OG 63 3430  JAC. v. ZOELEN BOEKBINDER KANAALSTRAAT 8 AMSTERDAM-W TELEFOON 8 3 4 7 0  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3484 6203  H  WA ARNEEMING VAN EEN O O G E N S C H IJ N L IJ K BEVRUCHT EIJERNEST, E N" BESCHRIJVING VAN DE ZONDERLINGE ZIEKTEN EN TOEVALLEN, DIE HETZELVE VERGEZELD HEBBEN, DOOR L. B I C K E R. TE ROTTERDJM, Eïj DIRK VIS, Boekverkooper op de Noordblaak bij de Beurs, J794.V   WAARNEEMING VAN EEN OOGENSCHIJNLIJK BEVRUCHT EIJERNEST» E N BESCHRIJVING VAN DE ZONDERLINGE ZIEKTEN EN TOEVALLEN, DIE HETZELVE VERGEZELD HEBBEN, DOOR L. B I C K E R. m "F^tn zijn buiten twijfFel de Genees- en Heelkundige WaarneeminjLJ' gen nuttig en waardig gemeen gemaakt te worden , wanneer zij iets zeldzaams en belangrijks behelzen, wanneer zij den Geneesheer en Heelmeester oorzaaken en kenteekenen van ziekten of gebreken leeren kennen, die hij te vooren niet gekend had, en wanneer zij hem tevens doen zien de misvattingen en misdagen die hij in de onderkenning en behandeling derzelve begaan heeft. Van OO Den korten inhoud van deze Waarneeming heb ik den 12 Augustus 1793 op de AIgemeene Vergadering van het Bataafsch Genootfchap voorgelezen. A  2 WA ARNE EMING vak een OÖGENSCHIJ N LIJK- Van dien aart is,, zoo ik mij niet bedriege, de Waarneeming van het geval van mijne oudfte Dogter Hermina ChristinaBicker, of wel van de zeldzaame ongefteldheid , waar aan zij onlangs, tot mijne ontroostbaare droefheid, overleden is. — De befchrij ving 'er van heeft, zoo wel als de behandeling van het zelve, mij zeer veel moeite en fmertelijke aandoeningen gekost. — En wiey die de naauwe betrekking en het teêrhanig gevoel van eenen Vader omtrent zijne Kinderen kent, zal zulks niet gaarne gelooven? — Vooral wanneer men weet, dat zij, wegens haare voorbeeldige deugd, verftand, braaf karactér, kundigheden en uitfteekende Oudermin , voor mij en mijne Vrouw, geduurende bijkans 28 jaaren , altoos een allerdierbaarst Kind geweest is j — en daarenboven de liefde en vreugd, durve ik zeggen, van haare gantfche Familie was, en de hoogachting had niet Hechts van haare goede Vrienden, maar van alle die haar gekend hebben; — en bij dit-alles, dat zij maar ruim anderhalf jaar getrouwd geweest, en in de allergewenschte omftandigheden geplaatst was, en pas bij, haaren braaven Man een lief Kind overgewonnen had, toen het God behaagde haar, na een langduurig en allerfmertlijkst lijden, door eene zoo verwonderlijke als zeldzaame ongefteldheid uit onze liefdearmen wegterukken. — Lang en dikwijls ben ik ook uit dien hoofde geftuit en wederhouden geweest om haar geval te befchrijven. — Telkens, als ik 'er aan begonnen was, weigerde mijn gemoed het geheugen te vernieuwen van een verlies en eene aaneenfchakeling van fmerten en ellenden , welke zulke hartgrievende uitwerkingen op het zelve gehad hebben •, behalven dat ik maar al te wel gevoelde , dat mijne gezondheid', die 'er reeds veel door geleden had, zoo dikwijls als ik 'er aan dagt, 'er nog meer door gekrenkt wierd. — Edoch , nadat de balfem des tijds en die van eenige welgegronde troostredenen mijne pijnelijke wonde genoegzaam verzagt, en mijnen geest tot meerdere bedaardheid gebragt hadden , heeft de overweeging , dat het geval voor mijne Konstgenooten allerleerzaamst, en voor mijne Evenmenfchen allernuttigst zou kunnen zijn, mij kunnen overhaalen om hetzelve op de volgende wijze te befchrij ven ^ ook heb ik gaarne de ofTerhande van de moeite en aandoeningen, die  BEVRUCHT EIJERNEST. 3 die het mij gekost heeft, willen doen, om langs dezen weg haare waardige nagedagtenis te vereeuwigen voor hen alle, die betrekking op haar gehad hebben, en met mij nog haaren dood betreuren. Zij huwde den sjunij 1791 met den Heer Je an Charles Jouhanneau Laregmere Aeve u, oud zijnde omtrent 26 jaar. — Ingevolge de zorgen en oplettenheden, die ik aan haare opvoeding, gelijk aan die van alle mijne Kinderen, bedeed had, was zij van een gezond , zeer fterk , kloek en wel gevormd geftel, middelmaatig bloedrijk, altoos vrolijk en vergenoegd van. aart. — Buiten de Kinderziekte door Inenting en de gewoone Ziekten der Kinderen, had zij nooit eenige wezenlijke ziekte of ongemak van belang gehad. — Met haar vijftiende jaar had zij de ftonden gekregen, en die vervolgens altoos geregeld gehad. — Na omtrent twee maanden getrouwd geweest te zijn, bleeven dezelve weg; zij kreeg alle teekenen van zwanger te zijn, en bleef zeer gezond; niettegenftaande zij in dien tijd zeer veele aandoeningen van droefheid had gehad wegens zwaare ziekten en fterfgevallen van fommige haarer vrienden en nabeftaanden, waar van zij eenige nagt en dng bad bijgeftaan. — Edoch drie maanden omtrent daarna, ofwel in het laatst van (Mober werd zij niet wel, en ontdekte eenige bloedvloeijlng, gepaard met pijn in de lendenen, die drie of vier dagen aanhielden, allenskens vermeerderden en eindelijk gevolgd werden door hevige vveepijnen en ontlasting van groote bloedklonters, zoo dat de Heer Sc h uur man, die Haar als Vroedmeester en Chirurgijn bediende , het met mij voor eene wezenlijke miskraam hield. — Wij zagen echter, noch toen, noch vervolgens, iets voor den dag komen, dat naar een vrucht of eij geleek, het welk ons deed denken, gelijk men gewoonlijk denkt in die gevallen, dat 'er of eene onvolkomen bevruchting had plaats gehad , of dat de vrucht in de baarmoeder was blijven zitten; dewijl wij alles te wel nagezien hadden om te vermoeden , dat dezelve , onder het bloed vermengd , afgevloeid en ons oog ontvlugt fcadde. — Langzaamerhand herftelde zij van deze vermeende miskraam ; doch hield 'er drie of vier ongefteldheden uit over, die A 2 mij  4 WAARNEEMING van een OOGENSCHIJNLIJK mij al van het begin af zeer veel bedenking en bekommering, baarde. De eeffte was eene bepaalde pijn in de regterzijde van den onderbuik boven en omtrent het midden van het Darmbeen (Os I/eon.'), die zij zeide met een duim te kunnen bedekken , doch hardigheid of zwelling kon men 'er niet gewaar worden. — Deze pijn was zeer aanhoudende en fomtijds zoo hevig, dat zij genoodzaakt was zig ter bed te begeeven om eenige verligting te krijgen.. De tweede was eene bijzondere droogheid in den gantfchen mond cn vooral in de keel, waar over zij onophoudelijk klaagde, wegens de ftijffaeid of ftrakheid en pijnelijke famentrekking , die zij 'er in de keel, en den hinder, die zij 'er in het zwelgen van gevoelde. — De oorzaak hier van onderzoekende, ontdekte ik in het begin niets anders als eene drooge en grauwachtig beflagen tong en eene groote droogte in de keel , zoo als of het natuurlijk flijm 'er in ontbrak. Edoch in het vervolg zag ik diep in de keel (Fauces) en terzijde verfcheiden wit- en grauwachtige puistjes, zeer gelijkende naar Sprouw (A$hthc. — Journal des Spavans] jinn. 1678, en andere. E $  38 WAARNEEMINGvaneenOOGENSCHIJNLIJK geboekt hebben; en in het Journal de Medccine £/c. par M. A. Roux, d'Avril 1773, vindt men 'er nog eenige andere aangehaald, onder welke zeer bijzonder is het geval in de Memoires de 1''Academie des Sciences de Paris Annèe 1722, van een volkomen Vrucht in een der Eijernesten gevonden. — Na dien tijd zijn 'er nog eenige weinige voorbeelden van het een cn ander in fommige Werken van geboekt (tf) , waar onder boven al merkwaardig is het geval door H. Krohn gemeen gemaakt (Z>); van het welk ik hier na gebruik zal maaken. Vermoedelijk zou men 'er meer van vinden , indien men , met oogmerk om zulks te onderzoeken , meer vrouwelijke lijken opende. — Maar met dat alles kan men zeggen, dat de voorbeelden van bevruchte Eijernesten zeldzaam zijn , aangemerkt de meenigte van lijken , die men geopend heeft , althans zeer zeldzaam die, waar in de bevruchting van het Eijernest beftaan heeft te gelijk mee eene volkomen bevruchting van de baarmoeder, gevolgd van eene voldraagen en welgefchapen vrucht; en waarin daarenboven de bevruchting van het Eijernest met die van de baarmoeder zoo eenen verwonderlijken rol gefpeeld, en zulk eene onafgebroken opvolging en famenloop van bijzondere ziekten en zonderlinge toevallen veroorzaakt heeft, als in het boven befchrevene geval. — Welligt fterven 'er honderd duizend Vrouwen, waar van 'er naauwlijks eene is, 'aan wie zulks overkomt: althans ik heb geene of zeer weinige gevallen geboekt gevonden , en ik heb 'er in mijne zesendertigjaarige praktijk geene ontmoet, die 'er op (hikken na gelijk aan zijn : de zoo even hier onder aangewezene, dat van Boehmer en dat van Charnaux in het Journal de Medccine van April 1773 , komen 'er eenigzins bij, ten minste ten aanzien van fommige toevallen. On- (a) Zie onder anderen de Acïa Societ. medic. Hamlens. vol. II. Ann. 1789. — Metnnïrs of the American Acadetny of Arts and Scienc. vol, I. 1785. — Journal de Medtcint d'Avril 1789. (Jf) Foetus extra uterum Hijloria, Londini 1791,  BEVRUCHT EIJERNEST. 39 Ondertusfchen lijdc het bedenking of men in dit en foortgelijke gevallen wel eene waare bevruchting van het Eijernest ftellen kan. — Zeker is het dat tot hier toe , voor zoo verre ik weete , alle Genees- en Ontleedkundigen het hair, de tanden en beentjes in de Eijernesten van Vrouwen gevonden , voor wezenlijke overblijffels van eene vrucht,' waar van het lighaam verrot of vergaan was, gehouden hebben (V). — Maar onlangs heeft men in de Philofophkal TranfaBims van het Koninglijk Genootfchap te Londen (£) , een geval gemeen gemaakt, dat indedaad veel reden geeft om daar aan te kunnen twijffelen. — De Heer Baillie vond in het lijk van een Meisje, van 12 of 13 jaaren , het regter Eijernest veranderd in eene op het gevoel deegachtige zelfftandigheid, en in het zelve, geopend zijnde, eene vette of ongelachtige AJasJa , vermengd met hair cn uitwasfen van beentjes. De vette A/as/a was geelachtig van kleur en op het gevoel zeer fmeerig en lijmig. De hairen waren fijn , ligt bruin van kleur, gelijk aan die van het hoofd van het Meisje, en vrij lang; fommige van 3 duimen lengte. Een van de tanden fcheen een hondstand te zijn , een andere een kies, en twee andere waren fnijtanden , alle ingefloten in een eigen vliezig kapje, dat uit de binnenfte oppervlakte van het Eijernest voortkwam , welks vlies zeer dik was. — Het verbaasde hem zeer dus alle die verfchijnfels te vinden ,- welke men in foortgelijke gevallen tot hier toe altoos voor teékenen van eene onvolmaakte bevruchting , of voor overgeblevene deelen van eene vergaane vrucht had aangezien. — Dan verder onderzoekende, vond hij alle redenen om dezelve in dat geval daar voor niet te houden. De baarmoeder was ongewoon klein , volmaakt gezond , en toonde, geopend zijnde , alle de verfchijnfels van de baarmoeder van een kind van dien ouderdom, en dat nog niet tot de vereischte rijpheid gekomen is. —• Het 00 Zie As truc, Morb. muliebr. Tom. U. p. — H aller, üb. cit. Tom. FllL p. 47. (T) Vol. LXXIX, for tbe Tear 1789. ƒ>. 71.  4o WAARNEEMING van een 0OGENSCHIJNLIJK Het maagdevlies was geheel en ongefchonden , en zoo als men het gewoonlijk vindt in een kind van die jaaren. — Op de lippen der vrouwelijkheid was geen hair , maar Hechts een vlasachtige wolligheid. — Uit dit alles beGuit hij , dat in dit geval het hair, de tanden , enz. niet de gevolgen geweest zijn van de vermenging met eenen man , en dus ook niet de gewrochten van eene waare bevruchting ; maar meent te mogen Hellen , dat de Eijernesten , als zijnde eene der voornaame werktuigen van de voorttceling, in zich de bekwaamheid, het vermogen hebben om, zonder zoodanige vermenging , afzonderlijk die deelen voorttebrengen , welke anders de voortbrengfels zijn van eene waare bevruchting — En indedaad dit be.fluit is vrij wettig , althans ik zie niet dat men 'er met grond iets tegen inbrengen kan. Het is waar .de ongefchondenheid van het maagdevlies of eenige andere belette toegang van den man is op zich zelve geen genoegfaam bewijs van onvruchtbaarheid, dewijl 'er verfcheiden gevallen zijn van het tegendeel (/>) maar wan- 00 Men kan nier zeggen , dat de Eijernesten alleen tiet vermogen he'oben om hair voorttebrengen; want men heeft in verfcheiden Rokgezwellen, •uit verfchiliende deelen gefneden, volkomen hair gevonden O) ; waar uit men mee reden befluit, dat alle de inwendige deelen des lighaams voorzien worden van de noodzakelijke vochten om hair te doen geboren worden (b); maar nimmer heeft men, voor zoo veel ik wecte, buken de Eijernesten en Eijerftokken , in eenig deel welgevormde tanden , enz. gevonden; weshalven men recht heeft om het vermogen van die te vormen aan deze deelen alleen toetekennen. — Sommigen hebben gemeend, dat hair, tanden , nagelen, veders, enz. dierlijke planten zijn, en ingevolge deze meening befcho uwt Doctor Tyson den "toei van hair en tanden in het Eijernest'als een Lufus Natura , eene fpeeling der Natuur, waar in zij poogt iets voorttebrengen, doch in het vormen van een dier te leur gefield zijnde, een plant voortbrengt. Zie Hooke's Leclures and ColLSlion, No. ir, ./>. 11 and 15. (£) Ik meene deze gelegenheid te mogen waarneernen om hier met weinig woorden een geval aanteteekenen, dat mij, eenige jaaren geleden, is voorgekomen, en daar toe eenigzins betrekkelijk, althans zeer bijzonder h'. — Eene Vrouw, die reeds twee Kinderen had, fa^s Zie F. Ruisen, Adverf. anatom. Dec. I. p. C. Bouchinus, /inat. lih. I. Cap. 31. £fV. Acalem. des Scienc. anti, 1746. p. 825. &c. Pbiloftipb. 'IranjaH. vol. LXXIX. p. Zie Memoirs of the Amtrk. Academ. vol, I,  BEVRUCHT EIJERNEST. 4t wanneer te gelijk de gefteldheid van de baarmoeder zoodanig is, en de andere omftandigheden 'er bij gepaard gaan , heeft men allen grond om te gelooven , dat 'er geene gemeenfchap met den Man heeft plaats gehad. —■ Men zou nogthans in aanmerking kunnen neemen, dat de voortteelingsdrift in een Meisje van die jaaren had kunnen werken , gelijk zij niet zelden reeds in dien ouderdom werkt; en dat deze door het een of ander opgewekt zijnde , het vormvermogen van het Eijernest werkfaam gemaakt had tot voortbrenging van hair, tanden, enz. — Astruc (a) meent, dat de bezwangeringen van de / Eijernesten het meet voorkomen bij jonge Dogters , omdat de ftuipachtige toetrekkingen van de Eijernesten, veroorzaakt door de fchaamte en vrees, waar mede zij zich aan de vermengingsdrift overgeeven , en aan den angst dien zij zich maaken wegens de gevolgen, niet toelaaten, dat het eij, van zijn fteeltje losgemaakt, uitkome door de kleene opening , welke daar toe gefchikt is, en dat het dan in het Eijernest groeije en gevormd worde (b). Dan bad, kwam mij raadpleegen omdat haar Man van haar wilde fcheiden; vermits zij hem geen' toegang meer geeven kon. — Wijlen de Heer M. Schouten (een der bekwaamfte Chirurgijns en Vroedmeester-, die ik gekend heb} op mijn verzoek haar onderzoekende, vond de wanden der fcheede zoo digt famengegroeid, dat wij 'er naauwlijks eene gewoone Sonde, door een kleen gaatje konde inbrengen, en niet verder dan omtrent anderhal ven duim diep ; het gene zij ons zeide veroorzaakt te zijn door de wreede behandeling, die zij in haare laatfte kraam van de Vroedvrouw ondergaan had. — Wij raadden den Man zijn best te doen om zijne Vrouw weder te bezwangeren. — Na omtrent 6 -maanden kwam zij ons zeggen , dat zij zwanger was en leeven droeg. Wij vonden de fcheede in denzelfden (laat en de opening even klein; en verzogten haar ons te laaten roepen , als zij in arbeid geraakte. — Toen bij haar zijnde , vonden wij geene verandering , en de opening was even naauw. Na verfcheiden hevige weenen fcheurde de fcheede als in eens open , en zij verloste van eenen welgefchapen Zoon. — Wij droegen zorg dat de fcheede niet; weder famengroeide, en na dien tijd heeft zij nog mier Kinderen gehad. 00 &e Morb. muïïebr. vol. III. O) Mr. Litrk befluit uit foortgelijke Waarneemingen , dat het Eijernest de gemeene baarmoeder is van alle de Eijsren in het zelve bevat, en de baarmoeder het bijzondere Eijernest van ieder Eij , dat 'er zich geheel in ontwikkelen zou , en dar. de Eijeren in het Eijernest tot eene zekere grootte en groei kunnen komen , maar dat. zij haare volkomen ontwikkeling en wasdom in de baarmoeder krijgen moeten. p Veel-  42 WAARNEEMING vaneen OOGENSCHIJNLIJK Dan hoe dat alles oo!: zij , het is evenwel zeer oogénfchijnlijk, dat 'er in ons geval eene wezenlijke bevruchting en misfchien wel eene volkomen vrucht in het Eijernest befraan heeft , en dat die naderhand, het is om 't even door welke oorzaaken, in eene andere zelfstandigheid veranderd is; althans daar zijn zeer goede redenen om zulks te denken en voor waarfchijnlijk te houden. — De vermenging heeft hier vooraf plaats gehad, en de verfchijnfels van een bevrucht Eijernest hebben zich eerst na dezelve doen zien. — Bovendien heb ik getoond, dat 'er voorbeelden genoeg zijn van gedeeltelijk of volkomen gevormde vruchten in de Eijernesten en Eijerfiokken van Vrouwen gevonden ; daar men nu in ons geval niet flechts hair, maar tanden en zelfs een beentje des hersfenpr.ns gevonden heeft, geeft dit, dunkt mij, reden genoeg, om dezelve aantezien voor de voortbrengfels of overblijffels van eene wezenlijke bevruchting. Dit vermoeden word , meene ik , ook gefterkt door de Masfa zelve , waar in het hair ingewikkeld was, niet zoo zeer door deszelfs gedaante en grootte , maar bijzonder door deszelfs zelfftandigheid, dewijl die juist van denzelfden aart was als die , waarin men voor vier of vijf jaaren op een der kerkhoven te Parijs de weeke deelen der Lijken, die 'er jaaren lang begraven gelegen hadden , veranderd gevonden heeft, te weeten eene witte of grijsachtige , deegachtige , kneedbaare en fmeerige zelflhindigheid, niet ongelijk aan die van jonge zoetemetkfche kaas O): het gene derhalven de natuurlijke verandering fchijnt te zijn van de dierlijke deelen , wanneer zij buiten den toegang der lucht in zich zelve vergaan. Edoch het kan weinig nuttigheid aanbrengen, of men met zekerheid kan bepaalen, dat 'er eene waare bevruchting niet of al in Veelligt kunnen de gevallen van bevruchte Eijernesten aanleiding geeven om te denken , dat in het werk der voortteeling de Vrouw het meest toebrengt aan het lighaam. 00 Zie M. M. db Morveau, Lavoisur &c, Anmks de Cbimie, Tom, V.p, !^.  BEVRUCHT EIJERNEST. 43 in het Eijernest plaats gehad hebbe; althans het zou buiten twijffel van veel meer belang zijn , indien het hier befchreven en foortgelijke gevallen, die elders geboekt zijn, voor den Geneesheer den weg baanden om dezelve voortaan , als zij meer voorkwamen, wel te onderkennen en van andere ziekten en kwaaien te onderfcheiden ; en vooral, zoo hij 'er aanleiding door krijgen konde tot het uitdenken en het bewerkftelligen van bekwaame middelen om zulke ongelukkige Lijderesfen uit diergelijke nooden en ellenden te redden en in het leeven te behouden. — Boehmer, overtuigd van dat belang , heeft zich veel moeite gegeeven om uit overweeging van zijn geval aan beide die bijzonderheden licht bijtezetten; doch, naar het mij voorkomt, hebben zijne poogingen aan dat heilzaam oogmerk niet voldaan : ook erkent hij zelf, na dat onderzoek, dat 'er geene ontwijffelbaare teekenen zijn van de bevruchting van een of ander Eijernest (a). — Buiten hem heb ik geene Auteuren gevonden, die omtrent het een of ander een opzettelijk onderzoek gedaan of eene behoorlijke onderrigting gegeeven hebben. — Krohn heeft in de befchrijving van zijn geval flechts eenige vraagen , tot het een en ander betrekkelijk, voorgemeld, doch dezelve onbeantwoord gelaaten. — En indedaad zij, die zulke gevallen wel onderzoeken en overweegen willen , zullen wel ras befpeuren , dat de onderkenning (Diagnofis) en de geneezing van dezelve fchier even onzeker en even moeilijk zijn. Ik althans maak geene zwaarigheid om te belijden, dat ik dezelve zoodanig gevonden heb. Wat de onderkenning betreft, na alles wat de hier befchreven Waarneeming, en wat andere Waarneemingen , die elders geboekt zijn , daar toe betrekkelijk aan de hand geeven , wel gewikt en gewogen te hebben , vinde ik mij gedwongen te erkennen geene verfchijnfels noch toevallen gevonden te hebben , welke men afzonderlijk kan doen doorgaan voor wezenlijke onderfcheidende kenmerken (Signa cbaraiïcriftica') , waar uit men met zekerheid kan opmaaken , dat het eene of andere Eijernest bevrucht, en dat die . be- 00 L> c.pag. 5r. F 2  44 WAARNEEMING van een OOGENSCHIJNLIJK bevruchting en de daarop gevolgde ontftentenis van dit ingewand in zulke gevallen de waare en voornaame oorzaak der ziekten zijn; en ik meenc uit alle mijne overweegingen te moeten befluiten , dat niet dan eene famenloop en opvolging van bijzondere toevallen en verfchijnfels , wel overwogen , daar omtrent eenige zekerheid , ten minste waarfchijnlijkheid, geeven kunnen. — In het begin zou men, naar het mij toefchijnt, het gegrondfte vermoeden daar van kunnen opvatten , wanneer de Lijderes klaagde over eene beftendig gevoel van een gewigt, of eene bepaalde zwaarte en van doffe pijnen in de eene of andere zijde van den buik boven het fchaambeen of boven het darmbeen. — Dit vermoeden zou anngroeijen, bijaldien de Lijderes zulks was ontwaar geworden na gemeenfehap met een' man gehad te hebben , en nog meer zoo 'er vooraf of daarna eene vruchtelooze miskraam had plaats gehad. -- Nog fterker grond zou dit vermoeden verkrijgen, zoo van tijd tot tijd dat gevoel van zwaarte grooter en de pijnen heviger en aanhoudender wierden. — En indien hier vervolgens bijkwam eene bepaalde hardigheid en opzetting van den buik op de gemelde plaats , zou 'er eene fchijnbaare zekerheid ontftaan om zulks te befluiten; die gewisfelijk grooter of wezenlijker worden zou, naar maate 'er die toevallen en verfchijnfels zich bij opdeeden , welke uit de drukking van een meer en meer opzettend Eijernest gewoonlijk ontftaan , als nederdrukking van de baarmoeder, persfmg op het water en den afgang, opftopping van het water , doffe of hevige pijnen in den ftreek der pisleider en dije van de aangedaane zijde , gepaard met gevoel van zwaarte , met zwelling en onmacht tot beweeging in het been vau dezelfde zijde, met een woord alle die toevallen en verfchijnfels, welke in ons en in andere foortgelijke gevallen, wanneer zij tot hun hoogfte gekomen waren, plaats gehad hebben. — Boehmer brengt ook tot deze kenmerken flappe en leege borsten ; doch in ons geval zijn de borsten wel degelijk met zog opgezet geweest en gebleven; hoewel dit zekerlijk van de bezwangerde baarmoeder is afteleiclen. — Dan hoe veel fchijn van zekerheid alle die toevallen en verfchijnfels ook geeven mogen, zoo men dezelve vergelijkt met  BEVRUCHT EIJERNEST. 45 met die van andere ziekten of kwaaien , welke niet zelden in de daar nabij gelegene deelen voorvallen , zal men welhaast befpeuren, dat zij alle zeer onzekere , zeer bedriegelijke kenmerken zijn; en dit zijn zij buiten twijfel te meer, om dat zij zich niet alle altoos in alle de gevallen van bevruchte , opgezette en verzweerende Eijernesten opdoen , en ook niet in alle op dezelfde wijze zich toedraagen, integendeel meestal aanmerkelijk verfchillen. — Het is zekerlijk grootendeels daar van , dat ik , zoo min als de andere Heeren, in genoegzaam den gantfchen loop der ziekte, geen denkbeeld op een bevrucht of ongefteld Eijernest gehad heb. — Alle de toevallen en verfchijnfels waren van die natuur en droegen zich zoodanig toe, als zij gewoonlijk zijn en doen in die ziekten waar voor wij dezelve aangezien hebben. — Hier kwam bij , dat de Lijderes zoo kortlings van een voldraagen en welgefchapen Kind verlost was , waar in dit geval ook aanmerkelijk verfchilt van alle die ik befchreven gevonden - heb ; en het gene buiten twijffel te minder aanleiding moest geeven om aan een bevrucht Eijernest te denken. — Het was eerst op het laatst der ziekte , te weeten toen in de regterzijde eene hardigheid zich openbaarde , dat ik eenige gedagten kreeg op eene verftopping en opzetting van het Eijernest ; doch ik liet die wel dra vaaren , omdat dezelve hardigheid mij voorkwam te hoog te leggen , te uitgebreid en te plat van gedaante te zijn-, en geheel te verfchillen van de gevallen van opgezette Eijernesten , die ik hier en daar befchreven vond ; gelijk ook uit de opening van het lijk gebleken is , dat het Eijernest van die zijde , volkomen gezond en natuurlijk was. Ik bleef daarom met de Heeren in het gevoelen , dat daar ter plaatze door nederzetting van ziekteftoffen een Ettergezwel of Etterzak geboren wierd of werkelijk geboren was. — Op het linker Eijernest had ik in het geheel geen vermoeden van opzetting of bevruchting, omdat aan ■ die zijde, buiten de algemeene opzetting van den buik , die evenwel niet groot was , geene bijzondere hardigheid of zwelling zich opdeed ; en echter is het van agteren gebleken , dat de voornaame oorzaak van alle de toevallen haare zitplaats daar in gehad heeft. — F 3 Daar  46- WA ARNEEMING van een OOGENSCHJJNLÏJ K Daar hebben derhal ven geene genoegzaame, en ik mag zeggen, zelfs geene fchijnbaare gronden zich opgedaan om aan een ongefteld Eijernest te denken; echter wil ik gaarne erkennen , indien mij weder zulke gevallen voorkwamen , dat ik, door ondervinding geleerd, veel meer en eer op zoodanige oorzaak zou bedagt zijn; en ik wil 'er wel bij belijden, dat ik 'er in dit geval ook eerder en fterker vermoeden op zou gehad hebben , bijaldien ik te vooren meer zulke gevallen ontmoet, of de lijken van die ik ontmoet heb, geopend had; of indien ik foortgelijke Waarneemingen, die 'er befchreven zijn, gelezen, of mij beter herinnerd en gezetter overwogen had. — Dan zoo gaat het in de beöeffening der Geneeskunde; men word door ondervinding wijzer en omzichtiger; men ziet dikwijls van agteren en te laat zijne misvattingen; men ontmoet, fchoon men veele jaaren gepraclifeerd heeft, altoos nog gevallen, die men niet gezien of niet gelezen heeft; de drukte daarenboven der practijk beneemt den tijd om alles te leezen , of men leest de befchreven gevallen niet genoeg met nadenking en toepasfing. — Die voldoening meene ik mij evenwel te mogen geeven, dat de duisterheid ,en vermomming van het geval mij niet alleen bedrogen, en welligt veele andere en kundiger Artfen zouden misleid hebben. Maar al gefield zijnde , dat men met genoegzaame gronden van zekerheid geweeten had, dat zoodanige ongefteldheid van het Eijernest de hoofdoorzaak van de befchreven toevallen was , dan is de groote vraag .; of men de Lijderes zou hebben kunnen herfteilen; ten minste of men met eenige hoop van hcrftel bekwaame middelen zou hebben kunnen aanwenden ? — De overweeging van deze vraag heeft, gelijk ik reeds te kennen gegeeven heb, mij een fmertelijk nadenken veroorzaakt. Bij de opening van het lijk zou ik met andere dezelve ontkennend beantwoord hebben; althans de ongefteldheid van het Eijernest ziende , en alle de gevolgen , die zij voortbragt, overweegende , meende ik mij te mogen troosten met het begrip, dat de herftelling der Lijderes boven het bereik der Natuur en konst geweest was. — Edoch niet lang daar na, in het voor-  BEVRUCHT E Ij E R N E S T. 4? voorneemen om het geval te befchrijven , verfcheiden Werken naziende om meer Waarneemingen van die natuur optezoeken, vond ik 'er eenige, die mij te voeren onbekend waren, of welke ik mij niet herinnerd had, en dis echter mij dadelijk deeden zien, dat 'er foortgelijke gevallen zijn , welke de Natuur of de Konst op een wonderbaarlijke wijze gered heeft: en vermits die Waarneemingen op de hier voorgefielde bedenkingen eene onmiddelijke betrekking hebben, en-tot opheldering of bevestiging van de leeringen, uit het boven befchreven geval getrokken , dienen kunnen , behalven dat zij, voor zoo verre ik weete , in onze taal nóg niet overgebragt zijn , zal ik dezelve hier vertaald laaten volgen, zonder mij verder in overweegingen of toepasfingen betrekkelijk het geval van mijne Dogter intelaaten. In de Medical Commentarics for ths Tear 1792 vol. Fïl. ƒ?, 431. leest men het volgende geval, medegedeeld aan Doctor Duncan in een' Brief van Doclor Colin Maclarty. — Eene Negerin, oud omtrent 22 jaaren, die 'er gezond en wel uitzag, werd op deir 1 Augustus 1790, wanneer de gewoone tijd van den dragt ten einde was. gelopen , aangetast van alle de gewoone toevallen van eene aannaderencle verlosfing. — Maar, nadien de arbeid geduurende verfcheiden dagen, draaiende en vruchteloos bleef, werden de Vroedvrouw en de omftanders ongeduldig en verzogten den; raad van een' Geneesheer inteneemen. — Ingevolge dit verzoek, fchrijft de Heer Maclarty , werd 'er den 5 Augustus bijgeroepen mijne Kunstgenoot Doótor John Macklashan; die, de Vrouw onderflaande, verwonderd was, geene van die veranderingen in de deelen te vinden, welk de verlosfing gewoonlijk voorgaan. — In dien ftaat was het ongelukkige Vrouwsperf jon bevolen zich zeer ftil te houden , en men fchreef haar een pijnftillend middel voor. — Ik zag haar den volgenden dag te gelijk met DoctorJohn en Doétor Charles Macklashan, en vond haar in denzelfden toefland; daar was toen geene verandering in de fcheede en geene verwijdering van den mond der baarmoeder. De zwelling  43 WAARNEEMING vaneen O OGENSCHIJNLIJK ling van den buik bleef hoog boven het bekken , en was nooit laager geweest. — Uit deze en andere verfchijnfels begonnen wij terftond vermoeden te krijgen op eene bevruchting buiten de baarmoeder; en weinig nadere overweeging,bevestigde ons volkomen in onze gisfing. — Eene omfbndigheid deed 'er zich echter op, die ftrijdig fcheen tegen het denkbeeld dat wij gevormd hadden, en die ik ook niet voldoende voor mij zeiven verklaaren kan. Daar was eene zeer groote ontlasting van bleek bloed uit de feheede ; deze hield aan geduurende agt of tien dagen , en verminderde toen allenskens. — Of nu deze buitengewoone werking van de baarmoeder kan aangemerkt worden als eenige verbintenis hebbende met de algemeene wetten van de dierlijke huishouding, welke op dit tijdftip in een ftaat van zwangerheid bijzonderlijk dit werktuig aangedaan hebben , wil ik niet op mij neemen te bepaalen. — Geduurende een gedeelte van Augustus, de geheele maanden September, October en November, kwam 'er geene merkbaare verandering. — Het arme mensch was al dien tijd in een' ftaat van de grootfte angst, reikhalzend uitziende naar veriigting van hen, die niet minder bezorgd waren om haar alle de hulp , die in hunne macht waar, toetebrengen. — Dan , gelijk de geneeskundige Heeren, die haar gezien hadden, eenltemmig van gevoelen waren, dat 'er geene Operatie moest gedaan worden , zoo eischte de voorzi"tigheid zoo wel als de menschlijkheid , dat het best ware den uitflag geduldig aftewagten. In het begin van December begon 'er in de navelftrcek zich op- tedoen eene bepaalde uitpuiling, zonder veel pijn of ongemak te veroorzaaken. — Deze zwelling nam geduurende eenige weeken toe , en de gemecne bekleedfels, niet langer tegenftand kunnende bieden , gaven eindelijk uitgang aan eene gedeeltelijke uitdrijving van een' volwasfen vrucht. — De benedenfte ledemaaten en billen kwamen uit door de onderfte opening; en hooger naar de maag werd de regter arm tot aan den fchouder voortgedreven in eene andere opening, laatende tusfehenbeiden een middelfchot van onverdeel-  BEVRUCHT EIJERNEST. 49 deelde fpieren van anderhalf of drie duimen. — In dezen toefland waren verfcheiden Heeren van erkende bekwaamheden in de konst van gevoelen, dat men, daar de Natuur zoo veel gedaan had, het nog een weinig langer aan haare bewerkingen toevertrouwen moest. — Juist op dien tijd was ik herfteld van eene koorts ; en nam de eerste gelegenheid waar om dit buitengewoon geval te gaan zien. — Van dien tijd af was ik dikwijls bij haar; en , gemerkt ik geene genoegzaame waarfchijnlijkheid zag, dat het gedeelte, het welk de vrucht voornaamelijk fcheen tegentehouden, zoude doorbreeken, befloot ik eene infnijding te maaken, en het zelve doortefnijden. — Dit gedaan zijnde, vatte ik het lighaam, en trachte het hoofd uittehaalen; maar, nadien het dieper lag, en vaster in de ingewanden ingepakt was, dan ik had kunnen denken , en gemerkt ik vreesde, dat. ik door mijne poogingen , fchoon zagt, het lighaam aan de halswervelen . zou aftrekken, nam ik mijnen toevlugt tot de Tang, met hulp van welke ik het fchielijk verzekerde en uithaalde. — Hier op volgde eene groote hoeveelheid van zeer Hinkenden , rotten en dunnen etter, doch geen fchijn of overblijffel van de nageboorte of koek; waar uit ik meende te moeten befluiten , dat dezelve in dien bedorven etter gefmolten of vergaan was. — Ik leide op de wonden flechts een zagt verband met een drukdoek van zagt linnen 'er over, en deed 'er een breeden omflag van flanel om, dien ik 'er verfcheiden maaien omwond; ik gaf de Lijderes een pijnftillend middel en vertrok. Dit gefchiedde den 25 December , en toen ik haar den 26flen kwam zien, vond ik dat zij tamelijk wel gerust had ; doch zij klaagde over pijn in haare ingewanden , verzeld van de loop (diarrhoea). — Dit toeval, het welk ik vermoedde dat uit opflorping van fcherpe ftoffen ontflond , was nu bijzonder zeer zorglijk , uit hoofde dat zij reeds zeer verzwakt en uitgeteerd was. — Door behulp echter van de Kina , met een ligt afkookfel van de Cortex Simarouba , wijn en een voedzaame dieet, die haar Heer haar mildelijk bezorgde, heb ik het genoegen u te melden , dat zij op G den  50 WAARNEEMING vaneen OOGENSCHIJNLIJK den 10 Januarij zoo verre herfteld was , dat zij in ftaat was om op te zitten, de kamer rond te wandelen, en haar zelve bezig te houden. Van dien tijd af herwon zij volkomen haare krachten , en zag 'er kloek en gezond uit; doch tot heden (den 19 Februarij) had zij de Honden nog niet weder gekregen. Zoodanig is de gunstige uitflag geweest van dit buitengewoon geval;.dan het fpijt mij 'er te moeten bijvoegen, dat zij, temidden van zoo een gewenscht geluk, gevaar loopt van haare huislijke gerustheid te verliezen; vermits haare pas geledene fmerten en wanhoopende toefland zulk eenen geweldigen indruk in haaren geest nagclaaten hebben, dat zij vast befloten fchijnt te hebben om nooit meer te waagcn van een dergelijk lot te ondergaan. — Edoch nadien de neger, die haar man is, haar beftendig zeer veele oplettenheden bewijst, hel ik zeer over om te denken, dat haar befluit niet beftendig zijn zal. Stimuli natura certe fujficiunt, £5? terror morborum nunquam adhuc maturam virginem ab ara veneris abegit $f nunquam abigere poterunt. Men vindt verfcheiden Waarneemingen geboekt van vruchten, welke in den buik uitgeftort of nog in de Eijernesten of Eijerftokken opgehouden waren , die de Natuur getracht heeft door den buik of door den aars naar buiten uittebrengen , of gedeeltelijk uitgebragt heeft, maar zeer weinige zulke waar van de Lijderesfen herfteld zijn (a). — Even gering of nog minder is het geCO Zie Journal de Medecine d'Avril 1789. ƒ>. 317-335. Alorgagni de Sedib. morbor. Lib. III. Epift. XXXIX. Art. 37-41. Bibliotbeque cboifie de Medecine p. 93-^77' j. Liüotand, Hiftor. anatom. medic. Tom I. p. 344-368, p. 427, ebferv. 1753. ln eene Dijèrtatio inauguralis van F. A. Fritze de Conceptione tubaria, Argentorati 1779. vinde ik aangehaald een zeer zeldzaam geval door Ciprianus ge--  BEVRUCHT EIJERNEST. 51 getal van zoodanige gevallen , die de konst gered heeft. De twee volgende zijn genoegzaam de eenigfte die mij bekend zijn. Het eerste is medegedeeld door John Warren, in de Memoirs of the American Academy of Arts and Sciences, vol. 1. — Eene getrouwde Negerin, oud omtrent 32 jaar, kreeg in 1783 een zeer pijnelijke zwelling in de linkerzijde van den buik , die zeer uitgeftxekt was , beflaande de geheele ruimte tusfchen het linker darmbeen en de linker onderfte rib, en zich uitftrekkende tot over het regter gedeelte van de navelftreek , ter linkerzijde van den navel een weinig uitpuilende, zijnde voorts zeer hard en zeer gevoelig. — Den oorfprong van dit gezwel nagaande, bleek het, dat de Lijderes het eerst geklaagd had over pijn in de linker lies, en eene algemeene opzetting van den buik , onmiddelijk na de bevalling van haar derde kind. — Na twee volgende kraamen was die pijn allenskens vermeerderd, en zints de verlosfing van haar laatfle kind, toen omtrent twaalf jaar geleden, was zij op den duur pijnlijk gebleven, fchoon niet hevig, tot voor omtrent nu drie weeken, dat zij om geneeskundige hulp verzogt. — Op dien tijd waren haare pijnen geweldig verzwaard , ingevolge van een koude, die zij op den tijd dat zij de (tonden had, gevat had, en waar door die ontlasting geheel was opgeftopt. — Men maakte terftond gebruik van de gewoone uitwendige verdrijvende aanlegfels, en van de gewoone mid- de- geboekt. De Vrouw van eenen Soldaat, oud 32 jaar , voor de derde reis zwanger, had tot de negende maand toe alle de teekenen van zwanger te zijn; uitgezonderd, dac zij geen zog in de borsten kreeg. — Zij had de beweeging van het Kind aldoor hooger gevoeld dan gewoonlijk. — Op den gewoonen tijd der verlosfing gevoelde zij het Kind fterk leeven en kreeg natuurlijke weenen ; doch zij liepen vruchteloos af, en de beweeging van het Kind hield op , zoo dat de hoop van eene natuurlijke verlosfing verdween? — Op de tiende maand vloeiden de maandftonden weder. In de agttiende maand klaagde zij over fcherpe pijnen omtrent den navel, waar op 'er eene fungeufe zweer daar ter plaatfe ontftond. — In de één en twintigfte maand deeden 'er zich door de verwijderde zweer eenige beentjes op ; waar op men eene infnijding maakte om de geheele vrucht 'er uittehaalen ; het welk gelukkig volbragt werd , met dat gevolg dat de Moeder in het leeven bleef. G 2  52 WAARNEEMING vaneen OOGENSCHIJNLIJK delen om de ftonden weer te doen komen; doch vruchteloos. — De zwelling nam op den duur toe geduurende drie weeken , wanneer men duidelijk befpeurde , dat 'er een gefchiktheid kwam tot verettering, die men toen door ettermaakende middelen trachte te bevorderen. — Omtrent twee weeken daarna befpeurde men eenige fchommeling, en na nog twee weeken befloot men eene opening te maaken tot in de holte van het gezwel. — De Heer Warren deed eene ruime infnijding door de regte fpier, op eenen genoegfaamen afftand van de bovenbuikfche flagader (Arteria epigajtrka), ten einde het gevaar van dezelve te kwetfen te ontgaan. — Daar vloeide terftond uit de wonde omtrent één pint waterachtige (toffe; waarna omtrent dezelfde hoeveelheid zuivere etter 'er uitkwam. — Twee of drie vingers 'er inbrengende, voelde hij 'er eene meenigte zagte floffe in , van dikte omtrent als zagte zeep. — Hij maakte terftond gebruik van een tafellepel, als het gefchiktfte werktuig dat bij de hand was, om de ftof 'cr uittehaalen, en haalde 'er toen omtrent één pond uit, waar na hij de Lijderes, eenigzins flauw wordende, na een verband op de wond gelegd te hebben, in het bed liet brengen, en in zoodanigen ftaat deed leggen, dat de ftof, die 'er nog in zijn mogt, 'er vrij konde uitvloeijen. — Bij drie of'vier volgende verbanden haalde hij 'er telkens een gedeelte van die floffe uit, tot dat het geheel omtrent vier ponden bedroeg. — Bij ieder verband onderzogt hij naauwkeurig de ftof, en vond 'er eene groote hoeveelheid kort hair of wol in , van omtrent drie vierde van een duim lang. — In ieder hairtje ontdekte men met het bloote oog den bolachtigen wortel en een fpits uiteinde , volmaakt gelijk aan het hair, dat natuurlijk op andere deelen groeit. Nadat hij 'er al de ftof uitgenomen had , bragt hij zijne hand in en rond de holligheid, om, ingevolge het vermoeden, waar in men was, dat 'er eene vrucht buiten de Baarmoeder was, te zoeken of .hij 'er beenen of eenig ander vreemd lighaam in vond, doch befpeurde niets van dien aart of van eene vrucht, fchoon hij 'er gereedelijk overal in kon komen. - Uit dit onderzoek was het blijk-  BEVRUCHT EIJERNEST. 55 blijkbaar, dat de uitgehaalde ftof befloten was geweest in een zak, die ingevolge van de ontfteeking der ingewanden aan den penszak zeer fterk vastgegroeid was. De Lijderes was, door het gebruik van de Kina, een oppervlakkig verband, en een verfterkende diëet, in omtrent drie maanden in ftaat om haar gewoon werk te doen , het welk zeer zwaar was. — Zij was geduurende haare ziekte zeer vervallen en bleef nog eenigen tijd in een' ftaat van vermagering , doch zij geniet nu eene volkomen gezondheid , en is maatig dik en vet geworden. — De ftonden zijn vervolgens geregeld wedergekomen, doch zij heeft tot hier toe geene teekenen van zwangerheid meer befpeurd, fchoon zij, voor haare ziekte, kind op kind kreeg. De Heer Warren meent uit de gantfche toedragt van het geval, en bijzonder uit de pijn in de lies van de aangedaane zijde, allen grond te hebben om te befluiten , dat het Eijernest het lijdende deel en de zitplaats van het ongemak geweest is. In THiJloire de la Societé Royale de Medecine, Jnnées 1782 en 1783 bladz. 296. vindt men, door den Heer L'Aumonier, Chirurgijn en Chef van het groot Hospitaal te Rouaan en Lid-Correspondent van dat Genootfchap , medegedeeld eene zeer fraaije en nuttige Waarneeming van eene jonge Dogter, oud, den 5 Januarij, één-en-twintig jaar, die vijf of zes weeken na haare bevalling in het Hospitaal gekomen was met eene fleepende Etterkoorts , eenen wegvloeijenden Loop , eene pijnelijke opzetting van den gantfchen buik en eene etterachtige uicvloeijing uit de Scheede. Hij befchouwde dezen ellendigen toeftand der Lijderes buiten alle hoop van herftel , en oordeelde, dat zij bedreigd werd met eenen zoo nabij zijnde als zekeren dood. — De flauwe hpop , die haare jonkheid geeven mogt, werd niet weinig verzwakt door de vermoedens, die haare losbandige en gevaarlijke leevenswijze baarde. G 3 Hij  54 WAARNEEMING van een OOGENSCHIJNLIJK Hij onderzogt echter met de naauwkeurigfte oplettenheid alles wat in de ziekte zich kennelijk opdeed, en door een naauwkeurig onderzoek ontdekte hij , in weerwil van de algemeene opzetting van den buik , een hard rondachtig gezwel, het welk hij nogthans door het betasten te minder zeker onderfcheiden tonde, omdat het pijnelijker was, naar maate hij 'er meer op drukte. Evenwel vond hij de juiste plaats van het gezwel, en bemerkte, dat de drukking, die hij op het midden deszelfs deed , eene etterachtige floffe uit de Scheede deed vloeijen; het welk hij op drie onderfcheiden maaien herhaalde, om zeker te zijn , dat de uitvloeijing de uitwerking van de drukking was. Hij onderzogt ook den mond der baarmoeder , die hem toefcheen zoo als gewoonlijk te zijn. Uit de plaats van het gezwel, de gemeenfchap die deszelfs ftof met de holligheid der baarmoeder had, de leegheid en flapheid der borsten en eene verlosfing , die 'er zes of zeven weken voorafgegaan was , en andere omftandigheden, befloot hij dat 'er eene zogverplaatfing was in het Eijernest en de Trompet van Fallopius. Het geval was reeds ver verlopen , en de krachten van de Lijderes te zeer uitgeput, om eene beflisfende Operatie te onderneemen ; doch , ingevolge den ftelregel, mcUus anccps remedium quam nullum, (beter een twijffelachtig middel dan geen) befloot hij eene infnijding te maaken door de bekleedfelen en fpieren van den buik, volgens de rigting van het onderfte gedeelte van de groote fchuinfche fpïer , beginnende drie dwarfche vingers onder de bekende Verdeeling van den navelftreek met den onderbuik, en deed vervolgens eene infnijding van omtrent vier duimen lengte met de vereischte omzigtigheid om de ondergelegene deelen niet te kwetfen. Den penszak geopend hebbende, ontdekte hij een rond gezwel, blauwachtig van kleur, van boven loshangende, doch met zijn onderfte gedeelte gehegt aan de verlenging van den penszak , die de liesring bekleedt. — Boven op dit gezwel was naar de zijde van dea  BEVRUCHT E IJ E R N E S T. 55 den navel, een ander van eene eijronde gedaante, en ter grootte van een hoenderen" , en knoestachtig hard. Het overige van het gezwel, fchoon vrij veerkrachtig, deed duidelijk eene fchommeling voelen; en met het te drukken deed hij nogmaals eene kleine hoeveelheid etters uit de Scheede vloeijen. Niettegenftaande dat 'er zeer groote en zeer veele bloedvaten over dit gezwel liepen , aarfelde hij geenzins om het infnijdings lancet (bijlourï) in deszelfs holligheid te fteeken , en met het zelve eene infnijding te doen van de plaats daar het knoestgezwel 'er aan vast was tot daar de Trompet zich vereenigt met den hoek van de baarmoeder; door welke opening ten minste een pint etterachtig vocht zich ontlaste, dat zwartachtig en zoo verfchrikkelijk ftinkende was, als hij ooit ontmoet had. De etter ontlast zijnde, onderzogt hij het binnenfle van de hol-' ligheid zoo ver de lengte van zijnen vinger het hem toeliet; en denzelven naar het bovenfte gedeelte brengende, voelde hij , eene uitholling in het lighaam van het Eijernest, waar van de randen uittermaate hard waren ; het gene hem drong om op nieuw dat gedeelte te onderzoeken , het welk hij voor knoestachtig gehouden had , en vond dat het een lob was van de Trompet, die, gelijk altoos bij ontfleeking van ingewanden plaats heeft, zich met het Eijernest vereenigd had. Hij trachte het van den Eijerftok aftefcheiden, wel verzekerd zijnde dat hunne famenhegting alleen het gevolg van ontfleeking was. Hij deed dit met gemak , en vond toen dat het Eijernest genoeg van alles was afgefcheiden om de afzetting (extirpatio) 'er van te onderneemen, zich verzekerd houdende, dat de wanorders van deszelfs famenftel onherftelbaar waren. De uitvoering van de Operatie was zeer eenvoudig; hij bragt een errine boven het gezwel, waar door hij het zelve zoo vast bepaalde dat het hem gemakkelijk was de geheele infnijding te doen, zonder de omleggende deelen te beledigen. Een  56 WAARNEEMING van een OOG ENSCHIJNLIJK Een tak van de zaad-fiagader gaf onmiddelijk na de afzetting een weinig bloed uit; doch hij vond dit van zoo weinig belang, dat het geene groote overweeging verdiende. Het geheele verband beftond in een weinig droog plukfel, behoorlijk voorzien van een draad, en eenige dotten plukfel, gedoopt in het dooir van een eij , gemengd met een derde honig, die hij in de zak van het Eijernest bragt, in eenige wieken daar over heen, en in eene weekmaakende ftooving op den buik, waar over hij een foortgelijke pap leide. Hij deed de Lijderes eenen zeer flipten en nogthans voedfaamen eetregel houden. Voor drank liet hij gebruiken rijstwater, en voor fpijs vleeschnat, beflaande uit een afkookfel van een once kruim van brood met een lepel gelei van vleesch. In de eerste zes uuren onderging de Lijderes zoo een groot verlies van krachten, dat hij haar verloren achtte; zij gaf nogthans te kennen, dat zij in den buik minder pijn leed, cn dat zij die niet zoo zeer gevoelde als die van de infnijding. Zij maakte overvloedig water, maar hij kon het niet onderzoeken , omdat zij , niet de minste beweeging kunnende lijden , genoodzaakt was het in het laken en in een fpons te doen , die hij tusfchen de dijen had doen leggen. De afgangen hielden op , maar de buik werd een weinig meer opgezet dan voor de Operatie. De eerste nagt was de flaap zeer onrustig. De Lijderes meende nog geduurig onder de Operatie te zijn ; en de denkbeelden van vrees en pijn , daar uit ontflaande, deeden haar geftel zoodanig aan , dat zij eenige fluipachtige beweegingen kreeg. Des anderen daags was de pols kloeker, het aangezicht een weinig gekleurd, maar de oogen hadden nog iets doodelijks. De Lijderes kon op de noodige vraagen nog naauwlijks ja of neen antwoorden. Hij  BEVRUCHT EIJERNEST. 5y Hij liet een klijsteer zetten , die ontlasting gaf, en den toefland van de Lijderes merkelijk ten goede veranderde. De etterachtige uitvloeijing hield volmaakt op. Omtrent vijf uuren des avonds verwakkerde de pols , en de geheele huid , die tot hier toe bar en droog geweest was, werd vochtig; en zij bleef den gautfchen nacht een zagt zweet houden. Des morgens van den derden dag haalde de Lijderes met gemak adem; de buik was minder gevoelig, en al het plukfel, dat in de wonde gebragt was, kwam 'er gemakkelijk uit, en werd gevolgd door eene ontlasting van vijf of zes oneen etterachtige floffe , zeer Hinkende , maar minder flcrk dan de eerste ; niettemin werden 'er de zilvere inftrumenten, die zij raakte, of zelfs nabij de ftof of de wonde bragt, zwart door beflagen. Onder het verband onderzogt hij , waarom de darmen zich niet aan de opening vertoond hadden, gelijk doorgaans gebeurt in groote en doorgaande infnijdingen van den buik. Hij ontdekte 'er terftond de oorzaak van; zij waren in den omtrek van het gezwel door de ontfteeking vastgegroeid aan de binnenfte oppervlakte van den penszak. Hij trachtte ze daar van aftefcheiden om te voorkomen de pijnelijke trekkingen , welke zulke vasthechtingen dikwijls veroorzaaken na de geneezing der ziekten, waar aan zij haaren oorfprorjg verfchuldigd zijn: maar hij vond te grooten wederfland, en de Lijderes leed te hevige pijn om de zagte pooging , die hij daar toe deed , voorttezetten. Hij vergenoegde zich dus met de wonden te verbinden met dotten en wieken bevochtigd als voorens. Des avonds verhefte de koorts een weinig , en de huid en de tong werden drooger, dan zij de voorgaande dag en nacht geweest waren , zonder dat evenwel eenige der andere toevallen verzwaard wierden. Integendeel dagelijks vermeerderde de kalmte; en de leevenskrachten fcheenen toeteneemen naar evenredigheid van-de vermindering van de rottige gefteldheid der wonde. H Ver-  5 8 WA A RNEEMTNG van een O OGEN S& HTJ NLljK Vervolgens verbeterde dit flackofïèr van eeiien haakcn'den 'dood van dag tot dag, tor den zestienden dag van haare ziekte, wanneer 'er een omveder opkwam , dat fchier in één oogenbhk omverwierp alles, wat men met zoo veel moeite en fmerte had opgebouwd. Des middags omtrent twee uuren werd de Lijderes aangegrepen van eene krampachtige beeving met knersflng der tanden en omdraaijing der oogen ; het gantfche lighaam was koud en klam; van tijd tot tijd gaf de Lijderes diepe zuchten. Hij dagt dat eert bedaarend, en krampftillend middel het beste zou zijn om'dien ftaat van opftijging te overwinnen ; maar hij verwekte 'er geene de minste verligting door; en twee klijsteeren deeden ook geen vrucht. Tegen den uuren des avonds fcheen een klijftcer uit het Sint Jans Kruid (Artemifia) meer uitwerking te doen , en de ftonden, welke dien nacht te voorfchijn kwamen, bragten de Lijderes weder tot dien gelukkigen ftaat, waar in zij was voor deze zorglijke omftandigheid. — Op dezen tijd was de holligheid van den etterzak verkleind tot bijna de grootte van een eij. Den tweeden dag van de verfchijning der maand ftonden was de etter geverwt met bloed , waar van hij de oorzaak niet durfde bepaalen , vermits zulks zoo wel kon voortgekomen wezen uit de maandzuivering, als uit-de wonde; hoewel hij voor het eerste veel waarichijniijkheid vond , vermits 'er geen bloed was voor den dag gekomen federt dat de verettering goed geworden was , en wel op dien dag toen die natuurlijke ontlasting het fterkfte was., en 'ér, nadat dezelve ophield, ook niets meer van gezien is. Den twintigften dag hield de maanclontlasting geheel op; de grond der wonde verkleinde zigtbaar, zelfs zoo fchielijk , dat zij in vier-en-twintig uuren ruim voor een vierde verminderde; het gene hem zou hebben doen vreezen voor een fistel, zoo hij niet ver-  BEVRUCHT E IJ E R N E S T. 59 verzekerd geweest ware , dat de grond der wonde goed was , en dat 'er in den omtrek geene etterholen waren. Hij zag vervolgens den grond en de kanten der wonden gelijklijk tot eikanderen naderen , en een zeer goed lidteeken maaken. De Lijderes had verfcheiden maaien een buikzuiverend middel ingenomen , en zij ging uit het Hospitaal, volmaakt genezen, den 20 Februari]. Zij had een volkomen gezond voorkomen gekregen ; en zij heeft federt niets waargenomen van het gene een gevolg van de Operatie zou hebben kunnen zijn. Dit voorbeeld, en dat van de afzetting of wegneeming van de geheele baarmoeder en de fcheede, met een gewenscht gevolg in het werk gefield , geeven alle recht om vastteflellen , dat 'er geen werktuiglijk deel is, op het welk men , met de vereischte kundigheid in de Ontleedkunde , niet verfcheiden heelkundige Operatiëa met voordeel doen kan. Ook doen deze en de voorige Waarneeming vrij duidelijk zien, dat men ruime infnijdingen van gezwellen , die zich in den buik opdoen, niet zoo zeer te vreezen heeft, als men gewoonlijk doet; en dat men welligt veele Lijders , bij welke zulks plaats heeft, herftellen en behouden zou indien men in dat zoo wel als in andere gevallen meer ftoutheid bij voorzigtigheid paarde. Trouwens de Keizerlijke Sneede, zoo dikwijls met het beste gevolg in het werk gefield, had, dunkt mij, die vrees voor lang reeds moeten wegneemen. — Het is op dien grond dat Boehmer (Y) op de vraag betrekkelijk een Bevrucht Eijernest; An artis prafidia ad falvandam matrem adhiberi posfint ? antwoordt: In conceptione ovaria externa dantur 6? artis & natura prafidia; utroque tarnen modo gravida in maximo verfatur difcrimtne. m- ;.;■;« \ v . - ..^ ^^'p . Ex- ra) L. c pag. Sb H 2  6d WA ARNEEMING van een OOGENSCHIJNLIJK Extratfio ftctus inclufi baud impojfibilis foret, fi per figna pat er et. — De antiquijjima mulierum cajlratïone ex literarum monumentis apud Riolanum , /. c. pag. 285, varia extdnt documenta ; immo ex Wi ero Graafi'us /. c. pag. 198, rufiici cujusdam alhgat cafum, qui , cum filiam fuam Amafio clam indulgere animadvertijjet , ipjant congrue vinculis obligatam caflravit: nee non RouJJetus Tracl. de pu rtu cafareo, a Ca spar o Bauhino in linguam latinam converfo, Jett. IV, bijlorias excifi, prolapji !£s? putre/acli uteri adduxit. Om genoegfaam alles wat tot de bevruchting der Eijernesten betrekkelijk is hier bij een te hebben, en dus het boven verhandelde vollcedig te maaken , zal ik. hier laaten volgen het geval door den Heer-Henrreus Krohn befchreven (a); dat ik te meer nuttig oordeele , omdat het op ons befchreven geval vrij veel betrekking heeft. Ann Tiiornley, oud ruim 30 jaaren , kreeg in April 1787-. een miskraam van omtrent 10 weeken, hebbende nooit te vooren zwanger geweest. Van dien tijd af bleef zij ziekelijk, gekweld met een hoest en andere ongefïeldhedën; als moeijelijke fpijsverteering, gebrek van eetlust , een gevoel van koude in de ledemaaten en in de ingewanden;van den buik, flaapeloosheid en ijling des nagts. Haare Honden , feboon van eene ongewoone kleur, bleeven regelmaatig voortgaan tot in het begin van het jaar 1790. In de maand Meij van dat jaar begon zij te vermoeden dat zij zwanger was, vermits zij de ftonden in eenigen tijd niet gehad had ; en nadien zij ziekelijker werd, begaf zij den 2den Junij zich in St. George's Hospitaal; waar uit zij, ingevolge haare eigene verkiezing, weder vertrok den iöden dag daarna. Zij behield haar gewoon gevoel van pijn en koude in den buik. Den f» In zijne Eifloria foetus extra uterum, in het Jaar 1791 afzonderlijk uitgegeeven te Londen, met zeer fiaaije plaaten en een zeer fchoonen Letterdruk;  BEVRUCHT E ÏJ E R N Ê S T. 6i Den i8den Augustus werd zij toegelaaten m het Middlefex Hospitaal. Zij klaagde in dien tijd het meest van opftopping van water , hardlijvigheid en een gevoel van zwaarte , pijn en volheid in den onderbuik. Haar pols was rad , haare huid droog en heet, haare tong wit, en zij was zeer dorstig. Men kwam haare opftopping van water te gemoet door den Catheter, en gaf haar open lijf door klijsteeren. Voor het overige gaf men haar verkoelende en pijnftillende middelen, en men verzogt haar zich zoo veel mogelijk in eene liggende geftalte te houden. Deze middelen gaven haar zeer veel verligting, en zij was binnen weinig dagen in ftaat om haar water zonder hulp te loozen. Op dien tijd, mijne hand op den buik leggende, befpeurde ik duidelijk iets dat vrij uitgebreid was en zich tot den navel uitftrekte , doch geheel verfchiliende was van die omfchreven en bepaalde uitzetting , welke men vindt bij vrouwen , die zoo veele maanden zwanger zijn, als zij rekende te zijn. De buik was gefpannen, ftijf en hard, voornaamelijk naar de linkerzijde. Het gezwel week omtrent de navelftreek in voor de drukking; het gene ik voor een zeker teeken hield van eene verzameling van vloeiftoffe. De Scheede» onderzoekende vond ik dezelve zeer verlengd , en het agterfte gedeelte floot zoo naauw op het fchaambeen , dat het mij belette den hals der baarmoeder te bereiken. De geringfte poo-ging daar toe met mijnen vinger verwekte de hevigfte pijnen. Mijne oplettenheid tot hét heilig been bepaalende , ontdekte ik een hard omfchreven gezwel naar den bilnaad zich uitftrekkende , het welk weigerde zich te laaten beweegen, ten minste door die drukking, welke ik, de ziekelijke gefteldheid en gevoeligheid der deelen. in aanmerking neemende, voorzichtig oordeelde aantewenden. Zij rekende nu in de zevende maand haarer zwangerheid te zijn doch geduurende de laatfte tien weeken was zij geene beweeging hoegenaamd van het kind gewaar geworden, fchoon de beweegingen „ H 3 di&  62 WA ARNEEMING van een 00 GENSCHIJNLIJK die zij voor dien tijd gevoeld had, duidelijk hadden aangetoond, dat het leevend was. De bórsten , die te voeren vrij hard en opgezet geweest waren, vond men nu geflonken en flap, en een donker bruine of zwartachtige kleur rondom den tepelkring , zoo als bij eerstbaarende. Dit alles te famen genomen overweegende , en eenigzins twijffelende, dat zij zich omtrent den tijd haarer zwangerheid mogt bedrogen hebben, raakte ik, ik kan het niet ontveinzen (fchoon 'er verfchijnfelen waren, die ik niet weet te verklaaren) in het vermoeden, dat 'er eene omgekeerde baarmoeder plaats hadde. Saturdag, den sSften , den laatften dag, dat ik haar onderzogt, was het gezwel van zijne voorige rondte veranderd in eene eijronde gedaante. Zij leed nu door de drukking op den bilnaad allerhevigfte pijnen , die zij vergeleek met die pijnen , welke de vrouwen ondervinden, die laag draagen. Haar pols was zeer verfneld, (laande in eene minuut 150 (lagen. Dit alles zoo zijnde , kon men niet anders dan eenen aannaderenden dood verwagten. Ook flierf zij den volgenden Maandag , des morgens omtrent tien uuren. Den avond van dien zelfden dag opende men het lijk. Men vond , behalven andere bijzonderheden hier niet noodig te melden, de baarmoeder vrij uitgezet, en tot aan den navel zich uitftrekkende , en van binnen bekleed met het afvallend vlies menhrana decidua; voorts een foort van zak, die zeer groot en dik van vliezen was, en die men, wegens een ligter gekleurde ftreep, dwarsch 'er over heen gaande, vermoede door een middenfehot in twee holligheden verdeeld te zijn. Het regter Eijernest was buitengewoon klein, doch van het linker was geen voetftap te vinden, en de blaas was geheel leeg. Het bovenfle gedeelte van de zak , dat donkerder van kleur en dunner was, en als een blaas zich voordeed, doorgefneden zijnde, vloeide 'er terftond een weinig bloedig vocht uit De zak, verder geopend zijnde, bleek, niet gelijk men vermoed had twee, maar flechts  B E V R U C II T E IJ E R N Ê S T. 63 Hechts eene holligheid te hebben , waar in een vrucht van omtrent zeven maanden lag opgefloten , zijnde een meisje , weegende omtrent vier en een half pond , behalven de moederkoek die zeer groot was. De vaten , waar door de vrucht met het lighaam van de moeder vereenigd was , waren zoo uittermaate klein en gering in getal, dar ik mij niet genoeg verwonderen kon , hoe zij voedfel genoeg had kunnen ontfangen , om tot eene zoo aanmerkelijke grootte te groeijen. Nadien 'er geen fchijn hoegenaamd was van eene openbarsting der baarmoeder, noch eenige voetflap van het linker Eijernest,. mogen wij met recht befluiten , dat het eij bevrucht is geworden zonder van het Eijernest afgefcheiden geweest te zijn ; en dat de zak, waar in men de vrucht vond , in wezen was het linker Eijernest , dat door de vrucht tot zoo eene buitengewoone grootte en dikte , op gelijke wijze als eene bezwangerde baarmoeder, was uitgezet , en dat door zijne uitzetting de baarmoeder had opgetrokken in dien Hand, waar in men dezelve vond. Dat de baarmoeder zelve opgezet en met de menbrana decidua bekleed was, fchijnt te bevestigen het gevoelen van William Hunter, dat naamelijk dit vlies een voonbrengfel is geheel en alleen gevormd door de werking van de voortteelende werktuigen der moeder , en dat, zoo dra 'er eene bevruchting plaats heeft in eenige der voortteelende deelen , dat vlies geboren word en de baarmoeder zich uitzet. De Heer Krohn befchouwt dit geval te recht als een van die buitengewoone afwijkingen van de wetten der dierlijke huishouding , waar in de Natuur niet in Haat is zelve haare dwaaling te herflellen , maar of de dood van de moeder noodzaakelijk volgen moet, gelijk hier plaats had, of de dood van het kind, gelijk meermaalen gebeurd is, wanneer de vrucht, na een lang verloop van tijd, door een verzweering in den navel of in den endeldarm ontlast is. Hij  64 WAARNEEMING van een OOGENSCHIJNLIJK Hij befluit de befehrijving van dit geval met de volgende voordellen. 1. Komen dergelijke gevallen ook meermaalen voor bij andere dieren? —- Zoo ja, in wat foort van dieren heeft men dezelve ontmoet, en in welk foort het meest? 2. Is 'er bij eenige Natie een voorbeeld geboekt van eene vrucht, zoo groot als deze, in een Eijernest gevonden ? 3. Gefield dat 'er een dergelijk verfchijnfel, door foortgelijke toevallen kenbaar , weder voorkwam (nadien men het voor toegeftaan fchijnt te moeten houden , dat het kind niet leevend te behouden is , en dat het leeven van de moeder zelve vermoedelijk het zelfde gevaar loopt , zoo 'er niets tot derzelver behoud in het werk gefield word) of 'er iets is, dat ons beletten zoude eene infnijding van het Eijernest te doen, om de vrucht 'er uittehaalen? 4. Kan men uit dit, en foortgelijke gevallen , van een vrucht in een Eijernest gevonden, met grond befluiten, dat het Eijernest de waare plaats is , daar de bevruchting gefchicd , en dat de baar moeder vervolgens een foort van ontfang- en bewaarplaats is, alleenlijk verordend om aan de vrucht de vereischte warmte en veiligheid te bezorgen, tot dat zij haare volkomen groei en wasdom verkregen heeft? 5. Of men uit dit en foortgelijke gevallen niet vermoeden mag, dat de Natuur in haare huishouding gezorgd heeft, dat de vrucht, fchoon buiten haare gewoone plaats zich bevindende , genoegfaam voedfel tot haare groei verkrijgen kan , even gelijk wij met de zaaden der planten dikwijls zien gebeuren, dat zij in ongefchikte gronden evenwel wortels fchieten en groeijen? 6. Toont dit geval niet aan eene fterke geneigdheid van de Na* tuur om de bevruchting voorttezetten, door aan het eij of de vrucht  BEVRUCHT EIJERNEST. 65 vrucht het noodige voedfel te bezorgen door ongewoone wegen, zelfs door vaten, die oorfpronkelijk niet tot dat einde gefchikt zijn? Nadat de voorftaande gevallen reeds onder de pers waren, is mij nog in handen gekomen een geval, dat, om gemelde redenen, hier ook verdient bij gevoegd te worden , te weeten van eene Buikbevruchting (Conceptio ventraüs) of Bezwangering buiten de Baarmoeder Conceptio extrauterïna), .befchreven door Willia>i Turnbull, en in een bijzonder ft uk , met 3 fraaije plaaten, in 1791 te Londen uitgegeeven. De Geneesheer Fitch werd in het begin van Maart 1790 geroepen bij eene vrouw , omtrent 37 jaaren oud , die hem zeide te meen en op haar volle dragt te zijn. Haar ziende kon hij zich niet bedwingen van zijne verbaazing. te kennen te geeven, omdat hij haar zoo vreeslijk uitgeteerd vond, zijnde volmaakt gelijk aan een geraamte , en van een uittermaate bieek en zieklijk voorkomen. Hij vond haaren buik tot eene verfchrikkelijke grootte uitgezet, en deszelfs huid blaauw en geel. Haare borsten waren pijnlijk hard , en ontlastten een botèrachtig vocht meer gelijkende naar etter dan naar zog. Haare oogen waren diep ingezonken, en de pols was rad en zwak. ' Zij verhaalde hem, dat zij viermaal zwanger was geweest, én meende zulks weder te zijn federt het begin van Julij 1789 (V); dat zij op dien tijd geweldige pijnen in haare ingewanden had gekregen , die met haare zwangerheid toegenomen waren , en haare maag zeer ontfteld hadden ; en dat die pijnen, in weerwil van verfcheiden in- en uitwendige geneesmiddelen, met kleene tusfchenpoozingen van verligting, nog voortduurden. ^ GO Zij had geduurende 'deze zwangerheid , tot twee of drie maanden voor haaren dood , de ftonden niet gehad , en toen zeer gering en ongeregeld. Du verfchynfel is zeer buitengewoon in eene bezwangering buiten de baarmoeder. I  66 WAARNEEMING van een O OGENSCHIJNLIJK In Februarij , omtrent een maand voor dat hij 'er bij geroepen was, had zij een geweldigen aanval van pijn gehad , gepaard met een groote vloeijing , dat zij voor arbeid had aangezien , waarom zij toen ook om haare Vroedvrouw gezonden had , doch voor dat deze gekomen was, was zij uit de baarmoeder iets kwijt geraakt, dat naar een moederkoek geleek , waar voor de Vroedvrouw het ook gehouden had. — Voor dat dit gebeurde, had zij de beweeging van het kind duidelijk gevoeld , maar naderhand niet' meer. Van den eersten tijd , dat zij die beweeging gevoeld had , had zij op den duur geklaagd , dat het kind zeer hoog lag , en dat zij gev waarwordingen gevoeld had, in alle opzichten verfchiliende van die, welke zij in voorige zwangerheden had ondervonden. De vlocijingen hadden omtrent vier weeken aangehouden toen de HeerFixcil bij.haar kwam, doch niet altoos even flerk. Hij vond den mond der baarmoeder zoo zeer verwijderd , dat hij met het grootfte gemak drie vingers in de holligheid van de baarmoeder brengen konde , wier binnenfïe oppervlakte zeer ongelijk was- (V). * De Buik , bijzonder aan de regterzijde , was uittermaate hard,, en bijzonderlijk zeer opgezet in de lrreek van de lever, vooral opwaards, en veel minder benedenwaards. — Zij was beurtlingsch gekweld met den loop 'en hardlijvigheid , verzeld van eene pijnelijke ongemakkelijkheid in de regeer bovenbuiksch ftreek en in die van de maag, welke zij, als geduurig opgeligt wordende, gevoelde. Uit die toevallen en andere omftandigheden, welke hij vernam, verbeeldde hij zich , dat eene nederzetting van ftolbaare wei in de holligheid van den buik plaats had, en dat de prikkeling daar van de vaten van de baarmoeder tot eene buitengewoone werking had op- OO Aanmerkingswaardig is het, dat de baarmoeder eene bijzondere gefchiktheid tot werking had aangenomen op den gewoonen tijd van de verlosfing.  BEVRUCHT EIJERNEST. 67 Opgewekt; waarom hij ook meende , dat dè ftof, die de Vroedvrouw voor de moederkoek had aangezien, niet anders geweest was dan eene geftolde weivocht. Ingevolge deze denkbeelden, zei hij aan de Lijderes en aan haare vrienden, dat hij niet geloofde, dat zij zwanger was, en deelde haar mede zijn gevoelen omtrent haaren toefland en de middelen , waar -door zij waarfchijulijk verligting van haare fmerten krijgen zou. — Met dit oogmerk gaf hij haar medicijnen , die de opflorping dier weiftoffen bevorderen konden , en wel eerst een braakmiddel, en één of twee dagen daarna een fterk purgeermiddel , die zij beiden zeer wel verdroeg , niettegenftaande haaren uitgemergelden ftaat; zelfs zeide zij door die ontlastingen aanmerkelijk verligt te zijn. Vervolgens ging hij over tot zagte mercuriaale wrijvingen , en Taf kleene giften van het Calomelas en Opium. Na omtrent veertien dagen dit plan gevolgd te hebben, had hij het genoegen van zijne Lijderes veel. verbeterd te zien. De buik was aan de linkerzijde veel geflonken, de blaauwe kleur grootelijks veranderd, de vloeijing geheel opgehouden , en de pols voller, fterker en regelmaatiger. Wegens zoo eene groote verbetering en zulk eene gelukkige omkeer van toevallen, vleide hij zich, dat de prikkelende oorzaak zeer verminderd was. — Kort daarna werd hij genoodzaakt om van de mercuriaale geneeswijze aftezien, vermits de Lijderes begon te kwijlen. Zij klaagde op dien tijd ook over een pijnelijk gezwel in de regter borst, het welk vervolgens tot verzweering overging en een groot ettergezwel maakte, dat, geopend zijnde , zeer veel etter uitgaf. In alle andere opzichten was de Lijderes verwonderlijk verbeterd; de buik was aan de linkerzijde fchier tot zijnen natuurlijken ftaat I.2 Se"  68 WAARNEEMING vaneen OOGENSCHIJNLIJK geflonker), cn de regter was ook veel verminderd. Haare geelachtige ongedaane kleur was bijkans geheel weg, en zij had een veel gezonder en zelfs een bloozend voorkomen. De maag was mede grootelijks verbeterd , vermits de walging zoo wel als de braaking genoegfaam ophielden , en de eetlust en fierkte veel was wederom gekomen. Over het geheel was zij zoo ver herfteld, dat zij de baker wegzond en zelve haar huishouden waarnam; hoewel zij nog bij wijlen klaagde over eene pijnelijke ongemakkelijkheid in de regterzijde; en ook telkens verzekerde, dat zij zwanger was, en dat zij het kind dood bij zich droeg; en zelfs meermaal voorftelde of het niet mogelijk ware haaren buik te openen en het kind 'er uittehaalen. ' Geduurende al den tijd , dat de Heer Fitcii over haar ging (het welk tusfehen de drie of vier maanden beliep , te weeten van 'het begin van Maart tot het laatst van Junij) was hij geduurig genoodzaakt om door ontlastmiddelen tegentegaan eene bijzondere hardlijvigheid en winderige opfpanning, die haar uittermaate lastig viel. Zij was mi zoo ver gevorderd, dat. zij de hulp der Geneeskunde niet meer nodig had, waarom de Heer Fitch haar verliet, en zij bleef in een' ftaat van herftelling geduurende zes weeken , en tot omtrent een maand voor haar overlijden..— Toen'kwamen alle de toevallen wederom. Men zond om den Heer Hancock, die haar in den eersten tijd van haare dragt bij gelegenheid gezien had ; hij was het met den Heer Fitch eens ten aanzien van haaren toefland, en vervolgde dezelfde behandeling. De laatfte tien dagen van haar leeven hield de loop geheel op, en werd vervangen door zoo eene hardnekkige opftopping van den afgang, dat zij allerlei aangewende middelen wederftond. Zij kreeg geen afgang meer door den natuurlijken weg, maar ontlaste de drek-  BEVRUCHT E IJ E R N E S T. 69 drekftofien door den mond. Zij klaagde over hevige pijn in het hoofd en in de darmen, die zich tot in de linker lies uitftrekte. De pols werd klein, rad en ongeregeld; en daar kwam bij hik, braaking en andere toevallen van eene geweldige prikkeling , die voortduurden tot den tienden September , wanneer de dood gelukkig een einde maakte van haare meenigvuldige- en bittere fmerten. De Heer Turnbull twee dagen daarna geroepen zijnde om het lijk te openen, vond, zijne handen tegen de wanden van den buik brengende , zoo een groot, hard, onindrukbaar en klootvormig lighaam, tegen delever aan gelegen, dat hij het vermoede iets meer of iets anders te zijn* dan eene knoestachtige verharding van dat ingewand. Den- buik geopend zijnde , vond men in de regter bovenbuiksfireek een voiwasfen vrucht, in eene fchier regt op zittende geflalte; het agterhoofd bedekt door den rand van het holle gedeelte van de lever, drukkende dezelve opwaards naar het middelrif; de armen opwaards gebogen , met de handen gefloten en gedrukt tegen het aangezicht, het welk fchuinsch gekeerd was naar de navel van de moeder. De vrucht was zoo geheel omgeeven van de darmen , dat men niets dan het hoofd en de handen zien kost, en de hals door de dunne darmen even als een kraag omwonden. De' moederkoek was zoo uittermaate dun en had zoo weinig van haare natuurlijke gefteldheid, dat hij dezelve eerst aanzag voor een vlies, dat ais een gevolg van ontfteeking der ingewanden , door uitzwee-ting uit derzelver wanden gevormd was. Dit vlies, welks vaten uittermaate klein waren , was flechts één tiende van een duim dik, en doorgebroken op die plaats, daar het kinds hoofd zich vertoonde , en met fchier alle de bovenbuiks ingewanden door vezeldraaden vereenigd , en aan een peergedaantig gezwel, van grootte als een oranje appel, dat in het bekken lag , onmiddelijk agter de blaas, en de baarmoeder zoodanig bedekte, dat men het in 't eerst voor dit-ingewand aanzag, tot dat.bij nader onderzoek bleek, dat I 3 het /  70 WAARNEEMING van een OOGEN.SCHIJNLIJK het noch de baarmoeder noch een Eijernest was, maar een afzonderlijk gezwel uit cellen van verfchiliende grootte famengefteld , en dat het echter niet had kunnen dienen , gelijk eenige bijftanders meenden , voor een moederkoek , dewijl het niet door eenig vaatgeitel met den navelftreng gemeenfchap had. De darmen waren blaauwachtig rood, zeer ontdoken , met opgezette bloedvaten, en verbaazend door lucht opgeblazen, en op de karteldarm waren verfcheiden losfcheuringcn en verzworen openingen, en de penszak was ook zeer ontdoken. Het kind floot zoo juist cn zoo vast in de holte, die het door zijne ligging tusfchen de darmen gemaakt had, dat men de grootile moeite had om het 'er uit te haaien , en men vond 'er geen vocht in. — Het was een meisje , van een volkomen grootte , wel gevormd , -en zoo wel gevoed als het gezondfte kind van dat tijdperk ; doch , ingevolge van de eerste verfchijnfels van zwangerheid , oordeelde men dat het vijftien maanden in dien fiand gebleven was. Het geheele lighaam was in eene meenigte groote vouwen famengedrukt, en bedekt met eene.galachtige bekorsting, door de nabijheid van de galblaas voortgebragt. — De beenen waren agterwaard gebogen op de billen en dijen , en deze laatfte opwaard naar den buik, rustende op den bogt van den karteldarm , daar die naar de lever en beneden de galblaas loopt. — De navelftreng, die tien duimen lengte had , was van de gewoone dikte, tot omtrent twee duimen van deszelfs vasthechting aart de moederkoek , alwaar hij daatelijk zoo dun werd als een kraaijefchaft, en deszelfs vaten zich verfpreiden over den karteldarm en in het kleine net , met welks vaten zij inmondingen maakten; waar door dus waarschijnlijk het bloed aan denzelven is toegevoerd. De maag , lever en nieren waren genoegfaam in haaren natuurlijken ftaat. Doch de baarmoeder lag in den langen as van de bo-  BEVRUCHT E IJ E R N E S T. ?f bovenfte opening van het bekken , onmiddelijk onder het gemelde gezwel, met haaren bodem fchuins nederwaards, en dwarsch in het bekken in zoodanige rigting, dat de linkerzijde van deszelfs lighaam de natuurlijke plaats van den bodem befïoeg, en deszelfs mond naar de linkerzijde oprees, zijnde voor 't overige van eene gewone onbezwangerde grootte , en van binnen zonder het afvallend vlies. — De Eijernesten waren aan beide zijde zeer onderfcheidenlijk te zien, en het regter was door de fchuinfche liggingvan de baarmoeder zeer laag in het bekken gedrukt. Uit dit alles doet de Schrijver zien , dat voldoende te verklaaren zijn alle de toevallen , die zij ondergaan heeft, haare hevige pijnen , gevoel van iets dat de maag opligte , aanhoudende braakingen, afwisfelende loslijvigheid en hardlijvigheid, enz. die zekerlijk alle gevolgen geweest zijn van de verfchiliende drukkingen en trekkingen der ingewanden door de ligging van het kind. De bloedvloeiingen , die in de agtfte maand haarer zwangerheid ontftonden en tot'de negende maand voortduurden , en de groote opzetting van de baarmoeder en de groote verwijdering van deszelfs mond zijn in dit., zoo wel als in andere foorten van buikbevruchtingen buiten de baarmoeder, zeer buitengewoone omftandigheden. Want, toeftaande, gelijk dit het algemeen gevoelen is, dat de baarmoeder in die gevallen eene uitzetting ondergaat, in dezelfde evenredigheid als of 'er de vrucht met al deszelfs aanhang in bevat ware, blijft echter de mond der baarmoeder gewoonlijk zoo gefloten en toegetrokken als in een' onbezwangerden ftaat (a). — In de bevruchting van de Eijernesten en Trompetten mag men die uit- 00 Daar zijn verfcheiden gevallen van deze groote uitzetting vnn de baarmoeder,, 'zonder het eij in zich te bevatten, ontfcaande zekerlijk uit de groote hoeveelheid van vochten naar dezelve toevloeijende: Bokhmf.r, en niet W. Hunter? heeft het eerst waargenomen , dat de baarmoeder, offchoon de vrucht buiten dezelve is, deze blondere verandering ondergaat, welke haar tot de omfenging van hei eij gefchuc maakt.  72 WAARNEEMING vaneen OOGENSCHIJNLIJK uitzetting verwagten, uit hoofde van de onmiddelijke gemeenfchap en natuurlijke Sympathie der deelen , maar niet zoo zeer in de buikbevruchtingen ; vermits in deze geen onmiddelijk verband is met de voortteelende werktuigen. Geeven de verzweeringen op den karteldarm , daar het kind bij gelegen had, en de moederkoek door vezeldraaden vastgehegt was, niet te kennen , dat de Natuur begonnen had te werken om zich te ontdoen van dat vreemde lighaam , en dat die zelfde werking, om die uitwerking voorttebrengen , (in het welk zij te leur gelteld was) de oorzaak van den dood dier vrouwe geweest is ? — Dit denkbeeld krijgt te meer grond uit de groote kenteekenen van ontfteeking in de darmen en den penszak. Was de loswording der vrucht het gevolg geweest van die verfcheuringen en verzweeringen in den karteldam, zou de Natuur waarfebijnlijk geflaagd zijn in haare poogingen , door de vrucht ftuksgewijze te ontlasten door .middel van den endeldarm ; of door verzweeringen in den buik; en, offchoon de volvoering van deze bewerking misfehien een reeks van jaaren zou noodig gehad hebben , zou echter welligt eene volkomen ontlasting van de deelen der vrucht gevolgd en de vrouw in het leven gebleven zijn. Verfcheiden voorbeelden daar van zijn boven reeds aangehaald. De verandering der wankleurige huid van den buik in eene natuurlijke kleur, de ftilling der pijn in de maag en darmen, de wederkomst der krachten en eetlust, de flinking van den buik, en bijzonder deze na het gebruik van kwikmiddelcn doen denken, dat 'er eene zeer groote hoeveelheid vochts moet geweest zijn in den zak, waar in het kind befloten was, en dat dezelve door die middelen tot opflorping gebragt is, vermits het bekend is dat de kwik zeer vermogend is in de opflorping van ftilftaande vochten te bevorderen. '0 Het ware te wenfehen , zegt de Schrijver , dat men voldoende kenmerken konde aanwijzen om te onderfcheiden of het kind in den  BEVRUCHT EIJERNEST. 7% den buik zit. Schoon men, zegt hij, dit uit een enkeld geval niet verwagten kan , zal ik echter opgeeven wat mij omtrent die onderkenning is voorgekomen. Offchoon men fielt, dat 'er driederlei foort van bevruchtigingen zijn buiten de baarmoeder, zijn echter de toevallen en uitwerkingen , uit deze ontflaande, genoegzaam gelijk aan die van eene gewoone zwangerheid , en hierom is het moeijelijk dezelve te onderkennen, vooral voor de vierde of vijfde maand, nadien de beweegingen van het kind gewoonlijk niet voor dien tijd gevoeld worden ; na dien tijd is het ligter te ontdekken , inzonderheid als 'erter zeiver tijd toevallen bij gepaard gaan , welke niet gemeen zijn in eene natuurlijke dragt. De Schrijvers leeren , dat, in de bevruchtingen van de Eijernesten en Trompetten , de ftonden ophouden, doch in de zuivere buikbevruchtingen voortgaan en geregeld verfchijnen even als in den onbezwangerden ftaat; als ook dat in de laatfte de maag niet word aangedaan door walgingen of braakingen , en de borsten niet opzetten door zog ; het welk in de eerde eveneens gefchiedt als in de bevruchting van de baarmoeder. Indien de bevruchting in de Eijernesten of Trompetten plaats heeft, vermoede ik, dat flechts een gedeelte van den buik opgezet zijn zal, en wel dat het welk zich uitftrekt naar het darmbeen, althans meer dan de onderbuiksftreek ; en op die opzetting is het meest te rekenen in de eerste maanden der zwangerheid, vermits zij dan bepaald is tot eene zijde, en zich niet kan uitftrekken tot de andere. — Maar in eenen meer gevorderden ftaat is zulks zoo kennelijk niet, omdat de Eijernesten en Trompetten, na de vierde of vijfde maand niet bekwaam zijnde om verder uitgezet te worden (V), door (V?) Wij hebben boven voorbeelden aangehaald van genoegfaam voldraagen vruchten in de Eijernesten en Trompetten, maar zij zijn ongemeen zeldzaam. K  te WA A RNEE MING van een O O G E N S C H IJ N L IJ K door dc vergrooting van het kind doorgaans barsten, en het in den buik laaten vallen , alwaar het fpoedig omkomt, en hard of rottig word. — Maar als het kind in den buik geboren en ontwikkeld is, zal de omfchreven opzetting zich voornaamelijk bepaalen tot de navelftreek, of tot eene van de bovenbuiksftreeken, gelijk het in het bovenftaande geval in de regter plaats had. — In dezen ftand vande vrucht zal het natuurlijk volgen , dat de moeder zal klaagen van pijnen , van een ongewoone zwaarte, en van eene algemeene ongemakkelijkheid in den geheelen buik. Die toevallen zijn te wagten, wanneer de bedieningen der buiksingewanden door de tegenwoordigheid van het vreemde lighaam belemmerd en beroerd worden ; terwijl deszelfs beweegingen uitgeftrekter en minder bedwongen zijn zullen dan in de bevruchtingen xmï de Eijernesten en Trompetten , alwaar de ligging van het kind integendeel veel meer bepaald en bedwongen is; en men zal ook beter in ftaat zijn om door deszelfs randen en deelen te oordeelen , alzoo die dan door de bekleedfelen van den buik onderfcheidenlijkcr kunnen gevoeld worden (a). —- Edoch de zekerfte onderkenning zal men verkrijgen op het einde van het tijdperk deinatuurlijke dragt, wanneer 'er weenen komen, zonder dat zij in het beneden (Ie van de lendenen gevoeld worden of naar den aars zich uitftrekken , en zij ongeregeld en niet van duur zijn ; terwijl de mond der baarmoeder zich niet verwijderd of gefloten blijft, en de vliezen zich niet voordoen, en de andere gewoone teekenen van arbeid 'er niet bijkomen.. Als men dan ontdekt had , dat het kind in de holligheid des buiks lag, zou het raadlaamer zijn het werk alleen aan de Natuur over- 00 Te verwonderen is het in het hier befchreven geval, dat de Geneesheeren door bet betasten van den buik geen vermoeden gekregen hebben op een kind in den builc liggende, daar de klagten van de Lijderes 'er zoo veel aanleiding toe gaven. Dan men is dikwijls niet oplettend genoeg op de klagten der Lijders en Lijderesfen; eu zij worden niet zelden meer gewaar dan men zich verbeelden kan.  BEVRUCHT É IJ E R N E S T. 75 ■ overtelaaten , of door eene infnijding pooging te doen om haar te helpen , of het kind uittehaalen voor dat de' Natuur pooging doet om zich zelve te helpen '? — Daar kunnen gevallen voorkoomen., waar in het eerste plan verkiezelijker is, en andere, waar in de moeder zonder Operatie geen kans zou hebben om in het leeven te blijven. —- Het zou altijd verkeerd zijn eene Operatie van dat belang te onderneemen, zoo lang 'er geen gevaarlijke toevallen zijn, vermits 'er gevallen zijn, van vrouwen, welke in dien (iaat van 20 tot 40 jaaren geleeft hebben , zonder 'er veel pijn of ongemak van te lijden. — Aan den anderen kant, als de pijn hevig is, de drukking en zwaarte van het kind fmertlijk , de pols klein, rad en ongeregeld , en de Lijderes rusteloos met finerten gefolterd word; en als 'er andere teekenen van groote prikkeling, geelzucht, enz. bijkomen , zoo kan 'er geen hoop zijn van herfleiling zonder de Operatie, die dan zekerlijk aan beide, moeder en kind, kans geeft van herftelling. — De fmertelijke en te dikwijls rampzalige gevolgen van de keizerlijke mede (a) , en de vrees voor eene geweldige bloedftorting , volgende op de fcheiding van de moederkoek van deelen , die niet bekwaam zijn om zich famentetrekken , hehben zekerlijk hen, welke zulke bevruchtingen buiten de baarmoeder ontmoet hebben, van het in het werkfMlen der Operatie afgefchrikt Q). Om 00 Offchoon de keizerlijke fnede eene gevaarlijke Operatie is , en niet altoos met het gewenschte gevolg is in het werk gefield , is echter eene enkelde infnijding door de bekleedfelen van den buik geenzins van zoo een ernstig gevolg , als wanneer men verpligt is die in de baarmoeder te doen , en de binnenfte holligheid van dit ingewand aan de weiking van den dampkringslucht bloot te (lellen. Het is meer dan waarfchijnlijk, dat deze Operatie grooter onheil aanbrengt door de toelaating van de lucht , dan wel door de enkelde infnijding. (*0 De Schrijver teekent in een Noot aan een geval, dat hier toe zeer betrekkelijk, en indedaad merkwaardig is. Een zwangere vrouw kreeg op het eind der negende maand waare weepijnen. Zij had in haare zwangerheid geene bijzondere toevallen gehad , waar uit men haaren toefland had kunnen opmaaken. De buik was tot die grootte opgezet als gewoonlijk op Ka' bet  76 WAARNEEMING van een 00GEN3CHIJNLIJK ■ • Om dc Operatie te doen is 'er een tijd van noodzaakelijkheid en een van verkiezing. De eerste heeft plaats in het zoo even befchreven geval, en de laatfte komt te pas , als de Natuur eenige poogingen doet om de deelen der vrucht door eene verzweering in den buik uittedrijven. — Dit laatfte voorfpelt gunstige gevolgen van de Operatie, welke dan niet anders is als eene vervroeging van eene wonde, die de Natuur door eene verzweerihg zou gemaakt hebben. Ten aanzien van het fcfhaaten der nageboorte in zulke gevallen, zou men mogen' denken , dat het gevaar 'er van in geenen deeie komt bij dat, het welk de moeder loopt, als men denzelven laat zitten en zich zeiven affcheiden ; althans zoo men meent dat zij een gewisfen dood zou ondergaan door de verzweering en verderving, die bij die ongeholpen affebeiding zou plaats grijpen. — Dan ik ben integendeel van een vast gevoelen , dat de affebeiding en uitdrijving van de moederkoek altoos aan de Natuur moet overgelaaten worden, vermits de aficheuring door de groote bloedvloeijing, die 'er gemeenlijk op volgt, fchier altoos doodelijk voorde moeder zijn moet; behalven dat de fterke vasthechtingen, die de koek doorgaans maakt met een gedeelte of het geheel der ingewanden, des- ïiet laatst der dragt. De Vroedmeester, die 'er bij geroepen was, vond den mond der baarmoeder zeer hoog, en niet in het minste verwijderd, doch voelde door de bekleedfelen van den buik het kind leeven. ~ Na agt dagen , geduurende welken tijd zij aldoor pijnen had gehad , 'er weder bij geroepen zijnde, vond hij den mond der baarmoeder in denzelfden (laat, en derzelver hals van dezelfde lengte als die van eene onbezwangerde baarmoeder , en meende te kunnen ontdekken dat zij niet uitgezet was. Uit der.e en andere omftandigheden opgemaakt hebbende dat het kind buiten de baarmoeder lag, befloot hij, met overleg van een ander Vroedmeester, tot de opening van den buik. Men haalde het kind 'er uit, doch het was dood, en men vond de moederkoek overal vastgehegt aan de darmen , nieren enz.; echter dagt men goed dezelve aftehaalen; waar door de vrouw, die onder de Operatie reeds veel bloed verlooren had, nog veel meer verloor , en vervolgens zoo verzwakte dat zij vier uuren daarna overleed. — Men befloot 'er uit dat men beter zou gedaan hebben , indien men de koek had laaten zitten en van zelfs fcheiden, en dat men dan welligt de vrouw zou behouden hebben; ten minste dat dit in alle die gevallen raadfaamer is.  BEVRUCHT E IJ E R N E S T. 7? deszelfs affebeiding geheel' ondoenlijk maaken voor den Operator, en ten hoogfte gevaarlijk voor de Lijderes; zoo als uit het ondergaand geval gebleken is. Als nu de Operatie noodzakelijk geoordeeld word , wilde ik die' verrigt hebben op de volgende manier, te weeten : dat men eene infnijding maake naar de lengte in den buik en volgens de rigting van het gezwel, beginnende van boven op het meest uitpuilende gedeelte, en benedenwaarts niet verder voortgaande dan tot dat men de ligging van het kind ontdekke; gemerkt het, gelijk in dit geval, gebeuren kan, dat het hoofd zich terftond opdoet, en het kind gereed ligt om uitgehaald te worden zonder groote infnijding. — Het is fchier onnoodig aantemerken , dat de infnijding te doen in het zijdelijke of fpierig gedeelte van de bekleedfelen des buiks, altoos beter is dan. in derzelver middenfte en peesachtige gedeelte. — Na een genoegzaame opening gemaakt te hebben , moet men het kind langfaam'en omzichtig trachten uittehaalén, daarna den na* velflreng affnijden en toebinden even als in eene natuurlijke verlosfing,. en laaten een gedeelte 'er van buiten de wonde hangen; waar aan men dagelijksch zagtjes trekken moet, tot dat de moederkoek trapsgewijze losgemaakt zij ; waar door men de wonde zal beletten toe'teheelen , tot dat de koek of afgefcheiden gedeeltens 'er van kunnen weggenomen worden ; terwijl men ook daar door gelegenheid verkrijgt om verzagtende en rottingweerende infpuitingen te doen. Duidelijk leert dit ,• en leeren de voorgaande gévallen , dat het leevendig lighaam van den mensch begaafd is met verwonderlijke driften en vermogens tot zelfsbehoud en tot voortteeling van zijn geflacht; dat ieder werktuigelijk deel deszelfs , dat ieder ingewand onophoudelijk werkfaam is om die twee groote einden te bereiken; dat zij alle als om ffcrijd trachten afteweeren al wat tot vernieling van derzelver geheel zou kunnen ftrekken , en hervoorttebrengen het gene verloren is; en dat deelen, maar gedeeltelijk of zelfs in het ge-  78 WAARNEEMING van een OOGENSCIHJNLIJK enz. geheel niet verordend tot de voortteeling van het geflacht, evenwel dat groote werk op eene fchier onbegrijpelijke wijze kunnen voortzetten en volvoeren , wanneer de eigenlijk daar toe gefchikte werktuigen buiten ftaat gefteld zijn om zulks te kunnen doen. —• En niet minder duidelijk leeren zij, dat in deze , gelijk in alle andere werken der Scheppinge , te erkennen en te eerbiedigen is de werkfaame hand van eene Alvermogende Wijsheid , die alles daarflelt, onderhoudt en beftuurt op eene voor ons ondoorgrondelijke -en aanbiddelijke wijze.