Mèvincaw cte Seuneten-c » o Hnttl f Meviouw oe S «meterre I . . - .  D E BRUIDSCHAT VAN S U Z E T T E, OF DE GESCHIEDENIS VAN MEVROUW DE SENNEtERRE. Door haar zelve befchreyen* ÜIT HET FRANS CH* tn den H4AOEy hij J. C. LEEUWESTYN,   VOORREDEN. Vele boeken zijn er, waarvan hei wonder is, dat ze zo veel opgang makende moncrf heeft, voor lang, gezegd, dat zij dien opgang aan ene zeer natuurlijke oorzaak verjchuldigd waren, dat namelijk de fchr ijver $ van die werken er niet meer verjland in bragten, dan zij naar evenredigheid in de meeite lezers verenderjielden» Als men dit tegenwoordig herhaalde, zou men voor een onwellevend man gehouden worden ; en evenwel was de moncrf een bij' zonder beleefd man. De mode, die even jlellig ten op» zichte van letterkundige voortbreng, felen als van klederdrachten be/list, begeert thans iets buitengewoons; en wanneer een roihan maar verfchrik* 3 **  ÏV VOORREDEN. kelijk wonderbaar is , vergeeft men dien ligtelijk , dat hij het gezond wrjiand beledige. Door drie delen heen de menfchen bang te maken, en het vierde te hefteden, om te bewijzen, dat men niet had moeten fchrik. ken, zie daar het toppunt van bekwaamheid, j/oe het ook zijn mag, tegen het publiek moet men niet razen. Fele hoeken vinden een gunftig onthaal* £n dit bewijst deszelfs toegevendheid en zucht naar al wat nieuw is; maar met dat al is het zeker, dat de goede b eken alleen in wezen blijven , en dit bewijst den goeden fmaak des publieks Men kan van hetzelve zeggen het geen men van de Toneelfpelers zegt, over welken zo vele% menfchen zich ten onrechte beklagen: ,,dat zij - dikwijls middelmatige ftukken aan„ nemen \ maar dat men er geen een goed weet, dat zij hebben gewei» gerd» Terwijl men de mode of het gevoelen van het publiek eerbiedigt , is het nogthans geoorloofd hetzelve in zulks dwalingen, die van belang kunnen ziïn,  VOORREDEN. 9 zijn, tegen te gaan , en daaronder reken ik het bijna algemeen aangenomen denkbeeld, dat er meer vindingrijkheid is in een roman , die met tusfchenkomende gevallen is opgevuld , dan in zulk enen , waarin de gebeurtenis/en natuurlijkerwijze tiit het karakter der handelende perfonen voortvloeijen en zelfs dienen 9 om dat nader te ontwikkelen. De fchets van de Clarisfa Harlowe is in twee regels te maken: waarom? om dat het onderwerp verwonderlijk eenvoudig is. Een opzettelijk ke lichtmis wil een meisje verlei'den 9 dat uit goede heginjelen en uit ha* ren aart deugdzaam is , zie daar den gehelen roman* en evenwel ii het een van de dikjltn dte bekend zijn* Hoe veel verbeeldingskracht is er niet nodig geveest om dte fchets uittewerken, en altijd in denzelfden toejldnd te blijven, zonder op te houden van belangrijk te wezen! 'larisfa Harlowe komt mij voor ene wr>;;rheid te zijn die op het ktaarblijkefijkjte be~ wezen is; terwijl de nieuwe li mans daarentegen, naar leugens gelijken, * 3 di§  vi VOORREDEN. die men op hondertleij manieren verdraait , zonder ze voor anderen of voor z'ch zeiven waarfchijnelijk te kunnen maken De oude Dichters hebben de Waarheid geheel naakt verbeeld, ten einde hare oprechtheid aan te duiden; de dwaling komt mij veel eenveudi» ger voor. Om zich te bedriegen 9 heeft men jlechts zijne zinnen te vertrouwen; en om de waarheid te kennen , moet men gedurig waarnemen, en wel te deeg waarnemen 9 het geen zeer moeilijk is. Te denken , dat de Zon om 'de wereld draait, is ene eenvoudige dwaling, die voor verre de meeste menfchen zo baarblijkelijk is , dat ze geen bewijs nodig heeft; maar om te raden , dat het de aarde is, die draait, hoeveel verbeeldingskracht is daar niet toe nodig geweest! Tot aan de ontdekking van America , die nog zo nieuw is, hebben alle volken geloofd, dat Europa, Afia, en Africa alleen onze wereld uitmaakten ; die dwaling ftond bijna gelijk ■met ene volkomens zekerheid, Hoe veel  VOORREDEN. vu veel verbeeldingskracht bezat dan de man niet, die daar het eerst aan durfde twijfelen ! En het is echter in die twijfeling , dat de waarheid gelegen was. Fan het begin der wereld af, beflaat er niet, en heeft er nimmer beftaan ene grondregel van beftuur, die, ik zal niet zeggen in de praktijk, maar Jlechts in de theorie, algemeen is erkend gewarden. De Zede kunde drijft or zeker tusfchen duizend fi elfels, de merisch is een vraagftuk,dat de mensch te vergeefs poogt optelosfen; men ondervindt gewaarwordingen , zonder er de oorzaak van te weien; men zoekt dezelve en bedriegt zich; men wil ze bepalen en raakt het fpoor bijster; de eeuwen ■wentelen daar heen, en wij gaan van de ene dwaling tot de andere over terwijl men echter niet ophoudt te zeggen, dat de waarheid geheel naakt is. Ik geloof, dat men gene verbeelding nodig heeft, om mis te tasten, om te liegen , om buitengemeen te zijn; maar dat er veel nodig is, om * 4 na-  viii VOORREDEN. natuurlijk en waaragtig te wezen, zelfs dan, wanneer men verdicht, en dit is de flempel der grote fchrijvers die romans gemaakt hebben. Be Heloïfe van j. j, rousseaü zal van meer nut wezen voor de kennis van het menfchelijk hart, dan hondert boekdelen over de Zedekunde. Na tlarisfe en de Nouvelle Heloïfe aangehaald te hebben * zou het belachelijk wezen van de Bruidfchat van Suzetce te fpreken, en ik heb, Goddank, eigenliefde genoeg, om aan ze» digheid geen gebrek te hebben. Maar Wijl ik gaarne aan menfchen, die lezen , een denkbeeld geven wilde van de verbeeldingskracht, die er nodig is om waaragtig en vindingrijk te zijn, zal ik een fchrijver onder/lel» len , die de dankbaarheid fchilderen wil, zonder ze te verzwakken, te overdrijven Zie hier de eerjle vraag , die hij zich zeiven doen zal: „Is de dankbaarheid een gevoel van het hart tf ene pligtP9' Hier hebt gij het antwoord, hei vereischte enig nadenken» w 3&  VOORREDEN. IX In hare eerfle uitbarjling is de dankbaarheid een gevoel, dat meer of minder levendig is in evenredigheid van de meer of m('n dringende noodzakelijkheid der weldaad; als die eerjle uitbarjling voorbij is, neemt de dankbaarheid, als gevoel van *t hart befchouwd, af , en keert (Jan weder onder de klasje der pligten- „ De dankbaarheid', als een gevoel befchouwd, behoort geheel en al aan de natuur; vele dieren hebben haar met den tnensch gemeen. Maar als ene pligt befchouwd, behoort zij geheel en al aan de maatfchappzj. Het is de zegepraal van den maatfchappeiijken jlaat zulke gevoelens, die in den natuurlijken Jlaat, door de kracht van den tijd alleen zouden verzwakt zijn geworden, tot pligten te hebben gemaakt, wier waarneming deugd wordt Na deze onderfcheid'ng gemaakt te hebben , zal de fchrijver, die de dankbaarheid fchilderen wil, het ogenblik ontwaren, waarop zij ophoudt werkzaam te zijn, om niet meer, dan ene pUgt te wezen; maar een ver-  X VOORREDEN", vervulde pligt is bedroefd koud in een roman, waar alles in werking zijn most , en ziedaar ene nieuwe zwarigheid, Wat doet hij nu? Hij grondt de dankbaarheid op ene hevige drift; bij voorbeeld, op de liefde. Uitbarften kan die liefde niet, duizend re' denen dringen haar ziek voor aller ogen te verbergen ; maar zij beroert de perfoon, die haar gevoelt; zij fielt zich fchadeloos voor het bedwang ener drift, die men verdoven moet, door alle de werkzaamheid harer ziel in een gejoel over te brengen, dat zij mag laten blijken. De bedrogene aanfehouwers bewonderen de kracht der dankbaarheid, maar de kundige befchouw 'rs (en in deze geffeldheid zullen zich de lezers bevinden ) glimlachen over de g e e trouw, waarmee de liefde, zelfs terwijl zij zich vermomt, uitbarst, In de daad in zulk ene gepeldheid, indien zij gelukkig uitgedrukt was , zou meer vinding zijn, dan in ene verzameling van bouwvallen, fpoken en donder/lagen, tmdat het t&eval daar geen deel ter we»  VOORREDEN. Kt Wireld aan hebben zou, terwijl alles, het werk zou zjjn van de waarheid'9 en men gedurig toch herhalen moet, dat hst in het fchilderen van het» geen waar is, of waar kan zijn, alleen is , dat vindingrijkheid plaats heeft. Het is de eerfle maal niet, dat ik de pen voer, maar wel dat ik beproef een roman te fchrijven ; zeer kort is- hij zeker, want ik wantrouw' de mijne krachten ; ik zou hem nog meer in een hebben willen werken 9 vooral op de eerfle dertig bladzijden, maar het is mij niet mogelijk geweest. Ik heb een tafereel gefchetst van de tegenwoordige zeden, dit ver* eischte het onderwerp; de ondeugden, die de maatfehappij plagen, behoren tot het vak der faiyre. Hetgeen mij verontfchuldigt, is, dat ik niemand bepaaldelijk heb willen aanduiden; en hetgeen mij troost, is, dat niemand in de daad bekennen zal, dat hij er zich zeiven in erkent» Maar ik merk, dat de Foorreden langer wordt, dan het werk zelve, Wat meet men hier uit bejluiten? Bat  SIÏ VOORREDEN. Dat het gemakkelijker is te redene» ren , dan te fchilderen , en dat is juist wat ik zeggen wilde. SE  DE BRUIDSCHAT VAN S U Z E T T E. Ik ben op $t, Domingo geboren. Op mijn tiende jaar zond mijn vader mij naar Frankrijk over, om mij a!d.iar ene opvoeding te laten geven, die het aanzienelijkst vermogen hem niet in ftaat gefteld zou hebben mij bij hem te bezorgen 5 daar mijne geboorte aan mijns moeder het leven had gekost. Daarenboven leven de mannen in die heete luchtftreek zo vrij met hunne flavinJien, dat mijn vader zeker beducht was .voor de uitwerking, die de eerfte indrukken, welke in de jeugd altijd zo gevaarlijk: zijn, bij zulk ene levenswijs , op mij hebben mogten. Wij hadden bloedverwanten te Parijs, bij welke ik, met mijnen broeder, die mij op deze reis vergezelde, ea toen vijf-en-twintig jaar oud mSs ffiijnea uitrek nats» a  2 DE BRUIDSCHAT Na enige dagen uitgerust, en enige weken bedeed te hebben, om alles te zien, wat in Parijs voor een meisje van mijne jaren verleide lijk zijn kan , werd ik in een klooster befteid. Ik heb meermalen horen roepen over de fleebte opvoeding, die men daar krijgt; doch ik voor mij zou ongelijk hebben, als ik daar over klaagde; en ik zal nooit vergeten hoe veel ik aan Zuster st. URsüLA verfchuldigd ben, Ik heb alles verloren, wat de fortuin ons gegeven had; maar de vrucht die ik van de lesfen dezer eerbiedwaardige zuster getrokken heb, zal ik al mijn leven blijven genieten. Toen ik in het klooster kwam, wist ik niets, ik kon niet eens lezen; maar ik wist zo veel te beter, dat ik er wél uitzag, en de mildheid van mijnen vader mijwaards kon ook niet nalaten mij te doen begrijpen, dat ik vermogend was. Ik was gewoon te gebieden, en dacht niet eens, dat ik konde gehoorzamen; met een woord, ik was te, zeèr met mij zelve ingenomen.  van S ïj £ E T T Ë* 8 êm niet onverdraaglijk voor alle andere menfchen te' wezen. Ik had geen maand in het klooster doorgebragt, of alle de njeisjes, die er met mij in waren, haatten mij; doch dit was mij onverfchillig. Ik gevoelde gene behoefte Van vriendfchap. Daar men Van mijne kindsheid af, altijd mijne grilligheden was voorgekomen, had ik nog gene de minde aandoening van gevoeligheid ontwaard, zelfs niet voor mijnen Vader. Hij bedierf mij, en ik had hem evenwel niet recht lief; zo als het doorgaans gaat. Al te veel toegevendheid doet bij kinderen dezelfde uitwer. king, als al te veel ftrengheid. Des niettegenftaande had ik zeer veel eerbied en genegenheid Voor mijnen broeder" het geen noodzakelijk volgen moest, daar hij het enigfle wezen Was, dat tot dien tijd toe voor mijne grilligheden niet had willen onderdoen. Hij kwam mij eens bezoeken, en ik verzocht hem het klooster te mogen verlaten, wijl ik er mij dodelijk verveelde. Doch hij beduidde mij dit anders, en ik A a  4 DE BRUIDSCHAT huilde; hij ging heen, en ik flikte van woede en fpijt. In dezen toeftand was ik, toen ik zuster st. ürsüla ontmoette; die medelijden met mij kreeg. Ik gevoelde toen voor 't eerst ene behoefte van getroost te worden; zij deed dit met zo veel zagtzinnigheid, en mengde onder hare troostredenen zulke ge» gronde en naar mijne vatbaarheid berekend* redeneringen, dat ik op een het zelfde ogenblik tot nadenken kwam en haar hart» lijk lief kreeg. Ik gaf mij geheel aan haren raad over. De vrees van haar te misna» gen, was mijne allereerfte ftraf, die hare verwijtingen vooruit liep, wanneer ik ze had verdiend. Met één woord; in den tijd van drie maanden herwon ik de vriendfehap van mijne gezellinnen en werd de zorgen van mijne meesters waardig, daar ik hen te voren al heel gelukkig rekende, wanneer ze goed betaald wierden, zonder mij iets te leren; ik won de genegenheid van de Gouvernante, die men mij gegeven had, en die mij meer dan eens had willen veria-  vanSUZETTE. 5 ten, om dat ik haar floeg. Op mijn twaalfde jaar was de tijd, die voor mijne op-oeding verloren was, reeds grotendeels weer ingewonnen. Mijn broeder zag mijne vorderingen en de gunflige verandering van wijn karakter mer genoegen, zuster st. ur*ula genoot de vruchten van haren arbeid: zij (lelde er een eer in om haar werk te voltoijen, wekte dagelijks al meer en meer mijnen naarjjver op en boezemde mij tevens zedigheid in. Om kort te gaan , ik was zestien jaaren oud, toen toen mij voor het eerst fprak van het klooster te verlaten. Dit detd mij moeite. Ik leerde met een bijzonder vermaak, en het afgetrokken leven behaagde mij; hoewel zuster st. ursula mij den godsdienst niet bad doen befchouvven als ftrijdig met het gezellig leven, zij dacht te verheven, om ene fijne kwezel te zijn, en wist te zeer, dat ik door mijne familie beftemd was om in de wereld te leven: de godsvrucht, die zij mij inboezemde, was redelijk en verlicht. Ik keb rampen en fmart gekend, en heb toen A3  ê DE BRUIDSCHAT gevoeld, hoe zeer de krachten, die men in den godsdienst vindt, boven allen menfebelijken troost verbeven zijn. De godsdienst zou uit het ongeluk geboren zijn, indien de dankbaarheid aan gevoelige zitlen de behoefte van denzelven niet had doen voelen. Gaarne had ik mijn verblijf in 't klooster verlengd, doch dat kon niet wezen. Mijn broeder ftond op 't punt om een rijk bedorven meisje van St. Domingo te trouwen ; en zijne bruid kwam zelve mij met hare moeder een bezoek geven, en gaf mij hare begeerte te kennen, dat ik in hear huis voortaan mijn Verblijf zou nemen. Toen ik uit het klooster vertrok, om hare bruiloft te vieren, was het bepaald, dat ik er niet weder in zou komen. Zuster st. ursül a was de eerfte gereed om mij geluk te wenfehen met de gelegenheid, die ik kreeg cm de wereld te leren kennen, voor en aleer er ene verbintenis in rantegaan; hoe zeer ook onze fchciding baar anders treffen inogt. ., Mijn lieve kind , zei zij: het is ©nze fchnld niet 9 dat onze kwekelingen  van SUZETTE, h zo zelden- een goed» gebruik maken van de zorgen, die wij aan hare opvoeding bededen. Mcestiil veriaten zij ons Vreedzaam verblijf, o;n terftond in hvt huwelijk te treden; die al te itieile overgang v»n enen flaat van onwetendheid van het geen er in de wereld omgaat tot enen fbatj, die de fcèiïigfte piigten van bet gezellig leven voojfchrijft, is even nadelig voer de aankweking van die deugden, welke wj baaihebben ingeboezemd, als van die, welke haar nu tcbeoeffbnen zouden Haan. Godsvrucht, bekwaamheden, zedigheid, zijn in eiken toeftand van het leven nuttig. Het i« onze pligt dezelve te onderwijzen; maar ik heb meer dan eens geUaCflt, dat de ondervinding en het nadenken eerst de wereld uit zodan.g een oogpunt deden befebouwen, als waaruit wij die onmogelijk befchcuwen kunnen, en dat wij met moeite zouden kunnen befchrijven, al ware het ons al bekend. Maak dus vatt zulk ene gunftige gelegenheid gebruik; beproef uwe vrijheid, voordat gij haar aan het huwefijks-juk onderwerkt; maat A 4  8 DE BRUIDSCHAT kennis met de vermaken des kvens, om ze naar hare waarde te leren fcha'ten en ze aan uwen pligt ondergiXchikt te doen zijn; zo zult gij, als 't God belieft, ene zo goede echtgenote en achtingswaardige moe. der wofden, als gij ene belangrijke en leerzame kwekeling geweest zijt." Ik ging vervolgens bij mijnen broeder inwonen, en had den tijd om de goede lesfen van zuster st. ursula bewaarheid te zien. De eerfle maanden van mijns broeders huweljk deden mij den echten ftaat als den allergelukkigftcn ftaat befchouwen. Het was niet anders dan partijen, asfemblees, voorkomende vriendelijkheden van weders zijde; het jonge paar kon elkander geen ogenblik zonder droefheid verlaten, of zonder vermaak weder ontmoeten. Langzameihand veifiaauwde het eerfte vuur; en nu waanden zij, dat zij elkander niet meer beminden, om dat zij zich dwaaslijk hadden ingebeeld, dat zij elkaêr altijd even hevig en op dezelfde wijs beminnen zou*  van SUZETTE. $ Mijn broeder had 2icb gewend om alle de begeerten van zijne vrouw intewilligen, toen hij nog gene andere dan de hare kende ; hij had dus natuurlijk het voorkomen van grilligheid en meesterachtigheid, als hij iets tegen haar in wilde leggen. Dan was men gemelijk tegen alkaêr en het gezag van mijne fchoon-zuster won bij 't flot altijd, als zij.famen weder vrede maakten. Wee den man, die onvoorzichtig genoeg is, om in den beginne met zijne vrouw als met ene minnaresfe te leven; hij fielt de rust van zijn volgend leven in de waagfchaal. Tekenen van zwangerheid bragten mijnen broeder weder geheel onder het gezag zijner vrouw» een val9 die zij uit onvoorzichtigheid van haar paard deed, ontroofde haar op eens hare gezondheid, haar kind, en* de genegenheid van haten echtgenoot. Op dat tijdftip ontvingen wij de tijding van dc dood onzes vaders, en ons huis, dat federt er de onenigheid was ingeflopen, niet zeer vrolijk meer was, werd hoe lanA 5  ïo DE BRUIDSCHAT ger hoe meer een treurig verblijf. Mij» broeder had tot hier toe vermijd om mij zijn hart te openen; maar terwijl wij ons bezig hielden over ene fmart, die wij famen gemeen hadden, was hij niet in ftaat om mij zijne bijzondere onaangenaamheden langer te verbergen. Ik maakte geen zwarig, heid om z;jn gedrag te veroordelen, want mijne fchoonzuster had wezenlijk g.ede hoedanigheden, en een allerbest hart. Hij had haar door al te grote infcbiklijkheid bedorven, en zou haar door al te grote koelheid en geftrengheid nog meer van hem verwijderd hebben. Mijne bedenkingen troffen hem, en ik had het genoegen van tusfchen deze echtgenoten, aan wier geluk mij zo veergelegen was, de rust te herftellen , die federt dien tijd ook niet weêr geftoord geworden is. Mijne fchoonzuster, aan wie mijn gehouden gedrag in dezen «iet onbekend was, en die mij tot dus verre aitijd ava de firenghci l mijner grendbeginfelen, zo .als zij'het noemde, geplaagd  van SUZETTE. bad, maakte jegens mij voortaan minder uiterlijke vertoning van vriendfchap, doch beminde mij werkelijk meer. Be mannen die wij aan ons huis zagen, Irerbaalden m;j dikwerf, dat ik fcboon was, en wisten heel we], dat zij een rijk beftorven meisje voorhadden- Ene plantagie, die zestig duizend livres renten gaf, was een huwelijksgoed, dat der minst bekoorlijke en begaafde vróuwe aanbidders zou bezorgd hebben. Maar ik was zo gewoon om over de pligten van eiken ftand natedenken, dat ik op het denkbeeld van een huwelijk fchrikte. Men drong mij intusfehen om ene keuze te doen, doch ik aarzelde gedurig, en men befchuldigde mij van coquetterie» offchoon ik van niets anders te, befchuldigen was, dan misfehien van te grote befchroomdheid. Mijn broeder had enen vriend , Mijnheer de senneterre genaamd, een man van veel verdienden, en van een aanzienelijk gedacht, doch wiens fortuin, op zich zelve regds niet aanzienelijk, nog daarenboven be-  ti DE BRUIDSCHAT zwaard was door de fcimlden, die zijn vader bij zijn dood had nagelaten. Er had tusfchen hem en mijnen broeder zulk ene naauwe vriendfchap plaats, dat hij de enige man was, met wien mijne fchoonzuster en ik geheel gemeenzaam omgingen. Hij voegde bij enen befchaafden geest, een mannelijk gelaat, ene zeer edele geitalte, en zo veel goedhartigheid, dat wij hem als enen bloedverwant behandelden, voor wien wij niets verborgen hielden, Daar bij kwam , dat hij federt lang ene allerliefite vrouw beminde, die door hare ouders gedwongen was om een oud man te trouwen, en nu weduw geworden , flechts zo lang wagtte, als de welvoeglijkheid vorderde, om zijne liefde te bekronen; dat die vrouw tot onzen kiiug behoorde, en gij zult u niet verwonderen, dat mijne fchoonzuster en ik ons gewend hadden om den fchoonften jongen heer van Parijs als onzen broeder te befchouvven. Hij zelf ftond er meermaal op in dat ik trouwen zou; wij liepen de rei van mijne aanbidders geheel door; hij lachte over de aanmerkte-  van SUZETTE. 13 gen, die ik over bun katakter maakte, befchuldigde mij van al te keurig te zijn en voorfpelde mij al gekfcheerende, dat het nog eens met mij aflopen zou, zo als met het meisje daar de goede hjontainë van fpreekt. En ik fpotte ook al gekfcherende met zijne voorzegging, terwijl ik hem verzekerde, dat ik niet tot het huwelijk zou overgaan, ten zij ik zijn weêrgae vond, of iat ik anders, als dat er niet opzat, op mijn beurt wachten zou, tot dat bij weduwenaar werd. Dit zeg ik thans, nu ik, zonder blozen, het, tegendeel zou kunnen zeggen; ik had toen niet de minfte liefde voor Mijnheer ds senneterre; ik achtte hem, om« dat het niet mogelijk was hem geen recht te doen; maar indien hij in ftaat geweest Was, om voor mij ene vrouw te verlaten, aan welke hij ene zo ftandvastige liefde betoond had, zou ik de goede gedachten, die ik mij van hem had gevormd, geheel verloren hebben, en hij zou de laatfte man  14 DE BRUIDSCHAT geweest zijn 3 aan wien ik tn'jn lot 20». hebben verbonden. Het was integendeel juist zijne flandvas» tigheid in zijne eerfte liefde, die hem mijn echtgenoot deed worden. Hij had het on» geluk v;m de vrouw, die hij beminde, zeer onverwacht te zien fl:erven, zijne droefheid over haar verlies was zo oprecht, dat zij mij de ziel doorgriefde. Bij mij alléén kwam hij troost zoeken; wij fpraken met zo veel deelneming met hem over het verlies, dat hij geleden had; wij mengden zo welmenend onze loftuitingen inet die, waarmede hij de nagedachtenis van die nog. zo zeer beminde vrouw vereerde; wj hoorden met zo veel infchikkelijkheid, al wat hij onophoudelijk met zo veel gevoel herbaalde; dat wij het eindelijk zo ver bragten, dat wij zijne fmart matigden, door ze met hem te delen. Dat is de eni^e wijze, waarop men diepgewonde harten troosten kan. Ik merkte wel dra, dat ik onwillig begon fia te denken over het heil, dat de vrouw  tan S U Z E T T E. 15 te beurt Hond, die gelukkig genoeg was, om Mijnheer de senne terre's hart te treffen; ik verbeelde mij niet, dat hij met dezelfde hevigheid weder beminnen kon, maar ik gevoelde, dat zijne vriendfchap mij dierbarer zou zijn dan de zo onzekere liefde van enen anderen echtgenoot. Neen , de wrede fmart, die ik federt geleden heb, heeft de indrukfelen, die het lot van mijn leven beflist hebben, uit mijn hart niet kunnen verdrijven. Naauwlijks was ik overtuigd van de gevoelens , die Mijnheer De senneterre mij had ingeboezemd, of ik begon voortaan even ingetogen met hem omtegaan, als ik te voren vrij en openhartig met hem geleefd had. Deze verandering in mijn gedrag omtrent zijn perfoon trof hem, en wel verre van er de reden van te doorgronden, beklaagde hij zich veeleer bij mijnen broeder over het noodlot, dat hem bijna te gelijker tijd het voorwerp der ftandvastigfte liefde en den troost vrn ene vriendfchap ontroofde, aan wier zoet genot hij zo zeer gewoon gewor-  i<5 DE BRUIDSCHAT den was. Beducht, dat bij mij welligt, zonder het te weten, enig misnoegen gegeven had, drong hij dikwerf bij mij er op aan, dat ik hem ontdekken zou, wat hij misdaan had , terwijl hij mij tevens ten fterkflen betuigde , dat hem niets in de wereld meer leed zou doen, dan het verbeuren van mijne achting. Zijne redenen waren zo zacht, zijne lonken zo vertederend, dat de vrees van mij door ene al te grote gevoeligheid te zullen verraden, mijne antwoorden nog koeler maakte ; e» al had ik mij wezenlijk over hem te beklagen gehad, zou ik hem op gene andere wijze hebben kunnen behandelen, dan ik op dien tijd deed. 2ijne bezoeken wer* den gevolglijk zeldzamer, en mijne ftrengheid groter; want het leed, dat mij zijne afwezigheid deed gevoelen , vermeerderde mijne liefde en tevens de vrees, dat hij dezelve ontdekken zou. Gelukkig ontrukte mijn broeder mij mijn geheim, en verraadde het; terwijl Mijnheer de senneterkb, die alléén mij gelukkig maken kon4  van SUZETTË,1 17 zich met moeite kon overreden 5 dat ik» bij alle de gaven, waarmede de natuur en het fortuin mij zo overvloedig begunftigd hadden , mijne keuze had kunnen bepalen ophem, dien ik gekend had als gereed fiaande om zich aan ene andere vrouw te verbiriden, — ik — in wier tegenwoordigheid hij'zijner droefheid over baar verlies zo onbedwongen had bot gevfcrd. Hij vermoedde niet , dat de oprechtheid zijner fmart de eerfte oorzaak mijner liefde wafe. En waarom zou men zich niet aan enen man hechten, wiens gevoeligheid de proef heeft doorgeftaan; daar men dagelijks zo vele vrouwen haar lot ziet verbinden aan dat van wezens, die op het groot aantel hunner verbintenisferi*roem dragen, en voor welke het huwelijk dikwerf niets meer is dan ene nieuwe overwinning, die even kortftond?g als de anderen is? Indien ik mij al niet kon ontveinzen, dat Mijnheer de senneterre boven mij aan er/e vrouw de voorkeur had gegeven, tvier i;sgedachteüs zeker nog dierbaar aan zijn hais  18 DE BRUIDSCHAT was, zo was ik ten minflen verzekerd, d$t ik als zijne vrouw gene medevrijstcr hebben zou. Mijn broeder was zo vergenoegd, dat hij zijnen allerbesten vriend door de banden des bloeds nader aan zich kon verbinden, dat hij ons huwelijk zo veel mogelijk-verhaastte ;v ik bereikte mijn negentiende .jaar, toen het voltrokken wierd. Ik verwachtte van Mijnheer de senneterre niet meer ene vriendfchap, die glleen mijn hart te vreden zou gefield hebben, en ik vond in hem enen tederen en voorkomen, den echtgenoot, een verlicht leidsman, en enen oprechten vriend. Daar hij gunflig genoeg over mij dacht, om te onderlteilen dat de vermaken der wereld mij alléén gene genoegzame .bezigheid zouden kunnen verfehaffen, liet hij mij tot de beredding van zijne zaken toe, welke door de verkwisting van zijnen vader zeer verward geraakt waren. Wij gingen te famen zijne landgoederen bezoeken, betaalden gedeeltelijk ïjjne fehuldc-jfchers, maakten met de ove«  v a N S U z E T T E, ij rige billijke fpbikkingen, en richtten vervolgens te Parijs onze huishouding in op ene wijze, die aan onze middelen geëvemedigd was. Eeh uitgezochte kring, de gemeenzame omgang, die denzelven veraangenaamde, het geluk van mijnen broeder met zijne vrouw, verhoogden het mijne. De Hemel , die tot hier toe mij met gunstbewijzen overlaadde , bekroonde dezelve dooronzen echt met vruchtbaarheid te zegenen; ik wierd moeder, en de vreugd van Mijnbeer de senneterre ging de niijnft nog te boven, bet was een zoon. Wijl ik zelve wilde zogen , vertrok ik naar een onzer landgoederen, zodra ik zulks zonder gevaar voor mijne gezondheid doem konde, en, dank zij mijner levenswijze,, wel verre dat mijn zoon mij uitputte, werd mijne gezondheid volkomen, en ik verloorveel van die al te grote tederheid, die mij. bijna altijd gedwongen had om enen leefregel te volgen, die op mijne jaren onaajK genaam is. Ik bleef bijna twee jaren van Patijs ¥ej>  zo DE BRUIDS CHAT 'wijderd, zonder in die ftad iets met leedwezen terug te laten, dan mijnen broeder en z'jne vrouw , die zo goed waren geweest van zo lang bij mij te komen logeren, als Mijnbeer de senneterre genoodzaakt was geweest mij alleen te laten, uit hoofde van den dienst, waarin hij was. Mijne fchoonzuster benijdde het geluk, dat ik hjd van moeder te zijn, en 't zij het natuurlijke gefteldheid, *t z:j het het gevolg ware van den val, dien zij zwanger zijnde gedaan had, zij begon te wanhopen, of zij wel immer kinderen krijgen zou. Zij kreeg er ook werkelijk genen. Hare tederheid en die van nrjnen broeder vestigde zich geheel op mijn zoon, die zulk een fterke en fiisfche jongen werd, dat ik ér mij over verwonderde. Gelukkige tijd ! Geen dag is er, die tot u behoort, die in mijne ziel geen gedenkdag is. Het nagevoel, dat alle de gewaarwordingen ener moeder na zich laten , kan nimmer verzwakken» Tien jaren van mijn leven, die Hechts een ogenblik van onvermengd geluk waren»  vanSUZETTE. 21 zal ik hier vlugtig overftappen. Mjnheer de se n ne ter re deed mij fteeds den dag zegenen , waarop ik hem had leren kennen;-mijn zoon wies op en ontwikkelde zich onder mijn oog. Zijne opvoeding, waarover zijn vader het opperbefluur had, deed mij hopen, dit hij hem in alles gelijken zou. Wij hadden in hem alleen te duchten voor ene levendigheid van aart, die hem even zeer tot liet kwade als tot het goede aanzette, maar die met behoedzaamheid geleid kon worden ; en voor ene vastheid van karakter, die op zijne jaren niet zeer gewoon is. Mijnheer de senne ter re verweet mij fomwijlen, dat ik al te toegevend was; en ik hem daarentegen , dat hij zich al te iireng betoonde. Mijn broeder , die zijnen «neef als zijnen erfgenaam befchouwde, befchuldigde ons beiden, dat wj hem kwelden met het aanleren van wetenfchappen , waaraan h;j minder gewigt toekende, dsn aan de liefkozingen van het kind zeiven ; om kort te gaan, wij beminden hem ieder op zijne wijze: hij. B 3  33 DE BRUIDSCHAT was de bron van ons vermaak, het onderwerp onzer gefprekken , en het voorwerp van onze liefde en onze verwachtingen. Ik had meer dan dertig jaren bereikt, eer ik her ongeluk kennen leerde. Het eerHe fmartelijk leed, dat ik gevoelde, was dat, welk ik gewaarwerd toen ik mij van mijnen broeder, aan wien ik met zo veel reden op 't naauwst verbonden was, affcheu* ren moest. Hij had tijding ontvangen, dat de algemeene beftierder van onze plantagien overleden was, en oordeelde dat het belang van onze zaken en de veiligheid cnzer bezittingen zijne tegenwoordigheid op Si. Domingo vorderde. Zijne vrouw, die nog al. tijd met genoegen aan die fireken herdacht, verlangde federt lang er weder naar toe te trekken. De gelegenheid vorderde een moedig befluit, en zij vertrokken* Die fcheiding verfcheurde mijn hart. Mijne gemeenzaamde vriendenkring^ die zich bijna alleen lot mijne familie bepaalde, werd nu door die genen verlaten, die denzelven 'net meest veraangenaamden; en een onwillig voorge-  van SUZETTE. 23 voel herhaalde mij geduriglijk, dat ik mij. nen broeder niet weêr zou zien. De vriendfchap van mijnen echtgenoot, de liefkozingen van mijnen zoon, die toen bijna dertien, jaren oud was, verminderden wel mijn leed, doch konden het niet geheel verdrijven. Zes maanden na dit verzoek werd Mijnheer de senneterrezo gevaarlijk ziek, dat zijne herftelling, om zo te fpreken, bijna niet anders was dan ene zachte en langzame overgang naar het graf, waar door ik twee jaren agter een gemarteld werd door .het verfcheurend denkbeeld, dat elk© dag van zijn lev?n de laatfte zijn zou. Zij* ne borst was ongefteld gebleven en hij veranderde zichtbaar; de geneesheren gaven mij hoop, terwijl zij zeiven geen hoop meer hadden; en mijn man, die zijn einde voelde naderen, verzamelde alle jzijne krachten , om zijne fmart voor mij te veiv bergen en een lijuen te ontveinzen, dat mijne gevoeligheid hem nog ondraaglijker gemaakt zou hebben. Hij ft-ond- tot den laat* B 4  21 DE BRUIDSCHAT ften dag van zijn leven nog uit het bed op, en bragt, tegen alle mijne vermaningen aan, een groot gedeelte van zijnen tijd door met fchrijven. Als een voorbeeld voor alle mannen en vaders, wilde h'j, verzekerd, dat de dood hem weldra weg zou rukken, zich zeiven nog overleven» om voor zijne vrouw en zijnen zoon te waken. Hij fprak mij bij voorraad troostelijk toe tegen den tijd , dat hij er niet meer zijn zou, fchreef mij het gedrag voor, dat ik te houden had ter voltojing van de opvoeding van ons kind en liet enen brief voor hem na, die mij ongezegeld werd ter hand gefleld ; terwijl hij aan mijne voorzichtigheid de keuzs van het tijdftip had overgelaten, waarop ik er met gerustheid gebruik van zou kunnen ma. •ken. Temidden dier aandoeneïijke zorgen, die de goedheid van zijn hart zo treffend bewijzen , overviel hem de dood. Hij ftierf in mijne armen. Wat er op dat ijsfelijk ogenblik van mij werd, heb ik nooit geweten, al wat ik er mij van bezin- is dat , toen  van- S UZETTL SS toen ik weder bij mijne kennis kwam, ik mij in mijn bed vond , omringd van een gedeelte van mijne familie en van die van Mijnheer de senneterre; dat men mij \'olftrekt verbood te fpreken, dat ik met groten ftrijd zo veel verkreeg, dat men mij t.n minden van mijnen zoon niet fcheidde. Die lieve jongeling ! hij was de enige, wiens hart met het mijne op enen toon ge. ftemd was; hij bad mij op zijne knieën, dat ik hem toch zijne lieve moeder fparen zou; maar hij was niet barbaarsch genoeg, om van mij te vorderen, dat ik den naam van zijnen vader niet onophoudelijk uitfprak. Wij herhaalden dien dierbren naam te faamen, en weenden met elkander; onze tranen, onze kusfchen vermengden zich onderling , en hoezeer ook die vreesfelijke uitbarilingen van gevoel onze fmar-t vermeerderden , houde ik mij echter verzekerd, dat zij ons van den wanhoop bevrjdden. , Zo dra ik weder op de been was, liet ik mij naar het klooster brengen, daar ik was opgevoed. De aanfpraak van Zuster C  2$ DE BRUIDSCHAT st. ursula, de vrijheid, die ik had van aan den voet des altaars mijne zuchten uitteftorten, en de liefkozingen van mijnen lieven adolph, deden in mij weder den moed geboren worden, om te leven en mij met zijne belangen bezig te houden. Mijnheer de senneterre had mij bij zijn uiterlten wil de voogdijfchap over onzen zoon opgedragen, en hem tevens aanbevolen aan het toeverzicht van enen oudoom , die op een onzer landgoederen woon- • de, en wiens gehele bezitting \beftond in ene veeljarige braafheid, enen beminnelijken ouderdom, enige lidtekens, het kruis van St. Louis en een jaarlijks penfioen van twaalfhondert livres. Deze befchikkingen fchenen aan de familie van mijnen overledenen man niet te behagen, doch bevestigden bij mij zo veel te meer de achting, die ik hem fchuldig was. En, in de daad, de oom , dien hij onzen adolph tot toezienden vuogd had gegeven , zou waardig geweest zijn de opvoeding van enen vorst te bellieren, bij zelf had Mijnheer de san»  van SU ZET TE. «v, nbterre opgevoed, dewijl diens vader al te verfïrooid leevde, om op zijne kinderen te pasfen ; en ik hield mij verzekerd, dat hij niet weigeren zou , voor mijnen zoon te doen het geen hij voor diens vader met zulk enen gelukkigen uitflag ondernomen had. Daar ik bovendien befloten had enige jaren buiten Parijs doortebrengen, koos ik van mijne landgoederen dat, waar de goede grijsaard zijn verblijf hield; en ik maakte ftaat, dat de vriendfchap, die hij voor mijnen adolph opvatten zou, hem tot alles zou doen befluiten, als het tijd zou zijn, om hem in de wereld te brengen. Hij was toen nog maar vijftien jaren oud. Ik vestigde dus weder mijn verblijf 0p het land, en de eenzaamheid; die zo zeer gefcbikt was voor mijne toenmalige zielsgefteldheid, maakte mij er het leven aangenaam. Ik zou voor altijd van 'Parijs neb. ben afgezien, indien ik niet van verre de noodzakelijkheid had ingezien , om er te eniger tijd met mijn zoon vredertekomen, C a  a« DE BRUIDSCHAT om wiens wille alléén ik nog vermaak in 't leven fcbepte, en wien ik mijn gehele aanwezen toewijde; waarom ik dan ook befloten had mijne zucht -voor een afgezonderd leven opteofferen, zodra dezelve voer aune bevordering nadelig werden , of mij van hem affcheiden kon. Daar, in ons ftil verblijf, las ik met den oom van mijnen afgeiïorvenen echtgenoot de handleiding, die hij in de laadte ogenblikken van zijn leven, ter opvoeding zijns zoons, bad opgefteld. De grondbeginfelen van dezelve Hemden volmaakt overeen met die van den grijsaard, en kwamen mij zo duidelijk voor, dat, terwijl wij ons naar een en hetzelfde ontwerp richtten, wij het genoegen hadden van adolph de hebbelijkheid te zien verkrijgen van de deugd , in enen leeftijd, waarin de driften dikwerf den gelukkigften aanleg beftrijden. Toen las ik , voor de eerltemaal , den brief, dien zijn vader hem ftervend gefchreven, en mij ter bewaring gegeven had;.ik J&s dien , onder enen vloed van tranen,  van SÜZETTE. 29 maar ham voor denzelven aan adolph nimmer ter hand te (lellen. Ik zag buiten weimg menfchen, maar evenwel genoeg om mijnen zoon bij mij Thuis, en in den omtrek van ons goed, enen kring te bezorgen, die gefchikt was om van hem die ftiizwijgende bedeesdheid té verwijderen, welke een jong meusch, die beflemd is om in de wereld te leven, , dikwerf over zich krijgt, wanneer hij er te lang van afgefcheiden blijft. Dus rolden mijne dagen vreedzaam voort onder het volbrengen van mijne pligten, onder de herdenking van 't voorledene, en het genoeglijk bedrijven van enige edelmoedige daden, die alleen mijn hart genoeg bezig hielden, 'om het voor enige ogenblikken van zijne droefheid aftetrekken. Altijd gereed om de •KmdÜeden van mijn goed zonder onderfcheid te gemoet te komen , gaf ik echter aan de weduwen de voorkeur, omdat ik bij mij zelve voelde,dat zij die meer behoefdqp dan anderen. Zijn echtgenoot te verliezen en te vrezen, dat men zijjie kinderen gefret C 2  S© DE BRUIDSCHAT zal zien lijden, kwam mij voor een toe* ftand te zijn, die de menfchelijke krachten te boven gaat. Ik heb dien gekend, en de Hemel heeft mij gegund denzelven te overleven. | De tijd kwam , dat mijn zoon in d'enst ging; zijn oudoom was zo' goed van hem te vergezellen. Die goede man had zich , zo als ik voorzien had, zo fterk aan zijn neef gehecht, dat zijne tederheid hem aan de mijne betwistte, adolph had mij beloofd van mij dikwerf en omftandig te fchrijven; ik Helde er een eer in om zijne vertrouwde te wezen , en het laatfte gefprek, dat wij famen hadden, moest hem ten bewijze ftrekken , dat, zo ik al als moeder jaloers was op de zeden van mijn zoon, ik echter als vriendin 'niet ftrenger wezen zou , dan mijne eeuw. De zucht tot vermaak, aan de jeugd zo natuurlijk eigen, valt niet onder berisping, dan wanneer dezelve haar van hare pligten aftrekt, of wegen doet inflaan , flrijdig met hare ware belangen. Mijn zoon Helde mijne ver-  van SUZETTE. 3ï wagting geenszins te leur; hij maakte zich bij zijne kameraads bemind; deelde in alle hunne plaifierpartijen, uitgezonderd in hnnne lage buitcniliorigheden; en maakte enige nauwere kennisfen, die hem evenwel niet verbinden, of, zo als hij mij fchreef, de ledigheid van zijn hart vervullen konden. Alle zijne brieven, waarin hij zich onbedwongen geheel bloot gaf, overtuigden mij, dat de liefde voor hem wél ene hartstocht, maar nooit een tijdverdrijf wezen zou. Hij werd verteerd door ene gevoeligheid, die een voorwerp zocht, om er zich op tt vestigen; het was de liefdevolle ziel van zijnen vader, maar in enen leeftijd, waarin de rede in het aangaan ener verbintenis nog niets te zeggen heeft, en dit deed mij beven. Mijn zoon kon ftaat maken op een jaarlijks inkomen van tachtig - duizend livres, van mijn en van zijn vaders-goed; en mijn broeder, die gene kinderen had, gaf hem het uitzicht op ene vermeerdering van fortuin, dat, gevoegd bij zijnen naam, gene partij hoegenaamd voor hem te groot C 4  32 DE BR UT DS CHAT maakte. Voor nvj zelve bad ik nooit de eerzucht gekend, maar voor den enigen zoon van Mijnheer de sbnneterre doorgloeide, ik beken het, dezelve mijne borst. Adolph bleef agttien maanden bij zijn regiment, en kwam in den beginne van 1789 terug, toen omtrent twintig jaren oud* Ik ftond verbaasd over de verandering, die zulk ene korte afwezigheid in zijne gehele perfoon had te weeg gebragt. Zijne leest had zich op de voordeligfte wijze ontwikkeld , cn zette aan alle zijne bewegingenene bijzondere bevalligheid bij; hij had ene zekere .fierheid ever zich gekregen, die eerbied inboezemde, — zonder echter dezachtheid , die ik altijd in hem befpeurd had, te verminderen, —< en mij zelve als't ware noodzaakte om in hem den man te befchouwen , dien ik te voren nog niet, dan als een geliefkoosd kind, had aangezien. Niet dat hij minder teder omtrent, mij was, of minder voorkomend in al wat mij aangenaam zjn kon; maar zijne verke»  van SUZETT E. 35, ïiirg in de wereld had hem geleerd, wat hij. waard was. Alles bood mij jn hem enea vriend aan, op wien mijn verftand zich verhovaardigde ; maar ik betreurde onwillig het verlies der kunfteloze liefkozingen van mijnen zoon. Het hart van ene moeder is alleen, in ftaat, om alle die tegenftrijdige gevoelens te. verklaren, die de overgang van de jongelingfchap tot de mannelijke jaren, die bij de Fhmfchen zo fnel is, in ons opwekt; en dat wij onze kleinzoons dikwerf zo buitenfporig lief hebben , komt zeker daarvan , dat zij ons den gelukkigen tijd van hunner vaderen kindsheid herinneren , en dat zich bij het zoete van hunne liefkozingen het herdenken voegt van die, waarvan wij federt het gemis zijn ontwaar * geworden. Ik heb u. seeds met een woord gefproken yan de goedheid, die ik voor mijne landlieden had. Om volkomen gelukkig te wezen, moet men het geluk om zich heen verfpreid zien; dit is een der voorrechten van een • groot fortuin, 't welk ik ook genoot. Nies C 5 .  34 DE BRUIDSCHAT dat ik iemand van hun uit hunnen kring wilde trekken; want ik floeg altijd de verzoeken af van die genen, welke hunne kinderen in de ftad wilden plaatfen; ik begeerde zulke landbouwers, die het ruim genoeg hadden om den arbeid te beminnen, maar niet om er fpijt over te gevoelen, dat zij niet meer waren, dan het lot van hun gemaakt had. Bij mijne aankomst had ik vernomen, dat er een jong meisje, 't welk door den dood harer ouders geheel hulpeloos gelaten was, door arme dorpelingen, die zeiven reeds een huis vol kinderen hadden, was ingenomen. Zulk ene daad verdiende beloond te worden, dit nam ik op mij , en belastte mij tevens met het kind, dat- toen elf jaren oud was, en sijze tt e heette. Toen ik haar zag, raakte ik in verzoeking, om de regels van voorzichtigheid, die ik mij had voorgefchreven, te laten varen, en haar bij mij te nemen. Nimmer had de natuur iets fchoners gei vormd, nimmer pasrde zich met de fchoonheid zulk ene onwederltaanbare bevalligheid^  van SUZETTE. 35 als men ontwaar wierd op het gezicht van süzette. Bj nadere overweging werd ik echter ternggehouden om zó veel voor haar te doen, als mijn hart n ij opgaf. Ik duchtte niet alleen voor mij zelve , maar vooral zag ik op tegen den tijd, dat ik genoodzaakt zou zijn, om naar Parijs terug te keren, alwaar zij dan aan alletleie verleiding zou blootgefteld zijn; ik befloot dus haar aan den Conciërge van het kasteel toetevertrouwen, die, op mijn order, niet toe* ftond, dat zij -boven haren ftaat verheven wierd, en haar gene andere opvoeding gaf,, dan die men in de dorps-fcholen gewonelijk ontvangt, suzette, die nooit naar groter geluk geftaan had , was gezeglijk en dankbaar, en ik had alle reden, om mij te verheugen over het geen ik voor haar gedaan had. Altijd zedig en werkzaam groeide zij welig op, en won zich de vriendfchap van bun, aan wier zorg zij. was toevertrouwd. Altijd net in hare boerfche kleding, zou hare lchoonheid' haar van coquetierk hebben doen befchuldigen > indien*  35 DE BRUIDSCHAT de eenvoudigheid harcr zeden haar niet tegen alle vermoedens van dien aart had beveiligd. Zij liep naar haar zestiende jaar, en ik dacht haar een man te bezorgen, dien het huwelijksgoed , dat ik van zins was haar meê te geven , mij veroorloofd zou hebben voor haar te kiezen,toen mijn zoon uit zijn garnifoen terug kwam. Hij verliefde op suzette, en beminde haar met zulk ene hevige drift, dat men er 2ich naauwlijks een denkbeeld van maken kan; alle de menfchen, die mij omringden, waren het gewaar geworden, terwijl ik er nog onkundig van was. Onze oudoom had zich niet verpligt gerekend om er mij kennis van te geven, omdat hij die drift be» fchouwde als ene verliefde buij , die van geen verder gevolg zijn zou. Ik merkte wel, dat adolph of heel vrolijk of heel droefgeestig was; dan eens ftond hij er cp in, om weêr naar Parijs' te keren, dan weder wilde hij buiten blijven; ik was wel verre van te vermoeden, dat eea meer of min tedere blik v.m suzette over zijnen w*I  VAN SUZETTE. 37 heersctue, en fchreef zijn veranderlijk humeur aan de losheid ener verbeelding toe, die noch niet weet, waar zich op te vestigen. - Ik was geheel ter neêr geflagen, toen de Conciërge , aan wien ik suzette had toevertrouwd, mij, na vooraf bij mij afzonderlijk gehoor te hebben laten vragen, verzocht, dat ik het meisje Van hem weg zou nemen, of middelen daarftellen , om Mijnbeer de senneterre te beletten, van zo dikwijls bij hem te komen. Ik ondervroeg dien man, en het was mij onmogelijk , langer aan de liefde van mijnen zoon voor suzette te twijfelen. „En suzette, zeide ik hem, bemint mijn zoon?" — O! Mevrouw, antwoordde de man mij, dat zou wel een wonder^ wezen, als het anders was. Mijnheer da Graaf is zulk een lief man, dat een meisje, wier hart vrij is, zich naauwlijks beletten kan van zjjne liefde te beantwoorden; maar zo suzette hem al bemint, verbergt zij zulks zorgvuldig voor haar eigen, voor an»  33 DE BRUIDSCHAT deren, voor uwen zoon zelf, want wij hebben haar niets te verwijten. Zij flaat de prefenten van Mijnheer den Graaf van de band, en dat hij, federt enigen tijd, vermaak fchept om allen zondag onder de vrouwen van 't kasteel wat opfchik te verdelen , dat gefchiedt alleen om 't genoegen te hebben van suzette te dwingen, om zich met zijne weldaden te verfieren ; hij beknort haar, wanneer zij niet draagt't geen hij haar gegeven beeft; befchuldigt haar van trotsheid en ondankbaarheid, en laat zich fomtijds zo fterk tegen haar uit, dat wij haar dikwijls geheel befchreid t'huis zien komen. En dan komt Mijnheer de Graaf met een bleek gezigt en over zijn hele lichaam bevende, en fpreekt haar met zachtheid aan; dan fchreit de arme suzette nog veel harder; uw zoon wordt ongeduldig, wanhopig; en suzette is niet in ftaat om hem beter getroost tè doen heên gaan, ten zij zij hem te deeg belove, dat zij voortaan geen enen dag zal overflaan zich met de prefenten van Mijnheer den *  van SUZETTE. s£ Graaf op te fchikken. Ook durft het meisje niet meer uitgaan, omdat zij bang is, dat zij hem zal tegenkomen, en als hij den dag doorgebragt heeft, zonder haar te zien, dan kunnen wij vast ftaat maken, dat hij bij 't vallen van den avond bij ons is. Hij fpreckt met zo veel goedheid over mijne vrouw, over onze kinderen, overlaadt ons met weldaden, maar ziet altijd suzette aan. Als zij blijft ftaan, dan maakt hij altijd, dat hij digt bij haar komt, en luistert haar dan heel ftilletjes een hoop dingen in 't oor, daar zij niets dan ja en neen op antwoordt; gaat zij uit, dan volgt hij haar op de hielen, en suzette komt nooit t'huis, of zij ziet zo rood ais fcharlaken, «n beklaagt zich, dat zij zo ongelukkig is, Ondertusfchen heeft zij ons verboden Mevrouw er van te waarfchuwen, want zij zegt, dat Mevrouw haar weg zal zenden, en dat zij zonder de befcherming van Mevrouw nog ongelukkiger zou wezen." De man zou nog veel langer hebben kunnen fpreken, zonder dat ik het in den zii  fcö DE BRUIDSCHAT had gekregen, om hem te ftoren; ik was op dat ogenblik veel te veel door mijne gedachten geflingerd. Ik liet hem gaan en bedankte hem voor zijnen getrouwen ijver, hem vooral aanbevelende, van volftrekt niet te laten blijken, dat hij mij gewaarfchuuwd had. Te vergeefs poogde ik, toen ik alleen was, mij een regel voor mijn gedrag te ontwerpen; ik wist niet, waar mij aan te houden, en wien raad te vragen. Mijn oom geloofde niet aan de liefde, en zeer weinig aan de deugd der vrouwen ; hij zou om mijne bekommeringen gelachen, en bet zeer natuurlijk gevonden hebben, dat een jongman zich op het land, even als in zijn guarnifoen, trachtte te vermaken. Dat was zijn enig gebrek. Het was ijdelheid mij te verbeelden, dat ik enen ouden vrijer van gedachten zou doen veranderen , die zich niet anders troostte over de droevige noodzakelijkheid van ingetogen te moeten zijn, dan door dagelijks de talloze gelegenheden op te, halen, waarin hij het niet geweest ^jvas. Wit  v a vt S U Z E T T EV 4* Wat nu gedaan? suzette in 't kastêef te houden, was baar aan verleiding bloot» ftellen, de hoop kwijtgeven van haar uitte-huwelijken, en iets wettigen, dat ik niet dulden mogt; haar wegtezenden was onsetwijfeW nog veel erger. Als zij eens van alle dankbaarheid aan mij ontflagen , aan haar zelve overgeleverd en hulp .loos wasv wierd mijn zoon voor haar een nod-g fteut> iel, een gevaarlijk weldoener. Haar te verwijderen en evenwel mijne befcherming te blijven verlenen; zulks kon niet wel buiten weten van mijn zoon geleideden, en zonder iemand in't geheim te doen delen; en als hij haar verblijf ontdekte, als zijne liefde eens in de wereld bekend wierd y daa flelde ik. adolph* bloot aan de algemene befpotring, d.iar onze zeden zulk enen minnehandel veel flrenger behandelen, dan de ondeugd zelve,- en iets dergelijks den goe* den naam van een jong manscb dikwijfe- in eens. bederft; Ik befloot dus om zijne-, edelmoedigheid op de proef te Sellen^ en nog D  0 42 DE BR U ID.S CHAT dien zelfden avond nodigde ik hem , met ene fcbijnbare vrolijkheid , om 's anderendaags alléén met mij in mijn cabinetje te komen ontbijten. Die uitnodiging, waaraan ik al den fchijn gaf van jokkernij om alle Vermoeden van hem afteweren, verbaasde hem» Hij poogde voor mij zijne verlegenheid te verbergen; ftiaar wijl ik vooraf beflotcn had om daarop geen acht te flaan, gingen wij van elkaar af zonder verdere woordenwisfeüng. Hij bragt zeker den nacht riet geruster door dan ik, want toen hij 's morgens voor den dag kwam, zag bij er vermoeid uit» Hij geleek op dat ogenblik zo Iprekend naar zijn vader, op den dag, dat ik hem het eerst zag na de dood van haar, die hij beminde, dat er mij een «illing van over het hart ging» Na *t ontbijt, onder het welk geen van ons beiden het ftilzwijgen had afgebroken, deed ik hem bij mij neêrzitten, en fprak hem op een toon, dien ik mijn best deed ©m ftreng te maliën, dus aan s. ' .  ?ar SUZETTE. 4$ 1 e. • Is u het fecd onbekend, mijn zoon, dat gij mij veroorzaakt? h ij. Zo ik er de oorzaak van gis, Mevrouw» dan ftoort een en hetzelfde voorwerp onsbeider rust om zeer verfehillende redenen. Ik ben ook niet gelukkig! Dus antwoordde hij zuchtend en zweeg, li zag , dat, wel verre van de liefde » die suzette hem inboezemde, te willen ontkennen3 hij gaarne, terwijl hij van haat*, lprak, vergeten zou hebben, dat het met zijne moeder was, dat hij zich onderhield ;:, ik deed mijn best om- zelve dien titel ets. mijne geftrengheid te vergeten. ik. . Gij niet gelukkig, adolph! en wat ontbreel t er dan aan uw geluk onder al hes geen, waarnaar een man van uwe jaren en, .van uwen naam ftaan kan? h rj^ Bemind te worden, Mevrouw©f' jfe kracht te hebben '» om éne liefde te; ©«er» D 9 '  m DE BRUIDSCHAT winnen, die nfjne reden veroordeelt, en die, in weerwil vin mij ze'f, een deel van mijn aanw-zen g worden is.. Achl mijne moeder, berisp mij. niet, beklaag mij veeleer Al wat gij mij zeggen zult, kan niet halen bij het geen ik hondcrtmalen aan mijt zeiven gezegd heb. Maar de ftrtngfte aanmerkingen, die ik: mij maakte, kwanen al* tijd weder op mijne liefde neer, en dit juist gaf aan dezelve ene bekoorlijkheid, die mij verleidde; de neiging te beftrijden,. die mij ftseds naar suzette heentrok, w s mij met haar bezig te. houden. De. fchaamte van dit aan mijne moeder te bekennen gaat misfchien het vermaak niette, boven, dat ik, er in vind om van haar te. fpreken; *t is de eerfte reis, dat ik er gelegenheid toe heb-, ik zou die. hebben willen vlieden; tot op dit ogenblik was het. ilecbts- in mijne eenzaamheid, dat de naam. va.; suzette over mijne lippen kwam.. i k. Gij doet mij blozen, Mijnheer, over uwe kuitenfporigbeid, en over de infchikkelijk-  VA» SUZETTE. 45 Kjkheid , waarmede ik u aanhoor : maar gij meent ongelukkig te zijn, adolph in 't ongeluk zal mij altijd heilig wezen, zelf* danr wanneer ik hem zwak genoeg, zie, om zieh blootteftdlen om meer medelijden, dan belangneming voor zich optewekken. Aan het rood, dat zijn voorhoofd bedekte , aan de levendigheid van zijnen blik * zag ik, dat dit zeggen hem geweldig trof;, hij ftond op 't punt van te antwoorden g maar ik haastte mij om er. b'jtevoegen : Wat verwacht gij van ene dwaze harts* tocht, die gij voor niemand, dan voor ene. al te toegevende motder zoudt durven be» kennen? suzette. door mijne zorg opgevoed, door mijne befcherming gedekt;. suzette zonder anderen rijkdom, dan. hare deugd, wordt voor u een voorwerp, van eerlied, en ik durf mij verzekerd houden , dat uwe drift u niet zo ver verbijsterd heeft, dat gij zonder fchrikken er aan. zoudt kunnen denken, om de onfchuld te.. v.erleiden , en onbefchaamd het ontzag te Vertreden , dat gij aan mijn huis fchuldigv, D 3  46 DE BRUIDSCHAT éjt. Mijrr zoon, ik heb de pligten, die ik ten uwen aanzien te vervullen had , nog nooit ter deeg ingezien; mijne tedere liefde maakte ze mij zo h'gt, dat ze mij fteeds het zoetst genot deden fmaken; maar door mij met suzette te belasten, heb ik voor God de verpligting op mij gelegd om over hare zeden te waken, en haar geluk te verzekeren. Wanneer gij dat onfchuldig fchepfel vervolgt, randt gij uwe moeder aan^ voortaan zult gij niet meer suzette, maar mij overal uwe voornemens zien dwarsbomen; en indien gij ongelukkig ge» riöfcg waart, om haar er toe te brengen om aan uwe drift gehoor te geven, zou uwe moeder er voor God verantwoordelijk voor worden. Klaag niet over de ftrenghcid mijner beginfelen. Ach, mijn zoon, aan die godsdienftige beginfelen hebt gij mijn leven té' danken; het is mijne onderwerping aan den wil des Hemels, die mij kracht gege-' ven heeft om uwen vader te overleven. adolph, adolph, zou uwe drift u betrouw doen hebben, dat ik er moeds genoeg Sóë bad?  tan SUZETTE, 47 Dit verwijt was te fcherp, 't is waar'; maar het ontflipte mij iri mijne vervoering* h ij. Gij hadt mij beloofd, Mevrouw, mij met rnfcbikkelijkheid te zullen behandelen, (antwoordde hij, terwijl hij tranen Hortte vair fpijt,) en gij behandelt mij als een monfter, dat des doods waardig was. Terwijl ik al mijn bloed zou willen ftorten om mijn moeders leven ten koste van het mijne te verlengen, befchuldigt mijn moeder mij' van... ► 6 Mevrouw , indien gij op den bodem van dit hart zien kondt, zoudt gij overtuigd worden , dat de onverwinnelijke liefde, die mij nu wanhopig maakt, zonder den eerbfed, dien ik voor u heb, morgenhet geluk mijns levens uit zou maken. Ik bemin suzette in weerwil van mij zelf j ik'bemin haar zo hevig, dat ik voel, dat de dood mij draaglijker zou wezen, dan het denkbeeld van haar te verlaten. Nooit heb> ik er aan gedacht, om haar te verleiden, ife> kon. niet anders dan mijne liefde doemen* en er mij. echter fteeds raeê blijven voeden*  4* DE BRUIDSCHAT Maar, indien ik niet vreesde mijne moeder te bedroeven, wie zou mij kunnen weêrhouden, om suzette tot mijne vrouw te nemen? Ik wilde hem hier in de reden vallen, maar hij vervolgde : Zie eens , Mevrouw, hoe veel de adel dagelijks van zijne achting verdient (wij waren toen op 't laatst van 1789); suzette heeft alles van de natuur ontvangen; haar verftand zou haar gebrek aan opvoeding weldra vergoeden* Indien mijn huwelijk in Frankrijk misprezen werd, zou ik naar Sim Domingo gaan, waar hei door de vooroordelen minder geftoord zou worden. Ontrust u echter niet, Mevrouw, dit is niet anders dan ene gedachte, die ik u wilde voorftellen, en geenszins een voornemen , dat ik heb. Voornemens ! ach, het is mij onmogelijk er enige te vormen.. Door de liefde en door het verfchrikkelijk denkbeeld van uwe liefde te verliezen, beurtelings bedreden; te gelukkig zelfs, indien de dood mij uit enen toeftand redde, die loijne krachten te boven gaat — ben ik alleen:  van SUZETTE, 49 {een in ftaat om te lijden, en u te tonen» dat uw adolph geen ondankbare is, en nog minder een monfter, dat verdiende van zijne moeder dermate verdacht, te worden. Laat ons, antwoordde ik, laat ons, mijn zoon, een onderhoud afbreken, dat voor ons beiden even pijnelijk wordt. ■ Gij zult niet vorderen, dat ik mij' bij u verontfchuldige over een woord, dat mijn hart ontkende, op het zelfde ogenblik, dat mijne mond het voorthragt. Al wat ik u verzoek is, dat gij suzette niet ziet, voor dat ik u gefchreven heb ; want ik gevoel, dat het nutteloos is, dat wij ons gefprek hervatten, en tevens zeer noodzakelijk, dat wij elkander wederzijds de rust wedergeven. Nu ftond ik op , hij insgelijks, en hij ging heên , zonder zijne ogen op mij te flaan. Dit ziende, riep ik uit: — adolph, gij bemint dan uwe moeder niet meêrJ — Hierop nam hij mij bij de hand, en kuste dezelve , waarop wij elkaêr al fchrijende verlieten. Tegen etenstijd liet hij mij verlef vragen, om niet beneden te komen \ en E  ' 5o DE BRUIDSCHAT hierover was ik niet droevig , uit hoofde van de zielsgefteldbeid, waarin wij ons beiden bevonden. Ik ging dan naar mijn kamer, en fchreef hem daar den volgenden brief. Mevrouw de senneterre aan ADOLPH. Gij ontvlngt mij, mijn Zoon! en ik ben genoodzaakt te erkennen, dat ik fchroomde u te zien — ik — die tot hier toe er altijd onder leed, wanneer ik van uw bijzijn verstoken was. Ik beklaag u uit grond van anijn hart; maar mijn vriend, de maatfehappij , die ons in enen fchitterenden ftaat plaatfte, heeft ons pligten opgelegd , die tegen de voordelen opwegen, die wij daardoor genieten; en het zou lafheid zijn die pligten te verraden: daartoe zijt gij niet in ftaat. Gij moet van suzette afzien, ik zal er niet bijvoegen — van haar of van mijne vriendfchap; ik verwacht van de eer ene opoffering, die ik aan haar alléén ver-  van SUZETTE. 51 fchuldigd wezen wil. Ik neem op mij, om het meisje in zulk enen ftaat te brengen, dat gij het genoegen hebben moogt van tot haar geluk te hebben meêgewerkt; dat genoegen zal uw leed verzachten, wanneer eens de dag zal gekomen zijn, dat gij uwe moeder voor hare ftrengheid zult dankzeggen. Ik durf er niet bijvoegen, dat ik die infchikkelijkheid van u eisch, daar ik vrezen zou* dat ene daad van gezag mij een ogenblik uwe tedere liefde zou ontroven. Ik zend u alleen enen brief, dien uw Hervende vader mij belastte u ter hand te ftellen; hem zelf-— adolph! — zult gij horen; zijnen laatften wil zult gij vernemen. Uw moeder zegent en bemint u; zij verwacht uw antwoord, zonder u het'» Selve te willen voorfchrijven. ft *  52 DE BRUIDSCHAT BRIEF van mijnheer DE SENNETERRE aan ADOLPH. Mü» zoonl indien een vader, die gereed is om een leven te verlaten, waarvan hij* alle de ogenblikken aan uw geluk heeft toegewijd, op u het gezag nog behoudt, dat hij van god en de wetten heeft verkregen; "indien de eerbied voor .mijne nagedachtenis en de dankbaarheid u heilig zijn, gelast ik u , uwe moeder te gehoorzamen in alles wat zij van u eifchen zal met u dit gefchrift ter hand te ftellen, het laatfie, dat de hand van uwen vader fchreef; ik gelast u zulks , cp ftraffe van mijnen vloek» adolph, indien ik uwe geaartheid wel  van SUZETTE. 53 geraden heb, zult gij achtenswaardige deugden en gevaarlijke hartstochten hebben. Ik beef voor u,ik beef voor uwe moeder; het is op den rand van het graf, dat ik nog poge over twee wezens te waken, die mij het leven met moeite doen verlaten. Mijn zoon, voldoe gij mijne fchuld bij ene aangebedene echtgenote, aan wdke ik meer geluk te danken heb, dan een mensch hier cp de wereld recht heeft er van te verwagten. Ik herhaal bet ten laatften, want mijne krachten begeven mij, gehoorzaam aan uwe moeder, op ftraf van den vloek eens vaders,die u altijd teder'heeft bemind. Vaarwel, mijn zoon! Des anderendaags, bij mijn ontwaken, ontving ik het volgend briefjen. adolph aan Mevrouw de senke* t e r r e. Mijn vader zal voldaan zijn. Mevrouw, en gij zult mij nog lang beklagen. Dar.r ik E 3  54 DE BRUIDSCHAT u geen getuigen wilde maken van mijne finart, en vreesde het niet te zullen kunnen weêrftaan, indien ik haar wederzag, die ik vlieden moet; verzekerd daarenboven, dat ik geen krachts genoeg zou hebben om haar aan enen echtgenoot harer onwaardig te zien opofferen, heb ik het befluit genomen, om nog dezen zelfden nacht het flot te verlaten, en ieder een verboden, u daarvan te waarfchuwen. Ik ga naar Parijs. Ik beveel u suzette niet aan, daar ik uwe goedheid ken. Indien ik enige begeerte hebben mogt, zou ik wenfchen, dat zij ongehuuwd bleef; indien gij er anders over befchikt, mag ik dan hopen, mijne moeder, dat gij baar, bij het ter hand fteüen van dezen ring, zult voorfchrijven, van dien altijd als een onderpand van uwe befcherming te dragen? Dit is het enige gefchenk, dat ik haar geven wil , terwijl ik het overige aan uwe edelmoedigheid overlaat. 3 Dit briefje, dat mij maar al te zeer deed zien, hoe veel adolph leed onder zijné  van SUZETTE. 55 gehoorzaamheid, verzwaarde de ftnart, die ik over zijn vertrek gevoelde. Ik verzocht mijn Oom bij mij te komen en vertrouwde hem alles. De oude man hield (taande, dat mijn zoon gek deed van een boerenmeisjen op die wijs te beminnen , en vertederde zich even zeer als ik over zijne fn:art. Ik helde er nog enigfins toe over, om het huwelijk van suzette uit te ftellcn tot dat ik genoegzame zekerheid had, dat de gezindheid van onzen vlugteling geen gevaar liep. Maar mijn Oom deed mij begrijpen , dat het tegenwoordig ogenblik beflisfend was, en dat ik mij moest blootnellen, om suzette in 't vervolg de vrouw van haren minnaar te zien worden , of nu in eens alle hoop affnijden. Ik volgde zijnen raad, en fchreef nog denzelfden avond aan mijn zoon; terwijl ik hem een order in blanco op mijn boekhouder zond, tot het ontvangen van zo veel geld, als hij tot zijn vermaak nodig zou vinden. Ik (prak hem weinig van zijn befluit, en in het geheel niet van suzette. Den volgenden dag E 4  56 DE' BRUIDSCHAT liet ik dat jonge meisje aanzeggen, van mi} te komen fpreken: en hield met haar het volgend gefprek. i k. Wat fcheelt er aan, suzette; gij ziet bleek; men zou zeggen, dat gij gefcfareid hadt? z ij. Ja Mevrouw. i k. Gij zijt nog zo jong, en hebt gij nu al hartzeer ? z ij. ; Ja Mevrouw. i r. Hebt gij het hier in huis niet goed? z ij. Ja wel Mevrouw. i k. suzette, ik w.1 het geen ik voor u begonnen heb te doen, voleinden, door u een man te geven, die u gelukkig maken kan. Zoudt gij ook tegenzin, in het huwelijk hebben? — veegde ik er bij, om dat ik zag, dat zij zuchte.  van S UZ ETTE, 5? z ij. Mevrouw.... i k. Spreek vrij uit. Is er ook de een of andere jonge vrijer in het dorp, die genegenheid voor u getoond beeft, en dien gij niet ongenegen zijt ? z ij. Och H?er! neen — Mevrouw! i k. , Dan hebt gij er niet tegen om een man, te nemen, dien ik voor u uitzoek ? z ij. Mevrouw... Mijnheer de Graaf.,.. i k. Wel nu, Mijnheer de Graaf?.,, z ij. Heeft mij verboden om ooit zonder zijne toeflemming te trouwen. i k. Heeft mijn zoon u dit verboden? z ij. Ja Mevrouws meer dan eens* • E 5  §8 DE BRUIDSCHAT ik. En wat antwoordde gij hem dan, suzette? z ij. Dat hij er meester over was, Mevrouw. i k. En als het nu eens met medeweten van mijn zoon was, dat ik u zocht uittehuwelijken, wat zoudt gij daii zeggen ? Hierop begon zij te fchreijen, en hare droefheid toonde mij maar al te duidelijk, dat het ongelukkige meisje niet ongevoelig was voor de liefde van adolph. Haar tegenftand maakte haar nog belangrijker. Ik oordeelde omtrent haar den toon van ene meesteresfe geheel te moeten afleggen ; liet haar bij mij zitten, vertroostte haar en fprak haar ernftig aan. suzette ftoorde mij niet dan door baar fnikken, of om te erkennen , dat zij zich zelve hondertmaal gezegd had, hetgeen ik haar zeide; dat zij nooit vergeten zou hebben , wat zij aan hare weldoenfter verfchuldigd was, en dat het haar fchuld niet was, dat Mijnheer de  VAN SUZETTE» 5$ Graaf haar (leeds zo veel goedheid had bewezen, dat zij er tot in haar ziel van was getroffen , offchoon zij het voor hem niet toonde. Ik zocht haar te overreden, dat de zorg voor haren goeden naam, en misfchien ook de dankbaarheid, haar verpligtte om een man aan te nemen; ik begon haar andermaal te vragen, wie haar voegen zou; zij antwoordde mi}, dat zij nooit den een liever zou hebben, dan den anderen, maar dat zij dien zou aannemen, dien dc moeder van Mijnheer de Graaf haar toeleggen zou. Ik liet haar eindelijk henengaan, bijna even zeer aangedaan als zij zelve, en gaf haar, ten bewijze van mijn genoegen over hare onderwerping, den ring , dien mijn zoon mij in bewaring had gegeven. Ik was wel inwendig niet zeer te vreden over deze daad van toegevendheid; maar de moed van het meisjen, het aandenken aan mijnen zoon, die Hechts dit loon bedongen had voor ene opoffering, waarvan zijne fmart mij al de uitgeftrektheid genoegzaam leerde kennen s kreeg bij mij de overhand op de.  ff© DE BRUIDSCHAT reden. De begeerten van een hart , dat door ene hevige drift vcrfcheurd wordt, worden heilig voor gevoelige zielen, zelfs dan, wanneer de reden deze'lven veroordeelt. . Als men een jong meisjen wil uittrouwen, is het genoeg, dat men deze begeerte maar even Iaat uitlekken, en men kan verzekerd zijn, dat alle de vrouwen van het hjuis het zich tot een eer zullen rekenen daartoe enigermate meê te werken. M'jnc kame;.ier was de eerfte, die mij van enen chenu fprak, die een klein {luk lands in huur had, drie mijlen van mijn flot gelegen, en die bij zijne boerderij enigen handel dreef in beesten, waardoor hij zich een vrij goed beftaan bezorgde. Hij kende s uzette, en had meer dan eens gezegd, dat hij haar gaarne tot zijne vrouw zou hebben, omdat zij lezen en fchrijven kon, en hem dit voor zijnen handel bijzonder te pas zou komen, terwijl hij nu alles op zijn geheugen moest laten aankomen, dat hein dikwijls verlegen liet. Ik gaf mijn Con-  van S U ZET T E. 6ï cierge order, om dien man eens te gaan fpreken, hem mijne voornemens bekend te maken en hem te nodigen om bij mij te komen, indien hij nog fteeds bij dezelfde gedachten bleef. chenu liet zich niet lang wachten. Hij kwam mij voor dertig jaar oud te zijn, ea zijn uiterlijk had niets verleidelijks, maar ook niets terugnotends. Hij trad met ene zekere vrijmoedigheid binnen, die mij veel goeds van zijne geaartheid deed verwachten , maar ik wilde hem op de proef nellen en fprak hem daarom dus aan. i k. Waar kan ik u van dienst in zijn, chenu? zeide ik hem, terwijl hij mij groette; fpreek vrij uit. h ij. Men heeft mij gezegd, Mevrouw, dat-gij Jufvr. suzette wilde uithuwelijken, en nu zou ik, indien mijn voornel u niet onaangenaam was, wel de voorkeur willen hebben. i k. r Gij bemint dan suzette?  fa DE BRUIDSCHAT h ij. Wel om u de waarheid te zeggen , zij mishaagt mij niet, en ieder een roerat haren zachten aart. i k. Men zegt , dat gij goede zaken doet, chenu, en suzette heeft niets. h ij. "Mevrouw's gunnen zullen haar evenwel hiet ontgaan, hoop ik. i k. Hetgeen gij mijne gunden noemt; chinu, komt den ongelukkigen van rechtswege toe, en suzette zal ze niet meer behoeven, zodra ze u trouwt. Ik zal voor haar uitzet zorgen , dat is al wat ik doen kan. h ïj. Dat was mij niet gezegd, maar als dat Mevrouw's laatfte woord is, zal ik er mij wel na moeten fchikken; want al nam ik al «cn andere, die een beetje geld had, zou ik er, als bij suzette, het voordeel «iet bij vinden van ene vrouw, die fchrijr  van SUZETTE. S3 ven kan; en dat is alles, wat ik begeer. Evenwel een klein ( fommmetje bad er geen kwaad aan gedaan; het zou mij gelegenheid gegeven hebben, om mijn handel wat uittebreiden, waarmeê zeker wel wat te winnen is, mits men enig geld in voorraad heeft. i k. Wel nui zeg mij eens ronduit, chenu, hoe veel gij wel dacht, dat ik suzett* tot een bruidfchat geven zou. h ij. O Mevrouw, dat laat zich zo niet zeggen. i k. En waarom niet, als ik het weten wil? Mijn voornemen is het geluk van het meisje, dat het in allen opzichte zo zeer verdient, te verzekeren; en indien uwe eifchen mijn vermogen niet te boven gingen, zou ik het mij tot een genoegen rekenen iets voor haar en voor u te doen; want gij zUlt haar gelukkig maken, niet waar chenu? h ij. Wel heden, Mevrouw, dat is niet heel teoeilijk. Vooreerst> zo ben ik bijna de  «4 DE BRUIDSCHAT helft van den tijd op reis; er is geen markt tien uren in 't rond, of ik ga er na toe. Als ik dan te deeg vermoeid t'liuis kom, en suzette mijne zaken te boek gefield heeft, dan zal ik zelf meer rust nodig hebben, dan lust om die van anderen te ftoren. Men zegt, dat ik veel eerzucht heb ; maar ik heb altijd opgemerkt, dat een man, die veel omhanden heeft, geen knorrepot is. suzette heeft oordeer en zal de boerderij in orde houden ; en hoe weinig ze ook moge opbrengen, ér valt toch nog genoeg aan op te pasfen. Als de markten voordelig zijn , ftel ik mij wel voor niet weêr te komen, zonder haar iets tot welkom t'huis meê te brengen. Zij is een mooi meisje, en ik weet, dat de vrouwen nog al op den opfchik gezet zijn; en Mevrouw's goedheid heeft haar daar ook aan gewend , en dus is 't niet onnatuurlijk. Pas maar eens op, laten de markten maar eens wat voordelig zijn, en zij nog ik zullen geen van beiden te klagen hebben. •  van SUZETTE. 65 i k. Ik ben over uwe gezindheid we! te vreden, chenu; maar iaat ons tot onze eerde zaak terugkeren. Hoe veel dacht gij, dat suzette u als bruidfchat meê zou brengen ? h ij. Wel waaragtig, Mevrouw, als gij het dan voiftrekt hebben wilt, zal ik u zeggen, dat behalven het uitzet, waaromtrent ik mij op Mevrouw's mildheid volkomen verlaat, ik gerekend had, dat zeshondert livres klaar geld mij in ftaat zouden (lelies, om heel goede zaken te doen. Het begin is altijd moeilijk; maar een beetje contanten en een beetje crediet, dan gaat het al weêr. I IC. Kom aan, chenu, wijl gij zeshondert livres oordeelt nodig te hebben, en gij s uzette ook zonder die fom gelds zoudt genomen hebben, verheug ik mij, dat ik in ftaat ben uwe belangeloosheid te belonen. H IJ. Mevrouw is al te goed.  DE BRUIDSCHAT i k. Ik zal er het meisje over fpreken; kom morgen eens weêr, en als zij ti hebben wil, daar ik niet aan twijfel, kunt gij van van daag af op enen bruidfehat van twaalf.hondert livres ftaatmaken. Ik zou zeker meer voor suzette hebben kunnen doen, maar ik wilde getrouw blijven aan mijn beginfel, om zulke menfchen, die hun geluk in de waagfchaal Hellen door hunnen ftaat te verlaten, er niet uit te balen, maar ik had daarenboven nog een andere reden voor mijne handelwijs. De liefde van mijn zoon voor dat belangrijk fchepfel had in 't kasteel vrij wat opziens gebaard, en ik zou haar goeden naam in opfpraak gebragt hebben, als ik mijne weldaden niet enigfins beperkt had. Daarenboven" wilde ik altijd het oog over haar houden, en hoopte haren man in 't vervolg een boerderij van aanbelang te bezorgen: doch de gebeurenisfen van den t jd hebben die hoop verijdeld, en mij weldoeners doen vinden in hun, die ik toen als mijne begunftigden befchouwde.  va» SUZETTE. 6? Ik twijfelde niet aan de onderwerping van suzette, maar had wel gewenseht, dat zij haar zo weinig mogelijk gekost had, ik maakte haar de fchikkingen, die ik ten haren opzichte gemaakt had, bekend, en fchiiderde haar baar toekomftig lot met ailc mijne welfpr'ekendheid zo fraai af, als ik kons om haar over haar- tegenwoordig leed enig» iins te troosten. „ Gij zijt al te goed, Mevrouw, was haar enig antwoord. Ik zai al doen wat in mij is, om gelukkig te zijn, en indien ik het niet ben, zal dit ten minften mijn troost wezen, dat gij mij zulks waardig geacht hebt/' Er ging tot aan haar huwelijk geen dag om, dat ik haar niet zag,, en dit werd fpoedig gefloten ; de beheerder van mijn landgoed zat voor bij 't maken van 't contract, en bij de huwelijks-plegtigheid diende ik haar tot moeder. In onze gefprekken had suzette zkh fomwijlen verftout mij te vragen, of ik wel eens tijding van mijnen zoon ontving; ik twijfelde er niet aan, of zij bad de oorzaak van zijn onverwacht vertrek vernemen s ea F 2  ég BE BRUIDSCH A/f de zekerhsid van nog (leeds bemind te zijn troostte baar gedeeltelijk over de opoffering , die zij aan de rust van ons allen deed. adolph fehreef mij wel niet, maar ik had van ter zijde berigt van zijn gedrag. Ik wist, dat hij zich weinig in gezelfchappen vertoonde, dat hij dikwijls alleen uitging, meestal te paard , en dat ene zeer z:chtbare droefgeestigheid zijne, vrienden bedroefde, zonder echter enige reden van bekommering voor zijne gezondheid te geven, en dat was al wat ik wenfehen kon. Thans geheel vrij van zorg ten aanzien van suzette, maakte ik mij gereed om met mijn Ojm-naai.Parijs terug te keren, daar hij nog ik niet meer afgefcheiden van mijn zoon leven konden, toen ik den volgenden brief ontving. adolph aan Mevrouw de senne- t e r r e. Toen ik u ontvlugtte, mijne Moeder, om u te beter te gehoorzamen, had ik u mij-  van SUZETTE* 69 gen wensch te kennen gegeven, dat suzette ten winften ongehuuwd blijven mogt; doch gij hebt daar over anders befchikt. Ik heb door middel van een vertrouwd man, dien ik in 't kasteel gelaten heb, een huwelijk vernomen, dat mij alle hoop ontnomen en tevens de krachten ontroofd heeft, om mijnen afgrijselijk en toeftand te verdragen. Ik durf u niet befcbul. digen, ik w% zulks alleen aan mijn ongelukkig, noodlot, suzette heeft u ook gehoorzaamd, zij heeft mijn voorbeeld gevolgd. Mogt bet ongelukkig meisje het zich nimmer beklagen! Ik weet, Mevrouw, dat gr, op het punt ftaat, om naar Parijs terug te keren j als ik het alleen ben, die u derwaarts lok, fpaar u dan ene nutteloze reis. Het geen ik aan mijnen naam verfchuldigd ben, heeft mij belet gelukkig te wezen. Ik zal het offer volmaken. Ik vertrek dezen nacht, door mijnen wanhoop geleid. O kon ik de wereld rusfehen mij en mijne fmartelijke herinneringen, tusfehen de droeft heid eii de liefde plaatfen. Ach , mijne.. F3  yö DE BRUIDSCHAT moeder, ik ben zo ongelukkig, dat ik « een dienst meen te doen, door u liet droevig fchouwfpel van enen zoon , die door zijn hartzeer verteerd wordt, te fparen» Indien de Hemel uwe gebeden verhoord, zal Hij mij terugvoeren, waardig op prijs te Itellen het geen gij geoordeeld hebt voor mijn geluk te moeten doen, doch waarover m;jn hart zucht, zonder te durven murmureren. Indien de Hemel mijne wenfchen verhoorde.... Ach! mijne moeder, ga voort uwen zoon te beklagen. Die brief floeg mij geheel ter neêr ; ik las dien twintigmaal over, zonder mij van de waarheid van deszelfs inhoud te kunnen overtuigen. Mijn zoon vlugtcnd, mijn zoon zich van mij verwijderend,overgeleverd aan den fomberften wanhoop; welk een ijsfelijke flag voor ene moeder, die meende niet dan dankbaarheid te wachten te hebben! Evenwel, hiervan zij de Hemel mij tot getuigen : mijn eerfte gevoel was, dat ik mij van al te grote ftrengheid befchuldigde: en indien het voorledene in mijne mngt ge-  van SUZETTE, 71 ftaan had, indien mijn adolph tegenwoordig ware geweest, zouden de vooroordelen, de eerzucht, mijne beginfelen zelve, ja al. fes geweken hebben voor de begeerte om hem bij mij te houden. Onvoorzichtige jeugd! wat laat gij ons de vermaken duur betalen, waarvan de natuur den cerften kiem in ons heeft gelegd! En welk een Vermogen hebt gij niet op ons , wijl wijdikwerf liever aan onze eigen reden twijfelen willen, dan de wrede fmart gevoelen, van aan uwe ondankbaarheid niet te kunnen twijfelen. Dus had die jonge losbol, niet anders raadplegende dan zijne drift, den adel veracht, toen die een hinderpaal was voor de vervulling zijner begeerten ; en nam dien voor leidsman van zijn gedrag , toen zulks met zijne oogmerken overeen kwam: in beide gevallen offerde hij aan de liefde alléén. Mijn Oom was door deze treffende tijding diep getroffen en ter neérgeflagen door de uitwerking, die zij op mij deed; maar niet ia ftaat zijnde, om zich met losfe en onge-  p DE BRUIDSCHAT) gronde troostredenen optehouden, hcrftelde hij de kalmte in mijne ziel, door mij voorteftellen , van, op den eerden brief, dien ik van mijnen zoon ontvangen zou, te vertrekken. Indien hij hem dan niet kon doen befluiten om terug te keren , was zijn oogmerk hem niet te verlaten, hem tot leidsman te ftrekken, en van de gelegenheid gebruik te maken om hem zulke reizen te doen ondernemen, die aan zijne opvoeding de laatfte hand zouden leggen. Dit ontwerp, der vaderlijke vriendfchap diens goeden ouden mans zo waardig, was het laatfie bewijs van zijne hartelijke genegenheid. Hij ftiérf op het ogenblik, dat hij het wilde ter uitvoer brengen. Ik bleef dus geheel aan mij zelve overgelaten, te midden ener omwenteling, waarvan ik niet fpreken zal, dan in zo verre zij enige betrekking heeft tot mijzelve. Ik Ontving van tijd tot tijd brieven van adolph, waarin hij mij gedurig fprak van zijne terugkomst, die hij mij echter gedurig vruchteloos deed hopen, In zijnen laatften maak-  van SUZETTE. n imakte hij mij zijn voornemen bekend, om 'naar St, Domingo overtefteken , vm oogmerk van zijn oom te gnan zien en dan terug te komen, om mij nimmer' weêr te verlaten ; doch eer hij zijne belofte volbrengen konde, zag ik, tot mijne fmart, de wetten ene eeuwige fcbeidspaal tusfchen mij en mijnen zoon oprichten. Helaas ! dit was flechts het begin van ene aaneer.fchakeling van rampen, die zich met ene verbazende fnclheid moesten opvolgen. Ik vernam weldra de ramofpoeden van Si. Domingo; en terwijl ik mijn gehele fortuin verloor, had ik te vrezen voor het leven van mijnen zoon, en voor dat van enen broeder, die mij in zo veel opzichten dierbaar was. De tijdingen, die in Frankrijk aankwamen, kondigden niets dan onheilen aan; en het wreed gerugt liet niet toe re twijfelen aan het geheel van de rampen die die ongelukkige volkplanting verwoesten; maar liet ten aanzien van de omfiandigheden ene pijnigende onzekerheid over. Ik fineekte den bijftand des Hemels voor G  74 DE BRUIDSCHAT * n.ijne familie af: de tusffchentijd van den enen postdag tot den anderen was voor mij een jaar lijdens. Eindeljjk ontving ik uit Philadelphia' enen brief van mijn Zoon. Hier is hij: aoolph aan Mevrouw de senne- terre. Ach , ' mijne Moeder , waarom ben ik thans niet bij u om uwen troost te genieten, en u met mijnen moed te ondcrlleunen! In deze afgrijsfelijke ogenblikken voel ik maar al te zeer, hoe ver de liefde mij deed verdwalen, wijl ik van mijne moeder verwijderd ben. Heb gij toch de kracht van voor enen zoon te blijven leven, die zijn leven niet te duur zou achten, om er het genoegen meê te kopen van zijne tranen met de uwen te vermengen. Welk een verhaal heb ik u te doen! Zal ik het kunnen • befchrijven, grote God! mijne hand beeft, mijn hart fluit toe.... Gij hebt ongetwijfeld reeds van de ge-  van SUZETTE.' 75 bcurtenisfcn gehoord, die te St. Domingo zijn voorgevallen; maar gij weet nrisfehien nog niet, wat ons ongelukkig geflacht en onze bezittingen is overgekomen. Ik heb die ongelukkige landen, daar de burgeroorlog bij zijne gewone woede nog ene hevigheid voegt, die gelijk is aan de brandende hctte van de lucht/treek zelve, niet kunnen genaken : te Philadelphia heb' ik vernomen, dat mijn oom en zijn vrouw te midden der ijsfelijkfte folteringen zijn omgekomen, waarvan het denkbeeld alleen de verbeelding verfcbrikt. Neen, nooit, nooit zal ik moeds genoeg hebben om die afgrijsfelijke moorden te herinneren, die de gehele menschheid doen beven. Mogt gij er de bijzonderheden nimmer van te weten komen!... Men twijfelt hier niet, of het machiavellismus van ene regering , wier hoogmoed door den voorfpoed van St. Dtmingo vernederd werd, hebbe deszelfs vetwoestin* van verre voorbereid. De ontwerpen van die regering zijn voorwaar maar al te gelukkig volvoerd; en terwijl alle de partijen G 2  76 DE BRUIDSCHAT onderling elkaér befchuldigen , ftrekt de verwoesting dier volkplanting, die koitlings nog zo heerlijk was, alle de partijen ten verwijt. Verblinden wij ons niet, mijne moeder, onze hutten en woningen zijn tot den grond toe verwoest , de werkplaatfen zijn verbrand , de vrucht van ene hondertjarige werkzaamheid s voorfpoed en fpaarzaamheid is vernietigd. De elende der volkplantelingen, die naar Philaddphia de wijk genomen hebben , zou hunne dodelijkflre vijanden zelfs fmarten; zij zijn zo veel te meer te beklagen, omdat de overgang van den overvloed tot de elende ten hunnen opzichte zo fnel geweest is als de blikfem. Gij, mijne moeder, gij zult ten minflen dat uiterlten des ongeluks niet kennen; alle de goederen van mijn vader komen u toe. Zij behoren aan u met alle recht, wijl gij ze, om zo te fpreken, gekocht hebt; gij hebt op dezelven een nog heiliger aanfpraak, wijl het de goederen van uwen zoon zijn. Waarde Moeder! mogt gij er lang het ge-  van SUZETTE. 77 «ot van hebben ! Mogten wij weldra herenigd , de rampen betreuren, die wij frmen gemeen hebben, en te famen de droefenisfen en hartstochten vergeten, die van dit leven onaffcheidbaar zijn! —. De ongelukkige adolph voorzag de rampen niet, die zijne moeder weldra Honden te overvallen. Ik moest in mijn kasteel alles zien verzegelen; en .vernam, dat dit ook ten aanzien van mijn hótel te Parijs en van de overige bezittingen van mijn man gefchied was. Ter nauwernood mogt ik enigen van mijne bijzondere eigendommen behouden, en kreeg ik verlof, om in het kasteel, dat ik bewoonde, ene verblijfplaats te houden. Dus van geld en goed beroofd, ontbloot van allen wereldfchen glans, leerde ik het menschdom kennen, dat zich tot op dat ogenblik fteeds fchoner voor mijn oog had opgedaan, dan het wezenlijk was. Zij, die mij tot hier toe enkel naderden om mij te behagen, hielden op met zich te bedwinG 3 i  ?S DE BRUIDSCHAT gen, toen zij niets meer te hopen hadden, en het beledigend medelijden van fommigen ftootte mij nog geweldiger, dan de ondankbaarheid van anderen. De landlieden, die ik met weldaden overladen had, berekenden niets meer, dan hoe veel zij nog van mijn overfchot zouden kunnen halen; zij hieuwen de bosfehen neer en verdeelden onder eikanderen Hukken gronds, die iedere eeuwen aan de familie van Mijnheer de, senneterre hadden toebehoord, terwijl zij zich zochten diets te maken, dat het gemeente-goederen waren. Thans veroncfehuld;g ik hen, maar destijds verzwaarde hunne ondankbaarheii mijn lijden, en ik befloot weder naar Parijs te vertrekken, om een fchouwfpel te ontgaan, dat mij het hart deed breken. Het kostte mij vtel om van m jne huisbedienden, waarvan de meesten mij zeer getrouw waren, ie fcheiden; maar de ftaat van mijne zaken eiichte die opoffering, die ik reeds te lang had uitgefteld. Ik nam dus niemand met piij dan augustïna, mijné kamenier,  van SUZETTE. 79 die mij vofftrekt volgen wilde; en als haaiman mij te Parijs gene huisvesting had aangeboden, zou ik genoodzaakt zijn geweest om gemeubileerde kamers te gaan bewonen. Sedert de verwoesting van St. Domingo waren mijne bloedverwanten, uit fpaarzlamheid, op het land gaan wonen; een gedeelte van de familie van Mijnheer dé senneterre was uitgeweken, en een ander had hare -landgoederen betrokken* Een enkele volle neef van hem was in de hoofdftad blijven wonen; maar hij had mij veilaten, federt dat hij bij den uiterften wil van mijn man van alle recht tot de voogdijfchap over mijnen zoon ontzet was geworden. Hij had bij de omwenteling ene partij aangenomen, die hem in 't eerst zeer in gunst bij het volk bragt, maar eindelijk nair 't fchavot floepte. Ondejtusfchen zal ili hem recht doen; hij was ftaatszuchtig; maar nimmer een verrader ten opzichte van hun, wier za;k bij had omhelsd* Daarenboven kon ik in mijne omtlaudigheden hem niet opzoeken ; daar ik en,é ftille fghiuiG 4  DE BRUIDSCHAT Plaats, alwaar ik* mij i„ vrijheid met mijne finart en met mijn zoon kon bezig houden, verkoos boven een overfchot van luister zonder onafhangelijkheid. . Die fchuiJplaats werd mij weldra ontroofd. Ik kon en zocht mij ook niet te onttrekken aan het decreet, waarbij het in hechtenis nemen van de naastbeftaanden der geümigreerden bevolen werd. Ik was a^n. he^t leven niet meer verbonden, dan door ene godsdienftige onderwerping; beroofd zeïïs van den troost van tijding van mijnen adolph te ontvangen, ter neêrgeflagen door het lot, dat hem te wachten ftond, zou ik mijnen beulen dankgezegd hebben voor den flag, die mij het leven ontrukt had. In die afgrijsfelijke ogenblikken, waafin alles, tot de hoop toe, ons was ontnomen, was er meer moed npdig om te blijven leven, dan om tot fterven te befluiten. Ik bragt dertien maanden in de gevange- . nis door, en vooral de zes laatflen, zonder andere hulp, dan die, welke de vrees va» ons van honger te zien fterven onzen  van SUZETTE. 8'r ftokbewaarderen afperfte ; blootgefteld aan alle vernederingen, vergaten wij onze ongelukken op het verhaal van die onzer lotgenoten ;■ bevreesd om den aandrang, die wij hadden om elkaêr te beminnen, te voldoen, cm de finart te vermeden van ene eeuwige fcheiding; en echter die fmart ondergaande , zonder genot gehad te hebben van de bekoorlijkheden der vriendfchap; dan eens over de langzaamheid van den dood klagende , en dan weder ene onwillekeurige buivering gevoelende op het denkbeeld der vernieling; var» buiten af gene andere tijdingen ontvangende, dan een journaal, dat met de lijst der flagtoffers, die den vorigen dag waren omgekomen, beladen was, onder welken wij met even veel fchrik als gretigheid den naam van onze ouders, van onze vrienden, en van die ongelukkigen zochten,, die wij den vorigen dag nog in onze armen hadden gedrukt.... Neen, de ziel is nier in ftaat de gedachtenis van zulk enen toeHand te dragen. Dit zal ik echter zeggen,, • ik zal het tot aan mijnen laatften ademtocht. G '5j  $2 DE BRUIDSCHAT herhalen, omdat de waarheid bekend möet worden: die gevangenisfen, waarin wij op elkander gehoopt waren even als beesten» die voor het flachthuis gefchikt zijn, waarin wij ftrenger werden behandeld dan de grootfte misdadigers, zouden onzen dwingelanden , indien zij er met ons in hadden durven leven, gelegenheid verfchaft hebben om met bewondering^te z;en, hoe gemakkelijk er de beoefening van alle deugden was; zij zouden teruggetreden zijn en het noodlot ontweken hebben, dat hen voortfleepte tot het vermoorden van zo vele Franfchen, waarvan de meesten de cieraad van hunne eeuw waren , en wier voorbeeld in het gezeLig leven , ds maatfehappij misfehien nog bewaard zou hebben voor ene verbastering van zeden , welke de wijste wetten met zeer veel moeite zullen kunnen tegengaan. Eindelijk hielden de moorden op en de gevangenisfeir ontiïjten zich. Dank zij der ijverige werkzaamheid mijner kamenier, die goede aügustine, *iie toen mijne enige  van SUZETTE. 83 vriendin was, mijn Leurt kwam ook. Zij bragt mij zelve de orde tot mijne vrijlating, die mij flechts een ogenblik vreugde veroorzaakte, om mij zo veel te dieper over de uitgebreidheid mijner elende te doen nadenken. Ik had niets meer, volftrekt niets, dan enige kostbaarheden, waarmede ik befloten had te derven: dat waren de becltem'sfen van mijn zoon en van mijn man. Ik wilde niet tot las.t blijven van die achtingswaardige vrouw, die de ongelukkige tijdsomftandigheden genoodzaakt hadden enen anderen dienst te zoeken. Hoewel zij alles deed, wat zij maar kon, om mij de grootheid van hare opofferingen te verbergen, zo raadde mijn hart toch wat zij deed, en 'de dankbaarheid kon het ftnartelijk lijden vin verzachten, dat ik gevoelde, winneer ik bedacht, dat ik leefde van het geen zij haar zelve onthield. Ik wist al wat ene vrouw weten kan, uitgemomen van mijner handen arbeid te leven 5 daarenboven had het leed mijne gezondheid ondermijnd, zo  34 DE BRUIDSCHAT dat ik mij buiten ftaat bevond om op den duur te arbeiden. Er bleef mij dus maar ene toevlucht over;, en dat was te dienen. Toen ik dit voor de eerftemaal overdacht, vloeiden er bloedige tranen uit mijne ogen. De fierheid, die ons dikwerf voor het misdrijf bewaart, die men wel matigen maar nooit onderdrukken moet,, druischte daartegen op met ene hevigheid, waarvan het onmogelijk is de kracht te berekenen. Ik, geboren met een onmetelijk fortuin, gedurende mijne jeugd omftuuwd van flaven, en ten allen tijde omringd van menfchen, die verpligting aan mij hadden; ik,niets meer'overhebbende dan enen naam, die achtingswaardig is door heldhaftige daden, welke de gefchiedenis tot aan de late» nakomelingfchap zal overbrengen,.... ik dienen! O mijn God! gij kwaamt mij weder te hulp, en de hoogmoed vernederde zich voor de bevelen uwer zedekunde. Door er gedurig over natedcnken, maakte ik mij met dit denkbeeld langfamerband ge-  van SUZETTE. 85 meenzamer; en gewende er mij eindelijk zo zeer aan , dat ik er augustihe over aanfprak, zonder baar enen weérzin te doen blijken , dien ik eerder overwonnen , dan weggenomen had. Zij wilde zich tegen mijn voornemen verzetten , maar ik bleef onbeweeglijk, en fmeekte haar, alle moeite -aantewenden om mij ene plaats te bezorgen; zo als ik die begeerde; waarbij namelijk mij de zorg werd toevertrouwd om over de opvoeding van enige jonge mesjes het opzicht te hebben, dat het enigfte beroep was, waartoe ik mij indedaad gefchikt vond. Het was nodeloos haar voortefchrijven, dat zij mij onder enen verdichten naa'm moest aanbevelen, en enkel als ene ongelukkige vrouw, die bij de omwenteling alles verloren had. Enige weken daarna, kwam augüstini, met een beklemd hart, en natbefchreide ogen, mij zeggen, dat zij mij gehoorzaamd had, en gaf mij enen brief over voor ene jonge vrouw, die zeer rijk was en een kundig mensen bij haar wilde hebben, dat  $ö* DE BRUIDSCHAT onberispelijk was vsn zeden, en waarvoor Zij de grootfte infchikkclijkheid beloofde. Ik nam den brief aan, en was niet in ftaat aügustine te bedanken, anders dan door haar de hand* te drukken. Ik zal bij dit zo merkwaardig tijdiïip van mijn leven wat langer frilftaan. Ik hield den brief in mijn hand, die ter mijner aanbeveling dienen moest , mijne ogen waren op het opfchrift van denzelven ' gericht, zonder het evenwel te zien. In de menigte mijner gedachten, die eikanderen opvolgden, verloren, was ik gedachteloos. De bükfem zou, geloof ik, bij mijne voeten* neêr hebben kunnen vallen, zonder dat ik er ontfteld door zou geworden zijn. Langfamerhand helderden mijne denkbeelden op, en ik vroeg mijzelve : Wat zal ik zeggen ? Op die vraag vond ik geen antwoord. Ik onderzocht eindelijk den naam van het menscb, dat ik zou gaan dienen; zij was DEPRéVAL geheten, en ik dacht werktuiglijk over dien naam na, als of die mij enige inlichting had kunnen geven over het  VAN SUZETTE, g; tockomlfg lot, waar ik tegen aan zag. Uit* termate afgemat door mij nergens OP te kunnen bepalen, ging ik naar bed: doch deed geen oog toe. Ene vrouw, die den volgenden dag aa^ji het hof geprefenteeri moest worden, kon niet meer met haar toilet bezig geweest zijn, dan ik met het mijne. Ik vreesde medelijden te zuilen inboezemen ; en nog meer, dat ik een zeker uiterlijk van waardigheid, dat de natuur en de gewoonte van te gebieden over mijne gehele perfoon verfprëid had, niet zou kunnen bedekken. Ik duchtte vooral, dat ik de vragen , waarop ik mij verwachten moest, niet zou kunnen dulden. De da» verraschte mij, zonder dat ik nog iets be! floten had. Ik had wel gewenscht het noodlottig ogenblik te verfchuiven , doch vreesde, door het uitteflellen, de gelegenheid te verliezen om de arme augüstine van de zorg voor mij te ontflaan. Zij, die den luister en den overvloed bij hunne geboorte niet gekend hebben, kunnen zich moeilijk een denkbeeld maken vaa  $8 DE BRUIDSCHAT Tiet geen liet kost ene verandering te ondergaan. Een enkele dag is genoeg om ons die genietingen zeer duur te doen betalen, welke toch geen wezenlijk vermaak opleveren, wijl zij altijd do$r de gewoonte eentonig worden. Men fielt er geen prijs op, dan wanneer men er van verdoken wordt. Ten tien uren was ik gereed, en wankel, de nog in mijn befluit. De vrees van te vroeg te komen, van in de voorkamer te moeten wachten ; van voor een begin, misfchien een van'mijne oude lakeijen tot kameraad te krijgen; het nog veel verfchrikkelijker denkbeeld van weggezonden te worden, na een onbefchoft verhoor te hebben doorgedaan , vervolgde mij tegen wil en dank. Eindelijk wapende ik mij met moed, vloog den trap af, en bevond mij op de draat, met. verhaaste fchreden voortflappende, en bevende van vrees , dat men op mijn gelaat zou lezen, wat er in mijn ziel omging. Ik was in 't zwart gekleed, en durfde niemand aanzien, offchoon een vrij digte fluijer mij voor 't onbefcheiden oog  va» SUZETTE, S9 genoeg bedekte. Ik kom aan de deur van mijne aanftaande meesteres ; ik vraag na haar, vrezende, dat zij uit mogt zijn; men antwoordt mij, dat zij t'huis was, en dit deed mij enigszins leed. Ik ga naar boven, mijne knieën knikken; ik lpreek den cerften bedienden aan, dien ik tegenkom, en verzoek hem, dat hij mij zijne meesteres doe fprekenj hij antwoordt mij, dat ik wat wachten zou, dat hij ene van de bedienden van Mevrouw zou gaan waarfchuwen; ik ga zitten en wacht. Er verloopt een half uur, gedurende het welk ene menigte van gaande en komende lieden, die alle bij Mijnheer moesten zijn, mij buiten ftaat ftelde, om over iets anders natedenken, dan over mijne vrees van herkend te worden. Er komt ene vrouw bij mij, die mij vraagt, wie ik ben, en wat ik hare Mevrouw te zeggen heb ? — Ik begeer haar te fpreken. — Uit wiens naam ? — Uit mijn eigen naam. — Hoe heet gij ? — Dat kan ik haar alléén zeggen. — Mevrouw is h*el H  $o BK BRUIDSCHAT lat r'huis gekomen, zij heeft nog niet gefeilde!. — Ik zal wachten. Mevrouw belde op her eigen ogenblik» en bijna even fchielijk kwam men mij zeggen, dat ik binnen kon komen. Ik ga veri'cheiden kamers door, waarvan bet ameublement, de efegrntie en de rijkheid mij: verbaasden, mij — die al genoten bad, wat Jnen éértijds- bewonderde.. Ik treed in ene. flaapkamer, waar men maar even een halven dag had; Mevrouw was nog te bed. Ik geef baar bevende mijn brief over, zij noopt mij te gaan z;tten, vraagt mij verfchoning, dat zij zich in mijne tegenwoordigheid aankleedt, er bij voegende, dat zij mij liever had willen laten binnenkomen, dan mij in ene kamer te laten wagten, waar gedurig menfchen doorkwamen. Hare aangename toon Helde mij enigszins gerust; doch met dat al durfde ik mijne ogen niet ©p haar flaan» Al wat ik bemerken kon, terwijl men haar een ochtend-kleed aangaf, dat met kant was omboord , was dat zij  van SUZETTE, pi enen verwonderlijk -fraaijen leest had en vol natuurlijke bevalligheid. Eindelijk was haar toilet gemaakt, en zij gaf order aan hare kamenier van de blinden open te doen en ons alleen te laten. Terwijl zij het zege] van den brief losbrak, en dien doorliep , wierp ik mijn fluijer na agtererv- Zo> i als ik dit deed, hoorde ik enen luiden gil;, de vrouw valt voor mijne voeten neder, er* riep bij herhaling: „Mevrouw de sennï. ter re! Hemel! Mevrouw de senmeterre!" Ik zag haar aan — het wa3 — S U ZE t t e. Zij lag buiten kennis, ik droeg haar op* baar bed; en belde: met een kwam ieder toefchietcn, en bragt haar om ftrijd de hulp toe, die ik bijna zo zeer behoefde als zij, want ik was op een fauteuil neêrgevallcn zonder het. vermogen te hebben van te {preken of iets te kunnen doen. Haar man, de. menfchen, die bij hem waren, alle de bedienden van het huis waren toegefchoten, en wachten met ongerustheid af, dat zij:1 weêr bij haar zelve kwam» Weldra- opende:Ha-  92 DE BRUIDSCHAT sij hare ogen en zocht mij ; de menigte verborg mij voor haar gezicht, zij vraagt naar mij en ik nader. „ Och Mevrouw , mijne weldoenfler I" riep zij- uit. Ik lag haar de hand op den mond en verzocht haar te zwijgen. Onmogelijk , Mevrouw , onmogelijk. Hoe zoude ik mijne vreugd verbergen? Hoe zou ik over mijne dankbaarheid blozen ? Waarom, zoudt gij u over uwe ongelukken- fchamen, gij, wier gehele leven ene gedurige beoefening was van- deugd en weldadigheid! Mijnheer, zeide zij tegen haren man, herkent gij haar dan niet? Is zij zo veranderd? Herkent gij dan Mevrouw ds SENNETERRE niet?" Haar man naderde mij, op dit zeggen , met niet minder verlegenheid dan drift, en maakte mij een compliment , dat mij de waarheid bewees, van het geen men zo gemakkelijk dageljks bevestigd kan zien, namelijk, dat bij de vrouwen de gevoeligheid en de fmaak het gebrek van opvoeding vergoeden, terwijl een man, die het onge-  ' van SUZETTE. os luk gehad heeft van er geen te krijgen, nooit flechter geplaatst is, dan in een toeHand, die alle ogen op hern doet vestigen. suzette verzocht, dat men ons alleen zou laten, vvaaifchuuvvde haren man, op enen lieftaligen toon, dat zij van den middag niet in de Had uit eten zou gaan, verzocht hem haar om hare gezondheid te verontfchuldigen ;. en zodra wij alleen waren overlaadde zij mij met liefkozingen, op zulke ene tedere en eerbiedige wijs, dat zij alle de aandoeningen, die in bare ziel omgingen, in de mijne, deed overgaan. „ Gij zult mij immers niet verlaten, niet waar Mevrouw? (Dus fprak zij.) Gij. zult hier uwe kamers hebben, en gediend worden, als of gij mijne moeder waart. En zijt gij dit niet indedaad geweest ? Gij zult het gehele huis door uwe bevelen kunnen geven; ik zelve zal niet bij u komen, dan wanneer gij zulks, zult toeftaan. Maar wat is ervan aügüstine geworden? Heeft zij u ook verlaten?" „ Neen, Mevrouw," antwoordde ik haar  94 DE BRUIDSCHAT op enen enigszins- verlegen toon. — „ Me» vrouw! hernam zij droevig. Indien ik voor u suzette niet ben, dan zal ik het voor niemand in de wereld meer wezen.. Zie, zie den ring , dien gij mij bevolen hebt nimmer afteleggen, zie hem daar nog» Hij bleef fteeds aan mijn vinger, en herinnerde mij....'* Hier hield zij eensklaps ftil en bloosde. „ Mevrouw, dus ging zij voort met befchreide ogen, noem mij suzette, dat zal mijn hart verligten." „ Wel nu dan, suzette, mijne doch» ter , antwoordde ik haar, terwijl ik haar omhelsde , augustine heeft mij niec verlaten; maar het gaat haar niet voorfpoedig. De vrucht van hare fpaarzaamheid, in 't eerst voordelig uitgezet, is haar in papier terugbetaald. En daar zij zich genoodzaakt vond, om weder te gaan dienen, heb ik haar niet meer tot last willen zijn." „ Gij moet haar weder bij u nemen , Mevrouw; zij en ik kunnen alleen voor u die oplettendheden hebben, die u toekomen». Acht hadde ik uwe ongelukken geweten!  van SUZETTE. 95 Doch ênc twedérlei vrees weerhield mij, dié namelijk van mijne weldoenfter door mijnen overvloed te vernederen, en die van n te doen vermoeden, dat uw zoon.... Hij moet ook wel, te beklagen zijn , uw zoon, Mevrouwl:" Die aanmerking van süzettê deed wij tranen ftorten;. zij meende toen de haren nier meer te moeten verbergen. Toen wij weder enigszins herfteld waren, vaite ik het wöord. » Mijne vriendin, zeide ik, door zorg te dragen voor uwe kindsheid heb ik mijnen phgt gedaan ; hetgeen ik vervolgens voor u rlngen te ontgaan, vonden dezelven echter geen plaats, dan in het binnenfte van mijn hart. „ Mijnheer chenu ha8 geen liefde voor m.j, ik geloof zelfs, dat dezelve hem altftd vreemd blijven zal; maar hij eerbiedigde, m.j, als een wezen, dat hem verre overtrof. De orde, waarin ik alle zijne zaken bragt, de raadgevingen, die ik in ftaat was hem meêtedelen, wanneer ik zijne aan- en verkopen opfchreef, bragten mij bij hem in I 3  102 DE BPUID SCHAT de hoogflx- achting. Er leeft geen mensch zonder driften; winnen was de zijne, en alles liep hem federt o;;s huwelijk incê. Ook vond hij niets vreemds in hetgeen elk ander man dan hij in ene vrouw van mijnen ftand misprezen zou hebben; dat ik namelijk al den ledigen tijd, dien ik overhield, aan het lezen "befleedde; en als hij er op aandrong, dat ik hem zeggen zou, wat ik begeerde, dat hij mij uit deze of gene fiad > werwaards hem zijn handel riep, meê zou brengen, waren het altijd boeken, daar ik ©m verzocht. Dewijl hij er nooit van zijn leven één inzag, en zijn fortuin inmiddels merkelijk vermeerderde, was hij in het vaste begrip, dat, naar mate ik mij meer aan 't lezen overgaf, ik*mij zo veel te beter in ftaat zou ftellen, om zijne zaken te bellieren ï en ik hield hem in ene dwaling, die hem zo infchikkelijk maakte voor mijnen fmaak. Van mijne eerfte jeugd af aan gevoelde ik ene onverwinbare zucht naar wetenfch'ap, en aan uwer zoon ben ik de eerite boeken yerfchuldigd, die mij zijn toevertrouwd ge-  van SUZETTE. 103 worden ! Ter dezer ure zelfs kan ik nog in waarheid zeggen, dat ik geen een boek lis, hetgeen Gij zelve mij verboden zoudt hebben; het waren romans, wel is w.-ar, maar zulken, waarin de goede zeden en het gezond verftand niet beledigd wtrden. „ Hoe meer de handel van Mijnheer chenu zich uitbreidde , hoe onontbcerlijker ik voor hem werd. Hij verliet de boerderij, die wij toe dien tijd aangehouden hadden, en kocht, aan den ingang van de voorftad der naastgelegen llede, een huis, met zeer ruime en uitgeftrekte frallrngen voorzien, en dat evenwel nauwlijks toereikende was, om de beesten te bevatten, die hij er telkens in bergde, en die eikander met ene waarlijk verwonderlijke fnelheid opvolgden. Hij begreep met, hoe ik zulke nauwkeurige registers houden kon van al wat hij kocht en verkocht, dat er nooit een enkele fout in zijne rekeningen floopj hij eerbiedigde mij als het werktuig van zijn fortuin, en wilde, voor de eenle maal federt ons huwelijk, dat ik mij als een dame I 4  *o>4 BE BRUIDSCHAT kleden en bedienen laten zou; dit waren zijne uitdrukkingen. Wat zal ik u zeggen? Hij deed vele ondernemingen , leverantien, en dergelijken, en asföcieerde zich met zekere compa^niefchappen; hij nam commifen aan, doch behield evenwel de gewoonte van ze met mij te laten werken, zo als hij van te voren zelf deed. Zijn rijkdom werd zo groot , dat hij dien zelf niet meer wist; altijd evenwel eenvoudig en werkzaam wist hij geen geld te verieren, en dacht niet, dat het mogelijk was iets toetevoegen tot het geluk , dat hij genoot Och waarom heeft hij niet altijd zo gedacht! „ Nieuwe ondernemingen bragten hem te Parijs; daar heerschte het vermaak. Hij begeerde volftrekt, dat ik er met hem na toe zou gaan , in hoop , dat dit reisje mij aangenaam mogt wezen, en in de overtuiging, dat hij geen voordeligen handel doen kon, als hij mij niet bij hem had, om mij te raadplegen. Wij gingen in een hótdgarni logeren , en namen daar enige gemakkelijke doch niet zwierige kamers. Den  van SUZETTE. 105 tfoïgertden dag zei Mijnheer chenü mij, dat wij bij één zijner geasfucieerden zouden gaan eten, en zei inij voor 't eerst, dat ik mij zeer fraai aankleden moest. Hij fprak telkens al weer van het huis van zijnen geasfocieerden, van diens lakeijen en equipagicn,kwam al weer op mijn toilet t'huis, en beval mij vooral toch geen kosten daar• voor te fparen. Gewoon zijnde om hem in niets tegenteftreven , en geen denkbeeld ter wereld hebbendé van Parijs en van het gezelfchap, waarin ik mij zou bevinden, fchikte ik mij op met het mooifte goed, dat ik had, en meende vooral mijne kleding allerkostelijkst te maken door mij te overladen met goude verficrfels , die Mijnheer c 11 e n ü mij telkens, als hij t'huis kwam, meegebragt had. Men kan zeggen , dat hij ze bij 't gewigt kocht. Ten vier uren vertrokken wij van ons huis; 't was in 't begin van den winter; een fiacre wachtte ons aan de deur. Wij rijden voort, maar hij blijft onder weg vast zitten, en het rijdtuig breekt: gelukkig 15  io6 DE BRUIDSCHAT dat we ons niet bezeerd hadden; maar ik was zo verfchrikt, dat we genoodzaakt waren in een winkel te gaan, daar de vrouw van 't huis de goedheid had, om mij de hulp toetebrengen, die ik nodig had, en om een ander rijdtuig te laten halen. Mijn man was meer begaan met mijn opfchik, dan met mijne gezondheid, en fprak daar zo veel over, dat de vrouw uit de winkel hem dienst meende te doen, door daaraan te verhelpen, wat mijn val er aan ontfchikt mogt hebben: welke oplettendheid hem dan ook zo veel genoegen gaf, dat hij haar zijne klandifie beloofde, als hij z.jn huishouden oprichtte. Dte woorden troffen mij. Eindelijk kwam het rijdtuig, wij gingen er in zitten, en kwartier over vijven kwamen wij in de Chausfée d'Antin, daar de geasfocieerde van mijn man woonde. „ De poort gaat open; onze fiacte rijdt een plaats over, aan beide zijden met bomen beplant, en door twee toors-lichtan, door merale üandbeelden vastgehouden, verlicht. Vervolgens hield hij op een binnen,-  van SUZET TE. 307 plein op , alwaar ik door middel van lantaarns, die op enen gelijken afltand van el» kaér geplaatst waren, agt of tien prachtige rijdtuigen zag ftaan, waarvan de paarden» ter nauwernood tembaar, den grond van ongeduld met de hoeven floegen, en onder tuigen, die fchitterend rijk waren, fteigerde-i en fprongen. Ik weet niet welk een gvocl ik gewaar wesd; maar foen ik uit het rijdtuig Hapte , beefden mijne knieën zodanig, dat ik moeite had om mij op de been te houden. Wij kwamen in een voorhuis, dat met marmere kolommen verfierd was, en na verf bad n k&mers, welke de nevel, die zici; over mijne ogen verfpreidde, mij belette onderfcheid-idijk te zien, te zijn doorgegaan, kwamen wij aan ene deur, die gefloten was. Met floot een knecht de beide deuren open en fchreeuwt: Mijnheer en Mevrouw chenu, en, zonder te weten boe; bevind ik mij midden in een talrijken kring, in wrlken ik door een fchaterend lachen en herhaalde buigingen begroet werd.  208 DE BRUIDSC II A T Ieder een bleef flaan, het bloed vloog mij naar 't hoofd, zo dat ik tienmaal in een minuut meende op bet punt te zijn van buiten kennis te raken. Eindelijk kwam de vrouw van den huize, die al deed, wat ze kon, om een èrnftjg gëlaat aan te nemen, dat door de verdrajingen van haar mond onwillig verraden werd, naar mij toe, omhelsde mij én plaatfte mij aan haar zijde. In weerwil van haar fpotachtig gezicht, zou ik haar ook van harte omhelsd hebben, omdat zij mij uit ene verlegenheid gered had, waarin ik, zonder haar hulp, zo 'k denk, nog wezen zou. „ Nauwlijks was ik gezeten, of de jonge heren draaiden om mij heên en de woorden : 't Is allerliefst, verwonderlijk, onbetaalbaar, Hoorden alleen het ftilzwijgeri of het luid gelach, dat zich beurtelings opvolgde. De geldzakken, waaronder Mijnheer chenu was , hadden zich in een hoek van de kamer begeven, daar zij zeker over zaken bezig waren. Agt vrouwen, BrijSelve meegerekend, maakten den kring  van S U 2 E T T Ei tog •ra den fchoorfteen uir. Ik durfde ze niet aanzien , maar wendde te vergeeft mijne ogen af, want van alle kanten vertoonden mij de fpiegels aller ogen op mij gevestigd, de grimasfen, en de wenken, waardoor die dames en jonge neren zich aan elkander deden verflaan. Ik merkte al te zeer, dat ik er belachelijk uitzag, om mij niet vernederd te voelen, dat men mij het deed opmerken. Indedaad , als ik mijn opfchik , waarover Mijnheer chenu zo opgetogen geweest was , de juwelen , waar ik meê beladen was, de lompe muts, daar mijn gezicht in was begraven en die ik zo zorgvuldig uit mijn provincie had meegebragt; als ik dat alles vergeleek met de luchtige en rijkgeborduurde japonnen van die Dames, mat de juwelen, die alleen hare geheel blote borst bedekten, en hare armen, die tot aan de fchouders toe naakt waren, verfierden; met die hairen, zo konflig gefchikt, doch wier koleur echter mij vreemd voorkwam, want zij waren altemaal brunetten met blonde wenkbrauwen, of blonden met zwarten: —  jio DE BRUIDSCHAT dan vond ik ze zeker niet mooi; maar een geheim gevoel zeide mij, dat een van die vrouwen in een gezelfchap van mijn Had even zo belachelijk zou gevonden worden, als ik in dien kring van elegante vrouwen, en het zou genoeg geweest zijn , dat ik zulk een aanmerking» had gemaakt, om mij fchrikkelijk te doen lijden. Ik laat aan ieder vrouwenhart over te gevoelen, wat ik uitIrond en zulks onder woorden te brengen, en het was intusfchen nog lang niet aan 't eind. j, Mevrouw gaat van avond zeker naar het concert van den fchouwburg Faydeau"? zei al brouwende tegen mij ene vrouw, die ik toen in het gezicht zag, wier gezwollen hals, dikke rode armen, griekfche kleding en geblanket gelaat mij onwillig ene bac~ chante herinnerde, die men in de gaanderij van fchilderijen op het kasteel van Senneterre zo zeer pleeg te bewonderen. „ lk moest op die vraag antwoorden, en was daar bitter meê Verlegen ; ik had nog geen mond opengedaan} en vreesde een  van SUZETTE, ui gekheid te zeggen, want ik wist niet wat het concert van den fchouwburg van de ftraat Faydeau was ; en in mijn hart had ik wel alles willen geven, wat ik bezat, om alleen t'huis of in mijn woonplaats in mijn gewone kamer gezeten te hebben, maar het kwam daar niet te pas -om heên te gaan, ik moest antwoorden, en zweeg ftil. „ Zeer zeker zal Mevrouw meê gaan, antwoordde de vrouw van den huize voor nrij; zij moet immers het heerlijkfte van Parijs Ieren kennen." ,, Als Mijnheer chenu het zo verkiest, Mevrouw, z.,1 het mij een genoegen zijn hem te gehoorzamen." „ Vijf minuten lang hoorde ik den naam van Mijnheer chenu om mij heên door alle de jonge-lieden mompelen. Eindelijk kwam er een van hun rechtftreeka naar mij toe. „ Mevrouw,, zeide hij, Mijnheer chenu komt daar in het geheel niet bij in aanmerking. Als gij het wilt toeftaan, zullen wij het ons allen tot een pligt maken.  na DE BRUIDSCHAT om u de gebruiken van Pafijs te Ieren kennen. Daar is waarlijk van u een rardige vrouw te maken, en op mijn eer, bet zou affreux zijn, dat Mijnheer chenu enigen den muitten invloed op uwen wil behield. Mijnbeer chenu is geboren, om geld te winnen en gij" om bet te verteren; hij is te Parijs gekomen, om zijne zaken, gij om er vermaak te genieten ; en terwijl Mijnheer chenu werken, rekenen, en alles doen zal, wat Mijnheer chenu te doen heeft, zullen wij tot uwen dienst zijn. Gij gaat meê naar *t concert, en ik neem op mij om er u te brengen. Op mijn eer, gij zult er de grootfte fenfatie maken." „ Hoe, riepen alle de anderen te gelijk, Mevrouw maakt er epoque!" „ Is uw muts bij leroy of bij jufvrouw despeaux gemaakt?" liet er een van die oude petits -maitres op volgen, die veel onbefchaamder zijn, dan de jongen, zonder bevallig of losbollig genoeg te wezen om zich hetzelve te doen vergeven. Ik was geraakt, en mijn kwade luim kwam op hem neêr. „ Daar  van SUZETTE, ïï3 „ Daar ik op uwe vraag, zeide*ik, zonder u te kort te doen, onderftellen mag, Mijnheer, dat gij zeer weinig omhanden hebt, zo geve ik u lesonderzoeken, of mijne muts bij leroy of bij jufvrouw despeaux gemaakt is; ik voor mij heb nog geen tijd gehad om er aan te denken. Gij zult dien dienst niet aan ene vrouw uit de landprovinciën weigeren , van welke die Heren zo even verklaard hebben, dat ene aardige vrouw te maken was 1M „ Allerliefst , onbetaalbaar , vol geest, puntig, op mijn eer, allerliefst!" mompelden de zotjes, die mij beftormden, allen te gelijk. „ Mevrouw, antwoordde mij de bacchante, die mij bet eerst had aangefproken, terwijl zij haar gramfchap met moeite inhield,, Mijnheer had niet voor om u door deze vraag te beledigen," Noch ik, Mevrouw, hem een onvoeglijk antwoord te geven : de nieuwsgierigfte. moet het zeker gaan vragen, en Mijnheer is het ontegenzeglijk meer dan ik." K  1U DE BRUIDSCHAT „ Zij Wierp op mijne kleding enen verachtelijken blik, keerde zich naar een fpiegel, en fchikte of ontfohikte de zwarte fcairen, die op baar voorhoofd kronkelden. Maar de zet was gegeven , alle de jonge losbollen waren op mijn hand, en van dat ogenblik af befchouwden mij de vrouwen met meer jaloersheid dan verachting. Dat gevoel vleit ons in alle gevallen even zeer, als het andere ons vernedert. Mijnheer chenu, Mijnheer chenu, riep de Jongeheer, die zich aangeboden had cm mij te geleiden, laat dan toch uwe zaken daar, en kom eens hier. Weet gij wel, dat gfj een kostelijken fchat aan die vrouw hebt ? Zij heeft verftand als een engel. Wij hebben eens willen lachen, en op mijn eer, zij beeft ons allen gefopt. Voor iemand, die voor *% eerst onder de menfchen komt, is het verwonderlijk. Ik hou van geestige vrouwen, en van dit ogenblik af verbind ik mij aan u Mijnheer chenu, als aan mijn besten vriend." „ Mijnheer, antwoordde mijn man, het is  van SUZETTE.. ns vee! eer voor mij'; 't is waar, mijn vrouw heeft meer verftand in baar pink, dan ik in mijn heele lijf; en evenwel ben ik heel welvarende." „ Ik zat op de pijnbank, want de bacchante triompheerde nu nog eens, en de oude petit - maitre wreekte zich over mij op mijn man. » Hoe» zeide hij tegen hem, of gij ook gezond zijt; wel gij weegt ten minften bonden-vijftig pond. — Wel heer neen! antwoordde Mijnheer chenu heel eenvoudig. „Wel nu, hervatte een jong mensch van agttien jaren , wiens uiterlijk na dat der Liefde geleek, veronderfteld eens, dat Mijnheer chenu niet meer dan hondert en dertig pond weegt, en dat er één grein verftand in zijn heele lichaam zit, als men dan berekende, in welke evenredigheid de pink van Mevrouw tot het heele lichaam van Mijnheer ftaat, zou men praecies kunnen uitrekenen, hoe veel....*» „ Hier ftoorde hem ene grote magere Vrouw, wier neus, kin en ellebogen bij K 2  irf DE BRUIDSCHAT uitftek puntig waren : terwijl zij na hem toekwam, en hem een klein klapje met de hand gaf, welke de jongeling aanftonds kuste, verweet zij hem, dat hij.een flecht gebruik maakte van de opvoeding, die zij hem gegeven had. Ik meende hier ene gunftige gelegenheid te vinden om het gefprek op iets anders te wenden, en vroeg haar fchielijk, of dat Mijnheer haar Zoon was. Die vraag, welke mij zo natuurlijk voorkwam, verwekte een algemeen gelach; met uitzondering echter van de grote, magere vrouw , die in *t geheel niet lachte. Gelukkig kwam men zeggen, dat er opgedischt was. „ Ik heb niet wel met u gehandeld, zei de vrouw van den huize zachtjes tegen mij , terwijl zij mij naar de eetzaal bragt; maar ik ben bereid om alles te doen wat ik kan, om dit te herftellen en uwe vriend* fchap te verkrijgen; want ik heb recht zin in u." Hare openhartigheid gaf mij zo veel genoegen, dat zij mij de vrijmoedigheid geheel wedergaf. Zij plaatfte mij aan tafel  van SUZETTE. Ï17 tusfchen haar en den jongen berekenaar van het verftand van Mijnheer chenu. Dat jongetje had voor mij de grootfte beleefdheden en zag mij met een glimlach aan, zo dikwijls als de grote magere vrouw hem toefprak. Ik merkte wel, dat zij hebben wilde, dat hij zich alleen met baar bezig hield, en zag tevens duidelijk, dat hij er zich een kwaadaartig plaiiier van maakte, om zich alleen met mij bezig te houden: ik beken het, het deed mij recht goed, deze vrouw zo te zien plagen, daar zij met de bacchante de alleronbefchaamdfte geweest was in de vernedering, die ik ondergaan had. „ Gedurende het eerfte gerecht werd er niet gegeten , maar verflonden. Toen ik die dames zo het vleesch met volle handen (ik weet dit niet beter uittedrukken) eten zag, kon ik mij niet onthouden van te denken j dat de mode van de japonnen , die wijd om 't lijf zitten, mij voorkwam zeer wel zich te fchikken naar de gulzigheid der hedendaagfche vrouwen. Ik deelde mijne K 3  *ïè HE BRUIDSCHA T aanmerking aan mijn jongen buurman mede, zij wekte zijne vrolijkheid op ; hij antwoordde mij door enige geestige trekken, en wij lachten zo hartelijk , dat alle de vrouwen en \ joral dte, welke ik voor zijne moeder had aangezien, het onderwerp van ons gefprek weten wilden. Hij maakte zich daarvan af, maar wekte • daardoor nog zo veel te meer hare nieuwsgierigheid op , en toen het gefprek algemeen en vrij luidruftig geworden was, zette ik mijne waarnemingen voort; en die zelfde mooje dames, die mij zo in de ogen gefchitterd hadden, begonnen indedaad mij medelijdenswaardig voortekomen, Gene zinfnede kwam er uit haren mond, in welke er tegen de Franfche taal niet drie- of viermaal grovelijk gezondigd werd; men hoorde ene verzameling van gemene uitdrukkingen , en gezochte woorden, die bijna altijd verkeerd gebruikt werden; en dat het fchilderij volmaakte, was, dat alle die vrouwen genoeg wisten , om elkaêr te befpotten, terwijl de jonge. Heden intusfchen met haar allen den gek  van SUZETTE. n9 Jcheerden. Wat de mans betreft, ten hunnen aanzien fcheen men overeengekomen te zijn, dat zij fpreken konden zo als zij wilden. Daar zij zich niets aanmatigden, dan alleen geld te winnen, maakte hen hunne goelijkheid en voortreffelijke wijn vrij van alle kritiek. j, Ik vermaakte mij op mijn beurt met haar , die mij befpot hadden, mijn jonge buurman en de vrouw van den huize hielpen mij, dat het een lust was; het ontbrak haar niet aan verftand, noch aan wereld; ook was zij de enige, die jong en bevallig was. „ Toen men een uur aan tafel was gei weest, werd er op nieuw van het concert gefproken De oude petit-maitre vroeg aan Mijnheer chenu, of hij mij toeflond, er na toe te gaan; Mijnheer chenu antwoordde, dat al wat mij vermaken kon, hem altijd zeer aangenaam zijn zou , en als uit een mond betuigden hem alle de jongelieden, dat hij de beste man van de wereld voor een vrouw was. Hij nam die loffpraak  lio DE BRUIDSCHAT ernftig op, en "zou zo begonnen zijn"met mij te verdedigen, toen ik hem in de rede viel, en Heilig zei, dat ik voornemens was, om naar huis te gaan. Ik wilde mij aan 't publiek niet ten fchouwfpel geven of enen volledigen zegepraal aan die Dames bezorgen , wier ogen reeds blonken van vreugd, dat zij mij ten fpektakel geven zouden. Ik werd omringd, ten fterkften verzocht, gedwongen ; maar weêrlTond halftarrig. De vrouw van den huize bood mij aan mij t'huis te laten brengen; dat ik aannam, en Mijnheer chenu ging met het gezelfchap naar 't concert. „ Thuis gekomen zijnde , kon ik mij niet onthouden van mijn opfchik te bekijken, en ik zou gaarne gehuild hebben over het fchouwfpel, dat dezelve veroorzaakt had. Voor de eerfle reis van mijn leven was mijne eigenliefde gekwetst, levendig gekwetst. Ik ondervond ene zo veel te aandoenelijker fmart, omdat ik er mij de ijdelheid niet van kon ontveinzen, en evenWel gaf ik er in toe, met ene zwakheid, waar-  VAMSÜ2ETTË. ïaE Waarover ik tegenwoordig blozeT Ik fmeet de mufs in *t vuur, die \k zo zorgvuldig uit mijne woonplaats had meêgebragt ;' ik nam voor den volgenden dag van Mijnheer chenu te verkrijgen, dat wij terftonó* Vertrekken zouden , of zo zich daartegen enig beletfel mogt opdoen, in mijn vertrek opgcfloten te blijven. Toen ik wat meer bedaard was, dacht ik eens na over de Vrouwen, die mij vernederd hadden, kapte haar in mijne verbeelding zo als ik voor hare ogen verfchenen was, en kleedde mij in mijne gedachten, zó als ik haar gekleed had gezien, en overtuigd,'dat al het voordeel, dat zij boven mi) hadden, geheel en alleen in haren opfchik gelegen was, vroeg ik mij met ene zekére zelfvoldoening, waarom ik mij aan het gebied der mode niet onderwerpen zou, en toegeven aan dé zucht, die op mijne jaren zo natuurlijk was, om de bevalligheden, die ik van dé natuur ontving , ten toon te fpreïden. Wat zal ik u zeggen? Al wat ene jonge vröuw zonder ondervinding wegflepea kan, verL  JS2 DE BRUIDSCHAT femgde zich, om mijne ijdciheid op te wekken. „Mijnheer chenu, die mij ten leidsman bad moeten (trekken, kwam van het concert terug met een nog vaster voornemen om de ontwerpen, die hem de weelde van zijnen geasfocieerde» in 't hoofd gebragt had , te volvoeren. Hij fprak van niets, dan van een hotel, lakeijen en paarden te hebben, en dulde ten dien aanzien generlei tegenfpraak. „ Ik ben veel rijker dan alle die menfchen, zei hij gedurig, en waarom zou ik dan niet genieten, even als zij ? Denkt gij, dat ik niet gemerkt heb, dat zij de gek met u en mij gedoken hebben ? Ha! ik wil dit op mijn beurt met hun doen. Ik begeer, dat gij zo veel diamanten, geborduurde ftoiTen en kostbaarheden alléén hebben zult, als alle de vrouwen, die ik van dasg gezien heb, famen. Mevrouw darson (zo heette de vrouw van zijnen géasfocieerden) zal u morgen ochtend een bezoek komen geven, zij houdt veel van u,  van SUZETTE. ï2j heeft zij mij gezegd, en ik verzoek u haren raad te volgen , indien gij mij geen onaangenaamheid aandoen w.'It," In de ge. fteldheid van geest, W2arin ik mij bevond, viel mij niets gemakkelijker, dan Mijnheer chenu te gehoorzamen. „ 's Anderendaags flond hij vroegtijdig op , huurde het fraaifte appartement van het hotel, waar wij ons intrek genomen hadden , befprak tevens de ftal en het koetshuis, en verzocht mij op het dringendst, dat ik onze nieuwe woning" terftond zou gaan betrekken , ten einde Mevrouw darson mij niet. in ene kamer vinden zou, wier eenvoudigheid hem blozen deed. Hij ging uit om paarden en een rijdtuig te kopen, en waarfchuuwde mij, dat ik hem den gehelen dag niet t'huis wagten moest. „ Mevrouw darson gaf mij inded;:ad het beloofde bezoek. „ Ik heb u uwe vriendfchap gevraagd, zeide zij mij, terwijl zij mij omhelsde, en ik wil die verdienen. Ik begin met. te erkennen, dat ik niet zo als het hoort met u gehandeld heb; voorL 2  £24 DE BRUIDSCHAT eerst dat ik u in perfoon niet ben komen bezoeken, en ten twede, dat ik toegegeven heb aan de onbetamelijke fecne, die er bij mij heeft plaats gehad. Maar indedaad, mijn lieve mensch, het was onmogelijk uittehouden; gij waart om te fchilderen." Met begon zij weer op nieuw te lachen. 5, Wel nu, zeide zij, waar nu mee begonnen? Vooreerst heb ik u ene kamenier gebragt; dat's een fchat, daar zult gij wel over te vreden zijn. Zij wagt ons in ons rijdtuig; kom laat ons eens het een en ander gaan kopen. Geld, zeide zij, behoeft gij niet meétenemen, ik heb Mijnheer chenu beloofd, zijn thefaurier te wezen, en bovendien zullen wij op zijn best het nodig hebben om enige aardigheden te kopen. Wij gaan bij kooplieden , daar ik gewoun ben mijn goed te nemen , en die zullen hunne rekeningen wel zenden." „ Toen wij in bet rijdtuig waren , ging zij dus voort: „Weet gij wel, dat gij u ftellig te Parijs gaat neerzetten? Dat hebben Mijnheer chenu en Mijnheer dar-  van SUZETTE. I25 son gisteren zo overlegd. Maar ik kan dien naam niet velen, hij is te gemeen; het zou waarlijk Hof tot lachen geven, als men, bij 't uitgaan van den febouwburg, liep: „ dt koets van Mevrouw chenu!" Ik weet, dat gij een goed hebt, dat De» préval heet, dien naam zullen wij bij den uwen voegen, gij zult dien alleen dragen, uw man zal ze beide tekenen, maar alleen voor zijne negotiezaken." » Wij Hapten af in het Palais d?Egalité* waar wij heel wat opdeden ; vervolgens gingen w.j naar leroy en naar die jufvrouw despeaux, daar men mij den vorigen dag van gefproken bad; wjj bragten meer dan vier uren door met de winkels te bezoeken, en kochten overal. Ifc was wel inwendig niet vergenoegd over bet geen men mij liet doen, maar ik had geen kracht genoeg en ook geen Heilige begeerte, om er mij tegen te verzetten. Mevrouw dar. son kwam met mij t'huis, en bragt den gehelen dag met mij door. Mijne kamenier was de werklieden gaan waarfchuwen; zij L 3  i£Ö DE BRUIDSCHAT waren den een na den anderen hun dierst komen aanbieden, en ten tien uur 's avonds hadden wij nog geen ogenblik een ander' onderwerp van gefprek gehad. Hier hield suzette ftil en zag mij met een foort van ongerustheid aan, vervolgens zeide zij: „ Wat denkt gij wel van mij,Mevrouw? Maar ik heb u ene oprechte belijdenis beloofd, en ik zou meêr bijzen over dat gevoel, 't welk mij aan zou zetten om u mijne fouten te bedekken , dan over mijn gebrek aan ondervinding,waardoor ik ze bedreef."—„Indien ene andere vrouw, dan gij, mij die bijzonderheden verhaalde, zou ik weigeren ze aantehoren; was mijn antwoord: maar als sujüette zich zelve befchuldigt , heb ik reden om te hopen, dat de begocheiing voorbij is, en dat de rede haar gebied weder heeft ingenomen." Zij kuste mijne hand en vervolgde. „ Had ik aan m'jne zijde den dag op ene wijze befteed, die voor mij zo geheel nieuw w.:s, Mijnheer chenu c f d e p r éVal had den zijnen niet verloren. Toen  van SUZETTE» 127 hij t'huis kwam, verhaalde hij mij met blijdfcbap, dat ik den volgenden dag een rijdtuig, een koetfier en twee knechts tot mijne orders zou hebben. „Dat is genoeg, zeide hij, zolang wij in een Mtel garni wo» pen; maar ik hoop, dat dit niet lang duren zal. Men heeft mij van een heel lief huis gcfproken, dat grotendeels gemeubileerd is, dat zullen wij famen eens gaan zien. 't l& ene dwaze onderneming van iemand , die meer zijnen hoogmoed dan zijne krachten heeft geraadpleegd; ik wil wel wedden, dat er een koopjen aan te doen zal zijn." „ Die aanmerking paste zo volmaakt, dacht mij, op den genen, die ze maakte, dat ik hem weêr begon te onderhouden over de vrees, die de nieuwe levenswijs, waaraan wij ons gingen overgeven, mij gaf; maar hij verzocht mj, dat ik daaromtrent toch gene ongerustheid zon hebben, er bijvoegende, dat ik de middelen niet kende, die hem de zaken opleverden, die hij deed; dat hij veel geld verteren wilde, omdat hij veel won. Ook werd het Luis wérkelijk L 4  223 DE BRUIDSCHAT gekocht, en gij zijt in ftaat, Mevrouw, om te oordelen, wat het gekost hebben moet^ en de grote fommen gelds, die er meê heên gegaan zijn, om het zo prachtig te meubileren, als het is. Maar voor dat het in ftaat was, om ons te ontvangen, moest ik genezen worden van het vermaak, dat de weelde verfchaft, om niet anders te leren kennen, dan de onaangenaamheden , die zij. agter zich nafleept. „ Mijnheer chen ü's hcofd was op hol, praalzucht had hem overmeesterd, en daar dit niet ene zo uitfluitende drift is, dat zij zich niet zeer wel met de liefde tot geld late paren, was het indedaad de enigfte, die ik voor hem had moeten vrezen. Doch, van mijn kant wrs ik niet minder verblind op 't ftuk van kleding en opfchik, zo ik al op fommige ftukken wat zediger was. Ik had al wat ene vrouw wenfchen kan, om anderen te vernederen, en wachtte met ongeduld op het ogenblik, om mij met luister te vertonen. Er werd een nieuw concert aangekondigd ; Mevrouw darson , die  Van SUZETTE, Kg nooit meer in haar fchik was, dan wanneer zij iemand een trek kon fpelen , had mij gedwongen, om mij voor dien dag nergens te vertonen, omdat zij hetzelfde gezelfchap bij haar ten eten verzocht had, en dat zij er een groot vermaak in ftelde , om mij wraak te doen nemen over het geen mij aangedaan was. Ik beken, dat ik dat vermaak met haar deelde. „ Die dag .kwam eindelijk. Ik zal u niet zeggen, Mevrouw, wat ik gewaar weid, toen ik mij met even veel finaak als rijkdom gekleed zag, maar ik bragt der heerfchappij van de mode van gantfeher harte mijne offerhande toe. Mijnheer chenu was buiten zich zelf, als hij mij aanzag, hij zei mij meer dan hondertmalen in een kwartier, dat ik de feboonfle vrouw was, die hij immer had gezien; en ik zou hebben kunnen vermoeden, dat hij verliefd op mj was, indien zijne uitdrukkingen mij niet hadden doen opmerken , dat hij mij met hetzelfde oog befchouwde, als de fraaje.  136 DE BRUIDSCHAT meubilen , die beilemd waren, om 2ijnen overvloed te vertonen. m Den vorigen dag» toen ik bij Mevrouw darson gegeten had, was ik bij toeval laat gekomen; deze reis kwam ik wel niet vroeger, maar ik had met opzet mijn tijd zo berekend. Hetzelfde gezelfchap was daar bijeen; de vrouw van den huize had zich vermaakt met den zotten opfciiik van Mevrouw chenu weder op het tapijt te brengen , zonder te zeggen , dat zij haar onder den naam van Mevrouw DEPRéval Verwagtte, en men lachtte ten mijnen koste, toen ik werd aangediend. „ Ogenblikkelijk flond het gehele gezelfchap op, en maakte zeer diepe buigingen voor Mevrouw DEPRé val, die dezelve met een Iigte buiging van het hoofd beantwoordde. De mannen betwistten elkaér het voorrecht van mij een fauteuil te geven; men ziet mij aan en bewondert mij; het gefprek wordt algemener, en ik hield het met genoeg levendigheid op, om de ver-  van SUZETTE. 131 wondering nog te vergroten. Alle de vrou« wen meenden zich te bedriegen, in mijne gelaatstrekken, die zij zich herinnerden; zij zwegen bot ftil , en, zonder de houding van Mijnheer chenu, die agter mijn ftoel ftcnd en door rt'le zijne gebaarden de vreugd vertoonde, die hij gevoelde, geloof ik, dat zij mij liever voor een geheel nieuw per.fonage zouden aangezien hebben, eer dan in mij dezelfde vrouw te erkennen, die zij vernederd hadden, en die zich zo compleet wreekte; want voor ene vrouw is het de grootlie wraak, als zij bij 't flot die overtreft , welke haar een ogenblik met verachting behandeld hadden. „Mevrouw darson, die zulk een fchoon fpel niet nalaten kon uittefpelen, gaf haar te kennen , dat ik haar door mijne boerfche manieren, in de eerfte bijeenkomst, altemaal gefopt had; en daar het, volgens bet getuigenis der godfpraken, mij niet aan verftand had ontbroken, en ik vooral met de vrouw van den huize en den jongenbe-r, die aan tafel naast mij had gezeten,  132 DE BRUIDSCHAT gelachen had, helden die Dames er toe over , om te geloven , dat ik mij alleen maar wat had willen vermaken. Maar hetgeen haar in dat denkbeeld nog meer bevestigde, was, dat Mijnheer chenu niet ophield van haar telkens op nieuw te zeggen : „ Wel nu Dames! wat zegt gij er van daag van? Is mijn vrouw niet wezenlijk heel fchoon? Antwoordt dan, Dames, komt zij u niet voor de fchoonfte vrouw van de wereld te wezen?" Hoe minder gretig zich die Dames toonden, om hem te antwoorden, hoe meer hij volhield, met hare uitfpraak aftevorderen, en daar zij zich niet verbeelden konden, dat hij haar in goeden ernst die vragen deed, waarvan elk ander dan h j de ongepastheid zou gevoeld hebben, raakten zij nog vaster in het denkbeeld, dat hij zich alleen maar wilde wreken over de wijs , waarop zij mij hadden ontvangen. „ In die gefteldheid van geest ging men aan tafel; het was als of ik de godin van het huis was; men deed mij de grootfte be-  van SUZETTE. 13$ leefdheden en ik werd op de meest kfe/che wijze gevicid ; elk beijverde zich om *t zeerst om het voorrecht te hebben van mij te bedienen of mijne aandacht tot zich te trekken. Hoe meer de andere vrouwen daarover baar ongenoegen toonden, in zo veel te gunftiger licht plaatften zij mij. De overvloed van wijn, waarvan men het menigvuldig gebruik rekenen zou ook tot de mode te behoren, als men onze hedendaagfche vrouwen drinken ziet , gaf haar de vrolijkheid , of ten minften het vermogen om te fpreken weder, en het gefprek bleef algemeen tot op het ogenblik van ons vertrek. „ De jongelieden , die mij met hun laf geklap overladen hadden, betwistten elkaér de eer van mij te geleiden; er was er geen een, die niet zeer verguld zou geweest zijn met het voorrecht van zich met mij in den fchouwburg te vertonen. De jongenheer, van wien ik u reeds gefproken heb, en die alphonsus heette, was de geen, die het meeste recht op mijne genegenheid  ïj4 D£ BRUIDSCHAT meende te Lebben; maar de grote magers Dame bad zich voiïlrekt meester v; n hem gemaakt. Ik bedankte alle de anderen, en bood zelve mijn arm aan den ouden petltmaitre, die mij zo befpot bad. H j was zo befchaamd, dat hij mij den gehelen dag niet had durven naderen; en als hij het hart had gehad, geloof ik, dat hij mij op dit ogenblik bedankt zou hebben. „ Wij kwamen op *t concert. Behalven de loges, die voor ons gezelfchap befproken waren, was de zaal geheel vol. Ene fymphonie wekte de algemene aandacht, en gebood de diepfte ftilte. Verbeeld u hoe verwonderd ik was, toen ik zag , dat de Dames, die bij ons waren, er vermaak in hadden om de bankjes met een verfchrikkelijk geraas tc laten vallen; het parterre riep Jlilte! Alle ogen waren op ons gevestigd en ik wist niet, hoe mij te verbergen. Maar de Dames fchaterden het uit van lachen; {taken met opzet het hoofd voor over uit de loges, en keken naar alle kanten om zich heen, om als 't ware de oor-  van SUZETTE. 135 zaak van de algemene ergernis te befpeuren, en evenwel waren zij er zeer meê ingenomen , dat men die aan baar alleen flechts wijten kon. Eindelijk hield het geraas op, en toen ik zeker was, dat ik niet meer zo bekeken werd, waagde ik het mijne ogen te vestigen op een fchouwfpel, dat zo geheel nieuw voor mij was. „ Ik was verblind door 't geen ik zag. De vrouwen ontleenden enen bijzonderen glans van de waschkaarfen, die kunftig op bepaalde afftanden gep'aatst waren; de kleding van de dames was zonderling en elegant tevens; geen twee waren er gelijk gekleed en evenwel hadden ze allen onderling ene zekere overeenkomst. Toen ik op het gepraat in de loges en de zorgvuldigheid lette, waarmee elke vrouw zich in die houding plaatfte, die haar het gunftigfte voordeed, zag ik fpocdig, dat de begeerte om gezien te worden de enige verdienfle van het concert uitmaakte , en dat het voornaamfte fchouwfpel veel eer in de loges dan  t&6 DE BRUIDSCHAT op het toneel plaats had. Ik deelde mede in de nieuwsgierigheid van het publiek. „ Tusfchen de bedrijven Hond ieder een op; de mans Verlieten de loges, Wandelden in de gaanderijen rond, en de drift, waar* meê zij vrouwen gingen begroeten, die zij naauwlijks kenden, werd door haar zo veel te gunftiger beantwoord, omdat zij dan ene fchijnbare reden hadden om zich omtekeren en voor het publiek de bevalligheden van haren leest of de rijkheid van hare kleding ten toon te fpreiden. Ik bleef ftil op mijne plaats zitten en achtte mij gelukkig, als niemand zich met mij bezig hield. Ik verzamelde in ftilte alle de gewaarwordingen , die ik had, zonder er ene te kunnen befebrijven ; met een woord ik was moe van verwondering. „Vermaakt gij u wat, zei alphonsüs tegen mij, terwijl hij agter mij kwam zitten ? — Niet te breed , antwoordde ik hem.'* » Wel nu, zei hy, ik heb het geluk gehad  van SUZETTE. i37 had mijne grootmoeder te ontinappen , terwijl zij van anderen de hulde ontving, dii men haar niet kan weigeren , wijl zij ze eischt, en kom u wat gezelichap houden. Wilt ge wat met mij praten? — Wel wat zullen we praten? — Dat ik u aanbid, , Mevrouw, en dat uw man de enige niet is, die n de fchoonfte vrouw van de wereld vind; ik voor mij gevoel, dat het mij voortaan onmogelijk zal zijn zonder u te leven/' Die luchtige, vrije toon, waaraan ik niet gewoon was en waaraan ik mij nooit gewennen zal, beledigde mij. „ Indien gij geen kind waart, antwoordde ik hem koeltjes, zou de taal, die gij voert, mij beledigen; nu vergeef ik u die, om uwe jaren en verzoek u dat gefprek te eindigen." „ 't Geen gij mij daar zegt, hervatte hij, is althans wel belachelijk; maar indien gij mijne jaren verfchoont, moet ik, op mijn beurt , uw gebrek aan ondervinding verfchonen; dus zijn we gelijk, maar evenwel altijd goede vrienden, niet waar, Mevrouw 2"' M  Ï3S DE BRUIDS CHAT Hij wachtte mijn antwoord niet af, ik had er hem geen te geren. Hij Hond op, zonder uit de ioge te gam, en terwijl hij zijne ogen overal rond liet gaan , geloof ik, dat er niet ene vrouw was, die zijne groet iiiet beantwoordde. „ G,j ziet, zei hij, terwijl hij weêr ging zitten, en fijntjes glimlachte, dat mijne jonkheid mij bij vele aardige vrouwen tot verfchoning ftrekt. Wat vergeeft men ook niet aan een kind, zo als ik ! Vraag het maar aan mijne grootmama." , Zijne ingebeeldheid had mij' ftil ge* maakt-, maar dat laatfte gezegde deed mij zo veel te gemakkelijker lachen, omdat ik, onder zijn menigvuldig groeten, opgemerkt had , dat zijne grootlama hem met een ongerust oog volgde, en evenveel grimasfen maakte, als hij buigingen^ „ Gij hebt lust tot lachen, zeide hij terflond ; wel nu ! laten wij voor een ogenblik de drift vergeten, die gij mij inboezemt, en ons ten koste van bet publiek vermaken, ook hebt gij zeker wel enig «■>  van 8U2ÊTTE. t3i derricht nodig. Een concert is even als ene tentoonftelling van fchilderijen, als men er den catalogus en de beoordeling niet bij heeft, zo ziet men niets dan beelden." Zonder verder mijne goedkeuring aftewachten, voegde hij er bij: „ Die violijke vrouw, daar in die loge tegenover u, is van ene der oudfte familie» van Frankrijk. Zij beeft her ongeluk gebad van.een jaar gevangen te zitten en haarvader, moeder en man te verliezen. Men had gedacht, dat zij van droefheid zou genorven z-jn, ma-ar de wijsbegeerte heeft haar ilaande gehouden. Tegenwoordig ziet men haar overal,ep bals,wandelingen, en in den fchouwburg.. Men zegt, dat zij binnenkort een twede huwelijk zal doen: dat zoueen moord wezen, want zij js het flëraad: en de vreugd van de gezelfchappcn. » Naast haar zit ene vrouw van veel verfland , maar van ene onverdraaglijke trotsheid.. Zij is weduw van een man, die enen gnten naam had, en die even als zo vele andeaen, is omgekomen. 2$ ;s mm ■ M a.  ï49 DE BRUIDSCHAT intriguant; ook ziet men haar altijd de bovendrijvende partij volgen. Zij komt op alle publieke plaatfen, niet zo zeer om zich te vertonen, als wel om de hele wereld te zien. Een kwast, die in enige bediening geplaatst is, komt haar altijd goed voor om er kennis ineê te maken, en hare zucht om zich als ene vrouw van invloed te doen befchouwen , maakt fomtijds van haar huis ene grillige en zonderlinge verzameling van menfchen. Zij noodzaakt menfchen , die zich op elk andere plaats verfcheuren zouden, iloel aan ftoel aan hare tafel te eten; en zonder dat zij ze immer zoekt te verenigen, verftaat zij de konst om ze famen te doen omgaan. r, Ziet gij in die loge aan de rechtehand die twee vrouwen wel, die zo fchoon en zo prachtig gekleed zijn, en die zo veel menfchen om haar heên hebben? Zij waren aan rijke en zeer geachte burgers gehuuwd, maar hebben zich onlangs van hare mannen laten fcheiden, om zich geheel aan het versnaak overtegeven. De ene heeft twee kin»  van SUZETTE, t4I deren en de andere had even in de kraam geleden. Zij hadden geen geld van haar zeiven, maar hare fchoonheid had haar goede huwelijken doen doen. Waar zij tegenwoordig van leven, weet geen mensch, want de teruggifte van haar huwelijksgoed kon geen enkelen dag hare vertering goedmaken en evenwel hebben zij een zeer goed huis, rijdtuig enz.; en in haai- foort is het zeer a:ocd gezelfchap. „ Wel zo 1 dacht ik bij mijzelve en zuchtte, ziedaar dan de vrouwen, die de ogen tot zich trekken, en waarmeê men mij gelijk zal ftellen!" „ alphonsus wilde voortgaan, maar terwijl hij het hoofd vooruitftak om mij zo veel te beter iemand te kunnen aanwijzen, werd hij door ene vrouw gezien, die in ene loge geplaatst was, digt bij die, waar ik in zat; deze riep hem en hij liet mij terftond alleen. „ Met wie zijt gij daar dan toch, AL» ph'onsüs?" zei zij hem zo overluid>dat M 3  142 DE BRUID S CHAT ik het gemakkelijk horen kon, zonder er na te luisteren. „ Dat is er een, die hier pas is komen aandrijven, antwoordde hij haar op denzelfden toon, wier man zijn zaakjes ook best gemaakt heeft met de revolutie: die menfchen komen van onder uit den grond op. Zij ziet er nog al wel uit en het ontbreekt haar niet aan verftand. Zij had uit haar dorp hare gothifche kleding en vooroordelen meêgebragt; reeds beeft zij de eerfle afgelegd, en met al hare preutsheid zou ik durven wedden, dat zij zich van de laatfien ook wel haast ontdoen zal. Ik zal u hare gefchiedenis eens verhalen, 't is om te fterven van lachen."" „ Ik flikte van fchaamte en wanhoop, en gevoelde mij meer vernederd door dien' cpfchik, die mij aan zulke aanmerkingen blootftelde, dan ik het geweest was door die eenvoudige kleding , die mij zo befpottelijk gemaakt hadt Toen had ik mij. nietste verwijten*  van SUZETTE. jgg, ' „ Wat zegt ge , wel uit zien — antwoordde die Dame 9 terwijl zij wat vooruitfchoof, om mij optenemen (ik durfde fntusfchen de ogen niet op haar flaan), zij •komt m!j waarlijk fchoon voor en heeft ene vrij decente houding. Is zij hier alleen ? " „ Wel neen wnaragtïg niet, zij boort tot een talrijk gezelfchap. zie daar dat dikke wijf, dat zich ten toon (Telt en zich waarlijk liever verbergen moest ([hij doelde op de bacchante~), daar is ze meê gekomen. Maar ik zou er wel op durven zweren, dat zij elkander nooit beminnen zullen; daartoe is de ene vee! te mooij en de andere veel te lelijk." „ Weet gij den naar» van dat dikke wijf niet? — Wè! ik ken niemand meer dao> haar; ik heb d'eer v..n verlof gekregen te hebben, om haar mijn hof te maken. — Wel daar maak ik u mijn compliment over." „ Wat wil men doen ! er is niemand •Sïcet buiten die lLV.cn, die menfchen zien,.  144 DE BRUIDSCHAT men moet er wel toe komen om hun buis te bezoeken of anders fteift men van verveling! zij heet dütilo; zij is langen tijd naaifter geweest en haar man kapper. De goede man heeft zo veel in de asiignaten, koopwaren, huizen en landerijen gewerkt , dat hij, na half Frankrijk omtrent gekocht en verkocht te hebben, er een gedeelte van voor hem heeft gehouden, 't Is een behendige fchurk." „ En die jonge vrouw, die bij haar zit, die kent gij zeker ook?" „ Wie kent Mevrouw darson niet? onftandvastig in hare liefde , trouwloos in hare vriendfchap, valsch met al den fchijn van de grootfte openhartigheid ; zij leidt haar man bij den neus om , fteekt den gek met alle vrouwen, die lelijk zijn en bederft den goeden naam van alle die vrouwen, wier fchoonheid haar in de ogen fteekt. Zij heeft verftand als een klein duiveltje." „ Welk ene nieuwe ftof van nadenken yoor mij! )3 Nu kwam er een man, die zonderling  van SU2ETTE. ï45 gekleed was, op liet toneel; terwijl hij voorttrad met de ene hand in de zak en de andere aan zijn das, liep ieder een fchielijk naar zijn plaats. De ftilte, die fpoedig algemeen werd, deed mij denken, dat hijeen verwonderlijk taGa eens na, Mevrouw, voegde suzette er bij, hoe befchaamd ik was van mij in zulk een gezelfchap te vinden, en hoe zeer ik verbaasd was over dit ftaaltjen van de zeden dezer eeuw. De lust om mij te vertonen, die de vernedering, welke ik bij mijne intree1 in de wereld had ondergaan, mij had ingeboezemd, verdween voor de gevaren, die mij omringden. Ik had wel gewenscht, dat ik mij voor eens ieders ogen had kunnen verbergen, en, toen ik uit het concert ging, waren de ogen van ieder een op mij gevestigd. Ik fchaamde mij dood. Toen ik weer in huis was gekomen, floeg mij ene fombere droef-  van SUZETTE. i4r heid om bet hart; ik deed mijn best om Mijnheer chenu de redenen te doen begrijpen , die mij deden wenfchen van op eene eenvoudiger w;jze te leven, maar hij begreep mij niet eens. „ Hij hield zich met niets anders bezig, dan met het verfraajen van zijn huis, en verzekerde mij, dat als ik er eens in gevestigd was, hij mij zo veel menfchen zou doen zien, dat ik mij niet langer vervelen zou. „ Ik ben dus veroordeeld tot ene weelde, die men benijdt en die mij tot een ftraf is; ik ben genoodzaakt om bezoeken te geven en te ontvangen, en om gezelfchappen te zien, die mij in het geheel niet bevallen. Hoe droefgeestiger ik ben, hoe meer vertering Mijnheer chenu maakt, dewijl hij overtuigd is, dat rijkdom het beste is, dat er in de wereld wezen kan, en dat pracht en luister gelijk ftaat met ge« luk. ,, Aan het hoofd van een huisgezin geplaatst, waarin het mij onmogelijk is orde N s  148 DE BRUIDSCHAT te brengen, onbarmhartig door mijne dienstboden beftolen, door mijn man gekweld, die in het ene geval het geld door de glazen fmijt, en in een ander, uaar zijne ijdelheid niet in betrokken is, tot die eerfte zucht van gewin terug komt, die bijna nooit zulke menfchen verlaat, die even als hij begonnen hebben, ondervind ik, door ene geheel tegenovcrgeftelde uitwerking, hetzelfde leed als gij. In deze gcfteldheid is mij mijne oude zucht voor de ftudie te hulp gekomen, en heeft mj" den zo nodigen troost aangeboden : ik heb verlangd ene ongelukkige vro;:w te vinden, die mij tot leidsvrouw flrckken, mijne vriendin worden en mij gelegenheid verfchaffen kon, om hare tranen te drogen. Het toeval, 01 liever de Hemel, heeft mij mijne weldoenfter toegezonden , nu gevoel ik de waarde van den rijkdom. Ja, Mevrouw, gij zult mij leren dien te genieten, gij zult mij leren, hoe mij in ene omftanaigheid te gedragen , die zo nieuw voor mij is; uw voorbeeld zal de beste en voordeligfte les voor mij zijn, die  van SUZETTE. 149 gij mij geven kunt. Indien gij al vergeten kondt, dat ik u alles fchuldig ben, w?t ik bezit, zult gij weldra gevoelen, dat Mijnheer chenu ten aanzien van de onkosten, die er voor u gemaakt zouden moeten worden, meer als. genoeg vergoeding vinden zal in de orde, die gij mij leren zult in eue-huishouding te brengen, wier beftiering indedasd mijne vermogens te boven gaat." Zo lag Mevrouw DEPRévAL haar hart voor mij bloot, ik beklaagde haar en achtte haar er te meer om. Dikwijls vermaande ik zelve haar om toch haar man geen moeite ?.antedoen, wiens grootfte geluk was haar met zich in gezelfchap te brengen, en in alle partijen intewikkelen, zonder haar eerst hare toeftemming te vragen. Zij ontveinsde zelfs hare infchikkelijkheid voor hem, en liet zich niet bidden, dan wanneer zij van hem de ene of andere dienst hebben wilde, dien zij zonder dat niet zou verkregen hebben. Zo fcheen het, bij voorbeeld, enige moeilijkheid in te hebben, om voor den man van augüstine ene N3  150 DE BRUIDSCHAT plaats te verkrijgen; zij ftemde er in toe om ene zekere fêce bij te wonen, waar van de aanleiding haar mishaagde, en 'sanderendaags was de man van augüstine gep'tatst, het geen mij zeer veel genoegen gaf, omdat ik buiten ftaat was, om de dienften te belonen, welke die goede men» fchen mij bewezen hadden. Zo genoot ik dan eindelijk enige rust, en dat was al het geluk, d.:t ik in mijnen tegenwoordigen toeft,.nd konde genieten. Van mijnen zoon verwijderd, kon ik over hem met niemand anders, dan met suzette fpreken, en er waren imar al te vee! redenen , die mij beletten, om van hem het onderwerp onzer gefprekken te maken. Hoe dikwijls gebeurde het, dat wij, zonder elkaêr er iets van te zeggen, verzekerd waren, dat hetzelfde onderwerp ons beiden te gelijkertijd bezig hield! Wij waren zo gewoon elkander zonder een woord te fpreken te verdaan'» dat als suzette mij zag fchreijen, zij mij aanftonds zeide: „ Gij zult hem wederzien, Mevrouw, ik ben verzekerd, dat  van SUZETTE. 151 gij hem weêr zult zien." Maar als ik haar in droefgeestigheid verzonken zag, kon ik haar denzelfden troost niet geven. Die belangrijke vrouw werd mij weldra zo dierbaar, dat ik zonder te dralen, mijne elende, suzette en mijn zoon verkozen zou hebben boven den rijkdom, zonder haar of hem ; mijn hart maakte geen onderfcheid meer tusfchen hun beiden. Welk ene edele ziel, welke ene onderwerping aan haar lot! Met hoe veel vriendelijkheid fchikte zij z.g naar de wenfchen van haren man, wiens finaak en begeerten zo geheei iïrijdig waren met de haren 1 Hoe meer haar geest zich ontwikkelde, hoe meer zij die zucht tot eenvoudigheid weêrkreeg, die alleen bij mannen aan grote caracters, en bij vrouwen aan kieschheid en tederheid van gevoel eigen is. Dikwjls genoodzaakt, om menfchen te zien of op partijen te gaan, hoe dikwerf kwam zij niet, als die afgelopen waren, mijne eenzaamheid deien l Alleen met mij te eten , was voor haar ere ronieting, die alles overtrof. Zij had gewild, dat men al« N 4  S53 DE BRUIDSCHAT tijd in mijne kamer voor mij opdisfche* zou, en daar was zij het liefst, daar kzen wij famen en ontving zij les over onderfchciden zaken, waar van de hebbelijkheid baar zo fpoedig eigen werd. Suzette te onderwijzen, was indedaad niet anders, dan in haar het kiem van alle deugden te ontwikkelen, die de natuur haar had ingeplant. Ik bragt een jaar door, zonder dat mij iets merkwaardigs overkwam, en leefde nog altijd in hoop, van tijding van mijnen adolph te ontvangen. Helaas 1 dat was alles, wat mij geoorloofd was te wenfehen, indien hij nog leven mogt. Op zekeren nacht trad suzette in mijne kamer; zij kwam van een bal. Bij baar fhuiskomen had de portier haar het volgend briefjen overhandigd, dat zij mij fchiefjk kwam meed Jen, wel verzekerd zijnde, dat ik het haar niet ten kwade zonde dulden, dat zij mij in mijnen flaap ge. ftoord had. „ Mevrouw, ik ben zo pas uit Engeland  ▼ a n SUZETTE. i5S terug gekomen, en heb daar niets ver. zuimd, om mij enig berigt intewinren, aangaande het ïot van Mijnhetr de senneterre. Oifchoon hij te London woont, heb ik de eer niet gehad van he>.n te zien ; hij was afwezig; maar ik heb vernomen dat bij welvarende was. Indien gij mij morgen in den ochtend afwachten wilt, zal het mij waarlijk tot groot genoegen verftiekken, u enige omllandiger berichten van hem te geven.'* De vreugde van suzette grensde aan waanzinnigheid; de mijne ging de krachten mijner ziel te boven. „ Hij leefc, herhaalde zij elk ogenblik. - Als hij maar gelukkig is, riep ik uit.'» Die bedenking vertederde ons beiden evenzeer, en wij bragten een groot gedeelte van den nacht door met vruchteloos te zoeken optemaken, wat 1 men ons den volgenden d?g berichten zou, en door onze wenfchen het uur te verhaas. ten, waarop ons het bezoek toegezegd was. „ Wie is het, die u dit brief jen g«N5  154 DE BRUIDSCHAT fchreven heeft, vroeg ik aan suzette? Gij hadt mij daar niets van gezegd." „ Ik vreesde, Mevrouw, u in mijne ongerustheid te doen delen. Ik wist, dat uw zoon niet meer te Philadelphia was. Mijnheer chenu had met overleg van mij, het nodig onderzoek laten doen, en wij waren overeengekomen, om de berigten, die wij ontvangen hadden, te verzw jgen , wijl zij niets inhielden, dat voldoende was. Het is omtrent een maand geleden, dat ik mij in een zeker huis bevond, alwaar iemand over ene reis fprak , die hij genoodzaakt was naar London te doen. Daar .k nu wist, dat alle Franfchen er opgefchreven worden, verzocht ik hem zo dringend, dat hij eens enige navraag zou doen , aangaande Mijnheer ds senneterre, en hem, indien hij hem mogt ontmoeten, enig b^rigt van Zijnen toeitand vragen, dat hij mij beloofde, mijnen last nauwkeurig te zullen uitvoeren. Hij vroeg mij, van wienswege hij hem die vragen doen moest: ,, moet ik hem  van SUZETTE. 155 wit uwen naam aanfpnken, Mevrouw?" voegde hij er bij. — Die vraag deed mij onwillekeurig blozen. — „ Neen, Mijnheer , antwoordde ik hem, gij zult hem uit nanm van ene tedere moeder aanfpreken." Hij merkte hier op aan , dat het misfchien zekerder w^zen zou, hem met enen brief te voorzien; maar ik deed hem gevoelen, hoe hard het voor die ongelukkige moeder zijn zou, zich met ene nieuwe hoop te vleijen, waar van haar niets de zekerheid toezeide ; ik fchetfte hem uwe tederheid voor dien enigen zoon met zo veel warmte en nadruk, dat hij zwoer, niets te zullen ontzien om u te voldoen. „ Hij zal morgen komen, Mevrouw, voegde zij er bij; zult gij hem opwachten en u bekend maken? Of zal ik hem alleen ontvangen» — Wij zullen hem famen wachten, lieve vriendin, en als gij order geven wilt, dat men hem in mijne kamer fcrenge, zullen wij er zo veel te vrijer zijn.'' Zij omhelsde mij, en drong er op aan, dat ik den flaap, dien zij mij had doen  15(5 DE BRUIDSCHAT misfen, weder inhalen zou, ik deed haar denzelfden wensch; maar toen wij elkaêr 'smogens wederzagen, vroegen wij elkander geen van beiden, hoe wij den nacht hadden doorgebragt. De reiziger, die ons een bezoek beloofd had, paste wel op zijn tijd. Na de gebruikelijke pligtplegingen, zei hij mij: „ Het fpijt mij, Mevrouw, dat mijne zaken mij niet toegelaten hebben, de terugkomst van Mijnheer de senneterre aftewacbten ; het zou mij tot groot genoegen verftrckt hebben , als ik aan zijne moeder dien troost had kunnen bijbrengen, dien zij behoeft. Ik hem bij Mijnheer b i r t o n gegeten ; deze is een koopman te London; 'daar woont uw zoon in huis. De loftuitingen, die ik ten zijnen opzichte gehoord heb, overtreffen de uitdrukkingen, die ik zou kunnen gebruiken , om u die overtebrengen. Troost u, Mevrouw , hij heeft goede vrienden in zijn ongeluk gevonden.»' „ Hij zal dan ten minften weten, Mijn»  F v a n SUZETTE. 157 lieer, dat het zijne ongelukkige moeder is, die u aangezet heeft om nafporingen ten zijnen opzichte te doen?'' Toen ik u genoemd heb, Mevrouw, is het mij niet moeilijk geweest te zien, dat gij in het huis van Mijnheer birton niet onbekend waart. Ene voortreffelijke moeder, zeide die brave man tegen mij, en een voortreffelijke zoon; niets zal het leed verzachten dat hij over zijne fcheiding van haar gevoelt. Hij fpreekt altijd van haar, en kan zich niet vergeven , dat hij haar verlaten heeft. Indedaad , vervolgde Mijnheer birton, ik kan de re.enen niet begrijpen , die hem er toe hebben doen befluiten, want die jongeling is te verflandig en te braaf, om niet alle de uitgeftrektbeid van zijne pligten te kennen, en het was zijn pligt, zijne moeder niet te verlaten." Op dat ogenblik zag ik suzette aan; zij zag bleek en beefde, even als of het verwijt van Mijnheer birtoü rechtftreeks op haar gemunt was; ik nam haar vriendfchappelijk bij de hand, en haastte mij te  158 DE BRUIDSCHAT antwoorden, dat de jaren van mijnen zoon hem zeer veel verontfchuldigden , dat de ontdekkingen, die ik in ftaat geweest was fcdert zijn vertrek te doen, maakten , dat het mij fpeet, dat ik daartoe zelf aanleiding gegeven had. Gedurende dit gantfche gefprek , had ik de hand van suzette niet losgelaten; zij drukte de mijne met de uitdrukking van de levendigfte dankbaarheid. s, Wat heb ik thans een berouw over mijne omzichtigheid, zeide zij. Indien uwe aandoenlijkheid mij niet beducht gemaakt had, zou Mijnheer zich gaarne met enen brief belast hebben, en uw zoon zou niet beroofd geweest zijn van het grootfte geluk, dat hij genieten kan." ;, Daar ik de eer niet had, antwoordde de reiziger , om Mevrouw de s e n n eterre te kennen, heb ik aan Mijnheer birton het adres van Mevrouw depréval gelaten, en hem verzekerd, dat de brieven, die uw zoon zenden zou, u nauw- * keuriglijk zouden worden ter band gefield ; Mijnbeer birton heeft mij tevens van  van SUZETTE. 159 zijn kant het adres gegeven van zijnen correspondent te Hamburg; hier is het, Mevrouw, en dus zal alles weldra herfteld zijn. Ik moet er echter bijvoegen, dat die brave koopman verwonderd is geweest, dat gij geen tijding van Mijnheer de senneï e r r e hebt ontvangen ; hij verzekert , dat hij gene gelegenheid, hoegenaamd, heeft laten voorbijgaan, om u te fchrijven." 99 En wie zou mij hebben kunnen ontdekken, riep ik uit? Ongelukkige menfchen worden zo fpoedig vergeten! Arme adolph! Wat zult gij van mijn ilüzwijgen gedacht hebben? Maar, Mijnheer, is dat alles, wat gij van mijn zoon weet? Uw briefjen heeft ons doen hopen, dat hij welvarende was." „ Dit heeft men mij zelf gezegd, Mevrouw, en mij tevens te kennen gegeven, dat ene diepe droefgeestigheid alleen zijne gezondheid benadeelde; hij heeft aanvallen van zwaarmoedigheid, waar voor niets hem verftrooijing geven kan. Een Franschman, dien ik te London ontmoet heb, en die Mijnheer de senneterre kent, ver-  iöo DE BRUIDSCHAT moedt, dat hij het gemis van nog iemand anders, dan v^n zijne moeder betreurt. Ik weet niet of dit vermoeden gegrond is, en zou het te gereedder in twijfel trekken , naardien de koopman, aan wien ik geaddresfeerd was, mij gezegd heeft, dat een van de dogters van Mijnheer birton, die een zeer fchone vrouw is, genegenheid voor uwen zoon had opgevat, en dat Mijnheer birton zelf, die voor een zeer rijk man doorgaat, dat huwelijk met genoegen zien zou." Op dit zeggen werd suzette zo rood als bloed; het was maar al te ligt te zien, dat die onverwachte tijding haar in ene verwarring bragt, die zij zich zelve te vergeefs ontveinzen wilde ; ook haastte zij zich, om te verzekeren, dat dit huwelijk de vrienden van Mijnheer de senneterre bij uitllek verheugen zou, indien het hem een geluk aanbragt Verder kon zij niet uitfpreken, „ Er is mogelijk niets gegronds in dat alles, hervatte de reiziger £ maar ik heb i ge-  v a n SUZETTE. i6r gemeend u te. moeten zeggen, wat ik vernomen heb. Indedaad, Mevrouw, zo uw zoon verliefd ws, eer hij Frankrijk ver. lief» en die liefde tegenwoordig nog, de droefheid vermeerdert, die bij ver van zijne moeder en van zijn vaderland ondervindt, is het moeilijk te geloven, dat hij om een huwelijk denkt. De hoop verlaat den mensch nooit, vooral niet wanneer.zij> hart diep en levendig getroffen is." " hoop> ho°p! suzette, ach er zijn onhandigheden , waarin men die met meer heeft. Ik weet niet, of de zijnen van dren aart zijn, voegde zij er bij, ver.fchrikt over- haren uitroep; maar het zou te wenfehen wezen, dat hij Meiufvrouw birton trouwde. Gij 2egt, dat zij fchoon is, Mijnheer ?" V Z°nder haar ee" compIi!nen£ te willen maken, zou men kunn.n zeggen, dat zij veel op u gelijkt." Hier fmoorde s,Uï. t e een diepen zucht. r Evenwel, liet hiy er op volgen heeft2»J, cue uitdrukking van gevoeligheid ni«9 a  10-2 DE BRUIDSCHAT die over uw geheel ge'aat verfpveid is \ en de ilrenghcid vnn het hare benadeelt hare EèftaiigMd grotelijks. Zij is flechts fchoon." Suzette ftond op, en ik volgde haar na; haar toefland deed mij lijden. Wij betuigden den levendigflen dank aan den Heer, die Mevrouw dep Ré val zo behulpzaam geweest was in hare nafpörihgeri, en begaven ons elk in onze kamer. Hoe meer de menfchen hunne genegenheden uitbreiden, hoe meer z:j hunne vermaken en droefenisfen vermeerderen. Ik had mij voldaan moeten houden, met te weten, dat mijn zoon in een huis, dat hem tot ene fchuiJplaats fïrekte, geacht en bemind was; ik Lad bij voorraad reeds bet vermaak moeten genieten van enen brief van hem te ontvangen, en hem weldra mijnen moederlijken zegem. toetezenden; maar mijne vreugd zelve werd mij pijnlijk, uit hoofde van de fterke pogingen, die ik doen moest, om haar binnen de behoorlijke pakn te houden, Ieder dag ontflnijerde mij sneer en meer het hart van Mevrouw BS-  va» SUZETTE, ^s préval; ik las cr ene ongelukkige liefde in, die ik niet billijken konde, en die bare deugd haar dwong voor mij te verbergen. Het zou wreedheid van mij geweest zijn, haar elk ogenblik een pijnelijk onderwerp te herinneren, indien zij zelve zulks fchroomde ; en onvoorzichtigheid, haar er over te onderhouden, indien haar zulks aangenaam was. Zij was droefgeestiger dan naar gewoonte, en dewijl ik fchroomde om de rede van hare droefheid te doorgronden, durfde ik haar niet meer toefpreken; zij ontvluchtte mij insgelijks en wij waren beiden indedaad te bekL gen. Die toeftand kon zo niet voortduren ; maar ik Wist niet, hoe.er uit ie gekken, Vol van die gedachten, Hortte ik op zekeren dag tranen over mjn rampzalig lot, toen suzette in mijne kamer trad. Alles deed zien, dat haar geest met een groot ontwerp zwanger ging; zij had in alle hare gebaarden, in de uitdrukking van haar gelaat iets droevigs en verhevens re gèiijfc zij ging tegenover mij zitten, vatte mij bij de hand* O 2  t64- D E- BRUI D S © H A T vestigde hare ogen op de mijnen en fprak mij dus aan. „ Denkt gij aan uw zoon te fchrijven?' — Ik denk aan niemand dan aan. hem , suzette! — Is dat fchrijven dan voldoende voor uw hart? — Wat heb ik meer te hopen ? — Ach ! Mevrouw, wat hoopt men niet, als men vrij is, en gij hebt het geluk van het te wezen. — Wat wilt gij zeggen mijne vriendin ? — Dat gij vertrekken moet, Mevrouw. — Vertrekken! ■— Ja, vertrekken , zeide zij, met enen moed, die ter naauwer nood hare ontfrcltenis verraadde. Alles is gereed , er is in alles voorzien, er ontbreekt niets, dan uwe toellemrrting.. Uw zoon lijdt ver- van zijne moeder; uwe droefheid verraadt tegen uwen wil en dank de folteringen uwer ziel. Ik heb een paspoort voor u verkregen, de man van augüstine zal u vergezelJen; gij zult hem terug zenden , als gij oordelen zult hem niet meer nodig, te, hebben; en gij. zult hem bij ni houden,., indien fomtajds 3j omftandighedeu die, ik niet. kaa:  v a * SU Z E T T 2. i§5 voorzien u nopen om terug te komen. Hij heeft order, en die zal hij getrouw vervullen, om niets te raadplegen, dan uwen wil, en dien te gehoorzamen. Laat- niets, dat uwe afreize zou kunnen tegenhouden, u belemmeren; ik zeg het nog eens; ei- is in alles voorzien. 6 Mijne weldoenfter! Ik durf mij niet verder uitlaten; maar het fortuin van suzette is niet meer dan de vrucht van baar bruidfchat j, en komt u dus geheel en al toe." Mijn adolph weêr te zien, hem aan mijn hart te drukken, Almagtige God! hebt gij zo veel geluk voor mij weggelegd! Dit was mijne eerfte gedachte, maar het nadenken kwam die weldra verdrijven. „ Wrede vriendin , zeide ik tegen Mevrouw d e p r éva l , moest gij het, hart ener moeder in verzoeking brengen ? Ik, u verlaten ! zou ik zulks zonder ondankbaarheid kunnen doen ? Zijt gij ook mijne dochter niet.? Mijn zoon en s vz e t t e te verenigen is buiten mijne magt, en evenwel gevoel ik op liet. levendigst, dat het mij, onmogelijk O 3  266 DE BRUIDSCHAT zou zijn met den enen te leven zonder dat het gemis van de andere mij fmartelijk vieL Ik lijde te Parijs, te London zou ik insgelijks lijden. Spreek mij niet meer van die reis , gij zoudt mij door de overmaat mijner biijdfchap of mijnes wanhoops doen fterven. Mijn zoon ! suzette! finart en en troost van mijn leven! ö Mijn God f Mijn God! riep ik uit, terwijl ik op mijne knieën viel, ontferm u mijner!" Ik bleef in die houding liggen, en hield mijne handen fterk tegen mijn voorhoofd gedrukt, uit vrees van niet heiland te zijn tegen de kracht der gemoedsbeweging, die mijn gehele hatt fcheen te zullen van een fcheuren. Mevrouw dep Ré val wandelde met grote fcbreden de kamer op en neêr en fprak ve.fcheiden woorden in haar zelve , waarvan ik alleen den klank horen kon; ik kon daarvan niets duidelijk onderfcheiden, dan alleen het woord moed, dat zij telkens herhaalde, en afgewisfeld werd met lange zuchten, die mij het hart deden breken. Eindelijk kwam zij na mij toe, vatte  van SUZETfE. i67 mij in hare armen om mij cp mijn ftoel fe zetten, en bleef toen langen tijd overeind voor mij Haan , in ene voiflrekt roerloze houding. Ik rekende op den meed van Mevrouw de senneterre, zeide zij, zonder mij rechtsreeks aantefpreken ; en zij is nog zwakker als suzette. Er was een zeker tijdfh'p in mijn leven , toen men van mij de opoffering van alle mijne genegenheden eischte; de eer en de moeder van hem, dien ik beminde, fchreven mij mijnen pligt voor; mijn hart werd van een gefchcurd en mijn pligt voibragt. Was het om enen zoon weêrtezien, een voorwerp mijner genegenheid weer te ontmoeten, dat ik hun vaarwel zeggen moest, bij wien mijne kindsheid zachtjes was heêngevloden ? ö Mijn God! gij alléén weet, wat 'er toen in mijn hart omging. Gij fchre't, Mevrouw, vergelijk uwen toeftand met den mijnen» Voor u is ailes geluk, voor mij alles ongeluk». Het voorledene bedroeft mij, het tegen-  ïtf8 BE BRUIDS GHAT woordige drukt mij geheel ter neder, en de' toekomst zelve biedt mij geen uitkomst aan." „ Welk een ogenblik, neemt gij waar suzette, om mij mijn al te ftreng gedrag omtrent u te verwijten ? " „Verwijten! Ik u verwijten! Ach Mevrouw, laat dat nooit in u opkomen ! Gij hebt niet anders gehandeld, dan gij handelen moest, en mijn gehele leven zal u bewijzen, dat suzette er verre van af is, van hare weldoenfter te befchuldigen. Maar als ik u zie dralen....." „ Verwijt mij dan ook mijne tederheid voor u, wreedaartig kind, fchreeuwde ik uit; verwijt mij, dat ik mijne dankbaarheid niet verwinnen kan,, en mij door die onweetftaanbare toverkracht laat wegliepen, die u in mijn hart met mijnen zoon gelijk gefield heeft. Gij alleen hebt mij in het bitterst ongeluk geholpen; zonder u was ik sr Welligt niet meer; en.terwijl ik weet, dat gij. ongelukkig, zijt, en van allen troost ontbloot  van SUZETTE. i% Moot behalven de liefkozingen en den goeden raad ener moeder , want dat ben ik toch van u; begeert gij, dat ik u verlaat? Ach suzette, in den droevigen toe» ftand, dien gij mij daar zo wreed herinnerd hebt , ftond pligt aan de ene en fchande en geluk aan de andere zijde; maar in mijne omftandigheden zijn pligt, geluk en wanhoop zodanig verdeeld , dat mijn hart verfcheurd wordt , zonder tot een beiluit te kunnen komen. Waarom hebt gij mij Van die reis gefproken?" „ Omdat gij er nooit van zoudt gefpro* ken hebben, Mevrouw, en dat de eer van ü aan uwen zoon terug te- geven de fmart verzachtte van mij van mijne weldoenfter te fcheiden. Als ik mijne geheime gedachten durfde doorgronden , zou ik mogelijk de beloning van mijn gedrag vinden in d> zekerheid, dat hij weten zal, dat ik het ben, die hem zijne moeder heb terug gegeven. Ben ik het niet, die hem er van heb heroofd, voegde zij er bij, terwijl zij zich ia mijue arnisn. wierp ; maar gij, moet dit p  i7o DE BR'UIDSCHAT suzette niet verwijten; gij hebt gezegd, dat zij uwe geliefde dogter is. Suzette, de ongelukkige suzette, de dogter van Mevrouw de senneterre! En ik zou mij nog over mijn noodlot kunnen beklagen? Ach! ik heb het nimmer beter gevoeld , dan op dezen dag ; het is niet het fortuin, maar de vriendfchap en de deugd, die de afftanden tot elkafir brengt." Ik hield haar aan mijn hart gedrukt, en onze tranen vermengden zich , toen Mijnheer depróval binnen trad. „ Ik bid u om vergeving , zeide hij tegen mij, terwijl hij ons beiden met verwondering aanzag ; maar ik zocht mijne vrouw om haar te zeggen, dat zij het niet zal kunnen ontgaan , om op het bal te komen, waarop zij voor morgen haar woord gegeven heeft. Hoewel het mij zeer tegenftond, had ik er in toegeftemd, dat zij er niet na toe ging , het geen zeer onaangenaam was; maar zij is federt eenigen tijd zo droevig, dat ik mij zeer verheug deze gelegenheid gevonden te hebben, om haar  Van SUZETTE* i?i te noodzaken, om deel te nemen aan dat vermaak. Is het niet waar, Mevrouw, jonge vrouwtjes moeten verltrojing hebben. Ik begrijp haar niet, voegde hij er bij, toen hij zag , dat suzette , door haar hoofd te fchudden, te kennen gaf , dat zij geen zin in het bal had ; wat fcheelt haar toch ? Wil zij hare diamanten op nieuw laten monteren? ik mag het wel lijden ; wil zij er nieuwe hebben ? wel laat zij ze kopen. Ik voel wel , dat mijne vrouw door niemand moet verduisterd worden; ook zie ik, waaragtig, dat men haar altijd bewondert, en dat doet mij eer aan. Als men geld heeft, moet men er zich dan niet meê opfchikken ? Er zijn zo vele menfchen , die het niet hebben , dat men maar al te gelukkig is , als men kan doen zien, dat men hun niet gelijkt. Maar ik doe u belet aan: gij fchreidet daar beiden zo hartelijk..,. Dat's toch aardig , ik heb nooit van mijn leven gefchreid. Evenwel toen ik klein was , en door de ftrenge kou liep.... maar dat is 20 lang geleden 1 Maar ik raad al wat \* P 2  t72 DB BRUIDSCHAT bedroeft; 't is de grote reis , niet waaf ? Men moet toch zeggen , dat Mevrouw d e> pRéval daar een heerlijken inval gehad heeft. Ik zou er nooit om gedacht hebben — ik : offchoon het met zekere omzichtigheid behandeld de gemakkelijkfte zaak van: de wereld is. Maar mijn vrouw denkt voor ons beiden; zij heeft zulk een best verftand ! " „ En een nög beter hart, Mijnheer-,, zes ik. Gij hebt wel reden om grootsch te zijn op zulk ene vrouw; de diamanten zijn haar minfte fieraad." „ Dat doet er evenwel geen kwaad aan , Mevrouw, hoewel ik met u erken, dat. zij altijd fchoon is. — Wel nu, wat zeg-je van de reis ? Zijt gij niet wel te vreden ?" Suzette gaf mij geen tijd om te ant•woorden. » Mijn vriend , zei zij tegen liaar man; zoudt gij wel geloven, dat Mevrouw de senneterre zo goed is, dat het vermaak van haar zoon weêr te zien in baar hart opweegt tegen de fmart van ons te verlaten? Ik was zo gevoelig  van 'SUZETTE, 173 san hare vricndfchaps-betuigingen, dat toen gij binnen kwaamt, ik niet dan tranen vond, om haar onze dankbaarheid uit te drukken." „ Daar doet ze wel aan, dat ze ons lief heeft, want wij hebben haar ook wel lief; ik zeg haar dat zo niet, ik , om dat gij het 'haar veel beter weet te beduiden dan ik. Waar gij zult evenwel toeftemmen, dat ik er mij nooit tegen heb verzet, wanneer gij iets voor haar begeerd hebt: in tegendeel, niet waar?" Suzette antwoordde haar man niet anders , dan door hem hartelijk te omhelzen. „ Wel nu, zeide hij, terwijl h;j de band over zijne ogen flreek , ik geloof dat ge mij ook aan 't huilen zult helpen. Jongens, wat zijn de vrouwen.... allemaal evenwel niet, maar die goede Mevrouw de senneter re, die u heeft laten leren fchrrjven, en die zo veel order in ons huis heeft Weten te brengen, fedcrt dat zij er in is, dat wij met welke mij haar terug gegeven heeft-? -—. Mevrouw d e p r é va l , antwoordde ik q  m DE BRUIDSCHAT hem, mijne weldoenfter, zij die u van mij heeft verwijderd , zij die mij weer bij u heeft gebragt; die vrouw eindelijk, die mij het zoetfte en het wreedfte , dat er in het leven is, heeft leren kennen , is.-... suzette. Antwoord m'j nu, mijn zoon, zal het mij niet geoorloofd zijn weder over haar tb fpreken 7" „ Ik verfla u, lieve moeder, en ik durf u- zweren , dat mijne liefde nimmer uwe dankbaarheid tot zwijgen zal noodzaken* Goede, voortreffelijke suzette, mijn hart had u geraden ,. en uw gedrag verontfchuldigt zelfs de buiteufporigheden van het mijne. Ja wij zullen er over fpreken , dikwijls _ altijd over fpreken, Mevrouw- de vreugd kan uwen zoon geen kwaad doen. Suzette, de weldoenfter van mijne moeder, is gene vrouw meer in mijn oog, maar eene godheid, wier naam ik wel zonder gevaar, maar niet zonder vermaak kan horen uitfpreken. Er is een zeker punt, waarop de liefde baar zelve genoeg is, en dat meen ik bereikt te hebben. Goede  vak SUZETTE. it7 suzette, gij zijt zo gehrkldg niet als ik , voegde hij er zuchtend bij , gij Zijt van mijne moeder afgèfclierden en niet meer vrij." Van dat ogenblik af fprak adolph mij' niet meer over zijne liefde; imar verzoete mij dagelijks, dat ik hem cenige omflan. dighedcn verhalen zou, betrekkelijk tot den tijd, dien ik bij Mevrouw de f adv al had doorgebragt ; de geringfte bijzonderheden prentte hij diep in zijn geheugen , en dikwijls verhaalde hij ze mij op zijn beurt weer. Nimmer eindigden wij onze gefprek* ken, of ik hoorde hem herhalen : „ Arme suzette! zij is niet gelukkig; dat is het enige, dat mij bedroeft." Ik meende den man van augüstine,' die mij van geen dienst meer was s en dierlik bovendien niet langer van zijne vrotvv en van de bediening die Mijnheer dep Réval hem gegeven had, wilde afhouden, terug te zenden. Mijn zoon beloonde hem voor zijnen ijver , en ik belastte hem mee d«n volgenden brief voor mijne vriendin. Cv %  itS DE BRUIDSCHAT Mevrouw de senneterre aatv Mevrouw d e p r 6 v a l. „ Ik ben, mijn lieve dochter, hier zon» êet fcrig toeval aangekomen. Wijfie reis iszcer treurig geweest, zo als gij gemakkelijk begrijpen zult, gij wier hart altijd eenftem* mig is met het mijne. Ik had tot mijnen* troost de hoop van mijnen zoon weder te zien; gij, mijne vriendin, zult verzachting: voor de finart onzer fcheidirg in die gevoelige en edelmoedige ziel gevonden hebben , die u boven het geen u perfoonlijk. aangaat, verheft, wanneer gij pligten te betrachten of weldaden te verfpreiden hebt. Ik zend u den bruidfchat van suzette terug , wijl ik dien misfen kan, gelijk gij zulks zelve zult toeftemïnen ; maar ik zal, zo lang ik leef, haar hart en haar portrait bewaren. „ Als ik oordeel naar 't vermaak, dat ifc geniet, terwijl ik het befchouw, fmaak ik reeds in voorraad dat, 't welk mijne dogier zal finaken, wanneer zij het mijne ont-  van SUZETTE. invangt ; 't is dat gene , 't welk ik daags voor m'jn huwelijk aan Mijnheer de senneterre gaf. Indien hij in de eeuwigheid, daar h j rust , aile de redenen kan weten , die mij aanzetten om het u aantebieden , durf ik a verzekeren, mijn lieve dogtcr, dat- hij die d.ad van mij zal goedkeuren. De tijd en de ïv.mpcn hebben wel fets aan de gelijkenis ontnomen, maar nocb ïijd, noch rampfpoed , noch overvloed zul* ren u beletten, te zeggen, wanneer gij het befchouwt, Altijd, altijd mijn moeder: zo als ik tot aan mijn laatften fnik , bij hes befchouweu van uw portrait, herhalen zal ï Altijd, altijd suzette. ,, Ik heb mijn zoon weergevonden , ént ik zal mij vergenoegen met u te zeggen», dat alles , wat de eigenliefde, die zo natuurlijk is , als men met zijne kinderen-, fpreekt , rechtvaardigen kan , zich in hem verenigt. Hij geniet ene zeer goede ge» zondheid ; de vreugd van mij weêrtezien en de voorfpoedige omftandigheden vatt mijne weldoeniler te vernemen, heeft ge»  tpo DE BRUIDSCHAT deeltelijk die droefgeestigheid, waarvan men »ij gefprofcen had en die mij den eerften dag van mijne aankomst bijzonder had getroffen, verminderde „ Zonder in dien overvloed te Ieren, waarin hij geboren was , en die zo zeldzaam invloed op 't geluk heeft, bezit hij genoeg, om ordentelijk van te leven. Mijn broeder, die op zulk ene vreesfelijke wijze te St., Domingo is omgekomen, had vijftig duizend kronen geplaatst bij een koopman van Phi* ladelphia, die een correspondent en geassocieerde was van Mijnheer birton, bij. wien wij wonen. Die koopman heeft mijn zoon aan deze eerbiedwaardige familie geadresfeerd , toen hij zijne begeerte te kennen gaf, om nader bij Frankrijk te wezen r in hoop van. ten minflen gemakkelijker tijding van zijne moeder te kunnen ontvangen. Mijn zoon was nog minderjarig , en daarenboven kwam dat geld eigenlijk mij, toe ; maar gelukkig verbieden de wetten hier te lande ten aanzien van de Franfche emigranten niet, aan die genen , welke er  van SUZETTE. icy zich mettet woon vestigen , bij anticip^ tie van hun geld gebruik te maken , zonder enige andere voorwaarde, dan deze: dat zij het fonds aan den eerften c-genaar weêr ziljen terug geven , wtnncer deze zich opdoet; en op het euangeiie zweren, dat zij geen geld buiten 's Jands zuilen zenden. Dus was adolph tegen nood, druft beveiligd , en het grootfte gedeelte dat in den handel van Mijnheer birton gebleven was, is telkens al meer en meer toegenomen. Gij ziet, mijne lieve vriendin, dat de Hemel' de gebeden , die ik tot hem voor mijnen zoon opzond , heeft verhoord. O! de Voorzienigheid verhoorde ook zeker de gebeden , die adolph voor zijne moeder deed., toen Zij mij bij u bragt. „ Het komt mij waarfchijnelijk vcor, dat adolph er nooit aan gedacht heeft om ene verbintenis met Misf anna birton. aantegaan, hoezeer deze waarlijk zo fchooiL fs, als men ons haar had befchreven; want. fcdert mijne aankomst zet hij mij aan om.  102 DE BRUIDSCHAT London te verlaten , daar ik toch met geen ■genoegen wonen fconde, en een klein landgoed te kopen, daar ik ftilletjes mijne oude levenswijze weder zou kunnen voortzetten. Gij hebt mij bewezen, suzette, dat weldadigheid de fchoonfte deugd is, en dat welgezinde h?rten er altijd drangredenen tce vinden, om nimmer optchouden van ze te 'betrachten. Het is zeker, dat het buitenleven mij zeer aargenaam zijn zal; daar is> mij het genoegen borg voor, dat adolph er zich van belooft, dat hij er met mijleven zal, en wij gaan eens zeer ernflig daarover denken. Indien de omftandigheden t'eniger tijd toelaten , dat Mevrouw deprcval mij er kome tezoeken , dat ik hartelijk wersch, zal ik al het geluk fmaken, dat mijn hart tot dien tijd toe niet zal ophouden te verlangen. „ Vaarwel mijne ware vriendin , verzuim toch gene gelegenheid om mij tijding van u te geven. Uwe moeder zegent u, omhelst u, en beveelt u de beoefening dier deugden aan, die u zo eigen zijn.  van SUZETTE. ,93 P. S. „ Mijn zoon wilde hier enige regels bijvoegen, maar ik heb begrepen, dat het betamelijker was, dat hij zich aan uwen man adresfeerde 5 ik fluit den brief, dien hij hem fchrijft, in den mijnen. adolph de sennetsrre ddtt Mjnheer DEPRévAL. „ Ontvang , Mijnbeer, bij dezen mijnen oprechten dank voor de goede dienften, die gij aan mijne moeder bewezen hebt; jfc ben niet in (laat daarvoor de juist gepaste uitdrukkingen te vinden , maar ik gevoel levendig, dat dezelve niet op 2aj houden dan met mijn aanwezen. Wees, bid ik u' bij uwe vrouw de tolk van deze mijne ge' voelens. Het geen Mevrouw de senne terre mij van hare deugden, van hare gevoeligheid gezegd heeft, heeft mij herinnerd, dat ik van hare kindsheid af aUe de goede hoedanigheden had vooruitgezien die zij eenmaal zou bezitten. Wanneer al* les om ons heên veranderd is, is men «ar" R  ïU DE BRUIDSCHAT gelukkig, als men in zijne vorige herinnê* ringen iets vindt, dat ons tot ons vorig aanwezen terugbrengt; en niets kan mij dat aanwezen onder een oogpunt doen befchou* wen, dat meer overeenkomt met den toeftand vaf\ mijn hart, dan de vriendfchap, d't tegenwoordig Mevrouw d e p r é va l en mijne moeder verbindt. Ik heb de eer te Zijn, Mijnheer, &c. Mijnheer birton was zo ijverig om ons dienst te doen, dat ik, vijf weken na mijne komst in Engeland, reeds in 't bezit was van zodanig een ftuk lands, als ik in mijne tegenwoordige omftandigbeid begeerde, en wel voor zulk ene fom gelds, als ik over befchikken koude. Het was flechts op enen afftand van twintig mijlen van Zondon gelegen. Mijn zoon en ik begaven er ons aanJlonds heen, ten einde in ftaat te zijn om er de familie te ontvangen van dien eerlijken koopman,die er zich een genoegen van ïnaakte, om ons door dat bezoek te tonen,  van S Ü2ÈTTE, x9g hóe zeer zij gezind was, om de vriendfchap, die er tiisfchen haar en ons beilond, verder aantekweken. Toen Mijnheer birton aankwam, gaf hij mij een brief oVer, dien hij federt mijn vertrek ontvangen had. Zij was van suzette. Ik maakte van het eerde ogen* blik, dat ik in de mogelijkheid was, om mij aftezonderen, gebruik om dien te lezen, daar ik mij te geb.jkër tijd gedrongen Vodde en om bij mijne nieuwe vrienden te wezen en mij een ogenbJik met haar te onder-i houden, die ik in Frankrijk gelaten hadi Maar hoe was ik gefteld, toen ik de voU geride tijdingen vernam 1 fllevrouw DEtRévAL aan Mevrouw de SENNETERRE. „ Thans zou ik mij beklagen, Mevrouw, dat ik van u afgeicheiden was, indien het geluk, dat gij geniet, mij niet deed zwijgen en mijne droefheid fmoorde* nimmer had suzette uwen raad en troost «O-  IQ<5 DE BRUIDSCHAT nodig als thans. Mijnheer deprcval fs niet meer; een vreesfelijk ongeval heeft mij enen echtgenoot ontrukt, dien ik beminnen moest, omdat hij mij zo gelukkig gemaakt heeft, als hij kon. Mijne tranen zijn oprecht, dit zult gij wel geloven, Mevrouw; gij, die getuigen waart van de goedheid die hij voor mij had: .en gij zult er nog meer van overtuigd worden, als gij de wijze zult vernomen hebben, waarop hij omgekomen is. „ Ter nauwernood waren wij te Parim terug, of Mijnheer DEPRévAL, getroffen door de droefheid, die mij verteerde, en die ik, hoezeer ik mij ook bedwong, niet in ftaat was voor hem te verbergen, meende, dat hij mij door een feest, ter mijner eer aangelegd, enige verftrojing geven zou. Hij had mij gedwongen om dezen winter op zo veel bals te gaan, dat het voor ons onvermijdelijk wierd, om alle die genen, bij welken wij geweest waren, ook eens te famen bij ons aan huis te ontvangen. Ik billijkte de reden, die hij voor het geven van die partij had, en gij weet bovendien,  VAN SUZETTE. ip; dat mijn" oogmerk altijd was, om mij mm* mer tegen iets, daar hij belang in ftelde, te verzetten. De. toebereidfelen voor dit feest waren voor hem ene allergenoeglijkfte bezigheid; zijne eigenliefde werd gekitteld met het denkbeeld van alles te overtreffen, wat hij gezien had. „ Na eerst te hebben laten afbreken en opbouwen, om ene zaal in dien fmaak te verfieren, als hij het hebben wilde, na al het werk zelf beftierd te hebben, zag bij het na en ftond het met genoegen te befchouwen. De man van augüstine was zo even aangekomen, en had mij het paket, waarmee gij hem voor mij belast had, ter hand gefteld. O mijn lieve moeder ! met hoevele kusfen bedekte ik die heilige letteren, met welk een vuur nam ik voor, mij ene vriendfchap, die voor uwe ongelukkige dogter zo vererend is , altijd waardig te maken! Ik haastte mij om aan Mijnheer DEPRévAL den brief'van uwen zoon ter hand te Hellen en liep naar zijne kamer; men zeide mij, dat hij met enige R 3  lf>S DE BRUIDSCHAT werklieden in bet Salon wass ik ging er n* toe, en hem in de vreugd van mijn hart omhelzende, gaf ik hem den brief over, die voor hem gefch kt was. Terwijl ik hem dien voor.as, viel er een luuster, dien men in ordei brggt, en waaronder hij ftond, Van boven neêr. Mijnheer DEPRéVAL viel terftond neêr. Een fluk kristal w?s zo diep in zijn hoofd gedrongen, dat hij ogenblikiijk buiten kennis geraakte. 2wcmmend in zijn bloed, liet ik hem op zijn bed brengen ; zijne fmanen deden hem uittartten in een luid gegil, dat mijn hart verfcheurde. De Chrurgijns, die bij hem kwamen, durfden , voor het doen der operatie, voiftrekt geen hoop geven, en gedurende de operatie Eelve , gar hij onder de ijsielijkfte imarten den geest. „ Alleen in de wereld, zonder bloedverwanten, veel te veel kennisfen en geen één vriend hebbende, door dien fchieiijken en geweldigen dood getroffen, zat ik in mijne kamer te zuchten , ti,en augüstinb «noeds genoeg kaiL om mij al het ijsfebjks  van SUZETTE. 199 van mijnen toeftand bekend te imken. Se> dert ons verblijf te Parijs was Mijnheer DEPRévAL van de gewoonte afgegaan van mij zijne zaken toe te vertrouwen, naardien zijne geasfocieerden hem hadden beduid, dat er niets belachelijker was , dan zulks te doen. Toen ik nu genoodzaakt weru om zijne papieren natezien , en mij door de Commifen rekening te laten doen, heb ik mij al fnoedig overtuigd, dat die fch.tterende overvloed genen hechten 'grondflag had. Ene grote circulatie van penningen maakte grote uitgaven gemakkelijk; men is hem veel fchuldig, maar, d*>ar hij meer zijne ijdelheid dan enig ander gevoel raadpleegde, wanneer hij geld leende, heboen de meeste briefjes gene wezenlijke Wiu-rde. Hij is van zijnen kant ook fchuldig , en daar het Gouvernement in vele opzichten met de betaling ten achteren is, is het aller» moeilijkst dergelijke rekeningen te fluiten, zodra Mijnheer deprcval ophuudt dezelfde operatien te doen. Voeg hier bij de aanmatigingen zijner familie, waarvan ver-  &oo DE BRUIDSCHAT fcheide leden zich reeds in mijn huis gevestigd hebben, en mij als de oorzaak befchouwen van het in duigen vallen hunner •verwachtingen, of als de hinderpaal van hunne roofzucht, en gij -zult omtrent een denkbeeld van mijnen toeftand hebben. „ Alle mijne kennisfen verdwijnen; waarover ik mij niet verwonder of bedroefd ben: als ik vrij was geweest in mijne handelingen, zou ik hen in deze verlating zijn voorgekomen, die alleen ongepast is door het ogenblik, 't welk zij er toe kiezen. Ik weet wel, dat zij, om de laagheid van hun gedrag ten mijnen opzichte te verontschuldigen , mij befchuldigen van mijnen echtgenoot door mijne weelde en coquetterie te hebben geruineerd. Maar ik heb van u, mijne lieve moeder, geleerd, dat ons geweten alleen de ware rechter over onze daden is, en het mijne is gerust. O, zo gij nog met mij waart, dan zoude ik niet aarzelen om mijne rechten aan de erfgenamen van Mijnheer deprc-val afteftaan, want ik ben overtuigd, dat als zijne zaksn  van SUZETTE. 201 behoorlijk gefchikt zijn, er dan nog een vrij aanzienelijke bezitting zal overblijven. Mijne diamanten zouden) alleen genoegzaam zijn, om ons in dien middelmaat, daar ik altijd naar gevvenscht heb, te doen leven. Raad mij toch, wat ik doen moet? Wat zal er van mij worden ? Alleen, geheel alleen de wereld , en dat op mijne jaren 1 O mijne moeder, gij zult uwe suzette beklagen ; uwe vriendfchap is het enig goed , dat zij verlangt, en het enige dat gene toevalligheden, van welken aart ook, haar immer kunnen ontroven. „ Ik zal het voer haar, die gewoon is mijne geheimfte gedachten te weten, niet verbergen, dat ik mij dikwerf gereed gevoel, om den moed geheel en al te verliezen; maar als ik het oog op uw portrait vestig, en mij herinner, in welk enen toeftand gij geweest zijt en met welk ene onderwerping gij de flagen van het noodlot hebt gedragen , vat ik weder enigszins moed. Evenwel ik ben alleen in de wereld, en dat denkbeeld is afgrijsfelij-k • R 5  £02 DE BRUIDSCHAT zo uw zoon Misf anna birton getrouwd had, zou ik ten minden heop hebben , dat uwe armen voor mij zouden opendaan. Doch ik voel te zeer, dat daar niet aan te denken is." Toen ik weder bij het gezelfchap kwam, dat ik bij mij had, deed ik al wat ik kon, om het verdriet, dat dt brief van suzette mij aangedaan had, te verbergen; vooral wilde ik mijn zoon daar niets van laten merken. Het was hem niet onbekend, dat ik tijdingen uit Frankrijk had ontvangen, en de nieuwsgierigheid, die in zijne ogen doordraaide, maakte mij nog meer verlegen„ Zij is welvarende , dit haastte ik mij hem te zeg-en, terwijl ik hem de hand drukte; kom mij van avond in mijne kamer zie-, en dan zal ik u meer bijzonderheden meêdelen." Die weinige woorden waren genoegzaam om hem gerust te dellen, en maakten, dat wij ons geheel en al konden overgeven aan het genoegen van het gezelfchap der familie birton ongedoord te  van SUZETTE. 203 genieten. Zij verwachtte van ons gene uitbundige vrolijkheid, maar die zachte en gevoelige vriendfchap, die alleen aan het hart eigen is, en die niet onbedaanbaar was met de onderfcheidene gewaarwordingen, die de brief van suzette bij mij had doen ontdaan. Mijn zoon, zeide ik tegen adolph, zodra w j alleen waren, zie daar de tijdingen , die ik heb ontvangen ; leesze, en zeg mij onbewimpeld, wat uitwerking ze op u doen. Om u vertrouwelijkheid intcboezemen, zal ik u ronduit verklaren, dat, welke ook uwe voornemens wezen mogen, ik dezelve vooraf goedkeur. Ik weet , hoe duur het mij is te daan gekomen, wijzer te hebben willen zijn, dan gij; ik zal mj in 't vervolg vergenoegen met u goeden raad te geven, indien gij dien van mij eischt, maar nimmer zal ik over uw lot beflisfen.'*' Ik delde hem toen den brief van Mevrouw depróval ter hand; enbefchouwde hem met aandacht, terwijl hij dien las; •maar zijn gelaat veranderde zo dikwijls,  204 DE BRUIDSCHAT zo vele onderfcheidene gevoelens fchilderden zich bij afwisfeling en dikwerf te gelij. ker tijd daar op af, dat het mij onmogelijk was te onderfcheiden, welke aandoening in hem hecrschte. Hij zweeg enigen tijd, en begon op nieuw den gehelen brief te lezen, maar met de grootfte bedaardheid, 5» Gij hebt mij beloofd, Mevrouw, dat gij u in genen dele tegen mijnen wil verzetten zoudt; er is thans, in den ongelukkigen toeftand, waarin uwe dochter zich bevindt, maar ene partij te kiezen. Schrijf haar, lieve moeder, dring er op aan, dat zij na u toekome, en belast mij met haar uwen brief overtebrengen." » Gij, adolph, riep ik uit?" — Zij is alleen in de wereld, Mevrouw, en er is niemand, behalven één van ons beiden , die haar ter hulp kan fnellen. — En het gevaar, dat er voor u in gelegen is, om weder naar Frankrijk terug te keren? — Indien ik alleen op mij zeiven zag, zou ik dat gevaar zonder vrees trotferen; maar ik vergeet niet, wat ik aan mijne moeder ver»  Van SUZETTE. 203 feliuJdigd ben , en ik durf u verzekeren, dat het gevaar zeer ligt weegt tegen de gronden, die mij tót die reis doen befluiten. Ten dien opzichte wil ik mij gaart! onderwerpen aan het oordeel van Mijnheer birton; zo gij wilt , zullen wij hem hierover raadplegen. —. Al wat gij wilt, mijn zoon , dit zeg ik nogmaals ; maar meent gij, dat suzette u zal willen vergezellen? — Bemint zij mij dan niet meer, Mevrouw? Uwe gefprekken hadden mij meer dan eens het tegendeel doen vermoeden." Ik zweeg. „ Wel nu, voegde hij er bij» al had zij opgehouden mij te beminnen , zou dat voor mij ene rede zijn, om van befluit te veranderen? Ben ik aan haar, die mijne moeder zo vele weldaden bewezen, die haar behouden, en wat meer is, mij haar terug gegeven heeft, niet mijn geheel aanwezen fchuldig? Indien ik getrouwd ware, zegt zij, zou zij zich in uwe armen komen werpen: wel nu ik zweer hier voor u , dat indien deze opoffering voor haar geluk en het uwe nodig was,  ftö6 DE BRUIDSCHAT ik geen ogenblik aarzelen zou, om dezelve te doen." 9, Omhels mij, mijn zoon, uwe gevoelens talken den roem en het geluk van uwe moeder uit, O ik erken het met blijdfchap, Suzette en gij waart voor elkaêr go fchapen. Daar gijl. met dezelfde gevoeligheid bezield, beiden 'in ftaat waart om aan uwen Pligt, de drift, die op uwe jaren het hevigfte is, op te offeren, durf ik mij vleijen, dat uwe hereniging geen tegenftand vinden zal. Maar waar toe u aan nieuwe ftormeri blootfefteld? suzette zal komen, twijfel daar niet aan; een brief van hare moeder zal genoegzaam zijn." * Gelooft gij dat, Mevrouw , gij , die haar kent? Een brief kan verloorerf rakenmaar al kwam die fpoedig genoeg aan, om te beletten, dat uw zoon niet onder die eenzaamheid, die hem wanhopig maakt, bezweek; vreest gij dan niet, dat hare al te grote kieschheid haar misleiden zal ? Zij zü vrezen uwe goedkeuring alleen aan mijne tonen te danken te hebben* en menen  VAN g Ü Z E f T Ë. 2o? edelmoedig te handelen, door aftezien van het geen haar gelukkig maken zou; en zo Zal zij onze onzekerheid en hare kwellingen verlengen. Zo verlaten als zij is in de wereld, ach, wat zal het ene vrouw, zo gevoelig als s u-zet Te, kosten ©m het befluit te nemen van enen echtgenoot te gemoet te gaan, indien gij haar dien naam flechts noemt; en zo gij haar dien niet noemt,is het dan haar pligt niet,zich meer dan ooit van uwen zoon te verwijderen? Wat heeft zij, in hare omÜandigheden, niet vele welvoeglijkheden in acht te houden! En deze zijn verpligtingen voor iemand, die kiesch is. Wat kan dezelve te boven ko* men, anders dan de liefde? Wie anders,dan ik, zal voor suzette hare eigen zaak -bepleiten ? Maar ik reken ter nauwernood op de liefde; hetgeen haar tot een befluit zal doen komen, hetgeen in de daad alleen alle de zwarigheden overwinnen zalj is de waarfchijnelijkheid van 't gevaar, Waaraan ik mij om haren wil zal bloot Hellen» Zij zal mij volgen, uit vrees van u  Uoü DE BRUIDSCHAT voor de twede maal van uwen zoon te beroven." adolph, adolph, ik zie het maar al te zeer; er is maar een gevoel, aan 't welk niets onmogelijk is; dat is de liefde. Reken , zonder te aarzelen, toch onder de drangredenen, die u wegliepen, het vermaak van haar eerder weêr te zien, van het genot der aandoeningen, welke u gezicht haar geven zal, van eindelijk het geluk van bemind te worden in al deszelfs uitgeftrektheid te genieten." „ Wel nu! moeder, indien uw zoon zo groot een geluk begeerde, zoudt gij hem daarover berispen ? — Neen , mijn vriend. Wij zullen met Mijnheer birton raadplegen, en ik beloof u, dat ik het aan zijn oordeel zal overlaten." adolph omhelsde mij, en ik bleef te zeer vervuld met zijne vreugd, met zijne hoop en mijne bekommeringen , om mij aan den flaap te kunnen overgeven. Ik begeerde zo zeer als hij suzette te bezitten; ik gevoelde federt lang, dat ons geluk natuurlijk in die veren!-  VAN SUZETTE. 'm J®m gelogen was. zij alleen kon die dlGp£ ^ïigheid, die altijd de hoofdtrek van adolph's karakter had uitgemaakt, voeden en voldoen; ik had genoeg In haar ^ gelezen , om overtuigd te zijn , dat adolph al een haar gelukkig maken woest; en zonder haar of zonder mijn zoon, was mijn leven waarlijk geen leven. Deze gefteldheid ftelde mij niet gerust ten aanzien van het voornemen van adolph om die reis te ondernemen, maar het be' ^m mij de magt om er mij tegen te verzetten. Bovendien waren er onder de drangredenen, die de liefde aan adolph had opgegeven, verfcheiden , die mij even prijswaardig als aan hem voorkwamen. Ife had beloofd, dat ik de zaak aan Mijnheer birton zou overgeven, en verwachte met ongeduld, wat hij beflisfen zou. : DCS a"deren '« morgens vroeg, bragt mrjn zoon hem reeds in mijne kame?,^ h ^d hem zijn plan van op reis te «n vertrouwen meegedeeld, en hem niets Verborgen van de oogmerken, die hem dc- S  0 DE B il U ÏD SCHAT den befluiten, om dezelve te ondernemend Mijnbeer birtow vroeg mij, of ik enige bijzóndere redenen had, om dat ontwerp te onderdennen; want, voeg Je bij er bi], tot hier' toe zie ik nog gene noodzakelijkheid om u, op nieuw, van elkaêr te fcbeiden, en dit heb ik ook niet voor uwen zoon verborgen. Wanneer men mij om raad vraagt, denk ik, dat bet is, om mnne gedachten te weten, én dan zeg ik die. Ik erken, dat alle de gevoelens, die het aan«name van bet leven uitmaken, de dankbaarheid vooral, intlemmen in de begeerte die gij hebt, om Mevrouw DEPRevAL fpoedig te bezitten ; maar dat. kan alles door middel van brieven befteld werden, en ik beloof u, dat de middelen , die ik m 't werk zal ftellen , om dezelve zeker te doen te recht komen, u volftrekt alle ongerustheid ten dien opzichte zullen bene^en Mijn vriend, zeide hij, zich tot ,DOlPH wendende, ik herbaal het u, gij zoudt Mevrouw DEPRéval van geen nut set wereld voor hare zaken zijn, in tegen-  van SUZETTE. 2ïïï rfeeI» zonden de ffevarPf1 , Jrs „/I r°eVig imften el ™""' "« *» « «» «■ "« gij morg™, of „ * " V00r> der nft k» t „ Jn«om er we- »ün2;„v: /tv1"0"--* • j * J»5 ik weet wpf gij niet gaarn hehr u* ' dat P«ett, en daar hen, $ ge]ijk s z  2i2 DE BRUIDSCHAT aan. Welaan , laten wij ons alleen met uwe moeder bezig houden. Denkt gij wel om al het akelige, dat er voor haar in de onzekerheid zou gelegen zijn, en niet alleen voor baar', maar voor mijne familie,en voor mij, Mijnheer, die voor u de vriendfchap van enen vader heb? Indien ik vaderlijke 'magt over u had, zoudt gij niet vertrekken. De herinnering aan het vooric-denc zou mij de magt geven om u tegen te liaan, en ■Mevrouw de senneterre zal zeker van mijn oordeel zijn." „ Mijnheer, antwoordde ik, toen ik zag, dat'adolph zweeg, ik durf waarlijk in dit geval genen wil hebben. De herinnering aan ifoet voorledene, waarop gij u te recht beroept, is echter het geen mij. den moed beneemt; ik gevoel maar al te levendig, wat ik lijden zou, wanneer ik wist, dat mijn zoon blootgefteld was aan de wraak der wetten, die hem uit het land verbannen ; maar ik voel ook, dat als hij nog eens, door mijn fchuid, de gelegenheid verloor om gelukkig te zijn, zijne droefheid mij in bet graf flepen zou..";  van SUZETTE. 213 „Wel nu! Mevrouw, laat bij de eerstvolgende dagen aan zijne moeder, aan de voorzichtigheid, en ar.n zijne vrienden geven ; laat hij zich vergenoegen met Mevrouw deprcval in die neutrale haven, waar zij fcheep kan gaan, op te wachten, en Iaat ons aan die vrouw, wier vriendfchap en moed u bekend zijn , de befchikking overlaten van het gedrag, dat hij te houden zal hebben." Die raad was te wijs, dan dat adolph zich kon onthouden van ze te volgen; mij ftond dezelve ook bijzonder wel aan; ik kon , op die wijs, zonder vrees aan s uzette de zorg voor mijn geluk en het leven van mijnen zoon overlaten, en het was dus tot die laatfte partij, dat wij ons bepaalden. De Heer birton rncüst den volgenden dag met zijne familie weder naar London vertrekken. Ik gaf aan adolph, die hen vergezelde, den volgenden brief meê, en de tranen, die ik ftortte op het ogenblik van zijn vertrek, toonden hem, beter dan ik zulks door woorden had kunS 3  -H DE BRUIDSCHAT nen doen, hoe zeer mijn lot aan het zijne gehecht was. Mevrouw de senneteue cm Mevrouw DEPRévAL. 0 Hoe kan mijne geliefde dochter zich al* leen in de wereld rekenen ? Heb ik dan op. gehouden te beftaan ? En is het nodig, dat mijn zoon ongelukkig zij, om suzette een fchuilplaats te doen vinden bij zijne moeder? Ach! mijne vriendin, ik heb zo dikwerf berouw gehad, dat ik mij tegen een huwelijk heb verzet, dat alleen het geluk van twee wezens , op welken zich . alle mijne genegenheden vestigen, uitmaken konde, dat gij mij niet op nieuw daarvoor ftrafFeii zult s door ene weigering. Ben ik het niet reeds genoeg geworden door het vertrek van adolph, door de tranen, die gij voor mij verborgen hield, en waarvan ik zo gemakkelijk de oorzaak raadde. » Lieve Vriendin, ik heb in uw hart gemzen, en op dat hart alleen maak ik than*  tr a n SUZETTE. üï5- #aar. Gij hebt nog niet anders geleefd, dan om heilige en moeilijke pligten te vervullen; de tijd is gekomen, dat dezelve allen met uw geluk zullen overeenflemmen. Kom herwaards , mijne Vriendin! ontfang aan den voet des altaars enen naam, dien mijne dankbaarheid u federt lang gegeven heeft. Om rijkdom vragen wij niet, wij begeren flechts suzette. Ik gevoel, lieve dochter, hoe veel uwe kieschheid te lijden zal hebben; ik weet, dat ik u behoorde voor te komen; maar er zijn omflandigheden, in welke alle de fijne onderfcheidingen der wereld noodzakelijk uit het oog Verdwijnen, en zodanig zijn thans de mijnen. „ suzette, uwe moeder fmeekt u op hare knieën om bet geluk van haren zoon; zoudt gij haar weigeren, wanneer gij weet, dat die zoon, die nimmer opgehouden heeft H te beminnen, die in u de vrouw aanbidt, welke mij voor vernedering behoedde, vast befloten heeft, om indien gij eenSogenblik aarzelt, in perfoon uwe hand te kornet  i0 DE BRUIDSCHAT vragen, met gevaar van zijn leven? Wel nu! dat voornemen, 't welk u zal doen beven, is door mij goedgekeurd, Zo waar is bet, dat de dood ons beiden verkieslijk voorkomt, boven de imart, om zonder u te leven. Vaarwel mijne Vriendin; adolph heeft op zich genomen, om. u deze bede van uwe moeder te doen toekomen. Nafchrift. „ Daar uwe zedigheid u zon kunnen doen vrezen, dat gij den (lap, dien ik doe, alleen te wijten hebt, aan de liefde, voor mijnen zoon en aan mijne dankbaarheid, zal ik u zeggen, dat wij Mijnheer birton hebben geraadpleegd, voor wien wy gedurende uwen weduwenllaat niets verborgen gehouden hebben. Die achtenswaarde man verzekerd, dat, al was hij Pair van Engeland, hij, als hij ene twede su. zette ontmoette, haar boven alle andere vrouwen voor zijnen zoon verkiezen zou snaar dat er geen twee zijn. Het zijn zijne «gen woorden. ADOLfts  VAJf SÜ2ETTE. 4ï? adolph aan Mevrouw DEP Re'val. Vit den brief van mijne moeder zult gij Vernemen, Mevrouw, dat zij en Mijnbeer birton mij alleen belet hebben, van alle gevaren te trotferen om naar u toe te vliegen. Ik weet niet, Welk ene hoop mij bezielde, op het ogenblik, dat ik voornam het te doen; maar terwijl ik nader bij u gekomen ben , om te eerder de beflisiïng Vfci mijn lot te vernemen, is mijne hoop vervlogen. Hoe zou ik in de daad geloven, dat zij, die ik heb verlaten, die ik heb Jaten opofferen, zich op mijne hefde zotf kunnen verlaten, en haar lot met het mijne verenigen? Zult gij u herinneren, si/zette, Cvergeef mij dien naam, die mij Z9 dierbaar is) dat nimmer een enkele van uwe blikken mij heeft doen gisfen, 0f gij ge. voelig waart voor de liefde van den ongelukkigen adolph? ó! Zo ik het geluk gehad had, van u tedere gevoelens in te boezemen, indien mijn fmachtend hart de tmnfte hoop .ad kunnen voeden, indien ene T  *i8 DE BRUIDSCHAT ene toeftemming van suzette mijn vertrek tegengehouden had, dan zou, dat zweer ik bij alle dc folteringen, die ik federt mijn noodlottig vertrek ondergaan heb, gene magt ter wereld, gene overweging hoe ook genaamd, in ftaat geweest zijn om den* band te verfcheuren, dien de liefde gelegd had. Maar gij kent dat gebiedend gevoel niet, dat de ziel doorgloeit, alle de gedagten overmeesterd, ons geheel aanwezen aan dat van het aangebeden voorwerp verbindt, en zo het geluk of ongeluk van ons leven beJlist. Gij hebt nimmer bemind, suzette; ik heb het* mij duizendmaal , federt onze fcheiding, herhaald; de Hemel fchijnt u voor de deugd en voor de vriendfchap gevormd te hebben., maar niet om de liefde, die gij inboezemt, te delen. Wat zal dan mijn lot zijn? Wat zal er van mij worden ? Wat zal er van mijne moeder worden, indien gij ons verlaat? Ik durf mijne gedachten op den toekomst niet vestigen." „ Maar mag ik u wel over mijzelven onderhouden, terwijl uw toeltand en uwe on-  v A n S UZ E T T E. m gelukken mij alleen moesten bezig houden? Mijne moeder biedt u ene fchuilplaats aan, ^ vr-iendfcbap, die u aan haar verbindt, zou u geen ogenblik doen aarzelen om cie aan te nemen, indien zij alleen was, of indien ik.... sü2fiXTE ik durf niet meer fchrnvcn van het geen gij 20 kocl in uwen lallen brief hebt ter neder gefield. Jk RCm trouwd, Achitoen dc tusfdienk0!Hende ^ tafelen mij zelfs de !l00p 01U2egdcnj had «k gezworen van mijn lot nimmer aan Oat van ene andere vrouw te verbinden; mijne ^«neringen waren alleen genoegzaam voor bet ge.uk en ongeluk van het overige van mT IeVe"' to«**o, Mevrouw, indien mjjne tegenwoordigheid u beletten-kon, om bU myne moeder dat geluk te genieten, dat m u belooft, fpreek; wanneer gij üdns « ,ijt, is £r gene opoJng bo en ■J» -vermogen. Gij, .„.„„^ aJ" -n; 2ie daar al wat mij bezig houdt m j vervuld heeft, en mij fteeds vervul, en .al tot aan mijnen laatften ftik. 6 Kon lk " dC ««Fm gevoeJens uit- ï 2  aio DE BRUIDSCHAT drukken ! ik durf denken, dat gij er van vertederd zoudt worden. Was het mij zelyen, dien ik federt onze fcheiding beklaagde ? Was het voor mijn geluk, dat ik tyefde? Och neen, mijn lot was beflist. Maal ïk kende de kieschheid van suztTTBj en ik zuchtte uit vrees, dat een huwelijk, Waarin men haar niet gekend had...* Afgrijsfelijke herinnering! Mevrouw, heb medelijden met mij, ik wacht uwe bevelen, ik wacht met zo veel ongeduld als vrees de beilisilng van mijn lot af. suzette, su. zette, het is om het leven van den ongelukkigen adolph te doen.*' Ik was alleen buiten gebleven , en had het aanbod, dat Mijnheer birton mij gedaan had, van ene zijner dochters, wier bijzijn mij het aangenaamst zijn mogt, bij mij te laten, van de hand gewezen. Er zijn omftandigheden, In welke de eenzaamheid minder vervelendis, dan vetftrojingen, waar naar men zich uit beleefdheid fchikken moet, en die intusfehen gene de miufle  Van SUZETTE. 221 uitwerking hebben op de gedachten, die u onophoudelijk vervullen. Hoe meer ik het ' geluk naderde, met hoe veel meer vrees ik alld de kanfèn befchouwde, die het vertra» ' gen of misfchien voor altijd verftoren kondenj Mijn zoon had mij gefcbreven, om mij.te verwittigen, dat zijne reis voorfpoedig geweest was. Ik relde met angst de dagen; ik zag hem weldra terugkeren en dat wel zonder suzette. Het zou mij onmogelijk wezen, om uittedrukken, welk ene uitwerking zijne terugkomst op mij deed. Hij merkte zulks en haast.e zich mij te zeggen, dat hij de orders van Mevrouw DEPRévAL had gehoorzaamd. Te gelijker tijd iTelde hij mij de twee volgende brieven ter hand. Meyrouw depr^val aan Mijnheer de senneterre. Ik heb den brief ontvangen, Mijnheer* dien uwe moeder mij gefchreven heeft, haaste mij. er op te antwoorden; ik zend *  S22 DE BRUIDSCHAT dit antwoord ongezegeld, ten einde gij mij niet zoudt kunnen befchuldigen van cp uwen brief niet geantwoord te hebben. Gij hebt niet kunnen uit het cog verliezen, federt hoe korten tijd ik enen echtgenoot verloren heb , wiens goedheden mij dikwerf onder de rampen, die van dit leven onaffcheidbaar zijn, getroost hebben. Indien-ik op a zo veel vermogen heb, als gij zegt, zult gij mij niet weigeren , dezen brief zelf aan mijne weldoenfter ter hand te ftellen. Geloof, Mijnheer, dat uw voornemen van naar Frankrijk overtekomen, mij hevig ontroerd heeft, en dat ik er ontroostbaar over wezen . zou, indien ik u blootftelde aan een gevaar, waar voor mijn hart alle ogenblikken beeft." Dezelve aan Mevrouw de senne- TSRREt „ Zjjt gij het, mijne moeder, die mij op %vwe knieën bidt, dat ik uwen zoon gelukkig make, en voor altijd» altijd, met mijne  'van SUZETTE. aaf Hreldoenfter kome leven l Mij, suzette die zich te gelukkig geacht zou hebben van « te d.cnen, en die ene enkele liefkozing van u genoegzaam over de rampen des Ie.vens zou getroost hebben ï ó Mevrouw! Gij zegt, dat gij in mijn hart eelezen hebt. Helaas! ik fchroomde er zeifin te lezen* en ik gev e) te zeer , dat er gevoelens mjn, dte het onmogelijk is te overwinnen en voor het oog der vriendfchap te verbergen. Ik zou mij mijne zwakheid niet vergeven , indien de goedheid , Waarmeê •,. mij uwe dochter noemt, mij niet overtuigde, dat ik alles gedaan faeb wat in mij» vermogen is, om mijne pligten ten aanzieil van mijnen echtgenoot te vervullen; de goedkeuring van Mevrouw oE sen'neterre belet mij, nog meer, dan mijne eigen bedenkingen, over zt|ve fe w^ zen. „ Ruften twijfel, kent gij het hart van suzette Wel,, wijl gij, fe ZQtv oyer- tuigd van de gevoelens, die hetzelve fteed» vervuld hebben, gevreesd hebt a dat zij T4  S24 DE BRUIDSCHAT weigeren zou, bij u te komen leven. Maar/ Mevrouw, zonder den lof aan te nemen, dien uwe goedheid mij geeft, zal ik alles doen zwijgen, wat mij perfoonlijk alteen raakt, om u te verzekeren, dat een order, ene begeerte van mijne moeder, altijd de enige regel van mijn gedrag zijn zullen. suzette zal zich voor uwe knieën komen werpen, om u voor uwe weldaden te danken. Maar 3 Mevrouw, zult gij het vreemd vinden, dat ik eisch, dat uw zoon mij niet opwachte, en dat ik u verzoeke, dat gij mij tot London te gemoet komt, Ik heb nodig u alleen, of ten minllen te midden der familie birton te zien. Ik reken zo zeer op uwe infchikkelijkheid ten dezen opzichte, dat ik uw antwoord niet afwachten zal. En daar ik insgelijks niet durf vooruitzien, wat Mijnheer de senN e t e r r e doen zal, zo heb ik vastelijk befloien, om hem niet te verwittigen van de plaats, waar ik fcheep zal gaan, en hij zou dus zo veel te minder wel doen, van •P dit ogenblik te Parijs te komen, wijl hij  vam SU2ETTE. m ér mij niet vinden zou. Ik weet niet, wanneer ik er weêr zal komen; ik weet zelfs met, of dit wel vdór mijn vertrek zal.plaats hebben. „ Vaarwel mijne moeder, mijne weldoenfter , doch flechts nog voor zeer korten tijd, en dan zal zij, die gij tot u verheven hebt, door uw voorbeeld leren, zich van allen, die hun lot aan het hare verbonden hebben, te doen beminnen. Ach, Mevrouw! hoe bewogen is mijn hart op dat denkbeeld! Is het waar, dat ik hem ge. lukkig zal kunnen maken?...." Altijd suzette, riep ik uit na haren brief gelezen te hebben. - „ 0 Ja, moeder, zei adolph, altijd dezelfde; niets opofferende aan de liefde, en echter hem, die haar afgodisch bemint, noodzakende om haren wil te eerbiedigen, en haar tot in bare geQrengheid toe te bewonderen. Zo was zij zeven jaar geleden, zo is zij heden nog."- Wij vertrokken de volgende week naaa  226* DE BRUIDSCHAT London. adolph meende den tijd te verkonen, door aan zijn ongeduld toctegeven. Eindelijk kwam de gelukkige dag, en wij hadden het voorrecht van allen bijeen te ?"{n. Mijnheer birton en zijne vrouw maakten er zich een genoegen van om s uzette naar het altaar te geleiden. Hare zedigheid, hare gevoeligheid en de bevalligheden, die over hare gehele perfoon verfpreid waren, rechtvaardigden weldra den lof, dien wij haar gegeven hadden. Voor en aleer Frankrijk te verlaten, had zij het lot van augüstine en haren man verzekerd, en met de erfgenamen van Mijnheer depr^val ene overeenkomst getroffen, en haar föfEUin, waarover mijn zoon haar ten vollen de befebikking overliet, werd in de negotie van den eerlijken koopman geplaatst, die haar bij haar huwelijk ten vader flrckte. Wij keerden weldra weder naar het landgoed, dat ik van het overfehot mijns vorigen overvloeds gekocht had. Daar «haken wij, adolph, zijne vrouw en ik, onder  VAN SUZETTE. sa? het genot der liefde en vriendfchap, en alle de zachte gevoelens, die ons aan het leven hechten, ene rast, door zo vele tranen ge. kocht; en betreuren noch den rijkdom, noch enen hogen rang, die zo dikwerf las t'g vallen uit hoofde van de PIisten die «ons opleggen, suzette vergeet' dat 7 h3ar ,°"S gC,Uk -in en g . ■iraagt zreb als of zij aan ons verpligting had voor dat gene, * welk zij geniet, en noodzaakt ons, door alles wat zij doet om -dagelijks met een nieuw vermaak te' herhalen, altijd, altijd dezelfde suzette