• ' III I III Hl |
01 2968 7091



VERHANDELING
V A N
TOSEPHUS PAP DE FAGARAS*
DOCTOR EN HOOGLEERAAR IN DE WYSBEGEERTE AAN HET GEREFORMEERD ATHENAEUMTE VASARHALY.
TER BEANTWOORDING DER VRAAGE
door de
HEEREN BEZORGEREN
VAN HET
STOLPIAANSCH LEGAAT,
VOORGESTELD
in den Jaare 1782,.
OP WELK EEN WYZE KAN BEST BETOOGD WORDEN, DAT HET SCHEPPEN VAN EEN WAERELD, IVAAR IN HET KWAAD TOEGE* LAATEN IS, NIET STRYDIG ZY MET DE VOLMAAKTHEID DER GODLYKE NATUUR?
Aan welke Verhandeling op den 13 OUobor 1783, de Prys is toegeweezen.
Benevens noch drie Latynfche en een Nederduitfche Verhandelingen over het zelve Onderwerp, door de Heeren j. CHR. SCHWAB, H. R. van LIER, THEODORUS SPAAN, W. L. B R O W N.
TE LEGDEN,
By SAH Bf JOH* LUCHTMAKS, 1784..






D E
BEZORGERS
VAN HET
STOLPIAANSCH LEGAAT.
Wenfcben den LEZER heil! TST^^ewyl de zeer moeilyke vraag over den Oorfprong van m lm ^waa^ ^e voornaamfte Wysgeren van alle eeu* JtLjsr wen bezig gehouden, en fommigen byna aan het vinden der waarheid heeft doen wanhopen, zal men mogelyk zig verwonderen, dat wy bewogen zyn geworden, om dezen wederom tot het bearbeiden van deze zelfde ftof te nodigen. — Toen wy egter in de voortelling van vraagftukken tot dezelve gekomen waren, hebben wygeene aanleiding willen geven, dat een onderwerp zoo voortreffelyk, zoo gewigtig, en tegelyk nog door zoo veele duifterheden bezet, zonder eene nieuwe behandeling zou worden voorbygegaan. .— Wy wisten toch uit menigvuldige voorbeelden, wat het menfchelyk verftand, in dien het dikwyls, eri op onderfcheidene wyzen , werkzaam was, vermogt in het uitvinden van de waarheid; en het luftte ons te vernemen, welk een vermogen de vereenigde werking van onderfcheidene verftanden hebben zou, om <3e zwarigheden , die in dit ftuk ons belemmeren, weg te nemen. — En dat wy geen rede hebben, om ons over dit ons faefluit te be-
* * kla-



lV VOORREDEN.
klagen' tonen eenige verhandelingen, die ons zyn meegedeeld „ waar in dit Onderwerp op zulk een wys is voorgeteld, dat het in een veel helderer daglicht, dan ooit te voren3fchynt geplaatst te zyn.
De voorgetelde Eerprys is behaald door den meermalen bekroonden Jofephus Pap de Fagaras, Doctor der Wysbegeerte, en Hoogleeraar in de Hervormde Vafarhalyenfer Hoogefchool; — By wièns Verhandeling, eenigfinds uitvoeriger dan door onze wetten word toegelaten , wy vier andere gevoegd hebben, ééne in het Nederduitfch-j en drie in het Latyn, en allen zeer verftandig gefchreverk.
Voor het volgend- tweejarig tydsbeftek hebben wy deze vraag uit de Chrhtelyke Zedeleer voorgeteld: Waarom beeft de Chriftelyke Godsdienjl, die in zigzelven zo zeer gefchikt is om de Harten tot Deugd te vormen, echter die uitwerking Jïegts in weinige van deszelfs Heijden? en welke zyn de zo openbaare ah byzondere Middelen , waar door dit Kwaad, zonder geweld te gebruiken, kan verbeterd worden?'tot de oploffihg van welke wy arlen, die den Godsdienft behartigen, en hiertoe de nodige bekwaamheid hebben , op het vriendelykft uitnodigen.
Volgends gewoonte hebben wy hier by gevoegd het Regifter der Verhandelingen die ons toegezonden zyn, naar de orde van den lyd, op welken die ons zyn ter hand geteld..



VOORREDEN. v
zo. Jan. Eene Latynfchc , onder dc Zinfpreuk : Felix qui pot uit mum
cognofcere caujfas.
li. Mart. Eene Nederduitfche , onder de Zinfpreuk.' Alles, wat van God is, is volmaakt.
6. April. Eene Latynfche te Lemburg: Dc kamonia natmak inter bonitatem divinam &? mala creata, met een bygevoegd briefje, waar op deze woorden gefchreven waren: Intus habetur titulus Dijèrtaiionis &? nomen Aucloris ad Academiam Leidenfem.
z$, —— Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk : Rom. XI. o Diepte des Rykdoms., beide der Wysheid Stc.
8. Maji. Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk :. Tav Show dyat» 5ro(?y7v^, Tre'Öêf t<* x*x«j Max Tyrius.
j>. Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk: Den Yver overwint
de Onvrymoedigheid.
p, Eene Nederduitfche ,. onder de Zinfpreuk: Labi hominis, [er-
vare Dei eft, &c.
17. Eene Nederduitfche, onder, eene Hebreeuwfche Zinfpreuk uit
Jefaia4f, 7.
ij, - Eene Nederduitfche , onder de Zinfpreuk :. Amatus amo gitriam naturae perfetHfjimae, £5? veritatem ejus.
2,p. "Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk: Rite Deum Jujlampe Dei
defendere causfam, &c.
2p. . Eene Nederduitfche ,. onder de Zinfpreuk: Les hommes afflïges
ofent s'en prendre aux Dieux, Tandis que tous leurs maux ne precedent que d'eux.
4. Jan. Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk : Autlorem mamfejlaï fuum oj>us,
* g f. Jun:



Yi praefatio,
ƒ. Jun.J Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk: Verheyd my een weinig en ik zal U aanwyzen, Sec. Job. 36, z, 3.
ir. Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk : Confdium Dei eft mi-
rabile, fed omnia ad gloriofum exittm perducit.
34. Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk: Non ejl fapientia contra
dominant.
*7- Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk: Het kwaade toete-
laaten, zoo als God het toelaat, is dc hoogfle volmaaktheid.
a7- "f—• Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk: Quoniam a Mo particu-
lam revelli placet, mam contradiclionem , manente lite integra, folvere, faciam rem nondifficilem, caujfam Deorum {Dei) agam. Sencca.
3-9. —— Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk: De Heer heeft alles gewrogt om zyn zelfs wille , &c. Salomon.
%9. —— Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk : Quid Jlatis? atqui Meet ejfe ieatis.
30.— Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk: 'Ehxeuudt) j <r<xf>/« dut
twv TiMWV «wrijf.
30. —-— Eene Latynfche, onder de Zinfpreuk: In magnis conari fat efi, Vitiis nemo, Sec.
30. Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk: Modejlam amo Philofiphiam.
30. — Eene Nederduitfche, onder de Zinfpreuk : 'O Shof cf)«f fa x«) «ert/c* h avrai ev'x is-». I. Joh. I. f.
1. Jul. Eene Latynfehe, onder de Zinfpreuk: va -tinti, «iav in w B-t^s ^fotfi) *iW«>7*(, &c. Od. 4. 13,



JOSEPHI PAP de FAGARAS,
Philosopiiiae d. et in III. Athenaeo Reform. Vasarhelyensi Professoris,
DISPÜTATIO.
qua demonftratur,
NON ESSE CONTRA NATXJRAM DEI PÈRFECTIS. SIM AM, EFFECISSE MUND UM, IN QJJO MALA INSUNT.
Non fn'hanc Sententiam homines conceMe,ut nullum efle Reélorern , & Moderatorem, & veluti Architectum Mundi putarent, quod in coelimotibus, aftrorum ordinibus, diei noftisque viciffitudine, tempeftacibns, alimentis animalium, firn» gumque proventibus, culpandum aliquid, inordinatumque viderent, ex vero Plutarchus judicavit. (a) Seu enim res coe-
2e-
.( «) Vide Libellum ejus de fuperftitione.
a



a DISPUTATIO..
leftes terrestresque, feu aptamearum omnium inteiTecoagmentationem,, & pulcherrimum , quo continentur, ordinem, velimus contemplari; tot tamque luculenta divinae mentis, rationis, & confiüi veffigia invememus, ut facile agnofcamus, nemini, nificum ratione infaniat, in mentem venire poffe, naturam aliquam raentis ac rationis expeptem ea efficere potuiffe , quae non modo ut fierent ratione eguerunt, fed inteilrgi qualia fine, fine fumma ratione non poflunc Ec licet fuerint, qui magis forte in* genii oftentandi caufa, quam ferio, nonnullas mundi partes inelius conftitui potuiffe dicerent,: eos tarnen reprehendendis divinis operibus, quibus ne fatis quidem admirandis pares effent, in juftas faniorum omnium reprehenfiones incurriffe, dumque fupra modum fapere fibi videntur, fuam ipfos infipientiam , vel. certe ignorantiam prodidiffe, conftat inter omnes.
At, non tam manifefta mentis confiliique divini , omnia in hoe roundo ad falutem omnium, confervationemque adminiftrantis, Tpecimina, triftem rerum humanarum faciem exhibere, id vero eft quod infulfis fermonibus jactkant non pauci. Cum enim neminem dubitare polfe cenfeant, in fummis omnes omnino homines effe malis , ipfis mentis rationisque & confilii viribus perpaucos bene uti , innamerabiles aiuem tam improbe3 uc ad fraudem eae, non ad bonitatem hominibus impertitae effe videantur, tantam rerum omnium humanarum perturbationem, & confufionem , quantara in oculos cujusque incurrere «Ücunt, tot fcelera , quibus vita communis fit referta ,
cum



DISPUTATIO. 3
cum fapiente Providentia, mortalium generi optime con* fulente , conciliari poffe dubitant ; imo negare nihil dubitant.
Licet autem ii ïpfi , qui rectius fapiunt, non poffint diffiteri , magnam malorum cohortem in mundum irrep* fiffe; cum tarnen videant, tam omnes mundi partes ita effe confticutas , ut neque ad ufum meliores, neque ad fpeciem pulchriores poffint effe, quam etiam grata mente agnofcant , tot, tamque eximia hominibus tributa effe bona, ut omnis fere natura ad ufum eorum fabricata videatur : facile intelligunt , nemini fano in eara temere fententiam , repugnante analogia, mundi pulchritudine, rerumque omnium ordine, effe veniendum, ut res huma* nas Providentiae divinae fubtraétas, fato, aut coeca fortuna regi putet , quin potius dignum pio quoque, & a cognitione rerum non imparato judicant, operam in afferenda gubernationis divinae benignicate , & fapientia collocare. Nee unquam omnino defuerunt Viri, & hi quidem magni & nobilés , qui Deum optimum maximum* que, non minus convenienti fuae naturae perfecliffimae ratione , in regendis hominibus , maloque ipfo tam admittendo , quam gubernando , ac in alüs rebus adminiftrandis, verfari demontlrarent, injultasque Providentiae criminationes mafcule repellerent: at eorum tarnen conatibus , operisque } licet nunquara faas laudandis , non omnem aliorum etiam diligentiae praereptam effe occafionem, reéle Clariffimi legati Stolpiani Curatores videntur judicaffe ; dum Viros doétos ad perdifficilem de origine
A a ma-



% D E S F U T A T ï O.
mali quaeftionem , vel" non fatis adhuc explicatam , vef eerte dedica opera obfcuratam , novo lumine colluftran* dam, invitandos duxerunt. Gum vero nobis etiam ea de re cogitantibus, & quae in utramque partem diéta effent perpendentibus, nonnulla ,. aliquid ad defendenda ab ini* quiffimis accufationibus Providentiae fapientiffimae conti* lia facientia:, occurriffent : in aniraum induximus Viris Clafiffimis morem gerere & quae nobis optima videatiuv ratione demonftrare: Non ejje contra naturam Dei per' fedijjimam > ejfecijjl mundum, in quo mala infant. In quo quidem perfequendo ita verfabimur, ut primo de mar lis, quibus ad impugnandam Dei Providentiam abuti folent, pauca dicamus: deinde praecipuas de eorum origine fentencias Philofophorum erroneas in medio ponamus, & cur in eas concedere non poffimus exponamus, tuin veram , eandemque afferendae. fapientiffimae Providen* tiae aptiffimam , de mali non impediti caufis fententiain proponamus: poftremo autem eandem argumentis confirmemus, & quomodo reprehenfionibus impiorum homi*. num occurri poffit, paucis olïendamus».
Placet igitur, quonianr omnis difputatiö de Malo futura eftj ante definire , quid fit Malum.' Ulud quidem pro* prie ad naturas fenfu ac intelligentia praeditas referendum effe conftat: quod enim in rebus eorum expertibus inelfe malum dicitur, hoe nomine venit , quodillis, quae fen* tiunt, vel etiam intelligentia utumur , aliqua ratione moleftum , vel naturae minus eonfentaneum effe intelligatur.
Ma.-;



T) li S P U T A T I Os- $
Malum proinde licebit appellare , quidquid dolorem, vef. quodcunque taedium creac, ita ut in malis haberi poffic bonorum, quae nobis deeffe molefte ferimus, & obtineri poffe diffidirnus,. cupiditas, vel etiam metus amittendarum quibus perfruimur voluptatum.
Quo conftituto, haud diffieulter intelligitur, ea mak quae ingratis fenfationibus terminantur, originem trahereex vinculo, quod menti cum corpore intercedit, & motus legibus j aptaque rerum omnium connexione, quibus nirairum acceptum referendum eft, quod quaelibet. fereres, varias naturis fenfu ihftruétis moïeftias exhibere, imo & maximum malorum naturalium, mortem, in-ferre poffint., adeoque pro praefenti. rerum ftacu inevita» bilia effe.;.
At naturae rationis & intelHgentiae participes , praeter ' illa cum belluis communia , fomis j fitis , morborum,. mortis, dolorumque variorum mala, funt aliis etiam, eis- demque graviffimis expofitae. Cum enim ingeneratum fitillïs vivax perpetuis voluptatibus fruendi defiderium; nee < ad id folum quod adeft , quodque praefens eft fe accommodent , fed confequentia etiam cernant 3 & rebus praefentibus adjungant , . atque conne&ant futu-• ras, neque tarnen poffint non fentire, eorum quae expet'unt affequendorum3 vel quae metuunt effugiendorutn > inftrumenta , vel media haud femper in poteftate fua effe pofita: variis eo moeroribus afiiiguntur, raetuque - futuri. anxio torquentur. & fpe felicioris flatus, quam- animc*.* concepereilibinde-dejeai, .& fruftrati, fe triftitiae tra--
A--3 dèfe-



f D ISPUTATIÖ.
dere confueverunt. Imo omnes omnino infiti hominibus" ftimuli naturales ita funt comparati, ut cum ad cupienda plurima qtfae non poffint obtineri, & fugienda quae ne* queant evitari eos impellant, graves unicuique moleftias afpergant.
Multa quidem hominibus , eademque eximia. tributa effe bona, in confeffo eft. At malo prorfus mortalium fato videtur femper fieri, ut non tantum valeant plurima bona ad felicitatem eorum confervandam , quantum pauciora longe mala ad eandem deftruendam. Ea enira eft fere hominum indoles, quod ipfum profeélo in fummis malis habendum eft, ut fimul ac non nullas removere non poffint dolorum caufas, animis fuccumbant, nee ullam bonorum, quae liberaliter offerri videntur rationem habeant. Jam eae ipfae, ad quas ardentiore nifu omnes fere mortales feruntur, fenfuum voluptates, ita funt comparatae. ut nx expletis cupiditatibus fordeant, imo gra« viffimis piêrumque doloribus, triftique poenitentiae locum relinquant; ut fubtrahi omnino earundem caufas hominibus, quam tam munifice fuppeditari, melius fuiffe plurimis videatur: cum praefertim bona, quae ignoramus, ne cupiamus quidem, nunc vero in eam nos detrufos effe conditionem vitae fentiamus, ut plurima bona neceffario expetamus, iisdemque neceffario careamus. Quid, quod (feu natura noftra , feu rerum humanarum inconftantia 'culpanda fit) nemo fere fua forte contentus vivat? nemo fit, cui non majores moleftias exhibeant aliena bona , quam voluptates fua ? qui non ea fola optanda & admi-
ran-



D I S P U T A T I O. 7
randa ducat , quae fibi óetint , fpernat oronia quae adfint? ut ad cupiendum Temper fruftra, nee unquam fruendum nati homines videantur. Taceraus ita eos effe fata, ut malint iinaginarüs fe torquere malis. quam omnibus carere moleftiis, omnium quae poffident bonorum oblivifci, quam licere fibi eile beatis, confireri.
Licet autem facHe intelligi poffit, plerorumque raaïorum culpam in ipfos homines effe confèrendam; hoe tarnen ipfum difficultates videtur habere gravifiimas. Si enim Deus creandis hominibus confultum iis voluit, cue tales eos fecit (quaerunt quibus Providentiam ejus tollere curae cordique eft) ut plu ra perverfo virium ufu acciderent iis ingrata, quam recto ufu grata ? cur rationis & confilii donum iis dedit, quos fcierit eo improbe perverfeque ufuros? Nimirum homines malae fuae fertunae fabri exiftunt, dum bona malaque praefend fola obleclatione,, vel moleftia ponderantes, fallaces voluptates praeferunt veris, tranfitorias perpetuis , dum fpecie pulcri reélique; decipiuntur, nee ab erroribus fibi cavent. At, cur naturae rerum auctor, quaerunt impii homines, intelligentiae humanae tam arctos conftituir, terminos, ut toties 3 via felicitatis aberrare fit neceife ? Cur non potius omnes bonos, cur non tales fecit, ut fapientiam affequerentur? Quodfi enim obtigiffet hominibus intelligentia par femper veris bonis dignofcendis, fi vires rationis in regendis inftinélibus, cupiditatibus, & commotionibus nocivis coh bendis 3 & coërcenciis plus valerent: haud toties in perniciem mortales ruerent. lantum autem abefie dicunt, ut ea hominibus ob-



& D I S P U T A T I O.
tigerit felicitas; ut potius vi infuperabili ad peccandum trahl 'Videantur. Quam enim dura & prorfus adamantina eft,, quae eos vitiis adftringit, necefïïtas? eo faevior, quo videtur dulcior. Quot ubique occurrunt peecandi iliece!brae, quot malorum irritamenta? Quam moleftus homini., plenusque acerbitatum, fe ipfum , a duro voluptatum fa* mulatu, in libertatem vindicandi labor, adeo certe ingratus, ut plerique in ukroneum fe praecipites dare exitium, quam eum perferre malint. Et fi qui fint tam felici fub fidere nati, ut turpibus vitiis haud fervire videantur ; id ipfum fere fortunae, rebusque circumftantibus, utpote educationi, confuetudini, .exemplis, non fibi ipfis acceptum referre debent.
Sed nee defunt & aliae criminandse divinae boriitatis occafiones, vel praetextus. Cum enim conftet inter omnes, qui divina mente ac ratione mundum regi confitentur, fummum entium intelligentium bonum perfeélionum divinarum cognitione, admiratione, & imitatione, &nafcente ex iisamore, ac fiducia contineri: vel id ipfum argumento impii homines effe cenfent, mortalium generi a Deo nee confuli, nee provideri. Oppido enim paucos effe dicunt, qui veras divinarum perfeétionum notiones animis habeant informatas, & Deum ut perfecWima natura dignum fit colant, & venerentur. Contra ea innumerabiles , qui turpiffimis fuperftitionibus teneantur, nee in religionis officiis öblectationum 3 fed perpetuae anxietatis metusque caufas inveniant, quae proÈqüq tam multae funt, inalefana mortalium diligentia reper-



DISPUTATIO. 3
peitae , ut non injuria dici videatur , praeftare ut nulli fint homines religioni addiéti, quam falfae, ad rodentes continuo terrores, & vitia infpiranda aptae. Nee meliorem eo fieri Providentiae divinae caufam cenfent, quod dici poiïït, hominura culpa effe natas fuperftitiones, non Dei. Potuiife enim ajunt majorem nobis cognitionem rerum utiliffimarum divinitus dari , variisque rationibus impediri, quominus fnnül atque editi in lucem ac fufcepti fumus, in omni continuo pravitate, & fumma opinio* ■num perverfitate verfaremur, ut pene cum laéle nutricis errrorem fuxiffe videamur. Poterat Deus, debebatque, fi impios audimus Q fi quidem ferio hominibus confulere volebat) errorum caufas tollere, veritatemque in luce ac confeientia omnium collocare. Poterat (quid enim qui infinita pollet potentia non poffit ?) efficere ., ut omnes cogitatione ac fenfu divinarum perfectionum non leviter imbuerentur, & tangerentur, üsque adverfus tot ftruétas innocentiae infidias, munirentur. Quae cum eum non feciffe fit in confeffo; id argumento effe putant fato nobis bona malaque diftribui, non providentia, ac confilio. Quid enim noftra interfit, quaerunt, mundum fpecimina perfeétionum divinarum exhibere, fi homines ea intueri nequeant? feu nativa ingenii tarditate, feu defeétu occafionum, ea quae expedirent cognofcendi , errorumque late propagatorum contagione id fiat. i Imo eos ipfos, qui a cralfis erroribus rara felicitate fint immunes, ipfis naturae defideriis, magna, in qua pleri.que mortalium funt indigentia, faeva paupertate, aliis-
B que



io D I S P U T A T I O.
que malis impediri dicunt, quo minus iis voluptatibus, quas in religionis ofFiciis pius quisque poficas putat, perfruantur.
Nee mala ipfa ad fines optime-s, imprimisque ad homines fanam ad mentem revocandos, vel etiam, fi opus fit, puniendos, dirigendi ratio divina, Providentiae accufatoribus ullatenus arridet. Nullam enim in ter bona malaque phyfica & moralia connexionem intercedere dicunt; quin fere ut quisque eft fceleratiffimus, ita fortunatiffimum effe perhibent. Praeterea oppido inutile effe putant vitiis mancipatos, qui ad bonam frugem nunquam redituri fint, tot malis torqueri; quibus melius longe effet faniorem mentem dari, aut certe eos de medio tempeftive tolli; cum dignius fit Reétore fapiente , fcelera impedire & praevenire, quam punire, confervare bonos, quam graves," fed feras malis irrogare poenas. Quin etiam effe muitos omni fcelerum turpitudine eontaminathTimos, quos, quod in profpera fortuna diu vivant, teftimonium contra Deum dicere contendunt audacter. Et licet haud poffint diffiteri, mala ad homines a vitiis revocandos non nihil valere ,• melius tarnen iis eonfuli poffe cenfent occafionibus peccandi fubtrahendis , aut viribus, quibus malarum cupiditatum vehementia facile fuperetur fuppeditandis, bonisque,'mortalibus, ut fumma, quae cogitari poifit, benignitate dignum effet, absque omni malorum mixtura, offerendis: cum praefertim eorum nonnulla talia fint, puta peftilentia, eluviones, terrae motus , & id genus alia, ut plurimura valeant ad
ho-



DISPUT ATI O. u
hómines affligendos , nihil fere ad emendandos, quibus pii impiique ex aequo involvantur: imo talibus calamitatibus cognirionis humanae inftrumenta deleantur, efficiaturque, ut populi vix barbariem eluctati ad eandem in-, faufüs avibus rurfum detrudantur: id quod rerum geftarum monumenta docent. Jam ea mala. quae crudelitati Tyrannorum, ftultorumque Regum & populorum impetui accepta referenda funt, tantum abeffe dicunt, ut er. rorum, vitiorumque fint remedia; ut potius apud gentes talibus miferiis oppreffas , fcelera in immenfum ferpant, Tyrannis quosque virtuti deditos impune jugulantibus , folosque criminum focios , & libidinum miniftros beneficiis cumulantibus ; fraudeque , & fceleribus , ad bella profpere gerenda , plus innocentia vitae, valentibus. Qjaid ? quod nempe fapientiae , neque benignitati fum* mae congruere cenfeant, vetera fcelera puniendo, cumulare novis, feu quod eo redire putant , committere quacunque ratione, ut plurimi certo peccent, contagioneque fcelerum integras gentes inficiant ; quo alii, iidemque paucilfimi, a perpetrandis criminibus deterreantur.
Ad haec praecipua referri poffe mala omnia , quae turn naturae divinae perfe&iönibus conciliafi non poife multi putant , facile intelle6ki eft. Cum itaque certum fit ineffe in mundo mala plurima; magna profeélo euique Dei reverentiori , in eorum origine inveftiganda , prudentia verfandum eft:, cavendumque fummopere, ne ullam in divinam mundi adminiflrationem culpam conferre B 2 vi-



m DISPUT A T I O*
vidëttur. Quia vero quid verum fit- clarius elucefcit, fi caufarum ab utraque parte fiat contentio, & contrariarum fententiarum comparatio; noftri jam effe putamus officii, varias, quas Philofophi de origine mali commenti. funt, hypothefes exponere, & explorare; quo viam nobis ad' veram fententiam proponendam, & afferendam muniamus;
Omnes igitur, qui in difficili hac quaeftione a vero abeunt, vel in hoe errant, quod mala divinae potentiae fubtrahant: vel e contrario , quod in iis admittendis , vel non impediendis, potiores Deo, quam fummis ejus perfëcHonibus convenire videatur, partes tiibuant. Exen» tiendis proinde contrariis eorum fententiis paulum immorandum erit; quo eorum difculfione, 5c collatione, ve« ritas in confpeclum prodire incipiat.
Qui mala , praefertim in vitiis pofita, a Deo optimo non omnino, aut vix dependere putant, eorum origincm vel ad materiam aeternam, nullumque fui auétorem agnofcentem : vel ad talem libertatis, ad effentiam entium quorumvis intelligentium finitorum pertinentis, indolem,, ut ejus abufus haud aliter , quam in nihilum redigendis mentibus* ea facultate inftruclrs, impediri poifit; aut ad • naturam aliquam aeternam, maxima potentia praeditam., eandemque invidam , & maleficam, Dei optimi (quem folum hoe nomine appellare fas eft) confiliis.obfiftentem, &; bona,.. quae fola ille tribuere velit, malis permifcentem. referunt. In illis fuit, praeter muitos alios, Plato, Fasniliaque Stojcoxum.. Iftis.non injuria accenfentur, qui-
cun-,



D I S P U T A T I O. r3
cunque cur Deus mala non impediac , eam effe rationem putant, quod faeukas pro lubitu bene, vel male agendi, ab entibus intelligentia finita praeditis non poffit auferri, nee vel Deus ipfe ad decreta mentium liberarum immutanda , fleftendaque aliter, ac ordinario modo aliquid conferre valeat O) ; praefertim , liquas naturae libertate tali inftruéhe fint fufcepturae aétiones bonas , aut malas , ne a Deo quidem praevideri poffe arbitrentur; cui fententiae addiclum fuiffe Socinum, praeter muitos alios,notum eft. Longius etiamprogreffus dicicur Premontvalius , alTerta mentium aeternitate a Deo non pendente, adeoque & libertatis ufu abufuque, nulla vi divina impediendo, hominibus tributo; licet opera ejus non effe no« bis vifa fatearuur. Horum vero commentum ad Zoroaftrem vulgo refertur, quem fecuti funt Chaldaei, varjique Graeciae Philofophi , & a propagata religione Chriftiana diverfi Haeretici, Marcionitarum, Manichaeorum, Paulicianorumque nominibus venientes; quorum peflimae defperataeque caufae patrocinium fufcepit dicara, an id prae fe tulit ? fub finem fuperroris feculi,. Vis fagacitate ingenü nulli fere fecuadus, Petrus Baylius.
Facile autera expofitas hypothefes, longius , propiusque a vero aberrare demonftrabimus. Quod enim ad -asfertam ab omnibus Philofophis, a vera religione averfis.
ma-
O) ld infinuare videtur Geometrarum Princeps Eulerus in Litteris a« Pïineipem Germaniae Feminam. Vide Litteras 89, ?i & 110.
B 3.,



14 DISPUTATIO.
materiae aeternicatem attinet, refellit eam .materiae natura, quae nullas rei neceffariae aeternaeque, omnes autem fortukae , vel contingentis , notas in fe continet. Res enim corporeae nullae effe poffunt, nilï partes, ex quibus vario modo inter fe junéfcis , & copulatis funt conflatae, certam texturam habeant, certa fpatia repleant , certa fint magnkudine, fuaque determinata figura iis fit tributa : quae omnia cum ab effentia materiae proficifci haud queant, ( falva enim materia continuis mutationibus funt expofita") confequens eft , materiam fuae naturae neceffitate haud fuiffe ab aeterno; fed Dei voluntate effecfom effe. Ar, licet concedere vellemus, eam neceffariam, aeternamque efle, cum tarnen iners fit, feu interno agendi vel motus principio , aut vi carens, id quod non ignorant, quibus vel prima legum motus a magno Newtono expofitarum, confenfuque omnium, quae in natura rerum accidere obfervantur , conhtmatarum , cognita eft , inordinatis fuis, perveifisque motibus Deo archkecto, & opifici, mundum exornare omni ratione optima volenti, refiftere & reluclari neutiquam potuit. At fingat , cui placet , materiam interno motus principio, natura fua effe praeditam,- quia tarnen motus ex eo oriundi, utpote cum efientia corporum copulati effent redtilinei, nihil certe cum origine maloiura, praefertim moralium, commune habere poffent. Admirabilis rerum omnium ordo , ex folis motibus reétilineis exoriri neutiquam potuit, fed praeter confilium Au&oris mundi, debetur legibus gravitatis, attraélionis, aliisque ad effentiam mate-



D I S P U T A T I O. is
teriae neutiquam pertinentibns, fapientique Dei voluntate conftitutis. Jam concedamus vel maxime, nonnulla mala phyfica generalium earundem motus legum effeéla effe, quia tarnen hae ipfae a Deo pendent, nee i 11a potentiae divinae erunt fubtrahenda. Imo etiamfi daremus, omnes motus leges cum effentia materiae neceffario effe copulatas, maneret tarnen eo ipfo texturam corporum diverforum. & maxime organicorum ftruéturam , fabricationem hominis, & vinculum quod animae cum corpore intercedit, Deum agnofcere fui auótorem, in quibus cum fint pofitae caufae proximae variorum malorum phyficorum, & remotiores, vel minus plenae, moralium, intelIigitur admilïïonem mali ad Deum , non ad inteftinam aliquam in natura materiae delitefcentem neceifitatem effe referendam. Quid, quod omnes omnino homines pleraque, quae accidere ingrata, fibi ipfi exprobrantes, aliosque pro talibus malarum fuarum aétionum auótoribus,quibus eae , cum omnibus effectis jure imputentur, fenfn communi docente habentes , fateantur eo ipfo, nulla fe neceifitate bruta , & infuperabili adftringi vitiis. & quae ex perverfo virium ufu oriantur mala, fi fana mens effet, evitari poffe. Sed quid multa ? cum conftet inter omnes, qui vel a limine philofophiam falutarunt, nullis corpora effe praedita ita diftis qualitatibus, praeter texturam, figuramque partium , & motum , adeoque nee mala in proprietatum , quae corporibus infint numero habenda, fed ad mentes, fensu & intelligentia praeditas, referenda effe.
Nee



.1-5 D I S P U T A T I O.
Nee eft cur in eorum fententiam concedamus, qui -ufum abufumque libertatis, divinae potenciae fubtrahendo, putant fe optime Ejus perfeclionibus confulere. Qui profecto dum bonoconfilio omnem malorum, praefertim moralium, culpam a Deo optimo removere fatagunt, in•finitae Ejus potentiae , fummoque in res omnes, ipfumque hominem imperio multum videntur derogare, nee juftam libertatis moralis, hominibus propriae, nodonem animis informatam habenc. Licet enim nemo fanus diffiteripolfit, in hominis effe pofitum poteftate, ut attendat, deliberet, eligat , decretumque exequatur : poffe tarnen Deum, falva ejus natura, voluntatem quo velit, variis rationibus ducere, flectereque, & ad aliquid certo eligendum , quotiefcunque fibi videatur, impellere, negare non audemus. Ea enim eft mortalium indoles, ut ferantur femper ad bonum , nihilque eligant, nifi minimum, ejus fpeciem praefe ferat: quocirca , fi obleclatio ex vero bono capienda, eorum fenfu longe fuperaret eas, quas falfum bonum habere videtur voluptates, hoe femper illi pofthaberent. Id vero Deum, utpote rationis , qua mens ex vero vel falfo de rerum predo judicat, voluptatem vel moleftiam percipit , deliberat , decernit, aélionem fufcipit , vel omittit , fcientiflimum , efficere femper poffe, ingerendis illi variis cogitationibus & confiKis, voluptatis, quae ex mala aclione caperetur, fenfu obtundendo, animoque dignioribus obledlationibus replendo , attentionem a malis ad bona.9 commodis occaüonibus fuppeditandis, transferendo ; ego quidem infi-
cias



DISPUTAT10. 17
eias ire nolim. Non equidem ignoro efficere pofie hominem , ut bonorum ideae in mente ejus, adeoque & appetitus, fenfim obfcurentur; malorum autem vivaciores reddantur, in ea fola, quae in praefens grata vel in* grata fint nitendo , nee in futurum profpiciendo. At quantacunque fit vis hominis, quae certe finita efi;, ad decreta libere formanda , mutanda , eligendumque hoe vel iffud'.; ea tarnen vi majore, qualis divinaefi, non deftruéto licet homine , impediri, fleéti, dirigique pc-teft. Si enim nos'ipfi varias queamus aliorum mentibus cupiditates infpirare, quid ni certiore longe ratione Deus, quoties vellet, id potentiae fuae infinitae interventu efficere poffet? Non dicimusEum, qui vi divina, cui nullo modo refiftere poffet, a malo eligendo averteretur, pro li. bero fuae aótionis audore , qui ob eam laudari mereatur, habendum effe: id vero afferirnus , Deum, falva hominis natura, poffe eum ad aótiones, quas velit fufcipien-' das, impellere ; cum nunquam mens decernat aliquid, quin fubfit caufa quae eam clare, vel obfeure fubit; Deus autem praefencibus quihusvis caufis, alias validiores, opponere femper queat.
Imo, ad malas quasvis aftiones, antequam exifterent impediendas, neque femper immediato potentiae divinae interventu opus effet; cum poffet id variis aliis rationibus obtineri, occafionibus malorum fubtrahendis, irritamentis de medio removendis, in iis hominibus circumftantiis ponendis, in quibus deeffent male agendi caufae, vel certe momenta ad bonum impellentia, iis femper praevale-
C rent,



i8 DISPUTATIO.
rent, vinculi, quo anima corpnsque continentur ratione, & naturae rerum cum noftra eopulatione, ita conftituenda, ut minus ad voluntatem ducendam valerent fenfationes gratae ingrataeque , plus vero fana ratio: quae omnia divinitus effici potuiffe, aut poffe, vix ac ne vix quidem dubitant , quibus Dei potentia, indolesque humani animi perfpecla eft. Licet autem ambigamus (de caufis allo loco dicendis) utrum in mentes non majoribus perfectionibus inftruclas, quam humanae, cadat tanta felicitas, ut non ablatofibi virium ufu libero, ab omnibus prorfuspeccatis immunes femper manere poffint: id tarnen nullo jure negari poteft, pleraque eorum, quae homines in fe admittere confueverunt delifta , potuiffe , & poffe variis modis , quo minus exifterent, impediri: quo folo conceffo, cum praecipuis, quae in perfeétiones divinas in* teuduntur reprehenfionibus locus relinquatur, non video,, eur aut nullo, aut certe oppido exiguo optimae caufae commodo, talem hominibus libertatem, fummo Dei ini. perio injuriam,. arrogandam arbitremur.
Ac hpc ipfum eft inprimis , quod me a lèquenda ea fententia alieniorem fecit. Quod fi omnibus impiorum liominüm reprehenfionibus diluendis fufficeret; magnis nihilomin'us difficultatibus non careret. At nee ea laus tribui illi certe poteft. Licet enim eoncederent calumnia-v tores providentiae, talem effe libertatis , ab effentia hominis nullo modo feparabilis , qualis afferitur indolem : neque tarnen eo ipfo protinus victas manus darent, fed haec, multaque alia ex providentiae defenforibus quaere-



DISPUTATIO. 19
rent : Cur Deus eos, quos libertate fua tam improbe ufuros, ut infeliciflimos fe reddituri fint, praevidit, efficiendos duxerit? cur eos, quos fibi, aliifque peftem machinari videt , non de medio tollat , antequam fceleris contagio ad plures perveniret ? cur non plura faltem nafcituris peccatis impedimenta objiciat? quod facere eum mukis modis poffe non negabunt, fi vel effeéta religionis a Chrifto promulgatae, majori humani generis partf falutaria , perpenderint. Has , aliasque difficultates qui de medio removere velint, eis aliam prorfus ineundam effe viam , facile intellectu eft.
Neque in fubtrahenda Deo liberarum aaionum praefcientia magnum ad defendendam divinae voluntatis fanctitatem momentum pofitum eft: id quod ingeniofiffimus Baylius acute fatis vidit monuitque (*). Non jam urgeo, in quas anguftias qui id faciunt fe conjiciant, quarft abjecte de divina omnium gubernatione fentiant, quam praepoftere Deo fucceffionem temporis affingant. Eumque fecurum in diem vivere, futuri ignarum cenfeant: at fententiam perfeétionibus naturae divinae plurimum detrahentem, repeliendis impiorum criminationibus nequaquam futTicere, certo certius eft. Fac enim ne in Deum quidem cadere, ut praefciat quklnam homo libere fit faélurus; at forte non negabis Eum, utpote praefentium en-
tjs
(*) In fuo Lcxico, fub voce Paulieiens, nota T.
C 1



so DISPUTATIO.
tis cujusque intelligentis propenfionum, incli'nationum, omniumque rerum circumftantium probe gnarum, fi non certo, at probabiliter admodum praevidere, plurima fcelera , ni impediantur, brevi in aclum eruptura, quae tarnen Eum non impedire eft in propatulo. Ponas jam Deum videre aliquem id confilii capere, ut muitos in focietatem fceleris pertrahat, periculumque effe ne ferpens latius malum non tantum plurimos gravibus criminibus polluat; fed etiam innumeram multitudinem miferiis, ipfosque etiam infontes involvat: vides procul dubio quaeri poffe, cur Deus fuppeditandis, quae facile invenire poffet auxiliis, aut caufis praefentibus quocunque modo dirigendis, non ea mala in herba fuffocanda ducat, quae ipfos etiam fceleris puros fint afftiftura, virtutisque incrementa mirum quantum impeditura? Quam levibus faepe caufis maximi momenti res perficiuntur. ex-iguisque rerum mutationibus, ingentibus malis, puta bellis, feditionibus, aliisque praevertitur? quod Deum non quotiescunque polfit, veile facere, nemo eft qui neget. Impedita func feliciter, impediunturque plurima in dies fcelera atroeiffima; at faepius, fapientilïïmis procul dubio de caufis, etiam admittuntur. Impedita eft felici Regni Angliae fato conjuratio pulveraria; at poterat procul dubio non minus provideri, ne triftis ut vulgo dicitur Parifienfis Laniena tot innocentes perderet, totque criminibus occafionem daret. Vidit Deus per tot jam Secula, quot mala horrendum facem'mae Inquifitionis Tribunal procreaverit, quantumque ad propagandas fuperftitiones valuerit; ejus tarnen barbariem tu-
lit,



DISPUTATIO'. 11
fit, & adhucdum videtur ferre. At poterat, quis hoe neget ? variis rationibus Ejus auétoritatem labefaótere y Quaeftoresque errorum Regibus pro merito, exofos reddere. Videt Deus procul omni dubio, in quanta religienis & officiorum ignoratione, & erroribus verfentur etiamnum pleraeque nationes, poffetque earum ruditati variis mederi modis, vel naturalibus vel etiam fupematuralibus; cum ipfi homines medicam faepe manum non infèlici fucceffu adhibeant; neque tarnen alia id facit ratione , quam quae fua natura, perfeéiiifima digna videatur. Videt, quam mulei ingenio otioque ad caftilfimam religionem inpugnandam, animisque omnium, fi poflent, evellendam abutantur; peftilentiffimos errores diffeminari longe lateque ferpere mentibusque rudiorum, citra omnem fere eorundem culpam infinuari infundique non ignoratj neque tarnen ad eos convellendos & extirpandos ea omnia facit, quae facere poffe videretur. Quae omnia certe firmiffimo argumento effe poffunt, neganda Deo liberarum Aclionum praefcientia non ftatim Eum a culpa liberari De Premontvalii autem fententia, utpote naturae mentium finitarum e diametro oppofita, dicere nihil attinet.
Multo autem abfurdiora funt Manichaeorum fomniay quibus confutandis vix operae pretium videtur immorari, , Quid enim magis inconfulte temereque dici poteft, quam effe duo rerum principia , unum natura beneficura, maleficum alterum ? Quid huic infulfiffimo commento non di? eam minimam verifimilitudinem concfliare, fed a manife-
G % ftiffima



2S DISPUTATIO.
fliffima repugnantia illud liberare poffit? Q_uod fi fit natura aliqua neceffaria, aeterna, immutabilis, fumma intelligentia & potentia praedita, eademque optirna, a quanirnirum omnia fint profecta bona; quid quaefo efficere potuit, ut altera natura, aeque necefiaria, aeterna, evadsretmala, hoe folo, boni principio contraria? Naturae ne fuae neceffitate fa&a eft malefica? Id fi dicas, tolles principium boni, cum quo cum communis ei fit natura neceffaria, immutabilis, potens, intelligens, effentialibus proprietatibus differre ab eo nullo modo poteft. Nihil enim efi: in natura necefiaria & immutabiii , quin cum ejus effentia neceffaria fit copulatura, omnia per eam certa ratione oportet effe determinata, & definita, cum nihil effe poffit nifi fit omnimode, ut ajunt, determinatum. At forte libera voluntate naturarum aeternarum alteram maleficam factam effe dices. Potèftne vero natura intellf gentia praedita quidquam veile fine caufis: quae autem poffunt fingi tales, quibus induéïa vellet alias naturas intelligentes videre miferas, & praeftare? Nimirum voluntas prorfus arbitraria, ab intelleélu nullo modo pendens, omnino nulla efi ; rationes volendi & decernendi funt cuique naturae, voluntate praeditae, praefentes, quas intelligentia continet. Quas autem poffet fummus inteïleótus mali, fine fapientibus caufis inferendi, complecti, & fuggerere caufas, nemo nifi qui fenfui communi nuncium miferit, dieet. Duo illa Principia, fi quidem a fe mutuo non pendeant, pari intelligentia & potentia polleant neceffe eft. Quod fi enim unum his rebus alterum
fu-



D I S P U T A T I O. *$
fuperaret, quos vellet, Ejus potentiae limites poneret, adeoque ad akerutrius tandem arbitrium omnia redirent. Jam vide, quanta mundus, motusque ejus finiti & aequabiles, omniaque ratis ordinibus moderata, immutabiMque conftantia, quanta admiranda corporum organicorum ftruétura, hominisque fabricatio, fapientiae, & potentiae , naturae rerum Auctoris fpecimina exhibeant. Cum tanta intelligentia & potentia, quanta ipfum mali principium, fi quidem Dei Optimi Maximique confiliis obfiftere poffit» pollere eft neceffe , malidam & invidiam eonfiftere non poffe, talpa caecior fit qui non videat. At> ignorantia nimirum , ab erroribus, ab anguftiis intellectus, a propriae imbecillkatis confcientia oritur pafcens fe malorum fpeclaculo malignitas, non a fapientia. Perturbationes animi, vitiorum fontes> in natura maximis pollente viribus, fibi fufficiente, eoque beata, locum babere nequeunt. Odium non cadit in Eum, qui non habet eur metuat quemquam; ille folus vult terrere omnes, qui timet omnes; invidia nafcitur ex fenfu inopiae virium, & cupidkate felicitatis alienae. Natura anulla alia pendens-. & potentiffima, efi; etiam beatiffima,- cum beatitate autem convenire, & in una fede morari qui poffent, plena acerbitatis malignitas, crudelitas, & invidia: quibus quorum animi torquentur, fe ipfos miferiores faciunt, quam alios. Tantum certe abeft, ut fumma talis malignitas, quae vel non provocata noeere velk, in Naturam magna intelligentia & potentia praeditam cadat, ut ne homines quidem, fuae licet imbecillitatis confcios, absque ullis nequi»
tiae



H DISPUTATIG.
tiae praemiis adduci ad mala aliis inferenda, nee peccare„ nifi fpe obtinendorum bonorum, malorumque metns norint omnes, quibus humana natura non.ignota eft. Quae autem quaefo effe queant illa bona, quae principium mali vexandis hominibus alTequi poffet, aut vellet?
At, commentum , quod fi a priori fpeftetur, non posfit ncn pro abfurdiffimo haberi, a pofteriori confirmari poffe putat Baylius: in quo quidem fallkur vehementer. Quid enim fanis philofophandi reguiis magis contrarium effequeat, quam obyii cujusque effectus caufas a peculiari quopiam principio arceffere? ex afcenfu v. g. aquae in antlias vacuefa&as, horrorem vacui, ex modo quo creatur & perficitur fanguis vim -chylificamzutfanguiföcaniy invita naturae analogia extundere, & quod ejusdem furfuris eft, mala ipfa a neceffario, & independenti mali principio derivare. Equidem ita fentio: fi nulla prorfus ratio perfeétiones divinas cum admiffis malis conciliandi nobis praefto effet, aut unqusm inveniri poffet; praellaret ignorantiam confiteri, quam monftra & portenta loqui. Quid vero aliud fecit Baylius, dum exaggeratis, quibus v.ita humana fit referta malis, quomodo Manichaeus peffimam fuam caufam a pofteriori defendere poffit, magno eloquentiae apparatu oftendere voluit. Ad principium enim mali aeternum, nee ab ulla re alia pendens asferendum, proferri deberent exempla talium malorum, quae in fe effent mala, id eft talia, quibus natura noftra nullo bono, falutarique confilio fit expofita; quae nulla ... prudentia & diligentia poffint evitari, quae ad nullius en-
tis



DISPUTATIO;
tis intelligentis felicitatem aliquid conferre poffint; nee voluptatibus mox largiter coinpenfari, aut etiam in eas converti queant; verbo, quae principium mali neceffarium referant exprimantque : qualia nuspiam gentium, terrarumque inveniri mala, vel primo obtutu perfpickur. Nullum enim eft malum, cum ipfa quidem hominis & rerum natura copulatum, quin in bonum humani Generis ex confilio Dei vergat: nullus indkus inftmc~Uis mortalibus, qui non effet neceffarius, utilisque. Libertatem ipfam, quam, quia cum felicitatis, turn infelickatis caufa effe poteft, ab utroque profechm effe Principio, abfurde prorfus, Paulicianos loquentes inducens, dicit Baylius, (cum fimplex ejus natura fit, ne cogitatione quidem divifibilis) optimo prorfus mortalibus confilio effe datam, evincemus infra, hoe folo nunc addito: quod reótus ejus ufus veris femper homines perfundat voluptatibus, mala autem ex abufu nata poffint emendatione morum, ftatusque melioris, in quem quis fe aflerere femper poteft, cum priore comparatione, gaudii plena, compeniari. Certe pins quisque perfruitur iis voluptatibus, in amore Dei, & confidentia in provida Ejus cura, fpeque beatioris immortalitatis pofkis; ut fe miferum eüe neget. Vides Principium boni efFeciffe , ut quicunque velint felices effe poffint; mali autem Principium efficere, ut praeterquam qui mereantur infelices fint, nequaquara potuiffe: adeoque tale mali Principium, a Deo non dependens, nullum effe. At plus forte fatis diximus de hoe delirantium fomnio.
D Haud



«6 DISPUTATIO,
Haud fcio an eorum, qui mala a Deo aut non omnino , aut vix fatis dependere putant T numero adicribam cos, qui ejus naturam fola privatione abfolvi, idque nihil aliud effe, quam merum boni defectum dicentes» exi, ftimant omnium optime hoe fe pacto divinae providentiaefanctitati confulere. Cum enim mala in fola boni abfentia ponant, facile intelligi poffe putant, nulla caufae effi* cientis vi opus effe ad ea efïïcienda , adeoque eorum originem ad Deum, folorum bonorum, non merae privatio. nis auctorem , nullatenus referendam effe.. In ea fuerunt fententia plurimi e Scholafticis ita dicTtis, & ex Cartefii difcipulis. Nee alieni fuerunt ab ea varii diverfarum partium Theologi; optime ita intelligi poffe cenfentes, nee creationem, nee confervationem ad mala pertinere. Nobi? cum non liceat longius illi fententiae refellendae immorari, in pauca, quae ad momentum controverfiae fpectant, conferemus. Eft profeéto malum, quod metaphyficum dicitur, abfentia majoris perfeclionis, quo-circa licet dicere illud nee creari, nee confervari. Hoe tarnen voluntati divinae acceptum referendum eft, quod entia intelligentia perfectionibus a fe invicem multum differant, viribusque, nee majoribus, quam pollent, quod fieri falva Eorum natura poffet, fint praedita. Malum phyficum, feu caufam fpeétemus, feu naturam , non fola voluptatis abfentia, fed veris motibus, ingratis perceptioni%t», & doloribus continetur. Quod autem ad morale malum attinet, illud quidem in aberratione a via felicitatis> virtutisque pofitum effe, dici aliquo fenfu poteft; at
quia



DISPUTATIO. 27
quia funt in hac aberratione gradus, qui in meram privationem neutiquam cadunt, plus etiam ejus notionem involvere eft certiffimum. Non minus fane malae. quam bonae actiones cogitationibus, decretis animi, externisque motibus contineiuur, & qui decernit impium aliquid & nefarium faciendum, eo ipfo peceat. Diótinétio proinde inter illud . quod reale feu materiale fit in aótionibus, itemque quod formak, quorum illud Deus efficiat, hoe caufa nonindigeat, non penitus accurata eft. Licet enim in aótionibus, in externum aliquem actum erumpentibus, id quod materiale eft, poffit a formali cogitatione diftingui, ipfa tarnen culpa in mentis decreto malo haeret; quod quidem vero animi aótu, non folo aétionis defeótu continetur (nam veile peccatum eft peccare). Caufae vero malae eledionis licet fint pofitae in ignorantia, erro' ribus, attentionis negligentia, quae in mera privatione videntur confiftere; nee tarnen ex folis limitationibus naturalibus oriri mala moralia 5 fed potius ex perverfo , non autem folum, ut quidam vellent, intermiffo libertatis ufu, fenfus intimus unumquemque docet.
Excuffis eorum hypothefibus, qui mala divinae potentiae fubtrahunt, progrediendum jam nobis eft ad eorum fententias explorandas, qui in iis admittendis potiores Deo , quam fummis Ejus perfeétionibus convenire videatur, partes tribuunt. Qui quidem tanta funt in varietate, ut alienum a propofito videatur omnium exponere & refellere opiniones erroneas; cum praefertim quae falfa contineant, ad fumma quaedam capita referri non
D 2 ia-



28 D ISPUTATI O.
incommode poffint. Subtilioribns itaque, quam utilionbus, de decretorum divinorum ordine, de mali permiffione vi eorum efficace, id eft tali, ut non potuerit non exoriri; de praedeterminatlone actionum liberarum, Deoque caufas creatas ita adjuvante, ut cum eis fimulagat, controverfiis, haud immoraturi, omnes, qui actiones humanas fato, a Deo licet definito, tali tarnen, cum quo vera libertas, ad imputationem neceffaria, confiftere nequeat, fubjiciunt; vel mala quae extiterunt, & exiftent, ita iis, quae Deus quacunque de caufa [creanda, vel conftituenda duxit, implicatum cenfent, ut abeffe non potuerint, quin plürimum ornatui perfectionique mundi, & gloriae divinae deceffiffet, hunc errorem errare arbitramur. Et fane funt haec ita iiiter fe connexa, ut pofito uno non poffit removeri alterum. Cum enim Deus fine > quem fibi in condendo mundo propofuit excidere nulla ratione poffit: fi mala in mundo obvia, praefertim moralia , ad gloriam ejus illuftrandam ita faciant, vel certe cum bonis- perfectiones Ejus demonftrantibus tam arcte copulata fint, ut fine iis gloria divina fatis celebrari non potuerit ; efficietur fane, ut tam necefiarium fuerit homines in omnia, quibus vexantur, mala incurrere, quam Deum, fumma potentia praeditum , fines fuos affequf.
Omnium autem ingeniofiffime eam, de permiffione & origine malorum, fententiam expofuit, magnaeque probabilitatis fpecie commendare ftuduit Magnus Leibnitius, ad cujus placita red'ire aliorum etiam explicationes, malofum originem, cum aptiffima gloriae divinae illuftratione
£0'



DISPUTATIO. i§
copulantes, ex iis, quae Canzius de Providentia & Mali permiflione difputavit, facile intelligi poteft (*). Ejus itaque jam fententia paulo accuratius difcutienda eft; quo ea, quae vir fumnius ex vero dixit, ab aliis, in quibus rem acu haud tetigit, dignofci queant.
His autem fere ea continetur: Deus gravibus, fuaeque naturae perfefliiTimae convenientiffimis de caufis, ad condendum mundum acceffit. Intelligit autem per mun- ■ dum, feriem rerum a prima creatione exlftentium, dü' rantiumqiie per omnia feculorum fecula, ut eo vocabuh vitam etiam aeternam felicem & infelicem, & quidquid praeter Deum eft, vel trit, compMtatur. Cum vero plures rerum effeétuumque feries fuerint omnino poffibiles, quibus efficiendis non minus potentia Dei fuffeciffet; ex eo confici poffe putat, Eum non aliam ob caufam hunc mundum, vel hanc rerum omnium feriem , reliquis omnibus praetuliffe, quam quia eam, fuis licet naevis laborantem, accommodatiorem fuo confilio, plusque boni illis eontinentem, intellexit. Quo conftituto, facile mala, quae in mundo infunt, cum perfeftionibus uivinis conciliari poffe putat. Licet enim haud neget, fieri potuiffe , ut talem Deus rerum feriem, cui nulla fuiffent implicata mala, conderet: eam tarnen hac ipfa, quae divinitus eft
con-
(*) In Libro de philofophiae Leib. & Wolf. in Theologia ufu. TrscUUis Cap. VI. dc Providentia &c.
D &



3o DISPUTATIO.
conftituta, finibus luis affequendis minus fuiffe accommodatam, eoque fummo jure ei pofthabitam, cenfet. Sibi itaque Deum, & fuae gloriae debuifle putat, ut hanc folam optimam ex reliquis omnibus eligeret, & efficeret, quod nifeciffet, minus bonum majori praeferendo, fummae fapientiae convenienter haud egiffet. Reftat, ut, cur Viro, cujus merita non ignoramus, haud penitus aflentiamur, paucis exponamus.
Primo quidem , mundi vocabulo minus accurate totam rerum omnium, ipfarumque liberarum aclionum feriem, complexum effe Leibnitium judicamus: cum fenfus communis doceat, efFe&a rerum fortuita, feu contingentia, talia effe, ut iis licet imrautatis, aut alio modo fe habentibus, res tarnen eadem maneat. Quis, verbi gratia, neget eundem me fuiffe manfurum, etiam-fi hoe fcribendi labore fuperfediffem? quis concedere poffit, omnia quae in mundo funt & accidunt, ita cum ejus effentia connexa effe, ut vel minimo eorum fublato, alius mundi notionem haberemus ? Id vero eft modos, vel accidentia, cum attributis confundere, cum res quaelibet haec fit & non alia per effentiam , & connexas cum ea proprietates, non per modos, quos adeffe vel abeffe poffe, mutarique in horas, ita ut res, cui infunt, eadem maneat, in vulgus notum eft. Mundus profecto, quamvis optimus, finitus tarnen eft; rei autem finitae cuique neceffe eft aliquos ineffe modos, qui abefie, falva re ipfa, mutariqüe poffint: ex quo confequitur, ut multa accidere in mundo oporteat talia, quae fi minus acciderent, hic nihilo-
mi-



DISPUTATIO. 3?
minus, qui conditus eft, maneret mundus. Nimirurn,, ad effentiam mundi pertinent, variae ejuspartes, ordo, quo illae continentur, leges motus, & eae quae entibus intelligentibus funt datae, cum natura eorundem,. & quidquid eft divinitus conftitutum : iis enim immutatis alium exoriturum mundum intelligimus. At liberae hominum, aliarumque naturarum actiones, in modis hujus creati mundi funt habendae, cum aliter falvis iis, quae Deus fecit, ordinavitque, fieri potuiffent. Licet autem inutile videatur de vi definitionis alicujus difputare, cum. liberum fit cuique terminis, quibus utitur, eum fenfum fubjicere, qui commodilfunus videatur: eft tarnen cur illam Leibnitianam carpendam putemus. Solo enim ineerto, diverfoque vocis mundi fignificatu, nititur celebre, quo hanc rerum omnium feriem effe optimam demonftrare voluit, argumentum. Nam licet facile quisque dederit , Deum optimum femper eligere, dignaque fua natura perfecWima ratione agere: negaverint tarnen multi , mala- quae in mundo infunt moralia, ab Ejus eleótione effe arceffenda, vel a Deo auétore profeóta,. quamvis Eum effeciffe hoe univerfum nihil dubkent. Mala quippe in vitiis pofita non fuiffe eleóto, ereatoque1 mundo ita involuta, ut abeffe non potuerintfed perverfo libertatis ufu, quem penes hominem erat praecavere , exorta effe dicent. Praevidit fane Deus, quis hoe neget? extitura culpa entium intelligentium multa crimina, eaque non impedienda duxit iis rationibus, quibus folis poterat illis praecaveri. At ex eo non effickur,



32 DISPUTATIO.
ut liberae actiones, ipfaque peccata eo modo ad Deum auótorem fint referenda, quo res aliae, ab Eo conftitutae, quod fumendum fuit Leibnkio, fi quidem reóteconcluferit.
Deinde nihil mihi videtur evidentius, quam fententia Leibnitiana tolli eam libertatem, quam inefie in hominibus fenfus communis teftimonio confirmatur. Eft quidem multum a muleis difceptatus de libertatis moralis natura locus: licebit tarnen nobis etiam caput controverfiae attingere. Non de Divina quaeritur libertate, vel de ea quae beatis meiuibus dono Dei, vel contracto bene agendi habitu, hoe jam affequutis, ut peccare nequeant, fit tribuenda; fed de ea, quae in hoe rerum ftatu in ho« minem cadat; feu ut controverfias de hereditaria depravatione evitemus, qua integer adhuc vitae homo inftructus fuit. Certum autem eft Eum peccaviffe, adeoque nulla neceflltate bono femper eligendo adftrictum fuiffe. At neque, falvafumma, qua Deus in adminiftrando mundo verfatur fanótitate, dici poteft hominem ulla neceffitate, licet non bruta , fed cum intelligentia conjuncla, tali tarnen, cui fuperandae impar fuerit, fuccubuiffe peccandi libidini: quod tarnen tacitefumitur a Leibnitio, poniturque. Fac enim mundo a Deo ele&o & creato, ordinique rerum vi divina conftituto, naturali omnium, quae accidere poffunt, colligatione, ita inferta intextaque fuiffe vitia, ut non potuerint definito tempore non exoriri, caufis eorundem in natura rerum atque mundo inclufis, intelliges procul dubio non magis fuiffe penei hominem non peccare,



DISPUTATIO. 33
re, non errare, a culpa fceleris immunem fe praeftare, quam impedire quominus Deus mundum confilio fuo accommodatiffimum eligeret, conderetque. Habuerit fane lile potentiam phyficam non peccandi, cum tarnen ea uti, antecedentibus, nee in fuo arbitrio pofitis caufis, ad malum bono praeferendum duétus, non potuerit: non video quo jure pro auclore miferiarum, in quas ita incidit, ut falva creatione hujus mundi non incidere non potuerit , habeatur. Audiamus Canzium ita fententiam Leibnitii propugnantem. (*) Aut dignior fuit rerum feries (mundus) in quo peccatum declinandi motiva pro intelligentibus creatis fortiora erant: aut feries illa praeftantior fuit, in qua erant^ut inpraefenti fiebat, non fortiora. Si illud Deus pofterioris generis feriem condendo indigne fecit, quod eft impium: fi pofterius, habent recentiores quod volunt. Ecce tibi confkentein reum. Quid enim eft culpam peccatorum ab homine amoliri, fi. hoe non eft ? Quod enim fortiora fuerint in ferie rerum, a Deo aiiis omnibus antelata, momenta hominem ad peccandum irapellentia , quam contraria, id illi vitio verte nequit, utpote qui ejus auétor non fuiffet; fed nee ullo jure culpari eo poteft , quod fortioribus agendi rationibus cefferit, cum aliter agere, falva fua natura, ex ea fententia prorfus non potuerit. Quae itaque ulla vel in
Ada-
<*) Libro Capiteque citatis pag. 30j.
E



34 DISPUTATIO.
Adamo, vel quocunque allo homine haeret culpa? ïrr ferie rerum a Deo reliquis antelata inclulum, caufisque antecedentibus definitum erat, ut fceleftus Ravaülacius optimum Regem de medio tolleret; nee magis penes Eum erat a tanto crimine fibi praecavere, quam ne omnia , ipfaeque liberae actiones caufis antepofitis fierent impedire: vel mundum a Deo electum, deteriorem, intermictenda actione peflima , reddere. Naturalis enim omnium, quae in mundo optimo accidere poffunt colli* gatio, caufaeque jam inde a condito mundo caufas ferentes, prohibuerunt, quo minus quidquam fecus caderet, atque cecidit; cum praefens femper fit gravidum futuro, ex mente Leibnitii, & quisque mundi ftatus cum liberis actionibus oriatur ex antecedentibus omnibus, caufisque antegreffis, nee in hominum arbitrio pofitis; ita ut non fit in noftra poteitate, ut aliter vel liberae actiones eveniant; nifi peffimo vocabulorum abufu fieri hominum opera poffe dicas, ut alius diverfusque ab Eo, quem Deus eligendum & condendum dixit, oriatur mundus.
At dices , Deum liberas actiones praevidiffe tanquam Jiberas, (cum intelle&us rerum. quas complectitur, naturam haud mutet) talemque, qualem \iderit effectuum. inter fe connexorum feriem efficiendam decreviffe. Satis quidem hoe ad tenebras multis, non omnia ad vivum refecare folitis, ofFundendas ; parum autem ad caufam defendendam. Primo enim, tacite fumis, id quod non dederint alii, Deum non minus actiones liberas, quam fes alias, effeciffe. Deinde ponis actiones feriei electae



DISPUTATIO. 35
-implicatas, praevideri potuiffe velut liberas; id quod non ïnjuria negandum ducimus. Quod fi enim viderit Deus, in mundo condendo momenta homines ad peccandum impellentia fortiora futura contrariis; nee etiam ignoraverit, fieri per eorum naturam prorfus non poffe, quin valentioribus potius ducerentur dicernendi rationibus, quam debilioribus: non video certe, qui eos pro liberis fuorum criminum auctoribus, hoe nimirum fenfu, ut penes eos foret ea evitare , habendos duxerit. Praevidit fane Deus homines peccaturos; ita tarnen hoe vidit, ut fua eos culpa facile evitabili, non autem naturae fuae nc« ceffitate , caufarumque in fua potefiate haud pofitarum impulfione, id faóturos perfpexerit. At, fumit femper Leibnitius, & qui Eum fequuntur, pofitis iis} quae Deus fecit & conftituit, pohi has praecife, quae ab entibus intelligentibus fufcipiantur actiones, nee alias; tantanv que earum, cum antecedentibus feriei rerum, a Deo effectarum, partfbus effe copulationem, ut nulla tolli posfit, quin eo ipfo divinitus conftituta rerum feries tolleretur, quod ipfum fatalem peccandi neceffitatem inducere, evidentiffimum eft. Proficifcantur iane peccata ab ignorantia, errore in judiciis, fegnitia attendendi, deliberandique, & perturbationibus: fi tarnen haec ipfa caufis antecedentibus definita jam fint. (neque enim vel attendere hoinini deliberareque erit integrum, nifi valentiores id faciendi coagmentatio rerum fuppeditet rationes, nee omittere foedam quamlibet aótionem, nifi fortiora praefto fint omittendi, quam fufcipiendi momenta , quae non
E a adeffe



$5 DISPUTATIO.
adeffe iliis, qui peccent, cenfent Leibnitianf) ab humanis aótionibus vera neceflitas, cum qua ea libertas, quae fola impucationem moralem juftam facit, confiftere nequeac, removeri neutiquam poterir. Quae autem ex decretorura divinorum efficacia ad roborandam hanc fententiam du* cuntur argumenta, cum ad rem vix facere videantur, taciti praeterimus.
Denique placita Leibnitii hanc vel maximam habere videntur difficultatem, quod gïoriam divinam ex cognitione perfectifïimae Ejus naturae arceffendara, & fummam quae in mundum eadere poteft pulcritudinem, a turpiffimis quibusvis flagitiis dependentem , vel certe cum iis copulatam faciant. lnjurius firn fummo Viro, fi bono Eum confilio fuam expofuiffe fententiam negem: at certe ad confequentias ejus parum videtur attendilfe. Quod fi enim mundo optimo, foli fapientia Dei digno, omnia quae ineoaccidere poffuntita fint inferta, ut ne minimum quidem Eorum , falva Dei gloria , maximaque Univerfi elegantia abeffe potuerit: efficitur profeéto, ut nefanda quaeque fcelera ad perfectiones divinas demonftrandas, mundoque fummam, cujus capax fit perfectionem conciliandam non minus neceffaria fuiffe, videantur , quam generofae quaelibet dignitatique fapientum convenientes actiones. Id vero durum aliquid, ne amplius quid dicam, lbnare, nemo eft: quin fentiat. Haud ^quidem ignoro , fententiae illius Patronos hoe feu incommodum , feu manifeftum abfurdum , variis modis palliare, dicereque v. g. Deum fola veile bona, eoque
muri-



DISPUTATIO. 37
mundum , in quo colleótis in fummam omnibus bonis, demptisque malis cunótis , maximus bonorum numerus fiat refiduus , elegifife: verum enimvero cum mala ipfa moralia cum bonis, quae Deus per fummam fapientiarm non potuit nou veile , tam aróto vinculo colligata effe cenfeant, ut ab iis divelli nulla ratione poffint; non video fane quo jure Deum mala fuilTe afpernatum queant dicere; praefertim cum eorum caufas in mundo divinitu3 confiituto inclufas elfe fateantur. Taceo ex ea hypothefi, eonfequi, omnia quae accidunt, ea neceffitate evenire3 qua Deus fit fapientiffimus, adeoque prorfus maxima.
Hae autem non contemnendae fane difficultates, e;$ eo imprimis videntur effe ortae, quod Vir fummus non fatis perpenderit actiones hominum a Dei aótionibus effe diftinguendas, illasque non a Dei eleótione, fed a libertatis abufu non impedko, arceflendas. Agit fane Deus femper rationibus fuae naturae perfeótiffimae convenientiffimis. At , cum creatis fapientiffimis de caufis Entibus libertate praeditis, hujusque ufu illis non ablato,. variae ab iis fufcipi potuerint actiones, qua bonae qua malae, haud quidem ad fummam mundo perfeótionem conciliandam fuiffe neceflarium cenfeo, ut ita prorfus agerent, ac egerunt: at Deum fapienti fua gubernatione efficere, ut non obftantibus quae fubinde perpetrantur criminibus, mundus tarnen finibus fuis accommodatus maneat , nihil dubito. Non audeo quidem dicere, foedisÊma impiorum hominum flagitia ita iis, quae Deus con-
E 3 ö*-



38 DISPUTATIO.
üituenda duxit, effe involuta , ut nifi accidiffent, nee gloria divina fatis illuftrari, nee farnmae mundi perfeclioni locus relinqui potuiffet: id vero facile intelligo, eadem nihil impedire , quominus Deus fapientüTima omnium, quae funt & accidunt, gubernatione, fines, quos in mundo propofitos habuit, affequatur; mundumque illufbrandae fuae gloriae accommodatum praeftet. Atque hoe fenfu, fi quis velit mundum hunc optimum appellare, cum eb de verbis folis difputare nolo: modo agnofcat Dei perfectiones cerni divinis aclionibus non humanis; nullique inevitabili peccandi aeceffitati homines adftringat.
Sed juvabit ea omnia , quae nobis feu in Leibnitii,, feu in alia quacunque ab ea non multum abludente fententia , displiceant, generatim complecli. Primum igitur omnes eos in errore verfari arbitramur, qui malorum , praefertim moralium, cum iis, quae Deus quacunque de caufa confticuenda duxit, copulationem neceffariam faciunt; cum tot in natura hominis, & providentiae eonfiliis, quae nonnunquam intelligere datur nobis, fummae divinae fanétitatis, vitia afpernantis, prohibentis, omnique ratione, qua per fapientiam licet, impedientis, veftigia occurrant, ut dubitare nequeamus, nullo modo eorum originem ad Deum au&orem effe referendam. Deinde nee illis poffumus affentiri, qui majorem Deura in vitiis admittendis , vel non impediendis fuae gloriae, quam felicitatis rerum creatarum habuiffe rationem cen-
ient,,



DISPUTATIO. 30
fenr, vel certe infinnare videntur; cum haec divelli a fe necpoifint, nee debeant. Ad haec , eos etiam aberrare a veritate nihil dubitamus, quicunque vel folam , vel praecipuam non excluforum malorum caufam eam efler perhibent, ut ex iis, ad flnes optimos admirabilibus rationibus dirigendis, maxima ad Deum gloria redundaret» Licet enim perfeótiones divinas in gubernatione omnium , ipforumque malorum clarilfime elucere, impium fit negare: nifi tarnen permiflionem eorum jufto efficaciorem, &eodem fere cum effeclione redeuntem velimus afferere... fateamur neceiTe eft, Deum malis in fceleribus pofitis, ad edenda fuarum perfectionum fpecimina neutiquam indiguiffe. Poftremo autem reprehenfiones accufatorum Providentiae eos repellere non poffe contendimus,. quicunque vera libertatis natura ignorata, eam verbis ponunt, re autem vera tollunt. Quod fi enim vera libertas, quam hominibus falutari confilio effe datam, infra demonftrabimus, cum certa determinatione feu ad bonum ^ feu ad malum, confiftere quiret; nee quidquam vel de pretio bonarum aétionurn, vel felicitate entium intelligentium definita divinitus bene femper agendi neceflïtas de traheret, id quod multi putant; haec inter fe conciliari vix poffent : Deum , qui fumma fit bonitate, ut non poffit rebus creatis non optime confulere, fumma porro potentia, ut queat quidquid velit effe&ui dare, eundem hominem non talem feciffe , qui bonum malo naturae fuae neceflltate praeferret ; nee talem rerum ordinera,. ac veluti. conjugationem effeétuum omnium effeciffe, ut
5ncr-



4® DISPUTATIO.
momenta ad bonum flectentia, momentis ad malum i«; pellentibus neceffario fortiora effent.
Convictis gravioribus, circa orïginem mali, multorum erroribus, viam nobis ad verara , de diffieili hac quaeftione fententiam in medio ponendam, idoneisque argumentis ftabiliendam, münivimus: quam proinde fequentibus enunciationibus complexam, exponemus:
Deus fapientiffimus & potentiffimus, nullius rei indigus, fibique foius fufficiens, non fua ut fieret beatior, fed rerum aliarum, inprimisque entium intelligentium caufa mundum condidit. Cum vero omnes Univerfi partes manifeftiffima divinarum Ejus perfectionum fpecimina exhibeant : haud difficulter efficicur, Eum creandi mundi confilium cepiffe propterea, ut perfeftionibus fuis demonftrandis & illuftrandis, naturis intelligentia praeditis Viam felicitatis patefaceret. Quaeftionem autem: utrum Deus in decernenda mundi eifectione fuam magis g!oriam , vel felicitatem rerum aliarum fpectaverit. haud magni momenti arbicramur: cum haec quidem a fe divelli neutiquam poffint, gloriaque divina vel maxime fummae bonitatis fpeciminibus illuftretur.
Fieri autem non potuit, quin Deus fini quem fibi propofuerat convenienter acturus, crearet non tantum res corporeas, fed etiam alias , fenfu ac praefertim intelligentia inftruÓtas, easdemque .variis virium , perfectionumque eifentialium gradibus a fe invicem differentes.
Ia



DISPUTATIO. 4S
In continua autem, nullibique interrupta variorum entium intelligentium, fimilia & communia, nee minus & peculiaria, fibique foli propria habentium fcala, vel catena, locus etiam, fapientiiïimis de caufis, dandus erat homini, anima corporeque conftanti; qui inftin&ibus non minus, quam ratione ducerecur, fenfuum inftrumentis ad cognofcendam rerum naturam uteretur;.& altera fui parte mundo corporeo effet adltrictus, altera in magnam veiuti entium intelligentium civitatem adferiptus. Quales naturas plures etiam in univerfo praeter hominem effe non improbabile eft.
In primis autem dignum fumma Dei fapientia, & bonitate erat, creatis entibus intelligentibus, facultate actiones in poteftate fua pofitas pro lubitu fufcipiendi praeditis, talem etiam rerum ordinem omniumque inter fe copulationem conftituere, ut recto virium fuarum ufu, ad fummam, cujus capaces effent, felicitatem pervenire posfent: faciebatque plurimum tam ad elegantiam mundi quam ad felicitatem entium intelligentiae , rationis, & libertatis diverfis viribus pollentium, ut infitis fibi facultatibus fuo judicio & arbierio, ad fe beatos praeftandos uti, permitterentur; nee vel caufarum ex fe nexarura impulfu infuperabili, vel vi divina potentiffima ,• ad eertas femper aftiones committendas, aliasque omittendas, determinarentur; fed potius occafiones etiam illis laudem liberae obedientiae, omnium j.ucundiffimam, labore, & induftria vehni merendi, fuppeditarentur.
Licet autem praeviderit Deus, futurum ea ratione
F effe,



42
D I S P U T A f I O.
effe, ut malum morale tam in orbe terrarum, quam in aliis etiam forte mundi partibus aliquando exoriatur; imo etiam ob connexionem variarum inter fe rerum, fapientiffimis de caufis conftitutam, culpaque entium intelligentium majori, minorique, latius propagetur: neque tarnen vel fua natura perfectiffima dignum, vel finibus , quos in condendo mundo fpectavit, felicitatique rerum creatarum accommodatum duxit, mala ex perverfo virium ufu nafcitura omnia, vel immediato fuae potentiae interventu , perpetuisque rairaculis- impedire, vel aliter conftituenda rerum natura, hominisque, & legibus omnibus, quibus mundus fummae fapientiae convenienter regeretur, abdicandis & abrogandis efficere, ut entibus intelligentibus occafiones recto virium ufu maxima bona obtinendi, abufuque in varia mala incurrendi fubtraherentur, libertasque a neceffitate immunis eisdem auferretur.
Nee tarnen eft quod queramur fuo folum judicio, & libidini hominem effe permifium, ab pmnique auxilii divini fpe derelictum. Deus enim felicitatis noftrae cupidiffimus tot malis obftacula femper objicit, quot per fummam fapientiam poteft; momenta ad bonas actiones impellentia auget , imminuitque contraria , tam admirabili naturalium caufarum directione, quam etiam, cum interefTe humani generis videt, viribus fupernaturalibus , efficitque, ut non obftantibus iis, quae vix jam, ac ne vix quidem, in hoe rerum noftrarum ftatuevitari queunt, vitiis, quisque, fi nolit fibi deeflè, felix evadere poffit.
Prae-



DISPUTATIO. 43
Praefertirn autem luculentiffima fuarum perfeótionum edit fpecimina, in gubernatione omnium quae accidunt, ipforumque malorum moralium. Efficit enim rationibus nunquam fatis admirandis, ut neranda quaeque crimina perfeétioni mundi gloriaeque divinae, quantumvis fua natura repugnantia» ad fupremum ereationis finem collineent , omniaque illa , quae in mundo accidunt, ad publicum immenfae Dei Civitatis bonum referantur.
Manet proinde mundus, fceleribus entium intelligentium nequidquam obftantibus, perfectionibus divinis demonftrandis, & agnofcendis, rebusque creatis, ad fummum felicitatis gradum evehendis accommodatiifimus; longe quidem accommodatior, quam' fi Deo aliam adminiftrandi mundi rationem fequi, ufumque virium liberum impedire placuiffet. At idem tarnen non minus perfeétus, confiliisque divinis attemperatus fuiffet manfurus, fi entia intelligentia melius fuis viribus uti voluiffent: quod facere falvo rerum ordine, a Deo conftituto, potuiffent.
Non minus autem fapienter verfatur Providentia divina, in phyficis etiam malis ad optimos fines dirigendis. Eorum quidem nonnulla cum natura rerum, hominisque, & praefenti ftatu copulata talia funt, ut fine illis plurinium de fumma bonorum, quae obdnere datur, fuiffet deceflurum. Alia etiam, quae vel a perverfo virium ufu, vel malitia aliorum, aut quibuscunque caufis, in noftra poteftate haud pofitis oriuntur, fapientilfimo Patris op-
F 2 ti-



44 DISPUTATIO.
timi, ad noftram felicitatem, publicumque Civitatis fuae bonum omnia, quae accidunt, referenda, confilio immittuntur.
Fatendum tarnen eft, gubernationis divinae fapientiam non poffe a reprehenfionibus impiorum hominum fatis vindicari, fi nulla mortalium generi fpes beatioris immortalitatis affülgeret. At vel ex eo, quod fecus non tanta in regendis hominibus , quanta in adminiftratione reliquarum mundi partium fapientia eluceret, quisque mentis farms recle concluferit, morte non abrumpi filum felicitatis humanae , fed novam potius Ejus periodum aperiri. Quo conftkuto, facile intelligitur digniffimum fumma benignitate & fapientia effe, in gubernandis hominibus, & diftribuendis bonis aut malis hujus vitae , beatae immortalitatis refpeclum habere, adeoque adverfos cafus, quibus eo fine mortales divinitus expo. nuntur, ut vel fempiternae felicitatis compotes reddantur, vel etiam eorum interventu fumma voluptatum, quibus aeternum perfruituri funt, augeatur, Providentiae optime nobis confulentis arguraenta effe: cum breve hujus vitae fpatium, in comparatione aevi fèmpiterni, fit nihili ducendum.
Nihil itaque eft in divinis confiliis, quin faluti noftrae perfeftionique univerfi fit accommodatiffunum, feu ante praevifionem malorum, vel potius fine refpeéhi eorum; feu poft praevifionem veluti exorituri peccati eadem fpeftare velimus. Licet enim non ignoremus in decreta Dei fuccelfionem temporis haud cadere; cum tarnen fit
ali-



DISPUTATIO. 45
aliquis eorum ordo maxime naturalis, rerum ipfarum mutuae connexioni, noltraeque incelligendi rationi accommodatiffimus: nihil nos contra leges philofophandi peccare arbitramur, fi haec duo, quid Deus facere decreverit, nullo mali in aclum erupturi refpeétu habito, quid poftea, praevifis veluti vitiis, a fe invicem diftinguamus. De~ crevit autem Deus condere hominem, ut de aliis entibus intelligentibus nunc taceamus, tali natura praeditum, quam fi fequeretur ad vivendum ducem, feliciffimus evaderet. Eam rerum inter fe copulationem, & ordinem conftituendum duxit, ut plurimis, iisdemque fortiffimis momentis ad bene agendum incitaretur. Neque tarnen id voluit , ut nulla aut oppido exigua obedientiae effet laus, adeoque nee res , quarum ufus moderatus bonus, abufus- maius effet , a mundo excludendas , vel omnes peccandi occafiones fubtrahendas duxit. Id nimirum voluit, ut fuaviiTimarum reéloque virium ufu parabilium voluptatum caufae cuique praefto effent, non nifi culpa, facile evitabili, in poenitentiae occafiones convertendae, Praevifo vero malo morali exorrturo, vel fi mavis refpetfru ejus habito, natura fua perfeaiffima dignius effe intellexit providere, ut iis non obfiantibus, nee hominibus deforent occafiones & fubfidis, maximam deftinatam felicitatem, fi fibi deeffe nolient, affequendi; & mundo fua veluti, fapientiffima gubernatione, reftitueretur perfeaio; malaque variis bonis vel compenfarentur , vel etiam in ea, converterentur: quam auferendis hominibus liberam praeftandi obedientiam occafionibus, fummam bonorura
F 3 i m"



4tf DISPUTATIO.
imminuere , efficereque ut mundus fuis confiliis minus refpondeat.
Expofitam a nobis de caufis admifli, vel non impediti mali fententiam, idoneis jam argumentis confirmaturi, eundum per fingula, quae fumpfimus, vel pofuimus, effe ducimus, demonftrandumque divinam mundum, ipfaque entia intelligentia adminiftrandi rationem, cum petfeéliffima natura non pugnare, fed potius fummae benignitati, & fapientiae accommot'atffimam effe.
Ac illud quidem facile intelligitur, non effe contra naturam Dei perfectiffimam, res variis perfeótionibus viribusque praeditas erfecifie. Res enim quaecunque creatae funt aliqua ratione femper neceffario imperfectae, eo quod finitae funt, nee queunt unquam ad fummum illud perfeélionis fuae fafiigium afcendere , quin altius progredi poffint ; quae eorum imperfeftio originaria, a natura infeparabilis, nee felicitati quidqnam officiens, ne mali quidem nomine appellanda eft. At neque in malis certe habendum eft, quod in mundo occurrant res variae, 'diverfis prorfus perfeflionibus , viribusque inftruótae , Operis enim divini pulcritudo fummam rerum, cujuscunque generis & formae, diverfitatem exigebat , absque grata varietate , eademque in mukis confentanea nequaquam intelligenda; quae etiam ad augendam entium intelli gentium felicitatem faciebat. Quis verbi gratia negare aufit, interfuiffe vel maxime mentium creatarum, ut
tot



DISPUTATIO. 47
tot in nniverfoSoles, Planetaeque conderentur, certisque res coeleftes terreftresque legibus jubjicerentur aptiffimam perfectionum Dei contemplandarum materiam fappeditaturis. At creatis corporibus diverfis majoribus minoribusque; dignum etiam Deo erat fuis illa incolis attribuere; cum nihil in natura rerum fteriie incultumque, nihil, quod nulli animato receptaculum praebere poffit, eife conveniat. Debebant autem tales quibusque corporibus incolaedari, qui & commodam habitationem, & res ad viétum neceffarias invenire poffent. Ipfa itaque corporum diverfitas, ad ornatura mundi perquam neceffaria , crea* tionem varii generis animantium expofcebat. Nee fane indignum Deo erat varia animantium fenfu praeditorum, ac rationis expertium genera condere: cum illa occupent univerfi loca fecus fterilia & inculta futura; nihilque fummae fapientiae magis congruat , quam efficere, ut res quaelibet omnes eos ufus praebeant, quos per naturam poffunt. Praeterea rerum illarum, fentiendi inftrumentis inftru6tarum, contemplatio, entibus intelligentibus vario modo utilis effe poteft; ut de magnis, quas ex belluis capiunt, utilitatibus taceamus. Nihil proinde copia rerum viliorum, in mundo obviarum , de perfectione ejus detrahit modo felicitati digniorum entium nihil obftet -T quod caufam effe fapienti naturae confilio , certum eff.
In primis autem naturae intelligentiae & rationis participes, & non tranfitoriarum folum voluptatum , fed etiam perpetuae capaces, ab univerfo excludi non poterant: in earumque ferie locum etiam hominum generi dari oportebat.



48 DISPUTATIO.
bat. Nam fecus defuilTet elegantiae mundi plurimum; cum maxima, quae in univerfum cadere poffit, perfe£tio, cernatur varietate rerum maxima. Sane in continua rerum , perfecÜonum viriumque gradibus a fe differentium, catena , vel gradatione, non minimam elegantiae mundi partem effe pofitam, in confeffo eft; nihilque majorem naturae rerum videtur conciliare pulcritudinem, quam mediae illaeformae, velfpecies, quarum natura, ex diverfi generis rerum naturis veluti conflata & concreta eft; ut hominis ipfius, qui parte altera mortali, altera immortali conftat , mediusque inter beüuas, & mentes concretionis expertes, oppofitas in fe naturas veluti compleétitur, conjungitque. Imo fumma Dei fapientia videtur exegiffe, ut tot entium diverforum genera in univerfo occurrerent, quot variis proprietatum viriumque combinationibus, & temperationibus poffibiübus exoriri poterant: cum fecus hiatum in operibus Dei admitti, continuamque rerum perfeótionum viriumque gradibus differentium, concatenationem interrumpi, magno ornatus mundi detrimento, oportuiffet. Terra profeéto in Syftemate mundi fapientiffimis de caufis locum fortita erat; eam vero folis animantium rationis expertium, ufibus defiinari fummae fapientiae conveniens haud erat; quae potius magnificentiam in finibus. parfimonia mediorum» aflequitur, efficitque, ut res omnibus inferviant ufibus, quibus poffunt. Tanto autem minus poterat ab univerfo excludi homo; quod is non fibi foli fit natus, fed eo confilio a naturae rerum Auétore faétus, ut ex ejus fe perficiendi ftudio &
di-



DISPUTATIO. 49
diligentia, aótionibusque, aliae etiam perfectiores mentcs voluptatem caperent, quae contemplandis, admirandisque divinis operibus occupantur.
Nee habet homo quod queratur fbrtem fuam non omnium praeftantiifimam. Si enim in fcala entium intelligentium locus homini fuit dandus, quod vicimus, nee praetextus hujus querelae tolli poterat; quam tarnen effe injuftilfimam fponte patet. Hominis enim , prouti & aliarum rerum, intelligentia praeditarum, inftinétus & appetitus natura infiti, ita ejus ftatui, coaditioni, viriumque magnitudini funt attemperati, ut nunquam ejus mentem, nifi jam vitiis depravatam, fubire queat injufta alienae perfeclionis cupiditas. Et cur quaefo fubiret? Sentit is fuas vires fe continuo perficere poffe, nullumque felicitatis, quae quidem intelligentiam ejus non fuperet, metam tam a fe remotam effe, quin eam continuato curfu contingere queat. Imo tantum abeft ut invideat perfcöioribus entibus intelligentibus naturae excellentiam, ut potius eorum contemplatione fuam etiam felicitatem augeri agnofcat; cum quidquid ad elegantiam mundi faciat, id fibi etiam voluptati effe fentiat. Dei enim perfeéliones ex iis, quae rebus creatisexirnia tributa funt, optime cognofcuntur, nee poteft non quisque bene animatus fibi gratulari fe, cum mentibus praecellentiffi^ mis eidem magnae Dei Civitati, imo Familiae adferiptum elfe , bonumque publicum pro virili promovere: cum praefertim dulciffima rerum caritas, ita omnes inter fe fan&os colliget, & devinciat, ut quidquid uni obtingit
G boni j



So D I S P U T A T 1 O,
boni, pro publico tam univerforum, quam proprio fin» gulorum bono jure habeatur.
Praefertim autem non effe, cur non optime hominum generi confultum effe putemus, ex eo inteliigitur, quod quidquid ad naturam ejus, copulationemque cum rebus aliis pertinet , in fe fit bonum, incommodumque ita illi. aliquod adhaereatut primo obtutu videri poffit malum ad primarium, quem Deus in fabricatione hominis fpettavitfinem, neutiquam facere. Vinculum enim quod animae cum corpore intereedit, eo confilio conliitutum eft». ut tota rerum natura ad incrementa felicitatis humanae confentiret, iisque homines bonis frui poffentquae li» beraliter ipfis offeruntur. Quod fenfationum aliae fint gratae, ingratae aliae, id ipfum naturae, noftrae faluti incolumitatique profpicientis , argumentum eft. Quod corpora noftra haud ita fint dura & munita, ut nonnullorum brutorum , eo fine fadtum efi:,» ut ne omnis illa fuavitas, quae ex taótione plurima maximaque percipitur periret., Delicatiora, eoque & fragiliora, quam illa brutorum, noftra fentiendi inftrumenta , ad hauriendas voluptates fuavilfimas , & innocentüTimas , quarum bruta capacia non fint, valere ,. nemo eft qui ignoret. Si minor effet vis appetituum fenfitivorum maximis oblectationibus privaremur. Exiftunt quidem ex eorum vehementia commotiones animi , vel affeétus ,. quos tarnen ipfos,. quoad funt naturales, nee noftro vitio depravati, eiTe neceffarios , & magno ad res homine dignas perfidendas, incitamento& adjumento , ignarus fit humanae.
ia»



DISPUTATIO. 51
•indolis, qui nefciat. Nulli hotno natura fua eft obnoxius affeótui, cujus utilitas evidenter nequeat demonftrari. Quid, quod certam inter commotionura animi intenfionera& nobiliorum mentis facultatura vires, intercedere connexionem, experientia doceat V ita ut major eorum debilitas intelligentiae etiam , rationisque excellentiam imminueret, ipfamque homini humanitatem eriperet. ipfi inftinétus'natura nobis ingenerati, infitum, v. g. felicitatis defiderium, amor confociationis, atque commumtatis, innatus benevolentiae ftimulus, multis argumentis a Philofophis magni nominis affertus, perfpiciendae cognofcendaeque rerum naturae cupiditas , honoris affequendi, placendique aliis ftudium , ex quo pudor etiam exifht, aliique, tantum abeft ut cum felicitate noftra pugnent, ut potius fine illis ne confiftere quidem natura humana poffet. Addunt illi rationi fanae vires, ad egregia homines impellunt facinora , faciuntque ut eorum, quae fibi expeditura, vel nocitura fint, confeftim adinoneantur. Haud quidem negandum, infidos eos nonnunquam fieriduces, at quis non videat, noftra id accidere, non naturae culpa? Feruntur ii femper ad bonum aliquod obtinendum, malumque removendum; at fi ratio, cm regendorum eorum munus natura impofuit, fuo officio negligenter defungatur, quid mirum, fi quae Deus nobis falntaria effe voluit, reddantur noftra culpa noxia? Sunt illi varii, fibi invicem oppofiti; at, fi pauciores effent, plurimis voluptatibus careremus : fi non fibi oppofiti, haud illis regendis, &ad felicitatem dirigendis, par homo
Q 2 effet.



5i DISPUTATIO.
effet. Vellemusne privari illis oble&ationibus , quas in amicitia, benevolentïa, caritate , conjunétione & focietate hominum, natura. pofuit? Sapientisne, qualem finxere Stoici forti invidemus , quem nullius mifereatur , ignofcat nemini, imo qui omnibus commotionibus animi vacet? Videmusne potius infipidam nos finfe illis aetatera exacturos, ipfamque eorum intenfionem ita noftrae indoli, & conditioni effe accommodatam, ut fi major effet in libertatem nos vindicare non poffemus; fin autem minor , momenta ad praeclara quaevis impellentia praefto haud effent ? Jam naturae rerum cum noftra copulatio quanta fapientia definita eft? Quod nulla a<ftio fit fterilis effeótuum , nee poffit unquam fuis orbari praemiis, fcelerisque fit femper in fcelere fupplicium; quod pulcritudo honefti incurrat in oculos omnium, mirabilesque fui amores excitet; nee ulli fint tam mali, quin ardore virtutis inflammari queant, haec, plurimaque fimilia, naturae hominum generi optime confulere volentis, argumenta funt. Ac quis eft qui nonintelligat, ita conftitutionem nofiri corporis, vinculique , quo anima & corpus continentur leges , orbis terrarum conftitutioni rerumque omnium indoli, & haec illis accommodata effe, ut fi aliter vel nos effemus facti, vel natura rerum, haud tantas ex ea utilitates poffemus adipisci ? Quis non videat, optimo confilio Deum mutua indigentia commoda omnium conjunxiffe, varietateque ingeniorum & propenfionum, fumma quidem, at fuaviffimum nihilominus concentum efficiënte, fakui univerforum, & fingulorum, ex aequo profpe-
xiffe?



DISPUTATIO. 53
xiffe? Qiiis non gratus profiteatur, non modo neceffitatibus noftiïs largiter provifum effe, fed & omnia tributa, quae ad jucunde vivendum pertineant ? adeo ut ad delicias nos effe amatos fentiamus. Quis negare poffit hoe ipfum Dei benignitati acceptum referendum effe, quod actiones ad vitam , corpusque confervandum , viresque noftras perficiendas neceffariae, plurimum etiam habeant fuavitatis ?
Cum itaque manifeftiffime demonftrari poffit, id quod praeftitere plurimi, nihil vel in hominis, vel in rerum natura effe, quin in falutem omnium vergat, & iis, mala non nifi per concomitantiam , per fequelas neceffarias, non principali naturae confilio adnata effe , (*) quae ipfa etiam plurimis voluptatibus largiter compenfenturr mirum profeélo videri poffit, nee deeffe, qui fua bona ignorantes, naturam novercalis in nos animi, cum Plink> accufare nequaquam reformident? Quorum quidem philofophandi ratio quam inconfulta & temeraria fit, erit paucis oftendere. Ream faciunt naturam, eam fcilicec, quam non nifi bona offerre voluiffe, ipfisque, quibus expofuit incommodis ,noftrae faluti providiffe, ipfi nequeunt diffiteri. Quid itaque eft quod queruntur ? Hoe nimirum y naturam non puras , fed moleftiis permixtas hominum generi propinaffe voluptates. Oftendit fane Deus homi-
ni-
^^^^^^^*§^^<^^<&^^^^^^^<&^<&
(*) Agnovitid, nee male parfequutus eft Chryfippus. Vide Lexico» Baylii fub-Voce Chryfippe nota T.
G 3



54 DISPUTATIO.
nibus tales, in contemplatione naturae rerum, in religione , reétique virium ufus confcientia pofitas; quibus frui homines, fi faperent, absque ullo poenitentiae interventu femper poffent. Aft illi his afpernatis vellent alias, fcilicet fenfuum voluptates. Num vero quisquam eorum demonftravit, fieri potuiffe, ut eas absque ullis femper perciperemus moleftiis, fenfu fuavitatis nihil imminuto? cum contra evidens fit ., nonnullis doloribus paree admixtis, eas non fecus, ac lumen acceffione umbrae, augeri. Quis, verbi gratia, nefcit famem, fitimque effe cibi potusque , fenfum fatigii requiei condimentum ? quis ignorat fanitatem depulfo fuperatoque morbo mnjori efie obleótationi ? Imo voluptas omnis videtur oriri ex fenfu mutationis alicujus cum inftinótu confentientis, adeoque ex fenfu depulfi mali, vel obtenti boni., quo carere molefte ferebamus. Et quis non intelligit, continuis fpei metusque viciflitudinibus, ipfaque difficultate affequendi, pretia voluptatum mirum quantum augeri, parabiles ab iis folis magni duci, qui habent, quas confeétentur alias, homine digniores? Quod vero caput rei eft, quis accufatorum naturae nobis perfuaferit, deftinatam humano generi divinitus felicitatem, fine ullo moleftiae fenfu obtineri poffe? Usque adeone cognita illis eft mentis humanae indoles, ut has confpirationis animae cum corpore, quae funt ordinatae leges, non fuiffe ad vires ejus, modo optimo perficiendas, neceffarias, aliasque illis melio. res dari potuiffe, queant evincere? Nos certe, qui fapientiam in faétis divinis elucentem non poffumus fatis
ad-



DISPUTATIO. fs
admirari, vel ex eo concludimus, tale vinculum divinitus conftitutum ad mentes , ad fummura perfectionis fuae faftigium evehendas , effe omnium apchTimum; tantumque Deo confidimus, ut Eum melius, ac nos polïimus, vidiffe, quid nobis fuerit quam maxime profuturum, nihil dubiremus. Quid contra ea faciunt criminatores Providentiae, Quaerunt follicite, quod in operibus Dei carpant, queruntur fe mollius non haberi, nee totos voluptatibus , absque ulüs molefiiis diffluere poffe. At perpendere oportebat, Deum in fabricatione noftri corporis,. naturaque conftituenda, non praefentium folarum oblectationum, fed & felicitatis nobis deltinatae, viriumque modooptimo perficiendarum rationem habuiffe; nee de rei alicujus praeftantia, ex avulfis ab ipfa partibus, judicandum effe.
At, non videre te, cur fummam homines felicitatem5. absque ulüs moleftiis adipifci non potuiffent, dices. Ve-
rura
(*) Ut ope machinarum maximus, quem definito tempore praeftare poflunt e&tftus , uua fola , eaque certo modo determinata rai tionc obtinetur , aliis omnibus tanto minores , quoabea, quae fola maximum dat eiïecuim , remotiores : ita mukum referc, quali modo & ordine operationes mentis exeri, facultatesque perfici, & exerceri incipiant , quibu*que legibus mens in agendo fit adftrifta: tantum vero Deo merito tribuimus , ut Kum rationem noftrarum virium perficiendarum maxime compendiariam, commodorumque ferachTimam , folam optimam , vidiffe, refpe» étumque ad eam, in rerum natura, noftraque definienda habuiüea3iih.il dubitemus.



5(5 DISPUTATIO.
rum enimvero, ad reprehendendum opus majoris confilii, quam tu ullo confilio affequi poffis, non fufficit Ievi aliqua fufpicione niti, meras argumentis conjeóturas op* ponere; fed nifi vitilitigator dici malis, tuum eft docere, id quod carpis melius fieri potuiffe, non tuo quafi jure fumere. Nos enim quod ita fit homo faótus, ut nonnullis natura fit expofitus moleftiis, ex eo cogimus, id illi , fuilfe optimum, & faluberrimunl. Quod idem experientia etiam confirmatur quae docet nullas homini meliores virium fuarum perficiendarum offerri occafiones, quam ingrata quae accidunt, quibus a rebus aliis ad intelligendam fuam excutiendam, petendaque a fe ipfo praelidia, deducitur. Nobis itaque fuffragantur innumera fummae Dei bonitatis & fapientiae fpecimina; tibi iniquas querelas exprimit fola ignorantia, vel mollis impaticntia. Quanto confultius Rex Alphonfus, licet ipfe quoque merito culpandus, qui, quae Dei opera falfp putabat, inordinata autem effe ex vero judicabat, reprehendit; tu autem ea corrigere velles, quae melius fieri potuiffe haud doces.
Tolli felicitatem hominum fempiternam dices, dolorum ad vires animi perficiendas neceffitate aiTerta, vel evicla. At cave ne triumphum ante viétoriam canas. Primum enim cum ftatu aeternitatis beatae nihil nunc nobis negotii eft; qui agamus de iis folis malis, quibus homo , in hac vita, quam in terris exigit, natura expofitus eft. Deinde non afferimus nunquam entia intelligentia finita eo felicitatis effe perventura, ut nullis poftea mo-



DISPUTATIO; 57
leftiis reddantur obnoxia; fed hujus tibi, fi ■quidem eenforia virgula Dei opera notare audeas, argumentis probandi onus imponimus: mala ea, quae.ia brevis hujus aevi fpatio cuique perferenda funt , ad vires hominis perficiendas non effe neceffaria, vel utilia , cum nobis in naturam humanam vix cadere videatur, ut fine ullo moleftiae fenfu ejus facultates optima ratione perfici, queant. Nee eft, quod ex ftatu primorum hominum} integritatis appellato, praefidium petas. Primo enim quaeftio; qualis fuiffet futurus iile ftatus innocentiae, cum fit de re in faclo pofita , ad philofophiam non pertinet. Deinde Sacris etiam Litteris oppido pauca funt de eo memoriae tradita. Equidem haud dubito, ü homo in fide & ofïïcio permanfiffet,' non fuiffe eum malis, ex.perverfo libertatis ufu oriundis, expofitum iri; at omnibus prorfus immunera fuiffe futurum moleftiis, id vero afferere non aufim. In quo tarnen dando licebit effe liberali. Cum enim perfuafum habeam, Deum praevidiffe homines ab innocentia defcituros,integrum eritdicere, Eum praefenti huic ftatui , depravationi morum peccatisque obnoxio5 vinculi animi & corporis leges, naturamque rerum accommodaviffe, fecilTeque ea , quae nobis tali indole praeditis, ad felicitatem perducendis, apttlfima intellexit.
Imo, nee ulla nobis incumbit neceffitas, malorum naturalium ad perficiendas vires noftras neceiTitatem, vel utilitatem afferendi; cum fuiRciat dicere, eorum admixtione fapiente fummam voluptatuni, quibus perfrui nobis datur, augeri. Quotus enim quisque eft qui igno-
H rat



58 DISPUTATI O:
rat maximam ex comparatione praefentis rerum flatus meJioris cum priore, & confcientia auétae felicitatis percipivoluptatem ? Polfunt etiam in laac vita varia aecidere ingrata moleftaque , quorum interventu fumma felicitatis augetur. Dulcis enim & jucunda eft malorum, quae fuperavimus, nee jam metuimus, memoria, juvat moleftiarum , quas pertulimus, meminiffe. Ponas jam, vel tantillam felicitatis aeternae partem recordatione malorum, quibus Deus, ut beatiores nos praeftaret, in brevi hujus aevi fpatio expofuit, paree mala admifcens bonis, quo haec fapidiora redderet ; comparationeque felicioris ftatus cum priore contineri; id quod fieri poffe & debere nemo eft quin fentiat: intelliges facile, inevitabilia brevis hujus aevi. mala exiguo quantumvis aeternae felicitatis augmento plusquam largiter compenfari. Si ii, qui adolefcentibus moderandis praefunt, nonnullis eos moleftiis, quas bene olim ceffuras probabiliter quidem , at non certo praevident, bono confilio exponunt: quis dubitet Deum fapientilTimum , qui maximam cuique, cujus fit capax felicitatem deftinavit, aeternum bona malaque, quae nobis aecidere poifint vidiffe, ponderaiïe, itaque naturam rerum conftituifle, ut quam plurimae in nos voluptates, quam minimo dolorum interventu redundarent , vel certe fi nobis deeffe nollemus , redundare poffent;
Non alienum a re erit exemplo hoe a Mathematicis petito illuftrare. Docent illi, ibi maximo minimoque effe£tui locum femper effe,; ubi ad obtinendum aliqnem ef-
fectum



DISPUTATIO. S9
rectum plures res vel caufas concurrere fit rieceffe; quae prouti vario modo applicantur, vel pro diverfitace rerum circumftantium, varia etiam effecta edunr. Jam, cum fieri profecto poffit , ut moieftiarum nonnullarura adrnixtione fumma voluptatum augeatur, quis non videt quaeri poffe, qua ratione bona malis fint temperanda, ui eorum fumma omnium poffibiüum fiat maxima. At folutioProblematis iftius: Data mentis cujuscumque natura, viribus, & copulatione cum aliis rebus, definire quibus eam malis naturalibus , (de iis enim quae culpa noftra accidunt hoe loco non agimus) exponi oporteat, ut collectis in fummam omnibus, felicitas ejus reddatur quam maxima, non nifi a divina intelligentia expectari poteft* quam Deum in natura rerum hominisque eonftituenda re ipfa dediffe, non finit nos dubitare fumma ejus fapientia , infinitae bonitati neceffario vinculo conjuncta.
Remotis de medio difficultatibus, quas natura humana malis nonnullis obnoxia habere videbatur, reftat, ut argumentis idoneis ffabiliamus, digniffimum Dei natura perfe&iffima fuiffe, hominem, aliaque entia intelligentia, libertate, nulli bene femper agendi neceffitati adfiricta, praedita , condere ; occafiones eisdem exercitandarum fuarum virium fuppeditare; adeoque nee omnes peccandi occafiones, in fe quidem innocentes, fubtrahere , nee perverfo libertatis ufui miraculis, aut interponenda, quotiescunque illis male agere lubeat, fua opera , ordineque conftituto immutando praevertere.
H a Ac



6*0 DISPUTATIO.
Ac primo quidem, fi hac fola divinae Providentiae fanctitatem ratione defendere poffemus, vel vellemus: Naturam rerum hominisque argumento effe vacare Deum culpa, homines felicitatis appetentes capacesque ultro fe reddere miferos; non deefle momenta, quae eos ad bonum raalo perferendum impellere, nifi praefracle ea repellerent, femper poffent; neminem effe, quin pulcram , amabilem, utiliffimamque rerum omnium-virtutem, foedum, deteftabile, nocivumque maxime effe vitium videre & fentire queat: nihil impedire quo minus quisque recto virium ufu affequatur, ut forte fua contentus vivat, expectetque confïdenter feliciorem: longe tarnen meliorem , quam Adverfarii , caufam haberemus. A noftris enim partibus fïarent innnumera fummae Dei benignitatis & fapientiae argumenta; ab illorum autem, fola rationum, cur Deus non plura & fortiora peccatis impedimenta objecerit, ignorantia. Quis vero , qui fanioris Logicae praecepta vel primis labris delibavit,ferat, infcitia eorum, quae captum mortalium fuperent, nee poffint non ob infinitam Dei fapientiam, & anguftos noftrae intelligentiae fines, aliqua obfeuritate involuta latere, miferos homun. ciones abuti ad ea, quae firmiffimis funt ftabilita argumentis, convellenda? quae fi philofophandi ratio invalefceret, rabefactarentur omnis cognitionis fundamenta.
At nihil obftat , quo minus longius progrediamur, nee dubitanter afferamus, Deum, fi alio modo in regendis hominibus verfari voluiffet, nee fuae gloriae mundique pulcritudini, nee felicitati entium intelligentium crea-
to-



DISPUTATIO. 61
torum, fuiffe fatis confulturum : quod ut eo accuratius queamus demonftrare, operae pretium erin pauca de liberae , maximamque & gratiam & pretium habemis obedientiae, virtutisque natura disputare.
Sunt quidem qui ineluctabili fato actiones humanas fubjiciant, quos tarnen , cum communis fenfus erröris graviffimi damnet, haud morandos arbitramur. Sed & qui ineffe in hominibus libertatem confitentur, de ejus natura magna funt in dilfenfione. In nonnullis tarnen, ftatim proponendis, videntur omnes, qui eam hömini non fubtrahunt, confentire.
Primo quidem nemo fere dubitat ita nos effe fhcTos üt aliam ex bonis phyficis, aliam , eandemque potiorem' ex moralibus voluptatem capiamus. Quis neget multum referre , utrum commodum aliquod mihi folo fortunae favore, vel mea opera obtigerit? Magnae eft voluptati videre felicem eum quem ames, cui multa debeas; a6 majori procul dubio reddere.
Deinde conftat etiam inter omnes, tanto majus bonae cuique actioni ab hominibus pretium arrogari, quo darras vident non defuiffe ejus au&ori occafiones, caufisque fecus agendi. Imo quo forcioribus aliquem momentis, ad malam adtionem impellentibus , recto libertatis ufu obftitiffe, fuperatisque gravibus impedimentis aliquid laude dignum praeftidffe vident; eo majori in eum veneratione feruntur. Patriae commodis, v. g. conftüuifle non tantum laudis habet in eo, qui nullas fere id cur facere nollet caufas habuit; quam in alio, qui gravibus licet ejus
H 3 in-



62 D IS P ü T ATI O.
injuiiis appetitus, bene tarnen femper mereri dc ea ftuduit, meruitque. Qui invictum fe ab improbis laboribus praeftitit, mctu aut cupiditate non eft fractus, nee victus voluptatibus; is quantivis vir pretii non injuria cenfetur. Contra ea, gravibus fuccubuiffe peccandi irritamentisj valet multum fi non ad abfalvendum, cerre ad excufandura.
Denique nee de hoe dubitare licet, fuperatas in afpera virtutis via moleftias, remotosque difficili labore obices, maximae non folum laudi, fed etiam fummo & diuturno gaudio effe. Nobilior eft ea voltiptatumque plenior viaoria0 quam a commotionibus animi violentioribus, a fe ipfo, vel adverütate forcunae quis reportat, ac quaecunque alia, tantumque abeft, ut pugnandi moleftia, fi qui. dem profligata fit, de vi&oris felicitate vel tantillum detrahat, ut potius eam fuaviflimis obleétationibus cumulet. Exemplo funt magnanimi Heroes, quos officii retinendi caufa plurima conftantiae, robuftique animi dediffe fpecimina , & mala plurima pertuliffe nunquam poenituit.: vel qui in exquifitis fuppliciis confeientia bona fuftentati, incredibilem quandara perfenfexunt voluptatem.
Licet autem continuato pie, honefteque femper agencK ftudio, ufuque & exercitatione, habitus boni roborentur, mali autem debilitentur: fufficit tarnen tam ad laudem, quam ad oblectationem entibus intelligentibus finitis, fi confcia fibi fint fua fe opera libere impenfa habitum bonicomparaffe, propenlionesque ad malum fuppresfifle. Imo quo vivacius fentiunt eo jam fe labore, dili.
gen-



D 1 S P U T A T 1 O. e>
gentiaque , perfeótionis perveniffe ; uc fine ulla difllcukate obtemperare Deo poffint, imo ab officio difce. dere non pofilnt : eo jucundiores ex redli virium ufus confcientia capiunt voluptates , fTuunturque ampliffimis confbantiae praemiis : quod tarnen nihil obftat quominus eo quaeque victoria pulcrior, obleótationumque foecundior habeatur: quo tuit, ratione omnium rerum circumftantium habita, difficilior, & veluti adinirabilior.
Quibus de liberae obedientiae natura pretioque fhbilitis, quid efi: quod dubitemus, digniffimum fapientia Dei fuiffe ftntia intelligentia libertate , a neeeffitate immuni, in* ürufta condere, occafionesque ea pro lubitu utendi non fubtrahere? Confentaneum enim certe naturae ejus perfecliffimae erat, rebus etiam aliis omnibus omnes eas vires, quarum natura capaces effent, conferre. Quod fi nullae effent caufae naturales, omnesque a Deo immé* diate proficifcerentur mutationes; fuaviffimis voluptatibus, quas ex contemplatione virium mundo tributarum, ad infinitam Dei potentiam afcendentes capimus, privaremur. Deeffet etiam univerfo fumma virium diverfarum , & nihilominus admirabiliter in eis;.quae ad operis divini elegantiam faciunt confpirantium , varietas; continua virium, gradibus differentium, catena, in immenfum utrinquc producta, cujus extremae partes aciem oculorum mortalium fugiant, nee mundo ornamento, nee jucundiffimo mentibus fpe&aculo effent: non miraremur naturam nullos, operandi fibi conffituiffe fines, eandem nusquam ma-
gia



*-t DISPUTATIO.
gis quam in minimis totain effe. Nullae fere fapientiae in univerfo, fed folius potentiae reperirentur veftigia, imo ne hujus quidem fatis luculenta: cum res viribus agendi praeditas majoris longe fit potentiae condere quam fuae vis applicatione immediata omnia perficere. Quod fi vero dignum fuit Deo conferre rebus omnibus vires, quo convenienter fuae naturae agerent • indignurane fuit eas tribuere entibus etiam intelligentibus, quarum capaces effent, nee impedire quominus iis üterentur? At libertatis, neceffitati bene aut male agendi non fubjeétee, homo experientia tefte capax erat. Nee proinde vel hanc homini facultatem auferri, vel ejus exercitandae occafiones illi eripi oportebat; cum fecus deméndis de continua virium catena illis , quae fine facultate tali cönfiftere nequeunt, eam neceffe fuiffet interrumpi, opusque Dei hiulcum aliqua ratione reddi. Imo nee pulcerrimae, quam in natura, concatenationeque virium omnium cernere licet, gradationis jufta fuiffet habita ratio. A ge. nere quippe animantium rationis expertium, ad naturas tam excellente ratione praeditas quae omnem errorem, commotiones, & quascunque male agendi occafiones excluderet, tranfitüs non nifi per faltum, eumque maximum, fieri potuiflet. Quod vero maximum eft, impediendo quacunque ratione ufu virium libero, elegantiae mundi mirum quanturn deceffiffet. Defuiffet enim id quod maximam illi pulcritudinem conciliat, virtus libera, a neceffitate immunis. Nulla liberae obedientiae, eoque maximi aeftimandae fuiffent fpecimina edita, aliis ad irai-
tan-



DISPUTATIO. 05
tandum proponenda. Nemo genus rebus vehementer arduis, laborumque plenis, eisdemque magnis & maxime utilibus, laudem magnae conftantiae , robuftique animi retuliffet. Nemo fe ipfum vincendo, virum fe praeftitiffet; nulla victoriam nobilitaffet, jucundioremque multo reddidiffet pugnandi difficultas. Liceret requirere in univerfo plurima, defiderare aliquid eo, quem Deus conftituiffet, mundo, multo feu ad fpeciem pulcrius, feu ad perfedionem aptius.feuad felicitatem accommodatius; talem fcilicet rerum ordinem, in quo exercitationi libertatis, honeftisque a&ionibus, nulla neceflitate fufcipiendis, fuiffet relictus locus.
Indolis praefertim humanae confideratione id ipfum facile evinci poteft, Nifi enim tali quis fit ingenio, ut qualem Muhamedus finxit fummae felicitatis ftatum, omnibus fenfuum deliciis affluentem, aliis omnibus, longe nobilioribus voluptatibus , praeferendum putet: maximum ex eo in hominem redundare gaudiura, fi incrementi virium, reftique ejus ufus fibi fit confcius. fateatur neceffe eft. Non funt fatis dignae eae oblectationes naturae noftrae excellentia, quibus dum fruimur, vires noftras non fentt. mus augeri. Non enim poteft homo, qualibet perfecta actione non reddi vel perfettior, vel imperfeclior, adeoque fruitione voluptatum, quae ad vires perficiendas nihil, aut parum valent , jufto crebriore, vel diuturniore, fit femper deterior. Et haec certe praecipua videtur caufa, cur eae vehementius licet expetitae, rnox fordeant, taedioque & poenitentiae locum relinquant. Sentit enim
I mens



66 DISPUTATIO.
mens quaelibet finita deeffe fuis perfeótionibus plurimum; nee intereft quam magnis poüeat viribus, quibus ita appetitus ejus funt attemperati, ut ad majores femper perfeéfciones obtinendas eo vehementiori feratur nifu, quo effc perfeétior. Cum fcientia nimirum increfcere cupiditatem plura cognofcendi, exercitationeque virtutis ftudium ejus magis incendi, nemo eft quin fentiat. Tantum autem abeft, ut infitum hoe majorum perfeétionum comparandarum defiderium infelicitatis fit argumentum; ut potius pro fua. viffimo bonorum, quae noftra opera adipifciraur, condimento merito habeatur. Auget enim vel maxime voluptates noftras flatus praefentis cum priore, longe imperfeétiore, comparatio, fpesque firma futuri melioris. Quis nefcit quantas habeat obleétationes novitas, admiratio ex iis affequutis nata, quae antea viribus noftris majora videbantur? quam fuave fit vires perficere, & quod majoris etiam perfeclionis fint capaces fentire ? Mens his rebus intenta, fpe futuri felicioris fe ipfam pafcit, & iis quae nondum habet fruitur; praeteritique flatus recordatio jugem ei voluptatum, ex virium exercitatione oriundarum aperit fontem , nedum exhiberet moleftiam. Quae cum ita effe nemo naturae animi non ignarus dubitet; quis eft qui non fummas Deo gratias habeat, quod commodis fuaviffimas omnium voluptates capiendi occafionibus nos haud privandos duxerit? Quod fi omnia ea bona, ad quae obtinenda reétus virium ufus nihil confert, quafi virgula, ut ajunt, divina fuppeditarentur : turn optimo quisque ingenio eas potius voluptates, quae ex perfectarum



DISPUTATIO. 67
rum fua opera virium confcientia capiuntur expeteret, Infipidae evaderent opinione citius omnes aliae, nee infitum majorum perfeétionum confequendarum defiderium fatiarent. Neque eft quod quis caufetur cum Baylio nervorum indolem, qui faepius pulfi, commotique perdanc eum mobilitatis fuae gradum, qui ad fenfum jucunditatis fit neceffarius; nee aliud ad perpetuas in anima voluptates, absque ullo obrepente taedio excitandas, opus effe dicat, quam ut eadem in nervis confervaretur tnobililas. Praeterquam enim quod legibus motus, conftitutionique humani corporis id repugnare videatur; fuaviorum, homineque digniorum obleótationum fontes exercitatio virium cuique recludit. Sunt fane qui exiftiment, omnes voluptates in fenfu, faepe quidem obfcuro, exercitationis virium haud impeditae confiftere: quorum fententiae multa funt quae probabilitatem concilient. Id enim nobis pulcrum videtur, in quo ordinem intelligentiae noftrae accommodatum, varietatemque rerum confentaneam reperimus, feu quod commodam res plurimas contemplandi, cognofeendique occafionem fuppeditat. Ipfae univerfales eo magis placent, quo plures alias fibi veluti implicatas, complectuntur, haud difficulter explicandas. Imo deleclationem, quae ex fonorum concentu percipitur, nihil aliud effe quam exercitationem animae, proportionibus facile animadvertendis gaudentis, Leibnitii fententia fuit, verofimilkudine haud prorfus carens. Quae licet haud urgeamus, manet tarnen ufu virium reéto posfe comparari fuavimmas voluptates, adeoque noftra inter-
I 2 fuiffe



te DISPUTATIO.
fuiffe ut Deus nos iisdem pro lubitu uti pateretur. Hoe emm demum maximaunurnquemque affkere luetitia poteft, aiiquas fibi partes in tela felicitatis perficienda effe datas fuo fe judicio & arbitrio uti, fua eledione & virtute gau' dere: majorique longe efi deleaationi, retento conftanter bene agendi propofito virtutis habitum comparaffe, & roboraffe, propenfiones in vitia animo expuliffe : quam exercitationibus virtutis confequendae non indiguiffe, iaftitifle operi pulcherrimo acriter; quam laborandi nullas caufas habuiflè. Tpfa, in perficiendis viribus fe objiciens difficultas, feliciter tandem fuperata, plus longe offert la* otiae, quam exhibuit moleftiae. Quis eft qui non mallet ventates, quas divinum Newtoni in lucem protraxit ingemum, inveniffe, quam labores quos ille pertulit effu/riffe > .mviaum fe. a cupiditate , metu , commotionibus animi praeflitiffe, quam occafionibus eorum caruiffe ? Communis profefto fenfus docet in aeftimatione perfectarum vinum ineunda noa folum bonorum ebtentorum, fed etiam difficultatum de medio remotarum habendam effe rationem:. cum eo major ex quaque aétione honefta in auctorem redundet voluptas, quo pluribus gravioribusque obftacuhs fuperandis parem fe fuiffe fentit, gaudetque. Tum demum non poenitet exantlatorum laborum , & moleftiarumfubitarum. Tum demum intelligit fapienti Dei-confilio faaum effe, ut pulcra omnia effent ardua ; ut natura, quae maxima offert bona, non fine labore mortalibus venderet Gratae etiam in Deum mentis officia, vel defideria, liberam efflagitant obedientiam. Quid enim eft quo Jio!
ma



D ISPUTATIO. 69
mo , tot acceptis ab Eo beneficiis gratum fe exhibere poffit Parenti fuo optimo , nullius rei indigenti. Nihil eerte aliud , quam fola libera obedientia, qua fuam fé Deo fidem, pietatem, placendi Ei ftudium, & alacritatem , approbaturum confidit, & quodammodo gratiam refert, certe habet, nullis vel peccandi illecebris, vel malorum acerbitatibus ad aliquid, quod illi difpliceat, faciendum fe deduci ferens. Sollicita ïemper eft grata mens , donec officiis pietatis fibi ipfi fatisfaciat,& quaerit occafiones omnes gratiam, fi poffit, referendr. Ecce tibi homo fuppeditatas eas , in libera , tuoque lubitu praeftanda obedientia pofitas. Vellesne eas tibi fubtra&as effe, tali rerum ordine conftituendo, ut obedientia haberet necesfitatem; nullam vero laudem; nee ullae unquam fe offerrent occafiones tuum in Eum amorem, in Ei placendi fludio conftantiam, vel jaélura rerum dulciffimarum oftendendi: quod faciendi promptum animum Deo approbavit Abrahamus,.. quod fecere, tot teftes veritatis, fuam. fibi felicitatem gratulantes. Vereor, ut quod dicam perirsde poffit intelligi, ac ipfe fentio , dicam tarnen. Ego profeéto quotiescunque manifeftiffima benignitatis divinae fpecimina plenus admirationis amorisque cum animo confidero; toties non poffum non mihi gratulari, non deefle mihi occafiones gratae in Deum mentis officiis aliquo modo perfungendi, fentioque multura meae felicitati fuiffe deceffurum, fi non pqflem Patri optimo mea fponte, libereque obedire. At confeius etiam meae imbecillitatis x triftibusque exemplis admonitusEjus auxi-
I 3- lium^



7o DISPUTATIO.
lium, quo a vitiis me, in ea faepius propendentem, retrahat, fupplex imploro, fentioque vel hoe Ei fincero placendi ftudio gratiam, eo quo folo poflum modo, veluti referre, vel habere. Placet di&a exemplo non inconvenienti illuftrare. Fingamus cogitatione adolefcentem de eo follicitum, quomodo gratae in optimum fuum Patrem mentis documenta dare poffit, doceri ab aliquo, nulla fe re alia tantam Parenti voluptatem exhibere poffe, quam fi fpretis, quibus juveniüs aetas capi folet illecebris, parem fe fibi ipfi vincendo, gerendisque majoribus rebus effe, factis probet. Optaret ijle, pro generofa fua indole , non deeffe fibi occafiones fponte ea faciendi, quae alii metu poenarum, vel quia fecus agere impediuntur faciunt; fuamque liberam obedientiam Patri optimo approbandi.
Haótenus dicta eo pertinent, ut demonftraretur dignum fapientia divina fuiffe, hominem libertate bene aut male agendi praeditum creare, & ejus copulationem cum rebus aliis ita conftituere, ut in. hac vita , quae in terris exigenda effet, occafiones eum ad peccandum invitaturae, vel potius liberae ejus obedientiae decus & ornamentum conciliaturae , non deefient; ita quidem ut remotiores, vel minus plenae male agendi caufae, in ipfa hominis rerumque natura plenae autem, non nifi in perverfo quem praecavere potuiffet virium ufu, effent pofitae. Fatemur autem, vix ac ne vix quidem ea ratione
fieri



DISPUTATIO. 71
fieri potuiffe, quin ferius, aut citius,■ peccatum in mundum irreperet , exortumque latius propagaretur ; ( * ) nee diffitemur ejus contagione continuo ferpente faétum effe, ut pro occafionum, exemplorumque ad peccahdum pellicientium multïtudine, hominum imbecillitate, vi commotionum animi, errorumque inveteratorum copia, nemo jam fit mortalium, quin fubinde a recta virtutis aber-
ret
(*) Nsforte id interpretationibus a niente fcriptoris alienis occafionem praebeat, e re iuerit haec moneres Nullum profecto eft peccaium feparatim , in fenfu divifo , confideratum , quin a mundo, quem Deus condidit abelTe potuerit. In poteftate primorum humani generis Parentum erat pofltum eo tempore, quo' primum ab officio difcefferunt, non peccare , imo poterant prorfus non peccare. Nee proinde illud malum morale vi ordinis a Deo conftituti, caufarumque antecedenter definitarum impulfu eft exortum. Verumtamen, fi perpendamus quam facile homines fenfuum voluptatibus, bono licet naturae confilio oblatis, abuti queant, quam facile in comparatione bonorum errent ii, qui praefentibus magis ducuntur obleftationibus, quam futuris bonis, nee fine moleftia a fe impetrare poflunt, ut extinflis, quibus in praefens ardent, cupiditatibus, ea potius, quae ex liberis adionibus oriuntur effeda cogitatione praccipiant; fi confideremus fieri naturaliter vix pofte, ut quod femper sccidere poteft, nunquam accidat, quod facere omnes femper posfunt, nemo unquam faciat: intelligemus vix evitari potuiffe, quin non impedito libertatis ufu, peccatum aliquando exifteret. Exorto autem eo, fieri per naturam rerum, hominisque non poterat, quin novorum etiam ortus facilior redderetur, & homines magis quam antea in vitia propendere inciperent. Quae tarnen fi quem offendant, licebit Ei hoe folo contentum effe: Deum certo praevidiffe conftituenda tali, qualem fecit rerum, hominisque natura, malum certo, licet caufis in mundo inclufis haud definitum, exoriturum, latiusque ferpturum.



7& DISPUTATIO.
ret via, variisque.fua culpa mine graviore, mox leviore, implicetur miferüs.
Quo tarnen nihil obftante alTerimus digniffimum natura Ejus perfectiiTima fuiffe, praevifis licet malis in vitiis pofitis, ufum virium liberum rectum , aut pravum , nee immutando rerum ordine, felicitati omnium, fi fapere vellent, accommodatiffimo ^ nee miraculis perpetuis, aut quocunque fuae potentiae interventu, neceffitati homines fubjecturo, femper impedire. Conveniens enim certe perfectionibus Ejus erat, non tantum rebus creatis vires conferre, fed etiam naturae rerum generales leges dare, quibus convenienter caufa fereret caufam , & effectus effeclum. Quod fi nullis legibus generalibus regeretur univerfum; fomnii -fimilis evaderet ejus facies; non liceret in mundo cernere .conltantiam, in varietate fumma, maximam, non concentum diverfarum, quin contrariis proprietatibus praeditarum rerum., uunquam fatis admirandum; non collineationem omnium ad fupremum creationis finem fapientiffimam, non elegantiffimum nafcentium ex fe fimili femper ratione effecluum ordinem. Nihil fere jucunditatis haberet contemplatie univerfl; nee exercitandarum mentis virium praeberet materiam. Quod fi vero dignum fuit Deo legibus fapientiffimis adminiftrare mundum: indignumne fuit eodem modo in regendis verfari hominibus? dare illis leges certas, evidentes., & fapientiffimas, boni fibi deflinati indices, obedientiam ab iis lit>eram poftulare, cum fingulis actionum generibus effeöus bonos, aut malos connectere, non pati ut actiones
fuis



DISPUTATIO. n
fais legibus confentaneae fine praemio; contrariae impunitae maneant; permittere ut fuo judicio , viribus, uti poffint, convenienterque naturae entium intelligentium & libertate praeditorum agant; nee leges cum eorum indole copulatas qualibet fere occafione violare, fed gu« bernandorum non minus hominum, quam mundi admini* flrandi rationem fummae fapientiae, ordinisque regulis; non eorum arbitrio vario femper, & mutabili, accommodare. Ni ita regendos mortales putaflèt Deus; non tam hculenta fapientiae Ejus occurrerent veftigia, quae legum naturalium cum hominis indole convenientia , inftituto inter actiones,&efFecla ejus, ne?iutali, quem mutare fuperet vires hominis, conftauti, fibique femper fimiiï actionum inter fe colligatarum ordine, finium particülarium, ad quae entia intelligentia omnia fere fludia referunt, ad fines generales direclione, utilitatis fingulorum cum pu« blico veluti civitatis Dei bono, vel univerforum entium CGmmodo connexione arcWima, harmoniaque omnium, potiffimum cernitur. Suavifiima procul dubio omnium efi oblectatio, quam animus a contemplatione rerum variarum ad perfeètiones Dei cognofcendas afcendens capitr: cujus magna pars nobis fubtraheretur, fi tot finium particülarium diverforum, quin fibi oppofitorura collineationera ad generalem fmem obfervare; fi fummam feu tot generis aftionum liberarum, feu effectuum cum iis connexorum, varietatem intueri, & quomodo publicum veluti univerfi bonum contineat bona fingulorum, ordoque naturae fit etiam felicitatis ordo, perfpicere non li*
K ce-



DISPUTATIO;
ceret; feu fi Deus qualibet fere occafione leges naturae rerum convenientes violaret; hominesque pro lubitu agere, vi fuperiore impediret. Imo ex fapientia divina , noftraque natura reóte concluditur, talem rerum ordinationem, ut caufae tam naturales, quam morales convenienter legibus generalibus agerent , fuiffe menti humanae ad cognitionem divinae naturae, modo omnium optimo & jucundiffimo , adtollendae accommodatiffimam. Eft enim femper ordo aliquis proponendarum veritatum maxime naturaiis, captuique difcentium prae aliis omnibus attemperatus ; ad quem Deum in conftituenda rerum, hominisque natura refpexiffe ,. & unumquemque in eo veluti mundi loco collocaffe ut contemplatione partis Univerfi, ejus oculis expofitae, quam facillime intelligentiain perfecliifimae Dei, naturae adipifci poffet, furama Dei bonitas & fapientia non finunt nos dubitare.
Si qui vero fint, quifateantur quidem dignum Deo fuiffe, ut naturae rerum leges daret generales, non temere violandas; vellent tarnen, ut aliam.Ei regendorum hominum rationem tenere placuiffet: vereor ut quo ifta. valeant fatis intelligant. Id ne enim vellent , ut plura faltem pee* cata per vim opprimeren?-At faterentur eo ipfo,. non effe contra naturam Dei perfeétiffimam, nonnulla mala haud impedire. Quo quidem conceffo, quis negare aufit Deum in malis nonnullis impediendis, aliis admittendis, fuo potius uti debere judicio integerrimo, quam noftro toties erroneo ? Aut mallent forte , ut omnia Deus peccata, antequam nafcerentuc perpetuis miraculis, vel auferenda
bene,



DISPUTATIO. 7-5.
bene, aut male agendi, hominibus libertate, impediret? Id vero effet eos voluptatibus ex recto virium ufu capiendis privare; mundoque, & humanae naturae decus & ornamentum eripere. Peccatum fane non tam externis actionibus, quam mentis decretis, ipfaque electione mali continetur. Veile proinde ut Deus quaelibet vitia impediret, eft temere poftulare, ut Ipfe mentibus cogitationes, confilia , decretaque fuis legibus convenientia infpiraret; etiam fi homo nihil eorum, quae ad aditum pravis cupiditatibus in animum ejus obftruendum pertineant, fua fponte facere velit: ut nulla effent naturae rerum, nulla vinculi, quo anima corpusque continentur, effeóta, nulla virium, quae nonpoterant fapientiffimis de caufis nobis non tribui, exercitatio , nullus libertatis ufus *, Deus omnia perficeret, homo folum agendi inftrumentum effet; nunquam laborare, nihil fuo lubitu & judicio ad felicem fe praeftandum decernere, & exequi deberet. Ponas praevidere Deum non neminem, nifi libero virium privetur ufu, tetrum aliquod facinus non tantum animo concepturum, verum etiam perfeéturum. Actione externa fola impedienda, quod facit quidem, quotiescunque falvis fuis perfeótionibus poteft, labem confcientiae non elueret, nee dedecus nefarii confilii tolleret. Quod fi vero Ipfe faniora menti Ejus ingerere decreta velit; nee tarnen procul dubio efficiet, ut homo ad meliorem fufcipiendam impulfus actionem, ita gaudeat, ac fi fua fponte Deo obediviffet. Ea enim ratione fructus confcientiae, honefti facinoris auétores praecipua afficientis voluptate,
K % vel



fê & I S P« U Tt A T? I Oi
vel fua cuique crimina exprobrantis interverteret efïïceret»* que, ut fuae veracitatis detrimente» non minor ad eum ^ qui peffime, fi potuiffet, fuis viribus fuiffet. ufus, quam ad quemcunque alium Dei reverentiorem obleótatia, glo*-. riaque redundaret. Quod fi autem auxiliurn Del modo extraordinario conferendum nihil impediat , . quominus agnofcat homo fe turpiter fuiffe, & nefarie, fi quidem potuiffet, acturum: fenfu,profeóto culpae, adeoque & poenitentia tangetur>, Iocusque erit minimum effectui moralis mali ; vel certe fi eam aegritudinem fupprimerc volet, peccabit eo ipfo. Profeéto , cum praefcientia Dei pro aétionum liberarum caufa haberi. nequeat; nee ulla in Deum j .ejusque. cognitionem. temporis fucceflio cadat: non tam praeviderer eum , quam; praefentia intueri ea quae homines faciant , dicendum eft. Videat jam ille aliquem pofthabito fuis cupiditatibus ofHcio, fcelus anhelare; haud fane dignum fua natura perfectiffiina arbitrabitur, eo prorfus- illum habere modo-, quo. alium fibi fideliffi mum. Nae ita divina hominum regendorum ratio haud fatis aequa. vid.eri poffet, (quod falvo Dei honore diftum velim) nee mentibus, ejus opera confideraturispenitus fatisfaceret. Nee proinde Deus-, etiamfi impedimenta fceleri ejusponat,emeiet,. ut ex aétione, ad quam libere nihil contulit, eandemque capiat obleétationem, quam qui obedientiae fua fponte praeftitae fibi fit confcius. Senfus itaque minoris fuae perfeétionis quam poterat confequi, debebatque, moerorera illi, fi fapiat, aSeret,,malisque ex perverfQ libertatis. ufu .orjundis in
mundo



0 F S PUT A T I O. 77
mundo relinquetur locus. Vides non poffe omnia mali moralis effeéla, falva Dei fapientia tötli; (Ti fcilicet po'natur jam praevifum efle) cur itaque ut ipfum malum;, quacunque demum ratione tolleretur, exigis? quod ipfum triftium potius efredtuum caufa fugiendüm eft. Cur, il ejus effectis locus in mundo dandus erat, caufam excludi ab eo debuiffe putas? 'feu<cur malum verbis tolli's', re autem vera ponis? In tua poteftate pofitum effe intelligis, ut a vitiis caveas; fpretis tarnen Dei paternis confiliis fciens ad interitum ruis voluntarium ; quererisque non toties te retrahi a peccando vel invituur, quoties libido Gapjat clementiae divinae illudendi. At perpendere pote* ras , debebasque, Deum leges, quas fapientiffimis de caufis dedit, non fine iisdem violare. Confert profecto Deus tot cuique noftrum auxilia ordinaria, vel etiam extraordinaria , quot fua fapientia, rerumque omfiium copulatio paticur: Eundem tarnen poffe, debereque quibusvis peccantibus toties fupernaturales conferre vires ; quoties naturalibus fuis perverfe velint uti; tanto quidem majores, quo eas magis afpernentup; nulla efi ratio probabilis ex qua concludatur; funt autem graviffimae multae, quibus evincatur, Eum fapientem non minus quam benignum effe, legesque fuis perfeótionibus accommadatas in regendis hominibus' fequi; Si femper praefto effet extraordinaria Dei gratia omnibus, qui Ejus benignitatem fpernant, protinus, fimul ac illi ab officio difcëdere veIfnt, tamdiu , donec obflinate mali effe pergant, nefcio an pro fingularis Dei favoris argumento haberi poffet eo
K 3 fe



7§ DISPUTATIO.
fe femper fua fponte indignum reddere voluiffe, plüraque & majora acciperent dona illi, quibuS abuti iis femper placuiffet. Licet vero temerarium fit terminis circumfcribere divinam mifericordiam, quae perfugium omnibus fincere ad fe fugientibus praebetc hoc tarnen non facile quisquam negaverit, dignum Deo effe non eodem prorfus modo in iis gubernandis, qui fua fponte haud obedirent, ac aliis, Eum fincere colentibus, verfari. Erunt itaque hi nonnunquam pravis fuis cupiditatibus tradendi, vel permittendi, quo trifiibus criminum fuorum effe&ibus officii admoniti, iéli tandem fapiant; nee occafionibus ad fanara mentem fua fponte redeundi femper careant. Sed quid pluribus opus ? cum evidentiffimum fit easdem prorfus caufas, quae Deum induxerunt , ut hominem libertate praeditum conderet, occafionesque perficiendarum exercitatione virium ei in terris fuppeditaret; etiam ad hoe valuiffe, ne nafcens quodque peccatum per vim putaret opprimendum; quod fi femper faceret, nuili amplius effent ufui occafiones fiduciam cujusque in Deo, fidem, in obe. diendo alacritatem, & conftantiam patefaciendi: nullum relinquetur nobis virtutis comparandae, pulcerrimique & jucundiffimi hujus laboris ad plenam usque vi&oriam continuandi ardens fiudium: nullis mali moralis femper erumpere in aftum parati, femperque opprimendi, exemplis occurrentibus, languefceret induftria, emoriretur diligentia, flaccefceret fine obfiaculis & impedimentis virtus, expeftarent homines, ut bona omnia, citra ullum fibi ob'. tingant laborem; ipfa hominibus humanitas, obedientiaeque amabilitas & ornamentum eriperetur • & quod maximum



DISPUTATIO. 79
mum eft, nullo difcrimine fua fponte boni, alüque fuo lubitu femper mali futuri, haberentur; ex aequo vel fruerentur, vel carerent bonis libera fola obedientia adipiscendis.
Jucundiffima merito eft bonitatis divinae, optimo femper nobis modo confulentis , contemplatio. Age, pascamus mentem eo fpeétaculo; confideremusque quantum noftra & Civitatis Dei interfuerit, ut praevifa peccata haud aliter ac fecit impediret. Quod quidem variis approbari argumentis poteft.
Primum enim, ufum virium liberum, fi reétus fit, majori effe voluptati, quam non liberum demonftravimus (*). Ex quo fane efficitur, ut plus longe peccato non impedito oriatur boni; quam admittatur mali. Eo enim vi opprimendo, tollerentur bona omnia , cum libera virtutis exercitatione copulata; non autem impedito, mala ex eo
ori-
( *) Multus quidem eft in eo Baylius in R.efp, ad Provinc. Cap. 8c ut perfuadeat, homines non minus fibi gratulari, fi bona fortunae favore, ac fi fua prudentia confequantur j imo magis: cum illud pro fingularis- Dei in fe amoris argumento habeant. At nos non confideramus homines quales mme fint,, variis erroribus irretitos, caducis fere folis bonis pretium aliquod arrogantes, & quae firmum virtutis perfequendae propofitum offert nihili ducentes: fed quales ex confilio Dei effe debeant, & quales effe eos necclfe eft * fi fummae felicitatis fieri velint aliquando compotes. Neminem autem indolis fuae non ignarum dubitare poffe arbitramur: ut aegritudo maxima ex confcientia pugnae aftionum cum felicitatis regulis percipiatur; ita maximam ómriiutn voluptatem ex contemplatione bonarum aclionum, earundemquc liberarum, in cunclos, in quibus nondum depravata natura fit, redundare.



So D I S P U T A • T I O.
oriunda tolli, magnisque bonis compenfari poiTunt. -Licet enim aaio quaevis natura fua mala non poffit non generare effeéh fui fimilia: fi tarnen ejus auctor mox meliora do&us ad frugem redeat, voluptatibus ex re&o virium ufu.capiendis haud aeternum cariturus erit. Vel enim dignum Deo eft eorum, quos malorum confiliorum tandem poeniteat mifereri , vel certe fi id cum juftitia Ejus pugnare videatur, oportet praefto effe modura homines ad fuam confugientes clementiam .in gratiam., non violata juftitia, recipiendi. Tuto. enim nobis licet a noftra natura, quoad corruptanon eft, argumenta dueere addivinam, & ex eo.quid nobis fit honeftum faclu intelligere (jufta cautione adhibenda:) quid Deus<facere poffit, aut velit. Eft autem magni excellentisque animi, cum iis, quorum poenitcntia abjeéta male agendi confiliaindicat, promte in-gratiam redire, omnesque ii, qui injuriarum oblivifci, -imo inimicos jacentes extollere, & quantum in fe eft fe! lices praeftare foleant, vel eorum, -qui in ignorantia verae religionis verfati funt judiciis, Deo habentur fiinillimi. (*) Non defunt itaque juftae fperandi caufae Deum illis, qui reótius tandem fapere incipiant, propitium fore; quod facrarum -praefertim Litterarum teftimonio confirmatur. Ex quo profefto efficitur, ut felicius omnibus.9 quipeffima abdicaturi fint „confilia peccata non .impedita
ce-
(*) Ita fere Cicero in Oratione pro Marcello Cap. III.
mm



D I S P U T A T I ~0. gi
cedant, quam ceffiffet libertas 'aüferênda. Gaudebunt enim fe viam rectam, poft varios errores inveniffe, tantoque fuaviorem ex virtutis ftudio capient voluptatem, quo vivacius fentient vitiorum turpitudinem. Status fui melioris, cum antegreflb miferrimo comparatio, jugem illis oblectationum fontem aperiet, novoque pietatis ardore pectora inflammabit. Non poflunt enim non agnofcere, nihil fe quod de Deo quererentur fuiffe habituros, etiam fi in medio illis fcelerum curfu animam, velut tanto munere indignis, extinxiffet; vel nulla ad meliorem frugem redeundi auxilia fuppeditaffet. Et nefcio, an fuavisfima omnium harmonia ea fit, quae ex fubfidiorum divinae gratiae citra ullum meritum; imo iis, qui indignos fe reddidiffenr, eollatorum, reétique virium ufus temperatione fapientiflima nafcitur; tali fcilicet, ut qui peccavit majorem effe Dei clementiam fua malitia agnofcat; hocque ipfum in fingularis Dei favoris argumentis habendum effe intelligat, quod ad felicitatem fummam affequendam aliquas etiam fibi partes, feu in auxiliis gratiae non refpuendis, feu poft reftitutas in integrum vires, relinquere voluiffet (*)
Dein-
( * ) Non eo difta valere, ac fi is, qui nunquam peccaviffet, minus ad frugem redeunte, felix effet, facile intelligi poteft. Quod fi enim cui liceret effe tam beato, ut ab omnibus pravis cupiditatibus invictum fe femper praeftaret: eum habiturum tales gaudendi caufas, quibus alii, qui vitiis fuis urgentur, caresmt, aguofcimiis. Hoe L proiH'



tl DISPUTATIO.
Deinde fi omnes, qui pietati feaddixerunt, ad eandem veluti Familiam, vel Rempublicam referamus: facile etiam intelligetur, plurimum ampliffimae DeiCivitati aceefifurura non impeditis omnibus peccatis boni, iis per vim opprimendis nequaquam obtinendi. Licet enim pius quisque non poffit non molefle ferre, Dei Leges a protervis hominibus fusque deque haberi : nifi tarnen erronea de fumma Ejus beatitate fenfa foveamus; fatendum certe erit malis eorum, qui ultro fe miferos reddunt ingemifcendum effe, non dolendas Dei vices. Quod fi ita fit, facile intelligitur emendationem eorum, qui a fervitute vitiorum in libertatem praeter opinionem omnium fe tandem aliquando vindicent, ad maximum quarumvis Dei reverentiorum mentium fruétum redundare. Quantam enim eae capient voluptatem, cum eos qui barathrum miferiarum vix jam eluétari poffe videbantur, vel bonitatis divinae confideratione, vel poenarum fapienter irrogatarum effi. cacia, ad fanam mentem redire intelligunt, tantam certe y ut majus ex unius emendatione vkae, fi feria fit nunquam fera, quam ex centum aliorum in profequendo virtutis fludio perfeverantia, in Coelis exoriri gaudium fervator humani generis dicere non dubitaverit. Quae licet
lo-
proinde folnm volumus dicimusque: delidb's nihil obftantibus, pofTe homines, ii ferio velint, eum felicitatis fibi deftinatae gradum aflequi, ad quem fubtrafta fibi libertate non fuiffent perventuri, nee deefle iis modos mala ex peccatis orta, bonis cum reditu in gratiam, & fidem Dei connexis, compenfandi.



DISPUTATIO. 83
ïoquendi formula hyperbolam fapere videatur, facris fcriptoribus non inufitatam: illuftris tarnen Tillotfonius in facro, de iis Chrifti verbis, fermone, non conternnendas rationes protulit, cur majorern abdicata , quam nunquani fufcepta malitiae confilia voluptatem creare poffint: quas exfcribere nihil attinet. Tales certe, qui poftquam vitiis toti fuiflent mancipati, ad Dei raox clementiam confugeruntj in perfequendo bono conftantiores, amoreDei, & zelo propagandae Ejus gloriae ferventiores evadere folent. Majora etiam fere robufti firmique animi dederunt fpecimina, in vinculis dulcium vitiorum perfringendis, & roboratis malis habitibus fupprirrrendis. Eorum nimirum, qui non eo malorum fe conjecerunt, praeclara ftudia per totam vitae & aélionum feriem difperfa ; horum in ea parte vitae, quae emendationem refpicit, colligata & veluti concentrata funt; quo facilius in oculos incurrere posfunt. Plus quoque eorum exempla ad alios a vitiis retrahendos valere in confeffo eft. Quid, quod ea fit hominum, & probabiliter omnium mentium creatarum indoles, utfoleantefle quae minus expectantur laetiora, eorumque admiratione , quae fieri non poffe videbantur, voluptates condiantur. Quae tarnen nemini ftultam peccandi confidentiam ingenerare debent; cum mali habitus, quos contrahere facilius longe eft quam expellere, cuique fano fuper omnia fint fugiendi. Nee eft quod quis objiciat eorum, qui in vitiis perfeverant, miferiam, aegritudini non minori beatis mentibus futuram. Cum enim earum felicitas admiratione perfeétionum divinarum po-
L a tiffi-



84 DISPUTATIO.
tiffimum contineatur; in quarum numero habenda eft bonitas fapienter adminiftrata; eorum fortera, qui obftinate Dei leges fpernant, aequifïïmo Ejus arbitrio permittendam effe intelJigunt; quibus autem fpem falutis, prope jam defperatae affulgere vident, eorum felicitatem illis, fibique gratulantur.
Praefertim autem peccatis per vim opprimendis, püs quibusque animis Deus occafiones de Civitate fua bene merendi, fuamque felicitatem fempiternam benefa&orum ! recordatione augendi, fubtraxiffet. Quid enim eft, quod fuaviori eum, cui incoclum generofo pectus honefto eft, voluptate afficiat , quam multorum magnorumque in alios confcientia meritorum; & praefertim religionis, pietatis, virtutisque fua opera propagatae, multommque ab erroribus, & vitiis, ad veritatem & obedientiam exemplo, confuus, auftoritate, retra&orum. Male animatum oporteateffeillum, qui nefciat quam dulce & jucundum fit confuluiffe aliis, eosdemque inprimis Deo fidos, virtutis perfequendae ftudio incenfos, fummaeque felicitatis capaces effeciffe, vel certe nonnihil ad publicum Civitatis Dei bonum promovendum contuliffe. Tum demum beatus ille, qui aliis inferviendo aetatem confumfit, fatis fe vixiffe arbitratur, & ex vita, juffu Dei, difcedit fibi gaudens. Jam, ponas homines vi divina femper impediri , quominus errent, labantur imprudentia, vel malo confilio, non fatis fortes fe in commotionibus regendis praebeant: eripientur profe&o püs quibusque pulcherrimorum fa&oruin occafiones, lacrymas gaudii teftes non
ex-



DISPUTATIO. 8$
exprimet tibi ejus confpectus, qui tuis adhortationibus, operaque ad faniora ampleélenda confilia fe tandem deduci paffus eft. Ecquod vero tsntum ab homine in hominem beneficium conferri poteft ? quo mortalis Deo videtur fieri fimillimus, qua re fummum ejus bonum contineri jam Plato intellexit. Et hoe in tali benefaciendi opera eft pulcherrimum, quod magna fit voluptas tam in dato, quam in accepto beneficio. Ipfe enim gratae in alium mentis fenfus plurimum fuavitatis habet; operaeque in felicitate alterius augenda non fine fruétu pofitae confcientia jucundiffima omnium obleétationura aeternum futura eft;. ita quidem, ut mutuum hoe gaudium fit vinculum caritatis, & felicitatis fempiternum. Tanta certe erit voluptas ex confcientia propagatae Dei gloriae , aliorumque ad iter coelefte direétorum, aeternum capienda; ut vel minimus ejus fenfus omnibus, qüas brevis vitae fumma habere poteft acerbitatibus redimendus effet. Imo ex ejus magnitudine intelligi poteft diverfos felicitatis fempiternae fore gradus. Utut enim mutua, qua fecum invicem beatae animae devincientur caritas, tam efficax fit futura, ut cujusque felicitas pro publico tam Civitatis Dei, quam proprio fingulorum bono fit habenda: quia tarnen beatae aeternitatis, & praefends vitae flatus, mutuo inter fe vinculo continentur;. facile intelligi poteft majores gaudendi caufas habiturum eum., qui plus fe ad propagandam Dei gloriam, veritatemque, & virtutem contulifle, pluribusque fe laboribus, moleftiis, & periculis, ea de caufa, dum^ in terris moraretur objeciffe fibi erit confcius; quam alius,
L 3 fuam:



Z6 DISPUTATIO.
fuam illi felicitatem , fecundum Deum, acceptam referens. Quin etiam (ut in tranfitu veluti hoe attingamus) intelligitur, gravi fe crimine devincire eos, qui mala vitae diutius ferre nolentes, mortem fibi confeifcunt. Pri' vant enim fua culpa fe occafionibus vires fuas, doloribus magno animo perferendis, perficiendi, aliisque utile patientiae, & firmae in Deo coiafidentiae exemplum dandi, adeoque tantum in hac vita, cujus continuatio eft futura boni, aeternum poffidendi, obtinendi, quantum per vires fuas, auxiliaque divina ordinaria vel extraordinaria potuiffent: ad quod omnia ftudia cuique felicitatis fuae cupido in hac vita referenda funt. — Licet autem operam, qui totos fe aliorum commodis devoverunt, faepe ludere videantur: hoe tarnen de fumma eorum felicitate nihil detrafturum certum eft. Praeterquam enim , quod nulla a&io fit plane fterilis effeétuum, licet ii non femper incurrant in oculos; ipfius finceri bene de aliis merendi ftudii confcientia, ut in hac vita eft folatio; ita erit in futura oblectamento.
Intelligi ex his, nifallimur, potuit, Civitatis Dei, adfcriptorumque ei Civium interfuiffe, ut Deus mala moralia haud omnia per vim opprimenda judicaret. Illis enim admiffis licet , fuppetunt occafiones adhuc iis, qui refpuere eas, & auxilia divina nolint, deftinatam fibi felicitatem affequendi. At iis vi & miraculis a mundo exclu- dendis, multa infimul bona tolli debuiffent. Quod ipfum gubernationis quoque divinae, omnia, quae in mundo funt & accidunt, ad optimos fines dirigentis, confide-
ra-



DISPUTATIO. 37
ratio perfuadere poteft. Quantae enim eft mentibus püs voluptati, in contemplatione mundi luculentiiïimae fapientiffimae gubernationis veftigia invenire ? quantae obleétationi fpecimina Providentiae in iis ipfis malis, quae univerfum deformare videantur, ad fupremum creationis fi> nem dirigendis, manifeftiffima cernere ? Quomodo peccata hominum fui reddantur remedia; quomodo fcelerati infcii invitique ea prorfus faciant, quibus publicum Dei Civitatis bonum promoveatur; qua ratione impia confilia ita infleétantur, ut eum auétoribus peffimorum facinorum ad fanam mentem revocandis fiant aceommodatiflima, tum aliis entibus intelligentibus utiliffima ; haec intueri, perfpicere, admirari, cuique Dei reverentiori vel in hac vita jucundiffimum eft. Quod fi vero naturam felicitatis fummae , quae in mentes finkas cadat, confideremus: mtelligemus profeéto eam in contemplatione admirabilium? Dei operum , perfeótionumque in eis elucentium cognitione vivaci , amoris «Sc fiduciae pleniffima, confiftere: quam jucundiffimara bonorumque feraciffimam perpendendis , & intelligendis divinae gubernationis occultis in hoe aevo confiliis , redditum iri , non poffumus dubitare, Quantus enim felicitati, qua in aevo fempiterno nos fruituros confidimus accedet cumulus, cum difcuffis ignorantiae tenebris perfpiciemus operum divinorum concentum, caufasque; cum intelligemus quibus nos viis in fpeciem tortuofis, ratione tarnen noftrae indolis , coagmentationisque rerum omnium habita, fimpliciffimis, & breviffimis, ad fummam felicitatem veluti manu duxerit; quae-
mala;



88 DISPUTATIO.
mala a nobis, aliisque, tanta fapientia averterit, ut fuam liberae obedientiae decus confervaret, qui omnia ita nollrae faluti attemperaverit, ut quidquid ad ornatum mundi faceret, felicitati etiam omnium augendae natura fua aptum effet; quomodo ita femper fingulis profpexerit, ut univerforum haberet rationem, itaque univerfis confuluerit, ut nemiuem deftitueret. Si in hoe aevo tantum habeat voluptatis confilia Dei, per varias, noltro judicio, ambages fe tandem explicantia intelligere; ut pius quisque non poffit non exclamare: Proh ineffabilem fapientiam! oh fummam benignitatem & mifericordiam , melius nobis, ac ipfi cuperemus, confulentem ! quantae erit in aevo fempiterno obleétationi , non perexiguam operum divinorum particulam , fed connexionem eorum harmoniamque intelligere , ulteriusque in cognitione omnium jucuridiffima femper progredi? tantae certe, ut eam cogi. tatione praecipienti fordeant aliae voluptates; nee' ultra in terris morandum, fed ad coetum beatorum properandum videretur; nifi fcirem ea me lege effe natum, ut nonnifi munere a Deo affignato obito, acceffus eo pateat. Quam , tum juvabit malorum periculorumque quibus fapientiffimis Deus ex caufis nos in hac vita expofuit, meminiffe? cur püs nonnunquam noftris conatibus fucceffus defuerit intelligere ? quae caliginofa adhuc noéle preffa funt perfpicere, quae nunc per fpeculum cernimus in aeriigmate, tune facie contra faciem videre ? Tune demum clare cognofcemus continuam mentium , diverfis perfedtionumviriumque gradibus praeditarum fcalam,,
tanta



DISPUT A T I a ft?
tanta fuiffe fapientia effectam, ut uniuscujusque perfeólio ad maximum omnium frudtum redundaret, vel certe redundare , fi faperent , poffet. Tune caritatis vinculo beatis animis devinóti , earum felicitatem noflram effe putabimus, nosque illis fuiffe , & futuros effe voluptati, gratulabimur. Tune gratae in Deum mentis ardore incenfi, intelligemus perfeéliffime, fapientiffimis de caufis confiitutum effe, ut coetus fidelium in his terris laboraret, cum cupiditatibus, irritamentis vitiorum, cum variis vitae malis pugnaret, per exercitationes fibi divinitus aflignatas^ variaque facrae militiae munia obeunda, fummae felicitatis capax redderetur; priusquam definïtum fibi in Coelo locum , ubi triumphans aevo fempiterno fruere.tur, occuparet. Tum demum vivaciffime fentiemus, fummam felicitatem noftram ex rebus diverfis , utpote malorum , quae optime ceiferunt recordatione grata , fenfu perfeclionum obtentarum , progreffionisque non impeditae ad majores continuo confequendas, auxiliorurh
dl-
X* ) Si concedamus-, quod muïtis probabiliffimum videtur, habiturum Deum femper coetus, in quibuscunque demum mundi locis militantes, non folum in Coelis triumphatites; maximae certe quibusque felicitatis aeternae jam confortibus erit voluptati, quomodo Deus in iis etiam regendis verfetur, intueri, & intelligere quibus modis eorum faluti profpiciat; cum faveamus natura iis, qui eadem pericula ingrediantur, quibus nos jam perfunéti fumus, fpedminaque virtutum ab iis danda non poffint non gratiifirna cuique Dei amore pleno -aecidere,
M



$6 DISPUTATIO.
divinorum, reétique virium ufus eonfciemia, lïatusnuHS jam viciffitudini rerum expofiti cum priore comparatione» ac gaudio inde orto quod efFugerimus peeeata,. alüsque fimilibus effe admixtam, & tanta fapientia temperatam,, ut quam maxima bona, quibus aeternum fmeremur, ratione rerum omnium circumftantiuin. habica, quara minimis adipifceremur moleftiis.
Licet autem, dum in terris moramur, confilibrum di* vinorum, adionumque caufas, «5c concentum, maxima ex parte ignoremus ; tot nihilominus vel exigua mundi particula , quae noftrae contemplationi eft expofita fapientiffimae gubernationis fpecimina exhibec; ut nemo fanus dubitare poffit univerfum manere opus Deo. dignura Aut enim animus errore femper vagabitur, nee imquam babebit quid fequatur: aut certe haec clariffime perfpiceredatur: ita Deum verfari in adminiftrando mundo, ut primo virtutis ftudium opprimi, ferpentibus Jicet in dies moribus perditis, nequaquam patiatur, contra ea malo certos conftituat terminos , extra quos evagari neutiquam poffit: deinde ut fuum liberae obedientiae confervet decus, hominibusque occafiones maxima obtinendi bona non auferat t ad haec eventus omnes antegreflbs cum praefentibus, hosquecum futuris ita eonneékt, ut omnia, fapienter definitis temporibus , noftraeque faluti accominodatiffima ratione eveniant : denique ue edendis- tarrt bonitatis, quam etiam fapientiae fpeciminibus, fenonfölum Patrem benigniffimum , fed etiam fapientem, jufturaque effe univerfi Reétorem, oftendat. Quae licet latius
per-



DISPUTATIO. 91
perfequi, ne aclum agere videamur non liceat: breviter tarnen attingenda funt.
Quod ad priraum attinet, querelis nonnullorum humani generis malitiam arguentium non obflantibus, non ita depravatos prorfus eiTe mortales, quin multa pietatis, amoris in Deuin, integritatis vitae, patientiae, conftantiae, documenta dentur, extra dubium pofitum eft. Licet enim vera virtus modeftiae femper junéla, artis fe ipfam oftentandi ignara fit, nullum fibi theatrum confcientia effe amplius putans: ingruentibus tarnen tempeftatibus procellisque 5 ejus in apricum proferendae occafionibus, miranda fidei, confidentiae in Deo , ardoris boni publici promovendi fpecimina , magno naturae humanae ornamento cernere femper beuk', licebitque. Tutor eorum, qui veram religionem de mundo tollere voluerunt, excitavit femper nobili pietatis ardore inflammatos veritatis teftes : calamitates publicae dederunt excelfi robuftique animi viros, qui fmgulari patientia, conftantia, fumrnaque confidentia in Deo. nullo malorum impetu labefaéla, jucundo Patri fuo optimo maximoque (fi de mifero homuncione id fine temeritate dici poffit) fpeólaculo fuerunt ; certe dignum, ad quod perfeétiores mentes refpicerent fpeftaculum ediderunt. Mortis imminentis tempore , quae larvam plerisque detrahit, oftendunt non pauci quid in animis haud depravatis fpes aeternitatts beatioris, bona confcientia animata , efficere valeat ; quantaque tranquillitate, imo gaudio, Viri Dei reverentiores expediënt fua fata. Sed quid multa? Quicunque cum animo
M a con-



fc* D I S P U T A T I O v
confideFaverit quantum pauciora fcelerara exempla ad: labefa&andum Rerumpublicarum ftatum valeant: quantaque opus fit virtute & diligentia ad ea, quae non multorum audacia funditus everfa videntur, reparanda: haudï certe diffitebitur, id ipfum quod conforiatio humani ge-. neris, paxque & tranquillitas Regnorum confervetur, argument© • effe, plus boni in hoe ipfo terrarum orbe inveniri, quam mali-, Efi quidem.perfeéla omnibusque nu* meris abfoluta virtus difperfa veluti, & in plures divifasat-ea ipfa chara&erum animi, propenfionumque diverfitas^ quae facit ut virtus variis in confpeétum prodire formis videatur, ad vinculum,quo homines continentur, adflringendum confert plurimum: cum maxima negotiorum huraanorum diverfitas non minörem fere expofcat ingeniorum , "nativae indolis , facultatumque varietatem; talen* tarnen, quae fimilitudinem humanae naturae haud octui* taret, nee fibi femper fimilem virtutis, diverfas Jicet fpecies gerentis, agendi rationera tegeret.
Mala vero certis effe circumfcripta terminis, curfus re* rum humanarum ,evin,cit. Non jam id agiinus, ut eorum fummam, quam nonnullos jufto majorem facere certum eft, imminuendam effe verbofiua demonftremus.: quod quidem faótu haud arduum foret. Quod fi enim fummam, in qua mul-ti homines fi non fine culpa, at certe non gravifiima , verfantur ignofantiam, erroresque per manus velut a majoribus fibi traditos, fi educationis, in»ftitutionis publicae & privatae vitia, vim exemplorum 4 occafionum:-fi modum , quo coimnotiones animi & .cu>
pi-,



ir i s p u t a t i ce pi;
piditates in fe innoeentes, vix animadvertentibus hominibus ita roborentur, ut vix poflea regi poffint; fi momenta teterrimarum aétionum fic fatis faepe innocentia j.. nonnunquam honeftifïima , perpendamus: haud' difficulter inteiligemus majorem humani generis partem inprudentia potius, erroreque , quam obftinata peccare malitia; fceleraque, quae vel foediflima nobis videantur Ei, cuï latebrae animorum recefTiisque funt perfpeéti, faepe mifericordia , quam afperioribus poenis vidèri digniora. Aliter nimirum de atrocitate facinorum, judicant homines,. externorum fo'lüm effecluum gnari: aliter Deus omnium 3> quae ad ea aliquid faciant fcientiffimus: poteftque fieri, ut foediflima nofïro judicio aclio innocentiae propior ab> Eo habeatur; quam levis in aiio culpa, vix ulla animadverfione nobis digna vifa'. Quae fi' quis confideraverit; haud fane mirabitut, (ut obiter hoe.tangamus )' pietatem eorum Sacris Litteris celêbrari, quorum grayia delicla, magno finceritatis fcriptorum argumento, non tacentur: nee iis, quas nonnulli. Davidis, aliorumque Sanflorum piae memoriae afpergere. conati funt maculas, a jufta eorum veneratione fe deduci patietur. Tacemus multos admiffa in fe delióta plurirhis poftëa benefactis compenfaffé, & priusquam e^vita exceffiffent poenitentiam egiffé. Quid, ; quod turpe aliquod facinus folum füfficiat, ad atïótorëm ejus in numerum fceleratorum referendum; multa autem virtutum fpecimina maculas, foedó aliquo contraclas crimine, eluere-nequeant? Nee tarnen a fola minori malorum, quam prima fronte :
M>3, vK



SH DISPUTATIO.
videri poffit fumma, optimae caufae praefidium petimus-; fed potius confldenter afferimus eorum atrocitate , copiaque non obftante, fuos illis fines effe conftitutos. Nee enim vel fupina mortalium negligentia, vel furor impiorum impedire unquam potuit, quo minus veritatis radii clarius, obfeuriusque exfplendefcentes., mentes hominum colluftrarent,&peélora virtutis ftudioinflammarent. Nunquam veritas preffa licet, ka prorfus opprelfa fuit; quin eam dies diem docens, viciffitudines temporum divinitus definitae, hominum felici humani generis fato natorum opera s infperataeque prorfus caufae in lucem protraherent. Sub cinere foediffimarum fuperftitionum fuerunt femper igniculi religionis confervati. Sparfa a viris, melioribus annis natis, cognitionis femina, feliciffime tandem progerminarunt, germinantque. Male fana hoftium caftiffimae religionis opera meliorem ejus caufam femper fecit, ad eamque ab admixtis opinionum commentis purgandara plurimum valuit. Crudelitas tyrannorum, piorum conftantiam, fidem, patientiam, nobilitavit, vicloriamque eorum longe pulcriorem & jucundiorem reddidit. Irricamenta & occafiones malorum, vis exemplorum , confuetudinis, pravae educationis, errorumque late propagatorum, atrocitatem peccatorum imminuunt; virtuti autem eorum, qui in libertatem fe vindicant majus longe pretium conciliant. Plurima & graviffima, quae veritatis virtutisque progreffioni obftant impedimenta, efficiunt, ut tanto magis fibi gratulari mortales queant, contigiffe & contingere in dies tanta fui generis decora, ut illis removen-



DISPUTATIO. 95
vendis, & fuperandis fuerint, fintque paria. Quidy quod in promptu fint omnibus bona maxima & parabilia, nunquam in mala eonvertenda, nulla autem fint mala quae non publico Civitatis Dei bono augendo cogantur infervire? Quid?. quod nusquam gentium lumen GOgnitionis ardorque virtutis ita fit extinrfhis, quin fides, generofitasy virtus, laudatores & imitatores habeat? quin plura femper munirioraque praefidia innoeentiay quam malitia inveniat £ Quid, quod exiliora virtutum*, ab hominibus, inter barbaras gentes natis & educatis fpecimina, palftm da^ ta, dandaque, tanti a Deoy beatisque animis aeftimentur,. quanti longe illuftriora aliorum? Quid, quod contemplatio rerum humanarum doeere videatur, ire eas in melius, & humanum genus emenfo veluti infantiae, & adolefcentiae curriculo, vergere in adultam aetatem ?^ ut optimus ejus Pater hoe benigne dedifle videatur , ut de* pofitis fènfirn pueritiae, & juventae erroribusy ad mam*. ritatem, quae in terris illi contingere poteft, concihno» ordine r non praecipitatis palfibus perveniret & tum demum definitum fibi in Coelo locum occuparet, cum. terra dignum jam eo domicilium haud foret. (*}
Non eft noftri inftituti exponere rationes, quibua fumraua mundi Recior providet, ne veritas virtusque terras cteférant. At non polTumus non admifaii peifeftione*
Ejus
f * ) Hanc conjeauram nobis fuppeditayit JferuGtlemius, non conté» nendus Theologus.



DISPUTATI D.
Ejus fummas, in ftupendo redemptionis opere ita eluceates, ut nonnulli dicere non dubitaverint, felicem fuiffe Adami culpam, quae talem meruerit habere Redemptorem. Quorum verba licet noftra facere nolimus: negari tarnen nequit, Deum, quae Ejus eft fumma bonitas, }U bertatem potius hominum fuiffe neceffitati bene agendi adflriéturum., quam perverfum ejus ufum admiffurum; nifi fciviffet praefto fibi efïe niodum tam damnum, eo non impedito mundo inferendum, refarciendf, quam felicitati omnium, qui fibi praefraóle prorfus deeffenollent, confulendi. i At, quia quaeftio, quam difceptamus, ad naturalem potius Theologiam pertinet, iis quae inter Iheologos variarum partium de auxiliorum gratiae divinae, -mentem colluftrantium, voluntatemque ad bonum impeHentium , vi, efficacia, modo , quo ea hominibus conferantur, difputantur, filentio transmiffis, dubitari non poffe afierimus, non deeffe ea fincere cupientibus, imo Deum optimum vota hominum praevenire , iisque vix animadvertentibus , tam fapientiffima caufarum naturalium directione , quam etiam viribus fupernaturalibus, amorem ardoremque obedientiae jnfpirare. Quo clarius perfprci poteft, mala eos fide agere, qui homines a malis non quotiescunque-peccare eis lubeat vi divina retrahi querantur. Pius enim quisque tantum abeft ut fe fpe auxüii divini deftitutum putet, ut potius indigno fibi, nihilque tale merito, praefto illud fuiffe, & effe, gratus profiteatur." Impü aütem, quidquid dicant, a gratiffima fibi vitiorum fervitute in libertatem vmdicari nolunt: nee
aliud,



DISPUTATIO. 97
a'iud, fi animorum receffus, voluntatemque fuam perfcrutentur , fe queri fentient , quam quod placitis vitiis haud fe totos ita maneipare poffint, quin poenas vel naturales , vel etiam alias metuendas habeanr. Hinc illae lacrimae. Non enim fpeétandum eft quid di» cant, fed quid dicere fit confentaneum eis, qui folas fenfuum voluptates expetant, fpernant cunclas alias. Quin potius, fi fibi conftare veltnt, hoe agunt, ut dum licet, dum occafiones adfunt;, fe magis ac magis virtutis ftudio devoveant ? experirentur certe tam fincerum Deo obediendi propofitum futurum fenfim facilius & jucuridlus; quam nunquam fibi auxilia divina defutura.
Alterum, quod facillime in adminiflrando mundo cerni poffe diximus, Deum nempe ita in hominibus regéndjs fiectendisque verfari, ut fuum liberae obedientiae confervet orhamentum, nee velut machinis iis fua bona conferat, vel fontes voluptatum ex confcientia recti virium ufus manantium obftruat ; ita fenfus intimi , communisque omnium, benefacta laudantium'; contra vitiis mancipatos defpeótui habentium , teflimonio, confcientia ipfa, homines benigne vel afpere, prouti mernerunt tractante, poenitentiae, ex neglerïis bene agendi occafionibus, repulfisque divinis auxhn's, oriundae fenfu, confirmatur, ut ejus rongiüs perfequendi labore fuperfedendum videatur; cum praefertim diverfarum partium Theologi ex aequo confiteantur, Deum in conferendis fuae gratiae auxiiiis falvam hominibus relinquere libertatem; ut fi qua fit inter eos controverlia , ea pertineat ad quaeftionem de facultatis
N ejus



9% DISPUTATIO.
ejus natura , ab hoe loco alienam. Et ex eo intelligi etiam poteft, quod tertium eft eorum, quae in gubernationis divinae ratione in oculos incurrant; quod ipfum ex auxiliorura gratiae cum liberi virium ufus fapientiffima. temperatione proficifcitur, tali fcilieet, ut mundo maxima concilietur perfeótio, & püs quibusque, fpiritu boni pubjici animatis; occafiones fuaviffimarum voluptaturn percipiendarum fuppeditentur : quae praecipua caufa eft,. cur Deus non omnibus omnia ea bona fimul impertiat quae quidem impertire , fi folius fuae potentiae haberet rationem, poffet; fed gradatim, pulcroque ordine, humanum genus ad deftinatam fibi felicitatem fummam inanuducat. Colluftravit definito fapientibus de caufis tempora magnam orbis partem dodtrinae a Chriflo traditae* radiis; adbucdum tarnen plurimas Gentes in religionis faluberrimae ignoratione verfari patitur. In conferendis enim: fuis beneficiis leges fummae fapientiae fequitur; perpetuis miraculis hominibus bene de aliis merendi occafiones fubtrahendas haud cenfet; vult ut ignorantiam , errores praejudicia, ordine & ratione naturali populi eluétentur;, fummam in educatione, cognitione hominum , rebusque omnibus circumftantibus diverfitatem , ad ornatum univerfi, publicumque Civitatis fuae bonum facere intelligit ; gradationes perfeótionum, fubfidiorumque bene & beate vivendi, cuique attento obfervabiles, confervandas judicat; omnia quae acciderunt accidentque ita inter fe conneétit, praefentiaque cum praeteritis , öc futuris eventis ita colligat, ut concentus omnium fuaviffimus-
oria.-



DISPUTATIO. 90
•oriatur. Qui haec ejus confilia carpers audent, nae illi inique poftulanc, ut Deus adminiftrationem totius univerfi non perfectiffimae fuae fapientiae; fed humanis intelligendi anguftiis accommodaret: nee perpendunt Eum veile agere fuo modo, non noftro ; divino, non huraano; quid nobis ipfis, quid omnibus quam maxime expediat, quid mundi perfeótioni fit confentaneum Deum folum fcire, nobis vel ea, quae ante oculos pofita funt, ignorantibus , quid optimum fit ex divinis fa&is; non ex noltris judiciis erroneis, temerariis , cognofcendum effe. Quis enim non intelligat, polko hoe, quod evi* ciffe nos confïdimus, dignum Deo fuiffe, plenam hominibus felicitatis poffeffionem non fimul impertiri: adminiftrationem particularium quorumque eventuum, & auxiliorum gratiae difpenfationem, Deo foli fapientiffimo optimoque deferendam ; non nobis arrogandam effe: nifi forte hoe aliquis mallet,4 ut fpecialis ejus providentia nullas fequeretur leges, aut certe eas, quas miferi mortales illi pro imperio praefcribendas ducerent. Fatendum certe eft eos, qui minus obtinent fubfidiorum, fi cetera fint paria, minus etiam praeftare boni: at illa donorum, quae obtingunt hominibus, diverfitas, ad felicitatem Civitati Dei adferiptorum confert plurimum ; varietatem viarum, quibus Deus unumqueraque ad demenfum felicitatis fibi deftinataegradum perducit, magna jucunditate contemplantium : cum praefertim in Civitate Dei a nemine viribus majora exigantur , & ab iis, quibus minora fint collata auxilia, minora etiam obedientiae fpecimina expectentur.
N 2 Ut



mo D ï S P U T A T I O »
Ut perfedtiores nobis mentes magna voluptate intuentury fi homines minorrbus fuis viribus ea praeftent, quae per eas poffunt: ita noftrum eft fovereiis, quibus minus coi> fultum effe ac nobis intelligimus, & quae finceri virtutis ftudii documenta dent, majoris aeftimare^ cum diverfitas ipfa perfeclionum, donorumque obtentorum fit firmiffimum, quo homines inter fe continentur, vinculum. Imo cum varii fint tam in morali imputatione , quam in boni: tate a&ion.uni liberarum gradus ; probabiie eft Deum, quae Ejus eft fapientia providere, ut omnium,, quae quidem pro majpri minorique cognitione , pluribus aut paucioribus occafionibus, vel quibuscunque fubfidiis, & Cifferentia virium edi, queunt virtutis effedtuuin., in univerfo inveniri poffint fpecimina: cum ad elegantiam ejus hoe faciat, nee fi in mundo phyfico pulcerrimae conti, feuitatis legi fit locus; ulla fit ratio cur non debeat effe in. morali etiam veluti mundo. (*)
Nee minus in difpenfatione ac gubernatione malorum.
phy-
( ) Memmi me legere Popium celeberrimum Anglorum Poëtam dixis* fe, effe in univerfo mentes tanta intelligentia praeditas, ut Newtonum naturae legibus detegendis intentUm, ea fere voluptate afpexe nnt, qua nos folertiam ingeniofi alicujus fimii intuemur Et fane fatendum eft, in Univerfo tam fimiorum folertiae, quam rudium Hottentotarum induftriae locum fuifTe relinquendum ,quo non folum illa rerum naturalium, fed etiam bonarum actionum eradibus a fe in immenfum differentium, catena evaderet continua, uullibique inter, rupta, & nulla effet poffibilis adio honefta, cujus in mundo exem, pla non darentur..



r> I S P U 7 A T I O. hu
phyficorum fe fapientiifirnum & benigniffimum Deus prae» bet. Sunt eorum nonnulla cum natura hominis copulata,, de quibus jam egitnus: alia nafcuntur vel ex perverfo libertatis ufu , vel etiam caufarum- qua mturalium, qua. liberarum diverfis operationibus. Quod" ad ea adtinet in quae fua homines culpa inekUmt;.Hkid quidem nemo fanus negaverit, fi dimenfum felicitatis nobis deftinatae gradum haud aliter , quam recto virium ufu affequi poflimus: digniffnuum Deo fuiffe, naturam retfum hominisque, & copulationem earum ita conftituere, ut perverfa quaelibet actio mala effecta generaree. Veile ut Deus aliter egiffet, & injufte poltulare, ut nullam fuarum perfeétionum , fummaeque fanétitatis habuiffet rationem,- fed perinde fibi. effe utrum vircuti an vitiis fe homines addicant, publice veluti declaraffet. imo dum eam effe humanarum virium imbecillitatem, ut irrkamemis malorum refiftere nequeant, queruntur accufatores Providentiae, fatentur eo ipfo naturalia fcelerum fupplicia non effe jufto sjraviora; Et quis jure de-illis-malis poffet queri, quae fidelium funguntur vice monitorum, indices funt nunquam fallaces fugiendorum, &. a quibus licet, cui lubet, fibi praecavere ? Deinde cum tanta fit hominum perverfitas, ut ea fola quae ex liberis fuis aetionibus exiftunt mala, ii« ad faniora confilia transferendis nequaquam fufficiant : quis cum ratione dubitare queat , confentaneum fapientiae Dei effe mortales,. quos tam facile Ejus legum, fuaeque felicitatis oblivio capiat , publicis calamitatibus, utpote terrae motibus, tempeftatibus, aliisque, fuorum officio-
N a rum;



m DISPUTATIO.
mm nonnunquam admonere, & edocere non effe bona, quae fola expetant fragilia , & caduca, fibi potiflimura deftinata, fed in aliis longe potioribus quaerendis operarn, fifapiant, ponendam efle ; cum praefertim ea mala naturalibus ex caufis fapientiffimis legibus convenienter agentibus oriantur , fintque multis aliis ex rationibus, quod a plurimis demonftratum eft, utililfima. Nee diffimilis eft eorum, quae ex fceleribus hominum nafcuntur, beilorum, fedkionam, injuftarum caedum , «Sc id genus malorum ratio; quae cum a Deo auctore non proficifcantur, fed tantum admittantur, & ita fapientiffime dirigantur,. ut fint hominum, a perverfo vanarum rerum amore ad pietatis ftudium avocandorum , inftrumenta: Adverfanorum effet, antequain Dei confilia reprehendere auderent, demonftrare haec calamitatum genera vel nihil conferre ad homines e fomno quafi excitandos, vel certe pauciora mala iisdem ad fanam mentem revocandis fufficere: quod tantum a vero abeft, ut, fi ad mores feculi attendamus, haec ipfa jufto leniora videantur. Nullum certe eft mali , feu caufarum naturalium operationibus, feu hominum impetu generati genus, quin multa ex eo commoda mortales univerfim fpeótatos effe adeptos, nequeat demonftrari: quod evidum ab aliis fumimus, non probamus. Qtiod fi rerum omnium coagmentationera, «Sc eventuum connexionem datum effet nobis perfpicere; intelligesemus eadem ratione nullum aecidere malum , quin tam plurimis, quam maxime ei, qui fubit, fit, vel certe ex confilio Dei effe debeat faluberrimum. Ita enim
ea



DISPUTATIO. 103.
ea femper temperari , divinitusque ordinari , ut quam maximorum bonorum , quam minimo dolorum interventu obtinendorum , occafiones effe poffint, ex fumma Dei fapientia & bonitate cogitur. Et quis eft qui in remediis lenioribus vel afperioribus, pro re nata, adhibehdis, non plus fidendum putet judicio Medici, qui fuae peritiae innumera dediffet documenta , quam impatientiae aegri. Deo nimirum foli cognitus eft ftatus omnium hominum moralis, remediorum adhibendorum vires, resque omnes circumftantes; Kjusque eft iis attemperare medrcinam. Fatemur impatienter ferre homines fua mala ,. at id ipfum indicio eft nondum fanatos efle eorum morales morbos; locumque adhuc efle afperioribus remediis. Bo« nis fane non minus , quam malis , ad Deo obedienduin incitari poflent mortales ,. deberentque ; at cum oppido pauci fint, qui non ,. dum iis fruuntur, oblivifcantur eorum auctoris , quid mirum fi Deus ea etiam tentanda remedia ducat, fine quibus fervari nos non pofle videtP Quid, quod mala ipfe , quibus homines divino confilio involvuntur , occafiones faétorum praeclariffimorum no» bis praebeant ; acuendaeque prudentiae , diligentiae, excitandisque, ad caritatis officia in miferos conferenda r hominibus inferviant ?
Nee eft quod de malis , quae fortunae adverfitate fin* gulis obtingunt, querantur homines. Pii -enim tantum abeft, ut dimenfas divinitusque fibi deftinatas calamitates jutto graviores putent; ut potius majores fe meruifle grati agnofcant. Qui autem in perfequendo virtutis propofito flue-
tuantj.



*©4 D I S P ü T A T 1
tuant, duobus dominis fervire .volentes; eis mala feliciffime cedere nemo eft qui ignoret ; cum miferiarn fcholam virtutis efle, mortalesque plerumque fecunda fortuna abuti, adverfam pro incitamento virtutis. ha-bere conltet inter omnes. Impiorum vero vel maxime interelïe , ut fi ad fanam mentem aliter redire nolint., poenarum afperitate invitentur ; non nifi impii fit negare : quae .fi vel maxime eftecïu carere videantur, non tarnen eo ipfo definent muicis modis hominibus fieri utiies. jam quis non videat, paree nobis mala irrogari , contra autem liberaii manu offerri bona plurima ? quae fi homines, folis malis fuis attendentes, fpernant ; non mirum eft eos fe reddere longe quam fint miferiores. Nee proinde ullo jure impatientiae hominum culpa in optimum confertur Deum; cum hoe ipfum , . quod tam vivax fit mali fenfus,bona autem fua ignorent mortales , argumento fit pluribus longe nos perfrui -voluptatibus , quam exponamur moleftiis : quidquid nonnulli cum Baylio dicant, malorum fummam, mala faepe fide volentes augere; cum tarnen uerno dubitare queat ea , in quae homines citra fuam cuipam incidunt , etiam li illorum , quae religio cuique offert folatiorum rationem non habeamus., vel fola patientia to* lerabilia , levioraque longe reddi, facileque homines, fi fibi deeffe nollent , inteliigerent -9 quam maxima fibi effe tributa bona, minimisque ie urgeri malis. Certe , cum nulla fint mala hominibus haud evitabilia , quin in longe ■graviora eos vilis lucelli fpes , vanae gloriae cupiditas, •volyptatumque turpium 9 at quam breviuml amor, prae,
ci-



DISPUT ATIO; 105
cipitet; quis mentis compos ferre poffit , eos toties licet monitos, haec ultro fibi arceflere , de iis autem , quae majorum longe bonorum aflequendorum occafiones & caufae funt, vel effe poffent, molliter queri ?
Quid eft etiam , quod diftributionem bonorum malo* rumque juflitiae & aequitati non fatis accommodatam querantur Adverfarii? Piorum enim caufa prorfus non efi: cur fint folliciti : cum quisque Dei reverentior voluptates in religione pofitas omnibus, quae fibi fint fubeundae, acerbitatibus longe praevalere fentiat , eas pro favoris divini, fibi, optime femper confulentis, argumentis habens. Imo, fi qui cruciatus ideo folum viris Deo fidis perferendi effent , ut aliqua inde ad Deum gloria, vel ad alios ütiïitas redundaret, tantum-abeft ut eas putarent extimefcendas, ut potius pracelaram fibi offerri occafionem gratae in Deum mentis dpcumenta dandi , Eumque , fi ita liceat loqui, demerendi, gauderent. Haud equidem cum Seneca dixerim non mixari me, fi quando impetum capiat Deus fpectandi magnos viros colluclantes cum aliqua calamitate : at fi quando contingat , ut Dei Civitatis interfk fpecimina patientiae , confiantiae , fideique rara prorfus edi, pius quisque fubeunda fibi Dei confilio mala non folum tolerabilia, fed etiam gloriofa ducet; fecu'rus tam auxilii divini, fibi ad ea fortiter ferenda neceffarii, quam ampliffimorum praemiorum. Et fi forte meliorem fibi fortem optet tacitus, ita tarnen fua defideria Dei voluntati fubjicit, ut agnofcat id fibi efle optimum, quod Dei confilio fit accommodatiffimum. Impiorum autem ma-
O ' jo:



io8 DISPUTATIO.
pientiffimum crdinera turbare, feu quod eodem redit malis illis, quae utilia effepoffcnt, praevertere debeat. Et licet fieri forte poffet, ut qui poenarum afperitate fe edomari nequaquampatiantur, accipiendis continuo beneficiis manfuefcerent; vix tarnen afferere auderern Deum, convenienter fuae fapientiae, poffe eos omnibus malis, ex vitiis oriundis, eripere , folisque bonis cumulare. Nae ita maxima, quae cogkari poteft, malitia humana ad effugiendas omnes prorfus poenas valeret plurimura. At , merito etiam id fieri poffe dubkamus. Tot enim funt tamque eximia, quae Deus in univerfos fingulosque contulit beneficia, ut ea fpernentibus haud alia confuli poffe ratione videatur, ac poenis praefertim naturalibus, ad infpirandum vitiorum horrorem omnium accommodatiflimis: cum contra profperitatis perpetuae, in animis virtuti haud addiclis, comes fit ftultitia. Imo cum fecunda impiorum fortuna , eademque diuturna, hominibus accufandae di. vinae Providentiae praetextus praebeat: quis non intelligat dignum Deo effe, ut irrogandis tandem poenis juftisfimis integritatem ejus ab iniquis criminationibus vindicet; efficiatque ut vel judiciis mortalium abfolvatur. Sed conferamus in pauca. Qui vellent Deum indulgentiffimi femper Patris fungi munia; nunquam autem jufti judicis : nae illi fapiunt fuo more, dum poenas quas fe promeruiffe fentiunt effugere cupiunt. At fapit Deus etiam fuo more, id eft divino, nee patitur fuam clementiam , commune omnium, quos poeniteat fcelerum, perfugium, effe impiis praefidio, imo irritamento peccatorum; cum talera
mi?



DISPUTATIO. 109
mifericordiam ita parcentem malis, ut noceat bonis, in vitio efle optime fciat. Ecquid enim indignius fumma Ejus majeftate foret, quam eorum votis impiis fe continuo accommodare , qui divinis confiliis fe attemperare nunquam velint? fervire eorum cupiditatibus, qui usque & usque admoniti fervire fibi nolint? & committere, ut pergant peccare, quo jufta fupplicia effugiant? Si tremendum videatur fceleratis criminum ultoris nomen, & optabile illud Patris indulgentiffimi; quin ferio operam dant utamentur a Patre optimo, & amari poffint, nee habeant cur reformident juftitiara divinam, non nifi ad eorum poenam , qui in male agendi propofito praefraéte perfeverent imminentem? Mala certe fide Providentiae accufatores agere vel ex eo intelligitur; quod nunc felices in fpeciem fceleratos teftimonium contra Dei juftitiam dicere perhibeant; mox iis, qui refipifcere prorfus nolint poenas irrogari querantur; adeoque Deum in iis exigendis jufto tam feveriorem, quam leniorem, ridicule dicant.
Eviclo hoe, Deum in adminiftratione mundi tam Patrem optimum, quam juftum Reclorem fe praebere , quid eft quod crucem figant mala illa, quibus vel pii, qui fuis etiam urgentur vitiis, vel qui in peccando obftinate perfeverent, in hac vita exponuntur ? Imo nee eae poenae, quae in futura vita ab iis, qui fapere in praefente noluerunt, repetentur, multum difficultatis habere videbuntur. Quod fi enim cum philofophis a vera religione averfis, difputandi faltem caufa, poneremus divini-
O s tu*



io6 D I S P U T A T I O.
jorem quam mereantur felicitatem, vel potius fpeciem,. nequaquam iis effe invidendam , quin potius fummam Dei clementiam, eos non folis malis, fed & bonis variis tribuendis, ad fapiendura aliquandó invitantis, celebran* dam, tam certum eft; ut fupervacaneum fit his longius^ perfequendis immorari. Dë malis quibus bruta funt obnoxia tacemus, cum quod ea minora fint quam videan» tur, cum in ea vera miferia ex confideratione ftatus lui oriunda non cadat, tum quia funt legum fapientiliimis de caufis datarum fequelae neceffariae ; irsqne eorum confervationï profpectum effe, fit in confeffo..
Quartum, quod in mundi adminiftratione diximus elu*cere, Deum fcilicet non folum Patris optimi, omnia ad falutem fuorum referentis, fed etiam jufti Redoris munere fungi, funt qui negent; quos tarnen perpendere oportebat, juftitiam nihil aliud effe quam confiantem & per* petuam voluntatem boni publici, vel univerforum, finecujusquam injuria, imo omnium, qui fibi deeffe nolint,, commodo promovendi. Licet enim in eorum fententiam concedamus, qui juftitiam inter Dei horainumque hoe intereffe cenfent, quod hi leges generales, quas pubiico bono convenientiffimas cenfent, fequantur; cum fieri non poffit ut leges omnium commodis ex aequo convenientes obfervent i Deus autem ita femper univerfis confulat, ut fingulorum non minus habeat rationem:. ab iis tarnen jure videmur diffenrjre, qui nullam ita diclam juftitiam punientem effe cenfent; nee alium poenarum agnofcunt finem, quam qui ad utilitatem ejus, qui punitur uai*
cc».



DISPUTATIO. 107
ce, vel praecipue referatur. Licet nobis ex communibus hominum , adeoque naturae ipfius fenfis, argumenta ducere ad ea, quae Deo non fint indigna, colligenda. At nemo eft, qui non ultrö fateatur juflum efle; adeoque nee cum fumma pugnare bonitate; non committere ut malorum nihilo fit pejor conditio, quam bonorum. Dig* num proinde Deo eft cum perturbatione ordinis fapientiffimi privationem bonorum conneilere, «Sc legum fuarum con.temptores longiori,' eademque afperiori via ad deftinatam humano generi felicitatem manuducere. Talis enim agendi ratio agnofcendo, quo Deus in fcelera fertur odio, eft pro intelligentiae noftrae ratione accomraodatiffima. Nee proinde indignum etiam Eo eft iis, qui gratiae fuae auxiliis femper abufi fint, eadem tandem denegare. Temerarium eflet leges, quas Deus in conferendis auxiliis fuis fequi debeat, definire veile: at fi fieri poffit, ut cuiquam tot jam fint tributa bona, & data adminicula, ut plura offerri nequeant, quin vel ordinis a Deo conftituti pulcritudini & conftantiae; vel eorum, qui Eum fincere colant, felicitati aliquid decedere. videatur: juftitiae haud convenire, ut illi foli, cum aliquo univerforum intertrimento aliter confulatur, ac poenis feu naturalibus, feu aliis irrogandis, nemo eft quin fentiat. Poffe autem hoe aecidere, ficonjeclurisliberiusvellemusindulgere,multis rationibus quiremus perfuadere; nunquam vero contingere temeritate haud vacet afferere. Imo etiamfi praevideat Deus fore, ut poenae naturales nihil ad emendandos nonnullos conferant: non video tarnen cur ea de caufa fa-
O 1 pien-



iio DISPUTATIO;
tus ordinatura effe, ut eorum animi, qui fe voluptatibus corporis dum in terris morarentur dediderunt, impu'1fuque libidinum voluptatibus obedientium Dei & hominum jura violaverunt, corporibus elapfi, non nifi multis exagitati feculis, depofitis prius pravis affedibus, ad fedem locumque beatorum revertantur: non video quid ia mundi admifiratione reprehendere poffent Adverfarii: cum praefertim fumma felicitas in iis bonis confiftat, quae non nifi edomita peccandilibidine obtineri, &poffideri queant. Ac proinde ea omnia, quae Ckrico , hypothefi Qrigenis Providentiae caufae fervire volenti, objecit Baylius, quam facillime diluentur: eum fumat perperam, poffe homines ad fummam felicitatem , nullis dandis liberae obedientiae fpeciminibus, pervenire. Jam cum fint e Theologis magni nominis, qui poenas aeternas impiis Dei verbo denunciatas, pro fapientiffimis comminationibus habeant, quarum exequendarum rationem fibi integram refervaffet: quis non videat pugnare cum legibus rede disputandi, difficultates , quas aeterna fupplicia habere videantur, quaeflioni de origine mali immifcere? quod fecit tarnen non optima fideBaylius: cum praefertim ii fere foli aeternitate poenarum ad criminanda Dei confilia abutantur, qui eam negant pernegantque, licet, quo habeant unde reprehenfiones arceffant , concedere prae fe ferant. Quas tarnen ipfas haud metuendas arbitramur: cum perfuafum- habeamus Deum nemini graviores irrogaturum poenas, quam fapientia Ejus bonitati junda patia-
tur,



D ISPUTATIO. in
tur, ( *) fintque multae rationes quae evineere videantur, fupplicia impiorum publicum Civitatis Dei bonum augere, & ad beatos in ftatu felicitatis confervandos non nihil valere; nee mirandum fit nos, coagmentationi rerum omnium perfpiciendae impares, non omnium Dei conliliorum rationes intelligere.
Nee alias acculatorum Providentiae reprehenfiones multum morabitur, qui ea, quae feu de mali non impediti caufis, feu de gubernatione omnium rerum fapientiifima. diximus, perpenderit. Ut enim tribus veluti verbis eos attingamus : quid ineptius inconfultiusque efle potefi;, quam Deum non omnia fimul bona hominibus impertientem conferre cum iis, qui in conferendis in alios benefit cüs inutiles moleftasque longa expe&atione moras neélunt? cum evidentiffimum fit benigniffimum noftrumPatrem frpientiffimis, noflraeque felicitati accommodatifllmis de caufis conflituifle, ut munus in terris afiignatum obiremus , priusquam , plenam felicitatis pofleffionem. adipifceremur. Quod fi confundendorum folum adverfariorum caufa diceremus, fieri per naturam entium intelligentium finitorum neutiquam pofle, ut fummam, cujus fint capacia felicitatem, absque ullo errorum & culpae fenfu afiequantur; vel ia eo refutando haereret iis aqua;
cum
(,*•) Imo eas folas, a quibus falvo rerum ordine liberari nequeant, in privatione bonorum, quorum compotes reddi nee poffint, nee forte velinl, confiftentes, Deum iis infli&urum probabile eft.



ti4 DISPUTATIO.
cum nobis integrum effet dicere, facillime Iabi imprudentia, & per errorem eos, quorum animi vires fint necesfario limitibus circumfcriptae ; nifi fuis praecipue malis cautiores fuerint redditi: perpetuae felicitatis comitem effe, fecuritatem nimiam, ex ea exiftere attendendi ad omnia aclionum effeéh negligentiam;& in judicando praecipitantiam; inde autem peccata exoriri. Quis vero efi quinefciat, per leges difputandi onus probandi contrarii hac ratione in eos , qui Dei Providentiam carpere audeant, devolutum iri, ejusque defenfores vel negandis iis, quae illi fumunt quidem, fed argumentis confirmare nequeunt, fuperiores difcefluros. At nihil eftquod feveram hanc difputandi rationem teneamus: cum fufficiat ofteridiffe fuppeditatis exercitandarum virium, liberaeque obedientiae in hac vita occafionibus., nofbrae felicitati vel maxime confultum effe. Angelorum exempla Adverfiriis haud fuffragantur; quorum cum nonnulli a Deo defciverint, alios libere in fide & officio permanfiffe dubitari nequit. Et oppido pauca funt, quae de eorum fiatu nobis in hac vita cognita effe Deus voluit. Transmiflis proinde filentioiis, quae de pérfeétioribus illis animis dici poffent, eviclum a nobis effe arbitramur, noftra interfuiffe ut cultu juftitiae, pietatisque, & liberae obedientiae exercitationibus, viam Deus ad fummam felicitatem patefaceret; nee fi homines a re<5to fubinde aberrent tramite, Deo vitio verti poffe; cum praefertim nihil eorum a fe defiderari patiatur., quae ad peccata, lalvo ordine fapientiffimo, impedienda yateant j eorumque omnium, qui imprudentia
po-



DISPUTATIO. 113
potius & ignorantia, vel per errorem labantur: aut certe tandem malitiae confilia abdicent, mifereatur; folus optime fciens quiddari, non violatis fapientiae legibus posfit, debeatque humanarum virium imbecillitati, ac occafionibus ad peccandum follicitantibus. Qui talem hominum reg'endorum rationem fummo, quo in virtutem fertur Deus amori, fiinétitatique contrariam efle dicunt, vereor ut quid fit fanftitas inteiligant. Cernitur profecto ea amore boni odioque vitii, at amore boni procul omni dubio maximi, & pulcerrimi, quod ab homine exfpectari poffit , adeoque libere praeftiti: odioque vitii fapientiflimo , tali fcilicet, qui hominibus ardorem virtutis excitare ; non autem ejus ufu & exercitatione comparandae occafiones auferre debeat : quod fi fieret, nulla fanftitatis divinae fpecimina natura rerum , hominisque exhiberet. Non enim eo Deum fanétiffimum dicimus , quod ita fit omnium entium intelligentium natura comparata , ut ferantur in voluptatem, earumque caufas non polfint non appetere ; cui foli obtemperarent legi , fi nullae liberae obedientiae fpecimina dandi occafiones fuppeterent: fed potius , quia dedit iis leges naturae fuae perfeétiffimae certas, evidentes, cordibusque veluti injcriptas., & talem rerum nexum conftituit, ut omnes actiones honeftas praemia , turpes autem poenae naturali quadam neceffitate confequerentur. Nimirum, fanetum fe Deus praebet in regendis entium intelligentium actionibus moralibus , quae imputari poffint; in aliis rebus elucet ejus bonitas 3 fapientia , & potentia. Imo
P etiam-



ii4 DISPUTATIO.
etiamfi. praevifis peccatis fuae potentiae interventu praevertendum ducat ; non tarnen tam fanétitate, quam aliis fuis perfectionibus inductus hoe facit ; cum id quod violare ejus fanctitatem videatur non extern© actu , fed pravis cogitationibus , & confiliis contineatur; cernaturque ejus fanétitas non noftris, fed. fuis actionibus. Eft profecto Deus fua natura fanctiilimus , id efi omnibus ornatus virtutihus, & a vitiis purus: at voluit, ut mentes creatae imitatione fuarum perfeétionum , continua^ toque pie vivendi ftudio ,, habitum fibi fanctitatis compararent; cum omnia quae habeant Deo foli accepta referre debeant , nee nifi editis liberae obedientiae fpeci* minibus ad demonftrandam celebrandamque Dei fandtita» tem, & fiindtiflimo fui auclori, quoad fieri poteft , feipfos fimiles reddendos, conferre aliquid valeant. Et fi aliter in gubernandis hominibus verfari voluiifet; fe, liberae virtutis fautorem effe haud certe oftendiffet. Status aeternitatis beatioris nihil de veritate di&orum detrahit -y cum evicerimus facultates noftras ufu & exercitatione debuiffe roborari, antequam eo felicitatis perveniremus y ut peccare poftea non poffemus : ad quod infinitae Dei mifericordiae , in opere redemptionis elucentis, auxiliorumque gratiae in indignos collatorum confideratio ; malorum, in quae noftra nos praecipitavit culpa recordatio ; quin etiam forte miferioris eorum flatus , qui omnia Dei auxilia in hac vita repulerunt contemplatio, plurimum conferre poffunt : ut taeeamus de aliis rationibus, quibust Deus, pro fua fapientia, pro-



DISPUTATIO. iis
videbit, ne defunéti jam laboribus , quos Ei , dum in terris moraremur, nobis imponere placuifiet , in ulla un« quam mala , feu noftra culpa , feu aliter , incidamus; fed ampliflimis praemiis aeternum perfmamur-. Et tantum abeft ut hae virium noftrarum agitationes non fuiffe ad fummam felicitatem confequendam neceffariae videantur; ut potius fumma Dei benignitas agnofcenda fit , qui tam paucis moleftiis, & liberae obedientiae muniis obeundis , aditum nobis ad fedem beatorura patere voluiffet. Et fi quae fint in univerfo mentes , quae invictas fe ab omnibus pravis cupiditatibus praeftitiffent , Q quod haud inficiamur) eis etiam ad permanendum in fide & officio, donec habitum bene femper agendi contraxisfent, confpeöum malorum alienorum fuiffe utilem 3 verïfimile eft.
Quae cum ita fe habeant ; quis non intelligat maxime indecentes gubernationis divinae, cum matris, haud pudicitiae fuarum filiarum, ut poffet, deberetque , profpicientis, aut Regis, malis quibus quiret non praecaventis, quo fuam mox in rebus in integrum reftituendis peritiam oftentet , confiliis, & alias ejusdem furfuris coraparationes , effe injuftiffimas , & fupra quam dici poffit impias. Hominum enim eft externa vitiorum effecta praevenire, praevifisque verofimiliter malis carcere , vinculis, fi aliter non poffint praevertere Dei vero , ut ne fua adminiftratione maxima felicitate entia intelligentia ex•cidant, providere: Eorum eft leges fibi datas fancle obfervaxe, eventusque fecuros effe; Rectoris autem rrun-
P s di-,



n6 DISPUTATip.
di , quid fibi ipfl debeat , quid cuique falvo ordine dare poffit, ex legibus fumraae fapientiae , & coagmentatione rerum omnium intelligere. Eorum , vioktionem fegum divinarum pro maximo malorum habere ; earaque omnibus modis, quibus falvo officio poffint, imp-dire • Dei vero, favere progreffioni virtutis, nee ejus occafio' nes de mundo tollere ; mala autem ex abufu libertatis nata ad optimos fines dirigere. Si qua proinde hominum officiis ad divina confilia illuftranda exemola arceffenda fane,. (quod multas cautiones habet) conferenda eft gn. bernatio divina cum fidelibus eorum curis, qui adoleicentes fibi creditos praeclara quaevis ita inftituunt educantque, ut in eis regendis majorem futurae eorum felicitatis , quam praefentium oblecïationuin rationem ha beant; & in nonnullas eos incidere moleftias, viresque fuas variis tentaminibus & periculis augere , fuoque Marte, quae iis fuperiora non fint, perficere patiuntur: quo .eas , quarum fint capaces, perfeéliones. fenfim confequantur. Quis enim non intelligat ftatum hujus vitae effe veluti adolefcentiae noftrae ftatum , in quo per va rias exercitationes ad majorem felicitatem ab optimo & fapientiffimo noftro Parente praeparemur. Sunt quidem qui negent cum Humio , ad convincendos Epieureos li cere nobis praefidium a futurae vitae confideratione ne tere ; qui tarnen ingenio mifere abutuntur. Cum enim fit in confeflo naturam rerum hominisque innumera fa pientiae & benignitatis divinae teftimonia perhibere- ef Êcitur certe, ut hypothefis nihil qU0d fieri „on poffit
lil*



DISPUT A T I O. nr
fumens, & ad malorum originetn cum eviótis Dei perfectionibus conciliandam fufficiens, vel hoe ipfo pro- maxime probabiii faniorum quoruravis Philofophorum judicio fit habenda. Tan toque magis ea fententia lolatiï pleniffima ampleéleiida efi; quod firmiilimis argumentis ex natura animae, facultatibus ejus, infirisque defideriis, & ex confïderatione divinae bonitatis ^ ac fapientiae duétis, fit ftabilita. Quomodo vero Deus fuae gubernationis rationem ad deftinatam nobis aeternam felicitatem referat, id in obvio quoque cafu perfpicere , & demonflrare fuperat intelligentiae finitae vires: At noftrum nihilominus eft Ejus fines ex rerum natura cognofcere, nee dubitare conftare Deum fibi in omnibus , quae in mundo accidant , ad fupremum creationis finem imperveftigabilibus plerumque rationibus dirigendis. Ut admirabilis ejus fapientia elucet non tantum in variis univerfir partibus; fed etiam in tali rerum omnium connexione3 ut omnes concinant mutuosque fibi invicem ufus praeflent : ita impium fit dubitare in gubernandis entibus intelligentibus eam Deum rationem fequi, ut omnia ad felicitatem fingulorum & univerforum juxta referantur nihilque fit folitarium, fed cun&a cum cunctis copulata. Ponderavit ille non tantum caufarum naturalium vires & effe&a ; fed etiam eas , quae hominibus effent tribuendae, bona & mala , quae cuique aecidere deberent,. dimenfus eft, falutique omnium accommodavit fapientifïïme. Quibus cum animo confideratis , quis mentis fanus non fmcero ftudioEum fummo honore & amore profes
P 3 quen?



nS DISPUTATIO.
quendi, & reverendi, maximamque felicitatern cognitione & imicatione perfectionum Ejus adipifcendi, incendatur ? cujus aetern-is honoribus gloriaeque nos ipfos totos , & hanc ipfam opellam qualemcunque , dicamus & confecrarnus.
F I N i S.



JOANNIS CHRISTOPHORI SCHWAB,
LOGICES ET METJPHYSICES PROFESSORIS IN AC.ADEMIA CAROLINA STUTG ARDIENSI*
SOLUTIO QUAESTIONIS,
AB ILLUSTRIBUS
LEGATISTOLPIANI
ADMINISTRATORIBUS PROPOSITAE:
Qua via & ratione optime demonftrari poteft „ non effe contra naturam Dei perfeBifftmam efecijfe Mundum, in quo mala infunt P
Félui-, qui potuit rerum cognofcere caufas.
V i R G,






DISPUTATIO II.
§. I. lf& nteqüam Philofophus quaeftionem agïtat, cur Deus Malum in mundum ingredi paffus fit ? in id ipfi inquirenJL~ dum eft, utruui Deus vel abfolute vel
faptenter impedire illud potuerit ? Cum enim evictum fuexic, Deum vel abfolute non potuiffe, vel ex fapientiflimis rationibus noluiffe removere omne ex Univerfo malum; fupereft tantum, ut monftretur, malum, h Deo cum fapientiffiml moderatione admiiïum , unicuique creaturae fentienti & intelligenti fatis magnam felicitatis portionem relinqucre, fyftematice definiendam. Duplici hoe cardine tota Problematis ai) illuftri Societate propofiti folutio nititur.
§. t. Id primum omnes facile mihi largituros effe confido, Univerfum mere materiale, omnibusque fpiritibus orbatum, marrifeftandis divinis perfeétionibus minime aptum, Deoque indignilfimum futurum fuifle. Neque minus evidens efle exiftimo, Deo non liberum fuiffe, fubüantias intelligentes, quarum extra fe exiftentiam decreet ve-



m> DISPUTATIO II.
verat, efentiali finitudinis chara&tre exuere. Potuiffei:: alias fubftantias producere, potuiffet produ&as aliter ordinare; non finitas producere non potuit. Momentoffe funt hujus veritatis confeótaria..
§. 3. In malorum, quaefpiritusfinitos infèftant, exercitu primd acie fe offert malum intelleétuale, Ignorantianimirum & Error. De utroque jam difpiciamus.
§. 4. Primo Spiritum finitum non poffe non infïnite multa ignorare, ex ipfa finitudinis notione fequitur; neque adeo quaeri poteft, cur Deus Spiritus finitos hac.mafc ipecie affeótos produxerit?
§. 5. Quod ad alteram mali intellectualis fpectem attinet; cum omnis error in falfo judicia vel falfo ratiocinioconfiftat, videtur ea poffe effe Spiritus finiti perfeclio, ut: quamdiu veritatem judicii vel ratiocinii non evidentiffime< perfpicit, affenfum cohibeat, & fapientem 'nromv periculo errandi praeferat. Natura tarnen illius penitius perfpecta, vix ac ne vix quidem concipi poteft, eum ab-< omni errore liberum manere poffe. Sunt in omni fpiritiL finito plurimae ideae obfcurae &confufae: an. nunquam, accidet , ut illis in errorem inducatur , cum ad veritatis; perfpicientiam claritas inprimis & diftinftio idearum requiT rantur? An nulla unquam ipfi obrepet inadvertentia ? An ab omni praecipitantii in judicando femper fibi cavebit ?s Ipfum certe. Newtonum , qui limites naturae humanae tranfcendiffe, & in fpirituum fuperiorum fphaeram tranfiiffe dici poteft , in Scientia, quae fua fe fimplicitate tan* quam clypeo contra errorem, tuetur:, nonnullis locis er'faffe compertum;eft,
% 6*. Nulf



DISPUTATIO II. ïij
§. 6. Nulla alia concipi poteft via naturalis, quA Spiritus finitus veritatis thefauros acquirat, quam ex /enfatiO' nihus fuis effingendo ideas, judicia ac ratiocinia. An exiftimamus, fieri poife, ut Spiritus in eo inprimis ftatu, in quo vires fuas evolvere incipit, in judiciis fuis fenfualibm nunquam in errorem delabatur; ut apparentiis fenfualibus nunquam decipiatur; ut veritates particulares, experientia hauftas, nimis prompte univerfalificando, in judiciis fuis nunquam fallatur; ut abftraétionibus fuis nunquam realitatem extra fe tribuat? — Sunt hi quidem pro fpiritu huraanoinevitabiles errorum fcopuli, qui quam vis faepiffime fint innoxii, gravia tarnen interdum mala illi afferunt.
§. 7. Id inprimis difficulter concipio, quomodo Spiritus, recens, ut ita dicam, natus, & a Creatore in hoe Univerfo noviter conftitutus, de eo ftatim vere judicet, -quod ad naturam ipfius fervandam ac perficiendam pertinet. Ignorat profunde fuam naturam; ignorat naturas rerum, extra fe exiftentium, earumque ad ipfum relationes. Non poteft igitur non aecidere illi, in illis praefertim circumftantiis, quaepromtitudinem in confiliis & actionibus poftulant, ut hoe vel illud naturae & ftatui fuo convenire autumet, quod ab illo abhorrere experientia" demum edocebitur. En errorem, triftiffimis confequentiis pro felicitate illius gravidum 1 Non objiciatur nobis animalium inftinclus: dudum enim Philofophi obfervarunt, eam effe Rationis indolem, ut cum ad infinite - plura objeóta exundere fe poffit, quam Inftinclus, eo minori in'
Q 2 te-



124 D I 5 P U T A T I O IC
tenfïtate & promtitudine initio operetur , eoque minusad objefta fua determinata fit. Inftinétus ftibitoeft, quid« quid fieri poteft ; Ratio fenfim fenfimque ufu atque expe^ s-ienttè adolefcit: in quo quidem exercitio quomodo erroram fcopuli plane vitari poffint, non video,- Neque obji' ciatur nobis miraculorum poffibilitas; nos enim, quid per, vires rerum finitarum poffibile fit, inveftigamusV ceterurn non negantes, Deum mediis fupernaturalibus vel minus, ordinariis, Spiritui, ineunte inprimis ipfius exiftenttè, fuccurrere poffe..
§. 8. Suppofuimus hie quemcunqus in fpiritu flmto. perfeétionis- gradum , & cum probabilitate afferuimus» poffibilitatem errandi, quae naturae illius adhaeret, non poffe non interdum in aóhis erumpere. Haec. probabilitas in certitudinem abibit , fi fpiritus humani-naturam confide,remus. In quocunque enim, ftatu Primitivum Hominem. (vel primitivos homines) collocemus, apparebit, eos: nonnifi per analogiam , initio valde incompletam, de actionum fuarunvconfequentiis judicare potuiflè; quae judicandi ratio,. quamvis eos ad veritatem duxerit, non potuit non initio . mille erroribus occafionem praebere. Incon^ grue nobis objiceretur:,, Hominem in primirivo perfeétionis fuae ftatu non, perfeveraffe ; fi perfeveraffet, tantara futuram . fuiffe naturae ipfius excellentiam , ut nunquam in rebus ad felicitatem fuam pertinentibus erraverit. Primo, enim ejusmodi naturae excellentiam. ignorat Philofophus.:: deinde quis fibi perfuadebit , Hominem artes ac fcientias , indagantem,. de natura, animae fuae, de, origine, Mundf,



D f S P ü T A T I O n i2S
4e naturk Dei, de fua Felicitate cogitantem, (& fine dubio digna erant haec objecta, de quibus meditaretur!)' nunquam in errorem lapfurum fuiffe, fi primitivam nam* rae fuae praeftantiam non perdidiffet? Infinite - multi funt errandi modi 5 unica vero plerumque efi; Veritatem inve* niendi via.
g. o. Errtr itaque ab humanlnatura. feparari & e re* rum Syftemate eliminari non poteft; & quicunque queritur, quod a Deo infallibilitate donatus non fuerit, nae is Hominem & faótum efle queritur, atque ingratus optat9, integram fpirituum claffem r cujus ipfe eft membrum, a Deo conditam non fuiffe..
§. 10. Male vero mentem nofiram interpretaretur, qui ex dictis concluderet, omnes errores, in quos jam incidunt homines, necejj'arias efle naturae ipforum confe* quentias. Uti enim qui aflerit, finitudinem a natura fpïritus feparari non poffe, non dicit, hunc praecife limitem in fpiritu effe neceffarium, ita neque nos hos errores, quibus jam infeftatur genus humanum,- naturae illius effen» tiales ponimus. Sine dubio abfolute fieri poffetut homo neque tot erroribus , neque erroribus felicitati fuae tam inimicis laboraret; infraque oftendemus, Deum erroribus ipfius remedia praeparaffe. Sufficithic nobis, falfam illam ideam-de poffibili naturae noftrae excellentia coprexiffe.
§. 11. Liceat hfc «V «r TrupéSu dbftraiïionis abufumnotare. Ea eft intellectüs noftri indoles, infignem cetera ufum habens ad inveftjgandam veritatem, ut affe&io-
(L3 ses5"



f** D I'S P O T ATIO If.
nes & qualitates rerum feorjïm fibi repraefentare, deinde ex his abftraétionibus novas ideas componere poffit, incurius interdum examinare , utrum novus hie idearum complexus nihil afyftati involvat. Jam quaecunque entia hac methodo effinximus, ea facile non tantum abfolute, fed & in Syftemate cum aliis entibus exiftere poffe putamus. Ita nobis effinximus Hominem, errandi quidem poffibilitate laborantem , ( quis enim hoe negaverit ? ) tanta vero intelleélüs praeftanttè praeditum, ut in nullis circumjlanüis erret, &, quamvis rapidiffime ad inveniendas veritates graflans, nunquam tarnen a via reétó deciinet. Sed infinitus rerum Au&or, qui non tantum aeternas Entium naturas intime perfpicit, fed & ex fubftantiis Syftema condere decrevit, abjlra&ioms noflras pro norma fibi fumere non potuiti
§. 12. Atque ita propius ad momentum Quaeftionis devolvimur 9 fed ftratd per praecedentes propofitiones vii. Plerique homines, cum de Malo queruntur „ de Malo IntelleStuali plane non cogitant, cum tarnen illud plurimorum aliorum malorum primitivus fons fit idem largiffimus. Si enim fpiritus finitus vix ac ne vix quidem ab errore fibi cavere poteft, fequitur, illum vix ac ne vix quidem Malum Morde evitare poffe. Quod ut magis elucefcat, evolvenda eft ac determinanda brevibus Mali Moralis notio.
§. 13. Omnis voluntaria fpiritus fifiiti aétio, quae neceffario cum imperfeclionibus conjuncta eft, & qu3 vel fibi vel aliis, vel in genere rerum Syftemati imperfemo-
nem



D ISPUTATFO IR it?
nem vel privationem aliquara infert , dicitur morattter mala ; & ille animi habitus, qui ad ejusmodi aéliones committendas tendit, eft moraliter vitiofus. Juftam effe hanc MaliMoralis notionem, cum locüs non fuppetat ad moralitatis fontem indagandum, exemplo monflrabo. Cur qui odio accenfus alterum occidiü,committit aólionem moraliter malam ? Primo ipfum odium infignis efl animi imperfeffio, turbat virium animae harmoniam, conjunélum efl cum moleftiffimo fenfu interno, ipfumque corpus male* fico influxu infeflat. Deinde ejusmodi a&io violat ordinem a Deo conflitutum ; hic enim evidenter non eö tendit, ut homines fefe deftruant: turbat focietatem, in qua homo vivit ; haec enim, fi fingula membra odiis fuis indulgerent, & in mutuas caedes ruerent, eonfiflere non poffet : infert luólum & forte miferiam familiae o:cifi metumque aliis hominibus, eosque homicidae mimicos reddit, atque ad vindiótam provocat. En horridamprivationum atque imperfefthnum, undique nafcentium, fegetem! Quamvis bomicida- non omnia haec mala voluerit, voluit tarnen adionem, ex qua naturaliter fequuntur;. determinavit fe ad illam cum confcientia- ex principio • interno. Haec fuffieiunt ad moralitatem aétioni induendam. Confulto abftinui a libertatis voeabulo; non quod libertatem humanam negem, fed quia Voluntatem folam pro Moralitatis fonte affumi poffe exiflimo, & notionibus fundamentalibus , e quibus ïheoriae deducendae funt 5 id 9 quod in Theoriis difputationibus obnoxium.
eff3,



128 DISPUTATIO TL
eft, intexere nolo. De Libertate difputatur, de voltmtate omnes conveniunt.
14. Notandum adhuc eft, in ipfït aclionum humanarum moralitate dari gradus , hosque ex intellecli/s gradibus, & ex multitud'me cafuum fimilium, in quibus Agens verfatusefl, aeflimari. Eadem aftio., quae in bruto nibil9 in infante parum moralitatis habet, in viro habere poteft muitum. Infans enim magis per objeila externa, vir intcllectu exftantiori praeditus, magis per fe fuasque idem determinatur: infans fuarum aclionum -confequentias demum perfpicere difoit; vir eollectis undique experientiis, eas facile profpicere poteft. — Plurima adhuc de graviffimo hoe nee fatis ab aliis in luce pofito argumento dici pos» fent, fi inflituti ratio id permitteret. In viam reverton
§. 15. Notione moralitatis ita determinati, probabilifïïmum videbitur, nullum fpiritum finitum a Malo Morali plane immunem effe poffe. Quaecunque enim illius ponatur praeftantia , judicabit interdum , hoe vel illud convenire naturae vel ftatui ipfius, quod ab Ulo abhorrere experienti^ demum edocebitur (§. 7.) Jam ea efl fpiritus natura , ut, quae fibi convenire & ad fuam perfeótionem pertinere exiftimat, in ea ipfius feratur voluntasi wiet igitur, quae ipfi vel aliis, vel in genere rerum fyftemati imperfe&iönem inferunt ; atque ita in malum moralë incidet. Patet igitur, malum morale naturalem effe ignorantiae & erroris fequelam.
%. 16. Rarius hoe aecidet Spiritui, qui maturiori re-
üexio-



DISPUTATIO II. 12*
flexioni adfuetus, magis ex diftin&is, quam ex ccnfufis & obfcuiis repraefentationibus pretium & bonitatem rerum aeftimat. Rarius etiam aecidet illi, qui Experieniid de aótionum fuarum fequelis edoctus fuit, quam illi, qui noviter ih Univerfo conftitutus, plurima demum experiri debet. *
§. 17. Si Spiritus humani naturam confideremüs, deprehendimus, magnanv effe in eo repraefentationum fenfualium vim, eum apparenti bono feciie capi, & appetitum ejus fenfitivum, exfpeclationis & morae, quam tarnen rerum nexus poftulat, impatientem effe.' Si ejusmodi Spiritus pofïïbilïs erat, fi ob realitates fuas in fcala Entium , quam fupremus rerum Ordinator inrinite - multis gradibus conlpicuam elfe voluit, abillocollocatus fuit(*) , quid quaefo Deum tanquam Mali Moralis auétorem accufamus?
%. 18. Si ejusmodi fpiritus,yof/etó/é&mutuocommercio (fine quo vix coneipi poteft quomodo vires eorum coli atque evehi queant,) jundtos nobis repraefentamus, deprehendemus,mala moraliainterillos multofrequentiora fore, quam
fi
(*) Quo magis Univerfum contemplamur, eo mnpis in eam fententiam inducimur, quod Deus maximam, quae pojjïbilis erat, vitae & realitath fummam in eo majjifeitare voluerit. Hic finis etiam Ente Reulifftmo digniïïimus eft. Homo igitur, qui huic Syftemati inferi poterat, non obftantibus fuis defeftibus dignus fuit, qui illi infereretur. Parum itaque philofophice quaeritur, cur esiftant mures. araneaet mufcaeï &c.
R



l36 DISPUTATIO U
fi finguli in folitudine viverenc. Saepius aecidet, utunug ex illis, quêi efl: intelleclüs imbecillitate, non fine veri fpecie fibi perfuadeat, alterius perfeclionem fuae aliquid detrahere, feu alterius imperfectione fuae ipfius perfeólioni aliquid acceflurum efle. Aecidet, ut duo vel plures eidem bono inhient, quod tarnen omnes pofïïdere nequeunt.. Aecidet, ut unus ex illis-, majores vef plures altero perfeftiones fe poffidere exiftitnans, jus fibi in alterum arro» get; & quae hujus generis funt alia. En Invidiae, Injuflitiae, Arrogantiae, aliorumque vitiorum femina, quae ia focietate fpirituuni, judiciis erroneis tam obnoxiorum^ quomodo plane fuffocari queant, equidem non video.
§. i (jv Sii infuper confideremus, quanta efl ejusmodi: fpirituum a corpore, quo vefliti funt, dependentia, quam variis neceffitatibus etiam hoe refpeétu urgentur, quantis ftimulis appetitus eorum fenfitivus interdum follicitatur jntelligemus, eos non poffe non ad aftionesquibus &. oeconomia illorum animalis & ipfum virium intelleélualium fyftema turbatur , incitari , & tentationibus bifce faepe füccumbere; Qui taks actiones h Deo immediata illius affiflentia impediri poflulat, is fpiritum fua fpontaneitate exuit,, is continua vult miracula, quae ab ordinarid generis humani, & fine dubio totius Civitatis Dei direétione aliena efle novimus.
§. 20. Hinc vero minime inferendum eft, fpiritum Ünitum in hoe Univerfura inermem quafi projeclum, at. que erroribus fuis maloque morali, praedae inflar, reliéhim fuiffe. Primo enim armatus efl Intellectu, quem exco



DISPUTATIO II. 13Ï
cölere, quo aclionum fuarum confequentias praecipere, fimilique redeunte occafione fibi cavere poteft; Q ut nihil dicam de peculiari iM Providentie, qu& Deus, ineunte inprimis fpiritus exiftantia, felicitati ejus profpicere potuit, & quam ratio, etfi eam ignorat, negare tarnen minime audet. ~) Deinde Deus duo potilfimum remedia ad Errorem & Malum Morale corrigendum adhibuit, & quotidie adhuc adhibet, eorp&ris nimirum dolorem, anitnique taedium.
§. 21. Ea enim eft humani certe fpiritus natura, eaque rerum erga ipfum relatio, ut voluntariis fuis aclionibus fyftematis ordinem turbare eive imperfeclionem inferre non poffit, quin ferius ocyus vel dolorem in typo fuo materiali, quocum unitus eft, perfentifcat, vel internis animi curis , magis minusve cruciantibus, afficiatur. Atque duae hae dolorum fpecies faepilfime conjunctie funt. Qui vlï abreptus fibi vel aliis malum intulit, is recuperata* animi tranquillitate, non tantum ipfa mali perceptione vel repraefentatione dolebit, fed & quia fe •uoluntarium hujus mali au&orem, fimulque in hoe affectu fuam impotentiam agnofcet, non poterit non ex hac confcienttl infigne taedium percipere. In genere, qui apparens vel minus bonum vero vel majori bono praetulit, confequentiis autem ex hac electione profluentibus edocetur, brevem & exiguam ipfius voluptatem diuturnis & gravibus doloribus mulctari, is non poteft non jlultitiam feu negligcntiam fuam fibi exprobrare, inprimis fi ex anakgid praecedentitim cafuum confequentias actionis fuae
R 2 fa-



132 DISPUTATIO II.
facile augurari potuiffet: atque hic imperfeclionis fenfuï9 plerumque cum formidine aliorum , quae fequi poffunt, malorum conjunétus, animum faepe magis torquet, quam ipfa detrimenta & incommoda , quae ex aétione enatafunt.
§. 2£. Quaecunque de Libertate theoria affumatur , negari non poteft, hominem in plurimis a&ionibus fuis voluntariis, quamvis femper motiva fortiora fequatur y perfuafum tarnen effe, fe potuiffe agere & non agere* agere hoe modo vel alio , ita ut non ad hunc modum. unice & ferrea\ neceffitate adfirictus fuerit. Facile enim inftituta reflexione deprehendit, fi majorem attentionera adhibuiffet, fi judicium fuum non praecipitaffet, fi rationis ope commoda cum incommodis comparaffet, fi analogiam praeteritarum experientiarum in ufum fuum convertiffet, fe ejusmodi a&ionem, e qua & fibi &. aliis tot tantaque pullulant incommoda, nunquam commiflurum fuiffe. Et fi vel maxime concedamus, hanc perfuafionem effe meram illufionem, ita ut homo fub datis circumftantiismn poffet non veile , infignem tarnen ufum haberet ad corrigenda illius vitia. Qui enim perfuafus eft 5 vires fuas ad vitandum errorem & noxam fuffecifle, is non poteft non ftultitiae & inertiae fe accufare, quod has vires non, applicaverit. Hujus taedii in ejus animo remanet veftigium r profunde faepe impreffum, quod , fimili peccandi occafione redeunte, fecundum legem Affociationis idearum iterum excitabitur > & motivis pro non-committenda a&ione tantum ponderis addet, ut anima, cujus fub fimiljbus circumftantiis externis tarnen plane diffimilis eft in-
ter-



DISPUTATIO II. m
terna difpofitio, jam in oppofitam partem fefe inclinet. Si prima occafione tien potuit non veile malum, fecunda1» non poterit non idem nolle.
§. z%. Pacet igitur , & dolorem corporis , & dolorofum animi fenfum, quo homo fibi ipfi difplicec, a rerum Auótore fapientiffime naturae illius eo fine innexum efle, ut a turbatione ordinis voluntarii deterreatur: atque ita, quod obiter rem intuentibus objeétiones fuppeditat contra fapientiam & bonitatem Dei, philofopho ejusdem fapientiae & bonitatis argumentum efl. Ingens enim efl malorum corporis & curarum animi numerus, quae nonnifi ex voluntarid ordinis violatione originem fuam trahunt. Ea remedia a Sapientiffimo rerum Confervatore praeparata & adhibita , fine quibus genus huraanum in vifcera fua faeviret, & brevi tempore a facie terrae de^ letum foreu
§. 24. Sunt fortaflé in Ci vita te Dei Spiritus, qui vel nullo typo materiali veftiti funt, vel certe non ejusmodi corpore, in quo folutio continui dolorem efficere polfit. Hifce Spiritibus , fi in malum morele interdum incidunt, (id quod , fi intelleclus praeftantia & longo rerum ufu nos fuperant, rarius illis aecidere debet,) fufficit fine dubio intelligere , ordinem a Creatore conflitutum, ab ipfis violatum effe ; atque hac fola confcientia taedioque inde orto ab ejusmodi aclionibus , fyftema divinum turbantibus, abftrahuntur. Deprehendimus adeo etiam homines , in quibus tanta efl fenfus moralis teneritas, ut quidquid ordini fyftematico repugnat, ab eo abhorreant.
R 3 Q.ui



134 DISPUTATIO II.
Qui fi hunc ordinem tanquam a Deo conftitutum confïderant, atque inde raotiva aclionum fuarum defumunr, nobiliffimam fane generis humani partem conflituunc.
§. 2$. Sed pergunt adverfarii, & eos animi corporisque dolores nobis objiciunt, qui non fint mali'mor a/is confequentiae. Negari non poteft, eos faepe ex aliis fontibus profiuere: difficile tarnen haud erit, etiam hic non tantum omnem a Deo removere culpara, fed & fapientem & benignam ejus Providentiam demonftrare. Equidem plane nullum fpiritum finitum concipio, quin interdum injucundo fenfu interno afficiatur. Ponamus, Spiritum Superiorem uniee contemplationi Univerfi intentumj & nobili fciendi cupidiflate inflammatum, veritatis fondbus inhiare : (fotos enim homines, quarum magnam partem nonnifi vegetare dixeris, Civitatem Dei conftituere, mihi quidem probabile non videtur.) Jam quis exiftimaverit, ejusmodi Spiritum in indaganda veritate nunquam impediri, nunquam fruftra eam quaerere, fine fuo nunquam excidere ? Ex his fruftraneis moltminibus non potefl non injucundus in eo fenfiis oriri. An putamus, Newtonum & Boerhavium, viros fagaciffimos, cum ille problema phyficum fruftra inveftigaret , hic morbi naturam vel caufam detegere non poffet, nunquam ingratas fenfationes internas expertos fuiffe ? Sed idem hic injucundus fenfus faepe ftimulus eft ad veritatem eo majori cum ardore quaerendam, adeoque potius ad fpiritus finiti perfeótionem pertinet. Eodem modo ipfa virium contentio in perfcrutand£ veritate aliquid moleftiae involvit, quae
ab



DISPUTATIO 11 135
ab e& feparari non poteft , fpe tarnen felicis fucceffös minuitur, ipftque veritatis inventione compenfatur.
§. 26. Omnis fpiritus fïnitus conatum- habet ad Jifïêquendas novas easque gratas iènfationes , quibus autem omnibus potiri nequit : en cupiditatem bonorum, quamvis ratione temperatam , moleftam femper, quia dum imperfedtionis fenfu conjuncte eft. Porro ea eft fpiritus finiti indoles, ut jucundas fenfationes , quibus fruitur , femper confervare allaboret , limitata autem illius , & fluxa rerum natura huic jucundarum fenfationum durationi eft inimica : en jaéturam defideriumque bonorum, idque faepe dolorofiffimum ; en metum, bona noftra perdendi, moleftum fane , fed & , quatenus cum providentia conjunéhis eft, ad bona eo majori cum curd cuftodienda faluberrimum.
§. 27. Atque ita fere omnes animi dohres , fi rite examinentur, deprehendentur effe vel hnfeparabilcs naturae noftrae confequentiae, vel remedia contra rnalum morale , vel utrumque ; adeoque ad naturam noftram, ejusque confervationem & perfeclionem pertinere. Querelae itaque ex hoe malorum genere defumtae , injuftae plane funt atque abfurdae.
§. a8. Eodem modo facile monftratur, plurimos corporis dolores , qui a malo morali non proficifcuntur, a natura noftri feparari non poffe , & ad ipfius confervationem pertinere , adeoque & ipfos fapientiam divinam arguere. Nervus nimiura tenfus aut vellicatus dolorem excitat an exiftimamus, poffibile effe rerum fyftema
in



r36 DISPUTATIO II.
in quo nervi corporis humani nunquam ultra debitam roenfuram tendantur ? Quis fibi perfuadebit, Primitivum Hominem , fi vel maxime de naturae fuae praeftantia nil perdidiffet , pedem nunquam ad lapidem offenfurum, neque manum fente fauciaturum, fuiffe ? Poëtarum haec funt fomnia , aureara aetatem fabulantium ; neque Sacra Scriptura ullibi ejusmodi aliquid de Primitivo innocentiae ftatu afferit. Idem corpus , quod animam jucundis feufationibus perfundit , non poteft non etiam injucundas ei transmittere , & attentio hominis ad fui confervationein doloribus , Usque fortïoribus voluptate , eft acuenda.
§. 29. Qui hominem omnium dolorum immunem effe, vividiffimis tarnen corporis voluptatibus frui volunt, non intelligunt , vividiffimam voluptatem fine praevio quodam dolore plane locum non habere. Cum voluptate bibere non poteft , nifi qui fitis ardorem experitur. In* dolentiae bonum is demum fatis aeftimat , qui dolorofo morbo ereptus fuit. Otii deliciis ille tantum demulcetur, qui longo & molefto labore perfunfUis eft. Abfurda ergo & naturae rerum, (quantum nos quidem illara novimus,) contraria poftulant , qui expertes effe injucundarum fenfationum, & nihilominus vividiffimis voluptatibus perfrui cupiunt. Fortaffe nullus , ne minimus quidem in fpiritu finito voluptatis gradus fine praevio quodam defeSlüs fenfu, adeoque fine aliqua ingrata fenfatione locum habere poteft: nos certe intimam fpirituum naturam non eo usque perfpicimus, ut, experientia non fuffragante , Mc de re certi quid ftatuere poffimus.
§. 30.



DISPUTATIO II. 137
§. 30. Atque ita ipfo traólationis noftrae decurfü ad folutionern objeclionis a morbis & morte petitae, & ab inimicis Providentiae Divinae tanto cum ftrepitu jaótatae, pervenimus. Mors infeparabilis eft ab animalium, qualia in terra vivunt, natura. Deus machinam ex carne, ianguine & offibus conftantem non perituram facere non potuit. Et cur invideremus aliis hominibus, eodem jure ad exiftentiam afpirantibus, in terra* locum? — Morbi funt faepiffime mali moralis fequelae neceffariae, adeoque fapientiam & bonitatem Dei potius confirmant £§• 23.)
§. 31. Sed nonne dantur exftantiores corporis animique dolores , in quos homines nulla fua culpa incidunt , & a quibus immunes manfiflènt , fi in alio rerum fyflemate collocati fuifient ? — Fateor, hunc nodum in § §. 25. 16. 27. £§. nondum fatis folutum elfe. Ut bona* fide hic nos agere appareat , totum objectionis robur duobus exemplis monftraturi fumus. Sanguis corruptus, qui in venis hujus infantis fluit, eumque per totam vi* tam morbis doloribusque obnoxium reddit, vel a parenturn fanguine, vel ab infecto nutricis lacle, vel ab alüt caufi, 'mpotejlate infantis non fita, vitium fuum accepir. Vir ille probus & conftans, qui fi Titi minifter fuiflet, ex fuis pro republiek meritis divinam voluptatem cepiflet, a tyranno- cujus perverfis confiliis refiftit, vel in èxilium mittitur , vel in carceris fqualores conjicitur, vel diris cruciatibus & fupplicio afficitur. Quomodo ejusmodi exernpla, quae Innocentem hoe mundo pati manifefte probant, cum bonitate & juftitia Dei conciliari poffunt.
S §. 32.



13$ DISPUTATI O II.
§. 3%. Refpondeo primüm, nos gradum felicitatis & infelicitatis aliorum exacte menfurare non polfe,. & imaginatione noftra dolores aliorum ultra veritatem exaggerante ( ) miferrimos faepe judicare eos, qui plurimis adhuc hujus vitae jucunditatibus fruuntur. Homines, (vut de allatis exemplis loquar,) qui a nativitate languidam vitam contraxerunt, laetiffimos faepe effe, frequens teftatur experientia. Doloris continuo agentis acies mox obtunditur, & ultra roodum faevienti natura humana brevi
fuccumbit- Frangit nos dolor, nifi ipfe frangatur.
Vir ille fortis & conltans, quem vultus minaeque tyranni non terrenc, etiam fatis animi habet ad exilium, cruciatus& mortem perferenda,. & in ipfis tormentis confcientia vitae bene attae& vivido robot-is animi fui Jenfu fuftinetur. An exiftimamus, Socratem , quod innocens cicutam bibelit, ideo miferum fuiffe? Atqui moriendum erat feni paucis poft annis; & minoribus forte doloribus, exhaufto veneno, exanimatus eft, quam fi morte naturali & magis lenta occubuiffet. Quis egregium illum civem & imnjortalis famae virum, Cornelium de fVitt, ideo miferum appellaverit, quod poft vitam gloriofiffirnam ab ingrato & Curente populo laceratus fuerit ? Atqui in mediis cruciati»
bus
i*) Ipfa haec dolorum, quos alios pati videmus, exaggeratio fapientenaturae noftrae innexa fuit; dum enim commiferationem noftram auget, reddit nos etiam ad auxiüum dolentibus ferendum proniores & pronyuiores»



DISPUTATIO II. *3?
bus verfum Horatianum de conftantvi viri boni recitavit, eoque fatis probavic, excelfum aniraura, qui populi minas & injurias contemferac , etiam acutiffimi doloris vim frangere poffe. Non tantum decorum, fed &, uti vere Poëta addit, dulce eft pro patrid mori.
§. 33. ld tutö & experientté tefte affeverari poteft, in uniuscujusque hominis vitd mala a bonis fuperari, id eft, compenfatis omnibus, fupereffe adhuc illi non exiguam bonorum quantitatem pofitivam. Hoe inprimis verum eft, fi in computum non referamus ingratas fenfationes, ex malo morali oriundas, quae quatenus funt rmedia , bonorum loco habenda funt. Ipfa illa indolentia feu vacuitas doloris, quae maximam exiftentiae hominum partera occupat, non ut totalis privatio, fed ut gradus infinite parvus voluptatis fpectanda eft, Fruitur enim homo in hoe ftatu fua exiftentia, fentit, imaginatur, cogitat, vult, aü;it; quae fane omnia ad perfeétionem naturae ipfius pertinent. Notum eft , ab Epicuro beatitudinera in hac ipfil animi & corporis indolentie pofitam fuiffe : qno magis mirandum eft, ipfum, atque adeo recentiores quosdam illius affeclas a miferiis humanis argumentum negandae divinae Providentiae petiiiTe.
§. 34. Non praetereundum eft in hac bonorum aeftimatione Im&ginationis beneficium. Infignis haec facultas, dum gratas fenfationes, quibus olim delibuti fuimus, oblarê occafione reproducit, fluxam & volucrem earum naturam quafi mutat, easque quodammodo ftabiles & per-
S 2 feve-



I4Q, DISPUTATIO II.
feverantes reddit. Quid ? quod eas faepe puriores reproducit. Dum enim, quidquid injucundi adhaerebat gratae fenfationi, in ejus reproductione vel rejicic vel fupprimit, puriorem nobis voluptatem propinat, quae quamvis minus vivide quam primitiva fenfatio nos afficiat, blandifiiiiio tarnen fenfu animum perfundit. Deinde eö interdum procedit Imaginationis vis, ut plurimas repraefentationes gratas cum reproducti fenfatione jucundd conjungendo, & omnes in unum quafi focum cogendö, miriike illius intenfitatem augeat, ut, quae in ipfa perceptione mediocris erat, in reproductione vividiffima appareat voluptas. Patet hinc, Spem inter vera hominum bona referendam effe: confiftit enim in jucundarum fenfationum , quarum femper quaedam in animo veftigia remanent, magis vel minus vivida reproductione, orta ex judicio, confufo vel diftinfto, ftmilis cujusdam futuri eventus. Naturale eft homini judicare, bonis, quae vel ipfi vel aliis contigerunt, fimilia bona ipfi contingere polT'e: quotiescunque autem vel confufe vel diftinéte hoe futurum judicat, renafcitur in ejus animo grata repraefentatio vel iutegra gratarum repraefentationum feries, quae omnino ad felicitatis maffam referenda eft. Spes igitur ejusmodi eft bonum, quod homini, gratis fenfationibus ditato, remanerec, fi vel maxime nullis ejusmodi perceptionibus in pofterum potiretur: id quod fabula triftiffima, fpem folara in Pandorae pyxidis fundo remanfifie fingens, haud obfeure indicavit.
S- 35»



DISPUTATIO II. 141
§. 35. Ea eft infUper Imaginationis, dicam pene 5 magica vis, ut ipfas injucundas & dolorofas corporis (*) perceptiones fub repraefentationum formd redeuntes, voluptatis quodam fenfu confpergat. Hae enim fenfationes cum faepe eam folam ob caufam dolorofae fint, quod a nimia nervorum contentione oriuntur, fufficit nervos remifïius tendi, ut dolor in voluptatem abeat. Atqui remiffior haec nervorum contentio a moderata* imaginatione efficitur. Deinde dum dolorem cogitamus qua praeteritum, hoe ipfum judicium, haec comparatio praefentis indolentiae cum praeterita4 molefttè blandam voluptatem nobis conciliat, fenfu praefentis perfeétionis per oppofitae imperfectionis repraefentationem elevato. Negari quidem non poteft, imaginationem etiam dolores noftros augere ; fed id rarius accidit : cum enim certum fit (§• 33-)> fenfationum jucundarum majorem effe copiam quam injucundarum; patet, etiam Imaginationem, fenfationis filiam, ad nos felices magis quam infelices reddendos tendere debere: id quod ipfa" experientia confirmatur.
§. 36. Neque illud hic praetennittendum efl, plurimos & animi & corporis dolores voluptate mixtos effe, uti jam innuimus (§. 320 Certe de dolore, quem ex
morte
( *) Dico, corporis; nam probe notandum eft, interna: fênfationes in» gratas, quae ex malo morali oriuntur, & cum infigni fui difplicentid conjunclae funt, naturam fuam in reprodutïione non mutarc, quanivis lapfu temporis aliquid de vi fu& perdere poffirit,
S 3



H* DISPUTATIO II.
morte amici vel aliüs cujusdam cari capitis percipimus, de commiferatione, deindignatione ob acceptam injuriam, aliisque plurimis fenfationibus internis, hoe citra dubium pofitum eft. In quibusdara ejusmodi cafibus admixtus dolor voluptatis adeo eft condimentum. FortafTe plant nulla eft fenfatio injucunda, cuinon aliquid voluptatis adfiaereat. In nulla enim fenfatione anima mere pajjiva eft; neque fubftantia, quae principium agendi intrinfecum habet, in ulla fui modificatione principii formam exuere poteft. Adeft igitur etiam in fenfatione dolorofiffima aliquid actuofitati». Atqui omne virium exercitium in ente fui confcio cum aliqud voluptate conjunótum eft. Hoe autem non impedit, quominus fenfu praclico id tantum hic fpe&etur, quod in fenfatione dominatur, paffivitas fcilicet; atque ab hac fumatur denominatio.
§. 37. Unumdenique fufficit ad probandum, plus bonorum in hominum vM effe quam malorum. Maxima hominum pars , etiam qui infeliciffimi videntur, durationem vitae ardentiffimis votis expetunt, eamque omnibus modis, atque adeo acutiffimorum dolorum patiëntie, prolongare nituntur. Neque pauca Suicidarum exempla in contrarium hic alleganda funt. Ejusmodi enim homines haud judicant, plus malorum quam bonorum in vitü fe expertos elfe, fed vivido praefeutis miferiae fenfu opprefïï & hebetati, nihil boni in vita- ipfis fupereffe, & nonnifi malorum molera fibi incumbere exiftimant. In quo quantüm a corruptl fui imaginatione decipiantur, quilibet videt. Multi etiam, qui violentas manus fibi in-
tu-



DISPUTATIO 16 r43
tulerunt, non doloribus aut infortuniis , fed taedio quo» dam & fatktate vitae eo adducti fuerunt, poftquam exhauflis omnibus bonis, fenfualibus inprimisr nihil, quo frui poflent , fibi fupereife exiftimarunt. Haec igiturexempla probare potius videntut, nimiam bonorum fenfuahum abundantiam inimicam effe naturae humanae.
§. 380. Si omnia, quae §§. praecedencibus partim ex principiis pfychologicis, partim experientut tefte, afleruimus, rite penfitentur, apparebit, non opus efle rigorofo bonorum malorumque phyficorum caleulo ut. haec ab illis longe fuperari judicemii9. Si dantur exempla, in quibus contrarium obtinere videturY cogitemus, ea & rarisfima efle,. & valde dubia ; adeoque , nifi fumma adfit evidentia, philofopho exceptionem a regula ftatuendam non elfe. Felicitas enim generis humani non ex hominum mollium & ignavorum querelis, quae ipfae malorum infoUntiam fatis arguunt , neque ex philofophi cujusdam atrabilarii declamationibus aut fophismatibus Q * ) , fed ex
j.u-
(.*; llluftris de Maupertuis in fuo EJfaysde Philofophie Morale defimt dolorem, quod fit perceptie-, qua anima mrertr quant affici ma* vult; & ex hac definitione, conjuncla cum ob^rvatione, quod homines cum qu&damagitatione ab una" perceptione fubinde ad aliam tendant , concludit, plus doloris ejfe in vita , quam voluptatis. Enimvero non omnis perceptio, quam homo cum alia" commutare geftit, efl: dolor (peine), fed faepiffime tantum minor voluptas, quam cum majori commutare allaborat. Dein Auétor gratas-noftras perceptiones in eo tantum ttrmino confiderat, in qua fatietas- quae* dam illis acceflit, cum tarnen ad calculum rite ineundum, in tota fua duratione fumendae fint. Vitiofo itaque fundamento totus lh Mus de Feücitate ealculus inniütur,



r44 DISPUTATIO II.
jufld & aequa humanae conditie-nis hominumque obferva. tione aeftimanda efl:. Atque ita malorum lancem ubique minus oneratam deprehenfum iri perfuafus futn.
§. 39. Falluntur itaque ex veteribus & reeentioribus philofophis illi , qui rationem reddere conantes miferiae quorundam hominum, qua tota illorum felicitas abforberi ipfis videbatur, ad rationes Dei fyftematicas ita confugerunt, ut aflererent, Deum hos homines perfeétioni fui Syftemaas quafi immolavijje. Ipfum FaSfum extra omne dubium pofitum efle deberet, antequam dura ejusmodi illius explicatio admitteretur. Accidit quidem in rebuspublicis & regnis interdum, ut civitatis faluti unius vel quorundam civium interitu confulatur: fed quid hoe ad Ci'vitatem Dei?
§. 40. Unum tarnen hic negari nequit, in determimndd quantitate illius boni, quod , compenfatis omnibus, pofttivum eft in exiltentia hominis, Deum nonnifi rationesfyjlematicas fecutum efle; id eft, pofitivam hanc quantitatem in unoquoque homine ita determinatam fuiffe , ut maxima inde Univerfi refultaret perfeStio. Non in unius capite omnes honores, omnes divitias atque praerogativas congerendo, fed ea fubditis fuis diverfimode, finibus fuis convenienter , dijlribuendo , Princeps fapiens Rempublicam fuam fiorentem reddit, omnibusque perfeétionis generibus exornat.
§.41. Neque hac ratione erga ullam creaturam in/u. flus fuit fapientiiTimus bonorum Difpenfator. Si quereris, tepojfeefle feliciorem, menfuramque malorum, quae
tibi



DISPUTATIO II. 145
tibi divina forte contigit, poffe vel petuiffe efle minorem ; „ cogita , te poffibilitatem rerum ex tuis abftraèlionibus, non ex natmi rerum exiftentium, & fyftematico earum nexu aeflimare : cogita, eidem querelae locum futurum fuiffe , fi major felicitatis, & minor malorum menfura tibi obtigiflet; omnis enim mali per naturam tuam, rerumque ad te relationem expers efle non poteras: cogita denique, omnibus deduétis malis tantum tibi bonorum fupereffe , ut femper adhuc felicem te praedicare poffis. Puto, fi hoe fenfu intelligantur, quae divus Paulus de vajis honoris & va fis contumetiae dicit, quaeque duriuscule fonant, ea vere & pbilofopbice diéta deprehenfum iri.
§. 42. Apparet hinc, quid de opinione ifta, etiam inter philofophos fatis communi, quod non fatis jufta fit bonorum malorumque in hac terrd proportio, ftatuendum fit. Novi, veritatem graviffimam de animae Immortali' tate inde deduci: fed conclufionis veritas non fufficit ad praemijfae alicujus veritatem adftruendam. Equidem non fatis iatelügö, quid fibi velit injufla haec bonorum malorumque proportio. An id poftulatur, uti cptimus quisque fit etiam ditiffimus, ut potü & cibis lautffimis fruatur; in genere, ut quam plurimis gaudeat jucundis perceptionibus fenfualibusl Nae virtutis praemium non poteft efle id, per quod ipfi virtutis nervi plerumque inciduntur! Abfurdum eft poftulare, ut aétionum moraliter bonarum numero aequetur corporearum fenfationum jucundarum quantitas ■ haec enim duo naturaliter & immediate inter
T fe



H6 DISPUTATIO IL
fe non conjunguntur. Offenderis, quod probus ille vir infirma, improbus fortiffirna valetudine utatur. Sed fortaffe, quem improbum vocas, & qui certo a&ionum ge* nere hoe nomine dignus eft, corpus fuum continuo motu exercet atque roborat, cum probus & honeftus vir, fe* dentariae vitae nimium indulgens, ftagnantibus in corpoFe fuo humoribus, morbos atque hypochondriaca mala fibi contrahat. An illum bonis aótionum fuarum confequentiis fraudari, bunc ab incommodis ex vitae fuae genere naturaliter nafcentibus immunem fervari- poftulas? —.' Deinde fua funt virtuti praemia, quibus nunquam fruftratur. Cum quavis enim a&ione ad veram perfeótionem tendente internam Deus. voluptatem conjunxit, quae quamvis minus vivida fit quam corporea voluptas, verae tarnen & durantis felicitatis fons efti
§. 43.. Haec de perceptionum repraefentationumque. jucundarum & injucundarum difpenfatione, qua" hominespraecipuas fuas querelas & objeótiones fundant, fufficiant» Addendum eft aliquid de malo intelleéhiali & morali, ob* jeclive: confiderato. Probavimus fupra (§. 8. feqq.) , errmem k natura humana effe infeparabilem. Jam uti evicimus, mala phyfica & bonis phyficis longe fuperari, ita etiam brevibus monftraturi fumus , errorum humani fpiritus quantitatem non aequare, nedum füperare veritatum, quas pofftdet, abundantiara. Objiciuntur nobis abfurdae plurhnarum gentium opinioues de Deo, de viribus corporum ,, de natura animae, de moralitate &c. objiciuntur errores, quibus finguli homines, etiam illi,
1 qui



DISPUTATIO II. 147
qui altius in rerum naturam penetrare fatagunt, obnoxii fint. Sed quantus eft etiam veritatum, quibus omnes gentes^ & finguli homines gaudent, thefaurus! Quot judicia fenfuatia quilibet homo inde ab infantii iiii format, quae quoad maximam partem vera funt! quot judicia intelledtualia atque univerfalia inde elaborat, quae itidem veritatem fuam habent, & infinite - multis aliis veritatibus gravidafunt! Certe in illis rebus, quae ad confervationem & felicitatem noftram pertinent, rarius erramus, & ab ejusmodi erroribus, ipfis illorum confequentiis, revocamur. (§.ai.) Notari quoque meretur, plurimis gentium cultarum & incultarum erroribus nonnihil veritatis ineffeï id quod Novatores quidam perpendere deberent, qui omnes errores populo eripi vellent, incurii, quantum tritici cum lorio evellerent, & de eo , quod opinionibus hifce fubftituendum fit vel fubftitui poffit, plane non folliciti.
§. 44. Etiam mala moralia k bonis moralibus non tantum in genere humano, fed & in plurimis individuis fuperari, confidenter afteruerim. Paradoxo fimilis videbitur haec affertio iis, qui momenta rerum ex confufa earum repraefentatione, & ex uni parte tantum aeftimare folent; fed in hoe negotio nonnifi ratio, ab omni affeétu & praejudicio libera, & jufta obfervatione adjuta, judex effe poteft. Stabilivimus fupra (§.13.)* 1uod veile imperfe&ionem, fundamentum fit omnis aeïionis moraliter malae. Atqui ea eft humani &fme dubio omnis fpiritüs finiti natura, ut nonnifi ad perfeétionem & fubjeófcivam & obje&ivain tendat: quae tendentia quamvis faepe & vero feopo aber-
T % ret ji



i48 D IS PUTAT I O U.
ret, faepius tarnen eo pertingat naceffe eft. Plutiraos homines nonnifi ideo improbos vocamus, quia nobis mala intulerunt; fed eosdem, fi ad reliquas eorum aétiones attenti effe velimus, aliis hominibus vere utiles effe, & haud raro infignes fuas dotes felicitati aliorum promovendae, & toti fyftemati perficiendo impendere deprehendemus. Etiam hïc malum bono faepe mixtum, & multas aótiones, quas malas vocamus, non ex omni parte tales effejudico. Qui ambitione litterartè torquetur, non in eo peceat, quod omnes ingenii nervos mtendit ad producendum egregium quoddam & omnibus numerjs abfolutum opus; haec contentio potius eft moraliter bona. Sed in eo .eft aliquid vitiofi, quod alios ipfi palmam praeripere aegre fert; & vitium morale in totii fua turpitudine apparet, fi ad captandam&augendam famam mediis utitur? quae ad aliorum imperfeétionem tendunt& eo ipfo , ferius ocyus, etiam ipfius felicitati derogabunt. Nemo abfolute malus eft, fed quos malos vocamus, judicio fpiritus perfeótiffimi minus boni funt, qui etiam fuum in Syftemate locum poftulavere. Si dantur homines, qui ex malittè & vitiis conflati elfe videntur, fi dantur tyranni, qui cum Caligula optant, ut unica tantum populo ipforum fit cervix, quae uno ictu poffit caedi; cogitemus haec monftra moralia aeque rara elfe ac phyfica, tantamque corruptionem fine infanid quadam locum habere non poffe. Atquiexiguus eft dementium numerus, fi cum iis, qui fanae mentis funt, comparantur. Verum quidem eft, praecipuum, quod plurimorum homiuum aétiones
de«
Ê



DISPUTATIO II. 149
determinatj principium efle piXavrUv, hancque, a' ratione non dire&am, faepius & aliis & fibi male confulere. Sed neque negandum eft, eandem <p»A*uTi«i/ infinite-multarum aótionum, vere bonarum, fontem efle: quia, dum nos noftrumque ftatum perficere allaboramus, faepiffime aliorum felicitati non tantum nil derogamus, fed & totum fyftema, in quo verfamur, perfeclionibus maftamus.
§. 45. Haec fufficiunt ad juftificandam divinam circa mala pbyfica, intellectualia & moralia Providentiam: nam ut ratio reddatur, cur haec exacte malorum quantitas in Univerfo locum habeat, id ne a fuperioriquidem fpiritu, nedum ab homine, poftulandum eft. Neque amplius opus eft, ut ad fingulas objectiones, a malis inprimis phyficis petitas, refpondeamus. jaótant inimici Providentiae Divinae hella, peftes, incendia, grandinem, fterilïtatem terrae &c. Non difficilis efl in his argumentis eloquentia r fed cum certum fit, creaturis fentientibus & intelligentibus, non obflantibus his malis, femper adhuc magnam felicitatis purae quantitatem refiduam efle, confidenter afleverare poffumus, hanc malorum modtrationem fapientiae potius & bonitatis divinae argumentum effe. Plurimas ejusmodi calamitates neceffarias efle naturae & conftitutionis rerum confequentias, & nullum Syflema illarum expers poffe, affirmare non dubito. Ut animalia vivere poffent y circumdanda fuit Tellus atmosphaerd, & collocandus in debita* diftantia Glohis ille igneus, quem folem vocamus. Ex hoe autem rerum ordine & mutui ad fe invicem relatione non poteft non oriri interdum ve-
T 3 he-



i5o DISPUTATIO II.
hementior aëris commotie-, quae aedificia noftra conquasfetvel diruat. Eaedem materiae, quae plantis animalibusque nqtriendis inferviunt, in vifceribus terrae conditae non poffunt non interdum ilammas concipere , & terrae - motus ciere. Luna, quae noftes noftras illuftrat, utilemque portibus noftris aeftum maris attraótione fua producit, non poteft non eadem attraclione in athmosphaera noftra periculofam navibus agitationem excitare.
§. 46*. Quereris, grandinem vites vel fata tua proftraviffe, atque Deum hanca te calamitatem averruncare potuiffe exiftimas. Sine dubio non poftulas, ut nulli in aere vapores afcendant; id enim nifi effet-, pluvia, agros tuos foecundante, te earkurum effe, facile vides Neque flagitas , ut nullum unquam in atmosphaera frigus oriatur, quod guttas ibi haerentes conglaciet; ut nullae mtrofae exhalationes eleventur. Denique non pofcis,ut eum omnia ad formandam grandinem requifka adfunt * ïpfaque agro tuo jam jam imminet, immediatd Dei aétione vel colliquefcat., vel in aëre contra Gravitatis legem fufpendatur, donec calore folis in aquam refoluta fuerit. Ita Deus fimihs effet opifici, qui, quia non omnia incommoda ex machinae fuae ftrudura & motibus oritura praevidit, emendatricem fubinde manum illi adhibere cogitur. Quid ergo poftulas? Scilicet ut dlius rerum ordo aha mutationum feries in Univerfo a Deo conftituta fuerit' Sed unde nofti, in alio Syftemate non plüra majoraque incommoda te preffura fuiffe? Si alius rerum ordo conftitutus fuiffet, grando fortaffe in vicim 'tui agrum cecidis-
fet,



D l S P ü T A' T I O I!. Jfi
fet, illique calamitatem intuliffetr quae multo magis illiusquam tuae felicitati derogaJJ'et. Inteiligis, fapientiam & bonitatem, feu, quod idem efl , juftitiam infiniti rerum Moderatoris id admittere non potuiffe. Deinde nonne in fyftemate, quod Deus elegit, & in quo te exiftere voluit, eft etiam ager hic, qui tuus eft , qui tot jam annos te tuosque alit, & plurimas adhuc meffes tibi promittit: grandinem enim raro in eundem agrum. cadere , experientia: edoctus es. Denique nonne corporis robore & intelle&u inftructus es ? Utere his inftrumentis, k Deo tibi conceffis ad farcienda tua damna. Ex ipfo labore , ex ipfo virium tuarum exercitio voluptatem quandam percipies , quae ad vividiffimum fenfum exaltabitur, cum proximo anno horrea tua mergitibus referta videbis. Lin^ que igitur querelas, & grato potius animo admirare fupremi Numinis fapientiam , quae ejusmodi Syftema Materiale elegit, in quo , quamvis viribus inter fe pugnantibus gravido, plurima ad felicitatem. tuam concurrerent, nihil eam deftruere poffet..
§. 47. Similes confiderationes de Bellb inftitui poffünt. Teterrimi fane facie apparet hoe monftrum , inprimis fi nonnifi mala, eaque exftantiora-, quibus ftipatum incedit , fpeétentur. Sed ante omnia notandum eft , quam primum fpiritus finiti in fbcietatem coëunt , & mutui commercii vinculis inter fe junguntur,. diffieile effe, nulla inter eos unquam nafci dijjidia. Gum enim, non obftante effentialium qualitatum convenientia , intelleclais unius femppr différat ab intelle6tu alterius , non omnium idem
erit



i52 DISPUTATIO II.
erit de eadem re judicium : itaque fi aliquid communibus viribus perüciendum efl , alius alio modo rem aggrediendam cenfêbit; atque ita dijfenfus , nee non dijfidium aliquod inter eos orietur. Solus Spiritus infinitus eandem rem femper eodem modo intelligit, adeoque non nifi unum, idque femper veile poteft. Spiritus finiti voluntas non tantum ab aliorum , fed & a fua ipfius voluntate non poteft non interdura difcrepare. Inde quidem nondum fequitur bettum ; manifeftum tarnen eft , belli femina profunde in natura* fpiritus finiti, & focietatis, in quA cum aliis vivit , latere ; neque hic de eradicando , fed de moderando malo quaeftionem effe poffe.
§. 48. Deinde quod ad noftra bella attinet; an Deus principibus & populis ftolidam ambitionem, infatiabilem habendi cupiditatem , & torvam vindiótam infpirat ? Cur principes & populi fua & praeteritorum temporum experientia nondum ab errore abducli funt , quo fibi perfuadent acceffurum effe aliquid ipforum felicitati, fi ditionem fuam auxerint? (*) Quaeris, cur Deus bella permittat? Quaeris igitur , cur Deus permittat, ut principes & populi fint injufli , ut fint alienarum opum avidi , ut arabitioni reliquisque fuis affectibus indulgeant ? Quaeris igitur , cur de ver& fua & aliorum felicitate confufe & male
{*) Quantus & quam funeftus hic fit error, Bellum Americanura, quo Maguae Britariniae vires labefactetae funt, noviiTimum ac luculentiffimum exhibet argmnentuui.



DISPUTATIO II. 153
judicent ? Quaeris denique, (nam in hunc fontem omnia refolvuntur,) cur errent ? —— Sed an errorum humauorum culpa in Deum cadit f Errant ; fed poffent ab hoe errore femper magis magisque fibi cavere; poffent, omnium feculorum experientid edo&i , probe perfpicere , quod , fi vel maxime vineant, fi vel maxime novas terras imperio fuo adjiciant , nihilo feliciores , quod miferiores potius futuri fint. Poffent gloriam ac voluptatera fuam in condendis utilibus pacis Inftitutis quaerere. Hunc in finem Deus hominem egregtó illa facultate inftruxit, qua rerum nexum & ad fe relationem perfpicere, qua aétionum fuarum fequelas providentil occupare, qud felicitatem fuam calculo quafi fubjicere poteft. Hac nifi utatur, non poteft nifi fe ipfum negligentiae, praecipitationis & iinmoderati afteciüs accufare , vitiorumque fuorum poenas luere. Verum eft , etiam innocentes bello implicari & incommodis illius premi ; fed etiam hic ad,* miranda eft fapientifïïmi rerum Moderatoris providentia, qud hanc generis humani calamitatem ita dirigit, ut nullius hominis felicitas per eam deltruatur, ut potius , per fapientem hanc moderationem , infignia bona plurimis individuis, quin integris gentibus inde nafcantur ; quae facile effet enumerare , fi inftituti ratio id requireret.
§. 49. Quaecunque fit noftra in rerum fyftemate po* fitio *, id firmiter nobis perfuadeamus, maximam felicitatis noftrae partem in noftra poteftate fitam effe. Erroris & mali moralis expertes elfe , adeoque funeftas eorum fequelas plane evitare ,non poffumus. Enimvero
V pos-



154 DISPUTATIO IE
poffumus intelleafts & refiexionis ope noftrarn & alk> ruin experientiara ita in ufus noftros convertere , ut ia ebje&is ad felicitatem noftram pertinentibus fubinde tm rius erremus, ut fubinde ordinem a< Deo fkbilitum adtionibus noftris rarius violemus , adeoque ingratamm no. ftrarum fenfationum. & repraefentationum numerum in* dies magis magisque minuamus; gratarum autem. internarum inprimis y fenfationum quantitatem fubinde au* geamus. Si non perfedos nos creare potuit generis humani Pareus, certe nos majoris fubinde perfeaionis capaces reddidic, fatisque virium ad augendan* indies felicitatem noftram conceffit. Si Stoa in eo erravit, quod folam virtutem fufficere ad beatam» vitam , & res , quae extra nos funt, nihil ad nos pertinere docuerit; 'veriffimura tarnen eft, bona inteïïecfualia & moraliaperennes &. faljere neftios elfe puriffimae voluptatis fontes, hominemqüe his bonis inftruaum nunquam poffe effe miferum. Hos igitur thefauros colligamus; haec praefidia nobis comparemus , quibus a malo phyfico nos tueri poflimus. Malum morale, etiam ab imaginatione reproduftum-, femper fub forma turpi & ingrata recurrit; in quo maxime differt k malo phyfico ( §. 35. * ) magis ergo. duratione fud immicum eft felicitati noftrae , quam malum phyficum, in quod nulla noftra culpi incidimus. Atqui panes nos eft a malo morali femper magis magisque liberari, atque exercitio & reflexione eum animi habitum aequirere qui ordini h Deo conftituto refpondeat. In hoe igitur toJis viribus incumbendum. Abjiciamus inprimis vel com-
ga-



DISPUTATIO II. 155
gamus falfas noftras de bonis & malis ideas (*) ; plurima enim hominum mala nonnifi opiniones funt 'in eorum ignavii & imperitia fundatae. Liberemus nos a metu futurorum malorum. Metus efl; , qui morbis doloribusque aculeum addit, mortique larvam fuam fubminiftrat (**). Denique cogitemus , fub regimine optimi , fapientiHmi & potentiffimi rerum Moderatoris nos exiftere ; id enim tota noftra natura atque univerfa rerum conftitutio loquuntur. Hac conviétione nos armemus , & mala phyfica fpeótantes vel ut necefiarias naturae noftrae rerumque ad nos relatarum fequelas , vel ut media ad veram noftram perfectionem k Deo deftinata , ea placido & aequo animo feramus, & lucrifaciamus. Ita nunquam nos vixifle pigebit.; & quicunque nos exaéta1 hac vita exfpeclet flatus, bene nobis fore cum fumma animi fiductè fperare poterimus.
§. 50. Nihil dixi de Compenfationis Feriodo. Cum enim, uti ego quidem rationes meas fubduxi, nulli homini vel nimium boni vel nimium mali in hac periodo contingat , in fequenti oeconomfè nihil compenfandum vel corrigendum effe deprehendo. Atque hanc fententiam
di-
^^^^^^^^^<^<^^^<^<^^^^^'^<^
( * ) T«px«r£i res xvtpairm « ra irpcvyfufltt, <*»>* ra Tsrfpc t*>» jrpeyfMer*?
hyfurf*. Epiëteti Ench. C. 10. •(*'*) Egregie Montagne in fuis EJfays T. II. L. I. Ch, jo. La mort eft effroyable a Ciceron , defirable a Caton, indifférente a Socrate.
V &



i56 DISPUTATIO IL
divinis perfeétionibus magis dignam effe exiftimo, quam eam, quae ad fol vendas objeétiones ad ejusmodi oeconomiam compenfatricem recurrit. Secundum me femper juftus atque bonus eft; Deus ; adeoque Syftema illius nulla emendatione indiget. Ita vero neque virtuti fua praemia, neque vitio poenas fuas in alia periodo defuturas effe affero. Cum enim omnes exiftentiae fpirituum periodi inter fe connexae fmt> perfectio moralis hujus vitae ad novas perfectiones, imperfeclio vero moralis ad novas imperfeéliones in altera periodo, naturali quadam neceffitate. duétura eft. Etenim Mors, illa exiftentiae noftrae cataracta y continuitatem fluminis non interrumpet.
Delineatio Methodi, quam auclor in hac ditfertatione fecutus eft.
A. Malum quod in Civitate Dei deprehenditur, in genere fpectatum, nii probat contra perfeétifiimam Dei naturam, quia per rerum naturara ex ea abefle non poteft.
I. Nullus fpiritus finitus fine Malo Intelleéluali', id eft, fine Ignorantia & Errore concipitur;
i. demonftratur hoe primutn in genere §§. 2. 3. 4. j-, <J. 7, a. deinde in fpecie defpiritu humano 8. 9.
a. additur reftritftio $. 10.
b. digreffio de Abftractionis abufu §. n.
II. Sequitur hinc, neque a malo morali ullum fpiritum finitum plane immunem elfe poffe §. 12. quae confequentia quo magis ex antecc* elucefcat,
1. evolvitur mali moralis notïo §. 13. 14. &
2. argumentum generale inde deducitur $$. 15, i$, quod novum robur fumit i confiieratione
1, anüé



DISPUTATIO lï. 157
a. animae humanae §. 17.
b. focietatis, in qua homo vivii §. i3,
c. corporis, quo veftitus eft §. 19.
III. Mali phyftci plane expers efle, nee poteft nee debet fpiritus finitus;
1. plurima mala phyfica funt remedia contra malum morale, & nd fervandam perficiendamque illius naturam pertinent §§. 20. 21. 2i. 23. 14.
2. dantur- mala phyfica, quae nonnifi per violentam abftraclionem a naturi fpiritus finiti feparari poflimt § §. tf. s6. 27. a8. 29. 30.
3. ut autem folide refpondeatur ad objectionem a doloribus «5c adverfitatibus Innocentium & Bonorum petitam §.31. auclor jam diflerit de
13. Moderatione malorum, ex qua inprimis fapientia & bonitas Dei eluce-' leunt, & quidem
I. de moderatione mali phyfci; ubi monftratur
1. erroneum noftruin de felicitate aliorum judicium §. 32.
2. praepondium humanae felicitatis, confiderando
a. fenfationes- hominis externas & internas §.33.
b. imagfnationes vel potius repraefentationes ejus 34. 35.
c. fenfationes & repraefentationes mixtas §. 36.
d. amorem & ftudium vitae §. 37.
3. querelae hominum mollium & fophismata pliilofophorum, nes non falfa de rationibus Dei fyftematicis fententia removentur §§■ 38- 39- oftenditur tarnen,
4. quo fenfu Deus in determinanda felicitate fingulorum hominum rationes fyflematicas fequi & potuerit & debuerit §$.40. 41. 41.
II. De moderatione mali intellectualis §. 43.
III. de moderatione mali moralis §. 44.
IV. de impofiibilitate reddendi rationem , cur haec potius, non alia malorum menfura fingulis hominibus obtigcrit; §.45. conjecluras tarnen non deefle, monftratur exemplis 1.) a grandine $. 46. 2.> a bello petitis §. 47. 48.
C. Oftenditur, moderationem malorum noftrorum plurimum in poteftatc
noftra fuam efle §. 49. jb. Cur uil de Compenfationis periotio dicTmui fuerit ? §. 5®.






EÊ. R» v a k L I E R.f
PHILOSOPHIAE DOCTORIS ET ARTIUM LIBERA LI U M- MAGIS TRI,
DISSERTATIO,
in qua disquiritur
QUANAM RATIONE OPTIME DE* MONSTRARI POSSIT, PER FECTISSIMAE DEI NATURAE NON REP UGNAR E MUND UM- C R E AR E, IN QUO MALA IN SU NT.






II. R. van L I E R 9
PHILOSOPHIAE DOCTORIS El ARTIUM LIB E RA LIU M MAGISTRI,
DISSERTATIO,
•in qua disquiritur ,
OUANAM RATIONE OPTIME DEMO NS TR ARI POSSIT, P E RFECTISSIM A E DEI NATURAE NON REPUGNARE, MUNDUM C RE ARE, IN QUO MALA IN SU NT.
Tgf d quaeftionera, quam propofuiftis, Viri Clarisfimi! refponfurus eum potiffimum ordinem J^^^ïk fequar, ut primo perfecliffimae Dei naturae _JL Jl&w mundum creare, in quo mala infunt, non lepugnare oftendam, dein rationem, qua hanc quaeftionem expofui, effe unicam, quae cum fruclu adhiberi posfit demonftrem, ac tandem breviffima mali originis confideratione quaeflionem expofitam illuftrare adnitar.
X CA-



162 DISPUTATIO III.
C A P U T PRIMü M.
In quo demonjlratur, perfeSf[ffimae Bei naturae non repvgmre, mundum creare, in quo mala infunt,
§• I.
Hujus mundi conftitutionem rerumque feriem fi vel fugitivo oculo confideremus , ftatiin animadvertimus, quaenunc fiuntf ea fic evenire, ut alio modo & ordine fieri poffint: unde patet fatalem non effe, & Geometrieam hujus mundi necefiitatera, fed illumi effe contingentem. Jam vero cum hanc ob caufam non in fe ipfa habeat exiftentiae rationem, aNuraine neceffario, potentiffimo, fapiendflimo, quem Deum vocamus, eft creatus,
§. I L
Porro eo ipfo , quod fit contingens haec rerum feries, illa unica non eft poffibilis. Alia igitur poflunt concipi mundorum fyftemata , & cum , fi legitime ad Numinis hujus mundi creatoris perfeétiones advertamus animum, ei denegari nequeat fttmma potentia, quae omni conceptibili five poffibili producendo eft fufficientiffima, haud obfcure patet , innumeros alios mundos poffibiles non folum in intelleétu divino repraefentari, verum etiam infinita Dei potentia poffe produci , non aliter ac mundtis a&ualis illi fuit produótus.
§. III.



DISPUTATIO III. i53
§. III.
Eft autem procul dubio ratio , cur mundus hic aliis omnibus aeque poflibilibus fit praelatus & ad exiftentiam perduétus. 1.11a debet quaeri aut in Deo folo mundi hujus conditore, aut in ipfo hoe mundo , aut in Deo & mundo fimul.
In folo Deo hujus mundi eleétionis ratio quaeri nequit. Non enim apud illum pro ratione (lat voluntas. ld nempe ne limitatae quidem conveniret creaturarum rationaliura libertati in imperfectis fundatae repraefentationibus , nedum Libertati Supremi Numinis infinitae, quae nunquam non intellectum habet ducem perfeélifiimum. Enimvero fi & in ipfa voluntate ratio volendi effet fita, id inde effet confequens , ut ejusmodi procederet argumentatio volo quia volo aut quia veile pojfum. In priore didto nullum invenias fenfum. In pofteriore a facultate agendi ad determinatam aclionem five a pofle ad efle, quo nihil po« tefl fingi abfurdiusj concluditur. Voluntatem autem fequi intelleclum, neque unquam poffe agere nifi praeceflerit boni malive in objeclo confpicui repraeféntatio , pro cujus ratione voluntas appetat objeétum aut averfetur , e fanioris Pfychologiae principiis luce meridiana efl clarius. Aclionem igitur liberam Deus fufcipere nequit , nifi perfpexerit fitne illa fuis perfeclionibus conveniens finibusque, eaque propter mundum huncce creaturus, omnibus aliis poflibilibus rerum feriebus in mero remanentibus poffibilitatis flatu, hujus mundi creationem ad fuas perfeótio-
X 2 nes



s(>4 D I S P U T A T I O lil
nes fiiiesque retulit, ficque absque ipfius hujus mundi confideratione nulla inftitui potuit electie aut creatio. Q'iod erat primum.
Quod ad fecundum attinet s e mundo hoe folo memorata ratio unice repeti nequit. Eandem enim habet cutn aliis innumeris mundis poffibiiitatem, ac aliis idcirco prodücendis aeque fufficiens efl divina omnipotentia. Nihil igitur in fola hujus mundi confideratione reflat, quod rationem cur aliis fit praelatus fufficienter oPcend.it.
Tertia idcirco via efl ineunda , ficque commode rem. exponemus omnem , fi fciKcet ad divinas perfectiones ad mundi hujus conftitutionem relatas debitam adhibeamus attentionem.
Deus fcilicét finem quendam intendit, cum mundum aliquem producere decrevit, quod qaemadmodum illud prolixis demonftrare argumentis no'ftri non efl inflituti , fic & eo minus ulla hic loei probatione indiget, quo clarius illius veritas e Libertatis divinae confideratione patefcit. Neque etiam hic loei indagabimus qualis iite finis fuerit, cum Deum finem aliquem intendiffe, nos habere perfpeclum ad praefentem fufficiat quaeftionem. Si fcilicét per« fpicere poffemus omnem rerum feriem , tum enim vero hac in quaeftione exploranda utiliffima nobis foret accurata divini illius finis cognitio cum illo in cafu mundum ad finem Dei referentes intelligeremus quantus inter ambos detur confenfus. Quoniam vero hoe nullo modo noftrae vires permittunt, id nobis eft fufficiens hanc quaeftionem explicantibus ut fciarnus, Deum qualemcunque intendiffe
finem,.



DISPUTATIO III. 165
Snern. Jam vero cum omnia mundorum poffibilium fyftemata inter fe differant diverfamqne habeant conftruótio* nera , & diverfi piane eventus ac eventuum ordo in illis cernantur , non omnes procul dubio poffibiles mundi neque bene fini divino fatisfaciebant. Vi vero infinitae fapientiae fummaeque Libertatis illud fyftema producere decrevit fummum Numen, quod optime fuis perfecrionibus finibusque efl: accommodatum. Alio Deum modo egiffe nemo adfirmaverit aut conceperit, nifi in divinas perfectiones fit injurius. Hic autem mundus, cujus nos partem conftituimus , eft acluaüs divinaque produélus potentia , & confervatur etiamnum • unde nos legitimo nexu concludere nobis videmur , ülum , prae omnibus aliis mundorum feriebus , finibus, quos Deus in mundo quodam creando fuis perfettionibus conformiter intendit , efle accommodatum & eam ob rationem eleétum. Jam vero id quod Dei finibus , quos femper effe illius perfeétionibus convenientiffimos nemo facile negaverit, efl: accommodatum, perfecliffimae contrarium effe nequit Dei naturae, ficque hic mundus , utpote ob fuam convenientiam cum finibus divinis electus ac productus , nullo modo perfectiffimae repugnare poteft fupremi Numinis naturae.
§. I V.
At vero in mundi hujus, quem elegit & creavitNumen perfecliffimum, partibus mala reperiuntur, ( ibi malum adeffe dico, tibi loeum habet aut perfectionis cujusdam
X 3 prae-



16*5 DISPUTATIO III.
praefertim talis quae adeffe pollet & deberet abfentia, aut etiam ipfe confenfui feu perfeclioni oppofitus diffenfus) quorum multa exhibet, minutiffima univerfi pars, ipfe, quem inhabitamus, globulus, fpecimina.
^ Univerfus autem rerum nexus cum Deo placuerit, dubrtari nequit, quin mala, quae ad exiftentem hunc mundum pertinent, quatenus cum reliquis mundipartibus funt connexa, perfe&iffimae Dei naturae nequaquam contranentur , & proinde perfeécidimae Dei naturae non repugnare, mundum creare, in quo illa, quae in noftro infunt, reperiuntur mala. Hic enim mundus omnibus praelatus aliis a Deo propterea efl: eledus, quod finibus, quos fibi fuis conformiterperfeaionibuspropofuit fummum Numen, optime refpondet, eoqueipfo nulla , e quibus hic mundus conftat, quatenus ad univerfam referuntur rerum feriem, naturae Dei perfeftffimae poflunt efle contraria.
§. V.
Ad rem ipfam progrediamur. Probavimus eo ipfo quod Deus femper fapiens, femper fuis perfeótionibus agens conformiter, hunc mundum , in quo multa reperiuntur mala creaverit , mundi mala continentis creationem Dei perfecWimae naturae nou effe adverfam. Ut autem quodammodo quaeftioni, quam propofuiftis, Viri Clariffimi! refpondiffe yideamur hoe in capite fupereft , ni fallor , ut modura indicare conemur, quo optime poflic concipi \ hujus mundi creationem , licet is mala contineat, fummi Numinis naturae non effe contrariam.
Mala,



D ISPUTATIO III. 167
MaTa , quae hic mundus continet, fic potiffimum cum divinis conciliari poffe perfectionibus exiftimamus , ut illa mundi partium refpeétu, in quibus occurrunt vera mala9 ad totum autem nexum, mundumve refpeétu habito, apparentia tantum indicemus. Accuratius enim attendenti intelletu erit facillimum , Deum vi Libertatis fuae perfectiffimae non poffe creare mundum, in quo non tantus datur cum fuis finibus , divinis perfectionibus conformiter intentis confenfus, q.uantus obtineri poffit per ullam creaturarum feriem , adeoque in quo vera , refpeétu totius nexus, dantur mala. Cum enim major minorve mundi perfeétio confiftat in majori minorive omnium e quibus ille conftac cum divinis finibus confenfu , haud obfcure patet eo in cafii quando aut non omnia s quae poffunt, in mundo confpirant ad fines divinos aut non tam bene & accurate, quam quidem poffet fieri, aut tandem quando nonnulla non folum non ad divinos fines tendunt, verum etiam illis agunt contrario, veram in mundo imperfectionem veraque idcirco mala habere locum. Talem igitur fi hunc mundum putas, genuinam Dei Libertatis notionem penitus evertis. Vera proinde mala hac in rerum ferie divinis perfectionibus finibusque conformiter producta nulia effe, eft fane certiffimum.
Cum vero in nonnullis hujus mundi mala animadvertamus , non aliam video haec explicandi rationem , quam ut ea totius nexus refpeétu mala non effe adfirmem, & ea quidem (paulo diftinctius mihi haec e volvete liceat) mihi fedet föntentia % ut nonnulla in mundi hujus parti-
cu-



ióS DISPUTATIO IIL
culis non in nexu fed extra illum confideratis 5 divinis perfe&ionibus videri poffint repugnantia , quae tarnen fimul ac in nexu cum caeteris finisque mundi creationis ratione habita divinis perfeétionibus finibusque nequaquam funt contraria , fed multo potius efiïciunt, ut accüracius illis convcniat univerfus nexus.
Fingas, ut rem exemplo illuftremus, machinam quandam artificiofifïïmam , ex innumeris rotulis, dentrbus, elateriis, &c. compofitam & a claro peritoque artifice confeétam , ut qualicunque inferviret fini. Jam vero nonne facile eft conceptu , nobis in quibusdam e rotulis, elateriis , dcntibus &c. machinam componentibus poffe videri quasdam imperfectiones, ex. gr., fra&uras , eminen. tias &e., quae, fi illas figillatira confideremus , totius machinae finisque cui inferviat nulla fere ratione habita, perito illo artifice vix dignae videntur , cum e contrario machinae ftruétura accurate eognita , nexuque quem inter fe habent machinae partes perfpeóto , & ad finem,' cui inferviat , relato , nullam in ea animadvertamus imperfeclionem , aft illam multo potius pronunciemus per. feétiffimam , pulcherrimam, fuoque artifi.ce digniffimam.
Facilis eft & accurata hujus fimïlis ad indicia de mundi imperfectionibus translatio. Ea tantum cernitur differentia, ut, quemadmodum in cafu adlato ex accurata ipfius machinae ftru&urae ,& finis, cui inferviat, cognitione, ea quae antea in machinae particulis imperfeóliones & mala elfe putabamus, fi illa in nexu cum caeteris confideremus machinae organis, finisque habeamus rationem, non
effe



DISPUTATIO III. 10*9
effe mala videmus , fed ut finis praefixus obtineatur neceffaria , adeoque ipfi machinae perfectioni convenientia, fic e mundi hujus ftructura cernere nequaquam queamus, fintne, vera quae nobis videntur mala , tantum apparentia , cum nullatenus univerfae rerum feriei perfpiciendae fufficiant humanae vires, id autem intelligere debeamus e natura hujus mundi Artifieis, Dei nempe Optimi Maximi; quippe cujus naturae perfeétilfimae manifefte effet contrarium creare mundum, in quo totius nexus refpeétu vera darentur mala, id elt, in quo aut non omnia quae poffent ad fines ejus tenderent, aut non tam bene & accurate , quam poffit fieri , aut tandem in quo nonnulla reperirentur , quae cum univerfo nexu confiderata finibus illius effent adverfa.
Non poteli itaque , ut revertamur unde fumus digreffi , Deus creare mundum , in quo non tantus datur confenfus cum fuis finibus perfeétionibusque quantus obtineri poteft per ullum ex omnibus polïibilibus mundorum fyftematibus. Hinc mundum condere moraliter nequit , in quo totius nexus refpeétu mala infunt , fi id nimirum per mala intelligatur , quod nos per illa intelligere in antecedentibus fignificavimus.
Hic igitur mundus , utpote a Deo conformiter fuis perfeétionibus finibusque eleétus ac produétus, nulla proprie, fi ad univerfara illius conftructioncm , totumque nexum advertamus animum, continet mala. At tarnen videmus in partibus hujus mundi talia, quae divinis perfeétionibus repugnant, atque ad divinos fines vix ten-
Y de-



170 DISPUTATIO Hf.
dere poffe videntur , eaque propter, quin mundus hie mala contineac , dubitari non poteft. Sunt haec fane veriffima , fed eo ipfo quod nulla quoad totalem hujusmundi conftruétioneui poffint concipi mala , luce meridiana eft clarius, mala , quae nobis in hujus mundi conftmótione obfervare videamur , vera mala non effe , fed tantum apparentia , quae fcilicét, licet mala videantur, fi figillatim & extra nexum confideremus , nihilominus ff ad univerfum nexum referuntur, ad ipfius nexus perfectio • nem > & cum divinis perfeétionibus finibusque confenfum r & ipfa fuum cónferant. Qui duplex malorum , quae in hujus mundi partibus obfervamus, refpectus egregie exemplo machinae, quod paulo ante propofuimus , illuftratur.
Neque ullus poterit mortalium verum malum in mundi conftruclione & difpofrtione indicare. Imperfeétiones enim five mala in quaücumque machina obvia ex totaü illius contemplatione & accurata confideratione ad finem , cui» kifervitura fit, relata , dijudicari debere, neminem effe negaturum arbitramur , neque idcirco intelleétu efi dim% die, nullum in mundi hujus nexu verum adfignare poffe malum, nifi prius univerfum accurate perfpexerit rerum feriem finesque quos in illa creanda intendit fummum Namen ; quam autem perfpicere non eft ingenii , limitati finiti, verum intelligentiae immenfae , infinitae.
Quisque vero , ut hoe ultimo loco moneam , nifi me fallunt omnia, perfpicit, perfeétiffimae Dei naturae effe eonvenientiffimum, mundum creare, in quo, licet in ejus partibus figillatim conüderatis nonnulla reperiantur mala,
omnia



DISPUTATIO III. iji
omnia & illa etiam , quae mala videntur, fi in nexu , quem inter fe habent, confiderentur , optime fuis petfeétionibus, finibusque conveniunt.
Nunc j fcopo noftro hoe in capite praefixo fatisfecimus. Conati nempefuimus modum indicare, quo optime poffit concipi perfecliffimae Dei naturae non repugnare mundum creare, in quo ea, quae hoe in mundo reperiuntur , infunt mala, oftendendo illa mala , quae in mundo a Deo creato obfervantur poffe concipi apparentia, & ad totius nexus perfeótionem & ipfa conferre.
Fuimus j inquam, conati: id nempe nos revera praeftitiffe exiftimare temeritatis effet & arrogantiae; tenuium enim mearum virium curtaeque eruditionis fupelleétilis fum mihi probe confeius.
Haec igitur de prima noftrae Differtationis parte difta funto.
CAPUT SECUNDUM.
In quo mihi oftendere videor, rationem propofttae quaeftionis exponendae , quam in capite praecedente fum fecutus, effe unicam, quae cum fruclu adhiberi poteft.
§. I.
Ut fcopo noftro fatisfaciamus hoe in capite nobis efl oftendendum , unicam quaeflionis hujus exponendae rationem effe eam , quam nos fumus fecuti. Duplici enim modo haec quaeftio explicari poteft, aut
Y 2 ex



i?a DISPUTATIO Hl.
ex divinarum perfeétionum intuitu , aut ex plenaria & accurata hujus mundi cognitione ad divinos fines perfeftionesque relata.
Prior modus fequenti fere ratione procedit , quam hic ioci breviter repetere , licet eam capite praecedente pro* pofuerimus, nobis liceat.
Deus eft perfeaifTimus ac fumma proinde gaudet fibertate , quo ipfo fuis femper conformiter perfeftionibus& in fines agit fancliffimos. Multae autem aliae rerum feries , praeter aftualem , funt poffibiles-. Liberrimo igitur aftu fupremum Numen mundum aaualem iis omnibus praetuiit, cum hunc optime finibus fuis perfeclionibusque convenire perfpexerit.
Haec omnia mundi hujus contingentiae, aliorum mundorum podibilitatis fummaeque Dei libertatis funt corol. laria a nemine in dubium vocanda»
Totus itaque hujus mundi nexus optime divinis perfe&ionibus finibusque refpondet, eaque propter totius nexus refpeftu in eo mala dari nequeunt. Si enim illa y refpeftu ad univerfam rerum feriem habito , adefle ftatuamus, in perfeaiffimam Dei Libertatem fumus injurii. Scilicet eo in cafu ob omnium hoe in nexu contingentiam , mundus poffet concipi, in quo totius nexus refpeau illa mala non reperirentur. Tum autem aut intelleaus divinus mundum illum alium non tanquam optimum cognoviffet id eft , tanquam finibus Dei & perfeaionibus maxime accommodatum, aut voluntas divina illum,, licet ia intelleau divino ceu optimus fuiffet repraefentatus, non appetiiffet.
Utrum-



DISPUTATIO III. i73
Ucrumque autem eft abfurdum , ac perfeétiffima Dei natura penitus indignum.
Mala igitur hoe in mundo totius nexus refpeétu nulla elfe firmiffimis adfïrmare nobis videmur nixi fundamentis. Jam vero licet totius nexus refpeétu nulla mala in hujus mundi ftructura reperiri, nobis fit petfuüfifïïmum, animadvertimus nihilominus multa in mundi hujus partibus mala , quod fic cum noftro adferto concüiari pofte exiftimamus , ut, cum confideremus , nos ex malis in mundi partibus obivis , fiquidem non videamus , quomodo illa cum aliis mundi partibus fint connexa, non poffe concludere ad malorum totius nexus praefentiam , mala, quae in mundi partibus funt obvia totius mundi refpeétu non effe mala ftatuamus , fed illa multo potius ad totius nexus perfeétionem, accuratumque cum divinis perfeétionibus tinibusque confenfum & ipfa fuum conferant. Contradiétionem enim nullam involvit vel repugnantiam,. poffe reperiri in machinae cujusdam partibus imperfeétiones five mala , quae tarnen refpeétu totius machinae mala non folum non funt , fed & potius ipfam reddant perfeétiorem , fuisque magis accommodatum finibus , cum longe diverfa fit particulae machinae cujusdam confideratio ab ipfius machinae intuitu, neque id , quod machinae particulam perfeétiorem reddit imperfeétioremque, ipfam etiam machinam perfeétiorem aut imperfectiorem efficiat, imo contraria plane ratione haec locum habere poffunt , quemadmodum ex allato in antecedentibus exemplo eft clarum. Hoe paéto igitur fi ratiocinamur
Y 3 nul-



174 DISPUTATIO IW
nullam fere fupereffe , arbitramur, difficultatem , ficque optime poffe concipi putamus, cur Dei naturae non repugnet, mundum creare, in quoea, quae hac in rerum ferie obfervantur, infunt mala.
§• I Si
Alia plane ratione procedit pofterior mala , quae hic mundus continet cum perfeétiffima fummi Numinisjiatura conciliandi methodus, memorataque multum eft praeftantior. Plenariam fcilicét accuratamque fupponit mundi hujus flniumque divinorum cognitionem. Si nempe univerfam perfpicere poffemus hujus mundi feriem , turn cognitum haberemus , quomodo omnia entia & eventus e quibus illa eft compofita , cohaereant , & quanam ratione illi inter fe connexi: exinde autem videre valeremus, fi ad mundi hujus partes extra nexum conftittitas animum advertimus revera mala non effe , fi una cum toto rerum nexu confideren'tur, fed illa multo potius cum aliis in nexu conftituta efficere, ut mundus hic op. time divinis finibus , quos intendit fummum Numen in ereando mundo, refpondeat.
Eadem proinde hic ratio obtinet, quam in fimili machinae artificiofiffimae, quod in antecedentibus attulimus, obtinere indicavimus. Qiiemadmodüm fcilicét extremitates nonnullae & fracturae , in memoratae machinae elateriis , rotulis, dentibusve confpicuae, (quae, fi illas feparatim, nullo totius machinae firuéturae ad fines quibus
in-



DISPUTATIO III. 175
inferviat relatae refpectu habito , confideremus , mala nobis apparent, minusque fuo digna artifice) fiinul ac plenariam nobis acquiliverimus accuratamque machinae ftrudurae cognitionem finiumque , quibus fit deftinata , illorumque nexum & relationem perfpexerimus, nobis non diutius tanquam mala obfervantur , verum multo potius ad totius machinae perfectionern merito conferre cenfentur,. utpote quae non tam bene & accurate fuis fatisfaceret finibus, fi illae abeffent , quemadmadum , inquam,, liaec fefe habent, fic etiam de malis hujus mundr indicabimus, fi pofteriorem nobis concedatur fequi viam. Imperfeaiones enimvero, quas continet hicce mundus, ve- t ra nobis videbuntur mala , quamdiu fubieaa eorum a cetero abftrahamus rerum nexu, illaque pronuntiabimus mundi artifice & conditore indigna. Sin autem plenaria nobis tribuatur mundi hujus ftruaurae finiumque divinorum , quibus iile fit deflinatus , intelligentia , fique mamad divinos fines referamus mundi conflruaionera , perfpiciemtis procul.dubio , talem, qualis eft aaualis, mundum , id efl, in cujus partibus ea, quae in hujus mundi partibus infunt, reperiuntur mala , effe Dei finibus ej usque idcirco perfeaionibus accommodatiffimum , atque ex accurata totius nexus confideratione animadvertemus y mala , quae obtinent , in toto nexu confiderata abeffe non poffe, fi maximus dabitur hujus mundi cum finibus fummi Numinis confenfus. Sicque , cum , fi explorare velim fint ne in re quadam mala, non quandam rei illius partem, verum rem qua late patet omnem mihi fumere
de-



175 DISPUTATIO III.
debeo evolvendam fiquidem in plenaria totius hujus mundi nexus confideratione nulli vero malo detur locus, perfpiciemus abunde & concludemus , mala hujus mundi omnia , cum evitari^non poffint, fi Deus fines quos intendit , modo optimo confequetur , efle tantum apparentia.
§. HL
Pofterior autem, de qua egimus, methodus , nimium quantum homuncionum fuperat vires , cum vix ac ne vix quidem minutiffimam caufarum nexus perfpicere pof fint particulam , nedum verum feriem, qua late patet, omnem. Requirit ilia methodus fpiritum infinitum , ipfum nempe Deum Optimum Maximum. Habet is fcilicét univerfam rerum feriem diflinaiffime perfpeaam , malaque, quae in illa reperiuntur, fibi repraefentat, non autem tanquam veros defeaus , fed tanquam apparentes, qui revera ad totius mundi perfeaionem & ipfi contribuant, ita ut fi illi non adforent, non adeo mundus fuis finibus fatisfeciffet , quum quidem nunc habet locum cum fint aauales.
Nobis igitur mortalibus prior fola reftat methodus, fecundum quam nempe ex ipfa hujus mundi artirïcis natura demonfirare fuimus conati , illum vi fummae fuae Libertatis debere id eligere , quod finibus fuis perfeaionibu?que eft convenientiffimum , eumque proinde produxifle mundum , in quo totius nexus refpeau nulla vera detur imperfeaio, nullum verum malum.
Exia-



DISPUTATIO III; 177
Exinde autem quod huncce mundum elegerit Deus ac produxerit, nulli in eo vero malo effe locum , omnia igitur refpeétu partium non totius effe mala , ipfaque totius nexus perfeétionem augere conclufimus. Quod no* flrum adfertum cujusdam machinae exemplo illuftrare tentavimus. IJlud autem explicare & oftendere , quomodo mala illa cum cetero nexu conneétantur , ita ut ejus refpeétu mala non fint, nequaquam permittunt noftrae vires , nee ullius mortalium. Homines itaque e mundo id eft e totali illius conftruétione nullum hifce de rebus poffuntferre indicium , cum illi hujus mundi perfpicere nexum non valeant , neque dubium fit , quin de machinae qualifcunque perfectione imperfeétioneve non nifi ex plenaria illius ftruéturae ad fines fuos relatae cognitione indicare liceat , quod cum immenfum quantum noftras fuperet facultates priori methodo fimus contenti eft neceffe, cum S. Paulo profiteri coaéti & adgnofcere, profunditates divas effe cognitionis Dei & fapientiae , iïlasque humano ingenio nullo modo perfcrutabiles.
Oftendiffe igitur quodammodo mihi videor , unicam viam, quam cum fruótu poffumus ingredi ut hanc explicemus quaeltionem, effe eam , quam ftimus fecuti. Ne vero quis me hoe adferto mihi temeritatis & arrogantiae maculam inuffiffe exiftimet. eft obfervandum , licet haec unica fit methodus propofitam rite explicandi quaeltionem , nihilominus muitos poffe effe modos, & effe revers, quibus haec methodus proponi queat & evólvi. Alii enim prae aliis in demonftrandis folidius veritatibus, &
Z pro-



i*?8 DISPUT A T I O Ui
proponendis clarius haud exiguam habenü praerogativam 9 & licet. igitur me veram fuiffe ingreffum viam mihi videar , poffunt tarnen effe multi, erunt autem procul du-, bjo, qui melius hancce calcaverint..
GAPü T T E R T I ü 3VT;.
In quo quaeftio expopta mali originis confidera*; tione ulferius illuflratur*.
% L
I' icet in duobus capitibus praecedentibus propoficae quaeflioni quodammodo refpondiffe videri poiTimus3 difficultas tarnen manet de origine mali praefertim moralis haud contemnenda3. atque idcirco, quoad ejus fïêri poffit per.exigiguas mentis humanae & inprimis noftrae3 vires. hreviter .explicanda*.
& I ï.
Mala quotquot hac in rerum ferfe cernuntur ad tria t commode referri poffe exiftimamus genera. Aut in creaturis defe&us habent locum realitatum quarum capaces non > funt vi fuae effentiae, aut tales perfeéliones defunt illa.. rum. facultatum j virium 3 „ ordinisque qui inter illas cernitur, refpeélu, quascapere poffunt, aut denique in creaturar rum intelligentium Libertatis exercitio cum lege morali haud ■ cpnformi, quoad obje&a quae ippetuntur. aut rejiciuntur
irn* -



DISPUTATIO III. iy9
imperfectie- cemitur, ex confufa boni malive objeélis inexiftentis repraefentatione oriunda. Prima malorum memoratorum fpecies Malum Metaphyficum, fecunda Phyficum appellatur, ac tertia denique fub Mali Moralis peccative venit nomine. Mala Metaphyfica ejusmodi funt indolis, ut fubjeóta, in quibus habent locum, realitatum, quarum funt ea defeélus, minime fint capaces. Sic, ex gr. omnifcientia, omnipotentia realitates funt multo majores, quam ut a creaturis capi poffint. Ejusmodi igitur realitatum defeélus in creaturis confpicui mala metaphyfica au* diuntj cum illis recipiendis nequaquam fit accommodata •limitata ipfarum natura. Mala igitur proprie dicendi non effent hi realitatum defectus , cum imperfecTio rebus ïneffe dici nequeat , fi de eo agitur, quod necefïario ex rerum indole fequitur. Quam ridiculum itaque efl & abfurdum innumeros poffe effe Deos opinari, & creaturarn fimul poffe effe fummum Numen, tam falfum haud immerito adfirmes creaturas effe capaces illarum realitatum, quarum mala metaphyfica funt defeclus. Quoad haec igitur nietaphyfica , quae dicuntur, mala feu originariam creaturarum limitationem ab illarum effentiis nullo modo feparabilem , ne minimam remanere arbitror diffkultatem. "Nimirum cura perfeéliffimae Dei naturae non folum non efl contrarium , fed potius convenientiffimum creaturas producere ipfarum effentiis conformiter, & ita conflitutas, quemadmodum ab aeterno in intelleélu divino fuerunt repraefentatae id efl limitatas, minime omnibus gaudentes perfeélionibu*. neque ullis absque gradu, intelleélu
Z 2 haud



i8o DISPUTATIO Illi
haud eft difficile perfectifïimae divinae naturae non elTe, adverfum mundum creare. in quo dantur mala metaphyfica , cum nulla creatura absque ea poffit concipi.,, neque. ad eon trad iet oria fe extendat. divina potentia.
Neque fecundo loco, modo rem ipfam perpendamus: accurarius, adque mala metaphyfica five originariam. creaturarum limitatione.m, libertatenique noftram advertamus animum,.infuperabiles remanebunt, quoad mali.moralis originem & ad perfeétiffimam Dei naturam relationem difficultates. Cum enim ea fit Libertatis indoles, ut libsr agens fibi.bonum quoddam malumque in. objeéto repraefentans, illud appetat atit averfètur, ficque voluntas agera nequeat, nifi praecefferit bonf malive in objeét/o inexiftenr tis in intelleótu repraefentatio, liquere exiftimamus, fimul ac nofter intelleclus bonum apparens pro vero. habet ma,lumque verum pro apparente, ita ut inde repugnantia oria.. tur cum lege morali; tum enim vero in actionibus noflris cerni moralem imperfeétionem five peccatum. Jam vero cum eo ipfo quod creaturae fumus adeoque limitatae neque divinis gaudeamus perfeétionibus., perfeétus purusque intelleaus. nobis non competat, id inde eft confequens, ut verum bonum pro malo habere poffimus ac foleamus^ & vice verfa. Sic. igitur poffibilitas praefentiae. moralis mali peccative fita eft in ipfa creaturarum intelligentium effentia, originaria illarum limitatione, & Libertate: ipfii autem aétualitas in perverfo. Libertatis exercitio , quod locum habere poffe ex limitatione hominum eft evidens. §i,enim.vi noftrae naturae & effentiae Libertatem noftram
fem-



Bf I S P ü T A T r O II ï; sSi
femper exerceremus in vero appetendo bono & vero averfando malo, tam enimvero non creaturae eiTemus, fed Dei.
Jam vero frex nobis quaeratur, quare Deus non aliam* rerum feriem elegerit, in qua reóte femper fuam praevideret exercituras effe creaturas racionales libertatem, fic in genere refpondemus, quia hic mundus in quo mala moralia fapienti confilio cum reliquis mundi partibus funt connexa, melius accuratiusque divinis finibus-convenit, quam ejusmodi , übj mala moralia nulla- cernuntur. Si ulter-iüs quaeras quomodo circa illa mala: verfetur divina voluntas, fequënrem tibi damus refponfionem, Deum cum vide-bat mundum, qui optime ejus finibus effet accommcdatus, mala moralia continere, illa permififfe utpote quae cum reliquis mundi partibus in nexu eonflituta' maximum redderent hujus mundi divinarumque perfectionum & finium confenfum. AfHnquies non folum' permittit Deusmalum morale, verum etiam ad aéliones moraliter mala & ipfe concurrit, quippe quae absque divino concurfu nullae effent..
Ad diftinétionem autem- fi attendas licet antiquam, opti* mam tarnen & utiliiïimam, de concurfu divino fere nullus tibi remanebit fcrupulus. Soliicite fcilicét in quavis aétione efl diftinguendum. inter fubftantiale five materiale , & formale. Subftantiale- five, materiale funt ipfae agendi vir res, omne id quod realitatis & perfe&ionis habet aclio. Formale autem efl determinata virium illarum applica* tio. Subjlamiale quovis momento confervat fummum * Z.3 Nu-



rfe Dl S P U T A T I O III.
Numen, ficque ad aftiones moraliter morales concurrit, quatenus vires quae ad illas requiruntur confervat & efficit ut illae certo modo determinari queant. Formak vero determinata virium illarum appücatio & direétio a libera dependet creaturarum rationalium voluntate, ac proinde cum labes & vitiofitas, quae aótionibus moraliter malis inhaeretnon a viribus ipfis quibus illae praeitantur, fed a determinata pendeant virium applicatione, eft manifeftum, Dei concurfum ad actiones malas perfeétiffimae fuae naturae nullo modo repugnare.
Si tandêm ex nobis roges, quomodo illa mali moralis permiffio , cum Deus illud non permittere poffet, cum perfeétiflima Dei natura poffit conciliari, tibi refpondebimus, id quod jam antea plus femel in genere oCtendere fui« mus conati, fcilicét mala illa moralia proprie mala non effe., fi ad univerfam referantur rerum creatarum feriem, finisqueeuieft deftinatus ratione habita, fed multo potius necesfaria effe nexus optime divinis finibus convenientis requifita.
Haec itaque licet ad memoratas quaeftiones refpondere queamus, cum univerfum nexum divinosque fines omnesnulla ratione perfpicere queamus, nunquam ad plenariam accuratamque perveniemus harum rerum cognitionem. Si igitur generalibus noftris refponfionibus minus contentus ulteriorem a nobis exfpeétes explicationem, hanc nos tibi dare non poffe profitebimur, ae ad Q>iL§-®« Paulinum te ablegabimus.
Quod ultimo tandem loco ad mala phyfica attinet, illa aut confe&aria funt mali moralis, five poenae, aut illa in
hoe



DISPUTATIO III. 183
hoe mundo locum habere arbitror hypothetice neceffario, ut nempe totus nexus modo optirao confervetur & dirigatur. Prius haud diu nos morabitur. Deus enim efl juflus, & proinde , cum mali moralis ipfi homines fint auciores, fponteque ac libere peccent, dubitari nequit quin divinis perfeétionibus fit convenientiffimum, illos criminibus debitis adficerepoenis, ficque haec malorumphyficorum fpecies optime cum perfecWima Dei natura convenit, Adeft autem hoe in mundo , me judice, alia phyficorum malorum fpecies eum in finem ut ordo totius nexus & difpofitio confervetur recta &- maxime divinis finibus accommodata. Sic, ex. gr. qui tantam in inferiori Italiae parte ante aliquot menfes fecerunt ffoagem, terrae motus pro poenis divinis unice effe habendos non induci poffum « ut eredam. Unice forfitan propterea hi habuerunt locum, quia cum omnia hoe in mundo fint connexa, mundus hic plane aliam debuiffet habere conflructionem, fi illi non obtinuiffent, adeoque non tam accurate Dei finibus refpondiffet, quam quidem nunc refpondet. Hujus idcirco fpeciei phyfica mala per conditionem fine qua non uti mala moralia hoe in mundo adefle ftatuo,eum nempe in finem, ut vera refpeétu totius evitentur mala, debitusque confervetur rerum ordo & feries. Cum igitur & illa totius nexus refpeétu ad divinos fines relati mala non fint, ve. rum ad fummam illius perfeétionem fuum contribuant, patet cur perfedliffimae Dei naturae non fint contraria. Quo autem modo illa ad totum nexum relata ad illius,perfectionem conferant, & ad majorem cum divinis finibus
con-



iS4 DISPUTATIO IIL
confenfum, quoniam nexum perfpicere non valemus, penitus ignoramus. Illud autem adfirmandi firmiffimum habemus in divina Potentia, Libertate , Sapientia , ac Bonitate fundamentum. Aft mihi forte quis objiciefi priori phyficorum malorum fpeciei refpeétu, poenas aeternas quas fubituri funt peccatores,, vix cum infinita conciliari poffe Dei Bonitate. Si autem illas confeétaria effe exiftimamus continuorum peccatorum in aeternum usque locum habentiüm,, non erit amplius hac in re diffkultas.
Eft autem ninïis ampla haec materia, otiumque noftrum r.imis exiguum, quam ut plura de illa dilferamus , utpote non arétis continenda Differtationis limitibus, at prolixis potius libris pertraéianda. At vero licet perpauca hac de eximia materia in medium protulerimus, illud tarnen nos demonftraffe & oftendiffe exiftimamus, quod in Differtationis hujus initio indicavimus , vel ita tarnen ut nequaquam, me id folide omne & diftinéte praeflitiffe mihimet ipfi perfuadeam , fed multo potius exiguas in rebus divinis explicandis humanas vires., harum rerum a»'^fls & fpeciatim tenuiffimum meum confiderans ingenii modulum , & eruditionis apparatum in genere multum effe quod ignoramus homunciones , plurimum autem , quod ego ignoro, .& non perfpicio , intimis perfentifcam fenfibus.
Rite Deum jujlamque Dei defendere caufam, Gloria digna Deo eft 9 atque infimul ut ik nobis.
TANTUM.



THEODORI SPAAN,
PREDIKANT TE HOOG MADE,
VER HANDELING
TER BEANTWOORDING FAN HET VRAAGSTUK UIT DE
NATUURLYKE GODGELEERDHEID.
OP WELK EENE WYZE KAN BEST BETOOGD WORDEN, DAT HET SCHEPPEN FAN EENE WE E RE LD , WAAR IN HET KWAAD TOEGELAATEN ƒƒ, NIET STRYDIG ZY MET DE FOLMAAKTHEID DER GODLYKE NATUUR.
DOOR DE
HEEREN BEZORGERS VAN HET
STOLPIAANSCHE LEGAAT,
Voorgefteld in den Jaare 1784.
Modeflom amo Philofophiam.
S Y M 8.






177
THEODORI SPAAN,
PREDIKANT TE HOOGMADE,
VERHANDELING
TER BEANTWOORDING van het VRAAGSTUK vit de NATUURLYKE GODGELEERDHEID.
OP WELK EENE WTZE KAN BEST BETOOGD WORDEN, DAT HET SCHEPPEN FAN EENE . WEERELD, WAAR IN HET KWAAD TOEGEL AATEN IS, NIET STRTDIG ZT MET DE VOLMAAKTHEID DER GQDLTKÈ NATUUR:
% I.
ts$¥ OS lloo gnïgs-tvmvo tmew c jlulhjr.inY pin
Nadien het zeker is, dat ééne der voornaarafiè tegenwerpingen, waar mede de leer der Godlyke Voorzienigheid, en by wettigen gevolge ook de waarheid van Gods aanweezen zelve beftreeden wordt, ontleend is uit de befchouwing van het kwaad in de Wereld, kan 'er niets dienftiger zyn om de eer van het aanbiddelyk Opperweezen te bevorde-
Aa 2 *en,



i73 VERHANDELING
ren , niets krachtiger ter vastftelling van redelyke grondbe* ginzelen, dan aan het Ongeloof het allerverderfelykft wapen te ontwringen, waar van het zich immer bediend heeft, en waar door het in alle ryden wei % meeft zyne krachten beproefd heeft tegen de Voorftanders eener gezonde Wysbegeerte, in zo veele haatelyke onderneemingen, als het of meer bedektelyk, of meer openlyk gewaagd heeft,, om Gods Volmaakt heeden te ontluifteren, Deszelfs opperlejluur over deeze Weereld te berispen of te lochenen;, en dus alle gronden van Zedekunde en Godsdienft te ondermynen.
Tot het gemelde gewigtfge oogmerk is het Vraagftulc ingericht, 't welk de Heeren Bezorgers der Inftelling van wylen den Heere J, Stolp , hebben goedgevonden ter beantwoording voor te ftelien: „ Op -welk eene zvyze kan „ beft betoogd worden, dat het Scheppen van eene PV&e9, reld9 tv aar in het Kwaad toegelaat en is\ nietftrydig zy „ met. de volmaaktheid der Godlyke Natuur.
Een Vraagfluk, waar van de oplosfïng zo veef nut in zich moet bevatten , als deszelfs gewigt medebrengt,* maar een Vraagfluk , welks overweeging ook zo vee* grooter maate van Omzichtigheid vordert, als de floffe, daar in begreepen* van een meer ingewikkelden aard is;, en het menfchelyk verftand nimmer te bedachtzaam kan te werk gaan in het onderzoeken en beoordeelen van Gods wegen en werkingen , die in zulk een' oneindigeo afltand verheeven zyn boven de handelwyzen van eindige fehepzelen»
Deeze



VERHANDELING. 179
Deeze Verhandeling, waar in ik , naar vermogen, het Voordel zal trachten te beantwoorden , neeme ik de vryheid aan het oordeel van welgemelde Heeïen met eerbied te onderwerpen»
§. 1 L
Het bepaald beftek van eene Verhandeling , als deeze, Iaat ons niet toe uit te weiden ih eene vergelyking van de verfchillende zuyzen , welke oude en laatere Wysgeeren verkoozen hebben ten hetooge van het voorgeftelde in het Vraagfluk , en vervolgens uit die vergelyking te doen zien, welke de verkiezelykft'e zyn zou : alleen zal ik, zo kort mogelyk ,. aantoonen, welke my voorkomt,. de leste, de eenvouwigfle en teffens de krachtigjle betoog: wys in deezen te zyn: en daar toe zal ik.
A. vooraf aanmerken ,
1. Dat hier onder-field wordt, 't geen in voorige Verhandelingen reeds beweezen is , dat God een volmaakte Natuur bezit, en dat By deeze IVeereld gefchaapen heeft O}
2. Dat
(<fj Zie de Verhandelingen over de Vraagft'ukken: „ Welke-zyn de ei,, genfcbappen, die uit bet Beftaan van een Noodzaadlyk Weezen „ noodzaaklyk voertvloeijen". en „ Hoe kan men uit de eigengenfcbappen, die aan alle dingen, welke dit Gebeel- Al uitmaa„ ken, gemeen zyn, bctoogen, dat dezelve dingen niet noodzaak„ lyk beftaan ? maar deor een Noodzaaklyk Weezen gefcbaapen. „ zyn. *
Aa a



i8o VERHANDELING,
2. Dat bet Kwaad, waar van de opgegeven Vraag meldt, kan begreepen worden, of als een natuurlek kwaad, dat in de natuur der fchepzelen gevonden wordt , of als een zedelsk kwaad, in zo verre het befchouwd wordt met opzicht tot de zedelyke daaden der menfchen : hoewel het.laatfte iii het Voorftel wel voornaamelyfc fchynt bedoeld te worden.
§. III.
B. Dit vooraf aangemerkt zynde, kunnen wy
I. meer algemeen, en
II. daarna meer bizonder bewyzen, dat bet kwaad, 'hoe dok genaamd of begreepen , geenszins firydig Zy met de volmaaktheid van Gods Natuur.
§- IV.
t T- In hst algemeen is het zeker, dat,indien het Arsi^ fa J<? weereld flreed met de volmaaktheid der Godlyke Natuur, dan ééne deezer drie ftellingen zou moeten aanneemelyk zyn:
M *** ■ - • . ; . i. of
(£) Gelyk, onzes bedunkens, is af te neemen uit de bewoording der Vraage (zo als in 't Nederduitfch gefield is) - „ -mar in bet „ kwaad toegelaaten is ".



VERHANDELING. 181
r. of dat God esnige gemeenfchaphad met het kwaad;
2. of dat God de Oorzaak was van het kwaad.
3. of dat Zyne Volmaakte Natuur door bet kwaad zou kunnen verminderd worden.
Doch niets is klaarder, dan de ongerymdheid van deeze drie {tellingen. Immers
1. mag men uit het voorheen beweezene, dat Ter een Noodzaakelyk Weezen beftaat, en dat alle dingen, die dit Geheel-Al uitmaaken , niet noodzaaklyk zyn CO* dit gevolg afleiden, dat God van deeze Weereld geheel on> derfcheiden is en blyft; en derhalve dat het volftrekt onmogelyk is, dat Hy eenig allerminfte deel of gemeenfchap met het kwaad zoude hebben, 't welk men in deeze Wereld befpeurt.
2. Veel minder kan men met eenigen fchyn voorwenden , dat het Godlyk Opperweezen in één of ander opzicht zou kunnen gezegd worden de Oorzaak van het kwaad te zyn : want, behalven dat een Noodzaaklyk en alkrvolmaakft Weezen , niet anders dan volmaakt kan zyn in zyne werkingen, en gevolgelyk geene onvolkomenheden kan veroorzaaken, moet ons vooral de overweeging dier Godlyke eigenfchappen, van welke al het Gefchaapene de onlochenbaarfte getuigeniffen oplevert, ten krachtigfte weerhouden van immer bet kwaad in de weereld Gode toe te
fchry-
(r) Zie de ftraksgenoernde Verbandtlinger^



182 VERHANDELING.
fchryven; daar zulks in geenen deele is over een te brengen.
a. met Gods tvysbeid9m dit ganfcb. Heel • AI zicht • baar: eene volmaakte Wysbeid vereifcht de volmaakfte, orden ; maar het kwaad keert uic zyn natuur alle orden om.
b. met Gods goedheid, waar van insgelyks ah" zyne werken de duidelykfte kenmerken draagen. Deeze gedoogt niet, dat God Zyne fchepzelen zoude voortbrengen in een' Haat , waar door dezelve een onvermydelyk gebrek of fchade zouden moeten lyden ; inzonderheid , wanneer men hier by in aanmerking neemt de onbepaalde magt van een oneindig Opperweezen, 't welk zo veel goeds vermag te fchenken , als het zyn welbehaagen is.
c. Uit Gods heiligheid en rechtvaardigheid r waar van men geen duiftere fpooren in de regeering deezer weereld kan ontdekken, (gelyk dezelve ook van Gods volmaakte Natuur onaffcheidbaar zyn) uit deeze zedelyke volmaaktheeden is het kennelyk , dat God geen Auteur of' Oorzaak zyn kan van het zedelyk kwaad, of de onwettige bedryven Zyner redelyke Schepzelen. Uit hoofde doch van gemelde volmaaktheeden bemint Hy bet goede, als overeenkomflig met Zyne eigen Natuur, en baat het kwaad , als daar mede ftrydig. Uit hoofde van die zelfde volmaaktheeden kan het ook niet anders zyn, of God moet Zyn haat tegen het kwaad daadelyk doen blyken, zo door het zelve aan Zyne redelyke fchepzelen te verbieden, als door het te. ftraffen in de geenen, die het ver-
bOQ'



VERHANDELING. fgj
bsodene bedryven en dus den Goddelyken wil wederftreeven : nu is het onbetwiftbaar, dat, 't geen God :'baat\ verbiedt en flraft, Hy met geene mogelykheid kan werken of veroorzaaken.
3. Wat de derde der bovengenoemde {tellingen aan« gaat: deeze zou even ongerymd zyn, als de twee voorgaande, nadien dezelve onbeftaanbaar is met de Onverander lykbeid en 'Onafhankelykheid, welke de reeds aangehaalde Verhandelingen onwederfpreeklyk betoogd hebben tot het beftaan van een noodzaaklek Weezen noodzaaklyk te behooren: Het zou hygevolg een volfiaagen tegenftrydigheid zyn, dat Gods volmaakte natuur door bet kwaad zoude -kunnen verminderd worden. In tegendeel mogen we met het hoogfte recht beweeren, dat
a. een onveranderlyk Weezen van de volmaaktheid, die het zelve bezit, -geen verlies óf vermindering kan ondergaan; 'weshalve ook bet kwaad in de weereld, hoe geweldig het moge woeden en zich tegen God verheffen , geen de aller-gering/Ie 'vermindering aan zyne allervolmaakte Natuur ooit óf ooit zal kunnen toebrengen 3 of dezelve eenigermaate bezwalken en ontluifteren.
b. Daar by moet een onafhankelyk Weezen een onbepaald gebied over deeze Weereld hebben • zo dat bet kwaad, wel ver dat het Gods volmaaktheid zou kunnen verminderen door de ftoutmoedigfte poogingen van wederfpannigheid en wrevel, zich daarentegen in alle omftan» digheeden en voorvallen, geene uitgezonderd, naar zyn'
B b onaf-



i&4 V E 11 H A N D E L I N G.
onafhankelyken en vrymagtigen Wil moet buigen, en altoos aan denzelven zal onderworpen bly ven.
Uit dit alles is, zo we meenen, in 'c algemeen ten vollen blykbaar dat, zo zeer wy, volgens de ontwyfelbaarfte beginzelen der gezonde reden, overtuigd worden van. de. onmogelykheid,, dat God deel zou hebben aan het: kwaad, of daar van de Oorzaak zyn, of door het zelve in zyne Volmaaktheid zou kunnen verminderd of gekrenkt> worden, wy ook op dezelfde gronden van zekerheid mogen ftaande houden, dat het fcheppen van eene Weereld, waar in het Kwaad' toe gelaat'en is, niet ftrydig zy,met de Volmaaktheid der Godlyke Natuur*,
$.-. V.;
Dan gaan we nu over
II. tot meer bizondere bewezen, die niet minder krachtig kunnen zyn om dit ftuk nader te betoogen: waar in we zullen acht geeven op de onderfcheiden gedaante,waar onder zich het kwaad in deeze weereld voordoet: t* w. als natuur lyk en zedelyk.
i. In de befchouwing van het natuur lyk kwaad, zo als het genoemd wordt, en waar in men veeltyds waant een ftrydigheid tegen de Voorzienigheid van een volmaakt Opperweezen te kunnen aanwyzen, zal de vraag zyn: wat men door natuurlyk kwaad verfla ? nadien, zonder eene behoorlyke onderscheiding in deezen, de zwaarig-
hee-



VERHANDELING. 185
heeden, daar uit ontleend, niet duidelyk en voldoende kunnen worden opgehelderd of weggenomen; en het Ongeloof zich veelal zeer behendig ten zynen voordeele weet té bedienen van een verwarring van begrippen, 0111 aan geopperde zwaarigheeden eenigen glimp te geeven.
a. Bedoelt men met de benaaming van natuurlyk kwaad eene onvolmaaktheid, een weezenlyk gebrek in de werken der natuurt-, zo als ze door den Stichter van 't Heel-al zyn voortgebragt ; waar door het niet beantwoordt aan het oogmerk van den Schepper; of wel aan geene zodaanige oogmerken , als een volmaakt Weezen waardig zyn; dan ontkennen we volftrekt, dat 'er zodaanig een natuurlyk kwaad is of zyn kan.
't Is waar., men geeft voor, en meet met een wydluFtige grootfpraak uit, dat ettelyke dingen, het zy in de zveereld over 't algemeen, het zy met opzicht tot den menfch\\\\hizonder, ongeregeld, misvormd, onnut, ja fchadelyk zouden bevonden worden. Doch omtrent dezelve kan men aanmerken — dat hier onkunde, een bekrompen doorzicht of wel een waanwyze bedilzucht veele dingen voor kwaad keurt, die waar lyk goed zyn. Dit in bizonderheedenaan te toonenis onnoodig: rechtfchaapen Wysgeeren hebben in hunne natuurkundige fchriften aulks ten overvloede beveiligd. Hoe redelyk, en hoe gelukkig teffens, zou 's menfchen verfhnd over Gods werken oordeelen, wanneer het altoos met eene zedige wysheid te werk ging ; maar niets kan onredelyker bedacht worden, dan dit befluit te maaken „ Men ziet van deeze
B b 2 en



186* VERHANDELING,
„ en geene fchepzelen geene. orden;. derhalve ze zyn on»> » gefchikt, verward: men weet derzelver gebruik of nut'., „ niet; derhalve ze zyn ondienftig, nutteloos en zonder „ eenig oogmerk: ze brengen aan andere fchepzelen, in, „ het één of ander opzicht, of op;fommige tyden , eene ,, vermindcringtoe; of de menfch verbeelde zich door de„ zelve benadeeld te worden ; derhalve ze zyn f&badc„ lyk'\ Geeft het niet een al te kenbaare blyk van gebrek aan doorzicht in den wonderbaaren famenhang der. dingen, als men b. v. roofdieren en vergiftige planten voor, weezenlyk fchadelyke en verderfelyke fchepzelen houdt zonder te overweegen de onnagaanbaare reeks, van waare voordeelen, die-deeze fchepzelen veroorzaaken, overe^nkomfiig het bedoelde einde van den Schepper - welke voordeelen zouden ontbreeken, indien deeze fchepzelen gemist werden, en 'er dus een weezenlyk gebrek zou ontftaan, ten aanzien der volkomenheid van het Geheel. — Daarenboven heeft men een te eng en bepaald denkbeeldwegens de ukgebreidfte oogmerken van het Goddelyk verftandi en men velt even daar door een zeer dwaas en ganfeh verkeerd oordeel over ons Weereldgeftel, wanneer men onderftelt» dat de Menfch het eenig fchepzel. was, om wiens wil de geheele Natuur, of ten minften de Aarde, zou zyn voortgebragt.- f» en echter op deeze
on-
(rf.) Zie deeze onderftelling uitvoerig wederlegd in Reimar. Ferb over de voorn, waarb.,Van den Nat,. Godsd. hl 611. en volg... '



VER H A N D E L I N G. i87
onderftelling ruften air de ingebeelde overtolligheeden van ontelbaar veele kleins gediertens, en de dingen, die tot derzelver voedzel en- onderhoud moeten dienen: als ook de vermeende nadeden, ongemakken of gevaaren,. die de menfchdoor dezelve fchynt te lyden. — Hier by mag' men noch voegen, dat, hoewel, na een bedaard en oplettend onderzoek der fchranderfte Natuurkundigen , het gebruik en oogwit, veeier dingen tot heden tot is onbekend gebleeven, men nochtans daar uit geen het-minfte gevolg, mag afleiden tot de. Helling, van een natuurlyk- kwaad in' den zin, als weboven befchreeven hebben;.wyl het geenminder•-dwaaiende redeneerwys, dan de ftraks- afgekeur- • de, zou zyn: „. Wy,weeten het voor tegenzuoordig-niet „ derhalve zal het altoos voor ons. geheim blyveu." Hoi veele ontdekkingen zyn 'er in laatere tyden gedaan,, die men in vroegere dagen niet had ? .(e)„en mag men niet
met?
( e ) Hier mag men in 't voorbygaan opmerken het voorbaarig onverfiand, dat 'er doorfiraalt in de bekende berispingen der Natuure die de Epicunfche Dichter Lttcretius opzingt. L. f. de rerum Natura v. 196. feqq. all' welke berispingen door laatere Wysgeeren uit genoegzaaine proeven en ontdekkingen, in haare tafibaaifte ongerymdheid zyn ten toon gefield. - Hoe heeft ook onder andere de waarneeming der Natuurkenners in onze Eeuwe, dat beplanten, behalve tot andere dienfien voor de lesvende fchepzelen ook verordend zyn tot zuivering der Lücbt+ als- zeer heilzaame hulpmiddelen om onzen Dampkring in eenen onfcbadelyken fiand te bedaren ten behoeve van Menfchen en Dieren, de bedenking voor altoos afgefneeden, die men voortyds maakte: „ Waar toe ftrekB b 3 ken



io£ V E R H A N D E L I N G.
met grond verwachten, dat hoe meer de Natuurkunde (welke edele wetenfchap in deeze en de voorige Eeuw reeds aanzienelyke voortgangen .gemaakt heeft) door waarheid- en Godsdienftminnende Onderzoekers wordt beoefend en bevorderd, hoe meer lichts dezelve over dit •ftuk zal verfpreiden? Is het dan niet billyker en veiliger valt te (tellen, dewyl 'er zich zo onnoemelyk veele voorwerpen dagelyks voor onze oogen opdoen, wier nut wy begrypen en door ondervinding kennen, en die ons daarom overreeden van het beftaan eenes alwyzen Werkraeefters, die niets te vergeeffcb werkt,dat gevolgelyk alle andere dingen, welker nuttigheeden tot noch het fcherpftziende oog ontilipt zyn., ook ongetwyfeld door de hand van dienzelfden Werkmeefter niet vruchteloos zullen gefchaapen, maar tot gewigtige oogmerken verordend zyn? Door aan zo eene bondige en rechtmaatige denkwyze vaft te houden zal men niet ligtelyk het oor leenen aan onbe-
dach-
„ Teen deeze en die gewaffen op den aardbodem? kon men 'er „ niet veele misfen, die men niet gewaar wordt tot voedzel oï an„ der nuttig gebruik voor ons of eenig gedierte gefchikt te zyn".; daar de gemelde waarneeming nu geleerd heeft, dat 'er zo eene verbaazende verfebeidenheid vm.planten noodig is , om (gelyk het •een geleerd Natuurkundige te recht uitdrukt) een tegengift te „ zyn voor de nadeelige eigenfehappen der Lucht, die door milioe„ nen ukgewaaflemde dampen van allerlei aard, uit alles in dezelve 5, opgegaan, onbekwaam moefl worden tot de adcmhaalmg, en „ zelve dagelyks tot verrotting hellen, ware'er dus niet in voorzien." (Martinet Kat. der Nat, 3 D. bl. 319.)



VERHANDELING. 1S9
dichte redenkavelingen van het Ongeloof, waar in men een veelvuldig natuurlyk kwaad of gebrek in het geitel deezer Weereld voorwendt; doch die op lolle begrippen fteunen en uit loutere - onweetendheid fpruiten , waar mede niet zelden gepaard gaat dat een boosheid entrotfchheid van hart; zo gaat meeflal deeze voorwendzels van een zogenoemd natuurlyk. kwaad maar al te zichtbaar eene geneigdheid doen kennen om zyn eigen zedelyk kwaad te bewimpelen met inzicht om door twyfelingen te voeden omtrent Gods Voorzienigheid, des te losbandiger te denken en te leeven. .
Uix vergelyking dan van'dé ongegrondheid der uitvlugten van het ongeloof mee de voldingende kracht der bewysredenen , die we §. 4. van Gods wysheid en goedheid hebben afgeleid, om te doen zien, hoe voljlrekt onmogelyk het zy , dat God de oorzaak van eenige onvolmaaktheid zoude zyn; uit deeze vergelyking (zegge ik) mogen we met alle recht ontkennen,, dat 'er eenig natuurlyk kwaad zou zyn 5 ,'t welk uit de ingefchaapen natuur der dingen, zo als dezelve door den Opperheer van alles gevormd en geregeld zyn, zou moeten voortvloeyen ; of met andere woorden : we mogen het voor een allerzekerfte waarheid houden, dat'er het minfte weezenlyk gebrek in de Schepping en Voorzienigheid kan gefteld worden, .



*90 -V E R H AND E L I N G.
§. V I.
b. Doch verftaat -men onder den naam van natuur' ijk kwaad zodaanig iets, 't welk het geluk der leevende., en inzonderheid het genoegen der redelyke bewooners deezer aarde vermindertof beneemt ( waar toe behooren all* de onheilen en rampen , aan welke vooral de menfch bevonden word onderhevig te zyn ) dan zal het niet moejelyk zyn aan te toonen, dat het natuurlyk kwaad, in dien zin genomen., niet anders , dan van net. zedelyk kwaad zyn' ooriprong ontleent , en noodwendig volgt uit het naauw verband , 't welk 'er moet plaats hebben tuffchen het natuurkyke en zedelyke in de waereld, en uit de evenredige orden van het Goddelyk beftuur cwer dezelve in beide die betrekkingen (ƒ). Hier omtrent zal het noodig zyn in acht te neemen : — Dat de Opperrichter der menfchen door Zyne albeheerfchende Voorzienigheid het natuurlyk kwaad op veelerleie wyze doet ilrekken tot ■ftraffe van het zedelyke kwaad of de zonde. — (gelyk f ons in 't vervolg nader zal kunnen blyken) — ook leert de ondervinding ten overtuigendften, dat de menfch zeer dikwils de fchuldige oorzaak is zyner eigene ongevallen en de vermeerdering der zelve aan zich zeiven te wyten heeft: b. v. gebrek en armoede aan zyne eigen traagheid of verkwifting : ziekten aan onmaatigheid of een verkeerd
ge-
(f ) Zie Inftitutt, Metaph, Cl v. cl. PFyiipcrfe; Cesmot. C. 7. §. 1137, feq.



VERHANDELING. 101
gebruik der dingen, die hem tot onderhoud en verkwikking zyns leevens vergund zyn enz. — Daar by zal het aan geen gegronde tegenfpraak kunnen onderworpen zyn, dat, uit oorzaak van het zedelyk kwaad,- de gefteldheid van dit Weereld-deel, 't welk wy bewoonen , in veele opzichten veranderd is van den oorfpronkelyken /laat, waar in dezelve uit de handen van den Schepper is voortgekomen , fchoon men geenszins kan bepaalen , in boe verre Qg) : Ook is het redenlicht niet toereikend ter navorfching , boe en langs welken weg het zedelyk kwaad eerjl zy in de weereld gekomen en deeze verandering veroorzaakt hebbe: niettemin zal het overeenkomftig met de reden zyn te gelooven, dat de faamenloop veeier dingen, met derzei ver omftandigheeden en gevolgen in deeze weereld geheel anders zoude zyn , wanneer het menfchdom nimmer door de ondeugd of een zedelyk verderf ware overheerfcht geworden , en, 't geen nu gewis tot 's menfchen ongeluk moet medewerken, het zelve alsdan in geenen deele zou hebben kunnen te wege brengen.
§• VII.
2. Het voornaame dan, 't welk ons te betoogen ftaat, betreft het zedelyk kwaad; 't welk, indien beweezen kan
wor-
(g) VerS- de aanmerkingen van den zeer Gel. Heer Lulofs in zyne Aant over Buddetis de Atb. & Stiperft, p. 403. num. 30a.
Cc



10a VERHANDELIN G.
Worden niet flrydig te zyn met Gods volmaakte natuur,. zal te gelyk vaftffcaan, dat ook het natuurlyk kwaad, in het laatfbgemelde opzicht ( § 6. ~J befchouwd , geene/ ftiy>digheid met dezelve' in zich behelze.
a. Daar het, uit aanmerking van Gods heiligheid onrechtvaardigheid (§. 4.) onmogelyk is, dat God op één of andere v/yze zou kunnen gezegd worden de Auteur of Oorzaak van het zedelyk kwaad te zyn , zal van zelfs moeten volgen, dat de menfch zelf voor de Oorzaak daar van moet erkend worden.
De menfch, als een fchepzel, is eindig: derhalve vatbaar voor onvolmaaktheid: de menfch, als eene redelyke fchepzel, is van zynen Maaker begaafd met eene redelyke vryheid van willen en werken.- welke vryheid aan eene redelyke natuure onaffcheidbaar eigen is; van welke vry* beid ook elk menfch zich zeiven zo ontwyfelbaar overtuigd vindt, als hy een volzekere bewuftheid heeft van zyn beftaan (£). — De aard nu eener vryheid, om het
goe-
{b) Dewyl een bevvys uit eigen bewuftheid, gewaarwording of ondervinding, het zekerfte van alle bewyzen is , mogen we daar in berusten tot vcrdeediging van het Goddelyk albefluur omtrent des men1'chen zedefyke misdryven, zonder dat het noodig zyn zal ons in te laaien in eene oploffmg der zwa?ri^heeden , die 'er zich opdoen in de befchouwing van de wyze , hoe God in de Schepping en Voorzienigheid verkeert omtrent de vrye werkingen zyner redelyke Schepzelen; nadien all' deeze zwaarigheeden het voorgeftelde allerzeker]! en voldoend bewys nimmer kunnen krachteloos maaken, en dezelve enkel voorkomen uit een gebrek van doorzicht, uit een onvermogen vati tc kunnen begrypen (1) de werkingen van een oneindig
we-



VERHANDELING. 193
goede of kivaade te verkiezen, onderftelt eene mogelykheid, dat de wil zo wel tot het laatfte, als tot het eerfte overhelle: dat bygevolg de vryheid misbruikt en een verkeerde keus gedaan worde. — De verkiezing van het kwaade, de afwyking van* het goede kan God (vanWien de menfch, als fchepzel, in alle zyne daaden afhangt).behoudens zyne volmaakte natuur toelaaten, ( O, om dat dezelve is en blyft de daad van den menfch zelf, van welke hy de fchuld.niet aan zynen Schepper, maar aan zich zeiven, moet toefchryven, all' welker gevolgen hy zich zeiven veroorzaakt heeft; voor welke hy daarom verantwoordelyk is.
VIII.
weezen op zich zelve, die voor ons eindig verfland altoos onnafpeurlyk moeten blyven. ( 2 ) In 't bizonder de werkingen van een omfbankelyk Schepper omtrent geheel aflmnMyke fchepzelen; welke wy met ons beperkt begrip nooit zo diep zullen kunnen doorgronden , dat we volkomen in üaat zullen zyn om het naamv verband, en de juifte grenspaalen &tx faamenvoeging van Gods Voorzienigheid en de redelyke werkzaamheeden onzer ziele zo te verklaaren en in 't licht te (lellen , dat alle duilterheeden in dit ftuk t'eenemaal zouden verdwynen. _ T ; > Het voornaamfte denkbeeld , *t welk men zich van deeze toelaating kan vormen, is vervat in de Filofoofifche befchryving daar van dpor Bulffinger gegeven in tta& de origine fif permiffior.e mali moralis §. 261. (conf. CL Lidofs in primn lin. Tb. nat. $.76. ) „Eftjiega„ tio vel fufpenfio alicujus efficiëntie, qua oppofüa faüttm ab agenis „ non eikeretur. "
C c 1



i04 VERHAND ELIN G.
§. VII I.
b. Deeze toelaating mag des te minder geacht worden Gode onbetamelyk te zyn, als het blykbaarder is, dat God, ter weering van het zedelyk kwaad, de krachtigfte wegen heeft ingeflaagen, die met 'smenfchen redelyke vryheid befhanbaar waren. Gelyk het in geenen deele met de natuur eens redelyken weezens overeenkwam deszelfs afwykingen elk oogenblik te fluiten of terugtehouden door eene onmiddelyke of buitengewoone tuffchenkomft Zyner almagt, zo heeft de Opperheer der Weereld echter aan de andere zyde, door eene zo wyze, als vermogende-voorzorge, alles beraamd en in 't werk gefield , 't welk ftrekken kon om den menfch het kwaad of de ondeugd te doen vlieden en hem allerwegen de deugd te doen betrachten. Hier aan behoeven we geen oogenblik te twyfelen, wanneer we flechts een aandachtig oog vefligen
( O en op de gefleldheid van den menfch. Q 2 ) en op de natuur en hoedaanigbeid van het kwaad* (i) De gefleldheid der menfchelyke ziele bevinden wy zodaanig, dat dezelve de kennelykfte bewyzen geeft van het Goddelyk oogmerk, om hem alzins ter verkiezing en betrachting der waarc deugd te vormen.
(a) God heeft aan des menfchen redelyk verfland een vatbaarheid verleend om zynen Schepper te kennen — om de betrekking, die hy op Hem heeft, te verftaan; ten einde hy in de navolging der zedelyke volmaakt-
hce~



VERHANDELING. 195
heeden, en in de gunft en vriendfchap van een niet min volzalig, als heerlyk Weezen, zyn weezenlyk geluk en hoogfte vergenoeging zoude ftellen.
(b) De menfch heeft teffens een vermogen verkreegen om zich zeiven te leeren kennen , en zyne daar uit voortvloeijende verplichtingen.
Q c ) Hier door wordt hy van zelfs opgeleid om ook de verplichtingen na te fpooren, die hy omtrent zyne medemenfcben en omtrent andere fchepzelen heeft.
( d ) De menfch ziet daar by zich boven het redenloos gedierte noch bevoorrecht met eene begaafdheid van geeft om de fchoonheid en orden der dingen op te merken en zich daar in te verlufligen. Moet derhalve de deugd hem niet als heminnelyk voorkomen, waar in deeze voortreffelykheeden op de fchitterendfte wyze zich voor het oog van een redelyken befchouwer vertoonen ? ( k ) Moet niet de ondeugd voor hem allerhaateljkfi en affchuweljk/l zyn, waar in juift het tegengeftelde plaats grypt?
(e) Des menfchen ziele is ook ingefchaapen een geweeten , die hem over het goede en kwaade zyner bedryven doet oordeelen; waar uit dan aandoeningen van ge> ruftheid en vergenoeging, of van angft en vrees geboren
wor-
(£) Overbekend is Plato's uitfpraak, by Cic. gemeld de offic. L. i.C. f. init. Zeer eigenaartig worden de bevalligfte trekken der waare Deugd in een kort tafereel gefchetfi: Cl. Pejlel. Fund. Jurispr. nat. §. 20z. p. 170.
Cc 3



io5 VERHANDELING.
worden: van welk geweeten de kracht zeer groot, en algemeen is; zich. uitftrekkende zelfs tot de geheimfte daaden. Niets kan gevolgelyk fterker aanprikkeling tot deugdsoefening, fterker afkeer van het kwaad verwekken. Hier toe behoort ook de inwendige fchaamte en het berouw over bedreevene niisdaaden , die zich niet zelden tegen wil en dank in den menfch openbaaren.
(f) Niet te vergeeffch is daarenboven het menfchelyk verftand bedeeld met eene bekwaamheid om niet fïechts het tegenwoordige te befchouwen; maar ook toekomftige voorvallen vooruit te zien: deeze ftek hem in ftaat om de uitkom/l en gevolgen zyner daaden zich ten leevendigften voor te ftellen , en eene verwachting te hebben van Gods weldaadigbeid en zegen in de najaaging van hst goede; maar in tegendeel van Zyn' toorn en ongenoegen in het pleegen van het kwaad.
(g) Eindelyk welke diepe indrukzels zyn'er in de menfchelyke ziele gelegd van onjlerfelykheid, welk een ruftelooze begeerte gevoelt hy in zich naar een duurzaam geluk ? — waar toe zyn hem deeze indrukzels , waar toe is hem zulk eene begeerte zo onuitwifchbaar ingeprent? Ongetwyfeld tot geen ander oogwit, dan om hem ten krachtigften aan te fpooren ter verkiezing van den weg der deugd, die hem tot het bezit van een waar en onvergankelyk geluk alszins kan geleiden, en hem af te keeren van het verderfelyk zonden pad, 't welk hem daar van noodwendig zou berooven.
Uit dit alles is openbaar, hoe zeer de gejleldbeid van
den



VERHANDELING. ip7
den menfch, als een redelyk Schepzel van God befchouwd zynde , gericht is ten voordeek van het zedelyk goed.
(2 ) Overweegen we nu ook eens de natuur en hoedaanigheid van het zedelyk k waad, of wel den toe* fiand , waar in het zelve natuurlyker wyze , door verordening van den Schepper, in de weereld verkeert ; dan zal niets duidelyker zyn } dan dat het kwaad alle aanmoediging mift, waar door het een beminnenswaardige gedaante zou kunnen aanneemen } of zich immer in een voordeelig licht aan den menfch vertoonen.
( a ) Ter beteugeling doch en afweering van het frzvaad zyn door den hoogden Richter aan het menfchdom niet alleen de heilzaamfte wetten gegeven , van welke ieders gewiffen getuigenis draagt ; maar ook zyn
(b) Met het bedryf der zonden reeds in de natuur zelve de rampzaligfte gevolgen verbonden. We mogen ©ns hier op de dagelykfche ondervinding beroepen, welke ons leert, dat b. v. de ny'd, gierigheid, trotfcbbeid, wreedheid enz. den menfch zelf, die van deeze boosheeden beheerfcht wordt, op eene verfchrikkelyke wyze inwendig knaagen, kwellen en ontruften ; en dus reeds haare eigen jlraffen met zich voeren. Konden 'er wel ooit verbaazender en gevviffer voetltappen zyn der regeering van een volmaakt Opperweezen , aan ons de treffendfte bewyzen geevende van Zyn' beftendigen afkeer van het kwaad in den boosdoener juirt door het opvolgen zyner eigen booze driften zyn verdiende llraffen , ten grooten deele , te doen ontvangen.
Cc) Be*



i98 VERHANDELING.
(c) Behalve dèeze inwendige ftraffen ziet men ook dikwils uitwendig de geduchtlte oordeelen op het hoofd van den zondaar nedervallen , waar door een heilig God Zyn rechtvaardige gramfchap en misnoegen over de fchending Zyner wetten betoont : gelyk de Gefchiedeniffen van alle eeuwen ontelbaare voorbeelden uitleveren van zulke Goddelyke gerichten, het zy over geheele volken en maatfchappyen, het zy over bizondere perfoonen. Om nu niet te gewaagen van de ftraffen , in een ftaat na dit keven te verwachten voor den geenen, die in zyne boosheid volhardt, welke zo volzeker zyn te gemoet te zien, als het zeker is, dat God een volmaakte natuur bezit.
Deeze korte fchets (welke meer uitgebreid te hebben, (/) ons de paaien deezer Verhandeling had doen overtreeden) kan, zo'we vertrouwen, met genoegzaame klaarheid doen blyken, welk een voorrecht de -.deugd heeft boven de ondeugd ter bereiking van Gods onveranderlyk oogmerk, zo zeer overeenftemmende met de volmaaktheid Zyner natuur: om naamelyk, onder toelaating van het zedelyk kwaad,hetzelve zo veel afbreuk te doen, als mogelyk, en met 's menfchen redelyke vryheid beflaan-
baar
•^^^^^^^^^^^^«^^^^^^^^^^^
( / ) Ook konden we in de opheldering van een Vraagfluk betreffende de Nat. Godgeleerdb. ons enkel bepaalen by 't geen het redenlicht ontdekken kan, zonder 'er by te voegen de drangredenen ter geheiligde deugdsbetrachting, die ons eene boogere Openbaaring aan de hand geeft.



VERHANDELING. 199
baar was; door ons de dringendfte beweegredenen en in ons zeiven, en in de natuur van het kwaad zelf te doen vinden om de zonde te vermyden en ons daar van de krachtdaadigfte affchrik in te boezemen. Geen de allergeringfte reden blyft'er diensvolgens voor den menfch over tot eenige fchynbaare berisping van Gods handelwyze in deezen; als of het toelaaten van het kwaad in de weereld met Gods volmaakte natuur firyden zoude.
I X.
c. Ja we mogen noch verder gaan , en ftellen 5 dat , in plaats dat deeze toelaating Gods Natuur zoude onteeren , dezelve in tegendeel, door Zyn aanbiddelyk oppergebied over deeze weereld, in meer dan één opzicht aanleiding geeft, dat het kwaad zelf moet uitloopen tot verbreiding en opluiftering van verfcheidene Goddelyke volmaaktheeden. Dit zullen we noch met weinigen aantoonen.
(1) Welk eene uitgeflrekte Magt ftraalt'er door in het kwaad te beperken en zo in bedwang te houden, dat het niet verder ga , dan overeenkomt met de bedoelde eindens, waar toe het Gode behaagt het zelve toe te haten ; dat het nimmer zo veel veld winne onder het verbafterd Menfchdom , dat het de deugd ganfch en al onderdrukke , of voor altoos uitroeje; en dus over het goede in 't einde zou kunnen zegepraalen en daar aan een onherftelbaaren ondergang toebrengen ? Hoe gewei-
Dd dig



loo V E R H A N D E L I N G 5
dig 's menfchen boosheid moge woelen en het hoofd opfteeken , de onafhankelyke Godheid Q. 4,) , houdt den ^ teugel in handen , en doet meenigmaal zien , hoe dezelve de onftuimigfte woede der wederfpannigen vermag te • fereeken, en den vreeffelykften euvelmoed te vernietigen..
( 2 ) Hoe wordt Gods Goedheid voor aller oog ten toon < gefpreid door zelfs de fnoodfte en onwaardigfte der menfchen in veele Zyner weldaaden te doen deelen —^door de ftoutmoedigfte en haiftarrigfte zondaars langmoedig te verdraagen, en hun tyd te geeven tot eene verbetering des leevens en een aftland van hunne ondankbaarheid en > veelvuldige ongerechtigheid.,
(3) Maar hoe vertoont zich ook de Rechtvaardig*beid van den Opperheer der weereld veelmaalen met zichtbaaren luifter in het.ftraffen van het kwaad, wanneer men zyne Goedheid verfmaadt en misbruikt ; zoo door de geenen , die zich aan de ondeugden verfiaaven , ziehzelven te doen kwellen en py.nigen, en door middel van« hunne eigene overtreedingen derzelver ftraffen te doen, vinden, (als we boven (§. 8.) gezien hebben) als door hen te verftrikken en te verwarren in hunne eigen raadllagen en de buitenfpoorigheeden hunner ongeregelde driften p*v en hen ook,niet zelden tot bewerkers van elkanders verderf te doen verftrekken. In welk alles veel tyds ; befpeurd wordt $ dat s wanneer de kwaaden zich verbeelv den door hunne verregaande gruwelen den hoogden trap van geluk en fterkte beklommen te zyn , zy den laagften en deerlykften val doen, waar. van zy nimmer eenig her*
Mi



VERHANDELING. 201
ïlel kunnen hoopen; zo dat even daar door hunne flraf des te zwaarder en voorbeeldelyker worde.
(4) Eindelyk blinkt de Goddelyke Wpheid op de voortreffelykfte wyze uit in het kwaad zo te beftuuren, dat, fchoon het op zich zelf gelaaten , niet dan zuanorden , niet dan de allerfchadelykfle gevolgen zou voortbrengen , het echter door een ondoorgrondelyk beleid van den Schepper de uitneemendjle einden moet bereiken, (trekkende langs de wonderbaarfte wegen tot uitgebreide voordeelen voor het menfchlyk geflacht (/): en,daar het uit zyn eigen aard gekant is tegen het goede , moet het dikwils-, in weêrwil van zich zelf , een middel zyn tot meerdere bevordering daar van.
Het kwaad, door deszelfs heillooze uitwerkzels affchuwelyk geworden, en zich, alszodaanig, aan'smenfchen gewiffen openbaarende , doet de beminnelykbeid der waare deugd zo veel te klaarder uitfchitteren — de onderneemingen der kwaadwilligen doen de daaden der deugdzaamen uitfleskender worden: door verongelykingen, verdrukkingen en vervolgingen wordt de lydzaam<beid beproefd, de kloekmoedigheid en Jlandvaftigheid verkrygt daar door een verhevenheid, die de kwaaden zelfs fomtyds genoodzaakt worden met eerbied te erkennen
«^^^^^^^«^«^«^^^^^^^^^^
.(«) Zie dit met verfcheiden voorbeelden beveiligd Fund. Jurhpr^ nat. Cl. Peftel. §.181. p. 14S.
D d 2



2o* VERHANDELING.
nen (tri) en zy, die het meefi: Gods wil en wetten weder>ftreeven , worden, zonder dat zy'er van bewuftzyn, buiten hun eigen verwachting en tegen hunne misdaadige inzichten aan, by de uitkomft bevonden de merkwaardigfte en beilzaamfte omwentelingen op dit weerelddeel te hebben uitgewerkt. Dit zoude men met veelvuldige gebeurteniffen Vim vroegere en laatere tyden kunnen ophelderen en bekrachtigen ; doch deezen zyn ten overvloede bekend: en het ontbreekt een' opmerkzaam befchouwer van Gods voorzienige hand omtrent de menfchlyke voorvallen aan geene gelegenheid om van de waarheid onzer gezegden gereedelyk overtuigd te worden.
Wie zou nu van vooren zodaanige uitwerkzelen gevolgen van het zedelyk kwaad- verwachten, als men van achteren gewaar wordt? dan het is- alleen de hoogde wysbeid, die zulks vermag, en aan welke,het toekomt het kwaad zelf dienftbaar te maaken aan de heerlykfte oog? merken en te doen medewerken ter bevordering van hes goede in de weereld.
( » ) 5) Si hominem viderit interritum-periculis*, intaStum cupiditatibm
„ inter adverfa felicem, in mediis tempeflatibus placidum " ■ ?
• mn M'1 veneratio- ejus,? Sen. Ep: 41. Adde, quae de wrtutc etiam obfervat Cl. Peftel. 1, c. §. 101, p. 171.



VERHANDELING. 103
d. Dan hier doet zich eene gewigtige bedenking op , die we noch behooren weg te neemen, eer we deeze onze Verhandeling kunnen eindigen : eene bedenking ontgaande uit de befpiegeling van de ongelyke lotgevallen der rnenfchen op deeze weereld, die niet fchynen onderfcheiden te zyn naar het verfchil van hunne daaden; maar enkel naar een' toevalligen uitflag hunner handelingen en de bizondere omftandigheeden, waar in zy zich gefield zien. Men zou naamelyk tegen onze voorgeflelde aanmerkingen , inzonderheid tegen de even voorgaande Q §. 9.} kunnen inbrengen: „ Is het niet ftrydig tegen Gods vol,, maakte natuur, dat de goeden en kwaaden niet flechts veeltyds eenerlei lotgevallen hebben; maar dat het helaasl al te dikwerf gebeurt dat de goeden een rampfpoe„. dig, de kwaaden een voorfpoedig leevenlyden? Hoe „ kan Gods Almagt zulks toelaat en daar dezelve ten „ vollen in ftaat is alle rampen van de goeden af te wen„ den, en die den kwaaden te doen ontmoeten ? Hoe kan „ dit overeenkomen met Gods goedheid, die hier de kwaar, den boven de goeden fchynt te begunftigen? met Gods „ rechtvaardigheid, die eene evenredige vergelding vor^ „ dert? met zyne Wysheid, die nimmer kan nalaaten een „ gelykmaatige orden te bewaaren in de bedeelingen der „ Voorzienigheid, gericht naar. de gefteltenis der men„ fchen en hunner daaden " ? Deeze tegenwerping (die oppervlakkig niet. weinig D d 3 fchyn



104 ^ E II HANDEL I N G.
fchyn heeft) is van verfcheidene met verfcheiden gegronde redenen wederlegd geworden (o). We .kunnen"er het volgende kortelyk op antwoorden:
CO Dat deeze ongelykheid van lotgevallen op ver na zo algemeen., of zo dikwils niet vernomen wordt, als veele berispers der Voorzienigheid wel eens voorgeeven^ wanneer men behoorlyk onderfcheid maakt tuüchen het geen zveezenlyk goed en kwaad is, en het geen enkel den naam of fchyn daar van heeft ; als mede tulfchen menfchen ., die niet, dan een uitwendige deugdzaamheid vertoonen en zulken., die met volle recht voor betraehters der waaice deugd mogen gehouden worden.
(2) Ook kan men geenszins met waarheid zeggen,, dat het kwaad in de weereld meelt al ftraffeloos gepleegd •wordt , daar Czo als we te vooren (§. 3.) hebben opgemerkt) de ondeugd .grootendeels door zich zelve geftraft -wordt: waar tegen de deugd eene aanmerkelyke belooning met zich voert door het waar geluk en inwendig genoegen ten gevolge te hebben, en dus haare beminnaars zodanige voorrechten te doen bezitten , die het gemis van eenig uiterlyk geluk voor hun rykelyk vergoeden kunnen. — daar de boozen niet zelden met zwaare uitwendige onhei< len bezogt worden (verg. de zo even gem. §. ^8.)
C3) Naar
^^^^^^^^^^^^^^^■^^■^^^^^^
( 0 ) Zie de voornaamfte onder oude en laatere Scliryverea aangehaald in nott.-Cel. Lulofs ad Budd. de Ath. £f Sup. p. 405. n. 308.



VERHANDELING. 105
(.3) Naar den tegenwoordigen toedand van het menfch» dom is het niet te verwachten j dat *er eene evenredige vergelding worde uitgedeeld.. 't Is waar de Godlyke Alniagt , op zich zelve befchouwd , zou dit kunnen te wege. brengen doch , wyl het zeker is 5 dat we ons nimmer de ééne eigenfchap van een eenvouwig volmaak! Weezen in't afgetrokkene zonder de anderen mogen voordellen , moeten we befluiten , dat Gods Almagt altoos overeendemmig met Zyne Wjsbeid werkt; en deeze laatftgemelde zou niet toelaaten , dat de natuurlyke loop der dingen telkens wierde opgefchort of wederhouden : gelyk buiten twyfel zou .moeten gefchieden , wanneer b. v. in algemeene volksrampen alleen de kwaaden daar door getroffen werden , en de goeden daar van verfchoond blee-
ven. Ook brengen de naauwe verbint eniften, waar in
de menfchen door hunnen Schepper, zeer wyjfelyk geplaatffc en onderling faamgevoegd zyn, niet mede, dat het kwaad altyd zonder uitdel en als op de daad zelve fïraf ontvangt. Immers door een Hoofd van een Burgerlyke of Huiffelyke maatfchappy naar verdiende te ftraffen , zouden teffeus allen , die op hem betrekking hebben , (de beften onder hen niet uitgezonderd } ongelukkig worden , en daar door eene verwarring ontdaan , die weder rechtdreeks tegen het beduur eens alwyzen Opperheers zoude inloopen , en te gelyk deszelfs Goedheid en Rechtvaardigheid ten uiterden benadeelen.-
(4) Dit alles doet ons redelyker wyze denken , dat de ftaat deezer weereld voor als noch geen volledig
ont-



io5 VERHANDEL'JN G.
ontwerp uitlevert van all' de oogmerken door het Opper-' weezen omtrent het menfchelyk geflacht bedoeld , maar dat de volmaakte Werkmeefter Zyn ontwerp eenmaal zal voltooyen in een anderen itaat , waar in eene vergelding naar een ieders werken zal plaats grypen. Als dan zullen alle ichynftrydigheeden geheel verdwynen alle duifterheeden volkomen worden opgeklaard , die ons verfland hier in het nafpooren der Goddelyke wegen veelszins belemmerd hebben; en „ men mag niet zonder grond ge* „ koven " (op dat ik my bediene van de aanmerking vaneen zo Godsdienftig , als vernuftig Wysgeer (p)) „ dat een gedeelte van de Vreugd, welke de Gelukzaligen
in het ander keven genieten zulhn , beftaan zal in eene „ befchouwing van de uitgeftrektheid der Godlyke wysheid
in de beftiering der weereld , en van de verwonderens„ waardige fihikking der Voorzienigheid van de Schepping ^ af tot bet einde der Eeuwen." Wanneer allen , die God in dit leeven bemind., gevreesd en gediend zullen hebben , deelgenooten zullen worden van een heilflaat, die hen geen einde zal doen vinden in Gods volmaakte natuur, gekend door all' Zyne Werken , naar waarde te bewonderen en te verheerlyken.
(/) Addifon Redeneer, over G. Voerz. bl. a20.
W. L.



w. L. B R O w N, S. T. D.
6? F. D. M. IN ECCLESIA A NG L IC AU A APUD TRAjFECTINOS,
DISPUTATIO,
DE FABRICA MUNDI, IN QUO MALA INSUNT, NATURAE DEI PRRFECTISSIMAE HAUD REPUGNANTE;
Ad Viros Clarxssimos
LEGATI STOLPIANÏ
CüRATORES;
LIBER UNUS.
CUI SYMBOL U M,
'to ttÓitoi, c'uv Jjj' vu 6tQg BpTci am'ounaui' 'E£ rjfta» ya% (peur* xcLk ippivsq' ei Si xaj etvröi Z^jerjy «T«t(r6<tA»5(9-*v vtt\^ jaeger «Ayé i^ao-iu
Oj>. A. 32,






V. L. B R O W N, S. T. D.
fif V. D. M. IN ECCLESIA ANGL1CANA APUD TRAJECT INOS,
DISPUTATIO,
DE FABRICA MUNDI, IN QÜO MALA IN SUNT, NATURAE DEI PERFECTISSlMAE HAUD REPUGNANTE;
tfiüioJEvnsb tmhaavyvp mmoUnh . ohiagpo sbcor yrij
L I B E R U K V 9,
a& V;is-qnisr MÉÜï t aaïiTlqe^l s'iw't firbrjfig t eaxatfait
C A P U T P R I M ü• M.
Exordium Quaeftionis brtvem Hïjtoriam, ejusque tra&andae modum continern»
Ouando quidem , Viri Spe&atiffimi I omnes fibi b homines hunc habent propofitum finem, ut p beate vivant , vel quadam , faltera , bonf perceptione fruantur, fingulae, profe&o, ar« tes atque difciplinae eo pluris aeftimandae funt, quo ma-
Ee ft &



sic DISPUTATIO IV.
gis ad vitam conducant beatam. M'erito , igitur, pnmum fibi Locum vindicat Theologia , quae de Numine agit füpremo , omnis boni fonte ; fortis humanae artetro ; viam exinde monftratora , qud eum nobis propitiüm , nosmetipfos feliciffimos reddamus. Caeterae enim artes & doótriuae,. utiHffimae quamvis & humanisfimae , ea tarnen natura funt , ut hujus longe emineac praeftantia. Nam * fi fpeótemus materiei dignitatem; illae agunt de rebus aut hominibus, haec, de rerum & hominum conditore; fi numerum eorum ad quos res pertineat, alterae , doélis tantum & ingenio praeditis, alte« ra, generi omni convenit humano; (ö>fi, finem deni«que propofitum , illae fingularia quaedam commoda & utilitates petunc , haec , fummum ipfum bonum , & in praefens, & in aeternum. Quanto,, igitur, ipfius fapientiae font» cognitio, rivulorum quorundam derivatorum perceptionem; quanto, veray firma, nunquam interitura; felicitas , gaudia falfa faepiffime , incerta femper, & caduca ; quanto , animus immortalis , corpus fluxum &. fiagile; quanto, denique, aeternitas ipfa, breve temporis fpatium ; tanto , fane caeteras omnes difeiplinas anteeellit Theologia , vel praecipue divinae. Revelationis radiis illuftrata.
Wö - no !;*Ttiïi yt
{a) Aeque pauperibus prodeft, locupletibus aeque, Aeque negle&uai puexis, fenibusque nocebit. Hor>



D ISPUTATIO IV. zit
Ut quisque, igitur, optimus, & humani generis amantiffimus fuerit , (inter quos profecto eminuir hujus inftituti beatilïïmus audor) ita maxime optaverit , ut magis magisque excultafir haec graviffima difciplina, non minus fane ejus nativa dignitate permotus, & pretio , quam depravationibus nimium omni tempore diffufis. Nihil verius proverbio illo ufitato : Corruptioncm optimi efs pejfimam ; nee in Religione infelicius. Nam, fr generis humani hiftorias perluflremus , videmus faepiffime praviffunam fuperftitionem honores & auétoritatera , aeque ac fpeciem ufurpafTe Religionis, nee minus mores hominum reddidiflfe diflblutos , quam vinétam Rationem tenuifle : nihil quippe tam abfurdura, tamve immane fuerit , quin. aliquando Religionis fuftinuerit perfonam. Quantae difcordiae, odia , diffidia ! quanta fcelera atque caedes ! quantae omnis generis calamitates ex hoe fonte fluxerunt ! ut plane mens in dubio haereat, utrum magis^ fufpicienda venuftas incorruptae Religionis & dignitas y an falfa depravatae fpecies magis deteftanda fit;
Omnes hae, equidem, depravationes ab eadem origine profluxerunt , ignorantia , fcilicét,. feu male concepta fummi Numinis opinione. Qualem enim fibi finxerunt Homines Deum , talem coluerunt & imitati funt. Qua decaufa* , nulla,, fine controverfii., res majoris momenti effe poteft, quam incorruptas , alteque mente infixas, divinarum perfe&ionum notioaes tenuiffe; imprimis, nunquam non venerandae bonitatis. Ea, enim, vel maxime Deum, omni reverentia , amore, cultu , laude dignum
E e 3, con»



aia DISPUTATIO IV.
conftituit. Ex e£ pendet omne id, quod vere Religie dicatur, quodque pietate, juftitfê, beneficentia, tempérantia conftat. Ex ea trahitur praeeipue quicquid five foïatii, five fiduciae, five fpei miferis obtigit mortalibus, Ea, denique caeteras divini Numinis Qualitates illuftriores facit, ac quafi diviniores. Mentes enim noflras iEternitas, immenfitasque öbftupefaciunt atque confundunt, Sufpicitur & formidatur Omnipotentia. Juftitia , reéti tenax & rigida, venerationem innocentiffimis, pecCantibus, terrorem injicit. Pura & intemerata San&itas, de-; cora femper & amabilis, at, clariore fplendefcit luce^, quam ut & peccati confeiis fine perturbatione confpiciatur. Illum, vero, intolerabilem fplendorera Benignitas quodammodo temperat; ad auguflifïïmam omnia moderantis majeftatem propius accedere jubet, fpeque erigit corda, quae timor proflrata tenuiffet. Immenfa benignitas & aeterna; benignitas fumme potens, fumme fapiens, benignitas omnia gubernans & pertimefcendam juflitiae mitigans feveritatem j ea., inquam, Dei ipfius defcriptionern abfolvit.
Veruntamen, ea fuit Hominum infelicitas, dicam, an depravatio, ut ,ex divinis perfeétionibus, nulla fit, quae gravioribus fuerit contradiétionibus petita. Quamvis, enim,in Dei operibus fplendeat haud dubid luce, non «men omnino nubibus carere videtur. Divini, enim, regiminis obtreéhtores quaefiverunt, & quaerunt;" Si Deus Optimus Maximus Mundum condidit, & moderatur, unde, in rerum Natura, tot vitiofa funt, & noxia? Unde mala
11a



DI SPUTATIO IV. 213
illa innumera, quae hominum vitam, h. primo ad extremum usque halitum, infefta aggrediuntur? Unde doloris tantum & aegritudinis, & morborum Sc acerbitatum? Unde tantum famis & peftilentiae, tot tantaque införtunia atque clades ? Unde proficifcitur horrenda illa fcelerum multitudo , quae mala naturalia , conditioni humanae adhaerentia , tantopere exafperant , pacem focietatum rumpunt, cum privatos, tum refpublicas tantis calamitatibus afficiunt?. Si res humanas affidua providentia dirigat, nonne compluribus occurreret malis quibus nunc mortales vexantur; nonne contra nefanda illa fcelera, quae naturae humanae dedecori aeque funt ac exitio, provideret; vel, fi mala eriminaque in praefenti rerum conflitutione haud effent praecavenda omnino, nonne efficeret, ut illa his, ranquam caufis propriis orirentur, ita ut profperitates resque fecundae bonis tantum obvenirent, & malis, adverfae ? "
Hae, aliaeque, id genus, divinarum perfeótionum potiffimum bonitatis obtre&ationes , pofterioribus quanquam temporibus , majore folertia , perverfoque ingenii acumine, adornatae , non funt, nihilo fecius, recentiore omnino notaV Omnibus quamvis mediocrirer in litem verfatis, notae funt Epicureorum , Dei moderationem detrettantium , querelae , elegantibus vel potiffimum Luctetii verfibus expreffae (£)* Quae quidem malorum -A^ "w ^* ifjW in-:
{b) Lib. V. v. 195-



2H DI SPUTATIO IV.
incommodorumque exempla ab iis allata, aliaque firnilia; praefertim quae mali moralis foote manarunt , non folum , improbis, providentiam , omnemque Religionem rejiciendi occafionem praebuerunt , fed püs etiam ac bonis tantas moverunt difficultates ut eorum animi anxia quadam dubitatione interdum fluftuarent, nefcii, fcilicét, quomodo mundi tenorem divinis conciliarent perfeétionibus. Quam ancipitem follicitamque animi conditionem, fingulari vi ac elegantie, pingit locus ille Claudiaiii pervulgatus.
Saeps mihi dubiam traxit fententia mentem Curarent fuperi Terras, an nullas ineffet ReQor, & incerto fluerent mortalia ca/u. Nam, cum difpofiti quaefiffem foedera mundi, Fraefcriptosque mart fines, annique meatus, Et luciS) no&isque vices, tune omnia rehar
Confilio firmata Dei
Sed, cum res hominum tanta caligine volvi Adfpicerem9 laetosque diu florere nocentes9 Vexarique pios, rurfus labefacla cadehat Relligio, caufaeque viam non fponte fequehar Alterius, vacuo quae currere femina motu Affirmat, magnumque novas per inane figuras Fortuna, non arte regi, quae numina fenfu Ambiguo, vel nulla putat, vel nefcia veri (O.
Ean-
(O Claud. m Ruffin. Lib. I. Initio.



DISPUTATIO IV. ais
Eandeta affeétuum adumbrationem videre licet Pfalmo LXXI1I. quo cum miram quidam fimilitudinem habent hi Claudiani verfus. Et, revera, difficukates fupra memoratae , omnibus feculis , & apud omnes gentes, hominum ingenia torferunt, nee rudium , tantum, fed fura» morum etiam philofophorum. Unde fit, ut nulla forfitan fit Quaeftïo , quae ita fuerit agitata, ac quam fapien* ter a vobis , Viri Clariffimil propofitam, nos diffidenter hodie traétandam fufcepimus. Nam, five ipfos philofophiae fontes accedas, five ejus curfum, ad noftra usque tempora , perfequaris, eadem femper fefe offert originis mali indagatio. (
Cujus ut rationem redderent AegyptH , de Typhone, quem principium mali nuncuparunt, fabulam finxerunt, libro de Ifide & Ofiride narratam, & fufe expofitam, a Plutarcho. Nee eft vero abfimilis fententia ejus afrtrmantis, totum illud de Gigantum bello commentum, ad eandem originem referendum effe (d). Chaldaei, planetarum aliis ac Daemonum , bona, aliis, mala in mundo vigentia tribuerunt (e~). Perfarum quoque Magi, eo« rnmque princeps Zoroafter , pro fuae doétrinae fundamento pofuerunt , duo effe naturae principia, Oromasdem, & Arimanium, alterum boni, alterum mali aufto-
rem
«^^^^■<^^^^^<^<^^^'^>'^^'^=<^>^<^<^^.^
Sd) De Ifid. & Ofirid. p. 360. Edit. Xyland. (O Stanley de philofoph, Chald. Cap. XVI. —
Ff



aiö DISPUTATIO -IV.
rem (ƒ). Graeci, infuper, trafti ab Orientalibus philofophiit , eacum traxerunt perdifTkilem hanc quaeftionem , & implicatifljmam. In ea difceptanda", Pythagoras, qui mukum apud Magos didicerat, ab eorum fententia non omnino viius eft abhorrere; (g) dum unitatemy mentem effectricem , caufam formantem Deum nuncuparet, & bonum; infinitam vero binarii naturam, Genium & malum ; unde materia perpeflionibus fubjecla, & fub oculorum aciem cadens mundus. Quinetiam, verifimile eft, e.ldem de origine mali quaeftione, dogma ejus proprium , animarum fcilicét translationem, manalTe; cum animabus diverfa corpora tribueret, prout vel, ad pravitatem, vel ad virtutem , eflent propenfiores.
Ab ejus difcipulis, feéb'sque ejus fchola oriundis, Heraclitic& , nempe , Eleatica, Pyrrhoniorum , Epicureorum , varie eandera invenimus materiam traélatam. Quarum duae poftremae (ut jam de Epicureis vidimus) è malis in mundo exiftentibus, occafionem , providentiam abnegandi, arripiebant.
Nee minus a Schotë Jonica* philofophos exercuit haec gravilfima quaeftio. Anaximander, Anaximenes, Anaxagoras, & Socrates omnia mundi mala atque vitia attribuebant cuidam confufioni ac perturbationi materiei inna-
tis
(ƒ) Plutarch. dc Ifid. & Ofirid. ~ De pl^it. phiiof. C. VII. — Jamblich. Lam. ——



DISPUTATIO IV. ii7
lis (<&). Cui haud prorfus diiTimilis eft fententia Plato» nis in Timaeo ponentis duo rerum initia , mentem, nimi« rum , ac necejjitatem , fed ita ut mens neceffitati imperet CO ' id eft , in omni creata Natura* & finita1 , necejjario ineffe defeótum quendam, quo oriebatur Malum tum morale, tum naturale, hoe, e compagibus corporeis, 'tllud , ex intelligentia firiita. Ariftoteles, quoque, initia corporum five elementa ad fortuam, & privationem & materiem reducens, ac quandam ftatuens in rebus naturalibus neceffitatem-, in iis malorum caufam reperilfe vi" detur (£)• Omnium, vero-, copiofiffime Stoïci hunc totum traótabant locum , dum providentiam ftrenue defenderent.
Ea , de origine mali, controverfia, alteram, de Fato ac Libertate , genuit; quae haud minus omnes antiquos exagitavit philofophos. Quorum tres fuerunt fenteatiae,* una eorum (/) qui cenfebant omnia ka fato fierit ut id fatum vim neceffitatis afferret, in qua fententia De» mocritus , Heraclitus , Empedocles, Ariftoteles fuit: altera eorum quibus videbantur fine ullo fato efle animo* rum motus voluntarii: quae fuit Platonis, OO Pytha-
goreo-
(£) Cicer. Acad. Plutarch. de Ifi. & Ofirid. & de Placït.plülofoph. —
( / ) '07< ftfftiy^é»!» rSiïe rS «Vftü, yi'»£o-«?, f'| *Wk*s , «*< '* *vt*
b.,»,^, Tjy it 黫yxus «w»»7®'-& in Theaeteto. (k) Pbyfic.
Lib, I. C. 7( / ) Cicero de Fato 17.
( m ) Plato de Repub. Lib. 2. A. Geil. Noft. Att. VI: i.
Ff 2



si8 DISPUTATIO IV.
goreorum , Epicureorum: tertia, Stoicorum , principiV que Chryfippi, qui tanquam arbiter honorarilis, medium ferire voluit, & fatum , & humanorum adluum fibertatem defendens.
Nihilo fecius, e philofophorum Graecorum fcriptis, ac Ciceronis, qui praeeipua illorum placita tradit, & explicat, clarilïime patet, quantis, de his argumentis , laborarunt illi difficultatibus fruftra femetipfos expedire conantes.
Quinetiam apud Gentes a philofophia & Iitteris remotilfimas , eadem locum obtinet inquifitio. Quantum apud Mahumetiftas agitetur omnibus notum; non eê. prorlus carent Indi, barbaraeque Americae gentes.
Nee quidem divinae lleveiationis lux, aut Judaeis aut Chriftianis hasnebulas penitusdifpulit. Apud illos (V),. Saducaei ita humanam libertatem tuebantur, ut Dei imperium fere tollerem: Effaei omaia fato fubjiciebant: me» diam quandam viam perfequebantur Pharifaei.
Sub prima Ecclefiae Chriftianae tempora, Magorum, de duobus inter fe pugnantibus rerum principiis, fententiam Gnoftici afcifcebant, quam poftea Cerdo & Mardon, Manes & Pauliciani renovarunt & propagarunt.
Contra hunc errorem Origenes affirmabat, omnes hosaines ad bonum, malumve, juxta ferri , diverfasque ih-
do-
(«O Jofepbu Antiq. Jud. Lib.XVIÜ, I,.*. —* & Bell. Jud.. Lib..IL^.



DISPUTATIO IV. ïï&
doles ac propenfiones, non nifi ex voluntatis libertate nafci; qua ut effent ufi Deum eos vel praemiis, vel poenis, affeóturum. Pelagius , Origenis difcipulus , vel magiftrum fuperavft, quippe qui, humanum genus e ptimi Genitoris lapfu, aliquid detrimenti cepiffe, fummaque libertate praediturn , uHis gratiae divinae auxiliis egere, negabat. Huic opinioni aliquid temperamenti a Caffiano, Chryfoftomi difcipulo, allatum, reliéta, fcilicét, voluntatislibertate, dum gratiae divinae operationem, omniaque ex divinS praefcientia conftituta, faétaque ftatueret. Cujus contra Seótatores, Semipelagianios nominatos, fcripfit Auguftinus, ejusque dogmata per longum caliginis intervallum, quod Romani imperii excidium excepit, a toto Occidente recepta funt, demum , vero, a Scoto Erigena oppugnata. Res, autem, interquiefcebat, donec Thomas AquinasAuguflini doétrinae, hoe quoque adderet, Deura omnium rerum primam effe caufam & fecundariam, easque phyfico quodam impulfn efficere f ita autem , ut Deum peccati vituperatione liberaret, diftinótione inventa* inter merum aftum, quem fua natura malum effe nolebat, ac voluntatis divinae violationem-.
Dum Ecclefia reformaretur, Auguftini féntentia a Pon* tificiis dereliéia videbatur; demum, vero, a Jefuitis afcita eft, qui poftea in partes Semipelagianorum ivere , tarnen ut tuerentur gratiam praevertentem, cum voluntatis arbitrio eonjunétam. Tum, fcientiam mediam reperit Molina ad componendas , de hac Opinione, acerrimas exortas



220 DISPUTATIO IV.
ïites. Habitae funt Romae , a Clemente VIII, Anno MDXCVIU, celebres illae de Auxiliis Congrcgationes.
Quadraginta fere, poll, annis, Janfenius doébrinam Auguftini revocavit; moxque de ea re acerrirna exorta eft contentio, quae diu «Sc in Flandria, & in Gallia, fiieyiebat, nee adhuc componitur.
Nee minus putiora faera profeffi, inter fe, de Origine mali, difcreparunt. Ut alia fileam, diffenfio ifta quae inter Arminium & Gomarum incepta, brevi eo odii atque diffidii proceffit, ut totam Ecclefiam reformatarn, non folum in hifce regionibus, fed in caeteris Europae partibus, diftraxerit, dilaceraveritque ,&trifti nimium documento eft,
quantopere haec controverfia animos hominum exercuerit.
Pofterioribus, autem, temporibus, e Theologorum , in Philofophorum palaeftram rediilfe videtur. Dum, enim, providentiam, humanamque libertatem fubtiliter oppugnando, fibi famam, Hobbefius, Spinofa, Bailius, ac poftremo, Voltairius, Humius , aliique quaefiverunt; easdem non minus feliciter, quam ftrenue, defendendo, gloriam fibi compararunt immortalem Lockius, Clarckius, Leibnituis, King, Bilfingerus, ac, paucis, ante, annis, Butlerus , Beattie, frequensque virorum praeftantium coetus, qui otium ingeniumque in Religionem, tum naturalem, tum revelatam, illuftrandam, contulerunt.
Ex illa hujus controverfiae qualicunque tabdia conftat, quantopere quaeftio de qu& hodie agitur, cum rade»,



DISPUTATIO IV. 221
des, tum eruditos, omni tempore, cruciaverit, quamque caliginofie nebulae interdum exortae fint, ad fplenddrem veritatis obfcurandum. At, ficui nubes, obducla* folis facie, fugatae tandem corrufcantibus radiis, ac variis piftae coloribus, non nifi rutilum lucis nitorem augent , caeloque funt ornamento: haud aliter erroris nubeculae, lumine parumper veritatis obfcurato, depulfae demum, ejusdem vim atque pulchritudinem demonftrant, conder corantque.
Nobis equidem e tribus praecipue caufis manafle , omnes de Origine mali difficultates videntur ac' cavillationes. Quarum prima efl:, quod homines haud contenti ed cognitionis menfura, quae ingenii humani viribus fit conceffa, ultra terminum vagati funt, dum rerum univerfiirum effentias, caufas, nexus , anteceffiones, confecutiones, cunéla , denique, Dei ipfius confilia , ab intio ad rerum confummationem , animo compleéti vellent, Unde faótum , ut perfeétiori rerum comprehenfioni inhiantes, denfiores fibi tenebras obduxerint. Sapientes fb 1 profeffi fiultos praeflittrunt ( o ).
Deinde, de quo quaerebatur, id non femper diftinéfce conflitutum, nee cum iisdem vocibus eaedem notiones fuere connexae, alid aliis recepta\ Hinc, frequenter accidit, ut non de eadem, fed de diverfis rebus, difputatum fit; multumque erroris & difcriminis provenerit,
di-
( e ) Ad Rom. I. vs. n. ——



222 DISPUTATIO IV.
difcrepantibus Perfefitiom's, Boni, Mali* Libertatis, NeteflitatiS) notionibus.
Quinetiam, plurimi hanc Quieftionem, non ex amore veri, fed ut quandam dogmatum feriem, tuerentur, excuffere. Qu& de caufa omnes ii contenderunt nervos, ut rem repraefentarent, non fui genuina , fed ipforum afcitd fpecie, non ficut illa reapfe effet, fed ut ipfi cuperent effe. Partes igitur Oratorum, Poëtarumve agentes , potius quam Philofophorum, quae fupremam accurationem, perfpicuitatem, fimplicitatem poftulabat, quaeflio, de e;l, fplendida verborum pompa, vique imaginandi vivida, differuerunt.
Quae quidem vitia atque errores ut vitemus, ita noflra inftituetur difputatio, ut certa potius quam fubtilia, vera quam nova, explorata quam dubia, utilia ac popularia, quam recondita & erudita , quaeramus; quippequibus, de graviffimo maximique momenti argumento, fcribentibus, opera vel maxime danda eft, ut differendi evidentia ac perfpicuitas, materiae ponderi , conveniat & gravitati. Decet enim veritatem indagantem, eo fimplici dicendi genere uti, quod unicum veritati confentaneum eft, cujus inornata venuftas fortius animum percellit, quam fpeciofrffima quaevis artis oratoriae ornamenta. Si quid igitur pretii noftrae futurum fit Orationi (quod fentimus quam fore exiguum) id, ex eo vel potiffimum conftabit, quod ab aliis five fufius, five obfcurius difta, clariore forfitan luce, ac fub uno quafi oculorum conjeftu pofuerit. Quod ut efficiamus, in quatuor partes totam, quae adhuc fupereft, dividimus Orationem. Una,



DISPUTATIO IV. aas
Una, accuratas, perfeftioms, & malorum dennitiones: exhibebit, & illuftrabit; exinde, demonftratura, quod harum permiffio non folum nihil habeat quod illi repugnet, fed ad eandem exhibendam quodammodo requiratur: vel'f ut aliis utamur verbis, quod ut certa malorum menfura permittatur, ab ipfa natura Dei perfecWima, profiuat.
Altera oftendet mala illa 5 quibus hominum vita fit obnoxia, non modo ab optima rerum conftitutione feparari nequire, fed ea natura effe, atque ita a providentia regi, ut majus inde bonum atque commodum in humanum. etiam genus redundet.
Tertia monftrabit malorum permulta, quae divinis exprobrantur perfeétionibus, immoderate exaggerari, nec„ magna ex parte., nifi in vanis hominum mentibus, exiItere.
Quarta, denique, in unum quafi punftum, quae difputatafuerint, eolliget, atque aequam exinde eruet conciii* fionem.
Faveatis, Viri Speétatiffimi, Eruditiffimi! caufam divinae adminiftrationis aéturis, ac quicquid virium nobis de-, fit, id veftra benignitate compenfetis.
Gg CA-



tU DISPUTATIO IV.
CAPUT SECUNDUM.
De Ptrfe&ionis & Malorum defmitionibus —- & permisfionis borum, cum illa, confenfu.
Quid per vocem perfeélionem fignificetur, non bene ginter omnes convenit, alteris, altera (ut fit fae"piffime in multis ad philofophiam pertinentibus) notione recepta. Cum, exempli gratia, de Architecturae, Geometriae, Medicinae, Artis Oratoriae, Muficae, Poeticae, Virtutis, perfeétione, fiat fermo, manifeftum efl uno eodemque nomine, res maxime diverfas fignificari. Inde fit, ut huic voci ambiguitas aliqua adfit neceffario, exprimenti ideam quandam generaleen?, & abflraétam. Qua de caufa, ac quia, in vero invefligando praecipuumefl,ut clarae diftinótaeque nótiones ad voces applicentur, multi hanc, de qua nunc agitur, a philofophiae provincia relegatam vellent, perinde ac fi nullum effet exemplar, five archetypum, ad quod exigatur. At fine ratione: Nam, dè rebus fupra memoratis, latiore tantum, popularique locutione, ac cum comparatione quadam, ufurpatur Perfeciio. Aliquid enim perfeólum dicimus, quod omnia , ad fuam naturam, neceffaria habeat, vel, ad majorem praeflantiae gradura, fuerit provectum, quam communiter in res ejusmodi cadat. Abfolute, autem, nihil perfetlum dici poteft, cui vel minimus fit defectus vel privatio, aut terminis ulüs circumfcribatur, nihil nifi quod fit infinitum, nihil nifi Dei ipfius Natura. Nomen,



DISPUTATIO IV. aof
men, itaque, perfectie-nis, hominum facultatibus , virtutibusve, imponentes, iftam refpicimus femper perfeétianem abfolutam, cujus eae non funt nifi imagines quae* dam, ac quafi adumbrationes. Eft, idcirco, in rerurn Natura, gradatio quaedam perfeélionum, ex inanimis ad animantia, ex his ad ratione praedita, profecba, donec ad perfeélionem Dei abfolutam , finibus defecïüque carentem , excellentilfima quaeque, atque polfibilia omnia, complexam , perventum fit. Ea, autem , hifce tribus continetur, potentia , fapientia , beneficentia, infinitis; quia quicquid praeclari fit atque praeftantis, id, vel in voluntate, vel in intelle&u, vel in ipfa efficiendi vi, confiftit. Quibus bene perfpeélis, tolluntur plurimae difficultates quaeftionem , de qua nunc agitur , implicantes.
Cum beneficentia (ut nomen ipfum indicat) fit ifte, qui movet ad benefaciendum, vel ad felicitatem communicandam, affeétus, beneficentia infinita, e diverfis boni felicitatisve communicandae rationibus , optimam, latiffimeque patentem, femper optaverit, ad eamque perfequendam, conftanti, perpetua, immota voluntate lata fuerit. — Sapientia, quae fcilicét, a fcientia pure contemplativa difcriminetur, femper aliquod agendi confilium fpeétat, beneque dicatur, perceptio eorum quae, adfinei optimos, aptiffime conducant. Inde , fapientia infinita cognitionem omnium quae exiftunt, quaeve exiftere posfint, cum deledu eorum quae ad inflnitae bonitatis confiKa perficienda maxime idonea fint, comple&itur. — Po-
Gg $ ten-



«6 DISPUTATIO IV.
tentia efl quoddam efficiendi facultas y infinita potentie, omnia quae fieri poffunt, faciendi. Non valet ad contrarra, & inter fe pugnantia efficienda, quia haec qnoniam ne quidem cogitatione exiflant, ac nulla fint, ea efficiendi poteftas, efl una eademque quae nulla. Nee , quidem , perfectiones illae , bonitas, fapientia, potentia inter fe pugnare poffunt. Quae Dei fapientia faclu optima, & poflibilia demonftrat , ea fola ipfius eligit beneficentia, potentia efficit : quo conltanti immutabilique: confenfu divinae Naturae perfeétio. confiftit. Efl,. igitur,. Natura perfe&iffima, quae, dum omnia notu faétuve poflibilia, & nofcat, & par. fit faciendo, optima fola vult, eligity efficit: quae definitio omnes fupremi Numinis perfectiones lam naturakSy quam morales complectitur.,
Videamus, nunc, an huic Naturae, in rerum fabricam snala quaevis afciviffe, repugnet. — Malum in genere definiatur, quilibet defefius vel perfeclionis abfentia. Tripartitum eft; metapbjftcum., phyftcumr, morale. Quorum prius privationem denotat quarundam qualitatum facultatum, iisque conjunéhe felicitatis: alterum, perpesfiones, dolores, angores, moleftias, mortem,. aliaquefi^ nrilia, quae vel corporis compages, vel malum morale * tanquam poenae, fequuntur: hoe vero tertium , eft facultatum libere agentibus conceffarum abufus, & peccatum ^ deliclumve vocatur.
Quod ad malum metaphyficum attihet, id nihil in fe habere quod cum natura Deiperfectiffima pugnet , eft evidentiffimunu N am, ad benefaciendum permovebat divina



DISPUTATIO IV. *27
vina bonitas. At, fine creandi confilio, divina fapientia monftrabat nullam elfe potuiffe boni communicationem. Jullie > igitur, Deus, & omnia extitere. Exorta efi. rerum' Univerfitas, pulcherrime ordinata , & naturarum numero-, pene infinito , inftruéta. Aft,, omne creatum, finitum; omne finitum, imperfectum eft.. Atque ita, ne quidem Dei ipfius potentia malum metaphyficum praevertere poteft; quia, ut fibi contraria, in unum convenianr, non poteft efficere. Non poteft efficere ut finita, infinita evadant; ergo, nee quidem, ut creata malo careant metaphyfico. Quocirca, aut malum metaphyficum abeffe non potuit, aut & bonitas & potentia Dei inerte^ effe debuiffent, & inefficaces, & quafi latere, quod ipfarum prorfus aufert notionem. Eft idcirco , in rerum natura,. quaedam mali metaphyfici neceffitas, nullo modo tollenda, quod ihtellexrffe videtur Plato, rerum omnium Originem Deo referens & necejjitati. Omni enim creatoiion minus privatio quaedam adhaeret atque defeétusy quam omnium rerum 2ucl:ori perfeftio abfolutiffima,.
Omnino ratióni confentaneum eft quod A. Gellius-Chryfippum inducit de hoe ipfo loco dicentem. Nihil efl prorfus iftis, inquit, imperitius, nihil infipidius ,qui opinantur bona effe pbtuiffe,. fi non effent ibidem mala. — Alterurn mim exalt er o, ficuti Plato (j>~) aitr verticibus inter fi
con-
In Phaedone.
Cg 33



228 DISPUTATIO IV.
contrariis, deligatum eft; fufluleris mum, abfluleris utrumque Cqy
Apta quoque& eleganti comparatione utitur Leibnitius, de hac re in Theodicaea diüerens (>) Ponamus, inquit, fluminis raptum naves fecum ferre complures, onere folo inter fe diverfas. Fiet, ut magis oneratae lentius procedant, modo flumine folo ferantur, quia his major e mok gravatis , major inertiae vis cur fum fluminis temper at , , ^«/» caeterae leviores celerius ferantur. NunCi conferamus, pergit, ü/ot in naves onuflas
aclioni Dei efficienti & confervanti quicquid in creaturis fit, ut loquuntur, pofttivi, & iis perfeclionem, effentiam, & virtutem impertienti; & tarditatem navium magis onuftarum defeclui ac imperfeclioni creaturarum naturali, & comperiemus nihil, hac effe comparatione, concinnius. Fluvius eft caufa motus navium , fed non retardationis. Deus eft caufa perfe&ionis in natura, inque aclionihus creaturae , fed earundem limitatio neceffaria eft caufa defetluum.
Quemadmodum , Sculptori, igitur , qui ftatuam aptiflima membrorum compofitione, & fingulari formae praeftantia , fecerit, non culpae vertimus, quod, eidem, vitara non impertiverit & motum; immo fumma afficimur artis atque iDgenii admiratione, quae tantum pulchritudinis
&
<$Jm£>^> 4p"d^ -0>><£* <^^4jr>(^-<^f^/<^"<^ ty^p^f
(q) NocL Att. Lib. VI. C. i. (r) P. h $.3»."—



DISPUTATIO IV. a2Q
& elegantiae materiei tam rudi, tamque inerti induxerint: ita, profeóto, mala, omni naturae creatae neceflario cohaerentia , in Optimum Maximum rerum Conditorem, rejicienda non funt, fed longe majora bona, cum iis conjunéta, & totius mundi concinna, artificiofa, divina plane fabrica, omni admiratione & laude digna habenda. Et, revera, qui requireret, ut fine defeétu, & imperfeétione aliquid ortum fit, is, pari rationis pondere peteret, ut, ex bis quatuor, efficiantur duodecim.
Ex hac mali metaphyfici, in rerum natura, neceffitate ita pofita, penitusque perfpeéta , non minus conftabit, quod alia malorum genera , moralis videlicet, & phyfici, permififle, divinis nequaquam adverfetur perfeétionibus. — A malo morali initium fumendum eft, quia (ut fupra fignificavimus) inde, magna exparte, proficifcitur phyficum: ita ut alterius permiflione vindicata, alterius fequatur faciliore negotio.
Ut mali moralis permiffionem fupremi Numinis perfeétionibus conciliemus, primum omnium demonftrandum eft homines libertate frui, ejusque natura aperienda; quia Malum morale fupra definivimus " pravam libere agendi rationem, five pravam eleétionem." Idque eo magis necelTarium , quod quaeftio haec , mira quamvis, omni tempore, fubtilitate excufla fit, & adhuc excutiatur, in eadem fere ambiguitate verfatur & obfcuritate, qua, initio, verfata fuit: neque illud, tam ex rei ipfius natura, quam ex eo disputandi pruritu , ingenioque philofophandij quae, ex fimplicibus, tortuofa & obfcura, efficiunr,
ac



i3o DISPUTATIO TV.
ac fubtilitatum tegunt involucris, quae clare fatis, .fenfu hominum communt, perfpiciuntur.
Lib er taf bene dicatur percipiendi., eligendi, ekclumqm fiquendi facultas. Res inanimas nunquam liberas appellamus, quia omni .fenfu aut.perceptione carentj nee, quidem, animalis bruta, quae, doloris ac voluptatis quamvis fenfu, & hujus appetitione,, illius averfatione, praedita 9 nullam .(quantum nobis innotuerit) res inter fe comparandi, &, idcirco, nullam eligendi facultatem halbent, fed caeco tantum inftinftuin res ad fuam naturam neceffarias, feruntur. Et quia libertatis ufus eft, ut ea gaudentes, inter diverfa imala bonaque, non folum optent,, fed omnes etiam contendant nervos, ut alterorum maxima evitent, alterarum., affequantur, ideo, quibus adeo .intercludantur , five animi, five corporis, vires., ut ad voluntates fuas perficiendas nihil faciunt (vinétis ficut, vel alterius arbitrio fubjeétis) eos libertate exui dicimus,, neque ipfis, ab iis effeéta,, tribuimus,, non a&ionum, fed perpeffionum potius, loco, habentes. At pro potefiate vqluntatem exequendi, latiore tantum acpopulari fenfu, fumitur lïbertas's accuratiore, ipfam voluntatem defignatura. Qui, enim, fe movere, vel aliquid perficere vult, is, quoad mentem, aeque liber eft, ac qui, revera, haec effecerit. Mens agit, quamvis corpori motus abnpiatur.
In voluntate & ele&ione , igitur , fita libertas, perceptionem & intelligentiam neceffario infert. Nam, fine rerum perceptione , fine boni malique difcrimine, fine comparatione, examine, judicio , nullum electiouis poteft
effe



DISPUTATIO IV. 231
effe fundamentum. Quapropter, errant ii rnagnopere , quibus, in nefcio qua indifferentia, (uti vocant) ponitur libertas; quae indifferentia omnem agendi rationem excludit; in qua praecipue efl fententia celeberrimus King, in Libro de origine mali, aeutiffimus, alioquin, philofophus, & graviffimus. Ita longe abeft, ut indifferentia libertatem reddat perfeétiorem , ut eandem prorfus tollat. Non , enim , in agendi capax cadit, fed in patiendi folum. Sic, lapis, vel ad motum, vel ad quietem, indifferenter fefe habet, in hanc, Ulamve externo redactus impulfu. Agenti, autem, eft neceffario voluntas, ad hoe, quam ad alte* rum, eum faciens procliviorem, natura rebusque circumftantibus utriusque infpectis. Inde fit, ut agat, & libero , quippe qui, voluntate & intelligentia praeditus, principium motus actionisque in fe ipfo habet. Quod fi aliter fieri poffet, nempe ut actio effet fine intelligentia, fine rerum difcrimine, & finis cujusdam propofitione, effectus plane fine caufa effet , quod fecum omnino pugnat.
• Muitos, de hac re, in errorem induxit, quod arbitrabantur libertati humanae fore detmetum, fi voluntas judicium fequeretur, atque ea" de caufó e rebus penderet externis, quorum circa qualitates plurimum verfatur judicium. At falfa haec opinio. Quicquid , enim , ponderis atque momenti habeant in nos resexternae, id, non exipfis, fed noflrorum trahitur animorum conftitutione, ex qua certa quaedam grata atque jucunda habentur, altera ingrata , cc molefta. Hinc aétionum noftrarum
H h prin-



23* DISPUTATIO IV.
principium non in rebus extra nosfed in nobismetipfis, efl fitum.
Sicut Libertas, igitur, intelligentia innititur, ita intelligentia libertatem infert, ita ut, fuftuleris unam, abftuleris utramque.. Quid eft intelligentia, judicium,, ratio,. nifi dijudicandi, ac diftinguendi vera a falfis, a malis bona, facultas, cui neceffario adjungitur, ut altera, aiteris, anteferantur. Atque ea eft Intelligentiae cum li. bertate neceffitudo, ut quo capacior illa, quo magis errorem intercludat, eo perfe&ior evadat haec. Quo perfe&ius cuidam diverfae rerum naturae, nexus, anteceffiones, confecutiones innotefcant , eo majore is fraitur libertate, quia, voluntate ejus, firmo rationis fundamento, innixa, nunquam fortunae permilTus arbitrio, neque falfis boni & felicitatis fpeciebus illufus, neque fingulis huc illucve , diftraétus viciffitudinibus , fed fui fempeï compos, folida confiftit mente, dignitatem tuetur, justumque animi moderamen , rebus externis imperat fere femper, rarius paree. Sic, Deus, quia fapientiffimus, eft omnium liberrimus. — Ideo, intelligentia praedita eo ipfo voluntate gaudent, & libera. Veile enim, & agere,, eilhbere veile, & libere agere; atque veile agereve necesfano eft conjundüo ex repugnantibus, quia necejïïtas in perpeffionem folam, ac minime in voluntatem arque aStio nern, cadit, E quibus omnibus patet genuinam libertatis naturam in eo confiftere, quod fit • poffe agere, vel ^ agenda abftinere, ac e diverfis agendi rationLs et gere unam.» Non poteft libertate Lens, optare utrum
vo-



DISPUTATIO IV. £33
voluntatem habeat, necne. Nam, ut liberum fit, neceffe efi: ut habeat voluntatem , id vel ad motum , vel ad quietem permoventem; atque omnino praeter rationem fentiunt ii, qui credunt nullam efle hominibus libertatem, quia i;o/«»/fl/«wneceflariohabent,neceafemetipfos exuere unquam poffunt. Hoe autem veilt efl ipfa libertatis effen tia.
Ac, quemadmodum Libertatis % ita necejjitatis male multorum funt conceptae notiones. Abfolute neceffarium efl cujus contrarium conjunétionem ex repugnantibus infert, & neque re fieri, nee cogitatione concipi, poteft. Sic abfolute neceffarium efl, ut Deus fit aeternus, ut omne creatum, finitum ; quia horum uno, ex altero, avulfo , evanefcit & alterum, Atque, hac neceffitatis fignificatione, ne quidem motus, & affec~tiones live rerum inanimarum , five animalium , neceffaria dicenda funt, quia, fine repugnantia, fingamus ea aliter effe potuiffe, ac, nunc, ex infinita Dei fapientia, funt. -— Sed eertum faepe cum necejfario confunditur, a quo longe di« flat. Hoe enim cum contingente pugnat, non autem illud; quia res certiffune eventura fit, quam, fine repugnantia, fingere Kceat , aut non fore omnino, aut alio fore modo. Futura contingentia non minus explorata funt & cena, quam praeterita. j£que certum erat, ante mille armos, me hanc fcripturum difputationem, ac erit, mille abhinc, fcripfiffe. Neque hic de causa efl haec fcriptio mea neceffaria, quod , licet non fcripfiffem, nulla exinde repugnantia oriretur.
H h 2 Ex



j.34 DISPUTATIO IV,
Ex fupra, de libertate ac neceiïitate, diétis, haud dubie patet, quam ioania prorfus ac levia fint illorum, qui libertatem humanam oppugnant, argumenta, five a ferie - caufarum effeóluumque continua, five ab ultimo judicio,. voluntatem femper determinante, five a divina praefcientia, fumantur. Qui urgent, quod quoniam fingulae hominum voluntates a. caufis antecedentibus proficifcuntur , eo ipfo, libertate carent, nihil prorfus efficiunr. Argumentum eorum eo valet, ut fit, in rerum natura, infinita effectuum feries, fine prima quadam caufa , quod plane efl abfurdum illud , quod in libertatis affertores rejeélum vellent, nempe ut, fine caufa ejfeclus fit. Tuentes, enim , continuüm effectuum caufarumque nexum , omni voluntario motus actionisque initio vacuüm , aeternam rerum feriem , a aihilo profeétam , tuentur. VerifTimura efl, unamquamque rem fui caufam, vel extrinfecus, vef intrinfecus, habere : inde , ad motus aólionisque originem pervenitur , quae judicio , voluntate, mente , denique praedita , boni malique vifis permovetur , eorum difcrimine habito , & deleótu. Ad hunc modum , ad fummum rerum omnium Opifïcem afcenditur, cujus intelligentiae infinieae omne quod efl, erit, fuit , effe poteft, obverfabatur, dum optima quaeque eligeret. Cujus quidem intelligentiae atque voluntatis , cum particulam hominibus impertiverit , libertatem & impertivit, cum iis, neceffario conjunétam. Et, quoniam voluntates noftrae a boni malique fpeciebus mentibus continuo obverfantibus proficifcuntur, nee caufis carent,. nee libertate*
At



D ISPUTATIO IV. £35
At, urgent, iterum, afferentes , voluntatem nunquam non ex ultimo mentis judicio pendere , ergo, quoque neceffitate aftringi. — Hi, autem, in errorem illabuntur, dum res haudquaquam diverfas difcernunt, atque disjungunt. Quid eft, tandem, proximum mentis judicium, nifi ipfa voluntas? Quid' eft veile aliquid & eligere, nifi idem optimum judicare? Ita ut, quam ftatuunt, neceffitas, fiéta prorfus & commentitia fit, eorumque fententia idem fonet, ac fi dicerent, ncceffarium effe ut quod quisque voluerit , velit; faciat, quod femel fecerit, quia haud fieri poteft, ut idem,- eodem temporis momento, eligatur , & reprobetur, fiat atque in&ótum fit; quod omnino nugatorium eft & puerile.
Multi, in hac re, falluntur, fibi diverfas animi facultates, repraefentantes, totidem tanquam perfonas , quibus fingulis, fingulae partes, in humani peéioris fcena, obtigere. Haud, enim, reputant, unam eandemque mentem fentire, judicare, veile, omnesque ejus facultates, non nifi alias, circa res alias objeétas, effe agendi, & patiendi rationes. Si dicas, igitur, voluntatem neceffario ex judicio pendere, dicia tantum mentem pendere ex fe ipfa; quae enim confiderat, judicat, eadem vult.
At, fiinftes, nihiiominus, affirmando aliquid inter ultimum mentis judicium, voluntatisque aclum, five motus initium, intereffe. Efto-; hoe, tarnen, nulla vi neceilitatis, nulla caufa phyfica, fed morali tantum, afficitur: quae neceffitas moralis pro nulla habeatur, fenfu, quo hac voce utuntur libertatis oppugnatores. Exempli
Hh 3 gra.



23Ö DISPUTATIO IV.
gratia ; vir bonus 'ab injaria abftinendum efle judicat. Hac flante fentemia, neraini ultro nocere poteft, haud quia laedendi poteflas ei deefl, fed quia confilium* At, quae, quaefuraus., huk neceffïtati, fimiiitudo eft, aut cum fato abfoluto., aut ea qua tenentur, neceffitate, five res inanimae, five animalia bruta?
Nee, denique, humanam libertatem, aut imminuit., aut tollit, praefcientia divina. Non enim , rerum eventus facit praefcientia, fed iis manat , atque innitur. Nam Effent, five praeviderentur , five non. Quicquid nunc exiftit, id fore ex aeternitate verum fuit, nee minus verum fuiffet* & certum , quamvis nee effet praevtfum , nee effe potuiffet. Ut res igitur fint , nihilo plus facit praenotio , quam fcientia ipfa. Hoe paéto multa nobis nota , exinde nee certiora , nee magis neceffaria evadunt. At apud Deum , cui omnia tanquam praefentia adfunt, cui mus dies perinde eft ac mille anni , ac mille anni perinde ac mus dies , nofce ac praenofce haud inter fe differunt: ficut eognitio igitur , ad praefentia cfficienda , ■ex fe, nihil valet , ita nee ad futura efficienda , praenotio. Quocirca, ex fola Dei praefcientia, nullum, contra hominum libertatem , afferri poteft argumentum.
Patet, igitur, quam clariffime, fingulas libertatis impugnationgs , non nifi rerum maxime diverfarummoralis, fcilicét & phyficae neceiïitatis, confufione , arabiguoque verborum ufu, inniti. Quid ? an longa oratione opus eft, ut appareat, intelligentiae rationisque participes animos, nee eadem effe naturk nee iisdem regi legibus,
qui-



D ISPUTATIO IV. 237
quibus five fenflis , five rationis expertia ? Nonne, haec tam illorum diffimilia, quam foni, colorum, aut odorum hgurae? Qui altera confuderit, altera, pari, confundat, ratione. Animis, aeque ac rebus corporeis, & ratione carentibus j leges efle conftitutas , eosque modo definito dirigi, nemo inficias ibit. At, exinde fequitur, utrisque eandem efle naturam ? Archkecturae & Logicae funt regulae ac definitiones fingularum propriae-. Neque, tarnen, unae* eaedemque artes funt. Pari modo colligendum non eft,. animos noftros, una cum animalibus, rebusque inanimis,vi neceffitatis ferri, quia alteris agendi modus ordoque' peculiaris'& definitus elt , alteris, patiendi. In eo, tarnen, tod funt recentiores libertatis oppugnatores , ut demonftrent, actiones hominum , quippe quae caufiS' moventibus proficifcuntur, ordinem fequi certum & con« ftitutum : (5) quod facile conceditur; at inde , firmamenti nihil, neceffitatis dogma acquifiverit. Ex eo, quod; fingulae hominum voluntates caufis proveniant moventibus, nihil aliud efficitur; quam homines ex naturae fuae conjlitutione , necefjario effe liheros. Quid multa? varios appetitus, affectus, animi motus,. quorum quidam, nosmetipfos , quidam, alios, refpf» ciunt, nobis rerum opifex ingeneravit. Horum appetituum affectuumque nullus elt , cui intra fines a natura praefcriptos , non liceat indulgere : intemperantii folA
nifi
(*) Prieftley - Illuftrations of philofophical Necellity.



238 DISPUTATIO IV.
nafcitur vitium. Cui ut obviam iretur indidic quoque conditor duos humani peftoris moderatores, honefti pravique fenfum , & rationem. Hos duces fequentes, mente bene temperata & felicitate potimur, derelinquentes, in errores, in vitia, in calamitates innumeras incidimus. Probo rationis ufu vera Hominis exoritur fëlicitas; miferia , abufu. Omnibus aeque innata eft felicitatis cupido. At, hic labor , boe ftudium ut in vera gaudia feratur animus, abftrahatur a falfis. Idcirco, in noftra poteftate efi: cupiditatum impulfionibus obfiftere, animique impetum morari , donec rerum expetitarum naturas exquifiverimus, & exitus habuerimus exploratos. Latd, de his, Rationis fententid, aut agere, aut ab agendo abftinere oportet. In eo autem , perfiertur libertas noftra. Nam (ut fupra monftravimus) fi , circa aétionem, effemus indifferentes, poft latum mentis judicium, voluntatisque electionem , patiendi, non agendi, effemus capaces, impulfu, tantum, externo movendi.
At, quanquam , quod voluerimus, id expetimus necesfario , eique, quantum fieri poteft, incumbimus confequendo, rationis tarnen ope, voluntates, in animo nondum exiftentes , excitare poffumus. In bona, malaque abfentia cogitationes faepe intendere licet , ea diligenter perpendere, de iis fedulo meditari, ac frequenter. Inde alterorum praeftantia, alterorum acerbitas aitius menti infidebunt, accurata, eorum quae ad felicitatem efHcaciter faciunt , cognitio adquiretur, ftudia honeftorum, pravorum averfationes, fortius accendentur. Fran-
gun-



DISPUTATIO IV. 239
guntur, hoe modo, perturbationiira vires, jufta animi confirmacur moderatio, dumque verae flabilisque felicitatis ftudio magis magisque incitamur , voluptatum falfarum illecebris liberamur & laqueis. — Qua de caufa, quamvis cum probi, tum improbi, bonorum ac malorum fpeciebus moventur, alteri tarnen laude & praemiis, alteri vituperatione digni funt & poenis, quia utrisque efl honefli fènfus , utrisque rationis confilio , ad bonorum malorumque fpecies expendendas, ad vitam moresque inftituendos, uti licet.
Et, revera, neeeflïtatis patroni operam perdunt, vecum naturas pervertere, & inter fe confundere conantes. Liberos fe femper fenfuri funt homines. Communis vitae confuetudo, boni, mali, virtutis, vitii, nomina, leges, & civitatum inftituta — omnia clamant morali natura & libera hominem effe inftruólum. Subtiliffimae cavrHandi artes nemini unquam perfuadebunt fe haud aliter confcientia fceleris affici , quam adverfa fortuna , nee cum praeclare fe geflerit, quam cum haereditatem adeptus fuerit.
Confirmata , nunc, humanarum aélionum libertate, ejusque natura explicata, videamus quomodo naturae Dei conveniat perfe&iflimae, locum praebuiffe malo exeo profluenti. Ex fupra diélis fatis conflat, primitivae naturae noftrae conftitutioni pravitar's nihil neceffario adhaerere. Poftulat enim haec ipfa conftitutio, ut Ratio omnibus animi facultatibus, affeótibusque praefit, atque ut ejus confilium adhibentes & duótura, fingula vitae officia & ha-
I i bea-



a4o DISPUTATIO IV.
beamus comperta, & praeftemus; atque hoe modo fummum bonum aflequamur. Nam , ut natura generaliter furnpta, nihil aliud figoifieat, quam rerum univerfarum ordinem a creatore ipfo conftitutum; ita ,, bumana Natura eft, procul dubio , ifta facultatum r affecluumque noflrorum conditio , quam Deus ipfe noftrae fabricae comparavit, nempe ut ratio imperet, motus animi effraenatos cohibens, & componens. Quod fi fecus fit, vitia<tur natura & fubvertitur.
Quamvis, vero, haec fit idonea moralis cujuscunque naturae conditio, ea, tarnen, in omni creato, neceffario infert corruptionis poffibilitatem. Ut ratio motibus animi irnperet , & cupiditatibus,. neceffe eft, ut motus illi exiftant, & petant , interdum , quod Ratio averfetur. Ecce nunc , quaedam ad malum inclinatio , quoddam peccandi lenocinium, quod probo principum facultatum ufu effugiatur, firmatd exinde virtute. Verumtamen, in creato quoque, lapfus & depravationis pofïïbilitas a libertate feparari nequit. Memoria enim tenendum quod fupra monftravimus, omni, nempe, creato quandam adhaerere imperfeétionem. Inde fit, ut creata unaquaeque intelligentia, ex imperfecta comprehenfione, fit errori obnoxia, & exinde falfis, boni malique, fpeciebus, & vifionibus, confeftim nafcatur, in pravam delabendi voluntatem, poteftas. Qui autem vellent ut libertas ad bonum tantum eligendum aftringeretur, plane inter fe contraria conjungunt. Cum, enim, fit ipfa libertatis definitio, " Facultas inter contraria & diverfa eligendi, a&ionem nimi-
rum,



DISPUTATIO IV. 241
rum , & quietem , & in moralibus , inter virtutem & vitium," fublata vitii poteftate , tollitur & virtutis , tollitur omnino libertas. Petentes., igitur, ut in rebus creatis fit Libertas fine depravationis poffibilitate, petunt ut fit ignis, qui non comburat, aqua, quae non ftt\liquida, aut corpus gravitate carens. Non, enim, magis inter fe anneétuntur ea , quam altera, illi. Et, quidem, Naturarum creatarum vel praeftantiffimis difcri. men aliquod fubendum fuerit, & probatio, donec recto facultatum ufu, firmo fteterit robore integritas, & extra omnem erroris vitiique aleam, pofita lit. Quod errandi peccandique periculum augeri oportet pro fingularum naturarum iinperfeétione. Quo, enim, arélius circumfcribatur Ratio, eo fortius impellent animi motus & cupiditates , & magis, quidem, erunt neceifariae. Cum, enim, ex folis Rationis praeceptionibus, languidae effent & impotentes rerum falutarium appetitiones , & averfationes perniciofarum, eo magis adhibendi funt affeétus cupiditatesque , quibus, tanquam velis, animus in fuae naturae neceffaria & convenientia, feratur.
Quoniam, igitur, malum omne morale ex libera voluntate fluit, & ubicumque fic altera , alterius permiiïio neceffario fequitur; tota, nunc , quaeftio quam arcWimis continetur terminis, & huc omnino redit, " Numne ex Dei perfeétionibus fit, libera Entia creaviffe? Quod fi lis nihil contrarii habeat haec creatio, ne quidem habere poteft mali permiffio moralis, quia una alteram infert.
li a Et.



142 DISPUTATIO IV.
Et, quid eft, cur huic quaeftioni longe immoremurï Quid, enim, Optimo Maximo magis convenire poteft, quid ejus perfecliones praedarius manifeftare, quam fua quafi imagine effcciffe imprefla? Quid eum optimum , maximum , beatifïimum, praeftat, nifi quod fumma potentia, ex fummae fapientiae & bonitatis confiliis, utitur, hoe eft, quod agit, & fine omni errore , & cum perfeótiffima libertate?
Et, quomodo, quaefurrrus, hae divinae effent exhibendae p@! fectiones , quomodo earum imagines exprimendae , nifi earundem communicatione ? Ut dum Deus fumme bonus, fumme fapiena^ fumme potens,. fumme beatus effet, exifterent etiam qui bonitate, fapientia, potentia, felicitate derivatis, gaudentes, harumvirtutum qualitatumque exemplar atque fontem contemplandi , colendi , imitandi effent capaces? Quod vere pulchrum, praeftans , beatum in rerum natura fit, id omne in ratione, in boni malique difcrimine, in libertate, in virtute confiftit. Fingamus, enim , abfolutam felicitatis defcriptionem, fentiemus rationem libertatemque ab ea haud effe auferendas: quibus fublatis, nihil relinquitur, nifi bruta inersque materies, aut puri animalium inftinótus, qui, ad naturarum abjeéh'orum fines quamquam certiffime perducant, eo ipfo, gaudia exquifitifiima quae facultatibus nobilioribus, at depravationi obnoxiis, nafcuntur, excludunt. Nulla, fine hifi, locum habere pofTet Dei ipfius contemplatie , amor, obedientia; nulla ejui
ope-



DISPUTATIO IV.. 243:
operum inveftigatio, obfcuriorura inventio, evidentiunx admiratio; nullum benevolentiae caritatisque vinculum ; nullus temperantiae , animique bene moderati honos; nullum, denique, virtutis praemium atque gloria! Quicquid fit in rerum Natura, pofl Deum ipfum, praeftantiffimi, tolleretur, funditusque interiret.-
Quocirca, ad Dei virtutes quam infigni'ter exhiberrdas, ad fummum, cum Naturis creatis, bonm communicandum, oranimodo,.erat neceffarium, ut nobiliores in eas conferrentur facultates, Ratio, fcilicét, & Libertas. Qua de caufa, fi conceffum fit, quod nihif divinis virtutibus dignius effe poteft, quam earundem imagines quam: clariiïime expreffiffe naturarum cxcelfiorum creatione,. iisque fummam. exquifuiffimamque impertiviffe felicitatem; eo ipfo, concedendum eft, libere agentes creaviffeomnino efie Deo perfeétiffinio dignum. Inde, & quia: mali moralis poffibilitas a ribera, in creaturis, volüntate3 feparari nequit, neceffario fequitur , quod mali moralispermiffio ipfis Dei perfeétionibus innitatur. In' mentem revocandum , quod fupra de.malo metaphyfico diximus —incommoda, nempe, quae, aeternis, immutabilibusque idearum nexibus , menti divinae obverfatis, maximo bono neceffario adhaerent, rerum omnium conditori haudquaquam vitio effe vertenda. Nullam enim confilii ejus partem conftituebant, neque primaria quafi voluntate afcifcebantur. Sed, ouum optimam rerum univerfarum conftru&ionem meditanti occurrerent, haud erant rejicienda,.quia his rejectis, optima, cum iis, rerum fabrica
l i % cor-



244. DISPUTATIO IV.
corrueret. Ea eft quidem Rationis natura, ut ad pulcbrum, bonum , bonejlum tendat. His contraria nunquam petere poteft, neque mali ca.ufara praebere, nifi. depravata, cujus depravationis poffibilitas, non, fine virtutis , fine fummi boni exclufione, excludenda eft. At, optimae fabricae auctori, quis efi: qui corruptionem, a benigno ejusdem confilio maxime abhorrentem, quamque omnino antevertere res ipfa haud permittebat, referret? Cum navis, magiftri imperitia., naufragium fecerit, quis naupegum reprehenderet quod eam navigando habilem faétarn, non etiam ab omni pereundi periculo arcebat? Quis, domo incendio confumpta, id arehiteéto culpae verteree, quia, cum omnino concinnam commodamque aedificaret, omnem ruinae non etiam praevertebat cafum? Neque, revera, humanae naturae architeétus in* cufandus eft, fi praeftantiffimae , quibus eam inftruxit, facultates, quaeque naturaliter in bonum & beatitudinem feruntur, fuerint, contra naturam, in malum infelicitatemque delapfae. Prorfus, igitur infulfum eft argumentum iftud , quo, Cotta, tertio Ciceronis De natura Deorum libro , providentiam divinam impugnat ; quod , quemadmodum ratione recle fit, fic ratione peccetur; ,alierumque & a paucis & rara, alterum & faepe, & a pluribus, ut fatius fuerit, nullam omnino nobis datam effe rationem, quam tanta cum pernicie datam. Falfum, enim, eft ratione peccari, quia non peccatur, nifi contra rationem: falfum quoque eft plus mali quam boni, ratione oriri. Nullum, fi rite loquamur, malum ratione
oriri



DISPUTATIO IV. 245
oriri poteft —omne oritur rationis abufu, cujus poffibilitas, ufui neceffario anneétitur; nee dubitari poteft quin bona, hoe Dei pretiofiffimo dono , nafcentia, longe mala fu« perent.
At dices — quamvis Supremi Numinis perféetionibus haud repugnet, aliquam mali moralis menfuram, libere agentium creatione, permififfe, non erat quare tanta ii ftarent praedita imperfeétione.. Quae enim neceffitas re* quirebat, ut tam pufillum genus effet hominum corpo* ribus incluforum , quibus impediuntur rationis ex^rcita* tiones, exorientibus, interim, innumeris vitiorum lenociniis, importunis neceffitatibus, diriffimisque doloribus & aerumnis? Nonne poterat Op. Max. rerum Conditor omnes , quibus rationis ufum indulferit, tam nobilibuseffeciffe naturis, ut nullus tantis depravationibus & mi* feriis effet omnino locus?
Hanc, operae erit pretium, quaeftionem probe excusfiffe, quia, fi ei fatis refponfum fuerit quicquid mali,, cum moralis, tum naturalis, in praefenti rerum conftitutione,. fit, id, extra omnem controverfiae aleam, vindicatum erit, ita utplane futurum fit inutile aliquid de malonaturali feparatim proferre.
Jam , quaeftioni huic, " Quae ratio poftulabaf, ut: homines tam exiguis facultatum limitibus continerentur, & , ex ipfius naturae confiitutione , tantis incommodis moleftiisque effent obnoxii," fatis haberemus animadvertiffe, quod antequara, de hac re , fententiam ferre h'ceret, omnimodo neceffarium effet, non folum totam rerum,



24<5 DISPUTATIO IV.
rum, quae nunc funt, umverfitatem, fed omnes etiam, utcunque diverfas, creandi rationes, divinae menti, dum ereationis opus .meditarerur., obverfatas, penitus h b;re compertas. Q_iibus omnibus perpenfis, & inter fe collatis, demonftrandum effet, bonitatem, petendam, ftpientiam infinitas, meliorem, omnibus numeris, rerum con•ftruétionem efïïeere potjiffi. At, quis eft, qui, fana mente praeditus, hanc-in fe fufciperet decifionem, tantopere humanae intelligenciae (cui non nifi mundi particula confpicienda conceditur) immo creatarum omnium intetligentitirum vires fuperantem? Dum, igitur, nihil eft, quare arbicraremur majorem boni fummam, quavis altera, quam praefenti, rerum conftitutione , fuiffe orituTam', quaecunque mala, five moralia, five naturalia in ea infint, ea divini Numinis perfeétionibu; opponenda non funt, quia fingulae, quas cuperemus, mutationes, fyftema , quoad univerfitatem, imperfeótius, quam quod nunc locum obtinet, inducere potuiffent. Quae, quidem refponfio , quamvis ad omnem vim, ejus quod objicitur, tollendam , donec interior, ampliorque rerum cognitio nobis conceffa fuerit, fuffieeret, non eft, tarnen, quare in ea fola filtamus. Probari, enim, poteft Mundi fabri■cara diverfis naturarum ordinibus inftructl omnium effe optimam , ideoque , Deo perfecliffimo maxime dignam.
Eft verifimiilimum primi nobiliffimique ordinis intel'ligentiarum tot nunc effe, quot effe potuiffent, fi praeter hunc ordinem, nullus effet creatus. Quod fi ita fit (quodquefine repugnantil admittere liceat) tune, ratione



DISPUTATIO IV. 247
ne praeditorum reliqua feries (quibus malum a bono longe fuperari jure concedatur) generalem felicitatis fummam quamplurimum augea't neceffe eft.
Quinetiam ponamus ( quod bene ponendum ) non primi tantum , fed caeterorum omnium ordinum, tot nune effe, quot effe potuiffent, fi unusquisque ordo extitiffet folus. Tune, cujufcunque animalium generis (quibus voluptatis plus quam doloris fit) exclufio , communi felicitati tantum, quantum iis voluptas vincit dolorem ,fubduxiflet.
Quocirca , fi unus tantum, isque excelfifïïmus Naturnrum ordo exifteret, nonne occurreret, multum boni adhuc diftribuendum reftare , & relinqui locum quam plurimis, multae felicitatis, capacibus ? Nonne effet , in rerum natura quidam quafi hiatus , nee Rationi conciliandus, nee benevolentiae ? Vel, fi naturarum feries usque ad humanum genus continuaretur, quare excludendum illud? Nonne in homines cadit perceptio boni, fine malo majore ? Nonne gaudiorum puriffimis , virtute fcilicét ortis , abundanter frui queunt P Quam integra , quamque beata , primitivo fuo ftatu, natura humana, quantarumque voluptatum (modo bene temperetur animus) adhuc capax! Quid? quod animalia longe infra hominem pofita, conditione fuft deleótari videmus ? Quis elt, qui, perfpeclis bonis naturaequeconditionisque humanae, & commodis, tum ifta perfectonis ac felicitatis menfura , quam, probo facultatum ufu , & gratia divina fpenre licet) nee non malis, cujufcunque generis , cum his
K k omni-



248 DISPUTATIO IV
omnibus , conjunétis , non tali ftatu locari , quam non omnino exiftere, mallet? Non eft igitur, quare Homo e creaturarum ferie omitteretur!
Quodque Ratio conjectura1 confequitur, vel experientia ipfa confirmat, nulla credendi caufa efl terram , naturis , humani, fublimioribus, domicilio effe potuiffe. Orbis hic, rerum univerfitati conftituendae , erat neceffarius, & ab hominibus, diverfisque infra eum pofitis animalibus, coli, aut incultus effe debebat. At, praeter homines quos alere poffet terra , inferiorum generum animalibus locum effe videmus. Cunétae, maris, terrae, aëris, regiones animantibus frequentes funt , inferioribus libenter occupantibus quae fuperioribus funt parum idonea. In hac permagna patris caeleflis domo , multae funt manfiones , quae quidem fingulae, fingulis, haud aeque conveniunt; omnes tarnen meliores funt, quam ut defertae relinquantur. Qua4 de causa1 , iis fingulae contingunt animalibus, quorum naturae quam maxime congruunt; quaeque aut non omnino exiftere debuiffent, aut eo ipfo loco & ftatione exiftere.
Quoniam, igitur, in hoe orbe terrarum , diverfa inferiorum ordinum animantia , haudquaquam hominum propagationi obfunt , fed , contra, faepenumero eorum utilitati inferviunt & alimento ,• fic , facile colligendum eft, eandem , per rerum univerfitatem, gradationem ita obtinere , ut ordines inferiores , fuperiorum neque numero , nee commodis obflent, fed a Deo infinito usque ad nihil omnia inter fe confentire, & admirabiliter confpira-
re



DISPUTATIO IV. 240
rare in unum. Neque huic omnium rerum inter fe convenientiae repugnet, quod plurimis animantium generibus odia perpetua & bella intercedere videmus. Nifi enim alia aliis alimento fuiflent, tanto animalium numero alendo tellus non fuffeciffet, atque multa, quae nunc exifterent, haud extitiflent omnino. Multo autem fatius fuit, ut illa, per aliquod temporis fpatium , vita , cum quadam voluptate, fruerentur, quam ut ea prorfus carerent.
Patet, igitur, per omnes naturae partes gradationem obtinere, optimae , rerum univerfitatis , fabricae conflituendae, necelfariam. Ex quo concludendum , bonitatem, fapientiamque divinas poftulaiTe, ut Genus, iisdem cum corporis , tum animi , viribus , eodemque loco & conditione, quibus homines, crearetur. Quaecunque mala , igitur , five moralia , five naturalia hominum conflitutioni neceffario adhaerent, praefentique conditioni (quU bus longe plus boni obtigit) ea nihil prorfus faciunt neque contra fapientiam & bonitatem Dei, qui haec ita formavit , nee contra providentiam , quae formatis curfum perfequi fuum effeélumque fortiri permittit. Mala ea haud aliter excludenda erant, nifi exclufo majorebono, non, fine iis, confequendo. Hoe modo fublata mali moralis permiffione , tollitur & Ratio & Libertas, omnisque iis orta felicitas : & malum naturale, dolor, fcilicét, morbi, mors, & quicquid calamitatum ex corporis compagibus rerumque humanarum viciffitudinibus profiuat — praecavendum haud erat, nifi mutata prorfus reorum univer-
Kk 2 farum



*5* DISPUTATIO IV.
famm conftruftione.' lts enim carere non licuiffet, nifi aut altiore exiftentiae gradu conftitutis, reliéto, infuper, infra nos , vacuo , vita felickateque fruentium capaci ; aut ad locum excelfiorum puriorumque Naturarum , in noftrum detrufarum, coaétis; quod fapientiae, bonitati, juftitiae omnino repugnat. Ex quibus omnibus manifeftum eft , nee dolores, morbos & calamitates , quibus premitur genus humanum, nee vitia fceleraque, quibus contamrnatur, nee bonorum res adverfae, malorum fecundae, nee, denique, cujufcunque generis mala eonftitutioni huic adhaeremia, vel minimam praebere caufam Dei naturam impugnandi perfeciifïïmam , quia ea ipfa natura , dum op* timam boni eommunicandi rationem eligeret , ut illa incommoda effent poftulabat, Non fuit, ficut dixk Chryfippus, principale creatoris confüium , ut faceret homines morbis obnoxios; nunquam enim hoe conveniffet auclori parentique rerum omnium bonarum. Sed, quum multa atque magna gigneret pareretque aptijjima & utilifjima-,, alia quoque agnata funt incommoda iis ip/is , quae faciebat cobaerentia : eaque non per naturam , fed per fequelas quasdam neceffarias fafta funt , quod ipfe appellat'
Kctroi TrctpcLKcAxÖqriv. Q t)
Sicut magnificentiffimo ne quidem palatio , omnia aedificii membra aeque fplendida & ornata funt , fed quaedam
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
co A. Gelüus Lib. VI. c. ï.



DISPUTATIO |Va 251
dam neceffaiio viliora & vulgaria , quippe quae ufibus v:lioribus deflinautur: Sicuc ruri cultiSiiuu ? non 'omnia aeque corapta funt & amoena , fed non minus hortus efi: olitorLis ,'quam viridaria , & topiatfa quae ra-mar urn proug.mi- umbra: Sieut poëmati pulcherrimo , non omnia. pari veiborum pompd, vividis imaginum coloribus , det feriptionumque fublimitate fplendefcunt , fed quaedam. funt demifTiora , & fermoni prooiora pedeftri , quae qui* dem partes inferiores, feorfim fpeélatae , fordent, & contemptui habentur, at conjunétim cum caeteris, pulchrum. aliquid & praeclarum efficiunt : ita , in hac rerum uni« verfitnte , quaedam excelfiora , quaedam humiliora funt r & fingulae partes, toti eonfrciendo, necefiaria e , haudquaquam ab aliis disjungendae funt, fed omnes, uno.quaG afpeftu , contemplandae. Unde oritur aptiffima rerum omnium fabrica, omnibus, qtuntum iieri poteft , numéris abfoluta , Deo perfectiffimo digna. Kcc magis homi° nibus querendum eft quod altiore loco" non ponantur , quam beftiis , quod non ponantur conditione hominum.
Hacienus , mali permiffionem , tanquam incommodum optimae rerum fabricae , neceflario adhaerens , confideravimus , alterum nunc fermonis locum aggrefiuri , bona poftiva , (ut dicuntur) exinde in genus humanuw re<^ dundantia, confpiciemus,
KI 3 C A-



s52 DISPUTATIO IV.
C A P U T TE R T I U M.
4lv zxOTcri yiaira non .bat. „ »,n~-Q/ne sS r.^jl ajcqïo'^ ï-y* r. D<? malorum <2f acerbitatum uüütatibus.
Primum, mali moralis permiffione, diverfarum indolum & ingeniorum difcrimen oritur, vitae prudenter inftituendae admodum neceflarium. Magna felicitatis noftrae pars peridet e delectu eorum in quos conferamus benefi« cia, & quibufcum amicidas conjungamus. Non minus vitiorum contagio vitanda eft , quam virtus adamanda & colenda. Ule autem dele&us nunquam haberi polfet, nt facukas fieretj ingenia eorum, quibufcum vivitur, cognofcendi , quae cognitio nullo modo confequenda effet, nifi vitiis aeque ac virtutibus fe exerere liceret. Sine hoe indolum difcrimine, fiiepe haereremus incerti, quomodo erga alios nosmetipfos praebere oporteat , ac fufpicione perpetud duceremur , ne , aut virtutem pravitatis loco , aut pravitatem , virtutis, habentes , vel in injuriam , vel in imprudentiam incideremus. Idcirco , & judicia , & aótiones noftrae ', omni firmo fundamento carerent , & vita, faepenumero, non rationis normA, fed fortunae arbitrio inftituenda effet. Quod non adeo metuendum elt, quando fingulae hominum propenfiones, agendo , in lucem proferantur.
Porro, multura confert mali permiffo moralis , ad virtutem ipfam evehendam; cujus amor atque admiratio magnopere augentur , turpi vitii fpecie confpecta. Cum una quafi tabuil confpicienda offeruntur nativa virtutis r . ve-



DISPUTATIO-IV. 253.
venuftas, dignitasque ,&turpkudo vitii &deformitas,comparatione efficitur, ut hujus faitidium in horrorem abeat, illius comprobatio in mirum quendam amoris & pietatis fervorem exardefcat.
Quinetiam, malo morali, vel praeftantiffimas virtutes exercendi occafio praebetur. Si ab hoe fonte rluxerint, odia , diffidia, bella, privatorum injuriae , rerum publicarum clades ; ea omnia patientiam , manfuetudinem , clementiam , amorem patriae, fortitudinem, magnanimitatem aut pariunt , aut fovent. Non noftrum eft definire , quaenam innocentiae ftatu optimos colendi affeétus hominibus occafio fuiffet: faltem exploratum eft, praefenti humani generis conditione, gravia plurima vitae officia & praeclara , aliorum fceleribus nafci, atque nequitia.
Pari modo, naturali malo , multae oriuntur utilitates.' Notandum, autem, eft, illud mali moralis crebram effe fequelam, ac poenae loco , habendum. Saepenumero, dolores, morbi, inopia, aegrkudo animi, interims non nifi hominum vitiis nafcuntur; iisque qualicunque remefunt. — Confcientiae angores , praeterkis erroribus orti & peccatis, conülium ea in pofteruni vitandi, gignunt. Morbi j intemperantia profecti, mentem ad fobrietacera revocant , rebusque exitiofis abftinere cogunt. Quot, quantaeque cautiones , & remedia , adversa valitudine , aliorumque ejusmodi incommodorum, perpeiTione, comparantur! — Suppliciis , quibus fcelerati afficiuntur, vel in quaB inciduut calainitatibus, pravi exempü' contagioni
ob-



a54 DISPUTATIO IV.
óbfiftiair. Quantum utilitatis exinde in civilem focietatem derivetu'r, evidentius eft, quam ut irluftratione egeat.
Et, cum nulla hommum culp;i nafcantur naturalia mala, longe abeft ut utilitate careant. — Primum, de malis majoribus moneht, iisque repellendis paratos praeftant. Innumeris rebus circumdarnur aut falutaribus , aux noxiis, prourtfi, fédhibeantur. Non minus , igitur, neceffarium. eft novilfe , in quibus noceant., quam in quibus ufui efie poffinr; quae notitia, haud ponfequenda eft , nifi quodam doloris fenfu, quo fi careremus , dum rebus noxiis noftra afficerentur corpora , extingueremurantequam de periculo facti effemus certiores. Contra, dolo-. ris fenfu , perniciofa innotefcunt , & ut eorum vel effugium , vel medelam quaeramus , admonemur. Infantibus puerisque quantum utilitfimae inde acquiritur experientiae ! Nee eos dolores nimium acerbos effe conquerendum, quoniam ne iis quidem humanum genus fatis bene inftitukur. Necmorborum, nee calamitatum, nee mortis ipfius periculum eorum temeritatem imprudemiamque femper cohibet 1
Verumtamen , fi maneant adhuc infortunia quaedam pergravia, quibus avertendis nulla fufBciat folertia , aut circumfpectio , reputandum. eft , ea faepiffirae, ex legibus naturae generalibus , fine quibus nulla conftans vitae ratio effe poffet, proficifci. Nam, fi mundus non conftanti tenore, fed incerto quodam arbitrio, dirigeretur, omnis tolleretur prudentia , inventio , excogitatio humana. Si legibus naturae faepe occurreretur, nullus, de
re-



DISPUTATIO IV. i.55
rebus futuris, confilia ineundi locus effet. Nulla adhibenda effet cura , diligentia , induftria , omnibus fine opera hominum , malis depulfis , bonisque comparatis. Otio atque inertia langueret genus noftrum, ftimulis agen* di maxime efficacibus fpoliatum. Quinetiam , voluptatis plurimum interiret , quae magna ex parte doloris experientia nafcitur. Melius quiefcitur fatigatis; fatnes optimum condimentum efl. Cura laborque vitae fufientandae, neceffario & animo , & corpori vires addunt; fanitatem & fagacitatem , & commodorum copiam parant. Plurimae inde nafcuntur artes atque difciplinae, ho« minum vitae, & folatio , futurae , & ornamento. Sine arte & induftria1, Terra fterilis atque deferta, earum ope, fertilis fit & amoena. Fundit humi facilem viclum , floribus frugibusque veftita. Viridantia prata, frugiferi eampi , reduéli valles, montiumque juga rident, atque laetantur.
Si, denique naturae curfu malis tantum mala acciderent, bonis femper avertenda, qu2 lege , qirêque ratione conftituendum hoe effet ? Bonis , enim , cum aliis haud ita incorruptis moribus faepiilime intercedunt, necelfitudinis, aut caritatis vincula. An eorum parentes , liberi, propinqui, amici , populares omni periculo arcendi ? Quis effet, tandem, Naturae ordo; quae effent leges tot exceptionibus obnoxiae , qui curfus rerum , qui tenor , de quo tam frequenter decederetur ? Eft, idcirco , ftatuendum , certa* naturae leges non , nifi graviffiinis de caufis, interrumpendas effe , quanquam iisdem,
LI in-



aS<5 DISPUTATIO IV.
interdum, privata quaedam , eaque pergravia, incommoda , oriuntur. Haud aliter fieri poteft , quin fecurrt ferant tempeftates , aëris intemperiem , morbos, terraemotus, incendia, naufragia, probos aeque ac improbos cladibus oppreflura.
Neque eae quidem calamitates omni urilitate carent.. Dormitantes hominum animos quafi expergefaciunt; in quaedam, haud antea notata > mentis aciem intendunt , falutaria multa excogitandi caufam praebent. Inde fecuritas major, periculorumque vacuitas in pofterum paratur.. Et, fi homines, quidem , diligenter colligerent r ac memoria tenerent, quae varia difcrimina experiendo didicerint, multo commodior jucundiorque noftra vita futura effet, quam nunc eft, his exesnplis , monitisque ne» glectis.
Haud tarnen , negari poteft , quin plurimae calamitates atque aerumnae ad nullam utilitatis externae fpeciem referendae fint. Eae tarnen, ad mores hominum five corrigendos , five formandos, multum afferunt. In. primis, complures, primae notae virtutes, aut gignunt, aut genitas fovent- Ex hominum miferiis campus prae*betur miferationi, venuftiffimae benevolentiae parti, qui fublatd, omnis benevolentia gratulatione conftaret , neque flentibus afflerent humani vultus , ridentibus folum arrifuri. Dolore, moleftiaque depulfis, nullus nee confolationi locus effet, nee folatii , nee beneficiorum, nëc animi grati, nee ejus, denique, officiorum reciprocationi, cui tot, tantaeoue cantates adjunguntur.
Dein-



DISPUTATIO IV. 257
Deinde , malorum perpeffione, res ex aequo aeftimare docemur, atque ab exitiofis voluptatis, ambitionis , divitiarum , obleclamentis abftrahimur. Perpetuae enervant animum profperitates , praviffimosque affeótus gignunt, fuperbiam infolentera , impiumque Dei contemptum. Cum] omnia quae excejjerunt modum, noceant, periculofiftima felicitatis intemperantia eft. Movet cere* brum, in vanas mentes imagines evoeat, multum inter falfum & verum mediae caliginis fundit. Rebus profperis animi permadefcunt, nifi aliquid interveniat, quod humanae fortis admoneat, velut perpetud ebrietate fopiti ( u ). Qua de causa res adverfae a Deo adhibentur ut moneamur, quam vana, fluxa , incerta omnia externa funt, ut immoderatae earum cupiditates abrumpantur; ut ad mentem folidam, omnis veri gaudii fundamentum , reducamur.
Denique, adverfis bonorum , virtutis dignitas fortiore luce fplendet, aliisque commendatur. Pro omnibus optitnus quisque, ut ita dicam, militat, editque operas. Hoe eft propofitum Deo , oftendere haec quae vulgus appetit, quae reformidat, nee bona effe , nee mala : Nihil vere bonum, vere pulchrum, vere magnum elfe , cui non adhaereat virtus, cujus proprium eft, afpera complanare,
hu.
(«) Seneca de Providentia Cap. ÏV.
LI 2



*5Ö DISPUTATIO IV.
humilia extollere, ex duris, levia, ex acerbis, düleia , ftcere. Quid efl, quod magis virtutis admiratione percellit & amore , quam fortem virum confpexiffe , cum mi* feriarum extremis congreffum , quem juflum , & propofiti tenacem , nee civium ardor prava jubentium , nee vultus inflantis tyranni, nee vincula, nee bonorum fpoliatio, nee praefentes cruciatus, mente quatiunt folidi! Ecce ! fpeCtaculum dignum , ad quod refpiciat intentus open fuo Deus; ecce! par Deo dignum, vir fortis cum maldfortund compojïtus. Quantum gloriae , quantum incrementi in veritatis , juftitiae , Religionis partes, inde derivetur. Quid memorem fortes illos viros, qui, diverfis faeculis , civium fuorum jura ac libertatem , fuis damnis aerumnisque propugnarunc, rerumque publicarum, aequis legibus adminiflrandarum , fundamenta jecerunc? Quid memorem eos, qui veritatis caufam , non fine fummis molefliis ac difKcultatibus, immo jac"tura vitae, egerunt; qui, Religionis ? Quis efl qui Socratem morientem contemplans non pro quodam virtutis amore incendatur, fummaque nequitiae deteflatione ? Sed , quid de Socrate Joquor , quum multo clariora exempla Hifloria Religionis Chriflianae producat? Ut de ejus auétore fileam (culus five perpeffionibus , five di&is , five faclis, nee fimile aut fecundum quidquam faeculorum annales profeTunt,) pibrum acerbitatibus , martyrum fanguine, tam patienter, tam fortiter fufo, quam laeta mefïis faepius exorta efl. Quoties patientia 5 & conftantia eorum , qui,
me-



DISPUTATIO IV, 250
inediis crüeiatibus, profeflïonem fidei tuebantur, vel feroces vexantium animos flexerunt, & ad ampleclendum permoverunc , quod opprimendum fufceperant.
Ac, dum .pro-bi- aerumnarum perpeffione univerforum bono inferviunt , pro fumma1 felicitate contendunt, Virtus, exercitatione , confirmatur , ac in dies erigitur animus , donec ejusmodi difciplina , ad altiora eveftus, ftabile conftansque confecutus fueric gaudium haud aliter confequendum. Quae enim major voluptatis perceptio capi poteft: , quam talia virtutis gratia , & paffum effe, &feciffe. Quique, per eas acerbitates, ad purifflmam felicitatem , & immortalem gloriam , pervenerunt, nonne triumphali qaadam exultatione , hanc palaeftram refpicient, tanquam campum , quo fua olim pullulabunt gaudia ? Immo , quis eft cui animus tam parum virilis, cui virtus tam 'parvo in honore habetur, qui non fatebitur , mediis etiam moleftiis, laboribus, crüeiatibus, folatia fuiffe viris hifce praeclaris & gaudia , quae cor» poris vel exquifitiffimas voluptates , vel fummum rerum fecundarum fplendorem longe fuperent, Confcientia refti, favorisque divini fenfu nitebantur, immortalitatisque haud dubid fpe, fulciebantur , erigebantur,. exultabant ! Vis fcire quam nonpoeniteat hoe pretio aefïimafe virtutem? ReJpice in Mos, mifjoi fatitó, in eadem difcrimina redibunt.
Nee tantum, in praefens, humano generi benefaciunt bonorum moleftiae. Pofteritati etiam confulitur eorum exemplo. Probos tutiores, malos fufpeéüores reddunt. Exinde , probatur quam parum fidei danda eft perfidorum
L 1 s ho-



aóo DISPUTATIO IV.
hominum calumniis , qui boni publici colore utuntur , ut bonos opprimant, femetipfos elaturi. Cujus fceleris cum innumera proferat documenta Hiftoria, docet, ut caveamus, ne falsa4 fpecie decepti, in fimilia incida»-mus.
Eft, igitur , manifeflum , multo plus boni ex ipfis etiam malis proficifci; proborum calamitates & fuae, & univerforum, felicitati, infervire, nee fieri poffe, ut virtutis , cum fecunda fortuna , fit perpetua & irrupta copula, quia illa, non nifi hujus abïentii, ad fummum faftigium promoveri poteft. Adverfa, enim, fortuna dat facultatem exhibendae virtutis , & gauaent magni viri altquando infortuniis, non aliter quam fortes milites, bellis. —
Monftrant , etiam, fupra dióta, quare malis toties bene fit. Id etiam fequitur leges generales, quarum neceiïitas jam fatis probata fuit- Divitiae ac voluptates, quibus diffluunt, quippe quae fceleribus faepe partae, moralis mali permifïïone neceflario manant. Sed , hic locus clarius explicabitur, cum fequente capite oftenderimus decantatam illam bonorum & malorum iniquam partitionem , non adeo obtinere, ac quidam fibi perfuadent , & aliis perfuadere conantur. Quae fequuntur hanc totam ! rem clariore forfitan luce, quam qu£ multi eam vident, pofitura funt.
C A-



DISPUTATIO IV. 261
CAPUT QUARTÜM.
De vera bonorum & malorum partitione.
Exploratis modo rationeque , quibus , res five fecundae, five adverfae , difpertiantur, comperiemus, illud non ita inique fieri , ut fingulis virtutibus & vitiis , fua aut defmt praemia, aut poenae, ex communi rerum, humanarum ordine & curfu. Qua mercede , quo incitamento, prudentiam, induftriam, circumfpeftionem dignas tu judicas? An non profpero negotiorum exitu? Et potiuntur ! Harura virtutum propria praemia funt, divitia© atque honores. — Ac diverfa vitae humanae ftudia atque negotia iis comparari declarant.. Quo praemio incitandae & remunerandae effent fides, probitas, juftitia,. benevolentia ? Plane eorum , quibufcum vivitur, fiducily reverentie, amore. Benevolus, enim, non tam honores, quam caritatem , appetit, non tam divitiis vir jufrus & fidelis, quam, aliorum fiducia, & aefiiraatione, gaudet. An hae virtutes his unquam praemiis carent! — Quae efl: propria negligentiae atque ignaviae poena ? manifefte , res familiaris perturbata, & ad anguftiam redacta. — Quae, fraudis, injuftitiae, crudelitatis?Quid?'■ nifi aliorum diffidentia , fufpicio , contemptus y deteftatio. Et illa quidem vitia, haec nunquam non confeélantur.
Fit, autem interdum, ut in indolepravA, quaedam infideant virtutes, & in boni , quaedam vitia. Non, tarnen jr



26*1 DISPUTATIO IV.
men , illud obflat, quo minus fingulae hae virtutes atque vitia effeólum fortiantur, nee inde dicendum, virtutem negligi , dum praemia , ei debita, improbitati ceduntur. Nebulo folers agrum colit. —— Probus , dura otio languet , incultum relinquit. — Cui , tandem, debetur meifis ? Quis , ut inopii prematur, dignus efl , quis ut abundantia diffluat ? Hanc , procul dubio , promeritus elt is , qui, eam , labore , quaefiverit; illam, qui, ignavus, non effugerit ! Nee tarnen , eo minus , fuum uterque meritum feret. Nebulo, dum abundet, odio habebitur & contemptui. Probi , inopiA laborantis, omnes miferebitur, eique fubvenietur. Quae fi longius perfequi vellemue , multa, haud aliter facile juftitiae concilianda, folverentur.
Haud, tarnen, inficiandum efl;, generalioiï huk conftitutioni, efle quae excipi debeant. Verbi gratig, vir bonus incidat in fufpicionem criminis, cujus omnino infons efl,- de qua eausA , reliquam vitam cum ignominii agat. Ejusmodi cafu , omnium , quae habet pretiofiilima , jaéluram faciat', haud aliter, quam prudentiffimus & gnaviflimus, terrae motu , aut alluvione quddam, fortunis omnibus exuatur. Et prior eventus pofleriore rarior efl. Non igitur, obflat quo minus pro vero habeatur, fidei, juftitiae, benevolentiae, gratiüima fua praemia parari, fiduciam nempe, & eorum quibuscum vivitur, am'orem.
Pari modo, veterator, non modo vituperationem poe» uasque effugiat, fed & laudës ac praemia, ob bene diffi-
Ü1U-



DISPUTATIO. BT. 163
mulatum fcelus, reporter.. Nemo, tarnen, fallere con.fueverit, qui non demum deprehendetur , qui non poenas luet, mukorum criminum, quibus omnino vacuus fuerit, iufpicione.
Quantum igitur praefens rerum humanarum conftitutio patitur , fua, cuique & virtuti & vitio praemia quodammodo extant. Ea optimi Numinis adminiftrationem declarant, & perfeétiorem , in pofterum , remunerationem pollicentur.
At, quamvis illa bonorum & malorum divifio prae. fenti hominum conditioni accommodata fit, non, tarnen, eorum notionibus accommodatur. Tanta , quarundam virtutum admiratione tenemur , ut eas omnibus praemiis honoribusque vellemus cumulatas, & quidem , cadentibus, in alias , non cum iis, quas fufpicimus, perpetuo copulatas. Contra, ea eft aliorum vitiorum deteftatio , ut omni probrorum calamitatumque genere libenter obrueremus , ne his quidem exceptis, quae , talia , fequuntur. Juftos, munificos , fortes, magnanimos obfervantes , iis divitias , opes , honores , (quae omnia prudentibus ac diligentibus naturaiiter debentur) optamus. Dum , contra , fraudulentos, fallaces , vio. lentes defpeetui habemus & odio , indigne ferimus ilips potiri commodis quae fuo qualicumque ingenio & folertia pepererunt. Quocirca , humanae focietatis legibus, quae hominum opinionibus nafcuntur, Proditor (quan* tocunque fit ingenio) & bonis, & vita fpoliatur; civisque bonus, qui (utcunque in caeteris improvidus5 prae-
M m cla-



afy DISPUTATIO IV.
clarum aliquid , pro bono publico , ediderit, fummis infignitur honoribus. Ad hunc modum, Deus, qui leges fancivic generales, a quibus iingularia quaedam feparari nequeunc incommoda, iis, ab ipfis hominibus, remediura quoddam adhibendum voluit. Et ifte , revera , eft rerum humanarum ordo , ut raro exultent diu improbi, & opibus fruantur. Quae criminibus parantur, criminibus pereunt. Fraude , vel avaritia* partas divitias furtum fpoliet , diffipet luxus. Honores dignitatesque five feditione, five oppreffione civium acquifitae, ferius ocius, in odium, contemptumque incurrunt. —
Tolluntur in altum^
Ut lapfu graviore ruant.
Neque femper boni infortunati funt, Sed per aerumnass 4ifBcultates, labores., immo per ignominiam ipfam, ad aitiorera fortunae gradum haud raro evehuntur. Poft injurias atque calumnias clarius emicant, ficut fol, poft tenebras.
Quinetiam, nullum videtur difcrimen bonorum & malorum , eo magis quod vera hominum ingenia , non femper bene perfpiciuntur. Non enim omnes boni, qui boni videntur , nee mali, qui mali ; nihil de aliis fcimus nifi ex fama, vel noftra propria experientiit. Fkma tam ficli pravique tenax , quam nuncia veri. Amici & affentatores glorid decorant, quem inimici 5c invidi infamia' afpergunt. Ex diverfis partibus feótisque homines , adverfarios conviciis infeétantur, fuos in caelum elferunt. Quod fi propria experienti& judicemus, ne notorum quidem , ac familiarium mores penitus femper explorati funt. Quorundara callide celantur Yüia , aüorum virtutes



DISPUTATIO IV. 26*5
tes dura quadam conditione, obfcurantur. Male quo« que opiniones, de virtute faepiffime conceptae funt. Ita plane res fefe habet , in exemplis tertio Ciceronis de NaturaDeorum Libro, cap. 32, allatis. Probi enim apud Romanos habebantur, qui rempublicam, quocunque modo , auxerant. Anne providentiam injuftitiae arguebat . •quod Fabius extulit filium confularem? An Marcellus Hannibale praeflantior? & fic de caeteris fcilicét ad praejudicatas mortalium opiniones, providentiae adminiflratio exigenda eft.
Adde quod multum erratum efl pravis, boni malique, notionibus. Quae nobis intolerabilia videntur, facilius ferantur ab aliis. Malis affuefaélus, pari difcit. Sicut, lamina e ferro durato, quo magis convolvitur, eo fortius
conatur refilire. Aut ficut Fornix preffura firma-
tur, ita funt multorum animi. Haud aliter quam certi quidam lapides vento pluviaque indurantur , cruflumque inducunt, ita calamitatibus exagitati , ex iis robur animumque trahunt. Nee minus fallimur , felicitatis fummam in rebus externis ponentes ; nee ad calculos revocantes quantis angoribus improbi, mediis etiam opibus, cruciantur, quantisque gaudiis efferuntur boni , humili conditione pofiti , aut adverfa fortuna coüuélantes. — Quinetiam , hominum & crimina , & infortunia perin ultum aggravantur; fcelerum calamitatumque narrationes alta mente infixas tenemus. Sed innumera vitae communis commoda & officia probe expleta oblivifciniur. Sed res huuiauae inique adminiflrari creduntur, vel prae-
M m 2 ei-



aü*ö* DISPUTATIO IV.
cipue, quia hic rerum flatus a meliore disjunctus confpicitur; nam } fi conflanter memoria teneremus, alteram hanc vitam fccuturam , ubi fingulas virtutes , fingulaque vitia praemia ampliiïïma manent., ubi non tantum juflitia Dei, fed etiam dementia , atque benignitas clariffime exhibebun» tur; non modo fententiam, ad ultimum actum, differendam effe fateremur, fed quae vel videamus mala, vel patiamur, ad gloriofam totius operis confutnmationem conducere. Cum enim ea mala ad virtutem exhibendam , fummamque confequendam felicitatem neceffaria fint, brevem illam levemque parvi duceremus calamitatem , quae fempU Urnam , gravemque gloriam nobis pariat.
Circa res etiam naturales graviter erratur. Quae Ieviter explarantibus vitiofa & noxia vifa funt, ea omnia interiore confpectu apta , concinna, utilia , deprehenduntur. Immenfus Oceanus, tamdiu flerilis inutilisque habitus , efl ingens quafi ciflerna , cujus aquae folis radiis exhalatae pluviis in terram decidunt, Dum fe puppibus obeundum praebet, gentes quam maxime difiitas, mutuo commercii vinculo conjungit , & multa magnaque commoda humanae focietati comparat. Colitur quoque fuis gentibus, quarum complures ad vitam hominum fuflentandara , accommodantur. Alontes , partim diverfa arborum plantarumque genera, jugofo fitu gaudentium , edunt, partim fontes fluminaque miniflrant. Tempeflates exoriuntur terrae , marisque exhalationibus 5 earumque per aëra motu, quae ad vitam humanam confervandam maxime neceffaria funt. Saltus late patentes innu-



DISPUTATIO IV. 267
meris feris habitandi conceduntur ; ac eos quidem aëri purgando plurimum infervire , recentioribus deprehenfum fuit, experimentis. Et fic de caeteris mundi partibus, quarum concinnitas, utüitasque eo magis apparent3 quo magis infpiciuntur.
CAPUT QÜINTUM.
Cêrtdujïih
Nunc, ad metam properantes, colligamus quae difputata fuerunt.
Monitravimus quod libere agentes creaviffe , optime cum divini Numinis perfeétionibus confentiat, ab eoque feparari nequeat mali permiffio moralis. Conftat quoque multa elfe , quare judicandum fit, hominum facultatibus praeditos, effeciffe , ipfaque eorum conditione locaffe, ad optimam , rerum univerfarum , eonftruétio* nem, cui malum naturale adhaeret , fuiffe omnino neeeffarium. Praeterea, patet, malis cum moraiibus, tum naturalibus , quibus humanum genus obnoxium fit, maximi momenti bona plurima oriri. Quinetiam, malorum humanorum & numerum & magnitudinem , omnino > praeter rationem, exaggerari, ac rerum externarum partitionem , non ita inique ac vulgo creditur , fieri, probavimus. Denique monuimus affore tempus, quo omnes cujuscunque generis difScuItates, tollantur..
Ex



a68 DISPUTATIO IV.
Ex quibus omnibus concludendum- efl:, non effe contra naturam Dei perfecJiffimam, effeciffe mundum in quo mala infunt. Inde , quae cum divinis perfecliosibus quam maxime pugnare videbantur 5 ea easdem quam maxime efferunt 5 dum benigniffimum rerum omnium parentem malo bonum exprimentem, omniaque in fummam omnium felicitatem confpirare facientem, exhibent. Ad hunc mo« dum gradatim proficifcentibus , erroris tenebris fugatis , fol aureus veritatis gradatim illuxit. Haud aliter quam cum viator, longis , caelo nebulofo erroribus aclus, nefcius quo vagetur, aut quis fit fitus locorum, tandem emicare videt folem , & evanefcere nubes. Tum , collem afcendenti, omnia ,antea, caligine obduóla, & confufa 3 pedetentim deteguntur. Rura cultiffima miratur, oculis perfequitur fluminum curfus, vicos, urbes, regiones, denique araoeniifimas, incredibili quadam voluptate coa* semplatur.