VOORBERIGT. liet navolgende Geschrift is eigenlijh slechts het Tweede Deel van een Werk, ettelijke jaren geleden, door eenen , toen nog jeugdigen , Liefhebber van de Vaderlandsche Historie opgesteld, meer tot eigen oefening,dan tot gebruik elders. Het Eerste Deel, over de vroegste tijden dezes Lands en die der Graaflijke Regering handelende , bevat weinig, hetgeen niet daarna door anderen, voornamelijk door den geleerden en oordeelkundigen KLUIT , in een helder licht is gesteld, om welke reden hetzelve voor eene openlijke uitgave minder geschikt scheen te zijn geworden. — Zoo veel zal men er evenwel hier van zeggen moeten , dat de Schrijver , na eenige algemeene aanmerkingen , Holland in het bijzonder tot het voorwerp zijner beschouwing heeft genomen; langs welken weg hij zijnen arbeid aanmerkelijk vereenvoudigde, en hetgeen hij behoudens waarheid en oordeelkunde, meende te kunnen doen , dewijl toch de aanmerkingen , door hem, volgends den aart zijns ontwerps, opzichlelijk dat Gewest gemaakt, ook op de A 2 mees-  4 meeste overige Nederlandsche Gewesten toe* passelijk zijn moesten. - Men gelieve zicht bij het lezen van dit Tweede Deel, hieraan steeds te herinneren. Maar ook dit Tweede Deel zoude waarschijnlijk nooit het licht hebben gezien, hadde met de Leydsche Hoogleeraar, Mr. h. w. TYDEMAN , het geheele Werk , als 't ware bij toeval, te zien gekregen, en daarop hetzelve (althands dit gedeelte,) verzocht ten gebruike voor zijne Mnemosjne, in welke Verzameling het thands, ten gevolge van dat verzoek , geplaatst wordt. Wat de waarde des Geschrifts, ook voor onze dagen, zijn moge, beoordeele de billijke Lezer, altijd in het oog houdende de bekende spreuk van Mevr ouwe BE STAEL: II faut jnger les écrits d'apres leur date. Men heeft het werk gelaten, zoo als het van den beginne af aan bestond.- alleenlijk heeft men, bij de karakterschets van FLtps den Tweede, thands gebruik gemaakt van hetgeen voorkomt hj s. J. z. wisELius, op de 3, en 38 bladz. zijner voorrede vóór het Vijfde Deel zijner Mengel- en Tooneel-poèzij. Bij  Bij Buitenlandsche Schrijvers, die over den opstand der Nederlanderen tegen flips den tweede gehandeld hebben, vindt men onder anderen opgeteekend, dat de vervolging ter oorsake van godsdienstige begrippen hun alleenlijk ten dekmantel strekte , om er hunnen afkeer van het Eenhoofdige Bewind achter te verbergen ; en dat ook Willem van nassau zich daarvan bediende, als van een mom , om aan eene zelfzoekende staatkunde en aan bijzondere inzichten het voorkomen te geven van volksliefde en zucht voor het algemeene welzijn. Noodeloos acht ik het eenen laster, zoo geheel van allen grond ontbloot, opzettelijk te wederleggen. Of zouden de Bloedplakaten van den dweep- en heerschzuchtigen flips , zou het schrikbewind van den wreedaartigen alva slechts gezochte redenen zijn geweest van beklag, ontevredenheid , angst en wanhoop ? Zou de moord, A 3 bin-»  DER NEDERLANDEREN. i3 misnoegen des Nederlandschen Adels, hetgeen langs dien weg al hooger stijgen moest, in top te voeren , ten einde hier in een nieuw voorwendsel te vinden tot het nemen van nog gestrengere maatregelen; is een vraagstuk , dat moeilijk te beandwoorden valt. Doch hoe het hier mede zij, in beide gevallen ziet men er uit, hoe gebrekkelijk zijne staatkunde was. Immers verwijderde hij de gemoederen van 's Lands vermogendste ingezetenen meer en meer van zijn belang en maakte hen, die eenen Vorst doorgaands alleen uit baatzucht aanhangen, op die wijze tot verklaarde eu onverzoenlijke vijanden. Nu kreeg in Nederland alles een vreemd aanzien : de godsdienst door vreemden geschraagd en gehandhaafd ; vreemde wetten , en vreemdelingen , om dezelven uit te voeren en te doen eerbiedigen. Nog ontbrak de ijzeren arm van vreemd krijgsvolk , om de versmaders en overtreders van 's Konings eigendunkelijke en tyrannische bevelen , door plondering en moord, tot gehoorzaamheid en onderwerping te dwingen. Ook deze gewelddadige maatregel werd door den dwazen Vorst genomen en daargesteld, doch met geen ander gevolg , dan dat het al te lankmoedige volk tot wanhoop wierd gebragt en hij de bekrompenheid zijner middelen voor de gantsche wereld ten toon stelde, alzoo de geheele gewapende magt, die hij in Nederland kon doen rukken, in naauwlijks vierduizend Walen en Span-  i4 ' STAATKUNDIGE VERLICHTING Spanjaarden bestond. Hierdoor vernielde hij zelf, wat hem nog wezenlijks overbleef, om zijn gezag staande te houden : want de verbeelding, die aan ongeziene voorwerpen gemeenlijk liitsporige vormen geeft, had den Nederlander de magt van Kastilie voorgesteld onder de beelden van goudbergen en tallooze heirlegers; en deze, der dwinglandij zoo voordeeligc, beguicheling verdween , bij het aanschouwen van zulk een èlendig hoopje volks. Nu begon men vergelijkingen te maken, kreeg besef van eigen krachten, en, zoo als de uitersten veelal elkander raken of nabij komen, zoo ook veranderde de voormalige schrik voor het vermeende alvermogen van den Spaanschen Monarch in eene reukelooze en mitsdien dwaze verachting. Alreeds dan begon het volk den afstand te berekenen van die landen , van waar, zoo men deze aangekomene benden verdelgde, nieuwe trauWanten der dwinglandij zouden moeten afgezonden worden ; en nu ook wilde het, of die knechten verwijderd hebben , of dezelven bestrijden. Wierd aan den eerst gemelden eisch voldaan, alsdan bleek de zwakheid van den dwangzuchtigen Gebieder zonneklaar; doch wierd dezelve geweigerd, dan moest men die vreemde bezoldelingen noodwendig met de wapenen aanvallen, en, dit gebeurende, waren ook dadelijk alle wegen van verzoening met den Vorst afgesneden. Aldus bragt de  DER. NEDERLANDEREN. & de ondraagbare dwang alom te weeg, dat men de oogen opende voor het natuurlijke regt van zelfsverdediging, en dit gevóel, dat bij velen tot razernij oversloeg, baarde de overwinning. — Op deze wijze gaan de volken steeds te werk: zij raadplegen niet, maar handelen, en altijd volgends ontvangene indrukken en naar de gevolgen van hunne eigen daden. Zoo verre was het gekomen en aldus stond het geschapen, toen flips een nieuwen zeer groven misslag beging. Uit noodzakelijkheid, doch met een wrokkend harte, dat den Nederlander dood en verdelging dreigde, week hij voor 'svolks dringende begeerte en bood de vreemde knechten van hier op. Van die stond af aan had het uit met het aanzien en ontzag der Spaansche Kroon in deze landen; en welke grootere magt daarna mogi aangevoerd, welke wandaden en gruwelen vervolgcnds door het Kastiliaansch geweld gepleegd mogten worden , geene listen , geene heirlegers , geene vloten, hoe schrikbarend ook in uiterlijke gedaante, waren toereikende, om dat gezag op den ouden voet te herstellen. Twee jaren vóór het uitvaardigen van deze verkeerde bevelen, die, om strijd, kleingeestigheid en kwaden raad aan den dag legden, had flips reeds doen zien , hoe weinig hij der Nederlanderen inborst kende. Van oudsher was men er hier op gezet, om den Vorst, zoo niet altijd, voor 't minst   LEGAAT Nlr. P. A. BRUGMANS, OVERLEDEK 1^01    TAFEREEL VAN" DE STAATKUNDIGE VERLICHTING DER NE.DERLANDEREN, NAAR AANLEIDING V A ti 's LANDS GESCHIEDENISSEN. 37u3,   6 STAATKUNDIGE VERLICHTING binnen den loop van weinige maanden , aan meer dan zestien duizend weerlooze burgers, in koelen bloede gepleegd , den schranderen Willem niets anders hebben ingeboezemd, dan het voornemen, pm daarmede zijn voordeel te doen en, gelijk men het noemt, in troebel water te visschen ? Was het dringen van Spanjaarden en Italianen in bet Bestuur des Lands, was het schenden van alle regten en geregtigheden, was het baldadig vertrappen van alle beginselen , waarom de burgermaatschappijen zijn ingesteld, alleenlijk een gezocht bezwaar, om aan den opstand eenigon schijn van regtmatighcid te geven ? Is het niet integendeel in den hoogsten graad banrblijkclijk, dat noch het Volk , noch de Edelen , noch Oranje zelf, te midden der gruwelijkste mishandelingen , eenig opzet koesterden , om den Graaf den schop te geven , veelmin toen reeds een bepaald ontwerp beraamd hadden ter opiigting van een vrijen staat? Mogen wij niet veel eer en op betere gronden de geboorte der Gemeenebestregering in ons vaderland , eenstemmig met den beroemden de groot, aan het bloote geval, (zoo als men het menschelijker wijze uitdrukt,) eeniglijk en alleen toeschrijven? Men dacht immers zoo weinig aan de heiligheid eens algemeenen opstands tegen een onwettig of tyranniek gezag, dat de Nederlanders, gelijk ook zelfs daarna de groqte willem, hut noodzakelijk oordeel-  DER NEDERLANDEREN. 7 deelden , om iiun gehouden gedrag en hunne pogingen tot het afwerpen van een ondraagbaar juk in het openbaar te verdedigen en, bij gedrukte geschriften, de redenen bloot te leggen, die heu genoodzaakt hadden, om zich tegen den Landsheer te verzetten en zich aan zijn gezag te onttrekken : zoo weinig kende men destijds de grondslagen der Burger-maatschappij. Doch hebben wij duchtige redenen, om denzulken te wederspreken, die den opstand der Voorvaderen geen gunstig harte toedragen , geenen minderen grond meen ik te vinden, om van hen te verschillen , die daarin de bewijzen zoeken van eene grootere zucht tot vrijheid, dan andere» in beschaving met ons gelijkstaande, volken te dier lijd bezielde, of van eene betere kennis der beginselen van het maatschappelijk verdrag. Wat toch waren de begrippen der Zestiende Eeuw anders, dan onderwerping aan den wil des ccnboofdigen gebieders ? Ter naauwer nood dat men den volken het regt toekende, om zich , als de gevaren van vernietiging en vernieling ten top waren geklommen, voor een wijl aan deszelfs gezag te onttrekken. Waarlijk; men vindt nergens in de geschiedenissen van die dagen den minsten blijk , dat men eenig denkbeeld had , aangaande de wederkeerige verpligüngen van den gebieder en van hen , die gehoorzamen. rijps de tweede van Spanje, onder de IlolA i land-  8 STAATKUNDIGE VERLICHTING landsche Graven de Derde van dien naam, wordt door sommigen geschilderd als de afgerigtste staatsman zijner eeuw, ja het ontbreekt zelfs niet aan Vaderlandsche Gedenkschriften, waarin hem eene groote ziel en eene uitstekende kennis bij de behandeling en het beleid van de zaken der regering onbewimpeld wordt toegekend. En inderdaad , zoo het grondig kennen van de belangen van andere Mogendheden en van den toestand en de betrekkingen der Vorsten en Volken van zijn tijd; zoo de kunst, om tot in het binnenste der staatskabinetten door te dringen; zoo de behendigheid en de zucht, om in alle oorden der wereld twist, misverstand en oneenigheden te zaaien en aan te kweken, doorslaande bewijzen zijn van staatkunde , — dan muntte flips onwedersprekelijk in die kunst verre uit boven alle zijne tijdgenooten. Maar is de kennis van vreemde belangen, alleen bespiegelend er wijze gebezigd en nooit toegepast op plaats hebbende omstandigheden , eene doode wetenschap, en deed bet beoefenen van dezelve flips zijne eigene staten en volken uit het oog verliezen ; strekte zijn stelregel: « uer« deel en heersch , » zich niet verder uit, dan om geschillen en oneenigheden te doen geboren worden, die evenwel en geheel buiten zijn toedoen hadden moeten ontstaan; heeft hij van alle zijne ontwerpen geen nut getrokken en de meesten derzelven , bfj mangel van berekening en verband ;  DER NEDERLANDEREN. o, band , zien mislukken ; heeft hij bet geluk zijner onderdanen opgeofferd aan bijgeloof en , ten dienste der dweepzucht, zijne schatten uitgeput; heeft hij, onkundig van het karakter der verschillende natiën, die aan zijn gebied onderworpen waren , zich dwaaslijk voorgesteld, om die alle gelijker wijze te behandelen en te regeren; heeft hij daardoor zelf aanleiding gegeven, dat het gezag zijnen handen ontslipte, zonder dat hij door andere Vorsten ondersteund of beklaagd wierd ; kan dit alles van hem gezegd en door de geschiedenis bewezen worden , dan mag flips naauwlijks aanspraak maken op eene der benedenste plaatsen onder de staatkundigen, die gelijktijdig met hem in Europa bloeiden. Doch waarom hierover, als over iets nog twijfelachtigs gesproken? Of is het gedrag, door hem jegens Nederland gehouden, niet een voldingend bewijs van zijn gering doorzicht en de bekrompenheid zijner kennis in de staat- of regeerkunde ? Kon er wel iets strijdigers met zijne belangen uitgedacht worden , dan dat gedrag zelve ? Waarlijk; hetzelve was zoodanig, dat, indien het Spaansche Hof van die tijd ons minder van nabij bekend was , men ter goeder trouw in twijfel zoude kunnen staan, of 's Konings Raad niet welligt ware samengesteld geweest uit de warmste voorstanders der Nederlandsche Vrijheid. Geenen stap immers had men den Vorst kunnen aanraA 5 den,  io STAATKUNDIGE VERLICHTING den , beter geschikt, om eene algemeene geestdrift te doen ontbranden, dan dien hij deed in de eerste dagen zijns bewinds: — doch dit vereischt eenige nadere toelichting. Spanje had hij ontvangen van zijnen Vader in een bloeienden staat; de ingezetenen waren der katholieke godsdienst ernstig toegedaan, en, uit gewoonte, aan het willekeurige gezag der kerkdijken blindelings onderworpen. Maar geheel anders stond het geschapen met Nederland. Daar toch waren de geldmiddelen uitgeput en het bijzondere vermogen der ingezetenen had, door het gedurig onderschragen van Keizer KARELs verspillende krijgszucht, onbeschrijfbaar veel geleden. Handel cn welvaart waren verminderd , in evenredigheid dat de lasten waren verhoogd geworden. De godsdienst-hervorming viel er in den smaak der menigte en de vervolgingen , tegen de voorstanders, der nieuwe leer in het werk gesteld , hadden , (zoo als het gemeenlijk gaat,) het getal harer belijderen van dag tot dag doen toenemen. Het schenden der wetten en voorregten, eerst bedektelijk, daarna met de nietsbeduidende bepaling van niet in gevolg te zullen getrokken worden , en ten laatste openlijk, had het gros des volks in den. aanvang gemelijk gemaakt, vervolgends tot gemor , en eindelijk tot halstarrigheid doen overslaan. Verlangen naar verbeteringen in het bestuur werd door YLajids Grooten niet meer ontveinsd  DER NEDERLANDEREN. u veinsd of bemanteld. Recda haddei: zij een hoofd, die alomme bekend stond voor een man van een. scheppenden geest en een onbeneveld verstand : en dit alles kon een fi.ips voorbijzien 2 In weerwil van alle deze omstandigheden, in weerwil dat de tegenkantingen dagelijks grooter en menigvuldiger wierden en een algemeene volksgeest zich meer en meer afkeerig toonde van de Spanjaarden en de Spaansche bevelen, ging echter flips, op den eenmaal ingcslagenen weg, dolzinnig voort en begeerde de Nederlanders, even als Spanje, te regeren , waar mede hij, die alleen Spanjaarden kende en dien landaart boven alle andere beminde , onze voorouders, (zoo ver ging zijue verdwazing,) nog wel hooglijk meende te vereeren. karel de vijfde had reeds den staatkundigen misslag begaan van , door zijn vinnig doorzetten van geloofsonderzoek en zielcndwang, sommigen aanleiding te geren , om ernstig na te denken over het hoofdoogmerk der samenleving en de grondslagen van de burger-maatschappij: hierdoor leed. al-aanstonds de tooverroede van het vorstelijk vermogen, die zoo lang in staat was geweest, om de oogen te verblinden en het verstand te benevelen , eenen geweldigen krak. karel , evenwel, was doorzichtig genoeg, om het gevaar ras te bemerken , en hield stand bij den boord des afgronds , vverwaarts verkeerde begrippen en blinde godsdienstijver hem gevoerd hadden, flips daarentegen.  12 STAATKUNDIGE VERLICHTING gen, van grooter bijgeloof en sterker dweepzucht bezield , bleef op dat zoo gevaarlijke spoor als ijlhoofdig voorthollen : hij hield eene krachtige hand aan de gestrenge uitvoering zijner bloedige plakaten, onttrok, in schennis der vaderlandsche wetten , de beschuldigden aan hunnen Dagelijkschen Regter, om hen voor eene vreemde vierschaar te slepen, en breidde het vermogen der gehate Geloofsonderzoekers , weleer door zijnen Vader aangesteld, derwijze uit, dat zij aan geenerhande maat of regel meer gebonden bleven ; ook wilde hij het oordeel der Trentsche Kerkvergadering bier te Lande gaaf en onvoorwaardelijk hebben aangenomen en de Roomsche Geestelijkheid , welker aanzien hij door het vermeerderen van het getal der Bisschoppen meende te vergrooten, blindelings doen eerbiedigen door een volk, bij hetwelk die stand in minachting en haat vervallen was. Doch het viel wel ligt om daartoe strekkende besluiten te nemen binnen Madrid, of op het Eskuriaal, en dezelven in Nederland bekend te maken: maar ze te doen uitvoeren, volgends de meening van den Gebieder, was een zeer zware taak , waar des Konings middelen bij moesten te kort schieten. Of flips door de aanstelling van een aantal vreemdelingen tot de hoogste ambten in den staat, strijdig met het door hem bezworene, een nieuwen steun aan zijn gezag dacht bij te zetten; dan wel, of hij daarmede beoogd hebbe , om het mis-»  *6 STA ATKUNDIGE VERLICHTING minst dikwijls in zijn midden te aanschouwen: doch deze karaktertrek werd door fLips, die van de Nederlnndschè zéden warseh eri in alles een Spanjaard was, even dwaas , als ligtzinnig veronachtzaamd ; het welk van den aanvang af de harten van hem wcndig maaktè en bovendien aan den dadelijken wederstand eene wijdere deur opende ; want als men de denkwijze der volken van, die eeuW en hunne geschiedenis in gezette overweging neemt, mag men misschien te regt daaruit besluiten , dat zij , die zelfs te schroomachtig waren , om zich tegen 's Graven Stedehouders te verzetten , dan alleen onder voorgeven, dat deze hunnen eigen wil, niet dien van den Vorst gelden deden , er bezwaarlijk immer toe zouden zijn gekomen, om den Vorst zeiven te wederstreven , zoo deze zich in persoon tegenwoordig óf in de nabijheid bevonden had. De wijze, waarop men zich in den aanvang tegen het geweld verzettede , schijnt deze gevolgtrekking te bevestigen. Hoe larigè immers was men niet alreeds in openbaren oorlog geweest, dat men nog altijd aan de omstandigheden eene wending wilde geven, als' voerde men geen krijg tegen den Vorst, maar alleen tegen deszelfs ambtenaren ? Oordeelde de Stadhouder het niet zelf noodzakelijk, ook dan uit 's Konings naam te spreken, als hij aan de koninklijke bevelen openlijk weerstand bood en gewapende benden tegen de Kastiliaansche krijgsknechten ten strijde voerde ? Welk  DER NEDERLANDEREN. 17 Welk eene geheel andere gedaante had dan flips aan de zaken kunnen geven , zoo hij zijne noodlottige afreize naar Spanje verschoven had! Dan zou hij met eigen oogen den waren toestand des Lands hebben kunnen gadeslaan , en ware hem misschien oordeels en beleids genoeg overgebleven geweest, om zijne maatregelen te verzachten, of aan dezelvcn voor 't minst eene andere rigting te geven , en den doorbrekenden geest van hervorming indiervoege te leiden en te wijzigen, om dien zelfs aan zijn bijzonder belang dienstbaar te maken. In allen gevalle zou hij de vermindering van zijn gezag hebben kunnen leeren kennen als een gevolg van die zelfde gewelddadige middelen, die hij dwaaslijk tot steun en herstelling van dat gezag deed in het werk stellen , waarbij hem tevens de ondervinding van vroegere eeuwen hadde kunnen doen opmerken, dat genoegzaam alle volken , waar de zucht naar vrijheid uit onderdrukking ontsproot, tot het bieden van wederstand aan den dwang en het afwerpen van het juk wel onder het oog van ondergeschikte Gezagvoerders hebben besloten, zelden in de tegenwoordigheid der Oppergebiederen zelve. Van het oogenblik der afreize van flips mag men willem van nassau als den wezenlijken Graaf beschouwen , niet alleen van Holland , maar ook van alle de overige gewesten, die de zijde van Holland hielden, waartoe de Koning, nog minder B men-  \S STAATKUNDIGE VERLICHTING menschenkenner dan staatkundige, zelf den grond had gelegd , door dien schrandercn Prins als zijuen Stedehouder achter te laten. Bezwaarlijk zou hij eencn sterveling hebben kunnen vinden, voor hem gevaarlijker, dan deze, indien hij namelijk voornemens was zoo te handelen , als hij met deidaad heeft gedaan : eene slechts oppervlakkige beschouwing van 's Prinsen karakter en bestaan zal dit in den heldersten dag stellen. Willem van oranje of van nassau, doorgaands Willem de eerste genoemd , was buiten tegenspraak een der uitmuntendste mannen van zijne eeuw , en, (op weinige vlekken na, die het tafereel zijns rusteloozen levens eerder verflaauwen , dan ontluisteren ,) te gelijk een edelaartig en deugdzaam mensch en een voortreffelijk Vorst. Mogt iemand staatkundig worden geheeten , hij zekerlijk had op dien naam de gegrondste aanspraak. Hij toonde zich, het is waar , begeerig naar een uitgestrekt gezag, maar wie is er, die, met hem geboren en opgevoed, en nevens hem in gelijke omstandigheden geplaatst, dien zoo algemeenen trek van het menschelijk hart niet gevoeld , of daaraan met vrucht wederstand geboden zoude hebben ? Dong hij naar de oppermagt over een volk, dat hij van een hard juk zocht te verlossen, Volgends de begrippen van die eeuw kon daarin niets misdadigs , zelfs niets berispelijks liggen opgesloten , behalve nog, dat de ondervinding hem da-  DER NEDERLANDEREN. '9 dagelijks leerde, hoe men, om de Spaansche magt te wederstaan, vaardigheid van hesluiten en snelheid van uitvoering noodig had; waarnaar men , hij de langwijlige beraadslagingen van der Staten Vergaderingen , veelal vruchteloos bleef wenschen. En moest Nederland door een Souvereinen Heer geregeerd worden, het stond Willem, meer misschien dan eenigen anderen sterveling op aarde, vrij naar dat bewind te dingen. De Groote kosmus de medicis , door alle volken en door alle eeuwen even zeer geprezen en geacht, had hem hiervan reeds een voorbeeld gegeven. En als men dien uitmuntenden Regent met onzen Willem vergelijkt in alle die opzichten, waarin zij vergelijkbaar zijn, dan, waarlijk ! zal nog elke onpartijdige beoordeelaar aan laatstgemelden den prijs van grooter bedrijf en van meerdere bekwaamheden zonder aarzelen moeten toewijzen. Meermalen ondertusschen heeft men hem te last hooroi leggen , dat hij, ter zelfsverheffing en tot vergrooting van den luister zijns Huizes, zich 's volks diepgaande ellende en benaauwdheid eigenbatig ten nutte maakte ; doch ook al ware eene dergelijke beschuldiging in zekeren zin gegrond , dan nog mogt men zeggen, dat zoodanige pogingen, ofschoon in het afgetrokkene al berispenswaardig, in dien voortrefTelijken man te eerder te verschoonen zijn, omdat zijn dingen naar hooger gezag in die o ogenblikken wezenlijk in verband stond en B 2 vol-  ao STAATKUNDIGE VERLICHTING volkomen strookte met het welzijn des volks en 's Lands behoudenisse, waaraan het veelhoofdige bewind, en de hiermede verknochte trage gang van raadplegen en besluiten, de grootste nadeden menigwerf toebragt. Op dienzelfden grond, dat veelmalen het staatswerktuig, zoude het niet geheel stilstaan of zelfs verderfelijk worden , door eene klemmende en stevige hand aangegrepen en door den wil van één éénigen bestuurd en aan den gang gehoudeu moest worden, mag men den Prins regtmatig verdedigen, zoo hij al soms de palen van de hem aanbetrouwde magt mogt overschreden hebben. Wil men nogthands beweren , (envelen zijner, die zidke stellingen hebben aangenomen,) dat de hoogheid, waar Willem zich toe verhief, de bron geweest zij van veelvuldige rampen , die ons Vaderland daarna zijn overgekomen en welke men beschouwd wil hebben als gevolgen der eerzucht van zijne opvolgers, bij name van maurits, willem den tweede en deszelfs Zoon , den DERDEN Willem , ik geef dit, ofschoon het bezwaarlijk zoude te bewijzen zijn, voor een oogenblik toe, maar vorder dan ook te gelijk onwederlegbaar aangetoond te zien , dat men onder het beleid Van eencn min schranderen vorst of onder dat van 's Lands Staten alleen , hetzelfde uitwerksel, onze verlossing van het Spaansche juk, zoude hebben zien geboren worden. — En bovendien, waarom de  DER NEDERLANDEREN. 21 de hier bedoelde onheilen , uit welke hoofdbron dan ook voortgevloeid, den uitmuntenden Nassauer geweten ? Is niet ten allen tijde het bestaan der volken , even als dat van bijzondere personen , met geluk en ongeluk doorweven ? Wil niet de Voorzienigheid baarblijkelijk, dat voorspoed door wederwaardigheden getemperd worde ? Zou Nederland eene onafgebrokene welvaart genoten hebben , zoo de roem en de invloed van hem , die teregt den naam van Vader des Vaderlands droeg, den grondslag niet gelegd hadden voor de volgende grootheid van het Huis van Nassau-Oranje ? Zouden integendeel dan niet andere rampen in het Boek des Noodlots voor ons bestemd zijn geweest , om ons te hoeden voor Volkomene zorgeloosheid , die onheilbarende dochter van een onafgebroken geluk ? Het is waar, dat de liefde, welke zich een Vorst bij zijne volken weet te verwerven, hoogstgevaarlijk worden kan voor de vrijheid. De ondeugden van karel den negende in Frankrijk , of liever die van zijne listige, dweepzieke en bloeddorstige Moeder, leverden voor het menschdom nuttiger lessen op, dan de schitterende en edele hoedanigheden Van hendrik den groote. De laatste immers bragten slechts nut aan voor het toen levende geslacht, en gaven zelfs , in het zegenend gedenken van dezelven, nieuwen steun aan den willekeur van volgende Koningen; de andere daarB 5 en-  22 STAATKUNDIGE VERLICHTING entegen houden den afkeer van de dwinglandij levendig en doen tastbaar bemerken, dat eene regering, die den wil des volks ten eenigen grondslag en het belang van allen ten hoofddoel en drijfveder heeft, doorgaands verkieslijk is boven het bestuur van Koningen , wier gezag niet is beperkt en wier handelingen aan geene grondwetten verbonden zijn. Maar zal men te dezer oorzake voortreffelijke en deugdzame Vorsten haten ? Zal men uit dien hoofde wenschen om dwangzuchtige en bloeddorstige Gebieders? Wie zulke wenschen koesterde, mogt met even groote reden bidden, dat het vuur een deel der steden vernielde, de zee een deel des Lands verzwolg, en de pest een deel der imvoneren ten grave rukte, opdat zij, die deze jammeren ontkomen waren , tegen zoodanige plagen voor het vervolg beter op hunne hoede mogten zijn. Vader Willem dan verdient het dankbaar aandenken van eiken regtgeaarten Nederlander, zoo als hij de liefde en wellust des volks was gedurende zijn leven. Zijne staatszucht, voor zoo verre die drift waarlijk wortels moge beschoten hebben in zijne groote ziel, werd niet alleen door eene beminnelijke nederigheid onaanstotelijk gemaakt, maar wat meer is, zij stond nooit in tegenspraak met de verbetering van der ingezetenen lot, noch met de redding des Lands; en ofschoon het bezwaarlijk zijn zoude met eenige waarschijnlijkheid te ramen, of hij van nog wijder strek-  DER NEDERLANDEREN. 2.1 strekkende ontwerpen zwanger hebbe gegaan., in allen gevalle zijn zijne bcmoejenissen en rustelooze werkzaamheden alle gekenmerkt door eene hartelijke liefde voor dit zijn aangenomen Vaderland. Zoo dan werd de grootmagtigc Opperheer van vele Koninkrijken en uitgebreide Staten, de rijkste Vorst van Europa, die voor den geslepensten staatsman zijner eeuw gehouden wilde zijp en zicli beroemde op eene geregelde verstandhouding in alle buitenlandsche staatskabinetten, de ontzagchelijke flips de tweede, de speelbal van een Duitschen Graaf, die het zich aanvankelijk tot eer had gerekend 's Konings Hoveling en deszelfs Dienaar in deze Landen te mogen zijn. De voorbereidende hoofdzorg van Willem , om zijn doel te beschieten, was het nasporen van 's Konings karakter en om deszelfs wijze van zien en handelen grondig te leeren kennen. Eén middel slechts , wist hij, was den Koning overgebleven , om het verloren gezag in deze landen te herkrijgen en zelfs, nog verder dan bet immer reikte, uittebreiden en optevijzelen, te weten, in het voortaan eerbiedigen van der landen en steden regten, in het bijeenroepen der staten, en in bij vervolg niets meer te doen of te ondernemen , zonder derzelver raad of toestemming. Dit middel hem voor altijd te ontnemen, door hem cenen regt tegenovergestelden weg te doen inslaan , werd voor den Prins en voor het geheele Land van B 4 <ïe  24 STAATKUNDIGE VERLICHTING de hoogste noodzakelijkheid; ook bereikte hij dat doel volkomen. Hij wist den van zichzelven hooggevoelenden flips te vervoeren tot de onberadenste stappen, en deze misslagen, door zijn eigen beleid geschapen, kunstig te doen dienen, om 's volks verbittering tegen den dwangzuchtigen Vorst al meer en meer te doen opblaken. Op deze wijze voerde de Groote 'Nassauer tegen den Dwingeland eenen zedelijken krijg, met het scherpzinnigste overleg ondernomen en bestuurd, en met de grootste standvastigheid volgehouden; ja I wie de keurige levensbeschrijving van den Prins, ons, zoo men wil, door den schrandcren beaufort nagelaten , met een oplettend oog gadeslaat, ontwaart met verbazing, schier op elke bladzijde, hoe flips, jax*en achtereen, zonder daarvan het geringste te bevroeden, het blinde werktuig geweest is van onzen voortreffelijken willem. Tot dit zelfde schrandere ontwerp behoorde dan ook het afvaardigen van den Graaf van Egmond naar Spanje; want de Prins , die flips zoo naauwkeurig kende, wist van te voren zeer wel te berekenen , dat een Vorst, zoo dweepziek, trotsch en stijfzinnig, als de Spaansche Monarch , zich nooit door eenige voorstellen of beden zou laten bewegen tot het geven van gewetensvrijheid, of het intrekken der uitgevaardigde vinnige strafplakaten. De vruchteloosheid der pogingen van dezen Afgezant , die algemeen bij den Nederlander in hooge ach-  DER NEDERLANDEREN. 2.» achting stond, moest alzoo een bewijs opleveren, van 'sKonings onverbiddelijken aart, opdat de Prins er openlijk mede zou kunnen te voorschijn treden; en de dwaze flips verschafte zoodanig een bewijs, sterker sprekend en meer overtuigend, dan zijn doorzichtige tegenstander zelf het zich had mogen beloven. De Graaf van Egmond immers had ten Spaanschen Hove naauwhjks van het oogmerk zijner zending opening gedaan , of de Koning riep een vijftigtal Geestelijken in zijn paleis bijeen, om over den staat der Kerk in de Nederlanden te raadplegen, en toen deze vergadering van oordeel was, dat de Koning, ofschoon er niet toe verpligt, tot behoud zijns gezags, den Nederlanderen vrijheid van geweten behoorde toetestaan, wierp de ijlhoofdige flips zich in het midden der zaal op zijne kniën en donderde, bij het ten Hemel heffen zijner handen, met eene heesche en van drift trillende stem, deze onzinnige woorden uit: « Groote God ! bever wil ik « geene onderdanen hebben, dan gebied voeren « over ketters. » — Met het berigt van dit ontzettende tooneel keerde de ontroerde Afgezant in Nederland terug, en Willem vond daarin het verlangde middel, om de treurigheid en wankel-, moedigheid des volks te doen overgaan in eenen heldenmoed , die aan de razernij van de wanhoop grensde. Bevorens reeds had de Prins zich weten te ontB 5 slaan  26 STAATKUNDIGE VERLICHTING slaan van zijn gevaarlijksten vijand, den doorslepen perenot, Kardinaal van gRAnvelle. Dezen kende hij in staat, om zijne oogmerken te doorgronden, waarom hij met reden voor hem beducht was; en toen er geen kans scheen te zijn, om dien Prelaat op eenige andere wijze den voet te ligten, bediende hij zich tot dat einde van het geliefde middel der lagere staatkunde, te weten van bespotting en schimp, om langs dien weg den algemeenen volksgeest tegen den schranderen Kerkvoogd voorin te nemen en te verbitteren. Dit ontwerp , anders der groote ziel van den Prins onwaardig, slaagde naar wensch, in zoo verre zelfs, dat de Koning geheel in den strik viel, den Kardinaal van hier opriep en aldus zijnen bekwaamsten staatsdienaar aan zijnen onverzoenelijksten vijand opofferde. Zoo ongelijk was flips aan zich zelvcn; ja zoo weinig hield hij een geregeld stelsel in zijn gedrag en bestuur, dat hij , na den Kardinaal, in de hitte zijner redelooze gramschap , ten kerker verwezen te hebben, hem vervolgends tot den allerhoogsten rang verhief, en hem niet alleen Spanje, maar ook zijn eigen koninklijken persoon liet regeren en naar welgevallen leiden. Zonder twijfel verongelijkt men den Kardinaal van granvelle grootclijks, als men hem beschouwt met het bevooroordeelde en door godsdiensthaat veelzins benevelde oog onzer Voorvaderen. Prins wil-  DER NEDER LANDEREN. V WILLEM kende den man, zoo als hij was, en hierin lag de reden , waarom de eerstgemelde niet rustte vóór dat hij dien, hem zoo gevaarlijken, Argus van den Nederlandschen grond had zien verwijderen. Nu waren ondertusschen de Landzaten zoo verre gekomen, om in het algemeen te bevroeden, dat van vertogen , smeekschriften en andere middelen van overreding niet meer te hopen viel tot verligting in den ondraagbaren druk: niemand echter durfde het zich voor als nog onderwinden, om slechts bet denkbeeld van dadelijken wederstand te opperen; maar Willem, die de Natie, zoo wel als den Vorst, grondig kende , voer middelerwijl voort met aan het algemeene ongenoegen gedurig voedsel te verschaften en wachtte de uitwerking af van de tijd. Het was hem bewust, hoe het Nederlandsen gemoed niet dan traaglijk rijpt voor gevugtige ondernemingen en dat er, alvorens de volksgeest er geheel toe gevormd zoude zijn, niet te denken viel aan openbare maatregelen. Hij was ook niet onkundig van het vermogen van 's Lands Grooten en den dwazen eerbied der menigte voor hetgeen men Grijze Adel noemde. Hij voorzag dus en doorgrondde, welken geweldigen indruk een openbare stap van dien bevoorregten stand op den grooten hoop zoude te weeg brengen, ofschoon zulk een stap dan ook verkeerd mogt uitvallen. Om deze reden was het, dat hij het sluiten  28 STAATKUNDIGE VERLICHTING ten van een bondgenootschap onder de Edelen en het inleveren van een smeekschrift bij de Landvoogdesse bedektelijk aanried en onder 's hands begunstigde, terwijl hij zich voor het uiterlijke gedroeg als van de zaak onkundig, ten einde het vertrouwen, dat de Spaansche Regering nog in hem scheen te stellen, niet geheel te verliezen, voor 't minst niet eer, dan wanneer de zaken tot meerdere rijpheid zouden zijn gekomen, of de omstandigheden hem mogten noodzaken, om het masker afteligten. Hendrik van bRederode , gesproten uit het Hollandsche Huis van 's Lands Graven, werd, almede door 's Prinsen beleid, aan het hoofd geplaatst van de nu met der daad verbondene Edelen , en de onpartijdige beschouwer der geschiedenis ziet daarin een zeer aannemelijk bewijs voor de reinheid van willems bedoelingen ; want hadde hij van belang- of heerschzuchtige ontwerpen zwanger gegaan , zekerlijk zoude hij er niet toe hebben medegewerkt, om eenen Hollandschen Edelman van zulk een vermogen, als de Baron van BKedeRODE , op eene zoo luisterrijke wijze in het oog des Nederlandschen Volks te doen schitteren, daar dit hem zeiven, zoo hij er al op gesteld ware geweest, om eene rol te spelen, slechts de tweede zoude hebben overgelaten. Ondertusschen levert dat zelfde smeekschrift, waarvan wij straks melding maakten, een treffend be-  DER NEDERLANDEREN. sg bewijs op van de onkunde dier tijden , inzonderheid met opzicht tot burgerlijke vrijheid en volksregten. Niets anders toch vindt men er in, dan eene nederige bede, dat het den Koning genadelijk mogt behagen de rampen van Nederland te lenigen en de gestrengheid zijner bevelen te verzachten ; niet anders, dan eene volkomene erkentenis van den Goddelijken oorsprong van 's Vorsten oppermagt; niets anders, dan betuigingen van trouw, welke men den Landsheer, als dienaren en Vazallen schuldig was, en van de bereidvaardigheid , om voor deszelfs voeten, indien hem zulks goed dacht, de dood te ondergaan ; niets anders , dan een nederig en onderworpen te kennen geven van de gekoesterde hoop, dat de Vorst de pogingen, door de Onderteekenaars in dezen aangewend, allergenadigst zoude beschouwen, als voor deszelfs bijzondere belangen in het werk gesteld. — Met geen enkel woord wordt er in gewag gemaakt van 's volks onvervreemdbare regten, van een wederkeerig verdrag tusschen Vorst en Volk, met plegtigen eede bekrachtigd, noch van 's Konings onregtvaardige en gewelddadige handelwijze. -— Alleenlijk eene nederige bede, de slaafsche taal der Leenregering. — Geen wonder dierhalve, dat men dit veel geruchts makende geschrift ten Hove als weinig of niets beteekenende beschouwde, er openlijk den spot mede dreef en het met versmading bejegende. Den  5o STAATKUNDIGE VERLICHTING Den opmerkzanien moet het bovendien raadselachtig voorkomen, op wat regt 'sLands Edelen, door WILLEM aangespoord, zich, boven anderen, tot bet doen van een zoodanigen stap bevoegd hebben gerekend. Als Edelen toch konden zij niet gerekend worden de Natie te vertegenwoordigen ; want, zelfs volgends de begrippen van die dagen, stonden de Staten der Landschappen veel meer in die betrekking. — Of zoude het geweest zijn in hoedanigheid van 's Graven Vazallen ? Maar dan konden zij slechts voor hunne leengoederen en de inwoners van hunne heerlijkheden spreken. — Of moesten zij, als de voornaamsten in den Lande zich aan de spitse stellen ? Maar te dier tijd waren er reeds velen onder den burgerstand, die in aanzien en vermogen den Adel niets behoefden toe te geven, terwijl men daarentegen onder de verbondene Edelen niet weinige schamele gelukzoekers en eigenlijk gezegde vreemdelingen vond. — Laat ons dan het zeggen , gelijk het is : zij matigden zich het boven en voor alle anderen vooruittreden aan, alleenlijk omdat zij geboren Edelen waren, en bij het algemeen vond dit toejuiching; het welk lot een klaar bewijs mag verstrekken, dat het volk even onkundig was van de gelijkheid, als van de burgerlijke vrijheid , en wel vast in het begrip moet gestaan hebben, dat de Edelen in waarheid van een verhevener oorsprongWaren , dan andere menschen, en dierhalve meer dan  DER N EDERLANDEREN. 5i dan anderen , ja ook, zonder daartoe uitdrukkelijk gelastigd te zijn , in den naam van anderen spreken mogten. Zulk een vooroordeel, hoe ellendig en beklaaglek ook op zich zelve, bragt echter te dier tijd aan de groote zaak geen nadeel toe ; ook konden daarenboven de gevolgen van dien eigenmagtigen stap den Adel geene grootere voorregten doen verwerven, noch deszelfs luister vergrooten. Want, ware de bede verhoord geworden, het aanzien der Edelen zoude er veel bij hebben gewonnen , maar nu dezelve niets goeds te weeg bragt en het verzoek van de hand werd gewezen , strekte dezelve veelmeer, om den invloed van dien bevoorregten stand te verminderen, terwijl, van den anderen kant, de haat tegen de Spaansche Regering, die weldra in een openbaren krijg stond uittebarsten, er een verbazenden wasdom door verkreeg. —- Op die wijze dan bragt dit ontwerp, dat kwalijk beraamd en niet naar vereisen berekend scheen, vooral inzooverre men met eene niets beteekenende magt eene grootsche vertooning maakte, juist die gevolgen te weeg, welke de schrandere Willem er mede beoogd had: het vergrooten namelijk van de afkeerigheid der Nederlanderen van het Kastiliaansche Bewind. Hoe middelerwijl de zaak van het smeekschrift ook beschouwd moge worden, men zag weldra diezelfde Edelen, die het der Landvoogdesse hadden  5a STAATKUNDIGE VERLICHTING den aangeboden, sidderen voor 'sKonings ongenade: maar hoe gedroeg zich flips in dezen stand der zaken? In stede van, en smeekschrift, en inleveraren te nietig te blijven achten, om zich deswege een oogenblik te bekommeren, beging hij alwederom eenen groven misslag, door sommigen der voornaamste verbondelingen te vervolgen en ter dood te verwijzen, volgends de dwaze, althands hier verkeerdelijk toegepaste , stelregel der dwinglandij: « dat men, bij binnenlandsche beroerten, altijd « de voornaamste aanvoerders straffen moet; » en deze regel volgde de Spaansche Monarch blindelings , zonder vooraf te onderzoeken, of zij, welken hij zijne wraak gevoelen deed, wel in waarheid aanvoerders geweest waren, en of de zaak der misnoegden met derzelver dood benadeeld, dan wel bevoordeeld stond te worden. Tot die tijd toe had het lang getergde volk in de Verbondene Edelen niets anders gezien, dan een aantal eerlijke Vaderlanders, die, uit zucht voor de algemeene belangen , eene onvoorzichtigheid begaan hadden, maar thands begon het dezelven te beschouwen als Martelaren der Vrijheid. Het bevroedde nu ook tevens, dat zwaard of strop een iegelijk te wachten stond, die zoude durven klagen, of slechts reppen van 's Lands regten , door den Vorst bezworen. Zoo dan werd dat welfde verbond, dat in den aanvang geene wijdere strek-  DER NEDERLANDEREN. 55 strekking had, dan om verzachting der bloedplakaten te weeg te brengen, dat door den Koning veracht was, doch welks aanleggers hij niettemin ter dood toe vervolgde, eerlang de schrikkelijkste leus tot den algemeenen opstand. ferdinand van toledo, Hertog van Alva, was nu de man , welken de verdwaasde Koning uitkoos uit alle zijne Hovelingen , om, vergezeld van alle de razernijen, die den ijzeren troon des gewelds omringen, en gewapend met de snerpende roede van dweperij en godsdiensthaat, de laatste hand te leggen aan de vernieling dezer Gewesten en daardoor een onmiskenbaar zegel te drukken op 's Graven meineed en afschuwelijke trouwloosheid. Die wreedaart voldeed ook gelrouwlijk aan het helsche doel van zijnen vloekwaardigen Lastgever, doch met eenen geheel anderen uitslag, dan de Koning met zijnen Raad en hij zelf er zich van beloofd hadden. Er was juist zulk een Monster noodig, om den koelbloedigen Nederlander de volheid zijner ellende te doen gevoelen en de bron te openen , waar de schitterendste heldendaden bij dit volk eenmaal uit hervoort moesten komen. Stroomen bloeds moesten den Bataafschen grond doorweeken, alvorens men zich genezen gevoelde van het jammerlijke vooroordeel, dat het verbreken der onderdanigheid aan den Landsheer eene dadelijke schennis ware van de Goddelijke Majesteit. Deze verlichting werd uit II. D. G de  54 STAATKUNDIGE VERLICHTING de gruweldaden van TOLEDO geboren, zoodat hij zelf het werktuig wierd, om zijnen Vorst eene van deszelfs kostelijkste bezittingen te doen verliezen en ons Nederland voor altijd te rukken uit de magt van het Huis van Oostenrijk. Het kan niet geacht worden tot dit Beschouwend Tafereel te behooren, de wandaden op te tellen of stuksgewijze te beschrijven, door den onmeêdogendsten Bloedhond gepleegd, aangeraden, of stilzwijgende toegelaten : van de vroegste jeugd af aan zijn zij eiken Nederlander kennelijk gemaakt en in het geheugen geprent. Ik zoude ook mijn bestek verre moeten overschrijden, zoo ik het verhaal van de lotgevallen, onzen Voorvaderen in die tijdperken overgekomen en door Onderscheidene zwiervolle pennen in verschillende vormen naar waarheid te boekgeslagen, in dit mijn Geschrift wilde invlechten. Gebeurde zaken omstandig voortedragen kan hier alleenlijk dan te pas komen , als zulks gelegenheid geeft, om over het bestuur dezer Landen en de gemoedsgesteltenis der daarin levende volken nutte bespiegelingen te maken en een helderder licht te verspreiden. Het vorenstaande ons dan tot regel stellende, hebben wij bij dit tijdperk slechts in het algemeen op te merken de Spaansche wreedaartigheid, en de daartegen over staande lankmoedigheid der Nederlanderen ; de weêrgaêlooze krijgskunde van AIWA , en de Onkunde der Voorvaderen in dc kunsten  DER NEDERLANDEREN. 35 sten des oorlogs; de magt, de middelen en de staatsverbindtenissen van flips, en de geringe vermogens van de ingezetenen dezes Lands. Alle deze, wederzijds zoo verre uiteenloopende, omstandigheden immers leveren ons het onomstootehjkste bewijs op van de onwederstaanbare kracht der wanhoop, als dezelve den geest eener geheele natie beheerscht, en van het vertrouwen op eenen algemeenen aanvoerder, zoo deze zich een zoodanig vertrouwen op den duur waardig betoont. Eene vlugtige vergelijking van onzen willem met den Spaanschen alva zal ons daarin ten proefsteen kunnen verstrekken. In staatkunde stak Vader willem den Hertog verre de loef af, doch moest voor dezen even zeer onderdoen in krijgskundige bekwaamheden. alva bezat missclüen grootere onverschrokkenheid en meer den onwankelbaren moed van den krijgsheld, maar nog meer schitterde oranje boven hem uit in koel beleid, onvermoeibare oplettendheid en in alles doordringende schranderheid. alva scheen geboren alleen tot groote en helklinkende bedrijven, willems geheel bestaan was gevormd en gestemd tot goede, nuttige en heilaanbrengende verrigtingen. Nog één voordeel bezat Willem boven alva, het geen hem in den Moedigen worstelkamp bij de natie, wier hoofd en geleider hij nu werd, van eene onschatbare nuttigheid was: zijne zeden, naG 2 # me-  56 STAATKUNDIGE VERLICHTING tnelijk , als men zijne stand, leeftijd en betrekkingen in aanschouw neemt, mogten zuiver en onbesmet genoemd worden, terwijl die van zijnen tegenstander bezoedeld en geschandvlekt waren door allerlei misdrijven en ongebondenheden. Het was dierhalve in de krijgskunde alleen dat oranje voor toledo wijken moest. Tunis, Katalonie en Navarre getuigden met Napels van 'sHertogs krijgsbeleid en bekwaamheden, en de veldslag bij Muhlberg drukte den lauwerkrans van cezar op zijne verstaalde kruin. De Prins daarentegen kon zich alleenlijk op zijne togt in Pikardije beroepen en voorts geen wettige aanspraak maken op den tijtel van Veldheer. Deze daarenboven bleef in het veld altijd een eenzelvig karakter aan den dag leggen. De andere , nu eens bezield met het heldenvuur der Romeinsche Decien, stortte zijnen krijgslieden denzelfden moed in , waarvan hij blaakte; dan weder, waar het pas gaf, eenen fabius cunctator overtreffende, zag hij de uittartingen van zijnen vijand aan met eene onverbijsterbare onverschilligheid. Maar zou dit alles den roem des onvolprezenen Nassauwers verkleinen ? Neen ! die onsterfelijke Staatsman wordt zoo veel te grooter, naar gelang toledoos begaafdheden in getal en mate toenemen. Hij toch, die zijne minderheid in de oorlogskunst zeer wel kende, besloot niettemin den grootsten Veldheer zijner eeuw het hoofd te bieden j hij durfde zich vlei-  DER NEDERLANDEREN. 37 vielen hem te zullen overwinnen ; hij beloofde dit den onderdrukten Nederlander; wat meer is, hij deed deze zijne belofte gestand. Nu begon zich het oog van geheel Europa te vestigen op de belangrijkste vertooning, die, sedert eene reeks van eeuwen, op het woelige tooneel der menschelijke lotgevallen was aanschouwd : de worsteling, namelijk, van de volksellende met den euvelmoed van een gekroond hoofd, bet pleitgeding tusschen Menschen en Koningen. De opmerkzame Wijsgeer konde alreeds in zijne geruste boek-cel berekend hebben , dat, aan wat zijde ook de eindelijke overwinning zich verklaren mogt, deze strijd allenthalve eene geduchte les zijn zoude, zoo wel voor de Gebieders, als voor hen, die gehoorzamen ; en al wie in stille overpeinzing tot de kennis van de heilige regten der menschhcid mogt zijn doorgedrongen , was volkomen in staat, om er dit besluit uit op te maken : dat, zoo de vrijheid zegevierde op de dwingelandij , de gronden , waarop de burgermaatschappij berust, ook voor andere volken kennelijk worden zouden, en wel naar evenredigheid het Bestuur, hetgeen dat van Spanje in Nederland mogt vervangen, in meerdere of mindere overeenstemming stond met de wetten der Natuur; en dat te gelijk en in allen gevalle de opstand dezer Natie het leerzaamste voorbeeld geven moest van het vermogen van eenen algemeenen volksgeest, waarvan de wereld, na de C 5 schoon-  58 STAATKUNDIGE VERLICHTING schoonste dagen der Romeinen, naauwlijks meer eene schaduw had mogen ontwaren. Wij behoeven mitsdien niet af te dalen tot op de dagen van flips den vierde en de Munsterschè Vrede, om van daar de geboorte der Nederlandsche Vrijheid te dagteekencn. Van hoe geringe beduidenis die vrijheid in den aanvang ware, hoe weinig de Nederlanders destijds ook overtuigd waren van het regtmatige hunner handelwijze , met welken Godsdienstigen eerbied zij zich bevorens aan 's Vorsten wil hadden onderworpen , nu, eenmaal door overmaat van ellende tot den beslissenden stap gedrongen, waren zij de eerste onder de hedendaagsche volken, die aan de hemelsche afkomst van de magt huns Gebieders durfden twijfelen en zich verstouteden, om het belang der Maatschappij tot de hoogste wet te stellen. Het is de taak van Geschiedschrijvers, te overwegen en voor te dragen, wat tot bezwaar en wat tot verschooning van de menschen en gebeurtenissen , over welke zij handelen, aangevoerd en in het midden gebragt kan worden: tot een tafereel , als het onze, kan dit niet behooren. Doch daar ik reeds meermalen gesproken heb van de onkunde, waarin de Voorvaders, met opzicht tot de vrijheid en hunne regten, verkeerden, en van de schroomvalligheid, waarmede zij zich op de zee van volksonafhankelijkheid begaven, gevoel ik  DER NEDERLANDEREN. 59 ik mij toch eenigermate er toe gehoudeii, om deze Natie te verdedigen tegen den haar aangewrevenen blaam, als of die onkunde en besluiteloosheid een gevolg ware geweest, niet van de algemeene onwetendheid dier dagen, maar van gebrek aan geestvermogens en gemis van een zelfstandig karaktex'. Welverre inderdaad van dat men hier mindere kennis, dan elders, gehad zoude hebben aan de menschelijke en burgerlijke regten, strekt integendeel de heldhaftigheid , waar mede ons voorgeslacht die regten verweerde, na er, om zoo te spreken , in het Blinde naar te hebben rondgetast, aan eiken onbevooroordeelden tot een nieuwen grond, om hetzelve der verwondering en hoogachting van alle volgende eeuwen waardig te keuren. Het kan ons , die met rasse schreden naderen tot de Negentiende Eeuw onzer Jaartelling en tot de Tweede van de toepassing der Wijsbegeerte op 's menschen levensgedrag, zekerlijk niet ontbreken aan gelegenheden, om misslagen en onkunde op te merken in de handelingen van hen, die in een minder verlicht tijdperk hunne rollen op het wereldtooneel speelden en voleindigden, noch om zoodanige faalgrepen en gebreken in een afzichtig licht te plaatsen ; heden zelfs, die in het vak der Geschiedkunde eenen schitterenden naam verworven hebben , zijn dikwijls in die doling vervallen , om het gedrag der Voorvaderen te beoordeelen, niet naar het geen deze weten konden, maar naar hetC 4 SCC11  4o STAATKUNDIGE VERLICHTING geen zij zelve wisten ; doch de vorderingen der rede en des vernufts kunnen, even min als de wetten, eene terugwerkende kracht bezitten. Zal men een billijk oordeel vellen, men behoort zich vooraf geheel te verplaatsen in hetzelfde tijdvak, waar in de Nederlander zich het uitheemsche juk van de schouderen wierp. Men behoort de algemeene denkwijze der tijden, de aangenomene begrippen en den toestand der verschillende takken van wetenschappen en letteren wel gezet overwogen te hebben, aleer men zicb bevoegd mag rekenen, om te beslissen, in hoeverre de menschen , die in zekere tijden en omstandigheden leefden, een goed of een verkeerd gebruik hebben gemaakt van de middelen, die zij voor de hand hadden, om het maatschappelijk geluk te bevorderen, alsmede in hoeverre zij , van het ons bestralende licht verstoken,. hunnen arbeid , naar gelang hunner vermogens en middelen, volkomen of gebrekkig behandeld en ten einde gebragt hebben; in één woord, wat zij te dier tijd doen konden, niet wat wij, in hunne plaats, bij eene meerdere kennis en ruimere ondervinding, gedaan zouden hebben. — In onze leeftijd toch zijn de volksregten aan alle beschaafde natiën bekend. Hier en ginds moge nog iemand durven beweren, dat het gezag van Vorsten en Overheden onmiddelijk van het Opperwezen afdaalt, en den wederstand eens volks tegen geweld en onderdrukking onvoorwaardelijk voor Ma-  DER NEDERLANDEREN. 4t Majesteitsschennis uitkrijten, men spot thands met dergelijke magtsprcuken , met eene leer, tot de Hildebrandtsche Eeuw t'huis behoorende. Een iegelijk weet van overlang , dat het Bewind voortvloeit uit den algemeenen wil eener natie en op het maatschappelijk belang alleen gevestigd is, en dat het volk, dit belang ziende veronachtzamen of met voeten treden , allenthalve geregtigd is, om zich te verzetten tegen willekeur en om de geesselroede des gewelds zijnen onderdrukkeren uit den schendigen klaauw te wringen. — Vergelijkt men nu hiermede de denkwijze der Zestiende Eeuw, welk een verschil dan ! — Een opstand des volks tegen zijnen wettigen Heer was een gruwzaam oproer, eene strafwaardige muiterij. Geen onderscheid kende men tusschen de onstuimige woelingen van een opgeruiden hoop , en de regtmatige pogingen eener natie, om haren oppermagtigen wil te doen gelden. De Godsdienst zelve, die hechtste steun des waren geluks , zoo wel van de burgerstaten, als van de éénlingen, die er leden van zijn , strekte der dwinglandij tot een vermogend middel, om allen klagten en vorderingen des volks den weg tot haren zetel toe te sluiten. De wereldlijke willekeur en de eigenbaat der Geestelijkheid, doorgaands elkander wederzijds onderschragende , boden zich toen, meer dan ooit, onderling bijstand, om de menschontcerende leer van lijdelijke gehoorzaamheid staande te houden en voorlteplanteu C 5 en  4a STAATKUNDIGE VERLICHTING en den menscli te bevestigen in de waanzinnige meening, dat God, als met eigene hand , de Vorsten op den troon plaatste, om aan Hem alleen rekenschap te doen van hunne bedrijven. Zij, die als uitsluitende bezitters der wonderdadige Oliekruik van den Heiligen REMIGIUS, zich het regt verkregen hadden, om de Koningen met dat gewijde smeersel, als ware het van Godswege, te heiligen , deden door die en soortgelijke belagchenswaardige plegtigheden hunnen eigen stand klimmen in vermogen en in luister. De Vorsten van hunnen kant, den onbepaalden invloed der Geestelijken op der menschen geweten en begrippen wel kennende, moesten het natuurlijker wijze van het hoogste gewigt oordeelen, dien bevoorregten en alvermogenden stand op het naauwste aan zich te verbinden. De geschillen over de uiterlijke eerdienst en over de wijze, om Gods Woord te verklaren en toetepassen, hadden geene verandering in de regeerkundige begrippen te weeg gebragt. De Hervormden bleven, ook na hunne geheele afscheuring van de Moeder-kerk, even vast hechten aan hunne vooroordeelen ten opzichte der herkomst van het vorstelijk vermogen. « Weest den Mag« ten , over u gesteld , onderdanig : » dit was de taal van alle kerkedienaars, om het even onder welken standaard zij zich mogten rangschikken. Dweepzucht en onverstand schoorden met vereenigde  DER NEDERLANDEREN. #3 de krachten den troon van willekeur en geweld, waarbij hoogmoed en zelfbelang een verbond hadden gesloten, om alle lichtstralen, die den mensch het klatergoud, waardoor hij zich liet begochelen, in deszelfs wezenlijke waarde te doen ïiien, door allerlei kunstgrepen te Onderscheppen en van de oppervlakte des aardbodems aftesluiten. « Het leven van een deugdzaam mensch, (zoo « predikte men alom,) was slechts eene korte om« wandeling in dit tranendal: het behoorde hem « onverschillig te zijn, hoe het hier op aarde gaan « mogt. Des zoodanigen vaderland was niet hier « beneden : een ander, een hemelsch Vaderland « toefde hem, waar Vorsten en Onderdanen ge« lijkelijk loon naar werk erlangen zouden; doch « op deze wereld was het der laatstgemelden pligt