RAPPORTEN, STREKKENdè ALS B T L si A G È N, tot de Verzameling van stukken,' betrekkelyk de aanstelling eeneft commissie van GENEESKUNDIG TOEVÖORZICHT< t e 4MSTERDJ Mi EERSTE DEEL. Behelzende de yyf eer/Ie Stukkchi Te AMSTERDAM, Ter STADS-DKUKKERTÈi en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAjliNSCHÖT; ' i 7 g&   STREKKENDE ALS BTLAAGLN TÖt D Ë VERZAMËLING van STUKKËN, BETREKKELYK DE AANSTELLING EENER COMMISSIE VAN GENEESKUNDIG TOEVÖORZICH1\ T E AMSTERDA M. EERSTE STUK. Behelzende, de Rapporten No. I—VI, over het gem de zuiverheid der Dampkrings- Lucht kan bevorderen of bederven. Te AMSTERDAM* Ter STAD S-D R U K K E R T Ë$ en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAjENSCHOT. 1798.   INHOUD. EERSTE STUK. Behelzende de Rapporten over het geene de Damp* kringslucht kan bevorderen of bederven. N°. I. Rapport over het onderhouden van eenen zuiveren Dampkring. II. Rapport over de oorzaak en, welke de zuiverheid van den Dampkring bederven. IIL Eerfte Rapport, over de Vuilnis. IV. Tweede Rapport, over de Vuilnis. ' V. Rapport, over de onzuiverheid der Stads Graften. VI. Rapport, over de gefteldheid der Wooningen , betrekkelyk de Gezondheid. / ' TWEEDE STUK. Bevattende de Rapporten over de zuiverheid en dc verva/fchitig van Dranken. N°. VU. Rapport, over het Regenwater, datinLooden- en andere Bakken bewaard wordt. VIII. Eerfte Rapport, over het Schuiten water. IX. Tweede Rapport, over het Schuitenwater. X. Rapport, over de vervalfching van Bieren, Wynen, en geestryke Dranken. PERDS  I N H O Ü Ö, DEUCE STÜK. Bevattende de Rapporten, over het Vleesch, dé Visch, en andere vasté Spyzén. N°. XI. Eerfte Rapport, over het Vleesch en dë Slagthuizen.- XII. Tweede Rapport, over het Vleesch en de Slagthuizen. XIII. Rapport, over de Visch. XIV. Rapporti over de Groentens. XV. Rapport, o/er het Brood en Meel. XVI. Rapport, over de vervalfching van fommige Spyzen en Dranken. V t E E. D E 5 T TJ X. Bevattend,} de Rapporten over het Tinnen-, hei Koperen-, en het Aarden Vaatwerk. No. XVII. Rapport, over het fchadelyke van Tinnen- en Koperen Vaatwerk. XVIII. Rapport, over het Aarden Vaatwerk.- VYFDE STUK. XIX. Rapport, over hec voorkomen van Ongelukken. 8*4 h  VOORBERICHT. De Commisfie, benoemd geweest tot kt vervaardigen van een Plan, voor een Committé van Gezondheid^ by refolutie van den Raad,■ van den 13den 'j-anuary 1.1., verzocht en gequalif» ceerd geworden zynde , om de Rapporten, welken ter Stads Drukkerye, volgens voorige refolutiê van den liften December 1.1., gedrukt zouden worden, te corrigeeren; heeft in haare laatfie by eenkomst, op den loflen daaraanvolgenden gehouden, ons dit werk opgedraagen, en befloo* ten, die Rapporten, by Stukken uittegeeven; en wel in dier voege, dat ieder Stuk, de Rapporten , welken, of over één en het zelfde onderwerp ioopen, of immers onderwerpen behandelen, die in een zeer naauw verband met eikanderen ft aan, zoude bevatten: en zulks niet alleen, ten einde dit werk te befpoedigen , maar ook op dat da Stukken afzonderlyk te bekomen zouden zyn, en daar door aan ieder Ingezeten deezer Stad gelegenheid gegeeven zoude worden , zodanig fiuk, waarin hy eenig meerder belang mogt komen te fiellen , te verkrygen , zonder genoodzaakt te zyn-, het geheel werk te koopen. Alle de Rapporten te zamen zullen twee Deelen uitmaaken , * 3 wel-  Ti VOORBERICHT. welken i gevoegd by de reeds nitgegeeven Verzameling van Stukken, betreffende de oprichting eener Commisfie van Geneeskundig toevoor^ Zicht j te Amfterdam (*) > den gehelen arbeid der Commisfie t in het hoofd deezes gemeld, zullen opleeveren. Wy geeven thands het eerfte Stuk uit •, behelzende zes Rapporten, die allen het geen de zuiverheid der Dampkrings-lucht kan bevorderen; of bederven, betreffen. De volgende agt Stukken, muilen bevatten de Rapporten \ over de zuiver» heid en de vervalfching van Dranken: over het Vleesch , de Visch, en verdere vaste Spyzen: over het tinnen-, koperen- en aarden Vaatwerk: over de Ongelukken: over de Epidemifche en aangebragte Ziekten: over de Doétoren, Chirurgyns, Apothekers, Vroed-, meesters en Vroedvrouwen, gelyk mede over het Geneeskundig onderwys : over de Gasthuizen : over de Geboorte-, Trouw-, Ziektenen Sterflysten, en over de beöordeeling' der Volkrykheid. Zo dat door die jcliikking, de Rapporten in de zelfde orde voorkomen, waarin de zaaken, door de Commisfie, in haar Vertoog zyn C**) Te dmflerJam, by v. DEN HENGST en - j. A. «RAJENSCflOT.  VOORBERICHT. vi* zyn behandeld. 'Er is echter eene uitzondering voor het Rapport No. xxxv, over het Geneeskundig onderwys, het welk in het zevende Stuk, na het Rapport No. xxxn zal geplaatst zyn, om dat het aan de Commisfie is voorgekomen, dat dit onderwerp in een Te naauw verbandflaat, met hetgeen de DoBoren enz. betreft, dan, dat het met in het zelfde Jluk, met de Rapporten, die over de Kunstbroederen handden ? geplaatst zoude worden. Het zal noodeloos zyn, te doen opmerken, dat de byzondere Rapporten , hier met de zelfde Nummers befïempdd zyn, onder welken zy in het Vertoog, in het Plan en in de Aanwyzing aangehaald worden. Het Rapport No. xxxvi was een Supplementeel Rapport: het behelsde in§. 2, een byvoegfel, op de Rapporten No. in en iv, betrekkelyk de Vuilnis: in §. 3 , een byvoegfel op het Rapport No. v, betreffende de onzuiverheid der Stads Gr agten: en in §.4, 5, 6, 7, 8, een byvoegfel op zommige artikelen van het Rapport No. xxxm, over het Gasthuis. — Het is thands by het uitgaven deezer ftukken aan de Commisfie gevoeglyker voorgekomen , die byzondere byvoegfels, by de Rapporten, waar toe zy behooren, te laaten drukken. ■  vin VOORBERICHT. Wy wenfchen dat, wanneer de zaaken in alle die Rapporten, in het Vertoog, in het Plan en in de Aanvyzïng behandeld, door de aangebelde Commisfie van Geneeskundig toevoor zicht, nader zullen zyn onderzocht, veranderd en verbeterd; yer, onder goedkeuring van den Raad, op die byzondere onderwerpen fchikkingen en ver.ordeningen zullen gemaakt worden, welke voor >oe Ingezetenen deezer Stad nuttig en voordeelig zyn zullen. Hier toe verleene het Opperweezen zynen zegen. J. H. VAN SWINDEN. D. VAN GESSCHER. Amper dam, den 25 February 1798. Np.r.  No. L RAPPORT OVER HET ONDERHOUDEN VAN EENEN ZUIVEREN DAMPKRING. A   N°.i. RAPPORT over kt onderhouden van eenen zuiveren . Dampkring. §.t. Jfïet heeft Ülieden behaagd , de ondergeteekenden optedraagen, hunne gedachten op te geeven omtrent die zaaken* waardoor de zuiverheid en gezondheid des Dampkrings, voor deeze Stad, en wel voor zo verre die in eene genoegzaame afwisfeling en ververfching der Lucht gelegen is j zoude kunnen bevorderd worden. ' §. ter betere afwisfeling en verfrisfchinoder lucht, binnen deeze Stad, zou kunnen worden aangewend ; te weeten : dat voortaan , by volgende herltellingen, de Muuren der Stad , geenzins zo hoog als thans., maar, gelyk dat gedeelte van dezelven , dat in de nabyheid der Weterbgs Poort vernieuwd is, maar tot eene kleine hoogte worden ppgetrokken. Behalven het voordeeiige, dat. hierin voor de finantiën deezer Stad zoude gelegen zyn, zo zoude zulks, naar het gevoelen van de Ondergeteekenden , nog dit nut aanbrengen , dat de 1, ucht van buiten de Stad, zich gereeder naar binnen zuu.' de kunnen begeeven, en de Lucht van binnen de Stad, zich beter naar buiten zou kunnen verfpreiden; het geen nu, door de tegenswoordige hoogte der Stads muur, meer of min moet worden gekeerd': deeze hoogte althans moet nadeelig zyn, voor de verfpreiding der Lucht, die zich boven de Baangraft en andere graften, in de r.abyheid der Stads muur onthoud;' en welke te meer eene behogrlyke afwisfeling en verfris'ching noodig heeft, wyl op deeze graften, veele Fabrieken geplaats tzyn/waarvan de meesten fchadelyke uitwaasfemingen van zich geeven; welken, wanneer zy daar bepaald endoor de hoogte der Stads muur, als het ware, van de buitenlucht afgefchut blyven, noodwendig eenigen invloed op de Gezondheid van de aldaar woonendeIngezetenen, zooniet ook van die, welke zich dieper in de Stad onthouden, moet uitö.-ffet;en. A 5 Het  IO No.I, RAPPORT over het ONDERHOUDEN Het is mede om de zelfde reden , naamentlyk: onvalle beletfelen, voor de verwisfeling en verfpreiding van de Lucht, binnen de Stad, met die welke daar buiten is, weg te ruimen, dat de ondergeteekenden het ook van nut zouden oordeelen, dat voortaan geene L'oomen, meer dan die, welken 'er thans zyn , op de fchansfen of de wallen deezer Stad, wierden geplant; zynde het voorzeker waar, datnvanneer men voortging, deeze fchanslen verder met Boomen te beplanten , de lucht bmnen de Stad, zich nog veel meerder dan nu, door de hoogte der Stads muur, van de buitenlucht zou vinden afgeflooten, en dus nog minder, den invloed des wind- ofiuchtftrooms genieten, die zo heilzaam voor eene zo volkryke Stad, als deeze, is. g. xo. Het is dan. uit overweeging van dit alles, dat de ondergeteekenden,aan deeze Vergadering in bedenking geeven, om aan den Raad voorteflaan, dat dezelve gelieve te decreteeren : i. Dat in alle naauwe ftraaten of fteegen, daar geen twee Rytuigen elkander kunnen voorbygaan, alle luiffen, uitfteekende borden en uithangborden, na eenen bepaalden tyd, zullen zyn weggenomen; ( hoe veel die zyn zullen, welken in het algemeen zouden dienen , om te zorgen , dat alle die obje&en , die aan de beftuuring van dit Committe', door  %6 No, 11 RAPPORT over de OORZAAKEN, door den Raad worden overgelaaten, behoorlyk worden naargekomen en geobferveerd. §. 3. Het is danindeonderftelling,datdit,ofeenig ander dergelyk middel, waarvan wy de befchaaving en beoordeeling gaarne aan UI. meerder doorzicht overlaaten , zal kunnen worden'geadopteerd, dat ons advies over verfcheide der aan ons opgedraagene artikelen > zal zyn ingericht. §. 4. Wy bepaalen ons vooreerst by de zorg over de Secreets-küilen. Ten deezen opzichte moeten wy toeftaan, zeer goede fchikkingen by de Keuren te hebben aangetroffen, welke, op dat wy die in het voorbygaan aanftippen, hierin beftaan ; dat het ledigen der Secree'ten niet anders mag gefchieden, dan door zekere lieden, die door de Stad aangefteld, en verbonden zyn, om het ledigen der Secreeten niet anders dan op by de Keure bepaalde tyden te verrigten; welken zyn, van den eerden April tot den eerften October, des avonds van 0', uuren, tot h nachts ten a uuren; en van den eerften October tot den eerften April, van 'savonds ten 9 uuren, tot 'snachts ten v, uuren ; welke tyd , by de Keuren voor ée'nen nacht gereekend wordt; — vervolgens dat over deeze arbeiders vier toezieners zyn , die hunne aanftelling van Thefaurieren ontvangen, wier pligt het is te zorgen , dat de kuilen wel geleedigd , en de onreine ftoffen niet tusfchen de wal en de fchuit in't water geworpen worden; als ook van  die dïn DAMPKRING BEDERVEN. i? van nu en dan by nacht, ronde te doen, en acht te geeven, dat het ledigen der Secreeten, door geene onbevoegde Perfoonen , of op ongelegene tyden gefchiede; zynde bovendien de Ratelwagts geauthorifeerd, om de bekeuring mede in zodanige omftandig'ieden te verrichten: dat, behalven de vier Toeziener-s, nog vier Oppertoezichters, over alle deeze zaaken, die men met den naam van Nachtwerk beftempelt, aanweezig zyn, die mede hunne aanitelling van Thefaurieren ontvangen en op hunne beurc, eene Schuit en eenen Sehuitenkneg; kunnen aanftellen: eindelyk, dat de onreine ftoffe , die voorheen op de vuilnisvaten geworpen en ten behoeve van het Aelmoesfeniers Weeshuis verkogt werd, thans door Thefaurieren, onder den naam van poortaarde, wordt verpagt; en gewoonlyk in eenen kuü,aan den Oiemerdyk, geborgen, of in een Tjalk of ander groot Vaartuig, wordt bewaard, uit het welke zy tot mesting rerkogt wordt. §. 5 Omtrent deeze Keure is het ons echter voorgekomen, dat eenige zaaken zyn voorby gezien, of dat 'er zekere misbruiken zyn ingefloopen, welke allen voor eenige verbetering vatbaar zyn : als zodanige immers, merken wy aan: i. Dat het ruimen of het ledigen der fecreeten," by alle tyden van het Jaar, vrygelaaten isj daar dit zeker in de heete Zomermaanden, doordemeef fchadelyke uitdamping en flank, die deeze (tuffen alsdan van zich verfpreiden moeten,meer nadeel, dan B in.  18 No. IT. RAPPORT over de OORZAAKEN, i* de andere Maanden van het Jaar, moet toebrengen. i. Dat 'er by die Keure, wel eene tydsbepaaling gemaakt is, wanneer de Arbeiders het ledigen moeten ftaaken, doch niec, wanneer de Schuit, waarin de onreine ftoffen gelaaden zyn, de Stad moet verlaaten hebben. 3. Dat ook zelfs, omtrent den tyd , die by de Keure bepaald is, door de arbeiders geheel van het oogmerk derzelve wordt afgeweeken; zo dat zy, wel is waar, den tyd van 9 tot i& of van 9 V tot 1 uuren , volgens de Keure, voor éénen nacht reekenen, dan ook dikwerf, geheel tegen de intentie deezer, twee en meer nachten in eenen eigentlyken nacht werken; en dus met het ruimen tot veel laater in. den ochtendftond bezig zyn. §. 6. Ons advies zou dan zyn , om aan den Raad voonedrasgen, dat, behalven het geene reeds by de gemelde Keure geftatuè'erd is, nog worde geö> donneerd: 1. Dat het ruimen of ledigen der Secreeten in de maanden July, Augustus en September, wanneer de bette op het meeste, en de neiging tot ziekte en bederf het grootlte is, niet zal mogen gefchieden , behalven in gevallen van noodzaakelykheid , waartoe zal moeten worden verzogt confent aan en zo hetzelve bekomen wordt, betaald zal moeten worden , voor iederen nacht eene fbmma van ten behoeve van 2.  , »Se den DAMPKRING BEDERVEN; i£ a. Dat in die maanden van het Jaar,waarin hét ruimen veroorloofd is, de arbeiders daarmede niet zullen mogen beginnen, vroeger dan des avonds ten io uuren, en niet laater daarmede zullen mogen bezig zyn > dan des ochtends ten 4 uuren. 3. Dac de Schuit, waarin de onreine ftoflèn geftort zyn, des morgens ten 6 uuren, of, in de •wintermaanden, by het openen van den Boom, de Stad zal moeten verlaaten hebben. 4. Dat de Poortaarde, die naar buiten gevoerd -geweest is, niet binnen deeze Stad zal mogen gebragt, eri aldaar in Schepen, ter vervoering, zal mogen gelaaden worden; maar dat zulks buiten dé Stad zal moeten gefchieden. 5. En verder, dat omtrent de Secreeten , die" met riöolen in de burgwallen of de graften uitloopen, mag vernieuwd worden Artikel q der Keure van iajanuary 1701, [te vinden Handvesten pag, 726,] waarby bepaald wordt, dat alle de riöolen moeten overdekt worden met fchuinshangende planken, wederzyds naar boven, digt tegen de wallen aangeüoten, en ten minften twee voeten onder dê Stads peil in 't water nederhangende:het teken van de peil aanteflaan aan de voornaamfte bruggen. §.7. Betreffende de werkzaamheden van het aanftaande Committe in deezen , is ons advies, dat in. ileszelfs Jnftrudtie behoorde gefield te worden: Dat hetzelve doormiddel van die lieden, welken onder deszelfs dire&ie zyn gefteld, en die wy voorin a taan  3b No. II. RAPPORT over de OORZAAKEN, taan kortheidshalven Geauthorifeerdens zullen noemen , een naauwkeurig toevoorzicht zal hebben te houden, dat 'er omtrent het ledigen der Secreeten geene de minfte infracStie in het daaromtrent gcftatuëerde gefchiede; als ook, dat het in geval van zodanige overtreeding , zich terftond, met klagten daarover, aan Thefaurieren zal hebben te adresfeeren ; en eindelyk, dat het door de zelfde Geauthorifeerden acht zal doen geeven, dat de riöolen op de gemelde wyze met planken zyn toegericht. §.8. Het tweede dat aan ons is opgedraagen, is de tydsbepaaling omtrent het diepen of uitbaggeren der graften. — Hieromtrent hebben wy niets by Keuren geftatuëerd gevonden; aileenlyk fchynt het, eene aangenoome fchikking te zyn, dat zulks gemeenlyk in het voor- en na-jaar, en wel aes morgens vroeg, gefchied. Wy zeggen gemeenlyk, alzo dit ook wel eens inden Zomer, als ookzomtyds laater op den dag verricht wordt; het welk men byzohderlyk moet toefchryven , aan het bepaald getal Modderlieden, dat gebruikt wordt, het welk anders niet toereikende zoude zyn, om wanneer dit baggeren, flegts by zekere tyden van het Jaar, gefchiedde, de geheele Stad behoorlyk diep te houden ; welk bepaald getal van Modderlieden,'ook tevens oorzaak is, dat, wanneer zy aan het baggeren begonnen zyn, zy dit werk op den dag niet kunnen ftaaken, alzo zy verpligtzyn, den zelfden dag, hunne fchuit gevuld en geledigd te hebben. i Over  CiE*rDEN. DAMPKRING BEDERVEN. 21 Over het geheel is het ons voorgekomen, dat de tyd van den dag; waarop dit baggeren gefchied, minder in aanmerking kan komen, dan de tyd van het Jaar, waarin zulks verrigt wordt; — dat dit baggeren dus, in het voor- en najaar, zelfs al gefchied het ook eens op den dag, niet zo veel nadeel zal toebrengen; — dat integendeel hetzelve in de Zomermaanden, en byzonder in Augustus en September, uit hoofde van de meerdere dijpofitie, die dan by alles tot rotting en bederf gevonden wordt, zeer fchadelyk kan zyn. Eene andere zaak, welke naar onze gedachten, by het baggeren der graften zou kunnen verbeterd worden, is, dat de Wallen, of de kanten der graften, die door de lozing der Riöolen, voorzeker altoos met onreine ftoffen gevuld zyn, dieper dan thans gehouden wierden. Plet is waar, dat dezeken, uit hoofde van het nadeel, dat de fundamenten der wallen daardoor ondervinden zouden', niet dieper dan tot vier voeten moeten worden uitgebaggerd, terwyl het midden der graften, op tien voeten diepte gehouden wordt: ondertusfchen zyn wy geïnformeerd geworden , dat dit diepen der graften, tot de gemelde diepte, veeltyds, ook al wegens het gering getal van Modderlieden, wordt nagelaaten; welk verzuim by laag water, wanneer deeze ftoffen , zo als wy dikwyls zien, bloot liggen, niet anders dan eene merkelyke befmetting der Lucht moet veroorzaaken. B3 S-.s.  33 No. II. RAPPORT over de OGR^AAKEN, § ,g. Ons advies da», ten opzichte van dit alles, is, dat men aan den Raad voordraage, om den Opzichter der Stads Graav- en ï\ lodder-werken, die tevens - ook het opzicht over de Modderlieden heeft, te gelasten: 1 I. Dat het baggeren of uitdiepen der graften , in de maanden Augustus en September worde nagelaateri. 2. Dat van nu voortaan , de Wallen, of kanten der graften , ook die der bruggen en plaatfen, waar de openbaare Secreeten zyn, beftendig tor diepte van vier voeten gehouden worden ; als ook , dat, by gebrek van het daartoe noodig geril Modderlieden, nog eenigen uit de thans zonder werk zynde, moeten worden aangefield. §. io. De werkzaamheden voor het aanftaande Commilté, zullen volgens ons advies hierin beftaan : dat het deszelfs Geauthorifeerden gelaste te letten, dat het baggeren in de 'maanden Augustus en September worde nagelaaten 5 ten anderen, dat het door gemelde Geauthorifeerden, geduurig by peiling doe onderzoeken, of de Graften overal de behoorlyke diepte hebben; en eindelyk , dat het Committe, by het minfte verzuim hieromtrent, waarvan het mogte kennis krygen, zich terltond aan den Raad zal moeten addresfeeren. §. ii. Het derde Artikel, waar overwy nu zouden moeten advifeeren, is, de uitlialling van Luchtbed ervende Waaren. Onder deezen hebben wy gedacht ,  die den DAMPKRING BEDERVEN. 23 dacht, in de eerfte plaats te moeten ftellen, de Kaas, de Haring, de Zoute-Visch en de Fruiten. Oudertusfchen is het ons voorgekomen, dat, fchoon deeze Waaren, ook al eenigen fchadelyken invloed op de Lucht bezitten, en dus, uit hoofde hiervan, als nadeelig voor de Gezondheid kunnen worden aangemerkt; dit nadeelige echter niet zo groot is, dat men door het verbieden van het uitftallen derzelven , zo veel voor de Gezondheid zoude uitwerken, dat men daardoor zoude kunnen opweegen, de groote ongelegenheden, üie 'er door het gemelde verbod ontftaan-zoude, §. 11. Van meer belang achten wy het bakken .van •Plaau.peken, Oliekoeken, als ook van Visch, dat in naauwe ftraaten, zo ais, onder anderen, op . Marken, op Kruiwagens, en in de opene Lucht gefchied; en 't welk zeker, om meer dan eene reden, de Lucht in zodanige ftraaten aanmerkelyk moet bederven. Ondercusfchen, hoe zeer wy van het volftrekt fchadelyke deezer zaak overreed zyn, zyn wy nochtans huiverig, om te durven advifeeren, dat zodanige zaaken worden tegengegaan; gemerkt men, door zulks te doen, een aantal der geringfte Lieden, van hunne kostwinning zoude berooven, en anderen van hun'; buiten ftaatftellen, om zich op zulk eene goedkoope wyze als nu, voedzel te verfchaffen. §. 13. Onder de Luchtbedervende Waaren, die men zou kunnen tegengegaan , hebben wy beB 4 fchouwd,  S4 No. ir. RAPPORT over de OORZAAKEN, fchouwd, de Visch, met welke men tot hiertoe gewoon is j in naauwe ftraaten, zö als, onder anderen , in de Halfleeg en Nes, te koop te zitten; een bedryf, 't welk, zo wel wegens de onzuiverheid, die het in den Dampkring van zodanige naauwe ftraaten, als door de belemmering, die het, aan Rytuigen en Voetgangers veroorzaakt, behoort te worden te keer gegaan: eindelyk meenen wy onder dit Artikel ook nog te kunnen brengen, de Haring- en Zoute-Visch kooperyen, die in het groot gefclueden; en welkers plaatfing voortyds reeds ir. aanmerking is gekomen; zo dat by eene Keure van 1643, dezelve aljeenlyk aan den VKant waaren toegelaaten; daar'nu, zederd eenige Jaaren, eene zodanige Haring- en Zoute - Vischkoopery , op den hoek van de Heeremarkt en Brouwersgraft is overgebragt; en dit. byzonder door de Zoute Visch, die men gewoon is, daar in Kelders te bergen, by den Zomer- dikwerf den onaangenaamften ftank voor de Buuren opleevert. Daar dit voorbeeld welligt door anderen zoude kunnen worden nagevolgd , is het ons voorgekomen , dat tegens hetzelve voorziening behoort te worden gedaan. §. J4. Ons advies is dan, dat men aan den Raad zou moeten voordraagen: i. Dat, zonder te treeden in de vraage: in hoe verre de Keuren, omtrent het niet inbrengen van Visch in de Stad door zekere Perfoonen, of het zitten met Visch, buiten de geauthorHeerde Visch- mark-  die den DAMPKRING BEDERVEN. rnarkten, behooren te worden gemaintineerd, dan wel, of men de infraétien oogluikende kan toelaa* ten ; als hebbende dit geene betrekking op de Gezondheid; dit echter vast ftaat, dat het zitten daarmede in naauwe ftraaten, ten hoogften nadeelig voor dezelve is, en dus, dat het te koop zitten met Visch, in naauwe ftraaten, waar geen twee rytuigen eikanderen kunnen pasfeeren, volftrelttelyk moet verboden worden. 2. Pat de Keure van 1643, omtrent de Haringen Zoute-Vischkoopers, in zo verre vernieuwd worde , dat zy van de Haringpakkkery af, tot aan het Eiland toe, alleen langs den Ykant, zich in vervolg van tyd zullen mogen nederzetten. De werkzaamheden voor het aanftaande Committé in deezen, befchouwen wy, dat wederom z:ch moet bepaalen , om door deszelfs Geauthorifeerden te doen acht geeven, dat dit alles behoorlyk worde nagekomen : welke Geauthorifeerden in deezen, betreklyk het te koop zitten met Visch, en het droogen van Scharren en Schollen, op de openbaare ftraaten en bruggen, de magt behooren te hebben, om zich de Visch enz ; van die geen en, welken tegen dit verbod handelen, toeteëigenen. §. 15. Aangaande de fchadelyke Fabrieken, het vyfde Artikel dat Gyl. ons hebt opgedraagen, hebben wy onze aandacht alleen gevestigd op zodanige Fabrieken , die voor de naby woonende fchadelyk zyn; zonder ons tot de werklieden in dezelven te B s be-  ad No. II. RAPPORT over de OORZAAKEN, bepaalen; en ten deezen opzichte moeten wy bekennen , dat wy, behalven de Looijeryen en Cementmakery, waarvan wy ftraks byzonder fpreeken zullen , geene zo fchadelyke hebben aangetroffen, dat men genoodzaakt zoude zyn, in een tyd waarin de Fabrieken reeds zo aanmerkelyk in getal zyn afgenoomen , en aan het behoud van dezelven zo veel geleegen is, ze te doen Verplaatfen; — te meer, daar de meeste Fabrieken, reeds zodanig geplaatst, en by Keuren aan zodanige gedeelten der Stad gebonden zyn, dat zy weinig nadeel aan de Ingezetenen kunnen veroorzaaken. Ondertusfchen is het ons voorgekomen, dat 'er, by zekere Fabrieken, omftandigheden kunnen plaatshebben, die dezelven, fchoon anders onfchadelyk, echter zeer nadeelig voor de Gezondheid der nabywoonenden doen worden, en die, daar-zy niet tothet wezen der Fabrieken zelve behooren, ligtelyk kunnen worden weggeruimd. Als zodanigen hebben wy vooral befchouwd, de ftoffen die tot het Verwen, en tot het Azynmaken gediend hebben, welken veelal in de nabyheid dezer Fabrieken, in de opene lucht worden neergeworpen , aldaar dagen blyven liggen, en door de rotting, die zy, byzonder die, welken tot het Azynmaken gediend hebben, ondergaan, de Lucht op eene aanmerkelyke wyze befmetten moeten. §. 16. Minder gutsftig hebben wy gezegd te moeten denken over de Leerlooijeryen, die wy zeker als zeer beuerfiyk voor de Lucht aanmerken. Wy heb;  die den DAMPKRING BEDERVEN. hebben uit'overtuiging hiervan, by ons zei ven nagegaan, of 'er ook een middel zoude te vinden zyn', om te bewerken dar deezen,zonder merklyk nadeel voor de eigenaaren , zoude kunnen worden verplaatst; dan, hieromtrent niets hebbende kunnen uitdenken , zo is het ons coegefcheenen, dat men zich die nadeel zal moeten getroosten; doch dat men echter tevens behoort zorg tedraagen, dat, behalven üe Looijeryen die 'er thans beftaan, geene andere binnen de Stad worden opgericht; en dus dat dit kwaad,, hetgeen wy vinden dat om verfcheide redenen niet kan worden tegengegaan, althans niet meer» der worde. J.17. JLindelyk, wat aangaat de Cemént-Fabriek; •daar deeze niet-'alleen/wegens haare hoogstnadeelige uitdampingen, maar ook wegens eene allerlchaader lykfte lucht, die 'erbyhet branden van de Cement, van de klëy of het flik ontwikkeld wordt, wezen tlyk nadeelig voor de Gezondheid van dat gedeelte der Stad is, waar zy zich.bevind; zo zouden wy, die anders zo veel prys hellen op de menigte der Fabrieken, en zwaarigheid maaken, om, al doen zy ook een gering nadeel, dezeiven daarom te verbieden , echter van gevoelen zyn, dat eene Fabriek, die de hoogstnadeelige gevolgen voor de Gezondheid zo duidlyk doet blyken, nimmer binnen eene Stad, veel minder binnen eene zo volkryke als deeze, behoort geduld te worden. ' SfiS. Ons advies dan, omtrent dit alles zoude zyn: i.Dat  Sï No. II. RAPPORT ov£r de OORZAAKEN, 1. Dat'er door datligchaam, 't welkhet opzichs over de Vuilnis-fchui ten heeft, gezorgd worde, dat de ftoffen die voor de Verwerven en de Azynmakeryen gediend hebben, van daar dagelyks weggehaald, en ter plaatfe van de andere Vuilnis buiten de Stad gevoerd worden. 2. Dat men aan den Kaa l voordroeg; te decreteeren: i. Dat de Cement-Fabriek ten fpoedigften mooge worden weggenomen, en buitm de Stad verplaatst. - 2. Dat tot voorkoming, dat in vervolg van tyd eenige fchadelyke Fabrieken zich in deeze Stad nederzetten , elk die een Fabriek of Trafiek wil aanvangen , zulks niet zalmogen doen, zonder voorafgaande kennisgeeving aan, en bekoome goedkeuring , van het aanftaande Committé. 3. Dat, om alle misleiding te voorkomen, en op dat niemand zich op dereeds gevestigdheid zynerFabrielrzal kunnen beroepen; elk die binnen deeze Stad, of de vryheid van dien, eenige Fabriek of Trafiek is oefienende, na verloop van zekeren bepaalden tyd, verpligtzalzyn , zich metzynen naam en den aart van zyne Fabriek aantegeeven aan het aanftaande Committé, opdat dit zoude kunnen weeten, welke Fabrieken thans reeds binnen deeze Stad gevestigd zyn. §. 19. De werkzaamheden van het aanftaande Committé ten deezen opzichten, zullen dan hierin beftaan : 1. Dat hetzelve door zyne Geauthorizeerden behoorlyk doe acht geeven, dat 'er geene nieuwe Fa-  die den DAMPKRING BEDERVEN. 29 Fabrieken buiten zijne kennis worden aangelegd; en dat het zich, indien zulks gefchied, terftond aan den Raad zal hebben te addresfeeren. 2. Dat het, by de aanlegging eener Fabriek, waartoe verlof gevraagd wordt, met de grootftenaauwkeurigheid, den aar: deezer Fabriek naga, en aan « dezelve niet toeftaa zich te vestigen, voor dat het op de duidelykfte wyze is overreed geworden, dat deplaatfing daarvan, geenenadeelige gevolgen voor de Gezondheid zal hebben. §. 20. Het laatfte Artikel dat aan ons ter overweging is opgedraagen, betreft den ftank der Begraafplaatfen. Wy zullen deezen in die der Kerken en der Kerkhoven onderfcheiden. Met opzicht tot de Begraafplaatfen in de Kerken, gelooven wy, datzederd lange een misbruik is in* •gefloopen, H welk den ftank veel moet vermeerderen; namentlyk: dat de kuil of het graf, niet diep genoeg gegraaven wórdt en by volle graaven de bovenfte kist daardoor byna onmidlyk onder den zark geplaatst is. Het is ons dus voorgekomen, dat, wanneer de graven zo veel dieper waren, of de kist in alle gevallen met twee voeten aarde of zand bedekt was, de ftank der lyken zich minder aan de Kerk zou kunnen mededeelen. Deeze ftank hebben wy gedacht, dat ook aanmerkelyk zou kunnen worden tegengegaan , als elke zark,  50 K*. II. SAPPORT over de OORZAAK.EN, Bark, te* plaatzé daar hy anderen raakt, met kalk was toegeftreeken. Nog hebben wy begreepen, dat het voor het wegneemen van den ftank zeer veel voordeel zoude aanbrengen, wanneer, in navolging van de Nieuwe Kerk, aan de deuren van alle Kerken, hekken ge. maakt en daarin alle dagen gehangen werden, terWyl men de deuren open liet; en daar-en boven, op genoegzaame hoogte, in de Kerk-glaazen, vengfters, van zekere grootte gemaakt werden, die alle [dagen werden open gefteld. Op deeze wyze althans, gelooven wy, dat de tocht, of de verwisfelende lucht , die door de opene deuren en vengfters wordt aangebragt, zeer veel, zo niet allen ftank zou wegneemen. g. 22. Emdelyk is het ons voorgekoomen, by dit begraaven in de Kerken , uwe aandacht nog te moeten bepaalen, by de nadeelige gewoonte, die 'er plaatsheeft, van de graven, waarin ftaat begraaven te worde», reeds vroeg in den morgen te openen ; als het welke, naar ons gevoelen, zeer wel flechts een paar uuren te vooren zou kunnen gefchieden. Ten anderen, hebben wy gedacht, dat zeerwel zoude kunnen bepaald worden, dat, ten dage dat 'er Dienst is, in zodanige Kerk niet zoude mogen begraaven worden. Het komt ons voor, dat deeze fchikking,om meer dan eene reden, haar voordeel zou kunnen hebben: immers zouden dan de lieden» wel-  ton?, den DAMPKRING BEDERVEN. 3s welken daarin vervolgens hunnen Godsdienst komen oeffenen, geen gevaar loopen van befmetlyke ziekten, die zich ligtelyk by het openen van oude graven , op nieuw kunnen mededeelen. §. 23. De begraaving op de Kerkhoven, is ons mede toegefcheenen,dat voor verbeetering vatbaar is. Men heeft naamentlyk veelal de gewoonte, om die begraafplaats, welke men de gemeene kuil noemt, en waarin zeer arme lieden begraaven worden, zodanig groot te maaken, datzy een aantal lyken kan bevatten; en daarteboven, om deeze kuil zo lang open te laaten, tot zy geheel en al met lyken gevuld is; welk een en ander, waarlykby den zomer, niet anders dan eenen verderflyken ftank kan veroorzaaken en veelal zou worden voorgekomen, als 'er geene gemeene kuil meer was ; maar alle Lyken; op de zelfde wyze, in kuilen van een bepaald getal kisten , begraaven, en by elke begraaving , de kuilen met zand geflopt wierden. §. 24. Een ander middel om den ftank te voorko» men, zou onzes bedunkens zyn, dat de kuilen zodanig diep gegraaven wierden, of de Kerkhoven met zo veel zand wierden verhoogd, dat de bovenfte kist; altoos; met niet minder dan twee voeten aarde bedekt was. §. 25. Een derde middel dat wy ten dezen opzichte zouden voorftellen, is, dat de ruiming der graven of kuilen op de Kerkhoven, niet anders dan van de maanden O&ober tot Mey, en dus, wanneer de hette,  32 No. H. RAPPORT over de OORZAAKEN, liette den ftank en de rotting niet kan doen vermeerderen , mogt gefchieden. §. 26. Eindelyk is het ons voorgekomen, dat men by het begraaven op de Kerkhoven, hetzelfde in acht zou kunnen neemen, als in de Kerken; namendyk, dat de kuilen of graven, flechts twee uuren vóór het begraaven mogten geopend, en daaddyk na het begraaven, met zand moesten bedekt worden. 5.27. Ons advies is dan, om aan den Raad voortedraagen: I. Dat dezelve aan de Doodgraavers der Kerken gelaste, dat men in vervolg van tyd . niec hooger, dat is, niet meer Lyken in het zelfde graf zal mogen begraaven, dan dat 'er ruimte zy, om de bovenlte kist met twee voeten aarde te bedekken 2. Dat de Raaddezelven authorifeere,om,voor rekening der eigenaaren , de zarken met kalk digt te metfelen. 3. Dat de Raad dezelven gelaste, om de graven, waarin begraaven wordt, niet vroeger dan twee uuren te vooren te openen, ten ware dezelven moesten worden geruimd , 't geen alsdan, den nacht te vooren zal moeten gefchieden. 4. Dat de Raad, ingevolge de Keure van 16 July 1602, gerenoveerd 3 Augustus 1617 (Htndvesten bl. 972.) verbiede , dat op zulke dagen in eene Kerk begraaven worde, als 'er dienst in deeze Kerk ge chiedt. 5. Dat dezelve 1 erkmeesteren gelaste, de deuren der Kerken met hekken, en de Kerkglazen, zo hoog mogelyk, met genoegzaame Vengfters te voorzien, en aan den Koster van elke Kerk  die den DAMPKRING BEDERVEN. 33 Kerk te beveelen, dat de Kerk op gemelde wyze, daaglyks worde gelucht : welke Vengfters in de Kerkglazen , ook tevens zouden kunnen dienen , om de Kerken, zo tusfchende verfcheide diensten, als on* der den dienst, van verfche lucht te verzorgen. 5. 28. 2. Dat dezelve, aan de Doodgravers der Kerkhoven gelaste: 1. Alle Lyken, zonder onderfcheid, in gelykföortige kuilen te begraaven; als ook, van die kuilen, welken zy tót gemeene kuilen gebruiken , daadlyk na de begraving, even zo wel als de anderen , met zand toetemaaken. 2. Dat de Lyken altoos zo diep onder den grond moeten begraaven worden , dat zy behendig met twee voeten aarde bedekt zyn. 3. Dat hètr ruimen der kuilen, dringende gevallen uitgezonden, niet anders, dan van de maand 0£tober tot die van Mey, zal mogen gefchieden. 4. Dat men geen kuil vroeger zalmogen openen, dan twee uuren voor de begravenis, en verpligt zal zyn , denzelven terftond na het begraaven, met zand digt te maaken. g. Dat alle misbruiken, waardoor de grond geroerd wordt, zo met het plaatzen van ftokken als anderfints, em goederen te droogen , ten fterkften verboden worde, §. 29. De werkzaamheden van het Committe in deezen, zullen zyn, om door zulken der Geautho. rizeerden, als in die Wyken of Distridten woonagtig zyn, waarin zich de Kerken of Kerkhoven bevinden, daaglyks te doen nagaan, of alle de gemelde zaaken behoorlyk worden nagekomen; ten C einde  34 No. II. RAPPORT over de OORZAAKEN, enz. einde zulks terftond, by de minde -overtreeding daarvan, aan den Raad te kunnen berichten. Wy oordeelen dan hiermede aan den ons opgelegden taak voldaan te hebben ; onderwerpen alles aan Uwlieder meer verlicht oordeel; en zyn enz. No. Ut  N°. III. EERSTE RAPPORT OVER DE VUILNIS.   3NKIII. EERSTE RAPPORT, over de Vuilnis: «. i. \J e ondergeteekenden, op den 2<5ften November 1. i., door uwe Vergadering benoemd, om meer opzettelyk nategaan, alles wat de nadeelige gevolgen betreft, welke de onreinheid der ftraaten, èn de Vuilnis, welke op dezelven geworpen wordt, na zich fleepen, mitsgaders de middelen om daarin te voorzien: hebben geoordeeld, zo als zy reeds voorloopig in de Vergadering van den derden December bericht hebben , de noodige informatiè'n te-moecen neemen, zo wel by Regenten van het Aalmoesfeniers Weeshuis, als by den Generaal-Opziener over de Vuilnis; tér Thefaurie; en waar het verder noodig mogt zyn, om genoegzaame kennis van den waaren toeftand der zaaken té békoomen : alle welke informatiën én memoriën deswegens genomen, hier nevens als zo veele Bylaagen onder agt nommers zyn gevoegd, (a) Het (s) Deèze Bylaagen waaren: N°- i. Vraagen in de conferentie van i December 1796, aan de Regenten van het Aalmoesfenicrs Weeshuis voorgedraagen, met derzelvet antwoorden: — N". 2. Opgave der wyken van de vier Toezieners, over ijle Vuilnis, van de Vuilnisfchuicen en van de Vuilnis - karren, door lirozkman, Opziener-generaal over dat werk: N°. 3. Nadere brief van denzelven daar over: — N°. 4. Bel'chryving der wyken van de Aschkarrelieden, door denzelven : — N°. 5. Bel'chryving van de wyken die optekorto/zyn, door denzelven: — N". 6. Memori® van denzelven, aan Thc&urieren, dato 2yllen November 1796: N°. 7. Staat van den ontvangst, wegens het verkoopen der Vuilnis, geduureriSe 10 jaarcn, mitsgaders van de onkosten daarop loopende: — N°. 8. Extract uit het groot Memmaul, N°< 8. fol. 204, betrefckelyk het zuivereu Cf 4^  jf No.III. EERSTE RAPPORT, Het is ons, na wy alles behoorlyk, immers naar ons vermoogen, hadden nagegaan, voorgekomen, dat 'er op vierderley foort van vuilnis te letten ftond: 1. Op die der ftraaten, in zo verre zy veroorzaakt wordt door hetflykenden modder, welken by nat weder, noodzaaklyk op de ftraaten voortgebragt worden. 2. Op de gooten, die in veele ftraaten vóór de huizen zyn; en dikwerf oorzaak tot veel ftank en andere ongelegenheden geeven. 3. Op de vuilnis, welke, met opzet, door de ingezetenen, op ftraaten, wallen, vooral op bruggen en vleugels van bruggen en fluizen, geworpen wordt j waarby nog gevoegd kan worden, die, welke men in de graften werpt; hoewel dit ftuk eigenaartig tot de onzuiverheid der burgwallen behoort. 4. Eindelyk op de paarden-mest. \. 3. Dat het flyk, hetwelk op de ftraaten ligt, uitwaasfemingen opleevert, die de Lucht, zelfs by eene maatige warmte, bederven en dus de onzuiverheid der Lucht bevorderen, vooral in naauwe ftraaten en fteegen, is door veelvuldige Phyfifche proeven beweezen. — Verder, daar dit flyk van de der wateren , en reinigen der ftraaten van vuilnis. — Deeze Bylaagen , welke voor de ltellcrs van dit Rapport noodig waaren, zyn het niet voor het algemeen: waarom zy dan ook achtergclaaten worden, om dit werk niet nutloos te bezivaaren; maar wy zullen de aanhaalingcn laaten liaan, om tc tooncn dat 'er niets is voorgedragen, dan hetgeen op jocdc gronden fteunt. [De Uitgecyirt.]  over üe VÜILNIS; 39 de ftraaten, vervolgens in huizen en wooningen „ door de voetgangers meer of min gebragt wordt, zal het in zulke wooningen, waarin de zindelykheid uit gebrek aan ruimte, of van middelen, niet genoegzaam kan worden onderhouden, die vogt, die onzuiverheid, die mörsflgheid, welken voor een gezond leeven zeer nadeelig zyn, allezins vermeerderen; en zulks te meer, naar maate die wooningen meer bekrompen zullen zyn, in zich zelve minder verwisfeling van Lucht zullen genieten, en bovendien geleegen zyn in naauwe gangen, of in zulke, die, door hunne plaatzing zelve, en , de wyze waarop zy geftraat zyn, morsfiger zyn. — Zo dat het flyk, dat door zich zeiven nadeelig is voor de Lucht in 't algemeen, doch voor den ryken, of voor die, welke in ruimer huizen, op aanzienlyker graften woonen, flechts onaangenaam is, wanneer zy op ftraat komen; voor den gemeenen man daaren» boven, met betrekking tot de zuiverheid der lucht, die hy in zyne bekrompene wooning moet inademen, en den vogtigen dampkring, die hem aldaar omringt, merkelyk nadeelig en daadelyk ongezond Wordt. g. 4. Dat de modder die uit de ftraat-goocen komt , even luchtbedervende is als het flyk , is bekend; en men behoeft flechts fommige ftrhaten en fteegen door te gaan, om deonaangenaame reuk, die uit denzelven voortkomt, gewaar te worden. §.5. De Vuilnis, welke op ftraat, op de wallen, C 4 op  4ö No.IIL EERSTE RAPPORT, op de bruggen geworpen wordt, beftaatonder anderen , uit zulke gedeelten van vruchten, groentens, enz. die niet gebruikt worden, en welke, zo als men weet, «en zeer groot luchtbedervend Termogen bezitten; vooral, wanneer zy eenigen tyd opgehoopt, of ook veelal met vuiligheid en drek van meer dan eene foort gemengd zynde, beginnen te verrotten; en dit heeft vooral plaats in de zogenaamde vuilnisbakken, welken op eenige graften van plaats tot plaats gevonden worden; en nog meer, wanneer deezen digt by Vleeschhouwers of Varkenflagers geleegen zyn, die 'er al de vuilnis van de geflagte Beesten of Varkens in werpen; of wel by zommige Fabrieken, zo als Azynmaakeryën, waarvan de draf eenen ondraaglyken ftank opleevert; al hetwelk, buiten het ongezonde, dikwerf zeer onaangenaam wordt voor de Ingezetenen, die in de nabuurfchap woonen. §. 6. Het waare dus te wenfchen, dat men deeze driederley foort van onreinheid kon, of voorkomen of verminderen; en Gyl. verwagt, dat wy u middelen daartoe zullen voordellen: ten dien einde zal het noodig zyn, dat wy eerst nagaan, wat "er volgens de verfchillende ordonnantiën, thans zoude behooren gedaan te worden, en wat men indedaad doet. §. 7. Reeds van vroege tyden , namentlyk van , 1481 af, heeft men Keuren gemaakt, om het werpen van vuilnis op ftraaten, in graffen, ja zelfs op da Stads wallen , of Schans, of ook in de burgwallen, te verbieden; en zulks, het zy in het algemeen,  over r* e VUILNIS, 4t meen; (a) het zy op bepaalde plaatzen in het byzonder gelyk mede, om ergens op de ftraaten of wallen zyn gevoeg te doen, „vermits 'er (zo luiden «■de Keuren) met groote kosten Secreeten aan de „bruggen zyn gemaakt", (c) Doch, het blykt genoegzaam uit het veelvuldig renoveeren van die zelfde Keuren, dat de Ingezetenen dezelve beftendig hebben overtreeden; en zulks, niettegenftaande de boete van tyd tot tyd is vermeerderd geworden, . en de bekeuring niet alleen aan de gewoone Suppoosten der Tuftitie, maar ook, en wel bepaaldeïykjaan den Hoofdprovoost van het Aalmoesfeniers Weeshuis en deszelfs Dienaaren werdt toegekend; en eindelyk aan alle Ingezetenen onderling. . Dat deeze Keuren thans even weinig als ooit, zo niet minder, worden agtervolgd, is een ieder bekend, daar bynaar al de vuilnis van alle huisgezinnen O) Keure van 17 Sept. I482, 20 Febr. 1579, 19 April 1673, 26 Odf.' 1700, welke §. 1, aldus luidt: „dat voortaan niemand eenige vuilnis [ „paarden- of koemist, drek, ftroo, hooi, asch, koolblaaden, boonen„fehillen, falade, of eenigerhande groente, turfmollem,krengen,penfen, „ingewanden van beesten , bloed, of eenigerhande onreine materie of vui.' „ligheid, »al vermogen te ftorten of te werpen op 'shecren ftraaten, „ burgwallen, Huizen, bruggen of derzelver vleugels, in de gragten of „kanaalen deezer Stede, noch ook te veegen in de gragten, op pcene „van 6 guldens." CO Keure van 28 Jan. 1682, voor de Botermarkt: 25 Mey 16Ö8, voor «ie Paapenbrug; 18 juny 1693 , 9 April 1700, en 24 Jan. 1713, voor de Hamaadje. CO feure van 20 Febr.- 1579, 2 Maart 1581, 14 Sept. 1595. c s  42 No.IIl. EERSTE RAPPORT, nen , op de wallen of in het water wordt geworpen. $. 8. Wat het reinigen der ftraaten betreft, hiervan is ons niets bekend, dan eene Keure van 16* December 1497, waarby bevoolen wordt, „ dat „ elk jonk wyf (dat is Dienstmaagd) of dien 't be- hoort, alle Zaturdagen en alle Heilige avonds zyne „ ftraat zal hebben fchoon te maakenwel is waar, dat wagenaar tevens fpreekt, van eene uitvoerige ordonnantie van Burgemeesteren, van 26 Oktober 1700, overliet fchoonhouden der ftraaten van Stadsweege; maar die ordonnantie, waarvan wy ons eene Copie hebben bezorgd 00, handelt alleen van het wegliaalen der vuilnis door fchuiten, waarvan wy ftraks nader zullen fpreeken; doch by Keure van dien zelfden dag wordt verboden: „vuilnisinde „ gragten te veegen." §. 9. Het is bekend, dat de Markten en (luizen of bruggen, van .Stads weege behooren fchoon gehouden te worden: ook zyn 'er byzondere ordonnantiën voor de Groen- (b~), Fruit- (c) en VischMarkten. (d) §. 10. Wat de gooten betreft, die in verfcheide ftraaten vdór veele Huizen zyn, vindt men voor alle ftraaten in het algemeen, eene Keure van 2 Maart (a) Zie Byhage, N°.8. (O Keure 21 July 1684. (e) dito 25 Febr. 1683. 00 dito 5 Dec. itfao. 27 Dcc. 1639.  OVER DE VUILNIS. 45 Maart 1580, waarin bevolen wordt; „ ten einde „alle flanken, vuiligheden, en kwaade reuken te „ verhoeden, dat een iegelyk zyne geute voor zyn „ Huis, tweemaalen ter weeke, zal fchoonmaaken, „ en reinigen of doen reinigen, van flyk en vuünis„ fen, en die doorfteeken en klaar maaken, met „water, bezemen en anderzins;'' en vervolgens nog eene Keure van 12 December Voor de Halfleeg in het byzonder. §■ 11. Wat kan nu de reden zyn, dat de Keuren tegen het werpen van vuilnis enz,, zo fchandelyk overtreeden worden, en altoos overtreeden geweest zyn? dit is gedeeltelyk hierin geleegen; dat 'er geene bepaalde opzichters zyn, die daarop, en daarop alken, moeten waaken. De Hoofdprovoost van het Aelmoesfeniers Weeshuis, aan wien dit werk anderzins bepaaldelyk is aanbevoolen, heeft te veel andere beezigheden, dan dat hy ten dien einde, altoos by de ftraat zoude kunnen zyn: O) en de generaaie Opziener, met zyne vier Onderopzichters, is insgelyks daartoe niet toereikende: de eerfte heeft te veel bezigheden, ook binnen 'shuis, aan zyn Comptoir; en de Onder-opzichters, hebben misfchien geen auétoriteit genoeg: doch, het ligt voornaamlyk in den aart der zaake zeiven , en in de wyze, waarop de vuilnis van Stadswege wordt afgehaald en bezorgd. 'Er CO Zie Byhegen N°. S en 10.  44 No. III. EERSTE RAPPORT, $. ia. 'Er is immers, geen huis, geenè wooning,* of 'er wordt vuilnis uic den afval van groentens, van andere fpyzen, en uit verfcheide huisfelyke bedryven vergaderd. Daar nu alhier de Vuilnis niet, gelyk op andere plaatzen, en gelyk hier voor de asch gefchiedt, daaglyks wordt afgehaald (a), moeten de (a) By de overzicnine van alle de Rapporten, hebben wy in het Rapport N". xxxvi, hetwelk tot Supplement op alle de voorige Rapporten gefchikt is, eenige nadere aanmerkingen op dit ftuk voorgedraagen. §. 2. van het gemelde Rapport namentlyk, luidt aldus: in de twee Rapporten, over de Vuilnis, N°. 3 en 4, gelyk mede in die ftukken, welken aan den Raad op dat onderwerp overhandigd zyn geworden , fvordt gehandelt over een Project, om dc ingezetenen alhier, gelyk op veele andere plaatzen gefchied, daaglyks van dc huis-vuilnis, even als van de asch, te doen ontlasten; als.zynde dit liet eenig middel, óm het werpen van hetzelve óp de ftraat en in de graftcn te vóórkomen, en tevens uit die vuilnis, door liet verkoopen van dezelve, meerder profyt te haaien. Wy hebben niets over dit Project, in zich zelve befcliouwd, aanicmcrkcn; dan, wy zyn van oordeel, dat het van cenig belang zyn kan, hier by aantcteekencn , en onder het oog van den Raad te brengen,: dat voorheen, d. i. in het laatst van de voorgaande eeuw, hier ter plaatze de vuilnis, daaglyks ,van de Ingezetenen tierdt afgehaald; immers wy oofdcclen zulks uit eene merkwaardige plaats , van de Befchryving van /ImlJerdam, door COMMei.in, te moeten befluiten; doch, het is ons* niet mooglyk te zéggeif, op welken tyd en om welke redenen die goede inlichtingen in or.bmik geraakt zyn; wy zullen ons vergenoegen, met dc aangehaalde plaats uvertefchryven, zy ftaat bl. 231, „ om dc ftraaten rein te houden vaaren vtr„fcheidc vuilnisfchuiten en karren door de Stad, waarin het vuilnis ven „de huizen, die in de ffraaten en op de gragten paan, gebragi wordt, ,, en op dat men hetzelve niet op dc ftraaten of in de gragten weipe, zyn „verfcheide kleine houtc huisjes, op de kanten der burgwallen, voor ee„nige ftraaten gezet, waarin zitten fchoenlapp.rs, die jaailyks aan het „Aalmoesfeniers Weeshuis voor dezelven betaalen; en byaldien zy vcr„neemen dat iemand zyn vuilnis niet in de verordende vuilnisvaten, maar «,op de ftraaten of in de gragten werpe, die moet boete aan haar betaa- „len  over de VUILNIS. 4g de Ingezetenen zeiven, zich daarvan op de eene of andere wyze ontdoen: veor geringe hoeveelheden, gefchiedt zulks met de vuilnis onder de asch te mengen; doch voor grooter hoeveelheden is zulks niet mooglyk. §. 13. 'Er zyn, wel is waar, hier en daar, op fommige graften, doch verre na niet-op allen, Vuilnis-vaten of Bakken, welken van ouds door de Regeering waren geheld, opdat de Ingezetenen hunne vuilnis daarin' zouden werpen; gelyk blykt uit de Keure van 20 February 1579 , 9 Maart 1581, 17 Maart 1666, by welke laatfte verboden wordt; „ dat iemand de vuilnis, door het fchoonmaaken „ der gooten verzameld , buiten de vaten, op de „ ftraaten of in de wateren werpe.'' Oudscyds waren 'er ook hier en daar leggers of fchuiten, waarin de Ingezetenen hunne vuilnis moesten werpen, gelyk uit de laatst aangehaalde Keure blykt, en meniën, en zy neemen, by onwilligheid, tot pand van hetzelve de ketels, „potten of vaten, daaruit vuilnis geworpen is, na haar, waar door fom„ migen hun huurgeld wel dubbeld goed maaken. — De vuilnisfchuiten „en karren vaaren door de Stid, die vuilnisvaaten en hoopen inneemen „en wegvoeren; zy vaaren alle de gragten door, de eene gaat langs de „ftraaten en maakt gerugt met een ratel, waarop de luiden hun vuilnis „dan aan de fehuiten brengen, ook komt hy het wel uit eenige huizen „die haar jaarlijks eene vrymldge vereering daar voor geeven, haaien; „ook gaat geduurig eene fchuit door de Stad, die alle doode krengen van „honden, katten &c. opvischt en wegneemt; insgelyfcs gefchied mede „met het dryvend ftroo." Het is bekend, dat thans de vuilniskarrcu Biet door alle ftraaten ryden, dat de lieden der vuilnis-fchulten-'geen vuilnis uit de huizon af haaien enz. [De Uitgeevers.J  40 No.III. EERSTE RAPPORT, mede uit die van 18 January 168a; doch thans worden die vuilnis-bakken of vaten, naar bekomen informatien, (a) niet op ordre der Regeering, op bepaalde plaatzen , maar enkel naar convenientie, op verzoek van belendenden of belang hebbenuen , gefield; doch niettemin, na bekomen confent, op ordre van Thefaurieren vervaardigd. De leggers of fcliuhen zyn thans maar vier in getal, naamentlyk, eene voor de Heintjenhoeksfteeg, en eene voor de Pi eter Jacobsltraat, beiden op de oudezyds Voorburgwal: eene op de Gelderfche Kaai, voor de Nieuwe Markt: eene op den Cingel voor de öJuntfluis; behalven de legger, welke alleen voor het Burger Weeshuis dient. Wat volgt nu hier uit? dat de Ingezetenen in ftraaten woonagtig , zich niet alle'e'n naar graften moeten begeeven, om hunne vuilnis-vaatjes te leegen, maar nog daarenboven , zullen zy. aan de Keuren voldoen, naar eene plaats, daar zy eenen vuilnisbak of eene legger vinden, welke plaats zomtyds zeer ver af is. Zy worden dus, waarlyk als genoodzaakt, om hunne vuilnis, of op de wallen, of in het water te werpen, rer plaatzedaar het hun het meest geleegen komt: een voorbeeld, dat doorveelen, die op graften woonen, gevolgd wordt — ook ziet men de vuilnis meest liggen op die plaatzen der wallen , het zy bruggen, het zy anderen, die over dwarsftraaten gelegen zyn. Dit verkragten nu der Keuren, het welk 00 V* Bylaa» N\ i. C. i.  OVER DE VUILNIS. 47 welk meest des avonds plaats heeft, (hoewel het ook veel by dag gefchied) zal bly ven voortduuren, zo lang de Ingezetenen niet van de vuilnis ontlast worden. §. 14. 'Er vaaren wel is waar vuilnis-fchuiten, 'er ryden vuilnis-karren, 'er 7yn opkortfters, doch dit alles is gebrekkig. Dit behoort nader ontwikkeld te worden. Wy beginnen met de vuilnis-karren: deezen ryden noch door alle ftraaten, noch op alle dagen: zy hebben daarenboven, buiten het haaien van mest uit de ftallen, voornaamlyk e'én oogmerk, naamentlyk: hec ophaalen in die ftraaten waar zy ryden; van het vuilnis, dat de bewooners dier ftraaten, by het fchoon maaken derzelve, en buiten dien uit het ledigen hunner gooten, vergaderd, en vervolgens in vaatjes of potten enz. verzameld hebben; welke vaatjes dan door de Karrelieden in hunne vuilniskarren worden geledigd: gelyk deezen mede de vuilnis, die hier en daar reeds by hoopen ligt, wegneemen. De eenige ftraaten daar de vuilnis-karren ryden, zyn: f» Amftelftraat; — Amftelveld, daaglyks; — Eeerenftraat; — Botermarkt, daaglyks; —. Brouwerftraat; — Haarlemmerdyk, metde Dwarsftraaten daarop uitkomende; — Heerenftraat; — Heerenmarkt; —derde of nieuwe Hoogftraat; — joodenBreêftraat; — Kalverftraat; — Karthuizers Kerkhof, daaglyks; — Kerk- ftraat — CO Zh Byla;g N°.3.  4« No.UL EERSTE RAPPORT, ftraat; — Koningsplein, daaglyks; - Leidfcheftraat; — Nieuwe Markt; — Prinfenftraat;—Reguliers Breêftraat; — Reguliers Dwarsftraat; — Schaapenfteeg (in de Reguliers Breêftraat); — Smallepad, om de 14 dagen; — Utrechtfche Dwarsftraat;— Utrechtfche ftraat; — Vinkenftraat, met de Dwarsftraaten ; — Vyzelftraat; - Wolvenftraat; - Zeedyk, doch alleen van de Slypfteenen tot de oudezyds Kolk : Waaruit het klaarblykelyk is, dat, zelfs voor het wegneemen van het flyk der ftraaten, en van den modder uit de gooten, na dat het een en ander door de Ingezetenen is vergaderd geworden; de karren in verre weg dè meeste ftraaten deezer Stad, niet ryden; om nu niet te fpreeken van fteegen of gangen, waaromtrent niets gedaan wordt. Men voege hier nog by, dat voor die ftraaten, wier naamen wy genoemd hebben, en waarby wy niet gezegd hebben, dat de karren, of daaglyks, of om de veertien dagen ryden, dat ryden maar eens 's weeks plaats heeft. §. 15. Maar, waar brengen nu die karren den modder dien zy ontvangen? of naar de naastgelegen belt, of naar den naastgelegen vuilnisbak, zo als zulks het gemaklykst valt; (a) zo dat, by voorbeeld, de kar van de Botermarkt en van den Amftelftraat, haare modder en vuilnis in den vuilnisbak op den Amftel, ftort: waardoor de ftank van die vuilnisbakken, en het nadeel dat zy aan de (*) Zie Bvlaag N°. i. f. j.  • over de VUILNIS. 45 de zuiverheid van de Lucht toebrengen, niet weinig wordt vermeerdert.— Die bakken worden dan vervolgens door de vuilnisfchuiten geleedigd. De Vuilniskarren, gelyk wy gezegd hebben, ryden niet alle dagen, dan in zo verre zy mest haaien ; en bovendien IS5*, i voor het Karthuizers Kerkhof, N°. 2 voor het Konings Plein, N°. 16 voor het Amftel Veld ; het werk dat zy, behalven dat, voor het opneemen der vuilnis van de ftraaten verrichten, gefchiedt maar op zommige dagen, en behalven voor de Kalverftraat, dieVrydags namiddags door drie Karren beredt wordt, is het werk met den middag volbragt; den Winter uitgezonderd, wanneer het drukker loopt met het ophaalen en ophoopen der vuilnis, op de meest bekwaame plaatfen. §. 16. Voorheen waren 'er gê Opkortfters, («> in zo veele wyken verdeeld; en zy moesten, volgens de ordres reeds in 1704 of 1705 gegeeven, doch, die thans meest in onbruik zyn geraakt, haare wyken behoorlyk fchoon houden, en ten minften tweemaalen daags zuiveren, zonder de vuilnis by de vuilnisvaten , of van Huizen of burgwallen in het water te veegen. Zy moesten, volgens die zelfde ordres, (gelyk ook de Veegers der ftraaten en bruggen) ieder met een wagentje .voorzien zyn, om de vuiligheid met eene fchop opteneemen, in 'c wa- 00 Zie Bj'Iaag N°. g. D  50 No. III. EERSTE RAPPORT, wagentje te werpen, en zo te brengen, ter plaatze daar de ruige vuilnis of het veegfel is liggende, zonder dat veegfel of die vuilnis in de burgwallen of graften te veegen ; moetende de vuilnis, ter plaatfe daar dezelve is liggende, door de Vuilnisfchuiten worden afgehaald: doch, zederd lang zyn de Opkortfters met geen wagentje voorzien, en hoe zy thans haaren pligt waarneemen, is ons niet genoegzaam bekend. Verder fchynt het werk der Opkortfters meest op de Graften, en op eenige Pleinen en Markten te gefchieden, zo als Haarlemmer Plein, 't Plein by de Nieuwe Waale Kerk met het Molenpad, Leidfche Plein, Westermarkt, Kon in gs Plein, Botermarkt en Amftelftraat, rondom de Nieuwe Kerk, de Kolk by de Pomp, de Nieuwe Markt,Marken, rondom het Leprozenhuis en de Lazerusfteeg,Houtplein en Weesperftraat, joodfche Portugeefche Kerk in het rond, Sluis van den Hortus Medicus, het Jooden Pleintje, het Touwplein, om de Oos» ter Kerk, met de ftraaten op de Eilanden; doch, verder in de ftraaten niet. §. 17. Eindelyk, 'er zyn negentien Vuilnisfchuiten , die door de burgwallen vaaren, en zo wel de vuilnis uit de vuilnisbakken, als die, welke zy op de wallen vinden, moeten opneemen en wegvoeren, als w7anneer zy voor de volle Schuiten eene fomma van drie guldens voor de groote Schuiten, en van 36" Huivers voor de kleine Schuit (die in de  over de V U f L N ï S. 5J de N: Z; Agterburgwal vaart) genieten. Voor de Goudsbloemgraft was eertyds eene kleine byzondere Schuit gefchikt; doch, thans wordt dit werk door eene Hand-kar verricht. By befloten water worden de lieden van de Vuilnisfchuiten a 13', ft. daags gebruikt, om de vuilnis en mest in de bakken, of, daar zulks niet wel mogelyk is, op plaatfen daar het 't minst hindert, op belten of hoopen te zetten, en om verder alle belemmering van fneeuw uit den weg te ruimen. §. 18. Wat byzonder de mest betreft; zyn volgens 5.3. van de Keure van 2,6 Oftober 1700, „ allen „ en een ieder die zich met Paarden-houden komen te „ behelpen , of wel hunne eigen Paarden komen te „ ftalien , gehouden, hunne mest en vuiligheden „ binnen hunne ftalien, of wel daar buiten op hun „ eigen grond, in mestbakken te bergen, of wel in „ wagens te laaten ftaan en te houden, tot dat door „de Vuilnisluiden, daaglyks met Schuiten of Kar„ ren worden afgehaald j en zo zy hunne bakken ge„ leedigd willen hebben, moeten zy eenen dag te „ vooren daarvan ad ver entie geeven aan een der „ Opzieners van de vuilnis." Dit is de reden, waarom de karren alle dagen, 's morgens uitryden, om de mest te haaien. Hierby dient in aanmerking te komen, dat die Keure gemaakt is, om dat, zo luidt de ordonnantie van Burgemeesteren, van 37 Oétober 1700; „ hoewel het by fpeciaale Keure „verboden was, aan allen ende een ieder, vóór D 2 „ zyn  52 Mo.IIL EERSTE RAPPORT, ë zvn huis eeniSe leggers te houden, echter by„ naar voor alle hallen, zelfs irt het voornaamfte » van de Stad, een legger of fchuit, agt, tien en „ meerder dagen agter den anderen was leggende: m vervolgens door den tyd, en verrottinge van de „ mest, veel ftank veroorzaakte, de circulatie van „ het water belettede, en veeltyds in den grond „ geraakte, waardoor veele inconveniëntea kwamen „te veroorzaaken, de Regenten van de mest ge„ frustreerd, en zo in haare revenuen verkort wor„ den, vermits de ftalluiden de mest zelve kwamen „ te verkoopen; zo dat 'er daartegens, by Keure „ behoorde te worden voorzien" enz., doch, dat alle die ongelegenheden thans ook plaats hebben, is genoegzaam bekend. — Om dezelfde redenen, is al verder by Keure van aojanuary 1755 geftatueerd, by inhjclie der voorige Keure»; „dat „ niemand, buiten de bediendens der vuilnis, voort„ aan paarden-mest zal mogen laden of neemen van „ 's heeren ftraaten, met kruiwagens of vuilnisvaten, „ op verbeurte van fehuiten, praamen, wagens, of „ karren waar de mest in of op is geladen, mitsga„ ders van de gereedfchappenwaaromtrent echter naderhand verandering is gekomen; want 'er is by Keure van 31 January 1758 geftatueerd: „ dat „diegeen, die eenige mest wil laaden, uit eene „ of meer fta len, om dezelve op een billet van den „ generaalen Opziener van het vuilnis, uit deeze Stad v te vervoeren, gehouden zal zyn, den naam van „ den  over de VUILNIS, 53 „ den Eigenaar of bruiker van elke ftal, uit welke „ hy de mest wil laaden , optegeeven aan den „ generaalen Opziener van het vuilnis , om die „ daarop te laaten ftellen, zonder dat hy zal mo„ gen eenige mest uit andere ftalien of plaatfen, ,i waarvan de naamen op het billet niet ftaan, „ daarby te laaden , op verbeurte van fchuiten , „ fehëpen &c." ïot zo verre over de mest. §. 19. Om nu eenige middelen voorteflaan , ren einde het ophoopen van vuilnis, ea de groote onreinheid der ftraaten r.e voorkomen, en derhal ven de nadeelige gevolgen te verydelen, die uit den ftank, de morsfigheid, de vogtigheid, en wat dies meer zy, welke daaruit gebooren worden, zullen wy dit werk onder'twee afzonderlyke hoofddeelen brengen: 1. de vuilnis en de onreinheid van ftraaten, bruggen , enz. en ondergetekenden hebben aangenomen, met byvoeging, dat zy voorneemens waaren, de geheele Memorie in fcriptis te overhandigen, om niets van het geen inlichting in deeze zaak geeven kan , voor den Raad te verbergen. §. 3. Dit afgehandeld zynde, zyn'er veele woorden over de byzondere confideratiën gewisfeld. De tweede confederatie van Regenten, luidde aldus: (Fiat infertio uit de eerfte Bylaage) Waarop de ondergetekenden geantwoord hebbende , dat zy de confideratiën van Broekman gaarne zouden hooren, zo als die ook naderhand zyn voorgeleezen geworden , hebben beweerd: 1. dat, daar het de pligt is van de Commisfie, al het geen voor de Gezondheid van den Burger nuttig is, voortedraagen, en het reinigen der ftraaten enz., van dien aart is, zy ook van het deen van eene Voordragt daaromtrent niet moeten worden afgefchrikt, door het denkbeeld van kostbaarheid: 2. dat het aan den Raad, en niet aan de Commisfie ftaat, te beflisfehen, wat de finantiën al of niet toelaaten, en hoe de kosten gevonden zouden kunnen worden , hoewel ook de ondergetekenden hunne gedachten over dezelven hadden laaten gaan, en 'er in de tweede conferentie, daarover met Regenten eenige woorden waren gewisfeld : 3. dat die kosten zo hoog niet zouden loopen als men wel dchat, om dat 'er compenfatiën waaren: — dit zal aan deeze Vergadering nader blyken, uit de calculative opgave va»  over de VUILNIS. gg van kosten (a) die wy haar aanbieden: welke op-; gave, na reeds het een en ander mondeling aan Regenten te hebben voorgédraagen, wy ook vooriloegen aart dezelven voorteleezen, het papier daartoe reeds in de hand neemeride; doch Regenten daarop niet ftaande, of zelfs zulks niet verzoekende 3 of'er verder na vraagende, is 'er niets van gekomen. §. 4. De derde confederatie luidde aldüs : dFiat infèrtio, uit de eerfte Bylaage») Zy is van gewigt: want u 'er zullen voorzeker meer leggers of fehuiten moeten komen; doch 2. dit behoort tot het algemeen Plan, en niet tot de proef, tot welke men zich beyverd heeft eene ftreek te kiezen, waarin niets van het oude moet veranderd worden, om dat 'er, tot nu toe, niets van het oude in gedaan wordt, dan alleen hét laaten vaaren van vuilnis-fehuiten ; waarin flechts voor den tyd van de proef eene zeer ligte verandering zal moeten komen, naamentlyk deeze * dat die vuilnisfchuiten alle'en de Leggers zullen moeten leegen, in plaats dat zy nu, en de Leggers leegen, en de vuilnis waar zy ligt, ophaalen. Over de Vuilnis-Karren ftfaks nader, in het nagaan der Confideraticn van Broekman. §. g. De vierde confederatie luidde aldus: (Fiat infertio, uit de eerfte Bylaage.) Hier- . (m) Zie Bylaage, 3* F a  ?4 No.IV. TWEEDE RAPPORT, Hierop hebben de ondergetekenden flechts aantemerken, dat de Inftructien wel degelyk noodig, en zo te ontwerpen zyn, dat ieder een weete wac hy doen moet. §. 6. De vyfde confederatie luidde als volgt: (Fiat infertio, uit de eerfte Bylaage.) §. 7. Deeze confideratie is het waare ftruikelblok, waarop de ondergetekenden, by herhaaling, en tot moede worden toe, alles gezegd hebben, wat zy reeds voor agt dagen, aan deeze Vergadering voorgédraagen hebben, als noodzaaklyk om het Plan in werking te brengen, naamentlyk: 1. Dat. alle de aanteftellen vuilnislieden, door Regenten zouden behooren te worden aangefteld, en dat zy allen onder de ftrikfte fubordinatie van Regenten behooren te ftaan. 2. Dat Regenten de Opzieners behooren aan te ftellen, en dezelven by luiheid of wangedrag, behooren te kunnen opfchorten en afzetten. 3. Dat niet aan Regenten deeze en geene Gegageerden moeten worden aangeweezen , en als 't ware opgedrongen ; maar dat Regenten uit de aanweezig zynde Gegageerden, zeiven moeten kiezen , die geenen, welken zy voor dat werk bekwaam oordeelen; en zo 'er zulken onder de Gegageerden niet zyn, dan van deezen geen éénen; dat die lieden , by luiheid of wangedrag, niet alleen moeten kunnen worden opgefchort of afgezet door Regenten , maar dat zy ook verzeekerd moeten zyn, ia ZO"!  OVER DE VUILNIS. $5 zodanig geval, geduurende eenigen tyd, by voorbeeld van twee Jaaren, geen gagement te zullen genieten. 4. Dat niet aan Regenten, door de refpeflive Armen-bezorgers, gealimenteerden moeten worden gegeeven, ofopgedrongen; maar dat Regenten uit de Gealimenteerden, die geenen, Welken genoegzaam fterk en gezond zyn , zeiven naar willekeur moeten kiezen; dat, daar 'er onder de 36000 Gealimenteerden wel ioooo mans zullen zyn , eene keuze van geen 200 op die 10000, voor eene volkomen vrye keuze moet gehouden worden : dat verder de Gealimenteerden, die Regenten goedvinden te gebruiken, by wangedrag of luiheid, niet alleen door Regenten moeten kunnen worden afgezet, of opgefchort; maar boven dien verzeekerd moeten zyn, dat zy dan geduurende eenigen tyd, by voorbeeld van twee Jaaren, geene alimentatie zullen genieten (2VS: Het fpreekt van zelfs, dat het ordinair gagement of de alimentatie, zo lang die Lieden aan het werk zyn, ophouden.) $. Dat ook het gebruik maaken van Gealimenteerden, niet zal behooren uittefluiten, zodanige Lieden, welken, hoewel nog niet ten lasten der Armen-Kasfen gekomen zynde, echter gevaar loopen, van by gebrek aan werk, daartoe te zullen vallen, indien zy niet by voorraad aan het werk geholpen worden: dat derhalven Regenten, ook F 3 des-  15 No. IV. TWEEDE RAPPORT, ! dergelyke lieden, naar hun goedvinden, mits de noodige verëischtens bezittende, zouden kunnen aanhellen; en gevolglyk een zeer ruim veld van begeevingen zouden hebben, ook buiten de klasfen van Gegageerden en Gealimenteerden, die hun aan» geweezen waren. §. Doch alle deze poogingen zyn vergeef ch geweest: Regenten beweeren, in het Plan niet te kunnen treeden, en hetzelve voor onuitvoerlyk te houden, zo dra zy genoodzaakt zou Jen zyn, op byzondere klasfen van menfchen acht te moeten geeven, en het publiek bekend werdt, dat lieden van die klasfe, aanfpraak konden maaken, om geholpen te worden; dat 'er alsdan geene fubordinatie meer kon gehouden worden: maar, dat zy Regenten, eene geheime inftruftie daartoe krygende, zeer gaarne by voorkeuze, gealimenteerden wilden plaatzen, mits die last geheim bleeve, en de zaak het voorkomen had, als of Regenten die menfchen uit hun eigen aanholden: hoewel zy niet te min overtuigd Waren, dat het geheel plan JJegt uitgevoerd zoude worden, indien 'er immer gealimenteerden, of gegageerden aan dat werk geplaatst worden: dat die lieden daartoe ongefchikt zyn, en alleen tothuiszif tend werk moeten worden gebruikt; de aanmerking der ondergetekenden, dat veelen onder de gealimenteerden hecht, fterk, en frisch van leden zyn, en dat men ook door het uitvoeren van dit of dergelyk plan, thans eene goede gelegenheid zoude hebben, om dee.  OVER DE VUILNIS. 87 deezen, (die niet behooren gealimenteerd te worden , maar wericen moeten) van waarlyk zwakken en gebrekkigen, (voor welken alléén de alimentatie gefchikt is,) te onderfcheiden, is van geen invloed geweest: en Regenten op hun ftukftaande, is de conferentie gefcheiden, na dat echter Regenten betuigd hadden, zo de proef genomen werdt, daarin alle hulp te zullen toebrengen; en wel zo, dat, indien by voorbeeld de Opkortfters, welke nu de ftreek, daar de proef haat genomen te worden bedienen, te oud, te zwak, of onbekwaam mogten zyn, zy 'er anderen, tot dat werk gefchikt, zouden bezorgen. §. 9. De aanmerkingen van den Opziener-Generaal der vuilnis, Broekman, tot welke Regenten zich refereeren, loopen 1. over de Vuilnis-Karren, 2. over de Vuilnis-Schuiten; 3. over het werk zelve; 4. over de noodige waarfchuwing aan de Ingezetenen, in die ftreek, daar de proef zoude kunnen gefchieden. — De Ondergetekenden zullen, het geen Broekman over die vier ftukken zegt, articu/aitm voorleezen; en 'er byvoegen, wat zy op ieder derzelver hebben aantemerken, en naast de aanmerkingen van Broekman gefchreeven hebben. (Zie mee de By/aag.~) §. 10. Ziet daar Medeburgers, het geen de Ondergetekenden op de gemaakte confideratiën van Regenten, en op de aanmerkingen van den Opziener Broekman, hebben voortedraagen. F 4 Daar  19 No.IV. TWEEDE RAPPORT, Daar nu Regenten met zo veele woorden betuigd hebben, dat zy het Plan, over het geheel genomen , zeer góed en wel uitgedagt keuren; daar zy meermaalen in den loop van het gefprek hebben gezegd, dat, indien het niet aan geld had gehaperd, 'er reeds vóór lang, iets om de Ingezetenen van de vuflnis te ontlasten, in 't werk geheld zoude zyn geweest: dat zy geheel voor het Plan zouden zyn, indien de finantiën, de uitvoering daarvan naar hun oordeel toelieten; dat zy, indien het Plan niet gecombineerd ware , met een Plan om Gealimenteerden te gebruiken , geen zwaarigheid zouden maaken; daar eindelyk de geöppérde zwaarigheden, geenzins-het weezen van het Plan, maar alleen deeze en geene bykömende omftandigheden betreffen, neemen de ondergetekenden de vryheid aan deeze Vergadering voorteflaan: i. Dat de Vergadering by eene Memorie, door de Burg ers van Barneveld en van Bergen, aan den Raad te overhandigen, den Raad voordraage,eene proeve te doen neemen O). a, Dat vervolgens, om den Raad in ftaat te hellen , volkomen over deeze geheele zaak te oordeelen, by de Memorie, als zo veele Bylagen worden pverhandigd, i. De emorie, door deeze Commisfie aan Regenten van het Aeimoesfeniers Weeshuis ter hand gefa) Zie de Hcmprse door hen aan den Raad overhandigd, in de vierde Bylaage.  O V E * DE VUILNIS. Hg geheld > behelzende de redene n, die aanleiding gegeeven hebben, tot het maaken van een Plan, mitsgaders het Plan zelve, en de Kaart (a). 2. De confideratiën van Regenten voornoemd, op dit Plan, benevens de antwoorden en aanmerkingen van deeze Commisfie (b) op dezelven. 3. De Memorie van Broekman, waaraan Regenten zich refereeren, met de aanmerkingen van de Commisfie daarop (ƒ), 4. 'De calculacive begrooting der kosten, zowel van de te neemene proef, als van de uitvoering vaa het I Jan over de geheele Stad (d), (V) Zie dé Bylrtiïge tot het voorig Rapport. (J>) Zie de eerfte Bylan.ge: dc antwoorden zyn in dit Rapport zerve. vervat. (c) Zie de tweede Bylaage. (d) Zie de dirde Bylaage. EER*  EERSTE BYLAAGE tot het RAPPORT No. IV. Confideratiën op zeker Ontwerp tot betere en algemeener ophaaling Tan de vuilnis tn de Stad, aan Regenten. Commisfartsfen van de mest en vuilnis over gekeverd, door de Burgers van Bergen, van Swinden , en Deiman, in eene conferentie met gemelde Burgers en den Burger Cgelwight, op Donderdag den gde jfanuarif 1797, gehouden. eerste consideratie. De Commisfie qualificeert zich, als door den Raad der Gemeente aangefceld, toe het vervaardigen van een I lan, voor een te benoemen Committe van Gezondheid. Maar het Plan, of de Commisfie ter vervaardiging van een ITan of Infrruétie voor een te benoemen Committe van Gezondheid, is eene geheel andere zaak als de daadelyke werkzaamheid of werkzaamheden, die eigenaardg voor eene Commisfie of een Committe van Gezondheid gefchikt zyn; en over laatstgemelde gaan intusfehen de byzonderheden, voorkomende in het aan Regenten overgeleverde Plan of Ontwerp. Regenten onderftellen dus, dat het Committe van Gezondheid reeds daadelyk, conform een geconcipieerd , en door den Raad gearresteerd en geapprebesrd l lan, txteert en fungeert; en is dus in die en-  EERSTE BYLAAGE tot het RAPPORT No. IV. 91 onderftelling volkomen bereid, met het Committe van Gezondheid in verdere deliberatie te treeden, en dezelve alle mogelyke inlichtingen, deezen aangaande, te geeven. TWEEDE CONSIDERATIE. Regenten keuren, over het geheel genomen, het Plan zeer goed en wel uitgedacht, zich nopens deeze en geene bvzonderheden refereerende tot de aantekeningen van den braaven en kundigen Opzichter Broekman, zo veel de kortheid des tyds permit teerden, in gefchrift gebragt. Niettemin hebben zy, nopens dit Plan, deeze groote en gewigtige zwaarigheid, dat hetzelve kostbaar is; en.zy voor zich maaken, mitsdien, groote bedenking, om in den tegenwoorriigen toehand van zaaken , voor de daadelyke en onmiddelyke in train brenging te advifeeren. DERDE CONSIDERATIE. De fchuiten als leggers te gebruiken, is, het ontwerp, tot hand komende, goed en wel uitgedacht: niettemin zal men 'er een of meer, naar dat de ondervinding zulks zal aan de hand geeven, moeten aanhouden, gefchikt en gelast om weg te haaien, het geen mogt blyven liggen, of te veel was om door de gewoone arbeiders weggenomen te worden. Ook zal men een zeer nuttig gebruik van de elf vuilnis - karren kunnen maaken, conform de aan- mer.  92 EERSTE FYLAAGE tot het RAPPORT No. IV. merking van den Opzichter Broekman % waartoe Regenten zich refereeren. 'vierde consideratie. Inftrudtiën vooraf te bepaalen, en niets aan willekeur over te laaten, is zeer goed; maar Regenren twyffelen of men in haat zal zyn, de Jnftructien zodanig interichten, dat dezelven alle mogelyke gevallen, genoegzaam omfchreeven, zullen bevatten, en echter tevens genoegzaame kortheid en klaarheid zullen behouden, om van onkundige en domme menfchen genoegzaam verhaan en in het ,geheugen bewaard te worden. VÏFDE CONSIDERATIE. Regenten zyn volftrekt tegen het verbinden van dit Plan, met dat eener direSfe ontlasting der Armen-Kasfen: dit moet flechts de eonjequentie zyn; de redenen zyn kortelyk deezen: 1. De direétie moet één en ondeelbaar zyn, en zo veel mogelyk, 3>ry in de verkiezing van het werkvolk: Is zulks anders, dan weinig, ja dikwyls geheel geene fubördinantie. 2. Het is zwaar en moeijelyk werk. 3. Gegageerden en Gealimenteerden zyn voor het groothe gedeelte oude en gebrekkige lieden, ieder voor zwaar en moeijelyk werk, in de open lucht, geheel en al ongefchikt en onbekwaam. 4. Voor die gegageerden en gealimenteerden kan en moet dus naar ander werk omgezien worden, by voorbeeld: Spinnen, of ander huiszittend werk. TWEEDE  TWEEDE BYLAAGE tot het RAPPORT No. IV» Aanmerkingen over het Plan, ter betere en geregelder ophaaling der Vuilnis, door den Opzichter-generaal der Vuilnis broekman. ï. Plet daar töe niet vermeerderen van Paarden , ter concurrentie van het getal dat voor de Aschkarren gebruikt wordt, daar , ten dien einde, by open water , de Vuilnis-fchuiten van meer nut kunnen zyn, is zeer goed: dan, echter zouden de elf Paarden, voor even zo veel Vuilniskarren , tevens van veel dienst kunnen zyn; en met een goed effeét kunnen worden aangehouden. De occupatie vanhetophaalen der mest verfchaft dezelven maar ëen klein gedeelte van den ochtend, by open water werks j en waartoe dezelven j althans in het voorr Bedenkingen van de Commisfie over die Aanmerkingen. I. Bróeknlan is van ge* voelen dat de elf Vuilnis* karren ook moeten behouden worden voor het werk van de Vuilnis: doch men merke aam 1. Dat zy meest dienenvoor het af haaien van de mest, waaravef, indien het Plan totftand komt, nader zal moeten worden gehandeld: 2. Dat ''er , om Vuilnis aftehaalen of opteneemen , geene Karren ryden in de geheele volkryke ftreek van de Stad, daar de proef genomen zoude worden , £ hoewel de Warmoesftraat en de Nes als hoofdftraaten kunnen worden aangemerkt , ] indien men een klein ftukje van den Zeedyk uitzondert: en dus, dat de aanmerking tegen de proef niet geldt, maar alleen by het  P4 TWEEDE BYLAAGE voorjaar en zomerfaizoen, nog wel een half uur vroeger van de ftalien mogten afryden dan nu gefchiedt: dus zouden dezelven voor het overige gedeelte van den ochtend of dag, in de ftraaten , op de Pleinen en Markten van de Stad , nevens de Vuilnis-fchuiten, van een zeer goed emploi kunnen zyn: terwyl de vrouwen en mannen op die plaatfen daar bepaald wordt, dat de Vuilniskarren zouden komen om te asfilteeren , by voorbeeld, op Pleinen en Markten, vooraf de vuilnis op hoopen kunnen maaken, en de Kar komende , dan behulpzaam kunnen zyn, om dezelve daar in te fcheppen: het geen op die wyze naar de Belten wordt getransporteerd: daar- het bewerken van het overige gedeelte des Plans zoude kunnen gelden» 3. Dat het uit de eigen bekentenis van Broekman btykt, dat de Karren zeer weinig uitvoeren , hoewet zy met de Paarden jaarlyks wei f 4000: - zullen kosten. 4. Dat het waar is, dat het in het winterfaifoen drukker hopt; doch , dat ook deCommisJiewel bedacht is geweest, op haare calcu* lat ie van kosten, eenen post voor fupplementaire werklieden in den winter te ftellen: en had men dan al Paarden noodig, en waren die van de möddermolens niet genoegfaam , zoude het altoos beter koop uakc* men, geduurenaen dien tyd Paarden te huurc;i , dan het geheel jaar door, paarden en menfchen, aie weinig werks doen,te houden: doch , die pointen zullen eerst beredeneerd moeten worden, als de proef wel gelukt, en de Raad oordeelt dat  tot RAPPORT No.IV. 95 daarvan worden dan ook &at het Plan door de geheele expresfelyk de fchuit- stad in trein kan of moet vragten uitgewonnen : en Sebra& wordenhet zoude het werk ook zeer faciliteeren, om des Vrydags en Saturdags de hoofdflraaten der Stad van den goot-modder te kunnen ontlasten j om welkers befpoedlging de zelfde vrouwen en mans, door het aanryken en uitflorten in de Karren, van veel dienst zouden kunnen zyn. De goot-modder, door het daar onder vermengd zynde water, zeer zwaar zynde, zoude dus prompter met de rydende Kar, uit de hoofdftraaten kunnen worden weggenomen, als wel met het handkarretje. Voeg hier by, dat maar by eene kleine ftremming van het vaaren der fchuiten, door den vorst, men hier en daar al ras verleegen zoude zyn, waar met de vuilnis uit de handkarretjes en kruiwagens te blyven, dewyl de leggers, derzelver last hebbende, daarin niet meerder zouden kunnen geborgen worden. ~ Was de winter doorgaande,zoude men dezelve direét hoog noodig hebben, niet alleen, maar tevens ook de Paarden van de Stads moddermoolens, die dan, zonder meerder bezwaar voor de uitgaven der Stad kunnen gebruikt worden, alzo dezelven, offchoon in dat faifoen, op de moolens van geen dienst zynde, evenwel onderhoud moeten hebben. Het is wel waar, dat met deeze bykomende fuppletie. men nog niet in ftaat zoude zyn, om  9S TWEEDE BYLAAGE om overal de Stad zo fchoon te houden, als het idéé is: edoch, wanneer het reüsfeerde om de Ingezetenen daartoe te kunnen brengen, dat zy derzelver vuilnis apart, en de asch apart geeven, en het zeker is, dat behalven het doorgaande gebruik van de vuilnis in het water te werpen, ook zeer veel vuilnis aan den aschkarren - man, onder de asch thans wordt gegeeven: zulks dan nimmer gefchiedende, worde dat werk daar door merkelyk verligt; waar door men by zwaare winters ook mooglyk zeer voegzaam, door die het minhe werk hadden, met open karren eene fuppleerende asfihentie, en het vuilniswerk zeer voegzaam zoude kunnen verkrygen : hetwelk dan de ondervinding zoude moeten leeren, of zulks al of niet toereikende zoude zyn. £ 2. Vooronderfteld, de vuilnis wordt met handkarretjes en kruiwagens, naar de naast bygeleegene Jeggers of vuilnis-fchuiten gebragt: dan zal een van beiden, zo de vaarende wyk-fchuiten ook tot leggers worden gebruikt ; het ophaalen der vuilnis en het fcheonhouden der ftraaten, huizen en ANT WOORD. Wat de vuilnis-karren betreft, het is by-ae Commisfie zeker, aat, indien het Plan. aangenomen wordt, na dat de proef gelukt zal zyn , en gevolglyk , na dat men over verfcheid byzonderheden, het uitvoeren betreffende, een tg licht zal gekreegen hebben, dat nog ontbreekt ; men bevinden zal, dat de leggers oj fchuiten  Tot RAPPORT "(No.IV, ip? én bruggen, zodanig vroegtydig moéten afloopen, dat dè fchuitenlieden dan nog gelegenheid genoeg hebben, om op dien dag naar de Belt te kunnen vaaren > daar te losfen, en dan ten minsten des anderen daags-, 's morgens vroeg , die fchuit wederom op dè aangewèezen legplaats terug te brengen: dit zoude in bet voor- én najaar en des winters, al zeer gebrekkig, zo ikvreezè, gaan, door de korte dagen ; althans het zoude dan zeer dikwyls kunnen gebeuren, dat de fchuiten des anderen daags 's morgens niet in tyds op derzelver refpeótive legplaatzen waren : of 'er zoude, om dit te voorkomen , een meerder aantal fchuiten tot leggers dienen te worden aangefchaft," dié de fchuitlieden ten vermeerderd '' zullen moeten -worden, om behoorlyk af en aan te vaaren', en op dat 'er geene vertraaging in het werk korne t doch ook dit maakt geen tegenwerping tegen het Plan ; immers niet tegen dè proef, en het is het onderwerp van eene fchikking, die zeer wel te ma-dken zal zyn, indien de proef gelukt. Omtrent de liggende vuilnis-fchuiten is nog deeze bedenking geopperd; dat het liggen derzelve, op fommige graften , de aanzien* lykHe niet uitgezonderd', denkelyk ten getale van 'twintig a dertig, misfchieé wel by deezen en geenen, die ■ aan dezelve niet gewoon zyn, eenig ongenoegen zal baaren ; doch hierop behoort te worden aangemerkt: j. Dat, daar de vuilnis uit die leggers daaglyks, zó mooglyk, of imm'ers om den ande'rcn dag , zal worden weggevoerd', die leggers geen flank van belang zullen kunnen veroorzaake/i i G eis  TWEEDE BYLAAGE den eenvouwig des middags in derzelver wyken, wanneer dezelve den last hadden, zouden moeten verwisfelen, om met de volle naar de losplaats te vaaren, wanneer de ontlosfing, als naar gewoonte , welke zich des morgens vroeg, naar het luiden der Boomklok reguleert, ftand konde hou- en op verre na zo afzichltlyk niet zullen zyn, als de vuilnis- bakken die zich hier en daar bevinden; 2. dat al ware dit al voor twintig- of dertig huizen in de ft ad onaangenaam, (onaangenaamheid, die men nog trachten zonde op alle mooglyke wyzen te verminderen,') dit niet kan opweegen tegen de ongeleegenheid , dit thands hier uit gebooren wordt, dat de meeste ruil¬ den. nis op de wallen of in de graften wordt geworpen, zo als Broekman zelfs op het einde van dit fluk betuigt, moreel overtuigd te zyn , dat van de tien flagers, negen, de vuilnis en afval der geflagte Beesten in de burgwal werpen* 3. Het is zeker, dat by nooddruftige huisgezinnen , den man dervende, de vrouw ordinair in kommerlyker omftandigheden zich bevind dan, wanneer de man ANTWOORD» Deeze aanmerking heeft geen betrekking op het Plan der Commisjte, maar wel op eene andere gedachte, die, ten meesten nutte geópperd was geworden. overblyft; dewyl de vrouwen, al willen zy nog zo wel, doorgaands die resfources niet hebben,die de mans, als zy kunnen én willen werken, veeltyds ruimer kunnen vinden. Evenwel in dit geval zoude ik  •tot RAPPORT No* IV, ea ik meer tot het Plan overhellen, het welk proponeert, twee mans en eene vrouw in iedere wyk, als omgekeerd van de vrouwen twee, en van de mannen een. Eene vrouw zoude men niet wel ah* ders dan met eene ordinaire vuilnis kruiwagen kunnen belasten, die maar weinig kan inhouden^ èri dus eene zeer dikwyls herhaalde uitftorting zoude verèisfchen: het welk, behalven de werkelykheden, ook meer tyds zoude vorderen , of 'er moes» ten meer leggers zyn, om nader by de wykèn te zyn. Behalven dat nu ook in elk hand-karretje ongelyk meer kan geborgen worden, zo komt my her, werk zo gemaklyk niet voor als het zelve wel in den eerhen opfiag fchynt: by het opfcheppen der vuilnis van de huizen,, bruggen en ftraaten, zyn wel twee mans noodig, als ook het overneemen van den goot-modder, die ordinair zeer zwaar en dus vry werkelyk is. Terwyl het werk van eene vrouw, alleen bepaald zynde tót het gebruiken van een klein kruJwagentje, in zodanige fteegjes, welke voor de groote te naauw zyn, zeer voegzaam naar het minder vermogen éener vrouw fchynt afgepast te zyn. 4. Indien Heeren Re- . antwoord*; genten, Commisfarisfen , doet zich .immers van in de direftie der vuilnis vooren ' Zeen reden..°Pf. , . , waarom de Ingezetenen en asch het zo goedvon* , ö , ■ met te beweegen zouden den, ware het mooglyk zyn 1 om hunng .jy^j» afi Üet best, orh eens, vol- zonderlyk , en hunne asch gends O i  ioo TWEEDE BYLAAGE gends het Concept-Plan van de Commisiie, in het voorjaar het zo te doen probeerenj en dat Regenten daar toe dafl zeiven een goed man benoemden , om als onder opziener dat werk nategaan, en op de werklieden te letten, dat, die hun werk behoorlyk deeden. Zonder die proef te neemen, zal de Commisfie niet overtuigd zyn van het goede of gebrekkige in die ichikking. Evenwel vóór dat zulks werdt ter uitvoer gebragt, zoude het zeer zyn , dat in die wyken, alwaar die proef zal genomen worden , daarvan, vooraf aan de Ingezetenen werdt kennis gegeeven, dewyl de werklieden anders niemand in' dezelve in gereedheid ■ zullen vinden , Om de vuilnis te geeven. Daar afzonderlyk, te houden, zo dra deezen afzonder lyk afgehaald worden; ook zyn daaromtrent nog wel eenige voorzorgen te neemen. 'Er wordt zeer veel vuilnis onder de asch gedaan, doch het geCchied om dat de Ingezetenen thands van de vuilnis met ontlast worden , of zy moeten ze zeiven wegbrengen , daar de asch, en dus ook de vuilnis die zy onder deeze mengen, afgehaald wordt. Voorliet overige , het fpreekt van zelve dat aan de Ingezetenen, in 4e ftreek daar de proef mogt genomen worden , behoort te worden bekend gemaakt; „ dat voortaan, om met den , te beginnen , daaglyks „ op gezette uuren , van „ 's morgens ten 8 uuren af, „ alle de vuilnis die zy ver„ zameld zullen hebben, zo „ huis- als gootviiilnis, door „ daartoe ge/lelde lieden „ zal worden afgehaald; „ dat zy derhuiven worden „ gewaarfchuwa, de vaten , ,, bakken of potten, de ver,» gaderde vuilnis bevatten„ de  tot RAPPORT No IV. Daar by gelieve men ook optemerken, dat, offchoon de pryzen der asch zeer laag zyn, de asch echter nu nog opbrengt» her. last ruim 33 huivers: de vuilnis, zo als dezelve direft uit de fchuiten wordt verkogt, tien hui* vers: waarom het dan ook noodig is, dat de Ingezetenen aldaar, verzogt worden, hun vuilnis apart te geeven : in naauwe fteegjes, alwaar zeer arme lieden woonen,zoude dit 'er wel zo zeer niet op aankomen; doch op ftraaten, graften en groote fteegen, was het zeer noodig; dewyl het anders gevaar liep, dat, gelyk 'er nu onder de asch dikwyls veel vuilnis* vermengd is, dan wederom onder de vuilnis ook veel asch konde geworpen worden, die dus voor het meer- 101' „ de, by tyds voor hunne t, deuren te zetten ; oj, zo „ zy in fteegen woonen % „ waarin geen kruiwagen . „ pasjeeren kan , op het „ hoor en der ratel, aan de kruiwagen te brengen: „ ten einde zy, op die wy„ ze, van de vuilnis gemak„ lyk zouden wor en ont., last: wordende verder „ een iegelyk verzogt en „ gelast, geen asch on„ der de vuilnis te mengen, „ maar die daaglyks aan „ de aschkarrelieden te be„ zorgen: en eindelyk, dat „ aden worden gewaar„ fchuwd, dat de Keuren ,, van oudsher , tegen het „ werpen van vuilnis, op „ ftraaten , wallen , of in „ graften , op de boete van „ zes Guldens , telkens te „ verbeuren, en herhaalde ,, keer en gerenoveerd, ten „ ftrengften zullen worden ., ter uitvoer ge bragt, (en „ wet zo, dat ieder voor „ zyne Dienstbooden of on„ derhoorigen gehouden zal „ zyn tebetaalen, behoudens G 3 »» zJa  102 TWEEDE BYLAAGE tot RAPPORT No. I\* meerderdeel der waarde ,, zyn verhaat op dezelven,) yerlooren ging. »» vermits 'er nu aan de De oude Keuren om- " Ingez^«nen , van wien frent het uitwerpen van " de vui(nis daagtyks, op vuilnis,'mest enz. in de " eenc gereselae wyze zal ''„& * ,,' »i worden afgehaald, zeen graften, zyn allen zeer , \ • . ■ » vnorwenazet van verfcho- goed: doch het is aan de „ ütf^tf, andere zvde ook volko- „ tegen dc Keuren te ver. men zeker, dat verre de „ richten." mintte Ingezetenen, op eene voegzaame wyze in de gelegenheid gefteld zyn, om zich op eene andere en behoorlyke wyze daarvan te kunnen ontdoen: en ik hen moreel overtuigd, dat by voorbeeld, van de tien Slagers , negen in de Stad, de vuilnis en af va, van de beesten , in de burgwal werpenmy zyn maar enkele vuilnisvaten bekend, daar het in geworpen wordt: zo dat, indien de Ingezetenen in de gelegenheid geheld wierden, zich op eene behoorlyke wyze van de vuilnis te ontdoen , ook de Keuren wederom in goede werking zullen dienen gebragt te worden, zal het oogmerk bereikt kunnen worden, van de ftraaten en graften der Stad, en.ook de wateren, zuiver te kunnen houden. DER-  DERDE BYLAAGE tot het RAPPORT No. IV. CALCülative begrooting der kosten vun het P/an voor het reinigen der ftraaten , &c. Tot het reinigen der graften, fteegen, gangen Sec. in het bepaalde Diftrift, verdeeld in agt wyken, zouden 'er, volgens het ontwerp verëischt worden: 16 Mansperfoonen. 8 Vrouwen of Weduwen. 8 Handkarren voor twee mannen. 8 Kruiwagens. 16 Schoppen, namentlyk: 8 platte, 8 holle. |6 Ratels. De bezems worden by deeze calculatie onderfteld voor rekening van de werklieden te zyn. By de calculatie is in acht genomen, dat, zal het eenigzins een beftaan voor een arbeiders huisgezin opleveren, (te meer, daar de bezems voor reeke1 ning der werklieden komen,) de verdienden niet minder moeten zyn dan vyf gl. 's weeks voor de mannen, en vier gl. 's weeks voorde vrouwen: waarvan echter ip ftuiv. 's weeks zullen kunnen worden gekort, uit hoofde dat de Kermis- en Nieuwjaarsgiften in de wyken, dooreen geilagen, zeer ligt/75-: 'sj'aars voor elk derzelven kunnen bedraagen; hetgeen dan voor elk perfoon ƒ 25:-, of na genoeg 10 ftuiv. 's weeks uitmaakt. Op deeze gronden: 16 Mansperfoonen, a ƒ 4:1 o: - f 72: 8 Vrouwen of Weduwen,ƒ3:1©:- - 2j?:-_ dus dearbeidsloonen/s weékelyks ƒ 100:- G 4 maakt  DERDE BYLAAGE maakt in een jaar aan arbeidslonen ƒ5200:- eexi ftel van Kar, Kruiwagen en twee Schoppen, zal, na genoeg kosten . . ƒ 50:- het welk 8 maaien is -400:- pnderfteld dat dezelven~agt~puTren gebruikt kunnen worden, dan bedraagen de kosten van flytaadje voor elk jaar/ 50;- yoeg hier by jaarlykfche reparatie . . . -_soj-_f 100 :- yoor eenen Opziener .... 400:- komt ƒ5700: -, voor de jaarlykfche kosten van ieder Distrikt: het welk, voor de geheele Stad met 11 vermeenigvuldigd, zoude bedraagen . ./62700:- nog voor eenen algemeenen Opziener - 800:- /Ö3500:yoeg hier hy, voor den winter, hy druk werk, een man per week meer, maakt 88 mannen, k ƒ4:10 iedsr„is 's weeks ƒ406:-, dit, zelf geduurende 13 weeken, maakt . . ...... 5278:- ftel nog voor extra kosten, die men in het geval zyn kan van te moeten maaken - 1222:- komt de ronde fom van ƒ70000:- maar hier van moet worden gerabatteerd : . i 1. de  tot RAPPORT No. IV. %o$ ï. de kosten van 42, Opkortfters, als nog aamveezig zyn, a/'i 56: - 's jaars ƒ 6552: - 2. hetgagement,aan nog eens 42 Stads gepenlloneerden , ook a ƒ is6'-- • • • • ' • . -655"'- 3. de kosten van 11 Vuilniskarren , mee man en paard, op 'e minst a ƒ 400:-ieder . . - 44oo:-/i05oo:-s zo komt 'er een vermeerdering van kosten van ƒ52500:- Welke kosten genoegzaam verdwynen, zo dra men in aanmerking neemt dat, de verdeèling van 88 wyken in acht genomen zynde, 'er nog 270 huisgezinnen, die anders gealimenteerd" zullen dienen te worden , een matig beftaan yerkrygen : denkelyk zullen 'er nog eenige leggers moeten worden aangefchaft; dan, die kosten zullen meer dan opgewogen worden, door de mindere baggerloonen, die men verpligt zal zyn te geeven. De karren dienden van boven gedekt, en de klep met een flot voorzien te zyn, op dat de kruiwagen, die buiten werkzaamheid aan de vleugels der huizen , zo die aangeweezen zullen worden, door middel van eene keten vastgemaakt., tevens zouden dienen tot eene bergplaats voor fchoppen en bezems. Het blykt uit het gezegde, dat de geprojecteerde proef zoude kosten : weeklyks aan arbeidsloonen weeklyks voor den Opzichter tusfehen de ^ 100'~ 7en8gL 8._ G 5 dus  io6\ VIERDE BYLAAG dus voor io weeken ....... ƒ1080:- daarcnboven dé Karren enz. , . . . - 400: - geheel ƒ1480:- Maar, zo de proef mislukt, zyn die karren en wagens niet verboren, en zy kunnen wederom tot andere zaaken dienen: in dat geval zoude men alleen de / 1080:-, aan arbeidsloonen, voor verboren kunnen rekenen, indien zy niet gediend hadden om, geduurende tien weeken, aan vierentwintig menfchen en derzelver huisgezinnen, eeneerlyken, taamlyk beftaan te bezorgen. WERDE BYLAAGE tot het RAPPORT No. IV. aan den raad der gemeente van amsterdam, medeburgersf De Commisfie, door uwe Vergadering, aangefteld tot het vervaardigen van een Plan, voor een te benoemen Committe van Gezondheid, heeft de eere aan Ulieden te berichten: Dat zy geoordeeld heeft; in haare deliberatiën, over de onderwerpen die zy te behandelen heeft, een begin te moeten maaken met het onderzoeken van alle die zaaken, welke op de Gezondheid der Ingezetenen dezer Stad, eenigen invloed kunnen hebben ; ten einde vervolgens te beter en te zekerder te kunnen opmaaken, wat'er omtrent dezelve, ten meesten nutte der Burgery, zoude te doen ftaan, en door  'tot RAPPORT No. IV. 107 door wie en op welke wyze het noodige daaromtrent zoude behooren te worden verricht. Dat zy in dit haar onderzoek voortgaande, wel ras heeft bemerkt, dat zommige inrichtingen, welke ter bevordering der Gezondheid in deeze Stad zouden kunnen (trekken, en dus zouden behooren daargefteld te worden, geheel en al van de politieke-magt afhangen; dat anderen, wel oorfpronkelyk van die zelfde magt af hangkelyk zyn, doch tevens een geneeskundig toevoorzicht vcëisfchen; dat anderen eindelyk, geheel en al,■■ aan dit laatfte overgelaaten behooren te worden. Dat zy derhalven, wil zy een volkomen Plan yoor een Committe van Gezondheid voordraagen, verpligt is, deeze drie foorten van onderwerpen behoorlyk van eikanderen te fcheiden; duch tevens aan den Raad, zo wel die van de eerfte foort, als die van de beide laatstgemelde foorten, voortedraagen. Dat, hoewel al wat het reinigen der ftraaten, en het ruimen der vuilnis betreft, in den oorfprong, onder die onderwerpen, welken tot de politieke magt zyn behoorende , moet worden gerangfchikt, het niet re min zeker is, dat die zaaken uiteen geneeskundig oogpunt kunnen en moeten worden befchouwd ; en dat gevolglyk deeze Commisfie, ook van dezejven een onderwerp haarer navorfchingen heeft moeten maaken; ten einde haare bevin- din-  io« VIERDE BYLAAGE dingen deswegens, aan den Raad te kunnen voordraagen. Datzy dan, betoog vestigende, op dat aantal phyfifche proeven , welke overtuigend bewyzen, dat het flyk der ftraaten uitwaasiemingen opleevert, die, zelfs by eene middeimaatige warmte, de Lucht zeer aanmerkelyk bederven, heeft moeten befluiten, dat het lang liggen op de ' ftraaten, van eene groote hoeveelheid flyk, de zuiverheid der Lucht aanmerkelyk vermindert, en gevolglyk voor de gezondheid fchadelyk is. Dat dit flyk vervolgends, door de Ingezetenen, meer of min in hunne wooningen georagc, in zulke Huizen, alwaar de zindelykheid, uit gebrek van ruimte, of van middelen, of uit de gefteldheid zelve der wooningen, niet genoegzaam kan worden onderhouden, die vogt, die morsfigheid, die onzuiverheid, welke voor een gezond leven, zo nadeelig zyn , allezints vermeerdert , en zulks te meer, naar maate die Huizen in naauwer gangen geleegen zyn, welken weinig aan verwisfeling van Lucht zyn blootgefteld, en daarenboven door de wyze, waarop zy geftraat zyn, dikwerfeenen poel van morsfigheid uitmaaken. Dat gevolglyk deeze Commisfie niet, zo als gegoede Lieden het voor zich zeiven mogen doen, het flyk, en de verbaazende morsfigheid der hraaten, flechts als eene onaangenaamheid mag of moet aan-  tot RAPPORT No. fV. iojf aanzien, maar als eene waare bron van ongezondheid in het algemeen, en bovendien in het byzori. der voor den gemeenen man, voor wiens welzyn den Raad altoos, en nog onder anderen, zelfs doof het aanftellen van deeze Commisfie, en het voorneemen, om een Cjmmirté van Gezondheid opterichten, getoond heefc, allezins te willen zorgen. Dat al verder de vuilnis, die in alle Huishoudens vergaderd, en, om dat zy niet, gelyk de asch, wordt afgehaald, door de Ingezetenen, of in zommige vuilnisbakken , of, tegens de Keuren aan, byna geheel en al op de wallen , of in het water geworpen wordt , insgelyks eene bron van ftank , en van vermindering in de zuiverheid der Lucht öpleevert; het water, door het verroten, vooral in den zomer, geweldig doet ftinken; en eindelyk de burgwallen , met eene verbaazende .hoeveelheid ftoffen opvult, die, afgehaald wordende, terhond zouden kunnen worden verkogt, doch nu, in het water geworpen zynde, alvoorens iets optebrengen, met zeer groote kosten daaruit moeten worden gebaggerd , en dan op nieuws aanleiding tot ftank en ongelegenheid geeven: gelyk mede gedaan wordt dóór dén modder der ftraatgooten , welke voor verre de meeste hraaten der Stad, (daar de vuilniskarren maar in dertig derzelven éénmaal 's weeks ryden, en niet in anderen) door de Ingezetenen zeiven moet worden weggebragt, en dus ook al mëest in het water wordt geworpen. Dat  tio VIERDE BYLAAG Dat het gevolglyk zeker is, dat die morsfigheid der ftraaten, en het werpen van de vuilnis op dezelven , in de vuilnis-bakken of in liet water, oorzaaken zyn van merkelyke vermindering in de zuiverheid der Lucht, en dus als nadeelig voor de gezondheid mi eten worden gehouden. Dat derhalven de Commisfie oordeelt, de vryheid te mogen en te moeten neemen, om dit onder het oog van den Raad te brengen, met verzoek, dat er door denzelven, de zaak ook uit dit oogpunt befchouwd zynde, zo mooglyk voldoende middelen tot het reinigen der ftraaten, en het tegengaan van het werpen van allerhande vuiinis op dezelve en in het water, in het werk mogen worden geheld. Doch, dat de Commisfie zich, in haar werk deeze wet voorgefteld hebbende, nament lyk, om niets aan den Raad, als (immers naar haar inzien,) behoo* rende gedaan te worden, voortedraagen, zonder zich verzekerd te houden, dat de uitvoering mooglyk is, en dierhalven, zonder op middelen van uitvoering bedagt geweest te zyn, ten einde geen hersfenfehimmen voor den dag te brengen, (diedikwerf, het geen Hechts wenfchelyk ware, met het geen mooglyk of betaamlyk is, verwarren,) ook geoordeeld heeft, op dit huk, al behoort het oorfpronkelyk tot de politieke magt,. die wet te moeten volgen. Dat zy derhalven een Plan vervaardigd heeft, volgens hetwelk, naar haar oordeel, de zo wen- fehe-  tót RAPPORT No.IV. ni fèheïyke zuiverheid der ftraaten, zo niet geheel, immers voor een groot gedeelte, bezorgd, en het werpen van de vuilnis op hraaten, of in het water* Voorgekomen zoude worden. Dat echter, vreeze van misgetast te hebben, in het Plan zeiven, of van in de uitvoering zwaarigr heden te zullen ontmoeten, die zy niet vooruit gezien mogt hebben, haar heeft doen wenfchen, dat ?er eene proef vart dit Plan, alvoorens het in zya geheel aangenomen of werkheilig gemaakt worde * mogte worden genomen. Dat zy al verder om die zelfde redenen, en uit wantrouwen op zich zelve, geoordeeld heeft, alvorens deswegens iets aan den Raad voortedraagen, de gedachten der Regenten van het Aelmoesfeniers Weeshuis, Commisfarisfen over de Asch en Vuilnis, te moeten verneemen , en niet hen eenigê conferentiën op dit onderwerp te moeten houden, die ook daadelyk plaats gehad"" hebben. Dat, hoewel zy by het afloopen van haare werkzaamheden, een beredeneerd Vertoog, omtrent de onderwerpen die zy te behandelen heeft, eo een geheel Plan voor een te benoemen Committe, aan den Raad zal aanbieden, zy geoordeeld heeft, in dit geval, hetwelk fpoed verëischt, zich vroeger tot den Raad te moéten wenden. Dat immers de bewuste proéf, zo het neemen. derzelve nuttig geoordeeld wordt, nog in die maanden , waarin men ruuw weder en morsfige ftraaten te  ïia VIERDE BYLAAGE te wagtën heeft, dat is, in February en Maart behoort te worden genomen, v/il men den tyd hebbén, oni, indien dé proef wel gelukt, het geheel Plan, dat reeds voor de geheele Stad ontworpen is, in orde te brengen, en voorden toekomenden winter, in alle zyne deeleh werkheilig te maaken, en dus voorkomen , dat de zaaken nog een Jaar langer op den ouden voet zullen moeten blyven. Dat, daar Regenten voornoemd, betuigd hebben , dat zy, niettegenftaande de aanmerkingen, welke zy op eenige byzonderheden van het Plan gemaakt hebben , hetzelve, over het geheel genomen, voor zeer goed en wei uitgedacht, houden; dè Commisfie eene reden te meer heeft, om hetzelve 'met eenige gerustheid aan den Raad aantebiedcn, zo als zy thans is doéndë. Dat zy echter, om niets voor dén Raad te verbergen vari die tegenwerpingen, welken gemaakt zyn, zy de vryheid neemt, aan den Raad, bene!vens deeze vóordragt, te doen toekomen, niet alleen, i. De Memorie die zy aan Regenten voornoemd heeft ter hand geheld, behelzende de fchets van een Plan tot het ruimen van de vuilnis, en het reinigen der ftraaten en bruggen van het grofftë flyk, benevens het ontwerp van eene te neemen proef, en de Kaart daartoe behoorende: 00 en z. de calculative begrooting, van hetgeen de te nee* men proeve zoude kosten, en van de kosten, waar- 00 Zie de Bylaag op bet Rapport N°. HL  tot RAPPORT Nö.lV. fts op de uitvoering' van het geheel Plan over. de ge-» . heele Stad, denkelyk zal komen te haan («): Maar ook, 30. de confideratiën van. Regenten , voornoemd, over dat Plan,benevens.de antwoorden en aanmerkingen, van de -Commisfie, . op dezelven : welke aanmerkingen reeds in kragt, in de laathe conferentie,op Donderdag den iadén deezer ■ gehouden » door drie. Leden van de Commisfie, mondeling zyn voorgédraagen : en 40. de aanmerkingen van den Opziener-Generaal der Vuilnis, « Broekman ,op welken Regenten zich in hunne confideratiën beroepen, met de bedenkingen der Commisfie op dezelven. (c~) Verzoekende de Commisfie eerbiedig , dat de Raad deeze hukken gelieve te examineeren, of te laaten examineeren, en te beoordeelen, of het dienftig zoude zyn, eene proeve van het bewuste Plan, zodanig echter door den Raad verbeterd, als deeze, na onderzoek van zaaken, zal bevinden te behooren, te doen neemen: en wel in dit byzonder geval', door Thefaurieren, als zynde daartoe Vólkomen gefchikt, zonder eenige vooringenomenheid voor het Plan, volkomen onzydig, en bovendien in alle opzichten; met de noodige aüdtoriteit be- - kleed 5 ftaande niettemin de Commisfie gereed, om, 00 Zie de voorgaande derde Bylaage. (F) Zie de voorgaande eerfte Bylaage; de antwoorden zyn in du Rap. ton zelve te vinden. CO Zie de voorgaande tweede Bylaage. H  H4 VIERDE BYLAAGE om, zo veel in haar vermogen is, alle verdere inlichtingen , die de Raad zoude mogen begeeren , met de meeste bereidvaardigheid te geeven; terwyl zy intusfchen hoopt en vertrouwt, dat zy, door deeze haare voordragt, aan den Raad een blyk zal gegeeven hebben, van de wyze, waarop zy, ten nutte der Ingezetenen van deeze Stad, en om aan haare beftemming te voldoen, werkzaam is. Heil en Broederfchap! De Commisfie tot het vervaardigen van een Plan voor een te benoemen Committe van Gezondheid, en uit derzeiver naam. (was geieekend) j. h. van swinden, Pf ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 133 het water der Burgwallen, thans ten eenemaale, tot daaglyks gebruik ongefchikt is. §. 5. Uit het gezegde, oordeelen wy te kunnen en te moeten afleiden, dat de wateren van Amfterdam , die oorfprongelyk even zuiver en zoec waren, als die van Amftelland, allengskens, naar maate zich het brak Zeewater meerder en meer beftendig met dezelven gemengd heeft, meer bedorven geworden zyn; en dat ook de ftank derzelven, in gelyke maate, is vermeerderd. Zo dat wy dit vermengen van het oorfpongelyk zoet met het zout Zeewater, befchouwen, als eene der voornaamfte oorzaaken van den ftank der Burgwallen. §. 6. Ook wordt dergelyk iets, in andere Plaatfen, daar men gelyke oorzaaken aantreft, waargenomen: in de ftad Harlingen,by voorbeeld, welke geheel aan Zee, en half in dezelve is liggende, worden de wateren der gragten, tweemaalen daags door eenen vloed van zout water befpoeld; en men heeft opgemerkt, dat wanneer, zo als in 1778 en 1779 by voorbeeld, de behendige laagte van het binnenwater, eene meerdere inkoming van het Zeewater toelaat en noodzaaklyk maakt, de gragten meer dan gewoonlyk, en meer aanhoudend hinken O). In het algemeen is het water in de gragten der meeste Vriesfche Steden, des Zomers hin- ken- O) Historie der Disftnterk te Hariingen, bi. 971 en 972, in de Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie, in den Haag, IlteDeel, sde Afdeeling. 13  i34 No- V. RAPPORT over de kende, uit hoofde van de laage peil, waarop het water gehouden, en de gelegenheid die daardoor aan het Zeewater gegeeven wordt, om in aanmerkelyke hoeveelheid binnen te komen, en zich met het zoet water te vermengen: het welk in de laagftc landen in Vriesland geen plaats heeft §. 7. Doch , wy moeten ook op den grond , waarop het water loopt, letten; dees is, zo als die van Amftelland, moera>fig; en het is bekend, dat die gronden, by meerdere hitte, en vooral, wanneer zy geroerd worden, eene zeer fchadelyke lucht-vormige vloeiftof opgeeven, thans onder den naam van Gas hydrogene fu/fureux bekend: dat men door kunst, uit die moerasllge ftoffen, eene groote hoeveelheid van die lucht kan bekomen, welke dan ook eene reuk van zich geeft, geheel en al aan die, welke onze burgwallen in den Zomer opleeveren, gelyk; (#) — zuiver warer kan met die lucht bezwangerd worden; zo dat men in dien zin zeggen kan, door kunst, het Amherdamsch burgwal-water te kunnen namaaken: gelyk ook , aan den anderen kant, het Amherdamsch burgwalwater in den Zomer, by geweldigen ftank, blyken geeft, van met die zo even genoemde foort van lucht te zyn bezwangerd. §. * (p) ypey , Bericht van ie ziekte» te Fronekcr , fri liet zelfde Spek, bladz. S56. O) Verhandeling van van troostwyk en van maR"m, over de i'chaadclyke uitdarnpinjen; in het Bataafse» Cenoodfdiap, VIII Deel.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 135 J« 8. Buiten en behalven dat de grond der Amfterdamfche gragten, uit zynen aart, moerasfig is, wordt 'er op denzelven eene aanzienlyke meenigte van rottende zelfttandigheden, zo uit het Dierenals uit het Planten-ryk voortkomende, opgehoopt; welke zelfftandigheden geduurig, en in groote mee» nigte, door de Ingezetenen, in de gragten geworpen worden , of door middel der menigvuldige rioolen, in dezelven worden geloost: ftoffen, wel* ken, zo dra zy beginnen te rotten, ook fchade* lyke luchten uitgeeven, en niet weinig tot het vermeerderen van den ftank bybrengen. §. 9. Deeze oorzaaken , de aart namentlyk des gronds, en de ingeworpen rottende zelfftandigheden , hoewel, tot het doen gebooren worden,- en het vermeerderen des ftanks medewerkende, zyn niet de oorfpronkelyke oorzaaken; want, behalven dat 'er veele wateren zyn, zo als het Spaaren, by voorbeeld, te Haarlem O), de Amftel en verfcheide anderen, welken op veen- of moerasfige gronden vlieten, en waarin, zo wel rottende zelfftandigheden geworpen worden , als rioolen zich ont«- («) Hoewel de grond, waarop Haarlem ligt, meestal zandachtig is, vind men hier en daar, gelyk in den nieuwen Hout, daar dezelve zieji naar het Spaare uitflrekt, en op enkele plaatfen van de Stads Singels, Veengronden ; en wat men de Rivier het Spaaren nader komt , vind men den grond meerder moerasfig; en het fchynt, dat op eenigen afftand van de Rivier de Zand-laag verlooren raakt. Bericht van dt geIsegenheid van Haarlem, in de Haagfche geneeskundige Correspondentie, {. Deel, 2 afd. bl. 637.  IS<5 Nou V. RAPPORT over db ontlasten, en die niettemin zodanigen flank, als on-i ze wateren, niet afgeeven; wordt de zaak bevestigd door eene proef, hier te Amfterdam zelve in het groot genomen, en waarop men in vervolg van tyd misfchien niet genoegzaam gelet heeft; namentlyk: toen Lodewyk de XIV, reeds meester van Gelderland, van het Sticht, en van een gedeelte van Holland, voorneemers was, Holland te onder te brengen, met hetzelve te overhroomen, en ten dien einde den Lek-dykliei doorfteeken, waardoor pok een gedeelte van Holland onder liep , werd. men verpligt, maanden ageer een , by ebbe en laag getyde , het overtollige Amftelwater, door deezer Stads (luizen, in hetVe te loozen. Hiervan nu was het gevolg , dat de J tad uit de Lek van zoet water werd voorzien (a); zo dat de Brouwers het water der gragten tot het Bierbrouwen gebruikten ; en dat ze!f« de Noord - Hollanders, hunne waterschepen voor de St. Anthoniesfluis binnen deeze Stad, met zoet water lieten volloopen. — Wy zullen in het vervolg (§. 20.) nader van deeze gewigtige proef moeten lpreeken: intusfehen is het zeker, dat ook dit zoet water, over den zelfden brakken en moerasfigen grond liep, als ons gewoon burgwalwater het toen deed, en nog doet. g. 10. Het zout water dan , of liever de vermenging van zekere hoeveelheid zout water met zoet water, moet als de hoofdoorzaak worden aangemerkt, welke te weeg brengt, dat de anderen; té.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. m de moerasfigheid des gronds, en de veelvuldige rottende zelfhandigheden, welke deeze grond be*. vat, waar mede dezelve wordt opgehoopt, en die, in het water geworpen zynde, daarin rotten, met meerder kragt werken, dan zy in zuiver zoet water zouden doen ; en dus, dat uit deeze zamenftelling van oorzaaken, gelyk mede uit den geringen omloop dien hec water hier heeft, een grooter uitwerkzel dan elders gehooren wordt. §. LH Gaarne wenschten wy met volle zeekerheid, over de redenen der uitwerking, die de vermenging.van brak en zoet water ten deezen uitöefi. fent, te kunnen fpreeken: doch, intusfehen dat verdere te neemen proeven ons daaromtrent nader inlichten, komt het ons waarfchynlyk voor: dat, daar de proeven van pringle geleerd hebben, dat eene bekwaarne hoeveelheid zout, de rotting wederhaac, doch,eene geringere integendeel dezelve verhaast; zo ook hec brakke water met het zoete gemengd, juist om dat het te weinig zout behelst, om de rotting te wederftaan, dezelve verhaast: daardoor te fpoediger en te veelvuldiger die uitvloeizeis aanneemt , welke door het ontbinden der rottende zelfhandigheden onthaan: te herker met die hinkende foor ten van luchten bezwangerd wordt, welke deeze zelfhandigheden opgeeven, en daar door dien onaangenaamen, en naar gelang der omhandigheden, zomtyds dien ondraaglyken ftank opleevert, welken wy gewaar worden.°Aan1S mer-  T38 No.V. RAPPORT over de merkelyk is het echter, dat, wanneer het water afgefcheiden is van die ftoffen, welken den ftank aan hetzelve mededeelen, het denzelven ras verliest, hoewel hetzelve het grondbeginfel daarvan, tot nieuwe ontwikkeling blyft behouden. Het is genoeg, ons ftinkend burgwalwater, in een open vat, geduurende een etmaal, aan de open lucht bloot te ftellen, op dat het zynen hark verliezer doch, indien men hetzelve weder in eene hes by voorbeeld giet, en deeze geflooten wordt, zal men naderhand in dat water weder ftank gewaar worden. §. ii. Doch, dit in het voorby gaan: wy keeren tot daadzaaken terug; en befluiten uit die befchouwing van den ftank der wateren in onze burgwallen, en van de oorzaaken deszelven, dat 'er, om den ftank te verminderen > op vier zaaken moet gelet worden: 1. Dat men niet alleen den loop dien het water hebben mag, niet belette ; maar ook, zo veel mooglyk, eenen goeden omloop aan het water geeve, en het zelve daardoor ververfche. 2. Dat het werpen van alle vuiligheden, en aan rotting onderhevige ftoffen, tegengegaan worde. 3. Dat de grond, zo weinig mooglyk, worde geroerd: en eindelyk 4. Dat men alle onnuttige gragten, flooten en zogenaamde ftinkflooten, dempe. Doch, ieder deezer vier middelen verëischt eene nadere ontvouwing. 5-13«  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. i39 J. 13. Het eerfte middel, zeggen wy, is: „ dat » niet alleen de loop dien het water hebben mag, „ niet belet worde , maar ook , dat 'er, zo veel „ mooglyk , een gsede omloop aan het water ge„ geeven , en hetzelve daardoor ververscht worde." Het heeft geen betoog noodig, dat het hilftaand water meerder ftanks afgeeft : het geen hier ter plaatfe waargenomen wordt, in die gragten, welke weinig ververfching van water bekomen, gelyk mede in die, waarin de omloop zomtyds gehremd wordt, door dammen, welken men by het vermaaken van fluizen, genoodzaakt is te leggen, ftrekt genoegzaam ten bewyze : en de oorzaaken vallen niet minder in het oog, daar als dan alle de rottende zelfhandigheden op e'e'ne plaats, immers in eenen geringeren omtrek, blyven liggen;deezen alle haare uitdampingen behendig aan het zelfde water mededeelen, en er niets ververscht of vervoerd wordt. §. 14. Ook is de Regeering niet in gebreke gebleeven, om alles wat belemmering en verfperring in de Stads wateren kan veroorzaaken, by herhaalde Keuren en Reglementen te verbieden; zeer aanmerkelyk en vol wysheid is, ten dien opzichte, de Keure van 12 January 1701, in welke onder anderen verboden wordt: (d) By Art. 1, „ dat niemand eenige vlotten, mas„ ten, balken, planken, beekerhout, teenwerk, „ of diergelyke, wat het mooge weezen, in de wa' » te- C<0 Handvesten, II, 725.  140 No.V. RAPPORT over de „ teren of burgwallen zalmogen leggen, of laaten ver„ nachten," en geboden: „ dat dezelven aanftonds „ zullen moeten worden gebragt buiten de Yflui„zen, op die plaatfen, welke daartoe zyn aange„ weezen, of nog zuüen aangeweezen worden, op „ posene van * By Art. a, „ dat geen fchepen, fchuiten, leg„ gers, met of zonder masten, of eenige vaartuix gen , het zy tot wooningen, het bergen of ver„ koopen van potten , pannen, ftroo, bronwater, „kool, raapen, wortelen, uyen, of eenigerhande „ groenten , fruit, appelen , eetbaare of andere „ waaren of koopmanfehappen, het bergen en op„ gaaren van paardemest, en andere ruigte, ofte „ tot eenige andere gebruiken, hoedanig zulks ook „ zoude mogen wezen, nochte ook eenige ledige „ vaartuigen , in eenige deezer Stede gragten of „ brugwallen, aaa groenmarkten of andere plaatfen, „ daartoe niet uitdrukkelyk geheld, zullen mogen „worden gelegd, geplaatst, of haare verblyfplaats „ houden." By Art. 3, „ dat niemand eenige fchepen, fchui„ ten, jagten, roeyfehuiten, of eenigerhande vaar„ tuigen, zal mogen leggen onder de bruggen i* ^ deeze Stad , binnen de Yiluizen , maar alleen „•daar buiten, en aldaar ook niet, dan na verzogt „ en bekomen te hebben fchriftelyke permisfie van „ Thefaurieren &c." By Art. 4, „ dat de Sparendammerbrug en Roo« »de-  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 141 „ debrug, dewelke even voor in- en uittappende „ fluizen liggen , vry en onbelemmerd zullen „ moeten bly ven, en geene fchuiten of vaartuigen „ onder of omtrent geplaatst zullen mogen wor~ » den &c." By Are. 5, „ dat niemand eenige fchepen, fchui„ten, vlot- of fteiger-fchuiten, roeifchuiten, of „ andere vaartuigen, in de burgwallen zal mogen w leggen of plaatfen, dan alleenlylc op die plaatfen; „ welke daartoe expresfelyk zyn aangeweezen; veel * min eenige vaartuigen te koop, of ook om te floo„ pen, houden liggen, anders dan aan de eigenaars, „ buiten de Yfluizen, daar de Scheepstimmerwerf „ ven zyn." By Art. 6, „ dat niemand eenige fchepen, fchui„ ten, of andere vaartuigen, in de grond van dee„ zer Stede burgwallen en wateren zal mogen laaten „ leggen of vernagten, op pcene &c." By Art. 7, „ dat niemand aan of op de wallen, „ over het water, in de burgwallen, of onder de „bruggen, eenige huisjes, hekken, fteigers of fteig » geringen ; het zy tot het bergen van gooten , „fparren, houtwaaren, fchuiten, of v/aartoe zulks „ zoude mogen weezen, zal vermogen te maaken, » °f ergens eenige paaien, hoe het ook zy, in de „ grond te flaan j maar dat ter contrarie een iegelyk „ gehouden zal weezen, de reeds gemaakte of in„ geflagene paaien , huisjes , hokken , heigers of „ fteigeringen, aanftonds weg te neemen , en de „ hroc-  i4= No.V. RAPPORT over D 4 M ftrooming der wateren t'eenemaal vry en onbe„ lemmerd te laaten." §. 15. Hoe veel nu dee2e Keure, in zommige Artikelen geheel wordt overtreeden, is blykbaar ; heewel door alle die verfperringen en belemmeringen, gelyk te recht in het hoofd der Keure, wordt gezegd; „ veele vervuilingen in de Burgwallen, „ mitsgaders ftank en ondiepten worden veroor" zaakt:'' waarom dan ook die Keure behoorde te worden vernieuwd, en vooral gezorgd moest worden, dat zy, even als alle anderen, beter werdt naargekomen ,-dan gewoonlyk gefchied; het geen, naar ons oordeel, nimmer zal kunnen gefchieden, dan door lieden aantehellen, om bepaaldelyk op de overtredingen van alie deeze foorten van Keuren, behoorlyk acht te geeven. §. itf. Maar de fchikkingen in deeze Keure beraamd , vooronderftellen dat het water in deeze Stad eenigen omloop hebbe; en het is ook „ om te „ beter en volkom en er effeft van die circulatie en „ ververfching der Stads wateren te bereiken, en n de ongemakken en het ongerief te weeren, het n welk de Stad, en de goede Ingezetenen van dien, „ uit het tegendeel onvermydelyk komen te lyden;" dat de Keure gemaakt is; waarom wy dan ook by die circulatie , onze aandagt nader moeten bepaalen. Het zoude noodelods zyn, en weinig tot ons oog* merk ftrekken, Uk hier eenenaauwkeurige befchry- ving  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. ving te geeven, van de wyze, waarop doof de verfchill ende in tappende en uitlaatende fluizen, de omloop of de circulatie der wateren, hier ter ftede plaats heeft; deeze is volledig genoeg door wagenaak, (a) befchreeven; alleen moeten wy op twee frakken ftilftaan: vooreerst, dat de Stads wateren, en dus ook die van het Ye, geen gemeenfchap hebben met het Amftel - water, op dat dit door he£ brak water niet zoude befmet worden: deeze gemeenfchap wordt belet door de groote Amftelfluis* welke, daar het Amftel-water, vooral des Zomers, doorgaands laager is, dan het water in de Stad, niet wordt open gezet, dan wanneer by fterke ebbe, het water in de Stad laager wordt, en dus het invloeijen van het Amftel-water kan gefchieden. Het water dat uit den Amftel in de Stads buitengragten vloeit, wordt door den Dam by de Weteririgs Poort geftuit: en dat, het welk in de Stad komt; vloeit alleen in de Agtergragt, die buiten de fluis ligt, en wordt aan het eind derzelve gefluit , door eene Toldeur in de Reguliersgragt. Ten tweeden, dat al het water, hec welk in de Stad gelaaten wordt, brak Ywater is, dat door het openzetten der intappende fluizen, geduurende des vloed ingelaaten, door middel van fluizen, door de Burgwallen geleid, en by ebbe wederom uitgetapt wordt; zo dat op die wyze, het water eenen loopbekomt, en ververscht wordt. Doch daar het gering 00 Beicliryving van Amfterdam, II. 55—68.  144 Nö. V. RAPPORT over de ring verval van water, dien omloop in z'ch zeiven gering, en het hooger buitenwater, denzelven dikwerf onmooglyk maakt, (moetende de Huizen, uit hoofde van het laatfte, wel eens eenigen tyd geflooten blyven,) heeft men ook door Molens, dit gebrek eenigzins trachten te vergoeden, doch met weinig voordeel. §. 17* In deezen haat van zaaken, is dan alles * wat den gemelden omloop bevorderen, vermeerderen, of behendig maacen kan, van het grootst belang, tot het verminderen van den ftank en het zuiveren der wateren: gelyk ook de verdienftelyke Burger gerrit ten sande, daaromtrent een nader Projeft in 1765, aan de Regeering heeft aangeboden; het welk hem vervolgens, om werkftellig gemaakt te worden, door de Regeering aanbevoolen is geweest Hoe verre hy in zyn oogmerk gehaagd zy, en hoe verre hy onderfteund, of, .zo als het altoos by nieuwigheden gaat, tegengewerkt is geworden, ftaat ons niet te beöordeelen. (d). Misfchien zouden de Papieren , die veelligt over dit ftuk terThefaurie berustende zyn, daaromtrent nader licht kunnen verfpreiden. §. 18. Doch, men.ftelle ééns, dat men door die Projecten, en alle andere van die foort, 'er toe geraake , om eenen fterker omloop aan het water in onze Burgwallen te geeven; hetzelve, gelyk tem 60 Projeft om liet water door de Stad Amfterdam te doen lof pen, 4°.' door Gtrilt ten Sar.de, Atrift. 1767;  ONZUIVERHEID dér STADS GRAGTEN. ï4$ ten sandën, voorhadt, als eene Rivier, door de Stad te doen vloeijen, Zoude merf daardoor aan den ftank der wateren in de Burgwallen alle'e'n die vermeerdering ontneemen; welke, uit anderszins ftilftiand, of bynaar ftilftaand water hervoortkomt; en dit is zeker van belang; doch men zoude daarrïdor de oorfprongelyke oorzaak niet wegneemen, zo lang die omloop van het water gefchiedt, door het inlaaten of in tappen van het brak Ye water , immers, indien het waar is, gelyk het ten minsten, volgens het geen wy hier boven gefteld hebben, zeer waarfchynlyk is, dat de ftahk voornaamlyk uit de vermenging van het brak water met het zoet water, zynen oorfprong ontleent; en zo die helling hiet van allen grond ontbloot is, Volgt het wederom'; dat het eenigst wezenlyk middel, om de Stads wateren van ftank te berooven, zal moeten beftan.n, in het brak water, zo veel mooglyk j uit de gragten te weeren, en den omloop door het invloeijen van zoet Water te.bevorderen: 'dat is, geene intappende fluizen aan het Ye té hebben, maar alleen uittappendé; alle de fluizen aldaar (het fchutten uitgezonderd) geduurende den vloed digt te houden, alsdan zoet water van buiten te laaten inkomen, en hef overtollig water by de ebbe 'oittetappen. Of het thans mooglyk zy dan niet, . zoet water van buiten in de Stad tè laaten komen, immers in genoegzaame hoeveelheid en beftendig; én zo ja, hoe zulks zoude moeten werkftellig geK maakt  No. V. RAPPORT over de maakt worden, zullen de ondergetekenden niet onderzoeken : het is ook misfchien hunne taak niet; en in alle gevallen zouden hunne kundigheden niet toereikende zyn, om een onderwerp* van dien aart en van dat gewigt te behandelen; zy zullen flechts drie aanmerkingen maaken. j. 19. 1 °. Dat fer al zomtyds by de Regeering geraadpleegd is geworden, over het inlaaten in de Stad, van het Nederftichts water , tot lchuuring en ververfching; en wel, volgens opgaave van wagenaar Cd), nog in 1651; waarop men de Vroedfchaps Refolutie No. 2.0, van 7 I ecember 1651, fol. 200 perfo kan nazien. Misfchien zoude men in dezelve, of in andere Stads Archiven, nadere inlichting daaromtrent kunnen bekoomen. §. 10. 20. Dat de proef, uit'nooddwang in 1672 genoomen, toen (gelyk wy te vooren §.9. gezegd hebben; door de Franfchen, een gedeelte van Holland door het doorfteeken van den Lek-dyk, onder water gezet zynde, dit water door Amfterdam geloosd werdt, en te weeg bragt, dat het water der Burgwallen zoet en drinkbaar werdt. Te zeggen dat Burgemeester johannes budde toen aan het hoofd der Commisfie geheld werdt, welke de Raad benoemde, om de bekwaamfte middelen, tot redding in dit benaauwde geval, te bewerken, is te zeggen: dat toen die middelen aangeweezen, en, zo veel van Amfterdam afhing, in het werk ge- fteld :. 00 W" Deel paj. c4.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 147 field zyn geworden, welken de grootfle fchrander-, held, gepaard met de uitgezogtfte kundigheden, door ervaarenis in die foort van zaaken geleid, en met ongemeen beleid vergezeld, kon aan de hand geeven. wagenaar geeft niet alleen een kort verflag van de middelen die voorgefteld en gébruikt werden f», maar hy heeft daarenboven, het geheel rapport der Commisfarisfen onder de Bylaagen in druk gegeeven. Men toont daarin aan, van hoeveel nut het zoude zyn, eene doorfneede nevens den Overtoom en het eerfte huis öp den Veendyk of Amftelveenfchen Weg, te maaken, ten einde het water uit de Meer, by alle bekwaamd gelegenheden, door Amfterdam te loozen. Dit werdt Ook voorgefteld,- doch Haarlem wilde zulks niet gedoog en , niettegenftaande de voordeden \ die 'er voor geheel Rhynland, vooral in die omHandigheden, uit ontftaan, overtuigend beweezen werden: en de uitvoering van dit gedeelte moest achrerblyven $ zo dat men zich met het overige van het voorgeftelde moest vergenoegen; namentlyk, om geene uitwaterendé fluizen by den vloed te openen , neen maar deselven alsdan naauwkeurig digt te houden,- en by ebbe en laage getyden, het Overtollig Amftelwater, door de Stads fluizen in her Ye, zo veel men konde, te loozen. — Mét welk üitneemend gevolg, men dit maanden agteréén gedaan 00 IT- Deel pug, 649.  i4(» No. V. RAPPORT over de daan heeft, hebben wy reeds verhaald. — Wjr zullen niet beflisfchen, of he. geen toen, uit hoofde van het hooge water, door de overftrooming in Amftelland veroorzaakt, gefchieden kon, nu in gewoone tyden, met het zelfde gevolg zoude bekroond worden: maaralleen aanmerken: i°. dat het water uit de A'eer, mits eene opening in den Amltelveenfchen Weg maakende, en die behoorlyk, volgends het Plan voorziende, denkelyk nu nog , door Amfterdam, even als door de fluizen op Halfweege»,/.ouden kunnen geloo-d worden, en wel met alie die voordeden, welken hudde in zyn Rapport tieeft aangetoond: a°. dat het water, hetwelk Haarlem nu nog uit de Meer en het Spaare ontvangt, volkomen zoeten drinkbaar is en dan vervolgens befluiten, dat het der moeite overwaardig is, dit middel, dat geheel uit het oog verlooren fchynt geweest te zyn, wederom aan de aartdagt der Regeering voortedraagen; opdat deeze door bekwaame Lieden zoude kunnen doen orderzoeken, wat in dit geval al of niet mooglyk is; eri zo 'er mooglykheid is, wat men al of niet zoude behooren te verrichten, om alle zwarigheden, dié ?'er zich Zouden opdoen, uit den wég te ruimen. (Jf) iM. (a) Bericht wegenS Haarlem hier boven aangehaald, bladz. 635. O) Dit Rapport in het einde van April 1797 ontworpen, is in de Vergadering der Commislie den 15 Mey voorgeleezen. In het begin dcezes Jaars zyn ons in handen gevallen eenige gedrukte Rapporten", den S7 Sept. 1797, in de Vergadering van Geaeputeerden van RJsyntands In-  ONZUIVERHEID de* STADS GRAGTEN. 740 $. 21. De derde aanmerking is deeze: dat toen in x f582, de Burger elias de san dra, aan Burge. meesteren en Regeerders een projedt voordroeg, pm door middel van een kanaal, zoet water u>t de Vegt in de Stads gragten te leiden, en dus de geheele Stad met versch water tp voorzien , [welk project toen gedrukt, en in 1740 herdrukt is (# ,] en dit projeét in handen van Burgemeester hübde wai geheld geworden, deeze geene tegenwerpingen tegen den aart van hetzelve heeft gemaakt; maar dat alle zyne tegenwerpingen alléén politieke redenen, betreffende de weigeringen die de egeering van Weesp, de Ingelanden der Polders, waardoor de gragt zoude moeten loopen , tegen de uitvoering maaken zouden, en het cétrooi door de Staaten te verleenen, ten doel hebben, gelyk mede de kosten; en dat flechts in ééne enkele (b) wordt gezegd, dat de grond niet bekwaam is: doch zo daardoor het moerasfige of veenachtige van den grond wordt bedoeld, zoude di» tegenwerping op meer dan eene wyze te beantwoorden zyn, en de „ Burgelanden ingeleverd , over drie Propofitiè'n , den 25 April te vooren in die Vergadering gedaan: waarvan de derde ten tytel voert: VooifeU ling, van groot aanbelang voor Rhynlsnds walerjlaat, ter bevordering yan desze/fs waterloozing: door het maaien van een Sluis of Duiker, aan de westzyde van den Overtoom, nevens de Overhaal: door den Burger v. witmond;op welk voordel by het Rapport gunffig wordtgeadvifeerd. [De üitgeevers.~] 00 Ontwerp-Befchryving, ten einde zoet water uit de Rivier dtVegts te geleiden binnen .Amfterdam &c. Amflerdam 1740. CO pag. 45 v..n hu aangehaalde Werk. *■ 3  ISO No.V. RAPPORT over de Burger sanpra merkte te rechtaan , (men vergunne ons, hier zyne woorden overteneemen, wegens de kragtige wyze, waarop hy het gebeurde in 1673 affchildert:) 00 ,, men zoude kunnen tegenftcllen, „ dat de Landen en gronden tusfehen deeze Stad en „Weesp, alle brak zyn; men kan door ervarenheid daarop antwoorden, datm.n gezien en be„ vonden heeft, dat in het Jaar 167a, toen de Fran„ fchen te Utrecht waren, dat ze den Lek-dyk „ doorhaken, om, zo zy meenden, 't land van J Holland te doen verdrinken ; want dit zoet wa„ ter boven met eenen herken ftroom komende af„ vlieten, door alle brakke wateren en gronden , ^ verdreef alle zoutheid uit, en verdreef door de „ drie bovengemelde plaatzen het zout water, door „het Ye heen Zeevvaart in, zo dat men zelfs op eenige plaatzen in het Ye zoet water had, en dat „ men toen in Amherdam, in alje de gragten en 5> burgwallen, eenen tyd lang niet als zoet water en „ fchepte, daar 'er veelen uit gekookt en uit ge' wasfehen hebben; en hebben diverfche Brouwers ,, van 't water uit den Amftel, binnen en buiten de fteene Brug gehaald, verfcheide maaien goed Bier „ gebrouwen; zo dat men ftellen kan, dat door het „ geduurig invloeijen van het zoet water in deeze nieuwe gragt, de brakke grond in korten tyd zal _ soet worden, en gevolglyk de grond én 't water, in deeze gragt altyd zal zoet en bekwaam blyven.'' Of 00 bi. 14.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEV. i5i Of 'er over dit project nog iets in de Stads Archiven, of in de papieren van Burgemeester hüddk zoude gevonden worden, is ons onbekend. §. 2,2. Wy herhaalen het; wy zyn ver van eenige middelen, tot het bekomen van zuiver water in de Stads Gragten te willen opgeeven; doch, wy meenen uit al het aangevoerde te kunnen befluiten : i9. dat het eenigst middel, om den hank van het water, in de Stads Gragten, te beletten, is, de oorzaak , de vermenging naamentlyk met het brak water, te beletten, en dus den omloop door zoet water werkheilig te maaken : iQ. dat de befchouwing der middelen, die in het werk zouden kunnen geheld worden, en het in den nood van io"7a geweest zyn, de aandagt der Regeering verdient: 3B. dat in den tegenwoordigen toehand van zaaken, de omloop der wateren op alle mooglyke wyzen moet bevorderd, en bovendien 40. de verfperring derzei ven door hindernisfen, vlytig moet worden belet. Dit is hetgeen wy 'over het eerhe huk te zeggen hebben. Wy gaan over tot het tweede middel; om den hank der wateren te doen verminderen, naamlyk: het tegengaan van het werpen van vuilnis, en van al wat aan rotting onderheevig is, in het water der burgwallen. 23. Wy hebben reeds in ons Rapport over de. Vuilnis, van verfchillende Keuren , omtrent het werpen der vuilnis, gewag gemaakt: deezen zyn menigvuldig en uitvoerig: onder anderen werdt, om K 4 nu  152 No. V. RAPPORT over de nu niet te fpreeken van die Keuren, waarvan wy. reeds in het Rapport over de Vuilnis, melding ge-» maakt hebben; by Keure van 5 Dec. 1620, gere* noveerdop 12, Dec 1635, verboden :(a) „ dat geene „ Vischkoopers of anderen, alhier met Bot en an„ dere Visch markende, hen zullen mogen vervor„ deren eenige doode Bot of andere Visqh in het „ Ammerak te werpen: ende ook, dat niemand de „ Vischmarkt frequenteerende, hem zal mogen on„ derwinden, eenige oude of verfleeten Korven in „ het water benevens het Vlot te laaten zinken.". By Keure van 19 April 1673, (£) werdt verboden: „ dat niemand eenige vuilnis zal vermogen te hor„ ten op 's Heeren Straaten, of in de Kanaalen deer „ zer Stede." By ordonnantie op de Fruitmarkt, van 25 Febr. 1683, Art. 6, (c) werdt geftatuè'erd: „ en zal ook „ niemand eenige vuiligheid uit de Schepen of Schui„ ten op de markt, in den Singel mogen werpen:'* en by die op de Groenmarkt, van 1Ó84, Art. 6: n zal niemand zich onderwinden, eenige vuiligheid, „ groenten, boonfchillen, of iets dergelyks, in het „ water of de burgwallen te wrerpen.'^ Alle welke Keuren thans openlyk, ten allen tyden , op alle plaatfen der Stad , ongehraft worden overtreeden, zo dat byna al het huisvuilnis, de afval van groenten * enz. O) Handv. II. p. 738. (f) Handvesten II. p. 735. £e) Handvesten II. p. 785.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 153 pnz. een groot gedeelte van de vuiligheden, uit Sla-" gers hallen, O) en op de meeste gragten, al de ftraatvuilnis, enz. in de burgwallen geworpen wordt: waardoor niet alleen de hank merkelyk wordt vermeerderd , gelyk men zulks meer bepaaldelyk gewaar wordt op de Prinfengragt, en in de aldaar uitwaterende gragten omhreeks de Groenmarkten ; maar ook ten anderen, de gragten nutteloos ondiep gemaakt worden; het baggeren gevolglyk menigv.uldiger , en meer aanhoudend moet gefchieden, waardoor de kosten van het Modder-Comptoir jaarlyks grooter en grooter zyn; en 'er ook meerder gelegenheid tot hank gegeeven wordt. Wy hebben meermaalen de Stad doorgewandeld, met oogmerk om te beter over de verbazende hoeveelheid vuilnis, van allen aart, die des Winters op het Ys, by open water, in de gragten geworpen wordt, te ■ oordeelen; op zommige plaatfen zyn 'er zomtyds in het water, uitgehrekte hoopen vuilnis, die al vry hoog boven het water uitheeken, als belten uitmaaken, dikwerf veel hank van zich geeven, en geheele ondieptens zouden doen gebooren worden, indien ze niet van tyd tot tyd door baggerlieden werden weggenomen. Wy oordeelen dan te moeten blyven aanhouden, dat 'er voorziening op-dit ftuk gefcliiede; dat 'er eene behoorlyke fchikking op het reinigen der itraaten, en het af haaien van de 00 Zie hier boven, bl. 102. [De Uitgeeyers*] K 5  S54 No. V. RAPPORT ore* d b de huisvuilnis gemaakt worde > ten einde de Ingezetenen niet, als het ware, genoodzaakt worden , dezelve, om 'er zich van te ontdoen, in het water te werpenj neen, maar door goedefchikkingen daarvan ontlast wordende, minder genegen zullen zyn, en minder aanzoek zullen hebben, om wyze Keuren te overtreeden. Het doet ons leed, om zulks in het voorbygaan aantemerken, dat 'er op het voorftel, door deeze Vergadering, aan den Raad, wegens het ruimen van het vuilnis, gedaanj nog geen eindelyk befluit heeft kunnen vallen , vermits wy daardoor in de onmooglykheid zyn, om de verdere ftukken, tot dat Plan behoorende, uit-, tewerken. §. 24. De rioolen, welken in de burgwallen uitloopen, worden ook tot de oorzaaken van het vervuilen der wateren gebragt; en dit is de reden, dat 'er by Keure van 14 iuny 1663, en 12 Jan. 1701, bevolen (0) werdt, .. dat'er geene rioolen, uit Pri„ vaaten of Secreeten komende, of daarmede ge„ meenfchap hebbende , in de Stads burgwallen „ zullen mogen worden gemaakt:"' doch, het is bekend, dat, niettemin verre de meeste Secreeten, immers die van huizeh op gragten ftaande, door rioolen, in bet water uitloopen. Hier door vermeerdert de hoeveelheid der hoffen, die in het water geworpen worden , en naderhand moeten worden uitgebaggerd j en, hoewel zulks misfchien niet 0»' (Handvesten II. b!. 991. bl. ~z6.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 155 pnmtddelyk {trekt 'tot vermeerdering van den geme* nen ftank, daar het uit proeven blykt, dat de lucht, welke uit die ftoffe,zo lang zy poort-aarde is, voortkomt, de dampkrings-lucht weinig bederft;zo verandert die ftoffe in het water, weldra in zogenaamde fliigeraards; en ftrekt ter vervuiling van het water. Al verder, daar by laag water, rioolen merkelyken hank opgeeven, w are het te wenfchen, dat het pde Art. van de Keure van 12, Jan. 1701, weder werdt in obfervantie gebragt, vermids hetzelve, hoe wel thans ook geheel in onbruik geraakt, als zeer heilzaam moet worden befchouwd; het zegt: dat, om „ den ftank uit de rioolen, zowel binnen als buitens„ huis,op de burgwallen opkomende,zo veel doenlylc „ is, te weeren en te voorkomen, voortaan alle ;) rioolen en waterloozingen, in de burgwallen uit„ waterende, zullen moeten worden overdekt met „ fchuins afhangende planken wederzyds, en boven „ digt tegen de wallen aaagellooten, en ten minften„ twee voeten onder de Scads peil, in het water ne„ derhangende: doch, Verwers zullen mogen vol„ ftaan, met gemelde planken te laaten nederhan„ gen één voet." Ook wordt in gemelde Artikel gelast, dat: „ ten voorfz. einde, een teken van Stads „ peil, aan de voornaamfte bruggen zal worden aan„ geflaagen." Het is bekend, dat ook dit teken meest overal ontbreekt. §. 25. Wy hebben gefprooken van de rioolen, uic fecreeten of andere waterloozingen voortlpruitende:  t<£ No. V. RAPPORT over d k de: doch, 'er blyft nog overig, om van die te ipreeken , welken uit de Fabrieken van Branders, en vooral uit AzynmaKeryër. komen. : et is bekend f dat deeze laathen eenen ondraaglyken ftank afgeeven , en dat de draf van die Fabrieken, eigenaarcig tot hec rotten overgaat; waardoor dan het water met rottende zellftandigheden wordt bezwangerd; dat is, juist met dat geen, het welk oorfpronkelyk den ftank doet gebooren worden. Het is ook aan de aitloozing, welke eenige Branderyè'n en Mouteryë'n, te Weesp,in de gragt, de Grebbe genaamd, hebben; dat mea de onzuiverheid van die gragt toefchryft; gelyk • nede de ftank van deAchtergragt,in de zelfdeStad; immers voor een gedeelte, aan dezelfde oorzaak toegefclr eeven moet worden, (a. Waarom dan ook in de meergemelde Keure van 12 Jan. 1701, Art. 10, zeer wysfelyk gefield was, „ dat in conformité van „de Keure van 27 April 1Ö72, de Brandewyn„ Branders en dergelyke S.ookers, hunne rioolen, v die nog niet geftopt mogcen zyn, aanftonds zuilen „ moeten hoppen en digt maaken, zonder dat hunne „ fpoeling, verkensdraf of andere vuiligheid, eenig„ zins in de Stads burgwallen of wateren zullen mo„ gen loozen ofce daarin werpen , op poene van „ 100 gis., en de onkosten van het weder uitdiepen „ te moeten draagen." Al het welk op Azynm^keryèn, met zo veele woorden toepasfelyk gfemaakf t en O) Bericht over Weesp, in de Haarfche Geneeskundige Corretpoaienrie, I. Dlc!; ede Afdeeling, bi. 785.  ONZUIVERHEID der STADS GRAGTEN. 157 en boven dien in goede obfervantie gebragt moest worden. Dit zy over het tweede middel genoeg: hét blykt, dat hier alles afhangt van de beveelen die de Redering geef:, van de mooglykheid waarin zy de Ingezetenen helt, om ze te kunnen achter* volgen , en van de middelen die zy beraamd en werkheilig maakt> om alle inbreuken op dezelven te keer te gaan. §. 16 liet derde middel is: „ dat de grond zo „ weinig mooglyk geroerd worde." Deeze nu wordt op drie wyzen geroerd, 1e. door de fcheepvaart; döor het inheeken namentlyk der boomen inden grond, wordt deeze geroerd; die kwaade dampen, welke de móerashVe grondenopgeeven,en den ftarkveroorzaaken, worden ontwikkeld, vermen-; gen zich gedeeltelyk met het water , en ryzen voor het overige, in de gedaante van luchtbellen, tot op de Oppervlakte van hetzelve, alwaar zy berhen, en de daarin beflooten lucht aan den dampkring mededeelen. Deeze wyze van roeren is onvermydelyk," én bovendien de m.nst nadeelige. §. 27. De tweede wyze is, wanneer het water der gragten zo laag mogt zyn, of liever, wanneer doof de ophooping van hoffe op den grond , 'er doorgaands zo weinig water boven denzelven mogt ftaan, dat de Schepen den grond zeiven zouden raar' ken, en door deezen als door ilib voortgeftooten worden : deëze is de ongunftighe wyze, en zoude veel hank doen gebooren worden, indien men niet  ts8 No. V. RAPPORT o v s r b e fiiet daarin trachtede te voorzien, ja zulks te voorkomen , door de gragten behendig te laaten uitbaggeren , en dus diepen: doch ; dit baggeren zelve, is het derde middel, waardoor de grond geroerd wordt: wy zullen geenzins over de tyden des jaars of des dags, waarop het baggeren alleen behoorde te gefchieden, om den hank, zo veel mooglyk, te vermyden, handelen, daar dit door eenige endere Leden deezer Vergadering, in een hunner rapporten (a) met de grootfte naauwkeurigheid gedaan is; wy zullen ook niet breed ukwyden, over de wysheid van het iade Artikel der Keure van 11 January 1701, waarby gefte-d wordt: „ dat nie„ mand zal mogen den modder in de Burgwallen, by y, Secreeten of andere plaarzen, waar het ook zouI de mogen zyn, op te baggeren, en weder in 't „water uittefpoelen, om daarin te zoeken ;"(£) rwelke Keure den iSden ÏV'ei 1752 werdt gerenoveerd, om dat, zo als het hoofd der vernieuwde JCeure luidt: veele menleken zich niet ontzagen „ met hunne fchuitjes, daaglyks in de 1 urgwaiien D te gaan baggeren, en daardoor de gronden te ■M roeren, het geen eenen aanmerkelyken hank kwam •„te verc'orzaaken;" ( van de uitgeworpene vuilnis. §. 32. Deeze zyn de aanmerkingen, welke wy py gelegenheid van de aan ons opgelegde taak gemaakt hebben : wy onderwerpen ze aan het beter oordeel deezer Vergadering; en het volgt uit dezelve, dat hetgeen de ztiiverheid der Stads wateren betreft, niet onder het bereik van het aanftaande Committe ftaan kan, als in zo verre hetzelve het recht moet hebben, om deswegens de noodige voordragten aan den Raad te doen; maar dat die zaak alleen aan den Raad zeiven, en meer bepaaldelyk aan het toevoorzicht van het Committe van Algemeen Welzyn toekomt; dat gevolglyk ook deeze Vergadering, ih het aanftaand Rapport, dit ftuk onder die geenen moet rangfchikken, die, welke betrekking zy ook tot de gezondheid der Ingezetenen mogen hebben, aan de politieke magt moeten verblyven j doch niettemin de grondbeginzelen alhier gefteld, aan de aandacht van den Raad behoort voortedraagen , denzelven voor het overige, wat de byzonderheden betreft, tot dit. rapport zelve wyzende. Amfterdam, 15 Mei 1797. No. vi.  RAPPORT OVER DE GESTELDHEID DER WOONINGËN? BETREKKELYK DE GEZONDHEID.   N°. VI. RAPPORT over de gejteldheid der Wooningen , met betrek» Mng tot de Gezondheid* I. fïtoewel het eene bekende waarheid Zyj dat de gefteldheid der wooningen, met betrekking* zo wel tot derzelver ligging, als tot de wyze waarop, en de materiaalen, waaruit zy gebouwd zyn, yeel tot de gezondheid of ongezondheid der Inwooneren kan toebrengen, en ook dit artikel op den Catalogus wel deeglyk ftaat aangeteekend, heeft: Ulieder Vergadering , in haare raadpleegingen daaromtrent bevonden , dat hetzelve geen onderwerp van toevoorzicht voor het Committe van Gezondheid kan uitmaaken: en derhalven is 'er bedooten daar* over niets bepaaldelyks in het Plan, of in de lnftruÉtie voor het zelve Committe vastteftellen. Doch, daar gy ons hebt benoemd, om bet verbaal of het vertoog, dat aan den Raad, wegens onze verrichtingen zal behooren gedaan te worden j gelyk mede het Plan voor het Committe, optehellen; en ten dien einde de verfchillende Rapporten, welke in onze Vergaderingen zyn gedaan, nogmaals .nategaan, en hetgeen bevonden mogt worden, te ontbreeken, of nader behoorde ontwikkeld te worden, aantevullen; is het ons, terwyl wy met het volbrengen van die taak bezig waren, voorgekomen, dat het nuttig zoude zyn de redenen optegeeven, waarom 'er omtrent deeze zaak niets in het Plan voor het Committe geheld kan worden, L 4 e»  i6$ No VI. RAPPORT over d e en tevens nategaan, wat'er door de politieke magf zoude kunnen worden gedaan, om eenige misbruiken te voorkomen, of uit den weg te ruimen. Ons voorneemen is dan, in dit Repport die redenen nader te ontvouwen. §. 2. Indien men thands de Stad Amfterdam op nieuws moest aanleggen, zoude men voorzeker in de rooijirgen der ftraaten , in het aanleggen der huizen, gehéél anders te werk gaan dan gefchied is: de huizen niet zo fterk als het ware opeen pakken , en vooral die menigvuldige naauwe ftraaten en fteegen, en wel voornaamlyk dat groot aantal blinde en zeer enge gangen, welke naauwlyks toegang tot licht of ververfching van lucht toelaaten , doch nietcemin met wooningen opgepropt zyn, vermyden. - In den beginnen zyn de huizen zonder orde en zonder toeleg, om dezelve tot eene groote Stad te doen uitwyden, by eikanderen gefteld: het is niet dan in laater tyden, dat men met meerder orde heeft beginnen te werken j en treft men nog zo veele blinde en naauwe gangen san, in eenige der laatfte uitleggingen, men moet zulks niet aan de aankggers dier uitleggingen, maar alleen aan de fchraapzugt van verfcheide Ingezetenen toefchryven, die hunne erven, op eigen gezag fmaldeelden: 'dit blykt tén duidelykften uit de Keure van 6 July i°47> (<0 door welke de Regeering zich daartegen heeft verzet, uit hoofde „ dat door het fmal- „dee- (/) Vervol" dei Handvesten, bl. 51.  GESTELDHEID der WOONINGEN, èkü, io> „ deelen der erven tot floppen, fteegen en ftraaten j „ de Stad werdt gedeformeerd, de periculen van „ brand vermeerderden, en door het te digt op den „ anderen woonen van verfcheide huisgezinnen, „ by contagieufe peftilentiaale tyden, het vuur te „eerder ontftak, en de befmecting aannam:" en gevolglyk is 'er bevolen; dat „ niemand voortaan „ hem mogt vervorderen , op zyne eigen hand, „ zonder daartoe by Heeren Burgemeesteren ge„ auétorizeerd te zyn, eenige erven te fmaldeelen, „ tot floppen, fteegen of ftraaten, of daartoe eenige „ rooijingen te doen, op pcene dat de getimmertens „ die contrarie deezes gefteld zullen worden, tot „ kosten van de eigenaars derzelve, zullen worden „ gedemoliëerd en afgebrooken." En het lydt geen twyffel, of men heeft het aan die Keure te danken, dat 'er in de laatfte uitlegging der Stad, minder blinde gangen, dan in de voorigen gevonden worden. $. 3. Doch, welk het nadeel dier wyze van huizen te bouwen, en ftraaten, fteegen of gangen te rooijen, ook zyn mooge, men kan noch die gangen floopen, noch de eigenaars der wooningen in dezelve, noodzaaken hunne huizen aldaar aftebree*; ken, en'er anderen in luchtiger wyken te bouwen: waartoe ook de plaats zoude ontbreeken. Men is dan ongelukkiglyk genoodzaakt, de zaaken daaromtrent te laaten zo als zy zyn; en het eenige dat 'er te doen valt, is, door zich aan de gemelde Keure ftiptelyk te houden, te beletten, dat 'er nieuwe h 5 gan-  I70 No. VI. RAPPORT Over dï gangen of fteegen van dien aart worden aangelegd. Waaromtrent men echter kan aanmerken , dat, immers op aanzienlyke gragten , het getal dier blinde gangen merkelyk is verminderd, gelyk blykt uit de vergelyking van den wegwyzer, door wagenaar, opgefteld, met den tegenwoordigen ftaat van zaaken: verfcheide gangen daarin gemeld, zyn niet meer te vinden. Ja zelfs, zederd dat het Quohier der Stad , door de Commisfie tot het verdeelen der Stad in Districten &c. is opgeheld, is 'er ten minhen eene gang, waarin in Oftober 1795, over de twintig zielen geteld waren, verdvveenen, en aan het naastgelegen huis aangetrokken; die gang was gelegen op den Singel, over het LatynfcheSchool, tusfchen N°. 514 en 515. g. 4. Wat nu de huizen zeiven betreft, deezen worden ongezond, door gebrek aaa lucht, of door vochtigheid. Het eerhe hangt af van derzelver ligging in naauwe fteegen, of tusfchen hooge huizen in, die aan dezelven geen lucht van achteren overlaaten: te•gen dit ongemak is, zonder veele huizen onder den voet te werpen, geen middel. De vochtigheid hangt af van de materiaalen, waarmede de Huizen gebouwd zyn, van de vochtigheid die uit den grond voorkomt, en van de morsfigheid der ftraaten. §. 5. Dat de materiaalen, zo van kalk als fteen.* goed moeten zyn, en onderzocht moeten worden, al-  GESTELDHEID der WOONIrTOfcN, enz, i?t alvoorens tot opbouw van Huizen gebruikt te worden, wordt uitdrukkelyk geboden, in de Ordonnantie op het Timmeren en Rooijen, van 19 December 1585, artikel 9 en artikel 11; gelyk mede voor de dikte der Gevels en Zyde-muuren, in artikel 10 gezorgd is, en nader in de Keuren van 9 Maart 1650, 7 December 1663 en 18 September 1669. (d) De vochtigheid die uit den grond voortkomt, deelt zich mede aan de Muuren, en klimt, om zo te zeggen, langs dezelve op, wanneer zy niet onder den gror.d cn tot op eene bepaalde hoogte met cement zyn ojgemetzeld: waaromtrent echter niets in de gemelde Ordonnantie wordt geftatuëerd; noch ook in die van 28 September 1669, waarin art. 2. flechts bevoolen wordt „ dat men op de Fondament-planken, „ niet meer dan 4 of ten hoogften g laagen, drooge „ Heen mag leggen, en dat men de Muur met goavde kalk, zal moeten opmetzelen." — 'Er zoude dan misfchien aan den Raad in bedenking kunnen gegeeven worden, of het ook nuttig zoude zyn, het gemelde artikel te ampliëeren, en vast te ftellen : „ dat voortaan de Muuren der Huizen, tot „ eene zekere hoogte boven den grond met goede cement zullen moeten opgetrokken worden." %. 6. De vochtigheid der Huizen, van die namentlyk, welken in naauwe fleegen en blinde gangen ftaan, wordt door de morsfigheid der ftraaten veel vermeerderd, en vooral hierdoor, dat de gangen veet- 00 Handvesten, U Deel, bl. 98$.  172 No. VI. RAPPORT over d 2 veekl zeer flegt gehraat zyn, als hangende zulks niet van de Stad, maar van de Eigenaars dier gangen af, welken dikwerf zeer weinig voor het ftraaten .lerzelven zorgen; waardoor de waterplasfen en onreinigheden allézins vermeerderd worden. Zo dat men ook, om die reden, niet genoeg kan aandringen op meerdere zorg omtrent het reinigen der ftraaten en fteegen, en op voorziening over het behoorlyfc onderhouden, van het ftraaten in blinde gangen, zo als zulks in het Rapport No. XIX, over het voorkomen van ongelukken, §. 18. is voorgefteld. §. 7. Het woonen in Kelders valt ook zeer te beklaagen, daar de meesten derzelven vochtig zyn, en zommigen, by hoog water , wel eens onder loopen; de Regeering heeft wel by. goede Keuren gezorgd, dit ongemak, zo veel als mooglyk was, te voorkomen: zo als blykt uit de fchoone Keure van 11 January 1701: (a) waar in §. 13. „ ten einde de Kel„ ders, die anderszins in veele gevallen, zich niet wa„ ter belast zouden vinden, daarvan geheel en al be„ vryd zouden zyngeordonneerd en geftatuëerd wordt: „ dat geen Kelders binnen den omtrek van de „ Yfluizen, laager zullen mogen worden gelegd, dan „ uiterlyk tot op een duim boven de Stads peil; enbui„ ten gemelde fluizen, doch binnen de waterkeerin„ gen, niet laager dan tot twee voeten boven dezelve „ Stads peil; dat ook de Kelders, welke voorheen, „ of van ouds, laager zyn aangelegd, voor zo veel „de- GO Handvesten, II Deel, bi. 726.  GESTELDHEID der WOONINGEN, enz. 173 „ dezeken niet aanftonds kunnen worden verhoogd, „ by vertimmering van de huizen, mede tot op de „ gefielde peilen zullen moeten verhoogd worden; op „ pcene van 100 Guldens, en evenwel dezeken „ daadelyk te moeten verhoögen; ... en ten einde „zulks te beter en zekerer geëffectueerd worde, „ of ook uit onkunde van de peilen niet mankee„ re, zullen die geenen die timmeren, hertimme„ ren of vermaaking aan Kelders zullen doen , daaraf „ kennis hebben te geeven, aan den generaalenOp„ zichter van de Stads wateren en fluizen: welke „ hun alsdan de hoogte der gehelde peilen van „ Stadsweege zal doen aanwyzen. Gelastende ook %, wel expreslelyk alle Mr. Timmerlieden en Met„ zeiaars, zich naar deeze Keure zorgvuldig te re„ guleeren Stc." — Welke Keure derhalven alle blyken van zorgvuldigheid opleevert. En, zo nu de Huizen in de Haarlemmer Houttuinen, en Haringpakkery, met die welke daar achter liggen, by hooge vloeden aan den last van hoog water onderworpen blyven, is zulks alleen toetefchryven, aan de bewooners dier Huizen in 1681, toen die fchoone waterkeering langs den geheelen Ykant gelegd werdt; welke bewooners aan de Regeering verzochten : „ dat 'er geen waterkeering voor hunne Hui„ zen gemaakt werdt; willende liever den ouden „ overlast van het hooge water lyden, dan den gemak„ lyken op- en afilag hunner koopwaar en misfen."CV) $. *. O) wagenaar, Deel I, W. 66*, DeclU, bi. 60.  174 No. VI. RAPPORT over di §. 9. Doch, welke voorzorgen 'er ook genomen worden, blyven Kelders altoos vochtige en geenzins luchtige wooningen j waarin echter niet wel te voorzien is, dewyl het onmooglyk valt, thans alle wooningen in Kelders te doen ophouden. Zo dat men zich moet vergenoegen met, door het onderhouden van de oude fchikkingen, en zo mooglyk door het invoeren van nuttige voorzorgen, de gebreken , zo veel gefchieden kan, te verminderen. §. 9. 'Er blyft nog eene zaak overig, die het bewoon en van Huizen zeer ongezond kan doen worden; namentlyk, wanneer nieuw getimmerde Kuizen te fpoedig bewoond worden, op eenen tyd, dat de muuren nog niet genoegzaam droog zyn» De nadeelen daarvan zyn teveel bekend, dan dat wy daaromtrent zouden behoeven uittewyden: en het zoude niet moeijelyk vallen, om van de oudfte tyden af, voorbeelden van onheilen daaruit ontftaan, voortedraagen. Daar nu de Lieden, welke een nieuw getimmerd, of een hertimmerd Huis gaan bewoonen, zyn of de Eigenaars zeiven of Huurders, die beiden weeten dat het Huis pas nieuw getimmerd of hertimmerd is, en hetzelve niet betrekken, dan uit eigen wil of beweeging, en dus zich gewillig aan de onheilen die daaruit ontftaan kunnen, bloot ftellen; zoude de vraag zyn, of de Regeerders der Stad, uit hoofde der zorge, die hun voor het welzyn der Ingezetenen is toebetrcuwd, niet het recht zouden hebben, om wet-  gesteldheid der wooningen, enz. i7j wetten te maaken, waardoor verboden wierdt: , dat, „ wanneer een Huis op nieuw gebouwd, of geheel „vertimmerd is, iemand, het zy dan Eigenaar, „ het zy Huurder, in hetzelve mogt komen woo- „ nen, eerder dan na het verloop van ** en zo ja, of de uitvoering van die wet, immers voor zo veel de hertimmerde Huizen betreft, niet tot veele ongelegenheden aanleiding zoude kunnen geeven? Wy zullen de beflisfching van die vraag niet op ons neemen, daar wy van gedachten zyn, dat het genoeg is, dezelve aan de aandacht van den Raad voortedraagen. §. 10. Indien wy nu, al hetgeen tot hiertoe gezegd is, zamentrekken; zal het blyken, dat, welke ook de nadeelen zyn, die uit de tegenwoordige gelegenheid der wooningen, in deeze Stad voortvloeijen; dezelven, immers in haaren oorfprong, niet weg te neemen zyn: dat 'er niet anders te doen is, dan door wyze en voorzichtige politiette ordonnantiën, verdere misbruiken te voorkomen, en eenige gebreken te verbeteren. En dat gevolglyk deeze Vergadering, in het Vertoog, dat zy aan den Raad, omcrent het werk, door haar verricht, zal aanbieden, ook den Raad zoude behooren te verzoeken , zyne aandacht op de zaaken, in dit Rapport voorkomende, te vestigen. Doch wy kunnen niet zien, dat 'er iets van dezelven tot het toevoorzicht van het Committe van Gezondheid, kan betrokken worden.   STREKKENDE ALS BT LAAG EN tot de VERZAMELING van STUKKEN* betrekkelyk de aanstelling eener COMMISSIE van GENEESKUNDIG TOEVOORZICHT, t e AMSTERDAM. TWEEDE STUK. Bevattende de Rapporten N°. VII—X, over de zuu verheid en de vervalfching van Dranken. Te AMSTERDAM, Ter STAD S-D RUKKERÏÊi en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAJENSCHOT. I 7 p 8.   No. VII. RAPPORT OVER HET REGENWATER, DAT IN LOODENEN ANDERE BAKKEN BEWAARD WORDT. A a   N°. VIL RAPPORT over het Regmwater, dat tn Looden- en andere Regenbakken bewaard wordt. m aan de Commisfie, welke Gyl. ons hebt gelieven optedraagen , te voldoen; namentlyk : om Ulieden te rapporteeren over al het geene tot het Regenwater, met betrekking tot de looden Bakken, looden Gooten, looden Platten en de vergiftiging daaruit ontftaande, alsook tot de daar voor gefchikte proefmiddelen behoort, zullen wy Ulieden vooraf moeten herinneren, op welke wyze het lood zich met zyne fchadelyke eigenfchappen aan het water kan mededeelen. §. i. Hec lood wordt niet aangedaan door zuiver overgehaald water, alsook niet door Regenwater , dat eerst is opgevangen; integendeel wordt het vry gereed door de Lucht aangetast 5 zo dat het door bloothelling aan dezelve, niet alleen fchielyk zynen glans verliest, maar ook ongevoelig door den tyd met een zeker roest of poederagtige zelfhandigheid bezet raakt; >t welk fchielyker gefchiedt, naarmaate de Lucht vochtiger is, of het lood zelf bevochtigd is geweest. §. 3. Deeze roest of poeder beftaat uk lood, dat gedeelcelyk verkalkt is, en zich met het vaste Luchtzuur of het Koolzuur, dat het ongevoelig uit den Dampkring heefc aangetrokken, vereenigd vindt; en welke vereeniging tevens oorzaak is, dat A 3 dit  6 No. vU RAPPORT over h e r dit poeder zich zo gemaidyk in water kan ontbinden. f. 4. Hoe gevoelig het lood voorde Lucht is, nog oneindig gevoeliger is hetzelve voor het plantenzuur en andere zwakke zuuren; fchoon deezen ook het vermogen misfen, om andere metaalen aan te grypen. In aanraaking met deeze zuuren, w7ordt het lood door een gedeelte van dezelve tot eene kalk veranderd, en deeze kalk maakt op zyne beurt met een ander gedeelte van dat zuur, naamentlyk met dat, hetwelk ter ontbinding niet werkzaam geweest is, een zogenaamd middenzout, dat zich zeer gemaklyk in water oplost, en welks aanwezigheid daarin, niet anders dan door fcheikundige middelen kenbaar is. §. $' Deeze aandoenlykheid van het lood voor het plantenzuur, op dat wy dit nog mogen aanmerken, verklaart ons, waarom lood, dat doorversch Regenwater niet wordt aangedaan, nogthans aan Regenwater, waaraan het eenigen tyd, in aanraaking met Lucht, is blootgefteld geweest, zyne fchadelyke eigenfchappen mededeelt. Dit water, dat by deszelfs nedervalling volmaakt helder is, vindt zich, wanneer het eenigen tyd in aanraaking «iet de Lucht geweest is, met zeker groen flym of flib bezet, dat uit rottende, en zich geduurig weder voortbrengende plantjes beftaat, waarvan het de zaaden uit de Lucht heefc medegevoerd, ©f zederd? door middel van den wind> ontvangen I heeft.  REGENWATER, enz. 7 heeft. Deeze plantjes, rottende, vormen in dit water een zeker plantenzuur, dat zich by zyne formeering reeds gedeeltelyk tot de vorming van de loodkalk, en vervolgens tot die van het loodachtig middenzout befteed vindt, en zich vervolgens met het overige water gaat vermengen. §. 6. Deeze zaaken dan vooraf in aanmerking genomen zynde, zal het zeer gemaklyk vallen, te zien, hoe ligtelyk het Regenwater binnen deeze Stad, door zyne wyze van opvanging en vergadering, met Jooddeelen kan bezwangerd worden. Immers is het lood, waarmede de nokken der meeste Huizen bekleed, waarmede platten en gooten bedekt zyn, en waaruit de buizen of de waterleiders zyn vervaardigd, behendig aan de afwisfeling van regen en zonnefchyn, dat is vochtigheid en warmte, twee zulke vermogende middelen om de verkalking van het lood te bevorderen, blootgefteld: deeze omhandigheid, op zich zelve reeds zo nadeelig , wordt nog aanmerkelyk verzwaard, by de platten en gooten, door het water, dat na den regen zich op en in dezelve blyfc onthouden. Zyn deeze platten en gooten ongedekt, en heeft het water geleegendheid, om door middel van de Zon & worden uitgedampt; zo zyn deeze hette en uitwaasfeming, die door de Zonneftraalen ontftaan , gevoegd by de fchuuring die het water, wanneer het meest uitgedroogd is, door middel van den wind, op het lood oeffent, oorzaak, dat by A 4 deeze  8 No. VII. RAPPORT over het deeze platten en gooten , byzonder als zy byna droog geworden zyn, eene menigte loodkalk moet worden voortgebragt. Zyn deeze platten en gooten, gelyk veeltyds, met planken gedekt, en hebben zy geenen genoegzaamen afloop van water; zo zal, wel is waar, de zo evengemelde uitdrooging, en dus de vorming eener loodkalk, door middel der Lucht, zyn voorgekomen; doch alsdan zal men wederom gevaar loopen, dat door het ftilhaan van het water, de voortbrenging van het hraks gemelde groene flib of ilym gefchieden zal; hetwelk wegens het daardoor onthaande plantenzuur, niet minder, hoewel om eene andere reden, het lood zal aandoen. Het is dit flib, of liever dit met het water vermengd plantenzuur , dat, gelyk wy zo even gezegd hebben, door de in het water geduurig voortkomende en rottende plantjes onthaat, het water in de Regenbakken fchadelyk kan doen worden: zyn deeze Regenbakken met lood bekleed, zo is het klaar, dat, dit flib zulk eene oppervlakte van lood kunnende aan vreeten, : het water van deeze Bakken, zo als dit ook de ondervinding toont, aanmerklyk met loodftof moet bezwangerd zyn : zyn deeze Bakken van heen gemetzeld, zo zyn het nog de;daarin geplaatfte l!L ders of fpruiten, die het water in de pomp opvoeren, welken gevaar loopen van door dit flym of flib te worden aangetast; 't welk, gelyk veelen Werklieden bekend is, zich doorgaans in eene aanmerk- lyke  REGENWATER, ïnz. 9 lyke hoeveelheid, als een gevolg van de aantrekking, om de einden deezer buizen verzameld vindt. Eindelyk is het ook nog in de buis, waarin de zuiger bewogen wordt, dat, byzonder by oude zuigers, misfchien wel door eene ongevoelige ontwikkeling van eenig zogenaamd houtzuur, of door de wryving, het lood, zo als die aan eenen onzer gebleeken is, zomwylen worde aangedaan; om van den pompbak, waarvan de aangryping van het lood, toch maar zeer gering moet zyn, niet te fpreeken. §. 7. Wy hebben by deeze opgaven, de zaaken flechts in het algemeen gefehetst; wilden wy in byzonderheden treeden , zo zouden wy nog kunnen ftilhaan, by de verglaasde pannen, waa/mede de daken van zommige huizen bedekt zyn ; en welken, daar zy met eene onvolmaakte verglaazing overtrok•ken zyn, die zich langzamerhand, door luchr en vochtigheid verliest, noodwendig de loodkalk, waaruit die verglazing voornaamentlyk beftaat, aan het afvloeiend water ongevoelig moeten medeaeelen. — Zo ook zouden wy nog hebben kunnen fpreeken van de verwen, waarmede deplanken, die ter dekking van de platten of gooten dienen, befchilderd zyn; en welke, daar zy veelal uit bodftoffen bereid zyn , door de deeltjes, die zich ongevoelig daarvan in het water affpoelen , niet anders dan nadeelig kunnen zyn. Eindelyk zouden wy ook nog hebben kunnen aannaaien, de bladen en bloezems A 5 van  fo No. VII. RAPPORT over het van boomen en planten, welken door den wind, in en op de platten en gooten van verfcheiden onzer huizen, gevoerd worden; en aldaar, door hunne rotting, een zeer fterk plantenzuur voortbrengen ; het welk eene verbaazende opkufing van het lood in het water moet veröorzaaken. §. S. Onze gedachten dus opgegeeven hebbende over de wyze, op welke de loodftoffe zich aan het Regenwater kan mededeelen j zo zouden wy nu moeten overgaan, ingevolge hec aan ons opgedraagene, om aantetoonen, dat deeze loodftof een wezentlyk vergift uitmaakt. — Dan, daar de fchadelykheid van het lood te algemeen bekend is, en althans , daar het onnoodig zoude zyn , om die aan deeze Vergadering te betoogen; zo zullen wy maar alleenlyk , om aan onzen taak te voldoen > aanmerken : dat het uit alle waarneemingen blykt, dat het lood, en nog veel meer des«elfs kalk, eene allernadeeligfte uitwerking op de maag en ingewanden bezit; — dat het, zich in deeze laathe onthoudende , zeer fterke kolyken voortbrengt, die veelal met geweldige braakingen van eene groene gal vergezeld zyn, en zich door eene platheid of zaamgetrokkenheid van den onderbuik, en ingetrokkenheid van den navel kenmerken. §. 9. Het fpreekt van zelf, dat deeze uitwerkingen, naar maate van de hoeveelheid van het vergift, moeten verfchillen; dus dat, daar hetzelve Hechts by eene kkine hoeveelheid in het RegenÉ wa»  REGEN WATER, enz. ri water kan gevonden worden, deeze geweldige gevolgen,, niet altoos zo daadelyk, en ten eerften worden waargenoomen. Ondertusfchen is dit vergift , hoe gering ook, daarom niet te minder vermogend, om op den düur, en door den tyd, even de zelfde doodlyke uitwerkingen by de maag en ingewanden voorttebrengen ; welken zich doorgaands , eerst geduurende eenen geruimen tyd , maar als kleine , doch gehaadige ongefteldheden voordoen; dan, na verloop van tyd, geweldige kramp- en kolyk-pynen, galachtige verftoppingen, en ook wel eens eene geheele lamheid ten gevolge hebben; en eindelyk niet zeldzaam op het leven van den lyder uitloopen; zo als wy zulks, indien dit voor eene Vergadering, als deeze, noodig was, met een aantal waarneemingen zouden kunnen bevestigen. §. 10. Thans blyft 'er dan, ten opzichte van hec Regenwater nog overig, dat wy onze gedachten opgeeven, over de wyze, op welke de fchadelyke vermenging der loodftoffen met het Regenwater, zou kunnen worden voorgekomen. By aldien men een Vernis kon uitdenken, dat voor de Lucht, en byzonder voor de hette der Zonnehraalen beftand was, zou zeker niets beter zyn, dan de oppervlakte van het lood; overal daar het met het Regenwater in aanraaking komt, met zodanig vernis te bedekken; dan, hoewel dit geen plaats heefc, kan men echter van vernis gebruik maaken voor die ge-  12 No. VII. RAPPORT over het gedeelten van het lood, welken onder het water zelf geplaatst zyn,of van de warmte der Zonneftraalen niets te vreezen hebben. Zodanig een vernis is hetBarnfteenlak, dat, zo als wy meenen wel te weeten, zich jaaren lang op deeze wyze bewaaren kan, en voor eenen zeer matigen prys te verkrygen is. Wy zouden het dus durven aanpryzen, om van dit vernis gebru.k te maaken voor die Regenbakken, welken, uit hoofde hunner plaatiing, in het bovenhe der huizen, niet anders dan van lood kunnen vervaardigd worden. Het is waar, dat men reeds bedacht geweest is, om deeze Regenbakken met Tigchelfteenen te bekleeden; dan, daar de verglaazing deezer fteenen voornaamentlyk uit loodasch bereid is, zo zouden wy dit middel oneindig beneden het vernis befchouwen; bovendien loopen dezelven gevaar; van by vriezing te fcheuren. Met dit vernis zou' men ook den binnenkant der buizen, die het water, uit de gooten, in den Bak leiden, kunnen bekleeden ; mits evenwel, dat men dezelve terplaatze, waar zy aan de hitte der Zonne zyn blootgefteld, met eene houten koker, of iets anders, bekleedde, om deeze warmte aftekeeren: eene zaak, die in alle: gevallen, omtrent deeze buizen, die, door de fcjnjuring en de oppervlakkige bevochtiging, zo zeer aan de verkalking moeten onderhevig zyn, is aanceraaden. Op gelyke wyze zoude men ook de fpruiten of de buizen, die het water, uit den Regenbak in de Pomp overbrengen, alsook do  REGE NWATER, enz. 13 den Pompbak zeiven, kunnen vernisfen; en alsdan zoude men niets te vreezen hebben, dan het lood, waarmede het dak bedekt is, en de platten en gooten zich bekleed bevinden. §. 11. Aangaande het lood, dat men voor den nok van het dak gebruikt, zien wy geene reden, waarom deeze bedekking van den nok niet even zo goed met pannen, gelyk reeds by veele huizen in gebruik is, algemeen zoude kunnen gefchieden. Meerder zwaarigheid is 'er omtrent de platten en de gooten. Betreffende de eerhen, die men zederd 50 jaaren aanmerkelyk meer in trein gebragt heefcen waaraan TRONCHiN in zyn tyd reeds voornaamentlyk de toenmaalige meerdere fchadelykheid van het Regenwater, by hetgeen te vooren plaats had, toefchreef; van deezen zoude het altoos hetvoorzichtighezyn, het water te laaten wegloopen; te meer, daar het plat altoos, met betrekking tot het dak, toch maar een klein gedeelte uitmaakt; en'er dus altoos aaneen veel kleiner gedeelte water eene veel grootere oppervlakte loods wordt aangebooden. — Dan, byaldien men niet mogte verkiezen, zich- van dit water te ontdoen, zo behoort men, onzes bedunkens, toch vooral te zorgen, dat deeze platten zodanig gemaakt zyn , dat daarop geen water kan blyven haan ; terwyl veelal by onze tegenwoordige platten, waar de naad, waarmede het lood aaneengevoegd is, opwaards haat, het tegendeel plaats heeft; ook moeten dezelven dan bedekt worden  t4 No. VII. RAPPORT over het den met planken, die met eene verwe, uit geen loodhof bereid, befchilderd zyn. Voor de gooten zoude het in eens alles afdoen, als men, in navolging van het Werkhuis, en eenige weinige Hui» zen deezer Stad, zich van fteene gooten bediende; dan, dit niet algemeen toepasfelyk zynde, zo behooren de gooten mede met dergelyk gefchilderde planken, als de platten, gedekt te zyn, en althans moet zorg gedraagen worden, dat het lood, ter plaatze waar het aaneen gevoegd is, waardoor het altoos eenen verheven rand verkrygt, en veroorzaakt dat 'er een gedeelte water in de goot blyft haan, en dit verheven gedeelte ligter dan ander lood, kan worden aangevreeten; dat, zeggen wy, het lood ter plaatze deezer aaneenvoeging; met dit opftaande gedeelte van den naad, naar beneden gekeerd zy. Om welke reden, wy ook zouden aanraaden, het foudeeren van gaten in oude gooten natelaaten, en die liever met nieuwe enden lood te herftellen — De buizen of leiders, die het water van de gooten in den bak brengen, welken misfchien van diergelyke fteene buizen, als men zomwylen ter loozing van den rook der kagchels bezigt, zouden kunnen vervaardigd worden, moeten, by1aldien zy van lood zyn, ter plaatze waar zy de warmte van de Zon ontvangen kunnen, met eene zekere houten kast omkleed zyn: en zo men ze niet begeert van binnen gevernisd :e hebben, moeten zy zodanig gemaakt zyn, dat ze gemaklyk met een  REGENWATER, enz. 15 een wisfcher' kunnen worden fchoon gemaakt en uitgewischt. Iets, dat zeer noodzakelyk is, daar men zeer dikwyls gevonden heeft, dat aanmerkelyke gedeelten loodkalk in deeze buizen, terplaatfe waar zy aaneen gezet zyn , zich verzameld hadt. Het zelfde gebruik van een wisfcher, moet ook kunnen gemaakt worden voor de fpruiten of leiders, die het water uit den bak in de pomp overbrengen, welkers uitwendige fchoonmaaking, hoe veel meer nog die binnen in die buizen, veelmaalen, en byna altoos by het fchoon maaken der Regenbakken, wordt nagelaaten. Eindelyk, wat aangaat de pompbuis, of liever die plaats waarin de zuiger bewogen wordt; zeker zoude het beste zyn, die, gelyk dit reeds by eenige pompen in gebruik is, van zuiver tin te maaken ; dan, hierin zwaarigheid gevonden wordende, zouden wy, voorzichtigheidshalve, aanraaden, niet al te lang van eenen en den zelfde zuiger gebruikte maaken , maar denzelven na twee of drie jaaren, met eenen nieuwen te verwisfelen; gemerkt men, gelyk wy gezegd hebben, voorbeelden heeft, dat door het gebruik van te oude zuigers, het lood in de pompbuis was aangevreten. §. 11. Voegt men nu nog by dit alles, dat men in acht neeme, om de gooten, de buizen, de Regenbakken en de fpruiten , genoegzaam te laaten reinigen, en dus van het zo fchadelyke groene flib - of  •*ó No. VII. RAPPORT over hst of flym fchoon te houden, zo komt het ons voor, dac men, zo niet alje, echter verre weg het meeste fchadelyke van het lood zal voorkomen j byzonder als men daarby nog eene omftandigheid in acht neemt, die ook zyne betrekking op het lood van den pompbak heeft, het eenige waarvan wy verzuimt hebben, nog te fpreeken; naamentlyk: dat men des morgens,na dat de pomp den geheelen nacht heeft hil gehaan, en dus het water van den pompbak , de pompbuis en de fpruiten, door het ftilhaan in dezelven, eenige loodftof kan hebben aangenomen ; dat men, zegge ik, de eerfte twee of drie emmeren van het gepompte water laate wegloopen, of tot eenig ander huislyk gebruik bewaare, voor en aleer men zich van het water, tot drank of bereiding van voedzels, gaat bedienen. §» 13. . et water dan afgehandeld hebbende, gaan wy nu over tot de proefmiddelen, waardoor men de aanwezigheid van loodftoftén in het water ontdekken kan. Zeer zeker is het, dat, fchoon de fcheikundige herkenmiddelen ten uiterhen nuttig en onontbeerlyk zyn, zy nogthans ligtelyk aanleiding tot eenig valsch befluit kunnen geeven, wanneer men niet van den aart en de onderfcheide werking van deszelfs behanddeelen volkomen kundig is. Deeze aanmerking meenen wy te mogen toepasfen, • op het zogenaamde iVarternhrger froefmtdde/, dat 1 door  RÈGËNWATE R#.bnz. die., l\ stuk, jg ^  it Nó. VII. RAPPORT b v b i h * f althans by een algemeen proefmiddel, 'moet worden vöörgékomen , en te meer behoort vermyd te worden, daar indedaad het water van verfcheiden onzer pompen, uit hoofde van het yzer, dat binnen den pompbak is, niet zeldzaam zodanige yzerdeelen bevat. $. 15. Meer eenvoudig in zyne werking, is het proefvoclit dat door hanneman, een ÏJuitsch fcheikundige, is uitgedacht* en uit gecalcineerde üesterfchelpen en zwavel beftaat, waarby vervolgens eenig water met een weinig cremor tartan gevoegd is; welk proefvocht geene de minfte uitwerking op yzer heefc. — Hoe voortreffelyk ondertusfchen dit middel is, en hoe zeer wy, gelyk men zo aanftonds zien zal,hetzelve voor het algemeen gebruik aanraaden, zyn wy 'er echter verre af, van te gevoelen, dat het op de eenvoudigfte wyze zoude zyn zaamgeheld. Immers daar de vermenging van de gecalcineerde ftoffen met het water, daarom gefchied, op dat door middel van het laathe, de zwavellever, die door de kalk van de Oesterfchelpen en de zwavel ontftaan is, gelegendheid zou vinden, om een gedeelte zogenaamde gezwavelde ontvlambare lucht (gas hydrogène fulfuré) voort te brengen; en het enkel deeze lucht is, die de affcheiding derloodftoffen veroorzaakt; zo is'er niets eenvoudiger, dan dat men de gemelde' lucht op zich zelve voortbrenge, en vervolgens door water laa-  REG EN WATÉR. r.: dat men deeze kennis van de nadeelige eigenfchappen, die het lood aan het water kan mededeelen, 20 veel mooglyk algemeen maake; als ook, dat het meer algemeen bekend worde, dat 'er proefmiddelen voor eenen gerihgen prys te bekomen zyn, waarmede elk en een iegelyk, zonder dac daartoe eënigé byzondere kennis of handgreep noodig is, de deugd of de fchadelykB * hëï4  ao No. VII. RAPPORT over het heid van het Regenwater kan beöordeelen. Dit is, naar onze gedachten, al wat men in net algemeen, ter voorkoming van het gebruik van zodanig water verrichcen kan; en zyn 'er dan Ingezetenen, die zich deeze raadgeeving en waarfchuwing niet gelieven aantetrekken, zal men omtrent het nadeelige dat de zodanigen door het gebruik van zulk water mogten ondervinden, geheel en al onverantwoordelyk zyn. i8. 'Er kan ondertusfchen by die Lieden, welken van deeze raadgeeving gebruik maaken, en indedaad daardoor de vergiftiging van het door hen gebruikte Regenwater komen te ontdekken, een zeker onderfcheid plaats hebben; namentlyk, dat het van zommigen zeiven afhangt, om zich de verbetering daarvan aantefchaffen; terwyl anderen, gelyk die Ingezetenen, welken Huurhuizen bewoonen, deeze verbeteringen van de Eigenaaren der Huizen moeten afwagten. Gemerkt nu zomwylen deeze laatften daartoe onwillig zouden kunnen zyn, en het ondertusfchen, onzes bedunkens, ten hooghen onbillyk is, dat de gezondheid van de Bewooneren zodaniger Huizen, aan zulk eene wezentlyke benadeeiing wierden blootgeheld; ten anderen , daar de fchadelykheid van het water, door den eenen aangenomen zou kunnen worden, endoor den anderen ontkend,en dit niet zeldzaam aanleiding tot gefchillen zoude kunnen geeven j zo is het ons voorgekomen, dat het aanftaande  REGENWATER, bnz. ai de Comrriitté de magt behoorde te hebben, om deeze zaak te kunnen beüisfchen; alsook dat het van haare beflisfching behoort afcehangen, of de Eigenaar zodaniger Huizen , al of niet verpligt zal zyn, aan de vorderingen of eisfchen zyner Huurderen te voldoen. 5. .10. Uit dit alles advifeeren wy dan: Dat aan den Raad worde voorgédraagen, dat aangezien het groot gevaar, dat 'er voor de gezondheid van geheele Huisgezinnen behaat, wanneer 'er van Regenwater, dat met loodftoffen bezwangerd is, wordt gebruik gemaakt, en de onwilligheid die 'er by zommige Eigenaaren der Huizen zou kunnen plaats hebben, om op verzoek van hunne Huurderen, de middelen tot verbetering van dit kwaad aantewenden ; de Raad decreteere, dat wanneer in zodanig geval, het aan het aanftaande Committe gebleeken is, dat waarlyk het Regenwater, uit hoofde van de daarin opgeloste loodftoffen, voor de gezondheid fchadelyk is; het Certificaat van dit Committe' genoegzaam zyn zal, om den Verhuurer te verpligten, de noodige veranr deringen ter verbetering van dit water te maaken. S. 20. Met betrekking tot het aanhaande Committé , is ons advies: „ t°. Dat hetzelve, kort na deszelfs aanftelling, „ een eenvoudig bericht uitgeeve, omtrent de na„ deelige uitwerkzelen, die het gebruik van Re- genwater, dat met loodhoffen befmet is, veröor- „ zaakt; —  aa No VI!. RAPPORT © v t » «et „ zaaktj — tevens met eene opgaave van het proef„ middel, dat daarvoor, by ehcen Apotheker te be„ komen is; alsook omtrent de wyze, op welke „ deeze proef wordt werkheilig gemaakt} en ein„ delyk daarby ook kennis geeve van den tyd, „ wanneer het tegens betaalinge van zal „ vaceeren, om in gevaUen van verfchil,hetRegen„ water te beproeven. „ 2°. Dat het Committe'zorg draage,datby eiken „ Apotheker, her proefvocht van hanneman , of zon danig proefmiddel, als het in het vervolg het beste mogte keuren, re hekomen zy 5 alsook daarby worJ5 de afgegee veri, een byzonder berieht, dat het Corrn „mitté, omtrent deszelfs gebruik zal algemeen maa„ ken ; en eindelyk, dat het by de vifitatie der windels, naauwkeurig onderzoeke of dit proefvocht „ door ouderdom, of andere reden, ook iets van v zyne ergenf.happsn verloeren heeft. ' „ 3°. Dat hec Committe op zekere vastgeftelde „ tyden, in elke Maand, vaceeren zal, om hetRe„ genwater, waaromtrent deszelfs beöordeelmg ge» „vorderd wordt, te beproeven; alsook dat, inge„ val daarvan een certificaat begeert mogt worden, „ het dan , mits daarvoor /..... ten behoeve v van het Committe betaald worde , eenen haarer „ Leden, of twee haarer Suppoosten , committeeren „ zal, om het water in het huis zelve te gaan be„ proeven; zullende alleenlyk, ingeval de fchade„ lykheid van het water, het Committé op zodanige wyze  REGENW ATER, enz. 23 „ wyze gebleken is, en in geen ander, een certifi„ caat mogen afgeeven. „ 40. Dat het Committe, by den aanvang van elk „ faifoen, en dus vieY maaien 'sjaars, het water van „ de Stads Regenbakken zal doen beproeven , het „ zy door eene Commisfie uit zyn midden , of door „ eenigen van deszelfs Suppoosten. „ 5°. Dat het Committe, van tyd tot tyd, deszelfs „ aandacht zal moeten laaten gaan , om zodanige „ middelen uittedenken, waardoor, naar de tegen„ woordige inrichting onzer huizen, en de thands „ in gebruik zynde omttandigheden, op de beste „ wyze, de vermenging van loodftoffe met het wa„ ter zou kunnen worden voorgekomen; en waar„ van het bericht, 'sjaarlyks, te gelyk met de algemeene gezondheids-berichten, zou behooren „ algemeen gemaakt te worden." Hiermede eindigen wy ons Rapport, terwyl wy hetzelve aan Ulieder oordeel onderwerpen. Amfterdam December 1705. N". VIII,   N". VIIL EERSTE RAPPORT ©VER HET SCHUITENWATER. Ü i N'.VHI^   N°.VIII. EERSTE RAPPOR oyer het Schuitenwater. e Ondergeteekenden, uitUIieder midden benoemd, om bepaaldelyk nategaan,al hetgeen het Schuilen water betreft, dat, zo wel tot drank, als tot veele andere gebruiken der Ingezeetenen hier ter Stede wordt ingevoerd; hebben geoordeeld, allezins aan Ulieder begeerte te zullen beantwoorden , wanneer zy hunne aandacht vestigen op deeze drie navolgende Itukken, ten einde middelen te kunnen aanwyzer., waardoor men aan derzelver inhoud, of volkomen, of zo na mooglyk, zoude kunnen voldoen , namentlyk: I. Het vereischte , om zeker te zyn, dat het water, hetwelk hier ter Stede, door de Verschwater-verKoopers en de Brouwers wordt ingevoerd, zuiver en geheel onfchadelyk voor de gezondheid is. II. Het vereischte, opdat dit water eenmaal zuiver ingevoerd, zuiver blyve; en geduurende den tyd dat het bewaard worat, geen nadeelige hoedanigheden bekome. III. Het beraamen van middelen , om, indien mooglyk, te maaken, dat 'er altoos zodanige voorraad van versch Water in de Stad zy, als noodig is, voor de confumptie der Ingezetenen, geduurende den hrengften winter: en dat deezen altoos voor eenen zeer matigen prys het water kunnen bekomen , zonder dat de langduurigheid des hrengften winters, daarin verandering veröorzaake. L  a8 No. VUL EER^STE RAPPORT I. - §. a. Wat nu het eerfte betreft, namentlyk : „ het vereischte, om zeker te kunnen zyn, dat het „ water, hetwelk door Verschwater-verkoopers en „ Brouwers hier wordt ingevoerd, zuiver en on„ fchadelyk zy voor de gezondheidkomen drie ftukken in byzondere aanmerking: t°. de plaats, waar hec water gehaald wordt, of behoort gehaald te worden: 20. het bepaaien van eene proef, om het water te keuren: 39. het aanftellen van eenen Proefmeester, om die proef te verrichten. §• 3« l0« Hec vak moeijelyk, te bepaalen, waar het water behoort gehaald te worden: vermits 'er in de plaatfen, waaruit men genoodzaakt is hetzelve te haaien, zeer veele verfchilien plaats hebben. In 1685 konden de Brouwers nog goed water aan de Geinbrug vinden: («; thands moet men het boven .de "Uitermeerfche Schans haaien: ja zelfs dit Jaar, is men, volgends opgaave van meindert swart, eenen der Opzieners van de Water-Societeit, genoodzaakt geweest, tot aan het naauwe van den Berg te gaan. Waaruit genoegzaam blykt: iö. dat'er, naar maate der omftandigheden, merkelyk verfchil in die plaatfen ontftaat: en gevolglyk, 2". dat het misfchien gevaar lyk zyn zoude, eene juiste plaats, of bepaalde ruimte van plaats, vastteftellen, daar het water zoude moeten gehaald worden: vermits de Schippers dan zomtyds minder goed water hier ter Stede zoude I 00 Zie wagenaar, Befi bryvi .g van Amfterdam, 1. bl. 47c.  over het SCHUITEN WATER. 49 zouden moeten invoeren, dan zy wel zouden kunnen doen, en hoogstwaarfchynlyk, zelfs uit eigen belang , zouden doen, indien hun de vryheid gelaaten wierdt, om het water te haaien uit die plaatfen, alwaar het op dat tydftip, naar hun oordeel en hunne bevinding, het best is: deeze vryheid immers, zal, naar oordeel der Ondergeteekenden, nimmer nadeelig kunnen zyn, zó 'er een gezwooren Proever wordt aangefteld, die het water proeven moet, onmiddelyk vóór dat het ter Stede wordt ingebragt. §. 4. Doch, de Ondergeteekenden kunnen niet afzyn , hier in hec voorbygaan, met den vinger, een ontwerp aanteroeren , dat in 1656 gemaakt werdt, om het water uit de Vegt, by Nigtevegc, en dus van nog hooger op, dan, van waar het doorgaands gehaald wordt, gevolglyk ook nog zuiverder, door eene gegraaven Vaart, tot aan de Geinbrug te brengen; waartoe zelfs reeds een ftuk Lands, by klein of oud Muiden, (een Gehucht, by Nigtevegt, doch onder Holland, en wel onder de Jurisdiétie van Muiden gelegen,) was gekocht geworden, wagenaar. (d) heefc alle de voorwaarden, welken tusfchen de Regeering deezer Stad en die. van Muiden, gelyk mede met de Brouwers waren aangegaan, geboekt; zo als ook de opgaave der kosten, ten bedraage van 42000 gis.; en hy voegt 'er O) Befchryving van Amfterdam, I. bl. 596. II. bl. 479. Zie ook Handvaten, I. b!. 434.  3* No. VUT. EERSTE RAPPORT *ef by! ., dat dit ontwerp is blyven fteeken, zonder „ dat hem gebleeken is uit welke oorzaak." Hoe veel tyds en kosten 'er in het vaaren der Waterfchuiten, die niet meer door Weesp zouden gaan, by het uitvoeren van dit ontwerp zouden gefpaard worden, blykt genoegzaam uit het inz;en van eene kaart. Misfchien zoude het der moeite waardig zyn, weder op dat project te denken. $.5. 2°. Wat nu het tweede betreft, de proef Pa» kei water: zy het den Ondergeteekenden geoorloofd, alvorens daartoe overtegain, eenige weinige aanmerkingen over het Schuiten-of Versch- Water, dat hier ingevoerd wordt, te maaken. Dat water wordt gehaald uit de Rivier de Vegt, •welke haar water uit de Lek en uit den Rkyn ontvangt ; het is gevolglyk Rivierwater, en behoort torfpronkelyk voor even gezond, even zuiver gehouden te worden, als het zuiverst Rivierwater. Dit, hoewel het overal, en in de helderhe Rivieren, altoos eenige zouten, in zeer kleine hoeveelneid, bevat , die hoogstwaarfchynlyk dit water fmaakiyk maaken, wordt door allen en overal gehouden, voor water dat gezond, en volkomen tot eenen nuttigen, gezonden en verkwikkenden drank voor •menfchen gefchikt is; en zulks, niettegenhaande het water van zommfge Rivieren, in den beginne, eenige loslyvigheid veroorzaakt aan die geenen, welk-e aan hetzelve niet gewend zyn. Indien dan het Vegtwater, dat hier ter plaatfe onder  ovkr het SCHUITEN WATER. 3e der den naam vah Schuiten- of Versch-Water word* ingevoerd, altoos bleef, hetgeen het in den ooyfprong is, zuiper Rivier-watsr , zoude het, buiteg kyf, door onze Medeburgeren, als een -zeer gezond water kunnen gebruikt worden. §. 6. Doch, twee oorzaaken maaken dit, hier ter plaatfe ingevoerde, Vegt water, meer of min onzuiver, zo niet altoos en overal, ten minften op zommige plaatzen en in zommige tyden: welke oorzaaken derhalven, door de Ondergeteekenden onderzocht behoorden te worden. De eerfte oorzaak, is de aart van den grond, waarop, of van het bed, waarin het water loopt. Die grond is, noch zandachtig, noch keizelachtig, zo als het bed van de zuiverhe Rivieren; maar meestal veenachtig, waardoor het water eenige wanfmaak zoude kunnen verkrygen, en onzuiverder worden. Ook loopt het met eene zeer geringe fnel» heid, en is dus meer vatbaar om de uitvloeizels te ontvangen, welken door daaraan rottende visfchen ofplantgewasfen medegedeeld kunnen worden. Doch die middelen, welken de' uitvloeizels van dergelyke rottende zelfftandigheden,in het water doen gewaar worden, geeven in het Schuiten- of Versch-Water niets van dien aart te kennen. Ook heeft het, wanneer het zuiver is, geen onaangenaamen grond- of modderfmaak : bovendien leert de ondervinding, dat die deelen, welken zomtyds aan zommige Rivier-wateren, eenigen wanfmaak, als zy nog in hunne  g* No. VUJ. 'EERSTE' RA P»P O R T ne bedden loopen, geeven , geenzins met die wate* ren naauw verbonden zyn, maar flechts oppervlak* kig en los aan dezelve aankleeven, door beweeging, door eenigen tyd aan zuivere lucht blootgefteld te blyven, vervliegen, en in zo geringe hoeveelheid zyn, dat zy door de keurigfte Chemifche ontbinding, niet kuflnen bepaald worden. Ook heeft men alhier waargenoomen, dat het Schuiten-water, in Stads Bakken overgegooten, altoos, na eenigen tyd in dezelve geweest-te zyn, helderder, zuiverder, aangenaamer van fmaak bevonden wordt, dan toen het 'er eerst inkwam. Redenen waarom de Ondergeteekenden, by voorraad, en onverminderd de verdere proeven , die zy geleegenheid zullen zoeken te doen, durven ftellen, dat het Vegtwater, zo als het hier ter Stede wordt ingevoerd, uit deeze eerfte oorzaak, (den aart namentlyk des gronds en des beds, waarop het water loopt, of de uitwerking van rottende zelfftandigheden,) geenzints voor de gezondheid nadeelig is. §. 7< De tweede oorzaak die het oorfpronkelyk zuiver Rivier-water in de-Vegt onzuiver kan maaken, en hetzelve wel degelyk bederft, is het brak water, hetzy uithet Ye, het zy uit de Zuider-Zee, hetzy uit andere Canaalen, dat in de Vegt inloopt, zich met het zuiver Vegt-water vermengt, door de fluizen niet geheel kan gekeerd worden; ja, by elke fehutting noodzaakiyk wordt ingelaaten. Het is aan deeze oorzaak, dai men het bederf der wateren in en  • dvÉk ufeT SCHUITEN WATER. g& én öm deeze Stad, voorn amentlyk heeft toetefchryven; ook de brakheid die men in het Vegtwater Ontmoet, wanneer men deeze Rivier niet hoog genoeg opvaart. Het is bekend, dat hec Watér der Burgwallen te Amfterdam, in het eind der 15de, en het begin der 16de Eeuw , tot drank , het bereiden der fpyzen, en het Bierbrouwen gebruikt werdt; ja op het eind der iöde Eeaw, tot eenige deezer gebruiken; nog niet geheel ongefchikt was; maar dat het, door hec verwydeh der Zeegaten, die al langer hoe meer Zeewater ingelaaten hebben, en daardoor den boezem der Zuiderzee en vart het Y, brakker en brakker hebben doen worden, geheel en al brak en ongefchikt tot drank, of bereiding van fpys, geworden is. g. 8. Dat'het Zeewater brak en walgelyk van fmaakis, is genoegzaam bekend: dat het; immers voor een geduurig gebruik, ongezond én nadeelig is, hebben de ondergetekenden gemeend, uit de getuigenisfen der Geneesheeren te moeten opm'aaken; hoewel het in zommige bepaalde ziekten , wel eens als een Geneesmiddel, met goed gevolg * is voorgefchreeven: doch ook dan ontbreekt het niet aan voorbeelden van Lieden , van een meet te-* der geftel, die dat gebruik me: den dood hebben bekostigd. Wat hier van Zy, de ondergetekfenders hebben geoordeeld, de ongezondheid van het Zee* en van het brak water (de Onaangenaamheid zelfc des fmaaks, die,- alleen, het voor een daaglyks geil, stuk. C kruik  34 No.VIII. EERSTE RAPPORT fcruik ongefchikt zoude maaken, daar gelaaten,) als een grondbeginzel te moeten aanneemen: en gevolglyk, daar het Vegtvvater in zich zelf, en als Rivierwater, gezond is; de meerdere of mindere fchadelykheid , welke minder zuiver, of zuiverder Vegtwater, hier ingevoerd, aan onze mede Ingezetenen kan aanbrengen, te moeten beöordeelen, uit de meerdere of mindere brakheid of ziltigheid die hetzelve water bekomt, door meerder of minder met Y- of Zee- of brak-water gemengd te zyn, waardoor hetzelve meer of min brak wordt, of ten minsten nader aan het brakke komt. §. 9. De groote vraag is dan, naar het oordeel der ondergetekenden, deeze: zyn 'er proefmiddelen, om dien graad van brakheid, welke nadeelig is te bepaalen? kan die proef, zo 'er eene is, yan zodanigen aart zyn, dat zy tastbaar, en door iemand die geen Scheikundige, maar hechts een oplettend mensch is, gemaklyk, en zonder feilen kan verricht worden? Daar het' nu de ondergetekenden bekend was, dat, zo als hier boven reeds gezegd is, alle Rivierwater, het zuiverhe niet uitgezonderd, eenige zouten bevat,die doorproefmiddelen kenbaar gemaakt kunnen worden; en daarliet Vegtwater veelal met zeep beproefd wordt, hebben zy zich deeze drie vraagen ter beantwoording voorgefteld: 1. Of de proefvochten, welken men gemeenlyk gebruikt, om de zouten, die in eenig water zyn, opper-  over het SCHUITEN WATER. 35 oppervlakkig te beöordeelen , van dien aart zyn , dat ze op zuiver water geene, op goed drinkwater flechts eene geringe, op fiegt drinkwater of brakwater , integendeel zodanige merkelyke uitwerkinghebben, dat iemand die geen Scheikundige, maar flechts een oplettend mensch is, daar uit, zonder vreeze van zich te vergisfen , kan opmaaken, dat het water, hec welk hy aldüs proeft, goed of flegc drinkwater is; goedgekeurd, dan verworpen moet worden. 20. Zo die proefvochten niet van dien aar: zyn mogten, dat men op dezelven, in den gemelden graad, kan haat maaken; of 'er eenig proefvocht van dien aart, met zekerheid zoude kunnen worden bereid ? 30. Welke de aart en juistheid is, van de proef die men met zeep neemt, en hoe die genoomen moet worden? §. 10. De proeven, welke de ondergetekenden genomen hebben, doch waarvan zy het overtollig achten, hier een omftandig verhaal te geeven, te meer daar zy bereid zyn, copie van dezelve aan de Vergadering te overhandigen, hebben j wel is waar, doen zien, dat de bekende proefvochten, deoplosfing naamentlyk van kwik in falpeterzuur* of Kttrate de Mercure j van Terra Potiderofa in Zeezoutzuur; van lood in azyn enz., geene prascipitatie of nêerploffing veröorzaaken > in gedestilleerd fra1£er, of in zuiver Regenwater: dat dezelven, zó ais C i  S5 No. VIII. EERSTE RAPPORT wy het insgelyks verwagtteden, eene neèrploffing te weeg brengen in Schuitenwater, doch met verfchillen, naar maate van den graad van zuiverheid van dat water: en eindelyk dat, hetgeen de ondergetekenden minuer verwagteden, de neèrploffing door die proeven, in brak water veroorzaakt, niét altoos genoegzaam in hoeveelheid of omftandigheden verfchilt van de neèrploffing in goed, of vry goed, of bruikbaar Schuitenwater, dat men daaruit alle'én, veilig kan oordeelen, welk water voor brak of ongezond, welk integendeel voor goed, voor drinkbaar, voor onfchadelyk moet gehouden worden. §. ii. Deeze bevinding heeft de ondergetekenden aangezet, nadere proeven te neemen , om nategaan , of zy die proefvochten, door verdunning, het zy met zuur, het zy met gedestilleerd water, tot dien haat zouden kunnen brengen, dat zy op bepaald en goed Schuitenwater, geene uitwerking deeden;dcch aanmerkelyk, zichtbaar, en onfeilbaar zouden werken op water, dat een weinig brakker en onzuiverder zoude zyn: doch hieromtrent zyn hunne poogingen vruchtloos geweest; waarom zy zich dan ook genoodzaakt gezien hebben , van deeze fyner proeven afcezien, en zich geheel en al tot de gewoone zeepproef te moeten wenden; waarin zy allezins gehaagd zyn. §, 11. De zeepproef behaat hierin, dat men onderzoeke, of het water de ^eep volkomen zuiver op-  over het SCHUITEN WATER. 3y oplost en tot zich neemt, dan wel. of de zeep met dat -water gemengd , lchift , belletjes en vlokjes veroorzaakt, d. i. zo als de verschwater-verkoopers fpreeken, of de zeep zamenloopc. Hierin nu zyn de ondergetekenden te werk gegaan , op de zelfde wyze, waarop zy vernomen hadden, dat veele Waterfchippers de proef doen; naamentlyk, met het te beproeven water in een hesje te gieten , en daarin een hokje , waaraan zeep hangt, langzaam te,beweegen, zo dat men hetgebooren worden van fchuim voorkome, doch aan de zeep gelegenheid geeve, geheel te kunnen worden opgelost. §. 13. Om nu te doen zien, hoe, en op welke wyze de zeep-proef gefchikt is, de zuiverheid van het water te onderkennen, zullen de ondergetekenden kortelyk eenige hunner proeven opgeeven. Gedestilleerd water lost de zeep zuiver op: de kleur blyft volkomen helder: het water blyft doorfchynend. Schuitenwater N°. rf dat, hoewel geenzins brak voor den fmaak, echter, (zo als hraks blyken zal) vry onzuiver was, loste de zeep geheel op, doch kreeg eene vry aanmerkelyke paerel - kleur. Schuitenwater N°. 2., dat, zo als hraks blyken zal, veel zuiverder was dan het voorgaande, loste de zeep geheel op; het water kreeg geen of bynaar geen paerel- kleur, en bleef omtrent even helder als gedestilleerd water. C 3 Ywa»  '3« No, VIII. EERSTE RAPPORT Y water, Water gehaald uit de Stads Vest, tus* fchen de Leydfche en Weteringspoorten, Amftelwater, gehaald naby de Beerebyt, waren brak, en deeden de zeep fchiften .1 §. 14. Om nu de betrekkelyke zuiverheid vah Gedestilleerd water,van het Schuiten-water N0.i, en van het Schuiten-water N°. ri te doen kennen, zullen de Ondergetekenden Hechts aanmerken : i°. Dat 4 deelen Ywarer, gegooten op 10 deelen Gedestilleerd water, waarin Zeep opgelost was,hetzelve deeden fchiften, hetgeen 3 deelen niet deeden. 20. Dat 'er 12 deelen Vest-water, en 12 deelen Amflel-water noodig waren, om het zelfde te weeg te brengen. 30. Dat één deel Vest-water, 24 deelen Schuiten-water N°. 1, waarin Zeep opgelost was, deed fchiften, dat is f van één deel op 10 deelen: doch, dat 'er 11 deelen Vest-water (dat is, 26 maaien meerder) noodig waren, om het zelfde uitwerkzel op het Schuiten-water N°. 2. te hebben. 4C. Eindelyk , dat 'er 3 deelen Ywater, of 11 deelen Vest-water, (zo als gezegd is) of 21 deelen Amhel water, noodig waren, om 10 deelen Schuiten-water N9. 2, waarin Zeep was opgelost, te doen fchiften. 15. Het volgt uit deeze proeven: i°. Dat het al of niet fchiften der Zeep, eene z«er goede en gemaklyke proef opleevert, om de bra,kheid of zuiverheid van het water te bepaalen. 2". Dat  over het SCHUITEN WATER. 3* 2°. Dat de Zeep-proef, ook zeer dienftig en gemaklyk is, om den graad van zuiverheid van het Schuiten-water te onderkennen: daar het zuiverfte, niet alleen de Zeep oplost, maar helder blyft: het minder zuivere, dat niet brak is, de Zeep wel is waar oplost, doch eene paerel-kleur aanneemt; die, naar maate der onzuiverheid, donkerer is. — Men ziet by voorbeeld uit de aangehaalde proeven , dat het Schuiten-water N9. 2, hoewei niet brak, noch onaangenaam voor den fmaak, echter flechts weinig onzuiverder had behoeven te zyn, om aan het Vest-water gelyk te worden. 30. Het volgt, ten derden, dat men de meerdere of mindere betrekkelyke zuiverheid van het Vegt-water, ook al vry naauwkeurig zoude kunnen bepaalen, door de meerdere of mindere hoeveelheid van het zelfde brak water ,'twelk'er noodig is, om de wateren, die men beproeft, in ftaat te ftellen , de Zeep die zy opgelost hadden, te laaten vallen; dat is, om de Zeep te doen fchiften. Doch die bewerking, welke voor eenen Scheikundigen niet moeijelyk valt, zoude misfchien voor anderen aan feilen en misflagen onderhevig zyn: daar de twee eerstgemelde proeven, het oplosfen of zaamenloopn van de Zeep, en het helder blyven van het water, of het aanneemen van een ligter- of donkerder paerel-kleur, zeer gemaklyk te verrichten zyn. §. 16. Het befluit van alle deeze proeven en redeneeringen, is: C 4 io. Dat  40 No. VIII. EERSTE RAPPORT i°. Dat men aan.de Schippers der Versch-water. fchuiten, en aan de Brouwers, vryheid behoort te laaten, om hec water uic de Vege te haaien, waar zy zullen oordeelen dat het goed en zuiver is: doch onder verband, dat hetzelve, alvoorens in de Stad binnen gelaaten te worden, beproefd zal .worden: hun tevens berichtende, op welke wyze de proef zal gefchieden, ten einde zy het water, alvcorens het te laaden, tot hunne eigen zekerheid, en het voorkomen van hunne fchade, zoude kunnen beproeven. a°. Dat 'er van Scadsweegen , een grezwooren Proever, aan den Boom in den Amftel, (wy zeggen aan den Boom, en niet aan de Sluis: to. om dat ?er anders Schuiten in de Achtergragt kunnen komen , zonder beproefd geweest te zyn , daar die gragt buiten de Sluis ligt : z<. om" dat 'er aan den Boom reeds huisjes zyn, daar de Proever zyn verblyf zal kunnen houden,) zoude behooren te worden aangefteld, om al het water, dat met Water-fchuiten, zo van de Versch - waterkoopers als van de Brouwers, wordt aangevoerd, op de bovengemelde, doch, in het vervolg, noch nader te befchryven wyze, te proeven; en aan de Schippers, zo hy het water goedkeurt, daarvan een behoorlyk Certificaat ce geeven. 3". Dat 'er, zo wel aan den Boom, als aan de - Sluiswachters van de Amftel - Sluis, verboden behoort te worden, eenige Water fetuit door te laaten ,  over het SCHUITENWATER. ten , die niet met een behoorlyk Certificaat van den Proever voorzien is. 40. Dat, wanneer de Proever het Water niet zuiver bevindt, hy zodanige Schuit niet zai laaten doorgaan, maar aanhouden: en dat vervolgens die Schuic, ten kosten van den eigenaar, zal worden ledig gepompt. 50. Dat de Proever behoorlyk Boek zal houden, zo wel van de afgeleverde Certificaaten, als van die Schuiten, waarvan het water afgekeurd is ge.worden : tevens met aanteekening van den naam des eigenaars, en van het nummer van de Schuit: .welke Schuiten ten dien einde behoorlyk zullen worden genummerd. 6°. Dat de Proever maandelyks, copie van deeze zyne aanteekeningen, aan het toekomftig Committe zal moeten ter hand hellen. ■ §. 17. Dat al verder, het werk. van het aanftaande Committe', ten deezen opzichte, zoude moeten zyn: i°. om in alle gevallen van klagten van de Schippers of Eigenaars der Water-fchuiten, tegen,den Proever, over gedaane afkeuringen , uitfpraak te doen: 2n. om nategaan, of de Proever zynen post behoorlyk waarneemt; met recht, om hem, by nalaatigheid, te corrigeeren en aftezetten: 3°. om yan tyd tot tyd, en wanneer het zulks zal nuttig oordeelen, door iemand, van zynent wegen, het Water, nadat het door den F roever zal gekeurd zyn , op het onverwagtst te laaten herproeven: C 5 zon»?  42 No. VUL EERSTE RAPPORT zonder nadeel echter van den eigenaar der Schuit, indien het water door den Proever goedgekeurd, in eene nog vol zynde Schuit, (de reden van deeze voorwaarden, in eene nog vol zynde Schuit, zal hieronder §. 20. blyken,) onzuiver mogt bevonden worden , maar ten kosten en perikelen van den Proever; welke in dat geval, gehouden zal zyn, om ten zynen kosten , eene gelyke Schuit met zuiver water, in plaats van de te onrecht afgekeurde, aan den eigenaar van deeze te bezorgen, onverminderd de verdere corre£lie, die het Committe zoude goedvinden te doen. §.'i8. De Ondergeteekenden vleijen zich, dat men door dit middel vry zeker zoude kunnen zyn , dat 'er geen ander dan goed water, hier ter plaatfe zoude worden ingevoerd, en zulks zonder iemands nadeel, zonder iemand in zyn billyk recht te ftooren of te verkorten. Zy behouden aan zich , om in het vervolg, zo de Vergadering zulks goedvind, en wanneer zy op deeze en geene (lukken nadere informatiën genoomen zullen hebben, zich verder te uiten over het falaris van den Proever, en het fonds waaruit hetzelve zoude kunnen voortkomen. Zy voegen 'er thans alleen by, dat, hoewel 'er in de Keure van 24 Oétober 1780 geftatuëerd wordt : „ dat 'er geen ander , dan proefhoudend water zal „ mogen verkocht worden," hetgeen ftilzwygend eenen Proefmeester voorönderftelt, 'er tot nu toe geen is: ~ dat ieder Waterfchipper, (volgens de berich- „ ten  over Jhet SCHUITENWATER. '43 „ ten van meindert swart , een der Directeuren „ van de'Water-Sociëteit,) zulks op zyne eigene „ verantwoording doet, zonder dat 'er daarop door „ eenig gequalificeerd perfoon, het noodig toevoor„ zicht wordt gehouden." Hiermede oordeelen de Ondergetekenden, aan het eerfte gedeelte van hunnen taak voldaan ie hebben; immers zo veel in hun vermogen was: namentlyk, aan hetgeen 'er verëischt wordt, om zeker te kunnen zyn, dat het water, hetwelk hier ter Stede wordt ingevoerd, zuiver en geheel fehai. delyk voor de gezondheid is. II. §. 19. Zy gaan dan over tot het tweede ftuk, namentlyk: tot hetgeen 'er verëischt wordt, „ opdat „hec water eenmaal zuiver ter Stede ingevoerd, „ zuiver blyve, en geduurende den tyd dat hec „ bewaard wordt, geene nadeelige hoedanigheden „ bekome." Het water wordt bewaard, of in Bakken; of in Schuiten. Wanneer het water in Bakken bewaard wordt, en deezen goed zyn, blyft het geheel zuiver: men heeft zelfs opgen*erkt, dat Schuiten water 'er beter en helderder in wordt, gelyk wy het reeds te vooren gezegd hebben. Wy hebben , om hieromtrent niecs onbeproefd te laaten, het water uit vier Bakken onderzocht. i°. Het water uit den Regenbak in 1790, aan de Stads Metzeltuinen , mezAmfterdamfche Cement vervaar-  44 No. VIII. EERSTE RAPPORT vaardigd. Het water is ook met het proefvocht volkomen zuiver bevonden: daar in tegendeel het Regenwater uit den Bak van een Huis binnen deeze Stad , hoewel volkomen goed van fmaak, eene aanmerkelyke nederpluffing door het proefvocht onderging: ten blyke dat die Bak eenige fiepering van buiten-water doorliet, en de Stads Bak geene de geringfte. i\ Het water uit den Regenbak aan het einde der Pasfeerdergragt, met Amflerdamfche Cement in 1792 gemetfeld. 3°. Het water uit den Regenbak op de Botermarkt , gemetfeld in 1790, met Dordtfche Cement: en 40. Het Schuiten-water, uit den Bak, op he: Leidfche Plein, in 1794, met Amfterdamfche Cement gemetfeld. Deeze drie foorten van water/voldeeden allen aan de Zeep-proef, hoewel zy in graad van zuiverheid verfchilden: want 37 deelen Ywater, deeden 10 deelen van het eerstgemeide, waarin Zeep opgelost was, fchiften: 3| deelen deeden hetzelfde op de tweede foort, ook Regenwater: en 2, deelen op het derde, dat Schifiwn - water is; ook was het eerstgemeide water zo zuiver, dat het proefvocht (oplosfing van Kwik in Sterk-water, of Nitrate de Mercure,) hechts eene zeer geringe prajcipitatie te weeg bragt: het bragt iets meer te weeg in de tweede foort, en nog iets meer in de derde. Doch ieder weet dat het water, hoewel voldoende, niet al-  ' oVer. heT SCHUITENWATER. altoos even zuiver, of, zo men wil, even delicaat in zyne foort is: dan, het blykt genoegzaam, dat het water in de Stads Bakken goed blyft; en dat die geringe verfchillen, welken wy aangehipt hebben , geenzins aan de Bakken als zodanige, veel min nog aan de Amjïerdamfche Cement, zyn toetefchryven. Het water dat in de Bakken gegooten wordt; krygt dan geene nadeelige hoedanigheden , en blyft, op het minst, even zuiver, als het'er ingekomen is. §. 10, Wy kunnen hét zelfde niet zéggen van de fchuiten. Indien immers deeze lek worden, blyft wel, zo lang zy vol zyn, het water, waarmede zy gevuld zyn, onvermengd met het buitenwater, om dat dan tde persfing van binnen gelyk is aan die van buiten ; doch zo dra 'er water uit de fchuit gepompt, en deeze voor een gedeelte ledig wordt, is de persfing van het buitenwater grooter; hetzelve dringt dan in de fchuit, zo deeze lek mogt zyn, vermengt zich met het fchuiten water, maakt hetzelve onzuiver, en kan het zelfs brak doen worden. Men lette hechts op de proeven, welke de ondergetekenden omtrent de vermenging van fchuitenwater metYwater , Vestwater, en Amftelwater genomen, en waarvan zy hier boven gewaagd hebben. Het is dan van het uiterfte belang, dat 'er een waakend oog, op den toeftand van die fchuiten gehouden worde. Wat  ^6 No.VIII. EERSTE RAPPORT Wat nu die fchuiten betreft, zy zyn drieërleis I*. de fchuiten, waarin de Versch.Waterverkoopers het water uit de Vegt haaien: a°. de Brouwers fchuken, welke ten zelfden einde dienen: en 30. de zogenaamde Leggers, waarin het water uit de zo even genoemde fchuiten wordt overgepompt; en waaruit het door de flyters of Parlevinkers, aan de Ingezetenen ten gebruike wordt verkogt. §. 31. De eerstgemeide fchuiten behooren aan de Waterfchippers, welke zestien in getal, een Gild uitmaaken. Het is hun belang, te zorgen, dat zy goed en zuiver water leveren, om dat hunne klandifie daarvan afhangt, en zy ongelyke klandifie hebben: zy zorgen dus, zo veel in hen is, en voor het reinigen, en voor het digt houden hunner fchuiten: ook hebben zy het vermogen om zulks te doen. Zy betuigen echter, volgens de mondelinge berichten door meindert swart , medegedeeld, in e'én geval voor het digtzyn hunner fchuiten , niet te kunnen inhaan; naamentlyk, wanneer zy het water met behulp van den Ysbreeker moeten haaien : im. mers hunne fchuiten, zeggen zy, lyden dan zo veel door het ys, dat ze merkelyk befchadigd, en veelal lek worden: zo dat het water, het welk zy dan binnen voeren, meer of min naar het brakke helt, en onzuiver is. Voor het overige blyft het water zelden lang in die fbhuiten, het wordt wel dra aan Fabrieken of Slyters verkogt, en de fchuiten worden , zo fpoedig mooglyk ledig gepompt, om weder  over het SCHUITENWATER. 4- der tot het haaien van ander water gebruikt te kunnen worden. §. 11. Het zelfde behoort in alle opzichten van de fchuiten der Brouwers gezegd te worden: volgens de meening van zommigen, zouden de Brouwers nog ruim zo veel zorg voor hunne fchuiten draagen, als de Versch-Waterverkoopers, en nog zuiverder water invoeren. i Hoe dit zy, daar de zuiverheid van het water; dat tot drank gebruikt wordt, eene zaak is van het grootst belang: zoude het toekomhig Committe de magt behooren te hebben, om, wanneer het zulks goedvindt» de Waterfchuiten (zo van de Brouwers als van anderen,) waarin het water uit de Vegt gehaald, en hier ter Stede ingevoerd wordt, te laaten nagaan: dat is het water uit de zelve te laaten proeven; dar, indien de fchuit nog vol zynde, (zie hier boven §. 17,) en dus zonder dat 'er vreemd water in dezelve heeft kunnen dringen (zie §. 10;) het water onzuiver mogt bevonden worden, zulks, zo als boven gezegd is, zal komen ten lasten van den Proever: doch dat, indien de fchuit reeds voor een gedeelte is geleegd, en het water onzuiver bevonden wordt, en dus door lekkagie bedorven is, de Eigenaar tot zodanige boete zal verweezen worden, als by Keure is geftatuëerd; met verdere last aan denzelven , om de fchuit terftond te laaten 1 voorzien, en onverminderd het ledig pompen van de fchuit, en het laaten wegvloeijen van het water: dat  Na.VIII. EERSTE RAPPOR! W al verder, het Committe' de magt zal hebben j om, zulks goedvindende, tot meerdere fecuriteic* en het voorkomen van ongelegenheden, door zyne onderhoorigen, de ledige fchuiten, alvoorens zy uit den Boom vaaren, om water te haaien , te laaten nazien, zo voor de digtheid, als voor de reinheid; en dezelve zal kunnen beletten te vertrekken, indien zy niet in behoorlyke orde gevonden worden. Si 23. Wat nu eindelyk de Leggers betreft: de Eigenaars derzelven , haan, als bezitters van die Leggers, onder geene Wet, geen Gild, geen bedwang hoegenaamd. Zomtyds zyn zy minder wel gezeten L'eden, die een half gefleeten Legger koopen, en niet in haat zyn dezelve te repareeren. Hierdoor is het hoogstwaarfchynlyk, dat die Leggers wel eens lek zullen zyn, gevolglyk onzuiver water zullen binnen laaten: vooral daar het belang van den Slytér, wiens verkoopbaar water, door die lekkagie vermeerderd wordt, medebrengt, de Legger niet te laaten voorzien, alvoorens het water te brak worde, om verkogt te kunnen worden ; al het welk tot merklyk nadeel van de Bw> gery, die met onzuiver water voorzien wordt, is ftrekkende. Om hiervan een voorbeeld by te brengen, herinnere men zich flechts, dat de ondergetekenden , in hunne proeven , twee foorten van fchuitenwater gebruikt hebben , waarvan No. ij merkelyk minder zuiver was dan No. 2, ja zelfs zeer naby aan brak water grensde, hoewel'er op den  over het SCHUITENWATER, 49 den tong geen wanfmaak in hetzelve te ontdekken was , daar integendeel No. 2. zeer zuiver was. No. 1. nu, was water uit een Legger, gekogt toen dezelve bynaar ledig was , en op het eind liep. No. 2. was water, gekogt toen de Legger weder op nieuws gevuld was; zo dat dit overgroot ver* fchil, bynaar aan geene andere oorzaak kan toege* fchreeven worden , dan aan de Legger zelve. §. 24. Daar het nu niec mooglyk is, die Leggers telkens op openbaar gezag te laaten nazien, en wel te minder, daar men ze niet altoos geheel ledig pompt, alvoorens ze weder te voorzien, zyn de ondergetekenden van oordeel, dat aan het toekomftig Committe de magt behoort te worden verleend: i°. om zo dikwyls het zulks zal goedvinden, en op het onverwagtst, het water uit de Leggers, te laaten proeven, na dat het alvoorens wel geroerd zal zyn: 20. om, zo hec water onzuiver bevonden wordt, zodanige Legger te huiten: vervolgens den Eigenaar in zodanige boete, als bepaald zal worden, te beflaan > boven het verbeuren van het water, of ledig pompen van de fchuit; waarby men 30. zoude kunnen voegen, dat die Leggers, viermaalen des Jaars, door onderhoorigen van het Committe, met deskundigen geiidfifteerd, zouden worden geëxamineerd, om over derzelver reinheid, digtheid en haat, te oordeelen. — Doof dit middel zouden de Water-ilyters, zich in het zelfde geval bevinden, als de Bakkers zyn, ten op- XI. stuk. D zicht  5rt No. VIII. EERSTE RAPPORT zicht van het gewigt van het Brood; en even als deezen, uit vreeze van bekeurd te worden, 'er zorgvuldig op letten, dat het Brood niet te ligt zy, zorg draagen, hunne fchuiten behoorlyk te onderhouden, en daardoor niet dan goed en zuiver water verkoopen. §. 2.5. Men zegge niet, om deeze voorzorg te ontzenuwen, dat een flyter misfchien ilegc water verkoopt, om dat hy liegt water ontvangen heeft van den Water-Schipper, en het dan onzeker is, of wel niet hy, maar deeze, moet worden bekeurd: want men lette wel, dat het de zaak van den flyter is, te zorgen omtrent het water dat hy ontvangt, dat hy hetzelve, alvoorens het te ontvangen, kan proeven, of laaten proeven, daar het bericht omtrent de proef, en de wyze van proeven, aan allen zal bekend gemaakt worden: en dat, zo hy zuiver water ontvangen heeft, hetzelve in zyne Legger niet onzuiver worden kan, dan door lekkagie van de Legger, of andere oorzaaken, welke de flyter behoort te kennen. ■§. aVEr heeft, naamentlyk omtrent dieLeggers, nog eene ongeregeldheid plaats; dat het dek van dezelven veelal gebruikt wordt om Goederen te wasfchen, tefpoelen, te fchuuren, enz., en daardoor, zo wel als door het werpen van vuilnis, niet behoorlyk rein gehouden wordt , zo dat 'er veel vuil water of vuiligheid, door de fpleeten van het dek, in de fchuit kan indringen; dit alles zoude be-  over het SCHUITEN WATER. gt behooren ftrengelyk te worden Verboden; en he£ Committe moest gelast zyn» om daarop door zyne geconfticuëerden , behoorlyk opzicht te houden, lil. 27. Het derde huk, dat de ondergetekenden hebben moeten onderzoeken, is: „ in hoe verre „'er middelen zouden kunnen worden beraamd, „om, zo mooglyk , te weeg te brengen} dat 'er al„ toos zodanige hoeveelheid van versch water in „ Amfterdam zy, als noodig is voor de confumptie „ der Ingezetenen, geduurende den ftrengften Win„ ter, zo dat deezen het water altoos voor eenefl „ maatigen prys kunnen bekomen, zonder dat be„ floten water, of ftrenge Winter, daarin veran» „ dering veröorzaaken." Om het geen hiertoe betrekking heeft, behoorlyk nategaan, behoort men twee dingen met genoegzaame naauwkeurigheid te kunnen bepaalen. is Welke de hoeveelheid water is, die weeklyks, maandlyks, jaarlyks, het een door het ander, door de Ingezetenen wordt gebruikt, en 2?. welke de hoeveelheid water is, die men thans by voorraad in de Stad kan bergen : ten einde uit die twee opgaven te kunnen befluiten, of deeze voorraad, de confumptie, die geduurende twee of drie maanr den of meerder, dat de ftrengfte Winter duurt, plaats heeft, evenaart of overtreft, dan wel door dezelve overtroffen wordt: en vervolgens in hec laatfte geval te kunnen nagaan , wat 'er gedaan D % moet  ga No.VUL EERSTE RAPPORT moet worden, om dat gebrek in het vervolg te voorkomen, en te maaken, dat 'er altoos genoegzaame voorraad zy. §. 28. Het onderzoek van dit {tuk is voor de ondergetekenden vry wat moeijelyker geweest, dan dat der voorgaande Hukken, en zy zyn niet in ftaat, op heden daaromtrent een volleedig Rapport uittebrengen, om dat zy nog niet alle die informatiën tfekomen hebben, die hun noodig zyn. Zy zullen echter aan de Vergadering voordraagen , wat zy reeds gedaan hebben, hoe verre zy op dit huk gevorderd zyn, en op welke wyze zy dit geheel werk zullen trachten aanteleggen. Het water, »t welk de Ingezetenen gebruiken, is herkomftig, of uit de Regenbakken van particulieren, of uit de Waterfchuiten, of uit de Stads Bakken, welken voor een gedeelte met Schuitenwater gevuld, gedeeltelyk Regenbakken zyn. Het is dus in het algemeen, of Regenwater dat gevangen wordt, of Vegtwater, dat uit die Rivier met fchuiten gehaald, en ter Stede wordt ingevoerd, om te (trekken tot aanvulling van eene genoegzaame hoeveelheid Regenwater, zo voor de confumptie der Ingezetenen ter eenre, als voor het gebruik der Fabrieken ter andere zyde. §. 29. Om nu de noodige inlichting te verkrygen, omtrent het Vegtwater, dat hier wordt ingevoerd , hebben de ondergeteekenden getracht aan de Amftelfluis informatie te neemen, en welfchrif- telyk,  over het SCHUITEN WATER. 5} telyk, 1°. over het getal der Schuiten, met water gevuld, die aldaar jaarlyks binnen gelaaten worden , en over derzelver grootte: a0. over het getal van die Schuiten, welke door de Brouwers ingevoerd worden, en dus bynaar geheel tot Bierbrpuwen gebruikt worden , en niet tot het byzonder gebruik der particulieren, gefchikt zyn; om dan, dit getal van het geheel getal afgetrokken zynde, daaruit te kunnen opmaaken, hoe veele Schuiten ;er door de Versch-waterverkoopers binnen gelaaten worden; doch, zy zyn in die hun voorneemen te leur geheld geworden , om dat 'er aan de Amftellluis geene aanteekening ter waereld gehouden wordt, en men aldaar geheel en al onkundig is van het getal Schuiten, die 'er doorgelaaten worden; immers, dit is het antwoord , dat 'er gegeeven is aan den Stads Onderbaas van ronselen ; welke , als zynde een man van beproefde a&iviteit, bereidwilligheid en fchran derheid, door de Ondergeteekenden, tot het bezorgen van die fchriftelyke vraagen is gebruikt geworden: en men heeft hiervan eene zeer natuurlyke reden gegeeven: dat namentlyk die Sluis door de Stad verpacht wordt, en het 'er dus alleen voor den Pachter op aankomt, omhet geld, van de fchuiten die doorgelaaten worden, te ontvangen , de fomma, waarvoor hy de Sluis heeft aangenoomen, aan de Stad uittekeeren, en het overfchot voor hem te houden, zonder dat 'er eenige aarteekening over deeze en geene foort van fchuiten, die binnen gelaaten D 3 wor- /  54 No,VIII. EERSTE RAPPORT worden, te pas komt. Dcch, hoe dit zy, 'er is een ander middel, om ten dien opzichte achter de waarheid te komen; namentlyk: met informatiën ter The* faurie te neemen: immers wordt, naar onderrichting aan de Ondergeteekenden gegeeven, aldaar door de Brouwers, voor iedere Schuit met Water, één Gulden betaald; en door de Versch Water verkoopers voor iedere Schuit dertien fluivers; welke penningen hrekken, om de Stad in de kosten van den Ysbreeker te gemoet te komen Wanneer dan de Ondergeteekenden aldaar zullen opgenomen hebben, hoe veele Guldens 'er jaar op jaar, door de Brouwers, hoe veele dertien huivers 'er door de Waterfchippers betaald geworden zyn, zal het ras blyken, hoe veele Schuiten 'er, het een door het ander, jaarJyks door de Brouwers, hoe veele door de Waterfchippers ingevoerd worden. ti 30. De Ondergeteekenden hebben ook eenige fchriftelyke vraagen aan de Opzieners van de Water-Societeitlaaten doen: en één deezer Opziener*, 3meindert swart, heeft daaromtrent met de grootfte bereidwilligheid , een omhandig fchriftelyk antwoord gegeeven : zich tevens aanbiedende, om, het zy in mondelyke gefprekken, het zy fchriftelyk, alle informatiën te geeven, die in zyn vermogen zouden haan: gelyk hy ook reeds op voorleedenDonderdag, met eenen der Ondergeteekenden eene vry lange conferentie heefc gehouden, waarin hy nog veele ophelderingen gegeeven heeft. — Het- /  over het SCHUITEN WATER, 55 Hetgeen de Ondergeteekenden omtrent dit onderderwerp, tot nu toe, zyn komen te weeten, beftaat hierin: i°. Dat iedere Schuit die binnenkomt, de eene meer, de andere minder, doch, de eene door de andere, 4300 emmers water aanbrengt: datis 2.749 cubieke voeten , of 550 tonnen: doch, hetgeen flechts op 500 tonnen gereekend wordt. 2,°. Dat'er in de laatstverloopen twaalf maanden, door de Waterfchippers zyn ingevoerd 1953 Schuiten, hetgeen omtrent 38 'sweeks uitmaakt: doch meindert swart heeft aangenoomen, om uit zyne Registers fpecifiek optegeeven, hoeveele Schuiten 'er in de laatfte tien jaaren, maand by maand, door de Waterfchippers zyn ingevoerd: waaruit men dan een naauwkeurig facit zal kunnen opmaaken. De Ondergeteekenden verwachten nog die opgave. 3°. Dat de Brouwers - fchuiten onder het gemeld getal niet begreepen zyn; dat hy niet weet, hoe veele 'er van dezelven binnen komen , behalven voor de Brouwery de Haan, die door Waterfchippers bediend wordt: doch ook wat die.Brouwery aangaat, is in het gemelde getal niet begreepen. 40. Dat 'er geen aanteekening gehouden wordt, hoe veele 'er van die Schuiten, door de Water-Societeit aangevoerd, aan Verweryè'n, Branderyën, Rafinaderyën, in één woord, aan Fabrieken worden gefleeten, en hoe veele 'er by gevolg voor de confumptie der particulieren overig biyven: doch, D 4 meyn-  5(5 No. VIP. EERSTE RAPPORT jmeyndert swart zal geen moeiten fpaaren, omi by zyne confraters opteneemen,' hoe veel het bewuste getal, immers in 't gros en ten naasten by, bedraagt. Intusfehen meende hy met zekerheid te kunnen zeggen, dat 'er van alle de Schuiten, door de Waterfchippers ingevoerd, meer dan de helft aan particulieren of llyters wordt verkogt, en hechts verre de kleinhe helft aan Fabrieken wordt afgeftaan. Hoe dit zy, wanneer de Ondergeteekenden door de beloofde nadere onderrichtingen, naauwkeuriger zullen weeten , wat 'er aan Fabrieken gefleeten wordt, zullen zy ook omtrent weeten, hoe veel water 'er jaarlyks voor.de Ingezetenen tot hun gebruik en de aanvulling hunner Kegenbakken noodig is; en alsdan zullen zy ook nader kunnen fpreeken, over den voorraad van Versch water, die'er, om alle gebrek te voorkomen, by den aanvang van iederen Winter, in Amfterdam zoude behooren te zyn. §. 31. Om echter intusfehen over den voorraad van water, die 'er thans buiten de Bakken van particulieren geborgen kan worden, te oordeelen, hebben de Ondergeteekenden eenige fchnftelyke Informatiën, by den Burger van der hart genomen , over het aantal en de grootte der • thans aanweezige Stads Bakken; op welke vraagen, gemelde Burger, met de groothe naauwkeurigheid en activiteit, in eene uitvoerige fchriftelyke Memorie heeft geantwoord; uit dezelve blykt; I°.Dat  over het SCHUITENWATER. Sf i°. Dac ieder Stads Bak £000 cubieke voeten, dat is, ruim 1000 tonnen water inhoud. 2°. Dat 'er thans reeds 24 Bakken zyn: allen zedert Oftober 17S9gefticht: waarvan i2mecDordtfche, en 12 met Amfterdamfche Cement zyn gemetzeld; en dat 'er van die 24, 10 met Regen- en 14 met Schuiten- of Versch water, gevuld zyn. Dat alle die Bakken, uitgezonderd die van de Eilands Kerk, door de Stad, aan de gezamentlyke Verschwater-verkoopers, verhuurd worden: en men dus ter Thefaurie volledig onderricht omtrent de huurpenningen zal kunnen bekomen. 4n. Dat alle de Bakken, in het najaar gevuld moeten worden, en zy niet dan by befloten water mogen worden geopend ; als wanneer de emmer voor vier duiten verkogt wordt. §. 32. Uit het gezegde volgt: dat die 24 Bakken flechts eenen voorraad van 24000 Tonnen bevatten : waaromtrent echter de • Ondergeteekenden moeten opmerken, dat 'er nog eenige andere Bakken buiten deezen zyn: alsook eenige Regenbakken by zommige Kerken, uit welken het water wordt verkogt: zullende de Ondergeteekenden niet in gebreke blyven , om ten dien opzichte by de Kosters dier Kerken de noodige informatiën te neemen: verder een extra groote Regenbak, aan de Manege: een aan het Huiszittenhuis der oude »yde, waar uit het water verkogt wordt, en; ■D S naar.  5» No.VIU. EERSTE RAPPORT tiaar gezegd wordt, (a) zomtyds voor vry hooge pryzen: een groote Regenbak, aan de Stads Pakhuizen, op de Brouwersgragt, welke Bak in 1763 gemaakt is: en misfchien nog meer anderen, waarna onderzoek gedaan zal worden. §' 33* Verder zyn de Ondergeteekenden geïnformeerd , dat, wanneer by den aanvang van den Winter, de Stads Regenbakken niet vol Regenwater zyn, dezelve met Schuiten-water worden opgevuld. §. 34. Zo dra het dan befloten water wordt , beftaat de voorraad van water in deeze Stad ( behalven de Bakken der particulieren) uit het volgende: 10. Uit de Stads Bakken , inhoudende te zamen 04000 Tonnen. 2n. Uit eenige andere Bakken, die hoogstwaarfchynlyk te zamen geen 12,000 Tonnen zullen uitmaaken; doch men ftelle het zo. go. Uit het water, dat, wanneer de Schuiten niet meer vaaren, nog in alle de Leggers, (waarvan het getal de Ondergeteekenden nog niet bekend is, doch waaromtrent informatiën zullen geneomen worden,) en bovendien in alle de Water-fchuiten , welke 44 in getal zyn, voorhanden is. En eindelyk, uit hetgeen' de Brouwers, indien 'er niet gebrouwen wordt, wel willen afftaan: doch al hetwelk te zamen genoomen, geenzins by langduurige Winters voor de confumptie der Ingezetenen 00 Zie hierover het volgend Rapport, §. 13. [0« Vitgcevers.1  over het SCHUITEN WATER. 59 nen toereikend is: zo als de ondervinding genoeg geleerd heeft. g. 35. Wel is waar, dat men, wanneer men de Waterbakken heeft beginnen te maaken , en de Stad den Ysbreeker aar; zich getrokken heeft, oor» deelde dat 30 Bakken, a 1000 Tonnen ieder, en dus 30000 Tonnen , water voorraads genoeg zouden verfchaffen ; en zulks uit hoofde, dat men bevonden had, dat 'er door den Ysbreeker'sWinters op het hoogst 24000 Tonnen worden ingebragt: doch, de Ondergeteekenden twyffelen zeer, of dit befluit wettig zy, en zy houden aan zich, om, wanneer de confumptie, die week voor week plaats heeft, hun nader bekend zal zyn, hunne gedachten nader aan de Vergadering medetedeelen: intusfehen blykt het, dat, zo het waar is, gelyk hec waar is, dat 'er in de laatst voorgaande 12 maanden, weeklyks 38 Schuiten, dat is 19000 Tonnen water zyn ingebragt; en dat, zo niet, gelyk waarlyk plaats heeft, verre de grootfte, maar flechts even de helft daarvan, by voorbeeld loooo door de Ingezetenen gebruikt wordt, die confumptie in 6 weeken 60000, in 10 weeken 100,000 Tonnen zoude bedraagen. De 24 Stads Bakken nu behelzen 24000Tonnen. Voor de andere Bakken naar gisfing 12000 Voor alle de Waterfchepen, indien zy by het bevriezen der gragten, allen vol zyn, a 500 Tonnen per Schuit 22000 Tranfport 58000 Tonnen. Nog  óo No. VIII EERSTE RAPPORT Tranfport 58000 Tonnen, Nog voor alle de Leggers, indien zy vol zyn, en naar gisfing even veel behelzen als alle de Waterfchuiten, te zamen • . 22000 Tonnen. 80000 Tonnen. 't welk voor tien weeken niet toereikende is. Geen wonder dan , dat men, zo het water zes of agt weeken agrerè'en gefloten blyft, niettegenftaande de bezuiniging, die iedereen alsdan in de confumptie van het wïter behartigt, gebrek ontftaat, het gemeen veel lydt, en zich verplicht vindt op allerlei wyzen water van buiten te haaien, en zich met flecht water behelpt. — De Ondergeteekenden hoopen, wanneer zy naauwkeuriger informatiën zullen verkreegen hebben, omtrent al hetgeen noodig is, om juist te oordeelen, zy eenige middelen zullen kunnen aanwyzen, om dit gebrek te voorkomen. §. 36. Intusfehen kunnen de Ondergeteekenden zeker onaangenaam gevoel niet verbergen, dat zy ontwaaren, wanneer zy overweegen, hoe gemaklyk het gevallen had, Amfterdam met eene genoegzaame hoeveelheid goed water te voorzien j en zulks, zo wel voor de confumptie der Ingezetenen, als voor de Fabrieken, zonder een druppel water van buiten te laaten komen, en dat men dit heefc verzuimd: 'er hadt waarlyk niets meer noodig geweest, dan dat men by de verfchillende vergrootingen der Stad, de erven hadt uitgegeeven, onder dee-  over het SCHUITENWATER, 61 deeze voorwaarde, dat 'er by ieder huis een Regenbak moest gemaakt worden, van genoegzaame grootte om al het water, dat door den regen op dat huis kome te vallen, te vangen. Amfterdam ontvangt immers op zyne huizen veel meer water door den regen, dan 'er voor het gebruik der Ingezetenen , en yoor verre de meeste Fabrieken noodig is. Het valt gemaklyk zulks te bewyzen. Men ftelle dac ieder huis, zo ver het door het dak bedekt is, flechts tien voeten lang en tien voeten breed is, hetgeen verre beneden de waarheid is; dan beflaathet 100 vierkante voeten. De ondervinding leert, dat 'er jaarlyks omtrent 27 duimen water, uit de wolken, in regen nedervallen: het nathe jaar heeft 37, en het drooghe 19 duimen opgeleeverd: men ftelle dat die 27 duimen flechts 2r| voeten bedraagen; dan bedraagt de hoeveelheid Regenwater, die'er óp ieder huis valt 230 cubieke voeten: tot het vangen waarvan flechts een zeer kleine Regenbak noodig is. 'Er zyn in Amfterdam omftreeks de 30,000 Huizen en Pakhuizen, op welke te zamen 'er gevolglyk 6,900,000 cubieke voeten, dat is 1,400,000 Tonnen water vallen. Zie daar, de fchat van water, die 'er, in de zeer flaauwe onderhelling, die wy gemaakt hebben, jaarlyks, het een door het ander, op de Huizen van Amfterdam, uit de wolken nedervalt, en die zeer gemaklyk geborgen zoude kunnen worden. J. 37. Wy hebben gezegd, dat 'ér in de laatst ver-  (Ja No. VIH. EERSTE RAPPORT verloopen twaalf maanden, weeklyks 38 fchuiten zyn ingevoerd geworden; men voege 'er nog ia by, en brenge dan het getal op 50; deezen behelzen 25,000 Tonnen water: dit getal 52 maaien genoomen, geeft voor de confumptie van een geheel Jaar , 1,300,000 Tonnen, hetgeen nog 100,000 Tonnen minder is, dan wy zo even gezegd hebben, dat'er in de flauwe onderhelling, dat het dak van ieder Huis, maar een vlak van 100 vierkante voeten beflaat, door den Regen nedervalt. In hoe verre nu alle Eigenaars van Huizen zouden kunnen vermaand worden , om hunne Regenbakken , met den tyd te vergrooten of te vermeenigvuldigen ; in hoe verre men dezelven by het herbouwen van Huizen zoude kunnen verpligten, om genoegzaam groote Regenbakken te maaken, zullen de ondergetekenden; niet beflisfchen.— Dat 'er intusfehen zeer veel water van Pakhuizen en andere Gebouwen, daar geen Regenbakken zyn, geheel wegloopt, zonder dat 'er iets van bewaard wordt, is genoegzaam bekend; en die hoeveelheid alléén behoorlyk opgevangen; zoude genoeg zyn, om Amfterdam voor gebrek aan water te behoeden. §. 38. Eindelyk blykt het uit de informatiën, door den Burger van der hart, en door anderen gegeeven, dat het water uit de Stads Bakken, en dus by befloten water, voor 4 duiten de emmer verkogt wordt; dat is voor"het dubbeld der fomme die  over het SCHUITEN WATER. 6j die by de Keure van 24 Oct. 1786, bepaald is: deeze immers, veroorlooft den prys van vier duiten , enkel van dien dag af, dat de Ysbreeker wordt uitgehaald, tot dat de eerfte Weesperfchuit weder vaart; en anders niet. In zulk: een geval wordt die vertiooging billyk, om de kosten van het water, dat dan ttaat ingevoerd te worden, meer of min te vergoeden. Doch het fchynt, dat men nu vier duiten neemt, zo dra het water digt is, dat tot bezwaar der Ingezetenen valt. Hoe , en zederd wanneer die Keure, op de gemelde wyze is verkragt geworden , is aan de ondergeteekenden onbekend ; doch het is zo, immers volgens de informatiën die hun gegeeven zyn , en zy konden niet a£zyn, ook dit onder het oog van deeze Vergadering te brengen. Ziet daar Medeburgers! het geen de ondergeteekenden tot nu toe hebben kunnen verrichten, het is niet voldoende; doch zy hoopen by verdere informatiën, beter aan de hun opgelegde taak te zullen kunnen voldoen, en zommige ftukken in dit Rapport vervat, nader te zullen kunnen bewerken. Zy wenfchen dus, door deeze Vergadering geauctorifeerd te worden, om, waar het dienftig Zyn zal, in derzelver naam, de noodige informatiën te neemen. Amfterdam, den 10 December 1796.   No. IX T W E E D Ë Rapport OVER HET SCHUITENWATER. / 1 II. STUK.   N'.IX. TWEEDE RAPPORT* ever het Schuitenwater. té lu/e ondergetekenden zich in hun Rapport, van den 10 December laatstleden, over hec Schuiten water, het welk door de Ingezetenen deezer Stad, zo wel tot drank als tot eene menigte meerdere gebruiken gebeezigd wordt, voorbehouden hebbende,om hetgeen hun ten dien orzichte, door nadere proeven of berichten bekend mogt worden , aan deeze Vergadering medeteieelen; vinden zich thans in haat om UI eden eenige nadere aanmerkingen voortedraagen, op die twee hukken , welke zy in het voorig Rapport voornaamlyk behandeld hebben; te weeten, over de zuiverheid van hec water, en de manier om hetzelve te keuren; en over den voorraad, die 'er met den aanvang des Winters, in de Stad behoorde te zyn, om alle gebrek , geduurende den Vorst, te voorkomen. §. 2. Wat nu het eerfte betreft; de zuiverheid zelve van het water: de ondergetekenden hebben in hun voorig Rapport geoordeeld, het Schuitenwater te moeten befchouwen , als oorfpronkelyfe Rivierwater, dat oorfpronkelyk voor het gebruik even gezond is als alle Rivierwater, doch onzuiver kan worden, het zy uit hoofde van den grond waarop het loopt, het zy wanneer het, gelyk zulks hier in en om Amfterdam het geval is, met brak water vermengd wordt: zy oordeelden dat de E a laatfte  68 No. IX. TWEEDE RAPPORT laatfte oorzaak alleen, en niet de eerfte, de grond namentlyk, in aanmerking komen moet. §. 3. Om zich hiervan te beter te verzekeren , hebben zy zich water uit de Vegt, tusfchen Maarfen en Zuilen, bezorgd; zy hebben hetzelve met Nitratsde Mercitre onderzocht; het werdt niet troebel ; — met Nhrate d'argent, gaf het eenige, doch zeer geringe, troebelagtigheid te kennen. Zy moeten dus dit water voor goed, voor zeer goed en zuiver Rivierwater houden. Zy hebben zich insgelyks twee flesfclien Maaswater bezorgd,uit twee byzondere plaatfen te Rotterdam gefchept: welk water niemand zal weigeren voor zuiver Rivier-water te houden. Dit Maaswater, op de zelfde wyze, als het zo even genoemde Vegt - water onderzocht, leverde in alles de zelfde verfchynzelen op. f. 4. Om ons nog nader omtrent dit ftuk te overtuige:i, hebben wy hec gemelde Vegt-water, en "het Maas-water, met de Zeepproef onderzocht; beiden losfen zy de zeep volkomen op, en hoewel hec mengfel in beiden niet even helder blyft, als de oplofling van zeep in gedestilleerd water, is het onderfcheid niet noemenswaardig. Wy hebben eene ontbinding van zeep in water bereid , zodanig , dat zy de vloeibaarheid van eene dikke Olyf - olie had, en zich dus gemaklyk liet droppelen. Vervolgens hebben wy in drie verfchillende glazen, de hoeveelheid van eene  over het SCHUJTEN WATER, 09 eene halve once gedestilleerd water gegooten: en heteerhe zuiver laaiende, in het tweede ée'n, in het derde twee droppelen gefigureerde pekel haten vallen; waarna wy in ieder van die glaasjes, een droppel van de gemelde zeep gegooten, en vervolgens het mengzel fterk geroerd hebben ; eene voorzorg die volftrekt noodzaaklyk is. Het gedestilleerd water bleef even doorfchynend als te vooren : N°. 2, waarin een droppel pekel was, werdt eenigzins paerel - kleurig , doch de zeep vermengde zich zeer wel, en fchifre niet: N°. 3, waarin twee droppels pekel waren , werdt even paerel-kleurig, doch de zeep fchifte. Het Vegt- en het Maas - water op de zelfde wyze beproefd zynde, waren de uitkomsten de zelfde als met gedestilleerd water. §. $' De zuiverheid'dan, van het Vegt- water; als Rivier-water befchouwd, dus beweezen, en uit de vergelyking met het Maas-water blykbaar zynde, dat de grond, waarop het Vegt-water vloeit, geene onzuiverheid in hetzelve te weeg brengt, en dat de onzuiverheid die men 'er in ontwaart, alleen uit de vermenging met brak water herkomftig is; bleef nog eene bedenking overig, die men veelligt opperen kan: namendyk, of niet water, geduurende den tyd dat het in de fchuiten ligt om vervoerd te worden, eenige nadeelige hoedanigheid mogt bekomen. Wy hebben ten dien einde water in eene fles laaten fcheppen, uit die E 3 zelfde  70 No IX. TWEEDE* RAPPORT zelfde plaats van de Vegt, alwaar de waterfchippers hunne fchuiten vullen, en het zelve, tegen dat water, het welk lang in fchuiten bewaard geweest was, vergeleeken; doch hebben geen verfchü kunnen ontdekken: zo dat het zuiverst Rivierwater, door het vervoeren naar deeze Stad, niets van zyne zuiverheid verliezen zoude. §. 6. Het water van de Vegt is dan omftreeks Maarsfen nog volkomen zuiver; van daar vermindert die zuiverheid , naar maate men den mond der Rivier meer nadert. Ter plaatfe alwaar onze Waterlchippers het water fcheppen, het zuiverfte zelf» dat zy hier ter Stede invoeren, houdt het water de proef van de Nitrate de Mercure oïNitraie d'argent niet meer; en tusfchen dien graad van zuiverheid, en de brakheid, zyn nog veele trappen. Het blykt uit de proeven door de ondergetekenden, zo wel in het eerfte Rapport, als in dit, bygebragt, dat de zeep proef, voor zo verre men flechts op het niet of al fchiften der zeep let, een beflisfchend bewys opleevert, of het water geenzins brak, en dus goed, dan brak en dus te verwerpen is; dat men door die zelfde proef, het zy men lette op de byzondere kleur, welke de zeep - oplosfing verkrygt, het zy men gade flaat de meerdere of mindere hoeveelheid ziltig water of pekel, die men in eene bepaalde hoeveelheid waters, dat men beproeven wil, en waarin men zeep heeft doen oplosten, gieten moet, alvoorens de zeep fchifte, over  èVBR &b't SCHUITÈNWATER. 71 óver den trap van zuiverheid kan oordeelen: dan, daar de ondergetekenden aan den eenen kant van gevoelen zyn, dat men van eenen proever, die van bediyf geen Chemicus, maar flechts een oplettend mensch behoeft te zyn, geen fyne proeven, die aanleiding tot verfcheidën géfehillert zoude kurt» 'nen geeven, moet ehfchen; en aan' den anderen kant, dat zy de meerdere of mindere zuiverheid van het water, niet met betrekking tot aangenaamheid van fmaak, of meerdere of mindere lekkerny, maar alleen met betrekking tot de gezondheid moeten befchouwen, zouden zy zeer huiverig zyn om als eene bellischte waarheid te ftellen, dat water , wanneer hec voor het overige, zo als hier het geval is, geene nadeelige ftoffen behelst, voorde gezondheid ongefchikt is, zo dra het niet de grootfte trap van zuiverheid heefc; zy zouden veel eer durven ftellen , dat 'er geene fchadelykheid Voor de gezondheid te wagten is, zo dra het dien graai van zuiverheid heeft, dat hec mee de zeepproef, zo als die door ons befchreeven is, geené brakheid aanduidt. Waarom zy dan ook oordeelen, dat men zich in dit ftuk, mee die proef kah en moet vergenoegen , zonder meer te eisfehen j laatende het aan die geenen over, welken, of zuiverder of zeer zuiver water begeeren, het zy voor een meer aangenaam gebruik, het zy datzy mogten oordeelen, dat ook de meerdere zuiverheid voor zommige Fabrieken nuttig mag zyn, hetzelve E 4 te  7« No. IX. TWEEDE RAPPORT re haaien op die plaatfen, alwaar zy door de be~ f-hreevene proeven zullen vinden, dat het, of dien graad van zuiverheid die zy eisfchen, of den hoogften graad die Rivier-water hebben kan, indedaad. bezit. De middelen, die men op openbaar gezag „vastftelt, en waaraan men begeert, dat zaaken van een algemeen belang getoetst moeten worden, en onder zekere ftrafisn moeten voldoen, behooren altoos aan het oogmerk dat men bedoelt, geëvenredigd te zyn, en niet meer te eisfchen > dan het geen, om hetzelve te bereiken, op eene allezins zeekere, doch tevens eenvouwige wyze, genoegzaam is. §, 6, Het is echter aan de ondergetekerden voorgekomen, dat, daar het Vegt-water te Zuilen , en tusfchen Maarsfen en Zuilen, zo volkomen zuiver is, het der moeite waardig zoude zyn, te onderzoeken, t^t welken afftand nader by /.mfterdam> die zuiverheid blyft: zy lebben dan water onderzocht, gefchept , op nieuws, [om dat het faifoen nu verder gevorderd was] tusfchen Zuilen en Maarsfen ; vervolgens tusfchen Nicuwenroode en Brenkelen; tusfchen Ereukelen en Nieuwer/luis; te LoenerJIoot: die vier foorten, waren alle volkomen even zuiver, verwekten in de zeep-proef geene de minhe fchifting,en werden flechts eenigzins paerelkleurig met Isiitrate d'argent zonder prascipitatie: te Leenerflaot is dan het water nog even zuiver als het Maaswater of het water te Zuilen. Het water  • ver het SCHUITEN WATER. 73 ter te Baamfoug, dus digter naar Amfterdam, gaf met Nitrate d'argent eene matige pnecipitatie; met zeep, bynaar geene fchifting; het gedroeg zich als het Schuitenwater, over Weesp gehaald, zo als hetzelve meestal voor zeer goed hier ingevoerd wordt: het water te Abcoude gaf met Nitrate d'argent eene fterke pracipitatie en eenige fchifting* zynde gelyk aan het Hecht Schuitenwater. Te Loenerfloot is het water dan volkomen zuiver, zuiverder dan het beste :-'chuitenwater dat men hier invoert ; en Loenerfloot ligt niet verder van Amfterdam, dan die Plaats, tot welke men nu meestal vaaren moet, om goed en proefhoudend Schuitenwater te bekomen: of plaatfelyke omftandigheden zouden beletten, dat de Waterfchuiten het water van Loenerfloot gingen haaien: of'er andere redenen zyn, die aan de vaart over Weesp de voorkeur zouden doen geeven, zelfs niettegenftaande men gewaar wierdt, dat men thans hooger op moet vaaren , om goed water te bekomen , zullen de ondergetekenden niet onderzoeken: zy vergenoegen zich, met te hebben aangetoond, waar men in den Amftel goed water krygen kan , en volharden voor het overige, by het geen zy in hun voorig Rapport over dit onderwerp §. 3r gezegd hebben, dat men aan de W'aterfchippers vooral geene bepaalde plaats moet voorfchryven. §. 7. En hiermede oordeelen de ondergetekenden, het ftuk van de zuiverheid van het SchuitenE $ wa-  74 N«St. TWEEDE RAPPORT water voor afgehandeld te moeten houden, zicH niettemin aan het meer verlicht oordeel van deezé Verkering onderwerpende. Zy berusten ten vollen, omtrent het geen zy in hun voorig Rapport» ten opzichte van den aantehellen Proever gezegd hebben. Alleen merken zy aan, omtrent het falaris dat deezen man zoude behooren te genieten» dat hetzelve hem of van Stadsweegen toegefcnikt , of u't eene kleine belasting op de inkomen .ie Waterfchepen gevonden zoude moeten worden. Daar 'er nu , zo als ftraks nader blyken zal, het een door het ander, ruim 3000 Waterfchepen 'sjaars, binnen komen, zcude eene belasting van a ftuwers op ieder Schip, reeds 300, cc van 3 ftuivers, reeds 450» en eene van 4 divers, 600 Guldens Jaarlyks opbrengen. Misfchien Ook zoude men daaromtrent eenige andere fchikkingen kunnen maaken, over welke de ondergetekenden oordeelen, zich niet in het breece te moetén uitlaaten ; als zullende zulk een meer bepaald onderzoek dan eerst te pas komer , wanneer het al of niet aanftellen van eenen Proever, zal beJlischt zyn. g. 8. Wy hebben ook voorgefteld gehad, dat dè froeving moest gefchieden aan den Boom, de reden daarvan ir, dat anderzins de fchuiten in de Achtergracht kunnen kernen, die buiten de huis ligt, alvoorens beproefd te worden; doch in zulk een geval, zouden 'er ook aldaar eénige fchikkingen moe-  over het SCHUITEN WATE R. 75 moeten beraamd worden, om het inkomen van andere Vaartuigen, door het oponthoud der Waterfchepen niet te beletten: maar beraamingen vsn dien aart behooren niet toe deeze Com.nislie, ea vallen niet moeijelyk. §. 9. Wat nu het tweede IToofdftuk betreft, den voorraad namentlyk, van Versch-water, die 'er noodig zoude zyn, om by harden vorst, alle gebrek te voorkomen: zyn de ondergetekenden, door de aan hun medege leehle Berichten, in haat geheld, om dit huk uitvoeriger te behandelen, dan zy in hun eerfte Rapport gedaan hebben; en zulks, het zy men de hoeveelheid waters, die 'er weeklyks ten gebruike der Ingezetenen noodig is, het zy men den voorraad die men bergen kan, in acht neeme. §. 10. Het water dat 'er gebruikt wordt; komt uit de Regenbakken der Ingezetenen , of wordt door de fchuiten uit de Vegt aangebragt. Wy kunnen alleen van die laatfte hoeveelheid fpreeken, en dit is ook voor ons oogmerk genoegzaam; daar dit water tot aanvulling van het ontbreekend Regenwater dient, zo wel des Zomers by droogte, als des Winters by harden vorst. Wy hebben van de Thefaurie, door den arbeid van den Burger bentink, die ons verzoek, met alle vriendelykheid heeft beandwoord , eene opgave ontvangen van alle de fchuiten met versch water, welke  7<5 Nq.IX. TWEEDE, RAPPORT welke in de Stad gekomen zyn, van i Mei 1787tot 1 Blei 1795, d: i: geduurende 8 Jaaren: het getal derzelven bedraagt 19129; behalven die, welken voor de Brouwers gefchikt zyn, waarvan ftraks nader. Dit getal van 19129 in de agt Jaaren, maakt na genoeg 2400 'sjaars, of 46 Schuiten 's weeks. De Burger meinbert swart , een der Direéteurenvan de Water - Sociëteit, heeft ons insgelyks met die zelfde voorbeeldige bereidwilligheid, waarvan wy reeds te vooren gefprooken hebben, en hraks nog nader zullen gewagen, eene lyst opgegeeven, van alle de fchuiten, die maand vóór maand, door de Waterfchippers zyn ingevoerd : bedraagende geduurende 10 Jaaren, van December 1786 tot December 1796, 22150 Schuiten: dat is 2215 'sjaars, en ruim 42 's weeks. Uit welke oorzaak het verfchil ontftaat, dat 'er jaar op jaar, tusfchen die beide opgaven plaats heeft, zynde die, welke van de Thefaurie afkomt, altoos hooger, is ons onbekend : intusfehen zullen wy een middelgetal neemen, en hellen dat 'er weeklyks 44 fchuiten met water worden ingevoerd. §. 11. Dit water dient gedeeltelyk tot gebruik der Ingezetenen , gedeeltelyk voor de Fabrieken. De Burger swart heeft geen moeite gefpaard, om by zyne medebroederen de nodige onderrichtingen te vraagen, omtrent het getal der Schuiten, die in de Fabrieken verbruikt worden: en hy oordeelt te kunnen zeggen, dat het getal dier Schuiten, jaarlyks  over het SCHUITEN WATER. 77 lyks aan de Fabrieken gekeverd, 600 zal bedraagen: doch dat, vermits 'er van dat getal geen aanteekening gehouden wordt, of gehouden kan worden , 'er eenige onzekerheid in het waare getal kan plaats hebben: maar dat hy wel verzeekerd is, dat het geen 50 meerder of minder zyn zal: men zal dan ook veilig kunnen hellen, dat dit getal weekelyks 11 zal bedraagen: zo dat 'er van de 44 ingekomen Schuiten, 33 's weeks door de Ingezetenen gebruikt worden. Daar nu iedere Schuit, zo als in het voorig Rapport geheld is,500 Tonnen bevat: worden 'er weekelyks 16,£oo Tonnen Vegt-water door de Ingezetenen verbruikt; hetgeen merkelyk hooger is, dan in het eerhe Rapport, uit gebrekkiger berichten geheld was. §. 12. Laat ons nu zien, welke de voorraad is, die 'er in de Stad kan geborgen worden; het zy, in de Stads Bakkenj het zy; 20. ;n d>huizen, of Kosters der Kerken, ter hand gefield. $.13. Wy ftellen dan hier: - e 24 Stads Bakken, waarvan "er io met Reg- . n 14 met --chuitwater zyn gevuld, houdt, i is .r 1000 Tonnen: dus te zamen 24000 Ton. Yi... en nu'de Kerken en Godshui* ?en, in Alphabetifche orde; voor zo verre namentlyk'er aan dezelven eenige Bakken gevonden worden, waaruit water verkogt,. of ten algemeenen nutte gebruikt wordt; van de overige Kerken ftraks nader: ook maaken wy geen gewag van die Bakken, welke alleen dienen ten gebruike der huizen van de Kosters, Deurwaarders, Sic. Tranfporc 24000 Tón*  fcv&> h3e t. SCHUITEN WA t E R-, 79 Tranfporc 24000 Ton. amstel k. e. r Ki De Stads Bak, een der 24 Stads Bakken, dus pro Memoria: doch, al het water dat op de Kerk valt, wordt in dezelve niet gevangen. BIEANDS kerk. De Stads Bak, een der 24 hier boven {emeld. Een Bak voor de Gemeente, waaruit fiet water verkogt wordt: deeze, volgens zeggen, des Kosters, naar gisfing van 5 a 600 Tonnen: doch, de Burger Van der hart geeft denzelven maar op Van 250 Tonnen, men ftelle gemiddeld 300 , HUISZITTENHUIS. (NIEUWE ZYDE) » Een Bak van 1270 Tonnen, waaruit het water verkogt wordt, k 2, 4 of 6" duiten de emmer, tot dat men noodig vindt daarmede optehouden , wegens het vervaardigen van 6000 broode» 's weeks: dé Burger van der hart zegt, dat 'er verkogt wordt tot 5 voeten toe ; men onderftelle dat hetgeen verkogt wordt, bedraage ..... 500 HÜISZITTENHUIS. fOUDE ZYDE) Volgens fchriftelyke opgave der Regenten, eene Bak a 150 Tonnen, on- Tranfporc a^Hoo Ton. der  8o Nó.lX. TWEEDE RAPPORT Tranfport 24800 Ton, der de Uitgift-hamer: en welke tot de Huishouding dient; een van zes a 1800 Tonnen, onder de plaats van het Magazyn, waarvan het water dient tot de Huishouding van de Hakkers- en Tim-' mermans-knechts; en een a 250 onder de Boter-isëlder, dienende tot twee verhuurde wo niagen ; uit alle welke Bakken, het water, voor zo verre het tot bovengemelde einden niet gebruikt wordt, verkogt wordt a 2 duiten de emmer, of zo vee! meer, a/s Regenten tiaar tydsomftaadig/iedeii iwodig oordeelen; hetgeen JaaTlyks in hunne Rekening wordt verandwoord. ? "en helle dat het geen'er verkogt wordt, bedraage 2000 —| JOODEN HOOGDUITSCIIE KERK. Volgens mondeling Bericht van den Koster, dient de Bak aan de ^erk voor de twee Badhuizen, en de Bak aan het Beedehuis in de Batavierhraut, voor het kooken van foep, in de zogenaamde,^/-K«/<&r, weike foep twee maaien 's weeks aan de zieken wordt uitgedeeld , en in de ftrenge Winters is : men genoodzaakt, die Bakken met Tranfport 26800 Ton. Schui-  over het SCHUITENWATEK. 8£ Tranfport 2G80Q Ton, Schuiten water aan te vullen; 'er wordt nooit water uit verkogt. JOODEN (PORTUGEESCHE) KERK. Volgens mondelinge opgave, een Bak , doch die flechts een gedeelte vangt van het water, dat op de Kerk valt: die Bak dient tot Kerkgebruik, het maaken van Paaschbrood &c.; doch des Winters wordt het water, aan wien het ook zy der Gemeente die'erom komt; gratis uitgedeeld ; de Bak is bevonden 300 Tonnen: men helle hier voor de uitdeeling . . . . 250 — KAPEL. CNIEUWEZYDS) Een Bak van 475 Tonnen, waaruit het water a 1 duiten de emmer verkogt wordt, zo des Zomers als des Winters, en de Koster zyn drinkwater heeft; hel hier . „ ^ „ Nog een Bak van 41 Tonnen, doch waarvan het water ten eenenmaal onbruikbaar is. KAPEL.' fOUDEZYDS) Een Bak van 80 a 90 Tonnen, gelegen op den Zeedyk, waaruit de Koster het water a 2 duiten den emmer verkoopt: — nog een Bak van 10 a 12 Tranfport 27500 Toni II. stuk, F Ton-  Sa No.IX. TWEEDE RAPPORT Tranfport 27500 Ton, Tonnen, onder liet I luis des Kosters, doch waarvan het water onbruikbaar is, zo dat de Koster zich van den grooten Bak, voor zyne Huishouding en het fchoon maaken der Kerk, moet bedienen: men ftelle dan . • 80 —si luthersche kerk. ([herstelde) Volgens mondelinge opgave van den Deurwaarder, een Bak, naar zeggen 8 a 900 Tonnen, welke aan hem Deurwaarder, voor 100 Guldens 'sjaars verhuurd wordt, en waaruit hy het water a 2 duiten den emmer, en by bellooten water, a 4 duiten verkoopt: dus ftel hier . . . 8oo -— Nog twee kleine Bakken, doch waaruit het overtollig water, als zy vol zyn, wegloopt. De eerfte derzelven wordt haast nooit gebruikt. Volgens den Burger van der baxt, bedraagen deeze drie Bakken, (die zeker de zelfde zyn, als van het geweezen Dolhuis) te zamen 1050 Tonnen. noor der kerk. Volgens berichten , meest mondelinge, en gedeeltelyk fchriftelyke, is 'er een groote Bak, a 1000 Tonnen ^ Tranfport 28380 Ton, ruim*  'over hét SCHUITE'NWATER. ' JS| Tranfport 28380 Ton. ruim, waaruit het water verkogt wordt; de Burger van der hart helt 1400 Tonnen; men neeme gemiddeld l . iaoo —' Boven dien, een Bak voör het Huis van den Koster, een voor dat van den Deurwaarder, eén voor dat van den Gravenmaaker, en een Bak de referve; voor het fchoon maaken van de Kerk,; o o s t e r kerk.' Volgens mondeling bericht van den' Koster, zyn 'er 4 Bakken, ieder a 400 Tonnen, welke haan tot gebruik van zyn Huisgezin, van den Doodgraver,' en van de Kerkbedienden; de Koster Verkoopt het water uit die Bakken, doch hetzelve wordt by hoog water wel eens brak. Men ftelle dus hier 1500 -s Oudé kerk. Geen Bak dan de Stads Bak, en ver* der een in ieder Huis, aan de Kerk behoorendej 'er loopt veel water weg aan de Zuid- en Noordzyde, doch het welk door particulieren , by zwaare regenbuijen gevangen wordt. w e s t e r kerk. Buiten den Stads Bak, drie Bakken ,* waaruit het water verkogt wordt. Vol- Tranfport "3T080 Ton. F 9 gen*  0} No:iX. TWEEDE RAPPORT Tranfport 31080 Ton. gens den Burger van der hart, bevatten zy tezamen . . 800 zuider kerk. Volgens mondelinge opgave van den Koster, twee vry groote Regenbakken, welken hy voor 50 Gulden 'sjaars in huur heeft , en waaruit hy het water a 2 duiten , of als het fchraal is a 3 duiten den emmer verkoopt- Volgens den Burger van der hart bevatten zy 300 'Er is nog een kleine Bak aan het Huis van den Koster, en een aan hec Huis van den Deurwaarder; doch uit den laatstgemelden mag geen water verkogt worden; hetzelve wordt aan de Kerkmeesters, als dezelven gebrek hebben, uitgedeeld. Wy hebben dan reeds te zamen 32180 Ton. Hier komen nu by de gezamentlyke Leggers, welke 246 in getal zyn, en die men vooronderftellen kan, dat by den aanvang van den vorst vol zyn, om dat alle die Slyters alsdan belang hebben, hunne Leggers vol te maaken. De Burger swart heeft zeer veel moei e aangewend, om de hoeveelheid waters die zy bevatten, te weeten; en Tranfport 32180 Ton.  ©ver het SCHUITEN WATER. f5 Tranfport 31180 Ton, na zeer veel arbeids befteed te hebben, is het hem, volgens de opgavedie hy ons ter hand geheld heeft, en die wy aan de Vergadering overhandigen, gebleeken, dat zy 375,000 emmer 3 bevatten, het welk a 7! emmer de Ton, uitmaakt . . 50,000 ——n Doch juist om dat wy hellen, dat alle de Leggers by den aanvang van den vorst vol zyn, kunnen wy zulks van de Waterfchuiten of Parlevinkers niet zeggen; deezen immers, by den aanvang des vorst in de Stad komende, flyten het water aan Fabrieken, aan de Leggers, en houden maar weinig overig, daar zy echter 44 in getal zynde, aaooo Tonnen kunnen beva ten; helle men dat zy te zamen nog . 7820 — overig houden, zo zal de geheele hoeveelheid zyn . . 90,000 Ton. Daar zyn boven dien nog , een groote Bak by de Manege, een onder de Stads Pakhuizen aan de Brouwersgragt, deeze ter groote van 1300 Tonnen ; misfchien nog hier en daar anderen, by Pakhuizen van particulieren, waaruit het water verkogt of uitge- Tranfport 90,000 Ton; F 3 deeld  16 No. IX. TWEEDE RAPPORT Tranfport 90,000 Ton. deeld wordt: men ftelle voor dit alles nog een waardye, die denkelyk te hóóg is, namentlyk van 10 Stads Bakken, of 10,000 —-~ zo komt de geheele hoeveelheid water, die (buiten de Huizen der Particulieren) by den aanvang van vorst in voorraad is, en aan de Ingezetenen verkogt of uitgedeeld wordt, tot derzelver confumptie, en uitgezonderd de Fabrieken en Brouweryen . . 100,000 Ton. §. 14. Deeze voorraad van 100,000Tonnen zal,zo het waar is,(§. 11)dat 'er van zulk water 16,500 Tonnen 's weeks verbruikt worden, voor ruim zes weeken (trekken: wel is waar, dat in den Winter ieder, uit vrees van gebrek, fpaarzaamis in het gebruiken van water; doch, het blykt altoos, dat men het niet wel verder dan 7 a 8 weeken zal kunnen rekken, en dat 'er, indien het water zo lang geheel bespoten blyft, fchaarsheid of gebrek moet komen: dat men dan het water met fleden over het ys moet invoeren enz., en eindelyk den toevlucht tot den zo kostbaaren Ysbreeker neemen. En al zoude me» willen beweeren, dat wy de weeklykfche confumptie te hoog geheld hebben, om dat wy een midden getal uit de getal en van Schuiten, maand by maand, het geheel Jaar door ingevoerd, hebben genoomen, en 'er Zomers merkelyk meer Schuiten worden ingevoerd, dan in den Herfst of in den Winter: dat'er immers  over het SCHUITENWATER. 87 ïn de driemaanden, Maart, April en Mey, 686, en in de drie volgende, Juny, July en Augustus, 656 ingevoerd worden; maar, in September, Oc* tober en November, flechts 522 , dat is alsdan maar 40, en niet 44 's weeks: welaan, men neeme dit laatfte getal, men trekke 'er 11 af voor de Fabrieken, zo blyven 'er 29 's weeks voor de confumptie der Ingezetenen, dat is 14*500 Tonnen; in welk geval de voorraad van 100,000 Tonnen, maar voor 7 weeken ftrekken zal, en men het, met alle bezuiniging niet wel langer dan 8 a9 weeken zal kunnen rekken: zo dat de algemeene gevolgtrekking altoos klaarblyklyk deeze is, dat 'er in Amfterdam geene genoegzttame voorraad van water is, om eenen Winter van 8 a 9 weeken, zonder gebrek, en mei vo//a gerustheid, uittehouden. §. 15. Maar, de Fabrieken en de Brouweryën ftaan des Winters niet geheel ftil. Uit de lyst, welke ons van de Thefaurie geworden is, blykt; hoe verbaazend fterk het getal der Schuiten, ten dienfte der Brouweryën ingevoerd, jaar op jaar vermindert: zo dat men genoodzaakt is, hier geen middel getal uit de bezorgde agt jaaren te neemen, maar zich by het laatfte jaar te houden, namentlyk by het getal van 821 Schuiten; hetgeen weeklyks 16 Schuiten ten minften maakt: men voege daarby 1 r Schuiten 's weeks voor de Fabrieken , dan heeft men te zamen 27 Schuiten of 13500 Tonnen 's weeks voor de. Fabrieken noodig. De Brouweryën , F 4 wel*.  38 No.IX. TWEEDE RAPPO R.'f welke, zo wy wel hebben, thans zeven in getal zyn, de Diaconie-Brouwery 'er onder begreepen, .hebben hunne eigen Schuiten, behalven de Brouwery de Haan, die door de Parlevinkers bedient wordt, en het water, in daartoe gefchikte Bakken hort, men kan onderhellen , dat die Schuiten, by den aanvang van den vorst vol zyn: en ook dat de Fabrieken, gelyk wy reeds gezegd hebben, zo veel mooglyk, voorzien zyn; doch, het blykt genoegzaam, welke verflaauwing men ook. des Winters in die Brouweryën en Fabrieken hellen moge - dat de voorraad niet lang rtrekken kan,-en dat men dus,na weinige weeken beflooten water gehad te hebben , den zo kostbaaren Ysbreeker zal moeten gebruiken. Wy zeggen, den zo kostbaaren Ysbreeker ; want hoewel' dezelve op Stads kosten gaat; daar hetgeen de Waterfchuiten becaalen , namentlyk de Parlevinkers 12j huiver, de Brouwers 1 gl. voor iedere Schuit, het eene jaar door het ander flechts 35 a 2600 gis. opbrengt: kan dit niet tegen alle de kosten van den Ysbreeker opvveegen; vermus de Parlevinkers en Brouwers de kosten van het zaagen van het ys enz., van hunne legplaats af, tot aan de legplaats van den Ysbreeker moeten ciraagen. Waarby komt, dat men den Ysbreeker niet laat vaaren, gelyk billyk Is, dan zo kat mooglyk, dat is, wanneer het gebrek zich al eenigzins doet gevoelen: dat de Ys'sreeker dikwerf zeer lang onder weg moet blyven, en  over het SCHUITENW AT E R. en het gebrek inmiddels grooter wordt, de fmalle gemeente zeer veel lyden , en tot gefmoltert ys enz. haare toevlucht op eene jammerlyke wyze! neemen moet. J. 16. En by deeze gelegenheid hebben wy ons wederom moeten bedroeven, dat men nimmer gezorgd heeft, dat 'er by de Kerken behoorlyke Bakken waren gemaakt. Men heeft uic hetgeen wy te vooren gefield hebben, kunnen zien, hoe veel water 'er van die Kerken wegloopt, waarvan wy gefprooken hebben: by de Luthtrfche Tsieuwe Kerk kunnen 'er geen Regenbakken zyn, daar die Kerk met Koper gedekt is; doch, by de Lutherfche Oud» Kerk, by de beide Waale Kerken, zyn 'er zulke kleine Bakken , dan het water naauwlyks voor het noodige gebruik toereikende is, en verre het groo the gedeelte wegloopt: dit laatfte heeft by alle de Kerken plaats: maar wy moeten nog een woord van de Engelfche Kerk, op het Bagynhof melden: 'er zyn aldaar twee Bakken, de een behoort aan het Bagynenhof, de andere tot de Kerk; doch, het water uit denzelven wordt aiet verkogt, en een zeer klein gedeelte daarvan wordt flechts voor de Kerk gebruikt: zo dat men dien Bak ook gevolglyk tot gebruik van het algemeen zoude kunnen doen ftrekken. %. 17. Wy fpreeken niet van de Bakken in de Godshuizen,omdat dezelven voor de Inwooners van die huizen gefchikt, en dikwerf nog niet eens voor dezelve toereikende zyn; echter zoude het onderzogt F S kun-  $6 No.IX. TWEEDE RAPPORT kunnen worden, daar de vyf Bakken van het L*froozenhuis te zamen 1030 Tonnen bevatten, of niet des Winters een gedeelte van dat water ten nutte van het algemeen zoude kunnen verkogt worden. §.18. Daar het dan buiten tegenfpraak is, dat 'er geen genoegzaame voorraad van water in Amfterdam is, om zonder gebrek, den tyd van 8 of 9 weeken befloten water door te brengen; dat men dan genoodzaakt is, om verder gebrek te voorkomen , doch altoos met eenen onzekeren uitflag, en zeer veele kosten, den Ysbreeker te laaten gaan; volgt het, dat het welzyn der Ingezetenen vordert, dat'er middelen by de hand genoomen worden, om daarin te voorzien, en gevolglyk, om, zo wel den voorraad, die thans geborgen kan worden, te vermeerderen, of langer te doen ftrekken: als, en wel voornaamlyk, om eenen grooteren voorraad te bekomen. Waarom wy dan van oordeel zouden zyn, dat 'er zorge gedraagen moet worden: 1. Dat alle de Stads Bakken, en die aan de Kerken, waaruit water verkogt wordt, altoos met 1?. November geheel vol zyn : zullende de Regenbakken , zo zy dan bevonden worden niet vol te zyn, met goed Schuitenwater worden aangevuld. 2. Dat 'er alsdan, uit die Bakken, onder geene voorwendfels, hoe ook genaamd, water verkogt worde, alvorens het geheel befloten water zy: en dat men dan, wat denprys betreft, zich geheel naar de Keure van 1786 gedraage. 38.  "over het SCHUITEN WATER. $f 3S. Dat 'er by befloten water, geen water uit de Bakken aan Fabrieken zal mogen verkogt, noch by geheele vaten en oxhoofden vol, maar enkel by emmers, of, zo men fpreekt by den gang; — ten einde door het opkoopen dat veelen doen, om ,het Schuiten-water dus uit oxhoofden of vaten in hunne Bakken te doen overftorten, en zich, als 'er reeds fchaarfte. is, by voorraad, in ruime maate te voorzien , geen gebrek ontftaa by anderen , die, uit gebrek van middelen, of plaats tot berging, niet in ftaat zyn ©m veel te gelyk op te doen. 4°. Dat men in die Kerken, zo als aan de Eilands-Kerk, Nieuwezyds Kapel, Oudezyds Kapel, alwaar onbruikbaare Bakken zyn, of Bakken, die zomtyds, gelyk by de Ooster Kerk, onbruikbaar worden; die Bakken, zo mooglyk, laate herftellen, om dus den voorraad van water te vermeerderen. 5°. Dat men den Bak aan de Zuider Kerk, waaruit het water alleen voor Kerkmeesters bewaard wordt, en den Bak van de Engelfche Kerk,op het Bagynenhof, ten gebruike van het algemeen fchifcke, om 'er het water des Winters uit te verkoopen: gelyk mede onderzoek zoude behooren gedaan te worden, of 'er ook van den Bak van het Leproozenhuis , of van anderen, die in de Stad mogen zyn, gebruik gemaakt zoude kunnen worden. 6°. Dat men in de maand November, en vervolgends tot dat het vriest, de Leggers, onder verband  #a" No !\'. TWEE D E RAPPORT band ftelle, van altoos (zo lang de Waterfchuiten vaaren) 's maandags en donderdags vol te zyn, en dus by aanhoudenheid, naar maate zy water flyten, altoos water op te doen, en niet daarmede te wagten, tot dat zy half of omtrent lêeg zyn: en zulks, op dat alsdan de Waterfchepen, (44 in getal, en aaooo Tonnen bevattende) met het invallen van den vorst binnen komende, des te minder water aan de Leggers behoevende te flyten. ook des te meerder water voor zich zouden kunnen behouJen, waardoor veelligt nog 10,000 Tonnen zouden gewonnen worden. 7°. Dat men de Eigenaars van Huizen en Pakhuizen , op alle mooglyke wyze trachte te overreeden, en , voor zo veel zulks gefchieden kan , beveele, om by vernieuwing hunner wooningen, zodanige Regenbakken onder dezelven te plaatfen, dat 'er zo weinig water maar mooglyk zy, verboren ga: en de Pakhuizen met Regenbakken te voorzien, om het water uit dezelven te doen verkoopen. 8*. Dat men insgelyks deEigenaaren van Fabrieken en Brouweryën trachte te overreeden , om zo veel mooglyk ruime Bakken, tot berging van water, te doen vervaardigen. 9°. Eindelyk, daar hec wel het meest op aankomt , dat men nog een aantal nieuwe Bakken laate vervaardigen, om dus den1 voorraad van water te vermeerderen. 19. Dit artikel van nog een aantal nieuwe Bakken  over het SCHUITENWATER. 99 ken aanteleggen, dat wel het yoornaamfte is, behoort nader ontwikkeld te worden. — Het blykt genoegzaam uit het geen te vooren gefteldis, dat de bereekening , welke men voorheen gemaakt heeft, dac 30 Bakken genoegzaam zouden zyn, op verkeerde gronden fteunt; en dat 'er, om gerustelyk 13 weeken te kunnen afwagten, zonder gebrek te hebben, of zonder den Ysbreeker te laaten gaan f 'er nog wel een voorraad van 100,000 Tonnen water zyn moest, dat is de waardy van ioo: Bakken. Hec fpreekt van zelfs, dat die niet allen .te gelyk kunnen gemaakt worden: doch hec waare te wenfchen, dat de Regeering 'er alle Jaaren, op gefchikte plaatzen , eenigen liet vervaardigen. Ieder der drie laatfte aanbefteedingen van zes Bakken, a 1000 Tonnen ieder, hebben gekost 22640 Guldens, het geen ten naasten by 3>,oo Guldens, voor iederen Bak uitmaakc: en misfchien zouden 'er Jaarlyks vier kunnen vervaardigd worden, zonder de Finantiën der Stad, in eene zaak van.zo veel belang, te veel te bezwaaren: en wel te minder, daar 'er in aanmerking moet komen, dac de Bakken verhuurd kunnen worden: voor als no» worden zy , voor den laagen prys van 100 Guldens 's jaars verhuurd , dat is , h i\ pCt. van het capitaal van 4000 Guldens, dat iedere Bak kost. Ook zoude te bezien ftaan, of men niet zodanig een algemeen plan zoude kunnen maaken, en de Bakken , mits genoegzaam vermeenigvuldigd, zo-  94 No, IX. TWEEDE RAPPORT zodanig in de verfchillende Wyken der Stad zoü«J de kunnen verdeelen, dat de Waterfchippers hes water onmiddelyk in dezelven , ten minsten in veele derzelven, zouden kramen ovérhorten: waardoor de uitventers van de 244 Leggers, (die te zaamen maar 50000 Tonnen bevatten,' en dus ieder, de eene cioor de andere, maar 203 Tonnen,) misfchien zouden verkiezen ,• eenen ZodanigemEak behendig in huur te hebben, en hunne fchuiten,- die töclt ook al een fommetje kosten, aan aankoop en onderhoud , affchaffen; iets dat zeer veel tot de zuiverheid van het water zoude toebrengen. Wy zullen met langer hierop blyven ftil haan; hoewel 'et nog vry wat over zodanig een plan gezegd, en over en weder gewoogen zoude kunnen worden: gelyk mede over het Fonds , waaruit de noodige kosten zouden te vinden zyn; doch dit zoude te veel buiten ons beftek loopen, en ontydig kunnen geacht Worden. §. 20. Het algemeen befluit uit dit, en uit het Voorig Rapport, komt hier op neêr: i9. Dat, indien 'er geen ander water wordt binnen gebragt, dan Vegtwater, het welk aan de hier boven befchreCven proef, voldoet, men zee» ker zyn kan, dat 'er geen ander, dan voor de geZondheid onfchadelyk water, zal binnen koomen. 2°. Dat men, door het aanftellen van eenen Proever, en door aan het aanhaand Committe, dat Oppertoezicht te geeven, waarvan in het eerfte Rap* port  • ver het SCHUITEN WATER. $s» fort gefproken is, zeker zyn kan, dat 'er geen ander dan proefhoudend water, of binnen komen, of door de ftyters verkogt zal worden. 3°. Dat, welke bykomende middelen van voorziening men ook gebruike, 'er geen ander middel is, om eenen zeer ftrengen winter van drie Maanden , zonder eenig gebrek uit te houden, dan nog een aantal nieuwe Water-Bakken aan te leggen, en dezelven naar een welingericht plan, door de geheele Stad te verfpreiden. 4°. En gevolglyk, dat, daar het van het grootss belang is, dat 'erin liet gebrek aan goed drinkwater, dat hier in alle ftrenge Winters plaats heeft, en de Ingezetenen , vooral die van geringe clasfe, drukt , voorzien , en een genoegzaame voorraad van goed water daargeheld worde : het noodzaaklyk is, dat alle hukken daartoe dienhig, en dus ook het geen door de Ondergetekenden is voorgédraagen, onder het oog der Regeering gebragt worde, ten einde 'er op deeze zo gewigtige zaak, zodanig befluit genoomen zoude kunnen worden, als met het welzyn der Ingezetenen overëenkoraftig is. En hier meede meenen wy, aan den last die tns opgelegd was, voldaan te hebben.   N°. X. RAPPORT OVER DE VERVALSCHING VAN BIEREN, WYNEN, EN GEESTRYKE DRANKEN, ÏI. STUK.   N0.X. RAPPORT, overdever- valfdring van Bieren, lVynenv en geestryke Dranken. $... De Commisfie, door deeze Vergadering aangefteld, om een Rapport uittebrengen, over de vervalfchingen van Bier, Wy»., fterke Dranken, Azyn, enz.; heeft reeds by het aanvaarden deezer Commisfie, de zwaarigheden ingezien, welke natuurlyk, mét een onderzoek van dien aart gepaard moesten gaan: dan, zy kunnen niet ontkennen, dat deeze zwaarigheden zich in den loop der proefneemingen, en by een nader inzien van alle die omhandigheden, welke op deeze verfchillende onderwerpen eenige bétrekking hebben, nog aanmerkelyk hebben vermeerderd: de menigvuldige foorten van vervalfchingen , de onderfcheiden , en niet zelden zo zeer zamengeftelde middelen , welken men gewoonlyk daartoe beezigt, aan dén èeneiï kant, én de moeijelykheid om de beste, onzydig* fte, en eenvoudigfte proef- of herken-middelen daar tegen uittevinden, aan den anderen kant, hebben niet weinig toegebrage j om aan het plan. vari proeven, eene meerdere uitgebreidheid t"e geevenj en het is om deeze reden , dat de Commisfie niet alleen by deeze Vergadering èenig uicftel heeft gevraagd, maar waarom Zy ook vreest, dat ditRappore niet in allen deelen, aan de verwagtmg zal beantwoorden, en dat zy aan zommigè Artikelen niét die volledigheid en duidelykheid zal hebben kunnen geeven , G 2 we.  ioo No, X. RAPPORT over de \ die zy wegens het belang der zaake, zo gaarne gewenscht hadt. §. 2. De Ondergetekenden neemen de vryheid, voor en aleer zy tot de zaaken zeiven overgaan, vooraf het volgende aantemerken: Vooreerst: alle vervalfchingen gefchieden, of by toeval en uit onkunde , of met opzet. Wanneer zommige Wynkoopers tot het fchielyk ftryken van den wyn, het zogenaamde fcherp beezigen, het welk, gelyk wy naderhand zien zullen, naar het vermoeden van zommigen, arfenicum, of andere metaal-deelen bevat; zo is het misfchien mooglj'k, dat 'er zich eenige metaal-deeltjes in den Wyn kunnen ontbinden; doch, het is geenzints te vermoeden, dat dit metaal met dat oogmerk by het fcherp gedaan wordt, om in den Wyn terug te blyven, maar wel om het ftryken te bevorderen. §. 3. Even eens is het 'er mede gelegen, wanneer men uit onkunde, tot het bereiden of bewaaren van Azyn, koperen vaatwerk gebruikt, of koperen kraanen, om den azyn aftetappen; in dit geval is het ligt mooglyk, dat het koper daardoor worde aangedaan , en 'er werkelyk koper-deeltjes in den azyn gevonden worden; doch dit is meer het gevolg van onvoorzichtigheid, dan dat zulks met opzet zoude gefchieden; en hoe nadeelig en zelf ftrafwaardig ook deze onkunde is, zo kan zy toch niet als bedrie^ery aangemerkt worden, g. 4. Dan, gantsch anders is het gelegen met ✓ de  VERVALSCHING der BIEREN, enz. iot de eigentlyke vervalfchingen, welke mee opzet gefchieden. In het algemeen kan men vastftellen, dat alle deeze vervalfchingen gefchieden, om de twee volgende redenen: De eerfte is, om aan zekere zaak eigenfehappen medetedeelen, die aan die zaak natuurlyk eigen zyn, doch welke om eene of andere reden daarin gemist worden. Wanneer de Bier-Brouwers Quasfienhout, Gentiaan , Alfem, of andere bittere middelen gebruiken, gefchied zulks om aan het Bier die bitterheid te geeven, welke het anders natuurlyk van de hop krygt; of wanneer de Azyn- Verkoopers, den Azyn met Cremor tariari of Vitriool-zuur vermengên, zo gefchied zulks met geen ander oogmerk, dan om aan den azyn, die zuurheid te geeven die hem eigen is, doch die hy niet bezat. §. g. Bet tweede oogmerk by de vervalfchingen, is, om zekere on.aangenaame en onnatuurlyke hoedanigheden, by eene zaak, of weg te neemen, of te verbeteren; zo zegt men, dat de Wynkoopers den Wyn met loodwit vermengen, met oogmerk, om den Wyn zyne onaangenaame zuurheid te beneemen; en zo zyn'er eenemeenigce andere kunstgreepen, waardoor men op eene fchadelyke of onfchadelyke wyze, de Bieren, de Wynen, enz. vervalscht. §. 6. Ten tweeden, merken de Ondergetekenden G 3 aan;  *i02 No. X. RAPPORT over. d b aan: dat, hoe moeijelyk het ook zy, eene juiste bepaaling te maaken, omtrent de fchadelykheid of onfchadelykheid van zommige vervalfchingen, met betrekking tot de gezondheid, vooral zo lange het der fcheikunde aan middelen ontbreekt, om de inmengzcls welken men daartoe beezigt, naauwkeurig te ontleeden; men toch in het algemeen die vervalfchingen onder de drie volgende klasfen brengen kan: " l°. Geheel onfchadelyke vervalfchingen: b. v. het Quasfien-hout, en andere bittere middelen in de Bieren, de Cremor ta/tari in den Azyn , de Aluin in de Wynen, enz. ü°. Vervalfchingen, welke als middel-oorzaaken voor de gezondheid kunnen nadeelig zyn j b. v., al te iterk gezwavelde Wynen, of Wynen, welken de gisting niet behoorlyk ondergaan hebben, of welken met allerhande byvoegzels vermengd zyn, die, of eene geheele ongefteldheid in de maag veröorzaaken, of andere toevallen yoortbrengen, die wel op zich zeiven niet gevaarlyk of van langen duur zyn, doch als middel-oorzaaken, ziekten en ongefteldheid kunnen ten gevolge hebben; en eindelyk: it, Vervalfchingen, welke onmiddelyk op onze gezondheid werken, en daarop, als langzaame vergiften , onberekenbaare gevolgen kunnen hebben; onder deezen behooren alle metaal - vervalfchm- 5.7. Ten derden, merken wy aan; dat alle herben-middelen, welken over het al of niet vervalfchen van  VERVALSCHING der BIEREN, bnz. 105 van eene zekere zaak, uitfpraak zullen doen, naauwkeurig, onzydig, en zodanig eenvoudig moeten zyn, dat 'er niets meer dan eene zekere oplettenheid verëischt worde, om daarvan gebruik te maaken. — Alle vervalfchingen , hoe fchadelyk ook, kunnen wel verboden, maar nimmer aan eenige ftraf onderworpen worden , zo lange men niet op eene beflisfchende wyze den aart der vervalfching kan aantoonen: eene zaak, welke de Ondergetekenden, in hunne nalpooringen, nimmer uit het oog hebben verboren. §. 8. Na deeze voorafgaande aanmerkingen, zullen wy tot de zaak zelve overgaan, en wel in de -eerfte plaats tot de Bieren. Wat de Bieren, welken van buiten worden ingebragt, betreft; het is genoegzaam bekend, dat 'er in deeze Stad, thans zo weinig vreemde Bieren gedronken worden, dat het niet der moeite waardig zal zyn, daarop lange te blyven ftil ftaan. — De Ondergetekenden zyn in het zekere onderrigt, dat de Impost van de vreemde Bieren, jaarlyks geen vyf honderd Guldens bedraagt. — Dat ook uit dien hoofde, het getal der Accyns-bedienden van zeven tot op één is verminderd.— Een blyk, hoe zeer de confumptie der vreemde Bieren is afgenomen. — ■Hierby komt nog, dat, vermits deeze Bieren hechts -by zommige! gelegenheden , en in eene geringe hoeveelheid gedronken worden, indier er ook al eenige vervalfchingen omtrent dezelven plaats mogQ 4 ten  104 No. X. RAPPORT o"v e r de ten hebben, deeze geenzins van dien aart zyn > dat zy eenen nadeeligen invloed op de gezondheid hebben zullen, — te Ondergetekenden zyn echter van oordeel, dat het aanhaande Committe', in allen gevallen diende geauthorifeerd te zyn, daarop een vyaakend oog te houden; om ingevalle deeze vreemde Bieren mêer.mogten in gebruis raaken, of dat 'er nieuwe kunstgreepen mogten uitgevonden worden, om dezelven te vervalfchen; het Commiité alsdan daaromtrent, die voorzorge zoude moeten neemen, die het, naar den aart der zaaken, zoude nopd'g oordeelen te behooren. $, 9. Wat verder betreft de Bieren , welken in deeze Stad vervaardigd worden. — liet is zeker, dat .zederd de Wynen meer in gebruik zyn geraakt, c!e confumptie van het Amherdamfche Bier merkelyk is verminderd; nochtans is het gebruik daarvan alger meen genoeg, en de vervalfchingen van dezelven zyn, om meer dan eene reden menigvuldig genoeg, dan dat dit artikel niet de aandacht van het aanftaande Committe dubbel waardig zoude zyn. — Wy'zullen ons hieromtrent flechts tot de drie volgende zaaken bep aaien: §. :o. Vooreerst, tot dé materiaalen ; het is bekend, dat het Graan, (de Garst, Haver, Spelt Tarwe of Rogge) en vervolgens de Hop, de voornaamhe materiaalen zyn, waaruit het Bier gebrouwen wordt; wanneer men geen genoegzame hoeveelheid hiervan gebruikt, of wanneer dit Graan be-  VEftVALSCHI.NG der BIEREN, enz. ioS bedorven is; meet natuurlyk in beide gevallen het Bier, of zekere eigenfehappen misfen, die dan door by voeging van bittere middelen, of ook eenige Brandewyn, moeten herfteld worden; of het Bier moet eenen zekeren onaangenaamen fmaak verkrygen , die dan wederom, door byvoeging van andere middelen , weggenoomen moet worden, en'er heeft ■dus in beide gevallen eene vervalfching plaats. §. ia. 78» Tweden, op de bereiding zelve: het Graan wordt vooraf, z0 als bekend is, geweekt, en vervolgens opeen gehoopt, en tot uitfpruicen gebragt: dit gele ied zynde, wordt het zogenoemde Mout of aan de lucht, of op ovens gedroogd; gefchiedt deezedrcoging niet genoegzaam, dan wordt het Mout zuur; gefchie.it de drooging te fchielyk of te fterk, dan wordt het verbrand; in beide gevallen wordt het Bier hecht, en moet door kunftige bymengzels verbeterd worden. - Dus wederom eene foort van vervalfching. S. 12. 'len derden, komt ook nog het water in aanmerking, dat, even als het Schuiten-water, van buiten gehaald worde: wel is waar, de Brouwers gebruiken daaromtrent de noodige voorzorge; doch deeze is niec altoos toereikende, en wanneer het water brak is, of eenigzins zout in zich bevat, kan het Bier daardoor min of meer bedorven worden, en dus tot nieuwe vervalfchingen aanleiding geeven. Schoon nu de Ondergetekenden van oordeel zyn, dat alle de opgenoemde vervalfchingen geen onmidG 5 de-  XoS No.X. RAPPORT over na delyk nadeel aan de gezondheid aanbrengen, en dus toe de onfehadelyke, of op zyn flimst genoomen, tot die vervalfchingen be ooren, welke, als middel» oorzaaken, de gezondheid kunnen benadeelen; zouden zy echter vóórhellen, dat het aanftaande Committe geauthorifeerd wierde , om twee of rneermaalen in 't jaar , zo als het mogte goedvinden, het Graan, zo wel als het Mout, te examineeren , en dat ten aanzien van het water, de Brouwers konden gebruik maaken van die voorzorgen ï welke door het aanftaande Committe, ten aanzien van het i-chuiten-water zullen genomen worden. §. 13. Wat het tweede artikel, namentlyk de Gest, betreft; zo is het genoegzaam bekend, dat dit artikel eertyds eenen aanmerkelyken tak van handel voor de Brouweryën deezer Stad uitmaakte, en voor veele Erouwers een aanzienlyk middel van beftaan opleeverde ; doch dat thans de meeste Gest, welke in onze Stad , en wel by voorkeur , gebruikt wordt, door de Branders vervaardigd, en dus van buiten wordt aangebragt — Daar het nu proeföndervindelyk zeker is, en uit de wyze, hoe de Gest, door de Kranders gemaakt wordt, genoegzaam blykt, dat deeze Gest veel zuiverder is, dan die der Brouwers, en boven dien, de Gest voor geene, der gezondheid fchadelyke ; vervalfching vatbaar is, komt het de Ondergetekenden , onder verbetering , voor, dat men dit me; ftikwygen kan voorby gaan^ S. 14.  VERVALSCHING der BIEREN, enz. io? 5' 14. Het derde artikel, waarop de Ondergetekenden hunne aandacht gevestigd hebben, is de Azyn. 1 j Daar zyn , voor zo verre ons bekend is, maar twee foorten van vervalfchingen , welke by den Azyn plaats hebben. De eerfte is, eene vervalfching; zo als wy ze genoemd hebben, by toeval. — Deeze heeft geen plaats by de Fabrieken , alwaar men geen koperen vaatwerk gebruikt, maar zomwylen by de Winkeliers, wanneer zy tot het aftappen, in plaats van houten, koperen kraanen gebruiken. — In dit geval kan het koper, ligtelyk door het Azyn-zuur aangetast, en op die wyze in den Azyn ontbonden worden. Deeze toevallige, doch hoogstnadeelige vervalfching zoude , naar ons inzien , fclr.elyk kunnen voorgekomen worden, indien het aanftaande Committe' geauthorifeerd wierd, om door tusfchenkomst van den Raad, aan alle Winkeliers, op de boete van ... . te verbieden, geene koperen kraanen in de Axynvaten te gebruiken, §. 15. De tweede foort van vervalfching des Azyns, gefchied met opzet, namentlyk, door byvoeging van Vitriohzuur, om de zuurheid te bevorderen. — Deze vervalfching kan men terhond ontdekken, met eenige droppels muriate debaryte, of zwaar aarde, in zee-zout-zuur ontbonden, in een kelkje met zodanige Azyn te laaten vallen; als wanneer zich terftond een wit nederploffel Qraciftteaf) ver-r  io8 No.X. RAPPORT o v b r de vertoont.— Iets, hetwelk niet gebeurt, wanneer de Azyn zonder Vitriol-zuur is, als hebbende in dat geval, de baryte meer affiniteit tot het zee-zoutzuur, en blyvende op die wyze in den Azyn ontbonden. Alhoewel de hoeveelheid Vitriol-zuur, welke op deeze wyze met den Azyn vermengd wordt, niet hec minlle nadeelig voor de gezondheid is, en dus deeze vervalfching, als onfchadelyk zoude kunnen aangezien worden; zo kunnen de Ondergetekenden nochtans niet afzyn aantemerken, dat het gebruik van .zulke Azyn, in vaatwerk, 't welk door den gewoonen Azyn niet wordt aangetast, nu indien dit vaat» werk door de bymenging van Vitriol-zuur werkelyk aangedaan wierdt, nadeelige gevolgen zoude kunnen hebben ; waarom dan oök de Ondergeteken* den van oordeel zouden zyn, dat het aanftaande Committe diende geauctorifeerd te worden, tegens zodanige vervalfchingen, de noodige voorzorgen te neemen , en des noods, naar goedvinden, den Azyn, zo als ze gewoonlyk verkogt wordt, eens of meermaalen in 'c jaar te laaten onderzoeken, door het hier vooren opgegeeven proefmiddel. . té. Het vierde artikel betreft de vervalfching der Wynen. is misfchien géene zaak, waarby de maatfrhnpry in h algemeen,- ten opzichte van de gezondheid, meer belang heefc, en welke uit dien hoofde meer de asndacht van een Committe' van Gezondheid vordert, dan de vervalfchingen der Wynen. — Reeds  VERVALSCHING der BIEREN, enü. 109 Reeds lange hebben de Geneeskundigen, de nadeelige, en byna onbereekenbaare gev.olgen daarvan ingezien. Reeds lange hebben zy , de ziekten en ongemakken daaruit voortkomende, met de le* vendighe kleuren afgefchetst, en by de Souvereinen •van den Lande, de dringendhe voortellingen gedaan , om derzelver aandacht daarop, te vestigen , en door deftrengfte maatregelen, deeze, voor het welzyn der maatfchappy, zo verderffelyke kunstgreepen, tegen te gaan. Reeds lange heeft de Scheikunde zich toegelegd, deeze kunstgreepen te ontdekken , en door beflisfchende herkenmiddelen, de verfchillende vervalfchingen der Wynen, bekend te maaken. — Dan, alle deeze welmeenende poogingen , hebben, tot hiertoe, de gewer.schte uitwerking niet gehad ; eensdeels, omdat de politieke magten, niet overal daartegen die maatregelen genoomen hebben, die het belang der zaak vordert; maar ook ten anderen , omdat het ten uiterhen moeijelyk is, alle vervalfchingen, die ten deezen op'/ichte plaats hebben, door Scheikundige bewerkingen te ontdekken, en men, tot hiertoe, geene proefmiddelen gehad heeft, om de byzondere foorten van vervalfchingen te toetfen. §. ij. De Ondergetekenden , doordrongen van het befef, hoe noodzaakelyk het zy, in eene Stad als deeze, waarin het gebruik der Wynen zo algemeen is geworden, en waar, uit hoofde van den laagen prys,voor welken men dezelven aan de Speciën  Ito No.X. RAPPORT over db en Wynhuizen verkoopt, zo veel aanleiding tot vervalfching wordt pegeeven , om daartegen de zo nöodige maatregelen te neemen; hebben geene moeite gefpaard, om aan het verlangen van deeze Vergadering te voldoen, en ware het mooglyk, door herkenmiddelen, die foorten van vervalfchingen te Ontdekken, welke de meest nadeelige voor de gezondheid zyn. — Zy zullen , om hieromtrent hunne gedachten in eene geregelde orde voortedraagen, zich tot deeze twee vraagen bepaalen: Vooreerst: welke zyn de vervalfchingen der Wynen, die onmiddelyk op onze gezondheid werken, en waarvan de gevolgen ten hoogjlen nadeelig zyn ? Ten tweeden : welke zyn de herkenmiddelen van ieder deezer vervalfchingen in het byzonder ? %. 18. Niet alle vervalfchingen der Wynen zyn even fchadelyk; zommigen zyn zelfs geheel onfchadelyk; zommigen kunnen , als middel oorzaaken; fchadelyk worden ; nog anderen werken als langzaame vergiften, en ondermynen ten eenenmaale onze gezondheid. §. 19. Tot de eerde behooren alle de vermengingen van zwaare Wynen; het zogenaamde dekken der ro'ode Wynen, door Fernambuk-hout; het kleuren van de Rhynfche- en Moezel -Wynen; het aanzetten van flappe zoete Wynen door Brandewyn, enz.; alle deeze verfchillende kunstgreepen om aan de Wynen eenen zekeren fmaak of kleur te geeven, zyn, naar ons inzien, niet fchadelyk voor de ge-  VERVALSCHING der BIEREN, snz. ni gezondheid; en fchoon deeze Wynen dat aangenaame voor eenen fynen fmaak, en dat verfterkende en heiJzaame voor de gezondheid misfenj zo kunnen zy , die verkiezen eenen zodanigen Wyn, voor eenen goedkoopen prys te drinken, zich daarvan, zonder nadeel voor hunne gezondheid, bedienen; en de Ondergetekenden zyn van oordeel, dat deeze foort van vervalfching, geen onderwerp voor het aanftaande Committe' opleevert* §. 20. Tot de tweede foort van vervalfchingen, behooren alle die vermengingen, waardoor men flegte en bedorven Wynen, wederom zoekt goed en fmaakelykte maaken, en waartoe meij niet zelden dingen verkiest, die, of op zich zeiven, of in de zamenvóeging, ongefteldheden in de maag, en ingevolge van dien, hoofdpynen en andere onaangenaame gewaarwordingen veröorzaaken; die, hoewel ze maar voor eenen korten tyd duuren, nogthans by toeval, nadeelige uitwerkingen ten gevolge kunnen hebben. - De Ondergetekenden zyn ten vollen overtuigd, dat 'er zodanige Wynen in menigte in deeze Stad gedronken worden; en het ware te wenfchen, dat men middelen konde uitvinden, om deeze vervalfchingen genoegzaam te ontdekken ; dan deeze vervalfchingen en vermengingen zyn zo zamengefteld, dat het onmooglyk is dezelven te ontleeden; en al ware het ook mooglyk, -dit door fcheikundige bewerkingen te doen, zo zoude zulks nog weinig baaten, vermits eene zoda-  112 No.X. RAPPORT ÓVER DE danige ontleeding; toch altoos aan wisfelvalligheden zoude onderhevig zyn, en men daaruit geene zekere gevolgen zoude kunnen trekken: en bovendien worden ook deeze vermengingen telkens na de om-* handigheden geduurig veranderd; echter is 'er eene onder deeze loort van vervalfching, die byzonder onze aandacht verdient, namentlyk , het herk zwavelen der witte Wynen} hierdoor tracht men niet alleen de Wynen, die op zich zeiven zwak zyn, eenen doordringenden fmaak en vlugheid te geeven, maar ook om de gisting v?n den Wyn te belecten; en het is even daardoor, dat deeze Wynen , onjjefteldheden van de maag en zwaare hoofdpynen veröorzaaken. Verfcheide proefneemingen hebben ons eindelyk een middel doen vinden, om deeze vervalfchingen in de witte Wyn te ontdekken; namentlyk, door eene ontbinding van cauftique potasfche in water: eenige droppels daarvan in zuivere witte Wyn gedaan, maakten geene verandering; doch in een kelk witte Wyn, uit een Speelhuis gehaald, eenige droppels laatende vallen, wierd de Wyn even eens gekleurd, als Wyn met loodwit, door het Liqueur van hanneman; en eenige droppels Vitroolzuur daarby gedaan zynde, wierd het vocht wederom helder; wordende namentlyk, de Potasfche, door het Vitrioolzuur terhond opgenoomen. — Daar nu dit verfehynzel by het loodwit geen plaats heeft, maar het vocht melkachtig wordt, zo overtuigde ons deeze proef ten vollen, van de aan-  VERVALSCHfNG der BIEREN, RNZ. ti3 aanwezigheid des zwavels; daar ondertusfchen alle deeze vervalfchingen, zelfs'die met den zwavel niet uitgezonderd, flechts onder zomrdge omftandigheden aan de gezondheidsnadeel kunnen toebrengen; daar de gewoonte, om dagelyks van deezen wyn te drinken, eindelyk. denzelven geheel onfchadelyk maakt, gelyk dit door de ondervinding fchynt te blyken ; en eindelyk, daar wy tot nog toe, geene herkenmiddelen hebben, om deeze vervalfchingen daadelyk aantetoonen, uitgezonderd die met den zwavel; zo zyn de Ondergetekenden van oordeel, dat 'er als nog niets met vrucht, tegen deeze foorten van vervalfchingen kan ondernoomen worden. n. Wat eindelyk de derde Joon van vervalfchingen betreft, deezen zyn de meest gevaarlyke, maar ook gelukkig de gemakkelykfte te herkennen; tot dezelven behooren de eigentlyk zogenoemde metaal-vervalfchingen, en wel bepaaldelyk de volgende: 1. het Loodwit. 2. het Koper. 3. het Arfenicum. 4. de Sublimaat* g. het Antimonium* De Ondergetekenden zullen thans niet tfeeden in een onderzoek, tot welk einde eigentlyk ceeze Metaalen, of liever Metaal-Kalken, in den vVyn gedaan worden; veel min, of men reden heeft te II. stuk. H ver.  114 NoX- RAPPORT over de veronderftellen, dat deeze vervalfchingen dikwyls plaats hebben; zy zullen alleen maar aanmerken, dat het zogenaamde fcherp, *t welk de Wynkoopers gebruiken, om fchielyk de Wynen te doen ftryken, deeze of geene van de genoemde Metaalen fchynt ce bevatten j en het is niet geheel onwaarfchynlyk, dat 'er van deeze Metaaldeelen in den Wyn ontbonden, terug blyven Wy hebben een dergelyk pakje fcherp weeten te krygen, en wy meenen duidelyk Arfenicum daarin gevonden te hebben. Wat ook hier van zy, het is ten uiterften noodzaaklyk, dat men de herkenmiddelen daarvan weete, en dit is hec tweede, waarop wy onzen aandacht gevestigd hebben; doch, voor en aleer wy tot de opgave daarvan overgaan, zullen wy in het algemeen aanmerken: § 22. Vooreerst: dat, gelyk wy reeds gezegd hebben, een herkenmiddel niet alleen eenvoudig, en zonder eenige dubbelzinnigheid , de foortelyke vervalfching moet aanwyzen, maar het moet ook niet te veel bewyzen, doordien alles wat te veel bewyst, eigentlyk niets bewyst; aan deezen regel hebben wy alle foorten van herkenmiddelen getoetst, en zeer veelen onvoldoende gevonden. Ten tweeden: wy hebben in den loop der proefneemingen, ons altoos bediend van een en dezelfde Metaalontbinding, in de verfchillende foorcen van Wynen, ten einde aan geene misvattinge of verkeerde gevolgtrekkiugen ons bloot te ftellen.  vervalsching der bieren, enJz. iis t Ten derden: ten einde zo veel mooglyk, aan de natuur gelyk te blyven , hebben wy de Wynen met zo weinig Metaaldeelen bezwangerd, als mooglyk was, om op die wyze des te beter, overliet herkenmiddel te kunnen oordeelen; iets, het welk men by de opgave van herkenmiddelen, veeltyds over 't hoofd gezien heeft, en waarom ze ook zo weinig in ieine proeven afdoen. Ten berden: Wy hebben by alle Proeven, het herkenmiddel eerst op zuivere Wynen onderzocht, en dus altoos eene tegenproef genoomen. Ten yyfden- Wy hebben dienhig geoordeeld* de aandacht deezer Vergadering niet teverveelen met een omilagdg verhaal, van alle onze gedaane proefneemingen, en wy zullen ons alleen tot de voornaamfte bepaalen. §. 23. A. llerkekmiddelen van het Lood in d~, Wynen, Wy hebben ons, voor deeze Proeven, bediend van eene ontbinding van Sacharum Saturni in wa, ter, waarvan ieder droppel h grem van dit loodzoute bevattede. Van dit vocht, dat wy voortaan Loodvzter zullen noemen, deeden wy telkens één droppel, dus h grein op een once Wyn. Zo dac de evenredigheid van het Loodzout Cdat dus geen zuiver lood was) tot de Wyn haat, als 1 tot 4800. ip. Witte Wyn, wierd door byvoeging van eene ontbinding van gewoone en caufiam potasfche met veranderd, Vitrioolzuur maakte den Wyn eeniga %int$  Tïö No.X. RAPPORT over de fcrats bruinachtig; doch hec probeervocht van hah-. neman, en het konhige of zelfs vervaardigde Burgwalwater, toonden allerduidelykst de aanweezigheid van het lood ; even met de zelfde bruine kleur als water met lood. Wy hebben ons met opzet, by deeze proeven, van het Wurtemburger probeervocht niet bediend, om dat het in dit geval meer bewyst dan het bewyzen moet; en zelfs aan Wynen zonder lood, by de geringfte hoeveelheid yzer, eene donkere kleur geefc; het is ons dus uit herhaalde proefneemingen gebleeken, dat de geringfte hoeveelneid Loodkalk, in den witten Wyn, door het Liquor Hakiemanni, en door het gemaakte Burgwalwater, ontdekt kan worden. a°. Moezelen Rhynjche Wyn, op de zelfde wyze als de witte Wyn onderzocht, geven den zelfden uitkomst. 3<\ RooJe Wyn, werd door byvoeging van eene ontbinding van Potasfche en caitfïique Potasfche, zwaar gedekt, doch geenzints troubel; dit zelfde gebeurde ook, met den besten zuiveren Wyn; dus kunnen deeze beide herkenmiddelen by den rooden Vyn niet gebruikt worden. Het Vitrioolzuur maakt zo wel den zuiveren rooden Wyn, als ook die Welke met loodwit bezwangerd is , veel helderder; dus mede geen herkenmiudel; de bezwangerde roode Wyn , met even zo veel Liquor Hahnemanni vermengd, tekende in den beginne weinig, doch na verloop van agt uuren was de Wyn troebel; dit zelfde  VERVALSCHING der BIEREN, enz. ii7 zelfde gebeurde ook met eene gelyke hoeveelheid gemaakt Burgwalwater ; zelfs tekende dit nog eenig-" zins fterker. Wy kunnen met voorby aantemerken, dat het herkennen van loodwit in rooden Wyn, veel moeijelyker is, dan in de andere foorcen van Wynen; en veelvuldige daaromtrent gedaane proeven, hebben ons ten vollen overtuigd, dat die alleen van de roode kleur afhangt. §. 25. Het blykt dan uit alle genoomene proeven, dat het Liquor tiahnemanni, en het gemaakte Burgwalwater, de beste enzeekerhe proefmiddelen zyn, om eene geringe hoeveelheid lood in den Wyn te ontdekken. Doch, hierby moet men in het oog houden : Vooreent, dat men gelyke hoeveelheden Liquor Hahnemanni , of gemaakt B urgwalwater, en Wyn moet neemen. Ten tweeden, dat de vermenging moet gefchieden in gehooten glazen. Ten derden, dat men geene uitfpraak moet doen, dan 24 uuren na de vermenging. §. 20". B. Herkenmiddelen van het koper in de Wynen. Tot deeze proeven hebben de Ondergetekenden eene zwakke ontbinding van Spaansch Groen in water gebruikt, en telkens één once Wyn, met één droppel van deeze ontbinding bezwangerd. 1. Wttte Wyn, op de genoemde wyze bezwangerd, bleef helder wit, maar verkreeg door ArnoH 3 niae*  ji8 No.X. RAPPORT over de ntacque, eene ligt-blaamye kleur: door Cauftique Potasfche, en gewoone Potasfche in water ontbonden , werd de Wyn duidelyker blaau w gekleurd; doch, door bloedlooge het ftcrkfte. — Door de byvoeging van het Liquor Hahnemanni werdt de Wyn even eens gekleurd, als \\ yn met loodwit bezwangerd. Schoon uit deeze proeven fchynt te blyken , dat de Joog-zouten, en in het byzonder de bloed loog,' de aanwezigheid van koper in witten Wyn aanwyzen, oordcelen nogthans de Ondergetekenden , dat de kkurs - verandering niet genoeg in het oog valt, om iemand, die niet dóór en dóór in de Scheikunde ervaaren is, door deeze proef, van de aanweezigheid van koper in witten Wyn, te overtuigen. Pet Liquor Hahnemanni, tekende even als witte Wyn met lood, en kan dus even min, voor een herkenmiddel van koper doorgaan, §.27. i.Moezel-en Rhynfche Wyn. Fe ontbinding van Cauftique en gewoone Potasfche, als mede hef Ammaniacque, deeden op beide foorten van Wynen ; nadat ze op dehiervooren befchreeven wyze, met een droppel van de koper-ontbinding waren bezwangerd, geene zichtbaare uitwerking. — De bloedloog geeft, wel is waar, eene ligte blaauwe tint, vooral aan den met koper bezwangerden Moezelwyn, doch is geenzints beflisfchend als herkenmiddel. Het Liquor Hahnemanni, gaf, even als by den fitten Wyn, eene bruine kleur, die niet van Moezel-  VERVALSCHING der. BIEREN, enz. 119 7el- en Rhynfche Wyn mee loodwit te onderfcheiden was, §. 28. 3. Roode Wyn, als boven, met koper bezwangerd, werdt door Ammoniacque, zwartachtig groen, en dus ongefchikt om eenige verdere kleurverandering te doen ontdekken.— De ontbindingen van vaste loogzouten en de bloedloog , dekken den zuiveren rooden Wyn reeds zo herk, dat men daarin onmooglyk de zwakke blaauwe kleur van het koper kan onderkennen.— Het Liquor Hahnemanni tekent rooden Wyn met koper, even als rooden Wyn met lood. — Dus mede geen herkenmiddel, voor het koper in den rooden Wyn. §. 29. Na veele vruchtelooze poogingen, om de aanwezigheid van eene geringe hoeveelheid koper, in de onderfcheiden foorten van Wynen te ontdekken , is liet de Ondergetekenden gelukt, een middel te vinden, dat zeer eenvoudig is, en aan alle de opgenoemde verëischten van een herkenmiddel voldoet. — Dit middel is het yzer. — Een droppel van eene flappe ontbinding van Spaansch Groen, of Acé. the de cuipre, in één once Witce, Roode, Moezel ©f Rhynfche Wyn gedaan; en daarin een haaf je blank yzer geplaatst zynde, ziet men , na verloop van eenige uuren, het yzer koperkleurig, en met een dunne koperen korst bezet. — Deeze proef, hebben wy verfcheiden maaien, met de verfchillende foorten van Wynen herhaald, en telkens de zelfde uitkomst waargenomen. H 4 §. 30,  iao No. X. RAPPORT over d b g. 30. Het blanke yzer, is dus het eenighe en zekerhe herkenmiddel, van eene zeer geringe hoeveelheid koper , in Witte , Roode , Moezel en Rhynfche Wynen — De Ondergetekenden herhaalen ook hier wederom de zo noodige voorzorge, om geene uitfpraak te doen, dan, na dat het yzer 24 uuren in den Wyn geftaan heeft. — Ook dat men wel zorge, blank yzer te neemen. §. 31. C. Herkenmiddel van Arfenicum , in de-verschillende fcorten van Wynen. Om de Wynen met Arfenicum te bezwangeren, hebben wy gebruik gemaakt van eene ontbinding van Arfenicum in water; die, gelyk bekend is, wegens de moeijelyke ontbinding van dit metaal in water, natuurlyk zeer flap was. — Van deeze ontbinding deeden wy telkens eenige droppels in een kelkje Wyn. 1. Witte Wyn met Arfenicum bezwangerd, werdt door de loogzouten niet zichtbaar aangedaan, — doch verkreeg door het Liquor Hahnemanni, die zelfde bruine kleur, als in de voorgaande proeven: door de byvoeging van het Wurtenburger probeervocht, verkreeg de Wyn eene bleeke orangekleur, met wolken, die zich eerst aan de oppervlakte vertoonden , doch vervolgens als een ftroo-geel prascipitaet, naar Operiment gelykende , nedervielen. — Deeze proef hebben wy dikwyls met de zelfde uitkomst herhaald. 2. Moezel en Rhynfche Wyn, op de zelfde wyze als de  VffAVALSCHING der EIEREN, enz. i3i de voorige onderzogt, gaven den zelfden uitflag, Hec probeervocht van hahneman gaf eene bruine kleur, en hec VVurtenberger hec zelfde geelachtige nederploflél. 3. Roode Wyn, als vooren; doch met het VVurtenberger een wit preecipitast, 5,33, Met blykt dan uic alle gedaane proefneemingen op hec Arfenicum, dac het Wurtenburger probeervocht, het eenighe en zekerhe herkenmiddel van het Arfenicum , in alle de opgenoemde foorten van . Wynen is. — De Ondergetekenden kunnen niet voorby, aantemerken: dat hec Wurtenburger probeervocht, op water, met Arfenicum, geen uitwerking heefc; en na verfcheiden proeven daaromtrent .genomen te hebben, is ons overtuigend gebleken, dat het planten zuur in de Wynen de eenige reden van dit verfchynfel is; dewyl eenige droppels Azyn, by water, me: Arfenicum gedaan zynde, 'er door de by voeging van het Wurtenburger probeervochc, terhond een geel pnecipicaec ten voorfchyn komt. Daar nu dit probeervocht den witten Wyn met lood, bruin, en den rooden Wyn met lood, zwartachtig troubel maakt, daarentegen Witte, Moezel en Rhynfche Wynen, met Arfenicnm, een geel, en in rooden Wyn met Arfenicum, een witpracipitaetdoet nedervallen,zo is heteen beflisfchend herkenmiddel, voor het Arfenicum in de Wynen. §• 3 3 •D-Herkenmiddel van de Sublimaat in de Wynen. Tot deeze proeven hebben wy gebruikt eene oncH 5 bin-  taa No. X, RAPPORT o v e a » v binding van Sublimaat in water, en daarvan telkens eenige droppels in een kelkje Wyn gedaan. Q. Witte Wyn. De gewoone herkenmiddelen van loogzouten , kalkwater en bloedloog , gaven geene duidelyke kenmerken: het Liquor Hahnemanni even als in de voorgaande proeven; het Wurtenburger, een geel pracipitaet, met zwarte vlakken, dus eenigzints gelyk aan het Arfenicum. ü. Moezel en Rhynfche Wyn; was in allen gelyk aan den witten V yn. 3. Roode Wyn. Met de zelfde uitkomst als roode W7yn met Arfenicum. $. 34. De ondergetekenden dus gezien hebbende, dat het opgegeeven herkenmiddel van het Arfenicum; ook op de zelfde wyze op de Sublimaat werkte, hebben geene moeite gefpaard, een ander herkenmiddel voor de Sublimaat te vinden,^ welk op het Arfenicum niet werkt, en zy zyn gelukkig genoeg geweest, een zodanig middel in het koper te vinden, met namentlyk een geel koperdraad in Wyn te plaatfen, die met Sublimaat bezwangerd is; dit koperdraad eenige uuren in zodanigen Wyn geplaatst zynde, wordt als verzhverd; terwyl het Arfenicum geene uitwerking op het koper heeft. — Deeze proeven hebben wy verfcheiden maaien op witten, Moezel, Khynfchenen rooden Wyn herhaald, en altoos de zelfde uitkomst waargenoomen. — De onder- ger  VERVALFCHING der BIEREN, enz. 123 getekenden durven dierhalven het koperdraad, als het beflisfchendfte herkenmiddel van de Sublimaac in de v. ynen opgeeven, met by voeging, dat men ook hier, niet dan na verloop van 2.4 uuren uitfpraak doe. f. 3£. E. Herkenmiddel van het Antimonium. De ondergetekenden hebben tot deeze proeven zich bediend van eene ontbinding van Tartarus eme* ïtcus in water, zynde eene vermenging van het metallique gedeelte van het Antimonium met Wyr.fteenzuur: eenige droppels daarvan, in een kelkje Wyn gedsan , en met onderfcheiden herkenmiddelen onderzocht, gaven de volgende uitkomst: 1. Witte Wyn wierd door kalkwarer, eene ontbindingvan loogzouten, en fulfure de Potasfche met aangedaan; doch, door byvoeginge van eene gelyke hoeveelheid van het Liquor Hahnemanni, werdt de Wyn orange-geel, >t welk, nedergeploft zynde, veel overeenkomst hadt met het fulphur aurat. antimonii; dit zelfde gebeurde ook met het gemaakte burgwalwrater. §. 36. 1. Roode Wyn; geene uitwerking met de ovenge probeervochten '.ook met het Liquor Hahnemanni, werdt de Wyn even eens als roode Wyn met loodwit, en de overige metaalen, gekleurd; doch door by voeging van zeezoutzuur, werdt de Wyn troubel, en veranderde in een vocht, gelyk aan versch uitgeperfte besfenfap ; daar nu dit zelfde zuur geene uicwerking op Arfenicum in Wyn heeft, maar de roode Wyn met loodwit helder maakt, en te  124 No. X. RAPPORT over de te gelyk het lood, onder de gedaante van een wit prajcipitaet doet nederploffen; zo ziet men allerduidelykst, dat die zuur het zekere herkenmiddel voor hec Antimonium in rooden Wyn, en het Liquor Hahnemanni, voor hec Antimonium in Witte, Moezel en Rynfche Wynen is. §. 37. Uit alles wat wy tot hiertoe over de on« derfcheidene metaal-vervalfchingen der verfchillende Wynen gezegd hebben, blykc dan: Vooreerst, dac hec Liquor Hahnemanni, en het gemaakt burgwalwater, de algemeene herkenmiddelen der metaal-ontbindingen in Roode, V\itte, Moezelen Rhynfche Wynen zyn; doch, dat deeze beide herkenmiddelen, op eene aliezins beflisfehende wyze het Antimonium in Witte, Moezel en Rhynfche Wynen, aantoonen^ Ten tweeden, dac onder alle herkenmiddelen, het blanke yzer, dat geene is, hetwelk als een zeker en voldoend herkenmiddel voor de aanwezigheid van koper, in alle de vier opgenoemde foorten van Wynen, kan aangemerkt worden. 'Jen derden, dac hec Wurtenburger probeervocht, voor een byzonder herkenmiddel van het Arfenicum, in de verfchillende Wynen moet gehouden worden. Ten vierden, dat het geel koper de ontbinding van Sublimat in de Wynen, allerduidelykst aanwyst, en dus, ten deezen opzichte, als een zeker herkenmiddel kan befchouwd worden. 'Jen vyfden, dac het zeezout-zuur de aanweezig- heid  VERVALSCHING der BIEREN, enz. ij£ heid var» hec Ancimonium allezins doec herkennen in den rooden-Wyn. §. 38. De Ondergetekenden meenen .dus, met het aanwyzen van algemeene en byzondere proefmiddelen, ter ontdekking der verfchillende metaalvervalfchingen der Wynen, aan hec verlangen deezer Vergadering voldaan te hebben. — Zy zullen nog maar alleen daar byvoegen, op welke wyze, huns oordeels, de Wyn-proef zoude moeten ondernoomen worden. Vooreerst: men vermengt gelyke hoeveelheden van den verdachten Wyn mee Liquor Hahnemanni, of gemaakc Burgwal - wacer: is hec Moezel, Rhynfche of witte Wyn, met metaal, dan zal de Wyn bruin worden, uitgezonderd als 'er Antimonium in ontbonden is, in welk geval, de Wyn een geelpra* cipicaac verkrygc: is hec roode Wyn met metaal, onverfchillig welk, dan zal de Wyn troebel worden. Tekent dus de Wyn, dat 'er metaal in ontbonden is, en wil men het byzonder metaal ontdekken, men plaatfe daarin een huk blank yzer; wordt dit niet aangedaan , zo als opgegeeven is, dan blykt, dat de witte Wyn, of Arfenicum, of Sublimaat; of Loodwic bevac; doch de roode Wyn, Arfenicum, of Sublimaat, of Lood, of Antimonium: vervolgens plaatfe men in een ander glas van deu zelfden Wyn, een geel koperdraad: wordt ook dit niet aangedaan, dan is men verzeekerd, dat 'er geen Sublimaat in den Wyn ontbonden is; vervolgens on«  12(5 No.X. R A P^P ORR over de onderzoeke men den Wyn, met het Wurtenburger probeervocht; toont ook dit niet door het geelepnecipitaet in den witten, en witpraecipitaet in den rooden Wyn , de aanweezigheid van het Arfenicum; dan onderzoeke men den roodenVVyn, met Zeezout zuur; en blyft die ook onaangedaan, dan kan men verzeekerd zyn, dat 'er geen Antimon ium in is; en dus ook van de aanwezigheid van het looi in de Wynen overtuigd zyn., §. 39. Op deeze wyze hebben de Ondergetekenden , flechte Wynen uit onze gemeene Kroegen , onderzocht, doch niets van metaal-deelen daarin gevonden. $. 40. Na dus de verfchillende foorten van vervalfchingen der Wynen opgegeeven te hebben, alsmede de byzondere herkenmiddelen van ieder derzelven ; zyn de Ondergetekenden van gedachten, dat het aanllaande Committe diende geauthorifeerd te worden , om van tyd tot tyd , naar goedvinden, de Wynen in Wyn- Speel- en Hoerhuizen, te onderzoeken, en indien hec mogte komen te blyken, dat de Wynen werkelyk vervalscht zyn, alsdan den Tapper in eene geldboete van te beflaan; en wanneer de Tapper konde aancoonen* dat de Wynkooper de vervalfching werkelyk gedaan had, ook deezen tevens tot eene boete van ...... te vervvyzen. §. 41. Eindelyk en ten laactlen, dienden de Onrdergetekenden ook nog te fpreeken, van de Gene-  VER VALSCHING der BIEREN, enz. 137 never en Brandewyn; dan daar de eerfte voor geene fchadelyke vervalfching vatbaar is, zullen zy dit artikel met ftilzwygen voorbygaan, en nog alleen maar ten aanzien van den Brandewyn, aanmerken, dat men denzelven verdacht heeft gehouden, van zomtyds of met koper of met loodwit vervalscht te zyn. — De Ondergetekenden hebben gemeend, dat men de vervalfching met loodwit heeft toegefchreeven aan dien Brandewyn , welke men uit hechten, en met loodwit vervalschten Wyn overhaalt; dan, de Ondergetekenden hebben, met opzet, proeven genoomen, om te zien, of'er by de destilatie van Brandewyn met loodwit, indedaad van dit metaal mede overgehaald wierdt; dan; zy hebben het tegengeftelde gevonden; en dus twyffelen zy aan eene zodanige toevallige vervalfching; zo zy echter plaats mogte hebben, laat zich zulks op het duidelykfte door het Liquor Èahnemanm, en door het gemaakte burgwalwater, ontdekken. §. 42. Wat het koper in den Brandewyn betreft, de ondergetekenden kunnen ook hier geen eenvoudiger en zekerder herkenmiddel aangeeven, dan het blank yzer, dat zelfs door de geringfte hoeveelheid koper in Brandewyn, aangedaan wordt. J. 43. De Ondergetekenden zyn ook, ten opzichte van deeze vervalfching, van gedachten, dat het aanftaande Committe' daartegen diende te waaken, en geauthorifeerd te worden, naar goedvinden, den Brandewyn, zo als zy in de gemeene kroegen verkogt  ia? Nö.X. RAPPORT over de VËRVALSCHiNG eNz. kogt wwdt, te probeeren, en vervalscht bevindende, zodanigen Tapper tot eene geldboete van . . . . te venvyzen.  3BLAPÏOB.TE3S*, STREKKENDE ALS ÜTLAAGEN tot de VERZAMELING van STUKKEN* bètrekkelyk de aanstelling eener COMMISSIE van GENEESKUNDIG TOE VOORZICHT, t e AMSTERDAM. DERDE STUK. Bevattende de Rapporten No. XI. — No xvf „„>, Het Vleesch, de Visch, en verdere vaste Spyzcn. Te AMSTERDAM, Ter S TA D S-D RÜKKERTEs en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAJENSCHOÏ, ï 7 9 &   N?. XI. EERSTE RAPPORT OVER HET VLEESCH EN DE SLAGTHUIZEN.   N°.X1. Eerfte RAPPORT, ever het Vleesch, en de Slagthuizen. Commisfie, door Ulieden ons opgedraagen, en betreklyk tot alles, wat betreft de -hoedanigheid van het Vleesch waarmede wy gewoon zyn ons te voeden; hebben wy, zo goed ons mogelyk ware, volvoerd. Zie hier kortelyk derzei ver uitflag, en oordeelt daarvan, naar gylieden zult begrypen te behooren. Bereids den i2den Oftober van den jaare 1595, is de Regeering deezer Stad daarop bedacht geweest, dat de gezondheid der Ingezetenen, door het gebruik van kwalykgefteld Vleesch, niet zoude ondermynd worden. Eene Keur van die dagteekening bewyst zulks, als inhoudende: 1°. Dat geene verfmoorde of doode Osfen, Koeijen, Kalveren, Schaapen, Varkens, of andere Beesten, mogen onthuid en opgemaakt worden , zelf niet voor eigen gebruik der geenen die zulks begeeren. 2.0. Dat geen Vleesch van verfmoorde of anderzins geftorven Beesten, 'c zy alle'e'n, 't zy tevens met gezond Vleesch, in tonnen gepakt , hier ter Stede zal mogen ingebragt en verkocht worden. §. 2. In 't vervolg is zy fteeds daarop bedacht gebleeven, en heeft dit van tyd tot tyd doen blyken, zo door hec renoveeren en ampliëeren deezer Keur, als door het arrefteeren van andere Keuren, tot het zelfde oogmerk tendeerende. Dus gebood zy: A'S „De»  f Nó. XL EERSTE RAPPORT ovbr het „ Den 2 iften January \66iy den 8hen September „ lójö, en den aden July 1767, dat geene Osfen „ noch Koeijen mogten ter Halle gebragt en yer„ kocht worden, dan na zy, nog aan de balk han„ gende, door Keurmeesteren gevifuecrd en goed „ bevonden waren. „ Den 3ohen January 1683 , dat geene verfmoor„ de of van zelfs gehorvene Beesten, in tornen gex kuipt of niet, in de Stad gebragt, noch ook zieke „ Beesten gedacht of in tonnen gekuipt mogten •m worden. „ Den ioden February 1684, den igden February „ 1694, en den 39hen January 1773, ^at ^le ton~ nen Vleesch of Spek, van 't platte Land, hier ter „ Stede ingevoerd, terhond na het is ingeflagen, „ zo wegens de deugd van hetzelve, als wegens de „ grootte der tonnen , by Keurmeesteren' gekeurd „ en goed bevonden zynde, met een brahdteeken „ moeten gemerkt wrorden. „ Den öden February 1685, den 3den February „ 1699, den 3iften January 1720, en den 27iten „ January 1769, dat alle Varkens, magere zo wel „ als vetten, dooreen beëedigdKeurmeester moe„ ten gefchouwd worden. „ hen 29h.cn January 1704, dat geen ongaa^e, „ zieke of pokkige Beesten, binnen deeze Stad ge„ flacht, of het Vleesch daarvan in de hal of huizen „ mogt verkocht worden. „ Den ióden January 1713 , dat geenig ziek of ondeugend Vleesch, raauw of gekookt, in de „Stad  VLEESCH en de SLAGTHUIZEN. y ■* Stad gebragt, verkocht of gekocht mogt worden, m op pcene eener zeer groote geldboete, en zelfs „ van lyfftraf, naar exigentie van zaaken. „Den aoften January 173a, dat geen Vleesch„ houwers, noch derzelver Knechts, in de Hal, in „ de nabyheid deezer, of in hunne Winkels, mogen „ Tabak rooken, op eene boete telkens van 3 guid. „ Den rften February 1581 eindelyk, en vervol« gens by verfcheide herhaalingen, dat de Sleutel„ bewaarders der Hallen, op het reinigen derzelve „ goede toezicht houden, en onder anderen zorgen „ moeten, dat ze door een iegelyk vóór zyn Bank, „ dikwyls gereinigd worden." 5.3. Hoe veel goeds intusfehen in verfcheiden deezer Keuren ook zyn moge, voldoen dezelven geenszins aan het oogmerk. Ons althands fchynt het toe, dat daar noodzaaklyk behoord bygevoegd te worden: Met opzicht tot de hoedanigheid van bet Vleesch: i°. Dat geenig van elders ingevoerd gerookt Vleesch, Spek, Ham, noch Worst, mag verkocht worden, dan na het alvoorens door een beëedigd Keurmeester gevifiteerd , en ten blyke van deszelfs deugd, op deeze of geene wyze is gekenmerkt. 20. Dat geene Beesten hoegenaamd , dat is te '/eggen, geene Osfen, Koeijen, Kalveren, Schaapen , Lammeren noch Varkens, moeten mogen geflagt, noch derzelver Vleesch verkocht worden, ten zy ze vóór en na de fiagting, door Keurmeesteren gefchouwd en goed bevonden zyn. A 4 2". Dat  * No.XI. EERSTE RAPPORT over hèt a°. Dat geen versch, gezouten of gerookt Vleesch, komende van Plaatzen waar de Veeziekte heerscht, hier ter Stede mag ingevoerd of verkocht worden. 4c. Dat den Vleeschhouweren verboden worde, het opblaasen der Kalveren by de flagting; als dienende tot niets, dan om het Vleesch deezer dieren, onder een Ichoordchynend voorkomen, te eerder te doen bederven. gn. Dat men den Krengen-flagteren moet verbieden, het Aagten van iets anders dan van Kalveren, nog geen zes weeken oud, op pcene van in geen halfjaar te mogen Aagten. 6°. Dat geene Veriche-Waar-verkoopers» met eenige bedorven deelen van Beesten mogen markten , in de nabyheid der Vleeschhallen. §. 4. Met betrekking tot genoemde Hallen en de Huizen der Slagter-s. i°. Dat die Hallen , mits alvoorens met luchtkookers, onmiddelyk boven den grond bedeeld, door het open ftellen van deeze en der vengfters, ten minften twee maaien daags, gelucht worden. 2°. Dat zulks vooral, en ten fpoedigften, moet plaats grypen by de Groote Hal,als zynde deeze de flechtfte van allen, en waarin het Vleesch het fpoedigit onderhevig wordt aan bederf. 3n. Dat de vloer aller Hallen, dagelyks, vóór dezelve gefloten worden, met zaagzel behoort beftrooid, en hierna fchoon geveegd te worden. 4". Dat daarin alle Vrydagen, alles wel fchoon moet gefchrobd, geboend en gefpoeld werden. 5°. Dat  VLEESCH en db SLAGTHUIZEN. 9 5°. Dat in de nabyheid der Hallen , niets moet mogen nederge worpen of verzameld worden, 't welk eenige ftank verwekt; en men aldaar ook geenerhande luchtbedervende Fabrieken; Trafieken of Neeringen, zal mogen oprichten of bedryven. d°. Dat eindelyk de Winkels der Vleeschhouwers niet alleen, maar ook die der VarkensAagers en van de Hoenderkoopers, altoos zo zuiver en luchtig als mogelyk is moeten gehouden worden. §. 5. Buiten dit alles en onafhanglyk van eenigerlei Wetten, fchynt het ons toe, dat men, om te beter het bedoelde oogmerk te bereiken, voor hec minst vier algemeene Slagthuizen behoort opterichten voor de Vleeschhouwers, en even zo veel voor de Varkensflagers , geplaatst allen in den omtrek der Stad, zo na doenlyk by elk der Vleeschhallen; dermaate gebouwd , dat ze alleszins vatbaar zyn voor eene vrye doorhrooming der lucht; zo groot elk der eerhen, dat in allen deezen zamen, weekelyks ruim 500 Beesten kunnen geflagt worden: en in beiden van welken, alle opgemelde Slagters, ten allen tyden moeten gehouden zyn, hun Vee te doen Aagten. §. 6. Het fchynt ons, om de zelfde reden, daar te boven toe, dac hec gecal der Keurmeesters van >t Beestiaal, in 'c algemeen even grooc moet zyn, als dat van beiderleie Slagthuizen: dat voor elk hunner eene woonplaats moet zyn, aan ieder dier huizen geaccrocheerd; en zy gezamentlyk, na gedaan examen, by het Committe moeten aangeheld worden, op eene behoorlyke Inftrutftie. A5 £7.  io No. XI. . EERSTE RAPPORT over het enz. §. 7. Inderdaad Medeburgers ! worden deeze maatregelen door Ulieden goedgekeurd; door den Kaad der Gemeente gewettigd en in werking gebragt; door het te benoemen Committe met alle mogelyke gezetheid gehandhaafd; alsdan vleijen wy «ns, dat men eenmaal zal ophouden zich te beklagen , over dejmzuiverheid onzer ftraaten, markten en graften , door het Aagten van allerlei Vee veroorzaakt:— over het bederf van onzen dampkring, hiervan afhanglyk: — over de belemmering der wegen , door het dryven van Vee door de Stad veroorzaakt : — over de ongelukken hierdoor, en door het losbreeken of ontfnappen van Beesten, op de bruggen of by de Aagting dikwerf te wege gebragt: — over het zo verregaand pligtverzuirn onzer tegenwoordige Keurmeesters van het Beestiaal, dat, gelyk wy met zekerheid kunnen zeggen , zy niets doen, dan by de refpeétive Slagters, weeklyks het geld invorderen, hen by Keure voor het fchouwen van elk Beest toegelegd: — over het invoeren en verkoopen van allerlei ziek of bedorven Vleesch, Spek, Ham of Worst, 't zy gezouten, 't zy gerookt: — over het verkoopen van bedorven Whd of Gevogelte: — noch eindelyk en waarop alles inzonderheid aankomt, — over het nadeel't welk onze gezondheid lyd, door het gebruik eener fpyze, zo heilzaam uit zich zelfs, als onontbeerlyk door de gewoonte. Wy zyn met Heilwenfching. Amfterdam 17 Dec. ] 796". N°.xa.  N°. XD. TWEEDE RAPPORT OVER HET VLEESCH EN DE SLAGTHUIZEN.   N°.XII. Tweede RAPPORT, over het Vleesch en de Slagthuizen. S. r.D e ondergetekenden hebben den 17 December des voorledenen J j.rs, de eer gehad, ulie» den te dienen van hu 1 e c nfideratiën en advies, opzicntelyk tot alles wat behoort tot de goede hoedanigheid onzer dier yke voedzelen. In hun uitgebragt Rapport deswegens, hebben zy onder anderen aangedrongen, op de noodzaakelykheid der bouwing van een genoegzaam getal algemeene Slagthuizen, zo voor onze Vieeschhouwers, als voor onze Varkens (lachters. Verwaardigende dit huk, over 't geheel, met Ulieder goedkeuring, behaagde het Ulieden echter, de noodzaaklykheid der laathen daarvan uittezonderen , en committeerde gylieden hen tevens tot het ontwerpen der eerften, en het bepaalen van alles wat daartoe eenigzins behoord; van het getal der Vleeschhouwers, naamentlyk, thands aanweezig; van dat der Banken van deezen, in de refpective Vleeschhallen; van hunne Jaarlykfche contributie hiervoor aan de Stad; van het getal derEees' ten, weekelyks doorgaands by hen geflagt wordende, en wat dergelyken meer zy: gelyk ook, om in dit alles, voor zo veel zy zulks mogten noodig oordeelen, den raad en de medehulp te iroploreeren van onzen verdienftelyken Stads Architeét vaw der hart. $. 1. Bereids voor lang zouden zy Ulieden, ten aan-  I4 Nb. XII. TWEEDE R AP" 9 O.R T o vb.r het aanzien van bet een en ander ; het gevorderd bericht hebben ter hand gebeld, waren zy niet hierin-, dóór verfciieiden, hen fritosfehen oegedragene éotnmiifiën, beiec geworden. ' ' ' Thands echter daartoe gereed, haasten zy zich 'met het voldoen a^n hunnen phg:, en neemen de vryheid ten dien einde aancemerken: Dat in deeze Stad doorgaands aar.weezig zyn, omtrent 120 Vleeschhouwers, waarvan 'ieder een Bank heeft in een der Vleeschhallen. Dat hec getal deezer Banken, is: In de Groote Hal . . 74 In de Botermarkts Hal 20 In de Wester Hal . . 19 In de Heerenmarkts Hal 8 En dus in alle Hallen zamen iai Banken. Dat voor het gebruik van ieder Bank, aan de Stad Jaarlyks betaald wordt ƒ225:— en derhalven: Voor die der Groote Hal . . ƒ 16650: — Voor die der Eotermarkts Hal * 4500: — Voor die der Wester Hal . . •> 4475: — Voor die der Heerenmarkts Hal * 1800: — dus in *t geheel . . ƒ 37425: — §. 3. Dat, algemeen genoomen, ieder Vleeschhouwer geheld wordt, 'sweekelyks te Slagten: 4 Runderen, 4 Kalveren, en 5 of 6 Schaapen, Dat in eene ruimte van 30 voeten in >t vierkant,  VLEESCH en de SLAGTHUIZEN. jS kant, gelyktydig kunnen geflagt en opgehangen worden: 6 Runderen, 2 Kalveren, en 6 Schaapen. §. 4. Dat in Hamburg, in Frankfort en elders, alwaar zeer groote Slagchuizea zyn, om dat daarin tevens Varkens gellagt worden, het geflagtte Vee, flechts 3 of 4 uuren blyft hangen, en alsdan, na gevierendeeld te zyn, vervoerd wordt naar de huizen der Slagters. Dac men hier', (het beftaan der Slagthuizen, zo en ter plaatzen, als wy hraks zullen voordraagen onderfteld zynde,) hec zelfde zou kunnen doen, of immers tweemaalen daags, Aagten, afhakken, en het afgehakte vervoeren naar de Hallen of naar elders. §. 5, Dat alsdan ook ten allen tyden, dat is in en buiten de gewoone flagcmaanden, drie dergelyke huizen, aan de behoefte der Vleeschhouwers zeer wel zouden voldoen kunnen. Dac van deeze huizen moesc geplaatst zyn: e'e'n aan de overzyde van de Jooden Heerengraft, langs het water, tegen over de Barakken; één ter zyde van de Varkenmarkt; en één ter plaatze van de geweezene oude Stads Herberg. • Dat dezelve allen dermaate moeten zyn ingericht als in de bygaande Tekening wordt aangeweezen, en  i6 NtnXII. TWEEDE RAPPORT over «et en hunne grootte, evenredig aan het getal der Banken , in die Hallen waartoe zy behooren. ' Dat dienvolgends het eerfte, gefchikt voor de Groote Hal, om dat daarin 74 Banken gevonden worden* en door welks Bankhouders 's weekelyks* doorgaads geflagt worden , 300 ftuks Runderen, even zo veel Kalven, en 450 Schaapen* of dagelyks 50 Runderen, 50 Kalven, en 75 Schaapen, in alle afmeeting aan de zelfde Tekening moet beantwoorden , en de twee overigen, merkelyk kleiner zyn kunnen. §. 6. Dat de geheele Bouwkosten deezer Huizen, blykens het geannexeerd bericht van den opgemelden Stads Architett, bedraagen zal omtrent / 20000:— §. 7. Dat, ter vervoering van het bloed, den afval en andere onreinigheden, naar het Ye, by ieder Slagthuis behoort gevoegd te worden eene fchuit, door e'én man gevoerd. Dat de Jaarlykfche kosten voor elk deezer fchuiten en fchuiten voer er s, wel mogen bepaald worden op ƒ 1000:— en des voor allen, op ƒ 3000: — §. 8. Dat eindelyk, gelyk de Vleeschhouwers voor het gebruik hunner Halbanken, eene Jaarlykfche contributie betaalen aan de Stad, zy zulks insgelyks behooren te doen, voor dat deezer huizen, en die contributie, naar gelang van de voordeden welke meergemelde huizen hen zullen aanbrengen, niet zeer groot behoeft te zyn. Mog-  VLEESCH en de SLAGTHUIZEN. i7 Mogten deeze aanmerkingen, Medeburgers! genoeg zyn, ter voldoening aan den last,'door ulie^den de ondergetekenden gegeeven: verhoopende zulks althands, zyn ze met heiivvenfching. Amherdam 10 Juny 1797. EERSTE BYLAAGE tot het RAPPORT N . Xtl. Bericht van den Burger a. van der hart, relatief het hovenJiaattde Rapport. Aan de Leden, gedecerneert uit de CommislTe, ter beraaming van een Plan voor een Committe van Gezondheid, met betrekking tot de ilagtery, heeft de ondergetekende de eer, de nevensgaande Projeét - tekening van een Slagthuis, zo als voor de Groote Vleeschhal, In de Nes'* is opgegeéven, ter beöordeeling aantebieden ; waarvan de kosten , met het daarby eu aanbehoorende, en op een fteenen voet, in rekening beloopt, byna f 13000: — Het gefchiktst Locaal (en volgends hetwelk dit Projeét is ingericht) word gevonden aan de overzyde van de Jooden Heeregrafc, langs het water, tegen over de Barakken. De twee kleinere Slagthuizen, voorde overige Vleeschhallen, mogen elk, naar evenredigheid, III. stuk. B wai  18 EERSTE EYLAAGE tot het RAPPORT No. Xll. wel gefield worden op ƒ8000:— zullende derhalven allen te zamen bedragen, circa f 29000: — (was get.) a. van der hart. •Amfterdam, 10 April 1797. TWEEDE BYLAAGE tot het RAPPORT N\XII. Uit ingekomen berichten is het gebleeken, dat 'er hier ter Stede 120 Slagters zyn, welke, het een door het ander, ieder week Aagten, elk 4 ftuks Rundervee, 4 Kalveren, en 5 a 6 Schaapen: hetgeene gevolglyk Jaarlyks bedraagt 24960 ftukken Rundvee, 24960 Kalveren, en 31200 Schaapen. Indien men dan aan ieder Slagter, voor het gebruik der Slagthuizen, liet betaalen: 3 Huivers voor ieder Huk Rundvee; 1 Huivers voor ieder Kalf ; ée'ne Huiver voor ieder Schaap; zoude deeze belasting opbrengen: Voor 24960 ftukken Rundvee . ƒ3744:.— Voor 24960 Kalveren . . . = 2496: — Voor 31200 Schaapen ... * 1560: — tezamen . ƒ7800: — Indien dan de Stad de ƒ 30000:— tot hec oprichten der Slagthuizen benoodigd , negotieerde è 4 pCt. 'sjaars , zoude de interest Jaarlyks bedraagen . . ƒ 1200: — De onkosten op de Schuiten, by de Slagthuizen benoodigd, zullen bedraagen . * 3000: — De K eparatie, het eerfte Jaar . . < 400:— te zamen . ƒ 4600: —  TWEEDE BYLAAGE tot het RAPPORT No.XIL ij En dus brengt de belasting meerder op, dan de uitgaven . . . ƒ3200: — Zo dat de Stad, i°. Jaarlyks ƒ3000:— kan aflosfen: a°. de ƒ 120: — die ze het tweede Jaar minder aan Interesfen uitkeert dan het eerfte, en het derde dan het tweede enz. tot reparatie befteeden, welke het tweede Jaar meer zullen bedraagen dan het eerfte: hec derde dan het tweede enz.: 3°. binnen 10 Jaaren het geheel capitaal aflosfen: 40. vervolgends Jaarlyks 1600 Guldens tot reparatie en fuccesftvelyke vernieuwing befteeden; en daarenboven drie duizend Guldens profiteeren: terwyl de belasting op het te Aagten vee, voor de Slagters geenzins bezwaarend is, neen, maar door hen zal worden uitgewonnen aan hetgeene zy minder zullen behoeven te befteeden; daar zy geene flagtkelders of flagtftallen enz. zullen benoodigd hebben.   N*. XIII. Rapport OVER DE VISCH. ö 3*   jV". XIII. RAPPORT over da. Visch. D e ondergetekende, uitmaakende de Commisfie , tot het uitbrengen van een Rapport over de Visch, betrekkelyk de gezondheid der Inwooners van deeze Stad, hebben by het inzien der Catalogus, welke de poineten bevat, die in het Plan voor het aanhaande Committe van Gezondheid zullen dienen geplaatst te worden; hebben, zeggen zy, al aanftonds opgemerkt, dit by dit rubriek niets anders aangetekend haat, dan hec Keuren van de Visch; zo dac zy terhond begreepen hebben, dat hier niet bedoeld konde worden eene natuurkundige verhandeling opteftellen, van al dat geene wat tot de byzondere foorten van Visch, en derzelver aart en zelfftandighëid eenige betrekking hebben kan, veel minder een uitgewerkt Diëceüsch Vertoog te fchryven, over de nuttigheid of gezondheid en fchadelykheid van dit zo algemeen voedzel. — Reden,waarom zydan ook aanftonds,hunnen aandacht gevestigd hebben, enkel en alleen op al dat geene, wat het Keuren der Visch becrefc, en zo veel in- hun is geweest, alles nagefpoord, waardoor zy eenige inlichtinge konden erlangen, in alles, wac ten opzichte van het Keuren der Visch in het algemeen , als mede van het zelve in hec byzonder plaats heeft. §. 2. Ten dien einde hebben zy van ftunden aan B 4 be-  24 No. XflI. RAPPORT over begreepen , dat de Keurmeesters der Visch; zó verfche als gezoute, benevens de Overlieden van het St. Fiecers- of Vischkoopers Gild, hun hierin de meeste en de beste onderrichtinge zouden kunnen geeven. — Zy hebben dan den Keurmeester van de Groote Vischmarkt, met naame j. \v. weiden b ach, en den Keurmeester van de Plaring en Zoute Vich, genaamd hendrik van seggere, benevens twee Overlieden , verzocht te komen aan het huis van een der Leden van de Commisfie, welken zich dan ook ter gezegde plaats, niet alleen vervoegd, maar ook op alle aan hun gedaane vraagen, bereidwillig geantwoord hebben. Wy hebben dan aan den Keurmeester van de Groote •Vischmarkt, gedaan, de volgende vraagen: i°. Hce veel Keurmeesters van de verfche Visch zyn 'er? Antw. Twee, één voor de groote, en één voor de kleine Vischmarkt. i\ Wat is derzelver plicht? Antw. De goede Visch goed- en de kwaadó Visch aftekeuren. §. 4. 3n. Waarin beftaat het elgenlyk Keuren? Antw. In al de Visch , zo als Kabbeljauw en Schellevisch, een voor e'én, open te fnyden, en de wammen derzelve natezien, om te weeten of die aangehooken zyn of niet: in geval van aaihleeking, wordt die Visch afgekeurd , en met verfcheide fee-  t> e Visch. ■ aS Cieden gemerkt. — Onder dit foort van Visch Wordt door Keurmeesters ook afgekeurd de zieke Visch , welke zy verfmagt noemen j zulks zien zy reeds van buiten, en wel meest aan de magerheid en flymerigheid der Visch* welke, open gefneden zynde, aan de graat zelve meest den tyd aangedaan is. De Tongen en Tarboth worden op de reuk afgekeurd.De Rog tekend van zelve. De Zalm is byna altoos goed, en wordt ten minften nooit gekeurd. 4°. Op wat plaatfen gefchied het Keuren? Antw. Op de Vischmarkten, aan de zogenaamde Ring, te weeten, wanneer de Visch met Schepen aangevoerd wordt. — Wordt dezelve met Wagens aangebragt, dan gefchied zulks by de Wagens. §• 5- S°- Wat foorten van Visch worden gekeurd? Antw. Al de Zee-visch, welke ter Markt gebragt wordt, als.-Kabbeljnuw, Schellevisch, Tongen, Tarboth en Rog. De Zalm wordt niet gekeurd , zo als wy by de derde vraag reeds gezegd hebben. De Rivier-visch wordt door den Keurmeester niet gekeurd, maar dit gefchied door de zogenaamde Bothweeger of deszelfs Knecht aan het Bo:hhuis, moetende volgends Keure van 2S January 1737, de doode Visch terhond in het water geworpen, en die nog eenigzins leefc, doch onbekwaam is om ter Markt te worden gebragt, aan de Godshuizen gezonden worden : dit laatfte wordt onderB 5 ' tus-  i6 No. XIII. RAPPORT over tusfchen niet meer in echt genoomen, maar deeze Visch wordt door de Vischwyven fchielyk opgekocht, die daar mede naderhand langs de ftraaten loopen. §. 6. 6°. Wat wordt 'er met de afgekeurde Visch gedaan? Antw. Deeze moet, volgends Ordonnantie, in het Ye geworpen worden ; doch gefchied zulks thands niet meer, vooral indien de Visch met wagens aangebragt wordt, maar daar voor wordt gebruik gemaakt van eene Schtrit, de Gromfchuit genaamd, waarin al de afval van de Vischmarkt geworpen wordt. — In deeze Gromfchuit wordt nu de afgekeurde Zee - visch gegooid , en op deeze manier, alle middagen ten twee uuren naar het Ye gebragt, en aldaar in het water geworpen.— De Keurmeester ontkende echter niet, dat fomtyds de afgekeurde Visch, door Jooden en anderen wel eens ftilleijes weggemaakt wordt, en aldus onder den gemeenen man verkocht. §.7. 70. Permitteeren de Keuren, dat de Visch, ééns gekeurd zynde, en op dien dag niet verkocht wordende, den volgenden dag of dagen wederom ter Markt gebragt worde, zonder vooraf op nieuw gekeurd te worden? Antw. De Keurmeester zoude dezelve Visch den volgenden dag of dagen niet wederom durven keuren. §. 8. 8°. Wat is 'er van de vryheid der Visch- vei>  de VISCH. 2? verkoopers, welke de Zee-visch naar de Stad brengen? kunnen die, na de gedaane looting, de Visch tot den volgenden dag bewaaren, om alsdan te doen af/laan, en is zulks ook nadeelig aan de Visch? Antw. Dit gefchied tegenwoordig niet dikwyls, om dat 'er doorgaands zelden zo veel Visch aankomt, dat dezelve niet op eenen dag kan afgefiagen worden; ten anderen, de Visch versch aangebragt wordende, bederft daar door niet zeer, en tën laatften kan de Visch niet aan de Markt komen, voor dat dezelve eerst gekeurd is. §. p. 9. Wat wordt 'er verhaan door leverbaar keuren van Oesters en Mosfelen ? Antw. Zulks gefchied op de reuk en de kleur. §. 10. De volgende vraagen hebben wy gedaan aan hendrik van segg-ere , Keurmeester van de Haring en Zoute-visch. i°. Hoe veel Keurmeesters zyn 'er? Antw. Twee, doch één is 'er binnen weinige dagen gehorven. s°. Waarin behaat het eigenlyk keuren der Haring? Antw. Alle de Haringtonnen worden, voor dat zy verkocht worden, open gemaakt en in prefentie der Keurmeesters ontpakt , welke alsdan de kwaade Haring afkeuren en uitfchieten. — Onder de kwaade Haring heeft men een foort, het welk men nachtfchaame of wanzoute Haring noemd, welke dood gezouten is. — Deeze foort, als volftrekt be-  2« No. XIIL RAPPORT ovek bedorven , wordt afgekeurd en weggegooid. —«• Het tweede foort is Haring* welke droog in de tonnen ligt, en wordt vrakke Haring genaamd , en deeze wordt wederom in enkele en dubbelde vrakke Haring onderfeheiden ; deeze vrakke Haring wordt ook wel afgekeurd en uitgefchooten * maar niet weggeworpen, wordende dezelve door de gemeene lieden opgekocht, welke daar mede langs de itraaten ter verkoop loopen. $* li* 3°- Waarin behaat het keuren der Zcuteviseh ? Antw. Vart al dé Zoute-visch, welke hier in de Stad gebragt wordt, kan of m2g geen ton verkocht worden, voor dat dezelve open gemaakt, ontpakt en goedgekeurd is, wordende de Hechte Visch wel uitgefchooten * maar niet weggeworpen. §. 12. 4°, Hoe lang wertu de Keur op de Haring en Zoute-visch ? Antw. De Keur' van dè Haring duurt altoos, en daar is eene fierke Keur tegen de oude Haring, welke volftrekt niet meer mag verkocht worden als 'er nieuwe is. — Ondertusfchen heefc men uit het B?pport van den Keurmeester kunnen opmaaken, dat hier veel bedriegery by plaats heeft. De Keur van de Zoute-visch duurd maar vier en* twintig uuren, dat is, gekeurd zynde, moet dezelve Vier-en - twintig uuren naderhand nog even goed zyn ; na dien tyd heeft het Keuren geen kragt meer : de Yiseh die alsdan bedorven is, wordt aan  de V I S G H. 39 aan de flyters verkocht, welke daar mede aan de kuizen rond loopen. — Het haat echter den Keurmeester vry, hem, die hy met kwaade Zoute-visch ontmoet, dezelve afteneemen. §> 13. 5°. Is 'er ook een Keur voor de Bokking? Antw. De Bokking die van buiten inkomt, is aan de Keur onderworpen. De Bokking, die hier in de Stad, aan de Zandhoek gerookt worde, wordt tot heden toe niet gekeurd. Wy zullen in het vervolg van ons Rapport, over dit artikel eenige nadere aanmerkingen maaken. 6~°. Is *er een Keur op de gerookte Zalm, op de gedroogde Schollen en Scharren, en op deStokvisch? Antw. Neen. 1 §. 14. Het zy ons vergund, eenige van deeze antwoorden te recapituleeren, ten einde eenige gevolgen uit dezelve te kunnen afleiden. Wy hebben gezien in het antwoord op de vyfde vraag, welke wy aan weidenbach, Keurmeester -der groote Vischmarkt gedaan hebben, dat al de Zee-Visch, welke (nota bene) aan de markt gebragt wordt, moet gekeurd worden, en dat de RivierVisch, welke nog eenigfints ïeefc, doch onbekwaam is, om ter markt gebragt te worden, tegenwoordig door de Vischwyven ichielyk opgekogt, en langs de ftraaten ter koop aangeboden wordt. §. 15. In het antwoord cp de zesde vraag, aan denzelven gedaan, zien wy, dat de afgekeurde, •n met verfcheide fneden gemerkte Zee-Visch, niet al-  30 No. XIII. RAPPORT over altyd in de Grom-fchuiten gegooid, maar wel eens fthletjes weggemoffeld, en aldus aan den gemeenen man, door Jooden en anderen verkogt wordt. §. 16. In hec antwoord op de zevende vraag,befpeuren wy, dat de Keurmeester geen, reeds den voorigen dag gekeurde, Visch, welke den volgenden dag, wederom aan de markt gebragt wordt, op nieuw zoude durven Keuren. Hy begreep , dat dit tot te groot nadeel der Vischvrouwen zoude hrekken, even als of de Gezondheid van eenige i Burgers minder waarde had , dan de fchade, welke dit op nieuw Keuren, zomtyds zoude veröorzaaken; en hoewel wy hem repliceerden, dat dit in andere takken van negotie ook plaats had ; en dat by voorbeeld, een Koopman die Fruic, nog op ftroom liggende, en zomtyds nog zylende kogt, de fchade goedwillig dragen moest, wanneer die Fruit, aanland komende, geheel bedorven is; zo konde dit hem nogtans niet overreden , om voor de tweede keer Visch te Keuren. Ondertusfchen zal niet ligt iemand, de noodzaakelykheid van eene dusdanige herhaalde Keuring loochenen, daar anderzints op de markt zelve , bedorven Visch gemakkelyk zoude kunnen verkogt werden, tot merkelyk nadeel voor de gezondheid. §. 17. Uit het antwoord op onze tweede vraag aan den Keurmeester van de Haring, Hendrik van sEGGiRï, gedaan, blykt het wel, dat de nagtfehaame, of wanïoute Haring, als bedorven, daadelyk weg-  » e V T S C H. 3I weggegooid wordt, maar dat het zo juist niet gaat met de vrakke Haring; want dezelve wordt niet weggeworpen, maar door de gemeene Lieden opgekogt, en langs de ftraaten uitgeveild. Het antwoord op de derde vraag aan denzelven voorgefteld, toond, dat de flegte Zoute-visch, wel afgekeurd, maar niet weggegooid wordt. Het antwoord op de vierde vraag, doet zien, dat de Keur van de Haring wel altoos duurd, zo dat de Kooper of Verkooper altyd het recht heeft, om dezelve op nieuw te doen Keuren, maar dat 'er niettemin veel bedriegeryen hierby plaats hebben, voornaamentlyk ten opzichte van de oude Haring; dat de Keur van de Zoute-Visch maar vier-en-twintig uuren duurd, en dat de Keurmeester wel de vryheid heeft, om de flegceZoute-Visch, waarmede hy iemand op de ftraat ter koop loopende, ontmoet, afteneemen , doch dat dit zelden naauwkeurig wordt nagekomen. §. De Bokking,, die van buiten aankomt, is volgends het antwoord op devyfde vraag, aan de Keur onderworpen, maar die geene, welke hier in de Stad gerookt wordt, wordt tot heden toe niet gekeurd. Ondertusfchen hebben wy, uit een verfchil, dat in onze tegenwoordigheid, tusfchen deeze Keurmeester en een Overman van het St. Piecers Gild, voorgevallen is, duidelyk kunnen opmaaken, dac in hec artikel van die Bokking, welke alhier gerookt wordt,  3* No. XIIL RAPPORT over wordt, wel degelyk eene nadere en omftabdiger ordonnantie diende vastgefteld te worden, overmits de Keurmeester genoegzaam liet blyken, dat 'er allerhande llegte en bedorven Visch tot dat rooken gebruikt wordt; het welk hy echter nu niet konde beletten , door gebrek van genoegzaame magt, waartoe hy wel reeds een en andermaal, zelf binnen korte dagen, een Kequest aan de Regeering geprefenteerd had, maar hy fcheen hierin door de Overlieden van het St. Pieters Gild, altoos gedwarsboomd te worden. Plet antwoord eindelyk op onze zesde vraag, heeft ons doen zien, dat 'erop de gerookte Zalm, op de gedroogde Schollen -en Scharren, alsmede op de Stokvisch geen Keuren plaats hebben. §. 19. Uit al hetgeene wy op voorfchreeve manier hebben kunnen te weeten komen, is het dus aan ons klaar gebleeken, dat het Keuren van de Visch, nog aan verfcheiden gebreken onderhevig is; dat de tegenwoordige manier van Keuren, de Inwooners deezer Stad, voor het fchadelyke van llegte Visch niet genoegzaam beveiligt, en dat het voornaamentlyk de gemeene man is, op welken dit gebrek in de Keuren het meeste nadeel moet uitwerken; want daar deeze klasfe van menfchen onvermogend is, om zo veel geld uittegeeven, als 'er verëischt wordt,om goedgekeurde Visch te bekomen, cn de afgekeurde en dienvolgends beter koop Visch niet zorgvuldig genoeg weggemaakt wordt, begrypt men  de VISCH. 33 men gemakkelyk, dat de gemeene man deeze flechté Visch gereedelyk koopt, en tot zyn voedzel nuttigd. — Dat ondertusfchen Hechte en bedorvé Visch een allerfchadelykst voedzel voor de gezondheid opleverd, behoeft voorzeker geen bewys i menigvuldige voorbeelden zouden kunnen aangehaald worden, om te doen zien, dat de kwaadaartigfte Rotziekten, door het eecen van diergelyke Visch veroorzaakt geweest zyn. §. 20. Dac echter de grootfte oplettenheid, zulke verfche Visch verëischt, welke niet direct aan de markt, maar op andere plaatfen in de Stad aahgebragt wordt. — Wy hebben gezien dat de Keurmeesters, geen Visch keuren, dan die ter markt komt: dierhalven ondergaat al de overige Visch geene keuring.— Wy hebben > nadat wy onze vraagen afgehandeld hadden, naderhand met de twee Overlieden van het Vischkoopers Gild breedvoerig go* fprooken,over al het geene, dat als een gevolg van onze vierde vraag, wegens het keuren der verfche Visch, eenigzins in aanmerking konde komen, om te weeten, of het niet mogelyk zoude zyn, alle Zee* visch, die in de Stad komt, te keuren. — Zy hebben ons onderricht, dat 'er in den jaare 1725 en 1738 > wel Keuren gemaakt , en op andere tyden gerenoveerd zyn , welke ordonneeren , dat alle Schuiten en Scheepen, welke met Zee-visch in de Stad willen komen, de Nieuwenbrugs-Boom moeten infchieten, naar de zogenaamde Plaijes- III. stuk. C Beurs,  fg No. XIII, RAPPORT over Beurs, en van daar de Visch naar de Vischmarkt moeten overbrengen; doch dat het nimmer mogelyk is geweest deeze Keuren behoorlyk te doen ob-» ferveeren : dat men nooit heefc kunnen beletten, dat op Kattenburg Boeijers met Zee-visch aankor men, gelyk mede aan de twee honderd roeden op de Haarlemmer Weg enz. in de korte Princegraft, by de Haarlemmerdyk: en dat 'er wel dit jaar een Keur gemaakt is, waarby bevolen wordt, een derde gedeelte van die Visch, welke aan Kattenburg komt, naar de groote Vischmarkt te laaten brengen: maar dat het met dit alles, niet mogelyk is, wat moeite en oplettenheid de Overlieden, die daar altoos by tegenwoordig zyn, aanwenden, alle bedrog in dit opzicht voortekomen; wyl 'er allerhande kunstgree-r pen gebruikt worden, om deeze order te ontduiken, willende de Vischverkoopers hun Visch liever aan de wy ven, die daar mede langs de ftraaten loopen, overdoen, dan dezelve naar de markt laa«? ten brengen; om dat zy daardoor veel onkosten mis loopen , welken zy maaken moeten, wanneer de Visch naar de markt gebragt wordt; behalven dat zy nog verfcheide huizen hebben, aan welke zy hun bedelde Visch tot een goeden prys kunnen kwyt worden. Boven dit alles zeggen die Overlieden , dat het niet gemakkelyk wezen zoude deeze Visch te keuren, dat men zich daar mede een aantal van eenige duizende wyven, van het flechtfte foort joude, op den hals haaien, waartegen niemand hun? m  de VISCH. * ,| ner zich gaarne zoude willen of durven verzetten. Men ziet echter hieruit, dat een groot, om niet te zeggen het grootfte gedeelte van de Zee-visch niet gekeurd wordt, zo dat men voor de deugdzaamheid derzelve niet zeer kan inftaan. '5-21. Wanneer wy nu, al het tot hiertoe verhandelde, tot het aanftaande Committe' van Gezondheid willen overbrengen, blykt het ten klaarhen, dat het niet gemakkelyk, ja laaten wy liever zeggen , onmogelyk is,precies te bepaalen, wat dit Committe' in het artikel van de Visch zal dienen werkheilig te maaken , ten einde alle gebreken en misbruiken wegteneemen. Het voornaamfte-zoude, volgends het advies der Rapporteurs , hierop neder komen, dat het Committe', met behulp van den Raad der Gemeen* te, de Keuren wegens de Visch, opzettelyk ea naauwkeurig nazag, het mankeerende er by voegde, het gebrekkige in dezelve verbeterde, en de zaak daarheen tragtede te wenden ; dat 'er vooreerst geen Visch, fchoon eens gekeurd, naderhand wederom ter markte gebragt wierde , zonder op nieuw gekeurd te worden; en ten anderen, dat 'er in het algemeen zo veel mogelyk gezorgd werde, dac 'er geen Visch hoe genaamd verkocht wierd, dan die te vooren gekeurd is. Hiertoe zouden dan voorzeker, van wegen het Committé, behalven de tegenwoordige Keurmeesters der Visehmarkten, verfcheide andere lieden dienen aangefteld te wore 2 den,  3* No. XIII. RAPPORT o v e * 4en, welke het behoorlyk toevoorzicht over deeze zaak moesten hebben, met genoegzaame macht voorzien , om, in cas van nood zich met geweld te doen gelden; hademaal zulks niet zo zeer zoude dienen, om te beletten dat 'er Visch buiten de ordinaire markten verkocht wierd , als wel om zorg *e draagen, dat al de Visch goed was, en geen nadeel aan de gezondheid konde toebrengen. — Deeze verbeteringen in de Keuren, fchynen de Rapporteurs, voor alle anderen, te moeten gemaakt worden, en alhoewel, bynaonoverkomelykezwaarigheden, zich hier in den beginne zullen opdoen, zullen echter moed en ftandvastigheid, alle verouderde vooroordeelen eindelyk doen verdwynen, wanneer men zien zal, dat het welzyn der inwooners het eenige doolwit is van alle dee.se voorzorgen. §. 2ü. Daarenboven moet het Committe byzonder zorg draagen, dat alle Visch welke afgekeurd is, daadelyk worde weggeworpen; en dat men niet toelaate, dat deeze Visch op eenigerhande manier vervreemd , en naderhand onder den gemeenen man verkocht wordt. liet komt ons bovendien ook noodzaakelyk voor, dat het Committe het oog vestige op de Bokking, welke hier ter Stede gerookt wordt. Wy hebben opgemerkt te vermoeden, dat in dit artikel nog iets plaats heeft, het geene de oplettenheid van het aanhaand Committé fchynt te vorderen. — De te vooren gemelde Keurmeester hendrik van seg- gere,  d * VISCH. 37 gere, zoude zonder twyffel hier eenige opheldering kunnen geeven ; deeze man kwam ons indedaad zeer befcheiden voor, en vry grondig kennis te hebben* van al dat geene wat deeze Visch aangaat; maar de Overlieden van het Vischkoopers Gild dwarsboomen hem, zonder dat wy de reden hier van hebben kunnen ontdekken. §. 23. Ten laatften dient het Committe' mede nategaan, wat Keuren 'er op de gerookte Zalm, gedroogde Schollen en Scharren, als mede op de Stokvisch moeten gemaakt worden; ons dunkt dat hier wel meerder toevoorzicht diende plaats te hebben. Deeze foorten van Visch immers, bedorven zynde, zullen de gezondheid mede niet weinig benadeelen. Ziet hier, al het geene wy, op het artikel van de Visch, noodig gevonden hebben aanteteekenen, onderwerpende ons Rapport aan Ulieder wyzer oordeel. Amfterdam 17 Dec. 1756.   RAPPORT OVER DE GROENTE Né   N°.XIV. RAPPORT ever de Groenten» §. I. zeker het is, dat de Groenten en Vruchten, ons niet alleen tot een nuttig en aangenaam voedzel verhrekken, maar nog boven dien, by een matig en geregeld gebruik, zeer heilzaam voor onze gezondheid zyn en de neiging van onze fappen, tot bederf, tegen gaan; zo kan men tog niet ontkennen, dat dezelve, onder zommige omftandigheden, om meer dan eene reden, voor onze gezondheid fchadelyk kunnen worden. Dit berust niet alleen op de ondervinding ten allen tyden, maar het is ook om die reden, dat deeze vergadering dit artikel befchouwt heeft, als een onderwerp, waarop het aanftaande Committe' haar aandacht niet genoeg konde vestigen, ten einde het verkoopen van ongezonde en onder zommige omftandigheden fchadelyke voedzels, te belerten. §. i. De ondergetekenden, door deeze vergadering in Commisfie geheld, om hier over een Rapport uittebrengen, zyn van gedachten, dat het onnoodig zoude weezer., eene naauwkeurige opgave te doen , van alle de byzondere zoorten van Groenten , welke dagelyks verkogt en tot voedzel en verkwikking gebruikt worden ; veel min oas optehouden met eene volledige befchryving, wat daar onder al of niet dient begreepen te worden: dit immers, zoude den aandacht deezer vergadering verveelen, en aan het oordeel van het C £ aan- ,  4a No. XIV. RAPPORT oVer aanftaande Committé "te kort doen; het welk met dit artikel niet te doen heeft, als voor zo verre het fchadelyk voor de gezondheid zoude kunnen worden. De ondergetekenden meenen des aan hunnen last voldaan te zullen hebben, mee het bepaalen van die omftandigheden , waar onder het verkoopert der , Groenten en Vruchten , nadeelige gevolgen voor de gezondheid zoude kunnen hebben; en deeze omftandigheden laaten zich in 't algemeen tot de volgende brengen. Voor eerst: wanneer de Groenten en Vruchten op zig zeiven onryp of bedorven zyn. Ten tweeden: wanneer ze in Jaargetyden verkogt worden, waarin dezelve of ongezond, of uit haaren aart niet meer tot een goed voedzel gefchikt zyn. Ten derden: in heerfchende ziekten. §. 3. Dat het gebruik van bedorven Groenten de gezondheid volftrekt moeten benadeelen , denken wy dat men ons gereedelyk zal toeftaan, wyl dezelve door kooking of eenige andere bereiding, nimmer, noch tot een fmaakelyk, noch voor de gezondheid gefchikt voedzel te brengen zyn: de verüenfing der Bladgroenten , der Snyboonen en Peulvruchten; de weeke taaiheid der Wortelzoorten; de waterachtige weekheid der Raapen en Koolzoor ten, zyn de kenmerken van derzelver bederf; en zo zichtbaar, dat niemand anders dan behoeftige lie-  de GROENTE Nw 45 lieden dezelven kunnen te beurt vallen: en behoeven wy des hier niet anders, dan over de nadeelen van derzelver gebruik te fpreeken. §. 4. Dat niets, voor de gezondheid van den mensch nadeeiiger is, dan eene ongereegelde fpysverteering, denken wy niet, dat iemand ons met reden zal kunnen betwisten; want, van deeze wel gereegeldheid,, hangt alles af, dat het ligchaam in een ftaat van volkomenheid moet houden. Deeze inftandhouding kan door geenen anderen weg gefchieden, dan door het behendig gebruik van gezonde en weltoebereide voedzelen: hoe gezond nu ook alle Groenten en Vruchten zyn, in haaren haat van rypheid, eindigen echter alle die voordeden, wanneer dezelve, of onryp of bedorven zyn. Men zoude ons kunnen te gemoete voeren, dat veele kinderen en behoeftige lieden , meermaalen gebruik maaken van raauwe Wortelen, Raapen , Kool, Stronken, onrype Appelen, Peeren en dergelyke, en dat ze echter vry gezond leeven: -wy ontkennen zulks niet, zelfs hellen we het gebruik daarvan, ten aanzien hunner raauwheid, gelyk met üe Salade, Radys, Komkommers en Rammenas, waarvan men in de gewoone zamenleeving veel gebruik maakt, zonder benadeeling der gezondheid: wy gelooven zelfs zeer gaarne, dat zo men van de laatstgenoemde, de Komkommers naamentlyk, met oly en azyn, al of niét uitgeperst, geen misbruis maakt , dezelven even als andere door kooking wel-  44 No. XIV. RAPPORT ovei welbereide voedzelen, voor de gezondheid voordeelig zyn. Maar , aangaande de eerstgenoemde raauwe en ongefchikte voedzelen, wanneer dezelve door dringende armoede tot ftilling van den honger gebruikt worden, dan houden wy ftaande, dat ze door hunne raaawheid» in de eerfte wegen ras den weg zullen baanen , tot eene zeer gebrekkige fpysverteering; en, wanneer men met deeze ongeregeldheeden blyft aanhouden, dan ook gelegenheid kunnen geeven tot andere ziekelyke ongefteldheden, die zeer moeijelyk en langwylig kunnen zyn in haare geneezing. Daar we dus, naar ons inzien, genoegzaam meenen beweezen te hebben , het nadeelig gebruik, zo van de onrype als raauwe Groenten en Vruchten , zal het niet moeijelyk zyn te bewyzen, dat de haat van derzelver bederf, by haar gebruik, nog meer te vreezen is: want daar haar eigen vogtgehel reeds tot eene bedorven ontbinding gekomen is,moet ook haar gebruik, noodwendig eene fpoedigere verbastering in ors vogtgeftel veröorzaaken, en dus de reeds opgenoemde kwaade gevolgen met verdubbelde fchreeden ten voorfchyn doen komen. Hiermede meenen wy , ons eerstgeftelde lid verklaard te hebben. §. 5. Daar wy van de Groenten en Vruchten in den vroegen voortyd, niet anders hebben, dan ingelegde en enkele zoorten van zogenaamde Winterleeren, Appelen, en de Koolzoorten, komt het ons  »e GROENTEN. 4j ons voor, dat de laatstgenoemde, naamentlyk de Koolzoorten, daar zy reeds, geduurende den Win. ter in fcheepen en kelders bewaard, en digt opgefloten geweest zyn , en 'er onder de Groenten geene bekend zyn, die uit haaren eigen aart,meer gefchiktheid hebben tot bederf, inzonderheid de witten en favooijen Kool, wyl men dezelve, om haar bederf tegen te gaan, geduurig moet afbladeren; komt het, zeggen wy, ons voor, dat men (fchoon ze in den Winter tot goed voedzel verftrekken,) in deeze en in den najaarstyd, wanneer 'er dikmaalen, algemeene ziekten heerfchen, met bederf der vogten, alsdan, haar gebruik niet voordeelig voor de gezondheid te houden hebben.— Wanneer men in den Lententyd veele Aardappelen ziet verkoopen welke veel wortelen hebben gefchoten , zo da? ze als in groote kluiten aan elkander vastzitten, en men dezelve alsdan onderzoekt, zo zal men vinden , dat haare meelige zelfftandigheid in een papachtig wezen is veranderd; waarom men het gebruik der zodanige insgelyks niet kan goedkeuren. §. 6. Daar we in de Zomerhette, altoos gewoon zyn, onze verkoeling te zoeken, zyn dikwyls, behalven de Dranken, ook allerleizoorten van Vruchten, onzen toevlugt. Deeze, hoe ryp en gezond ook, kunnen door ons eigen misbruik fchadelyk worden en onze ingewanden, door haare daarin voortgebragte gisting geweldig folteren , met de gevolgen van Loopen. Onder alle de Vruchten zyn 'er  <6 No. XIV. RAPPORT over 'er geen, die by alle Volksbeftuuren, zo zeer onder de befchuldiging zyn vervallen, dan de Pruimen: 't is waar, dat de ronde witte Pruimen, indien zy niet ryp zyn, om het fcherpe zuur, dat men op den heen ontmoet, niet wel van nadeelig te zyn , kunnen worden vrygepleit; even zo min als de zogenaamde onrype Quetfen: en 't is ook niet wel denkelyk, dat dit verbod, inzonderheid van de onrypen, zonder eenige geneeskundige aanmaaning gefchied zy:— dus, naar ons buien,alles bygebragt[hebbende, dat tot het tydverloop van zommige Groenten kor.de gereekend worden, nevens de fchadelykheid van den verkoop der bovengemelde onrype Vruchten , waaronder ook de onrype Appelen en Peeren Wel mogen geheld worden, meenen wy cok aan ons tweede voorhei veldaan te hebben. §. 7. Daar wy onder de heerfchende ziekten , die, als eene der voornaamfte befchouwen moeten, welke ons vogtgehel in eenen haat van rotte ontbinding, ten deele of geheel, doet overgaan; zyn alle die voedzelen, welken wy omtrent de Groenten , in de tweede afdeeling hebben aangevoerd en een loogachtige fcherpte bezitten, nadeelig in zodanige algemeene ziekten: de Zomerziekten, uit verkoudheden geboren , en met zuure fcherpte gepaard, door 't misbruik van te veele verkoelende Dranken en Vruchten, eisfehen ook wederom eene andere voorzorg, al het welke wy voor eene nadere aanftaande lchikking zullen overlaaten: en hier mede  Bi GROENTEN. 4? mede denken wy aan onze derde afdeeling insgeJyks voldaan te hebben ; §' S' 0m aUe weIke redenen , het aanftaande Committe behoorde gemachtigd te worden, het verkoopen van zodanige Groenten en Vruchten, welke op de eene of andere wyze nadeelige gevolgen voor de gezondheid zoude kunnen hebben,te beletten; en wanneer uit de ingekomen berichten der Geneesheeren.mogt blyken, dat deeze of gee. ne anderzints onfchadelyke Groenten of Vruchten m heerfchende en aanfteekende ziekten, byzonder nadeelig waren bevonden, dat ook in dat geval, het aanftaande Committe, maatregelen behoorde te neemen, niet alleen om het verkoopen derzelver te verbieden, maar ook tevens, op de eene of andere wyze de Ingezetenen daarvoor te Waarfchuwen. g. 9. Eindelyk, daar deeze Commisfie nog heeft op zich genoomen, een onderzoek te doen, omtrent de Limoenfap, de Komkommers en derzelver nateeld, naamentlyk, de Augurken, hebben zy het genoegen Ulieden te berichten, dat ze r;aar onderfcheiden proefneemingen op de Limoenfan, derzelver vervalfching hebben ontdekt, en deezen, zo hec hun is voorgekoomen, daarin behaat, dat men om de fchaarschheid van dat fap, welken 'er reeds lang heeft plaats gehad, deszelfsmet water heeft aangelengt, en vervolgens dooryurioölzuur, w zodanig fcbynbaar fap gebragt hebbe, Eene disfolu- tie,  4t No. XIV. RAPPORT ovér dk GROEN TENS. tie,van de zwaaraarde(Barytd) in het zeezoutzuur» droppelswyze in de gewaande Limoenfap gehort, heeft hen duidelyk het vitrioolzuur daarin doen ontdekken : om die reden oordeelen wy voor als nog, het vench uitgeperst fap der Citroenen, als het veiligst middel om alle nadeelen te voorkomen. §. io. De Augurken, die meer als de Komkommers , om haare groene kleur hunne aandacht bepaald hebben, uit hoofde dat zy die kleur* aan de vermenging van koperdeelen met den azyn toefchreeven, hebben de ondergetekenden eene proef, door middel van 't yzer doen neemen, op de gee* nen, welke door de Joodfche natie, dagelyks in groote menigte worden verkogt, nevens andere, die in eene pekelfaus liggen, en niet groen , en daarom ook niet fchadelyk zyn; en hebben daardoor ook den azyn der groen gekleurde, bevonden met koperdeelen bezwangerd te zyn. En hiermede oordeelen de ondergetekenden aan hunne Commisfie, betreffende de middelen ter beveiliging van de gezondheid, voor zo veel de gemelde voedzelen aangaat, voldaan te hebben. No. XV.  Nè. XV; RAPPORT OVER HET BROOD EN MEEL; III. STUK. D   M XW RAPPÖÈT over het ■ Brood en MceL medeburgers! J.i. .I'Jer artikel, betreffende het Brood Mee/, door Ulieden, ter onderzoek, in handen van de ondergetekenden geheld zynde, zo hebben wy de eer daarop te berichten. Dat de Commisfie , zo veel haar mogelyk geweest is, nagezien heefc alle de Keuren en Ordonnantiën, betrek lyk tot het Brood en Mee/, als ook die voor de Broodbakkers, Koekbakkers, Grutters * Molenaars; enz. En daarenboven, heeft ingenomen de adviezen van eenige broodbakkers zelfs. §. 2. Dat zy tot dit alles betrekkelyk gevonden heeft, eene menigte van Keuren, Ordonnantiën enz. loopende van den jaaren 1500 af, tot den jaare 1773 toe: doch dat alle deeze Keuren niets anders bevatten, als voornamelyk het huishoudelyke van die Gildens, en zich bepaalen tot de zettingen van het Brood en Koek; met eene menigte van veranderingen en vermeerderingen dier Keuren, waar onder zich eenige bepaalen tot het maalloon der Molenaars, en het verbieden van vreemd Brood in uw_z.t. juu lc mengen. Dat het Roggebrood en Befchuyt, buiten deeze Stad gebakken, alhier moet aangegeeven worden. Dac geen Scheepen, alhier uitgerust, Befchuyt, D 4 Brood  S2 No.XV. RAPPORT over hbt Brood of Meel mogen mede neemen, zonder alvorens den Impost daar van te hebben betaald. Als ook, dat 'er geen Brood met corenten, op 't gewicht mag gebakken worden, en veele zoortgelyke zaaken meer. Dan die alle geen de minfte betrekking hebbenop de gezondheid, of op de hoedanigheden van het Brood of Meel zelfs, of van het nadeelige voor de gezondheid, dat daarin zouden konnen zyn. J. 3. Ook hebben wy geen een eenigen Keur kunnen vinden, ten aanzien der vervalfchingen van bovengenoemde zaaken. Waar uit de Commisfie beflu'ten moet, dat in deezen tot hier toe geen misbruiken of bekende vervalfchingen, ten nadeelen van het leeven, en de gezondheid,der inwooneren van deeze Stad ontdekt geworden zyn, of zo verre men bewust zy, tot hiertoe hebben plaats gehad. 5.4. Alleenlyk hebben wy gevonden een Keur, in dato 25 Augustus 1668 , waarby verboden wordt, om geen Wittebrood op koperen plaaten te mogen bakken: dan,by eene nadere Keur van 25 0c~tober 1658 , weder gealtereerd, en daarby gezegd, dat dit verbod zich alleenlyk bepaalde voor die geenen, welke het voorfchreeven Brood op die plaaten niet gaar genoeg en bakten, maar geenzints voor dezulke, welke het tegenövergeftelde uitvoerden. Wy hebben niet kunnen zien, dat in deezen,ten opzichte der gezondheid, eenig nadeel te vreezen zyj  BROOD !N MEEL S3 zy, te meer, daar tbands na genoeg alle de Broodbakkers zich van yzeren plaaten bedienen en gebruik maaken. §. 5. Maar het zoude misfchien nadeelig kunnen zyn, wanneer de Bakkers hunne Ovens ftookten met hout, van oude afbraaken van huizen of fchuttingen , waar van dit hout te vooren met verf, uit loodftofFen bereid , befchilderd ware geweest. — De geleerde frank geeft desaangaande een geval op, van negen perfoonen, die Brood gegeeten hadden , gebakken in eenen Oven, te vooren heet geftookt met bovengemelde hout, waar door zy alle zeer zwaare toevallen kreegen, en twee daar van gehorven zyn. Dan, daar zo verre wy weeten en geïnformeerd zyn, de Bakkers hunne Ovens alleenlyk met turf, zaagzel en krullen heet hooken, zo heeft men hierin ook niets te vreezen. §. 6. De eenighe Keur dan, die wy betrekkelyk het Brood zelfs gevonden hebben, en ten opzichte der gezondheid, onzen aandacht verdiend, is van *4 December 1653, en betrekkelyk tor? de Rroodweegers: deeze Keur zegt, dat genoemde Broodweegers, niet alleenlyk 'sweeklykin de huizen der Bakkers moeten gaan, om het Brood aldaar op het gewicht te weegen; maar daarenboven wordt hun, m Art. 8, van dezelve Keur bevoolen . om tevens toetezien, dat het Brood niet ongaar of wanbakken zy: alzo dit zeer nadeelig voor de gezondheid is, D 3 En  f$ Mo. XV. RAPPORT over het Rn by welke Keur, de Commisfie van oordeel ^oudezyn, dac beboerde by geveegd te worden: Dat door die zelve Broodweegers, den -Hakker in xt geval van wanbakken Brood, met alleen bekeurd, maar dat- alle dit zodanrg Icvofidm Brood, duor den Broodweever behoorde mede genoomen te worden, om daar door den verdere verhop van zodanig Brood te beletten en voortekomen, betreft en be het koor». §. 7. Hebben wy alleenlyk gevonden een Keur, hetreklyk de Koornmaikten Koorndraagers; betreffende de laatüe hun Gild ; en dat de inkomende Graanen aangegeeven moeten worden, maar niets het geene het Koorn zelfs aangaat. Alleenlyk vinden wy by wagen aar aangetekend, dat in den jaare 1696; men in Amfterdam eene fchaarsheid van Graanen te gemoet zag , zo dat voor Stads rekening, in Pakhuizen, by voorraad, Graanen werden opgelegd, om het aanftaande gebrek te verhoeden. Wy zouden, omtrent de hoedanigheden van het Graan, en de ongemakken of ziektens, waar aan dat onderworpen zyn kan, verfcheidene zaaken konnen opgeeven , als daar is het Moederkoorn , de (Riebigo'S Roest, de QUstilago) de Graan-kan-^ ker, de Kalander, en meer anderen: als ook hoedanig, ter bewaaring van het Graan, de bewaarpiaatzen daartoe ingericht diende te zynj dan, daar  BROOD ïn MEEL. 55 wy den Graanhandel als eene vrye Negotie befchouwen, en hec ieder Bakker zyne eigene intrest zy, om goed Koorn te koopen, en dus ook goed Brood te kunnen bakken; zo zyn, naar ons inzien, hier omtrent geen bepaalingen te maaken. §. 8. Voor het overige, hebben wy de Keuren, betreklyk de Broodbakkers, zo naauwkeurig gevonden, dat, zo dezelve maar in alle hunne deelen accuraat in executie gehouden worden, wy ;er niets beters weten by te voegen. §.9. Wy kunnen echter by deezen niet afzyn, van aantemerken, dat 'er by ons, ten opzichte der mooglykheid , dat in het Meel, 't welk by de Grutters verkocht wordt , vervalfchingen plaats zouden kunnen hebben, eene kleine bedenking is gereezen : maar wy hebben hier omtrent, in de Keuren niets kunnen vinden, dat daar van voorbeelden geweest zyn, of immer iets ontdekt is, of plaats gehad heeft. En zo daar, omtrent by de Grutters, vermengingen van fchadelyke zaaken met het Meel, plaats konden hebben, zo zoude uwe Commisfie echter, geen genoegzaame en voldoende middelen aan de hand weten te geeven, om dit bedrog voortekomen: maar wel als het zelve duur was, in zommige gevallen te kunnen ontdekken. §. 10. Daar nu uit dit alles fchynt te blyken, dat men tot hier toe, zo wel ten opzichten van het Brood, als dat van het Meel, geen vervalfchingen of fchadelyke bymengzels ontdekt heeft, die, D 4 a-o  g6 No. XV. RAPPORT ovbr het BROOD en MEEL. £0 dezelve *er immer geweest en ontdekt waren, vqorzeker ook door de voorige Regeeringen, die ten opzichten der gezondheid van Amfterdam, zo veele behoedzame Keuren gemaakt hebben, ook voorzeker hier tegen gewaakt, en behoedmiddelen zouden hebben daargefteld; zo heeft de Commisfie het niet dienftig geoordeeld, een byzonder Reglement, aangaande het Brood en Meel, voor het aanftaande Committe opteftellen. En zo hier omtrent in 't vervolg, eenige fchadelyke vervalfchingen mogten worden ontdekt, zo zal het aanftaande Committe' van Gezondheid, als dan, wel zodanige middelen in 't werk weeten te ftellen, als hier toe noodig bevonden zullen worden te behooren. Hier mede hoopt de Commisfie aan Ulieder intentie te hebben voldaan;Taatende ons Rapport over aan Ulieder meer verlicht oordeel.  INT". XVI, RAPPORT OVER DE VERVALSCHING VAN SOMMIGE SPYZEN EN DRANKEN. D S   N .XVh RAPPORT, over de vervalfching van fommige Spy~ zen en Dranken, §. i, Ingevolge de Commisfie, door deeze vergadering , aan ons opgedraagen, om een Rapport uittebrengen , over de fchadelyke vervalfchingen van fommige Voedzels en Dranken, alsmede over het Vaatwerk; — hebben de ondergetekenden geen moeite gefpaard, om, zo fpoedig doenlyk, aan het verlangen der vergadering te voldoen. Dan, daar by eene nadere overdenking, en meer bepaaldere ontleeding van alles, wat daartoe betrekking heeft, aan de ondergetekenden is gebleeken, dat de vervalfchingen van zommige artikelen , als by voorbeeld, der Wynen, zo menigvuldig, en de middelen om deeze vervalfchingen overtuigend te ontdekken, zo moeijelyk zyn. Zo neemen zy de vryheid , omtrent de twee laatfte commisfién, nog eenig uithel te vraagen, ten einde zy zich in haat geheld mogten vinden, om door genoegzaame proefneemingen , niet alleen de verfchillende zoorten van vervalfchingen te ontdekken , maar ook, om de beste, eenvondighe, en zekerhe herkenmiddelen deezer vervalfchingen te kunnen aantoonen. §. 2. Wat ondertusfchen de eerfte commisfie betreft , om naamlyk, te onderzoeken, welke fchadelyke vervalfchingen van Melk, Karnmelk, Ba- ter,  6o No. XVI. RAPPORT over de VERVALSCHING ter ; Kaas en Ei/eren 'er kunnen plaats hebben; hieromtrent hebben de ondergetekenden de eer, aan de vergadering te rapporteeren, dat zy by dit onderzoek beftendig in 't oog hebben gehouden: io. Voor welke vervalfchingen of bederf, de zo even genoemde artikelen vatbaar zyn. 23. Of deeze vervalfchingen werkelyk van dien aart zyn, dat zy aan de gezondheid der Ingezetenen eenig nadeel kunnen toebrengen, en dus tot de werkzaamheden van het aanltaande Committe behooren. 3°. Door welke herkenmiddelen, men zodanige fchadelyke vervalfchingen zoude kunnen ontdekken, en eindelyk: 4°. Op welke wyze men dezelve het zekerhe zoude kunnen tegengaan. Na deeze voorafgaande aanmerking, en zonder de vergadering met een meerder omllag van woorden optehouden, zullen wy thands onze gedachten over ieder artikel afzonderlykvoordraagen, en wel: In de eerfle plaats, over de Melk. §. 3. Hieromtrent komen twee zaaken in aanmerking. a. De vervalfching der Melk, door by voeging van water: .dat dit bedrog inderdaad plaats heeft, zal niemand in twyftel trekken , ook is 'er een Keur, van den itfden July 1481, waarby deeze vervalfching op het herkfte verboden wordt; ook laat zich dit bedrog door de proeven met den hy- gro-  VAN SOMMIGE SPYZEN EN DRANKEN. t vervolg mogte ontdekken , dat zo wel de Melk als de Karnmelk en Hui, door eene al te groote by voeging van brak water, der gezondheid konde fchadelyk worden, alsdan na bevinding van omftandigheden, de noodige voorzieningen daaromtrent te doen. §. 4. Het derde artikel is de Kaas. De ondergetekenden willen gaarne toeftaan, dat, zo wel de inlandfche- als buitenlandfche Kaas,door haare verfchillende eigenaartige, of door den tyd verkreegen eigenfchappen, aan fommige menfchen, en onder fommige omftandigheden nadeelig kan zyn; dan, daar dit tot de leefregels van byzondere Individus behoort, en dus onder geen generaale regel kan gebragt worden; daar men zelfs menfchen wmAï die bedorven en rottige Kaas, uit lekkerny, boven anderen verkiezen, en ook zonder eenig nadeel voor hunne gezondheid gebruiken. — Zo zyn wy, onder verbeetering, van oordeel, dat hec arükel van de Kaas, in geenen opzichten kan befchouwt worden, te behooren tot die zaaken, waarover het aanftaande Committé zich eenig Beftuur kan aanmatigen.  64 No. XVI. RAPPORT over du VERVALSCHlNG §. g. Het vierde artikel eindelyk, betreft de Boter. Wy hebben geen Keuren , omtrent de vervalfching der Boter, kunnen vinden, dan alleen die van 14 December 1632, over het kleuren van dezelve; en die van 30 J nuary 1( 82,, omtrent het aanhellen van eenen Keurmeester. — Het is echter hoogst waarfchynlyk , dat hieromtrent verfcheiden vervalfchingen plaats hebben ; by voorbeeld, het kleuren der Hooi-B iter in 't voorjaar, en het vermengen van dezelve , met Aardappelen enz. j dan , daar alle deeze vervalfchingen onfchadelyk voor de gezondheid zyn, en eigentlyk tot die bedriegeryèn behooren, welke tot het politiek Behuur betrekking hebben, zo kan ook, na ons inzien, het aanhaande Committé van Gezondheid, omtrent deeze zoort van vervalfchingen der Boter , geen daadelyke voorzieninge doen; daar is echter nog een ander zoort van vervalfching * die op de ge* zondheid der Ingezetenen eenen onmiddelyk nadee* ligen invloed heeft, en dus rechthreeks behoord tot het aanftaande Committé: te weeten, de bymenging van Loodwit, niet zo zeer om het gewigt der Boter te vermeerderen, als wel van fcherpe en rantfige Boter wederom zagt en fmaakelyk te maaken. §. 6. Wy hebben, om ons van deeze daadzaaken te overtuigen, tweederlei zoort van Boter uit een gemeene commeny's winkel laaten haaien; wy hebben , om de aanweezigheid van Aardappelen daarin te ontdekken, een gedeelte daarvan in warm water laa*  VAN SOMMIGE SPYZEN EN DRANKEN. 65 laaten fmelten; en een ander gedeelte met het probeer-vocht van hahneman vermengt, om deaanweezigheid van Loodwic daarin ce ontdekken; dan, wy hebben, hoe overtuigend ook deeze beide proefneemingen zyn, noch het eene, noch het andere daarin kunnen vinden. §. 7. De ondergetekenden zyn nogthans van oordeel, dar, fchoon thans zoortgelyke vervalfchingen van de Boter geen, of zeer zeldzaam plaats hebben, zulks echter in 't vervolg van tyd, door den invoer van vreemde Boter, of by eene groote fterfte onder het Rundvee wel eens plaats zoude kun. nen hebben; en dat dierhalven, naar hun oordeel, het aanftaande Committé wel degelyk behoorde ge. magtigd te zyn, om in het eene of andere geval, de Boter, vooral zo als ze in de Commeny's Win' kels verkogt wordt, te onderzoeken, en na bevinden van de eene of andere vervalfchingen, by den Raad zodanige voorfteilingen te doen, als het zal, noodig oordeelen. $. ». Omtrent het vyfde artikel, naamentlyk: hec verkoopen van bedorven Eijeren, merken de ondergetekenden aan, dac dit artikel geenzints aan de voorzorge van het aanhaande Committé behoeft aanbevoolen te worden , vermits de fehadelykheid daarvan, zich onmiddelyk door den reuk ontdekt, en wel niet ligt iemand zodanige Eijeren zal eecen! En hiermede hoopen de ondergetekenden aan dit gedeelte hunner Commisfie te hebben voldaan. * * *   3H A P P O m T E 2ST* STREKKENDE ALS BTLAAGEN TOT DE VERZAMELING van STUKKEN* BETREKKELYK DE AANSTELLING EENER COMMISSIE VAN GENEESKUNDIG TOE VOORZICHT, TE A M S T E R D A AL VIERDE STUK. Bevattende de Rapporten No.XVU.en iW.XVlH, over het Tinnen-, Koperen» en Aarden Vaatwerk, Te AMSTERDAM, ter STAD S-D RUK HERT £; en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAjENSCHOT. I 7 P 8.   n?> xvji. ft- A P p O R T over het schadelyke van tinnen en koperen vaatwerk; A * 1   N°. XVII. RAPPORT over het, fchadelyke van Tinnen en Koperen Vaatwerk. 5 , De ondergetekenden Ulieden zullende advifeeren, omtrent de voorzorgen, welke ten opzichte van het Vaatwerk, waarin de voedzels bewaard of bereid worden, behooren te worden aangewend; hebben begreepen, hunnen. aandacht vooraf te moeten vestigen op tiet Tin, en wel, niet alleen wegens de bekleeding van het koperen Vaatwerk, dat men veel maal gewoon is met dit metaal te verrichten, maar ook wegens het gebruik, dat plaats heeft, van zich van hetzelve, als Vaatwerk, ter opdisfing der fpyzen te bedienen; eene zaak, die hunnes bedunkens, niet als onverfchillig voor de gezondheid kan worden aangezien. §. 2. De ondergetekenden zyn verre af, om het zuivere Tin, waar voor men dat van Malacca of Banca te houden hebbe, als fchadelyk te durven opgeeven; dan, meer zwarigheid vinden zy in het Engelsch Tin, dat ondertusfchen het beste en zuiverde Tin is, dat alhier tot het vervaardigen van Tin Vaatwerk gebruikt wordt, welk Tin, zo als dat algemeen door de Scheikundigen erkend wordt, altoos eenig Arfenicum bevat, en bovendien nog met Koper en Lood gemengd is. §. 3. De ondergetekenden willen gaarne toehaan, dat het Arfenicum, \ welk men in al het Euro* pefche Tin, en byzonder by het Saxifche, in eene A 3 groo-  5 No. XVII. RAPPORT over hef SCHADELYKB groote hoeveelheid aantreft, in het Engelsch Tin maar in eene kleine hoeveelheid aangetroffen wordt, zelfs willen zy wel erkennen, dat eenige Geneesen Scheikundigen wel eens getwyhèld hebben, of dit gering gedeelte Arfenicum wel eenige fchadelyke eigenfehappen aan het Engelsch Tin zou byzet-» ten. Ondertusfchen is het hun voorgekomen, dat men nimmer te behoedzaam zyn kan, omtrent een Metaal, dat zulk een werkzaam vergift in zich bevat; en bovendien met Koper en Lood, twee metaaien, die zo ligtelyk door het zuur en het vet der fpyzen worden aangedaan, en als dan zo fchadelyk yoor de gezondheid zyn, gemengd is. §. 4. Dan , hoe zeer de ondergetekenden, reeds pm deeze reden , het gebruik van Tin zouden afraaden, zo moeten zy dit nog veel meer doen, wegens de vermenging met andere metaalen, die de Tingieters gewoon zyn by het Engelsch Tin te verrichten. Het is 'er ondertusfchen verre af, dat de ondergetekenden, alle deeze vermengingen ,als even fchadelyk zoude houden: in tegendeel befchouwen zy die van de Zink, welke gefchied om het Tin eene meerdere hardheid te geeven, als vry onverfchillig; dan, geheel anders denken zy over de byvoeging van de Bismuth, een metaal, het welk, zo geen meerdere, op het minst even zo fchadelyke dgepfchappen voor de gezondheid als het Lood bezit, en dat ondertusfchen, op dat het Tin eene meerdere fraaiheid en witheid zoude vertoonen, by het  van TINNEN- en KOPEREN VAATWERK. ? het voornaamlïe Tinwerk, en dus by dat, het welk den naam van best Tin draagt, onder het Engelsch Tin gemengd wordt. $. 5- 'Deeze vermenging is nog niet eens de eemge, die het Engelsch Tin by de bewerking ondervind; neen, het zogenaamde beste Tin, dat zo even befchreeven is, ft welk de naam van BlokTm draagt, en ingevolge de Keure dezer Stad, met een Engel, als het zuiverfte Tin gemerkt is; dit Blok-Tm mag, volgends dezelfde Keur, met verfchillende hoeveelheden Lood vermengd worden; dus mag het zogenaamde Roos-Tm, dat na zyn merk genoemd is, op de 94 pond Blok-Tin, 6 pond Lood bevatten. By het Keur-Ti», dat het merk van'tStads wapen draagt, mag dit Lood op de gemelde hoeveelheid Blok-Tm 13* pond bedraagen, terwyl eindelyk by het Tin, dat men kleine Keur noemt, en met KK geteekend is, deeze hoeveelheid Lood nog meerder mag genomen worden. §. 6. Liet is waar , dat by de Keur verboden wordt, van de beide laatfte foorten van Tin, en dus van dat, >t welk op de 100 pond meer dan 6 pond Lood bevat, iets anders te maken dan Distelleer-Helmen en Slangen, Koffypotten, Bier-en Wynkannen zonder pypen, Klisteerkannen en Spuiten, Tregters, Inktkokers, Lepels en Cargazoenwerk. - Ondertusfchen,als men nadenkt, hoe Jigtelyk, door het verblyf of het laten ftaan van eenhg Bier of Wyn, in zodanige Kannen, die zo veel A 4 Lood  1 No. XVII. RAPPORT over het SCHADELYKE Lood onder het Tin bevatten, zich eenige Loodftoffe aan deeze dranken kan mededeelen; als ook het nadeel, dat het gebruik van dergelyke Lepels, om de gemelde reden, voor de gezondheid moet opleveren; zo zal men niet kunnen zeggen , dat men in deeze Keur die wysheid onzer Voorvaderen gewaar wordt, die wy in zo- veele anderen hunner fchikkingen hebben aangetroffen. §i 7. De ondergetekenden kunnen dan niet afzyn te wenfchén, dat men de Ingezetenen deezer Stad beweegen konde,'zich, in plaats van Tin, ter opdisfching hunner fpyzen , van een ander en minder verdacht Vaatwerk te bedienen: dan, daar het te vreezen is, dac, gehechtheid aan oude gewoonten en eigenzinnigheid,deezen wensch nog lange onvervuld zal laaten; zo zou men echter, ten emde van vynë zyde alles aantewenden wat mogelyk is, om de Ingezetenen voor het fchadelyke te behoeden; dezelve kunnen aanraaden , zich doch vooral te onthouden ,■ van daarop zodanige fpyzen te plaatzen , die zuuren in zich bevatten, of daar mede bereid worden, en welke dus zo ligtelyk, gelyk dit reeds met het Lamoenfap en dat van Aalbeziën, blykhaar is , het Tin, of liever de metaalen die daarin vermengd zyn, kunnen aandoen. — Bovendien, behoorde men aan de Ingezetenen mede te waarfchouwen , van geen fpyzen in of op Tin Vaatwerk te laaten verblyven; en hierin hun aanteraaden wederom byzonder behoedzaam te zyn , om*  van TINNEN- en KOPEREN VAATWERK. 9 omtrent voedzels die ligtelyk verzuuren kunnen, gelyk onder anderen de Melk, die ondertusfchen dikwerf een zeer geruimen tyd in zogenaamde Pypkannen en Pappotten bewaard, en met de fchadelyke eigenfchappen die zykan hebben aangenomen, aan de jonge kinderen als voedzels wordt ingegeeven. §.S. Dit is dan, naar het gevoelen van de ondergetekenden , al wat men in het algemeen, ten deezen opzichten, zoude kunnen verrichten. Als byzondere maatregelen hellen zy voor, dat aan den Raad werdt voorgédraagen: i°. Dat voortaan geen Tin werk met het merk van Blok Tin zoude mogen gekeurd worden, dan het geene uic zuiVer Engelsch Tin beftond, en met geen meer Zink vermengd was, dan het geene verëischt werd, om het Tin de noodige hardheid te doen hebben. 2r'. Dat de Tingieters geen dier zaaken, die by de bereiding of het gebruik der fpyzen en drank gebeejigd worden, zoude mogen maaken of verkoopen anders dan van Blok-Tin, dat is, van zuiver Engelsch Tin, dat, behalven de noodige hoeveelheid Zink, met geen ander metaal vermengd is. 30. Kindelyk, dat, wyl men niet kan weeten, aan welke Keuren de Tingieters in andere Steden onderworpen zyn, en het zekere onbillykheid zoude behelzen, dat de Tingieters - Waaren , die alhier gemaakt worden, aan hrenger bepailingferi zouA 5 den  ia No.JJVH. RAPPORT over het SCHADELYKE den onderworpen zyn, dan die van buiten in deeze Stad worden gebragt; dat om deeze reden, op Kermijtyden geen van die zaaken van Tingieters-werk, die tot de bereiding of het gebruik van Spyzen en Drank dienftig zyn, van buiten deeze Stad zullen mogen worden aangebragt, ofte verkogt. §. 9. Van het Tin gefproken hebbende als Vaatwerk, zo moeten de ondergetekenden nu hun gevoelen zeggen, omtrent het gebrnik dat men van dit metaal maakt, om het koperen Vaatwerk te bekleeden. Dit gebruik berust, op de algemeene erkende fchadelykheid van het Koper, 't welk bekend is een metaal te zyn, dat zich zeer gereed verkalkt, en wiens kalk eene der geweldighe vergiften uitmaakt. §. 'fo. De ondergetekenden zyn verre af, van 't Koper als een onfchadelyk Vaatwerk te befchouwen, dan, zy gelooven echter, dat men aan deszelfs gebruik, doorgaands nog meer nadeel toefchryft ; dan het indedaad bezit. — Het Koper fchynt op dezelfde wyze als het Lood, geenzints door de Lucht of het Water op zich zelfs, maar wel door tusfchenkomst van het Water van de Lucht te worden aangedaan; bovendien ondergaat het Koper deeze uitwerking veeleer, als het water koud, dan dat het warm is. — Hier van daan is het, dat het geheel onfchadelyk is, water in een koper vat te laaten kooken, terwyl het integendeel ten uiterften gevaariyk blyft, van hetzelve daarin te laaten koud wor-  van TINNEN- en KOPEREN VAATWERK. i r worden, vermids, zo lang het water kokende is, en het Koper gevolglyk dezelfde warmte als het' water heeft, zich geen vocht of waasfem aan de oppervlakte van het Koper kan hechten , en de lucht dus buiten haat is daarop eenige uitwerking te oeffenen; terwyl in tegendeel, naar maate het Koper zyne warmte verliest, het water zich jby waasfem en druppen aan de wanden van het Vat gaat plaatfen, en dus weldra aan de luqht gelegenheid verfchaft, om nu, door deszelfs tusfchenkomst, op het Koper te werken: gelyk het dan ook in weinig tyd , zo als dit de ondervinding leert, eene groene kalk of roest by het zelve voonbrengt, 5. li. Het is dan, wegens deeze eigenfchap van het Koper, van niet door warm water te worden aangedaan, dat men geenzins zulke nadelige eigenfchappen van het Koper Vaatwerk waarneemt, als men in den eerhen opflag, uit deszelS algemeen gebruik, verwagten zoude. —- Zelfs fchynt deeze onfchadelykheid van het Koper, by warmer vogten dan ook nog plaats te hebben, fchoon ook deeze vogten eenige dier zuuren of zouten, welken wy onder of tot de bereiding onzer fpyzen bezigen, in zich bevatten. Ondertusfchen is dan het gevaar van deeze vogten daarin te laaten koud worden, oneindig grooter, vermids dan het Koper, niet alleen om de hraks gemelde reden, maar nog daarenbo-ven door de aanwezigheid van dit zuur of zout nog #0 veel te herker wordt aangevreeten. Het zelfde mag  ia No.XVII. RAPPORT over hst SCHADELYKE raag men insgelyks toepasfen op vogten ,• waarin zich vet bevind; alzo Koper, door tusfchenkomst van het vet, niet minder gereed dan het Lood, verkalkt raakt. §. ia. Het Koper dan altoos een gevaarlyk Vaatwerk blyvende, waar van men by het minfte verzuim, van het zelve, na de bereiding der fpyzen , van alle vogtigheid te zuiveren, als ook van de fpyzen, daar maar eenigermaate in te laaten koud worden, de gevaarlykfte gevolgen te duchten heeft, zo zullen de ondergetekenden nu nagaan, of door het zogenaamd vertinnen van het zelve, deeze fchadelykheid kan worden voorgekomen. §. 13. Men is verwondert, over de geringe hoeveelheid Tin , die 'er noodig is om eene aanmerklyke oppervlakce van Koper te bedekken. By opzettelyke proeven is het gebleeken, dat een zogenaam. de Kastrol, van 9 duimen middellyn en 4 duimen diepte, niet meer dan i\ grynen Tin tot deszelfs volkomen bekleeding vorderde: deeze geringe hoeveelheid Tin, die tot het bedekken van het Koper noodig is, is oorzaak geweest dat men het vertinzel altoos te dun gelegd heeft. — Men heeft namentlyk niet nagegaan, dat, fchoon ook dit dunne vertinzel in den beginnen voldoende is, om de aanraking van hec Koper, met de daarin bereid wordende fpyzen voortekomen, echter eene zo by uitftek dunne laag van Tin door de wryving , de waraitc, de werktuigen die men by het bereiden der  van TINNEN- en KOPEREN VAATWERK. ij der fpyzen bezigd, en nog meer door de gedurige reiniging van het Vaatwerk zelfs, weldra op verfcheiden plaatfen van het Koper moet zyn afgefleeten, fc welk maakt, dat het voortduurend gebruik van zodanig Vaatwerk veel gevaarlyker is, dan wanneer het onvertind gebleeven was .'gemerkt, de gebruiker nu vertrouwende op het vertinzel, geenzints die behoedmiddelen neemt, welke hy anders zoude aanwenden.— Eene der gebreeken,van de gewoone jpyze van vertinnen is >dan, dut het Tin te dun op het Koper, gelegd is. §. 14. Een ander gebrek, dat onaffcheidelyk aan het vertinzel zelfs verbonden is, is, dat het Tin by eene veel mindere warmte dan het Koper, fmeltbaar is. Maakt men gebruik van Vertind Vaatwerk,' om daarin vochten te kooken, zo zal men hiervan niets te vreezen hebben, vermids. het Tin, zo lang het vocht in het Vat blyft kooken , geen grooter ■warmte dan die van liet kookende vocht zal kunnen aanneemen , welke niet genoegzaam zal zyn; om hetzelve te doen fmeltcn; dan, bediend men zich van dit vertind Vaatwerk voor fpyzen, tot welkers bereiding weinig vocht gevordert wordt, zo zal zich natuurlyk, eene grooter warmte,, dan die van kookend water aan het Vaatwerk kunnen mededeelen, en deeze zal zomwylen gelegenheid geven, "dat het vertinzel. van zodanig Vaatwerk gefmolten raakt, en zich van het Koper loslaat; zonder thands nog  14 No. XVll. RAPPORT over het SCïIADÈLYKE nog van de bereiding van het vertinzel zelfs, en dus van deszelfs fchadelyke vermenging mee de fpyzen te fpreeken: 20 volgt het van zelfs, dat door dit fmelten van het vertinzel, zeer ligtelyk zommige gedeelten van de oppervlakte van het Koper kunnen bloot komen, weke als dan met de waasfems der-fpyzen in aanraking zynde, deszelfs fchadelykheid daaraan kunnen mededeelen. — Een tweede gebrek van het gewoon vertinzel, is dus deszelfs weekheid en ligte fmeltbaarheid. §. 15. Tot hiertoe hebben wy nog onderfteld, dat 'er altoos van zuiver Tin tot het vertinzel wordt gebruik gemaakt, en dus de fchadelykheid van het vertinzel zelfs niet eens in aanmerking genomen. — Dan, wel verre dat men hier van niets zouden te duchten hebben, zo is het Tin, dac gewoonlyk en wel altoos tot het vertinnen gebezigd wordt, niec eens zuiver Engelsch Tin, maar is Tin dat met | lood gemengd is. Daar nu het Lood een metaal is, dat nog veel gereder verkalkt dan het Koper, en deeze Kalk mede zeer fchadelyke eigenfehappen voor de gezondheid heeft; zo begrypt men ligtelyk, dat het gantsch niec zonder gevaar, ja misfchien weinig minder fchadelyk is, zich van zodanig vertind Vaatwerk, dan van onvertind te bedienen, gemerkt men op het eerfte vertrouwende, geenzints die voorzorgen gebruikt, welke men by het laatfte zoude kunnen bezigen.  van TINNEN- en KOPEREN VAATWERK. i$ $. ió*. Wenfchelyk was het dan wederom, dat de Ingezetenen konden bewoogen worden, om zich van een ander dan Koper Vaatwerk, ter bereiding hunner fpijzen, te bedienen: het zy van dat, 't welk van yzer op- zich zelf, of van yzer met zink bekleed, dergelyk men op veele plaatfen in Frankryk gebruikt, vervaardigd wordt; dan, daar het te vreezen is, dat men ook in deezen, wederom met vooroordeelen voor oude gewoonten, en nog meer met de pronkzucht onzer Keukenen, zal te ftrijden hebben, en men dus de Ingezetenen, van het gebruik van dit Vaatwerk geenfints zal kunnen ddta afzien; — zo is het aan de ondergetekenden voorgekomen , dat al wat men in deeze doen kan, zich zal moeten bepaalen, om, daar men het fchadelyke niet geheel en al kan wegneemen, hetzelve, zo veel mogelyk, te verminderen. §. 17. Dit laatfte zal dan, na het gevoelen van de ondergetekenden, in de eerfte plaats, beftaan: dat men zich tot het vertinnen van het Koper Vaatwerk, van een ander onfchadelyk,'en minder fmeltbaar vertinfel, bedienen. Het fpreekt van zelve, dat men voor hetzelve geen ander Tin, dan dat van Malacca of Banca behoort te gebruiken, waarvan men geen fchadelyke eigenfchappen immer heeft waargenomen, en welkers aandoening voor de plantenzuuren zo gering is, dat het nog twyffelachtig is, of zy al of niet gefchied. — Om de fmeltbaarheid voortekomen, behoorde het Tin met een ze-  t6 No XVII. RAPPORT over het SCHADELYKE _zeker gedeelte yzer, een metaal, dat, gelyk wy weeten, niets nadeeligs voor de gezondheid heeft, te worden vermengd. §. 18. Nog zal, vclgens de ondergetekenden, .noodig zyn , dat, ten opzigt van het vertinnen zelf, wel gezorgd worde, dat het Koper, voor dat het Tin daarop gelegd wordt, wel gefchuurd, en-eene • blinkende oppervlakte heeft, en om het te volko.mener fchoon te_maaken, en het vertinfel daarop ,te beter te doen hechten ,,met .Amoniac-zout(/»///-MZyna geheel Neder-Duitschland, Braband en Luik . daaruit met Zout voorzien worden j uit deeze berichten dan, is het hun gebleeken, dat in geen dezer Zoutketen immer van eenig Koper, hetzy tot, "Vaten of Pannen wordt gebruik gemaakt. §. ai. Wyders zouden zy het buiten het oogmerk hunner Commisfie rekenen, wanneer ze hier eene  van TINNEN, en KOPEREN VAATWERK. l9 eene befchryving wilde geeven , van de wyze op welke het Zout in deeze Fabrieken bewerkt en gezuiverd wordt; zy zullen alleen maar tot ftaaving van hun gezegden by brengen, dat het ruuwe Zout altoos geplaatst is in houten eike Kuipen , op welke vervolgens het Zeewater, dat gebru.kt wordt om hetzelve te doen fmelten, uit eenen anderen houten bak gepompt wordt. ~ Dat het water, nadat 'er eene genoegzaame hoeveelheid Zouts in gefmolten iS> uit deeze Kuinen wnr^ overgetapt in eenen anderen houten bak, de Pekelbak genaamd, in welke men de Pekel toetst, en vervolgens, van dezelve overpompt in die pannen, die met vuur geftookt worden, en waarin deeze Pekel uitgedampt en weder tot Zout veranderd wordt; welke pannen geenzints van koper, maar van gedagen of gefmeed yzer vervaardigd zyn, en door het gebruik altoos met een fterke en hard*. 7«,^v«-.J binnen bedekt raken; welke waarfchynlyk veroorzaakt, dat deeze pannen niet zo fchielyk, als men wei verwagten zoude zyn doorgevreeten; alsmede dat het Zout geenzints die bruine kleur aanneemt, die men vermoeden zoude dat het yzer daaraan kon mededeelen. De ondergetekenden befchouwen dan, dat men deeze zaak der Zoutketen met ftilzwygen zoude kunnen voorbygaan ; zy zouden nu nog moeten fpreeken van het Aarden Vaatwerk; dan, daarzy verplicht geweest zyn hieromtrent veele proeven te  2* No. XVII. RAPPORT ovwt hst SCHADBLYKE enz. te neemen, en zy nog noodig hebben eenige te verrichten, voor en aleer zy een volledig Rapport omtrent dit Vaatweric kunnen uitbrengen j zo verzoeken zy dit Rapport tot de volgende byeenkomst deezer Vergadering te mogen verfchuiven. Hun geadvifeerde overigens onderwerpende aan Ulieder nadere beflisfing. N«. XVIII.  No. XVIII. RAPPORT OVER HET AARDEN VAATWERK. B3   N". XVIIÏ. RAPPORT over het Aafl den Vaatwerk* §' i. De ondergetekenden gelast zynde, offl Ulieden te rapporceereh, omtrent den invloed, welke het gebruik van Aarden Vaatwerk op de gezondheid zoude hebben; hébben zich in dit Rapport alleen bepaald, m die zoorten van Aardenwerk, wélk wegens derzelver vernis öf glazuur, in ëenigè verdenking zouden kunnen komen; èn het dus onhoodig gevonden, van hét Porcèlyn te fpreeken, 't welk zekerlyk nimmer onder de claaüs van vèrdach't Aardenwerk kan betrokken worden. §. 2. Voor en' aleer dè ondergetekenden, echter iets Over het Aardenwerk, of liever omtrent deszelfs verglaazing beflisfchen, zullen zy zich vooraf kortelyk by deszelfs wyze van vervaardiging bêpaalèrf. ö * Over het geheel, is het leem ofde kleiaarde, waar* van het Aarden Vaatwerk, zowel dat, 'f welk by den naam van placteel, als pottenwefk bekend is, vervaardigd Wordt; van welke Aarden; zommige' zoorten, een genoegzaam aantal door het vuur tot glasfmeltende ftoffen, als zand, kryt, gips, of yzerachtige aarden', met zich verenigd hébben, én dus door hét vuur op zich zelfs' kunnen vergïaazen; terwyl; integendeel; andere zoorten, bezwaarlyk óp zich zelfs, door hec vuur een glasachtig bekleedsel kunnen aannèemen'. f.' Het is dan van de éerfte zoort deezéf aar«  24 No. XVIII. RAPPORT oves het 'de, naamentlyk van die, welkers oppervlakte op jtich zelfs, enkel door de kragt van het vuur, een glasachtig, bekleedzel aanneemc, — dat het Keulfcht Aardtnmrk , nog heden vervaardigd wordt; ook pleeg men zich van dezelve voor het engelsch placteel werk, dat zich, door zyne witheid en ruuwheid, van het tegenwoordige zogenaamde roomkleurige pnderfeheid, te bedienen. Ondertusfchen wordt .?er, om deeze verglaazing te weeg te brengen, eene geweldigen kracht van vuur verëischt, om welk te verkrygen, men by het Keulfche Aardenwerk gewoon is, yan tyd tot tyd hoeveelheden Keukenzout in den oven te werpen, terwyl men in de Engelfche Fabrieken, weleer zich, behalven van .Keukenzout, nog van Salpeter, tot hetzelve oogmerk pleeg te bedienen. §. 4. Het Vaatwerk, dat op deeze wyze gemaakt j.s, en welkers vervaardiging zeer na aan die van Porcelyn grenst, zou zeker zich boven alles, en verre boven eenig ander zoort van Vaatwerk, aan pryzen, zo niet de hardheid, welke het by zyne bakking, door de geweldige bette verkregen had, het onbekwaam maakte, om de fchielyke veranderingen yan koude en hette, zonder breeken, te kunnen wederftaan , en het dus ongefchikt deed ayn , om in de Keukens, ter bereiding van fpyze gebruikt te worden. £• £' Waarfchynlyk is het deeze. reden, alsook 4e bezuiniging der brandftoffe geweest, die de pot-  AARDEN VAATWERK. 2S potten- en platteel- bakkers heeft doen overgaan, om hun werk met een zeker vernis van Loodkalk te bedekken; — welke kalk, met een maatigen kracht van vuur, tot eene glasachtige zelfhandigheid veranderd, en daarenboven nog het vermogen heeft, om die Aarden, welken op zich zelfs niet dan door eene kracht van vuur zoude verglazen, zeer fchieiyk tot glas te fmelten: — een kalk, dus by uithek gefchikt om een glazuur opteleeveren, dat zich ten naauwhen, met de oppervlakte van het' Vaatwerk kan verbinden, en bovendien door het minder vuur, dat tot deszelfs daarhelling gevorderd wordt, nog het voordeel geeft, dat het Aar-denwerk maar eene geringe bakking behoeft te ondergaan, waardoor het gevolglyk gefchikter wordt, de veranderingen van hette en koude te kunnen verdragen, en dus, om op onze gewoone vuuren, ter bereiding van fpyze gebruikt te worden. §. 6. Dan, fchoon dus de Loodkalk, het voornaam gedeelte van 'z glazuur, zowel by het Tlatteel- als Potten-werk uitmaakt, zo verfchilt het nogthans zeer veel, dat dezelve by beide op gelyke wyze zouden gebezigd worden. Over het geheel, is het Pottenbakkers verglaas van enkel lood zaamgefteld, h welk men door inmenging van zekere gekleurde Aarden, of andere metaalkalken, zekere onderfcheiden kleuren weet te doen aanneemen; terwyl integendeel, >c verglaas der 1 latteelwerkers, niet enkel van Loodkalk, maar meede B S van  2* No. XVIII. R A P P Ö R T ovrr iUt van Tinkalk is zaaftigefteld, welk laatfte; door hét Vuur; tot een zeer wit en 'doorfchynend glas gefmolteü wordende , aan het lood die gedaante fchenkt, die wy emailliëerfel noemen: een emailliëerfel, dat, wel is waar, in zyn aart wit is, dah dat de ^latceehverkers wéeten ondèrfcheide nuances van kleuren te geeven, door onder de Loöd- en Tin-kalken , andere metaalkalken te vermengen J gelyk dan onder anderen, het tegenwodrdig erigelsch roomkleurig Aardenwerkdeszelfs geele kleur aan dc \h je'rnengdé Koperkalk vCrfchuldigd is. §. 7. EndÉlyk moeten wy, by deeze bereidirig van het glazuur, hog aanmerken, dat, zb zeer men by hec Plntteelverk zich heeft toegelegd, om des* zelfs emailliëerfel te verbeteren, men integendeel; tot het Pottenbakkers glazuur, Van tyd tot tyd minder zuiver Loodkalk is gaan bezigen; Zo dat, fchooft het Pottenbakkers Vernis van menie en zand behoord te zyn zaamgefteld, dat vooraf mee blkandèr tot een zeker glas gefmolteh , vervolgends geftampt, en met water vermengd, op de ruüwe potten geftreeken wordt, verfcheiden Pottenbakkers zich,of van zekere poeder van lood, of hetgeene nóg erger is, vfln zogenaamde fchuim en fcorieri van lood> bedienen j 'c Welk; wanneer de graad van vuur maar eenigzints gebrekkig geweest is, nimmer een zo goed, en misfchien nog wel met onverglaasde Loodkalk vermengd glazuur, kan opleeveren, §. 8. Het Lood dap zulk een voornaam gedeelte van*  aarden Vaatwerk. 27 van het glazuur uitmaakende, en in den ftaat van kalk, de nadeeligfte uitwerkingen voor de gezondheid bezittende: zo hebben wy begreepen, met opzettelyke proeven, te moeten onderzoeken, of'er indedaad, zich van het glazuur ook eenige looddeelen zouden kunnen affcheiden, en zich aan de voedzels mededeelen.— Eene zaak, die wy begreepen hebben, met alle naauwkeurigheid te moeten nagaan , ten einde in iets, dat van zo veel belang* byzonder vpor de fchamele gemeente is, wiens gering vermoogen, het maar zelden toelaat, zich van ander Vaatwerk, ter bewaaring en bereiding hunner fpyzen te bedienen, geen uitfpraak te doen, dan zodanig, waarvan wy zeker waaren. §. 9. Wy hebben ons dan tot deeze proeven bediend, van de drie zoorten van Pottebakkers werk;, die thans gewoonlyk gebruikt worden, naamentlyk: het zogenaamde Bergsch of'Berger, dat doorgaans, met een ligt geel of groen verglaazel bedekt is, van het roode Friefcke, waaruit gemeenlyk onze Stoofpotten beftaan, en die met een donker rood verglaasd omtogen zyn; en eindelyk, van het zogenaamde Frankforter, dat gemeenlyk van buiten onverglaasd,doch van binnen met een ligt of geelachtig rood glazuur bedekt is. In deeze drie foorten van Aardenwerk hebben wy Azyn, als ook Pekel laten koken, voor ieder van deeze altoos nieuwe potten bezigende; nog hebben wy koude Azyn daarin 24 uuren laten ftaan. ~- Alle  aS No. XVIII. RAPPORT ove* het deeze vochten, hebben wy vervolgens, met hec proefmiddel van hahneman onderzocht, en by allen, duidelyke blyken van daarin opgeloste loodftofien waargenomen. Ondertusfchen hebben wy zulks behendig het meeste gevonden, by die Azyn of Pekel, die in bet zogenaamde Berger of Bergsch goed, ea m tegendeel het minfte by die, welke in hetFrankforter goed geweest waren; 't welk juist in evenredigheid is, met de pryzen van de drie foorten van Aar den werk, die wy gebruikt hebben; en dus vermoedelyk, voortkomftig, van 't hechtere of betere glazuur, waar mede zy zich bekleed bevinden, §. xo Wy hebben vervolgens, om te onderzoeken, of de Loodkalk van dit glazuur, zich ook met een minder fterk zuur, of met een zwakker zoutagtig vocht zou loslaten; en dus om te kunnen beilisfchen of de bereiding van Spyzen in dit Vaatwerk al of niet zoude nadeelig zyn, in elk, dezer drie genoemde foorten van Pottenbakkerswerk, verfcheiden dier zaken laten koken, die men als fpyzen, of als toevoegzeis van dezelve gewoon is te bezigen. Wy hebben dit gedaan met Water, Karnmelk, eenige foorten van verfche en ingelegde Groenten, Zuurkool; Boter, ongezouten en gezouten Reuzel, die wy, het zy op zich zelfs, of met zo veel vocht vermengd als daartoe noodig was, in deeze potten telkens wederom voor iederen zaak eene nieuwe pot bezigende, hebben laten kooken, en 8 of 10 uuren kten verblyven; vervolgens hebben wy alle dee-  AARDEN VAATWERK. 3g deeze zaaken op zich zelfs, of het daarvan uitgeperfte en gefiltereerde fap onderzocht; dat, zo veel wy uit de naauwkeurigfte proeven, met de gcvoeügfte herkenmiddelen hebben kunnen befluiten, immers voor zo verre wy hierin niet door de kleuren, die fommigen dezer fappen hadden aangenomen, verhinderd werden, zo had zich in alle deeze gevallen, geen loodftof van het glazuur losgelaten, of zich aan deeze zaaken medegedeeld. §. ii. Ket Pottenbakkers glazuur, zich dan enkel van Azyn en Pekel, en geenzints van vermengd of verzwakt zuur en zout, vindende aangedaan, Zo hebben wy het onnoodig gevonden de zo evengcmelde proeven met het Platteelwerk, wiens glazuur zo veel volmaakter en zorgvuldiger bereid is, te herhalen; te meer, daar die foort van Aardenwerk, maar alleenlyk ter-opdisfing der Spyzen, en maar zeldzaam ter bereiding van dezelve gebezigd wordt, en 'er dus nog zo veel te minder gelegenheid is, dat deszelfs glazuur zou ontbonden raken. Ondertusfchen hebben wy,'t echter der moeite waard geoordeeld, te onderzoeken, of dit verglaasd van het Platteelwerk even als dat van het Pottenbakkerswerk, door Azyn daarin te laten kooken, en vervolgens in te laten koud worden, ook eenigzints zou ontbonden worden; wy hebben dit beproefd, met het Engelsch roomkleurige en met gewoon Delfsch Aardewerk , en in de daad, wy hebben ge-  je Np. XVIII. RAPPORT over het gezien, dat ook in deeze zich eenige loodftofièn, van het glazuur aan den Azyn had medegedeeld. §, 12. Uit dit alles dan een befluit zullende opmaaken, meenen wy te mogen advifeeren: i". Dat de bereiding van Pekel, het zouten van Vleeseh , en het bewaren van Groentens, die in Azyn of eenig ander zuur gelegd zyn, als ook het bewaaren van Sap van Aalbeziën, met ée'n woord, van alle die zaken die een fcherp zuur of zout in zich bevatten, ten uiterften bedenkelyk is, en voor de gezondheid fchadelyk kan zyn, wanneer zy gefchieden in deeze hraks gemelde foorten van Potten bakkers werk, doch, dat men dezelve zeer veilig kan, en dus by voorkeur behoort te verrichten in het zogenaamd Keulsch Aardenwerk,dat,gelyk wy hier boven gezien hebben op eene wyze vervaardigd wordt, die geen de minfte bedenklykheid, van fchadelyk aan de gezondheid te zyn, kan opleveren. a°. Dat men de Ingezetenen geenzints kan afraaden, de bereiding of bewaanng hunner Spyzen, immers die, waarby geen fterk zuur of zout gebezigd wordt, in het gemelde Pottenbakkerswerk te verrichten : gemerkt dit, gelyk wy gezien hebben, alleen door enkele Azyn of Pekel, en geenzints door die zaken, welke meer overeenkomst met onze Spyzen hebben, wordt aangedaan, en dit dus voorzeker het onfchuldigfte Vaatwerk blyft, waarvan men na  AARDEN VAATWERK. na het yzer zich kan bedienen. Ondertusfchen, zou men de Ingezetenen doch kunnen aanraaden, by voorkeur, van het Friefche en Frankfórter Aardenwerk gebruik te maken, en zich voor het Bergsch of Berger te wagten, wiens glazuur veel gereder door Azyn of Pekel oplosbaar is, en, welk dus, zo ?er eenige Spyzen mogten zyn, die het Pottenbakkers glazuur aandeed, zeer zeker het fterkhe van allen zich zou vinden aangedaan. Onzes bedunkens zal dan, omtrent het artikel van het Aardenwerk, behalven de gemelde waarfchouwing aan de Ingezetenen, geen vóórhellen aan den Raad of eenige inftruétie voor het aanftaande Com. mitté noodig zyn; alleen zouden wy in bedenking geven, of men ook zouden willen bepaalen, dat, zo in vervolg van tyd,eenig nieuw foort van Potten of Platteelwerk in gebruik kwam te geraaken, het aanftaande Committé verplicht zou zyn, om zich van derzelver fchadelyk- of onfchadelykheid door opzettelyke proeven te verzekeren. Dit alles echter met onderwerping aan Ulieder meer verlicht oordeel.   STREKKENDE ALS BTLAAGEN, tot de VERZAMELING van STUKKEN, betrekkelyk de aanstelling eener COMMISSIE van GENEESKUNDIG TOE VOORZICHT, t e AMSTERDAM. V V F D E STUK, Bevattende het Rapport No. XIX, over het komen van Ongelukken, Te AMSTERDAM, Ter STA D S-D RU K K E KT Ei en te bekomen by P. DEN HENGST en J. A. CRAJÊNSCHOT. •79».   JSÖ. XIX. RAPPORT OVER HET VOORKOMEN VAN ONGELUKKEN. A »   2V.XIX. RAPPORT over ha voor* komen van Ongelukken. $. i. De Commisfie, waar mede uwe Vergadering ons vereerd heeft, om, namentlyk meer bepaaldelyk nategaan, al wat dienhig zoude kunnen zyn, tot het voorkomen van ongelukken en onheilen, bevat zo veele onderwerpen, die bynaar geen verband met eikanderen hebben, dat wy in ons Rapporc ook geen éénheid , geen famenhang van alle . de onderwerpen zullen kunnen daarftellen ; en derhalven zullen wy flechts de Lyst of Catalogus volgen, welke in den beginnen door deeze Verfde.ring „ ontworpen, om toe leiddraad te tóen, in het nagaan dier zaaken, de gezondheid en het leven der Ingezetenen betreffende, welke tot een Committé van Gezondheid betrokken kunnen worden: % «. Eene aanmerking moeten wy echter vooraf laten gaan, dat namentlyk, alle de pointen die wy te behandelen hebben , of ten minhen verre het groothe gedeelte derzelver, hoewel het voorkomen van ongelukken ten doel hebbende, en dus indedaad tot de gezondheid der Ingezetenen trekkende,, echter -geheel tot politieke voorzieningen be/~.- dus ook van oudsher bynaar op allen, door verfchillende en zeer goede Keuren voorzieningen zyn gedaan; en dat 'er weinig meer op dit huk te doen valt, dan die Keuren hier en daar te ampliëeren en vooral te renoveeren: uit hoofde dat het tyd is, dat men eenmaal van den last bevryd worde, A 3 om  6 No.XIX. RAPPORT ovbk hkt om telkens in oude Keuren en Wetten, waarvan de meesten , hoe heilzaam ook , in vergetelheid geraakt zyn , wat al of niet gefchieden mag, te moeten zoeken: en dat de Wee, omtrent het doen of laten, duidelyk aan allen bekend worde. Dit ééns vooral aangemerkt hebbende, gaan wy over tot de byzondere artikelen. EERSTE ARTIKEL. Over de Ongelukken , welke uit de gefleldheid dezer Stad voortkomen. §. 3. Die geiteldheid kan tot tweederlei foort yan ongelukken aanleiding geeven: namentlyk tot die, welke utt de veelvuldige graften, waar mede de Stad doorfneeden is, hunnen oorfprong ontleeleenen: en die. welke voortkomen uit de veelvuldige Woon- en Pakkelders, en Onderhuizen. Hoe meer de Stad met graften en wateren doorfneeden is, hoe meer ongelukken 'er uit ontftaan kunnen. 1°. Gebrek aan gemegzaame Verlichting, 5.4. Niemand zal kunnen loochenen, dat deeze Stad zeer flecht verlicht is, en dat 'er een grooter aantal Lantaarnen , misfchien ook een ander foort, en eene andere plaatfing van Lantaarnen, zouden verëischt worden, om deeze Stad, by den duister, genoegzaam en behoorlyk te verlichten : doch , daar dit niet zoude kunnen gefchieden, zonder een aan-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. | aanmerklyk bezwaar van kosten, waartoe de Stad* Financiën, in deeze tyden, minder gefchikt fchynen: daar, de verfchillende, en hier nevensgaande Inftruftièn en Ordonnantiën, voor alle de bediendens der Lantaarnen, derzelver Opzichter, en dit geheele werk betreffende, welke allen door de ondergeteekenden behoorlyk zyn nagezien, volkomen goed zyn en aan het bedoeld oogmerk volkomen zullen voldoen, indien zy behoorlyk worden uitgevoerd : daar eindelyk die zaak, geheel en al polie«ek is, zoude, naar ons oordeel, deeze Commisfie zich kunnen vergenoegen, met aan den Raad voortedraagen, „ dat het ter voorkoming van verfchei„ den ongelukken ,die by den duister plaats hebben „ en van ongeregeldheden van meer dan een foort' » het te wenfchen ware, dat de Stad, by den avond ; beter ware verlicht, en daartoe de noodige 'middelen in >c werk geheld konden worden: doch, „ dat daar d,e middelen , bynaar alleen, immers - voorn»lyk, afhangen van het daarhellen van " ee"Veel g'00ter a^aI lantaarnen; deeze Com* miSfie den Raad 5n ^enking geeft, 0m daar.omtrent, zodanige voorzieningen te doen, als de .Finantiën der Stad het zullen toelaten: mits in. middels gezorgd worde, dat de uitmuntende fe» *Tfie"> die 'er voor Opzichter, en alle de „ bed.endens van de Lantaarnen voorhanden zyn, behoorlyk, en zonder dat daaromtrent iets ageer* wege gelaten worde, worden agcervolgd en uLe.voerd/' A4 ^  i No.XfX. RAPPORT over het §»,$. Behalven dat de verlichting der Stad, in het algemeen gebrekkig is; heeft 'er nog een,ander gebrek, hy fommige omftandigheden plaats; namentlyk, dat, hoewel her, een zeer goed -^gebruik is, om, wanneer in ftraaten of op graften, rioolen opgenomen 7.yn, des avonds, by dezelve niet alleen een Lantaarn te plaatfen, maar zelfs een Lantaarn, die veel laager is, dan de gcwoone, om daar dcor met deezen niet verward te worden, die voorzorge echter niet gebruikt wordt, wanneer de ftraat flechts opgenomen is, om herfteld te worden; of'er eenige puiïihoopen , by hertimmering van huizen, in de ftraaten, of op de Kaaijen en Burgwallen is leggende, waar door veele ongelukken veroorzaakt kunnen worden: daar nu geen puin, by hertimmering der huizen, op de ftraaten kan geworpen worden, zonder toedoen der Metzelaars, die by de hertimmering gebruikt worden: en volgends Keure van ai September 165Ó, welke, of nog in vigueur is, of immers behoorde te zyn , geen ftraaten opgenomen mogen worden , zonder last van Rooimeesters, of weder gemaakt, zonder order van Thefaurieren» (welke laatfte, by Keure van 27 January 1751, waarby eenige voorige Keuren worden gerenoveerd , insgelyks is geftatuëerd geworden,) zouden de ondergetekenden van oordeel zyn, dat men aan den Raad voordroeg, „ dat 'er voortaan, by „ alle puinhoopen, op ftraat liggende, en by opge„ nomen of vermaakt wordende ftraaten, even als  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. « « by de vermaakt wordende rioolen , eene laage' * Lancaarn geplaatst worde , die den geheelen 3 nacht, zonder op het al of niet fchynen der Maan „ ce letten, van Zonnen ondergang af, branden moet: '* en zulks op pcene van .... . Guldens boeten, „ ten lasten des Ms. Metzelaars, die in het werk „gebruikt worden, zo deezen verzuimd hebben, „ zodanige Lantaarn, ter plaatze daar zulks behoort „ te laaten vraagen, en wel voordemiddag , ten „ einde die Lantaarn nog voor den avond zoude kun„ rien worden geplaatst, onverminderd derzelver ■„ regres tegen hunne knechts en opperlieden, welke „ iets ter contrarie zullen hebben gedaan * Eene boete en voorzorge, welke de ondergetekenden, uic Keure van 6 November 1670, dergelyke zaaken becreffende, hebben .ontleend. §. 6. h Ook behoorde men, zo als zomtyds geschied, altoos, wanneer 'er dergelyke hinderpaa. „ len in den weg zyn, als waarvan wy nu gefproo„ ken hebben, by den ingang en uitgang van de „ ftraat of grafc, zo 'er in dezelve geen voor ry„ tuigen bekwaame dwarsftraacen, of dwarsgraften i uitkomen, en anders by de laatfte dwarsftraacen' „ of dwarsgraften, tusfchen welke de bewuste hini derpaalen gelegen zyn, een teeken in den grond „ te plaatzen, om by dag de rytuigen te waarfchu„ wen, die ftraat of graft niet opteryden , en dac „ 'er 'savonds, een zelfden einde, by die teekens „ook laage Lantaarnen zuilen moeten branden;'' A S im-  No. XIX. RAPPORT o v e * H * r immers leert de ondervinding, dat de Koetziers, Voerlieden en Sleepers , by mangel van zodanig een teeken, niec altoos kunnen bemerken, 'of 'er midden in de ftraat eenige belemmering van dien aart is of niet:'— en ook zoude de Commislie aan den Raad kunnen voorftellen, hiervoor te doen zorgen , op gelyke wyze als zo even gezegd is. Alle de verlichting der Stad, hoe genoegzaam ook in gewoone tyden, wordt gebrekkig by zeer zwaare Mist: en het is dus noodig, dat 'er §. 7. 2Q. Voorzorgen by opkomende zwaare Mist genomen worden, om die ongelukken te voorkomen, waarvan den 31 December 1700, maar al te veel voorbeelden heeft opgeleeverd; doch welke ongemeene zwaare Mist, ook gelegenheid gegeeven heeft, dat 'er voor de eerftemaai eene Keure, tot voorzorgen, den 27 January 1791 gemaakt is; welke verder is geamplicerd op den 23 December 1795; beide deeze Notificatiè'n of Keuren zyn goed; doch behoorden nog met het een en ander te werden geampliëerd: en dan tot e'én gebragt te worden , om 'er een geheel nieuw ftuk van te maaken. Waarvan dan het eerfte Artikel behoorde aldus te worden geheld: „ Dat bij het opkomen van zwaare Mist, des „ avonds, de Nagtwachts in iedere Wyk verplicht „zullen zyn, optekomen, (onverfchillig op welk „ uur de Mist begint) ten einde de Ingezetenen te „gelasten, de volgende voorzorgen, ieder voor „ zyne.  VOORKOMEN van ONGELUKKEN, n „ zyne wooning te neemen: zonder echter, dat hier„ door verhaan wordt, dat de Ingezetenen zullen „ mogen wagten, tot dat die waarfchuwing geschied: neen maar, dien onverminderd, wel fe„ rieuslyk by deeze vermaand , en voor zo veel „ des noods gelast worden, ieder, zodra hy eene „ dusdanige Mist [bemerkt, van zelts, en zo fpoe„ dig mooglyk, de volgende voorzorgen te neemen, „ welke, indien het huis door meer dan één huisge„ zin bewoond wordt, ook door dat huisgezin zullen „ genomen worden, dat het benedenhuis bewoond. De Ampliatièh zouden, naar inzien der ondergetekenden , over de volgende pointen behooren te gaan; i°. De voorzorgen, om op plaatzen daar geen hekken langs de wallen zyn, touwen van boom tot boom te fpannen, is zeer goed, doch, vermits 'er verfcheiden graften zyn, daar, of geen boomen haan, of vakken zyn , daar de boomen te ver van elkander verwyderd haan ; „ dienden 'er op die yy grafcen, van plaats tot plaats, op behoorlyken af„ftand, paaien geheld te worden, om ten boven„ gemelden einde, even als boomen te kunnen „ dienen.' 2,°. Daar de leuningen der bruggen, aan de vleugels veelal te kort zyn, zoude het noodig zyn, dat 'er ook bevolen worde • om touwen van het eind „ van iederen vleugel tot den naasten boom of paal „ te fpannen." ■ f. De  13 No. XIX. RAPPORT over het 3n. De zorge, om de Nagtwachts in de refpective Wyken te laacen rondgaan, zo lang de Mist duurt, om tegen het fteelen der touwen enz: te waaken , is zeer goed; doch de hraflè tegen dac fteelen, 't welk de ondervinding leert, dat niettemin zeer veel in die gevallen plaats heeft, komt de ondergetekenden te gering voor, om dat men hier niet de diefftal, als zodanige en in het afge^ trokkene moet befehouwen, maar, als ftrekkende om de voorzorgen, tot behoud van hec leven der Ingezetenen genomen , te verydelen : weshalven dezelve, zonder te groote ftrengheid, in geesfeling en brandtnerking veranderd zoude kunnen worden. f» De voorzorgen om toortfen, pikkransfen enz. op de bruggen te laaten branden, is zeer goed, maar 'pr moet bygevoegd worden: dat deeze zo „ laag by den grond als mooglyk is, zullen geplaatft „ worden:" io. Om dat daardoor het voetpad beter verlicht wordt. a°. Cm dat daardoor het licht minder in de oogen der voorbygangeren komt te fchynen. 5°. De voorzorge, om door de Ingezetenen in hunne onderhuizen, lichc ce laaten branden, is ook zeer goed: doch nog beter waare het, en in zich zells,en om dar 'er aan verfcheiden huizen geen bewoonde onderhuizen zyn, en het lichc boven den grond niets baat, „ dat de kaars buitens huis, zo r,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 13 „ digt mooglyk by den grond geplaatst worde, en „ wel huis aan huis, doch allernoodzaaklykst is het, „ dat het branden van licht ook voor hallen ge„ fchiede, en op die plaatzen, daar verfcheiden Pak„ huizen naast elkander haan, voor die Pakhuizen' „ zelve; hetgeene aan derzelver opzichters moet „ worden aanbevolen." §. 8. Alle welke verbeteringen, door de vergadering, aan den Raad zouden kunnen worden voorgeheld; gelyk mede deeze, die niet alleen in tyden van Mist, maar ook in alle tyden, zeer noodzaakelyk is, dat naamentlyk: ., alle ftraaten of ftee„gen, en zogenaamde windgaten, of wegen, hoe„ genaamd, die regtftreeks op eenig water uitloo» Pen, behoorlyk, en op eene wel verzekerde wy„ ze, aan den kant der wal, afgeflooten worden: „ zodanig echter, dat 'er, ter verrichting van verS fcheidenbezigheden,eenige,doch niet gemaklyke of ruimen toegang tot het water blyve." En het zoude insgelyks nuttig zyn: „ dat by alle dwarsftraa„ ten die op graften uitloopen, doch waarover „ geen brug is, de wal over die ftraat, meteenig „houten hek voorzien werd, op plaatzen, daar „ voor alsnog geen voorziening van dien aart is , • ten einde alle ongelukken by duisternis, te voor„ komen." Het naastvolgende artikel verëischt, dat wy onzen aandacht vestigen, op de 30. Voor-  14 No.XIX. RAPPORT o v e * het 30. Voorzorgen, omtrent de gladheid van Straat en en Bruggen: en de belemmering door Sneeuw veroorzaakt. §. 9. En hieromtrent kunnen wy niet ontveinzen * dat, wat de ftraaten en grafcen betrefc, weinig te doen valt. Deeze gladheid immers, ontftaac of uic ysfel, of uit fneeuw: in het eerhe geval is het gewoonlyk, dat ieder Ingezetenen zand of asch enz. op zyne hoep en op zyne ftraat ftrooid; zucht tot eigen veiligheid, noopt ieder een daartoe: hoewel het niet ondienhig waare, dat 'er, in allen gevallen , bevolen werd, dat de Ingezetenen daartoe verpligt zullen zyn, en 'er door den Raad behoorlyke fchikkingen beraamd werden: &i om in elke buurt of wyk iemand aanteftellen, met genoegzaame authoriceic,om de Ingezetenen in zodanig geval ex Juperabundanti te waarfchuwen, en die geenen welken wei¬ gerachtig blyven, zonder eenige oogluiking te bekeuren: 2°. om de Asch-karrenlieden te gelasten, alsdan zonder toeven, ieder in zyne wyk, asch te örooijen, op de bruggen en derzelver vleugels, mitsgaders op de pleinen die in hunne wyken zyn gelegen: en wat de gladheid uit de fneeuw ontftaande, mag betreffen, is het volftrekt onmooglyk, dat van het tydltip af, dat het begint te fneeuwen, alle fneeuw beftendig van de ftraaten geveegd worde, 'er valt des niets anders op dan de fneeuw te laaten bevestigen , en dat ieder, zo veel voorzorge neeme als mooglyk is om op zyne hoede te zyn. $. 10,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN, 15 §. 10. Even weinig is het mooglyk, zodra he* begint te dooijen, al de fneeuw van de ftraaten te ligten; deeze is 'er alsdan te fterk aan gehecht, om weggeveegd of gelige te kunnen worden, alvoorens de dooi eenigzints is doorgedrongen: al wat 'er te doen valt, is, van tyd tot tyd de fneeuw die los wordt, of los ligt, wegteneemen, doch hetgeene dit alles, gelyk mode de voorzorgen omtrent de Bruggen, betreft, is zo naauw verbonden met het zuiveren en reinigen der Bruggen en Scraaten, dat de onoergeteekenden oordeelen, dit huk ad referendum te moeten laaten, tot dat de Commisfie tot het nagaan van hetgeene het wegneemen der vuilnis betreft, een Rapport deswegens zal hebben uitgebragc. §. ii. Alleen zullen zy aanmerken: i«. dat de gefteldheid der leuningen van Bruggen en Sluizen, ook nog de ongelukken, welke vooral by gladheid kunnen voorvallen, vermeerdertj te weeten- 'er zyn gevallen, dat iemand op eene Brug vallende,' door het onderfte gedeelte der leuning heen gefchooten, en van de Brug af, in Si water gevallen is, ongelukken, die men gemaklyk zouden voorko, men, met de leuning van onderen, al waare het Hechts met latten te voorzien; 2°. dat indien het gebruiklyk is, dat ieder by glad weder voorzorgen neemt by het ryden , gelyk met de Paarden te lcherpen, de Paarden voor de toelleeden in boomen te fpannen, enz.; onze voorvaderen daarenboven, voor vragtfleeden, by Keure van 13. Jar nuary  3* No. XlX. RAPPORT óver u f. r Btiary 1677, bevolen hebben: . dat Sleepers, Kóóp„ manfchappen voerende, zich van een bos ftroo „ moeten voorzien , en die onder de lleede léggen , „ om het fchielykafiooperi van Bruggen te beletten, „ en een touw, om bovendien de vaait van de fleefc de te hui ten." §. ia. Eindelyk, daar by vriezend weder, wanneer, 'er geen fneeuw legt, de Straaten en vooral de Bruggen en Sluizen, op eene zeer gevaarlylce wyze glad gemaakt worden , door het water dat de Sleepers uit de vaatjens, vooraan op hunne fleeden liggende, horten , om de Brug gemaklyker op te gaan, en dat.het zelfde water zeer fpoedig bevriest, zouden 'er uitdrukkelyk, en onder goede pcenaliteit, aan de Sleepers behooren te worden verboden, met renovatie en ampliatie van de Keure van 13 January 1677 : ,. om geduurende den vorst, en wan3 neer 'er geen fheeuw legt, het gewoon water„ vaatjen op hunne ileeden te gebruiken , onder poene ,, van 6 Guldens telkens, en verbeurte van het „ vaatjen, door den Sleepersbaas te betaalen : onver„ minderd zyn verhaal op de Knechts, die tegen „ zyne orders, deezer contrarie zouden hebben ge* „ handeld." §. 13. Doch wanneer 'er fneeuw ligt, kunnen 'er ongelukken voorvallen , do.or het werpen ven fneeuw van de daken, en de belemmering, welke 'er uit de aldus geworpen fneeuw kan onthaan: waajrom, volgends oordeel der ondergetekenden, de  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 17 de Keure van 11 January 1776, behoorde gérenoveerd, en als eene altoos in ftand blyvende wet befchouwd te worden: 'er wordt naamentlyk, geftatuëerd, op poane van 12 Guldens, te verbeuren door de Bewooners der Huizen, ofEigenaaren der ■Pakhuizen, „ dat, alle en een iegelyk, die eenige „fneeuw van de daken, uit vengfters of deuren „ van Huizen, Pakhuizen, of andere Gebouwen, „ op de ftraaten laat afwerpen, gehouden zal zyn, „ iemand op ftraat te plaatzen, om de zo ce voet, „ als met Rytuigen pasfeerende Menfchen te waarSchouwen," verder, ,. dat de afgeworpen, of op „ eenige andere majhere uic de huizen uitgedragen „ fneeuw, niec op de ftraaten zal mogen blyven leg„ gen, maar, door die geene die dezelve heeft afge„ worpen, uitgedraagen, of doen afwerpen of uit„ draagen, ten eerften zal worden gebragt in de „ burgwallen dezer Stad:" (waarby gevoegd zoude behooren te worden, „ mits daar door de Byten op n het allerminst te belemmeren.") 4°. Voorzorgen, ly toe water, omtrent de Byten, en bevroor en graften, met opzichte tot de Sc haat sryders. is het de ondergetekenden voorgekomen: io. Dat, daar de plaatfen, waar Byten behooren gemaakt te worden, by de Brandkeuren gettacueerd, by de ondervinding genoegzaam bekend zyn, en daarenboven zkoos genoegzaam kennelyk zyn, door de ysfchotzen, die 'er om heen leggen , V. stuk. B ° 'er  i» No.XIX. RAPPORT over het 'er ten dien opzichten, geen verdere baaken geheld, of voorzorgen genomen behoeven te worden. 2°. Dat 'er op publieke auétoriteit niets kan gedaan worden, omtrent de ftoucheid van fommigen, om zich op plaatfen, daar het ys niet fterk genoeg is, kort te vooren, door het maaken van een flop, of anderzints open geweest is, te waagen. 3°. Doch dat, daar op Stads vesten, en op flooten of wateren, in de Stads Jurisdiaie liggende, fomtyds windgaaten gevonden worden, die aan de inwooners omftreeks dezelven bekend, doch aan anderen onbekend zyn, het zeer nuttig zoude zyn, „ dat de Raad den Brand meesteren derBuitenwyken „ gelastede, om behoorlyk onderzoek naar de wind„ gaten , in hunne refpe&ive wyken te doen: en „ zulks bemerkt hebbende, aldaar door de Brand„ fpuitsgasten, een kennelyk teeken, ter waarfchou. „ wing te doen plaatfen: gelyk mede, om te zor„ gen , dac rondsom de Byten, die 'er gemaakt „ moeten worden, eenig teeken te hellen, om alle „ ongelukken,, by fchemeravond te voorkomen." §. 15. To.t dus verre hebben wy alle de pointen afgehandeld, die op onzen Catalogus ftsan , onder het artikel Ongelukken uit de gevleidheid der Stad voortkomende; doch dit onderwerp nu nader onderzoekende , is het ons voorgekomen , dat 'er nog twee andere bronnen van ongelukken zyn, wy bedoelen de if. Oii'  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. i$ 5°. Ongelukken, Sh de veelvuldige 7Voon± en Pak* kelders, en Of.derkuzzen voortkomende. % 16. De toegang tot de meeste Woon- en Pakkelders, of Onderhuizen, gefohied door trappëni tot fommigen door zeer aanmerkelyke fchuimen i hierop zoude niets te zeggen zyn , indien niet veelal die trappen, of die fchuinten reeds op de ftraaten bep hnen; en 'er niet een ftuk van dezelven tot dié trappen of fchuinten gebruikt Wérde:doch dit heeft veelal plaats, en daaruit volgt, dat men langs dë ftraatj aan den kant der huizen gaande, dénkt zynen weg veilig te kunnen vervolgen, terwyl meri intusfehen in een trapgat komt, of zich op eene aanfnerkelyke fchuihtè bevindt: het geene niet zelderi tot ongelukken aanleiding geeft. Onze voorvaders j» hadden reeds zulks in de ordonnantie op het timmeren ,' van ii Maart 1717 verboden: het verbód is zeer aanmerkelyk, en behoorde vernieuwd të worden : docli de overtreedingén zyn zo ongemeen menigvuldig; het behoedmiddel, dat voor ! akkelders goed is, kan voor dé meeste Onderhuizen zo weinig gebruikt worden; en de demolitie der fteeds aanweezigen, ëti op Stads grond gemaakte trappen, zoude de meeste Onderhuizen zodanig onbruikbaar' maaken, dat de ondergetekenden geen middel weten voortehellen ,' om hierin te voorzien: zy oordeelen echter, dat dè volgende §. 6, f. 7. (immers voor de rakkelders , want vc'or de Woonkel'defï en Onderhuizen vinden zy, zo als gezegd is, zwaa*  20 No.XIX. RAPPORT over het righeden,) en §. 8, behoorden te worden vernieuwd, en in het vervolg zonder oogluiking nagekomen; zy luiden dus: §' 6. „ Dat van nu voortaan, niemand zal onder„ neemen, Stads grond tot zyn eigen en privé ge„ bruik te appropriëeren , en daarop te leggen, p drumpels voor hunne ftoepen , dfreét ftrydende „ tegen de Keure, of in dezelve te maaken holtens, „ of fchuintens, tot ingangen onder hunne ftoepen, „ of na hunne Kelders, om alzo toegangen te vin„ den, tot Koetshuizen of Stallen, Onder- of Ach„ ter-huizen, of anderszins, op pcene van ioo Gul„ dens, en ifico demolitie. §. 7. „ Dat ook die geenen, die reeds zodanige „ holten of fchuinten, in Stads ftraaten, aan hun„ ne Stoepen of aan hunne Huizen hebben , „ dezelve moeten overdekken met fuSicante plann ken, ter hoogte van den naascgeleegen grond, en „ zulks binnen zes weeken na Publicatie deezes, op _ poene van 25 Guldens voor de eerfte reize, dac zy „ daarover zullen worden bekeurd , en de tweede „ reize 30 Guldens, en i/ico demolitie. En dat de„ zelve holten of fchuinten, in maniere als vooren „overdekt, niet langer open zullen mogen blyven _ leggen, dan voor dien tyd, dat daarinne gegaan „ of gereden zal moeten worden, op pcene van 10 Guldens telkens te verbeuren, en na Zonnen on„ dergang, op de boete van 50 Guldens. §. S. „ Dat wyders by het hermaaken, veran- de-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. ai „ deren , of vernieuwen van Stoepen of Huizen , „ alle de voorfchreeven drumpels, holten en fchuin„ten, tegen de Keuren geheld, niet weder zul„ len worden gelegd, gemaakt, of vermaakt, niet„ tegenftaande zodanige veele Jaaren waaren ge^ weest: maar alles gefteld en gemaakt zal moeten „ worden, na den inhoud der Keure, op pcene van „ 100 Guldens, en i/tco demolitie." De tweede bron van ongelukken die wy bedoelen, leverd op de 6\ Ongelukken uit de gejleldkeid der Straat en. §. 17. Het is bekend, dat de Straaten op Stads kosten worden onderhouden, en dat dit werk al vry geregeld voortgaat: doch fomtyds gebeurd het, dat de ftraaten bedorven worden, dat 'er kuilen in komen, enz. t 't welk veelal gefchied, door het moedwillig uitnaaien van fteenen ; ook had men daarvoor, reeds van oude tyden af, gezorgd, gelyk blykt uit de Keure van 25 January 1508, en van 21 December i68g, waarby onder anderen geftatuëerd wordt: dat die geene, 'c zy jongens, of „ bejaarde Perfoonen, die klinkers of ftraatheenen „uitgraaven, en in de burgwallen fmyten, zullen „ verbeuren eene boete van twee zilveren Duca„ tons, telkens als ze daarover worden bekeurd; zul„ lende de Ouders en Voogden gehouden zyn, te „ betaalen voor hunne Kinderen en Pupillen." Tegen welk uitligtan van fteenen uit de ftraaten, als (het zyn de woorden der Keure) caufeerende dat B 3 de  au No XIX RAPPORT over het de pasfeerende Luiden, ,, inzonderheid by avond „en de ontyd komen te vaJen en te bezeeren,'* by Keure van 31 Mey 1647, was gezorgd, uelke Keure 23 December 1651 en 5 Odtober 1700 is gerenoveerd ; en nog nader gerenoveerd en geampliéerd, en op het breeken van de ftraaten, onder pretext van timmeren, repareeren enz.: zonder voorkennis,fe en confent van Thefaurieren, toepasfelyk gemaakt is, den 27ften 'anuary 1751. § }8i Deeze voorzieningen nu, zouden ook behooren toepasfeiyk gemaakx. te worden, op de blinde Gangen, deeze naamentlyk: zyn geen Stads grond, maar grond van den eigenaars der huizen, daarin ftaande. Zy worden dan op kosten van die eigenaars geftraat en gerepareerd; doch juist daardoor, zyn ze meestal in zeer hechten ftaat, met gaten en holten , waarin de fteenen los leggen enz. voorzien; waaruit niet aileen ongelukken ontftaan , maar bovendien de mors-figheid zo groot wordt, dat men dikwerf in het nat faifoen, voor een gedeelte door het water, in die holtens leggende, heen moet, om toegang tot de huizen tekrygen; waarom de'ondergetekenden van oordeel zyn, dat .. het breeken „ en opneemen der ftraatfteenen, het zy op burg„ wallen, in ftraaten, fteegen, of gangen, op nieuws „ behoorde te worden verboden: en de eigenaaren ? der gangen gelast, zorge te dragen, dat dezelve gangen behoorlyk geftraat, en op zyn tyd gerepareerd worden, dat oyer die gangen tweemaalen » Sjaars.  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 25 „'sjaars eene behoorlyke fchouwing behoorde te „ gefchieden : en die eigenaars, welke geen zorge „ voor hec goed ftraaten of repareeren der aan hun „toekomende gangen hadden gedragen, behagen ,; behoorden ce worden, in eene boece van „ onverminderd de verplichting, om daadelyk de „ noodige reparatie werkheilig te maaken.'' Nu gaan wy over toe het tweede artikel: Ongelukken, die uit de volkrykheid deezer Stad, en de gevolgen daarvan, in het algemeen ontjlaan. §. 19. Deeze zyn van veelerlei aart, en omtrent de meesce zyn reeds voorzieningen, welke voor zo verre zy in onbruik zyn geraakc, behoorden op nieuws te worden afgekondigd de eerhe zoorc die voorkomc is de la. Belemmering der Bruggen en Straat en. §. 20. Dac de belemmering op de Bruggen zeer groot is , vooral in de volkrykfte gedeelten der Stad, en in de oude Stad, daar meestal de Graften en Bruggen enger zyn, is overbekend, gelyk mede,hoeveel ongelegenheden daaruit voorkomen; indien men de zaak in het afgetrokkene befchouwd, behoorden zodanige belemmeringen, in goede politie geen plaats te hebben; doch indien men aan den anderen kanc in achc neemc, dac hec ftaan met Waaren op eenige bepaalde Sluizen of Bruggen, of ook in Straaten, voor veelen eene kostwinning is; zal men 'er'niet dan met moeite toe komen, om in eenen tyd, daar de kostwinningen zo fchraal 7yn, B 4 en  ■ 34 No.XIX. RAPPORT over het en de armoede zo groot is , hierin met te veel ftrengheid te werk te gaan: hoewel echter, de hand over hand toeneemenJe belemmering van die foort, vooral op fommige Sluizen, en meer bepaaldelyk op de St. Anthoniefluis, Oudenbrug, Nieuwenbrug en anderen, alwaar de klap telkens opengaande, om de masten van "Vaartuigen door te laaten, de verwarring en belemmering merkelyk vermeerderd worden, en fomtyds wei eens door de voetgangers, Rytuigen, of voorbygaande kruiwagens en fleeden, onwillig eenige fchaade aan de Kraamers en Uitftallers wordt toegebragt, welke deezen dan nog eisfchen dat hun voldaan worde; hoewel, zeggen wy, die hand over hand toeneemende belemmering verëischt, dat 'er eenige voorziening gefchiede. Redecei, waarom de ondergetekenden van oordeel zouden zyn, dat aan den Raad zoude behooren te worden voorgeflaagen: „ om, of de Keuren, ftrek„ kende tot verbod van het haan met Kraamen, „ Kruiwagens, Tafels, Manden en diergelyken, op „ de Sluizen en Bruggen, en het belemmeren der„ zelve , door ze met Uitdrageryen, Huisraad en „Meubelen te bezetten, te vooren geëmaneerd, „ en met naame., die van 21 September 1CT34: 16 „September 1681; en vooral de fterke ampliatie „en renovatie, van 20 Mey 1722, wederom in „ vollen kracht te brengen: immers voor die Sluizen: „ zo als de St. Anthonie-Sluis, de Varkens-Sluis, „ de Sluis over de Nieuwezyds Achterburgwal, „ over  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 25 „ over de Mol- en Toren fteeg, en anderen, die al„ toos door een groot aantal menfchen , Rytuigen, „kruiwagens enz. berreeden worden, of zodanige „ andere voorziening, met de tegenwoordige om„ handigheden ftrookende, daaromtrent te doen, „ als het gewigt dezer zaak, en de veiligheid der „ Ingezetenen, indedaad zyn vereffenende." §. ai. 'Er is, buiten deeze belemmering, waarvan wy nu gefprooken hebben, eene andere, die dikwerf op de Sluizen en Bruggen plaats heeft, en die door voorige Keuren meermaalen is verboden geworden: naamentlyk,het beleggen van Sluizen en Bruggen met puin, aarde, fteen, kalk, hout, koopmanfchappen, tonnen, enz. waaromtrent, voor zo verre zulks nog plaats heeft, de Keuren van 29 Juny 1634, en 16 Oótober 1700, zouden behooren te worden gerenoveerd, en met eenige artikels, die in andere Keuren, ten opzichten der Sluizen en Bruggen voorkomen, geampliëerd: „ naamentlyk, „met te verbieden, dat voortaan geen goederen, „puin, tonnen, hout, yzer, en wat dies meer zy, „op de Bruggen en Sluizen, of derzelver vleugels „ zullen mogen worden gelegd, gelyk mede, dat men „ op dezelve geen losfe Paarden, of Vee zal mo„ gen laaten haan, en aan de leuningen vast binden, „of op dezelve kruiwagens, of wagens, of fleeden „ zal mogen laaten vertoeven, hec alles onder ver- „ beurte van telken reize." $. 22. Omtrent de belemmering der Wallen, of S Kaai-  atf No.XIX. RAPPORT over het Kaaijen van de graften en der ftraaten, zyn ook veele Keuren en \ rdonnantiè'n in de waereld gebragt : doch, daar deeze belemmeringen niet van eenerlei aart zyn, maar op verfchillende wyzen plaats hebben, zal het noodig zyn, zulks meer omftandig en onderfcheiden nategaan. De Wallen worden op driederlei wyzen belemmerd, of door timmeraadjen, of door het leggen van goederen, of door het verrichten van eenigen arbeid : welke drie foorten van belemmeringen, door Keuren, het zy geheel, het zy gedeeltelyk verboden zyn. §.23. Wat de eerfte betreft, het plaatfen van timmeraadjen op de wallen , is de Keure van 6 February ï66%, zeer aanmerkelyk, waarby geftatuëerd wordt, „ dat niemand eenige binten, loos„ fen, of eenig ander getimmer, zal mogen zetten „ op eenige Wallen, binnen deeze Stad, op pcene „ van 50 gl. telken reize, te appliceeren, als naar „ rechten , en 't zelve getimmer evenwei weg te „ moeten neemen: en zullen die geenen, die al„ reede op de voorz. Wallen eenig getimmer ge„ zet hebben, gehouden wezen, het zelve aftebree„ ken, voor Mey eerstkomende , op gelyke pcene." Te vooren waren 'er reeds eenige Keuren, betrekkelyk de zuid zyde van den Amftel, (de tegenwoordige Doodkistemakcrsgrafo geëmaneerd, waarvan de laatfte van 25 January 1Ö40, in het hoofd opgeevende: „ hoe de gebuuren, woonende aan de „ zuid-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. *j „zuidzyde van den Amftel, binnen deeze Steede, „ de Wallen voor haare deur, met het leggen van „ hout, zetten van Logiê'n en anderszints, zulks be„ zetten, en de ftraat alzo verfpaaren, dat men de„ zelve kwalyk kan gebruiken, ren flot zulks voort„ aan verbiedt, en opruiming van het aanweezige „ beveelt." Eindelyk werd by Keure van a8 Maart 1765, verboden; „ de Stads grond op eenigerhande * wyze, ten zynen nutte, te gebruiken, op de boete „ van 500 gl., en daadelyke demolitie van hun aan„ gevangen of gemaakt werk : en ook nog eene „ boete van 300 gl. te verbeuren, zo wel door de „ Mr. Timmerman als door de M>, Metzelaar , » welke contrarie dit verbod zouden gewerkt heb„ ben, zullende de M,s. voor hunne Knegts inftaan "— Daar nu nog op die plaats, en op eenige andere grafcen, vooral in de Jooden buurt, dergelyke timmeraadjen en belemmeringen gevonden worden : en het de ondergeteekenden onbekend is, of dezelve met toeftemming der Regeering , zo als behoorde, gemaakt zyn, dan neen, zouden de onder» geteekenden in bedenking geeven, of het niet nuttig zoude zyn, aan den Raad voortedraagen, „ dat „ 'er voortaan op de Wallen dezer Stad , geen „Logiè'n, Werkplaatfen, Stookhuizen of Timme„raadjen, van welke foort ook, of tot welk ge„ bruik dienende, zouden mogen gefteld worden, „ zonder confent van den Raad, op pcene van 500 „gl. en demolitie: gelyk mede van ^op gl. voor „de  a8 No.XlX. RAPPORT oven het „ de M'. Timmerman en Metzelaar, welke die „ Timmeraadjen, hoe genaamd, zullen hebben gebeld: moetende de M% voor hunne Knegts inB ftaan: en dat allen, die thans eenige dergelyke „ timmeraadjen op de Wallen hebben ftaande, bin- » nen oen tyd van aan Thefaurieren „zullen moeten exhibeeren , het confent, dat zy „daartoe van de voormaalige Regeering hebben „ bekomen: of zo zy dergelyke niet hebben , zich » aan den Raad, tot het bekomen van het zelve, „ zullen moeten vervoegen , op pcene als boven: „ dat verder, alle die Timmeraadjen, thans ftaande * „voor welke geen confent zal worden gegeeven, „ binnen den tyd van . . , . zullen worden „ weggenomen, op pcene van .... en iftco „ demolitie: en dat die Timmeraadjen, welken op „ zodanige voorwaarden , en voor zodanigen be„ paalden tyd, als den Raad zal goedvinden [ zullen „ worden geconfenteerd, mee een nummer (zo als „ voor de Lootfen, in de Jooden buurt, die byna „ als zo veele huizen zyn, by het nummeren der „ huizen is gefchied, gelyk mede voor de Lootfen „op de Schans,) zullen worden geteekend : dat „ vervolgens die nummers zullen worden geboekt, „ gelyk mede de conditiën en tydsbepaaling, voor „ welke ieder derzelver is geconfenteerd: en dat „ 'er een bepaalde Suppoost zal worden gecommit„ teerd, om jaarlyks de Stad te viiiteeren, ten ein„ de nategaan, of 'er ook nieuwe Timmeraadjen,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 39 „ zonder bekomen confent, zyn gefield, of, by de „ oude, tegen de conditiën is gehandeld." §. 24. De Wallen worden wyders belemmerd , door het leggen van goederen: en zulks of beflsndig, waaromtrent by Keure van 29 Augustus 1531, is geftatuëerd: dat Steenhouwers en Steen„ koopers, de Wallen met geen Steen zullen mogen „ bezetten, buiten de geordonneerde legplaatfen jw en by die van 29 Juny 1634, „ dat geen deezer „ Steden-Erven, (waar onder voorzeker ook de „Wallen begreepen worden,) Bruggen, Sluizen, „Steigers, Steegen, of dergelyken, zullen mogen „ belegd worden, met eenige materiaalen , hout, „yzer, tonnen, of eenige andere dingen, buiten „ expres confent van Burgemeesteren:" 'c welk by Keure van 21 September 1634, in een algemeen verbod, „ van geen Goederen ofce Waaren, hoe. genaamd, op de Wallen te leggen, en laaten lig. „ gen," werd veranderd; en by die van 31 January l635> nog meer bepaaldelyk op de Wallen, by de Sparen dammer brug werd toegepast: waarvan echter, en met reden, reeds by Keure van 31 January 1674, die plaatfen werden uitgezonden, daar de Doutkoopers getollereerd werden, (zynde toen de oude en nieuwe Teertuinen, en Deventer Houtmarkt, thans Bloemmarkt,) of wel tranfitoir door het opflaan van Koopmanfchappen: waaromtrent by Keure van n December 1035, werdt bevoolen, „ dat die geenen, die eenige Goederen komen op-  30 N..XIX. RAPPORT bvTü het * teflaan,' dezelve, als die eens op de ftraaten ÊüU „ len vernacht hebben , daags daaraan voof* den Z middag, in haare Pakhuizen, Kelders, of Zolders „ zullen moeten inflaan , of anders wegneemen van „ haare Wallen, op pcene van 12. gl. ieder reize te „ verbeuren, dat dezelve Goederen na den middags b als ze eens vernacht hebben, op ftraat gevonden „Worden; waarvan de Sciiout en Snbiltuiten, alle „ twee maal vierentwintig uuren de bekeuring zul„ len mogen doen." , §. 25. Eindelyk 30. kunnen de Wallen belém* merd worden, door verfcheiden bedryven die op dezelve gefchieden; zo als door Kuipers, Timmerlieden, enz.: waaromtrent de ondergeteekenden flechts zullen aanmerken, dat, zo het niet wel mogelyk is zulks altoos en overal te verbieden, zonder die lieden merkelyk in hun beftaan te benadeelen : en zulks ook overtollig zoude zyn, op die graften waar weinig of geen pasfagie van rytuigen is, zo als op de Isieuwezyds Achterburgwal, en op fommige plaatzen van de Nieuwezyds Voorburg*5 wal, eu van de Oudezyds Achterburgwal; het echter zomtyds in ftraaten, die enger zyn, vry wat belemmering kan toebrengen: en dat 'er zomtyds zodanige buitenfpoorigheid daaromtrent bedreeveri wordt, dat het noodzaaklyk voorziening verëischt; zo als zodanig iets in 1751 plaats gehad moet hebben, toen 'er by Keure van 27 January werd verboden : „ het ftellen, maaken, vertimmeren, re- » F2-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 3- „ pareeren van Schuiten, Jollen, Eooten, Sloepen, „ of andere Vaartuigen, op de Wallen op Rapen„burg;" en de misbruiken in 1764 nog grooter moeten geweest zyn, daar Myne Heeren van den Gerechte zich verplicht gevonden hebben, by Keure van 19 Gótober, te ftatuè'eren: „ dat, binnen „veertien dagen na de Publicatie daarvan, alle „ Werklieden de ftraaten, graften en pleinen, voor „ hunne woonhuizen, kelders, of andere werkplaat„ zen, zullen hebben opceruirnen, en alle materiaa„ len voor dezelve, of op andere publieke plaatzen «leggende, van daar weg te neemen, ofte doen l> wegneemen ; mitsgaders dat geen Timmerlie„ den, na den voorfz. tyd, op bovengemelde pu„ blieke ftraaten, graften en pleinen, zullen mogen - werken, of doen werken; op verbeurte van 25 „ Guldens, voor ieder reize dat iemand tegen hec „ geftatuè'erde zal hebben gepecceerd ... en hec „ vergoeden der fchadens, welke door hunne disöbe„ dhntie ten deezen opzichten, aan eenige menfchen, „ paarden , of Rytuigen, zouden mogen overkomen." §. 16. De ondergeteekenden zyn van oordeel, dat, hoewel 'er omtrent deeze pointen, die enkel politiek zyn , de noodige voorziening voor fommige foorten, volftrekt noodzaaklyk is , en zonder Ie, mand te benadeelen gefchieden kan en moet: het voor andere dikwerf en moeijelyk en delicaat is, om dat 'er zo gemaklyk, of te veel, of te weinig kan gedaan worden, of ook te - plotfelings: deeze vergade-  52 No. XIX. RAPPORT over het dering volftaan kan en moet, met aan den Raad, den ftaat van zaaken , en de herinnering der fuccesfiveiyk op dat^ ontwerp geëmaneerde Keuren en derzelver rangfchikking, op de byzondere refpeeten , aantebieden, ten einde den Raad zodanige voorzieningen, om alle ongelukken, vooralby nacht, te voorkomen , zoude kunnen daarheilen , als hy in zyne wysheid zal oordeelen te behooren. %. ij. Wat eindelyk de belemmering der Straaten betreft, deeze moet ook uic verfchillende oogpunten befchouwd worden, en is niec alcoos van denzelfden aart. 'Er is vooreerst die belemmering, welke ontftaat, uit goederen die men op ftraat zoude leggen, en laaten leggen; waar tegen dezelfde Keuren, die wy te vooren reeds,omtrent het belemmeren der Sluizen en Wallen hebben aangehaald, zorgen, gelyk mede (by herbouwen of het repareeren van huizen) uit het leggen van materiaalen op ftraat, waaromtrent ook in de Keure van 6 November 1670 wordt geftatuëerd, dat ,. een ieder binnen deeze Stad, „ dewelke ten dienhe van zyne Timmeraadje eenige „ Kaiktobbens of Bakken is gebruikende, zal heb„ ben zorge te draagen, dat dezelve Kaiktobbens „ of des avonds alzo worden geplaatst in de hoepen „ van die huizen, die in ftraaten of fteegen ftaan; „ en ten reguarde van de huizen, die op graften of „burgwallen getimmerd of gerepareerd worden, „buiten de boomen, digt aan den dekfteen van de „ wal-  Voorkomen van ongelukken. sg „wallen, op de, boete, telkens van 25 Guldens ^ * toc lasten van de« Mr. Metzelaar, gerefefvéèrd „haar regres tegen hunne knechts en opperlieden, *, die ter contrarie zullen gedaan hebben.»' §. iS. 'Er is ten tweeden eene belemmering* die ontftaat uit de wyze, waarop Winkeliers, in ftraaten woonende, hunne Waaren te koop ftellen : en daaromtrent is, door Keure van 2 Maart 1581 i geftatuëerd: „ geen Waaren buiten de lui„ fen voor te doen , of over de gooten en buiten de ftoepen te koop te ftellen > hetgeene nader bevestigd is, door Keure van 7 Augustus 1642: behelzende „ dat niemand met zyne toonbank, of goede„ ren, van wat zoort dezelve zouden mogen weezen, „ 't zy manden, zakken, tobbens, ofce andere va„ ten, zal mogen haan over de gooten, voor de hui„zen loopende» EH het is zeker, dat door het gehoorzaamen aan deeze Keure, veel belemmeringen zouden worden uit den weg genomen. §. 29. 'Er is ten derden eene belemmering, die hieruit voortkomt, dat veelen zich met kruiwagens* of anderzins,- in ftraaten neerzetten, om visch , of andere Waaren uitteventen, waaruit zeer veel belemmeringen in sommige ftraaten ontftaan,en waaromtrent wel deegelyk voorzien is, door Keöre van 21 September 1634, waarby VVOrdt geftatUeerd, „ dat niemand met kruiwagens, manden, of ander„ zins, op Bruggen en op Heeren Straaten voor ftay „en byzonderlyk niet op, by, ofte omtrent de v' 5) markt*  34 No.XIX. R A P'P O R'T over het l) markt, en andere plaatzen, daar de Kraamen ge„ Held zyn, ofte op toegangen en wegen daartoe o ftrekkende;" en by die van 16 September 1681, gerenoveerd ao Mey 172a , waarby verboden -wordt, het belemmeren der ftraaten met paarden, ftallingen, kraamen, kruiwagens, manden of fleeden. — En nogby die van 30 January 1683, waarby bepaaldelyk verboden wordt „ om met eenige „ kruiwagens in de Nes, omtrent de Halle, des Sa„ turdags en andere dagen, te ftalien, tenzy men „ zyne wooningen daaromtrent hebbe." Hoe fterk daarcegen gehandeld wordt, is een ieder bekend: doch , hierop kunnen wy niet anders , dan dezelfde aanmerkingen , die wy reeds omtrent het zitten met kruiwagens op de Bruggen en Sluizen gemaakt hebben, wederom toepasfen. §. 30. 'Er is eene vierde belemmering in ftraaten, vooral in naauwe ftraaten, welke ontftaat, uit het pasfeeren met kruiwagens, het ftilftaan derzelve, of in de ftraaten, of aan de toegangen der ftraaten: waarom dan ook by Keure van 30 January 1640: „Myne Heeren van den Gerechte, in het belem,. meren der ftraaten willende voorzien, en met „ een , zo veel mooglyk , voorkomen , dat de „kruijers, met kruiwagens loopende, anderen, de „ftraaten gebruikende, zouden kwetzen, en, het geene meermaal gebeurd, tegen 't lyf kruijen ; „ hebben geftatuëerd , dat niemand met een krui- wagen in de adventm van de ftraaten, en toegan- i gen  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. :3$ % Sen van de Markten zal blyven ftaan; om Waaren „of Frnken te venten: en die geenen, die haar ,, wagens ledig hebben, dezelve niet zullen mogen h voortkruijen , maar die moeten voorttrekken z „gaande dus voor, en trekkende de wagen agtet „haar na: wordende kruiwagens, daar ledige manden of zakken op haan, voor ledige kruiwagens „gehouden:" — welke Keuren, zo zy in vergetelheid gebragt zyn, wel behoorden te worden gerenoveerd. §■ 31. Eindelyk, dient 'er ook zorg gedragen te worden , omtrent de belemmering der openbaare Markten: bekend is de Keure van 28 January 1755, v> dat 'er voor 9 uuren des morgens, niet over de K Fruicmarkt mag worden gereéden :''en 'er is ook,' by ordonnantie van 24 Maart 1656 bevolen, ,-, dat „geen perföonen, met hunne volle kruiwagens Op de Groenmarkt zullen mogen blyven haan, maar „dat zy gehouden zullen zyn, zo dra zy haare „ Vrugcen of Groenten ontfangèn zullen hebben, „ daar van daan te vertrekken , op peenè van 6 ft.; „ insgelyks,dat niemand op de Groenmarkt,verder „zal mogen uitftailen, dan tot de groote fteenen J coe' °P verbeurte van één guld.»: en eindelyk/ by ordonnantie Van 21 Jujy 16$4 , voor dè Öpzichteresfe en Reinigfter van de Groenmarkt, wenf bevoolen: „ dat niemand zich zal vervorderen, ec,, trige kruiwagens, ledig of geladen zynde, neder ' „te zetten, op, of aan wederzyden van de RhèeC 2 „ ffo'is,'  ■j6 No. XIX. RAPPORT over het „fluïs, op poene van ao ftuiv.:" welke Ordonnantiën en Keuren allen zeer nuttig zyn, om belemmering te voorkomen, en dus behooren hernieuwd te worden: ook mogt wel gezorgd worden, dat de plaatfingen of ftallingen, der geenen, die met hunne Waaren op publieke Markten voorhaan, niet zodanig geheld worden, dat daardoor de toegang tot de ftraaten of graften, over die Markten heen, voor Rytuigen worde belemmerd: gelyk mede, dat 'er geen belemmeringen van kruiwagens enz. binnen in de Poorten mogten geheld worden, vooral niet in de Haarlemmer Poort, welke met eene bogt loopt, en daarom des te ruimer behoorde te worden gehouden ; gelyk het mede, zeer nuttig zoude zyn, dat de Binnen-Schildwagt, Rytuigen ziende , welke gereed haan de Poort integaan, daarvan behoorlyk, door roepen, aan den BuitenSchildwagt, kennis gaf: gelyk mede deezen van zynen kant, by dergelyk geval, aan den eerstgemelden; en zulks, om alle verwarring te vermyden , welke ordres niet behoorlyk worden agtervolgd. 5.3a. De veelvuldige Rytuigen,kunnen, in eene zo volkryke en handeldryvende Stad als deeze , veele belemmeringen veroorzaaken; reden waarom 'er al van oude tyden af zyn gemaakt. 2°. Bepaaiingen, omtrent den weg, welke de Rytuigen, in naauwe ftraaten, moeten tnjlaan. Van welker Keuren fommigen nog in volle kragt zynj  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. $7 zyn j anderen behoorden hernieuwd of geambieerd , en anderen op niéuw gemaakt te worden. §. 33. De ondergeteekenden befchouwen het als eene heilzaame wet, die in volle kragt behoorde herfteld te worden, welke in de Ordonnantie voor de Molenaars, van aff January 1763, is gefteld, dat naamentlyk: „Molenaars Wagens en Karren, van >s voormiddags ten q , tot >s namiddags ten „half, uuren, niet zullen ryden, noch ftaan op de Heilige Weg, in de Kalver , Warmoes- en Hoog- ftraaten Mol-, Stil-, Hal- en Peilfteegen; noch „ op de Muweele Burgwal, tusfchen de twee laatst„ gemelde fteegen; noch aan de oost en west zyde van de Beurs; noch op den Dam, op eene pcene , van la gu« _ Ge]yk med£ zeer heüzaam ^ Wee, begreepen in de Ordonnantie op de Molenaars, van 31 January 1753, S-8. dat by ontmoe„t.nge of mryding^van andere Rytuigen, welke „ twee of meer wielen voeren, hoegenaamd, mids„ gaders van Toelleeden, de Molenaars Wagens en „Karren, ten fpoedigften, zonder eenig uitftel of tegenzeggen, zullen moeten uithaalen, op de boete ..van 6 gl., te verbeuren by den geenen, die het „ Ley-zeel m handen heeft." S-34. Het is verder met zeer veel wysheid bepaald ■ 1°. By Keure van 15 February l5p5; „dat aJ]e .-Wagens en Sleeden, die van over de Varkens„fluis ende daaromtrent, van de Burgwallen naar „de Warmoesftraat, (waarby zal moeten gevoegd C 3 v/or-;  ^8 No. XIX. RAPPORT over bet gorden, of naar de Nes) of naar den Dam begeer ren te zyn,. haaren weg door de Halfteeg, en „ niet door de'Pylfteeg zullen moeten neemen; en .„ die, welke van den Dam, mitsgaders uit de Nes, e>en van de Warmoesftraat, omtrent den Dam, J naar de Burgwal, of over de Varkenfluis begee.„ren te weezen,.door de Pylfteeg, en niet-door ,vde Halfteeg zullen moeten gaan , op, pcene van „een gl. telken maaien:" Waarby,,door Ampliatie van 6 December 1642, wordt gevoegd, „ dat „de Wagens en Sleeden, die in de Hal of Pylftee» ),gen zullen moeten losfen, den zelfden wegzuilen „moeten neemen, als of zy daar door naar of van „ den Dam zouden moeten ryden.5' 1 2°. By Keure van 4.Mey 1Ö68, „dat men, komende van de Molfteeg, de JanRoodepoortsTo„ renlluis, aan den binnen- of zuidwestkant, en ko„ mende van de Oude Lelyftraat, aan den buiten„ of noordoostkant van dien Toren zal moeten ryden." 3". By Keure van 29 January 1703, gerenoveerd $9 January 1727, dat men, komende van de Ou„ debrug of Warmoesftraat, moet ryden of lleepen „door de Lange Niezel, naar de oudezyds Voor„ burgwal, en van deeze naar de Warmoesftraat of >t Oudebrug gaande, door de Enge of Wyde Kerkfteeg, Heintjenhoeks- of Armfteeg/' 40, By Keure van 24 February 1715, - dat alle v,Wagens en Sleeden, komende van het Water, ■1 zullen moeten ryden door de Oudebrugfteeg , (naa-  VOORKOMEN van ONOELUKKEN. 39 C naamentlyk door die Oudebrugfteeg, welke ook Koiïfteegje genoemd wordt, en naar den Nieuwendyk gaat,) en dat de Wagens en Sleeden; komende „van den Nieuwendyk, zullen moeten ryden door „ de Vrouwenfteeg, zonder dat zy zullen mogen in „ de eene of andere fteeg ftil ftaan, ten zy ze aan „de huizen, in de fteegen ftaande, iets hebben te neemen of afcegeeven." ' 5°. By Keure van 29 November 1691 : „ dat „ niemand, van half twaalf tot half twee uuren, met „Paard en Slede zal mogen ryden door de Beursfteeg," 't welk men nu misfchien voor alle Rytuigen , van e'e'n uur tot half drie uuren zoude moeten ftellen. . 60. By Keure van 16 April 1644 : „ dat alle „Sleepers, komende van den Dam, of't noord„ einde van het Rockin af, om te ryden tot of „voorby de Nieuwezyds Kapel, of Heilige Weg, „zullen gehouden worden, zo wel gelaaden als on..gelaaden, in 't heen en weder keeren, te ryden „ door de Kalverftraat, en haar vragt op 't Roc„ king afgezet of opgenomen hebbende, een van de „ twee voorsz. Kapelfteegen het naaste by, te wee„ ten; de Enge- of de Wyde Kapelheeg in te liaan, „ ende haar weg de Kalverftraat door te vervolgen: „ gelyk mede alle de Sleepers, met haare Sleeden „ komende van de zuidzyde van 't Rockin, van ge„ lyke gehouden zullen zyn, de gezegde VVydeheeg », m te flaan , in dien tot voorsz. Kapel toe , ^ 4 „en  4© No.XIX. RAPPORT over het „en vertier hebben te ryden, alles op pcene van „ g gold." Alle welke Keuren, als klaarblyklyk ftrekkende, om alle verwarringen te voorkomen, of in naauwe ftraaten , of op niet wyde graften , alwaar , uit hoofde der menigvuldige aldaar liggende Schuiten, veel beweeging is $ behooren in ftand te blyven, doch tevens met dit te worden geampliëerd, „ dat Karren en Kruiwagens, in allen opzichten aan het „neemen van den zelfcen weg, en aan de zelfde „ Wetten daaromtrent,zullen worden onderworpen."' §. 35. Gelyk hec mede de ondergeteekenden voorkomt, dat 'er wel eenige voorzorg behoorde genomen te worden, omtrent den weg, weke de Rytuigen zullen inf.aan, komende pf van de Kalverftraat, om de Langebfug over naar de oude Stad, of komende van de oude ^tad, om, de Langebrug over, naar de Kalverftraat te ryden, en zulks uit hoofde van de engheid der Takfteeg'; waaromtrent de ondergeteekenden zouden voorflaan, of niet behoorde te worden geftatuëerd: „ dat alle Rytuigen „ en Sleeden, komende uic de Kalverftraat, of van „ het Spuy, om de Langebrug over, naar het Roc„ kin, of de Langebrugfteeg te gaan, hunnen weg „ zullen moeten neemen door de Takfteeg': doch „ dat alle Rytuigen en Sleeden, komende uit de ,»Langebrugfteeg of van het Rockin , en naar de „ Kalverftraat zullende ryden, de Takfteeg niet zul„ len mogen doorgaan , maar hunnen weg zullen moe-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 4r „moeten neemen, langs het Rockin, of links om », naar het Schaapen Plein, of rechts om naar de „ Enge- of VVyde Kapelfteeg , en een van deeze „beide Steegen door." 5.36. De ondergeteekenden hebben ook, by gelegenheid der reeds gemelde Keuren, omtrent het ryden over de Jan Roodepoorts Toorenfluis, hunne gedachten laten gaan, of het niet nuttig zoude zyn, om eenige Wetten te maaken, omtrent hec ryden door de Jan Roodepoorts Torenfteeg; doch het is hun voorgekomen , dat zulks en onnuttig zoude zyn, en tot andere ongelegenheden aanleiding zoude kunnen geeven: 1». om dac de Torenfteeg, vry kort zynde, de Rytuigen, welke van de Molfteeg komen, om de Brug over, de Torenfteeg integaan, reeds genoegzaam de Rytuigen, welke de Torenfteeg. van de Torenfluis af komende , zouden willen inflaan, bemerken kunnen. an. Om dat anderszints, daar de Kaai van de Agterburgwal zeer naauw is, het de Rytuigen zyn, welke van den Singel komen, die eenen omweg zouden moeten maaken , en 'er dan geen gefchikte weg is, dan of de Molen- en Stilfteegen. die niet breed, en aan belemmeringen, door de veelvuldige pasfigie onderworpen zyn , of de Lynbaanfteeg, om dus op de Voorburgwal, en verder op, te kunnen komen. $•37- T'^smme^"gen, oniflaande uit Rytuigen, Sleeden, Karren en Kruiwagens, die op zich zeiven gelaaten worden. C S Ook  43 No. XIX. RAPPORT over het Ook zyn daaromtrent eenige voorzieningen gemaakt, gelyk blykt uit verfcheide Keuren, die wy reeds hier boven, onder een ander refpect, hebben aangehaald, en waarby verboden wordt: dat geen kruiwagens, by de toegangen van ftraaten en markten, zullen .blyven haan, gelyk mede uit de Ordonnantie van 11 January 1763 , beyeelende: „dat, wanneer Molenaars \ .agens of Karren, er„ gens moeten hilftaan, dezelve, zo veel mooglyk, £ aan de eene zyde van de ftraat of burgwal ge„ plaatst moeren worden, om voor alle andere Ry,. en voertuigen den doortogc aan de andere zyde „ onbelemmerd te laaten.' §. 38. En gelyk 'er by Ordonnantie van 29 January 1771, voor de Molenaars-Wagens en Karren is bevolen: „ dat de geenen die by die Wagens ,, of Karren ryden, zo dikwyls de Kar of Wagen „zal moeten hilftaan , verplicht zullen zyn, het „ paard te houden, of te doen houden, of by ge„ breeke van dien, het eene rad van de Kar, of , zo 't een Wagen is, een voor en agterwiel, vast te , zetten met een yzeren keren of haak, ten dien „einde aan de Kar of Wagen gehecht (of zo als nu gefchied met de Wagen te hutten) en voords ,, het paard zodanig met de lydzeel te binden, dat „ het voortgaan belet zy , op pcene van 50 Guldens, „ en zo 'er een oigeiui: gebeurde, daarenboven ar- bkrairi-.'k te wordengecorrigeerd;" zoude niet dergelyk iets voor alle Rytuigen. behooren te worden ge- fta-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 43 • ftatuëerd: wie denkt 'er niet met ysüng, op het ongeluk, dat voor korten tyd, door een, aan zich zeiven gelaaten , en daardoor aan het hollen geraakt Rytuig, aaneen kind gebeurd is,dat, hoewel zich op eene door paaien afgeflooten plaats bevindende, geheel verpletterd is geworden? zodat 'er, na inzien der ondergeteekenden, op dir huk behoorde te worden geftatuëerd: „Dac noch Rytuigen hoegenaamd, nochfleeden, „noch kruiwagen? of fchuifkarren, by de toegan„gen van de hraacen, grafcen, pleinen of markten „ noch op of aan den oprit of het neergaan vaa brug,igen en fluizen zullen mogen blyven haan, onder „ welk voorwendzel het ook zijn moge: dac voorts „ die, welke in ftraaten moeten vertoeven ,• zich zo ,-, digt mooglyk aan de zyde, daar zy te doen heb„ ben, zullen begeeven, om de ftraat niec te ftrem„ men, en in naauwe ftraaten, daar geen twee rytuigen eikanderen kunnen voorby ryden , vol„ ftrekt niec langer , dan coc hec inneemen of af„ geeven van hunnen last noodig is, zullen mogen „blyven ftaan; dac die, welke op graften moecen „ vercoeven, zich zo veel mooglyk aan de water„kanc zullen fchikken, om noch degraft, noch de „ingang der huizen ce belemmeren: hec alles op „ pcene van „ Dac voorcs geen koecziers, fleepers, voerlie„den, of wie het zy, die ry- of fleeptuig, met „paard of paarden befpannen, geleiden, zich ergens moe-  44 No. XIX. RAPPORT over het „ moetende ophouden, hunne paarden alleen zullen „mogen laaten haan, zonder dezelve vast te houden „ of doen vasthouden, of zodanig te binden, en bo„ vendien, het wielrytuig zodanig te verzorgen, dat „ het voortgaan belet worde, op pcene van 50 Gul„ dens, door de eigenaars der ry- of fleeptuigen te „ verbeuren, behoudens hun regres op hunne be» „ dienden: en bovendien, zo 'er een ongeluk komt „ te gebeuren, restitutie van fchade; en nog arbi„ traire correétie van die geenen, welke het ry- of „ fleeptuig niet zodanig heeft gehouden; doen hou„ den, of verzorgd, als tot het voorkomen van ongelukken noodig was." 4°. Het ryden met losfe Paarden. §. 39. Geeft aanleiding tot veele ongelukken: en hieromtrend behoorden te worden gerenoveerd, de Keuren van 2 Maart 1606 en 29 January 1727, waarby bevolen wordt: „ dat geen Stalknechts, „Koetfiers, of anderen, wie hec ook mogen zyn, n op een Paard zittende, omme hetzelve naar't wa„ ter of elders te brengen, of wederkomende, meer „ dan e'e'n Paard aan de hand zullen mogen leiden, „• en dat behoorlyk geblinddoekt, op pcene van 6 Gul„ dens telkens,zullende de Meesters gehouden zyn, ,, voor hunne knechts te betaalen, behoudens het „ korten daarvan aan de verdiende huur;" mits de woorden, behoorlyk geblinddoekt, vervangen worden, door deeze: behoorlyk met ooglappen voorzien. 5 '. Het  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 43 S°. Het harde ryden. §. 40. Dat thans herker in zwang is dan ooit, verdient geen mindere voorzorgen , dan in den tyd, toen men, hoewel de Rytuigen veel zeldzaamer waren, oordeelde voorziening daaromtrent te moeten.doen: de Keure van 28 January 1723, waarby die van 19 July 1696, en 10 September 1722 worden gerenoveerd, gelast: „ allen en een „ieder , het zy inwooner, het zy vreemdeling, „ zich zorgvuldig te wagten, binnen deeze Stad, „ met eenig Rytuig , hoedanig het ook genaamd „ zoude mogen zyn, fterk of hard te draaven, maar „ dat hy niet anders als op eenen kleinen drafc, of ftap„ voets zal hebben te ryden, op pcene van 50 guld, „ telkens, by contraventie ce verbeuren: en zo be„ vonden mogt worden, door voorsz. fterk of hard „ draaven, iemand bezeerd te zyn, of eenig onge„ mak aangedaan,dat boven de voorsz. boete, ver„ beurd zullen zyn, zodanig Rytuig, met het Paard „ of de Paarden, waar mede hec ongemak zal wezen „veroorzaakt, zonder eenige de minfte conniven„ tie: wordende van hec voorsz. draaven alleen geë„ ximeerd de Postwagens, op haare ordinaire route „ rydende; mits met alle voorzigtigheid, haarPaar„ den laatende draaven, en wel acht neemende, dat „ door dezelve geen ongemak kome te gebeu„ ren: en, voor zo veel des noods, mede de Me* dicyns> (waarby de Chirurgyns behooren te worden gevoegd) die echter gehouden blyven, in de „ naau-  4« No. XIX. RAPPORT over het <, naauwe ftraaten, mede op eenen kleinen draft of ftap„ voets te ryden, op gelyke pcene van 50 guldens." Welke K euren allezints verdienden op nieuws gepubliceerd, en zonder oogluiking in ftand gehouden te worden: mids men ten nucte der Voerlieden of Koerziers van andere plaatfen, aan alle dePoörten dezer Stad, daar Rytuigen doorgaan, met groote letters fchildere: ,, dat 'er binnen deeze Stad niet „ op deri harden draft mag gereeden worden , op pcene van 50 gl., en bovendien, zo 'er een onge„luk komt voortevallen, van verbeurte van Rytuig „ en "'aarden.'' By die zelfde Keure, wordt nog eene andere bron van ongelukken geftopt, daar 'er geftatuëerd wordt, (en waarlyk, wegens het groot misbruik, op nieuws behoorde geftatuëerd te worden) „datde Sleepers, ,, of eenig andere Dienaar van l i1. Mrs. of Vrouw, ,, veel min eenig Meester zelve, met eenige open „of toefleede langs de ftraaten rydende, tot gee- nen tyden zullen mogen zitten, of ftaan op der„ zei ver Sleede, noch ook met haar Paarden zullen ,, mogen draven ofte loopen; maar daar by zullen „ gaan voet voor voet, op pcene van 25 guld.; en „eenige kwetfingen aan iemand toebrengende, me- de hec Paard en Sleede te verbeuren enz." De Ordonnantie voor de Molenaars van 31 January 1753, brengt ook, en te recht, mede: „dat „ het ryden'der Molenaars Wagens of Karren, niec x harder zal mogen gefchieden dan ftapvoets, op de » boe-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 47 i boete van 50 guld. te verbeuren door den geene, „ die het Lei-zeel in handen heeft." £.41. En deeze Ordonnantie tegen het hard ryden , brengt ons van zeiven op de Arrenfleeden > aan welke by dag, het draaven op naauwe Burgwallen, en in enge ftraaten moest verboden worden, en, voor den avond, behoorde te worden gerenoveerd, de Keure van 18 February 1640 en 8 February 1670, waarvan de eerstgemeide verbied: „ dat 'er een half uur, na »t luiden van de Poortklokken, met Arren- of andere Sleeden , of der„ gelyk Rytuig , hetzy dac dezelve met de hand, „of van eenige Paarden, of van een ander Beest „worden vooregetrokken, in of door de Stad te „ryden, onder welk pretext het ook zyn moge, „op poene van 25 guld." waarvan echter by de laatstgemelde Keure, die van 8 February 1Ö70 worden uitgezonden: „zodanige Arrenfleeden, als „van buiten, de Stad inkomende ledig, en door „ één perfoon alleen, regc door van de Poorcen, „ naar de refpective Scallen worden gebragt." §. 42. Doch aanmerkelyk is hec de ondergeteekenden voorgekomen, dat de Keure van 1670 al. léén fpreekt van Arrenfleeden, en niet, zo als die van 1CT40, ook van'Handfleeden, een tuig, waardoor misfchien, meer ongelukken toegebragt worden, dan door Arrenfleeden: ai ware hec maar, om dac men-dezelve byna niet kan hooren aankomen-, en zich dus niec altoos by tyds voor dezelve ber-  48 Nó.XIX. RAPPORT over kit tergen kan, en ook, om dat die, welke ze beftuurt* ze in 't afgaan der bruggen, zelden genoegzaam in zyne magt heeft: waarom de ondergeteekenden van oordeel zyn; „ dat het hard ryden met die „ Handlleeden, geheel behoorde- te worden verbo„ den: en het ryden by avond, alleen toegelaaten» „ voor zo veel zy met bellen zouden zyn voorzien.". Wat verder betreft de; 6°. Ongelukken, door dronken of onbedreéven Vozr+ lieden begaan. §. 43. Moeten de ondergeteekenden betuigen, dat, daar'er geen wetten, tegen de dronkenfchap kunnen gemaakt worden, hetzy tegen de dronkenfchap, welke enkel by toeval voorvalt, hetzy tegen die, welke eindelyk hebbelyk is geworden; en dat, daar hetgeene men door onbedreevenheid verhaat, veel willekeur overlaat, en nimmer, na de daad, regt te bewyzen valt, zy van oordeel zouden zyn, dat 'er ook op dit ftuk geen wetten te maaken zyn; dan alleen in zo verre, dat men in die, welke pcenaliteiten, tegen ongelukken uit bet onvoorzigtig laaten haan van Rytuigen, het ryden met losfe panrden, het draaven, enz., voortfpruitende, mogten komen te ontdaan, zoude kunnen voegen : „ dat drenkenfchap van den Koetzier, „Voerman, of Sleeper, geen reede tot verfchoo„ ning of verligting der ftraf geeven zal; heen „ maar, dat zo beweezen kan worden, dat zodanig » iemand zich gewoonlyk in den drank te buiten r. gaat,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 49 „ gaat, de fchade door het ongeluk toegebragt, ge„ heel en al ten lasten van dien, welke zodanige „Koetzier, Voerman of Sleeper, in zynen dienst § heeft , zal komen te haan." §. 44. Wy hebben tot nu toe, van die ongelukken gefprooken, welken door de fchuld, der geenen die de Rytuigen voeren , begaan worden: dochfomtyds konnen 'er ongelukken, buiten derzelver fchuld ontftaan; wanneer naamentlyk, de paarden, door eenig toeval, fchrikken: men behoord dus ook de zaaken, die tot dat fchrikken aanleiding kunnen geeven, te voorkomen: en derhalven te verbieden, 9 dat die, welke bezig zyn met Tapyten uitteklop* Pen > Carpecten, of dergelyken uittellaan, Turf „ te horten enz., daarmede voortgaan , op het „ oogenblik, dat 'er Rytuigen of iosfe paarden ko„ men voorby te gaan.:' 7°. Schouwing yan Rytuigen. §. 45- 'Er heeft op veele Plaatfen, in dit Land, eene zeer goede Ordonnantie plaats; dat, naamentlyk: alle Huur-Rytuigen , Jaarlyks op publieke authoriteit worden gefchouwd; en het ware te wenfchen, dat ook dit alhier plaats had; vermits 'er door die voorzorge, verfcheiden ongelukken voorgekomen zouden worden: weshalven de ondergeteekenden van oordeel zyn., dat 'er door deeze vergadering, aan den Raad zoude behooren te worden voorgedragen: „ Dat, ter voorkoming van veele ongelukken, V. stuk. f) ,. u .. die  50 No.XIX. RAPPORT over hst „ die uit zorgloosheid omtrent de Huur-Rytuigeu, „ omttaan, 'er Jaarlyks tweemaalen, door deskun» digen, by den Raad te benoemen, en op daartoe „ geftelde plaatfen , eene fchouwing van alle de „ Huur Rytuigen op wielen , werde gehouden. , Oat, ten einde daaromtrent, geen bedrog zoude w kunnen worden gepleegd, allen die Huur-kytuig „ houden, verplicht zouden zyn, het getal en de „ foorten der Rytuigen die zy verhuuren, aan de „ daartoe te benoemen ;nfpefteurs optegeeven. „ Dat de Rytuigen van iederen zoort, het zy Koets, Wagen , Chais oi Fourgon, enz., met een „ Nnmmer zouden worden gemerkt: dat van alle „ die Nommers behoorlyk boek zal gehouden wor„ den, en naast ieder, de naam van den Eigenaar, de „ ftaat van het Rytuig , zo, wanneer hetaangegeeven „wordt, als by iedere fchouwing, enz.; zullen „ worden genoteerd, ten einde altoos te weeten, „ aan wie elk N°. behoort, en by de fchouwing te „weeten, of alle Rytuigen opgekomen zyn: en „ die geenen, welke ten dage dienende, niet zyn „ opgekomen , nader te kunnen oproepen; en in„ geval van nalatigheid, tegen derzelver Eigenaars „ te handelen , als door eene daarop te maaken „ Ordonnantie , zal worden geftatuëerd: dat allen, „ die bevonden zullen worden Rytuigen te verhuu„ ren , zonder dezelve te hebben aangegeeven en _ doen Nommeren , verbeuren zullen eene boete „ van .... gelyk mede allen die bevonden zullen „ wo> 4  Voorkomen van ongelukken, gs h worden een Rytuig, dat by de fchouwing is af„ gekeurd, of geoordeeld is gerepareerd te moeten „ worden, nog te gebruiken. of zonder de verëisch„ te reparatie te gebruiken, vervallen zal in eene i, boete van . . . . ; . 89. Het dryvenïan het Vee door de Stad, cn het entjiidppen pan het Vee by het Jlagten, §. 46. Hieromtrent zyn, zo veel de ondergeteekenden hebben künnen navorsfehen, geen Keuren gemaakt: hec is échter noodig,dat'er daaromtrenti eenige Ordonnantiën gemaakt worden, daar 'er dikwyls zoo groote koppels Vee door de Stad gedreeven worden > dac de dryvers dezelve niet kunnen beftieren: waarom de ondergeteekenden van oordeel z}m; dat'er aan den Raad voorgefteld worde, orri te beveelen: „ dat 'er voortaan, door de Stad geert 0 koppels Hoornvee, van meer dan 10 Beescen zul„ len mogen gedreeven worden; dat ieder koppel „op het hoogst uic xo Beesten beftaande, door „ twee dryvers zal moeten gedreeven worden; en 1 dat' 20 verfcheiden koppels, ten zelfden cyde ge- * 3osc> naar de Markt moeten worden gedreeten, * of elkander toevallig komen te ontmoeten, zy van „ elkander op den afftand van ruim 500 voeten zuh „ len moeten blyven. Dat voorts het Vee, dat „ door de Leidfche-, Weesper- en Muider Poor„ ten binnen komt, langs de Schans naar de Osfen» markc zal moeten worden gedreeven: en dat hec * Vee> 'c door de Haarlemmer Poort komt,- d * ,3 z&  £2 No.XlX RAPPORT evs* het „ zal worden gedreeven, langs de Schans tot de „ Brouwersgraft, de hrouwersgraft tot de Keizers„grafc, de Keizersgraft Costzyde langs, tot de „ Utrechtfcheftraat, en zo naar de Markt; en dat „ bet Vee, 't welk aan de Mosfellteiger wordt „ ontfcheept, moet gedreeven worden, langs den „ Cingel tot de Berghraat; die hraat door naar de „Heeregralt, de Heeregrafc Oostzyde langs, tot „ de Utrechtfche hraat, en zo naar de Markt. §. 47. Wat nu het ontfnappen van Beesten, welke gedold worden, betreft, zyn de ondergeteekenden van oordeel, dat alle gevaar zoude vermyd worden, indien 'er werd bevoolen : „ dat geen •' Beest gedold zai mogen worden, dan na dat de „ achterpooten behoorlyk aan elkander gebonden „ zyn;»' dan immers heeft het Beest alle zyne vermogens verlooren, om te kunnen ontfnappen, g\ Ongelukken, uit het aantal Honden.. 5.48. Omtrent deeze zaak, zullen de ondergeteekenden in geen onderzoek treeden, in hoe verre het los loopen der Honden, in deeze of geene jaargetyden, uit hoofde van gevreesde dolheid, meer moet verboden worden dan in anderen, als behoorende dit ftuk, tot hetgeene naderhand, omtrent de dolle honds-beeten, zal moeten onderzogt worden: noch ook eenigzints breedvoerig aannaaien , de. Keuren van 30 january 1664, 28 Mey 1675, gerenoveerd 1 February 1695, 27 November 1702, ao December 1707, 30 january 1722, 28 Juny 1722,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 53 1711, waarby verboden wordt:het laaten losloopen van groote Honden of Reekels, of het fpannen van dezelven voor krui- of andere wagens, vooral door de Slagters, om hun Vleesch naar de Hal te brengen; en zulks wel op zeer zwaare ftrajTen: maar zy zullen flechts aanmerken, dat, hoewel de Honden in veelen opzichten, zeer nuttige en onöntbeerlyke Dieren zyn, derzelver aantal echter veel te groot is, en daardoor aanleiding tot ongelegenheden kan geeven; en dat, huns oordeels, niets gefchikter zoude zyn, om die overtollige hoeveelheid te doen verminderen, dan, eene zekere belasting opiederen Hond die men houd, te leggen: doch waarover zy zich niet zullen inlaaten, uit hoofde, dat zy meenen onderricht te zyn, dat 'er reeds by den Raad over iets van dien aart wordt gehandeld. DER.DE ARTIKEL. Ongelukken, die uit den aart des handels voorkomen. En hieromtrent ontmoeten wy eerst de l°. Ongelukken, uit het heisfen van Goederen ontgaande. §. 49. Waarop voorzieningen gedaan zyn, zo wat betreft, het niet werpen van goederen uit de zolderdeuren of vengfters, maar het laaten afzakken derzelvenralsmede het bezorgen der zolder-deuren en vengD 3 fters,  $4 Nfl.XIX. RAPPORT p v e r het fters, door de Keure van 7 Augustus ló^a, gerenoveerd 17 july 1690 en 16 joly 1772, en welke in allen opzichten in ftand gehouden moet worden 5 zy luidt dus: „ Dac niemand, na deezen, eenige Koopmanfchap„ pen» of andere Goederen, wat het ook zoude „ mogen zyn , boven van zyne zolders, door de # pakdeuren of vengfters, op de ftraat zal mogen „ werpen; maar getiouden zal zyn, dezelve met den „ Windas, of anderszints neertelaaten, op pcene van „ gl te verbeuren , door den inwooner van het „ fluis of zyne domeftieken, daarvoor hy zal moeten v rerpondeeren; en zo 't door eenige arbeiders mogt gefchieden, dat dezelve verbeuren zullen, ieder v 25 gl. telken relzo zy, eenig Goed of Koopman„ fehap uit de deuren of de vengfters op ftraat zullen „ hebben geworpen, en boven dien, de kosten van de Chirurgyns en Medicamenten betaalen, indien v iemand, door 't zelve uitwerpen mogte gekwetst ■ of bezeerd worden, en de gekwetfte perfoon te m yergoeden, tot discretie en decifie van Scheepe* „ nen.— Dat mede, alle de geenen, die pak deuren pp hunne zolders hebben, of anderszints vengfters ? „ door dewelke eenige Goederen op de zolders wor„ den ingehaald , gehouden zullen zyn, boven de „ duimen van de hengzeis van dezelve deuren of M vengfters, klampen te laaten flaan, opdat,door het „ ophaalen van Goederen, dezelven uit haare duimen „ niet worden geligt, en alzo 't perykel door 't val- -len  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 5$ „ len van dezelve te ontdaan, worde gemyd; op „pcene van 12 gl., te verbeuren by de inwooners „ van de Huizen, hetzy zylieden eigenaars zyn, of , dezelve in huure bewoonen, die binnen den tyd „ van e'e'n maand, geen klampen in voegen als boven, „ op de duimen zal hebben doen maaken.'" 5.50. Doch de ondergeteekenden zyn van oordeel, dat 'erby deeze Keur,die volkomen in vollen kragc behoorde te zyn, of herheid te worden , nog eenige nadere voorzieningen moeten worden gevoegd; als wel vooreerst: dat, daar het van het uiterhe gewicht is, dat 't Windas, touw en lengen, in goede orde zyn, en 'er geen onderzoek, daarover, in particuliere Huizen, kan worden toegelaaten, zonder den particulieren eigendom te kwetzen, 'er noodig zoude zyn te ordonneeren: ,. oat geen Waagdraagers of Krui,, jers, zich zullen verourloven, eenig goed te hysfen, „ of aftelaaten met een Windas, of met touwen en „lengen, die zy niet in behoorlyke orde, of herlc „genoeg zullen oordeelen, waaromtrent zy, alvoo„ rens het werk te beginnen, onderzoek zullen kun„ nen doen: dat zy vervolgens, dezelve hukken niet „in bohoorlyke orde bevindende, de bewooner van het Huis, daaromtrent zullen waarfchouwen i „en dat de bewooner alsdan aanfpraakelyk zyn „zal, voor alle ongelukken, die 'er mogten komen ,, te gebeuren, indien hy volhardt , om zodanige „ touwen en lengen, die afgekeurd zyn, te gebruiii ken » D 4 §. SU  $6 No. XIX. RAPPORT over h b T §. gu Dat insgelyks verboden behoorde te werden, om, wanneer 'er Vaten o£ Goederen opge,, heesden of neergelaten worden , gebruik re maa,i ken van Schenkelhaaken of touw en met W ulhaaken ; „ gelyk mede voile Wasmanden , enkel met haaken ,, aan de ooren der manden vast gehaakt opteheis' „ fen^ of neêrtelaaten; maar dat behoorlyke lengen „om de Vaten, Haaien en Manden zullen moeten „worden geflagen," en geboden om: „in alle g»„ vallen, wanneer 'er Goederen worden opgeheesfen of nedergelaaten, iemand te ftellen, om de voorbygaande voetgangers of Rytuigen te waarfchouwen." §. 52. Eindelyk, daar niets de gevels van de Huizen meer,doet lyden, en in grooter gevaar brengt, van omver gehaald te worden, dan, wanneer men Goederen , die op eenigen afitand van het Muis zyn, wil opheisfen , en dus het touw van den Windas fchuins laat werken, als welke fchuinfche richting, voor een gedeelte, daade'yk tot het omverhaalen der gevels werkt; „ zoude dergelyke fchuinfche „ werking, ten eenemaaie verboden moeten wor„ den, tenzy in die gevallen, dat in het water ge* ,, vallen Goederen of Paarden , op geen andere wyze zouden kunnen worden gered.'' §.53. Een tweede voorziening die 'er gedaan behoorde te worden, betreft de manden , waarin de Turf opgeheesfen wordt. Plee is bekend, dat wanseer dezelven reeds gevuld zyn, de Turf daarin zelve  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 57-, zelve nog opgeftapeld wordt, in de gedaante van een kegel of naaide:— en het is insgelyks bekend, dat het veelmaalen gefchied, dat eenige dier Turven komen te vallen, hetzy geduurende het opheisfen , hetzy , en vooral, wanneer de volle mand wordt ingehaald: ook heeft men riet zelden daardoor ongelukken zien gebeuren, die men allen zoude voorkomen, indien men de mand zo veel hoo-, ger maakte, dat alle de Turven binnen den rand konden komen; waartoe eene verhooging, van een derde gedeelte van de hoogte, die de hui ten den rand opè'en geftapelde Turf heeft, genoegzaam zoude zyn. Miifchien echter, zoude daarop aangemerkt kunnen worden, dat de ooren van de mand te hoog zoude komen; maar niets belet, dat men, in de nu voorgehelde manden, de ooren op dezelfde hoogte waar zy nu zyn, (en dus eenigzints onder den rand) laate. De ondergeteekenden zyn dan van oordeel, dat men aan den Kaad zoude behooren voortehehen, om te beveelen „ dat voortaan de Turf, in de manden „ waarin dezelve wordt opgeheesfen , niet meer zal ï worden opè'engeltapeld, buiten en boven den rand „ van de mande , maar dat men de manden ruim zo „ veel hoogër zal mogen maaken, als noodig is, om die „ thans buiten de mand gehapelüe hoeveelheid Turf „ te bevatten : en dat er in het opheisfen geen „ Turf, boven en buiten den rand der mand zal „mogen worden geftapeld, op pcene van £ „ door  gS NfcXIX. RAPPORT ove* het „ door diegeene of diegee rn te verbeuren, welke „ de aldus opgehaalde mand , zal of zullen op„ heisfen. 20. Voorzorgen omtrent het Buschkruid en Vuur» werken. §. 54. hieromtrent merken wy vooreerst aan, dat, hoewel 'er verfcheiden Keuren zyn, omtrent de Kruidmolens Kruiaftooven enz., die voorheen op den Overtoomfchen of Heiligen Weg, en elders waren, en waarin alle mooglyke voorzieningen gevonden worden, die men tegen het ontftaan van brand neemen kan, wy deezen hier niet zullen herhaalen, als zynde zo veel wy wee ten, thans van geen toepasfing meer. Wy merken al verder aan , dat er, ten opzichten van het bewaaren van het Kruid binnen deeze, het vervoeren door dezelve , en het overbrengen in fchepen , van de vroegte tyden af, uitmuntende Ordonnantiën gemaakt zyn: doch, dat men uit de veelvuldige hernieuwing derzelver moet opmaaken, dat zy zeer onvolmaakt en weinig zyn nagekomen, gelyk zulks ook meermaalen, in de preemisfen dier Keuren, met zo veele woorden wordt gezegd. Waarom de ondergeteekenden van oordeel zyn, dat die Keuren, onder de fterkfte pcenaliteiren, behooren te worden hernieuwd, en in één ligchaam gebragt; gelyk zy ondergeteekenden dan ook, al wat over die onderwerp op verfchillende tyden is geftatuëerd geworden, nu by elkander zullen versa*  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. $9 famelen; mee aanwyzing naast ieder artikel, uit welke Keuren hetzelve is getrokken; hierdoor zal de vergadering beter kunnen oordeelen, of'er aan dat famenftel van ordres nog iets ontbreekt, en zo ja, wat? 1°. Dat geen Kruidmolen , Kruidftooven, en dergelyken, waarin Kruid gemaakt, hermaakt, of gedroogd wordt, binnen deeze Stad, of derzelver Jurisdictie, zullen mogen worden aangelegd, buiten daartoe verzogt en bekomen confent van den Raad der Gemeente, op pcene van Keure 22 November 1148, 16 Odtober 1549, 13 November ifJoi, pag. 872. 1 April 1685, pag. 863. I. Het houden en opflaan van Kruid, a°. Dat geen Kruidmaakers of Kooplieden , of eenig ander Ingezeeten , wie hy zy, hier eenig Buskruid in eenige voorraad - huizen, kelders, zolders , Huizen, of iet dergelyke, binnen deeze Stad, of in derzelver Jurisdi&ie zal mogen opilaan, dan alleenlyk in zodanige plaatzen, als daartoe door den Raad der Gemeente zoude mogen worden geordonneerd, op pcene van NB. Getrokken uit de Keure van 31 January I738> %• 13- (Pag- 6"ö5.) 3°. Dat geen particuliere Perfoonen , in hunne Huizen, tot hun gebruik meerder Kruid zullen mog?n hebben, dan een voorraad van 6 pond, op pcene van  do No,XIX. RAPPORT over hit van verbeurte van het Kruid, en daarenboven eéne boete van NJB. Keure van 22 November 1548 (pag. 872.) 24 Maart 1579, 13 July 1583, 6 April 1685, §. 18 (pag. 839.) maar by Keure van 31 january 1738 5. 14, is dit gefield, zo voor de Particulieren als voor de Winkeliers, op 25 pond: doch het is ons voorgekomen, dat Particulieren van Winkeliers, aan wien het geoorloofd is, Kruid te verkoopen, onderfcheiden moeten worden. 4°. Dat geen Winkeliers, Kruid zullen mogen verkoopen, dan de Tinnegieters, en dat deeze niet meer Kruid in hunne huizen, tot hun dagelyks vertier of hun gebruik zullen mogen -houden , dan de hoeveelheid van 25 pond, en nimmer by het kaarslicht eenig Kruid zullen mogen afgeeven, en niet aan kinderen ; op verbeurte van al liet gevonden Kruid, en 600 gl. boete, zo menigmaal zy deswegens bekeurd zullen worden. NB. Het tweede gedeelte uit de Keure van 31 January 1738, 5.14, (p. 665,) II. Het vervoeren van Kruid. §.55. 50. Dat geen Buskruid met eenige Paarden, Sleeden, Wagens, Karren, of eenig ander Rytuig, (noch met Kruiwagens) na of binnen deeze Stad gebragt zal mogen worden , langs welken weg het ook"zy; op verbeurte van al het voorn. Buskruid, en  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 0| en nog cToo gl. daarenboven, by den contraventeur te betaalen; uitgezonden alleen, dat voor die Winkeliers, van welke in §.4. gefprooken is, het Kruid ten hunnen huize zal mogen worden gebragt of gedragen, met eene burrie of draagboom, en anders niet, (mits dan nog het Vat of Vaatje behoorlyk gedekt zy.) Uit Keure van 31 January 1738 $.3, de uitzondering uit Keure van 7 Mey 1658 §. 5, p.423. 6°. 'Dat al het Buskruid, dat hier ter Stede en in derzelver Jurisdictie wordt ingevoerd, of door dezelve gevoerd wordt, gevoerd zal worden in Vaartuigen , en niet in grooter hoeveelheid dan 15000 pond te gelyk, op pcene van verbeurte van het Kruid, en 600 gl. daarenboven. Keure 30 January 1738 §. 3. 70. Dat Schippers of Schuitenvoerers, eenig Kruid inhebbende , zorgvuldig zullen hebben te letten, dat de Vaatjens, waarin het gemelde Kruid is, behoorlyk met zylen gedekt zyn , zo dac die Vaatjens niet kunnen worden gezien, of eenigermaate aan de lucht zyn blootgefteld. Keure 12 April 1644 p. 873. 8». Dat geen Schippers of Schuitenvoerers; eenig Kruid inhebbende, nochte ook hunne knegts of medehelpers , in het binnenkomen of doorfchieten, Tabak zullen mogen rooken, of eenig vuur in hunne Vaartuigen zullen mogen hebben , op pcene van öoo gl., door den schipper of Schukenvoerer te ver-  «2 NO.XIX RAPPORT ovEi ut? verbeuren, voor de eerfte reize; en voor de tweede maal * daarenboven arbitrairlyk te worden geftraft, ftaar exigentie van zaaken. Keure 17 September 1707 §. 5, Keure 1738 9. 9,>i Dat de Schippers of Schuicenvoerers, inhebbende eenig Buskruid, zonder onderfcheid van waar zy komen , of werwaards zy gedestineerd zyn,' zich in het doorfchieten door de Stad, zo veel mooglyk zullen moeten fpoeden, en nergens zullen mogen aanleggen , veel minder overnachten binnen eenige deezer Stads Boomen of Schutfluizen; op gelyke pcene als hier boven Art. 8, (neen maar, dat zy zo veel mooglyk zullen zorgen, met het open gaan van den Boom, vóór dezelve te zyn; en zo Vroeg mooglyk in den morgen door te fchieten.) Keure 17 September 1707. §. 4. p. 424. Keure 1738. §. 8. behalven het byvoegfel. io°. Dat de weg der Vaartuigen, met Kruid beladen i komende van den Overtoomfchen Weg, zal worden genoomen langs de Vest, tot aan het kleine Sluisje, aan het einde van de Brouwersgrafc geleegen, en zo vervolgends langs dezelve Brouwersgrafc , door de Eenhoornfluis, tot aan het Ye, en wederom op gelyke wyze terug; op verbeurte van het zelve Buskruid en het Vaartuig, en nog 600 gl. daarenboven, door den Schuitenvoerer of Schipper, die eenen anderen weg zal komen te neemen. Keure van 28 January 175a. (verv.p. 46.) waarin dc Keure van 31 January 1738. word gealtereerd ;  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. C$ reerd; door welke voorige Keure dienaangaande, zo als die van 13 lanuary 1706, en 13 April 1706 ook veranderd zyn geworden. iio. Dat de Vaartuigen met Buskruid gelaaden, komeride van den mftel, wanneer zy binnen de Amftel Schutfluizen gekomen zyn, zullen moeten voortfchieten langs de ' rinfengrafc, en zo voords, midden door de Plantaad'e tot in de !t zy voor Provifie of Cargafoen',, zal mogen aan Boord voeren % voor en aleer de Schepen op hroom liggen, en- ..ereed »yn, om daags daaraan zyl te gaan; op - Ptene vaft aco gl. Keure ven 29 January 1740; p. 868,,en ordonnantie van , . . p. 863. 17,,. Dat niemand eenig Buskruid, binnen Scheeps. boord zal mogen behouden , nadat het Sciiip één fetmaal voor de Stad geweest is. Ibid 2. 18 . Zo wie bevonden wordt,' voor de Stad ten anker liggende, of anders het Schip vast gemeerd zynde, het gefchut nog gelaaden te hebben, zal, zo het met fcherp gelaaden is, *oo gl, en met Kruid zonder fcherp 25 gl. verbeuren. Ziet daar,, in een kort bellek, alle de OrdonnanV. stuk. E tién  €* No.XIX. RAPPORT over hst tiën, omtrent het opflaan en doorvoeren van Bus> kruid gemaakt; en welke de ondergetekenden ah» genoegzaam oordeelen, indien zy behoorlyk onderhouden worden. §. 56. Wat nu de Vuurwerken betreft 'er was reeds, door Keure van 17 September 1647 , en 29 Mey 1648, verboden: ,. aan alle perfoonen, wie „ zy zyn, oud of jong, binnen deeze Stede of der„ zei ver Vryheid, 't zy by dag of by nacht, gee„ nigen tyden noch gelegenheden uitgezonderd, eenige Vuurpylen, Klapbosfchen of andere Vuur„ werken aantefteeken, te fchieten, ofte werpen} „ op pcene van 50 gl. en bovendien arbitraire cor- reftie:— ook, dat niemand, eenige zodanige Vuur„ werken, of eenige lnftrumenten, die tot het maken ^ van dezelve zoude mogen dienen, zich veroorlo„ ven zal te maken, of gemaakt, binnen deeze Stad te brengen, onder zich te houden, of te verkoo„ pen, op gelyke pcene, en verbeurte van de ge- zegde lnftrumenten en Vuurwerken: mits dat de - ouders of voogden van de jongeren, beneden haar „ jaaren wezende , gehouden zullen wezen, voor „ haare kinderen , of onmondigen , onder haare „ voogdyën ftaande, te refpondeeren." •Hoe weinig nu deeze Keure, niettegenftaande de bekeuringe mogt gefchieden,doorSubftituut-Schouten, Dienaars der Juflitie, Nachtwagts, Walredders, is onderhouden geworden, blykt uit de veelvuldige Renovatiën en Ampliatiën van dezelven, van  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 67 van 6 April 16*66"; 11 Mey 1667, 17 Maart 1674, 10 H©y 1678, 16 September 1695, 0 Febr. 1690*; 1 Nov. 1697, 8 Sept. 1699, 9 Febr. 1701, 8 Dec. 170a, 10 Aug. 1726, 18 jan. 1761; en dat thans dezelven, door veelvuldig werpen van Voetzoekers énz. overtreeden worden i is bekend: het zelfde moeten wy zeggen van de Keure van 6 Nov. 1670,' en 13 Jan. 1761,' tégen het affchieten van Busfen, Snaphaanen enz; 57. Daar echter die Keuren, van een zeer groot hut zyn 3 behoorden dezelve te worden gerenoveerd: maar 'er behoorden vooral, naar middelen te worden Omgezien, door welken men dezelve beter , dan tot nu toé gefchied is, zoude kunnen doen naarkomen: een doel, dat de ondergetekenden oordeelen, zeer moeijelyk te bereiken zal val* len,-tenzy men'misfchien, de Stad in een groot aantal kleinè Wyken verdeelende, in ieder derzelver, eenige lieden konde aanhellen , met genoegzaame autoriteit voorzien, om ongeregeldheden van deeze natuur, en veele anderen te beteugelen: eene' inrichting, waarvan de ondergetekenden hog meermaalen zullen moeten gewaagen , hoewel zy de zwaarigheden, die 'er in geleégen liggen, zeer wel' inzien. ■§.-58.- Wat eindelyk de voorzorge, onitrè'nt ge-' laden Geweeren betreft, waarvan in onze Catalogus ook gewaagd wordt, hemmen de ondergetekenden' toey dac men, met dezelven niec ce voorzichtig kan È 2- om-  69 No. XIX. RAPPORT over het omgaan; dat het te wenfchen ware, dat niemand gelaaden Geweeren in huis had; doch dat, daar de Regeering, hoewel zulks verbiedende» het recht niec heelc,om in particuliere wooningen . daarna onderzoek te doen, daarvan weinig naargekomen zal worden. 3' . Zorgen , tegen het verkoopen van fchadelyke zaaken. 5. 59. De zaaken, die den naam van fchadelyk behooren te draagen, zyn zeer veelvuldig, en het verkoopen van alle deeze, kan niet of verboden, of zelfs onder zekeren band gelegd worden. Hoe veel verwwaaren zyn'er niec, zo als Operiment, Spaansch Groen enz., die indedaad vergiften zyn, doch welken echter aan iedereen behooren verkogt te kunnen worden: hoe veel dingen zyn 'er niet, die in de .Kruidenwinkels of in de Commenye, verkogt worden, en die als f hadelyk kunnen aangemerkt worden, om dat zy, in te groote hoeveelheid gebrnikc, in de daad fchadelyk zyn: als, de Zevenboom, de Saffraan enz., waarom de ondergetekenden van oordeel zyn, dat men hier het oog alleen op de Apothekers en Chemisten hebbe te vestigen , en dat men, daaromtrent, behoort te ftatuëeren: „ Dac zy geen zaaken, eene vergiftigende kracht bezittende, zo als Rattenüruid, Opium, Sublima(J tum Corrofivum, enz. zullen mogen verkoopen , „ in groote Hoeveelheden, anders, dan aan hun wel- bekende perfoonen, daarin Negotie doende, of „Ma-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 69 „ Makelaars: en in 'c klein , anders dan op fchrif„ telyke ordre van een Medicus, hier ter plaatfe „ praétifeerende, welke ordere door dien 3\ !edicus ei„ genhandig ondertekend zyn moet, en waarop te„ vens, den naam van diegeenen, voor wien hec mid„ del gefchikt is, gemeld zal (taan. Dat ook (volgends Ordonnancie van 31 ,:anuary 1726. §. 2.o> i he' Arfenicum of Ractenkruid, in de winkels niec „ zal mogen gehouden worden, by andere Poeijers „ of Medicynen, maar op eene welverzekerde en „ afzonderlyke plaacs, waarroe de Meeseer alleen, „ (of in deszelfs afweczigheid de Meesterknegt) de „toegang mag hebben, over al'c welk, hec toe„ voorzicht, aan het aanftaande Committe' moet wor„ den toebetrouwd." §. £0. De ondergecekeriden, hebben ook in overweeging genomen, of'er geen voorziening behoorde te gefchieden, omtrent het verkoopen; van een aantal vergiftigende Planten, welken openlyk op de Bloemmarkt verkogt worden : als by voorbeeld, met de naamen van die l lanten op de potten te plaatzen, en te waarfchouwen, dat zy een vergift zyn, en dergelyke meer; doch de ondergetekenden, aan den anderen kant,begreepen hebbende, dat men daardoor aan veelen, vergiften zoude leeren kennen, waarvan zy een eenemaal onkundig zyn; en dat zulks, zeer fchadelyke gevolgen voor de maatfchappye zoude kunnen hebben: dat al verder, niemand veel gevaar loopt, om, by ongeluk, uit derE 3 ge-  jo Np.XIX. RAPPORT oyn het gelyke aldus ge'ïfoleerde vergiftigende Plant eenig nadeel te ontfangen, daar de meesten, zodra men ze maar eenigz'mrs aan de tong brengt, haare nadee» lige vermogens, ras door hun bytende kragt kennelyk doen worden: hebben geoordeeld, dat de nadeelen van eenige voorziening, die in het afgetrokken befchouwd, goed is, de voordeden derzelve zoude overtreffen: en gevolglyk, dat het beter is, daaromtrent niets te doen. » VIE R.DE ARTIKEL. Ongelukken uit toevallige omftandigheden. Waarin wy allereerst aantreffen, de: io. Ongelukken welken voorkomen door Donder. §. 61. En hieromtrent,zal men buiten twyffel, het oog gehad hebben, niet alleen op den brand, die door het Onweer kan ontftaan, maar ook, en wel voornaamentlyk hierop, dat door invallenden Blixem, menfchen gekwetst, in een ftaat van lammigheid gebragt, of ook gedood kunnen worden. En hoewel de voorbeelden van nadeel, door den Donder, toegebragt, in deeze Stad zeer zeldzaam zyn, is het echter gebeurd, dat de Blixem gevallen is op den Tooren van de Wester Kerk, op den 7 Mey 1729, den 3 Febr. 1737» van de Oude Kerk, en yan de Zuider Kerk, en op de Montelbaans Tooren , gelyk mede aan de Molen de Valk, by de Muider Poort, hoewel zonder merklyk nadeel toeiebrengen. $# 6%e  VOORKOMEN van ONGELUKKEN, fi $.62. 'Er is maar één middel om die ongelukken te voorkomen: naamentlyk, het plaatfen van afleiders op de Toorens, en verdere hooge gebouwen in deeze Stad: en ook deeze voorzorge, zoude aan de Regeering behooren te worden aanbevoolen. De onder getekenden oordeelen , dat zy voor als nog, niet behoeven optegeeven, de plaatfen waar, of de wyze hoe, dezelve zouden behooren te worden gefteld, hoewel ook die zaak eene rype discusfie verdient. Wat verder betreft, de 2°. Ongelukken door Storm veroorzaakt, §. 63. Deeze zyn buiten twyffel veelvuldiger, en fpruiten voort uit Schoorfteenen, die omver geworpen , en uit Daken, waarvan de pannen door den wind uitgeligt, en vervolgends weggevoerd worden. Deeze ongelukken zouden merkelyk verminderd worden, indien alle Schoorfteenen en Daken wel voorzien waren: echter, zouden wy van oordeel zyn, dat eene jaarlykfche fchouwing daarvan , op publieke authoriteit, en dus, als ware het tegen den wil des Eigenaars, of der bewooners van het Huis, niet geheel met de vryheid van eigendommen zoude ftrooken, en buiten dien aanmerkelyke zwaarigheden onderworpen zoude zyn. Geheel anders is het geval, wanneer men vermoeden heeft, dat eene Schoorfteen wrak ftaat, en den Eigenaar daaromtrent geen voorziening doec Ze was het, E 4 om  72 Ko.XIX. RAPPORT overgiet pm een voorbeeld by te brengen, dac al fterk is. • dac in 173.1 en 1730',-, Myne Heeren van den Ge„ rechte, in ervaring gekomen zynde, dac de voor„ gevels van zommige Huizen ,-in zo llegten ftaat wa„ ren, dac indien daarin niec ten fpoedigften werd „ voorzien, groote pngelukken te duchten Honden, „ Rooimeesters quabficeerden,om alle Huizen, en „Voorgevels te infpeéteeren, en te onderzoeken, „ of 'er eenig gevaar te wagten ftord : en verder „ de Eigenaars ordonneerde, dezelve Rooijmees„ ters te aimitteeren, om de Huizen te infpectee„ ren , welke alsdan van hunne bevinding, aari „ Scheepenen Rapporc moesten doen." §. 64. De ondergetekenden zyn dan van oordeel, dat: „indien Rooijmeesters mogten bemer„ ken , het zy door z;chzelven, hetzy uic aanbren» ging van anderen, dat eenige Schoorheenen, of „ niec wel mee ankers , als anderszincs, voorzien „ zyn, of wrak haan, zy daarvan, aan de bewooners „van het Huis kennis zullen moeten geeven: dat „ deezen,indien zy niet verkiezen, de Schoorheenen „ door gemelde Rooijmeesters te laaten zien, alsdan, ., binnen agt dagen , de bewuste Schoorheenen door „hunne Metzelaars, zo zy Eigenaars zyn, zullen „ mceten laaten examineeren, of zo zy geen Eige„ naars zyn, dat zy dan, van de boodfehapder Rooijmeesters, daadlyk kennis zullen moeten geeven ; □ aan den Eigenaar, of aan den Opzichter van het J Huis: dat ueeze ah dan door eenen Metzelaar de „ Schoor-  •VOORKOMEN' van ÓNGEL'UÖfcE-tf.ï- ,, fchoorfteen, insgelyks binnen agt da:.<;èn ?,al laaten „ examineeren; dat die Meczelaar, aan Ror.'jmees,j ters, duidelyk Rapport van zyne bevinding doen „ zal; en dat, zo de Schoorfteen, of niec wel voor„ zien of wrak bevonden zynde, de eigenair nalaa„ tig blyft, om binnen agt dagen de Schoorfteen. te „laaten voorzien, de Rouijmeescers daarvan ken„ nis zullen geeven aan bovengemeld Gerecht; ten „ einde, de Eigenaar tot de noodige reparatie worp de geconhringeerd; en bovendien verbeuren eene „ boete van voor iederen Schoorfteen, „ omtrent welke hy nalaatig zal bevonden worden. $. 65. Wenfchelyk ware het, dat de Daken altoos volkomen in orde waaren; en hec zoude voorzeker, tot derzelver beveiliging, en fterkte \ veel coebrengen, indien men over de pannen kruislaccen vestigde: doch, de Ingezeecenen kunnen, naar oordeel der ondergetekenden , daartoe niet worden verpligc; en gevolglyk, indien men oordeelde, hieromtrent iets te moeten doen, zoude het alleen kunnen zyn,by raadgeeving, en meer niec. §. 66. Doch 'er is nog een ander zoort van ongelukken , die uic toevallige oorzaaken kunnen voortkomen : naamentlyk; veele menfchen zyn gewoon, om, zelfs op de bovenfte verdiepingen; buiten de venghers, bloempotten of andere dingen te Rellen, zonder deeze genoegzaam tegen hec vallen te verzeekeren ; hoewei uit dergelyken val, merkelyke ongelukken zouden kunnen ontftaan : weshalven 'er E S ver-  j4 No. XIX. RAPPORT over het verboden zoude kurnen worde"; om voortaan, bui„ ten de vengfte van bovenverdiepingen, eenige zaa9 ke te plaatfen , /.onder dezelven binnen houten lat' n ten, of ^efpannen touwen, behoorlyk tegen het w vallen te beveiligen: op boete van .... 30. Ongelukken, voortkomende uit Stellagiën, by Vertoonings-Spellen enz., by Stygers, in liet bouwen van Huizen enz. g. 67. De ondergetekenden zyn van oordeel, dat ?er eenige voorzieningen, op zommige hukken, kunnen en moeten gemaakt worden. l°. Alle de Vertoonings-Spellen, ten tyd e van Jaarmarkten, kunnen niet, dan met confent der Regeering gezet worden; en zekerlyk veelal, worden in dezelve, niet tot veiligheid der aanfchouwers, die voorzorgen genoomen, welke genoomen zouden kunnen worden. Reedenen, waarom de ondergetekenden van oordeel zyn, dat men behoorde te hatuè'eren, dat, voortaan: „wanneer eenige TeDten, by „Jaarmarkten als anderszints, ter vertooning van wat het ook zy, zullen worden opgericht, dezel„ ven, alvoorens men daarin iets beginne te vertoo„ nen, door twee deskundige Lieden, by den Raad „daartoe te benoemen, zuilen worden geèxami„ neerd zowel wat de Tent zelve betreft, als wat „ betreft de hevigheid der zitplaatzen, Gaanderyèn, Tooneel enz.; en da:, indien daarin iets bevonden „ wordt te ontbreeken, zodanige Tenten zullen ge„flo:en blyven, tot dat alles in behoorlyke orde  VOORKOMEN van ONGELUKKEN, 75 „ zyn zal, onverminderd de boete van .... ter „ oorzaake van ilordigheid en nalaatigheid, in het „ opzetten en betimmeren der Tent. §. 68. Wat verder betreft losfe Stellagiën, die zomtyds,by zekere gelegenheden worden opgericht, en de plaatzen welke op die Stellagiën, bepaaldeiyk door de opzichcers verhuurd worden; wanneer zulks by voorraad gefchied, en op daartoe bepaaldeiyk aangeweezen plaatzen, zoude over dezelve eene fchouwing behooren te gaan, en de plaatzing zelve, niet behooren te worden toegeftaan, dan onder voorwaarde , dat die Stellagiën , vóór dat 'er gebruik van gemaakt worde, door deskundigen, by den Raad te benoemen, zullen worden onderzogtj doch wanneer het maaken daarvan onverwagts gefchied, als, wanneer by voorbeeld, eenige menfchen, om iets te beterte aanfchouwen, Vaten neemen, daarop eenige losfe planken hellen enz., is er daaromtrent geen fchouwing mooglyk: doch, dergelyke verrichtingen, behoorden te worden verboden, indien 'er mooglykheid was zodanig verbod behoorlyk te doen uitvoeren , waaraan de ondergetekenden grootlyks twyffelen. §. 69. By het bouwen van de Huizen, worden de Stygers niet altoos behoorlyk bezorgd, en men loopt dikwerf, te iugtig, over het aanklampen en naauwkeurig aaneenhechten met touwen enz. heen: de beste voorzorge daaromtrent, zoude zyn, dat,., het „ maaken van Stellagiën, zal zyn tot verandwoording  f 6 No. XIX. RAPPORT over het van dien Baas, door wiens werkvolk dezelve ge„ maakt wordt, als hebbende hy de magt, en be„ hoorde hy zorg te draagen, om dezelve te infpec „ teeren: des, dat alle ongelukken en fchaden, die „ door inftorten van, of gebreken aan de tellagie v zullen komen te gefchieden, doorhem, zo veel „mooglyk, zullen worden geboet en betaald: on„ verminderd eene boete van .... §. 70. Men beeft dikwerf, op het gezicht van Schilders of Glazenmakers , die aan de bovenhe verdiepingen der Huizen, flechts op eene plank, of op het einde van een Ladder, hun werk haan te verrichten: doch hun werk is van dien aart, en heftaat dikwerf uit zulke ligre karrewycn , dat het niet mooglyk is, voor ieder derzelver een btyger aantowenden; niet te min , behoorde, vooral het werk van eenigen duur, de zogenaamde Rotterdammer Stygers te worden aangepreezen. 4°. De Ongelukken, uit openbaare Speelen ygn Jongens voortkomende. 5.71. Verdienen ook eenige aanmerking: reeds oudcyds, heeft men daaromtrent, eenige voorzieningen trachten te doen. By Keure van 15 ovemoer 1524 werdt verboden: „ om alle perikelen te fchuu„ wen, dat men de kloot aan der Stede Veste zou„ de fchieten:" by die van 23 December 1651: „ dat geen Perfoon , jong of oud , op de Ooster J Markt, (thands Nieuwe ^!arkt) Heeren INiarkt, „ Beurfe , of eenige andere plaatfen , Brugsien , » Burg-.  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 77 „Burgwallen, Straaten of Wegen, binnen deeze „ Stede, eenige moedwille en infolentie zullen mo„ gen bedryven, met ellen . kolven , 'c zy van wat „ ftand die zy, kaacfen, zweepen, flmgeren, of an„ dere dergelyke onbetaamly;ce en ongereegelde „ fpeelen;" Welke Keure vernieuwt is in 1654, en de boete gefteld op 3 gl: in 1662, en toen de boece gefteld op 6 gl: in 1680 en 1698; uit welke renovacién genoegzaam blykt, dat dergelyke Keuren niet we] in vollen kragt ce houden zyn. En inaedaad , laar het niec mooglyk is, jongens hec fpeelen ce beleccen, en de meescen hunner, volftrekegeen gele* genheid hebben, om eenig fpel, inzon :erheid die ligchaamlyke beweeging verëischt, binnen 'shuis te oeffenen, vooral wanneer die fpeelen eene verzameling van eenige makkers vereisfchen, moecen zy wel, die vermaa^en buiten Miuis neemen: en geen Keuren kunnen die beceugelen: geen menfehelyke magc kan die op den duur beletcen. §. 72. Daar hec nu allezincs voorzichcig is, geen Keuren ee maaken , wanneer men voorshands weet, dezelve niet te kunnen doen naarkomen, zouden de ondergetekenden van oordeel zyn, dat men mets omtrent die zaak, immers voor als nog zoude behooren te doen, dan alleen omtrent hec oplaacen van V liegers of Kolders,-en hec zogenaamd KastU fpeelen, en dac wel, omdac 'er plaacfen aancewyzen zyn , daar zulks, zonder eenig ongemak eoetebrengen, kan gefchieden; naamentlyk op de Schans en op  78 No.XIX. RAPPORT over hbt ©p de Bolwerken: vooral op dac gedeelte van het Bolwerk faapkamtes, dac tbands is vlak gemaakt; om niec te fpreeken van plaatfen hui ten de Stad: „ zodat rhen, hec orplaaten van Vliegers en hec Kas„ tiefpeelen, zoude kunnen verbieden binnen deeze „ Stad, uitgezonderd den Schans en dè Bolwerken." 5.73. Insgelyks is het met Sneeuwballen geleegen: die exercitie, ontleend meestal, haar vermaak; tilt de ongelegenheid, waarin die geenen zich bevinden , welken de Sneeuwbal treft: ën deezen worden geworpen, met opzet, om iemand te treffen : ook heeft men, en te recht daarvoor gezorgd ,• hiet alleen by Keure van 18 Febr. 1640, waarby geboden werd: „ dat elk zieh zoude hebben to wag„ ten, te werpen met Sneeuwballen of Sneeuw, op l pcene van 30 ft." Maar by Keure van 14 Febr. 170.0 , „ werd het werpen mèt Sneeuwballen of B Sneeuw verboden, op 's Heeren ftraaten, binnen deeze Stad of JurisdhStie van dien, waar het ook g zoudë mogen weezen, op pcene van 25 gl. voor „ de eerfte, en 50 gl. voor de tweede reize, by de „ contraventeurs te verbeuren; en daarenboven naar „exigentie van zaaken, arbitrairlyk te worden ge„ ftraft; welke boete paratelyk met corporeele ap„ prehenfie mogt worden gevordert, en door de' B ouders en voogden voor hunne kinderen of pupillen moest worden betaald": eene Keure, die, al ■werd zy vernieuwd, nu even weinig, als in voorige tyden,atoude worden naargekomen: immers zo lange men I  VOORKOMEN va* ONGELUKKEN. 79 men niet de zaaken op dien voet zal kunnen brengen , dat er ir, iedere op nieuws te maaken kleine Wyk, lieden van eenig aanzien, met de noodige autoriteit voorzien, zullen kunnen worden aangeftel t, om op alle dingen, van dien en foortgelykea aa t te waaken ; en de mgezeetenen te brengen zullen zyn, om eerbied voor deeze hunne Medeburgers te hebben, immers, om dezelven, in het uitoeffenen van hun gezag niet tegentegaan , neen,maar des noods, behulpzaam te zyn. VYFDE ARTIKBL. Ongelukken, welken uh moreel» oorzaaken voortkomen* §. 74. En daarin ftaac ons eerst te letten: *o. Al wat fchrik verwekken kan. Zeker is hec, dat: den geenen die een fchrikbaarend voorkomen beeft » of niet wel by zyne zinnen is, te verbieden , zieh op ftraat te mogen bevinden en hem dus indedaad tot eene behendige huisfelyke gevangenis te ver_wyzen?. w a Doch is het waar , zo als het de ondergetekenden voorkomt, dat 'er om die redenen geen alge-* meene Wetten , op dit ftuk te maaken zyn, zyn "er echter, eenige voorzieningen, die niemaods natuurlyk recht, of eigenaartige vryheid beledigen. §. 75.' i°. Hoewel niemand behoorde te beedelen,' en men alle lieedelaars, hoe ook genaamd, weëren moest, is het echter meer in het byzonder waar, dat niémand , die "het ongeluk heeft zyne zinnen byster te zyn, daarvan gebruik moet of mag maaïkeri, bm door beedelen en het ten toon hellen van zyne onzinnigheid, anderen lastig te vallen. Het rs fal verder insgelyks waar, dat die geenen, van welke zodanig iemand afhangt, of onder wier toevoorzicht hy is, van deeze ongefteldheid geen gebruik mogen .maaken, om zo iemand als een beedel-inftrument te gebruiken: weshalven 'er zoude kunnen worden geftatuëerd, dat allen die, het zy als Ouders, liet zy als Voogden, of anderszints, het toezicht hebben op lieden die, meer of min krankzinnig zynde, indien  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. SSt dien zy alleen op ftraat gingen, anderen, met bée^ delen of anderszints, „ lastig zouden kunnen komen tg „ vallen, zich zullen moeten wagten, dezelve alléén „ en zonder behoorlyk toevoorzicht> op ftraat te „ laaten komen : dat dergelyke lieden j bevonden „ wordende door beedelen of anderszints, anderen „ op ftraat lastig te zyn , daadelyk zullen worden „ opgeligt en in verzekering gebragt:"— Doch zal zodanige fchikking, hoe billyk ook in zich zelve, van alle hardheid vry te pleiten zyn, diende men ook aan allen, die krankzinnige Kinderen of Pupillen hebben, en verzoeken, dac men hen van dezelve ontlastte, en voor die ongelukkigen, op de meest gefehiktfte plaatfen , behoorlyk zorge, daarin alle mooglyke faciliteit te vergunnen: en oolc dit, be«* hoorde dan algemeen bekend gemaakt te worden* §. 76". Even eens is het geleegen mer de wanftaltigen , of met die, welke eene fchrikwekkende uiterlyke gedaante hebben. Men kan alle die menfchen, niet uit de maatfchappye als het ware verbannen en beletten uittegaan, zo lang zy; van die mismaaktheid, van die wanftalcigheid,geen misbruik maaken om anderen te ontrusten. — Maar, zodra zy zich veroorloven, die mismaaktheden, die bedekt kunnen worden, en het behooren te zyn, voor den voorbygaanden te ontblooten , ten einde, door de vertooning daarvan, te meer medelyden te verwekken en aelmoeifen op te doen, verwekken zy apzettelyk fchrik en benadeelen hun evennaasten, V. stuk, F «  fr* No.XrX. RAPPORT over het en dit behoort te worden belet: waarom de onderi getekenden van oordeel zyn, dat men behoor te te ftatuè'eren: „ dat allen, die met ligchaamlyke ge}) breken , of wanftaltigheden behebt zyn, welke „ kunnen en dus behobren gedekt te worden, en „ zich op ftraat begeevende, dezelve ontblooten of „ ontdekken, om daardoor,den voorbygangeren tot „ medelyden op te wekken en zich aelmoesfen te „ bezorgen; daadelyk van ftraat zullen worden ge„ ligt en in verzekerde plaatfen gebragt, ten einde „ zy, door dusdanig wangedrag, de nmtfchappy niet „ verder zouden ontrusten."— Het komt de ondergetekenden voor> dat men niet verder gaan kan, zonder die individuëele vryheid, welke ieder een toekomt, aanmerkelyk te kwetfen. h. Het tegengaan der Bekendmakingen van Sterfgf vallen, met by voeging van de Ztekte, vooral van de Kraamvrouwen. 5.77. Hieromtrent moeten de ondergetekenden aanmerken, dat ook, na hun oordeel, veele zwaarigheden geleegen zyn. De fchrik, welke hieruit zoude kunnen ontftaan, voor zo verre, die bekendmakingen,onzer vrienden of naastbeftaanden, hetzy binnen, hetzy buiten de Stad, betreffen, kan hier in geen aanmerking komen: daar men, (wat de Stad betreft; door aanzeggingen, den dood verneemt, en door eene billyke nieuwsgierigheid of belangneeming, weldra van de Ziekte bericht krygt, en, zo de overleedene eene vrouw  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. .83 vrouw is-, of zy in de Kraam geftorven zy ja datt neen; en, wat onze vrienden- of ■ bekenden, buiten de Stad betreft., indien deëzè bekendmakingen niet in zwang waren,zoude men, naar oude gewoonte, Brieven ontfangen, in welke? de Ziekte altoos wordt opgegeeven ; en dus, zo -'er fehrik verwekt wordt, /rdt die ten deezen opzichte, van vrienden naamentlyk, maagen of bekenden, altoos verwekt, of 'er bekendmakingen inde Couranten komen of niet: en dus zoude in dien zin, eenig verbod, vanfoortgelyke bekendmakingen, niets helpen. §.78. Voeg daar by, dat, tenzy men volhrekt verbiede, de geboorte en het herven, in de Couranten aancekondigen, het niet mooglyk is, in veele gevallen,het doen bekend worden van het overlyden van Kraamvrouwen te beletten, ten minften, in alle die gevallen, waarin het Kind leeft. Stel eens, het ware verboden in de Couranten te plaatfen, dergelyke Advertisfememen: „ myne teergeliefde Huisvrouw is heden, in het Kraambedde, „ of door de gevolgen van het Kraambedde, over* ,, ledenen het bleef geoorloofd, de geboorte en het herven aantekondigen; zal iemand zyne bekendmaking cp deeze of dergelyke wyze, niet alleen mogen, maar moeten inrichten: „heden is myne -„ Huuvrouw van een Zoon (of Dochter) bevallen: „ heden is myne Huisvrouw overleeden 'J* en iedereen zoude ter hond even duidelyk' gewaar worden, dat die Vrouw in de Kraam, of aan de gevolgen F si daar-  U No.XIX. RAPPORT o v e x het daarvan overleeden is, en de fchrik bleef, voor tedere Vrouwtjens, die dat zoude leezen, dezelfde,' als indien het Advertisfement, na de gewoone ftyl was ingericht. Redenen, waarom de ondergetekenden betuigen, dat zy niet kunnen zien, dat eenige verandering daaromtrent nuttig is. §. 79. Wat nu de aankondiging der Ziekte in het algemeen betreft, zouden de ondergetekenden van hetzelfde gevoelen zyn, indien 'er niet in tyden , zy zullen niet zeggen van epidemifche, maar zelfs van herk heerfchende Ziekten, eene uitzondering te maaken ware. Zy befchouwen alsdan niet de fchrik, die uit hetoverlydenvan vrienden, maagen, of bekenden ontftaat; deeze blyft altoos dezelfde, en de oorzaak van hunnen dood, blyft ons nimmer onbekend: doch, daar men buiten de Courant • advertisfementen , enkel het overlyden van die geenen zoude verneemen, die ons meer of min bekend zyn, ziet men nu in de Courant, de lyst van veele overleedenen: men brengt ligt de fom van allen, wier overlyden bekend gemaakt wordt; hoewel zy in zeer verfchillende plaatzen overleeden zyn, tot de fom der geenen die ons omringen, en die ons zouden kunnen befmetten: van daar, dat de geduurige herhaaling, van die zelfde oorzaak des doods, veelen doet denken, dat de Ziekte, en algemeener , en gevaarlyker is, dan zy misfchien waarlyk is; dit baart angst, en deeze kan, zo als nog onlangs door een Lid deezer vergadering in open-  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 1$ openbaaren druk beweezen is, het ligchaamelyk ge jmajsjbjciSjrfö&jflgMM gefchieden, en die, weltehaaren oaifprorg. uit Dronken fehap, orxenjgbedq^,^ enz. ontkenen. Door de eerde zoort ,verll:aan v« y3.he^7.qgenaamde- Jh&p- vscktjn, dac voorheen, tusfchen, joeden en Joodcn , Jooden ejj (. •Juris.tengn ^ .welke daartoe op■ssextelyk, meestal des Zondags, op zommige plaatzen vergaderden , veelvuldig plaats had en misfchien nog wel p}aatsjieeft: hier. regen,zyn de fterkfte Keuren j den .jden Maart 1627 en 9 Odtober 17i6,geftatuëerd: welkeden 1 ftenpecember 17 20, rer'gelegenueid ,4ac.§en Diaconie Wees jon gen, door zodarig vegcen gedood werd, werden gerenoveerd; en nog haidelyx. den 7den Oclober 1762 gerenovecra , met dte onderfcheid, dat toen de pcenafte'c werdt gefteld ,. arbitrairlyK , en zelfs naar be,. vinding van zakken, met Geesfeling en Bannisfe»-ment te worden geftraft gelyit -zulks ook in de -Keure van 17*6 ftond: zo dat,door die Keure van 1762, wel die van 1716 en 1627 zyn gerenoveerd, doch van die van 1720 is gezweegen geworden? denkelyk, om dat dezelve, op etn particulier geval ziende, als niet algemeen toepa&felyk werd befchouwd. In die Keure nu van 172.0 werd de pqenaliceic ftrenger voorgefteld, naamendyk: „ voor de „eerfte reize publieke Geesfeling pp het Schavot, p Eannisfement, of anders, na gelegenheid van zaa- »ken,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 87 „ ken, daar over gecorrigeerd re worden ; en voor „ de tweede reize , niec alleen ■ eesfeling, maar „ daarenboven, confinement in hec Tuchthuis-, Ban„nisfemenc, of anders enz." Ja zelfs, werd aan de Ingezeetenen geïnterdiceerd: „ zodanige vlug„ temle en vervolgd wordende perfoonen, in hunne „ huizen in te neemen en te verbergen;" maar,"er werd aan dezelven gelast: .. by aldien zodanig persoon zich, buiten des bewooners weeten, in deszelfs huis mogt hebben begeeven, dezelve aan„ ftonds ce doen vercrekken, en aan de Dienaars „ der Juftitie overceleveren; op pcene van 300 gl." waaruic blykc,daar echcer die Hoop-vecheen weder zyn gang is gegaan, hoe onnutcig die Keuren zyn , wanneer de Schoucen en Dienaars der Juftitie, op hec doen onderhouden derzelver, niec waak en: daar echcer niecs gemaklyker valt, dan op dit Hoop vechten toevoorzicht ce houden. — Intusfehen , komt het de ondergetekenden voor, dat, indien zulk Hoopvechteji nog plaats heefc, de gezegde Keure, behoorde .te worden gerenoveerd en zorgvuldig uitgevoerd. Intusfehen, hoe veele aangehelde lieden, in ieder Wyk , met genoegzaame autoriteit bekleed, toe naauwkeurige uitvoering zouden kunnen te weeg brengen, valt te veel in het oog, dan dat het noodig zoude zyn daarop te blyven ftil ftaan. Misfchien, zoude eene aanzegging aan de Parnasiims, ten opzichte van de Jooden, van eene zeer gcede uitwerking zyn. F 4 §.82.  88 No.XIX. RAPPORT over het §. 82. Wy gaan over tot de tweede foort van vechteryën: de aanleidende oorzaaken tot dezelve te verydelen, is niet mooglyk, zo lang 'er geen middel zal zyn, om Dronkenfchap, Toorn, en alle menfchelyke driften, vooral, in de geringde foort yan Menfchen, te beteugelen: 'er valt dan niets anders op , dan te zien , of men door ftraffen, de menfchen van het vechten kan afhouden. By Keure van 29 January 1614, werdt geördon-r neerd: „ dat niemand, in eenig Gild zynde; of on-? „ der Scads eed en dienst, meden zoude mogen „ trekken, om iemand te kwetzen of leed te doen; v pp pcene van 6 gl. en bovendien, voor de eerfte „ reize fuspentie van 6 weeken, voor de tweede maal, „ van ia weeken, en voor de derde, uic het Gilde £ en dienften te worden gedooten, en voor andere „ arbitraire correctie:'' waarby den 22 O&ober 1625, is geftatuëerd : „ dac geen Mannen of Vrouwen, „ zullen vermogen eikanderen mee vuiscen te haan, „ pf de kap van het hoofd te trekken; op pcene van „ go ft. telkens:" welke boete den 17 Nov. 1644, verhoogd is op 6 gl. — doch alle deeze Wetten kunnen niets helpen , om vechteryën te voorkomen 3 om dat Dronkénfchap en Toorn geen Wetten kennen, hoewel het, wanneer door vechteryën ongelukken gefchieden, zeer billyk is, dat de Delinquanten, door den publieken aanklaager worden «eruolgd, en door den Rechter naar behooren geftrafc: gelyk 'er dan ook den 31 January 1591, eene  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 89 eene breedvoerige Keure, over de pcenaliteiten van alle foort van kwetlingen en beledigingen, is gemaakt; en den 4 April 1659, op het mestrekken by dag (doch zonder kwetfinge) is gefteld een boete van 100 gl., by nacht van 200 gl.; en met kwetfingen, (hetzy met mes of anderszin ts) zo dat 'er Bloed kome, 300 gl, alle welke Hukken, de Jufticie betreffen. §. 83. Het beste ware zeker, dat 'er lieden, met genoegzaame auctoriceic, gefteld werden, om by opkomende kyfpartyèn, de kyvenden van elkander te doen fchyden. Tegen kwetlingen, die onverwagts en in koelen moede gefchieden, kan niemand waaken. 3e. Kindermoord. §. 84. De Kindermoord, is eene der gruwlykfte misdaaden, die men in de Maacfchappye bedenken kan, en,hetgeene men zoude kunnen opgeeven, om de gelegenheid daartoe te doen afneemen, (zo het niet in eene verbetering der zeeden, en in hec weeren van al wat tot onkuisheid aanleiding geeven kan beftaar), zoude aan den anderen kant, misfchien gelegenheid tot meerdere onkuisheid doen gebooren worden; zo dat dit ftuk zeer moeijelyk te behandelen valt. §. 85. De Kindermoord wordt, noch door getrouwde Vrouwen, noch over het algemeen, door openbaare Hoeren gepleegd, maar meestal door bedroogen meisjens, die haare zwakheid zoekende te F S be-  oo No. XIX. RAPPORT ovbrhet bedekken, en wetende, dat zy die niet bedekken kunnen, indien het Kind, dat zy ter.waereld itaan te brengen, in het leven blyft, en zy dus voor hetzelve moecen zorgen, uit wanhoop, tot den gruwel van Kindermoord overgaan.— Het is dan,een overblyffel van eerlyke grondbeginfels, welke door eene wanhoopige verlegenheid, die bedroogen meisjens, tot eene veel groorer misdaad brengt, dan de aanleidelyke misdaad geweest is; en tot eene zo gruwlyken misdaad, dat die, eenmaal begaan zynde, door de zvvaarfte ftraffe behoort te worden geboet. §. 86. Doch de Kindermoord, kan op verfchillende wyzen gepleegd worden , die in trappen, wel is waar, verfchillen, doch niettemin', den dood aan den eerstgebooren toebrengen. i9. Wanneer een Kind , dat levend gebooren is, opzettelyk wordt om hals gebragt. a°. Wanneer de Moeder, om haare fchande tê bedekken, in eenzaamheid gaat kraamen, en zich geen hulp verfchaftende, oorzaak is, dathet Kind, by gebrek aan de noodige hulp, of anderszints, omkomt^ 3Ö. Wanneer een jonggebooreH Kind, op zodanige wyze en plaatfe wordt ter vondeling gelegd, dat het van gebrek of ongemak omkomt, en hoogstwaarfchynlyk moest omkomen. $.87. Om nu alles, wat tot deeze drie foorten van misdaaden,die op het hoogst,enkel in trap van gruwlykheid verfchillen, aanleiding geven kan, te vermyden, is 'er geen ander middel op, dan: 10. Dat  r VOORKOMEN van ONQELUKKEN. 91 je. Fat men aan alle Vroedvrouwen verbiede, ..wanneer zy ergei.s. .gehaald worden, eenige navraag M ^°^n • °f de Vrouw • voor wie zy gehaald wordt, gehuwd dan ongehuwd is. a°, Dac gevolglyk haar ook verboden worde, eenige navraag te doen na den Vader. 3 \ -Dac haar verboden wordt , zo zy al eenig vermoeden had. of weeten mogt, dac de bewuste Vrouw ongehuwd is , daarvan, aan wie het zy, (-uitgezonden, indien zy daarover door de Juhitie wordt gevraagd) iets te kennen te geeven. 4°. Dac 'er een Huis of Huizen worde of worden aangeweezen , waarin, zonder eenige navraag, eerscgebooren Kinderen aangenoomen worden, hetzy dezelve by dag of by avond, of by nacht, aan. geboden worden, §. 88. Op deeze wyze, zoude genoegzaame gelegenheid gegeeven-worden, om, indien dan eene bedropge jonge Dochcer, oordeelc, haare fchande niec anders ce kunnen bedekken, dan mee zich van haar Kind te ontdoen, daar toe te komen, zonder haar Kind direö: of indirect omcebrengen. g. 89. Hec is niec, dac hec de ondergetekenden onbekend is, dac 'er tegen het geopperde, veele zwaarigheden zyn: i°. Staat het te vreezen , dac jonge Dochters, hierdoor, gemaklyüer hunne fchande kunnende bedekken, dan tot nu toe plaats heeft, en zich zeer gemaklyk, van de aanblyvende getuigen dier fchan-. de/  92 No.XlX. RAPPORT óver het de, van het Kind naamentlyk, kunnende ontdoen, nog minder op haare hoede zullen zyn, en nog gemaklyker voor verleiding zullen bukken;en 'er dus, eene merkelyke vermeerdering van ontucht plaats zal hebben. — De ondergetekenden, kunnen die zwaarigheid niet oplosfen; doch men neeme wel in acht, dat. zo dergelyke voorzorgen, als hier voorgefteld worden, niet worden daargefteld. bedroogen Meisjens, of tot wanhoop worden gebragt» of meestal, eindigen met ontuchtige Vrouwsperfoonen te worden; daar nu de Kindertjens altoos gefpaard worden , en aan de Moeder gelegenheid gelaten wordt, om nog eene eerlyke Vrouw te worden. §. oo. 2°. Het ftaat te vreezen, dat het volkomen gemaklyk aanneemen van Kinderen, veele gehuwde Lieden van de geringfte zoort, zal aanzetten, om zich op die wyze van hunne Kinderen te onclasten: en wel te meer, daar, zo de liefde van Moeders voor Kinderen, eene fcheiding van deezen aan geenen doet hard vallen, aan den anderen kant men zien gemaklyk kan laaten bedwelmen, door de drogredenen, dat men voor het welzyn van het Kind zorgt, dat in een Gefticht altoos beter opgevoed zal kunnen worden, dan door behoeftige Ouders : doch, daar het Ouders niet geoorloofd moet zyn, hunne Kinderen te verlaaten; daar eene gehuwde Vrouw geen reden heeft, om haare zwangerfchap te bedekken, en dus haare toekomfhge Kraam geen geheim is; en daar het in eene geregelde  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 93 gelde maatfchappye niet moeijelyk moet vallen, te ontdekken, of Kinderen van gehuwde Lieden, van hen, door den dood, of door andere oorzaaken gefclieiden zyn, behoorde den Procureur der Gemeente gelast te worden, op dergelyke zaaken een waakend oog te houden, (waartoe Opzichters van Wyken, met eenige authoriteit voorzien, uitneemend behulpzaam zouden zyn,) en de Lieden, die zich daaraan fchuldig maakten, behoorden naar de wetten geftraft te worden. #.91. 30. Eindelyk, ftaat het te vreezen, dat het openftellen van dergelyk Huis of Huizen, in deeze Stad, aanleiding geeven zal, dat veel onechte Kinderen, (en misfchien ook echte) van alle kanten hier naar toe zullen komen, en dat dus, Stads Finantiën , daardoor, merkelyk zullen worden bezwaard j dit is niet te ontkennen: en dit bezwaar zal zo lange plaats hebben, tot dat 'er overal, door publieke authoriteit, in dit Land, Huizen worden aangeweezen , alwaar men eerstgebooren Kinderen kan aanneemen. §. 91. Echter vermeenen wy, dat, indien men alhier, die gemaklyke aanneeming alleen bepaalde, tot eerstgebooren Kinderen; deeze laathe zwaarigheid merkelyk verminderd wordt, en 'er daaruit geene andere zwaarigheden te duchten waren j doch de anderen blyven haare kracht behouden, en het is niet dan fchoorvoetende, dat de ondergetekenden (uit zucht, om onnoozele Schepfels in het  §4. ■ 'N».XfX. RAPPORT cvsn het hér léven tè behouden-, en aan,- nog door fchaartv» te bezield wordende, ongelukkige Meüjens, eenen moord te fpaaren,) een projeét voordragen, dat hoogstwaarfchynlyk, de reeds zo in zwang gaande ontucht, nog vermeerderen zal: en die ftfihtflfü de ondergetekenden niet ontveinzen , dat zy ten hoogften bevreesd v.yn, dat de gemaklyke aanneeming van Kindefcn, zodra zy, door het geheele Land algemeen wordt, een doodfteek zal zyn, voor de goede Zeden; en de losbandigheid, de afkeer voor hethuwelyk, de zorgeloosheid enz., merkelyk zal doen toeneemen. 4". Zelfsmoord. §. 93. Het ware te wenfehen , dat 'er tegen dien gruwel, waarvan men bekennen moet, dat in ons Land de voorbeelden menigvuldiger worden, en die, uit hoofde van het zo zichtbaar toeneemend verwaarloozen van Godsdier.ftige grondbeginftls, natuurlyk vermeerderen moet, voorzorgen te neemen waren. Wanneer iemand, zonder alvoorens blyken gegeeven te hebben, van droefgeestigheid, hvpocondrie, weerzin in het le/en enz., zich zeiven te kort doet, is 'er geen voorzorg tegen te neemen. §.94. Doch veelal is'er, een voorafgaande ltaat van droefgeestigheid, melancolie, ontevredenheid enz., die voor zodanig iets kan doen vreezen: en dan kunnen eene verftandige manier van dergelyke Lieden te behandelen, eene naauwkeurige oplettenheid ,  VOORKOMEN van ONGELUKKEN. 95 heid, de voorzorge om ze nimmer alleen te laaten, veele onheilen voorkomen; hoewel de voorbeelden , dac dergelyke Lieden ook dan, de zorgvuldigfte oppa'fing verydelen, niet zeldzaam zyn. — Doch}, alle die voorzorgen, behooren, door vrienden ofnaastbeftaanden genoomen ce worden, en de publieke authoriteit kan daaromtrent niets doen: l°. Wie zoude gelasc worden, onderzoek naar de Melancolique mentenen ce doen? Wie zoude het recht hebben, om ce beflisfchen, dac die Melancolie,tot zodanige graad gekomen is, dac die Lieden behooren in bewaaring geheld ce worden? wie zoude, dïc al eens beflisch'. zynde, het rechc hebben, om die Lieden van hunne naascbehaanden afcerukken, en, op publieke authoriteit in een of ander Gedicht, te eonfineeren? Zoude door een dergelyk confinement, de haat, van die reeds ongelukkige Lieden, niet merkelyk verergeren ? eindelyk, hebben de naastbeftaanden zeiven niec, een waar belang, om alle ongelukkige toevallen te voorkomen ? Redenen, waarom de ondergetekenden van oordeel zyn, dat 'er hieromtrent niets op publieke authoriteit te doen valt; dan alleen in zo verre, dat, indien Ingezetenen, te kennen geven, dat zy iemand hunner naastbeftaande hebben van wiens Melancolie zy nadeelige gevolgen vreezen, doch, dac zy niec in haat zyn, de noodige zorgen voor hem te neemen, en hem altoos te bewaaken, dan, ook de zaaken aldus bevonden wordende, zodanig iemand op publieke authoriteit en  96 No. XIX. RAPPORT over het VOORKOMEN bnz. . en kosten, op de daartoe meest gefchiktfte plaatfe behoorde bewaard te worden. $. 95. Hiermede nu, hebben de ondergetekenden hunnen wydloopigen en lastigen Taak afgehandeld : doch, zy kunnen niet afzyn, nog eene aanmerking te maaken. Zy hebben naamentlyk, meer dan ééns, in 't voorbygaan aangemerkt, hoe veel nut 'er zoude gebooren worden, indien men, in iedere Wyk, welke klein zoude behooren te zyn, eenige Lieden , met genoegzaame authoriteit bekleed, konde aanhollen, om het oog op de uitvoering van veele zaaken te houden Zy zyn niet vreemd , van te denken, dat 'er ih de hukken, waarover in het vervolg zal moeten worden gehandeld, de nuttigheid daarvan zich ook zal doen bemerken ; weshalven zy vóórhellen, dat deze vergadering, in het vervolg, ook het point,van eene dergelyke aanhelling gelieve in overweeging te neemen: en zo het (niettegenftaande de groote zwaarigheden, die 'er in geleegen zuUen zyn, al ware het maar deeze éénige , dat de menjchen niet zyn , zo als zy zyn moesten,') uitvoerlyk bevonden wordt, dan , by refumptie, te raadpleegen, over al hetgeene aan hun, omtrent de artikelen, waarover dit Rapport loopt, zoude moeten worden toegekend. i n-  INHOUD. I. Ongelukken uit Phyfïque oorzaaken. A. Uit de gefteldheid der Stad. ï. Gebrek aan genoegzaame verlichting. a. In het algemeen § 4. i. By Puinhoopen, opgraaven der Straaten enz. in het byzonder § 5. — §. 6. a. By zwaare Mist §. 7..— § 8. 3. By Vorst, omtrent de gladheid van Straaten en Bruggen, en by Sneeuw §.9.—§. 13. 4. By Toewa'er, door helpende Byten § 14 —§.15. 5. Door de Hellingen van de Oi:der_ huizen §. 16. 6. Door,het inzakken van Straaten . §.17.—§.18. B. Ongelukken uit de Volkrykheid der Stad, en de gevolgen daarvan. 1. Belemmering der Bruggen en Straaten $.clo.—§.31. a. Over het ryden van Rytuigen, in naauwe Siraaten §32— § 36. 3. Op zich zelve gelaten Rytuigen , Sleeden, Karren, Kruiwagens en.z. § 37.—§.38. 4. Het lyden met losfe Paarden . §. 39. 5. Ongelukken, door hard ryden . §40—-§42. 6. Door dronken of onbedrecven Voerlieden £,43 —§.44. 7. Door hegte Rytuigen . . . . §.45. 8. Door het dry ven. en ontfnappen van het Vee §.46.-5.47. 9. Door het aantal Honden . . # §.48. C. On-  INHOUD. C. Ongelukken, door den aart van den Handel enz. i. Door het h^-isfen en alkaren vön Koop en andere Goederen . . §49— §.52. Van Turf . §.53. a. Door het Buskruid en door Vuurwerken. a. Door het verkoopen van Kruid §.54. b. Door het vervoeren van Kruid §.55. c. Door Vuurwerken .... §.56.—§.57* d. ^oor gelaaden Geweeren . . §.58. 3. Door het verkoopen van fchadelyke zaaken S-59--§-6°' D. Ongelukken, uit toevallige omftandigheden. f. Ongelukken, by Donderbuijen . §.61.—§.62.. a. Ongelukken, by Storm . . . §.63.—§.65. 3. Ongelukken, door het plaatfen van Goederen buiten de Vengfters , op verheeven Verdiepingen . . §.66. 4. DoorStellaadjen,Vertoonings-fpel- len, Stygers enz, $-67— §-7°- 5. Dooropenbaare Speelen vanJongens§.7i.—S-73II. Ongelukken, uit Moreele oorzaaken. A. Al wat fchrik verwekken kan. I. Losloopen van Krankzinnige en andere Perfoonen . . S-74-—S7Ö* a. Bekendmaakingen in Nieuwspapieren §-77-—§-8°« B. Vegteryën §.81.—§.83. C. Kindermoord §.84.—§.9*. D. Zelfsmoord § 93. enz.