AVONDTYDKORTINGEN van het KASTEEL. o f ZEDELYKE VE11HAALEN ten dienfte van de Jeugd. boor. MEVROÜWE DE GENLIS. Uit het Fransch vertaald. DERDE DEEL. In 'sGRAVENHAGEy By ISAAC van CLEEF, MDCCUIXTUi,   AVONDTYBKOHTINGE^ van het •3K J3L $ T JB M Xi ö f zedelyke verhaalen :J > dienfle van de Jeugd. DE SLAAVEN, Öf het Vermogen der Weldaackh. jSnelgrave was een Engelsen Reiziger, Kapiteiii van een Schip , en achtenswaardig om zyne raenschiievendheid. Hy had verfcheidene togten gedaan langs de Kusten van Africa O), ter waarneeming van dien tak van Negotie , dien men den naani geeft van Slaaven-Handel. Te weeten : hy kogt aldaar een groot aantal Slaaven; een Handel inderdaad , wiens■affcliuwelykheid nimmer door het ge- (a) Omtrent den jaare 1722. %H, deel; A  9 AVONDTYDKORTINGEW gebruik kan gewettigd worden, wyl dezelve de natuur en menfchelykheid op eene fchreeuwende wyze fchendt, en bovendien niet kan gedreeven worden, zonder zig zeiven aan de grootfte gevaaren bloot te ftellen; want geweld en onderdrukking brengen meest altoos wanhoop voort, en de Wanhoopt verwekt opftand. Ook zyn de Europeaanen verpligt, om de ongelukkige Negers, weiken zy dus opkoopen, op hunne Schepen, geduurende den geheelen nagt en een groot gedeelte van den dag, in ketenen te flaan; en echter weeten deeze rampzaligen, in weerwil van alle voorzorgen , doorgaans het middel te vinden, om elkanderen te fpreeken, en heimelyke lamenzweeringen te maaken, die veelal het leven kosten aan hunne Meesters. Snelgrave kogt eene mecnigte Negers aan den oever der Rivier Kallabar. Onder deeze ongelukkige Slagtoflers bevond zig een jong Vrouwsperfoon , dat inzonderheid zyne oplettendheid naar zig trok, door de overmaat van haare neerflagtigfceid. Getroffen door den traanenvloed, dien hy haar zag ftorten, deed hy haar door zyn Tolk de oorzaak van haare droefheid afvraagen, en vernam, dat zy haar eenigst Kind, 't welk zy den voorgaanden dag verloorc» had, befchreidde. Men bragt haar op het Schip van Snelgrave, en diea zelfden dag liet de Koning, of Opperhoofd van die Streek, den Kapitein by zig nodigen. Snei-  VAN HET KASTEEL. § grave nam die nodiging aan; doch den woester! aart van dit Volk kennende, deed hy zig door tien Welgewapende Matroozen en zyn Canonnier vergezellen. IJywierd, een weinig land waards in J by den Koning geleid, dien hy, onder het lombier van eenige Boomen , op een verheeven Zetel vond zitten, omringd door een talryken ftoet zyiier Ryks-Gfooten, en een YVagt van omtrent vyfrig Man, die allen met Pyl en Boog en lange' Sabels gewapend waren , de Sagaje in de band hielden, en op eencn betaamelyken afftand agter zyne Moorfehe Majefteit gefchaard ftonden. Dè Enge]fchen,met de Snaphaan op fchouder, plaatsten zig regt tegen over hein. Snelgrave bood den Koning eenige kleinighceüm aan, die hy uit Europa had met zig gebragt; Zo" als hy zyne aanfpraak geëindigd had, wierd hy getroffen door een dof gekerm; en zig fchtèlyë bmkeerende naar de plaats, van waar het geluid Icheen te komen, zag hy een jong Negertje, dat Riet zyn eene been -aan een paal,in den grond geftooken, was vastgemaakt. Op den rand van eeii inde aarde gedolven kuil, zaten twee Negers j wier voorkomen allerverfchrikkelykst was, eri die' 'op eene zonderlinge wyze gekleed war„en ; zy hadden ieder een Byl in de hand, en fcheenen dit onnozel wigtje, dat haar met fchfeijende oogjes en gevouwen handjes als het ware om lyfsgena fhieekte, te beWadken. Het Opperhoofd, dé ontA a fóÈê  4 AVONDTYDKORTINGEN roering, welke dit vreemd fchouwfpel in Snelgrave verwekte, bemerkende, meende hem gerust te ftellen, door hem te verzeekeren, dat hy van deeze twee Negers , welken hy met zulk eene Verbaazitig befchouwde , niets te vreezen had. Vervolgens zeide hy op een deftigen toon tot onzen Reiziger, dat dit Kind een Slagtoffer was, 't welk men aan hunnen God Egho ftond te offeren , om voorfpoed over het Ryk af te fmeeken.... Op deeze woorden fiddcrde Snelgrave van afgryzen. Hy had niet meer dan tien Man by zig, en de Hofftoet nevens de VVagt des Konings bedroegen een getal van meer dan honderd Man: doch het medelyden en de menschlykheid lieten Snelgrave niet toe, alle de gevaaren, die hy te dugten had, zo van de meenigte, als van de woestheid dier Berbaaren, in te zien.— O myne Vrienden1, (riep hy uit, zig tot zyn Volk keerende, ) laat en wy dit ongelukkig Kind redden l komt, volgt my!... Dit zeggende, vliegt hy tot ontzet van den kleinen Neger; en de Engelfchen, door gelyken yver gedrceven, en door zyn voorbeeld aangevuurd, volgen hem moedig op het fpoor. De Negers geeven eene ysl'elyke fchreeuw, en vallen verwoed op de Engelfchen aan. Snelgrave trekt een Pistool uit den zak. De Koning verfchrikt. Snelgrave wenkt met de hand , en vraagt om gehoord te mogen worden. De Koning doet door een enkel woord dien onbezuisden hoop Negers bedaaren, die eensklaps ,  VAN HET KASTEEL. 5 klaps, als beelden, onbeweegelyk blyven ftaan. Toen maakt Snelgrave, door middel van zyn Tolk , den Koning zyn voorneemen bekend, en befhiit met hem te verzoeken, zyn Slagtoffer aan hem te willen verkoopen. Dit voorftel werd door den Koning aaugenoomen , en Snelgrave was niet van meening voor ditmaal om den prys te kibbelen. Doch, gelukkig voor hem , begeerde zyne Moorfche Majefteit noch Goud, noch edele Geftcentens , want hy kende noch Diamanten, noch Perlen ; en vermeenende eene ontzachelyke eisch te doen , vroeg hy niets dan een halscieraad van gemeene flegte blaauwe Kraaien, dat hem op ftaande voet gegeeven wierd. Toen vliegt Snelgrave naar het ongelukkig onfchuldig Slagtoffertje, 't welk hy nu aan den dood ontrukt had, en trekt zyn Sabel, om de koorden , waar mede het vastgemaakt was, los te fnyden. Het onnozel fchaap verfchrikt, verbeeld zig dat Snelgrave hem wil dooden, en geeft een ysfelyke gil. Snelgrave maakt hem los , neemt hem in zyne armen, en drukt hem met vervoering tegen zyn borst. Het Kind , door dit vriendclyk onthaal gerust gefteld, lacht zyn Verlosfer toe, en ftreelt hem met zyne kleine handjes; waarop Snelgrave, van zielverrukkende blydf'chap vervuld, van zyne zwarte Majelteit aflcheid neemt , en naar syn Schip te rug koert. Aan bocrd gekomen zynde , ontmoet hy d$ jocge Slavin , welke hy s'morgens gekogt had. a 3 . zy  $ AVQNpTYPKQRTINGEN Zy had zig, geduurende zyn afweezen, niet we\ bevonden; en zat, in traanen en weeklagt verfmelteude, boven op het dek, naast den Scheeps^Chirurgyn, die, haar niet hebbende kunnen beWeegen, om eenig voedzel te nuttigen, haar ten minllen in de verfche open lugt hield, om eene tweede bezwyming voor te komen. Op het oogenblik, dat Snelgrave met zyn Volk haar voor by ging, wend zy het hoofd, en wordt den Matroos, die het Negertje droeg, gewaar. Zy geeft een luiden gil, vliegt naar het Kind, dat haar insgelyks herkent, en alle poogingen doet, om zig uit de armen van den Matroos te pntworftelen, en in die zyner Moeder, welke zig reeds met drilt naar, hem uitltrekten , te werpen. Zy rukt hem los, drukt hem aan haar bor?t, en bezwymt byna voor de tweedemaal van vreugde... Al het uitgeftaane leed, de wanhoop, de dppdelyke ontwerpen, die zy reeds gemaakt had, het verlies van haare vryheid, alles— alles wordt op dit heuchelyk tydlïip, pp eens uit baar geest gevvisch.t en vergeeten Zy is Moeder!. .. Zy heeft haar verloeren , reeds als dood beweend, Kind weder gevonden! Ondertusfen hoort zy van den Tolk alle de byzonderheeden van het voorgevallene met Snelgrave. Toen ylt zy, haar Kind altoos in den arm en aan haar borst gedrukt houdende , naar haaren Weldoener, en werpt zig aan zyne kniên. Nu, (zegt Z/y,) fan ik eerst regt uHt fyfeigene; zonder dijt Kind,  VAN HET KASTEEL. f Kind had de dood my deezen nagt van de Slanrny verlost. Gy waart niet anders in myne oogen, dan een Geweldenaar. Gy geeft my myn Zoon weder, dit is groot er gefchenk dan myn eige leven; gy wordt, my een Vader, ja meer dan een Vader! van nu af kunt gy op myne trouw, liefde, gehoorzaamheid, en onderwerping ftaat maaien; dit geliefd Kind zal u ten waarborg flrekken. Terwyl deeze Vrouw fprnk, met al het vuur van blydfehap en erkentenis, gaf de Tolk aan Snelgrave de uitlegging van deeze haare beweegelyke taal. De braave Man kon geene aangenaamer belooning voor zyne menschlievendheid genieten; echter was dit niet alles, en hy trok daar van welhaast nieuwe vrugten! Er bevonden zig op zyn Schip meer dan driehonderd Slaven , aan wien de jonge Zwartin haar geval verhaalde. Na dat zy deeze aandoenlyke gefchiedenis gehoord hadden, fchaarden alle de Negers zig in een kring rondom haar, en gaven door een luid vreugde-gefchreeuw hunne blydfehap en vervoering te kennen. Zy zwoeren Snelgrave eene onbepaalde onderwerping; en inderdaad, hy vond in hen, geduurende de ganfche reize, al die liefde, eerbied en getrouwheid, die een Vader van zyne Kinderen kan verwagten ( b ). „ By {b) Kort begrip van de algemeene Gefchiedenis der fteizen, Tom. III. bl. 39. en volgende. A 4  AVONDTYDKORTINGEN Byaldien (vervolgde Mevrouw de Baronesfe) het vermogen der weldaaden en de kragt der 3, deugd zo groot is, zelf op liet hart der woeste Barbaren; hoe fterk moet dan op ons niet werT ken het verinogen van dit zo zeeker als bekoorlyk middel, om de harten te winnen. Deeze „ korte Gefchiedenis moet u , myne Kinderen , no^ „ bovendien van eene waarheid overtuigen, welke men u niet genoeg herhaalen kan; die namenlyk, dat eene deugdzaame daad ook altoos „ door zig zelve eene nuttige daad voor ons eigenbelang is." —„ Cefar, (vroeg Mevrouw de Clemire aan haar Zoon,) van welke foort is de „ daad van Snelgrave V... Is het eene heldhaftige „ daad?"—„Heldhaftig!.. Dat denk ik niet... . „ Maar ik zal die onderzoeken volgens de regels, die gy my hebt voorgclehreeven." „Laat eens zien! Kunt gy u die regels nog te binnen s, brengen ?... Zeg ze my eens voor' —„ Als eene daad heldhaftig zal zyn, moet zy ons aan een ,,, groot gevaar blootgefteld, of eene groote op- „ odering gekost hebben; ten tweeden , moet het zeer gemakkelyk voor ons geweest zyn , die ,, niet te doen, zonder dat wy daarom verachte- " 'ykwaren."—,, Zo is het ook! Laaten wy deeze regels nu op de «laad van Snelgrave toepas- „ fen." — „Hy ]ieeft zig zeeiierjyjj aau ee? groot gevaar bloot gegeeven." „Minder groot  VAN HET KASTEEL. $ rs, groot mogelyk, dan gy wel denkt. Het is waar, 5, dat hy niet meer dan tien Man by zig had, en ,, dat de Negers een getal van byna honderd Man „ uitmaakten. Maar het is ook even waar, dat de woedendfte Barbaaren doorgaans de lafhartiglte zyn. Daar by waren de Engelfchen met gelaadenGeweeren gewapend; en het is gansoh niet onwaarfchynlyk, dat, zo de ftryd was begonnen, de Negers welhaast de'vlugt zouden geuoomen hebben." — Zo dat dan het gevaar niet heel groot was! " — ,,Ook korat het my voor, dat Snelgrave zeer laag zou gehan,, dcld hebben , en daar door zeer vcrachtelyk zou geweest zyn, wanneer hy dit Kind onder „ zyne oogen had laaten vermoorden" — ,,Zo ,, dat hy flegts eene goede, maar geene heldbaf,, tige daad verrigt heeft!" — „Dat is zeer wel „ geoordeeld. Maar met dat al, rekent gy dan voor niets , dat eerfte edelaartige gevoel, 't welk j, Snelgrave in drift vervoerde, en zonder ecuige bedenking naar het onnozel Slagtoffer deed fiiels5 len? Dit eerfte gevoel was zo geweldig, dat ik ,, my verzeekerd houde, zo Snelgrave alles te „ dugten had gehad , dat hy echter niets ontzien ,, zou hebben, en dit is eigentlyk, het geen zyne daad zo verrukkelyk maakt. De daad is'in ,, zig zelve niet heldhaftig, de bloote menfchelyks, heid vorderde die; maar het eerfte gevoel, dat hem daar toe aandreef, was verheeveu. " A 5 » U.vc  AVONDTYDKORTINGEN Uwe Hiftorie, myne lieve Groot-Mama, (zei 5, Caroline,) is fraai, maar zy is zo kort." Wel nu, myne Kinderen, (hernam Mevrouw de Baronnesfe,) ik zal 'er u dan nog eene verhaalen. Cefar heef: de daad van Snelgrave niet heldhaftig gevonden ; komaan, laat ons „ zien, wat hy van deeze zal zeggen? GROOTMOEDIGE DAAD Van den Hertog van Bourbon. 10e deugdzaame Hertog van Bourbon (Schoonbroeder van Karei den Wyzen,) wierd in gyzeling gegeeven aan Koning Jan, en kwynde agtjaaren lang in Slaverny. Zyn afweezen veroorzaakte eene ganfche verwarring in zyne Staaten. Zyne Baronnen plunderden zyne Domeinen; en Chanveau, zyn Procureur Generaal,was genoodzaakt, een gerechtelyk beklag tegen hen in te keveren. De Hertog, weder in vryheid gefield, en naar zyne Staaten te rug gekeerd zynde, floot zyne oogcn voor alle hunne n.isdryven, en was alleen bedagt om de harten zyner Leenmannen te winnen. Met dat oogmerk ftelde hy de Orde van de Hoop in. Te midden van de plegtigheid dier inlteliing, ver- fchynt  VAÈI HET KASTEELi ïï fchynt de geftrenge Chauveau, de lyst der ingewonnen verklaaringen tegen de Misdadigers in de hand houdende. Hy biedt die den Hertog knielend aan. Monfeigneur, (zegthy,) gy zult hier een groot aantal fchulcligen vinden; fommigen, die den dood verdiend hebben, anderen ten minften de verheurdverklaaring hunner Goederen. Zie hier de opgaave hunner misdaaden. De Overtreeders wa-. ren hier by tegenwoordig, en fidderden.— Chauveau l (antwoordt de Prins,) hebt gy ook aan(eeketting gehouden van de dienften, die zy my be~ weezen hebben? —■ Dit zeggende, neemt hy de aanklagts-brief uit de hand van Chauveau , en werpt dien in het vuur. Op deeze Hemelfche woorden en dit grootmoedig gedrag van den Hertog , ftonden traanen van vreugde , eerbied en liefde in aller oogen. 'Er was niet een dier Edellieden, het zy dan fchuldig of niet, die niet aan, de voeten van zynen Vorst hem eene eeuwige getrouwheid zwoer, en niet met vermaak voor zulk, een edelmoedig Meefler zyn leven zou gelaaten, hebben ( c). \ * * * „ Dit is nu althans wel cene heldhaftige daad ! '* riep Cefar uit! — „Mier uit ziet gy, Kinderen! „ (bcr- 't- ■ ■ ■ (c) Gefchiedenis der onlusten van Pliilippus de VaJyjs &c. Tom. II.  AV0NDTYDKORTINGEN „ (hernam de Baronnesfe,) welk eene verheevenheid van z-'ele, de enkele deugd van goedheid geeven kan! Zo men eens regt wist, hoe „ ftreelend het genoegen, ja hoe voordeelig ook s, het voor ons zeiven is , te kunnen vergeeven, zouden zulke voorbeelden niet zo zeldzaam „ zyn!" Zo als de Baronncsfe dit gezegd had, hoorde men een groot gerugt op het Voorplein. De Kinderen vloogen hierop naar de deur, en Mevrouw de Clemire volgde hen fcbielyk agter na. Op het zelfde oogenblik hoorde men, onder het verdubbeld gefchreenw , onderfcheidenlyk deeze woorden : de Freede is gejlootcn! de Freede is gejlootenl Mevrouw de Clemire Huift de Zaal uit. Zy ontmoet den Courier, die deeze heuchelyke tyding van Parys had medegebragt, en die haar dit blyde nieuws bevestigt. — „De Vrecde!" (riep Me„ vrouw de Clemire in verrukking uit,) God zy gedankt, en de Koning, die ze ons verleend „ heeft! " r- Zy kon geen enkel woord meer uitbrengen; de zagte traaneu van vreugde, die haar langs de wangen rolden , fmoorden haare ftem. Zy omhelsde haare Moeder en Kinderen; herlas wel twintigmaal den hrief, die haar door dqn Courier overhandigd was; en herhaalde geftadfg die zo lieflyke woorden: „De Vrecde is gefloo- .ten !... En een roemryke Vree ie !.. O myne lieve Kinderen, nu zullen wy ook binnen twee maan-  VAN HET KASTEEL. 13 l, maanden, op zyn langtst gereekend, uw Va* „ der hier zien." — „Ach, Mama, (zeiPul„ cherie,) laat ons nu nog niet naar bed gaan! „ Laat ons nog wat opblyven, om van ons geluk ,, te praaten.*' — Dit verzoek wierd in dit blyde uur niet afgeflagen. Mevrouw de Clemire, van den Courier verneemende, dat hy, by het doorry den van het Dorp , uit al zyn magt had geroepen : De Vreede is geflooten l wilde weeten , of 'er ook eenigc Boeren opgedaan waren. Men zond hierop naar het Dorp; doch men bevond, dat '-  I 3 (d) Zeer heilzaam voor de oogen.  van het kasteel» i? ffchik was, dat Sydonie zo al haart recepjes weg gaf, eene kas open deed, en Caroline met haat Zusje verzogt* te willen naderen. — „Ziet hier „ eens, Mejuffrouwen, (zeide zy, ) dit zult gy „ zo gemakkelyk niet namaaken. Ziet eens* welk eene meenigte van aartig geborduurde fpeldekus- fens, van geknoopte beursjes, van gladdeftroo,\ koffertjes en doozen, van rottingbaudjes, vart „ breizakken; dit heeft Juffrouw Sydonie alles , zelf gemaakt." „ Ieder een (viel Sydonie haar }i in de reden,) kan het zelfde doen; ik heb niet „ meer bekwaamheid dan een ander; maar ik „ heb gaarn verfchot van werk, en dan doe ik het een , en dan het ander; en daar myne Moe* 5, der my geleerd heeft, en ook zelf het voorbeeld ,j geeft, om nooit leeg te zitten, kan ik op een 5, dag nog al veel afdoen." Pulcherie, die met aandagt in de kamer rond zag, wierd eene groote kist onder het Ledikant gewaar. Zy vroegt wat dat was?" Sydonie bloosde en zei: ,, dat het niets van belang was.'1 De Gouvernante glimlachte. —— ,, Ik kan (zeide 9S zy,) de Juffrouw juist niettegenfpreeken, maaf », anders zou ik".... „ Ocii, myn lieve Bonne, s, (riep Sydonie verleegen uit, ) fpaar, bid ik u".... — „ Het bloezen der jonge Juffers is #, wel bedriegelyk, (zei de Gouvernante ,) want ., wie zou niet zeggen, als men Juffer Sydonie dus zag bloozeiij dat zy de grootfte ftof tot ïii. beel» £ fchaam*  l8 AVONDTYDKORTIN GEN fchaamte had, en echter is het er verre af, „ want".... „Ma Bonne! Ma Bonne! och, zeg dog niet!.. ,, Nu, nu, ik zal zwy- gen, maar dit moet ik alleen maar zeggen, dat deeze kist vol geflopt is met nog ander werk van de Juffer, en dat Mevrouw, haare Mama, haar beftraft heeft, om dat zy deezen morgen ., ten vyf uuren is opgeftaan, om het nog deezen „ dag af te krygen, waar in zy door de komst „ van Mevrouw de Marquifine de Clemire ver., hinderd is geworden." ■ Dit was ge¬ noeg, om de nieuwsgierigheid der beide Zusters ten fterkflen op te wekken, en inzonderheid die van Pulcherie , welke haare Vriéndinne op eene tedere wyze, tervvyl zy haar minzaam omhelsde, haar gebrek aan vertrouwen verWeet, en haar tevens op het vriendelykst bad, het aartig werk, 't welk in die kist was, toch aan haar te willen laaten zien. Sydonie bloosde nog meer, omhelsde haar Vriendinnetje, glimlachte, zag verleegen voor zig, en zei niets.... De Gouvernante, die ondertusfen van ongeduldbrande, om de kist te openen, vatte weder het woord. ,, Het is wel waar, (zeide zy, ) dat Mejuffer s3 juist niet zelf zeggen moet....... Dat zyzig ook niet mag beroemen van ... Ook heeft zy '„ alleen en zonder de hulpe van iemand gewerkt .... maar daarom is her juist te pryzelyker.... „ Doch alles komt door den tyd aan den dag. „ Het  VAN HET KASTEEL» •,, Met is ook pas vier dagen geleeden, dat ik in her. geheim ben, en dat is nog zeer tegen den ,, zin van de juffrouw. Komaan, myn kind, laat u gézeggen , voldoe de begeerte van deeze i, lieve Juffers, die ei* ü zo vriendelyk om ver,, zoeken, en zyt verzëékerd, dat zy befcheiden zullen zyn, en het niet Verder verfprciden." a, „ Ja, ja, dat zullen wy ; " riep Pülcherie met drift uit.". ,, Ik kan myne Vriendinnetjes niets weigeren , ( hernam Sydonie op een neer,, flagtigen toon , ) maar ... in der daad .... het ,, geen in die kist is, beduidt veelte weinig j dan dat hét dei- moeite waardig zal zyn, om ,, het haar te wyzen." —; ,, Laaten wy van „ haare vergunning "vast gebruik niaaken; " zei de Gouvernante tegen de beide Zusters , terwyl zy intasfen dè kist reeds ónder het ledikant van daan , en midden in de kamer trok. Hier op' gingen onze twee nieuwsgierige Meisjes op haarè knien liggen by de kist, om des te beter te künnerj zien, wat daar üit voor den dag zou komen... .i Maar hoe groot was htuine Verwondering, toen zy niets anders dan eenigé grove Boerenkleederen gewaar wierden! „ Zie, (zei dé Gouvernani, te,) daar zyn zes hembden; het linnen is wel ■j, niet fyn, rhaar bezie het naaizeltn die. boordjes eens; hoe nét is dat alles gewerkt.... Zie daar ,, zyn twee Fleneile Onderrokken en twee Borst\i rokken; Nagtmutsfen, Zakdceken , Schorten,  9» AVONDTYDRORtlNGEN „ en gebreide Kousfen, ... En hier hebt ge eea „ compieete Luyermand; ... en om alles vole, maakt te hebben, ook een aartig Naaikus- „ fen. (% kan, en wiens, omgang ons niet tot nut kam Na deeze aanmerkingen, viel het gefprek weder op Sydonie, en Mevrouw de Clemire verzuimde; B.4 ni^  U4 AVOPJOTYD KORTINGEN niet, om haare Dogters te doen opmerken, dat haare jeugd en gebrek aan ondervinding alleen de onbefcheidenheid konden verontfchuldigen , welke haar van de zagtgeaardheid van Sydonie een misbruik had doen maaken , om baar over te baaien tot het ontdekken van iets, 't welk dat zeedige Meisje verkoos geheim te houden; en zy deed haar tellens hegrypen , hoe gevaarlyk de nieuwsgierigheid is, die ons dergelyke misdagen doet begaan, „ Maar (voegde zy 'er by,) hebt „ gy aan Sydonie verlof gevraagd om my dit „ geheim te vertellen?" .„Ja, Mama, enzy ,, heeft het ons zonder aarzelen toegeftaan." - „ Om dat zy alle de pligten van een kind ten op» zigten van haare Moeder kent.... Maar, zo „ zy een minder verftandig, een minder braaf „ Meisje was geweest, en van u gevorderd i> had, om dit voor my ftil te zwygen?" „ Mama!. ,. Zouden wy het u dan hebben moo- „ gen zeggen?" „ Zeg, had gy uw woon} „ niet gegeeven, voor dat de kist open gemaakt „ wierd, om 'er aan niemand van te fpreeken ?... T „ Was. het niet alleen op die voorwaarde, dat gy „ de toeftemming van Sydonie verkreeg?" . „ Wy hebben niet gedagt, dat het noodig was , om 'er b,y te voegen : Mama uitg<&onderd\ „ want wy verbeeldden ons, dat dit van zelf „ fprak." -—; „ In alle verbintenisfen of geloften H m wy door onze woorden erf daaden alleen,,  VAN HET KASTEEL. gebonden, en de meening, welke wy daar by inwendig kunnen hebben, kan geheel niet gelden. Ook voelt gy zelf wel, dat, wanneer die 9, gelden mogt, men na eene gedaane belofte allerlei uitvlugten zoude kunnen maaken, en ,, nergens door gebonden zyn; ook zou men iu dat geval nier weeten, waar men op rekenen moest, op de woorden, of op de meening; zo dat, toen gy zeide: wy zullen er tegen geep mensch van fpreeken; had gy my niet uitgezon,, derd; en gevolglyk mogt gy 'er my ook niet „ vanfpreeken; zonder de uitdrukkelykc toeltemniing van Sydonie. En zo zy u die toeftemming eens niet gegeeven had, wat zoudgydao „ gedaan hebben? " —— „ O Mama, welk eene „ akelige onderftelling!.... Wel nu, Mama, „ men moet immers heilig zyn woord houden, ,, dan zouden wy gezweegen hebben." . En wanneer ik u dan alles naauwkeurig afgevraagd had, gelyk ik altoos doe; wanneer ik „ u gebooden had, om my alles tot het mïnfte ,, ding toe te vertellen, wat 'er tusfehen u en Sydonie voorgevallen was?" r- ,, O He- ,, mei, Mama, wat legt gy ons het vuur na aan 5, de fcheenenl" — .,Dan zoud gy my immers het geheim wel hebben moeten zeggen, of an- ders my braaf voorliegen." r- „ O neen , 5, voor al niet, Mama, wy zouden u niet vooras geloogen hebben." — „Wel nu, dan zoudgy 3. 5 inj.  AVONDTYPKORTINGEN immers het geheim hebben moeten verraaden 1 „ Neen, Mama, wy zouden u dan onzen misflag 9, beleeden, en u gezegd hebben, dat Sydonie •„ ons een geheim, 't welk wy niet aan u zeggen », konden, had toevertrouwd." „ Dat zou dan reeds eene onbefcheidenheid van uwen kant ',, omtrent Sydonie zyn; want ik zou als dan vast gedagt hebben, dat dit geheim gansch niet tot „ eer van Sydonie ftrekte." „ Ja maar, dan :, zouden wy u onderrigt hebben, dat die geheim- houding by haar alleen uit zeedigheid voort„ fproot." „ O! in dat geval zou ik het ge- heim wel dra geraadeu hebben." -— ,, Jawel ,. ., Mama, nu zie ik klaar, wy hadden altoos den wolf by de ooren; wy zouden of ons geheim i,, verraaden, of u misleid en voorgebogen heb- ben... Dat is gruwelyk!... Wy zullen wel oppasfen , lieve Mama, van ons nooit weer in $, zulk eene verleegenheid te brengen; nooit zul„ len wy ons een geheim laaten toevertrouwen, i, zonder eerst uitdrukkelyk verlof te vraagen, „ om het u te mogen zeggen; en, zo men ons. ij, dat niet wil geeven , zullen wy voor het geheim bedanken!" —- „ Zo zal het best e» „ voorzigtigst zyn, myne Kinderen;, te meer, „ om dat gy vast kunt ftaat maaken , dat die geen welke het vertrouwen, 't welk gyinuvveMoeA, der ftelt, zou willen verkorten, geen achtent„ waardig mensch zou zyn, en het geheim van. m, zulk.  VAN HET KASTEEL. "S? s, zulk een kan voor u van geen belang wee* zen." Daar Mevrouw de Clemire nu een aantal b,rie«. ven te fchryven had, wierden de Avondvertellingen voor een poos opgefchort. Hierom vroeg Cefar verlof aan zyne Mama, om de Made temogen leezen? „ Gy zyt nog niet oud genoeg, ,, (antwoordde Mevrouw de Clemire, ) om alk ,, de fehoonheede^i van dit overheerlyk werk te begrypen en te gevoelen! Evenwel, drar de ,, Made voor u noodzaakelyk is, om de beteer ,, kenis van verfcheidene Schilder/tukken te ver,, ftaan, zal het goed zyn, dat gy dit werk leest; maar het is niet van aart, om het in uw fpeeltyd, en alleen zonderopzigtteleezen." —• ,, Waarom niet;, Mama?"' ,, Om dat gy, ,, met my kezende, de fchoonheeden , maarvoor,, al ook de gebreeken van dit werk be.ter zulc ,, kunnen opmerken." ,, Maar ik weet, ,, Mama, dat Mevrouw Dacier dit werk mee aanmerkingen verrykt heeft, en ik za!, dit beloof- ik u, die alkngctrouwelyk leezen." „ He$ i» zyn ^e aanmerkingen, die ik niet gaarne ,, zag, dat gy zonder my Iaast." ,, Hoezo, Mama? Zyn die dan niet gegrond? „Daar. -5, gints op de. tafel legt het boek; breng het my „ eens hier." —— „ Daar is het Mama!*'" .—~ ,, Ik zal 'er u eenige flaaltjes uit voorleezen; dee- Z£ by voorbeeld! ... Maar ik npet tot ophel-  •a AVONDTYDKORTIJTMN dering u eerst het geen 'er vooraf gaat, met „ korte woorden vernaaien." * * * In een dier blo'edige Veldflagen , die voop Troye geleverd wierden, ftond Adrestes, een jong Troyaansch Krygsheld, in een wagen,- zyne paar. den raaken aan het hollen , de wagen breekt aan Hukken, en Adrestes ftort voorover op zyn aangezigt op den grond. Hieröp fohiet Menelaug toe, en wil hem, cenen ontwapenden op den grond liggenden weerloozen vyand, met zyn Piek doorllooten. Maar Adrestes fineekt om lyfsgenade, en belooft hem een zwaar losgeld. Menclaus, hier door vermurwd, zou hem zyne bede toe. geftaan, en als Krygsgevangen naar zyne Schepen gezonden hebben; wanneer Agamemnon yllings toefnelt, en hem met een gelaat vol woede zyne deernis verwyt.. .." Geen Troyaan moet gejpaard, zegt hy , geen van hen moet onze handen ontkomen; zelf niet de ft ok^ oude Gryzaard en het ongebooren wigt! Dat s.y «Hen fneuvelen mei Men , enz. Deeze waarfchuwing, vol van kragt en wysheid, deed Menclaus djadelyk van gedagten veranderen. iJy floot den ongeJukkigen Adrestes te rug , en ter- zeiver tyd ploft Agamemnon hem het ftaal in 't. haft. De jonge Prins zygt aan zyne voeten neeg-  VAN HET KASTEEL. S£ ter aarde, en Agamemnön, hem den voet op den Veelzettende, rukt zyn piek, rookende van bloed, te $ug. l L iA D E, VI Boek. * * * ,, Wel nu, myn Zoon, (vervolgde Mevrouw de Clemire,) hoe vindt gy deeze daad?" Affchuwelyk! (zei Cefar, ) een weerloozen vyand aftemaaken , is moordenaars werk ! " — Dit zyn echter de Helden van ditDichtfr.uk!... ,, Maar laat ons nu eens zien, wat Mevrouw ^, Dscier hier omtrent aanmerkt. Daar is het!" * # * Homerus pryst deeze wreedheid van Agamemnön t 'want, even gelyk er een laakbaare deernis kan zyn , 20 is er ook eene heilzaame wreedheid. Vyanden, zo enbillyk, zo trouwloos als de Troyaanen, verdienden niet gejpaard te worden. (ƒ) Hoe (ƒ) Welk eene taal, en dat in den mond van eene Vrouw!... Maar boven dien , welk eene rampzalige redeneertrant! Waarin waren doch de Troyaanen zo ©nbillyk , zo trouwloos ? Paris had Helena gefchaakt i dit was de misdaad van één TroyaarschPrins, en Met van het ganfche Volk. Maar al verder: kan de onbiliykheid, de trouwloosheid jslve van eenen vyand ooit eea mis-  S» AVOND TYDKORTiNGEr* Iloé kan het mogelyk weezen, Mama, dat- Mevrouw Dacier deeze daad kan pryzen ?" „ Ik dagt wel, dat de wreedheid ü nooit zou kun„ nen behaagen; maar, daar alle de aanmerkirt„ gen van Mevrouw Dacier in dieh imaak zyn, U, moest ik met reden fchroomen, dat het gezag it van deeze te regt beroemde Dame den afkeer, „ dien gy anderzints tégen wreedheid en onmeni, fchelykheid zoud gevoelen, in u verzwakken „ mogt." ,, Hoe, Mama, laakt Mevrouw „ Dacier dan nimmer de wreedheid ? " „Nooitl zelf niet de laf hartigfte bedryven En zie hier .van weder een voorbeeld!" # * * Dolon, een verfpieder, wordt door Ulysfes ei Diomedcs gegreepen. Dolon fmeekt om het leven. Ulys- misdaad, eene laf hartigheid, een moord wettigen ? Wanlieer de Troyaanen over het algemeen al eens verachtehk waren, was dat dan nog eene genoegzaame reden j om hen alle, zonder onderfcheid , en zonder dc minfte menfchelykheid , om hals te brengen ? Was dit eene reden , om het onnozel oiigebooren wigt, dat althans met 4c misdaaden van zyoe Ouderen mets gemeens had è wreedaajtig te vermoorden ,>  V A HET KASTEEL. $% ülysfes belooft kern zulks; doch onder voorwaarde, dat hy alles zal openbaaren, wat hy van dé vyanden weet. Op deeze verzeekering onderrigt die lafhartige Dolon hen van alles, en deeze dappere Krygslieden , noglaaghartiger en trouwloozer dan Dolon, ontzien zig niet, om hem, in weerwil van hun gegeeven woord, wreedelyk te vermoorden, (g) * «. * y Zie daar het geval, ( vervolgde Mevrouw de Clemire, ) en zie hier nu de aanmerking! Alsgy die leest, zult gy niet meer twyffelen, of Mevrouw Dacier deeze trouwlooze wreedheid goed- keurt En wilt gy nog eea ander voor- beeld? Hier is het!" * t H Na dat ülysfes Socus door een doodelyken wond had ter neder geveld, heeft hy het lafhartig vermaak , ( lyk geplaattfe fcherts tegen Othrionéus beezigt..^ ,, Zie hier het geval! " * * * Idomenéus had Ot'hrione'us door en door geftctoken, zo dat hy doodelyk gewond aan zyne vosten nederviel. Idomenéus, trotsch op zyne overwinning, voert tegen hem deeze reden: Othrie* neus, gy zult de dapperfie van alle menfehen zyn , wanneer gy uw gegeven woord aan Priaam houd. (h) De {K) Hy had aan Priamus beloofd, dc Grieken aftefiaan, en Casfandra, 's Vorften Dogte-r, zou dc prys lyn zyner heldhaftigheid.  VAN het kasteel.' Die goede Koning, om ü hier te meer toe te verbinden , heeft u zyne Dogter toegezegd. Maar wy zyn beter in ftaat dan Priaam, om uwe vuurige begeerte te voldoen. Wy zullen van Argos de fchoonfle Dogter van Agamemion laat en komen, en ti die ten huwelyk geeven; op vöorwaarde dat uwe zonderlinge dapperheid ons helpe, om Troye te bemagtigen. Volg ons dan op onze Schepen, en wy zullen hes verdrag (luiten! wy achten ons geenzins vernederd, met een Héld, als gy zyt, tot onzen Schoonzoon te verkiezen. Na deeze bittere fchérts, fleept Idomenéus den ongelukkigen Othrionéus by de beenen; en Azius fcheurt hem uit zyne handen, t h i a d e , XIII. Boek. * * * Welk eenegruuwzaamheid! (riep Cefar uit.) s, Op zulk eene laage vyyze een reeds gevelden en ftervenden vyand te hoonen! Kan : er wel .', ooit iets wreeder, iets laf hartiger, worden uitge,, dagt! Hoe is het mogelyk, dat Mevrouw Dacier deeze onmenfehclyke daad kan vryfpree- ken?" ,, Homerus zelf ftemt toe, datdee- e, ze fpotterny allerbitterst is, en Mevrouw Dacier j, vindt ze daarentegen heldhaftig en geestig, Ziet 4, hier, wat zy daar van zegt! i * « Homerus heeft hief met zeer veel kunst de fckerfti HU deel. C Wel-  34 AVONDTYDKORTINGEN welke een waare heldenmoed inboezemt, 'en dié beven dien zeer gefchikt was, om de dapperheid der Soldaaten, welke dit hoorden , aantefpooren , gemengd met het bevallige, '| welk de flil zittende Leezer op eene aangenaame wyze moet vermaaken. En hy fielt daar door te gelyk het karakter van Idomenéus in een treffender daglicht, daar hy toont, hoe zeer deeze Held in het grootfte gevaar nog zyne gewoone vrolykheid en leevendigheid behoudt, het geen altoos een zeeker kenmerk is van waaren heldenmoed. * # f „ Maar, Mama, is het wel mogelyk, datMej-, vrouw Dacier eene diergelyke oordeelvelling heeft kunnen laaten drukken!" -—— ,, Uwe ,, verbaazing is gegrond; want inderdaad, het ,,- is onvergeeflyk, op zulk eene wyze te den,, ken , te redeneeren , en te fcliryven, offehoon men ook nog zo veel Grieksch verftaat! .... ,,- Maar laaten wy dit onderzoek eindigen met sj deeze pasfagie, welke my daar in de hand vak.'5 4*0 Menelaus overwint Pifander; vervolgens z;t hy hem den voet op de borst, terwyl hy, door ssne lange hoonende redenvoering, zyn vyand Wt-  VAN HET KASTEEL. 35 bitter grieft. Homerus zegt : het waren woorden vol fcherpe gal; maar Mevrouw Dacier verklaart, dat het eene Redenvoering was, vol kragt, juist' beid, betaamelykheid, en bondigheid (/). * * * ,, Maar, Mama, dan moet Mevrouw Dacier wel een flegt hart gehad hebben ? " ,, In ,, 't geheel niet: zy had hét beste hart en de edel- ,, fte ziel." ,, Wel, dan ontbrak het haar 5, volftrekt aan oordeel en verftand?" . „Ook niet: zy was in dit opzigt met buitengewoo- ne verdienften begaafd." „ Maar hoe heeft „ zy dan doch zulke aanftootelyke dingen kun- nen fchryven?" ,, Zy heeft zig laaten ,, vervoeren en wegfleepen door överdreevene ges, voelens van heldenmoed, endoor eene onmaa,, tige drift voor het Grieksch , welke taal zy in den grorfd verftond, zo dat zy meer dan ,, iemand al het fchoone en treffende, 't weikin de Made opgeflooten ligt, gevoelde, waar door de bewondering , welke zy te regt voor ,, Homerus had, haar die onzydigheid benam, „ wel> (i) Men zou uit dit zelfde Werk eene meênigte andere foortgelyke voorbeelden kunnen bybrengen. Het XXI. Boek is in deezen fmaak een der aanftootelykfte, C s  36 AVOSDTYDKOHTlNCËNf ,, welke zo moeijelyk in het oog te houden, até ,, noödzaakelyk te betragten is, wil men ander,,. zins met eenige vrugt onderrigten en overtui- ,, gen." „ Dit bewyst ook nog, zo als gy ons reeds gezegt hebt, Mama, dat men „ nimmer zyne verbeelding moet aanvuuren, ,, dan wanneer het de deugd betreft, vermits ,, men anders iigt te verre gaat* en de fcehoor,, lyke grenspaalen te buiten treedt. Maar, Maü ma, zeg my doch eenSj) wat moet men doen, „ om zo veel mogelyk altoos onpartydig te bly- „ ven?" ■ „ Men moet tragten, een zeker ,, gevoel, waar van de gfondzaaden.in ons hart s> zo diep begraven liggen, dat men die wel ,, verzwakken, maar nimmer geheel en al kan „ uitroeyen, te verfterken en werkzaam ie maaken, te weeten : de liefde voor recht en waar,,• heid. Men moet zig voor alle foort van over,-, ylende drift zorgvuldig wagten. Dan leert men eerst regt edelaartig denken, en met juist* heid redeneeren; men ziet de zaaken onbevoorüordeeld in het waare licht, en men velt een onpartydig vonnis; men laat dan zonder 9, eenige moeite ook zelf aan zyne vyanden bet ,, billyke recht weervaaren; zo zy bekwaamhee„ den en verdienden bezitten, erkent men die grootmoedig; zelf vindt men vermaak om dat gecne in hen te pryzen, wat waarlyk goed „ en graot is." ■ „ Dit laatfte, Mama, gc- }, loof  VAN HET KASTEEL. $f 5, loof ik, is het zw.iavfte van allen. Ik wil wel (J bekennen, dat ik geen groot vermaak zou gevoelen, om iemand, die my haatte, te pry- T, zen." ,, Zoud gy dan ook ongevoelig zyn voor het vermaak van eene algemeene bewondering te verwekken; vooral wanneer uw ,, hart en verftand daar van het voorwerp was ? " ,, Wie zou daar ongevoelig voor weezen, ,,, Mama?" ,, Wel nu, ik onderftel eens, ,, dat gy niet meer in die gelukkige jaaren van. ,, onnozelheid waart, waar in men geene vyan,, den heeft; ik onderftel zelf, dat gy'er een hebt, ,, wiens kwalykgezindheid tegen u zeer duidelyk ,, bleek; ik neem nu eens , dat gy op zekeren dag in een gczelfchap van tien of twaalf perfoonen ,, waart, en dat het gefprek op uw Vyand viel ,, dat men daar vry veel kwaad van hem fprak; „ dat gy, in plaats van daar in deel te nee,, men, ftilzwecgt; dat men al verder tot las., teren overging, want van kwaadfpreeken gaat men ligtelyk tot lasteren over ,• men bezwalkt ,„ den goeden naam van uw Vyand met valfche be., fchuk'.igingen; men vent loutere gisfingen voor beweezene waarheeden uit; men geeft de zaaken een geheel ander voorkomen, zelf door de, omftandigheeden te veranderen ; uw vyand heeft ,3 verftand en cordeel, en men geeft voor, dat SJ hy geen fmaak ter. waereld heeft, dat hy een H weetniet is, enz. Dat gy dan eindelyk het  S$ AVQNDTYDKORT INGEN 5, woord opvat, en, door de zugt tot waarheiden billykheid gedreeven , met kragt en vuur „ zyne verdediging op u neemt, en tot zynvoor,, deel al dat geene zegt, wat waarheid en billyk,, heid van u vorderen. Gy zult dan, wel is ,, waar, in het eerst eene groote verwondering „' wekken, maar men hoort u nochtans met een „ zeker wantrouwen aan ; men twylfelt zelf eert ,, oogenblik aan uwe opregtheid: neem u dan wel in acht! breng niet dan gegronde bondi„ ge bewyzen by; gy moet zelf uw Vyand vol9, komen vry pleiten, of gy zult niet dan voor, s, een huichelaar gehouden worden ; maar gy ftaaft 5, uw edelmoedig gedrag, door bondige en onweerfpreekelyke bewyzen; gy ziet eerst de algemeene verwondering en het genoegen op aller 5, aangezigten uitblinken, en gy hoort een zagt gefluister van goedkeuring en tevreedenheid; 5, Gy hebt aller harten gewonnen door een onwederftandelyk vermogen. Uw Vyand zelf zal den volgenden dag van uwe grootmoedigheid on,, derrigt zyn, en weeten, wat hy aan u verfchuldigd is. Zo hy uw vyand blyft, is hy een ,, monfter. En hoe zou hy immer durven onderneemen om u te benadeelen? Hy kan on„ mogelyk voortgaan, met vyandlyk tegen u te ,, handelen, zonder zig zelf alle verachting en ,, fchande op den hals te laaden." „ OMa- ma, nu zou ik zelf verlangen , oud genoeg te,  VAN HET KASTEEL. 39 zyn, om een Vyand te hebben, wien ik pry- zen en verdeedigen kon.'' ,, Laat dan nooit na, om de voortreffelykheid en het nut der deugd te bewonderen, daar gy ziet, wel,, ke heerlyke vrugten zy opleevert!.... O wat zouden de menfehen zig niet al moeiten en ,, fmert fpaaren , wanneer zy flegts haar, en haar „ alleen wilden volgen ! " ,, Gy hebt immers geene Vyanden, Mama?" s, „Ik vertrouw, dat gy wel weet, dat ik al* ,, thans niemand haat! " „Ja, dat weeten wy j, zeer wel." ,, De Godsdienst en de men'-. ,, fchenliefde verbieden deeze gruwlyke gevoelens ,, even zeer; zo dat gy wel overtuigd zyt, dat „ die ook nooit myn hart b.efmet hebben...., Evenwel heeft men my gezegt, dat ik Vyan- „ den had." „ Heden! hoe is het moge- ,, lyk?" 1 ,, Ja, dat is doch zo, maar ik ge- loof niet, dat zy zeer verbitterd zyn; en ik houde my verzeekerd, dat ik na verloop van weinige jaaren er geen meer zal hebben, vermits de haat verzwakt, en eindelyk geheel ,, uitgedooft wordt, wanneer dezelve niet we- „ derkeerig is," ,, Uwe Vyanden moeten u niet kennen; anders zoud gy geene vyan- ,, den hebben, Mama! " „ Dit denk ik ook, , myne lieve Kinderen; zo zy myn hart grondig kenden, zouden zy zeekerlykmy niet meer haaten," •*—- Maar het is evenwel niet moge-i C 4 w  3& AVONDTYDKQRTIN'GEN s» lyk, dat zy kwaad van u kunnen fpreekep?'* " » Ten minften dit is zeeker, dat zy niet kun* nen zeggen, dat ik eene kwaade Moeder ben, „ of een arglistig mensch, of dat ifc fchoone gc, „ voelens voo.geef, die ik door rnyne daaden en „ gedrag lochene; daar ben ik gerust op " Maar by geleegenheid , dat wy nu doch fpree„ ken van tnenfchen, die iets tegen my hebben, „ kan ik niet voorby van u te zeggen, dat ik v 'er laatst nog zulk een heb bygehragt in eene onzer AvondverteUwgen.^ — „Ik hoopeven5, wel, Mama, dat het de Heldin der Historie „ niet was!" — „ De trerrVhdfte daad, het aanv doenlykfte geval, dat ik u naar myne gedagtea „ ooit yerteld heb,, is my juist door haar ver„ fchaft." — „o Mama, is dat waar? En wy V zyn daar door getroffen geweest; wy hebben zeeker geweend?" „j., zeer veel> v en ik met u, toen ik u dat treffend geval, v waar aan ik nooit zonder verrukking denken I^n, verhaalde/' . „ 0p dat oogenblik' „ hebben wy dan iemand lief gehad en hoog, „ geacht, die onze lieve Mama niet liefheeft; dat doet ons magtig veel moeite. Maar Ma„ ma, is het wei waar, dat die perfoon u niet " bemint?" - „Ik zal 'er q zeiven over laa„ ten oordeelen. Zy heeft myne hulpe zeernoo„ dig gehad geduurende agt of tien jaaren; dagelyksch kwam zy my raadfdeegen, deelde my «ft  VAN HET KASTEEL. ,}I v alle haare, geheimen mede, en verzogt my ,, geduurig om myne voorfpra-ak en byftand. Het geen ik voor my zelve niet zou gedaan ,, hebben , deed ik voor baar. Ik bad voor 't ?, overige geene dc mihfte betrekking op haarj ,, en niet dan eene vuurige begeerte, om haar }, in haaren ncteligen toeftand van nut te zyn, deed my in haare belangen deelen. Zykwam j, nooit by my, dan om van my eenige dicn,, ften te versoeken,- ik hoorde niets anders dan ,, de voordragt van haare zaaken ; ik fprak niet ,, van haar, dan om gunsten voqr haar teverzoe«, ken. De uitkomst bekroonde myne pogingen, ik verkreeg in die agt jaaren alles vóórhaar, wat zy van my gewenscht had. Na dien tyd valt 'er iets voor, dat ons van een fcheidt. ,, Na verloop van een jaar, zie ik baar weder. „ Naauwelyks fcheen zy my te kennen; en ik 5, vind in haar perfoon niets dan eene onverfchillige vreemde; en welhaast verneem ik tot myne groote verbaazing, dat zy myne Vyandin 5, geworden is." - — „ Dat was eerst on- 9, dankbaar. Mama!" „ Ik heb daarom niet; ,, minder vermaak, om die trek, welke haar zo veel eer aandoet, en waar van ik zo even fprak x v te verhaalcn En dit is die geest van on- partydigheid en billykheid, dien ik u zo gaatje ne wenschte intefcherpen.... Maar om weder; „ op het ftuk van uw boek te komen." C 5 „ &  4* AVONDTYDKORTINGEN Ik vleyc my, dat gy de begrerte, om de $*, Made alleen te.leezen, zult opgegeeven hebs, ben." „ Ja voorzeeker, Mama; maar men had my gezegt, dat men dit boek aan alle „ Kinderen van myne jaaren in handen gaf, en ,, dat de aanmerkingen, daar in vervat, zecrleer- zaam waren. Ook heb ik myn Neef Frederik, „ reeds voorleeden jaar, de Made en de Odysfe'e „ in zyne fpeeluuren , by wyze van uitfpanning, s, zien leezen. Hleröm verzogt ik u de zelfde „ vryheid. Maar nu ik zie, dat 'er zo veele s, gevaarlyke Hellingen in dit boek zyn, verkies ik veel liever het met u te leezen, op dat gy ,, my' dan alle de gevolgen van de fchadelyke „ grondbeginzels, in dit werk vervat, kunt doen ,, opmerken." „ Over het algemeen zyn 'er inderdaad weinig boeken, die gy zonder gevaar „ alleen leezen kunt." —— „ Maar een Histo- risch boek, Mama, dat kan ik immers veilig „ leezen, daar ik thans in flaat ben , om over daa„ den te oordee/en" — „ Gy hebt reeds het zo „ achtenswaardig als wel uitgevoerd kort Begrip der Gefchiedenis geleezen , 't welk eigenlyk ,, voor Kinderen gefehikt is (k). Welke gefchie„ denis zoud gy nu liefst willen leezen?" — ,, Dia van Maitha, Mama.'' — „ De Abt de ,1 Ver- (k) Door myn Heer den Abt Mil^ot,  VAN HET KASTEEL. 43 Vertot heeft zeeker een bevalligen fchryftrant; „ maar zyn oordeel is niet altoos even juist, noch ,, overeenkomftig met de gronden van eene ge„ zonde zedenkunde; hy flaat zelf maar al te dik» 3> wyls den bal geheelmis." ; „ Kies dan zelf voor my een boek, Mama, dat gy het best 9, zult oordeelen." „ Gy belooft my im- ,, mers, om, langzaam en met vrugt te zullen lee» „ zen, en my alle avonden verflng te zullen gec- ,, ven van het geene gy geleezen hebt?" v Ja wel, Mama." „ Nu, dan zal ik u eene beknopte Historie van Engeland geeven , wei* ke in twee deelcn naar myn oordeel zeer kort „ en zaakelyk, doch tevens "zeer klaar en duide„ lyk, gefchreeven is." Twee dagen daar na zei Cefar tegen zyne Moeder; „ dat een trek uit het Bock, 't welk zy hem, ,, geleend had, hem zeer mishaag Jde." „Laat „ eens zien, (zeide Mevrouw de Clemire, ) lees 5, het my eens voor!" ,3 Hier is het^ n Mama," * * * De Franfchen wier den te Azlncourt door Henr érik den V. geflagen, die zulk een onnoemlyk getal Krygsgevangenen maakte, dat hy, om den Vyand, die nogfteeds dreigde, het hoofd te kunnen bieden, ge-  ♦, My dunkt, Mama, dat ,, gy in de werken van deezen Schryver een 011- gemeen behagen fchept!" „O ja, om ,,• dat men in dezelven eene gezonde wysbegeerte, eene ftrikfe oripartydigheid, zeer veel gevoel, (/;) een aantal nieuwe gedagten, eene' zui- (n) Door den Heer Gailiard. (o) Gefchiedenis der onlusten van PMippus van "Valois. O) Ik heb zelden omtrent cenen Historie - Schryver hooren aanmerken , dat hy gevoel had. Deeze lof fchynt alleen aan werken van vernuft en verbeddingskragt toe te komen ; maar dé werken van den hier aangehaalde Schryver biifyken deeze uitdrukking ten hoogden. Het komt my voor, dat ,het onmogelrk is die te leezen, zonder meenigma'al tot in de ziel bewoogen te zyn. Lees dus, by voorbeeld, het ganfche verhaal van dc Maagd van Orleans. GefiAitdeois van de Onluucn van P/iilippus van Valois Tom. III. Het treffend afbeeldfel van Lodewyk den Godvrugtigen. GtfchieJer.h van hu Mededia-  VAN HET KASTEEL. 47 ,, zuivere zeedenkunde, en een altoos juist oor» deel aantreft, in een woord , al dat geene, 't welk de Gefchiedenis behoort op te leeveren, te wee„ ten, nuttige lesfen voor de menfehen in't alge- ,, meen, en inzonderheid voor de Vorften." ,, Kent gy den Schryver, Mama?" • „Ik heb hem geen viermaal in myn leven gezien." —^ „ Waarom geeft gy my zyne werken niet te lee- „ zen , Mama?" < „ Om dat ik die zelve met ,, 11 wil leezen, ten einde gy niets verliest van al ,, het fchoone, dat daar in te vinden is, zo dat ik verkies, u andere werken voor uwe byzondere leezing te geeven. Maar ik herhaal het *,, nogmaals: lees met aandagt, en overweeg nau,, keurig de aanmerkingen van den Schryver. Ik ,, dring hier des te fterker op aan, om dat dit ,, een ftuk van aanbelang is : want, zry gy U ,, deeze gewoonte eens eigen maakt, zal het leezen uw hartvormen, en uw verftand verlich,, ten; en in het vervolg zal geen boek, hoe ,s genaamd, gevaarlyk voor u kunnen weezen; ,, integendeel, zo gy onoplettend leest, zult gy ongevoelig eene meenigte valfche denkbeelden opdoen, en het leezen zal dan, wel verre van 1 u dintfrfihap , etc. Dat van Hendrik den IV., en het geheele verhaal van den Slag van Pavia. Gefc/ilcdenis van Francais dtn I,  43 AVÖNDTYDKGRTiNCÈN ,s ü beteren wyzer re doen worden, tot mets ar* i, ders dienen , dan om uw hart te bederven , uw „ verftand te misleiden, en de goede gronden van „ zcedekunde in u te verzwakken, ofwel ge- „ heel uit te roeijen." Myn Heer den Abt, die Cefar kwam roepen, maakte een einde aan dit gefprek. Des avonds werden de Avond-Vertellingen weder hervat; wanneer1 Mevrouw de Clemire ds navolgende Gefchiedenis verhaalde; P A M E L A, of De gélukkige Aann'èeMmgi 3Felicie , zig alleen beezig houdende met de opvoeding van haare beide Dogters, leefde ten uiterften vergenoegd, te midden onder eene Familie, welke'zy teder beminde, en van goede Vrienden j welken zy hoog fchattede. Dagelyksch verblyde zy zig in haar geluk, en fcheen niets meer te weafehen. Zy was werkzaam, en hield veel van baa-  van het kasteel. 49 hairen geest te oefenen; daar by was zy zagt van aart, en zeer gevoelig van hart. De haat was haar onbekend, en zy verfoeide dewraakzugt; zy gevoelde al de kragt der vriendfchap , en. 'er was geene opoffering, die zy niet voor dezelve zig blymoedig getroost zou hebben. Eindelyk was er niemand, die meer dan zy depragt en praal verachte. De Dogters van Felicie waren nu de kinderfchoencn ontwasfen. Camille, de oudfte, bereikte naauwlyks veertien jaar, toen Felicie uit hoofde haarer omfliandighceden genoodzaakt was, haar uit te trouwen. Zy was niet in ftaat, om haar veel geld of goed na te laaten; dus was zy wei verpligt, om haar op eene of ancere wys te bezorgen. De voördeeligfle party in alle opzigten bood zig voor Camille aan; Felicie kon dit niet afllaan, hoe zeer zy tevens al het nadeel bezefte s dat er geleegen is in een Meisje van zulke jonge jaaren uit te huwen. En inderdaad, dit nadeel is des te grooter voor zulk een jong mensch, om dat het invloed heeft op haar geheel volgend leven. Haare opvoeding is nauwelyks begonnen, en blyft altoos onvoltooid. * * * . Mama , (viel Caroline in, ) zo het een weldenkt nd braaf Meisje is, zal zy haare Moeder, ui. deel. D evea  5<3 AVOND TYDKORTINGEN , even als voör haar trouwen, gehoorzaam cfC ,, onderworpen blyven: zo dat haare Moeder dan ,, haare opvoeding nog altoos voltooijen kan."—■ Dat jonge Vrouwtje zal dan wel veel verftand „ en oordeel moeten bezitten, om even leerzaam ,,- by haare Meefters te zyn, wanneer zy zig MeJ vrouw hoort noémen! Zal zy daarenboven niet j, verpligt zyn, om telken reize, wanneer haar ,, Man in haare kamer komt, haare lesfen te ,, ftaaken?" ,, Maar, zo die Man de wee- tenfchap* lief heeft?" ,, Wanneer men i, flegts veertien jaar oud is, bezit men nog zeer' weinige" aarigenaame weetenfchappèn, zo dat „ gy ligt begrypen kunt, dat het onderwys varf ,, zulk eene voor een ander niet aangenaam is om by te woonen, en dat de vrees, om haar ,-, Man daar mede te zullen verveelen, en de begeerte om met hem te praaten, de les flooren , it en den voortgang ih 't leeren vertraagen moet... .• Maar om weder tot ons verhaal te keeren! '* * * * Weinig tyd na haar huwelyk, wierd Camille gevaarlyk ziek. Felicie ondervond toen alle die angften, welke het hart van eene tedere Moeder, door hoop en vrees gellingerd, beftryden. Dit, gevoegd by de afmatting van het waaken en oppasfen van haare lieve Dbgter, veroorzaakte eene ver-  VAN HET KASTEEL. 51 verzwakking, waar van zy 3e gevolgen nog lang, na dat haare Dogter reeds herfteldwas, gevoelde. Daar men voor eene borstkwaal bedngt was, be« floot zy, op raad der Doctooren , om de wateren van Bristol te gebruiken. Zy zag zig dus van haare lieve Camillè afgefcheiden, vvelke zy in handen' van eene Schoonmoeder moest agterlaaten, eri ftak met haare andere Dogter, Natalie genaamd, welke in haar dértiëndë jaar getreèden Was , naar Engeland over; Felicie had de voorzorg niet gebruikt, om te Bristol een huis te laaten hu'ure'n, zo dat zy, by haare aankomst, niet dan eeh zeer gebrekkige intrek kon vinden, 't welk des te onaangenamer voor haar was, om dat het vertrek, 't welk zy had moeten neemen, riiet dan door een dun befchot afgefcheiden was van een ander vertrek, alwaar èene Éngelfche Dame zederf. twee jaaren ziek te bedde lag. Felicie, die volmaakt Engelsch fprak, ondervroeg de Vrouw van het huis omtrent die Dame, en vernam van haar, dat deeze ongelukkige Vrouw reeds twee jaaren ling aan de teering kwynde; dat zy Weduwe was van een jong Engelsch Edelman, die, van een hooge afkomst zynde, doof zyne vermogende bloedverwanten, welke misnoegd over zyn ongèlyk huwelyk waren, ontërfd was geworden; zo dat hy haar by zyn dood niet dan eene geringe Lyfrente had kunnen nalaaten, hetwelk voor haar des te feertS a te-  £2. AVONDTYDKORT1NGEN telyker was, om dat zy een klein liefDogtertje had, 't welk door haar overlyden alles , tot het middel van het beltaan toe, verliezen zon. De Huiswaardin eindigde hier haar verhaal, met de lof van de kleine Pamela, ( dus was dit lief Meisje geheeten, ) welke zy verzeekerde, dat het aartigfte en lieffte kind was > dat men immer met oogen zien kon. Dit verllag deed het gevoelig hart van Felicie geweldig aan, en den ganfchen avond was de ongelukkige Weduwe, en haar nog ongelukkiger Kind, het onderwerp van haar gefprck met Natalie, haare Dogter. Felicie fliep- met Natalie op dezelfde kamer. Het was nu omtrent twee uuren geleeden, dat zy te bed lagen. Natalie ftiep gerust,. en haare Moeder begon reeds in te Animeren ,• toen eenig gerugt, 't welk zy in de kamer der Engclfche Dame hoorde, haar onverwagt wekte. Zy luistert fcherp en ongerust toe, en meent duidelyk eenige klaagtoonen te hooren; waar op zy, zig herinnerende „ dat de zieke ilegts eene Kamenier en eene waakfter by zig had, en vermeenende, dat haare hulp mooglyk van eenig nut zou kunnen zyn, fchielyk opftond, het nachtlicht in de hand nam, en zagtjes de kamer uitfloop , vreezende om Natalie , die nog A-iep , wakker te zullen maaken. Zy ging hier op eene kleerkamer door, waar haare Kamenier Aiep; aan wie zy gelaste, zig niet van daar te verwyderen, ten einde by de hand  VAN HET KASTEEL. 53 hand te zyn, wanneer Natalie, intusfen dat zy weg was, mogt wakker worden ; vervolgens deed zy eene deur open, en bevond zig in de gallery, waar in alle de kamers uitkwamen. Die van de zieke ftond open, en Felicie hoorde nu duidelyk het fchreijen en het fnikken. Op het zelfde oogenblik ftuift de Kamenier haaftig de kamer uit, terwyl zy ontroerd uitriep: hef is gedaan! Zy is 'er geweest! ,, Wat zegt gy, riep Felicie, dieniet ,, minder ontroerd was, is zy reeds dood? en ik ,, kwam juist om haar nogeenigehulptebieden ! " Helaas, Mevrouw, (hernam de Kamenier, bitter weenende , ) dit is reeds te laat; zy zal die niet meer behoeven... Maar wat zal 'er doch van haar onnozel Kind worden? ... Ik ben zelvemetvier Kinderen bekaden , en kan my met dit ongelukkig Weesje niet verder belasten. „ Waar is het kind?" vroeg Felicie met drift. Helaas, Mevrouw, (hernam de Kamenier,) dit ongelukkig wigtje weet mets van haar zwaar verlies. In dien ouderdom kent ■men het waereldsch leed nog niet. Weet zy zelf wel eens, wat ferven is?,... Zy heeft haare arme Moeder hartelyk lief gehad; want geen Kind, zo jong, kan een gevoeliger hartje bezitten... En echter ligt zy in dezelfde kamer', waar haare Moe-< der zo even den adem uitblies, gerust in haar wieg^ je te flaapen. Op deeze woorden ging eene koude rilling Felicie door deleeden. „Goe- „ de God! (zeide zy,) laaten wy dit lief Kind D 3 „ uit  54 AyöNDTÏDKORTlNGEN „ uit dat akelig vertrek wegneemen!" En hier op treed zy fchielyk dc kamer der overleedene Dame in. Qm by het wiegje van het Kind te komen , moest Felicie het bed, waarop het nog warme lyk der Moeder lag, voorbygaan. Zy fraar. een wyl ftil, en befchouwt met een ontroerd gelaat en betraande oogen, dit deerniswaardig fchouw'fpel. Vervolgens nederknielende, zeide zy, met cnbefchryfelyke zielsontroering: „ O rampzalige 5, Moeder, hoe deerlyk benaauwd moeten uwe laatfte oogenblikken geweest zyn .'... Gy hebt „ uw hulpeloos onnozel Kindje, zonderbyltand, zonder geld, zonder hoeder of tqevoorzigt, op de ruime waeiehj geheel alleen moeten agterlaa„ ten... Ach, zogy, gelyk ik my gerust ver,, beeldc, uit het eeuwig verblyf, waar in gy „ thans zyt overgegaan , ïiog op deeze bes, ne-ienwaereld nederziet , en my hoort.... „ Hoort dan ook, dat ik hier plegrig beloof, uw '„ Kind ten hoeder te zullen ftrekken, en nooit te 3, zullen dulden, dat zy de nagedagtenis verlieze van haar, aan wie zy bet leven verfchuldigdis; dagelyksch zal zy voor die Moeder de Goddel ,, lyke genade en barmhartigheid affmeeken." Hier ftond zy op, naderde het wiegje , en met niet minder ontroerenis dan tederhartigheid, bukt zy voor over. Een kleed, dat over het wiegje hing, verborg het flaapend Kindje voor haar gezigt. M« eene beevende hand fchuift zy het weg, en wordt  van het kasteel. 5$ wordt het onnozel Weesje gewaar. Felicie befchouwt ftüzwygend het bekoorlyk, lief, aandoenlyk, zagt gezigtje van dit flapend Engeltje. l\et lag daar gerust, nevens het Ledikant, waar haare ongelukkige Moeder zo even den laatften ftryd geflreeden had; haare ademhaaüng was zagt; een teder blosje verwde haare zagte bolle wangetjes, en haar lief mondje fcheen den aanfehouwer toe te lachen. Dit, gevoegd by de kindl'ehe onnozelheid, die op haar gezigtje doordraaide, roerde het hart des te fkrker, daar het zo aandoenlyk als treffend afllak by haaren jammerlyken toeft^]. rt Achl (zei Felicie, haare oogen af- ,, veegende ,) hoe gerust flaapt dit wigt! waar !... ,, en in welk oogenblik!..,. Bekoorlyk en tevens „ ongelukkig kindje! Vergeefsch zult gy, wakker wordende, naar uwe Moeder vragen ; vergeefscli ., zult gy uwe onnozele handjes naar haaruitftee,, ken !.... Maar het gevoel, de menfehelykheid , ,, dit hart, zal u eene Moeder geeven; ja, daar ,, zult gy, zq na mogelyk, die zelfde Moederlyke liefde en zorg wedervinden. Van dit oogenblik ,, neem ik u, voor het alziend oog des Alwetenden, ,, voor myn eigen Kind aan. Kom aan, (vervolgde ,, zy, zig tot de Kamenier wendende, ) help my, ,, om dit wiegje in myne kamer over te dra,, gen." Deeze Vrouw, die niet weinig verbaasd was, volbragt dit bevel zo blymocdig als gewillig; en de kleine Pamela wierddus zeer voorD 4 zig-  56 AYONDTYDKORTINGEN tig, zonder dat zy wakker wierd, op haar bedje in de kamer van Felicie overgebragt. Hier vonden zy de jonge Natalie, die, wakker geworden zynde, opgedaan was, en haare Moeder zeer verleegen en ongerust te gemoet liep. Felicie riep haar, by het infreeden, toe: „ Kom nader, Natalie, zie, ik breng u hier een nieuw Zusje, dat gy my belooven moet, wel lief te zullen hebben." Op deeze woorden vliegt Natalie naar de wieg, en gaat nevens dezelve op haare knien leggen, crn het Kindje des te beter te kunnen befchouvven. Haare Moeder verhaalt haar intusfen , in korte woorden , al het geene er gebeurd was. Natalies teergevoelig hart wierd door dit verhaal derk bewoogen ; zy fchreidde, en zag de kleine Pamela met een oog vol liefde en deernis san, terwyl zy behaagen fchepte, om haar reeds by voorraad den tederen naam van Zusje te geqyen. Zy verlangde reeds met ongeduld naar den volgenden dag, wanneer het Kind, wakker zynde, met haar praaien, eq haare liefde beantwoorden zou. Eindelyk ging men weder te bed , offchoon Felicie, geduurende het overige van den nagt, geen pog kon fluiten. Maar kan de zagtde flaap wel zo verkwikkend zyn , als de herdenking en befpie, geling van eene goede daad. Om zeven uuren s'morgens, kwam de Kamenier V?n Felicie op haare kamer, en, toen zy de luiken open maakte, wierd de kleine Pamela wakker;, Fe-  VAN HET KASTEEL. S7 Felicie liep hier op naar de wieg. Toen het Kind haar zag, fcheen het eersteen weinig verbaasd»; doch, hair een korte poos aanziende, bïgon het baar toe te lachen, en de handjes naar haar uit te fteeken. Fe'icie rigte de k'eine in het wieirje over end, en drukte haar, tenvyl zy het kindje tederlyk omhelsde , zagrelyk tegen haar-n boezem. Zy geloofde een weinig aan de Sympathie, (een zwak , zrcr eigen aan teergevoelige zielen ;) en verbeeldde zig, de blyken daar van te zien in de aanvallige Ureelingen van dit bekoorlyk Kind, 't welk haar reeds eene zo fterke geneegenheid inboezemde, en even daar door haar nog veel dierbaarer wierd, dan toen zy flegts de werking van het mededogen voor dit verlaatene Weesje gevoelde. Iiitusfen begqn de kleine Pamela om haare Moeder te roepen. Die naam van Moeder in den mond van dit onnozel Kind, dat nu geen Moeder meer had, doorfneed het reeds zo fterk gegriefde hart van Felicie. Uwe lieve Moeder, myn Engeltje, is hier niet meer! Op dit zeggen barst het Kind in een vloed van traaneu uit. De goede Natalie deed terftond haar best, om het fchreüend Wigtje te vertroosten; doch haare Moeder verhinderde haar, zeggende: fluit deeze aandoenlyke traanen niet '• Zy verligten myn hart. Verbeeld u eens haaren toe/land, en denk dan, wat gy zelf gevoelen zoud! ^Tqen de kleine Pamela gekleed was, ging zy op D 5 haa-  f8 AVONDTYDKORTINfEN haare knietjes leggen, en deed overluid haar gewoon Morgengebed. Felicie huiverde van aandoening, toen zy dit kleine Meisje met veel nadruk hoorde zeggen : Q goede God, laat myne lieve Moeder weder gezond worden! » ,, Lief Kind , (zeide Felicie, haar in de armen neemende,) dit moet gy nu niet meer bidden; want uwe- lieve Moeder is njet meer ziek." Is zy niets meer ziek?.... Is zy waarlyk gezond geworden ?... Och, dat is goed!... Lieve Heertje, daar dankt Pamela u voor} Dit zeggen, en de blydfehap van deeze lieve onnozelheid, doorboorden het hart van Felicie, die, byna in haare traanen fmoorende, tot het Kind zeide: „ Ach, myne lieve Pamc„ Ja, bid voortaan geen ander gebed dan dat", 't ,, welk ik u leeren zal; zeg liever: Goede God, ,, geef, dat myne Moeder volkomen gelukkig zy!"—• Pamela herhaalde deeze woorden overluid, en fprak die mef zo veel ernst uit, als of zy inderdaad dc volle kragt daar van gevoeld had; en zig vervolgens tot Felicie keerende, zeide zy, met een min of meer verleegenc houding: mag ik ook onzen lieven lieer bidden, omfpoedig by Mama te komen ?... ïerwyl zy dit zo zagt en fmeekend vroeg, Monden Felicie de traanen in de oogen; en het lieve Meisje, dit merkende, vloog op, en viel haar fchrcijende om den hals. Op dit oogenblik kwam men Felicie boodfehappen , dat haar Rytuig gereed was. Zy nam hierop haare kleine Lieveling op den arm,  VAN HET KASTEEL. 59 arm, ca, door Natalie gevolgd, (lapte zy in liet Rytuig, en vertrok naar Bath (q~). Zy kwam niet dan na verloop van agt dagen weder te Briflol te rug, alwaar zy een huis huurde, als niet verkiezende haar vpqrig Logement weder te betrkken. De gcneegenheid van Felicie voor haare kleine gunlleling nam dag aan dag meer en meer toe. Dc bekoorlyke zagtzinnigheid, de buiiengemeene teergevoeligheid , en delievekunstelooze dankbaarheid yan -dit eenvoudig Meisje , verfchaften Felicie eene allcraangcnaamfte belooning voor haare weldaadigheid. Na dat zy nog drie maanden te Briltol vertoefd had, verliet zy Engeland, en keerdenaar Vrankryk te rug. Haare gehcele Familie was wel haast even zeer met onze kleine Pamela ingenoomen, en nam haar insgelyks voor hun kind aan; want het was ook inderdaad onmogelyk, dit aanvallig Meisje te zien , zonder belang in haar te Hellen, als ook oni haar heven zagten imborst te leeren kennen, zonder haar hartelyk lief te krygen. Toen zy zeven jaaren oud was , onderrigre Felicie haar van haare geboorte, en verhaalde haar het lyden en de vroege dood van haare ongelukkige Moeder. Dit berigt deed onze kleine P.rmela jn traanen wegfmclten. Toen zy eindelyk alles wist, en Felicie zweeg, viel zy voor haar op de knien (q) Bath is vier a. vyf Engelfchemylen van Briltol geleegcn.  6o AVONDTYDKORTINGEN kuien neder, en zeide al het tedere, al bet aandoenlyke, waare dankbaare, dat het gevoeligfte mensch van twintig jaar zou hebben kunnen zeggen. Zodanig was Pamela: door defterkegevoeligheid van haar verfynt en verheeven zieltje was zy altoos boven den gewoonen peil van haare jaaren verheeven. Wanneer zy in de volheid van haar overftelpt hartje fprak, was het geen kind meer; men kon duizende geeftige flagen , fneedige antwoorden, en bekoorlyke trekken van baar vernaaien ; dagelyks gaf zy nieuwe blyken van het allerbeste hart, en van dien gelukkigen inborst, die haar reeds zo vroeg onderfcheidden. Deeze leevendige teergevoeligheid en beftendige goedaardigheid verfpreidde over haare ganfche perfoon , en over alle haare daaden, eene onbegrypelyke bekoorlyklieid, welke ieder een, die baar zag, ongevoelig voor haar innam, en haare bevalligheeden een nieuwen luifter byzette. Men zag haar honderdmaal, zonder eens acht tegeeven, of zy inderdaad fchoon, dan wel alleen bevallig was, of haare trekken regelmatig, of niet regelmatig waren; men zag niet anders dan deinneemendheid van haar gelaat, zonder tyd of lust te hebben om te onderzoeken, waar in haare uitfteekende bevalligheid eigenlyk geleegen was. Zy had fchoone groote bruine oogen , en lange zwarte wenkbraauwen; maar niemand fprak van de oogen; de oplettendheid werd geheel verzv\o.:gen door hunnen betoor ve-  VAN HET KASTEEL. f5l verenden opflag. Zy bezat die juifle lieve aanvalligheid, die kist om een cl!; te behaagen en te verpfigten, die liet natuürlyk uitwerkl'el zyn van een aartigen inborst. Zy was oplettend, edelmoedig, infchikkelyk, en zo ongeveinsd oprecht, als kunfteloos eenvoudig. In dén woord, zy bezat alle die deugden, alle die hoedanigheeden van ziel en lighaam, welke zo zelden met eikanderen gepaard gaan. Zy was doorflecpen van verftand, en echter zo oprecht van hart als open van gelaat; zeer ligt getroffen door het leed van anderen, en echter zeer vrolyk en lustig van geest; uitermaaten leevendig, en echter zeer zagtzin.nig. Het eenige gebrek, dat men in haar moest tegen gaan, ( en welk Kind is 'er, dat geheel geen gebrek heeft? ) kwam voort uit die zelfde altegroote leevendigheid, die haar echter nimmermeer tot eenige ongeduldigheid , veel min haaftigheid, tegen wie het ook zyn mogt, vervoerde; dit gebrek was eene verregaande losheid, zodanig, dat weinige Kinderen haar daar in evenaarden. Zie hier een ftaaltje, 't welk te gelyk een denkbeeld van haare liefde en eerbied voor Felicie, haare Wel doen fier, als ook van de zagtzinnigheid van haar inborst, geeven kan.... Pamela verloor , minder uit flofheid of traagheid, dan wel uit al tegroote levendigheid en losheid, meest alles wat men haar gaf. Ging zy eens wandelen, dan zette zy haar hoedje af, lag in het gras neder, om dus te beter in bet veld  62 AVONDTY&KORTINCEN veld te kunnen rond loopen; weder naar nüïê' gaande, vergat zy de hoed, die op het gras bieef liggen. Wanneer zy genaaid of geborduurd had < deed de lust om tog fchielyk te gaan fpcelen, haar doorgaans haare vingerhoed, fch'aar, naald, of naaldekooker vergeeten; de open breizak viel , door het opflaan, van den fehoot op den grond. Pamela fproijg 'er lugtig over heen, en vloog in een omzien weg, zonder zig over haar gevallen goed verder te bekreunen. Meh zag haar met vermaak in den tuin, ofwel buiten in het veld fond loopen; doch men had haar verbooden 4 om in huis te loopen efl te vliegen. Pamela vergat nogthans, met de grootfte lust om gehoorzaam te zyn , geftadig dit verbod ; ook viel, of (lootte zy zig, ten minften vief vyf maal op eenen dag'; aan alle deuren, venfters of flooten , bleef zy met haare kleederen hangen, waar door zy onophoüdelyk haare fchortjes, jurkjes, lubbes of halsdoeken fcheurde. Men bragt het eindélyk door g ebeden, vefinaaningen en ftraffen zo ver, dat zy iets van haare onbezuisthéid verleerde, en een weinig bedaarder wierd. Hiertoe had Felicie de gewoonte, om alle morgens zonder fout haare zakken, als mede haar breizak, na te zien, of zy al haar goedje, fchaaren, mesje, naalden, fptlden of gaaren by een had, en haar daarvan ftrikte reekenfehap te eifchen; hetgeen niet weinig foebragt, om haar oplettender en zorgelyker omtrent haar goed;  VAN ft E T KASTEEL* 6g goed te maaken. Op een zekeren morgen, dat Felicie dus volgens haare gewoonte de naziening van dit alles deed, vond zy de fchaar van Pamela niet. Pamela, hier over ondervraagd en bekeeven, betuigde al {hikkende, dat d« fchaar ten maften niet verlöoren was, wyl zy heel wel wist, waar die gebleeven was. ■ ,, Wel, waar is ze dan ? " vroeg Felicie. -Ö> den grond, lieve Mama, in hel Kabinetje van myn Zuster. — „ Hoe! op den grond ? Wel, als gy dit zo net weet, waarom hebt gy zé dan niet opgeraapt ? " . Mama, ik was in het Kabinetje by Zuster, en met het uithaalen van myn zakdoek is hy daar uitgevallen, op het zelfde oogenblik dat gy fchelde, en toen ben ik fchielyk heen geloopen, om naar ü toe te vliegen. „ Hoe , zonder uw fchaar ,, op te raapen?" '■ Ja, Mama, om dat ik my dien tyd niet gunde; zo verlangde ik, om fchielyk by u te zyn! „ Maar gy wist irnmers wel, dat ik naar uw fchaar vraagen zou, en dat gy „ kyven zoudt krygen, als ik die niet vond ? " — Ja, lieve Mama, daar heb ik niet ééns omgedagt; ik dagt teen alleen maar, om fpoedig by u te komen, en aan het genoegen van u te zien. Toen Pamela deeze laatfte woorden uitfprak, Honden haar de traanen in de oogen, en zy kreeg een kleur Felic'e keek haar, met êen ftreng gelaat, fterk in het aangez'gt. Pamela bbosdr nog ®*er. Dit fterk bloozen, gevoegd by de weinige. Waar-  64 AVONDTVDKORTINCErt waarfchynlykheid van het verhaal, deeden Felick met reden vermoeden , dat de kleine eenvoudige Pamela voor dit maal geloogen had. „ Ga „ uit myn gezigt; (zeide zy, ) ik ben verzee„ kerd, dat 'er geen woord waar is, van al het „ geen gy daar zegt!.... Ga, zeg ik u, zon„ der een woord meer te Ipreeken!" Op dit ysfelyke vonnis viel het verfchrikte Meisje aan de voeten van Felicie l vouwde haare handen fmeeIiend famen, terwyl zy, zonder een Woord uitte brengen, een vloed van traanen ftortedc. Felicie merkte dit aan als eene ftrlzwygende fchuldbekentenis , en fïootte haar met verachting van zig af, haar tévens" de fcherpfte verwytingen en beftraffingen doende over dè laagheid van baar gedrag. Pamela , gehoorzaam aan het ontvangen bevel, fprak geen woord tot haare verdeediging, en gaf haare droefheid alleen door traanén te kennen. Felicie was toen buiten ; zy ftond uit te gaan , om de Misfe te höoren, en was dan altoos gewoon haare lieveling met zig te neemen; doch. Voor dit maal belaste zy haare Kamenier, om' Pamela derwaards te vergezellen, en verriet haar toen haaftig, en met eene zigtbaare verachting en misnoegen. In de Kapel zynde, was Felicie, in weerwil van zig zelve, dikwils zeer afgetrokken in haare Godsdienstoefening; zy' zag géftadig Onrustig naar de deur der Kerk. Eindelyk wierd zy haare verftooteling gewaar, die met rood be. kree-  $ A H HET KASTEEL. f"0 kreeten* oogen, waar in de traanen glinflerden , nederig op de trappen van het Portaal bleef liggen. De Kamenier vermaande haar, oni niet zo agtër af onder het gemeen te blyven, maar door te gaan. De neerflagtige Pamela antwoordde zagtjes, met cane treurige ftem: deeze plaats is nog duizendmaal te goed voor my! De deemoedigheid van dit teergevoelig Kind trof Felicie, die haar wenkte om te naderen; Pamela fchrèidde van Vreugd, en nam blymoedig haare plaats nevens haare weldoènfter. Na dat de dienst geëindigd was ; kwam de Kamenier van Felicie by haar; Pamela (zeide zy) heeft niet geloogen, toen zy zeide, dat zy wilt waar de fchaar lag. - ,, Hoe zo ! „ hoe weet gy dat ? " •■ ■" ' ' Wel Mevrouw, ( herham de Kamenier, ) &j heeft my verzegt, na dat gy vertrokken waart, om met haar naar heneeden in het Kabinet ie gaan, en daar hebben wy de fchaar gevonden, juist zo als zy hei gezegt had."" ,, Wel , myne lieve Pamela, (riép Felicie ,', bèwoogen uit, daar zy haar tèderlyk in de arjï men drukte, en haftelyk omhelsde, ) waart gy inderdaad onfchuldig, en liét gy ü geduldig beftraffen, mishandelen zelf, zonder een woord ,, tot uwe verdeedigirjgintebrengen? " Gyhadmy immers verbooden , lieve Mama, om een woord tè fpreeken! ,, Maar gy vielt op uwe khien, 3i en fc'.een my zelf om vergeeving te fmecken ! " . Moet ik niet altoos, lieffte Mama, om vergifUi. ï>EEL.' E fehiê  •ö AVÖITDT YDKORTinGEIf fenis fmeekcn, als Mama bcos op my is?Wanneet Mama op my kyft, heb ik vast fchu ld. -t „ Maar , lief Knd, ik was roen, zonder het te weeten, „ onbiiiyk." — freen: dat ka;} fnyne iieveMoe^ der, myne weldoener, nooit met my zyn Wie zou doch zulk een Kind niet liefhebben, 'twelk voor eene zo tedere verkleefdheid vatbaar is, zoveel dankbaarheid gevoelt, zo gehoorzaam is, en zulk eene bekoorlyke zagtzinnigheid bezit! Ondertusfchen bereikte Pamela den ouderdom Van zeven jaaren. Omtfent dien tyd had zy ongelooflik veel te ïydeh door hef wisfelenderTariden, het geen haarzelf eene kwynende ziekte veroorzaak, te , welke meer dan een jaar lang duurde. Felicie fiet haai- al dien tyd in haare' eigen kamer flaapen , ten einde haar des nagts in perfoon te kunnen op. pasfen. Pamela,- de ongerustheid van Felicie ziende, poogde een gedeelte van haare fmert zorgvuldig voor haare lieve Moeder te Verbergen ; zy kon door de hcevige pyn byna geheel niet flaapen, en lag nagt aan nagf wakker. Dan ftond de teerhartige Felicie geduurig uit haar bed oP , om Pamela drinken te gceven, of wel haare kus'fens te verleggen.- Dit dankbaar Kind ontfing deeze liefdeblyken nooit, zonder weemoedig te worden, en traanen van erkentelykheid te ftorten. Dan'bad' zy Felicie met gevouwene handjes, oin doch weder naar bed te gaan. Och, lieve Mama, (zeide' 5'y, ) bet doel nry zulk een goed, als gy gerust flaabt,  VAN HET KASTEEL. $? kaapt; wanneer ik aan uwe ademhaaling hoor, dat gy in rust geraakt zyt, dan ben ik veel beter, en voel myn pyn veel minder. 'Er was geen edel gevoel , dat nietinhetverheevene zieltje vau Pamela huisveste, zelf die gevoelens , welke meestal de vrugtcn van eene uitmuntende opvoeding en bedaarde overweeging zyn» Nauvvlyks cfagt zy meer aan Engeland. Zy beminde Felicie te opregt, om ook niet veel van Vrankfyk te honden! Doch zy wist, dat zy in Engeland gebooren was, en gevoelde uit dien hoofde eens i'nnerlyke geneegenheid voor dit haar Vaderland; 't welk dep te prysfelyker in haar was, om dat zy met dat al niet dan met de grootfte fmcrt derwaards te rug gekeerd zyn, en Vn'.ikryk zou verhaten hebben. Op zekeren dag ( zy was toen agt jaar oud , ) zat Felicie te fchryven , en Pamela fpeelde nevens haare tafel. Men was toen in Oorlog met Engeland. Eensklaps hoort Felicie eenige Kanpnfchootcn: zy luiftert; en roept fchielyk uit: Wat is dit! dat zal waarfchynlyk het teeken zyn van cm behaalde overwinning op de Engelfchen ! Op het zelfde oogenblik viel haar oog op Pamelacn zy zag tot haare groote verbaazing dit Kind beurtelings dan bleek, 'dan weder rood worden; en eindelyk zeer neerfiagtig voor zig zien. Te gelyk kwamen ér eene menigte menfehen in het Vertrek, en men berigte Felicie, dat het middagmaal opgsdischt wierd.' Pamela bleef even ontroerd en neerfiagtig» tra «t*  AVeNDTYDKORTlNGtrf ^■ttcn. Felicie wilde volurekt de oorzaak daa? eni„pamelaashartlee2eil< IIierom "iele zy met eenige drift: „Ik moet, alvorens " t£ ^ eeten'^eten, waarom men het Ka" 110Vd°St heeft?Ik hoop maar, dat dit iets ".goeds beduidt, en dat wy de Engelfchen zullen m geflaagen hebben." _ Nauw]yks had ^ deeze woorden gezegt, of Pamela, wier gemoed nu vol fehoot, haare aandoening niet langer kunnende verbergen, viel aan de voeten van Felicie Mama! Nep zy befchroomd uit,),™/ ^ énuu^hi^u. Ik bemin He FranfchL »el van hanen; maar ik btn In Engeland geboo. ren. Febde en allen, die by haar waren, ftonden ten umrfte.r verbaasd over deeze 20 onBcmeene Vaderlandsliefde i„ een Kind van zulke jonge jaaren. —- „ Edele gevoelige ziel! (zei « behae, ) het inftinet werkt alleen meer by u „ mt, dan dekragtigfte redeneringen by anderen ■ " '° t6rWyl ^ vrast ^n misftg te begaan , vol'ï* doet gy aan een uwer geheiligdfte pligten. Be" 10UC| al£oos.voor uw Vaderland, en voor uwe Landsgenooten, die ongeveinsde fterke voor,< keur. Bemin het Franfche Volk, doch-gy be„ hoeft daarom nooit te vergeeten , dat Enge„• land eigenlyk Uw Vaderland geweest is »Deeze woorden beurden Pamela weder op en verdulden haar hart met blydfehap. Dien zelfden avond, toen zy Iiaar gowoone avontJgebed deed.^  VAN HET KASTEEL. Voegde zy 'uit zig zelve 'er deeze woorden by : O goede God, geef, dat de Franfchen en de En» gelfchen eikanderen niet meer haat en, en dat zy $lkander nooit geen kwaad meer doen! Met een zo gevoelig hart, kon het niet anders weezen, of Pameja moest zeer godsdienftig zyn. Overtuigd s dat God haar zag en hoorde, overal en altoos, waar zy zyn mogt, beging zy nooit eenigen mis(lag, zonder hem daar voor, met het opregtfte berouw, vergiffenis te vraagen. Doch, alvorens zy dit deed, beleed zy eerst haar kwaad aan Felicie. God ( zeide zy ,) zou my nimmer vergeeving fchenken , zo ik geen onbepaald vertrouwen in Mama flelde f Daar by is het my zo benaauwd, als ik iets gedaan heb, dat Mama niet weet, Ook is het zo nat uur lyk, dnnkt my, om alles te zeggen aan die geenen, welke wy zo lief hebben, als ik Mama lief heb .<... Het is waar, dat Mama my dan wel eene kleine firaf kan opleggen, maar die . wil ik gaarn draagen , os» dat dit my dan verbeteren kan. Ook fpreekt Mama dan met my; dan ' redeneer ik zo lief snetMama; danpryst zy de opregt; heid van haare kleine Pamela, en geeft my duizendkusjes; en 'j-avonds, als ik naar bed ga, en haar. om haare. zeegen vraag, dan zal zy my die, ah hei maar eenigzints mogelyk is, nog meer van gantfeher harte geeven, dan wel anders, om datzy myn berouw gezien heeft. -r—~ Na deeze aan-, VYie/kingen , vloog Pamela in de armen van haare  AyONDTYDKÖRTINGEM weldoenfter, in wier goedkeuring en liefioozmgen zy de belooning van haare opregtheid en liefde genoot. Daar zy Felicie nooit kon verlasten , en altoos boven aile andere vermaaken verkoos by baar te zyn, ook dan zelf, wanneer yj met eens met haar fprak, zat onze Pamela geftadig in haare kamer, tenvyl de goede Vrouw las, fchreef of fpeelde; en dan hield dit anderzints zo Jeevendige Meisje zig ffiiletjes met het een of per beezig, zonder het minfte gerugt te maaken , Vreeze van Ee,icie te ftooren. Somwyl ftond 2y eens op, en liep zagtjes op haare tecnen naar Felicie, welke zy vuurig omhelsde, en dan weder zeer voldaan naar haare plaats te rug keerde. Te meermalen liet zy haastig haar fpeelgoed blyven , en viel haare weldoenfter weenende in de armen! ! Ifl Plaats van te fpeelen, gelyk gy dagt, lieve Mama, zat ik daar op u. en m *1 h,t aai gy my dagelyks roet, te deuken! En dit eggende, zeeg zy doorgaans aan de kniSn van felicie, in wier fchoot zy dan alle de aandoeningen van haar door liefde en dankbaarheid overftelpt hartje uitboezemde, en door een vloed van tedere traanen ontlaste, terwyl zy zig alles, wat zy haar voor haare weldaaden verfchuldigd' was, op het levendigst herrinnerde.' ' Een zo uitmuntend liefderyk dankbaar Kind kon in 't vervolg geen ordinair mensch zyn. Ook was zy naauwlyks zeventien jaar, of zy vo deed ree Is  Y A N H E T KASTEEL, 11 reeds in de volfte uitgeftrektheid aan de groote verwagting, die men in haare vroege jeugd van haar had opgevat. Zy bezat zeer veele kundigheeden , was zeer gevorderd in allerlei foorten van bevallige kunsten en weetenfchappen, was zee? bekwaam tot allerlei Vrouwen handwerk, en 'er was niets , dat zy niet zelf kon maaken. Zy had noch borduurfters, noch naaifters, noch moodewerkfters noodig. Daar by kon zy allerliefst teekenen , en fchilderde behcorlyke bloemen naar *-t leven; fpeelde verrukkelyk op de Harp , het geen haar meest geliefde fpeeltuig was, om dat Felicie zelve haare Leermeefceresfe daar in geweest was, Pamela was ook eene groote liefhebfter van leezen, inzonderheid van de Natuurlyke Hiftoric, de Kruid- en Plant-kunde; zy fchreef zeerfchoon ; en , wat haar ftyl betrof, had men zig geene moeite behoeven te geeven, om dien te vormen. Met eene zo gevoelige verfynde ziel, kon het niet misfen, of zy moest fmaak, vuur en kragt van uitdrukking, zo wel als eene leevendige verbeelding bezitten. Zy had die gulle openhartigheid en alle die bevalligheeden , welke in haare kindsheid reeds in haar uitblonken, door het opgroeijen nietverlooren. Zy was vriendeiyk, voorkomend, gedienftig, open en blygeeftig van gelaat, gemeenzaam , en zo bekoorlyk. zagtzinnig, dat zy aller parten won. Yermits het loopen en fpringen haar grootfle Jk 4. yer*  AyONDTYDKÖRTINGEN vermaak in haare jeugd was geweest, had z;y daar door een zeer gezond geftel verkreegen. Zy was fchoon, zeer fyn van trekken, teeder vaq gebeente en dun van leest; echter zeer vlug ert ftefk. Men kon haar onmogelyk in het loopen byhouden; zy had haare weergade niet in fraaiheid van gang en houding, en danfte allerbevaiJjigst; maar het geen dit alles overtrof was haar eenpaarig humeur en gaadelooze goedaardigheid van hart. Even als Sydonie , werkte zy meenigmaal s'nagts en in dilte voor de arme luiden. Met één woord, men zou'den lof, dien zeker Schryver eens aan eene der ongelukkigfte Vorftinnen, en met haar aan alle de Vrouwen gaf, op onze Pamela hebben kunnen toepasfen; te weeten: dat zy die gezellige en weldaadige deugden bezat, die de Wysbegeerte den Mannen leert, doch die de Natuur aan de Vrouwen fchenkt. (r) ' Natalie , die zeven jaar ouder was dan Pamela, zag, nevens haare Zufter Camille, dagelyks de groote Waereld, doch zonder dat haar hart of zee. den daar door in het minde bedorven wierden. Zy behielden altoos een voorbeeldig deugdzaam gedrag, en een onbevlektcn goeden naam. Ook verflauwde haare tedere liefde voor Felicie geen- zints. (r) De Heer de Gaillard', Aanhang q de Gcfihic, ons nog niet naar waarde gekend. Een »e „ rust en volmaakt gelukkig keven' verfenufie „ haar de geleegenheeden niet, om de verbce ,, vene deugden, die zy bezat, voor het oog 1» yaij,  VAN 12 E T KASTEEL. 75 s, van elk te dozn uirfchitteren. Gy kunt u L geen denkbeeeld manken van haar geduld en *, vertrouwen, van haare lydzaamheid en onde1, werping. Ik heb li gelchreeven, dat zy zig „ omtrent'haaren ftaat te veel vleide. Ik bedroog „ my; zy kende reeds alle de gevaaren van dien , ,, toen zy Parys verliet, en heeft in dien tyd haa„ re gedagten daar omtrent aan haare Kamenier „ duidelyk laaten blyken. Julic heeft my dit zcl„ ve in het breede verhaald. Doch om onzent j, wille alleen fcheen zy nog eene hoop te voeden i> t, die wy nu, en zy reeds lang te voren verloo5, ren had; maar gifteren verraadde zy zig zeiy.c. i5 Wy waren geheel alleen. Zy' jceerde zig tot „ my, en betuigde eene vuurige begeerte om betnagtmaal te gebruiken, het welk zy op rwe* 59 dagen daar na bepaalde, my tevens verzoeker*s, de, haar Man hier van te verwittigen, doei 5, hem alvorens met veel behoedzaamheid daar „ toe te willen voorbereiden, op dat hem deeze tyding niet te zeer ontroeren zou. Vervolgens „ is zy in een diep gepeins weggezonken. , Om haar hier uit te wekken, zei ik, dat ik van voorncemens was, om u deezen morgen te „ fchryven. Op deeze woorden fcheen zy iets te s, willen zeggen: doch ik zag, dat zy aarzelde. „ Ik drukte vuuriglyk haare hand in de myne, en vroeg haar, of haar ook iets op het hart lag, L dat zy aan u begeerde te roeiden? Ja, zeide  AVQNDTyQKORXINGEm » zy, ik heb iets, dat my zedert eenige daren i> kwelt en zie hier van de oorzaak. Gy weet, » dat tk pas dertien jaar oud was, toen ik het „ ongeluk had van myne Bloeder te verliezen ■ dl »>erd toen in een Kloefier geplaatst, alwaar ik „ nog nut lang geweest was , toen ik door eene " Zm' Ff°UW am defP^hrali&n geroepen wierd, „ Zy verhaalde my, datzy door eene beroerte lam was ,, geworden, en dat myneoverleedene Moeder, over >, wier dood zy weder op nieuws traanen fiortte v haar de twee laaifte jaaren onderfieund, en ra-, „ allen nooddruft verzorgd had, Jk omhelsde af „ Wenende, die arme ongelukkige, welke het fmev. „ telyk verlies van myne braave Moeder, evenals ik, ondervond. Zedert dien tyd heb ik myne iic% „ ve Moeders plaats by haar vervuld, en haar „ van alles verzorgt. Nu zoude ik u bidden, myne waarde Mama, (vervolgde zy, zeer ontroerd „ zynde.) om deeze ongelukkige aan myner Zufiers „ menslievendheid en zorg aan te beveelen enhaaX „ van mynen't weegen te verzeekeren, dat myne vnendfchap haar deeze liefdelast heeft toegefchih Julie zal u de woonplaats der arme Vrouw oi geeven, en wat ii u bidden mag, zend die mor, ,. gen fpoedig aan myne Zuster naar Pary, ft „ kon geen woord uitbrengen; rnyn hart was „ te vol. Zy 2ag dit, en zig welgemoed houdende, kuschre zy my de hand met covS Uygeeltige lach, doch die my, welke de oq-C j> zaal;  VAN ÜET KASTEEL. ff }, Baak daar van wel gisfen kon, de ziel door5> boorde. .... Op dat zelve oogenblik wilde het klein hondje, waar van zy, zo als gy weet, zo veel werk maakt, op haar bed fpringen. Ik nam het op myn fchoot; uwe Zufter boog zig voor over, om het te ftreelen en te kusten. Arme Zemire ! zeide zy Mama, } i gy houd veel van hondjes..... Mag ik u dit lie,, ve beesje geeven.... Beloof my, dat gy het zeiti ve nooit verftooten zult. Gy, myne waarde Felicie , kunt beter dan iemand deeze trekken naar ti eisch fehatten. Op het oogenblik van alles „ te verbaten, nog om alles te denken, voor ,„ alles te zorgen.;... Slegts vier en twintig „ jaar oud, fchoon, gelukkig, ryk, tederlyk be,i mind, ja zelf aangebeeden door den braafftca ,i Egtgénoot, eene gelukkige Moeder van eeri „ veel beloovend Rind te zyn, eene Tante te li bezitten , haare hartvriendin en weldoenfter tevens, de achting van alle braaven , in een woord alle de aardl'che gelukzaligheeden in den ruimi ilen maat te genieten; en dan dit alles voor ,,■ eeuwig vaarwel te moeten zeggen... En te „ midden van deeze bloedige opoffering, nog zulk een treffend blyk van menfeben liefde te ,-4 geeven, zig zelve te vergeetcn, om zig alleen ,.y beezig te houden met het lot van eene onge„ lukkige, ook zelf na haar dood, te verzagi, ten J de armen, waar va;i zy de ftut en de „ fteu*  ?«" A^O.\DïYr,;;oRTii;r,E:j ü fteu» was, eene andere toevlugt te bezorg, » Wart perfoon irj u, wier weldadigheid zy » kent, te doen herleevcn, ja niets tot het gei Si rmgfle toe, zélfs haar hondje niét tevergeeten ' ™,eer ander, door de minde ziekte \* aangetast, zig naauwlyks i„ rf^ 20u kenn-n ,* om aan iets hoe genaamd te denken... Dit ' k myne Dogter, moet uwe en myne liefde voor " deeZea EnSd tot eerbied doen overflaan. ... Vaar wel, myne Dogter, ik zend u de bede t'. troost, die ik u voor het tegenwoordige geeven - kan; te weetcn, den naam en woonplaats va'nf, ii de arme Vrouw, wie het u niet weinig ziels" Vei'maak za! verfchaflen, eenige hulp te bieder» en 10 perfoon voor haar te zorgen." Zo dra fiad Felicie deezen Brief niet geleezen of zy het zig, vergezeld door Pamela, in all- vï »nar de Voordad Si. J^uet brengen, alwaar de arme Vrouw, welke men in de wandeling gewoon was, de heilige Vouwt, noemen, doch die eigenIr* Vrouw Béca heette, gehuisvest was. "Dverbaazing van Felicie en van Pamela was „iet tonder dan de deernis en'eerbied, waar mede zy oP bet gezigt van deeze Vrouw wierden aangedaan. Deeze ^gelukkige verlamde waren de banden en voeten geheel uitgedroogdeï> verdord; haare vingers ommeen lang, en als uit elkandeW gerekt, hadden haare natuurlyke gedaante geheel vei'looten. Haar aangezigt Was niet afichuweJyk, jHair'  V A.H HET K A S. T E E L» jf maar zy zag dood bleek, en was zo mager als eeri geraamte; zy kon haar hoofd niet opligten noch bradraijen , maar hield het voor over hangend op de borst. In deezen ftaat had zy nu zeventien jaar gefleeten , en bezat haare volle kennis en verftand. Zy diep in een ruim en zindelyk vertrek. Een Gecstelyke van een achtbaar gelaat zat aan het hoofdeind van haar bed. Felicie maakte zig aanftonds bekend voor de Schoonzuster van Alexandfina. Op het hooren van deezen naam, floeg de Vrouw haare oogen met eene fterke uitdrukking ten Memel, en de traanen biggelden langs deblee- fce Maaken. „Ach, Mevrouw, (riep zy uit,) „ welke eene Engel is uwe Zuster! zy is nog zeer „ jong, en echter is zy reeds elf jaar lang rnyri '„ eenige byftand, ja alles voor my geweest!... O Mevrouw, zo gy wist, wat ik aan haar vcr„ fchuldigd ben, wat zy al voor my gedaan heeft ï , Kwam zy dikmaals by «? —— Voor ii haar trouwen kon zy niet, om dat zy toen in' „ het Kloofter was; doch toen liet ik my driemaal s'wccks by haar aan het Kloofter brengen. Dan vetzogt zy om de vriheid, van buiten dé 3 traliën by my in de Spreekkamer te mogen komen, en zy bragt my dan altoos -een o'ntbyt, \, dat zy zelve had gereed gemaakt. Ik kan, zo" ■ als gy ziet, myne handen niet gebruiken, en 4i dus ook niet alleen eeten; maar zy hielp my, ü voerde rr.y even als een kind, met eene liefde, ge-  AvONÖTYU!tORTlï*GÊrt ,1 geduld en zagtzinnigheid, zo als men nooitgé-ï ,i zien heeft.... Oordeel zelve eens, Mevrouw! ,i Haare Gouvernante kon haar geen grooter ftraf ,1 opleggen, dan die van te zeggen: Morgen zult ,i gy Vrouw Busca niet te eeten geeven; dat zal ik ,i allee-n doen. Dan wierd zy als een lammetje zo ,J zoet. Zy deed my altoos de eer aan, van my „ haare Moeder te noemen, en zy wilde ook,dat ik haar insgélyks myne Dogter zou heeten. Wel ,J nu, wanneer ik zag, dat haare Gouvernante „ niet over haar voldaan was, noemde ik haaf „ flegts Juffrouw. Dit lief Kind kon dit niet uit„ (taan; dan fehoot haar gemoed vol, en zy viel „ haare Gouvernante terftond al ween end om den >i hals, en bad om vergiffenis met zulk eeneteèr- ,< hartigheid, dat ik het niet kon aanzien £ Ik zie, Mevrouwen, dat gy fchreit; maar wat „ zou het zyn, als ik alles verhaalde, wat zy „ voor my na haar trouwen gedaan heeft. Eene „ zo jonge fchoone beminnelyke Dame, en die ,i daar by nog zo ryk en hoog van ftaat was, zig „ te vernederen, om tweemaal s'weeks by eene ,i arme lamme ellendige Vrouw, zo als ik ben,' ,i te komen, en het gedald te hebben, om daar' „ eenige uuren alleen te bly ven ! dan bragt zy my ,4 fchoon linnen , vrugten , confkuuren , en al,i lerlei verfnaaperingen en verfterkingen; ook las1 ,y zy my meenigmaal een Capittel uit het Euan„ gelram voor... Gy weet zeeker, Mevrouw, ii hoe  van het kasteel» Si y, hoe Hemelsch zy zingt: nu, ik verzogt haar eens, (want ach. Mevrouw, wat zou ik haar niet hebben durven vraagen! ik was zovrymet „ haar, of zy myne eigene Zuster geweest was 4) j, ik vroeg haar dan, of zy eens voor tny zingen », wilde. Ach, lieve Moeder, (zeide zy, ) weet -,, niets dan lugtige waereldfche liedjes, daar ik ■... wel weet, dat myne goede oude Moeder geen bt~ ,, haagen in zou fcheppen ; maar ik zal liever eeniy, ge Lofzangen leeren, en die dan voor u zingen. En inderdaad, vier of vyf dagen daar na kwam -,, zy weder , en zong my eenige Kersliederen -,, voor, dié zo mooi en ftichtelykwaren, en met -„ zulk eene herhelfchè lietTelyke ftettl gezongen j, wierden... In waarheid, Mevrouw , ikdagt, dat ,, ik in den Hemel was , en de Engelen hóórde..; , Op een anderen tyd-liet zy haare harp brengen -, en kon 'er dan wel twee uuren lang voor my ,, op fpeelenü. Maar dit is het nog "iet alles. ,, Gy ziet, Mevrouw, hoe verdraaid ëjivörwrortgen ik ben; en gy moet Weeten, dat alle myne i, leeden zo pynlyk als mismaakt zyrt, en dat er ■„ geen week omgaat, dat ik niet door zwaareftul-„ pen van de beevige pyn , die ik uitftaa , gemarteld worde. Was het niet, Mevrouw, orn ü j, de deugden Uwer braave Zuster geheel te doefi j, kennen,, zou ik my wel wagten, om u dus van alle myne gebreken te onderhouden/' —- Ach fpreek, ga voort, goede Vrouw, zei Felicié, met ju heel. .F vef*  «2 AVONDTYDKOR.TINGÊNT vervoering, terwyl haar overkropt hart zig dorf een vloed van traanen ontlaste. . „ Wel nu, „ Mevrouw, (hernam Vrouw Base», ) 'er zyn „ geene dienften noch hulpbetöoning, dfe uwe „ Zuster my niet gedwongen heeft van haar te „ dulden, en aantcneemen. By voorbeeld: ver„ mits gy het my gelast, zo moet ik u ook alles ,, zeggen; men kan my de nagels der voeten niet „ knippen, zonder my geweldig pyil te doen, *, of men moet zeerbehendigen voorzigtigte werk 9, gaan. Nu, deezen dienst nam zy op zig, ert „ deed dit geduurig, ais het noodig was, zeifin i, perfoon, om dat zy dit niet aan een ander durf» de toebetrouwen.... Gy zult zeeker haare wit„ te tedere kleine handjes wel opgemerkt heb» „ ben; maar gy wist niet, dat deeze poezelige blanke handjes alk weeken de voeten waschten van eene arme gebrekkige Vrouw." — Hier begonnen haare traanen weder op nieuws te vloeijen, en Felicie was, even min als Pamela, in ftaat om een woord uittebrengen. Er was dus een oogenblik ftUfland. Na verloop van eenige minuten trad 'er een jong Meisje in het vertrek der arme Vrouw, 't welk haar kwam vraagen, of zy ook iets noodig had. De goede Vrouw bedankte haar; waarop het Meisje vertrok. Toen zei de GeeRelyke, (die nog altoos, geduurende het gefprek, aan het hoofdeinde van het bed gedaan had,) „ Het zal Mevrouw zeeker genoegen geeven, „ w  VAN HÉT KASTEED. 83 Js te verneemen, dat dit jonge Meisje, welk haar h dienst kwairi aanbieden , eene Dogter is van eeri h der Buurvrouwen van Vrouw Busca, en dat 4i alle haare Buuren even wel gezind en gedien„ Mig zyn; de eene komt by haar zitten werken, om haar gezelfchap te houden, en den tyd te „ korten; de andere hoüd haare kamer fchoon; „ eene derde kookt haar pot, legt haar vuur aan, „ brengt haar licht en zo voorts, tn één woord, fi het voorbeeld uwer waardige Zuster heeft eeri „ ieder weldaadig en gedienftig gemaakt; en inderdaad, zo zulk een voorbeeld het hart niet ,, trof, dan is 'er niets dat treffen kan! Eene „ jonge fchoone Dame, in den overvloed en de groote waereld leevende, zo weldaadig, niet ,j alleen door haar geld, maar zelf door eige per5, foonlyke dienden, te zien, moet het koudftë „ hart in waare Christen liefde en weldaadigheid " doen ontbranden." Ach! (riep Felicie, fterk bewoogen, uit, ) welk een diepen, welk èen leerzaamen indruk maakt alles, wat ik hUf gezien en gehoord heb j niet op myn hart! ■ 4, Dit kan niet anders, Mevrouw; (zei de Gee„ ftelyke, ) het geen gy vernoomen hebt, en het ü voorwerp, dat hier voor onze oogen is, zyn $j meer dan genoegzaam, om u deêze gevoelens „ te doen ondervinden.... Zo gy dezuivreGods„ dienst, de Christelyke onderwerping en dekin* derlfkê liefde en dankbaarheid van deeze onge^ F »  *+ AVONDTYDKORTINGEN „ lukkige Vrouw maar half kende, gy zoud vef„ baasd liaan,,., Zy heeft u op verre na niet „ al haar leed befchreeven. Dit uitgedroogde dor„ re lighaam is nog boven dien met zweeren en „ wonden bedekt; ik fpaar uwer gevoeligheid „ eene befchryving, die uw hart doorbooren ,, zou." Ach, die ongelukkige! (riep Felicie, ) is 'er dan niets, waar mede men haar, zo al niet geheel helpen, ten minften eenige ver- zagting kan toebrengen? „ Neen, Mevrouw, „ daar is niets, dat de menfehelyke kunst vermag, „ om haar te helpen ; anderzins had Mevrouw „ uwe Zuster het niet nagelaaten. Maar verwon„ der u des te meer, dat de goede Vrouw dit „ weet, en zig echter gelukkig reekent." ƒ, het mogelyk? — „ Ja, Mevrouw, (zei de lyd„ fier,) ik draag niet alleen deeze kortfiondige „ fmerten met lydzaamheid, maar ik lyde die zelf „ met vreugd. ... En hoe kan men zig daarover „ verwonderen ? ... Voor een weinigje leed, dat „ voor een bepaalden tyd met geduld gedraagen „ wordt, eene eeuwige gelukzaligheid te mogen „ erlangen !... Onze goede God wil onze be„ looning naar onze verdiende afmeeten... Wel „ nu, hoe zeer moet ik hem dan niet danken, „ dat hy my het voorrecht fchenkt, om eene on„ ophoudelyke verdiende in zyne oogen te heb„ ben; door het leed, dat hy my toezendt, geduldig zonder murmureering te draagen, en door  VAN HET KASTEEL. &5 „ door dien ftaat zelve meer gefchikt te zyn om „ op hem te deuken, myne fmerten zelve, hoe „ hoog-gaande, hem toe te wydea, door niets. „ afgeleid of verftrooid, maar veel eer door het „ gevoel, dat myn Schepper leeft, opgewekt en „ vcrfterkt te worden, en die eeuwigheid, waar „ in ik eenmaal by hem zal zyn, my geftadig „ ten troost voor oogen te (lellen..... Wan„ neer ik dus in overdenkingen a!s opgetoogen „ ben, o hoe dierbaar zyn my dan alle myne „ fmerten; zy hebben de zonden myner jeugd „ uitgewischt; zy hebben my reeds vroeg losge,, maakt van alle de ydelheeden der waereld..... „ De waereld is reeds niets in myne oogen; zy „ kan my niet meer betoveren of verleiden, noch, ,, my immer ongelukkig of rampzalig maaken..., „ Myne ziel ligt hier beneden niet meer in't fiyk ; ,3 zy is reeds hemelwaards opgevloogen ; daar is, „ zy weder vereend met haaren Schepper.... , „ Myn God, ik zie u reeds; ik hoor uwe ftem,. „ die Vaderlyke ftem , welke my toeroept en op„ beurt; zy gebiedt my nog een wyl te vertoe„ ven , en myne fmerten met lydzaamheid te draa„ gen, en zal my daar voor eene oufterllelyke. ,, kroone van heerlykheid fchenken O myn „ God en Vader, ik gehoorzaam uw bevel met „ blydfehap; ik aanbid uw raadbefluit, en zegen „ het lot, dat gy my toefchikt; dat lot, 'i welk w ik % hoe bitter voor het vleesch, echter voor; F | « d$  B6* *VONDTrDKORTIWGE* „ de grootfte gelukftaat der waereld niet zoude willen verwisfelcn.» - Dus fpreekende, drukte die braave Vrouw zig met zulk eene overtuigende kragt van gevoel uit, dat zy als buiten zig zeive vervoerd was; haare ilcm, anders zwak, was nu helder en kragtig; haare oogen, door ziekte en kwyniag uitgedoofd, (Tonden nu lceycndigj een hemelsch vuur fhaaide uit dezelve, en dee°d haar doodsbleek gelaat als't ware verjongen. Felicie en Pamela befchouwden haar met een eer, biedig ftilzwygen, en verbeeldden zig een'der heilige Martclaarcn te hooren „wel nu, Me- „ vrouw? (vroeg ejndelyk de Geeftelyke,) heb ,, ik wel te veel gezegd? Zoud gy wel immer hebu ben kunnen gelooven , dat men zig in ?ulk een „ toefland nog zo uitermaate gelukkig kon reeke„ nen? Die Vrouw, welke nu met zulk een over„ tuigende kragt van waarheid haar lot zegent, „ wat zou die toch zyn zonder denGodsdienst ?.... „ Wat zou haar toeftand niet afgrysfelyk voor" „ haar zyn, zo ey een oogenblik kon twyfelen „ aan die waarheeden, waar van zy nu overtuigd „ is, en die haar eenigen troost in dit leeven ,> zyn?.... Wat zou doch de onzinnige en fnoo„ de Godverzaaker, die zig door zyne listige 5> drogredenen aanhangers en navolgers zoekt te „ maaken, aan deeze Vrouw antwoorden, wan„ neer zy tot hem zeggen zou! Ga weg, Wreedaard! Gy wilt wy de eenige troost, die myover-  VAN HET KASTEEL. 8? li ifyftt en ik alken vatbaar voor ben, ont„ neemenl Gy tragt my in de ysfelykfle wanhoop „ te dompelen! Lafhartige, zie myne fmerten, „ myn geduld, myne onderwerping, myn moed; „ oordeel van de rust myner ziel, en gruw van uwe „ fnoode oogmerken.'''' Felicie moest de waarheid en gegrondheid deezer aanmerkingen toeftemmen. Vervolgens ftond zy op, en nam affcheid van de goede Vrouw; ter-, wyl zy zig vastetyk voornam, zo dikmaals wederte komen, als haare omftandigheid het zoudetoelaaten, deeze uitmuntende Vrouw te komen bezoeken. Den geheelen dag fpraken zy en Pamela van niets anders; Alexandrina en de heilige Vrouw waren geftadig het onderwerp van hunne redeneeringen. —— Maar hoe is het mogelyk , (zei Pamela,) dat Tante ons nooit van deeze Vrouw gefprooken heeft ? — „ Dat is juist het geen onze achting voor myne Zuster ten top moet voeren, en „ het kenmerk, dat haare deugd de waare deugd is. „ Wanneer men door overtuiging eene prysfelyke daad verrigt, is men min of meer geneigd, om „ zig te verhovaardigen over de poogingen, dia men gedaan heeft 5 maar wanneer het enkel gevoel eener reeds daar zynde goede geneigdheid ons tot de betragtiug als van zelve leidt, en ,, flegts alleen naar de geleegenheid wagt, om „ werkzaam te zyn; dan is het ook, dat, wel ■, verre van zig over de daad te verhovaardigen * F 4 *ï mea  SS AV0NDTYDKORTINGEN i, men die niet dan zeer natuurlyk befchouwt, en tot „ zig zelve als 't ware zegt: Ik verdien geen* „ lof, ik heb niet meer dan de neiging van myA t, hart gevolgd.... Hebt gy wel eens een gierig. k> aart een gift zien doen? Is het niet altoos ver» zeld geweest met dien ophef, welke de poor » gingen, die hy moest doen , verraadde, en dui„ delyk te kennen gaf, hoe weinig hy die daad „ gewoon was, en hoe veel roem hy daar van „ verwagte. En inderdaad, zy kost hem zo veel, *, dat men hem deezen dwaazen hoogmoed wel » een weinig kan infehikken. Zie eens aan den „ anderen kant, met welk eene edele ongedwon» genheid een waarlyk edelmoedig mensch geeft „ Dees haalt den roem uit zyn goede daad, omdat s, hem die inderdaad eene zeer pynejyke opoffe*. ring is, en hem dus als eene zeer groote ver„ dienfte toefebynt, terwyl de andere voor deezen » hoogmoed bewaard blyven, door dien hunne *, ziel zelve verheeven is, en door dien zy, door „ hunne geneigdheid tot al, wat goed, deugd„ zaam en edel is, als van zelve reeds aangezet „ worden tot die betragting, die anderen op zulk « een hoogen prys Geilen.» Deeze aanmer. hHg'z* Pamela,) ««« ieder een de zeedigheid doe» emmeren, oftenminfienaanzette», om hun„en hoog. voedwaelrnogelykteverbergen, enzignknmerteL roemen, wanneer Zyien lofwaardigs verr,gt hebben, mWim iegenfirydig gedrag niets anders kan uil wer~  VAN EET KASTEEL. n Verten, dan de bekrompenheid van hun hart, en hunne vervreemdheid van alle deugd te verraaden. Weinige dagen na dit gefprek , ontving Felicie de droevige tyding van den dood eener Schoonzufter, welke zy altoos hartclyk en teder bemind had, en nu, door de byzonderheeden, welke zy van de Heilige Vrouw vernoomen bad, nog veel dierbaarder aan baar hart geworden was. Schoon zy nu reeds zedert drie maanden tot deezen doodelyken flag was voorbereid, werd zy 'er echter niet minder ftevk door getroffen. Zy begaf zig naar de heilige Vrouw, en maakte haar voorzigtiglyk dit treurig nieuws bekend; wanneer zy het ftreelend en troostrykst genoegen fmaakte, van eene oprechte deelneemfter in haare billyke droefheid te vinden , en eene lof van de overleedene te hooren, welke haar des te waardiger was, om dat zy de taal der onopgefmukte natuur, en door het waaragtig gevoel van erkentenis was uitgebragt. Pamela wilde nu voortaan de plaats der lofwaardige en weldaadige Aiexandrina by de heilige Vrouw beklcedcn... Zy droeg dezelfde zorg voor baar, en ging" haar beftendig tweemaal s'weeks bezoeken. Het was nu meer dan een jaar geleeden, dat zy deezen liefdepligt, dien zy zig zelve zo grootmoediglyk had opgelegd, waarnam , toen 0p zekeren morgen, wanneer zy als naar gewoonte zig aldaar bevond , en voor de leeningftoel der goede Vrouw geknield liggende, beezig was met F 5 haare  AV0NDTYDK0RTIN(5EN haare voeten te wasfchen, de kamerdeur eensklaps epenging, en een Heer van omtrent vyftig jaaren, eene deftige houding, en een achtbaar gelaat, binnen trad, die, na dat hy eenige fchrecden voorwaards gedaan had, ftü bleef Haan, en ditzoaandoenlyk als ongewoon Schouwfpel met verbaazing befchouwde. Pamela lag, gelyk ik reeds gezegd heb, op haare knien , en hield een der uitgedroog, de beenen van de oude Vrouw tusfehen haare handen, om die af te droogen. In deeze geftalte was haar hoofd een weinig voorover gebukt, en haare loshangende lokken hingen ongedwongen over haare fchouders, en bedekten een gedeelte van haar aangezigt Op het gerugt, 't welk het intoomen van den Vreemdeling maakte, wendde zy het hoofd om, en op het onverwagt gezigt van den onbekenden Heer, deed zy eene beweeging van verwondering; een blos van deugdzaams fchaamte yerfpreidde zig eensklaps over haare wangen : het geen haare houding en haare daad in een nog fchoonder daglicht zettede. Zy keerde zig tot haare Kamenier, welke haar vergezelde, en verweet haar zagtelyk, in het Engelsch, haare achteloosheid van de grendels niet op de deur gefchooven te hebben, Zo haast had de Vreemdeling dit niet gehoord, of hy riep, met eene vervoering van aandoening uit: dank zy den Hemel} deeze Engel is myn Landsman ! De verbaazing van Pamela was niet te btfefaryven, en haare verlee, , gen-  VAN tl ET KASTEEL» 9* genheid nam niet weinig toe, toen zy tien vreemden Heer deftig zag naderen, e:n ftpel neemen, en zig regt tegen over haar plaatzen. Terwyl zy zig haaste, om de heetten der goede Vrouv toe te dekken, en weg te komen , vatte de Vreemdeling het woord op ; Hemelsch Meisje ( riep hy uit,) die dia Schouwfpel niet gezien heeft, heeft niet dan een oppervlakkigdeiikbeeldvanckn indrukken jeugd en fc hoogheid, door deugd vet cierd,maaken kan. Na deeze vuurige uitboezeming zweeg hy, en zag Pamela fterk in 't aangezigt. Hy was zodanig opgetoogen, ert in zyne befpiegelingen weggevoerd , dat hy de verleegenheid en verwarring van het goede Meisje niet eens bemerkte. Zy rees op, en nam een kort affcheid van de oude Vrouw, terwyl zy in het voorbygaan voor den Vreemdeling eene diepe neiging maakte, en voorts haastig heen ging, laaiende hem by de oude Vrouw alleen. Eenige dagen na dit voorval, kwam zy weder by de Vrouw, welke baar toen verhaalde , dat de onbekende Heer nog wel een groot uur by haar vertoefd, en meer dan duizend vraagen wegens Pamela gedaan had, en volfhekt haar naam, als ook die der Dame, welke haar opgevoed had, had willen weeten. Dien zelfden avond orttfing Felicie den navolgenden Biief, dien zy Pamela voorlas.  $3 AVONDTYDKORTINGEJJ MEVROUW! i, Op het punt van weder naar Engeland tefcee, „ ren, kan ik niet befluiten om te vertrekken, „ zonder alvoorens de bevélen te komen vraagen. „ van de edelmoedige Dame , die zo liefderyk eeb, ne Engelfche Wees naar zig genoomen, en op, „ gevoed heeft. De uitmuntende Pamela doet s, te veel eer aan baar Vaderland, en aan de ops, voeding, welke zy ü verfchuldigd is, omniet den vuurigften en welmeenendften yver aan „ een haarer Landslieden inteboezemen, die (het '„ zy my geoorloofd, dit met nederigheid te zc„ gen, ) mogelyk niet onwaardigis om het voor9! recht te genieten , van de deugd van naby te „ zien. Ik ben reeds vyftig jaar; zo dat ik my „ bevoegd rekene, Mevrouw, 0m zonder be- wimpeling te zeggen, dat het geene , waarvan „ ik voor weinige dagen ooggetuige geweest ben „ den fterkften indruk op myn gemoed gemaakt „ heeft. De bekoorlyke Pamela, geknield voor de „ arme Vrouw, welke zy de voeten wafcbte h „ een al te aandoenlyk fchilderygeweest, dan'dat 9, dit immer uit myn geheugen kan uitgewischt 3, worden. Men heeft my onderrigt, datzybloed», verwanten in Engeland heeft, die haar niet s, willen erkennen. Doe my, bid ik u , Mevrouw, SJ de gunst, om my het geheim van haare geboor„ te toe te vertrouwen • en ik zal al voor haar ^ doeft^  PI doen, wat men van den tedörminnendften Va« s, der kan verwagtcn." „ Ik blyf met fchuldigen eerbied &c. &c.V karel aresey. Ach, Mama, (riep Pamela weemoedig uit, na dat zy den inhoud van dit briefje gehoord had,) zie doch, bid ik u, dien Engelschman niet! Gy zyt voor my alles; tragt doch nooit, om my door bloedverwanten , die my verlaaten hebben, te doen erkennen: Ikbenbyu, en met u; wat kan''er doch aan myn geluk ontbreeken ? ■ „Maar bedenk ,, echter eens, lieffte Kind, wanneer uwe Fami„ lie u erkende, zoud gy een naam, een ftaat, „ in de waereld hebben." Gy geeft my den lieven naam van Dogter; gy ftaat mytoe, myne gelukkige dagen by u te mogen flyten; wat zou ik doch na dit meer begeeren kunnen? „ Laat „ ik ten minften dien Vreemdeling eens fpreeken ; „ want inderdaad, de hooge achting, die hy voor „ myne Pamela betuigt, boezemt my den groot,, ften lust in, om hem nader te leeren kennen. Hy fchynt de waarde van myn Kind te gevoe„ len; welk eene aanbcveeling in myne gunst is dit niet! Maar dit wil ik u echter wel belooj, ven , dat ik hem nooit uw naam en geflagt zeg„ gen zal, zonder dat gy zelve my daar toe al- vo-  8 AVONDTïDKORTlNCEtf traanen.... Eindelyk komt Pamela, door de aangewende vlyt en hulp, weder tot zig zelve; zy flaat haare matte oogleeden op den Heer Aresby, die dit gunflig oogenblik waarneemt, om haare' hand te vatten, en haar te zeggen: „ wees niet ongerust, Pamela; u zal geen dwang gefchie» den. Verban, bid ik u, eene dwaaze vreesi „ die my hoont; ik heb noch het recht, noch " de begeerte, om u wreedelyk uit de armen uwer s, weldoenfter te fcheuren; gy moet zelf alle de „ oogenblikken van uw leeven aanhaar toewyden "Ach' 20 het waar is, gelyk ik vermoe. „ de, en dat gy inderdaad dit ongelukkig Kind, „ deeze beklagenswaarde Selwin zyt, waarvan „ het verlies my zo ter harte ging; zult gy in my niet dan een tederen Vader vinden, die niet in » ftaat zou zyn, om de minfte opoffering van u „ te vorderen." 0p deeze verzeekering, welke Pamela in eens gerust flelde, omhelsde zy Felicie met vervoering, en betuigde tevens haare blydfehap en dankbaarheid aan myn Heer Aresby, met die bevallige Jeevendigheid en kragt van gevoel, die haar alleen eigen was. Felicie gihgtoen een koffertje haaien, waar in de papieren, die ten bewyze konden «rekken van de egtheid der afkomst van Pamela, by elkander lagen. Mynheer Aresby zag dezelve na, en vond daar onder eenige Brieven, die de Kamenier van dc overledene Mevrouw Selwin aan Felicie, nevens de boven, ge-  Van hét kasteel. 9$ gemelde bewyzen, by de overgaave van Pamela, had ter band gefield. Deeze Vrouw had, by die geleegenbeid, eenige gefchenken van Felicie ontfangen, die zy waarfchynlyk niet met haar Mari heeft willen deelen , en daarom hem flegtshad wys gemaakt, dat de jonge Juffer Selwin gefiorven was ; het geen zy des te veiliger doen kon, om dat zy zig Wel verzekerd hield, dat Pamela nobit weder lü Engeland zou verfchynen. Myn Heer Aresby bevond zig nu ten toppunt van vreugd, daar hy zyn Nigtje wedervond irt dat zelfde volmaakt Meisje, wier deugden reeds te voren zulk een diepen indruk van liefde en hoogachting op zyn hart gemaakt hadden; Hy begeerde , dat zy van nu af aan zyn naam Voerde, eri kreeg in 't Vervolg zulk eene fterke geneegenheid voor haar, dat hy „ haar niet kunnende verhaten , befloot om zig met ter woon in Vrankryk neêr te zetten. Pamela beantwoorde ook volkomen aaii zyne liefde voor haar, en was zo etkentelyk, dat zy zyne weldaaden, hoe groot ook, fteeds wist te verdienen. Zy verliet Felicie nooit, ën dé zorg,' öm baar zo veel mogelyk gelukkig te maaken , wzi fteeds de eerfte en fterkfte neiging van haar dankbaar én gevoelig hart. *  AVONDTYB KORTINGEN* Mevrouw de Clemire hier een einde makende aan haar verhaal, gaf Mevrouw de Baronnesfe heü gewoone teeken, om ter rust te gaan; doch, daar het nog niet laat was, verkreegen de Kinderen een klein verlof van uitftel. Men had dus geleegenheid om eenige aanmerkingen en vraagen te doen 4 omturnt de Historie van Pamela, wier karakter men zeer hoog opveizelde, en haare groote teerhartigheid als uit éénen mond met loftuitingen overlaadde; waar na men eenpaarig hier in overeenkwam, dat de dankbaarheid de treffendfte en uitmuuiendfte van alle deugden is. Men kon ook niet uitfcheiden, met in den lof van de weldaatlige Alexandrina uittewciden. Men merkte aan, dat zy eigenlyk , door haar voorbeeld , die opgetogenheid omtrent haare buitengewoone daad, en die lust tot naftreeying in het goede, die edele gevoelige zielen zo zeer van anderen onderfcheid, in Pamela gewekt en werkzaam gemaakt had; ea eindelyk befloot men, met zig even zeer te verwonderen over den gelukkigen invloed, dien de weldaadige aart van Pamela op het volgend geluk van haar leeven gehad had, als over het vermogen en de kragt van den Godsdienst, die zulke treffende dengden, zulk een onwrikbaarcn Heldenmoed, en zo veel ftof tot troost geeven kan, waar door men in ftaat gefield wordt, om niet  VAN HET KASTEEL. I©* niet alleen de zwaarfte fmerten geduurende agttien jaar lang met geduld, maar zelf met eenfoortvan dankbaar gevoel re draagen. (s) Na dat men dus nog een wyl tyds over de Historie van Pamela gefprooken en geredeneerd had, ftond Mevrouw de Baronnesfe op, en men ging voorts naar bed. Nu verliepen er eenige avonden, zonder dat er weder eene nieuwe Historie verteld Wierd , maar men bleef daarom niet korter op. Het fchoonfte Maanlicht lokte hen uit tot eene wandeling, en alle avonden na den eeten ging men in de tuinen van het Kafteel een aangenaam en zagt avondlugtje fcheppen, loopen, fpringen en wandelen, tot dat de klok tien uuren floeg; dan ging men in huis, en voorts ter rust. In deeze verkwikkelyke avondwandelingen , deed Mevrouw de Clemire ongevoelig bet gefprek op de fehoonheeden der Natuur vallen , en vestigde byzonderlyk den aandagt der Kinderen op den fchooneri Hemel, dien zy boven hun hoofd zagen, in wekken , wanneer de maan zig agter een wolk verfchool, zig duizende van fterren vertoonden. Dcc. ze befchouwing wekte wel dra de lust der weetgierige Kinderen, om de Gefterntens. en liet ge* hee* (s) Vrouw Bvisca, die nu [in d: rmand Augustus, 1783.] nog in leeven is, heeft meer dan agttien jaar 14 (Jeezei? ellendigen ftaat doorgebragt. 6 l  3(02 AVQNDTYDKORTJNGEN heele Samende! der Hemel-Globe na te gaan, en te leeren kennen; eene weetenfcbap, die tot nu zeer verwaarloosd was, en waar van de beoefening thans eene der geliefdfte uitfpanningen der agtermiddag uuren wierd, en de toepasfmg der lesfen eene aangenaame tydkorting \q de Avondwandeling. Inzonderheid lag Cefar zig met drift op deer ze kennis toe, en fcheen zig niet weinig te verhovaardigen over de loftuitingen , die hem wegens zyn ongemeen geheugen gegeeven wierden. Mevrouw de Clemire werd dit gewaar, en fprak er hem crnftig over aan. ,, Hoe nu, Cefar! „ ( zeide zy tot hem ,) zyt gy zo fpoedig de aanmerkingen van Pamela omtrent de zeedigheid „ vergeeten? Het is waar, dit betrof, zult gy „ zeggen, alleen den hoogmoed, die ons aanzet, „ om ons zeiven te verhellen over onze goede „ daaden; maar het kan ook even zeer toegepast „ worden op den hoogmoed, dien men over. », verkreegene kunde en bekwaamheeden gevoelt. „ Eeh waarlyk kundig mensch zal nooit vermaak „ fcheppen, om met zyne weetenfcbap te pronM| keu; hy is genoeg by zig zeiven overtuigd, dat vyeezenlyke kunde geen uiterlyke hulde beV &°,e#> en met.  TAN HET KASTEEL. I?f met anderen beezig te bonden, in de gelcegenbeeden kunftdg op te vangen, om hen in hunne " eigene oogen, en in die van anderen te doen „ ryzen; in hen in alles voortekoomen, en te , verpligten; in hen inichikkelykheid, zagtheid, toegeevelykhod en achting te betoonen; in , hen vooral te doen zien, dat men met zig zelf „ niet ingenoomen is, maar integendeel zig voor niets rekent, wyl men zig by uitltek verwonderd en dankbaar toonen moet voor de minfte, , oplettendheid, en de geme?nftepligtpleegingen. Men fchryft dagelyksch in de gewoorie brieven zelf aan een minder perfoon;. dat men zyn cnderdaanigfie en. zeer. gehoorzaamde dienaar is. Alle de gemeene fpreekwyzen in de welleevende ,, waereld zyn in dien nederigea fmaak ingerigt ; als by voorbeeld : Ik bid u, flaa doch geene de „ minfte acht op my (O /* bid «, behandel my met meer hifchikkelykheid.. .. Zond gy de ,, goedheid wel willen hebben van my .. Zou ., ik u wel mooge» vergen, Q?c En wanneer ,, men (») Het is echter byxonder, dat men deeze uitdrukking, hoe nederig die ook fchyne , zelden hoort gebruiken , dan door een meerderen tegen zyn minderen ; want de uitgefponnene wellevendheid (die altoos in ceneovcrdreevene nederigheid bellaar,) vindt in deeze uitdrukking , wanneer die van gelyken tot gelyken gebeezigd wordt, iets gebiedends, en een zekeren toon van meerderheid, dis san luiden, wat teer op dit,punt, niet bevallen.zpu, O 5  1C5 AVONDTYDEORTINGSN „ men eenige loftuitingen ontfangt, moet men die „ altoos met een lachend weezen aanhooren, als „ of men de waarheid daarvan in twyfel trok («) , „ ze vervolgens onder eene geeftige fcherts wee„ ten aftekeeren, en kundig tot een ftof van een i,, compliment te maaken voor die geen, welke „ zo goed is geweest van ons te willen pryzen, Men moet altoos de voornaamfte plaats aan anderen ovcrlaaten , zelf de laalfte uit en ingaan , zig zeer verwonderen, en in vcrontfchuldigiti,, gen en dankbetuigingen uitweiden, wanneer die „ zelfde beleefdheid en teekenen van onderfchei„ ding aan ons betoond worden. Het is blyks, baar en klaar, dat de eerfte uitvinders van dee,, ze gebruiken gedagt hebben, dat de zeekerfte ., wyze, om de famenleeving bevallig en aangc- ,, naam (u) Men moet insgelyks wel opletten, dat die wyze van verzoeken, welke den meeften twyfel aanduidt, altoos de beleefdfte, de welleevendfte is, om dat zy aanduidt, dat de vraager geene de minfte verbeelding van zig zelve heeft, Men kan dit best uit de volgende voorbeelden opmaaken , Geef my ! zie daar de gebiedende wyze. Hebt de goedheid van my dit of dat te geevon , is iets beleefder. Wilt gy wel de goedheid hebben , ve. In deeze uitdrukking is niets gebiedends, en zy is ook beleefder dan de vc-orige ? Zoudt gy wel de goedheid willen htbbtn, van my dit of dat te geeven ? zy;. duidt eene meerdere twyfel aan. Ook word die wyze van zig uittedrukken, voer dc bel'chaafdfte, de welleevendfte van allen gehouden.  VAN HET KASTEEL. 107 , ïr.am te maaken, die was, om elk mensch ia het byzonder de pügt op te leggen, van zyne zelfverbeelding te verzaaken, althans te vcrbergen, en daar en tegen de grootfte zeedigheid „ en nederigheid te vertoonen. Dus kunt gy nu ligt oordeelen, dat het onrnogelyk is, waarlyk , welleevend en befchaafd te zyn , en tevens die „ verwaandheid, waar van wy zoeven gefproo^ „ ken hebben, te bezitten, vermits dc verwaandheid een van die gebreken is, welke men het minst verbergen kan. De toon, waar op men 5, fpreekt, de manieren, die ,men aanneemt, hst gelaat, het voorkomen, alles dient om u te „ verraaden ; zo dat men doch niet moet naiaaten, om zig voor deeze haatelyke fout te wag„ ten, of, zo men daar eenige geneigdheid toe heeft, zig daar van te zuiveren, wyl men die nimmer voor het doorziend berispend oog van anderen verbergen kan." ., Maar, Mama, (zei Cefar, ) met een goed „ verftand en een gezond oordeel kan men ten minfbn zyn hoogmoed en zelfverbeelding zo veel inhouden, dat men zig welwagt, om niets „ befpottelyks te zeggen?" „Neen, gansch niet: dat is juist het geen men niet do.'n kan; want de verwaandheid en groote zelfsverbcelding beneveldt het verftand , en doet het oordeel geduurig mistasten ; zo dat men de welvcege„ lykheid geheel uit het oog verliest, en gansch ., en  ipS avondtydkortingen „ en al befpottdyk wordt. In één woord, 'ep „ zyn geene dwaasheeden, die zy ons niet doet „ begaan. Ik moet er u een treffend voorbeeld „ van verhaalen. Karei Dumoubn (v) was een „ voornaam Rechtsgeleerde, Men raadpleegde „ hem van alle kanten van het Koningryk, en°de „ Rechtbanken verwyderden zig zelden van zyne „ uitfpraak, die eene meer beflisfende kragt had, dan de arresten zelve. Maarhy bezvvalkteal dien „ roem door een zo ondraagelyken als befpotte„ lyken hoogmoed. Hy noemde zig zelve den „ Rechtsgeleerde van Vrankryk en Duitscbland; „ en hy fchreef boven aan het hoofd van alle zy■J5 ne Adviezen, deeze woorden : Ik, die voor „ niemand in geleerdheid en kennis wyk., en aan „ wie» niemand iet leeren kan. Oordeel nu zelf, „ of men niet ten hoogden een gebrek verfoeijeq „ moet, dat in ftaat is, om aan een man vanver„ ftand zulke groove, zulke befpottelyke dwaas- • hee- O) Hy wierd te Parys gebooren in den jaare r5oo mt een edel geflagt, dat zelf vermaagfehapt was aan dc Koninginne Elifabeth, v»fl den kant van Thomas de Boden , Burggraaf van Rochefort, Grootvader deezer Vorfhnne van Moeders zyde. Zyn werk over het Edict van Hendrik den II. tegen At pethes dates verwierf hem veel roem en een groeten naam. Hy ftierf in den 'aare 15Ö6. Men kan zyn graf o? het Kerkhof van St.André des Arcs zien. Cavfes ül.bres, Tom. V.  VAN HET KASTEEt," 5 hoeden te doen begaan." Cefar was ge* troffen door het gewigt deezer aanmerkingen, en nam opregtelyk voor, om zig in 't vervolg zodanig in acht te neemen, dat men hem geen oogenblik van verwaandheid, of al te hooge gevoelens van zig zeiven, zou kunnen verdenken. Kort daar na verfchaften de Kinderen van Mevrouw de Clemire aan deeze braave Moeder een allerftreelendst vermaak, door eene daad, welke ten duidelykflen deed blyken, dat de Historie van Pamela, en het voorbeeld van Sydonie, een diepen indruk op hun gemoed gemaakt hadden. — Te weeten, Caroline en Pulcherie, vernoomen hebbende, dat 'er eene arme Vrouw op een der omliggende Dorpen woonde, die hoog zwanger wasykreegen den inval, om met eigene handen de luyermand van deeze Vrouw gereed te maaken. Cefar en de Mandenmaker namen op zig, om de korfjes, waar het goed in leggen moest, te bezorgen ; en de Timmerman zou Cefar verder helpen0, om een groot Kabinet of Kas voor de Vrouw te maaken. Mevrouw de Clemire, buiten wier töeftemming men niets ondernam , keurde dit ontwerp goed.' Hierop werd al het oude fyne linnen, dat 'er op 't Kasteel gevonden wierd, byeengebragt, en aan Caroline en Pulcherie ter ha-,d gefield, die tcrftond met alle naarftigheid aan het werk gingen. Aaa den anderen kant toog Cefar, door August en  Üa AVOKDTYDKORTIKGÉIf en Morel geholpen, onder opzigt van den Timmerman, niet minder vlytig aan den arbeid, eri maakte een goede, fterke, ruime Kas. Toen alles gereed was, verzopen de naai (Iers en de werklieden verlof, om in eige perfoon hunne gefehen- ken aan de arme Boerin te mogen brengen." : i, Ik mag het wel lyden, (zei Mevrouw de Clei, mirc, ) maar hoe zult gy het doch aanleggen, *, om uw goed daar te krygen, wyl deeze Vrouw „ wel een half myl van het Kasteel afwoont? — " Ik za! (^"twoordde Cefar,) een karre of wa„ gen zien te krygen; en als gy het goedvindt, t* myn Kas daar op leiden; en zelf, met Au„ gast en Morel, daar by op de wagen gaan zit- „ ten." ,,Dat is heel goed Verzonnen, her- ;, nam Mevrouw de Clemire." - „ Ach, lieve Ma„ ma! (zei Pulcherie, haar om den hals vallen„ de,) fta ons ook toe, om ons luijermanderi „ goed, In korfjes gepakt, op Ezels te zetten en „ 'er dan zelf op te gaan zitten!" „ Zeer i, gaarne; ( antwoorde haare Moeder,) en daar ik „ voor my flegts een Weinigje geld zal mede nee„ men, kan ik u heel gemakkélyk te voet volgen, 5, en wy zullen dan gezamenlyk, morgen ogtend „ na het ontbyt, op weg trekken." Deeze fchikking baarde een algemeene vergenoeging, eri de kinderen waren byna uitgelaaten van blydfehap. Zy gevoelden op het leevendigst, hoe vermaakelyk het zou zyn, om, by het genoegen van eene goe-;  VAN HET KASTEEL. HE goede daad te zullen verrigten, ook nog liet vermaak te hebben , van by het lieve morgenweder eene vrolyke reis op een Kar te doen, en op Ezels te ryden. Caroline, Pulcherie, Cefar en August waren den geheelen dag in eene onophoudelyke beweeging. De Boeren, die de Ezels en de Kar bezorgen zouden, moesten 's avonds te voren ten minften twintig boodfchappen doen ; dan hadden zy dit, dan weder dat voor kunnen optogt noodig. Caroline en Pulcherie hadden het nu zeer druk, met hunne luyermanden in twee parten te fcheiden, en het geen elk genaaid had in twee af* zonderlyke korfjes te fchikken, op dat het werk van de eene niet met dat van de andere onder een verward zoude worden; ook wierd het roozekleurd en wit lint niet gefpaard, om de pakjes van elk foort van goed toe te binden, en men kan ligt ' denken , dat 'er ruim zo veel lint, als werk, in de korfjes gedopt wierd. — Den volgenden morgen waren de Kinderen reeds met het aanbreeken van den dag wakker, en wagteden met een ongemeen ongeduld het uur af, dat men in het Kasteel gewoon was op te daan. Het Toilet der Juffertjes duurde niet lang, en het onbyt even min. Alles gereed zynde, liepen zy lustig de trappen af, naar het Voorplein, alwaar men de Ezels en de Kar reeds gereed vond. De jonge Dametjes klommen op hunne Ezels, op wier ruggen de korfjes wa-  ït 2 AVONDTYD KORTINGEN waren vastgemaakt. Zy hadden ieder tot bun' geleide , een jong Boerinnetje, die naast de Ezels gingen. Cefar klom op de Kar, en ging, nevens August en Morel, op de Kas zitten. Nimmer heeft eenig Overwinnaar zyne openbaare intreede binnen Romen, wanneer hy in zegepraal naar het Capitool reed , met een vergenoegder en trotfcher gelaat gedaan, dan onze Cefar deezen optogt; Mevrouw de Clemire, aan wie myn Heer den Abt den arm gaf, ging in het midden tusfehen haare beide Dogters, zo dat zy geduurende den weg beurtelings met hen praaten kon. Op deeze wyze vertrok de ftoet; en, in weerwil van het groot verlangen, dat men had, om reeds by de Boerin te zyn, viel de weg niet lang. De gulle vrolykheid maakte het onderhoud zo leevendig als luidrugïig. Men zong, men lheed verzen op,men praatte, men fchreeuvvde, zo veel als mert" wilde; te meer, daar Mevrouw de Clemire (wie de onfchuldige blygeestigheid der Kinderen nooit verveelde, ) hen hier toe zelve aanfpoorde. Men kon den trein reeds zeer lang van verre hooren £iankomen, voor dat meii die gewaar wierd. Het fchaterend gelach en gefchreeuw kondigde die genoeg aan, en trok meenigmaal dc jonge Landmeisjes, die onder het lommer dei- Liudeboomen zaten te fpinnen, en de Herders, die hunne kudde int bet omliggende veld, en op de nabuurige heuvelen weidden, tot zig.- Dit gejuich hield niet op,. daa  van het kasteel. H3 dan toen men het hutje' der arme Boerin gewaar wierd. Nochtans nam de blydfehap daarom niet af; integendeel zy vermeerderde, maar werkte nu op eene° andere min luidrugtige wyze : eene zagte , ontroerende,'inwendige vreugd nam de plaats in van de dartelheid, en de Kinderen waren nu , toen zy eindelyk voor de deur der arme Boerin gekomen waren, zo ftil, als zy te voren leevendig eo fpraakzaam geweest waren. Het gezelfchap zit af. Twee Boeren ligten de Kas van de Kar, en door Cefar, August en Morel gevolgd , dragen zy die op de fchouders naar binnen. Caroline en Pulcherie vatten de korfjes op, en terwyl hunne jonge hartjes ongemeen fterk klopten, geeven zy die aan de goede arme Boerin over. Mevrouw de Clemire gaf haar Ibovendien eenig geld, en beloofde, dat zy haar nader zou komen bezoeken, zo dra'zy bevallen zou zyn. De arme Vrouw was opgetoogen van verbaasdheid en blydfehap, en uitte haare dankbaarheid in de eenvoudigfte, doch hartelykfte bewoordingen , zo dat Mevrouw de Clemire en haare beide Dogters daar door ten uiterften bewoogen waren. Toen men weder naar huis keerde, fprak' men van niets anders, dan de uitgelaate blydfehap der arme Boerin, en dit was verder den ganfehen dag eene ryke ftoffe van gefprek voor de Kinderen. Mevrouw de Clemire deed hieromtrent zeer nuttige aanmerkingen. „ Gedenk nu al uw leven ui deel. H (zei.  114 AVO ND T YD KORTIN GEN (zeide zy, ) aan de zuivere blydfehap, die gy „ vandaag genooten hebt. Waarom doch hebben „ de hartstogten eene zo frerke bekoorlykheid voor de meefte menfehen? Om geene andere „ reden, dan om dat zy hen aan de zelfverveeling ontrekken, door hengeduurig werkzaam te hou„ den. Men wil liever in het verderf loopen, „ fmert lyden, en onherdelbaar verboren gaan , dan zig zelve verveelen. Maar by dit alles le„ veren de hartstogten niet anders , dan eene ver„ moeizaame, onnuttige, afmattende werkzaamheid op, en een genot, dat doorgaans door vee„ le doodelyke angften verbitterd, en een ver„ fcheurend naberouw gevolgd wordt. De deugd ;5 alleen kan ons eene onuiiputtelyke bron vart „ zuiver genot en waare gelukzaligheid opleveren. „ En zo men regt aangedaan , hartelyk geroerd , „ en zieltreffend bewoogen wil zyn, kan men „ het wel fterker, wel zuiverder w eezen, dan door de beoefening van deugd, en daar uit „ voortvloeiende gevolgen! Herinner u de zagte „ blydfehap, die gy gevoelde, toen gy voor't „ eerst het ontwerp maakte, om deeze arme Vrouw in haar gebrek by te ffaan ; de aangenaame uu„ ren, die gy gcfleeten hebt in de befpiegeling van „ al het genoegen, dat gy ftond te genieten; de ,, ftoffe, die dit onderwerp mcenigmaal voor u heeft opgeleverd tot de aangenaamfte gefprek„ ken; het vermaak, dat gy genoot met voor dee-  VAN HET KASTEEL. deeze ongelukkige Vrouw te werken; de ges, duurige aangenaame beezigheid, die u deeze i, onderneeming verfchafte, zo in dc beraaming, „ als in de uitvoering; de drukte van gisteren, de verrukkelyke blydfehap, toen het oogenblik „ om te vertrekken eindelyk daar was; endeuit„ gelaate vreugd der optogt. Breng u nog eens „ leevendig te binnen, hoe zagt ftreelend uwe aandoeningen waren, toen gy de ftulp der ar., me Boerin gewaar wierd; hoe gy u reeds by „ voorraad met haare blydfehap kittelde; hoe gy „ alles reeds zelve gevoelde, wat zy gevoelen „ zou, of gevoelen kon; hoe bcwoogen, hoe ,, geroerd gy waart, toen gy haare buitenfpoorige ,, vreugde en dankbaarheid zaagt; en zyt dan wel overtuigd, dat nimmer de voldoening ,, van eenige hartstogt, in het volfte genot, ooit ,, zulk een prikkelend vermaak, zulk een verhee„ vene wellust heeft opgeleeverd. Daar by is de „ wellust, die de hartstogten kunnen verfchaf,, fen, niet dan eene ydele betoovering; waar van de gevaarlyke en doodelyke droom veel,, al in eene angftige ontwaaking, of in eene beklaagelyke gevoelloosheid uitloopt. Dan ge„ voelt men zig van alle goede indrukken beroofd, ,, en men is in een akelig niet verzonken, waar „ uit men zig niet verheft, dan om tot een nog ysfelyker ftaat, die van wanhoop en razerny, „ overtcgaan. Welk een inwendig genoegen geil a niet  lltf AVONDTYDKORTINOEN „ niet gy daarentegen! Welk eene ftreelendeher„ innering blyft u by! Welk een lof hebt gy vcr,, worven; welk een voorbeeld ter navolging gegeeven?" Op deeze woorden omhelsden alle drie de Kinderen hunne Moeder, en verzeekerden haar, dat zy van de waarheid en juistheid haarer aanmerkinkingen tot in de ziel getroffen waren, dat zy die ook nimmer vergeeten zouden, en dat zy door de ondervinding overtuigd waren, dat ervoorhen geen geluk op aarde te vinden was, dan in de liefde haarer Moeder, en in de betragting van de deugd. Cefar verzogt hier op zyne Moeder, hem eene gnnst te verleenen, te weeten, om met een zyner Zusters als Peter en Meter over het Kind , waar van de arme Vrouw bevallen moest, te mogen (Taan, en het onder den Doop te houden. — ,, Gy zyt nog we.1 jong, myn lieve Cefar, (aut„ woordde Mevrouwde Clemire, ) om zulk eene „ gewigtige taak op u te neemen , en u tot zulke heilige pligten, als die van Gevader te verbin„ den!" -— „ Maar, liefde Mama, ik heb ,, wel tien Kinderen als Gevaders zien ftaan, die ,, nog jonger waren dan ik." „ Dat weet ik; ,, doch ik kan daarom dit gebruik niet goedkeu, ren. Want, om regt uit te fpreeken, als Ge,, vader over een Kind te ftaan, is even zo veel, ,, als hetzelve geheel voor uwe reekening te nee„ men, zo voor zya tydelyk beftaan hier, als ,s voor  VAN HET KASTEEL. H? voor zyn eeuwig welzyn hiernamaals. En deeze aanneeming van zulk een Kind is des te ge„ wigtiger, en de pligten, daaromtrent waar te neemen, des te verbindender, omdatdeGods„ dienst zelve daar van ten waarborge ftrekt, en „ die heiligt." „ Zeg my eens, Mama, .,, waar in toch de pligten van een Gevader befiaan, „ en ik beloof u, die allen plegtig te zullen nakomen." ,, Wel nu, men verbindt zig om „ dit Kind te befchermen, te onderwyzen, ofte ,, laaten onderwyzen, zo zyne Ouders daar toe onvermogend zyn; om hem een befta-in te be„ zorgen; om hem, wanneer hy in 't vervolg „ in armoede mogt geraaken, te onderfteunen. Met één woord, in alles voor hem te zorgen, even of hy uw eigen Kind was." „ O Ma» ma, nu ben ik'er nog eens zo fierk op gefield, ,, om dit Kind onder den Doop te houden, want dit zal my nu weder eene aangenaamegeleegen,, heid verfchaffen, om eene goede'daad te doen." s> „ Wel nu ! dan zal ik myne toefiemming ., geeven." ■ ,, Maar, Mama, wie zal dan Gemoeder zyn?" vroegen Caroline en Pulche- ,, rie te gelyk. „ Die eer (zeide Mevrouw „ de Clemire,) komt thans Caroline als de oudfte toe; doch ik beloof u, Pulcherie, dat gy ,, aanfiaanden Zomer hetzelfde genoegen zult hebben." — Op deeze verzeekering was een ieder wel te vreeden; en op dat 'er niets aan de H 3 vreugd  tl8 avondtydkor tingen >, vreugd van deezen blyden dagontbreeken mogt, „ vertelde de Baronncsfe s'avonds, ophetgewoo,» ne uur, de navolgende Historie. ©LIMPIAenTHEOPHILUSs of de Hernhutters. J^in den oever van de Vczere, vindt men nog heden ten dage in het hartje van de Provincie van Limoufin , een oud Kasteel, dat alleen merkwaar, dig is door zyne oudheid of antiek voorkomen , en de fchoonheid zyner ligging. Het is gebouwd op de afhellende fchuinte van een heuvel, enallerweegen omringd door klaverryke weiden, vervuld met eene meenigte kudden Runderen enSchaapen. Een eind weegs van daar ziet men de Rivier ftroomen, en een weinig in 't verfchiet de bekoorlyke Stad Uzerrchc, die op dien afftand eene zo bevallige als belangryke vertooning maakt, (w) Het was (w) Dc kleine Stad Uzerche is op een ftiile rots gebouwd ,  VAN HET KASTEEL. H9 was in dit afgeleegen Slot, dat de Baron de Soligny, die zedert eenige jaaren Weduwnaar geworden was, zig alleen bcezig hield met de opvoeding van een eenigeu teder beminden Zoon. De Baron had zyne jeugd in de groote waereld doorgebragt. Met eene ruime maatc van eerzugt voorzien , had dc nood, veel meer dan eigene verkiezing, hem hier gevestigd. Een gedeelte van zyne bezittingen verfpild hebbende, en tevens de hoop om een groot figuur in de waereld te maaken , welke hem zo lang misleid had, vcrvloogen ziende, befioot hy eindelyk, meer uit fpyt dan wel uit overtuiging, zig in deeze afzondering te bcgeeven; en fchoon hy nog deeds in weerwil van zig zelve de zugt voor grootheid behield, ontveinsde hy die zorgvuldig, en fprak er nooit van, dan met verachting en misnoegen. Hy nam zyn fpyt voor waare overtuiging, en verbeeldde zig een Wysgeer te zyn , die de ydelheidderwaereldfche grootheid bouwd, aan den voet van welke de Rivier de Vézere ftroomt. In deeze Stad genieten de inwooneren het voorrecht, dat alle de Huizen of Tuinen liet uitligt op de Rivier hebben; cn het is opmerkelyk, dat ieder Huis in 't verfchiet gezien, een ouderaetsch Kafteel vertoont met Torentjes en Paviïlioenen , die allen met Lyen overdekt zyn. Deeze Stad ligt honderd m.ylcn van Parys. limoges, zeven en negentig mylen van Parys geleegen , is de Hoofditad der Provincie Limoufin. H 4  120 AVO ND TYD KOR TIN GEN heid kende,'terwyl hy inderdaad niets meer dan flegts misnoegd en neerflagtig was. Met dit al was hy niet ongevoelig; hy beminde zyn Zoon tederlyk; en TheophiJus (dus was die Zoon genaamd, ) zou wel waardig geweest zyn, door de deugden, die zig reeds vroeg in hem ontwikkelden, om zynen Vader alle de geledene verliezen en teleurftellingen te vergoeden, en het geluk van zyn leven uit te maaken. De Baron had eene boezemvriendin, welke in zyne nabuurfcbap woonde, en Euphrafie genaamd was. Theophiius kwam dagelyks met zyn Vader byEuphraOe, en had dus maar al te veel geleegeiibeid tot een naauwen ommegang met de bevallige Oiimpia, de Nigt van Euphrafie, welke by haar inwoonde. Het kon dus niet wel anders, of hy aioest eene fterke geneegenheid voor haar opvat•ten; en zyn Vader zag dit met veel genoegen. Oiimpia was wel een Wees. zonder tydelyk ver. mogen; doch Euphrafie had niet dan zytakken tot Erfgenaamen, en de Baron was niet onkundig, dat zy befiooten had, al haar goed aan haar ge^ liefde Nigtje na te laaten. Oiimpia was fiegts twee, jaaren jonger dan Theophiius. Toen zy haar zestiende jaar bereikte, verklaarde de Baron onbewimpeld zyne oogmerken aan Euphrafie, welke dit aanzoek gereedelyk goedkeurde; en nog dien zelfden dag werd het vastgeftelde Huwelyk aan •eide de belang hebbende perfuonen bekend gamaakt.  VAiN HET KASTEEL. toaakt. Veertien dagen daar na wierd het contract geOcroten. Euphrafie verbond zig van haaren kant met genoegen, om al haar goed aan Oiimpia, welke zy van Kindsbeen af opgevoed had, en boven alles .tederlyk beminde, na haar dood na te laaten. Theophiius wagte van zynen kant met het grootfte ongeduld d:n dag af, die zyne liefde belooncn, en zyn geluk, waaraan nu niets meer ontbrak , voor altoos zou vestigen. Hy was ten toppunt zyner wenfchen; by beminde vuuriglyk, en wierd met opregte wedermin beloond, waarvan hy, in het byzyn van zyn Vader en van Euphrafie zelve, de ftreelendfte en volkomenfie verzekering zonder welke zyn geluk niet volkomen had kunnen zyn, uit den mond zyner geliefde Oiimpia ontfangen had. Eindelyk naderde de gewenschte dag, waarop Theophiius en zyne Oiimpia voor altoos aan elkanderen zouden verbonden worden; toen Euphrafie op het onverwagtst ziek wierd. Den vyfden dag van haare ongefteldheid, ontfing de Baron een Brief van Parys, waar in hem gemeld wierd, dat een verre Bloedverwant, doch die denzelfden naan voerde 'als hy, overleeden was, en hem by uitcrften wille al zyn goed gemaakt had. Dit onverwagt geval, waardoor hy eensklaps bezitter wierd van een aanzienlyken rykdom, bragt hem ia deverpligting, om zonder verwyl naar Parys te vertrekken. Het was hem onmogelyk, om, vóór zyn H s ver,!  ïlï "AVOND TYDKQ5 TINGKN vertrek het Huwelyk van Theophiius en Oiimpia te laaten voltrekken; want Euphrafie had reeds twee dagen buiten kennis geleegen , en kon dus nergens deel in neemen. Ook zou Oiimpia zelve, in dien toeltand haarer weldoenfter, daartoe nimmer beOooten hebben. Theophiius was genoodzaakt zyn Vader te volgen , en het fcheiden van zyne geliefde Oiimpia viel hem zo fmertelyk, dat de Baron, om zyne grievende droefheid een weinig te verzagtcn, aan Oiimpia, welke inwendig niet minder aangedaan was, .verzogc, zyn Zoon van tyd tot tyd te wiljan fchry ven. — „Denk, ( voegde hy'er by ,) dat „ het een Vader is, die u daar om vraagt, en dat „ het een aanftaande Egtgenoot is, aan wien gy ,, fchryfc." Oiimpia beloofde hem alweenen- Öe , dat zy Theophiius getrow.velyk herigt zou geeven van den toeft and van haare Tante. De Baron beloofde van zynen kant, niet langer dan zes weekcu te Parys te zullen vertoeven,- en vertrok daaTöp met zyn Zoon , nog dien zelfden dag. Te Parys aangekomen zynde, nam hy bezit van bet pragn'g Hotel, en de aanzienlyke goederen, die zyn overleeden Bloedverwant hem had nasteïaaten. Zyn huis was welhaast vervuld door een groot aantal zogenaamde boezemvrienden, die hem , geduurende den tyd van meer dan twaalf jaaren, geheel verwaarloosd en vergeeten hadden. De Baron dagt wel in den beginne by zig zelve: het zyn myne  VAN II E K A S T E E L. My. rykihmmen, het is het goed onthaal, «tor/* g-ëe/, vincie doen befchouwen. Maar of dit nog niet genoeg ware, deeze Vriendinne van Oiimpia „ heeft een Broeder, die een groote ingebeelde „ zotskap, een regte losbol, en dus zyn omgang ge-  VAN H K T K A 5 T E E L. I5? , geheel niet dienftig noch loffelyk is, voor eene ' jonge Juffer, die haar eer en goeden naam lief heeft. Voor het overige bewyst dit nog niets l tegen het gedrag der jonge Juffer zelve. Men |' twyfelt hier geenzints, of het Nigtje van de " deugdzaame Euphrafie zal wel zulke goede grondig beginzelen bezitten, dat zy tegen een kwaad l voorbeeld en verleiding beftand zal zyn. Alleen" fchryft men haar onbedagtzaam gedrag toe ',' aan gebrek aan ondervinding, en aan haar al ',' te goed en te ligt betrouwend hart, dat zel\\ ve onfchuldig zynde, geen kwaad vermoedt; " maar nog wel het meest van allen aan de onver" geeffelyke zorgeloosheid van haaren Voogd, die , haar volftrekt meester van alle haare daaden laat, " zonder baar in het minfte te raaden, of des " noods zynde, zyn gezag te gebruiken. Echter „ twyfel ik geenzints, myn Heer, of gy zult, , zo haast gy de moeite neemt, om deswegens " aan haar Voogd te fchryven , waar toe uwebe, trekking op haar u een dubbeld recht geeft, " zeer fpoedig dit alles weder te regt brengen , " wanneer lle.gts de jonge Juffer, hoe eerder hoe beter, haare gevaarlyke Vriendinne verlaat, en " naar haar Klooster te rug keert; want ik kan u ", verzeekeren, myn Heer, dat men haar gedrag " tot nog toe aan niets auders, dan aan eene ia haare jaaren zeer verfchoonbaare onbezonnen" heid en onvoorzigtigheidtuefchryft, enz. enz." " Dee«  *28 AVONDTYDKORTINGEN Deeze Brief doorfneed het gevoelig hart van Theaphilus. Door al de argwaan en angften der minnenyd gefolterd, zag hy in den Broeder der Vriendinne van Oiimpia niets anders, dan een gevaarlyken verleider der onfchuld, eenen hem onwaardigen mededinger. Echter had hy zo veel vermoogen op zig zelfs, dat hy, zyne doodelyke vermoedens ontveinzende, eene bedaardheid en gerustheid toondewaar van hy verre verwyderd was. Dit is het niet alles; (vervolgde zyn Vader, ) de Brief, dien ik u heb voorgeleezen, is van een roorzigtig man, die niet alles zegt, wat hy wel denkt. Blaar zie hier nog een anderen Brief, door myn Intendant gefchreeven ; deeze fpreekt klaarder van het gedrag uwer Bruid; .hy zegt rond uit, dat gy een gevaarlyk medevrysr hebt; dat Oiimpia zelve van deeze nieuwe liefde, waar van een elk onderrigt is, niet onkundig kan zyn; dat zy deeze geneegenheid door haar aanhoudend verblyfby haar Vriendin fchynt te begunfligen.. . en eindelyk, dat deeze dwaaze en hoogmoedige Minnaar zig beroemd had, dat Oiimpia hem alle uwe Brieven opgeofferd had. „ Dat is onmogelyk! ( riep Theo- philus vervoerd uit, ) dit is een vuige lasteraar! ,. Ik zal nooit gelooven, dat Oiimpia zo lafhar- „ tig en trouwloos zou kunnen zyn!" Zy is Jlegts ovftandvastig en wispeltuurig, triaar juist met trouwloos; (hernam de Baron koeltjes.) Zy heeft niet getragt u te bedriegen; zy heeft „och op uwe,  van het kasteel. 12? mwe, noch op myne Brieven, geantwoord; dit flil'iwygen is een genoegzaam teeken van haare verande- fog. „ Neen! (riep Theophiius met drift *, uit, ) ik zrd my nooit door een valfchen fchyn laaten verblinden Oiimpia is onfchuldig..: Z zy kan niet fchuldig zyn.. .. Zy wordt god„ loos belasterd... En ik moet, en zal haar wree,, ken ! Ach, daa my toe, dat ik oogenbliklyk || vertrekke ; hier derf ik duizend dooden vari '„ angst! Eaat ik doch my zeiven door myne ei|| gene oogen overtuigen, van het geen waar eri ,, het geen loogeri is. Ik moet haar zelve fpree|| ken; dan zal alles blyken. Ik moét dien vuigen lasteraar, dat monter, die de onfchuldbevlekt, naar verdienden tirafferi ! " Terwyi de ongelukkige Theophiius deèze woorden met vervoering uitfprak, droomden hem de traanen langs de wangen ; de overmaat zyner droefheid toonde maar al té klaar, door welk een heevigen minnënyd hy bedormd wierd. Zyn Vader, die duidelyk zag, wat 'er in het binnenite vari zyn ziel omging, veinsde, dat hy hem beklaagde; èn fcheen zeer bewoogen met zyne droefheid. Zend een Courier naar Tuïle, (zeide hy ,) met een Brief, en laat hy niet te rug komen zonder antwoord. Zo dit antwoord u niet voldoet, dan zal ik Xelf terftond met u op reis gaan; doch vergun mj eerst dit kleine uitftel. Theophiius bewilligde, tcnoon zeer tegen zyn hart , in dit voordel. Hy iiu deel; i fttoeef  13° AVONDTYDKORT INGEN fèhreef dus op het eigen oogenblik een zeer uitvoerigen Brief, waarin hy Oiimpia onderrigtte vanalles, wat rot haar nadeel verfpreid wierd. . „ Een enkel woord (voegde hy 'er by, ) zal u „ kunnen rechtvaardigen. Blyf, zo gy het goed„ vind, by uwe Vriendin ne; maar verwaardig i* „- ten minften, my flegts gerust te ftellen, dar gy nog altoos dezelfde en gereed zyt, omuwever„ bintenis met my na te komen; en alsdan zal ik „ de gelukkigfte aller menfehen zyn." De Baron keurde deezen Brief, dien zyn Zoon Rem voorlas, goed, en zond hem terftond af. Eindelyk, na verloop van agt dagen, kwam die Con. rfer, wiens terugkomst, van het oogenblik dat hy vertrok, reeds door Theophiius uitgerekend, en met een ongeduldig verlangen te gemoet gezien wierd, opdaagen; die Courier, wiens boodfehap' Bet lot van den angftigen Theophiius beflisfen moest. Theophiius ftond gereed om naar bed te gaan , toen hy het klappen van een zweep hoorde. Hy riddert, en vliegt in aller yl naar het vertrek van zyn Vader. Na een kleine poos kwam de boode binnen. „ Wel nu, (riep Theophiius, zo s, haast hy hem gewaar wierd, ) hebt gy een ant„ woord?"- ja Myn Heer!~„Na, fchielyk, „ geef!" — Myn Heer het is niet aan ul — „ Niet voor my! Hoe dat zo?" Het is voor Myn Heer den Baron Dit zeggende, gaf hy aan den Baron een Koffertje en een Brief óver, en  viB HET KAST E È E. 13* ëff ging heen. Wat beduid dit? ( riep de Baron; èenigzhits verbaasd, uit.) Wat mag dit Koffertje: dog behelzen? Theophiius was niet in ftaat om geluid te geev;n, veel min om zyn Vader te kunnen antwoorden; hy ftond daar, angftig, beklemd, en als een misdaadiger, die zyn doodvonnis afwagt , gelyk een flieenen beeld, en durfde zelf zyn Vader niet aanzetten, om den Brief te openen. Na een oogenblik ftilzwygens, brak de Baron het zegel los, en ontvouwde den Brief, dierf by zagtj°s by zig zelve las. Theophiius hield ondertusfen zyne oogen ftyf op het gelaat van zyn Vader gevestigd, en fidderde, toen hy zag, dat verbaazing en verontwaardiging zig beurtelings op hetzelve teekende. „ O Hemel! (riephy, ,, met eene beevende afgebrooken ftem, uit; ) „ wat is het, dat zy u meld ? " — Ach, myn waarde Zoon, ( zei de Baron ,) wapen u met geduld! Maarwat zeg ik? gy zult het niet noodig hebben; zöud gy u het verlies van een zs> verachtelyk voorwerp nog kunnen beklaagen! Op deeze ysfelyke woorden verbleekte Theophiius, en zeeg, byna van alle gevoel beroofd, in een armftoel neder, terwyl hy den Brief, dien zyn Vader hem had toegereikt, open in de beevende hand hield. Ëen vloed vari tr&arten kwam hem te hulpe; en zyn geprangd hart wierd nu zo veel ligter, dat hy den Brief eindelyk kon leezen. Maar hoe was hy te moede, j 2 toen'  AVONDTYDKORTINGEIÏ toen by het eigenhandig fchrift, het zegel vsö Oiimpia herkende, en het navolgende las: „ Daar men rfiy thans de vryheid laat, om over" ,;■ myn eigen lot te befchikken , moet ik u, myn „ Heer, by deeze ronduit verklaaren, dat de ge,,• hoorzaamheid, meer dan eigen vrye keuze, my heeft overgehaald, om eefte verbintenis te flui„ ten, welke nooit myn geluk had kunnen be„ werken. Deeze duidelyke verklaaring ontflaat' „ ons van Weerskanten, en ftelt ons beiden in „ vryheid. Ik neem de vryheid Üw Ed. hier ne„ vens de gefchenken, die myne waarde en ge,, eerbiedigde Tante my gebooden had aantenee„ wen, te rug te zenden. Ik heb de eer, na U ,, van myne aankleeving en eerbied verzeekerd te ,>- hebben, my te noemen, Uvve gchoorzaame Dienaresfe, O L I M P I A. JvTa het leezen van deezen doodelyken Brief,,, zweeg Theophiius een poos ft'il; doch eindelyk 9 een weinig tot zig zelve komende, zag hy zyn Vader met een verwilderd gelaat aan. ,, Ifc zal my wreeken-; ongetwyfeld zal ik my wree- ,, ken. Maar hoe zult gy u wreeken? ——. „ Hoe ik my wreeken zal 1 Goede God ! en ik „ heb een medevryer! ... Hy zal derven.... „ van myne hand zal hy derven! " Gy heb£ opgetwyffeU een medevryer , en wel een begunfl'gde» wede-  VAN HET KASTEEL. 133 fnedevryer. Maar, wat kan u dit fcheelen?.... Moest gy een zo laag fchepzelniet verachten, en voor altoos uit uwe gedagten verbannen ? -—,, Ja, dat „ doe ik i ik veracht haar, ik haat haar, ik zal „ haar zonder moeite vergeeten !... Ik zou de s, laagje, de lafhartigfte van alle menfchen zyn, _, zo ik nog de minde vonk van geneegenheid voor „ eene ondankbaare, trouwlooze en meineedige „ gevoelde... Die verraderes ! onder een zo zagt „ voorkomen, een zo onfchuldig, zo open ge,, laat, verborg zy een valsch hart." Blaar ik zeg het nog eens.... Zy heeft u niet bedroegen.... Zy heeft u nooit bemind! Zy verklaart dit onbewimpeld. • „ Maar zy beminde my echter» s, voorheen; zy heeft my dit zelf gezegd O 5, ja, dit is zeker. ... Zy heeft my eens bemind!... s, Maar , men heeft haar misleid, bedroogen , „ en... men misleidt haar mogelyk nog.... Wie weet, of een gevoel van fpyt haar... Wie weet, „ of zy zig zelve nog niet misleidt, en denkt on„ verfchillig te zyn, daar... Ach, zo ik haar „ degts zien, en een oogenblik fpreeken kon t.„ Mogelyk zouden zig.... 't Is anders onbegrypeJ? lyk... Ach, waarde Vader, da my toe, dat ik ,, vertrek ; ik moet haar zelve hooren." Dwaashoofd !■ Herlees den Brief , en bloos over mve* zwakheid Denk toch nooit, zo gy u zelve rdet verachtelyk maaken wilt, denk nooit meer aan $ene liefde, die u nu niet- dan met fchande overdekt \ % terK  AVONPTYDKOR.TINGEN ken kan. „ O myn waarde Vader, ik kei) my zelve niet; raad my, gelei my , beklaag my j „ Zeker, myn toeftand eischt infchikkelykheid. >. Zyt een toegeevend Vader, en ik geef my gei5 heel aan uw beduur over." De Baron hield den ongelukkigen Theophiius het overige van den nagt gezelfchap. Theophiius ging met het aanbreeken van den dag naar bed, doch vond daar noch rust, noch flaap; en de§ avonds floot hy zig alleen in zyne kamer op, en kwam niet te voorfchyn, vermits zyn Vader menfchen ten eeten genoodigd had. Den volgenden morgen, toen hy zig met zyn Vader alleen bevond, beloofde hy hem in de flerkde bewoordingen, dat hy Oiimpia en zyne ongelukkige liefde zou verachten, yergeeten, overwinnen, en... te gelyk liet hy niet af, over die Oiimpia en die liefde geftadig te fpreeken. Dan eens fci.etste hy haar af als eene onwaardige, een monster, die al zyn haat en verachting verdiende; dan wede? zogt hy haar te ontfchuldigen, en ten minden eenige achting voor haar te behouden. „ Maar inderdaad, Mama, (viel Caroline hagc s, in de reden , ) ik kan Oiimpia juist zo fchuldig „ niet vinden. Indien hetwaarwas, datzyTheo?| philus nooit bemind had, was zy immers niet j, trouw-  VAN HET K A S T E E ft» '$5 s, trouwloos. Daar by had Oiimpia geen geld, „ en Theophiius was ryk, en met dat al wü. Oiimpia hem liever niet trouwen, om dat zy „ weet, dat zy hem niet gelukkig kan maaken. „ My dunkt , daar is iets grootsch in." — ,, Maar onderftel eens, dat Oiimpia Theophiius „ niet bemind had, (hernam Mevrouw de Clemire) het geen nog niet bevveezen is, had zy „ hem dan nog niet te vooren van haare liefde „ verzekerd? had zy hem geene trouwe gezwoo„ ren, en de zyne wederkeerig aangenoomen ? " , „ Dat is waar, Mama; maar zy zegt im- '„ mers, dat haare Tante haar daar toe genood- „ zaakt had." „ Zo haast zy eens hadkun- „ nen befluiten, om uit ontzag voor haare Tante „ haar woord te verpanden, moest zy ook, uit „ eerbied voor haare nagedagtenis, dat woord als „ geheiligd houden en geftand doen. En wanneer Theophiius haar al een onverwinnelyken afkeer had ingeboezemd, waarom dat aan haare Tante „ niet gezegd? Waarom geen tyd van uitftel ge,, vraagd? of zelf, wanneer zulk noodig geweest „ ware, rond uit verklaard, dat zy in ditüuwo lyk nimmer bewilligen kon ? Zy was niet onder M het daadlyk gezag van Ouders; het geen haaien „ weerftand nog yerfehoonlyker gemaakt zou heb- " ben » „ Dat is zo, Mama, in het eerst kwam zy my onfchuldiger voor; doch nu zie ik ook, dat zy anders moest gehandeld hebI 4 „ ben."  JS^ AVOND TYDKORTINGETÏ *» ben." . ?) p, ent u bovendien , myne lieve ,> Kinderen, deeze ftelregel vast in het geheugen in : dat niets , van wat aart het ook zyn moge, •* ous immer van ons eens gegeeven woord ont„ flaan kan. Het gezegde: de verbintenis, die ik „ aangegaan heb, was niet vrywillig; is inderdaad „ niets meer dan een uitvlugt, die door het ge,, weeten gewraakt, en nimmer door luiden, die ter goeder trouw handelen, gebeezigd wordt. " Gy weet,-voor gy uw woord geeft, dat dit „ woord heilig is; dat gy het niet kunt breeken, „ zonder u met fchande te overlaaden; kies dan, „ moet het zyn, liever den dood, dan fchande „ en oneer. In één woord, zo immer eenige „ vrees, eenige dwang of bedreigingen , u uw „ woord afpersten, wagt u dan wel, van bydeeze zwakheid, een laf hartigen meineed te voegen... Maar om weder totTheophilus te keeren.'». De Baron fpaarde niets,om zyn ongelukkigen Zoon. van zyne diepe droefgeestigheid aftetrekken. Hy nam hem dikwyls 'met zig, naar het Hotel van de Burggravinne de Lisbé, het welk de algemeene byeenkomst was van alle de luiden van den eerften rang. Deeze Burggravinne had eene Dogter van omtrent zeventien jaaren , waar mede de Baron zeer was ingenoomen, en die hy hemelhoog verhief , zoten, aan-  VAN HET KASTEEL» aanzien van haare fchoonheid, als wegens ha^e talenten en bevalligheid. En echter was Mejuffer. de Lisbé niets minder, dan bevallig; maar de uitgezogte kunst van haaren opfchik toonde duidelyk genoeg, dat zy daar gaarne voor gehouden wilde zyn. Zy ihapte veel, lachte dikwyls; en, dat een natuurlyk gevolg moest zyn, zy lachte om ydere beuzeling; zy danste vry wel, en had allerlei lbort van meesters; dit wist men ; en was dit niet genoeg, om alle de vrienden van het huis eenpaarig te doen uitroepen, dat Mejuffer de Lisbé het aartigfte, bevalligfte en begaafdfte Meisje, was, dat men met oogen zien kon? Maar Theo- . philus dagt er anders over ; hy vond haar een gemaakt ingebeeld fchepzel, had een walg van haare gedienftige lachjes, en van haare kunsthouding; voor al was zy hem ondraagelyk, wanneer hy zig (fchoon tegen dank,) de ongedwongene wyze, waarop weleer Oiimpia met hem omging, en haare natuurlyke en onopgefmukte bevalligheden, te binnen bragt. Tegen het einde van den winter werd Theophiius Officier in het Regiment van den Broeder van Mejuffer de Lisbé, en met het voorjaar vertrok hy, om zyn Colonel in het Garnizoen te volgen. Na verloop van vyf maanden, kwam hy weder te Parys te rug. Zyn Vader vond hem wel niet vrolyker, doch merkte echter met veel genoegen, dat by thans zo veel niet meer van Oiimpia fprak. j; 5 m  ISS AVONDTYDKOR.TINGEM Het was nu ruim een jaar geleeden, dat Theophi, Jus de Provincie van Limoufin verlaaten had , en omtrent veertien dagen , dat hy van zyn Garnizoen te rug gekomen was; toen hem de Baron op zekeren avond by zig in zyn Kabinet liet komen, ,en hem zyn voorneemen, om hem zo dradoenlyk uittehuwelyken , te kennen gaf; daar by voegende , dat hy gaarne zag, dat zyne keuze op Me* juffer de Lisbé vief. Op deeze woorden verklaarde Theophiius, dat hy een onverwinnelykcn afkeer tegen het Huwelyk had opgevat, en daar by een byzonderen tegenzin gevoelde omtrent Mejuffer de Lisbé. De Baron verzuimde niets om al het voordeel en den luister, die aan deeze verbintenis verknogt was, ten breedften uittemeeten. Theophiius hoorde dit alles koel en onverfchillig aan, en antwoordde flegts, dat zyne uitzigten zig tot BU toe alleen bepaalden, om in den dienst uittemunten, en dat die weg, om figuur in de waereld te maaken, thans alleen voor hem open ftond. Hierop wierd de Baron gramftoorig, en verklaarde van zynen kant, dat hy zyn woord reeds aan Mevrouw de Lisbé gegeeven had, dat dit dus eene afgedaane zaak was, waarïu niets te veranderen viel. Theophiius Hond zo verbaasd als verleegen, en verzogt om uitftel, ten einde zig zeiven langzamerhand te fchikken, om eene verbintenis aantegaan, die hem zo zeer tegen den borst ftiet. Doch in weerwil van zyn fmeeken, kon hy geen  VAN HET KASTEEL. 1%? geen langer uitftel, dan flegts van agt dagen, ver{trygen. Na dit gefprek floot Theophiius zig in zyn kamer op, en Heet den ganfchen nagt in ernftige overpeinzingen. Ily bragt zig de grootfpraak en den ophef, die de Baron reeds zedert lang van Mejuffer de Lisbé gemaakt had, te binnen. Zyne ra»uwe verknogtheid aan, en drukke verkeering met dat huis, eene verkeering, die reeds zeer fterk was, voor dat de bovengemelde Brief van Oiimpia uit Limoufirt aankwam; d}t alles gaf hem maar al te veel ftoffe tot agterdogt. Hier by kwam nog eene meenigte andere omftandigheeden, waarvan de herinnering en vergelyking hem hoe langer hoe meer overtuigden, dat de Baron niet opregtelyk gehandeld, en hem mogelyk met voordagt misleid had; ja, bet kwam hem eindelyk hoogstwaarfehynlyk voor, dat de Baron het ontwerp van een Huwelyk met Mejuffer de Lisbé reeds by zig zeiven fmeedr de, ter zelfder tyd, dat hy voor 't uiterlyke geneegen fcheen , om zyn gegeeven woord aan Oiimpia te houden. Duizende van gedagten maalden hem door het hoofd; het kon, dagt hem, niet onmogelyk zyn, dat men zyne Brieven verduisterd, en die y^n Oiimpia te rug gehouden had, en dat men hem geiyktydig by Oiimpia verdagt maakte, terwyl men haar by hem belasterde. Hy gaf zig, wel is waar, niet dan fchoorvoetende, en met een fterken. teegenzin, aan deeze fchandelyke vermoedens omtrent zyn Vader over; maar  H° AVONDTYDKORTINGEN Maar ieder denkbeeld, dat hy in zyn geheugen te ïug riep, fcheen die vermoedens meer en meer te bevestigen. Daar hy nu die ysfelyke kwelling van vertwyfleliag niet langer weerftaan kon , befloot by, 's nagts heimelyk weg te gaan, naar Limou-r fin te vertrekken, en Oiimpia zelve te ipreeken. Poch hy was geheel onkundig van haar lot, en Wist niet waar zy zig thans ophield; zelf had hy, zedert de laaide zes maanden, haar naam niet durven noemen, veel min naar haaren toedand vraagen. Hy fidderde op het enkel denkbeeld, dat zy reeds gehuwd kon zyn. Dan deeze gedagten , hoe ysfelyk ook, kon hem niet weerhouden , om zyn opzet werkftellig te maaken. Hy vermogtnogthans zo veel op zyn ontroerden geest, dat hy zyne verwarring en angden voor het doordingend oog van zyn Vader kunstig wist te verbergen. Echter moest hy een gedeelte van zyn geheim en voorneemens aan een zyner Vrienden mededeelen , die hem een bedienden tot gezelfchap en oppasfing byzettede; en omtrent twee uuren des nagts, ging hy ftil het huis uit, deeg te paard, en floeg. den weg in naar de Provincie van Limoufin. Hy reed regelregt naar TuJle, alwaar hy dien zelfden dag, nog met het vallen van den avond aankwam. Hy trad voor een herberg af, en vroeg, met eene angdige bekommering de Waardin naar tyding van Oiimpia. Tot zyne onuitfpreekelyke blydfehap vernam hy, dat zy nog ongetrouwd was^  nN ii*T MStïït. X4* was ; doch deeze blydfehap wierd vry wat geftremd door het geen de Waardin hem verder berigte. Te weeten: ,, dat niemand daar omftreek* M twyfelde , of Oiimpia had den Broeder vanhaare Vriendinne bemind; dat zy geduurende agt Z maanden tyds by die Vriendinne gebleeven was 5 dat vervolgens die Broeder , voor wien zy een " zeer voordeelig Huwelyk van de hand geweekt! ü had, haar eindelyk had laaten zitten; datOlim" pia hierop ten uiterften gebelgd en mistroostig,' " weder naar haar Klooster had willen terng keeren; doch dat de Geestelyke Zusters zig daar " tegen verzet hadden ; dat zy nu niet weetende Z waar heen zig te wenden, zig naar haar Voogd - begeeven had, om by hem voor een korten tyd huisvesting en verder befcherming te zoeken; Z en dat zy zig thans in den omtrek vanUzerche , bevond, alwaar haar Voogd een klein Landgoed ',' bezat; dat deeze flap , de nadeeligfte van allert Z die zy gtdaan had' haar 00k Vmler iD kdt'rS . achting bedorven had, door dien haar Voogd4 Z by wien zy zig nu bevond, ongehuuwd, ert ' by een elk bekend was voor een man , zonder Z, grondbeginsels, en van het ergerlykfte eedrag ,• ' die nog jegenswoordig een Vrouwsperlbon by zig in huis hield , dat een zeer öegten naam \ had , en waar mede Oiimpia nochtans in de Z, naauwfte vriendfehap leefde." In weerwil vin d,t ongunstig verflag, bleef Theophiius nog fee is  *fe«fe by zyn feMiffj om Oiimpia te willen zien' rt frwfctf, volharden, en floeg op ftfiftfde voet «en weg „aar ferche in. Aldaar aangekomen 2vnde, net hy zig tot digt by het Landgoed fm Baar Voogd brengen, zette zyne Paarden in het ™ Dor* °P ** tfMfc, in een mantel gewonden met een neergeilagen hoed , die digt op *yne oogen gclrokken ^ ft ^ ^ fc ^ 6nb:lchryjélyken zielenangst, naar de plaats, waar ©u benevens Juller Oiimpia, t'huis was gebleeven. Wet was nu agt unren in den avond, en reeds donker; gatofeffjft geen gefchikt tydïïip voor ecribezoek. Doch zulk eene flaauwe bedenking wed.M-hie'd hem niet. Hy verzogt oiimpia te mogen fpreekeu over een zaak van aanbelang, welke geen WHfLd lyden kon, en werd toen door een de* Meden naar haare kamer gebragt. Zo als hy daar » trad, werden zyne aandoeningen zo heevi-, ** h? *8 naauwlyks kon (taande houden ; en' fchoon hy brandde van verlangen om Oiimpia te' 2.en, was hy nochtans wel te vreeden, haar <*» «et u- vinden, ten einde hy eenige oogenbfikken mogt hebberr, om van zyne ontroering te bekomen, en, voor hy haar zag, zig een Weinig » her-  VAN HET KASTEEL. H§ fterftellen. De Meid, door wie hy Oiimpia had baren waarfchuuwen, doch waar voor hy echter zorgvuldig zyn naam verzweegen had, ging heen, om haar Juffer te roepen , en Theophiius bleef dus alleen. Hy kon niet zonder de nrcerftc weemoedigheid die voorwerpen aanfchouwen, die hem thans omringden, en die hy weleer in heucheliker dagen op Olimpras Kamer by haare Tante gezien had; haar Clavier, Kaptafel, Inktkooker, en inzonderheid het Vogelkouwtje, waarin hy aanftonds hetzelfde beestje herkende, dat hy daags voor zyn laatfte affcheid aan Oiimpia gegeeven liad. ___ Wd, arm klein beestje, (riep Theophiius zagtjes Uit) gj zyt van myne hand gekoomen, en heeft Oiimpia u ook niet verbannen! Dit zeggende, maakte Theophiius, die ondanks zyne poogingen tot fchreyens toe bcwoogen was, dekouw open , haalde het Vogeltje er uit, en ftak het in zyn borst. Het lieve beestje fpartelde op het kloppend hart van Theophiius, en zei duidelyk met een zagt ftemraetje : Ik bemin Theophiius Deeze woorden drongen tot in het diepfte der zief van Theophiius door. Ontzet, en als buiten zig zelve, weet hy niet, of hy het wel gehoord heeft, toen de Vogel tot tweemaal toe dezelfde woorden: Ik bemin Theophiius, herhaalde. Ach, (riep hy, nu geheel buiten zig zelve,) ik kan er niet meer aan twyfelen; die woorden, die zo lieflyk in tnyne ooren klinken, moet Oiimpia a geleerd hebben.  J44 AVONDTYDKÓRTINGENT ten. Hoe meenigmaal zal zy die niet moeten her* haald hebben, eer gy haar die zo duidelyk konde •nazeggen l en zy heeft tóen nimmer hunnen denken dat ik dit ooit weeten zou.... Oiimpia ! dierbaars 'onfchuldige Oiimpia! gy zyt deugdzaam, en getrouw aan uwe liefde gebleeven Voorzeker houd gy my voor fchuldig, en echter bemint gy my; duld dit Vogeltje, en verdraagt, dat het dagelyks myn vaam voor u herhaalt. Dit zeggende , neemt hy het beestje voorzigtig uit zyn borst, küschteri ftreelt het, terwyl de traanen in meenigte van zyhe wangen afvloeiden, en de veedertjes van het lief beestje bevogtigden. Het Vogeltje, dat niets" anders dan alleen deeze woorden geleerd had, beantwoordde de vriendelykeliefkoozingert van Theophiius ook door niets anders, dan door het klappen zyner vlerkjes, en door het geduurig herhaalen : Ik bemin Theophiius ! . Eensklaps hoort Theophiius eenig gerugt; iemand naderde het vertrek. Theophiius beefde doof alle zyne leeden; een koude fchrik had hem bevangen ; hy gist, dat het zyne Oiimpia is ; hy meent haaren lugtigen tred, ja zelf het ruisfehen van haaf kleed te ^erkennen; hy viiegt naar de deur; dié deur gaat open, en Oiimpia verfchynt. Theophiius zygt aan haare voeten; de Vogel ontflipt zyne hand, en vliegt op de fchouder van zyne meesteresfe, terwyl hy op nieuws die zo veel beduidende woorden, en den naam van Theophiius herhaal-  nt| HST KASTEU. HS taffife Oiimpia geefc een ysfelyke gil, deinst te ntg, en wil wegvlieden; Theophiius houdt haat te rug Bleek beftorVen , en doodelyk ontfteld, *y*t zy op een ftoel neder, en was op bet punt van te hezwymen; zy kon geen woord uitbrengen; haar hürt Was te beklemd. Theoph.lUS, niet minder ontroerd, lag nog fteeds V k» haar op de knien, en kon zig niet dan door traanen uiten* >t Vogeltje, 't welk in deeze aandoeningen n.et deelde, had alleen het vermogen derIpraakbehouden , en verheugd du hy zyne Meesteresje wederzag, herhaalde by ook geduurig zyne les : ,k be* ,nin Theophiius!... Oiimpia, niet minder verftoord dan ontroerd, wierd verleegen over de onnozele onbefcheïdenheid van haar Vogeltje, 'dat haare liefde zo ontydig aan Theophiius onf dekt had... • Zy brak eindelyk hun lang ftiUwygen af, en zei met eene beevende afgebrookene ftem: geloof het niet; geloof veel eer my, Jieuhaa* ten verachten, en voer altoos veYgeeten moet. Oiimpia! myne altoos dierbaare Oiimpia! Ver" Wyst my niet; in's Hemels naam v-rwyst my " niet, voor gy my eerst geboord hebt l.... Ik , ben niet getrouwd, ik ben altoos ftandvasng =' aan onze liefde gebleeven! Men heeft ons bcr" den misleid. Dit onnozel beestje beeft my n.y'| ne dwaaling doen kennen; doch duld, lieflto " Oiimpia, dat ik u uwe dwaaling insgelyks d,e " zien , enmymogeverdeed.gen."-^/^''/. " . k ....Hoe lil. deel. *>  I4(5 AVOND TYÖKORTINGEN .... Hoe kunt gy u verdeedigen, daar gy op geene van myne Brieven geantwoord hebt? — „ (Jwe Brieven !. . die zyn nooit tot my gekomen „ doch ik heb 'er u meer dan twintig gefchree- i, ven! - " Deeze woorden waren een ftraal van licht, die de nevelen van vertvvyfeling in eens voor den geest van Oiimpia opklaarden. Zy was te ongeveinsd en kunsteloos, om niet gemakkclyk overtuigd te worden , en te openhartig om zulks te verbergen. Zy kon haare traanen niet bedwingen, en de oogen ten Hemel ffaande, zeide zy: ach, Theophiius, wyl gy onfc/mldig zyt, kan ik ligt alle myne geleedene fmerten vergeeten, en zal my niet meer beklagen over alle de trouwloosheeden, die men omtrent my gepleegd heeft. Deeze woorden oVerftei> ten het reeds zo fterk geroerde hart van Theophiius met eene onbefchryflyke vreugde, en hy rekende zig nu den gelukkigften van alle Vervelingen. Na dat by deeze hem ongewoone blydfehap een weinig bot gevierd, en zyne vuurige liefde en erkentenis aan zyne Oiimpia betuigd en verzekerd had, verhaalde hy haar voorts alles, wat hem wedervaaren was; het geen Oiimpia met zo veel deelneemend medelyden als verbaazing aanhoorde. Vervolgens het woord weder opvattende, zeide zy: „ dat zy, verfiooken van raad, en geheel op „ zig zelve (taande, niet gedagt had, eenen voor „ haar goeden naam nadeeligen Hap te doen, met » het  VAN HET KASTÉEt. 147 tf het aanhoudend verzoek van haare Vriendinne intevvilligen, en hy haar in te vvoonen ; dat zv bos, vendien, toen nooit iets ten haaren nadeele ge„ hoord hebbende, aan haare deügd geenzins twy„ felde; dat zy voorts altoos in het Kasteel van f, haare Vriendinne genoegzaam opgeflooten, en „ zelf meest tyds afgezonderd op haare kamer al= „ leen met haar Vogeltje den tyd gefleeten had, „ en niemand zag, dan een bloedverwant van „ haare Vriendinne, die onderhetmomvan waare ,, vriendfehap en deelneèming de fnoodfte aanfla,' gen verborg; dat hy door zyn opregt voorkomen haar vertrouwen gewonnen, en eindelyk van haar vernoomen had, dat zy ten mterften '„ bekommerd was, geene tyding van Theophiius„ te hooren; dat, toen eindelyk haare angst en „- droefheid ten top gefteegen Was, hy haar, alö by wyze van een half onwillig, doch door deer„ nis wegens haaren toeftand afgeperst, vertrou',' wen, gezegd had, dat Theophiius haar verlaa„ ten had, en ontrouw geworden was, en zelf op „ trouwen ftond met Mejuffer de Lisbé; dathy, „ ter bevestiging van dit zyn gezegde, baar ver'„ fcheidene Brieven van den Vader van Theophi', lus vertoond had, waar uit ten klaarften bleek, ]] dat Theophiius haar uit geen ander beginzeï Z zou trouwen , dan alleen om aan zyn gegeeveri Z woord te voldoen, indien zy zulks volllrekt van hem begeerde. Toen fiond ik (vervolgde K z >? Olimr-  Ï4§ AVONDTYCKORTIKGEJf Oiimpia, ) geen oogenblik, in twyfel, otlivoor ,, altoos met u tc brecken ; en te hoogmoedig, om u myne liefde te laaten blyken, fchreef ik ,; den Brief, dien gy ontfangen hebt. Overftelpt „ van droefheid, en ten proije aan de doodclykfte kwellingen, verbeeldde ik my u reeds te haaten; en dit onnozel Vogeltje was daar van het eerfte Slagtoffer. Ik kon niet meer, zonder ,, een innig gevoel van fpyt, hem die woorden, welk ik hem kort te voren met zo veel vermaak . geleerd had, hooren herhaalen. Op een zeke,, ren avond opende ik myn venster, en liet hem ,, weg vliegen. Naauwelyks had ik hem dtisaan ,, myne gevoeligheid tegen u opgeofferd, of ik had berouw, en voelde, dat het my nog dier,, baar was Ik wierd fchaamrood over myne zwakheid, en zeeg moedeloos op een ftoel neder; doch, my zelve misleidende, poogde ik ,, my diets te maaken, dat ik het arm beestje om ,, zig zelfbeminde. Ik ftond midden in den nagt ,, op, deed myn venfter open, en riep hem ver,, fcheidene maaien; doch vergeefsch: hy kwam ,, niet te rug. Ik bragt het overige van den nagt ,, door met fchreien , en myn onnozel Vogeltje te ,, bejammeren. Zo ha'st de dag aanbrak, ging ik naar beneden in den tuin. Ik zette my onder een boom neder, en fchreide; toen ik op eens een zagt fyn ftemmetje hooide, dat op ren zeer treurigen toon een naam van Theophiius „ ui1  VAN HET KASTEEL. 149 uitfprak. Verbeeld u myne blydfehap J Dit was ,, het eenig oogenblik, Theophiius, dat ik zedert j, onze fcheiding een waar gevoel van vreugd fmaaktei... Ik vloog ha-s ig op, zag agter ,, my, en wierd myne lieve verftooteling op een „ Roozenboom gewaar: hy bad veel, zeer veel ,, geleeden, zat treurig en bol in een gedrongen, ,, was eenigzints fchuw en verkleumd van koude, beefde als een blad, en had zyne fchoonfte ve- dertjes , op de doornen van den Roozeboom, ,, die daar mede overdekt was, verlapten. Ik „ nam hem op, koesterde hem zo veel ik kon, „ en befloot om hem by my te houden tot den tyd, ,, wanneer ik uw Huwelyk vemeemenzou; ik was ,, vast van gedagten, om u nooit weder te zien ; ,, maar te gelyk nam ik voor, om nimmer eenige ,, verbintenis aan te gaan; ook verbeeldde ikmy, ?, dat het onmogelyk was, dat gy vrywülig eene ,, andere boven my verkoos, en zei geftadig tot ,, my zelve: hy zal berouw hebben, die trouwlooze ! ,, hy zal nooit een ander kunnen trouwen. Doch ,, dan zal ik onrerzoenlyk zyn. Maar myn arm ?, Vogeltje kan ik daarom wel'behoudendie ondank- baare wreede Theophiius zal dit toch naoit weetenl Niemand zal het weeten; ik zal myn Vogeltje zo ,, welweeten te verbergen, dat hem niemand hoort ,, cf ziet; ik alleen zal hem hooren! hy alleen is my op de waereld getrouw gebleeren , en waarom ,} zou ik hem dan verflooten!.... Dusdanig waK 3 ren  15" avondtydkortingem „ ren de redenen, waarmede ik my zelve tragtte 5, te overreeden, dat ik myn beminde Vogeltje SJ behouden moest." „ Ik bleef nog zes maanden by myne Vriendin„ ne, geduurende welken tyd defnoode verrader, die zig onder fchyn van vriendfchap by my had' „ weeten intedringen , my een voorflag deed, die „ my zyne laage oogmerken deed vermoeden; te „ weeten , om met hem te huwen. Dit voordel, ?, 't welk zyn voorig gedrag ten eenemaal yerdag't „ maakte, wees ik met verachting van de hand, „ en verbood hem tevens myne tegenwoordigheid! =, Om zig hier ov^r te wreeken , verhaalde hy my „ alle de degte gerugten, die men ten nadeele van „ myn gedrag in de waereld verfpreid had; alsook, „ dat de Vriendinne, onder wier befcherrning ik „ my gedeld had, haar goeden naam reeds lange „ verlooren had, en dat men overal voorgaf, dat „ ik haar Broeder beminde. Ik nam deeze waarfchuuwingen, die hem de wraaklust inblies, cn „ nu voor my te laat kwamen, als loutere laster „ aan; nochtans had dit zo veel indruk by my, „ dat ik van toen af een weinig naauwer acht op „ ?t gedrag van myne Vriendin floeg, en wel haast s, viel de blindoek voor myne oogen weg. In dee„ ze angstvallige verleegenheid niet weetende wer„ waards my te begeeven, nam ik het beflnit om s, naai Tullé re gaan, en weder in het Klooster, ï? 't welk ik te voren zq onvoorzigtig verlaaten had,  VAN HET KASTEEL. 1^1 , had, te rug te keeren. Doch de Geestelyke „ Zusters, die tegen my opgezet waren, wilden ^ my niet weder aanneemen. Vernederd, veracht, „ door de .geheele waereld verlaaten, en alleen t, door de innerlyke bewustheid myner onfchuld „ opgebeurd, begaf ik my naar dit Landgoed, ,, om den raad van myn Voogd inteneemen. Myn „ oogmerk was flegts, om hem te verzoeken, „ dat hy my eene gefchikte verblyfplaats aanwees ; wyl ik zeer wel wist, dat dewelvoegelykheid my niet toeliet, om by hem, die nog ongehuwd ,, was, intewoonen; doch in deezen flaagde ik veel gelukkiger, dan ik gedagt had. Myn Voogd ftond op zyn vertrek voor eene reis, die twee ., maanden duuren zou, en bood my eene zy,, ncr Bloedverwanten aan, zynde eene zeer be,8 fcheidene en zeedige Dame, welke, na veele ,, rampen en wederwaardigheeden geleeden te heb,, ben , alhier voor eenige maanden haar verblyf „ genoomen heeft. Mevrouw deRoches, (dus is „ deeze ongelukkige Vrouw genaamd ,) die waar„ lyk zo beminnelyk als deugdzaam is, heeft my f, haare geheele rampfpoedige Historie verhaald, welke aanmerkelyk genoeg is, om ftoffe voor „ eene zeer aandoenlyke en leerzaame Roman op „ te keveren. En nu is myn oogmerk , hier zo ., lang te blyven , tot dat zy vertrekt." Hier zweeg Oiimpia; en Theophiius niet minder bewoogen dan ontroerd, zweeg insgelyks eelt 4 Bi-  AVONDTYD KORTINGEN nige oogenblikken. Eindelyk een diepen ziigt looiende, zeide hy; belaas, myne lieve Oiimpia, wy moeien ons ongeluk voor een groot gedeelte alleen toefchryven aa>i die heminnelyke onnozelheid en opregt* heid, die uwen inborst zo zeer kenmerkt.... Het zyn deeze uitmuntende haedanigheeden , die het voor. wendzel verfchaft hebben, om uwe eerte belasteren , die u nog op dit oogenblik aan verfmaading bloot ftellen , en u omtrent uw eigen gevaar verblinden !.. , £y voorbeeld, gy zyt in hei gerust vertrouwen, van hier een veilig en buiten alle cpfpraak gefchikt ver blyf gevonden te hebben? — „Ja zeeker! „ en nu!" —— Gy bedriegt u, Heffte Oiimpia; die Dame , waar van gy met zo veel achting /preekt , is het ve-rachtelykfie fchepzel, dat \er leeft. ■ , ,, Groote Gud! " Het is maar al te waar. Het geen men my daaromtrent te Tulle reeds gezegd, had, wordt my hier in myn tegenwoordig ver blyf Op dit Dorp zelve nog bevestigd. ,, O myne waarde, myne altoos dierbaare Tante ; (riep Oiimpia, daar zy in traanen wegfmolt, „ op een jammerenden toon uit,) nooit had ik »> gedagt, dat ik door uw gemis een ander hart- zeer zou gevoelen, dan dat gemis zelve; maar ,, nu ondervind ik eerst regt, hoe veel ik aan u, >i verboren heb Onnozel dwaas Meisje, ik „ zag de afgronden niet, die my omringden, en „ hoe zeer ik eene geleidsvrouw en raadgeeffter „ noodig hadl.... Ach, elendigen toeftand.vm  VAN HET KASTEEL. 153 5, onze zwakke fexe! Hoe is het mogelyk, dat „ men, met zulke zuivere deugdzaame inzigten, nog zyn goeden naam verliezen kan, en zo beklagenswaardig in het verderf (torten ?... Dan, dan kan ons noch deugd, noch onfchuld be„ veiligen, als da jaaren en ondervinding ons ont- breeken 1 " In Gods naam , lieffte Oiimpia, bedaar! (risp Theophiius,) denk, dat ons leedtet\ hoogften geweest is , en dat onze ongelukken flaan te eindigen .... Wy zyn nu immers beiden omtrent elkanders gedrag verlicht; de hciligfte , de onverbreekbaar/ie baud verbindt ons. „ Maar uw Vader „ wil dien nochtans verbreeken ! Heeft hy niet „ uwe en myne Brieven verdonkerd, zelf eer „ hy nog iets ten mynen nadeele gehoord ' had?" O, twyfel geen oogenblik, of hy heeft dit alleen gedaan , om onze liefde te beproeven , en onze trouwe te toetzen. Vervolgens heeft hy al te ligt geloof ge/lagen aan de kwaade herigten, die men hem van u gaf; en deeze dwaaling, Waarin hy ongelukkig, door een fchynbaar fchuldig gedrag van uwen kant, verfterkt is geworden, moet het zyne verdeed/gen en ophelderen. Maar Zyt verzekerd, wanneer hy eens alles, wat gy my verhaald hebt, verneemt; wanneer hy flegts hetgeval van uw Vogeltje hoort, zult gy hem zelf, dit weet ik , u zien bidden , om uwe verbintenis met my, welke my door dankbaarheid en eer nu nog dierbaarder dan ooit te vooren is, te willen vervullen, K 5 Mea  J5+ AVONDTYDKORTINGEN Men gelooft doorgaans zeer gemakkelyk, het geen men gaarne wenscht; vooral, wanneer men flegrs zeventien jaar oud is. Dus ging het ook met de goede Oiimpia. Zy twyfelde nu geenzins, of de oude Baron zou, wanneer hy zyne dwaling omtrent haar zag, haar recht doen, en zelfvan verlangen branden, om de onbillykheid, haar aangedaan, te vergoeden. Aldus, ten opzigte van haar toekomend lot gerust gefield, hield zy zig alleen met het tegenwoordige beezig. Zy wilde volftrekt niet langer op het Kasteel van haar Voogd vertoeven. Maar waar heen zou zy zig nu begeeven? Welke gevoegelyke plaats zou zy, intusfen dat Theophiius zyn Vader gefprooken en overtuigd had, tot haar verblyf verkiezen. Zy had thans aan niemand kennis , dan aan twee oude Vriendinnen van haare Tante, welke zy zedert den dood van Euphrafie nooit meer gezien had , en die nu , waarfchynlyk tegen haar ingenoomen zynde, haar gevolgelyk ook niet gaarne zouden willen huisvesten ! Er was ook geen Klooster te Uzerche, waar in zy haar toevlugt konde neemen. Eindelyk befloot zy naar Brives te gaan (y), en zig daar in een Klooster te begeeven, alwaar zy nader berigt van (y De Vrolyh bygenaamd, uit hoofde van haare allervermaakelykfte ligging. Deeze plaat? is hondeid agttien rnylen van Parys geleegcn.  VAN HET KASTEEL. 155 van Theophiius, die den anderen dag weder naar Parys ftond te keeren, zou afwagten. Doch alvorens verkreeg Theophiius verlof, om haar den volgenden morgen nog eens te komen bezoeken; en dan zouden zy niet van eikanderen fcheiden, voor zy eerst beraamd hadden, wat hun nu best te doen ftond. Theophiius, hierop een teder vaarwel aan zyne Oiimpia gezegd hebbende, keerde naar zyne herberg te rug, alwaar hy, by zyne aankomst, een zeer onaangenaam nieuws vernam. Zyn Lakey berigte hem , dat hy vier of vyf vermomde Kaerels om het huis had zien zwerven, die iets kwaads fcheenen in den zin te hebben, en aan de huiswaardin verfcheidene vraagen gedaan hadden. Nauwelyks had de Lakey dit gezegd, of Theophiius hoorde eensklaps een groot gerugt in huis. Men zoekt my op te ligten; riep hy uit, en greepin aller yl twee geladene pistoolen op, die op de tafel lagen, waarmede hy zig naar de deur van het vertrek begaf, en die met drift open rukte, wanneer de Hofmeester van zyn Vader, dien hy te Parys gelaaten had, binnen trad. Myn Heer Dumond, zei Theophiius, zyt gy hier uit last van myn Vader, om my te komen zoeken? ! Ja, myn Heer;'' antwoordde deeze, een weinig bedremmeld op het gezigt der geladene plstoo- len- Hebt gy ook last, om my met geveld met u te' voeren? hernam Theophiius. „ Myn „ Heer...  AVONDTYDKORTINGEN „ Heer... Ik denk... Ik hoop, dat.... dat uwe „ gehoorzaamheid aan de bevelen van Mynheer „ den Baron my... Maar ik kan u zeeker niet „ ontveinzen, dat... dat ik met een bevel des „ Konings voorzien ben." Een hevel van myn Vader was genoeg geweest. Hy wil, dat ik ma u zal gaan. Wel nu, ik zal het doen ; doch ik verklaar u rond uit, dat ik niet vertrekken zal, voor ik die geene, om wie ik hier gekomen ben, nog eerst eens gezien en gefprooken heb. „Maar „ Myn Heer!" Geen maaren, als het u gelieft, die zouden doch overtollig zyn. „Myn last „ brengt mede, dat gy my zonder uitfiel ten eer" ftcn volgt." En een geheiligde pligt vordert , dat ik hier nog eenige uuren vertoef.... Ik moet noodzaakelyk nog eens naar het Kafree! gaan , van waar ik zo even te rug kom. Het is thans elf vuren in den nagt; de deuren van het Kasteel zyn reeds geflooten, en alle menfehen naar bed. Ik wil geen gerugt, noch opkhudding verwekken; zo dat ik ook niemand op dit ongeleegen uur zal wekken. En daarom zal ik deezen nagt hier blyven-, even zo als gy my thans vindt. Met het aanbrecken van den dag, zal ik naar het Kaasteel gaan, en daar drie mtartier uurs vertoeven; en vervolgens zal ik vry- willig met u gaan. „ Myn lieer, uw Vader, „ zai het ten uiterften kwalyk neemen." Hy zal zig wel verwaardigen, my aan te hcoren , e» my verontschuldigen Ik 9em aU( dc ^ gen  VAN HET KASTEEL. X# geit voor mytte reekening. Gy kunt, als gy wilh hier in deeze kamer tot myne terugkomst blyven. IÜ heb geen lust om u te ontfuappen; en zelf geef ik u myn woord van eer, dat ik dit nooit onderneemen zal. Dewyl nu Myn Heer Dutnond duidelyk zag, dat Theophiius eenonverzettelykbefluitgenoomea bad, om niet eerder dan den volgenden dag te vertrekken, en de fchrik voor de Pistoolen , die Theophiius nog altoos in de hand had, hem mbedwang hield, koos hy de party, om het uur van hun vertrek in een nras'by geleegen Kabinetje gedutdig aftewagten; terwyl Theophiius het overig -edeelte van den nagt in zyne kamer doorbragt, en al op en neder wandelende, aan de middelen dagt welken hy Oiimpia, by zyn aanftaande gefprekmet haar, tot hun beider redding, zou voorftellen. Toen de dag eindelyk aanbrak, nep hy Myn neer Dutnond, en vroeg hem: of hy nu verkoos, hem naar het Kasteel te vergezellen? De Hofmeester wilde hier tegen nog iets inbrengen, en op hun onmiddelyk vertrek aandringen ; doch Theophiius bleef zo Onverzettelyk by zyn befluit, dat de ander wel genoodzaakt was, hem te wille te zyn. Door twee zyner byhebbende manfehap vergezeld, volgde hy Theophiius op de hielen, ék hem, ter vergoeding zyner infchikkelykheid, zeer bedaardelyk beloofde: dat hy niet langer dan een uur op het Kas:ecl zoude vertoeven. Doch alèaar aangekomen zynde, vernam hy , dat Oiimpia zo  I5'tf A VOND TYDKOR TIN GEN io even was uitgegaan. Zy had zig naamelyk deri tusfchentyd willen te nutte maaken; en daar zy, volgens hunne affpraak, Theophiius niet voor s'morgens ten tien uuren verwaatte, was zy naar de Kerk gewandeld, alwaar haare Tante begraven lag, zynde fiegts een kwartier gaans van bet Kasteel af, ten' einde de dierbaare overblyfzels van deeze geliefde welduenfter nog eens voor 't laatst te bezoeken, en een eeuwig vaarwel te zeggen; In weerwil van het misnoegen van Myn Heer Duinond, verliet Theophiius terftond het Kasteel, eu ging zyne Oiimpia in de Kerk opzoeken. De deur inkomende, wierd hy tot in de ziel getroffen door het tafereel, dat zig voor zyn oog vertoonde. Oiimpia, alleen in dit ruim gebouw, te middenin het Choor, eerbiedig, en .geheel in zig zelve weggezonken , neergeknield op het graf van haar Tante, 't welk zy overvloedigjyk met haare traanen befproeidc! De heiligheid der plaats; de herinnering, dat hy, zonder het onverwagt affïerven van Euphrafie, aldaar plegtig door denHuwelyksband met Oiimpia zoude vereend geweest zyn; hunne hachelyke toeftand ten aanzien van die vereeniging, welke nu zo wreedelyk gedwarsboomd wierd; dit alles roerde zyn hart geweldig. Hy trad naar Oiimpia, die op het gerngt zyner aannadering het hoofd omwende, en aan hem een gelaat vertoonde, tvaaröp de groottïe droefheid geteekend Hond. Hy knielde naast haarezydeneêr. Oiimpia, ontzet over zy-  VAN H £ T KASTEEL. *59 zyne onverwagte verfchyning, maar nog meer over zyne daad, en de ontroering, welke zy in hem befpeurde, zag hem aan met eene angftige v'ertwyfeling. Theophiius vatte hierop eene van haare beevende handen, en die met vervoering aan zyn hart drukkende, riephy, met eene door droef heid half verdikte ftem, al mikkend uit: eerbiedensWaar digt Euphrafie, zo gy nog hier beneden by ons waart, zoude ik deeze dierbaare hand, die gy aan w.yzo plegiig beloofd hebt, op deeze gewyde plaats van u ontfangen hebben. Hier zou het geweest zyn, dat een heilige, onverbreekbaar e eed, het lot van Theophiius aan dat van Oiimpia verknogt had. Die eed moet en zal onder deeze geweiven uitgefprooken worden Ja, Oiimpia, ik zweer, ten aanhoo- ren van dien God, welke ons hier geknield ziet, en in myn hart leest, dat ik nooit.... „ Niet ver„ der Theophiius, niet verder, (nep deontroer„ de Oiimpia uit,) beef! beef! myn Theophiius, van u door een roekeloozen onbedagtzaamen „ eed te bezondigen." Neen, Oiimpia, weerhoud my niet. Ik zal en moet dien doen, want hy zal nooit herroepen worden; en daarom is het, dat ik dien met een gerust geweeten doen kan. „ En „ zcruw Vader u de uitvoering belet! "—Daar heeft hy geen magt toe. Kan hy ooit een bandverbreeken, dien hy zelf gelegd heeft?.... Oiimpia, zo gy my 'vaarlyk bemint, zo ik u flegts half zo dierbaar ben , als gy my zyt; geef, geef my daar nu dan een over-  ïóó AVÖNÖTYDKORTINCEfï overtuigend blyk. van! In deeze Kerk, voor dit Alt* taar, waar onze Ouders beloofd hadden, ons aart eikanderen ie zullen verbinden ; waar gy my , en ik U, eene Onverbreekbaare trouwe zoude gezwooren hebben; in een woord, op het geheiligd Graf vatt haar, die O ten Moeder verflrekte, en u beval, otit my rooi taan als uwen Egt genoot aantemerken , beloof my daar, om nu en altoos de myne te zullen zyn, - „Ach, Theophiius, wat zegt gy? wat vergt „ gy van my? Meiaas! kunt gy, kan ik, over „ my zelve befchikken ?" — Dit zeggende, poogde zy haare hand, die Theophiius nog tusfen de zyne geklemd hield, los te rukken. —Hemel, hoe! Aarzelt gy, Oiimpia? riepTheophilus met drift uit; wilt gy my ver laaten? Hebt gy roer, om onze onderlinge trouw te breeken? Beef dan voor myne wanhoop! —- De toon, waar op hy deeze woorden uitfprak, joeg Oiimpia een doodang.st ain; zy verbleekte; en, Theophiius op eene fmeekende wyze aanziende , zeide Zy , met eene flianwc beevende ftem : ,, welnu , Theophiius, ,, ik vfrbihd mydan, door even zulk een Herken „ eed, als gy daar zo hebt uitgefprooken, om ,, voor altoos de uwe te zyn." Zy had deeze zo vuurig verlangde betuiging nauwelyks geuit, of Theophiius nam haar driftig in zyne armen , waarïn hy naar een wyl tyds, vol iiandoeiring en buitenfpoorige vreugds vervoering, gekiemd hieldj doch, haar eindelyk loslaatende, dank-  VAM HÉT KASTÉÉL. dankte hy dan den Hemel, dan zyne treurige Oiimpia, met woorden zonder famenhang, doch die de aandoening en blydfehap zyner ziel op het levendigst uitdrukten. Oiimpia kon wel in de gevoelens van zyn hart, doch niet in zyne vreugde deelen. Bleek bedorven,- en door eén angftig voorgevoel benaauwd, zag zy weemoedig voor zig neder op dat graf, alwaar al de vreugd haares levens met haare geliefde Tante voor altoos begraven lag. , . Op dit oogenblik trad de Koster in de Kerk, én Theophiius bad Oiimpia, om hem nog een oogenblikje gehoor te willen verkenen in het huis van den Priester, 't welk naast-aan de Kerk ftond; Oiimpia kon dit niet weigeren ; en aldaar gekomen zynde, öndêrrigtte Theophiius haar van de aankomst van myn Heer Dumond. Deeze tyding verwekte èene nieuwe ontroering in het reeds zo heevig bekneld hart Van Oiimpia. — „ Ach, Theo• philus, ( riep zy uit, een vloed Van traanen ftor" tende ,) welk eene belofte hebt gy my afgevergd , ][ en in welk eentydftip? Op het eigen oogenblik " dat uw Vader'uopeischt, u met geweld laat haa" lén, om ü aan my te ontrukken, omutedwinf" gen'van my te vergeeten ! Groote God , wat " zal er doch van ohs worden !" U vergeeten j> ^Oiimpia! nimmer nimmermeer! Gyzyt immers dé myne yoor altoos! Niets dan de dood alleen kan onsfeheideri. Verban, waarde Oiimpia, dit béleedigend mistrbw III DEEL. & ^  IÖ2 AVÓNDTYDKOR TINGEN wen omtrent » Ach! (riep Theophiius,) ik ben verlog. fi ren." Pit zeggende, ging hy naar zyn ei¬ gen kamer, alwaar hy al beevend het noodlottig briefje opende, en het navolgende las: ?> Een  VAN HET KASTEEL. l€? „ Een ondankbaare , een weerrpannelingis myn „ Zoon niet meer; nu zyt gy flegts myn gevangene. Ik wil u niet voor myne oogen zien, voor gy my fchriftelyk eene volftrekte onderwerping en gehoorzaamheid beloofd hebt." Na dat Theophiius deeze weinige regelen, welke zyn doodvonnis behelsden , geleezen had, ftond hy, als door den donder getroffen, eenige oogenblikken roerloos. Doch alle zyne kragten by een verzamelende, riep hy zeer gemoedigd en bedaard uit: „ wel aan, ik zal dan gevangen blyven!" > Doch eene treurige herinnering bluschte wel dra dien moed weder uit. Oiimpia ltond binnen twee dagen te Parys te komen; wat zoude zy zeggen, wat zoude zy denken, wanneer zy Theophiius niet te zien kreeg! Hy had echter de voorzorg gehad, om een Brief aan zyn Vriend Derval te fchryven , om hem een intrek voor Oiimpia te vraagen; welken Brief, daar hy wel vermoed had, dat het hem onmogclyk zou zyn, zo fpcedig het huis uit te raaken, om Derval in perfoon te fpreeken, hy aan den Lakey, dien hy van zyn Vriend geleend, en die hem op de reis naar Limoufin verzeld had, mede gegeeven had. Zonder Oiimpia by haar waaren naam te noemen, berigte hy hem alleen, dat eene jonge Dame, Mevrouw de Forlis genaamd, binnen twee dagen by hem zou aankomen, en dat hy flegts vierentwintig uuren huisvesting voor haar verzogt. De LaL 4 key  AVQNDTYDKORTINGEN key was met dien Brief van Theophiius afgegaan, toen zy de Barrières voorby waren, met belofte van denzelven zpnder verwyl aan zyn Meester te zullen overhandigen. Van deezen kant nu de noodige voorzorgen gebruikt hebbende, en «eker zynde, dat, zo Oiimpia by geval iets vroeger, en reeds den volgenden dag mogt aankomen, zy althans eer.e veilige fchuilplaats en eene goede huisvesting vipden zou, befloot hy, den tyd afte wagten, en ten minften een paar dagen in te zien, eer hy zyn Vader op deszejfs wreeden eisch antwoordde; zig met de hoop vleijende, dat de Baron , zyne ftandvastigheid ziende, wel een weinig zou toegeeven, en toeftaan om hem te zien en te hooren, zonder dat hy zig ajyorens tot eene blinde gehoorzaamheid behoefde te verbinden. Theophiius bragt deeze twee eindelooze dagen door, geheel aljeen jn zyn vertrek opgeflooten, in de geduurige verwagting, dat zyn Vader hem zou laaten roepen, of wel zelf by hem komen! Ieder oogenblik, dat 'er een Bediende binnen trad , of dat zyn deur open ging, fprong hy vol driften ontroernis op; dan verbeeldde hy zig de ftem van zyn Vader te hooren, of wel een order van hem te ontfangen, pm by hem te komen. Omtrent den middag van den tweeden dag wierd zyne ongerustheid merkelykgrooter. Degedagte, dat Oiimpia waarfchynlyk dien avond zou aankomen, maakfe hem de berooving van zyne vryheid byna on- dra-  VAN I^ET KASTEEL. l^Q dragelyk. In deezen ftaat was hy, toen een zeker geval zyn wankelend befluit op eens bepaalde. Zyn Lakey, zeer misnoegd, dat zyn jonge Meester hem op de reis naar Limoufin niet medegenoomen, maar zyn vertrouwen op een vreemden, den Lakey van Derval, gefield bad, liet, zedert de terugkomst van Theophiius, zo veel trotsheid als onbefchoftheid blyken. Die Knaap had nu tct zyne; groote blydfehap vernoomen , dat deeze Lakey op order van den Baron opgeligt en vastgezet was. Dit voor hem zo aangenaam nieuws ging hy zo terftond aan Theophiius bekend maaken. ■ En zedert wanneer? vroeg Theophiius, doodelyk ontfteld. „ Wel, myn Heer, den eigen dag van ,, uwe terugkomst. De arme jongen had u nau,\ welyks by de Barrières verhaten, of hy wierd ,, eenige flappen van daar aangehouden, en naar ,, Bicêtre gebragt; de order daar toe was reeds „ voor zyne aankomst in gereedheid." Dit doodelyk berigt floeg het weinigje moeds, dat Theophiius nog was overgebleeven , op eens ter neêr. Hy verzonk in de angstvalligfte gedagten. Zo Oiimpia reeds aangekomen was, zou Derval, als niet gewaarfchuuwd zynde, haar, eene onbekende, zeekerlyk niet in huis genoomen hebben. En wat moest zy nu wel denken? Wat was er nu van haar geworden? Bovendien, zo men den Lakey betast had, zou men den Brief in zyn zak gevonden, en dan zou de Baron dien Brief L 5  t?0 AVOND T YDKO UTriTCEIl gezien hebben, en daar door van de komst van Oiimpia onderrigt zyn. Alle deeze gedagten woelden hem door het hoofd, en hy wasbynaradeloos van angst en vertwyfeling. Eindelyk kon Theophilus deeze onzeekerheid niet langer uitftaan, en hy befloot tot het eenige middel, dat hem overig bleef, om zyne vryheid weder te bekomen, en aan Oiimpia nog tydig genoeg huisvesting te bezorgen, of wel haar uit dp neteligfle omftandigheid te redden, zo zy reeds te Parys was aangekomen. Hy fchreef aan zyn Vader; en zyne beevende hand trok, al fidderend, deeze weinige letteren op het papier: Ik beloofu, myn Vader, eene blinde gehoorzaamheid; maar verwaardig uflegts, my te zien en te hooren. Een oogenblik, na" dat hy dit Briefje aan zyn Vader gezonden had, hoorde hy zagtjes aan de deur van zyn kamer tikken; het was de oude Kamerdienaar van den Baron , die hem kwam af haaien. Bleek bedorven, en fidderend van angst, door de pynelykfte onrust geflingerd , maar vast bepaald tot veinzen, trad hy in de kamer van Am Baron , die hem aan de deur te gemoed trad, omhelsdeen zeer vriendelyk naar een ftoel, welke naast hem iïónd, gelei Ide. Er was eene kleine tusfchenpoos van wederzydfche ftilte, veroorzaakt door eene verleegenheid, die by Vader en Zoon even fterk was Doch de Baron herflelde zig fchielyk, en nam een open en wel te vreeden gelaat aan . m Myn  VAN HET K A S T E E t. 171 „ Myn Zoon, (zeide hy,) laaten wy het voorr ,, ieedene vergeeten ! Gy hebt my eene volllrektftgehoorzaamheid beloofd, ik maak 'er ftaat op j en hier op fchenk ik u myn vertrouwen en vriendfchap weder. Ik twyfel geen oogenblik, of die perfoon, welke gy in Limoufin gezien hebt, zal niets gefpaard hebben, om my by u zwart „ te maaken, en n tegen my optezetten. Zy zal u zeekerlyk gezegd hebben , dat uwe en haare ,, Brieven door my verduisterd zyn. Dit is zo! Doch dit is ook het eenige, waarin ik, tot uw ,, en myn welzyn, eenig onfchuldig bedrog ge,, pleegdheb. Voor 't overige, heb ik niets vergroot van al het geene ik u omtrent haar (legt gedrag ,, gezegd heb , waar door zy zig uwe geneegenhjsjd ten eenemaal onwaardig gemaakt heeft, Ik ,, houde my insgelyks verzeekerd , dat zy alle kunsten in 't werk gefield heeft, om haar gedrag by u te verfchooncn, en u diets te maaken , dat „ zy onfchuldig en valfchelyk beloogen is. Doch het geen zy niet heeft kunnen ontkennen, is, „ dat zy haar goeden naam in de waereld verlooren heeft. Het laatfté verblyf, dat zy verkoozen heeft, en haare naauwevriendfchapmeteen flesten bedorven fchepzel, hebben haare fchande voltooid, en haar voor altoos de verachting van alle braave en weldenkende menfchen op den hals gehaald. Of nu dit haar gedrag pit „ enkele onbezonnenheid, dan wel uit een flegt „ hart  f?2 AVONDTYDKORTINSEW ,,, bart voortfpruit, ftaat my niet te onderzoeken, v Genoeg, dat zy voor de waereld haar eer en goeden naam onherftelbaar verloeren heeft, om »» thans eene verbinteiiisfe met haar, als'eene „ fchande voor my en u, die ons beiden by ieder „ een befpottejyk en verachtelyk zou maaken „ niet te dulden. Daar by , had ik die yerbinte„ nis met haare Tante niet vastgefteld, dan wel „ onder uitdrukkelyk beding, dat zy haare Nigt „ tot erfgenaam zou verklaaren. Euphrafie is ,? zonder Testament geftorven, en Oiimpia is dus verftooken van de erfFenis, zonder welke die verbintenis in rechten nul en van geener waar:? de is." Op deeze redeneering , door laage eerzugt, gie7 righeid en kwaade trouw uitgedagt, had Theophiius kunnen antwoorden: dat de Baron de fchuld van Oiimpia vergrootte; dat haar goede naam wel belasterd, maar niet onherftelbaar verlooren was; dat haare jeugd, gebrek aan ondervinding en goede raad, en haare natuurlyke kunstelooze eenvoudigheid , die haar niets deed wantrouwen ,'de toegeevendheid van elk weldenkend mensch voor haar vorderde; dat het ook boven dien zeer onbillyk was, haar te veroordeelen, zonder haar eerst te hooren ; dat het nog boven alles wreed en onmenfchelyk was, om haar reeds te verwerpen , haare Brieven zelf ie verduisteren , en haar om dit gewaand verzuim, by zyn Zoon in ver' den-  van het kasteel. 17j denking te brengen. eer zy nog iéts, dat berispelyk was, gedaan had. Dat, wat haar gebrek aan tydelyke vermoogens betrof, de Baron zerf moest voelen, dat dit geene genoegzaame reden was, om eene verbintenis te breeken, waar toé hy zelf plegtiglyk zyn woord verpand, en om gevoelens uittedooven , die hy zelf aangemoedigd en verfterkt had. Dat hy, ten tyde van den dood van Euphrafie, geen gewag gemaakt had van dit gebrek aan tydelyke middelen, en van dit voorwendzel, om zyn gegeeven woord te breeken; een voorwendzel , dat mogelyk in rechten gelden, doch dat eer en deugd, altoos ftrengér dan de wetten, nimmer billyken zou. Dat gefield, Oiimpia had eens erfgenaame van haare Tante geweest, deeze fom veel te gering, te niets beduidend geweest zou zyn, om in aanmerking te komen tegen de onmeetelyke rykdommen, welken de Baron thans bezat; en dat dus dit geringe nietswaardige meer of min van geen genoegzaam belang was, om eene meerdere overeenkomst in tydelyke vermoogens uit te maaken. Theophiius voelde dit alles zeer wel; maar klaaflyk ziende, dat het befluit van den Baron onherroepelyk genóomen was, en brandend van verlangen, om flegts zyne vryheid te bekomen , te kunnen uitgaan, en naar het huis van Derval te vliegen, antwoordde hy op het aangevoerde van zyn Vader niets, en tragtte veel eer te weeten, of de Baron ook eenige kennis had ge-  J74 ■ftVÖNDTyBKORTlNGEN gekreegeu van den Brief, dien de Lakey by zig kd, toen by wierd opgeijgt. Doch hier omtrent wierd hy wel haast gerust gefield. Zyn grievend hartzeer en knellende angften verKroppende, verborg hy zyne finert onder het deemoedigst en onderwerpelykst gelaat. Hy verzee. kerde zyn Vader op een treurigen toon van zyne gehoorzaamheid; waarop de Baron hem met blydicbap hartelyk omhelsde. Toen gevoelde Theojhilus, hoe fmertelyk het valt voor een opregf , en van alle veinzefy vervreemd gemoed, omV löand voorbedagtelyk te bedriegen, en vooral om een Vader te bedriegen; dan zelf, watmeer onrecht list, en geweld, tegen ons gepleegd, dit onvermydelyk fchynen te maaken. „, Gy „ weet, Theophiius, (vervolgde de Baron,) „ myne verbintenis met het huis van Mejuffer de „ Lisbé; gy moet die naarkomen', en wel zonder „ uitftel naarkomen!" Deeze woorden joe-- gen Theophiius eenen konden fchrik aan; doch de Baron veinsde hier geen acht op te fiaan. . s, Mevrouw de Lisbé (ging hy voort,) is thans „ te Verfailles, en zal niet voor overmorgen we•-, clerkomen. Dien zelfden avond moet gy aan „ haare Dogter, in de hoedanigheid vanaanftaa-u „ den Egtgenoot, aangebooden worden. En daagy „ daar na zal het Huwelyks Contract geteckend „ Zvn." — Myn Vader, (zei de ongelukkige Theophiius,) ik herhaal het nog eens; ik ben bereid om u  VAN HET KASTEEL» |7J? « „ ^ra****». —- Deeze hernieuwde verzeekering herftelde hem ten vollen in de gunst van den Baron, die hem andermaal tederiyk omhelsde, en met alle vriendelykheeden overlaadde, het gee'n zyn hart nog meer doorboorde. Eindelyk , uit dit alles dnidelyk ziende, dat zyn Vader'van den Brief aan Derval niets wist, baasto hy zig, om tot het hoofdoogmerk zyner gedwongene veinzery te komen, als het geene hem nu meer dan alles ter harten ging; te weeten, om den huis uit te raaken. Kan ik nu uitgaan? ( vroeg hy aan zyn Vader. ) Mag ik als voren myne Vrienden gaan bezoeken? Ik heb de verfche lugt en een weinig afleiding hoog noodig? ■ „ Gy zyt van „ dit oogenblik vry, ( hernam de Baron,) en kunt gaan, waar en by wien het u behaagt. Echter Z kan ik u niet ontveinzen, dat gy tot het oo" genblik van uw Huvvclyk nagegaan zult wor" den ; doch gy hebt anders volkomene vryheid om Z uittegaan; alleen eisch ik, dat het niet te voet zy, en dat uwe Bedienden u vergezellen ! " " Theophiius bediende zig met een innig zielsgenoegen van dit verlof, 't welk hy met een onbefchryflyken angst en ongeduld afgewagt , en zo duur gekogthad. Terwyl men zyn Ry tuig infpant, zullen wy eens zien, wat er intusfen by zyn Vriend Derval gebeurde. Deeze jonge Heer was dien dag op de jagt geweest, en om drie uuren in den agIO.middag fhuis gekomen, waar hy zeven of agt zy-  i?ö avóndïydko'rtingès zyner goede Vrienden ter maaltyd hield. Dit g/i zelfchap , zo luidriigtig vrolyk, als woest en onbezonnen, zon volgens afïpraak den ganfchen dag" by Derval doorbrengen. Tegen het einde van derf maaltyd, toen de gistende Champagne wyn de? hersfens verhittede, kwam een bediende aan Derval zeggen, dat 'er eene Dame voor aan de deur was, welke verzogt om ingelaaten te worden. Eri hos is haar naam? vroeg DerVaï. -— Zy noemt zig Mevrouw de For/is. * * delyk iemand naderen. Zy werpt zig op de knien , en riep, haare handen famenvouwendes „gerechte Hemel, befcherm my, men zal de deur ope^ „ nen ! o myn God , vergeef my myne misdagen , „ en zy myne zwakheeden genadig; myn gedrag „ is onbedagt geweest, doch myn hart is zuiver ,, gebleeven; zie, o myn God, met een gunftig „ oog deeze wanhoopige daad aan, die my de „ nood ter behouding van myne eere afperst." * Na dat Oiimpia dit kort gebed had uitgeboezemd, hoorde zy duidelyk haar naam noemen, en herkende , tot haare groote vreugde, de ftem van Catharina, die haar toeriep om de deur te openen , haar tevens verzeekende, dat zy niets te vreezen had, Oiimpia durfde, niet tegenftaande deeze verzekering , de deur niet openen, tot dat Catharina haar op 't plegtigst betuigde, dat Derval met zyn gezelfchap het huis ontruimd hadden. Hierop vliegt Oiimpia naar de deur, en doet ze open; doch op het zelfde oogenblik drong een mausperfoon bet vertrekje in, en wierp zig voor de voeten van de verbaasde en doodelyk ontroerde Oiimpia, die, welhaast Theophiius herkennende, een fprong M 4 «8"  A VOND.TYDKO.RTINGEÏ* agterwaards deed, en de zigtbaarfte blyken m verontwaardiging en afgryzen betoonde. Deeze onvervvagte Yerfchyni.ng ontroerde haar zo fterk, d.at haare uitgeputte kragten haar verbeten, en zy op een. ftoel in zwym nederzeeg; terwyl haare getrouvye Catharina haar in den arm ving, en alle mogelyke moeite aanwendde, om haar weder te doen bekomen., het geen eindelyk gelukte. Toen zy haare oogen weder opende, was het eerfte voorwerp, dat haar gezigt trof, de ongelukkige Theophiius, die, bi zyne traanen baadende , n0g fteeds geknield aan haare voeten lag. Oiimpia. wendde haar hoofd af, en zeide tegen Catharina: opderfyup m, 0j> dat ik uit dit verfoejelykhuis. geraaktDoch dit goede Meisje verzekerde haar: „ dat Derval en zyn woest „ gezelfchap heen gegaan was, en niet weder in « huis. zou, komen , voor dat zy het zelve verlaa„ ten, zou hebben." — A}s dat zo is, (hernam Oiimpia,). kan hy wei terftond te rug komen, want ik vermeen hier geen oogenblik langer te vertpev.en. — „ £n zult gy my dan (zei Theo,., philus, met eene treurige ftem,) niet een .., oogenblik willen aanhooren?" . Op deeze woorden barste Oiimpia uit, en overlaadde den rampfpoedigen Theophiius. met dc bitterfte verwytingen, die. hy met geduld verdroeg; en, toen zy eindelyk zweeg, vatte hy het woord op, en b*öugjle haar ernltig: „ dat, zo by haar al omtrent  VAN HET KASTEEL. *8g de Jaaren van Derval misleid had, deeze Derval echter de eenigfte zyner Vrienden\yas, opwiens ,, getrouwheid en befcheidenheid hy ten vollen Haat kon maaken, dat hy zeekerlvk groove s, fouten had, maar dat hy met dat al een opregt „ Vriend, en een man was, op wiens woord ,, men zeeker kon zyn." Vervolgens bad hy Oiimpia, om zonder getuigen een oogenblik het verflag van al, wat hem zedert zyne te rug komst te Parys wedervaaren was, te willen aanhooren. Na veele tegenkantingen, Mond Oiimpia niet zonder weerzin toe, dat Catharina voor eene korte poos in het naaste vertrek zou gaan. Theophiius, nu genoegzaam zeeker, dat hy de gramfchap van Oiimpia wel ras zou doen bedaarén, wyl zy zig wel wilde verwaardigen, om. hem aan te hooren , begon nu het treurig verhaal van alle de vervolgingen, die hy had moeten verduuren; hy verborg haar niets, zelf niet de beloften, die zyn Vader hem had afgeperst, om Mejuffer d;e Lisbé te trouwen. Op dit berigt bedierf Oiimpia als de dood, en, in weerwil van haare poogingen, om zig bedaard te houden, Monden haare oogen vol traanen. Ik roep hier (vcrvolg- ,, de Theophiius,) den Memel zeiven tot getui- ge, dat, zo het flegts om myn leven te doen ,, ware geweest, men my deeze belofte, die myn w hart wraakt, nooit zou ontwrongen hebben; M 5 », maaf  IS6* A VONDTyDKORTINGEW maar ik moest, of myn Vader voor eene korte poos misleiden, of voor altoos myne vryheid verliezen, en buiten het vermogen blyven, om tot iiwe redding te komen toefebieten; en nog was ik verre van my te verbeelden, aan welk een hoon myne gevangenis u bloot (telde, „ Ik zou my dit niet hebben kunnen voordellen, zonder tot de uiterde wanhoop over te (laan, ,, Maar ik verbeeldde my flegts, dat gy in eene „ onbekende dad aan zoud komen, en een verblyf vraagen in een vreemd huis, waar men u „ mogelyk niet zou willen inneemen; dit was 5, voor my senoeg, om myne gevoelens voor eeni,, ge oogenblikken geweld aan te doen, te veinzen , en een Vader, die van zyne magt een misbruik maakte, te misleiden; te meer, daar de onbillyk„ de behandeling my geene andere keuze vry liet." Neen, men! (riep Oiimpia, terwyl zy haare traanen vergeefsch poogde in te houden ,) neen, gy moet de belofte, aan uwen Vader gedaan, naarkomen! „ Ik zal ze ook naarkomen; maar ,, het zal die zyn, welke vrywillig geweest is, Myn Vader heeft inderdaad eene geheiligde ,, beloftenis van my ontfangen; hy heeft my ,, weleer gelast, u tot myne Egtgenoote te verkiezen; ik nam dat aan, en ik zal getrouw „•aan die belofte zyn, de eenige, die heilig is, ,, en van kragt kan zyn , de andere is onwettig u afgeperst}, en enkel door nooddwang gegee- „ ven."  VAN HET KASTEEL. ?8? j? ven." —— En wat is doch uwe hoop? > a,?*? Dat gy uwe belofte, plegfig voor God aan my ,, gedaan, zult naarkomen!" En hoe kan ik dat doen, daar gy van een gnvffzettelyk Fader afhangt, aan wien gy beloofd hebt te zullen gehoorzaamen ... en dat zelf binnen drie dagen . Dit korte uitrtel kan pus voor altoos van eene ondraagelyke dwingelandy ontslaan , wanneet* wy ous den tyd ten nutte weeten te maa- ken^" Maar wat is 4nn uw voarneemen? > ,, Om aan u, en aan uwe liefde, myn fortuin, „ myn ftaat, myn Vaderland op te offeren!'*1—fjemel, wat zegt gy!—r Niets minder, dan met u te vlugten." Theophiius, ga met tt zeiven te taaie; bedenk, wat gy my durft voor, pellen! —^ Zo gy my waarlyk bemint, zult ,? gy niet weilfelen, om myn voorftel te volgen; „ gy hebt my trouw gezwooren, en het is die trouw • waar op ik aanfpraak maak; die kunt ,» gy my niet geeven, dan in een vreemd land ; ,, verklaar dan , of gy my naar Engeland volgen j} wilt." _— Gerechte Hemel! (riep Oiimpia gansch ontroerd uit,) in welk een afgrond zoekt gy my neer te forten. Hoe, ik ! ik zou een Fader zyn Zo.on ontvoeren! Ik zou toeflaan, om eene ■verbintenis aantegaan, die door de wetten weder vernietigd kan worden ! Ik zou met u vlugten! u myne eer, myn goeden naam, het eenige, waar op ji, it\ weerwil van den laster, nog aanfpraak kan maa~  x58 AVONDTyDKORTlNGEM maaken, voor altoos opofferen. Neen , Theophiius £ //Viw ^yW«; dat ik dan liever met myne ongelukkige liefde omkome, dan dat ik my aan eene recht maat ige fchande hloot geeve! . „ Wel nu „ dan, (riep Theophiius met drift uit,) ont,, fang dan myn laatst Vaarwel. , , . Oiimpia! ,, zonder u kan ik nietleeven; en, daar gy my ,, verlaat, verfcheurt gy den band, die my nog ,, aan het leeven hegte." — Op deeze woorden hield Oiimpia, door de ysfelykfte vrees bekneld, haaren wanhoopigen Minnaar tegen, die reeds naar de deur vloog, om weg te gaan. . . . Vettoef een wyl, Theophiius, (riep zy uit,) en hoor tny een oogenblik geduldig aan, zonder my door zulk een doodelyken fchrik te vermoorden! . Ueb doch deernis met den toeftand, waarin gy my ziet! .... Begeert gy, dat angst en fchrik my eene toeftemming afperfe, die ons beider onheil zou va zig Jleepen? „ Maar bezeft gy mynen „ toeftand wel te recht; bedenkt gy wel , dat, „ zo ik hier nog flegts drie dagen vertoef, ik ge' „ dwongen zal worden, om eene Perfoon te „ trouwen, die ik haat, of wel om myne vry„ heid voor altoos te moeten verliezen. De lastbriefs des Konings legt reeds gereed, om my „ voor altoos op te fluiten, wanneer ik myn „ Vader niet gehoorzaame, en Juffer de Lisbé ' „ trouwe. Gy weet dit zo wel als ik. ... En gyzelf, Oiimpia, wat zal er dan van u wor- den?  van het Kasteel» 189 ft den? Beroofd van den eenigen vriend, dien „ gy op aarde hebt; blootgefteld aan de gruuwj, zaamfte en wreedfte vervolgingen; ten doel „ aan haat en Wraakzugt der vermoogende Fa„ millien, die u als de eenige oorzaak van alles „ zullen aanmerken. . . Ach, lieffte Oiimpia, „ laaten wy veel liever vlugten; laaten wy ons ,, voor zo veele vervolgingen en geweld beveili- gen. ... Ik heb aan alles reeds voorzien, alles bezorgd; myne maatregelen zyn reeds ge,, noomen; en zeeker, wy zullen, daar wy ons „ Vaderland verlaaten, rykdommen niet begee- ren, en het gebrek niet behoeven te vreezen. ,, Ik kan, zonder myne eer te bevlekken, u daar ,, voor behoeden Maar wy moeten geen ,, tyd verliezen; de oogenblikken zyn dierbaar; men moet hand aan 't werk flaan, en dat zon,, der uitftel." Op deeze dringende woorden , floeg Oiimpia de handen famen; en, haare weenende oogen naar om hoog hellende, riep zy zeer benauwd uit: 0 Groote God, geef'my wysheid; en leer my, ■Wat ik doen moet! Helaas, te vergeefsch roep ik om raad; te vergeefsch ken ik myne eigene zwakheid, en hen myn onvermoogen, om my zelve te raaden, bewust. Alleen op my zelf ftaande, van alle hulp ontbloot, geheel alleen op de waereld; wie is er, die my zeggen kan, wat ik doen moet l Qroote God, zyt gy dan zelve myn raader. Ik zie  f96 Avondtyd'kortinöén' zie den afgrond onder myne röeten geopend. Een» weldaadige hand kon my behoeden! maar ik heb niemand, votftrekt niemand, om my te redden. Geen befchermer, géén leidsman. ... En myn Onheil is zeeker < . . . Oiimpia wierd hier door haare traanen overftelpt . . . . en moest haare kïagten fmooren, Theophiius werpt zig andermaal aan haare voeten; hy wagt zyn laatfle von^ fiis, en fmèekf, het haar met aandrang af; terwyï hy met een duuren eed zweert, niet langer tewillen Ieeven , zo haar befluit ongunftig voor hem is. Oiimpia, verfchrikt, befluiteloos, en echter moetende befluiten, geeft eindelyk fchoorvoetende haare toeltemming tot eene daad, welke haar hart afteurde , maar welke zy niet wist te ontwyfeen, en die voor altoos haar lot beflisfen moeste * * * ü Maar (zei Mevrouw de Baronnesfe, h Den volgenden dag fcheen Theophiius zig geheelen • al met de beuzelagtigfte beezigheeden op te houden, als met kleermaakers , borduurders, ert wat van dien aart meer is, waar mede hy den gantfchen morgen doorbragt; het geen zyn Vader, gelyk gy denken kunt, grootelyks verblyd* de, wyl deeze op zig zelve niets waardige bezorgingen de noodzaakelyke befchikkingën voor zyn aanftaande huvvelyk waren. Des nadenmiddags gmg hy uit, om by een zadeimaaker de kostbaare rytüigeh , welken voor hem vervaardigd Wierden j te bezigrigen. Theophiius wist, hoe oplettend alle zyne Happen nagegaan^wierden, en dat hy dus niet te veel op zyne hoede kon zyn. Om die reden had hy de kloekmoedigheid, van dien geheeien dag niét eenmaal aan het huis van DerVal te gaan , en zig ter ruste te begeeven , zonder zyne Oiimpia gezien te hebben. Door dit voorzigtig gedrag verdreef hy op eens het weinige mistrouwen , 't welk nog by den Baron mogt overgebleven zyn, die zig nu van ganfcher harten aart de blydfehap overgaf, welke zulk eene gunstige ommekeer in het gedrag van zyn Zoon in hem te Weeg bragt. Theophiius, die, den dag der ongelukkige aankomst van Oiimpia , Derval een oogenblik gefprooken had, fprak hem nu nader in het geheim by den zadelmaker, alwaar hy hem een gedeelte van zyn geval met Oiimpia vertrouwde*  VAN HET KASTEEL. J93 de, hem haar waaren naam niet verborg; doch, zyn groot geheim niet in de waagfchaal durvende ftellen, 'er by voegde: „dat dit edelmoedig Meis„ je zelve hem had weeten overtehaalen, om '„ van haar aftezien , en eene telkens gedwars„ boomde ramfpoedige liefde op te offeren; dat „ hy nu beflooten had, ora Mejuffer de Lisbé te „ trouwen; en dat zy van haaren kant van voor,, neemen was, om hl een Klooster te gaan, 'twelk twaalf mylen van Parys geleegen, en " waar van eene haarer Tantes Abdisfe was; dat zy s'nagts voor den dag, waarop zyn huwelyk „ met Mejuffer dc Lisbé zou voltrokken worden , ,, zig derwaards begeeven zou." Eindelyk verfcheen de dag, waarop Theophiius het eerfte bezoek by Mejuffer de Lisbé , in hoedanigheid van haaren aanftaanden Egtgenoot, moest aflegsen. De Baron leidde hem by haar in, en Theophiius wist zo kunstig te veinzen, en zyn gelaat zodanig te vermommen, dat de Baron ten vollen over zyn gedrag voldaan was. Er werd bepaald, dat de voorwaarden den volgenden dag geteekend zouden worden. Toen zy van de Burggravin te rug kwamen, zei Theophiius tegen zynVader: „ dat hycene ongewoone aandoening gevoelde, die hem voorzeekcr voor dien nagt [] de rust beneemen zou; en dat hy dus, om zig „ een weinig te verzetten, beflooten had, een „ gedeelte van den nagt in bet Bal van de Opera III. DKE-L. N »' 16  19+ AVONDTYDKORTINGEN ,, te gaan doorbrengen." . De Baron vond in deeze bekentenis iets openhartigs en ongedwongens, 'tgeen hem nog des te meer alle ^agterdogt benam, zo dat hy zyn Zoon zelf aanmoedigde, om zyn voorneemen te volvoeren. Theophiius voegde'er by: dat hy dien avond by Derval zou eeten." En hy gaf inderdaad last, om zyne koets tegen negen uuren in den avond te doen voorkomen. Vervolgens floot hy zig in zyne kamer op, alwaar hy in een armftoel nederzeeg, en, zyne fpyt en wroeging, van dus zyn Vader te moeten bedriegen, niet langer kunnende fmooren, een vloed van traanen ftorte. Te vergeefsch wilde hy eene meenigte treurige denkbeelden van zig flooten, die ah om fixyd zyn beroerden geest befrormden; te vergeefsch wilde hy het grievend naberouw zynen prikkel ontweldigen , en zyn geweeten gerust ftellen Zyne oogen openden zig zynes ondanks voor de waarheid ; de begoocheling verloor haar kragt, en het blinddoek viel van voor zyn gezigt weg. Hy zag zyn misfiag; maar helaas! te kat, om dien te herflellen, en hy herkende zyne dwaasheeden en pligten niet, dan om zig met nog grooter gevoel van fmert en ysfelykheid in den afgrond, dien zyne driften en hartstogten voor hem gedolven hadden , neer te Horten. —— Ondertusfchen flbeg zyn Horloge negen uuren. Nu beving hem eene koude fchrik. ,,, Dit uur ,, (zeide  VAN UET KASTEEL. 195 w (zeide hy) zal het laatfle zyn, dat ik in het Vaderlyke huis zal hooren flaan ! .... Dit '5' huis, nu zo gerust en (lil, in welk eene be- ,, roering en onrust zal dat morgen zyn?" ■ 1 Hier werd zyne Hem door zyne mikken en traanen gefmoord. Eindelyk, rfl zyn moed en fcragten by een faapende, wischte hy zyne dik gezwollene oogen af, en, niet kunnende vertrekken , zonder eerst zyn Vader vaarwel gezegd te hebben, verliet hy met een verhaasten tred zyne kamer, eh ging naar het vertrek van den Baron, •die, ziende dat hy gefehreid had, daarover geentvss verwonderd was, als zyn Zoons'fterke gevoeligheid zeer wel kennende, maar hem door vriendelykheid en zagte woorden zogt te troosten , en ware het moogelyk op te beuren; „Myn ,, Zoon, (zeide hy,) ik heb u nog niet naar „■ myn genoegen al myne liefde en erkentenis we„ gens uwe onderwerping kunnen toonen;; doch „ geloof echter, dat ik derzelver waarde in haare " volle kragt gevoel, o Myn waarde TheophïV, lus, uwe kinderlyke liefde maakt de vreugde Z van mynen ouden dag uit, en zy zal ook het *, geluk van uw volgend leven verzeekeren. De Z, Hemel zal gewisfelyk myne beeden voor uw V, heil verhooren.- Hy ftraftden weerfpanneling 5 Z maar welke zeegeningen, welke belooningen, Z moet een kind, zo als gy, niet verwagtten?".-.Op deeze woorden, die het gevoelig Na » harc  I£6 AV0NDT YDKOR.T I NCES hart van Theophiius als van een reeten, viel deeze ramplpeedige Jongeling, als buiten zig zelve vervoerd, en geheel weezenloos, aan dc voeten van zyaea Vader. De Baron, hier door nog fterker getroffen, omhelsde hein vuuriglyk, en gaf hem zynen Vaderlyken zegen. — Ach, myn Vader, (riep Theophiius,) beloof my, dat gy dien zegen nimmer zult intrekken! . Zo in V vervolg alle myne daaden niet aan uwe verwagting voIdeeden, beklaag dan den ongelukkigen Theophiius.... maar vloek hem niet.... „ Genoeg, myn Zoon, (hernam de Baron) ik „ lees in uw hart; gy vreest de perfoon, die ik ,, u tot Egtgeneot verkooren heb, niet volkomen ,, gelukkig te zullen maaken. Maar laat dit u niet ontrusten! Het is de liefde niet, eene „ hartstogt zo brosch en onbeftendig, welke eene verbintenis, die altoos duuren moet, duurzaam ,, kan gelukkig maaken. Neen : het is uwe deugd, „ uw verftand, en uw goed hart; met deeze „ moet gy ontwyfelbaar gelukkig zyn, en ik kan ,, my gerust hier op verhaten." Dit zeg¬ gende, reikte de Baron zyn Zoon de hand, deed hem opryzen, en omhelsde hem tederlyk. —„ Gy hebt my (zeide hy,) daar even gezegd, „ dat gy eenige fchulden had. Ik heb u daar „ voor twintig duizend Francs laaten aftellen; „ maar ik wil het hier niet by laaten; ik zal 'er „ nog een fommetje voor uwe byzondere ver- maa~  Van het kasteel. 197 j, maaken byvoegen. In deeze Bureau liggen „ vyfhonderd gouden Louïzen; neem die voor „ u, en breng ze in uwe kamer. Ik fchenk 11 „ die, myn kind, als een gering blyk myner er,, kentenis wegens uw gedrag." —■— Ach, myn Vader, (zei Theophiius, die zig naauwlyks langer kon bedwingen,) op dien voet kan ik dit geld niet aanneemen. Heen, myn VaderDat ik reeds heb, is genoeg voor my. De Baron, verbaasd over eene naauwgezetheid, waarvan hy de oorzaak niet kon bezeilen, deed vrugtelooze poogingen, om zyn Zoon die gouden Louïzen op te dringen, Eindelyk ontrukte Theophiius zig aan de liefkoozingen zynes Vaders, die hy niet langer weerftaan kon. Doch het geen hy inwendig gevoelde, toen hy zyn Vader vaarwel zeide, toen hy de kamers doorging, om weg te gaan, en toen hy in de koets flapte, is met geene woorden te befchryven! Toen hy het huis uitging, en daar by dagt, dat dit voor de laatfte maal was, dat hy daar immer een voet meer in zou zetten, toen kromp zyn hart in een. Doch te vergeefsch; dit berouw kwam nu te laat, en was nog des te grievender, om dat het zyne fmert flegts vergrootte , zonder hem voor de gevolgen zyner on- beraadenheid te kunnen beveiligen ! Dus kwam de ongelukkige Theophiius aan het huis van Derval, in eenen toeftand, die waarlyk deerniswaardig was; doch het gezigt zyner geliefde N 3 Olim-  29* &V0NDTYDKORTINGEN Oiimpia verzette voor eenige oogenblikken zyn hartzeer, en verdoofde zyne wroegingen. Oiimpia was van haaren kant niet minder neerflagtig; zy zat treurig en ftilzwygende, terwyl haar geprangt angftjg hart fomwyl een half gefmoorden zngt loosde. Men kon duidelyk op haar gelaat zien, wat zy in dien korten tyd geleeden had. Zy was zo afgemat, dat zy noch lust, noch kragt bezat, om zig te beklagen, noch om zelf iets geregelds te denken. Derval kwam niette buis, zo dat Theophiius en de treurige Oiimpia geheel alleen waren. Theophiius had alle zyne Juweelen, als ook een paar kostbaare Schoengespen, die zyn Vader hem nog daags te vooren gegeeven had, mede gebragt, al het welk hy aan een Jood verkogt; en, daar hy nimmer fchulden gemaakt, maar zulks enkel by zyn Vader had voorgewend, behield hy de twintig duizend Francs nu ook in zyn geheel j het geen, gevoegd by het geld, dat de Jood voor de Juweelen gaf, een fommetje van veertig duizend Livres uitmaakte , die hy in een handeldryvend Land . waar hy nu heen ging, voordeelig hoopte uittezetten. De Jood, die nog dien zelfden avond naar Engeland fcheep ging, had, toen hy zyn paspoort vroeg, ook te gelyk "er een voor Theophiius en Oiimpia verzogt, onder den naam van Signor en Signora Andrazti\ ft welk hy, nevens het bedongen geld voor de  VAN HET KASTEEL. IÖJ Juweelen, aan Theophiius ter hand ftelde. Vervolgens vertrok hy zonder uitftel, omtrent een paar uur vroeger dan Theophiius. * * * Foei! Groot-Mama, (viel Cefar hier de ,, Baronnesfe in de reden,) foei! dat fpyt my, dat Theophiius zyn Vader wysmaakte , dat „ hy fchulden had, om dus aan geld te komen. ,, Foei, dat was regt leelyk!" „ Dat is „ ook zo: ( hernam Mevrouw de Baronnesfe,) ,, die daad was flegt, en zeer te mispryzen; maar ,, zo ziet gy; het eene kwaad volgt uit het an- der; dat bedrog was nu noodzaakelyk gewor„ den, om zyn befluit van buitenslands te vlug„ ten te volvoeren. Anderzins ziet gy, had hy „ een edel, een grootmoedig hart. Gy kunt dit „ opmaaken uit zyne weigering, om die vyfhon- derd Luï zen van zyn Vader aan te nee- men." „ Dat is waar : zyn Vader „ wilde hem die als eene belooning geeven, en ,, op dien voet kon hy ze niet aanneemen; ja, „ die trek heeft my plaifier gedaan." „Vind „ gy die voortreffelyk?" ,, Voortreffe- „ lyk! neen: ik vindze heel natuurlyk." ., Gy hebt gelyk. Theophiius had twintig dui„ zend Francs, en zyne Juweelen, waar mede „ hy en Oiimpia genoeg voor gebrek bezorgd N 4 wa-  200 AV0NDTYDKORTINGEN ,, waren. Dus ware het eene fchrseuwende daad ,, geweest, om op het oogenblik, dat hy zyn ,, Vader voor altoos ftond te verlaaten, nog eene weldaad van hem aanteneemen, die hem alleen gegeeven wierd als eene belooning voor zyne „ gehoorzaamheid. Er zou in dit gedrag iets laags , lafhartigs en verraaderlyks geweest zyn: Maar om weder tot ons ver- haal te keeren." * • * Omtrent middernagt verliet hy Oiimpia , en begaf zig naar het Bal der Opera, alwaar hy Derval vond, zig verkleedde , en zyne bedienden heen zond, hun zeggende, dat hy met het rytuig van den Heer Derval te rug zou komen. Een oogenblik daar na ging hy vermomd van het Bal, flapte in eene huurkoets, en reed weder naar het huis van zyn Vriend te rug. Aldaar aangekomen zynde, vond hy een post-chais gereed ftaan, die Oiimpia, volgens hunne onderlinge affpraak, intusfen befleld had. Toen geleidde, of liever in den eigenlyken zin, droeg hy genoegzaam de ongelukkige en nu van doodsangst bezwykende Oiimpia in het rytuig, en vertrok op het eigen o ogenblik. Hy wierd gelukkiglyk niet nagezet; want hy had zyne fchikkingen zo loos genoomen, dat, wanneer hy gemist wierd, de Baron  VAN HET KASTEEL. 20| Baron natuurlyk op de gedagten moest vallen, dat hy naar Spanjen gevlugt was. Deeze list gelukte hem, en hy kwam zonder eenigen tegenfpoed te Londen aan. Zyne eerfte voorzorg was, om een Roomsch Priester op te zoeken , die hem , fchoon midden in den nagt, aan zyne Oiimpia in den Egt verbond; en hy ontfing dus, in tegenwoordigheid van twee zyner bedienden, de hand en de trouw van de treurige Oiimpia, die, geduurende de ganfche plegtigheid, niets minder geleek dan naar eene jonge Bruid, die met het voorwerp van haare liefde vereenigd wordt; zy fcheen veelëer een ongelukkig fl.igtcffer, dat zig door nooddwang aan 't geweld onderwierp. Eenige dagen na zyn huwelyk vertrok Theophiius met haar naar Edemburg, in Schotland, vermits hy zig niet veilig genoeg achte, in eene Stad, alwaar zig zo veele Franfchen bevonden. Wy zullen hen nu voor een wyl daar laaten, om naar den Baron (dien wy in volle verwagting van een aanftaand gelukkig huwelyk van zyn Zoon in Vrankryk gelaaten hebben,) te rug te keeren. Genoeg, dat ik u zegge, dat Theophiius en zyn Vrouw, in het hartje van Schotland, het grootfte gedeelte hunner jeugdige dagen fleeten, of liever wegkwynden, in verdriet, vergetelheid, en een vrugteloos naberouw. Er verliep een geruime tyd, eer dc Baron de Vlugt van zyn Zoon vermoedde. Theophiius N 5 was  *G2 AVONDTYDKQRTINGEN was juist vertrokken op het uur, dat de Baron gewoon was naar bed te gaan. Den volgenden morgen , toen hy opftond, vernam hy eerst, dat Theophiius niet thuis gekomen was. Dit berigt ontruste hem niet; want hy dagt, dat Derval, by het uitgaan van het Bal, Theophiius naar het een of ander plaifjcrpartytje had medegevoerd. Toen het tien uuren was, zond hy naar het huis van dien Heer, en kreeg tot befcheid, dat Derval, by het uitgaan der Opera, niet thuis gekomen, maar naar een klein LustHuis , even buiten Parys geleegen, gereeden was, om aldaar met eenige goedg vrienden het morgen ontbyt te neerpen. Op dit berigt wagte de Baron zyn Zoon niet voor het middagmaal thuis; doch, toen het drie uuren wierd, begon hy zig ongerust te maaken; te meer, om dat Theophiius nooit gewoon was, daar hy zeer gefcbikt leefde, om op ongeleegene tyden thuis te koomen, en diergelyke partytjcs by te woonen. De Baron, nu meer en meer ongerust wordende, liet een Paard zaadelen , en reed in perfoon naar het Lust-Huis van Derval; doch, daar komende, vond hy 'er zyn Zoon niet. Hy bon ook geen het minfte licht uit Derval bekomen, die, vreczende zyn Vriend te verraaden, zeer emzigtig was in zyne antwoorden, en den ouden Baron zelf in het denkbeeld bragt, dat Theophiius den ganfchen nagt met hem op 'tBal had doorgebragt. Deeze  VAN HET K A S T E R L. 2Ö3 Deeze omflandigheid fteldc hem voer een oogenblik gerust; doch, thuis komende, viel het hem in, om de kamer van zyn Zoon te doorzoeken. Hy liet de kabinetten open maaken, en vond daar noch de Juweelen, noch het geld; en zig toen tc gclyk de groote verwarring, waar in hy zyn Zoon des avonds te voren gezien had, te binnen brengende, bleef hem geene de minfte twyfeling wegens zyn ongeluk m er over. Alle de navorl'chingen , die hyonmiddelyk deed, «rekten , om hem te doen gelooven, dat Theophiius paar Spanjen vertrokken was. Ook had de ze, zo als ik reeds gezegd heb, zyne vlugt met zo veel kunst" weeteil te bedekken , dat verfcheidene omftandigheeden dit vermoeden bevestigden; en d2 Baron aarfelde geen oogenblik, om dit als zeeker te ftellen, en befloot hierop , zyn Zoon op het fpoor te volgen, en zelf naar Spanjen te vertrekken. Doch onderweg wierd hy, door moeiten en verdriet afgemat, doodelyk krank, zo dat hy een geruimen tyd te ... . vertoeven moest. Zyne herftelling was moeyelyk en langzaam. Men verzeekerde hem, dat de wateren yan Barrege het eenige hulpmiddel voor zyne kwaal waren; en hy befloot dus, om aldaar drie maanden door te brengen. Het treurig nadenken, waar toe hy in deeze afgezonderde plaats meer dan elders geleegenheid had, vermeerderde zyne ïmerten. Het grievend naberouw voegde zig 'er  =C4 AV0NBTYDK0RT1NGEN by, en voerde die ten top. Hy verloor een eenigen en teder beminden Zoon; en wat meer -is, hy verloor dien door zyn eigen fchuld. Hy was nu het eerfte flagtoffer van zyne kunftcnaryen en van het geweld, dat hy omtrent zyn Zoon gepleegt had. Hy leerde toen door de ondervinding, hoe gevaarlyk het is, van zyne magt een misbruik te maaken; en hoe dwaas het is, ten behoeve der eereugt, gevoel, recht, billykheid, ja de natuur zelf op te offeren. Hy bezat nog die zelfde onmeetelyke rykdommen; maar hoe kon hy die genieten, daar hy zyn Zoon miste, en dit gemis hem alle andere genoegens verbitterde. Hy Helde zig bovendien de zagtaartise bevalligheid, de deugden en de getrouwe liefde van Oiimpia voor; hy kou voor zig zelf niet ontveinzen , dat zy alleen gefchikt was geweest, om het geluk van zyn Zoon en dat van hem zelf uit te werken. I]y kon nu ook dc geneegenhcid van zvn Zoon, die hy weleer gebillykt en aangemoedigd had, niet afkeuren. Doch het geen hem bovenal imertc, was de verzeckering, die hy had, dat zyn Zoon nimmer gedagt zou hebben, om hem en zyn Vaderland te vermaten, zo hv hem nier gedwongen had, om eene andere verbintenis aan te gaan. En in der daad, zo de oude Baron zig flegts vergenoegd had, met aan sVn Zoon te verklaaren , dat hy j„ de verbintenis met Oiimpia nimmer zou toeftemmen; zo hy Theophiius niet  V A V HET KASTEEL. fiOjJ gedreigd had, om hem voor altoos optefluiten, wanneer hy bleef volharden, om de hand van Mejuffer de Lisbé te weigeren, zou Theophiius zyn noodlot beklaagd, doch zyn Vader gehoorzaamd hebben; en zo Oiimpia waarlyk grootmoedig, en de liefde, die zy Theophiius ingeboezemd had, waardig geweest was,zou zy waatfchynlyk Theophiius zelve door den tyd bewoogen hebben, om zyne ongelukkig gedwarsboomde liefde eindelyk vaarwel te zeggen, en aan den wil van zyn Vader op te offeren. De Baron deed nu, tot zyn ftrat, alle deeze gegronde, doch te laat bedagte aanmerkingen. Ook was hy nimmer ernftig van zins geweest, om zyn Zoon op te fluiten; hy had dit dreigement flegts gedaan, om hem bang te maaken. Maar nu ondervond hy, tot zyne befchaaming en hartzeer, dat de vrees flegts bedrog, en geene gehoorzaamheid te weeg brengt. Hy bleef nu nog vier maanden te Barrege; vervolgens keerde hy naar Parys te rug; zig fteeds vleyende, van zyn Zoont'eenige* tyd weder te zullen vinden. En, fchoon er nu reeds meer dan een jaar zedert zyne vlugt verloopen was, fpaarde hy geene moeiten noch zorgen, om zyne fchuilplaats op te fpooren, lly zond met dit oogmerk een bekwaam en vertrouwd perfoon naar Engeland, Zwitzerland en Holland; doch tc vergeefsch. Hy deed de naauwkeurigfte navorfchingen, maar zonder de minfte vrugt.'  £06 AVO N O T Y 11 RORTINCE N vrugt. De Baron verloor toen eindelyk alle hoop, en verviel in de diepfte droefgeestigheid. Verfcheidene vrienden raadden hem te hertrouwen , en Mevrouw de Lisbé, die nu zyne vertrouwdfte Vriendinne was, hield niet op van dagelyks te herhaalen, dat eene braave liefderyke Vrouw hem alleen over het verlies van een ondankbaaren Zoon troosten kon. De Baren had wel in het eerst niet veel ooren naar deezen raad'; doch hy was fl°g jong genoeg, en flegts vyf-eii- veertig jaar oud. Ferzugtig, gelyk hy nog fteeds, in weerwil zyner wederwaardigheeden , bleef; en bovendien ongelukkig en alleen, liet hy zig eindelyk tot dit befluit, dat hem nu meer en meer aangeraaden wierd, overhaalen. De groote goederen , de voornaame geboorte, en de hoop op erfgenaamen , deed hem Juffer de Lisbé voor zig zelve verkiezen. Hy trouwde dan nu, half uit fpyt, half uit eerzugt, die zelfde gemaakte ingebeelde zottin, welke hy eerst als Schüondogter begeerde De Baron verbeelde zig', dat zy in ftaat' zou zyn, om hem het verdriet, waar van zy onfchuldig de oorzaak geweest was , te vergoeden ; doch deeze verbeelding Was Van korten duür. De ongelukkige Baron kon zig omtrent het karakter van zyne Vrouw niet lang misleiden. Zy was zo dwaas , dat zy zig openlyk wegens haar fnuak voor ligtzlnnigheid' en onafhankclykheid durfde beroemen. Te gelyk onkundig, beuzel-  van het kasteel. 20/ zelagtig en traag * was haar byzyn en onderhoud even verveelend. Zy bezat bovendien alle de gebreken eener ingebeelde fchoonheid, gepaard met het verdrietig gevoel van niet fchoon te zyn. Zy was wangunftig, fcwaadfpreekend, grillig en beuzelagtig. Met weinig verftand, had zy eene verhitte verbeelding, en eene ongevoeli e Ziel? In eet» wootd, zonder oordeel, zonder eenige de minfte grondbeginzels, zonder eenig gevoel, kon zy noch een Man gelukkig maaken, noch den raad eener Moeder opvolgen, noch zelf door de ondervinding haare misdagen leeren zien en verbeteren. Zo haast had zy de vryheid niet bekomen, om zonder opzigt alleen in de gezelfchappen der groote waerelcV te verfchynen , of men zag haar nergens minder dan aan haar eigen huis- Zy lag daags eene meenigte bezoeken af, niet om eenige gezellige pligten te vervullen, maar eenig en alleen om den tyd te korten, en een uur of vier van den dag, die haar ondragelyk lang vielen, te verkwisten. Zy ging om deeze zelfde reden gaarne naar den Schouwburg; wel is waar, zy beminde noch de Comedie, noch de Muziek; maar een Schouwburg duurt drie uuren lang, en zy kon met gfoot vermaak zig in haare Loge nederzetten, met de gedagten, dat die drie uuren dan al wederom weg zouden zyn. Zy had natuurlyk een fterke trek vöot het fpel, genaamd lo- T ©  203 avond TYDKORTIIf GEN to daupihn; doch, hoe zeer zy ook op dit fpel verzot was , zou zy niet verkoozen hebben , om altoos tot drie uuren in den nagt te fpeelen, als zy niet te gelyk gedagt had, dat, wanneer zy zo laat naar bed ging, zy dan ook noodwendig eerst omtrent den middag zou opftaan, en gevolglyk geen voormiddag zou hebben. Dus maakte zy altoos haare reekening, en even zo zouden veele lieden van haare foort een leeven, dat zy verbeuzelen, als het ware, wel willen verkorten, eeniglyk en alleen om dat zy den tyd , dien anderen gaarne zouden uitkoopen, niet nuttig weetea te befleeden. 'v'~* ^« De Baron, ten uiterften misnoegd over deeze handelwyze , betreurde, met een hartgrievend leedweezen, de dwaasheeden van zyne Vrouw} en het kwam hem dikwyls tegen dank te binnen , dat Theophiius om geene andere reden de vlugt genoomen had, dan om niet gedwongen te worden, deeze zelfde Vrouw te trouwen, die nu de kwelling des Vaders bewerkte, na dat zy eerst het verderf des Zoons had veroorzaakt. — o Theo. philus, (riep hy, in het bitterst gevoel zyner fmerten uit,) ik was voor u niets anders dan een dwingeland, die uw geluk aan myne eerzugt opofferde. De Hemel flraft my nu op de gevoeligfte en regtmaatigfte wyze. Ach, nu gevoel ik eerst, hoe zeer ik my bedroog in de keuze, die ik voor u ge. daan had, en hoe zeer uw tegenzin gegrond was. Dt  van het kasteel; 200 Be hoogmoed, de eerzugt, de gierigheid verblindden my, en nu word ik daar voor dubbeld gefitaft. Ik heb myn Zoon verkoren, en nu lyde ik alle de fmerten, die hy zoude geleeden hebben, indien hy my tot zyn ongeluk gehoorzaamd had! De tyd, wel verre van het hartzeer van deii Baron te verminderen , werkte niet anders uit dan die nog meer te vergrootert. Eindelyk gedroeg zyne Vrouw zig zo (legt , dat zy hem in het openbaar, zonder de minfte fchaamte of omzigti*heid, ontëerde; zo dat de Baron, gezamentlyk met haare bloedverwanten, befloot, om haar iri een Klooster op te fluiten, alwaar deeze rampzalige binnen het jaar overleed. De Baron zag zig dus, na verloop Van vyf jaaren, eindelyk tot zyri fceluk ontflagen van eene verbintenis, die zo rampzalig was, ais zy met reden door hem vervloekt wierd. Hy had geene kinderen uit deezen tweeden Ègt gekreegen , zo dat hy zig nü nog' meer dan ooit alleen en verhaten vond: afgepynigd door verdriet , Uitgeput door zelfvervee» Üng, zig zeiven tot een last, een prooi Vari geduurig hernieuwde kwellingen, ën allerweegeri vervolgd door de jammerlyke herdenking aan zyri beminden Zoon, wiens onheil hy zelf bewerkt had, nam hy voor, om door verftrooijing van gcdagten en beezigheden alle deeze treurige herinheringen te ontwyken , en befloot tot dién èinde* om te gaan reizen, en onder vreemde lugtftreeiii deel; Ö M*i  ftlö AVONDTYDKORTinoËN ken, ware het mogelyk, een gedeelte van die rust te vinden, die hem hier ontvlugte. Hy vertrok eerst naar Deenemarken, bezag Coppenhage(£), Rochild, Frederichsburg, en het Eiland Fionie (c), als mede verfcheidetie andere plaat* aen. Vervolgens ging hy op een klein Koopvaar* dy Scheepje onder zeil. Een dwarlwind wierp hem op de Kust van Noorweegen. Het Schip geraakte Verward tusfen eene meenigte van kleine Eilandjes, waar uit zy ter naauwernood gered wierden door de ftrand Lootzen. Men bragt het Schip in een kleinen zeegolf, overal door hemelhooge rotzen omringd, die het zelve voor den Winden (lormen beveiligden. De Baron nam zyn verblyf in een huis, dat tot een klein Dorp behoorde, wiens byzondere ligging al zyne aandagt trok. Dit Dö'-p beftond uit verfeheidene huizen, die alle op punten van Rotzen, voorwaards in Zee fteekende , gebouwd waren, en waar agter zig öntzachelyke hooge Bergen verhieven , waar van de toppen zig in de wolken verlooren , en die overal met Geneeverboomen beplant waren. Elk huis wierd van het andere gefeheiden dooi* die- —~~——————y———^——— •— i ( b ) Coppenhage , de Hoofdftad van Deenemarken , is geleegëri op de Oost-Kust van het Eiland Zeeland, emttent twee honderd en zeventig mylen van Parys. (c) De Hoofdftad van dit Eiland heet Odenlee.  VAN HET KASTEEL. 2U diepe afgronden, of door de Zee; eri fchoon zy vry digt by eikanderen ftonden , waren zy echte r zonder toegang den een yoor den anderen, ten ware de bewoonders zig de moeite getroosteden , óm eerien vervaarlyken omweg te maaken, eri met veel moeite en gevaar de fteiltens van onmeetbaare bergen op en af te klimmen. Des Zoo: mers hebben zy alleen gèmeenfchap door kleine fchuitjes, die zy tot de vischvangst gebruiken, en waar van zy zig even zo bedienen, als wy van eene koets, om hunne vrienden, of wel hunne naaste buuren te gaan bezoeken, die zy wel met gemak uit de vensters van hunne huizen' fpreeken kunnen, doch by wie zy geen bezoek kunnen afleggen, of zy moeten zig Scheep begeeven. Ook is het niet vreemd in dit klein gemeenebest, een kind zelf een Schuitje met zeef veel behendigheid te zien beftuuren. Men ziet daar dagelyksch een jong Meisje of Jongske het Schuitje, dat aan hun huis door middel van een touw vast gemaakt is, los maaken, een riem in de hand neemen, en zo na zyn naasten buur overfteeken. Des winters hebben zy, door middel van het Ys, eenè gemakkelyker èn korter wyze, om elkander te bezoeken. Dit Volk leeft niet dan van visch , garstenbrood, en eeri foort van gebak, dat zy van honig, meel eh drooge rozynen maaken. De Mans zyn alle groote vaarens - gezéllen, en trouwen niet, vóór dat zy 0 s . è'ersi  aia avondtydkortingent cerfi verfcheidene togten gedaan hebqen. Het geld, dat zy daar mede overwinnen, dient, om hunne wooningen te verfraaijen en te verbeteren, die er allerbehaaglykst voor 't oog uitzien, van buiten fraai gefchilderd en vernist, en van binnen netjes verfierd zyn, even gelyk de Noordhollandfche huizen in de Waterlandfehe Dorpen. Zo haast een Jongman van zyne togten thuis, komt, kiest hy zig eene Vrouw uit, en vestigt zig verder voor zyn ganfehe leeven op de rots, alwaar hy gebooren is, daar hy het geluk vindt, dat het best voor hem gefchikt is, en zelf niet begrypen kan, dat men die ooit buiten zyn huisgezin , Vrouw en lieve Kinderen vinden kan. Alle de Inwooneren van deeze (Treek zyn op eenerly wyze gekleed; de Mansperfoonen in her. blauw, en de Vrouwen met wambuisjes en rokken van fyn wit linnen, met een blauwe zyde of fayettte geborduurde rand van onderen. De jonge Dogters draagen geen kapzel, maar hebben flegts het hair gevlogten, agter opgenoomen, en met een goude hairnaald boven op hun hoofd vast gemaakt. In een woord, dit volk is even zo onderfcheiden door hunne deugden , onbedorvene zeeden, en eenvoudige levenswyze, als door de byzonderheid hunner wooningen, (d) Het (i) De Schryfiler heeft deeie byzonderheid yan eeft haarer  VAN HET KASTEEL. 21,3 Het huis, waar de Baron zyn intrek nam, behoorde aan een Man, die het Hoogduitsch volmaakt wel fprak. De Baron verftond en fprak die taal vry goed, zo dat hy geen tolk noodig had. Deeze Man was een achtenswaardige gryzaard van twee-en- zeeventig jaaren ; hy bragt den Baron in een zeer net gemeubileerd kamertje, dat een vender had, 't welk op de Zee uitzag. De Baron deed hem verfcheidene vraagen ; onder anderen: ,, of by ook Kinderen had?" -— Ja, myn Heer, ( antwoordde hy,) verfoheidenen ; ik heb zes Dogters , die allen gehuwd zyn , en op dit Dorp woonen; ook heb ik nog een Zoon, die nevens zyne Vrouw en zes Kinderen allen by my in huis zy„m „ En zyn die Kleinkinderen reeds groot?" Ja, myn Heer, daar is er zelf al een van getrouwd, die ook al een Dogiertje heeft, dat nu drie jaar oud is. —-■ Zie zo, dan hebt gy het voorrecht, van zelf Kindereu van uwe Kleinkinderen te zien! " Ik heb nog meer, myn Heer; want ik heb het geluk, dat myne eige Moeder nog leeft. -—— Uwe Moe- 5, der! Wel, hoe oud is die dan wel?" • Vyf-en - negentig jaar, en zy is nog zo gezond als een visch. —— Woont die ook by u?" —- Wel haarer Vrienden, die jyf dagen op dit Dorp, genaamd Surtd» doorgebragt heeft. O 3  214 A VONDTYDKORTINGEM Wel'ja, myn Heer! ^—- Zo, dan moet zy veel, vreugd aan u bekeven; en beleeft gy obk zo ,i veel vreugd aan uwe Kinderen , braave Man ?" — Een goed Vader , myn Heer, beleeft doorgaans Vreugd aan zyne Kinderen! Althans de "mynen hebben my niet dan alle genoegens gegeeven. Ik heb hen , zo goed ik kon, opgevoed, en naar hunne verkiezing uitgetrouwd;, hoe zouden zy my dan niet liefhebben, daar ik altoos hun geluk behar,- tjgd heb. ■— ,, En zyn zy u dan nooit onge- ,, hoorzaam geweest? hebben zy u nooit eenig tt verdriet gegeeven ? " Neen , myn. Heer, dat kan ik gerust zeggen; nooit! Het zyn alle, braave Kinderen, die wel oppasfen; maar ik heb. ook nooit iets van hun geeischt, dat niet redelyk. was, en dat zy niet zeiven wisten , dat hun pligt. en belang was. En dan zyn zy ook altoos gehoorzaam geweest. Zo ik myne magt over hen misbruikt, en hen ooit gedwongen had, zouden zy zeeker weerfpannig geworden zyn; want zie, daar was nu myn Zoon Imarkin; die jongen zou my Zeer veel verdriet hebben kunnen doen, als ik zyn geluk niet hoven het myne verkoozen, had., of hem, gedwongen had, om tegen zyn zin een Vrouw met een Stuivertje geld te neemen. Toen hy van zyne togten, ter. Zee t'huis kwam, fielde ik hem de, Dogter v,an een der rykflen van, ons Dorp voor. ~~ ,, Ik zal er wel eens op denken, Vader;" zeide, fy, B?n'gen. *yd daar na kwam hy my zeggen, dat  VAN HET KASTEEL. 11$ dat hy geen zin in dat ryke Meisje had, maar dat hy Kenilia, het Nigtje van onzen buurman, beminde, Ik antwoordde hem: dat zy arm was. - Dat kan wei zyn, Vader, zei hy; ma4* ik heb toch zin. in haar. Ik zie haar alle dagen uit myn venfler zo naarjiig arbeiden en al het huis-' werk doen; haare oude Moei za vlytig en liefderyk oppas[en en helpen. Als ik haar in haar Schuitje onder het visfehen ontmoet, en haar wil aan [pree-, ken, dan draalt zy haar Vaartuigje om, en wil niet eens naar my hooren; zo. doet zy ook met alle de jongmans van dit Dorp , als zy met haar willen kortswyleu. Zy is goedaardig, werkzaam en zeedig; wat zal ik al beter vinden, Vader? En dan Vader, ik heb haar lief, en zou- een ander niet zo. lief kunnen hebben, al had zy nog zo veel geld. — Wat zou ik nu den jongen al hebben kunnen antwoorden, myn Heer? Stel u eens in myn plaats?Zoud gy het geluk van uw Kind voor een hand vol geld hebben willen weggeeven? (L>e Baron verbleekte; doch de oude Man bemerkte het niet» en ging voort:) Vast niet, denk ik: en zeg my ^ wat Va der lyk hart zou zo verft eend kunnen zynr, oin zyn Zoon aftewyzen, wanneer hy zo bad e& fmeekte, om iets, daar het geluk van zyn leven \an afhing?- Ik gaf dan myn toeftemming, en zy trouwden met eikanderen; het is nu dertig jaasgeleeden, dat zy my nog dagelyks zeegenen en danken, v.opr dat. 'ik 'kun geluk niet gedwarsboomd hek.. Ook O.4, is  216 AVONDTYDKORTINGEN U Vr niet een van myne Kinderen, die zo veel van my houdt als myn Zoon Imarkin. Wel nu , zedert zyn trouwen heeft hy my zelf beleeden, dat, zo ik hem had willen dwingen, hy dan, hoe lief hy wy ook heeft, tot alles in ftaat zou geweest zyn, en zelf ftilletfes Scheep zou gegaan zyn, om nooit weer te koomen. En dat kan ik zelf begrypen, myn Heer; want geweld brengt doorgaans maar onge, hoorzaamheid en weerfpannigheid voort. Gy kunt eens denken, wat de Baron dagt, wat hy leed , terwyl die goede Eilander dus fprak. Hy zat in diepe gepeinzen verzonken, daar het verhaal der Hifbrie van Imarkin, zo juist met die van den ongelukkigen Theophiius overëenftemmende , alle de wonden van zyn hart op nieuws opkrabde. Hy bleef echter niet lang in deeze fombere afgetrokkenheid; wyl de oude Man hem verzogt, om hem in de kamer, waar het geheele huisgezin by een was, te volgen. Hy bood toen den Baron zyne oude Moeder aan, welke eene zo achtbaare, als nog welgedaane Vrouw voor haare hooge jaaren was, en bet voorwerp van een elks liefde en achting; of, om beter te zeggen, die , wel verre van tot last te zyn, door elk der leeden haarer gelukkige Familie als om ftryd wierd aangebeeden. Zy zat in een armftoel, in het midden van hun. Het was het uur der Avondtydkorting. Imarkin zat nevens zyne ke!Wld.e Keniiia , en verhaalde peurtelings het nlerk^  VAN HET KASTEEL. SI? merkwaardigfte van zyne reizen , en de gevallen , die hem of zyne metgezellen ontmoet waren; het geen door de Vrouwen en Dogters onder het fpinnen greetig werd aangehoord, en waar na de Jongens, die nog niet op Zee geweest waren , met open mond en ooren luisterden. De Baron ftond! een wyl tyd, opgetoogen van verwondering, en met een weemoedig gevoel, dit belangryk Schouwfpel van huisfelyk geluk aantezien; waar na hy zig in zyne kamer alleen opfloot, en zig aan al het gevoel van fpyt, fmert en wroegend naberouw overgaf. Helaas! (zeide by,) ik ben dan nu eindelyk zo laag gezonken, dat ik het lot van deezen geringen Man moet benyden. Dit huisfelyk geluk, waar van ik zo even het leevendig Sckildery ■met eigene oogen gezien en bewonderd heb, heb ik kunnen genieten, maar ik heb het moedwillig verbrooken, en voor altoos door myne eigene fchuld ver» horen. Ik was Vader, en nu ben ik kinderloos. Ik had, even als deeze gelukkige Cryzaard, myn Zoon, zyne Vrouw en Kinderen om my kunnen zien , hun teder kroost in myne armen drukken, en rondom my als weelige. fpruiten opgroeijen. Maar neen: —i ik zelf heb my van myn Zoon beroofd, en ben alleen op de wyde waereld! Terwyl de beklagenswaardige'Baron aldus zyne treurige overdenkingen bot vierde, wandelde hy, in heevige vervoering van fmert, de kamer met jprqote fchreeden op en neder. De traanen biggel. Q 5 det^  2l8 AVOND TYDKOR.TINGEN den hem met groote droppen langs de wangen, en zyn verbryzeld hart iïnolt in weedom weg. Aldus fleet hy een groot gedeelte van den langen nagt. Dan dagt hy eens, dat Theophiius niet meer leefde, en hy verbeeldde zig zelf, zyne bleeke fchün te zien. Dan dag hy weder, dat hy nog wel in weezen, doch in de diepfte ellende zou verzonken zyn; mogelyk had hy zelf broods gebrek; mogelyk kwynde hy in een vreemd afgezonderd Land, van alle hulp en byfhnd ontbloot, en zyn Vaders dwaaze eerzugt en gierigheid vervloekende. Dan hoorde hy den treurgalm van zyne lydende Vrouw en Kinderen, en zag op het leevendigst al de woede van Theophiius. Dan fidderde hy van angst en aft gryzen; het klamme zweet brak hem uit, en zy* ne hairen reezen te bergen. o Vervloekte heb, zugt! (riep hy uit,) vervloekte eer en glorie! wat geeft gy my! en waar van hebt gy my niet beroofd h Ik bezat alles, Eer, Aanzien, Rykdommen, en een geliefden Zoon, de vreugd van myn leeven, detoekomende fleun mynes ouderdoms, de troost my. ner klimmende jaaren. En nu , nu heb ik niets ; want wat baaten my nu myne Schatten, nu ik myn Zoon moet misfen, en hy mogelyk op dit oogenblik van gebrek vergaat. Dus vervloekte deezö rampzalige Vader zyne hebzugt en dwaaze glorie, die de tedere infpraakder natuur, rechten billykheid in hem. verdooft hadden, en hem nu aait  VAN HET KASTEEL. $1$ de uiterfte wanhoop en een eeuwig zelfverwyt ten prooi fielden. De nagt was reeds byna verftreeken , eer de afgematte Baron dagt, om zyne vermoeide leeden en uitgeputte kragten, ware het mogelyk, eenige rust te geeven. Hy wierp zig op zyn bed neder; doch hy vond daar de rust niet, die hy zogt. Na lang omgevvorfteld te hebben, raakte hy eindelyk een weinig in flaap; doch naauwlyks begon die zagte vertrooster der ellendigen hem voor eenige oogenblikken aan het gevoel van zyn leed te onttrekken , of by wierd fchielyk uit zyne fluiinering gewekt door den; vreugdegalm van verfcheidene keelen , die alle t ftil en gerust vcrblyf is eigenlyk eene algemeene toevlugi eu veilige fchuilplaats Voor alle ongelukkigen, die door het geweld onderdrukt en vervolgd zyn. Elk , die in zyn Vaderland pverheerfching, in plaats van heul en befcherming vindt, kan, wanneer hy fegts van naam verandert, hier voor altoos onbekend leeven, en onder ons alt Broeder aangenoomen worden, mits hy zig by een der Opzigters met goede getuigfchriften vervoegt*. Het is zeer waarfchynlyk, dat dit vet blyf meenigtnaal tot een toevlugt voor ongelukkige gelieven geJlrekt heeft, en een veilige fchuilplaats voor de vervolgde deugd geweest is. Daar by vindt men hiér het hoogst gefchatte goed, eene volmaakte vryheid; geene verbindende geloften dwingen ons; men is volkoomen vry; wy kunnen zelf gaan reizen, waar hei cns behaagt, en zo lang wy het goedvinden. Jfy kunnen weder in het huis te rug komen, als wy willen ; en, zo wy zulks verkiezen', het voor altoos verlaaten. Maar, kom nu verder met my, ( vervol ds' «Ie Öpzigter,) en zie het merkwaardigfte tan dit €eft?igt< — Dit zeggende, geleidde hy den Baron,  van het kasteel. £2^ ton, die uit een diep gepeins fchielyk tot zig zelve kwam , naar de plaats der openbaare winkels; Het geheele beneden gedeelte van dit ruim gabouw was verdeeld in kleine vertrekjes of kamertjes, waar allerly goederen te koop waren. By den een zag uien niet dan gemaakt Zilverwerk, by den ander niet dan Kabinetwerkers goed, by een derden, vierden, enz. Spiegels, Porceleinen; Schilderwerk en zo voorts; tot'zelf Schoenen eü Muilen toe; kortom , allerlei noodwendigheederi of geriefelykheeden des levens, alles keurig en proper bewerkt (e). De wooningen, of huishoudelyke vertrekken, zyn op de tweede verdieping, boven die der winkels. De Baron kon deeze zo nuttige infigting niet genoeg bewonderen, noch zyn oog met al het i'choone en kunftiga, dat hy daar, ui die menigte van winkels, als onder een opflag verzameld zag s verzadigen. By het uitgaan van een Yvoor-werker , kwam de Baron aan een winkel, daar niet dan Teekeningen en Prenten te koop waren. Hy trad binnen, en zag een klein Jongetje van omtrent agt jaaren, die in den toonbank zat, en deeze («) Meest alle de Vrouwen maaken kanten, die zeer fyn en fraai zyn. Men looft, biedt en dingt er nooit; De prys, die vry gemaatigd is, flaat op het goed g*■$chrecven, ïo dat men flegts heef: uittekieiwl,' P 2-  £18 ATONDTïDKORTlNOÉS deeze winkel alleen bewaarde. Hy bad een boelS voor zig, en feheen aandagtig te leezen, waaf door by eenigzints voor over bukte, en zynefehoone bruine lokken over zyn voorhoofd vielen, en zyn gezigt bedekten, Hy ftond op , toen hy den Baron en zyn geleidsman zag binnen treeden , en ftrcek fchielyk zyn hair uit zyne oogen , Waar door zyn gelaat nu volkomen te zien was. Dit was zo bevallig, zo belangryk en inneemend, dat de Baron een poos bleef ftaan, en hem mefe verwondering befehouwde. Het Kind boog zig, en ging den Toonbank nit, trad op de bevalligfte wyze naar den Opzigter, viel hem in de armen, en noemde hem fohbonami.- Hoe? (zeide Baron,) is dit kind uit Vrankryk van daan 5, hy fpreekt het Fransch zo bevallig en natuur- j, lyk, als Ware het zyne Moedertaal!" Neen, myn Heer, (antwoordde de Opzigter,) hy is eigenlyk een Engelschman, maar hy fpreekt teeds tierderly Taaien, even glad als het Fransch, dat gy zo even gehoord hebt; cn hy is daar by z» leerzaam, zo oplettend, gezeglyk, zagt en vrien' delyk, dal hy van een ieder bemind wordt. Ook is de kleine Polidoor eigentlyk het bedorven kindje tan ons allen. Heet dat lief kind Poly- door?" Ja, myn Heer, zo is zyn voornaam, ——> „ Ik heet ook zo! ... . (hernam de Baron.) , . . Ach, liefkind, (zeide hy, 7, zeef bewoogen,) . . . moogt gy nimmer eeni- tt ge  VAN HET KASTEEL. g£J ge andere overeenkomst met my hebben !"—•rDe wyze, waarop de Baron deeze woorden ujtfprak, de toon zyner Rem, en de zigibaare aandoening , die in dit zeggen doordraaiden, wekte de aandagt van den jongen Polidoor. Hy zag den Baron eerst met opmerkzaamheid aan, en liep toen op zyne toontjes zagjes naar hem toe, zyn hoofd vooruit fteekende, en zyn lief gezigtje aanbiedende, om hem te kusfen. De Baron, door deeze lieve aanvalligheid bekoord, nam hem zeer bewoogen in zyne armen, en drukte hem aan zyn borst. Bevallig Hef kind, (zeide hy) wat is uw Vader gelukkig! *-* ,, Neen, waarlyk, „ (zei de kleine Polidoor, zeer bedrukt, een „ zugtje loozende,) dat is myn lieve Vader even- ,, wel niet!" Neen, dat is hy zeeker niet; ( voegde 'er de Broeder by. ) Hy heeft voor eenigen tyd eene Vrouw verhoren, die hy hoven alles beminde, om wier verlies hy nu dagelyks treurt; doch in dit lief kind, de godsvrugt, het leezen, en het oefenen van zynen geest, vindt hy de eenige vertroostingen, waar voor men, na zulk. een ramp, nog vatbaar zyn kan, Terwyl de Opzigter dit zeide, ftond het kind bitter te weenen, door de herinnering aan zyne lieye Moeder. De Baron , byna zo ontroerd als het kind, omhelsde hem andermaal, ging op een ftoel zitten , en nam den kleinen Polidoor op zyn fchoot. De Broeder Hernhutter, ziende, dat P ^ d<3  ?-3© 4Y.0NDTYDK0RTINGEN de Earori hier een wyl fcheen te wilen vertoe-» yen, vroeg verlof, om hem voor een half uur te moogen verlaaten. De Baron antwoordde , dat hy zig niet om hem moest ophouden, en dat hy hem in deezen winkel zou afwagten, waaröp de Broeder heen ging. De Baron, nu met den kleinen Polidoor alleen , zat hem eene geruime poos flilzwygend aan te zien; en het kind befchouwde hem van zynen kant met de grootfte opmerkzaamheid. Eindelyk, na ver» loop van eenige oogenblikken, nam het lieve kind eene der handen van den Baron, die hy vuurig in de zynen drukte, en hartelyk kuschte.— „Wel, >» lief kind, (zei de Baron,) kunt gy dan in „ myn hart leezen; kunt gy daar de liefde en 3, tederheid zien, die ik voor u gevoel?" . Ik heb u zo lief! (zei de kleine Polidoor, eenig%m$ verleegen.) — „ Hebt gy my waarlyk lief, „ lieve jongen?" O ja, myn Heer , maar gy kunt niet raaden, waarom? „Wel, vvaar- om hebt gy my dan zo lief? " Om dat, gy zo naar myn Fader gelykt. — Op deeze woorden ontroerde de Baron zo Merk, dar. by niet fpreeken kon; en 'er verliep een geruime poos, eer; by een woord kon voortbrengen. Zyn hart floeg geweldig, Eindelyk, tot zig zelve komende, -riep hy uit, zyne oogen ten Hemel flaande:. a, Goede God, zou het mogelyk zyn, . . . zou■\ HU»?? gistingen. , , , , , o Hemel, geef, si da$  VAN HET KASTEEL, ajl dat het zo zy 1 .... Die wonderbaare over,, eenkomst, die gelykenis, welke het kind zelve j, ziet. ... De naam van Polidoor. . . Alles { alles i fchynt myne gisting te bevestigen Zeg ,fpreek, lief kind, waar is uw Vader?.... 5, kunt gy hem hier roepen , of my by hem breji- gen." Hy is hier zo nog geweest, myn Heer, ( zei het kind,) en flegts even heen gegaan, 0tn een der Broeders, die ziek ligt', te bezoeken. —- Waar is die zieke Broeder?" —i— Hier baven , naast ons kamertje. -— ,, Wilt gy my daar 3, wel brengen , lieve Polidoor?" • Zeer gaarne, myn Heer 1 ——■ De Baron ftond ylingn op; Polidoor floot den winkel, en gaf den Baron de hand, waaröp zy famen naar boven gingeu. Polidoor deed een klein vertrekje open, en zond «ene oude meid, die zy daar vonden, om zyn Vader te gaan haaien, De Baron, wiens ontroering hand over hand toenam, beefde als een blad, en zag zo verwilderd, dat de kleine Polidoor, dien hy nog altoos by ds hand hield, hem niet meer durfde aanzien, Zy fpraken geen woord; het kind uit angst, en de Baron door overmaat van aandoening, Eindelyk hoorde het kind iemand aankomen. Daar it myn Papa! riep hy uit, van vreugd opfpringende. De Baron wierd rood, bleek , ftond op, doch zeeg weder op zyn ftoel neer; de deur ging open, $n, .... de Vader van het kind kwam binP 4 aen.——  S3ft AVONDTYDKORTINCEN nen. De Baron zag den vreemdeling fchigf. tig en vertwyfeld aan door verlangen en vrees gefchokt, of hy in den Vader van het kind zyn geliefden Zoon al of niet zal vinden. Eindelyk waagt hy het, ziet hem ftyf in 't aan- gezigt Theophiius (hy was het zelf,) vliegt in zyne armen. Negen jaaren angst , fmert en wroeging; alles, alles wordt in dit gelukkig oogenblik vergeeten en uitgewischt..... Hy vindt zyn Zoon weerom! Theophiius, niet minder ontroeid, kan nauwlyks lugt vinden, om zyn overftelpt hart te verligtcn. Hy ziet zyn Vader weder, en die Vader drukt hem in zyne armen. Da overmaat van blydfehap over dit onverwagt geluk verdooft, voor een wyl, het gevoel yan zyne diep gevestigde droefgeestigheid. Hy voelt zyns Vaders traanen op zyn gezigt afrollen; hy hoort zig zyn lieven Zoon noemen; hy ziet dien zo gevreesden , en echter fteeds zo opregt beminden Vader, hem met een oog vol liefde, gevoel en deernis aanzien; en hy ontfangt, als 't ware, een nieuw leven. Doch wel haast doet dit gevoel zelf een droevig denkbeeld in zyne ziel te rug komen; de herinnering daar van verbittert deeze aangenaame oogenblikken, en dooft op eenmaal zyne vreugde uit. Toen de eerfte ontroering wat bedaard was, en zy beiden het vermogen van de fpraak weder ge-  VAN HET KASTEEL. «33 gekreegen hadden, decden zy elkander van weerskanteh byna dezelfde betuigingen van berouw en fchulderkentenis , daar elk zig als den fchuldigfteu aanmerkte, en den ander vergiffenis afvroeg voor het leed, dat hy hem veroorzaakt had. Theophiius, geknield, bad zyu Vader, hem weder in genade aan te neemen ; terwyl de Baron , in traanen fmeltende, hem wederkeerig fmeekte, zyne dwingelandy en onbillykheid, die de doodelyke oorzaak geweest was van hun wederzydsch ongeluk, te willen vergeeten. ■ r— Eindelyk dagt de Baron, na dat hy zyn Zoon duizendmaal omhelsd had, aan den kleinen Polidoor, die, geduurende al den tyd der herkenning van zyn Vader en Groot-Vader, dit voor zyn jong gevoelig hartje al te aandoenlyk toneel fpraakeloos had aangezien. Hy nam hem op zyn fchoot, en drukte hem nu, met nog veel meer drift en liefde dan te voren, aan zyn Ouderlyk hart, welke vuurige liefkoozingen Theophiius zo gelukkig maakten, als hy nu nog zyn konde. Hy zag met een onuitfpreekelyk gevoel van blydfehap zyn lieven Polidoor in de armen van zyn Vader. Doch te midden in dit gevoel, kwam hem zyne geliefde en zo zeer betreurde Oiimpia weder te binnen, en die fmertelyke herrinnering verbitterde alle de zoetheid van deeze dierbaare oogenblikken. Toen de Baron eindelyk een weinig tot zig zeiven kwam, befpeurde hy met fmert en deernis de P 5 vef-  «34 AVONDTYDKORTINGEN verwoesting, tlie het geleeden verdriet op het gelaat van zyn Zoon had te weeg gebragt. Ook zoude hy hem naauwlyks herkend hebben, zo zyn hart niet beter dan zyne oogen hem gezegd had: dit is uw Zoon ! Theophiius trad flegts in zyn dertigfle jaar; maar eene doodelyke bleekheid, en een vermagerd uitgeteerd gelaat, hadden dat jeugdiglyk voorkoomen, 'twelk een gezond en gelukkig mensch in die jaaren kenteekent, geheel doen verdwynen. De tyd kan de frischheid en fchoouheid der trekken verdooven ; maar het verdriet verandert en misvormt zelf de natuurlyke teekening van het gekat. Theophiius had nu dat kevendig fchittereud oog niet meer; dat vuur, die geest, dat gevoel was weg. Zyn fombere opflag, zyn neerflagtig gelaat, zyne llomme fpraakelooze houding , teekenden niet dan diep gewortelde droefheid en knagend hartzeer. De Baron zag met geen minder gevoel van fmerte de voorwerpen, die hem omringden. Dat klein, fchoon zin? delyk, echter voor zyn flaat gering vertrekje, waarïu Theophiius nu reeds zo lang in vergeetelheid gekwynd, en zyne jeugdige dagen weg getreurd had; die witte, maar naakte muuren; dat vaaren bed, dat hem, dat den onnozelen en aan alles onfchuldigen kleinen Polidoor, tot een nagtkger diende .... in één woord, alles, wat hy zag, verbryzeide zyn hart, en zette zyn grievend berouw nieuwe ktagteu hy. .... Eindelyk  VA« HET KASTEEL. 235 lyk drukte de Baron Theophiius vuurig de hand, en hem voorttrekkende, zeide hy: ,, kom, myn Zoon, Ipoed u, en laaten wy eene plaats ver,, laaten, waar van het gezigt my pynigt. Ver,, laat dit onbekend verblyf, waar gy reeds ta ,, lang gezugt hebt, en waar alles u de geleedene s, fmert moet herinneren. Keer met my naar nw ,, Vaderland te rug, en laat ik myn lieven Polidoor ,, in zyn wettig erfrecht herftellen." — Ach, myn Vader, (riep Theophiius,) nu gy myn mis/lag vergeeft, nu gy myn Zoon erkent, ben ik verpligt, u over myn lot te laaten b.efchikken. Ik zal u volgen , waar het u behaagt; maar gedoog, dat ik alvoorens, nog eens .... voor't laatst, dit Kind op het graf van zyne ongelukkige Moeder brengel Theophiius kon niets meer uitbrengen; zyne traanen fmoorden zyne ftsm l De Baron, even fpraakeloos door overmaat van aandoening, gaf hem door een wenk zyne goedkeuring te kennen. De traanen , die hy in ineenigte (lortte, troifen Theophiius -zeer gevoelig.—» q Myn Vader! myn Vader!- (riep hy uit,) vereert gy zelf haare nagedagtenis met eene traan $ mogelyk meteen Vaderlyk aandenken! Ach, ,, myn Zoon! (hernam de Baron,) ik gevoel al uw verlies, en betreur met u eene Dogter, die een beter lot waardig was." Op deeze woorden vloog Theophiius naar zyn Vader, en omvatte zyne knien, terwyl hy hem vuurig- lyk  «3^ AVONDTYDKORTINOIN lyk dankte voor deeze betuiging. Helaas f (zeide hy,) gy zoud haar aangenoomen, voor uwe Dogter erkend hebben; en... zy is dood!.. . zy heeft niet dan ftnert ten deele gehad! Dit; zeggende, overftelpte hem zyne droefheid weder met nieuwe kragt; hy rukte zig van zyn Vader los, nam zyn Zoon by de hand, en ging fehigtig de Kamer uit. Terwyl de ongelukkige Theophiius nu voor de. laatflemaal het graf van zyne teder beminde Gade met zyne traanen befproeide, en nevens zyn Zoontje, haar dierbaar overblyfzel voor altoos vaarwel zeide, gaf de Baron intusfen de nodige bevelen tot een fpoedig vertrek; en, na een hartelyk affeheid van de Opzigters en de Broederfchap genoomen te hebben, trad hy nevens Theophiius en Polidoor in het rytuig, en reed naar Utrecht, alwaar zy tegen den nagt aankwamen. Den volgenden avond, toen de kleine Polidoor reeds naar bed was, verhaalde de Baron aan zyn Zoon, in het braede, al wat hem na hunne fcheiding weder*. vaaren was. * * * Hier brak de Baronesfe haar verhaal af, dat zy den volgenden avond aldus hervatte. * * * Toen cte Baron het droevig verflag van zyne we.  VAN HET KASTEEL. 2I3? wederwaardigheeden geëindigd had, vatte Theophiius met een diepe zngt het woord op. —■——> Na dat hy zyn berouw en droefheid, na het affcheid van zyn Vader, en het pynlyk gevoel, dat hy ondervond, toen hy het Vaderlyk huis vèrliet, befchreeven had, verhaalde hy alle de by* zonderheeden van zyne vlugt, zyne aankomst in Londen , zyn huwelyk , en zyn vertrek naar Schotland. — ,, Te Edemburg gekomen zynde * ,, (vervolgde Theophiius,) namen wy nogmaals ,i de voorzorg, om van naam te verwisfelen. Eenigen tyd daar na kreeg ik geleegenheid, ,, om my in den Koophandel te begeeven; doch ïi my ontbrak de noodige kennis, zo van den ,, handel zeiven, als van de menfchen. Ik wierd ,, bedroogen, en ik bedroog my zeiven. In min,, der dan agt maanden verloor ik meer dan de „ helft van het geld, dat ik uit Vrankryk had medegebragt. Ondertusfchen was myne Vrouw hoog zwanger, en tien maanden na ons huwe„ lyk beviel zy van Polidoor. Ik wierd helaas I ,, alleen Vader, om des te grievender de akelig. heid van mynen toeftand te ondervinden l Ik ,, befproeide dit kind reeds by zyne geboorte met' ^, myne traanen. Het teder gevoel, dat hy my ,, voor het eerst deed kannen, verfcheurde myn 5, hart. Ik befchreide reeds by voorraad zyn on,, gelukkig lot; en terwyl ik hem duizendmaal }, aan myh hart drukte, en daar zo fterk gevoel- >* de,  £3$ AVONÜTYOKoailNGEK J, de, als immer een Vader gevoelen kan, hoé dierbaar my dit pand was, was ik tevens zó ellendig, dat ik den Hemel voör dit pand niet ;, danken kon. . . Ik verborg deeze grievende „ imert met zorg in myn bart, en ontveinsde die ,, inzonderheid voor myne Vrouw. Ik hoopte, dat zy zig verbeelden zou, dat ik my gelukkig ,, vond; zo dat ik, by al myn fmert, nog de „ droevige vertroosting miste, van myn hart „ voor haar te openen. Ik had bovendien de ;, begocheling verboren , die my tot dus verre vervoerd had. Ik befehouwde Oiimpia nu met s, geen ander oog; dan als myne hartelyk geiiefde Vriendinne^ de ylende liefde, of liever de ,, toverkragt der driften, was verbrooken, en verbysterde myne reden niet meer. Zuivere „ vriendfehap, waare geneegenheid, gegrond op „ hoogachting, vervulden haare plaats, en zou„ den genoegzaam geweest zyn tot ons weder^ zydsch geluk, en de dronkenfehap der liefde a rykelyk hebben kunnen opweegen; maar wat zegt vriendfehap, en welk verdriet kan zy lee,, nigen of helpen draagen , wanneer het vertrou,, wen ontbreekt? In tegendeel zy ftrekt dan veej eer, om het gefmoord hart nog zwaarder te drukken. Ik moest, voor de rust zelve van myne Oiimpia, haar myn vertrouwen onthou,, den; myne gevoelens, myn berouw, en myne kwellingen zorgvuldig voor haar verbergen, ü Eeaf  VAN HET KASTÈEt. 23$ |> Een zo moeijelyk bedwang viel my dag aan dag j» pynlyker , en zelf byna ondraagelyk. Dikwyls vreesde ik, dat Oiimpia in liet verborgen dé zelfde frtiert voedde, en deeze gedagten voer- 4, den myn fpyt en wanhoop ten top;" De eenpaarigheid van humeur en de teder,, hei l van Oiimpia behoorden my ten dien op- 5, zigte gerust gefteld te hebben. Van het oogenblik, dat zy haar lot aan het myne verbondj tot op het laatfte oogenblik van haar rampzalig leeven, is haar nooit eenige de minfle j, klagt ontfnapt; nooit heeft zy myn hart door ,3 eenige treurige aanmerkingen, of door eenig 3, fchyn van verwyt bedroefd; Zy fprak dikmaals van haar geluk, en fcheen te gelooven, dat „ ik het mede was; doch het is zeer natuurlyk , t, dat men in anderen eene veinzery onderftelt, dié ,, men zelf omtrent hen oeffent; althans, dit i, was myn geval met Oiimpia. Ik vond haar ,, bovendien dikmaals, dia zy alleen was , in traa- nen frrieltende. Ik vroeg haar dan, met een ,, beklemd hart, de reden haarer weemoedigheid ,j af. Ik hooide haat antwoord met wantrou,, wen. Zy wist altoos haare traanen aan byko- mende omftandigbeden , die met onzen toe- ftafad niets gemeens hadden, of wel aan haare ,, fterke gevoeligheid toe te fchryven. Ik moest i, dan veinzen zulks voor waarheid aanteneemen, en dit bedwang wierd dag weder voor my eene 5, nieit»  640 AVONDT YOKORT I NGEÏ* nieuvve bron van kwelling. Dus fleeten \vf „ drie treurige jaaren in Schotland. Na verloop „ van dien tyd, had ik byna al het geld, dat my nog na mynen ongelukkigen handel overgeblee„ ven was, verteerd. Ik befloot toen, om vyf,, tien duizend Francs $ het eenige wat ik nog be- zat, aan lyfrenten op de hoofden van roy„ ne Vrouw en Zoontje te zetten. Myne Vrouw „ fcheen te verlangen , om naar Engeland te „ rug te keeren ; ik voldeed aan haare begeer„ te, en wy vertrokken zonder uitftel derwaards* „ Te Londen gekomen, was myne eerfte zorg, om het kleine fommetje, 'twelk iit nog geluk- kig behouden had, zo voordeelig mogelyk op „ die wyze, als ik reeds gezegd heb, te plaat„ fen, het geen dan ten minften tot een beftaan voor myn Vrouw en Kind kon dienen. Hier„ in naar wensch geflaagd zynde, begaf ik my ter woon op een klein Dorpje buiten Londen, „ alwaar ik taamclyk gelukkig zou hebben kun„ nen leeven, indien myne angftiga denkbeelden „ my ook daar niet vervolgd, en die rust en in- wendige tevreedenheid verftoord hadden, die „ het voornaamfte genoegen van het afgezonderd ,, buitenkeven moet uitmaaken. Het gemis van „ rykdommen of eer betreurde ik niet; maar ik „ kon de gedagten niet verdraagen, van flegts s, twee-en-twintig jaar oud, en reeds een dood,, eeter te zyn; die, uit zyn Vaderland verban- it nen.  van het kasteel. Ht •j, nen, in een vergeeten hoekje van eeri vreemd land zyne jeugd moest weg kwynen riiet dë ,, flagtöffers zyner dwaasheid; met eene lieve 5, Vrouw, die een beter lot waardig was, en „ welke ik in het ongeluk gefleept had, en eeri Kind, dat aan alles onfchuldig Was, en echtëf ,, voor altoos van zyn ftaat in de waereld beroofd I, zou zyn, en veroordeeld, om in vergetelheid „ en behoefte op te groeijen. Hier by voegde ,, zig de gedagten, welke ik te vergeefsch poogde ,, te verzetten, dat ik myn Vader, dien ik fteeds ,, hartelyk beminde, van alle genoegens beroofd, en met verdriet overlaaden had. Somwyl ver,, beelde ik my, u onder uw leed te zien wég ,, zinken, en den Zoon vervloeken, die u van „ het leven beroofde. Deeze pynigende gedag,, ten vervolgden my alömme; zy drukten my ,, des daags, en des nagts Hoorden zy myne ,, rust, door de akeligfte droomen; menigmaal wierd ik van fchrik opfpringende wakker, en ,, vond my dan overdekt dooreen klam zweet, ,, dat myaan alle kanten uitbrak; terwyl ik fchig,, tig uitriep: — O myn Vader, myn Vader l [paar ,, uw Zoon, vervloek hem niet! Deeze kreet van berouw en wanhoop heeft te meermaalen de ., rust van myn Vrouw en Kind geftoord, en bet ,, gevoelig hart van myne ongelukkige Oiimpia s, jammerlyk doorboord." „ Het was nu twae jaarert geleeden, dat ik in iii. deel. Q ,i Én*  242 AVO NDTÏDKORTINGEN ,,- Engeland te rug was gekeerd, toen eene z<3 ,, daadelyke als onvoorziene gebeurtenis my op }, eens van alles beroofde , en in de diepfte ellen,, de dompelde. De Koopman, by wien ik myn „ geld geplaatst had , ging bankroet; dus vers, loor ik op eenmaal alles, wat ik nog bezat. Ik zal uw gevoelig hart het grievend verhaal j, befpaaren van al het geen ik leed in de eerfte „ oogenblikkeu van dien geweldigen fchok. . . . 5, Eindelyk gaf my het bezef, dat ik Man en Vader was, dien moed, welken men dikwyls te ,j voren niet verwagten zou te bezitten, doch die my nu volftrekt noodig was. Ik had, gelyk gy weet, in myne jeugd het Teekenen geleerd , en flaagde toen reeds taamelyk wel in die kunst; zedert de laatfte vyf jaaren had ik dit ,7 tot eene uitfpanning geöeffend in myne eenzaamheid; doch nu wierd het voor my een middel van beftaan, tot onderhoud van myn ongelukkig arm huisgezin. Ik had, in Londen „ zynde, kennis gemaakt met een zeer beroemd ,, Plaatfnyder. Ik ging by hem, en vroeg hem ,y om werk, het geen hy my gaarne gaf; waarop ik naarftig aan het werk ging; hy was voldaan over myn arbeid, en bood my zes maan?7 den daar na een intrek in zyn huis aan, het „ geen ik greetig aannam. Deeze Plaatfnyder 3, was een der flernhutfche Broeders ; hy had „ vier jaar lang te Zeist gewoond; hy fprak my van  VAN HET KASTEEL. 243 ,, van die nuttige inrigting; en ik kreeg fmaak, om my naar dit gerust verblyf te begeeven. Olim- pia keurde myne gedagten goed, enikgafmyne ,, begeerte aan onzen edelmoedigen befchernjerte kennen, die ons zeer fterk aan de Opzigters ,, aanbeval, en bewerkte, dat wy onder die Broe„ derfchap wierJen aangenoomen. Wy vetrok,, ken dan naar Zei ft, alwaar Oiimpia terftond ,, haare bevallige Engel-felle Hoed cn kleeding ,, verwiff.-lde voor de veelploijige rok cn loshan- gende Kafakynen der Hernhutfche Zusters. Ik „ kan u niet zeggen, wat myn hart gevoelde, toen ik haar voor de eerftemaal zag in die on,, hehaagelyke kleeding. Haare fchoonheid blonk, „ wel is waar, des te fchittcrender uit, naar „ tnaate zy onder deezen lompen opfchik meer ,, bfigraaven fchëen? Ik zag baar met een oog vol ,, deernis en tedere deelneeming aan; zy merkte ,, dit; en, om my de ('mart, die dit gêzigt in ,, my verwekte, te befpaaren, zeide zy my met ,, de bekoorlyke zagtheid van een Engel: dat zy ,, over haar nieuwen flaat ten uiterflen voldaan Was, en dat haare kleeding haar zeer wel beviel, en ,, de gemakkelykfle was, die zy ooit gedraagen had. „ Ik viel aan haare voeten, en befproeide haare hand met myne traanen ; zy omhelsde my har,, telyk, en betuigde my, dat zy niet begrypen ,, kon, waarom ik dus aangedaan was; doch, 0 terwyl zy dit zeide, droomden de traanen haar Q ~ ., o»cr  244 AVONDTYDKORTINGEN over de wangen. Ik vond te Zeist noch de ;, rust, die my allerweegeu ontvlugte, noch het geluk, dat voor altoos voor myverlooren fcheen. ,, Ik bcfteede aan de opvoeding van myn Zoon al- le de oogenblikken, die ik op myn arbeid kon ,, uitzuinigen. Ik beminde dit kind, dat zeer voorfpoedig opgroeide, en in allen opzigte aan ,, myne zorg dubbeld beantwoordde, onuitfpree- kelyk; doch deeze Vaderlyke liefde zelve, die in gelukkige omftandigbeeden een bron van het ,, zuiverfte genoegen zou geweest zyn, wierd nu ,, voor my een bron van fmerte. Hoemeerikhem beminde, hoe meerikgevoel had van het onge,, lyk, dat ik hem omtrent zyn rang en flaat in de ,, waereld had aangedaan. Hier by voegde zig eene ,, geheime onrust, die ik niet van my kon wecren ; ,, zelfs dan , wanneer ik al zonder fchrik in het toe,, komende had kunnen opzien. Er bleef altoos ,, eene vrees van een byzonderen aart over. Hoe kon ik van myn Zoon meer gehoorzaamheid en ,, onderwerping verwagten, dan ik zelveaanmyn ,, Vader betoond had! En daar ik my met den vloek van dien zo te recht vertoornden Vader ,, belaaden achtte, kon ik niet verwagten, dat ,, de Hemel my met een dankbaaren en gehoor,, zaamen Zoon zou gezegend hebben? Dergely,, ke verfchrikkelyke gedagten deeden myn hart van angst in my wegkrirapen ! Doch welhaast ,, deed 'er zig eene nieuwe en veel grooter ftoffe tot  VAN HET KASTEEL. 245 i, tot vreeze voor my op; en ik wierd door de ,, jammerlyke ondervinding gewaar, dat 'er nog ,, veel y.felyker beproevingen waren, dan die, ,, welke ik zedert myn vlugt uit myn Vaderland ondergaan bad." De gezondheid van myne Oiimpia nam dag aan dag oogfchynlyk af; dan, daar zy, altoos „ zig zelve gelyk, nooit eenige klagt uitte, ver,, zeekerde zy my beftendig, dat haar niets het ,, minfte deerde. Wyl die betuiging my echter ,, niet gerust kon ftcllen, ontbood ik e-en Doc,, tor van Utrecht, die in den beginne myne on,, gerustheid eenigzints deed bedaaren. Doch, ,, na verloop van drie maanden, gaf hy den moed op, en eindelyk kondigde hy my het dood,, vonnis aan.... 't welk my voor altoos in eene ,, eindelooze droefheid dompelde!.... Oiimpia was reeds zedert lang haaren toeftand bewust.., ,, De Godsdienst en de tegenfpoed hadden baar ,, reeds den dood als eene gunftige verlofiing ,, uit al haar lyden leeren befchouwen. EenPries,, ter, die te Utrecht woonde, kwam haar dik,, maals in ftilte bezoeken. Ik hield hem zelfs drie ,, dagen lang op myne kamer!... O, nimmer zal ,, ik die drie ysfelyke dagen vergeeten ! De moed ,, ontzinkt my , om op al dit geleetlen hartenwee ,, te rug te keereu; de enkele gedagte alleen doet nog myn hart in een krimpen; ik heb dat on- uitfpt^ekelyk wee gevoeld, en ik heb nog kun- Q 3 nen  240" AVOND TYD KOR TINGEN ,, nen leevén ! — Maar Oiimpia, myne nu nog ,, nog dierbaarer dan ooit beminde Vrouw, had ,, my zelf dit als een pligt omtrent ons kind op het hart gedrukt. — Zie daar, Vader, (voer ,, Theophiius voort , terwyl by een vloed van traanen Harte.) Lees dien brief. ... Dit gefchrift, my altoos heiligen dierbaar, behelst den ,, laatften wil van Oümpia; .... Het wierd my door haar Biegt-Vader rer hand gefield, op ,, het oogenblik, dat dc wanhoop my zeekerlyk ,, tot een of ander üiterlte zou vervoerd heb,, ben." — Dit zeggende, haalde de met recht beklagenswaardige Theophiius een Brieventas uit zyn zak, waar in een toegevouwen papier lag, dat hy zyn Vader overgaf. De Baron , die menigmaal, geduurende het verhaal van Theophiius , een vloed van traanen geftort had, fmolt nu, op het hooren van het aandoenlyk uiteinde der waarlyk beminlyke Oiimpia , wier rampzalig leeven en vroegtydigen dood hy zig wel het meest te wyten had, in traanen weg; hy wierp zig in de armen van zyn Zoon , die hem een geruimen tyd tegen zyn bor^t geklemd hield, en wiens fmert zo heevig was, dat hy niets tot vertroosting van zyn Vader kon uitbrengen. Zy bleeven dus eenige oogehblikken fpraakeloos, tot dat eindelyk de Baron, een weinig van zyne heevigfle aandoening bekomen zynde, het Papier op nam, en het volgende las: „ Ik  van het kasteel. £47 Ik heb de waarheid willen weeten Men heeft my eindelyk gezegd, dat deeze dag mogelyk wel de laatfte van myn leeven zyn ,, zal. . . . Ik zal dan nu, 0 myn waarde ,, Theophiius, voor altoos aan uwe liefde ont- toogen worden! . . . Die band, die heilige band , welke ons faam vereende, zal „ nog heden . . . mogelyk morgen, verbrooken ,, zyn. . . . Morgen , mogelyk zal ,, Theophiius en Polidoor voor eeuwig van O- ,, 'limpia gefcheiden zyn. . . . Laat dan ,, dit Papier my ten minnen aan uwen geest, en ,, dien van Polidoor, vertegenwoordigen! . . — ,, Dat het ftrekke, om myne lang gefmoorde ge,, voelens eenmaal onbewimpeld aan den dag te leggen ! ■ Dat deeze openhartige belyde- ,, nis , myncn Egtgenoot de deugd meer en meer ,, dierbaar maakende, aan zynen Zoon te eeniger ,, tyd tot eene nutte les ftrekke ! . . o Gy, ,, die alles voor my opgeofferd, die alles voor ,, my verhaten hebt, wien ik van een Vader be,, roofd, van Vrienden los gerukt, en uit een ,, Vaderland weggevoerd heb, hebt gy een 00genblik flegts kunnen gelooven , dat ik myn ,, lot getroost was ! .... Neen, Theophiius, ,, misleid u zei ven niet langer; ik heb in uw ,, hart geleezen ; ik heb al uw leed gevoeld; ,, doch dat , 't welk u het fmertelykfle van al,, len zou gevallen zyn, verborgen. Eensklaps Q 4 3, ver-  S4* AVONDTYDRORTINCEK verlicht geworden in den diepen poel van ellende, waar in onze driften ons hadden doen ,, neder ftorten , hebben onze dwaalingen zelve geftrekt , om de begocheling , die ons ver- blindde , te vernietigen ! En wat kan aan ons hart de waarheid (lerker doen gevoe-> len , dan de wroeging? Die fpaart ons niet; zy ontdekt alles onbewimpeld, naakt en bloot! Gy hebt , door de liefde vervoerd en mist leid , de heiligfte banden verbrooken; maar welhaast heeft de natuur alle haare rechten op u hervat. Gy hebt in de rampzalige 0,, limpia niets meer gezien, dan het ongelukkig voorwerp , dat de oorzaak van uw lyden, ,, en de medepligtige van uwe misdryven was. ,, Uwe liefde verliezende, verloor ik tevens alle hoop , om ten minften uwe vertrouweling, uwe Vriendinne te mogen worden. Want welk vertrouwen, welke vriendfehap, kan 'er ,, immer plaats hebben tusfen twee fchuldigen , die hunne wederzydfche misdryven kennen; die in de onmogelykheid zyn om die te herftellen , en die zig wederkeetig het leed, waar in zy elkander gedompeld hebben , verwy- ,, ten? . . Hoe veel het my koste, hoe ,, zeer het myn hait verfcheurde, ik moest alles ,, opkroppen, en zwygen Ja, Theophi» lus, dit hart, dit inwendig van een gereetcn ,? hart , dat alleen door de liefde voor u en „ voor  VAN HET KASTEEL. 349 -,, voor myn Zoontje vervuld was, heeft zig, ,, geduurende zeven jaaren lang , niet een enkel ,, oogenblik aan u durven uiten. Steeds by , en echter altoos vreemd voor eikanderen , was het ,, al dien eindeloozen tyd onze pynelyke taak, ,, om ons zeiven te vermommen, en den een voor den ander te veinzen! De liefde, de vriendfchap, het medelyden, de reden zelf verbood „ ons het zo aangenaam huisfelyk vertrouwen. „ Liefde en vriendfehap het vertrouwen uitflui,, ten! . . . . kan men wel jets ysfelyker uitdenken? .... En zoude ik dan nog kunnen wenfehen te leeven! ..... Ach, Theophilus, het denkbeeld, om voor altocs van u en ,, myn kind gefcheiden te worden, is ongetwy„ feld zeer bitter voor my! Doch, als gy eens ,, konde weeten , van welke zielsfolteringen de dood my verlosfen zal", zoud gy myn verlies ,, niet beweenen, maar veeleer myn zalig affter,, ven wenfehen, O, zeg my doch , hoe kon ik het drukkend juk van 't leeven langer voorttors, fchen, daar ik al, wat my in de waereld dier,. baar was , om my heen zag weg kwynen, en „ my zelve befchuldigde als de oorzaak van alle ,, hunne ellende! Ja, Theophiius, ik! ik alleen! ,, was de oorzaak van alles; ik heb my alles te verwyten ! o God! rechtvaardig God! mogt ik ook maar alleen ten doel van uwe billyke wraake ftaan. liet was myne auvaorzigtigheid, Q 5 „ die  25S AVOND TYD KORTINGEN ,, die uw Vader het voorwendfel verfchafte, orrj door redenen , die by de waereld gewettigd ,, zyn, onze verbintenis te verbreeken. Ik had ,, volgens het algemeen gerugt myn goeden naam verlooren, en hy verwierp my, uit dien hoof,, de, met reden; hy had daar recht toe! De ,, eerzugt maakte hem, wel is waar, onbillyk ! Maar de natuur had hem op u groote rechten gegeeven; hy kon die doen gelden , zonder ,, nog misdaadig te zyn ; en gy, gy kond die ,, niet wraaken , u daar tegen niet verzetten, ,, zonder uwe heiligfte pligten te fchenden. Ach, ,, zo gy de reden had gehoor gegeeven; zo gy ,, het niet minder zinneloos dan misdaadig ont,, werp, van met my te vlugten, en het Vader,, lyke huis te verhuren , niet volvoerd had; ,, dan, ja dan, zou ongetwyfeld de tyd, uwe ,, fhtndvastigheid, hetgezigt van uwlyden, ein,, delyk uw Vader vermurwd hebben! Moest nu ,, nog een fchandelyk bedrog de ongehoorzaam;, heid verzwaarenl Waarötn zeide gy hem niet ,, veeleer: myn Vader, ik kan u niet gehoorzaa,, men ; myn hart is ver honden, met uwe goed' ,, keuring, op uw hevel verbonden; en nu dringt j» gy my ee,?e tweede verbintenis op , en weigert die- te bekraetigen , welke gy weleer zelve ge,, maalt hebt! Ziedaar, zonder uwe toeftemming ,, kan ik, wil ik die niet volbrengen; mac.r verg ,, my dan ook niet, om eene andere aantegaani „ dwing  VAN HET KASTEEL. 251 '5, dwing my niet, om meineedig, en daardoor mis,, daadig te worden, en ik beloof u heilig, dat ik ,, het voorwerp myner rampzalige liefde nooit meer „ zien zal. Dit was de heilzaame raad, dien ik ,, u had moeten geeven, toen gy my uw roeke- loos befluit mededeelde. Tiet was toen nog ,, tyd, om te rug te keeren. Door uw Vader alj, les te zeggen , door hem met eene edele kloek,, moedigheid onbewimpeld uwe gevoelens bloot ,, te leggen, zoud gy hem wel een poos tegen u ,, verbitterd, maar zyne liefde niet verlooren heb» ,, ben. Hy beminde u teder, en, fchoon hy ti ,, dreigde , was het alleen , om te beproeven, ,, wat de fchrik op u vermogt; niet om die be,, dreigingen daadelyk uittevoeren. Eu hoe zou,, de hy die ook hebben kunnen uitvoeren? hoe ,, zoude hy doch op den duur wreed hebben ,, kunnen zyn tegen-een Zoon, die zo veelfhnds, vastigheid en mahnelyken meed by zo veel zagt,, heid en kinderlyke onderwerping paarde! Zou ,, hy ooit hebben kunnen befluiten , om dien ,, Zoon, zyn eenigen Zoon, al zyn hoop, voor altoos optefluiten , en van het wenfchejykftö ,, goed op aarde, de vryheid, te berooven ! . . . Neen, gewis, overtuigd van uwe llandvastig,, heid en onwrikbaar befluit, zou hy, vroeg of ,, laat, in ons beider geluk gefTernd, en ons ge- ,, duld beloond hebben. Hoe' is het moge- .j lyk, dat 'wy, op het oogenblik, toai wy ons ,, in  .352 AV0NDTYDK0RT1NGEN ,, in een onvermydelyk verderf nederftortten, dit ,, niet bedagt hebben? Helaas, gy dreigde my, ,, u zeiven van 't leeven te berooven; de angst benevelde my toen het verftand , en de liefde „ verblindde u omtrent onze waare belangen. ,, Met een weinig meer doorzigt en ondervin,, ding, zou ik u hebben kunnen raad geeven, ,, en, in weerwil van myne bekommeringen, ,, myne anglTen, en myne doodelyke voorgevoe,, lens, op dat noodlottig tydftip, was ik ver- re, van alle de ellendcns vooruit te zien, die ,, op my wagten. Zo ik immer in het duistere ,, toekomende had kunnen opzien , zoude ik u ,, gewisfelyk overreed hebben, dat het duizend,, maal verkiezelyker voor ons ware, van elkan,, deren aftezien , en ons onderling van onze we,, derzydfche belofrens te ontdaan, dan ons aan ,, die reeks van onheilen blootteftellen, en ons ,, voor altoos in een poel van ellende, kommer ,, en naberouw te ftorten. En onderftel eens, ,, dat ik zo grootmoedig geweest ware, om u zelf overtehaalen , om de hand van die geene ,, aanteneemeu , • die men u toefchikte; onder„ ftel eens, dat zy door haar gedrag uwen af,, keer tegen haar gewettigd had; zoud gy dan ,, nog niet dutzende van middelen tot troost ge,, vonden hebben, die u nu ontbreeken ? Uw ,, Vader, uwe vrienden, de geheele waereld, had u beklaagd. Thans vergeeten, veracht, „ al-  VAN HET KASTEEL. 253 ,, althans onbekend , trekt zig niemand uw lot ,, aan. Dan zond gy in de groote waereld een ,, ruim veld tot afleiding , en in het fpoor van ,, eer , het welk gy reeds zo roemryk gebaand ,, had , eene ryke floffe tot glorie gevonden hebben ; uw Koning , uw Vaderland tot nut ,, geweest zyn, en uwe Kinderen ten minften ,, niet van haaren ftaat beroofd, en van haare natuurlyke rechten ontzet hebben. Gy had dan ten minften kunnen zeggen: ik zal hen ,, eene luist eryke opvoeding geeven ; ik zal hen ,, groote goederen nalaaten, en een naam, diende wangunst hen niet betwisten zal. En ik zou, met al myne onfchuld , in myne Provincie weergekeerd, in de opoffering myner liefde, in de ftandvastige betragting der deugd, eene ryke ftoffe van zelfvoldoening gevonden hebben. Ik zcu , • in een onbevlekt geweeten, een gerust gemoed , eene inwendige tevreedenheid, myn loon gevonden hebben, en het ,, zoet der eenzaamheid hebben kunnen fmaaken. ,, Ach, zo in het tydftip, dat gy my naar myn ,, verderf flecpte, een liefderyk mensch my de ,, hand gebooden , my deeze bedenkingen voor ,, oogen gehouden had. . . . ■ Maar ik, ,. arm verlaaten Weesje, zonder vrienden , be,, roofd van den eenigen fteun , die my was o,, vergebleeven, ik had niets; geene raadgeef,, fter , geen gehidsman; en daar ik de eer en „ deugd  t§\ AVONDTYD KORTINGEN „ deugd meer dan my zelve beminde, heb ik „ echter beiden verlaaten, beiden opgeofferd. — En dan kan de onbezonnen, de laatdunkende „ jeugd nog goeden raad verachten, en de vrye „ befchikking over haare daaden begeeren! O „ myn waarde Polydoor , gy zult dit gefchrift „ eens leezen! Dat het u doch vooral leere, „ om u zeiven te mistrouwen ! Laat myn voor„ beeld u eene treurige, doch nuttige les zyn, Jt dat noch wysheid, noch deugd, noch zuivere „ oogmerken u beveiligen , of tegen de ondervins, ding , die de jaaren alleen geeven kunnen, „ kan opweegen! Dat het u boven al leere, dat „ de hartstogten , wanneer zy niet voorzïgtig „ beftierd worden, ons meest al misleiden, en „ ongelukkig maaken; en dat men het geluk in en na dit leeven alleen zoeken moet in eene volftandige deugdg betragting! Vaarwel . . „ Waarde Theophiius ! .... Ik durf u nog „ een gelukkig toekomende voorfpellen ! . . . . „ Uw Vader leeft! . . . Ach , zo ooit de ge„ nadige Hemel in zyne gunst gedoogt, dat gy hem immer weder ziet , dat hy u vergeeft; ach , laat dan myne nagedagtenis uw geluk ,, niet fboren! Denk dan, dat uw Va- der, al had hy my voor zyne Dogter willen „ aanneemen, my doch niet gelukkig zou heb- ben kunnen maaken. . . — Want hoe zou ., ik my doch immer in de waereld weder hebben diu>  VAN HET KASTEEL. S5J j, durven verloonen, daar ik, door myne vlugt, den geheiligdften pligt voor een Meisje, dien ,, van eene onkreukbaare zeedigheid , gefchon,, den had! .... Gy behoeft het naauwziend ,, oog van het publiek niet te dugten. Gy zyt ,, zeeker fchuldig , doch gy hebt uwe eer niet verlooren! . . Maar eene Vrouw kan ,, zig niet door de liefde laaten vervoeren, zon- der zig verachtelyk te maaken. <— Ik heb ,, tot nu toe, wel is waar, in vergeetenheid my,, ne dagen gefleeten; ik ben door verdriet ge,, knaagd, door berouw verfcheurd, door zelf,, verwyt gepynigd geweest ; maar ik heb ten ,, minften de drukkende verachting en de alge,, meene verfmaading niet behoeven te draa- ,, gen. . . ■ Ik heb myn Egtgenoot niet be- ,, hoeven te zien bloozen over den fchandelyken ,, band, die hem met my vereende Dan, ,, myn waarde Theophiius , laat het tafereel ,, van myne ellende u niet te zeer bedroeven. ,, Er was geene ommekeer, die my ooit had kun,, nen gelukkig maaken. Ik heb u dit altoos zorgj, vuldig verborgen gehouden ; maar nu, nu ,, moest gy dit weeten, op dat gy u myn dood zoud getroosten , en met lydzaamheid onze ., fcheiding kunnen draagen. Maar inzonderheid ,, was dit gefchrift noodig voor myn waarden Polidoor, op dat hy, in ryoer jaaren gekomen zynde, weete, dat zyne Moeder een beter lot ,, was  &$6 AVOND TYD KORT I N GEN Was waardig geweesc, en dat alleen eene ohga*> lukkige famenloop, en gebrek aan ondervinding, haar in het verderf geftort hebben; op s, dat hy vooral weete , welke gevoelens haar ,, bezield hebben, hetgeen hem niet onverfchil„ lig kan zyn; en ten laatften, opdatzy, niet tot zyn geluk kunnende leeven, hem ten min- (ten in haar dood nog nuttig zy. . Vaar dan wel, vaar wel . . . voor eeuwig, o myn „ waarde , en ongelukkige Theophiius ! .... ,, Leef voor uw Zoon! . . Dat dit geliefd kind ,, u eens, door zyn gedrag, het leed vergoede, ,, 't welk zyne Moeder u verwekt heeft 1 . . » Dit is de vuurigfte wensch van myn hart; dit ,, is myne laatfte beede Dat de goede Voorzienigheid, die my onderfteunt, u geleide en trooste; dat de Godsdienst, die my fterkt, u onderwerping leere ! De Hemel keurde on,, ze verëeniging af. . . en . . . hy verbreekt »> die Laaten wy dan zyne wegen aan- „ bidden , zyne raadsbefluiten eerbiedigen , en „ ons aan zyn wil gelaaten onderwerpen." * * * Ach, (riep de Baron, tot in de ziel ontroerd, weemoedig uit, na dat hy deezen brief geleezen had,) Arme, ongelukkige, verdrukte en verfloote Oiimpia, beklagenswaardig en onfchuldig flagtoffer van  van het kasteel. 3'57 van myne eerzugt; gy zyt gewrooken, gevoelig gc= wrobken door het leed en berouw, dat ik thans gevoele. Van welk een genoegen heb ik my beroofd, toen ik u voor myne Dogter niet wilde erkennen!.... o Myn Zoon, ik heb u Wedergevonden, en zal u het geleeden ongelyk tragten te vergoeden; maar gelukkig kan ik u na zulk een verlies onmogelyk meer maaken Belaas l kan ik het zelf meer zyn? ,, o Myn Vader, (hernam Theo- ,, phihis,) zyt niet wanhoopig; ik zal u -myn ,, ganfclie leeven toewyden, en de waereld, met ,, al haar fchynfchoon, voor altoos vaarwel zeggen. Afgezonderd, en in uw huis als begra,, ven, zal ik voor niemand dan voor u en myn j, kiild beftaan." Welnu, (antwoordde de Baron,) vereenigen wy dan onze poogingen ten zyne beste ! Dat hy met ons buiten op het land zyne jeugd flyte! Laaten wy daar in de eenzaamheid al onze Zorg en vlyt aanwenden , om zyn hart te vormen , en zyn verftand te verlichten. Dat hy reeds vroeg de bekoorlykheden van het eenvoudig landleeven leere kennen, en de waare genoegens boVen die der groote waeteld fchatten, op dat hy naderhand , wanneer hy eens in het lastig gewoel en gedruisch der waereldfche ydelheid mogt vervallen raaken , de nietigheid en ongenoegzaamheid daar van leevendig ondervinde, en de eenvoudige ónfchuldige vermaakeh, welke hy op het Land gefmaakt heeft, voor het eenige waare geluk des levenshoude'. sik de El. R Theo-  £58 AVONDTYDKORTINGEN Theophiius kon niet dan met de uiterfte vervoering een ontwerp goedkeuren, dat zo zeer met zynen fmaak inftemde. Ook werd de volvoering niet lang uitgefteld. De Baron kogt een Landgoed, dat omtrent honderd mylen van Parys geleegen was. Hier ging hy in dille afzondering, nevens Theophiius en Polidoor, zyne overige dagen flyten; en, hoewel de droevige herinnering van het voorleedene zyne vergenoeging wel eens ftoorde, en hem belettede , volmaakt gelukkig te zyn , vond hy hier echter al het geluk , waarvoor zyn hart nu nog vatbaar was. De aanhoudende tedere liefde van Theophiius, en de ontluikende deugden en talenten van Polidoor , verfchaften hem eene ryke ftoffe van troost en blydfehap in zynen ouderdom. Voor zynen dood had hy nog het genoegen, om Polidoor gelukkig vereend te zien aan eene dierbaare verftandige Gade, die zyner deugden waardig was, en door haare beminnelyke zagtheid, de liefde en achting van een ieder verwierf. * * * Hier zweeg de Baronnesfe; en, daar het nog vroeg was, bleef het gezelfchap nog eene geruime poos by elkander zitten praaten. . . 's, De befchryving van het Eiland Lange-Sund „ (zeide myn Heer de la Paliniere,) behaagt r, wy  VAN HET KASTEEL. SJO ,, my ten hoogden. Ook brengt de oude Vrouw ,, van vyf en negentig Jaar, en het Familie maal, waar by de Baron tegenwoordig was, ,, my een alleraangenaamst Feest te binnen, waar ,, van ik ooggetuige geweest ben." — ,, O myn ,, lieve myn Heer de la Paliniere , wees zogoed, ,, om ons daar de befchryving van te doen;'' riepen de Kinderen allen even driftig uit. ■ „ Zeer gaarne." — Terwyl de Kinderen, uittermaaten in hun fchik over dit onverwagt buitenkansje, met eene verdubbelde oplettendheid toeluisterden , deed de Heer de la Paliniere het navolgend treffend verhaal. NOVORGEVE, of Befchryving van een plegtig Feest in Lyfland. O p myne reize door Lyfland (f), in het gezelfchap van een myner Vrienden, die een Rus was, trokken wy voorby een Kasteel, 't welk aan .. (ƒ) Lyfland is eene der fchoonfte Landftreeken vaa Kuiland; de grond is daar zo vrugtbaar in graanen, dat R 2 men  St£0 AVONDtYDKORTINGÈKf aan een zyner bloedverwanten toebehoorde, enafwaar hy my verzog;, ons een poos te willen ophouden. Ik was ten uitteiften getroffen op het gezigt van dit vreemd Gebouw, 't welk eer naar eene kleine Stad, dan naar een Kasteel of Slot geleek. Het beftond uit een ruim en vast geftigt , omringd door twaalf Paviljoenen, die ieder weder een klein gebouw op zig zelf uitmaakten , en allen door overdekte gaanderyen met elkander gemeenfchap hadden. Toen wy daar aankwamen , was het omtrent negen Uuren des morgens. Wy vonden alle de bedienden in eene ongemeene beweeging. Myn Vriend vroeg om den Heer vmNovorgéve te fpreeken (g); dit was de naam van den Heer, aan wien het Kasteel toebehoorde. Men gaf hem ten antwoord: dat eene zyner Kleindogters zo even in de kraam bevallen was. In dat geval, zeide myn Vriend, laaten wy dan in het naby geleegen bosch eene Wandeling doen. Wy verlieten hierop bet Kasteel, en onderweeg vroeg inen het om die reden de Koornfcfmur van het Koorden geWoon is te noemen. Riga, eene zeer groote en volkryke Srad, is er de Hoofdplaats van. is) Alle de naamen der voornaamfre Rusftfche Fa«i milten hebben doorgaans deeze vicrderly uitgangen; o- , tv* , ine, of oi, waar van de Franfchen off, eg, ju en y gemaakt hebben,  VAN HET KASTEEL. &6l vroeg ik hem, wie die Heer van Novorgéve was? Het is, gaf myn Vriend ten antwoord, een zeer eerwaardig oud man, van vyf en zeventig jaar, Hy bezit groote goederen, die hy alleen aan zyne bekwaamheid en nyverheid te danken heeft. Hy is op deeze plaats in eene geringe fhilp gebooren, Zyn Vader was een Landman, en bezat niets dan de plek gronds, waar op dit Kasteel gebouwd is, eenige Landeryen , en het Bosch, waar wy nu heen gaan. De Zoon, twintig jaar oud zynde, deed een togt naar Riga. Een Koopman, aldaar woonagtig, en een bloedverwant van zyn Vader, nam hem voor zyne reekening. De Jongman was naarftig en oplettend, had bekwaamheid en verftand , en leidde zig met allen vlyt toe, om zig de zaaken kundig te maaken. Zyn bloedverwant ziende, dat hy in korten tyd ongelooflyk groot» vorderingen maakte, vatte zulk eene gunftigeverwagting van hem op, dat hy iets meer dan gemeens van hem wilde maaken , en hem ten dien einde met brieven van aanbeveeling naar Petersburg zond, vermits hy verzeekerd was, dat zyn gunsteling aldaar flegts bekend behoefde te zyn, om een aanzienlyk fortuin te maaken, En inderdaad, dit kon niet misfen in een Land, alwaar men, zonder het voorrecht eener hooge geboorte, in de geleegenheid is, om door uitfteekende talenten en verdienften tot de voornaamfte waardigheden, en ftaatsampten verheeven te worden. Hy R z, vond  &62 AVONDTYDKORTINGEN vond daar welhaast vermogende voorftanders , dfe hem den weg tot roem gemakkelyk maakten. Hy koos dien der wapenen, en gaf zulke ongemeene blyken van dapperheid, kunde en beleid, dathy, na het einde van den Oorlog, eene gewigtige bediening aan het Hof verkreeg. In dien tusfentyd ftierf zyn Vader, behalven hem twee Dogters nalaatende, die altoos ftandvastig de middelen van onderftand , welke zyne Broederlyke liefde hen toefchikte , bleeven weigeren. Deeze twee Zusters , die tot een voorbeeld van Zusterlyke vriendfehap en eene nog zeldzaamer ingetoogenheid konden ftrekken , namen het vast befluit , om nooit te trouwen , ten einde niet van elkander te behoeven te fcheiden, en in dien ftaat, waar in haare geboorte haar geplaatst had, te blyven. Novorgéve, door eene in zyne omftandigheeden natuurlyke ftaatzugt vervoerd, deed een zeer luisterryk huwelyk. Zyne Vrouw gedroeg zig buiten eenige opfpraak; maar zy maakte hem aan den anderen kant het leven bitter door haar hoogmoed en trotsheid. Zy ftierf eindelyk, en liet hem zes kinders na, drie Zoonen en drie Dogters, van welke deoudfte, een jongetje, flegts agt jaar was. Toen verzogt hy zyn ontflag, ontdeed zig van alles, en begaf zig in afzondering. Hy had tot nu toe niet dan onrust en moeite gekend; nu wilde hy eindelyk eens de bekoorlykheid van 't eenvoudig landleevengenieten, en volmaakt gelukkig zyn,  VAN, HET KASTEEL. 263 zyn. Hy verliet het Hof, en kwam by zyne Zusters in zyn Ouderlyk verblyf te rug. Hier liet hy dit Kasteel bouwen; doch hy liet zyn Vaders ftulp in weezen. Zy (iaat aan het einde van dit Bosch ; en hy befchouwt die als eene gewyde plaats , of Tempel, welke hy dagelyksch bezoekt. Hy gaf zig voorts geheel over aan de opvoeding zyner Kinderen , en zyne Zusters waren hem daar in behulpzaam. Terzelver tyd vernieuwde hy de oude kennis met de nabuurigeLandlieden, de oude vrienden zyns overleedenen Vaders; en, na dus hen en hunne huisgezinnen van naby te hebben leeren kennen, koos hy onder hunne Kinderen die geenen uit , welke hem het gefchiktst voorkwamen, om ten eenigen tyde zyne Schoonzoonen of Schoondogters te kunnen worden ; vervolgens nam hy hen onder zyn onmiddelyk opzigt , en gaf hen eene meer befchaafde opvoeding; niet in dien zin, als men de befchaafdheid in de groote waereld verftaat; integendeel, wanneer die Kinderen flegts leezen, fchryven en reekenen konden , wanneer zy een welgemanierd voorkomen, zuivere zeeden , opregte godsvrugt en lust tot den arbeid bezaten, was hem dit genoeg , en alles, wat hy in hen begeerde. Zyne deugdzaame eenvoudige oogmerken zyn door een gewenschten uitflag bekroond geworden , en hy is thans de gelukkigfte van alle Vaders. Zyne niet minder gelukkige Kinderen woonen allen met R. 4 hem;  afjA AVONDTYDKORTINGEM hem; en daar zy al meer en meer vermenigvuldig? den , wierd zyn eerst gebouwd Kasteel hem te klein, en by zag zig genoodzaakt, het te vergrooten; het geen hy ook ftukswyze deed, door het telkens aanbouwen van een Paviljoen, waardoor hy eindelyk dat getal van twaalf byzondere gebouwen kreeg, die egter door de gaanderyen maar één Huk met het geheel uitöiaaken , zo a!s gy gezien hebt. Hier leeft hy nu, als een waare AartsVader, nevens zyne twee achtingswaardige Zusters, omringd door zyne Kinderen , Kindskinderen , en hun talryk kroost, alle even eens als hy en zyne Voorvaderen gekleed, , te wceten , als boeren en boerinnen. Hier fmaakt hy het waar geluk, dat door zo weinigen gezogt wordt, omdat het zo zeldzaam bekend is. Wy waren nu het Bosch genaderd. By het intreeden, merkte ik, dat elke boom een opfchrift Voerde, het welk een naam of dagteekening inhield. Ik vroeg myn reisgenoot naar de reden deezer byzonderheid. Dit is ( gaf hy my ten antwoord,) een oud gebruik by de Rusfen , waarvan ik de regte oorfprong niet weet ; maar het gebruik zelve zal ik u uitleggen (h). By dc geboorte (O. Het is zeeker, dat deeze gewoonte in Rusland plaats heeft j doch of het in Lyfland of in eene andere Provincie is, is my niet regt bekend.  VAN HET KASTEEL. 265 te van elk kind, plant de oudfte van het geflagt een boom, waar aan men het opfchrift, met den naam en den dag der geboorte van het kind, hegt; zo dat elk eigenaar van een min of meer iiitgeftrekt landgoed bezitter is van een dergelyk Bosch, als dat, waar in wy ons nu bevinden, waar nimmer een byl den wortel of takken van een nog groenen boom heeft mc,ogen kappen; doch, als, een dier boomen fplyt , verdort en Kerft, dan befluit men eindelyk, om hem uitreroeijcn ; doch dit trxfcbicdt nooit zonder een' grooten toeflei. Dan roept men de ganfche Familie en zelf alle de naby wconende Landlieden by een, en men velt den boom in hun byzyn; wanneer men het byfehrift op een register of naamlyst affchryft , en er de dagteckening by voegt, waar op men tot de uitroeijing overging. Alle de bloedverwanten en de genoodigde landlieden onderteekeuen dit met hunne naamen, als getuigen der waarheid. Zo dat de gcdagttniïs yan ons geflagt en voorvaderen voor de vergeetelheid bewaard wordt door zulk eene Naamlyst , die nader vergeleeken kan worden met eene andere Naamlyst, waar op men het jaar cn den dag aanteckent, der geboorte van elk kind, ais ook dc aanwyzing van den boom , die voor hem in 't Famiik-Bss^h op, zyn geboortedag geplant is. Myn Vriend was nog beezig met my deeze. uitlegging te geeven, toen wy reeds van verre. R 5. het.  ZÖ6 AV0NDTYDK0R.TINGEN het s-eluid der veldrieten en vedels hoorden. — ,, Kom voort , (zeide myn Vriend,) men zal „ den boom gaan planten voor het Kind , dat ,, deezen morgen gebooren is. Nu zullen wy ,, den eerwaardigen Novorgéve, door een talryk ,, gevolg vergezeld, in zyn volden luister zien. ,, Wy kunnen hem nu niet wel aanfprceken; ,, doch , zo haast de plegtigheid afgeloopen zal zyn, zal hy zeeker by ons komen, en ons ,, tot zynent noodigen." Hierop verdub¬ belden wy onze fchreeden; en, op het geluid van het muziek afgaande, kwamen wy in een afgeperkt Ikischje, waar wy eene ganfche meenigte van jong geplante boomen vonden. Hier was de daatelyke optogt reeds aangekomen, die omtrent uit twee honderd Perfoonen bedond, vyftien Kinderen daar onder gereekend , welke alle na de wyze van het Land, doch in boerfche kleeding, uitgedoscht waren. Die der Mansperfoonen had niets ongemeens, maar die der Vrouwen fcheen my zeer bevallig en fchilderagtig te zyn. Zy hadden allen een fluiër van dun neeteldoek om het hoofd hangen, die flegts voor een klein gedeelte hun hair bedekte, en lang en breed over hunne fchouderen afhing: voorts bruine, om den gordel fluitende, Cafekyntjes aan het lyf, en een fjerp van zyde dof, met franges, om hun middel gedrikt , waar onder zy ryk geborduurde rokken droegen. Ik naderde een weinig, en zag toen  VAN HET KASTEEL. 5, toonen, dat men biliyk is, en in zig zelve te. s, durven vernederen, om eene vergoeding, naaj-v inaate der beleediging., te doen.. De on-ver^. T 3_. ,,.drait-  294 AVONDTYDKORTINGEN „ draagelykde misdag in de famenleeving ïs die, van zyne fchnld niet te willen erkennen, en ,, veel minder te willen verbeteren. Wy zyn zo onvolmaakt, zo geneigd tot ons zelve, zo onbillyk voor anderen, dat 'er byna gpen dag van ,, ons leven omgaat, dat wy geene misdagen begaan. Ook zal altoos bet minnelykst karakter, „ het teergevoeligst liefhebbendst mensch, het eerde gereed zyn , om zyn misdag op de openhartigde wyze tebelycien, en zyn leedweezen ,, daar over het derkfte te toonen. Dit is het kenmerk der edele zielen, en eene der verheevcnde hoedanigheeden van een waar groormoedig mensch; terwy) aan den anderen kan? s, eene bekrorope ziel, een kleine laagdenkende s, geest, door eene zo valfche als kinderacht'ge s, fchaamte wederhouden , liever verkiest, zig „ nog meer, nog laager te vernederen, met zyn „ misdag door eene dwaaze dyfhoofdigheid te „ verergeren, dan met een enkel woord de be- v leedighig te vergoeden." „ Ach, liefde M Matna, ik dagt waarlyk niet, dat ik zo fchuldig was. Ik zal zonder tydverzuim heen loo„ pen, myne Zuster opzoeken , haar myn fchuld ,3 belyden, myn leedweesen betuigen , en haar om vergeeving bidden, zo voor myn misdag ,, zelve , van een oogenblik boos op haar gewcest te zyn , als van haar niet op daande voet s, om vergeeving gevraagd te hebben." . Op  VAN HET KASTEEL. £05" Op deeze woorden omarmde de teerhartige Moeder haare Dogrer, welke ylings heen liep , om haare Zuster op te zoeken. Mevrouw de Clemire had dien zelfden morgen aan haare Kinderen eene nieuwe Historie voor de Avondtydkorting beloofd, en op het gevvoone uur voldeed zy aan die belofte door het volgende Ver> haal. PE KLUIZENAARS van Normandy'ê, H£n de Provincie van Normandyë, eenige mylen van Forges (p ), in de nabuurfchap der ryke Abtdy van Bobec, woonde een goede eerlyke Hoevenaar, Anfelmus genaamd, nevens zyne Vrouw en een talryk huisgezin. Hy was arm, doch zo gelukkig , dat hy gedurende vyftien jaar geene uitfpanningen noch vermaak buiten zyn ftulp ge- zogt (*>) Zes - en - twintig mylen van Parys geleegen, cn tjermaard door haare Mineraale wateren. T4  i9<5 AVQNDTYDKORTINGEN zogt had, en niet uitgegaan was, dan alleen naar de Kerk. By kon zig niet. verbeelden, dat 'er eenig waar genoegen op de waereld beftond, dat; dat, van. na wel geploegd en gearbeid te hebben, in den fchoot van. zyn huisgezin., by zyne teerbeminde Vrouw en alle zyne lieve Kinderen , de vreugd, van Man en Vader, tevens te. genieten. I)rie morgen land, twee melkbeesjes, en eenige. hoenderen , maakten zyn gebeden rykdom uit. Zyn huisgezin beftond, buiten zyne Vrouw en vyf gezonde Kinderen , uit een Meid en een Schaapherder, die ik noodig oordeel u nader te leeren kennen. De Meid, jacqueline genaamd, had van haare kindfche jaaren afin het huis van Anfelmus gewoond , en daar vroegtydig den fmaak tot een fti'l huisYelyk le,ven ingezoogen, en de eenvoudige zeeden vau haare Vrouw en Meester oyergenoomen. Zy had zig ook nimmer boven een^ half myl verre van hunne wooning verwyderd. Van a!!e gebouwen, die 'er op de ganfche waereld beftonden , kende zy 'er flegts een, en dit was de Abtdy van Bobec; en nimmer heeft' de groote Sint Pieters Kerk te Romen , of de Colonnade^ van de Louvre zo veel bewondering verwekt, dan het klein hekje der Abtdy van Bobec aan onze eenvoudige Jacqueline verwekte. Zy had, wel is waar, nu en dan wel eens hooren' fpreeken van de naby geleegene Stad Forges.; doch nimmer had haar de minfte lust bekroopen , - om  VAN HET KASTEEL. IQ./ om die eens te gaan zien , en de zwaare reis van vier mylen , die zy wist dat dezelve van haare w.ooning aflag, te onderneenien. Jacqueline, zo als gy ligt begrypen kunt, kon noch leezen, noch, lèhryven ; zelf had zy nooit een, boek gezien. Haare bekwaamheeden bepaalden zig tot het melken van de Koeyen, het maaken van kaas en boter, en haare Mcesteresfe in dc huishouding behulpzaam te zyn; haar begrip zou geen grooter kundigheeden heb'en kunnen bevatten; zy had. juist zo yeel, en niet meer, als noodig was, om de pligten van haaren ftaat in vrecde waar te neemen ; en, zo de Hemel haar geene zo geduldige, als menschlievende Meesters had toegefchikt, zou zy meer dan eens in gevaar geweest zyn , om haaren dienst te moeten verhaten. Haar ontbrak volftrckt oordeel en verftand; zy had byna geen geheugen, was niet vlug, noch handig; doch zy had het beste hart van de waereld, deed nooit iets met opzet kwalyk, beminde haaren Meester en Vrouw zo hartelyk, was zo geduldig en goedwillig, dat Anfelmus en zyne Vrouw nooit van zig hadden kunnen verkrygen , om haar te beknorren , of een hard woord te geeven. De Knegt, Michel, die de Koeyen en Kippen waarnam, had nog minder geest, en was nog logger dan Jacqueline. De zwakheid van zyn geftcl was in de oogen van den goeden Anfelmus eene verfchooning yer zyne traage logge dommelige werkeloosheid. T 5 Mi-"  üq3 AVONDTïDKORTINCEN Michel was zagt en vreedelievend van aatt, opregt van inborst, welmeenend van hart, en zo koelbloedig bedaard, dat hem niets uit zyne gewoone weltevreedenheid Icon brengen. Zulk eene zonderlinge overeenkomst , als 'er plaats greep tusfchen Michel en Jacqueline, moest natuurlyk eene wederzydfche verknogtheid aan elkanderen te weeg brengen; en het was onmogelyk , dat zy dagelyks finnen omgingen, zonder dat de natuur in hen fprak. Dit gebeurde ook wel dra, en de twee gelieven vroegen aan hunnen Meester verlof, 't welk hen gereedelyk vergund werd, om met elkander te mogen trouwen. Jacqueline wierd dus de Vrouw van Michel; en, na verloop van drie jaaren, bevond zy zi Moeder van drie Kinderen, die nevens de Kinderen van Anfelmus wierden opgevoed. Omtrent deezen tyd onderging Jacqueline een zwaar verlies. De Vrouw van Anfelmus overleed, en de goede Man overleefde zyne wcderh 11c, die hy hartelyk beminde, flegts twee jaaren. Deeze flag beroofde Michel en Jacqueline op eens van al bun flut en fteun op deeze waereld. Zy verboren door hun dood niet alleen hunne goede meesters en weldoeners, maar tegelyk ook al hun beftaau. Onbarmhertige bloedverwanten , die tot Voogden der minderjaarige Kinderen van Anfelmus aanaefleld waren, kwamen nu bezit neemen van deeze wooning des vreedes, en zonden onzen  VAN HET KASTEEL. fOt? zen armen Michel, zyne Vrouw, en drie onnozele Kinderen weg. Zy moesten nu dat geliefd verblyf verhaten, 't welk zy reeds ais h,uu Ouderlyk huis gewoon waren aantemerken. Zy moesten zig van de lieve Kinderen van den deugdzaarnen Anfelmus affcheuren; van die Kinderen , welke zedert de Jaatfte twee jaaren de goede Jacqueline hunne lieve Moeder genoemd hadden. Deeze teerhartige Vrouw fmoft in traanen weg, toen zy hen voor het laatst vaarwel zeide , en ging al fnikkende de deur uit , door haare vier Kinderen en den goeden Michel gevolgd, die een groot Pak van eenige groove Kleederen , waar, in al de fchat van dit ongelukkig verftoote huisgezin beftond, onder den arm droeg. In deezen jammerlyken toeftand waren zy gelukkig beVryd van de angllen, die doorgaans de grootfte pyniging uitmaaken van meer doorzjgtjge, meer voor het toekomende bekommerde menfchen. Zy waren van dat gelukkig geitel, dat niet dan het tegenwoordig leed gevoelt , zonder zig over het geene nog aanftaande is te ontrusten. Dit was voor hen met zulk een ondoordringbaar kleed bedekt, dat zy zelf nooit tot den naast aanftaanden dag vooruit dagten. Zy balden , voor zy de ftulp verlieten, een goed middagmaal genooten; hierom bekommerden zy zig ook weinig omtrent het avond-eeten. Zy Ollr  309 avondtydkJortingen onderhielden elkander alleen over den dood vari den braaven Anfelmus, over hun verlies, en over de fmert om 't gemis van die lieve Kinderen , welke zy hadden zien gebooren worden en opgroeijen , welke zy nu hadden moeten verhaten, en die hun echter zo hartelyk beminden. Dus voortpraatende, verdwaalden zy vast in bet Bosch. Jacqueline was zes maanden zwanger. Door vermoeidheid afgemat , ging zy onder een boom nederzitten , en Michel nevens haar, terwyl de Kinderen voor hen in het gras rolden. Het was nu in de maand van Juny, en dus in het langst der zomerdagen. Toen de a-, vond viel, begon een der Kinderen te voelen, dat hy honger had, en vroeg om eeten. Hierop begonnen de anderen insgelyks naar fpys te hunkeren. Michel had gelukkig een kleinen voorraad in zyn knapzak, dien hy voor den dag haalde, cn met zyne Vrouw en Kinderen deelde. Na het eeten fpraken zy over het nagt-verblyf, en zy hadden geene andere keuze, dan in het Bosch op den grond te flapen. Mét het aanbreeken van den morgen (tonden zy op, zogten naar den weg, om uit het Bosch te komen, en vonden eindelyk een gebaand pad, dat aan het einde van het Woud by eene fuor't van wildernis uitkwam. Deeze onbebouwde plaats was vol water greppen, en zy vonden daar een frifche bron van helder water, vloeijende uit een rots, die metgroente  VAN HET KASTEEL. JÓI te en mosch bewasfen was. Dit aangenaam gezigt deed Jacqueline van blydfehap opfpringen; want haare Kinderen (lierven van dorst. Tot overmaat van geluk, was de kant van het Bosch met eene meenigte Nooten-, Moerbeziën - en wilde Framhoozen-boomen bezet, terwyl dc grond een onnoemelyk aantal aardbeziën opleverde. Jacqueline was verrukt op het gezigt van een zofchoonen door de natuur aangelegden Tuin. Och, Michel! (riep zy uit,) laat ons hier blyven; zie daar is water, daar zyn vrugten; wat kan ons hier ontbreeken, als wy ''er flegts een hutje van takken opflaan, om ons voor den regen en de koude nagt- lugt te hoeden. ,, Maar (zei Michel,) ,, eerst dienen wy wel verlof te hebben, om dit ,, hout te mogen hakken!" Ja, dat is zo ; hernam Jacqueline op een treurigen toon, zeer bedroefd over deeze zwaarigheid, welke zy niet bedagt had. Dus fpreekende, wierden zy van verre een jongen Boer gewaar, beezig met aardbeziën te plukken. Jacqueline ging 'er naar toe, en vroeg hem: ,, wie deeze plaats toebehoorde?" . Gy zyt op het grondgebied van de Abtdy van Bobec; antwoordde de Boer. ,, Zyn wy nog verre ,, van de Abtdy?" . Omtrent drie quartier uur. Ik moet 'er zo aanflonds dier aardbeziën, wel. ke ik daar geplukt heb , heen brengen. Hierop fprak Jacqueline een woord of twee met haar Man,  201 AVONDTYDKORTINGEN Man, die vervolgens met den Boer naar de Abtdy op weg toog, en Jacqueline verzegt, met de Kinderen, daar ter plaatfe te blyven wagten ; haar beloovende , dat hy zo fpoedig mogelyk te rug zou keeren. Michel , in de Abtdy aangekomen , verzogt den Abt een woord té mogen fpreeken, aan wierf hy zeer beweegelyk zyri ellendigen toeltand te kennen gaf; en zyne aanfpraak befloot, met den Abt op het nederigst om werk te verzoeken, of ten minften om de vryheid, van zig op de plaats , die hy hem uitduidde, by bet Bosch, alwaar hy zyne Vrouw en Kinderen geiaaten had , te mogen neerzetten, en aldaar een hutje te bouwen ? Maar ( vroeg de Abt,') wat kunt gy doen? » ,,ïk kan Koebeésten melken en' „ oppasfen." Wy hebben geen Herder noo¬ dig; bovendien hoort gy niet op ons grondgebied thuis. ,, Mnar ik heb nuts om te eeten, ,, myn Heer, en dat, dunkt my, is reden ge„ nocg, om my te Helpen. " Ja, wy kunnen onmogelyk alle de bedelaars, die zig tot ons vervoegen , brood of werk geeven. ■ ,, lk ben geen ,, bedelaar, myn Heer! Ik vraag geen aalmoes; ,, Tk heb banden , en lust om te werken." Wel, gy kunt immerj niets doen; en, zo als ik reeds gezegd heb, die onder ons diflrict hooren, moeten de voorkeur hebben. Ik ben even- j,, wel zeer zwak, zeer ziekelyk; heb Vrouw en f } Kin*  VAN HET KASTÉÉL. 303 ü Kinderen, die gebrek lyden, zo als ik u reeds ,, gezegd beb; en daarom behoorde ik wel de ,» Voorkeur te hebben, en in uw dienst aange„ noomen te worden." — Boe! om dat gy buiten ftaat zyt, van te kunnen arbeideni — ,, Ja, voorzeeker, dit was de eenige reden, waarom' ,, myn overleedene Meester Anfelmus my in zyn ,, dienst genoomen had , en my by zig hield. ,, Maar zo gy, myn Heer de Abt, geen zin hebt, om zwakke en gebrekkige in uw dienst te neemen, geef ons dan flegts verlof, orü een hutje van takken opteflaan op deeze Heide." — En waar van zult gy daar leeven? —* ,, Van wilde ftruiken en vrugten ; 'er wascht ,,. Tuinkers, en 'er groeijen Aardbeziën en Moer,, beziën, Nooten en Framboozen ; ook is er ,, versch water; het is waarlyk een regt aardsch Paradys. " En 's Winters! hoe zult gy het dan maaken! ,,• ja 's winters. . . . „ daar hebben wy nog niet aan gedagt ! Maar de winter zal nog lang wegbiyven; wy zyn nu ,, eerst in de maand van Juny." Boor eens, goede Man, wyl gy het zo vuurig begeert, moogt gy een hutje bouwen, en bovendien geef ik u verlof, om alle dagen een voorraad brood en aardappelen op de Abtdy voor u en uw huisgezin te kamen haaien. ,, Zo [ regt Zo ! ik heb juist een knapzak by my." Maar dit k ook alles , wat ik voor u doen kan. - ,, Het is meer  304 A VÖ N D T Vfi K Ó R T I N 6 E N „ meer c!an ik begeerde. O, wat zal Jacqueline ,, bly zyn ! " Dit zeggende, liep Michel fpoèdig heen. Hy "Was reeds buiten her voorplein van de Abtdy, toen men hem, op last van den Abt, te rugriep, om hem broöd, en onder den as'ch gebraadene appelen en aardappelen te geeven. Michel, die eene naauwgezette eerlykheid bezat, wilde deezen voor- taad volftrekt niet aanneemen. Myn Heer de Abt (zëide Michel ,) heeft my'gezegd, dat ik eerst om de twee dagen weder zou koomen; dus zal ikwagten tot overmorgen. In Weerwil van zyne tegenftand, (Topte inen hem de zakken vol appelen eri aardappelen, zo dat hy voor twee dagen genoeg had, en hy vertrok hier op, zeer voldaan over Zyne reis. Hy liep zo ras hy kon naar Jacqueline, en fprak haar aan met die zelfsvoldoening, welke een overwinnaar, by zyne te rugkomst, over zyne behaalde zcege gevoelt. Hy voldeed omfiandig aan alle haare vraagen. Zy was ten uitcrllen vergenoegd over al, wat hy haar berigte; doch dit liet niet na, dat zy hem èen weinig bekeef, dat hy verzuimd had, een byl in het Dorp van Bobec te koopen, om de takken aftehcuwen ; want ( zeide zy,) wy bezitten immers nog negen Jivres cn tien fuivers, ( dit was dè vrbgt van tien jaaren fpaarzaamheid) en wat wilt gy doch, dat wy met dit geld aanvangen? ,, Dat is waar, (zei Michel , cenigzints bedremmeld,) men „ kan  van het KASTEEL. gog V, «an ook niet op alles denken! Wy hadden even min op den winter gedagt ..... en die zal ,, doch koomen.5' Ja, dat is zo; maar van den winter gefpt ooken , wy zullen ons geld ook wel voor fchaapenvagten mogen hewaar'en. ■ ,, Dat mogen wy 'doch wel ; want wy moeten. ,, niets ontbreeken, wyl wy hier ons 'leven moe- i, tenflyten." ■ Kom, laaten wy vast aan H werk gaan. Wy kunnen doch wel eenige kleine takjes met ons mes affnyden. Dit gezegd hebbende, begaf Jacqueline zig naar het Bosch. Haar Man volgde haar, en zy toogen voorts druk aan den arbeid, dien zy onvermoeid Voortzetteden tot diep in den avond. De Man was, even min ais de Vrouw, noch werkzaam, noch fterk; ook waren zy meer dan veertien dagen beezig, eer zy het Hutje, dat inderdaad nog al hegt en fterk was, in gereedheid hadden; doch. *er haperde een groot gebrek j 't geen zy niet gewaar vvierden, voor dat het reeds byiia geheel af Was. Zy hadden Vergeeten, want (zo als Michel zeide , ) men kan niet op alles denken , dat zy in dit Hutje flaapen en huizen moesten, en dat het dtts op hunne hoogte moest zyn. Nd konden zy Ongelukkig 'er geen van beiden regt op in ftaan. Het is veel gemakkelyker, om in de laagte onder het bereik der armen te werken, dail boven het hoofd, wanneer men de armen mer alIe kragt moet uitrekken. Nu hadden zy, om zig S». deel, , V niet  $06 AVONDTYDKORT 1 NGEtï niet te zeer te verraoeijen, de gemakkelykfte wyj van werken verkoozen. Zo dat Michel en zyri Vrouw over het dak van hun hutje konden leunen, even gelyk men overeen onderdeur leunt. Jacqueline wierd dit gebrek in de bouworde het eerfte gewaar; en ichoon hun meesterftuk byna Voltooid was i gevoelde zy zig echter moeds genoeg, om dit voor een gedeelte af te breeken, en weder, van voren af aan, aan 't werk te. gaan. Maar Michel , die met een kleinrje te vrcedeiï was, wanneer hem bet groote moeite zou hebben moeten kosten, praatte haar dit uit het hoofd; eri zy lieten het hutje, dat vry wat naar een groot hondenhok zweemde, zo als het was. Wel, C zei Michel, ) wy kunien immers flegts in ons Hutje , om te rusten , te zitten , en ie gaan leggen , en niet om overend te ftaan , zo dat wy het immers dus wel kunnen laaten. Jacqueline vond, dat hy gelyk had; en, in weerwil van de misbouwnig, was hunne wooning zo goed, in hunne eenvou^ dige oogen, als het kostbaarst Paleis. De dag, wanneer zy 'ervoor de eerfte maal in fpysden , was een volmaakte Feestdag. Juist was Michel dien zelfden morgen naar de Abtdy geweest , en had van daar een goeden voorraad Aardappelen en versch Brood mede gebragt, en bovendien een pintje Melk , en eenige veriche Eijeren, welken hy in het Dorp gekogt had. De WMgd der Kinderen was niet te befchryven, op het  VAN HÉT KASTEEL. ) kunnen de Chirurgyns haar weder ziende. „ maaken? — Mooglyk ja, (antwoordde de. „ goede Vrouw, ) men heeft my zo gezegd." — Wel nu, dan zal ik haar mede neemen, als ik „ naar. Parys ga, en haar een Plaatsje naast my ,, in het rytuig opschikken. Op deeze. 5, woorden fchooten de traanen de goede Moeder in de oogen , en het gevolg der jonge, V, Pr'in-  VAN HET KASTEEL. 3&7 t, Princes gelaste haar, om den volgenden mori, gen op St. L * * * te komen." ,, Het jong Boerinnetje wierd, in gevolge den ,, goedaartigen inval van de jonge Princes , naar Parys by een voornaam Opérateur gezonden , die haar den geheelen Zomer en een gedeelte ,, van den Winter by zig hield. En toen de jon,, ge Princes deezen Zomer weder te St. L * ♦ * kwam, had zy het genoegen van het Boerin,, netje volkomen geneezen en weder ziende te vinden. Toen zy by haar ingeleid wierd, riep zy met eene allerlieffte verrukking van blydfchap uit: Hoe, lief meisje, zyt gy niet meer „ blind? ■ „ Neen, Mejuffer! (antwoordde ,, het Kind). Wel, zyt gy nu niet bly. ,, Ja zeeker; want nu zal ik myne Moeder kun,, nen helpen , en de kost leeren winnen. " ——■ En ook leezen, nietwaar? — ,, Dat kan ik niet; (antwoordde het Kind, eenigzints bcfchaamd. ) — ,, Maar gy zyt evenwel veel grootcr als ik , en ik „ kan wel leezen. — ,, Ja maar, Mejuffer! ik ben ,, twee jaar lang blind geweest." Ja, ,, dat is ook zo. ... . Maar nu- gy weder ziende ,, zyt, wilt gy immers wel leeren leezen? ■ ,, Ja, maar myn Moeder heeft geen Geld, om ,, my te laaten fchoolgaan. " — Arm kind! ... , ,, Kom, ik weet goed raad; ik zal u leeren lee- „ zen; is dat niet goed? Hierop begon „ het Kind te lachen; want zy dagt , dat het X 4 „ jon-  3-8 AVONDTYDKORTINGEK jonge Princesje met haar fpotte. Na,, wat zegt ge? Denkt gy, dat ik hef » niet 1f>een Als gy wilt, zal ik u alle dagen een les geeven, even zo als myne goede Gouvernante my heeft geleerd." —— Deeze fcheen haar voorneemen eenigzints te willen tegen gaan. — f, Hier hoort veel geduld toe, Me- juffer." Wel, dat zal ik wel hebben. ,, Ja maar, als het eens wac lang duurt, dan zal „ het u eindelyk verveelen. " Neen: dat zal het niet; dat verzeeker ik u, geloof my maar. Maar ik heb ook zo lang geen werk gehad; om te leeren leezen; dat gaat heel gemakkelyk ; heb ik met in vyftien lesfen fpelden cn leezen geleerd? — s, Dat is waar: ook leeren veele kinderen in diea zelfden korten tyd op de gemakkelyke wyze, als men u geleerd heeft (2). Maar zo Annet- » te (5) Het is volkomen zeeker, dat 'er eene gemakkelyke Leerwyze van Spelkonst uitgevonden is, waar door een naarftig en bevattelyk kind zeer glad en dtiidelyk kan leeren leezen , , in niet meer dan vyftien lesfen , en een minder bevattelyk kind in vier maanden; daar men integendeel, volgens de oude manier van onderwys, ten minften agttien maanden of twee jaaren noodig heeft. Het oud gebruik beftond, gelyk men weet, inde kinderen eerst ajle de. Letteren van h:t A, B, C, te lesten.  VAN HET KASTEEL. 329 », te nu eens wat moeijelyker van begrip, en niet ,, zeer leerzaam was , dan zou het wel drie ,, maan- ren , vervolgens de Sillaben , of Lettergreepen, dat is alle mogelyke famenvoegingen der losfe Letteren, twee aan twee , drie aan drie, vier aan vier, en zo voort. Daar wy nu in ons A, B, C, (te weeten het Fransch Alphabeth ,) twee-en - twintig letters hebben, is het getal dier famenvoegingen vervaarlyk grept; en wyl bovendien de fiamgevoegde uitfpraak der letteren, die met elkander eene fyllabe uitmaaken , veelal geene de minfte overeenkomst heeft met den byzonderen klank van elk deezer letteren zelve , is deeze Leerwyze doorgaans voor de kinderen zo moeijclyk , als yerveelend en langwylig. Die van den Heer Bert baud, daar en tegen , is zeer kort, om dat zy het onnoemelyke getal van famenvoegingen der letters in den gewoonen trant, ilegts tot het getal van agt - en-tagüg bepaalt. Hy heeft opgemerkt, dat alle de woorden der Franfche Taaie niet meer dan agt - en - tagtig faamgevoegde klanken vereisfehen ; zo dat, wanneer een kind eens deeze agt - en - tagti" onderfcheidene wyzen van faamgevoegde klanken weet, hy ook tevens volkomen leezen kan , zonder dar het juist de letteren zeiven , die ze uitmaaken, ftuk voor ftuk behoeft te kennen. Nu heeft hy een figuur of beeld by elk dier byzondere faamgevoegde klanken geplaatst, en dit beeld leert het kind gemakkelyk kennen , en enchoud de beteekenis, waardoor het dus gemakkelyk, glad en duidelyk in een zeer korten tyd kezen leerr. X 5 Dee-  33e AVONDTYDKOR. TINGEH maanden kunnen duuren." Blyven wy hier nog wel drie maanden? ,, Wel ja, Me- juffer." Au, dan heeft Jnnette nog tyd, en ik zal haar maar vast de eerfte les geeven. ——« Dit zeggende, liep de kleine Princes heen , en ging fchielyk haar Boek cn het Doosje Fiches haaien, waarna zy Annette voor haar fchoot „ deed zitten, en aan dit Boeren Meisje eene lan,, ge les gaf, die zy zo klaar en duidelyk, en ,, met zo veel vriendelyke zagtheid leerde, dat ,, het kind uit zig zelve verlof vroeg, om den volgenden dag weder te moogen komen; het geen de jonge Princes met veel vreugd toe- „ ftond. Annette was, zo als men reeds voorzien had, niet zeer vlug; zy begreep zeer . „ be- Deere korte wyze van fpelling kan hier niet wel klaarder uitgelegd worden , en men is dus genoodzaakt om die geene, welke hier over nog meer zouden begeerer* te weeten, tot het werk zelve te wyzen , 't welk voor Tytel voert: Quadrille des Evfants, ou Sy/leme Nouveau de. leblun. Het is des te zonderlinger, dat deeze ge- makkelyke Leerwyze nog niet algemeen in trein gebragt is, daar dezelve nu reeds meer dan 40 jaar bekend geweest, en haare voortreffelykheid door de ondervinding bevestigd is. Dan , dit is de kragt van oude gevvoontens , waaraan men veelal verknogt blyft r hoe zeer het verftand overtuigd zy, dat men aan nieu-> were inrigtingen de voorkeur te geevtn hebbe.  VAN HET K A S T E E. U 33X j, bezwaarlyk ; doch haare jonge onderwyster 9, wierd daardoor niet afgefchrikt , en met het voorbeeldigfre geduld, en den ftandvastigfleii vlyt, bragt zy haar eens begonnen werk tem s, einde. Het was een ailcrbevalligst fchildery, „ dit aartig geestig Princesje , met haare -kleine v vingertjes, eerst het woerd, cn daar na het ,, Beeld, 't welk het woord beteckende, te zien „ aanwyzen , zagtjes beftrsiTende, wanneer zy ,, haare jonge fchoolier befcralï"en moest , en o- verluid pryzende, wanneer zy het eenigzints 5, doen koude, door goede woorden haar geftaa,, dig bemoedigende, belooningen uitloovende; ,, in haare vorderingen eene eere Hellende, en 5, wanneer het kind wel las, rondom haar zien,, de, om de goedkeuring en verwondering der 5, toekykers waarteneemen. Het was een van ,, die klugtige en tevens aandoenlyke toneelen, ,, die te gelyk verwondering en liefde verwekken , ,, en het hart in eene zagte verrukking wegvoe- ,, ren. Eindelyk kon Annette voor het .„ einde van den Herfst reeds zo volmaakt goed leezen, als haare jonge lecrmccstercsfe zelve, ,, die haar eene meenigte ipeelgoed, boeken en een nieuw kleed gaf; terwyl zy, by het af,, fchcid neemen , toen zy weder naar Parys. vertrok, tot haar zeide:- nu, Nanette, toeko,, mende Zomer zal ik u- weer iets anders lee- s, ren." — ,, O, welk, een beminnclyk „ Prin-  332 AVOND TYDKORTINGEN „ Princesje is dit! (riep Pulcherie uit). „ Zyzal, als zy groot is, even zo achtenswaard ,, dig worden als haare Moeder. " r ün hier mede eindigde de Avondvertelling. Alvorens de Kinderen naar bed gingen , verzog, ten zy hunne Moeder verlof, om by den goeden Vader Renait den wynoogst te mogen bywoonen ; het geen hen gunstig werd toegedaan. Den volgenden morgen Honden zy vroeg op, om te zien * of de Mandemaaker, het geen hem reeds zedert veertien dagen was aanbefteld, wel bezorgd had. Om agt uur zond hy vier aartige diepe korfjes, die van grootte en breedte juist gefchikt waren voor de ligbaamsgefhlten van Cefar en zyne Zusters, als mede voor August, waar by vier manden met ooren en vier fchaaren, om de druiventrosfen te fnyden. Een uur na den middag, ging men te voet na den wyngaart van den goeden Benoit, Welke omtrent een half myl van het Kasteel gel leegen was. Men was overeengekomen, dat ons jong gezelfchap werklieden eerst twee uuren lang voor rekening van Benoit naarftig zoude doorWerken , dat men voorts met het arbeidsvolk zou fchaffen , en dat men verder de korven en de manden vullen, op eene karre zetten , cn naar bet Kasteel zou zenden. Deeze affpraak wierd ook ftiptelyk , in alle opzigteu , met zo veel genoegen als nauwkeurigheid gevolgd. En de goede Vader Benoit gaf het roemryk getuigenis, dat zyne eige-  ? A N HET K A S T E E 6. gene Kinderen niet naarftiger gewerkt hadden t dan die van het Kasteel; en nimmer wierd ooit een dag genoeglyker en vrolyker gefleeten. Tegen het vallen van den avond keerden de jonge lieden wel te vreeden naar het Kasteel te rug. Daar komende, zag Cefar, die vooruitging, en de eerfte van allen het voorplein van het Kasteel optrad, een Man te Paard, die door alle de huisbedienden omringd wierd , en eerst zo even fcheen aangekomen te zyn. Hy nadert met rasfe fchreeden, om te zien, wat zyn boodfehap was, en hoort een verward gejuich , en daar onder den naam van zyn Vader noemen. Hy vliegt hier op toe, men maakt hem plaats, en roept hem te gelyk toe 2 Myn Heer de Marquis is gekomen , en nog maar een half myl hier van daan. Cefar voelt zig zeiven nauwlyks van blydfehap, fnelt naar den Roode , en erkent den Kamerdienaar van zyn Vader , dien hy zonder bedenking om den hals vliegt, terwyl de vreugde traanen hem over de wangen rolden. Kort daarna trad Mevrouw de Clemire, nevens haare Dogters, insgelyks het voorplein op; de Moeder en de Kinderen omhelzen eikanderen van vreugd , eik van ben om het zeerst bewoogen. Men doet vervolgens den Courier duizend vraagen, roept als uit eenen adem byna gelykelyk om een rytuig t loopt den een na den ander naar den ftal, fpoort den Koetzier eu Postilion aan, om alle mogcly- ke  $34 AVOND TYD KORT I N G È N ke fpoed ie maaken , klimt reeds in de koets } Voor de Paarden 'er nog voor gefpannen zyn j en eindelyk rydt men cp een vollen draf weg. —■ Na verloop van een qaartier uurs , houdt het' rytuig ftil; men ftuift byna het Portier uit, en in een oogenblik zyn Moeder en Kinderen in dé armen van den teerstbeminden Egtgenoot , vart den tederlievendften Vader , die nu , op zyné beun, het hartroerend genoegen fmaakt, om, na een jaar afweezigheid , zig in de liefde armen Van zyn gelukkig huisgezin behouden weder té zien. Geduurende dén korten overtogt , konden dé Vader , de Moeder , en de Kinderen hunne vreugd niet dan door traanen en omhelzingen uiten ; de aandoening was te fterk , om niet fpraakeloos te zyn. De lugt was duister , en men had door den haast verzuimd, Fakkels mede te neemen \ zo dat men elkander niet onderfcheiden zien kon. Men verlangde dus brandend naar huis; en het oogenblik, dat men in de zaal te Champcery binnen trad, was eene nieuwe uitftorting van wederkeerige tederheid en vreugde betuigingen. De Marquis kon zyn Zoon ert zyne Dogters niet genoeg aanzien; hy vond heii groot geworden en wel opgegroeid ; maar welk Vader vindt zyne Kinderen, na een lang afweézen , niet verfraaid! Van den anderen kant vond men, dat de Marquis 'er zeer wel uit zag, en mm  VAN HET KASTEEL. 335 Sien merkte met groote blydfehap aan, dat de ongemakken van den Veldtogt geen nadeel aan zyne gezondheid gedaan hadden, en dat hy nog even frisch en fterk febeen te zyn. Dit gelukkig huisgezin bleef tot middernagt by een, en den volgenden morgen waren de Kinderen reeds met den dag wakker; want de vreugd , dat hun Vader thuis gekomen was, had hun den ganfehen nagt de flaap benoomen, en het verlangen, om hem weder te zien, dreef hen al vroeg ten bedde uit. Onder het onbyt, berigte hen de Marquis, dat zyne beezigheden zyn verblyf te Parys vorderden, en dat men Champcery binnen twee dagen ftoijd te verlaaten. Deeze tyding bedroefde de kleine Familie niet weinig; en de Marquis wist geen beter middel, om hen te troosten , dan door hen de aangenaame verzeekering te geeven, dat hy bclloten had, om voortaan alle jaar de zes Zomer maanden op Champcery te komen doorbrengen. Niet tegenftaande deeze toezegging , kon Cefar, nevens zyne Zusters, Bourgogne niet verlaaten , zonder traanen te ftorteu ; doch de droefheid van August overtrof de hunne, toen hy zyn Vader en Moeder, maar inzonderheid zyn lieve Broertje Colas , verlaaten moest. Eindelyk kwam het oogenblik, dat men vertrekken moest: elk was zeer neerflagtig, toen men afreed; doch onderweeg raakte men aan het praaten ; men ivierd opgeruimder; en, eer men te Parys aankwam ,  330" AV0NDTYDKORTINGEN kwam, had de gewoone vrolykheid reeds de plaats der droefheid ingenoomen. Toen men een weinig van de vermoeidheid der reis uitgerust was , bragt Mevrouw de Clemire haare Kinderen naar deLouvre, om hen de fchoone fchilderftukken, welke aldaar vertoond wierden , en die eene keurige verzameling van de fraaifte werken der Leeden van de Academie der Schilderkunst zedert de laatfte twee jaaren uitmaakten , te laaten zien. De Kinderen teekenden voor hunne jaaren reeds zeer voortrefl'elyk. Zy hadden kennis en fmaak; dus vonden zy een ongemeen vermaak in het befchouwen van de zaal der Louvre. Des avonds, toen men thuis gekomen was, praatte men van niets, dan van Schilderyen en Teekeningen. „ Mama, „ (vroegCaroline,) dieDame, welke die fchoo„ ne Schilderlltikken gemaakt heeft, die een elk b* 20 zeer bewonderde, is immers niet jong; „ want het is niet wel mogelyk, dat men, zo „ jong zynde , reeds zulk een groot Meester ** is?" » ■— Wel, hoe kunt gy my die „ vraag doen, Caroline ? Hebt gy dan haar Por„, trait, door haar zelf gereekend , niet gea zien?"— „ Ja, Mama, dat heb ik wel gezien; ,» maar ik heb gedagt, dat zy dit in vroeger tyd '* gekend had, toen zy nog jong was. Maar „ is zy waariyk nog zo jong en zo bevallig, als -., haar Portrait haar vertoont ? " Wan- „ neet  VAN HET KASTEEL. 33? "„ neer zy flegts middenmaatig tekende, dan be„ hoorden haare jonkheid, haare kunde , haare be„ valligheden, als mede haar goed gedrag, haar ,, te beveiligen voor de kwaadaartige berispingen van den nyd, en dan zouden hnare poogingen ,, door eene gunstige beöordeeling moeten aange- „ fpoord worden." „ O, welk een lof ,, verdient zy dan nu niet, daarzy, nog zo jong zynde, de kunst reeds tot zulk een hoogen top ,, voert!" —■ ,, Ook is het Publiek biiiyk, en wagt het oordcel niet af van anderen, die belang hebben om dus, en niet anders te oor,, deelen; en deeze eerfte kunstnares heeft deê,, zelfs verwondering en algeihfeene lof tot zig „ getrokken : ook hebt gy kunnen merken , boe' ,, een elk die op de zaal was, voor haare fchil,, derftukken bleef ftil ftaan, en in verwonde- ring opgetoogen wa6 , offchoon haare ftukken ., naast die der grootfte Meesters geplaatst wa■t ren." ,, Dit is waarfyk wel roemryk voor eene Vrouw!" Ja, dat is het .,. voorzeker ; maar ook tevens zeer gevaar* j5 lyk." Maar my dunkt, Mama, dat 5, de Mannen niet ligt wangunftig omtrent eene „ Vrouw kunnen zyn?" ■ Zy verwaar- „ digen ons nu en dan wel eens met die eer; ,, maar, wanneer zy daar toe komen , is het al,, toos met een fpyt en eene verbitterdheid, wel„ ke zy zig zeker omtrent een mededinger van ui. deel. Y hun  33? AVONDTYDKORTINGfiN ,, hunne eigene Sexe niet zouden verö jrlooven : zy verheelden zig eene uitfluitend* aanfpraak te hebben op al wat roem heet , en willen ons ,, wel vleien , ja zelfs zig door ons laaten beftuuren, maar gcenzins ons bewonderen; doch om weder tot Mevrouw le B *** te keeren : ,, wanneer zy flegts een talent bezat, dat bevalhg was, zonder juist eene kunstnaares, eene eerfte Meesteres te willen zyn, zou zy niet dan vleiery en loftuitingen verkreegen hebben; ,, maar nu werdt zy eene Schilderesfe, en haar „ fmaak valt juist om uitvoerige Hukken uit de ,, gefchiedenis te fchetzen; en niet een enkel Lid s, der Academie kan haar evenSaren, men moet „ bekennen dat dit ongehoord, vreemd en aan„ ftotelyk is." ,, Mati.*, (zei Cefar,) Mynheer de Abt heeft a my gezegd , dat de Journaalfchryvers een volledig verflag geeven van alle de fchildcrt, Hukken , die op de Zaal der Louvre vertoond ,i worden; ik geloof, dat zy die van Mevrouw ,, le B*** wel geroemd hebben." — ,, Neen, ,, dat zullen zy niet; zy zyn veel te voerzigtig \ veel te ftaatktmdig , om eene Vrouw te pry„ zen , die weezenlyk uitmunt : edelaartlg en „ meédoogend, zyn zy met deernis omtrent de „ wajsgunstigen aangedaan; en troosten öffpaa„ ren«dien, omtrent alles, wat hen moeiten kan „ verwekken. Het Piïblicq bewondert en roemt ,1 flegts  VAN HET KASTEEL. y, flegts uitmuntende verdienden en nuttige uitvindingen; zy in tegendeel ftaan de zwakken fteeds voor , en roemen die , welken roem ,, noodig hebben; waarlyk, gêen gering noch ,, min vermogend hulpmiddel om uit het duister , waarin zy anders begraaven zouden bly,, ven , te voorfchyn te komen: nu maakt deeze ,, foort van middenmaatige vernuften het meerdere gedeelte uit; en op deeze wyze maaken zy zig ,, eene menigte vrienden, en zy verkrygen een ,, onwederfpreekelyk recht op de erkentenis van ,, alle wangundige en laage bezwalkers van waa,, re verdienden; een uitgebreide en gevaarlyke ,, kring , wier haat zo werkzaam , als vergif- ,, tigend is."- ,, Zo dat de Journaalen dan ,, aan Mevrouw le B * ** geen recht doen ? " —,, Een enkel Journaal uitgezonderd, welk haare werken met biiiykheid en naar waarheid ges, oordeeld heeft; de overigen hebben daar van ,, gefproken op eene wyze, die elk onbevooroordeeld mensch,welke de geheime dryfveeren t, en de onwrikbaare grondbeginZelcn van deeze ,, doorkneede Staatkundige fchryveren niet ken,, nen, verbaasd heeft; aan den anderen kant, zyn de vyanden van Mevrouw le B ***, daar zy den roem, welke deeze Dame verkreegen heeft , niet ontkennen kunnen , verpligt geSSi worden, hunne toevlugt'te neemen tot de arm-» 5, hartige uitvlugt, dat die roem niet naar verY .i tt diens-  34» AVONDTYBKORT I NGEN ,, diensten is. " „ Maar Mama , zy kun-» neri dat wel zeggen ; maar wat kunnen zy doch bybrengen om het te bewyzen ? ' • 5, Zy zeggen, dat zy flegts in eene kleine clasfe ,, fchilderr." ,, Hoe! in eene kleine clas- ,, le, groote uitgewerkte ryke (lukken, lerens,, groette, en waar van het onderwerp uit de I- liaJa genomen is?" ,, Ja, of de gees- ,, tigfte verhevenlle zinfpeelingen , waarvan de ,, beelden fpreekend, en vol leeven zyn, en het onderwerp zo fyn en keurig, als natuurlyk uitgedagt is; en dit wordt eene kleine clasfe ge,, naatnd. Zy voegen daar by, om hunne kwaad,, aartige i'potterny bot te vieren , dat zy tot nog ,, toe niet anders dan Vrouwenbeelden gefchÜ- ,, derd heeft.'' • ,, Zo willen zy dan daar ,, mede aan het Publiek te kennen geeven , dat 5, 'er geene verhevene kunst vereischt wordt, ,, om een fraai Vrouwenbeeld te tekenen?" • ,, Juist zo; zy vergeeten, dat 1'Albane niet dan ,, Venus , de Liefde en de Bevalligheden gefchilderd heeft O); zy vergeeten even zeer s, de (r) FAlbafte werd te Bologne geboren; hy trouwde In tweede huwelyk eene zeer uitmuntende fchoone •Vrouw , welke hy tot model nam van alle zyne Vrouwenbeelden en Godinnen , die hy fchildcrde ; hy kreeg  VAN HET KASTEEL. S41 5, de fchoone Maagdenrei van eenen Raphaël , „ van Guido, van Carlo Maratte , enz. enz. „ op deeze wyze fnelt de laster zig zeiven in zyn oordeel voorby." ,, Ik zie met vermaak, Mama, (zei Pulcherie,) dat'er veele beroemde fchilderesfen zyn, ,s die een' naam en rang onder de grootfte Mees- „ ters verdienen?" ,, In Frankryk telt ,, men 'er vier , die leden van de Academie der „ Schilderkunst zyn , zender nog eene menigte, ,, anderen te rekenen, die verfcheidene fchilders, welke leden der Academie zyn , verre weg o,, vertreffen." — ,, Dat moet wel zyn, Mama:, ,, want ik heb verfcheidene kleine voddige fchil„ dei Rukjes gezien , onder anderen die , voor ,, welken gy het niet eens der moeite waardig „ keurdet, om een oogenblik (lil te «blyven ftaan j s, ik heb die flegts even in het voorby gaan gc- „ zien. kreeg by haar twaalf Kinderen, die allen 20 fchcon ea bevallig waren, dat hy hen insgelyks tot voorbeelden van zyne Bevalligheden en Minnegodjes nam ; cn die •weder tot origineelen geftrekt hebben, waar na Pousfin , Francois Fhmand , en FAlga'rdi, (deeze laatfta was een Beeldhouwer, ) voor hunne Cupidoos, de bevalligheden der kinderen ontleend hebben. 1 Albanc ftierf in den Jaaie 16Ó0, omtrent drie - en - tagtig jaar, oud.  34 2 AVO NDTYDKOR TINGEN zien, maar zy kwamen my voor, zeer ellen- „ dig gefchilderd te zyn. " . ,, Dat waren ,, zy inderdaad; en zy (laken niet weinig af op ,, eene zaal daar zulk eene fchoone verzameling van fchilderftukkcn is, en waar geen een liegt ftuk moest opgehangen en ten toon gefield ,, worden: de goede fmaak, even zeer als de ,, kiesheid , moest hen den toegang tot deeze ,, luisterryke zaal fluiten. Maar , om tot ons „ onderwerp, betreffende de beroemde Schilde„ resfen, wedertekeeren; onder de Vreemdelingen, die in deezen tak van kunst uitgemunt ,, hebben, bevindt zig onder anderen eene, vvel,, ke eenen grootën naam verworven heeft, en ,, Atigelim Eèuffm-dn genaamd is ; zy fchildert ,, insgelyks in het groote, en gy hebt eene menirte tekeningen , die haare fchihlerflukken nage,, bootst hebben, bewonderd. Ik weet niet, op ,, welk eene wyze de Journalisten van haar Land ,, haare werken beoordeeld hebben ; maar dit' „ weet ik wel, dat gantsch Europa haar eene uit- muntende bekwaamheid toekent." ,, Ma- >» ms> gy5 die zo zeer behaagen fchept om alles, „ wat tot roem uwer kunne kan ftrekken, opte„ zamelen, kent gy ook alle de naamen van al,, len , die in deeze fchoone kunst uitgemunt " *nekben? " J3i zo omtrent, op eenige „ weinigen na." „ O liefde Mama, noem „ dezelven eens op. Wy kennen reeds Jonnna Gaz-  van HET KASTEEL. 343 Gazzoni (j), ElizabethCirani, Maria, Doch,5 ter van Tinroret (/), en la Rofalba (>)•" — Ik zal u eene lyst geeven waar op de naa- men der voornaamfte Scbildercsfen ftaan zuls, len ; want ik zou een boekdeel kunnen vul» len, wanneer ik haar allen, en wat zy in dee- ,, zen «o 11 1 ui.' — ■ (s) Men vindt, van haar, inzonderheid te Romen,, verfcheidene zeer uitmuntende fchildeiftukken. (O Deeze Maria ftierf in den jaare 1590: men ziet \in haar te Parys, in het Koninglyk Paleis, een fchoon fchilderftuk, 't welk een*Man verbeeldt, die in het zwart gekleed is , en voor een tafel zit , waarop een open gefugen boek en eenige papieren liggen , nevens een Crucifix, een intkoker, en een ftaand Tafelhorloge. (v) La Rofaó.i Carriera was de kweekeling van den Ridder Dlamar.tino, en deed zulke fchoone vorderingen, dat zy haar Meester zeiven overtrof: zy verwierf een zo algemeenen roem , dat alle de Kweekfchoolen van Europa het zig tot een eere rekenden , om haar tot medelid te ontvangen; zy werd tot die der Schilderkunst van Parys gekooren in den jaare 1710, uit aanmerking van een overheerlyk ftuk , door haar gefchildcrd , 't ■welk eene der Zanggodinnen verbeeldde: zy beminde met drift de Zang- en Speelkonst, en fpeelde zelve overheerlyk op het Klavier ;. zy had in Duitsehland en in Frankryk gereisd ; haare talenten bragten haar een grootcn fchat op: zy ftierf in den jaare 1757 te Vecétié'n , omtrent vyf-en - tagtig jaat oud zynde. Y 4  344 AVO ND TYD KOR. TINGEN ,, zen fmaak fchoonst en voortreffelyktst gedaan j, hebben, wilde befchryven; en, zo haar ge,, tal dat der Mannen, welken in deezen tak uit,, gemunt hebben, niet evenaart, is het alleen ,, aan de verderffclyke uitwerkingen van het „ vooroordeel te wytcn, dat ons niet bekwaam oordeelt tot iets, waartoe een groote maate ,, van geest , (verftand en oordeel vereischt ,, wordt." Hoezo, Mama?" ,, Wan- ,, neer men zig al .eens verwaardigt, het geen ,, zeer zeldzaam is, om zig een weinig met onze ,, opvoeding intelaaten , dan bepaalt men zig ,, flegts, om ons eenige algemeene oppervlakkige kundigheden te geeven , en gevolglyk ,, meestal onvolledige of valfche denkbeelden van derzelver gronden. Een Schilder, die zy,, ne Dochter zyne kunst wil leeren, zal haar niet opleiden, om (lukken uit de Gefchiedenisfen te ,, fchilderenj genoeg, als zy wèl gelykend, en „ naar het leven, een Portrait , een lief Minia,, tuurtje, of we! eenige Bloemen kan fchüderen: ,, op deeze wyze dooft hy het eerfte vuur in ,, haar uit, beneemt haar den lust en moed om ,, verder te komen, bepaalt haare verbeelding, of leidt die van haare vlugheid af: zy zal ,, des Roozen tekenen; ja, maar ook niet dan •„ Roozen; terwyl zy mogelyk gefchiktheid be„ zat, om Helden te fchüderen: even zo zal #> ' M«?V»»i fhtdic, die eene Dochter heeft, „ wel-  VAN I-I F- T KASTEEL. S45 welke eenige gefchiktheid tot liet Dichten toont, dit natuurlyk talent, aankweeken; doch zyne eerfte betragring zal zyn , om baar bet vertrouwen op zig zelve , dat lust en moed ,, geeft , als ook de eerzugt, die eene leerling de zwaarigbeden te boven doet komen , eer by nog dezelven gewaar wordt, tebeneemen, door haar die foort van verzen voor te fchry5, ven, welken hy verkiest; even gelyk de trotfche Romeinen, welke, hunne magt cn den eerbied ,, van hét Volk voor de wetten misbruikende , niet s, dan buitenfpoorige wetten voorfchreeven, die ,, het vooroordeel als geheiligd befchouwde: zo zal hier de Leermeester zyne leergierige leer,, ling in een engen kring bepaalen; en, al bezat zy den geest van eenen Corneille of van ,, eenen Racine, zal hy tog niet ophouden van haar fteeds voortepreeken : maak toch niet ■„ dan Herdcrskouten, Veldzangen en Bladriga., len. Een vermaard Muziekmeester onthaalde ,, my, nu twee jaaren geleeden, op een Muziek. ,, fuik, 't welk door zyne Nicht werd uh e,, voerd, die zeer verrukkend de Piano Forto fpeelde : ik was waarlyk getroffen over de ,, kunst van deeze Juffer, maar inzonderheid o., ver de wys , waarop zy de Preludium fpeel., de, en ik hoorde met de uiterfte verbaazing, dat zy de eerfte regelen van het accompagne,, ment naauwlyks verftond: ik vroeg toen, hoe Y 5 » het  346" AVONDTYDKORTINGEN „ het mogelyk was, dat zy, met een zo goed „ gehoor, verzuimd had, de gronden der com„ politie te leeren? Ik heb het niet noodig geoordeeld , antwoordde de Oom , om haar ,, hoofd hiermede te breeken , en den tyd te „ laaten verkwisten : waar toe kan toch de Com„ pofitie eene Vrouw van nut zyn ? De meeste Mannen nu oordeelen op den zelfden trant, „ als deeze wyshoofd , over ons ; zy mogen „ dulden , dat wy het een of ander fpeeltuig „ behandelen, datwy fraai dansfen, ja, dat wy ., zelfs aangenaam praaten kunnen, en forawyl zo ,, goed redeneeren als zy; want dit zyn juist al ,, te wel door de proef beweezene zaaken , dan ,, dat zy die zouden durven ontkennen; echter „ betlaat 'er nog een talent, dat beide de Sexen ,, even zeer bezitten, en der Vrouwen zo eigen „ is , als den Mannen : dit betoverend taleut vereischt onwederfprcekelyk een leevendig en fterk gevoel , kragt van denken, en vuur „ van verbeelding; in één woord, alle die ei,, genfehapnen der ziel welken men ten onrech- te den Mannen alleen toekent." — En ,, welk is dan dit talent?" Dat v.in ,, overheerelyk en meesterlyk Bly- en Trenrfpe- „ len uittevceren." ,, Ja, d:t is zeker; ,, want men kan verfcheidene zeer uitmuntende ,, A&rices opnoemen." 5, Wanneer nu alle de overige bekwaamheden en talenten , e- „ ven  VAN HET KASTEEL. 347 S} ven als deeze , meer eene gaaf der gunftige natuur, dan wel de vrugten der opvoeding, ,, der kunst, en der beoefening waren, zou 'er ,, zeker een grooter mededingerfchap , in ftuk „ van roem , tusfchen de beide Kunnen plaats „ hebben." Eenige dagen na dit gefprek, vroeg Mevrouw de Clemire aan haare Kinderen, die de Galereiën van Luxembourg hadden weezen bezigtigen , of zy den Zondvloed van Pousfin met aan dag t befchouwd hadden (x): zy beleeden, dat zy daar gee- (x) Nicolaas Pousfin was van eene Adelyke Familie, en geboren in den jaare 1594. te Andeli , een klein Steedje, onder het gebied van Vexin, in Normandyen geleegen ; hy was een der grootfte Meesters van het Kweekfchool: de lust, om zig in zyne kunst verder te volmaaken , deed hem eene reis naai Romen onder* neemen; de Kardinaal de Richeliea lokte 'hem naar Parys : Lodewyk de XIII. lag hem eene jaarwedde toe , nevens den tytel van zyn eerften fchilder; maar de kwaadaartige- nyd der middenrnaarige Kunstenaars maakte hem zyn re.blyf aldaar zo onaangenaam , dat hy befloot om Frankryk te verlaaten, en naar Romen te rag te keeren, na dat hy voor den Koning een Plafond in eene der Koninglyke Zaaien gefchil.ierd bad, waarin hy den Tyd afmaalde* die de Waarheid van de dwingelandy van den Nyd verloste. Hy overleed in den jaare 1Ó65; men kent geen andere zyner Kweekeüngen , dan Gnaspre , zyn Schoonbroeder, die na hem den naam van Pousfin aannam.  34S AVONDTYDKORTINGEN geene byzondere acht cp hadden geflagen. - „ Dit verwondert my niet, (zeide Mevrouw de „ Clemire,) op uwe jaaren wordt men flegts „ door al wat febittert of behaagt, getroffen, „ ofwel door dat geene, 't welk de hartstogten „ wekt, zo als deernis, afgryzen, enz. maar„ het fyne, het verhe vene , het waarlyk groo„ te — ontfnapt u; doch mogelyk zal het my „ gelukken, u al praaiende dat geene, 't welk „ in dit verheeven Schildcriluk waarlyk fraai is, -*> te doen opmerken , het geen gy zonder deeze uitlegging en de noodige aanmerkingen ander„ zins by de biootc befchouwing nier zoudt gewaar worden : ook zullen verfcheidene foort„ gelyke gefprekken uwen fmaak kunnen vormen, uwer verbeelding geest, leeven en waar gevoel byzetten ; uwe denkbeelden verryken, en u een juist oordeel over het waare fchoon, „ leeren vellen. " —, ik herinper my „ nu we!, Mama, dat ik dit Schilderfluk van den Zondvloed gezien heb; maar ik wil u wel bekennen, dat ik daar zo veel fraais niet in heb „ kunnen vinden." — Gy hebt het wel eens „ zien regenen'?'" — „Ja, Mama, wel duizendmad." — Hebt gy clan welopgemerkt, „ boe dé bigt V uitzag? Hoe zwart, donker en loiidvervvig de Wulken waren? Wi Ik eene nevel- , agtige walm den dampkring v.n u'd- ? en > t:""r allo voorwerpen als met een vaalen kieur  VAN HET KASTEEL. 349 '„ kleur overtoog, de zeiven van al haar glans ,, beroofde, en het vei fchiet voor onsoog verduis- ,, terde, of wel geheel onttoog?" ,, Ik heb ,, niets van dit alles opgemerkt." — ,, Zo gy ,, een weinig acht gegeeven had op deeze onderfebeidene uitwerkingen van dei regen en eene ,, régenagtige lugt, zoud gy verbaasd geweest ,, zyn, over de ongemeene gelykheid, w.tar me.,, de -Pousfin den regen heeft weeten afcefchii,, deren; maar de grootfte verdiende van dit on,, nav dgbaar duk is in de ordonnantie geleegen: ,, del, voor een oogenblik , dat gy het niet ge,, zien had, en zeg my dan eens, wanneer gy ,, den Zondvloed moest fchilderen, welk denk,, beeld zou u dan het eerst voor den geest ko,, men?" — s, Dat van eene menigte ellendige ,, fchepfe's , die doir het water overdroomd ,, worden , eri op het punt zyn van te verdrin,, ken. " —— ,, Goud, dit is zekerlyk het na,, tuurlykde denkbeeld ; doch , hetzelve vol,, gende, zou het Schildcry niets dan een ver,, ward tooneel fchetzen, waardoor men meer ver,, bysterd en vermoeid dan getroffen wierd, en ,, gevolglyk een koud duk zyn: men zou dit ,, Schild.rfluk met even zo weinig aandoening ,, befchouwen , als waarmede de fchdderyën ,, van vehlflagen, waarin duizendenen menfchen omkomen , doorgaands befchouwd worden. Pousfin maakte insgelyks deeze aan- „ mer-  SdO avo ndtyd korting en merking : bovendien gevoelde by, dat, wan,, neer hy deeze ysfelyke omkeering treffend wilde affchflderen, hy dan juist het tydftip moest „ uitkippen , wanneer de ramp ten hoogden top „ geklommen was; en dit wasongetwyfeld, toert ,, byna het geheele menschdom door de golven verzwolgen was; hy ftelde zig dan dat oogen„ blik vonr, wanneer 'er flegts vyfleevendige zie„ len meer overig waren (31): welk een belangryk tafreel vormen deeze vyflaatfte, in doods,, nood zynde fchepfeleh! hoe vuuriglyk neemen wy deel in hunne ellende! ons hart is niet meer ,, verbeeld onder het geheel, onder eene ontally„ ke menigte; neen, ons oog vestigt zig alleen „ op die vyf wezens; ons hart gevoelt hunnen „ nooi allee,)! zy zyn niet in de Ark; zy zyn 011herrocpelyk ter dood verweezen,en moeten het lot ondergaan van die rampzaligen , welken ., zy kort te vooren voor hunne oogen met den *i d iod zagen worstelen , en eindelyk jaminerlyk omkomen — maar in welk eenen toeftand verbeeldt hy die ellendigcn ? hier zietmeneenc Moeder, die, alleenlyk voor haar teder wich„ tje bezorgd, fchoon zy reeds zelve verdrinkt, >> nog (y) Eigenlyk elf, wanneer men die, waarvan im» aïleenlyk het bovenfte gedeelte van het hoofd te zien is, irncderck'eot.  VAN HET KASTEEL. 3£t ït> nog eene laatfte vruchtlooze pooging doet, om „ dit onnoozel kind te behouden : daar is het ee- ne Egtgenoot, die zyne tedere Gade tragt te redden, daar geen redden meer voor hem o„ verfchiet: verder ziet men een Jongeling in ,, een fchuitje, gereed om zig voorover te wer- pen, en vrywillig in den vloed te begraaven ; ,, waarfchynelyk, om zig met het voorwerp, 't ,, welk hem dierbaarder dan zyn leven was , te 5, vereenigen: aan één der zyüen van dit fpree„ kend Schildery wordt men het treffendst en ys,, fclykst voorwerp gewaar; te weeten, een gc,, weldigen groote dikke flang , op den top van eene hooge rots ; hy fteèjst zyn trotfche kop „ dreigend in de hoogte, als wilde hy de onge„ lukkigen , die hy ziet, verllinden; men gruwt op zyn gezigt; het is of men zyn doodlyk ge„ blaas boort, en men ontdekt al rillende, dat ,, het de eerste verleider des meufchen, dat het ,, dc Duivel zeifis, die, daar hy reecis den val unzer eerste Voorouderen bewerkt heeft, zig ., kwaadaartig verheugt over de rampen , die hy weder op nieuw over het menfchelyk geflagt ,, gebragt heeft doch een weinig verder in ,, het verfchiet wordt de gruwelykheid van dit ys« felyk fchouwfpel door een draal van hoop ver„ zagt, en het oog , door het gezigt van alle deeze jammeren afgemat, kan zig weder verkwikken, ,, op het befc'uouweii der Ark, die men van ver- . „ n  552 AVONDTYDKORTINGETf „ re op liet bruifchend water ziet dryven , en waar „ men weder de Godlyke barmhartigheid, regt„ vaardigheid en wysheid moet bewonderen." — „ Nu moet ik. bekennen, Mama, dat ik de uiü„ muntendheid van dit fchoone ftuk volkomen be,, vat, en ik beloof u, in 't vervolg, oplettender ,, omtrent de uitwerkingen van den regen te zullen zyn ; en by de eerste gelegenheid , zal ik „ wel eens naar Luxëmfiöurg gaan, om dit over„ heeretyk Meesterftuk met meer naauwkeurig„ heids te befchouwen." „ Wy hebben nog een ander (luk gezien, (zei , Cefar,) waarvan wy al het fchoone wel de, gelyk opgemerkt hebben; het verbeeldde cle , geboorte van Lodewyk den XIH (s).. Men. heeft {z.) D;t flukis vanRufeblén's: deeze beroemde Kunstnaar werd te Keulen in den jaare 15-7 geboren, efi maakte doorzyne kunde en uitmuntende bekwaamheden 3en grootlten opgang; hy paarde, by zyne uirneemende talenten in dc Schilderkunst, ook eene groote Geleerdheid ; hy vevftond zeven taaien, en heeft verfcheidene geleerde Boeken in het Latyn gefchreevra , zo over de gronden en regelen van zyne kunst, als over de gewoonten en gebruiken der Ouden: hy werd in verfcheidene fiaatkundige onderhandelingen gebruikt, verkreeg roem , eer en groote goederen , waar na hy zyne dagen te Antwerpen eindigde , en in den jaare 16p overleed, omtrent drieenzestig jaaren oud: hy heeft  VAM HET KASTEEL. §53 „ heeft ons de dubbele uitdrukking, welke zig op bet gelaat van Maria de Medicis vertoont, doen ,, opmerken , en wy waren er van getroffen." —1 ,, De ordonnantie en de uitdrukking zyn de twee ,, voornaamfte punten, waarop een Schilder moet acht geeven, wyl zy beiden tot het hart en het ,, verftand fpreeken. lien Schilder, welk een ,, Kunstnaar hy ook anderzins hioge zyn, kan ,, zonder dat nimmer een man van imaak en ver,, nuft genoemd worden. Maar om tot het ftuk, ,, waarvan gy fpraakt, weder te keeren: dit hoofd Van Maria de Medicis is inderdaad een ,, ovcrheerlyk meesterftuk: ik heb deeze dubbele ,, uitdrukking van twee ftrydige hartstogten nooit zo treilend afgemaald gezien, dan nog eenmaal ,5 in een Beeldhouw-werk 't welk ik te Genua ,, zag, en het Meesterftuk van Puget was. Het ,!, verbeeldde de marteldood van St. Sebastiaan: ,, het gelaat van dien Heiligen tirukte te gelyk de heviglte fmert en de grootfte onderwerping aan den Godlyken wil uit." lk ge¬ loof, Mama, dat een goed Schiider noodzaa;,, kelyk veele kundigheden moet bezitten?" ■— ,, Voorzeker: het is één der'noodwendige vereischten van zyne kunst, de ontleedkunde te ,, verheeft verfcheidene Kwee! dingen gevormd, onder ander ren den beroemden van Dyck. 111. DEEL. &  354 AVONDTYDKOR.TINCÊM verftaan, als ook dc Meetkunde, om de afïfaffn den etz verfchieten wc! te plaatzen volgends dd ,» regelen der dóorzïgtkunde; hy moet eene vol4> lcdi'ge kennis hebben van de Oude en Heden,, daagfche Gefchiedenis, als ook van de Fabel« kunde; in één woord, zo hy niet te gelyk i, een Opmerker en een VVysgcer is; zo hy bet ii tnenfehelyk hart niet grondig kent , zal hy ., nooit groot, nooit een verheven Kurss-naar „ kunnen worden. " — „■ Nu verwonder ik my ïf niet meer, dat 'er zo weinig groote'Meesters „ in het Schilderen gevonden worden.''' - Wy hebben thans gee'n denkbeeld meer van het geen een mensch van genie en een we;k,, zanten Geest wofien kan. De a) >m heroent,, de RaptiaA Itierf in den ouderdom van flegts 37 jaaren; hy was te gelyk een kunibg Beeld* ,, Iv.uwer, één der grootlle Schilders, en een ,, uitmuntend Bouwmeester O). Michel An- ,, ge- » 4 \ . . ('«')• Mtfn ziet te Romen een Jonas van Raphaë'1, dat voor een Meesterftuk in die foort gehouden wordt. Men heeft 'er ook verfcheidene Paleizen, die naar zyne tekening gebouwd zyn. Hy werd te Urbino retoren , cn ftierf in 't jaar i5eo: zyn Lyk werd gedmirende drie dagen ten toorr geiegd in de grocte Zaal van het Vaticaan, onder het zo beroemde Schildery van dt terheerlHÜni van J. c. op den LergTubor, en werd voord *wr dc Graftonba in de Kgk van de Mir.iBi:$A,ft#,  VAN E E t KASTEEL. 3SS V* gelo was insgelyks een groot Schilder, en eert •, zo bekwaam Beeldbouwer als kundig Bouw,, meester (b). De verregaande zugt tot weelde en vermaak beneemt ons de lust tot arbeidv, zaamheid en oefening , en maakt ons onge•,, fchikt voor de afzondering, die tot beiden ee- ,, ne noodzaakelyke vereischte is." ,» Ik -„ geloof, dat de Schilders van onzen tyd niet al■,, leen geene Beeldhouwers noch Bouwkundigen tó zyn, maar dat zy ook doorgaands weinig lee„ zen , vermits zy over het algemeen niet dan bekende onderwerpen uitkiezen." ,, Dat „ is 'terwyl dit fchoon Schilderftuk vcoruitgediaagen werd, sis zynde de groo.fte roem en cerbewys, die men hem r,a zyn dood kon aandoen, en door Leo den X. als de fierlykfte praal van zyne lykftatic uitgekooten werd. (b ) Men leest in het Leven van Michel Angtlo, dat by het eerfte de nieuwe wyze van torfificatien uitgevonden helft, die in zyn tyd gediend hebben, om dl ftad Fierince, z.yne gehorte Stad, te verdedigen te-en de fanvallm der Vyandtn, die dezelve belegerd:» , en die daar door genoodzaakt werden het beleg optebrceken. Onder alle de frikken van deezen grooten Beeldhouw - kunstenaar vertoont men inzonderheid een, dat in fchoonheid, ware het mogelyk', boven de anderen uitmunt. Dit verbeeldt Motet met Je Jsccktn der Wet'onder dm arm. Dit Beeld is re Romen. De maalxr ftierf in de» jaare 1564, negentig jaaren •ud ï/nde. 2 2  S5' A70NDTYDK0R.TINC3N •,, is wel waar; want zy neemen niet alleen afgft,, «Wkte en te mecrmnnlen verbeelde Hukken; „ maar, dat nog flkoraer is, zy behandelen die ti zonder den minden geest of finaak." ; ,i Maar, Mama, hoe kunnen zy ook zulke afge,, zaagde onderwerpen op eene nieuwe wyze en met fmaak fchetzen?" „ Met een weinig geest, oordeel en fmaak is niets gemakljktr: *, ik zal 'er u twee leevendige voorbeelden van bybrengen. Gy hebt wel honderdmaal het treilend geval der Romeinfche Kinderliefde af- gebeefd gezien; nietwaar?" Wel.ja „ voorzeker!" — ,, Ook ziet men byna geen f, Kabinet van Schilderyen , waar dit Huk der „ Ki//L-r liefde niet gevonden wordt — welnu' ,, let eens op de befchryving van d^eze. Eene „ jonge Vrouw geeft de borst aan haaren ouden ,, Vader, die in de gevangenis zit, terwyl haar 5, Kindje, 't welk op den grond by haar ligt , ,, bitter om dat zelfde voedzel, 't welk door de „ natuur voor hem gefchikt was, fchreit: de johge Vrouw ziet haar zuigeling met een oog „ aan , waar in de Moederlyke liefde en deernis treffend uitblinkt (c% Ja Mama, zo , wordt het inderdaad een geheel nieuw ftuk, en ,, het (c) Men aietdiJ (hik in het Palcis Sfaia te Rcmcn. I7e vinding is fraai, doe hde uitvoeringmiddemvaiig, .  VAN HET KASTEEL. 35? 5, het is al evenwel het zelfde onderwerp." „ De Schilder heeft de Dogter hier als Moeder ,, verheeld ; dus maar ééne omftandigheid by ,, het-geval gevoegd, en juist deeze omftandig-s ,, heid maakt het geheele belang van het ander„ zins zo overbekend ftuk uit." — ,, Maar 'er „ zyn immers gevallen , waar men geene om„ ftaudigheden mag byvoegen?" — ,, Gewislyk; doch dan'vindt de genie weder andere „ middelen; zo als blykt uit het geval, dat ik nu zal bybrengen. Alle Schilders, wanneer n zy Judith afbeelden , vinden niets natuurly' ,, ker, dan eene Vrouw te verbeelden, die een, ,, krygshaftig voorkomen heeft, en waar van het fier en dreigend gelaat een oorlogzugtigen aart te kennen geeft: oudcrtusfen was Judith gee„ ne Krygsheldiu ; zy werd flegts moorddadig, om dat zy haar Vaderland verlosfen wilde, en zig verbeeldde daar toe door den Heer mei zelveu ingeblazen te zyn: dit is de histo,, rie, zo als die befchreeven is: nu zou het zeer mogelyk kunnen weezen, dat Judith de natuurlyke Vrouwlyke zagtaartigheid enfchroomvalligheid, haarer kunne eigen, bezeeten had, en dat zy echter, door vuurige liefde tot haar Vaderland en de verlosfing van het ganfche „ Joodfche Volk aangezet, en door eene boven, natuurlyke Godlyke ingeeving bezield, eene ,x daaa ondernomen had, waar van zy uit haar z a u m  538 AVONJ) ï f DKORT IN GEN aart hoogst afkeerig was : deeze foort va* Geestvervoering heeft meer dan eens diergely,, ke buitengevvoone uitwerkingen te weeg ge„ bragt; en dit is juist, het geen Paulus Vero-. „ nefe gevoeld, en 'in zyn uitmuntend fehilder„ ftuk onderfteld heeft, waar hy Judith afbeeldt „ als eene fchoone blonde, met een allerzagtst ,; wezen, fync trekken, tedere heldere blaauwe ,, oogen, een eenvoudig, open, goedaartig en-. 5> gelagtig gelaat , een fclwoomvallig en zedig „ voorkomen, houdende in de eene hand het bebloede hoofd van Holophernus, waar van zy „ de oogen met afgryzen afwendt: haare wee, zenstrekken duiden geene angstige wroegin,, gen, maar een gerust,, doch deernisvol gelaat „ aan — wanneer men haar befchouwt, dan ziet „ men ten duidelykften, hoe veel deeze op zig „ zelve wreede daad haar gekost heeft, en welk „ een geweid zy haaren natuurlyken zagten aars „ heeft moeten aandoen , om dezelve uittevocren! men kan dit beeld niet zien, zonder zelf i', getroffen, zonder zelf tot in de ziel ontroerd te zyn: eene zwarte Slavin houdt eene open „ *ak in de hand, en bcfchouwt met eene woes„ te nieuwsgierigheid dit bloedend hoofd , en „ fteekt dus op het fterktfte af by het zagte min?, nelyke beeld van Judith (d). bit voor. beeld Ld) mm OdwïYVm;j* weid teYeronaTin den jaa- te  VAN HET KASTEEL. 359 V, beeld moet u nu ten klaarften overtuigen, dat waare genie onuitputtelyk is in het uitvinden 9, van hulpmiddelen , en dat fmaak , oordeel en vinding altoos plaats kunnen hebben, zelfs by „, het behandelen der meest afgewerkte onderwer» „ pen." „ Zoudt gy ons, Mama, (zei Caroline,) ook #, eenige algemeeue grondregelen kunnen opgei„ ven, omtrent dat geene, 'twelk men het meest „ in acht moet neemen, om over de waare ver- diensten van een Schilderftuk met kennis te „ Vunnen oordeelen?" — „Ja, wanneer gy regt opmerkzaam zyt, om een regt kenner van ,, Schilderftukken te zyn, moet men voor eerst, -,, zo als wy reeds aangemerkt hebben, naauw acht geflagen hebben op de onderfcheidene uits, werkielen der natunr, op alle de ftoflyke • ,, voorre 1537 geboren: het fchoonfte zyner fdiilderftukkea is te Venetien in de Eetzaal van het Klooster van Sr. Joris; het verbeeldt de Bruiloft te Cana. Hy ftierf te Venetien in den jaare 15&8. Tot Leerlingen heeft hy zyne drie 7-oonen gehad; de oudfte, Karei genaamd, verwierf zig inzonderheid grooten roem: hy overleed, flegts vyf-en-twintig jaar oud zynde. Verona was insgelyks de wieg en bakermat van eenen anderen niet minder beroemden Schilder, Alexandre Veronefe genaamd, en hygenaamd lurchi of ÏQtb*tt* hy ftierf in den jaare rf7°- Z 4  %6ö AVO ND TYD KORTINGEN s, voorwerpen, die zy ten toon fpreidt: zo als.» by voorbeeld, de Boomen, wanneer zy in bet verfchiet gezien worden ; de Rivieren , de Lugt, „ het Onweder, het opgaan en ondergaan der, „ Zonne,enz.euz." —„ Zo dat, om een regt keni, ner te zyn, moet men buiten op het Laad ge-, „ leefd hebben?" _ Men zou zelfs gereisd, „ Bergen en Rotfen , Afgronden en Watervallen, en alle de grootfche toneelen, welke de natuur. s, niet in een kleinen omtrek bepaald heeft, moeten gezien hebben: maar dit alles is nog niet ge„ Uoeg: de kenner moet, even als de Schilder, „ eene grondige kennis van het menfehclykc hart ,, hebben, op dat hy met Verftand zeggen kan; ,, deeze of die omfl-andigheid- vereischt eene andere, uitdrukking, eene andere ordonnantie. — En eindelyk is het niet mogelyk, om een kennen te zyn, wanneer men niet veele Schilderyen, Tekeningen en Prenten gezien, en met elkans, deren vergeleeken heeft; en dan nog, wanneer; ,, deeze lief hebber zelf niet min of meer tekenen „ kan, zullen veele fraaiheden voor hem oni* merkbaar en gantseb cn al verlooren zyn." — „ Maar hoe is het mogelyk, Mama,'daar 'er zo „ veel vereischt wordt, om een goed kenner te zyn , dat 'er dan nog zo veele kenners gevonv den worden?" — „ Het is waar, dat 'er nim>, mer zulk eene menigte Liefhebbers, Kabinef „ verzamelaars en kenners van Schiidcrftuk^en » ge-  VAN HET KASTEEL. $&t, ,, gevonden werden, dan in den tegenwoordige* tyd: zelfs zyn al deJouraaal-fchryverskenners} ,, en, om ons dit toch wel te doen gelooven, bedienen zy zig van kunstwoorden, door fom,, mige Liefhebbers gebezigd, die zy zeiven niet ,, verdaan, die de meesten hunner Leezercu even min verdam, en die ook door groote kenners ,, en febiklers nimmer te vooren gebruikt zyu: althans dit is zeker, dat een zeer kundig man, die ryklyk tegen onze zo genaamde kenners ,, kan opweegen, en die een zeer uitmuntend ,, werk over de Schilderkunst gefchreeven heeft, ,, dezelve nimmer gebruikte." — ,, Wie is dan ,, toch die groote Man , Mama?"— ,, Mengs." — Hoe, die uitmuntende Schilder?" — Ja, ,, die Schilder, welke te Romen zelf bewonderd ,, werd, even gelyk in gantscb Europa: hy heeft over de grondregelen der Schilderkunst een zo ,, nuttig rds algemeen gtacht werk nagelaaten, het welk door kundiger, en onkundigen met ge,, lyke graagte geleezen wordt, en voor de eer,, den zo leerzaam, als voor de laatdcn ver- daanbaar gefchreeven is: men vindt daar geene ,, van die barbaat fche, geene van die belachelyke uitdrukkingen in (ej: voor het overige, be- ,, hoeft (e) De Ridder Anton ~\%aphaèl Mtttrs werd te Dresdcn geboren in den jaare 1728: zie hier de lolïpraak, Z 5 VA:  'Ct AVONDTYD KORTINGEN „ hoeft men geene vreemde woorden te gebrul.. ken, om nieuwe denkbeelden uittedrukken 5 " men traSt veel eer duidelyk te zyn, wyl men „ weet, dat men daar altoos by wint." „ Doch, om weder tot het onderwerp, waar „ van wy afgeweeken zyn, te rug te keeren, en „ u welke de beroemde MèttoU*, geeft Van de uitmuntende verdiet.sten van deezen ongemeen vermaarden Kunstnaar, wiens verhes gantsdi Europa thans betreurtHet Kern van alle de fchonheden , welke de Ou, „den over hunne Schilderftukken verfpreid hebben, „beeft de Heer Anton Raphaël Mengs, eerfte Schd„der der Hoven van Spanjen en Polen, byeen verzameld, in zyn nooit volprezen Meesterftuk: h¥ „was de eerfte Kunftnaar van zyne eeuw, en m0oe, „lyk wel van de volgende eeuwen: even als van de Phe„nix, kon men van hem zeggen, dat Raphaël uit zyne „asfche was herboren, om aan de gamfchc waeteïd •„de volmaaktheid der kunst te leeren, en die zelf zo „veel zulks mogelyk is, te bereiken. Het mangelde ' ,i aan Duitschland, der waereld eenen herfleller der „kunst te leveren, en den Duitichen RaphaëJ te Roemen zelf, de zetel der fehilderkonst, als dusdani» „erkend en bewonderd te zien. H,st. de ÏArt. Tom. ,. „Mv 3'2-" Deeze loffpraak wordt in de voorrede der vertaaürjg van zyn werk aangehaald ; welke fchoone vertaald aan Mevrouw le Brua opgedraagen is.  VAN HET KASTEEL. 3Ö3 u de regelen , om wél over Schüderdukken te ,, oordeelen, op te geeven , ondcrflcl ik , dat ,, een liefhebber alle de reeds genoemde kundig» ,, heden in een min of meer volledigeu graad ,, bezit: dan moet hy in een Schilderltük eerst ,, opletten, defoort, waar toe het behoort: do ,, gefchiedenis is de eerfte van allen (ƒ): on,, derdel dat de kenner een Schïlderfluk a ,, waarop eene gefchiedenis afgebeeld is , be,, fchouwt. —> Wagt. — Geeft my eens een ge- ,, fchikt onderwerp uit de Historie op." ■ Dit voordel maakte de Kinderen een weinig verleegen —— doch, na een kort oogenblik, gaf Caroline, Bias (gj, die. eenige jonge Slavinnetjes te Mesfina vrykoopt , tot een onderwerp op. ,, Zo; die dof voldoet my „ zeer, (zei Mevrouw Clemire,) dit is een zeer ,, belangryk onderwerp, en levert een treffend geval op; daar by vindt men 'er eene fchoone ,, tegendelüng van den achtbaaren ouderdom, en ,, de bevallige eenvoudige jeugd, als mede ver- ,, fchei- (ƒ) Men begrypt onder deez.e foorr alle de onder-" werpen, die uit dc Gefchiedenis en de Fabelkunde genomen worden , edele vindingen der vcrbceldingskragt, en zinnebeelden. (g) Bias, één der zeven Wyzen. Zie hier over Asf. s dl la Vei Ui, lom, X. p.ig. 281.   VAN HET KASTEEE. 8&g ■sj noegen."— ,, En tederheid; doch eene tederheid, met deftigheid gepaard, die niet ftrydt met die achtbaarheid, welke in het gelaat van een Wysgeer altoos moet doordraaien: wat ., doen nu de jonge Meisjes?" — ,, Zy kunnên hem omhelzen, wyl hy bejaard en boven- ,, dien een Wysgeer is." ,, Maar evenwel is ,, hy een Mansperfoon, en uwe jonge Meisjes ,, zyn zedig, en niet minder fchroomvallig, dan ,, dankbaar en gevoelig; want als dusdanig moet ,, gy haar verbeelden, zo gy wilt, dat zy bevallen zullen." —• ,, Ja, dat moeten zy vooral." — ,, Welke ouderdom onderdek gy, dat zy heb,, ben?" — ,, Zestien of zeventien jaar." —■ ,, Dat zal vry eenzelvig zyn, als zy allen den ,, zelfden ouderdom hebben? ik voor my .zon, ,, by voorbeeld, een Kind van agt jaar onderden ., hoop verkiezen, en dan weder een jong Meis,, je van agttien; een van twaalf, en de anderen ,, van veertien of vyftien jaar. Het jong Meisje ,, van agt jaar zou met de kinderlyke onnozelheid ,, den ouden Bias in den arm kunnen vallen, om ., hem te omhelzen: de oudde der jonge Dog., ters, die van agttien , als de fchrauderde, en ,, het gewigtder verpligting aan hunnen verlosfer ,, het beste.gevoelende, moest voor hem op de kniën liggen, om hem, daar zy zig beter dan haare jonge lotgenooten kan uitdrukken, haare M dankbaarheid te betuigen: zy zou zelfs haare ion-  367Ï AVONDTVDKORfINCEN *> Jonger Zuster van twaalf jaar met haar éênté arm omvatten kunnen , en tegen haar boezem ■„ drukkende, aldus aan haaren redder kunnen i, aanbieden, terwyl de overigen, eenige treeden ,, agterhaar, niet durven naderen, maar in eëne ,, dankbaare, bewoogene cn fchroomvallige houding, haare erkentenis door een welfprcekend „ ftilzwygen kunnen te kennen geeven." j, Maar waarom durven deezen niet naderen? „ Om dat 2y juist in die jaaren zyn , waaiïnmen ,, de befcbroomdheid niet overwinnen kan, al ,, voelt men zelfs , dat zy kwalyk geplaatst is."— Nubègryp ik het klaar, en vind, dat ons Schil,, dery maar heel lief is , Mama." — Dat is zo j B, maar 'er zyn twee perfoonen (de Zeeroovers, „ meen ik.) die geen deel aan het voornaamfte „ geval neeroen , en 'er zelfs niet na zien: dit is ,, een gebrek van vinding." ,, Wel, laaten „ wy hen weglaatcn." „ Zy Zyn tot het verftand van de Schildery noodig; zonder hen zou men niet weeten, wat het beduidde." Maar waarom zouden de Zeeroovers , terwyl zy „ hulpgeld telden, 'er niet naar kunnen zien?" — Niets moet, niets kan een Zeeroover aftrekken, » wanneer hy Geld telt." — Nu, dan moet «en onderftellen , dat zy reeds gedaan hebben j, met tellen, en het oogenblik waarneemen, dat „ dén van hun de beurs toeknoopt, en dat de an* 4> dere, opziende, het geen op den voorgrondge- a beurt  VAft HET KASTEEL. 3Ö> \\ beurt gewaar wordt, en zyn makker aaiiftoot* om het hem even eens te doen opmerken." —• ,, Welk eene houding wilt gy hem geeven, die e, den ander aanftoot ? " ■ ,, Eenvoudig die 5j van nieuwsgierigheid. " — Zeer wel. De t, Schildery is nu redelyk goed (/?)." — ,, O lieffte Mama, laaten wy alle dagen een Schillij derftuk opllellen; dan moesten wy beurtlingg ,, een onderwerp opgeeven : dat zou lief zyn."—■ Ik lta dit gaarne toe, wanneer gy my nu met ,, weinig woorden klaar en duidelyk kunt zeggen, waar men opletten moet, om over de verdien:- * ,, ten v.m een ftuk, ten opzigte van de vinding j, te kunnen oordeelen." ,, Dat is zeer ge- ti maklyk, Matna; want gy hebt het ons zo ,, even (ti) In eene Schildery, waar de beelden rdet fleg's oyhang'.cls 7.yn, 7.0 als in Landfchappen, enz. moet het diepe van her Schüdetftuk nooit het voornaamfle ïvi ; maar integendeel moeten de* beelden, welke op den voorgrond getekend zyn, het grootfte gedce'te van het doek beflaan, inzonderheid in die ftukken , waar veel beelden in te voorfcliyn komen. Men moet ook nog eene andere voornaame regel in het oog houden; te wecten, dat dc beelden van dot mUdengrcwi nooit zulk eene fterke uitdrukking moeten hebben, dart die van den voorgrond: de zelfde trapsgewyze vermindering moet ook plaats grypen omtrent die, wellrjj ia het diepe of verfchiet van hst ftuk gefchilderd iyfU  \ 36S AVlNDTYDKORTINGEr? », even uitgelegd.» — „ Nu> ,aat org fiefi| „ hooren." „ Voor eerst, moet het omler- „ werp by den eerden opflag Van het ooü erkend „ kunnen worden door eik, die het geval, 't „ welk het verbeeldt , kundig is: voorts moet ,4 njen agt geeven, of het belangryklte tydftip van „ bet gebeurde wel gekoozen is, gelyk ook de ,i plaats, waar het voorvalt; of de PerfcGncn, „ daar in voorkomende, de vereischte houding ,» en uitdrukking hebben, die aan hunne jaaren „ en omftandigheden voegden; of de gebrui„ ken, de kleeding enz. volgends hun land, zee„ den en tyden, waarin zy geleefd hebben, „ overeenkomstig zyn." _ „ Gy hebt alles, „ wat Jk u gezegd heb, volmaakt begree„ pen." — }> Zo dat wy dan nu alle avonden „ C«p Schüderftók zullen öpftellen, Mama?" — „Ja, dat beloof ik u; en in het voorjaar, „ wanneer wy weder buiten op Champcery zul' ' „ len zyn, zullen wy Vlaamfche Schilderlluk» ken, gelyk die van Tenniers (ƒ j van Gerav- dus (i) David Tenniers, bygenamd, de oude, om hem van zyn Zoon te onderfcheiden, werd te Antwerpen geboren m den jaare 1582, en was een Leerling van den grooten Rubbens : hy fcide zig voornaamlyk toe, om Laboratoriums der Scheikunde te fchilderen, als cok Hollandfthe Kermitvreugden; en zyn Zoou DiT-  van het kasteel. g6" Gy zyt nog wat te jong, (zei Mevrouwde ,, Clemire,) dan dat ik in alle opzigten aan uw ,, verzoek zou kunnen voldoen; maar ik heb een klein beknopt werkje ontworpen, het geen ik ,, tot ü lieder gebruik zal afmaaken , en dat ten ,, tytel zal voeren: Kort hejiek van Letterkunde, ,, gefchikt voor de Jeugd; dit zal ik u in handen ,, geeven , wanneer gy zestien jaar zyt, en daar- na j, en 10 voords: het uurwerk is in een beeld beflooten , 4, waar van de oogen, te gelyk met den flinger van het j, uurwerk , heen en weder gaan , en eene geduurig* afwiifeling van wit en zwart vertoonen : in de Slaap„zaal en Kleedkamer van den Prins ziet men allerleie foort van afzigtelyke gedierten, als Padden, Slan-; Ogen, Schorpioenen enz. , alle in gekleurd marmer uif.; „geheeld. De Standbeelden zyner Voorouders zyn in wit marmer uitgehouwen , en in kostbaare gewaaderi ,,van veelkleurig marmer uitgedorcht. enz. enz." Zié ftier over: Heize naar Steilten en het EiUnd Maltlia, door de» Heer Bry ione.  S82 AVÖNDTYDKOR.TINGEKT na zult gy de Dichtkunde van den Heere de Mafc\\ „ tnontel leezen, liet geen een zo nuttig als ach-l „ tenswaardig werk is, dat uw verftand verderif „ zal verlichten , en uwen fmaak vormen." II „ Hoe veel boekdeelen zal uw werk beflaan, Ma-.l „ ma?" — ,, Drie deelen, op het meest gere-J ■„ kend?" — Zal dat zeer vermaaklyk zyii „ om te leezen , Mama?" — Ik zal niets verzuimen, om hët vermaaklyke en het nuttige „ zo veel mogelyk zamen te paaren, en 'er eene ,, aangenaame verfcheidenheidin te mengen; want ;, ik ben te zeer overtuigd, dat men de Jeugd niet i, leert, wanneer men haar verveelt: ik zal my inzonderheid toeleggen , om u grondbeginfeh* „ te geeven, die uit de natuur zelve geput zyn; „ duidelyke, zuivere en juiste denkbeelden, ert i, eene algemeene gegronde kennis van de Frani, fchc , Ëngelfcbé , Italiaanfche en Spaanfchë Letterkunde." Terwyl zy deeze laatfle woorden fprak, reed de Koets het voorplein op ; men zettede zig terflond aan tafel; maar men was niet opgeruimd; elk klaagde van last in 't hoofd; men at reeds niet meer met die zelfde graagte , welke de maaltyden te Champcery zo aangenaam maakte: Cefar cn zyne Zusters waren lustloos; men zat te gaapen en te hangen , en men had geen den minsten fmaak om te eeten : de Kinderen betuigden uit éénen mond, dat zy geen zin zouden, hebben, örri  VAN HET KASTEEL. 3S3 bul zig dagelyks geduurende een uur drie vier in èene Loge optefluiten , en dat zy altoos de eenvoudige , aangenaame en gezonde vermaaken van het buitenleven , als daar is, het lee.zen, het wandelen, cn dan die allcraangenaamïtc gefprekken , verkiezen zouden , boven het Ichoonfte Schouwburg : wel is waar , mGn behoefde te Parys niet altoos opgeflooten te zyn; men wandelde daar ook; maar het was in deTuilleries, het Paleis Royal, en in de zogenaamde Elizeefche Velden : daar moest men in parade vcrfchynen, en eene zekere houding aauneemen; zö dat de Kinderen, de fchoone Bosfchen en Velden van Bourgogne, en de gulle ongedwongene vryheid van het Land daarby vergelykendé , dcvzelver gemis niet genoeg konden bejammeren: Cefar inzonderheid vittede op alles, wat hy zag; en vond niets naar zyn fmaak. ,, Welk een wolk van (lof! (riep hy gemelyk uit,) welk een drom ,, van menfehen, die my telkens op het lyf loo,, pen, en my verdringen! En die ganfche hoop is daar alleen om den tyd te dooden, om zig r, zeiven en my te vervcelen , en my te hinderen ., om , wanneer 't my lust, in de boomen te ,, klauteren, te loopen, en te fpringen , zo als 45 ik wil en dan, zie ecnS die groote kom, „ met droomig flil Hinkend water, is die wel te ,, vergelyken by de heldere Vischryke Vyvers *j "'•rau Faulin , waar wy zo menigmaal zulks fchoö-  3^4 AVONDTYD KORTINGEN fchoone Visfchen vangen? en dan, zhi „ men hier niet anders dan muuren of een lelyk „ onqatuurlyk tralie - en lat-werk, in plaats van „ die fchoone groene haagen , van Nooten- en i, Moerbeziën-boomen, die men byonsinBour„ gogne vindt: en zag men hier dan nog maar i, Bloemen en Planten! maar neen: nietsvandati „ Hoe is 't mogelyk, dat men, met den minden „ fmaak en gevoel voor het fchoone, zig te Parys kan opfluiten, en met zulke ndare Tuinen „ behelpen , als men buiten kan leeven, cn het ,, open Veld genieten ? " Mevrouw de Clemire hoorde deeze klagten, en fprak die geenzins tegen, om dat zy gegrond waren j mnar zy bragt haare Kinderen in de Kofringlyke Tuinen: deezen waren meer naar hunnen fmaak, Ieerzaamer en byna zo fraai als de Bosfclien van Champcery: de befpiegeling en waarneeming der onderfcheidene planten en vreemde' gewasfen maakte deeze wandeling voor hen veel aangenaamer, dan de voorige > zo dat zy zelfs geene andere verkoozen, zo lang de Herfst duurde: de Winter, die vast naderde, gaf den KinJecen nieuwe (lof tot misnoegden klagten: men «n»te hier de gladbevroozene Vyvers van Champcery, de ysvreugd, als ook de fltê- en gly. Partytjes, waarmede men zig buiten zo vermaakte, en b.ven dit alles was men nog verftooken *M de aangenaame ^WowW//^//; de D;i|s ^ ' Dans-  VAN HET KASTEEL. 385 Darispartyën waren hier voor eene flegtë vergoeding ; men genoot daar weinig vermaaks; men kwam doorgaans ziek of dood vermoeid t'huis. —• Caroline werd in de maand van January door eene hevige verkouwdheid aangetast, die zelfs zó langduurig en lastig weid , dat men genoodzaakt was, om haar des nagts van haare Zuster aftezonderen , als wier flaap door haar onophoudelyk hoesten telkens geftoord werd ; men gaf haar des eene andere kamer, en Pulcherie bleef in de haarë alleen. Na verloop van vyf of zes dagen , vernam Mëvroiiw de Clemire, dat Pulcherie , niet tegenftaande de felle koude, geen vuur in haare kamer begeerde, en dat zy zelfs, zedert dat haare Zuster niet meer by haar fliep, verboden had, oirt vuur aanteleggen : met reden verwonderd over' deeze byzonderheid, vroeg Mevrouw de Clemire aan haare bedienden , of zy de reden daar van niet wisten? Die, welken het opxigt over het hout aarrbevoolen was , zei: dat de jonge Juf er hem gelast had, om de drie takkenbos/en, welke hy gewoon was 'j morgens op het vuur te leggen, onder in een kas op haare kamer te brengen : hy had niets verder durven vraagen , vermits hy meende, dat dit een order van Mevrouw was: dë Gouvernante der béide Juffers was niet in het vertrek van Pulcherie geweest, en had al dien tyd Caroline, die nog vry onpasfelyk was, opgepast} 111. deel. Bb mid-  386 AVONDTYDltORTINGErj middelerwyl Pulcherie door een jong Boerinnetje * dat van Champcery mede gekomen was, bediend werd: dit Meisje, insgelyks ondervraagd zynde, wist niets anders te zeggen: „ dan dat de jonge a Juffer haar geklaagd had, dat de damp van het vuur haar naar het hoofd floeg, en pyn in 't „ hoofd verwekte , en dat zy nu eens wilde pro- beeren, om het zonder vuur te Hellen." ■ Deeze berigten ingewonnen hebbende, begaf Mevrouw de Clemire zig naar het aangeweezen vertrek, alwaar het hout, volgens bevel van Pulcherie , was nedergelegd : zy doorzogt de gantfche kas < doch vond 'er niets : toen ging zy naar de kamer van haare Dochter; het was 's morgens omtrent tien uuren, en vinnig koud; Pulcherie was bezig met vaarzen op te zeggen, en wandelde de kamer op en neder, om, zo zy zeide, eene gezonde beweeging te hebben, maar waarfchynelyk, om zig warm te houden: Genrude, het Boerinnetje van Champcery, zat in een hoek van het vertrek, en breidde: Pulcherie bloosde een weinig, toen zy haare Mama zag inkomen. „ Waarom hebt gy „ hier geen vuur, myu kind?" vroeg Mevrouw de Clemire, — ,, Mama, (antwoordde Pulche- „ rie, ) het is niet heel koud." .. Hieiöp ging Mevrouw de Clemire zitten, zond Gertrude voor eenige oogenblikken weg, en Pulcherie, die rry bedremmeld voor haar Hond, by de hand vattende, zeide zy: „ Nu, myn kind, nu weet  VAN HET KASTEEL. 3^7 5, ik, zult gy voor de vuist met my fpreeken." — Ik zal u alles openhartig zeggen, liefde Mama. — Maar mogelyk zult gy het reeds geraa- den hebben." ,, Ik gis wel zo iets , maar „ zeer verward." — ,, Gy zult alles weeten, ,, Mama: het is omtrent zeven of agt dagen ges, leeden , dat ik myne Gouvernante hoorde ver,, tellen, dat 'er eene arme Vrouw geweest was * ,, die hierby in de naaste draat woont, en dat zy haar een aelmoes gegeeven had: naderhand. ,, hoorde ik van haar, dat zy 'er eens aan huis ,, geweest was, om die arme Vrouw wat brood ,. te brengen: zy voegde 'er by, dat die onge,, lukkige niets hartlyker begeerde dan werk, om de kost te kunnen winnen; doch dat zy „ dat by niemand krygen kon ; en, het geen nog ,, ellendiger was , dat zy geen flukje hout had om te branden: myne Gouvernante verzeker„ de my, dat zy haar werk zou verfchaffen, eri „ ik dagt, als ik haar nu wat hout zend, dan heeft zy het noodwendigde : ik wilde 'er u „ toen liefst niet van fpreeken , liefde Mama; want ik had myn klein ontwerp reeds opge~ maakt: ik wist toen reeds, dat myne Zuster ,, in een ander vertrek zou flaapen, en ik dagf; ,, daar heb ik nu eene fchoone gelegenheid, om, ,, even als Sydonie, in dilre, builen iemands weeten , eene weldaad te doen: zelfs zal ik 'er> ,, myne Mama niets van zeggen : en, daar ik Pi b a ,5 weet j  1^3 AVONDTYDKOP.TIHGRN weet, dat de tyd alles openbaar maakt, zo zal ,, zy het tog eens, vroeg of Jaar, te weeten ko,, men; maar dan za! ik ten minden het niet uit,, gebragt hebben, en het zal Mama veel meer genoegen geeven, a's zy het buiten my ver- neemt: ondertusfchen zal de goede God, die in ,, 't verborgen ziet, myne daad weeten, my ze,, genen , en de arme Vrouw, zal zig kunnen ,, warmen, en geen gebrek meer lyden: zodat ik vast befloot, om 's morgens geen vuur aan rt te laaten leggen, en des myn hout uit te fpaa,, ren: dit beliep drie bosfen daags: ik belastte ,, dan den knegt, om dc drie iakkebosfen onder in de groote kas te leggen; het geen hy altoos » des avonds deed, om de moeite s'morgens uit« ,, tewinnenj maar nu was ik wel genoodzaakt, 5, om onze kleèrbevvaarfter Janneten, in het ge,, heim te neemen; zy maakte in het begin, wel y, is waar, eenige zwaarigheid, om iets buiten „ uw weeten te doen; doch ik verzekerde haar, „ dat gy dit niet kwalyk neemen, maar integen,, deel deeze daad zelve goedkeuren zoudt, ais die „ u eens ter poren mogt komen. Zy heeft my „ hieröp verklaard, dat zy het u niet uithaarzel,, ve zeggen zou; doch, wanneer gy het haar ,, vroegt, dat zy dan ook de waarheid niet ver„ zwygen kbo : meer begeerde ik niet van haar." — „ En nu verder? zy nam dan op zig, om die goede Vrouw bet hout dagelyks te bezorgen ?" —< ti Ja,  VAN HET KASTEEL. 3^9 f- Ja, Mama, alle morgen." —„ Maar hoe ging ,, het toch aan de deur? heeft mm haar alle morgen vry uitgelaaten, daar zy evenwel altoos geregeld drie takkenbosfen wegdroeg ? " ,, Ja, dat weet ik niet, Mama; zo ver, wil ik 9, wel bekennen, heb ik niet eens gedagt: maar nu Mama het zegt, verwondert het my insgegelyks, dat de Zwitzer aan de Poort niets gezegd heeft; want dat telkens wegbrengen van „ hout, altoos s'morgens vroeg, moet hem vreemd ,, zyn voorgekomen; doch hy moet haar toaar,, fchynelyk niets gevraagd hebben , want zy heeft ,, my niets daarvan gezegd." — 5, Daar moet 5, iets agterfteeken , *t geen wy nu niet raaden kunnen: maar, nu eens van u zelve gefprooken 5 ,, hebt gy niet fcbriklyk veel koude geleeden ?" —■ ,, Een we'migje, Mama, in de eerfte dagen; doch .,, ik dagt, de goede Vrouw en haare kleine onno„ zele kinderen zullen zig nu kunnen warmen ; want zy heeft zes naakte bloedjes, diebynaaan alles gebrek leeden , en haar man lag ziek: doch ,, zy hebben het nu wèl, zo als ik van Jeanneton „ gehoord heb." ,, Hoe, hebben zy het nu ,, wèl, en dat met drie takkebosfen daags?" —. „ Ja, Mama; Jeanneton heeft my gezegd, dat dit hen geheel opgekweekt heeft, en dat zy nu heel wél zyn: behalven het hout, 't welk ik „ haar dagetyks toefchikte, heb ik nog'aandekin„ deren twee doosjes met Suiker d'Orge gezonBb $ „ den,  39» AVOND TYD, KORTINGEN „ den , die Papa my van Fontainebleau had mede„ gebragt: doch ik wil Mama niets verbergen, „ en daarom wil ik Mama ook alles vertellen: ik ,, weet niet, hoe het zo kwam, dat Papa myeerSJ gisteren vroeg: Of ik niet gaarn wat zakgeld „ wilde hebben, om wat moois te koopen? In het eerst zei ik: neen, Papa , ik dank «: doch te gelyk viel my de goede arme Vrouw in de ge„ dagten, en het {peer my, het geld zo fehielyk 3S geweigerd te hebben: deeze gedagten deeden a, my bloozeu: Papa zag het, omhelsde my, en „ gaf my een (luk geld: (het was een Gouden Louis:) Papa noemde my op, wat ik al voor „ die Louis hebben kon: ik moet bekennen Ma„ ma, dat de last my bekroop, om 'erzes Francs „ aftehoaJeu, om lintjes en fpeldenkusfentjes te „ koopen: ik ging vol gepeinzen naar myne ka„ mer: eindelyk liet ik myn gouden Louis wisfelen: ik had toen vier kroonen: één ftak ik in myn zak en de andere gaf ik aan Jeanneton, om „ aan de arme Vrouw te brengen; 'er byvoegen,, de, dat ik haar den volgenden morgen zou uit„ zenden, om fpeldekusientjes , lintjes en zowat „ fnuistery voor my te koopen: zy ging heen, „ en toen zy weg was, haalde ik myn Kroon uit „ myn zak, en bekeek hem : doch dat ftuk weeg. de my op het hart: vermits ik in het eerst de ,, geheele Louis aan de arme Vrouw had willen W Q&**f ®m "« my nu, of dit geld my niet reg;-  VAN HET KASTEEL. 35>ï fi regtftreeks toekwam : ik liep gezwind naar de „ trap, om Jeanneton te rug te roepen, doch zy „ was al weg; en ik zag haar niet weder voor ,, den volgenden morgen; dien dag was ik reeds ,, vroeg wakker, en dagt aan defpeldenkusfentjes ,, en aan de arme Vrouw: onzeker wat ik doen ,, zou, of haar het afgehouden geld zenden, of ,, myne begeerte om daar iets voor te koopen, voldoen, was ik eenigzins verleegen: eindelyk ,, viel my in, dat die Louis het eerfte geld was , ,, 't welk ik ooit het myne had kunnen noemen, ,, en des wilde ik dit ook geheel tot eene liefde- daad belteeden: Jeanneton kwam hierop in my,, ne kamer, en ik verzogt haar, het geld en de ,, drie takkebosfen by de arme Vrouw te bren9> gen." — Pulcherie had naauwlyks uitgefprooken , toen een knegt in de kamer trad, en Mevrouw de Clemire een brief overreikte. — ,, Dee- ze brief houdt aan u, Pulcherie; het zal ze-. ,, kcr eene uitnoodiging op een Bal zyn." Dit zeggende, brak zy den brief open, en, tot groote verbaazing van Pulcherie, las zy daar in het volgende: mejuffer! Ontvang het loon uwer goedheid e:i meêdigende liefde voor ongelukhigen: kom , en zie door uwe eU g.ne oogen , in welk een gelukkigen flaat wy door u B b 4 ge-  3P2 avondtydkortingen gebragt zyn, en verneem te gelyk, uit welk eene etlende gy ons gered hebt: niets ontbreekt thans aax ons geluk, dan dat onze jonge liefdaadlge weldoenfter daar zelve getuige van zy, aan wie wy geen grooterblyk onzer dankbaarheid, en geen gefchikter. belooning haarer liefdadigheid kunnen geeven , dan dat zy het innerlyke zie van een huisgezin H welk zy zo gelukkig gemaakt heeft. * * * „ Ach, Mama, (riep Pulcherie in vervoering V uit,) zoudt gy wel zo goed willen zyn, van ,, my by die goede menfehen te brengen?" . v Ja , zeer gaarne; (antwoordde Mevrouw de „ Clemire,) en wel aanftonds: ik zal de Koets v voor laaten komen: kom, myn lief kind, gaan wy zonder vertoeven!" Meteen gafzy haare Dochter de hand, die haar vol blydfehap volgde: onder aan den trap vonden zy Mynheer de Clemire. — „ Waar gaat gy zo heen ? (vroeg „ hy: ) zo gy by geval van meening waart, om v uittcgaan, dan is juist myn koets voor, want „ ik ben zo even t'buis gekomen." — „ Ga met ons;" zei Mevrouw de Clemire — Zeer ,, gaarne;" hernam hy: en zonder iets verder te vraagen , hielp hy zyn Vrouw en Dogter in de 'koets, flapte 'er zelf in , en reed met hen weg. 1 P?_ ontroering van Pulcherie was niet te betchry-  VAN HET KASTEEL. yen ; inzonderheid nu haar Vader insgelyks ooggetuige zou zyn van het geene zy gedaan had; na vier of vyf minuten hield het rytuig (lil: zy traden af, gingen eene kleine plaats over, en Mynheer de Clemire zelf maakte eene deur open, waarna zy zig in een ruim vertrek bevonden, in, het midden van het welk een Zadelmaaker aan den • arbeid was, en een weinig verder eene Vrouw aan een tafeltje linnenwerk zat te naaien, terwyl haare zes kindertjes, waar van de oudfte flegts tien jaar was, rondom haar fpeelden: zo als Mynheer de Clemire binnen trad, flond het gantfche huisgezin op. — ,, Treed nader , Juffrouw le Blanc, (zei Mynheer de Clemire,) dit is Pulcherie l" — Op deeze woorden kwamen de beide goede lieden Man en Vrouw, met de grootfle achting, liefde en blydfehap naar Pulcherie , en de zes Kindertjes volgden het voorbeeld hunner Ouders. ,, O myne lieve Juffer, (riep de Vrouw uit,) wat ben ik blyde, dat ik u eens mag zien: hoe is ,, 't mogelyk; nog zo jong, en reeds zo goed,, hartig; zo teertjes, en evenwel koude te leiden ,, om ons van hout te voorzien ; en bovendien zuls, ke lekkere fuikertjes, en c'an nog zo veel geld , alles, wat gy geeven kondet, aan ons te zen,, den! Maar zie nu ook eens, lieve Juffer, hoe gelukkig gy ons allen gemaakt hebt! ,, Myn Man is thans volkomen herfleld, en zeM dert gisteren weder aan het werk gegaan; onBb 5 ze.  394 AVONDTYDKO RT INCEN „ ze fchulden zyn betaald; onze Kindertjes heb, „ ben kleêren aan 't lyf gekreegen; en wy zyn „ m flaat, om nu verder de kost voor hen te „ winnen: wy kennen nu geen gebrek meer; en 3> dat alles door u, door u alleen; gy zyt het „ middel van ons behoud, en de eenige oorzaak i, van ons geluk; want zonder u, zonder uwe „ goedheid voor ons, zouden wy nooit Mynheer „ uw Vader gekend hebben ! " „ Ach , lie- „ ve Papa! (riep Pulcherie verbaasd uit,) heeft „ Jeanneton my dan by u verklapt?" — Ja „ reeds met den eerden dag; (antwoordde Mya' „ heer de Clemire;) ik heb zelf meer dan eens in „ myne Koets het hout, dat gy die goede braave „ lieden zondt, medegenomen; maar ikhadjean* „ neton verbooden, om aan uwe Moeder te „ zeggen, dat ik dit wist, of 'er zelfs aan u iets „ van te laaten blyken; ik wilde u en uwe Moe„ der beiden eene aangenaame verrasfing befpaaS! ren." Deeze korte opheldering werd door de vriendelykfte omhelzingen van Moeder en Dochter be-intwoord; waar na men weder aan het praaten ging, en nog een half uur by die goede lieden vertoefde, wier geluk, nu zy hunne weldoeners in hun huis njogteq zien , ten hoogflai top geklommen was: zo ais men gereed ftond om heen te gaan, liep één der Meisjes het vertrek uit, en kwam kon daar na met een groot jpampeperbuis tc  VAN HET KASTEEL. rug, het welk de oudfte van haar Pulcherie aau-s bood; haar tevens biddende, dit gering gefchenk wel te willen aanneemen , waaraan zy allen, haare Moeder, Zuster en zy zelve, om het yverigst, en met zulk een goed hart gewerkt hadden: Pulcherie nam dit gulhartig gefchenk vriendelyk aan, maakte het papier open , en vond daar in allerleie aartige fpeldenkusfentjes: zy bloosde op dit gezigt , en zag haar Vader eenigzins befqhaamd aan. — ,, Ach, myn lieve Papa, (zeide zy,) s, ik was die reeds lang vergeeten ; maar nu ont,, vang ik dezelven met een dubbeld genoegen, ,, daar zy het eigen handenwerk van deeze braa- „ ve Vrouw en die lieve Kindertjes zyn! " 1 Dit zeggende, fchooten Pulcherie de traanen in de oogen, terwyl zy die lieve goedhartige Kinderen beurtelings omhelsde: doch, toen zy in het rytuig klom, en de vuurige zegeningen van dit gantfche huisgezin hoorde, toen kon zy, door overmaat van aandoening, haare traanen niet langer bedwingen. ,, Ach, wat beklaag ik on- ze arme goede Caroline ! (riep zy,te midden in ,, haare zagte gemoedsbcweeging, uit:) wat is het jammer, dat haare lastige verkoudheid haar beroofd heeft van het flreelend vermaak, 't „ welk ik thans geniet. —- Maar, Mama,'(verss volgde zy met drift,) nu ik my tog reeds. a3 gewend heb, om het zonder vuur te ft ellen % zjalt gy my ook wel vergunnen, om het houtr 't welk  39Ó" AVONDTYDKOR.TINCEN 5, 't welk ik daar door zal uitfpaaren, alle whu „ ters aan de noodlydenden te mogen fchen- s, ken?*' ,, Neen, dat zal ik niet; (ant- „ woordde Mevrouw de Clemire,) ik zou niet „ gaarne zien, dat gy u een verband oplaagt, waarvan de uitvoering u mogelyk op den duur „ zou lastig worden: ik heb u reeds te vooren gezegd, ciac de voorneemens , welke eene man,, lyke ftandvastigheid en moed vorderen, niet voor uwe jaaren gefchikt zyn : doch, zo gy ie„ der jaar u, agt dagenlang, van vuur onthouden „ wilt, om het aan een naodlydend huisgezin te „ geeven , wil ik dit gaarne toeflaan. " „ Nu , Mama , dit is eens voor al afgedaan; en „ ik wil my met groote blydfehap hier toe vcr- binden. Maar daar valt my iets in. „ Zou ik om dezelve reden ook de wyn, die ik ., over tafel drink niet even zo kunnen uitfpaaren?" — Wel, myn lieve kind, gy drinkt „ zo weinig wyn, dat het een geruimen tyd zou aanloopen, eer gy de waardy van een halve „ Flesch uitgefpaard had." „ Wanneer ik „ eens zo oud ben als Mama, hoe veel wyn zou „ ik dan wel in agt dagen drinken kunnen?" — Omtrent vier Flcsfchen ; althans niet meer. " — „ Al was hei flegts drie Fles fchen , Mama, zo zou hit tog eene groote verk wikking zyn voor een arm, oud, of ziek mensch! " — ,, Onv gètwyileld ; drie Fksl'chen lekkere verflerkende x, wya  VAN HET KASTEEL. 39? -t, wyn zouden voor zulk een mensch een zo heil,i zaam, als dierbaar gefchenk weezen." — „ Zo ,, men flegts alle maand zig geduurende agt da- gen van wyn fpeende, zou men zelfs des te ge„ zonder zyn." — „ En die fpeening zon niet ., moeielyk vallen." — Op deeze wyze kan „ men, zonder zeer ryk te zyn, echter nog vee- le aalmoesfen aan den armen geeven? niet waar ,, Mama?" — ,, Gewis 1 op deeze wyze kan men, zonder merkelyke uitgaaven, in het be„ loop van een jaar', oneindig veele armen goed „ doen; wanneer men zig flegts van tyd tot tyd „ eenige kleine beroovingen wil getroosten, of liever zig van eenige overtolligheden fpeenen: „ daar by verfchaft men zig, door deeze kort„ flondige beroovingen een zeer leevendig ver„ maak. By voorbeeld : gy fpeendet u zelve, ,, van zeven uuren 's morgens tot een uur 's „ middags , van vuur ; doch wanneer die tyd ook voorby was , en gy in de zaal beneden ,, kwaamt, dan ben ik verzekerd, dat het gé„ zigt van een goed vuur u ecu vermaak deed ge- voelen, 't welk gy zonder de voorgaande vry,, willige berooving niet gekend zoudt hebben." — „ O Mama, zo is het juist geweest; het gezigt ., van een goed vuur was in flaat, om my het o„ verige van den dag vrolyk te maaken, en ik ., voelde de warmte met duizendmaal meer gc„ uoegen, dun als ik my den gebeden morgen „op  39§ AVONDf YDKÖIÏ.TINGEN op myne kamer gewarmd had." ,, Öttè ,, ziet gy uit dit uw eigen voorbeeld, dat zelfs de graad onzer zinlyke genoegens door de uitoefening der weldaadigheid nog vergroot „ wordt. En nu fpreeken wy nog geen „ woord van het zo fchaars gekend, en echter al„ les overtreffend zielsvermaak, 't welk het oni, feilbaar gevolg, en de zekere belooning eener „ weldaad is." „ Hoe is het toch moge- 3, lyk, Mama, dat 'er menfchen kunnen gevonden worden, die voor dit gevoel niet vatbaar „ zyn?" Hoogmoed en zugt tot weelde ,, verdooven menige goede neiging, en bederven ,, menig rechtfchapen hart; doch echter moet i, ik by deeze gelegenheid aanmerken, dat de s, deugd van liefdaadigheid over het algemeen meer geoefend wordt , dan andere deugden , vvyl men in de Hof-plaats zelve, waar weelde en pragt , ten top gevoerd , zo veele deugden „ verfmooren of geheel uitdoofden, echter ver,, feheidene treffende voorbeelden van liefdaadigü heid en mededoogen aantreft, die deeze eeuw ,, ter eere, en de volgende eeuwen ter navolging kunnen ftrekken: het getal der geheime liefdei, giften, aan onze Geestlyken te Parys ter uit* „ deeling toegezonden, bedraagt eene onnoeme3, lykc fora: ontelbaare ongelukkigeö, meest al handwerkslieden die om fchuld gevangen zitten , », zyn hunne vryheid en het geluk van hunne U Vrou-  VAN HET KASTÉÉL. 3j»? , Vrouwen, en om brood fchreiende Kinderen , weder te mogen zien, aan onbekende liefdaadi- „ gen verfchüldigd : de liefdaadigheid heeft allerwegen Genootfchappen en Maatfchappyen op',, gerigt: zy heeft te Parys en in derzelver ora,, trek allerleie foorten van nuttige en pryswaardi,, ge Stigtingen gevestigd: hier uit kunt gy zelve oord.-elen , hoe eigenaartig deeze deugd aart een gevoelig menfchlyk hart is, daar zy nog ,, zo luisterryk uitblinkt op die plaats zelve * ,, waar zy door eene ontallyke menigte kunstbehoeften, en kinderagtige verfpillingen, welke eene zo dwaaze als kwalyk geplaatfte hoog5, moed als noodwendigheden in de tegenwoordi,, ge levenswyze doet voorkomen, nog zo zeer verdrongen en gell-remd wordt. " Mevrouw de Clemire brak hier dit onderhoud af, vermits zy naar haare oudfie Dogter Caroline wilde gaan zien: zy ftond op, en begaf zig nevens Pulcherie naar Carolina's kamer: zy befpeurde weldra , dat de hoest veel fcherper en aanhoudender was dan te voren. Caroline bekende, dat xv een klein weinigje rozynen gegeeten had, niet denkende, dat dit haar fchaaden en de-hoest vermeerderen zau, naardien zy over het algemeen zeer gezond zyn : hier uit nam Mevrouw de Clemire gelegenheid, om haare Kinderen te doen opmerken, hoe noodzaakelyk het is, om de eigen* fchappen van het voedzel 't welk wy gebruiken , tc  4«o AVONDTYDKORTINGEN te leeren kennen (/>); eene kennis, die, gepaard met eene maatige leevenswyze, onze gezondheid vestigen, ons voor veelerbande kwaaien bevryden, en ons leeven waarfchynlyk verlengen moet. Zo (/>) Te vvecten , al wat verhittend, verfrisfeherd, Scherp, prikkelend, verzagtend of zalvend is; alle de ftyzen , die ligt of zwaar zyn om te verteeren, en zo voort: men' moest ook tevens de Kinderen reeds vroeg haar geitel leeren kennen, of zy galagtig of wel bloedryk, of zy zwak van borst, of wel aandoenlyk van zenuwen zyn; cn welke foort van vocdzel het is, die bun geftel meest dienstig , of hoogst fchadelyk kan weezen; verder, welk een Diset zy in verfcheidene kleine ongefteldheden moeten in acht neemen; die, in den beginne verzuimd, veelal van zeer nadeelige gevolgen zyn: zo als daar is, pyn in de keel, buikloop zondef koorts, verkoudheid, ongefteldheid in de maag, zenuwziekten , hartkloppingen, gebrek aan uitwaasferfring: men zou hier by kunnen voegen de beste en kor.lte wyze, om hoofdwonden, verftuitingen, en ligtc kwetzunren te geneezen , en zo voorts: de Kruid - en Plant-kunde zouden hen verder de naamec en eigenschappen der heilzaamfie kruideryen leeren , als ook de kunstbenaamingen, die men in de Geneeskundige boeken daar aan geeft: ik heb Kinderen ontmoet, die niet boven tien jaaren oud waren , en dit alles wisten : men begeert juist niet, dat zy daarom Geneeskundigen of ArtKni worden, maar men wil flegts, dat zy voegclyk een Ata  V A 17 HET KASTEEL» 4öt 7,0 dra Caroline zo verre herfteld was, dat zy weder zonder gevaar kon uitgaan „-bragt Mevrouw de Clemire baar, nevens Pulcherie en Cefar, naar de Opera: men fpeelde juist een nieuw ftuk, het geen Arts ontbeeren kunnen, in die foorten van ligte'-kwaalen, v/elke door eenen zorgvuldigen Diuet of eenvoudige huismiddeltjes gemaklyk te herftellen zyn : wanneer alle jonge lieden, by hunne intreede in de grooté waereld , deeze geringe doch nuttige kundigheden bezaten , zouden zy meestal bevryd blyven van eene menigte kwaaien , die flegts door verwaarloozing of onkunde verergerd worden, en zy zouden lang eene volkomene gezondheid en die frisheid van kleur behouden , welke zy nu veelal vóór den ouderdom van dertig jaar verliezen: het is niet wel mogelyk, hen Geneeskundige Werken te laaten leezen, om dat zy doorgaans te droog, te wydloopig, en met te veel kunstwoorden doorfpekt zyn ; maar ik wenschte, dat men voor hen een kort, bondig, zaaklyk en klaar uittrekzel maakte , uit de werken van den kundigen Heere Tisfot, uit de Verhandeling over de Planten en Kruiden van Chomü, als mede uit het Geneeskundig Woordenboek, in vier Declen; een alleruitmuntendst en hoogst nuttig we.k , naar het eenpaarig getuigenis van meestgeachte Gencesheeren : ik zou ook als hoogst noodzaakelyk aan alle Ouders aanraadèn , orh hunne Kinderen insgelyks reeds vroeg teonderrigten vail al het geene betrekking heeft tot het Schoonhouden def tanden en derzclver bewaaring. III. DEEL, CC  ACJ AV0NDTYDK0RT1NGEM geen Mevrouw cle Clemire zeer beviel, en haare Kinderen grootlyks vermaakte: toen zy den volgenden dag hunne leeröèfeningen verrigt hadden , kwamen zy beneden in de zaal by hunne Mama, om het gewoone uur van den avondmaaltyd aftewagten; er was gezelfchap; men fprak over de Opera, die daags te vooren gefpeeld was. — ,, Hoe is ,, het mogelyk, (zei een klein manneke, 't welk ,, zeer luid fprak,) hoe is het mogelyk, Me,, vrouw, dat deeze Muziek u bevallen heeft ?" — Dat heeft zy echter ten hoogden, Mynheer," antwoordde- Mevrouw de Clemire. — Maar gy wsart nogthans voorheen eene liefhebder van de Muziek van Gluck." — ,, En daar ik de ,, Muziek niet vergeeten ben, en die deeds nog ,, even derk bemin , ben ik nog eene liefhebder van de Muziek van Gluck." — ,, Indien dat ,, zo is, dan kan de nieuwe Opera u niet beval- „ len hebben." ,, En waarom niet?" ,, Om dat het'niet wel mogelyk is, twee zulke „ ftrydige foorten van Muziek, als. die van dee,, ze Opera en die van Gluck is , met genoegen ,, te kunnen hooren." — ,, Ik ben overtuigd, ,, dat men het goed en'het kwaad met te gelyk be,, minnen kan; dat men een wys-man en een gek „ niet even zeer achten kan; maar ik geloof nog,, thans , dat men uitmuntende verdienden in twee verfchillende foorten van ddnc en dezelfde kunst kan hoogfehatten: hierom acht ik Corneille en „ Ra-  VAN 1ÏET KASTÈSL. 4CJ Racine even zeer, fchoon niet weinig verfchi^* 5, len'd ven eikanderen in foort; en even eens ge* ,, voel ik omtrent Gluck en Pkcini." — Weet ,, gy wel, wat het gevolg van deeze onpartydig,, heid zal zyn ? dat uwe goedkeuring by geene der beide partyen van waarde zal weezen." — \ ,, Dat kan zyn; maar ik zal het genoegen heb- ben van hen beiden te bewonderen, cn ik ver- kies de verdiende van billyk te zyn boven dc ,, eer van, door de eene of andere Party der beide groote Meesters in hunne foort, gevleid ,, of gezogt tc zyn." — Maar zeg my toch in oprëgtbeid, hoe kunt gy inderdaad finaak heb» ,, ben in de Orphcus , de Iphigenia, de Alcestes, ,, de Armida! — zulk eene barbaarfche en erbar,, melyke Muziek ! — zulk eene rampzalige..." Op dit oogenblik kwam 'er nieuw bezoek by Mevrouw de Clemire, waardoor het gefprek eene andere wending nam , en het klein manneke zig van de gelegenheid verftooken zag om aan zyn lust tot twisten en harrewarren te voldoen ; waardoor hy zig welhaast verveelde en eindelyk zeer te onvre len vertrok. Toen de Kinderen zig alleen met hunne Moederbevonden, zei Caroline: ,, Maar, Mama, Wat ,, hebt gy dien Heer, die van avond zó verhaast en misnoegd vertrok, booi gemaakt!" 1 Meent gy Mynheer de Volny? die, welke-zulk ., een afkeer tegen de Muziek van Gluck deed Ccj „ bly-  4©4 A V0«ND T YD KOR T I N GEN ,, blyken?" ,, Ja, dezelfde, Mama." —* Wel nu, hebt gy hem bezadigd, befcheideneu ,, redeiyiï gevonden?" ■— ,, Verre van daar? hy voelde een toon, die. . ." Ja, hy ,, was moeieiyk."— ,,Gy hebt hem echter niets ,, onaangenaams gezegd , Mama." ,, 'Neen , ,, dat heb ik niet; maar dat is juist de dwaasbeid , die den geest van partyfehap altoos be* zield beeft, eri altoos bezielen zal: bedenkt toch ,, fteeds , myne Kinderen , dat men nimmer bil,, lyk, opregt, en redelyk kan zyn , dan wan- ,, neer men volmaakt onpartjdig blyft." « Wat praatte hy toch, M3ma, vau erbarme-_ ,, hk en br.rbaarsch? wat wilde hy daarmede zeg- ,, gen? ik heb dat niet verdaan." ,, ïly zelf ,, ook niet, myn kind; hy praat van hetgeen ,, hy niet weet; hy verftaat de Muziek niet." —' ,, Niet! cn hy redeneert'er zo beflisfend over!"— ,, Ja, dat is thans dc mode : menfehen , die naauwi, lyks de maat van eene Aria zouden kunnen }, liaan; die in een preludium een valsch nccoord ,: vau een disfonant niet onderfcheiden kunnen, ,-, redeneeren thans met veel geleerdheid over de' ,, cornpofrie, en zullen zelfs werken uitgceven, ,, om re betoogen, dat Piccini geene bekwaam* -heid bezit, en dat Gluck een wangedrogt in de Muziek is." ,, Maar kan men wel een ,, kenner zyn, ais men zelf geene Muziek ver„ Haat?"— „ Dat is volftrekt onmogelyk."—- „ Wy  VAN HET KASTEEL. 4P? j, Wy hebben reeds voorbeen opgemerkt, dat met ,, een-natuurlyken goeden kiefchen fmaak, eene langduurige oefening, na zelfs gereis.1, en o,, veral met de grootile naauwkeurighcid de beste „ verzamelingen van fchoone Schilderftukken waar,, genomen , en met de corfpronglyke natuur vergeleekeh te hebben ;) dat, met dit alles , een liefhebber, wanneer hy zelf niet tekenen noch fchilderen kan , nooit zulk een volkomen kenner zal zyn , als een fchilder zelf, die de ,, fraaie en zwakke plaatfen van een ftuk aanftonds met hefcerfte opflagziet: en echter is de Schilder- en Teken-kunst niet anders, dan „ eene navolging van de natuur, welke het origineel is: zy fchetst flegts voor het oog die ,, dingen, welke in wezenlykheid beftaan ; ook ,, heeft zy verfcheidene fraaiheden, die voor het ,, oog van kenners en van onkundigen even zigt,, baar enbehaagelyk zyn: de fynheden der kunst zyn alleen voor de laatflen verlooren; maar zy ,, kunnen nogthans de treflendfte deelen eener volmaakte navolging der natuur duidelyk be„ vatten: doch het is met de Muziek geheel aii9, ders geleegen : daar zal dc Componist de zo„ genaamde Declamatie van zyn fluk wel uit de „ natuur ontkenen; maar die navolging der nas, tuur is te fyn , te keurig, te afgetrokken, om over het algemeen zo. gevoeld te worden, als „ zy zigtbaar is in een Schilderftuk: daar by zou. Cc 3 een  4SÖ avöndtydkor tikgen „ een Muziekfluk iets treffends kunnen hebben, „ en echter niet goed zyn, by voorbeeld, wan„ neer zekere grondregels van de Compofitie niet in „ acht genomen zyn; en 'er is niemand dan een ,, Componist, die deeze misdagen kan voelen: „ ik geloof wel , dat die geenen , welken een ,, goed gehoor, een fyu gevoel , een keurigen ,, fmaak , en een zeer aandoenlyk zcnuwgeftel hebben, over het algemeen met vrywatgronds over de gelukkige uitwerking van een Muziekftuk kunnen oordeelen , zonder dat zy juist daarom de Muziek zelve verdaan; zy zyn genoeg in (bat, om den aart van het ftuk, dat zy hooren , te beöordeelen ; om , by voor„ beeld, te weeten, of het welluidend, ftree„ lend, zagt, tredend, of verheeven, dan wel „ of het verward, gemeen, langwylig en zonder bevalligheid is; -maar het is voor hen onmogelyk, de Schoonheden of de gebreken van de „ Compofitie te beöordeelen ; zy verdaan niets van ,, de harmonie of ovarcenftemming, en des weeten zy ook niets van het accompagnement: ik voor my houd (taande , dat iemand, (en dee" ze proefis geraaklyk te neemen,) dat iemand, die de Muziek niet volgens de gronden der ., Generaale Bas geleerd heeft, dat is te zeggen die de cyffers niet gemnklyk voor de vuist ., weg fpeelt; die zelfs van zyne jeugd af de cyf„. ferkuust in de Muziek niet geöeffend heeft, de „ Ma-  VAN HET KASTEEL. 4°7 5, Muziek ook nooit grondig kennen , en met juist;, heid beöordeelen kan : laat men voor zo iemand een preludium lpeelen ; laat men , na eene opvolging van harmonieufe toonen , 'er „ eenige valfche accoorden onder mengen , en het • „ zal niet misfen, voor het minst als die geen , welke fpeelt, eenigen roem heeft, of onzczo„ genaamde kenner, die met zo veel wysheid over de Muziek oordeelde, zal met even groote verrukking , aandoening en verbaazing deeze „ jammerlyke wangeluiden , die bet oor van een „ kenner zouden knersfen , aanhooren, en met ' , de keurigfte loftuitingen ververen: en wat wint N „ men 'er toch by, met geleerd te willen fchy„ nen in die zaaken, waarvan men niets weet, " en te beöordeelen het geen men niet verfhal ? niets; volft-rekt niets dan fchande: men kan " geen mensch van oordeel iets wysmaaken; men '', fpreekt dwaas , men oordeelt zonder kennis of fmaak; en het flot is dat men by de onkundi,, gen voor een waanwyzen, cn by de kenners " voor een dwaas gehouden wordt; men verveelt den een, men walgt den ander, en men wordt van beiden even zeer veracht en gefehuwd." "Eenige dagen na dit gefprek, trad Cefar op een morgen in het vertrek van zyn' Vader: hy hield een papier in de hand. — „ Papa, (zeide hy, ) „ ik moet u eenige vragen doen omtrent iets, dat my vreemd en ongerymd voorkomt : ik Cc 4 »* heb  4°8 avondtydkortingen ,,' heb daarto Journaal van Parys." — Wel „ nu?" — „ Wel nu, Papa; Mynheer de Abt. geeft my dit altoos te leezen, wanneer hy daar s, eene Loflyke daad in vindt."— „Wel zo; dan: „ m et gy 'er al dikwyls in leezen, want 'er gaat byna geen dag om, dat 'er niet met groote Lettersin flaat: loflyke daad en." .. . ,, Ja, dat is juist het geen my verdriet." „ Waarom toch ! " „ Om dat dit opfchrift ,, my eene zeer edele daad doet verwagten, en ' meest altoos word ik in die verwagting te leu.r ,, gefield; wyl dit Journaal niet beantwoordt aag „ zyne belofte. Zie zelf eens, Papa, hier onder het woord .loflyke daaden." — ,, Dit is eene lange historie." —- ,, Ja, Papa; ,, zy beflaat,dc helft van het Journaal: wilt gy, dat ik u het geval eens in korte woorden verss baale?" n Zeer gaarne." SJ He.t is dus: eene arme handwerkfler zat, meteen „ Hoof met vuur onder zig, te werken , en viel „ in flaap : na verloop van eenigen tyd kwam men 5, in haar vertrek, en men vond haar bynadood;„ haare kleederen waren geheel verbrand, en zy „ zelve had genoegzaam geene menfehlyke gedaan- „ te meer: de Wagt kwam toefchieten zy ,, en alle de omdanders hadden zeer veel deernis ,, met den jammerlyken toeftand deczer ellendige ,, Vrouw, en bragten haar zo veel mogelyk hulp \\ toe: ee» Chirurgyn vroeg om een. weinig „ olie a  VAN tl ET KASTEEL. AC.J ,, olie, en één der Nagtwagten ging die haaien , ,, waar mede de Chirurgyn haare wondert ver,, bond, en waarna deeze ongelukkige naar het Gasthuis gebragt werd, werwaards de Lieden van de Wagt haar heen droegen." ■— Wel ,, nu; en de Loflyke daad? waar blyft die?" — Ik heb ze u reeds verteld , Papa ; dat is de ,, Olie , die een der Nagt wagt s was gaan haq- ,, „ Daar Papa,, is het blad; lees „ het zelf (?)." „ Gy hebt gelyk; het is „ juist zo als gy het verhaald hebt, en niets meer: men moet het inderdaad met eigene oo- ,, gen zien, om het te gelooven. " ,, Men ,, zou waarlyk wel wreed èn ontmenscht hebben ,, moeten zyn , om deeze ongelukkige Vrouw ,, niet alle mogelyke hnlp te bewyzen; en ik heb ., het ten uiterften aanflootelyk gevonden , dat ,, men zo veel ophefs durfde maaken van eene zo natuurlyke zaak, en eene loflyke daad noemen iets, het geen dc eenvoudige pligt van mensch- licvendheid ons gebiedt. " ,, Gy hebt ,, gelyk: hy , die zig reeds als grootmoedig bebebouwt, wanneer hy niet meer dan zyn pligt doet, zal het daar by laaten berusten cn ges, wislyk nooit een hoogen trap van deugd bereiken; en zo alle menfehen, even als deeze „ Jour¬ ee) Journal de paris, Non. 350. Saturdag 6. DecetQbe. 1783. Cc 5  AIO AVONDTYDKORTINGEN Journaal - fchryvers, overeen ftemden, om als „ 'Loflyke daaden optetekcnen , het geen niet ,, als dan enkele menschlievendheid is, zouden ,, dc Loflyke daaden zelve welhaast uit de wae,, reld verbannen zyn." Zo als de Manjuis deeze woorden zeide, trad Mevrouw de Clemire nevens haar» Dochters de kamer in; meu zettede zig aan 't ontbyt; waarna men ui! ging , om een Kabinet van Natuurlyke Historie en Schilderyen te gaan zien; eene uitfpanning, die Mevrouw de Clemire haare Kinderen doorgaans tweemaal 's weeks vergunde: om dit vermaak eene aangenaame afwisfeling te geeven , ging men ook nu en dan de onderfcheidene Manufactuuren of wel fraaie Hukken van Bouwkunde bezigtigen: „ Zo gy eens de Stad zult moeten bewoonen , (zei Mevrouw de „ Clemire tot haare Kinderen,) en de zelfver- veeling wilt ontwyken , geeft u dan nimmer „ aan. eene onmaatige verftroojing over, die u. „ hart niet voldoen, en uw verftand zelf geene „ aangenaame bezigheid kan verfchaffen: laat u „ nimmer door den beuzelagtigen fmaak eener in „ zig zelve kinderagtige en verachtelyke praatm zugt wegvoeren; behoudt altoos die tedere be„ zorgdheidenmededogendheid, diegy thans voor 3, uwe ongelukkige medemenfehen gevoelt , en „ brengt u fteeds, in het volste genot van den „ overvloed, met de tederfte aandoening te bin- >5 nen3  VAN HET KASTEEL'. "fft nen, dat 'er ellendigen zyn, die van gebrek vergaan , en die door eene kleine hulp , in ,, tyds gebooden, aan den dood ontrukt zouden ,-, worden : gy hebt nu reeds een klaar denkbeeld, „ en een leevendig gevoel, van het geluk, 'tgeen op u in hunne ellendige wooningen wagt: gaat, en fpoort dat op; reikt hen fteeds eene ,, behulpzaame, eene Jiefderyke hand toe: toont „ hen , door uwe weldaadigheid, het beeld van uwen Maaker , en fmaakt het edel , het hcmelsch genoegen, van de kreet der wanhoop ,, met die der vreugde en der dankbaare erkentenis tev doen verwisfelen ; de traanen der hulp,, looze Weduwen, der ouderlooze Weezen op„ tedroogen, en de Godheid zelve in eene haa„ rer edelfte eigenfehappen nateftreeven : laat ff ,, eindelyk, in eene plaats, waar kunst en vin„ ding, gefcherpt en aangefpoord door naaryver ■„ en eerzugt, dagelyks zo veele nieuwe uitvindingen, meesterftukken en kunstgewrogten, ,, onder duizenderleie verfcheidene vormen , her„ voortbrengen, uw geest zig ook geïhdig met nieuwe kundigheden verryken; bemintdekuns„ ten en weetenfehappen, als de rykfle bronnen van waar genoegen voor uw verftand; daar de ., onkunde van duizende belangryke zaaken ver,, ftooken blyft, waarvan zy dc wa,arde, en des ,, het gemis', nimmer kent, maar waarvan zy 5, het ftreeleud genot ook nimmer fmaakt; doch „ laa-  AVONDTVDKORTINCEN VAN *T KASTEEL. laaten deeze op zig zelve pryslyke oefeningen uwen fmaak voor het eenvoudig, het gelukkig buitenleven niet uitdooven ; dat uw gevoelig ,, wèigevormd hart u fteeds de verrukkelyke A5, vondtydkortingen van het Kasteel te binnen bren„ ge , en de onfcliuldige vermaaken van de onopge,, fmukte Natuur, die gy daar in alle haare zuiverheid en bekoorelykheid hebt mogen genieten, nimmer doe vergeeten. " Einde van het derde DeeL AAN-  AANHANGSEL. Beroemde Schilderes/en. IC? J&ene Franfche Damë, Eltfabeth Sophie Chèron genaamd, muntte even zeer uit in de Schilderkunst, als in de Dichtkunst en de Muziek; zy fpeelde op verfcheidene Inflrumcntcn ; zyverftond het Latyn, het Spaansch , en het Italiaansch : zy portraiteerde onvergelykelyk fraai; doch altoos op een gcestigen cn zinne'oeeldigen trant: zy heeft verfcheidene fchoone gefchiedkundige Schilderftukken vervaardigd: in dén en het zelfde jaar werd zy, als Dichteresfe, in de Academie vanRicovatri en van Padua, en als Schilderesfe, in de Koninglyke Academie van Schilder-cn Beeldhouwkunde te Parys, tot medelid aangenomen: in den ouderdom van 60 jaaren trouwde zy met haaren boezemvriend, den Ingenieur Hay, die even zo oud  *H AANHANGSE L. oud was : drie jaaren daarna overleed zy, in dei? jaare 17; 1 Qa ). Cdtherine Duchemin, de Vrouw van Girardon, een Beeldhouwer; Geneviere de Boulogne, en haare Zuster, Magdelaine de Boulogne, zyn mede drie Franfche Vrouwen welken zeer in de Schilderkunst hebben uitgemunt. — Laat ons nu tot de vreemden overgaan. Anna dl Ilofa, bygenaamd Annella de 'Masfina, naar den naam van haaren Leermeester: zy heelt verfcheidene. fraaie Gefchiedkundige Hukken gefchilderd (Z>). So¬ it) Elifalah Sophie Citéren heeft verfcheidene KweekeKn;;en gevormd ; onder anderen haare twee Nigten , Mcjoffers de la Creix , welken beiden veele talenten bezaten : de meestgeachte ftukken van Mejuffer Chéron 7yn.- 1. Een Vlug naar Egypten , met een zeer fchoon Landgezigt; alwaar men de Heilige Maagd flapende op den E»e] ziet, terwyl de Engelen het Kindjefus bewaaren. 2. CasfanJra, eenen Geest ondervraagende ovor het noodbi van Treyen. 3. Eene Boodfchap aan Maria. 4. Jifus CJ.ristus in het Graf. 5. Een Heilige Thomas Aquinas. . Mejuffer Chéron heeft ook verfcheidene zeer aangenaame Dichtftnkken nagelaatcn , onder anderen een kleen Stukje, dat ten tytel voert: de omeftorte Ken/en; waarin rnen zo veel fpce'irg van geesten rykheid van kunst, als ongedwongenheid van uitdrukking ontmoet, (6) Anna di Rofa kwam in haar 36de jaar ellendig cm  AANHANGSEL. 4*5 &phonhbe Angosciola Lomellim , uit een Adelyk geflagt te Cremöna afkomftig, heeft een groeten roem verworven, die haar regtmaatïg toekwam : Philips II, Koning van Spanjen , noodigde haar te Madrid: hy overlaadde haar met gunstbev/yzen, en huwde haar zeer voordeelig uit: naderhand Weduwe geworden zynde, trouwde zy in tweede huwelyk met Orazio Lomellini, uit één der voornaamftc Adelykc Geflagten van de Republyk Genua: zy leerde in eigene perfoon de gronden van haare kunst aan haare drie Zusters, Europe, Anne en Lucie , welken allen uitfteekend Schilderden : Sophonhbe bereikte eenen hoogen ouderdom, en overleed in den jaare 1620. Lavinia FoMatta, en Antonia Pineiii, van Boulogne , verdienen insgelyks op den lyst der beroemde Schilderesfen geplaatst te worden. Maria Eiena Panzachia, te Boulogne geboren , in den jaare 166'i , Schilderde overheerelyk fchoone Landfchapjes. Lucia CasfaHna, geboren in den jaare 1677, fchilderde Portraiten en fraaie Stukken uit de Gefchiedenis: zy trouwde met Fe/ici Torelii, één der eerfte Schilders van zyn tyd. Ca- het leven , als een flagtoffer van minnenyd : zy werd door Augustin Beltrano , haar Man , die ongegronde vermoedens tegen haare eer had opgevat, op het bed, door eenige dolkfteeken, vermoord.  4*5" aanhangsel; Catharina Tavahoti, eene Leerling van Alexan* drer Vamrari, verdient insgelyks eene plaats onder de beroeuidfle Schiideresfen van Venetien. De Zuster van Varotafi, C/ara genaamd, Portra'teerde zeer fyn en treirend. Barbara Burini, in den jaare 1700 geboren j bezat alleen zo veele bekwaamheden, als alle de In vengenoeniden zatnen. De Vlaam'fche en Hoïfandfcbe Kwcekfchoolcn bebben insgelyks zeer beroemde Schiideresfen voo'rdgcbragt. — Wy hebben boven , in ons Werk zelf, reeds van de alom vermaarde Sybiile Merian gewag gemaakt. Eene andere niet minder beroemde Schilderesfe fRöhtte even zeer uit door eene zonderlinge zaHfei: voeging van kundigheden en bekwaamheid ; l aar naam is %'ttnu IVasfer, geboren te Zurich; zy beminde de Letteroefeningen; maakte zeer gwde vaerfen; doch zy muntte inzonderheid uit ia de Miniatuurirukken: zy üierf in den jaare tjlii omtrent vier -en -dertig jaaren oud. Sb jufier Verat , geboren te Antwerpen, in ifi&O, ver'ftond het Laryn , en fprak verfcheidene trden: xy fchilderde meest Hukken uit dc aloude en heden,laagïche Gel'chiedenisfen : alle de Liefhebbers zyn het eens in defrisheid van haar Coloriet, en de zuiverheid van haar penceel by u;tIhk te roemen: zy begaf zig ter woon naar Londen , alwaar zy ook geftorven is. Ma*  aanhangsel. 41? ■Maria van Oostenvyk, mag met reden onder de eerden van haar tyd geplaatst worden: zy was in Holland geboren , en muntte meest uit in het fchilderen van Bloemen en Vrugten; welke kunst zy tot den hoogden trap van volmaaktheid bragt: zy overleed in 1693. Henrietta VanpèeWolters was eene Leerling van haar Vader, en te Amllerdam geboren', zy Haagde by uitllek ia het Miniatuurl'ehildercn , en 0verleed in 1741. Rachel Rv.hch vau Pcol, insgelyks geboren te Amtterdam, is ééne der beruemdfte Vrouwen geweest , die ooit haar Vaderland vereerd hebben , zo door haare voorbeeldige zeden, als door haare zonderlinge talenten: nog jong zynde, bad zy reeds zo veel lust tot die kuust, waarin zy naderhand zo meestetlyk Haagde, dat zy, zonder eenig onderwys, en alleen door haar ongemeenert yver aangezet, alles natekende, wat zy zo van Schilderwerk als Prentkunst zag: eindelyk kreeg zy tot Leermeester, Willem van Aelst, die eert zeer beroemd Schilder was in Bloemen en Fruiten: zy heeft zig in die foort van Schilderkunst een onftervelyken roem verkreegen: het Schilders Kweekfchool in 's Hage benoemde haar , als mede haaren Man, van Pool, die insgelyks een groot Schilder was , tot medelid : de Keurvorst van deri Palts zond baar een Deploma , waarby zy tot Sctólderesfe van het Hof van Dusfeldorp benoemd m. deel. Dd 1 werd,  41* AANHANGSEL. werd, vergezeld van een eig-nhandigen Brief van Zyne Keurvorsilyke Doorluchtigheid , welke in de vleiendfte en verëerendfte uitdrukkingen geichreven was , en bovendien een zeer kostbaar gelchenk : hy hield zelf haar kind ten doop 2 R-aciiel ichilderde nog even meesterlyk op haaf Öofre jaar, als toen zy eerst 30 was: zy overleed in 1750,'oud 86 jaar. De beroemde van Hupen munttede insgelyks in dit vak uit, en heeft tot Leerling gehad , de Dochter van eenen haverman , die zulke fterke vorderingen maakte, dat zy zelve den nayver van haar eigen Meester opwekte. De tyd heeft ons niet ten cencmaale beroofd van de nagedagtenis der beroemde Schiideresfen der Oudheid: de meest vermaarden zyn geweestJ Thnaretle, de Dochter van Mico. Irene, de Dochter van Cratinus, Cnllpfo. Alchthene. Aiijlareta, Leerling van haar Vader, Nénrchus. Lala van Cyficus , wier lugtig en los penceel nimmer Overtroffen is : zy graveerde ook zeer fraai in het Ivoor. Oiimpia;, waar van Plinius fpreekt; behalveü verfcheidene anderen , die minder beroemd zyn. Extraït des differents oüvrages, publiies fur ln Vie des Peintret, par M. P. D. L. F. Tom, I. l'it het .20 even aangehaalde Werk heb ik ceni-  AANHANGSEL. 415 ge byzondere, weinig bekende trekken overgenomen , die my wel der moeite waardig voorkwamen , om hier eene plaats te vinden, en met genoegen geleezen te worden; terwyl zy de leergierige Jeugd, befbemd om eenmaal Meesters in deeze kunst te worden , tot een ipoor van navolging kunnen (trekken. ,, Polignotus , de Zoon van Aglophon , een ,, beroemd Schilder der Oudheid , leefde omtrent 440 jaar voor de geboorte van J. C : hy was ,, de eerfte, die eene uitdrukking van leven en gevoel aan de weezenstrekken wist te geeven: „ na dat hy te Delphos verfcheidene fchoone 5, Schilderfiukken vervaardigd, en in eene Gaan- dery tc Athenen insgelyks fchoone afbeeldin,, gen-gemaakt, en 'er nimmer eenige beloonin„ gen voor had willen aanncemen, werd hy door ,, den Raad der Amphyctions , uit naam vari gansch Griekenland, plegtig bedankt, overal ,, in alle plaatzen, waar hy kwam, een vryë in- trek op 's Lands kosten aangeweezen, cn hem eenige gouden eerekroonen, en eene aanzien- tyke zitplaats op alle feesten en Schouwfpeleri toegefchikt." ,, Jpollodorhis, een Schilder van Athenen, s, leefde 404 jaaren voor J. C : hy opende een s, nieuw vak van kunst, en^was de eerfte grondlegger dier fchoone eeuw, welke die der Schilf, derkunst by de Grieken genoemd wordt : hy Dd 2 „ be-  43!> A A N [ï A N G S E L, „ Bézat d?. uitfteekendfta talenten; dêdh bet geër* hem nog meer eere aandeed, was dat hy boven ,9 allen nayra-, (een zwak, auderzins zo eigen. aan Kuristnaars,) verheeven was: hy maakte ,., zeil lotVaferfen ter eerc van Zeuxis, zyn mede,, dingef-, waarin hy zig als beneden deezen zy-» ,, nén Kunstbroeder ftelt. " ,, Pamphllas behaalde een ongemeencn roem, „ zelfs in deceuwvan Parrhafiusen Zeuxis : hybe* ,, zat boven de andere Schilders, zyne tydgenooten, alle die voordeden, welken de beöefe,, ning der Letterkunde en fraaie Weetenfchap4, pen verfchalfen kan : om zyner kunst meer waar,, digheid bytezetten , verkreeg hy een bevelfchrift* ii waarby r.an de flaaven of lyfeigenen verbo„ den werd, orn zig op deeze fchoone kunst te ,, mogen toeleggen." ,, Paufjs, een Leerling van Pampbihis en Erigmus, was de eerfte, die de kunst uitvond s ,, om de lambrifeeringen en gewelven der vcr,, trekken in de Paleizen, te befchilderen: hy ,, vereeuwigde de nagedagtenis zyner beminde ,, Glyceria, door haar in een fchoon SchilJerftuk ,, te verbeelden , a's vlegtende een bloemenkrans." ,, Metrodorus was een zo groot VVysgeer a's beroem! Kuustfchild-r: hy was de Voedflervader der Kinderen van Paulus Emilius , wiens Iraatlyke zegepraal hy keurig afbeeldde: deetf zz Overwinnaar had twee menfehen voor d« „ ufo  AANHANGSEL. 42I •„ uitvoering deezer twee groote onderneemingeq 5, gefchikt ; doch Metrodorus werd als de be- „ kwaamfte ter verrichting van het een en ander geacht, en beantwoordde volkomen aan die ,, hooge verwagting, daar hy de beide posten met even veel roems vervulde." ,, Quintius-Pédiusi een R-omein , leefde onder de regeering van Keizer Augustus, en was insgelyks een eerst Schilder van zyn tyd, of» B} fchoon hy ft .mi was van zyne geboone af. " Nu zullen, wy tot de meest beroemde Schilders van laatere tyden overgaan. ,, Men had te Florence reeds in den jaare 1000, ,, na de geboorte vanj. C. de Schilderkunst leeren kennen: eenige Grieken waren omtrent dien tyd van Conftantinopolen ontboden , om het Choor ,, eener Kerk te befchilderen : echter kan men niet ,, merken, dat deeze kunst aldaar groote vorderingen gemaakt heeft voor den jaare 1211, wanneer jToaiwes Cimabue geboren werd : deeze groote Kunstnaar heeft verfcheidene uitmuntende (hikken vervaardigd, die hettyJperk kenmerkten , waarop de ruwe onbefchaafde „ Gottifehe fmaak, welke eene zo langen tyd de fchoone Kunsten ontfierd had , langzaamerhand afnam , cn eindelyk geheel verdweenen. is: CMn was tegelyk een groot Bouwkun- „ dige: de befcherming welke Karei van Anjou» Koniiig van Napels, hem verkende, was één Dd 3 „ dei  422 AANHANGSEL. ,, der middelen , die wel liet meeste medege.* ,, werkt hebben tot de volmaaking deezerfchoone s, kunst: Cimahue ftierffn 1300." Zyn Leerling, Giotta, was de Zoon van een „ Boer: terwyl hy het vee van zyn Vader hoed„ de, fchiep hy vermaak, om dat, zo goed hy ,, konde, uittetekenen: Cimabue kwam, terwyl „ hy eens daarmede bezig was, voorby wande„ len, zag zyn werk, en haalde hem over, om „ met hem naar Florence te gaan , alwaar hy hem verder onderwees, en Grom welhaast zulke fchoone vorderingen maakte, dat hy zyn „ Meester evenaarde : hy heeft onder andere „ fchoone ftukken, een fraai Portrait van Dante, „ als mede eenige overheerelyke Landfchappen en „ Beesten vervaardigd: hy ftierf in den jaare 1336 met eere en rykdommen overlaaden. " ,, Antonio Solaria was een Smit , en by ge„ uaamd de Zingarp: hy verliefde op de Dochter van Cola Antonia, die hem om zyn hagen. „ ftand verwierp, doch hem zyne Dochter toe,, zeide, op beding, dat hy alvorens zulk een „ goed Schilder moest worden, als hy zelfwas: ,, Solaria begaf zig hierop aan het reizen, ftu,, deerde , en oefende zig dermaare , dat hy docr zyne uitmuntende bekwaamheden die gee„ ne verkreeg, om wier liefde hy Schilder gem worden was: hy was tevens een groot Bouw„ kundige, en leefde 73 jaar , oveilydcnde in » 1455 :  AANHANGSEL. 423 Y. r-y 1455: hy heef' een aantal goede leerlingen r.a„ gelaaten , die meest allen naderhand op hunne beurt groote en eerfte meesters zyn gewors, den. " ,, Andreas Ferrochh lelde zig insgelyks op de „, Schilder- en Beeldhouw-kunst toe, en oefen5, de zig tevens in de gronden der Bouwkunde, der Doorzigtkunde en der Meetkunde , waar- by hy nog de Graveer- en Muziek-kunst voeg- de: het is uit zyn Oefeufchool, dat de mces,, te groote Meesters en Kunstnaars van dien tyd zyn voortgekomen ; zo als Pieter Pemgin , en ,, Lconard de Vinei: deeze Andreas Verrochio is de eerde uitvinder geweest, om het vormfel te neemen der aangezigten, zo wel van leevendi5, ge als reeds verftorvene menfehen , om hen daarna met eene juiste gelykheid te kunnen af* beelden: hy overleed in 1488." ,, Guido Reni, meest bekend onder 'den naam s, van Guide , werd te Boulogne geboren , in „ 1575: nY leerde de eerfte gronden der Schilder3, kunst van Denis Calvent, een Vlaamsch Schil,, der: hy oefende zig verder in het Kweekfchool van Lodewyk Carrache: 1'Albane en Julepin, ,, beroemde Kunstfchilders, waren zyne boezem,, vrienden: het oog was, volgends Guide, dat M gedeelte van het aangezigt, het welk hetmoeie-, v lykst te treffen was; hierom leide hy zig daar Sl wel het meeste op toe- , en fiaagde 'er zo geD d 4 ,,. luk-     AANHANGSEL. 427 L, liy dofcn traag werd, maakte liy zig vandaar, ,, begaf zig op nieuw met'allen vlyt aan 't werk, en verkreeg groote rykdommen: hy ftierf in den jaare 1746. " ,, Jan Holbeen , bygenaamd de Jonge , was ,, een Duitfcher , en fchilderde met de linker„, hand: hy heeft te Bafel dat ftuk 't welk men ,, de Doodendans noemt, gefchilderd; het is de ,, Dood , die alle de waercldfche grootheden ver,, nietigt: ik heb dat ftuk gezien; doch het is, ,, my niet mogelyk geweest, 'er dat fchoone in ,, te vinden, het welk alle de Kunstkenners en ,, Meesters daarin roemen; doch zy verëenen s, zig echter allen , om het voor een zeer fchoon ,, ftuk te houden: Holbeen overleed te Londen, in den jaare 1554." Voornaame Schilders van deVlaamfche, Holland' fche en Franfche Kweekfchoolen. ,, Lodewyk van Deyster, geboren te Brugge, •,, was een groot Schilder: zyn fmaak helde naar ,, het Iraliaanfche: hy hield zig veel bezig met ,, Klavecimbaalen, Orgels, Fioolenen Horlog'ën ,, te maaken. Anna Deyster, zyne Dochter, ,, tekende fraai en maakte copyën van de Schilderftukken van haar Vader, waarin zy door* gaands zo gelukkig Haagde , dat men dezelven ,, voor Origineelen hield: zy bezat ook eene „ groote gefehiktheid voor de Muziek, en Ip.elj, de op veilcheideueinftrumenten; inzonderheid,  AANHANGSEL. s, tneesterlyk op liet Clavicr. Deyster over- leed in den jaare 1711." ,, Gctavius van V(m , was een zeer kunstig „ Schilder.: by heeft twee.Dochters nagclaaten, ., Gentruid en Coraeiia, die in deeze kunst ujt„ gemunt hebben : hy ftierf te Brusfél, in den jaare ]6j4. " ,, Gerfrd Terburg, ]n Overysfd geboren, was nirde een groot Schilder, en overleed h\ „ 1681: hy beeft tot Leerlingen gehad Netfcher , ,, Coutfen, Koetz, en zyne eigene Zusters. . 3, Maria Terburg , zyne Dochter , bragt door„ gaands zyne ftukken in dnodverw , die dan , ,, nakihard door hem zelve afgemaakt zynde, zo géöch'i waren, als of zy geheel door zyne hand gefchil 'cr.1 waren geweest. " ,, Joannes Both was te Utrecht geboren , en werd Both van Itali'èn bygenaam.1 , aangeziea ,, het langduurig verblyf, 't geen hy aldaar, ne„ vens zyn ftfoéder Andreas Both , gehouden had: deeze Both flaagde zo zeer in de naboot„ zing van de zuivere frisheid der Landfchappen, van Clau.de ttetram, dat de roem van deezen ,, laat (Lm daardoor een weinig verminderde; te „ meer, daar de beelden, welken Andrcas Both, „ in de Landfehappefl van zyn Broeder fchilder,, de, oneindig fraaier, waren, dan die van Claudc: deeze twee Gebroeders Both, beide groote ,? Kunstnaarst waren zo naauvv aan elkander vcr-    AANHAN GSEL. 431 v, Men kan Jean Couftn, als de eerste Fran,, i'che Schilder, die zig beroemd gemaakt heeft, aan» cn meesters in Vlaanderen waren verbaasd, onder de verzamelingen en op de verkoopingen van Schilderyea genadig fchoone Hukken te zien rondgaan, wier maker niet bekend was; en daar men aan de verschheid der verwen befpeurde, dat die ftukken nog niet lang geleeden gefchilderd waren , begreep men , dat derzelver maaker nog leefde: men deed hierop verfcheidene nafpooringen ; doch allen te vergeefsch : de Heer Lyens, nog meer verbaasd over de zonderlingheid van dit geval dan de overigen, wilde volftrekt weeten, wie die onbekende Kunstnaar was, welke zo zeer verdiende bekend te zyn : hy doorreist vervolgens alle de Steden van Vlaanderen en Braband, en komt eindelyk te Leuven , waar hy zig, even als in de vcorige Steden , alle de jonge Schilders deed aanwyzen; doch te vergeefsch: hy kon zyn man niet opfpooren : na dat hy de Stad een getuime poos doorkruitd had, begon hy den moed opïegeeven, en ftond zo dezelve te verlaaten , toen men hem berigtte, dat 'er nog één Schilder woonde die byna bv niemand bekend was, cn zig zo wat geneerde met voor het dagelyksch kostje te fchilderen ; cn die , daar hy zvn werk voor zeer klein geld verkogt, waarfchyneiyk flegts een kladfchildertje zou zyn. Mynheer Lyens begeeft zig hierop naar de wooning van dien man, wiens Vrouw in een PothrJisje voor de deur zwavelhokken verkogt; de Man zat boven in huis op een el-   aanhangsel. 4?3 ,, kreeg, onder de regeering van Hendrik den IL „ Francois den II. Karei den IX. en Hendrik den ., UI. een grooten roem: hy oefende de Beeld,, houwkunst met veel lof en voordeel; hy vcrftond insgelyks de Meetkunde en Ontleedkunde, i} en was tevens een zeer bekwaam Bouwkundige: hy maakte veel werks van het fchilderen op ., glas, en heeft verfcheidene glasraamen befchil,, derd; eene kunst, die toen zeer geacht wass hy heeft ook eenige ftukken op doek gefchil,, derd." ,, Simott Hönet , die in den jaare 1641 ovcr,, leed, is de Leermeester geweest van de meeste ,, Schilders, die in de laatst voorige eeuwhebben ,, uitgemunt, zo als le Brun, le Sueiw, le Valentin , Jean Baptiste Mole, Aubin, Claude Vouet, Francois Perrier, Pierre Migiiard, Ni- „ co- nen, door flegts een zeer geringen prys te geeven voor die uitmuntende ftukken , welken hy naderhand met grooten winst verkogt: de Heer Lyens deed zynen dus ontdekten kunstbroeder fchielyk bekend worden , en had het genoegen , om deszelfs uitmuntende bekwaamheden in het volfte daglicht te ftellen , en hem ten nutte te doen .zyn ; zo dat Mynheer '/aragen , alleen aan de edelmoedt» ge hanuelwyze van den Heere Lyens , zyn roem , en da groote rykdommen, welken hy thans bezit, verfdmk. digd is. in. deel.  434 A A N H A N O S Ê L. u cohsCharperon, CharlesPoerfon, Dorïgny,dé ,, Oude , Lodewyk en Hendrik Testelin , Al,t phonl'us Dufresnoi, en verfcheidene anderen." Karei Jlphonfus Dufresnoi Was een goed „ Dichter en een uitneemend Schilder; hy ver» a ftond het Latyn en hetGrieksch, als ook de Meet- en Bouw-kunde: geen der Schilders is ,, het penceel van Titiaan zo naby gekomen: i, hy heeft een zeer fchoon Dichtfruk over de ., Schilderkunst aagelaaten, 't welk in byna alle ,, taajej* overgezet is : hy overleed in Vrankryk* u zYi! Vaderland, in den jaare 1663," ,, Claude Gelêe , bygenaamd de Lotharlnger t n is zeer beroemd wegens zyne fchoone Land,, fchapjes : hy werd geboren in het Bisdom „ van Toul in Lotharingen, en ftierf te Romen in den jaare 1682, in den ouderdom van Sz jaaren. " ,, Seh,astiln Bourdon, een groot Schilder, in ,, Vrankryk geboren, en te Parys in 1671 over„ leeden, oud 55 jaar: in die Stad vindt men ,, nog verfcheidene fchoone (lukken, door hem 3, gefchiïderd; inzonderheid een, 't welk voor ,, zyn Meesterftuk gehouden wordt , en in de „ Lieve Vrouwe Kerk te Parys te zien is : het i3 verbeeldt Petrus, die gekruist Wordt." ,, Kuftache le Sueur* te Parys in 1617 gebo„ re.n, werd een zeer uitmuntend Schilder, „ fslioon hy nimmer in Italiën geweest was: het ,i was  A A N H A K * S E L. 435 {} was aan hem, dat het vervaardigen der Schil,, dcrftukken in het Canhuizer Kiooster te Parys werd opgedraagen ; een zo kcutig kunst* ,, werk, dat het den naam van deezen beroemden Schilder vereeuwigd, en nevens dien van Raphaël geplaatst heeft. De beroemde le Brun was te Parys gebo,, ren , en overleed in 1690 : op zyn twaalfde jaar tekende hy reeds zyn Grootvader naar het leven uit: onder de verzameling der fchoone ,, Schilderfïukken, welke men te Parys au Palai's „ Royalvertoont, zyn 'er twee van hem, die hy ,, op zyn veertiende jaar fchilderdc: het 'één ver,, beeldt Hercules, die de Paarden van Diomedes temt; en het ander Hercules , die eene offer;, ande aan de Goden doet: Lodewyk de XIV. ,, beval hem , de voornaamfie gebeurtenisfen j onder zyne Regeering voorgevallen , afremaa,, len: hiervan kweet le Bruns vindingryke geest zig meesterlyk: hy wist de Fabelkunde en de ,, waare Gefchiedenis zo kunstig onderëen te ,, vlegtcn, dat hy 'er eene foort van Heldendicht ,, uit zamenftekie, van alle roemryke daaden vari deezen grooten JVIonarch , wiens Kunstkabinct te Verfailles onze ie Érün insgelyks door ' ;, eene keurige Verzameling verrykte. — De Koning gelastte le Brun verder, om de Gallery ft der I.ouvre nude door zyn kunstpenceei te ;i ferfieien , en daartoe de trelfendfle daadèri 3Ë e 2 « vstö  436 aanhangsel. van Alexander den Grooten aftemaalen. — « ,, Onder de ichoonfte ftukken van deezen beroemden Schilder munten inzonderheid uit, het Marteldom vaii^ Stefanus, en dat van An,. dreas , in onze Lieve Vrouwe Kerk ; eene ,, boetvaardige Magdalena in de Carmelieten Kerk, in de Rue St. Jaques te Parys, de Op„ ftanding van Jei'us Christus in de H. Grals Kerk, in de St. Denisflraat ; de arrtibieding van hetKindeke in den Tempel te Jcruf'alem, ,, in de Capucyner Kerk, in de Voorftad St.Jacqncs : het gewelf der Kapel van 't Kweek,, fchool van St. Sulpice , verbeeldende eene ,, Maria Hemelvaart, wordt voor een der fraaifie „ van zyne ftukken gehouden: het zo vermaarde ftuk, in het Klooster der Geestlyke Vaders der „ Orde van Piepus, verbeeldende Mo{ès, die de ,, Kinderen Israëls op den koperen Siang wyst ; „ als mede Karei de Heilige, geknield liggende ' „ en Gods genade voor de Stad Milaan afbid,, dende, te zien in de St. Nicolaas Kerk van ,, Chardonneret ; als ook de onnozele Kindermoord, au Palais Royal , cn meer anderen, , zyn weezenlyke meestcrltukken. " 1. Jouvenst , was mede een zeer g-0ot , Schilder, en door eene verlamming aan den , regter arm genoodzaakt zynde, om met zyne , ünker hand te fchilderen , flaagde Jouvent hkt , zj wel in, dat hy met deeze zo goed ais met >j de  AANHANGSEL, 43? j, de regte hand werkte: Restout, over wien hy Gomwas, is zyn beste Leerling geweest: hy overleed in 1717. " ,, Antoine Coypel werd reeds tot Lid van dc ,, Schilder-Academie aangenomen, toen by flegts twintig jaar oud was: hy ftierf in den jaare ,, I7C2." ,, Franpis le Moine, werd te Parys geboren, en fchilderde de Coupel in de Kapel van de ,, Heilige Maagd van St. Sulpice, alwaar hyee,, ne Maria Hemelvaart afbeeldde: Lodewyk de ,, XIV. gebruikte hem tot het fchilderen van de ,, groote Zaal te Verfailies, welke Zaal daarna „ de Hercules Zaal geheeten werd: le Moiiiemwl* ,, -de aldaar de vergoding van dien Held: deeze „ groote en trotfche afbeelding, begrypt meer ,, dan honderd en veertig beelden, welke allen ,, doof één voetftuk onderfteund worden, inhei midden van 't welke de voornaamfte daaden „ van Hercules in plyfterwerk zyn afgebeeld: het geheele werk is in verfcheidene groupenver„ deeld: in 1736, na een vierjaarigen onafge,, brookenen arbeid, was dit groote werk voltooid, het welk als het fchoonfte in Europa moet aangemerkt worden, en tot een onftervelyk gedenkteken der uitmuntende bekwaamheid van zyn maaker ftrekt: eene diepe naargeestigheid benevelde het verftand van deezen 5, grooten Kunstnaar in zo verre, dathy door \ t\> Ee 3 „ fch»-  43$ AANHANGSEL. ,, fcheidene fteefefen met een degen zig zeiven jarn-> j, merlyk om het leven bragt, in het syftigfle li zvns ouderdoms: Ze Moine had eene reis naar ,, Italien gedaan; doch zig aldaar niet langer dan \* cen half jaar opgehouden: zyne voornaamfte Leerlingen zyn geweest Boncher, Natoire, „ Nonotte, le Bel, cn Challes." „ Jean Petitot wordt met reden als de eerfte ,, der Kunstnaars , die het emaillecren tot dien 3, trap van volmaaktheid gebragt heeft, als het thans is, aangemerkt: hy werd te Geneve in ,, den jaare 1607 geboren, en was eerst Juwe» 3, lier: doch ce beroemde van Dyck zyn werk ,, ziende, raadde hem, om zig op het fchilderen ,, van Portraiten toeteleggen, en plaatlte hem ,, onder het getal zyner Leerlingen : Petitot maak,, te ongemeene vorderingen ; en Bordier, die „ zyn Schoonbroeder werd , was hem in zyne ,, kunst behulpzaam, daar hy de kleeding, kap3, fels en op.tooifels der beelden, welken Petitot getekend had, byfchilderde: hy was in groot ,, aanzien by Karei den Eerften , Koning van En,, geland; doch na het treurig uiteinde van dee,, zen Vorst, volgle hy Karei den Tweeden in „ Vrankryk: Lodewyk de XIV. hield hem aan zyn Hof, cn Petitot werd voords tot Lid der „ Academie benoemd : hy fleet zes-en - dertig jaaren te Parys, a'waar hy eindelyk met Borgt' dier een rnillicen had overgewonnen, \ welk  AANHANGSEL, 4f9 zy zamen deelden, zonder ooit in al dien tyd het minfte woord verfchil gehad te hebben: by ,, de revocatie van het EdWt ?M Nantes begaf hy zig weder naar zyn Vaderland, alwaar hy „ in het Canton Bern, in den jaare 1691 over„ leed, hebbende den hobgen ouderdom van S4 ,. jaaren bereikt." Ik heb het niet ondienstig geoordeeld, dat de jongelieden, welken dit kort uittrek fel wan het leven der voornaamfte Schilders leezen zullen , tevens in één opflag eene beknopte lyst der beroemdfte Beeldhouwers, zo oude als nieuwe, gelyk colt een kort verfiag van den oorfprong en aanwas der fchoone en nutte Bouwkunde, in dit Aanhangfel konden vinden: ik heb het uit de Encyelopodie- getrokken, en 'er eenige Nooten uit myne eigene aantekeningen en opmerkingen, op wier naauwkeurigheid men ftaat kan'maaken, by gevoegd. Beeldhouwers der Ouden. De naamen der Beeldhouwers onder de Ei% gyptenaaren zyn niet tot ons gekomen, en de Grieken hebben die van Romen geheel verduistcrd." „ Apolonlus en Tm&iseus „beiden van het Eiland ti Rhodus , hebben zamen het kostbaar en verti inaard gedenkftuk der oudheid vervaardigd , Ee 4 s> W  440 AANHANGSEL. het welk Zethus en Amphion, die Dircé. aan ,, een Stier vast maaken, verbeeldt (ƒ). Hei „ ge- (ƒ) Dircé, Koninginne van Thebe, werd fmoordyfe bemind door Lyens, die, om haar te kunnen trouwen, zyne Gemalin Antiopé verniet: Jupiter verliefde op zjne beurt op deeze verllotene Vrouw , om wier bezitte verkrygen, daar zy haaren Man, in weerwil zyner wreedheid, getrouw bleef, hy genoodzaakt was, degedaante van Lycus aanteneemen, zig gelaatende, als of hy berouw had, en met haar wilde verzoenen: Dircé, meenende, dat de waare Lycus zyne eeriïe Vrouw in 'c heimelyk h.zo£t, liet de ongelukkige Antiopé gevangen neemen , waarna zy haar duizende folteringen deed ondergaan : Antiopé hadeindelyk het geluk van te ontfnappen, er, kwam aan den Berg Cythéron, alwaar zy twee Zoonen , Zethus en Amphion , ter waereld b.agt, welken zy beiden aan de Herders van het omliggende land ter opkweeking aanbeval: deeze twee jonge Prinfen , groot geworden zynde, wilden naderhand haare ongelukkige Moeder wreeken, kreegen Dircé in hunne magt, en bonden haar aan de lhart van een wilden Stier , the , met haar voodrgejaagd , haar welhaast jammerlyk om hals' bragt; Amphion en Zethus verheien elkander zedert nooit: zy zyn de eerfte uitvinders der Muziek geweest: Amphion bouwde de m uiren der Stad Theben , door het lieflyk geluid van zyne Lier," wyl de " fteenen, dcor zyne zagte melody verrukt, opfprongen , zig van zelve tot eenen muur opllapelden. DMi^ naii* dt la labie.  AANHANGSEL. 44Ï „ geheel ftuk is uit één blok marmer gehouwen, „ zelfs tot de koorden loe: het is thans nog in ,, weezen, en bekend onder den naam van den Stier van Farnefe (g). " ,, Phidias, van Athenen geboortig, leefde in ,, den jaare 3556 na de fchepping der Waereld, ,, inde drie-en - tagtigfteOlimpiade : hy was het, , die, na den flag van Marathon, het ftuk mar,, mer 't welk de Perfiaanen in Griekenland ge,, bragt hadden, om 'er een Zegeteken van op,, térïgten, tot eene Nemefis vormde, welke de Godin was , die de befchikking had , om de , trotfche opgeblazene fchepfelen te vernederen: ,, het meesterftuk van Phidias was zyn Jupiter „ Ólymficus, welken men waardig geacht heeft onder het getal van de zeven Wonderen der ,, waereld te tellen: in het vervaardigen van deezen Jupiter, werd Phidias door een geest van ,, wraaklust tegen de Atheniënfers, zyne Mede,, burgers, die hem onbillyk behandeld hadden , aangevuurd; hy kon des niet verdraagen, dat , zyn ondankbaar Vaderland zig op het bezit , van het fchooufte zyner ftukken zou kunnen „ be- (g) Dit Gedenkftuk der Oudheid wekt ruim zo veel verbaazing door de buitengemeene grootte van het Huk marmer, waarvan het zelve gemaakt is, als door de fehoonheid van het Beeldhouwwerk. E e 5  44 * AANHANGSEL. ,, beroemen, en fchonk het daarom aan de Bit, Ers; hebbende hy zig, in'het vervaardigen van „ dit kunstgewrogt, bevlytigd, om alles , wat hy tot nog toegemaakt had, ja óm, ware het ,, mogelyk, zig zeiven daarin te overtreffen: ,, om zyne nagedagtenis te verëeren, ftelde men , ten behoeve van zyn nageflagt, eene nieuwe ,, bediening in, welke alleen hieu'n beftond, onx ,, het opzigt en de zorg over dit kunstig en kost- baar beeld waarteneemeh; dit Standbeeld, 't ,, welk van goud en Ivoor, en 60 voeten hoog ,, was, heeft alle de poogingen der laatere Beeld,, houwers, om hetzelve te evenaarden, allerver„ drietigst te leur gefteld: de Minerva van Athe„ nen, mede een meesterftuk van Phidias, was ,, insgelyks van goud en Ivoor, en (volgends ,, Plinius,) 39 voeten hoog: om den rand van ,, het Schild had hy in Bas-Reliëf den ftryd der ,, Amazoonen afgebeeld, en in het binnenfte dien ,, der Goden en Reuzen, en dien der Centhau„ ren enLapithen, op baarfchoeizel: ophetvoet,, ftuk had by, insgelyks in Bas-Relief, de Geboorte van Pandora afgebeeld, waar nevens de ,, geboorte van nog twintig andere Godheden ,, gevoegd zyn: de kenners bewonderen wel al„ lermeest, in dit kunstgewrogt, de Slang en s, de Sphinx, van gegooten metaal, waarop Mi5, nerva met haar Speer rust: de befchryving der ,5. byzondere fraaiheden van dat. kunstftuk hebben  AANHANGSEL* 443 wy aan Plinius te danken ; zy zouden an-r ders voor den aanfchouwer verlooren geweest zyn; want fchoon het Schild van Minerva (A), tien voeten in den omtrek bevattede , kon men echter de daarop uitgehouwene beelden niet onderfcheiden genoeg zien , vermits het Beeld zelf omtrent veertig voeten hoog , en ^, bovendien op een evenredig verheeven Voet„ (luk of Pedettal geplaatst was : doch de uitmuntende fraaiheid van deeze Minerva , bcftaat ook eigcnlyk niet in deeze kleinere voorwerpen." ,, Po'.ycktia werd te Sycone, eene Stad in Pe,, loponnefus , geboren , en bloeide in de ze„ ven-en-tagtigfte Olympiade: zyne kunstftuk«, ken waren onbetaalbaar: het ftuk, 't welk „ hem den meesten roem verwierf , was het ,, Standbeeld van een Doryphorus, dat is , van ,, één der lyfwagten van de Perfiaanfche Konin„ gen: in dit beeld was de evenredigheid van de. 3, geftalte eu zamenftel van het menschlyk lighaatn, zo zeer in acht genomen, dat men hetzelve „ van ( i) De Sehüden der Ouden waren niet rond; zy hadden eene ovaale gedaante, en eene oigemeene grootte van omtrek : op alle de oude gegraveerde fteenen, È,iet men de Krygshelden afgebeeld met fchilden, byna zo groot als zy zeiven.  #44 AANHANGSEL. van alle waerelddeelen kwam befchouwen, als een meesterftuk van kunst, en tevens als een model ; waarom het ook gewoonlyk hét vogr,, bseli geheeten werd." ,, Zertadorus leefde ten tyde van Keizer Nero: ,, hy deed zig roemryk kennen door het maaken ,, van een Mercurius , en, naderhand door een ,, Co'osfus - beeld van Nero zelf, het welk hon,, derd-tien of honderd-twintig voeten hoog was (;'): Vespafianus deed in vervolg van ,, tyd het hoofd van Nero wegneemen, en dat „ van Apollo daarvoor in de plaats Hellen : 't ,, welk met zeven draaien omgeeven was, die ,, elk twee , en -twintig en een half voet lang ., waren, " ,, Men weet niet regt, omtrent welken tyd ,, Callicrates , mede één der eerfte en grootfte „ kunstoefenaars der Oudheid geleefd heeft; „ men zegt, dat hy een vaers van Homerus op =» een (i) Eén der pragtigfte overblyffelen der Oudheid: de zogenaamde Colisféa heeft, zo men zegt, haar naam ontleend van het Colosfus beeld van Nero : het was in den ommekring van deeze Colisféa, dat de Romeinen hun worftelpeTk hielden : de Paus Benedictus XIV. heeft dit fchoon geftigt gamcli- en- al bedorven , door in het bin* ncnfte gedeelte eene menigte Kapelletjes en Bed huisjes te plarttfen.  AANHANGSEL. 445 een graantje koorn graveerde; dat hy een yvooren Wagen maakte, welke onder de vlerk van een Vlieg geborgen kon worden ; en y,, vooren Mieren, waarvan men alle de ledemaa,, ten onderfcheidenlyk zien kon." ,, De Heer Caylus doet , met betrekking tot ,, de oude Beeldhouwers eene gegronde aanmer,, king , dat het naamlyk zeer zonderling is, ,, dat men op de Standbeelden , die wy van ,, de Grieken nog behouden hebben , geenen ,, der naamen vindt , waar van Plinius in zyn ,, werk fpreekt, maar gantsch anderen; en om ,, dit duidelyk te doen blyken , zie hier eene ,, Lyst van die, welken inderdaad beftaan heb,, ben , toen die ftukken gemaakt zyn : welke ,, Lyst overgenomen is uit de Voorrede van ,, het Werkje over de gegraveerde fteenen , van ,, den Heere Baron Stock, die een even zo groot ,, kenner en geleerde, als een naauwkëurig waar., neemer was." ,, De Venus van Medicis, welke te zien is te ,, Florence , in de Gallery van den Groot-Her,, tog ; voert den naam van Cleomenes, Zoon ,, van Apqllodorus van Athenen." ., De Pn//as, in den Tuin van Ludovifi te Ro« men, dien van Antiochas, Zoon van lilas." Dt Worstelaar , in den Tuin van Borghefe te Romen; Agaftas, Zoon van Opjtheus van ., Fpacfen." „ De  44-6 AANHANGSEL. ,, De torfe van Belvidere (£) is van Apollsi, nius, Zoon van Nestor van Athenen." ,, In het Paleis van Al bant leest men op een », Bas - Pvclief, 't welk eenige Bachanten en een ,, Boschgod verbeeldt , Caliimachus ( l). De ,, Vergoding van Homerus, in het Paleis van Co- lonna, voert den naam van Archelaus, Zoon ,, van Apollonius." Het verwondert dc Oudheidkenners niet min* ,, der, ( k) Men noemt te Romen, Torfe der Ouden, of Torfe i>an He-etdes, een zeker beeld, 't welk een ftuk van een inensch vertoont: deeze Torfe is zeer beroemd, en in het Mufeum te Romen te zien : de firyder.de Worfuhar in het Paleis van Borgheze, en de ftervende ÏVorflelaar op het Capitool. (i) De zogenaamde wyngaard van Albanië, kiiten Romen, wordt voor eén der fraaille Paleizen in gantsch Italiën gehouden: het heeft eene buitengemecne uitgefirekthcid, cn is van dc kunstigfte en trotschte bouworde: men vindt daarin Zuilen, Fonteinen en Colommen van het keurigste en kostbaarfie Marmer, verfcheidene Bas.-Re'iefs, en de fchoonfte Standbeelden der Oudheid: 'er zyn ook eenige fraaje Schilderftukken en een Plafond door Mengs gefchilderd : men vindt nog bovendien in dit kostbaar Paleis iets, 't v.elk nien zegt eenig in zyne foort te zyn; te wetten een oui Standbeeld van Sathtfe, waarvan men zc:.r, nimmer de weêxgaê dan in Bas-Reliëf gezien te hef bei].'  AAHHAnGSEi. 447 H der, dat Plinius van geene derGedenkftukken, waarvan wy zo even gefproken hebben , gewag maakt: de Laocoon («O en de Dircé zyri ,, de eenigen , waarvan hy gewaagt : van een ,, anderen kant moet men zig niet verwonderen ,, over de ilüzwygendheid van Paufanias omtrent alle de fchoone ftukken der Oudheid, welken zig thans te Romen bevinden: het is niet ons, mogelyk , dat die reeds naar Italiën overgevoerd waren, toen hy de reis naar Griekcrt- land (m) Laocoon, Zoon van Priamus en Hecuba, en Opperpriester van Apollo , kantte zig tegen het voorrieemcn der Trojaancn, toen zy het Paard van Troojen in de Stad wilden brengen; doch zy gaven hem geen gehoor: hierop vertoonden zig twee yslyke groote Slangen , die uit de Zee opkwamen, en de Kinderen van Laocoon aan den voet van het Altaar aanvielen : Laocoon vliegt ter haarer hulpe , doch wordt nevens zyn kroost, door de Slangen , die zig om hun hali en armen vast füngerden, verworgd. Biel. de la Talie. De Griekfche Beeldhouwer heeft het oogenblik uitgedrukt, dat Laocoon en zyne Kinderen , zig van de Slangen niet kunnende lesmaaken , voor die gêdtogtes moeston bczwyken! dit wordt voor een zeer kunstig Hult gehouden; echter heefr men aangemerkt, dat de Kinderen van Laocoon veel te klein zyn verbeeld. ■— Het f.aai'le cn merkwaaidigfte ltandbciiii der Ouden is de Apolio vaa Eelvcdeie,  445 'AANHANGSEL. ,, land deed; want zedert meer dan drie-hon- clerd jaaren hadden de Romeinen zig toege.,, legd , om de Grieken van hunne kostbaare Beelden en Schildeifrukken te berooven. De „ Beeldhouwkunst der Romeinen is nimmer tot ,, een zo hoogen trap van volmaaktheid geitee- gen, en heeft veel korter duur gehad: deeze ,, kunst kwynde reeds onder de Regeering der ,, Keizeien Tibevius, Cajus Caligula, Ciaudiusen Nero: men houdt het borstbeeld van Caracalla ,, als de laatfte doodlhik der reeds ftervende ,, kunst: eindelyk was zy reeds geheel verdwee„ nen toen Romen door Alarik ingenomen werd, ,, en herleefde niet eerder dan onder het Paus„ dom van Julius den II. en Leo de X; toen „ werd de nieuwe Beeldhouwkunst, zo als men die noemt, geboren. Nieuwe of laatere Beeldhouwers. ,, Dovato, van Florence geboortig, leefde in ,, dc vyftiende Eeuw: de Senaat van Venetiën verkoos hem , om het Ridderlyk Standbeeld „ van gegootcn metaal te vervaardigen, 't welk ,, de Republiek liet oprigten voor Gatamclata, dien beroemden Krygs'ield, die door zyne uit,, muntende verdiensten, uit den langden fland , „ tot den verhecvenen rang van Bevelhebber o„ ver de gantfche legermagt der Vcnetiaancn ver- hega  AANHANGSEL. 44$ «, neeven wefd , en yerfctieidene aanmerkclyke ,, overwinningen voor hen behaald had: dochj hoe feho..>n en héerlyk dit Standbeeld ook trit- gevoerd w debasm, ,, beiden op gevleugelde Paarden gezeete 1 en n ,, 1702. in de tuinen van Marly geplaatst eike ., Group, door een zegeteken onderiieund, is ,, uit éé:i ftuk marmer uitgehouwen, en met zeer , veel vuur, lewendigheid van uitdrukking, en ,, naauwkeurigheid uitgevoerd; en, fehoon zy ,, in minder dan twee jaaien ty Is èöót deezen ,, grooten en ervaaren kunstnaar zyn afgewerkt, „ kunnen zy nmgelyk gelyk gefield worden met ,, den Marcus Curtius, van den Ridder leBernin, 5, te Verlailles: Coyfevox ftierf in 1702." ,, Nicolas Canston, te Lyon in 1658. geboren, ,, en ze mengeling van wit en zwart tegen den goedealiuaafc ftrydt. Pi 5    4C<3 AANHANGSEL, „ om de oude eenvoudigheid, evenredigheid en waare fehoouheid der Bouwkunde weder te s, herftelien." ♦ * * Men vindt in de Encyclopedie geene hyzondei> heden omtrent de beroemde Bouwkundigen: i et venvöJg van dit Uirtrekzel is uit een zeer geacht werk gehaald, 2. Deelen beflaande, en ten Tytel voerende : Het leven der oude en he'endaagfe Bouwkundigen, uit het ltaliaansch vertaald, dooiden Heer fingeron. * * * „ B^halven de zes bekende Hoofdbouworden ,, te weeten de Toscaanfche, de Corinthifche, „ de lonifche, de D uïfcbe , de Gemengde, en ,, oeBjerlchc, zyn 'er, volgends den Heere Pin„ geron nog twee Bastaart-orden , te weeten , de ,, 'Aftifche en de Cariatifche." ,, De Aitifche Orde beftaat in Pylasters, wel,, ken men boven eene Hoofd-orde , aan dc „ boogde of laatlle verdieping van het gebouw „ plaatst. De Cariatifche Orde neemt, in pteatfc van Colommen tot (lut van bet boven„ werk', Vrouwenbeelden, welken Carifche Sla„ vinnen verbeelden; hiervan heeft het woord, 5 5 Gj«  AANHANGSEL. 4fil j, Carintique zyn oorfprong genomen, waarmede deeze Orde benoemd is. —- Zie hier het ge- ,, fchiedkundig voorval, 't welk aanleiding gegeeven heeft tot de invoering van deeze Cariatifche Orde.'" „ De Cariërs hadden zig by de Perfnanen ?e„ voegd, om de Grieken te bcöorlongen: intus,, fchen kwamen 'er eenige andere Grieken, die ,, een aanval op hunne Steden deeden , dezelven ,, innamen , de Mannen over den kling deeden ,, fpringen, en de Vrouwen gevangelyk wegvoer» ,, den: zy vergenoegden zig niet, met die ongelukkigen in hunnen zegepraal- geketend omte,, voeren ; maar zy wilden bovendien dat hu .ne ,, Bouwmeesters het bovenwerk hunner gebouwen door Vrouwen, welken deeze Slavinnen moesten verbeelden, zouden onderfchraagen: des werden zy inplaatfe van Colommen of Stut,, pylasters gebruikt: de Laccdemoniërs deeden iets dergelyks: na den flag van Platea, bouwden zy eene groote Gallery, welke zy de Perflaanfche Gallefy noemden, en waarvan het bovenlluk onuerlleund werd door Perfiaanfche Sla«, vinnen." ,, De Gefchiedenis leert ons, dat NinusdeStad ., Ninivé ftigtte, waarvan de platte grond een langwerpig vierkant was, 't welk vier-en twintig Franfche mylen in den omtrek bevattede: deze vermaarde Stad was omringd door muurea die   AANHANGSEL. 4^$ meent dat de Ninusfen , de Belusfen en de Se,, miramisfen niet alleen de bouwing dezer vers, wonderingswaardige geftigten geördoneerd , „ maar zeiven de fchetzen daarvan opgegeeven en „ by de bouworde de befehikking of ordonnantie in perfoon gevoerd zouden hebben." „ Trophonius en Jgamedcs, die 1400. jaar vóór; „ J. C. leefden, zyn de eerfte Bouwmeesters on„ der de Grieken geweest, waarvan de Gefchie- denis gewag maakt (0)." ., Thcodorus, die 700. jaar vóór J. C. leefde, „ was een ervaaren Bouwkundige, en een goed ,, Beeldhouwer: men fehryft aan hem de uitvin„ ding der Waterpas, der Spil, en der Slooten, „ toe O)-" ,, Satyrus en Pitécis, werden beiden belast met ,, dc uitvoering van de Graftombe, welke Ar- temifia ter nagedagtenis van Maufolus, Koning ,, van Carien, te Italicarnasfus deed oprigten." ,, Dinocrafès was de opzigter, welken Alexan* ,, der verkoos, tot d« ftichting, der StadAlexan,, deriën." „ n- O) Zie hunne Gefchiedenis in de Difiionain de la Tuble. (/>) Ca'jis, Neef van Dedalus, en die door Ovidiu.S Perdix genoemd wordt, is de eerfte uitvinder der Z Keizer Augusies, aan wien by zyne Verbande„ Hng over de Bouwkunst opdroeg: deeze Ver,, hnwdelinir is nog In weezen." Apoiloêorm, was de Bouwmeefter der alom „ verm..arde Trajaanfche C-dom > betmeestberoemde meester'luk van Trajanus en Apollod. rus is ,» de brug. die zy over den D >nau floegen: zy „ werd in Neder-Hou aryen gelegd, en men ziet „ nog heden ten dage de I vcrblyifelen der paalen, waarop dezelve gebouwd was: deeiebrug „ was 500. voeten boog, en 800. Perciies ofhal„ ve Fitnfche mylen lang; de twee uiteinden „ waren met Öefke Forten voorzien (q). Hoe „ ver- (or den voorgevel van de St. Ger*ï V:lis Kerk te P;,lTs maakte : het is verfierd „ door de drie Bouwordens; doch de beelden zyn M l0IQP e,] GW Wvovd: Desbrosfes vvas ool. cie   4?2 AANHANGSEL. Francois Boromini, overleeden in 1667, was s, een Italiaan : by beeft het Paleis van Spada, zeer kunstig verfraaid, en 'er onder-anderen eene Gallery van Colommen gemaakt, waarvan het Perfpectif zodanig gefchikt is, dat de Gal, », lery driemaal zo lang fchynt te zyn , dan zy in,, derdaad is: het Schilderwerk van deeze Galle„ ry heeft de Ridder Bern in op den inval gebragt „ der zo vermaarde Seala Regia." „ De Ridder Bemin, overleden in 1680, was de Zoon van een Beeldhouwer: toen hy flegts tien jaar oud was, vervaardigde hy reeds een ,, Kop van marmer, die men nu nog vertoont in ,, de St. Praxede, en die den algemeenen lof der „ Kenners verworven heeft: Paus Paulus de V; „ wilde hem zien werken 5 waarop hy, in tegen„ woordigheid van zyne Heiligheid, een Kopftuk ,, van St. Paulus binnen de tyd van een half uur „ afmaakte: hy bereikte naauwlyks den ouderdom „ van zeventien jaar, of men zag reeds in Ro„ men verfcheidene van zyne kunsrftukken , onder „ weiken de fchoone group van Apollo en Daph„ ne uitmunt : Urbanus de VIII. tot het Paus„ dom verheeven zynde, zeide tegen Bernin : gy „ zyt voorzeker gelukkig van den Kardinaal Maf„ feo Barbenni tot den Pauslyken Zetel verheven „ te zien; doch zyn geluk overtreft het uwe, wyl ,, Bernin onder zyne Regeering leeft: Bernin lag „ zig ook toe op Je Bouw en Schilder-kunst: hX 93 heeft  AANHANGSEL. H>% '„ heeft de bekeering van Petrus zeer kunstig ra ,, metaal gegoten (sj . als ook de Fontein op het groote Plein van Navone, en vier Golosfus* ,, beelden, die de vier voornaamlle Riv en der Waereld verbeelden; te wecten, den Nyl, den ,, Donau, de Eup.iraat en de Niger: deeze vier ,, beelden zitten op eene vervaarlyke hooge rots, ,, vanwaar het water afltort: deeze kunst, (fe,, naar heeft ook de fchets opgegeeven der Fon,, tein, ofzogenamade/?j;rrta'«, (liegtfcheepje,) ,, te Romen op het. Plein van Spanjen (taande: ,, hy wist door zyn vindingryken geest een mid,, del uittedenken tot herftel van een aanmerlt'yk ,, gebrek , 't welk zig tot de uitvoering van 3, deeze Fontein opdeed; te weeten, om het wa,, ter tot eene zekere hoogte optevoeren, waar,, toe geene mogelykheid (jeheen: hier toe dagt hy dit middel uit: de zogenaamde Barcacia is ,, een groot Schip, 't welk fchynt te zinken in ,, het midden van eene langwerpige ronde Kom; de natuurlyke perfing of drukking, diehetdoor ss zyne zwaarte in het zinken op het water maakt, doet natuurlyk het water daar ronJsdom bruis,, fchen, en tot de vereiscfue hoogte opftygen , welke natuurlyk niet heel groot zyn kan; z> dat (i) Wel te verdaan, het verhemelte en den Altaar van St. Peter, Gg 5    4/*x boek.-  AANHANGSEL. A?7 boekdeelen uit, die tot tytel voerden: Esfais „ de Phyfique, {Proeven over de Natuurkunde; ) ., waar na hy ook eene verzameling van Natuur,, kundige werktuigen , die allen door hem uit,, gevonden waren, in 't licht gaf: Charles of ,, Karei Perrault, Broeder van onzen Bouwkun„ dige, gaf een werk in 't licht, 't welk ten ty,, tel voerde: Vergelyking tusfen de Oude en He,, dendaagfche Schryver en , waarin hy de voor,, keur geeft aan de laatften boven de eerften; ,, het geen de twee Broeders Perrault de haat van „ Boileau op den hals haalde. Perrault gaf ,, zig, nevens verfcheidene Franfche Kunstoefe,, naars , zeer veel moeite , om eene nieuwe „ foort van Bouworde uittevinden , en bragt ,, niets ten wege , dan alleen dat hy eene nieuwe ,, foort van Corinthifche Capiteelen maakte, in ,, welken de bladeren op een belachelyke wyze ,, verwisfeld wierden door de vederen van een ,, Struisvogel , terwyl de Colommen afgeknotte Hammen van boomen verbeeldden." ,, Francois Blonde!, overleeden in 1688, heeft ,, de tekeningen gemaakt der Poorten van St. ,, Denis en St. Antonius , te Parys, waarvan de ,, eerfte voor zeer fraai gehouden wordt (w); ,, doch (u>) Blondel maakte alle de Latynfche opfchriften „ welken boven deze kunstftukken geplaatst zyn: hy was insgelyks een groot Wiskundige.  4?^ A a x ti /. i» o s e i, „ doch re andere heeft niets byzonders, dan es* „ nige ftukken fnywerk , die zeer fraai zyn. " „ J'u/fs Hardouin Mdrifdrd, een Zusters Zoon van Francois Manfard, nam den naam aan van -, deezen beroemden Bouwkundige, cn muntte' zelfs „ uit, in dezen tak van wetenfchap: onder één „ van zyne meest beroemde itukken is het Kasteel 9, van \rerfai!les i hy maakte ook de fchets van B, het Plein des Victoires of overwinningen, en s, voltooide de zo vermaarde Kerk derlnvalides, „ welke door LiberalBrtiant reeds begonnen was i „ hy was ook mede de maaker van de fchoonó i, Coupel te Parys, welke voor de allerfraaifte dier b, Stad gehouden wordt: hy overleed in 1708. " „ Franpois Gaill Bibiena, een Italiaan , over5,, leed ih 1739: hy was, gelyk ook zyn Broeder, een zeer beroemd Kunstfchilder cn kun't, dig Architect: hy was de maaker van het fraaie 9, Schouwtooiieel van Verona. " ,, Chrhtoph f-Fren, een Engclschman, overleed •j, in 1725, deeze kunstnaar was naauwlyks 16 s, jaar oud, toen hy reeds eenige aan'mcrke'yke i, ontdekkingen gedaan had, in de Werktuig- eu ti Sterre-kunst: hy gaf het ontwerp op van dealt, om vermaarde Sr. Paulus K.rk te Londen , welkers bouwing begonnen wierd in den jaare ï, 1672, en die voltooid wierd in 1710. hy lag » den eerilen , en zyn Zoon den laatlkn Heen van <, dit fchoocegebouw*" u fa*4  Aanhangsel. 479 U jacquet Gabriïl, geboren te Parys , en oe, verleeden in 1742, maakte een aanvang met 3, het leggen der Pont Royal te Parys, die door 5, den Broeder Romain voltooid werd." ,, Nicolaas Salvi, een Italiaan , was Dichter en s, Archirect: by overleed in 1751." ,, Bof rand, overleeden in 1754, heeft de ver- maarde Put van Ricctre , onder zyn opzigt , laaten maaken (#)." * * * Deeze Naamlyst is veel wydloopiger in het \verk , waaruit ik dit uittrekfel getrokken heb : de Schryver geeft daaiïn de naaroen op van verfcheidene Italiaanfche Grooten , die zig byna eenielyk op de Bouwkunde toegelegd , en daaiïn uitgemunt hebben: by maakt echter geen gewag van Vanvihlli, één der uitmuntendfte hedendaagfe Bouwkundigen , die den pragtigen Trap vau het nieuwe Paleis te Cafcrti, by Napels, den Koning vau Napels toebehoorende, gemaakt heeft: by is voor omtrent negen a tien jaar overleeden. Ou- O) Deze Put werd iu 1733 , 31, 35, gemnakt: derzelve is 171. voeten diep, heeft 15. voeten diameter, en 9. voeten altoos wellend water. Etóf.