O R D E DER FEEST- en LYDENS- STOFFEN, ZOO als men die jaa&lyks irf de nëdèudüitsciié gereformeérde gemeente des HEEREN, ,, T E P L I S S ING E IV gewóón ïg te PREDIKEN} Met O byVoe^inge van de SELTKLUIBÊNbE TEXTEtf. Te VLÏSSI&GEN, IBy G. MAARSMAN, Boek-drutów, MDÖCXCVII.  Geeile Ëxemplaai'en wófdeft voor egt erkent, dan die hieronder getekend zyn door den Oudften fungerenden Predikant,  ±&Lap. de Leden der Neder duitJcU Hervormde Gemeente des HEE* REN te vusswgen, word dit Boekje door derzelver tegenwoordige Leeraren, Hefderyk opgedra* gen* met den opregten wensch; dat dezelve door de verkondiging  van V Woord des Kruis fes -9 onder den Goddelyken zegen meer en meer moge opwasfchen en toenepien^ in de genade en de kennisfe van den lieer e jesus Christus-, en allezins overvloedig mo* ge zyn in per tn Godzaligheid\ tot roem van GODS vrye ontfer» mlng in den Zoon zyner liefde* KERS-  KERS-FEEST, TER GEPAGTENI-SSE DER GEBOORTE van den ftpere jesüs Christus. Jefiis word geboren- te BethlekutK T E X T. Lii€. II : 1—7, 1 Ende het gefchiedde-in die zelve dagen, dat 'er een Gebodt uytging van den Keyfer Augusto, dat de geheele Wereld be« fchreven zoude worden.» 2 Defe eerfte befchryvinge gefchiedde, als Cyrenius over Syrien Stadhouder was, A 3 3 En-  8 K E Pv S - STOFFEN. 3 Ende zy gingen alle om b$fchreven te worden, een yege}yk na zyn eygen Stad, 4 Ende Jofeph ging ook o$ van Galilea, uyt de ftad Nazareth na Judeam, tot de ftad Da'vids, die Bethlehem genaamd word, (om dat hy uyt den huyfe ende geflagte Davids was). 5 Om befchreven te 'worden met Maria zyn ondertrouwd Wyf, welke bevrugt was. 6 Ende het gefchiede als zy daar waren, dat de dagen vervult wierden, dat zy baren zoude. 2 Ende zy baarde haaren eerstgeboren Zoon , ende wand hem in doeken, ende leyde hem neder in de Kribbe, om dat voor haar lieden geen plaatfe was in de Herberge. 1IA  KEK S.STOFt EN; ? m Jefus geboorte word bekend ^ maakt, aan de Herders, in *t ye!d te Bethlehenn T E X T. Luc. II : 8—12. 8 Ende daar waren Herders ia die felve Landflreke, haar hou. dende in het Veld, ende hielden de nagtwagt over hare Kudde. 9 Ende ziet een Engel des Heeren ftond by haar, ende de Heerlykheid des Heeren omfcheenfe, cndQ zy vreesden met grote vreefe. ïo Ende de Engel zeyde tot haar, en vreest niet, want ziet ik verkondige u groote blydfchap* die alle den Volke wefen zal. h [NamenüykJ dat u heden  * KERS-STOFFEN. geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de JSeere, in de ftad Davids. 12 Ende dit- zal u het teek en zyn, gy zult hét Kindeken vinden in doeken gewondejp, ende liftende in de Kribbe. III Be Engelen zingen eenen Lof» zang by Jefiis geboorte* T E X T. Lue. II ; 13, 14. , 13 Ende van ftonden aan was [daar] met den Engel een menigte des Hemelfchen Heyr-iegers, pryfende Godt, ende zeggende, 14 Eere [zy] Godt in de hoogfte [ Hemelen, ] ende vrede oj> Aarden $ in Menfchep een welbehagen* li E T  HET LYDEN VAN DEN ffEERE JSSUS CHRISTUS* t Jefus gaat uit na den Q/yfberg, onderhoud Zyne Leerlingen over hunne aanftaande afwyking en treedt met htm in Gethfemape. t e x t. Matth. XXVI : 30—36. 3q Einde als zy den Lofzang gefongen hadden ? gingen zy uyt na den Olyfbérg. A 5 31 Doc  io LYDE NS-STOFFEN. |1 Doe zeyde Jefus tot haar, Gyzult alle aan my ge-ergert worden in dezen nagt: Want daar is gefcbreven, Ik zal den Herder flaan, ende de Schapen der kiid* de zullen verftrooyt worden. 32 Maar na dat ik zal opge* Haan zyn, zal ik u voorgaan m Galileen. 33 Dog Petrus antwoordende zeyde tot hem, Al wierden zy ook alle aan ü ge-ergert, ik en zal nimmermeer ge ergert wórden. 34 Jefus zeyde tot hem, Voorwaar ik zegge u, dat gy in dezen zeiven nagt, eer de haan gekraeyt zal hebben, my driemaal zult verloochenen. 35 Petrus zeyde tot hem, Al moeste ik ook met u fterven* zoo  LYDENS-STOFFEN, u zoo eil zal ik u geenfins verloor chenen. Desgelyks zeyden ook alle de Difcipelen, 36 Doe ging Jefus met haar in een plaatfe genaamt Gethfemane, ende zeyde tot de Difcipelen, zit hier neder tot dat ik henen ga, ende aldaar zal gebeden hebben, * * * * • Mare. XIV : 26—32. Ende als zy den Lofzang gezongen hadden, gingen zy uyt na den Olyfberg. 27 Ende Jefus zeyde tot haar, Gy zult in dezen nacht alle aan my ge-ergert worden : Want daar is gefchreven , Ik zal den herder flaan, ende de fchapen zullen verftrooit worden. 23 Maar na dat ik zal opgeftaan zyn, zal ik u voorgaan na Galileen. 29 En-  12 LYDENS-STOFFEN. V 29 Ende Petrus zeyde tot hem, of zy ook alle ge-ergerd wierden, zoo en zal ik doch niet [ge ergert; worden.] 30. Ende Jefu$ zeyde tot hem, Voorwaar ik zegge 11, dat heden in dezen nacht, eer de haan tweemaal gekraeyt zal hebben, gy my driemaal zult verloochenen. 31 Maar hy zeyde noch dies te meer, Al moeite ik met u derven, zoo en zal ik u geenfins verloochenen. Ende insseïyks zeyden zy ook alle. 32 Ende zy kwamen in een plaatfe, welker name was Get-hfemane , ende hy zeyde tot zyne Difcipelen, zit hier neder tot dat ik gebeden zal hebben. Luc. XXII : 39. 39 Ende uytgaande vertrok hy, gelyk hf gewoon was, na den Olyfberg; ende hem volgden ook zyne Difcipelen, Joh. XVIII : 1, 2. I Jefus dit gezegt hebbende ging uyt met zyne Difcipelen over de beeke Kedron, daar een hof was, in welken hy 'ging en zyne Difcipelen, 2 En-  LVDE NS -STOFFEN.' 13 a Ende Judas, die hem vernet, wist ook die plaatfe, dewyle Jefus aldaar dik* wils vergadert was geweest met zyne DU fcipclert* Jefus lydt zware angjlen Gethfeinane. T E X T. Matth. XXVI : 37—46, 37 Ende met hem nemende Petrum , ende de twee zonen Zebedei, begon hy droevig en zeer beangst te worden. 38 Doe zeyde hy tot haar» Myne ziele is geheel bedroeft tot der dood toe: blyft hier ei> de waakt met my. 39 Ende een weynig voortgegaan jfcynde, viel hy op zyn aan- ge-  H L Y D E N S - S T O F F E N. gëzigt» biddende ende zeggendé*' Myn Vader j indien het mogeïyk is i iaat deze Drinkbeker vaii my voorby gaan: dög niet gelyk ik wil j maar gelyk gy wilt. 40 Ende hy 'quiam tót de DÏfeipétérii ende vondfe flapende* ende zeyde tot Petrum * en kont gy dan niet een uure met my «taraaken ? 41 Waakt en bidt> op dat gy niet in verzoekinge en komt: de geest is wel gewillig* maal: het vleesch is zwak* 42 Wederom ten tweedemaal henen gaande> bad hy, zeggende , Myn Vader, indien deze Drinkbeker van my niet voorby en kan gaan, ten zy dat ik hem drinke, uwen wille gefchiede. 43 En-  tYDE NS-STOFFEN. i§ 43 Ende komende by haar, Vofid hyze wederom flapende j want hare oogen wai;en bezwaart 44 Ende haar latende 5 ging hy wederom henen, ende bad ten tlerdenmaal 5 zeggende dezelve woorden. 45 Doe quaiil hy tot zyne DU fcipelen, ende tfeyde tot haar, ilaapt [nu] voorts » ende rustet: ziet de ure is naby gekomen, ende de Zoone des Menfehen wort overgelevert in de handea der zondaren, 46 Staat op, laat ons gaan; 2iec, hy is naby die my verraat. ♦ * * $ Mare. XIV * 33—42." E3 Ende hy nam met hem Petram, -en»' de  |Ö L YDÉNS-'S TÓFFE N* de Jacobnm J eïide Joannem, ende begon yerbaest ende xeer beangst te worden, r 34 Ende zeyde tot haar, Myn ziele i« geheel bedroeft 'tot dér dood toe ï Blyft hier ende waakt. 35 Ende een weynig voortgegaan zyni fte viel hy op de narde, ende badt, zoo het mogelyk ware, dat die ure van hem voorby ginge. 36 Ende hy zeycïe, Ab'ba, Vader, allé dingen zyn u mogelyk: Neemt dezen drink* beker van my weeh : Doch niet wat ik wil, maar wat gy [wilt]. 37 Ende hy quam ende vondt haar lla* pende , ende zeyde tot Petrum , Simoh flaept gy ? en kondt gy niet éen ure waken ^ 38 Waket ende bidder, op dat gy niet in verfoekinge en komt: De geest [is] wel gewillig, maar het vleesch is zwack. 39 Ende wederom henen gegaan zyri* de, badt hy, fprekende dezelve' woorden. 40 Ende wedergekeert zynde vond hyfe wederom kapende: want hare oogen waren bezwaart, ende zy en wisten niet, irat zy hem antwoorden zouden. 4X En*  L YDE NS-S TOFFEN. if * 41 Ende hy quam ten derden maal , ende zeyde tot haar, Slaapt [nu] voorts ende rust. Het is genoeg: de ure is gekomen. Siet de Zone des menfchen wort overgelevert in de handen der zondaren. 42 Staat op, laat ons gaan :• Ziet dm ïïiy verraat is naby. Luc. XXII : 40—46. 40 Ende als hy aan die plaèsfe gekomen was, zeyde hy tot haar, Biddet, dat gy niet in verfoekinge en komt. 41 Ende hy feheydde hem Van haar af, ontrent eenen fteenworp, ende knielde neder, ende badt. 42 Zeggende, Vader, of gy wildet defen drinkbeker van my weeh n^men! doch niet mynen wille, maer den uwen gefchiede, 43 Ende van'hem wiert gefiên een Engel uit den hemel, die heftl verfterkte. 44 Ende in zwarèn ftryt zynde, badt hy te emftiger.- Ende zyn zweet- wiert gelyk groote droppelen bloets, die op de aarde afliepen. 45' Ende- als hy van 't'gebedt opgeftaaiï B was,  x8 LYDENS-STOFFE % was, quam hy tot zyne Difcipelen, ende1 yont haar flapendc van droef heyt. 46 Ende hy zeyde tot haar, Wat flaapt gy ? Staat op ende bidcjet r op dat gy niet in verlbekinge en komt». III. Jefus word gevangen dfjor ver* raat van Judas, T E X T. Mm& XXVf : 47-50. 47 Ende als hy mg. Iprak ? ziet, Judas een van de twaalve quam,> ende met hem een groote Ichare , met Aveerden endeftokken , [ geibnden ] van de ©verpriesteren ende Ouderlingen des volks. 48 Ende die hem verriet l&dde haar een teeken gegeven # zeg-  LYDE NS-STOFFEN: t'p zeggende , Dien ik zal kirsfon ? dezelve i> 't t grypt hem, 49 Ende terftont komende tot Jefum9, zeyde hy+ Weest gegroet Rabbi: ende hy kuste hem.- 5° Maar Jefus zeydé tot hemr Vriendt ^ waar toe zy t gy hier ? Doe qiramen zy töeéy ende floegen de Iranden aan Jefum, endgr grepen hem. Mare. XIV : 43-*->4'5. 4$ Efn de terftont als hy nogfprak, qi&Tïf Jfetftó aan , die een was van de twaalver ende met henr een groote fchare mot zwvierden ende flokken, [gezonden] vzw de Overprissters, ende d€ Schriftgeleerde^ ende de Ouderlingen.' 44 Ende die hem verriethadde haa/ eerr gémeyn tceken gegeven, zeggende* # 2 Dictt  '&o. LYDENS-STOFFEN. Dien ik kusfen zal, die is 't, grypt hem, ende Ieyd hem zekerlick henen. 45 Ende als hy gekomen was*, ging hy terftont tot hem , ende zeyde , Rabbi, Rabbi: ende kuste hem. 46 Ende zy lloegen hare handen aan hem , ende grepen hem. Luc, XXII : 47, 48. 47 Ende als hy nog fprak, ziet daar «en fchare: ende een van de twaalve, die genaamt was Judas, ging haar voor, ende quam by Jefum, om hem te kusfen. 48 Ende Jefus zeyde tot hem, Juda, verbat gy den Sone desmenfchen meteen kus? Joh. XVIII : 3—9. 3 Judas dan genomen hebbende de bende [krygsknechten], ende [eenige]: dienaars van de Overpriesters en Pharizeen, quam aldaar met lanteernen, ende fackekn, ende wapenen. 4 Jefus dan wetende alles wat over hem komen zoude, ging uyt, ende zeyde tot haar, Wien zoekt gy? S Zy  LYDENS-STOFFEN. af 5 Zy antwoordden hem, Jefum den Nazarener. Jefus zeyde tot haar, Ik ben 't. Ende Judas die hem verriet, ftondook by haar. 6 Als hy dan tot haar zeyde, Ik ben 't, gingen zy agterwaarts, ende vielen ter aarde. 7 Hy vraagde haar dan wederom, Wien zoekt gy? Ende zy zeyden, Jefum den Nazarener. 8 Jefus antwoordde, Ik hebbe u gezegt dat ik het ben. Indien gy dan my zoekt, zoo laat deze henen gaan. 9 Op dat het woord vervult zoude worden, dat hy-gezegt badder Uyt den genen die gy my gegeven hebt, en hebbe ik nie. mand verloren. IV. Jefus bejlraft Petrus ontydigen jrver en gedraagt zig grootmoedig by zyne gevangenneming. T E X T. Matth. XXVI : 51—56. 51 Ende ziet, een van de ge» B 3 ne  §6 LYÖENS-STOFFE N. 4*e met Jefu waren,, de hand ■uytfteekende trok zyn zweert uyt, ende flaande den dienst knecht des Hoogenpriesters, hieuw zyn re af. 52 Doe zeyde Jefus tot 'hem., keert uw zweeit weder in zyne ^plaatfe; want alle die het zweert kernen, zulten door im zweei£ ^vergaan. 53 Of meynt gy., peti. 5ó Doch dit alles is gefchict, op dat de Schriften >der Prophe* *en zouden vervult worden* Doe vlugteden alle de DiJGcipeim ham verlatende. Mare. XIV 1 47—-52. 47 Ende een der gene , die daar :ftonden, liet zweert trekkende, floeg den sdienstknecht des Hoogenpriesters , ende JiieuW hem zyne oore af. 48 Ende Jefus .antwoordende zeyde tot Éflfai*, Xyt i^y *iytgegaan met zweerderr ende ftokken als tegen cenen moordenaar -em my h vangen? & 4 49  £4 LYDENS-STOFFEN. 49 Dagelicks was ik by u-lieden in dea Tempel leerende ,.' ende gy en hebt my niet gegrepen : maar [dit £efchiedt] op •dat de Schriften vervult zouden worden. 50 Ende zy hem verlatende, zyn alle gevloden. 51 Ende een zeker Jongeling volgde hem, hebbende een lynwaat omgedaan ovex bet .naakte [lyf], ende de Jongelingen grepen hem. 52 Ende hy het lynwaat verlatende, is Haakt van haar gevloden. Luc. XXII : 49—53. 49 Ende die by hem waren, ziende wat daar gefchieden zoude, zeyden tot hem, Heere, nullen wy met den zweerde fiaan? 50 Ende 5ecn uyt haar floeg den dienstknecht des Hoogenprjesters , ende hieuw [hem] zyn rechter oore af. 51 Ende Jefus antwoordende zeyde, Laatfe tot hier toe [geworden]. Ende raakte zyne oore aan, ende heelde hem. 52 Ende Jefus zeyde tot de Overpries^ Iers ende de Hooftmannen des Tempels, en-  30 L Y D E N" S - S TOFFE NV zoo en vonden zy [doch], niet. 6r Maar ten laatsten qüamen twee ■ v-alichcgetm gen,, ende zeyden: Deze heeft: gezegt> ïk kan den Tempel Godts afbreken Y ende 'm drie dagen den zeiven ©pbouwen. 62 Ende de'Hoogepries-terop* {taande, zeyde tot hem, En antwoort gy niets 2 Wat gëtuygen deze regen u? 6$ Dog Jefu? zweeg ffille y ende de Höogepriester antwoordende > zeyde tet hem, Ik be&weei% u by den levendiger^ Godt, dat gy ons- zegt, of gy zyt de Christus-y de Sone Godts?" 64. Jefus zeyde' tot Hem p Gy iebt het gezegt. Dog ik zegge u-Iieden r van nu aan- zult- gy ziet*  *o LYDENS-STOFFEN. gy ook niet uyt zyne Difcipelen ? Hy loochende het, ende zeyde, Ik eii ben niet. s6 Een van de dienstknechten des Hoogenpriesters, ' die niaagfehap was van den genen dien Fetrus de oore afgehouwen hadie, zeyde ,, Hebbe ik u. niet gezien ia den hof met hem ? 27 Petrus dan loochende het wederom. Ende terilont kraeyde de haen» vul fefus word overgeleverd aan Pila» $us en Judas de verrader komt tot een treurig einde» T E X T. Matth. XXVII : 1—10 1 Als het nu morgenftont geworden was, hebben alle de Overpriesters ende de Ouderlingen des volks 't zamen raat genomen tegen Jefum, datzy hem dooden zouden. 2 En-  LYDENS-STOFFEN, 41 2 Ende hem gebonden hebbende ? ieyden zy .[hem] weg, .ende gaven hem over aan Pontius Pilatus den Stadhouder. 3 Doe heeft Judas, die hem verraden hadde, fiende dat hy veroordeelt was, berouw gehad, ende heeft de dertig zilvere [penningen] den Overpriesteren ende den Ouderlingen weder gebragc 4 Zeggende, Ik hebbe gezondigt, verradende het onfchuldig bloet. Maar zy zeyden., Wat gaat ons [dat] aan? Gy meugt toezien. 5 Ende als hy de zilvere [penningen ] in den Tempel geworpen hadde, vertrok hy, ende henen gaande verworgde [hem zeiven 3. 'C 5 6 En-  4* L Y D ENS-S TOFFE N. 6 Ende de Overprieste'rs >de zilvere [penningen] nemendej zeyden, Het en is niet geoorlooft dezelve in de offerkiste te leggen dewyle het eenen prys des bloets is. 7 Ende "'tzamen raat genomen èebbende, kogten zy daar mede 'den acker des pottebakkers, tot eene begraavenisfe voorde vreemdelingen. ; 8 Daarom is die acker gexiaarnt, den acker des bloets, tot ■Dp ;don huydigen dag. 9 Doe is vervult geworden s Vgene gefproken is door #en •Propheet Jeremiam ., zeggende^ Ende zy hebben de dertig zilvere .[penningen] genomen , de weerde des geweerdeerden ,vm  XYBENS- STOFFEN; || de kinderen Israëls, den welken zy geweerdeerc hebben. 10 Ende hebben dezelve .gegeven voor den aeker des potbakkers-, volgens het gene my de Ileere bevolen heeft, j|s $ jje ♦ ' • Mare, XV : r.-. i* Ende terilont des morgens " vroeg hféfi .den de Overpriestérs te zamen "ratrt, met de Ouderlingen ende Schriftgeleerden, en-de den geheelen Raat, ende Jefum .gebonden hebbende, bragten zy [hem] henen.? rfnde gaven [hem] aan Pilatum over. Luc. XXÜ : 66—71. 'en Cap. XXÏII : i. 66 Ende als 't dag geworden was, ver-* gaderden de Ouderlingen des volks, ;endè de Overpriesters ende Schriftgeleerden, ende bragten hem in haren Raat. 67 Zeggende, Zyt gy de Christus? zeg* get ons. Ende hy zeyde tot haar, vIii*  44 LYDE NS - S T O FFE N. dien ik het u zegge, gy en zult my niet: gelooven. 68 Ende indien 'ik ook vrage, gy etii zult my niet antwoorden, ofte los laten. 69 Van nu aan zal de Zone des menfchen gezeten zyn aan de rechter [hand] der kragt Gods. 70 Ende zy zeyden alle, Zyt gy dan de Zone Gods? Ende hy zeyde tot haar, Gy zegget, dat ik het ben. 71 Ende zy zeyden, Wat hebben wy j*og getuygenisfe van noode? Want Wy zelve hebben 't uyt zynen mont gehoort. Cap. XXIïi. 1 Ende de geheele menigte van haar Jflont op ende leydde hem tot Pilatum, Joh. XVIII : 28 a. 5» 8 Zy dan leydden Jefum van Cajapha in 't Regthuys*  LYDENS-STOFFEN. 4$ IX. Jefus word door de Jodzn yjor den Stadhouder h.efchuldlgd.. T E X T. Joh- XVIII : 28 ZV-32. 28 Ende het was 's morgens vroeg: ende zy en gingen nies in 't Regthuys-, op dat zy nies verontreynigt en zouden worden , maar op dat zy het Pafcha eten mogten. 29 Pilatus^lan ging tot haar uyt 9. ende zeyde, Wat befchuldinge brengt gy tegen dezen menfche ? 30 Zy antwoordden ende zeyden tot hem, Indien deze geea quaatdoender en wrare y zoo eii zouden wy hem u niet overgelevert hebben* gi Pi-  $8 LYDENS-STOFFEN. Koningryk en is niet van deze werelc: Indien myn Koningryk van deze wereit ware, zoo zouden myne dienaars geftreden hebben , op dat ik den joden niet en ware overgelevert: maar nu en is myn Koningryk niet van hier. 37 Pilatus dan zeyde tot hem* Zyt gy dan een Koning? Jefus antwoordde, Gy zegt dat ik een Koning ben. Hier toe ben ik geboren , ende hier toe ben ik in de wereit gekomen % op dat ik der waarheyt getuygenisfe gegeven zoude. Een yegelyk die uyt de waarheyt is y hoort myne Hemme.SS Pilatus zeyde tot hem, Wat is waarhey t ? Matth*  LYDEtfS «STOFFEN- m * * * 4f Matth.. XXVII: ii—t4r 11 Ende Jefus ftont voof den Stadhouder, ende de Stadhouder vraagde hem, zeggende, Zyt gy de Koning: der Joden? eade Jdbs zeyde tot hem, Gy zegt ft* 12 Ende- als hy vair- de 0verpriesters ende de Ouderlingen befchuldigt wiert y en antwoordde hy niets. i& Doe zeyde Pilaftis tot hem, En hoort gy niet hoe vele [zaken J zy tegen u gettiygen?' 14, Maar hy en antwoordde hem nietop* beir eenig woort, alzoo dat de- Stadhouder, hem' zeer' verwonderde. Mare. XV } 2—5,.. 2t Ende Pilatus vraagde hem , Zyt gy de Koning' der Joden? Ende hy antwoordende, zeyde tot hem, Gy zegt 't. 31 Ende, de Overpriesters befchuldigden hem van vele [zaken]; maar hy eiiAntwoordde niéts. 4 Eiide-Filams vraagde hem wederom^  f*> LYD.ENS-S TGF F EN. zeggende, En antwoort gy niet'? Ziet, hoe v4è {zaken1 ,zy. tegen u getuygen. 5 Ende Jefus en heeft niet meer geantwoort, zoo dat Pilatus hem verwonderde, ■Luc. XXÜH : 3. 3 Ende Pilatus vraagde hem, zeggende, Zyt gy de Koning der Joden? ende hy antwoordde hem, ende zeyde, Gy zegt '|; Jefus word l?y. 'Pilatus heftiger fchuldigd, na Her odes verzon* .den en aldaar befpot. T E X T. Liic. XXIII : 4—12. 4 Entte Pilatus zeyde tot de Overpries'ters .ende de fcharen, lk, en vinde geen fehult in dezen menfclK?. 5 Ende zy hielden te fterker • . arm.  LYDENS-STOFFEN. $t ia*ï*, zeggende, Hy beroert het volk, leerende door geheel Judea, begonnen hebbende van Galilea tot hier tóe. 6 Als nu Pilatus van Galilea hoorde, vraagde hy, of die menfehe een Galileer was. 7 Ende verftaande dat hy uyt het gebiedt van Herodes was, fondt hy hem henen tot Hero* dem , die ook zelve in die da* gen binnen Jerufalem was. 8 Ende als Herodes Jefum zag* wiert hy zeer verblyd: want hy hadde. van over lange begeerig geweest hem te Gen, öra dat hy veel van hem hoorde: ende hoopte van hem eenig teeken te fien, dat van hem gedaan zoude worden. P 2 9*En«  L Y.D E N S - STO F FE N. 9 Ende hy vraagde hem met vele woorden : Dog hy en antwoordde hem * nietss. 10 Endé-de 0verpriesters endsde Schriftgeleerden Itonden, ende befchuldigden hem heftiglyk. i i Ende Mérodes met zyne krygsliedenhem veracht ende befpot hebbende, dedë hem een blinkende kleet aan ,, ende fonds hem weder tot Pilatum. 12 Ende op den zei ven dag wierden Pilatus ende* Hèrodes vrienden met malkanderen: want zy waren te voréti in vyandfchap tegen den anéeren.  X Y D E N S - S T 0 FF E N. ft XII. 3? ilat lts doet yergeeffche pogingen om den onfchuldigen Jefus te redden. T E % T. Matth. XXVII : 15—25. 15 Ende op liet Feest was de Stadthouder gewoon den volke eenen -gevangenen los te laten, welken <-zy wilden. •16 Ende zy hadden >doen eenen welbekenden gevangenen, genaamt Barabbas. 17 Als zy dan vergadert waren zeyde Pilatus tot haar, Welken wilt gy dat ik u zal los laten, Barabbam ofte Jefum, die genaamt wort Christus ? D 3 18 Want  •54 LYDENS-STOFFEN. 18 Want hy wist dat zy hem door nydigheyt overgelevert hadden. 19 Ende als hy op den rechterfloel zat, zoo heeft zyne Htiysvrouwe tot hem gezonden r zeggende, Hebt [doch] niet te doen met dien Regtveerdigen: want.ik hebbe heden veel geleden in- den droom om zynent wille, 20 Maar de Overpriesters ende de Ouderlingen hebben de Jcharen aangeraden, dat zy zouden Barabbam begeeren, end^ jefum dooden. slI Ende de Stadthouder antwoordende zeyde tot haar, Welken van deze twee wik gy dat jk u zal los laten? ende zy zeyden, BarabbaiiJ* ' 22 Pi*  h-Y D E N S -STOFFEN. 5$ 22 Pilatus zeyde tot haar, Wat aal ik dan doen [met] jefu,. die genaamt wort Christus ? Zy zeyden alle toe hem, Laat hem gekruyeigt worden. 23 Doch de: Stadthouder zeyde, Wat heeft hy dan quaats gedaan? .Ende zy riepen te meer, zeggende-, Laat hem gekruyeigt worden^ * * * $ Mare. XV ; C—i^. 6 Ende- op*'t Feest liet 'hy haar eerreB gevangenen los vvien zy ook-begeerden» 7 Ende daar was een, genaamt Bsrabbas, gevangen met [andere] mede oproermakers , die in den oproer eenèiï dood-» fiaii gedaan hadde. 8 Ende de fchare riep uyt,-ende begon te begeeren, [dat hy dede] gelyk hy haar altyi} gedaajj hadde. D 4 9 En*  L Y DEN S - S TO F F E N... &i ik brenge hem tot u-lieden uyt * op dat gy wetet, dat ik in hem* geen lbhult en vindc 5 Jellis- dan quam. uyt$m gende de doornen krooner en*» de het purperen kleet- Ende [Pilatus J zeyde tot haar, Zietr de menlche~ 6 Als hem dan de Overpriesters- ende de dienaars zagen, rieperr zy, zeggende,, Kruyst. [hem],, Kruyst, [hem], Pilatus zeyde tot haar,, Neemt gylieden hem, ende kruyst [hem]. Want- ik en vinde in hem geen. fchult. 7 De Joden antwoordden hem, Wy hebben, een' wetende na enfe wet rooet hy iterven, want hy heeft hem, zelve Godts Sone. gemaakt,. Matth.  & LYDENS-STOFFEN. * * * * * Matth. XXVII : 27—30. ^7 Doe mimen de krygsknechten dos St'adthouders Jclïim r.iet haar in het Rechthuys, ende vergaderden over hem de gantfche bende. 28 Ende als zy hem ohtkleet hadden, deden zy hem eènCn purperen mantel om. 29 Ende een kroone van doornen ge* vlochten hèbbende, zettende [die] op zyn hooft , ende eenen rictftok in zyne rechter [hantj: ende vallende op hare fcnyen voor hem, befpotteden zy hem, zeggende, Weest .gegroet, gy Koning de* Joden. 30 Ende op hém gefpogen hebbende , namen zy den rietftok ende fioegen oj» syn hooft. Mare. XV : 16—19. ï6 Ende de krygsknechten teydd'en hem Jfenwen m de zale, welk k het Recbthuys* ende riepen de gantfche bende te zamen. 17 Ende deden hem eenen pus-peren man- ■ tfcl  78 LYDENS-STOFFEN.. En vreest gy ook Godt niet, daar gy in k zelve oordeel zyt? '41 Ende wy doch recht veerdelyk: want wy ontfangen [toffe], weerdig het gene wy gedaan hebben: maar defe en heeft niets cnbehoorlyks gedaan. 42 Ende hy zeyde tot Jefum, Heere, gedenkt myner, als gy m u w'Koningryk zuït gekomen zyn. 43 Ende Jefus zeyde tot hem, Voorwaar zegge ik u, Heden zult gy met my in 'tParadys zyn, * * * * Matth. XXVII : 44. 44 Ende het zelve verweten hem ook èe moordenaars, die met hem gekruyeigf waren. Mare. XV : 32 b. • 32 Ook dre met hem gekruyst waren \ foadeden hem. Je»  L Y.I>ENS-STÖFFEN. 7^ XX. Jefus zorgt yoor zyne moeder en ondergaat V fwaarfte lyden aan V Kruis. T E X T. Joh. XIX : 25—27. Matth. XXVII ; 45—47. 25 Ende by het krilys Jefu ftónden zyne moeder, ende zyns moeders luster, Maria Oope [wyf], ende Maria Magdalena* 26 jefus nu ftende [zynej moeder, ende den difcipel dien hy lief hadde , daar by ft&ande, zeyde tot zyne moeder, Vrou* we, fiet, uw' zone. 27 Daar na zeyde hy tot dert di-  LYDENS-STOFFEN. S3 * * * * Matth. XXVII : 48—50. 48 Énde terftont eert van haar ftöté*] loopemte nam een ipongie ,• cude [ dio] met edik gevult hefendï, fhkfe op' eenen rietftok: ende gaf hem te drinken. 49 Doch de andere zeyden, Houdt op, Iaat ons fJcn of Elias komt, om hem te terlosfen. 50 Ende Jefus wederom met een groo? te ftemme roepende gaf den geest. Mare.- XV : 36 M yfj 36* Éud'e daar liep een, ende vulde een) fpongie niet edik , ende ftakfe op eenen fietftok,- ende gaf hem te drinken, zeggende, Houdt (lil: Laat ons fien of Elias komt, om hem af te nemen# 37 Ende- Jeftrs een groote rèemme van £hem-} gegeven hchhende-, gaf eten geesti Luc. XXM ; 46. 46 Ende Jefus roeperfde met groote?" ïïemme, zeyde , Vader in uwe handcrï keveele ik myiïen geest. Ende als hy dat gezegt hadde, gaf hy den geest. F 2.  U L YDE NIS- S T O F F E No, XXII. De wonderen by Jefus doot voorgevallen* T E X T. Matth. XXVII : 51—56. 51 Ende fiet het voorhangfe! des Tempels fclleurde in tweer ën , van boven, tot beneden : ende de aarde beefdeende de fteenrot^en fcheurden. 52 Ende de graven wierden geopent r ende veele lichamen; der heylige,. die ontflapen waren, wierden opgewekt. 53 Ende uyt de graven uytgegaan zynde m zyne opfhindinge „ quamen zy in de heilige ftadt% ende zvn velen verfchenen* y 54 En-  LYDENS-STOFFEN. 8^ 54 Ende de Hooftman over . Soiidert, ende die met hem Jefum bewaarden, fiende de aardbevinge., ende de dingen die gelchiet waren, wierden zeer be vreest-, zeggende, Waarlyk deze was Godts Sone. 55 Ende aldaar waren vele vrouwen van Terre aanfchouwende, die Jefum gevolgt waren van Galilea, om hem te dienen. 56 Onder dewelke was Maria Magdalena, ende Maria de moe» der Jacobi ende Jofe , ende de moed-er der fonen Zebedei. * * * * M• 38-—4 r. . 38 Ende het voorhangfel des Tempels fcheurde in tweeën, van boven tot beneden. Ende de Hooftman over hondertr, F 3 die  £6 LYDENS-STOFFEN. die daar by tegen over hem ftont, fiende i dat hy aizoo roepende den geest gegeven i badde, zeyde, Waarlyk deze menfche; was Gods Sone. 40 Ende daar waren ook vrouwen van 1 Verre [dit] aanfchouvvende, onder welke; ook was Maria Magdalena, ende Maria! Jacobi des kleynen , ende Jofe moeder , ,! ende Salome. 41 Welke ook, doe hy in Galilea was,, hem waren gevolgt, ende hem gedient: hadden, ende vele andere [vrouwen], die i met hem na Jerufalem opgekomen waren. Luc. XXIÏÏ : 45 £ en 47—49. 45 Ende het voorhangfel des Tempels fcheurde midden [door]. 47 Als nu de Hooftman over hondert zag dat daar gefchiet was, verheerlykte I hy Godt , ende zeyde , Waarlyk deze menfche was rechtveerdig. 48 Ende alle de fcharen, die daar te za« mcn gekomen waren om dit te aanfehouwen , fiende de dingen, die gefchiet waren, keer* den wederom, fiaandc op hare borden. 49 En-  PINXSTER-STOFFÏN, 115 12 Ende zy ontzetteden haar alle, ende wierden twyffelmoedig, zeggende, d'een tegen den animeren, Wat wil doch dit zyn? 13 Ende andere fpottende zeyptói, Zy zyn vol foeten wyns. III. De verantwoording van Petrus. T E X T. Hand. II : 14—18. 14 Maar Petrus ftaande met jde eive, verhief zyne ftcmme, ende fprak tot haar, Gy Jood:fche mannen, ende gy alle die jtü Jerufalem woonet, dit zy u bekent, ende laat myne woon idm tot uwe ooren ingaan. i H 2 15 Want  116* PINXSTER-STOFFEN. 15 Want deze en zyn niet: pronken, gelyk gy vermoedt:; want het is [eerst] de derde: ure van den dagh. 16 Maar die is 't, dat gefproken is door den Propheet joel 17 Ende het zal zyn in de, laatfte dagen (zegt Godt) ik zal uytftorten van mynen Geest op alle vieesch: 'ende uwe zonen ende uwe dochters zuilen propheteeren, ende uwe jongelingen zullen gezichten fien, ende juwe: oude zullen droomen droomen.: 18 Ende ook op myne dienstknechten, ende op myne dienstmaagden , zal ik in Öim dagen van mynen Geest uytftorten. • ende zy zullen Prophetecren. N.B. Ah  PINX STER-STOFFEN. 117 N. B. Als een vervolg kan op Woensdag avond gepredikt worden. IV. De vreesfelyke Teekenen en het Heil , welke de Heere geven zoude. T E X T. Hand. II : 19—2r. 19 Ende ik zal wonderen geven, in den Hemel boven, ende teekenen op der aarden beneden , bloet, ende vyer, ende 'rookdamp. 20 De zonne zal verandert worden in duysternisfc, ende de mane in bloet, eer dat de groote en doorluchtige dagh des Heeren komt. 21 Ende het zal zyn, dat een yegelyk die den Name des Heeren zal aanroepen , zalig zal worden.   - NAAM-LYST D E R PREDIKANTEN, W ELKE ï E ' >L IS S ING EN - IN DE N E D E K i:> B I T S € II E li E R « VORMDE GEMEENTE DE S H E E- R E N G E D IE N D HEMEN EN NOG DIENEN. I. By 7 doorbreken van 7 llervorminge. Van dit tijdvak, waarin de Leeraars* geen vast verblijf hadden, maar van plaat* tot plaats reisden, heeft men geene zekere en volledige berigten; alleen blijkt het, daty    I* Y D E NS-STOFF E N. 25 «nde Ouderlingen, die tegen hem gekomen waren, Zyt gy uytgegaan met zweerden «nde ftokken als tegen eenen moordenaar? 53 Als ik dagelicks met u was in ,den Tempel, zoo en hebt gy de handen tegen my niet uytgefteken : maar dit is uwe ure, ende de magt der duysternlsfe. Joh. XVIII : 10, 11. 10 Simon Petrus dan hebbende een zweert, trok het zelve [uyt], ende floeg des Hoogenpriesters dienstknecht, ende hieuw zyn rechter oore af. Ende de na* me des dienstknechts was Malchus. 11 Jefus dan zeyde tot Petrum, Steekt uw' zweert in de fcheede. Den drinkbeker die my de Vader gegeven heeft, zal ik dien niet drinken? B5 >  V. Jefusweggeleid na Annas en. Cajaphas.s word aldaar ondervraagd aangaande zyne Difcipelen en Leer.ei. T E X T. Joh, XVIIJ: 12—14 m 19—24, 12 De bende -dan,, *?nde de Óverfte over duyzcnL, ,ende de diemars der Joden namen Jeium jesamenclyk, ,ende 'honden hem. a.3 'Ende leyclen hem henen.3 «erst tot Annam: want rhy was *Ies den zeyden wederom tot Peirum, Waar* lyk gy zyt een van die: want gy zyt ook een Galücër, ende uwe fprake gelykt. 71 Ende hy begon [[hemzelven] te vervloeken ende te zwecrea, ïk en kenne dezen menfehc niet, dien py zegget. 72 Ende de haen kraeyde de tweede* maal , ende Petrus wierd indachtig des woOns, \ welk Jefus tot hem gezegt ha'dde, Eer de haen tweemaal gekraeyt  t Y'DENS - S T O F F E N; 35 2-al hebben, zult gy my driemaal verloochenen. Ende .hy hem van daar makende, weende. Joh. XVIII : 15—18 én 25—27. 15 Ende Simon Petrus volgde Jefum ende een ander Difcipel. Deze Difcipel nu was den Hoogerrpricster bekent, ende ging met Jefu in dcs-Hoagenpriesters zale. 16 Ende 'Petrus Hont buyten aan de deurc. De ander Difcipel dan, die den Hoogenpriester bekent was, ging uyt, end'e fprak'met de deurwaarder, ende'bragt, Petrum in. 17 De dienstmaagt dan die de deurwaarder was, zeyde tot Petrum, En zyt ook gy niet uyt de Difcipelen van dezen menfche ? My zeyde, Ik en ben niet. 13 Ende de dienstknechten ende de diemars (Ionden, 'hebbende een koolvyer gemaakt, om dat het kout was, ende warm-* den haar. Fetrus flont by haar ende warmde hem. 25 Ende Simon'Petrus ffont ende warm* m töai zy zeyden dan tot hem, En zyt C 4 g$  46. L Y D E K S - S T Q F F E N.. 31 Püatiis dan. zeyde toe haar, Neemt gy. hem , ende oordeelt hem na "uwe wet. De'Joden dan zeyden tot hem, Het en is ons niet geoorlooft yemant te dooden. 32 Op dat het woort Jefu vervult wierde, dat hy gezegt hadde 5 beteekenende hoedanigexi doot hy üerven zoude» Luc. XXIII : y haar liever Batabbam zoude los laten. 12 Ende Pilatus antwoordende zeyde wederom tot haar , Wat wilt gy dan dat Ik [met hem] doen zal, olen gy eea Koning der Joden noemt ? 2$ Endezy riepen wederom, Kruysthem. 14 Dog Pilatus zeyde tot haar. Wat heeft hy dan quaats gedaan ? Ende zy Tiepen te meer, Krnyst hem. Lut. XXIII : 23—23. 13 Ende als Pilatus de Overpriesters ende de Overfte , ende het volk by een geroepen hadde^ ,zeyde hy tot haar, 14 Gy hebt dezen menfche tot my ge» bragt, ais eenen die 'tvolk afkecrïg maakt, cnde.fiet ik hebbe [hem] in uwe tegenwoordigheyt ondervraagt, ende en hebbe in  L Y D ENS-STOFFEN. 57 In dezen mcnfche geen- fchuk gevonden, •van *t gene daar gy hem mede beschuldigt: 15 Ja ook TIerodes niet: want ik hebbe u-lieden tot liern gezonden, -ende fiet, ,daar en is van ham niet gedaan., -dat des doods weerdïg is. 16 Zoo zal ik hem dan 'kaftyden ende los laten. 17 Ende 'hy moest haat op ^t Feest eenen los laten. 18 Dog alle de ^menigte riep ;gelykelyk, zéggende., Weg met dezen, ende laat ons Barabbam los. 19 Dewelke was om zékeren oproer, die in de ftad gefchiet was, ende [om] eeuea dootflag'," m de gevangenisfe geworpen. êo Pilatus dan riep [haar] wederom toe, -willende jefum los toten. 21 Maar zy riepen daar tegen, zeggende, Kruyst [hem], kmyst 'hem. 22 Ende hy zeyde ten derdemaal tot naar, Wat heeft deze dan quaats gedaan? Ik en nebbe geen fchult des doots in hem gevonden : Zoo zal ik hem dan kattydee ende los laten. D 5 23 Maar  $8 h V D E ■ N -S - S -T O-F F E N. iy Maar zy hielden aan met groot ge»* roep, cysilL-:.ide dat hy zoude gukruyst worden: ende haar ende der Qvcrpricsteren geroep wiert geweitijger. Joh. XVIII r38 b9 39 *w 40. 3.8' Ende ais hy dat gezegt hadde ging. hy wederom uyt tct den Joden, ende zeyde tot haar, Ik en yiede geen fchtilt in hem. 39 Doch gy hebt een gewoonte , dat iku op het Paicha eenen lós late. Wik gy dan> dut ik u^den Kuning der joden los late? 40 Zy dan riepen alle wederom, zeg* gemle, Niet dezen, maar Barabbain: Ende Batabbas was om moordenaar.  ï, Y I> Ë N S - S T O F P E N. S9 m% JPilatus verklaart plegtig Jefus onfchuld voor al V volk, V welk des niet tegenfaande niet zelfvervloeking zyaen dooi bhft eisfchen. T E X T. Matth. XXVII : 24 en 25. 24 Als nu Pilatus zag, dat Jiy niet en vorderde, rrmar vee| fileer [dat 'er] oproer wiert, min hy water, ende wiesen de handen voor de fchare, peggende , Ik ben onichukiig van het bloet dezes Regtveerdigen: Gy* Jieden mengt toezien. 25 Ende alle het volk antwoordende , zeyde, Zyn blpet [kome] over ons, ende over fflfe/ kinderen. Je»  rr €o. LYDENS-STOFFEN. XIV. I Jefus word Vegeesfeld , befpot en\ aan V volk vertoond. T E X T. Joh. XIX 1—7. 1 Doe nam Pilatus dan Jefum, ende geesfelde [hemj. 2 Ende de krygsknechten een kroone van doornen gevlochten hebbende^ zetteden [diej op £yn hooft , ende wierpen hem «een purperen kleet om. 3 Ende zeyden , Weest gegroet-, gy Koning der Joden. Ende zy gaven hem kinnebakflagen. • 4 Pilatus dan quam wederom uyt, ende zeyde tot haar, Ziet Ik  i Y I>E N S - S T O F F E"N. 63 telaan: ende eene doorne kroone gevlochten hebbende, zetteden hem [tüe]. op- 18 Ende bcgonden hem jte groeten , [zeggende], ,\Veest gegroet, [gyj &p mr\g der Joden. 19 Ende üoegen zyn hooft met eenen rietftok «ende. belogen hem, ende. vallende ^op d^ Jvnyen aAnbaden hem. XV. flatus wendt de laatfte pogingen jian, om Jefus van den daot te bevryden en geeft hem , eindelek over om ge» . kruhfigi te worden. T E j£ T. Joh. XIX : S—16 aa "8 Doe Pilatüs dan dit woort rhoorde, wiert hy meer bevreesu ■j).Ende ging »wederom in 'c Hecht-  6* L Y DE N S - STOF FE N« Recbthuys , ende zeyde tot Je*■ fuin, Van waar zyt gy? Maar] jefus en gaf hem geen antwoórt. 10 Pilatus dan zeyde tot hem En fprcekt gy tot niy niet ? Weet gy niet dat ik magt hebbe u te kruycig.cn , ende mm hebbe u los te laten ? 11 Jefus antwoordde, Gy en zoudt geen magt hebben tegen my, indien het u niet van boven gegeven en ware: daarom die my aan u heeft ovcrgelevert, heeft grooter zonde. 12 Van doen af zocht Pilatus hem los te laten : maar de Joden riepen , zeggende , Indien gy dezen los laat, zoo en zyt gy des Keyzers vrient niet ; •een yegelyk die hem zeiven Ko- m _  LYDENS-STOFFEN. 65 Koning, maakt, wederfpreekt den Keyzeiv , 13 Ais Pilatus dan dit woort hoorde , bragt hy Jefum uyt , ende zat neder op den Rechterftoel? in de plaatfe gemvamt Lithoflrofo-s., ende in 'tHebreeuscb Gabbatfra.- 14 Ende het was de voörbereydifïge des Pafcha * ende om'trent dè zesde ure: ende hy iizeyde töt de Joden, Ziet, uwe i'Koning. *5 Maar zy riepen, Neemt rwecfr, neemt wech, kruyst hem^ Pilatus zeyde tot haar . Zal ik. i uwen Koning, kfuygig'en ? ï)è Overpriesters antwoordden* W$ ren hebben geenen Koningdan iiden Keyzer i E 16 Doe  & LYDENS-STOFFEN. 16 Doe gaf hy hem dan haar over, op dat hy gekruyst zou* de worden* * # * * Matth. XXVII : 26. ±6 Doe liet hy haar Barabbam los, maat? Jefum gegecsfelt hebbende , gaf hy hec? over om gekruycigt te worden. I Mare. XV : 15. i£ Pilatus nu willende de fchare ge» Sloeg doen T heeft haar Barabbam los gelaten , ende gaf Jefum over, als hy [hem J gegeesfelt hadde, om gekruyst te wordeit.'- Luc. XXIII : 24. en 25. sa Ende Pilatus oordeelde dat haren éyscft gefchieden zoude. 25 Ende hy liet haar los den genen, die om oproer ende doottlag in de gevan* gen We geworpen was , welken zy gecyscht hadden : maar Jefum gaf hy oveï tot haren wille. Je*  L Y D E N S - S T O F F E N. 6% XVI. Jefus wordt weggeleid , om gpkruisftgt te worden. TE X '\\ Luc. XXIII : 26—32. 26 Ende als zy hem wecli* leydden , namen zy eenen Simon yan Cyrenen, komende van dea acker, ende leyden hem het kruyce op, dat hy het achtey Jefum droege. 27 Ende een groote menigte van volk, ende van vrouwen volgde hem: welke ook weenden ende hem beklaagden, 28 Ende Jefus hem tot haar keerende zeyde, Gy dochters van Jerufalem, en weent niet over E 2 my^  68 LYDENS-STOFFEN. my, maar weent over u zelven>, ende over uwe kinderen. 29 Want.fiet daar komen d^gen , in weikeu men zeggen zal, Zalig [zyn] de onvruchtbare* ende de buyken die: niet gebaart: en hebben, ende de 5®rÉen dieniet gezoogt en hebben. 30 Afë dan zullen zy beginnen te zeggen tot de bergen-, Valt op ons:; ende tot de heuvelen , Bedekt om., 31 Want indien zy~ dit döeii, aan het groene hout y wat zat aan het.dorre gefchiedenv 32 Ende daar wierden ®ök twee andere , zynde quaatdo'enders, geleydt, om met hem gedoot te worden* Mattïk  £> Y B E NS - S T O F F E N. 6> Matth. XXVII : 31 en 32. ft.'. ' - - J ' ■ T r %4 31 Ende doe zy hem befpottet hadden, «deden zy hem den men tel af, ende deden hem, zyne kleedeien . aan , ende leydden hem henen om te %nryeigen. 32 Ende uytgaande monden zy eenen «man van Cyrenen, met name Simon : de#en dwongen zy dat hy zyn kruys droege» Mare. XV 1 20 en 21. 20 Ende als zy hem befpottet hadden * •deden zy hem den purperen mantel af, ende deden hem zyne eygene .kleederen aan, ende leydden hem uyt om hem te kruyeigen. 21 Eude zy dwongen eenen Simon van Cyrenen, die [daar] vooiby ging, komende van den acker, den vader Alexandri ende Rufi-, dat hy zyn kruyec droege* Joh- XIX : 16 b en 17. 16 Ende zy namen.Jefum, ende leydden [hem] wech. j 17 Ende hy dragende zyn kruys, ging E 3 uyt  1 50 LYDENS-STO F F EN. uyt na de [Plaatfe] genaamt Ilooftfcheelplaatfe, welke in *t llebreeuwsdi genaamt wort Golgotha, XVII. Jefus wordt gekruisfigt tusfchen twee moordenaren* T E X T. Matth. XXVII : 33—38. S3 Ende gekomen zynde tot de plaatfe genaamt Golgotha, welke is gezegt Hooftfcheel-plaatfe, 34 Gaven zy hem te drinken edik met galle gemengt: ende als hy [dien] gefmaakt hadde, r J IJ' ff 4a Maar de andere antwoordende beftuafte hem, zeggende* En  8o LYDENS-STOFFEN. difcipel , Ziet uwe moeder. Ende van die ure aan nam haar de cSfcipel in zyn [ huys ]. . Matth... XXVIL 45 Ende van der fesder ure aan> wiert 'ér duystefnisfe over de geheeie aarde tot de negende ure toe. 46 Ende omtrekt de negende ure riep Jefus met een groote ftemme, zeggende, ELI, ELI, LAMA SABACBTHANI? dat Is, Myn Gedty myn Godt, waarom hebf gy my verlaten? > 4.7 Ende fommige \am die daar flonden [zulks] hoorende, zeyden, Dele roept Eliam. Mare;  £YDE NS"-S TOFFEE ff Mare. XV 33—35'3*5 -Ende als de fesde nre gekomen, was,, wiert 'er duysternisfe over de geheeie aarde, tot de negendê ure toe. 34 Ende ter negende* ure r riep Jefus rhet grooter ftemme, zeggende, EL OI r EL CM, LAMMA S A*B ACHTHANI? Welk Is, overgezet-zynde, Myn Godrv Myn Godt, waarom- hebt gy my veriaten f 35 Énde zommige van die daar hy Honden [dit] hoorende zeyden,. Siet. hyroept Elianu- Luc. XXIlt : 44 en 4?at 44 Ende het was ontrent de fes de •«re-,, ende daar wiert dtiysternisfe over de geiheele aarde, tot de negende ure toe. 45 Endé de zon ne wiert verduystei% -  tct LYDENS-STOFFEN. XXI. Jefus; laatfie woorden en doof. T E X T. Joh. XIX : 28—30, 28 Hier na Jefus wetende dat ttu alles volbracht was, op dat de Schrift zoude vervult warden, zeyde, My dorst, 29 Daar ftont dan een vat vol ediks, ende zy vulden een fpon* gie met edikende amleydenfe met hyfope, ende bragtenie aait zynen mont. 30 Doe Jefus dan den edik genomen hadde, zeyde hy, Het is volbracht: ende 't hooft buyv gende gaf den geest. Matth*  L Y D E N S - S T-0 F F E$T. Br 49 Ende alle zyne bekenden ftondert van verre, ook de vrouwen, die hem te famen gevolgt waren van Galileeu, ende zagen dit aan. XXIIL De blyken dat Jefus waarlyk gefiorven was. T E X T. Joh. XIX : 31—3r- 31 De Joden dan, op dat de lichamen niet aan het kruys en zouden blyven op den Sabbath, dewyle het de voorbereydinge was, (want die dag des Sabbaths was grcfot,) baden Pilatum, dat hare beenen zouden gebroken * ende zy wechgenomen worden. 3* De krygsknechten dan qua* men ende braken wel de becneti F 4 des  ss ltdens-s toffe n.' des eerden, ende des anderen,, die met hem gekruyst -was: 33 Maar komende tot Jefum,, als zy zagen dat hy nu geflor-' ven was, zöo en braken zy zyjne &eeuen niet. 34 Maar £en der krygsknedi- • ten doorftak .zyne zyde met een fpeere, ende terflont qjuam daar èloet ende water uyt. 35 Ende die het gefien heeft, die heeft het gecuygt, ende zyn getuygenisfe is waarachtig: ende hy -weet as], een cerlyk Raatsheer., die ook zelve het Koningr> ke Godts was verwachtende, ende hem yerïloutcnde ging hy in tot* •filatiim, ende begeerde het lichaam Jefu. ' 44 Ende Pilatus verwonderde hem, dat! fey airede geftorven was: ende den Hooft-= man over hondert tGt hem geroepen hebréS -feeud'e vraagde hem, of hy lange geltor-J ■ven was. • 45 Ende afe hy het van den UóoFtman \ over howde-rt -vergaan AGT£ NISSE D£& OPSTANDING ran den Heere je sus Christus* Jefus opfandwg en de eerfte Bekendmaking daarvan aan de vrmwenf9 die gingen om t grafte'beziet$. T E X T. Mattb. XXVMI : r—ff. nde late [na]; den' Sa&* feath als het begon te lfcliten tegen den ecrften [dag] der weke*  $S PAASCTI-S TO FF E IC ke> quam- Maria Magdalerm r ende de andere Mariar 0111 het: graf te beffen. 2 Ende-fiet y daar gefchiedde* een groote aardbeevinge : want: een Engel des Heeren, nederdaBende uyt den Piemel,, qiiami toe, ende wentelde den fteen afl van de deure,, ende zat op den 2£lvera 3 Ende zyne gedaante was gelyk een blikfemy ende zyneklee* dinge wit gelyk fneeuw* 4:. Ende uyt vreeië van hemr zyn de wachters zeer verfchrikt geworden, ende wierden5 alsj dó o de. ... 5 Maar de Enger antwoorden* de zeyde tot dè vrouwen , En7 vreest: gylieden niet- want ik wee£  PA A SC H- STOFFEN. 97 ik weet dat gy zoekt Jefum die gekruycigt was. 6 Hy en is hier niet: want hy is opgeftaan, gelyk hy gezegt heeft. Komt herwaarts, liet de plaatfe daar de Heere gelegen heeft. 7 Ende gaat haastelyk henen, ende zegget zyne difcipelen, dat hy opgeftaan is van den-dooden: ende fiet, hy gaat u voor na Galileen* daar zult gy hem zien. Siet, ik hebbe't u-lieden gezegt. 8 Ende haastelyk uitgaande van het graf met vreeze ende ; groote blydfchap, liepen zy hepen om fhet zelve j zynen dl* jfcipelen te boodfchappen. m G Mare*  9*8 P AASCH-STOFFEN. * * * * Mare. XVI : i— 3. i| Endé als de Sabbath voorby gegaan was, hadden Maria Magdalenc, ende Maria de [moeder] Jacobi, ende Salome fpe- ■ eeryeii gekogt, op dat zy quamen ende; iiem zalfden. 2 Ende zeer vroeg op den eerften [dag] ! der weke, quamen zy tot het graf, • als de zonne opging. 3 Ende zeyden tot malkanderen, Wie: 2-al ons den (teen van de deure des grafs; afwentelen ? 4 (Ende opfiende zagen zy dat de fteefi •afgeWentelt was:) wan* nY was iccT &00t:* 5 Ende in 't graf ingegaan zynde zagen zy eenen jongeling zittende ter rechter fzyde], bekleet met een wit tengkieet, ende wiefden verbaast. 6 Maar hy zeyde tot haar, En zyt niet verbaast: gy zoekt Jefum den Nazarener,' die gekruyst was: hy is opgeftaan, hy ei is hier niet; fiet de plaatfe daar zy hen MUjt hadden. . J 7 Doel  P A A S C H - S T Ö F F E ft. &t 7 Doch gaat henen, zegt zynen difcipelen, ende Petro, dat hy u voorgaat na i Galileen, aldaar zult gy hem fien, gelyk hy u-lieden gezegt heeft. 8 Ende zy haastelyk uytgegaan zynde, Vloden van het graf; ende bcevinge ende ontzettinge hadde haar bevangen: ende en zeyden niemant ietj want zy waren bevreest. Luc. XXIV : i—io. 1 Ende op den eerften [dag] der weke , zeer vroeg in den morgenftont, gingen zy na het graf, dragende de fpeceryen, die zy bereyt hadden, ende zommige met haar 2 Ende zy vonden den fteen afgewen* telt van het graf. 3 Ende ingegaan zynde en vonden zy het lichaam des Fleeren Jefu niet, 4 Ende het gefchiedde, als zy daar over twyffelmoedig waren, Het, twee mannen Ronden by haar in blinkende kleederen, 5 Ende als zy zeer bevreest wierden, *nde het aangezigt na de aarde neygden, G 2 zey»  loo PAASCH-STOFFEN. zeyden zy tot haar, Wat zoekt gy den levenden by de doode? 6 Hy en is hier niet, maar hy rs opgeftaan. Gedenkt hoe hy tor u gefproken heeft, als hy noeli in GaKlea was: 7 Zeggende, de Sone des menfeben moet overgelevert worden in de handen der1 zondige menfehen, ende gekruyergt wor- ■ den , ende ten derden dage weder opftaan--. 8 Ende zy wierden indachtig zyn er1 woorden. 9 Ende wedergekcert zynde van het: graf, boodfehapten zy alle deze dingen aan de elve, ende aan alle de andere. - io Ende [deze] waren Maria Magdalena, ende Joanna , ende Maria Jacobi [moeder], ende de andere met haaT, die 4it tot de Apostelen zeyden. . Joh. XX 5 i en 2. ' i Ende op den eerften [dag} der weItè ging Maria Magdalene vroeg, als het nog duyster was, na het graf, ende zag den fteen van 't graf wechgenomen. » Zy liep dan, ende quam tot Simon Pe-  PAASCH-STOFFEN. ioï Petrus ende tot den anderen difcipel, welden Jefus lief hadde, ende zeyde tot haar* Zy hebben den Hecre wechgenomen uyt liet graf, ende wy en weten iiiet waar zy hem gelegt hebben. ! • ii. Jefus openbaart zig V eerst nê zyne opftanding aan Maria Magdalem* T E X T. Joh. XX : n—18. 11 Ende Maria ftont buy ten by het graf, weenende. Als zy dan weende, bukte zy in het graf. 12 Ende zag twee Engelen in wkte [kleederen] zitten, eenen i aan het hooft, ende eenen aan de voeten, daar het lichaam Je, fu gelegen hadde. G 3 13 En»  102 PAASCH-STOFFEN. 13 Ende die zeyden tot haar,, Vrouwe > wat weent gy ? Zy zeyde tot haar: Om dat zy my.. nen Heere wechgenomen hebben, ende ik en weet niet, waan zy hem gelegt hebben. 14 Ende als zy dit gezegtl ha(|de, keerde zy haar achterwaarts , ende zag Jefum (laan i ende zy en wist niet dat heti Jefus was. 15 Jefus zeyde tot haar, Vrouwe, wat weent gy? wien zoekt' gy? Zy meynende dat het de; hovenier was , zeyde tot hem , Heere, zoo gy hem [wech] gedragen hebt, zegt my waar gy, hem gelegt hebt, ende ik zal -hem wechnemen. 16 Jefus zeyde tot haar, Ma¬ ria.  PAASCH-STOFFEN. 103 ria. Zy haar omkeerende zeyde tot hem, Rabbouni, het welk is gezegt Meester. 17 Jefus zeyde tot haar, En raakt rny niet aan, want ik er* ben nog niet opgevaren tot mynen Vader: maar gaat heen en tot jnyne broeders, epde zegt haai*, Ik vare op tot mynen Vader , ende uwen Vader, ende ["tot ] mynen Godt, ende uwen Godt. 18 Maria Magdalene ging ende böodfchapte den difcipelen, ..dat- zy den Heere gefien hadde, ,ende [dat] hy haar dit gezegt hadde. * * * * Mare. XVI : 9 en 10. 9 Ende als [Jefus] opgedaan was des ■morgens vroeg op den eerften [dag] d«r G 4 w e-  104 PAASCH-STOFFEN, weke, verfcheen by eerst Maria Magdalene, uyt welke hy zeven duyvelen uytgeworpen hadde. io Deze henen gaande boodtfchapten liet den genen die met hem geweest wajen, welke treurden ende weenden. III. 'Jefus treedt in gefprek met twee' zjner vrienden op den weg na Emmaus. T E X T. Luc. XXIV : 13—24. 13 Ende ziet twee van haar gingen op den zeiven dag na een 1 Vlek dat zestig ftadien van Jerufalem was, welkes name was; Emmaus. 14 Ende zy fpraken te zamen onder malkanderen van deze din-  PAASCH-STOFFEN. 105 dingen, die daar gebeurt waren. 15 Ende het gefchiedde* terwyle zy t' zamen fpraken, ende malkanderen ondervraagden, dat Jefus zelve by [haar] quam, ende met haar ging. i_ 16 Ende hare oogen wierden "gehouden, dat zy hem niet en kenden. 17 Ende hy zeyde tot haar, Wat redenen zyn dit, die gy wandelende onder malkanderen verhandelt? ende [waarom] ziet gy droevig. 18 Ende de eene, wiens name was Cleöpas, antwoordende zeyde tot hem, Zyt gy alleen een vreemdeling te Jerufalem, ende en weet niet de dingen , die deze dagen daar in gefchiet zyn? G 5 19, En-  io6 P A A SC H - STOF F E N, 19 Ende hy zeyde tot haar, Welke? ende zy zeyden. tot hem , De dingen aangaande Jefum den Nazarener, welke een #Propheet was, krachtig in werken ende woorden voor Godt,, ende alle het volk. 20 Ende hoe onze Overpriesters ende Overften den zeiven overgeievert hebben tot het oordeel des doods, ende hem ge-kruycigt hebben. 21 Ende wy hoopten , dat hy was de gene die Israël verlosfen zoude. Doch ook beneven dit .alles is het heden de derde dag, van dat deze dingen gefchiet zyn. 22 Maar ook zommige Vrouwen uyt ons, hebben ons ont- ftelt,  PAASCH-STOFFEN. tof ftelt, die vroeg in den Morgenftont aan het Graf geweest zyn. 23 Ende zyn lichaam nie-t vindende, quamen zy ende zeyden, dat zy ook een gezigte van Engelen gefien hadden, die zeggen dat hy leeft. 24 Ende zommige der gene die niet ons zyn, gingen tot het Graf, ènde bevonden het alzoo , gelyk ook de Vrouwen gezegt hadden , maar hem en zagen zy niet. * * * * Mare. XVI : 12. 1 ft Ende na dezen is hy geopenbanrt in een ander gedaante, aan twee van haar, daar zy wandelden, ende in 'tvelt gingen. N. B. Als  io8 PAASCH-STOFFEN. N, Als een vervolg kan opi Woensdag avond gepredikt: worden. , ■ iv. Jefus beftraft en ondêrrigt de Emmaüsgangersen tnmkt zig tevens aan hun bekend. T E X T. Luc. XXIV : 25-35- «5 Ende hy zeyde tot haar, O onverfhttdige ende trage van herten, om te gelooven al het geene dat de Propheten gei Iproken hebben, 1 26 En moeste de Christus niet deze ïiin'gcnlyden. ei;de [alzoo j iu zyne heerlykheyt ingaan? 27 Ende begonnen Jiebbènde van Mofe ende van alle de Propheten, ieyde hy haar  P A A S C Tï - S TftPFRN. ?o© 7 haar uyt rn alk de Schriften, het geene van hem [ gefchreven } was, 28 Ende zy quanten naby het vlek, daar zy na toegingen: emle hy hielt hen» als of hy verder ga-an zoude. £29 Ende zy dwongen hem , zeggende, Blyft met ons, want het k* by den avont, ende de dag is gedaaTt. Ende by ging: in, om met haar te Wyvenr 30 Ende het gefchiedde , sA&hy met haar aanüit, nam hy het broot, ende zegende het, ende als hy het gebroken hadde gaf hy 't baar. , 31 Ende hare oogen wierden geopent, ende zy kenden hem ende hy quam wech uyt haar gezichte. 32 Ende zy zeyden tot malkivndcrcn , En was ons hcrte niet brandende in ons, als hy tot ons fprak op den: weg-, ende als hy ons de Schriften oppende? 33 Ende zy opftnaude ter zeiver ure, keerden weder na Jerufalem, ende vonden de elve te zamen vergaden, ende die met haar waren: s3 Wel-  li© PAASCH-STOFFEN. 34 Welke zeyden, de Heere is waarlyk opgeftaan, ende is van Simon geüen. ,35 Ende zy vertelden 'tgene op den weg [gefchiet was]* ende hoe hy haar bekent was geworden in 't .breken des broots.  PINXTER-FEEST, TER GE DAGTEN IS SE DER, buitengewone UITSTORTING , Van den HEILIGEN GEEST. li t)en Heiligen Geest word uit&ë* jiort óver de Apostelen. T E X T. Hand. II : i—4. nde als' de'dag des Pinxfter- [feests] vervult vvert, \vairen zy alle eendrachtelyk by een. ? ' \ 2 En*  113 PINXSTER-STOFFEN. 2 Ende daar gefchiedde haastelyk uyt den Hemel een gel uyt, gelyk als van eenen geweldigen gedrevenen wint, ende vervulde het geheeie huys daar zy zaten. 3 Ende van haar wierden gefien verdeelde tongen als van vyer, ende het zat op een yegelyk van haar. 4 Ende zy wierden alle vervult met den Heyligen Geest, ende begonden te ipreken met andere talen, zoo als de Geest haar gaf uyt te fpreken. De  PI NXS TER-STOFFEN. 113 II. £fe verjchilknde uitwerking die deze gebeurtenis had op de gemoederen van onder» ' .... fcheidene menfchen*- TE X T. Hand. II : 5—13. 5 Ende daar waren Joden te Jeriifalem woonende, Godtvrugtige-mannen van aBen yolke* der gene die onder den hemel* zyn*. 6 Ende als dez£ ftemtne gefehiet was > quam? de- menigte* te zamen, ende wiert beroert; want een yegelyk hoorde haar in zyn eygen tale fpreken. 7 Ende zy ontzetteden haar' aEe, ende verwonderden haarv  iib PINXS'TER-STOFFEN, zeggende tot malkanderen; Siet,, en zyn niet alle -deze, die daar: fprekcn ., Galiieers? 8 Ende hoe hoorcn wyze: een yégelyk in onze eygen tale, in welke wy geboren zyn? 9 Parthers ende Meders, ende Elaraiten, ende die jnwoonders zyn van Mefopotamia„ ende Judea, ende Cappadocia, Pontivs, ende Afia-, 10 Ende Phrygia, ende Pamphylia., Egypten, ende de deelen Libye, weik by Cyrenen [ligt], ende uydandiftfae Romeynen jj beyde joden ende Joden-genooten, 11 Cretenfen ende Arabicrs* wy hooren^ in onze talen de groote werken Gods fpreken. 12 El>  è&tl na dat op Paasch- Zondag In Grasmaand des Jaars 1572, 't Spaanfclie Gitarnifocn ter Stad vms «itgezet, in 't openbaar ris gepredikt op den iSften September 1-572 des voormiddags door Datiiel Linjiélrtan* over Col. 1 : 9, en des namiddags door Mr. Matheus ,• ..... over II. By vaste Bediening. £a) t Jacnhus Bafelius, vertrokken 1579* 2 gehannes Gerobulusy ontnagen ,1585. 3 'Cornelis de Hond, overleden 160 . 4 David Arundeus, overi» 1.5^5» 3 Daniël de Dieu^ overL 1607. et) (a*) 5/; gebrek van volledige ber/gfen9 2t.m de tijd des vertrebs, en veel min -de tijd .der komst, der fitf eerde vaste Leeraars niet naauwkeurig bepaald worden. (h ) Eet ëerfte Jaartal wijst bij alle de volgende Leeraars den tijd hunner SeroeMngraari^.fih*** laaffiè V einde yan nünnek diëtist»  1589 _ 6 ^na-ham v\ d\ Mylen, ontÜ. i6o8«< 1594 7 Nico/nas Olharius-, overl. ióió». 1602 8 yncohus Hondms, ©vcnl. 1625^ 1607 9 (<;_) Jjnvid de Dien, ovcrl. 10070- 1608 10 ^orf -'• Lare'tj%d'oiide9ovcü 1618. 1609 it Daniëlv. Laren, jz. , vcrtr. 1623. 161.7 12 Louis de*Dlcu, vortr». 1619» 1618 ^0-^/ Laren, J'z., overl. 1653* 1620 14. Ga i Ij aam 3'ogaert, overL 1631. 1624 15 Joost Buisfou, overk 1645. ï-625 ig Jchamies v. d. Br&nde,mQ.3l.i6$6. IÓ31 17 £;/#c7> Siertcnia:, ontil. 1638. 1.638 18 Biscop, over!. 2661. 1639 19 Cornelius Zomer 9 overl. 1661^ 1645 20 Johannes Hoornbeek, overl. ióó8« 1649 21 Johanms Teeling y vertr. 1Ó54. 1654. dienst. De ttyd der bevestiging fondè vatt zeer'veelen bij gebrek van volledige herig-ten, niet gemeld worde?!, en daas om is dit9 ten einde- in dezen eenen eenparig en voet- te houden , m V gemeen hier nagelaten. (c) davici de Dien, fehoon reeds vovr de bevestiging overkden, word, in navolging der owk Predikanten-Lijst, ook »desha§* V_e hier geplaatst.  ■ ïï6Si ~\ Jannes SosCchaert, overl. 166r. fè'SS 23 Thema-s Pofs, overl. 1689. Ï657 24 Georgius de Raet, overl. 1677. 1660 25 Ifaak Clemens, jDverl. 1660. 5661 26 David do ïïïoor, overl. 1683, 1662 27 Adrianus• Cocqnius, ontfl. ïÖBii IÓ62 28 Petrus v. 4. Burcht, overl. 1683. 1667 29 Bernatrdus Zomer5 vertr. 167 c. iï668 30 Bernardus v Demfe\ overl. 1706, 3671 31 jg/z. Hoornbeek Jz., overl. 1687. 1677 32 Qsdorpius^ .overl. 1704, ^683 33 ïfaacus Zevenhoven 9 vertr. 1686. £#84 34 jacobus de diever, overl. 1691* - 1686 35 Semuel Trezel, overl. 1709. •3687 36 Nicelaus Bageh, overf. ï-05. 26S7. 37 Petrus Rei nier fen., overl.. «724. 1689 38 Adrianus van Dsinfi., overl. 1727. ■1691 59 Jat obus Fruijtier, vertr* 1695, =369^ 40 Abraham Ratel, overl. 1725. .1705 41 Cornelms Boott* vertr. 1708. 1705 42 Servatius Hazevoet, overl. 1725. 1707 43 Mattheys Gargon, overl. 1728. €708 44 Jacobus Andr'iesfen, ontfl. 1734. 5709 45 Mar:'nus v. B-eisfelaer, overl. 1722. oir-3 -1-6 M^hmsvanDam*ftmerltus 1754,  ïfftfi 4." Johannes Ferfchuring, overl. 1727* 1725 48 Jacohis WMUéferiï verir. 1727; ■1725,49 Abraham du Pon, overl. 1747* 1727 50 Joh. Huibertjungius, overl, 1748. 1728 5X Johannesvan.d. Vorm, vertr. 1740. I728 52 PkterWilhemFrQmans,\'txU 1738* 3729 53 ^r/tfw/ Hamer, overl. 1751* 37 34 54 Theodorus Feit man de Beveren, vertr. 1736,. 1737 55 Cornelius Beott,Coniz,v£ttY 1739* Ï738 56 Wilh. Jac. Grommé, vertr. 1745. J740 57 Daniël Fruijtier, Emeritus t 761. J740 58 Godewardus Prölïkhert,Em. 178.5. 1744 59 P^xr. Matth. Gargon, overl. 1751.. ï>45 £0 Mgidius Gillis fen, vertr. 1747. i 747 61 èfttfjft Gerhardi, overl. 1751^ 1748 62 Wilhelmus Wilhelmlus, vertr. 1749. 1749 63 Ptfm Nieuwlani, vertr. 1752* 1751 64 J^/i 3^coè flr*fo, Emer. 177.6. Ï752 65 Veegens, vertr. 1758. .1752 66 J&fc Westerhof, vertr. 176 2> 1752 67 Augustus v. 4. Sloot, vertr. 1754. 1754 68 Herbert Chr. v. d. Mey, vertr. 1761 * 1754. .69 Johann. Henr. Smith, overl. 178%. f758 70 Daniël Bertlhig9 oyerl. 1771.  176-2 71 Guarnerus Soeteus, vertiv 1768. 1762 72 Petrus Broes, vertr. Ïjr5|f .1762-''73 ■■Lttdoyictis Srfirader, vertr. 1780. 1*765 ffiwWijJ&n te Water? vertr. 1779.. 176.8 75 Willem' Kim ij Ter. . 6**2 ie. I 1772 j& Thoiu/fs jaccbus Hoog. owe/^jpoé 1779 77 Afp Drijfhout-, vertr. • r 1781.. 1780 78 Broerius Bratss ? vertr. , • 1784* 3781 79Ge* ar dus Kuipers, vertr.' 1786» 3781; 80 %h. Petr. v. d\ Velde 9 ovesi. 1783. 2783.-81 Gillii Hólst, vertr.. • - . 1788. j 783 82 Arnout Marl'mus v. Genderery %tyey - 1784 83,Petrus Meijboom, vertr.- ■ • 1789^ 1785 84 Hermanus-van Hasfeh, vertr. 1795. 2-787 Gabriel van Oordt« vertr.' 1789, >78 8> 86 Jöhan Frederik'van der SlodtS^j & eg 1789 87 johannes Horthemels Hanfen.j goS ,1-789- 88 W. rmanuÈ' Rietveld, vertr. 1791. 179c 89. Jodocus Heringa? vertr. I794« 1794 90 Sibrand Heringa, vertri 17-97f 1*796 91* Gerard_vaw Kwk*i+#f?fi\  c v// y l#>y'- oc>. QC^ia^è^h^J- Sekte»**. J#43, 3*4. j!fl.^/#te*e„e.ftïA. .4#W. Jdóf ///. J.C.dk TfyiMi. m/i, JS64 UZ Wjfyti*. „ ^ Je^ien. lééf /M ^C^^ ^ ,m /ff3 'f J-J Mfa^/K v&tï,