D E C M JR X $ T M W l N BESPIEGELING, EN OEFFENING-  V & K Iv L A R 1 U ü van het TIJTELVIGNET. ij, die Gods woord aanbidt, wiens hart fteeds opgeto- Het heilverbond betragt, die al zijn zielsvermogen Ter deugden oefPning fpant, blaakt hier in vollen gloed Van Hemelsch liefde-vuur.Al wordt ook 't teêr gemoed Door onheils zwerk verfchrikt,"haast ziet hij nieuwe dralen Van's Hemels g'nadentransop 'tduifter pad neerdalen, Waar langs Geloof hem ieidt: geen nood, zijn God, zijn Borg Verkwikt het zwoegend hart, en lenigt vrees en zorg. DeBorg-God,dien hij draagt,dieeens 't geweld der hellen Op 't bloedend Golgotha voor hem wist neêr te vellen , Dees Borg-God is alléén des christens hoop en zoet, Geen waereld trekt zijn hart,haar trapt hij met den voet! Schoon zij hem rozen biedt, hij kent haar fpitze fchigten: £ij mag denRijks-aafbiên;haarmagt zal eerlans zwich. ten Voor't wrede doodsgeweld: het vlugge Zandglas leert, Hoe haast'lijk 't ai vergaat, wat 's waerelds fchootkind eert. Geen kroon van Ophirs goud kan's christens hart bekoren, £een lüjks-ftaf, gene magt; tot hoger heil herboren Door Jefus offerbloed, verwagt hij eene kroon, Pi? met meer paerels prijkten de eeuwigheid ten loon'»  D E c m111 8TjEj$ i n 'bespiegeling, en oeffeninc of verzameling van , ONDERWIJZINGEN en GEBEDEN. uitgegeven DOOR EEN ROOMSCH PRIESTER. '.. met platen. Te AMSTBLDAM, Bij P: van BUUREN, Boekverkoper op s 't Schapenplein , in de vier Evangelisten. MDCCLXXXVII.  Geen Exemplaren worden voor echt erkend dan die ondertekend zijn  VOORREDE AAN DEN CHRISTELIJKEN LEZER. |yjen zal 'tmisfchien als overtollig befchou* wen, bij zulk eene menigte van godvrugtige boeken, als onze eeuw oplevert, der Christenheid nog al wederom een van dien aart op te dringen, even als of het der godsdienltigheid aan voedzel, den Christen aan handleidingen tot het beoeffenen hunner pligten ontbrak: Dan de bizondere beweegreden, die mij tot den arbeid aanfpoorden, de aanzoekingen van anderen, die mij t'elkens, wanneer ik terugdeinsde, op nieuw bemoedigden, zullen- mijns oordeels mijne verdedigers kunnen zijn. Met den Apostel PauLüs Overtuigd , dat ik een fchuldenaar van allen ben, wilde ik ook gaerne het mijne, hoe gering immer, bijbrengen ter algemeene bevordering van godsdienftigheid ; en dat alléén , vertrouw ik, zal mrj* verontfchuldigen, wanneer ik iets te veel mogt fchijnen gedaan te hebben. Ten anderen, 't is waar, we hebben een' * rijken  rijken voorraad van Kerkboeken, maar waar onder veelen of te klein zijn, om tevens eenige onderwijzingen tot een Christelijk leven te bevatten , of, fchoon ook in grotere boekdeelen, dan nog bijna niets anders als gebeden behelzen. Het zij verre, dat ik deze vrugten van eenen godsdienftigen ijver misprijze; neen: de verandering in gebeden is een voedzel voor de godvrugtigheid, die door het herhalen van dezelfde Oeffeningen wel haast verflauwt. Ondertusfchen het grootfte gedeelte van ons Katolijken fchijnt mij wat meer van noden te hebben. Hunne boekzalen beftaan veelal in een enkel Kerkboek: na de onderwijzingen voor de eerfte H. Communie laten de tijdelijke bezigheden (ik wil van geen Zorgloosheid fpreken) dikmaals niet toe, verdere onderrichtingen bij te wonen; dus moet hun Kerkboek of niet alléén tot voedzel van godvrugtigheid, maar ook onderwijzing in geloofs waarheden genoegzaam zijn , of het is te vrezen , dat de onwetenheid hen bekruipe, en zij, die,zo als de Apostel zegt,Meefters behoorden te zijn volgens den tijd, van noden hebben, dat men hen leere , wat de éérfte beginzelen zijn der woorden Gods. Wat middel  del dan, om dit onheil voor te komen ? het beste mijns oordeels is: het hoofdzakelijke der Chriftelijke leringe hen geftadig onder het oog te brengen , door het zelve onder die gebeden, en oefFeningen te zaaien, die dikmaals gebruikt worden. Dit was 't , dat zo veele bekwame, en eerwaarde mannen beoogden , wanneer zij de verrukkingen hunner zo gelovige Zielen met die vaderlijke onderwijzingen paarden, die de gelukkigfte gevolgen in gevoelige harten moeiten hebben; maar, het zij met eerbied gezegd, de uitgeftrektheid van veelen hunner werken, heeft het gebruik 'er van merklijk verminderd; en hierom was 't, dat veelen met mij eene korte verzameling van Onderwijzingen , en Gebeden allernuttigft oordeelden, om niemand of'door den last des boeks, of der kosten af te fchrikken. Ontfang dan Christelijke Lezer! ontfang hier een kort begrip van 't gene U door anderen in 't lange is opgedist, ontfang mijnen arbeid, of laat ik liever zeggen, dien van anderen, want ik U van 't mijne niets, als de enkele fchikking aanbiede. bevorder mijn einde, het welk geen ander is dan de verheerlijking van God, en de Zaligheid uwer Zielen. * 2 TAFEL  TAFEL DER VERSCHIETENDE OF VERANDERLIJKE FEESTDAGEN. ZONDAGS SEPTUA- PAA- JAREN LETTER GESIMA ASCHDAG SCHEN. 1786 a. 12 Feb. 1 Maart 16 Apri 1787 g- 4 Feb. 21 Feb. 8 April 1788 f. e. ' 20 Jan. 6 Feb. 23 Maar 1789 d. 8 Feb. 25 Feb. 12 April 1790 c. 31 Jan. i~7~Feb7 4~April 1791 b. 20 Feb. 9 Maart £4 Apri 1792 a.g. 5 Feb. 22 Feb. 8 April 1793 f. 27 Jan. 13 Feb. 31 Maart 1794 _ 16 Feb. 1.5 Maart 20 Apri! 1795 d. 1 Feb" i8_FëbT ~5~Aprü 1796 c. b. 24 Feb. 10 Feb. 27 Maart 1797 a. 12 Feb. 1 Maart 16 April 1798 g. 4 Feb. 21 Feb. 8 April 1799 f. 20 Jan. 6 Feb. 24 Maart 1800 i e. 9 Feb. 26 Feb. 13 April i8or d. 1 Feb. 18 Feb. 5 April 1802 c. 14 Feb. 3 Maart 18 April 1803 b. 6 Feb. 23 Feb. 10 April 1804 a. g._ 29 Jan. 15 Feb. 1 April 1805 f. 10 FebT 2yïêbT~ i4~Aprfl 1806 e. 2 Feb. 19 Feb. 6 April 1807 d. 25 Jan. ir Feb. 29Maart 1808 c. b. 14 Feb. 2 Maart 17 April 1809 a 29 Jan. 15 Feb. 2 April 1810 g. Ï8~Feb. 7 Maart 22 April 1811 f. 10 Feb. 27 Feb. i 14 April 1812 e. d. 26 Jan. 12 Feb. |29Maart 1813 c. 14 Feb. 3 Maart'18 April 1814 b. 6 Feb. 23 Feb. Iio April  mm TAFEL DER VERSCHIETENDE OF VERANDERLIJKE FEESTDAGEN. hemel- tinkste- h: sacra- izond.van vaart. ren- ment. den adv. 25 Maij 4 Junij 15 Junij 3 Dec. 17 Maij 27 Maij » 7 Junij 2 Dec. 1 Maij 11 Maij 22 Maij 30 Nov. 21 Maij 31 Maij 11 Junij 29 Nov. 13 Maij '23 Maij 3 Junij 28 Nov. 2 Junij ' 12 Junij 23 Junij 27 Nov. 17 Maij 27 Maij 7 Junij 2 Dec. 9 Maij 19 Maij 30 Maij 1 Dec. 29 Maij 8 Junij 19 Junij 30 Nov. 14 Maij "24 Maij 4 Junij 29.Nov. 5 Maij 15 Maij 26 Maij 27 Nóv. 25 Maij 4 Junij 15 Junij 3 Dec. 17 Maij 27 Maij 7 Junij 2 Dec. 2 Maij 12 Maij 23 Maij 1 Dec. 22 Maij 1 Junij 12 Junij 30 Nov. 14 Maij 24 Maij 4 Junij 29 Nov. < 27 Maij 6 Junij 17 Junij 28 Nov. 19 Maij 29 Maij 9 Junij 27 Nov. 10 Maij 20 Maij 31 Maij 2 Dec. 23 Maij j 2 Junij 13 Junij 1 Dec. 15 Maij 25 Junij 5 Junij 30 Nov. 7 Maij 17 Maij 28 Maij 29 Nov. 26 Maij 5 Junij 16 Junij 27 Nqv. 11 Maij 21 Maij ijunij 3 Dec. 31 Maij 10 Junij 21 Junij 2 Dec. 23 Maij 2 Junij 13 Junij 1 Dec. 7 Maij 17 Maij 28 Maij 29 Nov. 27 Maij 6 Junij 17 Junij 28 Nov. 19 Maij 29 Maij 9 Junij 27 Nov.  J A N U A R IJ. 1 A >fc Besnijdenis van Jesus Christus. 2 b s Alardus , Abt. 3 c s Genoveva, Maagd. 4 d s Faraildis, Maagd. 5 e s Telcsforus, Paus en Martelaar. 6 f De H. drie Koningen. 7 g s Tülo. 8 A.s Gudulaj Patrones van Brusfef. 9 b s Julianus $ en s Bafilisfa, Maagd. 10 c s Agatho, Paus. 11 d s Hyginus, Paus en Martelaar. 12 e s Arcadius, Martelaar. 13 f s Godefridus, Belijder. 14 g s Pontianus, Martelaar. 15 A.s Paulus, een Eremijt. 16 b s Marcel lus , Paus en Martelaar. 17 c s Antonius, Abt. 18 d s Petrus Stoel te Romen. 19 e s Marius, Martha, Martel, te Romen. 20 f s Fabianus en Sebastiaan, Martelaars. 21 g s Agnes, Maagd en Martelares. 22 A. s Vincent, s Anaftafius, Martelaars. 23 b s Raymundus. 24 c s Timotheus/Bisfchop, Martelaar. 25 d s Paulus Bekeering. 26 e s Polijcarpus, Bisfchop, Martelaar. 27 f s Joannes Chrijfoft., Bisf. en Leeraar. 28 g s Agnes de tweede. 29 A.s Franciscus deSales, Bisfchop. 30 b s Martina, Maagd en Martelares. 31 c s Petrus Nolafcus, Belijder. De Feestdag van den II. Naam Jefus wordt op den tweeden Zondag na Drie Koningen gevierd.  FEBRUARI}. 1 d s Ignatius, Bisfchop, Martelaar. 2 e Zuivering van de H. Maagd Maria, of Lichtmisse. 3 f s Blafius, Bisfchop en Martelaar. 4 g s Andreas Corfinus, Bisfchop. 5 A.s Agatha, Maagd, Martelares. 6 b s Amandus, Bisfchop. s Dorothea, Maagd en Martelares. 7 c s Romualdus, Abt. 8 d s Joannes de Matba, Belijder. 9 e s Appollonia, Maagd Martelares. 10 f s Scholaftica, Maagd. 11 g s Severinus Abt. 12 A.s Eulalia, Maagd Martelares. 13 b s Gregorius rj , Paus. 14 c s Valentinus, Priefter. 15 d s Fauftinus en Jovita, Martelaars, lé e s Juliana, Maagd en Martelare-6. 17 f s Silvinus, Bisfchop. 18 g s Simeon, Bisfchop. 19 A.s Barbatus, S. Bonifacius. 20 b s Eucherius, Bisfchop, 21 c s Pepinus, Hertog van Braband. 22 d s Petrus, Stoel te Antiochien. 23 e s Petrus Damianus, Bisfchop. 24 f s Matthias, Apostel. 25 g s Waiburgis, Abdis. 2<5 A.s Porfyrius, Bisfchop. 27 b s Leander, Bisfchop. 28 c s Romanus, Belyder. In 't .Schrikkeljaar heeft Febraary 29 dagen, dan wordt S. Matthias gevierd den 25, m de Zondags - letter veranderd.  MAART. 1 d s Suitbertus, Bisfchop. 2 e s Carolös, Graaf van Vlaanderen, Mart. 3 f s Cunegundis, Keizerin. 4 g s CafimirusjKonings Zoon van Polen Belyder. s Lucius, Paus. 5 A.s Draufinus, Bisfchop. 6 b s Coleta, Clarisfe te Gend. 7 c s Thomas van Aquinen. s Perpptua, en Felicitas, Martelaars. 8 d s Joannes van God, Belijder. 9 e s Francisca, Weduwe. 10 f De 40 Martelaren. 11 g s Vindicianus, Bisfchop. 12 A. s Gregorius de Groote,Paus en Leeraar, 13 b s Euphrafia, Maagd. 14 c s Mathüde, Koningin. 15 d s Longinus. 16 e s Eufebia, Maagd. I? f s Gertrudis, Maagd, *8 g s Vulfranus, Bisfchop, 19 A.s Jofeph, Belijder. 20 b s Joachim, Belijder. 21 c s Benediftus, Abt. 22 d s Catharina van Zweeden. 23 e s Theodofia, Maagd. 24 f s Simeon, Martelaar. 2 5 g ^Boodschap van de H. Maagd Maria. 26 A.s Ludgerus, B1' 27 b s Joannes, Eremr 28 c s Sixtus III, Paus: ">-9 d s Euftachius, Abt. !o e s Quirinus, Mart U f s Guido, Abt.  APRIL. 1 g s Hugo, Bisfchop. 2 A. s Franciscus de Paula , Belijder. 3 b s Richardus, Bisfchop. 4 c s Ifidorus, Bisfchop. 5 d s Vincentius Ferrerius, Belijder. 6 e s Sixtusl, Paus, Martelaar. 7 f s Aijbertus, Priester. 8 g s Gautier, Abt. 9 A.s Waltrude, Weduwe. 10 b s Macarius, Bisfchop. 11 c s Leo I, Paus. 12 d s Julius I, Paus. 13 e s Hermenegildis, Martelaar. 14 f s Tiburtius , Valerianus , Maximus , Martelaars. 15 g s Ludwine. 16 A.s Stefanus, Abt. 17 b s Anicetws, Paus, Martelaar. 18 c s Usmarus, Bisfchop. 19 d s Timon, Diaken. 20 e s Marcellinus, Bisfchop. 21 f s Anfelmus, Bisfchop van Kantelberg. 22 g s SóterenCajus,Paufen en Martelaars. 23 A.s Gregorius, Martelaar. 24 b s Egbertus, Belyder. 25 c s Marcus, Evangelist. 26 d s Cletus en Marcellinus ; Paufeh en Mart~ 27 e s An- ..'aus, 28 f s Vit viartelaar. 29 g s P "irtelaar*te Milanen. 30 A.s Cathi 0 Senen^ - A 5  M A IJ. 1 b s Philippus en Jacobus, Apostelen 2 c s Athanafius, Bisfchop en Leeraar. 3 d H. Kruisvinding. 4 e s Monica, Weduwe. 5 f s Hilarius, Bisfchop van Arles. 6 g s Joannes in de Oiie. 7 A.s Staniflaus, Bisfchop, Martelaar. 8 b s Michaëls Openbar: en s Wiro, Bisf. 9 c s Gregorius Naziancenus. io d s Gordianus, enEpimachus,Martelaars, nes Mamertus, Bisfchop. 19. f s Nereus, s Achilleus en Domitilla, Martelaars. 13 g s Servatius, Bisfchop. 14 A.s Bonifacius, Martelaar. * 15 b s Dijmfaa, Maagd en Martelares. 16 c s Ubaldus, Bisfchop en Belijder. 17 d s Bruno, Bisfchop. 18 e s Venantius, Martel, s Feiix, Capuciin. 19 f s Petrus Celeftinus, Paus. 20 g s Bernardinus, Belijder. 21 A.s Itisberga, Maagd. 22 b s Bacilicus, Soldaat. 23 c s Defiderius, Bisfchop, Martelaar. 24 d s Donatus en Rog: Martelaars. 25 e s Maria Magdalena de Pasfis. 26 f s Filippus Nerius, Belijder. 27 g s Joannes, Paus, Martelaar. 28 A.g Germanus, Bisfchop. 29 b s Maximinus, Bisfchop. 30 c s Feiix, paus en Martelaar. 31 d s Petroneiia, Maagd.  J U N IJ. 1 e s Pamfïïius, Martelaar. 2 f s Marcellinus, Petrus en Erasmus, Mart. 3 g s Clotildis, Koningin. 4 A. s Optatus, Bisfchop. 5 b s Bonifacius, Bisfchop. 6 c s Norbertus, Bisfchop. 7 d s Robertus, Abt. 8 e s Medardus, Bisfchop. 9 f s Pelagia, Maagd, Martelares. 10 g s Margaretha, Koningin van Schotland. 11 A.s Barnabas, Apostel. 12 b s Nazarius en zyne Medegezellen,Mart. 13 c s Antonius van Padua. 14 d s Bafilius, Bisfchop en Belyder. 15 e s Vitus, Modestus, Crescentius, Mart. 16 f s Lutgardis, Maagd. 17- g s Alena , Maagd. 18 A.s Marcus en Marcellianus, Martelaars. 19 b s Gervafius en Protafius, Martelaars. 20 c s Silverius, Paus en Martelaar. 21 d s Aloijfius Gonfaga, en s Engelmundus, Abt. 22 e s Paulinus, Bisfchop. 23 f s Edeltrudis, Koningin. Vigilie. 24 g s Joannes de Dooper. 25 A. f Adelbertus, Belijder. 26 b s Joannes en Paulus, Martelaars. 27 c s Crescentius, Maatefaar. 28 d s Leo 2., Paus. 'Vigilie. 29 e Hb s Petrus en Paulus. 30 f Gedagtenis van s Paulus.  I J U L IJ, 1 g s Rumoldus, Bisfchop en Martelaar. 2 A. Bezoek van de Heilige Maagd Maria. 3 b s Hehodorus, Bisfchop. 4 c s Bertha, Abdis. 5 d s Bonifacius, Bisfchop. 6 e s Godüve, Martelares. 7 f s Willibaldus, Bisfchop. 8 \ s ,EIlfabeth> Koningin van Portugal. 9 A. Martelaars van Gorcum. 10 b s Amelberga, Maagd. 11 c s Pius, Paus en Martelaar. 12 d s Nabor, en Felix, 13 e s Anacletus, Paus 'en Martelaar. 14 f s Bonaventura, Bisfchop. 15 g Apostelen fcheiding. s Henricus, Keizer, Belijder. 16 A. Marcellinus, Priefter en Belijder. 17 b s.Alexius, Belijder. 18 c s Fredericus, Bisfchop en Martelaar. 19 d s Arfenius, Diaken. 20 e s Margaretha, Martelares. 2r f s Praxedes, Maagd. 22 g s Maria Magdalena. 23 A. s Apolinaris, Bisfchop, Martelaar. 24 b s Christina, Martelares. Vigilie. 25 c s Jacobus, Apostel. 26 d De Heilige Moeder Anna. 27 e s Pantaleon, Martelaar. 28 f s Nazarius en Celfus, Martelaars. 29 g s Martha, Maagd. 30 A.s Abdon en Senne, Martelaars. 31 b s Ignatius de Loijola, Belijder.  AUGUSTUS. 1 c s Petrus in de Banden. 2 d s Stefanus, Paus,en Martelaar. 3 e s Stefanus Vinding. 4 f s Dominicus, Belijder. 5 g Maria ter Sneeuw. 6 A. Transfiguratie van Christus. 7 b s Cajetanus, Belijder. 8 c s Cyriacus, Eremijt. 9 d s Romanus, Martelaar. Vigilie. 10 e s Laurentius, Martelaar. 11 f s Tiburtius, Martelaar. 12 g g Clara, Maagd. 13 A.« Wigbertus , Priefter en Martelaar. 14 b s Werenïridus. Vigilie. 15 c >£< Maria Hemelvaart. 16 d s Hyacintus. s Rochus. 17 e s Carlomanus. 18 f s Jeroen, Priefter en Martelaar, 19 g s Ludovicus, Bisfchop. 20 A.s Bernardus, Abt. 21 b s Thaddeus,een van de 72 Discipelen. 22 c s Timotheus, Hippolitus, sSijmforia- nus, Martelaars. 23 d s Filippus Benitius. Vigilie. 24 e s Bartolomeus , Apoftel, en s Gre- gorius, Bisfchop en Belijder. 25 f s Ludovicus, Koning. 26 g s Zeferinus, Paus en Martelaar. 27 A.s Cefarius, Bisfchop. 28 b s Augustinus, Bisfchop en Leeraar. 29 c s Jans Onthoofding. 30 d s Rofa, Maagd. 31 e s Paulinus, Bisfchop.  | SEPTEMBER. 1 f s Egidius, Abt. 2 g s Stefanus, Koning. 3 A.s Remaclus, Risfchop. 4 b s Rofalia, Maagd. 5 c s Laurentius Juftinianus, Bisfchop. 6 d s Oneüforus, Difcipel. 7 e s Joannes, Martelaar. 8 f Geboorte van Maria. 9 g s Gorgonius , Martelaar. 10 A.s Nicolaus van Tolentijn, Belijder. 11 b s Protus en Hijacintus, Martelaars. | 12 c s Guido, Belijder. 13 d s Fredericus, Priefter en Belijder. 14 e A Kruis - Verheffing. 15 f Nicomedis, Martelaar. 16 g s Cornelius en Cijprianus, Martelaars. 17 A.s Lambertus, Bisfchop en Martelaar. 18 b s Thomas van Villa Nova, Bisfchop. 19 c s Januarius en zijne Gezellen, Martel. 20 d s Euftatius en zijne Gezellen. Vigilie 21 e s Mattheus, Apoftel. 22 f s Mauritius en zijne Gezellen, Mar¬ telaars. 23 g s Linus, Paus en Martelaar. 24 A. s Gerardus, Bisfchop. 25 b s Cleophas, Difcipel. 26 c s Cijprianus en Juftina, Martelaars. 27 d s Cosmas en Damianus, Martelaars. 28 e s WenceÜaus, Hertog, Martelaar. 29 f s Miciiael. 30 g s Hieronijmus, Leeraar.  O C T O B E R. 1 A.s Bavo, Belijder. 2 b De Engelen Bewaarders. 3 c H. 2 E walden ,Priefters en Martelaars. 4 d s Franciscus, Belijder. 5 e s Placidus, Martelaar. 6 f 9 Bruno. 7 g s Marcus, Paus en Belijder. 8 A.s Brigitta, Weduwe. 9 b s Dijonifius, Martelaar. 10 c s Franciscus de Borgia. 11 d s Gumarus, Belijder. 12 e s Wilfridus, Bisfchop. 13 f s Eduardus, Koning. 14 g s Calliftus, Paus en Martelaar: 15 A. s Therefia, Maagd. 16 b s Gallus, Abt. 17 c s Hedwigis, Weduwe. 18 d s Lucas, Evangelist. 1.9 e s Petrus van Alcantara. 20 f s Caprafius, Martelaar. 21 g s Hilarion. s Urfula en haare Gezel¬ linnen , Martelaresfen. 22 A.s Melli, Bisfchop. 23 b s Severinus, Bisfchop. 24 c s Rafaël, Aarts-Engel. 25 d s Chrijfantus en Daria,. Martelaars. 26 e s Evariftus, Paus en Martelaar. 27 f s Frumentius, Bisfchop. Vigilie. 28 g s Sïmon en Judas. 29 A.s Theodarius, Abt. 30 b s Serapion, Bisfchop. 31 c s Quintinus, Martelaar. Vigilie.  NOVEMBER. 1 d ►{< Allerheiligen. 2 e Gedagtenis der Gelovige Zielen 3 f s Hubertus, Bisfchop te Luik. 4 g s Carolus Borromeus. 5 A.s Zacharias. Winocus. 6 b s Leonardus, Belijder. « 7 c s Willibrordus , Bisfchop. 8 d De vier Gekroonde Martelaars. 9 e s Theodorus, Martelaar. 10 f s Trijfon, Martelaar. 11 g s Martinus, Bisfchop. 12 A.s Livinus, Bisfchop en Martelaar. s Lebuinus, Priefter en. Belijder. 13 b s Didacus, Belijder. 14 c s Sidonius, Abt. 15 d s Leopofdus, Martelaar. 16 e s Eucherius, Bisfchop. 17 f s Gregorius, Wonderdoender. 18 g Wijding van s. Petrus Kerk. 19 A.s Elifabeth, Weduwe. 20 b s Fel Lx de Valois. 21 c Maria prefentatie. 22 d s Cecilia, Maagd en Martelares. 23 e s Clemens, Paus en Martelaar. 24 f s Chrijfogonus, Martelaar. 25 g s Catharina, Maagd en Martelares. 26 A.s Petrus, Bisfchop, Martelaar. 27 b s Maximus, Bisfchop. 1 28 c s Softenes, Difcipel. 29 d s.Radbodus, Bisfchop. Vigilie» 30 e s Andreas , Apostel.  DECEMBER. 1 f s Eligius, Bisfchop. 2 g s Bibiana, Maagd en Martelares. 3 A.s Franciscus Xaverius. 4 l> s Barbara, Maagd e,n Martelares. 5 c s Sabbas, Abt. 6 d s Nicolaus, Bisfchop. 7 e s Ambrofius, Bisfchop en Leeraar. 8 f s Maria onbevlekte Ontfangenis. 9 g s Leocadia, Maagd. io A.s Melchiades, Paus en Martelaar. n b s Damafus, Paus. 12 c s Walaricus, Abt. J3 d s Lucia, Maagd, Martelares. 14 e s Nicafius, Bisfchop en Martelaar. 15 f s Eufebius , Bisfchop. 16 g s Everardus, Belijder. 17 A.s Begga, Weduwe. 18 b s Wunibaldus, Belijder. 19 c s Timotheus, Martelaar. 20 d s Füogonus, Belijder. Vigilie* 21 e 8 Thomas , Apgstel. 22 f s Hungerus,. Bisfchop. 23 g s Servulus, Belijder. 24 A.s Delfinus. Vigilie. 25 b tJiD^ Geboorte van den Zaligmaker. s- Anaftafia, Martelares. 26 c ? Stefanus, Diaken, I. Martelaar. 27 d s Joannes, Apostel. 28 e Aller Kinderen Dag. 29 f s Thomas, Bisfchop en Martelaar. 30 g s Hilduardus, Bisfchop. 31 A.s Silvester, Paus. A  O'NDERR I G T I N G WEGENS DE QUATERTEMPER. DAGEN. Quatertemper wordt gehouden des Woensdags , Vrijdags en Zaturdags: de eerfte na den derden Zondag van den Advent; de twede na den eer Hen Zondag van de Vasten; de derde in de Pinkfterweek , en de vierde na H. Kruisverheffing. , Behalven de yeertigdaagfche Vasten-, en de Quatertemper-dagen is het Vastendag op de Vigiliën, of dagen .voor de Feestdagen van Pink/leren, van S. 'Jaft den Dooper, van S. Petrus en Paulus, van 5. Jacobus, van S. Laurentius , van de Hemelvaard van Maria, van 5. Bnrtholoméus, van S. Simon en Judas, van Allerheiligen , van 5. Andreas , van S. Thomas, en 'van de Geboorte van onzen Zaligmaker. Op S. Marcus, en de Drie Kruisdagen moet men Vasten tot den Middag, en den gehelen dag Vleesch derven. VA N DEN ADVENT. De Advent begint altijd op den Zondag, die de naaste is aan de Feestdag van S. An dreass Apostel. De Heiiigen-dagen , waarop men alléén verpligt is Misfe te horen, zijn met Kapitaal Letters gedrukt; voor de hoge Feestdagen, die gelijk de Zondagen gevierd worden , is een >f< gefield.  EERSTE DEEL D E I N BESPIEGELING O F VERZAMELING VAN ONDER WYZIN GEN.  BEWILLIGING DER GEESTELIJKE OVERIGHEID. Het Kerkboek genaamd, DE CHRISTEN IN BESPIEGELING EN OEFFENING, waarin het leerfiellige van den Godsdienst kortelijk verklaard , en de godvrugtigheid der gelovigen gevoed wordt, wordt met mijn voor' weten, en mijne toefiemming uitgegeven* A: C: ME IJ LINK, Aarts Pr. van HolL en Zeel» AMSTERDAM den 21. December 1736.  Sïjl clan JlracI lioopt de g^eboden en tic re^~tcn die ife ui leer, 3e\ilcT®„ ^.v, £,   KORT BEGRIP DES GELOOF S, EN DER CHRISTELIJKE WAARHEDEN. VAN GOD. CZpd is een eeuwige , onafhankelijke, , onveranderlijke, en oneindige geest, die overal tegenwoordig is, alles^ziet, alles vermag, die alles gefchapen heeft, alles beftiert. Schoon 'er maar één God is, zijn 'er echter drie Perfonen, te weten: De Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. Deze drie Perfonen zijn eikanderen in alles gelijk: onafhankelijk van elkanderen, even wijs, even magtig, evenwezig,dat is: zij zijn één God,"zij hebben één en het zelfde Wezen, dezelfde Natuur, dezelfde Godheid y één en hetzelfA 2 de'  2 KORT BEGRIP de verfrand,éénen denzelfden wi],eene en dezelfde magt, enz. De Vader komt van niemand voort; de Zoon is van alle eeuwigheid van den Vader voortgebragt ; en de H. Geest komt van alle eeuwigheid van den Vader , en van den Zone voort , zonder dat daardoor éénige ongelijkheid, of afhankelijkheid plaats hebbe, Terwyl de Godheid in al'en van eeuwigheid, en even oneindig volmaakt is. VAN DE SCHEPPING DER WAERELD, VANDE ENGELEN, EN VAN DEN VAL VAN ADAM. (^.od, die zonder begin is, heeft, toen 't hem behaagde , tijd en waereld een begin dóen nemen. Hij heeft alle dingen uit niet gcfchapen, en bedaart, en lefchikt alles. De Enge'en zijn de edelften der redelijke fcfv pzelen , en zuivere geesten. Die Engelen , dewelken in de genade waarin zij van God gefchapen waren, peWcvrnzijn, zijn gekikz^n?, bezitten God, zien en loven hem Eénigen van hen zijn gefchikt om d^n mensch te bewaren , en ieder mensch heeft zijnen Befcherm-engel. Velen van hen zijn aan  DES GELOOFS. 3 aaoftonds na hunne Schepping in de zonde van hoogmoed gevallen, en daarom van God voor eeuwig ter helle gedoemd. Dezen haten God, en zoeken den mensch door allerhande verzoekingen van Je deugd, en van zijnen God te verwijde* ren; weshalven zij Duivelen genaamd wo den. Na dat God hemel, aarde en andere ligc1 amelijke dingen gefchapen had, fchiep hij den mensch nair zijn beeld, en gelijkenis. God heeft den mensch tot zijne verheerlijking gefchapen; op dat de mensch hem kennen,dienen, gehoorzamen , en eindelijk het eeuwig leven verwerven zoude , om hem dan eeuwig te loven. God heeft hem heilig, verlicht , onfchuldig, en met genade vervuld gefchapen. De mensch zou dus in dezen ftaat van alle rampen, elenden, en ongemakken ontheven geweest zijn. Dan, Adam, de eerde mensch, van welken wij allen voortkomen , verviel wel haast door de zonde van ongehoorzaamheid tegens Gods gebod uit dien gelukkigen ftaat. In hem, ais het hoofd van allen, zondigde het gehele menfehe. lijk geflacht, en verloor met hem de A 3 ge-  4 KORT BEGRIP genade, en de andere voorrechten, die God aan dgn ftaat der onnozelheid gehecht had. Wij worden des allen in Zonde ontfan* gen en geboren; wij zijn flaven des duiveis, kinders der eeuwige verdoemenisfe, elendig naar ziel en ligchaam. De onwetenheid, en de begeerlijkheid zijn de wonden der ziele, en het ligchaam is aan ziektens, pijnen en den dood onderworpen. Deze Zonde wordt, in zo verre zij de onze is,Erfzonde genaamd. VA'N JE SUS CHRISTUS EN ONZE VERLOS SINGE. Yyo mensch dus door de zonde elendig, voor altoos elendig geworden, aan de zonde als verkogt, was onbekwaam, om zigzelven te genezen. Oneindig fchuldig geworden, aan de goddelijke regtvaardigheid, had hij niets om aan deze te voldoen : onberftelbaar bedorven , in opzichte van zijno eigene kragten, zou hij nimmer ware boetvaardigheid gedaan , immer de zonde bemind hebben; want om deze te verzaken de kranke wil door genade, door een bovennatuurlijk hulpmiddel moest genezen worden. Dan,  DES GELOOFS. 5 Dan , de Goddelijke wijsheid wist hierin te voorzien; door het H:Mijfterie der Menschwordinge wist zij aan hare gerechtigheid eene volmaakte voldoening, denMenfche een' geiiezenden Verlosler te verfchaffen. De êéngeboren Zoon des Vaders, de twede Perfoon van de H: Drieéénheid nam uit loutere liefde dit grote werk op zig. Hij wilde het Slacht en Zoenoffer voor onze Zonden zijn , om dus aan de Goddelijke regtvaardigheid te voldoen, en ons te Zaligen. Hij wierd Mensch;want toch onzeVerlosfermoest en God en Mensch zijn; God, om dat niemand als God eene oneindige fchuld kon betalen; Mensch, om dar Hij naar zijne Goddelijke Natuur niet kon Lijden. Hij nam het vleesch aan uit de H: Maagd Maria. En dus wierdc de Menfchelijke Natuur met de Goddelijke in één Perfoon namelijk den Goddelijker! verëenigd ; welken wij na de verëcniging Jefus Chriflus noemen ; Chriftus, dat is: de Gezalfde ; Jefus, dat is: Zaligmaker. Wij erkennen dan in Chriftus alléén één'Perfoon, dat is den Goddelijken,en twee onderfcheidene Naturen, namelijk de Goddelijke en de menfchelijA 4 ke  6 KORT BEGRIP ke: zo dat hij waarlijk God, waarlijk Mensch is, en ondenusfchen maar etn Chriftus, als maar een Perfoon zijnde. Jefus Chriftus is volgens de voorzeg gingen der Profeten te Bethlehem uit zijne maagdelijke moeder Maria geboren. De H: Jofeph was zijn natuurlijke Vader niet, maar alléén zijn voeder en bewaarder; want hij ontfangcn is door de werking van den H: Geest, en niet op dezelfde wijze , gelijk wij menfchen. De H: Maria Maagd zijnde, ook na dat zij haren Zoon ontfangen en gebaard had, is altijd Maagd gebleven. De Verlosfer is agt dagen na zijne geboorte volgens de Wet hefteden , en Jefus genaamd. Den veertigften dag is hij naar den tempel in Jerufalem gebragt, en aldaar Gode opgedragen. De Wijzen uit het Oosten gekomen zijnde om hem te aanbidden, beval Herodes de Koning van het Jodenland die vrefelijke Kindermoord, om ook Jefus ter dood te brengen. Hierop wierd hij naar Fgipten gebragt; van waar hij na den dood van Herodes terug kwam, en met zijne Moeder Maria en haren bruidegom Jofeph te Nazareth bleef. Hier was hij hun ontierdanig, en gaf van tijd tot  DES GELOOFS. 7 tot tijd, Daar dat hij in jaren groeide, meer tekens van wijsheid en genade, waarmede hij vervuld was. Omtrent dertig jaren oud zijnde,ontving hij den Doop van Joannes zijnen Voorloper, en na dat hij veertig dagen en zo vele nachten gevast had , begon hij het Evangelie, dat is de gelukkige tijding van Gods Rijk en van den waren Godsdienst, te prediken. Zyne prediking was fteeds verzeld met grote wonderwerken, die ons in het Evangelie befchreven zijn; wonderen , die zijne Godheid bewezen, en de verkondigde waarheden bevestigden. Judas één zijner geliefde twaalf Apostelen wierd eindelijk zijn verrader. Op de valfche befchuldigingen der Joden wierd hij den Landvoogd Pontius Pilatus overgeleverd : dees deed hem gecsfelen : hierna wierd hij met doornen gekroond , en door den Landvoogd tot den Kruisdood verwezen. Hij droeg zelf zijn Kruis naar den berg Calvarie. Hier wierd hij aan hetzelve gehecht, en gaf na eenige uuren den geest. Dan doorftakmen zijne zijde, waaruit water en bloed vloeide. Dus heeft Jefus Christus het werk onzer verlosfinge volbragt, als mensch h 5 heeft  8 KORT BEGRIP heeft hij geleden, als God heeft hij aan zijn lijden oneindige verdienden gevoegd. Hij heefc ons alzo verlost van de ïlavernije der zonde, van de pijnen der helle, en het eeuwig leven voor ons verdiend. Uit dit lijden vloeien alle genaden, alle onze verdiensten, als mede de kra«c der H. H, Sacramenten. ö . Schoon JefusChristus waarlijkgeftorven is, dat is: fchoon zijne Ziel vau het ligchaam gefcheiden is;dan nog bleefdeGod. heid altijd metzijnligchaam en zijneZiele veréénigd. De Ziel daalde naar het onderaardfche; om de Zielen der heiligen en der rechtvaardigen , die daar verblijven moesten, tot dat de Hemelen zouden geopend zijn , te verlosfen. Jefus Christus verrees den derden dag na zijnen dood. Na dat hij zig verfchei dene malen aan zijne leerlingen vertoond had , om hen van de waarheid zijner verrijsnisfe te overtuigen, klom hij den veertigften dag ten hemel op, alwaar hij door de grootheid van zijne m-agt? | en heerlijkheid boven alle fchepfelen verheven is. Dan, ten blijke zijner liefde en zorge voor zijne Kerk zond hij ' tien dagen na zijne verrijsnis den Troos» ' ter den H. Geest, dewelke onder de gedaante  DES GELOOFS, O daaute van vuurige tongen op de Apostelen nederdaalde, en hen met wijsheid, liefde, en fierkte vervulde. Hierop begonnen zij aanftonds Jefus opentlijk binnen Jeruzalem te verkondigen: Zij predikten hem vervolgens door de gehele waereld, en God bevestigde het Evangelie door zeer vele wonderwerken, die op hunne prediking volgden. VAN DE H. H. SACRAMENTEN. "pje Sacramenten zijn uiterlijke tekens door den Heere Jefus Christus ingefteld, om ons door de genade, die zij voortbrengen, heilig te maken. Deze genade is de vrucht en de verdienste van het lijden onzes verlosfers- De H. Kerk neemt zeven Sacramenten aan: Ieder is tot een bizonder einde ingefteld , en heeft vervolgens eene bi> zondere uitwerking. Alle Sacramenten geven of wel de heiligmakende genade zelfs,of eene vermeerdering van deze, en eene bizondere of daadlijke genade. De heiligmakende genade is die gene, welke onze Zond?n uitwischt, ons heilig en rechtvaardig ma^.kt , en in ons blijft; zo dat wij waarlijk Kinderen van God  I lO KOUT BEGRIP ! God zijn. De daadlijke genade in \ algemeen is een bovennatuurlijk hulpmiddel, waardoor ors verftand verlicht, en onze wil bewogen wordt, om het goede te kennen, te doen, en het kwade te vluchten. De daadlijke genade, dewelke ons jn de Sacramenten gegeven wordt, beItaat in onderfcheidene hulpmiddelen, om het bizpndere oogmerk hunner inltelhnge in ons te bevorderen. De plegrigheden , die wij in de bediemnge der Sacramenten gebruiken, ziin alléén, om dezelve te doen eerbicden, en dezelver uitwerkingen te kennen te geven. Het Doopfcl is een Sacrament vol- ?£ÏV°ti,de Z.a?iêheid noodzaaklijk, door t welke wrj in Chriftus jefus herboren worden , het geestelijke leven der genade ontfangen, en Kinders van God en van de heilige Kerk worden. Het wascht ons af vandefmet der Erf zonde, en van alle andere Zonden en Straffen. Het wordt bediend met natuurlijk water over het hoofd of ligchaam van den Dopeling te ftoreen, en dan te gelijk deze woerden uit refpreken: Ik Doop U in den name des baders, en des Zoons, en des heiligen Geettes. Amen. Men  DES GELOOFS. II Men mag den Doop maar ééns ontfangen; Om dat daar door een onuitwischbaar merk in de Ziele gedrukt wordt, 't Is even zo gelegen met het Vormfel, en Priesterfchap. Het Vormfel is een Sacrament, in 't welk door de oplegging der handen , ec de H: Zalving met de verehchte woorden aan den gedoopte de H: Geest mee den overvloed zijner genaden gegeven wordt: Wij worden daar door volmaakte Chiistenen, wij worden verfterkt in't geloof, om zonder fchaamte, of vreze den gekniisien Christus te belijden, en voor hem alle verfmading en vervolging te verdragen: Het Vormfel wordt door den Bisfchop bediend. Men moet in (laat van genade Z'jn om 't waardiglijk te onrfangen ,ook betaamt her, dat men nuchter zij. Het H: Sacrament des Altaars is een Sacrament, dat waarlijk in zig bevat het ligehaam en bloed , de Ziel en de Godh<ïd van onzen Heere Jelus Christus onder de toevalligheden of gedaanten van brood en wijn. Jefus Christus wordt 'er tegenwoordig gefield door de kragt van de woorden der Confecratie, welken de Verlosfer zelf in  f2 KORT BEGRIP -in het laatfte Avondmaal gebruikt heeft, -en de Priester nu ook in zijnen name [ -uitfpreekt. Deze woorden werken eene I ^eigenlijk gezegde verandering van zelfitandigheden uit; zo dat de zelf Handigheden van brood en wijn waarlijk veranderd worden in die van het vleesch en bloed van Jefus Christus, en 'er des na de verandering geen brood, geen wijn meer overblijft, Jefus Christus is *er geheel tegenwoordig onder bijden de gedaanten. Schoon de gedaanten gebroken of gefcheiden worden, wordt echter Christus niet gebroken, noch gefcheiden; maar blijft onder ieder der gefcheidene delen (zo lang die zienlijk blijven) geheel tegenwoordig. :- Dit Sacrament vordert van ons eene Goddelijke aanbidding; want God daar waarlijk tegenwoordig is. Om 't waardiglijk te ontfangen moet men zuiver van Zonden zijn; de H: Kerk gebiedt ook, dat men nuchter zij-uitgenomen de Zieken, wanneer zij in gevaar van derven zijn. Zij alléén, die 't met deze voorbereidinge ontfangen, worden 'er door ver'éénigd met fefus Christus: In hun wordt bet geestlijfc Jeven der genade  DES GELOOFS. 13 nade vermeerderd, bevestigd, bewaard. De begeerlijkheid wordt verzwakt, het geweld der driften gematigd, en eindelijk verkrijgen zij een pand des eeuwigen levens, eneener heerlijke verrijzenisfe* In tegendeel zij, die onwaardiglijk, dat is in ftaat van dood zonde, communiceren , begaan eene fchrikkelijke heiJigfchending, en maken zig fchuldig aan de ontheiliging van het ligchaam en bloed des Heeren. Hét H: Sacrament is ook eene offerhande, waarin Christus zig zeiven door den dienst der Priesteren aan den Vader opdraagt. Deze offerhande, Misfe genaamd, Is dezelfde met die des Kruifes; want in beiden is dezelfde Jefus Christus offeraar en offerhande. Het onderfcheid tusfchen beiden beftaat alleen in de wyze i van opdragen : op den Altaar wordt I Christus op eene onbloedige wijze geofferd , daar hij aan het Kruis op eene bloedige wijze opgedragen wierd. De Misfe wordt aan God alléén op* gedragen : Zij wordt voor levenden en doden opgedragen* Men houdt 'er de gedagténis der Heiligen in, om hen te eeren,  14 KORT BEGRIP eeren, om God te danken voor de genade aan hun bewezen, en om te verzoeken, dat zij hunne gebeden met de onzen veréénigen. De Biegt is een Sacrament, waarin de zonden, die na den doop bedreven zijn, door de magt der Priesteren, hun van God gegeven , vergeven worden. De wezenlijke delen van dit Sacrament zijn: berouw, belijdenis en voldoening. Het berouw is eene droefheid des harte over de Zonden , en eene ver■foeijing derzelven, met een vast voornemen van niet meer te zondigen. Het berouw is volmaakt, als het uit eene volmaakte liefde tot God boven al voortkomt, dat is: als men eene leven dige, en aan der Zonden boosheid evenredige droefheid heeft, om-dat de Zonde aan God, die oneindelijk goed is, mishaagt Dit berouw rechtvaardigt den Zondaar ook zonder de H: /ïbfolutie; des men 't voornemen hebbe, dezelve te ontfangen, ën zijne Zonden te biegten. . Het onvolmaakt berouw fpruit voort uit de vreze der ftraffen , het verlies des Hemels, enz. dan om 'er de vergeving  DES GELOOFS. 15 ving der zonden in 't Sacrament der Biegte door te verkrijgen, moet deze vrees door eene bovennatuurlijke beweging van den H. Geest verwekt zijn: Zij moet den wil van te zondigen uit* fluiten, en de hoop van vergiffenisfe met eenige liefde bij zig hebben. Men moet altijd naar een volmaakt berouw trachten, en dierhalven God ootmoedighjk fmeken om zijne genade, zonder welke men geen waar berouw hebben kan. De belijdenis is eene rouwmoedige beschuldiging van zigzelven aan den priester. Men moet zig van alle bedrevene dood-zonden befchuldigen, en, zoveel mogelijk, het getal en merkelijke onhandigheden 'er bij voegen. . De Biegt der dagelijkfche zonden is met volftrekt noodzakelijk: want men door't berouw, door vasten, bidden, almoezen, en andere goede werken vergiffenis daarvan verkrijgen kan: dannog is zij zeer nuttig; want men buiten andere reden in 'c Sacrament ook genade ontfangt, om de zonde te vermijden. Schoon ons met de vergevinge der zonden ook de eeuwige Itraf, ja zelfs de tijdelijke, naar mate B dat  16 KORT BEGRIP dat onze liefde en ons leedwezen groot is, in 't Sacrament der biegte wordt kwijtgefcholden ; nogtans blijft men veelal aan tijdelijke ftraffen fchuldig. De Priester legt ons ook eene zekere voldoening op, beftaande in eenige werken van boetvaardigheid. De voldoening is een deel van het Sacrament der Biegte, en moet zo haast als mogelijk is, volbragt worden ; ten zij de Priester een tijd bepaald hebbe. Bij deze werken van boetvaardigheid, die men gehouden is te volbrengen, voegt een waarlijk bekeerde zondaar veelal nog anderen, die vrijwillig zijn, naar de grote en menigte zijner zonden. Wij voldoen dus Gode door de werken van boetvaardigheid, die wij door de genade van Jefus Christus volbrengen ; en verminderen dus in genen dele de kragt zijner voldoeninge, als die aan de onze al hare waarde geeft. De Kerk geeft ook nu en dan de nog overige Straffen vrij, nu allen, dan fommigen, en dit noemt men Aflaten. De Aflaten komen voort uit den fchat der verdiensten van Christus en zijne heiligen, die met Christus een ligchaam  DES GELOOFS» 17 chaam zijn. De uitdeling hiervan heeft Christus aan zijne Kerke overgelaten. Om 'er deelagtig van te worden , moet men oprecht bekeerd zijn, en volbrengen, het geen vereischt wordt van den genen, die de Aflaten geeft. Gemeenlijk wordt 'er geboden, dat men na de H. Sacramenten der Biegte en des Altaars ontfangen te hebben, biddevoor de verheffinge der H. Kerke, voor de uitroeijinge der ketterijen, en de eendragt der christene vorsten. Men kan de Aflaten ook aan de overledenen toevoegen. Het laatfte Olijfel is een Sacrament tot geestelijke en ligchamelijke verligting der zieken ingefteld. Het heeft drie voorname uitwerkingen : het verfterkt den zieken tegens de bekoringen des duivels: het neemt de overblijfzelen der zonden weg, en wischt de nog ongeboete zonden uit: het herftelt eindelijk de gezondheid des ligchaams, indien ze den zieken zalig is. Men moet zorgen, dat men 't met volle kennis en verftand ontfange,om zig wel te konnen voorbereiden , en daardoor overvloediger vruchten 'er uit B 2 te  18 KORT BEGRIP te trekken. Men moet dus het uiterfte ogenblik des doods niet afwagten^ want niet het ogenblik des doods, maar het gevaar van fterven vereischt wordt, om dit Sacrament te ontvangen. Het Priesterfchap is een Sacrament, waar in de magt van de kerkelijke bedieningen te verrigten, en de genade om die magt heiliglijk te oeffenen gegeven wordt* Het Huwelijk is een Sacrament, waarin de verééniging van man, en vrouw geheiligd wordt. Het einde van dit Sacrament is de vermeerdering van Gods kinderen, om namelijk de vruchten des huwelijks door den.doop herboren, christelijk opgevoed, der Kerke tot flichting en luister, den Hemel tot eeuwig zalige aanbidders der Godheid te geven. Men moet in ftaat van genade zijn,, om dit Sacrament waardiglijk te ontfangen; ook moet men 't ontfangen met die zedigheid, eerbaarheid, en andere deugden, die de heiligheid van dit Sacrament vorderen. Men moet voor het Huwelijk met zijnen biegtvader raadplegen , om in de verpligtingen, en verbintenisfen van dien ftaat on-  DES CELOOFS. 19 onderwezen te worden, ook om te ontdekken , of 'er ook eenige beletfels mogten zijn, waar door het Huwelijk onwettig of ongeoorloofd zou worden. Eindelijk moet men't in zijne Parochie kerke voor zijn eigen Pastoor, of elders met deszelfs toeftemminge, en in 't bijwezen van ten minsten twee getuigen fluiten. VAN DE H. KERKE, T7erk noemen wij die gemeente of x vergadering, welke, fchoon over de gehele aarde verfpreid, dan nog één ligchaam uitmaakt door de belijdenis van hetzelfde geloof, door de mededeling van dezelfde Sacramenten, en door de gehoorzaamheid aan hetzelfde Opper - hoofd. Daar is maar ééne ware Kerk, en deze is de Katholijke, Apostolijke Roomfche Kerk. Zij wordt Katholijk genaamd, om dat zij noch door tijden, noch door plaatfen bepaald, en dus algemeen is. Zij wordt Apostelijk genaamd, om dat zij van Christus door de Apostelen gedicht is,om dat zij van Bisfchoppen befiierd wordt, die door eene onafgeB 3 bro-  20 KORT BEGRIP brokene opvolging van de Apostelen afkomstig zijn; om dat zij hetzelfde geloof belijdt, dat de Apostelen geleerd, en geloofd hebben. Zij wordt de Roomfche Kerk genaamd, om dat zij, onder haar onzichtbaar hoofd Jefus Christus, tot haar zichtbaar hoofd den Paus, den bisfchop van Rome heeft, die de Stedehouder van Jefus Christus, en opvolger van den H. Petrus is. De gelovigen op aarde zijn dus maar één ligchaam. Hier door ontftaat tusfchen hen eene gemeenfchap van geestelijke goederen ; deze wordt genaamd de gemeenfchap der heiligen; uit hoofde van welke alle gelovigen deel hebben in de gebeden, en goede werken, die ieder van hun voor zig zeiven doet. Ook hebben wij als gelovigen eene gemeenfchap met de heiligen, die in den hemel zijn, en met de zielen, die in 't vagevuur lijden. Dezen worden geholpen door onze gebeden, en goede werken, maar bizonder door de offerande van het ligchaam, en bloed van Jefus Christus, dat is door de H. Misfe. VAN  DES GELOOFS. 21 VAN DES MENSCHEN STAAT NA ZIJN DOOD. jTje ziel van den meDfche onfterfelijk zijnde, zal, na dat zij van het ligchaam gefcheiden is, voor God verfchijnen om rekenfchap te geven van haar doen, en laten, Het ligchaam verrot in de aarde, en blijft daar, tot dat het verrijzen zal tenjongflen dage, om met de zielen geoordeeld, en naar verdiensten eeuwig gezaligd, of ter helle gedoemd te worden. De eeuwige zaligheid , dewelke beftaat in God te zien, zo als hij is, hem te beminnen, en eeuwig in den hemel te loven, wordt alléén aan zulken gegeven, die van alle eeuwige en tijdelijke ftraffen ontflagen zijn, die zij voor de zonden verdiend hadden. De genen, die in ftaat van genade flerven, bevorens zij der goddelijke rechtvaardigheid voldaan hebben, moeten door de pijnen des vagevuurs vollijden, eer zij tot Gods aanfchijn komen. De zondaars, die in dood-zonde /terven, worden aanftondsvan God voor alle eeuwigheid verworpen,om indehelfche vlammen gepijnigd te worden. B 4 Op  22 KORT BEGRIP DES GELOOFS. Op het einde der waereld zullen alle zielen wederom met hare ligchamen veréénigd worden. Wij zullen dan allen verrijzen, om van Jefus Christus geoordeeld te worden. De verheerlijkte Jefus zal daarom met eene grote majefteit van den hemel neerdalen, om het vonnis over ons uit te fpreken. Dit algemene, en openbare oordeel zal de bevestiging en verkondiging zijn van het bizondere oordeel, dat ieder voort na zijn dood ondergaat. De ligchamen der heiligen zullen dan bekleed worden met onfterfelijkheid, onlijdelijkheid, en andere heerlijke gaven. LE-  LEVENS-W IJ ZE VOOR DEN CHRISTEN in't ALGEMEEN EN VOOR BIZONDERE STATEN. i, ■ ^>*BS3g*£a:—mi fr* è "P\e eerfte en voornaamfte zorg van een Christen moet het bewerken zijner zaligheid zijn. Hierom moet hij dikmaals deze woorden van den Zaligmaker bevroeden: wat zal 't den menfche baten de gehele waereld te winnen;indien hij zijne ziel verliest?Hoe menigvuldig zijne bezigheden, hoe groot zijne beletfelen zijn mogen , dannog moet hij dagelijks ten minfte eenige ogenblikken hefteden, om deze gewigtige zaak te overwegen , en zig in Gods tegenwoordigheid te ftellen. Hét gebed, zijnde een offer dat wij Gode fchuldig zijn , en een noodzakelijk middel om zijner gunsten deelagtig te worden, moet men nimmer ter loops, noch uit gewoonte volbrengen ; B 5 want  24 LEVENS-WIJZE. want de ware aanbidders, zegt Christus, zullen mijnen Vader aanbidden in den geest, en de waarheid. , Men zal dagelijks van God die deug. den verzoeken, welken men't meest van noden heeft. Men zal hem ootmoediglijk zijne gebreken, en kwade neigingen belijden, en een voornemen maken van zig te beteren. Men zal niets beginnen, dan na eene heilige mening gemaakt te hebben, volgens de vermaning van den Apostel paulus : het zij dat gij eet, of drinkt, het zij dat gij iet anders doet, doet het alles ter eere Gods. Men zorge,dat men geftadig in ftaat van genade zij; want men anders gene verdicnstige werken oeffent. Smeek dikwils, dat God uw geloof vermeerdere, belijdende dat het uwe zeer klem is. Gebrek van geloof is veelal de oorzaak onzer traagheid en de ongelukkige bron onzer zonden, Verblijd u niet te zeer in de dagen van voorfpoed; herinner u nu en dan deze woorden des Heeren: wee u gij rijken ! want gij hebt uwe vertroosting al weg op deze waereld. Nader veelmaals, dog altijd met behoor-  LEVENS-WIJZE. 25 hoorlijke eerbiedigheid tot de heilige Sacramenten. Befchouw dezelven ais fchatten der genade, die Jefus Christus ons heeft willen nalaten, om 'er gedurig nieuwe rijkdommen voor den hemel uit te halen. Stel uwe godvrugtigheid bizonder in eene kinderlijke vreze Gods, die u de minfte zonde doet haten als eene belediging van uwen geliefden Vader, en in eene onkreukbare getrouwheid, om alle uwe pligten te volbrengen. Vlugt de gezeifchappen, die of gevaarlijk, of te afleidend zijn : neem uw vermaak nu en dan in de eenzaamheid, om met uw hart raad te plegen; hoe gij den besten voortgang op den weg der godzaligheid maken zult. Let op alle bewegingen van uw hart: Sluit alle beginzelen van bekoringen daar buiten: herinner u fomtijds, hoe menigmaal gij door eene droevige ondervinding uwe fwakheid hebt leren kennen, en bevonden, dat de minde bekoring in den beginne niet tegengegaan, in ftaat is, om u te doen vallen. Waakt en bidt, op dat gij niet in verzoeking valt. Leg alle heimelijke vijandfchappen af.  2 doemen. Hij alléén, die tot het einde toe volhard zal hebben, zal zaii" wezen. ö BIZONDERE PLIGTEN DER MAAGDEN. W/ij geven aan den maagdelijken flaat den voorrang , als die in Gods woord zelfs boven andere ftaten gefield wordt. Dan , ook even daarom moet dezelve met zo veel meer heiligheid beleefd worden, als groter deszelfs waarde in de ogen van'God is, Eene maagd is bezorgd voor de dingen des Heereu, op dat zij heilig zij naar het ligchaam , en naar den geest... dit zeg ik u, om u te raden tot het gene bèta.  LEVENS-WIJZE, 29 tamelijk is, en bekwaamheid geeft om zonder verhinderinge den Heer te bidden; 1 Cox. VII. De H. Cijprianus van de tugt der maagden fprekende zegt, dat het onbetamelijk is voor maagden op de fchoonheid, en het cieraad des ligchaams te letten: dat een opgepronkt voorkomen, het gene de ogen der jeugd tot zich trekt, haar verdagt maakt,en doet twijtfelen, of het gemoed wel geheel kuisch, en zuiver zij. De maagdelijke de volkome reinigheid, de heiligheid en de waarheid dragen de gelijkenis van den hemelfchen mensch. De maagden dragen deze gelijkenis, wanneer zij de wet Gods indagtig zijnde, de regtvaardigheid met den godsdienst parende ftandvastig in het geloof zijn, ootmoedig in de vreze des Heeren, kloek en bereid om alles te lijden, zagtmoedig in verongelijkingen en beledigingen, genegen tot barmhartigheid, en den vrede en eendragc beminnende. Dit zijn, godvrugtige maagden! de deugden, die gy moet betragten , beminnen en beoeffenen. Cyprianus op dezelfde plaats. PLIG-  30 LEVENS-W IJ ZE. PLIGTEN DER GETROUWDEN. 'T^erwijl het Huwelijk door Jefus Christus tot de waardigheid van een Sacrament verheven is, is 't zeker dat het ons als kinderen der heiligen niet betaamt te verzamen gelijk de heidenen , die God niet kennen. De duivel heeft magt over de zodanigen, die het huwelijk alzo aangaan, dat zij God uit hun zeiven, en uit hunne harten bannen, en die niet denken, als om hunne lusten te voldoen, Tobias VII: 17. Hierom ook dat de godvrezende Tobias voor zijnen God beleed: Heere!.... gij weet dat ik mijne zuster niet neme tot een vrouw, om mijn lust te voldoen, maar alléén om nakomelingen te winnen, in welken uw naam in der eeuwigheid mag gezegend worden, Tob. VII: 5. De man geve aan de vrouw het gene hij haar verpligt is: en desgelijks de vrouw aan den man. De vrouw heeft de magt over haar ligchaam niet, maar de man. Van gelijke heeft ook de man de magt over zijn ligchaam niet, maar de vrouw. Onttrekt u elkan-  LEVENS-WIJZE. 31 kanderen niet/c en zij dan met onderJmge iamenftemminge voor een tijd, om u met het gebed bezig te houden. 1 Corintb 7. De liefde onder de getrouwden moet zo groot zijn, dat zij zelfs alle andere liefde, uitgenomen die W]j Gode fchuldig zijn , overtreffen moet. Daarom zal de man vader en moeder verlaten , en zijne huisvrouw aanhangen. Ge». 2.«ü. 24. De man moet zijne vrouw beitieren en zig gedragen als haar beftierder: hij moet haar eeren als aan hem geseven, om te famen te leven: hij moet met haar veréénigd zijn, als die met hem erfgenaam is Van de zelfde genade. De H. Amhrof. 63 brief. De mannen zijn nog nauwer verpligt als de vrouwen, om hunne kwade lus. ten te bedwingen: en zijn des te ftrafbaarder als zij eenige misdaad begaan, om dat het hunne pligc is hunne vrouwen te overtreffen in de deugd, en haar te beftieren door een goed voorbeeld, ikipreek tot christenen, welken gelovig naar den Apostel luisteren, als bilden man het hoofd van de vrouwe noemt. Zij weten, dat zij de bellierders, en de vrouwen hm tot gezel C fchap  32 LEVENS-WIJZE. fchap gegeven zijn. Dit moet den man wederhouden van door zijne levenswijze in iets voor te gaan, waarin hij niet zou willen, dat zijne vrouw hem naarvolgde. De H. August, in 't 2 boek van de hwwelyken, c. 8. De Apostel vermaant in den brief tot die van Colosf. c. 3. v. 18. de vrouwen, dat zij hunnen mannen moeten onderdanig zijn in den Heere, zo als behoorlijk is. De vrouwen moeten haren mannen onderdanig zyn, als aan den Heere; want de man is het hoofd van de vrouwe, gelijk Christus het hoofd is van de kerke, zijn ligchaam.... Gelijk dan de kerk Christus onderdanig is, alzo moeten ook de vrouwen haren mannen in alles onderdanig zijn, Epbef. 5. De H. Augustinus geeft in 't 9 boek zy?ier belydenisfen, c. 9. een uitmuntend voorbeeld aan alle vrouwen in zijne moeder Monica. Monica^ zegt hij, gehoorzaamde haren man , gelijk eene dienstmaagd haren meester: en zij deed haar beste, om hem Gode te winnen, hem vermanende door hare godvrugtigheid en dichtende zeden, welker fchoonheid haar minnelijk en wonderbaar  LEVENS-WIJZE. 33 baar in zijne ogen maakte , en hem bewoog, om haar eerbiedigheid toe te dragen. Zij verdroeg Jangen tijd het kwaad leven van haren man, zonder hem daar over fpjjcig te bejegenen, wagtende naar den tijd, dat God zijne barmhartigheid aan hem zoude bewij. zen. Als hij verftoord was, wist zij hemte wederhouden, zonder hem te* genftand te bieden, of tegen te fnap. pen: en zij wagte tot dat zijne haastigheid voor bij was, om hem rekenichap te geven van 't gene hem al te ligt vergramd had.... Zij won ook door hare onderdanigheid, door hare zagtmoedigfaeid en door eene langdurige verduldigheid de genegenheid van hare fchoonmoeder, die in 't eerst door valfche verhalingen tegens haar ongemaakt was. F De opvoeding der kinderen is het voornaamfte werk der gehuwden: het verderf der kinderen fpruit veel uit on agtzaamheid der ouderen voort: de moeders zegt Chrijfofitomus, worden gene moeders door hare kinderen terwaereld re brengen, maar door hen op te voeden. r Hierom vermaan de de Apostel de va* C 2 ders  34 LEVENS-WIJZE* ders in 't bizonder: voedt uwe kinderen op in de onderwjjzinge en in de tugt des Heeren. Wacht u van uwe kinderen tot gramfchap te verwekken. Tergt uwe kinderen niet, op dat zij niet kleinmoedig worden. Epbef. 6. Colosf. 3. Men moet de geftrengheid met de liefde paren, en ook dan, wanneer men gevoelig ftraft, uit geen andere beweegreden ftraffen, als om hen te verbeteren. Ook onze vermaningen en tuchtingen zijn werkloos, als God dezelven niet vruchtbaar maakt, noch de harten der kinderen beweegt; wat uitwerking zullen zij dan hebben, als ze met vloeken en verwenfchingen fteeds verzeld gaan, waar door men God beledigt, in plaats van ons deszelfs medewerking tot bevordering der opvoedinge waardig te maken ? Men moet vooral de vreze des Heeren en de liefde tot den godsdienst vroeg in hunne weke harten grieven: de tegenwoordigheid van God, die alles ziet, fteeds in hun geheugen vernieuwen: men moet hen al vroeg, en, zo veel mogelijk, zelf ter kerke geleiden ; want zij aan hun zeiven overgelaten , te ligt verleid worden, en den tijd  LEVENS-WIJZE. 35 tijd van den godsdienst wel haast geheel aan het fpel zullen toewijzen. Men moet hen van hunne eerfte jeugd af aan de geheimen van den Godsdienst trachten in te prenten, op dat zij bij de eerfte ontwikkelingen hunner reden de eerstelingen van hun geloof aan God mogen opdragen. Bij dit alles moeten christelijke ouders geftadig herdenken, dat de zielen hunner kinderen uit hunne handen zullen gevraagd worden, en zij voor hun verderf of eeuwige ongelukzaligheid in Gods oordeel aanfprakelijk zijn zullen. PLIGTEN DER KINDEREN EN JONGE LIEDEN. T\le den Heer vreest zal zijnen ouderen eer bewijzen, en hij zal de genen , die hem ter waereld gebragt hebben, als Heeren dienen. Wat een fchandvlek is het voor een kind, dat het zijnen vader verlaat! en hoe vervloekt is hij bij God, die zijne moeder vertoornt! Ecclejiasticus c. 3. De H. Ambrofius over bet 16 boofd. van 5. Lucas handelende zegt: De eerfte trap der godvruchtigheid is den C 3 ge-  30 LEVENS-WIJZE. genen, door welken God u het leven gegeven heeft, eer te bewijzen. Eert hen door uwe onderdanigheid,en wacht u van hen te vertoornen, zelfs door eenig teken van uw aangezigt. Het is weinig dat gij hen niet vertoornt, gij moet hun eer bewijzen. De Zoon van God heeft zijne ouders ge-eerd, hij was hun onderdanig. Hij heeft God zijnen Vader ge-eerd, hem gehoorzaamheid bewijzende tot den dood des kruifes toe. Eert dan ook uwe Ouders. Het is niet genoeg, dat men hen eere door tekens van eerbiedigheid, men moet hen ook eeren door behulpzaamheid. Voed uwen vader, voed uwe moeder. Als gij haar. gevoed hebt, ook dan hebt gij haar nog niet alles vergolden, wat zij voor u geleden en gedaan heeft. Gij zijt haar verfchuld 't gene gij hebt; want gij zijt haar verfchuld, dat gij zijt. Wat voor een oordeel zal God over u uitfpreken, indien de kerk genoodzaakt wordt uwe ouders te onderhouden,om dat gij hen het onderhoud geweigerd hebt ?.... Maar gelijk het H. Schrift u belast uwe ouders te onderhouden, zo gebiedt ze u ook dezelven te verlaten, indien  LEVE NS-WIJZE» 37 zij uwe godvruchtigheid en uw goed leven beletten. De twede pligt de jonge lieden bizonder rakende, wordt ons door den Apostel Paulus in zijnen brief aan Titus boofd. 2. verklaard: vermaan de jonge lieden op dat zij matig zijn. De H: Joannes zegt in zijn i brief, boofd. 2. tot hen: hebt toch de waereld niet lief, noch het gene in de waereld is. De H: Hieronijmus ftapelt in zijn 4 brief aan Rusticus verfcheidene zedenlesfen op elkander: Leert u zeiven niet, noch begeeft u zonder leidsman op een weg die u nog onbekend is.... Hebt altijd een boek in de handen, en voor de ogen. Leert het pfalm-boek van buiten. Biddet zonder ophouden: waakt op uwe zinnen : verwint de gramfchap door de verduldigheid. Bemint de wetenfchap van het H: Schrift, en gij zult dezonden desvleefches niet beminnen. Hebt zo veel ledigen tijd niet, dat uw verftand zou kunnen fpelen op de verfcheidene voorwerpen, die het zouden kunnen ontftellen, en u tot de zonde verlokken. Houdt u altijd bezig met eenig werk: en laat de duivel u nooit ledig vinden. C 4 De  38 LEVENS-W IJ ZE. De zelfde H: Hieronijmus in zijn-] "brief aan Leta over de opvoeaing baarer dogter Schrijvende zegt i Dit is de wijze om eene ziel, die de tempel Gods moet zijn, te onderrichten: Dat zij lere niets te zeggen, en niets aan te horen, het gene volgens de vreze des Heeren niet is: dat zij niets begrijpe van de onge* fchikte woorden, die in hare tegenwoordigheid mogteh gefproken worden: dat zij niet een waerelds liedje van buiten wete: dat hare tong gewoon worde de pfalmen te zingen: dat zij de jongelingen niet befchouwe: dat de dogters zelfs, en de vrouwen, die bij haar zijn, om haar te dienen, niet inde waereldfchegezelfchappen komen, opdat zij het kwaad, het gene zij mogten ingezogen hebben, haar niet leren. PLIGTEN DER ONBERDAANEN. De vermaning des verlosfers bij Mattb. hoofd. <22.van aan den Keizer te geven wat des Keizers is, is tevens een allerdringendst en zeer uitgeftrekt gebod: het eerfte verklaart ons de Apostel Paulus in zyn brief tot de Romeinen, hoofd. 13. daar is geen magt dan van God,  LEVENS-WIJZE. 39 God, en die 'er zijn , die zijn van God gefteld, zo dat de gene, die zig tegens de magt Helt, de fchikkinge van God wederftaat. En die dezelve wederltaan, behalen over zig een verdoe ming.... Het is dan noodzakelijk dat gij onderdanig zijt, niet alléén om de ftraffe, maar ook gemoeds halve. Want daarom geeft gij ook fchattingen: om dat zij Gods dienaars zijn, zig bezig houdende met die bedieninge. Wij verltaan des door den keizer eene wettige overigheid, 't zij dezelve eenhoofdig zij, of uit meer leden beftaa. De verpligtingen van dit gebod beftaan hoofdzakelijk hierin : dat men hunne wetten volbrenge, hen eerbiedige , voor hun welftand bidde, op dat zij rechtvaardig mogen heerfchen en gelukkig leven. Tertullianus geeft ons hiervan een fraijen fchets in zijn boek aan Scapula, c. 2. Doordien een christen-mensch weet, dat het God is die de vorsten aanftelt, daarom bemint hij zijn Prins (of andere overigheid) hij vreest hem , hij ontziet hem, hij wenschc dat het hem en den gehelen Staat welgaa. Wij C 5 be-  40 LEVENS-WIJZE. bewijzen aan den vorst die eer, welke wij hem mogen bewijzen, en die 't hem nut is, dat we hem bewijzen. Wij eren hem als een mensch, die onder God is, die van God alles ontfangen heeft, wat hij heeft, en die niemand boven zig heeft als God alléén. Wij dragen offerhanden voor hem op aan onzen God, die ook zijn God is: en dit zijn zodanige offerhanden als God ons geboden heeft, offerhanden van een rein gebed. Wij bidden voor de gezondheid van den vorst, en wij verzoeken die van den genen, die dezelve geven kan* WEDERZIJDSCHE VERPLIGTINGEN DER HUIS OVERSTEN, EN HUNNER DIENSTBODEN. r^ij heeren doet aan uwe knegten het geen recht en billijk is, wetende dat gij ook een heer in den hemel hebt. tot die van Colosf. 4. Ontfang en handel uwen dienstknegt niet als een dienstknegt, maar in de plaats van een dienstknegt als een zeer lieven broeder, brief aan Pbilemon* De H.Ludovicus vermaande zijn zoon als  LEVENS-WIJZE. 41 als volgt: wees goedertieren, rechtmatig en mildadig tegens uwe knegten; maak u niet al te gemeenzaam met hen, op dat zij u beminnen en vrezen als hunnen heer en meester. Eene andere verpligting is, dat men voor het welzijn hunner zielen zorge; dat men hen onderwijze, indien zij onwetend zijn in de ftukken des geloofs, of zorge, dat zij door anderen onderwezen worden; dat men hen ernftig beftrafFe wanneer zij zondigen; dat men hen tot waarneming van hunne godsdienst-pligten aanftuwe, met één woord door woorden en werken ilichte, wel overwegende de woorden van Paulus 1 Tim Hoofd. 5: Zo wie geen zorg draagt voor de zijnen, en vooral voor zijne huisgenoten , die verzaakt het geloof, en is erger dan een ongelovige. Desgelijks worden de verpligtingen der dienstboden door den Apostel Paulus befchreven tot die van Epbef. 6. en van Colosf. 3. Dienstknegten zijt uwen heeren in alles onderdanig met vreze en met ontzag in de eenvoudigheid uws harte,als aan Christus: niet alléén voor de ogen dienende als om den menfchen te  42 LEVENS-WIJZE. te behagen, maar als dienaars van Christus , en doende den wil van Gods harte, Dient hen met goedwilligheid, als den Heere en niet den menichen dienende, wetende dat een ieder zo wel een dienstknegt, als vrijgeboren loon van den Heere zal ontfangen voor het goed dat hij zal gedaan hebben. Datdedienstknegten hunnen heeren onderdanig zijn, in alles believen,niet tegenfpreken, hun niets ontrekkende, maar in alles een goede trouw bewijzende, tot TituSy boofd. 2. PLIGTEN DER RIJKEN. T~}e Apostel Paulus beveelt in zijnbrief **? tot Timotbeusy boofd. 6. aan dezen zijnen lieveling,het volgende: Gebied den rijken van deze waereld niet hoogmoedig te zijn, noch te betrouwen op de ongeftadige rijkdommen, maar op den levenden God, die ons alles overvloedelijk verleent tot ons gebruik: dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarn uitreiken, en mededelen, en zig een vasten en goeden fchat vergaderen voor het toekomende, op dat zij het ware leven mogen aantreffen. De  LEVENS-WIJZE. 43 De H. Augustinus geeft over den 85 Pfalm handelende, aan de rijken de volgende zede-les : de rijkdommen zijn niet geftraft in den rijken vrek, maar de hovaardigheid. Abraham bezat grote rijkdommen, maar hij was arm in 't midden van zijne rijkdommen, hij was ootmoedig, hij luisterde met vreze na alle de bevelen des Heeren : hij was gehoorzaam. Hij agte de rijkdommen zo weinig dat hij bereid was om zijnen zoon te (lachten, voorwien hij de rijkdommen bewaarde.... Werp verre van u al wat omtrent u of in u is, waarop gij u betrouwen zoudet kunnen (tellen. Dat God al uw betrouwen zij. Wees behoeftig en ledig van alle aardfche dingen, en wensch hem te bezitten, op dat gij met hem vervuld moogt worden. Wat of gij bezit, gij zijt ledig, gij hebt niet met alles, 'c en zij gij hem bezit. DezelfdeAugustinu*,otw den Q*$Pfalm, geeft ons eene volmaakte befchrijving van eenen regt christelijken rijken. Daar zijn menfchen, die rijk en geeerd zijn in deze waereld, maar die hunne hoop niet hebben op hun goud, op hunne erfenisfen, op hun huis-ge- zin,  44 LEVENS-W IJ ZE» zin, noch op den glans van eene vergankelijke waardigheid. Zij Hellen al hunne hoop op den genen wiens goederen niet ge-erfd worden, dieniet fterft, die niet kan bedriegen, noch bedrogen worden. Zij fchijnen grote goederen te bezitten naar de waereld; maar zij hefteden die ten behoeve der armen, en zij zeiven zijn onder 't getal van de armen des Heeren. Zij zien zig met vele gevaren in dit leven omringd: zij bevinden datze hier vreemdelingen zijn : zij gedragen zich in hunne overvloedige rijkdommen gelijk een reiziger in eene herberg > die daar alléén door trekt, en wel weet, dat hij'er de meester niet is. FLIGTEN DER ARMEN. TLToe zeer de armoede het vleesch drukt, Ai zij moet dannog draaglijk worden door de veelvuldige vertroostingen,die het H. Schrift ons onder het oog brengt. De godvruchtigheid met vergenoeginge is een grote fchat. Want wij hebben niets in deze waereld ingebragt. Buiten twijffel dat wij 'er ook niets konncn uitdragen. Als wij dan ons voedzel en ons dekzel hebben, zo laten wij vergenoegd  LEVENS-WIJ ZE, 45 noegd zijn. Want die rijk willen worden, vallen in bekoring, en in den ftrik des duivels, en tot vele onnutteen fchadelijke begeerlijkheden, die de menfchen doen verzinken in 't verderf en in de verdoemenisfe. i Timotb, 6, Uw wandel zij zonder gierigheid: weest vergenoegd met 't gene gij hebt* Want de Heere heeft gezeid: ik zal u niet begeven, noch verlaten: zodat wij vrijmoediglij k zeggen: de Heer is mijn helper, ik zal niet vrezen wat mij een mensch moge doen. tot de lïebn boofd: 13. De armen moet zijne behoeftigheid niet uit noodzakelijkheid, maar uit liefde tot God dragen ;wantzegt deH:Augustinus over den 83 P/alm: zij moeten onder het getal der rijken, die verworpen zullen worden geteld worden, die gene rijkdommen hebbende, wenfchen rijk te worden. Want God onderzoekt wat gij begeerd, en niet wat gij bezit. De armen moet zo veel in hem is, zijn brood tragten te verdienen door zijner handen arbeid; want hij anders den meer noodlijdenden van de almoezen berooft, die eigenlijk alléén voor dezen gefchikt waren. BE-  BEMERKINGEN op de ZONDAGEN , FEESTDAGEN, en onderscheidene GETIJDEN van het JAAR. wegens de zondagenen feestdagen in 't algemeen. Cchoon ieder dag voor den christen heilig is, dat is zonder zonden in beoeffeninge van goede werken moet doorgebragt worden; 'er zijn nogthaus zekere dagen, die God als voor zig zeiven gehouden heeft, en die de Kerk op eene bijzondere wijze wil geheiligd hebben. Deze dagen zijn de Zondagen, en Feestdagen. De Zondag, of de dag des Heeren , is de dag op welken God de fchepping der waereld begonnen heeft, en op welken onze Heer Jefus Christus verrezen is. Men gelooft ook; dat de H.Geest dien dag op de Apostelen is afgedaald. Deze dag  VAN DE ZON- EN FEESTDAGEN» 47 dag bekleedt onder de christenen de plaats van den Sabbat -dag der Joden, welken de Israëliten in de oude wet des Saturdags vierden, om dat God op dien dag met de fcheppinge had opgehouden, en denzelven ais een rust-dag geheiligd* 3 De kerk heeft daar boven goed ge* vonden, hare kinderen nog eenige andere dagen door het jaar op dezelve wijze te doen vieren; waarvan fommigen zijn, om de geheimen van onze verlosfinge te eren, anderen om gedagtenis te houden van de H. Maagd, en van andere Heiligen. Het heiligen of vieren van deze dagen beftaat in twe dingen. Het eer- !, ™ n' r ,-.,meD zi3 moet onthouden van flaafehjk werk, koophandel, handwerk enz. dat niet nodig is tot den dienst van God, het voedzel des ligchaams, of het onderhoud des levens. De christen moet gedenken, dat onder alleflaafijke werken de zonde het flaaflijkfte W 1 door t welk de ziel aan de flaver. nije des duivels onderworpen wordt: en hoe zeer het verboden is op de feestdagen te werken, het egter nog groter zonde is, dczelven in zondige D ver.  48 VAN DE ZONDAGEN vermaken over te brengen, als tot het werk te belleden. Het twede is, dat men zig zeiven heilige, van de zonden zuivere, door eene oprechte boetvaardigheid tot God weder kere; dat men den dienst van God ijverig behartige, en allerlei godvruchtige en godsdienstige werken oeffene. Uit deze werken heeft de kerk 'er één in 't bizonder verkoren, tot het welk zij ons zeer nauw en onder zonde heeft verbonden. Dit is het bijwonen van 't allerheiligfte offer der Misfe, zijnde het eerfte en verhevenfte aller werken van onzen godsdienst. De kerk heeft ons ondertusfchen door dit gebod niet ontflagen van onze verpligtinge om door verfcheidene andere werken van godsdienstigheid de heilige dagen te vieren. Een éénig heilig werk is niet genoeg om den gehelen dag te heiligen, en kan ons de vrijheid niet geven, om het overige van den dag in tijdelijke bezigheden of tijdkortingen, fchoon die ook anders niet verboden zijn mogten , door te brengen. Het gebod van Misfe te horen, het welk  EN FEESTDAGEN, 49 welk bijna 20 oud is als de kerk, is ge* maakt op een tijd, wanneer het heilig offer van verfcheidene gebeden, onderngtingen, leringen en dankzeggingen vergezeld was, en daar bij veelerlei heilige oeffeningen, die 'er thans niet altijd bij gepleegd worden, behelsde; waar door de gelovigen genoodzaakt waren een merkelijk deel van den dag m de kerke over te brengen. Ja 't is als nog het verlangen,'de wil der kerke, dat de gelovigen zig tot hunne kerken begeven, om de gewoonlijke dienst-plegingen bij te wonen, waar onder prefatiën, onderwijzing enz. behoren. Hij bedriegt zig zeiven dan, die de gehele heiligmaking van den zondag of feestdag in 't bijwonen eener ïlille Misfe, waarmede men nauwlijks een half uur tijds befteedt, doet beffaan. Hij volbrengt één gebod naar den let* ter, namelijk dat van Misfe te horen; maar hij fchendt een ander een goddelijk gebod, namelijk van den dag door godsdienstige werken te heiligen. Men wachte zig dan op deze dagen van alle zonde, van allen verboden arbeid, en van al het gene ftrijdig is tegens de heiligmaking van die dagen. D 2 Men  50 VA N DE ZOND A C EN Men zij naarftig in 't bijwonen der kerken - diensten zo wel voor, als na den middag. En na dat men het voornaamfte deel van den dag in deze openbare oeffeningen of andere werken van godvruchtigheid en liefde zal doorgebragt nebben, dan zal men ook eenige uren mogen nemen, om den geest en het ligchaam te verkwikken door eene eerlijke rust,ofeenig geoorloofd vermaak. Daar de zondag voornamelijk ingefteld is, om de verrijzenis des Heeren te herdenken, en te vieren, zo zullen de gelovigen zig tragten naar den geest der kerke te voegen , en door de overweging van dit geheim, het welk het eerfte van ons geloof, en het pand onzer hope is, zullen wij nieuwe kragten verkrijgen, om met Christus te lijden en te fterven, ten einde wij met hem mogen verrijzen en leven. Op de Hoog-tijden, welken van de kerke ingefteld zijn, om eenig geheim van Jefus Christus te vieren, zal men bezorgd zijn, om eene grondige kennis te hebben van die geheimen , en zodanige bewegingen van geloof, van dankbaarheid, van betrouwen en van liefde in zijne ziele te verwekken, als  EN FEESTDAGEN» 51 als meest door die geheimen van ons gevorderd worden. Op de feestdagen, die van de kerke ingefteld zijn ter gedagtenisfe der Heiligen, zal men God aanbidden, die wonderlijk is in zijne Heiligen; men zal hem bedanken voor de genade aan hun bewezen, hunne voorbidding bij God verzoeken, zig opwekken door het befchouwen hunner heerlijkheid, en een voornemen maken van hen met de goddelijke hulp, zo veel als onze ftaat en kragten zullen toelaten, naar te volgen» VAN DEN ADVENT. T)e Advent betekent den gehelen tijd, die voor de komst van den Mesfias , dat is voor de geboorte van onzen Heere Jefus Christus verlopen is, en bijzonder de negen maanden, welken hij in 't ligchaam zijner moeder - maagd geweest is. De kerk, die dezen tijd befteedt, om ons tot het feest van kers-misfe of de geboorte des Zaligmakers te bereiden , ftelt ons dan de beloften voor ogen, die God gedaan heeft van den D 3 Mes-  52 VAN DE ZONDAGEN Meslias te zenden, de voorzeggingen der profeten, het zugten en verlangen der öudvaderen en der rechtvaardigen vaii 't oude verbond, nevens al het geen zij in de Evangeliën -befchreven vindt wegens de woorden en daden van de H. Maagd, voor dat zij Jefus Chris* tus ter waereld gebragt heeft. Zij voegt daar bij de vermaningen, en de prediking, door welke Joannes de voorloper van Jefus Christus voor hem den weg bereide, en de Israëliten vermaande om hem te ontfangen. Eindelijk voegt zij de twede komst van onzen zaligmaker bij de eerfte, en zij fchijnt het befchouwen van zijne vernederingen en de verwagting van zijne barmhartigheid te willen matigen door het vertonen van de majefteit,demagt en de geftrenge rechtvaardigheid, met welke hij alle menfchen in 't einde der eeuwen zal komen oordelen. Men kan gemaklijk afmeten wat geest de kerk in dit alles beziele, wat inzigt zij hebbe. Zij wenscht dat Christus op het kers-feest op nieuw in ons geboren worde door den aanwasch van zijne genade, door de vermeerdering van 't geloof, van de liefde, en van an-  EN FEESTDAGEN. 53 andere deugden. Men moer. ten dien einde waken, bidden, boetvaardigheid doen. Men moet dan nog zorgvuldiger zijn als andersom matig, rechtvaardig en godvrugtig te leven in de verwagtinge van de komste onzes Zaligmakers. Men moet dagelijks zijne zonden bewenen en de genade des Zaligmakers, zonder welke wij geen vergiffenis erlangen konnen, verzoeken , dagelijks eenig werk van godvruchtigheid, van liefde, van boetvaardigheid plegen. VAN DE QUATER TEMPER-DAGEN. (gelijk 'er ten tijde der profeten on^ der het jodendom in vier onderfcheidene maanden van 't jaar een plegtige vasten gehouden wierd, zo heeft de kerk ook goed gevonden de vier getijden van ieder jaar door een vasten van drie dagen te heiligen. Zy doet dat uit drie inzigten. i. Zij wil den gelovigen te verftaan geven, dat alle de tijden van hun leven moeten geheiligd worden door de boetvaardigheid: dat zij 'er altijd den geest van moeten behouden, en de oeffening derzeive van D 4 tijd  54 VAN DE ZONDAGEN tijd tot tijd hervatten. 2. Zij wil dat alle de gelovigen zig laten gelegen zijn aan de wijdinge der priesteren en andere bedienaren des altaars, welke wijdingen op deze dagen gefchieden* 3. Zij wil dat de gelovigen door dit vasten aan God een foort van offerhande doen van de vruchten, die door zijnen zegen uit de aarde gefproten zijn, om hem daarvoor te bedanken, en de voortduring zijner zegeninge af te fmeken. De gelovigen moeten zig naar deze inzigten voegen: en daarby indagtig zijn, dat wanneer het gebed en de almoezen het vasten vergezellen, hetzelve aan God zo veel aangenamer wordt; weshalven de kerk ook fteeds, als zij het vasten gebiedt, hare kinderen tot het gebed cn tot almoezen vermaant, VAN D E N F E E S T-D A G DER GEBOORTE QNZES ZALIGMAKERS. T\e geboorte des Zaligmakers moet noodzakelijk voor allen, die begeren zalig te worden, een voorwerp van vreugde zijn* Wij bewijzen onzeblijd- fchap  EN FEESTDAGEN. 55 fchap op dezen dag door 't naarlïig bijwonen der kerk-diensten, door eene nauwkeurige oplettenheid ophareplegtigheden en onderrigtingen, door een levendig geloof en eene heilige over. weging van het grote geheim dat 'er gevierd wordt , door eene waardige communie, die de vrucht en het pand is eener volmaakte verzoeninge met God. Eindelijk door gebeden en goede werken, als welken de bewijzen zijn, dat Christus waarlijk in onze harten gekomen, en geboren is door zijne liefde en zijne genade. Het feest van kers-misfe is het éénigfte, dat nog éénig teken behouden1 heeft van de oude gewoonte der gelovigen , van namelijk de nacht voor de hoogfte feestdagen in de kerken met bidden over te brengen. Het betaamt, dat de genen, die niet wettiglijk verhinderd zijn, de plegtigheden van deze nacht in de kerke bijwonen. Dan men kome 'er, gelijk de herders naar Betlehem gingen , vol van geloof, van verwonderinge, van vreugde. Men aanbidde het vleesch geworden woord den zone van God in zijne vernederinge: men overwege met een geD 5 lo-  56 VAN DE ZONDAGEN lovig harte, wat eene eer en verheer. lijking den zone Gods, die hier in zijne tijdelijke geboorte met zulke tekens van zwakheid en vernederinge bekleed is, toekome; en men doe zijn beste, om deelagtig te worden aan de genade en waarheid, die hij den menfchen heeft aangebragt. Het betaamt ook, fchoon 'tgeen gebod is, dat men op dien dag driemaal het H. mis-offer bijwone, VAN ALLER KINDEREN DAG. "T>ees dag is der kerke tevens eenon7*? der werp van droefheid en van blijdfchap. Zij is verheugd over het ■geluk dezer kinderen , welken zij vast ftelt in den hemel met Jefus Christus te zijn, en aLn welken, zo als de kerk zingt, het eeuwig leven, als zij nog nauwlijks geboren waren, zich van zelfs heeft aangeboden. Hare blijdfchap is egter met droefheid vermengt, ten dele over de onmenfchelijke wreedheid van Herodes, die door den moord dezer kinderen het bloed des verlosfers dagt te plengen, ten dele, om dat zij deze eerfte vervolging van Herodes tegens Chris-  EN FEESTDAGEN. 57 Christus als een voor - bode aanziet der genen, die nog ftonden te volgen, en als een begin van zijn lijden en dood; dan voornamelijk, om dat zij hier een groot getal van christenen in 't oog heeft, die. naar het voorbeeld van de joden en Herodes Christus na zijne geboorte vervolgen, hem door de zonde doden bijna zo haast als hij in hun door de genade geboren is; hem lafhartig verlaten, hem gene eer, of ten hoogde eene geveinsde eer bewijzen: die door eene onwaardige communie, onder fchijn van godvruchtigheid, onder betuiginge van aanbiddinge een voornemen verbergen van hem te doen fterven. By déze laatfte gedagten moet men bizonder Uil ft aan: men zugte over die ongelukkige christenen, en onderzoeke, of .wij ook tot het getal derzulken behoren. VAN DEN EERSTEN DAG DES JAARS EN VAN HET FEEST DER BESNIJDENIS VAN ONZEN ZALIGMAKER. £)e mensch is gehouden het eerfte gebruik, dat hij van ziju reden maakt, te heiligen door eene bewegin- ge  58 VAM DE ZONDAGEN ge van liefde tot God, en zig aan hem op te dragen als hem toebehorende, om hem te dienen , en altijd te gehoorzamen. Het gene men dan dikwils verzuimt door gebrek van onderrigting, van oplettendheid, of door agtloosheid en traagheid, moet men in 't ge. heel niet verzuimen in 't begin van 't jaar. Het is ook heilzaam met den aanvang van 't nieuwe jaar de verfietene jaren in de bitterheid zijns harte te overdenken , en, na dat men de offers van dankbaarheid en boetvaardigheid voor voorledene gunsten Gode opgedragen hebbe, het heilig voornemen in Gods tegenwoordigheid te vernieuwen, van het jaar, daar men nu intreedt , beter te hefteden. De kerk viert op dezen dag den agtften dag na de geboorte van Jefus Christus, als ook deszelfs befnijdenis. Men moet Jefus Christus op nieuw aanbidden in de vernederingen van zijne geboorte. Men moet de heilige bloeds druppelen, die hij in zijne befnijdenisfe ftort, aanzien als de eerftelingen van zijn lijden. Men moet al zijn betrouwen ftellen op den genen, die he* den den naam van zaligmaker aan neemt. Al  EN FEESTDAGEN. 59 AI wie den naam des Heeren met een vast geloof, en eene vurige liefde zal aanroepen, die zal zalig worden. VAN DRIE KONINGEN DAG. T\e kerk viert op dezen dag drie ver^ fcheidene myfterien, door welken Christus zig bekend gemaakt, en zijne heerlijkheid veropenbaard heeft: De aanbidding, die de drie wijzen hem te betlehem bewezen : het doopfel, dat hij van den H. Joannes ontfing: en het eerfte wonderwerk, dat hij te Cana in Gaiiléen gedaan heeft, wanneer hij het water in wijn veranderde. Het eerfte dezer geheimen is egter het bizonderfte voorwerp, waarop hare dienstplegingen doelen. Zij ziet deze wijzen aan als de eerftelingen der heidenen, die tot het geloof bekeerd zijn, en vermaant ons allen hen te volgen, om Jefus Christus te aanbidden, en voor de gave des geloofs en der kennisfe van zijn Evangelie te bedanken. Dan ook wij moeten hier niet met ledige handen verfchijnen, maar met hen de oifers van goud, wierook, en mijr-  00 VAN DE ZONDAGEN mijrre den Heere opdragen. Het is vervolgens niet genoeg door 't geloof te erkennen, dat Christus onze koning, dat hij God en mensch is; maar» dit geloof moet levendig en werkzaam zijn. Het goud, waar door wij Christus als onzen koning vereeren, betekent ook de liefde, met welke wij tot hem moeten naderen. De wierook, die de wijzen hem als God toefwaaiden, betekent den geest des gebeds, en het vuur van een zuiver harte, dat door heilige begeertens tot God op. klimt, en voor hem zo wel als voor de waereld een aangenamen reuk van goede werken, en deugden verfpreidt. De mijrre , waardoor zij Gods zoon mensch beleden te zijn, is een af beeldzei van de boetvaardigheid, van de verftervinge en van de liefde des kruifes,zonder welken wij alléén den naam van christenen dragen, en niet waardig zijn om voor Jefus Christus te verfchijnen. VAN  EN FEESTDAGEN. 6l VAN DEN FEESTDAG" DER ZÜIVERIN GE VAN MARIA, OF LICHTMISSE. r\p dezen dag viert men de opoffe^ ring van Jefus Christus in den tempel, en de zuivering van zijne moeder Maria. De wet van Moijfes beval, dat de eerstgeboren zoon van ieder huis-gezin veertig dagen na zijne geboorte naar den tempel gedragen, Gode aldaar toegewijd, en vervolgens weder vrijgekogt moest worden, Zij beval insgelyks dat de kraamvrouwen, als onreine, uit den tempel moesten blijven, en niet voor den veertigften dag na hare verlosfinge, indien zij een zoon gebaard hadden, en den tachtigften, indien 't eene dogter was, eenig gedierte ter zuiveringe moesten komen opdragen. Jefus Christus en zijne moeder Maria waren aan deze twe geboden niet onderworpen : want die zelfs naar den letterlijken zin niet zagen op den zone Gods, noch de gene, die hem < van den H: Geest ontfangen, en op J eene geheel zuivere en bovennatuurlijke wijze ter waereld gebragt had. Maar  62 VAN DE ZONDAGEN Maar Christus was gekomen om alle gerechtigheid te vervullen: Hij leert ons hier aan de wetten van God ffciptelijk te gehoorzamen, daar hij zig zei ven en zijne moeder aan eene wet onderwerpt, tot welker onderhouding zij niet als voor de ogen der genen, die de geheimen nog niet kenden, verpligt waren. Wij leren hier dan de gehele wet van God en de minfle bevelen der kerke te onderhouden, en te volbrengen naar den vollen inhoud van den letter en de volkome betekening van den geest: dat is volgens de mening en het oogmerk van den H. Geest, die dezelven vastgefteld heeft. Wij leren ons zeiven niet alleen van alle boosheid , maar ook van de minfte vlekken te zuiveren door den geest van boetvaardigheid, die den zondaar zijne zonden bitterlijk doet bewenen, en den godvrezenden opwekt, om zig meer en meer te heiligen. Wij leren ons zei ven Gode op te dragen in de veréóniging van die offerhande, door welke Christus zig zeiven en ons met hem opoffert: welke offerhande, zijnde als het ochtend-offer, omdat hij 'tin 't begin  EN FEESTDAGEN. 63 begin zijns levens offert, door het avondoffer, het bloedige offer op het altaar des kruifes,zal gevolgd Worden. Christelyke ouders, en allen, die kinderen te beltieren hebben, zullen niet verzuimen dezelven op dezen dag Gode aan te bieden en op te dragen; zij zullen hen vermanen, om zig zeiven Gode toe te heiligen , indien ze daar toe genoegzame kennis hebben. Bejaarden zullen ook deel nemen in dezen feestdag; zij zullen den ouden Simeon en de profetesfe Anna tragten na te volgen in hun geloof, in hun verlangen, in hunne blijdfchap en in hunne heilige verrukkingen van dankbaarheid , van verwonderinge en verheerlij kinge. VAN DEN ZONDAG GENAAMD SEF* TÜAGESIMA EN DE OVERIGE DAGEN TOT DEN VASTENSTYD, T\e kerk geeft aan den zondag, die vyftig dagen voor Paafchen komt, den naam vmQuinquagefima, en de twe weken, die voor dezen zondag gaan, noemt zij de week van Sexagejima, en de week van Septuagefima. E De  64 VAN DE ZONDAGETS De zondag van Séptuagefima is't begin van den tijd, die van de kerk tot de boetvaardigheid gefchikt is, om de gelovigen tot den hoogden der feestdagen , te weten Paafchen, voor te bereiden ; en de boetvaardigheid, die de kerk op dezen dag begint te plegen,is een voorbereiding tot die drengere en meer volkomene boetpleging, welke, zy den christenen in de vasten zal opleggen. De kerk doemt dus het algemeen misbruik dat 'er van dezen tijd gemaakt wordt door denzei ven in ongebondenheid , allerlei zinnelijk vermaak en overdaad door te brengen. Hier van daan, dat de geest in de vasten zo weinig vatbaar is voor geestelijke befpiegelingen, en het ligchaam gedurig naar de vleesch-pot van Egijpten haakc. VAN DE VASTEN. Schoon de verderving eene gedurige oeffening voor den christen zijn moet, dannog heeft de kerk, om aan de verflauwinge der gelovigen een paal te dellen , goedgevonden, bizondere tijden daar toe af te zonderen, en door een  t EN FEESTDAGEN. 65 een ftreng gebod de gelovigen te verpligten (1 ezel ven der verflervinge te heiligen. De veertig dagen voor Paafchen, waarop zij ons verpiigt te vasten, zijn de bizonderfte tijd tot deze heilige oef. fening gefchikt. De Kerk verkoor deze veertig dagen tot eene ftrengere boetvaardigheid en onthouding om volgende reden, s» Hier door wil zij hare kinderen te kennen geven, dat ze gehouden zijn hun gehele leven, waar van de tijd van de vasten eene afbeelding is, in boetpleginge door te brengen. 2. Zij verpligc hen om als het tiende deel van hun leven in 't gebed over te brengen, en Gode toe te wijden door het heiligen van deze veertig dagen, welken omtrent het tiende deel van het jaar uitmaken. 3. Zij noopt-ons om ook iets ter wedervergeldinge te doen voor ?t gene Jefus Christus voor ons gedaan heeft, als hij veertig dagen en veertig nachten in de woestijne heeft overgebragt. 4. Zij heeft goedgevonden de verbintenis, die Christus zijnen leerlingen heeft opgeleidt, van na zijn dood te vasten, te bepalen naar het voorin 2 beeld  66 VAN DE ZONDAGEN beeld van zijn vasten , het welk door 't voorbeeld van Moijfes en Elias reeds afgebeeld was. '5. Eindelijk wil zij ons heiligen orn het Paasch - feest waardiglijk te vieren: zij wil ons voorbereiden, om ons aan de verheerlijking van Christus deelagtig te maken, door eeDig deel in zijn lijden te nemen. Allen die een-en-twintig jaren oud zijn, zijn gehouden te vasten, en zig van vleesch te onthouden. Deze bepaling ondertusfchen ontflaat de jeugd Diet van alle verflervinge, als welke menigmaal het gefchiktfte middel is, om hunne toomloze driften te matigen, hun vleesch te temmen; ook weet men dat het derven van vleesch vóór dien tijd reeds een pligt is. De zieken, de bevruchte vrouwen, en allen die wegens krankheid, hoge jaren of zwaren arbeid niet konnen vasten , zonder hunne gezondheid merkelijk te krenken, zijn van het vasten ontflagen. Maar 'er moeten grotere reden wezen, om van de onthoudinge van vleesch vrij te zijn. Zij, die menen deze vrijheid van noden te hebben, zullen voorzigtig handelen , wanneer zij met hunnen Pastoor raad plegen. Men  EN FEESTDAGEN. 67 Men zij bezorgd om hier geen beuzelingen voor reden aan te nemen, om ons van 't vasten vrij te fpreken: Men zij fteeds indagtig, dat hoe roekeloos de waereld immer met dit gebod om* Ipringe, hoe weinig kwaad men in deszelfs overtredinge ook vinde, het egter eene verpligting is en blijft, welker fchending ons zo wel als die van andere geboden tot eene eeuwige verdoemenis veroordelen kan. Een geringe hoofdpijn , een weinig ongemak van 's nachts niet wel geflapen te hebben, eene lustloosheid enz. zijn geen genoegzame reden om den vasten te breken. De verligtingen, die eene vleefchelijke wijsheid ten opzigte van het vasten heeft uitgevonden, gaan wij met verontwaardiging voorbij, als die door de letter van 't gebod en het inzigt der kerke genoegzaam gedoemd zijn; hier onder ftelle men vrij het misbruik van ten elf uren 's morgens een klein ontbijt of lekkernijtje te nemen enz. Hier bij komt nog, dat zijn fmaak te willen voldoen door verandering van fpijzen, of met de kost, die men gebruikt op 'tnauwkeurigfteuit te zoeken, en op 't fmakelijkfte toe te bereiden, E 3 vol-  68 VAN DE ZONDAGEN volgens de uitdrukkingen der Vaders een enkelde verandering, maar geen befnoeijing van lekkernijen is: dat is eigenlijk de begeerlijkheid voeden , niet temmen. Ja men kan zeggen, dat zij, die dus handelen, niet vasten, want zij geen verderving nog boetvaardigheid plegen. In vroegere kerk « eeuwen was men gewoon maar ééns ter tafel te gaan, en dat laat in den avond. Thans laat de kerk toe, dat men omtrent den middag fpijze, en daarbij 's avonds een avondmaaltje, gemenelijk collatie genaamd, neme. Dan men zij bezorgd deze toelating binnen de gefielde palen te beperken. Wat de collatie betreft, de hoeveelheid hier van is niet wel te bepalen, dit is zeker, het moet een weinig zijn; het is alléén toegelaten iets te gebruiken tot voorzorg, om de ziekte af te weren, en de bezwijking der kragten te beletten. Dan is 'er nog een twede verpligting, waaraan de christen op dezen tijd bizonder gedenken moet. De ligchamelijke onthouding is alléén het middel om die van den geest te bevorderen, en het zou weinig baten-zig van fpijzen te  EN FEESTDAGEN. 69 te onthouden, wanneer men overigens der begeerlijkheid tot de zonde den teugel wilde vieren. Men mijde des alles, wat daar toe gelegenheid geven kan. Men beflrijde zijne kwade gewoonten : men beteugele zijne lusten: men verfterve en matige zig in alles, bij voorbeeld in gezelfchappen, fpreken, flapen, fpelen enz. Men tragte zijne zonden door tranen en waardige vruchten van boetvaardigheid uit te wisfchen: men zij mildadiger in almoezen, vuriger in 't gebed, meer verlangend naar Gods woord: men befchouwe dezen tijd als onzen geestelijken oogst, om namelijk een voorraad van genaden en deugden op te doen. Dit alles is even noodzakelijk voor hen die vasten, als die 'er om reden van ontflagen zijn» VAN ASSCHEN-WOENSDAG. T"\e plegtigheid, met welke de kerk ^ den vastenstijd begint, behelst in zig iets zo beweeglijk, en zo vol van onderrigting, dat de godvrugtigheid vereischt eene zonderlinge aandagtigheid 'er op te vestigen. De H. kerk bediende zig eertijds van deze plegtigE 4 heid,  70 VAN DE ZONDAGEN heid, om de zondaren, die zij in 9t einde van de vasten met God hoopte te verzoenen, in den rang der boetvaardigen te Hellen ; thans gebruikt zij die zonder onderfcheid omtrent allen, die zig maar aanbieden, 't zij zondaars, 't zij rechtvaardigen. Zij fmeekt van God den geest van berouw en de vergeving der zonden. Na de wijding der asfche, door welke de vernedering en boetvaardigheid betekend wordt, beftrijkt zij daarmede het voorhoofd der gelovigen, zeggende tot ieder in 't bizonder i gedenk ö mensch! dat gij ftof zijt, en tot flof zult wederkeren. De gelovigen zullen tragten deze plegtigheid by te wonen. Zij zuilen het gebroken en vermorzeld harte, dat door de asfche verbeeld wordt, van God verzoeken; zij zullen fmeken om die heilzame vrees voor de goddelijke oordelen, die het begin der wijsheid en boetvaardigheid is, met welke de Niniviten eertijds bevangen wierden; zij zullen naar het voorbeeld van dezen zig in den geest van ootmoedigheid met asfche bedekken, om de goddelijke gramfchap te verzoenen. 1 erwijl de asch op hun hoofd gelegd, en een kruis daar  EN FEESTDAGEN. 71 daar mede op hun voorhoofd gemaakt zal worden, zullen zij letten op de vermaning, die de kerk daarbij voegt. Zij zullen gedenken , dat hun ligchaam van aarde gemaakt is: dat de dood hetzelve wel haast in ftof zal veranderen: dat ons leven niet anders is als een rook, en dat de ware wijsheid van den mensch beftaat in zijne genegenheid daar af te trekken, in God te vrezen, zijne geboden te onderhouden, zig tot den dood te bereiden , en boetvaardigheid te plegen. VAN PASSIE-ZONDAG, EN DE GEHELE PASSIE-WEEK. T\e gehele vasten is aan het lijden van Christus toegeheiligd, en de kerk wil, dat de gelovigen hetzelve in eene heilige eenzaamheid door vasten en boetvaardigheid eren, Zij heeft egter detwelaatfte weken van den vastenstijd nog op eene bizondere wijze daar toe gefchikt. De eerfte dezer twe weken, namelijk de pasfie-week, is wel flegts als eene voorbereiding tot de twede, de kerk ftelt in deze ook nog wel andere voorwerpen en onderrigtinE 5 gen  72 VAN DE ZONDAGEN gen aan de gelovigen voor, als die alleen hec lijden betreffen; dannog zij gaat geftadig weder tot het lijden terug, en 'er is in alle delen harer dienstplegingcn iets van onder gemengd. De gelovigen moeten hierin den geest der kerke naarvolgen. Zij zullen in deze weck het geheim des lijdens met eene bizondere oplettendheid beginnen te overwegen : niet een dag moet voorbygaan, zonder iets het lijden rakende in de Evangeliën te lezen: men moet, hetgene men leest, tevens met aandagtigheid overwegen, en godvrugtige bemerkingen 'er tragten uit te trekken, om heilige bewegingen in zijne ziel te ontfteken. VAN DE GOEDE WEEK. T>eze week wordt ook de heilige week genaamd ter oorzake van de verhevene en heilige mijfterien, die Jefus Christus in dezelve verrigt heeft. Deze benaming waarfchouwt de gelovigen, dat zij in deze week de vurigheid en de ftrengheid hunner boetplegingen verdubbelen , en aan de grootheid der geheimen, die zij vieren, door hunne god.  EN FEESTDAGEN. 73 godvrugtigheid moeten beantwoorden: dat zij heilig moeten zijn, om deze heilige dagen heiüglijk over te brengen, en zig zeiven alzo meer en meer te heiligen. VAN DE DRIE LAATSTE DAGEN IN DE GOEDE WEEK. Tn de kerkelijke diensten van deze drie A dagen zijn verfcheidene zonderlinge dingen aan te merken, terwijl ons geftadig onderfcheidene omftandigheden van het lijden, den dood en de begravinge van Jefus Christus voor ogen gefield worden. De donderdag, genaamd witte donderdag, is der inftellinge van het H« Sacrament des altaars toegeheiligd; wes« halven de kerk onder de woorden, die voor de confecratie gaan, laat invloeien , dat deze inftelling gefchied is daags te voor dat Jefus Christus zijn lijden begon» Deze opmerking van de H. Kerk moet ons bewegen, om ons tot het H. Mis-offer, en "de communie van dezen dag met eene geheel nieuwe aandagtigheid, godvrugtigheid, liefde en dankbaarheid te begeven. De  74 VAN DE ZONDAGEN De altaren worden na de Mis ontdekt. Deze plegtigheid verbeeldt ons Jefus Christus van zijne klederen beroofd, om gegefeld te worden. Den omgang van dien dag zal men, daar 't zijn kan, godvrugtiglijk volgen, en Jefus aanbidden ter plaatze, daar hij tot den volgenden dag bewaard wordt. Het is prijsbaar [hem overal te volgen, en niets is bekwamer om de vereischte godvrugtigheid, met welke wij de geheimen van het lijden en van den dood onzes zaligmakers moeten vieren , in ons te onderhouden en aan te kweken , als dat wij die komen overwegen in de tegenwoordigheid van dit mijfterie, het welk den dood onzes Heeren ten allen tijde verkondigende, denzelven nog op eene bizondere wijze afbeeldt door de afgezonderde plaats, of, gelijk het genaamd wordt,het graf, daar het van daag ingebragt wordt. Men kan den tijd, dien men na eene behoorlijke aanbidding voor het H. Sacrament wil overbrengen, niet beter belleden, dan met te lezen en te overdenken het gene Christus den avond en nacht voor zijn lijden gedaan en ge» fproken heeft, en verders alle omftan- dig-  EN FEESTDAGEN. 75 digheden van zijn lijden en zijnen dood* Dit alles zal men vinden in 't 13 hoofddeel van S: Jan en in de fes volgende. De goede vrijdag is geheel der droefheid toegewijd. De kerk houdt zig met niets, dan het lijden des verlosfers bezig. Het heilig Mis-offer wordt heden niet opgedragen. Want fchoon het hetzelfde is met het kruisoffer, welk heden geflagt wierd; 'er is egter mede eenige vertroosting en blijdfchap in gelegen, welke de kerk heden aan hare kinderen onttrekt, om hen geheel aan den rouw en de droefheid over te geven. Dan deze droefheid moet een zulke zijn, als welke ons door Christus bevolen is, te weten eene droefheid van boetvaardigheid, door welke wij over onze zonden wenen. De kerkdienst, die in de plaats van de H. Misfe gepleegd wordt, behelst voor eerst eenige voorzeggingen en afbeeldingen van het oude verbond, en vervolgens het verhaal van het lijden des Verlosfers. Daarna volgen verfcheidene gebeden voor allerlei noodwendigheden en perfonen, zelfs voor de fcheurlingen, ketters, joden en heidenen. Na de aanbidding van het kruis, dat  76 VAN DE ZONDAGEN dat is van den gekruisten Jefus, voor welke nog eene andere plegtigheid gaat, verbeeldende Christus zijn kruis naar den cal varie-berg dragende, eindigt de kerk-dienst door de communie, die de Priester alléén ontfangt, terwijl het volk in ftilte bidt. Schoon de kerk dezen dag niet gelijk andere feestdagen heeft bevolen te vieren, dannog moet een christen, die zijne verlosfing weet te waardeeren , zig heden als van zelfs ten eenemaal der godsdienstigheid overgeven. Is dees niet de geïukkigfte dag voor ons, wat zegening kan evenaren met die, welke door het lijden en den dood van Jefus Christus over ons wierd uitgeïlort? het betaamt dan ook, dat we in onzen vernederden God den zaligmaker, den behouder onzer zielen aanbidden: dat we, zo 'er geen dringende beletzelen zijn, de geheimrijke kerkdiensten bijwonen, en een aandagtig oor lenen aan -deverklaringé der lijdensomitandigheden, die op dien dag in de kerken verhandeld worden. Het betaamt dat men bij deze oeffeningen van godsdienstigheid nog die eener firengere verflervinge en weldadige liefde voege ,met één  EN FEESTDAGEN* 77; één woord, dat men alles betragte,dat ons aan het grote voorbeeld, dat ons op den berg vertoond wordt, kan gelijkvormig maken. Üp den faturdag voor Paafchen omtrent den tijd der noenen legt de kerk het rouw-kleed af, en verkondigt de heilige vreugde van het Paasch • feest. De kerkdienst begint, na het zegenen van 'tnieuwe vuur, met eene uitnodiging, door welke de Diaken of Priester de onwaardeerlijke weldaad van onze verlosfinge en de verrijzenis van den zone Gods verkondigende, de gelovigen vermaant, om dezelve naar behoren te vieren : hierna biedt hij Gode de paaschkaars aan, en ontiteekt ze God biddende dat hij zijn volk in zijne bewaringe wil nemen; en aan hetzelve de genade verlenen om deze heilige Paasch «feesten behoorlijk over te brengen. Na het lezen van eenige ftukken uit het oude verbond, onder welken eenige lofzangen en gebeden gemengd zijn, gaat de Priester in zijn behoorlijk gewaad naar de doopfont, en wijdt aldaar het water, dat in de bedieninge des doopfels gebruikt moet worden. Daarna volgt de hooge Mis en de ves- pe-  78 van jDÈ zondagen peren, welke gezongen worden met opzigt tot het hoogfeest van Paasfchen, en met betuiginge van vreugde over de verrijzenisfe van Christus. Schoon dit alles genoegzaam verdiene, dat de gelovigen hunne aandagtigheid en godvrugtigheid 'er aan belleden, zij zuilen egterdeze hunne pogingen tragten te verdubbelen, om de genade des doopfels in zig te vernieuwen, om de barmhartigheid van God voor die genade te bedanken, en zig op nieuw aan te moedigen tot het volbrengen der beloften, diezij in hunnen doop gedaan hebben. Zij zullen ook met de kerk bidden voor allen, tot welker doopfel dit water gebruikt zal worden* Men beiluite nu uit dit alles hoe beklaaglijk het zij, dat de kerken op deze dageu veelmaais zo ledig zijn, daar 'er zulke verhevene geheimen verhandeld worden, en wat men van zulke christenen te denken hebbe, die hunne zaligheid in iets veinzen te zoeken, daar zij zo weinig agting voor betonen. van  ITN FEESTDAGEN. 79 VAN HET HEILIGE PAASCH* FEEST. y\ ees is de dag * dien de Öeer gémaakt heeft, laten we ons op den* zeiven verblijden, en van vreugde op fpringen. Deze woorden herhaalt dé kerk gedurig op dit feest. Zy begeert, dat hare kinderen, na dat zij door eene ware droefheid en boetvaardigheid deel genomen hebben aan netlijden, enden dood van Christus, nu oov deel nerhen aan de heerlijkheid en blijdfchap van zijne verrijfenisfe door een levendig ge* loof van ditallerhoogfremijsterie; door eene vaste hoop van eens aan hetzelfde geluk deelagtig te worden, hetwelk zij heden in hun hoofd vervuld zien * door eene vurige liefde tot Hem, die voor onze zonden geftorven zijnde tot onze rechtvaardigmaking verrezen is; eindelijk door een nieuw, zuiveren hemelsch leven, dat in alles gelijkvormig is met het heerlijke en onfterfelijke leven van den verrezen Jefus. We zijn dan op dezen dag meer als ooit verpligt de dienst-plegingen der kerke bij te wonen, om het offer onzer F dank-  80 VAN DE ZONDAGEN dankbaarheid met dat der overige gelovigen te veréénigen. Men ftelle des alles ter zijde, om zowel voor als na den middag ter kerke te gaan, en voege bij dit alles die werken van liefde en mildadigheid, welken aan onze gebeden en andere oeffeningen een dubbeld vermogen geven. VAN DE JAARLYKSE BIEGT, EN PAASCH-COMMUNIE, "W/e konnen aan de heerlijke verrijzenisfe van Jefus Christus geen deel hebben, zo lang we der zonde nog niet geftorven zijn. We moeten waarlijk door het geloof en de liefde met Jefus veréénigd zijn, indien we verlangen in zijne heerlijkheid in te gaan. Niets is des redelijker, dan dat we op die dagen, welken ons de verlosflng, en de verrijzenis van Jefus Christus, zijnde het onderpand van de onze, herinneren, ons daaraan tragten deelagtig te maken door het Sacrament der biegte, dat ons van de zonde zuivert, en dat des altaars , waardoor de naauwfte verééniging tusfchen Jefus en ons gewrocht wordt. 'Twas hierom dat de kerk, door de fteeds  EN FEESTDAGEN. 8l fteeds toenemende verflauwing der gelovigen genoodzaakt, een plegtig gebod uitfchreev, waardoor zij allen, die tot de jaren van genoegzame onderfcheidinge gekomen zijn, onder grote zonde en ftraffen verpligt, binnen de veertien dagen, die met Paim-zondag beginnen, en 's zondags na Paasfchen eindigen, het heilig altaar-geheim te ontvangen. Zo dat zij, die zulks door hunne fchuld verzuimen, behalven de dodelijke zonde , die zij begaan, zig bloot ftellen aan die grote ftraf, waarmede de kerk hen bedreigt, willende, dat men hun den ingang der kerke zal weigeren bij hun leven, en de heilige begravenis na hunnen dood. De noodzakelijkheid heeft op éénige plaatzen den bepaalden tijd uitgerekt tot vier weken toe; weshal ven ieder zig naar de aangenomene gewoonte van zijne woonplaats voegen zal* De kerk heeft het gebod der jaarïijkfe biegte wel niet op den Paasch-tijd bepaald; dannog verpligt ze ons daar als van ter zijde toe, wanneer we gezondigd hebben ; terwijl ze deze uitfpraak gedaan heeft, dat niemand, die dodelijk gezondigd heeft, hoe groot F 2 zijn  82 VAN DE ZONDAGEN zijn leedwezen over gepleegde zonden ook moge zijn, zig verftouten moet, om zonder de biegte tot het H: Sacrament des altaars te naderen. Schoon het gebod der kerke door eene kwade biegt, en heiligfchendende communie voor het oog der menfchen volbragt wordt; voldoet men egter aan het zelve niet voor de ogen van God, noch ook aan de wet der H: Kerke, welke, als zij het ontvangen van eenig Sacrament gebiedt, door eene heiligfchending niet volbragt wordt. Dan dit gruwel-(luk zullen we ter zijde laten, als waaraan geen christelijk harte zonder afgrijzen denken kan. Zij, die de beklaaglijke gewoonte hebben van maar ééns in 't jaar tebieg* ten, zullen in 't begin van den vastenstijd de handen aan 't werkflaan, en zig bij tijds aan hunne Priesteren vertonen; ten einde hun een bekwame dag worde aangewezen , om hun verward geweten naar behoren te ontlasten. Verders zij men gewaarfchouwd, dat de flauwheid der gelovigen in dit gebod der kerke, van ééns in 'tjaartebiegten en te communiceren, te vergeefs een fchuilplaats zoekt, om zig van den last, / ge-  EN FEESTDAGEN. 83 gelijk het eilaas genaamd wordt, van dikmaals tot deze Sacramenten te naderen, te ontdoen. De kerk heeft door dit gebod de verpligting niet aan een enkelde keer bepaald; maar ze heeft die willen aandringen, op dat dezelve door de verflauwing niet ten éénemaalzoude verwaarloosd worden. Zij, die begeren te weten wat voordeel een herhaald gebruik dezer Sacramenten oplevere, hebben doorgaans maar alléén te letten op de levenswijze der genen, die 'er ijverig, en die 'er nalatig in zijn. Uit hunne vruchten zult gij hen kennen. Eindelijk moet men de Paasch-communie in zijne eigene Parochie-kerk oBtvangen, want de letter der wet dit uitdrukkelijk gebiedt; weshalven men door elders te communiceren niet voldoet, ten zij een groot en onverwagt beletzel zulks noodzakelijk make. • VAN DE KRUIS-DAGEN. Y) e drie dagen voor de Hemelvaart ^ van den Verlosfer zijn van de kerke gefchikt tot de onthouding, en het gebed. Het zijn geen volkomene vasten-dagen, om dat ze in de paasch. F 3 tijd,  84 VAN DE ZONDAGEN tijd, zijnde een tijd van verheuging, invallen; maar men onthoudt zig van vleesch, hetwelk een teken van boetvaardigheid is, die op alle tijden en dagen van ons leven past. De gelovigen zullen op deze dagen hunne gebeden met die der kerke veréénigen, om de vergeving der zonden, den bijftand der goddelijke genade, eenen duurzamen vrede, en den zegen over de vruchten der aarde van God af te fme« ken» VAN DE HEMELVAART DES VER* LOSSERS. , r\ p dezen feestdag de veertigfte dag ^ na Paasfchen herdenken wij de opvaart van Jefus Christus ten hemel, daar- hij thans aan de regterhand des Vaders zit, daar hij onze voorfpraak is , van waar hij zijne genade op ons doet afdalen , van waar hij ons toeroept, en daar hij een plaats voor ons bereidt, die ons ter bezittinge zal gegeven worden, indien wij zijn voorbeeld willen navolgen , en zijne geboden onderhouden, Wij moeten op dezen dag bizonder onze genegenheid van de aarde aftrek-  EN FEESTDAGEN. 2$ trekken : naar de hemelfche gelukzaligheid , tot welke Christus ons door zijne intrede den weg opent, zugten: ons met Christus veréénigen: Hem, ter. wijl hij ten hemel vaart, in den geest navolgen, en van Hem zijnen dubbelden geest verzoeken, gelijk Elizéus deedt, toen Elias ten hemel gevoerd wierd, dat is te zeggen de liefde tot God, en tot onzen evenmensen. VAN HET PINKSTER-FEEST. Dees dag, die de vijftigfte is na het Paasch - feest, was reeds in het oude verbond vermaard. Men gelooft, dat op dezen dag de wet op den berg van Sin-u aan Moijfes gegeven is. Op denzelfden dag wierden ook de eerftelingen der vruchten, die men begon in te zamelen, aan God opgedragen. Dan de Pinkfterdag der Christenen heeft zijnen oorfprong van een meer verheven mijfterie. Wij hoüden dezen dag als heilig, om dat de H: Geestop denzelven over de Apostelen is afgedaald; om dat de verkondiging der nieuwe wet op denzelven is begonnen, en de kerk des nieuwen verbonds als geboren is. Na deF 4 ze  86 VAN DE ZONDAGEN ze zichtbare afdaling des H: Geestes on. der de gedaante van vurige tongen kwamen de Apostelen te voorfchijn uit het huis, alwaar zij God lovende en biddende den H: Geest verwagt hadden. Dan begonnen zij den gekruisten en verrezen Jefus te prediken , terwijl op de eerfte prediking van Petrus drieduizend joden bekeerd, en gedoopt wierden. Wij moeten God op dezen dag bidden, dat hij ons met zijnen geest vervulle, cn, daar de uitwendige tekens nu geen plaats meer vinden, hij ons de genade, de verlichting, de liefde en de inwendige fterkte mededele , met welke de geest en het harte der Apostelen en der eerfte gelovigen vervuld wierden, en die hen in andere menfchen herfchiepen. Men zal zig ten dien einde van den lofzang «' creator en andere gebeden der kerke konnen bedienen. De gelovigen zullen op deze dagen de gefchiedenis van de opkomfte der H: Kerke, de prediking door welke de eerfte gelovigen bekeerd zijn, hun leven enz. in de handelingen der Aposte* Jen konnen lezen. Dit alles zal ons een voor-  EN FEESTDAGEN. 87 voorbeeld opleveren, waarvoor wij befchaamd zullen ftaan, zo we onze levens-wijze 'er tegen o ver ftellen: het zal ons toe eene heilige kloekmoedigheid opwekken, om hetzelve na te volgen door eene leerzame onderwerping aan Gods woord, door medelijdende liefde , door eenvoudige oprechtheid en beöefFening van allerlei goede werken. Hierdoor zou men dien gelukkigen tij d als herboren zien, op welken de gelovigen in het gebed en deonderwijzinge der Apostelen volhardende, God met vreugde en met een eenvouwig harte loofden, aan alle menfehen aangenaam waren, en door eene volkomene gemeenfchap van alle goederen maar een hart en eenen geest uitmaakten. VAN DEN FEESTDAG DER ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID. Vjf7 ij aanbidden dagelijks, en bizon™ der op de zondagen, de allerhelligfte Drievuldigheid: dat is eenen God in drie perfonen. Dit is het eerfte geheim van ons geloof, en het voorwerp, dat de kerk ons gedurig voorftelt om 't te aanbidden. Dan de kerk heeft nog F 5 een  88 VAN DE ZONDAGEN oen bizonderen dag, namelijk deneerflen zondag na Pinklieren aangewezen, om hetzelve te plegtigen. Haar doeleinde is hier zeker, dat de gelovigen hun geloof ten opzichte van ditmijlfcerie zouden opwekken, om meer en meer in hetzelve bevestigd te worden: dat zij 'er een nieuwe en openbare belijdenis van doen zouden, om door huneenvouwig geloof de gevaarlijke dolingen, die des aangaande opgerezen zijn, te ontwijken. De gelovigen zullen des op dezen dag herdenken, wat de kerk hen omtrent dit mijderie geleerd heeft : zij zullen met hart en mond het geloofsbegrip van Nicéa of Conftantinopolen vernieuwen, of anders de geloofs-belijdenis bekend onderden naam van die, van den H: Athanalius , als ook den lofzang: ken veelal tegeas dit aanbiddelijk geheim plegen. De laatfte wijze, van onze dankbaarheid aan God voor de genade, die wij van Hem ontvangen hebben, te bewijzen,  EN FEESTDAGEN. 91 zen, beftaat hierin, dat wij dezelve wel gebruiken. Dan is het niet te betreuren, dat de feestdag, dewelke ingefteld is om God zonderlings daarvoor te bedanken, dat hij ons het dierbaar vleesch en bloed van Jefus Christus in 't H: Sacrament ten fpijze gegeven heeft, één van die dagenis, waarop de christenen den minden ijver tonen, om dit voedfel te ontvangen ? Niets in waarheid zou meer met den geest van dit feest overéénkomen, niets der kerke tot grotere blijdfchap zijn, dan eene H: Communie met liefde, met dankbaarheid , in 't kort met die voorbereidinge ontvangen, dat ze bekwaam ware de gebreken van vorige Communiën uit te wisfchen, en ten voorbedde voor volgende verftrekken konde. Eindelijk , daar alle de hoogtijden van de H: Kerk onze heiligmaking, en de verbetering van onze zeden ten doele hebben; zo moeten wij op dezen dag bizonder onderzoeken, t. Wat God ten opzichte van dit mijfterie van ons vereisfche, om onze gebreken en onvolmaaktheden, die wij in'tcommuniceren, Mis horen en verdere pli 'ten aan dit Sacrament tCbewijzen, gewoon zijn  92 VAN DE ZONDAGEN zijn te begaan, te verbeteren. 2.Wat Jefus Christus ons door zijn voorbeeld leert in dit H: Sacrament, hetwelk de navolgers van het Lam door het Lam zelve verzadigt. Wat al ootmoedigheid, wat liefde, wat verduldigheid betoont Jefus Christus in dit Sacrament! Dit ailes moeten wij tot ons voorbeeld nemen» Wij gaan de feestdagen der Heiligen, als die, bizonder thans, met minder pligtigheid in de kerke gevierd worden, voorbij. Kenigen alléén zijn 'er nog, waarop wij onze bemerkingen maken zullen. VAN DE HEMELVAART DER H, MAAGD MARIA. ees feestdag wordt op den ijden der maand Augustus gevierd, en is één der vier hoge feestdagen, die in de kerke geplegtigd worden. De vastendag, die 'er voor gaat , is, om ons door de verflervinge, door gebeden en andere goede werken in ftaat te Hellen, om aan de blijdfchap der H: Kerke deel te verkrijgen» Wij vieren op dezen dag de vervulling  EN" FEESTDAGEN. 93 ling der genaden, der grootheden en des geluks van Maria. Wij vieren haren dood, en de kerk getuigt , dat het de brand harer liefde is, die hare ziel onbindt en van het ligchaam fcheidt. Zij voegt 'er bij, dat de dood de magt niet had, om de moeder van den gever des levens in hare banden te houden: Zij maakt den gelovigen bekend, dat Maria verheven is boven de Engelen, en dat zij niemand boven zig heeft als Jefus Christus alléén, van wien zij al hare grootheid, baren luister ontleend heeft. Deze hoge verheffing van Maria beantwoordt aan hare uitmuntende waardigheid , die het godlijk moederfchap haar bijzet, en is de beloning van hare ootmoedigheid, liefde en verdere deugden, met één woord van al het gene zij in haar leven op de aarde gedaan en geleden heeft» Wij hebben hier ftofPe, om ons te verwonderen, en voorbeelden, om na te volgen. Daar zijn in Maria voorrechten , en bizonderegunften, die haar alléén konden eigen zijn. Ten opzichte van dezen is het genoeg dat wij ons verblijden, en God danken, die haar dezen  94 VAN DEZONDAGEN dezen verleend heeft. Maar hare deugden moeten wij navolgen. De verheffing van Maria leert ons, dat al wie zig door eene ware ootmoedigheid vernedert, verheven zal worden : dat men hier moet lijden, wil men deel hebben aan de hemelfche heerlijkheid. Maria zo hoog verheven zijnde is niet onmagtig om ons te helpen. Dan zij vermag niets, niet meer ais de andere Heiligen, als alléén door Jefus Christus. Maar door haren zone verzoekt, en verkrijgt zij vele genaden voor degenen, die zodanig op hare voorfpraak betrouwen, dat zij zig niet onwaardig maken om daar door geholpen te worden. Pe gebeden , die de kerk altijd tot haar gezonden heeft, en die zij nog zo dikwijls, zo algemeen, en met zo vele kragtige uitdrukkingen tot haar zendt, leren ons, wat wij doen moeten ; verzekeren ons van de zonderlinge magt, die Maria bij haren zone heeft, en tonen ons hoe zeer zij bezorgd is voor alles dat ons betreftLaten we op dit feest onze dienstliefde tot Maria vermeerderen, en tragten zuiver te maken: laten we indagtig zijn,  EN FEESTDAGEN. 95 zijn, dat de verzaking der zonde, de begeerte van zijne zaligheid te bewerken , en ten dienste van Christus te leven , de grond onzer dienstplegingen zijn moeten. VAN ALLER HEILIGEN D A G, P\e kerk viert op dezen dag de gedag*^ tenis van alle Heiligen. Wij moeten des bezorgd zijn op dezen algemenen feestdag te vergoeden, het gene aan onze godvrugtigheid in 't vieren der bizondere feestdagen ontbroken heeft. De kerk voegt hen heden allen t'zamen, om dat zij ter oorzake van het groot getal, eenen iederen op eenen bizonderen feestdag niet vieren kan» Zij leert ons, dat alle menfchen tot de heiligheid gefchapen en geroepen worden; en dewijl 'er onder de Heiligen perfonen van allerlei jaren, ftaten, zo wel van de vrouwlijke als manlijke kunne zijn, niemand reden nebbe, om zig van den pligt te verfchonen , die allen is opgelegd, van namelijk tot heiligheid te ftreven. Zij fielt een groot getal voorbidders G in  96 VAN DE ZOND A C EN in 't werk, orn overvloediger barmhartigheid van God te erlangen. Terwijl zij ons alle de Heiligen door die volmaakte éénigheid, welke in God voltrokken wordt, t' zamen gevoegd voor ogen fteldt, wil zij ons van gelijken door hun voorbeeld tot eendragt en onderlinge liefde aanfporen. Door dit feest verbeeldt zij ons het eeuwig feest, of de eeuwige gelukzaligheid, daar alle haare kinderen heilig zijn zullen, en zij die allen vergaderen zal, om de heiligheid en heerlijkheid Gods in alle eeuwigheid te loven. De gelovigen zullen deze bemerkingen overwegen, Zij zullen God aanbidden, die wonderlijk is in zijne Heiligen, zo wel dan, wanneer hij hen door zijne genade heilig maakt, als wanneer hij hen kroont in de eeuwige heerlijkheid. Zij zullen erkennen, dat de gehele heiligheid der Heiligen van Jefus Christus afdaalt, dat, gelijk de Heiligen alléén door de verdiensten van Jefus Christus voor zig zei ven hebben konnen verdienen; zo ook zij voor ons niets erlangen konnen, als door den zelfden Jefus Christus. Wij  EN FEESTDAGEN. 97 Wij moeten de Heiligen aanzien als de vrienden van God, en als kragtige voorbidders bij hem door onzen Heer Jezus Christus» Wij moeten hunnö voorfpraak en gebeden verzoeken: en eindelijk, na dat wij onze hoop, ons verlangen door het aanfchouwen der heerlijkheid, die de Heiligen in den hemel genieten, opgewekt hebben> moeten we ons zeiven aanmoedigen om hen na te volgen; want wij zoo moeten leven, gelijk de Heiligen ge* leefd hebben, indien wij ter plaatfe willen komen daar de Heiligen Ie-* ven. Men kan gedurende het O&aaf vari dit feest dagelijks een der agt zaligheden , die de Kerk ons in het Fvangelie van Allerheiligen doet voorlezen,* ter betrachtinge nemen, om ons daar door den weg, die de Heiligen tot de eeuwige gelukzaligheid geleid heeft, te banen» VAN ALLEE. ZIELEN DA«* X7°or de Overledenen te bidderi, is * een pligt, die door de Schriftuur bevestigd wordt, en door de Kerk al* G * tijd  98 VAN DE ZONDAGEN tijd zorgvuldiglijk onderhouden is. De Kerk, die dagelijks in de H. mijfterien aan dezen pligt voldoet, heeft den eerften dag na Allerheiligen daartoe bizonderlijk bepaald. De droevige plegtïgheden van dezen dag vertonen den gelovigen genoegzaam, wat het geloof op dit ftuk lere, en wat de godvrugtigheid van hem vordere. Het zal niet ondienstig zijn drie of vier bemerkingen voor dezen dag hier bij te voegen. Men zal dezen heiligen pligt met godsdienstigheid waarnemen, en het zo algemeen misbruik vermijden, hierin beftaande, dat men alleen bezorgd is om op dezen dag vele gebeden voor de overledenen te lezen, en te doen lezen, zonder de vermaning van Jefus Christus gade te liaan: dat het gebed niet verhoord wordt door de menigte van woorden, die men gebruikt; maar dat God op de gefteltenisfe der bidderen, en op de wijze van bidden zijn oog vestigt. Wil men waarlijk met vrucht voor de overledene bidden, dan zorge men eerst in ftaat van genade te zijn: men voege bij het gebed milde almoezen, verftervingen en andere werken  EN FEESTDAGEN. 99 ken van voldoeninge en boetvaardig, heid. Men voege zig naar den geest .der Kerke, welke heden de gedagtenis van alle overledene gelovigen houdende, fchijnt te kennen te geven, dat men aan zijn pligt niet^ voldoet, wanneer men alléén voor zijn bloedverwanten bidt; maar dat men in 't algemeen voor allen, die met het teken des geloofs, en in den vrede van Christus geftorven zijn behoort te bidden. Eindelijk moet ieder heden de gedagtenis des doods in zig vernieuwen,op dat de droevige plegtigbeden van dezen dag den behoorlijken indruk op zijn gemoed mogen maken, waar door hij opgewekt worde om boete te doen, en zoo te leven , dat de gebeden die voor hem na zijnen dood geltort zullen worden, hem bij God voordeelig zijn mogen. VAN DE FEESTDAGEN DER KERKPATRONEN. ode alléén worden Kerken gebouwd, Altaren opgerigt, want aan Hem alléén worden offerhanden opgedragen. Alle Kerken zijn Gode gewijd en toe» G 3 ge-  100 VAN DE ZON- EN FEESTDAGEN. geheiligd, en wij aanbidden in dezelven niemand als den almogenden God door Jefus Christus. Des niettegenftaande dragen de meeste den naam van de H. Maagd of eenigen anderen Heiligen. Het is even eens gelegen met de Feestdagen. Alle Feestdagen zijn ingefteld om Gode de e# en aanbidding , die hem toekomt ,te bewijzen» Zij dragen nogthans meest allen den naam van eenen Heiligen, naar wiens voorbeeld, onder wiens befcherminge , en door wiens voorfpraak de gelovigen God aanroepen. Wanneer we des in eene Kerke Gode onder den name van eenigen Heiligen toegewijd bij eikanderen komen, dan eercn we God eigenlijk in dien Heiligen: wij verbinden ons dien Heiligen te volgen: wij ftellen ons onder zijne befcherminge: wij verzoeken zijn voorfpraak, en verpligten ons tot verdere eerbewijzingen, welken aan de Heiligen mogen betpond worden. E15ÏPE VAN HET EERSTE DEEL. TWE-  T WEDE DEEL* D E CMMZSTJEJST I N ©EFFENING, O F VERZAM ELING VAN ALLERLEI STICHTENDE GEBEDEN»  MORGEN-GEBEDEN. BEMERKINGEN. J^e Christen zal ,zo baast bij ontwaakt, zijne eer (Is gedagten, de eerjte bewegingen van zijn harte tot God rigten: bij zal God bedanken) dat by hem tot dezen dag beeft laten komen, en zig met bet kruis tekenende de genade verzoeken, om dien dag zonder zonde over te brengen. Indien bij ontwakende niet aanftonds op[laat, zal bij de ij dele verbeeldingen en voor werpen, die'zig veelal even na den (l ap vertonen, zorgvuldig tragtm af te wertn. Hij zal zig bezig houden met eenige voede gedagten, op dat hij gekleed zijnde bekwa* mer moge zijn tot het bidden en lezen, Hij zal bepaaldelijk op zijn tijd opfiaan. Hij zal zig met zedigheid en in den geest van boetvaardigheid kleden, indagtig zijnde , dat de mensch niet ah na de zonde klederen beeft nodig gehad, om zijne fchaamte te bedekken, en zig te behoeden tegen de ongemakken en gevaren, aan welke de zonde hem bloot gefield heeft. Hij zal ook verzoeken met den nieuwen mensch bekleed te worden t die volgens God is, gefchapen in heiligheid en ware rechtvaardigheid. Soort»  MORGEN - GEBEDEN. I03 Soortgelijke gedagten, en de overdenking des doods, die aan bet ligchaam van den mensch geen ander kleed als een enkeldflaaplaken zal overlaten, zullen den Christen we» derbouden van te veel tijd en moeite te hefteden , 0772 zijn ligchaam te verderen, en bet ijdel optooi/el der waereld te behartigen, welk hij reeds in zijn doop fel onder de pomperijen des duivels verzaakt beeft. Gekleed zijnde zal hij opmerken, dat de eerbiedigheid, die wij Gode fcbuldig zijn, ver ei" fcbe, dat wij voor alle bezigheden van Jen dag die het eerst ter harte nemen, welken Gods eer en dienst betreffen. Ik bedoel bier bet morgen gebed Al wie God bemind,en voor zijne zaligheid zorg draagt zal nooit verzuimen deze oefening waar te nemen, en zig daar toe te begeven met zulk eene oplet' tendbeid, godvrugtigheid, aandagtigheid en eerbiedigheid, als de tegenwoordigheid en de majefteit vnn den groten God met wien wij f preken, vereiscbt. Ook dan, wanneer eene onvermijdlijke noodzakelijkheid hem verpligt zijne mórgen gebeden uit te jlellen of te verkorten, zal hij niet italatenop't eerfte ogen* blik, dat hij vrij heeft, in te halen, 'i gene bij genoodzaakt geweest is af te breken of uit te Jlellen : zijn hart zal' niet gerust zijn, dan na dat hij een zo wettigen G 5 en  104 MORGEN-GEBEDEN. en aangenomen pligt zal volbragt hebben. De ziels togten, uit welken de morgen gebeden ontjtaan, die hier volgen , beftaan , geven den geest en de gefteltenisfen genoegzaam te kennen, waarin zij uitgefproken moeten worden. Ook was het te wenfcben, dat men 's morgens eenige ogenblikken met het intvendig gebeb of de meditatie doorbragte. Men zal desaangaande eenige onderrigtingen en aanleidingen aan het einde van dit boek vinden. Zo haast als men ontwaakt, zal men het teken des kruijes maaken, zeggende: In den name des Vaders, en des Zoons,en des Heiligen Geestes. Amen. Geef dat ik u bemin, ö mijn God! en dat ik cntwake om u te loven. Ik dank u, dat gij mij dezen nacht bewaard, en tot het begin van dezen dag hebt laten komen. Geef dat ik denzelven overbrenge, zonder u te vergrammen. GEBED ALS MEN OPSTAAT. tk fta op, ó mijn God! om mij tot * het werk, daar gij mij toe roept, te begeven. Ik aanbid Jefus Christus uwen Zoon uit het graf opftaande: Ik bidde u verlos mij uit het duister graf der zonde; doe mij wandelen in de nieuw-  3)ie in den Morgcnftoiwltot myw^lcen, zullen u mij viidcu. Spreuk: 15 r.y.   MORGEN-GEBEDEN» 10$ nieuwheid van een heilig en zuiver leven naar het voorbeeld dac Jefus mij gaf, uit het graf des doods tot uwe heerlijkheid oprijzende. GEBED ONDER HET KLEDEN. Tk neem deze klederen, gelijk Adam mijn eerfte vader de zijnen nam, zugtende en wenende over mijne zonden, ó Mijn God! dat ligchaam, welk ik nu met zulk eene zorge bedek, zal ééns in den fchoot der aarde gelegd worden, bedekt met een linnen kleed. Laat niet toe, Heere, dat ik mijne ziel van uwe genade ontblote door pragt en ijdelheid in de klederen van mijn ligchaam te zoeken. Ik heb een witten rok in mijnen doop ontvangen; geef, dat ik dien drage alle de dagen mijns levens. Bekleed mij met den nieuwen mensch, met Jefus Christus, met de wapenen des lichts. Zet den helm der hope op mijn hoofd: laat het fchild des geloofs mijne borst-wering zijn, rechtvaardigheid mijn harnas: omgord pij met den gordel der kuisheid: dat het fwaard van uw woord in mijne regterhand zij, en mijne voeten de fchoe- nen  106 MORGEN-GEBEDEN. nen der gehoorzaamheid aan uw Evangelie dragen. Wanneer toch zal die tijd komen, dat gij aan mijn ligchaam , an plaatfe van deze klederen, die verouderen en vergaan, het kleed der onfterflijkheid geven zult. Nedergeknield zijnde. In den name des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes Amen. Ik zal tot mijnen God fpreken, fchoon ik niet als ftof en asfche ben. Kom Heilige Geest vervul de harten uwer gelovigen, en ontfteek in ons het vuur van uwe godlijke liefde. Dat de genade des HeiligenGeests, A. Onze zinnen en onze harten verlichte. Laten we bidden. 6 God! die alle harten doorziet, alle willen kent, en voor wien niets verborgen is; zuiver door het inftorten van den Heiligen Geest de gedagten onzer harten, op dat wij waardig mogen zijn u volkomelijk te beminnen, en waardiglijk te loven. Door Christus onzen Heere. oef-  MORGEN-CE BED EN. 107 .OEfïENING VAN AANBIDDINGE E N D ANKZEGGINGE. •A/fijn God, in wiens tegenwoordig™± heid ik hier met een vernederd harte op mijne kniën lig, ik aanbid u uit den afgrond der nietigheid als mijn Schepper en volftrckten Opper-heer. Steeds zal ik u met de diepfte onderwerpinge den hoogften eerdienst bewijzen , die mij mogelijk zal zijn. Ik erken, och dat deze belijdenis u behage, dat ik niets ben, niets kan, dat alles mij van u moet komen. Ik agt mij gelukkig zelfs in deze mijne afhankelijkheid, want ik alles van uwe barmhartigheid verwagten mag. ö God hoe groot en menigvuldig zijn uwe weldaden! met fchaamte herdenk ik mijne vorige ondankbaarheid. Gij hebt mij gefchapen: Gij hebt mij verlost door uwen éénigen Zone Jefus Christus : Gij hebt mij tot de ge. nade des geioofs geroepen: Gij verleent mij den tijd om boetvaardigheid te plegen, en het eeuwig leven te verdienen. Wat zal ik u ter wedervergeldinge geven? Neem ten minsten, ö  108 MORGEN GEBEDEN. ó Heere! het offer mijner gevoelige erkentemsfe aan, weik ik u aanbied, en de begeerte, die ik thans voede van uwe gaven beter te waarderen, en voor deze!ven alle mogelijke dankbaarheid te betonen. KORTE O EFFE NING VAN GELOOF, HOOP, LIEFDE EN BEROUW. Tk geloof, o Heere! al wat de Katholijke Kerk gelooft, om dat uw woord onfeilbaar is; verfterk mijn geloof. Ik heb mijn betrouwen op u gefield, en ik zal niet befchaamd ftaan. Ik bemin u met geheel mijn harte. Ik verfoeij mijne zonden ter liefde van u: en verzoek genade, om heden niet wederom in dezelven te vervallen. GEBED OM TE ERLANGEN 'T GENE ONS EN ONZEN EVENMENSCHE TER ZALIGHEID NO DIS IS. f~^\] kent, o God! onze behoeftighe^T den. Ik bid u niet alléén voor mij: Ik bid u voor de gehele Kerke, voor den Paus, voor mijnen Zielzorger, voor de gehele Geestelijkheid, voor  MOK GEN-GEBEDEN. 109 voor onze tijdelijke Overigheid, voor mijne Ouders en bloedverwanten, voor alle gelovigen en voor alle menfchen. Ik bid u ook voor mijne vijanden, in. dien ik *er mogt hebben. Geef ons allen het gene ons nodig of dienstig is ter zaligheid. OPOFFERING VAN ZIGZELVEN AAN GOD. Tk behoor u toe, o mijn God! zie * daar mij zeiven aan u wedergegeven. Ik flagt u mijnen gehelen wil ten ochtend offer; o dat' zij gelukkiglijk in den uwen mogt verflonden worden. Alle mijne gedagten, begeerten , woorden en werken offer ik op tot verheerlijking van uwen name: Ikwensch niets anders, dan dat gij door alles, wat ik heden zal uitvoeren, moogt ge-eerd en verheerlijkt worden. VERNIEUWING DER BELOFTEN DTE MEN IN ZYNEN DOOP EN GEDURENDE ZIJN LEVEN GEDAAN HEEFT. Tk verzaak den duivel en alle zijne werken, ik begeef mij tot u, o God! Ik  IIO MORGEN CEBEDEN, Ik vernieuw voor uw aanfchijn de beloften , die ik in mijne laatfte biegte in mijne laatfte communie en gedurende mijn geheel leven gedaan heb. Ik verzoek van u de genade, om mij van nu af tot een waardiger gebruik dezer Sacramenten voor te bereiden, waardoor ik mijne vorige onvolmaaktheden mag vergoeden 3 en in uwe heilige liefde bevestigd wor* den. Hierna kan men het onze vader , wees gegroet, en het geloofs begrip der Aposte* len bidden. Heere ik heb tot u geroepen. A. en mijn gebed zal u van 's morgens vroeg voorkomen Vervul mijn mond met uwen lof. A. Op dat ik uwe glorie zinge, den gehelen dag uwe grootheid. Keer u aangezigt af van mijne zonden: En wisch alle mijne boosheden uit. f Schep in mij, oGod! een zuiver hart: A. En vernieuw in mijn binnenfte den oprechten geest. f. Verwerp mij niet van uw aanfchijn: A. En neem uwen heiligen Geest van mij niet weg.' f. Geef mij weder de blijdfchap uws heils;  MORGEN-GEBEDEN. III heils: A. En vertok mij met uwen Op. per-Geest» f. Onze hulp is in den name des Heeren. A. Die hemel en aarde gemaakt heeft. f. Gewaardig u, Heere, ons heden. A. Zonder zonde te bewaaren. f. Ontferm u onzer, Heere. A. Ontferm u onzer. f. Uwe barmhartigheid, Heere, kome over ons. A. Gelijk wij op n gehoopt hebben. f: Heere verhoor mijn gebed» A. En mijn roepen kome tot u. Laten voe bidden. Heere, almagtige God, die ons tot het begin van dezen dag hebt doen komen , behoed ons heden door uwe kragt, op dat wij tot gene zonde vervallen, maar alle onze woorden, gedagten en werken gefchikt mogen zijn ter vervnllinge van uwe gerechtigheid. Dit bidden wij door Jefus Christus onzen Heere. Amen. Heere, God, Koning van hemel en aarde, gewaardig u heden onze harten en ligchaamen, onze zinnen, woorden en werken naar uwe wet en de onderhouding uwer geboden te fchikken, te H hei-  112 MORGEN-GEBEDEN. heiligen, te beftieren ; op dat wij, ö Zaligmaker der waereld! door uwe hulp hier en hiernamaals veilig en zalig zijn mogen. Amen. ó God! die u gewaardigt door eene wonderlijke befcbikking uwe heilige Engelen tot onze bewaring te zenden; wij bidden u ootmoediglijk, dat wij hier altijd door hen mogen befchermd worden,en ons in hun gezelfchap eeuwiglijk verblijden. Door Christus onzen Heere. Amen. Dat de heilige Maagd Maria, en alle Heiligen voor ons bij den Heere bidden, op dat wij waardig mogen zijn van hem geholpen en gezaligd te worden, die leeft en heerscht in allé eeuwen der eeuwen. Amen. Het is zeer dienstig na de meditatie, die, zo als ivij gezegd hebben, gevoeglijk op het morgen-gebed volgt, de onderfcheidenegelegenheden van te zondigen, of deugden te oef' fenen, die ons dien dag zouden konnen ontmoeten , te overwegen: en daarop goede voornemens te maken, en bekwame middelen te beramen, om de gelegenheden der zonde te mijden, en die , welken ons bet deugdenperk openen, getrouwelyk waar te nemen, AVOND'  ii3 AVOND GEBEDEN. Tn den name des Vaders, en des * Zoons * en des heiligen Geesr.es. Amen. Kom heilige Geest enz. ö God die alle harten enz. gelijk in de morgen gebeden. Men ftelle zig zeiven in de tegenwoordigheid van God, en aanhidde Hem. 6 Mijn God! ik weet* dat gij hier en op alle plaatfen tegenwoordig zijt. Ik werp mij voor u ter aarde neder, en ik aanbid uwe opper-Majefteit in ééne natuur j en drie Perfonen. Ik beken, dat gij mij in uwe handen hebt, en met mij alles vermoogt te doen, wat u behaagt. Ik beken ook, dat 'er eene oneindige ongelijkheid tusfchen u en mij is, want ik niets anders als,ftof en asfche ben. Ik onderwerp mij aan de volkomene magt * die gij over mijn leven hebt, het welk ik van u heb ontvangen , en welk gij mij Wederom zult af* eifchen* als 't u behaagt. Men bedanke God voor zijne genade. 6 Mijn God! die mij van mijne jeugd af beftierd en opgevoed hebt, ik ben H 2 ved  114 AVOND-GEBEDEN» veel minder als alle uwe barmhartigheden, en onwaardig om de genaden, die gij mij zonder ophouden toereikt, te genieten. Dees dag en alle dagen mijns levens zijn vol van weldaden, die gij mij bewezen hebt. Ik dank, ik loof en zegene u daarvoor uit geheel mijn harte. Ik zal die gebruiken om uwe liefde in mij te vermeerderen. Geef dat ik zulks met getrouwheid volbrenge, dat ik mij gereed make tot de rekenfchap, die ik u ééns daarvan zal moeten geven. Geef dat ik tot de heerlijkheid des Hemels kome, waartoe gij mij geroepen hebt, en waarheen gij mij door alle die genade, die gij mij hier op aarde verleent, brengen wilt. Men verzoeke van God de genade, om de gepleegde zonden te kennen, en die te beweenen. Ik weet, ó Heere ! dat ik een grote zondaar ben, dat ik u ten hoogde en dikmaals vertoornd heb. Maar door/ mij zeiven kan ik noch het getal noch de grootheid mijner zonden kennen, ö Heere! verlicht mijne duisternisfen. Ontdek mij alle zonden, waarin ik heden gevallen ben. Doe mij dezelven zodanig kennen, dat ik ze voor u aan- fchijn  AVOND • GEBEDEN. 115 fchijn bewene, dat ik ze verfoeije, dat ik ze vluchte. Stort in mij zulk eene afkerigheid, zulk een leedwezen van de zonde, als derzelver boosheid en de hoon u aangedaan vordert. Laten we ons geweten onderzoeken, en ledenken, waarin wy God beden beledigd hebben door gedagten, woorden, begeer» ten, werken en nalatigheden: ons voornamelijk ophoudende omtrent de zonden daar we meest toe genegen zijn, en omtrent de verzuimingen van de goede voornemens, die wij in ons morgen - gebed gemaakt badden. Laten we ons zeiven eenige boete opleggen, om de zonde in yt vervolg meer te vrezen. Laten we een leedwezen over onze zonden in ons verwekken. 6 Mijn God! zal ik dan altijd zondaar blijven, en allen dag in dezelfde zonden hervallen? ó mijn Goden mijn vader, ik heb gezondigd tegens den Hemel en U: ik ben niet langer waardig uw zoon genaamd te worden. Ik verfoeij uit geheel mijn harte alle zonden, die ik heden en in mijn gehele leven gepleegd heb. Ik verfoeij die ter liefde van u, om dat ze u mishagen. Ik bid u ootmoediglijkom vergiffenis door uwen Zone Jefus Christus, H 3 die  116 AVOND-GEBEDEN, die mij bemind, en zig zeiven ter liefde van mij aan den dood heeft overgeleverd. Ik maak een vast voornemen alle zonden te mijden, alle gelegenheden, die mij tot dezelven gebragt hebben , te verlaten, ó Heere geef mij uwe genade, om dit voornemen te volbrengen , en waaragtige boetvaardigheid te plegen. Ik belijde voorden almagtigenGod, de heilige Maria altijd maagd,den heiligen Aarts - Engel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen en u mijn Vader, dat ik zeer gezondigd heb door gedagten, woorden en werken, 't Is mijn fchuld, mijn fchuld, mijn allergrootftc fchuld. Daarom bid ik de heilige Maria altijd maagd, den heiligen Joannes den Doper, de heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen en U mijn Vader den Heer onzen God voor mij om genade te willen bidden. De almogende God ontferme zig over ons, vergeve ons onze zonden, en leide ons tot het eeuwig leven Amen De almogende en barmhartige God ver-  AVOND" GEBEDEN» II7 verlene ons kwijtfchelding, ontbinding en vergiffenis van alle onze zonden. Amen. Laten we lidden. Wij bidden u, 6 Heer, bezoek deze woning, weer alle listen des vijands van dezelve: dat uwe heilige Engelen in dezelve wonen om ons in vrede te bewaren, en dat uw zegen altijd over ons blijve. ó God! die gewild hebt, dat uw woord uw eeuwige Zoon op de boodfchap van den Engel het vleesch uit het ligchaam van de zalige maagd Maria zoude aannemen; gun aan onze ootmoedige gebeden, dat wij, die haar waarlijk voor Gods moeder erkennen, ook door hare gebeden mogen geholpen worden. Door denzelfden Christus onzen Heere. Amen. 6 God! die volgens eene wonderlijke orde den dienst der Engelen en der menfchen fchikt; verleen genadiglijk, dat ons leven op de aarde befchermd worde door de genen, die altoos, om u te dienen, voor u flaan in den Hemel. Door Jefus Christus onzen Heere. Wij bidden U, Heere, dat alle uwe Heiligen ons overal bijftaan, en door H 4 hun-  118 AVOND*GEBEDEN. hunne voorfpraak ons verheugen; op dat, wanneer wij de gedagtenis hunner verdiensten eren, wij de uitwerkingen hunner befcherminge gewaar mogen worden. Door Christus onzen Heere. Amen. Hierna kan men eenige gebeden voor de Overigheid, vrienden, voeldoenders en overledenen Jlorten. Laten we ons levendig voor ogen fleU len, dat voe dezen nacht konnen Jlerven : laten voe ons leven eens inzien, of voij wel gereed zijn om voor de Godlijke vier* fcbaar te verfcbij?ien. Laten voe tmgten ons in dien floot te jlellen in welken wij gaerne zouden gevonden worden, wanneer God onze ziel zal opeifcben. Mijn God! ik weet dat ik itervenzal, en misfchien heb ik njaar weinige ogenblikken meer om te leven: misfchien zal ik uit het bedde, waartoe ik mij begeef, niet meer opftaan. Gij vermaant mij, dat ik daar in moet treden als in mijn graf. ó Hoezeer zal ik in de ure van mijn dood wenfchen, zonder zonde geleefd, en ti altijd bemind te hebben. Geef mij, ó God! van nu af die heilige gelleltenisfen. Ja Heere, ik ver-  AVOND-GEBEDEN. 119 | verfoeij de zonde: ik bemin u, en ik wil in uwe liefde leven en fterven. De Heer verlene ons een gerusten nacht, en een zalig einde. Heere,laat uwen dienaar nu naaruw woord in vrede gaan. Heere in uwe handen beveel ik mijnen geest. UITBREIDING VAN HET GEBED DES HEERE N. Onze Vader, die in de Hemelen zijt. ór^od! fchoon gij overal tegen woor- ^ dig zijt, gij wilt echter dat wij den Hemel als den throon uwer heerlijkheid aanmerken: God onze Vader, die ons het leven geeft, en hetzelve in ons bewaart, die ons tot uwe kinderen en erfgenamen uwer heerlijkheid hebt aangenomen, terwijl wij allen éénen endenzelfden Vader hebben, één en hetzelfde erfdeel van u hopen; zo moeten wij u niet alléén voor ons zeiven, maar ook voor alle gelovigen, die onze broeders zijn, bidden. Wij dragen des voor hun en voor ons zeiven dat gebed op, het welk onze Heer H 5 Jefus  120 UITBREIDING VAN Jefus Christus uw Zoon zelf opgefteld en ons geleerd heeft. Wij bidden dan volgens zijne onderwijzing in dezer voege: Uw naam werde geheiligd. Dar, gij alom gekend, bemind, aangebeden en verheerlijkt moogt worden. Uw Rijk toekome. Heersch van nu af in onze harten door uwe genade, en geef, dat wij met u heerfchen in de eeuwige heerlijkheid. Uw wil gefcbiede op de aarde gelijk als in den bemeL Maak ons kenbaar, Heere, wat gij wilt, dat wij doen zullen; en fchik onzen wil door de kragt uwer genade zodanig naar den uwen, dat wij niet willen, dan het gene gij wilt, en wij volvaardiglijk volbrengen al wat gij ons gebiedt. Geef, Heere, dat wij allen u gehoorzamen op de aarde, gelijk de zalige geesten in den Hemel doen. Geef ons heden ons dagelijks brood. Verleen ons al wat wij dagelijks van noden hebben, om het leven onzer ziele en onzes ligchaams te onderhouden. Ver- m  HET GEBED DES HE ER EN. 121 Vergeef ons onze fchulden, gelijk wij vergeven onzen fcbiddenaren* Schenk ons de gaaf eener oprechte boetvaardigheid, en de vergeving onzer zonden. Dan, terwijl gij ons de vergeving toeftaat onder voorwaarde, dat wij onzen vijanden vergeven; zo neem onze betuiging aan, door welke wij voor u verklaren, dat wij hun uit al ons hart vergeven, dat wij ter uwer iiefde bereid zijn wel te doen aan die ons haten, of ergens in beledigd hebben. En leid ons niet in bekoringen Heb medelijden met onzezwakheid, en wend de bekoring van ons af, of geef ons de genade, om dezelve te overwinnen. Maar verlos ons van 't kwaad. Verlos ons van de elendigheden dezes levens, van de vijanden onzer zaligheid, en van de eeuwige verdoemenis, Amen. Het zij zo : fta ons de uitwerkingen van alle deze gebeden toe door uwen Zoon onzen Heere jefus Christus. Het zij zo. UIT-  122 i : UITBREIDING VAN DE ENGELSCHE GROETENISSE. Tk begroet u, ó heiligde Maagd met de woorden van den H. Engel, met die van Elizabeth door den H: Qeest vervuld, en met het gebed, dat de H: Kerk ons geleerd heeft, om uwen en mijnen God te bedanken voor het dierbaar geheim der Menschwordingc, waaruit ons zo vele genaden toevloeijen; om u, in wiens ligchaam dit geheim volbragt is, te eren, en geluk te wenfchen, om uwe magtige voorfpraak bij uwen Zoon te verzoeken. Wees gegroet Maria* Terwijl ik mij tot u vervoeg ó heilige Maagd, om met u den almogenden God, die u zulke grote dingen gedaan heeft, te aanbidden ; eer ik tevens in u de uitmuntende waardigheid van het godlijk Moederfchap, waartoe hij u verheven heeft, de overvloedige genaden, waarmede hij u als overladen heeft, en den top van heerlijkheid, waarin hij u geplaatst heeft. Vol van gratie. ó Onuitfpreekbare volheid! wat al heer-  uitbreiding enz. 123 heerlijke gunsten behelst gij niet, de volheid der Godheid zelve woonde ligchaamelijk in u, en aan deze volheid zijt gij mede deelagtig geworden: Zuiver zonder de minfte fmet, vercierd met alle deugden en gaven groete ik u als het dierbaarfte voorwerp van Gods liefde, de waardigfte Moeder van zijn ééngeboren Zoon. De Heer is met u. Ja, allergelukzaligfte Maagd, de Heer is altijd met u geweest, en de zonde heeft u nooit van hem gefcheiden. Hij is gedurende al den tijd van uw leven bij u geweest door zijne be. fcherminge en genade. Hij is thans met u, en gij met hem, in die verhevene heerlijkheid, daar gij in alle eeuwigheid heerscht bij Jefus Christus uwen Zoon, die alléén boven u is Gezegend zijt gij boven alle Vrouwen, God heeft u gezegend: en u onder alle vrouwen verkoren, om de Moeder te zijn van den genen, in wien alle volkeren gezegend zullen worden. Gezegend is de vrucht uws ligcbaams, je sus. Ja 't Is door Jefus, overgezegende Maagd, dat gij zelve gezegend ziju Wij zegenen hem met u: en wij zegenen  124 UITBREIDING VAN DE nen u om hem. Gelukkig is uw ligchaam , dat den wensch der ecuwen gedragen heeft, gelukkig uwe borsten, die hij gezogen heeft! Dan nog veel gelukkiger zijt gij,, om dat gij hem altijd bemind hebt: Dat gij het woord Gods aangehoord, bewaard , en zijnen wil vojbragt hebt. Heilige Maria Moeder Gods. Gij hebt Jefus, wien wij als waaragtig God aanbidden, ontvangen, en gebaard ; ó met welk een vertrouwen mo* gen wij u dan niet aanroepen, daar uw vermogen uit dien hoofde zeker zeer groot zijn moet. Gij hebt medegewerkt aan onze verlosling; ó gij zult dan ook niet weigeren ons aan de vruchten derzelve deelagtig te maken. Bid dan vermogende Maagd. Bid voor ons» Bid voor de gehele Kerk. Verzoek van God voor ons en met ons de genaden, die wij nodig hebben, om hem te behagen: maak door uwe voorbidding, dat de toegang tot zijnen throon voor ons open ita, door Jefus Christus uwen Zoon onzen éénigen Verlosfer en Zaligmaker. Zon-  EN GELSCHE GROETENISSE. 125 Zondaren. Wij zijn van ons zei ven niet bekwaam om tot God te gaan, en zijne genaden te verdienen, daar wij zelfs onwaardig zijn om ze van hem te verzoeken, en in zijne tegenwoordigheid te verfchijnen. Heilige Maagd, bid voor om:verzoek voor ons al dat ons nodig is, nu, en in de uur onzes doods, Amen. Nu. Vraag voor ons de wijsheid, die onze godsdienstigheid en onzen ijver verlichte en beftiere: de gaaf van eene bondige en oprechte godvrugtigheid: de genade \Un u na te volgen : de vermeerdering van geloof, hope en liefde : eenen gedurigen haat tegens de zonde,en al het gene nodig.is om God te behagen , en om uwe voorfpraak en befcherming bij hem te verdienen. En in de ure onzes doods. Verwerf ons dan eene volkomene kwijtfchelding onzer zonden, den waren geest van boetvaardigheid, gerustheid en vrede , de vertroosting van door het dierbare ligchaam van Jefus Christus gefpijst te worden, eene gewillige onderwerping aan de Goddelijke bevelen, eene vernieuwing en vermeer-  126 UITBREIDING VAN HET meerdering van zijne liefde, eindelijk de volharding ten einde toe, en den dood der rechtvaardigen, op dat wij in de heerlijkheid van Jefus Christus mogen ingaan, en met u hem in alle eeuwig, heid mogen loven. Amen. UITBREIDING VAN HET GELOOFSBEGRIP DER APOSTELEN. Ik geloof in God den Vader almagtig, Schepper des Hemels en der Aarde, "Ik onderwerp mijn verfland en reden * aan Gods onfeilbaar woord. Ik neem vastelijk aan, dat God de Vader de éérfte Perfoon van de H. Drievuldigheid, het begin van de twe andere Perfonen, Hemel en Aarde en al wat 'er in en op is van niets gemaakt en gefchapen heeft. En in Jefus Christus zijnen éènigen Zone, onzen Heere, Ik geloof dat Jefus Christus de éénige Zoon van God den Vader, de twede P erfoon van de allerheiligfte Drievuldigheid is, onze Heer en onze Verlosfer. Die ontvangen is van den H. Geest, geboren uit de maagd Maria. Dat hij nedergedaald zijnde uit den fchoot  GELOOF S-B E GR IP, 127 fchoot zijns Vaders, door de kragt van den H. Geest in 't zuiver licghaam van eene maagd genaamd Maria onze menfchelijke natuur heeft aangenomen * en uit haar geboren is. Die geleden beeft onder Pontius Pilatus, die gekruist, geflorven en begraven is. Die, na dat hij de menfehen onderwezen, en hun ontelbare weldaden bewezen had, van de Joden als een Godslasteraar is overgeleverd aan Pontius Pilatus, Stedehouder van 't joodfche land, en na vele valfche befchuldigingen veroordeeld is, om aan 't kruis te derven; wiens ligchaam na zijnen dood begra* ven is in een nieuw denen graf. Hij is nedergedaald ter Helle, ten derden dage verrezen van den dood. Zijne ziel van het ligchaam afgefcheiden (echter altijd, gelijk ook het ligchaam, met de Godheid veréénigd blijvende) is nedergedaald tot eene plaats onder de aarde , om de zielen der rechtvaardigen aldaar te troosten en 'er uit te verlosfen. Ten derden dage* zijne ziel wederom met het ligchaam veréénigd zijnde , is hij , gelijk hij voorzegd had , van den dood opgedaan. . . t Hij  128 UITBREIDING VAN HET Hij is opgeklommen ten Hemel, bij zit aan de rechterband Gods zijns Vaders almagtig. Na zijnen dood en zijne verrijzenis heeft hij zig zeiven aan zijne leerlingen vertoond, met hun fprekende en eten* de: den veertigften dag na zijne verrijzenis is hij in Jt bijwezen van hun allen ten Hemel opgeklommen, en van God zijnen Vader boven alle Schepfelen verheerlijkt en verheven» Van daar zal hij komen oordeelen de levenden en doden. Uit deze heerlijkheid zal hij op den laatften dag der waereld met grote magt en Majefteit in de lucht verfchijnen, om alle menfchen, zo wel dje dan nog leven zullen , als die reeds geftorven zijn, te oordeelen, hun rekenfchapvragende van al, dat zij in hun leven gedaan hebben 't zij goed of kwaad. Ik geloof in den heiligen Geest. Ik geloof vastelijk, dat hij de derde Perfoon van de heilige Drievuldigheid, waaragtig God is, dat hij van den Vader en den Zone voortkomt, dat hij de gever is van alle goed, en genade, en op den Pinkfterdag over de Apostelen is nedergedaald.  GELOOFS-BEGRIP. 129 De heilige Katbolyke Kerke, gemeenfchap der Heiligen. Ik geloof, dat 'er maar ééne heilige Katholijke en Apostelijke Kerk is; welke, fchoon zij verdeeld is in de flrijdende, lijdende en zegenvierende kerke, dan nog ééne is in haar Opperhoofd Jefus Christus. Dat de leden derzeive hier eene gemeenfchap van geestelijke goederen hebben, en éénmaal tefamen hopen veréénigd te worden in den Hemel. Vergiffenis der Zonden. Dat in de H.Roomfche Kerke, en in haar alléén vergiffenis der zonde en zaligheid te erlangen is. Dat God aan de H. Kerk op aarde de magt gegeven heeft van alle zonden, hoe groot en menigvuldig die zijn mogen, te vergeven of op te houden. Verrijzenis des vleeschs. Ik geloof, dat alle menfchen, die geftorven zijn, door Gods magt ééns zullen verijzen op het einde der waereld , wanneer hunne ligchamen wederom met hunne zielen zullen veréénigd worden, om te famen den loon of de ftraffen, die ze verdiend hebben, te ontvangen. I 2 En  I30 UITBREIDING VAN HET, enz. En bet eeuwig leven. Amen» Ik geloof eindelijk, dat 'er na dit leven een eeuwig leven zijn zal. Geef mij ó God, dat ik eeuwig met u leve. Dat ik uw zaligend aanfchïjn befchou. we, en de vruchten mijns geloofs geniete» Amen* OEFFENïNGEN ONDER DE HEILIGE MISSE. BEMERKINGEN. f** od gave, dat de gelovigen in ftaat wa^ ren, om allen dag, wanneer zij bij het opdragen van bet H. Mis - of er tegenwoordig zijn, het Ughaam en bloed nan Jefus Christus te ontvangen, dat daar geofferd wordt. Dit was de godvrugtige gewoonte der eerfte Christenen. Al, wat men thans kan vorderen, is, dat de gelovigen, om dit heilig gebruik der eerfte kerke na te volgen,  OEFFENINGEN ONDER DE H. MISSE. I3I velgen, zig een foort wn verpligtinge opleggen , om dagelijks de II. Misfe bij te wonen: Dat ze dit godsdienjtig werk nim. mer verzuimen, 't en zij het geweten hun getuige, dat andere bezigheden in dezen moeten voorgaan, en meer overéénkomen met de fcbikkinge en den wille van God. Dan, wanneer eene onvermijdlijke noodzakelijkheid, pligten van jtaat enz. hen beletten, zullen zij ten minfte met den geest in de kerke zijn : zij zullen tragten in hun huis, in hunne bezigheden met hunne harten die verzuchtingen tot God te richten, welken bet bijzijn van dit offer in bun zoude konnen te wegen brengen. Immers geen groter blijk van zorgloosheid, van ondankbaarheid, van traagheid kan 'er zyn, dan bet dikwils vernieuwen van de gedagtenisfe onzer verlosjinge te veronachtzamen. Christus wil, dat wij zijn lijden, en zijne liefde onswaart dikwils gedagtig zullen zijn. In deze offerande beeft bij der kerke eenaltoosdurend gedenkmiddel daarvan nagelaten, zeggende: doet dit tot mijner gedachtenisfe: hij wil dan dat wy ons be. vlijtigen om dikwils dit heilige offer bij te wonen. Ten anderen zij men bezorgd van 'er nimmer te verfcbijnen^ dan met een levendig l 3 g*'  I32 OEFFENINGEN ONDER geloof, met eene eerbiedige vrees, en aandagtige ingetogenheid. Dat vordert de heiligheid dezer offerande. Het zelfde vleesch en bloed van den Zone Gods, dat uit Maria geboren, voor ons gekruist, en nu in den Hemel verheerlijkt is, wordt daar onder de gedaante van brood en wijn geofferd. Jefus Christus zelf is de opperpriester, die zig zeiven bier door de bediening der Pr ie ster en opdraagt. Het is een offerande van oneindige waarde van wat kant men dezelve immer befchouwe t want de offeraar zo wel als bet offer godlijk is. Het is een jlagt-, zoen-, en donk-offer, en wordt voor levenden en doden opgedragen. Hoe fcbandelijk is bet dan niet zig daarheen te begeven met een harte, dat nog weigert de zonde te verlaten, en wat vrucht kan men 'er in zulke gejleltenisfen uit verwagten? Niet minder doemwaardig zijn dezulken , welken alléén ligcbamelijk tegenwoordig hunnen geest en zinnen gedurende de heilige offerande met beuzelingen, ja fomtijds zelfs met zondige vermakelijkheden bezigen. Welk eene ongodsdienftigbeid, welk eene fchrewwende ondankbaarbeid  DE HEILIGE MISSE. I33 beid voor de grootjte weldaden! wat is d& anders, dan door nieuwe zonden een offer, dat ter uitwisfcbinge der voorgaande zonden dienen moest, ontëren, en zig zijn geneesmiddel tot vergif maken ? Men overwege dan voor de H. Misfe, wat een groot en godlijk werk dit zij': men tragte 'er te verfcbijnen in ftaat van gena* de, men legge ten minfte alle genegenheid tot de zonde af. Men kome 'er met een levendig geloof, men voege daar de uitwendige eerbiedigheid bij, die het bewijs van ons geloof, eene jtichting voor onzen evenmensch zijn zal. De beste wijze van Misfe te boren is : dat men zijn hart en zijne begeerte veréénigt met Jefus onzen Opperpriester , die zig zeiven bier opdraagt gelijk bij éénmaal aan 't kruis deed: dat men bet voorbeeld van de H. maagd Maria, den B. Jobannes en andere godvrugtigen navolge, wanneer zij onder bet kruis jiaande op den leidenden verlosfer Jlaaroogden. Men tragte dezelfde inzichten te hebben , die Jefus toenmaals bad, en nog onopboudelyk beeft, zig aan zijnen bemelfcben vader opdragende , om hem te aanbidden, om hem te danken, om hem te verzoenen enz, zo zullen we, uit ons zeiven onwaardig om iets te verkrijgen, 1 4 met  134 OEFFENINGEN ONDER met Jefus veréénigd overvloedige genaden erlangen. Ook kan men zig verêénigen met den Priester als den dienaar der H. Kerke, en door deszelfs banden dit H. offer opdragen, om van God door Christus te verzoeken, al 't gene de Priester vraagt. ■ Men zal dan bij voorbeeld, als de Priester zijn fchuld belijdt, ook de zijne belijden : als bij bidt, bidden: als bij brood en wijn opoffert, als hij de H. Hostie aanbidt , enz. dat zelfde met zijn harte doen, zig voorflellende, gelijk bet in de daad is, dat de gelovigen daar niet alléén tegenwoor» dig zijn, om den Priester te zien en te boren; maar ook om bet zelfde offer te famen met hem op. te dragen , oeffeneruie dus geestelijker wijze bet koninglijk Priesterdom, waar toe zij volgens de lering van den H. Petrus in den doop gezalj4 zijn. G E-  Doet dit "tot nryiicT" gcclagtcing. Ltllc. 2-2, v.   DE HEILIGE MISSE. 135 GEBED eer de Misfe begint. Tk geloof vastelijk, 6 mijn God, dat' de Misfe, de onbloedige offerande van het ligchaam en bloed uws Zoons Jefus Christus is. Geef dat ik heden bij dezelve tegenwoordig zij met zodanige aandagtigheid , eerbiedigheid, met zulk eene heilige vreze, als dit aanbidlijk geheim van mij vordert. Ik veréénig mij met den Priester, en met uwe gehele Kerke, om u deze offerande op te dragen met dezelfde inzichten, met welke Jefus Christus die ingefteld en u opgedragen heeft. Wij dragen u dezelve op, om uwe godlijke Majefteit als onzen opperden Heer, den eeuwigen, levenden en waaragtigen God te eren en te aanbidden; om u te bedanken voor alle gaven, die wij van uwe barmhartigheid ontvangen hebben, en nog dagelijks ontvangen: om van u met een verbrijzeld harte de vergeving onzer zonden te verzoeken, en om in 't algemeen alle hulp, die wij tot de zaligheid onzer zielen, en tot onderhoud onzer ligchamen van node hebben, te verwervea. I 5 Ter~  I36 O^FFENINGEN ONDER Terwijl wij u denzelfdén Jefus Chris, tus opdragen , die voor onze zonden geftorven , voor onze rechtvaardigmaJring verrezen, en ten Hemel geklommen is om voor ons te bidden ; zo vernieuwen wij,onder deoprechtftebetuiging van dankbaarheid, de gedagtenis van zijn lijden van zijne verrijzenisfe, van zijne Hemelvaart. Geef ons dat wij deelagtig worden aan zijne verdienften, en ons voordeel uit zijne geheimen trekken. Neem ook het offer aan, dat wij 'er bij voegen, ons zeiven. Ja, mijn God, ik draag mij zeiven op, en wijde mij toe aan uwe Majefteit. Ik bid uwen Zoon Jefus Christus, dat hij mij met zig zeiven gelieve op te dragen. Laat mijne offerande u behaaglijk zijn uit inzicht der oneindige waarde van de zijne. Ik begeer uwen dienaar te zijn: 'erftaat gefcbreven, dat ik uwtn wil zal volbrengent dat uwe wet gefchreven zal zijn in 't binnenfte van mijn harte. Laat niet toe, ó Heere, dat ik op het bruilofts-maal van uwen Zoou verfchijne zonder het bruilofts-kleed aan te hebben: reinig mijne ziel. Heilige dingen zijn voor de heiligen: *t Is mij niet geoor-  de heilige misse. I37 oorloofd u zo nabij te komen, zonder bevorens de fchoenen van mijne voeten, dat is de aangekleefdheid en de genegenheid tot de zonde van mijn harte afgelegd te hebben. Ik verfoeij des mijne zonden: ik bid om vergiffenis: ik verzaak die voor altijd. Wat is 'ervoor mij in den Hemel, en wat^ zou ik buiten u begeren op de aarde, gij die de God mijns harte zijt en mijn erfdeel in der eeuwigheid ? Indien men voorheeft onder de Misfe te Communiceeren, zal men zig door eenige gebeden en opwekkingen daar toe voorbereiden» De Priefter Jlaande aan den voet des Altaars, zegt: Piïefl. In den name des Vaders, en des Zoons en des heiligen Geests. Amen. Ik zal ingaan tot het Altaar van God. ï)ien. Tot God, die mijne jeugd verblijdt. psalm 42. Priejl. Oordeel mij, ó God, en onderfcheid mijne zaak van een onheilig volk, ontweldig mij van den ongerechtigen, en bedrieglijken mensch. Dien. Want gij , God , zijt mijne fterkte, waarom hebt gij mij verfto- ten,  I38 OEFPENINCEN ONDER ten » en waarom ga ik bedroefd, terwijl de vijand mij verdrukt ? Prieft. Zend uw licht en uwe waarheid af: Dezen hebben mij geleidt en gebragt op uwen heiligen berg, en binnen uwe woontente. Dien. En ik zal ingaan tot het Altaar van God, tot God die mijne jeugd verblijdt. PrieJL God, mijn God, ik zal u op den Cyther loven: waarom zijt gij bedroefd mijne ziel, en waarom ontftelt gij mij? Dien. Betrouw op God : want nog zal ik hem loven: de zaligheid van mijn aanfehijn, en mijn God. Prieft. Glorie zij den Vader, en den Zone, en den heiligen Geest Dien. Gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Prieft Ik zal ingaan tot het altaar van God. Dien. Tot God die mijne Jeugd verblijdt» Prieft. Onze hulp is in den name des Meeren. Dien. Die hemel en aarde gemaakt heeft. Prieft.  DE HEILIGE MISSE, 1,39 Prieft, Ik belijde voor God enz» Dien, De almogende God ontferme zig over u, hij vergeve u uwe zonden, en leide u tot het eeuwig leven. Prieft, Amen. Dien, Ik belijde voor God enz. Prieft. De almogende God ontferme zig over u-lieden, hij vergeve u uwe zonden, en leide u ten eeuwigen leven. Dien, Amen. Prieft. De almogende en barmhartige Heer verlene ons kwijtfchelding , ontbinding en vergiffenis van onze zonden. Dien. Amen. Prieft, Heere, gij zult u. tot ons keren , en ons levendig maken. Dien. En uw volk zal zig in u verblijden. Prieft, Toon ons, Heere,uwe barmhartigheid. Dien, En geef ons uwe zaligheid. Prieft. Heere, verhoor mijn gebed. Dien. En mijn roepen kome tot u. Prieft. De Heer zij met u. Dien. En met uwen geest. Als de Priefter bet Altaar opklimt. Wij bidden u, Heere, dat gij onze zonden en boosheden uitwischt, op dat,  140 oefpeningen onder dat, onze harten gezuiverd zijnde, wij waardig mogen zijn, om tot uwe heilige plaatfe in te gaan, en het Heilige der Heiligen u op te dragen. Als hij het Altaar kust. (Wij bidden u; Heere door de verdienden der Heiligen, welker overblijfzelen hier zijn, dat gij ons alle onze zonden wilt vergeven. de introïtus. Als het zondag is. Dees is de dag, dien de Heer gemaakt heeft: laten we verheugd zijn, en den Heer loven. Jefus is verrezen:zijne liefde praamt ons: wij willen niet meer leven, als voor hem alléén. Glorie zij den Vader, en den Zone, en den Heiligen Geest. Dees is de dag, enz. Als. 'er een der geheimen van Jefus Christus gevierd wordt* Ik geloof, ó Heere, het geheim, welk heden uwe Kerk viert. en alle de andere mijfterien van uwen Zone jefus Christus. Ik bedanke u, dat gij ze voor ons gewrocht, aan ons veropenbaard hebt. Ik bid u , geef, dat ik ze tot zaligheid mijner zielen vieren mag. Glorie zij den Vader, enz. Op  de heilige misse. I4I Op de feestdagen der H. Maagd Maria. Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u, gezegend zijt gij boven alle vrouwen, en gezegend is de vrucht uws ligchaams j e s u s. Glorie zij den Vader. enz. Op de feestdagen der Heiligen. ^ Ik aanbid u, ó mijn God, die zo wonderlijk zijt in uwe Heiligen: ik loof u, ik zegene o, ik bedank u voor de genade, die gij aan den H. wiens gedagten is wij heden vieren, bewezen hebt; als ook voor de genade, welke gij door zijne voorfpraak der Kerke verleent. Glorie zij den Vader enz. Voor de Overledenen. Geef Heere, de eeuwige rust, en het eeuwig licht aan de zielen van hun, voor welken wij bidden, en van alle gelovigen, die in uwe genade geftorven zijn. Gun dat zij u loven in het hemelsch Sion, dat zij u befchouwen en aanbidden in 't Jeruzalem van hier boven. Verhoor onze gebeden, ó God, voor wien alle menfchen ééns zullen moeten verfchijnen. Priefi, Heere, ontferm u onzer. Dien. Heer ontferm u onzer, wordt driemaal herhaald tot God den Vader. Prieft.  I42 OEFFENINCEN ONDER Prieft. Christus ontferm u onzer. Dien Christus ontferm u onzer, driemaal tot God den Zone, Prieft, Heere ontferm u onzer. Dien. Heere ontferm u onzer, driemaal tot God den Heiligen Geest. GLORIA INEXCELSIS. Dees lofzang, zijnde het vreugde - lied van Engelen en menfchen over de komfle van den Verlosfer wordt agtergelaten in den Advent, als ook op de Zondagen van Septuagejima tot Paafchen, en in de Misfen voor de Overledenen. Glorie zij Gode in den Hoogden , en op aarde vrede den menfchen die van goeden wille zijn. Wij loven U: Wij zegenen U: Wij aanbidden U: Wij verheerlijken U: Wij bedanken U om uwe grote heerlijkheid. Heere God! Hemelfche Koning ! God , almagtige Vader! Heere Jefus Christus, ééniggeboren Zoon! Heere God, Lam Gods, Zoon des Vaders , die wegneemt de zonden der waereld, ontferm u onzer. Die wegneemt de zanden der waereld, ontvang onze gebeden. Die zit aan de rechterhand des Vaders,ontferm u onzer. Want gij zijt alléén Heilig: Gij zijt  DE HEILIGE MISSE* 143 zijt alléén de Heere : Gij zijt alléén de allerhoogfte, ó Jefus Christus, met den heiligen Geest» in de glorie van God den Vader» Amen. De Priester kust bet altaar, en zig kerende tot bet volk, zegt: De Heere zij met u lieden. Dien. En met uwen Geest. Deze onderlinge toewènfchingen geven te kennen, boe men, om de heilige geheimen te beter te voltrekken, den godlijken bijfiand nodig beeft, en dien door de voorbidding van anderen moet tragten te verwerven. GEBED ONDER DE COLLECTEN» pollecten is dat gebed des Priesters, waar» in bij onze onderfcbeidene noodwendigheden aan God voordraagt, en deszelfs hulp af» fmeekt. (^Jeef ons, ó Heere, al wat dePries^ ter in den name der H. Kerke van u vraagt. Geef ons, als 't u behaagt, de gezondheid des ligchaams om u te dienen. Vermeerder ons geloof, onze hoop, onze liefde en alle deugden, welken de naam van Christenen, dien wij dragen, vordert. Dit bidden wij door de verdiensten van Jefus Christus onzen K Heé-  144 OEFFENINGEN ONDER Heere, die met u leeft en heerscht in de éénheid des H. Geests. Amen. Als het een Misfe voor de Overledenen is. Heere! fchoon wij niet waardig zijn u voor ons zeiven te bidden; durven wij echter onze gebeden voor onze medebroeders opdragen. Wij bidden u, (leunende op 't geloof uwer Kerke,dat gij aanN, en aan alle overledene gelovigen volkomene vergiffenis hunner zonden wilt verlenen, en zonder uitftel in de woonplaats uwer heerlijkheid doen binnen treden. Dit bidden wij u door Jefus enz. ONDER DEN EPISTEL. Lesfe getrokken uit Rom: T2. Haat het kwaad, en hangt het goede aan. Hebt eikanderen lief met eene broederlijke liefde: de een den andoren met eerbiedigheid voorkomende Weest niet traag in uwen pligt: zijt ijverig van geest: dient den Heere. Verblijdt u in de hope: weest verduldig in de verdrukkinge, volhardend in 't gebed. Deelt mede tot de behoeften der Heiligen : weest vlijtig om te herbergen. Zegent de genen,die u vervolgen:ze° gent  DE HEILIGE MISSE» 145 zent ze en vervloekt ze niet, verblijdt u met de blijden, weent met die wenen. Als 't een Misfe voor de Overledenenis. Uit 2. Cor. v. Zo lang wij in het ligchaam zijn, zijn wij afwezig van den Heere: want wij wandelen door 't geloof, en niet door de aanfehouwinge: wij durven echter hopen, én verlangen uit dit ligchaam te vertrekken, en bij den Heere te zijn; en daarom tragten wij, het zij wij uit of in 't ligchaam zijn, hem te behagen. "Want wij moeten allen verfchijnenvoör den Rechter-ftoel van Christus, óp dat een ieder öntvange naar het gene hij in zijn ligchaam gedaan heeft, het zij goed of kwaad. Onder bet Graduale, tot dat bet Evangelie gelezen wordt* Geef , ó Heere! dat uw heilig woord * welk mij daar voorgelezen is, mij ter zaligheid helpe. Laat niet toe, dat ik 't ooit zoude vergeten. Druk het wel diep in mijn harte, en doe mij hetzelve beoeffenen. Maak mij door de liefde en de beoeffening der waarheid, die gij mij bekend gemaakt hebt, waardig, om tot de waarheid te geraken,diemij K 2 nög  146 OEFFENINGEN ONDER nog onbekend is. Spreek, Heere, want uw dienaar hoort Spreek gij zelf, en zeg tot mijn hart het gene gij in uw Evangelie gezegd hebt aan uwe leerlingen. Zuiver, ó Heere! mijn hart, mijne lippen, mijne oren , gelijk gij de lippen van den Profeet Ifa'as door de vuurkool, dien de Serafiju van het outaar nam,gezuiverd hebt. Zuiver mij barmhartiglijk door het vuur van uwe liefde, om tot uwe waarheid, de kennis van uw woord te geraken; op dat ik uw Evangelie met een leerzaam harte aannemende hetzelve door mijne werken, door een Christelijk leven verkondige. Dit bid ik u door onzen Heere Jefus Christus enz;. De Priester zegt: De Heer zij met u. Dien. En met Uwen geest. -§ Priest. Het begin (of vervolg) van het H. Evangelie volgens N. Dien. Glorie zij u, ó Heere. De Priester leest bet Evangelie, hetwelk, als men 't ver/laat, men Jtaande zal aanboren^! anders het volgende lezen. Matth. v. Zalig zijn de armen van geest; want het rijk der Hemelen komt hun toe. Za-  DE HEI LIG E MISSE. I47 Zalig zijn de za&tmoedigen; want zij zullen het aardrijk bezitten. Zalig zijn zij, die wenen; want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn ze, die hongeren en dorsten naar de rechtvaardigheid; want zij zullen verzaad worden. Zalig zijn de barmhartigen; want zij zullen barmhartigheid verwerven. Zalig zijn de zuiveren van harte; want zij zullen God zien. Zalig zijn de vreedzamigen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Zalig zijn ze, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid; want het rijk der Hemelen komt hun toe. Zalig zijt gij-lieden, als men u zal fchelden en vervolgen, en,u beliegende , om mijnent wil alle kwaad tegens u zal fpreken. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is zeer groot in den Hemel. In de Misfe voor de Overledenen. (Joan. v.) De uur komt, dat allen, die in de graven zijn, de ftem van den Zone Gods zullen horen, en die goed gedaan hebben , zullen voordkomen ter verrijzenisfe des levens; maar die kwaad gedaan hebben, ter verrijzeuisfe der verdoeminge. K Ms  I4& OEFFENINGEN ONDER Als de Priester bet boek kust» Ik geloof en belijde, ó Heere! dat dit de woorden des eeuwigen levens zijn; en dat ze onze zonden uitwisfchen. CREDO OF GELOOFS- BE L IJ D E NI S. us a-jy i U 'dmv, , ■■ ' Tk geloof in êénen God , den almagtir gen Vader, Schepper.van Hemel en aarde, en van" alle zigtbare en onzigtbare dingen. Èn in eenen Heere Jefus Christus, Gods ééniggebóren Zoon, en uit den Vader voor alle eeuwen geboren; God van God, Licht van Licht, waaragtigen God van waaragtigen God; geboren en niet gemaakt; van één wezen met den Vader , door wien alle dingen gemaakt zijn: Die om ons menfchen, en om onze zaligheid nedergedaald is uit den Hemel, en het vleesch heeftaangenomen door den heiligen Geest, uit de Maagd Maria, en is Mensch geworden. Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pilatus, hij heeft geleden, en is begraven. En hij is, volgens de Schriftuur, ten derden dage verrezen. En hij is opgeklommen ten Hemel. Hij zit ter rechterhand des Vaders» En hij zal .wederkomen met glorie  DE HEILIGE MISSE. 149 rie om te oordeelen de levenden en de doden: wiens rijk geen einde zal hebben. Er. in den heiligen Geest, den Heere en levend makenden, die uit den Vader en den Znne voortkomt; die met den Vaderen den Zone te famen aangebeden en verheerlijkt wordt; die door de Profeten gefproken heeft. En eene heilige Katholijke en Apostolijke Kerke. Ik belijde een Doopfel tot vergeving der zonden, en ik verwagt de verrijzenis der doden, en het eeuwig leven. Amen. De Priester zegt: De Heer zij met u. Dien. En met uwen Geest. Laten moe bidden. Heere, geef eene nieuwe verlichting en nieuwe genade aan den Priester, die deze offerande u op zal dragen, als ook aan ons, die wij ons met hem veréénigen om uwen name te offeren. Hier begint de eerfte offerande mn brood en wijn, ah de eerfte voorbereiding tot de eigenlijke offerande van Jefus Christus. Ik geloof, ö mijn God! vermeerder mijn geloof Geef, dat ik mijne aandagtigheid, mijnen ijver verK 4 nieu-  IJO OEFFENÏNGEN ONDER nieuwe en verdubbele in dit ogenblik, waarin de heilige Mijfterien beginnen. GEBED ONDER DE OPOFFERINQ DES BROODS. r^ntvang deze onbevlekte offerande, ^ Heilige God, almagtige Vader. Ontvang die uit de handen van uwen die» naar den Priester, die zig onwa irdig agt dezelve aan u op te dragen. Vergun mij, dat ik ze met hem en uwe gehele Kerke u opoffere voor mijne ontallijke zonden en nalatigheden, voor allen die met mij dit heilig offer bijwonen , en voor allen gelovigen Christenen zo levenden als doden, op dat wij allen de zaligheid en het eeuwig leven 'er door erlangen mogen. Terwijl de Friester wijn en water in den kelk ziet, 6 God! die den mensch wonderlijk gefchapen, en nog wonderlijker herfteld hebt, voltrek het mijfterie, dat door de menging van dézen wijn en dit water, welken in het bloed van uwen Zone veranderd zullen worden , betekend wordt, Geef ons, dat, gelijk hij zig wel heeft willen vernederen door de ver-  DE HEILIGE MISSE. 151 verééniging van de menfchelijke natuur met de godlijke, wij ook door de genademet hem veréénigd aan zijne Godheid mogen deelagtig worden. Terwijl de Priester den kelk offert. Heere, wij offeren u den kelk der zaligmakinge op. Wij bidden u, dat gij dien voor onze zaligheid en die der gehele waereld wilt aannemen Wij dragen u ook ons zeiven met een vernederd harte op: ó laat deze offerande u aangenaam en behaaglijk zijn. Terwijl de Priester in de Hoog-mis* Jen bet altaar bewierookt. Zegen, ó Heere! dezen wierook; laat hij, van u gezegend, tot u opklimmen, en uwe barmhartigheid op ons doen nederdalen. Dat mijn gebed tot u oprijze als een aangenaam reukoffer. Ik hef mijne handen tot u op, om u te bidden; ontvang de offerande mijns gebeds. Stel een wagt voor mijnen mond, en een flot op mijne lippen; op dat mijn hart nimmer de taal der boosheid fpreke , Doch ik verfchoning zoeke voor mijne zonden, Ontfleek in onze harten het vuur van uwe eeuwige liefde. Als de Priester zijne vingeren wascbt. Wasch mijne handen , ó mijn God! K 5 en  152 OEFFENING EN ONDER en zuiver mij van de minfte vlekken; op dat ik waardig worde voor uw altaar te verfchijnen, uwen lof aan te horen, en zelf uwe wonderen te verkondigen. De Priester keert weder tot bet midden van bet altaar. Heilige Drievuldigheid, God Vader, God Zoon, God heilige Geest, ontvang deze offerande, die wij u opdragen tergedagtenisfe van het lijden,van de Verrijzenisfe en Hemelvaart van onzen Heere Jefus Christus, en ter eere van de H. maagd Maria, van den heiligen Joannes den Doper, van de heilige Apostelen Petrus en Paulus en alle Heiligen ; op dat wij de eeuwige zaligheid erlangen, en zij, welker gedagtenis wij op aarde vieren, zig gewaardigen voor ons in den Hemel te bidden. De Priester verzoekt de voorbede der gelovigen , zeggende: Bidt, Broeders, dat mijne 'en uwe offerande Gode den almagtigen Vader aangenaam zij* Men antwoorde hierop met dm Dienaar. De Heere ontvange deze offerande uit uwe handen tot lof en glorie van zijnen name, tot voordeel van ons en zijne gehele heilige Kerke. Onder  DE HEILIGE MISSE. I53 Onder de JUUe gebeden. Aanhoor, Heere, het gebed uwer Kerke: bereid gij zelf de offerande, die zij u gaat opdragen: verander deze gaven, die op uw altaar liggen, in het ligchaam en bloed van uwen Zone Jefus Christus, en maak ze tot een zoenoffer voor levenden en doden. Dit bidden wij a door Jefus Christus uwen Zoon, onzen Heere. Amen. DE PREFATIE. Prefatie betekent eene inleiding of voorrede. De Priester f preekt dezelve, om bet volk tot zulk eene aandagt en eerbied te vermanen , als de verhevene geheimen, namelijk de verandering van brood en wyn in >t ligchaam en bloed van Christus, welken nu aanftonds voltrokken zullen voorden, vereisfeben. gr> eef, ö God, dat wij onze harten tot ^ u verheffen, dat wij u dankzeggen; want in der waarheid het is behoorlijk en billijk,redelijk en heilzaam,dat wij u, ó heilige Heere ! almagtige Vader, eeuwige God,altijd en op alle plaatzen danken door Christus onzen Heere; door wien de Engelen uwe Majefteit loven,  IJ4 oeffenincen onder deHeerfchappijen u aanbidden, de Mag* ten u al bevende eren, de Hemelen, de kragten der Hemelen, en de zalige Seraflnen met grote vreugde uwen lof verkondigen: bij wier Hemmen wij u bidden ook de onzen aan te nemen, zeggende met eene ootmoedige belijdenisfe: Heilig, Heilig, Heilig is de Heere, de God der Heirfcharen. Hemel en aarde zijn vol van uwe heerlijkheid, gezegend moet gij zijn in den Hoogften. Wees gezegend , Heere Jefus, die daar komt in den naam van God uwen Vader. Wees in alle eeuwigheid verheerlijkt in den Hemel. DE CANON. Het beiligfte deel van betSacrificie der Misfe draagt den naam van Canon, zynde volgens de betekenis van bet woord een vaste regel, welken namelijk de kerk in alleMisfen volgt, uitgenomen dat op zommige boge Feesten eenige woorden veranderd worden. Dit deel der H. Misfe wordt in ftilte gelezen, tot een teken, dat verfiand en reden bier aan 't geloof moeten onderworpen zijn. ge-  CE HEILIGE MISSE. IJJ GEBED. W/ij bidden u dan, ó eeuwige God, wien alléén de offerande en de aanbidding toekomt,wij fmeken u door Jefus Christus uwen Zoon , neem dit offer uit onze handen aan, zegen het .' wij dragen u hetzelve voornamelijk op voor uwe heilige Kerke, bellier, bewaar haar; fla ook een gunstig oog op onzen H. Vader den Paus en alle de Herders uwer Kerke, als ook op onze overheden, en alle gelovigen. De Priester houdt de gedagtenis der levenden. Laat mij toe, 6 mijn God! dat ik u onder uwe andere dienaars en dienaresfen bizonderlijk bidde voor de genen, die mij beftieren, voor mijne bloedverwanten , vrienden, enz. hier kan men zig de Perfonen voor jlellen, waar voor men bidden wil. Ik bid u ook voor den Priester, die u deze offerande des Tofs opdraagt, voor allen die hier tegenwoordig zijn, om u, ó God te verheerlijken, en de zaligheid hunner zielen te erlangen. De  156 OEFFENINGEN ONDER De Priester verêénigt zich met de Heiligen. Ik heb de vrijheid genomen, ó mijn God 1 om u voor anderen te bidden , met welken ik door de gemeenfchap der Heiligen veréénigd ben. Deze zelfde gemeenfchap geeft ons bet recht, om ons tot die genen te keren \ welken met u in den Hemel zijn, hunne gedagtenis voor uw altaar te houden, van hun te verzoeken, dat ze onze voorlprekers willen zijn, en uwe hulp en befchermingdoor hunne gebeden voor ons verwerven. Dit verzoeken wij bizonderlijk van de H. maagd en Moeder uws Zoons Jefus Christus, van den heiligen Petrus enPaulus en van de andere Apostelen en Martelaren , welken de Kerk in hare geheimen noemt. Verhoor hunne gebeden, ó mijn God! en befcherm ons altoos en overal, door onzen Heere Jefus Christus. Amen. De Priester houdt zijne banden over de offerande. Dit is eene belijdenis,dat wij zelve den dood verdiend hadden, welken Christus voor ons geleden heeft. Ja » Heere, ik belijde het, ik was des doods fchuldig, maar onwaardig j om  DE HEILIGE MISSE I57 om het zoen - offer te zijn voor mijne zonden; gij hebt dezelven od het Lam Gods willen leggen, dat alléén waardig was, uw geichonden recht te herftellen. Ik offer u des zijnen dood op 3 om eeuwiglijk met u te leven. DE CONSECRATIE. Men kan zig bier berinneren 'tgene Christus in 't laatfte Avondmaal gedaan beeft, en de Friester nu nog in zijn naam doet. Hij neemt bet brood in zijne banden; hij Jlaat zijne ogen naar den Hemel; bij bedankt God; hij zegent het brood; bij' f preekt dezelfde woorden, die Christus gefproken beeft; bij doet van gelijken met den wijn, en dus wordt het brood en de wijn veranderd in 't ligchaam In bloed van Christus. Onder bet opheffen van 't ligchaam van Christus. Ik aanbid u eeuwig woord des Vaders, God en mensch, dierbaar zoenoffer! dank voor uwe onr.fevmingen ó Geef dat ik uwe liefde beantwoorde, niet leve als in u, voor u. Onder het opheffen van den kelk. Ik aanbid u edel en dierbaar bloed dat uit de wonden van onzen Heere J^ - fus  I58 OEFFEN IN GEN ONDER fus Christus voortvloeit, en de zonden der gehele waereld uitwischt , wasch, heilig mijne ziel, bewaar haar ten eeuwigen leven. Amen* A7a de opheffing* Wij gehoorzamen, ö mijn God! aan het gebod van uwen Zoon onzen Heere Jefus Christus. Wij vernieuwen de gedagtenis van zijn heilig lijden , van zijne verrijzenisfe, en zijne heerlijke he. meivaart: en om deze gedagtenis te houden, offeren wij aan uwe Majefteit de gaven, die wij eerst ontvangen hebben, deze zuivere, heilige en onbevlekte offerande, Jefus Christus zeiven s zijn ligchaam, het levende brood des eeuwigen levens, den kelk zijns bloeds, den kelk der eeuwige zaligheid. Deze offerande, ö mijn God! is u aangenaam door zig zelve; ö dat de genen, die ze u opdragen, ook door haar u aangenaam worden. Laat ons, terwijl we u uwen Zoon Jefus Christus opofferen, genade vinden voor uwe ogen. Laat onze gebeden tot u opklimmen met deze offerande: dat ze aan uwe Godlijke Majefteit voorgedragen worden door den dienst van uwen heiligen Engel, op dat wij allen, die door  DE HEILIGE MISSE. 159 door de H. Communie, of ten miriftè in den geest en door het geloof, het allerheiligfte ligchaam en bloed van uwen Zone zullen ontvangen, met den zegen des Hemels en genade vervuld mogen worden, door denzelfden Christus onzen Heere. Amen. De gedagtenis voor de overledenen. Laat ook, ó Heere, uwe Dienaren en Dienaresfen , die , dezer waereld ontrukt,ons met het teken des geloofs zijn voorgegaan, der heilvruchtcn van deze offerande deelagtig worden. Ik neem de vrijheid, van n bizonderlijk te bidden voor N. N. (mijn Vader, mijne moeder, enz.) Geef dezen, en allen, die in Christus rusten, een plaats in 't eeuwig Rijk der Zaligheid. Dit bidden wij u door Jefus Christus onzen Heere. Amen. De Priesterkop zijn borst flaandey belijdt in den naam der gelovigen, dat voij allen zondaars zijn, en verzoekt ook deel te hebben met de Heiligen in den Hemel. Sla ook, ó Heere! uwe ogen op ons uwe dienaren. Wij zijn zondaars; maar wij ftellen al ons betrouwen op de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. Maak ons in dit leven door de genade, L in  IÖO OEFFENINCEN ONDER in het toekomende door de glorie deelgenoten van het geluk uwer Heiligen. Neem ons aan tot hunne gemeenfchap, niet om onze verdiensten, maar uit genade, en om de verdiensten van Christus onzen Heere* De Priester maakt met bet ligcbaam des Heeren eenige malen bet teken des Kruis. T is door hem, ó Heere, dat gij óns deze offerande, en alle goed verleent. Door hem, met hem, en in hem zij u, almagtige Vader , in de éénigheid des Heiligen Geests alle eer en glorie in alle eeuwen der eeuwen. Amen. HET-GEBED DES HEEREN» Gij hebt ons geleerd, Heere, wat wij moeten bidden;gij hebt ons bevolen zo te bidden; wij wagen het dan zulke grote dingen van u te vragen, en zeggen met betrouwen in den name van Christus: Onze Vader enz. , . Na bet gebed des Heeren. Ja, Heere, verlos ons van alle kwaad; yerleen ons, door de voorbidding der H. maagd Maria, en aller Heiligen, vrede in onze dagen; op dat wij door den bijftand uwer barmhartigheid geholpen, ten  DE HEIL IG E MISSE. ï6l ten allen tijde vrij van zonden, en te-gens alle verftoring veilig mogen zijn ; door den zelfden Christus onzen Heere, Amen* De 'Priester breekt de H. Hostie, even. gelijk Christus het brood brak, bevorens bij den Apostelen onder deszelfs gedaante zijn ligcbaam uitdeelde. De Priester laat een deeltje der gebrokene Hostie in den kelk vallen, daar door te kennen gevende, dat gelijk de Confecratie eerst van 't brood, en dan van den wijn, ons den dood van Chris • tus vertoont; aldus de verééniging van deze twe gedaanten zijne verrijzenis voorfielt. Hierna wenscht de Priester bet Folk den vrede. O E B Ê Ö. TTeere, gij hebt dit dierbaar Sacra* ment tot een vrede teken tusfchen u en ons ingefteld: geef ons denzelven; op dat wij daar door waardiger mogen worden, om dit Sacrament van vrede en liefde te ontvangen. k 2 AÖNUS  IÖ2 OËFFÈNINGENONDEft. A G N U S DEI. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; ontferm u onzer. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; ontferm ü onzer. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; geef ons vrede. In de Misfen voor de Overledenen zal men driemaal zeggen: Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; geef hun de rust. De derdemaal : geef hun de eeuwige rust. Het volgende Gebed wordt in de Misfen voor de Overledenen agter * gelaten. Heere Jefus Christus, die tot uwe Apostelen gezeid hebt: ik Iaat u den vrede, ik geef u mijnen vrede; zie toch niet op mijne zonden, maar op het geloof uwer Kerke, en vergun haar, volgens uw welbehagen den vrede en de eendragt, daar zij om bidt. Als men ter Communie gaat, kan men de volgende gebeden /preken. Heere Jefus Christus, Zoon van den levenden God, die volgens den wil van uwen Vader, en door het medewerken van den heiligen Geest, der waereld door  DE HEILIGE MISSE., 163 door uwen dood het leven gegeven hebt: laat uw heilig ligchaam en uw dierbaar bloed, dat ik ga nuttigen, mij voordeelig zijn: verlos mij door de kragt dezer heilige fpijze van alle mijne zonden, en van alle kwaad: Geef dat ik altijd getrouw aan uwe geboden blijve, en iaat niet toe, dat ik ooit van u gefcheiden worde,die leeft enheerscht met God den Vader cn den heiligen Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen. ó Heere Jefus, laat ik mijn oordeel en mijne verdoemnis niet eten aan uw heilig ligchaam, dat ik onwaardig ben te ontvangen. Laat deze heilige Communie mij heilzaam zijn voor ziel en ligchaam. Ik zal het brood des Hemels nemen, en den naam des Heeren aanroepen. Als men niet Communiceert, /preekt men de volgende gebeden. Heere Jefus, Zoon van den levenden God, die ons het leven gegeven hebt door uwen dood, waar van wij in dit Sacrament de gedagtenis houden; ik durf mij niet aan uwe heilige Tafel vertonen, om uw heilig ligchaam en uw dierbaar bloed aldaar te nuttigen; want L 3 toch  ■I6"4 OÉFFENINGEN ONDER toch ik mij'er onwaardig toe ken. Ik durf u echter om foortgelijke genaden bidden, als die ik door dat nuttigen zoude ontvangen. Verlos mij door de kragt van deze heilige fpijze van alle mijne boosheden, en van alle onheilen: geef mij de genade , om uwe geboden altoos getrouwlijk te volbrengen , en u om niets ter waereld te verlaten. Ach, Heere Jefus, hoe gaerne wenschte ik u thans waardiglijk te ontvangen 1 dan uit eerbiedigheid voor dit Heilige der Heiligen, met inzicht om mij.door de boetvaardigheid waardig te maken, onthoud ik mij van deze heilige Tafel. Geef mij, bid ik u, intusfehen al de hulp, al dén bijftand, die mij noodzaaklijk is tot welftand van ziel en ligchaam. Ik ben niet waardig dit brood te nemen, noch den naam des Heeren aan te roepen, ontferm u mijner, mijn God. Men herhaalt driemaal het volgende, flaande op zijn borst. Heere, ik ben $iet waardig, dat gij onder mijn dak komt; maar fpreek alleenlijk één woord ^ en mijne ziel zal gezond worden, Ter-  DE HEILIGE MISSE I65 Terwijl de Priester bet ligcbaam des Heeren nuttigt» 6 Heilige Maaltijd, in welken Christus genuttigd, de gedagtenis van zijn lijden gehouden, de ziel met genade vervuld, en ons het pand der toekomende glorie gegeven wordt i Roep mij, ó Heere, tot dezen Maaltijd, en maak mij waardig, om 'er deel aan te hebben." Als de Priester den Kelk ontdekt. Wat zal ik den Heere weder geven voor al 't gene hij mij gefchonken heeft ? Ik zal den Kelk des heils nemen, en den naam des Heeren aanroepen. Al lovende zal ik den Heere aanroepen, en mijne vijanden zullen niets tegens mij vermogen. Terwijl de Priester bet bloed des Heeren nuttigt. Wasch mij, Heere, en reinig mij door uw dierbaar bloed, waar van een druppel genoegzaam is, om alle zonden van de gantfche waereld uit te wisfchen, en weg te nemen. L 4 AN-  166 OEFFENINGEN ONDER ANDER GEBED. geestlijker wijze te Communiceren. 6 T efus, wien ik in het Sacrament on» J zer Altaren aanbid, gij zijt waarlijk de.verborgen God, God de verlosfer van Israël. Ik nader thans tot die Altaren, niet om u aldaar in het H. Sacrament, tot welk gij mij zo dikmaals toegelaten hebt, daadlijk te ontvangen; maar om van u in eene geestlijke Communie door het geloof en de liefde gefpijsc te worden, ó Waaragtig broo4 des levens, godlijk brood, dat uit den Hemel nedergedaald is* en der waereld het leven gegeven heeft: ó Jefus brood des levens verzadig mij door uwe liefde, ea verlos mij van den honger tot de goederen dezer waereld: doe mij in u gelóven met een levendig geloof, en blusch in mij den dorst tot de wellusten , en begeerlijkheden dezes levens uit. Lam Gods, dat uwe navolgers op eene heilige wijze fpijst en verzadigt, geef mij de genade om u na te volgen. Leer mij (ó hoe overtuiglijk toonde gij 't eenmaal op het kruishoud) dat gij ootmoedig, en zagtmoedig van harte zijt:  DE HEILIGE MISSE. I67 zijt: leer mij, doe mij bevindelijk befeffen, dat gij niet gekomen zijtom uwen wil, maar om den wil uws vaders, dieu gezonden heeft, te volbrengen: datik, om uwe voetftappen na te treden, mét verduldigheid en zagtmoedigheid lijden, mij zeiven vernederen, en ter dood toe gehoorzaam zijn moet. Laat het Sacrament, waarin gij waarlijk tegenwoordig zijt, mij leren de ftilzwijgenheid en het betrachtend leven te beminnen, gedurig in een geest van opoffering te leven, in alles de verheerlijking van God te. zoeken en te bevorderen , alles, tot mijn eigen Perfoon toe, voor mijne broeders ten beste te geven, niet meer voor mij zei ven,maar voor u te leven, op dat gij waarlijk en alléén in mij moogt leven. Eindelijk, terwijl gij mij in dit Sacrament de beloften en het pand der heerlijke verrijzenisfe en des eeuwigen levens gegeven hebt, ontlast mij dan ook van de liefde tot de waereld; vernietig in mij de genegenheid tot dit leven: ftort een heilig verlangen in mij naar de ontbindinge mijns ligchaams; op dat ik met u zij, en uw lieflijk aanfchijn, op welk de Engelen gedurig met een onverminderden liefdeL 5 brand  l68 OEFFENINGEN ONDER brand ftar-ogen, in alle eeuwigheid moge aanfchouwen. Terwijl de Pm ter den Kelk zuivert. Geef, ö Heere, dat ik, zodikmaals als ik tot de heilige Communie nader, met een zuiver harte omhelze, het gene ik met mijnen mond ontvange, en dat het heilig Sacrament', welk ter verfterking in dit fterflijk leven gegeven wordt, mij tot het eeuwig leven geleide. Maak mij, ó mijn God, aan uw heilig ligchaam deelagtig; dat het dierbaar vleesch en bloed uws Zoons Jefus Christus mijnen geest voede, en mijn hart vervulle: laat 'er noch fmet, noch zonde over blijven in den genen, die het geluk heeft zulke godlij ke geheimen bij te wonen. De Priester gaat naar de zijde des Altaars, en leest een korte les. Gelijk de Vader die leeft, mij gezonden heeft, en ik leef door den Vader , alzo zal ook de gene, die mij eet, door mij leven, Joan. 6. Onder ba Gebed, dat Postcommunie genaamd wordt. Wij danken u, ó Heere, dat gij ons toegelaten hebt uwe heilige geheimnis. ïen bij te wonen. Geef, dat wij der- zei v er  DE HEILIGE MISSE. Iö*Q zeiver gedagtenis en vrucht zorgvuldig bewaren, en dat niets ter waereld ons uwe genade, waar van zij de bron en het onderpand zijn, ontrukke: dit bid* den wij u dooronzen Heere Jefus Christus uwen Zoon. Amen. In de Misfen voor de Overledenen. Geef, o Heere, aan alle overledene gelovigen, voor welken wij u bidden de hemelfche glorie. Verleen hun denzelfden Jefus Christus, dien wij hier onder het dekzel van zijn Sacrament verborgen aanbidden, onbedekt en van aanfchijn tot aanfchijn te befchou. wen, door den zelfden Jefus Christus onzen Heere. Amen, De Prisst, Gaat: de Misfe is geëindigd, ofi Laat ons den Heere loven. Dien. Gode zij dank. In de Misfen voor de Overledenen. Priest. Dat zij in vrederusten-. Dien. Amen. Ontvang ó heilige Drievuldigheid, God Vader, God Zoon, God heilige Geest onze nedrigeaanbiddingen. Laat de offerande, die wij, hoewel onwaardig, u opgedragen hebben, uweMajefteit behagen, en zo wel aan ons, als aan onze medebroeders, voor welken v/ij  J70 OEFFENINGEN ONDER wij die opgeofferd hebben, alle de uitwerkingen en voordeden toebrengen, die uwe genadige goedheid daar aangehecht heeft. De Priester geeft den zegen. Zegen mij, ó Heere, gelijk gij in uwe Hemelvaart uwe lievelingen zegende; op dat ik ook eenmaal, wanneer gij weder zult komen, om te oordeelen, deze gezegende woorden uit uwen mond hore: komt, gij gezegenden des vaders» bezit het rijck, dat voor u bereid is van 't beginzel der waereld. HET LAATSTE EVANGELIE. Joan. I. In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. Dit was in 't begin bijGod. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt: en zonder dat is 'er niets gemaakt, van het gene 'er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en het leven was het licht der menfchen: en het lichtfchijnt in de duisternisfen, en de duisternisfen hebben 't niet begrepen. Daar wierdt een mensch van God gebonden, wiens naam was Joannes. Dees kwam tot ge-  de heilige misse, t*jV getuige, om getuigenis van het licht te geven , op dat ze allen door hem geloven zouden. Hij was het licht niet, maar om getuigenis van het licht te geven. Dit was het waaragtig licht, het welk allen mensch verlicht, die in deze waereld komt. Hij was in de waereld, en de waereld is door hem gemaakt, en de waereld heeft hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen: doch de zijnen namen hem niet aan. Maar allen, die hem aangenomen hebben , heeft hij magt gegeven om kinderen Gods te worden, dengenen, die in zijnen name geloven: welken niet uit den bloede, noch uit den wille des vleeschs, noch uit den wille des mans, maar uit God geboren zijn. En (dit zeggende knielt men) het woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond: en wij hebben zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid als van den ééniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. Gebed na de Misfe. Ik heb dan het geluk gehad, Heere, dit Heilige der Heiligen bij te wonen; dank zij u, ó God, voor deze güust: ik.was het niet waardig; maar gij hebt mij  172 OEFFENINGEN ONDER mij evenwel nier. verfloten: gij hebt mij uit uwe eet-zaal niet gejaagd, fchoon ik het bruilofts- kleed der heiligheid , der onnozelheid niet aan hadde. ó Jefus Christus, die u zeiven voor ons aan God den Vader hebt opgedragen, bedank hem voor ons, ó Mijn God, vergeef mij de misnagen, waarin ik door de verftrooidheid van mijne gedagten, door de gevoelloosheid van mijn liefdeloos harte, gevallen ben, gedurende een tijd, dien ik ten eenemaal met u had moeten bezigen , waarop ik geheel vuur, geheel liefde had moeten zijn. Wanneer toch zal 't eens gebeuren, dat ik dit aanbidlijk geheim met de vereischteaandagtigheid en dankbaarheid zal bij wonen! Dat deze offerande, mijn God, die ik u door den Priester heb opgedragen, mij zuivere van het voorledene, mij ver» lterke tegens het toekomende. Vergeef mij, ó Heere, alle overtredingen mijner jeugd, en alle mijne zonden, waar voor Jefus Christus is opgeofferd. Laat niet toe, dat ik in dezelfde zonden hervaile , voor weiken ik gene andere offerande, geen ander flagtoffcr te verwagten heb, wanneer ik mij dit offer onnut zal gemaakt hebben. Ik  DE HEILIGE MISSE. 173 Ik had bij mij zeiven gezegd: Ik zal van u niet fcheiden, Heere, bevorens gij mij uwen zegen gegeven hebt. Ik heb dien thans ontvangen. Door dien zegen hebt gij al mijnen arbeid , al mijnen handel gezegend. Nu ga ik met betrouwen tot mijne bezigheden waartoe uw%odlijke wil mij roept. Den gehelen dag zal ik de gunst herdenken, die gij mij bewezen hebt. Ik zal allen vlijt aanwenden, om noch door woorden, noch werken, noch gedagten mij uwen zegen onwaardig te maken, of van '-tfe vruchten uwer geheimen te beroven. Indien deze oefeningen onder de H, Misfe wat al te uitgeftrekt zijn mogten9 kan men dezelven verkorten, of anders zig van de volgende verkorte oefeningen bedienen. Wij wenfcben nogtbans dat dezelven nu en dan gebruikt mogen worden, om dat de geheimen van bet Sacrificie 'er vatbaarder en omjiandiglijker in verklaard worden* VER-  174 OEFFENINGEN ONDER VERKORTE OEFFENINGEN ONDER DE HEIL IGE MISSE. Als de Priester aan den voet van bet Altaar de H. Misfe begint. Ik vertoon mij voor uwe Altarei£, 6 mijn God. Ik kom hier om u Jefus Christus uwen Zoon, en met hem mij zeiven, en urte gehele kerk op te dragen, om u te aanbidden, om u te bedanken, om de vergeving van mijne zonden te verzoeken, en alle genaden, die ons nodig zijn, door dit offer te verkrijgen. Ik ben niet waardig deze hoge geheimnisfen bij te wonen. Ik belijde voor u mijne zonden, en ik verzoek uwe barmhartigheid. Als de Priester bet Altaar opklimt, en betzelve kust. Wasch mijne zonden af, ó Heere, en reinig mijne ziel. Onder  DÉ HEILIGE MISSE. 175 Onder den Introïtus. Glorie zij den Vader, en den Zone, en den heiligen Geest, ó Heere gij zijt wonderlijk in uwe Heiligen: gij zijt aanbidlijk in uwe Mijfterien. Kijrie Eleifon. Heere, ontferm u onzer. Gloria in Exceljis. Glorie zij God in den Hoogden, en op aarde vrede den menfchen, die van goeden wille zijn. Wij loven u: wij prijzen u: wij aanbidden u: wij bedanken u. Ontferm u onzer God Vader, Zoon, en heilige Geest. Onder de Colleclen. Geef ons, ó Heere, alles wat uwe heilige Kerk u bidt door Jefus Christus onzen Heere. Onder den Epistel. Open mijn verftand, ó Heere, en doe mij uwe heilige Schrifturen verftaan. Schrijf uwe wet in mijn harte: doe mij dezelve volbrengen tot den minden letterftip toe. Tusfcben den Epistel en bet Evangelie. Trek mij, ó mijn God, en leid mij tot Christus uwen Zoon: Hij is 't, dien ik zoek: hem wensch ik te kennen , te loven en na te volgen. M On- OEN  I76 OEFFENINGEN ONDER Onder bet Evangelie. Heere, tot wien zond' ik gaan? gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Ik geloof en belijde, dat de woorden , die mij daar voorgelezen worden, heilige woorden zijn* Geef mij uwe liefde en uwe genade; op dat ik deel hebbe aan uw Evangelie. Credo. Ik geloof, Heere help mijn zwak geloof. Ik geloof alles wat gij geopenbaard hebt, alles, dat de Apostelen gepredikt hebben, alles, dat de heilige , Katholijke , Apostelijke en Roomfche Kerk gelooft, en leert. Onder de Opoffering van brood en wijn. Laten we onze aandagtigbeid en eerbiedigbeid vernieuwen; want de heilige geheimen beginnen. Ontvang, 6 levende en waaragtigeGod, het gene wij uopdragen. En opdat wij waardig mogen zijn, om u het ligchaam en bloed van uwenZone,waarin dit brood en deze wijn zullen veranderd worden, aan te bieden; geef ons de genade, dat wij ons zeiven met een nederig en vermorfeld harte aan u opofferen. Als de Priester zijne vingeren wascht. Zuiver mij, ó God, van mijne geringde  DE HEILIGE MISSE» 177 ringfte fmetten: verleen mij zodanig eene heiligheid , als het onbevlekte Lam, dat op dit Altaar zal geofferd worden, van ons vereischt. Orate Fratres. Ontvang, Heere, deze offerande uit de handen van uwen Priester, tot glone van uwen naam, en tot voordeel van ons en uwe gehele kerke. Onder de Prefatie. Laten we onze harten naar den Hemel opheffen: laten we die tot den Heere keren: laten we hem bedanken; want het is billijk , dat we ons met de Hemelinsen lenigen, om hem te loven, en te aan» bidden door Jefus Christus onzen Heere. Heilig, Heilig, Heilig is de Heere, de almogende God. Hemel en aarde zijn vol van zijne heerlijkheid, ó Heere, wees in der eeuwigheid geloofd. DE CANON. Het brood en de wijn zullen zo aan* Jtonds veranderd worden in het ligcbaam en bloed van Christus. Laten we Christus te gemoete gaan: laten we ons bereiden om hem te ontvangen, te aanbidden. Laten we met de kerk voor de gelovu M 2 gm  I78 OEFFENINGEN ONDER gen bidden, en ons met de Heiligen ver» è énigen. Vader der barmhartigheid, wij dragen u deze offerande op, door Christus uwen Zoon, voor uwe gehele Kerke, voor den Paus, voor onze geestlijke, en waereldlijke Overheid, voor allen die hier tegenwoordig zijn, en voor alle gelovigen. Ik draag u dezelve nog bizonderlijk op voor N. N. Wij veréénigen ons met de Heiligen , die in den Hemel u bezitten, en wij verzoeken, dat zij voor ons willen bidden. Onder de opheffing. Laten we Jefus Christus in bet allerbeiligfte Sacrament aanbidden. Mijn Heer en mijn God! Jefus Zoon van David: Christus Zoon van den levenden God, ik aanbid u: Ik bemin u: Ik geloof, dat gij waarlijk tegenwoordig zijt in dit hoogwaardig Sacrament. Na de opheffing. Wij dragen u, ó God,dezegodlijke offerande op, de gedagtenis houdende van het lijden, de verrijzenis en de Hemelvaart van Jefus Christus. De offers van Abel, Abraham en Mel- chi-  de heilige misse. i 79 chifedech waren u aangenaam: datwa. ren af beeldzeis; dit is de waarheid. Het gene wij u opdragen,is u zekerlijk behaaglyk: heilig dan de genen , die u hetzelve opdragen, en vervul hen met alle hemelfche zegeningen en genaden. Wees ook, Heere, gedagtig uwen Dienaren, en Dienaresfen, die der waereld overleden zijn, voornamelijk N. N. verleen hun door de kragt van deze offerande de eeuwige rust. Doe met ohs allen naar uwe barmhartigheid: del ons onder het getal van uwe Heiligen: befchouw onze verdienden niet, maar uwe goedheid, door Christus onzen Heere. Laten we bet onze vader met den Priester bidden, a g n u s dei. T am Gods, dat wegneemt de zonden der waereld, ontferm u onzer: geef ons vrede, en verleen de eeuwige rust aan de overledenen. Amen. Voor de Communie des Priesters. Jefus Christus is op bet altaar tegenwoordig , om zig aan ons te geven. Hij nodigt ons tot de Communie. Laten wii M 3 ten  180 OEFFENINGEN ONDER ten minften geestlijker wijze Communiceren, dat is: Jefus liefhebben , verlangen om hem te ontvangen, de genade verzoeken om alléén voor hem, in hem te leven, en zijne deugden na te volgen. ó Jefus verlos mij van alle boosheid, en van alle kwaad: doe mij uwegebo. den altijd volbrengen : laat niets ter waereld in ftaat zijn, om mij van u af te trekken: laat niet toe, dat ik uooit onwaardig in dit Sacrament ontvangen zoude. Onder de Communie. Heere, ik ben niet waardig u te ontvangen, fpreek, en mijne ziel zal gezond worden. Na de Communie. Laat niet toe, ó Heere, dat het geweten der genen, die het geluk gehad hebben , een zo heilig Sacrament te ontvangen, met eenige zonde befmet zoude worden. Als de zegen gegeven wordt. De almogende God, de Vader, de Zoon, en de heilige Geest zegene ons allen. „ „ Onder bet laatfte Evangelie. Eeuwig Woord, éénige Gods Zoon, gelijk aan uwen Vader, één en dezelf-  DE HEILIGE MISSE. l8l de God met hem, gij zijt mensch geworden , op dat de menfchen Gods kinderen zouden worden. Blijf in mij, en beftier mij in alle uwe wegen door het licht vap uwe waarheid, en door de kragt van uwe genade. Als de Misfe geëindigd is. Dank zij u , ó mijn Zaligmaker, voor de gunst mij bewezen : Ik heb het aanbiddelijkst offer bijgewoond. Dank voor deze uwe goedheid, dat gij daagli'jks het offer uwer liefde voor uwe kerke vernieuwt. M4 OEF-  182 OEFFENINGEN OEFFENINGEN om het h: sacrament der biegte waardiglyk te ontvangen* BEMERKINGEN. Ocboon bet Biegten onder Jommigen der ^ gelovigen veelal een werk van enkelde ogenblikken is; bij dannog9 die voor zijne zaligheid waarlijk gevoelig is, zal, bizonderlijk als bij niet zeer dikwils dit Sacrament ontvangt, gaerne toejlemmen, dat bet raadzaam is, zig eenige dagen bevorens voor te bereiden. Die dagen dan zal men in eene inwendige Jiilte doorbrengen , zelfs in 't midden zijner bezigbeden zig nu en dan bet voornemen herrinneren, dat men gemaakt beeft: men zal bet gebed, en 't berouw by het onderzoek zijner zonden voegen: zijn beste doen om zig uit de zonden te redden, en die te mijden. '' -: 3 ■ - | | Het  VOOR DE BIEGT. I83 Het eerfte dat men te doen heeft, is, van God de genade te verzoeken, om zijne zonden te kennen, en den Geest van boetvaardigheid, om bet vereischte leetvoezen, en de verzaking, der zonden in zig op te wekken. leder moet zijn geweten onderzoeken naar de bekwaamheid en kennisje, die hij van God ontvangen heeft* Indien men na een êérfte onderzoek nog reden beeft van te vre. zen, of men zijne rekening wel opgemaakt beboe; zal men zig konnen bedienen van de verfcheidene bandleidingen, of Biegt-Spiegels , die in fommige boeken voorgefteld worden. Men zal het nooit op bet onderzoek , of de ondervragingen, die de Priester fomtijds doet, zodanig laten aankomen, dat men daarom nalatig zijn zoude in zig zeiven vooraf te onderzoeken. Het is niet genoeg, dat men zig onderzoekt omtrent de wet Gods, of omtrent diezonden, welken door allerlei foort van menfchen bedreven worden, en gemeenlijk in de genoemde BiegtSpiegels aangehaald worden ; ieder moet zig nog onderzoeken omtrent de zonden van zijnen ftaat> dat is, omtrent de zodanige zonden, welken zeldzaam bedreven worden als door menfchen van zijnen ouderdom , van zijnen Jlaat, of beroep. M 5 Daar  184 -OEFFENINGEN Daar zijn twe gebreken , beiden bijna even gevaarlijk: De onagtzaambeid der genen, die zig zeiven maar eens ter loop beziende niets biegten , dan 't gene bun eensklaps voorkomt; en de angjiige zorg» vuldigbeid der genen , die nimmer met hm onderzoek te vreden gedurig op nieuws beginnen, en zo veel tijd en moeite aan 't onderzoek hefteden, dat 'er voor de overige voorbereidingen bijna niets overfchiet. Ten opzichte van het berouw hebben we reeds gefproken in bet eerfte deel van dit boek. Zie pag. 14. Na het onderzoek zal men zulke gebeden f preken, en bewegingen in zig verwekken, welken met den ftaat eens boetelings over ten komen, die wenscht door de vergiffenis zijner zonden in Gods vriendfcbap en den ftaat der genade herfteld te worden* Het heilig Concilie van Trente verklaart fes gefteltenisfen, welken de rechtvaardigmaking in ons uitwerken namenlijk : bet geloof, de vrees voor degodlijke rechtvaar» digbeid, de hoop op de godlijke barmhartigbeid door de verdienjïen van Jefus Christus: eene beginnende liefde tot God als bet hoogfte en opperfte goed, een haat der zonden, en een oprecht voornemen van zijn leven te veranderen, en de geboden van God getrouwliik te volbrengen. De-  Haat* worden vele Zonden -vergeven want zv veel bemind, lueeit Ltic.^v;^/.   VOOR DE BIEGT. I85 Deze gefteltenisfen en de bewegingen daar op pasjende beeft men getragt in de volgen» de gebeden, die na bet onderzoek konnen gefproken worden, voor te Jlellen. Men zij intusfcben gedagtig, dat dit alles waarlijk in ons barte moet plaats vinden, en 't weinig belpen zou ,foortgelijke bewegingen, als van berouw enz. met woorden uit te drukken, zo het hart dezelven niet wezen» lijk gevoelde. GEBED. Of» van God te verzoeken, dat men zijne zonden moge kennen en verfoeij en. 6 od, wees rnij armen zondaar ge^ nadig. Ik heb gezondigd : in dien ik zeg, dat ik niet gezondigd heb, dan ben ik een logenaar, en de waarheid is in mij niet. Uwe ogen fteeds op mij gevestigd zien al de onvolmaaktheden en zonden, die in mij te vinden zijn; mijne zonden zijn voor u niet verborgen. Maak mij dezelven kenbaar, want wie kan uit zig zeiven zijne zonden kennen ? Vertoon aan mijne gemoeds-ogen het getal, de afgrijslijkheid derzelven, en al wat ik 'er verder van dien te weten, om ze met een oprecht ge-  186 OEFFENINGEN gemoed te belijden, en met een kragtig berouw te verfoeijen. Stort dan ook, ö Heere, in mijn hart een afkeer van dezelven: geef mij een waaragtig leerwezen over mijne menigvuldige uitfpattingen , en een vast voornemen van nimmer wederom te zondigen. Verleen mij den geest van boetvaardigheid en verbrijzel zodaniglijk de verft eendheid mijns harte, dat 'er tranen van berouw uit ontfpringen. Sla, gij zelf, fladen fteenrots, gelijk die in de woestyneop u bevel met de roede geflagen wierd, en een bron van levend water verfchafte» Geef4hdat de tranen van leetwezen, die ik in uwe tegenwoordigheid Horten zal, mij tot een heilzaam bad verftrekken, om mijne ziel weer levendig en gezond te maken. Vermeng ze ten dien einde met de tranen 3 en met het bloed, dat uw zoon Jefus Christus voor mij geflort heeft: aanhoor de ftem van dat dierbaar bloed , en ontfteek in mijn harte het vuur uwer liefde. Ik wensch u veel te beminnen, ö mijn God, op dat gij mij vele zonden moogt kwijtfchelden. Hierna zal men bet onderzoek van zijn geweten beginnen volgens de regels , die we  VOOR DE BIEGT. 187 voe in de bemerkingen voor de Biegt ge» plaatst bebben* GEBED. Na bet onderzoek. . ij hebt mij mijne zonden kenbaar ^T gemaakt, ö Heere; ik danke u, dat ik door het licht van uwe wet vele fmetten, die mijne ziel bevlekken, ontdekt heb. U behoort de glorie, de gerechtigheid, de barmhartigheid toe; maar ik verdien niets anders als fchande befchaming, en ftraffe; om dat ik tegens u gezondigd heb, om j}at ik u vertoornd heb, om dat ik mij 'tegens uwe bevelen gefield heb. Wat zal 't mij baten mijne boosheid te kennen, indien ik die niet verlaat, en hoe zal ik die verlaten zonder eene nieuwe hulp van uwe genade? Geef mij die, ömijn God, en voltrek in mij, dat gij begonnen hebt. Met uwe huip zal ik opflaan, en door een levendig gevoelen van mijne elendigheid en uwe goedheid getroffen zal ik tot u wederkeren. Ik zal gedenken, dat gij mijn Vader zijt, en u in den Perfoon van uwen Priester beógende, zal ik mij voor zijne voeten ne-  l88 OEFFENINGEN neder werpen, en tot u zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegens den Hemel, en vooru: Ik ben niet meer waardig uw Zoon genaamd te worden: handel mij als eenen van uwe geringde dienaars: Vergeef mij de zonden, daar ik weet, dat ik fchuldig aan ben: Vergeef mij ook de zulken, die mij onbekend zijn: Vergeef ze mij om uwe barmhartigheid , en om de verdienden van uwen Zone Jefus Christus, Amen, Opwekking tot geloof. Terwijl ik tot u nader, ö mijn God, geloof ik vastelijk, dat gij zijt, en dat gij een beloonder der genen zijt, die u zoeken: ik geloof, dat gij, gelijk gij uwe weldaden niet onthoudt aan hun, die in de onnozelheid wandelen, dus ook niet verftoot het rouwig en vernederd hart van een zondaar, die tot u wederkeert; neen, ik geloof vastelijk, dat gij hem uwe barmhartigheid niet zult weigeren. Al wat gij geopenbaard hebt, is waaragtig: al wat gij beloofd hebt, is zeker. Gij hebt ons geopenbaard, dat uwe genade den godlozen rechtvaardigt: dat de zondaar, die de verdoemenis op zijnen hals gehaald heeft  VOOR DE BIEGT. I 8o heefc door vrijwillig de zondige neigingen in te volgen, die door zijne eigene kragten zig niet kan bekeren, bekeerd, en heilig gemaakt wordt door uwe genade , door de verlosfing van uwen Zone Jefus Christus. Dat geloof ik, ó Heere, en ik bid u met tranen in mijne ogen, dat gij dit geloof, welk gij mij hebt ingeftort, levendiger, volmaakter wilt maken. Gij hebt beloofd, dat gij barmhartigheid zoudt bewijzen aan den zondaar, die uwe barmhartig* heid verzoekt: daar gij ons verzekerd hebt, dat gij den dood des zondaars niet wilt, maar zijne bekering en zijn leven; hebt gij met eene beloofd, dat gij zijne zonden zoudt uitwisfchen, en vergeten op denzelfden dag , als hij tot u zoude weder keren. Ik geloof uwe beloften, en ik bid u, maak mij 'er van deelagtig op 't ogenblik, daar ik uwe barmhartigheid kom verzoeken. Opwekking tot vreze. Ik beken, ógroteGodj dat ik onwaardig ben, de barmhartigheid, die ik van u verzoek, te erlangen: ik beef, terwijl ik die verzoek. Gij zijt rechtvaardig: uwe rechtvaardigheid gedoogt niet, dat  IQO OEFFENINGEN dat gij de zonden ongeftraft zoudt laten. Rechtvaardige Richter , vreeslijke, almagtige God! God van wrake, gij hebt uwe Engelen niet gefpaard, toen zij gezondigd hadden. Gij dreigt den zondaar met hetzelfde eeuwige vuur, dat voor de duivelen bereid is, en gij in uwe gramfchap ontdoken hebt. Ik fidder, als ik de geftrengheid van uw oordeel, het vervaarlijke vonnis, dat gij tegens uwe vijanden zult uitfpreken, en het eeuwige, en onverdraaglijke vuur, dat de bozen verflin» den zal, overdenk. Laat deze vrees mij hoe langer, hoe dieper treffen, en druk die door uwen geest zodaniglijk in mijn hart, dat ze mij tot zaligheid verflrekke: dat ze in mij, wanneer ik mij voor de vierfchaar der boetvaardigheid zal befchuldigen, een ongeveinsde oprechtigheid,een waar berouw teweeg brenge: dat dezelfde vrees, na dat ze mij bereid zal hebben, om uwe genade te ontvangen, mij teffensaffchrikke en wederhoude van al 't gene, dat u zoude konnen mishagen, óvader, die de magt hebt, om het ligchaam gedood hebbende, de ziel met het ligchaam in de hel te werpen. Op.  VOOR DE BIEGT, IQI Opwekking tot hetrouwen. 6 Mijn Heer en mijn God.' nog hoop ik op u: het betrouwen, dat ik op uwe goedheid gevestigd heb, onderfteunt mij nog; jaookin deuiterfte benaauwdheid, die de overweging uwer rechtvaardigheid in mij veroorzaakt heeft, onderfteunt het mij. Gij zijt zo wei oneindlijfc goed, als gij oneindlijk rechtvaardig zijt: 't is u vermaak den boetvaardigen in genade aan te nemen» zo lang de tijd van dit fterflijk leven duurt, welke ook de tijd is van uwe barmhartigheid. Dat ik u mijne gebeden opdrage, en mij voor u ter aarde werpe, gefchiedt niet uit betrouwen op mijne goede werken, of op iets anders, dat ik zou konnen doen; maar uit overweginge van uwe menigvuldige ontfermingen. Ik hoop, dat gij u mijner zult ontfermen naar uwe grote barmhartigheden, en om uws naams wille mij mijne ontallijke misdaden zult vergeven. Ik hoop, dat gij, die uwen eigen Zoon niet gefpaard, maar tot verlosling van mij ten offer gegeven hebt, mij ook ter liefde van hem van mijne zonden ontflaan zult. Hij is onze voorfpreker» hij is het Zoenoffer N voor  192 OEFFENINGEN voor onze zonden : hij heeft mij be. niind, en zig zeiven voor mij tot den dood overgegeven. Ik verwagt van uwe barmhartigheid met een vast betrouwen de kwijtfchelding, die hij van u voor mij verzoekt, en de genade, die hij voor mij door de uitftorting van zijn bloed verdiend heeft. Opwekking tot liefde. Oorfprong van alle rechtvaardigheid , heilige God, bron der heiligheid, en de heiligheid zelve, ik begin u lief te hebben , en ik wensch met uwe liefde vervuld te worden. Ik heb gezondigd, om dat ik u niet genoeg beminde. Ik heb mij door de zonde van u afgekeerd en verwijderd. Nu kan ik uit de zonde niet opflaan, 't en zij ik mij door uwe liefde wederom tot u kere, en mij onder u buige. Ik bemin uwe heiligheid en uwe rechtvaardigheid, die mij de lelijkheid en de ongerechtigheid mijner zonden doet kennen. Ik bemin uwe barmhartigheid, waarvan ik de vergiffenis mijner zonden verwagt. Ik bemin u, ó mijn God, die mij gefchapen hebt, om u. Ik bemin u, gij die mij verlost hebt door uwen Zoon Jefus Christus, die mij in 't leven bewaard hebt  voor debiegt. 193 hebt op denzelfden tijd, toen ik het gebruikte, om u te vergrammen, die mij niet verftoten hebt om mijne uitHellingen van boete, en ondankbaarheden, die mij zo menigmaal geroepen hebt, die mij zo menigmaal door uwe genade zijt voorgekomen, die mij thans den wil geeft om weder totu te keren, die gereed ftaat om mij onder het getal uwer kinderen te herftellen; eindelijk die mij door de vergeving der zonden de vertroostende hoop doet opvatten van ééns de kroon der gerechtigheid te zullen erlangen, en u zei ven als mij^ nen loon in alle eeuwigheid te genieten, Amen. Verfoeijing der zonden. Ik bemin u, ö mijn God: ik haat des," ik verfoeije de zonden, waardoor ik u mishaag. Ik erken, hoe zwaar, hoe bitter het is,u te hebben verlaten. Ik heb een dubbeld kwaad gepleegd: ik heb u verlaten, die de bron zijt des le. venden waters, en der waare gelukzaligheid ; en in de plaats van u heb ik het bedrieglijk vermaak verkoren, een modder-poel, die mij den dood heeft aangedaan. Ik befchuldig, en veroordeel mij zeiven in uwe tegenwoordigN 2 heid.  194 OEFFENINGEN heid. Ik ben fchaamrood, om dat ik u vertoornd heb: ik zugt over zo vele zonden : ik bid u om vergiffenisfe door uwen Zoon Jefus Christus: vergoed, ik bid het u, het gebrek mijner boetplegingen door de vurigheid van zijn berouw , waarmede hij de zonden van alle menfchen verfoeijd en gehaat heeft. Neem deze mijne betuiging voor goed aan, ó mijn God, gij die mijn hart doorziet, en de getuige, de uitwerker mijner zugten en tranen zijt. Voornemen van voel te levm. Ik verzaak nogmaals den duivel met zijne werken: Ik verzaak alle zonden. Ik verlang, ó mijn God, in 't Sacrament, dat gij 'tot vergeving der zonden hebt ingefteld, uwer genade deelagtig te worden. Ik heb een vast befluit genomen, een nieuw leven te beginnen, en alle de dagen mijns levens uwe geboden te onderhouden. Ik weiger niet voor mijne zonden te voldoen, en uwe rechtvaardige ftraffen te ondergaan. Ik zal uwe gramfchap dragen, om dat ik tegens u gezondigd heb. Ik wil waardige vruchten van boetvaardigheid doen: ik draag u al het lijden op, dat uw Zoon Jefus Christus voor mijne zonden fa  VOOR DE BIEGT. I95 den verduurd heeft: ik neem alle moeijlijkhedeii aan, door welken het u believen zal, mij aan zijn lijden deelagtig te maken, en de verdiensten van zijnen dood toe te voegen. Als men gereed ftaat om te biegten, kan men bet volgende gebed lezen. Wees in mijn mond en in mijn harte, ó Heere, op dat ik eene volkomeneen oprechte belijdenis van alle mijne zonden doen moge: wees ook in het harte en inden mond van uwen Priester, aan wien ik mijne zonden zal openbaren; op dat hy met uwen geest, zijnde een geest van verlichtinge, wijsheid en liefde vervuld, mijne gefteltenis te recht kenne, mij de bekwame middelen aanwijze, om uit den ftaat der zonde te geraken, en mij het bloed van uwen Zone Jefus Christus toe diene, om mijne zonden af te wasfchen , om mijne wonden te genezen, en mij tegens de aanvegtingen der vijanden mijner zaligheid onoverwinlijk te maken. Regels, naar welken men zig in de Biegt behoort te gedragen. Indien men na de voorgaande oefeningen nog meer wil bidden, kan men de feven boet pfalmen lezen; en terwijl men voor de N 3 biegt-  I06 OEFFENINGEN biegt kamer den bekwamen tijd afwagt om ie biegten, zal men met behoorlijke in* getogsnheid en zedigheid die bewegingen van leexwezen, welken een zondaar, die zig voor den vergramden God vernedert, betamen i telkens tragten te vernieuwen. De Biegteling zal zig met alle zedigheid voor zijnen Biegtmvader vertonen: op zijne kmen neer vallende zal hij het teken des kruis maken; dan zeggen; Zegen mij Vader, hierna: Ik belijde voor den almag ti gen God enz. Zie pag. 116. Voor eerst zal hij den dag van zijne laatjle Biegte, in welke hij de ontbinding van zijne zonden ontvangen beeft, te ken» nen geven , 3er teffens bij verklarende, of en op wat wijze bij zijne penitentie volhragt hebbe* Dan zal bij alle zijne zonden, benevens bet inzicht derzelven, en aanmerk' lijke omflandigheden openbaren. Hij zal die belijden met oprechtheid, zonder bewimpeling of verwarring, zonder de zaak door onnodige vertellingen te verduisteren', hij zal niet meer zeggen als voor den Priester nodig is, om die te begrijpen, zig wel wagten van iemand, die aan dezelfde zonm den deel gehad beeft* te noemen, of te kennen té géven: al bet gene, daar bij aan twijfelt, zal hij twijfelende, het ze-  VOOR DE BIEGT. I07 zekere met volle zekerheid uitdrukken. Indien bij dezelfde zonden meermaals begaan beeft, zal hij eidere verfcheidene keer niet afzonderlijk noemen, maar in êènen zeggen, dat hij zodanige zonden zó dikmaals bedreven heeft. Na dat bij dus alle zijne zonden beleden, en op de vragen, die de Biegt-vader nodig zal vinden hem voor te jlellen, zal geantwoord hebben, zal bij zijne zinnen wat vergaderen, om het leetwezen over zijne zonden te vernieuwen. Hierna zal bij zeggen: In 't algemeen belijde ik mijn fchuld wegens alle andere zonden, die ik mogt bedreven hebben, en die ik niet meer gedenk: ik bid, dat God mij die vergeve: ik heb berouw om dat ik God heb beledigd, en ik maak een voornemen van hem door de hulp zijner genade niet meer te vergrammen: Ik verzoek van u Vader, penitentie en ontbinding. Men moet de vermaningen , die de Priester geeft, met nederige aandagtigheid aanboren, en de Jiraf, die bij oplegt, met eerbiedige bereidwilligheid aannemen. Indien men mogt oordelen , dat het onmooglijk of al te moeijlijk zoude zijn, dezelve N 4 te  198 OEFFENINGEN te volbrengen* zal men zulks den Biegt* vader met eenvoudigheid voorhouden, en zig met ootmoedigheid naar zijne uitfpraak gedragen. Men zal zig met eene volkomene overm gevinge onderwerpen aan bet oordeel van den Biegt vader omtrent bet geven of wei' geren van de abfolutie. Indien bij die uit fielt, zal men in zijn harte zugten, bekennende, dat men niet waardig is dezel* ve te ontvangen: men zal henen gaan zonder morren of klagen, zonder den Priester te pramen, of lastig te vallen, met een vast voornemen om alle kragten in te/pannen 9 ten einde men door eene verandering des levens, door waaragtige boetvaardig* beid eerlang verdiene de ontbinding te ont* vangen. Wanneer de Priester de abfolutie geeft, zal men die met ootmoedigheid ontvangen: men zal dezelve aanzien als eene onver* diende genade, het hoofd vernederen, bet ligcbaam buigen, en intusfcben meer en meer tragten een oprecht berouw in zig te verwekken, zonder op iets anders (bij voorbeeld, het gene een /cbandelijk misbruik is , om den zogenaamden biegt-pmning voor zijnen Priester gereed te maken) te denken. OEF-  199 OEFFENINGEN NA DE BIEGT. 7\7a dat men bet H. Sacrament der Bieg. *-' te ontvangen beeft, zal men eenigen tijd in Jiilte blijven, om op nieuw een baat en verfoeijing der zonden, die men gebiegt beeft, in zig te verwekken, om een nieuw voornemen te maken van die te vluchten, en om de middelen en nodige voorzorgen te beramen, waardoor men die in 't vervolg best zal konnen vermijden. Het is ook zeer dienstig de vermaningen, die de Priester gegeven beeft, te overwegen, die in zijn geheugen te drukken, en de middelen te ledenken, om die hoe haastiger hoe liever in H werk te Jlellen. Hierna kan men de volgende dankzeggingen en gebeden fpreken. DANKZEGGING. T oof den Heere, mijne Ziel , die u ^ alle uwe zonden vergeeft, die alle uwe krankheden geneest, die uw leven van den dood verlost, die u met zijne barmhartigheden en genaden omringt. Gij zijt barmhartig, ö mijn God, en N 5 vol  20O OEFFENINGEN vol Iangmoedigheid: Gij zijt verduldig, en vol van ontfermingen. Gij hebt mij niet gehandeld volgens de menigte mijner zonden: gij hebt mij niet geftraft volgens de grootheid mijner boosheden. Gij hebt medelijden met mij gehad even gelijk een Vader, die een teder mededogen met de zwakheden zijner kinderen heeft :gij hebt alle mijne boosheden van mij weg genomen: gij hebt mijne Ziel verlost: gij hebt haar van den dood van den eeuwigen dood bevrijd. Ik heb voor u mijne ongerechtigheid beleden, en gij hebt mij vergiffenis verleend: hierom zal ik u in alle eeuwigheid loven. Dan, . terwijl gij, ó weldadige God, voortgaat met mij uwe barmhartigheid te betonen, laat ook de ootmoedige dankzegging u behagen, welke ik u betuig door uwen Zoon, onzen Heere, Jefus Christus, die mij de overwinning heeft doen behalen over de vijanden mijner zaligheid: ó laat ook mijne vurige begeerte, om u te loven, uwe barmhartigheden tot in de eeuwigheid te zingen, u aangenaam zijn. ó Jefus Christus, die mij bemind hebt, die'mijne ziel in uw bloed hebt af-  NA DE BIEGT. 201 afgewasfchen, 't is door u, dat ik tot uwen en mijnen Vader toegang gehad, en de vergiffenis mijner zonden verkregen heb. Ik werp mij voor uwe voeten neer, om u te bedanken, even gelijk de melaatfe deed, om dat gij mij van de melaatsheid mijner zonden gezuiverd en genezen hebt. Ik aanbid u naar het voorbeeld van den begunstigden Thomas als mijnen Heer en mijnen God. Ik betuig voor, u met den boetvaardigen en bedrukten Petrus, dat ik u bemin, en ik waag het, u, die het binnentfe van den mensch kent, tot getuigen te nemen van de oprechtheid van mijn leetwezen, van mijne dankbaarheid, van mijne liefde, Ander Gebed. De overmaat der genade zelve, 6 Heere, die ik van u ontvangen heb, vertoont mij mijne zonden affchuwlijker, en doet mij dezelven met meer bitterheid bewenen. Ik ben niet zonder vrees voor de zonden, die gij mij vergeven hebt. Ik zal die altijd voor mijne ogen hebben: Ja zelfs terwijl ik u bid, dat gij mij meer en meer van mijne zonden wilt reinigen , gevoel ik de afkerigheid, en den haat, dien gij mij  202 OEFFENINGEN mij tegens dezelven hebt ingeftort,meer en meer aangroei jen. De kwijtfchelding, die gij mij zoeven vergund hebt, heeft de liefde , die ik u beloofd had, en de droefheid, om dat ik eenen zo goeden God, zo vriendlijken Opperheer, zo minnelijken Vader beledigd heb, in mijn harte verdubbeld. Ik bid u nogmaals, dat gij mij mijne ongetrouwheid wilt vergeven. Ik bid u door uwen Zoon Jefus Christus, dat gij de offerande van eenen vernederden geest en een gebroken harte, die ik u alle de dagen mijns levens zal opdragen, niet verwerpt. De boetvaardige maakt bier goede voor» nemens, en verzoekt de genade, om dezelven getrouwlijk uit te voeren. Ik heb mijn voornemen gemaakt. Van dit ogenblik af ga ik beginnen, 6 hoogde God, wiens rechterhand deze verandering in mij uitgewerkt heeft. Wie zal mij nu van u aftrekken, wie zal mij van u fcheiden, wie zal in mij de liefde, die ik u zo even toegezegd heb, uitblusfchen ? ik zal u aanhangen, ó mijn God, ik zal uwe heilige wet niet vergeten. Ik zal de zonde haten, ik zat voor haar vluchten als voor een fer-  NA DE BIEGT. 203 ferpent: ik zal alle de gelegenheden, alle de gevaren derzelve mijden; ik zal mij zelfs voor allen fchijn van kwaad wagten: ik zal ten uwen dienste leven : ik zal door eene levendige dankbaarheid , en door uwe liefde bewogen en opgewekt,alles,datu mishaagt, vluchten en verfoeijen: ik zal alles be. tragten en behartigen, het gene gelijkvormig is met uwen wille, en mij voor uwe ogen aangenaam maken kan. ö mijn God, help en onderfteun mij in deze heilige voornemens : bellier mij op den weg uwer geboden: laat gene zonde , gene ongerechtigheid in mij de overhand hebben. Ik heb gedwaald, toen ik mijn eigen leidsman zyn wilde. Ik zal weer dwalen , en eindelijk verloren gaan, indien gij uwe hand van mij aftrekt. Ik ben niets zonder u: ik ftel al mijn betrouwen op u. Ëelet mij weder te keren tot mijne oude zonden; op dat deze twede ftaat niet erger worde , dan de eerfte was. Laat niet toe, dat ik uwe genade te vergeefs ontvangen zoude; en om het werk, dat gij in mij begonnen hebt, te voltrekken, geef mij alle dagen mijns levens die droef-  204 OEFFENINGEN NA D£ BIEGT. droefheid, welke volgens u is, en welke eene geftadige boetvaardigheid in het harte werkende, den weg opent tot de eeuwige zaligheid. Amen Gebed om de genade van volhardinge te verzoeken. Eeuwige goedheid , ontfermende God, ik heb andermaal de vergeving mijner zonden van u verkregen; ach laat mij nu niet langer in die gevaarlijke afwisfeling van boete, en zonden leven. Eilaas 1 hoe menigmaal ben ik gevallen, en wederom door uwe genade opgericht? vestig eindelijk, ó mijn God l mijn zwakken wil, geef mij die genade, de grootfte van allen , zonder welke ik u in de zalige eeuwigheid niet bezitten zal: geef mij de volharding in 't goede, laat mij onoverwinnelijk zijn tegens alle aanvegtingen, gevoelig voor de minfte beweging uwer genade; op dat uwe kragt uit mijne zwakheid hervoor fchijne, en ik in alle eeuwig, heid den lof uwer genade zinge. Amen. OEF-  OEFFENINGEN O M WAARDIGLYK TK COMMUNICEREN. VOOR DE COMMUNIE. Gebed , dat men eenige dagen mor de Com~ munie kan /preken. ^ ó Tefus, mijn Heer en mijn God, mijn J voornemen is tot uwe H Tafel te naderen, en u door de Communie te ontvangen. Het werk, dat ik voor heb, is groot, 't Is voor geen fterflijk mensch, maar voor u, mijn God, dat ik eene woonftede bereide, en deze woonftede ben ik zelv. Geef mij die heiligheid, met welke gij uw huis.wilt vercierd hebben. Zuiver mijne ziel: breek de banden, die mij aan de zonde vasthouden : beneem mij de liefde der waereld, en al wat u mishaagt, en mij onwaardig maakt, om u te ontvangen. Laat mij niet met ledige handen vooru verfchijnen:doe mij goede werken oeffe- nen,  206 OEFENINGEN nen, om die aan u,als ik totu zal komen, op te dragen. Doe mij in matigheid , rechtvaardigheid en godvruchtigheid leven, in de verwagting van dat gelukkig ogenblik, in welk ik u hoop tè ontvangen. Geef dat ik over mij zeiven wake, en zonder ophouden bidde; op dat ik met behoorlijke geilekenisfe voor u moge verfchijnen. Korte- of Schietgebeden, die men eenige dagen voor de Communie kan gebruiken. Heere, zo gij bet zijt, gebied mij tot u te komen (Matt: 14) gij zijt het die mij de begeerte inftort om mij met u te veréénigen, geef mij dan ook de nodige gefteltenisfen, om het wel te doen. U wensch ik te ontvangen, ö mijn God, mijne ziel heefteen brandenden dorst, om haren God, dien flerken God, en den gever des levens te bezitten. Wanneer zat ik komen, en voor Gods aanfcbijn verfchijnen?- Pf. 41. Heere, ik ben niet waardig, dat gij onder mijn dak komt; maar fpreek alleenlijk één woord, en mijne ziel zal gezond worden. Matt. 9. BE-  207 BEMERKINGEN. VÓÓR DE COMMUNIE. JDevorens we tot de opwekkingen van geloof, van ootmoedigheid en andere deug' den, waarvan we zo aanftonds een voorfchrift geven zullen , komen, zal bet, niet oiidienstig zijn, de volgende drie dingen in 't oog te houden. i» De laatfte Communie, die men gedaan beeft, berdenken: God daarvoor bedanken : zig vernederen over de gebreken, die daarin plaatsgehad hebben; de vrucht, die men 'er uit getrokken beeft, en de wijze , op welke men zeden dien tijd geleefd beeft, overwegen: zijn beste doen, om een nieuwen ijver te ontfleken, en om met nog groter godvrugtigheid tot deze nieuwe Communie te naderen. • 2. God bedanken voor de vergifenisfe, die bij ons in 't Sacrament der boetvaar* digbeid verleend heeft: zijn leetwezen, zijne voornemens en zijne beloften vernieuwen. 3. Zig de inzichten, uit welken men behoort te communiceren, voor ogen jlellen. Deze inzichten zijn: j. Om God te verheerlijken, en te bedanken door zijrunZom O je*  208 BEMERKINGEN Jefus Christus, 2. Om zig met Jefus te verêênigen,, en deel te hebben aan de beloften, die bij den genen gedaan beeft, die zijn vleesch zoude eten, en zijn bloed drin» ken. 3. Om den dood van Christus te verkondigen, dat is; door onze werken blijken te geven van ons levendig geloof en van onze vurige dankbaarheid voor bet geheim onzer verlosfinge, welk Christus door zijn lijden, en zijnen dood heeft uitgewerkt, 4. Om voor den vrede en de eendragtigheid der Kerke, waarvan dit Sacrament bet teken, de band, en bet onderpand is, te bidden. 5. Om zig zeiven te verflerken in betgeestlijk leven, cm vermeer dering van liefde en andere deugden te verkrijgen, en om bet pand der verrijzenisfe, en des eeu* wigen levens te ontvangen. Bij deze algemene meningen, die men zig in iedere Communie dient voor ogen te Jlellen, kan men telkens nog eene bizondere voegen, bij voorbeeld:om den geest van 't mijflerie, dat de Kerk viert, te bevroeden : om de genade te verkrijgen, van den Heiligen , wiens feestdag bet is, na te volgen : om eenige gebreken te verbéteren : om in eenige deugd te vorderen: om zig in eenig voorval aan de godlijke voorzienigheid over te geven: om de kennis van Gods wil  VOORDE COMMUNIE. 200 wil te verzoeken: om hem voor zekere genaden te bedanken: om van hem de bekering van eenigen zondaar* of eenige andere genaden voor zig zeiven of voor iemand anders te verzoeken. Deze wijze, van' zig in iedere Communie een bizonder inzicbt voor te f drijven, zal konnen beletten, dat men niet bij geval, en om den trant te volgen, communiceert. Opwekking tot geloof en aanbidding. Ik Geloof, Heere Jefus, help mijn geloof. Ik geloof, dat gij waarlijk te* genwoordig zijt in dit heilig Sacrament* Ik geloof, dat ik in hetzelve geen brood, maar uw heilig ligchaam» uw Bloed» uwe Ziel, en uwe Godheid zal ontvangen , dat ik u geheel onder deze uiterlijke tekenen zal nuttigen. Vol van dit geloof aanbid ik, hetgene ik ga nuttigen, en terwijl ik dat aanbid, weet ik, dat ik mijnen Schepper, mijnen Verlosfer, mijn opperde goed, mijnen Heere en mijnen God aanbid. Ik geloof, dat gij in dit Sacrament zijt» om het eeuwige leven te geven aan de genen» die u ontvangen, en dit geeft mij een vurig verlangen, om tot u te komen. Ik geloof, dat zij, die 't onwaardiglijk nuttigen, hunne verdoemnis eten, en O 2 drin-  210 OEFFENINGEN drinken, en dit doet mij ai bevende naderen. Maar, ó Heere, vermeerder mijn geloof, op dat ik uw ligchaam naar behoren onderfcheidende, deel hebbe aan uwe genade, en de volheid van uwen geest ontvange. Opwekking tot ootmoedigheid en leeu wezen. Heere, ik ben niet waardig onder uw dak te komen. Ik belijde, met een vernederd harte belijde ik, dat ik niet waardig ben tot u te naderen, en daarom kom ik vol vrees, ó Ik elendig, arm en verworpen fchepzel, ik ben niet anders als asch en ftof! ik ben niet waardig met het brood der Engelen ge. voed te worden,noch mijnen Schepper en mijnen God te ontvangen. Ik beu des onwaardig ter oorzake van de menigte en van de grootheid mijner zonden. Ik vertrouw wel, mijn God, dat gij mij die vergeven hebt, dannog ben ik niet zonder nadenken en vreze; en volgens de droefheid, die ik 'er over gevoel, ken ik mij onwaardig, om benevens uwe kinderen aan uwe Tafel te zitten: Ja ik beken, dat ik niet anders van u verdien gehandeld te worden, dan als een flaaf. Eilaas, Heere, ik wensch-  VOOR DE COMMUNIE. 211 wenschte mijne onwaardigheid te konnen vergoeden, door eene vurige godvrugtigheid; maar ik gevoel in tegendeel, dat de vurigheid, ijver en de verdere gefteltenislën mij in velen dele ontbreken. Heere, ik ben niet waardig , dat gij onder mijn dak komt; maar /preek alleenlijk één woord, en mijne ziel zal gezond worden. Verlangen, en liefde tot God. 6 Mijn Heer en mijn God, ik verlang, heviglijk verlang ik, om met u veréénigd te worden. Mijn hart en mijn geest befwijken door de brandende be • geerte,om u te ontvangen. Het is niet te bevatten, alléénlijk te geloven, Heere , dat gij u zeiven aan mij wilt geven. Het is ü nog niet genoeg, dat gij ter liefde van mij mensch geworden zijt, zo veel gearbeid en geleden hebt, en eindelijk den dood geftorven zijt; gij wilt mij nog daarenboven fpijzcn met uw heilig vleesch: gij wilt zelv eeniger wijze één ligchaam, en één bloed met mij zijn. Kondt gij mij wel üerker bewijs van uwe liefde geven ? Kondt gij mij wel levendiger en kragtiger nopen om u te beminnen P ja ik zal u beminnen, en ik bemin u uit geheel mijn O 3 harte,  212 OEF FENINCEN harte,uit geheel mijn verftand, uit ge? heel mijne ziele en uit alle mijne kragten. Mij dunkt, dat gij mij van boven van uw Altaar, uit het midden van uw H. Sacrament vraagt, hetgene gij elders aan Petrus voorftelde: of ik u bemin, en of ik u meer liefde toedraag als anderen, welken gij de vrijheid niet toeftaat van zo dikmaals tot u te naderen: Ja, Heere, gij weet alle dingen: de grond van mijn harte is u bekend: gij weet, rdat ik u bernin. Ik nader nu tot het H. Sacrament der liefde, met liefde nader ik, met haastige fchreden, gelijk gij ter plaatze fnelde,daar gij uw lijden moest beginnen; op dat de waereld wete, dat ik mijnen God en mijnen Vader beminne, en dat ik volbrengen wil, het gene hij mij bevolen heeft. Even voor de Communie zal men het gebed : Ik belijde voor den almagtigen God enz. bidden. Als de Priester het Ligcbaam onzes Heeren aanbied zeggende: het .ligchaam onzes Heeren Jefus Christus beware uwe Ziel ten eeuwigen leven, zal de gene, die communiceert, zig opwekken tot een levendig geloof, en antwoorden: Amen. Door  VOOR DE COMMUNIE. 213 Door dit woordje doet men tevens eene belijdenis der ware tegenwoordigheid van Jefus in het Sacrament , en men bid God, dat de bede des Priesters in ons volbragt worde. NA DE COMMUNIE. Na de Communie moet men eenigen tijd in ftilte zitten, om zig met Jefus Christus te onderhoudenden het dierbaar geheim, dat men zo aanftonds ontvangen heeft, te overdenken: daarna kan men de volgende gebeden /preken. Gebed, om God te bedanken. Wat zal ik den Heere wedergeven voor al hec goede, dat ik van hem genoten heb? Hij heeft mij bemind: hij heeft zig voor mij ter dood overgeleverd : hij heeft zig zeiven zo even aan mij gegeven: hij heeft mij daar door met genaden vervuld, en een voorfmaak gegeven der eeuwige gelukzaligheid, waarvan dit dierbaar Sacrament het onderpand is. 6 Mijne ziel, toof den Heere: al wat in mij is love zijnen heiligen naam. ó Mijne ziet, loof den Heere, vergeet nimmer zijne weldaden, ó Heilige maagd Maria, geO 4 ze-  214 OEFFENINGEN zegendis de vruchtuws ligchaams, Jefus. Heilige Geesten, alle Heiligen» die hem ziet, die hem geniet, looft hem, bedankt hem voor mij. Ik loof u, ó mijn God, uit geheel mijn harte. Door het geloof erken ik den prijs en de waarde van de gifte, die gij mij vereerd hebt. Ik beken, dat ik die niet verdiende, en dat ik alléén uit barmhartigheid en genade derzelve ben deelagtig geworden, ó Mogt mijn gehele leven eene gedurige dankzegging voor deze liefde zijn, mogt ik u zonder ophouden bedanken, door eene vu» rige weder - liefde, door eene volledige gelijkvormigheid aller mijner handelingen met uwen godlijken wille! Goede voornemens, die men na de Communie maken kan. 6 Heere Jefus, als een andere Zachéus heb ik heden het geluk gehad, u , den dierbaarden der gasten , in mijn huis te ontvangen; dan,ook even gelijk hij, wensch ik u mijne dankbaarheid te betonen. Bood hij volvaardiglijk aan , de helft zijner bezittingen aan den armen te geven, en de onrechtvaardigheden, daar hij deel aan gehad mogt hebben, te vergoeden, door viermaal  NA DE COMMUNIE. 21$ maal zo veel wederom te geven; zie mij even bereid, om de beledigingen, u door de zonden aangedaan, door het béoeffenen der deugden te herftellen, en al het goede, dat gij van mij vereischt, te volbrengen. Ik vernieuw ten dezen einde de beloften, die ik in mijnen Doop, of daarna in het Sacrament der boetvaardigheid gedaan heb, om de vergeving mijner zonden te verkrijgen. Nimmer zal ik vergeten, dat ik aan uwe Tafel gezeten heb, en met uw heilig ligchaam en bloed gefpijsd ben. Ik zal die weldaad in mijne gedagten houden, om alles, wat mij die gunst onwaardig zou konnen maken, te vermijden. Nu heb ik geproefd, ó Heere, hoe zoet gij zijt. Welk eene blijdfchap zal 't mij zijn, dezelfde zoetheid dikmaals te konnen fmaken. Nu, ja nu zal ik het als een groot ongeluk, als eene ftraffe befchouwen, mij van een herhaald gebruik dezer godlijke fpijze te moeten onthouden. Ik zal mij door vurige begeerten , door gebeden, door een heilig leven voorbereiden, om u eerlang wederom te ontvangen. Ik zal leven, doch nu ik niet meer: maar gij, zoete Jefus, zult in mij leven, eeuwiglijk leven. O 5 Op-  21(5 OEFFENINGEN Opoffering mn zig zehen* Ja Heere, uwe liefde overwint geheel mijn hart. Gij hebt u zeiven weldadiglijk aan mij gefchonken; \ is des billijk, dat ik mij aan u overgeve. Gij hebt mij gevoed, ik leef door u; ik zal dan ook niet meer voor mij, maar voor u leven, die voor mij geftorven en ver» rezen zijc. Ik bid u door uwe grote barmhartigheid, laat deze offerande , door welke ik mij zeiven aan u opdraag, u behagen. Voor eerst draag ik umijn ligchaam op, het welk ik, terwijl het door uwe heilige tegenwoordigheid als gewijd is, nu weleenezuivere, heilige en u aangename offerande noemen durf: ik offer u mijn harte, om fteeds voor u te kloppen, u te beminnen, u te vrezen, en de zonden te haten; mijn geheugen, om fteeds uwe barmhartigheden te herdenken; mijne ogen, om u heilig woord te lezen; mij. neoren, om hetzelve aan te horen; mijn tong en mond 5 om uwen lof te zingen; mijne handen, om goede werken te doen; mijne voeten, om den weg uwer geboden te bewandelen ; eindelijk geheel mij zeiven, om in alle rechtvaardigheid en heiligheid te leven. Ik  NA DE COMMUNIE, 217 Ik onderwerp mij mee geheel mijn harte aan uwen godlijken wille. Ik neem alles volvaardiglijk aan, wat gij mij zult willen opleggen» Ik bid u noch om leven, noch om dood, noch om ziekte noch om gezondheid, noch om armoede noch om rijkdom: Uw wil, öGod! gefchiede, en niet de mijne. Gebed om verfebeidene gunsten van God te verzoeken. Gij zijt nu in mij, ö Heere, verlaat mij niet. Wat zult gij mij nu konnen weigeren, na dat gij u zeiven aan mij gegeven hebt P Vermeerder in mij het geloof, de hoop, de liefde. Doe mij beminnen, het gene gij gebiedt, en verlangen naar 't gene gij belooft» Geef mij het gene gij gebiedt, en gebied dan al dat u behaagt. Blijf in mij door uwe genade, en doe mij in u blijven door uwe liefde, door de onderhouding uwer geboden, en door eene duurzame begeerte, om u op den weg, dien gij vóór ons betreden hebt, getrouwlijk na te volgen. Bewaar en bevrijd mij van de zonde: geef mij alles wat naar ziel en ligchaam noodzaaklijk is voor dit en het eeuwige leven. Ik waag het verders, ó mijn God, dit  218 OEFFENINGEN dit zelfde verzoek voor alle gelovigen te doen, bizonderlijk voor mijne bloedverwanten, voor mijne vrienden, en voor mijne vijanden, indien ik 'er mogt hebben. Geef hun allen de genaden, die hun nodig zijn: doe hen uwen wil kennen, en volbrengen. Gij zijt met uwe kerke, en zult, volgens uwe beloften , bij haar zijn tot het einde der eeuwen. Behoed haar, beftier haar, bewaar haar in rust en vrede. Geef haar Harders en Priesters naar uw harte: bewaar de genen, die gij haar reeds gegeven hebt: Vervul hen zodaniglijk met uwen geest, dat ze waardige Bedienaars van het nieuwe verbond zijn mogen. Geef, dat de rechtvaardigen in uwe liefde en genade aanwasfen* Bekeer de zondaren. Verlicht de ongelovigen, vertroost de bedrukten. Geef den overledenen de eeuwige rust, en het eeuwig licht, ó Mijn God, dit gelukkig ogenblik, in welk gij u geheel aan mij gefchonken hebt geeft mij de vrijmoedigheid , om dit alles voor allen te verzoeken, terwijl uwe onbepaalde almagt, uwe vaderlijke goedheid mij doet vertrouwen, dat gij deze fmekin- gcnr,  NA DE COMMUNIE. 219 gen, die uwe genade mij inboezemt, met een gunstig oor zult aanhoren. Indien men meer gebeden verlangt, kan men die van den donderdag ter ere van 't H. Sacrament des Altaars bier laten voU gen. Korte* of Schietgebeden, die men op den dag van de Communie, en eenige dagen daarna kan gebruiken. Mijn beminde behoort mij, en ik behoor hem toe. Hij neemt zijn vermaak onder de leliën. Hij bemint de zuiverheid. Ik heb mijnen welbeminden Jefus Christus gevonden ; Ik zal hem zorgvuldiglijk bewaren:hij zal mij niet ontvlieden. Wie zal mij konnen fcheiden van de liefde van Jefus Christus ? Van waar komt mij dit geluk, dat de Heere tot mij komt ? Mijn geest verheugt zig in God mijnen Zaligmaker. Heere, wat wilt gij* dat ik doen zal. Gebed, dat men eenige volgende dagen na de Communie /preken kan. Ik heb de gunst, die ik van u, 6 mijn God, genoten heb, niet vergeten: zie  290 OEFFE NINGEN zie mij hier, om u nogmaals te bedanken. Hoe goed zijt gij, ó Heere, en hoe wonderlijk maakt gij uwe goedheid in mij kenbaar? Zoude het wel mogelijk zijn, dat ik u niet uit geheel mijn harte beminde?ach laat mij door niets ter waereld van u afgefcheiden worden. Voltrek het werk, dat gij zo genadiglijk in mij begonnen hebt, door mij dagelijks heiliger te maken. Stel een flot op mijnen mond, door welken gij in mij gekomen zijt: laat nooit logentaal of eenig oneerbaar woord 'er uit voortkomen. Maak mijn harte en mijn ligchaam, waarin gij u verblijf hebt willen nemen, zuiver; vertier het met heiligheid,. Maak mij waardig, om u haastelijk wederom te ontvangen. Doe mij zodaniglijk op mij zeiven, op al mijnen ommegang waken, dat ik de genade, die ik van u ontvangen heb, niet verlieze, maar in ftaat moge zijn, om de vermeerdering derzelve door eene nieuwe Communie te erlangen. Voed mij dikwils met dit heilig brood, voed mij daarmede in dit leven, op dat ik daardoor verfterkt worde, om den weg, dien ik nog afmoet lopen, te voltrekken : Voéd mij daarmede op het einde van  NA Ï)E COMMUNIE» 221 van mijn leven; op dat ik, in uwe genade dervende, het eeuwig leven verkrijgen moge. Amen. GEBEDEN om den AFLAAT te verdienen. Wat Aflaten zijn, hebben wij reeds ge* meld in bet korte begrip des geloofs. zie pag, \6,en 17. De volgende gebeden zijn gefcbikt mar de onderfcheidene meningen, tot welken de Kerk gemeenlijk beveelt, dat men, na 't ontvangen van de heilige Sacramenten der Biegte en des Altaars , bidden moet, om den Aflaat te verdienen. gebed. A Imagtige, eeuwige God, fchoon ik vertrouw, door uwe barmhartigheid van de zonden en derzelver eeuwige ftraffen ontflagen te zijn; kan ik echter niet twijffelen, of *er zullen nog tijdelijke firaffen voor mij uit te boeten overig zijn. Ook hier dan, ÓGod, erken ik mijne onmagt, en neem mijne toevlugt tot den onuitputbaren fchat der verdiensten uws Zoons Jefus Christus en zijner Heiligen;op dat mijn onver-  222 OEFFENINGEN OM DEN vermogen door dezen overvloed gehol • pen worde. Ik ben bereid, Heere, alles te volbrengen, dat nodig is, om dezer genade deelagtïg te worden, ó Vader der ontfermingen, neem dan mijne fmekingen aan, die ik met het lijden en den dood van uwen Zone Jefus Christus vereenige, en maak mij deelgenoot van de rijke fchatten, die de Kerk hier in uwen name aan de ge. lovigen uitdeelt. Gebed voor deverheffinge derH. Kerke, Gij hebt mij onwaardigen tot een kind uwer Kerke gemaakt, ö mijn God,gij hebt mij des de verpligting opgelegd van haar te beminnen, en ü voor naar te bidden. Gij kunt niet nalaten haar te bewaken, haar te befchermen, na dat gij uwen Zoon Jefus Christus tot haar hoofd gefbeld hebt, die haar bemind, en in zijn bloed gewasfen heeft, op dat zij zuiver, zonder rimpel of fmette zijn zoude. Zij is de pijlaar, de ftcun der waarheid, de bewaarfter van uw woord,van uwe Sacramenten, van uwe genaden : zij is uwe Bruid, de eenigfte die ons tot u leiden kan. Dank zij u, genadige God, dat gij haar aan mij tot eene moeder gegeven hebt: hecht  ë07 BEMERKINGEN. VÓÓR DE COMMUNIE. JDevorens we tot de opwekkingen van ge^ doof', van ootmoedigheid en andere deugden , waarvan we zo aanftonds een voor» fcbrift geven zullen , komen, zal bel niet ondienstig zijn, de volgende drie dingen in 't oog te houden, i. De laatfte Communie, die men ge* daan beeft, berdenken: God daarvoor bedanken : zig vernederen over de gebreken, die daarin plaatsgehad hebben; de vrucht, die men 'er uit getrokken beeft, en de wijze , op welke men zeden dien tijd geleefd beeft, overwegen; zijn beste doen, om een nieuwen ijver te ontjleken, en om met nog groter godvrugtigheid tot deze nieuwe Communie te naderen, ; 2. God bedanken voor de vergif enisfs, die bij ons in 't Sacrament der boetvaardigheid verleend heeft: zijn leetwezen, zijne voornemens en zijne beloften vernieuwen* 3» Zig de inzichten, uit welken men behoort te communiceren, voor ogen fielten. Deze inzichten zijn: i. Om God te verheerlijken , en te bedanken door zijnen Zoon O je.  208 BEMERKINGEN Jefus Christus, 2. Om zig met Jefus te veréénigen, en deel te hebben aan de beloften, die hij den genen gedaan heeft, die zijn vleescb zoude eten, en zijn bloeddrin» ken. 3. Om den dood van Christus te verkondigen, dat is: door onze werken blijken te geven van ons levendig geloof en van onze vurige dankbaarheid voor bet geheim onzer verlosfmge, welk Christus door zijn lijden, en zijnen dood heeft uitgewerkt. 4. Om voor den vrede en de eendragtigheid der Kerke, waarvan dit Sacrament bet teken, de band, en bet onderpand is, te bidden. 5. Om zig zeiven te verflerken in betgeestlijk leven, om vermeer dering van liefde en andere deugden te verkrijgen, en om bet pand der verrijzenisfe, en des eeuwigen levens te ontvangen» Bij deze algemene meningen, die men zig in iedere Communie dient voor ogen te flellen, kan men telkens nog eene bizondere voegen, bij voorbeeld; om den geest van 't mijfterie, dat de Kerk viert, te bevroeden : om de genade te verkrijgen, van den Heiligen , wiens feestdag bet is, na te volgen: om eenige gebreken te verbeteren : om in eenige deugd te vorderen: om zig in eenig voorval aan de godlijke voorzienigheid over te geven: om de kennis van Gods wil  VOOR DE COMMUNIE. 209 wil te verzoeken: om hem mor zekere ge • naden te bedanken: om van hem de bekering van eenigen zondaar, of eenige andere genaden voor zig zeiven of voor iemand anders te verzoeken. Deze wijze, van zig in iedere Communie een bizonder inzicht voor te fchrijven, zal konnen beletten, dat men niet bij geval, en om den trant te volgen, communiceert. Opwekking tot geloof en aanbidding. Ik Geloof, Heere Jefus, help mijn geloof. Ik geloof, dat gij waarlijk tegenwoordig zijt in dit heilig Sacrament. Ik geloof, dat ik in hetzelve geen brood, maar uw heilig ligchaam, uw Bloed, uwe Ziel, en uwe Godheid zal ontvangen, dat ik u geheel onder deze uiterlijke tekenen zal nuttigen. Vol van dit geloof aanbid ik, hetgene ik ga nuttigen, en terwijl ik dat aanbid, weet ik, dat ik mijnen Schepper, mijnen Verlosfer, mijn opperfte goed, mijnen Heere en mijnen God aanbid. Ik geloof, dat gij in dit Sacrament zijt, om het eeuwige leven te geven aan de genen, die u ontvangen, en dit geeft mij een vurig verlangen, om tot u te komen. Ik geloof, dat zij, die 't onwaardiglijk nuttigen, hunne verdoemnis eten* en O 2 drin-  210 OEFFENINGEN drinken, en dit doet mij al bevende naderen. Maar, ó Heere, vermeerder mijn geloof, op dat ik uw ligchaam naar behoren onderfcheidende, deel hebbe aan uwe genade, en de volheid van uwen geest ontvange. Opwekking tot ootmoedigheid en leetwezen. Heere, ik ben niet waardig onder uw dak te komen. Ik belijde, met een vernederd harte belijde ik, dat ik niet waardig ben tot u te naderen, en daarom kom ik vol vrees, ö Ikelendig, arm en verworpen fchepzel, ik ben niet anders als asch en ftof! ik ben niet waardig met het brood der Engelen gevoed te worden,noch mijnen Schepper en mijnen God te ontvangen. Ik ben des onwaardig ter oorzake van de menigte en van de grootheid mijner zonden. Ik vertrouw wel, mijn God, dat gij mij die vergeven hebt, dannog ben ik niet zonder nadenken en vreze; en volgens de droefheid, die ik 'er over gevoel, ken ik mij onwaardig, om benevens uwe kinderen aan uwe Tafel te zitten: Ja ik beken, dat ik niet anders van u verdien gehandeld te worden, dan als een flaaf. Eilaas, Heere, ik wensch-  VOOR DE COMMUNIE. 211 wenschte mijne onwaardigheid te konnen vergoeden, door eene vurige godvrugtigheid; maar ik gevoel in tegendeel, dat de vurigheid, ijver en de verdere gefteltenisfen mij in velen dele ontbreken. Heere, ik ben niet -waardig, dat gij onder mijn dak komt; maar f preek alleenlijk één woord, en mijne ziel zal gezond worden. Verlangen, en liefde tot God. 6 Mijn Heer en mijn God, ik verlang, heviglijk verlang ik, om met u veréénigd te worden. Mijn hart en mijn geest befwijken door de brandende begeerte, om u te ontvangen. Het is niet te bevatten, alléénlijk te geloven, Heere , dat gij u zeiven aan mij wilt geven. Het is u nog niet genoeg, dat gij ter liefde van mij mensch geworden zijt, zo veel gearbeid en geleden hebt, en eindelijk den dood geftorven zijt; gij wilt mij nog daarenboven fpijzen met uw heilig vleesch: gij wilt zelv eeniger wijze één ligchaam, en één bloed met mij-zijn. Kondt gij mij wel tterker bewijs van uwe liefde geven ? Kondt gij mij wel levendiger en kragtiger nopen om u te beminnen ? ja ik zal u beminnen, en ik bemin u uit geheel mijri O ,3 harte,  212 OEF FENINCEN harte,uit geheel mijn verftand, uit geheel mijne ziele en uit alle mijne kragten. Mij dunkt, dat gij mij van boven van uw Altaar, uit het midden van uw H, Sacrament vraagt, hetgene gij elders aan Petrus voorftelde: of ik u bemin, en of ik u meer liefde toedraag als anderen, welken gij de vrijheid niet toeftaat van zo dikmaals tot u te naderen: Ja, Heere, gij weet alle dingen: de grond van mijn harte is u bekend: gij weet, dat ik u bemin. Ik nader nu tot het H. Sacrament der liefde, met liefde nader ik, met haastige fchreden, gelijk gij ter plaatze fndde,daar gij uw lijden moest beginnen; op dat de waereld wete, dat ik mijnen God en mijnen Vader beminne, en dat ik volbrengen wil, hetgene hij mij bevolen heeft. Even voor de Communie zal men het ge. led : Ik belijde voor den almagtigen God enz, lidden. Als de Priester het Ligchaam onzes Heer en aanbied zeggende: het ,ligchaam onzes Heeren Jefus Christus beware uwe Ziel ten eeuwigen leven, zal de gene, die communiceert, zig opwekken tot een levendig geloof, en antwoorden: Amen. Door  VOOR D E COMMUNIE. 213 Door dit woordje doet men tevens eene belijdenis der ware tegenwoordigheid van Jefus in het Sacrament, en men bid God, dat de bede des Priesters in ons volbragt worde. NA DE COMMUNIE. Na de Communie moet men eenigen tijd in flilte zitten, om zig met Jefus Christus te onderhoudenden het dierbaar geheim, dat men zo aanflonds ontvangen heeft, te overdenken: daarna kan men de volgende gebeden fpreken. Gebed, om God te bedanken. Wat zal ik den Heere wedergeven voor al het goede, dat ik van hem genoten heb ? Hij heeft mij bemind : hij heeft zig voor mij ter dood overgeleverd : hij heeft zig zeiven zo even aan mij gegeven: hij heeft mij daar door met genaden vervuld, en een voorfmaak gegeven der eeuwige gelukzaligheid, waarvan dit dierbaar Sacrament het onderpand is. 6 Mijne ziel, Ipof den Heere: al wat in mij is Iove zijnen heiligen naam, ó Mijne ziel, loof den Heere, vergeet nimmer zijne weldaden, ó Heilige maagd Maria, geO 4 ze-  214 OEFFENINGEN zegendis de vruchtuws ligchaams, Jelus. Heilige Geesten, alle Heiligen, die hem ziet, die hem geniet, looft hem, bedankt hem voor mij. Ik loof u, ö mijn God, uit geheel mijn harte. Door het geloof erken ik den prijs en de waarde van de gifte, die gij mij vereerd hebt. Ik beken, dat ik die niet verdiende, en dat ik alléén uit barmhartigheid en genade derzclve ben deelagtig geworden, ó Mogt mijn gehele leven eene gedurige dankzegging voor deze liefde zijn, mogt ik u zonder ophouden bedanken, door eene vu* rige weder - liefde, door eene volledige gelijkvormigheid aller mijner handelingen met uwen godlijken wille! Goede voornemens ƒ die men na de Communie maken kan. 6 Heere Jefus, als een andere Zachéus heb ik heden het geluk gehad, u , den dierbaarften der gasten , in mijn huis te ontvangen; dan ook even gelijk hij, wensch ik u mijne dankbaarheid te betonen. Bood hij volvaardiglijk aan , de helft zijner bezittingen aan den armen te geven, en de onrechtvaardigheden, daar hij deel aan gehad mogt hebben, te vergoeden, door viermaal  NA DE COMMUNIE. 21$ maal zo veel wederom te geven; zie mij even bereid, om de beledigingen, u door de zonden aangedaan, door het béoeffenen der deugden te herftellen, en al het goede, dat gij van mij vereischt, te volbrengen. Ik vernieuw ten dezen einde de beloften, die ik in mijnen Doop, of daarna in het Sacrament der boetvaardigheid gedaan heb, om de vergeving mijner zonden te verkrijgen. Nimmer zal ik vergeten, dat ik aan uwe Tafel gezeten heb, en met uw heilig ligchaam en bloed gefpijsd ben. Ik zal die weldaad in mijne gedagten houden, om alles, wat mij die gunst onwaardig zou konnen maken, te vermijden. Nu heb ik geproefd, ó Heere, hoe zoet gij zijt. Welk eene blijdfchap zal 't mij zijn, dezelfde zoetheid dikmaals te konnen fmaken. Nu, ja nu zal ik het als een groot ongeluk, als eene ftraffe befchouwen, mij van een herhaald gebruik dezer godlijke fpijze te moeten onthouden. Ik zal mij door vurige begeerten, door gebeden, door een heilig leven voorbereiden, om u eerlang wederom te ontvangen. Ik zal leven, doch nu ik niet meer: maar gij, zoete Jefus, zult in mij leven, eeuwiglijk leven. O 5 Op-  216 OEFFENINGEN Opoffering mn zig zetoen* Ja Heere, uwe liefde overwint geheel mijn hart. Gij hebt u zeiven weldadiglijk aan mij gefchonken; ?t is des billijk, dat ik mij aan u overgeve. Gij hebt mij gevoed, ik leef door u; ik zal dan ook niet meer voor mij, maar voor u leven, die voor mij geftorven en verrezen zijt. Ik bid u door uwe grote barmhartigheid, laat deze offerande , door welke ik mij zeiven aan u opdraag, u behagen. Voor eerst draag ik u mijn ligchaam op, het welk ik, terwijl het door uwe heilige tegenwoordigheid als gewijd is, nu wel eene zuivere, heilige en u aangename offerande noemen durf: ik offer u mijn harte, om (leeds voor u te kloppen, u te beminnen, u te vrezen, en de zonden te haten; mijn geheugen, om fteeds uwe barmhartigheden te herdenken; mijne ogen, om u heilig woord te lezen; mijne oren, om hetzelve aan te horen; mijn tong en mond* om uwen lof te zingen; mijne handen,om goede werken te doen; mijne voeten, om den weg uwer geboden te bewandelen ; eindelijk geheel mij zeiven, om in alle rechtvaardigheid en heiligheid televen. Ik  NA DE COMMUNIE» 217 Ik onderwerp mij met geheel mijn harte aan uwen godlijken wille. Ik neem alles volvaardiglijk aan, wat gij mij zult willen opleggen» Ik bid u noch om leven, noch om dood, noch om ziekte noch om gezondheid, noch om armoede noch om rijkdom: Uw wil, öGod! gefchiede, en niet de mijne. Gebed om verscheidene gunsten van God te verzoeken. Gij zijt nu in mij, ó Heere, verlaat mij niet. Wat zult gij mij nu konnen weigeren, na dat gij u zeiven aan mij gegeven hebt ? Vermeerder in mij het geloof, de hoop, de liefde. Doe mij beminnen, het gene gij gebiedt, en verlangen naar 't gene gij belooft* Geef mij het gene gij gebiedt, en gebied dan al dat u behaagt. Blijf in mij door uwe genade, en doe mij in u blijven door uwe liefde, door de onderhouding uwer geboden, en door eene duurzame begeerte, om u op den weg, dien gij vóór ons betreden hebti getrouwlijk na te volgen. Bewaar en bevrijd mij van de zonde: geef mij alles wat naar ziel en ligchaam noodzaaklijk is voor dit en het eeuwige leven. Ik waag het verders, ó mijn God, dit  2lB OEFFENINGEN dit zelfde verzoek voor alle gelovigen te doen,bizonderlijk voor mijne bloedverwanten, voor mijne vrienden, en voor mijne vijanden, indien ik 'er mogt hebben. Geef hun allen de genaden, die hun nodig zijn: doe hen uwen wil kennen, en volbrengen. Gij zijt met uwe kerke, en zult, volgens uwe beloften , bij haar zijn tot het einde der eeuwen. Behoed haar, beftier haar, bewaar haar in rust en vrede. Geef haar Harders en Priesters naar uw harte: bewaar de genen, die gij haar reeds gegeven hebt: Vervul hen zodaniglijk met uwen geest, dat ze waardige Bedienaars van het nieuwe verbond zijn mogen. Geef, dat de rechtvaardigen in uwe liefde en genadé aanwasfen. Bekeer de zondaren. Verlicht de ongelovigen, vertroost de bedrukten. Geef den overledenen de eeuwige rust, en het eeuwig licht, ó Mijn God, dit gelukkig ogenblik, in welk gij u geheel aan mij gefchonken hebt geeft mij de vrijmoedigheid , om dit alles voor allen te verzoeken, terwijl uwe onbepaalde almagt* uwe vaderlijke goedheid mij doet vertrouwen, dat gij deze fmekin- gen,  NA DE COMMUNIE. 219 gen, die uwe genade mij inboezemt, met een gunstig oor zult aanhoren. Indien men meer gebeden verlangt, kan men die van den donderdag ter ere van 't H. Sacrament des Altaars bier laten voU gen. Korte- of Schietgebeden, die men op den dag van de Communie, en eenige dagen daarna kan gebruiken. Mijn beminde behoort mij, en ik behoor hem toe. Hij neemt zijn vermaak onder de leliën. Hij bemint de zuiverheid. Ik heb mijnen welbeminden Jefus Christus gevonden ; Ik zal hem zorgvuldiglijk bewaren:hij zal mij niet ontvlieden. Wie zal mij konnen fcheiden van de liefde van Jefus Christus ? Van waar komt mij dit geluk, dat de Heere tot mij komt ? Mijn geest verheugt zig in God mijnen Zaligmaker. Heere, wat wilt gij, dat ik doen zal. Gebed, dat men eenige volgende dagen na de Communie /preken kan. Ik heb de gunst, die ik van u, ó mijn God,genoten heb, niet vergeten: zie  220 0EFFENINGEN zie mij hier, om u nogmaals te bedanken. Hoe goed zijt gij, ó Heere, en hoe wonderlijk maakt gij uwe goedheid in mij kenbaar? Zoude het wel mogelijk zijn, dat ik u niet uit geheel mijn harte beminde?ach laat mij door niets ter waereld van u afgefcheiden worden. Voltrek het werk, dat gij zo genadiglijk in mij begonnen hebt, door mij dagelijks heiliger te maken. Stel een flot op mijnen mond, door welken gij in mij gekomen zijt: laat nooit logentaal of eenig* oneerbaar woord 'er uit voortkomen. Maak mijn harte en mijn ligchaam, waarin gij u verblijf hebt willen nemen, zuiver ; vercier het met heiligheid. Maak mij waardig, om u haastelijk wederom te ontvangen. Doe mij zodanïglijk op mij zeiven, op al mijnen ommegang waken, dat ik de genade, die ik van u ontvangen heb, niet verlieze, maar in ftaat moge zijn, om de vermeerdering derzelve door eene nieuwe Communie te erlangen. Voed mij dikwils met dit heilig brood, voed mij daarmede in dit leven, op dat ik daardoor verfterkt worde, om den weg, dien ik nog af moet lopen, te voltrekken : Voed mij daarmede op het einde van  NA DE COMMUNIE. 221 van mijn leven; op dat ik, in uwe genade ftervende, het eeuwig leven verkrijgen moge* Amen. GEBEDEN om den AFLAAT te verdienen. Wat Aflaten zijn, hebben wij reeds ge» meld in bet korte begrip des geloofs. zie pag. ï6, e/z 17. De volgende gebeden-zijn gefchikt naar de onderjcheidene meningen, tot welken de Kerk gemeenlijk beveelt, dat meny na 't ontvangen- van de heilige Sacramenten der Biegte en des Altaars, bidden moet, om den Aflaat te verdienen. o e b e d. A lmagtige, eeuwige God, fchoon ik vertrouw, door uwe barmhartigheid van de zonden en derzelver eeuwige taffen ontflagen te zijn; kan ik echter niet twi jffelen, of 'er zullen nog tijdelijke taffen voor mij uit te boeten overig zijn. Ook hier dan, óGod, erken ik mijne onmagt, en neem mijne toevlugt tot den onuitputbaren fchat der verdiensten uws Zoons Jefus Christus en zijner Heiligen; op dat mijn onver-  222 OEFFENINCEN OM DEN vermogen door dezen overvloed geholpen worde. Ik ben bereid, Heere, alles te volbrengen, dat nodig is, om dezer genade deelagtig te worden, ö Vader der ontfermingen, neem dan mijne fmekingen aan, die ik met het lijden en den dood van uwen Zone Jefus Christus vereenige, en maak mij deelgenoot van de rijke fchatten, die de Kerk hier in uwen name aan de ge. lovigen uitdeelt. Gebed voor de verheffinge der H. Kerke. Gij hebt mij onwaardigen tot een kind uwer Kerke gemaakt, ö mijn God,gij hebt mij des de verpligting opgelegd van haar te beminnen, en u voor haar te bidden. Gij kunt niet nalaten haar te bewaken, haar te befchermen, na dat gij uwen Zoon Jefus Christus tot haar hoofd gefteld hebt, die haar be mind,enin zijn bloed gewasfen heeft, op dat zij zuiver, zonder rimpel of fmette zijn zoude. Zij is de pijlaar, de ftcun der waarheid, de bewaarder van uw woord,van uwe Sacramenten, van uwe genaden : zij is uwe Bruid, de eenigfte die ons tot u leiden kan. Dank zij u, genadige God, dat gij haar aan mij tot eene moeder gegeven hebt: hecht  AFLAAT TE VERDIENEN» 223 hecht mij fiecds aan haar geloof; doe mij leerzaam, en onderdanig aan hare geboden zijn: Verhoor de gebeden, die zij u voor onze behoeftigheden opdraagt. Laat u bewegen door de tranen, die zij voor hare kinderen, die der zonde dienen, uitftort. Geef hun door uwe barmhartigheid het leven wederom» Maak de kwaden goed: bewaar de goeden in de godvrugtigheid; want gij vermoogt alles, en 'er is niets, dat u tegengaat. Gij maakt zalig, als gij wilt, en niemand kan uwen wil wederflaan. Verhoor ook de gebeden , die wij voor uwe Kerke tot u ftorten. ö Bewaar haar, beftier haar, onderhoud haar in de eendragt, in den vrede» Geef, dat uwe waarheid, welke by haar altijd in ftand blijft, overal met volle zuiverheid geleerd, met een leerzaam harte van uwe gelovigen aangenomen , en met kragt tegens de ongelovigen en onkatholijken gehandhaafd en verdedigd worde. Dat de heiligheid, die zij door het bloed van uwen Zone Jefus Christus verkregen heeft, niet onteerd, noch befmet worde door het kwade leven van hare Bedienaars» Dat hare éénigheid P ' niet  224 OEFFENINGEN OM DEN niet geftoord worde door verdeeldheden of twedragt. Geef haar de blijdfchap weder, die zij in hare eerfte jaren genoot, wanneer alle gelovigen één hart en ééne ziel waren: Geef, dat, gelijk zij ons allen door één en hetzelfde Doopfel, in één en hetzelfde geloof, onder éénen en denzelfden Heere, tot ééne en dezelfde verwagting bij een vergadert; zij ook alzo zien moge, dat wij allen u met één harte en met éénen mond loven en verheerlijken , door uwen Zone onzen Heere Jefus Christus. Amen. Onze Vader, enz. Voor de bekeringe der Ongelovigen en Onkatholijken. Wij bidden u niet meer, Heere, dat gij uwe gramfchap over de volkeren zoudt uitftorten, die u niet kennen, en over de koningrijken, die uwen naam niet aanroepen, noch dat gij het vuur uit den Hemel zoudt doen vallen op de fleden en volkeren , die uwen Zoon Jefus Christus weigeren aan te nemen, en te aanbidden. Wij weten , door uwe onderrichtingen weten wij, tot welken Geest wij behoren: Wij fteunen op den prijs van het bloed uws Zoons Jefus Christus, die zig zei ven ter ver- loslinge  AFLAAT TE VERDIENEN. 225 losfinge van allen gegeven heeft; des bidden wij u, dat gij de genen, die nog in de duisternisfen en in defchaduwe des doods zitten, wilt verlichten en bekeren. Geef, dat Jefus verkondigd worde, daar hij nog niet bekend is: zend Predikers naar ongelovige lauden, die niets verkondigen, als hem alleen: zegen hunnen arbeid, en maak u door hunne medewerking een gelovig volk, dat vlijtig zij in 't oeffenen van goede werken. Neem de verblindheid van het verftand en het harte derjoden weg: Wasch hen in het dierbare bloed van Jefus, dat zij vergoten hebben. Doe de genen, die de éénheid uwer Kerke verfcheurd hebben, weder tot harenfchoot keren: breng hen weder onder het getal uwer kinderen, die de ïïem uwer kerke geweigerd hebben te horen, en nu van ons als tollenaars en heidenen moeten aangezien worden.Zij zijn onze broeders geweest: en uw heilige Geest vervult onze harten met grote droefheid > en gedurige fmarte, om dat zij 't niet meer zijn. Roep hen weder, Heere, en geef hun eene waaragtige boetvaardigheid ; op dat zij de waarheid, wel* ke zij nu wederflaan, erkennende, uit P 2 de  226 OEFFENINCEN OM DEN de ftrikken des duivels, die hen gebonden houden, gered mogen worden. Opperfte Harder, breng de verdoolde fchapen wederom te regt, doe de genen die in den fchaapflal nog niet zijn, daar binnen treden; op dat haastiglijk bewaarheid worde , het gene gij elders voorzeide: en bet zal ééne kudde en één harder worden. Onze vader, enz. GEBED VOOR DEN VREDE EN DE EENDRAGT DER CHRISTEN VORSTEN. óf^od van vrede, die de verdeeldhe^ den en oorlogen op de aarde toelaat, om ons des te vuriger naar dien eeuwigen en waaragtigen vrede, welke alleenlijk in den Hemel te vinden zal zijn, te doen zugten, geef toch den vrede aan uwe kerke, aan dit land, en aan alle koningrijken des Christendoms. Gij verbiedt ons niet over de verdrukkingen, elenden en onheilen, die de volkeren door den oorlog lijden, fchoon het zelfs uwe geesfels zijn , in uwe tegenwoordigheid te zugten. Ja ook fchoon deze rampen ons niet treffen, verpligt de liefde ons gevoelig te zijn over  AFLAAT TE VERDIENEN» 227 over de mishandeling en vernieliug onzer broederen. Het is onze pligt, en een gevolg van die liefde, welke wij u fchuldig zijn, te zugten en te beven ook bij de overdenking alleen van de wreedheden , Gods-lasteringen, heilig-fchendingen, ongebondenheden en alle andere zonden, die veel alinfoortgelijke tijdsomfiandighedea met de grootfte moedwilligheid gepleegd worden. Dees liefdens pligt, deze neiging van Godsdienst bewegen ons, om den vrede van u te fmeken. Stort eene heerfchende liefde tot vrede denzulken in, die het zaad van twedragt onder hunne broederen tragten uit te ftroijen. ö God, die de meester der harten zijt, die de gemoederen der Koningenen Vorsten in uwe handen hebt, en draait, werwaart het u belieft, beweeg hen tot vrede en eendragtigheid. Maak dat de Koningen en volkeren zig veréénigen en famen fpannen, om u te dienen. Geef, dat, als wij den vrede van u verkregen hebben , wij denzelven tevens ook wel gebruiken. Laat niet toe, dat wij door onderlinge oneenigheden, of door onze wederfpannigheden tegens uwe geboden in 't midden van den vrede een gevaar. P 3 lijken  228 OEFF E NINGEN OM DEN lijken oorlog gaande houden. Verbrijzel de bogen, breek de zwaarden, werp de fchilden weg, op dat wij in eene vreedzamige rust gefteld geen andere bezigheid op aarde hebben, als u, onzen waren God, door het geloof te aanfchouwen, u te loven, te beminnen, en te dienen, ö Almagtige God, wees met ons: God van Jacob, befcherm ons, en maak ons zalig. Gebed, waardoor men zijne pogingen ter verkrijging van den Aflaat opoffert. Aanbidlijke Drieéénheid, ik vertrouw thans volbragt te hebben, het gene ter verkrijging eener volledige kwijtfchelding der ftraffen wordt voorgelchreven. ó Dat het u aangenaam zij! dan ja het zal u behagen door den genen, waardoor wij alles vermogen, door Jefus onzen Heere. Ik weet, ik was u dit alles, en oneindiglijk meer fchuldig; dan, dank zij uwer milde goedheid en onuitfpreekbare liefdadigheid, die ook de nietigfte en meest verfchul» digde dienstplegingen met nieuwe genaden beloont. Neem dan, weldadige God, neem van mijne onwaardige hand aan, het gene ik u aanbiede: vergoed de gebreken mijner werken door de vol-  AFLAAT TE VERDIENEN, 229 volmaaktheid van dat offer, welk Jefus Christus voor ons allen heeft opgedragen , en maak des mij (of dezen) deelagtig van dezen vollen Aflaat. Dat Hemel en aarde u hier en in alle eeuwigheid voor deze gunst loven en zegenen , Amen. Onze vader, enz. Lofzang van den heiligen Amhrcfius en Augustinus. TB DEVM LAVDAMVi. TT, óGod, loven wij, ü, óHeere, ^ belijden wij. U, ó eeuwige Vader, eert ai het aardrijk. Tot u roepen alle de Engelen, de Hemelen , alle de Magten, De Cherubijnen en Serafijnen, allen met onvermoeide Hemmen: Heilig, Heilig , Heilig is de Heere, de God der Heirfcharen. Hemel en aarde zijn vol van de grootheid uwer glorie. Het heerlijk koor der Apostelen, Het lofwaardig getal der Profeten, Het witblinkend heir der Martelaren looft U. P 4 De  23O OEFFENINCEN OM DEN De heilige Kerk belijdt u door de gehele waereld, ö Vader van oneindige heerlijkheid! Als ook uwen hoogwaardigen, waren en eenigen Zoon , Nevens den Vertrooster, den heiligen Geest. Gij, ó Christus zijt de Koning der glorie. Gij zijt des Vaders eeuwige Zoon. Gij hebt, wanneer gij, om den mensch te verlosfen, de menschheid zoudt aannemen, den fchoot eener Maagd niet gefchroomd. Gij hebt, na dat gij den prikkel des doods overwonnen hadt, den gelovigen het Rijk der Hemelen ge* opend. Gij zit aan de rechter hand van God, in de glorie des Vaders. Wij geloven, dat gij de toekomende Rechter zijt. Wij (dit zegt men knielende) bidden dan: Kom uwen dienaren tehulpe, die gij door uw dierbaar bloed verlost hebt. Geef, dat zij in de eeuwige heerlijkheid onder het getal uwer Heiligen zijn mogen. Heere, maak uw volk zalig, en zegen uw erfdeel, • Be-  AFLAAT TE VERDIENEN. 23Ï Bellier ze, verhef ze toe in der eeuwigheid. , Wij loven u allen dag; En wij prijzen uwen naam altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Gewaardig u, Heere, ons heden zonder zonde te bewaren. Ontferm u onzer, Heere, ontferm u onzer. Laat, ö Heere, uwe barmhartigheid over ons komen, gelijk wij op ugehoopt hebben. Op u, ó Heere, heb ik mijne hoop gefteld: in der eeuwigheid zal ik niet befchaamd worden. P 5 D E  232 DE ZEVEN BO ET-PSALMEN. PSALM 6. David bidt, dat God bem van zijne krankheid geneze; en van Gods onu ferminge verzekerd verheugt bij zig tegens zijne vijanden. "O" eere, ftraf mij niet in uwe verbol- ,LJ- genheid, en kastijd mij niet in uwe gramfchap. Ontferm u mijner, Heere, wantik ben zwak : genees mij, Heere, want mijne beenderen zijn ontfteld. En mijne ziel is zeer ontroerd: maar gij, Heere, hoe lang? Keer u tot mij, Heere, en verlos mijne ziel: behoud mij om uwe barmhartigheid. Want 'er is niemand, die in den dood uwer gedagtig is: en wie zal u in de helle loven ? Ik  11 Wend uw aamddlrp af Tap myne ZoiLden.YEfio 11,   DE ZEVEN BOET-PSALMEN. 233 Ik beD vermoeid vanzugten; ikzalalle nachten mijn bedde wasichen, met mijne tranen zal ik mijne rustplaats begieten. Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd: ik ben verouderd onder alle mijne vijanden. Gaat weg van mij allen, die ongerechtigheid bedrijft; want de Heere heeft de ftem mijns wenens verhoord. De Heere heeft mijn fmeken gehoord: de Heere heeft mijn gebed aangenomen. Laat alle mijne vijanden befchaamd en geheel ontfteld worden: dat zij zig zeer haastiglijk omkeren, en zig fchamen. Glorie zij den Vader enz. PSALM. 3r. David verklaart , dat bij door eene oprechte belijdenis vergiffenis van zijne zonden bekomen heeft» Hij vermaant de bozen tot bekering, en de goeden tot vreugde in den Heere. ryzlig zijn zij, wier ongerechtighe^ den vergeven zijn, en wier zonden bedekt zijn. Zalig  234 D E ZEVEN Zalig is de man 3 wien de Heere de zonde niet toegerekend heeft, en in wiens geest geen bedrog is. Om dat ik zweeg, (dat is: naliet mijne zonden te belijden) zijn mijne beenderen (mijne kragten) verouderd, terwijl ik den gehelen dag riep. Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard: in mijne elende heb ik mij tot u gekeerd, terwijl ik met doorne (fmarten of wroegingen) gedoken wierd. Ik heb mijne misdaad aan u bekend gemaakt: en mijne ongerechtigheid heb ik niet verborgen. Ikzeide: ik zal tegens mij mijne ongerechtigheid den Heere belijden: en gij hebt de boosheid mijner zonde vergeven. Hierom zal een ieder Heilig tot u bidden ten bekwamen tijde: Ja als 'er grote watervloeden komen, zullen zij hem niet naderen. Gij zijt mijne toevlugt tegens de verdrukking, die mij omvangen heeft: mijne verheuging! verlos mij van 't gene mij omringt. Ik zal u verftand geven, (hier /preekt God) en u onderwijzen in den weg, waar door gij gaan zult: ik zal mijne ogen op u vestigen. Weest  BOET - PSALMEN. 235 Weest toch niet gelijk een paard of muilezel, die geen verftand hebben. (Hier /preekt David tot de men/chen.) Bedwing met gebit en toom de kinne. bakken der genen, die niet tot u komen. (Hier /preekt David tot God.) De geesfels des zondaars zijn veelvoudig : maar den genen, die op den Heere hoopt, zal de barmhartigheid omvangen. Verblijdt u in den Heere, en verheugt u, gij rechtvaardigen, en roemt in hem, allen, die oprecht van harte zijt. Glorie zij den Vader, enz. psalm 37. David erkent de elende die de zonde hem veroorzaakt, hy ftneekt om Gods bijftand tegens zijne vijanden. Heere, ftraf mij niet in uwe verbolgenheid; en kastijd mij niet in uwe gramfchap. Want uwe fchigten {leken in mij; en gij hebt uwe hand op mij verzwaard. Daar is gene gezondheid in mijn vleesch ter oorzake uwer gramfchap : daar is geen vrede in mijn gebeente om mijner zonden wille. Want  236' DE ZEVEN Want mijne ongerechtigheden zijn boven mijn hoofd gedegen: en gelijk een zware last ziju zij mij te zwaar geworden. Mijne wonden zijn (tinkende en vervuild geworden, ter oorzake mijner dwaas» heid. Ik ben elendig geworden, en ten uiterfte nedergebogen: ik ga den gehelen dag bedroefd. Want. mijne lenden zijn vol van bedrieglijkheden: en daar is gene gezondheid in mijn vleesch. Ik ben verdrukt, en ten uiterfle vernederd , ik brieschte van 'c gezugt mijns harten. Heere, alle mijne begeerte is voor uw aanfchijn, en mijn zugten isvooruw niet verborgen. Mijn hart is ontroerd, mijne kragt heeft mij verlaten: ja zelfs het licht mijner ogen is bij mij niet. Mijne vrienden en mijne naasten zijn tegens mij aangekomen en opgeftaan: en mijne nabeftaanden bleven van verre. En die naar mijn leven ftonden, deden geweld: en die kwaad tegens mij zogten, fptaken ijdelheden, en verzonnen den gehelen dag bedrog. Doch  boet-psalmen. 237 Doch ik, als een dove, hoorde niet, en, als een ftomme, deed mijnen mond niet open. En ik was als een mensch, die niet hoort: en die gene wederfpraak in zijnen mond heeft. Want op u, Heere, heb ik gehoopt, gij, Heere mijn God, zult mij verhoren. Dewijl ik gezeid heb: dat toch mijne vijanden zig nooit over mij verblijden: want als mijne voeten wankelen, fpreken zij trotfelijk tegens mij. Want ik ben tot de geesfels bereid: en mijne fraart is altoos voor mijne ogen. Want ik zal mijne misdaad openlijk belijden, en denken opmijnezonde. Doch mijne vijanden leven, en zijn magtiger dan ik: en die mij ten onrecht haten, zijn vermenigvuldigd. Die goed met kwaad vergelden, laster» den mij, om dat ik het goede volgde. Verlaat mij niet, Heere mijn God; wijk toch van mij niet af. Denk op mijne hulp: Heere God mijner zaligheid. Glorie zij den Vader, enz. psalm  23° DE ZEVEN PSALM 50. David bidt Qod om vergiffenis zijner zonden. Hij belooft Gode bet offer van een verbrijzeld bart. r^ntferm u mijner, ö God, volgens ^ uwe grote barmhartigheid. En naar de menigte uwer erbarmingen wisch mijne boosheid uit. Wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid, en reinig mij van mijne zonde. Want ik beken mijne boosheid : en mijne zonde is altoos voor mijne ogen. U alléén heb ik gezondigd, en kwaad voor uw aanfchijn gedaan: (vergeef het mij) op dat gij gerechtvaardigd wordt in uwe woorden, (uwe beloften, waardoor gij den boetenden genade toe* zegt) en overwint, als gij veroordeeld wordt. Want zie, ik ben in boosheden voortgebragt, en mijne moeder heeft mij in zonden ontvangen. Want zie, gij hebt de waarheid lief: de onbekende en verborgene geheimen uwer wijsheid hebt gij mij geopenbaard. Be-  BOËT-PSALMEN. Befproeij mij met hijfoop, en ik zal gezuiverd worden: wasch mij, en ik zal witter worden als fneeuw. Geef vreugde en blijdfchap aan mijn gehoor , en dat myne vernederde beenderen door verheuging opfprin" gen. Keer uw aangezigt af van mijne zonden» en wisch alle mijne ongerechtigheden uit. Schep in mij, ö God een zuiver hart, en vernieuw den rechten geest in mijn binnenfte. Verwerp mij niet van uw aanfchijn,en neem uwen heiligen Geest van mij niet weg. Geef mij weder de blijdfchap uwsheils: en verfterk mij meteenen geest,die mij beftiere. Ik zal den bozen uwe wegen leren: en de godlozen zullen zig tot u bekeren. Verlos mij van de bloedfchulden, ö God, God mijns heils: en mijne tong zal met blijdfchap uwe rechtvaardigheid verheffen. Heere, doe mijne lippen open, en mijn mond zal uwen lof verkondigen. Want hadc gij eene offerande begeert, q ik  24O DE ZEVEN ik zou ze voorzeker opgedragen hebben : de brandoffers zullen u niet aangenaam zijn» Een bedrukte geest is Gode een offer, een vermorzeld en verootmoedigd hart zult gij, ó God, niet verfmaden. Heere, doe volgens uwe goedgunstigheid aan Sion wél; op dat de muren van Jeruzalem opgebouwd worden. Dan zult gij de offerande van rechtvaardigheid, de opdragten en brandof. fers aannemen: dan zal men kalveren op uw altaar leggen. Glorie zij den Vader, enz» PSALM. 101. David fmeekt in zijne grote bedruktheid om Gods hulp, en de herstelling van Sion, welke bij zelf verlangt te lefchouwen» TTeere, verhoor mijn gebed, en mijn roepen kome tot u. Keer uw aangezigt van mij niet af: op wat dag ik verdrukt worde, neig uw oor tot mij. Op wat dag ik u aanroepe, verhoor mij haastiglijk. Want  BOET-PSALMEN, 24I Want mijne dagen zijn vergaan als rook, en mijne beenderen zijn dor geworden , als ten verdroogd hout. Ik ben geilagen als hooi, en mijn hart is uitgedroogd; om dat ik vergeten heb mijn brood te eten. Van het geluid mijns zugtens kleeft mijn gebeente aan mijn vleesch. Ik benden Pelikaan der wildernisfe gelijk geworden: ik ben geworden ge» lijk de naehtrave in een huis. Ik ben zonder flapen geweest: en ben geworden als een eenzame musch op het dak. Mijne vijanden befchimpten mij den gehelen dag; en die mij prezen, zwoeren tegens mij. Om dat ik asch als brood at: en mijnen drank met tranen mengde. Ter oorzake van uwe gramfchap en verbolgenheid ; om dat gij mij opgeheven en nedergeftoten hebt. Mijne dagen zijn als een fchaduwe verdwenen: en ik ben als hooi verdord. Maar gij, Heere, blijft in der eeuwigheid : en uw gedenkteken van geflachte tot geflachte. Gij zult opftaan, en u over Sion ontQ 2 fer-  242 DE ZEVEN fermen; want het is tijdhaarerte ontfermen, de tijd is gekomen. Want hare (tenen behagen uwen dienaren; en zij zullen medelijden hebben met haar flof. En de volkeren zullen uwen naam vrezen , Heere; en alle de Koningen der aarde uwe heerlijkheid. 'r Om dat de Heere Sion heeft opgebouwd, en zig in zijnen luister vertonen zal. Om dat hij op het gebed der nederigen heeft gezien: en hun verzoek niet verfmaad heeft. Men fchrijve deze dingen voor het navolgende geflachte; en het volk dat gefchapen zal worden,zal den Heere loven; Want hij heeft van boven uit zijne heilige plaatze nedergezien: de Heere heeft van den Hemel nedergezien op de aarde: Om het zügten der gevangenen te horen ; om de kinderen der gedoden te ontbinden. Op dat zij in Sion den naam des Heeren verkondigen, en zijnen lof in Jerufalem. Als de Volken zullen te famen komen, en  BOET-PSALMEN. 243 en de Koningen, om den Heere te dienen. Hij heeft hem op den weg zijner fterkte gezeid: geef mij de weinigte mijner dagen te kennen. Neem mij toch niet weg in het midden mijner dagen: uwe jaren duren van geflachte tot geflachte. Gij Heere, hebt in 't begin het aardrijk gegrondvest; en de Hemelen zijn de werken uwer handen. Die zullen vergaan, maar gij blijft aU toos;. zij zullen allen als een kleed verouderen. En gelijk een gewaad zult gij ze veranderen; en zij zullen veranderd worden. Maar gij zijt altijd dezelfde; en uwe jaren zullen niet eindigen. De Kinderen uwer Dienaren zullen woningen hebben: en hun zaad zal in der eeuwigheid beftaan. Glorie zij den Vader enz, Q 3 PSALM.  244 de zeven psalm 126. / Ootmoedig fmeekgebed om vergiffenis, met een vast betrouwen op Gods barmhartigheid. T Tit de diepte heb ik tot u geroepen, ^ Heere : Heere , verhoor mijne ftem. Laat toch uwe oren luisteren naar de Hem mijner fmekinge. Indien gij Heere, de ongerechtigheden gadeflaat: Heere, wie zal beftaan? Om dat ?er bij u genade is, en om uwe wet, ó Heere, heb ik u verbeid. Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid : mijne ziele heeft op den Heere gehoopt* Dat Israël op den Heere hope, van den morgenftond af tot den nacht toe. Want bij den Heere is barmhartigheid; en bij hem is overvloedige verlos- En hij zal Israël verlosfen uit alle zijne ongerechtigheden. Glorie zij den Vader enz» psaxm  BOET-PSALMEN» 245 PSALM 142. David bidt om Gods bulp tegens de geweldige aanvallen der godlozen» Hij bidt, dat God hem geleide, en voorzegt den ondergang zijner vijanden» Heere, verhoor mijn gebed: luister naar mijn fmeken volgens uwe waarheid : verhoor mij volgens uwe rechtvaardigheid.En treed niet in 't gericht met uwen Dienaar: want geen levend mensch zal voor uw aanfchijn rechtvaardig zijn» (Verboor mij) want de vijand heeft mijne ziel vervolgd: hij heeft mijn leven ter aarde toe vernederd» Hij heeft mij in 't duister gefteld, gelijk de genen, die overlang dood zijn»^ En mijn geest is in mij beangst: mijn hart is in mij ontfteld geworden» Ik ben der oude tijden indagtig geweest: Ik overwoog alle uwe weldaden, de werken uwer handen overdagt ik» Ik heb mijne handen tot u uitgeftrekt: mijne ziel is voor u als aarde zonder water. Heere, verhoor mij haastiglijk: mijn geest is bezweken. Keer toch uw Q_ 4 aan-  24G* DE ZEVEN BOET-PSALMEN» aanfchijn van mij niet af; of ik zal worden gelijk die ten grave dalen. Doe mij vroeg uwe barmhartigheid horen ; want ik heb op u gehoopt. Maak mij den weg bekend, dien ik moet wandelen ; want tot u heb .ik mijne ziel opgeheven, Heere verlos mij van mijne vijanden, tot u heb ik mijne toevlugt genomen. Leer mij uwen wil doen; want gij zijt mijn God: uw goede Geest zal mij leiden op den regten weg. Om uwen naam, Heere, zult gij mij doen leven; door uwe gerechtigheid zult gij mijne ziel uit de verdrukking trekken. En door uwe barmhartigheid zult gij mijne vijanden verdelgen. En gij zult ze allen vernielen , die mijne ziel verdrukken ; want ik ben uw dienaar. Glorie zij den vader enz» DE  247 I) E LITANIE £ A N ALLE HEILIGEN. Heere» ontferm u onzer» Christus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer» Christus, hoor ons» Christus, verhoor ons» God hemelfche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosfer der waereld,ontferm u onzer» God heilige Geest, ontferm u onzerHeilige Drievuldigheid, één God,ontferm u onzer» Heilige Maria, ^ 5? H» Moeder Gods, $ S* H. Maagd der Maagden, i § H. Michaël, (f3 H. Gabriël , f § H.Rafaël, ( * S° Q 5 Alle  248 DB LITANIE Alle heilige Engelen en Aartsenge-fo ien, Alle heilige Koren der zalige Gees. ten, H. Joannes de Doper, Heilige Jofef, Alle heiligePatriarchen enProfeten, H. Petrus, H. Paulus, H. Andreas, H. Jacobus, H. Joannes, H. Thomas, Ö H. Jacobus, i n H- Filippus, ' J. g H. Partholoméus, f S H. Matthéus, * o H. Simon , H. Thadéus, H. MattMas, H. Barnabas, H» Lucas, H. Marcus, Alle heilige Apostelen en Evangelisten , Alle heilige Discipelen des Heeren, Alle heilige onnozele Kinderen, ,i fL Stefanus, 1 H. Laurentius, J H.  VAN ALLE HEILIGEN. 249 H. Vmcentius, n H. Fabianus en Sebastianus, H. Joannes en Paulus, H. Cosmas en Damianus, H, Gervafius en Protafius , Alle heilige Martelaars: ! H. Silvester , H. Gregorius, H. Ambrofius, H. Augustinus, H. Hieronimus, H. Martinus, w H. Nicolaus, ai Alle heilige Bisfchoppen en Belij- f ™ ders. Alle heilige Leeraars, | ^ H. Antonius, | | H* Benedittus, j 50 H. Bernardus, 6 H. Dominicus, H. Franciscus, Alle heilige Priesters en Levieten, Alle heilige Monniken en Eremieten , H. Maria Magdalena 5 H. Agatha, H.Lucia, H. Agnes, H.Cecilia, ^ H.  250 DE LITANIE H. Catharina, T) W H. Anaftafia, A & Alle heilige Maagden en Wedu- Jïf wen, I | Alle Gods geliefde Heiligen. J § Wees genadig; fpaar ons, Heere.* * Wees genadig; verhoor ons, Heere. Wees genadig; verlos ons, Heere. {■ Van alle kwaad, Van alle zonden, Van uwe gramfchap, Van een haastigen en onvoorzie. nen dood, Van de listenen lagen des duivels, j < Van gramfchap, haat, en allen) 5. kwaden wille ,. j{ S Van den geest der onkuisheid, (L § Van blikfem en onweer, Van den eeuwigen dood, r M Door het geheim uwer Mensen- jr wordinge, J| - Door uwe koomst in het vleesch, , * Door uwe geboorte, Door uw Doopfel en heilig Vas- j; ten, Door uw kruis en lijden, Door uwen dood en begravenis, I Door uwe heilige verrijzenis, ! Door uwe wonderlijke Hemelvaart,^ Door  VAN ALLE HEILIGEN. 2$l Door de komst van den heiligen Geestden Vertrooster, verlos ons,Heere. In den dag des Oordeels, verlos ons, H ere. Wij Zondaars, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij ons wilt fparen, «1» Dat gij ons onze misdaden kwijtfcheldt, Dat gij u gewaardigt, ons tot eene ware boetvaardigheid te geleiden, Dat gij u gewaardigt, uwe heilige God Zoon, door wien alle dingen zijn, God heilige Geest, in wien alle o dingen zijn , £ Heilige en ondeelbare Drievuldig- J heid, "3 Onbegrijpelijke Majesteit, ! c Onveranderlijke Almagt, o Oneindige Wijsheid , n Onuitputbare Goedheid, ^ Heer der Heerfchappijen, Eeuwige wet, Eeuwige waarheid, God  Looft den Heere in zvnc EeiJig'eiiTr. 150.^:1   GEBEDEN VOOR IEDEREN DAG* 259 God almagtige Koning, Die alléén God, en één God zijt, | Gij,in wien wij leven,ons bewegen, en het wezen hebben, Wiens Majesteit de aarde vervult, God, wien alléén de glorie, en al- j le eer toekomt, j O Gij, die ons vertroost in onzer 5 kwellinge, J 3 Die alléén grote wonderen doet, | 3 Die zijt, en waart, en komen zult, i e Rechtvaardig en fchriklijk in uw o oordeel, j n Heerlijk en wonderbaarlijk in uw 8 Rijk, I . Eeuwige Vader, i Eenig geboren Zoon, Heilige Geest van beiden voortkomende,ö Heilige Drievuldigheid, één God. J Wees genadig; Ipasr ons, Heere. Wees genadig; verhoor ons, Heere. Wees genadig; verlos ons, Heere. Van alle kwaad, ^ ^ Van alle zonden, ffi o Van alle ongelovigheid, £ o* Van de overtredinge uwer ge-1 3 g boden, * 5 Van de verfmading uwer gaven, || R 3 Van  260 GEBEDEN VOOR Van het verzuim der heilige dingen. I[ < Van den eeuwigen dood, i H Door uwe almagtigheid, } ÏÏ Door uwe wijsheid, | o Door uwe oneindlijke goedheid, J» Door uwe grote barmhartigheid , Door uwe lijdzaamheid en lang' 8 moedigheid, JJ p Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij ons de genade wilt verleg nen, om altijd en overal te be lijden, dat gij de ware God zijt; J Dat gij ons de genade wilt verlenen , om u te eren als éónen God ^ in drievuldigheid van Perfonen, «■=•* en de drievuldigheid in de éénig- cr heid der Natuur aan te bidden; g Dat gij ons de genade wilt verle-. g nen, om u uit geheel ons harte c lief te hebben; Dat gij het volk, welk uwen hei- % ligen name toegeheiligd is, wilt| 3behouden en zalig maken; I 8 Pat gij den dwalenden genade wik 1 ^ verlenen, om tot den weg der I h rechtvaardigheid terug te keren > 1 f Dat gij u gewaardigt, den overle- f denen gelovigen de eeuwige rust f te geven; J Dat  IEDER EN DAG. 26l Dat gij u gewaardigt ons te verhoren; Wij bidden u, verhoor ons. ö Heilige Drievuldigheid, verlos ons. ó Heilige Drievuldigheid, maak ons zalig. ó Heilige Drievuldigheid, maak ons levend. Heere, ontferm u onzer. Christus, ontferm u onzer. Heere, ontferm uonzer.OnzeVader enz. Laten we loven den Vader, den Zoon, en den heiligen Geest. A, Laten we die loven en verheerlijken in alle eeuwen, jfr. Geloofd zijt gij, Heere, in het firmament des Hemels. A. En alle eer, glorie, en lof waardig in alle eeuwen. •p. Dat God ons zegene, onze God, God zegene ons. A. Dat geheel de aarde hem vreze. f. Heere, verhoor mijn gebed, ü. En mijn roepen kome tot u. Laten gewoonte, q Van het benijden der broederlijke n liefde, H S Van onboetvaardigheid in ons ui- 1 2 terfte, B Door uwe eeuwige voortkomüe van <* den Vader en den Zone, ° Door uwe onzichtbare zalvinge, 2 Door de volheid der genaden, waar S mede gij de H. maagd Maria 8" begunstigd hebt, ° Door dien vloed van heiligheid, waar mede gij de Moeder des j f- Heeren in de ontvangenisfe des J ^ Woords als deedt overftromen, Q Door uwe heilige verfchijning bij o het doopièl van Christus. o Door uwe heilzame komsre over de f 5 Apostelen, i * Door deonukfprekelijkegoedheid, waarmede gij de Kerk beftiert; de Opperhoofden veréénigt, de Martelaars verfterkt, de Leeraars^ ver*  IEDEREN DAG» 269 Iverlichc, en de geestrijke orders infielt, Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons. ,„ ■ Dat wij naar den geest mogen wan-*j delen,en de begeerte des vleesehs | ^ niet volbrengen, ^: Dat wij u nimmer bedroeven, & Dat gij alle kerkelijke ordens in den §: heiligen Godsdienst,endenw* 3 ren geest wilt bewaren, & Dat gij aan het Christen volk één ? hart en ééne Ziel wilt geven , n Dat gij ons de volhardmg., de vol- 3* making aller deugden,. wik verle- § nen. 3 Dat gij u gewaardigt, ons te ver* 2 horen, * Geest van God, •! Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; ftort uwen H. Geest over ons. Lam Gods., wegnemende de zonden der waereld; zend over ons den beloofden Geest des Vaders. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; geef ons den goedea Geest. Heere, ontferm u onzer. Christus ontferm u onzer. Hee-  2/0 GEBEDEN VOOR Heere ontferm u onzer. Onze Vader.enz. $* De genade van den heiligen Geest, A. Verlichte onze zinnen en harten, Amen. Laten we bidden. ó God, die de gelovigen door de verlichting van den heiligen Geest, onderwezen hebt; Geef aan ons, dat we in dien zelfden Geest de ware wijsheid bezitten, en ons altoos in zijne vertroosting verheugen mogen. Door Christus onzen Heere, Amen. BS LOFZANG VENI, CREAÏOR SPIRITUS. TZ'om, Schepper heilige Geest, be*j zoek de zielen dergenen , die u toebehoren,en vervul met uwe genade de harten, die gij gefchapen hebt. Gij, die de Vertrooster, de gave des allerhoogften Gods, de levende Bron, Vuur, liefde en geestlijke zalving genaamd wordt. * Gij zijt zevenvoudig in uwe gaven; gij zijt de vinger van 's Vaders Rechterhand ; gij zijt de belofte des Vaders, de tongen met allerhande talen begiftigende. Ont-  IE DER EN DAG* 271 Ontfleek uw Jicht in onze zinnen ; ftort uwe liefde in onze harten; verfterk'ons zwakke vleesch met eene gedurige kragt. Verdrijf den vijand verre van ons, en geef ons haastiglijk den vrede; zo zullen wij onder uw geleide vlieden al wat ons fchadelijk is* Geef, dat wij door u den Vader en den Zoon kennen, dat wij (leeds geloven , dat gij beider Geest zijt. Glorie zij Gode, den Vader, en den Zone, die van den dood verrezen is, en den Vertrooster, den heiligen Geest, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. DE LOFZANG VENI, SANCTE SPIRITUS. fZom, heilige Geest, laat de ftralen uws lichts uit den Hemel nederdalen. ' 1 Kom, Vader der armen i kom, gever der gaven; kom licht der harten. Allerbeste Vertrooster, geliefde gast der Ziele, zoete verkoeling. Gij zijt rust in den arbeid, tempering in de hitte , troost in 't geween. S , ó  272 gebeden voor ó Allerzaligst Ijcht,, vervul het binnenfte der harten uwer gelovigen. Zonder uwe genade is 'er niets in den menfche, niets dat fchuldeloos is. Wasch, dat vuil is; befproei, dat dor is; genees, dat gekwetst is. Buig, dat {lijf is; verwarm , dat koud is; bellier, dat verdoold is. Verleen uwen gelovigen, die op u betrouwen, uwe zeven heilige gaven. Geef hun de verdienste der deugd, een zalig einde, en de eeuwige blijdfchap. Amen. GEBEDEN voor den DINGSD AG. litanie van den zoeten naam jesus. "tTeere, ontferm u onzer. **--*■ Christus, ontferm u onzer» Heere, ontferm u onzer. Christus, hoor ons. Christus, verhoor ons. God hemelfche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosferder waereld, ontferm u onzer. God heilige Geest, ontferm u onzer. Hei-  IEDEREN DAG. 273 Heilige Drievuldigheid één God,*j Jefus, Zoon van den levenden God, Jefus, beftralend licht des Vaders, Jefus, glans van het eeuwige licht, Jefus, Koning der heerlijkheid, Jefus, Zon der rechtvaardigheid, Jefus, Zoon van de Maagd Maria, Jefus, (terke God, Jefus, Vader der toekomende eeuwen , Jefus, verkondiger van Gods ver- § heven Raad, «?> Allermagtigfte Jefus, 3 Allerfterkfte Jefus, * Allervolmaaktfte Jefus, o Wonder doende Jefus, g Allerzoetfte Jefus, ^ Allerlieffte Jefus, Jefus, klaarder dan de Zon, Jefus, lieflyker dan de Maan, Jefus , glansrijker dan de Srerren, Wonderlijke Jefus, Vriendelijke Jefus, Eerwaardige Jefus, Allerootmoedigfte Jefus, Armoedigfte Jefus, Goedertierenfte Jefus, Allerverduldigfte Jefus, f S 2 Ai-  274 GEBEDEN VOOR Allergehoorzaamfte Jefus, *j Allerzuiverfte Jefus, Jefus, minnaar der zuiverheid, Jefus, minnaar des vredes, Jefus, onze liefde, Jefus, oorfprong des levens, Jefus, voorbeeld der deugden, Jefus, cieraad der zeden, Jefus, onze God, Jefus, onze toevlugt, jefus, vader der armen , § Jefus, vertrooster der bedrukten, s> Jefus, fchat der gelovigen, 3 Jefus, goede Herder, 3 Jefus, waaragtig licht, ! c Jefus, eeuwige wijsheid, § Jefus, eindeloze goedheid, n Jefus, onze weg, en ons leven, Jefus, vreugd der Engelen, Jefus, koning der Patriarchen, Jefus, ingever der Proféten, Jefus , meester der Apostelen, Jefus , leeraar der Evangelisten, Jefus, fterkte der Martelaren, Jefus, licht der Belijderen, Jefus, bruidegom der Maagden, Jefus, kroon van alle Heiligen, * Wees genadig; fpaar ons , Jefus. Wees genadig; verhoor ons, Jefus. Wees  IEDEREN DAG» 273 Wees genadig; verlos ons, Jefus. Van alle kwaad, *j Van alle zonden, 1 Van uwe gramfchap, Van de listen en lagen des dui-] veis, 1 Van pest, oorlog en hongersnood, I Van de overtreding uwer geboden , Van de beflorminge aller onheilen, Van den geest der onkuisheid, Van den eeuwigen dood, < Van het veronagtzamen uwer in-1 Q gevinge, l g Door het geheim uwer Menschwor- o dinge, 5 Door uwe geboorte, Door uwe befnijdenis, ^ Door uwen arbeid, .g1 Door uwe fmarten, Door uwe geesfeling, Door uwen dood, Door uwe begraving, Door uwe verrijzenis, Door uwe hemelvaart, Door uwe vreugd, Door uwe glorie, Door de voorfpraak van uwe aller» lieffle Moeder, Jl S 3 Door  276 GEBEDEN VOOR Door de voorbidding van alle uwe Heiligen, verlos ons Jefus. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld, fpaar ons Jefus. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld; verhoor ons , Jefus. Lam Gods, wegnemende de zonden der waereld, ontferm u onzer, Jefus, Jefus Christus, hoor ons. Jefus Christus, verhoor ons. Heere, ontferm u onzer. Christus ontferm u onzer. Heere ontferm u onze. Onze Vader enz. Latenjwe bidden. 6 God, die uwen eenigen Zoon tot Verlosfer van het menfchelijk geflacht gefield hebt, en hem Jefus hebt doen noemen; Vergun genadiglijk , dat wij, die zijnen H. naam op aarde vieren, zijne aanfchouwing hier namaals mogen genieten in den hemel. Dit bidden wij door denzelfden Jefus Christus onzen Heere, die met u leeft eh heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen. GE-  iederen dag 277 GEBED. S~\ Goede Jefus, 6 Zagtmoedige Je» ^ fus, ó allerzoetfte Jefus, ó Jefus Zoon van de maagd Maria, vol ontferming en langmoedigheid! ontferm u mijner volgens uwe oneindige barmhartigheid, ó Genadige Jefus, ik bid u door dat dierbaar bloed, welk gij voor ons , zondaren , hebt uitgeflort, wisch mijne boosheden uit; gewaardig u uwe ogen op mij eiendigen te vestigen, daar ik nederig om vergiffenis fmeek, en uwen heiligen naam met vertrouwen aanroep, ö Naam van mijn' Jefus,zoete naam! Naam van mijn' Jefus, lieffelijke naam. Naam van mijn* Jefus, verfterkende naam. Want toch wat is Jesüs anders, als Zaligmaker ? Nu dan, ó Jefus, wees mij om uwen heiligen naam een Jesüs, en maak mij zalig: laat niet toe, dat hij verloren ga, dien gij van niet gefchapen hebt. ó Goede Jefus, laat mijne boosheid den genen niet verderven, welken uwe almagtige goedheid gemaakt heeft, ö Zoete Jefus, herken, hetgene in mij het uwe is; en duld niet, dat 'er iets anders in S 4 mij  278 GEBEDEN VOOR mij gevonden worde, ó Zagtmoedige Jefus, ontferm u mijner, terwijl de ujd van ontferminge nog voor handen is; veroordeel mij niet in den dag des Oordeels. Wat voordeel is 'er in mijn bloed, indien ik ten eeuwigen verderve nederdale? De doden, ó Heere, zullen u niet loven , noch zij, die ter helle afdalen, ö Allerlieffte Jefus, ó langmoedigfle Jefus, ó Jefus, Jefus, Jefus! Neem mij aan onder het getal uwer uitverkorenen, ó Jefus, heil der J genen, die in u geloven! Troost der f genen, die tot u vluchten! Dierbaar Zoenoffer der zondaren! ö Jefus,Zoon van'de maagd Maria! ifort in mij genade, wijsheid, liefde, kuisheid en nederigheid; op dat ik u volmaaktelijk moge beminnen, u loven, u genieten, u dienen, in u roemen, ik, en allen die uwen naam, Jefus, aanroepen. Amen. LIEFDE-ZUGTEN TOT JESUS. Jefus, mijn God en alles! waarom ^ - toch heb ik u ooit beledigd, die mij ten einde toe,bemind hebt? Ach moet ik u dan ook -niet lief hebben ? Zo wie onzen Heere Jefus Christus niet bè-  i Cf - i ede ren da g. 2 79 bemint,die zij vervloekt, i Cor.16:22» .6 Mijn jefusj "zend uw licht, uwe waarheid neerwaart: dat dezen mij geleiden, eo brengen tot uwen heiligen berg, in uwe woontenten; daar zal ik mij gerustelijk verheugen in u mijn God, mijn Jefus* Wees gezegend, ö woord des eeuwigen Vaders; gij zijt fchoon van gedaante boven de kinderen der menfchen, u begeren de Engelen fteeds aan te fchouwen. ó Blijdfchap mijns harten! toon mij u aanichijn, en ik zal behouden zijn» Oneindige goedheid, flagtofFer der liefde! ö dat ik u ten offer van weder- liefde verftrekke ! geef ten minfte,dat ik met waarheid moge zeggen: De waereld is voor mij gekruist, en ik der waereld. Gal. 6: 14, Allerlieffle Jefus, ontneem mij mijnen geest, en flort den uwen in mij, want met uwen geest bezield zal ik konnen uitroepen: ik leef, nu niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Gal. 2: 20. S 5 ge-  280 GEBEDEN VOOR GE BEDEN voor den WOENSDAG. litanie van de heilige engelen. JLTeere, ontferm u onzer. " Christus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer, Christus, hoor ons. Chr Voedzaam Brood, en vermaak der | Koningen, g Sterk Schild tegens alle bekoringen, j * Geestlij k Hulpmiddel voor alle zon-1| ^ den en krankheden, 4 g Onuitputbare Schat van genade, | g Altijd durende Offerande, '1 * Zuivere Opdragt, Lam zonder vlekke, B Allerzuiverfle Maaltijd, 9 Spijs der Engelen, I Verborgen hemelsch Brood, I Gedagtenis van Gods Wonderhe-lf den, | Bovennatuurlijk Brood, I Heilig Slagtoffer, |J Kelk des Heils, « T 5 Ge-  296 GEBEDEN VOOR Geheim des Geloofs, Hoogwaardig en uitmuntend Sa* crament, Allerheiligfte Offerande, Zoenoffer voor levenden en doden, Wonder van Gods wonderen, Allerheiligfte gedagtenis van 't lijden des Heeren, Gefchenk dat alle volheid te boven gaat, Voortref!ijk Gedenkteken der god- r lijke liefde, s Overvloeiende Bron van Gods jj milddadigheid, g Overheilig en wonderlijk Geheim» Kragtige fpijs der onflerflijkheid, ^ Aanbidlijk en levendmakendSacra- § ment* g Brood , dat door de almogendheid v des Woords zijt vleesch geworden , Onbloedige Offerande, Allerzoetile Maaltijd, daar de En- , gelen bij tegenwoordig zijo, en dienen, Teken van genade, Band van liefde, Opperpriester, die zelf de Offerande zijt, Geest-  IEDEREN DAG. 297 Geestlijke zoetheid , die in ha- g O ren eteen oorfprong gefmaakt ^ word, «. 3 Verkwikking der heilige zielen, tf Teerfpijs der genen , die in den g Heere fterven, g Pand der toekomende Zaligheld, J Q Wees genadig; fpaar ons, Heere. Wees genadig; verhoor ons , Heere. Van het onwaardig nuttigen uws Ligchaams en Bloeds, verlos ons Heere* Van de begeerlijkheid des vleeschs,! Van de begeerlijkheid der ogen, l Van de hovaardije des levens, < Van alle ketterije, ongelovigheid, en verblindheid des harten, << Van alle oneerbiedigheid en mis- ™ bruik ten opzichte van dit heilig ' o Sacrament, o Van alle zwakheden en zonden, 3 die de vruchten van dit heilig * Sacrament verminderen en be- ffi letten, ^ Van alle gelegendheden der zonden. ? Door de grote begeerte, die gij gehad hebt, om dit Paaschlam met uwe Discipelen te eten, Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de voeten der Dis- J cipelen  298 GEB EDEN VOOR cipelen gewasfchen hebt, om j[ hen tot deze Maaltijd te berei- J den, | Door de onmeetbare liefde, waar | Jefus, wien uit fpot een purpere g mantel omgeflagen is, I ~ Jefus, die met doornen gekroond! Q Jefus, wien een net tot fcepter m o de hand gegeven wierdt, Jefus, die met een groot geroep ten teisfe geëischt wierdt, Jefus, die van Pilatus, fchoon dees uwe onnozelheid erkende, , den Joden zijt overgegeven, om gekruist te worden, I Jefus, die uit het Regter-huis van Pilatus, met uw. kruis beladen, * naar den berg Calvarie gegaan zijt, U V 4 Je-  3fO GEBEDEN VOOR Jefus, die Simon van Cijrene in het dragen van uw kruis ten hul* pe gehad hebt, Jefus, die de vrouwen, als ze over J u weenden, geboodt, dat ze f over zig zei ven en haarlieder f kinderen wenen zouden, I Jefus, wjen men wijn met gal ge. j mengd te drinken gegeven heeft, j Jefus, die tusfehen twe moorde- i naars aan het kruis genageld! zijt, O Jefus, wiens klederen de krijjrs-J knegten gedeeld hebben, J § Jefus, die aan het kruis hangende ' 2 voor hun, die u lasterden, en I P u kruisten, den Vader gebeden! § hebt, b 8 Jefus 3 die den boetvaardigen moor- ** denaar in genade ontvangen, en het Paradijs beloofd hebt, Jefus, die uwe Moeder aan den heiligen Joannes bevolen hebt, Jefus, die aan het kruis geroepen hebt: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ? Jefus, die op uw kruis dorstende met edik gelaafd zijt, | Jefus  IEDEREN DAG. 3II Jefus, die al, wat van u gefchreven I was, volbragt hebt, I; Jefus, die dervende uwen geest in 1 de handen uws Vaders bevolen j hebt, Jefus, die uw hoofd buigende, met | luider demme roepende, uwen j, geest gegeven hebt, Jefus, wiens dood alle fchepzclen gevoeld en beweend hebben, Jefus, door wiens dood de hon-v _ derde man, en velen van het W volk bekeerd zijn, J Jefus, wiens zijde met eene fpere g doordeken is, c Jefus, uit wiens zijde water cn 0 bloed gevloeid is , < g Jefus, die van het kruis afgeno- 1 q men, in een linnen kleed gewonden , en in een nieuw graf begraven zijt, Jefus; die na uwen dood ter hellen nedergedaald zjjt, Jefus, die ten derden dage wederom verrezen zijt, Jefus, die om uwe gehoorzaamheid tot den kruisdood toe, van den Vader boven alles verheven zijt, - I - V 5 Je*  312 GEBEDEN VOOR Jefus, die de magt, om levenden en doden te vonnisfen, van den Vader ontvangen hebt, ontferm u onzer. Jefus, die uwen uitverkorenen het rijk zult geven, dat gij door uw lijden zijt ingegaan, ontferm u onzer. Wees ons genadig; fpaar ons, Jefus. Wees genadig ; verhoor ons, Jefus. Van alle kwaad , verlos ons, Jefus. Van eenen haastigen en onvcrwag^ ten dood, Van de listen des duivels, Van gramfchap, baat, en allen kwaden wille, j Van den eeuwigen dood, Door uw'doodftrijd en uw bloedig 1 < zweet, jj ft Door uwe geledenene kaakflagen § en geesfeling, i g Door uwe doorn e kroon, ? Door uw kruis en lijden, ^ Door uwen dorst, uwe tranen, en 2, uwe naaktheid, S Door uwe allerheiligfte vijf won» den, • Door uwen dood, en uwe foegra* Door uwe heilige verrijzenis, | In deja dag des oordeels, JJ Wij i  IE D E REN DAG. 313 Wij zondaars; Jefus, wij bidden u, hoor ons, Dat wij nooit het Sacrament*] van uw Vleesch en Bloed ontvangen, zonder waardiglijk aan uw lijden en uwen dood te gedenken , Dat de gedagtenis van uw lijden] altoos zo levendig bij ons blij ve, ^ als of gij nog voor onze ogen [ 9£ gekruist wierdt, 5 Dat alle onze wetenfchap deze zij: Jefus Christus, en die gekruist, J. Dat wij de dwaasheid des krui fes & hoger agten, als alle wetenfchap al der waereld, , n Dat uw H. lijden ons lere, hoe ü c zwaar en verfchriklijk de zonde zij, om welke gij een' zo bitte- g* ren dood ondergaan hebt, J o Dat wij, ziende hoe gij onze zon- j 0 den in uw ligchaam op het kruis- p hout gedragen hebt, de zonden 'afgeftorven zijnde, in gerech-j. tigheid leven, Dat onze oude mensch metu ge- *. kruist zijnde, het ligchaam der 1. zonde in ons te niet gedaan wor- j de, dat wij der zonde niet meer 1 dienen, Dat  3^4 GEBEDEN VOOR Dat wij eens gereinigd zijnde van de doodlijke werken, u,ó Zone Gods, niet wederom kruisfen, en tot een fpot en fchande Hellen, Dat wij fchrikkcn van u op nieuw { te vertreden, en het bloed uws I Testaments, door welk wij ge- ! c heiligd zijn, onrein te agten ° * H. Jofef, w Alle heilige Oudvaders en Prof éten, 5; H. Petrus, ■ ■ ■ < H. Paulus, g H. Joannes, ^ Alle heilige Apostelen en Evange- g- listen, £g H. Stefanus,' | f H. Laurentius, Alle heilige Martelaars, o» H. Gregorius, ö H. Ambrofius, H. Augustinus, P H. Hieronimus, Alle heilige Bisfchoppen en Belij. ders, Alle heilige Leeraars, Alle heilige Priesters en Levieten, Alle heilige Monniken enEremie-] ten, ij H, Maria Magdalena, f| X 3 H. Ca- 7TT  324- GEBEDEN VOOR H. Catharina, ïï ' H. Barbara, S Alle heilige Maagden en" Wedu- ' £ wen, . li o Alle Gods geliefde Heiligen, J • Wees genadig, fpaar hen, Heere, Wees genadig; verhoor ons voor hun , Heere. Van alle kwaad, verlos hen, Heere» Van uwe gramfchap, ^| Van de geftrengheid uwer recht. I - vaardigheid, Van de langdurende pijnen, Van den knagenden worm des gewetens, ^ Van het ijsfelijke vuur, - mi) wij u nog mogen coefpreken, fchoon wij ftof en asfche, grote zondaars zijn , zo verleen ons dat vermorzeld en vernederd hart, welk nooit van u verftoren wordt. Wij bidden u in den naam van uwen Zoon Jefus Christus, op zijne verdienlten iteunende, op zijne beloften betrouwende, zijne geboden gehoorzamende: vermeerder en bellier onze itandvastigheid: verhoor door uwe lou. tere barmhartigheid de gebeden dergenen , die gij, zonder dat zij 't hebben konnen verdienen, uit hun niet getrokken hebt. Om de genade der kennüfe en mlbrenginge van den Godlijken wille te verzoeken. pjeere, almagtige Koning, alles isaan uwe magt onderworpen, en niemand kan uwen wille wederflaan, Al mijn verlangen is, te weten, wat gij van mij wilt gedaan hebben, hetzelve met vreugde te aanvaarden, en met ftandvastigheid en volwillig te volbrengen. Maar wie, ó groote God, kan uwe voornemens agterhalen? Wie kan weten, wat gij begeert? wie zal uwen wil  GEBEDEN. 345 wil kennen, ten zij gij ons uwe wijsheid geeft, en uwen H. Geest toezendt,om onze wegen te erfenen, en ons te leren, wat u behaaglijk is? Ikweetwel, dat niemand buiten de genen, die rechtvaardiglijk geleefd hebben,rechtheeft, om zig voor u te vertonen, en de kennis van uwen wil en van uwe wegen te verzoeken. Maar gij zijt vol barmhartigheid : gij weigert uwen wil niet bekend te maken aan den boetvaardigen, terwijl gij zelf hem de gedagte ingeftort hebt, om die bekendmaking te verzoeken. Laat mij niet verdwaald lopen door naar mijne eigen raadbefluiten te leven, en mij zelveu te willen beftieren : Laat niet toe, dat ik mij zeiven bedriege, door mijnen wil of dien van anderen voor den uwen te nemen. Vervul mij met de kennisfe van uwen wil, met wijsheid, met verftand; op dat ik op eeue wijze, die u behaaglijk is, levende, u in ailen dinge believe. Doe 'mij zonder ophouden bevroeden, wat u aangenaam, wat volmaakt is. Doe mij uwen wil, voor zo verre hij mij thans bekend is , volbrengen; op dat ik denzeiven nog verder in 't gene hij mij nu onbekend is, verdiene te kennen.  346" ONDERSCHEIDENE nen. ó Bewaar mij toch van ooit onder het getal dier rampzaligen geteld te worden, welken met zo zware Itraffen bedreigd worden, om dat zij den wi van hunnen Meester gekend en niet yolbragt hebben. Schenk mij, ö God, de genade, om het grote voorbeeld van uwen Zoon Jefus Christus te volgen, die niet gekomen zijnde om zijnen wil te doen, aan den uwen tot den dood toe .gehoorzaamde: Geef, Heere, dat mijne fpijs zij, uwen wil te doen, en uw werk te volbrengen^ Om de godlijke liefde te verzoeken. Waar kan, waar moet mijn hart meer naar wenfchen, ö mijn God, als naar de genade om u te beminnen ? Gij Itaat mij toe, dat ik u beminne, en wat eer is dat voor een nietig fchepzel! gij gebiedt het mij, en hoe rechtmatig is dat bevél' gij bedreigt mij, indien ïk u niet bemin, en hoe verfchrikkend ' zal het zijn in de handen van u, den levenden God, te vallenAch Heere, was C/a 5 nog eeQgeb^, bedreigingen or Itraf nodig, om ons ter genietinge van ons grootfle geluk aan te Huwen. Ei. laas, Heere, is het niet de grootfte aller elenden, u niet te beminnen? Ik zal  GEBEDEN. 347 zal u beminnen, Heere, mijne fterkte, mijne toevlugt, mijn Verlosfer, 6 Schoonheid altijd nieuw, altijd oud, ó eeuwige fchoonheid, ö allerminnelijkfte God, hoe laat begin ik u te beminnen. Jk kan u niet beminnen, gelijk ik moet, 't en zij gij mij u doet beminnen , en de H. Geest uwe liefde in mijn hart verfpreidt. ö Mijn God, geef mij uwe liefde: maak, dat ik u beminne uit geheel mijn harte, uit geheel mijne ziele, uit al mijn verltand , uit alle mijne kragten: Geef, dat ik ter liefde van u mijnen naasten beminne, gelijk mij zeiven. Geef mij die liefde , die u bemint om u zeiven , die den vriend bemint in u, en den vijand ter liefde van u. Geef mij die liefde, die u boven alles fchat, die alles tot u ftiert, u in alles beöogt, die haar eigen belang niet zoekt, die uwe eer betragt,dieu onderdanig is, die uw woord onderhoudt. Geef mij die liefde, die verduldig, zagtmoedig, ootmoedig, voorzigtig is, die geen kwaad denkt, die zig over de ongerechtigheid niet verheugt, maar die zig verblijdt over de waarheid: Eindelijk geef mij die liefde, zonder welke ik niets ben,zonder welke  34 8 ONDERSCHEIDENE welke mij niets kan baten : die liefde, die niet voorbij gaat, die zo flerk is als de dood, in welke de verdiensten van den rechtvaerdigen bcftaan in dit leven , en zijne beloning en gelukzaligheid in de eeuwigheid» Om den geest van boetvaardigheid te verzoeken. Lees het Gebed vóór het onderzoek van het geweten, pag. 185. Gebed om de wijsheid van God te verzoeken, getrok ken uit bet boek der Wijsheid, c 9r\ God mijner Voorvaderen, God der w barmhartigheid, die alles door uw woord gemaakt, en gefchapen hebt: geef mij die wijsheid, die bij uwen 'Iroon (laat, en verftoot mij niet uit het getal uwer kinderen; want ik ben uw dienaar, en de zoon uwer dienstmaagd, een zwak mensch, erï niet zeer bekwaam om uwe wet te verftaan. Hoe volmaakt iemand ook fchijnt te zijn, hij zal niet geagt worden, indien hij niet voorzien is met uwe wijsheid. Zend haar dan uit uwen heiligen Hemel, en van den Troon uwer heerlijkheid, op dat zij met mij zij , en met mij werke, en dat ik wete, wat u aangenaam is. Want  GEBEDEN. 349 Want zij heeft de kennis en de wetenfchap van alle dingen: zij zal mij in mijne werken met omzigtighcid bellieren. Zij zal mij door hare magt bewaren*, en al mijn doen en laren zal u wel bevallen, ó Mijn God, geef ons uwe wijsheid, en zend uwen heiligen Geest, die de paden dergenen, die op aarde zijn, verbetere,en den menfchen uwen wil lere kennen. Om de genade, van zijn' (laat wel te beleven, van God te verzoeken. _ OGod, wiens wijsheid alles beftiert, , en wiens voorzienigheid een ieder de plaats, die hem dienstig is, toefchikt, ik bedank, in volle tevredenheid wegens uwe befchikking mij waart, voor den Haat en het beroep, waarin het u beliefd heeft mij te ftellen. Doe mij 'er de pligten van kennen, en geef mij uwe genade, om die te volbrengen. Doe mij mijn beroep zodaniglijkbeminnen, dat ik het getrouwelijk waarneme, en dat ik mij zo verftandiglijk daar in gedra<*e, als de verhevenheid van het beroep, en uwe goedheid, die mij daarin gefield heeft, vorderen. Laat mij niet gins en weer geflingerd worden door de ongeftadigheid van eenen ongerus- ten  35° ONDERSCHEIDENE ten geest, dien zijn arbeid verdriet, of die daarin verïlapt en vertraagt, die genegen is tot de verandering, en die het geluk, welk hij zig in 't beroep van anderen verbeeldt, benijdt: waarin alle de wetenfchap van een' Christen beftaat, dat ik niets van mij zeiven ben, en dat ik al 't gene ik mogt hebben, van u heb, en tot u moet ltieren, Verneder mij onder uwe almogende hand, die mij mijn niet, mijne zwakheid en mijne zonden doe kennen en gevoelen: gedoog niet, ó Heere, dat ik mij zeiven zo verheffe, dat ik mij met die trotfe ogen befchouwe, die iets in mij zouden menen te zien, dat 'er niet is. Gedoog niet, dat ik u beöorloge met uwe eigen goederen; en dit zoude ik doen, als ik de genade en gaven, die ik van u ontvangen heb, mij zeiven wilde toefchrijven. Laat ik nimmer onder het getal van die fchijnheiligen ko« men, welken in de goede werken, die zij doen, niets ander., beogen, als van de menfchen gezien en geagt te worden, en daarom hunnen loon al weg hebben op deze waereld. Laat gene vleijerij of menfchen lof mij verleiden: laat ik dien lof niet zoeken of beminnen, maar in mij zeiven zugten en beven , als ze mij toevloeit. Laat ik, verre van mij te verheffen, en de eerfte plaats te zoeken, de laagfte nog al te Z hoog  35^ ONDERSCHEIDENE hoog voor mij agten: laat ik anderen aanzien als boven mij gefield, hen met eerbiedigheid bejegenen : mij gaerne onder hun gevoelen buigen, en mij verblijden , als ze boven mij gefield worden. Eindelijk geef , ó mijn God, dat ik waarlijk ootmoedig zij, gaerne onbekend blijve, en dat ik een liegt gevoelen van mij zeiven hebbende , alle vernede ring en verfmaadheid kloekmoediglijk verdure. Om de kuiscbbeid te verzoeken. Tk weet, ó mijn God, dat ik de ont« A houding niet kan hebben , t'en zij gij mij dezelve verleent: en deze kennis , dat de onthouding van u moet komen , is alreeds eene uitwerking van uwe wijsheid en genade. Ik kom tot u, mijn God, en verzoek dezelve uit geheel mijn harte. Geef mij het gene gij gebiedt, en gebied dan, wat u belieft. Gij gebiedt mij kuisch te zijn ; geef mij kuifche oren , eene reine tong,zedigeneergeilagen ogen. Zuiver mijn verfland, en vervul het met uwe woorden, welke kuifche en reine woorden zijn» Vestig de kuischeid in mijn hart, en vervul het door den H.Geest met uwe liefde, welker vlammen zuiver,  GEBEDEN. 353 ver, heilig zijn, en die niet brandt dan voor u. Schep in mij een rein hart, en vernieuw in mijn binnenfte den oprechten Geest. Doe mij fteeds gedenken dat de leden mijns ligchaams de leden van Jefus Christus zijn: dat, ik uw Tempel ben: dat uw Geest in mij woonc, en dat ik dikwils in het H. Sacrament des Altaars , dat maagden voortbrengt, door het nutten van het vlekloze Lam ben geheiligd geweest. Laat niet toe, dat eene ziel, een ligchaam u toegewijd , door de minfte fmette vervuild of ontheiligd worde. Gij hebt aan de zuiveren van harte beloofd , dat ze u zien zullen in de eeuwige zaligheid: voeg uwe genade bij uwe belofte , en reinig ons van alle bezoedelingen des geests en des vleeschs, opdat wij ons door uwe vreze volkomenlijk heilig maken. Om de verduldigheid te verzoeken. ij hebt ons geleerd, Heere, dat de ^ verduldigheid ons noodzakelijk is, opdat wij uwen wil volbrengende, aan de goederen , die gij ons toegezegd hebt, deelagtig zouden worden. Maak mij verduldig, onderfteün mij zo wel in de kleinfte, als grotere ongevallen, op Z 2 dat  354 ONDERSCHEIDENE dat ik mij zeiven in verduldigheid bezittende, tot gene bitterheid, gene kleinmoedigheid, tot geen morren of klagen vervoerd worde. Jefus Christus heeft voor ons geleden, ons een voorbeeld nalatende,opdat wij zijne voetftappen zouden navolgen. Als men hem lasterde, fchelde hij niet: toen men hem mishandelde, dreigde hij niet. Verleen mij de genade, om mijn leven naar dit voorbeeld te fchikken. Dat de verduldigheid der Proféten mij ten voorbedde zij, die in den naam des Heeren gefproken hebben, het lijden van Job, het lijden van den Heere zeiven, en dat van zijne Apostelen en andere Heiligen, die wij gelukkig noemen, om dat zij geleden hebben. Doe mij het lijden beminnen: geef mij den troost en den vrede eener ziele, die haar vermaak neemt in de krankheden, in de noodzakelijkheden, in de verdrukkingen en vervolgingen, die zij voor Christus Jefus te lijden heeft. Ik aanbid en ik zegene de wijsheid uwer beftieringe, en de voornemens uwer barmhartigheid en rechtvaardigheid mijwaart , zo wel in de tegen fpoeden, die gij zelf 5mij toezendt, als die mij door men-  GEBEDEN. 355 menfchen aangedaan worden. Ik kus met eene volkomeneonderwerpingeaan uwe voorzienigheid de hand, die mij flaat, verzekerd zijnde, dat gij mij niet flaat,dan om mij te genezen. Ik leg allen haat, en oek de minde bitterheid tegens mijne vijanden af, en ik bid u voor dezelven. Ik bedank u , mijn God, dat gij mij door de menigvuldige verdrukkingen dezes levens beproeft: ik bid u , dat deze beproeving eene volmaakte verduldigheid in mij tewege - brenge, opdat mij niets ontbreke : en ik volmaakt zij voor uwe ogen. Om God voor zijne weldaden en genaden te bedanken. "W/at is billijker, ö mijn God, dan ™ dat ik u op alle plaatzen en ten allen tijde dank betuige voor alle weldaden, die gij zo overvloediglijk en zonder ophouden over mij onwaardigen blijft uitttorten? Wat heb ik toch, dat ik van u niet ontvangen heb, en wat ben ik, als het gene gij mij gemaakt hebt? alle ogenblikken van mijn leven zijn zo vele genaden , die gij mij verleent. Op dit ogenblik daar ik mij voor uwe voeten kom werpen, om u voor uwe laatfte weldaden te bedanken, herinner Z 3 *  35<5 Onderscheidene ik mij de duizenden van gunltea, waarmede gij mijn gehele leven verrijkt hebt: ik dank u voor allen, ö God mijner Vaderen en mijn God: ik ben uwer ontfermingen onwaardig: ik erken, dat alles ver boven mijne verdienften is. Wat zal ik u ter wedervergeldinge geven ? Ik zal u ten allen tijde zegenen , uw lof zal altoos in mijnen mond zijn. Ik zal alle fchepfelen uitnodigen, om u te loven, u te danken, u te beminnen. Ik zal uwe genaden zorgvuïdiglijk bewaren, en ze door een heilig gebruik tot mijne heiligmaking en uwe glorie hefteden. Ik heb u gebeden, en gij hebt mij verhoord: ik heb uwen naam aangeroepen, en gij zijt mij te hulpe gekomen. Wees geloofd, ö mijn God, die mijn gebed niet hebt verftoten, noch uwe barmhartigheid van mij weggenomen. Wees geloofd door uwen Zoon Jefus Christus, door wien gij ons met allerhande zegeningen vervult. Nu zal ik altoos op u hopen: met vertrouwen verzoek ik van u de genaden, om alle genaden, die ik rot nog toe van u genoten heb, niet te verliezen. Indien gij mij maar één ogenblik verlaat, indien gij mij aan mij zei ven overgeeft, dan  GEBEDEN. > 357 dan zal ik ondankbaar worden: ik zal uwe gaven misbruiken: ik zal die tegens u keren, en tot mijn eigen bederf belleden. Laat zulks niet toe, ó mijn God , voeg gedurig nieuwe genaden bij de oude , vermenigvuldig over mij uwe barmhartigheden; bereid mij door eene gedurige opvolging van zegeningen en genade, en doe mij komen tot de voltrekking van alle genaden, tot het eeuwige leven, alwaar gij onze verdienftcn belonende uwe eigen gaven zult kronen. Gebed voor den Paus en al de GeestHjkheid. óTJ eere Jefus,, onzichtbaar Hoofd uwer Kerke, die haar zodaniglijk op den vasten fteen bevestigd hebt, dat de poorten der helle haar nimmer zullen overweldigen, bewaar, bellier dengenen, die gij tot haren eerften Harder en tot haar Opperhoofd hebt aangelleld. Dat hij zo wel de eerfte zij door zijne heiligheidjgeleerdheid en zijnen ij ver,als hij de eerfte is doorzijnen rangen zijne bedieninge. Dat hij de Stedehouder zij van uwe liefde, gelijk hij het is van uw gezag en uwe magt: dat hij uwe kudde beftiire door uwe liefde, en haar tot Z 4 een  358 ONDERSCHEIDENE een voorbeeld verftrekke': dat hij ijverig en vurig zij, om uwe eer voor te liaan, onbezweken in het verdedigen van uwe belangens, dat hij den kwaadwilligen manmoediglijk tegenftand biede. Geef eindelijk, dat hij, die zig dienaar uwer dienaren noemt, hen door uwe voetflappen en volgens uwen geest geleide , en eindelijk met zijne gehele kudde ten eeuwigen leven opvare. Gij ook, ö heiligde God, die geheiligd wilt zijn m de genen, die tot u naderen, geef de heiligheid aan uwe Priesters, en alle uwe Bedienaars. Reinig volgens uwe beloften de kinderen van Levi, op dat zij u offeranden in rechtvaardigheid opdragen, en hun offer u aangenaam zij. Maak met hun een verbond des levens en des vredes. Geef hun uwe vrees, op dat zij fleeds daarmede bezield in uwe tegenwoordigheid verfchijnen. Leg de wet der waarheid in hunnen mond: de ongerechtigheid vinde geen plaats op hunne lippen, Doe hen voor uw aaofchijn wandelen in vrede en gerechtigheid, opdat de zondaars door hen van de wegen der ongerechtigheid worden afgekeerd. Maak, dat zij onberispelijk zijn en vrij van alle mis-  GEBEDEN» 3J9 misdaden, want zij zijn uwe Engelen op de aarde, en de uicdeelders uwer geheimen. Dat zij niet hoogmoedig noch toornig , noch zinnelijk, noch begeerig naar vuil gewin zijn, maar goedertieren, zagtmoedig, gematigd, heilig, zedig, bekwaam om de gezonde lering te leren, en de genen, "die zig daar tegens Hellen, tebeftrafren. Geef eindelijk, dat zij niet als vooruleven, dat ze van de waereld en zig zei ven ontllagen, niet anders betragten, dan uw belangen, uwe glorie. t Voor de tijdelijke Overheden. T ndien wij, ó God, door de genen, * die gij in Overigheid gefield hebt, bidden, dan doen wij het gene u behaagt, want gij wilt, dat alle menfchen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen. Wij bidden u voor hun, niet alleen op dat wij onder hunne wijze beflieringe een vreedzamig en gerust leven in alle godvrugtigheid en eerbaarheid mogen leiden, maar ook, op dat zij mogen zalig worden door u te gehoorzamen , en het gezag en grootheid , die zij van u ontleend hebben ,tot uwe glorie en handhaving uwer heilige bevélen te belleden. Onderricht de Z 5 genen,  300 ONDERSCHEIDENE genen, die gij tot Rechters der aarde aangeiteld hebt, en leer hen u te dienen met vreze, en zig in u te verheugen. Leer hen, dat zij niet een menfchelijk maarGodlijk gezag oeffenen,en dat alles, wat zij gevonnist zullen hebben, op hunne rekening kömen zal Doe hen levendig bdeffen, dat het oordeel over henzeer zwaar zal zijn , dat gij gene grootheid, of verhevenheid, van wie 'took zij, ontzien zult, dat de groten met de grootfte Itraffen zullen gekastijd worden. Spreek tot het hart van alleGro» ten en Kijken dezer waereld, en gebied hen zodanigiijk, dat ze uw gebod ge« hoorzamendat zij zig niet verheffen, hun vertrouwen niet ftellen op den voorfpoed en de rijkdommen, die zo onzeker en verganglijk zijn, maar op u alleen hopen, het goede doen, rijk in goede werken, en groot in deugden worden : dat ze rechtvaardig en mildadig zijn, zig een' eeuwigen fchat vergaderen , die hen ter bezittinge van u geleide, Amen. Voor de bekéringe der Zondaars. iJ Ct 0c"' wees m^ armen zondaar genadig. Wees ook allen genadig, die met zonden beladen zijn: vergun mij  GEBEDEN. 36I mij de vrijheid, Heere, dat ik ook voor hun fmeke. Gij wilt den dood des zondaars niet: gij wilt niet, dat'er iemand verloren ga, maar dat wij ons allen tot boetvaardigheid begeven. Gij hebt het gebed van Moijfes, die u voor een geheel wederfpannig volk bad, niet konnen wederftaan: gij klaagt, als 'erniemand gevonden wordt, die uwe gramfchap ontwapent: gij gebiedt ons voor eikanderen te bidden, op dat wij allen zalig worden: Gij verzekert ons, dat wij, zo we eenen zondaar op den rechten weg brengen, onze ziel van den dood verlosfen, en de menigte onzer zonden bedekken. Dit, ö Heere, dit doet mij met vertrouwen voor u verfchijnen, om uwe grote barmhartigheid, die in mij zeiven zo veel te vergeven vindt, ook voor anderen af te fmeken. Vergeef't hun, Pleere, want zij weten niet, wat zij doen. Open hunne ogen, opdat zij in hun gemoed tredende, zig zeiven kennen, vonnisfen, en befeffen, hoe bitter het is,u te verlatemopen hunne oren, doe hen die almagtige ftem horen, die de doden eens z ü opwekken : b:eek, vermorzel de verfteendheid hunner harten, opdat ze uw woord gehoorzamen , en  362 ONDERSCHEIDENE en uwe genade niet langer wederftaan. Gedenk uwer ontfermingen, gedenk het bloed van uwen Zoon Jefus Christus. Zalig hen, die gij tot zulk een'prijs gekogt hebt: verhoor ons gebed, datuweliefde ons doetftorten,en dat wij u opdragen om u ie gehoorzamen, te believen , Amen. Gebed der kinderen voor hunne Ouders. \7 oor mijne Ouders te bidden, ö Heere, is een pligt, dien gij mij hebt opgeleid. Het is een deel van dieliefde, welke ik hun volgens uw gebod moet toedragen, en de eerfte der behulpzaamheden, die gij mij gebiedt, hun in alle hunne noodwendigheden te bewijzen, ö Barmhartige en vreeslijke God, die de kinderen zegent om hunner Ouderen wille, en die fomtijds de zonden der Ouders ftraft door uwe rechtvaardige ftraffe over de kinderen uit te Horten, laat mij toe, dat ik u voorde genade aan mijne Ouders bewezen ,bedanke: dat ik de vergeving hunner zonden van u verzoeke. Gij wilt, dat ik de magt,diegij over mij hebt,in hunere,en dat ik hun het leyenj welk gij mij gegeven hebt,fchuldig zij: Beloon hen voor 't gene, daar ik gene beloning voor geven kan. Vergeld hun de moeilijkheden en zorgen, die zij voor  GEBEDEN. 363 voor mij gehad hebben. Bewaar hen, geef hen een lang, gelukkig en vreedzaam leven* Doe hen deel hebben aan de zegeningen der heilige Patriarchen: geef den wasdom aan de vruchten hunner rechtvaerdigheid , doe hen allerhande goede werken overvloediglijk voortbrengen, waardoor zij verrijkt deelgenoten der eeuwige gelukzaligheid verdienen te worden. Gebed der Ouders voor hunne kinderen. Gij zijt de Schepper en de waaragtige Vader mijner kinderen, ö mijn God; zij behoren u toe, gij hebt ze mij gegeven^ Ik heb hun noch geest noch ligchaam gegeven : niet ik, maar gij hebt hunne beenderen en leden te famen gevoegd. Ik draag hen aan u op, en wetende, dat ze u toebehoren, onderwerp ik hen en mij zeiven met geheel mijn harte aan alle de fchikkingen van uwen wil en uwe voorzienigheid henwaart. Dan, terwijl ik ubid, dat gij hen wilt zegenen, en ik hen in uwen naam zegene, verzoek ik noch den douw des Hemels noch de vettigheid der aarde voor hen. Indien ikiets bizonderlijk voor hun ligchaamelijk leven durfde verzoeken, dan zoude ik u  2*54 ONDERSCHEIDENE u bidden, dat gij hun noch rijkdommen noch armoede, maar alleenlijk het nodige onderhoud des levens liet toekomen. Mijn gebed zal christelijker enu aangenamer zijn, indien ik eerst voor hun en mij zeiven uw koningryk en uwe rechtvaardigheid zoeke, en u de zorg bevolen late, van ons, het gene gij goedvindt, toe te werpen. Des verzoek ik alleen wijsheid en een leerzaam gemoed. ïk durf ook de eerde plaatzen in uw koningryk aan de rechter en flinker zijde van uwen Zoon Jefus Christus voor hun niet verzoeken. Maar ik verzoek dat gij hun eene levendige vreze voor de zonden wilt inboezemen , dat gij hen van het kwade aftrekken, van de befmettinge der waereld bewaren, naar de regels van uw Evangelie wilt doen opwasfen: dat gij hun christelijke gemoeds - bewegingen, de eenvouwigheid en oprechtheid uwer kinderen, en eindelijk uwe liefde wilt inftorten. Laat niet toe, dat ik deftem van mijn gebed logenagtig makedoorde ftem van mijn leven : laat niet toe, dat ik door kwade voorbeelde, door onbefcheiden raadgevingen of onagtzaamheden te niet doe, het gene ik doormijn gebed  GEBEDEN* 3°"5 gebed van u verzoek,en gij door uwe ontferminge in hun zult uitwerken. Zegen mij door hen te zegenen: waak over mij5 op dat ik over hen wake, en hen in wijsheid en uwe vreze opvoede, Amen. , , Voor de Vruchten der aarde. Onze Vader, die in Hemelen zijt, wij zoeken voor al uw rijk en uwe gerechtigheid: wij verzoeken van u de heiligmaking van uwen naam en de komfte van uw koningrijk. Wij onderwerpen ons uit geheel ons harte aan uwen wil en de fchikkinge uwer voorzienigheid : zonder ons te bekommeren, waarmede wij onze ligchamen zullen fpijzen, verwagten wij van u het voedzel, dat gij Ons geven zult ten bekwamen tijde. Het is volgens de fchikking uwer voorzienigheid, dat wij hetzelve van u verzoeken: gij wilt dat rijken zo wel als armen u dagelijks om hun brood bidden. Open uwe hand, Heere, en alles zal vervuld worden met uwen zegen. Geef uwen zegen, en de aarde zal hare vruchten hervoor brengen. Meet volgens uwe wijsheid de hette en de koude, den regen en den douw af, die zo noodzakelijk zijn om eenen geluk-  3<56 ONDERSCHEIDENE lukkigen oogst te bekomen. Deze goederen der aarde, die noodzakelijk zijn tot behoudenis van ons leven, verzoeken wij van u, om ze tot uwe glorie te gebruiken^ tot werken van godvrugtigheïd en liefde te belleden. Dan wij verzoeken met veel vuriger begeerte van u de goederen der eeuwige zaligheid, de hette van uwen Geest, en uwe liefde, den douw van uw Woord, den regen uwer genade en alles wat ons nodig is, om vruchten van boetvaardigheid en gerechtigheid voort te brengen, Amen. Om God na den Oogst te bedanken, III oe goed zijt gij, ö God van Israël, r-x den genen, die oprecht van harte zijn 1 welk eene goedheid hebt gij zelfs voor zondaren l voor dezen zo wel als voor de rechtvaardigen rijst uw Zon op en gij bevogtigt hunne aarde met uwen regen, om die vruchtbaar te maken. Wij vergrammen u , en gij bewaart ons, wij misbruiken het leven, dat wij van u ontvangen hebben, en gij onderhoudt hetzelve door eene fteeds wakende voorzienigheid, ö Heere, dat toch alles, wat gij gefchapen hebt, u Jove: dat alle uwe Heiligen u zegenen. Onze ogen waren tot u gekeerd, en hoopten op  GEBEDEN* 367 op u» en gij hebt ons ten bekwamen tijde het voedzel gegeven* Gij hebt uwe hand geopend, en al het gedierte met uwen zegen vervuld, gevende aan een ieder, wat hem nodig is» Blijf bij ons met uwen zegen, ö Heere, en doe ons de goederen, die gij ons verleend hebt, wel gebruiken, ö Gij, die aan Israël geboodt, de eerftelingen deiingezamelde vruchten u te offeren, en de overblijfzels van den oogst voor de armen te laten liggen, doe ons alléén het nodige voor ons behouden, om het tot uwe glorie te gebruiken, en het overige mildadiglijk den armen uitdeelen. Gij die den zaaijer zaad geeft om te zaaijen, en 't vermenigvuldigt, om ons brood tot ons onderhoud te bezorgen, zaaij in ons goede werken, het goede zaad van uw woord, uwe genade: vermenigvuldig, vermeerder de vruchten onzer rechtvaardigheid, op dat wij ia alles rijk zijnde, der eeuwige gelukzaligheid waardig zijn mogen, Amen. Gebed in allerlei noodzakelijkheden. r\ Heere, wij konnen nimmer buiten ^ u, en in welke noodzakelijkheden wij ons immer bevinden, wij moeten ons fteeds tot u keren, die onze toeAa vlugt  368 ONDERSCHEIDENE vlugt en flerkte zijt in alle rampen, die ons beftrijden. Gij, ó Heere kent onze noodwendigheden , ook bevorens wij u die in het gebed te kennen geven, bevorens wij die gevoelen, bevorens wij zeiven die kennen. Gij ziet in wat kommerlijke omflandigheden ik gefteld ben. Gij hebt zulks toegelaten tot uwe glorie, en op dat ik 'er heil voor mijne ziel uit trekken zoude» Ik verheerlijk u, ik dank u voor mijne zwak* en krankheden , op dat de kragt van Jefus Christus in mij blijve» Ik vermag niets zonder u : maar ik vermag alles, indien gij mij verfterkt. Heere, God onzer Vaderen , u is de magt en kragt, en daar is niemand, die u kan wederftaan. Gij hebt ons geboden, onze toevlugt tot ü te nemen, als we ons in benaauwdheden en tegenfpoeden zouden bevinden; maar ook hebt gij ons beloofd, dat gij ons zoudt verhoren, als wij u zouden aanroepen. Neig dan, ö mijn God , neig uwe oren, en verhoor mij, want ik ben arm en behoeftig; daar is gene kragt in mij ; en daar ik niet weet, wat ik doen moet, is 'er niets overig, dan mijne ogen tot u op te heffen» ó God, wien het gebed der ver- ne-  GEBÉDEN. 369 nederden fleeds aangenaam geweest is, verhoor mij rampzaligen, die u bidt, die gene toevlugt heeft, danu, ö Vader der ontfermingen. Gebed in voorfpoed en vreugde, ïlTeere, mijne ziel verheerlijkt u, en mijngeest fielt al zijne vreugde in u. Gij hebt mij met een gunstig oog aangezien, en al het gene ik bezit, heb ik van u ontvangen. Ik bedank u daar voor met eene ootmoedige erkentenisfe Laat niet toe, bid ik u, dat ik u met uwe eigen gaven beöorloge, noch dat ik uwe goederen misbruike, en u door een kwaad gebruik derzelven vertoorne. Ik weet dat voorfpoed dikwils het hart des menfchen bederft j dat we in overvloed veelal de hand vergeten, die ons zegent. Ik beef, als ik het gevaar, en daarbij mijne zwakheid bedenk, ö Dat ik toch nimmer aan hun gelijk worde, die in eer gefield zijnde verilandeloos geworden zijn. Ik zal de vreugde dan aanzien als eene dwaasheid: ik zal tot het lagchen zeggen , waarom verleidt gij mij ? In den tijd van voorfpoed zal ik dien van tegenfpoed voor mijn geheugen .brengen. Geef mij* 6 God, de rust en de blijdfchap van een A a 2 goed  370 ONDERSCHEIDENE goed geweten, van eene oprechte bekeeringe en volmaakte liefde; want toch wat vreugde kan 'er in mij plaats hebben^, als ik in de duisternisfen der zonden begraven, of door-mijne hartstoch-, ten verblind, het licht van den Hemel, van uwe waarheid en genade niet zie ? Geef, dat ik mij in u verblijde, op dat ik de aardfche blijdfchappen met matigheid en zonder aanklevinge genietende, mij verblijdende als of ik mij niet verblijde, fteeds hake naar die eeuwige blijdfchap, welke de zaligen fmaken in u, van u en voor u, door onzen Heere Jefus Christus Amen. Gebed in henaauwdheid. Wfaarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, *y waarom zoontfteld?hoopopGod, want nog zal ik hem loven : hij is mijn Zaligmaker en mijn God. Üw naam zij geloofd, Heere: ook als gij verftoord zijt, zijt gij barmhartig, en in den tijd der verdrukkinge vergeeft gij de zonden dergenen, die u aanroepen. Ik keer mij tot u, Heere, ik hef mijne ogen tot u op. Het betaamt den menfche niet de geheimen uwer raadsbesluiten te willen doorgronden; maar dit gaat vast voor uwe dienaren, dat ze op.  GEBEDEN» 371 gekroond zullen worden na beproefd geweest te zijn. Indien wij het goede van uwe hand aannemen, waarom zouden wij ons dan ook niet met onderdanigheid onder uwe tugtroeden bukken? uw Naam zij gezegend. Ik ben bereid, om nog meer te lijden, als het uw wil is: ik verzoek alleen om verduldigheid en wijsheid, om beter te lijden, als ik tot nog toe gedaan heb. Gij wilt, dat wij onzen mond in 'c lijden niet ontfluiten in morren en klagen, maar wel in een ootmoedig gebed. Ik roep u dan aan in mijne verdrukkinge, en fchoon ik mij fchame, dat ik die overvloedige blijdfchap, die uwe Heiligen in vervolgingen enbenaauwdheden befpeurden, niet gevoele ; bedank ik u echter, dat gij mij eenige overeenkomst doet hebben met uwen Zoon Jefus Christus, die door geen anderen weg, dan dien des lijdens in zijne heerlijkheid is ingegaan. Doe mij uit deze kwellinge al het voordeel trekken, dat gij'er voor mij in beoogde: verlos mij 'er van, als het u behaagt, of geef mij de kragt om geduldiglijk te lijden, indien het uw voornemen is mij nog langer te beproeven» Aa 3 Ce-  372 ONDERSCHEIDENE Gebed in ziekte. jyjijn Vader, neem dezen kelk van mij weg: nochtans dat uw wil gefchiede , en niet de mijne* ö Mijn God, ik neem de pijnen der ziekte, en zelfs den dood aan tot voldoening voor mijne zonden. * Heere, fla, brand en kerf nu fpaar alleen in de eeuwigheid. Heere, firaf mij niet in uwe verbolgenheid, noch kastijd mij in uwe gramfchap. Ontferm u mijner, want ik ben krank : genees mij, want mijne beenderen zijn ontfteld. Noch genees-heeren, noch geneesmiddelen konnen mij de gezondheid geven , maar uw almagtig Woord alléén, ó Heere. Genees mij, en ik zal genezen zijn, behoud mij, en ik zal behouden zijn. Dit ligchaam, dat bederft, bezwaart mijne zieh Wie zal mij verlosfen van dit ligchaam des doods? Uwe genade alléén, 6 mijn God, door Christus onzen Heere. Jefus, zoon van David, ontferm u mijner: kom tot mij, eer ik ft erve., Heere, ik Jijde hevige fmarten , geef een genadig antwoord op mijn gebed: wat  GEBEDEN. 373 wat zal ik zeggen, en wat zult gij mij antwoorden ? Gij hebt mij deze ziekte toegezonden: uw wil gefchiede» Ik zal alle de dagen mijns levens vooru overdenken in de bitterheid mijns harten. Gij zijt rechtvaardig, Heere: alle uwe oordelen zijn rechtvaardig, alle uwe wegen zijn barmhartigheid en waarheid. Wees mij gedagtig: neem geen wraak over mijne zonden: gedenk niet aan mijne boosheden. Heere, handel met mij naar uwen wille: gebied, dat mijn geest in vrede ontvangen worde; want het is mij beter te fterven als te leven» Ik weet, dat mijn Verlosfer leeft, en dat ik ten jongden dage zal verrijzen , en dat ik mijnen Verlosfer in dit ligchaam zal zien. Deze hoop is in mijn boezem weg gelegd. Ik vrees te fterven, om dat ik nog niet bereid ben : maar ach, zal r>et mij beterzijn te leven, daar ik zo weinig in deugden vorder? Mijn God, ik verlaat mij op uwe barmhartigheid. Aa 4 Ah  374 ONDERSCHEIDENE Als men wederom gezond is. Ik loof u, Heere God van Israël, ik dank u voor de ziekte, die gij mij hebt toegezonden , en voor de gezond, heid, die gij mij weder gegeven hebt. Gij hcbtu mijner ontfermd, ö Dat ik u nu volmaakter loofde! Geef dat ik u het offer van uwen lof en mijne gezondheid ten alien dage in dankbaarheid opdrage. Ik had den dood verdiend, en moest op den zelfden dag, wanneer ik één uwer geboden fchond, geflorven zijn. Gij hebt uw vonnis uitgefleld, en mijne dagen verlangd, om die tot uwe verheerlijking en mijne zaligheid te belleden. Gij begeerde den dood des zondaars niet, maar dat hij zig zoude bekeeren en leven. Gij hebt mij niet geflagen als om mij te genezen : het was u genoeg mij te vermanen, dat mijn leven u toebehoort, en dat ik mijne genegenheid van het leven moet aftrekken, mij tot den dood bereiden, en tot u wederkeren door eene oprechte boetvaardigheid. Neem nu ó Heere, het overige van mijn elendig leven aan. Neem voor de jaren , die vervlogen zijn , het leetwezen, de fchaamte en het zugten van een rouwig harte  GEBEDEN. 375 harte aan. Neem aan en zegen het voornemen, welk ik in uwe tegenwoordigheid maak, van mijn voordeel uit mijne ziekte te trekken, en mijne gezondheid tot uwen dienst te hefteden. Op het voorbeeld desgenen, die onder velen alléén zig voor de voeten van mijn Jefus ter neder wierp, kom ik mij voor u vertonen,om umijne dankbaarheid te betuigen, ó Geef mij de genade, om het voornemen, dat gij mij ingeftort hebt, uit te voeren. Doe mij voortaan een leven, dat zo broos is, veragten, om alléén voor de eeuwigheid mijne zorgen te belleden, Amen. Gebed voor een zieken. TTeere, dien gij lief hebt, is krank. ö Geef, dat zijne ziekte niet ter dood zij, maar diene tot uwe glorie, en zijne heiligmaking. Ik geloof, dat gij de Christus zijt, de Zoon van den levenden God, die in deze waereld gekomen zijt. Ik geloof, dat gij de verrijzenis en het leven zijt: dat degene, die in u gelooft, leven zal, fchoon hij dood is , en dat allen, die leven en in u geloven, nimmer zullen fterven. Ik geloof, Heere; onderfteun mijn zwak geloof. Gij hebt zo vele zieken in uw Aa 5 fterf-  376 Onderscheidene fterflijk' leven genezen ten verzoeke der genen, die dezelven tot u bragten. ik beken, dat ik niet waardig ben, mij voor u te vertonen, of dat gij eenige agt op mijn gebed zoudt geven. Ik weet, dat het brood der kinderen voorde honden niet moet gefmeten worden: doch ook dezen eeten wel van de brokjes, die van de tafel des heeren vallen. Indien gij wilt, kunt gij hem genezen, voor^ wien ik bid: zeg maar één woord, en hij zal gezond zijn. Doe deze ligchaamlijke ziekte verftrekken tot genezing van zijne ziele, en tot onze onderwijzing. Geef hem de verduldigheid, cn ons de liefde. Verhoor hem in den dag zijner verdrukking^: behoed hem, cn gun ons, dat wij met hem hier beneden u in uwen heiligen Tempel nog loven, en in alle eeuwigheid zegenen in den Hemel. Als 'er iemand van onze bloedverwanten of goede vrienden geftorven is. gij hebt dan, ö Heere, een vriend, dien ik zeer lief had, tot u genaald; uw wil gefchiede. Gij hadt hem mij voor een tyd geleend. Gij eischt hem nu wederom, en gij neemt hem voor altijd bij u. Gij vindt het aldus goed; ik  GEBEDEN. 377 ik buige mij onder uwen wil: uw Naam zij gezegend. Gij zult mij ook eens, mogelijk eerlang, het leven, dat gij mij toevertrouwd hebt, afeifchen. ik zal niet altijd op de aarde blijven, en ik zal hen, die gij voor mij roept, eerlang moeten volgen. Hoe wenschte ik onder het getal derzuiken te zijn, welken een onfchuldig gemoed niets verwijt, welken eene volmaakte liefde een vast vertrouwen inboezemt, en die over de langdurigheid hunner ballingfchap zugtende, naar de ontbinding hunner ïigchamen verlangen! De volmaaktheid van een' Christen beftaat in het leven met geduld te verdragen, en den dood met vreugde aan te nemen, ö Wat ben ik nog onvolmaakt! Ik gevoel, dat de gedagtenis van den dood mij verfchrikt en benaauwt. Geef, ó mijn God, dat deze vrees mij ter zaligheid helpe. Dat de vreugde des geloofs de tranen afdroge, die ik op het ontzielde ligchaam van mijnen vriend ftort. Doe mij door eene oprechte boetvaardigheid heilzame tranen ftorten over mij zeiven, over mijne ziel, die door de zonden van u gefcheiden is, of ten minften in gedurig gevaar van u te ver-  37^ ONDERSCHEIDENE verliezen. Verfterk mij tegens de vrees van een' dood, die geen magt heeft, als over het ligchaam: doe mij beven voor de zonde, die en ligchaam en ziel doodt. Geef, dat ik u vreze, die ligchaam en ziel in de helle kunt werpen. Laat niet toe, dat ik den dood vergete; maar geef, dat ik, dikwils biddende voor mijnen vriend, wiens dood ik betreur , mij zeiven tot den dood gereed make: doe mij zonder ophouden fmeken en bidden om den geest der boetvaardigheid, de volharding ten einde toe, en de liefde, in welke ik wensch te fterven. VAN  379 VAN HET INWENDIG GEBED O F MEDITATIE. BEMERKINGEN. lUfen verbeeldt zig gaerne, dat men niet bekwaam is tot bet mediteren: dat bet eene lastige en moeilijke oefening is, alleen gefcbikt voor dezulken, welken in ftilte , en zonder bezigheden leven: dat 'er eene kennis en oplettendheid toe vereiscbt wordt, die allen niet gegeven is, enz. Dan deze inbeeldingen zijn onwaar. De eenvoudigfle manier van mediteren is vrij de beste.' Daar is niets meer toe nodig, ah eenige waarheden van den Godsdienst met eene zelfde aandagtigheid en oplettenheid te overdenken, als waarmede eenambacbts* man de regels van zijn ambacht, en bet werk, dat bij onder bonden heeft, over» weegt, fa zelfs met welke een kind kt op het bevél van zijn' vader, dat het volbrengt, of op de les van zijn' Meester, die het onthoudt. De  380 VAN HET INWENDIG ' De Meditatie, welker voordeel de Profeet David zo dikwils roemt, is de overweging van Gods weL Zij blijft niet bij blote gedagten, zij komt tot de oefening: zij beftiert de zeden, en zij geeft de kennis van de deugd tot geen ander einde, als om dezelve te doen beminnen, betrachten en beoeffenen. We zidlen hier eenige waarheden laten volgen tot onderwerpen der Meditatie ge» fcbikt, waarvan iedere drie deeltjes bevat. Het eer(le fielt de waarheid zelve voor: het twede wijst aan, wat men te doen bebbe, om zig daarnaar te fchikken : het derde is een gebed daar op flaande. De gelovigen zullen zeer gemakkelijk konnen mediteren, en ook met nut, indien ze deze order willen volgen. Na dat men zig des in Gods tegenwoordig* heid gefield, en de genade van den H. Geest verzogt zal hebben, zal men zijn beste doen, om de waarheid, of anders gezegd, het gene men overdenken wil, diep in zijn hart te drukken, den zin daarvan, die van zelfs, en 't eerst voorkomt, tragten te begrijpen , de redenen te overwegen, de gewichtigheid te erkennen, en dan over dat alles in zijn harte eenige bewegingen van geloof, van leerzaamheid, van onderwer- pin.  GEBED» 38I * pinge , van dankbaarheid of andere dergelijke te verwekken, bij voorbeeld: ja, mijn God, hetgene ik hier overdenk, is waaragtig, het is heilig: ö welkeftich* ting ligt 'er voor mij in opgefloten! Ik geloof het, ik aanbid u , ik neem het aan met blijdfchap ; ik wensch 'er mijn voordeel mede te doen, en ten dien einde van u te verftaan, wat ik te doen hebbe, om 'er vruchten uit te trekken» Het twede deeltje, welk verfiheidene oefeningen voorfielt, gelezen hebbende s zal men diegene uitzoeken, welke meest met den flaat, den tijd, en de gelegenheden, in welke men zich bevindt, over een ko> men, en een vast voornemen makende, om dezelve zo haast als mogelijk is in 't werk te flellen, zal men tragten te voorzien, welke de eerfte gelegenheid zijn zal, die zig daartoe zal opdoen. Men zal eindigen met het gebed, dat in het derde puntje bevat is: dan, men zal bet. zelve niet alleen mondeling op zeggen, maar met zijn harte bevroeden, ja zelfs van tijd tot tijd tragten te vernieuwen, om 'er de vruchten des te beter van te genieten. Ziet daar eene gemakkelijke wijze van mediteren, en teffens het aller bekwaamjle middel,  382 VAN HET INWENDIG del, om zig gedurig in Gods tegenwoordigheid te houden, en die tedere liefde in zijn harte te voeden, welke ook de geri?igjle belediging van onzen geliefden God en Vader met afgrijzen befchouwt. Hier nu volgen eenige voorbeelden , waar uit men 'er volgens verkiezing nu en dan een ter betrachting nemen kan. VAN DE LIEFDE TOT GOD. i Waarheid, \] zult den Heere uwen V-* God lief hebben uic geheel uw harte, uit geheel uwe ziel, uit al uw verftand en alle uwe kragten. Dit is het eerfte en grootlïe gebod. Mattb. 22: v. 37. Als God wil, dat gij hem uit ganfcher harte bemint, dan verbiedt hij u, uw hart te verdeden tusichen hem en eenig ander fchepzel. Al, wat gij geeft aan de liefde van de aardfche dingen, dat ontneemt gij der liefde, die gij Gode fchuldig zijt. De H.Bafil. 2. Oefening. Kindertjes, laten we beminnen niet met woorden, noch met den mond, maar met de daad en in waarheid. Eer(le Brief van S. Joan, c. 3. v. 18, Indien gij mij bemint, zo  gebed» 383 zo onderhoudt mijne geboden. Job. 14. v* 15, Om te weten, of gij uwen Schepper bemint, ondervraag en overweeg ten zeiven tijde uwe woorden, uwe gedag, ten en uwe werken. De liefde Gods is nooit ledig. Zij werkt grote dingen uit daar ze is, en 't is geen waaragtige liefde,dieniet werkt. De H. Gregorws. 3. Gebed. Wat heb ik in den Hemel, en wat wensch ik op de aarde behalr ven u, ó God, die de God mijns harten zijt, en mijn erfdeel in der eeuwigheid? P/172. v. 25,26. Men bemint u niet genoeg, ö mijn God, als men iets bemint benevens u, hetgene men niet om u bemint. De Hf August. VAN DE VREZE GODS* i.Waarheid.'yaïïg is de mensch, die den Heere vreest. De vreze des Heeren is het beginfe! der wijsheid.. Vreest hem,die het ligchaam en de ziel kan verdoemen in de helle. P/alm 111.1?. 1. en 11 o. v. io. Mattb. 10 v. 18. Wat hebt gij meer te vrezen, als eene B b op-  384 VAN HET INWENDIG opperde magt, aan welke gij geen tegenftand kunt bieden, en eene oneindlijke wijsheid, voor welke gij niets kunt v< rbergen? God was zo zeer niet te vrezen, indien hem een van die beide ontbrak* Uwe vrees moet geheel en volkomen zijn: het oog van God z!et alles, zijne hand vermag alles. De H. ternardus. 2. Oefening. Zalig is hij, die altijd bevreesd is. Ik vreesde in alle mijne werken, wetende dat gij den genen , die u vertoornt, niet fpaart. Spreuken 28. v. 14. Job. 9. v. 28. Daar zijn 'er verfcheiden, die God vrezen, zonder hem te gehoorzamen: ö trouwloze menfchen, die God vre* zen, om dat de Natuur zelve hen daar toe dwingt, en die zijne geboden veragten door de boosaartigheid Van hunnen wil. De vrees, die uit het geloof voortkomt, maakt den mensch gehoorzaam : en de fchroom, die door den godsdienst ingegeven wordt, beweegt hem tot onderdanigheid. S. Htlarius. 3. Gebed. Heere , doorfleek mijn vleesch met uwe vrees, want ik vrees voor uwe oordelen. Pf. 118, v. 120. De liefde vreest te zondigen: Geef mij  G E E E D. 385 mij, ó Heere, deze kuifche vrees (Tpruitende uit de liefde), tot welke de vrees van uwe oordelen, die de wet te weeg brengt, ons geleidt* S. August, VAN HET MISTROUWEN OP ZIG ZELVEN, i.Waarbeid.Qtcun niet op uwe eigen ^ voorzigtigheid, wees niet wijs in uwe eigen ogen: vrees God , wijk van het kwaad. Spreuken, c. 3. v. 5 > 7* Niemand ontvangt van God de kragt, die hij van noden heeft, dan die gevoelt, hoe onmagtig hij uit zig zeiven is. S. Aug. 2. Oefening. Waakt en bidt, op dat gij niet in bekoring valt: de geest is Vaardig, maar het vleesch is krank. Mattb. 26. v. 41. Als de ziel zig bij het licht der waarheid befchouwt, danj bevindt ze, dat ze beladen is met zonden, gedrukt door den last des fterflijken ligchaams, belemmerd door aardfche zorgen, bezoedeld metvleeschlijke lusten: dat ze verblind, gekromd en ziek is, inverfcheidene dolingen ingewikkeld, aan duizende gevaren onderworpen, met duizend B b 2 vre-  386 VAN HET INWENDIG vrezen bevangen, door duizend zwarigheden ontrust... dat ze elendig is, zugtende en kermende over duizend gebreklijkheden, genegen tot het kwade, zwak in het goede. Hoe zou zij, dit alles ziende, de ogen of het hoofd durven opheffen?Zij durft anders nietbebeftaan, als tranen te florten, te zugten , zig tot den Heere te keren, en in eene ootmoedige geftalte tot den Heere te roepen: Genees mijne ziel, want ik heb tegens u gezondigd. S. Bernardus. 3. Gebed. Behoed mij, ó God, de ongeïlui migheid der baren gaat mij overflromen. ö God, gij kent mijne dwaasheid ; en mijne zonden zijn voor u niet verborgen. Ik loop verdwaald als een verloren fchaap. Heere, zoek uwen dienaar. Ff. 68. v. 2. 3. en 118. v. 176, Wee mij, ó Heere ,'erbarm u mijner; wee mij: Zie ik ontdek u mijne wonden. Gij zijt de Geneesheer: ik ben de zieke. Gij zijt vol barmhartigheid; ik vol elenden. De H. Au. gust. VAN  GEBED. 387 VAN DE HOOP EN HET BETROUWEN OP GOD. i.Waarbeid.'\J[\]ne ziel heeft gezeit: •*-VJ- de Heere is mijn deel, daarom zal ik hem verwagten. De Heere is goed den genen, die op hem hopen, der ziele, die hem zoekt. Klaagl, Cap. 3. v. 24. 25. De Heere toeft niet lang met zijne beloning: hij belooft fpoedig, en hij geeft overvloedig. Hij wagt niet lang, op dat het den zwakken menfche niet fchielijk berouwe, dat hij de goederen dezes levens veragt heeft, en als hij zijne beloning geeft, dan geeft hij ze mildelijk, en met een zekeren woeker; want hij geeft den menfche, die zig van zijne goederen ontbloot, en aan hem opgeofferd had, veel meer wederom , als hij door die opoffering ver* loren had. S. Amlrof. 2. Oefening. Mijne lieve Broeders, weest ftandvastigenonberoerlijk, altijd meer en meer het werk des Heeren betrachtende, wetende, dat uw arbeid niet te vergeefs zal zijn in den Heere» 1 Cor. c. 15. v. 38. B b 3 Wij  388 VAN HET INWENDIG Wij bedriegen ons zeiven, mijne Broeders, wij bedriegen ons. Die niet doet hetgeen de Heere bevolen heeft, verwagt te vergeefs, het geen de Heere beloofd heeft. S. Pet. Chryfofi. 3 Gebed* Gij zijt mijne hoop, ö Heere, van ^nijpe jongheid af, ik zal altijd op u blijven hopen Mijn heil is, Gode aap te hangen, en al mijn betrou* wen te ftellen op den, Heere, mijnen God. PJ. 70, u. 6. 14. Ff. 72. v. 28. Al wat ik te doen of te laten, of te lijden of te wenfchen heb, zijt gij, ó Heere, alle mijne hoop, alle mijne belofte, mijne verwagting! dat anderen wat anders verwagten: ik zie al het andere aan als drek, om dat gij alléén al mijn betrouwen zijt, S* Bern* VAN DE TEGENWOORDIGHEID VAN GOD. 1 .Waarheid, f^od is niet verre van een ^ ieder van ons; want 'r, is in hem, dat wij leven,ons bewegen en zijn. Hand. der Aposu 17. v* 27. 28. De goede Engel ziet u: de kwade Engel ziet u: dat is nog weinig: God ziet u. Het is alzo uitfporig in zijne tegenwoordigheid te durven zondigen, als liet  GEBED* 389 het fchrikk'eïijk is te vallen in de handen* van den levenden God. Ü. Bern. 2. Oefening Ik ben de almogende God. Wandel in mijne tegenwoordig, heid, en wees volmaakt. Gen. 17. v. 1. Ik had den Heere altijd voor mijne ogen: want hij is aan mijne rechterhand , op dat ik niet waggele. Pf 15. Oefening Agt het voor de grootfte vreugd, mijne Broeders, als gij in velerlei beproeuigen valt, wetende, dat de beproeving uws geloofs verduldigheid baart. S, Jacob. c. i, v. i, 3. Wij konnen niets groter, noch iets beter in de verdrukkingen ter hand nemen, als dat we ons van het uitwendig gewoel aftrekken, en ons in 't binnenHe van ons harte begeven : dat wij God te hulpe roepen in diè heimlijke plaats, alwaar zo wel de gene, die zugt, als die vertroost, van niemand kan gezien worden: dat we den toegang tot deze plaats floppen voor de droefheid, die ons van buiten wil befpringen: dat wij ons vernederen door eene ootmoedige bekentenis v- n onze zonden, en eindelijk dat wij God loven en verheerlijken, om dat hij ons kastijdt en vertroost. S. August, 3. Gebed/Ik ben flom gebleven, ik heb mijnen mond niet geopend , om dat gij het gedaan hebt, Pf* 38. v. 10. Laat  gebed. 393 Laat het vuur, hetkruis en alle foorten vau folteringen en kwalen op mij komen; ik ben 'erniet bevreesd voor, als ik Jefus Christus maar mag bezitten, S* IgnaU Mart, VAN DEN GEEST DER BOETVAARDIGHEID. u Waarheid*'nr en zij gij boetvaardig1 heid doet, zult gij allen vergaan. Luc. 13, v. 3 Gij moet u niet verzekerd houden, noch ophouden uwe zonden te bewenen, voor dat de laatfte dag uws levens u de magt beneemt, om dia te bewenen. Tot dien laatften dag toe moet gij in gedurige bekommering leven, gedurig voor uwe zonden bevreesd zijnde, en die door gedurige tranen afwasfchende, $. Gregor* 2. Oefening* De ziel, die bedrukt is over de grootheid van het kwaad, en die geheel nedergebogen en kwijnende heen gaat, welker ogen nedcrgeflagcn zijn, en die door den honger gedrukt wordt, deze ziel, ö Heere, geeft u glorie en gerechtigheid. Barucb* i,6. hls het een misdaad is zeer naderende aan den doodllag, niet dankbaar te zijn voor de weldaden van een ander mensch ontvangen , wat misdaad moet het dan zijn, niet dankbaar te wezen voor de genade van God ontvangen? S. AmlroC. 2. Oefening. Wij vermanen u, dat gij de genade Gods niet te vergeefs ontvangt: want hij zegt: in den aangenamen tijd heb ik u verhoord, en in den dag der zaligheid heb ik u geholpen: zie nu is 't de welaangenaame tijd , nu zijn 't de dagen der zaligheid. 2 Cor. 6. 0.1, 2, Ik voel een gedurige fmart en droefheid in mijn harte, als ik 'er velen zie, zo genegen, tot lagchen , rot beuzelingen, tot ledige en fpotagtige woorden. Ik ben ten uiterften bevreesd , dat zij de barmhartigheid Gods niet naar behoren  398 VAN HET INWENDIG ren overwegende, en na zo vele weldaden van hem ontvangen ondankbaar blijvende, eens van de genade zullen verlaten worden, om dat ze die niet eren als eene godlijke genade. S. Bern, 3. Gebed.Mijne ziel zegen den Heere, en al, wat in mij is, zijnen heiligen name. Mijne ziel loof den Heere, en vergeet toch geen zijner weldaden, ?ƒ. 102 v. 1,2 Wat zal ik den Heere wedergeven voor alle de weldaden, die hij mij bewezen heeft? Mijn geest is verflagen, als zij die begint te overwegen. Ik kan den Heere geen behoorlijke noch genoegzame dankzeggingen daar voorgeven , doch mijne ziel heeft een' volkomen afkeer van de ondankbaarheid. S. Bern. VAN HET OORDEEL. 1. Waarbeid.^W/V) weten > wie het is, die gezeid heeft: Mij komt de wraak toe, en ik zal vergelden : en wederom: het is fchromelijk te vallen in de handen van den levenden God. Hebr. lo., 7, 8, j o. God zegt: pleegt boetvaardigheid: velen fpelen den doven, Hoppen hun. ne oren, en zeggen: dit is een hard woord, ó Gij godlozen, gij zult den doven niet konnen fpelen, als dit harde woord, deze vervaarlijke Hem zal klinken :g?atvervloekten in het eeuwig vuur. 5. Bernardus. 3. Gebed, gelijk pag. 399* van de veeze voor de zonden. ié Waarheid, Ctaat verbaast gij Heme^ len, Poorten des Hemels bezwijkt vandroefheid: Mijn volk heeft twe ondeugende dingen gedaan; het heeft mij verlaten, die de bron des levenden waters ben, en zij hebben zig waterbakken uitgehouwen : geborsten waterbakken, die geen water konnen houden, jerem. 2. v, 12, 13. Zondigen is God onteeren, 't geen een mensch niet moet doen, fchoon alles, dat geen God is, moest vergaan. S' Anfelm. 2. Oefening, Mijn zoon, hebt gij gezondigd, zondig niet meer: maar C c 3 bid  404 VAN HET INWENDIG bid voor uwe voorgaande zonden, op dat ze u vergeven worden. Vlucht de zonde gelijk "gij.; een Serpent zoudt vluchten! want zo gij tot haar nadert, zal ze u bijten. Eccïefiasticus 21.0. i ,2. God heeft ons om geen andere reden bekwaam gemaakt, om droevig te we» zen, als op dat wij ons over onze zonden zouden bedroeven. Wees gedurig indagtig niets te bewenen als de zonde. Laten we niets ter waereld zo zeer vrezen als de zonde, S. Chryfnftomus. 3. Gebed. Ik haat en verfoeie de zonde. Ik zal de gramfchap des Heeren dragen, om dat ik tegens hem gezondigd heb. Dat Samarien verdelgd worde, om dat ze haren God verbitterd heeft. Pf. 118. v. 163. Micb. 7, v. 9. Of. 14. 1. ó God > verhoor mij. Wee dezonden der menfchen: aldus fpreekt de mensch: en gij ontfermt u over hem, om dat gij hem gemaakt hebt, zonder nogthans de zonde in hem gemaakt te hebben. S. August. VAN  GEBED. 405 t VAN DE DAGELIJKZE ZONDEN. 1. Waarheid.TJemd en aarde zal eervoorbijgaan, dan dat 'er een letterke offtipje van de wet door zal gaan, tot dat alles volbragt worde. Mate. 5. 1?. 18. Doch ik zeg u, dat de menfchen in den dag des Oordeels rekenfehapzullen geven van ieder ijdel woord, dat zij zullen gefproken hebben. Man. 12. «u. 36. De Heere zegt: wie getrouw is in de minfte dingen, is het ook in de grote, 't Is dan alzo, 't geen klein is, is klein: maar in het kleine getrouw te zijn, dat is groot. S. August. 2. Oefening. Die God vreest, verzuimt niet met allen. Prediker 7. «u, ig-. Die kleine dingen veracht, zal alleuskens vervallen. Ecclef. 19. v. 1. Laten we zeer zorgvuldiglijk tragten ook de minfte zenden af te weren, zo haast wij die in onze woorden of wer» ken gewaar worden. Want nooit zullen wij in grote zonden vallen, indien wij ons voor de kleine wagtcn. S. Cbryfoft. 3. Gebed. Gij, (ó Heere), hebt be- Cc 4 vo-  40Ö VAN HÉT INWENDIG volen , uwe geboden naauwkeuriglijk te onderhouden. Ach, of mijne wegen befïierd wierden, om uwe gerechtigheden te onderhouden, Pf. 118. v. 4, 5. Zuiver mij in dit leven ren maak mij zo rein, dat ik niet behoef door het vuur te gaan, door welk zij gezuiverd moeten worden, dieniet zalig zullen worden als door het vuur. S. August» VAN DE VOORBEREIDI NGE TOT DEN DOOD. 1. Waarheid. "W/aakt, want gij weet . noch dag noch uur. Gij weet niet wanneer de Heere van het huis komen zal, des avonds laat, of 's middernagts, of met het hanen-gekraaij, of in den morgenftond. Mattb. 25» v. 13, Mare. 13. v. 35. Morgen, zegt gij, zal ik beginnen wel te leven. God heeft u wel beloofd vergiffenis te geven , maar niemand heeft u beloofd, dat gij morgen zult leven. Indien gij kwalijk geleefd hebt, begint dan heden wel te leven, ö Gij uitzinnigen, dezen nacht zal u het leven afgenomen worden. Ik voeg'er niet bij,waar zullen uwe goederen dan blijven?  GEBED. 407 ven? maar waar zult gij blijven na zulk een leven, als gij geleidt hebt. S. August* 2. Oeffening. Ditzeit de Heere: befchik uwe huis-zaken , want gij zult fterven en niet langer leven lfa 38. v. u Als het einde des levens, en de onvermijdlijke noodzakelijkheid van fter. ven gekomen is, dan is 'er geen ondericheid tusfchen den genen , die tien jaren geleefd heeft, en een' anderen, die duizend jaren mogt geleefd hebben : alles isgelijkkelijk geëindigd zowel voor deneenen, als voor den anderen, dit verfchil is 'er alleen, dat de oudftemet meer zonden beladen vertrekt. S.Hieron. 3. Gebed, De dood der zondaren is zeer kwaad. De dood der Heiligen is dierbaar voorde ogen des Heeren. Dat ik fterve den dood der rechtvaardigen. P. 33.0. 22. P/.115. v* 15. ö God, maak, dat wij verdienen zalig te fterven op het kruis der boetvaardigheid, welk wij in uwen naam hebben begonnen te dragen. S. Bern, OEF«  40 8 OEFFENINGEN OM ZIG TOT DEN DOOD VOOR TE BEREIDEN. i. T\ikwils op den dood denken, en den ^ zeiven als gedurig voor onze ogen hebben* De H. Paulus zeide tot zig zei» ven: Ik llerf alle dagen» Christus vermaant ons op verfcheidtne plaatzen van het Evangelie tot deze gedagten , gelijk blijkt uit de voorgaande Meditatie. 2» Alle avonden in 't onderzoek van het geweten zig den dood levendig voorjlellen. Zijne vrienden op hun fcerf-bedde , ef zelfs de zieken, die in Gasthuizen of elders in doods nood liggen, gaan bezoeken, om de geftalte der Jiervenden, in welke wij ons eens zullen bevinden, met onze ogen te aan* fchouwen,en ons met den dood gemeenzaam te maken. 3. Bij tijds order flellen omtrent de zaken van zijne ziele en van zijn huisgezin: zijn testament maken in den geest van rechtvaardigheid en liefde, als of men zo daadlijk voor God zoude verfchijnen. Zijn hart aftrekken van de goederen der aarde, en van al bet gene men door den dood zal moeten vedaten, ambten, waar» digheden, eer, goederen, buisgezin, vrien» den,  VOORBEREEIDING TüT DEN DOOD. 4°9 den, wellusten. Den armen rijkelijk mede delen, overtuigd zijnde, dat de almoezen, die men bij zijn leven geejt, van meer verdiensten zijn, als die men na zijn' dood belast, want men dan van zijne goederen geen gebruik meer kan maken. De vermaken met matigheid gebruiken, en als in 't voorbijgaan volgens de vermaning van den H. Paulus. De tijd is kort; hij moet vervolgens weu hefteed worden. Hij is kort voor alle menfcben, en voornaamlijk als men aan zijn einde nadert. Alle zijne werken, ten minflen de voornaamfte zodanighjk vsrrigten, als of het de laatfte van ons leven waren, in den geest van boetvaardigheid en liefde. Alle maanden eenige uren, alle jaren eenige dagen nemen, om tot zulk eene noodzaadlijke voorbereiding te belleden. Men zou dezelven in dezer voegen konnen over» brengen: Zijnen uiterjlen wil overdenken of lezen, en een gedeelte daarvan bij zijn leven volbrengen. Zorgdragen voor de betaling van zijne fcbulden, indien men 9er heeft. Voldoening geven aan den genen, die men mogt beledigd hebben. Zijne huisgenoten belonen, ten minflen zo verre men bun fchuldig is. Indien bet nodig is, of zo  4-10 VOORBEREIDING zo men genegen is eene generale biegt te /preken, dezelve niet uitftellen, tot dat de dood aankomt, wanneer zij zeer bezwaar» lijk kan gedaan worden. De opwekkinge van verfcheidene deugden, daar we op ons doodsbed misfcbien geen tijd nocb lust toe zullen hebben, dikwils oefenen, voomaamlijk de opwekkin» gen tot geloof, betrouwen, Ikfde, leetvje* zen over bedrevene zonden, overgevinge aan den godlijken wille, en vurige begeerte tot den Hemel, en bet aannemen van den dood in den geest van boetvaardigheid en van voldoeninge voor onze zonden. Voor al Christelijk leven, de zonde vluchten, dikwils tot de H. Sacramenten naderen, en de H. Communie fomtijds in den geeft van een' ftervenden ontvangen. Somtijds het H. Sacrificie voor ons laten opdragen, en van God, terwijl men hem den dood van zijnen Zoon opdraagt, een' zaligen dood voor ons zeiven verzoeken* 4. Maar de voornaamfle voorbereiding tot den dood is, den dood van Jefus Chris • tus te overdenken, te eren, om den onzen met den zijnen gelijkvormig te maken. Christus is geflorven uit liefde. Hij heeft ons  TOT DEN DOO D. 4 I I ons lief gehad, en ons van onze zonden gewasfchen in zijn bloed. Hij is het Zoen offer voor onze zon* den, en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wae reld. Hij is gehoorzaam geweest tot den dood, en tot den dood des kruifes. Laten we hem bidden, dat bij ons die heilige gefteltenisfen inftorte, en ons zijne genade verlene, om de offerande van on* zen dood in deiizelf den geest te doen, waar in hij die gedaan heeft. Eindelijk de H. Maagd bidden , dat zij ons met haren Zoon vereenige. Zij is de toevlugt en de befcbermjler der zondaars in de ure des doods. De Kerk leert ons, dat wij onze toevlugt voomaamlijk in dezen tijd tot haar moeten nemen. Dezelfde Kerk doet ons den H. 'Micbaè'l en onzen bef 'cberm- Engel aanroepen in de gebeden voordeZieltogenden. Onze toevlugtnemen tot de Heiligen, die benevens de H. Maria den dood van Christus bijgewoond hebben: den H. Joannes den Evangelist* de H. Maria Magdalena, en ten laaijle tot alle die Heiligen, wier hijftand wij bizonder in ons leven aanroepen. CE-  4^2 VOORBEREIDING GEBED OM VAN GOD DE GENADE VAN EEN' ZALIGEN DOOD TE VERZOEKEN. ó pod; die den dood niet gemaakt ^ hebt: die den mensch onfchuldig ^efchapen hebbende, hem de onllerflijkheid hadt toegefchikt, en die hem tot den dood verwezen hebt, als tot eene rechtvaardige flraffe van zijne ongehoorzaamheid en zijne zonde: Hort in mij eene gevoelige vrees voor de zonde , die den dood in de waereld heeft doen komen : laat mij in de zonde niet fterven, want toch dit het grootfte van alle ongelukken zijn zoude. Geef dat de gedagte des doods, die zo bitter is voor den mensch, die in weelde leeft, mij altijd tegenwoordig zij, om mij van de weelde en ijdelheden der waereld af te trekken 9 en mij ootmoedig en matig te doen worden in voorfpoed en vreugde, verduldig en wel gemoed in tegenfnoed, vlijtig; en vaardig in goede werken , eindelijk om mij in de onderhouding van uwe geboden , in uwe vreze in uwe liefde te doen leven. Gij wilt, dat de dag van mijnen dood mij onbekend  TOT DEN DOOD» 413 kend zij, gij hebt mij gewaarfchouwd, dat hij mij, als ik'er niet op denken zal, zal verrasten: ö Geef mij dan de genade, om mij ieder uur tot denzelven bereid te houden, iederen dag zo te beleven , als of het de laatfte van mijn leven zijn zoude. Geef, dat ik dagelijks de eene of andere van mijne genegenheden en aanhankelijkheden affterve, om als door eene gewillige afzondering die algemeene ontbloting en beroving voor te komen, welke ik in den dood zal moeten ondergaan. Hoe gelukkig was ik, indien ik,dus tot den dood bereid,een zaligen en gerusten dood in den Heere mogt fterven! Heere, doe mij den dood der rechtvaardigen, den dood der Heiligen , die zo dierbaar in uwe ogen is, fterven. Gij hebt gewild, datde volhardinge ten einde toe, zonder welke uwe andere gaven ons tot de zaligheid niet brengen zullen , eene gave van uwe onverdiende barmhartigheid zijn zoude. Gij wilt, dat wij dezelve van u verzoeken zoude met vreze en benaauwdheid, en nogthans met betrouwen en eene levendige hoop, dat gij de genen, die in onnozelheid wandelen , uwe eeuwige goederen niet ontzeggen, maar door uwe ge-  414 voorbereiding tot den dood. genade tot uwe glorie brengen zult. Zie mij hier voor u wel gemoed, genegen om te fterven, om dat het uw wil is, dat ik fterve: Ja ik verlang te fterven, om dat ik fterven moet om u te genietenen bi- Jefus Christus te zijn. Ik bid u om de genade van een' zaligen dood en de volharding ten einde toe. Dit bid ik u door den dierbaren dood van Jefus Chris* tus, door uwe oneindige barmhartigheid , maar niet uit eenig betrouwen op eigen verdiensten. Geef, dat ik boetvaardig, ootmoedig fterve, overgegeven aan uwen wil, ontflagen van de liefde tot de waereld, de offerande mijns levens gewillig aan u opdragende, gefterkt door uwe genade, gezuiverd door uwe Sacramenten, gefpijsd door Jefus Christus ¥ vervuld met dankbaarheid en betrouwen, vol van geloof, en brandende door uwe liefde. Voor zulk eene n dood ben ik niet bevreesd, maar verlang 'er naar. Gun mij dien, ö Heere, mijn God. Zend mij dien toe, als het u maar belieft, en gedoog niet, dat leven of dood mij ooit fcbeide van uwe liefde in Christus onzen Heere, Amen» De  D E V E S P E R S VAN DEN ZONDAG EN EENIGE FEESTDAGEN, DE ZONDAGS PSALMEN. j£. Deus in adjuto- 6 God\ kom mij rium meum intende. te kulpe. r3o- Domine ad adju- 1^>. Heere, haast u om vandum me feftina. mij te helpen. jfr. Gloria Patri &c. Glorie zij den Vader enz. Alleluja. Alleluja. Van Septuagefima tot Paasfchen zegt men in plaats Vflti Alleluja. Laus Tibi Domine, Lof zij u, 6 Heere , Ko Rex as ter nas gloria?, hing der eeuwige glorie. PSALM IO(?. Qixit Dominus Do £)e Heere heeft totmijmino meo: fede è nen Heeregezeid: zit dextris meis. aan mijne rechterhand. Donec ponain ini- Tot dat ik uwe vijanden micos tuos : fcabellum tot een bank uwer voeten pedum tuorum. /lelie. Virgam virtutis tuae De Heere zal uitSion den emittet Dominus exfiaf uwer magt doen ko Sion : dominare in men : heersch in 't midden medio inimicorum tu uwer vijanden. orum. D d Te-  4i6 de Vesper Psalmen. Tecum principium in die virtutis tua? in fplendoribus .Sanóto rum : ex utero ante luciferum genui te. Juravit Dominus, & non poenitebit eum: Tu es Sacerdos inav ternum fecundum ordinem Melchifedech. Dominus a dextris tuis : Confregit in die ira? fuas Reges. Judicabit in nationibus, implebit rui* nas: Conquasfabit capita in terra multo rum. De torrente in via bibet: propterea exaltabit caput. Gloria Patri, &c. psalm iio. /^onfitebor tibi Do mine in foto corde meo: in Concilio juftorum & congregarione. JLJeere, ik zalu loven met geheel mijn harte : in den raad der rechtvaardigen en inde vergaderhi*e. Mag- Bij u is het vorfiendom ten dage uwer kragt in den groten glans des Heiligdoms: Voor den dageraad heb ik u uit den fchoot geteeld. De Heere heeft gezworen, en het zal hem niet berouwen : gij zijt Priester in eeuwigheid volgens de wijze van Melchifedech De Heere is aan uwe rechterhand : hij heeft in den dag zijner gramfchap de Koningen vernield. Hij zal recht doen onder de volken; hij zal de ver woestingen vermenigvul * digen: hij zal ze verdelgen , die hoofden zijn in een vreemd land. Hij zal op den weg uit de beke drinken: daarom zal hij bet hoofd opheffen. Glorie zij denVadertenz>  VAK DEN ZOKDAG. AI 7 Magna Opera Domini : exquifita in omnes voluntates ejus. Confesfio & magnificentia opus ejus: i &jufritïa ejus manetin 1 faeculurn fasculi. < Memoriam fecit mirabilium fuorum i mifericors & mifera-^ tor Dominus: escam) dedit timentibus fe. i t Memor erit in f33culum teltamenti fui: i virtucem operum fu- \ orum annuntiabit po- ? pufo fuo. Z Ut det illis heredïtatem gentium : o- / pera manuum ejus ve-1 ritas & judicium. % h Fidelia omnia mandata ejus, confirma-^ ta in freciiium fasculi: a facla in veritate & a> h quitate. « cl Redemptionem mifit populo fuo : man- z Dd De werken des Heeren zijn g root i zij zijn uipgelezen volgens alle zijne hehagens. Zijn werk is lof en heerlijkheid : en zijne rechtvaardigheid duurt in alle eeuwigheid. Hij heeft een gedenkteken zijner wonderheden rcfteld, de genadige en 'armhartige Heer: hij leeft eene fpijs gegeven ian die hem vrezen. Hij zal in der eeuwigheid ■an zijn verbond geden:en: hij zal de kragt zijwr werken aan zyn volk >ekend maken. Om hun het erfdeel der •eidenen te geven: de f erken zijner handen zyn 'aarheid en gerechtigeicl. Alle zijne bevélen zijn etrouw, bevestigd voor Itoos en in der eeuwigeid: ze zijn gemaaktin marheid en rechtvaarigheid. Hij heeft verlosfmg aan ijn volk gezonden: hij 2 da-  418 d_e Vesper Psalmen. davit in aeternum tes tarnentum fuum. Sanchim & terri* bile nomen ejus: initium fapientiae timor Domini. Intel leftusbonus omnibus facïentibus eum: laudatio ejus manet in fasculum fasculi. Gloria Patri, &c. psalm iii. geatus vir, qui tiI met Dominum: in mandatis ejus volet I nimis. Potens in terra erit femen ejus: generatio re&orum benedicetur. Gloria & divitize in domo ejus : & juftitia ejus manet in fasculum fceculi. Exortum est in tenebris lumen reftis: mifericors, &miferator, & juftus. Jucundus homo , qui miferetur &com- ^.elukkig is de man, die den Heere vreest: die grsot vermaak heeft in zijne gebcdm. Zijn zaad zal magtig zijn op de aarde; het ge ■ flacht der oprechten zal gezegend worden. In zijn huis zal luifler en rijkdom zijn : en zijne rechtvaardigheid duurt in alle eeuwigheid. Het licht gaat den oprechten in de duisternisfe op; de genadige, barm • hartige en rechtvaardige. Voorfpoedig isdemensch, die barmhartigheid doet, 1110- heeft zijn verbond in eeuwigheid geboden. Heilig en ontzaglijk is zijn naam: de vrees des' Heeren is het beginfel der wijsheid. Het verfland is goed aan allen, die 'er naar doen: zijn lof blijft in alle eeuwigheid. Glorie zij denVader,enz.  van den Zondag. 419 D d 3 Sit modat: difponet fermones fuos in judicio : tmia in seternum non commovebitur. In memoria seterna erit juftus: ab auditione maia non timebit. Paratum cor ejus fperare in Domino, confirmatum eft cor ejus: non commovebitur , donec defpiciat inimicos fuos. Difperfit, deditpauperibus: juftitia ejus manet in iïeculum fae» culi: Cornu ejus exaltabitur in gloria. Peccator videbit 6c irafcetur , dentibus fuis fremet, & tabescet: defiderium peccatorum peribit. Gloria Patri, &c. psalm 112. T audate pueri Do- J ooft den He ere,gij die minum : laudate naren: looftdennaam nomen Domfni. des Heeren. en uitleent: die zijne za ken met oordeel befchikt: want hij zal in der eeuwigheid niet wankelen. De rechtvaardige zal In eeuwige geheugnisje zijn: hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen. Zijn hart is vait betrouwende op den Heere, zijn hart is verft er kt: hij zal niet ontroerd worden, tot dat hij nederzie op zijne vijanden. Hijftrooit uit, en geeft den armen: zijne rechtvaardigheid duurt in alle eeuwigheid: zijn hoomzal met luifter verheven wor den. De kwaaddoender zal 't zien, en zig vertoornen, hij zal op zijne tanden knarsfen en uitteeren : de begeerte dergodlozenzal vergaan. Glorie zij denVader,enz.  420 de Vesper Psalmen. Sit nomen Domini benediólum : ex hoe nunc, & usque in fasculum. A folis ortu usque ad occafum: Iaudabile nomen Domini. Excelfus fuper om nesgentes Dominus : & fuper coeios gloria ejus. Quis ficut Dominus Deus nofter, qui in altis habitat: & humi! ia refpicit in ccelo & in terra? Sufcitans a terra ïnopem: & de ftercore erigens paupe-. rem: i Utcollocet eum cum piincipibus: CLimprin-, cipibus populi fui. : Qui habitare facit ftcrilem in domo : i matrem filiorum Ise-, tan tem. ' i Gloria Patri, &c. De naam des Heeren zij gezegend: vannu af min der eeuwigheid. Vm den opgang der zon tot den ondergang is de naam des Heeren lofwaardig. De Heere is verhevenboven alle de volkeren: en boven de Hemelen is zijne heerlijkheid. Wie is gelijk de Heere onze God, die in het hoge woont, en op het nederige In den Hemel en op aarde zijne ogen flaat? Die den armen uit het (lof opwekt, en den behoef tigen uit den drek opncht. Om hem te zetten bij de Vorsten: bij de Forsten tijns volks. Die de onvruchtbare loet wonen met een huisgezin : en haar eeneblijie moeder van kinderen naakt. Glorie zij denVader,enz. psalm  van den Zondag. 421 psalm 113. Tn exitu Israël de iEgypto : domus Jacob de populo barbaro : Faéla eft Judasa fano tiflcstio ejus: Israël po te lias ejus. Mare vidit& fugit, Jordanis converfus eft retrorfum. Montes exultaverunt ut arictes: & colies ficut agni ovium. Quid eft tibi mare, quod fugifti: & tujordanis, quia converfus es retrorfum? Montes exultaftis ficut arietes: & colles ficut agni ovium. A facie Domini mota efl terra, a facie Dei Jacob. Qui convertit pe: tram in ftagna aquaD /tls Israël uit Egijptc trok; het huis van ƒ acob uit een volk van eene vreemde tale: 7oen merd hetjoodfche volk hem toegeheüigd : Is? raè'l wierd zijneheerfchappije. De zee zag het en vlugtte, de Jordaan keerde terug. De bergen fprongen op als rammen: en de heuvelenals lammeren derfchapen. Wat was u, 6 zee, dat gij vlugtte : en wat was 't, dat gij Jordaan terug keerde ? Dat gij bergen, opfprongt vis rammen, en gij heuvelen als lammeren der Jchapen ? Voor 't aanfchijn des Heeren daverde de aarde; voor 't aanfchijn van den God van Jacob. Die den harden fleen veranderde in overvloedid 4 rum  422 de Vespers rum ; & rupem in foütes aquarum. Non nobis Domine, non nobis,' fed nomini tuo da gloriam. Super mifericordia tua & veritate tua : requando dicant gentes: ubi eft Deuseorum ? Deus autem noster in ccelo : omnia qua? I cunque voluit , fecit. i Simulacra gentium argentum & aurum:, opera manuum ho-' min urn. Os habent, & non loquentur; oculosha- < bent: & non vide , bunt. i Aures habent, & non audient: nares'y habent, & non odo-f rabunt. r, Manus haoent, & non palpabunt: pedes g habent, & non ambu l iabunt : non clama- r, bunt in gurture fuo, r ge wateren, en de Jleenrotze in waterbronnen. Niet ons, Heere, niet ons, maar uwen name geef eer. Om uwer barmhartigheids en waarheids wille: op dat de heidenen nooit zeggen : waar is hun 3od? Onze God toch is in ien Hemel: hij doet al het gene, dat hem beieft. De afgoden der Volleren zijn zilver en goud: verken van der menfchen 'landen. Zij hebben eenen mond, loch jpreken niet: zij hebben ogen, maar zien liet. Zij hebben oren, maar loren niet: zij hebben \euzen , maar ruiken iet. 7Jj hebben handen, och tasten niet: zij heb en voeten, maar wandelen iet: zij maken geen geoep met hunne keel. Si-  van den Zondag. 423 i Sirailes illis fjant, qui faciunt ea : & oom es, qui confidunt in eis. Domus Israël fpe!avit in Domino: adjutor eorum , & protector eorum eft. Domus Aaron fperavit in Domino : adjutor eorum , & protector eorum eft. Qui timentDominnm, fpéraverunt in Domino : adjutor eorum & 1 protector eorum eft. , Dominus memor f uit noftri: & bene- < dixit nobis. 1 Benedixit domui Israël , benedixit do- < mui Aaron, j Benedixit omnibus qui tment Dominum : ' puft! lis cum majori-^ bus. t Adjiciat Dominus I fuper vos: fuper vos / & fuper filios ves-1 tros. Benedifti vos a Do D c Dat, die ze maken, hun gelijk worden : en allen , die Ter op betrouwen. ' V Het huis van Israël hoopt op den Heere: hij is hun helper, en hun befchermer. Het huis van Aaron hoopt op den Heere : hij Is hun helper en hun be~ (chermer. De genen, die den Heere vrezen, hopen op ien Heere : hij is hun helper en befchermer. u De Heere is onzer ge- r iagtig geweest: cn heeft i ms gezegend. I Hij heeft gezegend het 'mis van ïfraël, hij heeft rezegend het huis van daron. Allen, die den Heere 'rezen, heeft hij gezegend: zo kleinen als groen. De Heere zegene u leden meer en meer: ; , en uwe kinderen. Wees gezegend van den 5 mi-  4.24 de Vespers minor qui fectt ccelum & terram. . Crelum cccli Domino : terram autem dedit filiis hominum. Non mortui laudabunt te Domine: neque omnes, qui defcendunt in infernum. Sed nos qui vivimus, benedicimus Domino: ex hoe nunc & ufque in fasculum. Gloria Patri, &c. LOFZANG van MARIA. jVTagniflcat anima mea Domino. Et exultavit fpiritus meus in Deo falutari meo. Quia refpexit humilitatem anciHse fuae: Ecceenim ex hocbeatam me dicent omnes generationes. Quia fecit mihi magna, qui potens Heere, die Hemel en aarde gemaakt heeft. De bovenjie Hemel is voor den Heere, maar de aarde heeft hij gegeven aan de kinderen der menfchen. De doden zullen u niet loven, Heere, noch iemand dergenen, die in 't graf dalen. Maar wij, die leven, loven den Heere van nu af aan tot in der eeuwigheid. Glorie zij denVader,enz. A/fijne ziel maakt den Heere groot. En mijn geest heeft zig verheugd in God mijnen Zaligmaker. Om dat hij de nederigheid zijner dienstmaagd aangezien heeft: want ziet van, nu af aan zullen alle gejlachtenmij zalig noemen. Om dat hij, die magtig is, mij grote dingen eft,  van den Zondag. 425 eft: & fanótum nomen ejus. Et mifericordia ejus a progenie in proge< nies: timentibus eum. Fecit potentiam in bracbio fuo: difperfit fuperbos mente cordis fui. Depofuit pötentes de fede: & exaltavit humiles. Efurientes implevit bonis, & divites dimifit inanes. Sufcepit Israël pue« rum fuum: recordatus mifericordia? fua?. Sicut locutus eft ad Patres noftros: Abraham & femini ejus in fjecula. 1 Gloria Patri, &c. gedaan heeft , en zijn naam is heilig. En zijne barmhartigheid is van geflachte tot geflachte: over degenen, die hem vrezen. Hij heeft magt door zijnen arm gedaan: hij heeft degenen, die hovaardig in de gedagte van hun harte zijn, verflrooid. Hij heeft de magtigen van den ftoel afgezet: en de nederigen heeft hij verheven. Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld: en de rijken heeft hij ledig weggezonden. Hij heeft Israël, zijn kind, opgenomen, iïidag* Hg zijnde zijner barmhartigheid. Gelijk hij tot onze Vaders gefproken heeft: tot Abraham en zijn zaad in Ier eeuwigheid. Glorie zij denVade-^enz. VE3-  426 VESPER-PSALMEN op BIZONDERE FEESTDAGEN. Op Kersdag en onder het gehele Octaaf, de drie eerde Pfalmen van den Zondag, de vierde, gelijk hier volgt, de vijfde: Memento Domine David, gelijk hier agter: PSALM 129. J~)e profundis clamavi ad te Domine : Domine, exaudi vocem meam : Fiant aures tuas intendentes in vocem deprecationis mea?. Si iniquitates obfervaveris Domine: Domine, quis fuftinebit? Quia apud te propitiatio eft: & propter legem tuam fuftinui te Domine. Suftinuitanima mea in verbo ejus: fperavit anima mea inDomino. A cuftodiamatuiina usque ad noclem: fperet Israël in Domino. T Jit de dieptens heb ik tot u geroepen, Heere : Heere . verhoor mijne (lem: Laat uwe oren luisteren naar de fiem mijner fmekinge. Indien, gij, Heere , de ongerechtigheden aanmerkt : Heere, wie zal beftaan ? Om dat 'er bij u genade is: en om uwe wet, Heere, heb ik u verbeid. Mijne ziel verbeid op zijn woord: Mijne ziel heeft gehoopt opdenHeere. Dat Israël van den morgenflond tot 's nachts toe op den Heere hope. Quia  de Vespers der Feestdagen. 427 Quia apud Domi- Want bij den Heere is num mifericordia : & barmhartigheid: en bij copiofa apud eum re- hem is overvloedige verdemptio. ' . losjing. Et ipfe redimet.Is- En hij zal Israël verraël ex omnibus inb los/en, uit alle zijne onquitatibus ejus. gerechtigheden. Gloria Patri, &c. GloriezijdenVader,enz. Op Nieuwjaarsdag alle de Pfalmen, gelijk op de Feestdagen der H. Maagd Maria. Op Drie Koningen, Paasfchen, Pinkjleren, en H. Drievuldigheidsdag, in de twede Vesp. alle de Pfalmen van den Zondag. Op 's Heeren Hemelvaart en den Zondag onder 't Octaaf de vier eerfte Pfalmen, gelijk des Zondags de vijfde Pfalm , is: Laudate Dominum omnes gentes. gelijk hier agter bladz. 428. Op H. Sacramentsdag de twe eerfte Pfalmen men van den Zondag. De derde is Credidi. gelijk hier agterbladz. 429. De vierde is, gelijk hier volgt. psalm 127. Heati omnes, qui (gelukkig zijn ze aU timent Dominum: len, die den Heere qui ambulant in viis vrezen, die in zijne weejus. gen wandelen. Labores manuum Want gij zult den artuarum quia manduca- beid uwer handen eten : bis:  42§ de Vespers bis, beatus es, & bene gelukkig zijt gij, en het ent tibi. zal u welgaan. I Uxür tua ficut vi- Uwe Huisvrouw zal tis abundans: in late- zijn, als een vruchtbare ribus domus tuae. , wijnjlok aan de zydeuws huis Fili tui ficut novel- UweKinderen zullen zijn Ia; olivarum: in cït-als jonge olijffpruiten cuitu menfa? tuae. rondom uwe tafel. Ecce fic benedice- Zie , zo zal de mensch tur homo: qui timet gezegend worden: die den Dominum. Heere vreest. Benedicat tibi Do- De Heere zegeneu uit minus ex Sion: &vi-Sm: en het gebeur e u deas hona Jerufalem te zien het welvaren van omnibus diebus vit» Jerufalem alle de dagen ta®? uws levens. _ Et videas filios fi- Zie ook uwe kindskinKorumtuorum: pzcem deren: den vrede over Isfuper Israël. raëk Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader,enz. De vijfde Pfalm is Lauda Jerufalem Dominum. in de Vespers der H. Maagd Maria. Op de Feestdagen der Apostelen en Evangelisten in de eerfie Vespers, de vier eerfte Pfalmen van den Zondag:de vijfde ais 'volgt. psalm 11(5. J^audate Dominum I ooft den Heere alle omnes gentes: lau- Heidenen: looft hem date eum omnes po- alle volkeren, Puli. Ouo.  der Feestdagen. 429 Quoniain confïrmata eft fuper nosmifericordia ejus: & verkas Do-mini manet in asternum. Gloria Patri,enz. In de twede Vespers eerfte Pfaimen van anderen als volgt. psalm 115. f^redidi , proprer quod locutus fum : ego autem humiliatus fum nimis. Ego dixi in exceffu meo : omnis homo mendax. Quid retribuam Domino: pro omnibus qua? retribuit mihi ? Calicem Salutaris accipiamf & nomen Domini invocabo. Vota mea Domino reddam : coram omni populo ejus: pretiofa in confpectu Want zijne barmhar tigheid is over ons ver (ierkt: en de waarheid des Heeren duurt in der eeuwigheid. Glorie zij denVader}enz. der Apostelen,de twe den Zondag : de drie 1 k heb geloofd: daarom heb ik gefproken: ik wierd boven mate ver drukt. In vervoeringe mijner zinnen zeide ik: alle mensch is leugenagtig. Wat zal ik den Heere vergelden: voor ai het gene hij mij verleend heeft. Ik zal den beker van verlosfinge aannemen: en den naam des Heeren aanroepen. Ik zal den ffeere mijne beloften betalen in de tegenwoordigheid van al zijn volk : dierbaar is voor Do-  43o de Vespers Domini mors fanctorum ejus. ó Domine quia ego fervus tuus,egofervus tuus & iiiius antiHas tuas. Dirupifti vincula mea: tibi facrificabo hoftiam laudis : & nomen Domini invocabo. Vota mea Domino reddam in cón'fpectu omnis populi ejus*: in atriis domus Domini, in medio tui, Jerufalem. Gloria Patri , &c. psalm 125. Tn convertendo Dominus captivitatem Sion : facti fumus ficut confolati. Tune repletum eft gaudio os noftrum : & lingua noftra exultatione Tune dicent in-' tes gentes: magnifi- 't aanfehijn des Heeren de doecLzijner Heiligen- 6 Heere , dewijl ik uw dienaar ben: dewijl ik uw dienaar ben, en de zoon uwer dienares Je. Daarom hebt gij mijne banden gebroken; aan u zal ik een belofte opdragen , en den naem des Heeren zal ik aanroepen Ik zal den Heere mij ne beloften betalen in de tegenwoordigheid van al zijn volk: in de voorho ven van het huis des Hee ren, in 'c midden van u, 6 Jerufalem. Glorie zij denVader^enz. ^/fls de Heere de gevangenen van Sion deed wederkeren: toen wierden wij als de genen, die vertroost zijn Toen wierd onze mond met vreugde vervuld: en onze tong met blijdfchap.. Toen zeiden zij onder de volkeren : de Heere ca  der Feestdagen. 431 PSALM 138. J^omine probafti me, TJeere , gij doorgrondt & cognovifti me, mij: en kent mij: tu cognovifti fesfio- gij kent mijn zitten en nem meam, & refur- mijn op/laan. rectionem meam. Intellexifticogitatio. Mijne gedagten weet nes meas de longè: fe- gij van verre: mijn voet mitam meam & funi-pa^, en de maat van E e cu* cavit Dominus facere cum eis. l^lagnificavitDomiminus facere nobifcum : facli fumus lae tantes. . Converte Domine captivitatem noftram : ficut torrens in auitro. Qui feminant in lacrymis: in exultatione metent. Euntes ibant & flebant: mittentcs femina fua. Venientesautem ve« nient cum exultatione: portantes manipulos fuos Gloria Patri, &c. heeft grote dingenmet hun gedaan. Grote dingen heeft de Heere met ons gedaan: wy zyn verheugd gewor* den. Heere, doe onze gevangenen terugkeren :dat zy zyn als eene waterbeek in het zuiden. Die met tranen zaaijen: zullen met vreugde maaijen. Zij gingen genadiglijk aan en weenden: werpende hun zaad. Maar dikwils zullen zij met vreugde komen: dragende hunne fchoven. Glorie zij den Vader, enz.  432- de Vespers eulurn meuin inveftigafti. Et omnes vias meas prasvidifti: quia non eft fermo in lingua mea. Ecce Domine tu cognovifti omnia novisll* ma, & antiqua: tu formafti me,&pofuifti fuper me man urn tuam. Mirabilis faéla eft fcientia tua ex me;confortata eft,& non potero ad eam. Quö ibo a fpiriiu tuo, & quö, a facie tua fugiam? Si afcendero in coeIum, tu illic es: fi defcendero in infeinum, ades. Si fumpfero pennas meas diliculo : & habi ca vero in extremis maris: . Etenim illue manus tua deducet me; 8c tenebit me dextera tua. mijnen weg fpoort gij naar. En alle mijne wegen hebt gij te voren gekend : alhoewel 'er geen woord op mijne tonge was. Zie, Heere, gij weet alles, zo 't toekomende, als 't voorledene : gij hebt mij gemaakt ,en uwe hand op mij geleid. Al te wonderbaar is mij uwe kennis: zij is verfterkt, en ik kan 'er niet aan. Waar zal ik heen gaan van uwen geest: of waar naar toe zal ik van voor uw aanfchijn vluchten? Zo ik in den Hemel klimme, daar zijt gij : daIe ik ter helle, gij zijt 'er tegenwoordig. Al' nam ik mijne vleugelen in den dageraad, en ging wonen aan het uit er(Ie der zee: Zo zoude ook uwe hand mij derwaart geleiden: en uwe rechterhand zoude mij vasthouien. En  der Feestdagen. 433 Et dïxi,forfitan tenebra; conculcabunt me: & nox iliumina tio mea in deliciis meis. Quia tenebra; non obfcurabuntur ab te, & nox ficut dies iliuminabitur: ficut tenebra; ejus, ita & Ju men ejus. Qui tu poflcdiiii re nes meos: fufcepifti me de utero matris mea;. Confitebor tibi, quia terribilitér magnincatus es: mirabiliaopera tua, & anima mea cognofcit nimis. Non eft occultatum os meum a te, quod fecifti in occulto: & fubftantia mea in ïnferioribus terra;. Imperfectum meum viderunt oculi tui, & in libro tuo omnes fcribentur: dies forinabuntür, & nemoin eis. Ee En ik zeide: misjchien zal de duisternis mij bedekken : doch de nacht is mij tot een licht in mijne genoegien. Want de duistentis is voor u niet duister, en de nacht is zo helder als de dag ; de duisternis van haar, en het licht van dezen zijn het zelfde. Want gij bezit mijne nieren: gij hebt mij genomen uit het ligchaam mijner moeder. Ik zal u loven, om dat gij fchrikkelijk verheerlijkt zijt: wonderbaar zijn uwe werken, en mijne ziel weet het heel wel. Mijn gebeente, dat gij in 't verborgen gemaakt hebt, is u niet verholen: noch mijn wezen in het binnenjle der aarde. Als ik nog onvolmaakt was, zagenmij uwe ogen, en in uw boek worde?i zij allen opgefchreven , die dagelijks hunne geflalte krijgen, en waar van'er nog niemand is. 2 Mihi  434 D£ Vespers Mihi autem nimis honoratifuntamici tut Deus: nimis confortatus eftprincipatus eorum. Dinumerabo eos, & iuper arenam multiplïcabuntur: exurrexi, & adhuc fum tecum. Si occideris, Deus, peccatores: viri fanguinum declinate a me : Quia dicitis in cogitatione: accipient in vanitate civitates tuas. Nonne qui oderunt te Domine, oderam : & fuper inimicos meos tabefcebam ? Perfeélo odio oderam illos: & inimici fafti funt mihi. Proba me Deus, & fcitocor meum: interroga me, & cognofce femitas meas: Et vide, 11 via iniquitatis in me eft:&deduc me in viaasterna. Gloria Patri, enz. Zeer hoog toch, 6 God, zijn mij uwe vrienden in waarde: heur vorstendom is boven mate verjierkt. Wil ik ze tellen, zij zullen het zand in getal te boven gaan: opgeftaan zijnde, ben ik nog met u. Dewijl gij, ó God, de kwaaddoenders zult doden; zo wijkt van mij gij bloedgierige menfchen. Want gij zegt inwendig : Te vergeefs zullen zij uwe Steden verkrijgen. Heere i haatte ik niet degenen, die u haatten: en teerde ik niet uit om uwe vijanden ? Ik haatte ze met een volkomen haat: en ze zijn mijne vijanden geworden. Doorgrond mij, 6 God, en neem kennis van mijn hart: onderzoek mij, en bemerk mijne paden. En zie of de weg van ongerechtigheid bij mij is: en geleid mij op den eeuwigen weg. Glorie zijden Vader, enz. Voor  der Feestdagen. 435 Voor de heilige Marcelaren in de eerfte Vespers, gelijk in de eerfte Vespers der Apostelen, bladz. 428. In de cwede Vespers, gelijk in de eerfte ; uitgenomen den laatften Pfalm, die is: Credidi. bladz. 429. Voor de heilige Belijderen in de eerfte Vespers , de Pfalmen gelijk in de eerfte Vespers der Apostelen, bladz, 428. Zo ook in de twede Vespers; behalven voor eenen Belijder Bisfchop, de vyfde Pfalm, die als dan de volgende is, PSALM Ij I. TV/Temento Domine David : & omnis manfuetudinis ejus. Sicut juravir Domino : votum vovit Deo Jacob. Si introiero in tabernaculum domus meae: fi afcendero in lectum ftrati mei: Si dedero fomnum oculis meis:& palpebris meis dormicationem. . Et requiem temporibus meis: danecinveniam Ipcum Domi^ Ec Jl^eere, gedenk aan Da* vid: en aan alle zijne zagtmoedigheid. Hoe hij den Heer zwoer: en den God vau Jacob belofte deed. Zo ik de woning mijns huis inga: zo ik mijn bedleger opklimme: Zo ik mijnen ogen den jlaap vergunne: en de Sluimeringen aan mijne wink • brauwen: Zo ik mijn hoofd laat rusten; tot dat ik eene plaats voor den Heere zal 1 3 no,  416 'de Vespers no, tabemaculum Deo Jacobl Ecce audivimus eam in Ephrata: invenimus eam in campis üïyk. Introibimus in tabernaculum ejus: adorabimus in loco , ubi fteterunt pedes ejus. Surge Domine in requiem tu^m: tu & arca fan&ificationis tua;. Sacerdotes tui induantur juftitiam: & fancti tui exultent. Propter David fervum tuum, non avertas faciem Chrifti tui. Juravit Dominus David veritatem, & non fruftrabitur eam: de fruéhi ventris tui po» nam fuper fedem tuam. Si cuftodierint filii tui teftamentum me-, um : & teftimonia vinden: eene woont ente voor den God van Jacob. Ziet wij hebben 'ervan gehoord in Ephrata: wij hebben ze gevonden in1 de velden des wouds. Wij zullen ingaan in zijne wooning: wij zullen aanbidden ter plaatje daar zijne voeten gejtaan hebben. Sta op , Heere , tot uwe rust: gij en de verbondkist uwer-heiligheid. 'Dat uwe Priesters met gerechtigheidbekleed worden: en uwe Heiligen zig verheuren. Om uwen dienaar David wend toch het aange zicht van uwen gezalfden niet.af. De Heere heeft David de waarheid gezworen, en hij zal ze niet verijdelen: Van de vrucht uws ligchaams zal'ik op uwen zetel [tellen. Indien uwe kinderen mijn gebod onderhouden , en die getuimea  der Feestdagen. 437 mea haec, gus docebo eos: Et Filii eorum ufque in faeculum', fedebunt fuper fedem tuam. Quoniam elegitDominus Sion : elégie eam in habitationem fibi. Hcec requiesmea in faeculum fazculum: hic habitabo quoniam ele. | gi eam. 1 Viduam ejus bene1 dicens benedicain : pauperes ejus faturabo panibus. Sacerdotes ejus in- duam falutari: & fanc- ti ejus exultationeex- ul tab unt. Illiic producam cor- nu David 3 paravi lu- cernam Chriito meo. Inimicos ejus indu am confufione: fupei ipfum autem efllorebil fanétificatio ejus. Gloria Patri, (Sec. Ei genisfen, welke ik hen leren zal ,* En ook hunne kinderen in der eeuwigheid: zo zullen zij zitten op uwen Troon. JFant de Heere heeft Sion verkoren: hij heeft hei verkoren tot zijne wooning, Dit is mijne rustplaats voor .alle eeuwen : hier zal ik wonen, want ik heb het verkoren. . Zijne weduwen zcl ik rijkelijk zegenen: I' zal zijne armen met brood verzaden. Zijne Priesters zal ik m?t heil bekleden: en zijne Heiligen zullen zig zeer verheugen. Aldaar zalik,een hoorn voor David voortbrengen: ik heb mijnen gezalfden eene lamp toebereid. Zijne vijanden zal ik met fchaamte bekleden.: maar op hem zal mijne heiliging bloeien. Glorie zij denFader,enz. 1 4 Voor  438 de Vespers Voor de heilige Maagden en andere heilige Vrouwen in beide de Vespers de Pfalmen van de allerh: Maagd Maria, die hier onder volgen. Op Kerkwyding alle de Pfalmen van den Zondag, behalven den vijfden Pfalm, die zijn moet, Lauda Jerufalem Dominum, gelijk hier onder bladz. ^40. VESPERS op de FEESTDAGEN der ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA. De twe eerfte Pfalmen in beide de Vespers zijn: Dixit Dominus* en Laudate pueri Dominum : de drie anderen, als volgt. psalm 121. f status fum in his quedi&a funtmihi, in domum Domini ibirhus, Stantes erant pedes noftri • in atriis tuis , Jerufalem. Jerufalem quajasdificatur ut civitas: cujus participatio ejus^ in idipfum. IIIuc enim afcenderunt tribus, tribus Do- Jk was verblijd in 't gene mij gezeid wierd: wij zullen gaan in het huis des Heeren. Onze voeten ftonden in uwe voorhoven, 6 Jerufalem. Jerufalem is opgebouwd als eens Stad: die wei te famen gevoegd is. Want daar henen trok ken de jlammen op , de mi  der Feestdagen. 439 mini: teftimornum Israël ad confitendum nomini Domini. Quia 111 ic federunt fedes in judicio : fedes fuper domum David. Rogate, qua; ad pacem funt Jerufalem: & abundantia deligentibus te. Fiat pax in virtute tua : & abundantia in turribus tuis. Propter fratres meos &proximos meos: loquebar pacem de te. Propter domum Domini Dei noftri: quasfivi bona tibi. Gloria Patri, &c. psalm 126. Mifi Dominus aedificaverit domum: in vanum laboraveruntquiaedificanteam.Nifi Dominus cuftodierit civitatem: frurtra vigilat, qui custodit eam. E de (iommen des Heeren: het is een bevél aan Is~ raè'l, om den naam des Herren te loven. Want aldaar waren de rechterftoelen gefield: de (loeien van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem het gene tot vrede dient, en dat 'er overvloed zij voor allen, die u beminnen. Vrede zij in uw heir: en overvloed zij in uwe Torens. Om mijne broederen en mijne naasten, fprak ik voor u van vrede : Om hét huis van den Heere onzen God zogtik voor u het gene goed is. Glorie zij den Vader,enz- ' HT en zij de Heere het huis opbouwe: vrugteloos arbeiden zij, die 'er aan bouwen. 'Ten zij de Heere de (lad beware; te vergeefs waakt hij, die ze bewaart. 2 5 Vanum  44-3 de Vespers vanum eft vcbis an te. lucem furgere : fur I gite„ poflquam federi ! tis , qui manducati: panem doioris. Cum dederitdilecli; fuis fomnum: Ecc< hereditas, Domini fi lii merces , fructus ventris. Sicut'fagitta; in ma -nu potentis: ita. fili; excuiïbrum. J Beatus vir, qui im >i plevitdefideriumfuuiT |. ex ipfis : non confun ! detur, cum loquetui i inimicis fuis in porta Gloria Patri, &c. psalm I47. T auda Jerufalem Dominum : laudaDeurn tuum Sion. Quoniam confortavit feras portarum tuarum: benedixit filiis tuis in te. Te vergeefs is 't, dat • gijlieden op flaat voor den • aag •' ftaat op, na dat gij ; gezeten hèbt, gij die het brood der fmarten eet. ; Als hij aan zijne bemin) den zaljlaap verleend heb- ■ ben.: zie zo zullen de kin deren det Heeren erfdeel zijn ; de vrucht des ligchaams eene vergelding;. •.' Gelijk de pijlen in de . hand van eenenjlerken : zo zullen zijnde kinderen.der genc-;.i die verjaagd waren. Gelukkig is de man, i die zijnen wensch daar ■ van vo. heeft: hij zal niet ' befchaamd flaan., als hij . zijne vrienden zal toespreken h% de poerte. Glorie zij den Vader^enz J^oof den Heere , êjc- rufdem: loof uwen God, ê Sion. ' Want hij heft de. grendelen uwer poorten ' verfterkt: hij heeft uwe kinderen binnenu, gezegend. Qui  der Feestdagen. 441 EINDE. Qui pofuit fines tuos pacém: & adipe frumenti faiiat te. Quf emittiteloquium fuum terra;: velociter currit fermo ejus. Qui dat nivem ficut ianam: nebulam ficut cinerem fpargit. Mittitcrijftallum fuam ficut buccellas: ante faciera frigorisejus quis furtinebit? Emittet verbum fuum & liquefaciet ea: flabit fpiritus ejus, & fluent aquaj. Qui annuntiat verbum fuum Jacob; juftitias & judicia fua Israël. Non fecit taliter omni natiohi: & ju« dicia fua non mani« feftavit eis. Gloria Patri, &c. Hij is 't, die uwe grenzen in vrede gefield heeft: en verzaadt u met het vette des koorns. Die zijne uitfprdak op de aarde zendt: zijn woord loopt fnellijk. Die de fneeuw doet vallen als wol: en flrooit den nevel uit als asjche. Die zijn ijs afwerpt als briezelingen : wie zal zijns koude konnen verdragen ? Hij zal zijn woord uitzenden, en ze doen fmelte?i: zijn wind zal waaien, en de wateren zullen vlieten. Hij is 't, die aan Jacob zijn woord verkondigt : zijne' gerechtigheden en vonnisfen aan Israël. Alzo heeft hij niet gedaan aan alle volkeren: en hij heeft hun zijne rechten niet bekend gemaakt. Glorie zij den Vader^enz.  BLADWIJZER. EERSTE DEEL. Kort begrip des Geloofs, en der Christelyke Waarheden. Van God. bladz. i Van de Scheppinge der Waereld, van de Engelen , en van den Val van Adam. 2 Van Jefus Christus en onze Verlosjinge. 4 Van de.HH. Sacramenten. . . 9 Van de H. Kerke. . . .19 Van des menfchen flaat na zyn' dood. 21 Levenswijze voorden Chriften in 't algemeen , en voor bizondere Staten. 23 Bizondere pligten der Maagden. . .28 Pligten der Getrouwden. . 30 Pligten der Kinderen en jonge Lieden. 35 Pligten der Onderdaanen. . . 38 Wederzijdfche verpligtingen der Huis Over- flen en hunner Dienstboden. . 40 Pligten der Rijken. . , 42 Pligten der Armen. . ♦ . 44 Be-  BLADWIJZER. Bemerkingen op de Zondagen. Feestdagen en onderfcheidene getijden van het Jaar. Wegens de Zondagen en Feestdagen in 't algemeen. 46 Van den Advent. . . . jr Van de Quatertemper Dagen. . . 53 Van denF.ee(l dagder geboorte onzesZaligmakers. 54 Van Aller Kinderen dag. . . 56 Van den eerften dag des Jaars , en de Befnij denisfe van onzen Zaligmaker. . 57 Van Drie Koningen dag. . . 59 Van den Feestdag der Zuivering van Maria of Lichtmis je, , . . . 61 Van den Zondag, genaamd Septuagefima, tot aan de Vasten. . . 63 Van de Vasten. . . . 64 Van Asfchen-Woensdag. . . 69 Van Pasfie-Zondag en de Pasfie week. 71 Van de goede week. . . 72 Van de drie laatfle dagen in de goede week. 73 Van het heilige Paasch-Feest. . 79 Vandejaarlijkfche BiegtenPaasch Communie. 80 Van de Kruis dagen. . . . 83 Van de Hemelvaart des Verlosfers. 84 Van het Pinkfter Feeft. . . 89 Van den Feestdag der Allerheilig ft e Drievuldigheid. ... 87 Van H Sacraments-ffog. . . 89 Van de Hemelvaart der H. Maagd Maria. 92 Van aller Heiligen dag. . , 95 Van  BLADWIJZER. Van aller Zielen dag . • 97 Van de Feestdagen der Kerk Patronen. 99 T W E D E DEEL. Morgen-gebeden. . . . . 102 Avond-gebeden. . . . U3 Uitbreiding van het gebed des Heeren. 119 de Engelfche Groetenis. 122 het geloofs begrip. 126 Oeffeningen onder de H. Misfe. . 130 Verkorte Oeffeningen onder de H. Misfe. 174 Oeffeningen vóór de Biegt. 182 Oeffeningen na de Biegt. . . 199 Oeffeningen vóór de Communie. . 205 Oeffeningen na de Communie. . 213 Gebeden om den Aflaat te verdienen. 221 Lofzang van den M. Ambrollus en Augus- tinus.. .... 229 De zeven oet-Pfalmen. . . 232 De Litanie van alle Heiligen. • 247 Gebeden voor iederen Dag der Weke. voor den Zondag. Litanie tot de allerheiligfte Drievuldigheid en gebeden. . . . 258 . voor den Maandag. Litanie van den H. Geest-en Gebeden. 265 voor den Dinsdag. Litanie van de n zoeten naam Jefas,en gebeden. 272 voor den IVoensdag. Litanie van de heilige Engelen en gebeden. 280 Li-  BLADWIJZER. Litanie van de H. Jofef. . « 288 voor den Donderdag. Litanie van het allerheiligjls Sacrament en Gebeden. « .• . 294 voor den Vrijdag. Litanie van het Lijden des Heeren. 307 Gebeden tot de H. vijf Wonden. . 317 Litanie voor de Overledenen. . . 322 voor den Zaturdag. Litanie van de allerheüigfie Maagd Maria, en Gebeden. . . . 327 Onderfcheidene Gebeden. Gebed, om eene vertrouwende liefde tot Jefus in zijn hart te ontfteken. 335 om de beloften des Doopfels te vernieuwen. . . . . 33? om den Geest van een volmaakten Christen in ons te bevestigen. 341 om de genade der kennisfe van den Godlijken wille te verzoeken. 344 om de godlijke liefde te verzoeken. 346 Gin dengeeji der boetvaardigheid te verzoeken . . 348 om de wijsheid van God te verzoeken. 348 om de genade van zijn flaat wel te beleven, te verzoeken. 349 cm de ootmoedigheid te verzoeken. 350 om de kuischheid te verzoeken. 352 om de verduldigheid te verzoeken. 353 em God voor zijne weldaden en genaden te bedanken. . • 355 voor den Paus en de Geestlijkheid. 357 Ge-  BLADWIJZER. Gebed,voor de tijdelijke Overheden. . 359 voor de bekéringe der Zondaars. 360 der Kinderen voor hunne Ouders. 362 der Ouders voor hunne Kinderen. 363 voor de vruchten der aarde. 365 om God na den Oogst te bedanken. 366 in allerlei noodzakelijkheden. 367 in voorfpoed en vreugde. . 369 in benaauwdheid. . . 37° in ziekte. . . 37* Als men wederom gezond is, 374voor een' Zieken. . . 375 Als 'er iemand onzer bloedverwanten of vrienden gejlorven is. 376 Van het inwendig gebed, of Meditatie. 379 Onderfcheidene Onderwerpen, gefchikt voor de Meditatie. . . . tfienvolg. Oeffoningen om zig totdendoodvoorte bereiden.408 Vesper Pf. van de Zondagen. . . 415 Vesper-Pf. op blondere dagen. . . 426 BERIGT voor den BINDER. om de Platen behoorlijk te plaatzen, het wit daaraan wèl verdelende. De PI. Moijfes met de Wet Tafels, bl. 1 De Vrouwen bij het Graf, 104 Het laatfle Avondmaal, . 135 De H. Maria Magdalena aan de voeten van Christus, 185 De boetende David, . . 232 De Heiligen in den Hemel. 258  Pag. i G E T IJ D E N voor de Zielen dpr GELOVIGEN die Overleden zijs Als men deze gebeden niet geheel leeft met ix. Pfalmen en ix. Leflen in de Metten of het Vroeg-Gebed, dan wordt de Toezaug of Antiphoon voor eiken Pfalm, maar voor een klein gedeelte gelezen 9 en met een woord of twe. DE VESPEREN, o f Het Avongebed. Toezang. Ik zal den Heere behagen in het Land der levenden. Psalm. 114. Jk heb den Heere lief: want Hij verhoort de ftemme mijns gebeds. Want Hij heeft zijn oor tot mij gereïgd: daarom zal ik Hem aanroepen ia mijne dagen. A De  2 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN. De pijtien des doods hadden mij omvangen : en de gevaren der Helle waren mij ontmoet. Ik vond mij iü bedruktheid en in fmart: en ik aanriep den Naam des Heeren. O Heere , verlos mijne ziel ! De Heere is barmhartig, en rechtvaardig : en onze God is 't die ontfermt. De Heere behoedt de kleinen : ik was verdrukt, en Hij heeft mij verlost. Keer weder , mijne ziel , tot uwe rust: want de Heere heeft u welgedaan. Want Hij heeft mijne ziel verlost van den dood: mijne ogen van tranen, miine voeten van vallen. Ik zal den Heere behagen, in het Land der levenden. Heere geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen* Toezang. Ik zal den Heere behagen in het Land der levenden. * Wee mij! Heere, dat mijne vreemdelingfchap zoo lang duurt: PSALM  DIE OVERLEDEN ZIJN. 3 PSALM lip» ALs ik in verdrukking was, riep ik tot den Heere : en Hij heeft mii verhoord. Heere, verlos mijne ziel van de boze lippen: en van de valfche tonge. Wat zal men u geven, of wat zal men u toevoegen by de valfche tong? . 'T Z,JQ fcharpe pijlen van een' magtigen: en verdervende vuurkolen. Wee mij ! dat mijne vreemdeling» fchap zoo lang duurt : dat ik wone onder de inwoonders van Cedar: Wel lange zweeft mijne ziel in vreemde geweften. Met de genen die dén vrede har^n, was ik vreedzamig : als ik hun toefprak, bedreden zij mij zonder reden. Heere geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang, Wee mijl Heere, dat mijne vreemdelingfchap zo lang duurt. * De Heere behoedt ü van alle kwaad: de Heere behoede uwe zief. A a Psalm  4 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN FSALM 120. ÏK heb mijne ogen opgeheven naar de bergen: van waar mij de hulp ko* men zal. Mijne hulp komt van den Heere , die. Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat Hij toch uwen voet niet late ftruikelen : en dat hij, die u behoedt, niet fluimere. Zie , die Ifraël behoedt , zal niet fluimeren noch flapen. De Heere is uw behoeder: de Heere, is uw overdekzel: hij is aan uwe rechterhand. De zon zal u bij dage. niet hinderen: noch de maan bij nachte. De Heere behoedt u van alle kwaad: de Heere behoede uwe ziel. De Heere beware uwen ingang, en uwen uitgang : van nu af aan tot in der eeuwigheid. Heer geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen, Toezang. De Heere behoedt u van alle kwaad : de Heere behoede uwe ziel. * Indien  die overleden zijn. 5 * Indien Gij, Heere de onrechtigheden gadeilaat; Heere wie zal bcltaan ? Psalm 129. Uit de dieptens heb ik geroepen tot U, ö Heere: Heere verhoor mijne ftern. Laat uwe oren Iuifte^en naar de Mem mijner fmekinge. Indien Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeilaat : Heere wie zal beftaan? Om dat 'er genade bij U is: en om uwe wet , ü Heere , heb ik u verbeidt. Mijne ziel heeft op zijn woord verbeidt: mijne ziel heeft op den Heere gehoopt. Van den morgenftond tot in de nacht, moet Ifraël op den Heere hopen. Want bij den Heens is barmhartig heid: en bij Hem is overvloedige ver» lofling. En Hij zal Ifraël verlosfen, uit alle zijne ongerechtigheden. Heere geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun ver fchijnen. A 3 En  6 getijoen voor de gelovigen* Toezang. Indien Gij, Heere, de on gerechtigheden gadeïlaat, Heere, wie zal beftaan? * Heere verfmaad , toch de werken uwer handen niét. Psalm 137. IK zal U loven , Heere, van gantfcher harte: om dat Gij de woorden mijn? monds verhoord hebr. Voor het aanfchijn der Engelen zal ik U lofzingen : ik zal aanbidden tot uwen heiligen Tempel , en ik zal uwen naam loven ï Over uwe barmhartigheid , en uwe waarheid: want Gij hebt uwen huligen naam boven al vérheven. Op wat dag ik U aanroepen zal, verhoor mij toch: Gij zult de kragt in mijne ziel vermenigvuldigen, Dat alle de Koningen der Aarde U loven, Heere: want zy hebben'; alle de woorden Uws monds gehoord: En dat zij zingen' van de wegen des Heeren : want wel groot is de glorie des Heeren. Want de Heere is hoog verheven, en  DIE OVERLEDEN ZIJN. 7 en Hij ziet het nederige: cn het gene hoog is kent Hij van verre* Is 't dat ik wandel in 't midden der verdrukkinge, zoo zult Gij mij doen leven: en Gij zult uwe hand tegens de gramfchap mijner vijanden uitfteken, en uwe rechterhand zal mij behouden. De Heere zal voor mij vergelding doen: Heere , uwe barmhartigheid is eeuwigdurend, verfmaad toch de werken uwer handen niet. Heere geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun ver* fchijnen. Toezang. Heere verfmaad toch de werken uwer handen niet. Ferf. Ik heb eene ftem uit den Hemel gehoord tot mij zeggen. Jntw. Zalig zijn de doden, die in den Heere fterven. Toezang. Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen : en die tot mij komt, zal ik niet verwerpen. Lofzang van de Allerheiligjle Maagd en Moeder Gods Maria. Luk. u J^Jijne ziel maakt den Heere groot, A 4 En  8 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN En mijn geest heeft zig verheugd in God mi nen Zaligmaker. Om dat Hij de nederigheid zjner dier.stmaagd heeft aangezien: want zie , van na af zullen alie gedachtes mij zalig noemen. Want Hj heeft my grote dingen ge dann, die magtig is: en hein,* is zijn Naam. En zijne barmhartigheid is van geflachte tot geflachte , over de genen die Hem vrezen. i H;j heeft kragt gedaan door zijnen arm : Hij heeftze verftrooid , die zig verhovaardigen in de gedagten huns har'en. De magtigen heeft Hij van Wen troon gezet, en de nederigen verheven, i De hongerigen heeft Hij mee g >ede ren vervuld , en de rijken ledig weggezonden. Hj heeft Israël zijn kind opgenomen , indagng zijnde zijner baimhirtigheid: Gelijk Hij aan onze vaderen had toegezeid, aan Abraham en zyn zaad tot in der eeuwigheid. Heere geef hun de eeuwige rust Rn laat het eeuwig l cht hun ver fchijnen. Toe  DIS OVERLEDEN ZIJN. Q Toezang. Al wat de Vader mij geeft , zal tot mij komen: en die tot mij komt zal ik niet verwerpen. < De navolgende geleden, zoo hier, ah in de Lauden, 0f het Lof-gebed, worden kwelende gelezen. Dog de cxlv. Pfalm alhier, en de cxxix. in de Lauden, worden op Allerzielendag, en als men in de Metten of het Sroeg gebed lx. Pfalmen en ix. Lesfen least, agtergelaun. Onze Vader, in ftüte. Férf. En leid ons niet in bekoringe. Aniw. Maar verlos ons van ' den kwade. Psalm 145. T °°f> mijne ziel, den Heere. Ik *~d zal den Heere loven in mijn le. ven: ik zai mijnen God Pfalmzin^en, zo lang ik 'er wezen zal. Betrouwt roch^met op de Vorflen: op der menfchen kinderen, in weiken geen heil is, De geest daarvan zal 'er uitga™, e;i zij zullen weder tot hunne aarde keren: in dien dag zullen aiie hunne gedagten te niet gaan. * 5 Ge.  10 getijden voor de gelovigen. Gelukkig is hij wiens helper de God van Jakob is : wiens hoop op den Heere zijnen God is , die Hemel en Aarde, dc Zee, .en al wat 'er in is , gemaakt heeft, Die de waarheid waarneemt in der eeuwigheid; die dengenen» die ongelijk lijden , recht doet: die den hongerden fpijze geeft. De Heere maakt'de geboeiden los: de Hee-e maakt de blinden ziende. De Heere rigt op die nederlagen zijn: de Heere beminc de rechtvaardigen. De Heere bewaart de vreemdelingen: wezen en weduwen' zal Hij befchermen: en de wegen der kwaaddoenders zal Hij omver werpen. De Heere zal heerfchenin der eeuwigheid: uw God, ó Zion, van geflachte tot geflachte. HeeTe geef hun de eeuwige rnst. En laat het eeuwig licht hun,verfchiinen. Vtrf. Van de magt der Helle, An\\v. Verlos Heere hunne zielen. F erf. Laat ze rusten in -vrede. jfnvir. Amen. Fe ƒ Heere verhoor mijn gebed. Antw» En m jn roepen kome tot U Ge-  die overleden zijn. li Gebed. OGod die uwe geestlijke dienaren onder de Apostolifche Puefters met de Bisfchoplijke of Priesterlijke Waardigheid begaafd hebt: geef, bid den wij, dat zij ook in derzelver gezelfchap in alle eeuwigheid mogen leven. 0 f^od, gever der genade, en minV n^ar <*er menfchelijke zalig, hejd, wij bidden uwe goedertierenheid, dat Gij de broeders en zusters onzer vergaderinge, onze weldocrders en alle onze vrienden , die uk deze Waereld gefcheiden z'jn, op het voorbidden van de heilige Maria altijd maagd met alle uwe Heiligen, tot de gemeenfehap der eeuwige zaligheid wik brengen, ó od , Schepper en Verlosfer van Vjr alle gelovigen, geef aan uwe dienaars en diètttffesfen de vergiffenis V3n alle höhhe zonden; op dat zijde genadige fewjjtfchelding , daar zij altijd naar verlangd hebben , door onze oot- moe-  12 GETIJDEN VOOR DE CFLOVIGEN. moedige gebeden mogen verwerven. Gij die leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen. Verf. Heere geef hun de eeuwige rust. Antw. En laat het eeuwig licht hun verfchijr.en. Verf. Dat zij rusten in vrede. Antw. Amen. DALM 94. Komt, laten we met vreugde den Heere loven: laten we vrolijk zingen voor God onzen Heiland : laten we met lof zijn aanfchijn gaan ontmoeten , en met lofzangen' hem vrolijk juichen. J * Den Koning, Wien alle dingen leven, komt, laten we aanbidden" Want de Heere is een grote God ; en een groot Koning boven alle goden  Ï4 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN den. Want alle de palen der Aarde zijn in ZÜjne hand: en de hoogtens der bergen onder Zijne-, pogen. * Komt, laten we aanbidden»; . „ Want de Zee behoort Hena toe, én Hij heeff. ze gemaakt: en het droge land hebben Zijne handen toebereid, Komt. laten we aanbidden , en voor Hem neder val len: laten we wenen voor den Heere, die ons gemaakt heeft. Want Hij is de Heere onze God: en wij zijn zijn voik, en de fchapen zijner weide. * Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laten we aanbidden. Heden zo gij zijoe item hoort,verhardt toch uwe harten niet: gelijk als in de Verbittering, ten dage der terginge in de woeftijne: alwaar uwe vaders mij getergd hebben, mij beproefd, en ook mijne werken gezien hebben. * Komt, laten we aanbidden. Veertig jaren lang was Ik doende met dat geflachte, en Ik zeide: altijd dwalen zij m^t bet harte, en mijne we gen hebben zij niet gekend. Des heb ik gezworen in mijne gnjmfchsp, dat zij in mijne fust niet zouden komen. * Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laten we aanbidden. Heere,  die overleden 2IJi\T. 15 Heere; geef hun de eeuwige rust: en Iaat het eeuwig licht hun verichijnen. * Komt, laten we aanbidden. Antw. Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laten we aanbidden. Deze drie Pfalmen en Lesfen zijn mor den Maandag en den Donderdag. Toezang. Heere mijn God , maak mijnen weg voor uw aanfehijn regt. psalm 5. Heere, aanhoor mijne woorden: let op mijn geroep. Let op de ftem mijns biddens, mijn Koning en mijn God. Want tot ü zal ik bidden: Heere, 's morgens zult Gij mijne ftem verhoren. 's Morgens zal ik bi' ü ftaan, en befehouwen: want Gij zijt geen Gcd die de ongerechtigheid 'begeert. De kwaadwillige zal b-j U niet wonen: coch de onrechtvaardigen zullen blijven voor uwe ogen. Gij haat allen die ongerechtigheid bedrijven: Gij zult ze allen vernielen die leu-  l6 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN leugentaal fpreken. De Heere heeft een gruwel van den bloeddorstigen en van den bedrieger. Maar ik zal door de grootheid uwer barmhartigheid ingaan in uw huis: ik zal aanbidden bij uwen heiligen Tempel in uwe vreze. Heere, geleid mij in uwe rechtvaardigheid: om mijner vijanden wille maak mijnen weg voor uw aanfehijn regt. Want daar is in hunnen mond gene waarheid : hun hart is eidel. Een open graf is hunne keel, zij han delen bedrieglijk met hunne tongen : veroordeel ze, ó God. Laat ze vervallen van hunne beden kingen: verdrijf ze om de menigte hunner godloosheden, want zij hebben U getergd, Heere. En laat ze blijde zijn allen, die op U hopen: in der eeuwigheid zullen zij zig verheugen, en Gij zult onder hen wonen. En zij zullen op U roemen, allen die uwen Naam liefhebben: want Gij zult den rechtvaardigen zegeDen. Heere, Gij hebt ons met uwe goedgunstigheid, als met een fchild, om« ringd. Heere,  DIE OVERLEDEN ZJJN. * Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht 'hun verfchijnen. Toezang. Heere, mijn God, maak mijnen weg voor uw aanfchijn,"regt. * Keer U om Heere, en verlos mijne ziel: want daar ls> niemand die in den dood uwer gedagtig b. PSALM 6". HEere, ftraf mij niet in uwe verbolgenheid; noch kastyd mij in uwe gramfchap. Ontferm U mijner, Heere, want ik ben zwak: genees mij, Heere, want mijne beenderen zijn ontlteld. En mijne ziel is zeer ontroerd: maar Gij, Heere, hoe lange? . Keer u om Heere en verlos mijne ziel: behoud ml om uwe barmhartigheid. 6 Want daar is" niemand die in den dood uwer gedagtig is: en wie zal U in de Helle loven ? Ik ben vermoeid van mijn zugten, ik zal alle nachten mijn bedde was* fchen: met mijne tranen zal ik mijne rustplaats begieten. B Mijn  18 getijden voor de gelovigen Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd: ik ben verouderd onder alle mijne vijanden. Gaat weg van mij allen, die ongerechtigheid bedrijft: want de Heere heeft de ftem mijns wenens verhoord. De Heere heeft mijn fmeken gehoord : de Heere heeft mijn gebed aangenomen. Laat alle mijne vijanden befchaamd: en zeer ontfteld worden: dat zij zig zeer haastelijk om keeren, en zig fehamen. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Keer U om,Heere, en verlos mijne ziel: want daar is niemand die in den dood uwer gedagtig is. * Dat hij toch mijne ziel Biet grijpe als een leeuw: terwijl 'er niemand is om te verlosfen , noch om te behoeden. psalm 7. HEere mijn God, op ü heb ik gehoopt: verlos mij van allen die mij vervolgen, en behoed mij. Op dac hij 't eeniger tijd mijne ziel niet grijpe als een leeuw: terwijl 'er nie.  DIE OV EB LEDEN ZIJN. 19 niemand'is om te verlosfen, noch om te behoedea. . Heere mijn God, heb ik zulks gedaan: 1S tf r. °-n.recht in mijne handen. Heb ik met kwaad geloond die mij met kwaad betaalden: dat ik dan te recht door mijne vijanden neergeftort en vereideld worde.. Dat mijn vijand mijne ziel vervolge, en grijpe, en mijn leven ten gronde trede: en mijnen roem tot ftof bren. ge- sLtar°P * Heere, in uwe gramfchap: en verhef ü tusfehen de palen müner vijanden. Ja fta op,Heere mijn God, volgens het gebod 't welk Gij bevolen hebt: en de vergadering der volken zal U omringen. En om haar keer weder naar boven • j de Heere is 't, die de volken oordeelt. Oordeel mij, Heere, naar mijne recht, vaardigheid: en naar de onnoozelheid, die in mij is. De boosheid der zondaren zal vernield worden, en Gij zult den rechtvaardigen voorfpoedig maken: Gij God, die de harten en de nieren doorgrondt. Mijne rechtvaardige hulp komt van B m den  20 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN den Heere: die de genen, die oprecht van harte zijn, verlost. God is een rechtvaardige Rechter, hy is fterk en langmoedig: vertoornt hij zig alle, dagen ? 'T en zij gij U lieden bekeert, H j zal zijn zwaard zwaaijen : Hij heeft zijnen boog gefpannen en al gereed gemaakt. En Hij heeft 'er dodelijke fchigten opgefteld: zijne pijlen heeft Hij tegens de vurige vervolgers vervaardigd. Zie, hij was in den arbeid, van ongerechtigheid : van- fmarte giDg hij zwanger, en baarde boosheid. Hij heeft eenen kuil geöpend, en hem uitgegraven; en hij is in den kuil gevallen, dien hij gemaakt heeft. Zijne imart zal op zijn hoofd wederkeren : en zijne ongerechtigheid zal op zijne kruin vallen. Ik zal den Heere prijzen volgens zijne gerechtigheid: en ik zal den Name des Heeren, des allerhoogften lofzingen. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hnn verfchijnen. Toezang. Dat hij toch mijne ziel niet grijpe  die overleden zijn. 21 grijpe als een leeuw: terwijl'er niemand is om te verlosfen, noch om te behoeden. Verf. Van de magt der Helle. Antw. Verlos , Heere, hunne zielen. Onze Vader, in ftilte. I. Les se. job, 7.' O Paar mij, Heere: want mijne dagen w zijn niets. Wat is toch een mensch, dat Gij hem groot maakt, of dat Gij hem ter harte neemt ?'s Morgens vroeg bezoekt Gij hem: en aanflonds beproeft Gij hem. Hoe lange zal dat toch duren, dat Gij mij niet genadig zijt,en mij den tijd niet geeft om mijn fpeekzei te verzwelgen ? Ik heb gezondigd: wat zal ik U daar voor doen,ö Hoeder der menfchen? Waarom hebt Gij mij tot uwe tegenpartij gefteld ,f waardoor ik mij zeiven tot een last geworden ben ? Waarom doet Gij mijne zonde niet te niet, en waarom neemt Gij mijne ongerechtigheid niet weg? Zie, nu zal ik in het ftof gaan llapen : en zo Gij mij morgen vroeg zoekt, zal ik niet meer wezen. Jntw. Ik geloof dat mijn Verlosfer leeft: en dat ik ten jongften dage uit de B 3 Aarde  21 getijden voor de gelovigen Aarde verrijzen zal. En in mijn vleesch zal ik God mijnen Zaligmaker aanfchouwen, Verf. Dien ik zelf zien zal, en geen ander, en mijne ogen zullen Hem aanfchouwen. Antw En in mijn vleesch zal ik God mijnen Zaligmaker aanfchouwen. II* Les se. job 10. HEt verdriet mijne ziel te leven: ik zal mijn geklag over mj laten gaan,ik zgI fpreken in de bitterheid mijner ziele. Ik zal tot God zeggen: Wil mij niet veroordelen: laat mij toch weten waarom Gij mij aldus oordeelt. Dunkt het U goed dat Gij mij overlast doet, en mij, die 't werk uwer handen ben, onderdrukt, en dat Gij den raad der godlozen begunstigt ? Hebt Gij dan vleefchelijke ögen: of ziet gij ook, gelijk een menfch ziet? Z^jn uwe dagen ook als des menfchen dagen, en uwe jaren als menfchelijke tijden? Om onderzoek te doen naar mijne boosheid, en naar mijne zonden te vernemen: en om te weten, dat ik niets godloos gedaan heb, daar *er nogtans niemand is die uit uwe hand verlosfen kan» dntw.  die overleden zijn. 23 Antw. Gij die Lazarus nu al (tinkende uit het graf verwekt hebt, geef hun, Heere, rust en een plaats van genade. Ferf. Die zult komen oordelen levenden en den doden, en de waereld door het vuur. Antw. Geef hun, Heere, rust en een plaats van genade, UI. Les se. job 10. UWe handen hebben mij gemaakt , en mij in allen deele toegefteld: en werpt Gij mij zoo teffens omver ? Gedenk toch, bid ik, dat Gij mij als kleij gevormd hebt en Gij mij tot (tof zult doen wederkeeren. Hebt Gi mij niet als melk gemolken , en als kaas doen ftremmen ? Met vel en vleefch hebt Gij mij bekleed: met beenderen en zenuwen hebt Gij mij aan een gehegt» Het leven , en barmhartigheid hebt Gij mij gegeven: en uwe bezoeking heeft mijnen geest bewaard. Antw. Heere, als Gij de Aarde zult komen oordelen, waar zal ik mij verbergen voor het aanfchijn uwer gramfchap? Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven. Vttf. Ik vrees om mijne misdaden, B 4 en  £24 GETIJOEN VOOtf. DS GELOVIGEN en ben befchaamd voor U: als Gij zult komen oordelen, wil mij niet verpordelen. Antw. Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven. Verf. Heere geef hun de eeuwige rust^ en laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Antw. Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven. \_Vervolgens leest men bier de Lauden, te weten op die dagen als 'er maar een Drietal van Pfaimqn en Lesfen gelezen wordt.] Deze drie Pfalmen en Leffen zyn voor den Dingsdag en den Vrydag. Toezang. In een grazige plaats heeft Hij m j gefield, PSALM 22. T~\E Heere beftuurt mij, en mij zal JL/ niets ontbreken: in een grazige plaats heeft hij mij gefteld. Hij heeft mij opgevoed bij verfrisfchende wateren: Hij heeft mijne ziel, herfteld. Hij heeft mij op de paden der gerechtigheid geleid om zijnen naam. Ook  DIE OVERLEDEN ZIJtf. 2J Ook al wandelde ik in 't midden van de fchaduwe des doods, 7.00 zal ik geen kwaad vrezen: want Gij mee mij zijr. Uw (tok en nw flaf zijn st, die mij vertroost hebben. Gij hebt voor mijn aanfehijn eene tafel toegeregt: tegen over de genen die mij verdrukken. Gij hebt mijn hoofd met olie gezalfd: en hoe kostelijk is mijn dronkenmakende beker 1 En uwe barmhartigheid zal mij volgen, alle de dagen miins levens. pp dat ik langen tijd wone in het Huis des Heeren. Heere geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. In eene grazige plaats heeft Hij mij gefteld. * Gedenk de misdaden mijner jongheid niet: noch mijne onwetendheden. PSALM 24. TOt U, Heere, heb ik mijne ziel opgeheven: mijn God op ü betrouw ik, laat mij niet befchaamd wor den. B v En  26 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN. En laat niet toe dat mijne vijanden mij uitlagchen : want allen , die U verbeiden, zullen niet befchaamd worden. Laat zij befchaamd worden, allen, die ongerechtigheid plegen zonder reden. Toon mij, Heere, uwe wegen: en leer mij uwe paden. Beltuur mij in uwe waarheid, en onderwijs mij : want Gij zijt God mijn verlosfer, en op U heb ik gewagt den gehelen dag. Wees gedagtig, Heere, uwer erbarmingen: en uwer barmhartigheden,die van alle eeuwen geweest zijn. Gedenk de misdaden mijner {engheid niet: noch mijne onwetendheden. Doch gedenk mijner naar uwe barmhartigheid: om uwe goedheid, Heere. De Heere is zoet en regt: daarom zal Hij de zondaren onderwijzen in den weg. Hij zal de zagtmoedigen befturen in gerechtigheid: Hij zal de goedertierenen zijne wegen leren. Alle de wegen des Heeren zijn barmhartigheid en waarheid; den genen die zijn verbond en zijne getuigenïsfen zoeken. Om uwen naam, Heer, zult Gij mijner  DIE OVERLEDEN ZIJN. 27 ner zonde genadig zijn : want zij talrijk is. Wie is de menfch, die den Heere vreest: Hij onderwijst hem in den weg , welken hij verkoren heeft? Z'jne ziel zal in het goede verblijven : en zijn zaad zal de aarde beërven. De Heere is een vaste flut den genen die Hem vrezen: en zijn verbond om het hen te doen kennen. Mijne ogen zijn altijd op den Heere: want Hij is 't, die mijne voeten uit den ftrik zal trekken. Zie op mij, en ontferm U mijner: want ik ben alléén en arm. De benaauwdheden mijns harte zijn vermenigvuldigd: trek mij toch uit mijnen nood. Zie mijne vernedering, en mijne zwarigheid aan: en vergeef mij alle mijne misdaden. Aanzie mijne vijanden, want zij zijn vermenigvuldigd; en zij haten mij met eenen onrechtvaardigen haat. Bewaar mijne ziel, en verlos mij: laat mij niet befchaamd worden, want op ü heb ik mijne hoop gefield. De onnozelen en rechtvaardigen hebben mij aangehangen: om dat ik op ü wagtte. O God  28 GETIJDEN VOOR. DE GELOVIGEN O God verlos Ifraël, uit alle zijne verdrukkingen. Heere, geef hun de eeuwige rus". En laat het eeuwig 1 cht hun ver- fchijnen. Toezang. Gedenk de misdaden mijner jongheid niet: noch mijne onwetendheden. * Ik geloof dat ik de goederen des Heeren zal zien, in het Land der levenden. Psalm 26. Ï~\E Heere is mijn licht, en mijn heil: \J? voor wien zal ik vrezen ? De Heere is de befchermer mijns lc» vens:voor wien zal ik fchrikken Als de booswigten op my aan vielen, om mijn vleefch te eten. Mijne vijanden die mij verdrukken: zo zijn zij zelf befweken en gevallen. Al iTondt ;er een feèirleger cegers mij aan, m>jn hart zal niet vrezen Al ftondt 'er een krijgflag tegens mij op, zo zal ik daarin hopen. Eene zaak heb ik den Heere gebe den, deze zal ik zoeken: dat ik mag wonen in het Huis des Heeren alle de dagen mijns levens. Dat  DIE OVERLEDEN ZIJN 20 Dat ik de genoegte des Heeren mag befchouwen: en bezoeken zijnen Tem» pel. Want Hij heeft mij geborgen in zijn Tabernakel, in den dag des onheiis heeft Hij mij befchermd in 't verborgen van zijn Tabernakel. Op eene rotze heeft Hij mij verheven: en nu heeft hij mijn, hoofd ver» heven boven mijne vijanden. Ik ben omgegaan, en heb eene offerande van groot gejuich opgedragen in zijne woon ten te: ik zal zingen, en met lofzangen den Heere vereren. Heere, verhoor mijne ftem , daar ik tot ü mede geroepen heb: ontferm ü mijner, en ;erhoor mij. Mijn hart heeft tot ü gefproken, mijn aangezigt heeft ü gezogt:uw aan. fchijn, Heere, zal ik zoeken. Keer toch uw aanfchijn van mij niet af: en wïjk niet weg in uwe gramfchap van uwen dienaar. Wees mijn helper, en verlaat mij niet: noch verfmaad mij, ó God mijn heil. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten : maar de Heere heeft mij opgenomen. Onderwijs mij, Heere,3n uwen weg: en  3o GETIJDEN VOOR DE GELOV GEN en beftuur mij op het regte pad om mijne vijanden. Geef mij niet over aan den wille der genen die mij verdrukken: want daar zijn valfche getuigen tegers mij opgedaan, en de boosheid heeft tegens haar zelve gelogen» Ik geloof dat ik de goederen des Heeren zal zien, in het Land der levenden. Verwagt den Heere, draag u mannelijk: en wees kloek van harte en verbeid den Heere. Heere geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun ver fchijnen. Toezang. Ik geloof dat ik de goederen des Heeren zal zien, in het Land der levenden. Kerf. De Heere Helle hen bij de Vorften. Antw. Bij de Vorften zijns volks. Onze Vader, in Jiilte. IV. LE SSE. JOB 13. ANtwoord mij: Hoe groot is het getal mijner ongerechtigheden, en zonden ? Toon mij mijne boosheden , en overtredingen. Waarom verbergt Gif uw aangezigt, en houdt Gij mij voor uwen  die overleden zij*. 31 uwen vijand ? Tekens een blad, dat door den wind gevingerd wordt, toont Gij uwe magt, en vervolgt een dorre ftoppel. Want G'j fchrijft bitterheden tegens mij, en Gij wilt mj vernielen met de zonden mijner jorgheid. Gij hebt mijnen voet in de bocijen gefloten , gij hebt agt gegeven op alle mijne paden, en op alle de Happen mijner voeten gelet: daar ik toch haast vergaan zal als of ik verrot ware, en worden als een kleed dat van de mot gegeten wordt* Antw.^ O God wees mijner gedagtig, want mijn leven is een wind: en laat geen menfchen ogen mij aanfchouwer. Verf. Uit de dieptens heb ik geroepen tot U, ó Heere: Heere verhoor mijne ftem. Antw, En laat geen menfchen ogen mij aanfchouwen. V. Lesse- job 14. DE menfch uit eene vrouwe geboren , leeft een korten tijd , en wordt vervuld met vele elenden. Hij gaat op gelijk een bloem, en wordt vertreden: hij vlugt gelijk een fchaduwe: en blijf nooit in denzelfdcn ftaau En  32 getijden voor de gelovigen En agc Gij 't waardig op zodanigeuuwe ogen te openen , en hem met U in het gerecht te trekken ? Wie kan hem zuiver maken , die van ocztiiveren' zade geteeld is? Zijt Gij het niet alleen? Kort zijn des menfchen dagen: 't getal zijner mamden is bij li: Gi; hebt hem palen gefteld, die niet zullen kunnen overtreden worden. Wijs een weinig van hem af, op dat hij wat moge rusten: tot dat zijn gewenfcbte dag , gelijk van een' dagloner, kome. Antw. Aij mij, Heere, dat ik zo veel gezondigd heb in mijn leven! Wat zal ik elendige doen? Waar zal ik vlugten, dan tot U, mijn God? Wees mijner genadig, als Gij zult komen ten jongften dage. Verf. Mijne ziel is zeer ontroerd : maar Gij, Heere, kom haar te hulp. Antw. Wees mijner genadig, als Gij zult komen ten jongften dage. VI. Lesse. job. 14. Wie zal mij geven, dat Gij mij in de helle bedekt , en mij verbergt,tot dat uwe verbolgenheid voorbij is, en dat Gij mij een' tijd fielt, in welken Gij mijner gedenken moogr. Meent  DIE OVERLEDEN ZIJN. 33 Meent Gij ook dat een dood menfch wederom leven zaf ? Alle da^en in welke ik no ftrijde, wagc ik dat mijne rfr?tnde7Dff komt' Of** mij roeptn! en ik zal U antwoorden: aan het werk uwer handen zult Gij de rechterhand toereiken Gij hebt wel mijne gaten geteld: doch wees mijne zonden, ee. nadig. » faC Antw. Heere , gedenk mijner zonden met als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vuur. *ulJ^n Verf. Heere mijn God, beftunr miinen weg voor uw aanfchijn. J Antw. Als Gij de Waereld zult komen oordelen Goor het vuur. Vtrf. Heere, geef hun de eeuwige ruften laat het eeuwig licht hun verfcnijl nen. J Antw. Als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vuur. [Virvolgens leest men hier de Lauden zoo dikmaals als 'er maar één Drietal van PJalmen en Lesfen gelezen wordt.] Deze drh Pfalmen en Lesfen zijn voorden Woensdag en den Saturdag, Toezang. Keere, Iaat het U behagen C dat  34 GSTIJCEN VOOR DE GELOVIGEN dat G j mij verlost: Heere, zie op om mij te helpen. PSALM 39. AL wagtende heb ik den Heere verwagt : en Hij heeft mij aangehoord. ' ; En Hij heeft mijne gebeden verhoord: en mij getrokken uit den poel der elende en uit bet modderflijk. En Hij heeft mijne voeten op eene rotze geüeid:en mijne gangen beftuurd. En Hij heeft mij een nieuw gezang in deu mond gegeven: een' lofzang voor onzen God Velen zullen u zien en vrezen, en op den Heere hopen. Gelukkig is de man, wiens hoop de Naam des Heeren is: cn die niet heeft omgezien naar eidelheden of valfche dwaasheden. Heere mijn God, vele zijn uwe wonderen, die Gij gedaan hebt: en in uwe gedagten is niemand uws gelijk. Ik heb ze verkondigd „ en 'er van gefproken: zij zijn vermenigvuldigd boven mate, . Slagtoffer en fpijsoffer hebt Gij met gewild: maar Gij hebt mij de oren ge' öpend. Brand-  DIB OVERLEDEN ZIJN. 35 Brandoffer en zondeoffer hebt Gij mee begeerd. Toen zeide ik , zie ik kom. In den inhoud des Boeks is van mij geichreven, dat ik uwen wii doen zoude, mijn God , ik heb 'er naar getracht, en uwe Wet in 't binnenfte mijns harten. m Ik heb uwe rechtvaardigheid verkondigd in eene grote vergadering: zie ik zal mijne lippen niet doen ophouden, Heere, Gij weet het. Uwe rechtvaardigheid heb ik niet in mijn hart verborgen • van uwe waarheid en van uw heil heb ik gefproken. Ik heb uwe barmhartigheid, en uwe waarheid niet verborgen, voorde grote gemeente. Gij dan , Heere, wend toch uwe barmhartigheden van mij niet af: uwe barmhartigheid en uwe waarheid hebben mij altijd behoed. Want mij hebben elenden omvangen die zonaer getal zijn: mijne ongerechtigheden hebben mij overrompeld, en ik kon niet zien. Zij zijn menigvuldiger als de hairen mijns hoofds: en mijn hart heeft mij verlaten. Heere, Iaat het U behagen dat Gij mij C 2 ver-  30 GETJJDEN VOOR DE GELOVIGEN. verlost: Heere, zie op, om mij te helpen. Dat zij befchaamd en te famen te fchande worden , allen die mijne ziel zoeken, om ze weg te nemen. Dat zij te rugge wijken, en befchaamd worden, die mij kwaad willen. Dat zij fchielijk hunne fchaamte dragen , die mij zeggen: fta daar wel. Laat zij verheugd en blijde zijn in U, allen die ü zoeken: en dat zij, die uw heil beminnen, altijd zeggen: hooggeloofd zij de Heere. Doch ik ben arm en behoeftig: dan de Heere is voor mij bezorgd. Gij zijt mijn helper mijn befchermer: mijn God vertoef niet. Heere, geef hun de eeuwige ruft. En laat het eeuwig licht hun verfcbijnen, Toezang, Heere ,laat het U behagen dat Gij mij verlost: Heere zie op om mij te helpen. * Heere genees mijne ziel: want ik heb tegens U gezondigd. psalm 40. Gelukkig is hij,die zig den behoefd* gen en) armen aantrekt: in den kwa-  DIE OVERLEDEN ZIJN. 37 kwaden dag zal hem de Heere verlos fen. De Heere beware hem, en behoude hem het leven, en make hem gelukkig op der Aarde: en hij geve hem niet over aan den wille zijner vijanden. De Heere kome hem te hulp op het bed zijner imarte: Gij hebt geheel zijn bedde in zijne krankheid omgekeerd. Ik heb gezeid , Heere ontferm U mijner : genees mijne ziel, want ik heb tegens U gezondigd. Mijne vijanden hebben mij kwaad gewenfcht: Wanneer zal hij fterven, en zijn naam vergaan ? En als 'er een binnen kwam,om te zien, die fprak bedrieglijk:zijn hart verzamelde voor zig boosheid: en als hij buiten kwam, fprak hij ze uit. Alle mijne vijanden hebben te famen tegens mij gemompeld: en tegens mij beraamd, 't gene mij kwaad was. Zij hebben een boos ftuk tegens mij befloten;: die flaapt, zal die niet weder opftaan ? Zelfs mijn bondgenoot, op wien ik betrouwde: die mijn brood at, heeft ftoutelijk zijnen voet opgeheven om mij te vertreden. m ^ 3 Maar  38 getijoen voor de gelovigen. Maar Gij Heere , ontferm U mijner, en wek mij weder op: en ik zal *t hun vergelden. Daar aan merk ik dat Gij uw behagen in mij gehad hebt: dat mijn vijand zig over mij niet verblijden zal. Gij toch hebt mij opgcromen om mijne onnozelheid: en mij vast gefield voor uw aanfchijn in der eeuwigheid. Geloofd zij de Hsere, de God van Ifraël, van eeuwe tot eeuwe : zo moet het zijn, zo moet het zijn. Hccre , geef hun de eeuwige ruft, En laat het eeuwig licht hun ver fchijnen. Toezang. Heere, genees mijne ziel: want ik heb tegens U gezondigd. * Mijne ziel dorst naar den levenden God : wanneer zal ik komen, en verfchijnen voor het aanfchijn des Heeren? Psalm 41. GElijk een hart fnakt naar de waterbronnen: zo verlangt mijne ziel tot U, ó God. Mijne ziel dorst naar den magtigen levenden God: wanneer zal ik komen, en verfchijnen voor Gods aanfchijn ? Mijne traifen zijn mijn brood dag en nacht:  DIE OVERLEDRN Zrjtf. 39 nacht: terwijl men mij dagelijks zegt Waar is uw God? Dit ben ik indagtig, en (lort nrjne ziel in mij uit: want ik zal doorgaan naar de pl3atfc der wonderlijke Wooninge, tot in het Huis Gods. Met een (tem van verhcugïnge en lof: onder een geluid der genen die blijde maaltijd houden. Waarom zijt gij bedroefd , mijne ziel: en waarom ontftelt gij mij. Betrouw op God: want ik ?al hem nog loven, hij is het heil mijns aan* fch'jns, en mijn God. Mijne ziel is in mij omfMd: daarom zal ik uwer gedagrig zijn uit 't land der Jordane, vanHcrmon, van den kleinen berg. De eene afgrond roept den anderen, onder 'c gedruifch van uwe waterfluizen. Alle uwe hoge vloeden,en baren zijn over mij gekomen. In den dag heeft de Heere zijne barm. hartigheid bevolen: en in de nacht is zijn gezang bij mij. Het gebed tot den God mijns levens, [k zal tot God zeggen: Gij zijt mijn behoeder. C 4 Waarom  40 getijden voor de gelovigen, Waarom hebt Gij mij vergeten; en waarom ga ik bedroefd, als de vijand mij verdrukt ? Als mijne beenderen verbriesfeld wier den, befchimpten mij mijne vijanden. Zeggende mij dagelijks, Waar is uw God ? Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, en waarom omüeld gij mij? Betrouw op God: want ik zal hem nog loven : hij is het heil mijns aanfchiins, en mijn God. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toez ng. M'jne ziel dorst naar den levenden God : wanneer zal ik komen , en verfchijnen voor her. aanfchijn des Heeren. Kerf. Geef de zielen die U belijden niet aan de beesten over. Antw. En vergeet de ziele uwer armen niet ten einde toe. Onze Vader, in ftiite*. VU. Lesse. job 17. MYn geest gaat verminderen, mijne dagen gaan korten, en alleen blijft het graf mij overig. Jk heb niet mi&* daan, en mijn oog blijft bitterheden zien.  die OVERLEDEN ZiJN. 41 zien. Verïos mij, Heere, en ftd mij nevens CJ, en laat dan, wiens h-md het ook zij, tegens mij ftrijden. M?jne dagen zijn vergaan, mijne gedagtén zijn verjdeld, en pijnigen mijn hart. De nacht hebben zijn in den -dag veranderd: en na de duifternis hoop ik weer op het licht, Of ik al wagt, het graf is toch mijn huis, en in de duifternis heb ik mijn bed gemaakt. Tot de verrotting heb ik gezeid: G j zijt mijn vader: en tot de wormen: Mijne moeder, en mijne zufter, Waar is dan nu mijne vcrwagting, en wie befchouwc mijne verduldigheid? Antw. De vrees des doods ontroert mij, terwijl ik dagelijks zondig,en geen boete doe: want in de Hei is geen'ver losfing. Ontferm U mijner, ó God, en behoud mij. Verf. Heere, maak m:j zalig in uwen naam, en verlos mij door uwe kragt. Antw. Want in de Hel is geen verlosfing. Ontferm U mijner, 6 God, en behoud mij. VI 11. Les se. job 19, MYn gebeente hangt aan mijn vel zijnde 'c vlcefch verteerd: alleenC 5 Hik  42 GETJJDiiN VOOR DE GELOVIGEN lijk zija de lippen om mijne tanden gebleven. Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, ten minflen gij mijne vrien den: want de band des Heeren heeft mij geraakt. Waarom vervolgt gij mij, even a's God, en waarom verzadigt gij u met mijn vleefch? Wie . verleent mij dat mijne redenen gefchreven worden ? Wie geve mij , dat zij in een boek gedrukt worden met een' ijzeren fchrijfftijl, en ineen loodtn plaat, of wel in een' harden (leen srehafct worden ? War t ik weet dat mijn Verlosfer leeft, en dat ik ten jongden dage uit de aarde zal op(taan. F.n ik zal wederom met mijn vel overtrokken worden, en in mijn vleefch zal ik mijnen God zien. Ik zal Hem zelf zien, en nrJjoe ogen zullen Hem befchouwen, en niet een ander. Deze mijne hoop isopgefloten in mijnen boe zcm. Antw. HL'cre, oordeel m'j niet naar mijne werkt n: want ik heb nietswaardigs gedaan voor uw aanfchijn. Danrom bid ik uwe Majefteic, dat Gij, o God, mijne misdaden wilt uitwisfehen. Verf. Heere, wnfch mij noch meer van mijne ongerechtigheid, en zuiver mij van mijne zonden. Antw.  dib overleden z?Jtf. 43 Antw. Dat Gij, ó God, mijne misdaden wik uitwisfchen, IX. Lesse. job. X. WAarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebragt? Ach, dat ik toch vergaan ware, dat mij geen oog gezien had! Zo zoude ik geweest zijn, als of ik niet ware, van de baarmoeder ten grave gebragt. Zal de kortheid nvjner dagen niet haasc een einde nemen ? Laat mij dan wat met rust, dat ik een weinig over mijne fmart klage : eer dat ik ga om niet weder te keren, tot het dui'ïer land,met de duisterheid des doods bedekt, tot dat land van eiende en dikke duifternis, daar de fchaduwe des doods is,en daar geengefchiktheid, maar een altijd durende nare fchrikke lijkheid inwoont. Antw. Verlos mij: Heere, van den eeuwigen dood, in dien fchromelrken dag: als de Hemelen en de Aarde zullen beroerd worden: als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vuur. Ferf. Ik ben befehroomd geworden, en ik vrees tegen dat het onderzoek komen zal, en de toekomende gramfchap. Antw  44 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN Aniu. Als de Hemelen en de Aarde zullen beroerd worden: als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vnur. Verf. Die dag is een dag van gramfchap, van onheil en-etende, een grote en zeer bittere dag. Antw. Als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vuur Verf. Heere , geef hun de eeuwige rust: en laat het eeuwig .licht hun ver fchijnen. Antw. Verlos -mij, Heere, van den eeuwigen dood, in dien fchroomeMjken dag: ais de Hemelen en de Aarde zal ien beroerd worden: als Gij de Waereld zult komen oordelen door het vuur. ~De volgende Beantwoording word gelezen in de plaats van de voorgaande, op die tijden als men maar drie Ffalmefi en drie Lesfen in de Met!en leest. Aniw. Verlos mij , Heere, van de wegen der Helle, Gij, die de metalen poorten verbroken, eo de Hel bezogt, en hun het licht gegeven hebt, op dat zij U zien zouden, die daar waren in de pijnen der duifternisfen. Verf Roepende en zeggende: Gij zijt gekomen , onze Verlosfer. Antw.  die overleden zijn. 4)' Antw, Die daar waren in de pijnen der duifternisfen. VerJ* Heere, geef hun de eeuwige rust: en laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Antw. Die daar waren ia de pijnen der duifternisfen, DE LAUDEN o f Het Lofgebed» Toezang. De vernederde beenderen zullen zig voor den Heere verheugen. Psalm. jo. ONtferm L7 mijner, ö God , naar uwe grote barmhartigheid. En naar de menigte uwe erbarmingen, wifch mijne boosheid uit. Wafch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid: en reinig mij van mijne zonde. Want ik beken mijne boosheid: en mijne zonde is altijd, voor mij. U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor U gedaan; zo dat Gij rechtvaar- dig  40 GETIJDEN VOOa DE GELOVIGEN dig zijt in uwe woorden, en overwint als gij veroordeeld wordt. Want zie ik ben in boosheden ge. teeld: en in zonden heeft nuj mijne moeder ontvangen. Want zie, Gij hebt de waarheid bemind : de onbekende en verborgen gegeheimen uwer wijsheid hebt Gij mij g( öpenbaard. Gij zult mij befproeijen met hijfoop, en ik zal gereinigd worden : Gij zult mij wasfchen, en boven fneeuw zal ik wit worden. Vreugde en blijdfchap zult Gij mij deen horen: en mijne vernederde beenderen zullen zig verheugen, K er uw aangezigt af van mijne zonden : en wiich alle mijne boosheden uit. Schep in mij, ó God ,een zuiver hart: en vernieuw den rechten geest in mijn binnenite. Verwerp mij niet van uw aanfchijn: cn neem uwen heiligen Geest van mij niet weg. Geef mij weder de blijdfchap uws heils: cn verdenk mij met eenen geest, die mij aanleidt-. Ik zal de bozen uwe wegen leren : en  die overleden zijn. 47 en de godlozen zullen tot U bekeerd worden. Verlos mij van de bloedfchulden, ó God, God mijns heils: en mijne tong zal uwe rechtvaardigheid roemen. Heere, Gij zult mijne lippen opendoen: en mijn mond zal uwen lof verkondigen. Want hadt Gij offerande begeerd, ik zou ze U wel opgedragen hebben: Gij zult in de brandoffers geen genoegen nemen. Een bedrukte geest is voor God eene offerande, een vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, ó God, niet verfmaden. Heere , begunstig Zion volgens uwe goedertierenheid; cn laat de muren van Jerufalem opgebouwd worden. Dan zult' Gij de offerande der rechtvaardigheid, de opdragten en de brandoffers aar nemen: dan zullen zij kalveren op uw altaar leggen. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. De vernederde beenderen zullen zig voor den Heere verheugen * Heere , verhoor mijn gebed : alle vleefch zal tot U komen. psalm  48 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN PSALM 64* OGod, in Zion moet men U lofzangen: en in Jerufalem zal men U beioue betalen. Verhoor mijn gebed: alle vleefch zal tot CJ komen, De woorden der godlozen hebben de overhand over ons genomen: doch Gij zult ons onze zonden vergeven. Zalig, dien Gij verkoren, en opgenomen hebt: hij zal wonen in uwe voorhoven. Wij zullen vcrvu'd worden door de goederen uws Huis: heilig is uw Tempel , en wonderbaar in gerechtigheid. Verhoor ons, ö God, onze Heiland: Gij, die de hoop zijt van alle de uiteinden der Aarde, en van die verre in de Zee zijn. Die de bergen vastzet door uwe kragt, en met magt zijt toegerust: die de holle Zee beroert, en 't gedruifch barer golven. De volkeren zullen verbaasd worden, en die aan de uiterfte palen wonen , zullen vrezen voor uwe wondertekenen: daar de dag op een onder gaat, zult Gij het al vrolijk maken. Gij  die overleden zijn. 49 Gij bezoekt de Aarde , eri bevogtigt ze mildelijk: Gij vult ze op met rijke vrugten. De beek Gods is met wateren vervuld , Gij hebt hun fpijze toebereid, want al. dus is zij toebereid. Vervul hare waterlopen, vermeend vuldig haar gewas: door hare regendruppelen zal zij vrolijk uitfpruiten. Gij zult den omloop des jaars door uwe goedertierenheid zegenen: en u^e velden zullen met vrugtbaarheid vervuld worden* De fchone plaatzen der wildernisfe zullen vet worden: en de heuvelen zullen met vrolijkheid omringd liaan. De rammen der kudden zijn bekleed, en de vlakke landen vloeden over van koorn : zij zullen roepen en ook lof zingen. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, verhoor mijn gebed : alle vleefch zal tot Ü komen * Uwe regterhand heeft gij onderfteunt, Heere. J D psalm  5o GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN , PSALM 62. OGod, Gij zijt mijn God4 tot U waak ik van den vroegen morgen. Mijne ziel dorst naar U: hoe menigmaal dorst naar U mijn vleesch. In een woest, wild en dor land: zo vertoon ik mij voor U in het Heiligdom om uwe magt en uwe heerlijkheid te aanfchouwen. Want uwe barmhartigheid gaat alle leven te boven: mijne lippen zullen U lof zingen. Zo zal ik LT zegenen mijn leven lang: en in uwen Naam zal ik mijne handen opheffen. Zo, dat mijne ziel als met fmeer en vettigheid vervuld worde: en met vrolijke lippen zal mijn mond lof uitgeven. Als ik op mijn bedde uwer gedagtig was, dagt ik op ü 's morgens: want Gij zijt mijn Helper geweest. En ik zal mij verheugen onder de fchaduwe uwer vleugelen: mijne ziel is U overal gevolgd: uweregterhand heeft mij onderfteund. Maar zij ftonden mij te vergeefs naar het leven, zij zullen onder de Aarde * da-  die overleden zijn. 51 dalen:zii zullen in het zwaard vallen, en den vpsfen ten rove worden. Maar de Koning zal zig in God verblijden; allen die bij hem zweren 5 zul* len zig beroemen: om dat de mond der kwalijk fpre&ers geftopt is. Psalm 667 GOd zij ons barmhartig, en geve ons zijnen stegen* Hij beichijne ons mee zijn aanfchijn, en tone ons genade. Op dat wij uwen weg op der Aarde kennen: en uw heil onder alle volken. Dat de volken, ó God, ü loven: dat alle volken U eer geven. Laat de volkeren blijde zijn, en zig verheugen.: want Gij oordeelt de volken in gerechtigheid, en beftuurt de heidenen op der Aarde: * Dat de volken, ö God, Ü loven, dat alle volken ü eer brengen; de Aarde heeft hare vrucht gegeven. _God wil ons zegenen , onze God , God wil ons zegenen: en dat Hem alle uiterfte palen des Aardrijks vrezen. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfenijnen. D 2 Toe»  52 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN Toezang. Uwe regterhand heeft mij onderftcund, Heere. * Heere, verlos mijne ziel van de magt der Helle. Gezang van Ezechias. psalm. 38. ÏK heb gezegd: in het midden mijner dagen zal ik naar de poorten der Helle gaan. Ik zogt naar 't overige mijner jaren. Ik zeide: Nu zal ik den Heere mijnen God niet zien in het Land der levenden. Nu zal ik geen menfch meer aanzien : noch die daar woont in rust. Mijn levenstijd is weggenomen , en van mij weggevoerd, gelijk een harders hut. ^Mijn leven is afgefneden als een wevers web: Hij heeft mij afgefneden, daar ik eerst ben : tusfchen den morgen en den avondftond zult Gij mij ten einde brengen. Ik hoopte nog tot den morgenftond: gelijk een leeuw zo brak Hij alle mijne gebeenten. Tusfchen den morgen en den avondftond  DIE OVERLEDEN ZIJN 53 {fond zult Gij mij ten einde brengen: ik zal piepen als een jonge fwaluwe,ik zal zugcen als een duif. Mijne ogen zijn zwak geworden, door het opzien naar omhoog. Heere, ik lijde geweld, fpreek toch voor mij. Wat zeg ik en hoe zoude hij voor mij fpreken, daar hij het zelf gedaan heeft. Ik zal voor U alle mijne jaren gaan herdenken, in de bitterheid mijner ziele. Heere, indien men zo leeft, en het leven mijner ziele daarin beltaat, zo zult gij mij kastijden, en laten leven. Zie in den vrede is mijne bitterheid de allerbitterfte. Doch Gij hebt mijne ziel uit het verderf getrokken : Gij hebt alle mijne zonden agter uwen rug geworpen. Want de Hel zal U niet loven, noch de dood zal U prijzen: die ten grave dalen , zullen op uwe waarheid niet wagten. De levende, de levende zal Uloven, gelijk ik ook heden doe: de vader zal den kinderen uwe waarheid bekend ma* ken. Heere,behoud mij,zo zullen wy onD 3 ze  54 GETIJDEN VOOR. DE GELOVIGEN ze lofzangen zingen, alle de dagen on* zes levens, in het huis des Heeren. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, verlos mijne ziel van de magt der Helle. f Al, wat ademt, love den Heere, PSALM 148. LGoft den Heere gij van de Heme» len: looft Hem in het allerhoogfte. Looft Hem alle zijne Engelen i looft Hem alle zijne heirkragten. Looft Hem zon en maan; looft Hem alle ftarren en licht. Looft Hem gij Hemelen der Hemelen , en alle wateren die boven de Hemelen zijn. Dat zij den Naam des Heeren loven. Want Hij fprak; en zij waren gemaakt. Hij beval, en zij waren gefchapen. Hij heeft ze bevestigd voor eeuwig} en voor altoos: Hij heeft ze een bevel geven, dat niet zal voorbijgaan. Looft den Heere gij van der Aarde: grote visfchen, en alle afgronden. Vuur, hagel, fneeuw, ijs, en ftormwinden: die zijn bevel volbrengen. Ber-  DIE OVERLEDEN ZIJN. $5 Bergen en alle heuvelen: vrugt dra» gend houtgewas, en alle cederbomen. Beeften , en allerhande vee : kruipende dieren, en gevleugelde vogelen. Koningen der Aarde, en alle volkeren: Vorften en alle Rechters der Aarde* Jongelingen en maagden, ouden met jongen : dat zij den Naam des Heeren loven: want zijn Naam alléén is hoog verheven. Zijn lof ftrekt over Hemel en Aarde: en Hij heeft den hoorn zijns volks verheven. Hem loven alle zijne Heiligen: de kinderen van Ifraël:het volk,dat Hem nadert* 9 S ALM 149. Zingt den Heere een nieuw gezang: lóf zij Hem, in de vergadering der Heiligen. Ifraël verblijde zig in den genen die hem gemaakt heeft: en de kinderen van Sion verheugen zig in hunnen Koning. Zij loven aan reijen zijnen Naam : en fpelen Hem lof met trommel en harpe. Want de Heere heefc een welbehagen in zijn volk: en Hij zal de D 4 zagt-  56 getijden voor de gelovigen. zagtmoedigen ter zaligheid verheffen. De Heiligen zullen met luister van vreugde opfpringen : zij zullen zig verblijden over hun rustplaatzen. Gods roem en lof zal in hunnen mond zijn: en tweefnijdende zwaarden in hunne handen. Om wrake te nemen over de Heidenen: en de volkeren te taffen. Om hunne Koningen in de boeijen te fluiten: en hunne Edelen in ijzere banden. Om her befchreven vonnis over hen u't te oeffenen. Deze luister is voor alle zijne Heiligen. psalm 150. LOoft den Heere in zijn Heiligdom: looft Hem in het uitfpanzel zijner kragt e. Looft Hem in zijne mogendheden: looft Hem naar zijne zeer grote heerlijkheid. Looft Hem met geklank der bazuine: looft Hem op harpen, en op fluiten. Looft hem met trommelklank, en aan reijen : looft Hem met fnaarefpel , en orgel. Looft Hem met zoet luidende klink- trom-  DIS OVERLEDEN ZIJN. 57 trommelen, looft Hem met klinktrommelen van vrolijk geluid. Al, wat ademt, love den Heere. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun ver* fchijnen. Toezang A', wat ademt, love den Heere Verf. Ik hoorde eene ftem uit den H. md tot mij zeggen. Antw. Zalig zijn de doden , die in den Heere fterven. Toezang. Ik ben de verrijzenis en het leven: die in Mij gelooft, zal leven, al is hij al geftorven. En al wie leeft, en in Mij gelooft, die zal in der eeuwig, heid niet fterven. Lofzang van Zacbarias Luk. i. GEioofd zij de Heere God van Ifraël: dat Hij zijn volk bezogt, en verlosfing gegeven heeft. En ons een hoorn der zaligheid heeft opgeregt, in 't huis van zijnen dienaar David* Gelijk Hij had toegezegd door den moed zijner heilige Profeeten, die 'er van alle tijden geweest zijn: Dat Hij ons zoude verlosfen van onD 5 ze  58 GETIJDEN VOOR DE GELOVIGEN ze vijanden, en uit de hand van allen, die ons haten. Om barmhartigheid te doen met onze vaderen: en te gedenken aan zijn heilig Verbond: Den eed, dien Hij gezworen heeft aan onzen vader Abraham : pat Hij ons zoude geven, * Dat wij uit de hand onzer vijanden verlost zijnde, Hem zonder vrees zouden dienen. In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanfchijn, alle onze dagen. En gij, kind, zult een Piofeet des Allerhoogften genoemd worden: want Gij zult voor het aanfchijn des Heeren gaan, om zijne wegen te bereiden: Om zijn volk de kennisfe der zaligheid te geven , tot vergiffenis hunner zonden. Door de ingewanden der barmhartigheid van onzen God , door welke Hij ons is komen bezoeken , die nu verfchijnt van boven: Om de genen die in de duiflernis, en in dei fchaduwe des doods zicten, te verlichten-: om onze voeten te befturen op den we^ des vredes. Heere, geef hun de eeuwige ruft. En  DIJS OVERLEDEN ZJJV. En laat het eeuwig licht hun ver. fchijnen. Toezang. Ik ben de verrijzenis en het leven: die in Mij geloofr, zal leven, al is Hij al geftorven. En al wiejeeft, en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid niet fterven. Be volgende Gebeden zo h'er a's in de Fe[peren of bet Avond' Gebed woiden knielende gelezen, docb de cxxix. Pfalm alhier, en de cxlv. in de Fe [peren wordt a%terge* laten als men in de Metten of bet Fr weggebed negen Pfalmen en negen Lesfen leest. Onze Vader, in flilte en knielende. Ferf, En leid ons niet in bekoring. Antw. Maar verlos ons van den kwade. PSALM 129. Uit de dieptens heb ik geroepen tot U, ö Heere, Heere, verhoor mijne ftem, Laat uwe oren luisteren naar de ftem mijns fmekens. Indien Gij, Heere, de ongerechtighe* den gadeflaat: Heere, wie zal bcftaan? Om dat 'er genade b'j U is: en om uwe Wet, ó Heere, heb ik ü verbeid. Mijne  60 GETIJOEN VOOR. DE GELOVIGdN Mijne ziel heeft op zijn Woord ver beid: mijne/ ziel hetfc op den Heere gehoopr. Van den morgenftond tot in de nacht, moet Ifraël op den Heere hopen. Want bij den Heere is barmhartighdi: en bij Hem is overvloedige verlosfing. En Hij zal Ifraël verlosfen, uit alle zijne ongerechtigheden. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Verf, Van de magt der Helle- Antw, Verlos, Heere, hunne zielen. Verf. Laat ze rusten in vrede. Antw. Amen. Verf, Heere, verhoor mijn gebed. Antw, En mijn roepen kome tot U. Gebéd. OGod,die onder de uwe geestlijke dienaren de Apostolifche Priesters met de Bisfchoplijke of Priesterlijke waardigheid begaafd hebt: geef, bidden wij, dat zij ook in derzelvcr gezelfchap in alle eeuwigheid mogen leven. O God,  M DIK OVERLEDEN ZIJN. dl OGod, gever der genade, en minnaar der menfchelijke zaligheid, wij bidden uwe goedertierenheid, dai Gij de Broeders en Zusters onzer vergulering , onze weldoendeis en alle onze vrienden , die uit deze Waereld g^fcheiden zijn, op het voorbidden van de Heilige Maria altijd maagd met alle uwe Heiligen , tot de gemeenfehap der eeuwige zaligheid wilt brengen. OGod, Schepper en verlosfer van alle Gelovigen , geef aan uwe dienaars en dienaresfen vergiffenis van alle hunne zonden: op dat zj de genadige kwijtfchelding , daar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven Gij die leeft en heerfcht in alle eeuwigheid. A. Amen Verf Heere, geef hun de eeuwige rust. Antw. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Verf. Dat zij rusten in vrede. Antw. Amen. Gebed. Op Allerzielendag. OGod, Schepper en Verlosfer van alle gelovigen, geef aan uwe dienaars  02 GETIJDEN VOOR DE GELOViGEN naars en dienaresfen vergiffenis van alle hunne zonden: op dat zijde genadige kwijtfchelding, daar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven. Die leeft en heerfcht met God den Vader, in eenigheid des Heiligen Geefts, Godin alle eeuwigheid. A. Amen. Gebed, ah 'er iemand overleden is. VV7IJ bidden U, o Heere, verlos de W ziel van uwen dienaar N. op dat hij der Waereld geftorven zijnde, voor CJ moge leven: en reinig hem door de gunst uwer barmhartige genade van al het gene hij door menfchelijke fwakheid in dit leven misdaan heeft. Door onzen Heere Jefus Chriftus uwen Zoon, die met O leeft en heerfcht in de eenigheid des Heiligen Geelts, God in alle eeuwigheid. A. Amen. Op het Jaargetij. OGod, Heere der genade,geef de zielen van uwe dienaars en dienaresfen, welker Jaargetij wij nu houden ,  DIE OVERLEDEN ZIJN. 63 den, de plaats der verkwikkinge, de zalige rust, en het licht uwer beftralin ge. Door onzen Heere Jefus Cbrijius uwen Zoon, die met U leeft en heerfcht in de eenigheid des Heiligen Geefts , God in alle eeuwigheid. A. Amen. Voor Vader en Moeder. OGod die ons geboden hebt dat wij Vader en Moeder zullen eren : ontferm U genadiglijk over de zielen van onzen Vader en onze Moeder, en vergeef hunne zonden: en maak dat wij hen in de vreugde van het eeuwig licht mogen aanfehouwen. Door onzen Heere Jefus Cbrijius uwen Zoon, die met U leeft en heerfcht in de eenigheid des Heiligen Geefts , God in alle eeuwigheid. A, Amen. Voor een Mansperfoon. KJEig, ó Heere, uw oor tot onze i >l gebeden , door welke wij uwe barmhartigheid óotmoediglijk fmeken: dat Gij de ziel van uwen dienaar, die Gij uit deze Waereld hebt doen fchei- den  ó"4 getijden voor de gelovigen den, in hec land des vredes en des eeuwigen lichts wilt plaats geven, en in 't gezelfchap uwer Heiligen ontvangen. Door onzen Heere Jefus Cbrijius uwen Zooh , die met U leeft en heerfeht in de eenigheid des Heiligen Geefts, God in alle eeuwigheid. A. Amen. Voor een Vrouw sper Joon. TTTIJ bidden U, Heere, wees de ziele VV van uwe dienaresfe naar uwe goedertierenheid genadig: en herftel haar, nu gezuiverd van de befmertingen der fterflijkheid,in het erfdeel der eeuwige zaligheid. Door onzen Heere Jefus Cbrijius uwen Zoon, die met U leeft en heerfcht in de eenigheid des Heili gen Geefts, God in alle eeuwigheid, A, Amen. Te Amfterdam,by P. van Buuren, Boekverkoper op 't Schaapenplein, in de 4 Evangelisten.