyën hebben; doch van welke byzondere Natie zy. zyn, word niet gemeld. Hier zyn ze gezellig,, CO Gluverius, Geogr. (O Baudrand, p. 205. Dapper,, als bqven.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. SS9 gezellig, befchaafd en herbergzaam; men vind onder hen veele handwerkslieden en kunftenaars, van allerlei landaart en kleur; deeze vermenging heeft, waarfchynlyk, veel toegebragt tot de befchaaving van hunne zeden. De Koning, zegt men, is zo ryk, dat alle zyne huisgeraaden, zelf de ftygbeugels, fpooren en gebitten van zyne paar* den, van louter goud zyn: waaruit wy mogen befluiten, of dat 'er een fterke handel in dit kostbaar metaal gedreeven word met de afgelegene Gewesten, of dat Bomou. zelf, of ten minfte het een of ander der nabuurige Koningryken goud voortbrengt, van waar het herwaarts word gebragt. In 't Noordwest ligt de berg 'lanton, ryk in goede yzermynen; ten Zuiden ftroomt.de Niger, die, na eene reeks van mylen onder een keten bergen te hebben doorgeloopen, het hoofd wederom opfteekt, en zich vermengt met de wateren van het Meir Bomou , van waar het de muuren dqr Hoofdftad deezer Provincie befpoelt. Deeze Hoofdftad is eene aanzienlyke plaats, van denzelfden naam als de Provincie. Behalven deeze zyn 'er de Steden Jmozm, Sagra en Semegondo, allen ten Noorden van de Hoofdftad; ten Oosten liggen Nebrina en Sama. Weinig weet men van deeze Steden; zelf hebben zommige Schryvers derzelver aanweezigheid in twyfel getrokken. Baudrand zegt, evenwel, dat de Hoofdftad gelegen is aan den Noordlyken oever van den Niger, en een fterken handel dryft met alle de omringende Gewesten; zynde het de eenige plaats in de Provincie, die den naam van Stad verdient, zynde alle de andere opene Vlekken of groote Dorpen. Thans gaan wy over tot de befchryving van de laatste en Oostlykfte Provincie der uitgebreide Wildernisfe Zaaraof Sar ah; van de landzaaten en alle Aardryksbefchryvers* word zy Gaoga of Raughga genaamd, ftootende ten Oosten aan Nubie, en ten Noorden aan AZgypte, waarmede wy onze Gefchiedenis van dit gedeelte des Aardkloots Bbbb 2 hebben XVIII. BOEK. xvnr. HOOFDST. Vil. AFD, DePri- 'ineie ïaoga.  XVIII. boek. xv/rr. HOOFDSI\ VII» AFD. < \ \ 2 ï 3 1 z 3 2 g d 'e la d< rr te 'ai ni ft 56o HISTORIE der hebben begonnen. Gaoga grenst ten Westen aan de Koningryken Bomou en Berdoa; ten Noorden aan een gedeelte der laatstgemelde Provincie, en ten Zuiden aan het Koningryk Gorham, welke, met Medra ten Westen, en Gmgiro en Majac ten Zuiden, doorgaans onder Opper. Athtopie gerekend worden. Leo Africanus zegt, dat Gaoga van Gorham word geicheiden door de rivier Barelabaid, welke in den Nyl valt, of door den Niger, Nogthans moet het erkend worden, dat de grenzen geenzins naauwkeurig zyn bepaald, dewyl de Niger nooit is nagefpoord ian geene zyde diens ketens van bergen, ten Oosten van let^Meir Bomou; en zommige Aardrykskundigen twyfelen, )f 'er wel eene rivier Barelabaid zy. Deeze Provincie rord gerekend op honderd en tachtig mylen in de lengte 'an het Noord naar het Zuid, en op omtrent honderdestig van 't Oost naar 't West, daar zy op het breedst is; trekkende van 19 tot 29 Graaden Ooster Lengte, en an 12 tot 22 Graaden en nog verder Noorder-Breedte. )e voornaamfte en eenige Stad in het geheele Koningryk ! Gaoga, liggende ten Noorden van een Meir van denelfden naam, op 15 Gr. 40 Min. Lengte, en 25 Gr. 0 Min. Breedte; dit is alles wat wy 'er van weeten. ommige Schryvers, echter, fpreeken van eene Stad, Kuk'a enaamd, als gelegen binnen deeze Provincie, hoewel zy 1 de daad behoore tot de Provincie Koyar, ten Noor;n gelegen, naby de ^Egyptifcbe grenzen. Wy weeten r niets van, dewyl geene Reizigers ooit zo diep in 't ticI zyn doorgedrongen, dat ze eenige aanmerkelyke ont:kkinge hebben kunnen doen. Het Koningryk Gaoga is eestal bergachtig; de landzaaten zyn plomp en ongeletrd, zonder klederen, zonder kunften; hebbende niets iders van de menschlykheid dan de gedaante. Zy woom in kleine armoedige hutjes van zo licht brandvattende ^ffen gemaakt, dat zy dikmaals in brand raaken, flaande de  EINNEKLANDfCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. SÖJ de vlarn over van de eene hut tot de andere, tot dat alles verteerd is. Voormaals, zegt men, waren zy een vry volk, doch wierden in flaaverny gebragt door eenen Neger, die. zynen Meester, een ryk koopman, vermoord hebbende, deszelfs goederen aanpakte, naar zyn Vaderland wederkeerde, en aldaar, door kracht van geld, eene talryke bende Ruitery verzameld hebbende , invallen begon te doen in de Provincie Gaoga Allengskens wierden zyne benden bedreevener en talryker; ten laatste wierd hy zo machtig, dat hy het geheele Land te onder bragt: de landzaaten waren ontbloot van wapens, moed en manfehap om hem tegenftand te bieden. De overweldiger wierd opgevolgd van zynen zoon, die, na eene regeering van veertig jaaren, de Kroon naliet aan zynen broeder Mozes, wiens kleinzoon regeerde toen Leo Africanus zyne Historie fchreef: dat wil zeggen, omtrent den tyd als de Mooren, door Ferdinand en IJabelle van Spanje, uit Granada verdreeven wier den. (w) Na dus omftandig befchreeven te hebben de onder fcheidene Koningryken en Provinciën der wyduitgebreide, i dorre en verzengde Wildernisfe Sarah, zullen wy nu voor 1 draagen eenige algemeene aanmerkingen over de zedenu der inwooneren, eer wy overgaan tot een verhaal vanf den Niger en de Senegal; dit oordeelen wy noodig voor den Leezer, tot een beter verfland van den loop deezer rivieren. Het eerfte, welk opmerking verdient, is, dat hoewel de rivieren de Senegal en de Niger alleen deeze Wildernis van Nigritie fcheiden, en het omzwervende en herderlyke leeven der opgezeetenen hen zo zeer bloot ftelle aan de rechtftandige ftraalen der zonne, onder een klimaat, misfehien, heeter dan het voorgaande, zy, nog* thans («) Leo Afric. p. 526. OO La Croix, aldaar. Bbbb 3 XV11I. boek. xvnr. HOOFDST. /II. AFD. Zeden ter lederEthio.iërs.  xvm. BOEK. XVIII. HOOFDST. vii. AFD. ■jtfz HISTORIE der thans, eene kleur hebben, meer aan het blanke erenzende dan de Negers; zynde meestal flechts taanverwig, terwyl de andere gitzwart zyn. Weinige of geenen gelvken in kleur of gelaatstrekken naar de Negers, die fchynen kunnen een volk te zyn, ten eenemaale van hun onderlcheiden, en misfchien de Aborigines of oorfprong. lyke bewooners zyn van Afrika, door de invallen van vreemde Natiën aan deeze Landftreek bepaald, naar hun Nigritie of Negerkind genaamd. Niet minder verfchillen de bewooners van Sarah van die der Zuidlyke Gewesten, in zeden, gewoonten, en godsdienftige plechtigheden, dan in hun uitwendig voorkoomen. De'eerften doen belydenis van den Mohammedaanfchen Godsdienst, op eenige weinigen na, die den alouden Perfifchen Vuurdienst hebben behouden. Die maakt het waarfchynlyk, dat deeze verfchillende Stammen van Arabieren, Barbarisken, enz. afkomftig zyn van de Saraceenen en Arabieren, die, uit Afie voortftuuwende, het grootfte gedeelte van NoordAfrika, in de zevende eeuw overftroomden, gelyk wy, in de Hisiorie dier Natiën, omftandig verhaald hebben. Hierdoor kunnen wy reden geeven van dien ingewortelden en verouderden haat, die tusfchen hen en de gebooren Afrikaanen nog plaats heeft, van die onmenschlyke vyandlykheden, welke zy by aanhoudenheid tegen elkander pleegen, waarvan wy herhaalde voorbeelden vermeld hebben. In zommige Provinciën zyn de Arabiers, hoewel tot rooven en plunderen zeer genegen, naarftig, maatig, kuisch, geduldig onder dorst, honger, vermoeidheid en andere hardigheden, aan welke zy dagelyks bloot ftaan, uit hoofde van hunne leevenswyze, hunne bezigheden, het klimaat, en bovenal om hunne lange reizen, door barre wildernisfen, ter bejaaginge van rykdom. Onder zommigen, zegt men, worden overblyffels van 't Christendom gevonden, die krachtig doen vermoeden, dat deeze Godsdienst, ten eenigen dage, onder hen meer algemeen, indien  binnenlandsche gewisten van AFRIKA. 56; indien niet de algemeen aangenomene Leere geweest is. Bomou en Gaoga in 't byzonder worden gezegd, meer echte blyken van 't Christendom op te leveren dan eenige andere Provincie:- misfchien om hunne nabuurigheid aan Abysfnie, en den koophandel, welken zy telkens dryven met dit Keizerryk. (x) Maar 't is tyd, dat wy eenig verflag doen van de Gewesten, ten Noorden van de Niger De Leezer weet reeds alle de byzonderheden, welke wy hebben kunnen verzamelen wegens de Koningryken Mandingo, Fuli, Jaloff, of Oualoff, en Kasfon; dikmaals heeft hy gewag hooren maaken van het Koningryk Tombuto, doch geene befchryving daarvan gezien: hiermede zullen wy thans eenen aanvang maaken. Tombuto is een zeer uitgebreid Koningryk, aan weerkanten van den Niger gelegen, zynde een gedeelte daarvan dat Gewest, welk wy, in tegenftel. iing van bykans alle Aardrykskundigen, onderfteld hebben de rivieren de Niger en de Senegal van elkander te fcheiden, of liever die twee groote Meiren, in de Oostlykfte van welke de Niger valt, en uit wier Westlykfte de 5enegal voortkoomt. Op de volgende wyze vinden wy deszelfs grenzen bepaald by de beste Aardrykskundigen : het heeft Ghenoa of Gluhenoa en Gualata ten Westen; Zuen%i%a en Guber ten Noorden;. Bita en Dauma ten Oosten. Vermids, evenwel, alle deeze Gewesten by de Europeda. nen weinig bekend, en zints Marmol en Leo Africanus naauwlyks bezocht zyn, kan men niet verwachten dat wy kunnen inftaan voor de naauwkeurigheid hunner befchryvingen. Na ze allen vergeleeken te hebben, volgen wy de meest goedgekeurde. Tombuto is, waarfchynlyk, een naam van laatere herkomfte. Leo beweert, dat het dus genoemd word' naar eene Stad, welker ligging thans onbekend is, gebouwd: door CO La Croix. Baudrand. Leo Afric. Marmol. XVIII. boek. xvnr. HOOFDST. V II .AFD. De Ks. lingryken ïen Noorden van den Niger. Het rrcot Ko. lingryk' fombuto^  xvm. boek. XVIII. HOOFDST. VII. AFD ty) Leo Afrie. p. 240. 554 HISTORIE der door Koning Menfe Suliman, in het jaar 610 van de Hegyra. (y) In 't algemeen word gezegd, dat deeze Stad lag, twaalf mylen van eenen tak der Niger; indien de tegenwoordige Stad Tombuto dezelfde zy, ligt zy op 14 Gr. 32 Min. Noorder-Breedte, en 2 Gr. 25 Min. OosterLengte van Londen, omtrent vyfënvyftig mylen ten Noorden van het Meir Mabeira. In deeze Stad en het omliggende Land zyn de huizen in een fraaijen fmaak gebouwd, met hard leem bepleisterd, en met riet gedekt. Eéne prachtige Moskee is 'er, wier muuren van fteen en leem gemetzeld zyn. Het Koninglyk paleis is gemaakt van dezelfde bouwftoffen, van eene fraaije bouworde, en naar een model, ontworpen en uitgewerkt door een voortreffelyk Kunftenaar, van Granada, ten tyde der verdryvinge van de Mooren, uit dat Gewest herwaarts geweeken. Behalven deeze twee, zyn 'er nog verfcheiden andere fraaije gebouwen; doch in 't gemeen zyn de huizen, zo als wy meer gemeld hebben, eene foort van kegelachtige hutten. Tombuto krielt van katoenweevers; de handwerken worden hier vlytiger aangekweekt, dan elders in dit gedeelte van Afrika; hierheen worden ook de Europeaanfche lakens uit Barbarye gebragt, en dikmaals ook van de Kust van Guinee. Dèeze worden geveild op de openbaare Markten, alwaar de vrouwen vergaderen, met gedekte aangezichten, uitgezonderd de flaavinnen, die de fpyzen bereiden. De inwooners van Tombuto, en inzonderheid de vreemdelingen, die in de Stad hun verblyf houden, zyn zo ryk, dat de Koning het niet beneden het Koninglyk bloed rekent, met hun huwelyken aan te gaan. Geen Koningryk in Guïnèe is zo ruim voorzien van water, als Tombuto; het koomt voort uit natuurlyke bronnen, of word bewaard in grachten, uit den Niger gegraaven. Hierdoor is het vruchtbaar in allerlei koorn, 6 gras,  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 565 gras, vee, melk, boter, en alle andere leevensbehoeften, behalven zone, 't welk te lande gehaald word van Tegaza, omtrent vyf honderd mylen van hier gelegen, en zo hoog gefebat, dat Leo Africanus zo veel van deeze waare, als een kameel kan draagen, zag verkoopen voor tachtig dukaaten. (2) De ryke Koning van Tombuto bezit eene verbaazende menigte gouden fieraaden, fchepters, en andere Koninglyke kleinodiën, zommige van welke dertienhonderd oneen aan zuiver goud weegen; alle de hofbedienden eeten uit gouden tafelgereedfchappen, zynde het zilver of eenig ander metaal naauwlyks in gebruik. Op reize ryd hy op een kameel, kostbaar uitgedoscht, blinkende het geheele tuig van gepolyst goud; een zyner voornaamfte Hovelingen leid achter hem het paard. In den oorlog zit hy insgelyks op een kameel; doch zyne foldaaten zitten allen te paard. Met den diepften eerbied word hy genaderd; allen, die den throon genaaken, moeten zich ter aarde werpen, ftof opraapen, en het over hun hoofd en fchouders werpen: dezulken, die nooit voorheen in 's Konings tegenwoordigheid verfcheenen, alsmede de buitenlandfche Gezanten, onderhouden inzonderheid deeze plechtigheid. Zyne gewoone hofftoet en lyfwacht beftaat uit drieduizend Ruiters, gewapend met vergiftigde boogen en pylen; als mede een goed getal voetknechten, met fchilden en zwaarden. Dikmaals heft hy in eigen perfoon de fchattingen van de Prinfen, die hem hulde fchuldig zyn; dikmaals gebeuren 'er fchermutzelingen tusfchen de Lyfwachten en deeze onwillige Leenmannen, die ongaarne dit getuigenis hunner flaavernye geeven. Dewyl het Gewest geene goede paarden levert, gebruiken de Ruiters veelal Earbaryfche en Arabifche paarden, welke den Koning veel geld kosten. De Hovelingen, evenwel, en de Kooplieden bedie. Cz) Leo Afric. aldaar. Marmol, Liv. 1, Chap. 15. Hedend. Hist. X VI. D. II. St. C c cc XVIII. boek. xviii. hoofdst. VU, afd.  XVIII. boek. XVJIt. HOOFD3T, VII. AFD Jooder, vit het Koningryk verdreeven. De Ko ning eet vriend der Geleerden. 565 HISTORIE der bedienen zich veelal van kleine paarden, een tuk van 't land, floute dieren, en, behalven de fchoonheid, even goed als de laatstgemelde. Wanneer de Koning kennis heeft van de aankomst eens koopmans mat een koppel 'paarden, doet hy terftond eenige van de fchoonfte by zich koomen, voor welke hy een grooten prys betaalt; fpaarende hy nooit kosten om zyne troepen van fchoone paarden te voorzien. (a) Zo groot is de afkeer deezes Monarchs van de Jooden, dat hy hun de Stad ftreng verbooden heeft, en eene zwaare ïtraffè geleid op alle de Barbaryfche kooplieden, die met hun handelen. De oorzaak van deezen geweldigen haat vinden wy niet aangeteekend: hoewel de achting, in welke de kooplieden hier zyn, in aanmerking genomen zynde, het waarfchynlyk word", dat deeze afkeer ontftond uit de bedriegeryën en flinkfche praktyken in den koophandel, welke dit veracht ongelukkig volk, in alle tyden ■en landen, gekenmerkt hebben. Des Konings fmaak voor !weetenfchappen en geleerdheid blykt uit het groot getal Leeraars , Rechters en Priesters, welke hy in zyne Hoofdftad ruim onderhoud en met groote kosten, bezorgende hun allerlei gemakken en gerieflykheden, welke zy kunnen verlangen. Van hier, dat het menschlyk verftand hier te lande aanmerkelyke vorderingen heeft gemaakt, in vergelyking van den onverlichten ftaat van alle omringende Natiën, en de geringe hulpe, welke zy van de meer befchaafde Europeaanen hebben genooten. Uit Barbarye worden herwaarts Handfchriften gebragt, en als de waardigfte koopwaare verkocht. En, in de daad, zommige kooplieden hebben aanzienlyke fchatten gewonnen alleen met deezen letterhandel, welken de Monarch met het vérriüfc, den fmaak en de edelmoedigheid, eenen Vorst feetaamende, aanmoedigt. Met dit alles moet het erkend wor- <«) La Croix, Tom, 2, p. 357:.  binnenlandsche Ge westen van AFRIKA. $67 worden, dat de geleerdheid nog zo zeer in haare kinds heid is, dat haar invloed flechts omtrent het Hof befpeurd word, en nog geene zichtbaare uitwerkzels heeft op de algemeene zeden der landzaaten, van welke op zyn best kan gezegd worden , dat zy zacht en vriendlyk van aart zyn, zuinig in hunne leevenswyze, vlytig by hun beroep, en vrolyk in de uuren van uitfpanninge, welke zy met zineen, danzen en eeten doorbrengen. />) Het gangbaar geld in den koophandel te Tombuto zyn ftaaven goud, en zekere fchelpen, die onderfteJd worden uit Perfie te koomen, hoewel wy niet weeten, langs wat weg. Deeze gebruiken zy in minder handel, en in alle gevallen, daar een min waardig fcheidmiddel noodig is; vierhonderd zulke fchelpen zyn een dukaat waardig. Met verwondering ontdekt een opmerkend gemoed de vaardigheid, met welke alle Barbaarfche handeldryvende Natiën, die van de Rekenkunde als eene weetenfcbap geene kennis hebben, hunne denkbeelden van getalen zamenvoegen, en de moeilykfte rekeningen uitwerken, in het bepaalen van aandeelen, evenredigheden en andere byzonderheden van den koophandel, alleen door middel van 't geheugen. D e Adel te Tombuto houd eene groote menigte flaaven, zynde het fchitterendfte vertoon van pracht en weelde onder hen. Hunne zorgeloosheid is dikmaals de oorzaak van de fchroomlykfte ongevallen, ftaande menigmaalen de Stad in brand, door toevallen door hen veroorzaakt: want de huizen, van zo ligt brandende ftoffen gemaakt, vatten by het geringfte toeval vlam, zelf uit de vonken van hunne tabakspypen. Toen Leo Africanus voor de tweede maal te Tombuto was, verbrandde de halve Stad, in den tyd van vyf uuren. Buiten de Voorlieden, me rkt deeze Schryver aan, hebben de 'lomlutaanen tuinen noch boogaar- Zie de aangehaalde Schryvers. CCCC 2 XVIII. boek. xvm. hd' fdst. Vil. a f r>, Geld in rombutö.  $68 HISTORIE der XVIII. boek. xvnr HOOFDST, VII. AFD. , Koophandel'te Cabra.' boogaarden: 'zodit'de markten uit afgelegener plaatzen moeten voorzien worden; doch hy meld geene reden van zo eene ongemeene handelwyze. Omtrent twaalf mylen ten Zuiden van Tombuto ligt Cabra, eène groote Stad, even eens als de voorgaande gebouwd, zonder muuren, en gelegen aan den oever van den Ni*er, welke aan dien kant tot een bolwerk dient. De kooplieden, welke van hier handel dryven op het kleine Koningryk Ghenoa, eene machtige Monarchie in Melli, reizen te water naar het Meir Timby ; diarna over de Zeeëngte fteekende, welke dit van het Meir Mzbeira fcheid, reizen zy wederom te water naar het gebied der Foulis, en trekken door hetzelve te land naar Mtlli. De opgezeetenen zyn hier ten achteren in de befchaafdheid van zeden, maar niet in aangeboorene zielshoedanigheden, by de inwooners van de Hoofdftad. Hier is een Rechter door den Koning aangefteld, om alle gefchillen te bellisfen; én zo rechtvaardig zyn zyne vonnisfen, dat 'er geen voorbeeld is van beroepinge op den throon; welke, in de daad, doodlyk konde uitvallen voor den Rechter, dewyl omkooping in burgerlyke zaaken voor de fnoodfte van alle misdaaden word aangezien. Nogthans zuchten de ingezeetenen van Cabra onder zeer verderflyke natuurlyke ongemakken: als de ergfte van deeze mogen gerekend worden de veelerhande ziekten, aan welke zy onderhevig zyn, voortkoomende, zo als geloofd word, uit de ongelykaartigheid hunner fpyze, veelal beftaande uit een mengelmoes van melk, visch, vleesch, boter, oly en wyn. (O By het bovenftaande verhaal van Leo Africanus en Marmol, zullen wy nog voegen de verdere berichten, door de Mandingoaanfche kooplieden medegedeeld aan den Heere De Brue. Van hun verftond hy, dat de Stad Tom,' CO La Croix, p. 35Ï. Leo AftiCi en Marmol.  BINNEN LANDSCIIE GEWESTEN VAN AFRIKA. 569 Tombuto, of, zo als hy ze noemt, Tombucto, niet aan den Niger, maar binnenslands ligt; dat zy derwaarts trekkende , verfcheiden dagen den Zuidlyken oever volgden; en dat zy die rivier verlaaten hebbende, nog vyf dagen voortreisden. Wy laaten het voor den Leezer over, het overeenbrengen van eene plaatsbefchryving, zo wyd verfchillende van die van Leo, die Bacra aan de rivier plaatst, flechts twaalf mylen van Tombuto. Den volgenden weg namen ze: van Kaynu, omtrent zeven mylen beneden den Waterval van Felu, het laatste Dorp daar de rivier bevaarbaar is tot Jagu, zyn vyf dagreizen; van Jagu tot aan Baiagne, één; van daar tot aan Congomon, één; van daar tot aan Saaba, één; van deeze plaats tot aan Boratnaja, twee; van daar naar Goury, twee; van hier tot Galama, één; en van daar tot aan Tim'oy, of het groote Meir van dien naam, en vervolgens door een bergachtig land. Hier verlieten zy de rivier en hunnen weg OostZuidoost vervolgende, (D) kwamen zy in vyf dagen te Tombuto, eene reize, welke, onzes oordeels, den Leezer te beter denkbeeld zou geeven van de gelegenheid deezes lands, en van den loop der rivieren. Aldus zien wy, dat de twee en-dertig dagen reizens gerekend zynde elk dag op tien mylen, den afftand tusfchen den Waterval van Felu en de Hoofdftad van Tombuto zullen uitbrengen op driehonderd.twintig mylen. Zy voegden 'er nevens, dat 'er jaarlyks te Tombuto kwam eene groote karavaan van blanke lieden, die eene verbaazende menigte koopmanfchappen van de Natiën, aan de Middelandfche zee grenzende, als mede die van de Europeaanen gekocht waren, (D) Aldus vinden wy by Labat, hoewel wy het woord Ziüd moeten houden voor een drukfout, of dat de Mandingoaanfche kooplieden de ftreeken van 't Kompas verkeerd genoemd hebben. Hun weg moet geloopen hebben naar't Noord. Oost: want Zuidwaarts trekkende, moesten zy de rivier hebben overgefloken, en gekoomen zyn in de Wildernisfen van Sarab, Cccc 3 XVMI. BOF.K'. XVÜ1. HOOFDST. Vil. AFD.  XVIII. BOEK. xvm. HOOFDST vii. AFD. Karavaanenvan Tri poli naar Tombuto, 'i i J I I i I ( 570 H I S T O R I E der ren, verruilden voor de voortbrengzels van Tombuto, en voornaamlyk tegen goud, 't welk in dit Koningryk zeer overvloedig word gevonden. Naar alle waarfchynlykbeid waren het Mooren uit Barbarye, die, in vergelyking van de gitzwarte.inwooners van Tombuto, wel Blanken mogen genoemd worden. Uit dit verhaal zien wy de valschheid van 't gevoelen, onderftei lende dat 'er een geregelde handel word gedreeven van de Middelandfehe zee, door de Natiën van Barbarye en Sarah op Nigritie , en zelf op de Goud , Slaaven- en Yvoor■ Kusten. (d) Terwyl De Brue te Tripoli was, zag hy menigmaal van daar karavaanen vertrekken, naar een Land, in 't Zuid geleegen, waarvoor zy Fasfan wilden gehouden hebben, hoewel het hoogst waarfchynlyk is, dat zy naar Tombuto beftemd waren. Onze gisfing fteunt op deeze reden: dat zy yyftig dagen aan de reize befteedden, 't welk nietnaar Fisfan zyn konde, flechts honderd tachtig mylen van Tripoli gelegen. Eene andere reden is, het zeggen der Mandingoaanfche kooplieden, die te Tombuto geweest jyn, en zeggen, dat behalven het goud, welk dit Gewest >plevert, 'er dikmaals eene groote menigte word gebragt lit het Landfchap Zanfara; en dat de kooplieden, die het /an daar brengen, vyftig dagen reizens hebben; doch zo zeel tyds is 'er niet noodig tot de reize van Zanfara naar Fasfan, niet meer dan tweehonderd mylen vanëen gelegen, lierdoor word het waarfchynlyk, dat de karavaanen van Tripoli naar Tombuto trekken; en dewyl deeze Steden vierïonderd vyftig mylen van elkander liggen, kan de reize igt onderfteld worden, vyftig dagen te duuren. Doorgaans beftaan deeze karavaanen uit duizend lenfchen, gezeeten op paarden en kameelen, allen wel ;ewapend en gezadeld: zodat zy van rooyers en wilde üeren niet hebben te vreezen. Behalven de vyftig dagen reizensj C <0 Labat, Tom. 2, p. 72.  btnnenlandsche gewesten van AFRIKA. 5*/i reizens, befteeden zy nog meer tot het ververfchen van zich zelve en hun vee, vermoeid van zo eene lange reize. Deeze pleisterplaatzen houden zy in de vruchtbaarfte en aangenaamfte vlakten, welke zy aantreffen; geduurende deeze tusfchenpoozen, verlustigen zy zich met zang en dans, en allerlei vrolykheid. De goederen, welke de karavaanen medevoeren, zyn doorgaans dezelfde, als de Europeaanen zenden naar Galam en de benedenfte Koningryken, zy beftaan in zwarte, groene, geele, witte of roode farsjes of lakens, doch meer roode dan andere, bedraagende gezamentlyk twintigduizend Kroonen. Voor dezelfde fomme zenden zy glaswerk , kraaien en fnuisteryën, van Venetië en andere Europifche havens naar Tripoli gezonden. Kraalwerk neemen de karavaanen mede voor twaalfduizend Kroonen; papier, koperen fchotels, en andere foortgelyke goederen voor tienduizend Kroonen. De geheele vragt van eene karavaan heeft, derhalve, den Tripolitaanen, by den inkoop, gekost zestigduizend Kroonen. Hiervan mogen wy aftrekken de fomme van hunne winst op de goederen, welke zy, in ruiling, te Tombuto neemen, beftaande in drieduizenc kwintaalen dadelen, welke te Tripoli verkocht worden tegen twee Kroonen de Kwintaal; twaalfhonderd Kwintaa len fenabladeren, ter beftemde plaatze waardig vyftier Kroonen de Kwintaal; ftruisvogel- veders ter waarde var vyftienduizend Kroonen; achthonderd of duizend flaaven ieder waardig vyftig Kroonen; en eindelyk duizend Mar ken goud, alleen bedraagende honderdduizend Kroonen In één woord, alle deeze goederen te famen zyn te Tri poli waardig honderd-negenenzeventig-duizend Kroonen den inkoopprys der goederen, welken zy in betaalin^ geeven, hiervan afgetrokken zynde, bekoomen zy eene winst van honderd zeventien - duizend Kroonen; waarvar nog moeten afgetrokken worden de reiskosten, gerekenc op tienduizend Kroonen. Zo verbaazend groot is, vol gens XVJTI. boek. xviii. HOOFDST. AFD, Goederen der Karavaanen. ! t * r r l  XVIII. BOüK. XVIII. HOOFDST. VII, AFD Het Ko ningrvk Bita. De Pro vincie Temian. 572 HISTORIE der gens Labat, da winst op deezen handel, welken hy meent door de Europeaanen, regelrecht, met minder kosten te' kunnen gedreeven worden, door middel van de Senegal De onderneemvolle Heer De Brue deed daartoe verfchei' 'den poogingen, doch allen vruchtloos. En, in de daad, dezelve fchynt alleen uitvoerlyk te zyn voor de landzaaten, die alleen beftand zyn tegen de vermoeijenisfen van zulke reistochten, (e) • Naast aan Tombuto, ten Oosten, ligt het Koningryk Bita, hebbende Guber en Zanfara ten Noorden, waarvan het afgefcheiden is door den Niger; Dauma ten Zuiden en Temian ten Oosten. De Hoofdftad, volgens Dappereven eens genaamd, ligt pp 9 Gr. 10 Min. NoorderBreedte; doch dit is, ongetwyfeld, een misflag, dewyl zy, in dat geval, in Guinee zou liggen. De waarheid der zaake is, dat wy van de waare ligging volftrekt onkundig zyn, en of 'er met de daad zodanig eene Stad zy, hoewel wy, by Deo Africanus en Marmol, haar vermeld vin-den. De ïlfle zegt, in algemeene bewoordingen, dat de inwooners van dit Koningryk zeer ryk zyn: een zeggen, welk op bloote gisfing rust, dewyl nergens deswegen eenige echte berichten voorhanden zyn. (ƒ) Nog oostlyker dan Bita, ligt de Provincie Temian grenzende ten Noorden aan den Niger en de Provincie Cano; in 't Oost Zuidoosten aan Bomou en Medra, en ten Zuiden aan Biafara. £ E ) De landzaaten worden gezegd menfchenëeters te zyn, gelykende, volgens Dapper, hunne tanden («) Labat, Marmol, La Croix, Sanut, Leo Africanus, ter aangehaalde plaatzen. (f) Leo Africanus , p. 4. (E ) Dit Blaf ar d is onderfcheiden van een klein Koningryk; van dien naam, ftrekkende langs de Zeekust, Zuid-Zuidoost van de rivier Gambia ; wy hebben 'er een bericht van gegeeven ia onze befchryving van de Eilanden Bisfao, Bisfago en Buiam,  binnenl andsche gewesten van AFRIKA. 5.73 tanden naar die der honden. Om kort te gaan, de Rei zigers geeven van hun dezelfde befchryving, als wy voorheen gegeeven hebben van eene Natie, woonachtig aan de Yvoor-Kust, of tusfchen deeze en de Malaguet. Kust. De Provincie Medra of Madra, grenst, ten Westen, aan Biafara en Temian, ten Noorden aan Bomou, en ten Zuiden aan de bergen, die haar van Benin en Majac fcheidën. Daar aan volgt Dauma of Dahomay, hebbende Gaoga en 'Tombuto ten Westen, Bita ten Noorden, Biafara ten Oosten, en de bergen van Guinee ten Zuiden. Van dit volk hebben wy breedvoerig gefproken, in het flot der Zee - Koningryken Fida en Ardrah, door dien oorlogzuchtigen Monarch bemachtigd. Vervolgens koornen wy aan Goram of Gorham, met Medra ten Westen, Gaoga ten Noorden, Abysfmie ten Oosten, en eene ry hooge bergen ten Zuiden. Het Koningryk Biafara, eindelyk, de volkrykfte en machtigfte Staat in Nigritie, behalven Benin, Tombuto, Mandingo en Oualoff, grenst aan Dauma en een gedeelte van Gaoga ten Westen, aan Bita en Temian ten Noorden, aan Medra ten Oosten, en ten Zuiden aan de Woestyn Seth, nevens eene reeks bergen, die het van het Koningryk Bettin fcheidën. Zo min bekend zyn de hedendaagfchen met dit binnenlandfche Gewest van Afrika, dat wy weinig meer dan de aardrykskundige ligging hebben kunnen melden, door het vergelyken van de hedendaagfche Landkaarten met de befchryvingen van Leo Africanus en Marmol. Recht in het Zuiden van Biafara ligt de Woestyn Seth, met Benin ten Zuiden, fcheidende het van den Zuidlyken Oceaan, Media ten Óósten, en Gaoga ten Westen; digt aan welke de Wildernisfen van Sen fluiten, die, hoewel door verfchillende naamen onderfcheiden, eene dorre zandachtige uitgeftrektheid gronds formeeren. Wy mogen in waarheid zeggen, dat het geheele Gewest, ten Zuiden Hedend. Hist. XVI. D. II. St. D d d d van xvnr. boek. xvnr. HOOFDST. VII. AF Do Medra. Dauma. Goram. Biafara.  xvm BOEK. XVIII. HOOFDST. VII. AFD Oorfprong e, iaop des Nigers. HISTORIE D E Kr: van den Niger, met Tomhtto ten Westen, en JEthiopie of Abysfmie ten Oosten, ééne groote Woestyn is, hier en daar doormengd met een Koningrykje, even.min aanzienlyk om zyne armoede als kleinheid, (g) Dat-de Niger, Nigir, Nigris, of Nigiris, dezelfde rivier is, welke wy thans Senegal of Zanaga noemen , * word -nu, zegt Vader Labat, aan alle zyden erkend; maar dat het flechts een tak van den Nyl is, uit die bron ontwringende, en een verfchillenden loop van dezelve neemende, zo als Ludolph en andere zich verbeelden, word nog zeer betwist. Onmogelyk is het te begrypen, hoe de Nyl, op eenigerlei wyze, gemeenfchap kan hebben met den Niger, dewyl zy eenen verfchillenden loop hebben , en vaneen gefcheiden zyn door die vervaarlyke rye bergen, die Jbysftnie afzonderen van de Koningryken Bomou en Gaoga, zonder dat wy de toevlucht neemen, tot Labat1 s bewys voor de zamenvoeging van den Niger en de Senegal, dat naamlyk dezelve langs een onderaardfchen weg onder de bergen ftroomt: iets, 't welk ligt «rezegd, maar bezwaarlyk kan beweezen worden. Wat aangaat den Niger, de Europeaanen hebben flechts een gedeelte van zynen loop kunnen nafpooren, verder dan welken zy niets meer weeten, dan 't geen zy gehoord nebben van de Mandingoaanfche kooplieden, die, van alle de Negers, op den koophandel en het reizen en trekken meest gefteld zyn. Ondertusfchen is het zeker, dat zy in hunne waarneemingen niet zeer naauwkeurig zyn, en niet verre genoeg zyn doorgedrongen om te oordeelen, of de Senegal en de Niger ééne rivier zyn: dewyl zy •erkennen, nooit nader aan den odffprong van beiden geweest te zyn, dan tot aan hetuMeir Mabeira, t wek weinig verder dan ten halven weger'des Nyls is, onderfteld zynde dat zy uit die bron ontfpringen. ^ (£) Baudrand* fub V. La Croix, aldaar.  b7knenlanes.che gewesten van AFRIKA. 575 Andere Schryvers, Labat volgende, hebbenden loop des Nigers rugwaarts naar 't Oosten uitgeftrekt tot aan het Meir Bomou, op 18 Graaden Noorder-Breedte, en 19 Graaden Ooster Lengte. Eenige andere Aardrykskundigen-, van alien gezag ontbloot, hebben den oorfprong in een ander Meir gefteld, omtrent honderd mylen ten Noordoosten van Bomou. Dit noemen zy het NigerMeir, en beweeren, dat de rivier daarvan haaren naam ontleent, en naar het Zuidwest ftroomt, tot dat zy in het Meir Bomou valt, waarna zy haaren loop vervolgt tot aan het Meir Mabeira, en zo vervolgens tot aan den Atlantifchen Oceaan. Indien wy duchtige bewyzen verwagtten , gegrond op de waarneemingen, van geloofwaardige en kundige mannen , ter fchraaginge van deeze gisfingen, wy zouden ons te leur gefteld vinden. De Nu. 'bifclie Aardryksbefchry vers , en Ludolphus beweeren, dat het met 'er daad een vervolg van den Nyl is: eene gi.-fing, welke zy meenen, eenigermaate, door den naams» oorfprong onderfteund te worden. Plmius fchynt den weg gebaand te hebben tot dit gevoelen, door zyne gevolgtrekking, opgemaakt uit de overeenftemming tusfchen het water van dezelve, in fmaak en kleur, en door de rieten, visfchen en andere dieren, aan beiden gemeen; en misfchien heeft hy deeze valfche redeneering van eenen nog ouder Wysgeer overgenomen. Hoe de Romeinen aan eenig denkbeeld kwamen wegens den oorfprong deezer riviere, in eenen tyd, toen het Gewest nog geheel onbekend was, zullen wy niet beflisfen. Hun bericht luid aldus. In Afrika zyn twee rivieren, beiden de Nyl genaamd, uit dezelfde bron voortkoomende, op 16 Graaden Noorder - Breedte, in het Land Mthiopie. Deeze bron ligt aan den voet van het Maan. gebergte, alwaar tien fonteinen ontfpringen, die twee Meiren vormen. Uit elk deezer Meiren vloeijen drie rivieren, welke haare waters famenvoegende, zich verwyden tot een derde groot Dddd 2 Meir, xvm. boek. xvnr. HOOFDST. VII. AFD.  576* HISTORIE der XVIFI BOEK. XVIII. HOOFDST "VIL A F E Meir, 't welk den Niger en den Nyl formeert, en aarr dezelve geduurigen toevoer van water verfchaft. De eerfte deezer rivieren heet Nik Mesr, of de rivier van ■Egypte» de andere Nile Sandan, of de rivier der Negers; 'de laatste ftroomt westwaart, en ontlast zich in eene donkere of treurige zee, dat is, den Atlantifchen Oceaan: want dus noemen hem de Arabieren, 't Woord Nyl is, waarfchynlyk, afkomftig van hen Hebreeuwfche, Ne'hel of Nahal, zo als wy reeds hebben aangemerkt, betekenende eene rivier: een naam, met nadruk en by wyze van uitfteekendheid aan deezen ftroom gegeeven. Elders in de gewyde Schriften, word zy genaamd Sihor of Sichor, betekenende zwart, modderig of troebel, in zekeren opzichte, volgens onzen Schryver, overeenkoomende met den naam Niger of Nigris, zowel als de drabbigheid van beide rivieren. Hierom, meenen ze, konden ze beiden genoemd Worden Sihor of Nichel Sihor, de- Zwarte Rivier, hoewel de Niger alleen dien naam hebbe behouden, omdat hy door het Land der Zwarten ftroomt. Dit, meent Leo, verder bevestigd te worden, door 't geen de JEgyptifche Schryver aan Herodotus verhaalde, dat 'er twee bergen waren met fcherpe fpitzen, Crophi en Mophi genaamd, gelegen tusfchen de Steden Syene in T-hebais en Elephantena; en dat uit het midden des dals tusfchen deeze bergen de onuitputbaare bron des Nyls ontfprong, een gedeelte van welks ftroom noordwaart naar ALgypte liep, en het ander zuid waart naar JEthiopie. Deeze geheele oppervlakkige redeneering is met oordeel wederleid door Vader Labat, die zelve andere begrippen heeft aangenomen, even harsfenbeeldig, en niet gefchraagd door voldoende getuigen. De rivieren de Niger en de- Senegal zyn, volgens hem, dezelfde, hoewel hy geene bewyzen voor zyn zeggen heeft aangevoerd, 't welk, om de reeds gemelde redenen, ons zeer onwaarfchynlyk dunkt. . Bi.  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 57? Biledulgerid, of het aloude- Numidie, hebber wy befchreeven in onze Oude Historie: doch daar de he dendaagfchen het eens zyn, dat deszelfs grenzen merkelyï zyn ingetrokken, zullen wy dezelve tragten aan te wyzen Kene algemeene verwarring had 'er plaats, in alle Kaarter en Schriften over dit onderwerp, eer de Aardryksbefchry ving van den Heere De rijle in 't licht kwam. Deeze begon dit Gewest binnen zyne natuurlyke grenzen te bepaalen, door het te ontblooten van eene menigte Provinciën, welke hy, met groote naauwkeurigheid, en op beter gezag, onder andere afdeelingen plaatst. Voorheen was het een baajert van Koningryken, onder een geworpen, zonder orde, verband of den geringften fchyn van reden. Thans is het gebragt tot hedendaagfche grensfcheidingen, en beflaat die uitgeftrêktheid, welke de Wildernisien ten Noorden van Sarah van Barbarye affcheid. Volgens de oude Aardrykskundigen, was Biieduigerid, of het DadeHand, eene der algemeene Provinciën, in welke het geheele vaste Land van Afrika verdeeld was. Eigenlyk Biieduigerid fchynt, in de daad, te zyn flechts een klein gedeelte van 't geen onder dien algemeenen naam wierd begreepen, waarby zy niet minder dan zeven Provinciën voegden, nevens eene menigte van Steden en Vlekken, op geenen anderen grond, dan de wyde uitgebreidheid, welke zy daaraan toefchreeven, inzonderheid van 't Oost naar 't West, dat is, van de grenzen van ALgypte tot heel aan den Atlantifchen Oceaan, of, volgens hunne berekening, tweeduizend vyfhonderd mylen. De noordlyke en zuidlyke grenspaalen, hoewel gemaatigder berekend, waren, echter, nog veel meer in 't wilde gefteld. Want zy ftelden den berg Atlas tot de grensfcheiding tusfchen Bi. ledulgerid en Barbarye, ten Noorden, en de Woestynen van Libye en Sarah tot de Zuidlyke grenzen. De Leezer kan dit zien uit de Kaarten en befchryvingen van Leo, Marmol, Sanfon} Tillemont en Baudrand, die elkanders Dddd 3 dwaalin-, i XVIII. boek. : Xyui. HOOFOST. VII. AFD, b'ledulgerid.  5>* HISTORIE der dwaalingen blindelings fchynen te hebben uitgefchreeven; en zy wederom gevolgd te zyn, met dezelfde blinde onkunde, vertrouwen en traagheid, door de meeste laatere Aardrykskundigen, inzonderheid Moll en Salmon, Een luttel aandachts op de gemelde Schryvers, zou hun hebben doen opmerken zulk eene tegenftrydigheid van gevoelens-, niet zo zeer met elkander als met zich zelve, als genoegzaam zyn zou, om het gewicht huns gezags te vernietigen, en eenen oordeelkundigen Leezer te overtuigen, dat hy voor zich zeiven moet denken, of altoos in onkunde en dwaaling blyven, met opzicht tot de ligginge van dit uitgeftrekt Gewest. Leo Africanus, die veel duidelyker is dan Marmol of zyne Overzetters, heeft de afmeetingen van Biieduigerid aan de Oost- en Westzyde ingekort, wegwerpende eene menigte Provinciën, welke Baudrand, op zyn voorgewend gezag, daaraan hegt. Eene omftandigheid, van welke wy het noodig oordeelden, den Leezer te verwittigen, ter verdeediginge van onze zo wyde afwykinge van laatere zeer geachte Aardrykskundigen, indien wy een oordeel mogen vellen uit de menigte uitgaven hunner Werken, r Volgens Moll en eenige andere laatere Aardrykskundigen, bevat Biieduigerid de volgende acht groote Landftreeken of Provinciën: Barca, 't welk elders moet befchreeven worden; Eigenlyk Biledulgerid; Segelmesfa; Ta. filet; Tigorarin; Zeb\ Darka; Tesfel: behalven eene menigte binnenlandfche Streeken, welke zy vermelden onder de naamen Oguella; Fasfan; Gudamis, enz. (Zi) De FJJle, echter, met meer recht, bepaalt het tot de Provincie, eigenlyk Biledulgerid genaamd, of de Landftreeke, geleegen ten Zuiden van Tunis, en, naauwkeurig gefproken, flechts een gedeelte daarvan, alleen door eene .reeks bergen vaneen gefcheiden, terwyl de Regeeringsform na genoeg (70 Moll, Geograph. Afric. XVIII boek XVflI. HOOFDST. VII. AFD, Misflai der ylard ryksbefchryvers, doo, üe rille verbeterd.  BINKENLAND5CHE GEWESTEN VAN AFRIKA. S79 genoeg dezelfde is. Deeze Provincie is bykans vierkant van gedaante, en heeft, in allen opzichte, eene uitge ilrektheid van tachtig mylen, of van 27 Gr. 30 Min. tot 31 Gr. 50 Min. Noorder.. Breedte, en van 7 Gr. 30 Min. tot 11 Gr. 50 Min. Ooster Lengte. Ten Oosten grenst zy aan eene rye hooge bergen, welke haar fcheidën van het Koningryk Tripoli en een gedeelte van Gudamis; ten Westen aan de Landen Zeb en Me&eb; ten Zuiden aan de Provincie Verghda. -Dit is alles, wat, naauwkeurig gefproken, kan begreepen worden binnen de grenzen van Biledulgerid, hoewel gewoonlyk daaronder, begreepen worden alle Provinciën, welke wy haare grenzen genoemd hebben. (O Het geheele Gewest Biledulgerid' is zandachtig, dor en bergryk, weinig of geen ander leevensvoedfel voortbren gende dan dadels, die hier in zulk eene menigte groeijen, dat het gelaat der halve Provincie met dadelbocmen bedekt is. Het klimaat is heet en. ongezond; de landzaaten zyn fchraal, zwartachtig en rimpelig van aangezicht, met ontftokene oogen, door de wederkaatzing der zonneftraaleri van den witten harden grond en de vlaagen ftof en zand, om hoog gevoerd door de fterke winden, welke hier, op' zekere tyden, met zo veel krachts waaijen, dat zy, menigmaalen, mënfchen en beesten onder de zandhoopen begraaven. Een ander ongemak, waarmede zy gekweld worden, en van 't welk geen andere reden word gegeeven j dan het veelvuldig gebruik van dadelen, is eene verouderde fchurft, doorgaans aan de klieren, waardoor alle hunne tanden_ uitvallen, hoewel zy dikmaals over 't geheele lichaam zich verfpreide; waardoor zy de rampzaligfte, meelydenswaardigfte en afzichtelykfte voorwerpen worden. In andere opzichten zyn de landzaaten kloek, gezond en fterk, leevende tot in een goeden ouderdom, zonder CO De 1'Ifle, Geograph. XViiL. ECMC. XV1Ü-- HOOFDST. VII. AFD, Eefchry. ving van Biledulgerid.  XVIII. boek. XVIII. HOOFDST VII. AFD 53o HISTORIE dïi zonder ziekte of ongemak; hoewel het opmerkelyk is, dat zy gerimpeld en grys worden, nevens andere tekens des ouderdoms, al zeer vroeg, en eer zich lichaamszwakheid, afgeleefdheid of eenig verval hunner vermogens be•gint te openbaaren. De pest, de geesfel van Barbarye, is niet bekend, en naauwlyks ooit vernomen in Biledulgerid, niettegenftaande de nabuurfchap der Gewesten, en de geduurige gemeenfchap der landzaaten in alle jaargetyden. Veelligt zou iemand hieruit befluiten, dat deeze fchroomlyke kwaaie minder befmettende is, dan doorgaans geloofd word. Dezelfde aanmerking geld omtrent de kinderziekte: eene ongefteldheid, niet minder aanfteekende en heilloos, in heete klimaaten, dan de pest, Wat aangaat het karakter der inboorlingen van Biledulgerid, zy worden befchreeven als wuipsch, verraaderlyk, diefachtig en een woest volk-, 't welk vermaak fchept in moorden en rooven. Meestal, gelyk wy hebben aangemerkt, zyn ze een mengelmoes van aloude AJrikaansn 'en wilde Arabieren, die zich onder hen vermengden; de eerften leefden, met meer regelmaatigheids en burgerlyke orde, in eene foort van Dorpen, zamengevoegd uit eene menigte kleine hutten; de laatste in tenten, die gindsi en herwaarts verplaatst wierden, om roof en fpyze te zoeken. In 't geheele Gewest, behalven Teuzar en Ton/era, op de grenzen van Tunis en Casfa, ontmoet men geene Stad, die noemenswaardig is; en deeze worden, door fommige Aardrykskundigen, binnen de grenzen van Tunis geplaatst. JNiet minder is dit Land ontbloot van rivieren; zynde er naauwlyks een ftroom in deeze wyde uitgeftrektheid, die opmerking verdient, of de helft des jaars met droog is. (O De Arabieren, die zich verhoogmoedigen op hunne meerderheid van geboorte en begaafdheden, boven de oorfpronglyke bewooners, zyn volftrekt onafhangelyk (£) Leo Africanus, p. 242-  binnenlandsche Gewesten van AFRIKA. 5S1 vry: dikmaals gaan zy in krygsfoldy over by de nabuurige Prinfen: hieruit alleen ontfpruiten de voornaamfte takken van hun gemeen inkoomen, indien iets gemeen moge genoemd worden, onder eene Natie van wettelooze, roovers. De andere hebben geen ander bedryf dan jaagen en pionderen: het eerfte is een hunner edelfte vermaaken, byzonderlyk het jaagen op ftruis vogelen, welke hier te lande gezegd worden van eene vervaarlyke geftalte te weezen, en zo hoog als een man te paard. Deeze dieren worden gevangen, gedood en door de Arabieren, op hunne manier, tot fpyze bereid. Zy eeten het vleesch, ruilen de veders tegen koorn, peulvruchten en andere dingen, die hun ontbreeken; de ingewanden gebruiken ze in hunne toverkunftige en godsdienftige plechtigheden; het fmeer of oly als een krachtig geneesmiddel; de klaauwen voor oor- en andere fieraaden; van de vellen maaken zy knap. zakken: geen gedeelte van deezen vogel gaat alzo nutteloos verlooren. Behalven dadels en ftruisvogels, eeten de Arabieren het vleesch van bokken en kameelen; zy drinken het nat, waarin dit vleesch gekookt is, of kameelmelk: want zelden proeven zy water, 't welk hierfchaarfcher is dan melk zelve, ten minfte het drinkbaar water; in 't algemeen is het brak en ongezond, en veroorzaakt eene menigte ongefteldheden. (/) De Arabieren hebben eenige paarden, welke zy op de jacht gebruiken. Lieden van fatfoen worden, by die gelegenheden , verzeld van hunne Negerflaaven, en de overige van hunne vrouwen, die niet minder onderworpen zyn dan de flaaven zelve: zy moeten hunne paarden oppasfen, en de flaaf.ichtigfte en geringfte dienften doen. Wyders hebben zy fchoolen, in welke alle kinderen van aanzien gezonden worden , om onderweezen te worden in de kundigheden, hier te lande in de mode. Van hier worden zy (1) Marmol, Tom. i, p. 28.30. Hedend.Hist.XVI.D.II.St. Eeee xvm. boek. xviii. HOOFDST. /ii. AFD,  XVIII. BOEK XVIII. HOOFDST. VII AFD. Marbuts, if Pries ters, Cm) Zie de aangehaalde Schryvers, J82 HISTORIE der zy bevorderd tot de hooge waardigheden van Cadis en Marbuts, Rechters of Priesters, naar gelange van hun verftand, en de gemaakte vorderingen in de weetenfchappen. Zeker is het, in de daad, dat de geleerdheid hier aan den laagften peil is, eeniglyk beftaande in eene vlug. heid of gaauwheid van hand, waardoor zy in ftaat gefteld worden, het volk te foppen en te bedriegen door heilige kunftenaary: want eigenlyk zyn de Marbuts meer eigenlyk bezweerders, dan leeraars en belyders van Zedekunde, of van eenigen Godsdienst. Sommigen, 't is waar, leggen zich toe op de Dichtkunde, voor welke alle de bewooners deezer Landen al vroeg eenige gefchiktheid en neiging vertoonen. Ook is het niet ongewoon, iemand de hoogfte waardigheid te zien beklimmen, door middel van deeze begaafdheid, waarin zy zomwylen tot een verbaazenden trap van verhevenheid en zoetvloeiendheid opftygen, in vergelyking van de ruuwe onkunde deezes volks. Hoogstvruchtbaar is hunne verbeeldingskracht; en niets evenaart hunne bekwaamheid in het opftellen van fteekende fcbimpdichten, treffende lofredenen, en nadruklyke vermaaningen , onder de gedaante van fabelen en gelykenisfen., v/aarin zy bovenal uitmunten. Sommigen onder hen doen handwerken; doch veelal verfmaaden zy dezelve, als gering, flaafachtig, en verre beneden de waardigheid hunner geboorte, welke een voorrecht geeft tot luyheid en armoede. Daar men het der moeite waardig keurt, het aardryk te beplanten , word dit werk overgelaaten aan vrouwen en flaaven. (m") Zo wyd en zyd hebben de Arabieren zich verfpreid over alle Gewesten, zulk eene meerderheid bekoomen over de oorfpronglyke landzaaten, en dezelve met zo veel baldaadigheids en dwingelandye geöeffend, dat de oorfpronglyke Jfrikaanen genoodzaakt zyn geworden, meer noord-  binnenlandsche gewesten van AFRIKA. 583 noordwaarts naar 't Negerland te wyken , en hun den ruimen teugel in dit Gewest te laaten. Eenigen hunner zwerven van 't eene einde naar 'c ander, met hunne veekudden , zonder een Opperhoofd te erkennen ; andere hebben hunne byzondere Cheyks, of Overften; eene derde foort is onderworpen of fchattingfchuldig, fommigen aan de Turken, die een gedeelte van Numidie bezitten, anderen aan andere Staaten, byzonderlyk die in 't Westen hun verblyf houden aan Fez en Marokko. Zy doen belydenis van de Leere van Mohammed; doch even achteloos in het verkrygen van eene voegzaame kennisfe van zyne leerftellingen, als in't beleeven van 't weinige, welk zy weeten. In de daad, hun Godsdienst, indien hy dien naam veróiene, fchynt een mengelmoes te zyn van het Heiden-, Jooden- en Mohammedaandom, van welke zy hebben, noch ook verlangen te bezitten eenige onderfcheidene denkbeelden, als 't welk flechts zou kunnen dienen tot het boenen van hun gedrag door 't geen zy voor een noodeloos bedwang aanzien. («) Wegens de Stad Teufera, welke wy, met De F Ijle, geplaatst hebben binnen de grenzen van Biledulgerid, ont-' moeten wy, by Marmol, het volgende bericht. Zy wierd, door de Romeinen, gebouwd aan de oevers eener fchoone riviere, afdaalende van eenen berg in het Zuiden, en verfterkt met hooge muuren, de overblyffels van welke nog voorhanden zyn. Hieruit, echter, zou volgen, dat zy ligt buiten de grenzen van Eigenlyk Biledulgerid, \ welk De F Ijle befchryfc als geheel ontbloot van rivieren. Volgens Marmol bevatte zy vyfduizend huisgezinnen; doch, naar aanwyzen van haare puinhoopen, moet zy veel volkryker geweest zyn. De Mohammedaanen, toen zy dit Gewest overvielen, plunderden en verwoestten de Stad, uit hoofde van den hardnekkigen tegenftand, welken alle de C«) La Croix, Relat, Univ. deTAfriqite, Tom. a, Liv.Si Eeee 2 XVIII. BO-K. XVIII. HOOFDST. Vil. AFB. De Stad ^eulera.  584 HISTORIE der XVIII. boek. xviii. HOOFDST. vjj. AFD. de bewooners deezer uitgebreide Provincie aan hunne veroveringen hadden gebooden. Alle de ftaatelyke gebouwen wierden verwoest, en hebben zedert in puinhoope» gelegen; de tegenwoordige huizen zyn niets anders dangeringe en Iaage hutten, volgens lands gebruik, hoewel de inwooners gezegd worden ryk te zyn in geld en dadelen. Zy houden 'er jaarmarkten op gezette tyden , opwelke de kooplieden uit de omliggende Gewesten famenfchoolen, en een aanzienlyke fehat in de plaats brengen. Door 't middelpunt deezer Stad ftroomt die rivier, door welke de Arabieren en Afnkaanen vaneen gefcheiden worden; elk hunner bezit een zeker kwartier, het een aan den Zuid-, het ander aan den Noordkant, en genieten onderfcheidene voorrechten en vrydommen, hoewel ze dezelfde Stad bewoonen. Ja, zy zyn in geduurigen oorlog met elkander; de bewooners van het eene Kwartier doen aanvallen op die van het ander, met alle de hevigheid en woede, die den boezem van Wilden kan doen ontvlammen, zo wyd verfchillende in zeden en gewoonten. Beiden, in de daad, weigeren menigmaalen, de-oppermogendheid der Tunifche heerfchappye te erkennen, en vereenigen zich ter verydelinge van de poogingen, aangewend om hen tot onderwerping te brengen. Hierin alleen zyn ze 't eens, hunne vryheid te handhaaven, en niet den hals te buigen onder 't juk van uitlanders, terwyl ze ondertusfchen alle mogelyke middelen te baate neemen om elkander te bederven en in flaaverny te brengen. In één woord, het is het algemeen karakter der Arabieren, liever allerlei gevaaren en moeiten uit te ftaan, dan onder het juk der Regeeringe te buigen. Ten befluite; deeze Stad ligt aan de grenzen van Tunis, op 32 Gr. 28 Min. Noorder-Breedte, en 10 Gr. 26 Min. Ooster-Lengte; en, hoewel zy, door veele Aardrykskundigen, geplaatst wordeis het Koningryk Tunis, is zy, in de daad, een gedeelte Yan, Biledulgerid, Capsa  b1nnenlakdsche gewisten vam AFRIKA. 58; Capsa is eene andere Romeinfche Stad, voormaals om ringd van fterke muuren, torens en bastions; doch veroverd en verwoest door Üccuba, een beroemden Ata. tifcheh Generaal. Verkeerd word insgelyks deeze Stad, door veele Aardrykskundigen, op het grondgebied van Tunis geplaatst. De muuren van 't Kasteel zyn nog in weezen, als gedenktekens der aloude heerlykheid en fterkte van Capfa, vierentwintig vademen hoog en vyf dik, van groote vierkante fteenen gebouwd, welke thans de hardheid en vastheid van eenen rots hebben verkreegen. Zints de verwoesting wierden de muuren der Stad door de inwooners herbouwd, doch naderhand verdelgd door Jacob Almanzor, die eenen Landvoogd met krygsbenden 'in de Provincie zond. In Marmol's tyd was Capfa zeer volkryk, voorzien van prachtige Moskeeën en andere gebouwen, kostbaar en regelmaatig aangeleid: tegenwoordig word zy bewoond van een gering armoedig volk, 't welk gefchooren en getrapt word door de Regeering van Tunis. In *t middenpunt der Stad ftaat eene afgefchutte fontein, welke de Stad van water voorziet, en tevens tot een aangenaam koel bad verftrekt. Het nabuurig land vloeit over van citroen-, palm-, olyf- en andere vruchtboomen. Mannen en vrouwen gaan bevallig gekleed, uitgezonderd aan de voeten, welke zy bedekken met plompe fchoenen, van onbereide beestenvellen gemaakt; dit ftaat even lëïyk als het ongemaklyk is. Omtrent de ligging van Capfa zyn het de Schryvers niet eens; waarfchynlykst ligt'zy' op 33 Gr. 15 Min. Noorder-Breedte, en 9 Gr. 3&Min Ooster-Lengte, dertig mylen van Tèufera. (0) Om niets agterwege te laaten, 't welk den Leezer ruime voldoening kan geeven aangaande een Gewest, zo gebrek-' kig bekend, zullen wy hem niet tot onze eigen denk 1 beelden bepaalen, maar eene befchryving mededeelen vanÉ alle O) Marmol en Leo Africanus, als boven, Eeee 3 XVIII. boek. xvm. HOOFüST. VII. AFD, De Stad Capfu. Verdeeing vair filediilerid.  XVIII. boek. xvm. HOOFDST. VU. AFD. 585 HISTORIE der alle de Provinciën, door andere Schryvers onder de alge. meene benaaming van Biledulgerid begreepen. Eerst koomt hier in aanmerking de Provincie Suz of Souz, grenzende ten Oosten aan den Oceaan; ten Zuiden aan Libye, of de Woestynen van Sarah; ten Westen aan de Provincie Duca; en ten Noorden aan de Provincie Suz in Barbarye, zegt La Croix, even alsof 'er twee aangrenzende Provinciën van dien naam waren. Vervolgens, Oostwaart, ligt de Provincie Dara, die, volgens La Croix en andere Hedendaagfchen, een groot gedeelte van Biledulgerid uitmaakt. Zy ontleent haaren naam van eene groote rivier, die zich in de Middelandfche zee ontlast, en fluit in een groot gedeelte van het Gewest Mauritania Ccefarienfis geheeten. Ten Noorden word zy van Marokko gefcheiden door den Grooten Atlas ; ten Westen heeft zy de Provinciën Suz en Gefala; ten Oosten Segelmesfa; ten Zuiden de Wildernisfen van Sarah en Libye; beflaande in alles in de lengte omtrent honderd mylen. Deeze Provincie bevat eene menigte Kasteelen, Forten en fterke plaatzen, aan de oevers van de Dara gelegen- Eene der voornaamfte Steden is Bentfabih, of Mucubah, waarna de Reiziger koomt te Quiteoa, omtrent tweehonderd fchreden van de rivier, omringd van muuren, en met een Kasteel verfterkt. Daarna volgt de kleine Stad Tozarin, met haar Kasteel; en omtrent twintig mylen van Qjiiteoa, de Stad Tayamadert, vermaard om de geboorte der Cherifs. De Steden Turzela en Mar. gala liggen insgelyks aan de Dara, de eerfte is zo groot, dat zy vierduizend huizen bevat, een Kasteel, en ruim vierhonderd Joodfche huisgezinnen. Tlnzulin, de grootfte Stad van de geheele Provincie Dara, ligt twaalf mylen van laragala; het is eene uitgebreide plaats, door een fterk Kasteel en muuren verfterkt. Behalven eene menigte kleine plaatzen, gewaagt La Croix van Timesguit, als eene der voornaamfte, gelegen aan'de grenzen van Gezula, bevat-  bïnnenlandsche gewesten van AFRIKA. 58? bevattende binnen haare muuren omtrent drieduizend huizen, behalven tweehonderd gezinnen in de Voorlieden. Even als de meeste Provinciën in dit Gewest, is die van Dara, doorgaans, fchraal, hoewel eenige ftreeken koorn voortbrengen, inzonderheid na dat de rivier de oevers overftroomd, en de belendende velden met een vruchtbaar flibber bedekt heeft. Nogthans levert de geheele Provincie geen genoegzaamen leeftocht uit voor haare bewooners: hierom ruilen zy, te Fez, hunne dadels voor koorn en andere leevensbehoeften. De meeste landzaaten zyn donkerzwart van verwe; eenige weinigen hellen naar het blanke: voor de reden hiervan word gehouden hunne veelvuldige gemeenfchap met de Negers. Hunne vrouwen worden voor fchoon gehouden, doch zyn veelal zwaarlyvig. Zy zyn zacht van aart, en hebben minder van het woeste en wilde, dan men doorgaans onder de vrouwen hier te lande befpeurt. In 't algemeen erkennen de inwooners van Dara de oppermogendheid des Keizers van Marokko, hoewel zy door hunne eigen Cheyks beheersd worden. Thans volgen . de Provinciën Thafilet en Ttata, welke wy, ter bekwaame plaatze, zullen befchryven, hoewtl zy, door La Croix, onder de Provinciën van Biledulgerid geplaatst worden. D e Provincie Segelmesfa word befproeid door de rivier Zis, en ftrekt van de Straat naby Gherjulein tot aan de Wildernisfen van Sarah, Noord en Zuid, en van Dara tot Jesfel, West en Oost. De Hoofdftad, eveneens genaamd, word van de Zis befpoeld. Voormaals was zy machtig; en uit de overblyffeis der muuren is nog te zien, dat zy hoog, fraai en fterk .geweest zyn; doch ter gelegenheid van eenige beroerten zyn de inwooners van hier vertrokken, en naar de nabuurige Dorpen geweeken. Gratnay, echter, verzekert, dat zy, in den jaare 1548, van nieuws bevolkt wierd; doch hiervan hebben wy geen ander XVTII. boek. xvnr. HOOFDST. VII. AFD» Ytata. Segelnesfa.  588 HISTORIE der XVIII. boek. XVIil. HOOFDST. VII. AFD. Quanana. IMetagara. i 1 < ] < ] 1 ê Togda. c I j f r o ander bewys. La Croix zegt, dat langs de oevers van de Z'.s driehonderd.en-vyftig bemuurde Steden liggen, nevens een groot getal Dorpen: hieruit mogen wy befluiten^, dat deeze Provincie boven maate volkryk is. Hy voegt 'er nevens, dat dé doorgaande zeden en gewoonten der landzaaten van de reeds befchreevene niet verlchillen • dat de hitte eene groote menigte fchorpioenen en Hangen uitbroed; dat in den zomer de inboorlingen altoos gekweld zyn met ontfteekingen en traaningen der oogen; dat zy verregaande onkundig, ligt- en bygeloovig zyn. Langs de rivier Zis ligt de Provincie Quaneg, of Quanana. Tusfchen Fez en Segelmesfa heeft zy verfcheiden aanzienlyke Sterkten; de voornaamfte van dezelve is Zebel, gelegen op een hoogen ontoegangelyken rots, wiens top zich in de wol Ven verbergt. Het is, in de daad, een kort begrip der Landftreeke, niets dan welke dorrer, öhraaler, klippiger en woester kan bedacht worden. Ten Zuiden van Quanana liggen de Provinciën Meta\ara en Ketel, opgevuld met Steden en Dorpen, de )lyken vertoonende van hunne voorgaande volkrykheid m vermogen. De voornaamfte Stad der eerstgemelde ^ovincie heet Helela, de verblyfplaats van een Cheyk, lie jaarlyks dertigduizend dukaaten trekt aan belastingen >p de koopmanfchappen, welke derwaarts gevoerd worden. Miet min bevolkt is de Provincie Retel; maar de ingezeeenen zyn fchraapzuchtig, en zeer diefachtig, inzonderleid dezulke, die den Arabieren voor flaaven dienen: een ebrek, welk zy , yeelligt, van zo ervarene Meesters zullen eleerd hebben. In de Provincie Ivgda liggen drie Steden, en verfcheien Dorpen; maar is minder bevolkt en ryk dan de vooraande. Zy word verdeeld in de vier volgende Distrikten: 7arcella, Togda, Tezarin, en Banigami; allen van onder:heidene Natiën bewoond, onafhanglyk van elkander, en, ogthans, door zekeren ftaatsband, tot één belang, en ader één hoofd, zamenverbonden. Hierop  binnenlandsche gewesten van AFRIKA, 5§p Hierop volgt het Landfcbap Tegorari, of Tagunri, beftaande inzonderheid uit eene VVildernisfe, veertig mylen lang. Het is, echter, niet geheel woest, gelyk blykc uit de menigte Kasteelen, ten getale van drieënvyftig, en ruim honderd Dorpen, 't Voornaamfte van deeze plaatst La Croix op 30 Graaden Noorder• Breedte, en 28 Graaden Ooster • Lengte. De landzaaten zyn ryk, uit oorzaake van hunnen uitgebreiden handel met de Negers, Ook beweert men, dat hier te lande eene menigte gouds word gevonden. Met dit alles is het zo bar en fchraal, dat het naauwlyks eenig koorn of andere plantgewasfen voortbrengt, 'ten zy het met water, met groote moeite en kosten van verre aangevoerd, bevochtigd worde. Van hier dat zy de vreemdelingen, die door hun Gewest trekken, om niet herbergen; voor eene genoegzaame vergelding houden zy de mest van hun vee, welke zy tegen goud opweegen, en den arbeid hunner paarden, om, geduurende hun verblyf, water te haaien. Allerlei leevensmiddelen zyn hier zeer duur, niet alleen om de fchaarsheid van koorn, maar ook van gras, 't welk hen buiten ftaat ftelt om hunne fchaapen en koeijen te voeden, of die zy, om de melk en het vleesch aanhouden, vet te mesten. Behalven dadels, is hunne voornaamfte fpyze paarden- en kameelvleesch, welke zy, wanneer deeze dieren oud en afgewerkt zyn, van de Arabieren koopen, die veel handelen in oud vee. In weerwil van alle zyne nadeelen, hebben de Jooden zich hier te lande gevestigd, en waren merkwaardig om hunne menigte en rykdommen, eer zy geplunderd wierden, door de opftooking eens Marbuts van Tremecen, door het volk, in 't zelfde jaar, waarin zy uit Spanje verdreeven wierden, naamlyk in 1492. La Croix zegt, dat zy niet flechts geplunderd, maar ook vermoord wierden door de Tegorarynen, vluchtende flechts eenige weinigen uit het Koningryk. Nog een ander Landfchap is 'er, Menezal genaamd, li Hedeno. Hist. X VI. D. II. St. F fff omtrent xvm. BOËE. xvnr. HOOFDST. /II. AFD. Tegorari en jas j  boekXVfH. HOOFDST. Vil. AFD. Het Koning ryk Tycarte. 1 H i S T O R I E d e r omtrent honderd mylen'ten Oosten van Tegorari, en'even verre van de Middetandfchë zee; La Croix plaatst het ander de Provinciën van Biledulgerid. Dit Gewest bevat zes bemuurde Steden, en eene groote menigte aanzienlyke Dorpen, niettegenïtaande het land woest en dor is, vergoedende de ingezeetenen de natuurlyke nadeelen des lands door eene verdubbelde toelegging op den koophandel, welken zy een groot ftuk wegs in de Neger-Koningryken uitbreiden. 'Het ergfte is, dat zy, onderworpen zynde aan de Arabieren-, zwaar gedrukt worden, en genoodzaakt zyn, zwaare belastingen op te brengen aan deeze luye en baldaadige overweldigers. In de volgende plaats ontmoeten wy het Koningryk Tycarte, zo als Grammay het noemt, en' Tecort, volgens La Croix en andere Franfche Schryvers. Welke redenen de gemelde Schryvers hebben bewoogen, om het onder de Provinciën van Biledulgerid te plaatzen, is ons onbekend. Zeker is het, dat vroeger Schryvers, en de Turken zelve, het onder de binnenfte Gewesten van Algiers tellen. Nogthans zullen wy 'ér hier een beknopt verflag van geeven, ónder de eerstgemelde afdeeling, zo als wy het°by La Croix ■ en Ogilvio vinden. Tycarte, de Hoofdftad, :van welke het Koningryk zynen naam ontleent, ligt honderd mylen van Tegorari, en honderd-en-vyftig van de Middelandfche zee, op 27 Gr. 10 Min. Noorder Breedte, en 32 Gr. 50 Min. Ooster- Lengte. Hier ligt de aloude Stad, door Ptolemeus genaamd Yucaphilum, door de Numidfërs op eenen berg gebouwd, welks voet befpoeld word door eene kleine rivier, over welke een wipbrug ligt. Hier is zy verfterkt door vaste fteenen muuren, en aan de overzyde door de fteilten eens ongenaakbaaren heuvels. Zy bevat, ongeveer tweeduizend-vyf honderd huizen, van gehouwen en gebakken fteen met lym gemetzeld, met eene fraaije Moskee in het midden. In 't geheele Koningryk Tycarte liggen omtrent veertig Sterk-  BINNENLANDSCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 59? Sterkten, en honderd■ vyftig Dorpen, die eene aanzienlyke belasting opbrengen aan den Opperfte, dien wy niet onder den tytel van Koning ontmoeten, hoewel het Ge west den naam van Koningryk voere. De inwooners, beftaan uit Edelen en handwerkslieden; zy zyn ryk in dadelen, maar arm in koorn en ander veldgewas, welke zy, in ruiling tegen hunne fruiten, van Lonftantina haaien. Zeer zyn ze gefteld op vreemdelingen, en zo herbergzaam , dat zy hen maandenlang huisvesten, zonder eenige vergelding te verwagten; hunne dochters willen zy liever aan hun, dan aan hunne eigene nabuuren uittrouwen. Wanneer 'er evenwel zulke verbintenisfen 'niet worden aangegaan, en hunne gasten vertrekken , zonder eenige belofte of verzekering van te zullen wederkeeren, overiaaden zy hen met gefchenken, die het hoogfte denkbeeld van hunne milddaadigheid geeven. Thans volgt de Heerlykheid Querquekn,' die, in den eigenlyken zin , niets meer is dan eene Provincie van 't£ Koningryk Tycèëfè. Tegenwoordig geeft de Hoofdftad haaren naam aan het Gewest, hoewel Ptokmeus het befchryft onder de benaaming van Tamarca. De Numidiërs bouwden de Stad, in het midden der Wildernisfen, op 25 Gr. 50 Min. Noorder - Breedte, en 37 Gr. 30 Min. Ooster- Lengte. Het Gewest brengt voort eene groote menigte dadelen, maar naauwlyks eenig koorn of vee, of eenige leevende fchepfels, behalven kameelen en ftruisvogelen. De meeste landzaaten zyn Negers, zo we! in kleur als weezenstrekken, ontftaande, zo als men meent, niet uit het klimaat, maar uit de gemeenfchap, welke zy hebben met de Zwarten, en de veelvuldige wederzydfche huwelyken, door welke, door den tyd, de kinders de uitwendige gedaante der moeder aanneemen : want naauwlyks trouwt ooit een Zwarte met cere Nmnidijche vrcuw. Het Land krielt van handwerkslieden en kooplieden; de eerfte voorzien de laatste van ftoften tot den koophandel, Ffff 2 en XVIIÏ. boek. xvm. HOOFDST. AFD. • ,rr Queruelen.  xvm. BOEK. xvnr. hoofdst, YiL afd De ProvincieZei). * 1 i \ ! \ I 2 i #9* HISTORIE de» en ontvangen, in betaaling, de leevensnoodwendigheden. Zy zyn openhartig, edelmoedig en herbergzaam jegens de vreemdelingen; vlytig in hun bedryf, in zo verre dat zy, door kracht van koophandel, dit barre Land ryk gemaakt 'hebben, en overvloeijende van alle de gerieflykheden des leevens, hoewel naauwlyks eenige van dezelve landeigen zyn. Zy hebben eenen Overfte, met het gezag, doch zonder den naam en de eeretekens van Koninglyke Majesteit, hebbende een inkoomen van honderd - en - vyftigduizend dukaaten; doch 't is waarfchynlyk, dat hy hieruit eene fchatting opbrengt aan de Arabieren, gelyk hy zekerlyk doet aan den Bey van Algiers; Zeb is de volgende Provincie; en't verdient onze opmerking, dat Procopius haar met denzelfden naam benoemt. Ten Zuiden word zy omvangen van den grooten weg, die van Tecort naar Querquelen loopt; ten Noorden door de bergen van Bugie; ten Oosten door de Provincie Eigenlyk Biledulgerid; ten Westen door de Wildernisfen van Mazila.. Leo .Africanus telt, in deeze Provincie, vyf fraaije Steden, behalven ontelbaare Steden en groote Dorpen. De Stad Bifarsy liggende op 30 Gr, 10 Min. hoorder Breedte, en 34 Gr. Ooster- Lengte, is eene plaats iran groote oudheid, door de Romeinen gebouwd, en door le Arabieren verwoest, die haar zedert herbouwden. Te;enwoordig is zy fchaars bevolkt; doch de inwooners zyn n 't algemeen een beleefd goedaartig volk, hoewel hunne luizen van alle andere de onbewoonbaarfle zyn, uit toofde van de zwermen fchorpioenen, adders en vergiftige :ruipende dieren, welke in. alle hoeken kruip-n. Van lier dat de inwooners de Stad in den zomer verlaaten, Kanneer deeze fchadelyke dieren onverdraaglyk zyn, en ich naar 't land begeeven, van waar zy zelden wedereeren, voordat de koude hunne buizen gezuiverd hehbe an deeze lastige gasten. Omtrent vyf mylen van Bi/care ligt Eorgie, eene veel  BINNENLANDFCHE GEWESTEN VAN AFRIKA. 593 veel beter bevolkte Stad, en de verblyfpiaats van eene groote menigte kooplieden, kunftenaars en allerlei arbeidslieden. • -, Niet verre van hier ligc Nefta, eene* Stad in drie Wyken verdeeld, door fteenen muuren, ieder bewoond van een volk van onderfcheidene zeden en gewoonten, niettegenftaande hunne geftadige gemeenfchap met elkander. Wederzydfche huwelyken zyn onder hen ftreng verbooden; en indien een man zyne Wyk verlaate, om zich in eene andere te vestigen, word hy met zyn nageflacht voor eereloos verklaard. Te Nefta is een Kasteel, welks maakfel uitwyst, dat het een Rcmeinsch gebouw is. De inwooners zyn fchraapzuchtig, diefachtig van aart, en ondraaglyk baldaadig omtrent de vreemdelingen, welke zy, op allerlei wyze, hoonen en verdrukken. De laatste Provincie, volgens deeze verdeeling, is die van Eigenlyk Biledulgerid, welke wy zo volledig befchreeven hebben, dat wy 'er niets kunnen byvoegen. Dus heeft de Leezer een volledig denkbeeld van de Kust, van de Golf van Benin tot aan de grenzen van Barbarye; van de zeden, gewoonten, en den Godsdienst der landzaaten; van de voortbrengfels der Gewesten; hunnen Koophandel met de Europeaanen, en alle verdere byzonderheden, raakende die wyde uitgebreidheid, welke wy oordeelden, tot leeringe of vermaak te kunnen diehen. Ffff 3 XVIII. boek. xvm. HOOFDST. Vil, afd»  m H I S T O R I E XIX. boek. i. HOOFDST. I. AFD. Alge meen bericht van Barbarye. 1 XIX BOEK; EERSTE HOOFDSTUK- 9 Hedendaagfche Historie van Barbarye. EERSTE AFDEELING; Algemeen bericht wegens die uitgebreide Landftreeke-, derzelver Natiën, Regeeringsforwen, Oorlogen en Staatsomwentelingen, voor derzelver verdeeling in de onderfcheidene Koningryken en Republieken van Marokko, Fez, Algiers, Tunis en Tripoli, zo als zy zeden zyngebleeven. Thans hebben wy onze reize volbragt langs de Oostlyke, Zuidlyke en Westlyke Kusten van dit ?root Afnkaansch Schiereiland, en de beste berichten gegeeven, welke wy konden bekoornen, niet alleen van ie onderfcheidene Koningryken en Staaten , aan dezelve gelegen, maar ook van de Binnenlandfche Gewesten, Keiserryken en Natiën, aan dezelve grenzende, in zo verre anze beste hedendaagfche Schryvers en Reizigers hebben kunnen doordringen, of eenige kundfehap bekoornen. Thans is onze taak, de befchryving van de nog overige" Noordlyke Landftreek, doorgaans bekend by den algemee. ïen naam van Barbarye, het by ons best bekend gedeelte iit hoofde van deszelfs koophandel met Europa, Bar.  van BARBARY E. 595- Barbarye loopt in de lengte van 't Oost naar 't West, dat is, van de Zuidlyke grenzen van Egypte rot aan de Straat van Gibraltar, volte 35 Graaden lengte, en van daar tot aan Santa Cruz, den buitenften Westlykeh grens pas!, nog daarenboven zes, dus in alles 41 Graaden; hier paalt her ten Noorden aan den Atlantifchen Oceaan, gelyk van binnen aan de Middelandfche zee. De febeele uitgebreidheid der Kust word gerekend' op ruim zeven honderd- en zevenênvyftfg Duitfthe mylen. Ten Zuiden is het, in de daad, binnerc erger grenzen befleoten, ftrekkende niet verdér ;dan van' 27 tot 35 Graaden en een. half Noorder-Breedte, of omtrent honderd acht entwintig Duitfche mylen. (a) W.y zullen hier niet herhaalen, 't geen wy, in een voorgaand gedeelte deczes Werks, van deszelfs alouden ftaat verhaald hebben, maar ons bepaalen tot dat gedeelte van deszelfs Gefchiedenisfe, zints den tyd, in welken de landzaaten het juk der Romeinfche en Griekfche Keizers hebben afgefchud, herneemende hunne vryheid onder hunne eigen natuurlyke, of althans Afrikaanfche Prinfen, tot op den tyd, dat zy zich gefchikt hebben tot eene veffcheidenheid van Koningryken, welke thans plaats hebben; de voornaamfte van welke zyn'Mankko, Fez, Algiers, 1 unis en Tripoli: want men moet hier aanmerken, dat die van Tclenfin, of Treinecen-, zedert zyn ingelyfd met dat van Algiers; en dat het Koningryk Barca, of Barce, van dat van Tripoli afhangelyk is geworden. Volgens deeze afdeeling, derhal ven, en den weg, welken wy tot hier toe gehouden hebben, rondom de geheele Afrikaanfche Kust, begint Barbarye ten Westen, by den vermaarden berg Atlas, door de Arabieren Aydua- cal, ia") Leo Africanus, Lib. 1, Cap. 1. Grammay Afric. Lib. u Cap. 3. feq. Marmol Afric. Lib. i, Cap. fj. Davity, Dapper, Linfchoten,. en andere. Ramus, Voyag. Lib. 1, Ch. 1. Shaw's Reizen. XIX." boek,- I.1 HOOFDST.' I. AFD. Ligging, grenzen, m ztitgs. breid\eid*  XIX. boek. I. HOOFDST I. AFD, S9ê HISTORIE cal, of Al Duacal, genaamd, en bevat de aloude Koningryken Suzz en Üela, thans Provinciën van Marokko, ftrekkende van daar Noordoost waart, langs de Atlantifche Kust, ■ tot aan de Pilaar en van Hercules, by Kaap Fmsterre, door de Straat van Gibraltar, en zo vervolgens, oostwaart loopende, langs den oever der Middelandfche zee naar de Stad Alexandrie, zynde de Zuidlyke .grenspaal van Mnpte, alwaar dezelve tegen dien van Barbarye ftoot. Beide Kusten, Zo die door den Atlantifchen Oceaan als door de Middelandfche zee befpoeld worden, zyn vruchtbaar in koorn en weilanden ; de eerfte word befproeid door eene menigte kleine en groote rivieren, afdaalende van den grooten Atlas, ontlastende zich in den Oceaan; de andere ftrekt zich uit langs de fteilte van eene groote rye bergen, zommigen van eene aanzienlyke hoogte, ftrekkende ruim veertig mylen landwaart, allen befproeid door eene menigte rivieren, welke, na eene groote menig.e bochten, door veele aangenaame en vruch^r^^penie"' zich in de Middelandfche zee ontlasten. Wy mogen er nevens voegen, dat de gemaatigdheid van c klimaat deszelfs vruchtbaarheid niet weinig bevordert; en, indien niet geheel, althans voor een groot gedeelte, hetzelve beveiligt voor de uiterften van fnerpende koude en brandende hitte, welke de twee andere gevoelen. Van de kusten en bergen langs de Middelandfche zee raag in waarheid gezegd worden, dat zy meer deels hebben aan de overmaatige koude van het eene, dan aan de hitte van het ander. In den winter valt 'er zeer veel meeuw, en zommiger toppen zvn het geheele jaar door daarmede bedekt. De Winter, beginnende omtrent het midden van Wynmaand, is dikmaals zeer ftreng, en gaat gepaard met langduurle en nypende vorst, (bj Doorgaans begint de regen omtrent het einde dier maand, en duurt tot aan Cb) Leo Afric. Marmol. Grammay, en andere.  van BARBARYE. 59? liet laatste van Louwmaand; doch hoe ftreng ook het weêrin den morgen zy, de achtermiddagen zyn doorgaans warm. In Sprokkelmaand word het zachter, en het weêr verandert gewoonlyk drie- of viermaal op eenen dag. In Lentemaand beginnen de Weste en Noorde winden fterk op te blaazen, doen de aarde allengskens ontluiken, en allerwege de groente uicfpruiten Geduurende de geheele Lente, beginnende omtrent het einde van Sprokkelmaand, blyft het weêr meestal helder en aangenaam, uitgezonderd van 't laatst van Grasmaand tot aan het einde van Bloei, maand, wanneer de lieflyke verkwikkende regenvlaagen in groote menigte beginnen te vallen, die, door de gemaatigde zonneftraalen verwarmd, alle de voortbrengfels der aarde allengskens tot rypheid doen koomen: zodat zy, aan 't einde van Bloeimaand, rype vygen en kerzen beginnen te plukken, in Tunis, Algiers en fommige ftreeken van Marokko. In 't midden van Hooimaand zyn hunne appelen, peeren en pruimen volkomen ryp; en de inzameling van druiven en andere laate vruchten eindigt in het laatste gedeelte van Herfstmaand, welke doorgaans meer of min overvloedig zyn, naar gelange van de hoeveelheid regens, welke zy gehad hebben van den 25 van Grasmaand tot den 25 van Bloeimaand^ om welke reden zy deezen regen Natjan noemen, of water van den Hemel gezonden ; zy doen 'er eenen voorraad van op in vaten, ten toekoomenden gebruike. (c) De Zomer begint, volgens hunne rekening1, op den a8 van Bloeimaand, en duurt tot den 29 van Oogstmaand,;, geduurende dien tyd is de hitte zeer groot en gevaarlyk; byzonderlyk indien zy in Zomer- en Hooimaand zwaare regens hebben: in welk tydverloop de dampkring tot zulk een trap word ontftoken, dat hy veroorzaake kwaadaartige koortzen, en andere gevaarlyke eenigzins befmettende ongefteldheden, welke duizenden wegfleepen. De CO Leo Afric. Marmol, en andere. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. G g g g XIX. boek. i. HOOFDST. i. AFD. Lente. Heete Zomers.  tïX. BOEK. I. HOOFDST 1 A PD Herfst en Win ter* Twee faifoenen op den berg Atlas. Bewoo > fier Si 593 HISTORIE. D e Herfst begint op den 27 van Oogstmaand, en ein*digt den 16, van Slachtmaand. Zints den eerstgenoemden dag begint men eene allengs afneemende hitte te gevoelen. D2 Winter vangt aan op den 17 van Slachtmaand, cn eindigt op den 16 van Sprokkelmaand. Men rekent hier, dat het jaar veertig zeer koude dagen heefc, en even zo veele zeer warme: de eerfte beginnen op of omtrent den 11 van Wintermaand; en de laatste omtrent den 12 van Zomermaand.. De inwooners van Barbarye rekenen drie foorten van winden, welke zeer gevaarlyk en nadeelig zyn; den Oosten, Zuidoosten en Zuiden wind. Zelden mist het, of deeze fchroeijen, in Bloei en Zomermaand, de vruchten, en verbranden allerlei te veld ftaande graan; welk onheil, door de dampen en nevels, welke by zulke tyden doorgaans heerfchen, merkelyk vergroot word. Daarenboven zyn ze, geduurende het laatste gedeelte van hunnen Herfst, hunnen geheelen Winter, en het begin der Lente, merkelyk blootgefteld aan zwaare regens, fneeuw, hagel, donder en blixem. Die de hooger Landen bewoonen, inzonderheid langs den reeks van bergen van den grooten Atlas, rekenen flechts twee faifoenen in 't jaar: winter en zomer; de eerfte duurt van Wynmaand tot Grasmaand; veel fneeuw valt 'er in dit tydverloop. Van Grasmaand tot Herfstmaand is de Zomer, in de valeiën, overmaatig heet, maar óp hooger gronden meer gemaatigd en aangenaam, en op de toppen der bergen niet warm genoeg om de fneeuw te doen fmelten, welke hier het gantfche jaar blyft liggen, even gelyk op het A'pifche, het PyreneefcJie én meer andere Noordlyke gebergten. Van driederlei volk word Barbarye inzonderheid bewoond: te weeten, van Mooren, zynde de oorfpronglyke landzaaten; Arabieren, die dit Land overftroomd hebben; en,van lurken, die. fcedert zich meester gemaakt hebben van  van BARBARYE. 59! van eènige der beste Prownciën, en de Koningryker Tripoli, Tunis en Algiers, hoewel onder eene foort var fcbattingfchuldigheid aan, of afhangelykheid yan de. Otio. manjche Porte. (dj Tot hunne kleine eere, hebben wy reeds voorheen het nationaale karakter der Afrikaanen befchreeven. Ondertusfehen kan het niet ontkend worden, dat de wreede onderdrukking, onder welke zy, onder hunne byzondere dwingelandifche Regeeringsformen, zuchten , hunne ver aarting niet weinig heeft aangezet, en dat men bezwaar lyk zich een rampzaliger leevensftand dan den hunnen kan voorftellen: gedrukt,, aan den eenen kant, onder het zwaare pak van belastingen, en met de verregaandfte wreedheid behandeld van hunne baldaadige Meesters; en, aan de andere zyde, blootgefleld aan de geduurige invallen van plonderende Arabieren, die, by zulke gelegenheden, nooit in gebreke blyven om hen te berooven van den foberen voorraad, welken zy hadden opgedaan; en zy durven niet meer leevensonderhoud verzamelen, dan waarmede zy ter naauwer nood het jaar kunnen rondfchieten, uit vreeze dat een ruimer voorraad die vrybuiters zou noopen om hen meermaalen te koomen bezoeken , of hunne Moorfche landheeren om de belastingen te verzwaa-. ren. Indien hun eene meerdere ruimte te beurt valle, door een onverwachten voordeeligen oogst, en zy nog zo naauwkeurig zorge draagen om het te verbergen, door het in den grond te begraaven, of het in kisten of gaten weg te floppen, loopen zy geen minder gevaar om ftokflagen te ontvangen, of door beiden gepynigd te worden om hen ter aanwyzinge te noodzaaken. Om dan de wreede onderdrukking der eenen, en de mishandelingen en plunderingen der anderen te ontgaan, laaten zy het zich welgevallen om hunne veiligheid en rusc te koopen, ten (<0 Marmol, Cap, 8, en andere. Gggg 2 XIX. boek. L HOOFDST. i. AFD, I aagt flaat der oor' fprong' lyke landzaaten.  xix. soek. I. HOOFDST. I> AFD. I i i ï De Ara. bieren in J Barbarye. j, I » 7 f \ c e e o ir È e< rfoc HISTORIE ten kaste van de drukkendfte en verachtelykfte behoeften, honger en berooidheid. Niet onvoegzaam zal het, ondertusfchen, zyn, onzen Leezer te berichten, dat het gezegde aangaande dit rampzalig volk inzonderheid toepasfelyk is op de Mooren, die in het open veld leeven, van hunnen akkerbouw en veehoedery, als een tak der Arabieren. Wat hen aangaat, die in de Zeehavens langs de Kust woonen, deeze mogen verfcheiden handwerken en neeringen doen, en zelf eenigen koophandel te land of te zee dry ven. Diensvolgens tiebben zy 't een weinig ruimer, hoewel ze niet minder gedrukt worden door fchattingen en andere lasten, en, :ndien dit mogelyk zy, zy worden nog wreeder behandeld toor hunne Meesters, voor welke zy den diepften angst m fchrik hebben: de geringde verwaarloozing in eerbe:ooning aan den minften foldaat of bediende van de xegeeringe word voor misdaad genoeg gehouden, om, ndien zy arm zyn, hen tot ftokflagen, of zo ze geld heb* >en, in eene zwaare boete te verwyzen. De Arabieren zyn hier dezelfde, als wy hen gezien lebben in andere Gewesten van Afrika; zy leiden dezelfde ïevenswyze, worden beftuurd door hunne eigen willeeurige Cheyks; allen, uitgezonderd de zwervende Arabie. en, en die onder de heerfchappy der Keizeren van Ma-, okko en Fez ftaan, zyn, in zekeren opzicht, fchatting:huldig aan de Turken, zints deeze zich verzekerd hebben an het overige- gedeelte der Barbaryfche Kust. Indien :r eenig onderfcheid zy tusfchen deeze en die in andere ïewesten verfpreid zyn, het is, omdat zy onder ftrenger n dwingelandifcher Overheden ftaande, zwaarder gedrukt ri meermaalen geftraft worden door krygsvordering, 't zy m het wanbetaalen van belastingen, of omdat zy te verre i 't achterfpit geraakt zyn. Deeze onderdrukking nood» takt hen menigmaalen, hunne wooningen te verlaaten en ;ne fchuilplaats te zoeken in de ongenaakbaarfte bergen, daar  van BARBARYE. 601 daar zy voor de Turkfcbe krygsbenden ontoegankelyk zyn. Dit, nogthans, moet niet alleen verfhan worden van hun, die ten platten lande, en langs het Atlas-gebergte woonen; 'er is eene andere en meer befchaafde foort, die, even als de Mooren, eenige Vlekken of Dorpen bewoonen, en zich op den landbouw toeleggen, byzonderlyk op het aanfokken van dat fraaije en zo zeer geachte ras van paarden, by ons bekend onder den naam van Turk. Jche of Barbaryfche paarden, zo beroemd over den geheelen aardbodem. Wat aangaat de wilde of zwervende Arabieren, die zich wyd en zyd langs het Atlas- gebergte en in andere/ deelen van Barbarye onthouden, deeze zyn niet alleen^ een even zwaare geesfel, als in andere oorden van Afrika,? maar, in zommige opzichten, nog gevaarlyker, als zyndef doorgaans krygshaftiger, onverzaagder, en zelfs wanhoopiger, op alle hunne ftrooptochten, vooral in hunne aanvallen op de groote en ryke karavaanen, welke van Marokko naar Egypte trekken; zy ontzien niets van 't geen hun tegenftand bied, maar vellen neder of voeren alles weg, wat hun bejegent. Zeer veel werks maaken de Arabieren van beide klasfen van de beöefFening der Starrekunde en Starrewiche. laary; veel doet hiertoe hun herderJyk leeven, 't welk veel ledigen tyd overlaat; als mede de klaare hemel, en hunne natuurlyke. bygeloovigheid. Zy zaaijen, maaijen, planten, reizen, koopen noch verkoopen, of onderneemen eenigen krygstocht, zonder vooraf te raade te gaan met de Starren, of, met andere woorden, met hunne Almanacken, ( A) of met de maakers van dezelve, 't zy ze Mohammedaanen of Afgodendienaars zyn. De (A) Dewyl van hun, en van hunne nabyheid aan Europa, deeze kunst, niet minder nut in één opzicht, dan belachelyk in een ander, afkomftig, en allerwegen onder ons verfpreid is, zo hebben Gggg 3 deeze XIX. boek. t HOOFDST. i. AFD. Hunns 'chroom, vke tondeingen.  XIX. boek. : I. HOOFDST. I. AFD. De Tur- ken in Barbarye. Hunne divinge-' landy over de , Mooren. '■ ] j 4 i i i i < { a Sot HISTORIE De derde en laatste foort van inwooners van-Barbarye iyn de lurken; deeze zyn niet alleen de jon^fte in oorfprong, en de minst talryke, maar ook de flechtften, en, in allen deele, uitgezonderd hunne onweerftaanbaare macht, de verachtelykften van alle drie, als zynde oor[pronglyk niets anders dan een fnood geboefte van behoeftige, losbandige, luye en diefachtige knaapen, in en omtrent Conflantinopolen geworven, en van 'daar eens in de drie jaaren gezonden om de krygsmacht aan te vullen. Nadat zy in den wapenhandel zyn onderweezen, worden zy geftoken in 't een of ander Regimen?; thans hebben zy ftem en aandeel in de Regeering: zy klimmen allengskens van de eene waardigheid tót de andere, zelf tot den 3ost van Admiraal, Vizier, en-zelfs dien van Beyric. In die deeze Standen, van den laagften tot den aanzienlyk[ten, oeffenen zy de ondraaglykfte baldaadigheid en dwin;e!andy over hunne Moorfche leenmannen, die, door eene ange reeks en verfcheidenheid van onderdrukkingen, zulke affe bloodaarts zyn geworden, dat de vermogendften onler hen zidderen op het gezicht van een gemeen Turksch bldaat. Niets dan zulk eene overmaate van baldaadigheid ;n dwingelandye konde zulk een klein getal Turkfche bldaaten , als in de drie Koningryken Algiers, Tunis en Tripoli zyn, in ftaat, gefteld hebben, zo eene groote meligfe Mooren en Arabieren in zo eene langduurende en trenge onderdaanigheid te houden. Langs welken weg :y tot die ongemeene hoogte van macht zyn geklommen, :al best blyken uit de Gefchiedenis van elk deezer Koningyken. Mid. leeze Starrekundige Opftellen, overal, niet alleen den alouden drabifchen naam behouden van jilmanack, of al Adanack, of Dagboek; maar zy waren ook, even gelyk de hunne, een wyl tyds, m zyn nog, onder veele Europifche Natiën, doorzaaid met eene roote menigte Staatkundige regels, omtrent het planten, zaaijen , Verlaaten, buikzuiveren en dergelyken.  van BARBARYE. 603 Midlerwyl zal 't niet onvoegzaam zyn, kortlyk iets aan ce merken, raakende den oorfprong des naams Barbarye, waaromtrent de gisfingen der Schryveren wyd vaneen loopen, Sommigen beweeren, dzi de'Romeinen, nadat zy die groote Landftreek hadden bemachtigd, haar dien naam gaven, uit verachting en afkeeiigheid van de ruuwe en barbaarfche zeden der landzaaten. Marmol, die hoonende woordafleiding verwerpende, zegt, dat het afkomftig is van het Arabisch woord Berber, weiken naam de Arabieren aan de aloude bewooners gaven , en dien zy nog draagen in verfcheiden oorden deezes Gewests, inzonderheid langs het Atlas gebergte, alwaar zy zeer talryk zyn; (fev.lB <"•<. \ . . de-' CO Leo Africanus, Lib. 1, Cap. 6". (ƒ) Aldaar. XIX. boek. i. HOOFDST. I, A F D.  XIX. boek. I. HOOFDST. I. AFD. I ] 2 i ] j c I < s c n I ^04 HISTORIE de fchaarsheid van inwooners, dan van hunne ruuwheid van zeden: hoewel het zedert een der vruchtbaarfte in 't eerlte, en minst voorzienene van het laatste is geworden, van alle Landen, tot dit uitgebreid Gewest behoorende, uitgezonderdde Kaffers, de Giagas, en eenige andere waarlyk barbaarfche Natiën in 't hart van hetzelve, van welke wy, elders, een bericht hebben gegeeven De geheele Barbaryfche Kust is, in eenige jongstvoorgaan.de eeuwen, weinig beter geweest, dan.een geduurig broeinest van eerlooze zeefchuimers, hoewel in andere opzichten zo heilzaam van grond, ligging en klimaat. Behalven de Turken, die tot de krygsmacht behooren, en deel hebben aan de Regeeringe, worden veele andere derwaarts genodigt door gunst der Regeeringe, en hun de voorrang afgeftaan boven de Arabieren en Mooren. Doch, even als de overigen, zyn deeze te trotsch, om zich op den landbouw, of eenigen eerlyken en nutten koophandel toe te leggen, maar houden zich onledig met de zeerovery, als meest ftrookende met het hooge denkbeeld , welk zy wegens zichzelve voeden, en het voorleeligft.e bedryf. Groote yveraars zyn de Barbaryfche Tuflen voor de Öohammedaanfche leere; doch in de betrachting zyn ze :eer achteloos en nalaatig in de onderhouding van der.elver voorfchriften: zo zeer vieren zy zich den teugel, n veele dingen, die door haar verbooden zyn, dat, beïalven hunne naauwlettende en pryswaardige achtgeeving )p Gods naam., en hunne ftrengheid in het ftraffen van lie Godslasterende uitdrukkingen, eeden en vloeken, hun ;eheele Godsdienst flechts in uitwendigheid beftaat. Zy Irinken wyn, en eeten verfcheiden verboodene fpyzen; ;yn zeer flap in hunne groote en gemeene vastendagen; nachtzaam in hunne afwasfchingen, en verflaafd aan eene ïenigte bygeloovigheden, en eene losbandigheid van zeden, an welke alle waare Mohammedaanen een afkeer hebben. Zy  van BARBARYE. 6k>s Zy baaden zich in de beestacbtigfte wellustigheden, en zyn byzonderlyk verflaafd aan eene eerelooze tegennatuurlyke misdaad, welke de eerbaarheid verbied te noemen. De waarheid der zaake is, dat hunne Priesters, Marbuts en Santons zeer los van zeden, indien niet meestal een hoop bedriegers zyn, die gereedelyk de oogen luiken voor zulke ongeregeldheden, het beftryden van welke, waarfchynlyk, geene andere uitwerking zou hebben, dan het verminderen van hunne eigen inkomften, zonder het kwaad eenigzins te beteugelen. D e Mooren, of landzaaten, zyn insgelyks, voor 't meerendeel, Mohammedaanen; weinigen zyn'er onder hen, die niet overgehaald of gedwongen zyn, het Mohammedaandom te omhelzen, zints zy aan de Turken onderworpen zyn geworpen. Nog naauwgezetter waarneemers dan de lurken zelve, zyn ze van Mohammeds wet; en gelyk ze doorgaans nog onkundiger zyn, hebben zy alle ongerymdheden des bygeloofs aangenomen. Geene bezweering of toverfpel, geen hulpmiddel, fchoon nog zo zinneloos, wanfchapen en oogfchynlyk duivelsch, kan 'er onder de Barbaryfche Roovers verzonnen worden, waartoe zy de toevlucht niet zullen neemen, by voorkeuze boven alle andere redelyker en door de ondervinding beproefde redmiddelen, 't zy in gevechten, ftormen, of andere ontmoetingen van hun gevaarlyk beroep, (g) Niet min genegen zyn hunne foldaaten, burgerlyke S amptenaars en kooplieden van den hoogften tot den laag- 6 ften rang tot deeze foort van toevluchtneeminge totS' hunne Marbuts en andere gewaande bezweerders. Def eerften befchouwen zich als veiliger onder hunnen ftrook parkement, rondom zynen Tulband gewonden, met eenige fmalle ftrookjes uit den Alkoran beplakt, dan onder eene volkomene wapenrusting, of aan het hoofd eener wel- ' gere- (g) Davity, Marmol, Dapper, en andere. Hedend. Hist. XVI. D. 11. St, H h h h XIX. boek. i. HOOFDST» I. AFD. chroom • k by■loofr Turn.  xix boek. i. HÓÓFÖSr. J. AFÜ, TWEEDE 606 HISTORIE geregelde krygsmacbt. Een ander verlaat zich liever od een ftarrewichelend ontwerp, door eenen £Sï dat ftuk ontworpen, dan op den verftandigften S e" de best beraamde maatregelen; en een derde houd een toverring, van eenen deezer aanmaatigers van de Toverkunde, voor krachtdaadiger ter voorkoominge of gen°L zmge van de gevaarlykfte kwaaie, dan de§ beste Toot fchnften der kündigfte Artzen, of de kracht der meest beproefde geneesmiddelen. Eer wy van deeze onderfcheidene Koningryken fpreeken, zal t voegen, een denkbeeld te geeven van de onderfcheidene Regeeringsformen, welke dezelve zyn voorafgegaan, als mede van de Natiën en Stammen, die den teugel van dezelve vasthielden: om dus te doen zien de wyze en middelen, door welke zy allengskens in de tegenwoordige gedaante zyn ineen gefmolten. Midlerwyl zullen wy dit algemeen bericht wegens Barbarye befluiten met deeze aanmerking, dat haare geheele uitgeftrektheid , van het een tot aan bet ander einde, zo uitfteekend geleegen is voor de fcheepvaart en den koophandel, zo vruchtbaar in veelerhande leevensnoodwendigheden, zo ryk in goud-, en zilver-mynen, en andere metaalen en mineraalen, zo" gezond en volkryk, dat zy de geheele macht van kuropa en Ajie zou kunnen tarten, indien haare bewooners zo dytig waren, als zy luy en fchurkaehtig zyn; als mede indien de onderfcheidene Natiën, of°dc• verfcheidene Mogendheden, aan welke zy onderdaanig is, in Wh lemeen belang vereenigd waren..  van BARBARYE. co? TWEEDE AFDEELING, Historie van Barbarye, onder de onderfcheidene Dynastiën der Almoraviden, Almoheden, JBenimerini, enz. tot op de Regeering der Sheriffs, en derzelver vestiging in AJarokko. fT^ER loops hebben wy reeds gewag gemaakt van den JL opftand, welken de baldaadigheid en dwingelandy der Arabieren veroorzaakte in deeze Gewesten, ónder het geleide van den dapperen lechijien, of Texefien, van den Scam der Zinhaghiaanen, die, door behulp zyner Marbuts, een mach:ig leger van misnoegden verzamelde, in de Zuid. lyke Provinciën van Numidie en Libye: om welke reden zy Marabieten en Almoraviden gefpotnaamd wierden. (/;) Schoon ftond nu de kans; Kalif Kayems troepen waren thans elders bezig met het dempen van andere oproerigheden in Syrië, Mefopotamie en andere Gewesten, en de Arabieren in Spanje ingewikkeld in de bloedigfte oorlogen. Naar wensch flaagde hy dus gelukkig tegen de Arabifcbe Cheyks, en behaalde op hen zo veele luistervolle overwinningen, dat hy ze niet alleen uit deeze twee Provinciën geheel verjaagde, maar ook uit de Westerfche itreeken, en uit de Provincie Tingitanie, thans het Keizerryk Marokko, en nog vóór zynen dood die wyde uitgeftrektheid zyner heerfchappye onderdaanig maakte. Techifien's Opvolger was zyn zoon Yuref, of Jos. feph, een Prins niet min dapper en voorfpoedig, dan ver-, maard om zyne edele verrichtingen. Zints den aanvangi zyner (i) Leo Africanus, Lib. 3. Cap. 2. Grammay, Marmol. ; Hhhh 2 boek. i. HOOFDST. ii. AF», Tecliificn's re~ peering en ver O. veringen. Word yge- •o/gd van •ynen \oon,  XIX boek. i. HOOFDST lï. A F D, s Zyne verove. £ ringen. ^ 1 ] \ e d x r z e t( v Óo8 'HISTORIE; hem niet he^vl e»^ j°ngfte HofPIaats' ^cht zvns SooSïSt,^?™0',861,068 V0or de Hoofdftad zyns toekoomenden Keizerryks. Terwy] de opbouw on- ts n irir Z°üi hy ee^en zvner voornaamfte Mal buts m gezantfchap naar Tremecen, of Tremen eene Provincie toenmaals inzonderheid bewoond van'eeten tak-der ZeneH, zynde de fcheur-aanhang, /2L of e?WC65?Mmd' h6t g6heelS knd h3dden bemachtigd en langs dien weg zeer vermogende en ftout waren geworden, met oogmerk, om, zo als hy het noemde, hen, ot het waare geloof te brengen. Doch deeze onverlaaten, zyne aanbiedingen en vertoogen van de hand Eftad Verfamelden in de S^d of 2% de Marlt??d' T V?™0^.™ zyne Gezanten en andere ^vvftldni^T60 onmiddelvk °P ^ been een leger /an yyftigduizend man, om zyne Heerfcbappyën te overweldigen; hun wierd belast, met allen mogelyken fpoed 3P te trekken, eer hy den tyd hadde om hun tegen te jaan en ze uit zyn Koningryk te verdryven Zohaast Tuzef vernomen had de onmenschlyke behanehng, zynen Gezanten aangedaan, en hunnen voorgenoaenen optocht tegen hem, befloot hy, in een rechtmatig misnoegen ontftoken, hun in de voorbaat te zyn n aller yl zyn leger gemonfterd hebbende, geleidde hv et met lange dagreizen, in hun Land, welk hy te vuUf Jl z^a£.d7erw°estte.. De Zeneii, hem te fterk vinï Siet^^nn r V? ZynM v?0Tt&*ë * wederftreeven, erlieten hun Land, en weeken, nevens hunnen Prins, aar ln de hoop> van ^ ^ uilen ontvangen. Doch in de Fezadnen ontmoetten zv enen met min yverigen vyand dan in de Almoraviden; :rwyl de laatsten zich bezig hielden met het verbranden an. hunne Steden, en het ombrengen van de achtergelaame mannen, vrouwen ea, kinderen, trokken de eerst- genoem-  v; a n BARBARYE. 609 genoemden vyandig tegen hen uit, als tegen overweldigers, muitelingen en verraaders. Hun ontmoetende by de riviei Burregreg, belaaden met hunne gezinnen en pakkaadje, en op het punt om van honger en vermoeijenis te fterven, vielen zy op hen aan, en hieuwen ben in ftukken, op^eenige weinigen na, die, hun behoud willende zoeken in t zwemmen over die rivier, meestal door den ftroom wierden weggefleept, terwyl eenige anderen, in hunne vlucht, tusfchen de rotzen en fteilten omkwamen. CO Zo rampzalig een einde hadden deeze trotfche overweldigers en moorders; men rekent dat 'er bykans een mihoen menfchen van hun zyn omgekoomen, terwyl fuzef hun geheele Land in eene Woestyn veranderde. Welhaast, echter, wierd deeze van nieuws bevolkt, door eene talryke volkplanting van Fezaanen, die 'er zich vestigden, KonTngen 6 chermin§ en kenmanfchap hunner regeerende n/Uw EFJgeleidde Zy?e zegePraaIende benden terug naar Marokko, doch vertoefde 'er niet lang, zonder den oorlog te verklaaren aan die beide Prinfen, en viel in de Fezaart Jche Heerfchappyën, aan 't hoofd eens talryken legers. JNadat hy hunne benden had verflagen, by den berg Homegui, verzekerde hy zich van hun gebied, noodzaakte de btzaanen te Tremecen om hem voor Leenheer te erkennen en fchattmg aan hem op te brengen, en breidde zyne overwinningen uit langs de Middelandfche zee Hv veroverde het Koningryk Tremecen, verdreef Abul Hal ex's Opvolgers, die geregeerd hadden in Ka»wan, uit Bugeia, doch herftelde hen eerlang in hunne aloude Heerfchap. pyen, als zynde Afrikaanen nevens hem van denzelfden Stam: zy behielden dezelve al den tyd, zo lang de Almaranden, het gebied voerden. Op deezen tocht maakte hy i nsgelyks rJy? Ub°. ap!'^-2' Marm°'' Lib' 2' CaP' ?'; GraraHhhh 3 XIX. boek. i. HOOFDST. ii. AFD.  XIX. BOEK. i. HOüFDST. II. AFD Zyn eor/og tegen de Arabieren, Zeilt naar Spanje. 6"ic HISTORIE insgelyks de Koningen van Rz en Tunis aan zich leenroeng en fchattingfcnuldig. Na alle deeze voorfpoeden, keerde hy zegepraalende weder te Marokko, alwaar hy, naar zyns vaders voorbeeld, den tytel van Emir tUmunim, of Emir Al Mumerin, aannam, (è) Doch zyne krygsen eerzucht deed hem niet lang rust genieten. Hy hervatte zyne oorlogsbedryven op eene wyze, die een algemeenen fchrik veroorzaakte onder de Arabifche Cheyks, die zyne leenheerfchappy en hunne tolplichtigheid weigerden te erkennen. Zulk eenen bloedigen kryg voerde hy tegen hen, dat de Libyfcke en Kumidijche wildernisfen, of bergen, geene fchuilplaats verbenden tegen zyne wapenen. Hy tastte hen aan, in de wykplaatfen, Kasteelên en Sterkten, die dus lang voor onverwinnelyk, ja zelf voor die niet van de Natie waren, ongenaakbaar waren aangezien. Geweldige fpyt gevoelden hier over ook de andere Afrikaanen, die geen minder nadeels Jeeden by de verwoestingen, welke zyne talryke benden, in derzelver optocht, in hunne Gewesten aanrechtten. Niets kon hem beweegen om af te zien van zyne tochten tegen hen, voor en aleer hy ze, door zachte of gewelddaadige middelen, tot onderwerping had gebragt. Zyne Hoofoftad midlerwyl voltooid zynde, wierd hy te raade om over te fleeken naar Spanje, en zyn voordeel te doen met de binnenlandfche oorlogen, door welke het toenmaals jammerlyk wierd vaneen gefcheurd, en zyne veroveringen aan dien kant uit te breiden. NruT eerder, echter, nam hyditbefluit, dan na zulke dringende nodigingen van daar te hebben ontvangen, als lem grootlyks verzekerden van een gelukkigen uitflag, en dat hem aldaar zouden toevallen verfcheiden Moorfche Prinfen , die hunnen roem zouden ftelfen in te flryden onder zyne zeeghaftige baniere. Diensvolgens ging hy fcheep, (£) Lebtarik, Leo en andereo.  van BARBARYE. 611 icheep, en ftak over de Straat van Gibraltar. Merkelyk, echter, wierd hy te leur gefteld in zyne verwachtingen, hoewel hy, by alle gelegenheden, zich met zyne gewoone dapperheid kweet. Doch alzo deeze tochten niet behooren tot de Historie van Afrika, zullen wy een bericht wegens dezelve uitftellen tot een ander gedeelte deezes Werks, daar wy de Historie van Spanje verhaalen. Na de Christenen, met groote kloekmoedigheid, te hebben terug gedreeven, ondervond hy de vernedering, dat de Moorfche Pnnfen, die hem zo ernftig over zee hadden genodigd, op eenmaal koel en hem ongezind wierden. Nogthans verhinderde hem deeze afval niet in het voortzetten van zyne veroveringen. Hy bemachtigde het meerengedeelte van de Koningryken Murcia, Granada^ Lordova.Juen, en eenige weinige plaatfen in Palencia, en' keerde, met zynen zoon, terug naar Afrika, laatende' deeze veroverde Gewesten, nevens een aanmerkelyk gedeete zyns legers, onder het gebied van zynen neeve Mohammed. Naauwlyks was hy in zyne Afrikaanfche Staaten wedergekeerd, of hy deed afkondigen eenen aloemeenen Gazie, of godsdienftig,n oorlog, door zyne Heerfchappvën; met een versch en talryk leger ging hy te Ceuta te fcheep naar zyne Spaanfche wingewesten, en voegde zich by zynen neef Mohammed m Andalufia, 't welk~hy te vuur en te zwaard verwoestte. (/) Vyf jaaren verliepen 'er, eer hy hier eene nieuwe landing deed Zo voorfpoedig voerde hy hier thans den oorlog, dat hy doordrong tot in Portugal, alwaar hy Lubon bemachtigde en nevens die Stad een groot gedeelte des Koningryks. Nogthans verloor hy de Steden Alsuazir en Gibraltar, welke hy voormaals had ingenomen,'doch nu hernomen wierden door den Koning van Seville, Al. phonfo's (/) Zie de aangehaalde Schryvers. XIX. boek. i. HOOFDST, [ i. AFD Zyne erove ingen i u/aar. 't Jaar 1107.  XIX boek. I. HOOFDST. II, AFD. Te zee geflagen. Zyne laatste tockt in Spanje. Slag der Zeven Giaaven. .1 't Jaar 1110. i öra H I S T O R I E phonfis fchoonbroeder. Alphonfo, midlerwyl, eene fterke vloot hebbende uitgerust, ftak over naar Afrika. Op zynen overtocht naar Barbarye ontmoette hy Yuze/s fcheepsmachc. Thans gebeurde 'er een hevig gevecht, waarin de eerstgemelde tien Galeien van den laatsten in den grond boorde; na welken voorfpoed hy zyne reize naar Barbarye vervolgde. Hier wierden hem, van Yuzefs wegen, voorflagen van een beftand gedaan; doch hy weigerde 'er in te bewilligen, 't en zy by aan hem fchatting. fchuldig wierd: een voor/lag, die den Almoravidifchen Monarch dermaate in toorn deed ontfteeken, dat hy zwoor, niet te zullen afhouden, voor dat hy het Christendom in Spanje gantsch en gaar had uitgerooid. Ter voldoeninge aan deeze gelofte, maakte hy zich vaardig tot eene nieuwe landing; zyne troepen te Mallaga ontfcheept hebbende, jeleidde hy dezelve in 's vyands land, met groote woede en weinig beleid, 't Gevolg hiervan was, de beruchte veldflag, zints die der Zeven Graaven genoemd. Genoodzaakt het beleg van Toledo op te breeken, welk hy had ingeflooten, en te wyken voor de overmacht van Don Sanches, die door zynen vader tot deszelfs ontzet was gezonden, wierd hy zo kort op de hielen gevolgd door dien jongen dapperen Prins, dat hy in de noodzaaklykheid was om hem flag te leveren. Hoewel 't hem gelukte, den Spanjaard te verllaan, nevens een groot getal andere ïdele oorlogshelden, verloor hy, echter, zo veel van zyn sigen volk, dat hy genoodzaakt was, weder te keeren Mar Afrika,, daar hy, kort daarna, in zyne Hoofdftad Marokko overleed, de opperheerfchappy nalaatende aan synen zoon AU. (m) Deeze Vorst, minder krygszuchtig dan zyn vader, in lede van aan zyne Spaanfch; wingewesten zich te laaten jeleegen zyn, hield zich bezig met het ftichten van verfcheiden C#0 Dezelfde Schryvers.  yan BARBARYE. 613 fcheidën prachtige gebouwen, byzonderlyk de groote Moskée te Marokko, terwyl Alphonfo, Koning van Arra. gon, dagelyks verfcheiden gewichtige Steden op hem heroverde. Niets kon hem beweegen om over te fteeken naar Spanje, tot dat hy nadrukiyk wierd aangezocht door de vereenigde ftemme der Moorfche Prinfen, die door Alphonfo, midlerwyl, merkelyk in 't naauw gebragt, en gekortwiekt wierden. Genoodzaakt om ten langen laatste ter hunner hulpe toe te treeden, 'fpilde hy eenen gantfchen veldtocht, zonder iets van belang te verrichten. Niet minder ongelukkig flaagde hy in zyne volgende krygstochten, in den laatsfen van welke, hoewel bygeftaan van de vereenigde macht der Moorfche Opperhoofden, hy de nederlaag bekwam en fneuvelde, met een verlies van dertigduizend man, in 't zesde jaar zyner regeeringe. (ra) Zyn Opvolger was zyn zoon Al Abraham, gemeenlyk Brahem genaamd; een Prins, niet minder aan zyne vermaaken verflingerd, dan af keerig van krygsbedryven. Hy *was niet verklaard tot throonsopvolger, of hy bevestigde11 alle de Landvoogden en voornaamfte Bevelhebbers vanj zyne Oosterfche Provinciën van Barbarye, Numidie en / elders, in hunne bedieningen: waarna zy hem gereedlyk^ voor Oppervorst erkenden, onder den tytel van Emir Alm Mosl emim, óf Hoofdbevelhebber van de Geloovigen. Hierdoor den vreede zyner Heerfchappyën, aan dien kant, in zekerheid gefteld hebbende, en van binnen alles in rust ziende, bemoeide hy zich vervolgens niet verder, dan om zyne vermaaken en buitenfpoorige verkwistingen te bejaagen: 't welk hem eerlang noodzaakte, zyne onderdaanen met zo een ondraaglyken last van fchattingen te bezwaaren, dat het gevolg was, een algemeen morren, en eindelyk eene zonderlinge en heiJIooze ftaatsomwenteling, welke, op (») Dezelfde; Grammay, Lib. 2, Cap. 7. Ramus, Voyage, Vol 1 , Part. 2. Marmol. J ö Hedend. Hist. X VI. D. II. St. I i i i XIX. boekt. i. HOOFDST. II; AFD. Mi, der Ja Koning tan Afrika 't Jaar 1115. Al Abra. am, da 'er de en ratste 'oning °.r AJ. oravïden  XIX. BOEK. I. HOOFDST. II. AFD. 'Opkomst der Almoheden. Abd' aliah's oproerig- %eid en voorfpoed1 < j < i ( 1 614 H I S T O R I öp eenmaal, de opperheerfchappy van den Stam der edelè Almoraviden overbragt op het fortuinmaakend geflacht, zedert, van .wegen deszelfs onbekenden -grondlegger, Al. mo,edz of Al Mohedes genaamd, en waarvan wy thans verflag zullen doen, hoewel het eerst zynen aanvang neemt van het vyfëntwintigfte jaar zyner Heerfchappyet Uit deeze byzonderheid kan de Leezer afleiden, hoe onwaardig die Monarch het eerfte gedeelte daarvan gefieeten hebbe, dewyl 'er , geduurende dat lange tydverloop, niets merkwaardigs wegens hem kan vermeld worden, uitgenomen den ongelukkigen toeleg der Christenen op de Stad Kayrwan. De bewerker van deeze verbaazende kanswisfelinge, was zekere Berber, van den Stam Muzamada, Abd'allah genaamd, een vermaard Prediker onder de Leden van zynen Stam, in den omtrek van den berg Atlas woonichtig. Om in zyn vooraf overJeid ontwerp te beter te [laagen, nam hy aan den naam, of liever tytel van Mohdi, of MoJiedi, en wierp zich op tot hoofd of aanvoerder der Rechtgeloovigen, of Unitarisfen, die thans, door zyne arediking, zo talryk waren.geworden, en zynen moed zo loog hadden doen klimmen, dat hy zelfs den Koning iurfde onder de oogen zien. Ligt, echter, ware hy in [en beginne beteugeld geworden, indien niet Brahem te liep verzoopen was geweest in zyne vermaaken, om zich net den opftand te bemoeijen, en te ydelvertrouwende, >m eenige kwaade gevolgen te vermoeden van de muiterV lier geloofsverzaakers. Welhaast, echter, vond hy oor:aak om van maatregelen te veranderen, wanneer hy de ucht kreeg van de verwoestingen, welke zy in de Weserfche ftreeken aanrechtten, onder voorwendfel van voor le vryheid te waaken, 'en hoe zy, onder dien naam, lagelyks m tal en ftoutheid groeiden. Ten laatste wierd iy overgehaald om tegen'hen op te trekken, met eene nacht, veel te zwak om hun het hoofd te kunnen bieden  van BARBARYE. 615 den: zodat hy, al in den eerften aanval, geheel verflagen wierd. Abd' allaii, midlerwyl, zich meester van het flag veld ziende, ftelde alle behoedmiddelen te werk, om alle, toegangen af te fluiten, en dus des Konings hertrek naar zyne Hoofdftad af te fnyden, terwyl hy een ander gedeelte zyns legers derwaarts zond, om dezelve in te fluiten, en een derde deel, onder AbdolmumerCs bevel, om den voortvluchtiger Vorst yverig r,a te zetten. Zo zorgvuldig wierd het laatste bevel volbragt, dat de ongelukkige Bral:am eindelyk genoodzaakt was, in de Stad Fez eene fchuilplaats te zoeken. Hier ondervond by den fpyt, dat de poorten voor hem geflooten wierden, doch kort daarna geopend, om zyne vervolgers binnen te laaten. In deezen jongften nood, wendde hy het oog naar de Stad Auran, doorgaans Oren geheeten, om 'er eene wykplaats te vinden. In 't eerst wierd hy greetig binnen' gelaaten; doch hy genoot dien troost niet lang, of hy zag de plaats omfingeld door Abdolmumen, gemeenlyk Abdvdman genaamd , en met vuur en zwaard gedreigd. Ernftig fmeekten hem de Wethouders, dat hy zich elders wilde begeeven, dewyl zy niet in ftaat waren, hem te^en zulk eene macht te befchermen. Diensvolgens vertrok hy in een donkeren nacht, verzeld van flechts ééne begunftigde vrouw, achter hem te paard zittende; doch door de wacht ontdekt zynde, en geen middel ziende om hunne handen te ontkoomen, gaf hy, in eene vlaag van wanhoop, het paard de fpooren, en fprong van eene fteilte,£ daar hy met zyne vrouw te pletter viel. " Zulk een rampzalig einde had deeze ongelukkige Vorst, en hiermede liep het gebied der Almoraviden geheel teniete. (0) Abd' olmumen de tyding van Brahem's dood ont- vangen (O Grammay, Lib, 4, Cap. 7. Ramus, Vol. 1, p. a. Marmol' Lib. 11 , Cap. 33, Iiii 2 XIX. boek. i. HOOFDST. I. AFB. yn dood.  XIX, boek. i'. HOOFDST. ii. AFD. Abd' , olmumen voor Koning uit' geroepsn, 3 ] i ] 1 k J | S 1 z O e \ ii o K 616 HISTORIE vangen hebbende, deed hem het hoofd afOaan, om het in zegepraal te voeren naar Marokko, en vertoefde niet langer m deeze Gewesten, dan om 'er fchattingen te heffen. 1 hans.trok hy door het Koningryk Tremen, op zynen weg naar Marokko, alwaar hy den verraader Abd' aliah overleeden vond. Kort daarop wierd hy, door alle de aanleiders van den opftand, als Opvolger erkend, en uitgeroepen voor Koning der Almoheden, onder den tvtel van Ai Emir Al Mumin Abd'allah, Mohammed Abd'al Mumen Ebn Abd'allah Ibni Ali; dat is, Opperhoofd, of Keizer der waare Geloovigen, uit het Huis van Mohammed Abd:al Mumen, de Zoon van Abd"al Mumen, de Zoon van Abd'allah, van het Gejlacht van AU. (B) Brahem (B> Nog kgf, genoeg regeerde Abd'allah tot het maaken van :enige verftandige fchikkingen',. overeenkomtlig met zyné Gezmte, :er meerdere beknchtiginge van dezelve en van zyn nieuw Koningyk'.tón liet dezelve na in zynen uitërfien wil. Hy .ftelde eenen laad aan van veertig leerlingen van. zynen aanhang, allen Predikers, ïenigen hunner moesten her. bewind-hebben over's Lands zaaken* :n, op bekwaame tyden, djoc't Land gaan pred'ken, 'en hunne .eere wyd en zyd verfpreiden-; zy hadden zestien Leerlingen, om un voor Geheimfcbryvers te. dienen,' allen insgelyks Predikers Uit Ie eerlten moes:en de Opvolgers tot den Koninglyk'en en Priester^ vken' tliroon verkoozen worden: 'wa>nt, naar . des ffichters voor eeld, moesten zy deëze heide; tytels en waardigheden aanneemen" Hunne Leerlingen, of de volgers van hunne Gezinte, wierden enaamd Mohameddm, of Al Möliaddin; doch de MonrTche ehryvers noemen ze blootiyk Predikers, en de Spanjaards Al dohedes. De afftammelingen en 'Opvolgers van dien Stam bleeven ich noemen Emir Al Mumenin,.oï Hoofden der Geloovigen, f -waare Geloovigen, zo lang hunne Dynastie in weezen bleef n zyn zaer vermogende geweest, zo wel in Afrika als in 'panje. Wat aanga.it de byzondere leerfteliingen deezes nieuwen Aatihangs idien wy 'er van uitzonderen hunne meer fchynbaare aanfpraak p Rechtzinnigheid, als zynde yverige Voorftanders en Predikers un Gods Eenheid, zy hadden niets of weinig byzonders, dar 'c geen  van BARBARYE. 6i7 Brahem had eenen zoon nagelaaten, Ifaac genaamd, nog zuigeling, dien hy, by zyn vertrek uit de Hoofdftad, gefteld had onder de zorge van gepaste Voogden. Op de tyding van zyns vaders dood, deeden zy hem voor Koning uitroepen, en noodzaakten de inwooners, hem trouwe te zweeren. De nieuwe Emir had geene kennis van deeze gebeurtenisfe, of hy trok derwaarts op , en! floot de Stad in, welke by ftormenderhand bemachtigde.' Den jongen lfaac verwurgde hy met eigen handen; vernietigende dus de Almoravidifche Linie, by de Afrikaanfche Schryvers Luptumns en Marabuts genaamd. Om het geheugen dier Stichteren van de Hoofdftad, zo veel hem doenlyk was, uit te rooijen, deed hy alle de ftaatelyke aloude gebouwen, met naame de groote Moskee, het Koninglyk paleis en andere openbaare gebouwen, tot den grond toe af breeken, en andere, in een grooter en kostbaarder fmaak, in de plaats ftellen. Deeze noemde hy naar zynen eigen naam. Doch hem bejegende de fpyt, dat de aloude benaamingen, in 't geheugen des volks, onuitvvischbaar bleeven ingeprent, hoewel ze door hem, op de aloude gedenkfteenen, wierden uitgewischt, en deeze nieuwe Geftichten fteeds by de oude naamen te hooren noemen. Niet minder vlytig was hy in het verdelgen van alle de rampzalige overblyffelen des AÏmoravidifchen geflachts. Dezelfde wreedheid pleegde by tegen de burgers, officieren en foldaaten, die zich dapper had- den 't geen door den Stichter loos verzonnen , en ingericht was naar de loszinnigheid deezes volks; dit, gevoegd by hunne geweldige eis • fchen van vryheid, en tegen de dwingelandy der Almoraviden, kon niet in gebreke blyven om het grooifte gedeelte des Koningryks te lokken, om den opftand te fchraagen, en hunnen Aanhang en Leete toe te vallen, (f) (*) Grammay, Africa Illurtrata , Lib. 4, Cap. 7. Ramufio, Vol. 1, Part. 2, Marmol, Africa, Lib. 2, Cap. 33; en anderen. liii 3 XIX. boek. i. HOOFDST. ]. AFD Zyne vreed\eid..  fJiS HISTORIE XIX. boek. I. HOOFDST. II. AFD Het ge. laat vat. Afrika veran. dert, \ i \ \ den gekweeten in de verdeediging van die Stad, of uitgemunt door hunnen yver en trouwe voor het Koninglyk k nd Weinig beter dan een tydperk van flachten en. rinje (p)6"' W3ren dUS de eerfte jaaren zyner reSee' Zyne wreedheden en veroveringen, als mede de kloeke tegenftand der Almoravidijche Landvoogden, in hunne meeste wingewesten, zowel als die van anderen, die, der Almoravidijche dwingelandye moede, nu den kans fchoon zagen om het prangjuk af te fchudden, veroorzaakten midlerwyl eene verbaazende verandering in het meerendeel dier Provinciën, en meer byzonderlyk in Barbarye, alwaar de Numidifche Arabieren, door hunne Almoravidfche meesters uit hunne zetels verjaagd, en genoodzaakt op de bergen te wyken, zich van deeze gelegenheid bedien, den om lums en Iremecen te overvallen en te bemachtigen, en de geboorene Aprikaanen tot onderwerping te dwingen; doch zy zelve wierden welhaast genoodzaakt, voor de Almoheden te bukken. Verfcheiden Almoravidifche Landvoogden, van den anderen kant, hun voordeel doende met de thans heerfchende oorlogen en onlusten, verligven hunne Landvoogdyën tot onafhanglyke Prinsdomnen en kleine Koningryken, en die in de berggewesten woonden, tot onderfcheidene Heerlykheden, onder hunne ïigen Cheyks. De Staaten van Barbarye, Tripoli, Kayrwan, Tunis, Algiers, Tremecen en Bugeia, in't byzonder rerkreegen hunnen eigen Opperheer. De Nubiers en Libyers hadden hun een voorbeeld gegeeven, en veele mdere volgden het gereedelyk. Terwyl deeze veranderingen in Afrika voorvielen, :onden de Moorfche Prinfen, door Koning Alphonfo ge. veldig gedrukt , te vergeefs aan Abd'olmumen herhaalde 'erzoeken om ter hunner hulpe over te koomen; doch ako C/0 Zie de aangehaalde Schryvers.  van BARBARYE. 619 alzo zyne eigen Heerfchappyën al zyne aandacht vorderden tegen zo veele bfftryders en overloopers, was al wat hy doen konde, het zenden van een leger van dertigduizend man van zyne'Afrikaanfche bergslieden, de Gcmerieten, die hun van uitfteekenden dienst waren tegen de Christenen. Midlerwyl vervolgde hy zyne eigen veroveringen met een verbaazenden voorfpoed, geholpen door de leden van zynen eigen kloeken Stam Mozamuda, in't byzonder die van den tak van Benegueregal, die, als zynde van zyn eigen geflacht, voornaamlyk in zyne gunst en vertrouwen deelden. Binnen het tydverloop van weinige jaaren, bragt hy de Numidiers en Galatiers in 't Westen 't onder, en de Koningryken Tunis, 'Iremecen, nevens het grootfte gedeelte van Mauritanië en Tingitana, zommigen door ftreeiende, andere door geweldige middelen , uitgezonderd alleen de Arabiers van Tunis, die hunne vryheid en regeeringsform behielden, tot dat zy volkomen onder 't juk gebragt wierden, door den grooten Al Manfur, den vierden Koning der Almohedijcue Linie, gelyk in 't vervolg nader zai blyken. Abd" olmumen verjaagde insgelyks de Christenen uit de voornaamfte Stad in Afrika, 1 of Mohedia, en eenige andere aan dezelfde Kust, nadat zy ze geruimen tyd hadden bezeeten, ( q ) behalven andere voordeden, welke hy in Spanje en Portugal behaalde. Hy ftierf in 't zevende jaar zyner regeeringe, en wierd opgevolgd van zynen zoon Yuzef, of Jofeph. (C) Yuzef (a") Dezelfde; als mede Grammay, Cap. 7. Ramufio, Marmol, en anderen. CC) Aha? olmumen, of, zo als andere fchryven, jibd' ahnon, word gezegd geweest te zyn de zoon eens geringen Pottebakkers , doch een jongeling van een kloeken en onderneemenden' aart. Na zyne komst tot de Kroon , droeg hy zorge om de geringheid zyner afkomfte te bedekken, door zich uit te geeven voor eenen afftammeling van het geflacht van den grooten Profeet Mohammed, en een XIX. boek. i. HOOFDST. Ui AFD. Neemt kiohedia.  XIX. BOtK. I. HOOFDST. II. AFD, 't Jaar i 156". Yuzef, de tweed( Koning der Almoheden. (*) Grammay, Africa Iltuftr. Lib. 4, Cap. 7. 620 HISTORIE Yu'zef bleek, even als zyn vader, een krygshaftig Prins te zyn, en erfde allen zynen haat tegen de Christenen. Naauwlyks had hy eenige kleine onlusten in zyn Koningryk geftild, en de Koningen van Tunis en Bugeia in hunne Heerfchappyën gevestigd, als zyne tolpüchtigen en Vasfaalen, of hy maakte zich gereed om over te fteeken na Spanje, ter hulpe van de Moorfche Prinfen, die .daartoe ernflig by hem aanhielden, als wordende zwaar gedrukt door de Christen Mogendheden. .Diensvolgens ging hy onder zeil, aan 't hoofd van eene vermogender vloot, dan, misfchien, over die zee was geftoken, als beftaande uit zestigduizend paarden, en ruim honderdduizend knechten; by zyne landing voegde zich by hem de macht der Moorfche Prinfen, die hem hadden uitgenodigd; volgens hunne beloften, deeden zy hem den eed van trouwe. Een uitvoeriger bericht wegens de verfchillende lotwisfelingen, zullen wy .uitlTellen tot onze Historie van Spanje, en hier alleenlyk aanmerken, dat deeze tocht geenzins beantwoordde aan zyne verwachtingen, en dat hy blyde was, na verloop van acht jaaren, naar Afrika te kunnen wederkeeren, tot het dempen van eenen opftand, door de Zeneti in het Koningryk Tremecen verwekt: gelyk zyne langduurige afweezigheid hen daartoe had aangemoedigd, dus-maakte zyne onverwachte wederkomst en tegenwoordigheid fpoedig een einde aan denzei ven. Zodra hy de rust aldaar volkomen had herfteld, bragt hy een versch leger op de been, talryker dan het voorgaande, en ftak van nieuws over naar Spanje, daar hy gelukkiger flaagde, een perfoon, gelyk hy, door God gekoozen en gezonden, ter predikinge en voortplantinge van zynen Godsdienst onder de Afrikaanen, en ter vernietiginge van de dvvingelandye der Almoraviden, als mede ter beteugelinge van de keiterye der fcheurmaakende KhaUfs in jEgypte. (*)  van BARBARYE. 621 flaagde, en zyne veroveringen zo verre uitbreidde, dat de Paus en de meeste Christen • Mogendheden van Ewopa hunne benden in eene foort van kruistocht famenvoegden, om zynen voortgang te fluiten. Terwyl hy Don Alphonjo Henriijuez, binnen Santarino, in Portugal, belegerde, wierd hy doodelyk gegriefd door eenen pyl, gefchooten, volgens eenigen, door eenen van zyn eigen volk, volgens anderen door eenen Portugees. Hoe 't zy, de Moorfhe Prinfen braken terftond het beleg op, en de Afrikaanf he troepen keerden terug naar Barbarye. Yuzef wierd opgevolgd door zynen krygshaftigen zoon, Takub, of Jaacob, bygenaamd Al Manfur, of de Veroveraar. Deeze vond zyne Afrikaanfche Heerfchappyën in de uiterfte verwarring, en het grootfte gedeelte zyner fchattingfchuldige Provinciën in openbaare oproerigheid; niet zonder groote moeite bragt hy dezelve tot haaren plicht. De Koning van Fez was een der eerften, die het als den veiligften weg befchouwde, hem voor zynen Opperheer te erkennen, terwyl die van Tremecen en Tunis volftrekt weigerden, zyn voorbeeld te volgen. Diensvolgens befloot hy, list te baate te neemen, en de Ara. Heren tegen hen op te ftooken. Ten dien einde floot hy eene foort van geveinsden vrede met hunne Cheyks, en ftookte, onder de hand, de beide Natiën met een zo goeden uitflag tegen elkander op, dat, terwyl zy wederzydfche ^vyandlykheden pleegden, hy de handen ruim had, om een leger in Tingitanie op de been te brengen, onder voorgeeven van de dwingelandy der Arabieren te willen beteugelen , doch, in de daad, om zich met hun te vereenigen tegen die van Tremecen en Tunis, gelyk hy ook deed. Na deeze twee Koningen te hebben verflagen, beroofde hy hen van hunne Koningryken. Door deeze list wierden beide partyën zonderling verfchalkt, de twee oproerige Koningryken met kleine moeite tot onderwerping gebragt, en de Arabieren, die hem geholpen hadden, Hedend. Hist. XVI. D. II. St. K k k k ver- XIX. BOEK. I. HOOFDST. [I. AFD. Jaacob \l Manfur, ie derde Koning.  6n HISTORIE XIX, boek. i. HOOFDST. II. AFD Zyne verove■ ringen. verplicht, deeze Provinciën te ruimen; de aanzienlykften verhuisden naar de Gewesten Dukela, Tremecen en Azgar, en de anderen naar Numidie en Libye. Onder voorwendfel van hen te vestigen in vruchtbaarder en aangenaamer verblyfplaatfen, dan de barre rotzen, welke zy bewoonden, verzwakte en verftrooide hy hen met 'er daad, door dit middel; terwyl dezulken, die in Maurüa. nie en Tingitanie bleeven, verplicht waren om leenmannen te worden: dus wierd deeze Natie, welke bekend ftond buiten haar element te zyn, wanneer zy uit haare woestynen verdreeven was, en allengskens van haare natuurlyke hardvochtigheid en dapperheid te veraarten ( r), ge. noodzaakt, in ftede van op roof te leeven, zich op den akkerbouw en de veehoedery toe te leggen, of van honger te fterven. De inwooners der Provincie Asgar bleeven hunne fchatting betaalen aan de Almoheden; doch die van Dukela en Tremecen, die aanzienlyker en vermogender waren* vonden welhaast middel, niet alleen om zich daarvan te ontdaan, maar ook de geboorene Afrikaanen te noodzaaken om dezelve aan hun op te brengen. Die naar 'Numidie en Libye waren gezonden, wierden insgelyks ver- Ïlicht, zich aan dat juk te onderwerpen, terwyl zy in het .and onbekend waren. Doch allengskens wierden zy vereenigd, en machtig genoeg om zich meester te maaken van die Provinciën, en zelf hunne Heerfcbappyën uit te breiden, en zich van allen gezag, behalven dat hunner Cheyks, onafhanglyk te maaken. Al Mansur , zich tot dus verre beveiligd hebbende tegen de oproerige en plonderende Arabieren, en die Gewesten in rust .gebragt, vervolgde zyne verdere veroveringen, met zulk eenen fpoed en gelukkigen uitflag, dat hy, in korten tyd, meester wierd van de geheele Land» (O Dezelfde.  van BARBARYE. 6v- Landffreeke, gelegen tusfchen Numidie, en de gantfche uitgefirektheid der Barbaryfche Kusten, van Tripoli tot aar het Koningryk Marokko, daar onder begreepen die van Fez, Tremecen, 'lunis en Tripoli, beflaande gefament. lyk twaalfhonderd mylen in de lengte, en in de breedte, van de Middelandfche zee af tot aan de Zandwoestynen van Libye, ruim vierhonderd en tachtig mylen, behalven zyne Spaanfche Heerfchappyën en jongfte veroveringen; de meeste Moorfche Prinfen erkenden hem hier voor Opperheer. Met recht word hy gehouden, naast de Arabifche Khalifs, voor den grootften Vorst, die ooit, in dit gedeelte van Afrika, regeerde; van hier dat by, in de Gefchiedenisfen, meer bekend is by zynen nieuwen tytel van Al Manfur, of de Veroveraar, dan by zynen eigen naam Abu Takub. Dewyl hy uit Ajrika en Spar,je, dikmaals, ginds en weder, moest over zee fteeken, by gelegenheid der opftanden, welke, geduurende zyce afweezigheid, voorvielen, bouwde hy, aan beide Kusten, eenige aanzienlyke Steden en Sterkten, om zyne infcheepingen te begunftigen: onder deeze waren de Steden Rabettoner Sale, Al Calcarquivir, Al Carcarzegued, Manfora en eenige andere, van welke wy, in 't vervolg, zullen fpreeken. Ten tyde als zommige deezer Steden volbouwd, en de muitelingen in Afrika beteugeld waren, deed hy eene algemeene Gazie fjD) door zyne Heerfchappyën afkondigen; eene ontelbaare menigte zyner onderdaanen liet zich hierdoor op de krygsrollen opfchryven: zodat hy welhaast een leger van vierhonderd-duizend man op de been had, en onder dezelve honderd • duizend Ruiters. Terftond ftak hy daarmede over naar Spanje, alwaar Fernandezde Castro, zyn Onderkoning, zich met hem vereenigde, (D) Boven hebben wy reeds aangemerkt, dat de Gazie onder de Mohammedaanen eene foort van heiligen owlog js, even ai* de Kruistochten onder de Christenen. Kkkk a XIX. boek. I. HOOFDST. II. AFD.  XIX. BOEK. 'i. HOOFDST. ii. AFD 't Jaar 1197- Schenkt een beft and aan Alphonfo. Opftand in Marokko. i i < c ( « t 2 e j: j! Z< •6*4 HISTORIE eenigdc, aan 't hoofd van een ander leger. Op dën negentienden van Hooimaand des jaars behaalde hy, naby de Stad Alarm, eene volkomene overwinning op de vereenigde macht der Christenen. Van hier vervolgde hy zynen optocht naar de Taag, en zou op hen nog veele andere voordeden behaald hebben, ware niet Alphonfo, door de achterlykbeid zyner zaaken, genoodzaakt geweest, by hem om een beftand aan te houden, t welk hy te gereeder verwierf, omdat een nieuwe opftand in Afrika Al Manfur's onmiddelyke tegenwoordigheid in dat Gewest, vereischte. Al zints drie jaaren was deeze muitery heimelyk en onder de hand geftookt, door de Bevelhebber van zyne Hoofdftad. Geduurende dat tydverloop had deeze middel gevonden om de zwervende Arabieren in zyne belangen over te haaien, en, in de aangrenzende Provinciën, een j,Ïa leSer,°P de been gebragt. Doch op de cyding van Al Manfur s naderinge, aan 't hoofd van eene vermo. gender krygsmacht, hem in 't open veld niet durvende ander de oogen zien, deinsde hy terug en verfchanfte Bch' in de Hoofdftad. De Koning voerde zyne zegepraa. ende benden derwaarts, en hield de plaats,, een jaar lang: jaauw ingeflooten- Het leger, thans wanhoopende,'fie >tad te zullen machtig worden, riep die onverzaagde Vorst 11e zyne Hóofdbevelhebbers byëen , en beval hun, tegen en volgenden morgen, zich te voorzien van ftormladIers, zo hoog als de muuren der Stad- Zo vol vaardig werd hy gehoorzaamd, dat vierduizend, op den beftemden po, gereed waren om den ftorm te beginnen. Thans ich aan 't hoofd van- dezelve plaatzende, fprak hy hen us aan: „ Tot nog toe hebben vvy geftteeden voor dé , zaak der glorie; maar nu moeten wy vechten om wraak ' te ojffenen, en onze vrouwen en kinderen te rukken uit de handen van verraaders en fchaakers." Dit ge;gd hebbende, beklom hy de muuren, aan 't hoofd, zyner man»  van BARBARYE. 625 manfchap. Drie dagen en nachten hield de ftorm aan; geduurende dien tyd wierden de belegeraars, v?.n tyd tot tyd, voorzien van verve;fchirgen, terwjl de belegerden, . geheel uitgemergeld, by mangel aan zulk eenen onderfland, genoodzaakt waren, de Stad te verlaaten, en in het Kas teel te wyken, AlMansur, gevolgd van zyne dappere benden, trad zegevierende in de Stad; doch welhaast week hunne vreugde, van wegen den flank der lyken, met welke zy de ftraaten bedekt zagen, en door welke zy bykans verflikt' wierden. Doch de Vorst gedoogde niet, dat zy weggenomen wierden, voordat ze geheel verteerd waren: toen deed hy de beenderen verbranden; hy zeide, dat niets aangenaamer riekte, dan het ftinkende lyk eens vyands of . verraaders. 't Kasteel, waarin de Gouverneur geweeken was, met een groot getal perfoonen van beiderlei fexe, en van allen rang en ouderdom, wierd midlerwyl zo naauw ingeflooten, dat zy, by gebrek aan mondbehoeften, genoodzaakt waren, den Koning barmhartigheid af te fmeeken. Een Marbut, thans in hooge achting, wierd met deeze boodfchap aan hem afgevaardigd: fpoedig keerde hy terug, met de blyde tyding, dat hy genade had verworven. Den volgenden 'dag trad de Stadvoogd naar buiten, met alle zyne vrienden en gezellen, om zich neder te werpen aan zyner Majesteits voeten, en den Vorst te danken voor zyne groote goedertierenheid. Tot hunne groote verbaazinge, echter, zagen zy des misnoegden Vorften oogen nog flikkeren van gramfchap; die, zich niet.langer kunnende bedwingen, den Gouverneur zynen muil toewierp, en daarop beval, hem nevens zynen vrienden en aanhangeren het hoofd voor de voeten te leggen. De Marbut, die den Stadvoogd tot in 's Konings tegenwoordigheid had verzeld, wilde hierop in geding treeden, en drong aan op' de vervulling van zyne belofte; doch hem wierd koel geantwoord, dat Kkkk 3 men XIX. BOhK, f. HOOFDST. 11. AFD Zonder'in ge vreed' leid.  626 HISTORIE XIX. boek. i. HOOFDST II, AF1 '/ Jaar 120(5. De Koning ver dyvynt. men zulke eerlooze verraaderen zyn woord niet moest houden, Hier zyn wy genoodzaakt, een einde te maaken aan de Historie deezes doorluehtigen Vorsts en Veroveraars; •dewyl het vervolg in de diepfte duisternis is begraaven. De Arabifche Schryvers verhaalen, dat hy, tot groote verbaasdheid van zyn Hof, terftond na de gemelde reehts,pleeging, op eenmaal verdween. Getroffen, zo als zy voorgeeven, van wroeging over zyne wreedheid en woord, breeking, dwaalde hy ginds en herwaarts, veracht en onbekend, en wierd eindelyk een gering Bakker te Alexandrie, daar hy ftierf. De Afrikaanen, die deeze laatste omftandigheid, zyn handwerk betreffende, verZwygen, erkennen zyn fterven te Alexandrie: zy voegen 'er nevens, dnt de inwooners van de Stad Marokko de jaarlykfche gedachtenis zyns doods vieren; dat eene begunftigde vrouw, na langen tyd op zyne wederkomst gewacht te hébben, en van hem geene tyding verneemende, fpoedig die Hoofdftad verliet, om hem op te zoeken, met een meisje, ■welk zy by hem had, op haare armen; dat zy, na lang reizens, hem eindelyk vond te Alexandrie, daar hy, onbekend by eenen iegelyk, reeds eenigen tyd gewoond had; dat zy by hem bleef tot aan zynen dood, waarna zy de wèderreize naar Marokko aannam, doch onder weg wierd aangehouden, te Tunis, door des Konings zoon, die iet kwaads in den zin had met haare dochter; thans oud en bevallig genoeg om zyne genegenheid te wekken; doch verneemende haare edele geboorte, en op de vertooning van het bewys van haar moeders huwelyk, bewilligde hy gereedelyk om haar te trouwen. Van haar verhaalen zy nog verfcheiden andere dingen, die eene bekwaame plaats zullen vinden in de Historie diens Koningryks; thans hervatten wy die van Marokko, alwaar (O Leo Afric. Marmol. Grammay, en andere.  van BAREARYE, 627 wy het Hof hebben gelaaten in de uiterfte verflagenheid en bekommernis over den verlooren Monarch. Vekschillekde. waren de gevoelens der Hovelingen over zyne vlucht en derzelver oorzaak, als mede de wegen, welke zy infloegen om hem weder te vinden.' De waarfchynlykfte gisfing over zyne afweezigheid, was, dat hy eene bedevaart deed naar Mecca, in een flécht gewaat vermomd, met oogmerk om verzoening te doen voor zyne wreedheid en trouwloosheid. Zy verkoozen zynen broeder Al Abraham, of Brahem, tot Ryksvoogd, geduurende zyne afweezigheid, onder zynen zoon AL Naker; doch na een jaar vruchtloos gewacht te hebben, bevorderden zy dien jongen Prins tot den throon, en bevestigden zynen oom in de Ryksvoogdyfchap. (?) Mohammed, door de Spaanfche Schryvers gebynaamd Al Naker, wierd, diens volgens, tot zyns Vaders Opvol" ger uitgeroepen, met den tytel van Emir, of Prins dcr^ Geloovigen. Even als zyn vader, was hy een krygszuchtig^ Vorst, en befloot, ftraks na zyne komst tot den throon,^ over te fteeken naar Spanje, alwaar Alphonfo, ftrydig metm het jongfte beftand, met zynen vader aangegaan, verfcheiden aanzienlyke plaatfen had hernomen. Ter weeringe van alle onlusten binnenslands, geduurende zyn afweezen, bevestigde hy de twee leenroerige Koningen van Tunis en Tremecen in hunne Heerfchappyën, en alle de andere Landvoogden zyner fchattingfchuldige Provinciën en de voornaamfte Krygsbevelhebbers van zyn Koningryk in hunne oude posten en waardigheden. Vervolgens bragt hy een leger op de been, het talrykfte, 't welk tot nog toe naar Spanje was overgeftoken; het beftond uit honderd■ en• twintigduizend paarden, en ruim driehonderdduizend knechten, behalven de Arabifche Chevks, die tot hem famenfchoolden uit de Oostlyke en Westlyke ftreeken zyner CO Dezelfde, boek. i HOOFDST. I. AFD, Moham. ied Al aker, latfle 'ontng ?r Aloheden.  XIX. boek. 1. HOOFDST. li. AFD. 't Jaar 12 12. Geheel geflagen, 6*8 HISTORIE zyner Heerfchappyën, en hem derwaarts verzelden, elk aan 't hoofd zyner uitgezochtfte benden. De Christen Mogendheden hadden kennis van zyne toerusting, en zonden alle de troepen, welke zy konden misfen, tot hulpe van Koning Alphonfo. Tevens riep de .Paus eenen nieuwen kruistocht uit, op zulke ftreelende en uitlokkende voorwaarden, dat 'er eene oneindige menigte uitlanders in dat Koningryk byëen kwam, om tegen de ongeloovigen te ftryden. Intuss'chen landde Mohammed, met zyn leger, in Andalufie, daar zich alle Moorfche Prinfen by hem voegden. Met hun trok hy ftraks op naar Salvaterra, de verblyfplaats der Ridderen van Calabra,- die dezelve onlangs uit de handen der Mooren hadden ontweldigd. Na een langduurig en hardnekkig beleg, wierd hy meester dier fterke plaatzé, zo als in de Historie van Spanje verder zal blyken. Gemoedigd door deezen voorfpoed, waagde hy het om flag te leveren aan de geheele macht der Christenen, in de vlakten van Tholofa. In weerwil zyner voordeelige ligginge, wierd hy aldaar met zulk eene onverzaagde dapperheid beftreeden, dat hy eene volkomene nederlaag bekwam, met verlies van omtrent honderd-vyftig-duizend knechten, dertig - duizend paarden, en vyftig. duizend gevangenen. Hy was genoodzaakt, het flagveld te ruimen, met zynen onmeetelyken en kostbaaren nafleép, en alles over te laaten aan 's vyands plondering. Hy zelve ontkwam het met groote moeite, van flechts eene geringe manfchap verzeld, inzonderheid door de fnelheid hunner paarden. Volgens zommige Arabifche Schryvers, gebeurde deeze befaamde flag, in 't jaar 609 van de Hegyrd, doch volgens de Spaanfche en andere Schryvers, in 't jaar 617 dier zelfde jaartellinge. Na deeze luisterryke zege, behaalden de Christenen nog andere voordeelen op de Mooren. Mohammed was blyde, in allen haast naar Afrika &e kunnen overfteeken, zo dra wind en weder dienden; hy  van BARBARYE. 629 hy Het zyne Spaanfche Heerfchappyën, en het uitfchot zyns veiftrooiden legers onder 't bevel zyns broeders Ebn Zayd, die kort daarna Koning van Valencia wierd. Schaamte en fpyt over zyne nederlaag, aan 't hoofd eens zo talryken legers, en over 't verlies van zo veele duizenden menfchen, gepaard met de koele ontmoeting, die hem bejegende in zyn Hof en Hoofdftad, alwaar men geene zwaarigheid maakte, zynen jongften tegenfpoed toe te fchryven aan zyne verblindheid en bloohartigheid: dit alles trof hem zo gevoelig, dat het korte overfchot zyner regeeringe voor hem 'er zeer ongemaklyk, en, waarfchynlyk, zyn einde daardoor verhaasc wierd. Dit voelde hy niet naderen, ofhy benoemde terftond eenen zyner klein• zoonen, Zeyed Arrax , of, volgens anderen, Ceyet Barrax genaamd, tot zynen throonsopvolger. Hy ftierf kort daarna, en de tyding van zynen dood en Opvolger be ' reikte welhaast zyne veroverde Provinciën, alwaar zy eenen' bykans algemeenen opftand verwekte. De Koningen van Tremecen, Fez en Tunis floegen over tot openbaare muitery. De eerstgenoemde ftak 't eerst de muitbaniere op, onder aanvoeren van eenen Afrikaan, Gamarazan Ebn Zeyen, of de zoon van Ceyen geheeten, van den Stam der Zeneti, een aframmeling der Abd' olwates, aloude Monarchen deezes Koningryks, doch thans leenmannen der Almoheden. Hy had zich gefteld aan 't hoofd eener tamelyk aanzienlyke bende misnoegden; doch haar nog „te zwak bevindende om 't hoofd te bieden aan Al Zeyed's legermacht, die tegen hem in vollen aantocht was, was hy genoodzaakt, zich te werpen in eene fterke vesting; op het punt van, by gebrek aan leevensbehoeften, te zullen fneeven, nam hy de toevlucht tot een nabeftaanden bloedverwant, deeze ftak zich in 't gewaat eens misnoegden, en liep dus vermomd over tot den belegeraar, onder voorgeeven van hem eenen weg te willen wyzen, langs welken hy den top gemaklyk konde beklimHedend.Hist.XVI.D.ILSt. Llll men, XIX. boek. I. HOOFDST. [ I. AFD. Zyn dood •n Opvol. rer.  «53° HISTORIE XIX. BOEK. I. HOOFDST II. AFE Zeyed vermoori De Almo heden neemen een einde Camara zan regeertover Tre. mecen. Abd'allar regeert «ver Fez. men, en alzo der plaatfe meester worden. Zeyed was onnozel genoeg, om aan de aanbiedinge het oor te leenerj; uitgaande om den toegang te verkondfchappen, wierd hy, op eene voegzaame plaats, door den vermomden ver 'moord: ftraks vloog de moorder naar 't Kasteel, en gaf zynen neeve kennis van 't gebeurde. Zeyeds dood maakte 'een einde aan de Dynastie, of regeering, der Almoheden. •De verraader Gamarazan, zyn voordeel doende met de verwarring en den fchrik, welke de tyding daarvan door het geheele leger verfpreidde, viel eensflags op hetzelve 'aan, en verfloeg het volkomen. Geenen vyand nu heb■bende te beftryden, bragt hy het geheele Koningryk Tremecen fpoedig te onder; hy bezat het zynen volgenden leeftyd, en gebood zynen Opvolgeren, in het toekoomende hunnen alouden naam Abd? Olwates te verwisfelen met dien van Benimeyeni, of Benizevenez. 't Gebeurde omtrent dienzelfden tyd, dat de Landvoogd van Fez, van wegen de Almoheden, Abd' allah genaamd, van den Stam der Ztneti, en van denzelfden tak der Benimerini, insgelyks aan 't muiten floeg, verfcheiden Steden innam, in 't byzonder Robotto en Anfat, in het Koningryk Tremecen, en de Almoheden, in de vlakten tusfchen Fez en Mequinez verflaande, dezelve noodzaakte, naar 't Koningryk Marokko te wyken; zeer vermogende wierden de Benimerini door alle deeze voorfpoeden. By zyn overlyden liet Abd' allah de Kroon van Fez na aan zynen zoon, nog minderjaarig, onder de voogdyfchap zyns broeders Takub, die hem , in alle zyne veroveringen, de hand had gebooden, en, na zyns neefs overlyden, als onmiddelyke erfgenaam, bezit van de Kroon nam. Hy nam den tytel aan van Mulig. Cheyk, of Oude Koning: een tytel zo veel betekenende als Opperheer; uit hoofde dat hy over het Koningryk Fez geregeerd had, met den tytel van Koning van Mequinez, zo ^ang zyn neef leefde. Een ander oom des jongen Konings, Mohammed Bu- dobas  van BARBARYE. 631 dobas genaamd, liep te wapen in de Provinciën Tedha en Darmnet j de eerfte leverde hy over aan den Koning van Fez, om zyne hulp te verwerven, en trad mee hem in verbond. Met zamengevoegde heirbenden trokken zy op na Marokko, alwaar de jonge Koning Zeyed zich onthield;: doch, op de tyding van hunne naderinge, verliet hy die Hoofdftad; zyn oom deed 'er terftond zyne intrede, en1 nam ze in 't bezit op zynen eis,en naam. Straks vaar-' digde hy eenen zyner voornaamfte krvtshoofden af, om! den voortvluchtigen Vorst na te jaagen; Hv achterhaalde hem te Seguelmesfa, en doodde hem. Terftond deed Budobas zich voor Koning en Emir der Almoheden uitroepen; en, in ftede van aan den Koning van Fez zyne beloften te volbrengen, verklaarde hy hem een verraader en muiteling tegen de Almoheden, op welke hy het Feziaanfche gebied had overweldigd; hy voegde 'er nevens, het zwaard niet te zullen opfteeken, tot dat hy hem uit zyne overweldigde Heerfchappyën had verdreeven. Alle deeze dreigementen eindigden in zyne volkomene nederlaag, en den dood des Almohedifchen Opperhoofds; het Koningryk Marokko en deszelfs Wingewesten in Barbarye kwamen hierdoor onder de heerfchappy der Benimerini, en de zegepraalende Koning van Fez wierd hec hoofd« eener nieuwe Dynastie, die, in vervolg van tyd, alle deF Koningryken van Iremecen, Tunis en andere mindereü Heerlykheden 't onder bragt. Want hoewel eenige der" Almobedifche Landvoogden, die, onder dezelfde regeering, aan t muiten waren geflagen, in hun bewind gelaaten wierden, vooral in de berggewesten, inzonderheid van het Atlantifche gebergte, gefchiedde het, echter, op voor. waarden, dat zy den Koning van Fez als hunnen Opperheer zouden erkennen. Onder deeze mogen wy tellen een aanzienlyken tak van den Stam Muzamadine, dus genaamd naar den berg, of liever de lange ry van bergen, naast den Grooten Atlas, ftrekkende omtrent twintig mylen Llll 2 in XIX. BOEK. i. HOOFDST. i. AF D. Mohammed Bu[obas benachtigdvlarokko. De Kt* ing van ez, hoofd 'er Benilerini.  632 HISTORIE XIX. boek. i. HOOFDST 1L AFD. I ] ( j 2 3 i in de lengte westwaart, naar den Atlantifchen Oceaan, alwaar zy een aanmerkelyken tyd regeerden onder hunne eigen Prinfen, na het verval en de vernietiging van de :yrannifche macht der Arabieren, in verfcheiden Gewesten van Afrika, met naame in Numidie, Libye, als mede in dit gedeelte van Barbarye, en nog hunnen alouden naam behielden. Zy zyn eene vermogende en krygshaftige Natie, en laaten zich veel voorftaan op hunne oudheid en adeldom. Onder andere takken, van hun afkomflig, heeft die der Hentet, dus genaamd naar den befaamden berg van dien naam, den hoogften en meest bewoonden van het Atlantifche gebergte, een zeer aanzienlyken rol gefpeeld in de ■ Gefchiedenisfen, onder zyne eigen Prinfen,. uit hoofde van derzelver rykdom en macht, en vooral om lunne dappere Ruitery, en de menigvuldige oorlogen, welke zy, met een gelukkigen uitflag, gevoerd hebben tegen die van Marokko; tot dat deeze eindelyk het Koningryk meester geworden zynde, zy genoodzaakt waren, tf te zien van alle verdere vyandlykheden, en om hun verbond en befcherming te verzoeken, met oogmerk om ioor dezelve in hunne daalende waardigheid en klein geried bevestigd te worden. Dit gedwongen verbond wierd *efiooten door Makyo Idris, een hunner Koningen, die voorgaf afkomflig te zyn van de Almoleden. Als zodanig begon hy aanfpraak te maaken op de Kroon van Afrika, velke zy voormaals hadden bezeeten,. en dien tytel te /oeren , hoewel hy, tot nog toe, zich vergenoegd hadde net den naam van Bergkoning. Thans bezat hy de Stad n het flerke Kasteel Geman- Tedid, voor twee eeuwen ;eflicht door Hentetao, van zynen Stam Muzamada, en ints dien tyd hunne voornaame Hofplaats. Wyders bezat ly verfcheiden andere Sterkten op denzelfden 'berg, zeer 'oordeelig geleegen, en befproeid door de rivier EcifeU ied, dus genaamd naar het. vervaarlyk. gedruis, waar zy, in  van BARBARYE. 633 in haaren fneilen loop, van die hoogten nederftort, van waar zy in de ruime vlakten om laag ftroomende, zich in een verrukkelyk Meir uitfpreid. By deeze voegde hy de Stad lemelet^ eene kleine doch fterke vesting, gelegen op een uitfteekend punt des bergs van dien naam, voor.1 maals door denzelfden Stam gebouwd, en ryklyk bevolkt. Zodanig was de ftaat van AJuley idrrsh klein gebied; wanneer de vreeze voor des Sl/arifs macht hem net kwalyk beraaden ontwerp .in 't hoofd bragt, om zich in hetzelve te handhaaven, door de bovengemelde verbintenis, van welke hy welhaast berouw had. Niet minder hacheljk, en van een. even, indien niet meer dreigend gevaar, waren de middelen, welke.hy te baate nam, om zich van dezelve te ontdaan. . . . . Iet byzonders en leerzaams bevat deeze gebeurtenis, zo wel als de aanleiding tot dezelve. Voor geene ontydige uitweiding, hoopen wy, zal de Leezer het aanzien, indien wy hier een beknopt bericht daarvan invlechten, zo als wy het verhaald vinden, by onze Historiefchryvers. i u) De gebeurtenis viel. voor onder de regeering van den Simrif Muley Hammed, ten tyde a's' de Portugeézen eenige aanmerkelyke Vastigheden hadden verkreegen -aan die Kust, in 't byzonder het fterke Kasteel dallas, eene aanzienlyke Zeehaven in dat Koningryk, de Gouverneur van welke, altoos bedacht op zyns Meesters belangen, en verftendigtf van idnis vreeze voor zynen nieuwen bondgenoot, mid-' del had gevonden hem te nodigen, om dien te ruilen tegen den Koning van Pirtugal, die, zo als hy verzekerde, een getrouwer en tevens vermogender fchutsheer zyn zoude. Gunftig en uitlokkende ftond thans de kans, in' zo verre Muley Hammed zich onlangs van de Stad Ma.' rokko had verzekerd, na den dood van Naken Buchentuf', den Almohede, den jongften eigenaar , en door dat middel een (») Leo Afric. en andere. LIII3 XIX. BOLK. 1. ■ïOOFDST. 1.1 A PDi  XIX. BOEK. ft HOOFDST. U. AF Dj j I 1 1 J s t 1 1 J r I <534 HISTORIE een geduchter nabuur was geworden ; eene omftandigheid, welke, naar t oordeel des Gouverneurs, niet kon nalaa' ten, den ongerusten Llris over te haaien om te treeden m de nieuw aangeboodene verbintenis. Om dezelve met te meer veiligheids en fpoeds te bewerken, gebruikte hy een Joodsch Koopman, welke op die Gewesten handelde, om aan hem eenen brief over te brengen van Zyne Portugeelche Majetteit; ter voorkoominge van ontdekkinge was de brief tusfchen de zooien zyner fchoenen benaaid! Doch de Jood, ter voorkoominge van achterdocht, of toteenig ander oogmerk, fioeg regelrecht den weg in naar u Cn vertoefde niet flechts eenigen tyd in die Hoofdftad, maar waagde het om voor den Sharif te verfchynen, en eenige zaaken, hem byzonder aangaande, met hem te verhandelen: eene omftandigheid, welke den Henetaanfchen Prins derwyze deed ontftellen, dat hy, toen de Jood hem den brief overhandigde, denzelven ongeopend terug gaf, en hem beval, dien naar Marokko weder te brengen, en in des Sharifs eigen handen te ftellen, nevens een anderen brief, door hemzelven gefchreeven, n welken hy hem ernfiig verzocht, een waakend oog te louden op de Christenen, die, zo als hy zeker wist, een [evaarlyk ontwerp tegen hem fmeedden. Deeze voor:orge, die eeniglyk ontftond uit zyn vermoeden, da«- de lood zyne onderhandeling met- den Portugeefchen Bevelïebber ruchtbaar mocht gemaakt hebben, had de bedoelde iitwerking ; en Muley, thans verzekerd van zyne vriendchap en eerlykheid, bleef niet in gebreke in het doen 'an eenige erkentelyke dankbetooningen voor dezelve, erwyl by al zyn misnoegen deed rusten 'op die vreemdemgen, die met zo verraaderfche listen gezocht hadden, iem van zo getrouwen bondgenoot te berooven. De ood was het eerfte flachtöffer zyner jaloezye; in 't verloeden dat hy dieper in hunne ontwerpen deelde, bragt y hem op den pynbank, dien hy verfcheiden maaien door-  van BARBARYE. 635 doorftond: geene bekentenis uit hem kunnende krygen; veroordeelde hy hem om door vier wilde paarden ver feheurd te worden. (x ) Doch alzo hy in de verborgen heid deezer zamenzweeringe niet dieper kon doordringen diende deeze nieuwe ftaal der Portugeefche eerzucht er llaatkunde allpenlyk, om hem op hun een te waakendei oog te doen houden ; en tevens, indien hy met 'er daad eenige oogmerken hadde gevoerd tegen die zyns Henetaanfchen bondgenoots, deed het hem dezelve, althans voor het tegenwoordige, ter zyde ftellen. Zints dien tyd vonc Idris in hem eenen vriend en fchutsheer, in de plaats van een geduchten nabuur; zyne Opvolgers bezaten hun klein Koningryk in vrede, eenige geflachten achter een, hoewel zy, in vervolg van tyd, gebragt wierden onder 't juk der Sharifs, zo als in 't volgende Hoofdftuk nader zal blyken. Dit zy genoeg wegens deeze twee aanzienlyke takken der Z-.net i, bewooners van de Westlyke ftreeken van den Atlas, onder den naam van Hentela en Zamadins. Andere takken van dienzelfden Stam verfpreidden zich insgelyks door andere Gewesten van Barbarye en Afrika, in Numidie, Nubie, Libye, en elders, en bouwden eenige aanzienlyke Steden, door een verhaal van welke wy den draad onzer Historie hier niet zullen afbreeken. De AU moheden, na eene luisterryke vertooning gemaakt te hebben in het Koningryk Fez en andere Gewesten, geduurende een tydperk van honderd zeventig jaaren, voerden zeer bloedige oorlogen tegen de Koningen van Fez, Tums en 'Iremecen; en hunnen rykdom, macht en Heerfchappyën merkelyk hebbende uitgebreid, wierden zy eindelyk opgevolgd door de Benimerini, eenen anderen en even doorluchtigen tak der Zeneti. Deeze, honderd - en zeventien r jaaren het gebied bezeeten hebbende, breidden hunne ver- C#) Leo en anderei XIX. boek, \ HOOFDST. afd. De Benimerini.  XIX. BOEKi •i". HOOFDS'T.1L AFD. I ( ] ] I i i a 636 HISTORIE veroveringen uit,, en yerrykten zich, door hunne herhaalde invallen, niet alleen in alle de nabuurige bovengenoemde Koningryken, maar zelfs in Nubie, Libve en MumMtif doch wierden ten laatste verzwolgen door de algemeene overftrooming van het Mohammedaandom, ge. lyk nader- zal blyken. g , .,ALLE. d\eze t^ken behielden zo veel van hunne Ara. hjche geaartheid, dat zy den voorrang gaven aan het zwervende leeven, als het edelfte en meest ftroökende met hunne afkomst en fmaak,, terwyl zy dezulken d'e onder hun gezag Honden, verplichtten, in Steden en Dorpen te woonen, de akkers en landen te bebouwen en te beplanten, zich op de veehoederye toe te leggen en zulke bedryven en handwerken te oeffenen, als de' behoeften der natuure en der famenïeevinge vorderden Overal fpraken zy de oorfpronglyke Arabifche taal, in haare zuiverheid, of althans zeer weinig-vermengd of verbasterd. Geduurende die lange tydreeks, had ieder Gezintezyne Leeraars, Voorftanders en Leerlingen, allen met even veel drifts voor hunne byzondere leerftellingen fverende. Dit duurde tot dat de Sharifs aan d« en\e sn de Turken aan de andere zyde, de geheele Barbaryfche Kust hebbende onder gebragt, hen allen noodzaakten, :icn aan eene nieuwe leere te onderwerpen Eer wy dit Hoofdftuk befluiten, zal h noodig zvn :enig verflag te doen van het voormaals zo.vermaarde koningryk lelenfine, of Tremecen, 't welk wy reeds meer naaien genoemd hebben; inzonderheid met opzicht tot iet aandeel,-welk het had in de oorlogen en andere voor. 'aüen met de jongstgemelde Staaten, voordat het onderjebragt wierd door, en ingelyft in dat van Algiers. ln ht alles heeft het eene zo luisterryke vertoonin* gemaakt n de Historie van Barbarye, dat het verzwygen daarvan angezfen"0 onverfchoonIyke SaaPing z°» mogen worden DERDE  van T R E M E C E N. 637 DERDE AFDEELING, Historie van het Koningryk Telenfino, ö/" Tremecen, Aanzien lyk genoeg was ondtyds diü Koningryk, . om in den derden rang geplaatst te worden in Mauritania Cafarienjis. Den naam Iremecen, of Termeccn, zo als zommigen dien fchryven, ontleend het van zyne Hoofdftad. Het loopt van 't Noorden naar 't Zuidoosten, dat is, van de West Middelandfche zee tot aan den berg Atlas, omtrent eene lengte van honderd.envyftig mylen; maar in de breedte beflaat het op fommige plaatfen vyftig, en op het fmalst zes-en • twintig, of eenen- twintig mylen. Ten Oosten ligt het Koningryk Tunis, of Eigenlyk Afrika, waarvan het gefcheiden word door twee rivieren, de Zis en de Moluya: de eerfte oritfpringt uit het Zanhaghiaanfche gebergte, en van daar de Landfchappen Quinena, Matagara en Releb doorftfoomende, ver wyd zy zich tot een Meir, in eene Woestyn, tenZuiden van 't Land Segelmesfa; de andere rivier, eenen anderen loop neemende, ftroomt van den berg Atlas dwars door 't geheele Land, en valt, digt by de Stad Ona, in de Middelandfche zee. (a) Van hier tot aan Gigel is de Kust op haar breedst; aan geene zyde is Gigel haare buitenfte grenspaal, gelyk Numidie ten Zuiden. Het Koningryk is verdeeld in vier Hoofdprovinciën: de* naam der eerfte en voornaamfte is Tremecen} die deri tweede^ (tf) Leo, Lib. i. Marmol, Afric. Lib. 5, Cap. 1. Davity, Dapper, Aldretti, Antiq, Lib. 3, Cap. 30. Ramufio, Voyag. Vol. 1, Part. 4, p. 59. Shaw. en andere. Hedend. Hist. XVI. D. II.St. Mmmm XIX. boek. I, j HOOFDST. Hl. AFD. Bet -S», tingryk 1 rremecen drenzen, A/oude 'rovin- ën.  XIX. boek. r. HOOFDST. XII. AFD Arabieren in. dat Koning- i ] i < ï \ 1 < l 6^ HISTORIE Buga, .S^J^ pJT- WT.fS^h^1^ heet tóaffi dei,: m^z^as den ondergang des Romeinfchsn KdSv J JL a de? Iffl^ * d***>» ge^STS iJTr«van' den Zenetaanjchen Stam; vervolgens van Lk^II Tunis en Ijfc en eindelyk vanïSj SjkTrvT E tatk^nn^ * * gSd^* zeer talryk, en niet minder onverzaagd en krvszu'htS sm met hunne woonngen te verhuizen n ^ g , saarfte oorden, in welke v J ! nJye °^naakElaan, SSSSJlSSi? "aar Soedd™ken neder* nn L u ? . gS ,ondewerpmg te betoonen of fchatting te betaalen aan de Tremeceenfche Vorften • zvfeewn Jieestal van den roof hunner onderdaane^ zV zyn I? leeld m vyf takken: .flcrfe™, Zeneti Hoars 7l»S fn^r, allen ïfcfe^^fe fiSS endeel, handelbaarer en minder afkeerig de ChZe jen, met welke zy een aanmerkelyker bande? drvven an die van 't Koningryk Marokko (b) Schril! * len, echter, zyn de S geweest, we] van'dit" ïft f ™ ^ en andere aan die Kusf fekken Pn'hnïn * f ° Zy gereed om te ver- Hkf',.n huone macht met die der vyanden te naaien ,o£ de^uT' ^ den grond deezes koningryks-mST lat is, zandachtig en dor aan den Zuidkant,, en vrucht wrder en bergachtiger aan de zyde der Middelandfche (£) Marmol» en andere. 7&Qy  ?an TREMECEN. ê& zee, behoeven wy geen uitvoerig verflag te doen van de voortbrengfels, die, mëestal, door geheel Barbarye dezelfde zyn. De grond rondom de Hoofdftad van Tremecen is weinig beter dan eene onmeetelyke fchraale vlakte: waarom 'er, in haare nabüurfchap, weinige Steden van naam liggen. Geheel anders is dezelve ten Zuiden, en aan den Zeekant, alwaar de vlakten, valeiën en zelfs de bergen een zeer aangenaam groen vertoonen, overvloed en verfcheidenheid van weilanden, vruchten en verfcheiden foorten van koorn opleveren; terwyl de Zuidlyke ftreeken zeer fchraal voorzien zyn van Steden en Dorpen van eenig aanzien, behalven de Hoofdftad, en alleen verdeedigd worden door etlyke fterke Kasteelen en mindere Sterkten, op voegzaame afftanden gebouwd. (D) Een aan- Cp) Onder deeze vinden wy, by Leo, Jzli, en, by Marmol, Zeztl genaamd, die gezegd word, door de Afrikaanen, als eene grer.sftad gebouwd te zyn; doch indien wy uit de hoogte en fïerkte der muuren, en de grootte der vierkante fteenen mogen oordeelen, heeft het meer fchyrs een werk der Romeinen, en naastdenkelyk de Giva van Ftolemeus te zyn, die haar plaatst op 14 Gr. 30Min. Lengte, en 32 Gr. 30 Min. Nooider- Breedte. Zy ligt in eene vruchibaare vlakte, tusfchen de Woestyn Angab en het grondgebied van Tremecen, Voormaals was zy digt bewoond en van eene fterke bezetting voorzien ; in haare nabüurfchap lagen ruime velden, voortbrengende eenige tarwe, garst en andere leevensmiddelen; tot dat zy ten laatste, door Tuzef, of Jozef', een Prins van het geflacht der Benimerini, bemachtigd zynde, de inwooners verdreeven wierden. Eenigen tyd daarna wierd zy van «ieuws bevolkt, door eene foort van Monniken, in groot aanzien onder de Mohammedaanen en Arabieren: zodat de Vorften van Tremecen, noch zelfs de plonderende Arabieren van hun eenige fchattingen of belastingen beften, uit hoofde der herbergzaamheid, welke zy aan alle vreemdelingen oefFenden, wien zy, drie dagen lang, omniet, van't noodige verzorgden. Eene kleine rivier, welke voorby deeze Sterkte ftroomt, voorziet haar van water. De huizen zyn niets meer dan hutten, van klei gemaakt, en met bladeren gedekt. £*) C) Leo, Lib 4, Cap. 4. Marmol, Afric. Lib. 5. Cap. 5, Dapper. Grammay. Mmmm 2 XIX. boek. t HOOFDST. iil. AF Bi  {, XIX. boek. I. | . HOOFDST. IJL AFD 640 H h S T O R I E aanzienlyk; getal ligt 'er in de Noordlykeafdeeling,-vooral aan. de Kust. Nogthans dryven de binnenlandfche en zeegewesten, een,aanmerkelyken handel, zo wel buitenslandsals met elkander: het eerfte mee Nimidie, Nigritie en andere binnenlandfche ftreeken, in flaaven, ftofgoud, olifantstanden, ebben en ander hout, als mede in gommen en andere goederen, welke aan de zeegewesten worden gegeeven, in betaaling van hun koorn en andere voortbrengfelen, als mede van eene-groote. menigte Europifche waaren, lakens, mesfen, fabels, fcheermesfen, ringen, kraaien, bellen, en andere fnuisteryën, welke uit Spanje, Italië en Frankryk herwaarts gevoerd worden. Van Venetië- en Genua. placht een aanzienlyk getal koopvaardyfchepen te vaaren op de twee vermaarde havens Auran of Horan', en Manfa Al Kasbir, tot dat beide Steden ingenomen wierden, en .de koophandel geheel geftremd, door Ferdïnand van Spanje, tot dat Barbarosfa meester wierd van het Koningryk Tremecen, de Zee- en Koopfteden hernam en herbouwde, en die kooplieden nodigde om hunnen handel met zyne' nieuwe Heerfchappyën te doen-herleeven, welken hunne vreeze voor de Christenen ,zo zeer geftoord had. Wy zullen hier deeze Steden niet befchryven, omdat wy de voornaamfte derzelven nog in weezen en bloei zullen vinden onder de heerfchappy der Turken, wanneer wy zullen gevorderd zyn tot de Historie van 't Koningryk Algiers', waarvan Tremecen thans flechts een gedeelte uitmaakt Voor 't tegenwoordige zuilen wy ons vergenoegen met het befchryven van twee der merkwaardigfte plaatfen: Ned Roma en. Tremecen ; de eerfte word dus genaamd naar haare oudheid en overeenkomst met het aloude Rome; de andere draagt dien naam, als zynde de Hoofdftad des Trevieceenfchen Koningryks. Ned Roma ligt in eene ruime vlakte, omtrent drie mylen van den Grooten Atlas, en omtrent vier mylen van de Middelandfche zee; haare ligging heeft veel overr eenkomst  van TREMECEN. 641 eenkomst met Rome; van haaren alouden luister zyn nog eenige fchitterende overblyffels voorhanden. De muuren, die nog in weezen zyn, vertoonen zich hoog, van groote vierkante fteenen gebouwd, en zeer vast zamengevoegd, volgens de Romeinfche bouworde. De overblyffels van eenige andere prachtige gebouwen, marmeren kolommen, begraafplaatfen en andere gedenktekens, met Romeinfche Opfchriften, hoewel, meerendeels, ter aarde in puinhoopen liggende, of zwaar gehavend, zyn, echter, nog zo veele blyken der aloude grootheid. De huizen fchynen herbouwd te zyn volgens den ruwen Afrikaanfchn trant: waarfchynlyk is het daarom, dat de aloude Romeinfche wooningen verwoest wierden door de Wandaalen, of in de jongile oorlogen, tusfchen de Koningen van Tremecen en die van Fez en Tunis. Zeer vermaaklyk en vruchtbaar zyn de nabuurige landeryën; zy worden befproeid door eene groote rivier, afdaalende van den Grooten At. las, wier zyden, aan weerskanten, zeer bekoorlyk belommerd worden door eene verfcheidenheid van vruchtboo» men. De naby gelegene bergen zyn insgelyks bedekt met veelerhande foorten van boomen. Een van dezelve, by de Ouden Karobs, of Kar olies, genaamd, draagt eene vrucht, aangenaam en zoet van fmaak, van welke eene foort van brood bereid word. De landzaaten kweeken zeer veele tarwe en garst, hebben uitmuntende weilanden, en fokken zeer veel vee. Ook groeit hier een zeer fyn katoen, waarvan het fraaifte linnen in geheel Barbarye word gemaakt. Om kort te gaan, niets vertoont zich aangenaamer, bekoorlyker of uitlokkender, dan de omliggende Gewesten, en de overblyffels deezer overoude Stad; niets afzichtelyker en geringer dan haar binnenfte. Wy voegen hier nog nevens, dat Ptolemeus, die deeze Stad voor het aloude^ Salamium houd, haar plaatst op 12 Gr. 10 Min. Lengte", en 33 Gr. 20 Min. Noorder Breedte. De Stad en de bewooners der nabuurige bergen behooren Mmmm 3 tot XIX. boek. |, HOOFDST. iH. AFD  f542 HISTORIE XIX. boek. I. HOOFDST. III. AFD. De Staa Tremecen Over- vloed van water. tot den Stam der Zeneti, en zyn een tak der Zanhagiaanen. (c) Voormaals waren zy dapper en oorlogzuchtig, en konden vyf - en - twintigduizend ftrydbaare mannen in 't veld brengen. Zints hunne volflagene onderwerping aan de Turken, zyn ze merkelyk gedaald in getal en moed, en naauwlyks noemenswaardig, dan om hun aardwerk, welk zy maaken. D e Hoofdftad des Koningryks is de andere Stad, welke wy nu moeten befchryven. De hedendaagfche Aardrykskundigen noemen haar doorgaans Tremecen, Tremejen, Temecen of Tremifen; volgens de aloude en echte Arabifche fpelling en uitfpraak is haar naam Tlemfan, of Telemfan. Zeer bekoorlyk is haare ligging, omtrent vyf mylen ten Zuidoosten van den mond van de Tefna, op een hellenden grond, beneden eene rye fcherpe heuvelen, die door Shaw onderfteld worden te zyn de Sachratain van Edrifï, uit welke onnoemelyk veele bronnen ontfpringen, die zich allengskens tot kleine ftroomen famenvoegende, inde nabyheid van Telemfan eene menigte fraaije watervallen uitmaaken. Wyders is'er, midden in de Stad, eene groote waterbron, die, langs een onderaardsch kanaal, van elders daar heen gevoerd word. Overvloed van water leveren insgelyks de bergen, ten Zuiden van deeze rye gelegen.CE) Niet (c) Leo, Marmol en anderen. (E) Ia't westè'inde der Stad ziet men insgelyks een grooten vierkanten Kom, aangeleid, zegt men, in den Moorfchen fmaak, tweehonderd ellen lang, en half zo breed. Indien wy de overleveringe onder de inwooners mogen gelooven, plachten de Koningen van Tremecen zich hier op 't water te verlustigen , en de onderdaanen zich in de fcheepvaart te oeffenen. Maar, gelyk Leo met reden aanmerkt, de wateren van de Sachratain, van hunnen gewoonen loop, ligteïyk kunnende worden afgeleid, is het waarfciiynlyker, dat deeze Kom oorfpronglyk diende tot eene waterberging, tegen een beleg, brand of andere voorvallen, als mede om eene groote me.iigte tuinen en andere plantaadjen beneden te bevochtigen. Edrifi  van TREMECEN. 643 Niet ligt is het te gisfen, wanneer of door wien deeze Koninglyke Hoofdftad gebouwd wierd: en hoewel 'er verzekerd word, dat men, onder haare puinhoopen, heeft gevonden veele ryën pilaaren, en brokken van Romein/die altaaren, met Opfchriften van de Dii Manes, nevens andere Romeinfche oudheden, zyn, nogthans, de meeste Schryvers van gevoelen , dat zy van kleine beginfelen is opgeftaan, en haar toppunt van grootheid niet heeft bereikt, voor de verwoesting van Aresgol door de Zanhcghiaancn, in 't jaar 410 van de Begyta, waarvan wy, in't vervolg, breeder zullen fpreeken." Tot op dien tyd fchynt het flechts eene geringe Vesting geweest te zyn, de eigendom van, indien niet gebouwd, zo als Marmol gist, door de Magarefche Zeneti. (d) Hoe't zy, by de Ouden was zy bekend onder den naam van Temefi; en Ptolemtus plaatst haar op 13 Gr. 50 Min. Lengte, en 33 Gr. 10 Min, Noorder-Breedte. De muuren waren meestal gegooten metzelwerk, beftaande uit eene byzondere foort van kalk, zamengefteld uit zand, lym en kleine keifteenen, zo wel toegemaakt, dat het geheel de hardheid en vastheid van fteen verkreeg. Zeer hoog waren deeze muuren, en fterk genoeg om een beleg van dertig maanden door te ftaan, in fpyt van de wakkere aanvallen der belegeraaren, onder het oog en opperbevel van hunnen Vorst, Abu'l Hasfeim, Koning van fez, die 'er, eindelyk, dien heilloozen bres in maakte, welke de overgaave en de verwoesting van de Stad veroorzaakte, en den dood van haaren dapperen Prins, zo als hier na zal befchreeven worden, (e) Tot (V) Marmol, Afric. Lib. 5, Cap. 11. Leo, Lib. 4, Cap. 10. CO Leo, Marmol, Grammay, Ramufio, en andere. Edrifi maakt gewag van eenen aanleg van deezen aart, in welken de Fontein van Omojahia zich ontlastte. (*) C*) Leo. Lib. 4. Cap. 20. XIX boek. i. HOOFDST. UI. AFD.  XIX. BOEK. I. HOOFDST. Ilf. AFD Haare aloude IVyken, Openbaaregebot/wen Paleis, 6u HISTORIE Tot dien tyd toe was Tremecen zeer wyslyk verdeeld in verfcheiden Wyken, ieder van eene langwerpige gedaante, binnen haare eigen muuren beflooten, 't zy om een beleg te rekken, of om muiteryën en opftanden onder de burgers te voorkoomen. Twee van dezelve, zegt men, waren ten tyde. van Edrifi nog in weezen. (/) De overige zyn verdelgd door den veroveraar; doch uit de oyerblyffelen fchat Shaw den geheelen omtrek der Stad op vier mylen. Na den ondergang van het geflacht der Benim:rini, begon deeze Hoofdftad herbouwd, en van nieuws bewoond te worden. Haar koophandel begon insgelyks te herleeven, en haare kooplieden zo ryk en vermogende te worden, dat de plaats haaren alouden luister herwon: zodat zy Fez naar de kroon dong in veele openbaare gebouwen, als Moskeeën, openbaare fchoolen, byzonderlyk vyf Kollegiën, zeer prachtig gebouwd, eenige door de Koningen van 'Iremecen, andere door de Koningen van Fez: nevens veele andere geftichten, als Badftooven, en Karavanferas, ten dienfte der kooplieden en vreemdelingen. Zeer menigvuldig en ryk waren hier insgelyks de Jooden ; doch, by gelegenheid van eenigen onlust, of wangedrag, wierden zy allen op eenmaal tot den laagften ftaat van elende en verachtinge vernederd. Dit gebeurde kort na den dood van Koning Abuhaddillah, in 't jaar 923 van de H-gyra; zints dien tyd hebben zy nooit op hun verhaal kunnen koomen. De burgers leefden in groote pracht en weelde; elk oeffende zynen handel of bedryf in een byzonder gedeelte der Stad, even als te Fez. Buiten de wallen, aan de Zuidzyde der Stad, ftaat het Koninglyk paleis, in de gedaante van een Kasteel gebouwd. Zeer menigvuldig in getal en zeer fraai zyn de woonvertrekken; de tuinen pronken met fpringende fon:eineri. Het paleis heeft twee prachtige ingangen; eenen aan Cf) Shaw, als boven.  van TREMECEN. 645 aan den ftadkant, Beb ■ gailit, den anderen aan de landzyde, Beb-el-Cied genaamd. In de nabüurfchap liggen veele fraaije Hoflieden en Lusthuizen, eene menigte tuinen en boomgaarten, in welke de vermogende lieden, in tyd van vrede, een groot gedeelte van het jaar doorbrengen. Zy zyn van water ryklyk voorzien, en beplant .met allerlei vruchtboomen, inzonderheid olyf en nooteboomen, uit welke zy zeer veel oly verzamelen. De wyijftokken zyn 'er insgelyks zeer overvloedig, en voorzien de landzaaten ryklyk van druiven, welke in de zon gedroogd zynde, bet gantfche jaar tor, Voedfel of verkwrkkinge dienen, (g) Niets had een bekoorlyker aanzien, dan de toegangen tot deeze ryke Hoofdftad, niets was vreedzaamer en gelukkiger dan haare inwooners, tot op het jaar 1670, het tyd» ftip haarer laatste verwoestingen, wanneer Muley Hasfan, Bey van Algiers, het grootfte gedeelte in puinhoopen leide: niet het zesde gedeelte was 'er meer van overig, wanneer Dr. Shaw in den jaare 1726 deeze Gewesten bezocht. De Koninglyke inkomften, voornaamlyk voortfpruitende uit de inkomende en uitgaande rechten, op de goe^ deren naar en uit de Stad Auran, daar de hoofdtol was, bedroegen toen niet boven de zeshonderd duizend Kroonen jaarlyks; de eene helft daarvan wierd befteed tot onderhoud van 's Konings legermacht, de andere tot zyne hofhouding; hetgeen 'er van mocht overfchieten, wierd opgeleid voor de krygskosten. (O De Tremeceenfche Koningen dreeven insgelyks een aanzienlyken handel met de binnenlandfche Gewesten, welken de Tut ken zorgvuldig nog verder hebben uitgebreid. In 't algemeen zochten deeze Koningen die van Fez, van welke wy in een volgend Hoofdftuk zullen fpreeken, in Marmol, Leo, en andere. CO Leo en Shaw, als boven. CO Marmol, en andere. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. N n n n XIX. BOfcK. I. HOOFDST. ii. AFD Voor. fteden. Inkom* ten.  XIX. boek, i. HOOFDST. llfc AFD. Geld. fpeciën. Historie van het Koning • ry kTte. mecea. Luhtei van deszelfs Ko Hingen» 64Ó HISTORIE in den luister hunner hofhoudinge naa te bootzen, zo niet te evenaaren.- Eene merkwaardige byzonderheid, echter, wierd door den regeerenden Vorst fteeds in acht genpmen: in 't openbaar verfcheen hy telkens in zo een eenvoudig gewaat, dat hy van een gemeen Officier bezwaarlyk kon onderkend worden, in tyd van oorlog; en van zyn gevolg op zyne reizen. (£) De gewoone geldmunt, was een ftuk goudgeld van flecht allooi, ter waarde van een ltaliaanfchen Dukaat en een vierde gedeelte. (/) By de Romeinen eh Grieken was dit Koningryk bekend onder den naam van Temift, als een gedeelte van Mauritania Ccefarienfis, door hen ?t onder gebragt. Na den val van hun gebied, mag het, met reden, onderfteld worden, nevens andere ftreeken van Barbarye hetzelfde lot' ondergaan, en een geruimen tyd .gezucht te hebben, onder de dwingelandy ter Arabifche Khalifs en derzelver Cheyks; tot dat hun juk óndrasglyk wordende, dé Tremeceenen genoodzaakt waren , het af te fchudden, en, even als de andere, een - nieuwen regeeringsvorm, of Dynastie, Op te richten, welke de moeder was van veele andere, welke op haare beurt bloeiden, in de verichillende Gewesten van Barbarye en Afrika , tot aan' Libye, Nub>e en Numidie toe. De■'Zenetij van'den tak der Magrawas of'■ Magroas > waren 'de eerfte 'grondleggers van deeze Heerfchappye. Zy noemden zich Beni Abdhdguad, en wierden gehouden voor de oudfte en aan zien lykfte der Prinfen van Barbarye, leevende in groote: pracht en luister; hunne Opvolgers wierden verkoozen uit den "hoogften Adel.' In fpyt Van hunne praalvertoonibge en heerlykheid, waren de Vorstlyke inkomften in den beginne zo gering, dat zy genoodzaakt waren, nu en dan de geldfpeciën te befnoeiën. Nogthans vonden zy middel., om dezelve allengskens te ver - C£) Leo, Cap. 2. HISTORIE van die tegen zynen oom Abu • Zeyen was opgeftaan, en hem verfcheiden jaaren hield opgeflooten; doch, na de verdry ving van den verrader, wierd deezen op den throon herfleld. Niet lang, echter, bezat hy het Koningryk, of hy wierd geflagen, door den Turkfchm Zeerover Barba. ros/a, die thans meecter was geworden van dit Koningryk, zo als, in de Historie van Algiers, nader zal blyken; waarna Abu - Chemen befloot eene tweede pooging te waagen, om het uit zyne handen te wringen. Doch alzo hy machts nog aanziens genoeg had tot zulk eene ftoute onderneeming, verzocht hy Keizer Karei den V. om hulp, met aanbieding van aan hem fchattingfchuldig én leenroerig te zullen worden, mids hy hem op den throon herftelde. De Keizer leende het oor aan deezen voorflag, én voorzag hem van volk en geld. Welhaast was hy dus in ftaat om Barbarosfa te kunnen bevechten, en uit zyn nieuw wingewest te verjaagen: waarna hy eene ftrenge wraak nam van zulke Tremeceenm, die de hand hadden gehad in zyne verdry ving. Daarenboven voldeed hy de Spaanfche foldaaten, die hem geholpen hadden, zond de Bevelhebbers naar huis, overlaaden met de blyken zyner dankër. kentenisfe en edelmoedigheid, en leide den Keizer een groot jaarlyksch inkoomen toe, zo lang hy leefde. Doch zyn broeder Abd'alla, die hem opvolgde, zich verlaatende op de macht en vriendfchap des Turkfchen Sultans Soliman, weigerde die fchatting te betaalen. Hy bleef in 't gerust bezit, tot in den jaare 1526, wanneer het Koningryk, door de Turkfche Algerynen, heroverd wierd: zedert is het in hunne handen gebleeven.  MAROKKO en FEZ. 651 TWEEDE HOOFDSTUK, Hedendaagfche Historie van het Keizerryk Marokko en Fez. EERSTE AFDEELING; Gelegenheid, Uitgebreidheid, Klimaat, Dieren, Grond, Inwooners, Rivieren, Bergen, Regeeringsform, enz. des Keizerryks. DE Koningryken Marokko en Fez, thans uitmaakende één Keizerryk, waren voormaals een gedeelte van 't aloude Mauritania. Zy liggen aan de Westlykfte grenzen van Barbarye, paaiende, aan dien kant, 'aan den Oceaan; ten Oosten grenzen zy aan de rivier Mulvva, welke ze van Algiers fcheid; ten Noorden aan de Middelandfche zee; ten Zuiden aan den Grooten Atlas, of liever aan de rivier Suz, welke Marokko fcheid van de Provincie Darhas, en gedeeltlyk van 't Koningrvk Tafilet. Het geheele Keizerryk ftrekt van 28 tot 36 Graaden Noorder-Breedte, en van 4 tot 9 Graaden Lengte van, Londen. De grootste lengte, van 't Noordoosten naar '£i Zuidwesten, beflaat vyf honderd- negentig mylen; volgens de jongfte waarneemingen, is de grootfte breedte, tweehonderd - en • zestig mylen, en niet half zo veel daar 't het fmalst is. Elk deezer twee Koningryken behoud nog zynen ouden naam, hoewel het Keizerryk en de Keizers doorgaans genoemd worden naar die van Marokko, of, zo als de XIX. boek. ii. HOOFDST. i. AFD. Het Kei. terryk Marokko. Ligging: Uiigeh-eidteid.  XIX, boek. n. HOOFDST. I. AFD, Klimaat, 6s* HISTORIE van de Spanjaards het fchryven , Marruccos, als het aanzienlykfte van beiden. Ieder Koningryk is wederom gefmaldeeld in mindere Provinciën, van welke Marokko zeven bevat: Hea, Sus, Gefula, Eigenlyk Marokko, Ducala, Efcitra enTelda; en Fez insgelyks zeven: Azgar, Chaous, Errif, Eigenlyk Fez, Garec, ffazbat en Temefine, (a) Sommigen verdeelen het geheele Keizerryk in drie Hoofdprovinciën: Marokko, Fez en Sus. Anderen breiden de grenzen nog verder uit, Zuidwaarts, voorby de laatstgenoemde Provincie, tot aan den Niger: dus zou het eene breedte hebben, van 't Noorden naar 't Zuiden, van bykans twaalf, honderd mylen, Doch indien een der Sharifs van Marokko ooit zyne heerfchappy zo verre uitbreidde, zeker is het, dat al wat aan geene zyde der riviere Sus ligt, zo woest en onvruchtbaar is, dat het naauwlyks noemenswaardig zy: te meer, omdat het word bewoond van zwervende Ara, lieren , die aan geene anderen dan hunne eigen Cheyks gehoorzaamheid betoonen. Cb) Het klimaat is 'er overal zeer heet, doch doorgaans gezonder dan in Algiers of Tunis, als wordende, op eene aangenaame wyze, afgewisfeld door bergen en valeiën, en door zeewinden verkoeld, inzonderheid aan den Westkant, uit den Atlantifchen Oceaan. Voor gemaatigder word het hierom gehouden, dan iemand van de ligginge zoude verwachten. De top van den grooten berg Atlas, welke het, aan den Zuidkant, in de gedaante eener halve maane, omringd, is, een groot gedeelte van 't jaar, met fneeuw bedekt; en in de valeiën vriest het fomtyds zeer fterk in den nacht, geduurende de wintermaanden; doch de zon doet het ys veelal over dag fmelten: zodat men op den middag 'er niets meer van verneemt. Het regenachtig fa) Leo Afric. Lib. 2, Cap. i. Grammay, Lib. o, Cap. 2. Marmol, Lib. 3, Cap. 1. Davity, Dapper, Baudrand en andere. O) Zie de aangehaalde Schryvers.  MAROKKO en FEZ. 6SS achtig faifoen begint veelal in Wynmaand; indien het te lang inden zomer aanhoude, veroorzaakt bet meestal aanReekende koortzen. De Noordweste winden, welke omtrent Lentemaand beginnen te waaijen, zyn fomtyds zo fcherp en hevig, dat zy de longen en andere lichaamsdeelen der landzaaten aandoen, en voor de vruchten en veldgewasfen nadeelig zyn- In andere opzichten genieten zy een klaaren en helderen hemel, eene gezonde lucht ; dewyl 'er weinige bosfchen zyn, die den vryën omloop Itremmen; de bosfchen, die 'er nog zyn, zyn meestal ontbloot van timmerhout. Ryklyk word in 't algemeen het land bevochtigd van bronnen, en aanmerkelyke rivie- < ren; meestal ontfpringen deeze uit den berg Atlas, en' ontlasten zich in den Atlantifchen Oceaan , of in de Middelandfche zee, na een loop van eenige honderden mylen. (c) Ryk zyn daarenboven deeze bergen van onderfcheidene metaalmynen, inzonderheid koper, en van weiden voor hoornvee, paarden en ezels. Ten allen tyde was dit Land vermaard om zyne paarden ; zy zyn klein, doch vergoeden dit gebrek door eene fraaije geftalte, gezondheid en byzondere tamheid. AL zints den tyd der Romeinen, zyn de landzaaten vermaard * geweest, om hunne bedrevenheid in het temmen en beryden van dezelve. Nog heden gaat hun de roem na, dat zy alle Natiën hierin overtreffen, en, in zekeren zin, onnavolgbaar z^n. Dromedarisfen en kameelen zyn hier te lande zeer menigvuldig, en veel uitfteekender dan de Afiatijche: want zy kunnen tien dagen zonder water leeven, of zonder eenigen anderen lyftocht, en eenen last van acht of negenhonderd ponden draagen. (» Zo vruchtbaar zyn, in 't algemeen, de landeryën, dat indien zy behoorlyk bebouwd wierden, zy de meesteg voortCO Dezelfde. C<0 Leo, Lib. p, p. 290. Hedend.Hist. XVI. D. II. St. O00O XIX. boek. ii. HOOFDST. i. AFD. Bronnen 'n Rsvie* 'en. Paarden en Daardyders. Goede rond.  'XIX. boek, II HOOFDST. I. AFD, Berebers. Arabieren Mooren. 6s6 HISTORIE vam voortbrengfels van de andere Gewesten der waereld zouden uitleveren. Gemeenlyk worden zy gerekend, honderd maaien meer te kunnen geeven, dan de landzaaten ten eigen gebruike noodig hebben; naar den eisch bebouwd zynde, zouden ze twee of drie oogllen in 't jaar leveren. Nogthans liggen ze woest, en overal zonder eigenaars, uitgezonderd in den omtrek van drie of vier mylen van hunne Steden en Dorpen, van wegen de "wreede knevelaaryën der Regeeringe, en de veelvuldige invallen der plonderende Arabieren. De Noordlykfte Gewesten, echter , zyn vruchtbaarst in koorn, wyn, oly, allerlei fruiten, honig, wasch, zyde en de fynfte wolle; de Zuidlykfte geeven de meeste dadelen, fuiker, katoen, indigo, gember en veelerlei gommen. De inwooners van dit Keizerryk zyn, gelyk die van Tunis en Algiers, een mengelmoes van: r. Berebers, of, zo als zy zich zelve noemen, de aloude landzaaten, die zich nog houden aan hunne oude gewoonten, taaie en leevenswyze in hutten, op het gebergte, ter handhaavinge van hunne vryheid; deeze zyn nimmer volkomen onder 't juk gebragt. 2. Arabieren, die, met hunne ontelbaare kudden, ginds en herwaarts zwerven, de vlakten bewer* ken, en in de vruchtbaarfte oorden koorn en andere gewassen planten; beftaande hun rykdom in vee, paarden en koorn. Niet minder onverduldig draagen ze een vreemd juk; en, hoewel eene zekere fchatting opbrengende, ftaan zy onder Cheyks van hun eigen geflacht en verkiezinge. Eenigen hunner Stammen beftaan meer van pionderen dan van hunne nyverheid, en kunnen niet ligt onder 't juk gebragt worden, dewyl zy hun verblyf houden in de ontoegangelykfte borden, van waar zy, in de laagere landen, op de Karavaanen en Reizigers, geweldig aanvallen. 3. Mooren, meestal afftammelingen van die uit Spanje zyn verdreeven. Hoewel arm en verdrukt, zyn ze zeer talryk, vooral langs de Zeekust, fchoon zy geene koop.  MAROKKO en FEZ. 6$f koopvaardyfchepen in eigendom hebben, noch met uit landfche Natiën onmiddelyken handel dryven. Zy liaan te boek voor uitermaate fchraapzuchtig en bygeloovig, groote bedriegers, jaloersch, wraakgierig en verraaderlyk, hoewel, in fnoodheid en bedriegery, minder dan de Jooaen, Deeze, uitmaakende de vierde klasfe van inwooneren, zyn, voor 'c meerendeel, dezulken, die genoodzaakt waren i>l't nje en Portugal te ruimen. Hoewel zy de grootfle gaauwdieven onder de zon zyn, gedoogt men, echter, dat zy de voornaamfte Handelaars, Faktoors en Bankiers in het Ryk zyn. Door hunne.bedriegeryën vergoeden zy zich ryklyk de zwaare lasten en fchattingen, met welke zy gedrukt worden. De flechtften van allen, echter, zyn 5. de Renegaaten, die, hoewel hier niet zo talryk! als in Tunis en Algiers, nogthans eene onderfcheidene klasfe uitmaaken, niettegenftaande zy weinig minder verfoeid worden van de overige landzaaten, dan van de Christenen. Van hier dat zy, fchoon niet als flaaven tot de laagfte en verachtfte dienften gebruikt wordende, nogthans niet bevryd zyn van zwaaren dienst, als het bewaaken van de poorten der Koninglyke Paleizen en verfterkte Plaatfen, en ander werk, waartoe zy bekwaam zyn. Sommigen hunner worden verdeeld onder de Landvoogden der Provinciën, om door hen gebruikt te worden. De Heer L)e St. ülon verhaalt, dat zy, in tyd van oorlog, in de veldflagen, ih grooten getale in de fpits geplaatst worden, daar zy bloot ftaan om in ftukken gehouwen te worden, op de eerfte blyk dat zy zoeken te deinzen. 6. De Slaaven maaken insgelyks eene aanmerkelyke klasfe uit; zy zyn bier zeer menigvuldig, en worden 'er onmerschlyker behandeld dan te Tunis en Algiers, wier dienstbaarheid en elende een ftaat van rust en geluk is, in vergelyking van die in de Marokkaanfche Heerfchappyën. Allen behooren aan den Koning; nogthans worden zy, in allen opzichte, flechter behandeld dan in andere Landen. Oooo 2 Hun XIX. BOEK. ii. HOOFDST. i. AFD. Joodea. Rene. ;aatcn. Slaaven.  6$i H l S T O UI E van XIX. BOEK. II. HOOFDST, I, Af D, t 1 l ï 2 é l d z k b Hun arbeid is van de zwaarfte en flechtfte foort, en bykans zonder tusfchenpoozen. Hun dagelykfche lyftocht is een pond brood v=.n grove garst, in een weinig oly gebakken; dikmaals nog moeten zy dit, met de eene band, m hunnen mond proppen, terwyl de andere eenig zwaar werk verricht. Hun nachtverblyf is een onderaardsch hoi, waarin zy nederklimmen langs een ladder van touw, welke vervolgens word om hoog gehaald, en voorts de ingang der gevangenisfe met eene yzeren deur geflooten. Hun gewaat is een lange ruuwe wollen py, nevens een hoed;.dit dient hun tot een rok, hembd en broek. Ter voltooijinge van hunne elende, worden zy, met ezels, voor de karren, in 't gareel gefpannen, en om de geringfte onoplettendheid, of tusfchenpoozing in hun werk, onmeedogend gegeesfeJd. Een zonderling vermaak fcheppen deeze barbaaren, en rekenen het zich tot eene verdienfte, ieeze rampzaligen dus te mishandelen. De gehuwden evenvel zyn vry van zwaaren arbeid: de vrouwen, omdat zy sen nieuw geflacht van flaaven fokken en kweeken; en ie mannen,; waarfchynlyk, om de voortplanting van 't jeflacht:, niet beter dan de overige worden evenwel deeze >eiden gevoed, gekleed en gehuisvest. Nogthans hebben ommigen hunner de vryheid om brandewyn te ftooken raartoe hun het noodige door de Jooden word bezorgd' ly betaalen daarvoor eene kleine belasting aan den Keizer* ïen men in het begrip, houd, dat de Europeaanen, indien e door deezen drank niet opgewekt wierden, alle hunne :erkte en werkzaamheid zouden verliezen. Een ander geflacht is 'er van witte Mooren; zy maaken e edelfte vertooning in alle deeze Heerfchappyën, vooral nts Muley Ishmaël het bewind over dezelve heeft verreegen; hoewel zy, in alle opzichten, niet minder zyn lootgefteld aan de dwingelandifche regeeringswyze, en Dg meer aan de gierigheid, jaloersheid en wreedheid van men Oppervorst, blootelyk oro.de ruimte en vryheden, welke  MA ROK K O en FF Z. 659 welke zy onder hem genieten: een gevaar, waartegen de overigen zich beter kunnen behoeden, door 't weinige, welk zy bezitten, te verbergen, en niets dan armoede en berooidheid te vertoonen, { e) Voorheen hebben wy eenig bericht gegeeven van de voornaamfte rivieren dtezes Gewests; 't geen. in de befchryving of opnoeming verzweegen is, zullen wy hier aanvullen. Wy beginnen van de Muhvyah, Molucha, Mu'via, of eigenlyker Mullooyah genaamd, welke het Koningryk Flz van Algiers fcheid. Zy ontfpringt aan den voet van den Atlas, in de Provincie Chaus, en ftroomt door de Woestyn, tusfchen Gatret en Angued; vervolgens eenen zwaai neemende om den berg Benizeti, valt zy, niet verre van de Stad Casfaca , in de Middelandfche zee. (f) Taga, oudtyds Talmuda , Tamuda en Tanuda, ontfpringt uit denzelfden berg, en ontlast zich in de gemelde zee, doch veel nader aan de Straat van Gibraltar, ten Oosten van 't Voorgebergte Gebba.. Deeze twee rivieren zyn de eenige van naam, welke in die zee ftroomen. De laatste is alleen merkwaardig, om eene Stad van dien naam, aan haare oevers gebouwd. Dupin houd daarvoor het Tanudajenjis Epïfcopatus, onder het rechtsgebied van Karthago. In den Atlantifchen Oceaan ontlasten zich de volgende rivieren. Sebou, Cebu, of Subro, loopende van den berg Atlas door de Provinciën Fez en Asgar. In haaren loop neemt zy haaren weg door twee fteile rotzen van eene vervaarlyke hoogte, naby het gebergte Beni - Tazga, en valt in de zee naby Mamor, eene Stad door Almanzor verdelgd; omtrent twintig mylen ten Noorden van .Sake. Van de eene zyde deezer fchroomlyke fcheure begeeven zich de bergbewooners naar de andere, door zich te plaatfen Ce) Leo Afric.Lib. 9,u. rpo. Zie ook Hij?, of Marocco, p. 336". Cf) Marmol, Lib. 4, Cap. 96. Leo, Lib. 9. Davity, Dapper». Oooo 3 XIX. BOEK. II. HOOFDST. I. AFD Rivieren, Mullooyah. Cefca, ■  XIX. boek. ii. HOOFDST. i. A F D. Ommi. rabih. Tenfist. 660 HISTORIE Van plaatlen in eene groote mand, die, door middel van een Katrol, langs een zwaar touw loopt, welks beide einden zyn vastgemaakt aan twee paaien, in den rots vastgezet, en aan weerkanten door de lieden word getrokken? Indien de mand of het touw breeke, zo als zomtyds gebeurd js, vallen de Reizigers in de rivier, van eene hoogte van negenduizend voeten. Deeze rivier, volgens Marmol, de grootfte in geheel Mauritanië, heeft overvloed van intfteekenden visch, die voor ruim twintigduizend dukaaten word verpacht, (g) De volgende in rang is de Ommirabih, of AmmU rabea, verkeerdelyk Marbea en Umaraka genaamd. Haare hoofdbron is in den berg Mazrau, een der hoofden van den Atlas, m de Provincie Tedles, naby de grenzen van fez, van waar zy llroomt door de vlakten van Adachfon; I^,gL7,er dfelve een fraaiJ'e bruS> aangeleid door Abut tiajclien, den vierden Monarch uit den tak der Be. nimerim. Van daar naar 't Zuiden flingerende, befproeit zy de ruime vlakten tusfchen Dukala en Temefena, na alvoorens te hebben ontvangen de Üernu en Niger, volgens Marmol, of, volgens Leo en Sanfon, de Ouadel of tluedel-abid, dat is, de Rivier der Dienstknechten. Hier word zy merkelyk breeder, by haare nadering tot den Oceaan, m welken zy zich ontlast, en eene ruime Baav maakt, ten Oosten van Amazor. By zomer noch winter is deeze rivier waadbaar: zodat de landzaaten genoodzaakt zyn, hunne goederen over te zenden door middel van manden, vastgebonden aan lederen fchouwen, of op balken Haar visch kan niet alleen het geheele Land fpyzieen* maar er word zelfs van verzonden naar Spanje en Por. f,ugal. (ft) J De Tenfist is diep en breed; zy ontfpringt uit de hoogten O) Leo, Lib. 9. Marmol, Lib. 4, Cap. 127. (?0 Dezelfde; Davity, Dapper, Boulec.  M A R O KKO en FEZ. 661 iioogten van den Atlas, naby de Stad Animmey, of liever Hanim-mey: zy ftroomt door de Provinciën Marokko en Dukala, en valt in den Oceaan naby de haven van Saffi. Zy ontvangt in haaren boezem een aanzienlyk getal andere rivieren; de voornaamfte zyn, de Gicfdmed Agmed en Hued Nefus, of Nes fis, die naby denzelfden berg ontfpringen: na de vruchtbaare vlakten van Marokko befproeid te hebben, valt zy in den Tenfist. De laatste, hoewel meestal zeer diep, is, nogthans, op veele plaatfen, waadbaar, geduurende den zomer. In de nabyheid van Mm rokko ligt over dezelve eene prachtige brug, van vyftien boogen, door den grooten Almanzor aangeleid; wordende voor een der fraaifte getimmerten in Afrika gehouden. Drie van deeze boogen wierden vernield door Abu Dubu, een der laatfte Koningen uit het Almohedifche geflacht, om zynen mededinger het vervolgen over de brug te beletten: zy zyn nooit herfteld. De Tenfist fcheid de Provinciën Dukala en Hea, en word gehouden voor de Phut van Ptolemeus, die de Stad A/ama aan haaren mond plaatst. De laatfte rivier van naam, in dit Koningryk, is de Sus, die haaren naam geeft aan de Provincie, welke zy befproeid, in haaren loop van den Atlas tot aan den Oceaan ; zy is de Zuidlyke grenspaal, welke haar van de Provincie Darha fcheid. Deeze rivier, zeer breed zynde, word door de landzaaten afgeleid in eene groote menigte kanaalen, waardoor de Provincie, hoewel de Zuidlykfte, de vruchtbaarfte- van allen is. Haare oevers zyn bedekt met vruchtbaare koorn en weilanden, tuinen en wyngaarten; zy houd veele fuikermolens gaande: hierdoor zyn de inwooners van deeze Provincie zeer talryk en vermogende, en leeven beter dan die van Hea, inzonderheid de StedelingeH, en die in de fuiker werken. De meeste Aardrykskundigen houden de Sus voor de Una van Pto/emeus, die haar plaatst op 8 Gr. Ooster Lengte, en 28 Gr. 30 Min. Zuider • Breedte. Veelal is zy hoog en foei- vlietende, XIX. boek. II. HOOFDST. 1. A F D. De Sus.  XIX, BOEK. II. HOOFDST, 1. AFD. Hued Agmed, Bergen, Groote en kleine Atlas. 66» HISTORIE -tam Sennde' e,n overftroomt dikmaals in den winterde laage landen; doch zy ,sln den zomer Jaag en naauw. Ci) g vPrhLlAL7£f ,deeZ! Z6S ho°flriv-ieren, ontlast zich een verbaazend getal mindere in denzelven. Zommigen daarvan worden m eene menigte kanaalen afgeleid, en maaken het land aan weerkanten vruchtbaar. Doch behalven dit hebben zy mets merkwaardigs, uitgezonderd de Hued Agmed, de m den berg van dien naam ontfpringt, en wier water altoos klaar is. Zy befproeid het grondgebied der Stam naar haaren naam genoemd, voormaals de Hoofdftad en rykszetel, acht mylen ten oosten van Marokko Zy ftroomt door eenige vruchtbaare ftreeken, tot aan die Hoofdftad; verdwynt vervolgens, eenigen tyd, onder den grond, en daarna wederom ten voorfchyn koomende, valt zy in de Wat aangaat de Bergen deszes Keizerryks, de groote Atlas omringt het ten Zuiden, in de gedaante eener halve Maane, en icheid deszelfs gebied van de Provincie Darab; of, in eenen ruimer zin, fcheid Barbarye van Biledulgerid. Deeze groote keten, ftrekkende van de Stad Mes/a aan den Atlantifchen Oceaan,op 9 Gr. 30 Min. Wester Lengteen 30 Gr. 15 Min. Noorder. Breedte, midden door Bar. Urye, tot aan den berg Meys, in de Woestyn Barca, omtrent acht mylen ten Westen van Alexandrie , word door de landzaaten Ayduacal genaamd, doch verandert dikmaals van naam, naar gelange der menigte van Land-> knappen, welke hy doorfnyd, en de wyde gaapingen van vlakten en valeiën, van welke hy doorfneden word Hv draagt den naam van Groote Atlas, jn tegenftelling van een anderen keten, de Kleine ^ygeheeten, ftrekkende langs de Kusten van Barbarye, van de Straat van Gibraltar, tot O') Leo, Lib. 2 & p, Marmol, Lib. 3, Cap. 20. Davity, Dapper en Grammay, Lib. 9, Cap. 2. (/é) Dezelfde; Grammay, Lib. 9, Cap. 2.  MAROKKO en FEZ. 66% tot aan.het grondgebied van Bona, in het Koningryk AU gicrs, en, word, van de landzaaten, Er rif genaamd. De beide ketens, van zulk eene verbaazende hoogte, en, het grootfte gedeelte van. het jaar, zo dik met fneeuw bedekt zynde, dat zy verre, in zee kunnen gezien worden, worden by de Spanjaards genaamd. Montes Uaros, of blinkende bergen, en door de landzaaten, eertyds, Dyris en Adyris, volgens Strabo, die, waarfchynlyk, dien Griekfchen uitgang heeft gegeeven aan het Pkenicifche woord Dyrim en Adyrim, 't welk , ïn die taal, al wat vermogend is betekent. (/) 6 D e Groote Atlas, hoewel door een zo warm Gewest loopende, is, nogthans, op veele plaatfen, onbewoonbaar, 't zy om deszelfs overmaatige hoogte en koude, ruwheid en ongenaakbaarheid; of om de dichte bosfchen, welke de hoogten bedekken, en de valeiën beneden óverfchaduwen en verdonkeren. De hoogfte en bezwaarlykst genaakbaare zyn die, welke langs de grenzen van 't Koningryk Iremecen loopen, en de koudfte, die aan het gebied van Marokko paaien. De overigen genieten een zachter klimaat, en worden niet flechts bewoond van verfcheiden Stammen van Berebers, Arabierenen andere Af'ri. iaanfcU volken; maar, op veele plaatfen, beplant en bevochtigd: bier en daar zyn verfcheiden Steden en Dorpen verfpreid, digt bewoond, en ryklyk van vee voorzien. Op veele plaatfen, echter, zyn ze genoodzaakt, niet alleen zich in holen te verfchuilen, geduurende den winter, welke hier zeer lang is, maar ook derwaarts te voeren hunne talryke kudden, die anderzins van de overmaatige koude zouden fterven. (A) Maar zo ras de fneeuw begint CO Bochart, Phaleg, Lib. 2, Cap. 13. Shaw. CA) De aamerkelykfte rivieren, die uit den Atlas ontfpringen, zyn: i. Sus; 2. Tenfist; 3. Tecevino; 4. Hued el Abid; 5. Burregreg ; 6. Bektb; 7. Sabu; 8. Lucas; q. Meiulo; Hkdend.Hist.XVI.D.II.St. Pppp ]0. XIX. BOEK. If. hoofdst. I. afd.  66+ HISTORIE van XIX. boek. ii HOOFDST. I. AFD. Voorft aam ft e Steden. Bïarokko. begint te fmelten, fchieten deeze bergen zo overvloedig gras, nevens goede garst en ander graan, dat zy van nieuws met menfchen en vee bedekt fehynen. Niet meer dan twee faifoenen kunnen 'er gezegd worden in alle deeze Gewesten plaats te hebben; het eerfte begint omtrent Wynmaand, waarna de fneeuw begint te vallen, die de landzaaten dryft naar hunne donkere woonplaatfen, tot aan Grasmaand, wanneer een langzaam invallende dooi het gras, de garst en ander koorn ontdekt, dat onder de fneeuw was uitgefprooten. (m) Doch laaten wy, tusfchen deeze koude hoogten, het oog vestigen op de Steden, ten minfte dezulke, in ieder Provincie, die iet merkwaardigs behelzen. Veele vertoonen niets anders dan eenige weinige treurige overblyffels van haaren ouden luister, en deeze nog meestal verwoest door den tyd, de oorlogen en Mohammedaanfche woede, en onder de puinhoopen half begraaven. Wy beginnen van de Hoofdftad, van welke het geheelsKeizerryk zynen naam ontleent. Marokko mag, om zyne bekoorlyke ligging, en de menigte zyner prachtige gebouwen, met recht worden aangezien voor de ryklte en aanzienlykfte Stad in geheel Afrika, hoewel van haaren alouden luister merkelyk verbasterd, zo wel ten aanzien van het getal haarer huizen en inwooneren, als van we gen de achtbaarheid haarer paleizen en andere openbaare ge- (_m~) Leo, Lib. f. Grammay, Lib. i, Cap. au Marmol, Lib. i,, Cap. 7, 8. Sanut. Davity. Dapper. Shaw. 10. Melucany ir. Mulowyah, of Mulvya; 12. Zoz; 13. Te fa; 14. Mina; 15 Kelef'; 16 Huedjaer; 17. Hued el Quibir; 18. Sufjemar; 19. Tadok; 20. Hued yl Barbar; 21. Megerad; 22, Magro. CO O Sanut. Lso, Lib 2. Marmol, Lib. a. Cap. r> Davity. Pappen  MAROKKO en FEZ. 66$ gebouwen. (B) Zeer gerieflyk is haare ligging, tusfchen twee rivieren, de Nephes en de Agmed, en aan de Ten. fist, in eene ruime vlakte, die gerekend word in de lengte op ruim vyftig mylen, omtrent zestien mylen ten Noorden van den Atlas, honderdzeventig van den Atlantifchen Oceaan, en genoegzaam op denzelfden grond, alwaar Ptolemeus het aloude Boccanum Hemennn fielt. De Stad word omringd van zeer hooge fleenen muüren, wier cement tegen de kracht van den houweel, zelfs tegen 't vuur heiland is: in zo verre,' dat, hoewel zy veelvuldige en zwaare belegeringen hebbe doorgeflaan, en van binnen en van buiten dikmaals befchadigd is, 'er geen de minfte breuk of fcheur in dezelven gezien worde. Zy zyn verfterkt met fterke en hooge torens, bastions en andere werken, en worden omringd van wyde en diepe grachten. De poorten zyn nog vierentwintig in getal, en draagen nog eenige kenmerken van haare aloude fterkte en fraai, heid. Van honderdduizend zyn de buizen tot op minder dan een derde gedeelte van dat getal gedund; de overige liggen thans woest, of zyn veranderd in tuinen, wyngaarten en koornvelden; veele fraaije gebouwen, voormaals C B ) Voor den grondlegger" van Marokko word gehouden de vermaarde Abu Tecliefien, en voor den volbouwer, zyn krygshafrige zoon Jofeph, na de luisterryke overwinningen, welke hyin Spanje had behaald, van waar hy overbragt dertigduizend flaaven , we.ke hy gebruikte tot het bouwen van de hooge muuren, twaalf mylen in den omtrek. Men wil dat de Stad voormaals telde honderdduizend huizen, vierentwintig deftige poorten, en een groot getal Paleizen, Moskeeën en andere prachtige gebouwen, veele van welke door de burgeroorlogen verwoest, of in puinhoopen zyn vervallen. Veel fchiet hierom de Stad te kort by 't geen zy was in haaren bloeijendften ftaat, niettegendaande de nieuwe gebouwen en andere fieraaden, federt door verfcheiden Sharifs aangeleid. (*) (») Leo. Lib. 2. Grammay. Lib. 9- C»p. 1. Marmol. Lib. 3- Cap. 40. Sanut. Davity. Dapper. Pppp 2 XIX. BOEK. II. HOOFDST. I. AFD. Muuren, '.HZ,  XIX. boek. ' li. HOOFDST. 1, A F D. ' Het Kasteel en KeizerlykffaieiSi 666 HISTORIE va h maals een fieraad der Stad, zyn .verwoest of vervallen. In het nog bewoonde gedeelte der Stad, ftaan, echter, nog eenige ftaatelyke gebouwen, byzonderlyk het Koninglyk Paleis, drie prachtige Moskeeën, eenige weinige Baden en Hospitaalen (ra) (C) D.e Al Casfava, of Michowart, bevattende het Keizeriyk Paleis, is een groot Kasteel, aan den Zuidkant,der Stad, ruim genoeg om, vierduizend huizen te kunnen bevatten. Het word omgeeven van hooge en zwaare muuren, voor. zien van hooge. torens, bastions en andere werken, en word van eene goede gracht omringd. Het heeft flechts twee poorten, e'éne tegen het Zuiden, loopende naar de ommelanden, en de andere aan den Noordkant, uitgaande naar de Stad. Beide zyn groot, en worden door eene Kompagnie foldaaten bewaakt. Deeze poort ftaat tegenover eene fraaije rechte ftraat, aan 't einde van welke.s in 't midden van een ruim plein, de prachtige Moskee .ftaat, gebouwd door Abdolmvmvt, Koning der. Almoliëden. Men. wil dat dit gebouw, te laag zynde, naar gelange van den. omtrek, vyftig elleboogen wierd opgezet door zynen kleinzoon Al Minzor, die insgelyks den grooten toren bouwde, die, in hoogte en fchoonheid, alleen zyn weerga heeft O) Leo, Lib. 2. Grammay, Lib. 9, Cap. 1. Marmol, Lib. 2, Cap. 40. Davity. Dapper. CC) Marmol gewaagt van-een vreemd Opfchrift, welk hy zag op eene Graftombe, buiten eene der Stadspoorten, van deezen inhoud: „ Hier ligt Haly, de zoon van Atlia, die't bevel voerde „ over honderdduizend man t en over tienduizend paarden, en die „ honderd en één putten liet graaven, op éénen dag, om hm allen „ van water te voorzien. Ik trouwde honderd maagden, was zeegi „ haftig en geloovig, en een der vierentwintig Legerhoofden van „ Al Manzor. Ik eindigde myn leeven in het veertigfte jaar. Laat. „ hy, die dit leest, God bidden, my genadig te zyn." C*), C*) MarmoL Libi », Cap. 4e,  M A ROK K O en FEZ. 667 heeft in de torens van Rabat, in het Koningryk Tremecen, en die van Sevüie, in Spanje, door denzélfden Bouwkunstenaar gefticht. Dit edel gefticht wierd daarenboven verfraaid met beeldhouwwerk in jaspis, marmer en andere kostbaare fteenen, welke, te gader met de achtbaare poorten der Hoofdkerk van Sevilie, met plat verheven werk in koper gedekt, die Veroveraar, by manier van zegetekens, uit Spanje deed overvoeren, om dit nieuw gefticht te verryken. Boven in den toren wierden vier groote koperen bollen vastgemaakt, zo dik met goud overtrokken, dat zy onderfteld worden geheel van dat metaal te zyn. Zy waren van verfchillende grootte; de grootfte kon acht zakken tarwe bevatten; met hun vieren woogen ze zevenhonderd pond. Veele^ bygeloovige begrippen wierden, aangaande deeze bollen, by het volk gevoed , 't welk dezelve voor heilig hield; wylen Muley hhmael maakte, nogthans, geene zwaarigheid, om ze van daar te neemen, en ze in zyne fchatkamer te brengen. (0) Onder deeze groote Moskee is een diepe kelder, even breed en lang als het gebouw: een zeer groote voorraad van koorn, aan den Keizer behoorende, word hierin bewaard. Oorfpronglyk, echter, wierd dezelve aangeleid tot een ruimen waterbak, om het regenwater te bergen, welk van het dak, door middel van lood en pypen, derwaarts wierd geleid. Zo vervaarlyk hoog zyn de omgangen des torens, dat men van daar niet raar beneden kan zien, zonder duizelig te worden. En, nogthans, ftetkt boven dezelve uit een fpits van zeventig voeten, aan wiens toppen de gemelde ballen waren vastgehecht. De Koning lyke vertrekken, de Serails voor des Sharifs vrouwen er bywyven, de raadkamers, de gehooizaaien, de gaanderyër uit de eene naar de andere loopende: allen zyn kostbaar en ruim; de pilaaren, gewelven, het beeldwerk, alles (0) Diego de Torres , Relat. de los Xarifs. Boulet en atdere EPP.P 3L XIX. boek. II. HOOFD»!. i. AFD. Ruime] waterbak.  668 HISTORIE v a nf XIX. boek. I 1. HOOFDST. I. AFD Tuinen. alles fchittert van goud; de huisgeraaden zyn daaraan evenredig. Eene ongemeene pracht vertoonen de tuinen van binnen; zy zyn getooid rnet terrasfen, fonteinen, vyvers, overdekte zitplaatfen, allerlei vrucht- en wilde boomen, grotten en laanen. In 't midden van al dien luister, ziet men nog andere ftaatelyke gebouwen, als Paleizen, Kweekfchoolen, Hospitaalen, Zaaien, en andere ouderwetfche gebouwen, in puinhoopen; by de vierhonderd waterleidin« gen, eenigen afgebroken, anderen in 't verval, allen fchandelyk verwaarloosd. De huizen der vermogende en Edelen zyn , in de daad, van fteen, doch zeer vervallen, en op eenen afftand van elkander gebouwd: terwyl de tusfchenruimten aangevuld zyn met Hechte huizen voor geringer lieden, met moestuinen en wyngaarten, of met vervallene en onbewoonde huizen. Zodanig is de ftaat dier eertyds vermaarde Hoofdftad, welke, ten tyde van Leo, en zelfs van Grammay, niet minder dan vyfënveertig wyde ftraaten bevatte, elkander met rechte hoeken fnydende, fraai bebouwd, en digt bewoond. Alle deeze heillooze verflindingen moeten geweeten worden aan de veelvuldige oorlogen , aan welke zy was bloorgefteld, en de veranderingen van Vorften, welke zy ondergaan heeft; doch bovenal aan de dwingelandifche regeering, onder welke zy gezucht heeft, zints zy in de handen der Sharif's is gevallen, (ƒ>) Niet verre van het Paleis is het Kwartier der Jooden, binnen zyne eigen muuren beflooten, hebbende flechts ééne poort, die van Mooren word bewaakt. Mouquet verhaalt, dat, in zynen tyd, ten minfte vierduizend Jooden in dit Kwartier woonden, en eene zekere belasting aan de Regeering opbragten. De buitenlandfche Agenten, zelfs de Gezanten, verkiezen dit tot hun verblyf, boven eenig (/») Leo. Grammay en andere.  MAROKKO en FEZ. C69 cerig ander gedeelte der Stad. De overige Christen Kooplieden woonen gemeeniyk naby het Tolhuis, omtrent drie mylen van het Paleis gelegen. De vryheid van Godsdienst en Koophandel hebben de Jooden, ten allen tyde, duur moeten betaalen; in weerwil van deezen last zyn veelen hunner zeer ryk, als zynde de eenige Agenten, Makelaars, Wisfelaars en Bankiers in het Keizerryk; 't lyd geen twyfel, of hun getal is, zedert den fchryftyd des genoemden Reizigers, merkelyk toegenomen. Om zwaarder belasting te weeren, houden zy voor een beftendige regel, onder alle deeze eigendunkelyke Regeeringen, in kleedy en huishouding eene armlyke vertooning te maaken: en, voorwaar, met reden, daar de landzaaten zelve die kunstgreep moeten te werk Hellen, uit vreeze van een prooi te zullen worden van die fchraapzieke Monarchen, of derzelver Staatsdienaaren. Van hier het elendig aanzien der huizen van lieden van den middelbaaren of laagen ftand, in alle oorden der Stad, die nog bewoond worden. Die der Alcayden, Edellieden, Krygsoverften en Hovelingen zyn hoog, fterk, welgebouwd, en omringd van zwaare muuren, van boven plat, met een torentje in 't midden, alwaar zy doorgaans, naar de Afrikaanfche wyze, den avondftond flyten. De rivier de Tenfist loopt midden door de Stad; over dezelve ligt eene fraaije brug; verfcheiden molens worden, aan de oevers, door haar water omgedreeven; ten noodigen gebruike, word een genoegzaame voorraad waters naar de huizen en tuinen afgeleid. Van de voormaalige vierentwintig Stadspoorten worden tegenwoordig niet meer dan vyf of zes gebruikt; eenige doodarme Mooren houden 'er de wacht by: terwyl de inwooners, tot op omtrent vyfëntwintig• duizend gedund, flechts ééne of twee Wyken der Stad beflaan,, tusfchen de poorten Dukela en Zoko, van welke de eene naar 't Zuiden, de andere naar 'c Noorden ziet; alle de overige XIX. EOEK. ii. HOOFDST. i. AFD. Geringheid der huizen.  6?o HISTORIE van XIX. boek. ii. HOOFDST, j AFD Fez. overige zyn in tuinen of wyngaarten veranderd, of, 'tgeen nog erger is, liggen woest. Fez, de naaste in rang, als zynde de Hoofdftad des voortmals machtigen Koningryks van dien naam, word verdeeld in de Oude en de Nieuwe Stad, De eerfte is der opmerkinge meest waardig; zy word gerekend op negen mylen in den omtrek, en is de meest bevolkte, rykfte, grootfte en best beftuurde Stad in gantsch Afrika. De onmeetelyke fchatten, van allerlei foort, welke de Mooren uit Spanje derwaarts overvoerden, hielpen niet weinig tot herftellinge van dezelve in haare voorgaande grootheid, nadat een lange reeks vernielende oorlogen haar tot den laagften peil had doen daalen. De groote toeloop van jongelingen , die, uit alle Gewesten van Afrika, hier famenvloeiden, om zich in de Mohammedaan ■ fche Wet te doen onderwyzen, bevorderde tevens den •rykdom en het getal haarer inwooneren; indien wy hier nevens voegen, dat zy het middelpunt des koophandels van dit Ryk is, zullen onze Leezers zich niet verwonderen , dat zy haare mededinger Marokko zo zeer heeft overfchaduwd. Oud Fez ligt in het hangen van twee bergen, de valei tusfchen beiden word omringd van een zwaaren muur van vierkante fteenen, met hooge torens beplant. De huizen zyn vierkant, plat van boven, zonder venfters aan den ftraatkant. Die der Grooten en vermogenden als mede de Kollegiën, Hospitaalen, Moskeeën, Kloosters en Baden, zyn voorzien van ruime pleinen, verfierd met prachtige galleryën, fonteinen, marmere kommen en vyvers, belommerd met limoen- en oranjeboomen, het geheele jaar met vruchten belaaden; wordende gezamentlyk ryklyk voorzien van water, uit de rivier Fez, die zich hier in zes armen verdeelt, en omtrent vierhonderd molens aan den gang houd. Db (y) DeTorres, Re!at. Davity. Mouquet. Dapper.  MAROKKO en FEZ. 67 ï De Stad heeft zeven deftige poorten, doch geene Voorlieden. De ftraaten zyn naauw, doch meestal recht, en worden by nacht met poorten geflooten. De meeste huizen hebben torentjes, waarin de vrouwen zindelyke vertrekken hebben en zich verlustigen met de frisfche lucht en het bekoorlyk uitzichc over de Stad en het omliggende land. JNiet minder dan tweehonderd-en vyftig fteenen bruggen liggen 'er over de rivier, zommige van welken zeer groot en fraai zyn. Het getal der Moskeeën word op vyf honderd begroot: men rekent onder dezelve vyftig van den eerften rang. Eéne van dezelve munt onder alle de overigen uit: Caru. vin is haar naam; men wil dat zy omtrent anderhalve myl in den omtrek beflaat, het Kollegie en het Klooster, daar toe behoorende, 'er onder begreepen. Zy heeft dertig hoofddeuren; het dak is honderd-en-vyftig Cubieten lang, en tachtig breed. De Minaret, of toren, van eene vervaarlyke hoogte, rust in de lengte op dertig, en in de breedte op twintig pilaaren. Het gewelf is verdeeld in zeventien Boogen, en het geheel word gefchraagd door vyftienhonderd pilaaren van wit marmer. In ieder boog hangen zeer groote brandende lampen, keurlyk gewerkt, inzonderheid die boven des Aifakes leezenaar hangt, zynde van eene ongemeene grootte, wordende omringd van honderd, vyftig kleinere lampen, allen van koper, fraai gegooten. Binnen het gefticht telt men vierhonderd waterbakken , in welke de inwooners nederklimmen ter gewoone lichaamswasfchinge vóór het gebed, en twee-en-veertig galleryën, in welke de gewyde gereedfchappen, tot de Moskee behoorende, bewaard worden. Binnen den omvang der Moskee is een ruim Kollegie, of Kweekfchool, waarin les word gegeeven in de Godgeleerheid, Wysbegeerte en andere Weetenfchappen, door hunne Geleerden; de voornaamfte van dezelve bekleeden onder hen den rang van Voorzitter, en de waardigheid van Groot Mufti. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. Qjj q q Wyders XIX. boek. I I. HOOFDST. I. afd. Moskeeën. Kollegie.  XIX. boek. ii. MOOFDST. i. AFD. Wethouders. Sri HISTORIE van Wyders is in dit Kollegie eene der kostbaarfte en grootfte Boekeryën van gantsch Afrika, (r) Zeer talryk, ruim en deftig zyn de overige openbaare gebouwen. De Magazynen en Pakhuizen der Kooplieden zyn ryklyk voorzien van allerlei goederen, zo in als uithndfche. Men telt 'er tweehonderd herbergen, ten behoeve der vreemdelingen, die, voor dit gerief, eene zekere belasting aan de Regeeringe opbrengen. (D) Uitgezonderd die door de Christenen bezocht worden, zyn alle de overige fchandelyke bordeelen, in welke de tegennatuurlykfte cooneelen, niet alleen ftraffeloos, maar zelfs openlyk vertoond worden: in zo verre dat de eigenaars van dezelve niet alleen een zeker getal fchandjongens mogen onderhouden, ten dienfte hunner kalanten, maar zelfs voor de deuren mogen ftaan, of langs de ftraaten zwerven, eenigen in vrouwen gewaat, om volk te lokken, door hunne verwyfde ftemmen en geile gebaaren en gezangen. De Mufti, 't is waar, om zynen af keer te doen blyken van deeze bordeelbrokken, in eene Stad, die gehouden word voor eene der voornaamfte Heiligdommen des Mohammedaanfchen Godsdiensts, verbied hun den ingang in de Moskeeën; doch deeze is alle de ftraffv, welke hy hun kan opleggen, terwyl de Keizer, die een aanzienlyk inkoomen van deeze huizen trekt, dezelve openlyk verdraagt en onder zyne byzondere befcherming neemt. 1 n andere opzichten zyn, op de regeering van de Stad, zeer goede fchikkingen gemaakt, en de Wethouders zeer ftreng in het uitvoeren van dezelve. Dit, in de daad, is hoogst noodzaaklyk, aangezien het getal der inwooneren, bedraagende bykans driehonderdduizend, behalven den fterken Cr) Leo, Lib. 3. Grammay, Lib. 10, Cap. 1. Marmol, Lib. 4, Cap. 5 & 22 DeTorrés, Davity, Dapper. CD) Brahhwatt, die in den jaare 1727 deeze Stad zag, noemt alle deeze befchryvingen vergroot.  MAROKKO en FEZ. 6>3 fterken toevloed van kooplieden en andere vreemdelingen, van welke zy fchynt te krielen. De voornaamfte Wet houder, die den naam van Prevoost der Kooplieden draagt, woont gemeenlyk in eene der volkrykfte ftraaten,'opdat hy, tot ftrafte der overtreeders, by de hand zy. Hy word uit de burgers verkoozen, niet by looting, maar om zyne verdienfte en bekwaamheid. De Keizer benoemt eenen Stadvoogd, die eenen Kadi of Recrrer onder zich heeft, om de lyfftraffelyke zaaken af te doen. Indien iemand, uit de heffe des volks, ter dood veroordeeld is, word hy door de voornaamfte ftraaten der Stad geleid, met zyne handen op den rug gebonden, tot aan de Gerechtsplaats. Hy zelve is verplicht, zyne ftrafte, en de misdaad, om welke hy veroordeeld word, openlyk uit te roepen. De galg genaderd zynde, word hy by de beenen opgehangen, en hem de keel afgefneeden. indien hy een Edelman, of een man van aanzien zy, word hem eerst de keel afgefneeden; de Beul gaat voor het lyk, en kondigt de ftraffe aan. Iemand, van manflag overtuigd, word ftraks geleid tot den naasten bloedverwant des gedooden, die hem, naar goedvinden, ter doodftraffe mag verwyzen, of voor eene fomme gelds met hem mag verzoenen. Indien hy de misdaad lochene, word hy ter pynbank geleid, 't zy door middel van voetfiagen of geesfelingen, en wel zo ftreng, dat hy gemeenlyk onder des Beuls handen fterft. (E) Onvermydelyk, ondertusfchen, zyn eenigermaate deeze ftrengheden, in zo eene volkryke Stad, en onder een volk, (E) Eene andere omftandigheid, nog onmenschlyker,gaat gepaard met dee?e foort van fchuldpioeve: deeze naamlyk, dat wanneer de befcbuldigde dezelve doorftaat, en onfchuldig word verklaard, indien hy geen gelds genoeg hebbe om de kosten aan den Kadi en zyner Gehoorfchryver te betaalen, de eerfte hem veroordeelt tot zulk eer getal geesfel of ftokflagen, als hem genoeg dunken om de koster goed te maaken. Qqqq Z XIX. BOEK. JlHOOFDST.I. AFD. Straffen. 1  674 HISTORIE van XIX. boek. ii. HOOFDST. li AFD, I i 1 ( i e Mequinez. ( ( volk, van natuure zo zeer geneigd tot allerlei kleine dieverytjes, bedriegerye en losbandigheid; Te Fez, als zynde de ftapelplaats en het algemeene Magazyn van Barbarye, alwaar allerlei koopmanfchappen famengevoerd en geruild worden, krielen de ftraaten van kooplieden, en van menfchen van allerlei handel en be* roep. (*) D e goederen, welke hier worden aangebragt, zyn voornaamlyk fpeceryën, kochenielje, vermiljoen,yzer, koper, ftaal, wasch, geweer, kruid en lood, drogeryën, uurwerken, kleine verrekykers, kwikzilver, wynfteen, opium, iluin, aloë, Engelfche en andere linnen en wollen ftoffen, kamerdoek, kaleminken, gouddraad, allerlei zyde, borduurfels, damasten, fluweelen, roode wollen mutfen, allerlei fnuisteryën, Guïneefcke hoorntjes, kammen, papier,, en veelerhande aardwerk. De goederen, welke van daar uitgaan, zyn allerhande tiuiden en leder, inzonderheid Marokcin, 't welk hier te lande bereid word, vellen, wolle, dadelen, amandelen, rozynen, vygen, olyven, honig, wasch, zyde van hunne ïigen fabriek, katoen en vlasch, paarden, ftruisvogelen/eders, potasch, ftofgoud , dukaaten. De beide laatste trtikels hebben de Jooden in monopolie, waarvoor zy :ene. aanzienlyke fchatting aan de Regeering moeten beaalen. D e Stad word: gedekt door twee Kasteelen ; doch beilen zyn ontbloot van gefchut, en, in de daad* van alle tndere befcherming, behalven eene wacht van eenige Sompagnien Mooren, Zy ligt op 38 Gr. Noorder• Breedte,, n 4 Gr. Lengte. Mequinez, of Miqwnez, eene andere aanzienlyke Itad, ligt aan de rivier Sebu, of Subro, in eene ruime en verCO Leo, Lib. 3. Grammay, Lib. 10, Cap. 1. Marmol,Lib. 4,. 'ap. 5. DeTorres, Davity, Dapper.  MAROKKO en FEZ. 6>5 vermaaklyke vlakte, omtrent twaalf mylen ten Westen van Fez, en drie mylen ten Oosten van Sallee. Zy bevat drie mylen in den omtrek, en word omringd van zwaare muuren. Van binnen is de Stad vol Moskeeën, Kollegiën, Baden en andere openbaare gebouwen, 't Is 'er altoos markt; de Arabieren komen hier byëen, uit alle oorden, om hunne huiden, honig, wasch, boter en andere goederen te venten. Het Paleis gelykt naar eene kleine Stad; en, hoewel in den Moorfchen fmaak gebouwd, vertoont het iet groots, hoewel zeer vervallen. De vertrekken en zaaien zyn doormengd met parken, tuinen en andere fieraaden. Het ftaat in het verhevenfte gedeelte der Stad, word omringd van ftaatelyke witte muuren, en beftaat uit eene groote menigte ruime pleinen, bevattende twee prachtige Moskeeën. In één gedeelte is het Serail, een uitgeftrekt gebouw; in een ander de Raadkamers, gehoorzaal; een ander gedeelte is gefchikt voor de geweermaakers; en in een vierde zyn de Koninglyke Magazynen, en word een gedeelte der lyfwacht gehuisvest. De galleryën van alle deeze ruime vertrekken zyn verfierd met Mozaïk werk; de wandelwegen, laanen en tuinen worden zeer wel onderhouden: alles is beflooten binnen eene heining van drie mylen in den omtrek. De Jooden hebben hun Kwartier midden in de Stad, en genieten het voorrecht van 's nachts hunne poorten te mogen fluiten, in gevolge van het nut, welk zy doen met het dryven van den koophandel. Alleen door een ftraatweg word Mequinez gefcheiden van de Negerftad, dusjs genaamd, omdat des Konings zwarte krygstroepen hier in bezetting liggen. Sallee, Saley, of Cele, eene Stad door Ptolemeics vermeld, ligt aan de oevers van de Gulron, tegenwoordig Buragra, of Buregng, welke haar in tWee deelen fcheid. Het Noorder gedeelte, door de inboorlingen Sela, en by ons Sallee genaamd, word omringd van een zwaaren 0.9qq 3 muur,, XIX. boek. ii. HOOFDST. i. AFD. Markt, Paleis. egerftadv sallee.-  XIX BOEK. ii. HOOFDST. i. AFD. R.Vat. 676 HISTORIE van muur, omtrent zes en-dertig voeten hoog, en drie voeten dik; van boven voorzien van torens, van eene aanzienlyke hoogte en fterkte. Het Zuidiyk gedeelte, aan de overzyde der riviere, heet Ravat, of Rabat, en is veel uitgeftrekter, bevattende eene groote menigte tuinen, wyngaarten, en koornvelden, welke tarwe genoeg kunnen uitleveren, om vyftienduizend menfchen te fpyzigen. Dit gedeelte word insgelyks omringd van hooge muuren, volgens 't zeggen der landzaaten, gebouwd door de Christenen , welke Jaacob Al Manzor, Koning van Gelukkig Ara. bie, na zyne verovering van Spanje, uit Europa derwaarts overbragt. In 't Zuidoosten ftaat een zeer hoogen wachttoren, van welken een fchip op een zeer verren afftand kan gezien worden; 's daags dient hy ter landverkenninge, en by nacht tot een vuurbaak: onder denzelven zyn de twee Dokken, aan de Stad behoorende; het eene, om in hetzelve fchepen te bouwen, het ander om ze winterlaag te doen houden. De ryzing tusfchen dezelve en den toren is zo gemaklyk, dat zy te paard kan beklommen worden. De haven is groot, doch droog; zelden wast het water 'er hooger dan tot twaalf voeten: hierom zyn de Zeeroovers, die hier t'huis behooren, genoodzaakt, het Eiland Fedal, een weinig van daar gelegen, aan te doen; voor den mond der haven ligt een baar, welke belet, dat andere dan de kleinfte fchepen aldaar kunnen binnen loopen. De Stad word gedekt door twee Kasteelen, het oude en het nieuwe: een van dezelve ftaat voor aan den mond der riviere: de muuren zyn daar naast gebouwd op rotzen, en hoog genoeg om des Gouverneurs huis tegen het zwaar gefchut te dekken. De vestingwerken zyn, zo veel de grond gedoogt, regelmaatig aangeleid. Binnen de muuren, meestal van vierkante fteenen, ligt een Fort, onmiddelyk voor de hoofdpoorten, 't welk de geheele Stad beftrykt. Daar beneden, aan den zeekant, naby de punt van den rots, tegenover de baar, is een bastion, met vyf ftukken ' » gefchut  MAROKKO en FEZ. 677 gefchut voorzien, om de fchepen, die op de Ree liggen, te befchutten; of tegen de 1 vervolgingen des vyands te dekken. Het Nieuwe Kasteel ligt aan den Westkant der Stad, is van eene vierkante gedaante, en rondom, even als de muuren der Stad, van torens voorzien. De beide Kasteden hebben gemeenfchap, door middel van een muur, met twee torens gedekt, en gebouwd op boogen, door welke de inwooners van en naar het ftrand gaan.. De Keizer houd hier eenen Gouverneur, die het bewind voert over den Stads Rssd , beftaande uit burgers. Alle uitgaande en inkoomende goederen moeten een tiende van de waarde aan de Regeeringe opbrengen. Doch de rykdom der plaatfe ontftaat inzonderheid uit den buit van haare Zeerovers, die de kundigften en onverfaagdften van de geheele Barbaryjche Kust zyn. (O Van Sallee kunnen, in eene zeer ruime vlakte, op eenen afftand van acht mylen, gezien worden de ftaatelyke puinen der aloude Stad 'Iefeu fara, op eenen vruchtbaaren grond gelegen, en bewoond van Arabieren, die tot nog belet hebben, even gelyk zy omtrent Marmora, Almodine, Alcasfar en veele andere Steden gedaan hebben, dat het niet is herbouwd geworden, om alzo te onbelemmerder met hunne kudden te kunnen zwerven. Mazagan, volgens fommigen Mafienan, ligt aan de. zelfde Kust, omtrent tien mylen Zuid Zuidwest van Sallee. Het is eene fterke en welgebouwde Stad, in de macht der Portugeezen, die 'er eene fterke bezetting houden, om te beletten dat zy niet heroverd worde door de Mooren, even als Larocr.e, aan dezelfde Kust gelegen, naby den mond der riviere Lucus, of Lucerio. Mazagan word omringd van een vasten muur, zo dik dat zes man te paard op denzelfden naast elkander kunnen ryden; zynde wyders met gefchut voorzien. Air (O Leo, Grammay, Cap< 4. Marmol, Cap. 14. XIX. boek. II. HOOFDST. I. AFD. Tefeu. fara. Mazagan.  6?8 HISTORIE van XIX. BOEK. II. HOOFDST I. AFD. Alcasfar. Arzüla. Tangier. Alcassau, Alcazar, of Alcagar, voormaals Cafar Al Cairis; ligt aan dezelfde Westkust, en was voormaals de verblyfplaats des Gouverneurs. Men wil dat zy gebouwd wierd doorden beroemden Jaacob Al Manzor, geduurende zynen oorlog met Spanje. Eertyds was zy eene goede Koopftad, tot dat de Portugeezen, in den jaare 1458, dezelve bemachtigden. Hoe wei zy niet lang in hunne handen bleef, is zy zedert allengskens vervallen, en ligt thans genoeg, zaam in puinhoopen. O) zy word genaamd Atcasfar Ouibir, of het Groot Kasteel, onderfcheiding van AU casfar Zagir, of het Kleine Paleis, in hetzelfde Koning^ k. Arzilla ligt aan dezelfde Kust, acht mylen van de Straat van Gibraltar, en omtrent acht-en*veertig van Fez. Zy is eene van de Steden, die door de Portugeezen ingenomen en eenigen tyd gehouden wierden; doch zedert door hen verlaaten zynde, is zy allengskens vervallen. Voorheen was haar naam Zitia, en word onderfteld een werk der Romnnen te zyn, omtrent twaalf mylen van de Streelt. Tangier, aan dezelfde Kust, doch omtrent twee mylen binnen de bovengemelde Straat, by ouds Tingit genaamd, was de Hoofdftad van Mauritania Tingitana Zy ligt aan een fraaije Baai, en was voormaals eene aanzienJyke plaats. Volgens de Afrikaanfche beuzelfchryvers, overtrof zy, by ouds, alle de Steden der aarde in grootte en pracht, en wierd omgeeven van koperen muuren. Zeker is het, dat zy veele prachtige gebouwen en paleizen bevatte, en zeer veele Edelen, ten tyde der Gothen en Arabieren, aldaar hun verblyf hielden; doch federt de bemachtiging door de Portugeezen, in den jaare 1471, wierd zy meer vermaard om haare flerkte, dan fraaiheid, (w) Zy wierd afgeftaan aan de Engelfchen, als een gedeelte des («) Dezelfde; als mede Hij?. Marocco, 1750, p. 355. (•hO Braithwait, Rtvoi.of Marocco, p. 120.  MAROKKO en FEZ. 679 des bruidfchats van Catharina van Portugal, by haar huwelyk met Karei den II, die, met nnnoemlyke moeite en kosten , dezelve tot eene der fterkfte plaatfen aan de Kust maakte, en eene diepe Moeljé bouwde, welke achttienhonderd voeten in zee uitftak. Doch de kosten van het onderhoud te zwaar vindende, en het Parlement de fommen, daartoe noodig, niet willende verfchaffen, liet hy, na een bezit van tweeëntwintig jaaren, alle deeze vestingwerken fpringen, in den jaare 1684. Zedert hebben de Moor-n haar van nieuws zoeken te bevolken, doch het niet hooger kunnen brengen, dan tot den ftaat van een gering visfchersdorp. Ce.uta, niet minder gewichtig om haare voordeelige ligging, aan den ingang der Middelandfche zee, dan om de fraaiheid haarer openbaare gebouwen, en de fterkte haarer muuren en bolwerken, door welke, en door middel van eene goede bezettinge, zy een hardnekkig beleg, tegen een Moorsch leger, doorftond, ligt op eenen ryzenden grond , aan den voet des bergs Apes, die in de Straat uitloopt, en het naaste punt aan de Spaanfche Kust is. De Stad is nog zeer aanzienlyk, is een Bisfchoplyke zetel, en heeft een fraai Paleis en deftige Hoofdkerk. Naby dezelve ligt de befaamde berg met zeven heuvels, by de Ouden onder den naam van Septem Fratres bekend. De JMooren floegen 'er het beleg voor in den jaare 1697, en hebben ze, zedert, van tyd tot tyd, ingeflooten gehouden. Zeven mylen ten Zuiden van Ccuta, ligt de Stad Tetuan, 'Ietegen, of Tetteguin, in het hangen van een rotsachtigen heuvel, aan den mond der Straat. Zy is groot noch fterk, wordende omringd van een muur, gebouwd van modderen kalk, in houten vormen gegooten, en in de zon gedroogd, zonder eenig inmengfel van keiof puinfteenen. 'Er ftaan niet boven de achthonderd huizen; doch de inwooners, door kracht van zeerooven Hedend. Hist. XVJ. D. II. St. R rxr en XIX. boek. II. HOOFDST. I. A FD. Ceuta, Tetuan.  68o HISTORIE v a' n XIX. boek. ii. HOOFDST. J. A F D. en een vry Herken handel in leder, wasch, honig en rozynen, zyn meestal in goeden doen. De voornaamfte fterkte beftaat in eene bezetting van vyftienhonderd man, en vierhonderd paarden. De haven word gedekt door een vierkant Kasteel, voorzien van torens van dezelfde ftoffe als de ftadsmuuren, en kan, des noods, eene bezetting, van vyf honderd man bevatten. Hoewel zy beftreeken worde van de nabuurige bergen, verfchaft zy eene veilige fchuilplaats aan de Zeeroovers, die hier, om leevensmiddelen in te neemen, in grooten getale famenkoomen. Hierom wilden de Spanjaards den mond der riviere dempen, door het laaten zinken van fteenfchepen; doch de Mooren vonden middel van dien wederom te openen. Midden in de Stad ligt eene groote Musmorra, of hol, waarin de Christenflaaven 's nachts worden opgeflooten. De ingezeeten zyn meestal afftammelingen der Mooren en Jooden, die uit Spanje wierden verdreeven; de laatstgenoemden dryven hier een fterken handel. De huizen zyn allen wit gepleisterd; 't welk, wanneer de zon fchynt, zeer nadeelig is aan de oogen. Des Bas fa's Paleis is niet alleen een fraai, maar zelf een prachtig gebouw; zo is ook zyn Lusthuis, omtrent twee mylen buiten de Stad. De Moskeeën en andere openbaare gebouwen zyn insgelyks zeer ftaatelyk, hoewel in den Moorfchen fmaak. Twaalf Kloosters zyn 'er, aan hunne Santons, of Monniken behoorende: ook heeft men 'er vryplaatfen voor allerlei misdaaden, uitgezonderd tegen de Regeering. De Jooden, ten getale van omtrent vyfduizend, mogen wyn en brandewyn maaken. Zy hebben zeven Synagogen, en niet meer dan honderdzeventig huizen. Zo wel hier, als te Algiers, en in andere oorden van Barbarye, bezoeken de ingezeetenen elkander boven op de huizen, die met fraaije torentjes pronken, in welke zy elkander, in de koelte van den avondftond, onthaalen. Bekoorlyk is het «itzicht van het omliggende vruchtbaar land,  MAROKKO en FEZ. 63r land, 't welk bedekt is met tuinen, wyngaarten, lusthuizen , met lommerryke wandelwegen; opleverende fraaije plekken, inzonderheid eene ruime begraafplaats, op eene nabuurige hoogte, verfierd met zulk eene menigte koe pels, pyramiden en andere gedenktekens, dat het zich als eene fraaije Stad in 't klein vertoone. Indien wy daar negens voegen het fraai uitzicht over zee, de hoflykheid en fpaarzaamheid der inwooneren, waarin zy zelfs de aanzienlykfte Hoofdlieden overtreffen, fchroomen wy niet, haar eene der aangenaamfle Steden van Barbarye te noemen. O) Thans hebben wy verflag gedaan van de aanzienlykfte Steden der twee voornaamfte Provinciën, of Koningryken, deezes Keizerryks: te weeten, Marokko en Fez. Nu moe ten wy eenig bericht geeven van de Steden der derde Provincie, naamelyk Suz, Sous, of Sows, de Zuidlykfte van allen. De rivier van dien naam , zynde de Zuidlykfte grenspaal des geheelen Keizerryks, fcheid haar van de Provincie Darah, een gedeelte waarvan nog den naam van Over-Suz draagt, gelyk het gedeelte aan deeze zyde der riviere Binnen-Suz genaamd word. De Provincie Suz word, vooral aan den Zuidkant, doorfneden van verfcheiden takken van den Atlas; de menigvuldige beeken, daaruit ontfpringende, maaken het land zeer vruchtbaar in weilanden, koorn, ryst, fuiker, indigo, dadelen, wynen en andere vruchten. De rivier Suz in 't byzonder, welke, even als de Nyl in ^Egypte, alle de laage landen overftroomt, en, even als die rivier, in kanaalen word afgeleid, maakt zeer vruchtbaar alle de oorden , welke zy befproeit. Sommige bergen leveren koper en aluin; die van Tibar eene menigte gouds, by de Negers nack ■ naki genaamd, 't welk afgehaald word door karavaanen, die herwaarts koomen, om ook in flaaven C*) Hifi. of the Revolut. of Marocco. Rrrr i XIX. boek. ii. HOOFDST. i. AFD. De Pro> rincie of het Koningryk>uz. Voortbrengfels. Goud.  XIX. bo k. II. HOOFDST. i AFD. Indigo Voege eogften Kaap Aguer. Kaap Non. 681 HISTORIE van ven en andere goederen te handelen. De Suz, en andere mindere rivieren, houden eene groote menigte fuiker-, en ook eenige koornmolens aan den gang. De Indigo, die op alle laage gronden in 't wild groeit , is van eene zeer heldere kleur, en word in groote menigte bereid en uitgevoerd. De warmte van 't klimaat, gepaard met de vruchtbaarheid des gronds, en den overvloed van water, is oorzaak dat de oogst hier zeer vroeg is. beginnende zelden laater dan in Bloeimaand. De landzaaten, meestal Berebers, zyn zeer werkzaam. Veelen hunner woonen in Steden, en zyn zeer ryk, en befchaafder dan die van Fez en Marokko, De twee merkwaardigfté Kaapen zyn Aguer en Nan oï-Non; de eerfte ligt ten Noordwesten van den mond van de Suz- waaromrrent de Portugeezen gebouwd hebben eene Stad van dien naam, welke 't eerst wierd ingenomen door den befaamden Dvgo Lopez de Seguzrra, welke naderhand eene gedenkwaardige reize naar de. Oost, indien deed. Deeze gelukzoeker, verneemende dat de btad eene bekwaame haven had, vermaard om haare visfchery, bouwde, ter dekkinge van dezelve, een fteenen Fort. Emmanuel, Koning van Portugal, deeze fterkte van hem gekogt hebbende, voegde daar nevens verfcheiden andere vestingwerken, en leide 'er eene fterke bezetting in Doch zy wierden naderhand daaruit verdreeven door Moliamm d, den jongften der twee S/iariffs, die kort daarna Keizer van Marokko en Fez wierd, gelyk wy elders zien zullen. De andere Kaap, omtrent zeven mylen Zuiilyker, aan dezelfde Kust gelegen, ontleende den mam Non van de Portugeezen, die dezelve voor het Non plus ultra der fcheepvaart hielden. ( y) Van. weinig belangs zyn de Steden deezer Proyincie.- Messa CjO Leo. Marmol. Grammay. Davity. De Torres. Dapper.. Mouquet. Braithwait.  MAROKKO e n FEZ. 683' Messa ligt aan de rivier Suz, daar deeze zich in zee ontlast, en aan den voet van den berg Atlas. Zy word verdeeld in drie 'onderfcheidene W\ken, omtrent eene myl van elkander gelegen, ieder in haare eigen muuren beflooten. De inwooners bebouwen de omliggende landen, die door de overftroominge van de Suz vruchtbaar gemaakt worden. Wanneer deeze agterblyven , zyn ze genoodzaakt meest van dadelen te leeven, die hier veel onfmaaklyker zyn dan in andere oorden van Afrika D..wyl die rivier hier geene haven formeert, dry ven ze weinig handels buitenslands. Daar het ftrand van dezelve zeer vlak en effen is, worden dikmaals groote walvisfchen tegen hetzelve opgeworpen; tusfchen de Stad en de zeev ftaat eene Moskee, wier ftylen en gebinten van de beenderen dier visfchen gemaakt zyn : eene byzonderheid, welke de landzaaten doet gelooven, dat Jonas ter deezer plaatfe aan 't ftrand wierd gevoerd. Men vind hier ook eenig Ambergrys, 't welk voor een geringen prys word verkogt: de Mooren fchatten 't niet hooger, dan den afgang van een wal visch, of van een anderen visch, dien zy Ambracan noemen. Aan dezelfde riviere, drie of vier mylen van Mesfa\ ligt Tesfat, Teceut, of 'fechertt, en, even als de voorgaande Stad, verdeeld in drie Kwartieren, doch veel grooter en volkryker. In 't midden ftaat eene prachtige Moskee, door welke een tak der riviere ftroomt. De vlakte, in welke de Stad Hgt, is ruim, en vruchtbaar in koorn., fuiker en veelerhande fruiten. Men rekent in de Stad vierduizend huisgezinnen, de meeste van welke arbeidzaam en in ruime omftandigheden zyn. De bereiding van fuiker bloeit hier, en - 'er word het fchoonfte Turksch leder gemaakt, en in groote menigte uitgevoerd. Tarudant, hoewel geene groote plaats, is in een 1 bloeijenden ftand, en dry ft veel handels met de Bereb rs, die hier ter markt koomen, en ryk zyn. De gebouwen Rrrr 3^ ' zyn; XIX. boek. ii. HOOFDST. 1. AFD. Mesfa. hfchen. resfut.. 'arudant.'  XIX. boek. II. HOOFDST. I. AFD. Tedfi. Tagost. 5S4 HISTORIE van zyn fraai, en de omliggende velden vruchtbaar. Voormaals was het de zetel van haare eigen Vorften, die de Stad met prachtige gebouwen verfierden: tegenwoordig is het de verblyfplaats van de Gouverneurs der Provincie. De inwooners hebben den naam van hoflyk en befchaafd. Tedsi bevat ongeveer vyfduizend inwooners; de fuikerrafinadery is hun voornaame bedryf en beftaan. De groote Moskee is de woonplaats der Afakis, wier Opperhoofd de eenige Rechter is in godsdienftige zaaken. Haar markt, op Maandagen, word bezocht van kooplieden uit verfcheiden Gewesten van Barbarye en Neger, land behalven de Arabieren en Mooren. De koophandel beftaat in leder, vee, paarden, linnen en wollen ftoffen, fuiker, wasch, honig, boter en veelerhande yzerwerk. De Jooden zyn 'er talryk en vermogende, en de ingezee. tenen der Stad zeer beroemd van wegen hunne ongemeene vriendlykheid jegens vreemdelingen. De Shariff houd aldaar eenen Stedehouder, met vierhonderd paarden, ter befcherminge van den koophandel, zynde de aanmerkelykfte aan dien kant van het Atlantijche gebergte. Voormaals was het een klein Gemeenebest, 't welk beftuurd wierd door zes zyner voornaamfte burgers, die om de zes maanden verwisfelden; zedert kwarn het onder 't juk der Benimerini, en van daar onder dat der Shariffs. Tagost, of Tagoast, de grootfte Stad der Provincie, wierd door de landzaaten gebouwd in eene ruime vlakte, en omgeeven met muuren die thans vervallen zyn. Men rekent 'er by de achtduizend huisgezinnen, onder welke vierhonderd Joodfche zyn. De overige, hoewel Moham. medaanen, hebben evenwel behouden eene foort van godsdienftigen eerbied voor den grooten St. Aügustikus, dien zy verzekeren hier gebooren te zyn. Tweemaal ter weeke word hier markt gehouden, op welken de Arabieren en Mooren hunne waaren veilen, en de Negers lakens koopen. Gared,  M A R O K K .0 en FE Z. 68j Ga red, gebouwd door den Shatiff Abd'allah, is alleen noemenswaardig om de menigte der fuikermolens en lederfabrieken. De uitvoer van 't een en ander na Europa word gezegd, jaarlyks den Sharif vierentwintigduizend Ponden St. op te brengen. (z) D 1 t zy genoeg wegens de aardryksbefchryving van dit Keizerryk, en van deszelfs drie voornaamfte Provinciën of Koningryken. Thans moeten wy nog fpreeken van Taphilet, voormaals een afzonderlyk Koningryk, doch thans onderworpen aan de twee Keizers, zints'de onderbrenging van de Hoofdftad door Sharif Muley Hamet. Dit Koningryk is eene lange ftreek dorre "en fchraale grond, loopende bykans Oost en West; grenzende ten Noorden aan Fez en Tremecen, ten Zuiden aan Sara , of de Woestyn, ten Oosten aan Segelmesfa en het land der Berbers, en ten Westen aan Marokko en Suz. De uitgeftrektheid, de Provinciën Itata, Dar ha, Sakrah en Towet daaronder begreepen, is verbaazend groot, en al te verfchillende berekend dan dat wy het gefchil kunnen beflisfen, aangemerkt de geringe kunde, welke uit de berichten, wegens deeze Gewesten thans voorhanden, kan ontleend worden. Zo zandachtig en verzengd is meestal de landftreeke, dat zy naauwlyks eenig koorn of vruchten voortbrengt. De eenige plaats, alwaar een weinig garst kan gezaaid worden, is langs de oevers der riviere; en zelfs hier koomt het bezwaarlyk voort, en zeer weinig, van wegens de geweldige hitte en fchroeiende droogte, welke, geduurende het meerendeel van 't jaar, in deeze Gewesten plaats hebben: zodat de Alkaides en lieden van aanzien alleen m ftaat zyn om het te kunnen koopen; zynde het gemeene volk zo arm, dat zy genoodzaakt zyn meestal te leeven van dadelen en kameelenvleesch, welke beiden hier zeer menigvuldig zyn. Wyders is het water 'er zo fchaarsch, dat: CO Dezelfden. XIX. boek. II. HOOFDST. 1. AFD. Gared. Het Koningrykraphifec.  •685 HISTORIE van XIX boek. ji. KOOFDST, i. AFD. dat de inwooners genoodzaakt zyn, het weinige, dat in den winter valt, te fpaaren, om 'er zich het geheele jaar van te bedienen, 't Geen 'er in den grootften overvloed, en zonder eenige kunst of oppasfing groeit, is de Indigo, die evenwel nog een helderer en duurzaamer blaauw geeft, dan de Indigo, die met zo veel moeite en zorg in de Ammkaanfche Piantaadjen word gekweekt: van hier ook dat de landzaaten 'er merkelyke voordeden van genieten. («) Daarenboven hebben zy overvloed van lbuisvogelen, van eene verbaazende grootte, en goed tot fpyze; kameelen, die zwaare lasten draagen door deeze uitgebreide wildernisfen; dromedarisfen, ongemeen fnel ter been, als die veertig mylen op éénen dag kunnen afl 'ggen, met weinig voedzel of verpoozing. Behalven de Indigo, beftaat de voornaamfte handel der 1aphiletaanen en Itataanen in dadelen, en eene foort van leder, gemaakt van de huiden van een dier, Dantos, of Lantos genaamd, koomende uit Numidie; men maakt 'er hier zeer voortreffelyke fchüden van. (b) Wyders bereiden zy eene foort van geftreepte zyde van verfchillende kleuren, onder de Mooren en Negers veel in gebruik; als mede fraaije kazakken en mutzen voor de mannen, fluiers voor de vrouwen, fraaije karpetten, en meer andere diergelyke fraaiheden. De meeste dadelen, welke in Europa worden ingevoerd , koomen van Taphiiet; gedoogende de Keizer niet, dat ze uit eenigen anderen oord zyner Heerfchappyën worden uitgevoerd; zy worden voor de beste gehouden, die in zyne Staaten groeijen. Daarenboven word verzekerd, dat het fraaifte leder, welk hier word gemaakt, met de fteenen dier vrucht getouwd word. Taphiiet heeft sltoos geftaan onder het gezag van eenen van 's Keizers zoonen, fa") Leo. Grammay. Marmol, Lib. i, Cap. 23. Torres. St. Olan , Etat de Maroc ib) Leo Afric. Lib, 9, es andere.  MAROKKO en FEZ. 687 zoonen, niet zo zeer, misfchien, omdat het voormaal* zyne eigen Koningen of Cbeyks had, als omdat Muky lshmael en andere Shariffs daar gebooren waren. Minst van allen ondertusfchen in geheel Marokko word het dooi die jonge Prinfen begeerd. Zy hebben hier doorgaans ongeveer vierduizend man, meestal ruiters, om de inwooners, die meestal Berebers, of Arabieren zyn, in ontzag te houden. Nevens zyne overige tytels, voert de Keizer dien van Heer van Taphiiet en Darha. Dikmaals fchenkt hy verlof aan den Prinfe , dien hy derwaarts als Landvoogd zend, om zich Koninglyke eere te doen bewyzen. De Stad Taphiiet, Hoofdftad deezes Koningryks, ligt aan eene riviere van denzelfden naam ; zy heeft een fterk Kasteel, de gewoone verblyfplaats der jonge Shariffs. Het word onderfteld gebouwd te zyn door de aloude Berebers, en word bewoond van omtrent tweeduizend hunner, bekend by den naam van Fitelis, die zeer arbeidzaam en ryk zyn in dadelboomen, kameelen, paarden en ander vee. Taphiiet mag genaamd worden de famelplaats der kooplieden, niet alleen uit Barbarye en Afrika, maar ook uit Europa. De inwooners zyn fpraakzaam en beleefd jegens vreemdelingen; doch de Arabieren zyn zeer verflaafd aan bygeloovigbeid en toverye. Andere Steden, onzer opmerkinge waardig, ontmoeten wy niet in dit Koningryk, noch iet anders behalven de rivier van dien naam, welke neder ftroomt uit het Landfchap Sagara, een gedeelte van het At/antifche gebergte , en haaren loop van 't Noordwest naar 't Zuidoost neemt. Na de Stad en vlakte van Taphiltt befproeid, en, nevens andere rivieren, de Segora en Haded te hebben ontvangen, ontlast zy zich in de landen der Woestyne van Darha. Tusfchen Taphiiet en Darha ligt een weg, loopende over een gedeelte van 't Atlantifche gebergte, langs welken de Karavaanen met haare koopmanfchappen trekken. Hedend.Hist.XVT.D.ILSt. Ssss Onder XIX. boek. ii. HOOFDST. i. AFD. De Stad Taphiiet.  688 HISTORIE van XIX. boek. II. HOOFDST. I. AFD De Pro viricie Gelula. Onder het Koningryk Taphiiet behoort de Provincie' Gejula, of Guzula, misfchien eene verbastering van het aloude Gatttlia, een gedeelte van hetwelk de Shariffs hunner heerfchappye onderworpen hebben. Dit uitgeftrekt Gewest grenst ten Oosten aan Taphiiet, ten Noorden aan ■Marokko, ten Wésten aan Suz, en ten Zuiden aan Darha. Te onbepaald zyn deszelfs grenzen en uitgebreidheid, dan dat wy ze kunnen aanwyzen. De grond is meestal dor en fchraal; de inwooners armoedig en onbefchaafd, wordende meestal gebruikt in de yzer en kopermynen des lands, of tot het vervaardigen van deeze metaalen tot allerhande gereedfchappen, in Barbarye gebruikelyk. Deeze verruilen zy tegen paarden,, linnen en wollen Moffen, fpeceryën en meer andere noodwendigheden, die hun ontbreeken. . De handel gefchied door den uitvoer naar andere Gewesten van Barbarye,. of door middel der veelvuldige markten, welke zy houden in hunne vlakten, of in hunne groote Vlekken, fommige van welke duizend of meer huizen bevatten. Eéne markt in 't byzonder word 'er gehouden, in eene groote vlakte, welke twee maanden duurt, en door vreemdelingen uit de meeste Gewesten van Barbarye en Negerland bezocht word. Geduurende al dien tyd fchynen de Gefulaanen hunnen woesten aart te verleeren, en eene ongemeene herbergzaamheid aan alle vreemdelingen te bewyzen: tot zo verre, dat hoewel zy doorgaans ten minfte tienduizend bedraagen. allen , geduurende hun verblyf, op Lands kosten onderhouden worden, nevens hunne bedienden en vee;' zynde 'er voordachtelyk lieden aangefteld om voor hun fpyzen te bereiden, en hun alle andere noodwendigheden te bezorgen. Ter voorkoominge van onlusten en opfchuddingen, vind men 'er een behoorlyk getal foldaaten, onder het bevel van twee Kapiteinen, die de fchulriigen vatten en onmiddelyk ftraffen. Een dief word op ftaanden voet op de plaats zelve gedood, en zyn lyk voor de honden gewor-  MAROKKO en FEZ. 68p geworpen. Eéne merkwaardige gewoonte, ziet men hier vastgefteld, die heilig onderhouden word: zy mogen met wien 't ook zy oorlog hebben, drie dagen in ieder week hebben zy een beftand met alle vreemdelingen, ter aanmoediginge van den koophandel; geduurende de twee maanden van den bovengemelden markttyd houden alle vyandlykheden op. Zo talryk, zegt men, zyn de inwooners van deeze Provincie, dat zy in ftaat zyn om zestigduizend man in 't veld te brengen. Hunne wapens zyn de houwer, de dolk, de fpeer en her. zinkroer. Hun gewaat is een kort wollen of linnen geftreept rokje, met halve mouwen, over welk zy omhangen een foort van langen rok of mantel van grove wollen ftoh'e; hier onder hangt een dolk of kort tweefnydend zwaard. Zommigen meenen dac zy in 't geheel geenen Godsdienst hebben, althans niet den Mohammedaan/eken; niet zo zeer uit hoofde van hunne woestheid, maar omdat zy verkiezen, hunne groote markt te beginnen op den geboortedag diens gewaanden Profeets Zy hebben galgen, raden noch kruizen; maar elk doodfchuldige word op ftaanden voet met fchichten gegriefd, en zyn lyk voor de honden geworpen. Weinig koorn geeft hun land, doch overvloed van gierst, dadelen, goede weilanden en veel vee. Voormaals hadden de Portugeezen zich meester gemaakt van een gedeelte van Gefula, en het tolplichtig gemaakt; doch welhaast herwonnen de landzaaten de vryheid, en behielden dezelve, tot dat zy door de Shariffs overwonnen wierden; door hunne plonderingen haalden zy zich zelve dit tweede onheil op den halze. Zints hunne 't onderbrenging, zyn zy dezelven zeer getrouw gebleeven, hoewel meer onder den naam van bondgenooten, dan dien van onderdaanen en fchattingfchuldigen. (c) (O Leo, Lib. 2. Grammay, Lib. 9, Cap. 8. Marmol, Lib. 3, Cap. 51. De Torres. La Croix. Dapper. Davity, enz. Ssss 2 TWEEDE XIX. BOEK. II. HOOFDST. 1. AFD.  6oo H l S T. O R I E v a n XIX. boek. II. HOOFDST. II. AFD. TJwinge-1 landifcbe Regee ■ ( r'mgS' | for.mK 1 ( ) i i i : i ( i TWEEDE AFDEELING; Be Regeeringsform, Wetten, Godsdienst, Koophandel, Geleerdheid en Gewoonten van 't Keizerryk Marokko. Onder het uitfpanfel dés hemels is, misfchien, geen eigendunkelyker en dwingelandifcher regeeringsform lan deeze, inzonderheid fints de Shariffs in 't bewind zyn jekoomen, hoewel het, vóór dien tyd, niet veel beter ;efteld ware. Godsdienst, wetten, aloude gewoonten, ingeprente vooroordeelen: alles fpant te famen om den Moïarch eigendunkelyk en willekeurig te doen worden, en Ie onderdaanen in den vernederften en elendigften ftaat /an flaaven te bevestigen. De eerfte word niet alleen :rkend, een onbetwistbaaren eigendom en macht te bezit:en over het leeven en de bezittingen der laatftén» maar. :elf, in eene ruime maate, over hun geweeten , in zo verre by de eenige perfoon is, die, als Mohammeds Opvolger, zich opwerpt tot voornaamften uitlegger van den Koran, ;n alle onderhoorïge Rechters aanftelt, van welke die van Marokko en Fez de voornaamfte zyn; hun post is, alle. mderwerpen, hunnen Godsdienst betreffende, te verklaaren ;n te beflisfén: en dewyl zy des Keizers fchepzels In afïangelingen zyn, durven zy niets anders fpreeken dan hy. mn° voorfchryft. Wanneer, derhalven, door hem eene vet gemaakt, en dezelve door zyne Landvoogden in alle. ïorden zyner Heerfchappye word afgekondigd, word zy illerwege met eene ingewikkelde en godsdienftige onder-.. laanigheid aangenomen. Van den anderen kant worden 3e onderdaanen opgevoed in het begrip, dat dezulken, lie in de volvoering van zyne bevelen fterven, gerechtigd : zyn  MAROKKO en FEZ. 69t zyn tot eene onmiddelyke toelaating in het Paradys. en die de eere hebben van door zyne handen te fterven, tot eenen nog hooger trap van geluk. Wy hebben ons dus niet te verwonderen, wanneer wy, aan de eene zyde, zo veel wreedheid, onderdrukkinge en dwingelandye, en aan de andere zyde zo veel onderwerpinge, lydelykheid en elende vinden. Ondebtusschen gaat deeze onderdaanigbeid niet verder dan de Mooren: want wat aangaat de Arabieren ,' hunne onderwerping, en de fchatting, welke zy aan deeze dwingelanden betaalen, was altyd onwillig, en bykans ge-! dwongen. De yver en verknochtheid der Negers moet enkel worden toegefchreeven aan den grooten opgang en vermogen, welke zy hadden verkreegen in het bewind geduurende de voorgaande regeering: deels omdat zy beter foldaaten waren dan de Mooren, deels van wegen de byzondere achting, welke Muley Ishmael voor hun had, omdat zyne moeder eene Negerin was: zodat zy nu te machtig geworden zynde om te kunnen onderdrukt worden, hunne getrouwheid en verknochtheid aan deeze Monarchen, welke zy in alle derzelver ondeugden poogen na te volgen, moet onderfteld worden te ryzen en te daalen, naar gelange der gunst en aanmoediginge, welke zy van hun genieten. Zy zyn thans de eenige krygsbenden, aan welke deeze dwingelanden hunnen perfoon, hunne fchatten en hunne bywyven vertrouwen, en welke zy bevorderen tot ce hoogfte posten van gezag en voordeel, om hunne ge. boorene, zo wel als getrouwfte en onderwerpelykfle onderdaanen te overheerfchen en te onderdrukken. (A) Te CA) Zints hunne, naauwe veiknochtheid aan Muley Ishmael zyn deeze Negers in groot aanzien geweest by deszeJfs Opvol, gers. Zo jong worden zy uit Gutnea gebragt, dat zy 'er het geheugen fpoedig van verliezen; en vrienden noch roaagen hebbende, en geene andere toevlucht dan in 's Keizers gunst, gehoorSsss 3 zaamen XIX. boes» ii.. HOOFDST, [ i. AFD. Redenen 'an de pacht 'ter iNet.ers.  XIX. boek. II. HOOFDST. II. AFD i i i i i ( \ ( t a I v e l 6 z V ja t( h; 692 HISTORIE vam Te minder zullen wy ons over deeze'infchikkelykheid verwonderen, indien wy in bedenking neemen, dat, vroeg of Iaat, alle de afgeknevelde fchatten deezer bloedzuigers doorgaans verzameld worden in des Keizers eigen fchat. ^ist: 't zy door middel der zwaare boeten, welke hun worden opgeleid, ter gelegenheid van klagten, welke tegen hen worden ingebragt, of door het beflaan van alle hunne goederen by derzelver overlyden: want de Keizers zyn ïunne erfgenaatnen, zorgende voor hunne gezinnen alleen n zo verre zy bet geraaden vinden. Over 't geheel genomen is de Keizer van Marokko de maaker, rechter, ïitlegger, en by veele gelegenheden insgelyks de uitvoerder ran zyne eigen wetten , die geene andere paaien hebben lan zynen eigendunkelyken wil. Om evenwel nog eenige chadüw van rechtsoeffening te bèwaaren, veroorlofc hy lan den Mufti eene foort van oppermacht in geestelyke :aaken, err eene foort van vryheid aan den geringften •nderdaan om hem voor zynen rechtbank te kunnen dag'aarden. Doch het gevaar, welk zulk eene onderneeming >ver den aanklaager zou doen koomen, is genoeg om enen iegelyk daarvan af te fchrikken: inzonderheid uit anmerking van de geringe waarfchynelykheid, dat de Lechters het gevaar zouden willen loopen om zich te erklaaren tegen eenen Monarch, wiens fchepfels zy zyn, n van wien hun leeven en bezittingen volftrektelyk af* angen. (0) De O) Torres, Relat. de los Xarifs. Motiquet, P*oyage,Ch 2 raithwaic, Hij?, of Marocco, Chap. 1. iamen zy te gereeder zyne bevelen ia alle zaaken. In 't eerst 'orden zy tot den krygsdienst te voet opgeleid, en, na eenige aren gediend te hebben, bevorderd tot de Ruitery, 't welk hier : lande eene groote eer is. Weinig meer leeren zy dan her beindelen der wapenen, en gehoorzaamheid aan 'sKeizers bevelen (*; (*) Braithwait, Revpl. tf Marocci, p. 350.  MAROKKO en FEZ. 693 De tytels, welke de Keizers van MaroHo zich toeeigenen, zyn die van doorlucMfgfefi, machticjjeh en edelen Keizer vm Afrika, Koning van Fez en Marcklo, Taphiiet, Suz, Dahra, en geheel Al garve, en deszelfs grondgebied in Ajrika; groot Sharif ( of Xatif , dat is Opvolger of Stedehiuder~) van dm grooten Profeet Mohammed. D e Mufti en de Kadis zyn rechters in alle godsdien- ■ ftige en burgerlyke zaaken: dePashas, Landvoogden, Al ' caidin, en andere krygsbevelhebbers voeren het bewind over 't geen den Staat en het leger aangaat. Allen zyn' de gezeggelykfte fchepfels en flaaven van hunnen Vorst, baldaadig en fchraapzuchtig, van welke recht noch gunst kan verkreegen worden, dan door middel van fteekpennirgen. En, in de daad, het kan niet anders zyn onder zulk eeren regeeringsform, onder welken de aanzienlykfte posten niet alleen van den Vorst moeten gekogt worden tot een buitenfpoorigen prys, en bewaard door niet minder overmaatige belastingen, welke jaarlyks aan hem worden opgtbragr, maar daar niemand verzekerd is, langer in zynen post te zullen blyven, dan hy in ftaat is om den eenen of anderen Hoveling om te koopen, om den Monarch in te boezemen, dat hy naar zyn uiterfte vermogen betaalt, en veel meer dan van hem verwacht wierd. Voeg hier nevens, dat deeze Bashas en Landvoogden hunne verfpieders in geduurige foldy ten Hove moeten houden j om te voorkoomen, dat door hooger gebieders en pluimftrykers bun de voet geligd worde. ( bj Uit het tot hiertoe gezegde mag met reden worden afgeleid, dat deeze tak van het Keizerlyk inkoomen zeer^ aanzienlyk zyn moet, hoewel naar deszelfs juiste bedraaging niet kan gegist worden. Eene andere aanmerkelvke bron van rykdom is de zeeroovery, die te meer in'de fchat- (b} Zie de aangehaalde Schryvers, en St. Olan, Etat de Marocco, p. ioö.. XIX. boek. II hoofdst. I. afd, Des Kei:ers tyels.Zyne HliClt- iienaars Inkom • feu.  XIX. BOEK. ii. HOOFDST. ii. AFD, 5p4 HISTORIE van fchatkist aanbrengt, naar gelange de Keizer geene kosten behoeft te doen toe het uitrusten van kaperfchepen, of het onderhouden van de manfehap, en evenwel de tien. den van de genomene goederen en der gevangenen trekt. Daarenboven eigent hy zich alle de overigen toe, voor eene fomme van vyftig Kroonen voor eiken gevangenen, welke hy aan de Kaapers betaalt; door dit middel doet hy alle de flaaven ten zynen eigen nutte en voordeele gedyën. Een zeer aanmerkelyk toevoegfel is, in de daad, deeze tak tot zyne inkomften, niet alleen omdat hy hun rantfoen tot een zeer hoogen prys verkoopt, maar ook ómdat hy al het voordeel van hunnen arbeid trekt, zonder hun eenigen anderen leeftocht te geeven dan een weinig .brood en oly; noch eenige andere handreiking, wanneer ze ziek zyn, dan de geneesmiddelen, welke een Spaansch Klooster , 't welk hy aldaar duld, hun om niet geeft. Voor deeze toelaating moet, daarenboven, dit Klooster hem een jiarlyksch gefchenk opbrengen, als mede het Hof van geneesmiddelen voorzien, en de flaaven, wanneer ze niet kunnen werken, van kost en huisvesting verzorgen. Een derde tak van 's Keizers inkomften is het tiende ge. deelte van alle het vee, koorn, vruchten, honig, wasch, huiden, ryst, en andere voortbrengzelen, 't welk van de Arabieren en Berebers, zo wel als van de landzaaten word gevorderd. Met alle mogelyke ftrengheid worden deeze tiende door de Basha's, Landvoogden en Alkaiden geheven. Wyders betaalen de Jooden en Christenen een Hoofdgeld: de eerften van zes Kroonen van ieder hoofd, van allen van 't mannelyk oir van vyftien jaaren en daarboven, behalven andere eigendunkelyke belastingen en boeten. Het hoofdgeld der Christenen, voor de vryheid van in zyne Heerfchappyën te mogen handelen, ryst of daalt, naar gelange van hun getal, en den koophandel, welken zy dry ven. Doch wat het ook jaarlyks in zyne koffers aanbrenge, het dient tot nadeel voor den koophandel in 't alge-  MAROKKO en FEZ. $95 algemeen, dewyl het veelen affchrikt om zich aldaar neder te flaan, niettegenftaande de looze uitvindingen der Keizeren en van derzelver Staatsdienaaren. Behalven deeze eigendunkelyke knevelaaryën, zuchten zy nog onder eene andere drukkende ongelegenheid, te weeten, dat zy het land niet kunnen verlaaten, zonder alle hunne uitftaande fchulden en bezittingen aan de Kroon te verbeuren. De rechten op alle inkoomende en uitgaande goederen is een verdere bron van inkomften; doch van het beloop daarvan, het eene jaar door het andere, heeft tot hiertoe geen Schryver verflag gedaan. Alleen heeft de Konful hatfield de geheele fomme der jaarlykfche inkomften, zo gemeene als buitengewoone, berekend op vyf honderd kwintaalen zilver, ieder kwintaal, of honderd ponden gewicht, gewaardeerd op iets meer dan 330 Ponden Sterl.: zodat het geheel niet meer bedraagt dan honderd vyf-enzestig-duizend pond; een gering inkoomen voorwaar, voor zo een uitgeftrekt gebied, indien men ftaat kan maaken op de berekening. (cj Doch St. Olan ftelt het als zo aanzienlyk, dat Muley Ishmael gerekend wierd in zyne fchatkist te hebben byëen verzameld, aan goud en zilver, ruim vyftig millioenen, Kroonen of Livres: want dit bepaalt hy niet. (dj Na 't geen wy gezegd hebben, behoeven wy ons minder te verwonderen over de buitenfpoorige eisfchen, welke hy doet aan Christen Vorften en Staaten, wanneer zy genoodzaakt zyn, een verbond met hem aan te gaan, of eenige herftelling te verwerven ten behoeve hunner handeldryvende onderdaanen; en nog minder over de fchandelyke uitftellen, hoonertde behandelingen, knevelaaryën, beleedigingen en onrechtvaardigheden, aan welke derzelver Gezanten zyn blootgefteld. Van CO Braithwait, p. 377, Cd) Et at de Marocco, p. 105. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. T111 XIX. boek. ii. HOOFDST. [i. AFD.  XIX. boek. ii. HOOFDST. ii. AFD, Zee- macht. Landmacht, I CO St, 0,'an, Et at de Marocco, p. 14* ö96 H I S T O R I E van Van weinig betekenisfe was ten allen tyde de zeemacht deezes Keizerryks; het getal der fchepen is niet bepaald, maar ryst en daalt naar tydsgelegenheid. Ten tyde van St. Olan beftond zy uit flechts twaalf zeilen, waarvan de eene helft den Keizer, de andere aan byzondere onderdaanen toebehoorde.. De meeste waren in Hechten, ftaat, voerende ieder niet meer dan achttien of twintig ftukken gefchut, en omtrent tweehonderd man, flecht gewapend en gekleed, (e) In Braithwait's tyd beftond de geheele zeemacht uit flechts twee fchepen, ieder van twintig ftukken, waarvan het grootfte niet meer dan honderd lasten kon laaden; eene Franfche Brigantyn, onlangs genomen, en eenige weinige roeifchepen. En, echter, liepen zy met deeze uit de havens van Salee en Mamora, en maakten zeer veele pryzen. Een groot geluk is het voor de Christen kooplieden, dat de Marokkaanfche Heerfchappyën niet eene eenige tamelyk goede haven hebben;, die van Salee, verre weg de beste, is by laag water genoegzaam droog. Indien zy betere havens hadden, zouden ze, waarfchynlyk, beter figuur ter zee maaken, en meer belemmeringe baaren. Een ander gebrek, waar onder zy zuchten, behalven het mangel aan timmerhout tot den fcheepsbouw, is dat van ftaand en loopend want, waarvan zy, zo wel als van kruid en lood, uit Holland en Engeland voorzien worden. Eene beter gedaante zou, in de daad, de landmacht, hebben, ware dezelve niet, in kleine benden, verfpreid door dit uitgeftrekt gebied, zeer flecht gewapend, en geheel zonder tucht. Het meerendeel hunner Renegadoos moet zich laaten opfchryven onder het voetvolk, en word gezonden naar afgelegene Gewesten, om op de grenzen in de Kasteelen en Forten bezetting te houden.. Hunne foldy is flechts twintig Blankits, of veertig penningen-:  MAROKKO en FEZ. 697 ningen in de maand, en een kleine voorraad meelbloem. Nogthans ftaan zy onder het bevel van hunnen eigen Aikaide, dat wil zeggen, eenen Renegado, die insgelyks eene kleine foldy geniet. Niet beter worden de Mooren betaald of uitgerust. De uitgeleezenfte troepen, zo te voet als te paard, zynde Negers, die, zeer jong uit Gui. nea derwaarts gebragt, en tot den dienst opgeleid wordende, doorgaans de beste foldaaten zyn, en 't meest vertrouwd worden, als hebbende zich dapper gekweeten by verfcheiden gelegenheden, inzonderheid in de belegeringen van Oran en Ceuta, waarvan wy in 't vervolg zullen fpreeken. Hun getal, zo knechten als ruiters, word in alles gefteld op veertigduizend man; even fterk na genoeg is de Moorfche krygsmacht. (B) Met kleine moeite, voorwaar, konde hy dit getal vergrooten in eenen oorlog tegen de Christenen, naar welken zy gretiger zyn dan wanneer zy tegen eenen der Mohammedaanjche Prinfen moeten te velde trekken. Bezwaarlyk, echter, zou het vallen, een vierde gedeelte van dezelve van wapenen te voorzien; zynde zyne Magazynen naauwlyks in ftaat om meer dan tienduizend man fchietgeweer en houwers te bezorgen, behalven honderd vyftig ftukken gefchut, gedeeltelyk bemachtigd in Spaansch Capitana; de overigen wierder (B) Deeze troepen worden, echter, niet geworven, betaald, of gewapend op's Keizers kosten, maar worden, by een bepaal, den krygstocht, hem toegezonden door de Alkaïden, ieder van welke zyn aandeel levert, naar gelange van de grootte, of hei vermogen zyner Landvoogdyfchap. Ieder Stad en Dorp is verplich een evenredig getal te onderhouden, gewapend en gereed om of het eerfte bevel op te trekken. Die benoemd worden om onder d< ruiters te dienen, worden voorzien van paarden, welke zy moetei onderhouden, zo wel als zich zelve, uit de foldy, welke zy vai hnnne eigen Stad of Dorp ontvangen. Ruiters en knechten zyi daarvoor ontheven van belastingen, geduurende den oorlog. (.*) C*) St. Olaa, T' J,3- Braithwait, als boven, Tttt 2 XIX. boek. ii. HOOFDST. 11. AFD» [ 1 I  6q8" HISTORIE van XIX boek, . n. HooFDsr ii. AFD Hande» en fcheepvaart. wierden gebragt uit de ftèrkte Larathe, toen de Spanjaards daaruit verdreeven wierdén. Dit alles, nevens zyne fchatkist, legt de Keizer weg, ten behoeve van dien zoore, welken hy tot zynen Opvolger fchikt, tegen zyne betwistende broeders, of eenigen anderen mededinger: want, hy, die zich van deeze twee bewaarplaatzen weet te verzekeren, is ten grooten deele meester van de Kroon; welke niet geheel verkiesbaar, noch erflyk zynde, doorgaans het deel word van den fterkften, en die best voorzien is van déeze twee zenuwen des oorlogs: inzonderheid indien hy loos genoeg geweest zy, om zich bemmd en geacht te maaken by de Mooren, die de eenige bewaakers zyn van des Keizers perfoon, paleis, fchatkamer, bywyven èn geheele gezin, en het bewind voeren over de aanzienlykfte Provinciën en Steden van 't Keizerryk, naast de Prinfen van den bloede. (f") Wetnjg of geen uitlandfchen handel word hier gedreeven, dan alleen door de Orristenenen Jóoden. De Mooren hebben 'er geen verftand van, en ook geene eigen koopvaardyfchepen; de geheele fcheepvaart word gedreeven met Europifche fchepen, meest Engelfche en Franfche. Maar het gebrek aan bekwaamé havens aan de eene zyde, en de buitenfboorige belastingen op allé irjkoomende en uitgaande goederen, om niet te fpreeken van andere beslriegeryën en kwellingen, door welke de uitlandfche kooplieden gedrukt worden, belemmeren, aan den anderen kant, den koophandel dermaate, dat dezelve viermaalen minder uitgebreid is, dan hy konde weezen. De voornaamfte uitgaande goederen zyn koper, tin, wolle, huiden, honig, wasch, dadelen, rozynen, amandelen, oly ven, indigo, Arabifche gom, vederen van ftruisvogelen, olifantstanden en fyne matten; koorn' mag 'er niet worden uitgevoerd, zynde zulks uitdruklyk verbooden door Qf) Braitbwait, en St. Oian. als boven,  MAROKKO en FEZ. 699 door den Koran, hoewel de Tunifiaanen en Algerynen doorgaans zich van die verbod ontflaan. De ingevoerde goederen zyn lakens, linnen, lood, flaaven yzer, aardewerk, geweer, kogels en buspoeder; van alle 't welk eertyds tien, doch nu acht ten honderd' betaald word. Daarboven betaalen de fchepen, welke op deeze Gewesten vaaren, een vat buspoeder voor het inkoomen, twaalf voor de vryheid van laaden en ankeren, en nog twaalf aan den Kapitein van de haven. Doch de fchepen, die naar of van Gibraltar zeilen, betaalen flechts de helft dier belastinge, uit kracht eener voorgaande vergunninge van wylen Muley Ishmael, die de Engelfchen , boven alle andere Europeaanen, byzonder gunftig was. Het Engelfche en Franfche Confulgeld bedraagt acht daalders, ieder Fransch en Spaansch fchip betaald daarenboven drie aan het Hospitaal, of Klooster van Spaanfche Monniken, hier gefticht ten behoeve van Christen flaaven. Het is een ftaatkundige regel onder de Mooren bier te lande, die overal zou kunnen aangenomen worden, handel te dryven met alle fchepen, die in hunne havens koomen, hoewel behoorende aan eenen Staat, met welken zy in oorlog zyn; en met hun handel te dry ven in alle de goederen , welke zy noodig hebben. Zelf veroorlooven zy aan derzelver Konfuls en Kooplieden, even veilig onder hen' te leeven, alsof zy vrede hadden met de Natie, tot welke zy behooren. (".O Behalven den koophandel ter zee, dry ven zy een aanzienlyken handel te lande, door middel van hunne kara te vaanen, welke tweemaal in 't jaar van Fez naar Mecca en Medina vertrekken, en eene menigte wollen ftoften derwaarts brengen, fommige van welke zeer fyn en fraai zyn; als medecochenilje, indigo, vederen van ftruisvogelen en Marokkaanfche huiden. In betaaling brengen ze terug zyde, (£) St. Olan, p. 140. Brauhwait, p 3.56. Mduetti, Cap. 1$. Tut 3 XIX. BOEK. t% HQOFDST J. AFB, Handel land.  XIX. boek. ii. HOOFD *T. [1. AFD Geld, munten. 700 HISTORIE vas zyde, neteldoek, en veelerhande drogeryën. Wyders zenden zy groote karavaanen naar Guïnea, beftaande uit eenige duizenden kameelen, welke de lengte van den weg, de moeilykheid der reize, door wildernisten ontbloot van ' leevensmiddelen en water, volftrekt noodzaaklyk maaken; van twee dier beesten is telkens een met die noodwendigheden belaaden. De andere brengen derwaarts zout, kauris, wollen en zyden ftoffen, en oly; deeze ruilen zy met de Negers voor ftofgoud, yvoir, vederen van ftruisvogelen en flaaven. (A) Driederlei geldmunt heeft men hier te lande; de kleinfte, Fluce genaamd, is een ftukje koper, omtrent een oortje waardig: twintig van dezelve maaken een Blan. kit; nog een ander klein ftukje zilver, ter waarde van ongeveer twee ftuivers. Deeze munt, niet gerand zynde, word dikmaals door de Jooden befnoeid: want deeze zyn tevens fmelters en geldmunters, en winnen zeer veel op beiden. Ook wisfelen zy goed voor kwaad geld; waarvoor zy, boven de waarde van het onderfcheid, een bui. tenfpoorigen prys afknevelen. De gouden munt is de Dukaat, niet ongelyk aan den Hungaarfchen > waardig omtrent negen Engelfche fchellingen; drie van dezelve maaken een Moidore, en zyn daarvoor gangbaar. De koopmansrekeningen worden gehouden by Oneen, ieder van welke vier Blankits bedraagt, en vier van welke tegen een Dukaat berekend worden, of, zo als zy het noemen, een Metical Maar in betaalingen aan de Regeering, wil men niet minder dan zeventien en een halve voor een gouden Dukaat aanneemen. Deeze drie laatfte, Oneen en Dukaaten, of Meticals, zyn eene ingebeelde munt. Wat aangaat de drie bovengemelde weezenlyke munten, dewyl de Mohammedaanfche Godsdienst niet gedoogd, dat zy met 's Vorften of eenige andere af- C&) Braithwait, p. 358. Bijl. of Barbary.  MAROKKO en FEZ. 701 afbeelding beftempeld zyn, worden zy flechts geftempeld met Arabifche karakter?. De uitlandfche munten, zo gou den als zilveren, worden gerekend naar het gewicht, even alsof zy moesten gefmolten worden. De Jooden doen groot voordeel, niet alleen met het inwisfelen van dezelve, maar ook met het befnoejen en vervalfchen; dit maakt het gevaarlyk, geld van hun te ontvangen, zonder de tusfchenkomst van de goudfchaal of den toetsfteen. De geleerdheid word in Marokko geheel overgelaaten voor de Priesters en Leeraars der Wet. De overigen befchouwen zich zeiven als geleerd genoeg, indien zy kun-' nen leezen, fchryven en boekhouden; en zelfs deeze kundigheden worden merkelyk verwaarloosd, zelfs door de Prinfen en Edelen, veele van welke, zo als wylen de Keizer Muley Ishmael, kunnen leezen noch fchryven. Ondertusfchen fchynt deeze onkunde eene verbastering te zyn van geene vroeger herkomst, dan zints zy gevallen zyn onder het juk der Sharifs, en geheel ftrydig met een van hunne fpreekwoorden: Een paard, eene vrouw, en een boek} (z) hunne drie heerfchende neigingen aan» wyzende. De twee eerfte behouden zy zo zeer als ooit; zynde geene Natie beter afgericht op het behandelen van paarden, of meer op vrouwen gefteld. Doch tegenwoordig fchynt alle zucht tot geleerdheid onder hen geheel verdweenen te zyn, uitgezonderd, misfchien, wat aangaat de diepe hoogachting, welke zy hunnen Leeraaren en Wetgeleerden nog toedraagen. Ook maaken zy veel werks van de Starrewichelaary, en ftellen veel vertrouwen in bezweeringen, toverkunde en andere bygeloovige bedriegeryën. Geene andere Geneesheeren hebben zy dan kwakzalvers, die veel gebruik maaken van enkele geneesmiddelen , toverringen en andere gewaande toverkrachtige werkingen.. O') Braithwait, p. 346" en 30.1. St. Olan, p. 81. Hifi. of Marocco, p. 36a. XIX. boek. Ii. HOOFDST. II. AFD. Geleerd'leid niet redcht.  702 HISTORIE van XIX. boek. IL HOOFDST. tl. AFD. Schooien. Krygs- tucht onvo:koo. men. Zy hebben bepaalde fchoolen in alle Steden en Dorpen, om de kinderen te leeren leezen, fchryven en rekenen: de boeken, welke zy aldaar gebruiken, zyn korte opftel. len van hun geloove. Wanneer een jongetje den Koran heeft doorgeleezen,word hy in een nieuw pak geftoken,op een paard gezet,en door zyne medefcholieren in zegepraal door de plaats gevoerd. Geene andere ftraffen ontvangen de kinderen, in fchool of in het huis hunner ouderen, dan aan de zooien hunner voeten, met een klein teentje, of een platten handplak. Hunne krygskunde, niettegenstaande hunne geduunge oorlogen, binnen en buitenslands, en de moeite, door de laatfte Sharifs aangewend, om de Negers, van de jeugd af, in den wapenhandel op te voeden, is tot nog toe zeer gebrekkig en onvolkoomen in allen opzichte , uitgezonderd , misfchien, hun vaardig paardryden ; en zelfs hieiin ftraalt meer eene ongemeene gaauwheid dan krygskunde door; zynde hunne paarden meer beroemd om hunne gezeggelykheid en vlugheid, dan geoeffendheid.tot.den krva En, echter, wierd in oude tyden, de Mauntaanfche Ruitery voor de meest geduchte van allen aangezien. N02 Hechter is de tucht en wapening van het voetvolk. In eenen veldflag hebben ze de gewoonte, de ruitery te plaatz-m in de beide vleugels, en het voetvolk in de lpits, 't welk zich in de gedaante eener halve Maane uitbreid. Wanneer de grond het toelaat, beftaan de Liniën uit met meer dan twee gelederen, welke lichter gebroken worden door 's vyands paarden, wanneer deeze op hen kunnen invallen, omdat de knechten niet geleerd of afgericht zyn om het breeken te voorkoomen. Eene flechte vertooning maaken ze dus in het optrekken, legeren en vechten; alleenlyk vertoonen zy eenige blyken van moed, wanneer ze met den vyand handgemeen zullen worden; zy beginnen den aanval met een luide wapenkreet, welke gevolgd word van eenige korte fchietgebeden om de overwinning.  MAROKKO en FEZ. 703 De Ruitery, die naast by den Keizer ftaat, en voornaam, lyk Negers zyn, is gewapend met pistoolen, zinkroers en houwers; die verst van hem af is, voert alleenlyk fnaphaanen en lanzen. De voetknechten zyn onderfcheidenlyk gewapend, zommigen met fchietgeweer, anderen met boogen, flingers, korte pieken, knodzen en breede zwaarden. Met deeze wapens vallen zy op den vyand, byzonder de Christenen, aan, eer met eene foort van dweepachtige woede, dan als een welgeregeld leger; maar indien zy een wakkeren tegenftand, of een onverwachten fchok ontmoeten, worden zy te ligter op de vlucht geflagen. Wat aangaat de Arabieren of Berebers, zelden worden deeze als hulpbenden ingeroepen, omdat zy, onder eene foort van gedwongene onderwerping ftaande, niet ligt kunnen vertrouwd worden. Alleenlyk word van hun gevorderd, des Keizers troepen te voorzien van leevensmiddelen, koorn, boter, oly en honig, op ftrafte van krygsrechtsvorderinge, overal daar zy gelegerd zyn. Zeer talryk zyn ze, en meestal dapper en kloekmoedig, zeer gefteld op de vryheid, en zouden fpoedig het juk affchudden, indien zy niet in onderdaanigheid wierden gehouden door drukkende belastingen en gebrek aan voegzaame wapenen. Doch vermids zy allen van den Mohammedaanfchen Godsdienst belydenis doen, waagen het de Sharif s, wanneer zy met Christen'Mogendheden in oorlog zyn, hen te noodzaaken tot het zenden van een zeker getal om onder hunne baniere te ftryden. By die gelegenheid bezorgen zy hun fchiet en ander geweer, en zelf paarden; alle 't welk zy hun wederom ontneemen voor het einde des veldtochts, eer zy naar hunne eigen wooningen mogen wederkeeren. (£) In 't Godsdienftige zyn de Marokkaanen ftrenge navolgers van den Aanhang van Melech, wiens buitenfpoorige1 en (_k) Marmol. Leo Afric. Grammay. Dapper, en andere. Hedend.Hist.XVI.D.II.St. Vvvv XIX. boek. IL HOOFDST. [ I. AFD. Geweer, w Gods. iienst.  XIX, BOEK. i u HOOFDST. II.' AFD I ( ] 1 j I c c £ 2 r ê m Hls T O R IE van zonHbffv0VPreerfte]Iingen z? hebben ogenomen, en zonder t geloof van welke zy meenen dat een Molmm aan met kan zalig worden. Alleryverigst worden dezelve^ gehandhaafd te Algiers, lunis, laphüet en andere plaatferi van Barbarye, onder welke wy breeder daarvan zullen handelen. De ingezeetenen van Marokko en Fez zyn niet alleen harde dryvers van die leerbegrippen, maar hebben ook andere ingevoerd, even belachelyk en onzerymd., welke zy niet minder yverig aankleeven. Van dien aartris het zenden van veelerhande mondbehoeften, op zekere dagen-, om geplaatst te worden op de graflieden hunner oyerleedene bloedverwanten;, het begraaven van goud, zilver, juweelen en andere kostbaarheden nevens tili °Pu\ZJï in de andere wereld, te ruimer mogen SnL ?° Van hunne 8raven' van boven naauw en beneden wyd, om den geftorvenen meer- ruimte te geeven, en hen m ftaat te ftellen, in .den dag der opfian. üinge, hunne beenderen gemaklyker re kunnen verzame. lem.van hier., en om alle vermenging te voorkomen, aat zy nooit twee lyken in één graf plaatfen. . Grooten serbied betoonen zy aan die graflieden, verfieren dezelve net gewelven en andere tooifels, en verbieden alle Chris:enen, dezelve te naderen. Eiken Vrydag, zynde hunnen sabbat, worden deeze begraafplaatfen bezocht'van mannen M vrouwen, in 't blaauw gekleed, zynde de kleur van ïun rouwgewaat, om 'er hunnen tol van trsanen en ee >eden voor de dooden te betaalen. Ook koomen 'er Marbuts, die doorgaans hunne Cellen in de nabüurfchap lebben; voor een klein ftukje gelds, neemen zy deel aari e godsdienftigheid, met een fchynbaaren yver: zynde dit e voornaamfte tak van hun beftaan. Alle knielen hier, iet: hunne paternosters in hunne handen, en leezen een eker getal plaatzen uit den Koran, grooter of kleiner, aar gelange van de edelmoedigheid der godsdienftigen, ie hun te werk ftellen,. 5 Een  MAROKKO en FEZ. 705- Een meer dan gemeenen afkeer hebben zy van alle Christenen, en voeden hunne kinderen in dezelfde af keerigheid op. Hond is de gewoone naam, dien zy hun geeven. Zelden noemen zy iemand hunner, zonder 'er eenen haatlyken yloeknaam nevens te voegen. De Ge-' zanten zelve, over flxaat gaande, blyven niet vry van hunne beleedigingen en «loeken, e,n woraen dikmaals,' door het.graauw, met fteenen en vuiligheid-geworpen. Qy Niet alleen betoenen zy grooten eerb'ëd voor de' Marbuts, een gedacht van luye P/iesteren, die hun beftaan hebben van de zotheid der bygeloovige leeken, maar ook^ aan hun, welke in bedevaart eenen tocht naar Mecca ge-, daan hebben; zy noemen hen Hudges, of Heiligen, en doen hen verfcheiden gewichtige voordeden genieten. Zelfs.de kameelen en paarden, welke aldaar geweest zyn, worden voor zo heilig aangezien, dat zy in 't toekoo« mende vry zyn van werken, ryklyk gevoed worden, en by derzelver overlyden met dezelfde eere als hunne bloed* verwanten begraaven (G) Na genoeg dezelfde is hunne Godsdienstoeffening, als wy, ten aanzien van andere Gewesten der MuzulmanfcheL Heerfchappyën, reeds befchreeven hebben. Zy treeden inc de Moskeeën barrevoets, en gedraagen zich zeer ingetogen„ en met eene vertooning van godsdienftigheid. Indien iemand (/) Leo. Grammay. Marmol, als boven, St. Olau, p, 50. Braithwait, p. 364. (G) Deeze geheiligde dieren worden ligt onderkend aan derooze. kranzen en andere fisraaden aan hunne halzen, zynde meestal eenige regels uit den Koran, op parkement óf papier gefchiei.ven, en in een fraai ftuk zyde benaaid. Indien de eigenaars onmachtig zyn om dezelve te onderhouden, verkrygen zy het noodige uit de inkom/ten der Moskee of van deWyk, tot welke zy behooren. Nimmer ontbreekt het aan Godsdienftigen, die vermaak Icheppen in het bezoeken «n voeden van deeze bevoorrechte beesten. VVVV 2 XIX. 80 ek. II. HOOFDST. I AFD, Baat eg en de Ihriste•en. Eerbied ior de rims. Open. aare 'das ienst' '■ffening. •  XIX boek ii. HOOFDST II. AFD. i \ \ 3 t t I J l \ v v d v e ie b di 01 w za ?o6 HISTORIE tan iemand overtuigd worde, in geene acht dagen in eene Moskee geweest te zyn, word hy, voor de eerfte maal, onbekwaam verklaard om in een Gerechtshof als getuige te kunnen ftaan j voor de tweede reize in eene geldboete behagen; en voor de derde maal als een ketter verbrand. De vrouwen, die geoordeeld worden alleenlyk gefchapen te zyn ter voortteelinge, en bekwaam om den mannen, onder hunne Godsdienstoeffening, onreine gedachten in te boezemen, mogen in deeze plaatfen niet verfchynen, maar moeten t'huis, of by de gemelde graflieden bidden. Zy gelooven dat allen, van welke Nitie of Godsdienst ook, die vóór hun vyftiende jaar fterven, zalig zullen worden; doch, naar dat tydftip, geene andere dan de leden van iunne Gezinte. De meisjes van andere Godsdienften, iie, beneden den gemelden leeftyd, maagden fterven, vorden gerekend te zullen dienen ter aanvullinge van het :eventigtal vrouwen, tot welke ieder Muzulman in het aradys zal gerechtigd zyn. Idiooten, krankzinnigen, ovenaars en bezweerders tellen zy onder de Heiligen van e eerfte klasfe, en bouwen, voor hun, na hunnen dood, spellen, die met veel godsdienftigheids bezocht worden )eeze plaatfen, zo wel als de graven hunner Huiges of 'elgrims, 't zy menfchen, kameelen of paarden, zvn ryplaatfen voor allerhande kwaaddoenders, uitgezonderd erraaders. Dewyl de Koran allerlei hazardfpelen verbied 'ord dit verbod zo naauwkeurig nagekoomen in alle' eeze Heerfchappyën, dat lieden van allerlei rang zich ergenoegen met het fchaak en damfpel, en van kaarten i dobbelfteenen den diepften afkeer hebben. Indien mand zyn geld in het fpel verboren hebbe, en daarover 7 den Kadé klaage, gebied deeze dat het hem op ftaan« voet terug gegeeven, en de winner met ftoküVen met eene boete geftraft worde Tot dezelfde ftrafte ü-den dezulken verweezen, die betrapt worden op hard of groffpel: zy mogen alleen om eene beuzeling of om  MAROKKO en FEZ. ?7 om vermaak fpeelen. (m~) Jooden noch Christenen mogen in hunne Moskeeën koomen, of met hunne vrouwen eenigen vleeschlyken omgang hebben; indien iemand hunner zich daaraan fchuldig maake, moet hy Mohammedaansch, of verbrand of gefpitst worden. Zy hebben eenen ftokrege), die, van den kleinften tot den grootften , godsdienftig onder hen word nagekoomen: den ongeioovigen gein woord te houden. Diensvolgens vinden zy geene zwaarigheid in het liegen, eedbreeken, en fchenden van de plechtigfte verbintenisfen. Veilig mogen wy ftaande houden, dat 'er naauwlyks een fchraapzuchtiger of trouwloozer Hof is dan dat van Marokko, noch een bedriegelyker en woord fchendender volk dan de onderdaanen van dat Keizerryk. Ten befluite merken wy nog aan, dat zy naauwgezette onderhouders zyn van het bygeloovig gedeelte hunner Wet, boven alle andere Mohammedaanen in Barbarye, byzonderlyk van hunne Ramnzan, of Vasten; zo ftreng word deeze gehouden, dat zy, geduurende die geheele maand, geenen droppel koffy proeven, noch eenigen tabak gebruiken, van twee uuren vóór zonnenopgang tot na haaren ondergang, en nog veel minder eenige andere fpyze of verkwikking. Zo gewoon worden hunne kinderen aan deeze onthouding, dat zy hun natuurlyk worde. Zelf hunne Zeeroovers, hoewel de fnoodfte boeven onder de Zon, houden aan boord deeze lange Vasten; en indien een Renegaat bevonden worde dezelve te verzuimen, word hy met een- of tweehonderd ftokflagen aan de zooien zyner voeten geftraft Na genoeg zyn hunne ftraffen dezelfde, als die wy reeds onder andere Gewesten van Barbarye befchreeven hebben, uitgezonderd dezulke, die haaren grond hebben in de eigendunkelyke vonnisfen hunner Monarchen: by voor- (/»") Hifi of Barbary, p. 361. St. Olan, p. 50. Mouette, State of Marocco, Ch. 1. Vvw 3 XIX. boek. II. HOOFDST, II. AFD. Straffen.  XIX. BOEK. II. hoofdst. II. afd. i ( 1 I ] ( Gewoon» ■en. c I g z li fl z VS O fl O £' ai \ 71 HISTORIE van voorbeeld het doorzaagen, 't zy fa de lengte, of over folte^ met langZ3am VUUr' *n andere roltenngeu, in welke zy, tot fchande der menschlvke natuure vermaak fchynen te fcheppen: inzonderheid in aanmerking genomen zynde, hoe menigmaal de wreëdfte derzelven op den onfchuldigen nederdaalen, en de fcoT dige uirwerkfels zyn van jaloersheid, wraaklust, dronken^ fchap of teleurftellinge. De Renegaaten worden hier insjelyks met vuur geftraft; wordende zy naakt uitgekleed )ver t geheele lichaam met vet befmeerd. Met een ke en om de lendenen geboeid zynde, worden zy uit de ïevangemsfe naar de Gerechtsplaats gefleept, en aldaar dl a J?°den' djf het Seld ^rvalfchen, 'of den S ng benadeelen, en flaaven, die trachten wegteloopen gorden hier insgelyks zwaarder geftraft, dan in eenle an lere Gewesten van Barbarye, f>) .1JC^ige an- J?ff *7L dr kléderdracht, gewoonten, hmvdyken, beraafemsfen, fpyze, drank, baden en huizen niets by^oners der opmerkinge waardig behelzen, wyzen wv den 'eeZ%m%*? allemeen bericht> weIk *y> jn een vol. end Hoofdftuk, daarvan zullen geeven. Van eene hv ondere gewoonte kunnen wy niet nalaaten gewag te maa" en: zo fchandelyk word het voor eenen man gerekenH aande zyn water te maaken, dat zy, die daaraan fchSdfe pn, van het voorrecht van getuigenis te kunnen geeven orden uitgeflooten. Ieder droppel van hun water, wdk p hunne klederen valt, word voor eene wettifche Hp netting aangezien: hierom gaan zy, even als de vrouwen' hunne hurken zitten. (0) Eene vreemde bygetoovïe ïwoonte heeft 'er plaats by de vrouwen, wanneer zy fn beid zyn; zy zenden naar eene fchool om vyf kleine kin- CO St. Olan, p, 55. Braithwait, p. 364,  MAROKKO en FEZ. 70c kinderen, vier van welke gebruikt worden om de vier boeken van een laken vast te houden, in ieder van welke een ey is vastgebonden; biermede loopen zy langs de ftraaten, en zingen, beurtelings, eenige gebeden. Hierop koomen de Mooren uit hunne huizen, met flesfen met water, en ledigen dezelve midden in het laken. De vrouwen verwachten hierdoor eene gemaklyker en fpoe. diger verlosfing De taal hier te lande is het Arabesk, of hedendaagsch Arabisch; het word gefproken, niet alleen in de Vlekken en Steden, maar ook in de Dorpen, Adewars, tenten en bergen van dit Gewest: ja, deeze Westerfche Barbareske Mooren worden verftaan door alle de 'lurkfche Heerfchappyën. De Turken, Mooren, Algerynen, Tuni finnen, TripQiitaancn, Fezaam n en Marokkaanen kunnen elkander volmaakt verftaan. (/>) In weerwil van alle het gezegde ten nadeele van hun nationaal karakter, zyn deeze lieden van alle goede hoe * danigheden niet volftrekt ontbloot. Niet te hoog kunnen^ zy geroemd worden, van wegen den diepen eerbied, wel a ken zy voor Gods naam hebben, en om den niet min diepen afkeer van de godlooze gewoonte, welke zo zeer in zwang gaat onder de Christenen, van te zweeren by de beuzelachtigfte gelegenheden. Nooit laaten zy, in hunne onderlinge gefchillen, zich zo verre vervoeren, dat zy tot daadelykheden, veel min tot grieven en moorden overflaan, zo als niet dan te gemeen is in Christen landen. Nooit dooden zy dan in den oorlog, fchenkende hunnen Godsdienst geene vergiffenis voor doodflag; en niet dan met den uiterften weerzin worden zy in den kryg handgemeen met dezulken, die met hun éénen Godsdienst belyden. Niet minder voorbeeldig en roemwaardig is de eerbied en (/>) Bwithwait, p. 371. XIX. boek, i i HOOFDST. [ t. AFD. Taal. Prys 'aaraie gewoonten.  XIX. boek ii. HOOFDST. ii. AFD. Eerbiea voor de ouders. Maatige leef wyze. j i 1 < i I e l k v frye koophati' g del. f< a ha 7io HISTORIE van en gehoorzaamheid aan hunne ouderen en meerderen. Zeer zyn ze gefteld op de eere hunner vrouwen, en dul2!°n°de7èn geringften vlek, die haar word aangewreeven. Zy munten uit door hunne meer dan gemeene getrouwheid aan hunne Prinfen, en hunnen y"er§en dap! perheid irr het verdeedigen van hun Vaderland. Daarenboven zyn ze zeer maatig in het eeten: het drinken van wyn en andere bedwelmende dranken is door hunne wet verbooden. En hoewel veelen van hunne aanzienlyke heden de vryheid neemen om dezelve heimelyk te drinken; nogthans worden dezulke, die zich daarvan fpeenen, en zich met koffy en foortgelyke dranken vergenoegen, meest geacht. Zelf in de huizen, die het recht hebben Dm wyn en brandewyn te mogen verkoopen, indien een Mohammedaan overtuigd worde, onmaatig gedronken te lebben, word niet alleen de dronkaart, maar ook de verwoper, ftrengelyk geftraft, 't zy door eene boete, of loor ltokflagen. De dienaars van den Kadi ftorten alle [unne vaten uit. Een vergoedend middel hebben ze, in Ie daad, by de hand, in hunnen Opium, die alle de ver-rolykende, zelf bedwelmende hoedanigheden van wvn en terke dranken bezit. Kort duuren doorgaans hunne bezoeken;' de bezoeers worden alleenlyk onthaald op koffy of ferbet, en en pyp tabak; uitgezonderd by buitengewoone gelegeneden. De vrouwen hebben haare afzonderlyke vertreken, m welke zy haare vriendinnen ontvangen, en in relke de mannen niet mogen koomen. Met opzicht tot het ftaatkundige hebben zy eenen •ondregel, boven door ons aangeduid, en welken veriheiden doorluchtige Staatsmannen wenfchen, eenmaal omme algemeen te worden aangenomen: te weeten, dat jewel 'zy in oorlog zyn met bykans alle Christenen ' nogthans derzelver Konfuls en Kooplieden in hunne' venfteden ongemoeid laaten, en van alle fchepen, zonder  MAROKKO en FEZ. 7" zonder onderfcheid van welke Natie, de goederen koopen welke zy noodig hebben, en alle handelaars even veilig onder hen laaten woonen als in vollen vrede, 't Is, in de daad, des Keizers belang, toe te laaten dat zyne onderdaanen op alle Christen • Natiën ter kaap vaaren, omdat dit, zonder hem iets te kosten, hem aanzienlyke voordeelen aanbrengt: want, behalven de tienden van alle de geroofde laadingen, zyn alle'de gevangenen voor hem. Doch vermids de uitlandfche handel insgelyks een aanzienlyke tak van zyn inkoomen is, is het in hem geene kwaade Staatkunde, dien te handhaaven en aan te moedigen, ter zaake van de zwaare belastingen, welke hy op alle inkoomende en uitgaande goederen legt: te'meer dewyl dit den binnenlandfchen handel merkelyk bevordert, door middel der Karavaanen; terwyl de onderdaanen van Christen Vorften, hoewel met hem in oorlog, hunne rekening vinden by het gebruikmaaken van deeze vryheid en het aanmoedigen van eenen ongemoeiden handel in zyne Heerfchappyën. Een andere Staatsregel, welken de Keizers van Marokko genoodzaakt zyn te volgen, is, in allen gevalle in vriendfchap te leeven met de Staaten van Tunis, Tripoli en Algiers, inzonderheid met de laatften, niet alleen omdat zy de machtigften en krygzuchtigften, maar ook omdat zy hun ftevigfte bolwerk zyn'tegen de Qttomanfche Porte. Best zal de noodzaaklykheid deezer Staatkunde blyken uit hunne Historie, welke wy nu zullen verhaalen. DERDE AFDEELING, Historie der Sharifs of Keizers van Marokko. Na bykans vier eeuwen geftaan te hebben onder het juk der Romeinen, fints den inval van Juïius Ca/ar tot op den ondergang des Keizerryks, verviel Hedend. Hist. XVI. D. II. St. X x x x terftond XIX. boek. i i. HOOFDST. ii. AFD. Historie van Mi. rokko,  xix, BO K. ii. HOOFDST. iïl AFD. onder de Sarazee. nen, Marokk< gebouwd 712 HISTORIÉ van terftond dit Gewest aan de Gottien, die uit Spanje derwaarts överftaken, en een gemaklyken prooi maakten van alle Provinciën, wier inwooners liever verkoozen, zich aan hun te onderwerpen, dan door te vechten voor hunne aloude onderdrukkers, hunne gevangenis .nog zwaarder te maaken; Deeze hunne heerfchappy duurde flechts tot in het jaar 600, wanneer de Sarazeenen, eene Natie niet minder woedende dan de Wandaden, op hunne beurt over dezelve den meester fpeelden, tot dat zy verdreeven wierden door de Arabieren, die, behalven hunne natuurlyke woestheid, van eenen vierigen yver brandende ter voortplantinge van het Mohammedaandom door de kracht van wapenen, dit geheele Gewest overftroomden, noodzaakende de landzaaten, zo wel hunnen Godsdienst als. hunne heerfchappy aan. te neëmen. Sedert dit tydftip nam Afrika eene andere gedaante aan; het wierd verdeeld in verfcheiden Koningryken onder verfchillende Vorften, die, door veelvuldige onderlinge twisten en verdeeldheden, aanleiding gaven tot die zonderlinge veranderingen en. (voorvallen, welke, ten langen laatfte, het huis der Almoraviden den throon deeden beklimmen. (a) Yuz°f, de tweede Monarch uit dat geflacht, was de man die Ma. rokko bouwde, het Koningryk Fez veroverde, als mede de Moorfche Heerfchappyën in Spanje., Dit alles, nevens de opperheerfchappy, wierd verlooren door zynen kleinzoon Albo Hali, denzelfden, die Avicenna's Schriften deed byëen verzamelen door een gezelfchap Arabifche Leeraaren. Deezen Vorst in Spanje geflagen en gefneuveld zynde, ging de Kroon over tot de Mohadins, of Almoheden, door de nederlaag en het treurig einde zyns zoons Abraham. Drie gedachten was dezelve geweest in deeze Linie, eer Mohammed, de zoon van Al Manfur, een zoon niet min. der dan zyn Vader der Kroone waardig, den beruchten. veldflag, O} 1° *' Jaar icö8.  MAROKKO en FEZ. 7*3 veldflag by Siërra Morena verloor, in welken twintigduizend Mooren op het flagveld bleeven: eene ramp, op welken het verlies van verfcheiden bezittingen in Spanje volgde. Mohammed liet verfcheiden zoonen na, wiens onderlinge gefchillen uitliepen op een bloedigen oorlog, ge. duurende welken de Onderkoningen van Fez, Tunis en Iremecen middel vonden om het juk af te fchudden, en zich zo wel te vestigen in hunne byzondere Gewesten, dat niemand zyner nazaaten hen vervolgens kon onder* brengen. Een'der Prinfen van het Koninglyk bloed van Tremecen, Prins Cezed, of Ceyed, eenen van Mohammeds kleinzoonen gedood, en alle de Altnoheden geflagen hebbende, gaf eene nieuwe gedaante aan zyn bewind, en plaatfte zich aan het hoofd van hetzelve. Doch Abd'allah, van het geflacht der Menni, kort daarna zich verzekerd hebbende van de Koningryken Marokko en Fez, vereenigde deeze beide Kroonen in zyn geflacht. Eenigen zyner Opvolgeren, de laatstgenoemde Stad tot hunne verblyf. plaats kiezende, vergenoegden zich met het zenden van Onderkoningen na de eerfte, welke zy, echter, door hunne wreede knevelaaryën, bykans ontvolkten. Deeze Merini, of Benimerini, wierden, op hunne beurt, de voet geligt door de Oatazes, of Beni Oatazes, die door hun kwaad gedrag en bewind, gepaard met de oorlogen, welke Don Manuel, Koning van Portugal, een merkelyk getal van jaaren, met een gelukkigen uitflag, tegen de Mooren had gevoerd, aanleiding gaven aan den ouden Sharif Has* een en zyne zoonen, om hen van den throon te ftooten, en zelve dien te gaan bezitten. Zints dat tydftip zyn hunne nakomelingen 'er altoos bezitters van geweest. (J>} Zie Cb~) Grammay, Lib.o, Cap. i. Marmol, Lib 2. De Torres, Re Jat. de los Xarifs. Mouquet. Boulet, Empire 4fS Cherifs. Hij?, of Barbary , p. 319. Xxxx a XIX. boek. II. HOOFDST. III. AFD.  7H HISTORIE van XIX. BOEK. m HOOFDST, lil, AFD, Bet Kei zerryk Marokko, door Hafcen op ge. reclit. 1 i i t \ Zie daar een voldoend verhaal van de Staatsomwentelingen, in dit gedeelte van Barbarye voorgevallen, federr. de uicdryvjng van de Wandaakn uit Afrika, tot op den tyd, dat de Sharifs van deeze Heerfchappye den grond begonnen te leggen: eene onderneeming, zo loos overleid, en zo kloekmoedig en tevens voorfpoedig volvoerd, dat een weetgierig Leezer het niet kan aanmerken als onbegaanbaar met de beknoptheid van ons ontwerp, wanneer wy verflag doen van de aanleiding, en van de onderfcheidene middelen, door deeze uitgeleerde Staatkundigen te baate genomen, ter bereikinge van hun doelwit. Hascen, Hasfan of Hasfen, voorgeevende te zyn van het geflacht der Sharifs, een tytel, door Mohammeds afstammelingen aangenomen, was gebooren in de Stad Ti- ' gumedet, in de Provincie Dhara, en de eerfte ontwerper van dit plan. Om zyne wysheid, geleerdheid en heiligheid was hy reeds zo beroemd geworden, terwyl zyn Vaderland wierd gefchokt door binnenlandfche twisten, en een bloedigen oorlog tegen de Portugeezen, dat hy als de Godfpraak zyner eeuwe wierd aangezien. Hy had drie volwasfene zoonen: Abdelquibir, Hammed en Mohammed, welke hy in bedevaart naar Mecca zond. Met zo veel omzichtigheids en fchynbaare Godsvrucht gedroegen zy zich op de reize, dat, by hunne wederkomst, hunne landgenooten by hoopen famenfchoolden, om de zoomen hunner klederen te kusfen. Hafcen en zy waanden, hemelfche gezichten en openbaaringen gehad te hebben, en een onjemeenen yver voor de Wet van Mohammed; als zodanig aderden zy aangezien als hemelfche boden om dezelve te jefchermen. Da oude Sharif, die van achter het gordyn lit tooneel in beweeging bragt, zond zyne twee jongfle toonen aan Mohammed Dalaz, Koning van Fez, daar zy, >y dien lichtgeloovigen Vorst, zo diep in de gunst wisten e dringen, dat hy Hammed, den oudften van beiden, op taande voet tot het Hoogleeraarampt bevorderde, en r aan  MAROKKO en FEZ. ?iS aan den jongften de opvoeding zyner zoonen vertrouwde. Met even kleine moeite verwierven zy, kort na deeze gunstbetooningen, de Landvoogdyichappen der Provinciën van Suz, Marokko, Hea, Tremecen en Ducata. Zyn broeder Muley Nacer, een perfoon van fnediger verftand, die hunne flinkfche oogmerken beter wist te doorgronden, nam, in de daad, alle voegzaame middelen te baate om hem onder 't oog te brengen de onvoegzaamheid van een zo groot vertrouwen in deeze looze veinfaarts, boven zyne beproefde Edelen en Staatsdienaars. Vruchtloos waren alle zyne vertoogen; de twee broeders verhaastten hun vertrek naar de Provincie Ducata, in het Koningryk Marokko, alwaar zy een groot aantal vrienden hadden. Zonder immer vooraf van hunne krygsbekwaamheden eene proeve te hebben genomen, ondernamen zy aldaar eensflags het beleg van Saffi, toenmaals in handen van, en fterk bezet door de Poitugeezen. Verneemende dat de plaats hun te fterk was, floegen zy voort naar Kaap Aguer, in het Koningryk Sus, en deeden 'er eenige gelukkige aanvallen op de Portugeezen. Door die middel, zowel als door hunne gewaande heiligheid en yver tegen deeze vyanden hunner Wet, en de ftrenge tucht, welke zy onder hunne troepen onderhielden, wonnen zy in zoverre de achting en het vertrouwen der Mooren, dat in 't oogenblik als zy gereed ftonden om hunne benden af te danken by mangel aan geld, de landzaaten ftraks bewilligden om de tienden van al hun inkoomen aan hun op te brengen, ten einde om daarvoor de foldaaten te betaalen. De inwooners van Tarudant en Fedfi muntten onder andere uit in hunne verknochtheid aan hun, door den ouden Hafcen, hunnen vader, te verkiezen tot hun Opperhoofd, en hem' toe te leggen een Regiment van vyf honderd paarden, met eene behoorlyke foldy, om hem in ftaat te ftellen ter hunner verdeediginge tegen de geduurige invallen der AraMeren, door welke deeze en andere Steden merkelyk verXxxx 3 armd XIX. BOEK. II. HOOFDST. III.. AFD.  XIX boek. II. HOOFDST III. AFD : 3 i 4 Moham med door de Portu ge3zen B ge (lagen A r li f g k 716 HISTORIE van armd wierden. Mohammed, de nyverfte en kloekmoedige zyner zoonen, in de eerstgemelde plaats de fterkte Saragza gebouwd, en een nieuwen Lastbrief en onderftand verkreegen hebbende, voerde zyne legerbenden aan tegen de Stad Mezmr, wier inwooners de zyde der Portugeezen hadden gekoozen, en maakte zich meester van hunne Stad en van de geheele Provincie Dhara, welke thans in hunne handen was. (c) Deeze voorfpoeden deeden hunne ver. maardheid zo hoog klimmen, dat niet alleen de Koning van Fez en zyne onderdaanen, maar de Mooren in 't algemeen, zich daarover geluk wenschten, en de ftreelendfte verwachtingen begonnen op te vatten van drie zo voorspoedige en yverige krygslieden. Muley Nacer alleen, die hunne trouwlooze oogmerken doorzag, betreurde heimelyk de onheilen, welke hy onmachtig was te voorkoonen, terwyl deeze volleerde huichelaars, onder fchyn van le andere Provinciën de hand te bieden tegen de'Chris:enen, zich verzekerden van Hea, Ducata en Tremecen. Je Stad Tednett.. Hoofdftad van Hea, de eenige plaats, «e het durfde waagen hun tegenftand te bieden , wierd :erlang genoodzaakt zich te onderwerpen. Straks deed Mohammed dezelve verfterken, bouwde in dezelve een irachtig paleis, en nam den tytel van Prins van Hea aan De geduurige aanvallen, welke hy op de Berebers en Arabieren, in Portugeefcaen dienst, deed, noodzaakten ndlerwyl lajay Ben Taful, eenen hunner fchattingfchulige Prinfen, om de hulp van Nu*no Femandes, Gouvereur van Safo, in te roepen. Deeze beiden een klein ;ger hebbende op de been gebragt van vierhonderd Spaan, ■he Ruiters, drieduizend Mooren, en achtduizend Arabie. m, trokken recht op Tednett aan, in de hoop van die ïwichtige plaats te zullen verrasfen. Doch Mohammed reeg by tyds kundfchap van hunne naderinge; en zich ^ meer CO Mjrmol, Lib. 2,  MAROKKO en FEZ. 717 meer op zyn goed geluk dan op zyne macht verlaatende, trok hy hun te gemoete, aan 't hoofd van vierduizend paarden. Drie mylen van de Stad, ontdekte hy des vyands voorhoede, onder bevel van Yajay, die, zonder de overige benden in te wachten, ftraks op hem aanviel, en zyne troepen op de vlucht dreef. Na deezen onverwachten fchok, niet durvende wederkeeren na ïcdnett, uit vreeze van daar binnen te zullen belegerd worden, vond hy zich genoodzaakt, die Stad over te laaten aan zyne vervolgers, die 'er terftond binnen trokken, maar ontdekten, dat de inwooners, die geheel in Mohammeds belangen waren, dezelve insgelyks verlaaten, en naar het nabuurig gebergte de vlucht genomen hadden. Na het aangrenzende land met kleine moeite te onder gebragt te hebben, keerden de overwinnaars naar huis. Niet lang waren zy vertrokken,, of Mohammed, om zyne fchade te boeten, ontbood zynen broeder Hammed, die daarop tot hem kwam aan het hoofd van een machtig leger. Zich bedienende van eenen opftand, binnen Tednett verwekt, hernomen zy de Stad. Dit hooge toppunt van macht en vermaardheid hadden de Sharifs beklommen, toen Hafcen, hun vader, overleed, ten tyde als de Portugeezen de Stad Antga belegerd hielden; met een aanzienlyken byftand trokken de drie broeders op tot ontzet van dezelve. Thans volgde 'er een bloedig gevecht, waarin Ahdelquibir, de oudfte van de drie, doch de minst dappere en krygshaftige, fneu-velde. Mohammed en Hammed, echter, behaalden dei overwinning, en namen Lopez Barriga, den Poitugtefdeh Bevelhebber, gevangen, en nevens hem een goed getal Krygshoofden van dezelfde Natie. Eenige jaaren na deezen tocht beraamden zy het ontwerp ter bemachtigirge van de Stad Marokko, welke, nevens een klein grondgebied daaromftreeks, behoorde aan- eenen Prinfe van Cyd Heneti, Naztr Baxentuf genaamd: om de langwyh'gheid' en XIX. boek, 1 [: HOOFDST. III. AFD. 't Jaar 15 Itf. Hascens iood. Mohntri. ned fluat ie Pon 11. jeezen.  XIX BOEK. ii. HOOFDST. jij. AFD. Neemt Marokko. i 1 3 1 5 t \ l X 1 X c 7*1 HISTORIE van en onzekerheid van een beleg te ontgaan, overleiden zy, indien het mogelyk ware, de plaats door verraad meester te _ worden, ugt wierd Buxemuf misleid door hunne vleiery en ftreelende beloften, met alle tekens van eere ontving hy hen binnen de Stad. Door dezelfde looze verraadery wonnen zy welhaast de achting en het vertrouwen der ingezeetenen; en zy hadden dezelve niet aan zich verknocht, of zy deeden Buxentuf vergeeven op eene jachtparty, zonder dat op hun eenig vermoeden viel. Geene tegenkanting ontmoette Hammed, om zich, in deszelfs ftede, door de inwooners voor Koning te doen uitroepen, tot nadeel der kinderen des geftorvenen; aan welke hy, echter, om allen achterdocht te ontgaan, eenige aanzienlyke Landen en Landvoogdyfchappen in afgelegene Gewesten fchonk. Zich evenwel nog niet fterk genoeg rekenende, om het masker weg tefchuiven, vond hy het geraaden, een ftaatelyke Gezantfchap te zenden aan den Honing van Fez, verzeld met ryke gefchenken, en de /erzekeringen eener volkomene onderwerpinge, nevens :ene jaarlykfche fchattinge; alle 't welk van dien zwakken /orst gereedelyk wierd aangenomen, (dj Niet lang leed het, echter, of'er bood zich den twee )roederen eene gelegenheid aan, die hen op eenmaal in laat ftelde om het gryns af te werpen, en hunne macht ïooger dan ooit voorheen te doen ftygen. Twee aanienlyke Adowars van de Arabieren , in de Provincie Duata, waren tegen elkander in oorlog; beiden hadden zich ■y hen om hulp vervoegd, en verkreegen de belofte van •yftand. Diensvolgens trokken Hammed en Mohammed , ït Marokko, aan het hoofd eens machtigen legers. Op et gezicht van hetzelve vielen de twee Arabifche Prinfen voedende op elkander aan; ieder in het volle vertrouwen at de Sharifs zich met hem zouden vereenigen. Doch deeze («O Grammay. Marmol, als boven.  MAROKKO en FEZ. 719 deeze (tonden ftil, als geen belang hebbende toekykers; tot dat hunne benden aan weerkanten bykans verdelgd zynde, zy onmiddelyk op dezelve invielen, en het overfchot in ftukken hieuwen; alle hunne wapenen, paarden en krygsge'reedfchappen in verzekering hebbende genomen, keerden zy zegepraalende weder naar Marokko. Hammed, terftond na dit openbaar verraad, beflooten hebbende, den Fezaanfchen Monarch te verftaan te geeven, niet van meening te zyn, in het opbrengen van fchattinge en het doen van hulde voort te gaan, vergenoegde zich met het zenden van twaalf van de flechtfte paarden en kameelen, welke hy onlangs gewonnen had, nevens eenige blaauwe verfchooningen, door welke de Monarch, toen het te laat was, van zyne zwakheid begon overtuigd te worden, (A) Hy betoonde zyn misnoegen in eenige zwaare dreigementen; doch de verraaderlyke Leenman, weetende dat dit alles was, wat hy tegen hem vermocht, befchouwde ze ook in geen ander licht. Mohammed Oataz ftierf kort daarna van hartzeer, zo als onderfteld word, en wierd opgevolgd van zynen zoon Hammed Oataz, die opgevoed zynde onder Mohammed, den jongften der drie Sharif>, 't zy uit eene weezenlyke hoogachting, welke hy hem uit dien hoofde toedroeg, of, 't geen waarfchynlyker is, uit gebrek aan genoegzaame macht om de trouwloosheid des oudften broeders te ftraffen, hem deed weeten, dat hy met eene kleine jaarlykfche belasting van hem zich zou vergenoegen. Ligt overtuigde deeze ontydige infchikkeJykheid Hammed, dat hy van dien kant niets had te vreezen. Om evenwel eene openbaare vredebreuk te voorkoomen,' deed CA) De fchatting, welke Hammed zich had verbonden te betaalen aan dien Monarch, iints hy meester van Marokko was ge. worden, was het vyfde gedeelte van alle de paarden, kameelen, gevangenen, wapenen en kiygsbehoeften, welke hy in den oorlog zou veroveren, Hedend. Hist. XVI. D. II. St. Yy y y XIX. boek:. li. HOOFDST. ui. AF», 't Jaar 1529.  boek. ii. HOOFDST. 1U, AFD. Hammed, Koning van Suz, l.io. HISTORIE van deed hy hem weeten, dat, uit ..hoofde zyner afkomftg yati den grooten Piofèet, het voor 'hemj geöorlofd noch welvoegeiyk washaan eenigen Prins, hoe'genaamd, fchatting te betaalen; en ingevalle hy" het geraaaen vond, hem als vriend te behandelen, hy altoos eene dank haare gëT dachtenis zou bewaaren aan de gunften, welke by van zynen vader en hem had genooten; doch ingevalle hy hem den voet dwars zette in de oorlogen, welke hy tegèn.de Chfisfenen voerde, hy niets- minder .konde verwachten, dan eenige zwaare ftrafte van God en zynen Profeet, van wegen zyne godloosheid; en wat hemzelven betrof, dat het hem aan moed noch macht zou ontbreeken, om geweld met geweld te keer te gaan. (e) Midlerwyl had zyn broeder Mohammed, dien hy tot Landvoogd van hèt Koningryk Suz had aangefteJd, de.Stad Tarudant verfterkt en verfraaid; doch,fints een ongelukkigen aanflag, op de Portugeezen te Kaap Aguèr gedaan , zich genoodzaakt gevonden, lavudant te verlaaten. De Koning van Fez, getergd door de onbefchaamdheid en. voorfpoed der twee broederen, nam het befluit om voor hunne Hoofdftad Marokko het beleg te liaan; doch, door de bezetting terug gedreeven zynde, was hy genood.zaakt met fchande van de onderneeming af te zien. ' Met zulk een fpoed zette hem timmned na, dat hy het ;grqotfte .gedeelte zyner achterhoede in ftukken hieuw,, èn de Provincie Efcure noodzaakte, om hem de fchatting te betaalen, welke zy gehouden was aan de Fezaanfche Koningen op te brengen, lntusfchen was Oataz onledig in het dem,pen van eenen opftand, welken een zyner broederen tegen hem verwekt had. Dit was hem niet gelukt, of hy verzamelde een fterker leger dan het eerfte, in het vast befluit om ware 't mogelyk, de twee Sharifs en derzelver macht te verdelgen: ten dien einde trok hy op naar den oever CO Grammay. Marmol, en^andere.  MAROKKO en FEZ. 721 oever van de riviere der Negers, naby de Stad Buacaba, alwaar de vyand reeds verfchanst lag. Hier ontmoetten elkander de twee legers; en hoewel dat der Fezaanen verre het fterkfte was, bleeven zy nogthans drie volle dagen, elk aan eene zyde der riviere, leggen, zonder eenige vyandlykheden te oeffenen. Eindelyk droeg Oataz het bevel over de voorhoede op aan zynen zoon Mohammed^ bygeftaan van Abdala Zol.nihi, den voortvluchtigen Koning van Granada, die door de Spanjaards uit zyne Heerfchappyën was verdreevén; over de middelhoede aan zynen fchoonbroeder Muley Om, of Idris, terwyl hy zelve het bevel voerde over de achterhoede, betraande uit de edelfte en dapperfte manfchap zyns Koningryks, Hierop trok Zoboibi terftond over de rivier, en dekte met zyne benden de overtocht der Ruiterye. De twee Sharijs, die hunne troepen in twee benden verdeeld hadden, vielen op hem aan met zulk eene woede, dat zy hem terug dreeven in de rivier, alwaar des Konings benden, in elkander verward zynde, konden overtrekken noch vechten. De Koning, die van de overzydeder riviere deeze verwarring aanfchouwde, deed al wat hy kon om ze aan te moedigen; doch het neemen van eene fchandelyke vlucht niet kunnende voorkoomen, was hy genoodzaakt hen te volgen, met achterlaating van al zyn gefchut, tenten, pak* kaadje en vrouwen. Zyn zoon en de Granadaafche Koning lieten 'er het leeven. De zegepraalende Sharifs, over een gedeeite van het Atlantifche gebergte trekkende, kwamen voor Taphiiet, en belegerden de Stad met het krygsgevaarte, weik zy op den Fezaanfchen Monarch hadden veroverd; binnen weinige dagen wierden zy dier Hoofdftad meester, nevens derzelver uitgebreid grondgebied. Van daar breidden zy hunne overwinningen uit over alle die berggewesten, en deeden alle de opgezeetenen fchattingfchuldig worden. Hierdoor fneeden zy dien ongelukkigen Vorst allen onderftand af uit dat Gewest. Door Yyyy 2 deezen XIX. BOEK. I ï. HOOFDST. III. AFD»  XIX. boek. II. HOOFDST. 111. AFD. 't Jaar i53<5. Mohammed vermeestertAguer. i 1 t \ I t I \ Ti% HISTORIE van deezen nood geperst, zond hy, by wyze van fchaêver haalinge, en om de verfpreide overblyffels zyns legers te onderhouden, dezelve, in twee hoopen verdeeld, om brandfchattingen te heffen in de Provincie Sus; doch ook hier moesten zy voor Mohammeds overmacht bukken. Deeze, door zynen voorfpoed opgeblaazen, nam kort daarop het befluit, om de fterke Vesting Aguer te bemachtigen, gelegen aan de Kaap van dien naam , in welke de Portugeezen eene fterke bezetting hielden. Na eene kloeke verdeediging, wierd hy der fterkte meester, doch met een verlies van zestienduizend man.. In wederwraake hiervan deed hy de geheele bezetting over den kling jaagen , uitgezonderd den dapperen Mont Roy,. den Bevelhebber, wien hy minzaam bejegende, meer om den wille van zyne fchoone dochter Donna Mencia, dan om zyne dapperheid of verdienfte. ( B ) Z rj tic eenen fchrik jaagde de onderbrenging van deeze plaatfe (B) Deeze jonge Juffer, niet min bewonderenswaardig om haare Jeugd dan om haare fchoonheid, alle de lief koozingen en aanbiedingen des verliefden Mohammeds-, zelfs eene huweiyksbelofce met zerfmaading van de hand geweezen hebbende, ilond op het punt ran ten. beste te zullen gegeeven worden aan den beestachiigen ust zyner Mooren, door den vergramden Veroveraar. Her afgryzerr van zulk een fchrikwekkend vonnis deed haar ras befluiten in onderhandeling te treeden, en in het huwelyk te bewilligen, onder voorwaarde dat haar de vrye oeffening van haaren Godsdienst gelaa:en, en zy als zyne echte vrouw zou worden aangezien. Geene iwaarigheid vond Mohammed in de bewilliging in deeze voorwaarien , en trouwde haar vervolgens. Doch zyne andere vrojwen, 'erbitterd over de voorkeuze, welke hy aan de jonge Portugeefche choonheid boven haar gaf, vonden middel om, geduurende haare ierfte'zwangerheid, haar door vergif om te brengen. Ten bewyze 'an zyne droef heid en tedere liefde voor haar, gaf hy, kort daarna, lan haaren vader de vryheid weder, en zond hem, met gefchenken rverlaaden, naar zyn Vaderland. (*) (*) De Torresr, Relat. Lib. I. Boulet, Hifi. its Cberift, Marmol, Lib, a.,,  MAROKKO en FEZ. i%% plaatfe alle de Moeren en Arabieren in deeze Gewesten op bet lyf, dat dezulken, die in verbond ftonden met, of fcbattingfchuldig waren aan den Koning van Portugal, tot den veroveraar overliepen. Deeze Vorst, verneemende' dat de bezetting der plaatfen, welke hy aan den Atlan-IJ tifchen Oceaan bezat, hem meer kostten, dan ze waardig waren, beval dat ze voortaan ontmanteld en verlaaten" zouden worden. Met geringe moeite wierd dus onze^ jonge Sharif meester van Arzilla, Saffi, Azamor en Al t, casfar* Ceguir. Na deeze overwinften vond hy geene zwaarigheid om den Koninglyken tytel en wapens aan te neemen, en zich te verheffen boven zyhen broeder Hammed, wien hy nu zo zeer in macht te boven ging, als hy hem geduurig in dapperheid en ftaatkunde had overtroffen. Het miste niet, of dit gedrag veroorzaakte eene gevaarlyke breuke tusfchen hen beiden, die, in weerwil der vertoogen van Cid Arrahel, een Alfaki van groot verftand en een eerlyk gemoed, in eenen openbaaren oorlog ein> digde. (/) Wyslyk, echter, onthield zich Mohammed van alle vyandlykheden, tot dat hy door zynen broedër wierd aangevallen ; tot dien tyd toe vergenoegde hy zich met den voornaamen Bevelhebberen zyns legers kennis te geeven van Hammeds verraad en ondankbaarheid. Zulk een verflag deed hy hun thans van zyne bedryven en gedrag, alshy wist hen in zyne belangen krachtdaadigst te zullen overhaalen. Zyne hand aan zynen baard flaande, verzekerde hy hun, dat zy, binnen weinige dagen, den hoogmoedigen en trouwloozen Hammed overwonnen en in zyne handen zien zouden. Mohammed, een gedeelte zyns legers vooruit gezonden hebbende, onder 't bevel van eenen zyner bekwaamfte Veldheeren, om eenen doortocht te baanen ten Zuiden C/) Grammay. Marmol. Yyyy XIX. boek". rr. IOOFDST. I. AF D', VToham^- ed temt rziiia r tz.  XIX. BOEK, I l HOOFDST. IJl. AFD Hammed gevangen rs4 HISTORIE van Zuiden van den berg Atlas, van Tarudant naar Marokko ftrekkende, deed Hammed, hiervan verftendigd, zyn leger aan de overzyde optrekken. Het bevel over de voorhoede had hy opgedraagen aan Muley Nacer, zynen tweeden zoon; deeze, in eenen naauwen weg overvallen zyn* de door Harran, zoon van Mohammed, een Prins in den kryg reeds ervaaren, volgde 'er welhaast eene bloedige fchermutzeling, die vervangen wierd van een gevecht tusfchen de beide legers, in 't welk dat van Hammed geflagen wierd, met verlies van achtduizend man: hyzelye en Buhanzrn, een andere zoon, vielen in 's vyands handen. Muley Zidan, nog een andere zoon, die het gelukkig was ontkoomen, en, met het klein overfchot zyns- legers, zich geworpen had in de Stad Marokko, deed thans, in eene vlaag van wanhoop, den voorflag om zich by Karei den V, om byftand te vervoegen; doch zyne vrienden ontraadden hem het doen van eenen ftap, die hem by alle de Arabieren gehaat zou gemaakt hebben, en veeliigt ten gevolge konde hebben, dat zy met alle hunne macht tegen hem zamenfpanden. Door de kloekmoedige tusfchenfpraak zyner eigen dochter, gehuwd aan Prinfe Harran, Mohammeds oudften zoon, en van eenigen der aanzienlykfte mannen aan beide kanten, wierd eindelyk, tusfchen de twee broeders, een verdrag van verdeelinge geflooten, waarby beraamd wierd, dat Mohammed zou be. zitten het Koningryk Sus, en alle de Provinciën aan den Zuidkant van het Atlantifche gebergte, nevens Niamdie en Libye, en hem wyders worden toegedeeld de helft der aanzienlyke fchatten, door Hafcen, hunnen vader, nagelaaten; en dat Harran, zyn oudfte zoon, zou verklaard werden tot erfgenaam der beide Koningryken, en na hem Muley Zidan, in gevolge huns vaders laatften wille. Hammed, uit kracht van dit verdrag, in vryheid gefteld zynde, bad zyne Hoofdftad Marokko niet bereikt, of hy weigerde voluit, hetzelve te bekrachtigen, omdat het nadeelig was voor  MARQKKO en FEZ. 7*5 voor zynen oudften zoon: ftraks maakte hy toebereidfels ter hervat ti%e van den coriog. Terftond trok Mohammed met zyn leger naar Marokko; zyns broeders krygsmacht ontmoette hem by Quêhera, zeven of acht mylen van die Hoofdftad gelegen. Met ongemeene woede raakten de legers aan elkander. Terwyl dat van Hammed zich bemoeide met het losrukken van den' Koninglyken ftandaart, die by toeval in kreupelbosch verward was, viel Mohammed met een zo verbaazenden fpoed op hetzelve aan, dat hy het op de vlucht dreef, en het overige gedeelte van den dag, nevens den volgenden nacht nazette, en zich met het aanbreeken van den dag in 't gezicht van Marokko bevond. Straks eischte hy de Stad op, en deed een gerucht verfpreiden, dat Hammed in den jongften flag gefneuveld was. Gihari, Bevelhebber der plaatfe, dit ver nomen hebbende, en vreezende voor 's overwinnaars ongenade, gaf hem de Stad over, met de geheele bezetting, krygswapenen, fchatkist, en zyns broeders" vrouwer.timmer, Eene ongewoone gemaatigdheid oeffende Mohammed by deeze gelegenheid; hy floeg de handen aan de fchatkist noch aan de goederen der ingezectenen. Doch deeze gemaatigdheid belette niet, dat Hammed hem wantrouwde ln ftede van met hem in onderhandeling te treeden, zont hy zyne twee zoonen aan den Koning van Fez, om des zelfs byftand tegen zynen broeder te verzoeken. Oataz, nu den kans fchoon meenende te zien, ter herwinning! van eenige zyner verloorene Provinciën, bewilligde ge reedlyk in het zenden van een vermogenden onderftand met allen mogelyken fpoed. Doch Mohammed, voorziend hoe nadeelig zulk eene verbintenis voor'hun beiden zoud kunnen afloopen, koos liever hem over te hsalen tot een nieuwe onderhandeling van verdrag. Met kleine moeit trok hy hem af van de verbintenis met Zyne Fezaanfd Majefteit. In deeze tweede byëenkomst, die gehouden wierd or de XIX. BOEK. II. 'HOOFDST. til. AFD. Marokko gaat aan Mohammed over. I > h 3 e r  XIX BOEK. I i HOOFDST. HL AFD. Mohammeds looze rede. i I \ 1 . j ] ) < 1 I I ] r f li v 726 HISTORIE van der een groot verhemelte, daar Mohammed zat op eenen ftaatelyken throon, wierd de overwonnene Hammed binnen geleid door zyne twee neeven, en ftond eenigen tyd voor zynen broeder, in eene foorc van treurig ftilzwygen. Mohammed, zyne hand grypende, deed hem nederzitten naast hem, en deed eene zeer aandoenlyke aanfpraak, doormengd met harde verwyten, en tekens van broederlyke genegenheid. Onder anderen bragt hy hem onder 't oog, dat hy moest afkeuren zyne eigen onnatuurlyke trouwloosheid tegen eenen getrouwen en liefhebbenden broeder, indien de Voorzienigheid hem hadde overgelaaten aan de genade des mans, welken hy onlangs als een doodvyand had behandeld, en die, indien hy hem in zyne macht had gekreegen, hem met de uiterfte wreedheid zou behandeld hebben. ,, Maar, voegde hy'er nevens, hoewel ik groote reden hebbe tot misnoegen over uw ondankbaar gedrag, kan ik, echter, niet nalaacen u te befchouwen als mynen broeder, zowel als mynen gevangene: en als zolanig ben ik genegen u de gelegenheid te geeven ter /ergoedinge van de ongelyken, welke gy my hebt aangedaan, en ter herflellinge van uwe eere en Koninglyke vaardigheid. Geef my flechts weder uwe broederlyke gelegenheid en vertrouwen, en ik zal belooven, uwe eigen heerfchappyën u te zullen wedergeeven, en met dezelve nynen yver en getrouwigheid, en my te zullen vergenoe;en met u te gehoorzaamen in de hoedanigheid van uwen jroot-Vizir. Eén ding moet ik flechts van u verzoeken, iet is, dat gy, met uw geheele gezin, u voor eenigen tyd iegeeft naar de Provincie Taphiiet, opdat ik my mag :wyten van myne belofte aan de bewooners van uwe loofdftid, en hen bevryden van hunne vreeze voor uw aisnoegen , omdat zy de poorten voor my zo fpoedig ebben geopend; wat aangaat het ongelyk, waar over gy laagt, uwe kinderen aangedaan, door het overdraagen an de ryksopvolginge aan myne kinderen, volgens den laatften  MAROKKO en FEZ. 727 laatften wil van onzen vader, gy kunt verzekerd zyn, dat zo ras gy en ik onze macht zamenvoegen, en eenpaarig werkzaam zyn tot belang van onzen Godsdienst, het ons niet zal ontbreeken aan nieuwe veroveringen, genoegzaam om hun die fchade te vergoeden; en dat ik hec tot my-1 nen grootflen roem zal achten, hun nieuwe gelegenheden te geeven ter belooninge van hunne verdienften, en ter bevorderinge van hun geluk." Diep fcheen Hammed getroffen van deeze rede: hy antwoordde op dezelve met eenige geveinsde verontfchuldigingen van zyn voorgaande gedrag, en beloften van zich in het toekoomende beter te zullen gedraagen. Den volgenden morgen vertrok hy met zyn gantfche gezin naar het Koningryk Taphiiet. (g) Mohammed dus verre in alle zyne ontwerpen1 geflaagd zynde, begon nu bedacht te zyn op eenig voor e wendfel om den oorlog te verklaaren aan den Koning van °' Fez, dien hy niet flechts als eenen vyand befchouwde,;j maar als iemand, welke zyne glorie deed taanen, door zyn v, ftioeven op eene lange reeks van Koninglyke voorouderen. Hierom deed hy van hem terug eisfchen de Provincie ledla, behoorende onder het Koningryk Marokko, welke hy thans in eigendom had. Op het ontvangen van eene volftrekte weigeringe, verzamelde hy een machtig leger, en floeg het beleg om het Kasteel op de grenzen van Fez, doch moest het welhaast opbreeken, deels om önzars dap. perheid, welke 'er het bevel in voerde, deels om de nadering des Fezaanfchen legers, 't welk, met Oataz aan 't hoofd, tegen hem in vollen aantocht was. Het beftond uit dertigduizend man, onder welke zich bevond de voornaamfte Adel zyns Koningryks; wyders eenige Arahijche Cheyks aan het hoofd hunner troepen; achthonderd 'lurken, onder 't bevel eens Perfiaans; en duizend boogfchutters te paard. Mohammeds leger beftond uit achttienduizend man uitgeleezene troepen, en twaalfhonderd boogfchutters. In weerwil OjO Marmol, Grammay. Hedejid. Hist. XVI. D. II. St. Zz zz XIX. boek. 11. HOjFDST. 11. AF», 'eraamt <;nen verduldige Sharif zyne twee zoonen, zich met een machtig leger met hem te vereenigen, en floeg zich voor de plaats neder. ( ) Zyn broeder Hmimed, andermaal zyn woord gebroken hebbende, had midlerwyl een fterken onderftand gezonden tan den Koning van F;z, onder bevel zyns oudften zoons Muley Zidan. De twee legers raakten aan elkander, in een langduurig en wanhoopig gevecht, waarin, hoewel geen van beiden zich de overwinning konde toeëigenen, Zidan, echter, zulke proeven van dapperheid en beleid vertoonde, dat de Fezaanfcht Monarch hem als den voornaamen ftut zyner Kroone begon te befchouwen. De gunst, welke hy hem betoonde, veroorzaakte ongelukkiglyk zulk eene jaloersheid tusfchen zyne eigen twee zoonen en dien dapperen jongen held, dat hy uit misnoegen zich begaf naar Taphüet, alwaar zyn vader nog zyn verblyf hield. Ondertusfchen zette Mohammed het beleg van F'% voort, hoewel het zo langzaam vorderde dat hy 'er bykans twee (/;) Dezelfden.  MAROKKO en FEZ. 733 twee jaaren voor gelegen had, toen de belegerden, geheel uitgeput, middel vonden om in een afzonderlyk verdrag te treeden met den Sharif, en, op eenige voordeelige voorwaarden, hem te ftellen in 't bezit van de oude Stad. De Koning, die zich in de nieuwe Stad bevond, en eenige kennis, althans vermoeden had van deeze verraaderlyke onderhandeling, beval zynen Veldheer Buhanzon, eenen uitval te doen met zyne Ruitery, en, ware 't mogelyk, des belegeraars legerplaats by nacht te verrasfen. Doch de Fezaanen gaven ftraks kennis van dit ontwerp aan den Sharif, die twee hinderlaagen deed leggen, met dat gevolg, dat hy met groot verlies wierd terug gedreeven, en met flechts twaalf van de zynen de Stad bereikte, terwyl de overigen, zo goed zy konden, naar Felez trokken. Mohammed ten laatfte zich van de inwooners verzekerd hebbende, rukte nader aan de muuren, en deed in dezelve bres fchieten, waardoor hy, met het zwaard in de vuist, binnen trok. Met betooningen van blvdfchap wierd hy ontvangen door de verradelyke burgers, eer de Koning, die nog te Nieuw - Fez was, van het gebeurde eenige kennis had. Tydig genoeg, echter, kwam hy om zynen voortgang te ftuiten, en zou, naar alle waarfchynlykheid, hem terug gedreeven hebben, indien zyne troepen door geenen anderen vyand waren te keer gegaan. Maar terwyl men, van weerkanten, in de ftraaten dapper handgemeen was, roepende de eene: Lang leeve de Sharif! en de andere: Lang leeve de Merini! hoorde men boven alle deeze een nieuw geroep: Lang leeve de man, die ons brood geeft! Straks klommen mannen en vrouwen op de daken der huizen, en wierpen zulk een hagelbui van fteenen op des Konings troepen, dat hy genoodzaakt was, naar de Nieuwe Stad te wyken; waarop Mohammed naar zyne legerplaats wederkeerde. Buhanzon den vyand meester ziende van Oud - Fez, raadde den Koning naar Felez te vluchten, en om eenigen on- derftand XIX. sokk. 11 HOOFDST. II. AFD.  734 HISTORIE van XIX BOEK ii. HOOFDST iii. AFD Zend zynen broeder naar de IVoestyn Zahara. derftand aan te houden by de Christen Vorften, wier zaak het thans was, den Sharif in zynen loop te fluiten. Doch alzo deeze flap niet konde gedaan worden, zonder zyne moeder, gemaalin en kinderen over te laaten aan de genade eens verbitterden vyands, verkoos hy liever, Leta Mahabib, de oude Koningin, in de gedaante van eene bedelaarfter aan hem te zenden, om door haare gebeden en traanen de best mogelyke voorwaarden te verwerven voor haar en haaren ongelukkigen zoon, althans zulk een onderhoud , als aan zynen rang voegde. De dwingeland bewilligde eindelyk in dit verzoek , op voorwaarde dat haar zoon de Stad aan hem zou afftaan, en, binnen drie dagen, met zyn geheel gezin vertrekken. Hierin toegeftemd zynde, zond hy den Koning naar Marokko, en zyne twee zoonen naar Tarudant, wierp eene fterke bezetting in de Stad, en het Koninglyk paleis in bezit genomen hebbende, trouwde hy des Konings dochter. Met groote pracht wierd het huwelyk gevierd, om hem eenigen fchyn van recht te geeven op die Hoofdftad, en op het groot fte gedeelte van 't Koningryk Fez, welk hy thans bezat, (i) Naauwlyks was hy in de Hoofdftad gevestigd, of hy zond bevel aan zynen broeder Hammed , om '1 aphilet te verlaaten, en zich te begeeven naar Tagoret, of het land van 'laguira, in de Woestyn Zahara. Om, ware 't mogelyk, zyn vertrouwen te gewinnen, zond Hammed zyne vier zoonen als gyzelaars Doch Mohammed zond hem de twee oudften terug, met dezelfde bevelen, en gaf aan de twee andere twee van zyne eigen dochters ten huwelyk. Het dus verre buiten zyne macht gefteld heb. jende om hem nadeel te doen, beval hy zynen eigenzone Abderam, of Habdarraman, om in Hammeds plaats bet bewind van Taphiiet te aanvaarden. Niet lang hierna zond CV) Grammay. Marmol, De Torres.  MAROKKO en FEZ. 735 zond Mohammed zyne drie andere zoonen, Harran, Ahdelcader en Abdallah ter veroveringe van de Stad Tremecen, die, genoegzaam op de eerfte opëiiching, zich aan hen overgaf. Harran fchonk het bevel daarover aan Abdallah, met' voorneemen om vervolgens Oran in te neemen; doch hy wierd ziek eer hy de plaats bereikte, en keerde terug naar bez, daar hy ftierf. Deeze ramp mogen wy befchouwen als het begin van Mohammeds wederfpoeden. JHy was nu beroofd van hem, wien hy tot zynen Opvolger had beftemd, niet alleen omdat hy de oudfte was, maar veel meer om zyne dapperheid en beleid. Niet lang na zynen dood het gerucht zich verfpreid hebbende, dat de Algerynen, met een machtig leger, in aantocht waren om de Stad Tremecen te herwinnen,, zond Mohammed zynen tweeden zoon derwaarts met eene talryke verfterking. Ten zelfden tyde vaardigde hy eenen bode af aan Habdarraman, thans te Taphiiet, om met nog eene bende zich by zynen broeder te vervoegen. De laatfte gehoorzaamde; doch 'er ontftond tusfchen hen een misverftand. De eerfte niets van des laatftens verraading vermoedende, viel op' den vyand aan met zyne gewoone kloekmoedigheid; doch,' tot zyne uiterfte verbaazinge, Habdarraman, in ftede van ter zyner hulpe op te koomen, ftond als een ledig toekyker, en zag hen vechten als iemand die beflooten had te overwinnen of te fterven, tot dat hy werkelyk fneuvelde, en zyn broeder Abdallah in den arm gevaarlyk gekwetst wierd. Bahami, zoon van den dapperen AbdeU eader, zynen vader en oom in een zo dreigend gevaar ziende, vraagde aan Habdarraman, waarom hy hun met zyne macht niet te hulpe kwam? doch bekwam geen antwoord, dan een flag met den rug van zyn zwaard op zynen arm: waarop hy over hem by zynen grootvader klaagde, die, om zyne trouwloosheid te ftraffen, onderfteld word, hem door vergif heimelyk te hebben doen ombrengen. (£) Mo- ik) Marmol, Lib. 2, Cap. uit. Gedund. Hist. XVI. D. II. St. Aaaaa XIX. BOEK. 1 L HOOFDST. III. AFD. Habdar- amans verraad.  73# HISTORIE van XIX. boek. XI. HOOFDST. lil. AFD. De Koning van Fez ge* vforgd. Mohammed, omtrent deezen tyd, door ouderdom en vermosijenisfen des oorlogs verzwakt, gemelyk-om zyne joagftè wederftoedén, en nog meer door droefheid over den dood zyner twee zoonen, wierd jaloersch en wreed. Den ongelukkigen Koning van Fez en zynen zoon, deed hy verworgen, enkel op vermoeden dat zy de hand hadden gehad in eenen opftand in de Provincie Derenderen, die, in de daad, haaren grond had in zyne eigen dwingelandy en knevelaaryën. Doch deeze onverzaagde bergmannen ftreeden met zo groote woede tegen zynen zoon Abdallah, dat by, met alle zyne macht, dap. perheid en beleid, hen niet tot gehoorzaamheid kon brengen. De oude Sharif, vergramd omdat zyn zoon zo veel wederftands ontmoette, befloot in eigen perfoon tegen hen op te trekken; doch hy Haagde niet beter, en was genoodzaakt terug te keeren, zonder iet anders verricht te hebben dan het pionderen van eenige weinige Dorpen aan den voet des bergs. Midlerwyl was het heilloos lot des Konings van Fez ter ooren gekocmen aan den edelen BuTianzon, die, fints die Monarch zynen raad had afgeflagen om byftand te verzoeken van de Christen Mogendheden, naar Felez was geweeken. Deeze oude Staatsdienaar, die zelf van Koninglyken bloede was, zocht vergeefs Keizer Karei den F. en andere Christen Vorften te beweegen, om hem op den throon van Fez te herftellen, met belofte van aan hun fchattingfchuldig te zullen worden, en het gemelde Gewest in hunne handen te ftellen. Mohammed, grondig onderrecht van eiken ftap, welken hy deed, was niet minder werkzaam in het verbreeken van alle zyne maatregelen; de laatfte van welke was, een verbond, welk hy met den Koning van Portugil had geflooten, 't welk, in ftede van aan zyn driftig verlangen te voldoen, enkel diende om zyn verderf te verhaasten. Hy keerde weder naar Afrika, met den geringen onderftand, welken hy vat  MAROKKO e» FEZ. ?37 van dien Monarch had verworven, en had zyne troepen, ^* in de haven van Alhuzomas, niet ontfcheept, of hy was genoodzaakt zich te verweeren tegen de nabuurige inwooners, die tegen hem de wapens hadden opgevat. Terwyl hy met hun handgemeen was, viel Salh Rays, van wegen Sultan Solyman Gouverneur van Algiers, zyne macht ter zee aan, met zonnen-ondergang, en volhardde in 't gevecht den gantfchen nacht. Den volgenden dag vorderde Buhanzon hem tot rekenfchap, over zynen aanval, terwyl hy kryg voerde tegen den Sharif, hunnen gemeenen vyand. Hy ontving tot antwoord, dat hy rechtvaardig geftraft was over zyn verzoeken van hulp by de Christenen, in ftede van zich te vervoegen by Solyman, welke Stnan, zynen Admiraal, met eene machtige vloot had gezonden om tegen hem te ftryden, en die gereed was om hem in zyne verloorene Heerfchappyën te herftellen. Niet onwaarfchynlyk is het, dat de Algerynfche Rays een heimelyke last had tot hetgeen hy deed en zeide, 't zy van Zidan of van de Porte. Hoe 'c zy, zulk eenen in< druk maakte het op Buhanzon, dat hy fpoedig wierd overgehaald om zich met hem te vereenigen tegen de Christenen: waarna zy te gader begonnen op te trekken naar Fez, terwyl de oude Sharif onledig was in het te onderbrengen der oproerige Derenderenidanen Zo dra hy het gevaar vernam, welk zyner Hoofdftad dreigde, ylde by derwaarts met allen fpoed aan 't hoofd zyns legers, en voortrukkende tot aan Tezan, op de grenzen van Treme. een, vertoefde hy aldaar vyftig dagen, in verwachting van den Algerynfcben Rays. Deeze naderde met langzaame tochten, om des Sharifs Ruitery te ontwyken, die gezonden was om deeze wegen te belemmeren, en gelegenheid te zoeken om onder het optrekken zyne benden te vermeerderen. Doch op zekeren dag toevallig eenen aanval gedaan hebbende op Mohammeds achterhoede, die onderi bevel ftond van zynen zoon Abdallah-, volgde 'er een Aaaaa a wan- XIX. BOEK. 1 i. HOOFDST. lil. AF». Mohamned trekt 7ez te 'tulp. TTord ■eflagen.  733 HISTORIE va tf XIX. BOEK. II. H DOFDST. Ui. AFD wanhoopig gevecht, waarin de jonge Slurif eene volkomene nederlaag bekwam, al zyn gefchut en oorlogstuig verloor, en genoodzaakt was, nachten dag voort te trekken om de Stad Fez ,te bereiken. Salh Rays, eenige dagen na dit gevecht, gelegerd zynde aan de oevers van de Cebu, of Cebro, noodzaakte hem eerlang, wederom het veld te kiezen, om de overgaave eener Stad te verhaasten, (D) in welke hy wist zo weinige waare vrienden te hebben. (/) Zeer tegen zynen wil was dan Mohammed genoodzaakt aan te rukken. Doch vermoedende dat de Turkfche Kapitein zyner lyfwacht verftand hield met Salh Rays, deed hy, eer hy verder voorttrok, hem het hoofd voor de voeten leggen; na deeze rechtspleeging deed hy den Rays weeten, dat hy kwam met vol beraad om hem aan te tasten. Zyns vyands geheele leger beftond uit achttienduizend paarden ; achtduizend van dezelve zond hy om hem den overtocht over de rivier te beletten; doch van de westzyde wierd zo dapper op hen gevuurd, dat zy genoodzaakt waren te wyken, en zich te verfchuilen achter een ryzenden grond: waarna hy terftond over de rivier trok, en in haast eene kleine verfchanzing hebbende opgeworpen, beval hy zyn leger, den nacht door onder (/) Marmol. Des Torres. Be-uier. CD) Sints onheugelyke tyden had de Stad Fez het zonderling voorrecht genooten, van zich te mogen overgeeven aan eenen vyand, zo ras dezelve tot op eene halve myl haare muuren was genaderd, indien de Koning geen andsr leger zond, of onvermogend ware om hem te keer te gaan. Ieder Monarch is verplicht, als hy gekroond Word, dit voorrecht aan de Fezaanen te verzekeren. Het word onderfteld aan de Stad gefchonken te zyn door eenen haarer ftichteren, die bet als onredelyk aanmerkte, dat eene zo aanzienlyke Stad zou verlooren gaan, door eene ontydige getrouwheid aan eenen Vorst» dia onmachtig was dezelve te befchermen, (*) C*) Marmol. De Torres, enz.  MAROKKO en FEZ. 739 onder de wapens te blyven. Den volgenden dag bereidden zich beide legers tot den flag, in welken de Rays in 't eerst een voordeelige post won, welken Mohammed had bezeeten, en die een foort van voorteken zyner overwinninge was. De lurken, over den fchandelyken dood huns Kapiteins misnoegd, en eene bende Renegaaten voor zich gefchaard ziende, verlooren allen geduld, wierpen des Sharifs ftandaart weg, en vielen aan op de Renegaaten en de verdere benden, die voor hun Honden; terwyl de Fezaanfche troepen, door het vuur van het vyandlyk fchietgeweer vervaard, op de vlucht trokken; waarop zy allen, die in Buhanzon's belangen ftonden, den Sharif verlieten, en tot hem overliepen. Straks beval Mohammed zynen zoone Abdallah, met geweld, indien het mogelyk ware, eenen weg te baanen in Oud. Fez; met eenige moeite bragt hy dit ten uitvoer; het gefchut van de muuren op den vyand doende losbranden, wierd de Rays hierdoor in het vermoeden gebragt, dat de inwooners beHooien hadden, hem het hoofd te bieden. Geweldig klaagde hy hierover by Buhanzon, die hem verzekerd bad, dat zy allen in zyne belangen ftonden: waarna die Prins, in eene woede, vyf honderd Janitzaaren tot zich nam, eene der Stadspoorten open brak, en met het zwaard in de vuist binnen de plaats trok: 't welk Abdallah noodzaakte, naar Nieuw-Fez te wyken, werwaarts zyn vader airede geweeken was. Mohammed, de onmogelykheid ziende van den overwinnaar het hoofd te bieden, gebood zyne vrouwen en gezin te paard te ftygen, en hunne voornaamfte kostbaarheden op te pakken; en zich alleenlyk met zyn zwaard en fchild wapenende, fpoedde hy zich naar eene plaats van veiligheid, terwyl Budcar, een zyner Kapiteinen, de poort bewaakte om niet vervolgd te worden. Op niets anders was Buhanzon thans bedacht, dan om voor Koning van Fez te worden uitgeroepen, en in het» Aaaaa 3 bezit XIX. bosk. II. hoofdst. [II. afd. >alh Ray* erraad  74° HISTORIE van XJX. BOEK. I I. HOOFDïT. III AFD tegen B han De HoofdJiad van t'elez en Mequine2 ingeno men. bezit gefield van den grooten fchat, welken Mohammed was genoodzaakt geweest achter te laaten. Doch de verraaderlyke Rays, onder voorgeeven dat hy den Christenen te veel gunfte toedroeg, deed hem in de gevangenis werpen , zette Prins Meroni op den throon, en bemachtigde des Sharif's fchatkist. Dit verraadelyk gedrag, gepaard met een gerucht dat hy Prins Buhanzon vermoord had, verwekte zulk eene opfchudding in de Stad, dat hy genoodzaakt was, hem aan het volk te vertoonen , en hem op den throon te plaatfen. In wederwraake, nogthans, zond hy Mohammed een man achterna, onder voorwendfel van met hem te willen handelen over eenige gevangene vrouwen van aanzien, doch, in de daad, om hem te nodigen ter wederkomfle, en hem zynen byftand te belooven. Miar verneemende dat Mohammed thans te diep was ingezeild in een anderen oorlog om zyne aanbieding aan te neemen, noodzaakte by de inwooners hem voor boete te betaalen eens once zilver voor ieder hoofd, en keerde, met een onnoemelyken last belaaden, naar Algiers, (w) Buhanzon dus op den Fezaanfchen throon gevestigd, zond zynen zoon Mohammed om te eisfchen de teruggaave van de Hoofdftad Velez, waarin des Sharifs Landvoogd ftraks bewilligde. Niet de eenige plaats van aangelegenheid was deeze, welke die Prins hem afnam; Abdallah genoodzaakt zynde, Mequinez te verlaaten, om zich te voegen by zynen vader, thans in een nieuwen oorlog onledig, viel die Stad terftond in zyne handen. Met twee vyanden had Mohammed thans te doen: te weeten, Buhanzon, die thans op den throon van Fez zat, en zynen broeder Hammed, die, verwittigd van alle het voorgevallene, middel had gevonden om de Wildernis te verlaaten, en zich van Taphiiet te verzekeren. Mohammed fpilde den tyd niet met raadpleegen, maar zond terftond zynen (.«O Dezelfde  MAROKKO en F É Z. 741 zynen zoon Abdallah, aan 't hoofd van eofi fterk leger, tegen den eerften, terwyl hy in perfoon een ander tegen den laatften aanvoerde. Zyn zoon wss niet naar Fez ge trokken, of Buhanzon zond zyne twee zoonen, Muley Nacer en Mohammed, op hem af, aan het hoofd van een1 talryk heir; doch deeze twee Prinfen, door jaloersheid gedreeven, weigerende gefamentlyk den Sharif te bevechten, was Mohammed onbezonnen genoeg om zonder hem den vyand aan te tasten, in de hoop van Voor zich zel± ven alleen de eere der overwinninge te verzekeren; doch hy wierd fpoedig overhoop geworpen: terwyl Naar, voorzichtiger dan hy, liever verkoos, naar Fez weder te keeren, dan zyne benden te waagen in een tweede gevecht, welk hy ligt voorzag, zynen tegenftreever flechts de eere eener dubbelde overwinninge te zullen aanbrengen. Nogthans fchrikte dit wangedrag hunnen vader niet af van het doen van eene nieuwe pooginge; aan het hoofd dierzelfde troepen eenen uitval doende, eer Abdallah de zyne in flagorde konde fchaaren, viel hy hem zo onverhoeds op 't lyf, dat hy hem op eene fchandelyke vlucht jaagde, en tot aan de muuren van Marokko nazette. Gelukkig viel het uit voor den ouden Sharif, welke zyhen broeder Hammed thans naauw ingeflooten hield binnen Taphiiet, dat hy de tyding van zyns zoons overwinninge eerder dan die van zyne nederlaag en vlucht vernam. Dit gaf hem aanleiding om te verfpreiden, dat Buhanzon, na eene volkomene nederlaag, genoodzaakt was geweest in de Hoofdftad van Felez te wyken, van waar hy fpoedig zou verdreeven, en andermaal gezonden worden om hulp te zoeken by zyne oude Christen vrienden. Zo zeer wekte dit Hammeds vreeze voor zyns broeders misnoegen, dat by terftond zyne twee zoonen zond om zyne genade te ver. zoeken. Op de belofte hiervan gaf hy zich zeiven over, en wierd door hem gezonden naar een Turksch Klooster, daar hy het overfchot zyner dagen moest opgeflooten blyven. XIX. BOE IC. rr. HOOFDST. ii. AFD. 't Jaar 1555-  74% HISTORIE vam XIX. boek. II. HOOFDST. III. AFD, Buhanzor gedood. blyven. Mohammed dus met kleine moeite de Stad Taphiiet herwonnen hebbende, leide eene fterke bezetting in dezelve; en zyne twee neeven, Nacer en Sidan, met zich neemende, haastte hy zich met allen fpoed naar Fez; maar op zynen weg deed hy de twee jonge Prinfen ombrengen, om te beletten dat zy eenige opfchuddinge verwekten ten behoeve van hunnen vader, of van zichzelven. (n~) i Buhanzon, midlerwyl, door zyne jongfte overwinning opgeblaazen, wilde hem niet toelaaten, de Hoofdftad te genaaken, maar trok hem op eenigen afftand te gemoete, volkomen beraaden en gereed om hem flag te leveren. Zyn zoon Monammed, die het bevel voerde over zyne voorhoede, beftaande uit negenduizend AraMeren, rechtte eene groote flachting aan onder die des Sharifs, die fpoedig ter hulpe toefchietende, hem nood. zaakte te wyken. Buhanzon, weetende dat zyn geluk afhing van den goeden uitflag van dit gevecht, rukte aan met zynen anderen zoon Muley Nacer, en viel met geen minder beleid dan dapperheid op den vyand aan; doch in zyne dye eene gevaarlyke wonde bekoornen hebbende, welke hem plat ter aarde deed ftorten, namen zyne benden de vlucht, in de onderftelling dat hy gefneuveld was. Nacer hield eenigen tyd ff and; doch ziende dat hy overheerd wierd, was hy eindelyk genoodzaakt, met eenige weinige foldaaten, welke hy byëen verfamelde, naar de nabuurige bergen te vluchten. Spoedig wierd hy gevolgd van zynen broeder Mohammed, die hun vaders dood vernomen hebbende, onmiddelyk naar Fez was geweeken; doch vreezende, dat de inwooners hem aan den vyand zouden verraaden, had hy de plaats verlaaten, en week naar de bergen: zegepraalende trok Mohammed hierop ter Stad in. Geen beter redmiddel vonden de twee ongelukkige Prinfen, (») Dezelfde.  MAROKKO en FEZ. 743 Prinfen, dan naar Mequinez te wyken, en van daar naar Sake, daar zy zich in een Europedansch fchip begeeven hebbende, voorts genomen wierden door eenen Zeeroo ver, daar Kapitein op was een Britfche Renegaat, in het gezicht van de Spaanfche Kust. Niet lang vertoefde Mo-1 hammed te Fez; hy had beflooten de bergbewooners van Derenderen te onder te brengen, die hem reeds zo veele2 moeite gegeeven hadden. Abdallah met eene fterke be-^ zetting in die Hoofdftad laatende, trok hy regelrecht op^ Marokko aan, van waar hy eene genoegzaame macht tegen^ de muitelingen zond. Ten grooten deele hen te onderi gebragt hebbende, nodigde hy zynen broeder Hammed met£ zyn geheele gezin in de Hoofdftad, en gaf zich geheellyk over aan de vermaaken van het Serail, met zyne vrouwen , wier getal hy jaarlyks vermeerderde. Ras wierd hy haar zat; en zich aan het hoofd van twaalfduizend Turken itellende, uit welke zyne lyfwacht beftond, behalven eene talryke bende Ruitery, trok hy onmiddelyk van Tarudant naar Suz; 't welk de ongelukkigfte tocht was, dien hy zyn geheele leeven deed. Omtrent deezen tyd was Hafcen, of Hasfan, zoonE van den vermaarden Zeeroover Barbarosfa, laatst dwinge-^c land van Algiers, hem in dat Koningryk opgevolgd, enR' leefde in geduurige vreeze, door den ouden Sharif te"* zullen overvallen worden. Niet in ftaat zynde om hem het hoofd te bieden, befloot hy, het koste wat het mocht, zich van zo geduchten vyand te ontdoen. Hy had in dienst eenen Turk, even als hy genaamd, in allen opzichte bevoegd tot zulk eene wanhoopige onderneeming. Deezen bewoog hy, Mohammed te vermoorden, voor eene groote fomme gelds hem terftond te betaalen, en eene belofte van een aanzienlyk jaargeld voor zyn gezin, ingevalle hy in den aanflag omkwam. Dus geprikkeld, begaf zich de moorder naar Fez, alwaar hy by Abdallah voorgaf, van den Algerynfchen Vorst kwalyk te zyn Hedend. Hist. XVI. D. II. St. B b b b b be- XIX. BOEK. I I. IOOFDST. [[. AFD. Zyne tanen aq,Q te chepe , i worden 'oor i en \oover enomen. e Sharif or een >ffiaan '•moord  XIX. ■Bü£IC. II. HOOFDST, Ui. A.FD 'i Jam 15'5) i Abdallah, fints deezen tyd, jaloerfcher en wreeder, 'en cevens wellustiger wordende, ( E ) ftelde alles ter zy^e, wat (ƒ) Marmol. De Torres. ( E ) Abdallah was een flaaf van wyn en vrouwen; nadat hy zyne vyandeu ondergebragt, en zich tegen alle verdere aanflagen zyns broeders had beveiligd , gaf hy zich geheellyk over aan drinken en vleeschlyken welust. Zelden was hy nuchter, maar mees ra i fmoordronken-: dan vierde hy den teugel aan fchandige bedryven van on. rechtvaardigheid, wreedheid en geilheid.; in zo verre dat hy ge?ne zwaarigheid maakte, onder andere eerbaare vrouwen, welke by tot zyne beestachtige lusten had gedwongen, zyne eigen zuster Lela Meriam te fchoffeeren, hoewel hy meer dan tweehonderd vrouwen en  MAROKKO en FEZ. 749 wat zyne rust of verminken kon flooren. Zyn neef Mohammed, zoon van Abdilcader, aan wien hy Lda Sophia, Zyner zusters dochter, ten huwelyk had gegeeven, deed hy ter dood brengen, alleen omdat zyne zonderlinge verdienfte en dapperheid hem tot eenen gunfleling des volks' gemaakt had. De fchrikwekkendfre wreedheden pleegde* hy by aanhoudenheid tegen zyne Staatsdienaars en onder j daanen; en hoewel hy daardoor by allen meer gehaat en' gevreesd wierd, had hy, echter, het geluk, het gerust bezit zyner uitgebreide Staaten te houden, en in vreede te leeven met alle zyne nabuuren. Hy aanvaarde de re^ geering in den jaare 1557, .het veertigfïe zyns ouderdoms, en ftierf in 't jaar 1574. In het. zeventiende jaar zyner regeeringe bezat hy de beide Mauritaniën, en een groot gedeelte van Numidie; de eerstgemelde bevatteden veertien groote Landfchappen: onder deeze leverden hem Suz en JJhiira jaarlyks vyf tienduizend paarden; het Koningryk Marokko vyfëntwintigduizend; het Koningryk Fez vyftiénduizend, behalven vyfduizend, tot zyne lyfwacht behoorende: in alles zestigduizend paarden. Wyders hield hy een goed getal harquebufiers in zyne bezettingen, inzonderheid in de Stad Fez, welke hy tot zyne Hofplaats hield. De Berebers en Arabieren waren niet alleen verplicht, hem eene geduurige fchatting van koorn, dadelen en andere voortbrengfels te leveren, maar ook een zeker getal troepen, welke hy alleenlyk geduurende den oorlog onderhield ; na het eindigen van denzelven, liet hy ze na hunne byzondere Landfchappen trekken. Hy bouwde verfcheiden prachtige Paleizen, te Fez en Marokko, nevens eenige andere openbaare geftichten, byzonder een ruim kweek- fchool, en bywyven in het Serail had. Hy was bruin van verw, middelbaar van geilalte, maar in 't laatst vaa zyn leeven, gezet en zwaarlyvig. (?) <•) De Torres. Boulet, enz. XIX. BOEK. tt IOOFDST. ii. AFD. wdere Drinft?i foodeti. Zyn dood.  75® HISTORIE van XIX, boek. n. HOOFDST. III. AFD V Jaar '574- Muley Moham. med. V Jaar Geflagen Muley Moluchs overwin i ning en , dood. j 1 4 fchool, beftaande uit vierhonderd kamers of fchoolen, ter onderwyzinge van den Alcoran. Zyne Opvolgers, die nog bezitters zyn van deeze uitgebreide Heerfchappyën, heb. ben federt in hetzelfde fpoor van Staatkunde getreeden, en dezelfde regels van eigendunkelyke regeeringe gehandhaafd , welke zyn vader Mohammed, als grondlegger der Monarchie, had ingevoerd; uitgezonderd, misfchien, dat alle zyne Opvolgers hem hebben overtroffen in onderdrukking, geweld, wreedheid en trouwloosheid. - Abdallah had tot Opvolger Muley Mohammed, bygenaamd de Neger, omdat hy uit eene Negerin gebooren was. Hy was niet aan de Kroon gekoomen, of hy deed een of twee zyner broederen in verzekering neemen en onthoofden, en eenen derden, die nog jong was, naauw opfluiten. Doch zelve ontthroond zynde door zynen oom Muley Moluch al Melech, vluchtte hy tot Sebastiaan, Koning van Portugal, die met eene talryke vloot en een leger naar Afrika overllak; doch een Vorst zynde van meer moed dan beleid, wierd hy geflagen en gedood, in den vermaarden flag van Alcasfar. Muley Mohammed (heuvelde 'er insgelyks; of, volgens anderen, verdronk by, terwyl hy, in zyne vlucht, eene rivier wilde overvaaren. ( q) Muley Moluch, of, zo als anderen hem noemen, Ahdel Melech, welke in dien flag tegen de Portugeezen ?ocht, zeer krank zynde aan eene zwaare ongefteldheid, vierd in een rosbaar op het flagveld gedraagen. Getracht lebbende op een paard te klimmen, wierd hy fpoedig zo nachteloos, dat hy zich moest laaten brengen naar zyn vaartuig, waarin hy overleed, (r ) Zommigen fchryven :yne ziekte toe aan een vergif, hem door eenen Gram* laanfchen Alcaide toegediend. Hoe 't zy, tot aan zyn uiterfle Ca) De Torres. Davny. Boulet. Cr) Th.uan.us, Hifi. Lib. 42, Cap. 5. De Torres. Davity.  MAROKKO en FEZ. 751 uiterfte toonde hy meer belang te ftellen in de overwinning dan in zyn leeven, gebiedende aan die hem verzelden, zynen dood ftil te houden, om zyne troepen te behouden. Zo zeer wierd zyn broeder Muley Hammed van - fchrik bevangen, toen hy, by zynen rosbaar koomende' om met hem te fpreeken, hem ademloos en koud vond, dat hy zich van traanen en weeklachten niet kon weder, houden; indien dit niet veel eer moet toegefchreeven worden aan de fchielyke blydfchap, welke hy fmaakte O) in het vooruitzicht van den throon te zullen beklimmen, zo als hy na den flag werkelyk deed. Van alle de Bevelhebbers des legers, en de Provinciën des Keizerryks er-f kend zynde, ftelde hy zich aan 't hoofd eens legers vanv zestigduizend paarden; behalven eene groote menigte fchat-öi tingfchuldige Arabieren. Hy vorderde den eed van getrouwheid van zyne vier broeders, Bal Hafcen, Bouffers, Zidan en Axin, als mede van alle de Alcaiden en het geheele leger, en floeg daarna op weg ter veroveringe van de Koningryken Gago en Tombut. Reeds had hy zich beroemd gemaakt in verfcheiden overwinningen, en deeze Koningryken bykans ondergebragt, wanneer Muley Nacer, zyn neef, Muley Moluchs zoon, wederkeerde uit Spanje, alwaar hy zeventien jaaren gevangen was geweest, dat is, federt ^zyns vaders dood. Zich thans verlaatende op de belofte" wegens eene aanzienlyke verfterking van Philips 11, bragt hy een leger van bergmannen op de been, als mede van Renegaaten en andere zwervende benden in de nabüurfchap van Fez, en haalde eenen aanzienlyken aanhang in zyne belangen over. Tegen hem zond Muley Hammed zynen zoon, aan 't hoofd eener aanzienlyke macht, die hem aantastte en verfloeg. Nacer gevaarlykV gewond zynde, trok op de vlucht, met achterlaating van leger en nafleep. Na deeze overwinning regeerde Hammed geCO P. de Guadalazar, Prefa del Arache. Hedend. Hist. XVI. D. II. St. Cc ccc XIX. boek. II. HOOFDST. ii. AF O, Muley [ammed ilgt hen» 7. Jaar 1595.  2 X IX. . BOEK. 11- HOOFDST. III. AFD. Zidan be» machtigd de Kroon. ■ ■5-z HISTORIE va n jelukkig en in vrede. Hy was een voorftander en aan» moediger van geleerdheid, (F) en zeer gezien by zyne onderdaanen. Hy overleed op den 29 van Oogstmaand, na eene regeering van 26 jaaren, niet zonder vermoeden ioor zynen zoon Zichn met vergif te zyn omgebragt. (t) In zo veele partyën was thans het Keizerryk gefcheurd, dat 'er binnen den tyd van zes weeken drie Koningen wierden uitgeroepen, behalven Zidan, die, hoewel de jongfte van allen, op den eigen dag van zyns vaders overiyden zich had doen kroonen. De drie andere broeders, even zeer naar de Kroon dingende, wierden eindelyk overmeesterd , na eene menigte bloedige oorlogen, welke hy genoodzaakt was tegen hen te voeren, byzonder tegen Muley Cheyk, zynen oudften broeder, een Prins van veel dapperheid en beleid, hoog geacht by de onderdaanen en bet leger, die een merkelyken byftand uit Spanje had ontvangen, 't Was niet dan na veel bloedvergietens, en veele aanmerkelyke verliezen, zo ter zee als te land, ( G) dat. CO Dezelfde. CF) Deeze Vorst had, zegt men, merkelyke vorderingen gemaakt n de Wis-, en vooral in de Starrekunde. Zyne oorlogen en versvëringen in de twee bovengemelde groote Koningryken maakten iet eenigzins noodzaaklyk, omdat de groote zandwoestynen niet tunnen doortrokken worden, dan naar aanwyzing van het Kompas, ;n volgens Starrekundige waai neemingen: ten welken einde hy aloos een fraaijen toeftel medevoerde. Geene mindere zorge droeg, ly, om zich de moeite en kosten van het veroveren deezer beide ■Coningryken te vergoeden; uit een van dezelve haalde hy dertig nuüè'zels, met ftofgoud belaaden, en uit het ander zestig kwintaa en , of honderd ponden gewichts van heizelve. (*) CG) Onder deeze verliezen was dat van drieduizend Arabïfcbe ïoskdeelen over de Geneeskunde, Natuurkunde en Godgeleerdheid, velke de Spanjaards op hem ter zee veroverden, in 't jaar 1611, r jaar nadat zyn mededinger de gewichtige Vesting Arach , cf La?, (*) Davity, enz.  MAROKKO en FEZ. 753 dat hy de overhand verkreeg, en in ftaat was, den vrede van den Staat te herftellen. Eene bende Zeeroovers, die zich gevestigd hadden te Sake, een beroemde haven in het Koningryk Fez, verftoorden dien eerlang, door de geduurige ftroopingen en plonderingen, welke zy in de binnenlandfche Provinciën aanrechtten. Om dit te keer te gaan, zond hy een ftaatelyk Gezantfchap aan Karei den I. van Engeland, om van hem te verzoeken eenige oorlogfchepen en krygsbehoeften; in welk verzoek die Vorst gereedelyk bewilligde. Welhaast maakte Zidan zich meester van Salee, verdelgde alle de Zeeroovers, en zond den Engelfchen Koning, in erkentenisfe van zynen tydigen byftand, driehonderd Christen - flaaven ten gefchenke. Zeer vreedzaam regeerde hy geduurende het overige zyner dagen, uitgezonderd dat hy fomwylen wierd ontrust door de Alarhs, of Arabieren van de Provincie Marokko, zyne oude vyanden, die hem, om hunne woede te ontgaan , eens genoodzaakt hadden, zyne Hoofdftad te verlaaten. Doch ten laatfte fommigen hunner verflagen, en anderen gewonnen hebbende door een verdrag en gefchenken, keerde hy weder naar Marokko, en leefde aldaar in vrede tot in den jaare 1630, wanneer hy overleed, (m) Hy had tot Opvolger zynen oudften zoon Abdelmelech: een Prins, die wel ras gehaat wierd by zyne onderdaanen, ter oorzaake zyner dronkenfchap , wreedheid en andere ondeugden; tot zo verre, dat de Fezaanen eenen jongen', broeder, Hammed genaamd, nodigden om in zyne plaats te («) P. Guadalazar. De Torres. Mouquet. Purchas. Davity. Larache, had overgeleverd aan den Graave St. Germa'm, Spaanfchen Bevelhebber, door Philips den Hl, ter zyner hulpe gezonden. (.*) (*) P. de Guadalazar, Prefa iel Aracle. Mouquet Liv, s , p. l€l, I7>. Ccccc 2 XIX. boek. II. hoofdst. III. afd. 't Jaar 1630. Abdel. nelechs vreede 'egee. 'ing.  754 HISTORIE van XIX. boek. Li. HOOFDST. DL AFD, te regeeren; doch alzo deeze zich niet minder tyrannisch en wreed gedroeg, wierd hy ontthroond en in de gevangenis geworpen. Abielmtlech wierd, insgelyks beftreeden door twee andere zyner broederen; doch deeze waren zo langzaam in hunne toebereidfelen, dat zy hem ruimte van tyd gaven om hun in de voorbaat te zyn, en ze op de vlucht te dryven. Vier jaaren had hy naauwlyks in zyne ligtmisferyën. geregeerd, toen 'een Christen-flaaf, welken hy wilde doen ontmannen, in zyne tent trad, terwyl hy te velde was, en hem vindende, flaapen, met een pistool doorfchoot. (H) Zyn CH) jlbdèlmeTecH was de eerfte Vorst, die dén tytel van Keizer van Marokko, Fez, Suz, Taphiiet enz. aannam. Hy vertoonde den fchyn van veel Godsdienftigheids. Hy beval eenen algemeenen rouwe over zynen vader: tot zo verre dat de onderdaanen verplicht waren , zelf blaauwe hemhdsn te draagen ,. zynde hunne rouwkleur. Zeer gefteld was hy,op Christen-flaaven, die Renegaaten wierdan, en ftelde meer vertrouwen in hun dan in zyne eigen Mooren. Doch niet minder wreed en onmenschlyk was hy. tegen dsgeenen, die weigerden Mohammedaansch te worden, en liefde het tot zyn hoofdvermaak, hen te doen verfeheuren door wreede Leeuwen,, welke hy ten dien einde onderhield ; fomtyds hieuw hy hea in ftukken met zynen eigen houwer. De Franfche Gezant, nadmklyke klachten gedaan hebbende over deeze barbaarscbheid by de Porte , omdat, hy nog onmenschlyker handelde met de Franfche flaaven dan met die van andere Natiën, en geantwoord zynde, dat des Konings zyns Meestérswapens lang genoeg waren om zich zeiven recht te verfchaffen zwoor jlbdelmelech by Mohammed, den eerften Gezant, die, van het Franfche Hof kwam, te zullen vernielen. De Heer San, fon , Wapendraager, in die hoedanigheid herwaarts gezonden, kreeg hiervan kundfchap door eenen Franfchen Renegaat, die hem raad. de , alleen in da hoedanigheid van Koopman te verfchynen. Nathans wierd hy ontbooden en naauwkeurig ondervraagd door den Koning, die eenen beul in de naaste kamer gereed had om hem af te maaken; maar hy had de behendigheid, of liever goed geluk,, het gevaar te ontwyken, en onbefchadigd zyne handen te onu koomen. (*) (*) Davity's Afrika , Ftrfim, it Rtctler. p. 7«-  MAROKKO ek FEZ. ?5i Zyn Opvolger was zyn broeder Muley Elwaly, of EU qualid. Elgwaly, in de Nederlandfche en 'Provencaalfche berichten Muley {Lowely genaamd, welken hy had veroordeeld om zyn gezicht te verliezen; doch zyn eigen dood voorkwam die ftraffe: in ftede van zyn leeven te verliezen, wierd hy uit de gevangenis le gehaald en beklom den throon. Hy was een Vorst van zulk een zachten en gefpraakzaamen aart, dat hy de liefde van alle zyne onderdaanen fpoedig won. Hy begon zyne regeering met de loslaating van verfcheiden fhatsgevangenen, en het vermeerderen van de foldy zyner krygsoverften en foldaaten. Onder de genaakte gevangenen was een Andalufifche Alcaide, Mohammed Zarroy genaamd, die ondankbaar genoeg was om zich te voegen by Prins Stthen, EU waly's broeder, in eenen opftand tegen hem; doch geflagen en gevangen zynde, wierd de eerfte onthoofd, en de laatfte geworgd. Elwaly regeerde in vrede de rest zyner dagen,. en ftierf in het twaalfde jaar zyner regeeringe. Hy was het, van wien de Heer Sanjon, Franfche Gezant, die zyns broeders moordzieke handen ter naauwer nood was ontkoomen, een verdrag verkreeg ter wederzydfche uitwisfelinge van flaaven. Hy wierd opgevolgd van zynen broeder Muley Hammed Cheyk, Zidans laatften nog leevenden zoon, een Vorst zo zeer gefteld op de vrouwen, dat hy zelden buiten het Serail kwam, of zich met eenige Staatszaaken bemoeide, maar het bewind van het Koningryk aan eenige fchraapzieke gunftelingen overliet. Deeze lafhartigheid gaf aan de Alarben-, of Arabier en y omtrent Marokko, de doodvyanden der Sharif s, eene gunftige gelegenheid om hem in de Hoofdftad te belegeren, welke zy met kleine moeite meester wierden. Muley Hammed vermoord hebbende, verkoozen zy Crumel Hack, eenen hunner eigen Prinfen, O) De Torres. Davity. Boulet, Ccccc 3 XiX, boek. II. HOOFDST. Hl. AFD. Muley Elwaly..  XIX. boek. II. HOOFDST. III. AFD Muley Archy. 't Jaa 1672. Muley Ishmaels regeering. 7S§ HISTORIE va» Prinfen, in zyne plaats. Hy regeerde etlyke jaaren, en wierd opgevolgd van Sharif Muley, Koning van Taphiiet. Deeze, welhaast in oorlog geraakt met Stén Omar, Prins van Illech, had het ongeluk van geflagen en gevangen te worden. Geduurende zyne verdrietige hechtenisfe, verwekte hy twee zoonen by eene lelyke Negerin, door Omar hem toegezonden; de oudfle van deeze, Muley Archy, volgde hem op in het Koningryk Taphiiet. Niets merkwaardigs viel 'er voor geduurende zyne korte regeering, behalven dat hy, fmoordronken zynde, en op een fchichtig paard rydende, van hetzelve viel, en zich doodelyk bezeerde. Na zynen dood deed Hammed, een zyner neeven, thans Basfa van Marokko, zich voor Koning uitroepen, terwyl zyn broeder denzelfden Houten flap te Taphiiet deed. Doch Muley Ishmael, Muley Sharifs andere zoon, en Muley Archys broeder, vonden middel om deeze twee mededingers den voet te lichten, en, binnen korten tyd, de beide Koningryken uit hunne handen te wringen, en zich zeiven tot een hooger trap van macht, rykdom en grootheid te verheffen, dan iemand zyner voorzaaten ooit beklommen had. Muley Ishmael, zo berucht door Europa zo wel als door Afrika, om zyne ftaatkunde en wreedheid, en 't geen nog vreemder, indien niet eene regelrechte tegenftrydigheid moet fchynen, om zynen yver voor en ftrenge onderhouding van zynen Godsdienst, (I) begon zyne regee- (I) Geduurende zyne regeering dronk hy nooit wyn of eenigen Herken drank. Met meer dan gemeene flrengheid onderhield hy vier maanden ieder jaar de Ramazan , of Mohammed aanfche vasten. Een niet minder naauwgezet waarneemer was hy van de .gewoone wasfchingen , openbaare gebeden en andere deelen zyner Wet; nooit ondernam hy iets van gewicht, zonder zich ter aarde te werpen, en te bidden om den Godlyken zegen en byftand Zeer ftreng en onpartydig. was hy in de oeffening van rechtvaardigheid ; nogthans fioeg hy fomwylen over tot buitenfpoorig- heden;  MAROKKO en FEZ. 757 regeering in den jaare 1672. Hy leefde meer als een burgerman dan als een Koning; hy hield zyn verblyf te Mequinez, zynde toen niets meer dan een Kasteel, omtrent twaalf mylen van Fez gelegen, in een der vermaaklykfte en vruchtbaarfte oorden van Barbarye, daar hy in 't eerst zynen tyd fleet met het beplanten der nabuurige landen, en, niet minder op geld dan op den akkerbouw gefteld zynde, zich insgelyks op den koophandel toeleide. De bekoorlyke ligging van Mequinez bewoog hem welhaast, om dezelve niet alleen tot zyne hofplaats, maar ook tot de Hoofdftad zyns Koningryks te ftellen. Hy verfierde dezelve met veele prachtige gebouwen, fommige van welke hy wederom deed af breeken, en op eene andere pk>ats herbouwen. Men verhaalt dat indien ze nog ftonden , zy eene onafgebrokene ftraat zouden uitmaaken, tot aan Fez loopende. Maar zyn voorwendfel in het dus buitenfpoorig bouwen en breeken, was, zyne onderdaanen aan 't werk te houden: „ Want, zeide hy, indien ik „ een doos vol rotten houde, zullen zy die doorknaagen, „ indien ik ze niet in geduurige beweeging houde." En, in de daad, in dit zo wel als in andere opzichten, be. handelde hy hen niet beter dan als ongedierte, wier leeven aan zyn goeddunkelyk believen ftond: tot zo verre dat hy het als zyn vermaak bezigde, hen te doorfchieten of het hoofd af te flaan, om zyne gaauvvheid te toonen. Voor heden; het volgende kan hiervan ten voorbeelde dienen. Een arm landman hem geklaagd hebbende, dat eenigen zyner Negers hem een juk osfen afgeftoolen hadden, zynde zyn eenig beftaan, beval hy zyne geheele Negermacht voor hem te verfchynen, en doorfchoot eiken Neger, weiken de boer befchuldigde. Doch hem vervolgens vraagende, wat vergoeding hy hem konde doen voor het verlies van zo veeie kloeke Negers, en de man om een antwoord verlegen zynde, deed hy hem hetzelfde lot ondergaan. (*) (*) Hij!, of Barbary. XIX. BOEK. IE HOOFDST. ii. AFD.  XIX. boek, i i. HOOFDST. IJl. AFD 't jfaar 1075. Bar- baarsch beid tegen zyne vrouwen. 75% HISTORIE van Voor 't overige overlaadde hy hen dermaate met belas, tingen en andere onderdrukkingen, dat hun lot meer beklag verdiende dan dat derzuïken, welke hy van kant maakte, Zo vlytig was hy in het opftapelen van fchatten, welke zyne gierigheid hem niet toeliet te genieten, dat hoewel hy telkens nieuwe belastingen uitfchreef, over zyne onderdaanen, hy nogthans de kosten van zyne hofhouding of leger niet wilde draagen, maar zyne Moorfche foldaaten noodzaakte hem te dienen, zonder hun foldy, klederen, wapenen of fpyze te verfchaffen. Niet veel jaaren na zyne komst tot den throon, hun bevolen hebbende zich te voegen by zynen zoon Muley Zidan, ter herneeminge van de Stad Marokko, welke Muley MMm. mei, een ander zoon, had bemachtigd, en zyne krygsoverften om eenig onderhoud zich by hem vervoegd hebbende, gafhy hun dit onbefchoft antwoord: „Gy Moorfche „ honden, vraagen andere van myne dieren my om on„ derhoud? Neemen zy het niet daar zy het vinden, „ zonder 'er my over lastig te vallen? Gaat heenen met „ allen fpoed daar ik u zende, en zorgt voor u zei ven „ zo als zy doen." Dit was, in de daad, een verlof voor officieren en foldaaten om te pionderen al wat zy ontmoetten. Deeze eigendunkelyke bedryven van onderdrukkinge, de uitwerkfels zyner onverzaadelyke gierigheid, veroorzaakten een algemeen verval van koophandel, armoede en elende onder zyne onderdaanen, een fchandelyk zedebederf onder zyne Staatsdienaars, en een algemeenen vloed van onrechtvaardigheid en onderdrukkinge in alle Provinciën zyner Heerfchappye. Niet minder wreed en dwingelandisch was hy tegen zyne vrouwen en bywyven. Van de eerfte had hy niet minder dan drieduizend, en vyfduizend van den laatften rang, onder welke hy gezien was als zulk een monfter ran onmenfchelykheid, dat zy niet dan met den uiterften rchroom hem naderden, en, in de daad, niet zonder reden,  MAROKKO ek FEZ. 759 reden, alzo zy menigmaalen tot flachtöffers zyner gemelykheid dienden. Eenige van haar deed hy ftraffen om het geringfte woord of bedryf, welk hem mishaagde, op de barbaarfte en fchandelykfte wyze, door zyne flaaven en gefneedenen; andere verworgen, om de geringfte misdaad, als het plukken van eenen oranjeappel, of andere vrucht uit zyne tuinen. Zelf waren zyne kinderen zo zeer de voorwerpen van zyne jaloersheid en wantrouwen, dat de geringfte achterdocht den vader deed ontaarten in eenen dwingeland: tot zo verre dat zy, die zyne grootfte gunftelingen waren, de meeste reden hadden om zyne wreedheid te duchten. Verwonderlyk is het, dat een dwingeland van dit verfoeilyk karakter zich op den throon kon handhaaven geduurende den tyd van vyfënvyftig jaaren, in een land, alwaar oproerigheden, ontthrooningen en vermoordingen van Prinfen zo menigvuldig waren, zonder eenige ftoornis te ontmoeten by zyne onderdrukte onderdaanen of nayverige nabuuren, of, in de daad, iet van eenigen kant dan dien zyns zoons Muley Mohammed, den meest geliefden zyner kinderen, die openlyk getracht hebbende hem de Kroon van 't hoofd te rukken, een flachtöffer zyner eigen eerzucht wierd* Deeze Prins was gebooren uit eene fchoone Geörgifche flaavin, in den Christlyken Godsdienst opgevoed, wier uitfteekende bekoorlykheden welhaast zyns vaders liefde wekten. Zyne eigen begaafdheden maakten hem zo aangenaam by den Keizer, dat hy alleen eene Koninglyke opvoeding genoot, terwyl zyne overige broeders in de diepfte onkunde wierden groot gebragt; doch deeze partydige vooringenomenheid bewerkte zyn bederf. LailaAjaka, eene lyvige Negerin, federt genaamd Sultana Sidana, of Sultana Koningin, die op Muley Ishmael veel vermocht, befchouwde met zulk een jaloersch oog de voorkeuze, welke hy aan deezen gunfteling toedroeg boven haaren eigen oudften zoon, Zidan genaamd, dat zy befloot, de Hedend. Hist. XVI. D. II. St. D d d d d moeder XIX. BOEK. II. hoofdst. 11. AFD. Muley Wohamned, door ie Sultane benyd.  XIX, boek. ii. HOOFDST. iii. AFD Zyne moeder gedood. Twist met zynen broeder MaiHion. i i De laat I fie in on \ genade. 's Konings vreemd ] gedrag. i 76o HISTORIE van moeder en den zoon van kant te brengen. Ligt bereikte zy het eerfte doelwit, door eene valfche befchuSTglng van trouwloosheid, om welke die jaloerfche Monarch gaaf deed ombrengen, hoewel hy vervolgens beter onderrecht wierd, en groot berouw had van zyne wreedheid en overyling. Doch een nog gevaarlyker flachtöffer moep het ernftig aanhouden van eenige Edelen, wierden de  MAROKKO en FEZ. 761 de houwers verwisfeld tegen knodfen, met welke zy elkander dermaate griefden, dat beiden welhaast met hun eigen bloed geheel bedekt waren. Vergeefs gebood de Koning hen, het gevecht te ftaaken; Mohammed, in weerwil van dit gebod, hield aan met treffen: waarop de Koning Maimons knuppel greep en 'er den anderen mede floeg, welke over deezen hoon derwyze vergramd wierd, dat hy Maimon by den halskraag greep, hem ter aarde wierp, en op zyn lichaam trapte. Zyn vader ftond vaardig om hem met een fpeer te grieven; doch zich bedenkende, vernoegde hy zich hem een ligten flag te geeven, en hem zyn Christen - bloed verwytende, beval hy hem, zwynenvleesch te eeten met de Nazareten. 't Leed, nogthans, niet lang, dat zyne genegenheid zyne gramfchap overwon: zodat hy, om hem de harde bejegeningen te vergoeden, hem het bewind van Taphiiet aanbood, 't welk hy weigerde om dat van F.z, daar hy meer gezien was. Niet lang had hy dit geluk gefmaakt, of de Koning beval hem, naar Taphiiet te vertrekken. Om zich te verontfchuldigen, veinsde hy zeer krank te zyn, en het bed te moeten houden; waarop de Vorst terftond een Christen Artz by hem zond. De jonge Prins zocht hem te beweegen om zynen vader te misleiden; doch de Geneesheer, by zyne wederkomst, zeide hem de waarheid, en dat zyn zoon volkomen geneezen was, eer hy zyne kwaal konde ontdekken. Straks wierd Mohammed ten Hove ontbooden, en ftreng berijpt over zyne ongehoorzaamheid en veinzery. Nogthans wierd hy verfchoond van naar Taphiiet te gaan , en naar Montigara gezonden , te gader met zynen eigen broeder Muley Sharif, welken hy beminde, en met wien hy vyf jaaren in volmaakte eensgezindheid en liefde verkeerde. Ter gelegen* heid van een oproer, in het Koningryk Suz verwekt, door den Gouverneur van Tarudant, beval Muley Ishmael, die hem had doen onthoofden, dat de begunftigde zoor Ddddd 2 de XIX. boek. ii. HOOFDST. ii. AFD.  XIX, BOEK. ii. HOOFDST. iii. A FD Mohammeddempt eenen opftand in Suz. De Sul tane beraamtzyn verderf. i j 1 j < ( i ( 7&i- HISTORIE van de Lsndvoogdy zou aanvaarden, als zynde de aanzienlykfte in het Keizerryk; met dankbaarheid gehoorzaamde hy aan. dit bevel, en herftelde fpoedig den vrede in die afgelegene Provincie. Doch zyn voorfpoed en bevordering miste niet, de jaloezy van Koningin Laüa te wekken, die hem aanmerkte als den bedoelden throonsopvolger: zy hield het voor toegedaan, dat hy de eerfte- gelegenheid zou waarneemen, om den dood zyner moeder op haar en haaren zoon te wreeken. Ter voorkoominge van dit ongeval, en om diens geduchten mededingers verderf te bewerken, bediende zy zich van de afweezigheid des Konings, thans met het beleg van Oran onledig. Zy deed onder zyne handtekening en zegel een brief verdichten , en zond dien aan Mohammed, waarin hy uitdrukkelyk gelast wierd, te doen ter dood brengen een ouden eerwaardigen Arabifchen Cheyk, welken de Koning, o.m zyne uitfteekende dienften, hoog waardeerde. Hy gehoorzaamde aan dit bevel, en gaf den Koning, met denzelfden bode, kennis van het gebeurde. De bode kwam aan het Hof van Mequinez kort na 'sKonings wederkomst; ten zelfden tyde verfcheenen 'er de zoonen des orngebragten Cheyksy om hunne klachten by hem in te brengen; dermaate wierd by hierover in toorn ontftoken, dat hy zynen zoon be/al, met allen fpoed zich by hem te vervoegen. De Prins gehoorzaamde, en vond, by zyne aankomst, zynen /ader in de uiterfte woede, verzeld van des Cheyks kinleren, allen fchreiënde. De eerfte vraag, welke hy hem, n een gramftorigen toon, deed, was: „ Zyt gy Sharif?"' vaarop hy vaardig antwoordde: „ Gy weet of ik het ben , dan niet. Ik heb flechts uwe bevelen volbragt, en hier , zyn ze onder uwe handtekening en zegel;" hem met :en den brief overgeevende. Naauwlyks had de Koning lien geleezen, of hy fteeg te paard, en maakte zulk eenen poed naar het Paleis, dat ieder een vastftelde, dat hy [e Sultane aan zyne gramfchap zou opofferen, Doch.  MAROKKO en FEZ. 763. zy vond middel om hem onder een fchoonfcbynend voorwendfel te vrede te ftellen: zodat hy zich vergenoegde met het uitdeelen van eenig geld onder de fchreiënde weezen, en hem en zynen zoon naar Tarudant terug zond. Het kon niet misfen, of Mohammed moest een duidelyk gezicht en gevoel hebben van de verraadelyke ontwerpen der Sultane tegen hem, zo wel als van het groot vermogen, welk zy over zynen vader had; waaruit hy zeer ligt konde afleiden, dat zy geenen fteen onaangeroerd zou laaten, tot dat zy zyn volkomen bederf be. werkt had. Met deeze treurige vooruitzichten was hy zwanger, terwyl hy naar zyn Landvoogdyfchap wederkeerde, wanneer hy, by ongeluk, den Aicaide Lader ontmoette, op deszelfs wederkomst van Guinee, medevoerende eene groote menigte gouds, aan den Koning behoorende. Hiervan maakte hy zich zelf meester ten zynen eigen behoeve, en bewoog eenigen van des Alcaides gevolg, om hem naar Tarudant te verzeilen. Hy was 'er niet gekomen, of hy zond eenen brief aan zynen vader, opgefteld in bewoordingen, die zyne muitery duidelyk aankondigden; en eenen anderen aan de Sultane, vol van verwytingen en fcheldnaamen tegen haar en haaren zoon Zidan. Dit alles verbitterde den ouden Koning dermaate, dat hy zynen voorgenomenen tocht naar Algiers bykans zou geftaakt hebben, om deezen nieuwen opftand, eer dezelve meer fterkte kreeg, te dempen. Doch zyn ongeluk had het anders overleid. Hoewel zyn leger beftond uit ruim zestigduizend man, en dat der Algerynen niet het vyfde gedeelte daarvan fterk was, overwonnen zy hem, echter, in het veld, doodden eene groote menigte van zyn volk, en noodzaakten hem tot eenen fchandelyken aftocht, (x) MlDLER- (*) Hiji. des Cherifs. De Torres. Ddddd 3 XIX. BOEK. ir. HOOFDST. II. AFD.  XIX. boek. li. HOOFDST. III. AFD. Mohammed muit en wint Marokko. i 1 < i - i i 2 I 1 r \ 2 Boucha- c fra'svar- fj raad. z \ Z 764 HISTORIE van Mtdlerwyl had Mohammed zyn leger tot zo verre verfterkt, en 'er waren zo veele misnoegde Alcaiden, inzonderheid na zyns vaders nederlaag, tot'hem overgekoomen, dat, hoewel hy gefchut noch andere noodwendig, heden tot een beleg had, nogthans zich verlaatende op des volks genegenheid, hy regelrecht op Mwokko aantrok, en den Gouverneur tot overgaave dagvaarde. Eenen met verwachten tegenftand ontmoetende, nam by de toevlucht tot de volgende list, welke naar wensch gelukte. Hy beval zyn leger af te trekken, alsof hy het beleg opbrak: gelyk hy verwacht had deed de Gouverneur eenen uitval, aan het hoofd van achtduizend man, welke hy, door de fchikking zyner eigen benden, zo naauw infloot, dat hy ze allen doodde of gevangen nam: onder de laatfte was de Stadvoogd, met verfcheiden andere Alcaiden, inzonderheid Kali Bouchafra, een nabeftaande der Sultane: tlle deeze deed hy naar Tarudant voeren. Vervolgens rok hy ter Stad in gewapenderhand, nam alle de fchatten, welke hy er vond, en gaf de plaats aan zyne troepen ,er plonderinge over. Doch verneemende dat zyn broe. Ier Zidan, met een machtig leger, gekoomen was om ïem te belegeren, trok hy met zynen buit af naar Taru. \ant. Hier had de looze Aicaide Bouchafra, zyn gevan;ene, om hem te ligter aan zynen vader te verraaden, ich zo diep in zyne gunst ingedrongen, dat hy een deelenoot zyner ontwerpen wierd, van welke hy terftond :enms aan het Hof gaf, en zou, waarfchynlyk, zyne ]aatregels verydeld hebben; waren niet eenige zyner brie. en onderfchepr en aan Molnmmed gebragt, die ze in ynen Raad openlyk deed voorleezen, en vraagde, wat erzelver verraadelyke Schryver verdiende? Bouchafra, ie daarby tegenwoordig was, om allen achterdocht van vnen hals te weeren, was de eerfte, die hem ter dood eroordeelde; waarop de Sharif hem zeide, dat hy over ch zeiven het vonnis had geveld; en door eene dubbele ftaat-  MAROKKO en FEZ. 765 ftaatkunde, beval hy dat Melech, laatst Gouverneur van Marokko, hem het hoofd zou afflaan. Mohammed, thans machtiger dan ooit te vooren, befloot nu tegen zynen broeder Zidan op te trekken, die, aan 't hoofd van een talryk leger, met lange dagreizen, hem naderde. Toen zy aan elkander kwamen, liet Melech, wien Mohammed het bevel zyner Negerbende had toevertrouwd, 't zy uit' wraake over den jongften hoon, of om des Keizers gunst te herwinnen, zich door Zidan's benden omfingelen: zodat zyn broeder genoodzaakt was, eene fchandelyke vlucht te kiezen, na een zwaar verlies van zyn volk. Zo ras de Koning de tyding van Zidans overwinning hoorde, beval hy dien, dat hem zonder uitftel alle de gevangenen zouden gezonden worden. Zidan, beducht voor Melech, aan wien hy zyn voordeel was verfchuldigd, fprak ernftig voor hem ten beste; hetzelfde deeden zyne vrouwen en kinderen, doch allen vruchteloos: de Koning zeide, dat hy 't hun vergaf, doch de Sultane en haare bloedverwanten konden het nooit vergeeven, dat hy Bouchafra het hoofd had afgehouwen. De wreede Monarch, door zyne Koningin en haare bloedverwanten opgeftookt, als ook door eenige verraadelyke lalbs, beval dat de getrouwe Veldheer openlyk in ftukken zou gezaagd worden. Ter verfchooninge van deeze overmaatige barbaarsheid en on i dankbaarheid bragt by in 't midden, dat Melech, een ver 1 raader van zynen zoon Mohammed geweest zynde, zo wel als van hem, hy hem in twee ftukken had doen zaagen, opdat elk eene helft van zyn lichaam konde hebben. Mohammed, intusfchen, Tarudant bereikt hebbende, met het overfchot zyner troepen, vervolgde hem de zege praaiende Zidan derwaarts, en floeg hef beleg voor de Stad; doch hy wierd zo dikmaals afgeflagen, met zwaar verlies, dat hy, wanhoopende der plaatfe door geweld te zullen meester worden, naar Marokko wederkeerde, daar hy zulk eene gelukkige list beraamde, die welhaast een einde maakt» XIX. BOEK. II. HOOFDST. Ili. AFD. Mohamned door vlelech >errac*' 4en. IV'elecbs \arde lood.  XIX. boek. ii. hoofdst. 111. afd 't Jaar 1706. Mohammedgevai l 7€6 HISTORIE van maakte aan den oplland, en aan het leeven van deszelfs aanvoerder. Mohammed-had een bezoek gegeeven aan zyn leger buiten de Scad, op eenen Vrydag, zynde de Mohammedaan/che fabbat. By zyne wederkomst viel hy in eene hmderlaage van Negers, door den Alcaide Abdelcary, een werktuig van Zidan, by de poorten geplaatst om hem te verrasfen. Op het zien van dezelve riep hy uit, dat hy Muley Mohammed was. Men antwoordde: „ Dat weeten 35 wy, en wy hebben last van den Koning om u te vat„ ten;" met een hem aan alle zyden omringende. Verfcheiden poogingen deed hy om door hen te breeken, met oogmerk om de Stadspoort te bereiken; doch ziende dat dezelve geflooten was, vocht hy zo wanhoopig, dat hy een goed getal gewond nedervelde; terwyl zy, vreezende eens Sharifs bloed te plengen, de wapens niet tegen hem durfden opheffen. Eindelyk raadde een uit den hoop, om zyn paard de hielen af te fnyden; waarna zy gemaklyk zich van zyn perfoon verzekerden, en hem gevangen voerden naar Marokko, van waar Zidan hem naar Mequinez deed brengen, onder een geleide van vyfhonderd paarden. De Koning, op het eerfte naricht wegens zyne komst, om de tusfehenfpraak van het Hof ten behoeve van zynen zoon te ontgaan, vertrok uit Mequinez, verzeld van tweeduizend paarden, en duizend knechten, en wachtte op hem te Beth , de plaats, ter zyner ftrafte beftemd om zyne oproerigheid. Ter vergrootinge van den fchrik des optochts, wierd hy voorafgegaan van veertig ChristenHaaven, draagende een zeer groot houten blok, met honderd ponden pek, en even zo veel oly en fmeer; deeze wierden gevolgd van zes flachters, met groote mes. en in de handen, en een wagen met hout bekadendeeze fchrikwekkende toeftel vervulde de Stad Mequinez, die nog onlangs de ftraföeffening aan den ongelukkigen Melech  MAROKKO en FEZ. 76? Melech had gezien, met het uiterfte afgryzen en verlegenheid ; doch inzonderheid Mohammeds dochter, die, verzeld van een aantal Juffers en andere van haare vriendinnen, den Koning ten zynen behoeve om genade kwamen fmeeken. Zelf kon de Sultane, zyne bitterfle vyandin, in zo verre haaren haat verbloemen, dat zy eene van zyne voorfpraaken wierd. Alle deeze ontving de Koning met eene gemaakte koelheid; by wyze van vertroostinge voerde hy haar te gemoete, dat hy geene andere ftrafte over hem beftemd had, dan het uitgieten van een weinig kookende oly over zyn lichaam. Een dag en nacht verliepen 'er zonder dat hy zynen zoon zag, die 's daags te vooren te Beth was gekoomen; doch 'sanderen daags ter aarde geboogen voor hem verfchynende, drukte de Koning de punt van zynen fpeer tegen zyne borst: waarop hy, ziende de vleeschhouwers en den overigen fchrikwekkenden toeftel, luidkeels uitriep: Om Gods en des Profeets wille, vergeef het my, hidde ik. De oude' tyran, zonder op zyne fmeekingen te letten, beval eenen7j der vleeschhouwers, hem van de kar te rukken, en opv den rand van het blok hem de gewrichten af te houwen./ In grooten angst betuigde de knaap, liever zyn eigen leeven te willen verliezen, dan zyn zoons bloed vergieten; het gevolg deezer weigeringe was, dat de Koning hem met eigen handen het hoofd afhieuw, en eenen anderen der vleeschhouweren gebood, Mohammed de eene hand en voet af te hakken. Terwyl hy hiermede bezig was, riep de Koning Bouchafra's kinderen, en verzogt hun, de hand en den voet des verraaders te bezichtigen; zodra de rechtspieeging was volbragt, vraagde hy hun, of ze vol« daan waren. Met diepe onderwerping gaven ze een toeftemmend antwoord. Toen liet hy het oog vallen op zynen bloedenden zoon , en vraagde hem, op een vergramden toon, of hy nu zynen vader kende; en vervolgens zyn zwaard trekkende, hieuw hy, met éénen flag, Hedend. Hist. XVI. D. II. St. E e e e e des XIX. boek. II. HOOFDST. iii. AFD, De K.0' ring doet em een and en oet af' akken.  XIX. boek. ij. HOOFDST. Ui. AFD I Zyn dood. \ < 1 i 768 HISTORIE van den S.»b00fd 3f; W3ar0p * zoon nfet kon ^laaterr, den aanfcbouweren te gemoete te voeren: „ Ziet eens „ myns vaders manhaftigheid, die zo wel de gehoorzaa " ?™a k de5,onSehoorzaarnen aan zyne bevelen ter ,, dood brengt.' De Koning vertoefde zo lang, dat hv hem den arm en het been in de gefmolten pek zag doopen , om het bloeden te ftempen; toen fteeg hy te naard en keerde naar Mequinez; laatende aan vier van zvne Al eenden uitdrukkelyke last, op doodftraffe, zynen zoon Jee. vende derwaarts te brengen. Onmogelyk is bet, de jammerklagten te befchryven, met welke de tydmg deezer rechtspleeginge de Stad vervulde, inzonderheid het vrouwentimmer; geen ander mid~ del vond de Koning om dezelve te fmooren, dan het dreigen van een oogenblikkelyken dood aan allen, die men ! ?[ei£n- °m te toonen dat de zaak hem ernst was deed hy vier verworgen, welke haare droefheid niet hadden kunnen verbergen. Mohammeds dochter was de eenige, aan welke hy die vryheid vergunde, en welke hy, om die reden, zorgvuldig ontweek: terwyl een haarer broederen, aan wien die zwakke troost wierd geweigerd, zich van eene hoogte neder wierp, en aan den val ftierf 1 egen den avond kwam Mohammed binnen Mequinez jezeeten op een muilezel, houdende zynen arm in eeri 3andj en zyn been in eene houten bus, en wierd geboerd naar het huis, voor hem beftemd. Den volgenden norgen ontving hy, met eene gemaakte vrolykheid, de )ezoeken zyner vrienden, en wierd geduurig opgepast 'an eenige Christen - Wondheelers; anderen bewe* en, dat hy niemand by zich wilde laaten koomen, >n de pleisters affcheurde, welke zyne dienaars op de ronden leiden (?) Hoe 't zy, dertien dagen na de Amputatie ontftond de kanker in zyne kwetzuuren, en> maakte O) Bijl. de Barb. p. 325. Hifi. des Cherifs.  MAROKKO en FEZ. 769 maakte een einde aan zyn leeven. Volgens zyne begeerte wierd hy met even weinig plechtigheids als de geringfte Neger begraaven. (K) Zidan.dus van zynen mededingenden broeder ontflagen, wierd met zyn leger terug gezonden om de nog overige muitelingen tot reden te brengen, die te Tarudant nog onder de wapens waren. Zo naauw floot hy die Hoofdftad in, dat, by mangel aan toevoer van leevensraiddelen, tienduizend der belegerden van .honger ftierven; de overigen waren eindelyk genoodzaakt, zich op befcheidenheid over te geeven. Thans volgde 'er een fchrikwekkend moorden, zodat de ftraaten van bloed ftroom• den; terwyl dezulken, die de meeste reden hadden om zyne woede te vreezen, zich tot den jongften adem verdeedigden, om dus te ontgaan de uitgeleezene folteringen, welke hy oeffende aan degeenen, die het ongeluk hadden van leevende in zyne handen te vallen. Zyne wreedheid had hy, door de yslykfte flachtingen, niet verzadigd, of hy befloot zynen gouddorst te lesfchen door het aangrypen van die fchatten, welke zyn broeder had opgeleid; als mede van die van den grooten Alcaide, en de voornaamfte krygsoverften, die met hem waren omgekoomen; dit, te gader met den prooi der Stad en der aangrenzende Landen, bedroeg eene onmeetelyke fomme. Zulk eenen fchrik verfpreidden deeze wreedheden en plonderingen door de Provincie, dat Mooren, Arabieren, Berebers en andere inwooners, naar de ongenaakbaarfte wildernisfen, bergen en holen vluchtten. De Stad Santa CruZy (K ~) Nogthans deed de Koning boven zyn graf oprichten een ftaatelyk Praalgraf, rustende op vier marmeren pilaaren, en overdekt met een houten koepel, groen geverfd. Wyders beval hy aan zynen geliefden broeder Muley Sharif, thans in zyn Landvoogdyfchap Montigara, alle de kinderen des overledenen ten Hove te brengen, welke hy met veele blyken van liefde en genegenheid overlaadde. Eeeee 2 XIX. BOEK. II. HOOFDST. III. AFD. Zidan'» wreedheid.  XIX. boek. Iï. HOOFDST. III. AFD De Koningv)9rd jalóersih tegen s hem. j < 770 HISTORIE van Cruz, hoewel verre van daar gelegen , en zeer vast verfterkt, wierd door den Gouverneur en de bezetting verlaaten, en geene andere inwooners daarin gelaaten, daneene arme oude vrouw en een blinde Jood. De koopvaardyfchepen verlieten de haven, en keerden niet terug, eer zy, by openbaare afkondiging, verzekering hadden* ontvangen, dat zy, mids betaalende de gewoone belastingen, dén handel veilig konden hervatten* Midlerwyl deeden zyne groote voorfpoeden, talryke legerbenden en onmeetelyke fchatten des ouden Konings jaloersheid gaande weden, en hem berouw hebben, dat hy ooit hem zo veel macht had opgedraagen. Ver. geefs nam hy alle vleiende middelen te baate, om hem van Tarudant mar Mequinez te lokken, of hem te verplichten, eenigen zyner troepen, tot het beleg van Ceuta, aan hem te zenden. Nimmer ontbrak het Zidan aan eene fchoonfchynende verontfchuldiging van zyne niet bewiili ginge. Dit noodzaakte eindelyk den ouden dwingeland, tot list de toevlucht te neemen; Hy begon met zich op te fluiten in zyne kamer, zonder van iemand, behalven de Sultane, Zidan's moeder, gezien te worden. '£r wierd een gerucht verfpreid dat hy krank was aan de koudepis; hiervan gaf zy bericht aan haaren zoone, raadende hem als moeder, nader te koomen aan Mequinez, als het beste middel om zich van de opvolging te verzekeren; waarop hy antwoordde, dat hy zynen vader te werkende, om zich zo naby aan hem te vertrouwen. De Koning fteeds onzichtbaar blyvende, wierden 'er verfcheiden geruchten verfpreid, die in het Koningryk verwarring verfpreidden, en haar noodzaakten, 2enen tweeden bode aan hem af te vaardigen, om hem :e doen weeten, dat hy op ftaanden voet zich by haar noest vervoegen, indien hy van zin ware, zynen fter. renden vader den jongften kinderplicht te betoonen: op leeze tweede waarfchuwing gaf hy tot antwoord, dat 't, zy  MAROKKO en FEZ. 77 r zy zyn vader leefde of flierf, by het leger niet kon verlaaten. Nadat zy verfcheiden listen had te werk gefteld, die hem nog onbuigzaamer maakten, en de algemeene gisting vermeerderden, verliet zy het Paleis in haaren wagen, verzeld van haare ftaatjuffers, gefneedenen en een talryk1 gevolg, een van welke het zwaard haar vooruit droeg. Zo willekeurig ftelde zy zich aan, dat het volk, onderftellende dat de Koning overleeden, en zy voorneemens was den throon te bemachtigen, te wapen liep, en haar noodzaakte, te wyken, vervolgende haar tot aan de poorten van het Paleis. In geene tweeënvyftig dagen was de Koning buiten zyne kamer geweest, toen dit oproer voorviel; doch, zo dra hy 'er de lucht van kreeg, vertoonde hy zich op ftaanden voet, tot groote verbaasdheid van de geheele Stad, welke, door dit middel, tot voorgaande rust herfteld wierd. Zyne vyanden zowel als zyne vrienden bedreeven openbaare vreugde, op de tyding van deeze gewaande herftellinge; zelf betoonden de Christen ■ flaaven hunne blydfchap, door een der fraaifte en keurlykfte vuurwerken, welke men in zyne Heerfchap. pyën ooit had gezien; dit deed hem zeggen, dat de Christenen hem meer genegen waren dan zyne eigen Mooren: Geen zyner listen dus in ftaat geweest zynde om zy nen zoon uit Tarudant te lokken, klom zyne jaloerfche'? vreeze eindelyk zo hoog, dat hy befloot, zich van hem2 te ontdoen, het koste wat het wilde. Verneemende datvi hy verfoeid wierd om zyne geduurige buitenfpoorighedeno; in drinken, en de fchrikwekkerde moorden, plonderingenk en andere onnatuurlyke misdryven, welke hy pleegde,ve niet alleen tegen zyne eigen onderdaanen, zonder aanzien'*'' van rang, ouderdom of fexe, maar ook omtrent zyne eigen vrouwen, die in geftadige vreeze en afgryzen van hem leefden, haalde hy deeze ligtelyk over om zyne beulen te worden. Deeze de eerfte gelegenheid waarneemende dat hy beestachtig dronken was, verfmoorden Eeeee 3 zy XIX., BOKK. tb hoofdst. IL afd. De Rong'opt idans •ouwen n, om m te rmooi'•n.  77* HISTORIE van XIX. boek. II. HOOFDST. lil, AFD. zy hem, zonder tegenkanting, in zyn bed, en verlosten het Ryk van eenen beestachtigen dwingeland. ( L) Niet lang had Muley Ishmael de hoop op eene vreedzaamer regeering gefmaakt, door den dood van eenen oproerigen zoon, of de rust wierd van nieuws geftoord door de muitery van eenen anderen. Deeze was Muley Jbdelmelech, fints lang bevorderd tot de Landvoogdy van Suz, alwaar hy, fints eenigen tyd, den tytel en den praal van Koning had aangenomen; thans weigerde hy de ge. woone fchatting en hulde te betoonen. Straks nam de Koning de toevlucht tot zyne gewoone kunftenaaryën, met oogmerk om hem ten Hove te lokken, zynde hy thans te oud en zwak om eenen burgerkryg te beginnen. Doch, tot zyne groote droefheid, vond hy den nieuwen muiteling even ergdenkende en onverzettelyk als den voorgaanden, alleen met dit onderfcheid, dat hy volhardde in het CL) Misfchien zullen de Leezers zich verwonderen, dat deeze jaloerfche en verbitterde vader, na zynen oproerigen zoon dus uit de waereld te hebben geholpen , vervolgens deszelfs beulen opofferde aan de woedende gramfcbap der Sultane. Niet alleen bezat . deeze vrouw het grootfte vermogen op hem, maar van haaren wraak zuchtigen aart had hy alles te vreezen, alzo hy thans verviel in krachten. Haar niets durvende weigeren, was hy genoodzaakt in haare handen te leveren zeven van Zidans vrouwen, die in zynen dood de hand gehad hadden, zelf de wynkoopers en andere, die hem de fterke dranken bezorgd hadden, aan welke hy gewoon was zich dronken te drinken: alle deeze offerde zy aan haare gramfchap. Drie van de eerden wierden geworgd, nadat zy haar had genood, zaakt, haare eigen borften te eeten, welke ten dien einde wierden afgcfr.eeden. Niet minder gedienftig was hy voor haar omtrent de begraaving van haaren zoon, wiens lyk hy deed balzemen, en van Tarudant naar Mequinez voeren, onder het geleide van zes. duizend paarden, en met groote ftaatfie in het graf der Sharifs byzetten. Nog vreemder is het, dat hy eene ftaatelyke Moskee boven zyn graf deed bouwen , welke voortaan tot eene wykplaats voor boosdoeners moest verftrekken. C*) O) Dezelfde.  MAROKKO en FEZ. 773 het doen van de plechtigfte betuigingen van zyne kinderlyke liefde; hy ftonte de vuurigfte gebeden om de verlenging van zyn leeven, en verklaarde, nooit de geringfte gedachten gehad te hebben om de wapens op te vatten tegen zynen Vorst en Vader. Te fcherpziende, ongetwyfeld, en wantrouwende was de Koning, om zich met zulke verfchooningen te laaten paaien; nogthans wilde hy liever dien fchyn vertoonen, dan tot uiterften overgaan; evenwel droeg hy zorge om eene vernederende proeve te geeven van zyne gramfchap, door de orde der opvol-' ginge te veranderen, ten voordeele van zynen jongften zoon Muley Hammed. Zommigen, echter, meenen dat hy hem deeze voorkeuze gaf, niet zo zeer uit afkeer van zynen ouder broeder, als met oogmerk om het geheugen uit te wisfchen van zyne eigen tyrannifche en onmenschlyke ondeugden, door tot eenen Opvolger aan te ftellen eenen Prins van een allerongebondenst, ondeugendst en vuilst karakter. Hoe 't zy, Muley Ishmael ftierf kort daarna, aan zyne hooge jaaren, welke hem beroofd hadden van zyne gewoone beweeging, het paardryden; hy wierd opgevolgd van Muley Hammed, bygenaamd Deby, of Dehaby, volgens zyne eigen begeerte. In gevolge var zynen last aan den Basfa Empfael. hoofd der Gefneedenen; wierd zyn dood twee maanden ftil gehouden, met oog merk om Hammed Deby tyd te geeven om zich teger zyne twee broeders te verzekeren. Doch dit ftilzwygei veroorzaakte zulk een algemeen misnoegen, dat EmpfaeU onder voorwendfel van hem leevende en gezond te vertoonen, hem buiten het Paleis voerde in zynen geflootet wagen, en voor zich zeiven de toevlucht nam in het hui; eens vermaarden Heilige, Muley ldarif genaamd. He gevolg, niets dan zyn dood lichaam vindende, voerde he met dezelfde ftaatfie terug naar Mequinez, alwaar het me luister begraaven wierd. Zyn zoon vereerde hem met ee prachtig gedenkteken, (z) Ee: Cz) De Torres. Braithwait, Revo/, p. 6. XIX. BOEK. II. HOOFDST. lil. AFD. De Koning verimierdie opvol-' 't Jaar 1727. Zyn dood. Muley Hammed volgt heni' op. i 1 t t  774 HISTORIE van XIX. BOEK. il HOOFDST. iii. AFD Zyne onmeetelyke Jchatten.. i ( i < t c I 7 X I ü t< it v e di h di g< v: Een zyner broederen, Muley Abdallah genaamd, die fints eenigen tyd genoodzaakt was geweest voor zyne wraak te vluchten, bediende zich midlerwyl van het algemeene misnoegen, om den throon te beklimmen, door met geweld in zyns vaders vertrek te dringen; doch hier ontmoette hy zulk een tegenftand van de lyfwachten, dat hy genoodzaakt was te wyken? nogthans wierd hy kort daarna in gunst aangenomen. Muley Deby, thans in het gerust bezit van de Kroon, wierd nog fchraapzuchtiger dan zyn vader, in wiens fchatkist hy de waarde van vyftig millioenen vond, jehalven juweelen en andere kostbaarheden, van eene Dnnoemelyke waarde. Deeze verbaazende fchat wierd nog vermeerderd met tien millioenen, welke hy, by zyns /aders leeven, in zyne Landvoogdy opgegaard, of liever ifgekneveld had; nogthans was hy zo inhaalig, dat hy des )uden mans laatste achthonderd vrouwen beroofde van ai laar goud en juweelen, terftond na zynen dood. Om venwel het haatlyke van zulk een onnatuurlyk gedrag e verbloemen, 't welk zich overal begon te vertoonen, leed hy eene verklaaring afkondigen, by welke hy be3ofde van zyne onderdaanen geene andere belasting te uilen vorderen dan de tienden, door de Mohammedaanfche ret veroorloofd, en alle de Staatsdienaars der voorige Legeeringe in hunne ampten bevestigde. Door deezen ap, zo als hy zich verbeelde, zich beveiligd hebbende igen alle oproerige aanvallen, dompelde by zich terftond i allerhande buitenfpoorigheden, tot zo verre, dat het olk zynen vader begon te vervloeken, omdat hy den ■gften zyner zoonen tot Opvolger had verkoozen. Nog jide'yker vertoonde zich dit misnoegen in de Stad en ;t Koningryk Fez, werwaarts zyne afgevaardigden gezon:n zynde ter afneeminge van den gewoonen eed van itrouwheid, de ingezeetenen antwoordden, dat de tyding tn des Konings dood hen dermaate had getroffen, dat 'er  MAROKKO en FEZ. 775 'er ten minflen eenige dagen moesten verloopen, eer zj bekwaam waren op een zo gewichtig ftuk te raadpleegen. Deeze verfchooning, die flechts eene uitvlucht was om tyd te winnen, gepaard met de algemeene gisting, dreef hem tot een nieuw hulpmiddel, welk hem nog meer gehaat maakte by zyne Moorfche onderdaanen; want hun wantrouwende, begon hy zich te verzekeren van de genegenheid zyner Negers, niet alleen door groote gefchenken , maar ook door het bewind der voornaamfte zaaken in hunne handen te ftellen. Hierdoor ontftond een openbaare opftand in de Stad Fez, alwaar de muitelingen een Stadvoogd vermoordden, met ongeveer tachtig zyner voornaamfte krygsoverften, en alle de Negerfoldaaten naar buiten jaagden. Spoedig wierd deeze opftand gevolgd van een anderen te Tetuan, alwaar de Gouverneur, door de inwooners genoodzaakt zynde de Stad te verlaaten, de Buskruid Magazynen deed in brand fteeken; door den flag wierden zestig huizen in puin veranderd, en de overige zwaar befchadigd. In wederwraake ondermynden de Tetuaners de grondflagen van des Basfa's Paleis, een der prachtigfte gebouwen van Barbarye, en leiden het vervolgens nevens de overfraaije tuinen in eenen puinhoop, (a) Onder dit alles hadden de Tetuaners geen oogmerk om de wapens tegen den Keizer op te vatten, maar tegen zynen tyrannifchen Basfa; zy zonden eenige Afgevaardigden ten Hove, daar hy gedagvaard wierd. 'Er wierden voorwaarden van bevrediginge opgefteld; doch alzo hy weigerde dezelve te tekenen, floeg hy den weg in naar Tangier; waarop zy naar Fez vertrokken. De Fezaanen van den uitflag van hunne list verwittigd, beflooten hun voorbeeld te volgen, in de hoop van tyd te winnen, tot dat zy zouden in ftaat zyn om zich voor Prins Abdelmelech te verklaaren. Deeze Prins was des Konings halfbroeder, (a~) Dezelfden. Hedemd.Hist.XVI.D.II.St. Fffff ' XIX. boek. 11. ' HOOFDST. iii. AFD. Fez fïaat aan 't muiten. Opftand ',e Tetuan.  770 HISTORIE van XIX, I boek, ( II. ' HOOFDST, III. A F D.' Abdelmelechge/Jagen. «roeder, en zyn vermogendfte mededinger, niet alleen >mdat hy aan het hoofd van een machtig leger was, en s volks hart bezat, maar nog veel meer omdat hy onlangs de Koninglyke benden had verflagen, onder bevel van Hali, een anderen broeder, welken de Koning tegen hem bad gezonden, en die, na zyne nederlaag, in ongenade serviel en in zyn huis was opgeflooten. Nogthans maakte /Jbddmelech, in deezen tyd, zich fchuldig aan eene onbefcheidenheid, die bykans doodlyk voor hem ware uitgevallen, niet alleen door de wreede behandeling, welke hy de gevangene Negers aandeed, maar ook door zyne eigen plechtige verklaaring, dat hy niemand hunner zynen perfoon zou laaten naderen, wanneer hy eenmaal meester van den throon zyn zoude. Deeze verklaaring dwong hen allen, des Konings zyde te kiezen, of die van eenigen anderen mededinger van Abdelmelech. Het leed niet lang of zy deeden hem de gevolgen huns misnoegens gevoelen. Kort na zyne overwinning op Halt had hy zich verzekerd van de Stad Marokko, en door die verovering de genegenheid der Ftzaanen vaster aan .zich verbonden, wanneer deeze verbitterde Negers zich fteb den onder het bevel van Tariffa, een oud ervaren krygsoverfte, die zich terftond tegen hem van eene list bediende, welke alle zyne maatregels verydelde. Onder voorwendfel van hem in die Hoofdftad te gaan belegeren , [okte hy hem met zyn leger in eene hinderlaage, uit welke hy zich niet wist te redden, dan met verlies van een groot gedeelte zyner benden, en met drie ligte wonden in zyn eigen lichaam. Nog 'erger was het, dat 'er vlytiglyk een gerucht verfpreid zynde dat hy in den flag gefneuveld was, de Ftzaanen den vrede flooten met den Koning, door middel van een kostbaar gefchenk en een talryk gezantfchap; alle 't welk door den Monarch te gereeder wierd aangenomen, naardien hy wist dat zyn mededingende broeder nog in leeven was, hoewel genoodzaakt  MAROKKO en FEZ. 777 zaakt uit Marokko in eene der nabuurige wildernisfen zich te verfchuilen. Niet minder waren de Tetuaanen verfchrikt en mismoedig op de gewaande tyding van zynen dood. Reeds hebben wy gezien, welk een ftouten flap zy waag den ten zynen voordeele, hoewel onder voorwendfel van te werken tegen hunnen fchraapachtigen Basfa. Om hen te bevredigen, had de Koning eenen nieuwen Stadvoogd gezonden, Abdelmelech Busfra genaamd, die omtrent het einde van Hooimaand in de Stad kwam, en met groote vreugde wierd ontvangen. Wel haast veranderden zy van gedrag, toen hy Paiz, eenen Yzerfmid, door hen tot Basfa verkooren, veroordeelde om gevat en gehangen te worden, omdat hy zyne eerfte bevelen, ter verftetkinge der plaatfe, wederftreefde. Deeze bevelen weigerden zy te gehoorzaamen, zodat hy, fints dien tyd, zich vergenoegde met te handelen volgens hun goedvinden: om welke infchikkelykheid zy hem een betaamelyk onderhoud deeden toekoomen. (è) De oude Basfa Hammed, intusfchen, van den Koning heimelyk verlof bekoornen hebbende om de Stad te overrompelen, en zyn voorgaand bewind te aanvaarden, verfcbeen, aan het hoofd zyner Reef eer s, of afhangelingen, en viel de Stad aan van die zyde, aan welke zy hem minst verwachtte; na deeze verrasfing verlieten de burgers de borstweeringen, en begaven zich naar de Stad, een afwyken, welk den vyand de handen ruim gaf om 'er aan alle zyden binnen te trek. ken. Basfa Busfra was een van de eerften, die met zynen broeder en bedienden aftrok. Doch terwyl de Reefeers bezig waren met het pionderen van de Stad, klommen de ftedelingen, thans van hunnen fchrik bekoornen, op de toppen der huizen, en doodden, met klein gevaar voor zich zeiven, de plonderaars, terwyl zy met hunnen prooi aftrokken, en jaagden de overigen uit de Stad. Niet C b ) Braithwait, p. 25, enz. Fff ff 2 XIX. BOEK. II. HOOFDST. III. AF O.  XIX. boek. n. HOOFDST. HL AFD Hammed word tot Gouverneur van Tetuan herftcld. \ I ] ( i c < r d t \ S fl 9 77$ HISTORIE ub Niet beter Haagden de Reefeers omtrent het Kasted, welk de Basfa hun beval aan te tasten. Zo zeer wierd hy vergramd over hun kwalyk flaagen, dat hy al den buit, welke uit de Stad wierd gebragt, deed verbranden: een flap, welk zulk eene wanorde onder hen veroorzaakte, dat zy, in plaats van gebruik te maaken van zestien ftukken gefchut, op de borst weeringen gelaaten, welke zy tegen de Stad hadden kunnen wenden, wegliepen zonder ze zelf te vernagelen. Met het vallen van den avond haalden de burgers dezelve binnen de Stad, en verfterkten alle de toegangen. Dus verydelden zy alle de ontwerpen van den Basfa, die genoodzaakt was, met fchande en oneere af te trekken. (c> Terwyl de Tetuaners zich zeiven dus geluk wenschten met de verlosfing, kwam 'er verfche tyding van het Hof, dat de Koning den Basfa Hammed had herfteld in iyn bewind te Tetuan, en deszelfs onderhoorigheden. straks wierd de Raad beleid, en in denzelven eenpaarig )eflooten, het koste wat het wilde zyne wederkomst te teer te gaan; en, indien het ten ergfte uitliep, hunne Stad te ftellen onder de befcherming der Spanjaarden , erder dan in 's Konings bevelen te^erusten. Doch vernids zy nog in onzekerheid waren omtrent Prins Mdelnelech, van welken zy in verfcheiden maanden niets haden vernomen, beflooten zy, ter voorkoominge van verIer gevaar, dat de Heer Rus fel, de Britfche Gezant, hunen Gouverneur Busfra, nevens tien hunner Afgevaardigen, ten Hove zou verzeilen, om door ryke gefchenken ï bewerken de herroeping van het bevel, ten voordeele an Basfa Hammed gegeeven. Zy vertrokken dienvolens, en vonden, by hunne aankomst, Fez naauw ingeooten door des Konings legermacht. De bewooners der ude Stad hadden verfcheiden Ludyres (zo noemen zy de Cc) Dê Torres, Boulet enz»  MAROKKO en FEZ 77$ de wachten,") vermoord, derwaarts gezonden om de ftedelingen in ontzag te houden. Stad en land waren in gewikkeld in eene foort van oorlog, en Mooren, zo wel als Arabieren, verdeeld tusfchen de twee twistende broe ders Geduurende hun verblyf aldaar zagen ze Muley Amfteady, 's Konings broeder en voornaamlten gunfteling, en den grooten Mufti van Mequinez aankoomen, mee nieuwe voorflagen tot eene bevrediging; die, echter, van de hand geweezen wierden. By hun vertrek wierd de ftandaart van oneenigheid van nieuws geplant, en namen de vyandlykheden eenen aanvang. De belegeraars plantten hunne Batteryën tegen de Stad met verdubbelden yver, hoewel met weinig geluks, om de Hechtheid van hun fchutgevaarte; terwyl de belegerden, met even weinig gevolg, uitvallen deeden, wordende zy, door de vyandlyke ruitery, telkens terug gedreeven. Vermoeid eindelyk van het beleg, zonden de Fezaanen Afgevaardigden ten Hove om over vrede te handelen op zulke voorwaarden, als de Keizer zou goedvinden toe te ftaan, Deeze, zeer voldaan over den voorflag, zond zynen zoon derwaarts, met eenige oude ervarene Staatsdienaars, die fpoedig een einde maakten aan de zaak tot wederzydsch genoegen; waarna hem de tytel van Gouverneur der plaatfe wierd opgedraagen. Terwyl dit gebeurde, wierden eene van de Sultanen en haare zuster, fchuldig bevonden zynde aan verftandhouding met Abdelmelech, die zich nog op eenigen afftand aan het hoofd van getrouwe troepen bevond, door den Koning veroordeeld, de eerfte om geworgd, de andere om voor haar leeven opgeflooten te worden. r;d) Ein« delyk waagde het Abdelmelech om vredeboden aan zynen broeder te zenden, met belofte van de wapens te zullen nederleggen, op voorwaarde dat hy aan hem zou afftaan de CO Dezelfden. Fff ff 3 boek. ii. HOOFDST. iii. AFD. De vrede word geJlooten.  XIX. BOJlK. II. HOOFDST. lil. AFD. Hammeds oh deugden. i t a z i 1 £ d e r8o HISTORIE van de helft van het Ryk, de fchatten, paarden, Magazynen en Arfenaalen, door zynen vader by deszelfs overlyden nagelaaten. Zyne voorflagen wierden by het geheele Hof ran de hand geweezen, hoewel de Keizer zelve ze gereedlyk zou hebben ingewilligd , opdat hy te onbelemmerder den teugel mogt vieren aan zyne losbandigheden, in welke by nu reeds geheel verzoopen was. (L) _ Zo hoog klom deeze buitenfpoorigheid, dat Afgevaariigden, Alcaiden, noch zelfs Gezanten gehoor by hem conden bekoornen, omdat hy nooit in ftaat was van gezien te kunnen worden; dit beestachtig gedrag gaf aanleiling tot de fchroomlykfte wanorders in zyne Hoofdftad. Dp zekeren morgen ging hy naar de Moskee, verzeld van syne Hovelingen, zodanig befchonken, dat hy op den jrond viel, en eene groote menigte wyn braakte. Schielyk droegen CL) Ten voorbedde van eenige zyner barbaarsheden kan dienen, lat hy eenen zyner Negers van het dik van een huis deed werpen, •mdat hy zynen pyp te ftyf gedopt had; eenen anderen zo lang heen in weder flingeren, tot dat zyne leden ontwricht waren, omdat hy ;yne honden niet zo fchielyk had gebragt, als hy ze verwacht had. Jiet beter voeren zyne vrouwen en bywyven; om een beuzelachtig nisdryf deed hy eene van dezelve alle de tanden uitbreeken: eenige lagen daarna"zyn barbaarsch bevel vergeeten hebbende, dëed hy haar irèderom by zich koomen , en haaren elendigen ftaat gehoord hebiende, beval hy dat dé Tandtrekker eveneens zou hehandeld worlen ; hy zond haar zyne tanden in een doos, om haar in haar verlies e vertroosten. Twee jonge Joodinnen , onlangs getrouwd, deed hy y zich koomen, en haar gefchofleerd hebbende , zond hy ze terug m haare mannen. Eenige weinige dagen daarna verneemende dat e onder zyne bywyven waren opgelchreeven, en met haare manen famenwoonden, deed hy beide paaren vermoorden. Dewyl y altoos gefpraakzaam, en zelfs edelmoedig was in zyne dronken:hap., doch nugter zynde onbefchoft en wreed, hadden dezulken, ie hem moesten genaaken, geen ander middel om zyne woede te ntgaan, dan hem zo dra mogelyk dronken te maaken. (*} C*) De Torres. Boulet. Braitbwait, p. 174»  MAROKKO en FEZ. ?8j droegen hem zyne gefneedere uit de Moskee in zyn Paleis, alwaar eenige zyner vrouwen, en andere Sultanen van rang de vryheid namen hem onder 't oog te brengen, de heillooze ongevallen, welke zyne ongebondenheden ver oorzaakten, zowel in het Serail als in het geheele Keizerryk ; doch hy vergold haare y ver met zwaare ftokflagen. Zo zeer vergramde haar deeze behandeling, dat zy geene zwaarigheid maakten, zich te vervoegen by den Muftï, Cadi, en eenige der voornaamfte Staatsdienaars, en hun te verwyten hunne lafhartigheid en flaaffche gehoorzaamheid aan eenen Vorst, zo onwaardig en onbekwaam om te regeeren. Nieuwe klachten ontftonden 'er eerlang uit andere oorden des Ryks ; zelfs de Negers, die zo veele reden hadden om over zynen broeder Abdelmelech onvoldaan te zyn, voegden zich by de Mooren en Arabieren, in het befluit, om hem de hand te bieden ter ontthrooninge van zynen onwaardigen broeder. Eene algemeene vergadering van de aanzienlykfte Al' caiden eindelyk beleid zynde te Mequin.z, op den 22 van Lentemaand, wierd Abddmekch voor Keizer verklaard, en by door brieven genodigd, om den klem der regee-/ ringe 'te aanvaarden. Midlerwyl zonden zy rondgaandev bevelen aan alle de Provinciën om Afgevaardigden te zenden ter beraaminge van eene regeeringsform toe op de komst des nieuwen Konings. Dewyl deeze flap niet kon gedaan worden, zonder alle de aanhangers van den thans afgezetten Muley Dehaby te verbitteren, deeden zy niet alleen tegenverklaaringen tegen de handelingen dier groote vergaderinge, maar zochten dezelve door de kracht van wapenen te vernietigen: veele bloedige fchermutzelingen gebeurden 'er te Mequinez en in andere Steden, welke den grooten Raad noodzaakten, Abdelmelech voor Keizer te doen uitroepen, en zynen zoon voor deszelfs Stedehouder tot op zyne komst. Krachtdaadig dempte dit middel alle oproerig. heden; XIX bolk. I !. HOOFDST. III. AFD. t Jaar 1728. Abdel raelech tet ieizer erkoozen  XIX. BOEK. ÏL HOOFDST. 11J. AFD. Zyne openlyke intrede. i I ï 1 < Zyn karakter t t 2 X ó b e 4 782 HISTORIE vam heden; de jonge Ryksbeftuurder deed terftond veertig kwintaalen gelds uitdeelen onder de fmalle gemeente, inzonderheid onder de Negers. Zyn vader kwam, en deed zyne openbaare intrede, onder de luidruchtigfte toejuichingen, op den 10 van Grasmaand. Ten grooten deeJe moet deeze omwenteling worden toegefchreeven aan den eerften Staatsdienaar des ongelukkigen Muley Dehaby, wiens uitgebreide macht en invloed de groote vergadering tot dat befluit had overgehaald, en die, in gevolge daarvan, ver. wachtte, des nieuwen Keizers eenige gunfteling te zullen worden. Doch al van den beginne zich hierin te leur gefield vindende, beraamde hy een nieuw ontwerp om zynen ouden Meester andermaal op den throon te plaatfen. Of deeze befchuldiging gegrond, of eeniglyk verzonnen ware als eene handleiding om dien verraadelyken Staatsdienaar in ongenade te brengen, blykt niet zeker; doch Abdelmelech gebruikte het als een voorwendfel om jynen afgezetten broeder van het gezicht te doen berooiden. Met nadruk, echter, wierd dit vonnis te keer ge;aan door de Talbs, die hem ronduic zeiden, dat de on;elukkige Vorst, geene andere ondeugd dan die van dron:enfchap hebbende, zy het berooven van zyne Kroone ils eene genoegzaame ftrafFa aanmerkten, zonder dat hy 'an zyne oogen wierd ontbloot: waarom de Koning zich vergenoegde met hem in beflootene gevangenis in zyn iud Kasteel te Taphiiet te zenden. Abdelmelech meenende thans uit dien hoek niets e vreezen te hebben, begon zyne natuurlyke geiiartheid 3 vertoonen , door zyne Staatsdienaars met trotsheid, yne Mooren met verachting, zyne Negers met haat en wreedheid, zyne onderdaanen met dwingelandy en onder» rukking, en zyne Christen - flaaven met ongemeene b3raarsheid te behandelen. Want hoewel hy in het drinken ?n maatig Vorst was, en een flreng onderhouder van de hhammedaanfche wet, had hy, nogthans, veel hardvochtigheids  MAROKKO en FEZ. ?s tigheids en wreedheids in zyn gelaat en geaartheid. Eenig Paders der Verlosfinge, medebrengende groote fomme] gelds en kostbaare gefchenken, en die gekoomen warei om over de losfing van Christen flaaven te handelen oeed hy van alle het medegebragte berooven; waarna hi hun beval, binnen drie dagen uit zyne Staaten te ver trekken, op ftrafte van leevende te zullen verbrand wor den, omdat zy zonder zyn verlof in dezelve gekoomer waren. Naauwlyks had hy drie maanden op den throon gezeeten, of zyne wreedheid tegen de Negers vervulde hen allen met ongenoegen. Wel haast verzamelden zy zich m een leger van ruim veertig, andere zeggen tachtig, cuizend man, zo ruiters als knechten; uit delze zonden zy eene bende van tienduizend man aan zynen broeder te 1 apiniet, om van hem vergiffenis te verzoeken van LTen?y tefn hem Sedaan hadden' en ^m aan te E6" d% wederaanvaarding der Keizerlyke waardigheid. Muley Dehaby die omtrent deezen tyd een leger vam vyftienduizend Mooren had verzameld, ftelde zich aan het' hoofd van dezelve, en wierd eerlang toegevallen van de overige Negers. Abdelmelech, grootlyks verbaasd over het byeenkoomen van zo een talryk leger in dien korten tyd, en ziende bet zynen weg neemen naar de Hoofdftad, maakte m aller yl de toebereidfels ter zyner verdeediginge doch fpoedig binnen dezelve belegerd zynde, was hv zenoodzaakt, met zyne bezetting te wyken in de Akasfare, of het Koninglyk Kasteel. Spoedig wierd de Stad, me het zwaard m de vuist, bemachtigd door den vyand, aan wien dezelve verraadelyk was overgeleverd door vierduizend man van zyne troepen. Ligt kan de Leezer, uit? de woede en gramfchap der Negers, afleiden, welk eeneg fbhnkwekkende flachting zy in de Hoofdftad aanrechtten^ Wat aangaat Muley Dehaby, zyn werk was, zo veelen' van zyns broeders aanhangers in zyne handen vielen, lee- ^tólïfi» depê0gTgngderSr3d, ó% 3 1 boek, 1 ii. HOOFDST. ,111. AFD. De Negers plaatfen zynen broeder wederom >p den hroon. Jequipez "■pion. ■rd.  XIX. boek, 11. HOOFDST. 111. AFD Fez belegerd. r84 HISTORIE van: zy in de folterendfte pynen den adem uitbliezen. Nadat hy zyne gramfchap had gekoeld, gaf hy de Stad ter plonderinge over aan zyne Negers en Mooren, geduurende: den tyd van drie dagen. Abdelmelech, die, door het verraad zyner troepen, genoodzaakt was geweest de Stad aan zyne woede over te laaten, bereikte welhaast Fez, doch wierd daar binnen naauw opgeflooten door zynen zegepraalenden broeder, die,, opgeblaazen door zynen jongften voorfpoed, en door zyne voorleedene rampen overtuigd van de gevaarlykheid zyns voorgaanden gedrags,. hem derwaarts kort op de hielen was gevolgd, aan 't hoofd van een geducht leger, eer hy of de burgers de toebereidfels hadden kunnen maaken tegen een beleg. Hy begon met het doen van eenige algemeene aanvallen; doch door de bezetting kloekmoedig afgeweerd zynde, zag hy zich genoodzaakt, de Stad aan alle zyden naauwer in te fluiten, om allen toevoer van leevensmiddelen af te fnyden. Na; drie maanden noodzaakte de honger de burgers van overgave te fpreeken. De Keizer op geene andere voorwaarden dan hunne onderwerping dringende, en op de overlevering van Abdelmelech aan hem, bewilligden zy gereedelyk, en bragten zynen broeder in zyne tegenwoordigheid. By zyne verfchyning had ieder een, aangezien de wreedheid van 's Konings aart, geene andere verwachting, of hy zou hem op ftaanden voet aan zyne gramfchap hebben opgeofferd: te meer, dewyl hy een pistool en dolk onder zyn kleed verborgen had; doch tot hunne groote verwondering leverde hy hem over aan eenen Basfa, om onder eene fterke wacht naar Mequinez gevoerd, en in zyn huis naauw opgeflooten te worden, zonder eenige andere blyken van misnoegen. Zo diep een indruk maakte deeze zonderlinge en onverwagte zachtheid op het gemoed der onderdaanen, dat het geheugen van zyne voorgaande ongebondenheden en wreedheden uit hun gemoed geheel en al fcheen uitgewischt te zyn. Gelukkig ware Muley. Dehaby,-  MAROKKO ek FEZ. 785 Dehaby geweest, hadde hy zyne drift tot den wyn even gemaklyk kunnen te boven koomen: want deeze bedorf zyn geftel, en veroorzaakte hem zulk eene hardnekkige waterzucht, dat alle de poogingen der Artzen tegen de zelve niets vermogten. Na eene menigte van geneesmiddelen vergeefs beproefd te hebben, en zyn einde voelende naderen, deed hy zynen broeder verworgen. Hy ftierf den 29 van Lentemaand des jaars 1729. (e) D e throon was niet open gevallen, of 'er verfcheen eene menigte mededingers in de wapenen, onder anderen Muley Bouffar, oudfte zoon van Muley Dehaby, die het wettigfte recht fcheen te hebben. Dit niettegenftaande, vond eene der vrouwen van wylen Muley Ishmael middel, door den invloed, welken zy op de Grooten had, en door de groote fommen, welke zy onder de Negers uitdeelde, om de verkiezing te doen uitvallen ten voordeele van haaren zoon Abdallah, die duslang zich betoond had eenen Prins te zyn van zachten aart. Naauwlyks was hy voor Keizer uitgeroepen, of Muley Bouffar week naar het Koningryk Suz, vast beraaden om hem de Kroon te betwisten. Van den anderen kant verzuimde Abdallah geenen tyd om tegen hem op te trekken, aan 't hoofd van een talryk leger, en had het geluk, van hem te flaan en gevangen te neemen, te gader met eenen Santon, die aan het hoofd van zynen Raad was. Abdallah fpaarde zyns neefs leeven, en, gelyk eenigen 'er nevens voegen, fchonk hem zyne vryheid ; doch hy onthoofde zynen Raadsheer met eigen handen, uitroepende: Laaten wy zien, of uwe Heiligheid u tegen myn zwaard kan behoeden. Na deeze gewichtige overwinning, floot hy de Stad Fez zeer naauw in, die geweigerd had zynen tytel te erkennen. Hard. nekkig en bloedig was deeze onderneeming, en duurde volle zes maanden. Zo zeer was hy verbitterd over den tegenCe) De Torres. Braithwait, p. 339. Ggggg 2 XIX. boek. 11. HOOFDST. [II. AFD. Abdallah beklimt den throon. Neemt Muley Bouffar gevangen Neemt Fez.  ?S6 HISTORIE van XIX. boek. n. HOOFDST. Hl. AFD. Hertog Ripperda's komst te Mequinez tegenftand, dat hy het befluit nam, de Stad ten eenenmaale te verwoesten. Gewisfelyk zou hy het gedaan hebben, hadden niet eenige zyner Raaden hem onder het oog gebragt, dat die Stad eenen vermaarden Heilige tot (lichter had, die zo zeer geëerbiedigd wierd door 't geheele Land, dat hy hem een zo grooten hoon niet kon aandoen, zonder zich den haat en afkeer des volks op den halze te laaden, de gramfchap van den Sant, enden vloek des Almachtigen. Kort na deeze verovering, kwamen de inwooners van Suz en Telia hem hunne hulde betoonen, en ontkwamen ter naauwer nood zyue gramfchap over hun laat koomen. Thans zyne onderdaanen niet meer behoevende te ontzien, begon hy allengs te openbaaren die tyrannifche en wreede geaartheid, welke hem natuurlyk was, en die hy dus lang had verborgen onder het dekkleed van zachtmoedigheid, opdat dezelve zyne throonsbeklimming niet zoude hinderlyk weezen. Een aanzienlyk Jllcaile, befchuldigd zynde geweigerd te hebben zyne jaarlykfche fchatting te betaalen, deed de Koning hem voor zich koomen, en veroordeelde hem, in de tegenwoordigheid van zyn geheele Hofgezin, tot eene ftraffe van zyne eigen uitvindinge, waarvan men geen voorbeeld, waarvan men nooit gehoord, waaraan men niet gedagt had in eenigen oord van Barbarye, noch, in de daad, onder eenige oude of laater Natie. Hy deed hem leevende opfluiten en benaaien in het lichaam van eenen pas gedooden os, met zyn hoofd daarbuiten, opdat zyne elende te langer mogt gerekt worden. In deezen fchrikwekkenden toeftand bleef hy, woedende en bulkende aan de uitgezochtfte folteringen, tot dat het grootfte gedeelte zyner ingewanden doorknaagd was van de wormen, in het rottende, vleesch van den os uitgebroed. 't Was onder de regeering van deezen beestachtigen Vorst, dat de Hertog van Kipperia, na zyne vlucht uit Spanje, in Barbarye kwam. Het oogmerk zyner komfte aan  MAROKKO en FEZ. 7S7 san het Hof van Mequinez, was, Muley Abdallah over te . haaien tot het blokkeeren van de twee fterke Vestingen Ceuta en Melllta, het verwoesten van de Spaanfche Kus. ten, en het aangaan van een verbond met de andere Zee* roovers en Staaten van Barbarye, ter overvoeringe van een Moorsch leger naar Spanje, genoegzaam om de verovering van dat Gewest te onderneemen. Te gereeder vonden zyne voorflagen ingang by dien Monarch, omdat de Admiraal Perez, die hem in -s Haage bad gezien, by Abdallah van zyne bekwaamheid zeer hoog had opgegeeven, Eenpaarig wierd het daarom in den Raad beflooten, dat zyn ontwerp zou volvoerd, en het geheele beleid en de toebereidfels van dien oorlog aan zyne zorge geheellylc overgelaaten worden. Rippeuda was thans een groot gunftelirg ten Hove, en wierd tot de waardigheid van Basfa verheven. Door een getrouwen verfpieder, Martyn genaamd, kennis bekoornen" hebbende van den ftaat der Spaanfche bezettingen en fterkten, deed hy den voorflag om de loopgraaven voor Ceuta te openen. De ervarende krygsoverften onder de Mooren verzetteden zich met ernst tegen deeze onderneeming, uit hoefde der veelvuldige vruchtlooze poogingen, reeds tegen die plaats aangewend, als mede om de groote bloed en geldfpilling, welke eene enkele influiting hunnen Monarchen had gekost. .Doch wanneer Ripper da- hun ontvouwde de onderfcheidene en nieuwuitgevondene middelen om, aanvallender en verdeedigender wyze te werken, in welke hy zelve doorkundig was, haalde hy hen allen gemaklyk in zyn gevoelen over; zonder verdere draaling wierd het beleg dier plaatfe eenpaarig vastgefteld. Abdallah benoemde den Hertog tot opperften Bevelhebber, en bevorderde eenige andere Renegaaten tot aanzienlyke posten onder hem. Ook verzamelde hy eene uitgeleezene bende voetvolk, beftaande uit tienduizend Ggggg 3 man, boek. ii. HOOFDST. iii. AF», Beleg van Ceuta.  788 HISTORIE van XIX. boek. II, HOOFDST. III afd. Keert zveder naar Mequinez. '/ Jaar i732- Oran door de Spanjaards genome», man, aan 't hoofd van welke Ripperda onmiddelyk optrok naar Ceuta, daar hy alles met zo veel beleid en onvermoeide naarftigheid beraamde, dat de overige troepen daardoor nieuwe moed wierd ingeboezemd: zodat zy deeze Vesting nu niet meer voor onwinbaar hielden. Toen hy nu meende zynen troepen genoegzaam moed te hebben ingeblaazen, en de Ingenieurs onderricht, hoedanig zy in 't beleg zich hadden te gedraagen, keerde hy weder naar Mequinez, alwaar hy met de grootfte tekenen van gunst en achtinge wierd ontvangen. Zyn oogmerk was, ten Hove te verzoeken om een nieuwen toevoer van leevensmiddelen en krygsbehoeften. Zyn aanzoek wierd terftond onderfteund door den Admiraal Perez, en door den Raad toegevallen. De aankomst van dien onderftand won hem dermaate het hart en vertrouwen zyner- Moorfche benden, dat zy hem uitriepen voor hunnen gemeenen vader, en den bekwaamften Veldheer zyner eeuwe. Ten hoogften top van aanzien was Ripperda geklommen , wanneer alles te leur liep door de komst van zynen verfpieder Martyn, die hem de onverwachte tyding bragt van de toerustingen der Spanjaarden, die een leger gereed maakten om daarmede naar Afrika over te fteeken, en, indien niet hunne overwinningen in dien oord verder uit te breiden, althans Oran te heroveren. Abdallah, hoewel niet weinig verbaasd over deeze tyding, was, nogthans, zeer verheugd, dat hy een zo bekwaam Opperhoofd had als Ripperda, dien hy kon aanvoeren tegen den beroemden Markgraaf van Montemar, iie over de Spaanfche troepen het bevel voerde. By deeze gelegenheid, echter, moest hy voor de overtreffende Spaanfche dapperheid het gewonnen geeven. Zo wyd was 't evenwel van daar, dat deeze onvermydelyke wederfpoed bem affchrikte van het voortzetten van zyn ontwerp, dat ie overmaatige hitte te Spanjaards naauwlyks had genoodzaakt,  MAROKKO en FEZ. fóa zaakt, het veld te verlaaten, of hy opperde een dubbel ontwerp: het een was, het hervatten van 't beleg van Ceuta; het ander de herovering van Oran. Beide droeg hy den Koning voor als uitvoerlyk en gemaklyk, mids hy de vrye Mooren, dat is, de Algerynen, TunetaanenJ en Tripolitaaw.n kon beweegen om ernftig deel te neemen in den toeleg. Weinige of geene zwaarigheid ontmoette hy om hen daartoe over te haaien; na weinige dagen keerden zyne Renboden weder met de aangenaame tyding, dat zy allen in vollen aantocht waren om zich by het leger van Ceuta te voegen. Terftond hierop nam Ripperda de reize aan, en vond hen allen gelegerd omtrent twee mylen van die" plaats. Hier wierd hem insgelyks bericht, dat de bezetting eene aanmerkelyke verfterking had bekoornen , en naar buiten was getrokken om de belegeraars in 't open veld aan te tasten. Straks befloot hy hun flag te leveren; waartoe hy de noodige fchikkingen maakte; zulk eene welfpreekende aanfpraak deed hy aan de troepen, dat hy ze met dubbelen moed fcheen te bezielen. Zeker is het, dat de Mooren, by deeze gelegenheid, zich van ongemeene dapperheid en ftandvastigheid kweeten: tegen hunne gewoonte, vochten zy ftoutmoedig man tegen man, flooten zich verfcheiden maaien in een, terwyl hun Veldheer op eiken post tegenwoordig was, geevende zyne bevelen, vechtende, aanvoerende, verzamelende, en ftelJ lende zich elk oogenblik aan nieuwe gevaaren bloot. Na een hardnekkig en bloedig gevecht, wierden eindelyk de Spanjaards geheel verflagen, en genoodzaakt, in groote' wanorde naar Ceuta te wyken, met een zwaar verlies van hunne beste troepen en Bevelhebbers. Moedig op deeze luisterryke zege, begon de eerzuchtige Basfa de loopgraaven van Ceuta te openen: tevens i zond hy eene verfterking van dertigduizend man, onder het bevel van Hali, om het beleg van Oran te dekken. Doch tot zyn ongeluk, terwyl zyne troepen, moedig op haaren xi x; boek, II. HOOFDST. II. AFD. Ripperda behaalt 'ene cvervinning. Belegert -euta.  790 HISTORIE van XIX boek. li. HOOFDST. III. AFD Verrast en op de vlucht ge dreeven. haaren vooripoed, zorgeloos buiten de verfchanzingen lagen, en hunne buitenposten op een merkelyken afftand van het Hoofdkwartier waren, deed de Stadvoogd een verwoeden uitval, in 't holfte van den nacht, aan 't hoofd van zesduizend man. Spoedig verdreeven de Spanjaards de Mooren uit hunne verfchanzingen, flopten dezelve, vernagelden hun gefchut, pionderden hun hoofdkwartier, en noodzaakten Ripperda in 't naakte hembd naar Tetuan te vluchten, met achterlaating van 't grootfte gedeelte van zyn voetvolk, om door den vyand in ftukken gehouwen te worden. Het groot getal der gefneuvelden, de ryke buit, gepaard met de ftandaarten en zegetekens, welke de Spanjaards naar de plaats voerden: dit alles deed den moed der Mooren zo diep daalen, dat zy van den toeleg op Ceuta afzagen. Doch omtrent het einde des jaars hun leger tot ruim vyftigduizend man vermeerderd hebbende, beflooten zy het beleg van Oran te hervatten; gelukkiger flaagden zy hierin, zb als wy in het volgende Deel, in de Gefchiedenis van Algiers, zien zullen. Abdallah, verydeld in zyn geliefd ontwerp tegen Ceuta, als mede in andere uitzichten, met welke Ripperda zyne eerzucht had gevleid, wierd midlerwyl dwingelandifcher en wreeder dan ooit te vooren. Zo ondraaglyk wierden zyne uitfpoorigheden, dat de Arabieren tegen hem te wapen liepen, en hem eene aanmerkelyke nederlaag toebragten, in een gefchaarden veldllag by de Stad Fez; van welke hy wraake nam, door de wreedfte barbaarschheden, tegen de ingezeetenen dier plaatfe. Vruchtloos beproefde zyne moeder allerlei middelen om hem te doen bedaaren; nu eens nam zy gebeden en traanen te baate, dan wederom geftrenge verwytingen, op andere tyden de onderrichting van zyn gevaar. Eindelyk fchroomde hy niet haar aan te zeggen, dat zyne onderdaanen geen ander recht hadden op hun leeven, dan zynen wil; en dat het een zvner grootfte vermaaken was, hen met eigen hand te  MAROKKO e n F E Z. 79t te dooden. Tot zo verre deeden haare veelvuldige vertoogen hem vergeeten, wat hy aan haar verfchuldigd was, niet alleen als eene moeder, maar als eene weldoenfter, door wier listen en invloed hy de Kroon had verworven, dat hy befloot, bet ging hoe 't ging, zich van haar te1 ontflaan; van welk voorneeraen zy, tot allen geluk, by tyds de lucht gekreègen hebbende, geen beter middel vond om zyne onnatuurlyke woede te ontgaan, dan door 'het voorwenden van een ftatelyke bedevaart naar Mekka, Om eenig misnoegen had de Bevelhebber zyner Ngers eenen opftand verwekt onder zyne 'troepen, onder voorgeeven fat Abdallah eenen toeleg op zyn leeven had gemaakt: zo na lruklyk befchreef hy 's Vorften ondankbaarheid tegen hem, van wien hy de treffendfte dienften had genooten, dat ze allen opftemden om hem te ontthroonen, en Muley Hali, Hammed Dehaby's broeder, de Kroon op het hoofd te zetten. . Nu wierd Abdallah zo fchroomagtig, als hy te vooren eigendunkelyk en wreed0; geweeeit was; onkundig welken weg in te flaan, verlieth hy in aller yl de ftad, met oogmerk om eene fchuilplaats te zoeken onder de Arabieren, die gemuit hadden, doch welke hy, om hunne onderwerping, met ongewoone goedertierenheid behandelde. Op zynen weg herwaarts ontmoette hy acht hunner Afgevaardigden, die hem. hun^ nen dienst kwamen aanbieden; doch zy, met zyne tegenwoordige verlegenheid hun voordeel doende, begonnen hem zyn voorgaand gedrag onder 't oog te brengen. Zo vergramd was Abdallah over hunne vryheid, dat hy ze allen met eigen hand doodde, hoewel hy, op dat pas, geene befcherming had. Muley Hali, midlerwyl, aan het hoofd zyner Negers, naar Mequinez trekkende, rukte, genoegzaam zonder tegenftand, in die Hoofdftad; doch niet weinig was hy te leur gefteld, toen hy bevond dat Abdallah zynen fchat had medegevoerd. Een gedeelte van deezen befteedde de voortvluchtige Vorst aan het omkoopen Heeend.Hlst.XVI.D.II.St. Hhhhh van XIX. boek. 11. rOOFDST. ii. AFD, Abdallah it- roond.  XIX. boek. ii. HOOFDST. iii. AFD. 't Jaar 1736. Herjteld. Opjiani ian den JVegerGeneraa 792 HISTORIE van van een groot gedeelte dier. Negers, die kort geleeden niet min genegenheids getoond hadden om hem van den throon te ftooten, en welke Hali niet in ftaat was tot dien zelfden prys te winnen. Abdallah wierd op den throon herftèld door dezelfden, die 'er hem van geftooten hadden; en toen de Neger Veldheer hen beftrafte over hunne lafhartigheid en onstandvastigheid, voegden ze hem toe, dat zy Muley Hali niet voor eenen Prins hielden, der Kroone waardig. In de daad, hy had zich ftomp gemaakt door een overmaatig gebruik van bedwelmende drogeryen, door de 'Oosterlingen Anhiach of Arihica genaamd, niet ongelyk 'aan het Turkfche Opium. Abdallah had de Kroon niet terug bekoornen, of * hy floeg over tot zyne voorgaande overmaate van wreedheid. Mequinez was de eerfte ftad, die de fchroomlyke : uitwerkzels zyner woede ondervond; elk man van de bezettinge deed hy onthoofden, en des Gouverneur jongften zoon verworgen. De vader, den ftorm voorziende3 floeg de handen aan zich zeiven, na alvoorens zyne vrouwen en kinderen den keel te hebben afgefneeden,, om te voorkoomen dat ze vielen in de handen des vergramden dwingelands. Hy beval de ftad te pionderen en het Kasteel te Hechten, omdat ze zynen mededinger binnen hunne muuren hadden ontvangen. , " De Generaal der Negers, verre van door deeze flachtingen te worden afgefchrikt van zyn eerfte ontwerp, om hem volftrekt van de Koninglyke waardigheid te oh'tbloó ?ten, zong van nieuws den ouden deun, dat zyn leeven gevaar liep. Tevens drong hy op de noodzaaklykheid, om Sidi, een anderen Prins van Koninglyken bloede, op den throon te plaatfen, als zynde Muley Hali volftrekt onbekwaam om den klem der regeeringe vast te houden. Hy leefde in hoope, dat de tegenwoordige gisting niet alleen de Negers, maar ook de Mooren zyn ontwerp zou doen toevallen; doch, tot 'zyne. groote verwonderinge, vond  MAROKKO en FEZ. 793 vond hy zich bedroogen. Abdallah nam zynen ouden list te baate, en vond middel, door kragt van gefchenken, nier alleen de Negers te verzoenen , maar ook hen te beweegen om hunnen Generaal leevende in zyne handen te leveren. Die ongelukkige Veldheer, zich dus lafhartig1 verraaden ziende door zyne eigen troepen, nam de toe vlucht tot een vond, 't welk, aangezien de bygeloovige' godsdienftigheid der Mooren, hy zich vleide onfeilbaar te' zullen werken. Hy nam de wyk in eene zeer, geachte Moskee, uit hoofde van eenen grooten Heilige, aan wien zy gewyd was, en des Sants klederen aandoende, deed hy zich, in die eerwaardige vermomming, voor den Keizer brengen. Abdallah, hoewel op verre na niet zulk een pilaarbyter als zyn vader, vernederde zich, echter, om met een fchynbaaren eerbied den gewyden mantel te kusfen; doch hem dien terftond doende uittrekken, doorftak hy hem het hart met zynen fpeer, en deed terftond eenen fchotel brengen, om een weinig van zyn bloed te vangen, met oogmerk om het, ten teken van wraake, ten lyve te flaan. Zyn eerfte Staatsdienaar nam de vryheid, hem onder 't oog te brengen, hoe verre zulk een bedryf beneden zyne waardigheid ware: Abdallah erkende zulks, doch noodzaakte den Staatsdienaar, den drank, in zynen naame, op te florpen. (ƒ) Nogthans maakte des Veldheers dood geen einde aan Abdallah's bekommernissen, veel min aan de gisting, welke nog ftand hield door 't geheele Keizerryk, in gevolge van zyne wreedheden en onderdrukkingen. Nog leefde het volk in hoope, dat Sidi, die nog een fterken arm te Fez had, door eene onverwachte kanswisfeling, hem de Kroon zou afhandig maaken: te meer, dewyl zich een algemeen misnoegen onder de Negers had verfpreid, uit hoofde van hunne teleurftellinge ten aanzien van de groote fommen, op welke (/) ff ijl. of Barlary, p. 347. Hifi. des Cherifs, enz. Hhhhh 2 XIX. BOEK. IJ. HOOFDST. ii. AFD, TTord erraa. ten.  794 HISTORIE van xix; boek. iiJ HOOFDST ifj. AFD welke hun hoop was gegeeven, als het loon van de verraading huns Veldheers. Zo zwaar waren, in de daad, deeze fommen, dat de: Keizer toen niet in ftaat was om dezelve op te brengen, noch hunne 'gewoóhe foldy te betaalen. Deeze overweeging deed hen wel ras befluken, om in heirnelyke onderhandeling te treèden met Sidi's aanhang te Fez-; waar van-Aïdaïïah de lucht gekreegen hebbende, zocht hy den toeleg ih de geboorte te imooren. Zo veele troepen als 'er by de hand' warén hebbende byeen gebragt, befloot hy, de plaats naauw'-in te fluiten. Met groote kloekheid zette hy zyne. aanvallen voort; nogthans daagde hy ongelukkig; de vyand won grond op hem, terwyl zyn leger dagelyks flonk, door fheuvelen en overlooperi; dit noodzaakte hem eindelyk-af te trekken. Dè zwaangrieid was, hoe hy den aftocht zou neemen, zonder zich bloot te ftellen aan den ftorm, die van allerwege tegen hem zamehtrok? In deezen drukkenden toeftand dacht hem de fpoedigfte weg de veiligfte : zynen zoon en moeder, nevens zyne meest beminde vrouwen, en zo veel hy van zynen fchat kon byeenraapen, tot zich neemende, nam by de wyk naar het gebergte, om aldaar eene gunftige kansverkeering af te wachten. Hy was niet vertrokken, of de Fezaanm nodigden de Negers om over te koomen tot Muley Sidi,\ met verzekering dat hy veel meer, dan zyn wreede en trouwlooze mededinger, der Kroone waardig was; en, 't geen nog veel meer afdeed, zy verbonden zich, dat hy AtdaU lah's vierhonderd • duizend agterftallige Dukaaten aan hun zou betaalen. Deeze belofte feilde niet, hen allen tot zyne belangen over te haaien; Sidi'wierd nu aangemerkt als vast gezeeten op den throon, 'hebbende beide Mooren en Negers in zyne belangen. Doch zyne woordbreeking en andere ongeregeldheden, allen onbeftaanbaar met het karakter, welk dcFtzaanm van hem opgegeeven hadden, ver-  MAROKKO bh- FEZ. 79S veroorzaakten kort daar naa een algemeenen afkeer, die ten laatften in een openbaaren afval uitliep. Abdallah verzuimde niet zo fchoonen kans, om wederom onder de wapens te verfchynen, ter verdeediginge van zyne Keizerlyke waardigheid. Diensvolgens taste hy zynen mededinger aan, met een leger, in haast byeen verzamel, en had het geluk, hem eene volkomene nederlaag toe te brengen. Stdi, die in 't gevecht eene gevaarlyke wonde bekwam, bergde ter naauwer nood zyn leeven. en liet Abdallah meester van het flagveld en van het Keizerryk. (g) (g) Dezelfden. Einde van het XVI*'- Deels II*'- Stuh BLAD. XIX. BOEK. II. HOOFDJT, ÜI. AFD,  B L A D W Y Z E R DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. ■J^apen aan de Goud-Kust 241; in Siërra Leona 339 Abd'allah, hoofd der A'Imoheden, zyn oproerig gedrag en voorfpoed 614; zyne fchikkingen en dood 616 Abd'allah, van den tak der Beni. merini, fl iat aan het muiten, verflaat de Almoheden, en regeert over Fez 630 Abdallah, zoon van Mohammed, volgt zyn vader in het Ryksbeftuur van Marokko op 747; zyn CharaÊter en wreedheid 748; zyn aanzien 749 Abdallah, broeder van Muley Hammed, beklimt den throon van Marokko, en neemt zyn mededingenden Neef Muley Bouffar gevangen 785; neemt Fez, ald zyn beestagtigCharaöer786; doet Ceuta vruchtloos belegeren 787; neemt toe in onmenschlykheid 790; word ontthroond doch weder herfteld 791, 794 Abdelmelech, zoon van Zidan, volgt zyn vader in Marokko op 753 ; zyn wreeden aart en uiteinde ' .754 .Abdelmelech QMuley") Landvoogd van Suz, weigert de fchattiog en hulde aan zyn vader Muley Ish. mael 772 ; word door deezen van den throon uitgeflooten 773; op. ftand ten zynen voordeele 775; ■ zyne onbefcheidenheid 776 ; word verflagen en vlucht ald. bied zich aan zyn broeder Hai?imed ter onderwerping aan , doch vruchteloos 779; word in deszelfs plaats tot Keizer verkooren 78 r; zyn CharaSer 782 ; word van den throon gefloten, geflagen, gevangen ge« nomen en verworgd 7^3 Abdolmumen . Koning der Almo. heden ,616; zyne wreedheid tegen den Almoravidifchen ftam 617; zyne overwinningen, dood en geringe afkomst 619 Abramboe, byzonder feest aldaar op 's Konirgs geboortedag 94 Achem, een Koninkryk 120 Achembem, hoofdftad van Axim, befchreven 31 Acron, befchryving van dit Konink. ryk 107 ; byzonderheden wegens hetzelve 109 Adelftand, hoe gemeene Negers daartoe verheven worden 195 Adimvaim, een dier in Sarah 542 Adom, befchryving van dit Konink.ryk 123 Adouar,  13 L A D W Y Z E R enz. 707 'Adotiar, naam van een gehugt van tenten by dc Mooren en kratbieren 516 ; worden ligt verplaatst gij Afrika, befchryving van deszelfs binnenlandfche gewesten 350 ; zeden der landzaaten 354; huwelyken ald. geboortefeest 355 ; erf. recht ald. taal, kunften en koophandel 356; lykplecbtigheden 357, 433; verbintenisfen 359 ; zonderlmge proef van zuivering 361; Godsdienst 362, 453; bygeloovigbeid 363; opvoeding hunner kinderen 365; zeden en gewoon. ten 422; taaien 438; handwerken 442; gebouwen 444; landbouw 448 Aga, Nederlandfche Faaory in Fantin I04 Aga des, bericht wegens dit Koninkryk 554 Agonna , befchryving van dit Koninkryk 109; goudmynen aldaar ■ 110; minnaaryen eener Koningin . van dit Ryk 1 j r Aguer (Kaap) 6g2 Al Abraham, vierde Koning der Almoraviden g r g Aibreda, Franfche vastigheid al- ^ daar w 504 Alcasfar, bericht van deeze Stad 678 Alt, derde Koning der Almoravi■ y. den 6l3 Almoheden, hunne opkomst Ö14: ^ ondergang Ö30 - Almoraviden, hunne opkomst 607 • ^ ondergang 6-lg Amfterdam, een Hellandsch Fort op de Kust van Guinee 105 A Anamabo, eene ftad in het Ko. mnkryk Fantin 10 j ; Engelsch Fort aldaar dndrea, eene ftad in Mefurado 331 Andries (het Fort St.) door de Portugeezen opgerecht 10; door de Hollanders genomen 12 Andries (St.) befchryving van deeze Rivier 26p énta, befchryving ven dit Koninkryk 45. <4nthony {St.) Hollandsen Fort in het land van Axim, befchreven 36 4pam, Hollandsch Fort op de Kust van Guinée 108 fpollonia (Kaap) door de Hol'lan. ders uit belang onnaauwkeurig befchreven 278; befchryving van het land ten westen van dezelve 279 ; geaartheid der landzaaten 284 ; hunne zeden 286 ; Godsdienst 290 ; yver voor den koophandel 291 ; vreesagtigheid 294; konften en handwerken 296; koophandel 297 Iquaffo, eene Negerftad, 95 Iquamboe, een der grootfte Monarchien op de Kust van Guinee, befchreven 112; zeden en gewoonten der landzaaten 11 8 'rabieren in Sarah 513; in Bar. barye 600 ; hunne plouderingen 601 ; fterrekunde ald. Charakter derzelven in Marokko 656 'rampo of menfchenëeter, een dier aan de Goud Kust 239 rguin, een Eiland 497; Fransen Fort op hetzelve 504 rtus van Dantzig, zvn bericht wegens het gedrag der Pertugeezen aan de, Goud Kust iz rzilla , bericht van deeze Stad 678 Asfa-  793 B'LADWYZ-ERd. er Asfamouchon , Koningin vznGuiomere, haar Charaöer en gedrag 277 Asjiehló of Tnta, een Landfchap 121 Atlas gebergte, befchreven 662 Axira, bufchryving en voortbrengzels vao dit Landfchap 30; RegeeringsVorm 32 ; Burgerlyke Rechtsoeffening 33 Azambuja (Jago d") fticht het Kasteel d'Elmiua 8 B. Bajfa, eene Stad aan de Grein- Batontaanen, bericht wegens 3dit Vok 534 Barbarye, ligging en uifgeftrektheid van hetzelve 595 • faifoenen 596; bewooners 598; ftaat der oorfprongelyke landzaaten 599 ; naamsoorfprong 603; gefchiedenis yan-dit land 607; omwentelingen m hetzelve 6lg Barry , een buitengewoon foort van Aap dus genaamd 340 Barfaltt, een Koninkryk der Jaloffs 414; Regeeringsvorrrt 416 Basfu, bericht wegens dit Eiland 536 Bateftein, Hollandsch Fort aan de Goud Kust 47 Battaway, eene Stad aan de GreinKust 303 Bedelaary, hoe dezelve by de Ne gers word voorgekomen 162 ■Begraafenisplechtigheden der Ne- Belastingen m Marokko 694 Belh, eene §ekte in binnenlandsch -djrtka 3 65 Benimerini (de) cpkomst en heer. fcbappy van een uk van deezen Stam 63 i ; 635 ; deszelfs or>dergapg 635 Benja, byzonderheid wegens deeze rivier 77 Berbe of Wynzuiper, een dier aan de Goud Kust 23q Berdoa , bericht wegens deeze Piovir.cie S5Ö Berebers, eene Natie in de Woestyn Sarah 54r Berebers in Marokko, hun Charter <55ó Befnydenis by de Negers gebruik459 Biafara, bericht van dit Konmk- n.r;vk, , . 573 Biledulgerid, bericht wegens dit Landfchap 577; verdeeiing van hetzelve s8j Bisfagoe Eilanden, bericht wegens dazelve 53fig aldaar 673 ; koophandel 674; door Mohammed belegert en ingenornon 732 ; door Buhanzon herovert 739; zonderling voorrecht deezer Stad 738 ; opftand aldaar 775; door Abdallah ingenomen 78S Folgia, een Konmkryk in Binnenlandsch Afrika 350 Folgiaanen overheeren de Karrotveezen 375 Fouli, befchryving van dit Koninkryk 392, 403 env. geftalre, koop. handel en zeden der Landzaaten 393; Regeeringsform 396; — Throonsopvolging 997; Kar.ifter der Landzaaten 402 ; Kleedy 403 Franfchen hervatien hunne tochten aan de Grein en Goud Kust 11; worden wreedlyk door de Portugeezen behandeld, ald ftichten het Pbrt St. Louis aan de Senegal 25; neemen /lïgwn en Goeree van de Hollanders en i eigenen zich aldaar een willekeurig gezag toe 'ald- - hun verdrag met de Engelfchen over den handel aan de Gambia 4S3 ; ï™n handel aldaar 49° Frederiksburg, een Fort door de Brandenburgers aangeleid 38 -; door de Hollanders ingenomen 42 ; gewicht deezer Bezitting, ald. o-ö li;■ v. «b«/Jridir3d ,t ■ . Galam, een Koninkryk in Binnenlandsch ■ Afrika 418 Gamarazan abuZeyen verflaat het ' ■ leger- van Zeyed Arra x en brengt Tremecen te onder 630 Gambia, befchryving. van deeze • Rivier 469; Europeefcbe Vss igheden aan dezelve 473; koop- ' handel van dezelve 481 Gaoga, bericht w&gens deeze Pro- • vincie 55 8 Gared,  VOORNAAMSTE ZAAKEN. 801 Gared, bericht van deeze Stad 685 Geiten aan de Goud Kust 329 Gezula, befchryving van deeze Provincie 688 ; Charaéter en talryk. heid der bewooners ald. Goerée, eene Franfche bezitting, befchryving en gefchiedenis van dezelve 492 ; koophandel die aldaar word gedreven 4p/j Gom, befchryving van den Gomboom 506; deszelfs oogst 5175 handel in dezeive' 505 Gomez (Fernando~) verkrygt van Koning Alphonfus eene uitfluitende ve. gunning tot het doen van ontdekkingen langs de Kust van Afrika 7 Goud, voornaame handel in ftofgoud te Oegwa 87; mynen van dit metaal te Agonna 110; overvloedig in Acra 117; hoe door de Negers gezogt word 125; wyze op welke de Negers het verval, fchen 126, 277; middelen om het te toetzen 128; hoeveelheid Tan den uitvoer daarvan door de Europeaanen 130 ; gisfïngen wegens den oorlpronk daarvan ~ 27a> 298 Goud-Kust, deszelfs ligging en uitgeftrektheid 4; eerfte ontdekking van dezelve ald. aardrykskundige befchryving van dezelve 28; luchts. gefteldheid ai<5; getyen en ftroomen 219; faifoenen 222; de Tornados of dwarlwinden aldaar 225; de Torrenos of Landwinden 226; de Pasfaatwinden227; .viervoetige dieren 228; vogelen 244; infeflen 250; visfchen 256: gewasfen afa Grein-Kust, naamsoorfpronk, uit- Iii geftrektheid en befchryving van dezeive 300 ; Juchtsgefteldheid 305; voortbrengzelen, ald- zeden der Landzaaten 307 ; taal 308 • Kunften 309, Regeeringsform-en Godsdienst, ald. byzonderheden wegens dit land 310; huwelyken 3 14; lyKpiechtigheden 315 ■ koop. handel Grisgris, tovertekens der Negers 461 Gualata, bericht van deeze Provincie 54(S. Guana, een dier aan de Goud Kust 244 Guhar, bericht wegens dit-Konink- _7k. 551 Guinée, getyen en ftroomen opdeeze Kust 219 Guineefche Maatfchappy, door Don Juan opgerecht, haare verrichtingen 10 Guiomere, een Koninkryk 273 H. Haagedisfen aan de Goud-Kust 243 Hatk QCrumel") een Arabifche Prins, door de Arabieren op den throon van Marokko geplaatst 7 56 Hammed, zoon van Hafcen, doet zich tot Koning van Marokko uitroepen 718; zyne verraadery en ftoutheid tegen den Koning van Fez 719; veiflaatmet zyn broeder Mohammed den Koning van Fez 720; word door Mohammed veifldgen en gevangen genomen 724; verbreekt zyn verdrag met deezen, ald. hernieuwd hetzelve .725; verbreekt het andermaal 732; 1 2 door  8o2 BLADWYZERqer door Mohammed naar de Woestyn verbannen 734; zyne pooging om Buhanzon tegen zyn broeder Mohammed te onderlïeunen verydeld 739 ; word door Mohammed naar Marokko ontboden 740; met zeven zoonen en kleinzoonen omgebragt 746 Hammed {Muley} volgt zyn broeder Muley Moluch in het gebied van Marokko op 751; zyne overwinningen,^?/^, zyn Charaéter 752 Hammsd Cheyk {Muley) volgt zyn broeder Muley Elwaly op in het gebied van Marokko 755 ; Chara&er en einde van deezen Vorst ald. Hammed^Muley) jongde zoon van Muley Ishmael, -volgt zyn vader op in het gebied van Marokko 773 5 zyn fchraapzuchtig gedrag 774; maakt zich gehaat by zyne onderdaanen, en oproeren daardoor ontftaan, ald zyne losbandigheid en barbaarschheid 780; Word van den throon geiloten 781; doch weder herfteid 783; zyn gedrag tegen zynen broeder abdelmelech en deszelfs aanhangers 783 ; zyn dood 784 Hafcen, Stigter van 't Keizerryk Marokko, zyn Godsdienftig en ftaatkundig bedrog 714; zyn dood 717 Heniet, een tak van den Stam der Mezumadini, berieht wegens deazelven 632 Hoeren ten openbaaren gebruike toegewyd 150 Hollander -, hunne eerfte tochten na de Kust van Guinée 14; geweldige verraaderyen der Portu¬ geezen omtrent hun gepleegd, ald. verkrygen van den Koning van Sabo vryheid tot het bouwen van een Fort 15 ; hunne eerfte aanflag op Elmina en groot verlies daar. by, ald. veroveren die Sterkte en behaalen groote buit 17; hun willekeurig en heerschzugtig gedrag omtrent de inboorlingen 20; ftichten het Fort Arguin 25; hunne poogingen om zuikerpiantaadjen op de Kust van Guinée aanteieggen, door de Engelfchen verydeld 48; hun oorlog roet het Volk van Commendo 63; verkeerd gedrag van hun Gouverneur te Elmina 64; beftuur hunner Fa&oryen op de Kust van Guinée 82 Honden, byzonder foort daarvan aan de Goud-Kust 230 Hondo, een Landfchap in Binnen- landsch Afrika 352 Hongersnood {verfchriklyke) in Binnenlandsch Afrika 4SO Hued Agmed, eene Rivier in Ma rokko 662 Huwelyken der Negerkinderen terftond na de gebooTte 150 I. Jaèi, befchryving van dit' gewest 555 armoede van deszelfs Koning ald. Jacobfz {Adriaan} Bevelhebber van het eerfte Fort door de Hollanders aan de Kust van Guinée ogerecht 15 Jaloffs, een Volk in Binnenlandsch Afrika, hunne zeden en karakter 403 ; Regeeringsform 409 ; wape-  VOORNAAMSTE Z A A K E N. 803 wapenen en wyze van ft 1 yden 41:; kleedy 415 James Fort, eene Engelfche Vastigheid aan de Kust van Guinée 113 Jamesfort, eene Engelfche Bezitting aan de Gambia477; gefchiedenis van dezelve 478 Jan/ara, bericht wegens dit Koninkryk 550 Jereja, eene Engelfche FaQory 475 Jilfray, eene Engelfche FaQory 475 Infoko, befchryving van dit Konink. ry k 119 Joal, eene Negerftad by Goerée 495 Joar, eene Engelfche Faftory 476 Jooden, hun voorrecht in Mequinez 675; te Tetuan 680; hun karakter in Marokko 657 Jofeph (St.) Fransch Fort in het Koninkryk Galain 504 Jofeph (Kapitein) bericht wegens denzeiven 348 Joual, een Fransch Fort by de Gambia 504 Jperen (van) Hollandfche Bevelhebber, verovert Elmina 17; verbeterd die plaats en recht verfcheiden Forten op T9 Jshmaël, (Muley) zoon van Sharif Muley, vermeesterd den throon van Marokko en Taphiiet 756; zyne zonderlinge Regeering, ald. zyne wreedheid tegen zyne vrouwen 758; zyne onmenschlyke ilrafoeffening over zyn zoon Muley Mohammed 766; word jaloersch over den voorfpoed van zyn zoon Zidan 770; koopt deszelfs vrouwen om om hem te vermoorden 771; zyn zonderling gedrag ter dier gelegenheid 772; 1 i i i i verandert de orde der opvolging 773 ; zyn dood ali. lsfmi, eene Stad aan de 2 voor Kusi' 27 6 K. Kameleons aan de Goud Kust 244 Kapezen, eene Natie in Siërra Leona 335 Karavaanen van Barbarye, en koophandel door dezelve gedreven wordende 570 Karroweezen, eene Natie in Binnenlandsch Afrika 375 Kataba, Engelfche Vastigheid aan deeze Rivier 474 Kinderbaaren , hardvochtigheid der Negerinnen by hetzelve 431 Koenen (Hans of Jan) Holiandfche Colonei, zyne krygsverrichtingenby het beleg van Elmina \6 Kohebo, een dier aan de Goud Kust 239 Koningen (Neger-) hun gezag 199; fobere leefwyze 201 ; gemeenzaamheid met hunne onderdaanen 202 ; opvoeding hunner kinderen 203 ; hunne amptenaaren 205 Krokodillen aan de Goud Kust 243 Kroonvogel aan de Goud-Kust 245 Kweekfchoolen voor de jeugd in Binnenlandsch Afrika 365; 369; zonderlinge gebruiken in dezelven 366 L. Lam (Jan Dirkszoon) Vice-Admiraal , doet een inval in Ampona, word gevaarlyk gewond 151 3 Land'  8o4 BLADWYZERder Landbouw der. Negers in Guinée 157 Lari, of Terra Piguena, een Vlek der Hollanders oy Vredenburg 62 Lodewyk 'St,) Engelsen Fort op het Eiland Senegal 502 M. Maanverduistering, denkbeelden der Mandtngoaanen deswegen 460 Malaguetta - Kust, ziet Grein Kust Mandingoaanen, hunnen aart, leefwyze en gebruiken 387 Manezen, eene Natie in Siërra Leona 335 Manfro, eene Stad in Fetu 94 Manfur (Jacob Al) volgt zyn vader QTuzef op als Koning der Almoheden 621; breid zyne Heerfchappyën uit, ald, fchryft een Gazie of heiligen oorlog uit tegen de Christenen , en zyne overwinning 623 ; overheerd de oproerige Stad Marokka, en zyne wreedheid aidaar gepleegd 625; hy verdwynt; verhaalen deswegen 626 Marabuts, een godsdienftig Genootfchap in Binnenlandsch Afrika 464 Marokko en Fez, ligging, uitgebreidheid en grenzen van dit Keizerryk 651; verdeeling 652 ; klimaat, ald. grond en voortbrengzels 655; bewooners 656; Rivieren 659 ; Bergen 662 ; Steden 664; dwingelandifche Regeeringsform 690; 's Keizers groote ty. tels 693 ; zyne Staatsdienaars en inkomften, ald. zee en landmacht 696; koophandel ter zee en te lande 698; geldfpeciën 700; ftaat der weetenfehappen 70 r ; krygskunde en wapenen 702; Gods. dienst 703 ; ftraffen 707 ; byzondere en pryswaardige gewoonten 708 ; taal 709 ; maatige leefwyze 7jO; ftaatkundige grondregel in den koophandel, ald.. ge;chiedenis van deszelfs Sharifs 7 j 1 ; oprechtirig van dit Keizerryk 716 Marokko, Hoofdftad diens Keizerryks, befchreven 664; door Tu. zef gebouwd 712; tegen Jacob Al Manfur opgeftaan, word door deezen ingenomen ; eiende aldaar . 624; door Mohammed ingenomen en geplonderd 764 Masfey, Engelsch Kapitein, word Zeeroover 480; fielt zich in handen van het Gerecht te Londen 481 Mattejor, Engelfche Fa&ory aldaar 476 Mawri, eene Stad in Sahu 91 Mazagan, befchryving van deeze Stad 677 Mencia{Donna) eene Portugeefche Juffer, haar gedrag 722 Mequinez, befchryving van deeze Stad 674; wreedheden aldaar door Abdallah gepleegd 792 Meriam, zuster van Abdallah, haare list tegen den Viaier Hali ben Budchat 747 Mes fa, bericht van deeze Stad 683 Mefurado, befchryving van dit Ko. ninkryk 330; zeden, koophandel en Godsdienst der Landzaaten, ald. Mieren aan de Goud-Kust 254 Mo-  VOORNAAMSTE ZAAK EN. &5 Mohammed Al Naker volgt zyn vader Jacob Al Manfur op, ais Koning der Almoheden 627 ; zyn tocht naar Spanje, ald word geheel verflagen 628 ; zyn dood 629 Mohammed Budobus, zyn verraaderlyk gedrag 631; zyn einde, ald. Mohammed, zoon van Hafcen, verzekert zich van eenige Steden in Fez 716; door de Portugee zen geflagen 717; flaat de Portugeezen, ald neemt Marokko in 718; zyne verraadery, ald. 719; neemt Agur van de Portugeezen 722 ; hunne ove rige r-ezmingen aan de Atlantifche zee 723 ; flaat Hammeds leger en netmt deezen gevangen 724 ; verdrag tusfchen hen, door Hammed verbroken, ald. ver meesterd Marokko 725 ; ver nieuwd het verdrag met Hammed en zyne loosheid 726; beoorlogt en oveiwint den Koning van Fez 727 ; zyne geveinsde aanfpraak aan denzeiven 729; belegert en overwint Fez 732; door Buhanzon gefljgen en uit Fez verdreven 73$; overwinning op Buhanzon en herneeming van Fez 741 ; door een omgekogten Turk veimoord 743 Mohammed < Muley, volgt Abdal lah op, zyn einde 750 Mohammed fMuley) begunftigde zoon van Muley Ishmaèl, des zeifs twist en zonderlingen ftryd met zynen broeder 760; zyn op roerig gedrag tegen zyn vader 761; verraderlyke ontwerpen tegen hem gefmeed 762; flaat aan 't muiten en wint Marokko 764; word by verrasfing gevangen genomen 766; zyn geweldige dood 767 Moluch (Muley) ontthroonditfa/ey Mohammed 750 5 zyn kloekmoedig uiteinde Monou, een Keizerryk in Binnen, landsch Afrika 311; deszelfs uitgebreid gezag 351; deszelfs Votften en oorlogen 376 Monté (Kaap) gelegenheid van dezeive 323; zeden der Landzaaten 324; Regeern gsform, ald kleding -25; gebouwen 326; ta;.I 327; foOsdienst 328; koophan. dei, ald. vreespgtige geaartheid 329 Mooren in Sarah 5*3; in Ma- rokko hun karakter 656 Mooren witte; in Marokko, hun aanzien 658 Muizen aan de Goud Kust 240 Mulat er s, een gemengd gëflagt aan de Goud Kust 136 Muley Jdris, Koning der Hentet, zyn gebied 632; zyn verbond met den Sharif van Marokko,ald. Muley Nacer , Staatsdienaar des Konings van Fez, zyn doorzich. "gheid 7IS, 7IÖ Muley (Sharif) Koning van Tafi- iet, beklimt den throon van Ma. rokko 756; zyn gevangenis en einde, ad. Muilooyah, eene Rivier tusfchen Fez en Algiers 659 Muziek der Negers in Guinée 161; in Binnenlardsch Afrika 436 Wuzumadini, bericht van een tak van dien Stam 631 Mystiezen (Portugeefche) aan de Grem-Kust; hunnen oorfpronk 317 N.  8o5 BLADWYZERder N. Nasfau, voornaame Hollandfehe Bezitting aan de Kust van Guinée 99 Nazer Buxentuf, Bevelhebber van Marokko, door Muley Nacer gevleid en vergeven 718 Ned Roma, eene Stad in Tremecen, befchreven 640 Negers van de Kust van Guinée, derzelver geftalte en geaartheid 130; kleeding 133; zindelykheid 135; befchaafdheid in de binnenlandfche Steden 137; leefwyze 138; huwelyken 139; veelwyvery 140; plechtigheden by de geboorte hunner kinderen 143; zyn aanfpraaklyk voor hunne flaaven 147; hunne wyze van groeten 152; wyze op welke hunne Koningen elkander bezoeken 153 ; hunne kunften en handwerken 155; hunne Canoes en wyze van landbouwen 156 env. Markten 158; vermaaklykheden 159; muziek 161; behandeling hunner zieken 164; geneesmiddelen by hen gebruiklyk 165 j hun onderzoek na de oorzaaken van iemands overlyden 166; hunne rouwklagten en begrafenisfen 169; denkbeelden van een Opperweezen 173; offerhanden 175; bevestiging der eeden Ï76; raadpleging hunner Goden 179; a'gemeene Godsdienftige plechtigheden 180; Huisgoden 181; hun geloof van de onfterflykheid der ziele 184; van den Duivel 186; van Geesten en Spooken ï88; hunne verdeeling s&n den tyd 189 ; Regeerings- wyze 192; Gerechtshoven 207; aanleidingen tot den oorlog 209 ; wyze van ftryden 211; Wapenen 213 ; zyn het gezondfte volk van den aardbodem 218; hunne ongemeene bezorgdheid tegen den regen 224; wreedheid der Negers van de ffvoor-Kust 203, 272 ; zeden en gewoonten van die aan Kaap Apollonia 280; van die in Binnenlandsch Afrika 353 ; derzelver huweiyken, kleedy, leevenswyze 422 ; veelwyvery 429; muziek 436 ; hun aanzien in Marokko. Ó91 ; redenen daarvan ald. Niger, oorfprong en loop van deeze Rivier 574 Nisfo, eene Stad aan de GreinKust 303 O. Oatez 'Hammed") Koning van Fez; door Mohammed verflagen en gevangen genomen 727 ; zyn kloekmoedig antwoord aan deezen 729; op drukkende voorwaarden in vryheid gefteld 731 ; word door Mohammed van zyn Ryk ontzet 734; door denzelven verworgd 736 Oegwa, eene Stad tusfchen E/mina en Cabo Corfo, befchreven 86 Olyfanten aan de Goud-Kust 232 ; byzonderheid wegen een Olyfant, ald. menigvuldig aan de QuaquaKust 297 Olyfantstanden overvloedig aan de Qua qua Kust 297 Ommirabth, eene Rivier in Marokko 660 Overfpel, hoe geftraft in Guinée 148 in Binnenlandscn Afrika 430 P.  VOORNAAMSTE ZAAKEN. 807 p. Paerden aan de Goud-Kust 230; fchoon Ras daarvan in Sarah 513; in Marokko 655 Paerdryden, bedrevenheid der Ne. gers van Binnenlandsch Afrika in hetzelve 452; der Marokkaanen 655 Palmboom, levert het voornaamfte onderhoud op voor de bewooners der Goud Kust 256 Palrnwyn, oogst en bereiding van denzelven 257 Papay, befchryving van deezen boom 260 Pardon, eene foort van Palmwyn 258 Pelgrims van Mecca, bygeloovige achting die men deezen en hunne goederen in Marokko bewyst 705 Peper (Guineefche) befchryving van dezelve 305; handel die in deeze fpecery word gedreven 306 Philips Toren, Engelsch Fort by Cabo Corfo 93 Piement, eene fóort daarvan aan de Grein Kust 306 Pockefo, een Vlek in het Land van Axim 3 8 Portugeezen, hunne eerfte tochten naar de Kust van Guinée 6; rechten aldaar Volkplantingen op 7 env. worden om hunne wreedheid door de inwooners van Aera overvallen 11 ; verliezen hun aanzien, ald. hun wreed gedrag tegen de overige Europeefche Natiën 12 env. worden door de Hollanders verdreven uit Elmina 17; uit St. Anthony 37 ; hun koophandel aan de Gam bia 491; hun aan flag "tegen den Sharif van Marokko, en mislukHedend. Hist. XVI, D, II, St. I' king daarvan 633 ; Bezitting door hun aan Kaap Aguer opgericht, doch worden daar uit verdreven. 682 Potto of Luiaard, een dier aan de Goud Kust 238 Prinfen (Neger-") hunne opvoeding 203 q- Ouabes (de) een Volk in Binnen. landsch Afrika 350 Quacker, eene foort van Palmwjn 258 Quaqua Kust,z\et Kaap Apollonia. Ouè/bro , een Koninkryk 122 Tfuoja, een Koninkryk in Binnen'iandsch Afrika 352 ; Regeerings» form 370 R. Renegaaten in Marokko, hoe behandelt 657 Ripperda (de Hertog van) zyne komst te Mequinez 716 ; door Muley Abdallah tot Basfa bevorderd 787 ; belegerd Ceuta, ald. verflaat de Spanjaarden 789; wordgefkgen en vlucht 790 Ronny Xjari) Koning van Kaap Tres Punt as, zyn dapper gedrag tegen de Hollanders 41 Rotten aan de Goud Kust 240 Royal (Fort) Engelsch Fort by Cabo Corfo 93 S. Sabu, befchryving van dit Koninkryk 95 Sabu, Hoofdftad van li £ Koninkryk van dien naam 97 ■kkks  So8 BLADWYZERder Saggonas, de oudften van de SeQe der BeJii 365 Salamander aan de Goud-Kust 244 Salh Rays flaat met Buhanzon het leger van Mohammed en neemt .Fez 738 ; zyn verraaderlyk gedrag tegen Buhanzon 740; keert met ; een grooten fchat naar Algiers, ald. Sallee, befchrvviog van deeze Stad 676 Sambaboa , gefchiedenis van deezen Prins 398 Sami, Engelfche Faclory aldaar 476 Saiguin, eene Stad aan de Grei'iKust 302 Sarah of de Woestyn van Barbarye, derzelver ligging en uitgeftrektheid 5°9 • 5393 bewooners 510,541 ; derzelver Godsdienst 511, 541; zeden en koophandel, ald env. wapenen 513; kleeding 515; wyaQvan eeten 518; gezonde gefteidheid 519; kinderliefde 520; lykplechtigheden 521 ; hunne wetenschappen, ald. wyze van lïryden 523; reizen 524; verdeeling van dit gewest 540 ; aanmerkingen over de zeden der bewooners 561 Schaopen aan de Goud Kust 229 Scherfro, eene Rivier in Siërra Leona 320 Sclierbro , een Eiland voor de Rivier van dien naam 321 Scorpioenen aan de Goud Kust 253 Sebastiaan, Hollandsch Fort in Sami* 54 Segelmesfa, bericht wegens deeze Provincie 587 Senegal, befchryving van deeze Rivier 498 Sestos 'R!e'm~) eene Stad aan de Grein Kust 301 Sestro Krcu, eene Stad aa^ de Grein Kust 303 Sestro (.Groot) eene Stad aan de Grein Kust 303 Setuna, eene Stad aan de Grein. Kust 302 Siërra Leona, naamsoorfpronk en Aardryksbefchryving van dit gewest 319; Rivieren 32c; luchtsgefteldheid en bewooners 335; voortbrengzels 339; dieren, ald. kleding, aart en zeden der Land. zaaren 341; Rechtspleging 343; Godsdienst 345 Siërra Leona, befchryving deezer Rivier 333; Eilanden in dezelve 337 Stdt, Marokkaansch Prins, zameafpanning ten zynen voordeele 792 ; in plaats van Abdallah op den throon gepiaatst 794; haalt zich. 's volks misnoegen op den hals eri word door AbJattoh verflagen, 795 Sitjo, eene Stad aan de Grein-Kust . ■ , . . 303 Stratiek, benaaming des Konings van Fouli 396 Slaaven van verfchillende rangen in Guinée 154; in Marokko, hoe behandeld 657 Slaavenhandel aan de Gambia 489; op Goerée 495 Slangen, menigvuldig en van verbaazende groote aan de GoudKust 250 Sluikhandel op de Kust van Guinée 25 Spinnen aan de Goud-Kust 253 Stroomen aan de Kust van Guinée 2.19 Sukonda, Engelsen Fort a'daar 52 Sus,  VOORNAAMSTE ZAAKEN. 809 Sus, eene Rivier in Marokko 661 Suz, befchryving en vcortbrengzels van dit Koninkryk 681 T. Taaien der Binnenlandfche Gewesten van Ajrika 438 Taaije (Simon de) door de verraadery der Portugeezen met zyn fcheepsvolk vermoord 14 Taga, eene Rivier 659 Tagost, bericht van deeze Stad 684 Tangier, bericht van deeze Stad 678 Tanheoval, eene Engelfche Fa&ory aldaar 475 Taphiiet, befchryving van dit Koninkryk 685 Taphiiet, Hoofdftad diens Konink ryks, befchreven 687 Targa (de Woestyn) bericht wegens dezelve 549 Tarudant, bericht van deeze Stad 683 ; Vreeslyke moord aldaar door Zidan gepleegd 76p Tebbo (Groot) eene Stad aan de fvoor Kust 268 Tebbo (Klein) eene Stad aan de Tv^or Kust 268 Techfien's overwinning in Barbarye 607 Tedji, bericht van deeze Stad 684 Te jeu Sara, overbiyfzels deezer Stad Qjj Tegorary, bericht wegens dit Land. fchap -8p Tenfist, eene Rivier in Mat. okko 660 ' Tesfut, bericht van deeze Stad 683 Tetuan , befchryving van deeze Stad 6^9; opftand ald.iai 775; word ingenomen en geploi derd 777 Teufera, bericht wegens deeze S tad ^83 Kkkk Thomas (Eiland St.) door de Por. tugeezm ontdekt, en waarom dus genaamd Troonsopvolgingen aan de GoudKust Tombuto, befchryving van dit Koninkryk 563; pracht van den Koning 565 Tremecen, uitgeftrektheid en grenzen van dit Koninkryk 637 ; oude verdeeling en beheerfchers 637; klimaat, ald, koophandel 640; 's Konings irkomften 645; hofhouding 646 geldfpeciën, ald. aloi de benaaming en gefchiedenis, ald.. vreeslyke belegeringen der Hoofdftad 648; het Koninkryk keert onder de heerfchappy der Algierynen 650 Tremecen, Hoofdftad van het dus genoemde Koninkryk, belchreven 642 Tres Puntas (Kaap^ befchreven 43 Turken in Barbarye , hunne dwingelandy over de inwooners 602 ; losbandigheid 605 ; bygeloof atd, Tycarte, bericht wegers ditKoninkryk 590 Tygers aan de Goud Kust 235 V. Vanqui, een Landfchap 123 Varken (Steekei) van Binnenlandsch Afrika 385 Varkens iwi/de) aan de GoudKust 216 Vasfabs, een Landfchap j'23 Vintain, Engelfche Vastigheid aan de^c Rivier 475 Vistor ijohan) Direfteur der Brandenburgers aan de Kust k 2 yan  Sro B&ADWYZER. va» Guinée, zyn gedrag en deerlyk uiteinde 4Q Vredenburg, Hollandsen Fort in het Koninkryk Klein Commendo w. 59 fF~mhoopige daad van een Opperhoofd der Negers 29 Wappo, eene Stad aan de Grein Kust ;jQ2 Wasch, handel in dezelve aan de Gambia A90 Wmden aan de Kust van Guinée Wtniba, Engelsch Fort in Agonna 110 Y. Vamyakonda, eene Engelfche Fac- rant Marow, eene Engelfche Factwv 476 Tgmda (de Woestyn) bericht van dezelve 9~uzef volgt Tee&efien' op in zyn gebied 607 ; zyne oorlogen en overwinningen 608; veroveringen in Spanje 611; ter zee geflagen 622; zyn dood ald. Juzef, zoon van Abd-olmumen, volgt zyn vader op als Koning der Almoheden 620; zyne tochten naar Spanje en Portugal, en doed ^ Yvoor-Kust, uitgeftrektheid en verdeeling van dezelve 266; Steden en Vlekken 267; kentekenen van deeze Kust 270; wreede geaart- . tod der inboorlingen 268, 272; hunne zeden en gewoonten 271 # 284; vaardigheid in het zwemmen 275; voortbrengzels van dit Land 281 ■ dieren 282 ; byzondere kwaal aan dit Land eigen 390 Tvoorhandel aan de Gambia 400 • op Goerée Z. Zanaga, bericht van deeze Provincie 54J Zandbank (verbaazende) by Kaap Bajadore £4a Zeb, bencht van deeze Provincie 592 Zeeduivel, een Zeemonfter aan de Ivoor-Kust 28 3 Zeekoei aan de fvoor Kust 282 Zeneti, een Arabifche Stam, deszeifs opftand en verdelging 608 Zeyed drra t volgt zyn grootvader Mohammed Al Naier op als Koning der almoheden 629; opftand tegen hem, ald. word verraderlik omgoKmgc 620 Zidan, zoon van Muley Hammed voigt zyn vader in het gebied van Marokko op 752 ; vermeesterd Salee 753 ; zyn dood ^A*. Ztdan, zoon van Afe/