mi  VADERLANDSCHE HISTORIE, AGT-EN-TWINTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN* Uit de geloofvvaardigfte Schryvers en egte Gedenkftukken zamengefteld. Met Plaaten. AGT-EN-TWINTIGSTE DEEL, BEHELZENDE DEN JAARË I70I eil 1782, BEVATTENDE HET VERVOLG DER NOORDAMER1CAANSCHE ONLUSTEN. ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie Tc AMSTERDAM, bv j O HANNES A L L A R T. 3u d c c xc,   VADERLANDSCHE HISTORIE. ACHTSTE BOEK. INHOUD* Ontwerpen van Vrede. Strydige ter baant gebragt. ■ Gcdagten dat de Drie Noordfche Mogenheden eenen afzonderleken Vrede tusfthcn ons en Engeland zouden bewerken. Verfchillende gevoelens over zulk een Vrede. Vrtdes voorflag door Zweeden gedaan vindt in Engeland geen gehoor. Engeland wil den Vrede alleen door de bemiddeling der Keizerinne van Rusland. Aanmerkingen over Engelands gedrag. Smeekfcfirift der Londen* fche Burgery aan den Koning om den Vrede. Op welken voet de Bemiddeling van Rusland, door de Vereenigde Gewesten wordt aangeno* men. Schets der Krygsverrigtingen in Noord~ America in den Jaare mdcclxxxi. Befiooten met het krygsg&vangen neemen van IV. deel, A c0b.n- VÏÏL bo ekj  & VADERLANDS CH0 VIII. iO EK, i 4 cornwallis, door washington. Een V'.rbond van Vriendfchap en Koophandel nu f cJe Aincrkaa-nfche Slaaten-, door ada m s, aan de Vcrcenigdè Gevejkn v-^rgcflaagen. Fcrtoog diens Staatsdienaars. Uitftellendt Beantwoording van dien Aanzoek. Oorzaaken van het draalen des Antwoords. Verfchillende gedagten over dien Voorflag. Hot de Kooplieden dit fiuk inzagen. Het aangaan deezes Ver drugs niet vry van beienkelykheden. Hoe 'er capellentot de mar s c h th Gelderland rooryvert. Taal des Kwartiers van Ooflergo op dit ftuk. Deezt zaak blijft, in 't eerst, zonder uitwerking. Geldligting voor de Americaanen hier te Lande gedaan. Frankryk doet eene Geldligting y onder Vrywaaring der Algemeene Staaten. Geldopneeming van Rusland. Voorflagen ten Gelderfchen Landdage tot eene Verbintenis 7net Frankryk. Taal van van de ca- pellen tot den marsch. Hoe, in Overysfel, Zwolle en pallanï van z.uithem, over die Verbintenis, dagt en (prak. , In Friesland neigt men tot het aanban dier Verbinteni:fe. De zaak des Ridders capellen tot de pol blyft' lleepen. 't Voorgevallene tusfehen Staaterf van Flolland en Overysfel, wegens een Brief in de Noord- Hollandfche Courant, de zaak \>an capellen betreffende. De Pensionaris van berckel begeert afdoe~ ning zyntr zaake wegens de Betigtigingen >an yorke. Redenen •waarom hy zich 'net een Brief by hun Ed. Groot Mogenden 'trvoegt. Hot men daanmtrent handelde.. Fez*  historie. § Verlegenheid des Hofs van Holland met deeze zaak. Verfchillende gevoelens over de Inbedenkinggeeving van dat Hof, en de handel"vyze van van berckel. Amfterdam levert aan zyne Hoogheid een Vertoog over > den Staat van het Land en den Hertog van Brunswvk. betreffende. De te rtigneetning verzogt en bewilligd zynde, wordt het andermaal den Prins fer hand gefield. InJioud van dit Vertoog. De Hertog vervoegt, zich met een Klaagbrief by de Algemeens Staaten. Raad/lag van zyne Hoogheid, tot onderzoek van 't geval des Hertogs. Amfterdam geeft het geheele Vertoog in 't licht. Gelaftigden uit hun Hoog Mogenden fpreekert den Hertog vry. De Hertog , daar medemet te vrede dringt aan op een Onderzoek zyns Gedrags. 's Gelderlands Be/luit in dezaak des Hertogs. Onderfcheide gevoelens van eenige Kwartieren. Gevoelens in Friesland deswegen. 't Befluit van Stad en Lande. Hoe men in Overysfel daar over verfihillend dagt. Utrechts raadflag. Zeeland verklaart zich niet. Gevoelens der Staatsledenin Holland. Nadere Bekendmaaking des Hertogs in de Nieuwspapieren. Brief van w. van lynden, bezwaaren tegen den Hertog betreffende. Taal van Jonkheer capellen toï den marscii Op den Gelderfchen Najaars Landdag wegens den Hertog gevoerd. Deenemarken en Pruisfen werken voor den Hertog, van den Keizer vindt men 't niet. De Hertog geeft reden waarom hy zich by hun Hoog Mogenden vervoegd hadl. 't Plakaat den Boekha?idel te A 2 Ut' vul boek*  4 VADERLANDSCHE VIII. Boek. 1781. Ontwerpen van Vrede. Utrecht te zeer bcpaalendc verzagt. Het Boekje Aan 't Volk van Nederland verboden. Josephus de II, bezoekt de Ooftciirykfche Nederlanden, en doorreist een gedeelte deczer Geweften. Vrees dat 's Keizers Reize fiaat kundige en onzen Koophandel ongunftige oogmerken zou gehad hebben. Hy [laat het verzoek der Antwcrpenaaren, om de Schelde te openen, af. 's Keizers voorfi el om de Barrière Steden te ontmantelen, en van Krygsbezetting te ontbloot en. De Staat en vraagen nadere opheldering, welke zy ontvangen. De Barrière Steden, door 't Krygsvolk van den Staat ontruimd. Eenigenzyn, over die Ontruiming bezwaard, en vormen fchroomlyke 'dtzigten; anderen houden ze voor een geluk, zn den Staat voordeelig. Het maaken van zen Haven voor de Oorlogfchepen by Texel in 't Nieuwediep bepaald. De Oeconomifche Tak der Hollandfche Maatfchappye te Haar'em doet eene uitbieding, tot bevordering van ie Zeevaard. Plan ter verbetering van den Landbouw en Veefokkery in Friesland. Watersnood in Gelderland. Hulp den Ongelukh'gen toegefchikt. Inzameling ten hunnen hehoeve in Holland. Begraafplaats buiten Zuilen aangelegt. Graftombe voor h d e ï r o o t te Delft opgeregt. Lugt- en weersleftcltenisfe deezes Jaars. ^^an den aanvang deezes vreemd gevoerden Oorlogs, en te midden van denzelven, ontbrak' het aan geene Gerugten van  HISTORIE. S van Vrede, en daadlykeHandelingen, van meer en minder aanbelangs, om dien te be-: vorderen (*). Wy hebben ons Verhaal, 'er niet telkens door willen af breeken ;doch :t zou eene blykbaar onvolkomene Schets van het voorgevallene, ten deezen dage, weezen, daar van niet te gewaagen, en 'er een beknopt verflag van te geeven. Nauvvlyks was de Oorlog begonnen of zommigen beweerden, dat de Vrede voor de dcure ftondt. Staatkundige Ontwerpmaakers hadden de Artykelen daar van gereed ; doch deeze verfchilden hemels breedte van elkander, en droegen de doorflaandfte blyken van de onderfcheide inzigten der Opftelleren. Wy zullen ze kortlyk boeken, om tot een ftaal te dienen van de denkwyze dier tyden. Eenigen hiel¬ den ftaande, dat ze zeer ten nadeele van Engeland zouden ftrekken. Naar hun Plan zou Noord - America Onafhangelyk verklaard. — Frankryk in 't bezit van Guernfey en Jerfey«Spanje in dat van G ibraltat en Port Mahon herfteld worden. —- FIolland zon de fchavergoeding der opgebragte Schepen, en den vryen Handel op NoordAmerica krygen; als mede de vernietiging der berugte Engelfche Navigatie Acte, ook zou 'er een Paketboot van deezen kant vaarende Holland dat voordeel met Engeland deelen. Anderen gaven twee voor- waar- (*) Zie het III Deel der Vadtri. Hijlorie bh A VIII. 30EK. [781. Strydige :er baane jebragt>  VIII. BOEK. i VADERLANDS CHE waarden op van eene geheel ftrydige ge« daante. Engeland zou, in de eerfte plaats, geen wedergave van de fchade der opgebragte Schepen doen; in de tweede plaats, zouden alle de oude Tractaaten vernieuwd., en daar in nader voor Contrabande bepaald worden alle zulke Waaren, welker Vertier , van deeze Landen na Frankryk, zo zeer den Engelfchen tegen de borst ftiet. Hoe geheel buiten allen bereik der waarfchynlykheid zelve de eerstgemelde, hoe ongerymd en wanftallig de laatstgenoemde Vredes voorwaarden ook mogten weezen, men dagt en fprak in diervoege over dit onderwerp; fchoon ze by eenigzins bedagtzaamen beide even min ingangs vonden, en de laatfte een billyk afgryzen verwekten, als (trekkende om de taal der Landsvaderen in hunne Tegenverklaaring te befpotten; nogthans hieldt men het daar voor, dat Vreemde Mogenheden het na dien kant zouden zoeken te ftuuren. Zodanig een Vredesplan was het uitwerkzel van Zwaarlioofdigheid, Moedloosheid, of liever van een toeleg om Moedloosheid by den Landzaat te verwekken. De uitkomst toonde dat het een loutere Harsfenfchim was. Gelyk deeze ook leerde , dat men, met die reden, op de lyst van de veelvuldige LJitftrooizelen der Engehchgezinden moest [lellen, het gerugt niet alleen van een na ay zynde maar reeds getroffen Vrede tus*chen Engeland, Frankryk en America met uitfluiting van ons Gemeenebest. Een uitïïooizel, van alle Staatkundige inzigtem der  HISTORIE. 7 der Oorlogvoerende Volken ontbloot, en ingerigt om den aan 't flikkeren geraakenden Vaderlandfchen Moed uit te dooven, en deeze kleinmoedige taal te doen voeren „ nu is het met ons gedaan! Kon- den wy de Magt der Engelfchen, hunne », Roofzugt, en verraadiyke Trouwloosj, heid niet beteugelen , toen zy tegen „ hunne talryke en verbonde Vyanden hads, den te ftryden, wat zullen wy uitrech„ ten, nu zy de handen ruim hebben ? 9, Wat nu alle moeite, die wy kunnen „ aanwenden, tegen die Magtige Mogen„ heid baaten? Wy zyn in de noodzaak„ lykheid om met Engeland, tot welk een „ prys ook, vrede te maaken (*)." Dan, om met deeze Gerugtcn en Uitftrooizels ons niet langer op en met weezenlyker zaaken, den Vrede betreffende. bezig te houden. De drie Noordlche Mogenheden, van wier Bondgenootfchap aan de Gewapende Onzydigh:id de Vcreenigde Gewefien, op eene zo flinkfche wyze, ontzet waren, fcheenen de Bemiddelaars tot een Vrede tusfehen ons en Engeland te willen weezen, om, aan den eenen kant te voorkomen dat het Gemeenebest, zo lang getergd , in de tegenwoordige omflandighe-den, de party niet koozc om een Aanvallend en Verweerend Verbond met Frankryk aan te gaan; en, aan den anderen kant, om den Koop- (*} Post VfFn den Neder Rhyn I D. jbl. 45. 77^ 219. A4 VIII. BOEK. 1781. Gedagteft dat de drie Noordfche Mogenheden.eenen afzonderlykenVredstusfehen ons en Engeland zouden bewerken.  VIII. boek. Ï78l. Verfchillende Gevoelen*over zulk een Vrede, 5 6 VADERLANDSCHE Koophandel en Scheepvaard der Nederlanderen op de Oostzee te herftellen. Men geloofde vast, dat een Courier, door 'sGravenhaage na Londen getrokken, belast was met Brieven aan den Rusfijchen Gezant simolin ten laatstgemelden Hove, behelzende openingen , tot eene byzondere Bevrediging tusfehen Engeland en de Vereenigde Geweften, als mede het voorftel eener Wapenfchorslinge tusfehen deeze twee Oorlogvoerende Mogenheden, om middelerwyl de Vredes Onderhandelingen aan te vangen. Het kon niet misfen of over het doen van deezen ftap werd zeer verfchillend gefprooken. De Engelschzezinde Aanhang, bewust, dat het Rusfifche Hof tot Engeland* zyde neigde, beloofde zich van die Bemiddeling en afzonderlyken Vrede, alles goeds, en beweerde, met veel drifts, het nut daar in opgefiooten. Zy zagen zulks voor het éénig middel aan , 't geen het Land kon redden uit alle die wederwaaiv digheden, en den neteligen toeftand waar in het, huns oordeels, door onvoorzigtig de Engelfchen te tergen, en te verbitteren, gedompeld was. Men bezette niet, of wilde althans niet erkennen, dat gelykfoortige klagten, van den anderen kant, zouden plaats gehad hebben, indien men, door in Engelands maatregelen te treeden, zich een Oorlog met Frankryk op den halze gelaaden hadt. Anderen keurden 3ie Bemiddeling en afzonderlyken Vrede aoogst gevaarlyk, ten uitenten vernederend,,  HISTORIE. 9 rend, en gefchikt om ons voor altoos onder het juk der overheerfchinge van Groot Brittanje te brengen, en alle de rampzalige gevolgen te doen gevoelen van de jalouzy eens nayverigen Volks, indien wy , naa zo veel hoons, verongelykings, befchimpings en nadeels, van 't zelve geleden te hebben, een verlangen betoonden om ons te verzoenen met die bondbreekige Onderdrukkers. Hunne vrees bepaalde zich niet by dit lot, 't geen ons van Engelands zyde, te wagten ftondt; zy hadden, daarenboven, het angstbaarend vooruitzigt, dat men, naa in eenen allerlchadelykftcn^fchoon van onze zyde regtvaardigen Oorlog met Engeland ingewikkeld geweest te zyn, en de gevoeligfte neepen der Roofzugt ontvangen te hebben, door eenen afzonderlyken Vrede zich zou blootftellen aan een dergelyken , of nog veel zwaarder ramp. Frankryk getergd, door dit bedryf, zou in 't hart des Lands kunnen dringen, en ons volkomen de wet ftellen. Dus zou dit Gemeenebest, eerst door de Engelfchen ter Zee geweldig benadeeld , daar naa door Frankryk te Land geteifterd, op den oever van deszelfs ondergang gebragt zyn. Ja, gefteld dat ons die uitetfte ramp van Frankryks zyde niet overkwam, zou deeze ftap, ons het Vertrouwen en de Goedwilligheid van Frankryk, 'twelk ons, ftaande deezen Oorlog, groot en edelaartig behandeld hadt, döen verliezen, en wy voor altoos Afhangelingen worden van Engeland, welks 's Lands vernedering en bederf beA 5 doe- VIII. BOEK. i;8l.  iq VADERLANDSCHE VIII. jj0 ek. I78l. Vredes voorflag door tweeden gedaan vondt in Engeland ■geen gehoor. doelende iuzigten, geen twyfel leedcn. — Behalven deezen vondt men 'er niet weinigen, die de Bemiddeling en afzonderlyken Vrede met Groot Brittanje als onmogelyk aanzagen : naardemaal het voomaame gefchilpunt, waar uit Engelands misnoegen, cn de Oorlog rees, niet wel vereffend zou 'kunnen worden. Zouden, vroeg men billyk, de Engelfchen ons het vol en vry genot des Verbonds van den Jaare mdclxxiv, en dus het vervoeren van Hout en Scheepsbehoefren na Frankryk toeftaan? of zouden de Noordfche Mogenheden, die, ter handhaaving van de vrye Zee, het Verdrag der Gewapende Onzydigheid flooten, kunnen dulden, dat den Nederlanderen, dit Regt der Volken, nog door een byzonder Verbond bekragtigd, ontnomen wierd? In het laatfte geval zouden de Noordfche Mogenheden tastbaar ftrydig met zich zeiven handelen, en kon het Gemeenebest, behoudens zyne Vryhcid en Onafhangelykheid, dit nimmer toeftaan. Wanneer het eerde ftand greep dan erkenden de Engelfchen daadlyk de onregtvaardigheid des ons aangedaanen Oorlogs, en zulk eene erkentenis was van de fiere Britten, zo lang zy eenige kragten ter verdeediging van eens genomene maatregelen over hadden, niet te wagten. Een byzondere voorflag van 't Zweedfche Hof, om aan het bewerken van dien Vrede de behulpzaame hand te leenen, ontmoette in Engeland dat onthaal niet, 't geen deeze Vredelievende Vorst verwagtte, misfehiea baar-  HISTORIE. baarden de woorden in het voordel door den Baron nol ken aan Lord stormont overgeleverd, als den Nederlanderen te gunftig , ftoorenis; althans deeze, in 's Konings naam het woord voerende , -fprak de volgende taal. „ Het vuur des Oor„ logs, in een ander Wereldgedeelte ont„ ftooken, is tot Europa overgeflaagen; „ doch de Koning vleide zich nog, dat die „ brand den kring, waar in dezelve ont„ ftooken was, niet zou te buiten gaan, en vooral, dat geene enkel Koophandel- dryvende Natie , welke de Neutraliteit „ aangekundigd hadt, als een onwankel- baar fundament van haar gedrag, daar „ mede ingewikkeld moest worden; nog„ thans is het tegendeel gebeurd, fchicr op „ het zelfde oogenblik, wanneer die Mo„ genheid de onfchuldigfte Verbintenisfen met den Koning en diens Bondgenooten „ in 't Noorden wilde aangaan." ■ Lord stormont liet, in zyn antwoord, zulks niet onopgemerkt, zeggende. „ 't ,, Gedrag der Republiek van Holland, ge„ duurende den geheelen loop van deezen „ Oorlog , heeft eene algemeene veront„ waardiging veroorzaakt. Die Natie ver„ toont zich onder een geheel ander ge„ zigtpunt dan dat van een enkel Koophan„ deldryvende Natie, zy is eene aanzienly„ ke Mogenheid (*)." Dit ganfche ant. woord •> 2V. Neder!. Jaarb. 1781. bl. 1890. 1893. New Arm. Regijt. 1781. p. CJ53-) VUL boek.  iz VADERLANDSCIÏE VIII. BOEK. I78l. I ( 5 5 3 5 i » 4. s J 5 woord, opgevuld, met de haatlykfte befchuldigingen, zonder bewys, deels beftaande in drogredenen, en deels uit daaden in een valsch ligt voorgedraagen, meldde geen woord van het Verbond der Gewapende Onzydigheid : deeze fhaar rchroomde Engeland te roeren, fchoon het yoorftel des Zweedfchen Konings 'er alle aaneiding toe gave, en floeghet, met eene onïeteuterde ftoutheid, de taal van de Ver* klaaring des Engelfchen Hofs, als of deeze reene wederlegging altoos vondt in de Te\enverklaaring der Staaten. In 't flot werd ie aangeboode bemiddeling des Zweedfchen Monarchs, op deezen trant, van de hand reweezen. „ Toen de Keizerin aller Rus„ fen haare goede dienften aangeboden , heeft, om eene Verzoening, dooreenen , byzonderen Vrede, te bewerken, heeft , de Koning, zyne dankbaarheid voor dee, ze nieuwe blyk van Vriendfchap, welke , hem zo dierbaar is, betuigende, ver, mydt, om de Bemiddeling van haare , Keizerlyke Majefteit aan eene vrugtloo, ze Onderhandeling bloot te ftellen; maar , thans, tcrwyl'er eenige kentekenen van , verandering van gefteïdheid in de Repu, bliek, en van eene begeerte om weder te , keeren tot die beginzelen , welke het , wyfte gedeelte der Hollandfche Natie , nooit verlaaten heeft, zich op doen, , kan men eene Onderhandeling tot eenen , byzonderen Vrede, met eenige hoope , van een gelukkig gevolg, openen, on, der de Bemiddeling van de Keizerin at. 5? Ie?  HISTORIE; is # Ier Rusfen, welke de eerfte geweest is „ om haare goede dienften tot dat heil- zaam werk aan te bieden. Dat zyne „ Majefteit daar van terftond geen gebruik heeft gemaakt, kwam daar uit voort, „ dat men alle reden hadt om te gelooven, „ dat de Republiek toen niets anders zogt, „ dan door eene Onderhandeling, vol van „ heimlyke laagen , hem op te houden ; „ maar de Koning zou denken kwaalyk te ,, beantwoorden aan de gevoelens, welke „ die eerfte aanbiedingen veroorzaakt heb„ ben, en de zo billyk aan Haare Keizer- lyke Majefteit verfchuldigde hoogagting ,, en vertrouwen, te kort te doen, indien hy by die Bemiddelinge eenige andere, „ zelfs die van een aanzienlyk Bondge„ noot, voor wien de Koning de opregt„ fte Vriendfchap heeft, voegde ( * )." In den beginne des Oorlogs wilde de Koning van Engeland van geene Bemiddeling hoor en, dan die door den Keizer zou ontworpen , beftuurd, en bevorderd worden (f); doch josephus de II ging den Engelfchen niet genoeg aan de hand, en daar Zweeden op een billyker trant fprak dan Engeland gaarne hoorde, was de Keizerin van Rusland, wier Hof de doorflaandfte blyken van Engelschgezindheid gegeeven hadt, de éénige waar aan mende Be- (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1895. New 'Ann. Regift. 1781. p. C 155- 3 Ct) Zie het III Deel onzer Vadsr. Hijlorie bl. 160. vul boek* 1781. Engetancl wil den Vrede alleen door bemiddeling der Keizerin \ran Rus(and.  U VADERLANDS "C HE VIII. JtOEK. s > s * s 3 Bemiddeling wilde toe vertrouwen, gelyk bleek uit een antwoord in Herfstmaand door Lord stormont aan den Rusfifchen Afgezant simolin gegeeven : naar gewoonte opgevuld met lang wederlegde klagten over het gedrag der Nederlanderen , en de haatlykite befchuldigingen der zoda. <*) N, Niderl Jaarb. 1769. bl. 1897. VIII. BOEK. Vanmer-<' :ingen o'er Engeands gcirag.  i6 VAD E RL AND S C HE VIII. BOEK. 1 I i ( Smeekfchrift der ( Londen- ( fche Burgery om : den Vre- : de. was, .dat, hoe zeer de Engelsen gezinds Aanhang . iu deeze Geweften, niet afliet den Vyand in de hand te werken, de móed der Landzaaten opwakkerde, en de rechtmaatige Verbittering tegen Engeland, aangroeide. De ftem des Volks verhief zich meer en meer, tegen eene Werkloosheid, den Lauda zo zeer tot fchande als nadeel ftrekkende. Voorgewende hoop, doch inwendige vrees, dreef, naar veeleigevoelen, den Koning, zo hy anders in het betoon der bereidvaardigheid, om het oor aan eene 'Bemiddeling te leenen,, ter goeder trouwe handelde , met zyne Staatsdienaaren in het onveranderlyk voorneemen blyvende tot het voortzetten des Oorlogs. Zulk eene voorgewende Vreegezindheid ftrekte om de verdeeldheid in 't. Semeenebest te doen toeneemen. Groos Brittanje als aan hand de komende, kreeg de Party tegen Engeland gekant de fchuld van iet doen volduuren des Oorlogs, dien veeen reeds voor lange moede waren. Niet veinigen,nu ontwaakt, zouden zich, door ïe hoop op dien Vrede, laaten in flaap zusèn , en de yver tot Zelfsverdeediging, :hans meer dan voorheen werkzaam, zou ferflappen , en bovenal het gedugte Plan ïener Verbintenisfe tusfehen deezen Staat :n Frankryk verydeld.worden. Hadt men alle reden om te denken, dat le Koning van Engeland, met zyne Staatsüenaaren, flegts uiterlyk de houding aan-, lam om na eene Bemiddeling te luifteren, er was oorzaaks genoeg, de Ryksgeltelte-  HISTORIE. hisfe in aanmerking genomen zynde , om het met de daad te doen. Een Smeekfchrift door de Londenfche Burgery den Koning overgeleverd fprak op deezen toon, over den Americaanfchen Oorlog, waar aan flie met onzen Staat verbonden was. „ Het „ is met eene onuitfpreeklyke aandoening, dat wy uwe Majefteit, in deszelfs Aan„ fpraak tot beide de Huizen van het Par„ lement , hebben hooren verklaaren, „ voorneemens te weezen om te volharden in die maatregelen, welke gebleeken zyn „ zo noodlottig voor dit Land te wee- zen. -— Zulk eene Verklaaring yerT j, zwakt de ftem van een vry en beledigd Volk. Wy gevoelen den eerbied aan 5, uWe Majefteit verfchuldigd; maar, in „ deezen haatlyken en komfnerlyken tyd, j, is vleijën bedriegen. 4 Uwe Maje- 3, fteits Staatsdienaars hebben , door val- fche berigten, en bedrieglyke voorgeer j, vens, uwe Majefteit, en de geheele Na- tie, in den tegenwoordigen onnatuurly>, ken en ongelukkigen Oorlog, misleid.— 3, De Gevolgen van deeze misleiding zyn j, geweest, dat de Koophandel van dit j, Land onherftelbaare verliezen geleder* „ heeft , en gedreigd wordt met een ge5, heelen ondergang. De Handwerken „ zyn, in verfcheide gewigiige takken, j, verminderd , en derzelver ftoffen duur 5, geworden, door de mindere fterkte van 5, uwe Majefteits Vlooten dan die van den ^ Vyand, en dat in meest alle gedeeltens g van den Aardbol. De Waardy der LanIV. deel. B »de-. VIII. 3 o e kV 1781»  r& VADERLAND SCHE VIII. BOEK. „ deryen is, door geheel het Koningryk „ heen, tot eene allerbekommerlykile la#g* ,, te gedaald. De Eigendommen van uwe Majefteits Onderdaanen , gevelligd in de openbaare Fondi'en , hebben meer „ dan een derde van derzelver waarde „ verlooren. Het Credit onder byzondere Perfoonen is geheel weg, door de 011maatige Iutresfen van de Openbaare Fondi'en. Zulken onzer Broederen „ in America, welken, door de beloften „ van uwe Majefteits Staatsdienaars, en de 5, afkondigingen van uwe Generaals, zich „ onder uwe Majefteits Standaarts begee„ ven hadden, zyn overgegeeven aan de „ genade van hunne overwinnende Lands„ lieden. — Uwe Majefteits Vlooten heb„ ben derzelver gewoone overmagt ver,, looren. Uwe Legers zyn gevangen ge„ nomen. En uwe Majefteits getrouwe „ Onderdaanen zyn overlaaden met dïuk„ kende belaftingen, welke, indien onze „ Overwinningen zo roemrugtig waren als onze Nederlaagen fchandelyk zyn , en „ indien onze Aanwinning van Landen zo „ gelukkig, was als de Vermindering van '3, ons Ryk wreed en hard is, dan nog in „ zichzelven moeten aangemerkt worden als de grootfte en zwaarftc onheilen." — Naa den Koning op het nadruklykst verzogt te hebben om het Ryk in denvoorigen welvaard te herftellen, en voor altyd af- te zien van het Plan om hunne Broederen in America, door geweld, tot gehoorzaamheid te brengen, doen zy, ten flqt, die  HISTORIE.1 x9 dit nadruklyk verzoek. „ Wy fmeekefi, „ derhalven, uwe Majefteit, onderdaanig„ lyk, dat het uwe Majefteit genadig be„ haage uit uwe tegenwoordigheid, en uit de Raadsvergaderingen, te verwyderen, „ alle die Raadgeevers, zo openbaare als A, heimlyke, over wier maatregels wy ons „ beklaagen , als een bewys aan de Wej, reld, dat uwe Majefteit het onwrikbaar „ befluit genomen heeft om af te zien van een Plan y dat zo onbeftaanbaar is met „ het Belang van uwe Kroon, en de Wel„ vaard uws Volks ( * )." Op Engclands aanvaarden der Bemiddeling van Rusland verzogt de Afgezant diens Ryks by onzen Staat, Prins gallitzin, van hunne Hoog Mogenden de benoeming van eenige Hceren, om met hem eene Vredesonderhandeling aan te vangen; doch dit flaagde zo vlot niet. De Heer brandsen alleen kreeg last om met dien Prins een Gefprek te houden. 's Lands Vaderen doorzagen- genoeg, uit de wyze waar op Engeland de Keizerin tot Bemiddelaresfe koos, dat, hoe zeer de Vrede over't algemeen wenschlyk was, dezelve, in zekere omftandigheden, en op zommige voorwaarden, niet kon verlangd aangenomen worden. ——* Holland ' bragt3 (*) 17. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 223(5. Goft* IÖN Hifi. of the Rife, Progres and^ Establisfement èf the Independente of the united States of Amir'ug Vol. iv. f. 218. B 2 vin. boek. Op welft een voet deBemid* deling van Rut' land,door de feereenigde GeWijlenwordt aangeno-: men.  VIII. boek. I78L Schets der Krygsverrigtitigen in. NoordAmerica. 20 VADERLAND SC HE bragt, als een voorloopig Gevoelen by de Algemeene Staaten in, „ dat men de Aan? „ bieding van haare Ruskeizerlyke Maje„ fteit zou aanneemen, in zo verre als de ,, Eer en Waardigheid van den Staat zulks zou gedoogen, en onder voorwaarden, „ dat het Verbond van de Gewapende Onzydig„ heid tot een Grondflag gelegd wierd, en „ dat het Hof van Rusland de Verbinte„ nisfen, in dit Verdrag bedongen, nauw„ keurig, en in alle deelen, vervulde." Overeenkomftig hier mede werd het Befluit ter Algemeene Staatvergadering opgemaakt, en den Rusfifchen Gezant ter hand gefteld, met aanbod van gereedheid orrt, op die voorwaarden , door de tusfchenkomst van haare Keizerlyke Majefteit, met het Hof van Londen mede te werken, om de maatregelen te neemen, welke vóór de opening der Onderhandelingen befchikt moeiten worden (*). Uit het Smeekfchrift der Burgery van Londen, hier boven vermeld, blykt reeds ,duidelyk hoe de zaaken in America, voor !hetEngelfche Ryk, zeer ten agteren liepen: wy moeten des een kort verflag geeven om te komen tot het geen hier te Lande, ten opzigte van dit nieuw gevormd Gemeenebest, voorviel. ——| De Generaal cli nt 0 n , die zich buiten ftaat bevondt om iets treffends tegen de vereenigde Mag*t der Noord- (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 2241. Setr. Ztefal. vanJlvU. 19 Dec. 1781.  HISTORIE. 21 Noord- Americaanen en Franfchen te onderneemen (*), en wiens ongunftige toeftand eerlang vermeerderde , door het misverftand tusfehen hem en den Admiraal arbutnoth, die elkanders gedrag geduurig wraakten ( f ), dagt, met den aanvang deezes Jaars, uit eene gebeurtenis onder een gedeelte des Noord-Americaanfchen L?gers, een aanmerkelyk voordeel te trekken. By 't zelve rees een opftand , over het niet ontvangen der Soldy, gebrek aan Kleederen en Leeftocht; omtrent 1300 verlieten de Legerplaats. Op den aanzoek om wedertekeeren, gaven eenigen ten antwoord reeds langer gediend te hebben dan den tyd, voor welken zy zich hadden laaten aanneemen, en niet langer te willen dienen; anderen dat zy niet wilden wederkeeren, of hunne bezwaaren moeiten uit den weg geruimd worden; doch allen verklaarden zy, op geenerlei wyze, voor te hebben de zaak der Americaanen te verkaten, of tot den Vyand over te loopen. Clinton bleef niet in gebreke de uitlokkendfte aanbiedingen te laaten doen aan deeze misnoegden. Zy weezen ze, met verfmaading af, en leverden zelfs twee van clintons Booden aan het Congres over. Welhaast keerden zy, die hun tyd niet uitgediend hadden, tot het (*) Zie het II Deel onzer Vadert. Hijlorie bl. 500. O) Univerz. Magaz. Vol. lxxvii. p. 197. B 3 VIII. boek. i/8l.  4* VADERLANDSCHE vm. boek. j I l j I i I i * het Leger hunner Landgenooten we» der (*). Deeze gebeurtenis waay- de, zeer vergroot en verdraaid, herwaards Dver, de Hoftyding hieldt in, dat 4000 Man Americaanfche Troepen het Leger van Washington zouden verlaaten, en onder de Engelfchen dienst genomen hebben. Men hadt de onbefchaamdheid om 'er by te voegen, dat de overige Manfchap onder dien Veldheer de wapens hadt nedcrgelegd, en zich na huis begeeven. Geld wist men dat fchaars in America omkwam, ils mede dat gebrek hier aan meermaalen het getal der Krygslieden dunde, dit zette waariehynlykheid by aan dit gerugt;fchoon het by veelen weinig ingangs vondt: deivyl het Engelfche Hof, zints lang, gewoon was gewaande behaalde voordeden ïoog uit te trompetten, en met verdichte verliezen hunner vyanden de ooren te vullen (f). Dan hoeveel de Generaal 3 l 1 n t 0 n zich mogt belooven van deeze :e onvredenheid in een gedeelte des Ameri-> :aanfchen Legers, en, de fchaarsheid aan reld by het Congres kennende, befluiten, iat in andere gedeeltens die zelfde te on-. /redenheid, uit gelyke oorzaakc, heersche; hoe zeer ligtgeloovige Engelfchen, en Engelands zaak begunftigenden hier te lanle, uit deeze gebeurtenis, hoe gering »ok, een gunftig einde aan den zo lang te £*) Zondon MagaZ. 1781. p.. 103 — \Q£, Ct) jPcJi van den Nedtr-jRhyn I Dee-1, bl,  HISTORIE. ' 23- te vergeefseh gevoerdén Oorlog fpelden, clinïon vondt zich eerst, en zy zich; eerlang, deerlyk bedroogen, de 'uitflag. daar van, en de omftandigheden, welke 'er mede gepaard gingen, gaven alle aanleiding tot het op maaken van een tegenovergefteld bcfluit. Het bleek, dat deeze Americaanfche Krygslieden, met hoe veel moeilykheden zy te worftelcn hadden, hoe drukkend hun toeftand ware, geen de minlte neiging hadden om zich onder 's Konings Standaard te voegen, en ftandvaftig van zulk een bedryf den fïerkften afkeer betoonden. Het leverde een bewys te meer op van de groote bezwaarlykheid, zo niet van de onmooglykheid, om de Ameri~ caanen met geweld te onder of tot gehoorzaamheid aan Groot-Brittanje te brengen (*). De Graaf cornwallis, deedt met den aanvang deezes Jaars, zeer fterke poogingen om in Noord- Carolina door te dringen. Naa dat Gewest trekkende wierd hy opgehouden door den Americaanfchen Generaal morgan, dien de Luitenant Colonel tarleton tegen trok,vol hoops om, met eene mindere, maar welafgerigte Krygsmagt, eene fpoedige overwinning te behaalen, die zich in 't eerst voor hem fcheen te zullen verklaaren; doch in eene volflaagene nederlaage eindigde, by welke cornwallis zich voornaamlyk over het C*) Univirz. Magaz. Vol. lxjcvii. p. 142. B 4 VUL 5 0 ek, irSr.  24 V ADE RL ANDS GHE vin. b q ek. het verlies van 't ligte Voetvolk beklaagde; Te vergeefsch tragtte hy morgan te agterhaalen en te ondcrfcheppen. In zyn verderen doortocht na Noord-Carolina vielen eenige fchermutzelingen voor; doch hy ontmoette geen noemenswaardigen wederftand. Tot Hilhborough doorgedrongen richtte hy 's Konings Standaard op, en noodigde alle de Koningsgezinde Onderdaanen om zich daar onder te begeeven, te ftryden, en 't gezag zyner Majefteit te herftellen. Men hadt hem diets gemaakt, dat de Koning, in dit gedeelte des Lands, veele Vrienden hadt; doch de uitkomst befchaamde die voorwendzels. Zy waren weinig in getal, en eenigen van die weinigen te vreesagtig om dien ftap te doen; ook maakten zich de Americaanen meefter van een gedeelte gereed om in 's Konings belangen te treeden (*). Middelcrwyl trok de Geneeraal gr eene, met groo.tenfp.oed, voort om zich by de andere Americaanen te voegen, en den verderen voortgang van cornwallis te ftuiten. Hy bereikte zyn oogmerk ter vereeniging, en befloot de Britfche Krygsmagt onder dien Veldheer aan te taften. Naa verfcheide fchermutzelingen kwamen zy tot een hoofdtreffen. Schoon de overwinning aan de zyde van cornwallis was, moest deeze, naar der Engelfchen eigen Univerz. MagaZ. Vol. lxxvii. p. 143/ Ï43-  HISTORIE. 2S g*n Opgave, geteld worden onder die duurgekogte overwinningen, waar op men geene redelyke verwagting kon gronden, dat de pooging, om de Americaanen met geweld te onder te brengen, zou gelukken. Het verlies van 't Koninglyk Leger evenaarde bykans dat der Americaanen, en konden de laatstgemelden veel ligter verfterking bekomen dan de eerstgenoemden. Deezen leeden groot gebrek aan leeftocht. Een tweede gevegt tusfehen greene en Lord raudon fcheen de zaak der Britten te begunftigen; maar, ondanks het behaalde voordeel, vondt hy zich genoodzaakt de door hem vermeelter-de post te Camden te verlaaten; de Americaanen namen 'er bezit van, gelyk ook vsr verfcheide andere, en 's Konings Bezettingen krygsgevangen (*). De Brigadier Generaal arnold verwoede te IFcstham een. der fchoonfte Ge fchutgieteryen in America, als mede eer grooten voorraad van gefchut en krygstuig Te Richmond komende vondt hy vee Zout, Rum, Zeildoek, Tabak en ande re Koopmanfchappen, die hy deels ver nielde. In Virginj,e voer hy voort me Schepen en andere Goederen te verderven dit geweldig werk was ook zyn bedry op zyn Tocht tegen Nieuw London in Con necticut, welke Stad hy noodloos aan d Vlammen opofferde. Wel ftrekte dit ver dei Univert. MagaZ. Vol. LX*vn. p. 145. B 5 VIII. boek. I78l. f l [ : >  36 VADERLANDSCHE VIII. boek. i I 1 delgend beftaan omde Americaanen te benadeeïen en te verzwakken; doch telfens, om hun des te meer te verbitteren, en boven al den haat tegen arnolü, die den dienst van 't Congres veriaalen hebbende, in dienst des Konings overgegaan was , als den voornaamen bewerker van alle die nadeelen, en barbaariche handelingen , meer en meer aan te fchennen (*). Een Scheepsftryd tusfehen den Admiraal ardutnoth en een Franfche Vloot van gelyke fterkte was niet bcflisfende: de Engelfchen rekenden 'er groot voordeel by behaald te hebben, door de Franfchen te doen deinzen, en dus, huns agtens, te beletten , Krygsvolk na de Chefaspeak te voeren , om a r n o l d aan te taften, en den voortgang van Lord cornwallis te >eletten. De laatstgenoemde liet naa den femelden zegen op greene bevogten, ïaar gewoonte, eene afkondiging doen om le Ingezetenen van Wtlmington tot 's Koïings Party, door aanbieding van genade i'n gunfte, over te haaien; maar vondt de imericaanen hier, zo min als elders, geleigd om 'er een gunftig oor aan te keien. Niettegenftaande verfcheide voordeden loor cornwallis- op de Americaa■en bevogten, werd zyn toeftand in Virgiue allengskens zeer hachlyk, en ftaat ons dit, (*) Univerz. Magaz. Vol. lxxvii. p. 145, 98. New Ann. Regijl. 1781. p. 40.  HISTORIE. 17 dit, als 't uiteinde des Americaanfchen Krygs, wat breeder te ontvouwen. Zyne Lord- \ fchap ontving zodanige veriterkingen en onderfteuningen niet van clinïon als hy verwagt hadt, en noodig oordeelde tot een gelukkig voortzetten zyner krygsoudernceiningen. Deeze werd daar van te rugge gehouden door de vrees voor Nieuw-TorA?, waar tegen hy meende dat de Generaal Washington een zeer geweldigen aanval in den zin hadt. In de daad deeze bekwaame Amcricaanjche Veldheer fchynt alles aangewend te hebben om cl in ton in dien waan te brengen. Brieven, berigt van dien toeleg behelzende, met voordagt gefchreeven om onderfchept te worden, wil men, dat hy den Britfchesi Veldheer liet ter hand komen, die, in geduurigen kommer voor de gedreigde Stad, welker bezetting het Leger onder Washington verre te boven ging , geen onderftand durfde afvaardigen. ■ Dan Washington verliet fchielyk zyne Legerplaats, trok de Delaware over, en na Virginie , blykbaar met oogmerk om c o r nWallis aan te taften. C l i n t o n kreeg berigt, dat de Graaf de gras se, met een groote Vloot, alle oogenblikken , in de Chefapeak verwagt werd°om gelykerhand met den Generaal Washington te werken. Onmiddelyk poogde hy , te land en te water cornwallis des kundfchap te laaten toekomen, met verzekering, dat hyhem, op alle mogelyke wyze,zou byftaan, of de befte af- VHI. soek. 781.  a& VADERLANDSCHE VIII. li O E K. I78l. afwending maaken welke hy kon. Intus» fchen hadt de Graaf cornwallis bezit genomen van de Poften Tork - Town en Ghttefterhs-Fïtgfnkwaar by zich, zo veel de gelegenheid toeliet, verfterkte. Sir samuel iiood was in Oogstmaand met een Vlootdeel uit de West-Indien gekomen en vereenigd met dat onder 't bevel van de Admiraal gr ave s voor Nieuw-Tork lag. De gelegenheid , waar in de Graaf cornwallis verkeerde, vorderde dat zy terftond na Chefapeak zouden ftevenen. Hoe zeer hood allen uk* ftel zogt voor te komen fchynt men noodloos eenigen tyd verfpild te hebben, waar uit volgde dat zy, niet voor 't begin van Herfstmaand, de Chefapeak hereikten, waar zy den Graaf de, grasse, met ruim zo fterk eene Vloot geankerd, aantroffen. Reeds hadt deeze een groot aantal manfehap, van Rhnde-Eiland aangevoerd, doen landen, die zich terftond op weg begaven om het Leger onder Washington te verfterken. Op den eigen dag der aankomfte van de Engelfche Vloot viel 'er een Scheepsftryd tusfehen deeze en de Franfche voor; waar in de eerstgemelden, de nederlaage kregen, zo dat zy, ichoon eenige dagen in 't gezigt der laatstgenoemde blyvende, het gevegt niet durfden of konden hervatten, enmoeftengedoogen dat de Franfchen binnen de Kaap te anker gingen, en die Baay ingeilooten hielden, terwyl de Engelfchen mi Nieuw-Tork zeilden. Eer  HISTORIE. 29 • Eer de tyding van deezen Zeeflag te Nieuw-Tork kwam, befloot men daar vyf duizend man op 's Konings Schepen den Graaf cornwallis toe te fchikken. Doch'berigt ontvangen hebbende, dat de 'Franfchen geheel meefter waren van de vaard op de Chefapeak, keurde men het noodig, die verilerking zonder uitftel te zenden. Maar in een anderen Krygsraad viel het befluit, om gunftiger berigten van den Admiraal graves, of de aankomst van Admiraal digby af te wagten , dewyl cornwallis voorraads genoeg hadt tot het einde van Wynmaand. Mep wist toen te Nietm-Toèk niét, dat de Admiraal graves bepaald hadt met de geheele Vloot na die haven weder re keeren. Intusfchen waren, door den Generaal Washington, de belle maatregelen genomen om het Engelfche Leger, onder der Graaf cornwallis in te fluiten. Een groot getal Franfchen, aangevoerd door den Luitenant Generaal den Graaf de rochajibeau, onderfteunden deeze onderneeming; Washington voerde het opperbevel over deeze vereenigde Legermagt. Op den negen - en - twintigften var Herfstmaand was Tork-Town en het Britfche Leger geheel ingeflooten. Cl inton fchreef daags daar op een Brief aar cornwallis met verzekering dat hy hem uit deezen nood zou helpen, indiei het hem mogelyk was. — Naa de aankomsi van den Admiraal graves te Nieuw Tork beraamde men , zo ras de Schepel hei VIII. boek. I  30 VADERLAND SC HE vin, boek. I73l. hei-Meld waren, met de Vloot en het Legger, alles te doen om zich met de Graaf cornwallis te vcreenigen. Clinton ging aan boord met zeven duizend man j doch, by den ingang van de Chefapeak komende, verflonden zy dat de Graaf" cornwallis, vyf dagen geleden, zich by verdrag, hadt moeten overgeeven. 't Was naamlyk op den negentienden van Wymnaand, dat hy, naa eene vrugtlooze verdeediging, met zyn geheele Leger, Krygsgevangen werd van de Vereenigde Americaanfche en Franfche Krygsmagt, onder het Opperbevel des Generaals Washington. De Brhfche Land - troepen, meer dan zes duizend manfterk, zouden, volgens het verdrag, Krygsgevangenen weezen der Fereenigde Staaten van America; het Zeevolk Krygsgevangenen des Konings van Frankryk, aan wiens Officieren ook de Brhfche Schepen te Tork-tovm en Glouceflct zouden overgeleverd worden. Zeer veel Gefchuts en Krygsbehoefcens vielen deii Americaanen in handen. Twee dagen naa de Overgave bragt, op last van Washington, het geheele Americaanfche Leger Dankzeggingen toe aan den almagtigen, voor deeze groote Gebeurtenis , en de verbaazenda tusfehenkomst der Voorzienigheid ten hunnen befte. En werd vervolgens den dertienden van Wintermaand tot eenen algemeenen Dankdag voor dien Zegen bepaald. Dan het' gevangen neemen eener Legermagt, op zich zeiven van zo veel belangs , en in  HISTORIE. 3ï in 't vooruitzigt nog gewigtiger, deedt Leeraars en Volk reeds vóór dien tyd, de hartlykfte dankzeggingen uitboezemen, fchoon de bepaalde Dag hier in uitftak. — Het Congres befloot den Generaal was* hington, te doen bedanken voor de uitüeekende dienften aan de Fereenigdt Staatcn beweezen, byzonder in het welberaamde plan tegen de Britfche Legermagt te Tork en Gloucefcr, voor den moed, het beleid , en de krygskunde, waar mede hy 't zei1ve volvoerde; en de wysheid doorftraalende in het ontwerp des aangegaanen Verdrags. Het bleef niet in gebreke om den Graaf d e kochambeau dank te betuigen voor zyn aandeel in het daarftellen van dit befllsfend Geval. --- De Graaf de grassé ontving de welverdiende erkentenis voor den betoonden mjed in het aanvallen en' afilaan der Britfche Vloot, in de Baay van Chefapeak , als mede voor zyn yver en, vaardigheid om, met de Scheepsmagt onder zyn bewind, de kragtdaadigfte hulpe toe te brengen aan de Krygsverrigtingen des Vereenigden Legers in Firginie ( * ). In de daad geene gebeurtenis deezas Oorlogs bragt zo veel toe om. eene volkomene overtuiging te baaren, dat dfe Noord- £*) Univerz. MagaZ. Vol: lxxvit. p. 197—a^o. 321. New Arm. Regift. p. 155 &c. London Ma- 5" az. 1781. bl. 599. \V. gord on Hijlory of the life, Progres, and Kfiablisfement of the Independence of tht Uniied Stutts of Amerha Vol. IV. 51, Ï2?>- VIII. boek. 1781.  ga VADERLAND SCflE VIÏL boek. ( i 1 i < ! < < 3 Noord- Americaanfche Volkplantingen niet! konden te ondergebragt worden dóór 't geweld der Britfche Wapenen , als deeze Overgave van cornwallis, naa welke geene meldenswaardige krygsverrigting op 't vafte land van Noord-America voorviel. Een overgave welke eene onwederftaanbaare overtuiging mede bragt, zelfs by de zodanigen , die den meetten wederzin betoonden in het erkennen eener zo vernederende waarheid. Wanneer zy zagen, dat een Veldheer, als cornwallis, zich met zyn geheele Leger gevangen hadt moeten geeven, begonnen zy, die ten Engelfchen Hove het fterkst geyverd en gedreeven liadden om America voor gewapend geweld te doen bukken, nu overtuigd te worden, dat het geheel ondoenlykVas. Spyt greep hun op 't gevoeligst aan; te löurjeftelde Heerschzugt knarsfetandde. Zy die in Engeland deezen Oorlog ontraalen, en door dolzinnigheid allen gevoel /an Pligt en Menschlykheid niet uitgechut hadden, zagen met een droevig oog e rugge op zo veel gefpilde fchat, gelort onfchuldig bloed, in een' Kryg, lie niets ten gevolge hadt dan het veries der Noord-Americaanfche Volkplaningen; eene ophoöping der Ryksfchullen; een hevigdrukkend'juk van Belaftin^en, Volksfmaad , en de Zegepraal der /yanden van Engeland, die juichten toen Ie Staaten van America, naa zich eerst /ryverklaard te hebben, deeze Vryver- kla£r  HISTORIE. 33 klaaring met de wapenen handhaafden , met de wapenen verzegelden. 't Blyft voor een volgend Jaar bewaard den vollen uitflag deezer eerst aangenomene en voorts bevogten Onaf hanglykheid des ; Nieuwen Gemeenebefts te vermelden : thans moeten wy bezien wat, in dit Jaar, hier te Lande, omtrent het zelve voorviel. —— De openlyk verklaarde en aangevange Oorlog tusfehen de Vereenigde Geweften en Engeland bragt eene in 't öogloopende verandering te wege ten opzigte der Americaanfche Staaten. 't Was ook vroeg in den Voortyd, dat zyne Excellentie john adams, Lid van het Congres, door 't zelve, in ftede van den in Engeland gevangen zittenden Mr. laurens, herwaards gezonden, van den Franfchen Gezant , den Hertog de la vauguyon, ©nderfteund, zich aanmeldde om, als Gezant der Americaanfche Staaten , by dit Gemeenebest erkend te worden. Den vierden van Bloeimaand hieldt deeze bekwaame Staatsman een mondgefprek met Jonkheer van lynden tot hemmen, wegens Gelderland ter Algemeene Staatsvergadering voorzittende , en deedt opening van het verlangen der zamenverbonden Americaanfche Geweften om een Verbond van Vriendfchap en Koophandel met deeze Republiek aan te gaan. Het Vertoog door den Heer adams? te dier gelegenheid overgegeeven, mag een meefterftuk heeten,^ in fchikking, ftyl, •n klem van drangredenen 9 trouwens dee- IV. ceel. . C ze VIII: boek. 2en Verbond van Vriendfchap en Koophaniel tus'chen N.Americaen deezen Staat voorgeflaagen, Vertoog van adams te dier gele? jenhei^.  34 VADERLAND SC HE vin: li O E K. I/8l. ze merktekenen bykans alle Staatsfchriftert van dit Nieuw Gemeenebest. Wy mogen, om niet te breed te zyn, flcgts 't beloop, en een en ander gezegde, 'er uit aanftippen. Naa een kort verïlag van de verdrukkingen der Engelfchen , en van den moedigen ftap der Americaanen om zich daar aan te onttrekken, door eene Onafhangelyk Verklaaring in een allerhachlykst tydgewricht, zints welke de Dertien Staaten als eene Souveraine Mogenhcid, mogten handelen en gehandeld hadden, merkt hy ten aanziene van onzen Staat op „ dat, toen het Congres , volgens de regelen „ eener goede Staatkunde, de voorzorg 5i nam om Staatslieden na Europa te zens, den, tot het handelen over Verbintenis„ fen, het niet uit gebrek van eerbied was 1, geweest, dat het zich wederhieldt, om >, terftond, by het vertrek van den aller„ eerften in die hoedanigheid afgezonden, „ desgelyks een aan hunne Hoog Mogen„ den toe te fchikken. Onderrigt van de „ Verbintenisfen, welke 'er tusfehen de „ Republiek en Groot-Briitanje plaats had(J den, eu. van het Stelzel van Vrede en „ Onzydigheid, 't welk dezelve zich, ze„ dert zulk een gcruimen tyd, hadt voor„ gefchreeven, meende het Congres die „ Verbintenisfen en dat Stelzel te moeten , ontzien , ten einde niet te fchynen de. , Republiek in Onmin met haare Bondge1, nooten te willen brengen , Verdeeld„ heid onder de Volken te zaaijen , en n haar in de moeilykheden van America „ me-   I  HISTORIE ■35 5, mede in te wikkelen. Maar, ze- „ dert dat het Britfche Minifierie, in zyne „ onregtvaardige maatregelen onafgebroo„ ken blyvende volharden, even weinig zich bekreunende aan het geen men den „ Bondgenooten van Groot-Brittanje, als „ 't geen men aan de Mede-Onderdaanen „ in de Volkplantingen verfchuldigd was, „ de trouwe der Verbonden niet minder „ dan die der Koninglyke Charters verag5, tende, en het Regt der Volken met de5, zelfde Onbefchaamdheid fchendende , j, waar mede het de Grondwetten der 5, Volkplantingen, en de Regten, die de s, Perfoon van eiken Britfchen Onderdaan aankleeven, gefchonden, als mede alle .,, Tractaaten tusfehen de Kroon en de Re'„ publiek, uit enkele willekeur, den bo„ dem ingeflaagen, den Oorlog verklaard 5, en vyandlykheden aangevangen hadt, j, welke reeds voor lang , gelyk bekent! „ was, vóór overlegd en befchikt waren; „ zo hielden de redenen op, welke, tot „ nog , het Congres wederhouden had„ den, en het nam.jïe tegenwoordige gele- genheid waar om voorflagen te doen tot het aangaan van zodanige Verbintenis5, fen, als de Vereenigde Staaten van Amejy rica regt hadden om te fluiten, zonder „ te kort doen, aan die, welke zy aireede „ met Frankryk en Spanje hadden aartge- gaan; en die hun pligt, hun belang en 5, hunne genegenheid hun verbonden, om }, als heilig en onfehendbaar aan te merJ3 ken, zonder dat deezen vart hunneri Ca ,? ka«it vin. BOEKi  3$ VADERLANDSCHE VIII. hoek. „ kant ook iets te kort deeden aan die Trac„ taaien, welk het Congres voorneeraens » is aan andere Mogenheden voor te flaan." De drangredenen tot het aangaan der Verbintenislè ontleent de Heer adams uit de overweeging, dat de eerfte Volkplanters der vier Noordlyke Staaten van America in Holland eene twaalfjaarige fchuiïplaats voor de vervolging, zints hunne Verhuizing uit Engeland, tot hun overtocht na America, gevonden hadden, welker dankbaare naagedagtenisfe tot de Naakoraelingfchap was overgebragt; dat de Ingezetenen van twee andere Staaten Nieuw Tork en Nieuw -Jerfey, onmiddelyk uit de Nederlanden derwaards verhuisd , in die Staaten hun Godsdienst, Taal, Zeden, en Nationaal Character, hadden overgevoerd. Schoon gelykheid in Godsdienftige Begrippen thans voor geen zo noodzaaklyk punt in de Verbintenisfe der Volken werd aangezien als wel in voorige Eeuwen, raogt dezelve voor eene wenschlyke bykomende Dmftandigheid worden aangemerkt, en in deeze was 'er tusfehen de beide Republieken eene groote gelykvormigheid. Mogt men de overeenkomst van Regeeringsvormen als een dier omftandigheden aanmerken, welke de Volken natuurlyk tot elkander brengen, zo deedt 'erzich, hoewel de Conftitutien der beide Gemeenebeften, in alle opzigten, geene volkomene gelykheid hadden, eene genoegzaame overeenkomst ip om de onderlinge Verbintenisfe des te ge-  HISTORIE; gemaklyker te maaken. Wat de algemeene gebruiken betrof en wel byzonder de rondborftige denkwyze omtrent zekere ■ gewigtige Punten, als de Vryheid van eigen Onderzoek , het Regt van elk om voor zichzelven te Oordeelen, en de Vryheid van Gewisfe, ten deezen aanziene hadden de beide Natiën gewis meer overeenkomsts dan eenige andere. ■—«— Daarenboven waren de eerfte beginzels der beide Republieken zodanig overeenftemmen de, „ dat," gelyk hy zich kragtig uit„ drukt „de Gefchiedenis der eene,op dat „ tydftip, flegts eene Copy fcheen van die „ der andere. Derhalven moest, ieder „ Hollander, in dat ftuk bedreeven, de „ regtvaardigheid en noodzaaklykheid der „ Americaanfche Revolutie toeftemmen, zo „ hy geene veroordeeling wilde uitfpreej „ ken over de roemrugtige bedryven zyner „ eigene onfterflyke Voorvaderen; bedry„ ven, door het ganfche Wereldrond goed„ gekeurd en toegejuicht, en door de „ Voorzienigheid geregtvaardigd." Voorts ftaat hy in 't breede ftil op eene omftandigheid, in deeze Eeuwe van den meeilen invloed op het aangaan van Verbintenisfen tusfehen de Volken, te weeten de belangen des Koophandels: deeze waren , uit verfcheide oorzaaken , van dien aart, dat ze geen den minften twyfel, wegens de nuttigheid eener Verbintenisfe, voor de Republiek overlieten. „ De En„ gelfchen", luidt zyne aanmerking, „zyn „ zelve daar van zo zeer overtuigd, dat C 3 „ Zy VIII. 10EK. I78l. ■  VIII. BOEK. I78l. 3 5 3 3 j 9 5 3> 5. t 3J 55 33 J> 3» 35 33 33 §8 VADERLANDSCHE w zy altoos, in weerwil van hunneVriend„ fchaps betuigingen, de Hollandfche Na„ tie als een gevaarlyke Mededingfter in „ den Americaanfchen Handel hebben aan„ gezien; het was die overtuiging, welke „ hun bewoogen hadt, om hunne rigureufe „ Acte van Navigatie voor te fchryven en „ in ftand te houden; die haatlyke Acte, „ niet minder doodlyk voor de Commer,, cie en Zeemagt der Hollandfche Natie, i dan fchadelyk voor de Trafyken en hoo(, nende voor de Regten der Volkplantin9 gen. Thans was de tyd gebooren om , die, voor altoos, af te fchudden. ln, dien eenige bedenking in ftaat geweest , ware om de Engelfchen van een Oorlog , met de Vereenigde Nederiandfche Gewes, ten te rug te houden, zou het moeten , geweest zyn, de vrees voor eene Ver, bintenis tusfehen de beide Republieken, , en het was niet moeilyk te voorzien, , dat niets meer zou toebrengen, om hun , tot den Vrede te noodzaaken, dan het , fluiten en daadlyk daarftellen eener dier, gelyke Verbintenisfe." ] Met vollen regt mogt hy, alles zamen•ekkende, betuigen. „ Indien derhalven, eene overeenkomst van Godsdienst, Regeeringsvorm, Afkomst en Zeden, gevoegd by veelerleie en fteeds beftendig wederkeerende belangen van Koophandel, een vafte grondflag en een ïterke aanprikkeling kon zyn tot het aangaan van Staatkundige Verbintenisfen , "dan vleide hy zich, dat de voorgeflaagene „ Ver-  HISTORIE. 32 ,-, Vereeniging zo blykbaar op de natuur ?, der zaake gegrond was, dat men, b de „ Jaarboeken deezer wereld, geene twee ,j Natiën zou kunnen vinden, zo zigtbaar „ door de Voorzienigheid gefchikt om el„ kander de hand van Vriendfchap toe te „ reiken." Hy ruimde eenige tegenbedenkingen uit den weg; en toonde, dat het Stelzel, door de Americaanfche Staaten omhelsd, en door Frankryk goedgekeurd, het waare en éénige middel was om voor te komen, dat deeze nieuw get veftigde Staaten een voorwerp wierden van den eeuwigduurenden Nayver, Mededinging, en Oorlogen onder de Volken. Alle Staaten van Europa hadden belang om de Onaf hanglykheid van America ten allereerften te erkennen. — Ten flot gaf hy verflag, hoe het Congres, begeerig om de Vriendfchap met de Nederlanden aan te kweeken, hem benoemd had tot Minifter Plenipotentiaris by deezen Staat en van zyne bereidvaardigheid om de Oorfpronglyke Geloofsbrieven, onder 't Zegel van 'tCongres, aan hunne Hoog Mogenden over te leveren: en dat hy van een dergelyke Geloofsbrief, aan den Stadhouder gerigt,voorzien was, om zich dus by allen aangenaam,' te konnen maaken (*). Het N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 783. 903 A. L o OSJES PZ. Gedenkzuil ter gelegenheid der J^ryverklaaring van America bl. 57. en Bylaage bl. 1. W. GORD ON Hist.of the Rife, theProgres and Ejlabtisfement of the Independente tf the unitei States of America Vol. iv. bl. 80. C 4 VIII BOEK.  40 VADERLANDSCHE VIII. ïiOEJC. I^ol. Beantwoordingvan dien Voorflag. GorzaaJcen van het draalen des Antwoords.VerfchilJende Gedagtenover den Voorflag. Het antwoord door den Voorzitter aao, den Heer adams gegeeven kwam hier op neder, dat hy, hoe geneegen ook om, aan het gedaane Verzoek gehoor te leeneu, zich buiten ftaat bevondt om de aangebodene Geloofsbrieven aan te neemen ; ver? mids het veel verfcheelde, dat de Onafhangelykheid der Vereenigde Staaten ran Noord • America door de Republiek erkend ware ; doch dat hy op zich nam, hun Hoog Mogenden verllag te doen van de boodfehap, en zodanig te antwoorden als Hoogstdezelven daar op goedvonden; dat de Heer adams, zo hy op eenigerlei wyze kennis hadt van de Regeeringsvorm deezer Landen , niet moest verwagten, daf hunne Hoog Mogenden, in eene zaak van zo veel gewigts en gevolgen voor den Staat, een volkomen Befluit zouden neemen , vóór dat de Heeren Staaten der onderfcheide Geweften 'er zich op hadden verklaard (*). Dit antwoord, hoe koel het fchyne op een zo ernftigen aanzoek, droeg de goedkeuring van hunne Hoog Mogenden weg, en kon ook de Heer adams, de Onafhangelykheid van America by deezen Staat niet erkend zynde, op geenerlei wyze, als een Afgezant van eene Vrye Mogenheid, welke het Regt heeft om Gezanten aan vreemde Hoven te zenden, erkend worden; dit baarde by dóórdenkenden gee- C*P Nederl. Juarb. 1781. bl. IOiO.  HISTORIE. 41 fis zwaarigheid, fchoon het veelen vreemd voorkwam, en zommigen in 't vermoeden bragt, als of huuue Hoog Mogenden hier door den weg ter Onderhandelinge met de Noord-Americaanen wilden opdelven. Dat ?er onder de Staatsleden gevonden wier^ den, welken dit naar 't harte zou geweest hebben, lydt geen tegcnfpraak, en der zo•lanigen invloed mag men veilig vast Hellen bragt veel toe,dat deeze Aanzoek,hoe kragtig en dringend, als of zy niet gedaan ware, een'geruimen tyd bleef leggen by de zodanigen, welken dezelve 't naast betrof; ondanks alle gerugten, die men liet loopen, dat 's Lands Vaders de Onafhangelykheid van America zouden erkennen, en dat de Stadhouder drukke gefprekken hieldt met den Noord- Americaanfchen Gezant (*). 't Ontbrak in den Lande geenzins aan Lieden, die deezen Aanzoek ter harte en volvaardig aannaamen, noch ook aan wraakers deezer voorgeflaagene Verbintenisfe. Voor en tegen zagen veele Schriften het licht. De Kooplieden in 't algemeen, die, in korten tyd, dooi: Engelands Roofzugt, zo veel nadeels geleeden hadden, meenden een Heilgeftarnte te zien opgaan in den Voorflag eens Verbonds van Vriendfchap en Koophandel met een Gemeenebest, op wejksStaaten Engeland een uitfluitenden Handel, met fchreeuwend gewin, gedreeven hadt. Men kreeg (*) Post van di Neder-Rhyn IDeel, bl. 132, C 5 VIH. 5 O EK. Hoe de Kooplieden die ftuk inzagen.  42 VADERLAND SC HE VIII. BOEK. 3 s 5 3 > kreeg dit uitgewerkt onder 't oog in een; Stuk, ten opfchrift voerende, Vertoog over het aanbelang van eene Verbintenisfe van Koophandel met de Vereenigde Staaten van America. Naa eene opgave van de gefteltenis der Americaanfche Geweften, derzeiver Bevolking, Benoodigdheden en Koopwaaren; als mede hoe. gefchikt ons Land is om op dezelve dien Handel, in onderfcheide takken , te dry ven, welken Engeland zo lang ten bron van onbereekenbaare voordeelen flrekte, verklaart de Schryver, # Nooit heeft zich voor dit Land eene ge„ legenheid opgedaan als deeze, om het „ belang des Handels te kunnen paaren „ met dat der Fabrieken: een zaak bevoo„ rens door de kundigfte Lieden voor on- niogelyk gehouden, en een groot beler„ zei tegen het veftigen onzer Fabrieken: ., doch die, door deezen nieuwen Handel, „ zo veel gemaks zal bekomen, dat men „ zich, binnen weinig Jaaren, in ftaat zal ., vinden om deeze zo veel opmerkings , verdienende bronnen van het beftaan on, zer Ingezetenen, zonder elkander te be, nadeelen, beide te gelyk te doen aan- , wasfen en toeneemen. ' Hier by , komt nog de Scheepvaard; de Hollan- ders hebben altoos met een minder aan, tal van manfehap, en dus beter koop, , kunnen varen dan anderen. De Vaard , op Holland zullen de Americaanen ge, noegzaam geheel aan ons overlaaten; , deeze op Engeland hieldt, vóór denOor1 log, jaarlyks drie duizend Schepen in 't 3.3 va-ar"  HISTORIE. 43 „ vaarwater, — Bovendien is geen Land „ in Europa zo zeer als het onze gefchikt „ om de grootfte Marktplaats van America „ te worden : dewyl wy alle benoodigdhe„ den, ten minften pryze, aan de Bewoon„ deren van dit Werelddeel kunnen bezor„ gen, en zy desgelyks voor de voort„ brengzels huns Lands hier meer vertiers „ dan in eenige andere Zeeplaatzen zullen „vinden." — „Wy moeten," voegt hy 'er nevens, „ de genegenheid deezer „ Volken, en het eerfte beginzel van dien „ aanzienlyken Handel na ons toe leiden, ,, door aan dezelven te doen blyken, dat „ wy daar aan het onze willen toebrengen: „ want het is eene algemeene waarheid, „ dat de Handel, als een beek, kan verj, leid worden, en met de daad verdwynt, „ wanneer 'er eene opftopping ontftaat: by „ de eerfte opkomst van een Handeltak is „ het onverfchoonelyk .de gelegenheid te v verwaarloozen, om 'er de voordeden „ van te plukken. Wy hebben dit reeds ,', in veele andere Takken, tot ons nadeel, „ ondervonden , en zullen , wanneer wy „ niet, met allen mogelyken fpoed en „ wakkerheid, toetreeden, ons over dat „ verzuim omtrent den Americaanfchan „ Handel, naderhand allerbitterst beklaa„ gen. Wanneer wy andere Volken zien „ heenen gaan met de voordeelen van ee„ nen Handel dien het aan ons geftaan „ heeft, met weinig moeke, in deeze „ Landen te veftigen. Nooit is dit j, Gemeenebest in ftaat geweest om een * na- VIII. BOEK.  VIII. .liOER. 3 3 3 3 5 3 "3! 3: »: »: 44 VADERLANDSCHE » natuurlyker of nuttiger Bondgenootfchap 3, te vormen. En, 't zy wy deezen voor3, liag aanneemen, dan niet, America zal 33 daarom niet nalaaten dat groot en magtig ,3 Volk te worden, waar toe de Natuur » het als van zelve gefchikt heeft, 't welk „ ons klein Land niet alleen nimmer kon „ beletten; maar 't welk te beletten voor „ eenige Magt op den Aardbodem onmo, >3 gelyk is. Daar het nu zo verre is >3 gekomen, dat Frankryk dit Land reeds „ heeft vry verklaard, dat Spanje het „ openlyk begunftigt, en deeze beide Ry- * ken dit Gemeenebest onderfteunen, dat ,, Zweeden, Deenemarken en Hamburg als * om ftryd yveren om den Handel van 't „ zelve tot zich te trekken. Welke rede1, nen zyn 'er dan, dat wy, naa de Vre, debreuk met Enge/and, 'er niet na zou, den tragten zo wel als andere Volken, die , onzydig en met dat Ryk in geenen oor, log zyn? — Welke redenen, dat wy van , de hand zouden wvzen en ons laaten beJ rooven van deezen Handel, waar door , de kwynende toeftand van onze Fabrie, ken herfteld, onze Zeevaard vermeer- » derd, onze Koophandel uitgebreid, en , 's Lands Inkomen, op eene zo aanmer, kelykewyze, zou verbeterd worden? , De oogen van America zyn thans op ons , geveftigd. Misfchien heeft men daar al , kwaalyk gevonden, dat een Handeldryi vend Gemeenebest, en een vrygevogten , Volk gelyk wy , niet eer ten byftand toefprongen. Zo wy, nu, na den aan- » ge-  HISTORIE. 45 gevangen Oorlog met Engeland, nog blyven draalen eene Verbintenis met de Americaanfche Staaten aan te gaan, zul„ len zy ons, als daar van afkeerig, be„ fchouwen, zich na elders wenden , en „ den Koophandel aldaar veftigen. ■ „ Onverantwoordelyk zou het, derhalven, „ zyn, door een langer uitftel, 't welk „ het verderf onzer Naakomelingfchap ten .„ volftrekte gevolge moet en zal hebben, „ ons fchuldig te maaken aan deszelfs „ regtmaatigfte klagten over onze traag„ heid in het voltrekken van eene Verbin„ tenis , die hun geluk en welvaard kon „ verzekeren, en op den duur bevefti- „ gen die ons was aangeboden, die „ wy, zonder eenige gegronde reden ver„ waarloosd, en, op een onvergeeflyke „ wyze, tot andere Volken hebben doen „ overgaan (*)." Op deezen trant dagten en fpraaken verre de meefte Handelkundige en Handeldryvende Ingezetenen deezer Geweften , fchoon zommigen zich grooter voordeelen van den Americaanfchen Handel beloofden dan anderen;en eenigen misfchien zich met harsfenfchimmige ftreelden, de zaak zelve, de nuttigheid der voorgeflaagene Verbintenisfe , uit het oogpunt des Handels befchouwd, leedt geen billyken twyfel, noch regtmaatige wederfpraak. Dan 'Koophandel (*) Zie dit geheele Vertoog in de N. Nedirl. J*arb. 178!, bl. 1013 enz. VUL BOEK* Het aangaan deezcs Verdrags'nietvry van bedenklykhedeii.  vin. BOEK. | < j 1 i Hoe 'er capellen ] Tot de MARSCH ' voor ; yvert. (*) Post van den Neder-Rhyn I Deel, b!. 124. 12S enz. 45 VADERLANDS CHÊ del en Staatkunde zien het zelfde voorw&rp zomtyds uit een ander oogpunt, en kunnen 'er gevallen zich opdoen, waar in welwikkende Staatkunde de volyverigeHandeldrift niet op zyde blyft: hoe moest deeze Verbintenis den Staatkundigen voorkomen"? Bedenklykheden en Zwaarigheden kon men niet ontkomen of deeden zich op in de Onif hanglykverklaaring der Americaanfche Staaten, die ten grondflag der Verbintenisfe moest ftrekken: dan hoe zwaar dezelve mogten weegen , en hoe zeer vergroot door de Engekchgezinden hier te lande, zy werden ruim en ryklyk opgewoogen door Tegenbedenkelykheden en Zwaarigheden aan den anderen kant (*). Zonder ons in te laaten tot derzelver opgave m beoordeeling, zullen wy ons vergenoegen met het voornaamfte , dit onderwerp betreffende aan te flippen, uit het deswegen gezegde door jonkheer van der ^apeeeen TOT de marsch Op le Gelderfche Landsvergadering, en uit een C^oorftel door het Kwartier van Ooftergo, >p een buiten gewoonen Landdag in 't Naaar gedaan: naardemaal deeze ftukken de voornaamfte drangredenen ter aanvaardin;e van die Verbintenisfe behelzen. Jonker van der capellen tot )e marsch liet zich in Gelderland op leezcn trant hooren. „ Daar het van zel, ve fpreekt, dat wy met de Vyanden van •>•> on-  historie: 47 onzen Vyand moeten medewerken, geef \, ik in de ernftigfte overweeging, of het „ voor deezen Staat niet geraadenis, de „ voor ons zo welmeenende, zo noodige, „ en zo voordeelige, aanbiedingen en uit„ noodigingen der Dertien Americaanfche „ Staaten aan te neemen. Geene infchik„ lykheid, geene laffe toegeevendheid voor „ Engeland, kan ons thans wederhouden „ van het erkennen der Onaf hanglykheid „ van een Gemeenebest, dat zich^ naar „ ons roemrugtig voorbeeld, heeft vry sevogten , en nog fteeds bezig is om „ zich der Dwinglandye van onzer beider „ Vyand manmoedig te onttrekken. Wat s, wederhoudt ons dan om ons, met dit „ deugdzaam en magtig Volk, dat ons ge„ wis boven anderen eerbiedigt, en bly„ ken van toegenegenheid geeft, op het „ nauwfte te verbinden? — Wie bezeft niet, dat het aangaan eener zodanige l] Verbintenis met de Vyanden van onzen \, Vyand, zyn woede ras zou ff uitten, en „ voorzeker eenen algemeenen, en als dan „ voor ons loflyken, Vrede verhaasten ? Het „ is myn plïgt rondborftig te fpreeken , „ overtuigd,dat eene aanhoudende te leur„ Helling in de billyke verwagting des „ Volks, deszelfs misnoegen en opmer'„ kenden agterdogt fteeds zal doen toeS) neemen (*)." Breed- (*) N. Nederl. Jaarh. 17Ï1, bl, 1880, vin-. SOEK. I78l.  VIII. BOEK. I?8r Taal des Kwartiers van Oofitrgo op dit ftuk. 48 VADERLANDSCHE Breedfpraakiger was de taal der Friezen uit het Kwartier van Oóftergo ; zy vóerder» de volgende woorden. „ Het heeft „ een ieder onpartydigen Vaderlandlieven„ den reeds lange in 't oog geloopen, dat „ 'er, in't behandelen der zaaken van dee„ zen Oorlog met Engeland, eene onbe„ grypelyke traagheid en langzaamheid doordraaide; doch thans wordt zulks al„ lerduidelykst aan den dag gelegd, door „ de weinige hartlykheid, die 'er, in 't „ algemeen, by de Regeeringen der Neder„ landfche Gewesten fiand grypt tot het aan„ gaan van een Vrieudfchaps - en Handel „ Verdrag met de nieuweRepubliek dsrDer„ tien Vereenigde Staaten van America. —1 „ De noodzaaklykheid immers daar van „ blykt ten allerklaarfte: want niets was, „ onzes agtens,natuurlyker, niets overeen,, komftiger met eene gezonde Staatkunde „ dan dat deeze Republiek, terftond naa de „ openlyke Oorlogsverklaaring van Enge„ land, begonnen hadt met het Onafhange„ lyk verklaaren van Noord- America. Dit „ was toen reeds de grootfte ftap tot Enge„ lands vernedering en onze herftelling ge„ weesteen de Republiek zou daar door gé3, toond hebben, dat het haar recht ernst „ was. —Zulk eene daad hadt ieder onzer „ Ingezetenen, hadt Europa, 't welk het oog „ op ons gevestigd hieldt, en de ganfche „ Wereld, van dit Gemeenebest verwagt." „ Vóór de openbaare Oor logs verklaa„ ring van Engeland, wel is waar, kon„ dea 'er mogelyk eenige fchynredenen » op?  HISTORIE. Ü dpgezogt worden , om een draalen in „ deeze groote en aangelegene zaak, eenigzins te billyken; doch, daar Engeland niet meer onze geheime , doch openbaare, Vyand is, daar dus alle Verbintenisfen tusfehen de beide Natiën ophouden; dat het de pligr gevolglyk „ is, niet alleen van alle Regenten; maar zelfs van alle Burgers deezer Repu„ bliek, haaren zo onregtvaardigen Vyand , door het doen van allerlei afbreuk, tot i, reden, en, indien mogelyk, eenen eerlyken Vrede te brengen; hoe is het dan, „ mogelyk, dat iemand langer aarfelen „ kan, om, door deezen zo billyken ftap, „ zulk een' afbreuk aan den gemeeneu „ Vyand te doen? Zullen wy, door dit „ draalen 6 ons zeiven niet in verdenking brengen van het belang onzes Vyands, boven dat van ons lieve Vader„ land te ftellen ? Zal niet Noord - America, door den afflag van haar Aanbod zo „ gevoelig gehoond, zullen niet Frankryk „ en Spanje ons, in het branden van den .,, Oorlog, als heimlyke Vrienden van 9, hunne en onze gemeene Vyanden aanzien? Zullen zy niet met waarfchynlykheid hier uit kunnen befluiten, dat onze Werkloosheid minder aan onze Zwak,, heid , dat aan onze Goedwilligheid je~ gens Engeland, is toe tefchryven? Zal dit niet allen vertrouwen op deeze Natie , wel eer hier omtrent zo hoog geroemd, moeten wegneemen ? Zullen misfehien fi onze nu Natuurlyke Bondgenooten niet: IV. JDEEL . ö r> "5 VUL BOE K> 1781.  50 VADERLAND S C HE vin. BOEK. „ in het denkbeeld vallen, dat het beter ,, is, in ons openbaare Vyanden, dan ge„ veinsde Vrienden te hebben, en wy dus „ in eenen verderflyken , in plaats van „ voordecligen, mits welbeftuurden, Oor- „ log, geraaken? Het is, aan den „ anderen kant, even duidelyk, dat wy, „ door eene nieuwe Verbintenis met de „ Staaten van Noord- America, niet alleen ii het vertrouwen der Ontzaglyke Mogen„ heden Frankryk en Spanje , in plaats „ van derzelver mistrouwen, zullen er& langen, maar ook dat wy dus een vaften „ voormuur om onze Volkplantingen trek„ ken, dat wy eene gegrondheid van hoo5, pe verkrygen om onze verloore Bezit3, tingen, worden ze op de Engelfchen ?, heroverd, door de vereende Mogenhe„ den te rugge te erlangen: en dat wy oa- zen, nu zo fchandelyk verwaarloosden, „ en daar door vervallen, Handel, eenen „ nieuwen bloei zullen doen hebben; ver- mids dan , gelyk op goede gronden., „ openbaar beweezen is, deeze Republiek, „ ongetwyfeld, uit deeze Handel de mëefte „ voordeden zal trekken." „ Daar ons belang ons dan ten hoogften „ wyst om met de Vyanden van onzen „■ Vyand zamen te fpannen; daar de Der„ tien Vereenigde Staaten van Noord- Ame3, rica ons lange hier toe verzogt hebben, „ zo is het ontwyfelbaar de pligt van ieder „ Regent om hier in, met allen mogelyken, en hoogst noodigen, fpoed, te werken; v en daarom hebben wy seineend U Ed „ Mo-  HISTORIE. «T ft Mogenden, dit te nioeten onder 't oog „ brengen, niet twyfelende of U Ed. Mo„ genden zullen even yverig zyn als wy in „ dit alleraangelegenfie ftuk ten befluit te ?, helpeu brengen, en hier omtrent met ons .,, mede te werken, ten einde een nadruk5, lyk Voorftel, over dit gewigtig Onder„ werp , by hunne Hoog Mogenden, met 3, eenen gewenschten uitflag, gefchiedde: 3, op dat deeze zaak, van zo onbegrype„ lyk groot belang voor 't gemeene Vader„ land, met te rugftelling van alle byzon„ dere belangen , met eenpaarige ftem- j, men , tot ftand gebragt worde. „ Zo bondig, zo nadruklyk deeze zaak „ hier wordt aangedrongen, zo hartlyk, „ zo vuurig, wordt dezelve begeerd door s, de ganfche Natie ; die alleen uitgezon„ derd, die het belang van Engeland meer „ dan dat van 't Vaderland zyn toege„ daan (*)." Men moest blind zyn om de overeenkomst niet te zien, welke zich opdoet in den Aanzoek van den Heer adams, in het Vertoog des Koopmans om het gehoorlee- ; nen aan 't zelve aan te dringen, in de taal j Van capellen tot de marsch en in den Voorflag van Ooftergo. Men moest geheel onkundig weezen van den toedragt der zaaken hier te Lande, en de onophoudelyke tegenwerking des Engelsck* gezinden Aanhangs, om niet te erkennen, d@c €*) X. Ntitrt. Jaari. 1781. bl, »2C$-23L3. vul boek. Dit alles slyft vo«i ïerst Jonder iïtweifc ing.  Sz VADERLANDSCHS VIII. Boek. 178-1. Geldligting voor de Amerieaanenhier te lande gedaan. dat die Edelman en deeze Friezen eene van veelen niet gaarne gehoorde taal fpraken: doch deeze mogt niets baaten, het Voorftel van Ooftergo, verviel door de Stemmen der andere Kwartieren, wat de Onafhangelyk Verklaaring van en de Verbintenis met Noord-America betrof. En bleef dit werk fleuren tot het volgend Jaar, toen, op een nader dringend Aanzoek van den Heer adams, de Volksftem in Nederland zich, met een onwederftaanbaare kragt, verhief. In het kort verflag door ons telken Jaare van den gevoerden Kryg in Noord- America gegeeven hebben wy meermaalen opgemerkt, dat Geld een der grootfte behoeften was in dit Gewest, en gebrek daar aan niet zelden, het aangevangen Vryheidspleit ten nadeele der Verdeedigeren dreigde te zullen doen uitvallen. Die behoefte kon zeer ligt aanleiding geeven om een Volk, hoe fterk in den beginne, met de vuurigfte denkbeelden van Vryheid bezield , hoe zeer genegen om voor dat Pand alles op te zetten, te doen bezwyken, en moedloos overtehellen om zich aan de voorige Regeeringe, hoe gehaat, weder te onderwerpen. Een, jaaren duurende, kostbaare Oorlog voor een Land, fchaars van Gefd voorzien, in den Landbouw en Koophandel daar door belemmerd, moest groots 'hindernis, van dien kant, baaren, en veroorzaakte geene geringe bekommernisfe by de Vooi'ftant^ers der Onafhanglyk- heid.  HISTORIE. 5$ beid (*). Schoon de gemaakte fchulden, in den beginne, zich binnenslands bepaalden, waren die Geldligtingen niet toereikende ; buitenlandfche moeften 'er bykomen zouden zy de zaak der Onafhangelykheid ten einde toe handhaaven. De Heer adams, wagtende wat 'er van zyn Aanbod by 's Lands Hooge Magten zou worden, opende hier te Lande eene Geldopneeming van een Millioen Guldens, ten behoeve der Noord- Americaanen ("("). Hoewel veelen beweerden, dat het Geld den Americaanen gefchooten, zo niet weg, ten minften in groot gevaar, was: dewyl de erkentenis hunner Onaf hanglykheid van Engeland, zich nog zeer hachlyk liet aanzien, oordeelden anderen, dat 's Lands Ingezetenen hun Geld, nimmer buiten 'sLands tot grooter voordeel van den Staat konden uitzetten, dan in dit Nieuw Gemeenebest by welks Onafhangelykheid onze Koophandel't grootfte belang hadt, doch't welke, zonder kragtdaadige onderfteuning van Geld, veeg ftondt, maar gehandhaafd en yolklonken zynde, 't zelve, zou in ftaat Hellen om, binnen kort, de nu onvermydelyke Staatsfchulden af te betaalen. In America maakte men fchikkingen om door Be- CO Brief van j. trumbull aan j. d. ca» p ellen Verzameling van Jiukken tot de Derv.cn Vereenigde Staaten van Noord-America betrekkelyk bl. 51 enz. Ct) N. Nederl. Jaark. 1781. bl. 465. D 3 ym. boek,  £4 VADERLANDSCHE vin. HOEK. Belaftingen de Renten en de Aflosfingen te vinden, die aller goedkeuring niet wegdroegen (*). .Deeze Geldopneeming hadt, fchoon in 't eerst een traagen , welhaast een fneller, opgang, tot grootenfteun der Americaanen, die reikhalzende bleeven uitzien , na eene nadere Verbintenisfe mét deeze in rykdom uitfteekende Landen. Behalven deeze Geldopneeming fprak men fterk van eene andere, die de NoordAmericaanen, onder begunftiging van het Franfche Hof, iii deeze Geweften zouden doen; of dat het Franfche Hof zelve dat Geld zou opneemen om de Penningen na America te zenden. Naardemaal de willekeurige vermindering der Renten door L o d e w y k ben XV, op 't einde zyner Regeeringe , hoogst onvoorzigtig gedaan , het Geldcredit van Frankryk niet weinig by de Landzaaten gekrakt hadt, kon men zich luttel, hier van belooven. Men floeg der halven eenen anderen weg in. De Franfche Gezant deedt, in Oogstmaand, aanzoek by hunne Hoog Mogenden, om hunine toeftemming, dat zyn Hof die Geldligting van VyfMillioenen, onder Guarantie, of Vrywaaring der Algemeene Staaten, zou mogen doen. Met het gunftig Verflag, wegens dit Verzoek, uitdruklyk gegrond „ op de veelvuldige blyken , die „ zym (*) W. OORDON ïlifi. of the Rife, Progr-es and Estahlisfement of the Independente of the united States of America Vol. iv. p. 62.  HISTORIE, SS zyn Majefteit de Koning van Frankryk, „ in deeze tyden , hadt gegeevcn van „ Hoogstdeszelfs goede geneigdheid voor „ de belangen van den Staat, en derzelver „ Handeldryvende Onderdaanen,'-' vereeUlgde zich Holland binnen kort. . Gelderland befloot voor ditmaal , fchoon het getal der geenen die veel infchiklykheids voor Engeland betoonden daar niet gering was , 'er zonder bepaaling toe. In Overysfel kantten zich eenige Ridders tegen het Beüuit der Meerderheid, en lieten hunne Aantekeningen doen. De eenpaarige toeftemming der Bondgenooten ingekomen zynde kreeg deeze Geldligting haar volle beflag (*). Ten deezen dage was 'ej ook eene Geldopneeming van drie Millioenen, ten behoeve der Keizerinne van Rusland, geopend: en viel 'er geen gering vermoeden of zy, by de Onaf hanglykheid van Noord- America, door een vrye Vaard en Koophandel, geen gering belang hebbende, ook deeze, ten behoeve der Noord- Americaanen op haaren naam, liet doen; men kon zich niet verbeelden, waar toe die Vorftin dit Geld zou benoodigd hebben, en was, in gevalle van Geldbehoefte, deeze Som voor haar .van te weinig betekenis ( f). —- Deeze Geldopneemingen kreegen veel toeloopsi de! (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1497. ^991877. 2226. 2247. Ct) PW van' den Neder-Rhyn I Deel, bj, f$ D 4 vrn: BOEK.. Geldopneemingvoor Rusland.  56" VADERLANDSCHE VEI. BOEK. Voörflagcn ten GelderfchenLanddame tot eene Verbintenis met JFrankryk. dewyl, niet weinigen hunne Fondfen in, Engeland verkogten, en het Geld in deeze nieuwe Leeningen plaatsten. En wanneer de Engelfche Bank eene inroeping van een toeleg van acht ten honderd, die een zo vreemd voorkomen hadt, liet doen baarde zulks by de Hollanders, van alle de Fondfen het meefte belang in de Bank hebbende , geen geringe zwaarigheid, en deedt veelen, door dit lokaas, den kleinverftandigen 'en gierigen voor geworpen, niet bekoord, nog grooter wancredit voor Engeland opvatten ( * ). Ter gelegenheid des Aanzoeks van den Heere adams, en de handelingen over het toellemmen in bovengemelde Geldligting, kon het niet misfen of eenigen roerden de voor veelen onaangenaame fnaar eener Verbintenisfe met Frankryk in den tegenwoordigen Oorlog. Op den Gelder/eken vervroegden Naajaars Landsdag yverden eenige Jonkheeren, uit het Kwartier van Zutphen, byzonder van heeckeren van enghuizen, van der capellen tot den boedelhof, van der capellen tot den marsch, van heeckeren tot beurse op het fterkst, om het daar heen teftuuren, dat,van wegen Gelderland, uit aanmerking van de fteeds meer en meertoeneemende wanhoopige gefteldheid van ons Gemeenebest, werd aangedrongen, op het be- N. Nederl. Jaarh. lil*, bl. 1771. J  H I S ï O R I Ë. ■ sr fceraamen van Schikkingen ter wederzydfche Befcherming met Frankryk, geduurende deezen Oorlog, of het fluiten van een volledig Verbond met die Mogenheid, als het eenigst middel tegen de Werkloosheid en tor. het verkrygen van eenen eer-r lyken Vrede. Het voorzittend Lid Jonkheer van nagel , kon niet bewoogen worden om het ftuk in omvraage te brengen; doch niet beletten , dat van der c a p e llen tot de marsch een dringend Vertoog deedt, waar in hy, onder andere, deeze taal voerde; ,, Met een ie- der, wien de bekommerlyke toeftand „ des Vaderlands ter harte gaat, kan ik niet naalaaten vuuriglyk te wen„ fchen, dat men eindelyk by ons zalbe„ grypen, en overtuigd worden, dat het „ meer dan tyd is, om, van de zyde dee„ zer Republiek, te beantwoorden aan ,, de menigvuldig aangebodene, en reeds „ door ons ondervondene blyken der Ge„ negenheid van het Franfche Hof, ge„ paard met eene meer dan fchynbaare 'bew reidwilligheid tot het fluiten van eene „ nauwe Verbintenis met dit Gemeene„ best, zo noodig om, op eene overeen„ fteimnendewyze, eenen voor al voor ons „ zo willens gedugten Vyand, met kragt, „ te kunnen beftryden, en tot reden te „ brengen. U Ed. Mogenden is be- kend, door welke liften en Cabalen, de „ ons altoos nydige Britten geflaagd zyn, 9, om deezen Staat, zo door hunnen verB 5 raam dat zyne Befchuldigers buiten het beeik van de Ordinaris Juftitie deezer Lanien gefield zynde, hy in de onmogelykleid was om, door dat middel, eene belobrelyke Voldoening, wegens die Belediging te kunnen verwerven. Hy verzogt, op deeze gronden , dat, rn 't eerfte geval, de Befcheiden ten fpoeligften mogten overgezonden worden aan len Hoofd-Officier der Stad Jmfterdam, im het Regt van de Hooge Overheid, Lesaangaande tegen hem te kunnen waarleemen, en aan hem aldus de gelegenheid e verfchaffen , om zyn gefchonde Eer, roor 't oog der ganfche Wereld, (door liddel van "de Ordinaris Juftitie,) te kun- en verdeedigen of, in het tegenge- :elde geval, wanneer hun Ed. Groot Mo;enden geene Befcheiden ten zynen nadeele ör hand gefield waren, noch ter hand ge- ileld  HIS TORI E. 7f field hadden kunnen worden, hem daar van Verklaaring te verleenen; ten einde daar mede alle lafterende gefprekken, en invlegtingen in de Nieuwspapieren kragtdaadig te kunnen tegen gaan ( * ). De Ridderfchap was, by 't overlecveren van dit Gefchrift, van oordeel, dat het behoorde geiteld te worden in handen van de Leden , om 'er by de raadpleegingen over den Brief van den Hove, zodanig op te letten, als men zou vinden te behooren: de andere Leden, uitgezonderd de Stad Schoonhoven, verzogten Affchriften , om 'er het goedvinden hunner Zenderen op te verftaan. Zeer ligt was 'er een lang uitftel te voorzien. De Brief van het Hof van Holland fchoon gunstiger dan de eerstloopende gerugten en te voorbaarig in de Nieuwspapieren gezette tydingen, dat dezelve het gedrag van eenige Leden der Amfterdamfche Regeering geheel afgekeurd en veroordeeld hadt, kon met reden geen voldoening geeven aan den Heer van berckel. Het Hof vondt zich zeker grootlyks met deeze zaak verlegen, en ontweek den opgelegden last, om dezelve te onderzoeken, en te beoordeelen, naar zommiger gevoelen, zeer voorzigtig en ftaatkundig; met aan te merken, dat de Eisch des Koüings van Enge/and, om door het ftraffen van den Penfionaris van berckel met diens C*yN. Nederl Jaarb. 1781. bl. 1046—1054.E 4 VIII. boek. Hoe men daar omtrent handelde. Verlegenheiddes Hofs van Holland met deeze zaak.  7% VADERLANDSCHE VIII. BOEK. I78l; Verfchfliende gevoelenshier over. diens Medepligtigen , een voldoening tè erlangen voor de gewaande fchennis', op^ hieldt: dewyl hy de zaak in gefchil van de Regtbank der Billikheid voor die van Geweld gefleept, en, met de Oorlogsverklaring, voldoening door zyn Degen , en niet door Vonnis van een Nederlandsch Gerechts* hof, gezogt hadt. Hunne opgeleverde bedenking grondende op den bekenden Regel : Daar geen Klaager is, daar is geen Regter. Genomen dit Hof hadt, hoe zeer ftrydig met de gefchaapenheid der zaake, en allen regt, kunnen goedvinden de klagten des Konings van Groot Brittanje te billyken; fchoon deeze, gelyk het voorverhaalde in onze Gefchiedenis des de overtuigendfte blyken oplevert, niet anders dan loutere voorwendzels waren om ons , met eenen onverhoedfehen Oorlog, op 't lyf te vallen, zouden, die klagten, door dus een Vonnis , eene regtvaardiging bekomen hebben , die de onpartydige Wereld 'er nu aan weigerde; en hadt hetzelve niets kunnen uitwerken tot bevrediging van dit ons onheilzoekend Ryksbeftuur. Dus een Vonnis zou ook niet wel hebben kunnen ftrooken met het geen hun Hoog Mogenden in de kortlings uitgegeeven Tegenverklaring des wegen gezegd hadden, Veelen waren met deeze ontwykende Inbedenkinggeeving des Hofs geheel niet te vrede, zy wilden den Penfionaris, en de Leden der AmfterdamfcheïLegeennge, volkomen geregtvaardigd, en, voor 't oog der  HISTORIE. n gsheele Wereld, Engelands befchuldigingj als valsch, ten toongefteld hebben; doch, behalven, dat deeze vryfpraake , by buitenlandfche Mogenheden , even min zou betekend hebben , als dat het Parlement, 's Konings aanklagt billykte: dewyl men ze beide kon houden voor Regters in hunne eigene zaak, op welken eigenaartig de verdenking van eenzydigheid valt, was het volkomen goedkeuren van den Handel der Amflerdamfche Heeren, een wederipraak van het rftispryzen en afkeuren dier Oi derhandelinge door hunne Hoog Mogerden, onmiddelyk gevolgd op de klagtc des Konings Groot Brittanje (*); het duidde niets minder aan dan dat hunne Hoog Mogenden te voorbaarig geweest waren in eene geoorlofde zaak te veroordcelen, en die Leden der Amftcrdamfche Regeeringe grootlyks verongelykt hadden. Tot veiontfchuldiging van dien ftap in 't midden te brengen, dat dezelve door hun gedaan was om de moeilykheden met het wreevelig Britfche Ryk, daar men zich ingewikkeld vondt, niet te vermeerderen, en, waare het mogelyk, te ontworftelen, zou de tekenen van eene vreesagtige infehiklykheid, reeds al te zeer onzen Staat ontluifterende, vermenigvuldigd hebben. Het Hof dagt, door deeze Helling mogelyk aan de beide Partyen genoegen te gee- (*) Zie het H Deel onzer Vadert, fflftork tl, 447. E 5 VIII. BOEK. I  vin. BOEK. 278l. n VADERLANDSCHE geeven, en de geheele zaak fleepende, of voor afgedaan, te houden. De Engelsckgeztnden juichten deezen vond toe; doch anders denkenden in den Lande beklaagden den door Engeland verongelykten Staatsman nevens de zynen, en zagen met genoegen dat hy, niet beruftende in een ontwykenden Voorflag, dien zy niet vry hielden van den fchyn te geeven als of men zich tegen Engeland vergreepen hadt, en blyde was in den Oorlog zelve een redmiddel gevonden te hebben, op het onderzoek zyner zaake en herftel van Eer aandrong. — Schoon het voortzetten deezes gefchils aanleiding kon geeven om de thans hoogstfchadelyke verdeeldheid te vergrooten, kon de Penfionaris niet raadzaam ftil zitten. De befchuldigingen werden, van tyd tot tyd, verleevendigd, en men deedt zyn best om de Ingezetenen in te boezemen, dat die daad der Regeeringe van Jrnfterdam, de bron was van alle de Oorlogsrampen; hier uit kon een allerverderflykst oproer ontftaan; die denkbeelden te fruitten was het belang van den Penfionaris, en van de daar in betrokken Am ft er* üamfche Regenten niet alleen; maar 't belang van 't geheele Gemeenebest. Ontelbaar waren de Voor- en Tegenfchriften, omtrent dit ftuk in 't licht gegeeven : en kan het niet ontkend worden, dat, fchoon veele van wederzyden de ieerlykfle lidtekens van onverftand, en Srift, droegen, andere, op eene verftandiger bedaarder en leezenswaardige wyze    HISTORIE. ■ge gefchreeven waren, en nog leezing verdienen. Hing deeze netelige zaak aan den fpyker het leedt niet lang of 'er kwam eene andere ter baane, die, met meer emsts voortgezet, de grootfte gevolgen naa zich fleepte. Hoedanig eene uitwerking het Voorftel Van Voorzieninge, ter Bevryding van ons Vaderland, door die van Amflerdam in Bloeimaand ingeleverd, en door eenige andere Staatsleden goedgekeurd , baarde, hebben wy hoofdzaaklyk vermeld (*). Dit zal ons in nog voller dag blyken, als wy het oog flaan op een Vertoog, door de Afgezondenen uit de Regeering van Amflerdam, de Burgemeefters e. de vry temminck en j. rendorp, den acbtftcn van Zomermaand, op het Huis in 't Bosch , hl tegenwoordigheid van den Raadpenfionaris van bleiswyk, den Stadhouder , door den Penfionaris c. w. Visscher, voorgeleezen, en ter hand gefield; doch, op aandrang, naa veel woordwisfelens, weder te rug genomen. Gaarne hadt men, uitwyzens deeze handel, die zo onbevallig klinkende taal gefmoord, en niet: verder tot kennisfe gebragt dan van zyne Hoogheid, den Raadpenfionaris, en die door het opftellen en Zenden daar van kennis droegen; maar de agtbaare Raad van Amftelsftad, kon, noch wilde die bedekking gehengen: en werd, den , (?) Zie het III Deel enzer V.aderl. Hiflorie bh '202. VUT, V, o e k. t78l. Ampr4am le/ert aan zyne Hoogheid een Ver:oog oV' f, ^en Staat jesLands, en den Hertog wyk betreffende.  ?6 VADERLANDS CHE VIII. boek. Inhoud van dit Vertoog. den veertienden dier Maand, het te rug ge« geevene Vertoog, onder geleide van een Brief, uit naam van Burgemeefteren, door den Burgemeefter j. rendorp, aan den Raadpenlionaris gefchreeven , hem toegezonden , met verzoek om 't zelve zyne Hoogheid te overhandigen. Naa zich beklaagd te hebben, over het vernoomen ongenoegen van den Stadhouder , wegens het inleveren des gedagten Voorftels ter Staatsvergaderinge in Bloeimaand, betuigden die van Amflerdam, dat zy, gelteld aan het Hoofd der Regeeringe van een ongemeen volkryke Stad, in welke de imalle Gemeente reeds gevoel begon te krygen van gebrek, voortfpruitende uit werkloosheid, verpligt waren, op de best mogelyke wyze , te tooncn , geene gelegenheid voorby te willen laaten gaan, om den welftand van het Land, en van des. zelfs goede Ingezetenen, te behartigen, indien zy het behoorelyk Gezag en de goede Orde, welke in eene Volhregeering alleen gevcftigd zyn in het vertrouwen van de Gemeente, en de Burgery op derzelver Regenten , niet geheel en al zouden verliezen; en binnen kort alles het onderst boven wilden zien. Het fcheen hun toe, dat de behandeling van zaaken, zedert een geruimen tyd, en voor al zedert de Vredebreuk met Engeland, aan de geheele Natie, niet zonder reden, vreemd en onbegrypelyk was voorgekomen; dewyl men, niet tegenftaande de toegeeflykheid aan het verlangen van Engeland, van dat Ryk,  HISTORIE. 77 jaaren agter den anderen, niet dan minagting, fmaad, en hoonende bejegeningen hadt ondervonden, welk alles nu nog bekroond was door een Openbaaren Oorlog, begonnen met het wegncemen van een aanzienlyk getal onzer Schepen, en het overrompelen onzer buitenlandfche Bezittingen , nogthans in eenen weerloozen ftaat gebleeven was , en geene genoegzaame maatregelen hadt genomen om de Republiek in ftaat te ftellen tot verdeediging van haare Vryheid, welverkreegene Regten, uitgebreide Zeevaard, en wettigen Koophan- Hier op geeven zy eene fchets van de agterlykheid om alles , wat tot het Zeeweezen behoort , overeeukomftig met de genomene Befluiten , te werk te ftellen: zy Honden, met alle 's Lands goede Ingeze tenen , die zich ten uiterflen bereidwillig betoonden, in het opbrengen van gewoone en buitengewoone Lallen , zeer verbaast over de weinige uitvoering,of traagheid ii dezelve, van zulke gevvigtige Befluiten vai den Souverain. Het ging de verbeelding te boven te moeten gelooven, dat de Ge fteldheid der Admiraliteiten zo flegt zot zyn,dat de voorgeflaagene Uitruftingen ii geen twee jaaren, een daadlyk beftaat gekreegen hadden , fchoon het aan geen penningen daar toe ontbrooken hadt, en d nood fteeds aangroeide. De oorzaakei van deeze Traagheid en Werkloosheid koi men zo min begrypen , als het niet vol bremren der Befluiten tot beveiliging de Kuj VIII. boek. I78l. » l t 1» >  rs; VADERLANDS CUE vm. BOEK. I-781. Kusten en Zeegaten ; vooral kon men zich geen begrip vormen van onverwagte beletzelen en zwaafigheden, welke het uitloopen der weinige Schepen, die men veronderftelde in ftaat te weezen om Zee te k-iezen, hadden verhinderd, zelfs naa dat zyne Hoogheid daar toe bevel gegeeven hadt. ' Braave Regenten moeiten het hun on= vermydelyke pligt oordeelen, in zulk een toedragt van zaaken, te onderzoeken waar aan zodanig een onverantwoordelyk verzuim was toe te fchryven, en na te gaan, door welke middelen daar tegen voorzien en alles, zo veel mogelyk, nog tot behoud van den Staat, gefchikt en herfteld, zou kunnen worden. Een deezer middelen was, gelyk zy nu, by herhaaling betuigden, den voorheen geJaanen Voorflag om zyne Hoogheid, geduurende deezen Oorlog, een' Raad toe te voegen; een Voorflag niet gebooren uit eenig Mistrouwen op zyne Hoogheid, gelyk FCwaadgezinden zyne Hoogheid hadden zoeken diets te maaken. „ Maar," en aier kwamen zy tot de groote zaak, welke wy met de eigene woorden zullen voorttelen, „ dat zodanig een Mistrouwen alleen ,, viel op den geenen , wiens invloed op den Geest van uwe Hoogheid , gehou, den wordt voor de naafte oorzaak van de „ Traagheid en Slapheid in de behandeling , der zaaken. Over zulks heeft de , Regeering van Amfterdam geoordeeld u niet langer, door ftilzwygen zich, aan  HISTORIE. 79 pligtverzüim fchuldigte moeten maaken; „ maar zich, hoe ongaarne ook,gedrongen „ gevonden tot deezen ftap te komen, en „ aan uwe Hoogheid, met verfchuldigden „ eerbied; doch teffens met die openharv tigheid, welke het gewigt der zaake „ vordert, onder 't oog te brengen, en „ fondelyk te declareeren, dat, volgens al„ gemeen begrip , de Heer Hertog voor „ de eerfte oorzaak wordt gehouden van „ den ellendigen en gebrekkigen ftaat der „ defenfie, waar in het Land zich be„ vindt; van al het geen daaromtrent „ plaats heeft; en van alle de verkeerde „ maatregelen , zedert een geruimen tyd „ genomen, met alle de fataale gevolgen, „ uit dezelve geproflueert, en dat men „ uwe Hoogheid kan verzekeren, dat dc „ Haat en Afkeer tegen den Perfoon er „ het Minifterie van den Hertog tot die „ hoogte is geklommen, dat daar uit de „ facheufte en onaangenaamfte Gefeeurte- nisfen, voor 't welzyn en de rust van 'l „ algemeen te wagten zyn." „ Dat 'er" vaaren zy voort „ geen „ twyfel aan is of dit gezegde zal uwe a, Hoogheid wel reeds van anderen zyr „ voorgekomen; doch, byaldien zulks ai „ niet gebeurd was, zulks eeniglyk moest „ worden toegefchreeven, aan vreeze vooi „ de uitwerkzelen van het ongenoegen var „ den Hertog: terwyl men zich, met op „ zigt tot het voorgeftelde, met alle fidu„ ce~duift beroepen op het getuigenis vat zo veele eerlyke en cordaate Leden dei „ Re- VIII. boek» [  8© VADERLANDS CHE VIII. BOEK. Regeeringe , als uwe Hoogheid, dies-» „ wegen,onder het geeven van denoodige „ vryheid tot fpreeken , en ernftige aan„ maaning, om volgens pligt enconfcien- tie de waarheid te zeggen, zou gelieven ., te ondervraagen dat zy, meer dan „ eens, met zeer veel leedweezen hadden „ vernomen, hoedanig de Heer Raadpen„ f.onaris zich , in 't byzyn van onder„ fcheidene Leden van de Vergadering „ van Holland, hadt beklaagd over het ., Misverftand, dat tusfehen den Raadpen„ fwnaris en den meergemelden Hertog „ plaats hadt, gelyk mede over den in-» „ vloed, welken de zo cvengedagte Her.4 tog op den Geest van uwe Hoogheid „ heeft , waar door zyne poogingen ten befte van het Vaderland, te meermaalen , zyn verydeld geworden. Dat deeze discrepance, en verfchillendheid „ van oogmerken en fentimenten, tusfehea „ den Principaalen Raad van uwe Hoog„ heid, en den Eer ft en Minifter van dee^ „ ze Provincie, alleen niet dan de nadee^ ligfte gevolgen hebben kan ; maar ook „ een genoegzaam motief uitlevert om de „ fterkfte initantien te doen tot het remo„ veeren van de Source van dit Mistrou„ wen en Oneenigbeid; terwyl 'er, zon„ der een voorafgaand herftel van Confi„ dentie en Eensgezindheid, geen middel „ tot behoud der Republiek overig is." ,, Dat ook niets noodiger is voor het „ welzyn van het Doorlugtig Huis van „ uwe Hoogheid, ea voor de confervatie „ van  HISTORIE. JU v van Hoogstdeszelfs Gezag, Agting en „ Genegenheid by de Natie, en voor des- zelfs Reputatie by nabuurige Mogenhe„ den: want dat men uwe Hoogheid kan „ verzekeren, en moet waarfchuwen, dat „ hy wel eens het voorwerp van Minag„ ting en Mistrouwen by het Gemeen zou „ kunnen worden,in plaats van te zyn,en „ te blyven,het waardig voorwerp van des „ Volks en der Regenten Liefde enHoog- „ agting. Dat, hoe zeer men ook „ begreep, dat het der Leden der Souve- rainiteit altoos vryftaat, ja, dat derzel„ ver pligt medebrengt, om aan uwe „ Hoogheid, en aan hunne Medeleden, „ hunne gedagten voor te draagen om„ trent den Staat en behandeling der pu- blieke zaaken, men egter liefst zou ge- menageerd hebben tot deezen tegen„ woordigen ftap te komen, zo 'er zich „ maar eenige hoop tot beterfchap of ver,, andering hadt opgedaan; maar dat men „ zich hier mede, om welgemelde reden, „ niet meer durvende fiateeren, en den „ nood op 't hoogst geklommen zynde, ,, niets anders overig fcheen , dan den waaren ftaat van zaaken, op deeze wy„ ze , voor uwe Hoogheid open te leggen. „ Hem, op het ernftigfte te bidden dezel„ ve in ferieufe overweginge te neemen, „ en niet langer gehoor te verkenen aan eenen Man, die zodanig met den haat van Grooten en Kleinen overlaaden is, ,, en als een Vreemdeling, geene genoeg- zaame kunde van onze Regeeringsvorm IV. deel. F „ hèb- VIII. boe Ka: 1781"?  Sri VADERLAND S CHE VUL BOEK. I78l. „ hebbende, noch ons Land een goed hart „ toedraagende, wordt aangezien." „ Dat het verre van ons is, dien Heer te „ willen betigten met dat geene, waar mede „ hy maar al te opcnlykbefchuldigdwordt; „ of als gegrond aan te merken de foupcons ,, van een verregaanden ongeoorlofd attache„ ment aan het Engelfche Hof, of vankwaade trouw en corruptie, dat wy vertrouwen „ dat een Heer van die hooge Geboorte en „ Rang onbekwaam is tot dergelyke laagheden; maar dat wy oordeelen, dat de „ facheufe denkbeelden , dewelke ongelukkig op deszelfs fujet zyn opgevat, Hem tot den dienst van het Land, en van - uwe Hoogheid, volffrekt nutloos en fchadelyk gemaakt hebben, en dat hy, derhalven, van de directie der zaaken, en 55 van den Perfoon en van het Hof van " uwe Hoogheid geëloigneerd behoorde te worden, als zynde een altoos duurende " hinderpaal om de goede Correspondentie " tusfehen uwe Hoogheid en de voornaamS' fteLeden van den Staat, zo hoog noo1 dig, te doen herleeven; daar zyn langer „ verblyf, integendeel, het wantrouwen, „ met of zonder reden tegen deszelfs raad, geevingen opgevat, op den Perfoon van ,, uwe Hoogheid meer dan te veel zouden „ doen overflaan." Aangemerkt hebbende, dat dit vertoon van zaaken niet voortkwam uit eenig beainzel van byzonderen haat of kwaadwilligheid tegen den Hertog; maar alleen uit Zugt voor 's Lands welvaard, uit liefde tot  HISTORIE. 83 het doorlugtig Huis van zyne Hoogheid, en de zuivere begeerte om eene laatfte pooging tot behoud van 't Gemeenebest te doen, en althans zich voor de Ingezetenen en Naakomelingen buiten verantwoording te ftellen , komen zy weder tot het wel zeer haatlyk klinkend, doch door hun hoogst heilzaam gekeurd, middel, om by zyne Hoogheid aan te dringen, ,, dat hy „ eenige weinige Perfoonen, van de eerfte, „ aanzienlykfte, en kundigfte Inboorelingen „ des Lands, by zich zou neemen, om by „ aanhoudenheid, met deezen te overleg„ gen wat tot behoud en dienst van den „ Lande, geduurende deezen tegenwoor- digen Oorlog , meest noodig en nuttig „ zou kunnen zyn, met zodanige magt en bepaalingen als men noodzaaklyk oor- deelde, om daadlyk aan het oogmerk van „ zulk een Raad t^ kunnen voldoen." Twee groote en nutte gevolgen mogt men, ïluns oordeels, daar van verwagten. — Voof eerst zou in een tyd, als de tegenwoordige, waar in men alle oogenblikken dierbaar moest agten, geen tydverzuim, door langduurige raadpleegingen, plaats hebben, en de noodige fpoed het uitvoeren van het befloote- ne vergezellen. Ten anderen , zou het vertrouwen van de Natie herfteld, eene algemeene gerustheid en genoegen verwekt , en een ieder aangefpoord en bewoogen worden, om alles, wat mogelyk was, met blymoedigheid, toe te brengen tot het volvoeren der maatregelen van zyne Overheid, daar men thans overal het tegen F a over- vm BOEK»  U VADERLANDSCHE VIII. BOEK, I78l. (*) N. Nederl. Jaarb. 17S1. bl. 1166. 1177' overgeftelde aantrof en niet dan een algemeen beklag hoorde over de Verdeeldheid en Werkloosheid der Regeeringe. Zy gaven te verdaan dat het thans voorgedelde niet alleen aan de Regeering van Amfier dam hoogst noodig voorkwam; maar dat zy grond hadden om te denken, dat de voornaamdeLeden derRegeeringe van dit en de 0verigeGeweden,het duk even zo aanmerkten. Ten flot floegen zy zyne Hoogheid voor, dat het Gemeenebest, 'tgeen noodzaaklyk het een of ander plan moest kiezen, alleen de keuze hadt, om, of den Vrede met Engeland te herdellen, of den Oorlog met alle magt door te zetten, ten einde daar door te fpoediger een' eerlyken Vrede te verkrygen. Dit moest de begeerte van elk braaf Ingezeten zyn, en hier toe drekte ook den voorheen gedaanen voorflag om met Frankryk in deezen Krygstocht gezamenlyk te werk te gaan. — Over deeze keuze verlangden zy met zyne Hoogheid in emdig overleg te treeden; doch beweerden, dat hoe zeer ook Verzoening de voorkeur verdiende, egter niets moest verzuimd worden om de Republiek op allerlei wyzen in zulk een daat te dellen, dat zy niets van haare Vyanden te vreezen; maar grond hadt om deezen te dwingen tot het tragten na een herdel van dien Vrede, dien zy zo onregtvaardig als moedwillig, zonder wettige oorzaak, verbrooken hadden (*). Wan-  HISTORIE. Wanneer de Stadhouder, zyns ondanks, dit hem onaangenaam Vertoog ontvangen hadt, met byvoeginge dat het hem vry ftondt, daar van zodanig een gebruik te maaken als hy zou kunnen goedvinden , kreeg de Hertog van brunswyk onmiddelyk kennis van den inhoud, althans het blykt niet dat hy dcnzelven vroeger geweeten hebbe. Niet onkundig was de Vcldmarfchalk van den algemeenen roep in den Lande opgegaan, dat zyn Perfoon hier niet langer kon geduld worden, van de veelvuldige Schriften ten zynen nadeele verfpreid , van fchimp en ipot Prenten, om hem ten doel der algemeene verguizingen te Hellen, uitgegeeven; doch hadt hy dit alles aangezien met eeneveragting, niet vreemd voor een Man, in zulk een ffcand: en die te midden van alle deeze woelingen. tegen hem, het genoegen genoot, dat, ge duurende de geheele Bloeimaand, te 'sGrayenhaage in 't gezigt van het Hof een Mey boom te zyner Eere geplant ftondt, vercierd met een zinnebeeld, vertoonende eer Zegepraalend Held, in 't gezigt van eer vlugtend Leger, met de Zinfpreuk hos tium terror, de schrik des vyanden. Hoe aanftootclyk dit vooi veelen was, hoe zeer zommigen, dit Zin nebeeld voor eene befchimping en de Zin fpreuk voor een bits verwyt duidden , ln mogt het houden voor een blyk van de Ge regenheid der Schutterye van de Hof plaats. F 3 Va* vin. BOEK. 1781. De Hertog, tot nog zich wegens niets bekreundhebbende trekt zich dit ten fterkftelï aan. 1 r i  VIII, boek. 1781. Vervoegt zich met ecu Klaagbrief by de Algemeene«staat en. ( 4 ï t 2 i t x £ t \ 3; 33 33 35 33 53 33 33 n '06 VADERLAN D*;S C H E Van eene onvergelyklyk veel ernftiger natuur, dan alles tot nu tegen hem uitgekomen , was dit Vertoog der Regceringe van Amfterdam; het leedt ook niet langer dan tot den een - en - twintigflen van Zomermaand of hy vervoegde zich, met eenen breedvoerigen Klaagbrief, by de Algemeene Staaten; waar in hy, naa eene optelling van een meer dan dertig jaarigen dienst, als Veldmarfchalk, Voogd, en het sekleeden der Militaire Qualiteiten van den IVIinderjaarigen Stadhouder, en, het naa iiens Meerderjaarigheid, weder aanvaarlen van de post als Veldmarfchalk , zich >eklaagt, dat hy ten voorwerp van denalgeaeenen haat gefteld en genoodzaakt was, ich by hunne Hoog Mogenden te vervoe;en, met klagten over het beftaan der Re;eeringe van Amfterdam, die met het Veroog zyne Hoogheid eerst voorgeleezen , iaderhand te rug genomen, en vervolgens veder aan dien Vorst gezonden, hem de ■evoeligfte belediging hadt aangedaan. Uit het zelve, 't geen zyn Perfoon be:of, woordlyk opgehaald hebbende, verolgt hy. „ Uit dit alles zullen uwe Hoog Mogenden niet zonder verontwaardiginge gewaar worden, dat, naa eene reeks van reflexien, de een haatlyker dan de andere, en waar in geen ééne befchuldiging ten lafte van myn Character als Veldmarfchalk van den Staat voorkomt, en de overige meest al fteunende op zogenoemde algemeene gevoelens , en te vooren met kunst verfpreidde gerugten, 1  HISTORIE. 87 ,„ IIeeren Burgemeefteren, egter, hebben „ kunnen goedvinden, om by zyne Hoog„ heid aan te houden, dat Hoogstdezelve „ my, op eene fletrisfante wyze, van zyn „ Perfoon en Hof gelieve te verwyderen, „ en my dus, gelyk een overtuigde Mis„ daadiger, zonder verder onderzoek, tot „ een eerroovend Bannisfement te ver- „ wyzen. Een zodanige demarche, „ derhalven, gepaard met zo veele haatly„ ke en humiliante uitdrukkingen, gedaan „ niet door private Pcrfoonen, maar door „ eene Deputatie van twee regeerende „ Burgemeefters, nevens den Penfionaris „ van eene der aanzienlykfte Steden van „ Holland, uit naam en op last van de „ Regeering dier Stad, en zulks opzette,, lyk en naa ryp overleg, in welke Memo„ rie men op de allerinjurieufte wyze heeft „ geinhereert, door de overzending en „ ter handftelling van dezelve aan zyne „ Hoogheid, kan ik niet anders dan ten „ hoogften lefif voor myn Perfoon en dia» j racter confidereeren, als door welke demarche men , zonder iets fpecifiqs tot „ mynen lafte te durven opgeeven; ja, „ niet tegenftaande men zich genoodzaakt vindt by dit zelfde ftuk my vry te ken^ „ nen van de Gerugten, die geloopen „ hebben ten mynen lafte, van een verregaand en ongeooiiofd attachemeiit aan " het Engelfche Hof, van kwaade Trouwe en Corruptie, den lafter niet te min, als het fchynt, geloof te geeven, en beJi toont op mv te willen werpen de fchuld F 4 „ ra VIII. BOEK. I78l.  83 VADERLANDSCHE VIII. boek. Ï78l. i j << ( < j 5 J ? „ van alle rampen van den tegemvoordigen „ tyd, ten einde daar van die geenen, die> „ 'er de waare oorzaaken van zyn, te ont„ heffen. Ik zou my derhalven onwaardig „ rekenen dat Character door U Hoog „ Mogenden aan my toevertrouwd , lan„ ger te bekleeden, byaldien ik my, on„ verfchillig of ongevoelig omtrent dezel„ ve betoonde." 't Was, gelyk hy betuigde , voor den Staat en voor Hem van aanbelang te weeten of 't geen hem ten lafte gelegd werd op grond fteunde, dan niet, enofhy, diensvolgens , het vertrouwen niet langer verdiende van den Vorst, aan 't hoofd van deeze Republiek gefteld, op wiens getuigenis hy in deezen de vryheid nam zich te seroepen. Hy vervoegde zich, deswegen, tot hunïe Hoog Mogenden, en door dezelve tot le gezamenlyke Hooge Bondgenooten,met terbiedig verzoek en ernftigen aandrang, )m naa een nauwkeuring en ftreng onderzoek, op eene gevoeglyke wyze, gezuiverd te mogen worden van den hoon hem langedaan. Ten dien einde was zyne begeerte, dat mnne Hoog Mogenden het daar heen geiefden te wenden, „ dat de vier regee, rende Burgemeefters der Stad Amjier, dam, nevens den Penfionaris vis, scher, verpligt werden om voort te , brengen de gronden, op welken zy had, den kunnen goedvinden hem, op eene ? zo verregaande wyze,te beledigen,en al v het  HISTORIE. 89 j, liet gefielde behoorelyk waar te maaken, „ zonder 't welk hy het niet anders dan als „ Laftertaal zou kunnen aanmerken; en om, in 't byzonder, nader op te geeven de verdere punten van bezwaar en „ befchuldigingcn , welke zy , ten zynen „ lafte, zouden vermeenen te kunnen inn brengen , mitsgaders dezelve in regten ?, te bewyzen: en dat, zo wanneer zy „ daar in zouden mogen blyven in gebreke, „ 't zy van iets op te geeven, 't zy van ,, het opgegeevene behoorelyk te kunnen „ bewyzen , mogt worden naagevorscht, „ wie de Uitilrooyers zyn der fchandelyk* ,, gerugten, ten zynen opzigte verfpreid, „ op dat zy als dan als Lafteraars, naar „ verdienden , mogten gedraft worden : ?, hy, als dan , zulk een regtvaardigend „ Befluit van hunne Hoog Mogenden en „ de Hooge Bondgenooten mogt erlangen „ als zyn Eer en goeden Naam, voor 't „ oog der Natie, en van geheel Europa, „ zuiverde , en eene Voldoening geë„ venredigd aan den hoon hem aange„ daan (*)." Zyne Hoogheid, reeds misnoegd op 'Amfterdam, en, op nieuw, in ongenoegen ontdooken tegen die Stad, wegens het herhaald Voorftel om hem eenen Raad toe te voegen, thans gepaard met den voor de Algemeene Staaten openbaar gemaakten eisch om den Hertog van zich te verwyde- ren; (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl, 1178. VIII. BOEK. I78 L. Raadflag van zyne Hoogheid tot onderzoek van de zaak des Hertogs.  9o VADER.LANDSCHE VIII. boek. I781. 3 ren; den Hertog, dien hy, als een tweeden Vader, geagt en in wiens raad hy altoos een groot vertrouwen gefield hadt, trok zich de zaak zyns geweezen Voogds als zyne eigen aan. Ter Algemeene Staatsvergadering zich bevindende toen de Brief des Veldmarfchalks werd ingeleverd , en voorgeleezen, beantwoordde hy de vraag des Voorzitters, den Heer van lynd en tot hemmen, of hy eenige bedenkingen over uien Brief hadt te opperen? in deezer voege „ dat, zyns bedun„ kens, het onderzoek over de gegrond„ heid of ongegrondheid der nadeelige ge„ rugten tegen zyne Hoogheid den Heer „ Veldmarfchalk Hertog van brunsw y k , niet geweigerd kon worden: de, wyl het aan hunne Hoog Mogenden niet , onverfchillig kon zyn, of iemand, die , zich in derzelver dienst bevondt, en bo, ven al iemand, met zulk een aanzienlyk „ Character bekleed , zich hadt fchuldig , gemaakt aan 't geen waar mede men hem , betigtte; en dat iemand, die wel dagt, , niet kon lyden onder zulk een blaam te , blyven, en in zyn Eer te worden aange, tast, die hem dierbaarder dan het Lee- , ven zyn moest. Hy gaf, derhal- , ven, in overweeging, dat de Brief door , de Afgevaardigden der onderfcheidene , Geweften, hoe eer hoe beter, ter ken* , nisfe gebragt mogt worden van de Hce, ren Staaten hunne Principaalen; en dat, , dien onverminderd, die Brief commis, foriaal gemaakt zou worden in handen 53 vaa  HISTORIE. 9ï van eenige Heereu Gecommitteerden van „ hunne Hoog Mogenden, om denzelven „ te onderzoeken, en van derzelver bevin„ dinge aan hunne Hoog Mogenden ver„ flag te doen." 't Welk beidegefehiedde (*)• De Hertog op 's Volks gunst hoopende, maakte zyn verdeedigenden Brief welhaast algemeen; doch dewyl dezelve , uit het Vertoog van Amjlerdam, alleen dat gei deelte behelsde, 't welk zyn Perfoon betrof, werd de Regeering dier Stad te raade haar Vertoog geheel in 't licht te geeven. —— Beide deeze Stukken ontmoetten veel op- en voorfpraaks. Geheel de Engelsen gezinde Aanhang geraakte in rep en roer. Verantwoordingen en Verdccdigingen van den Hertog, nu in deezen dan in geenen vorm gegooten , doorzwierven de Geweften, en werden deeze door de Wederparty, op zeer verfchillende wyzen, beantwoordt, en het gedrag der Amfter- damfche Regeeringe verdeedigd. • Tot het vermelden van dit fchryfgewoel kunnen wy ons niet in laaten; en is zulks te minder noodig daar, 't geen wy zullen moeten aantekenen van het voorgevallene deswegen in de Vergaderingen des Lands, ons het weezenlykfte door de Voor- en Tegenftanderen des Hertogs by- gebragt zal onder 't oog doen ftellen. Alleen kunnen wy bier niet voor by te mel- C*3 Refol. Gen. 21 Juny 1781,, VIII. BOEK. I/oI. Amjlerdam geeft iet gcleeleVertoog in 'tlicht.  VADERLANDSCHE VIII. r> o EK. 1781. Gelafrigden uit hun Hoog Mogend, fpreeken den Hertog vry. melden, dat het beweerde van zommigen, als of het Vertoog der Regeeringe van Amfterdam, niet zo in Gelchrifte zou zyn overgezonden als het den Prinfe was voorgeleezen geweest, geen grond hadt. Immers Burgemeefters van Amfterdam de vry temminck en rendorp als mede de Penfionaris visscher hebben op dit Gefchrift, zo als 't zelve ter Vergaderinge vw. Holland, den twaalfden van Zomermaand is overgeleverd, met hunne handtekening, het volgende gefield. „ Dat dit „ Stuk woordlyk 't zelfde was , zonder „ eenige byvoeging of aflaating, 't welk „ in de tegenwoordigheid van hun onder„ getekenden, op last van Heeren Burge„ meeftéren, door den Penfionaris vïs„ sc her, aan zyne Doorlugtige Hoog„ heid,opdenachtftenjunymdcclxxxi, „ in prefen'tie van den Heer Raadpenfiona„ ris, was voorgeleezen, en door den „ voornoemden Penfionaris eigenhandig „ gefchreeven (*)." De Heeren Gelaftigden uit de Algemeene Staaten tot bet onderzoek van den Brjeve des Hertogs van briinswyk waren zeer vaardig in het neemen van 't volgende befluit den tweeden van Hooimaand uitgebragt. „ Dat hunne Hoog Mogenden „ geen reden waren voorgekomen, wel- kc cenigen grond gaven tot zodanige „ befchuldigingen en verdenkingen van „ kwaa- C*)^. Nederl. Jaarh. 1781. bl. 1177.  HISTORIE. '., kwaade Trouwe en Corruptie, als den „ Heer Hertog, in eenige naamlooze Ge„ fchriften, fameufe Libellen, en ontee- rende Gerugten, werden ten lafte gelegd, „ en in 't openbaar verfpreid; dat zy, in „ tegendeel, dezelve houden voor on„ waaragtig en hoonende Laftertaal, uitge„ dagt om de Eer en Agting van dien „ Heer te bezwalken en door te ftryken, „ terwyl hunne Hoog Mogenden hem van „ de blaam by die Lafterfchriften en Ge„ rugten fchandelyk aangewreeven, vol„ komen vrykennen en zuiver houden." Dat, ingevolge hier van, de Heeren Staaten der onderfcheidene Geweften by Brieven zouden worden verzogt en in bedenking, gegeeven, of Hoogstdezelven niet zouden kunnen goedvinden, om ieder, in gevolge der Plakaaten van den Lande, de noodige voorzieninge te doen ter beteugeling vande Autheurs , Drukkers en Verfpreiders van alle dergelyke fameufe Libellen , en kwaadaartige Lafterfchriften , waar in de Eer en goede Naam des Hertogs zo gevoelig werd aangetast en gefchonden .(*). Wel verre was de Hertog, fchoon hy betuigde ten uiterfte gevoelig te weezen voor de blyken van vertrouwen en genegenheid , hem te deezer gelegenheid betoond , van daar in genoegen te neemen. Hy liet, twee dagen daar naa, by monde van den Voorzitter, ter Algemeene Staatsvergadering inbrengen; hoe hy (*) Reftl. Gen. 3 July 1781. vm. BOEK. I73l. Hy, daar mede niet te vrede, dringt aan op een onderzoekzyns Gedrags.  94 VADER LANDSCHE VIII. BOEK. I/Si. ] ] Gelderlands be- ' fluit in de ( zaak des Hertogs. \ < (*) Sefot. Gen. 4 july i-falx hy zich overtuigd hieldt, dat hunne Hoog Mogenden niet ten oogmerk konden hebben de zaak daar by te laaten beruften, veel min dat daar mede zou voldaan zyn aan zyn eerbiedig verzoek, behelzende een aandrang op een nauwkeurig en flreng Onderzoek , en daar op volgend regtvaardigend Befluit en Voldoening; en hier moest hy meer op aandringen: dewyl hy, door dit Befluit, zonder voorafgaand onderzoek genomen, geenzins kon gerekend worden gezuiverd te zyn van de hem, aangewreeven blaam, waar toe hy vermeend hadt het Befluit van de gezamenlyke Hooge Bondgenooten te mogen en te moeten verzoeken , gelyk hy by deezen deedt. — Men vondt goed de Afgevaardigden ter Vergaderinge te verzoeken om van deezen naderen aandrang des Hertogs hunnen Afvaarhgeren kennis te geeven, ten einde zulks in aanmerking te 'neemen by hunne raadplegingen op den Brief des Hertogs, die log gehouden fiondente worden (*); weleer uitflag wy thans moeten boeken. Staaten van Gelderland, een buitengevoonen Landsdag, in Hooimaand houdeule , waren de eerften met hun Befluit )mtrent de zaak des Hertogs gereed, t Welk, naa een vry breed Vertoog over len toeftand van 's Lands zaaken, zints den anvang der onluften, blykbaar ingerigt om 11e voorgaande aangeweezene maatregelen  HISTORIE. 95 ïen van dat Gewest te billyken en rtaa veele klagten over den toeneemenden argwaan, den ftap van Amfterdam, ten opzigte van den Hertog van brunswyk, ten merkwaardigen voorbedde van zulk een mistrouwen aanhaalt, en wraakt: dewyl de Afgevaardigden dier Stad geen genoegzaam bewys tot regtvaardiging van denzelven hadden voorgebragt. „ Zy hielden" gelyk hunne verklaaring luidt, „zichverze;j kerd van de Onwaarheid van al zulke „ Befchuldigingen en Infimulatien, welke, ,-, in zo 'veele Vameufe Libellen en ontee„ rende Gerugten , den Hertog werden „ ten lafte gelegd. — Zy zouden verfchei- de aanmerkingen op dit Onderwerp kun„ nen maaken; doch oordeelden het oor„ baarder , uit aanmerking van de onge„ lukkige omftandigheden der Republiek, „ het gordyn voor dezelve te laaten val- len, en ze in hun boezem befiooten te 3, houden. —■ Gelaftende voorts de Af„ gevaardigden ter Algemeene Staatsver„ gaderinge te kennen te geeven, hoe „ zeer zy de nadeelige gevolgen begree„ pen van het Mistrouwen door de Regee„ ring van Amfterdam tegen den Hertog ?, opgevat, en dat het hun hoogst aan„ genaam zou zyn, dat by Staaten „ van Holland, op het beklag des Her„ togs behoorelyk agt werd genomen, „ met ernftig verzoek dat hun Afge„ vaardigden , de kragtigfte poogingen „ geliefden aan te wenden om by Hol„ land, te bewerken het -neemen van *5 ZO* VIII. BOEK. I78l.  oö VADERLAND SC HE VIII. boek. I781. J 1 ] Onder- feheide i gevoe- j lens van eenige K\vartie- ■ ren. i „ zodanige maatregelen als men de „ kwaamfte oordeelde om den Hertog, we„ gens den ftap van Amfterdam, genoe„ gen te geeven, en te zuiveren van de blaam hem opgelegd." By 't zelfde Staatsbefluit werd ook vastgefteld, de Plakaaten tegen de Schryvers, Drukkers en Verfpreiders van fchandelyke en eerroovende Schriften, als zo veele harsfenfchimmen van ongerufte en kwaadwillige en twistgierige geeften ; als mede tegen de buitenfpoorige vryheid der Courantiers, te vernieuwen en te volvoeren; en de Ingezetenen te vermaanen om zich te onthouden ran alle Gefprekken ftrekkende om de eer ran hooge en Iaage Standsperfoonen te bezwalken , of fchadelyke indrukken aan 't Gemeen te geeven, en alle bezwaaren, teren wien het ook zou mogen weezen, te jrengen by de zodanigen die het toekwam die misbruiken te weeren; ten einde zy, by ontftentenis van bewys , niet mogten worden aangezien als Lafteraas en Verhoorders van de algemeene rust, en als de zodanigen geftraft. Een Plakaat hier toe Irekkende, en met naame tot het weeren Ier Lafterfchriften tegen de Hertog van jrunswyk, werd den dertigften dier Maand afgekondigd. Veel, zeer veel, nogthans haperde 'ef tan dat alle Kwartieren van Gelderland n dit Befluit ftemden. Het Graaffchap Zutphen, wilde Staaten van Holland ver5ogt hebben te wege te brengen, dat Burremeefters en Regeerders der Stad Am- /?/>*■-  HISTORIE. fêerdam de (lukken van bezwaar, welke hun aanleiding gegeeven hadden , om zich by den Stadhouder te vervoegen, opgaven : om vervolgens door Heeren uit hunne Hoog Mogenden onderzogt te worden, wanneer men , op ingekomen verflag, in ilaat zou weezen om aan het verlangen des Hertogs te kunnen voldoen. — Verfcheide Ridders keurden het Staatsbefluit ten eenemaal af. Ten Landsdage deedt de Burggraaf van lynden tot hemmen, eene Aanfpraak, deels ftrekkende om de noodzaaklykheid aan te toonen, dat de geftrengfte Straffen gefield wierden tegen de Schryvers en Drukkers van Paskwillen en andere lafterlyke Gefchriften, deels om te beweeren, dat de Stad Amfterdam moest verpligt worden om den inhoud van haar Gefchrift aan den Prins Erffladhouder eerst voorgeleezen, en daar naa toegezonden , te regtvaardigen. Het eerfte ftuk behelsde niets dan het meermaals bygebragte der zodanigen, die uit een ftrafwaardig misbruik bewyzen zoeken te ontleenen om den Mensen zyn onwederfpreekelyk Regt van vry denken, fpreeken en fchryven, in alle gevallen te ontleggen: en fchoon, ten opzigte van het tweede, de Baron van lynden tot Uederhemert en veele anderen den Burggraave toevielen, vatte de Baron van 'tengnagel tot bronkhorst, op zyn beurt,het woord, en gaf teverftaan s dat hem de raadpleegingen over en dit be* fluit wegens den flap van Avnfier4^m W IV. deel. G ' -*e VIH. boek, 178 U  VADERLANDSCHE VIII. boek. 172,1. 1 1 1 1 1 1 j L*) #««ftft 17811 bi. 1329. 1361, de klagten van den Hertog, overhaast voorkwamen , dat men eerst diende af te wagten, wat Staaten van Holland, die best van de zaak konden onderrigt zyn, en by welken ze eigenlyk t'huis hoorde , voor hun Raadflag zouden uitbrengen, om daar naa met meer kennis van zaaken te kunnen raadpleegen en befluiten. De Jonkheeren van nyvenheim tot eck dl wiel en van dorth onderfteunden dit gevoelen des Barons; dan fchoon , behalven andere Leden der Vcrgadermge, ook de Jonkheeren van haarsolt en van yrst, lynden vas oldenal- L e r , van spaan totoye, en de Gebroeders zuylen vannyveldt, zich tegen het Befluit, naar voordragt des Burggraafs , in 't Kwartier van Nymegen ontworpen, en naar allen fchyn reeds voor if in gereedheid gebragt, verklaarden, het ging by meerderheid door — j. h. zuylen van nyveldt, die wy méérmaaien mannetaal hoorden voeren , bleef iier niet in gebreke om der Vergaderinge mder 't oog te brengen; hoe, zyns oorleels , de Afgevaardigden van Gelderland :e veel waren vooruitgeioopen met het uit-» jrengen van hun ftem op een onderwerp vaar toe zy niet gelast waren: en in het egenwoordige geval niet gelast behoorden e worden : dewyl de Hertog zich verteerdlyk vervoegd hadt by hunne Hoog Zogenden (*). Veel  HISTORIE. <■?) Veel beter hadt deeze Jonkheer, nevens #ie met hem in dit begrip Honden , in Friesland dan in Gelderland gevoegd althans hét geen Weftergo, en vier Grietenyen in de Zevenwouden , ten Landsdage iiitbragten, viel beter in zyne denkwyze. Weftergo was van oordeel, „ dat het ge- ftelde in het Vertoog, waar over de „ Hertog zich beklaagde, niets het minfte 3, behelsde, waar door hy eenigzins in zyn 4, Character beledigd gerekend kon wora, den; dat het veel eer eene befchuldiging 93 inhieldt tegen den Hertog in zyne qua- liteit als Conftliarius van zyne Hoogheid : als mede dat die gezegdens de ,i ftemme des Volks behelsden , welke „ Burgemeefteren van Amfterdam in den 5, boezem van onzen teêrgeliefden Erf„ ftadhouder hadden uitgeftort, waar door „ zy een opregt berigt van hunne ver„ knogtheid aan zyne Hoogheid en des* „ zelfs doorlugtig Huis hadden afgelegd; „ en oordeelde de Hertog zich beledigd, „ door Burgemeefteren van Amfterdam , „ hy hadt zich behooren te vervoegen by „ den daadlyken en bevoegden Regter van Burgemeefteren van Amfterdam: dewyl de Vergadering van hunne Hoog Mogenden, geen bevoegde Regtbank was, en dat overzulks , de Afgevaardigden 5, ter Algemeene Sfaatsvergaderinge, we„ gens Friesland, behoorden gelast te worden, zich in geenerlei raadpleeginj, gen over dit ftuk in te laaten." De breede Aantekening der gemelde vier GrieG 2 ts- vin. BOEK. Gevoelens van Friesland deswsgen.  vm. fc'o E K. I78r. < i i too VADERLANDSCHE tenyen kwam 'er hoofdzaaklyk mede overeen. Onder andere betuigden zy „ dat „ de Hertog, in Friesland, niet minder „ dan elders, volgens de algemeene begrip„ pen, gehouden wierd, voor de oorzaak ,3 van traagheid en flapheid in de behande?, lingder Landszaaken; en een diep ino-e„ wortelde haat tegen zyn Perfoon vol„ ftrekt nadeelig was voor het welzyn van „ het Land, zo wel als voor de zo noodi5, ge eensgezindheid tusfehen de Regen» ten, en het vertrouwen der goede Inge„ zetenen op dezelven, voor al in Frie's„ land, in 't welke, by de Ingezetenen de „ eigenlyk gezegde of oorfpronglyke Sou„ veraine Magt berust; dat, huns oor„ deels, zyne Hoogheid, naamens dit „ Gewest, behoorde aangeraaden te wor„ den, den Hertog voortaan van zynen „ Raad te verwyderen; en , in diens „ plaats, zich te bedienen van de raadgee„ vingen der zulken, welken hy met ge„ rustheid zou kunnen oordeelen in het „ vertrouwen des Volks te zyn, enden „ welftand van den Koophandel, meer „ dan tot nog gefchied was, te zullen be- „hartigen." Het Kwartier van iVeflergo drong dit vervolgens aan, en betuigde onvermydelyk verpligt te wezen aan de andere Kwartieren in ernftige overiveeginge te moeten geeven , of het niet Jienftig zou zyn om, uit aanmerking /an het gebrekkig beftuur van zaaken en aoven al van de Zeemagt, het wantrouwen, misnoegen en den haat tegen den Her-  HISTORIE,, 101 Hertog,als Raadsman van zyne Hoogheid, zulks hem by eenen Brieve onder 't oog te brengen, en op 't vriendlykst en nadruklykst te verzoeken, om den Hertog, op de best mogelyke wyze, toe te laaten, om zich aan het beftuur van zaaken te onttrekken, en de Republiek te verlaaten (*). — Dit zelfde Kwartier, wel verre van berouw te hebben over dit voorftel, drong het, ten naast volgenden Landsdage deezes Jaars, ten allerfterkften aan, zich ten hoogften verwonderende, dat hunne Hoog Mogenden de kennisneeming, en by voorraad de beilisfing deezer zaake, zich hadden aangemaatigd. Zy wilden het gehouden gedrag hunner Afgevaardigden by eenen Brieve afgekeurd, en het geheele Befluit van hunne Hoog Mogenden voor van geener waarde verklaard hebben (f ). Stad en Lande kwam de ftap der Stad Amfterdam omtrent den Hertog, in deeze tyds omftandigheden, niet alleen vreemd voor; maar van verre uitziende gevolgen; dewyl in hun Vertoog niet alleen niets werd gevonden , 't welk diende tot ftaavinge der verregaande Inftmulatien, welke gezegd werden ten lafte van den Hertog te worden ingebragt; maar zy, in tegendeel, verre waren van hem te willen betigten, of de Verdenkingen, waarmede men (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1619 enz. CO N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1831. G3 • Vilt BOEK, I78l. 't Befluit van Ut ad en Lcwdej  iq£ V A DE RLANDSCHE vm. BOEK. I/oI. Moe men in Overysfel daal over verschillend■ dïgt. men hem openlyk befchuldigde , ais gegrond aan te merken. Staaten van dit Géwest gelaften, overeenkomftig met dit dénkbeeld , de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering, om , 't zy afzonderlyk, 't zy eenpaarig met de Afgezondenen der andere Landfchappen , alki mogelyke middelen aan te wenden , om Burgemeefters en Regeerders van Amfterdam , over te haaien , om , binnen een voeglyken en bepaalden tyd, „ te laaten „ vallen en af te zien van de vague en on„ bepaalde Infimulatien, in derzelver Me„ morie vervat, of wel dezelve, of't geen ?, zy tot last des Hertogs mogten hebben, aan de Bondgenooten over te geeven, „ en de blyken daar toe te communicee„ ren, en dat by de Staaten van Holland „ en Westfriesland zodanige mefures wer- den genomen , als de bekwaamde zou„ den geoordeeld worden , om den Her„ tog, wiens Hooge Geboorte en meritoir „ Gedrag, zedert zo veele Jaaren, niet ,, toe laaten, onder eenig foubcon of blaam „ te leggen, daar van te zuiveren, en vry ,-, te verklaaren, en dus genoegen te gee,, ven, en alzo de fchadelyke gevolgen, welke hier uit zouden kunnen gebooren ,-, worden, weg te neemen (*)." Overysfels Befluit kwam grootendeels met dat van Stad en Lande overeen , Staaten van Holland moeften bewerken, dat Am- fter- (*) N, Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1747.  HISTORIE. 103 * * fier dam nadere opening en bewys gaave, om Ridderfchap en Steden in ftaat te ftel- : len, dat zy, naar waarheid, konden oor- ■ declen over deeze voor hun en geheel Nederland zo gewigtige zaak, uit hoofde van de post van Veldmarfchalk, door den Hertog bekleed; doch dat, ingevallc Burgemeefteren dier Stad zulks mogten van de hand wyzen, Ridderfchap en Steden als dan den Hertog volkomen geregtvaardigd zouden houden van alle blaam rechtftreeks, of zydelings, tegen zyn Perfoon ingebragc. ——— Eenige Heeren Edelen waren van oordeel, dat deeze zaak alleen by Staaten van Holland t'huis hoorde, gelyk ook de Stad Zwolle, Van palland tot zuithem bragt fchriftlyk in, dat daar, in het Vertoog van Amfterdam geen het minfte gewag gemaakt was van 's Hertogs Veldmarfchalkfchap, en andere Militaire poften, 's Veldmarfchalks vervoeging by hunne Hoog Mogenden , niet te pasfe kwam; dat omtrent andere «zaaken., geene betrekking hebbende tot de Militaire poften, de Hertog niet anders dan als een particulier Perfoon kon aangemerkt, en als zodanig na zyn bevoegden Regter behoorde verzonden t* worden.. *¥—• Hy voegde 'er nevens, „ dat de zugt voor 't Huis van Oranje, dat „ vrees en bekommering, hoe zyne Hoog„ heid, zou ondervinden , dat de liefdé van het Volk voor hem verminderde, „ hem onbefchroomd , deeden zyn , om 35 den Effftadhouder zelve te durven aan G 4 j, ra-. VIH. iOEL  tö4 VADERLAND SCHE VUL 15 O E K I78l. Wtrethti raadflag. „ raaden, om zich niet meer van 's Her• „ togsr Raad te bedienen; maar den zeiven ■ „ te verwyderen, 't geen ten gewisfen ge„ volge zon hebben , dat men het alge„ meen genoegen zou zien herleeven." — Hy was van gevoelen, dat wanneer men onverhoopt zich over deeze zaak nog meer by hunne Hoog Mogenden mogt vervoegen, dit Stuk tot den bevoegden Regter moest verzonden worden; immers dat de Gelaftigden van Overysfel, daar over geen befluit hielpen neemen, zonder des met de Staaten te hebben geraadpleegd (*). Hadden Staaten van Gelderland zich volyverig betoond, zo in het uitbrengen van hun gevoelen ten voordeele des Hertogs, als in het weeren van alle Paskwillen, Gedichten, of Prenten ten. diens nadeele (f). Staaten van Utrecht beweezen, in 't laatfte ftuk, hun yver met reeds den vierden van Hooimaand , een feherp Plakaat tégen de Lafterfchriften in 'talgemeen, en byzonder tegen den Hertog, aan te kundigen (§); doch het leedt tot laat in Wynmaand eer sy hun Befluit, wegens de zaak des Her-, togs , namen. Zy beriepen zich op hun ^aardig uitgeeven van 't gemelde Verbod, 'X geen, gelyk zy zich uitdrukken, waar-; rehynlyk beter zou geflaagd zyn, wanneer liet fpoediger en algemeener, in de andere Ge* C*) N. Nederl. Jaarb. 1781. b% 1031—1934, Ct) Zie hier boven, bl. 95. (§) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1361. ,  HISTORIE. m Geweften, desgelyks gefchied ware. Voorts betuigende, „da zy, van hunne zyde, al- i „ dus alles gereedlyk gedaan hebbende, 't ■ „ geen het meest geichikt fcheen om aan ; „ den Heere Hertog van brunswyk „ te doen blyken derzelver afkeerigheid „ van alles, wat tot blaame en fletrifure „ van Zyner Hoogheids Eer en Reputatie „ op eenigerhande wyze, ondernomen en „ verfpreid werd, niets meer wenschten, „ dan dat zulks allerzyds, en waar het „ meest kon worden gevorderd, in 'twerk „ werd gefteld; dewyl zy zich verpligt „ vonden te verklaaren, dat aan hun gee,, ne blyken van de waarheid of gegrondj, heid van zulke ftetrisfante Impuiaokn en . Infimulatien bekend of voorgekomen wa„ ren , en zy , derhalven , den Hertog, „ naar regt en billykheid daar van vry ken„ den, en zuiver hielden." Hunne Afgevaardigden gelaftende, daar benevens te verklaaren , dat hun niets aangenaamer zou zyn dan dat door Staaten van Holland en Westfrksland , (aan wien zy zulks overlieten,) op de verdere Bezwaaren, by eenen Brieve van den Hertog aan hunne Hoog Mogenden voorgedraagen, zodanig werd te gemoet gekomen, als naar regt en billykheid verwagt worden (*). 2en\ <*) 2" Dordrecht, Delft, Leyden, Rotterdam, Gornichem, en Schiedam, keurden het gedrag der Heeren van Amfterdam , waai over de Hertog zich beklaagde, volkomen wettig en regtmaatig, en dat, by gevolge de ■ (*) Het Regt der Staatsleden om Voordellen tv. doen in zaaken 's Lands Regeeringe betreffende, 'ilykt uit de iterke Acte win Indemniteit ol Schadeloosftelling van 19 July 1Ó63. Groot- Placaatboek III Deel, bl. 98. Ct) Nfdirl. Jaarb. 1781. bl. 137R VIII BOEK. 1781.  io8 VADERLANDSCHE VIII. BOEK. J78i. ! X < 1 1 1 { 1 1 t d £ h ó e l h I k ti f v de Regeerders dier Stad geen verwyt in 't allerminst verdienden, en aan niemand verantwoording fchuldig waren: bovenal, daar deeze Heeren , buiten twyfel, het Regt hadden om zodanig een Voorftel aan hunne Medeleden en openlyk ter Staatsvergadering, te doen, en zulks alleen uit beleefdheid, in 't byzonder aan zyne Hoogheid, met belofte van geheimhouding , hadden yoorgedraagen. Dat de Hertog, met ïich by eenen Brieve tot de Algemeene Staaten te vervoegen, tegen de Staatgeleltenis van dit Gemeenebest hadt gehanleid, en, als in dienst van den Staat zynie, zich by Verzoekfchrifte hadt moeten ceeren tot de Staaten van Holland, de wetige Souverain van het Gewest, waar de hertog zich beledigd agtte, en waar de Perbonen t'huis .hoorden, door welken hy neende gehoond te zyn. Met deeze klagen in den fchoot der Algemeene Staaten it te ftorten hadt de Hertog, te kort geaan aan den eerbied den Souverain ver.•huldigd, waaromtrent voldoening en erftel kon en behoorde verzogt te^woren; 'er by voegende, dat de Afgevaarigden van Holland ter Vergadering der Ügemeene Staaten zich geenzins volgens unnen Lastbrief gedraagen hadden, en hun edrag, diens volgens moest worden afgeeurd. Het Oordeel der Algemeene Staa:n in deeze zaak kon men , zo zy het weeleen, niet erkennen: zy waren geene vettige Regters. De Ridderfchap, en de Steden die het met  HISTORIE. 109 . met dezelve eens waren, zagen met leede oogen, welk een keer de zaak ter Vergaderinge van Holland ftondt te neemen ; zy zogten die te fluiten, althans te verwylen, met in te brengen dat zy nog niet gereed waren. Haarlem, dat zich zo vroeg en duidelyk geuit hadt, als wy zo even hoorden , betoonde eene groote te onvreedenheid over dit marren , beweerende, dat eene zaak als deeze, waar in de Regten van den Souverain daadlyk werden aangetast , geen uitftel kon lyden; maar terftond behoorde in overweeginge genomen, en, ten genoegen der Leden, en ter handhaavinge van de Vryheid der Steden, afgedaan te worden. De raadflag van Amfterdam, ftemde hoofdzaaklyk met dien van Haarlem overeen. Schoonhoven, hoewel anders de kleine Steden, als het hunne ftedelyke Regten niet rechtftreeks goldt, meestal met de Heeren Edelen van 't zelfde gevoelen waren , en dezelfde ftem uitbragten, fprak fterke taal, en fterker dan Alkmaar voerde kon niemand fpreeken: liet befluit dier Stad, overeenkomftig met een breedvoerig Verflag op beredeneerde en gefchiedkundige gronden ruftende, opgemaakt, mogt een meefterftuk heeten (*). Het kwam egter niet tot het $eemen van een Staatsbefluit. De (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1725. 1912. 1914. Post van d.sn Neder Rhyn II Dsel, bl. VlIIi EO EK, I78X,  vm. U 0 e k. Nadere bekendmaakingdet Hertogs. 1 i i ( (*3 Zie hief boven bl, 52. 110 V ADERLANDSC HE De Hertog van brunswyk wagtté den tyd, dat de befluiten der Bondgenooten, op welke hy zich beroepen hadt, ingekomen waren, niet af. Men zag, op 't einde van Wynmaand, met verwondering, in alle Nieuwspapieren eene Bekendmaaking van zynen wege , geplaatst, waar in hy zich het Onfchuldig Voorwerp noemt van den hvaardaartigften Laster; en met genoegen gewaagt van de by voorraad gunftige Verklaaring hunner Hoog Mogenden (*); doch zich beklaagt, dat, ondanks zulks, veelen voortgingen, om ter bereiking hunner kwaadaartige en verderflyke oogmerken, eerroovende en leugenagtige Libellen te verfpreiden , en in de Nieuwspapieren te plaatzen, tot verdere bezwalking van zyn goeden Naam, en lasterlyke Gefprekken te voeren , om daa door het Gemeen in den waan te brengen als of hy den Stadhouder met verkeerden raad, ten nadeele van de Republiek, gediend hadt; en in 't byzonder de oorzaak zou weezen van het voorgewend flegt betuur der Zeezaaken; ja dat de Kwaadaarrigheid tot _ het toppunt geklommen was , :>m hem, niet tegenftaande zyn aanbod by runne Hoog Mogenden om zyn Gedrag tan een nauwkeurig onderzoek te onderverpen, te doen voorkoomen als iemand, lie fchroomde voor de Natie zich te zuiveren van de blaam hem ten laste gelegd. — Hy  HISTORIE, Ui Hy vondt zich $ derhalven , genoodzaakt openlyk te verklaaren, „ dat het volftrekt, s, onwaaragtig was, dat hy, geduurende „ den tyd van nleer dari dertig Jaaren, „ welke hy de Eer gehad hadt den Lande, „ naar Eed en Pligt getrouwlyk te dienen, „ zich immer met zaaken tot het Departe„ ment der Zee behoorende te hebben ge- melleerd , en fpeciaal niet , zedert de ?, ontftaane onlusten en rupture met de Kroon van Engeland; omtrent al het „ zelve zich vrylyk beroepende op de 3, Weetenfchap, die zyne Hoogheid, zo wel als de Heeren Minifters van Staat, „ en de Admiraliteits Collegien daar van „ hadden." Voorts elk uitdaagende om de in 't wilde gedaane betigtingen met voldoende bewyzen te ftaaven, zullende, zo lang deeze niet opkwamen, en in regten genoeg beweezen wierden, alle naamiooze eerroovende Gefchriften, fchandvlekkende Gefprekken , ingewikkelde of rechtftreekfche Verdenkingen, en haatlyke Uitïtrooizels ten zynen laste, houden voor Lasteringen en de Uitftrooijers van dezelve voor Lasteraars en Eerroovers ( * ). Eens geankerde opfpraak laat niet ligt los, dit ondervondt de Hertog, en kreeg zyne Verontfchuldiging by het Volk weinig ingangs ; meer was die te beurt gevallen, aan een Brief, ten zynen laste van eene agtbaare hand middelerwyle in 't licht ge- ko- £*) N. Nederl. Jaarh. 1781. bl, 193^. VIII. BOEK. I^Sl. Brief van W. V.LYNDEN, den Hertog; betreffende.  na VADERLANDSCHE VIII. boek. I781, komen. De Heer Baron d.w.vaniyk* den, Afgevaardigden wegens Zeeland ter' Vergaderinge van hunne Hoog Mogenden , was van zyn buitengewoon Gezantfchap aan het Z-veedfche Hof te rug geroepen, om die gewigtige post aan het Hof van IVeenen te bekleeden. Hy hadt dezelve eerst aangenomen; doch daar naa verzogt des verfchoond te mogen zyn. De afftand van een zo aanzienlyk Gezantfchap klonk vreemd, over de redenen van die verandering werd zeer verfchillend geredenkaveld. Eenigen, die het diepst in de Staatsgeheimen meenden in te zien, gaven voor, dat men de oorzaak voornaamlyk, zo niet alleen, daar in te zoeken hadt, dat de Hertog van brunswyk zich by Keizer josephus den II, toen hy, om deezen tyd, op zyne Reis door Holland, in 's Gravenhaage was, ongunftig ten opzigte van den Baron hadt gefprooken , die daar op zou hebben laaten blyken, dat Jonkheer van lynden hem min aangenaam zou weezen. Schoon de Brief door deezen Heer aan hunne Hoog Mogenden ingerigt, dit niet duidelyk behelze, vervat dezelve de zigtbaarfte trekken van zyn hooggaand misnoegen over den Hertog, 't Zal der moeite waardig weezen het grootfte gedeelte van de taal diens Staatsmans af te fchryven, en zal men, in aanmerking neemende, dat deeze Brief in Hooimaand reeds ingeleverd was , zich te meer over de gemelde Bekendmaa- king  HISTORIE; Ho king des Hertogs, in Wynmaand verwonderen. Hoe zeer ik ook, " ichryft hy, „ met ^ allen genoegen en erkentenis, herdenk e „ de byzondere blyken van Uw Hoog Mo„ genden vertrouwen en goedkeuring over „ myne geringe, doch welmeenende, poo„ gingen ten besten van den Staat, geduu„ rende myne refidentie in Zweeden aange„ wend, en my daar door aangezet vondt, „ om de aan my gedefereerdePost van Uw „ Hoog Mogenden Extraordinaris Envoyé „ aan het Hof van Weenen, te acceptee„ ren, te meer, daar ik, nog te Stokholn, „ zynde, van wegen den Heer Prins var „ kaunits ritberg, authentique verzekering bekomen hadt , dat myne „ benoeming aan dat Hof, niet onaangenaam zou zyn, gelyk zulks ook dooi het getuigenis van den Heer Baron vac „reischach, is geconfirmeerd ge„ worden , zo ben ik , egter, door een „ byzonder onderzoek van my zeiven, et „ van de byzondere omffandigheden, waai „ in de Republiek verfeert, met opzigl „ tot derzelver interieur Politiek Beft uur. „ overtuigd geworden, van de onmoge„ lykheid, om thans, overeenkomftig mei s, mynen welmeenenden yver voor hel „ Vaderland, aan het zelve buitenslands „ van dienst te kunnen zyn met dat effect. a, 't geen myne Patriottique gevoelens er 3, de aangelegenheid der Zaaken, die mo „ gelyk aan het Hof van zyn Keizerlyki s, Majefteit te tracteeren zullen zyn, we IV. i^el. H » vnr. bo ekj I78l. f [ «I  414 VADERLANDS C HE vm. boek. „ zouden vereifchen ; en het derhal- „ ven voor my te prefereeren was van deeze Commisfie te worden gedispen„ feerd. „ De beweegredenen, die my daar toe voornaamlyk moeften aanzetten, heb ik. „ de eer gehad aan zyne Doorl. Hoogheid ,, den Heer Prins van oranje, als het „ Eminente Hoofd deezer Republiek, am„ pel mede te deelen, en ik fchroome niet „ insgelyks voor Uw Hoog Mogenden „ open te leggen myn, zo ik meen, ge„ fundeerd Bezwaar, het geen hoofdzaakj, lyk hier in berust. Dat ik, zo uit hoofde myner Geboorte, als van „ myne Bediening, Mede - Regent van dee„ zen Vryen Staat zynde, verpligt ben deszelfs fundamenteeleRegeeringsvorm, „ te weeten het Verbond van Zeven Sou3, veraine Geweften , hebbende aan het „ Hoofd een Vorst uit het Doorl. Huis „ van Oranje en Nas/au, te helpen main„ tineeren, en alle Influentie van Vreem„ den , hoe hoog ook van Geboorte, of „ magtig in Gezag, te recufeeren en tegen ,3 te gaan, en de Eer en Independentie ,, van den Staat te handhaaven. In >s hoe verre nu deeze gevoelens van Pligt „ en Vaderlandsliefde overeenftemmen met „ de Ingresfie, die ik vermeene dat de Heer „ Hertog lodewyk van bruns- „ wyk in de Staatsdeliberatien heeft zal ik gaarne aan het verlicht en equitabel „ oordeel van uwe Hoog Mogenden en w van het geheele Bondgenootfchap, over- „ laa*  HISTORIE. «5 laaten; als mede of, en in hoe verre, „ door Hooggem. Heer Hertog, by de }, Meerderjaarigheid van zyne Doorlugt. „ Hoogheid den Heer Erfftadhouder, ten 3, Jaare mdcclxvi, poogingen zyn „ aangewend om zich als Conjulent of éés, nig Confüiarius van het Eminente Hoofd „ deezer Republiek te doen aanftellen, eft „ erkennen, en daar door zyne Doorlugti„ ge Hoogheid te dispcnfeeren van uit de bekwaamfte en getrouwfte Regenten en „ Minifters van den Staat te formeeren ,, een Raad, waar in zo de binnen- als de „ buitenlandfche Aangelegenheden van de Republiek naar behooren gepondereerd, „ overlegd en geprepareerd zouden wor* den , om vervolgens, ten beste van des* „ zelfs goede Ingezetenen, door de Sou* s, veraine en Executive Magt ten uitvoer „ gebragt te worden. Eene inrigting, die in Monarchique, zelfs Despotique, Re„ geeringen, voor goed gehouden en in „ gebruik zynde, te meer van applicatie fchynt op dit Gemeenebest 3 aangezien „ deszelfs gecompliceerde Regeeringsvorm „ niet alleen; maar ook doordien het voor- beeld van voorige Heeren Stadhouderen sj de noodzaaklykheid en nuttigheid daar 3, van genoegzaam bevestigt." Naa erkentenis van en dankbetuiging voor de goede dienden door den Hertog in hoedanigheid als Voogd van zyne Doorlugtige- Hoogheid beweezen; en van zyne hoogagting voor den Militairen Rang en Tali 2. \m' vm BOEKi  VIII- B O e k. I78l. Taal van Jonkheer VAN DER CAPELLE? TOT DE ÏU VADERLAND'SC HE lentendes Hertogs , verklaart hy ten Hot. „ Doch voor het overige aan Hooggem, „ Heer Hertog geene QuaUteit of Titul „ kónnende erkennen om in zaaken het „ Politiek Bcjhtur 'deeze Republiek concer- neerende, eenige zelfs indirecte influen„ tie te hebben, en my verbeeldende, dat dezelve nogthans plaats heeft, zo vind ,, ik my genoodzaakt Uw Hoog Mogen-. den by doezen te moeten verzoeken, „ my, voor het tegenwoordige, van alle „ buitenlandfche Bezendingen , hoe ook „ genaamd, te willen dispenfeeren; ter„ wyl ik nogthans, by meer gunftige om,, Handigheden, gaarne, en met allen vlyt, myne geringe vermogens zal impendee„ ren en in 't werk ftellen, tot zodanige ",, Commisfië of Emplooy, waar toe Uw „ Hoog Mogenden my zullen bekwaam „ oordeelen , ten meeften nutte van den „ Staat, en van het Doorlugtig Erfftadhou„ derlyk Huis, welke beicïe belangen 011- affcheidbaar zyn, en voor welke geza- menlyk ik myn geftadig opregt en ge„ trouw aahkléeven en yvër betuigc, zul- lende ik nooit nalaaten blyken te gee- ven van myne liefde tot het Vader- „ land (*)•" Jonkheer van der capellen TOT de marsch liet ZÏch Op den Gelderfchen Najaars Landsdag, in deezer voeae hooren. „ Wordt niet, door geb heel C*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1387.  HISTORIE. "7. I, heel Neder/and, aan den aanhoudenden j, invloed, dien de Heer Hertog van „ brunswyk, Veldmarfchalk van dée„ zen Staat, op den Geest van den Heer „ Erfftadhouder heeft, de voornaamfte „ oorzaak van 's Lands ongeval en rampen „ toegefchreeven? Blyft de Natie met, „ meer en meer, aandringen, dat de Her„ tog verwyderd worde ? Is de afkeer en 5, haat tegen dien Prins niet zo verre ge,, yorderd , dat eene Voorzigtige Staat„ kunde eischte,- aan de Stemme des „ Volks gehoor te geeven? En wel dies te meer; wyl gemelde Hertog zich tot heden voor die Natie, van 't geen hem „ door onderfcheide aanzienlyke Leden der Unie, zo openlyk wordt ten laste „ gelegd, niet heeft gezuiverd? Kan de a, Natie zich vernoegen met de Vryfpree„ king des Hertogs, door hunne Hoog „ Mogenden, op zulk eene onbeftaanbaare „ en onwettige wyze, gedaan ? Kunnen „ de regtvaardigende Belluiten van zom„ mige der Bondgenooten dien Heer van „ de opgelegde blaam, voor de Vierfchaai des Volks ontheffen ? Wie zou durven „ beweeren dat in deeze zaak alzins naai „ de Order en Gefteltenisfe der Regeering ,, is gehandeld? Is het gedrag der Afge„ vaardigden van dit Gewest ter Algemee„ ne Staatsvergadering niet ten hoogden „ af te keuren? en wel zo dat ik vertrou,„ we, dat U Ed. Mogenden, in 't ver„ volg, tegens zulke overfchreiding a.der H 3 „ pae- VIII: BOEK.  vm. BOEK. mi¬ ni VADERLANDSCHE „ paaien van het aan hun toevertrouwd „ gezag, kragtdaadig zullen waaken. 1 „ De klagten en ongegronde vorderingen „ des Hertogs hadden nimmer een onder„ werp der Raadpleegingen van de Staaten „ deezes Gewests moeten worden : en „ des niet tegenftaande, de Naakomeling„ fchap zal het nauwlyks gelooven, heeft .„ men kunnen goed vinden, zonder voor,,'afgaand onderzoek, of men hiertoe be3, voegd was, dan niet, een voor den „ Hertog alzins vleiend en regtvaardigend „ Befluit, by meerderheid van Stemmen te neemen. Een Befluit, Ed. Mogende 3, Heeren! ftrekkende om de loflykfte poo?i gingen voor 's Lands behoudenis va» 5, aanzienlykc Leden des Bondgenoots, fchaps, in een ongunftig daglicht te ftelM len: Poogingen, egter, die volkomen, » door den tyd, den welverdienden roem >, zullen weg draagen, en die, zo als het „ zich gunftig laat aanzien, meer en meer „ ftaan onderfteund te worden. Door dit vooruitzigt blyft 'er nog hoope van „ redding over. En zullen Eensgezind„ heid en goede Trouwe , daar U Ed. 5, Mogenden gewis met my om bidden, in „ ons Gemeenebest herleeven, dan dient „ voorzeker de Oorzaak, die zulks belet, „ de Algemeene Steen des Aanftoots, te„ gen welken een ten top gereeze afkeer Vj plaats heeft, uit den weg geruimd te „ worden. En, in de daad, daar „ de Hertog, dien men eene zo diepe „ Staat-  HISTORIE. 119 j, Staatkunde toefchryft, ligt kan bezef„ fen , dat zyne tegenwoordigheid wel „ verre is, van dienst aan den Lande „ te kunnen doen, is het te verwonde„ ren, dat die Prins, op het voorbeeld „ van andere Staatsmannen, niet voorlang aan 's Volks wil en begeeren vol„ daan heeft (*)." 't Ontbrak den Hertog, die op den klemmenden Brief des Heeren van lynden, niets gedaan heeft, fchoon dezelve verre van Naamloos was, aan geene Voorfpraaken. De Koningen van Deenemarken en Pruisfen lieten, door hunne Gezanten, by de Algemeene Staaten hun verlangen betuigen , dat zy het daar heen mogten ftuuren,dat deeze netelige zaak, tot genoegen van den Hertog, mogt afloopen (f). Dan, fchoon hy in zynen klaagbrief aan de Algemeene Staaten , byzonder te kennen gaf, ook de eer te hebben van Marfchalk in 's Keizers dienst te zyn, vindt men geen Ipoor dat deeze, juist ten dien tydè een goed deel der Nederlandfche Gewesten doorreizende, zich zyns aantrok, of voor hem eenigen den minden Stap deedt. 't Gedrag van josephus den II te Amfterdam, zyne gemeenzaamheid meC den Burgemeefter rendorp, een deibekende Overleveraaren van het Vertoog tot 's Hertogs bezwaar, zyne betuiging by Bur- (*) Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1882. (t) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl, 1731J H 4 VIII. boek. Deenemarkenen Prut», [en werken ten voordeele des Hertogs. Vaa den Keizer vindc men 't niet*  ï2d 'VADERLANDSCHE Vm. boek. De Herjog geeft Burgemeefteren op 't Stadhuis (*), wyzen in tegendeel uit hoe zeer hy omtrent deezen, als mede over de Regeering van Amfterdam, te vrede was. Hoewel men op uiterlyk vertoon en woorden in de Staatkundige Wereld niet altoos af mag gaan, moeten 'er zich reden voor het tegendeel opdoen, om 'er een ftrydige verklaaring met derzelver natuurlyke aanduiding, aan te geeven; en geheel ongevergd was zyne hier onder- gemelde taal: die zo min zweem van Engehchgczindheid hadt als zugt voor den Hertog aanduidde. Of hy in byzondere Gefprekken met den Hertog, en den Heer rendorp dit ftuk, toen leevendig, aangeroerd en 'er zich over geuit hebbe, is wel te denken, fchoon wy daar van niets kunnen bepaalen, of opgeeven. Het kon den Hertog niet onbekend blyven, dat, fchoon deeze en geene Gewesten (*) Men was natuurlyk zeer nauwlettend op 't sredrag des Keizers, om tc verneemen welk eene Party in den Lande hy zich toegedaan betoonde. Wat hy dcedt, wat hy fprak, nam men in opmerking; en heeft by, naar 't getuigenis van veelen , behalven zyn openbaaren vriendlyken ommegang met den Heer Burgemeefter rendorp, te Amfterdam, affcheid neemende, ten flot, deeze woorden gebruikt: Mesjieurs j'ai ra votre grande Ville aveo beaucoup de plaifier. Je faifis aVec bezucoup d'émpresfement cette oecafion de voüs dire, que je vous regarde comme des vrais Patrieties. Je parle comme je'penfe; ce eft a dire en Cosmalite. Mesjieurs, perfifies dans vos fentimenis vos Citoyens feront heureuxl N, Nedeii. Jaarb. 17S1. bl. 1351. 1353.  HISTORIE. 121 ten gunftige gevoelens voor hem hadden uitgebragt, het overal niet zonder haapering was toegegaan, als mede dat veele der aanzienlykfte Leden van Hollands Staatsvergadering , zyn doen en klagten , met een ongunftig oog aanzagen, dit bewoog hem om, in Slachtmaand, zich te vervoegen by het Voorzittend Lid van hunne Hoog Mogenden, den Heer pagniet, met eene nadere Verklaaring, {trekkende naar zyn voorgeeven, tot wegneeming van alle misvattingen, welke zelfs by eenige Leden van Staat in de Gewesten fcheenen plaats te vinden, ten aanzien van denzin en waare bedoeling van zyn vervoegen by hunne Hoog Mogenden. Zyn oogmerk was daar mede nimmer geweest om van Hun een geregtlyk Onderzoek zyner zaake, n >ch vervolgens by Hun eene onmiddelyke Voldoening te verzoeken; maar alleen om, in zyne betrekkinge als Veldmarfchalk van deezen Staat, de hooge befcherming te vraagen van hun Hoog Mogenden als hem bekleed hebbende met dat Character, van zyn perfoon in deezen onaffeheidelyk, waarom hy oordeelde, dat de blaam op zyn Perfoon gelegd, aan Hoogstdenzelven ook niet onverfchiilig kon weezen; ten einde hy, door hunne gunftige tusfchenkomst, daar van mogt worden gezuiverd ter plaatze, en in dier voege, als zulk* zoude behooren. Zich voorts beroepende op zyn Gefprek met den Voorzitter, naa het inleveren zyns eerften Vertoogs. ■ Niets viel 'er op dit ftuk dan dat de AfgeH 5 vaar- VIII. boek. l?8l. feden, waarom hy zich by hun Hoog Molenden vervoegdbadc.  «sa VADERLANDSCHE vm. BOEK. 't Plakaat «Je Boekhandel in Utrechne zeer bepaalendc,verzagt. (*) N. Nciieri. Jaarb. 1781. bl. 2095. ■Cf} Zie bier boven bl. 95 en 104. vaardigden verzogt werden', van den inhoud kennis te geeven aan de Staaten hunner Gewesten, om 'er agt op te liaan in hunne raadpleegingen over den zo veel gerugtst maakenden Brief door den Hertog ingeleverd. —■— Voorts bleef de zaak , dit Jaar hangen, alleen hadt, vóór deszelfs uiteinde, Brielle zich vervoegd by de tien Steden , die den ftap en de klagten des Hertogs wraakten (*). Wy zouden den tyd te veel vooruitloopen met hier meer te boeken van dit Staatsgefchil, 't geen niet weinig de aandagt en werkzaamheid veeIer Staatsleden aftrok van de gewigtiger onderwerpen, die de tydsgefteltenis opleverde. Hoe volyverig men in Gelderland en Utrecht was om , ter gelegenheid van de zaak des Hertogs, de Vryheid der Drukpersfe, de fterklle fteun van 's Lands Vryheid, tè bepaalen, hebben wy opgemerkt (f); doch gingen Staaten des laatstgemelden Gewests in hun Plakaat zo verre, dat het volvoeren van 't zelve een volftrekten ondergang des Boekhandels, in de Academieftad van het Sticht zeer bloeyende, dreigde; waarom de Deekens en Overlieden van het Gilde een Verzoekfchrift by de Staaten inleverden , ftrekkende om aan te toonen hoe zy met geene mogelykheid, hun Arbeid en Handel, in ee-  HISTORIE. 123 eenige uitgebreidheid, veilig konden voortzetten, indien dezelve blootgefteld bleeven aan de onbepaalde, en van willekeur afhangende, uitdrukkingen des Verbods. Deeze met veel oordeels en vrymoedigheids voorgeftelde bezwaaren hadden ten gevolge, dat hun, by voorraad vergund werd de Verkoop van alle zodanige Boeften en Gefchriften, van welken de Schryver of de Drukker daadlyk by den Verkooper bekend, en binnen een der Zeven Geweften, of in de Gencraliteits Landen, woonagtig was ( * ). Onder deeze bcpaaling, wel begreepen zeer gefchikt ter weeringe van fchandvlekkende en oproerige Schriften, die te meermaalen in deezen Lande aanleiding gegeevcn hadden tot een deerlyk lot der veidienstlykfte Staatsmannen (f), kon met geene mogelykheid gebragt worden zeker volftrekt naamloos Boekje, ten Tytel voerende Aan 'tVolk van Nederland, 't Zelve was, als op één oogenblik,door geheel het Gemeenebest verfpreid, aan veele voornaame Lieden en anderen, voor niet gezonden, by nagt en ontyde geftrooyd, en geheel onbekend eenigen Boekverkoopcren, by aantallen, ten verkoop toegefchikt. Het ontmoette greetige Leezers, en daar het alierongunftigst fprak van zyne Hoogheid C*) N. Nederl. Jaarb. 1781. hl. 1508. 2203. Ct) Pest van den Neder-My* 1 Deel, bl, 351- VIII. BOEK. I?8X. 't Boekje Aan ,t Volk van Nederland verboden.  i24 VADER LANDSCHt; VIII. BOEK. I781. heid en alle de Voorzaaten des Stadhouders, daar het veele Regeerings Perfoonen gispte, en ingerigt fcheen om eene volflaagene Volksregeering aan te pryzen niet alleen , maar, des noods, met geweld te doen ftand grypen, verhieven veelen der misnoegden over het tegenwoordig beftuur van 's Lands zaaken, dit Werkje ten hemel, als behelzende volgens hun inzien het rechte middel om zo als zy het noemden van Dwinglandy, onder welk eene gedaante ook bekleed, ontfiaagen te worden. Geheel anders zagen Staaten van Utrecht 't zelve in, die het, als een Allerfnoodst Laste:fchrift, verboden, en eene belooning van honderd Gouden Ryders uitloofden aan den Ontdekker van den Schryver of Uitgeever (*). — Die van Gelderland beloofden daarenboven Strafloosheid aan den Medepligtigen, als hy het geheim uitbragt (f). ■ In Staaten van Holland hadden veele Leden zich volftrekt ongenegen betoond , om gehoor te geeven aan den eisch van hunne Hoog Mogenden, wegens het verbieden van eenige Schriften ten lafte van den Hertog. Twee Leden van het Hof van Holland begaven zich, toen dit Boekje onder den man gebragt was, ter Staatsvergadering om een Plakaat tegen 't zelve te beraamen. De gevoelens waren verdeeld zommigen wilden, te dier gelegenheid, een algemeen Verbod van alle dooreb N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 2301. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1885.  HISTORIE. ia5 doorftrykende Gefchriften afgevaardigd; anderen 't zelve tegen het zo berugte Werkje beraamd hebben. Men wil, en't is niet vreemd , dat de Afgevaardigden van Amfterdam, in 't midden bragten, hoe men zo veel haasts niet betoond hadt, om het Politiek Vertoog te verbieden: fchoon 't zelve rechtftreeks tegen de Regeerders hunner Stad was ingerigt, en gefchaapen om het Gemeen tegen een Lid van de Souveraine Regeeringe, ware het mogelyk, op te hitzen. Het Verbod tegen dit Boekje bepaald ingerigt, was in Holland fterker dan elders, behalven de Belooning van duizend Gouden Ryders, onder ftrafloosheid aangeboden voor den Ontdekker, ftelde men zesduizend Guldens en uitbanning voor altoos buiten Holland en Westfriesland', op het nadrukken en verfpreiden. Ja, om zo veel mogelyk het •zelve te weeren, voegde men'er by, dat, vermits eenige Perfoonen, om hunne onbetaamelyke handelingen te bedekken, zouden kunnen voorwenden dat het Libel, Aan 't Volk van Nederland aan hun onder een bloot Couvert was toegezonden, zonder te konnen zeggen, door wien of van wat plaatze, alle Boekverkoopers, Boekdrukkers , en voorts elk wie 't zelve, mogt gezonden worden, 't zy om te verkoopen, te vereeren, te leenen, of te leezen, gehouden zouden zyn 't zelve terftond te brengen en over te leveren aan den Officier of Magiftraat, onder bedreiging, dat zy anders als Verfpreiders van. 't zelve zouden aau- VIII. BOEK.' I781.  *z6 VADERLANDSCHfi VIII. boek. TOSEPHÜS Ï>E II, doorreist deeze Gewesten., (*) N. Neder!. Jaarb. 1781. bl. 1905. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1908, aangemerkt als de zodanigen, op bovengemelde wyze geftraft worden (*). i Op den voordragt der Afgevaardigden van Gelderland ter Algemeene Staatsvergadering, dat zy in 't zekere onderrigt waren, hoe het meergemelde Lasterfchrift herdrukt was , en alom in de Generaliteits Landen, verfpreid werd, gaven Algemeene Staaten een dergelyk Plakaat tegen 't zelve uit in de Landen der Generaliteit (f). ■ Geene ontdekking van den Schryver of Drukker »olgde op een zo ruim aanbod; veelvuldig waren de gisfmgen; doch het bleef een diep geheim. En fchoon men alles hadt aangewend om 't leezen te beletten, bezaten het veelen, en was het onder de tiand te bekomen. De ftrengheid der Plakaaten, wrogtmede om de graagte der nieuwsgierigheid op te wekken: natuurlyk viel de gedagten, dat 'er veel in moest fteeken ter ontdekking van de thans zo verwarde Staatsgefteltenisfe, en de middelen tot herftel. De denkbeelden daar in voorgehouden waren zaaden, die, met den tyd, in 't hart van veele Landzaaten wortel fchooten. In het voorbygaan hebben wy niet kunnen naalaaten iets aan te flippen van de reis des Keizers josephus den II, die in Hooimaand, onder den naam van Graaf vau  HISTORIE. m tan falkenstein, deeze Geweften een bezoek gaf. Wy kunnen, fchoon ons tot geen verfiag der byzondere ontmoetingen inlaatende (*), niet voorby 'er iets van op tekenen 't geen tot de Vaderlandfche Hiftorie byzondere betrekking heeft. 's Keizers oogmerk om zyne Nederlanden en ook deeze Gewesten met een bezoek te vereeren, hier bekend geworden zynde , beflooten de Algemeene Staaten hem te Brusfel, door den Gezant hop, een Gezantfchap van vier Leden uit die hooge Vergadering aan te bieden, om den Vorst, van wegen dit Gemeenebest, in deszelfs Nabuurfchap te begroeten; doch hy bedankte voor dit aanbod, en kwam,alleen vergezeld van den bejaarden Graaf de tercy, in de Vereenigde Gewesten. Rotterdam, 's Grayenhaage, Leyden, en Haarlem hadden het genoegen hem te zien ; -hy vertrok na de Helder, waar hy op den ■Texelftroom 's Landsfchip van Oorlog dAdmiraal Generaal, en op zyne hertocht da Dorpen Broek in Waterland en Zaandam bezigtigde, en vervolgens te Amfterdam niets bezienswaardigs overfloeg ; naa een kort (*) Men vindt ze in een Stukje getyteld: Verhaal der Reize van Z. M. de Keiz:r joseph • de II, in Rolland. Benevens een aanhangzel van gebeurtenis/en, getrokken uit de Reize van Z. M. in de Oofienrykfche Nederlanden. Het beloop der lleize door deeze Landen , en de voornaamfte ontmoetingen ziet men opgetekend in de N. N#* éerl. Jaarb. 1781. bl. ijyi enz. VIII. boek. I78l.  i23 VADERLAND SC HE vin. Soek. 1781. Vrees dat •s Keizers ReisStaatkundigeon onzen Handel cngunftige oogmerkenzou gehad hebben. kort verblyf te Utrecht vertrok hy, over 's Hertogenbosch, na Maaftricht. Wegens zyne Onderzoeklust, Oplettenheid, Kunde, minlyke Gemeenzaamheid en Edelmoedigheid , was elk voldaan. Veelen, nogthans , vervuld met het denkbeeld, dat de Keizer tot Engelands zyde overhelde, hadden geen goed oog op de bedoeling diens Vorften, in het bezoeken zyner Nederlanden, en van het nabuurig Holland; zy werden in dit ongunftig denkbeeld gefterkt, door den overtocht des Hertogs . van Glochester, om met den Keizer te Brugge een mondgefprek te houden. Wat 'er ook van dit onderhoud geweest hebbe, gaat het vast, dat het niet veel omtrent Staatszaaken heeft uitgerigt, althans josephus den II niet overgehaald om deel in den Oorlog te neemen, of de zyde van Engeland te kiezen, 't Is zeker dat hy,in 's Grayenhaage en te Amfterdam, met voornaame Perfoonadien in afzonderlyke gefprekken, over de aangelegenheden van Europa, gehandeld heeft, doch van derzelver beloop weeten wy niets. Alleen gaat het vast dat hy, in openlyker gefprekken, geen tekens altoos gaf, van ongunftig over dit Gemeenebest te denken , of de Party van Engeland te trekken; iet waar mede Engeland zich vleidde, en waar voor veele Hollanders vreesden. Zy dagten, dat de Keizer van de tydsomftandigheden zich zou bedienen, om den Koophandel en Zeevaard, uit zyne Nederlanden herwaards  HISTORIE. iac. Waards geweeken, te herftellen; en ten dien einde voordeelige Verbintenisfen met onzen Vyand zou aangaan, de Schelde, by het Verbond van Munfter, ten voordeele van de Vareenigde Gewesten, geflooten, wederom openen, en de Oofienrykfche Nederlanden op nieuw het middelpunt des Handels maaken. Dat josephus de II, de Koopftedert zyner Nederlanden , en bovenal Oostende, begunftigde, hebben wy gezien (*); doch hier in deedt hy niets onwettigs; maar betoonde zich een Vader zyns Volks , die geene geoorlofde wegen tot hun heil leidende ongebaand Iaat. — De Antwerpenaars, by de Opening der Schelde het hoogst belang hebbende om hunne Stad, wonder ten Handel gefchikt , de oude voordeelen te bezorgen, 'en de fchoone, thans meest ledige, Beurs, als voorheen, van Koopgewoel te doen krielen , fteldcn een Verzoekfchrift op om dit by den Vorst te bewerken, de ryke voordeelen van zulk een flap ten breedfte uitmeetende. Zy leverden het over; doch kreegen ten antwoord, „ dat hy Veel deels in hunnen „ voorfpoed nam, en denzelven op allerlei „ behoorelyke wyzen verlangde te bevorde-, „ ren ; maar wat het openen der Schelde aanging , was 'er geen geringe hinder- paai; (*) Zie het III Deel onz-e-v Vadert Hijlorje 1>U 145. IV. deel. L VIII. boek. I73l, Hy flaat het verzoek der Antwerpenaarenom de Schelde te openen af.  VADERLANDS CHE VIII. Boek. 5» paal, de heilige trouw der nogftandgry„ pende Verbonden." Een Antwoord een braaf Vorst waardig, en ftrekkende tot befehaaming der bondbreukige Engelfchen, die , indien ze gelyk zommigen willen, geen aandeel hadden in de Antwerpenaars tot het doen van dit Verzoek aan te zetten, zeker gaarne zouden gezien hebben, dat josephus zo min fchroomagtig geweest ware omtrent het regt der Volksverbintenisfen, als zy, die de duidelykfte blyken gaven van dezelve niet te ontzien, Wanneer zy waanden in de verbreeking hun belang te vinden. — Hadt de Keizer toen een oogmerk, ftrydig met de Regtvaardigheid, ten opzigte van de Schelde gekoesterd , de omilandigheden, waren zeer gunstig , om het uit te voeren, en het regt van den fterkften te doen gelden: want fchoon wy op den mond dier Riviere Regt en dien in onze Magt hadden, zou men zeer in twyfel geftaan hebben om dit Regt gewapender hand te verdeedigen: dit immers ftelde, in den thans hachlyken ftand der zaaken, de veiligheid deezer Gewesten bloot voor de aannadering eens Legers, aan 't welk de Staat min het inrukken op zyn Grondgebied kon betwisten dan aan de Ooftenrykfche Vlagge het bevaaren van de Schelde. Welke ongerustheden men deswegen ook koesterde , hoe zeer het openen der Schelde als een op handen zynde gebeurtenis wefd aangemerkt, vóór dat men 's Keizers weigerend antwoord vernomen hadt, fielden zom»  Ét I S T O R I E. sommigen zich eenigermaate gerust, doordien men, ondanks deeze gerugten en de waarfchynlykheid, welke men daar aan gave, nimmer vernam dat die Vorst ten oogmerke hadt, om zich na Zeeland te begeeven;'t geen hy zyn Character om alles met eigen oog , zo veel mogelyk, te bezigtigen, in aanmerking genomen zynde, niet zou hebben nagelaaten, indien het herltel van de Vaard op de Schelde tot het plan zyner Reize na de Nederlanden behoord hadt. Dan was josephits niet in gebreke gebleeven , om zich van Antwerpen na Fikfmgen en op de Reede van Rammekens aar den mond der Schelde te doen brengen, er alles op te neemen. Gebeurde 'er niets van de gevreesdi Opening dier Rivier e, welke den Koop handel en Zeevaard der Vereenigde Gewes ten, met een nieuwen flagdreigde, jo sephus was niet lang uit de Ni derlandfche Gewesten verreisd, of 'er kwan ÖTiverwagt een ftuk van eenen anderei aart, als een gevolg zyner Reize, ter baa ne. Bekend is een ieder, die iets vai 's Lands gefchiedenisfen weet hoe veel tyd en handelens befteed, hoe veel gelds e: bloeds 'er gefpild is, om Barrière Steden of een Voormuur tegen Frankryk, in d Spaanfche Nederlanden te bekomen, die ïngevalle van een Vredebreuk met die Mc genheid, den eerften fchok zou kur nen afkeeren of, gelyk veele dagter wel ten ondoordringbaaren befchutzel ftrel I z kei] viir. B O EIii( \ i t ' 'sKeizers • voorftel . om de Barrière Steden te - fiegten. ï 1 l 3 t •> •> > '9 »  W& VADERLANDSCHE VTII. ao EK. J7ol. ken (*). Zints een geruimen tyd waretf dezelve zeer vervallen, en de Verbonden desvvegen van wederzyden gemaakt verre van flipt agtervolgd. De Keizer, by zyn. doortrekken deezer Plaatzen , derzelver deerlyk verval gezien hebbende kwam in het denkbeeld, dat het beter ware die verfterkte Plaatzen te ontmantelen, en de Krygsbezettingen 'er uit te doen trekken. Het lydt geen twyfel of Keizer j o s ephus de II. zou, daar het in deeze Gewesten geenzins ontbrak aan kundige Lieden, die niet verkleefd aan 't oude, zeer wel bevroedden, dat het geen voorheen van het uiterfte belang kon gerekend worden, nu, op zyn hoogst genomen, onverfchillig was, ja het aanhouden der Barriere Steden voor den Staat nadeelig aanzagen, by kennisgeeving van dit zyn oogmerk, len weg om het, tot wederzyds genoegen, door Onderhandeling te vinden , aangetroffen hebben; en mogt men, ter oorzaake der wederzyds verbindende. Verdragen , zulks verwagt hebben. Schor klonk, derhalven, 's Keizers bekendmaaking, door den Prins van s t ah re tuiser g, in Slachtmaand, den Hollandfchen Geer*) Men zie wa ge naar Vader. Hifiorie XVII Deel, bl. 94. 347. 488. 496. XVIII Deel, bl. 40. 71. 75. 80. go. 187. of dit alles by een gcbragt in bet Tafereel der Algemeene Gefchiedenisfen van de Vereenigde Nederlanden naar hel Fransch van a. m. cerisier, IX Deel, b}i, 36a enz.  HISTORIE. 233 Gezant hop gedaan. „ Zyne Keizerlyke „ Majefteit, welke thans zelve zyne Ne„ derlandfche Provinciën heeft bezigtigd, heeft onder anderen opgemerkt , dat „ het, om verfcheide redenen, niet meer „ gevoegelyk was daar in alle Verfterkte „ Plaatzen te behouden, en diensvolgens ,, befiooten de flegtfng met het geen daar „ van een gevolg is, van het grootjh gedeel„ te, welk tot hier toe in weezen is ge„ weest. Ingevolge van deeze bepaaling' ,, heeft zyne Keizerlyke Majefteit aan het „ Generaal Gouvernement der Nederlan„ den gelast, van wegen Hoogstdenzelven , „ hier van kennis te geeven aan hunne Hoog Mogenden de Staaten Generaal „ der Vereenigde Provinciën, om ten dien „ opzigtc de behoorelyke Orders te geeven „ aan de Generaals en andere Officieren, „ over het Krygsvolk in zyner Majefteits „ Ooftenrykfche Heerfchappyen het bevel voe,, rende." De Baron van reis ch ach, 's Keizers Gezant in 's Grayenhaage, deedt zaaklyk dezelfde kennisgeeving, in welke maar al te zeer doorftraalde hoe weinig pligtpleegings magtige Vorsten doorgaans maaken metkleinere Mogenheden. Wanneer hunne Hoog Mogenden, in de beleefdfte bewoordingen, door den Heer hop te Brusfel, en ook door den Baron van reischach aan'tHof tzWeenen, lieten weeten, „ dat zy zich te eenemaal „ buiten ftaat bevonden om een bepaald .„ antwoord te geeven: dewyl zy, uit de * overgeleverde Kennisgeeving, niet hadI 3 «9 «en VIII. boek. I78l. De Staa» ten vraagen nadere bepaaling; welke zyont-r vangen.  Ï34 V ADERL ANDS CHE VIII. BOEK. I7*8l. 3 3 „ den kunnen opmaaken, hoe veele en weh „ ke Plaatzen, tot de Barrière behooren„ de, beoogd werden, noch wat door de „ Slegting en 't geen daar van een gevolg „ is, eigcnlyk te verftaan was, noch ook ,, hoedanig de behoorelyke Orders waren, 3, omtrent het Krygsvolk verlangd", ontvingen zy welhaast van de Hooge Regeering der Ooftenrykfche Nederlanden , waar men het niet ligt waagde op gegeevene bevelen weder na Weenen te fchryven; dit antwoord. ,, Hunne Koninglyke Hooghe„ den hebben niet, dan met de grootfte j, gevoeligheid kunnen zien de uitdrukkin„ gen van welken zich hunne Hoog Mo„ genden bediend hebben: en, om tebeant„ woorden aan de byzondere verhaafting, „ die de Keizer in deeze zaak begeert, „ neemen zy geenzins uitftel om te ver„ klaaren, dat zyne Majefteit Geen enkels „ Plaats zyner Heerfchappye, in welke Hott, landfcheBezettingligt, van de Slegting der „ Vestingwerken, en 't geen daar een gevolg , van is, uitzondert. De algemeenheid , deezer bewoordingen, reeds in devoor, gaande Bekendmaaking uitgedrukt, laa„ ten geen twyfel over, wegens de oog, merken van den Keizer. Hunne Ko, ninglyke Hoogheden meenen van de ge? , voelens van hunne Hoog Mogenden, je■, gens zyne Majefteit te moeten verwag, ten, dat zy thans wel ten dien einde aan , de Generaals en andere Officieren, de behoorelyke Orders zullen doen toek©, men." De Staatsdienaar h. croum-  HISTORIE. 135 yiPEN, dat antwoord den Heer hop overhandigende, betuigde, hoe hunne Koninglyke Hoogheden niet twyfelden aan zynen yver, om 'er het behoorelyk gebruik van te niaaken; ten einde, overeenkomftig met de verwagting van zyne Majefteit, een vaardig en voldoend Befluit te bezorgen. Op zulk eene taal viel geen twyfelen aan de uitgeftrektheid van 's Keizers oogmerk; en de Staaten moeiten het zich laaten welgevallen : weshalven zy bevelen afvaardigden aan de Krygsbezettingen der Barrière plaatzen, om dezelve te ontruimen. Zy leverden intusfehen eenige bedenkingen in, betreffende de Stad en het Kafteel van Namen, waar omtrent eenbyzonder Verdrag tusfehen het Hof van Weenen en deezen Staat plaats vondt, ten oogmerk hebbende om nog nadere Vertoogen te doen, die het voorneemen des Keizers eenigzins zouden kunnen maatigen. Doch de Hooge Regeering te Brusfcl gaf den Heer hop te kennen , dat 's Vorsten bevelen omtrent het flegten van alle Vestingwerken der Steden zo ftellig waren, dat men zelfs geene Vertoogen daar tegen durfde onderneemen. Ingevolge hier van kreeg de Krygsbezetting te Namen dezelfde bevelen, als de andere , om die Vesting te ontruimen (*)• Zom- (*) 27. JUdirSs laarb. 17I1. W. 2104. 3435* VIII. boek.' I781. De Barrière Sttrien door 't Krygsvolk van den Staat ontruimd.  VIII, BOEK. penigen zyn over die Ontruimingbezwaard. Anderen houden ze voor een geluk. 136 VADERLANDSCHE Zommigen betoonden zeer groote be«" kommerdheid over het verbreeken deezer Voormuur onzes Vaderlands; huns oordeels werd Frankryk den weg geopend om, zonder flag of floot, op 't Grondgebied van den Staat in te rukken. Anderen gingen nog een flap verder en trokken 'er, in hunne Staatkundige mtzigteh, een gevolg uit, dat Frankryk, misnoegd op de Hollanders, den Keizer in zyn belang hadt weeten over te haaien, die, op aanraading des Hofs van Verfailles, dit befluit hadt genomen, om Frankryk gelegenheid te geeven, wanneer het wilde, met een Krygsmagt in 't Land te vallen. — Maar veelen, fchoon niet te vrede over de wyze waar op de Keizer, zonder eenige onderhandeling, ons deeze Barrière Steden ontnam, hielden zyn befluit voor een geluk en zegen. Zy merkten aan , dat ons Gemeenebest door die Barrières nooit voor gevaar bevryd was, noch in het toekomende kou befchut weezen. Onze Gefchiedenisfen leverden geen voorbeeld op, dat zy, ineen Oorlog met Frankryk, den aanval hadden af gekeerd: in tegendeel was als dan de bloem van onze Landmagt gevangen genomen , eer de vyand een voet op onze grenzen zette. Het geld werd aan die Vestingwerken, in weinig oogenblikken door den Aanvaller vermeefterd, verfpild, dien ook het grootfte gedeelte van onze Artillery in handen viel. Daarenboven konden zy, fchoon flerk genoeg om een groote Landmagt te fluiten, niet als een befchut- ten-  HISTORIE. 137 tende Voormuur worden aangemerkt: de■wyl Frankryk, uitwyzens de Gefchiedenisfen, om in ons Land te vallen, zeer gemaklyk door het Luikfche op Nymecgcn kon aantrekken, en, zonder veelomflags, onze grenzen naderen. De gezonde Staatkunde hielde alle Vestingwerken, te verre van de grenzen afliggende, voor nadeelig en gevaarlyk:'het onderhouden was kostbaar, het onderfteunen en de toevoer moeilyk, en konden zy ligt, van alle noodige bezorging en hulpe afgefneeden, vermeefterd worden. — Zy hielden zich. fchoon niet in ftaat om de waare reden des Keizers voor het flegten dier Vestingwerken te doorgronden, verzekerd, dat, indien dezelve meer nuttig dan fchadelyk. en bekwaam waren om Frankryk te fluiten, die Verflandige Vorst nooit tot dit Befluil zou zyn gekomen: dewyl zyne eigene Nederlanden dan aan een vyandlyken aanval werden blootgefteld, thans ten koste van dit Gemeenebest verdeedigd. —Zy oordeelden de Barrières voor de veiligheid var onzen Staat gevaarlyk. Gefield dat de Keizer voorneemens was denzelven met d< wapenen aan te tasten, of zulks vereenigd met Frankryk te doen, konhy, gelyk het gerugt in den aanvang deezes Jaars, fcheer te verzekeren, uit zyn Duitsch Ryksgebied, vóór den aanval, een ruim aantal Krygsvolk na zyne Nederlanden zenden, waar door,op eenmaal al onze Krygsmagt, al ons Gefchut, en Krygsvoorraad, in de Barrière Steden liggende, van onze GrenI 5 zen VIII; BOE K. I78l.  l$8 VADERLAND SCHE VIII. li O EK. I781. 1 ( ! 1 ( < \ 2 I b j ï 1 d k V I i v zen zouden zyn afgefneeden, en hy meester van een groot gedeelte onzer Krygsr magt. Deeze bedenking wierp het bekommerd gevoelen om verre der zodanigen, die vreesden , dat deeze ontmanteling en ontruiming , door den Keizer, in goede verftandhouding met het Hof van Verfailles, beraamd zou weezen om aan 't zelve gelegenheid te verfchaffen tot een onverhinderd intrekken in ons Land: want het zou een droevig flegt Krygsplan weezen, dat zy, in ftaat om een zeer groot gedeel:e van onze Landmagt en Artillery, op 't Miverwagtste, te vermeesteren, ons dezelve te rug zonden om onze eigene Grenssteden te verfterkem De voordeelen, voerden zy vvyders tan, die uit het flegten en ontruimen dier Vestingwerken voor 't Gemeenebest ftonlen gebooren te worden, waren geenzins tering. De twistappel over het vermeerleren der Landmagt werd grootendeels weggenomen,tusfehen dezes en zeven duifend Man kreegen wy t'huis. Deeze veraeerderden de Landmagt, zonder eenig ezwaar der Ingezetenen tot het onderioud van meerder Krygsvolks vereischt. ^ene groote fomme zou ook 's Lands kas itwinnen, die anders moest befteed woren aan het onderhoud der Vestingwet en, welker kosten te hooger liepen; der ryl 't geen het eene Jaar door den eenen ngenieur was gebouwd, in een volgend, oor een ander weder afgebrooken , vernieuwd, en, zo men het noemde verbeterd  HISTORIE. *39 beterd werd; de Jaarwedden der Gouverneurs en Commandanten, zou men nu tot Krvssbedieningen in de Republiek zelve kunnen gebruiken. Ook zou het geld door 's Lands Ingezetenen tot onderhoud desKrygsvolks opgebragt,nu door 'tzelve, binnen "onze eigene Landpaalen, verteerd tot de Ingezetenen wederkeeren, en voor geen gering gedeelte aan beladingen in s Landskas komen. Het Krygsvolk zo wel als het Gefchut en Oorlogsbehoeften zou d m tot verllerking van onze eigene Grensfteden {trekken; uit Namen alleen, ftondt men een groot aantal ftukken metaal Gefchut, thans zeer noodig, tewagten (* ). Zeer zamenilemmende met die denkbeelden, is het begrip over deeze zaak door een Schryver onzer Vaderlandjche Oefchiedenhfe gevormd,als hy aanmerkt. „De Veldtocht van den Jaare mdccxlvii 9' bewees de waarheid eener bedenking, 35 dat eene zo hachlyke ligging der Bar" riere Steden ten allen oogenbhkke den Staat blootftelde, om zich ingewikkeld S> te zien in een Oorlog met Frankryk, " voor de belangen van eene vreemde Mot " aenheid, als mede de nutloosheid van * alle die Bezettingen, om het hoofd te " bieden aan de talryke en wel afgengte Troepen van een Krygshaftig en magtig " Volk , 't welk zy moesten beteugelen. „ De C*) P'Ji van den Neder-Jthyn I Deel, bl, 3*7- VIII. boek. 1781.  «4o VADERLANDSCHB VIII. Boek. 1781 5 „ De verkryging en het behouden der ,, Barrière hebben alleen fchadelyke Oorlo1, gen en drukkende Belaftingen voortge„ bragt. Hoe veel moeite hadt het bewaa„ ren in ? Hoe groote geldfommen gingen „ ten Lande uit, zonder ooit weder te „ keeren? Wanneer men in bedenking „ neemt hoe veel kwaads zulks verooras zaakt heeft aan een Staat , die nooit ftrafloos kon afwyken van een vreed„ zaam en bezuinigend Stelzel, zou men „ welhaast in de gedagten komen, dat een „ zekere booze Geest die verkeerde Staat„ kunde in boezemde, en zeggen dat het ,, Huis van Ooftenryk , de oogen van de „ Hoofden des Volks betooverd hadt, om ,, hun te verbinden, dat zy , ten kofte „ der grondregelen van hunnen Staat, „ voor 't zelve Plaatzen bewaarden , die „ 't zelve, uit hoofde van de afgelegen„ heid, niet kon bewaaren. Ook heeft dit „ Hof, zo ras het', door de Verbintenis„ fen met Frankryk aangegaan, van dien „ kant niets te vreezen hadt, het masker „ afgeligt, en zich bediend van het tyd„ ftip, waar in het Gemeenebest zich niet ,, kon beroepen op het gegeeven woord „ van de Handhaavers der Barrière. De „ Keizer heeft, door zyne Staaten eener „ vreemde Onderwerping te onttrekken, „ het Gemeenebest ontheeven van eenen 4 zeer zwaaren last, om welken af te wer„ pen het misfchien zelve geen moeds ge, noeg zou gehadt hebbenf zo veelmeer „ vermogen dikwyls oude vooroordeelen n dan  historie. h* n dan weezenlyke belangen! Doch de p Verbintenis des Keizers met Frankryk „ van eene veel betwistbaarder vastheid „ zynde dat het voordeel van de vernieti» ging der Barrière voor 't Gemeenebest, „ is, in dit geval, die ftap nog voordeeli„ ger voor 't zelve dan voor hem (*)." In den voorleden Jaare was de Bergplaats voor 's Lands Oorlogfchepeu by Texel in 't Oudeveer gzzogt; maar niet voldoende bevonden (f). De Zeecapitein w. d. van bouritius den verloopen Winter met een Fregat, in 't Vlie binnen gezeild, hadt in de Sloot en aan het Pierveld, niet alleen geduurende denzelven een goede leg- en zitplaats gevonden; maar oordeelde dezelve eene zeer fchoone Bewaar- en Havenplaats voor alle foort van Schepen, bevryd voor alle belemmering of kruijinge van het Ys, en zeer gemaklyk in en uit te zeilen met eene genoegzaame diepte van water.Hy gaf des by eenen Brieve berigt (§). Dan, fchoon het aangenaam was te verneemen, dat het Vlie den Schepen 's Winters eene veilige Legplaats aanboodt, hadt men dezelve liever in Texel als zynde dieReede, in veele opzigten, boven het Vlie te ftellen. De Leden van den C*) Tafereel der Algemeene Gefihiedenisfen van de Vereenigde Nederlanden naar 't Fransch van M-. cerisier IX Deel, bi. 302. Ct) Zie het II Deel onzer Vadert. Hif.orie bl. 480. (S) N. Nederl. J3arb. 1781. bl Sö8. Voer 'i aar 1782. bl. 63. VIII. li O EK. Het maaien van sen Ha^en voor Ie Oorogfehepen in 'é Nieuwe Diep be« paald.  i}3 VADERLAND SC HE vm. BOEK. I78l. < 1 den Zeeraad te Amfterdam preezen, by eenen Brieve, het maaken van een nieuwe Haven in het Nieuwe Diep voor 's Landsfchepen aan, als de gefchikfte plaats, die de noodzaaklykheid, om zich tegen ysgang te beveiligen, denKoopvaardyfchepen voor lang hadt aangeweezen, en door het wegneemen van een Bank, welker vergrooting ook den Koopvaarderen deeze veilige legplaats dreigde te ontzeggen, tot dat einde kon bekwaam gemaakt worden. De voorflag ontmoete een gunilig gehoor. Alleen de Steden Dordrecht en Alkmaar lieten aantekenen, dat zy met genoegen in het doen der voorgeflaagene bezigtiging der plaatze, en het ontwerpen van 't vereischte plan, konden ftemraen; doch zwaarigheid maakten om het daar by beflootene daadlyk te volvoeren, als behelzende eene gansch onbepaalde befchikking over 's Lands kas; niet alleen eene nieuwigheid zonder voorbeeld, maar die. veelligt, by voorkomende gelegenheden , aanleiding tot naavolging, ai dus tot verdere ongelegenheden in 't gewoon beloop der zaaken, zou kunnen geeven. Medenhlik bragt een Raadflag uit, ïie meer naar eigenbelang finaakte. Men remde de gefchiktheid van het Nieuwe Diep niet toe, en veelmin dat de voorgeflaagene Bewerkftelling omtrent de Bank tot meerder voordeelt des Handels zou ftrekken: m wilde ten kragtigften 'er op aangedrongen hebben, dat in dit Befluit, de woorlen zouden gevoegd worden. Alles onver* oir.deid hun Edele Greot Mogende Refolu- tiïn  HISTORIE. H3 tien van datis 15 July en a December 1648, en 't geen daarby tegen de Timmeradie daar ter Plaatze was vastgefteld; waar aan zy zich hielden, ten einde geen nadeel aan de Steden zou worden toegebragt. — In gevolge van het genomen Befluit gefchiedde de aanbefteeding in Herfstmaand deezes Jaars (*). Hoewel het buiten ons plan loopt de byzondere verrigtingcn der onderfcheide Maatfchappyen in ons Vaderland te vermelden , kunnen wy niet voorby eene belangryke Bekendmaaking hier te boeken door den Oeconomifchen Tak van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenühappen te Haarlem, ten deezen Jaare, gedaan. Naamlyk dat dezelve, 's Jaarlyks, tot wederopzeggens toe, vierduizend Guldens afzonderde om daar voor, ten dienfte der Koopvaardye en Visfcheryen deezer Landen, alle Jaaren één honderd behoeftige Jongelingen boven de twaalf en beneden de zestien Jaaren, binnen de Republiek gebooren , en tot de Zeevaard geneegen, uit te rusten. Tot deeze Uitrusting zou ieder JongeMng achten-twintig Guldens verftrekt, en naa volbragte reize, wanneer hy zich wel gekweeten en ten minflen negen maanden in dienst geweest hadt, zes Guldens , ter belooninge gegeeven worden. Om Ouders, Voogden en Armbezorgers, of Godshwizen, aan te moedigen beloofde men zes Guldens ter ver- (*) Xffot. van Hall. 10 April 1781. N. Nederl. Jaarb. ff%ï. bl. 868. Voor 't jaar 178a. bl. 63. VIII. BOEK. I/SI. DeOeco- nomifche Tak der ' Haarlem* yïAïMaatfchappyebevordert de Zeevaard.  ^44 VADER LAND S CHË vfir.i BOEK. Plan ter verbetering van denLandbouw en Veefokkery in Friestand, < j < \\ atersnood in j Gelderland. *- r ï -\ 2 I d I d g ƒ C*) iv". Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1164. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 1271. C§) 2V>^r/. Jaarb. 1781. bl. nrj, vereeringe, als zy zulks begeerden, voo^ het aangeeven van ieder Jongeling (*). Toonde zich de Oeconomifche Tak, in deezer voege, bedagt op de Koopvaard en Visfchery, in Friesland ftelde men een Ontwerp voor, volgens 't welk eene Maatfchappy de Verbetering des Landbouws en der Veefokkery in dat Gewest, op eigen rekening, zonder veel te waagen, zou bedroeven, 't Zelve lag ter tekening voof ïén of meer Ducaaten, by de Heeren Se:retarisfen en Predikanten. Ook kon ieder :ich by intekening verklaaren hoe veel hy >ver hadt voor eene pooging om de Schoolneefters en Schoolkinderen aan te fpooren, in der algemeene Nyverheid een prikkel te ;eeven (f). Mogt Zeeland zich in 't Voorjaar verteugen over een veel beloovenden Zaadiogst op de bedykte Floogplaat, waar me» eeds eenige Huizen, Schuuren en een lerberg gebouwd zag, als mede een geregeld /eer op Vlisfingen aangelegd was, terwyl ich de beginzels tot de ffigting van een >orp vertoonden (§); Gelderland bezuure het leed van een droevig Waterwee. >e Nieuwspapieren waren opgevuld met e bedroevendfte berigten , wegens eene eweldige Overftrominge in het Ampt tnshen Maas en IVaal, die in 't zelve ruim tndQfjj  HISTORIE. T4J tv-nntig Dorpen meest alle in het ronde aan de Dyken gelegen , nevens een gedeelte des Ryks van Nymegen, onder water zette. Hoog Rivierwater , opftoppende Ysdammen dreigden een algemeen gevaar aan de wederzydfche Bewoonderen. In 't Ampt van Maas en Waal, agtte men zich, door het losraaken van den Ysdam by Nymegeu, op den avond des zeven- en- twintigften van Louwmaand van gevaar bevryd} doch, toen weinig uuren naa dat men zich te bedde begeeven hadt, de Inbraak op het onverwagtst, by donkere maan voorviel, was de fchrik, het gekerm, en de akelige toeftand, van de Inwoonderen der Dorpen naast by de doorbraaken gelegen, onbefchryflyk. Door het geraas des ftortenden waters ten bedde uitgedreeven , van de duifternis omringd, wiften de ongefukkigcn niet waarheen met Vrouwen en Kinderen ter lyf berging te vlugten. Over de Dyken ipoelde de Rivier twee en drie voeten hoog; op zolders en-in boomen was geen meer veiligheid, dan op de waggelende dyken: -het water, met vreeslyk geweld, door de Dykbreuken heenen ftroomende, voerde veelDryfys met zich, bedekte vcde Landeryen met Zand , en overweldigde met onwederltaanbaare kragt, Menfchen, Beesten, Sluizen, Schuuren, en Geboomte, alles verdelgende en mede {kepende. Dertien Menfchen, een groot aantal Paarden, Hoornvee, Schapen en Varkens kwamen om in deezen jammerlyken nood, en leeden de Imvoonders aan WooIV. deel. K nin- vin; boek»  14-6 VADERLANDSCHE vm. BOEK. I78l. 1 ( < ningen, Vee, Tabak, Hennip en Hooi fri dit Ampt, eene fchade by eene nauwkeurige begrooting, ter fomme van 150390 guldens opgegeeven. Het akelig noodgelui der Alarmklokken van Wamel en Dreumei, als mede de fchielyke val des Waters, kundigde de Tielenaars aan dat de Dyk aan de overzyde doorgebrooken was ; men hoorde van de wallen dier Stad, ale mede van de Dyken boven en beneden dezelve, het jammerlyk gekerm der Menfchen, en het loeijen des Vees, aan den anderen kant der Riviere. Ondertusfchen was 'er dien nagt, noch den volgenden dag, wegens het fterk gaan van het dryfys, geene mogelykheid, om zonder oogfchynlyk leevensgevaar, over de Rivier te komen, ten einde de ongelukkiger! hulpe toe te brengen. De eerfte hulp ontvingen zy op den negen- en- twintigften van veele plaatzen uit de bovenfte gedeeltens van het verdronken land. Schuiten haalden de Menfchen, op zolders,hooibergen of het geboomte gevlugt, af, om ze op veiliger plaats te brengen, of onderftand te bezorgen , het Vee, zo veel mogelyk te redden, en de zulken, die in de wooningen bleeven, te verzekeren dat 'er dage[yks na hun toe gevaaren zou worden, om Sïun van nooddruft te bezorgen; waar in lie van Batenburg, in 't overftroomde ^mpt gelcegen, weinig van den vloed geleien hebbende , byzonder hebben uitgemunt. Zo ras 'er mogelykheid was werlen van Nymegen en Tiel, zo van wege de Re-  HISTORIE. 14? Regeeringe des Ampts, als door de milddaadigheid van veele byzondere Perfoonen, verfeheide Vaartuigen met de noodwendigile leevensbehoeftens afgelaaden. Eenigen, wier naamen in de byzondere Berigten deezer Overftroominge vereeuwigd zyn, begaven zich derwaards om 't geen zy zelve voor de Ongelukkigen gefchikt, of by anderen verzameld hadden, uit te deelen, en hielden daar mede dagen aan. Het getal der Huisgezinnen in deezer voege bezorgd beliep vierhonderd vier- en - vyftig, uitmaakende tweeduizend een honderd en éénen - veertig Perfoonen. De Heer jacob neomagus, Graaf yan Randwyk, Amptman, Regter, en Dykgraaf des Lands tusfehen Maas en Waal, voelde zich niet alleen , door hulpryk mededoogen, maar ook door zyne betrekking als Amptsman, kragtig aangefpoord tot onvermoeide poogingen, ten behoeve der noodlydende Ingezetenen zyns Ampts. Op zyn verzoek verleende eb Wethouderfchap van Nymcgen verlof, om binnen die Stad en het Schependom, eene openbaare Inzameling te doen, welke 1417 Guldens opbragt. Doch daar deeze en andere Giften , in de nabuurfchap der overftroomde Landen, niet toereikten werd men bedagt om ook buiten Gelderland de Christlyke Milddaadigheid op te wekken; ten einde in ftaat te genaken , niet alleen om zo lang de Watersnood duurde, aan de talryke menigte der behoefdgen Voedzel en Dekzel, en aan K 2 hun VIII. boek» 1781. Hulp den ongelukkigentoegefchikt.  3É4& VADERLANDSCHK vin. BOEK. I73l. Inzameling ten hunnen behoeve in Holland. hun Vee onderhoud te verfchaffen; maar om ook, naa het wyken der Wateren, den behoeftigften te gemoete te komen, tot herftel der vveggefpoelde of befchadigde Wooningen, en aankoop van Vee in ftede van het verongelukte, als mede van noodzaaklyk en onontbeerlyk Bouwgereedfchap: want aan de fchaavergoeding van Hooi, Hennip en Tabak was niet te denken, ook zag men 'er te ligter van af: dewyl deeze opgelegde Goederen voor een gedeelte behoorden aan Lieden door den vloed niet geheel in armoede gedompeld, of aan Eigenaaren buiten het Ampt, voor wier rekening de Tabak en Hennip daar lagen. By de Overftromingen in Gelderland, in den Jaare mdcclxx en mdcclxxi, voorgevallen hadden zich de Heeren Hendrik jan rink, nevens zyne twee Broeders Dr. g. j. rink en Mr. s. rink in de uitdeelingen aan de noodlydenden doen kennen als rechtfchapen Armbezorgers (*); doch tevens de moeite en omflag van zulk een beltuur ondervonden: niet te min liet hy met zynen Broeder s. (*) Hoe zy zich toen van dit Liefdewerk kweeten, was bekend door het uitgegeeven Verhaal wegens de twee laatjle Overjlroomingen in de Betuwe, de Graaffchappcn, Buuren en Kuilenburg, en aangrenzende Landen; mitsgaders wegens de wyze , op Welke de Penningen, in den Jaare 1778 tn 1771 te Rotterdam en eldtrs, ten voordeeleder noodlydenden in die overftroomde Landen ingezameld, aangelegd en bejleed zyn. Te Rotterdam by A.R.RENBERG in den Jaare 1773 gedrukt.  HISTORIE. 14c, s. rink, fchoon buiten het Gewest der Overftroominge woonende, zich overhaalen om dien last weder op de fchouderen te neemen, en beraamde, met den gemelden Graaf van randwyk, en anderen, een plan van uitdcelinge op denzelfden voet van Algemeenheid en Onpartydigheid, alleen naar gelange van den nood, zonder aanzien van Gezindheid (*), als plaats gehad hadt in de twee voorige Uitreikingen. Gelukkig was de Heer h. j. rink, tot verligting der voorgaande nooden, gedaagd by eenige Rotterdamfche Menfehenvrienden, die in Holland de verzameling gedaan hadden. Hy vervoegde zich weder tot hun, en vondt ze gereed tot dien liefde arbeid. De Heeren gerr.it de koker, cornelis van den bosch, elias van nymegen, gerard van n ymegen, pieter de koker, SALOt mon van nymegen en jacob verveer, bedienden zich'van de Nieuwspapieren om den nood van het overftroomde Land, zo wel als het Plan ter verligting, gcmaklyk en fpoedig hunnen Landgenooten bekend te maaken. Zy droegen zorge om deeze niet alleen, maar ook het ftraks aangetoogene Verhaal, by rondgaande Brieven te zenden aan zulken hunner Menschlie- ven- (*) Meer dan-drie vierde der thans ongelukkigcn, waren Rooms chgezinden. Berigt uit eeia Brieve van den Heer gerrit pe koker, K 3 VIIT.' BOEKi 1781,  ijfo VADERLANDSCHE vm. ÏOEK. vende Vrienden in verfcheide Steden en Plaatzen van ons Vaderland, van welker medewerking zy in deezen iets goeds verhoopten ; en beyverden zich in hunne eigene Stad aan 't werk der Inzamelinge. Wel gaarne wilden hulpryke harten, door deeze Heeren opgewekt, het haare toebrengen om dit werk te onderfchraagen, en beliep het ingezamelde 31812 Guldens, 't welk de verwagting der Gelderfche zo wel als Rotterdamfthc Inzamelaaren verre overtrof; te meer daar men geene ongegronde vreeze hadt , dat de drukkende rampen des Oorlogs op veelen, anders gewoon wel diep in de beurze te tasten, eenen ongvmftigen invloed zouden hebben: dan de Milddaadigheid der Liefderyke Landzaaten blonk uit, in weerwil dier hinderlyke omftandigheden. Men wendde alles aan tot een fpoedig herftel der vyf Doorbraaken in de Wdaidyken; doch met dit herftel waren zy niet geholpen, wier Landen onder Dreumel en Wnmel gelegen, door het vloedwater, ter hoogte van verfcheide voeten, op zommige plaatzen, met zand bedekt, geheel of ten deele niet gebruikt konden worden, eer zy met groote koften 'er het zand afgewerkt hadden. Zommigen vonden, naa het droog worden des verdronken lands, hunne akkers geheel weggefpoeld, en, door het overftorten , in kolken en uit fchuuren, des'nedervallenden waters, in diepe Waterpoelen veranderd. Veelen moeiten niet weinig van hun Land misfen door  HISTORIE. 151 door het leggen van een nieuwen Dyk over 't zelve en het uitgraaven der Landeryen om de doorgebrooke Dyken te bekrammen , en vervolgens geheel op te maaken. De laage peil tot welke, in 't Voorjaar , de Rivieren de Maas en Waal gedaald waren, gaf gelegenheid, dat men het ingeloope vloed water, zo ras de Dyken geheeld waren, fpoedig loosde. In 't laatst van Grasmaand waren de Landen geheel droog, en hebben de meefte, door den daar op volgenden gunftigen Zomer een goeden Oogst, opgeleverd: een medewerkende zegen des Hemels op den arbeid der liefde aan deeze Ongelukkigen beweezen ( * ). De Opftellers der Ferantwoordinge, hier beneden aangehaald, maaken, in't ilot van hun Berigt, deeze juille en herinnerenswaardige aanmerking. „ De blyken van „ ongemeene en onverpligte Milddaauig1 „ heid ( * ) 7Ae Verantwoording der Penningen ingezameld ten behoeve der Bewoonderen van het Ampt tusfehen Maas en Waal, nevens een voorafgaand Berigt van dien Waternood en eenige Bylaagen. Te Rotterdam by j. burgvliet 1773. Ernst zeydelaar gaf in Maart 1781 een zeer leezenswaardige Befchryving van den geduchten Watersnood, en deszelfs droevige gevolgen, in het Ampt van Maas en Waal, voorgevallen tusfehen den 27 en 28 Janur.ry 1781, briefswyze medegedeeld, door een Vriend in Gelderland aan zynen Vriend te Amfterdam. Te Utrecht by d. baars. In de N. N^^rl. Jaarb. 1781. bl. 295 333 als mede bl. 543 557 vindt men zeer vee'ia byzonderheden. K 4 vm BOEK. 1781.  i52 VADERLANDSCHE VIII. BOEK. •1/81. Begraafplaatsbuiten Zuilen aangelegd, en 't begraaven in de Kerk verboden. I „ heid, by deeze en zo veele andere Over„ ftroomingen door Hollands Ingezetenen „ aan hunne Gelderfche Nabuuren zo edelmoedig betoond, behooren de Pro„ vincie van Holland dierbaar te maaken „ aan de overige, door den band der Unie „ vereenigd. En aangezien dit meerder „ vermogen van Holland eeniglyk fpruit uit deszelfs uitgeftrekten Koophandel en „ Zeevaard, zo mag het den overigen Bondgenootcn, met naame den Gelder' „ fchen, gansch niet onverfchillig zyn, of „ die Takken van Welvaard bloeijen, dan „ kwynen. In het laatfte geval zouden de „ Hollandfche Beurzen ophouden onzen ?, noodlydenden Medevaderlanderen de ge- reede toevlugt te verfchaffen, welke zy, „ ingevalle van Watervloed, nu zo menig„ werven ondervonden hebben (*)." Eenigen tyd geleden was , door het voorbeeld van zommigcn (t)> de uit bygeloof oorfpronglyke en fchadelyke gewoonte om in de Kerken te begraaven, tegen gegaan, en hadt dit de aandagt der beminnaaren van goede verbeteringen in Vaderlandfche misbruiken zodanig getroffen , dat eenigen zich Begraafplaatzen buiten de Godshuizen verkoozen ; de hoop daar uit opgevat, dat eene zo gewenschte zaak fpoedig een vry algemeenen ingang zou vinden, verdween welhaast geheel Verantwoording bl. 19. :( + ) Zie het II Deel onzer Vadert. Hijlortt A. 240.  HISTORIE. 153 heel nogthans bleef dit niet in vergctelnisfe en gaf het Dorp Zuilen aan de Vecht, ten deezen Jaare, het eerfte voorbeeld zo veel wy weeten, in deeze Gewesten om het begraaven in de Kerk te eene maale af tefchafïen. De Regeering dier Plaatze werd te raade, om onder goedkeuring der Staaten van Utrecht, als mede van den Heer van zuilen, even buiten het Dorp, eene nieuwe Begraafplaats aan te leggen, en met bewilliging der Ingezetenen, zich te verbinden, alle Lyken, zonder uitzondering, aldaar ter aarde te beftellen. De Heer en Vrouwe van zuilen waren in deezen niet alleen lofiyke Voorgangers; maar weezen zelfs ten dien einde eene gefchikte plaats aan, welke zy aan de Inftelling vereerden; dezelve werd met een fteenen muur omringd, vercierd met een fraaye poort, met dit Opfchrift wy leeven om te sterven (* ). Is 'er, om zo te fpreeken, geen kwaad zonder eenig inn.engzel van goed, het begraaven in de Kerken heeft, van voorlange, gelegenheid gegeeven om 'er Grafgedenktekens voor groote en vermaarde Mannen in op te rechten. Verfcheide Kerken in onze Gewesten pronken daarmede, en heeft Delft hier in geen gering aandeel. Mogt deeze Stad zich beroemen dat de onfterflyke huig de groot binnen haare muuren het eerfte leevenslicht aan- fchouwd C) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 768, VIII. boek. 1781. Graftombe voor H. DE GROOT te Delft opgeregt:'  154 VADERLANDSCHE vm. boek, fchouwd hadt, zy mogt, in dit Jaar, naa een verloop van bykans twee Eeuwen, roem draagen op het bezit van een voortreffelyk Gedenkteken , tot verdere vereeuwiging van 's Mans naagedagtenisfe, by zo veele andere Gedenktekenen van beroemde Vaderlanders , opgerigt. Dit Praalgraf, op last, en ten koste der thans in weezen zynde Naakomclingfchap van dit Licht der Geleerdheid en Staatkunde, vervaardigd, en in het Choor der Nieuwe Kerk te Delft, ter rechter zyde der Vorstlyke Graftombe, geplaatst, beftaat uit eene Antique Architectuur van Arduinfteen, by uitftek fraay gepolyst , in zich benuttende een halfronde Nisfe, waar in een Naald van Zwart Marmer met een Sluier van Wit Marmer omgeeven. Voor deeze Naald ftaat, op een verheeven Voetftuk, m het midden een Lykbusfe, met een krans van Cypresfen - bladeren omvlogten', ter regter zyde een Kinderbeeldtje heb' bende een omgekeerde uitgebluschte Fakkel in de flinker- en het Wapen van hdgo de groot in de regter hand; en ter flinker zyde 's Mans Beeldtenis, in een Medaillon, 't welk met een Lauwrenkrans gekroond , rust op zyn alomme beroemd Werk De Jure Be/li ac Pacis, terwyl zyne overige Schriften, waar onder byzonder zyn uitmuntend Bexys van den waar en Godsdienst in het oog valt, daar nevens liggen. ■ Voor het Voetftuk zelve is een Tablet van Wit Marmer, met het volgend Opfchrift: HU-  HISTORIE. 155 HUGONI GROTIO S A C R V M. PROD1GIVM EVROPAE, DOCTI STVPOR VNICVS ORBIS. NATVRAE, AVGVSTVM SE SVPERANT1S OPVS, INGENII COELESTIS APEX, VIRTVTIS IMAGO, CELSIVS HUMANA CONDITIONE D E C Y S , CVI PEPER1T LIBANI LECTAS DE VERT1CECEDROS DEFENSVS VERAE RELIGIONIS HON O R, f,VEM LAVRV MAVORS, PALLAS DEC ORAVIT OLIVA, QVVM BELL O ET PACI PVBLICA JVRA DAR ET, QVEM THAMESIS BATAVAE MIRACLVM ET SEQVANA TERRAE VIDIT, ET ADSERVIT SVEONIS AVIA SIBI, GROTIUS HIC SITVS EST. TVMVLO DISCEDITE, QVOS NON MVSARVM ET PATRIAE FERVIDVS VRIT AMOR (*). PETRUS BURMANNUS SECUNDUS. Hel Gelukkig dus in 't Neder duit sch gevolgd, TE VITI. SOEK. t  155 VADERLAND SCHE VIII. boek. 3781. ter gedagtenisse van HUIG de GROOT. Europa's- Wonder, dat Geleerdheid doet verft ommen, Het Prnnkftuk, waar Natuur zich zeiven overtreft, Hei Beeld der Deugd, 't Verftand, tot 's Hemels top geklommen, V Cieraad, dat boven 't lot des Menschdoms zich verheft, Dien ivaare Godsdienst, voor wiens eer hy Jlreedt, beloonde Met de célfie cederen van Libans kruin gehaald, Dien Pallas met Olyf en Mars mei Lauwren kroonde Toen hy de Wet voor Vrede en Oorlog heeft bepaald , Dien Theems en Seine, om Jlryd, een Wonderwerk beleden Van Neerland, dien de Zweed zich eigende als Gezant De groot ligt hier. Wykt van dit Graf met fnelle fchreeden, Gy, die door Vaderlands - noch Wysheids Liefdt brandt, (*") Hollandfche Hiftorifche Courant van 15 Feb; en 2 Juny 1781. De Maaker van dit Kunstftuk, her m anus van zvvoLL, Mr. Beeld-en Steenhouwer te Delft, heeft 'er eene Plaat van in Het geheele Werk, boven aan het Frontespice en doorgaande met eenige verdere cieraaden, weinige in getal, om het eenvoudig fchoon door geen overmaat van, Bywerk te ontluiftcren , voorzien, ftaat op een Bordes drie fchreden hoog, en is door een yzeren Hek afgeflootcn _( *), Hoe*  HISTORIE. 15.7 Hoewel de Weersgefteltenisfe in dit Jaar zo zeldzaam niet was als der twee voorige Jaaren (*), verdient ze nogthans eene korte aantekening , en zullen wy met dezelve dit Bock benutten. Op een in 't licht gegeeven. Bekend is het, dat men eerst gedagt hadt, voor de groot te Delft, gelyk voor er as mus te Rotterdam , een Beeld op te rigten, en men naderhand te raade werd een Prar.lgraf in 't Choor der Nieuwe Kerke te laaten houwen, op 't verzoek des Zoons en der Dogtcr van dien nooit volpreezen Man; een verzoek waar in de Regeering van Delft op den 21. July 1Ó63 bewilligde , mits alvoorens het Opfchrift daar op te doen ftellen, aan Heeren Burgemeefteren medegedeeld, en derzelver goedkeuring daarvan erlangd werd. üe vermaarde Kunstenaar en Beeldhouwer romboüt verhulst, die naderhand de pragtige Graftombe van den Admiraal de ruiter vervaardigde, tekende 'er een Ontwerp van en boetzeerde het in aarde: het Werk bleef, om welke reden wordt niet gemeld, fteekeu. Doch de Hr. cornelis van alkeiaad e heeft 'er eene Afbeelding van medegedeeld in zyne Inleiding tot het Ceremonieel en de plegtigiteden der Begraafenisfen, en door de befehikking van dien Kunstvriend, vinden wy het geplaatst in de Hiftorie van het Leeven des Heeren huig de groot, door caspar brandt Cll a. v. C a t- teneurg, II Deel, bl. 416. 't Zelve is in eeKen geheel anderen Smaak, en, onzes oordeels, heeft het uitftel een grootfeher Praalgraf aan die Eer van ons Vaderland gefchonken. 's Mans waar. de en verdienften hebben 'er ons langer by doen vertoeven, dan de aart onzer Hiftorie fchcen te veroorloven; doch welk Letter- en VryhcidsMinnaar kan ter loops van dit onze dagen tot roem ftrekkend Gedenkteken fpreekeu .' (*) Zie het 11 Deel onzex VaiWU Iiifiorie M. 218. 483. VIII. BOEK. I781. Lugt- en weersgefteltenisfeen Sterfte in dit Jaar.  158 VADERLANDSCHE VIII. BOEK. 1 een maatig harden Winter volgde een ongemeen drooge Gras- en Bloeimaand. De daar door fchraale Weiden werden in Zomermaand eerst door een milden regen verkwikt. Dan, niet tegenftaande die droogte, ftonden de Boomen wel ééne maand vroeger groen, en kwamen de vrugten een gelyken tyd vroeger dan in andere Jaaren, dezwaare Dauw 's nagts vallende, fchynt veel toe de vrtigtbaarheid toegebragt te hebben. De Boomvrugten waren overvloedig, en de Aardappelen, die gevvenschte vervulling voor de fchamele Gemeente, door derzelver menigte, zogoedkoop dat de prys de helft nauwlyks beliep van dien des voorleden Jaars; een zegenryk voorregt in deezen voor veelen werkloozen tyd. De ganfche Hooimaand was droog en heet ; doch de Oogst kwam voordeelig binnen, en op denzelven volgden overvloedige regens. — Dezelfde beklaaglyke Naajaarsziektens , als doorgaans zich naa heete Zomers vertoonen, woedden weder in veele ftreeken. In Gelderland, en ;enige andere Gewesten, rigtten niet alleen Gakoortzen, maar ook de Roodeloop deerlyke verwoestingen aan. In Holland heerschten zeer veele Koortzen, zelfs op anders voor gezond gerekende plaatzen. Schoon te Amfterdam en in andere Steden, meer Menfchen ten grave gefleept werden dan in 't voorgaande Jaar, 't welk reeds ;en plaats in de Sterfjaaren verdiende, befpeurde men de fterfte nergens in dien hoogen trap als te Haarlem, waar het week-  HISTORIE. 159 weeklyks getal Dooden, in 't Naajaar, en zelfs nog in den Winter , twee en drie : dubbel het'gewoone getal overtrof, en ondanks de vermindering der Inwoonderen, door de fterfte des voorleden Jaars, de geHorvenen nog veel meerder waren. Bovenal hadden de Krygsbezettingen aan de Zeekusten, zo in Holland, als in Zeeland, geen klein aandeel in deeze volkwegrukkende Najaars ziekten ( * ). (*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 2303 en de Sterflysten in die voor 't Jaar 1782. bl. 1 enz. VA- VIII.' 3 O E K.' [781.  VADERLANDSCHE HISTORIE. NEGENDE BOEK. INHOUD. IX. ED EK. Sloffe van dit Boek. Hun Hoog Mogenden dringen op het vermeerderen der Zee- en Landmagt aan. Zy laaten eene Petitie doen tot den aanbouw van Negentien Zwaare Schepen. Aanmerkingen van Friesland op eenige Uitdrukkingen in de Petitie van den Raad van Staaten. Weigert in de Vermeerdering der Landmagt en het Vsldleger deel te neemen. Stemt in den Aanbouw der Negentien Oorlogfchepen. Holland doet het desgelyks, en dringen Gecommitteerde Raadcn aan op het opbrengen der Toegeftaane Gelden: als mede op het vermeerderen der Landmagt en het oprigten van een Veldleger. Voorflel van zyn Hoogheid om de Vloot uit het Voetvolk van den Staat te bemannen. De Schotfche Bri*  historie; 161 Brigade in Lands Krygsvolk veranderd. V'ffchillen over de Uitfchryving van den DankVast- en Bededag. Inhoud van denzelven. Wat 'er ter Vergadering van Holland over voorviel. Misnoegen onder de Landzaaten. Veele Leeraars houden 'er zich niet aan. In, Vlisfingen wordt den Predikanten een Byvoegzel tot de Uitfchryving gegeeven. Friesland verwerpt de Uitfchryving, en laat eene andere uitvaardigen. Inhoud van denzelven. Maandlykfche Bedeftonden in eenige Gewesten vastgefield. Goes wil uit hoofde van de Werkloosheid de Bedeftonden ftaaken: wat deswegen in Zeeland voorviel. Ooft ergo levert een ontwerp tot het houden van Bedeftonden in, 'i •welk tot geen befluit komt. Plan ter Uitrusting ter Zee voor dit Jaar. Begrooting van "t getal der Schepen 3 welken men reekende0 dat dit Jaar gereed zouden weezen. Beraaming van het Plan, om gamenfchaplyk met Frankryk tegen Engeland voor de aanfiaande Campagne te ftryden, door alle de Gewesten aangenomen. Antwoord des Franfchen Afgezant s op dit voorftel. De voorwaarde van den Franfchen Afgezant geëischt, door httn Hoog Mogenden aangenomen. Wederzydfche Plans uitgewisfeld. Voordeelen der Nederlandfche Schepen uit de Volkplantingen komende in de Franfche Havens toegeftaan. Hoe gebrekkig het op onze Volkplantingen in de West- Indien gefield was. Capitein e. c. staring doet een vergeeffchen Kruistocht. Acht Koopvaardyvaarders behouden na Elfeneur geleid. Onder byundt zeilen eenige Oorlogfchepen uit en weder binnen. Et- iv. deel. l m ix. boek»  ifo VADERLANDSCHB IX. 110 ek, fie Engelfche Floot op de Kust. De in Zet zynde Schepen gcwaarfchouwd en gered. Het uitkopen uit Texel ongeraadcn geoordeeld* Schikkingen in 't Vlie gemaakt. Naderë handelingen met den Franfchen Afgezant over het gemeenfchaplyk Plan. Bedenkingen op het in de Havens blyycn onzer Vloot. Overleg des Zeekrygsraads in Texel ova 't uit- of niet uitkopen. De voor- en nadeelen tegen elkander overgefield. Het uitkopen als nog ongeraaden gekeurd by dien Krygsraad. De Gecommitteerde uit de Admiraliteiten keuren dit goed. Nadere Raadflag over het uitkopen; weder als ongeraaden in gezien. Plan van uitzeilen aan den Vice Admiraal opgegecven. Zyn Befluit daar op. De Vloot zeilt onder den Vice-Admiraal hartsinck uit. Wat dezelve uitvoerde. Valt weder binnen. Rondgaande Brief van Zeeland aan de Bondgenooten over de Werkloosheid. Voor fel der Afgevaardigden van Leyden om onderzoek na de Werkloosheid te doen. Wat deswegen ter Vergadering van Holland voorviel. Dordrechts goedkeuring. Schiedams omhelzing. Goudas en Aikmaars gevoelen. Verfchillende begiippen en beoordeelingen der Landzaaten over dien Voorflag, Voorftel van zyne Hoogheid, waar m Tiy zich beklaagt en Verantwoording belooft. De Vergadering van Holland fcheidt voor drie Weeken, 'twelk veel opziens baart. Het Vlorftel van Leyden, ter Vergadering van Holland, met nog vier Vraagftukken vermeerderd. Bezending aan zyne Hoogheid benoemd. Onderfcheide begrippen der Staats- 10  HISTORIE. i&& leden ever den last dier Bezenditige. Polvoering dier Bezendinge by zyne Hoogheid. De Admiraal Generaal levert by hun Hoog Mogenden eene Memorie in. Brief tot geleide. Slot des Vertoogs. Hoe onderfcheide men deeze Memorie beoordeelde. Dank-Adres der Leydfche Burgerye, wegens den Voorflag door ■den Raad gedaan. Staaten van Holland keuren den Brief van Zeeland goed. Wat 'er by Gelderland over den Brief van Zeeland voorviel. Aanfpraak van van zuilen van nyeveldt te dier gelegenheid. gehoon, in den voorleden Jaare, veele Plans ter Vredehandelinge, in de harsfenen der Staatkundigen, of die zich verbeelden Staatkundigen te weezen, gefmeed, fchoon 'er, met de daad, Ontwerpen van meer belangs ter baane gebragt en aangevangen waren (*), fchoon men deeze laatile, in dit Jaar voortzette, en andere te werk ftelde, welke op zyne plaats moeten vermeld worden, zullen, wy nog een Jaar zonderlingen Oorlogs , vol van de vreemdfte binnenlandlche Lotgevallen, te befchryven hebben, eer wy een einde zien aan eenKryg, die wanneer wy de Toebereidzelen , met den Aanvange deezes JaarSj in overweeginge neemen, met alle heftigheid, fcheen doorgezet te zullen worden. £*.) Zie hier boven bl. i. h 9 LX. boek; 1782. Stoffe va» Üt Boek,  46*4 VADERLANDSCHE IX. 1J0EK I782 HunHoo; Mogenden dringen op bet vermeerderen der Zee- en LandBiagt aan Eenige trekken uit den Brieve van hun' Hoog Mogenden, met de gewoone en bui- • tengewoone Petitie en Staaten van Oorlog aan de Gewesten rondgezonden , zullen ; ons eenigermaate hunne denkbeelden over ' den Staat des Vaderlands open leggen. ' „ Wy kunnen , verklaaren zy, onder an„ deren, zo min als zyne Hoogheid en de „ Raad van Staaten, ontveinzen, dat de „ gefteltenis, waar 't Gemeenebest zich in „ bevindt, zeer duifter, ja, allergevaar„ lykst en hachlykst is ; aan den eenen kant ingewikkeld in een kostbaaren „ en verderflyken Zee-Oorlog met het „ nabuurig Ryk van Groot Brittan„ je, welks ligging en uitgeftrektheid tegen over onze Kusten en Zeegaten, „ het uitloopen onzer Koopvaardyvlooten, „ zonder de befcherming van talryke en „ fterke Convoyen van Oorlogfchepen, „ tot eene natuurlyke hinderpaal ftrekt. „ Naa meer dan eene Eeuw met dat Ryk „ in Vrede en Bondgenootfchap geleefd te „ hebben, zyn wy, door 'tzelve, aange„ vallen, en wel op't onverwagtst, tegen „ den Inhoud der Tractaaten, eer wy ons „ in ftaat hebben bevonden, om een Zee5, Oorlog , waar toe zo veel vereischt „ wordt, te kunnen voeren: terwyl het „ zelve zich, daar en tegen, allerfterkst ter Zee gewapend vondt. < Aan 3, den anderen kant wordt de Staat aange„ fprooken door den Keizer, om de Plaat„ zen der Barrière te laaten flegten, waar „ van het eerfte gevolg is, de geheele » O"  HISTORIE. 165 £ Ontruiming van de meefte dier Plaatzen. „ Op zich zeiven zyn ze, Namen uitgezon-: „ derd, 't welk altoos als de Sleutel van „ de Maas is aangezien, en in ftaat gehou„ den, van geen nut, door het verval, j, waar in ze geraakt waren; doch de wyze „ op welke die Slegting gevorderd, en met zo veel verhaaftings uitgevoerd „ wordt, geeft ons reden om .te vreezen, „ dat het Tractaat van Barrière, met al „ het geen daar toe aanleiding heeft gegee- ven, en al het geen 'er het gevolg van is, „ den bodem zou kunnen worden ingefiaa„ gen, en dus van alle zyden een Zamen„ ftel ftaat vernietigd te worden, waair aan „ de Voorvaders zo veel gewigts hebben „ gegeeven , en aan welkers invloed zy „ altoos, naast de Godlyke Befcherming, „ de behoudenis van hunne Vryheid en „ Onaf hanglykheid pleegen tae te fchry„ ven. „ In deezen toeftand van zaaken is het „ zeker en zonder tegenfpraak, dat de „ Staat, in de eerfte plaats, zich ter Zee, „ met alle magt, moet wapenen, om ter „ Zee in ftaat te zyn van niet alleen def&n„ fief, maar was het mogelyk, offenfiefte „ handelen. Als men vyandlyk wordt „ aangevallen moeten alle poogingen wor„ den aangewend om den Vyand tegen te „ gaan aan dien kant, al waar dezelve ons „ aantast; met één woord wy moeten „ Schepen, wy moeten een Vloot hebben. „ De Handel, de Ziel van den Staat is 'er „ ten hoogften aangelegen, en kan, zonL 3 » IX.. [78a.  166 VABERLANDSCHE LX. BOEK. „ der dat, niet ftaande gehouden wor„ den. Terwyl, aan den anderen kant, „ de Ligging der beide boven gemelde „ Landen,niet alleenvereischt de grootste „ en moeilykfte omzigtigheid om 's Lands „ Schepen, en den beproefden Moed j, van derzelver Bevelhebberen, niet roek„ loos in de waagfchaal te ftellen; maar „ ook dat de Vloot van den Staat fterk ge„ noeg zy, om, naa aftrek derbenoodig„ de Convoyen, tot dekking van deszelfs j, uitgeftrekten Handel en Bezittingen, j, meefter van de Noordzee te kunnen bly?, ven, zonder 't welk 's Lands in - en uit- gaande Schepen, zo wel als die der y,--goede Ingezetenen , ten prooi moeten £ vallen van een altoos naby zynde en „ langs de Kusten zwervenden Vyand. „ Geen tyd mag, derhalven, verzuimd 3, worden , om Equipagien te doen uit„ rusten, en Schepen te doen aanbouwen. „ De voorige tyden, waar in men in Zee„ Oorlogen is geweest, hoe kostbaar en L verderflyk voor den Handel, dezelve „ ook bevonden werden, geeven, egter, „ de voorbeelden aan de hand, met wat „ yver de zaak is aangetast geworden. „ Dezelfde Waakzaamheid en Yver kan ?, niet genoeg worden aangepreezen. De 5, bereidwilligheid met welke de Gewesten geHemd hebben, in de oprigting van 5, een Corps Mariniers, geeft ons, ten „ deezen opzigte een aangenaamst voor„ nitzigt. Wy moeten, egter, nevens 5, zyne' Hoogheid en den Raad van Staa-  HISTORIE. i$7 9, ten, by de Bondgenooten, op het ern„ ftigfte, aanhouden, om de Zaaken van „ de Zee, volgens het Plan der Admirali„ teiten , te blyven behartigen met dien „ yver , die de tegenwoordige toeftand „ van zaaken, en de aart van den Oorlog, „ waar in de Republiek is ingewikkeld, „ noodzaaklyk vereifchen; maar het kan, ,, ten gelyken tyde, van zyne Hoogheid, „ of van den Raad van Staaten niet ge„ vergd worden, dat dezelve zouden af„ zien van de Aandrangen , die zy , zo „ dert eene menigte van Jaaren agter den „ anderen, hebben gedaan, om de Repu- bliek, ook van de Landzyde, in ftaat „ van verdeediging en veiligheid te ftellen. „ Haar Voormuur, die haar anderhalve „ Eeuw tot gerustheid heeft geftrekt, „ thans weg zynde , worden 'er nieuwe „ maatregelen gevorderd om den Staat niet v ontbloot en voor den eerften Aanvaller „ ten prooi te laaten. „ Daar toe is onvermydelyk noodig. „ Voor eerst een goed aantal Troepes. ,, De weinige Battaillons, die uit de Bar„ riere-Steden binnen 's Lands getrokken „ zuilen worden , zyn niet toereikende, „ om met de Troepes, die de Staat thans „ in dienst heeft, een Leger uit te maa- ken; dus is eene vermeerdering derzelven „ noodzaaklyk, vooral in een tyd, daar „ het Syftema der meefte Mogenheden „ fchynt te zyn, hunne voornaamfte vei„ ligheid te ftellen in talryke en altoos marschvaardige Legers. M „ Ui* IX. doek;  1615 VADERLAND SCHE IX. Doek. 1782. Zy lasten eéne Petitie doen tot den aanbouw van Negentienzwaare Schepen. C*) ven HcH. 11 Jan. 1741 „ Uit dien hoofde is het al verders niet „ genoeg Troepes te hebben. Dezelve „ moeten in beweeging kunnen worden ,, gebragt. Van het daar toe benoodigde „ is de Staat zodanig ontbloot, dat, zelfs „ in tyd gevaar, geen enkel Regiment te „ veld zou kunnen trekken, en, egter, is „ de gemaatigde Petitie by den Raad van „ Staaten gedaan, om de Troepes marsch„ vaardig te maaken, tot nog toe buiten „ Befluit, ja genoegzaam buiten OverweeI, ging, gebleeven. „ Eindelyk en bovenal zal het nu noo5, dig zyn de Oude Frontieren van den „ Staat in goede Orde te brengen: tot dat j, einde is reeds, voor eenigen tyd, eene >, Petitie gedaan; maar tot nog toe al me„ de zonder vrugt (* )." Ten aanziene van de Zeemagt, waar op elk in den Lande het oog gevestigd hieldt, hadden hun Hoog Mogenden den Raad van Staaten verzogt eene Petitie te ontwerpen tot den aanbouw van Negentien zwaare Schepen, en lieten zich, in eenen Brieve aan de Gewesten gezonden, daar omtrent op deeze wyze hooren. ,, Het zal aan „ zommigen der Bondgenooten misfchien „ onver wagt voorkomen , dat wy den „ Raad van Staaten wederom verzogt heb„ ben eene Petitie op te ftellen van 8409700 Guldens, tot aanbouw van eeniv ge zwaare Schepen; daar het U Ed. „ Mog.  HISTORIE. i6> :, Mog. bewust is, dat wy, omtrent een ,, Jaar geleden , een Petitie tot den aan„ bouw van Oorlogfchepen, van over de „ Elf Millioenen, en nog onlangs, op den „ vyfden van laatstleden Wynmaand, ee„ ne Aanvullende Petitie van ruim Negen „ Millioenen , tot het zelfde einde, aan ., dezelve hebben toegezonden, maar wy „ houden ons verzekerd, (fchoon het „ kennelyk is, dat nog verfcheide Oorlog„ fchepen , en Fregatten, die de Colle„ gien ter Admiraliteit in 't begin van dit „ Jaar (*) door ons gelast zyn aan te bou„ wen, ontbreeken,) dat U Ed. Mog. egter, „ de noodzaaklykheid van deeze laatfte Pe„ titie ten vollen zullen erkennen, in„ dien zy met ons gelieven op te mcr- ken, dat de begrooting der Zeemagt, „ zo als dezelve in Lentemaand des Jaars „mdcclxxix, is gemaakt, ten dien „ tyde alleen in dier voege is ingerigt ge„ weest, om het zo laag vervallen Zee„ weezen, waaraan, naa den Vrede van „ Utrecht, bynageen handwas geflaagen: by voorraad eenig meerder aanzien te H geeven, zonder dat men als toen heefi „ kunnen denken, om dezelve te brengen „ op dien voet, zo als de Eer van de Re„ publiek, en de omftandigheden van ee„ nen Oorlog met een magtig en waakzaam Nabuur , het zelve tegenwoordig vol„ ftrekt vprderen, als mede, dat een Aan- „ bouw C*) Deeze Brief was van 31 Deo. 1781, IX. boek, 1732.  Ï70 VADERLANDSCHE IX. BOEK. 1782. s 3 9 5, » c v > ( t Aanmerking van £ Friesland op eenige } Uitdruk- i kingen, t in de Pe- ( titie van * den Raad i van Staaten. „ bouw van eenig aanbelang veel tyds ver» „ eifchende, de voorzigtigheid mede*> brengt, dat men zich in ftaat Helt door „ een geftadigen aanbouw, om de Sche„ pen, door 't geweld van den Vyand, » ongelukken der Zee, of andere rampen, » vcrlooren gaande, fchielyk te kunnen „ aanvullen: waarby nog komt, dat de „ Zeemogenheden , zich tegenwoordig ? vooral op den aanbouw van zwaare , Schepen toeleggende , wy ons in de , onvermydelyke verpligting bevinden , , (fchoon noch de Havenen, noch de Ri, vieren van de Republiek misfchien voor , zwaare Schepen zeer gefchikt zyn,) om , dezelve Mogenheden ten minften van , verre te volgen, teneinde, by eene ont, moeting met den Vyand, het nadeel aan , onze zyde niet te groot moge wee, zen." Op deeze gronden ftel¬ len zy voor, dat 'er Negentien zwaare Ichepen, zeven van zeventig, en twaalf an zestig Stukken , by de onderfcheile Admiraliteiten, zouden worden aangebouwd (*). In deeze Vorderingen, wat de Landn Zeemagt betrof, droegen alle de Gevesten toeftemming, laatende nogthans ;der zyne byzondere Neiging en Begripten doorftraalen, terwyl zy ook voorheen ;emaakte Uitzonderingen vast hielden. ~ Zeeland fprak, om in een eertyds gedaan voo?* (*) Refol.van Hol!. 11 Jan. lyiz.  HISTORIE. 171 voorftel, wegens eene Comraisfie van deezen Staat in Engeland, (wanneer de voor- : draaging van een Heer daar toe weder mogt plaats hebben,) toe te Hemmen. — Staaten vm Friesland betuigden, ter gelegenheid van liet verleenen der Toeltemminge, niet voorby te kunnen te verklaaren „ dat zy ten uiterften gevoelig waren „ over de finguliere Pofitiven , en Uit„ drukkingen in de Generaale Petitie van „ den Raad van Staaten vervat; doch dat „ zy zommige, als by voorgaande Staats„ befluiten te vooren wederlegd, onaange„ roerd zouden laaten; maar omtrent an„ dere niet wilden afzyn, eenige plaatzen „ in opmerking te neemen ; onder wel„ ken , wel voornaamlyk in aanmerking „ kwam het Declaratoir van zyne Hoog„ heid en den Raad van Staaten, dat zy, „ naamlyk , geene andere Satisfactie van „ Hoogstderzelver Waarfchuwingen hadden, „ dan dat daar uit zou blyken, dat deprefen„ te toef and van het Vaderland buiten fchula „ was van zyneDoorlugtige Hoogheid, en den „ Raad van Staaten." — ,, Eene Uitdruk„ king", (vervolgen zy, 't zyn de eigene woorden) ,, welke, onzes eragtens, nooit s, en zeker thans geheel niet te pasfe kan „ komen in de critique omftandigheden, „ waar in de Republiek zich bevindt; ee„ ne Uitdrukking, welke by een mindei „ op hunne Regenten vertrouwend Voli dan onze Ingezetenen, gebruikt dooi „ den mond van het Eminente Hoofd er s, een Illufter Collegie van deeze Repu bliek. IX. ï 0 e k;  172, VADERLANDSCHE IX. Koek. 1782. Weigert in deVermeerdering der Landmagt en het Veldleger deel te neemen. bliek, van de aller nadeeligfte gevolgen „ voor den Staat van het Land hadt kun„ nen zyn; eene Uitdrukking, welke hun „ Ed. Mogenden , derhalven, niet kun„ nen naalaaten te remarqueren, en over„ dezelve, als een gevaarlyken Hap,hunne „ uiterfte gevoeligheid te toonen, in ver„ wagting, dat hun Hoog Mogenden wel „ met hun Edel Mogenden zullen willen „ coopereeren, ten einde zulke verregaan„ de Demarches by vervolg geen plaats „ mogen hebben; voor al, indien hun „ Hoog Mogenden gelieven te reflectee„ ren, dat de zo herhaalde voorflagen tot j, verfterking der Republiek ter Zee, „ waar zy alleen zich ooit met vrugt kan „ fterken, altyd, zelfs nog ten tyde dat 5, de Republiek reeds in haare Scheep„ vaard zo wreed als wetteloos door Enge„ land benadeeld werd, zyn geannexeerd „ geweest aan eene kostbaare en nutlooze „ Augmentatie der Landmagt." „ Dat, verders, omtrent de aanvullin„ ge der Magazynen en Verfterkingen der „ Landmagt en Frontieren, de zaaken,ze„ dert het ontruimen der Barrière-plaat„ zén , welke te haarer bezettinge, een „ merkelyk getal van de Armé van de „ Republiek noodig hadden, zeer van „ gedaante veranderd waren: terwyl hun „ Ed. Mogenden in het denkbeeld fton„ den, dat het onmogelyk was , dat dc „ Republiek zich aan de Landzyde tegen „ haare magtige Nabuuren met de Wape„ nen befcherme, 'er aan dien kant niets K over*  historie; m ©verfchoot, dan zich op de goede trou, we en wederzyds gefundeerde Tractaa- i ten te gronden, en zyne Keizerlyke en ■ *, Aller-ChristlykfteMajefteit, in Hoogst\, derzelver gedeclareerde en beweezene , genegenheid voor de Republiek , door ', Nederlandfche opregtheid, te doen vol- ' harden. — Wyders waren zy van oordeel, dat een Veldleger van geen hoe\, genaamd nut voor de Republiek, en ?, derhalven van ondraaglyke kosten voor , de Bondgenooten,zou zyn,welke Fries, land, wegens deszelfs zo duidelyk al te l, hoogen aanflag in de Generaliteis Quota , ', boven alle andere moest vermyden , l, waarom zy deeze Petitie volkomen van „ de hand weezen ( *). " Friesland, 't welk zich, in den voorleden Jaare, en thans wederom, tenopzigte van de Zeemagt, zo fterk uitte, droeg toeftemming in den Aanbouw van Negentien zwaare Oorlogfchepen, en de fomme daar toe gevorderd mits dezelve vermeerderd werd met 490125, tot den Aanbouw der verongelukte Schepen by de Admiraliteit in Friesland, te weeten één Schip van vyftig en één van twintig Stukken; dewyl onder de Negentien aan te bouwen Schepen, desgelyks, voor de Admiraliteit op de Maas, gefield was het verongelukte Schip Prins Willem. Hol- C*) SfM. van HM, 5 Juny 1781, IX. 10 EK. [782,. Stemt in den Aanbouw van Negentien Oorlogfchepen.  *74 VADERLAND SC HE IX. Boek T782 Holland desgelyks, en dringt aar op het op br-.üigen der Penningen. Holland bewilligde in de Petitie tot detï .Aanbouw der Negentien zwaare Schepen, • en de andere ter verfterking van de Zet. magt, als mede in den voorflag van Friesland, om, tot het vervullen van de plaats der twee verongelukte Schepen, de Petitie met de begeerde fomme te verhoogen 5 tef' fens aandringende, dat men met de gaave toeftemming en opbrengingen niet mogt marren, op dat de Hellingen, die door het afloopen der laatstgebouwde Schepen ledig waren, of eerstdaags ledig ftonden te worden , ten eerften weder bezet geraakten, op dat de aanwinnende Zeemagt, door het minfte toeval, by derzelver opkomst, niet weder vervallen mogt. . ln den Raadflag van Gecommitteerde Raaden op de Algemeene Petitie en Staaten van Oorlog, betuigen zy, dat onder alle zaaken , die in het tegenwoordig tydsgewricht ten voorwerpe van betragting ftrekten, „ de Zaaken van de Zee in de eerfte „ plaats voorkwamen, als volgens de wel„ gegronde aanmerking van zyne Hoog„ heid en den Raad van Staaten, in deeze „ tyds omftandigheden met regt alle Prefe5, rentie verdienende. Dies aangaande er* „ kenden Gecommitteerde Raaden ook „ gaarne, dat, zedert het uitbarften van „ den Oorlog, waar mede de Kroon van 3, Engeland goed gevonden hadt de Repu„ bliek zo onregtvaardig als onverhoeds te „ befpringen, de Bondgenoot en niet hadden „ ftilgezeten, om te befluiten en in het werk te doen ftellen, 't geen tot meerder defenfte „ van  HISTORIÉ. 175- jj van den Staat, en tot daad/yke af herin g van eenen zo harden aam al noodis: en „ dienftig kon zyn; doch hier omtrent „ moeften zy niet verzwygen, dat, byal„ dien de verdere Leden van het Bondge„ nootfchap , het voorbeeld van Holland „ hadden gevolgd, als dan voorwaar wei„ nig ftoffe tot eenige klagten, wegens ver„ traaging en ongereedheid van Confen„ ten en Furnisfementen, zou zyn overge„ bleeven: naardemaal het niet moeilyk 5, zou vallen te bewyzen , dat, wanneer „ het geheel montant der Penningen , op „ alle de menigvuldige thans loopende Pe- titien tot het werk van de Marine, door „ deeze Provincie reeds daadlyk verftrekt „ 3, met en tegen het geheele beloop van alle „ de gedaane Furnisfementen, op die zelf„ de Petitiën werd gebalanceerd en verge„ leeken, de Balans aan de zyde van Hot„ land bevonden zou worden over te flaan, met de aanzienlyke fom van wef„ nig minder dan Drie- en- twintig Tonnen Gouds, welke door deeze Provincie, in y, de proportie van het volle beloop van „ alle de gefurneerde Gelden, over betaald „ zyn geworden." Over het Veldleger oordeelden Gecommitteerde Raaden van Holland geheel anders dan wy Staaten van Friesland hoorden fpreeken , zy moeften den naderen aandrang van zyne Hoogheid en den Raad van Staaten ten uiterften billyken; fchoon geen der Gewesten tot nog in de Petitie daartoe geftemd hadt; zy konden niet na- ka- ix. BOEK. GecommitteerdeRaaden dringen op een Veldleger by Holland aan.  i?6 VADERLANDSCHE ÏX. Boek. 1782. 1 3 3 i 3 3 J 3 3 3: 3: 3: 3 s: 3; y v. 3. s: 3: 3: laaten, dit ftuk nader aan te dringen5 „ daar het" (gelyk zy zich lieten hooren,) „ aan geen tegenfpraak behoorde }i onderhevig te zyn, dat niet flegts, in't „ algemeen, de verdeediging van't Land, „ door geene Oorlogfchepen en gewapende ,, Vaartuigen alleen, naar behooren, kon » worden betragt; maar dat ook, in 't by„ zonder, de gefteldheid vandewyd uitge„ ftrekte Zeekusten en Stranden van dee„ ze Provincie zodanig was, dat, tot der„ zeiver volkomene beveiliging, het tydig , by een trekken van Troepen, in een of , meer Corpfen verzameld, ten hoogften , noodzaaklyk kon worden; gelyk ook de , voorige Oorlogen door de Republiek te, gen het Ryk van Engeland gevoerd, en , bepaald die des Jaars mdcliii, niet , duister aanweezen , dat men, tot dek, king van die Eilanden en Zee-Frontie, ren deezer Provincie, welke thans niet , minder dan in de voorgaande Eeuw van , aanbelang gehouden moeften worden, bedagt was geweest, om een Gros te V)et en te Paard, by een te doen trekken. Tot die byeentrekking, en het , marschvaardig houden, moeften zodanige noodwendigheden en behoeftens, als onder den naam van Legerlasten bekend , ftaan,by tyds aangefchaft, en konden de benoodigde kosten uit niets anders dan , uit eene Petitie, ten dien einde gedaan, gevonden worden. • Voorts konden Gecommitteerde Raaden niet afzyn om aan hunne Ed. Groot Mogenden „ over-  HISTORIE; t77 overweeginge aan te beveelen eerte ge3, maatigde Verhooging van de Tractementen, door de Majors, Capiteins, Capiteins-Luitenants van het Corps de Genie, omtrent welker voorflag, in den „ voorleden Jaare gedaan, de toeftemming 5, van Holland alleen ontbrak; maar voor„ naamlyk het gevvigtig ftuk der herftelling en verfterking van de Fortificatiewerken in de Frontierplaatzen van den Staat, waar toe de Petitie bereids in den „ Jaare mdcclxxviii gefchiedde, doch Waar in de toeftemming van dit Gewest zich niet verder dan tot het halve Beloop uitftrekte. In een tyd als deeze 5, werd de aandagt omtrent dit voorwerp ten kragtigften als van zelve opgewekt, daar eene gevoelige Ondervinding, het ,, allerduidelykst bewys hadt aangebragt s, van de hooge noodzaaklykheid, dat de Bolwerken van 's Lands veiligheid} in de eige boezem van den Staat, en op „ deszelfs eigen Grondgebied, gefteld en 3, gevestigd wierden (*)," Over het Corp Mariniers, in welks oprigting Friesland eindelyk ftemde (-f) benoemde zyne Hoogheid de Bevelhebbers (§). Dan, daar deeze Zee-foldaaten , wier eigenlyke beftemming was om tot (*) Refoi. van Holt. 15 Maart (t) Zie bet III Deel onzer Fadetf: Hijiorif bl 71. C§) N. Nederl. Jaarb. 17Z2. bj. 1486. IV- DEEL, M Dt. bo Eïtï 1782^ Voorffei kan zyne Hooghei;! bm de Vloot uit iet Voetvolk te be.-, mannen.  ^8 VADERLANDSCHE IX. BOEK. tot Krygstochten over Zee gebruikt te worden, naar 't oordeel van zyne Hoogheid , thans ongefchikt waren om op 's Lands vloot dienst te doen, leverde hy ter Algemeene Staatsvergadering, den vyfden van Zomermaand, een Voorflag in, om, ter vergoeding van het gebrek aan Manfchap op de Vloot uit de Scheeps-foldaaten, die eenige tyd gediend hebbende aan de Zee gewend waren, Matroozen aan te werven , en derzelver getal weder aan te vullen uit het Voetvolk van den Staat, teffens een Plan opgeevende hoe die fchikking best te maaken, zonder de Landmagt van den Staat te verminderen (*). * Staaten van Friesland, fchoon het Kwartier der Steden een geheel verfchillend gevoelen uitbragt, beflooten dit voorftel niet aan te neemen, doch een ander te laaten doen, „ naamlyk om den Stadhouder te verzoe„ ken groot verlof toe te ftaan aan vier „ Man uit elke Compagnie boven de zoda- nigen, die reeds zulk een Verlof had„ den, ten einde deeze Vrywilligers, met. „ Verlof, geduurende den Oorlog, op Zee „ konden dienen, en vervolgens in derzel- ver Compagnien weder ingelyfd worden. „ Hier door zouden huns agtens, de heil„ zaame oogmerken van zyne Hoogheid „ veel eenvoudiger, veel gemaklyker, en „ met minder kosten, bereikt worden (f)" Al-> (*) Refol. Gen. 5 Juny 1782. Ct) iV. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1149.  HISTORIE. 17$ Althans zou zulks ten vollen gediend hebben, om de verdenking, by zommigen gekoefterd, doch door anderen gewraakt, weg te neemen , als of de Voorflag van zyne Hoogheid diende om, langs dien weg, de Langdmagt ongevoelig te vermeerdeten (*). Ten opzigte van dé Schotfche Brigade, die van omtrent den Jaare mdlxx in dienst der Algemeene Staaten tradt, en veel betoons van dapperheid, zo in Belegeringen als Veldflagen, gegeeven hadt, deedt de Capitein Generaal een Voorftel om dezelve in eene Nationaale Krygsbende te veranderen. Men befloot hier toe, en dat dezelve den Eed van Getrouwheid aan den Staat zou moeten afleggen, en zweeren, om, zo lang zy uit den dienst aan de Staaten der Vereenigde Nederlanden niet wettig waren ontflaagen , niemand buiten den zeiven voor de Souveraine Overheid te zullen erkennen, en geene bevelen dan de hunne te zullen gehoorzaamen (f). Eenige Officieren verzogten by den Staat, een langer uitftel dan dat van zes weeken om zich hier op te verklaaren, en ontvingen zy, van wegen zyne Groot Brittannifche Majefteit, aan welke hun geval was voorgedraagen, aanfchryvens, dat de zodanigen, die zich by deeze gelegenheid getrouw be- toon- (*) Post van den Neder-Rhyn II Deel, bh 279- CiO R*S°t- Gen. 18 Nov. 1782. M a IX. boek; 1782. De Schort fche Brigade in LandsKrygsvolk veranderd.  ïb-o VADERLAND SC HE IX. boek. toonden omtrent zyne Koninglyke Perfoon en Regeering, en na Groot Brittanje te rugkeerden, onder zyne befcherming zouden ontvangen worden; en dat de zodanigen, die , door lange dienften, door verbintenisfen, en dierbaare banden aan den Staat verbonden waren, in Holland bleeven, niet behoefden te vreezen 's Konings agting verbeurd te hebben. In Lentemaand des Jaars mdcclxxxiiIj lag dit Krygsvolk den nieuwen Eed af. Ruim vyftig Officieren verfchoonden zich van denzelven, en verkoozen liever na hun Vaderland te rug te keeren; derzelver plaatzen werden terftond door Hollandfche vervuld. De Vaandels, behoord hebbende aan deeze drie voorheen Schotfche Regimenten, werden op last des Engelfchen Hofs te rug gevorderd; doch de uitlevering weigerden hun Hoog Mogenden: dewyl zy voor 't geld van den Staat gemaakt waren, en zyne Groot Brittannifche Majefteit 'er geen aanfpraak of regt op hadt. Wanneer het Brit¬ fche Hof, by herhaaling, door zyn Gezant te Parys, by de Gezanten van den Staat des aanzoek deedt, met byvoeging , dat 't zelve, zo hun Hoog Mogenden tot de wedergave befluiten mogten, den Heer c uninghame, voorheen LuitenantCollonel der vernietigde Brigade , behoorelyk gemagtigd hadt om die Vaandels te ontvangen , vonden zy goed zyne Hoogheid te verzoeken, om by voorraad de noodige bevelen te geeven tot het overbrengen dier Vaandelen in het Generaliteits Magazyn in 's Qra*  HISTORIE. iffc fs Grayenhaage, om aldaar tot nadere befchikkingen bewaard te worden, hier van wilden zy dat hunne Gezanten te Parys den Engelfchen Gezant de weet zouden doen, met betuiging, dat bun Hoog Mogenden, geen beflisiend befluit omtrent het gedaane verzoek hadden kunnen neemen; doch dar zy', daar toe befluitende, teffens de noodige voorziening zouden doen, om die Vaandels, op eene behoorelyke wyze, na Engeland over te zenden , niet genegen zynde om zich hier toe van den Perfoon van cuninghame te bedienen, wiens verblyf alhier tot dat einde volftrekt onnut was (*). Voorlang heeft men opgemerkt, dat de Petitiën tot den Staat van Oorlog, de Aanpryzingen van, de Raadflagen en Befluiten op dezelve, niet weinig lichts verfpreiden ovei" de Staatsgefteldheid van ons Land, of althans de begrippen der Beftuurderen aan den dag leggen; men wil ook doorgaans , uit de Brieven den Algemeenen Dank- Vast- en Bededag aan de'Landzaaten bevelende, kunnen opmaaken wat de daadlyke en by 's Lands Vaderen waarfchynlyk toekomftige Staat van den Lande zy: en is het geenzins onregtmaatig, dat men dusdanig eene Uitfchryving eenigzins in zulk een licht befchouwe : naardernaal dezelve den Leeraaren , als Voorgangers des (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 76. 393, £47; t'55i. Voor 't Jaar 1784. bl. 680. M 3 IX. boe k» Verfchil. len ovec de Uitfchryvingvan den DankVast- eq Bededajj,  a82 VADERLANDSCHE IX. Boek, 1702, Hoe dezelveluidde. des Volks in de allerftaatlykfle Verrigting voor een Land, moet voorlichten, om ■ over de zaaken des Vaderlands, naar tydsomftandigheden, gepast te fpreeken, naar eisch te bidden, en te danken, enteffens de gcdagten en overleggingen van elke Ingezeten in dit Godsdienftig bedryf te beftuuren. — Dan vertoonde zich in deStaatsbefluiten een groot verfchil van denkwyze, ten aanziene der Uitfchryvinge van den Dank- Vast- en Bededag deezes Jaars, deeden zich byzonderheden op, die zo. groot eene verwydering van denkwyze aan den dag lagen, als zich immer zo openlyk lieten zien. 't Zal, derhalven , de moeite waardig weezen een gedeelte van den veel gerugtsmaakenden Biddagsbrief hier te plaatzen. Dezelve ving in deezer voege aan. „ Een „ Regtvaardige en Aanbiddelyke Voorzie„ nigheid, die ons zo lang te vergeefsch heeft aangemaand, en zyne Kaftydingen toegezonden, naa dat Zyne Waarfchu- wingen onverzettelyk zyn verwaarloosd, „ blyft nog aanhoudend ons door Zyne Oordeelen bezoeken. Het Jaar, 't geen „ wy laatstlyk geëindigd hebben, is een tyd geweest van duifternis, in veelerlei „ opzigten. • Aangetast door een „ magtig Geallieerde, die onze Vyand is geworden, hebben wy moeten zien, dat „ onze Colonien zyn aangevallen en geno„ men, en dat onze- Koophandel en Zee„ vaard, (de Bronnen van onzen Voor,, fpoed en zelfs van ons Beftaan,) gevoe-  Hl S T O R I ,E, 183 lige Hagen zyn toegebragt. Dubbele Plaa, gen van buirenlandfche Ongelukken en l, binnenlandfche Verbitteringen, hebben „ wy ons Land zien verwoesten. In „ het midden van deeze duiftere en be„ klaaglyke vertooningen zyn de Zonden „ en Ongeregtisrheden des Volks geenzins „ verminderd; maar alles fchynt in den „ voorigen ftaat te zyn gebleeven. De„ zelfde Ongevoeligheid en Zorgloosheid „ in 't midden van 't grootfte gevaar, de„ zelfde Ydelheid en Weelde , dezelfde „ verbastering van Zeden en Gedrag, is ons bygebleeven, eene Onverfchilligheid „ omtrent den Godsdienst, een bedorve „ Zelfsliefde en Eigenbelang, de gronden „ van de waare Vaderlandsliefde onder„ mynende Hevigheden en Tweedragt, „ Kleinagting voor de Regeering, een los„ fe en onbeteugelde Geest van Anarchie, een van de ongelukkigfte tekenen van „ een verzwakt en afneemend Volk, heb„ ben by ons de overhand genomen. Dus „ kaftydt ons de Voorzienigheid niet al„ leen door de Verwoestingen van den „ Oorlog , maar maakt ook onze eigene „ Ongeregtigheden tot werktuigen van on- „ ze Onheilen. Men hadt den Al- „ lerhoogften te bidden om de ophouding van deezen verderflyken Oorlog, en zy„ nen zegen, over het aanwenden van de „ wettige middelen om een eerlyke, en „ met het belang van den Staat overeenko„ mende, uitkomst daar van te verkry„ gen, af te fmeeken." M 4 Waai IX. BOEK. 178a,  xS* VADERLAND SC HE IX. Boek, 178a. Wat 'er ter Vergaderhgvan Boh land over VBorviel. Wanneer deeze Uitfchryving ter Verga-, dering van Holland werd ingeleverd, en ten voorwerpe van raadpleeging ftrektea lieten veele aanzienlyke en mindere Steden haar ongenoegen blyken,over de koelheida waar mede van den Oorlog gefprooken werd. De meesten waren met Dordrecht misnoegd, om dat de geheele Uitfchryving geen enkel woord repte van de verpligting tot Dankzegging aan de Godlyke Voorzienigheid voor den gelukkigen uitllag van het Gevegt op Doggersbank , en dat in de voorgefchreevene Gebeden niet kwam het affmeeken van 's Hemels zegen over de Wapenen van den Staat. De Stad Schiedam, te dier gelegenheid zich mede vrugtloos hebbende laaten hooren, liet, door haare Afgezondenen, kort daar naa, met opzigt tot den Biddagsbrief, ter Vergaderinge van Holland, eene Verklaaring doen, te meer optekenenswaardig om dat dezelve , fchoon door die Stad geuit, het gevoelen veeier Leden behelsde. „ Men 9> oordeelde zich, van wegen de Regeering v dier Stad, verpligt, de licentieufe hande„ lingen van de Gedeputeerden ter Gene„ raliteit te moeten capteeren : da:r het „ voor dezelven onverantwoordelyk is, ,, om, zonder praeallabele voorkennis en „ beoordeeling van hun Ed- Groot Mo„ genden, en dus van wegen de Regeering der Stad, tot eene Uitfchryving van ee„ nen algemeenen Dt:nk - Vast - en Bede„ dag te hebben geconcludeerd, waar van de Extenjie geene geringe Re-proches ver- „ dien-  HISTORIE. 185 „ diende, wegens aanmerkelyke Omisften, welke daar in gevonden werden, als ge„ waagende in geenen deele van de ver„ pligce Dankaltaar en aan het Godlyk Al„ beduur, voor den gediftingueerden by„ ftand aan 's Lands dappere Zeehelden „ op den vyfden Augustus mdcclxxxi „ op de Doggersbank betoond, maar, in „ tegendeel, zulks, als ware het een on„ yerfchülig Object, pasfeerende: en, daar„ enboven, even als een noodeloos ingre„ dient voor de Publieke Gebeden, de al„ Ier noodzaaklykfte inroeping der Godly„ ke hulpe voorbygaande , om 's Lands „ Navale wapenen, tegen onzen onregt„ vaardigen Vyand, glorieuslyk te willen „ zegenen (*)." By de openbaare Aankondiging was het misnoegen der Landzaaten , op den zelfden grond fteunende , vry algemeen, en groeide het aan toén het gerugt verfpreidde, (met welk eene zekerheid laaten wy aan zyne plaats,) dat een Engelfch Predikant, de Op (teller was van dit zo veel opziensbaarend , en van veelen gewraakt, Stuk, gefchikt om, in eene allerernftigfte omftandigheid, ten Voorschrift te dienen. Niet weinig Leeraars, eer de infpraaken van hun Hart, dan die Opgave volgende, gingen, op een anderen C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 129. 132, 547. Poft van den Neder-Rliyn II Deel, bl. 511. 531. 542. M5 IX. boe k, Misnoegen onder de Landzaaten.Veele Leeraars houden 'er zich niet aan.  it6 VA DER L AND S C HE IX. boek. In Vtisfingen wordt de Predikanten een byvpegzel gegeeven. 5 5 3 3 3: 3: 3: 3 'x 3, ren trant, hunne Gemeentens voor. Dankzeggingen wegens de Overwinning op Doggersbank, als 't behoud onzer Vryheid, klommen ten Hemel, gepaard met de vuurigfte Smeekingen om zegen over onze Wapenen , in deezen ons hoogst o\\-. regtvaardig aangedaanen Oorlog. Gefchiedde 'dit in Hollands en elders, uit eigene beweeging der Leera'aren, daar door dank behaalende by allen,die hun wederzin betuigd hadden om eenen Biddag , in gevolge der gedaane Uitfchryvinge, te vieren, in Vlisfingen vondt men goed de Stads - Predikanten aan te fchryven, ,, om, , op den aanftaanden Bededag, goii „ Almagtig te danken, niet alleen voor de , ophouding der befmetlyke Ziekte onder „ 't Rundvee in Zeeland, en voor den , zigtbaaren byftand, welken het Hem be, haagd hadt aan de wapenen van Neder, land y in den Zeedag van den vyfden , Augustus, tegen de blykbaare Overmagt , der Vyanden, te bewyzen, maar ook , voor de byzondere bewaaring der Stad; , Vlhfmgen en Zeeland voor eenen Vyand, lyken aanval, waar mede dezelve in den , afgeloopen Zomer gedreigd werd; om , god te fmeeken, dat het Hem behaa, gen mogt te verydelen alle dergelyke on, derncemingen , waar door de rust der , Stad en van de Provincie zou worden , geftoord, en ten dien einde genadiglyk , te zegenen de Wapenen van deeze Republiek , de Onderneemingen van by, zondere Ingezetenen , tot afbreuk van den  HISTORIE. 187 r den Vyand aangewend, en de welmee" nende poogingen der Regeeringe ter be„ fcherminge van het Leeven , de Vry„ heid, en Bezittingen der goede Ingezete- „ nen en eindelyk om de Gemeente ,, op te wekken tot regtmaatige gevoelens „ van Erkentenis , Dapperheid, Liefde „ tot het Vaderland, en Vertrouwen op „ den Godlyken Byftand, en op de Waak5, zaamheid der Regeeringe; en om voor „ al deeze gevoelens te toonen by een ,, Vyandlyken aanval. Kunnende de Ge„ meente daar toe worden opgewekt, niet 5, alleen door de herinnering der Pligten, „ die dezelve als Christenen en Burgeren betaamen, maar ook door de overwee„ ging van de Regtvaardigheid der zaak ,, van Nederland, de Verbondbreuk en 9, Moedwil van onzen Vyand, het doorlug„ tig Voorbeeld haarer Voorouderen, de „ Voorregten der tegenwoordige Confti„ tutie, en de gelukkige Uitkomst, die ,, men van zulke rechtfehape begrippen, onder den Godlyken Zegen, zou mogen 3, verwagten (*)•" Vreemd was dit aanmerkelyk Byvoegzel tot den Biddagsbrief, in eene byzondere Stad, dan aller vreemdst, en zonder voorbeeld , dat een geheel Gewest, die Uitfchryving afkeurde, verwierp, eene andere opHelde en verzondt. Dit deeden Staaten' van Friesland, en zal een gedeelte dier Uit- C*) N. Nederl. Jaarb. 1781. bl. 227, DL BOEK. 1782. , Friesland verwerpt Je Uit- i thryving, ;n geeft jene aulere.  iSS VADERLAND SCHE IX. Boek.. 3 1 Uitfchryvinge met de andere vergeleekcn, best uitwyzen , waar om zy tot deezen veel gerugtsmaakcnden ftap kwamen. Zy vangen aan. „ De hachlyke omftandighe„ den der tyden, en de akelige toeftand, „ waar in het Fereenigd Nederland zich „ thans bevindt, leggen op ons de fterkfte ,, verpligting, ja roepen ons toe,om eenen >, Dag af te zonderen, om niet alleen met „ al het Volk, aan den eenen kant, den „ Opperzegenaar met Harten vervuld met „ waare Dankbaarheid voor genootene „ Weldaaden, plegtlyk te ontmoeten, en „ zynen nooit volpreezen Naam daar voor „ in 't openbaar te looven en te verheerly„ ken, maar ook inzonderheid, aan de an„ dere zyde, om ons voor de Majefteit „ van den Hemel eerbiedig neder te wer„ pen, om onze Schulden voor denThroon „ zyner oneindige Genade nederig te bely„ den , eene gunstryke vergeeving daar ,, van yverig af te fineeken, en de waare „ belangens van Kerk en Burgerhaat, zy„ ner Vaderlyke Zorge, en algenoegzaame „ Befcherminge, op te draagen. Het „ heeft ons mogen gebeuren, door den ,, god onzer Vaderen tot nu toe te zyn „ behouden en gefpaard, onaangemerkt „ een magtig Nabuur zich niet heeft ont, zien om de heiligheid der Verbonden , zigtbaar te fchenden, door onzen Koop, handel de treffendfte Hagen toe te bren9 gen, onze Scheepvaard gewelddaadig te , ftremmen, de Schepen trouwlooslyk uit , te pionderen, en geheel weg te rooven, „ ons  HISTORIE: itj }y ons den Oorlog onregtvaardiglyk aan te „ kondigen, en onze Bezittingen, buiten i „ Europa gelegen, verraadlyk aan te tas- • „ ten en te overmeesteren, in eenen tyd, | „ dat Nederland zich in eene weerlooze „ gefteldheid bevondt, en dus te eenemaal „ buiten ftaat, om deezen alzins gedugten „ Vyand te water het hoofd te kunnen „ bieden, en zich tegen zyne onbillyke ei„ fchen kragtdaadig te verzetten. Zo „ heeft de fterke Arm des Allerhoogften „ ons en ons dierbaar Vaderland tot nu „ toe goedgunftig bewaard, en het beginzel „ onzer Wapenen aireede gezegend, onze „ Vloot, hoe gering en zwak die ook wa„ re, heeft egter voor de Overmagt van „ den trotfchen Vyand niet behoeven te „bukken, hy leverde den Zeedag, hy „ werd, door de welbeleide dapperheid „ onzer wakkere Helden, tegen zyne ver „ wagtingaan, overwonnen, genoodzaakt „ af te deinzen, en zich buiten het Ge„ vegt en hun gezigt te begeeven, zo „ dat wy, met loffpraaken op onze ton„ gen, vermelden mogen, dat dc god „ der Heirfchaaren met ons ten Stryde is „ geweest! In den boezem van „ dit Land worden wy, boven dien, nog s, verkwikt door de Vrugtbaarheid, die de „ milde Schenker alles goeds ons 's Jaar„ lyks geeft, onze Schuuren worden op. „ gevuld met de voedzaamfte voortbreng$? zelen dei- Aarde; onze Stallen zyn voor„ zien met het beste Vee, en men kan, „ met verfchuldigde dankerkenter.isfe zich be- IX: ;OEKi  irp VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. MaandlykfcheBedeftonden in eenige Gewestenvastgefteld. C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 373- „ beroemen, dat 'er in dit Gewest, ja ia „ gansch Nederland, een volle overvloed, „ van al dat geen tot het tydlyke be- „ ftaan noodig is, gevonden wordt. Naa de Optelling van 's Lands Zonden en Ongeregtigheden, en opwekking tot " Boete , willen zy dat met één Hart en „ ééne Stemme, de vuurigfte Gebeden „ tot god opgezonden wierden om Ons „ te verlosfen van de Rampen en Zwaarig„ heden , onder welken wy zugten, om „ zynen kragtdaadigen Zegen over de „ Wapenen van den Staat, ter vernederin,, ge en afbreuke van een Vyand, die, door zyn betoonde Onregtvaardigheid, ons in Oorlog ingewikkeld, en degrootfte „ fchade bereids toegebragt hadt, op dat „ wy, door een manmoedig gedrag, en „ op het lofryk voetfpoor onzer Vaderen, „ eenen eerlyken, voordeeligen en duur„ zaamen Vrede, onder 'sHemels byftand, „ wederom bekomen mogten (*)." In Utrecht was men reeds in 't Voorjaar van begrip, dat de Predikanten der Proteftantfche Kerken dier Stad behoorden verzogt te worden, om, in de openbaare Gebeden , naa de gehoudene Leerredenen $ zonder zich over eenige byzonderheden uit te laaten, god vuurig te bidden, dat hy de Schepen der Republiek, zo ten Oorlog als ter Koopvaardye uitgerust, welke in Zee waren, genadiglyk voor alle rampen en  HISTORIE. 19Ï én onheilen geliefde tebewaaren, dezelve te geleiden, te beveiligen, en voorfpoedig ] te maaken, en de wapenen van deezen Staat te helpen, en met zynen Godlyken : Zegen te agter volgen. Burgemeesters en Regeerders van Schoonhoven lieten den Lecraaren dier Stad een dergelyk verzoek toe komen. — Doch zo in Utrecht als in Holland werden in Bloeimaand Maandlykfche Bedeftonden ingefteld , en dezelve in de Generaliteits Landen geboden. — Gelderland en Overysfel waren hier in voorgeaan> Zeeland volgde met het geeven van last hier toe in Zomermaand. Over dit invoeren der Maandlykfche Be- j deftonden werd zeer verfcheidenlyk ge-, fprooken, en 't zelve van niet weinigen y gewraakt, uit aanmerking dat Bedryfloos-1 heid en Bidden om Zegen, luttel by elkan- < der voegden, om 'er geen harder naam aan i te geeven, dan nergens ftak dit misnoegen fterker door dan te Goes in Zeeland. Burgemeesters en Raaden lieten in Hooimaand ter Vergadering der Staaten inbrengen, dat zy mede bewilligd hadden in het houden der Maandlykfche Bedeftonden ,, in die yaste veronderftelling, dat 's Lands Schepen, in zo verre die gereed waren, „ eindelyk eerlang tot den eenen of anderen gewigtigen Krygstocht zouden wor„ den gebruikt, maar dat zy, zulks niet ge5, fchied zynde, vermeenden dat men het „ houden der Bedeftonden moest ftaaken, i 't welk zy aan hunne medeleden op 't ,, ern*. IX. i O li K. 782. loes wil, lit hoofde an de VerkDosheid , e Bedetondentaakcn.  194 VADERLANDSCHË IX." Boek 1782 1 „ ernftigst verzogten; vermids zy,- by „ ontftentenis , zich gedwongen zouden ,, vinden in hunne Stad, die Plegtigheid ,„ geen voortgang meer te doen heb* „ bem" —1— Vlhfingen wilde die van Goes, in de hoope van een vrugtbaarcn uitilag der thans gehoudene raadpïeegingen in Zeeland, verzogt hebben , hoe zeer zy anders met hun volkomen inftemden, om voor als nog, van het ftaaken der Bedeftonden af te zien. • t- Zierikzee erkende, ,j dat, zo lang 'er van 's Lands Schepen geen behoorelyk gebruik werd gemaakt, „ het geheel ongerymd zyn zou den Ze- gen van den Hemel over de Wapenen „ van den Staat af te bidden", doch begreep , dat, daar die Bedeftonden nu maar onlangs plegtig waren ingevoerd, men zo fchielyk niet behoorde overtegaan om dezelve af te fchaffen, althans niet voor en al ser men gezien hadt wat de aan de hand ^egeevene middelen vermogten om de Zeemagt der Republiek in eene behoorelyke Werkzaamheid te brengen, te meer daar èr nog Onderwerpen overbleeven, waar Tver 's Hemels hulp en byftand en een algemeen herftel der vervallen zaaken kon afgebeden worden, waarom zy die van Goes verzogten op dit voorftel voor als nog, niet te blyven aandringen (*). Op C*} N. Nederl. Jaarb. 1782, bl. 765. gaö iïSZ,  II I S T O R I E. 103 Op den buitengewQonen Landsdag in 't einde van Zomermaand te Leeuwaarden gehouden, floeg het Kwartier van Ooftergo aan de drie andere Kwartieren voor het vastftellen van een plegtigen Maandlykfchen Bedeftond, en boodt teffens een Opftel der Uitfchryvinge ter goedkeuring aan. In 't zelve laaten zy zich, onder andere ten opzigte van de Smeekingen, welke zy wilden dat, in die Bedeuuren, tot den Allerhoogften zouden worden opgezonden, in deezer voege hooren „ dat god zich onzer „ wilde ontfermen , met aan de Beftuur„ ders van dit Land, en verdere Regenten „ van dit Gemeenebest, alle vereischte „ Wyshcid, en Voorzigtigheid, gepaard ,, met oude Ncderlandfche Cordaatheid in „ derzelver Raadsvergaderingen, genadig„ lyk te verkenen , en hunne Befluiten „ met Godlyke Zegeningen te bekroonen: ook aan zyne Doorlugtige Hoogheid, „ den Admiraal Generaal, wien 't beftuur „ der Vlooten, als een gevolg der ysfely„ ke beroeringen en verwarringen van de 3> Jaarenmdcclvii eiiMDCCXLVin, ,, is opgedraagen , hoogst noodige Wys,, heid, Kloekmoedigheid, Doorzigtig„ heid en manlyk Beleid, genadiglyk te ,, fchenken, op dat dezelve, vervuld met „ eene blaakende Liefde voor dit ons Va„ derland, en brandenden Yver, daadlyk „ aan 't gewigte van dien op zich genomen „ Post beantwoordde, middelen, door on- noemelyke kosten byeengebragt, in 't „ werk te ftellen, en naar zulks het detï IV. deel. N „ Hee- IX. boek.' Ooftergo levert een Ontwerp tot het houden van Bedeftonden in, 't welk tot 3-een Beilait komt.  $94 VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. „ Heere der Heirfchaaren behaagen moge, „ onze Onderneemingen, Vlootelingen eit „ Wapenen genadiglyk te zegenen , op ,, dat onze Finantien niet meer te ver„ geefsch in 't vervolg uitgeput , en 't „ Land met onbetaalbaare Schulden vrugt„ loos overlaaden worde, maar de trotfche „ Brit ééns gevoelig moge leeren om niet „ langer voor onze Kusten te verfchynen, 9, op onze Wateren te kruifchen, en onze „ dappere Zeelieden, door vermetel uittarten, te hoonen; maar dien hoogmoedi„ gen Vyand, in de Mogenheid van }, god, die zich zo goedertierenlyk op de M Doggersbank heeft gelieven te verheerly» ken, manmoedig te befiryden, en meer„ maaien te overwinnen, om dus een al„ gemeenen , eerlyken, voordeeligen en „ beftendigen Vrede te bekomen. „ En, daar men, zedert overlange, we„ gens eene vertraaging, aangaande het „ Zeeweezen, met de grootfte reden, ge„ klaagd heeft, doch de veroorzaakers „ daar van tot hier toe nog onbekend zyn, „ moeten wy een Alweetend god op 't „ ootmoedigst fmeeken, de zulken te onts, dekken, ten einde dezelve aan den Reg„ ter overgeleverd, en zonder aanzien van >, Perfoonen of Rang , en zonder Conni„ ventie of Pardon, openlyk geftraft, en „ dit goede Land van ontaarte Pesten, die „ de borsten haarer Moeder wreedlyk van „ eenfcheuren, te zuiveren, en als'er ook „ de zulken mogten gevonden worden, die „ by aan - of voortgang, ter bereiking van » ver-  HISTORIE. 195 % verkeerde eindens, onbefchaamd mogten j, tragten, om zelfs Leden van de hooge : „ Regeering, door beloften of dreigemen- • „ ten, tot hunne belangen over te haaien, „ dat de zulken mogen bekend, of wel „ hunne achitofels Raadgeevingen tot Zotheid gemaakt, en zy wegens hun„ ne Misdaaden geftraft worden (*)*•' — Het Kwartier der Steden wraakte deeze ontworpen Uitfchryvings Brief volftrekt; het Kwartier van Weftergo kon tot het hou"den van Bedeftonden niet toeftemmen, en dus viel 'er op dit Voorftel geen Befluit. Het ontbrak, met den aanvange deezes ] Jaars, niet aan Aanftellingen en Bevorde- l ringen in den Zeedienst, ook niet aan een 1 Plan ter hoóge Vergaderingen ingeleverd, ' om, daar de bepaalde buitengewoone Uitrusting, met den eerften van Bloeimaand, ten einde liep, eene andere voor de laatlte acht maanden van dit en de vier eerfte van het volgende Jaar te beraamen. De GeMigden uit de Admiraliteits Collegien, leverden, met voorkennis en goedkeuring van (*) "f en deezen tyde hadt dit Kwartier vocrgcflaagen, om, wegens Friesland, by de Algemeene Staaten voor te ftellen, om by Publicatie, aan den eerften, welke den Veroorzaaker of de Veroorzaakers van de onbegrypelyke. Vertraaging, of iemand, die een ongeoorlofde Correspondentie met den Vyand Meldt, of gehouden hadt, wist te ontdekken , zodanig dat dezelve in handen van de Juftitie verviel, eene belooning van een Mil* ■Hoen Guldens te belooven. N. Nederl. Jaarb, 1782. bl. n26. N 2 IX. i o e k. >'lan tf}f Jitrusing vooj* iit Ja; Refol. Gen. I Feb. 1782. Re/ol. van Holi. CFeb. 1782.  HISTORIE. 197 Vyand te werk te gaan. Te wee ten hunne Hoog Mogenden oordeelende , dat het aanneemen van de Bemiddelinge der Keizerinne van Rusland tot eenen afzonderlyken Vrede tusfehen deezen Staat en GrootBrütanje , geen de minfte vertraaging of verflaauwing in de Krygsverrigtingen behoorde voort te brengen: maar dat dezelve des niettegenftaande, met allen ernst, moesten voortgezet worden, vonden goed den Admiraal Generaal der Unie te verzoeken om op zodanig eene wyze, als hy best zou oordeelcn, met het Hof van Frankryk ten fpoedigften, te beraamen, hoe de Krygsverrigtingen ter Zee, van Weder zyden, voor de aanflaande Campanje, zouden kunnen worden ingerigt, om den gemeenen Vyand de meefte afbreuk te doen, en tot het aangaan van Vrede, op de billykfte voorwaarden, te noodzaa- ken. Schoon men eerst verfpreid- de, dat men dit Befluit met Zes Gewesten tegen Zeeland hadt doorgedrongen ( * ) ; was 't zelve met éénpaarigheid genomen, alleen hadt de Afgevaardigde van dat Gewest verklaard, hoe zyne Lastgeevers in het vast betrouwen ftonden, dat zyne Hoogheid, in 't beraamen dier Gemeenfchaplyke Krygsverrigtingen ter Zee, byzonder agt zou neemen op de veiligheid van Zeeland, als door deszelfs ligging, mees,t C*D Post van denTVcdtr-Rhxn IIDcel, h\.$$%\ vergeleek en met bl. 598. N 3 IX. ROE K.  ro8 VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. Antwoordde:; Franfchen Afgezantsop dit Voorftel. meest aan gevaar van den Vyand blootjefield (*). De Hertog de la vaugtjyon, Frankryks Afgezant, dit Staatsbefluit naa zyn Hof gezonden en daar op antwoord bekomen hebbende, drukte zich , in een Vertoog ter Algemeene Staatsvergadering ingeleverd, op dit ftuk, in deezer voege uit. „»De Koning, getrouw aan de be„ ginzelen van Gemaatigdheid, die den „ weezenlyken grondüag van zyn Staat„ kundig Stelzel uitmaaken , heeft zich „ zorgvuldig gewagt om U Hoog Mogenp den te verbinden om deel te neemen in ,, de onlusten tusfehen Frankryk en Enge5, land ontfiaan. Zyne Majelteit heeft „ zich eeniglyk bepaald om hun aan te zet-. „ ten tot het handhaaven van de Waardig„ heid der Republiek, en de vastgeftelde „ Regten van derzelver Onaf hangelykheid en Welvaard. Zyne Majefteit heeft, „ ten zelfden tyde, aan Ü Hoog Mogen„ den , de ontwyfelbaarfte blyken gegee„ ven yan zyne uitgebreide toegenegen„ heid. Zints de Vyandlykheden, tus„ fchen de Vereenigde Gewesten en Groot„ Brittanje ontftaan, heeft zyne Majefteit, „ altoos, ftandvastig in zyne behoedzaam;, heid, begreepen dezelve niet te moeten aanzoeken, tot eene Zamenvoeging van „ maatregelen tegen deeze Mogenheid; p dan daar U Hoog Mogenden, aan het » ge- i:- ' • . .: . CO Refil. Gen. 4 Maart 1782.  HISTORIE. 199 5, gevoel hunner waare belangen gehoor „ geevende , thans bellooten hebben om „ zeiven zulks aan den Koning te laaten voordellen , houdt zyne Majefteit zich „ verzekerd, dat U Hoog Mogenden zul„ len voorzien hebben , dat alle Zamen„ voeging vrugtloos zyn zou, indien de^ „ zelve niet ten gronddage hadt, de vaste „ verzekering, dat men, noch van den ee„ nen noch van den anderen kant, zich „ zou kunnen verwyderen van het onder„ ling bepaalde Ontwerp, om Welke re„ den, of uit welke inzigten hoe genaamd, zulks ook zou mogen weezen. „ Maar, fchoon de Koning, ten deezen „ opzigte, volkomen regt wil laaten we„ dervaaren aan de Wysheid en het Door„ zigt van U Hoog Mogenden, meent zy„ ne Majedeit, egter, hun eene vriendly„ ke en nauwkeurige Verklaaring te moe„ ten afvraagen over een Onderwerp van „ zo veel aanbelangs. Het Antwoord hier „ op van U Hoog Mogenden zal den Ko„ ning in daat dellen, om, met eene vol„ komene kennis van zaaken, over Hoogst„ derzelver Voordel te raadpleegcn met „ den Catholyken Koning, zynen Bondge„ noot, en met dien Vorst een gemeen- „ fchaplyk Beduit te beraamen. -? „ Intusfchen heeft zyne Majedeit my ge„ last, voor tegenwoordig U Hoog Mo„ genden te verzekeren van zyne volko„ mene toegenegenheid, en van zyne ge- neigdheid om der Republiek de weezen- N 4 »> iy IX. 50EK5  2oo VA DE Pv LAND SC HE IX. boek. 1782. De voorwaardevan den Franfchen Afgezant geëischt, door hun HoogMogendenaangenomen. „ lyke blyken zyner goedwilligheid te be« „ toonen in de tegenwoordige omftandig„ heden, gelyk in alle andere, welke van „ eenigen invloed kunnen zyn op de rust en het welzyn der Vereenigde Gcwes,, ten." Het antwoord, door hun Hoog Mogen" den gegeeven, ademde niets anders dan de volkomenfte erkentenisie van genoegen, over de aanhoudende toegenegenheid des Franfchen Konings jegens dit Gemeenebest , dan dankbaarheid voor de blyken van de Vriendfchap zyner Majefteit, geduurende den ontftaanen Oorlog reeds ondervonden, inzonderheid ten opzigte van de Bezittingen in de Oost- en West-Indien, en de herovering van 't Eiland St, Euftatius, en maakten zy, ter voldoening aan het betuigde verlangen van zyne Majefteit geene zwaarigheid, „ van nu af by deezen rondborstig te ver„ klaaren, dat het Plan van gemeenfchap-t lyke Maatregels ter Zee tegen den ge„ meenen Vyand vastgefleld zynde, hun „ Hoog Mogenden wederkeerig, op gee„ nerlei wyze , en om geenerlei oorzaa„ ken, van de uitvoering, geduurende de aanftaande Campanje, dan met onder„ lingebewilliging, zouden afgaan, of zich „ daar van laaten afbrengen (*), De " f*) Rif al. Oen. 4 Maart. 18 Maart. 25 Maar  HISTORIE. 201 De Franfche Afgezant ontving dit onbewimpeld antwoord niet , of hy gaf een Plan van Krygsverrigtingen over, gelyk ook de Admiraal Generaal door den Fiscaal van der hoop, een dergclyk Plan aan denzelven mededeelde, t geen door deezen na 't Franfche Hof gezonden, daar de volkomene goedkeuring wegdroeg. Deeze wederzydfche Plans waren, gelyk de aart der zaake medebragt, een diep geheim , en de gisfingen daar over zeer veelvuldig. Volgens het verflag des Admiraals Generaals zelve, naderhand openbaar medegedeeld, beftondt het, van onze zyde, in eene opgave van de Krygsverrigtingen, die naar 't begrip van zyne Hoogheid, in dit Jaar, door den Staat moesten gedaan worden, met vermelding van de Magt, die men daar toe zou gebruiken, en van den Tyd op welken dezelve zouden kunnen aanvangen, met byvoeging dat de Voorzigtigheid en de toeftand der Zeemagt van den Staat vorderden, dat, pm die Krygsverrigtingen met gerustheid werktlellig te maaken, 's Fyands magt wierde 'gediverteerd, en dat de wederzydfche Krygsverrigtingen, voornaamlyk dat Punt ten doelwit moesten hebben ( * ). Onder 't Fransch Geleide van St. Domingo verwagtte men eenige Schepen uit de fVest-Indifche Nederlandfche Volkplantingen te Büurdeaux. Der Staaten Afgezant les- (*) Mem. van zyns Hoogheid, bl. 120. N 5 IX. E5 o e k. I7C2. WederzydfchePlans uitgewistfeld. Voordeelen der Nederl. W. Ind.  rx. BOi,] Vaarderen , in c Franfcht Havens vergund Hoe gebrekkighet op onze Volkplantingen in dc W. Ind. gefield Was. evel , uit te zeilen, en verder in de Noordzee op dat Convoy te kruisfen, en tls het zelve met geen meer magt dan het jyne vergezeld was, met beleid aan te tasen,omhet te veroveren, op te brengen, of e vernielen, en verder, op deezen Kruisocht eenig vyandlyk Schip ontdekkende, :yn best te doen om het te veroveren en in Ie havens van den Lande opte zenden (*). )och van het hoofdbedoelde deezes Kruisochts kwam even min als van het onder:heppen der Dertig Engelfche Transportdiepen , in den voorleden Jaare, uit de Veezer na Engeland onverhinderd overge:ooken (f). Capitein staring keere , zonder eenige ontmoeting gehad te ebben, met het begin van Bloeimaand, in "exel weder (§). Acht C * ) Bylaagen tot de Memorie van zyne Hoogheid l. 163. .(t) Zie het III Deel onzer Vadert. Hiliorit . 228. ( § ) Memorie van zyne Hoogheid bl, 86.  HISTORIE. 205 Acht Koopvaarders, onder hefcherming van twee Fregatten, na de Zond in Zee geftooken, bereikten de Haven van Elfeneur in goeden ftaat. Tusfehen Wingo en Nyding in het Kattegat, ontmoette deeze een Convoy van omtrent zestig Zeilen, 't geen de Capitein van der beets ontdekte dat Vyandlyk was, die daar op de noodige Seinen deedt aan Capitein reyneveld en de Koopvaarders, op den Vyand inhieklt, en van deeze onbefchermd gelaatenen één Fregat, en één Brigantyn veroverde , en de overigen ge- deeltlyk op ftrand jaagde. Dan vondt hy te Elfencur, behalven een groot getal Engelfche Koopvaarders, vier Fregatten van Oorlog en één Kotter. Drie Hollandfche Koopvaarders hadden hem om Convoy verzogt; doch de vrees voor de Overmagt der Engelfche Gewapende Schepen , welke hem konden nazetten, deeden hem het wederkeeren hoogstgeVaarlyk oordeelen , en daar over aan den Admiraal Generaal fchryven; dien hy, by een laater brieve, onderrigtte, dat, behalven de veelvuldigheid der Zieken op zyn Schip en op dat zyns Tochtgenoots, de vermeerdering der Engelfche gewapende Vaartuigen, op die Reede hem het verlaaten van dezelve ongeraaden maakten: terwyl hy moest zien dat een Engelsch Convoy, meer dan honderd en vyftig Schepen fterk, van daai onder zeil ging. Ook kreeg hy last zich .aan een zo oogièhynlyk gevaar niet bloot tt IX. boekj 178a. Acht Koopvaardersbehoudea na Elfeneur geleid.  2o5 VADERLAND SC HE IX. BOEK I7P)2 Onder BYLANDT zeilen eenige Oorlogfchepenuit- en weder binnen. Een EngelfcheVloot op tïe Kust. De inZee zynde (*~) Memorie van zyne Hoogheid bl. 112. Bf* langen tot de Memorie van zyne Hoogheid bl, 20tj. te ftell en, en nadere bevelen af te waf. ten (*).. ö Onder den Vice - Admiraal Graaf van . bylandt, waren in Grasmaand eenige Oorlogfchepen en Fregatten ki Zee geftöoken; doch zeilden in 't voorst van Bloeimaand binnen, eer nog de Engelfche Vloot opdaagde , die grooten kommer verwekte voor twee Oorlogfchepen, twee Fregatten, en één Kotter, welke van Vlisfmgen na Texel zouden flevenen, als mede voor nog twee Oorlogfchepen, die men van Zeeland in Texel verwagtte. Zeer verfchillend fprak men van de Engelfche Vloot onder de Admiraals howe en ba kring ton; uit Portsmoutk gék>opmt en thans op onze kust. De Luitenant peterson, vermeldde die Vloot waargenomen cn ontdekt te hebben, dat dezelve beftondt uit twee Driedeks Schepen, elf zwaare Schepen van Linie, twee Fregatten, één groote en vyf kleine Kotters.- Eene opgaave niet veel verfchillende van die eens StstisvewTigfehm Visfchers, die de Vloot met de Kotters op Drie- en- twintig Zeilen telde, en daar onder negentien grootte , één voor een Schip van honderd^Stukken opgeevende, 't welk bykans op de gronden vastgeraakt was. Naa de bekomene tyding deezer Vyandlyke Magt in de Noordzee zondt men Pinkjes  HISTORIE. &07 fes uit om de Schepen, door den Graaf van bylandt in Zee gelaaten, 'er kennis van te geeven, en die uit Zeeland na Texel zouden ftevenen, te waarfchuwen. De vyf in Zee zynde Oorlogfchepen hadden geen tyding bekomen; maar kwamen 's avonds in 't gezigt van de Helder, terWyl de Engelfche Vloot toen ten Zuiden van Texel omtrent Petten ook in 't gezigt was. Om het Gety gingen zy, van geen Vyand weetende, by den Noorder'- Haaks, ten anker. Onverwyld zeilde een Kotter uit om deeze van't gevaar te onderrigten, en te raaden na Wlie te wyken: zy volgden dien raad, kapten de ankers, en kwamen behouden in 't Vlie, indien dit niet gelukt ware hadt de Ebbe hun veelligt onder den Vyand doen vervallen (*). De Admiraal Generaal gelastte, toen deeze Vyandlyke Vloot zich van zo naby vertoonde, den Vice - Admiraal hartsin c k, om, met overleg der tegenwoordig zynde Vlag - Officieren , zodanige maatregelen te neemen, als hy ten meesten dienfte van den Lande zou oordeclen te behooreu, het zy met binnen te loopcn, en den Vyand af te wagten, zo de overmagt te groot was; 't zy, zo dezelve minder ftcrk bevonden werd , dan hy zich vertoonde, door hem te gemoet te gaan, een kans te waagen en hem te verdry ven, indien ' (*} Memorie van zsne Hoogheid bl. 00. 2?. jtfedrrl. Jaarb. 1782. bl. 5Ö5. IX. boek. 1782. Schepen rewaar"chuwdin gered» Het uitloopcn uft Texel ongeraadengeoordeeld.Schikkingen in 't Vlie gok maakt.  aö8 VADERLANDSCHE IX. boek 17&2 Nadere handelingen met dm Franfchen Afgezant,over het GemeenfchapivkPlan. ' (*) Memorie van zyne Hoogheid bl. 90. 91. (t) Bylagen tot de Mtmorie van zyne tiioghïid bl. 169. dien zulks met eenige waarfchynlykheid . van een goeden uitflag kon beftaan wor- - den. Herhaalde keeren hadt de . Vyand zich voor 't Vlie vertoond en reden gegeeven om te denken dat hy een aanval op die Kust in den zin hadt. De Schout by - nagt dedel, hier van den Admiraal Generaal onderrigt hebbende, kreeg bevel om met de Schepen, welke hy onder zich hadt , de intreede van die Reede aan den Vyand te betwisten, met verdere, volmagt om de Tonnen op te ligten, de Kaapen en Baakens te doen omverhaalen, de Koopvaarders zo van deezen Lande als van Onzydige Volken, of van die geenen, die Engeland tot een gemeenen Vyand met ons hadden, daar van door Lootsbooten te doen waarfchuwen (*). By gehouden Krygsraad oordeelde men het uitloopen uit Texel ongeraaden ( f). In nadere handelingen, ondertusfehen , met den Heer de la vattguyon gehouden , hieldt zyne Hoogheid aan om te mogen weeten met welke Magt en Middelen het Hof van Frankryk het oogmerk der gezamenlyke Krygsverrigtingen zou onderlleunen? Dien Afgezant verzekerende, dat men hier alles aanwendde om met de meeste werkzaamheid, de voorgeftelde Plans ter uitvoer te brengen; waar van het klein uit-  HISTORIE. o»* uitgeloopen Esquader na de West-Indien ten blyke ftrekte, doch hem teffens te kennen geevende , dat de Voorzigtigheid, ■ welke de toeftand der Zeemagt van den Staat vorderde, niet toeliet de andere Krygsverrigtingen uit te voeren, vóór dat 'er nauwkeuriger opening gegeeven werd van de Magt en de Middelen, die zyne Majefteit wel zou willen gebruiken, om de Magt van den Vyand bezigheid te ver- fchaffen, of buiten bedryf te houden. ' Welhaast leverde de Afgezant ten antwoord in , dat de Koning zyn Meefter, met genoegen gezien hadt, den yver en werkzaamheid, met welke de voorbereidzels tot het gereedmaaken van de Vloot waren voortgezet; dat zyne Majefteit in overweeginge hadt genomen alle de middelen om een kragtiger afwending van 's Vyands Magt te veroorzaaken; dat reeds van nu af, door de toerustingen , in de Havens zyner Majefteit gemaakt, na de Kusten van Hoogstdeszelfs Ryk waren gelokt en byeengebragt alle de Schepen, die in Engeland gereed waren: 't geen den doortocht aan de Schepen van den Staat, na de West-Indien uitgezeild, verzekerd hadt; dat, zo dra de groote zamengevoegde Vloot, voor de Zeeën van Eurofa gefchikt, in Zee zou weezen , het waarfchynlyk was, dat dezelve het grootfle gedeelte der Engelfche Zeemagt tot zich trekken en den gemeenen Vyand beletten zou, de Magt, welke hy voor de Noordzee gefchikt hadt, te vermeerderen. ~—*- En, IV. deel. O ver- IX. soek.;  *ö VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. Bedenkingen op het in de Havens blyvcn onzer Vloot. vermids de Krygsverrigtingen by het Ka* naai moesten verbonden worden met andere , welke, geduurende de Campagne moesten plaats hebben, hadt de Koning van Spanje, een bepaald antwoord des wegen gevraagd, 't welk hy eerlang te gemoet zag ( * ). Met dit alles naderde de beste Tyd om in een Oorlog ter Zee iets uit te voeren, en bleeven onze Schepen, dóór de Engelfchen in de Havens opgeflooten, tot groot misnoegen van veelen, die zich de dagen van de ruiter en tromp herinnerende , en de tegenwoordige daar mede vergelykende, zich ftrenge en harde aanmerkingen lieten ontvallen (f). Lieden van meer bedaardheids oordeelden j dat dit ftil in de Havens blyven onzer Vloote, terwyl de Vyand met eene zwakke magt haar trotfeerde, volgens een weloverlegd Plan gefchiedde. Huns inziens zou onze Vloot in de Havenen des Lands vertoeven , tot dat de Franfche en Spaanfche Vloot in het Kanaal verfcheen , wanneer zy zou uitloopen, en zich meefter van de Noordzee maaken. Men hieldt dit tydftip als ophanden; daar de Spaanfche Vloot, beftaande uit zeven- en- twintig Spaanfche en vyf Franfche Linie Schepen!, reeds, zo men wilde, voor het Kanaal gekomen was, waar die Vloot zou verfterkt worden met <*) Memorie van zyne Hoogheid bl. 121. Ct) Poji van den Neder-JViyn 11 Deel, hl. J39-  HISTORIE. ftjt raet nog tien Franfche Linie Schepen onder het bevel van den Admiraal de la motte piquét. Schoon onze Schepen met deeze ontzaglyke Vloot zich niet zouden vereenigen, twyfelde men niet of onze Vyand zou het hoofd in den fchoot moeten leggen, en eerlang den Vrede uit handen van zynen Vyand aanneemen. Frankryk en Spanje zouden, met weinig moeite, van 't Kanaal meefter worden, en Engeland, genoodzaakt zyne Magt in te trekken, ons de Noordzee vry laaten, de Engelfche Havens zouden gefiooten en die gewaande Beheerfchers der Zee tot het aangaan van den Vrede genoodzaakt zyn (*). Laat ons zien wat 'er wierd van deeze C grootfche Verwagting. De Admiraal Ge- d iieraal vaardigde den drie - en - twintigften van Zomermaand een Brief aan den Vice- j. Admiraal hartsinck af, met last om o •mmiddelyk Krygsraad te houden , over a ihct uitloopen van 's Lands Vloot. Was u deeze van oordeel, dat dezelve kon uitzeilen, dan fprak het, gelyk zyne Hoogheid zich uitdrukte, van zelve, dat hy geene nadere bevelen daar omtrent hadt af te wagten; maar van de eerfte gunftige gelegendheid zich kon en moest bedienen; doch vondt de Krygsraad het ongeraaden, dan verzogt zyne Hoogheid berigt. 's Anderen daags opende de Vice Admiraal den Krygs- Post ï»m den Neder-MJiyn IJ Deel, hl 742- O a IX. BOEK, heileg es Zee» 7gslads in 'exel ?er iet of niet iüoopea*  LX. Boek. 1782. De vooren nadeeIen teeen elkander overgeteld. Üfa VAD ER LANDS C HE Krygsraad met een tweeledig voorftel: dé voor- of naadeelen behelzende, die men van het uitloopen, ren deezen tyde, te hoopen, of te vreezen hadt. De Voordeelen uit het winnen van een Zeeflag voor ons waren, dat onze Convoy en dan misfchien zouden doorkomen, en onze Volkplantingen in beter ftaat van tegenweer gefteld worden , en zulks, indien men de Vyand en zyne Magt in het Kanaal naderhand bezig bleef houden, en hy geene andere Schepen intusfchen in zyne Havens gereed gemaakt hadt. By dit Voordeel moest men nog voegen de Eer, welke voor ons uit het winnen van een Zeeflag by Vreemden zou gebooren worden, en de aanleiding, welke dezelve mogelyk geeven zou om goede Voorwaarden van Vrede te bedingen. Doch, van den anderen kant, zou het verliezen van een Zeeflag die Nadeelen te wege brengen, dat wy zo wel aan de Lichaamen der Schepen , als Officieren, Onder - Officieren, en Volk, zodanige fchade leden , welke ons, die geen voorraad van Officieren, en Onder - Officieren tot aanvulling hadden, voor een geruimen tyd, mogelyk voor de geheele Campanjc, buiten ftaat zou ftellen om deConvoyen, welke door het verlies van een Zeeflag in de Havenen opgeflooten werden, in veiligheid uit te brengen. "Deeze Voor- en Nadeelen gelyk gefteld , en onze Magt aan die der Vyanden ge*  HISTORIE. ai3 gelyk genomen zynde, bleef de Overwinning aan het Lot en de Fortuin des Oorlogs over. Doch dit laatfte, de gelykheid van onze en der Vyanden Magt in de Noordzee ftondt niet volkomen vast; want, indien men aan de Engelfchen maar acht of negen Schepen van Linie gaf, gelyk de Nieuwspapieren fpraaken, zou men by vergelyking van ons Esquader tegen dat der Engelfchen bevinden dat hunne Linie in Battaille uit veel zwaarder Schepen beftondt, waar van elk Zee-Krygsman wist, dat de gelukkige uitflag van een Zeeflag voornaamlyk afhing (*). Op (*) De opgave van de beide Esquaders wa! deeze, Hollandsch Esquader in Texel. Schepen, Admir Gener. Amfterdam, Adm. de Ruiter, Unie, Kortenaar, J>rins Frederik, M. H. Tromp, Princes Royal, Batavier, GUnthorst, Officieren. S.B. N. v. Ktnsbergen. V. A. Gr. v. Bylandt. Capt. Staring-. . 1 Gr. v. Weideren. 't Hooft. van Hoey. van Gennip. — ! Raders. -i Bosch. ... ... Aberfon, ïC Schepen van Linie. 6sO 05 **> Stukk. 72 64 64 64 60 60 54 54 54 54 IX. BOEKi 1782-5,  ai l VADERLANDSCHE IX. JSO EK. Het uitloop en als nog ongeraadengekeurd , by den Krygsraad, Ef.geUih Esqaader in de Ntordzet. Schepen. Cambridge. Prinfes Amelii. Edgar. Dublin. Alexandre. * Bienfaifanl, • Haifonnable. Jlippon. Bufalo. 9 Schepen van Linh. Stukken, 8o 8o 74 74 74 64 64 60 60 630 Hier by werden nog vier Schepen als één van 90, één van 74 en twee van 60 Stukken gereed gemaakt; doch deeze waren nog niet gereed, en van den Edgar was het niet volkomen zeker, dat dit Schip zich by 't Esquader bevondt. De Berigten van eenige binnen gekomen Koopvaardytchippers fpraaken van tien ,"elf, en twaalf EngelJche Oorlogfchepen in de Noordzee. ' Op zulk eene Inleiding volgde de één» paarige Raadflag der Vlagofficieren en Capiteinen, ook door den Voorzitter goedgekeurd, dat het, in de tegenwoordige omfiandigheden , geenzins raadzaam zyn zou, met het Esquader in Texel liggende, in Zee te fteeken, om den Vyand op te zoeken, aan te vallen, ten einde daar door aan onze Convoyen een vryen doortocht te bezorgen : dewyl het eene onvergeeflyke tinvoorzigtigheid voor een Bevelvoerend Officier zyn zou zich bloot te ftellen, aan het gevaar van tusfehen twee Vuuren gebragt te worden ; een geval waar in ons Es-  HISTORIE. 215 Esquader zeker zou geraaken indien de 'Engelfchen eens mogten goedvinden, een Smaldeel van hunne groote Vloot na de . Noordzee, te zenden , en de Vereenigde Franfche en Spaanfche Magt, zich door een vrugtloozen Kruistocht liet afmatten, en dus noodzaakten om zelfs na hunne Havens te rug te keeren, zonder dat de Engelfchen een Vloot daar tegen in Zee brag- ten. Egter oordeelden zy het on- derfcheid tusfehen de Magt der Engelfchen in de Noordzee, en de onze in lexel, niet groot genoeg om te kunnen zeggen, dat de Vyand, zonder hoop van een goeden uitflag zou kunnen aangetast worden. Dan wilden zy in aanmerking genomen hebben, dat men, in de opgave van de Magt, welke men tegen de Engelfchen zou kunnen ftellen , alleen fprak van het. Esquader in Texel liggende; dewyl aan allen te overbekend was aan hoeveel onzeker en wisfelvalligheden alle Zamenvoegingen en boven al Zamenvoegingen van Zeemagt, zo zeer van wind en weer afhangende , blootftonden ; terwyl, daarenboven , de Vyand zo naby aan onze Kusten en van zo veel fnelle kleine Vaartuigen voorzien was, dat hy , op den eigenften dag •van het uitzeilen des Esquaders, daar van onderrigt kon zyn, en ons aantasten. Maar oordeeiden zy, om deeze rede* nen, de waarfchynlykheid van Nadeel veel grooter dan die van Voordeel, zy waren van verftand, dat de gelegenheid om met onze Vloot uit te zeilen,en den Vyand oj; O 6 Ü IX. SOEK, 1  a,i6 VADERLAND SC HE IX. DOEK. 1782. te zoeken; ten einde den doortocht det Convoyen te verzekeren , als dan zou moeten waargenomen worden, wanneer 'er vaste tyding zou ingekomen zyn, niet alleen van de komst der Franfche en Spaanfche Vloot in het Kanaal; maar ook dat de Engelfchen eene Vloot daar tegen uitgezonden hadden; in welk laatfte geval men veilig zou kunnen onderftellen , dat het den Vyanden niet mogelyk zou zyn hunne Magt in de Noordzee te verfterken , en daar door de onze, of tusfehen twee Vuuren te zetten, of met Overmagt aan te tasten. De omftandigheden, op deeze Wyze zich eens ten besten fchikkende, zou de Krygsraad van gedagten weezen, dat een Slag tegen het Vyandlyk Esquader in de Noordzee gewaagd en de uitkomst aan het Lot des Oorlogs zou kunnen overgelaaten worden. — Doch oordeelde de Krygsraad , dat, zelfs dan, de voorzigtigheid vereischte om zonder Convoyen uit te loepen , eensdeels om met dezelve, in gevalle van een Zeeflag, niet belemmerd te weezen, en anderdeels om ze niet bloot te ftellen aan 't gevaar van genomen te worden, indien men de nederlaage mogt kry- gen. Nogthans zou men de Oost- Indifche Schepen , eenigzins tot verdeediging gefchikt, intusfehen tot de uiterfte Ton kunnen laaten afzakken, ten einde, den Vyand geflaagen zynde, of het Gevegt onzeker uitvallende , en de beide Vlooten, wegens fchade na hunne Havens groetende te rug keeren, met den eerften zicb  HISTORIE. ai? ■■óch van de gelegenheid om door te. loopen konden bedienen; terwyl men dan , wyders, indien de Vyand eens uit Zee mogt wyken, of geflaagen worden, zonder gevaar zou kunnen vereenigen en voor de overige Convoyen zorgen. By dit alles moest de Krygsraad nog in bedenking geeven, hoe het voor 't welzyn des Vaderlands van de volkomenfte noodzaaklykheid was , verzekering te heoben van by tyds gewaarfchuwd te worden, alvoorens de Vereenigde Franfche en Spaanfche Vloot hunne Kruispost verliet; zonder welke verzekering men gevaar liep, dat de Vyand zyne handen ruim gekreegen hebbende, zich onverhoeds hervvaards begaave, ons Esquader den hertocht nazyne Haven affneede, en vervolgens met eene ontegenftaanbaare overmagt vernielde. Ten befluit e verklaarde de Krygsraad 3 dat, fchoon zy éénpaarig het uitloopen, in de tegenwoordige omftandigheden, onvoorzigtig oordeelden, alle de Leden, ten vollen gereed waren, om, indien de Souverain, om eenige redenen, welke dc Krygsraad niet mogt ingezien hebben, het uitzeilen mogt goedvinden, en wilde bevelen, om den Vyand op te zoeken, aan te tasten, en onder gods Zegen, te overwinnen (*). Wan (*) Bylaagen tot de Memorie vun Zyne Hoogheid, Jbi. 171 enz. O 5 IX. boek. 1782.  Ci 8 VADERLANDS C HE IX. boek. 1/82. De Gecommitteerde uit de Admiraliteitenkeuren dit goed. Wanneer de Admiraal Generaal deezen Raadflag van den Zeekrygsraad aan de Afgezondenen uit de Admiraliteiten in V Grayenhaage hadt mede gedeeld, om hem daar op van berigt te dienen, betuigden deezen zwaarigheid te moeten maaken, om, zonder meerder kennis van zaaken , rechtftreeks tegen den eenpaarigen Raadflag van vyftien van 's Lands voornaamfte Zee-Officieren , zyne Hoogheid aan te raaden, daadlyk 's Lands geheele en eerst opkomende Zeemagt daar toe te waagen; ten minften voor en aleer de Magt van den Vyand, door de vereenigde Spaanfche en Franfche Vloot, daadlyk werd afgewend, :n het Plan der gezamenlyke Krygsverrigtingen met het Franfche Hof zulks voltrekt vorderde. ■ Dan, intusfehen berigten ontvangen hebbende, waar uit zy voor zeker meenden te mogen vastftellen, het wederkecren van den Admiraal ross, met verfcheide zyner zwaarfte Schepen te Deal, gaven zy zyne Hoogheid in overweeging of dit den Vice - Admiraal hartsinck niet terftond behoorde bekend gemaakt en hem gelast te worden, om met de Heeren van bylandt, van braam en van kinsbergen te overweegen of niet het Linie Schip, benevens de Arfois, en de andere drie zwaare Schepen, door den Luitenant peterson op den zes- en- twintigften van Zomermaand, in de Noordzee gezien, waarfchynlyk alleen een gedeelte geweest waren, van het Esquader van den Admiraal ross-,  HISTORIE, 219 en of dus de vereeniging met de Schepen in het Vlie, en het uitloopen van het een of ander der Convoyen, met hoop van een gelukkig flaagen, zou kunnen beftaan worden; zalks, mitsgaders de wyze, geheel aan hunne voorzigtigheid en fchikking overlaatende, - Onverwyld zondt zyne Hoogheid dit Berigt, nevens de Engelfche Nieuwspapieren , waar uit men het ontleend hadt, aan den Vice-Admiraal, met betuiging in eenen nevensgaanden Brieve , dat hy niet twyfelde , of deeze zou , indien ross vertrokken en de Noordzee vry was, met het Esquader uitzeilen , en tragten zieh met de Schepen uit het Vlie en Zeeland, te veréénigen. Dit alles deelde de Heer hartsinck, op den eerften van Hooimaand in een Krygsraad mede ; doch de Leden van denzelven verklaarden éénpaarig, waar by zich de Voorzitter voegde; dat, hoe gevoelig het ook voor alle Officieren van Eer mogt zyn tot eene alleszins onaangenaame werkloosheid van eene den Lande zo kostbaare Zeemagt te raaden, en zich daar door mogelyk aan de hoonende gefprekken van des onkundige Lieden bloot te ftellen; zy, egter, vólgens Eed en Pligt, en, naa rype overweeging van de facheufe en geforceerde om Handigheden, waar in het Vaderland zich , door een ongelukkigen zamenloop van omftandigheden, gebragt vondt, in dit oogenblik, het uitloopen van 's Lands Magt, in Texel liggende , met geen gerust geweeten konder aan IX. boek, i/82.- Nadere Raadflag over het uitloopen; weder als ongeraa,den in gezien.  VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. 1 1 aanraaden , al wilde men veronderftellen , dat de ingeleverde Engelfche Papieren volkomen geloof verdienden; 't geen ze by hun niet konden vinden , uit hoofde van daar mede onbeftaanbaare Tydingen uit Zee gekreegen. Dezelfde zwaarigheden, in den voorgaanden Krygsraad bygebragt, bleeven ftand houden; en kon dezelve niet eerder het uitzeilen uit Texel aanraaden, dan men verzekering hadt van de komst der Vereenigde Vloot in 't Kanaal, en het LÜtloopen der groote Engelfche Vloot daar tegen. Zelfs oordeelen zy het uitzeilen, il was het maar voor eenige dagen, en om de Vereeniging met de Schepen in 't Vlie, te bevorderen , onvoorzigtig, zo omdat de hertocht in de Havenen van den Staat, loor tegen winden, kon belet worden, als ym de flegte bezeildheid onzer Schepen in irergelyking met die der Engelfchen, die hun len kans van te ontvlugten zou kunnen beneemen: weshalven 'er voor ons Esquader, $éns in Zee gekomen zynde, en den v^yandgezien hebbende, niets anders over» >leef dan denzelven, 't zy hy zwakker of terker dan ons Esquader mogt weezen, let hoofd te bieden. Dan gaven zy zyne Hoogheid in bedenking of het niet min gewaagd zou weezen, onder het aanwenden van alle voorzorgen, de Schepen in Zeeland liggende , langs de Kusten na Texel te doen komen. Wyders kon men, huns bedunkens, van de Schepen in het Vlie, op tweeërlei wyzen nut trekken; of door dezelve, onder gelyke voorzorg© ais  HISTORIE. teï als de Zeemvfche , na de Texelfche Ree te doen zeilen; of ze rechtftreeks uit het Vlie j met het Convoy na de Oostzee te zenden: terwyl het Esquader uit Texel, op de tyding van het uitzeilen der groote Engelfche Vloot om de Franfche en Spaanfche gade te flaan in Zee geftooken , een Obfervations Esquader zou" uitmaaken: en zouden, in dit geval, deeze Schepen gebruikt kunnen worden om de Oost- Indifche Schepen, in Drontheim liggende, af te haaien, en na't Vaderland te geleiden ; doch konden zy niet naalaaten aan te merken, dat het uitzeilen der Schepen uit het Vlie dat Zeegat aan 't gevaar eens Vyandlyken aanvals blootftelde. Deeze Raadflag den Afgezondenen uit de Admiraliteiten in 's Gravenhaage opengelegd en door hun overwoogen zynde keurden zy de omzigtigheid om niet uit te loopen goed; doch, daar zy nadere kundfchap ontvangen hadden, dan de Leden des Krygsraads bezaten, naamlyk dat een aanzienlyk gedeelte des Esquaders van den Admiraal ross, reeds Westwaards gezeild en zeer waarfchynlyk met de groote Vloot, onder Lord howe, vertrokken was, tot het opzoeken der vereenigde Vloot, terwyl eenige andere Schepen van dat Esquader nog in Duins lagen, en eeni* ge, totverfterking van'tzelve gefchikt ,nog niet daadlyk in gereedheid waren, dagten zy het Tydftip gebooren, door de Leden des Zeekrygsraads voorheen als het gunftigfte tot het uitzeilen gekeurd. Eer dit ge- fchicd- IX. $ o ek» Plan van uitzeilen aan den Vice Admiraal Op' gegeeven.  aas VADERLANDSCHE- IX. boek. 1782. fchiedde oordeelden zy het, naardemaal *eï by aanhoudenheid, zich verfcheide Vyandlyke Schepen op onze Kusten vertoonden, hoogstgevaarlyk enkele Schepen uk Zeeland en het Vlie na Texel te doen verzei- ]en> Het raadzaamst in deeze om- ftandigheden dagt hun, dat de Vice Admiraal hartsinck, met alle mogelyke geheimhouding, bevel kreeg om, met zo veel Schepen en Fregatten als hy in ftaat kon brengen , zonder het minfte uitftel, na Zee te zeilen; doch het teffens aan zyne Voorzigtigheid over te laaten om zich al of niet verre van onze Kust te verwyderen; als mede last om, by aldien zulks gevoeglyk, en zonder buitengewoon gevaar, kon gefchieden, zyn Esquader voor 't Vlie te doen verfterken, door de aldaar liggende Schepen en Fregatten, voor zo verre die ter beveiliginge van dat Zeegat niet noodig mogten zyn ; om, naar gelegenheid, op celyke wyze, zich te veréénigen met de gereede Schepen en Fregatten in Zeeland, die men aldaar zou kunnen misfen, en dat voor al ook de Schepen na de Oost- en West-Indien beftemd, wanneer de gelegenheid zich daartoe gunftig opdeedt, hunne Reize het Noorden om vervorderden; en eindelyk ook, om de Nederlandfche Schepen, " die den wil na de Oostzee hadden, zonder vertraaging, derwaards te convoy eren, en de Oost-Indifche Schepen van Drontheim af te haaien. Alles met dien verftande, dat hy, in Zee zynde, het een of ander hier aanarcraaden ontydig of onge- raa?j  HISTORIE. Ê23 raaden vindende 't zelve, met overleg van den Vice Admiraal van bylandt en den Schout by Nagt van kin s bergen, kon en mogt agterwege laaten; en zelfs ook des noods weder, al was het onmiddelyk, in eene der Zeegaten des Lands in vallen (*). De Vice Admiraal hartsinck, deeze kundfchap bekomen en die voorfchriften ontvangen hebbende, pleegde raad met den Vice Admiraal Graave van bylandt, en den Schout by Nagt van kinsberg en, zy vonden 't best tot welyn van 't Vaderland deeze Schikking te beraamen: dat het Oost- en West-Indifche Convoy te gelyk met het. Esquader uit Texel in Zee zou fteeken, en verder, onder het geleide van de Capiteinen raders, bouricius , pruist en sels, benevens den Luitenant baak, met den eerften goeden wind, na de plaats hunner beftemminge zou verzonden worden. Om tyds verzuim te voorkomen vonden zy het ongeraaden aan eene vereeniging met Schepen uit Zeeland te denken; doch waren van voorneemen met deeze Convoyen voor ■Gaats te blyven ankeren, indien de Wind Benoorden het Oost mogt zyn; om dat dezelve daar mede geen weg konden vorderen, en gevaar zouden loopen om beneden Texel te vallen. —— Wyders hadt hy or- C*) Bytaagm tot de Memorie van zyne Hoogheid, bl. 177 ejiz. IX. boek. 1782. Zyn befluit daar op.  VADERLAND SCHE IX. boek. 1782. De Vloot zeilt onder de Vice Admiraal hartSINCK Uit. (*) De Vloot beftondt uk de volgende Sche> pen. Voor Amfierdam. StukL Vice Adm. hartsinck \ Adm Gtner TA Schout by Nagt v. kinsbergen )Adm' ^ener'W Vice Adm. Gr. v. e y l a n d t \ amjlerdam, 6o Capt. meure j J Vice Adm. zoutman Abf.1 M^ de RuUe^ 6g Capt. a. h. c. staring J - Graave v. welde ren, 2?< Unie. 68 « aberson, Glindhorst, - 54 • bosch, Batavier. 54 • raders, Princes Roj. Fred. Wilh. 54 f mulder, Rhynland. - 54 «—— staring, Argo. - 44 « s e l s, Be Jafon. - 36 ■ ■ willink, Venus. - 24 Luit. petersen, De Ajax. » 23 ?■ ■■ ' d. e. hengst, Dt Snelheid, 12 Voor order gefteld op het uitloopen van het Convoy na de Oostzee uit het Vlie. - En eindelyk zou hy met alle de gereed liggende Schepen en Fregatten uitloopen, om een Oblervations Esquader te vormen, en het Oost- en West-Indisch Convoy, naar omftandigheden van weer en wind, als anderzins, korter of langer, te geleiden. Overeenkomftig hier mede zeilde den zevenden van Hooimaand de Vloot, onder den Vice Admiraal hartsinck uit Texel (*), met acht Oosi - Indifche Schepen van  HISTORI E. i2g van welken de meefte vyftig Stukken voerden, en drie Surinaamsvaarders. Men wenschte elkander geluk met eene zo lang verlangde gebeurtenis, en hoopte dat die Helden, die, in den voorleden Jaare, by Doggersbank, de Eer van 's Landsvlag zo moe- Voor Rotterdam. Stukk. Vice Adm. p i ch o t Abf. \ Kmmaar, ö8 Capt. hooft J holt, Prins Frederik. 68 . v. gennip, Admiraal Tromp. 54 ——— j. baak, De Brak. - ia Voor Jïeeland. Capt. pruist, Brunswjk. 36 Voor Friesland. Capt. v. d. beest, De.Pallas. 4» Op de Reede van Texel, bleeven deeze Schepen liggen. Schout by Nagt v. br.u u , Adm. Piet Hein. 54 Capt. v. son, De Phenix. - 50 overmeer, De Waakzaamheid. 25 - hekk-ers, Hoorn. - 24 ka aid, Bellor.a. - 24 .,, hf. nd hik janssen, Di Zwaluw. 8 Onder de Vliet er. Capt. riem ersma , Dt Frintet Im'ifa. 44 IV. DEEL, P fa IX.' BOEK.' [78a»  S2Ó- VADERLANDSCHE IX. BOEK Wat dezelve uitvoerde. N. Nederl Jaarb. 1782. bl. 7-P. moedig verdeedigden, en zich, voor een . gedeelte, op de Vloot bevonden, nevens andere braaveZ^e-Officieren en Gemeenen, geen minderen heldenmoed zouden betoonen; en dus de fchandvlek der Werkloosheid, door deezen Zeetocht, uitwisfchen. De Uitflag beantwoordde niet aan de opgevatte verwagting. Het Dagverhaal des Vice Admiraals wyst zulks uit; als behelzende niets zonderling merkwaardigs, dan dat hy, daags naa het uitzeilen, van zyne Hoogheid de verzekerende, tyding ontving, van het naderen der Vereenigde Franfche en Spaanfche Vloot, op de hoogte van Heyzant; dat het Oost- en West - IndifcheConvoy, zo verre in 't gezigt gehouden en begeleid, als men 't zelve voor eenige vyandlykes3\Ia;Tt in' de Noordzee genoegzaam beveiligd oordeelde , met een frisfe en In Vlie bevonden zich. Stukk. Capt Baron v. kinkel, Zuidbev eland. 64 - BRAAK, Erfprins - 54 . v. loo, Zuilenveld. - 44 " n a ü m a n, Zwieien. - 44 . v. braam, 't Loo. - 44 ■ deKKES, De Bellona. _ - 3Ö blois v treslong, Thetis. BOURICIUS, De Eensgezindheid. 30 ■ ryneveld, Medemblik - 36 • • v ai L Li a n t , De Dclphyn. 24 BLOis v. treslo.ng. De Jaager. 16 ! de groot, Jaanna Maria. 20  HISTORIE;. aa/. en gunftige Wind de reis vervolgde; dat hy, vergeefsch gewagt hebbende om de£«gelfche Convoyen, van welke hy naarigten kreeg, te onderfcheppen, befloot na *i Vlie te fteevenen om verflag van het Convoy na de Oostzee te bekomen, en dat het Fregat de Pallas, een Engelsch eenma-st Scheepje prys gemaakt hadt. Toen Oogstmaand ter helfte gekomen was, kwam een gedeelte dier Vloot voor Gaats ten anker. Een Storm hadt verfcheide Schepen , en onder andere ook den Admiraal Generaal, zo veel fchade doen krygen, dat de Vice - Admiraal hartsinck met den Schout by Nagt van kinsbergen te raade was geworden,-om, by de eerfte gelegenheid, tot herftel, binnen te loopen ; doch het ontmoeten van den Schout by Nagt v a n braam, en Brieven van zyne Hoogheid, bewoogen hem, buiten te blyven wagten na de aankomst der overige Schepen, dan Krygsraad te beleggen en in denzelven te onderzoeken, of, en in hoe verre, zy in ftaat waren de Bevelen van zyne Hoogheid te volvoeren: dan kon, noch mogt hy niet ontveinzen , dat hy de omftandigheden, zo door het vertrek der Vereenigde Vloot uit het Kanaal, als door de fchadens door Stormweer veroorzaakt, zodanig veranderd rekende, dat hy zich verantwoordlyk agtte, indien hy op zich zeiven iets, wegens dèn voorgeftelden Tocht, befloot, Voorts hadden de Schepen gebrek aan Wa* ter, en zou het veertien dagen vereifche-i, P s al- IX. boek* 1782. Valt weder binnen.  asS VADERLANDSCHE IX. ISO EK. RondgaandeBrief van Zeeland over de Werkloosheid. alle gelegenheden gunftig gefteld zynde, die» Schepen buiten Gaats van water te voorzien. Een Onweersbuy met Storm verftrooide de Schepen voor Gaats liggende, en bekwamen dezelve groote fchadens, 't welk den binnen geloopen Vice-Admiraal in onzekerheid bragt hoe veelen 'er tot een verderen Kruistocht zouden kunnen byeengebragt worden (*). Ondanks het Verbod den Nieuwsfchry veren gegeeven om van 's Lands Vloot en derzelver uit- en inzeilen iets te melden,; kon geen van beide onbekend blyven by een Volk, 't welk in de verrigtingen der Vloote zo veel belangs ftelde. Het invallen in Texel, baarde zo veel gemors als het uitzeilen vreugde, en deedt verdenkingen by verdenkingen gebooren worden (t). Deeze waren, terwyl dit op Zee voorviel, tot eene zeer groote hoogte opgeklommen, en in de Vergaderingen des Lands openlyk behandeld. De tydorde eischt dat wy 'er thans van fpreeken , en 't verflag van 't geen verder door onze Zeemagt dit Jaar onderftaan en uitgevoerd werd , tot eene nadere gelegenheid uitftellen. Wanneer in Zeeland, by het raadpleegen op den voorflag van Goes om de Bedeftonden, ter oorzaake van de Werkloosheid, op te fchorten, die Stad, door andere Zeeuw- (*) Bylaagen tot de Memorie van zyne Hoogheid , ^'(J9)'Past van den Neder-Rhyn II Deel, W> 833. UI Deel, bl. 930.  H I S T O R I Er 229 Zeeuwfche Steden geraaden werd hier mede niet voort te vaaren, eer men de uitwerking gezien hadt van de maatregelen toen door Staaten van Zeeland genomen om die Werkloosheid in Yver te doen veranderen (*), waren 'er, in de daad, de allerernftiglte raadpleegingen gehouden, en de gewigf igfte maatregels voorgeflaagen (f). Zy gaven van dit alles den Bondgenooten berigt, deezen Affchriften toezendende van. de Brieven zo aan hun Hoog Mogenden als aan zyne Hoogheid gcfchreeven, omnauwkeurige onderrigting te bekomen, wegens de oorzaaken van de Werkloosheid der Zeemagt, hun vriendnabuurlyk verzoekende de noodige agt op dezelve ta flaan en ze ter Algemeene Staatsvergadering te onderfchraagen. Deeze Brieven waren den negen - en - twintigften van Hooimaand gedagtekend , en op het ftuk, thans degroote hoofdzaak, van den volgenden inhoud. Wanneer Wy en alle Welmeenenden 9 „ met het grootfte genoegen , naa eene. „ langduurige verwagting en reikhalzend l, verlangen, een bekwaam aantal Oorlog„ fchepen en Fregatten in behoorelyke ge, reedheid zagen, om tot de waare einden l, van derzelver beftemming te worden ge„ bezigd; naa dat een ieder verwagtte, „ dat door derzelver fpoedig en gepast ge- „ bruik, Zie hier boven bl. 192. £t) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl 025 enzs P 3 boekJ 1782-,-  «3o VADERLANDSCHE IX. Boe k. 1782: s 1 1 3 3 j 3 3 3 a 3 3 ■3 j, bruik, het langduurig uitftel, zoo vee! ,,' mogelyk, ftondt vergoed te worden, „ heeft zulks, egter, tot flegts een korten „ tyd geleden, niets anders dan eene byna algemeene en gansch onverwagtte Werk- „ loosheid ten gevolge gehadt. De ., Schepen, met zo veel moeiten en kosten „ in gereedheid gebragt, lagen, als 't wa„ re, voor hunne Ankers te verrotten; het „ moedloos Volk, 't geen getoond heeft „ bereid te zyn om alles voor het Vader„ land op te zetten, werd, by gebrek aan „ bezigheid, door gevaarlyke Ziektens, , aangetast, de Kusten, welke alleen door (, eene bekwaame Vloot tegen alle aanval, len en onderneemingen konden worden , beveiligd , bleeven by aanhoudenheid , blootg'efteld ; de zugtende Koophandel , riep vrugtloos om befcherming : de over» , geblcevene Volkplantingen, welker be, houd tot hier toe aan geene Menschlyke , Voorzigtigheid , maar alleen aan eene , gunftige befchikking der Voorzienig, heid, te danken is, bleeven zonder be, fcherming, en fchreeuwden om voorzie, ning van allerlei onontbeerelyke nood, wendigheden; de Schepen, reeds in het , voorleden Jaar ten dien einde in gereed, heid gebragt, hadden, zo wel als de , kostbaare en zo zeer verlangde Retou, ren, eenen zeer langen tyd vrugtloos , eene gelegenheid afgewagt; de poogin, gen der welmeeneude Ingezetenen om , door Kaapreederyen den Vyand allen , mogelyken afbreuk toate brengen, zyn „ ver-  H I S T O R I E. a3i „ verydeld, en de Schepen, met Zo veel „ Vaderkndfehen yver, tot dat oogmerk uitgerust, aan hun eigen noodlot en ten „ prooy van eenen listigen en waakzaa„ men Vyand overgclaaten; de Vyandely- ke Convoyen, fl.gts in eene kleine „ Magt beftaande, zyn voorby onze Kus„ ten, gerust, en zonder verhindering, „ heen gevoerd; en onze eigene Oorlog„ fchepen op hunne Reede, volgens de „ algemeene gerugten, door een geringer „ Magt ichandelyk ingefiooten geworden; „ alles tot de innigfte fmert van alle wel„ denkende Ingezetenen, tot verwonde„ ring van Vrienden en Vyanden, en tot „ billyke verontwaardiging van geheel Eu- „ Het is niet dan met het grievendst „ leedweezen , dat wy ons niet hebben 3, kunnen onthouden, om aan uwe Hoog , Mogenden voor te ftellen een gedeelte ■ der fmertlyke gevolgen van een zodanige *, handelwyze, waar van wy plegtig moeten betuigen de redenen niet te kunnen 99 bevatten, als welke niet alleen volftrekt ^ aanloopt tegen het Stelzel van Verdeediging, door onze braave Voorouders, in „ diergelyke omftandigheden zo manlyk, „ met zo veel roems, en zulk een goeden „ uitflag, vast gehouden ; maar ook bo„ ven dien niet kan nalaaten deeze, wel„ eer bloeijende, en door de grootfte Hel„ dendeugdgevestierdc,en alom beroemde, „ Republiek , by de geheele Wereld tot „ een voorwerp van veragting te doen P 4 » wor* IX. boek; 1782.  a3s VAD E RL AND SC HE IX. BOEK. „ worden; terwyl de fchier onnoemelyke „ Geldfonnnen, bereids door Ons en de „ overige Bondgenooten, zo blymoedig ,, ingewilligd , dus doende , als geheel „ vrugtloos verfpild moeten worden aan#, gemerkt, en het, in zulk een geval, „ raadzaamst zou geweest zyn, niet alleen „ in geenerlei Petitiën, hoegenaamd, te „ bewilligen ; maar zelfs liever de voor „ handen zynde Schepen af te danken, dan 's Lands Penningen, op zulk eene „ gansch nutlooze wyze, te verkwisten." „ Wy willen gaarne aan het oordeel van 5, uw Hoog Mogenden overlaaten of dit het middel zy, om immer tot een gewenschten Vrede, waar van men de ge?, rugten telkens leevendig houdt, te ge„ raaken. Zal een Vyand, die niets van „ Ons te vreezen heeft, zich niet bevoegd w oordeelen , tot het voorfchryven van „ zulke Voorwaarden als hy zelve zal .,, goedvinden ? Is het te verwagten, dat 5, eene Mogendheid, waar mede de Repu.,, bliek nog in Vriendfchap is, waar aan „ dezelve niet kan ontkend worden, groo„ te verpligtingen te hebben , en welke 5, zich in de deezes zyds gedaane aanbiedin5, gen, tot het regelen van gemeenfchaply5, ke Krygsverrigtingen, aanhoudend ziet „ te leur gefield, het verder, en inzon„ derheid by Vredesonderhandelingen, y, met haare Belangens overeenkomftig zal „ oordeelen, de Onze te behartigen? En is, derhalven, het e'énige middel, om „ tot een beftendigen en eerlyken Vrede te « ge-  HISTORIE. 253 :, geraafeen, niet veel eer daar in gelegen, „ dat men, met 's Hemels byltand, - aan •-' Vvanden de uitwerking van den moed " eeher lang getergde en beledigde Natie, en aan Vrienden het gewigt en de waar'„ dy onzer Vriendfchap doe ondervm» den?" Wy hebben, zedert lang de onbegrypelyke, en de ganfche Wereld in 't oogloopende, Werkloosheid onzer Zeemagt niet zonder opmerkinge en kommer aan„ gezien, en zouden ons regtmaatig beklag al eerder onder 't oog van uw Hoog ' Mogenden gebragt hebben , indien wy " niet, door de van tyd tot tyd ver, nieuwde tydinsen van een aanftaand uit" loopen der Vloot, en de daadlyke hoop, dat „ eens eindelyk de voor handen zynde middelen te onzer verdeediginge en tot „ afbreuk van den Vyand, met waaren „ ernst, zouden ter hand genomen worden, waren wederhouden: doch, hoe ' zeer wy, hangende onze Raadpleegin" gen over dit gewigtig onderwerp, mei " genoegen vernomen hebben, dat een ge" deelte onzer Vloot, in het begin deezei „ maand,is uitgezeild, zyn wy met alleen onkundig van de waare redenen waarona 7, zulks niet vroeger gefchied zy ; maai „ ook van haare beitemming, hoe lang z) „ bevel heeft Zee te houden, mitsgader; van verfcheide Artykelen , op weikei , onderzoek wy beflooten hebben aan t< dringen, en hebben mitsdien geoordcek ' in onzen Pligt te kort te zullen fchieten P 5 » e' IX. BOlK 1780. t »  &34 VADERLANDSCHE IX. boek. 1782. ,, en ons voor god en de Ingezetenen „ verantwoordlyk te ftellen, byaldienwy, „ door een langduuriger ftilzwygen, zulk ,, eene onbegrypelyke handelwyze inogten „ fchynen goed te keuren." „ Om deeze redenen hebben wy goed „ gevonden by zyne Doorlugtige Hoog„ heid den Heer Erfftadhouder, fchriftlyk en op 't nauwkeurigst te verneemen na „ de waare redenen van de zo lang aange„ houden hebbende Werkloosheid der Zeemagt, met aandrang, dat dezelve voor n Ons, en de verdere Bondgenooten, niet „ mogen worden bedekt gehouden: gelyk „ wy ook aan Hoogstgedagten Vorst heb„ ben verzogt, dat openingen mogen ge„ geeven worden van de maatregelen, zo „ uit hoofde van het gemeenfchaplyk te „ werk gaan met de Kroon van Frankryk, „ als omtrent den Staat der nog voor han„ den zynde Oorlogfchepen en Fregatten, „ zo wel die thans in de onderfcheidene „ Havens in gereedheid zyn, als die be„ reids geheel, of ten deele, zyn aangebouwd, en ftaan uitgerust te worden, „ met verderen aandrang, dat de Orders „ en Inftructien der Officieren, bevel voe„ rende over 's Lands Schepen, welke „ thans ter Reede van deeze Provincie lig„ gen, of vervolgens zullen komen, mits, gaders die van den Generaal over de Troepes binnen deeze Provincie gebie„ dende, voortaan aan ons mogen mede„ gedeeld worden : terwyl wy aan ons voorbehouden, om, als de éénige Sou- i» ve-  HISTORIE. 235 verain Onzer Provincie , aan de gezegde „ Bevelhebberen der Oorlogfchepen en den i \\ Generaal mede zodanige Bevelen te gee„ ven, en ten uitvoer te doen brengen, als „ wy met het belang Onzer Provincie en „ Ingezetenen overeenkomftig zullen oor„ deelen." , , TT Naa de medewerking van hun Hoog Mogenden op 't ernltigst verzogt te hebben, dat, binnen zekeren bepaalden tyd, aan Hoogstdezelven mogtcn overgebragt worden, Affchriften van de Bevelen, door den Admiraal Generaal gegeeven, tot het in gereedheid brengen van de Vloot in de Zeegaten van de Republiek, mitsgaders van de Brieven en verdere Stukken met de Bevelhebberen derzelve gewisfeld, als mede van den uitüag der Krygsraaden, over het al of niet uidoopen van de Vloot, tot op heden gehouden: al 't welk zy vertrouwden dat behulpzaam zou weezen, op te kunnen oordeelen, in hoe verre 'er in het beftuur van zaaken wel of kwalyk gehandeld was, en de algemeene klagten van Werkloosheid regtraaatig waren, — verzoeten zy verder hunne Hoog Mogenden , wegens den toeftand van 's Lands zaaken in 't algemeen, en van de Vredes Onderhandelingen in 't by zonder, de vereischte, openingen te mogen ontvangen; „ alzo ■ wy", luiden hunne eigene woorden, - niet gezind zyn de opgebragte Lasten „ onzer Ingezetenen, en verdere Lands In„ komften, die dagelyks hand over hand * afneemen - tot goedmaaking van nut? „ loos IX. iOEK. [782.  236 VADERLANDSCHE IX. BOEK. i „ loos geimpcrideerde onkosten te beftee-» „ den. " Eindelyk kwam het den Staaten van Zeeland voor , dat alle middelen en wenen, welke ftrekten om de Verftandhouiing met den Vyand gemaklyker te maaien, in het tegenwoordige tydsgewrich:e, behoorden atgefheeden te worden, en dus dat men de Paketbooten van Engeland zou verbieden het inloop en in de Zeegater* cran de Republiek, dezelve voortaan aanmerkende en behandelende als Vyandlyke Schepen: als mede dat alle mogelyke en meer gefchikte voorzorgen mogten beraamd, en daadlyk in 't werk gefteld worden tegen de ongeoorlofde Veiftandhouding tusfehen de Ingezetenen van de Republiek en die van Engeland. De Brief aan zyne Hoogheid gerigt, liep goeddeels woordlyk op den zelfden zin, als het boven aangeftipte uit dien aan hunne Hoog Mogenden , alleen beflooten zy deczen, „ in het billyk vertrouwen, dat „ dezelve niet wederom een gelyk lot, als „ twee voorige in deezen Jaare gefchree1„ ven, zoude ondergaan; maar dat zyne „ Hoogheid denzelven ten fpoedigften zou „ gelieven te beantwoorden, en niet twy„ felen om aan deeze hunne verlangens te „ gemoet te komen; ten einde hunne poo„ gingen, waartoe zy niet alleen als een „ integreerend Lid van het Bondgenoot„ fchap ten hoogften bevoegd; maar bo„ ven dien verpligt waren, als Souverain „ van eene Provincie, welke het meest j, van  HISTORIE. a3?- £ van alle aan den Vyand was blootgei,, fteld, die naar evenredigheid het meest ^ van allen de gevolgen van den Oorlog „ ontwaar werd, wier behoud of onder„ gang daar mede gepaard ging, en die 5, daarom met zo veel bereidwilligheids al„ les tot het algemeen behoud en verdee„ diging opzette, met een heilzaame uit,, komst agtervolgd mogten worden: ter„ wyl zy, in allen gevalle, die voldoe„ ning zouden ondervinden, dat zy zich „ van hunnen Pligt gekweeten, en bij het „ tegenwoordige en de volgende Geflach„ ten buiten verantwoording gefield had„ den (*>" Van foortgelyken inhoud; doch meer tot byzonderheden afdaaleude, was het Voorftel der Afgevaardigden van de Stad Leyden, den laatften van Hooimaand ter Staatsvergadering van Holland ingeleverd. Het verdient, niet min dan de Zeeuwfihe Brief, grootendeels plaats te vinden,;zo om dat het de denkwyze veeier Staatsleden van Holland in het helderst daglicht ftelt, als om de Befluiten daar op genomen, en de gevolgen daar uit voortgevloeid. Uitdruklyke last hunner Zenderen deedl hun ter Staatsvergaderinge, voordraagen: „ Dat de Heeren hunne Principaalen, reeds zedert een geruimen tyd, zeei „ kommerlyk aangedaan geweest waren. „ over den zo deerniswaardigen als veragt C*) Zfitf. vafi Zeeland zg July 17821. ix: BOEK.' 1782» Voorftel der Stad Lef den. f 0111 onderzoekna de Werkloosheid:te doene'  IX. BOEK. 17B2. Ê38 VADERLANDSCHE ,, lyken ftaat, waar in zy deeze, eertyds zo gedugte, Republiek thans vervallen ,, moeften zien. Dat het gevoel daar van ?, hun meer en meer hadt ter harte gegaan, naar maate zy dat Verval meer en „ meer hadden moeten zien toeneemen,en „ dat zy, hunne betrekking en hunne pligt „ in 't oog neemende, ook daar om al te „ meermaalen hadden vermeend poögingen „ te moeten aanwenden, welke , indien „ mogelyk , de weragting en de fpot, „ waar aan deeze Republiek zich maar al „ te zeker blootgefteld hadt, kwamen af „ te wenden, en, in tegendeel, aan te voeren zodanige Middelen , als llrekken konden om voor te komen dat derzelver „ ondergang niet verder gevestigd wierd. „ Dan dat zy, zich vleiende dat gunftiger „ tyden hun zouden bevryden van deeze „ hunne poogingen meer ópenlyk te moe„ ten werkftellig maaken , • zich tot nog „ hadden te rugge gehouden , daar van „ meerdere blyken te geeven, dan zy tot ?, hier toe gedaan hadden." ;, Doch dat zy, met de innigfte aandoe„ ning, ontwaar geworden zynde,dat dee„ ze hunne verwagting niet bevestigd „ wierd, en dat de ftaat, waar in zich „ deeze Republiek thans gefteld vondt, „ tot die laagte vervallen was , dat zelf „ Mogenheden, van wien men zulks nim„ mer zou hebben kunnen wagten , zich „ niet ontzagen onbehoorelyke flappen te „ doen, welke de vernederendfte blyken >? ten klaarften opleverden, zich niet lan- n ger  HISTORIE. %$a zonder den Vyand eenig hoegenaamd 9, nadeel te hebben aangedaan, voor aj, naa dat de daar aangegeevene Ord&rs Q 3 » eifit IX; DOE K. 1782.  £46" VADERLANDSCHE li O E K. 3, niet meer konden werken, niet zyn opgezonden na de Bezittingen van den „ Staat in de Oost- en West-Indien, ter zo ,, hoognoodige Verfterking van den weer„ loozen ftaat der zaaken aldaar ? ——• „ Of waarom dezelve geen orders gekree„ gen hebben om eerst de zes Oost-Indi„ fche Retour Schepen , die zich nu nog, uit gebrek aan Convoy, in de Haven van Cadix bevinden, van daar voor 3, eerst na een der Franfche Havens, en by- „ zonder na VOriënt, te geleiden ■ ,, en daarnaa de drie te Drontheim liggende 3, Oost-Indifche Schepen, by hun weder„ keeren na het Vaderland , binnen de Havens deezer Landen te brengen? — „ Of waarom dezelve de Manfchappen van „ het Schip weleer onder bevel van den „ Capitein berghuis vaarende, nut„ loos en zeer kostbaar verdeeld op de „ voorgemelde Oost-Indifche Schepen, by „ hun wederkeeren, niet hebben medege,, bragt, ten einde op een of ander van 's „ Lands Schepen te kunnen worden ge„ plaatst?" 3, Waarom alle de ingereedheid zynde 3, Oorlogfchepen en Fregatten, uit de Ha„ vens en Zeegaten van deeze Republiek, 3, niet vroeg in dit Voorjaar, eer en alvoo3, rens zich eenig Vyandlyk Schip op de s, Kusten vertoonde, op eene bekwaame .„ plaats, zo als daar toe voorheen gediend 5, heeft, en nog nuttig gehouden wordt, „ het bekende Schooneveld, waren zameH„ gevoegd, om met vereenigde Magt den „ Vyand  HISTORIE. *47 r, Vyand van onze Kusten, en uit de Noord„ zee, te houden; de Oost- en West-Indi„ fche Schepen, voor zo verre die bereids „ tot zulke drukkende kosten van deeze voor den Lande onmisbaare, en ten on„ dergang neigende Maatfchappyen , zo 5, lang gewapend gereed geleegen hadden, „ tot op zekere hoogte te geleiden, en on- der behoorelyk Convoy vroegtydig na de plaats hunner beftemminge te doen „ vertrekken; en vervolgens op de Engel„ fche Koopvaardy Vlootan, welke na de „ Oostzee zo aanhoudend ftevenden, of „ van daar te rug kwamen , gelyk mede op „ de Transportichepen, tot het afhaalea „ der Dtiitfche Troepen beftemd, te „ kruisfen; de in zo klein getal gevonden wordende Oorlogfchepen, welke dezel„ ve hebben geconvoyeerd, aan te tasten, „ immers zo wanneer zulks, gelyk daar „ toe genoegzaame gelegenheden zyn voor „ handen geweest, met hoop van welge- lukken gefchieden kon, ja zelfs met 3, weinig onwaarfchynlykheid van welflaa„ gen te onderneemen ware geweest, „ wanneer de hier voor opgenoemde Ver„ eeniging der Zeemagt van de Republiek „ vroegtydig gefchied ware; als wanneer men dezelve ook genoegzaam beftand „ gevonden zou hebben tegen een flegt s, bemande, met zieken opgepropte, en „ daar by niet talryke, Vloot, zo als die v zich voor onze Kusten vertoond heeft ? " „ Waarom ten minften de in Texel en ^ 't Vlie gereed liggende Oorlogfchepen en Q 4 » v™-. IX. BOEK. I782.  VADERLANDS CHE IX. boek. „ Fregatten niet aanftonds uitgezeild wa« „ ren, en den Vyand flag geleverd hadden, „ zo ras als een groot gedeelte van des„ zelfs Schepen wederom van voor onze „ Zeegaten vertrokken was, om tegen de „ Vereenigde Franfche en Spaanfche Vloo,, ten gebruikt te worden?" n Waarom, eindelyk, geduurende dee„ zen Oorlog, niet een goed aantalFregat„ ten en Kotters, waar van de Republiek „ genoegzaam voorzien was, in Zee was „ gehouden, om de ter Kaap uitgeruste „ Schepen van byzondere Ingezetenen te ,, dekken, den Vyandlyken Zeehandel af„ breuk te doen, en onze Kusten tegen „ de tergingen en ftrooperyen onzer Vyan„ den te beveiligen, en dus voor geko„ men of belet, dat dezelve in het gezigt, „ en maar even buiten het bereik der Sche„ pen van Oorlog van deezen Staat, een „ zodanig Schip wegnamen?" Ten flot verzogten zy , dat door hun Ed Groot Mogenden van het Befluit in deezen genomen, den overige Bondgenooten kennis zou gegeeven en dezelve aangemaand mogten worden, om met hun Ed. Groot Mogenden te willen zamenftemmeti tot het neemen van zodanige gepaste maatregelen als ter wegneeminge der fchandelyke en fchadelyke Werkloosheid meest gefchikt zouden bevonden worden, ten einde de goede Ingezetenen deezer Landen op hunne alleszins billyke klagten , zo veel' mogelyk, voldoening te doen erlangen, de Krygsverrigtingen, tot herftel van den zo ver-»;  historie: 249 vervallen ftaat der Republiek, eeli nieuw leeven te geeven , den trotfehen Vyand, die nog onbefchaamd fcheen te willen voortgaan, tot rede te brengen, en langs dien allerbetaamlykften weg een eerlyken en beftendigen Vrede te erlangen (*). Een Voorftel van dien aart, dat aanbelang, en vervooruitzigt,kon niet naalaaten in de Vergadering zeer onderfcheide aandoeningen te verwekken. Hetzelve was noch naar den fmaak der Ridderfchappe , noch naar dien der Afgevaardigden van Rotterdam en den Briel. Dan de meefte Steden wilden, dat de Heeren van Leyden, voor hun nen betoonden yver, zouden bedankt en hei Voorftel verder overgenomen worden Men zegt, dat deeze vry algemeene Dank betuiging, by het herhaalen des genomcr Befluits, 's anderen daags, niet gevondei wordende, de Afgevaardigden van een? voornaame Stad, hunne verwondering ovei deeze verzwyging te kennen gaven , mei aandrang dat van hunne Dankbetuigingen, en die der overige Leden, in de Aanteke ningen melding gemaakt zou worden; waai toe men befloot, zonder dat de Afgevaardigden van Rotterdam en den Brie/Ie ziet daar tegen verzetten. De Afgevaardigden van Dordrecht verklaarden onmiddelyk op het Voorftel, dal de bedoeling van 't zelve aan niets anders kon worden toegefchreeven, dan aar ee C*) Rt/ot. van Hall. 31 July 1783, Q 5 ix: BOE Kli 1782. Wat deswetrenter Vergaderingvan Holland voorviel. 1 Bordrechtsgoedkeu^ ring.  250 VADERLANDSCHE IX. BOEK. 1782. iams omïelzing. j eene loflyke pooging om den Oorfprong en Voortgang van de kwaade Directie en Adminiftratie van 's Lands zaaken in 't algemeen en byzonder in het voeren van den Oorlog tegen Groot Brittanje, te ontdekken, en dat de Regeering van hunne Stad in het begrip ftaande, dat daar toe geene middelen onbeproefd behoorden gelaaten te worden, zy ook geene zwaarigheid vonden, om, voor zo veel het Oogmerk des Voorftels aanging, 't zelve voor het hunne aan te neemen: terwyl zy betuigden geen oogenblik te zullen verzuimen om van de Byzonderheden aan hunne Lastigers kennis te geeven, die zy zich verzekerd hielden, dat met allen fpoed daar over zouden raadpleegen. Schiedam ging eenige fchreeden verder in het geeven van goedkeuring. De Afgevaardigden ontdekten, dat hunne Zenders, van over lange, met de meefte gevoelens van leedweezen en verdriet, aanfchouwers waren geweest van eene allerfchandelykfte Werkloosheid, en van eene onbezefbaare Traagheid , om 's Lands onregtmaatigen Vyand, den roofzugtigen Brit, met ernst en geweld, tegen te gaan. Dat deezen reeds mcermaalen hunne gedagten tot het doen van zodanig een Voorllag bepaald hadden; doch dat de ontflaaking van 's Lands Vloot, op den zevenden deezei1 loopende Maand, de eenige oorzaak was geweest, dat zy deezen uiterften flap nog /oor eenigen tyd hadden opgefchort, in iet vleiende vooruitzigt of deeze ontflaa- king  HISTORIE. &51 kïng ook eenige heldhaftige uitwerking zou hebben voortgebragt, in de hoop en gunftige veronderftelling, dat zyne Hoogheid, als Admiraal Generaal, zonder eene byzondere Aanmaauing, aan hun Hoog Mogenden, en aan hun Ed. Groot Mogenden, als Souverainen van het meest belanghebbend Gewest, eenig verflag van zyne Verrigtingen, Briefwisselingen, en gcgcevene Bevelen9 zou hebben gedaan, en voor al ook medegedeeld de Beftemming van 's Lands Vloot, en de Oogmerken van de byzondere en zamengevoegde Zee - Krygsverrigtingen: dan dat zy zich ook in alle deezen, tot dus verre, te leurgelteld ziende, deeze verzwyging van zyne Hoogheid op alle deeze punten voor 's Lands wettige Souverainen niet anders konden befehouwen, dat eene onheufche geheimhouding „ en dezelve nu niet langer onverfchillig konden laaten doorgaan. Dat zy, diens volgens , met éénpaarigheid van ftemmen, hadden goedgevonden de Afgevaardigden te bekwaamen, en wel uitdruklyk te gelasten , om zodanig een Voorftel ter tafel van hun Ed. Groot Mogenden te doen , of, daar in voorgegaan wordende, daar mede daadlyk in te ftemmen. Dat zy, uit hoofde van deezen last, den Voorflag van Leyden in allen deele goedkeurden , en voor den hunnen hielden: met byvoeging dat zy denzelven in 't algemeen en alle de byzondere Stukken, daar in vervat, als alleszins billyk en wettig erkennen moesten. Verinids dezelve zich bepaalde tot kennisgeeving IX. BOEK.  itfa VADERLANDSCHE IX. Boek, 1782. ving van Verrigtingen, welker volvoerin: gen gebooren werden uit kragte der Eminente Charges, welke zyne Hoogheid uit den boezem van 's Lands Hooge Magten , heeft verkreegen, en welke aan Grondwetten en Inftructien bepaald zyn; dat de Perfoon van zyne Hoogheid, of zyne Hoog aanzienlyke Posten, hier door in 't mfnst niet werden te kort gedaan, maar, integendeel , de gelegenheid kon gebooren worden, om de zo menigvuldige nadeelige gevoelens uit te wisfchen, wanneer de Verantwoording van dien aart mogt zyn, (gelyk zy wilden hoopen,) dat Hoogstdeszelfs Verrigtingen , Bevelen en Briefwisfelingen, de onlochenbaare kenmerken droegen van Werkzaamheid, Beleid, Omzigtigheid en onbeperkten Yver, om, van den aanvang der Onlusten met het Ryk van Engeland, dien 'trotzen en onregtvaardigen Vyand met waaren ernst, en met allen mogelyken fpoed, den meest gefchikten afbreuk te hebben willen doen. Zulk eene Verantwoording erkenden zy, in dat geval, als het eenigfte en voornaamfte middel, om zyne Hoogheid, op nieuws, en even als te vooren, by de aanvaarding zyner aanzienlyke Ampten, het geliefde Voorwerp der Natie te doen worden, en wederom het vertrouwen te doen krygen van alle de Hooge Bondgenooten in 't algemeen, van hun Ed, Groot Mogenden, en van ieder Staatslid in 't byzonder. Boven al wanneer de Openingen van zyne Hoogheid aanleiding konden geeven, om tc  HISTORIE. è£s te onderzoeken na de waare Oorzaak en Bronwellen der onverantwoordelyke Traagheid en fchandelyke Lafhartigheid, welke, tot fpot en fchade der ganfche Natie; maar inzonderheid derHandeldryvendeLeden van dezelve , geduurende den ganfchen Oorlog, hebben plaats gehad.— En welke zy wenschten dat god gave! dat nog langs deezen weg mogten worden ontdekt, en tot een gewenscht middel (trekken om de zo lang getergde en zo billyk onvergenoegde Gemoederen van Neerlands braave Burgeren in 't algemeen, en van hunne Stad in 't byzonder, te ftillen en te bevredigen; ja dat hier door,, in 't vervolg, zal kunnen gezorgd worden, dat eene Werkloosheid van zaaken , aait onze van ouds her zo zeer bekende kloekmoedige Natie, niet verder, of ter tweede maale, in de Gedenkboeken onzer Eeuwe, ten verwyte, en fchandelyke befchuldiging, zal worden aangewreeven (*). *t Leedt flegts tot de naast volgends Vergadering van Holla?id of Schiedams Afgevaardigden bragten in, dat hunne Lastigers hun gehouden gedrag, omtrent het Voorftel van Leyden, ten vollen goedkeurden , en 't zelve gaarne voor het hunne bleeven aanneemen: dewylzy, van't begin des Oorlogs af aan, met klagten van leedweezen en verdriet belchouwd hebbende de fchandelyke Werkloosheid, en als 't ware, de zigtbaare Onbereidwilligheid, om den Vyand (*) Refol. van Hotl. 31 July 1782. Post van den Neder-Jihyn II Deel, bl. 79». IX. boek» 1782,  VA DER LA ND SC HE IX. 15 O EK. 1782. Gnudat gevoelen. Vyand met yver, kragt, en fpoed, te keef te gaan, reeds voor lang overtuigd waren geweest van de verpligtte noodzaaklykheid, om door gepaste Maatregelen, ware het mogelyk, den oorfprong der verkeerde Directien op te fpeuren,en derzelver voortgang kragtdaadig tegen te gaan. Zy bleeven daarom den Voorflag van Leyden befchouwen , als eene loflyke en verpligtte pooging, om het zugtend Vaderland van den bedreigden ondergang te bevryden. Die van Gouda lieten zich, ten dien zelfden dage, niet min fterk hooren. Zy betuigden, dat de Punten, waar over het Voorftel van Leyden liep, van dien aart waren, dat men op dezelve in hunne Stad, meer dan ééns was bedagt geweest, in zo verre zelfs, dat het onaangeroerd laaten ter Hooge Vergaderingen voomaamlyk moest gezogt worden in het onlangs in Zee loopen van 's Lands Vloot , gevoegd by het bekende en foortgelyke Voorftel door verfcheide Steden in Zeeland gedaan, en in een Staatsbefluit veranderd, 't welk, huns agtens , eerlang een gedeelte ftondt uit te maaken van de gewigtige Raadpleegingen zo van de overige Bondgenooten als van hun Ed. Groot Mogenden op dit onderwerp. Dat zy, intusfchen , het oogmerk van het Voorftel der Stad Leyden in allen deele preezen, goedkeurden, en 'er zich mede vereenigden, „ niets minder wen„ fchende dan dat, langs deeze en andere „ gevoeglyke wegen, de ruineufe en flaa- » pen-  HISTORIE. 255 5, pende Traagheid en Werkloosheid, (die „ aan zommigen Lafheid toefcheen,) eens „ mogt herfcliaapen worden in die zo heil„ zaame Werkzaamheid en Heldhaftig„ heid, welke, byzonder in de laatst„ voorgaande Eeuw, de nooit genoeg ge„ roemde Voorvaderen tot den fchrik der „ Vyanden, en het zo wettig als eerbie„ denswaardig voorwerp der Verwonde„ ring van geheel Europa, en de overige „ Werelddeelen, gemaakt hadden, en dee„ ze Republiek zo zeer doen fteigeren tot „ het hoogste toppunt van Roem en Groot„ heid, afs zy thans, helaas! tot den laag„ ften trap van Smaadheid en Veragting, „ fcheen te naderen, en, met verhaaften „ val, ter neder te zullen ftorten." Zy zouden, derhalven,niet verwylen deeze, en, des noods, andere Punten, ten beste van het lieve, maar noodlydend, Vaderland , in de ernftigfte overweeging te neemen , en ten dien einde hunne Afgevaardigden eerlang voorzien van zodanigen last, welke overeenkomftig hunne bovenftaande, en by alle gelegenheden opengelegde, Patriotique GevoeUm, noodzaaklyk waren tot medewerking , volkomene beraaming en vastftelling van alle zulke middelen, als waar door de Werkzaamheid der Krygsverrigtingen ter Zee vermeerderd, 's Lands verloopen welzyn, roem en groot" heid bevorderd en tevens de fpoedigfte, en, onder gods Zegen, welbedagte afbreek aan den fteeds zo waakzaamen als roof- XI. BOES. 1782»  a. BOEK. ï782. Alkmaar! denkbeeld over den Voorflag. C*) Re/ol. van Hall. 7 Aug. 1785* a$6 vaderlandsche; roofzugtigen Vyand, zou kunnen worden toegebragt (*). Alkmaar fprak eerlang foortgelyke taal', vergeleek het gedrag, in den tegenwoordigen Oorlog gehouden, met dat in de Oorlogen door onzen Staat, in de voorgaande Eeuw, gevoerd. De Regeering dier Stad was, in Zomermaand des voorleden Jaars, over dit zelfde Onderwerp van Werkloosheid raadpleegende , op dien tyd, ter bewaaring van de inwendige rust, wel overgegaan onl allen Onderzoek, omtrent het Beftuur van het voorledene daar te laaten, en hadt zich alleen bepaald om eene fpoedige Werkzaamheid voor het vervolg uit te werken, in die vaste hoop , dat deeze zagtheid een nuttig, en aan hun oogmerk voldoenend , gevolg zou gehad hebben; doch hier in tot nog toe te leur gefteld, konden zy niet langer onverfchillig of bedaard zyn, en oordeelden, dat de waare Oorzaak dier Werkloosheid moest onderzogt worden: ten welken einde zy den inhoud des Briefs van Zeeland, en in 't byzonder het Voorftel van Leyden, zeer gepast oordeelde. Die Onbegrypely- ke Traagheid kon niet als gepretendeerd of als Injimulatien van kwalyk geintentioneerden, worden aangemerkt: daar dezelve niet alleen de geheele Wereld in het oog liep, maar ook, door verfcheide Leden van de Souverainiteit deezer gelyk mede van ander  HISTORIE. 25? ijlere Provinciën , en ook door de Heeren Staaten van Zeeland, met verfchillende benoemingen van zigtbaare onverfchoonelyke Werkloosheid, fchandelyke Werkloosheid, ruineufe en flaapende Traagheid, Onbegrypelyke Directie, zo lang aangehouden hebbende Werkloosheid der Navale Magt,als anderen, werd uitgedrukt (*). Niet onbekend kon deeze Voorflag, door Dordrecht, Schiedam, Gouda en Alkmaar Zo hartlyk omhelsd, aan den Landzaat blyven, en het even min misfen dat de oordeelen daar over wyd uit een liepen. Daar deezen zulk eene Vordering, als onbetaamelyk en beledigend voor den Stadhouder, aanzagen, verheugden zich geenen, naardemaal, huns inziens, 's Lands Vaders toonden, dat het belang van 't Gemeenebest hun waarlyk ter harte ging, dat zy de hinderpaalen, die het herftel van onzen Voorfpoed, zo fchandelyk vertraagden, uit den weg wilden ruimen, zy hoopten dat deezen daar toe niet alleen het naafte fpoor zouden inflaan, maar ook zorg draagen, dat door geen noodlooze Voorftellen en Overleggingen , de kostlyke tyd zou verzuimd en de zaak, nu aangebonden, op de lange baan gefchooven worden. * Anderen zagen het met een min gunftig oog in, en dagten, dat dusdanige Voorftellen, in ftede van nut te zullen aanbrengen, gelegenheid zouden geeven, om den tyd met het Cf.) Refol. van HqU. 13 Sept. 1782. IV. DEEL. R IX. BOEK. 1782. Verfchillende Gevoelensder Landzaaten , over dien Voorflag.  IX. BOEK. I78ü. 258 VADERLANDSCHE het onderzoek van 't gedrag en de handelwyze van byzondere Perfoonen , te verkwisten, iet 't welk 's Lands Befcherming en 't herftel der dingen niet duldde. ——• Niet weinigen wederfpraaken zulks, door aan te merken, dat dit Onderzoek rechtftreeks 's Lands zaak, en 't herftel der algemeene rampen, betrof, en 'er, zonder zodanig een nauwkeurig Onderzoek, geene beterfchap te hoopen was. De erkende Werkloosheid, uit een kwaad Beftuur fpruitende, zou, niet opgefpeurd, niet geftoord, den fchadelyken gang blyven gaan. Ook behoorde 'er weinig omflags en weinig tyds toe , om de rede te ontdekken van eene Werkloosheid, waar over geheel Europa zich verwonderde, en gansch Nederland treurde. Men hadt flegts te onderzoeken, of de Souverain, by den aanval der Engelfchen op dit Gemeenebest, de noodige Bevelen hadt gegeeven tot eene fpoedige Wapening ter Zee , en om die Wapenen , zo ras mogelyk , tegen den Vyand te gebruiken? Was dit het geval, dan, voorts na te gaan, aan welke Staatsdienaaren men de uitvoering dier Bevelen hadt toevertrouwd, en waar uit ontftondt, dat deeze den Staat zo hoog nuttige Bevelen onvolvoerd gebleeven waren ? Werd zodanig een Onderzoek fpoedig, geftreng, zonder aanzien van Perfoonen, en volgens de gronden van Regtvaardigheid, te werk gefteld, dan zou het kwaad ras ontdekt, en geheel verbeterd zyn.—Nog anderen bragten als geene geringe zwarigheid ia  HISTORIE. ©59 in 't midden, dat 'er veel tyds zou verloopen eer de byzondere Gewesten, hoe zeer door Zeeland daar toe aangezc%t, het ééns waren, en 'er intusfchen niets worden uitgevoerd. Dan eenigen meenden die zwaar righeid geheel weg te ruimen, door de bedenking, dat, wanneer het eene of het andere , of verfcheide Gewesten weigerden tot dit Onderzoek toe te treeden, de Gewesten , welke daar toe beflöoten, voor zichzelven het volle regt behielden, om daar mede voort te vaaren. Ieder der Hooge Bondgenooten was Souverain , ieder betaalde Voor zich zyn aandeel in de gevorderde kosten tot den Oorlog: en indien hy voor zich zeiven alleen het regt niet hadt, om het gedrag zyner Staatsdienaaren te onderzoeken dan was niet het Gewest; doch dan waren de Staatsdienaars de Souverain. Dan elk Gewest hadt, als Souverain, het volle regt om eene nauwkeurige Verantwoording van die Staatsdienaaren, welken 't zelve mede betaalde, te vorderen op alle Vraagftukken, die 't mogt goedvinden hun voor te leggen; en wanneer 'er geen voldoend antwoord kwam, of blyk van wangedrag zich op deedt, het volle regt om die fchuldigen uit zynen dienst te verwyderen. —— Zy merkten daar by op, hoe gevaarlyk het, zowel voor 's Lands Overheden, als de algemeene Rust, was, indien zy, op geene doorflaande wyze, toonden, dat de behoudenis •van het Gemeenebest hun ter harte ging. Het tydftip ftondt voor de deur, dat als dan R # 's Lands IX. BOER. 1783.  IX. Boek. Voorftel van WILLEM DEN V waar iri hy zich beklaagt, en Verantwoording belooft. (*) JPest van den Neder-Rhyn II Deel, bf. ?99. ü6o VADERLANDSCHE 's Lands misnoegde en vergramde Ingeze* tenen het hoofd zouden opfteeken, en, met eene ée'nparige ftem, op zulk een geftreng Onderzoek aandringen. De Gewesten, de Steden, roerden thans eene fnaar, welker toon te luid in 't oor des Volks klonk om met de te werkftelling van dit gevorderd Onderzoek te marren, of het agter den bank te werpen (*). De Admiraal Generaal verfcheen , den veertienden van Oogstmaand , in het Secreet Befoigne , met een niet onverwagt Voorftel,dat op deezen zin liep. „Zedert „ eenigen tyd, tot myn leedweezen, on„ dervonden hebbende, dat door kwalyk „ geintentioneerde Lieden allerhande Infi3, mulatten worden verfpreid, omtrent de „ voorgewende kwaade Directie, onbei> gryplyke Traagheid aan deeze zyde van „ de Verrigtingen in den Oorlog , welke j, zonder wettige Oorzaak, door de Kroon „ van Groot Brittanje aan dit Gemeen ebes „ is aangedaan, en byzonder over de „ Werkloosheid van 's Lands Schepen; „ daar by aanduidende als of zulks toe te j, fchryven was aan gebrek van de noodi„ ge Orders, met oogmerk om my, voor „ 't oog van geheel Europa, te decrieeren, „ en in 't byzonder by de Ingezetenen „ deezer Landen gehaat te maaken , en 3, verdagt als of ik, door een onbehoore- „lyk  HISTORIE. 26* lyk Attachemcnt voor den Koning, of „ het Ryk van Groot Brittanje, aange„ fpoord, niet met een genoegzaamen „ yver hadde gedaan, wat in myn vermo„ gen was , zo tot Afbreuk van; den „ Vyand als tot Befcherming van den „ Koophandel, zou ik niet getwyfeld heb„ ben, (ten einde den mond te ftoppen „ aan alle de calumnieufe Gezegdens of Ge„ fchriften, en myn gedrag voor 't oog „ van geheel Europa, en byzonder van s, de goede Ingezetenen deezer Landen, „ te regtvaardigen,) reeds voor lange van alle door my geftelde Orders aan U Ed. Mog. opening te geeven, met verzoek „ om dezelve aan de Heeren Staaten der „ byzondere Gewesten mede te deelen, „ was het niet, dat ik begreep, dat zulks ,, zomwylen gevaarlyk zou kunnen zyn, „ in gevalle de Secretesfe niet wel bewaard; „ werd, en dat de Vyand Informatie daar van kreeg, byzonder van het Plan der „ Operaticn in deeze Campagne : waar ,, van een gedeelte is verrigt, en een ge„ deelte, nog geduurende deeze Campag* „ ne, zou moeten gefchieden, en 't welk „ door my aan het Hof van Frankryk me„ degedeeld zynde, door het zelve Hof is „ goedgekeurd. Doch ziende, uit den „ Brief der Heeren Staaten van Zeeland, „ de Requifitie, die hun Ed. Mogenden „ daar by (van my gelieven te doen , en v verneemende dat zulks wel door meer „ Gewesten zou kunnen worden gedaan, heb ik gemeend, dat deeze bedenking R 3 s iw IX: BOEK. I78».  «fe VADERLANDSCHE IK. JJOEK I?%2 De Vergaderingvan Hollandfcheidt voor drie weeken. my niet langer kon wederhouden om de. . ,, gemelde Opening te doen, en dat ik aan „ myne Eer en Reputatie verfchuldigd „ ben, om aan te toonen, en met onte,, genfpreekbaare bewyzen, te betoogen „ de wyze op welke ik, geduurende dee„ zen Oorlog, gehandeld hebbe , en dat „ het niet aan My te wyten is, zo dezel- ve met geen meerder vrugts is ge- voerd. Ik zal evenwel als nog „ geene Opening kunnen geeven van 't 37 geen nog deeze Campagne gefchieden moet, doch ben bereid,om, naa dat de„ zelve zal zyn afgeloopen, de door my te „ geevene Orders te openbaaren. „ Ik zal nog eenigen tyd noodig hebben, „ pm de Stukken, die ik tot myne Regt,, vaardiging zal voordraagen , in orde „ te brengen, en te doen affchryven, en ,, verzoek U Ed. Mogenden om een ieder .„ in de hunnen opening te geeven van dit myn oogmerk , my vleiende dat zy 't s, zelve met hoogst derzelver goedkeuring zullen vereeren. " Zyne Hoogheid werd voor deeze opening bedankt, en de Afgevaardigden der byzondere Gewesten namen het op zich den Staaten hier van. kennis te geeven ( * ). Terwyl zich geen gering gedeelte der Ingezetenen verheugde over de Voorftellen, door Zeeland en de Stad Leyden, gedaan, en, met brandend ongeduld wagtte, dat f£*) Refol. Gin. 14 Aug. i?B-3.  HISTORIE. &5$ dat dezelve zouden goedgekeurd en aan zyne Hoogheid, om een nauwkeurig en voldoenend Antwoord , voorgedraagen worden, fcheidde de Vergadering van Holland voor drie Weeken , 't welk geduurende deezen Oorlog , voor zulk een geruimen tyd, nog nimmer gebeurd was. Dit baarde veel gisfmgen, en niet weinig opfpraaks. Men fchreef het toe aan de bewerking der Engelschgezinde Party, om den flag, die haar dreigde, te ontwyken, en aan vrees veor het nauwkeurig Onderzoek door Leyden gevorderd, en merkte het aan als een middel om het doel der Hollandfche Steden, met Zeelan d inftemmende, te verydelen: „El „ zou", fchreef men, „ misfchien binnen „ weinig dagen eene Jujlificatie voor zyne „ Hoogheid in 't licht verfchynen, die. „ volgens de regelen der Kunst opgefteld. „ een oppervlakkig gebrekkig Verhaal zon „ bevatten, en misfchien niets behelzen, „ dat een Antwoord op de voorgeftelde „ Vraagen zou kunnen genaamd worden „ om dus niet alleen de Natie te paaijen „ maar ook om een groot gedeelte de: „ Hollandfche Steden daar mede genoegei „ te doen neemen, (waar toe men ligtlyl „ den overigen tyd der drie weeken da 3, de Vergadering ftil zat zou gebruiken,\ „ hier door zou men mogelyk die Stëdei „ tragten over te haaien om tegen dei „ Voorflag van Leyden te ftemmen, al „ zynde zyne Hoogheid genoegzaam ge R 4 m reg' IX. BOEK. 178», I t l I I l ï  s»4 VADERLANDSCHE IX. boek 1782 HetVoorftel van Leyden, terVergaderingvan Holland, met nog vier Vraagftukkenvermeerderd. C*) Post van den Neder-Myn II Deel, hl. 33°. 911. CfO Zie hier hoven .hl. 248, en voege men dee« ze nadere Vraag (tuk ken a BOEK, I7B2. Bezending aan. zyne Hoogtij benoemd.  256 VADERLANDSCHE IX. BO EK. 1782. Onderfcheidebegrippen der Staatsleden over eren Last dier Bezend:-g. deringen in het Lcydfche Voorftel begreepen, en het vraagen der Ophelderingen zo ten opzigte van de Stukken daar in, als in de Byvoegzelen der drie gemelde Steden vervat, werden, van wegen Holland, gelast de Heeren de gyselaar, Penfionaris der Stad Dordrecht; van staveren, Raad en Penfionaris der Stad Leyden, van zuylen van nyevelt, Secretaris der Stad Rotterdam, meerens, Secretaris der Stad Hoorn, beneyens den Raadpenfionaris van bleisw yk : met verzoek om, naa zich van alles behoorelyk te hebben doen onderrigten, ïan hun Ed. Groot Mogenden van derzelver bekomene Openingen zodanig gemefureerd Rapport te doen als zy zouden meenen, dat, aan de eene zyde, tot de noodige Onderrigting voor de Leden der Vergadering, wegens de gefteldheid van zaaken, en, aan de andere zyde, tot het niet doen openbaarworden van zodanige omftandigheden, welke, by voorraad, eene diepe geheimhouding vcreischten, zou kunnen [trekken. De Heeren van de Ridderfchap en Edelen kantten zich aan tegen het neemen van dit Befluit, verklaarende 't zelve te houden voor gansch irregulier, en ftrydig tegen de regelen, welke, naar den aart der zaaken, en het beleid van eene welgeordende Staatsraadpleeging behoorden plaats te hebben. De Afgevaardig¬ den van Dordrecht, Haarlem, Leyden, Gouda, Rotterdam, Gornichem, Schiedam, Schoon-    HISTORIE. 267 Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn betuigden, in tegendeel, dat het genomene Belluic geen ander oogmerk hadt, dan om 's Lands zaaken te bevorderen, en alle irregulariteit in de Raadpleegingen van hun Ed. Groot Mogenden voor te komen. Zeer byzonder was den Raadflag van Delft. Men hadt te dier Stede in overweeginge genomen, de volftrekte noodzaaklykheid, om van deeze zaak, zo fpoedig doenlyk, eene afkomst te maaken,als mede dat alles behoorde voorgekomen te worden, 't welk eenigzins zou kunnen ftrekken tot vertraaging van dit werk, en inzonderheid dat het geeven der voorgeflage Openingen en Ophelderingen , door geene nieuwe tusfchenbeide komende hindernisfen mogt belemmerd worden, maai alles aangewend wat mogelyk was, om dezelve ten fpoedigfte te verkrygen : men hadt teffens in aanmerking genomen, dat: uit hoofde der Verklaaringe , door zyne Hoogheid, op den veertienden van Oogst maand, by de Algemeene Staaten gedaan en het ingebragte der Ridderfchappe, bi gelegenheid der Raadpleegingen over dei Voorflag van Leyden , het zeer ligt zoi kunnen gebeuren, dat zyne Hoogheid ii het begrip viel, van zich verpligt te oor deelen, om die Ophelderingen en Verklaa ringen te moeten verfchaffen aan het Se creet Bcfoigne ter Generaliteit; welk gevoe len gelegenheid zou kunnen geeven to nieuwe en onaangenaame raadpleegingen wel IX. BOEK. 1 t t 1 l  m VADERLANDSCHE IX: J3 O E K Ï782 I 1 1 I i O* I I i welke niet alleen een geruimen tyd zouden i kunnen duuren, doch waar door, intusfchen, ■ die Ophelderingen en Verklaaringen, voor , eerst, zouden agterblyven, Op deeze gronden waren zy van gedugten geweest, dat wel eenige Heeren van wegen de Vergadering van Holland tot den" Admiraal Generaal behoorden te worden afgevaardigd , om met hem in gefprek te treeden, het oogmerk van hun Ed. Groot Mogenden te kennen te geeven, en Opening te vraagen van .de in het Befluit gemelde ftukken , dat die Afgevaardigden, deeze onderhandelingen afgeloopen zynde, gekst behoorden te worden, om daarvan een volledig Rapport, en zonder eenige agterhöuding, ter Tafel van hun Ed. Groot Mogenden te leveren , dat deeze Heeren ook gemagtigd dienden te zyn , om, in ïevalle zyne Hoogheid, in het houden van zodanige Onderhandelingen , zwaarigheid nogt maaken, als dan een Aflchrift van Punten in het'Voordel, der Stad Leyden, iv, daar by gevoegde van Dordrecht,'Delft :n Schoonhoven, zyne Hoogheid ter hand .c ftellen, en hem op het allerernftigst te verzoeken, om daar op, zo dra mogelyk, ïe noodige Berigten in te neemen, en lezelve, met de vereischte Ophelderingen, en fpoedigften, in te leveren, in het Sereet Befoigne ter Generaliteit; waar op verier de Afgevaardigden ter Algemeene kaats vergader inge last moesten ontvangen, >m onmiddelvk, naa dat 'er opening van 011 zyn gedaan in het Secreet Befoigne4 «iaa?  HISTORIE. 269 daar van kennis, te geeven aan hun Ed. Groot Mogenden , ten einde deezen als 1 dan naar eiseh zouden beiluiten : dat ondertusfehen de meerderheid der Leden, met Befluiten voortgegaan zynde, zy Afgevaardigden dit Befluiten hadden aangezien, zonder zich daar by te voegen, zich vergenoegende met het gevoelen hunner Zenderen in de Staatsbefluiten te doen plaatzen, om aan de Naakomelingfchap te doen blyken het opregte en zuivere oogmerk der Delftfche Regeering, tot befpoediging van dit Werk. De Afgevaardigden van Amfterdam behielden aan zich eene Tegen verklaaring ©p die van de Ridderfchap, gelyk reeds eenige Steden gedaan hadden (*); en verklaarden, wyders, dat zy, op last hunner Zenderen, het thans genomen Befluit wel niet hadden tegengefprooken, doch egtei van gedagten waren en bleeven, dat de Bezending daar by bepaald, zelfs ten aanziene van het voorledene, met meer vrugts zou zyn beraamd op de wyze, van weger hunne Stad, op den achttienden var Bloeimaand des verftreeken Jaars, voorgefteld (f); terwyl zy bleeven aandringen op het voortzetten en ten einde brenger: der Raadpleegingen, over dien Voorflag, voor zo veel de Voorzieninge voor het toekomende,, tot het Befluit der Krygsverrig- tin? (*) Zie hier boven, bl. 266". (O Zie onze VaderL Hifi. III. Deel bl. 202, IX. BOEE.' 1783. Artifierdams Tegenverklaring.  2/0 VADERLANDSGHE IX. Boek. 1782- 1 1 < ! Opheldering we- ( gcns den aart der % Commis- ■* fic door C die Stad 1 gegeven. r ^ < t a t 1 d t, C z k z n h tingen tegen den Vyand , en de wyze van het decerneeren der noodige Commisfiè tot dat einde, betrof, gelyk zy als nog aanhielden , op het bepaalcn van den tyd ter afdoeningen deezer gewigtige zaake ; oordeelende, door deeze Verklaaring en herhaalïe Aandrangen, zich gekweeten te hebben ran hun pligt, voor zo verre zulks in hun rermogen was geweest, en , derhalven , liet verder verantwoordelyk te zyn voor le gevolgen, die uit het verzuim van de loodige maatregelen tegen den Vyand te roorzien waren. Om allen misverftand te weeren, als of le voorgeftelde Commisfiè , welke zy , eduurende deezen Oorlog , aan zyne hoogheid wilden toegevoegd hebben, ten ogmerke hadde om eenige verandering te ïaaken in de Conftitutie van de Regeeing deezer Republiek, of om het Gezag an den Capitein en Admiraal Generaal te erminderen, of ook de Collegien van len Raad van Staaten , of der Admiraliêiten, in 't Beduur van zaaken, eenigen fbreuk te doen, lieten die van Amfterdam y Staaten van Holland , eerlang eene demorie inleveren, om aan te toonen, dat eeze Commisfarisfen in 's Lands Zeega* met de daad'niet anders waren, dan 'edeputeerden te Velde, en zo wel als deesn, by 's Lands Gefchiedfchryveren be» end, zy ontvouwden den aart van derelver Bediening en Aanftelling breeder, iet aanwyzing, dat de Commisfiè , aan nn te geeven, zou kunnen ingerigt worden  HISTORIE. 271 den op dien voet als de Authorifatie aan Commisfarisfen, gaande na Texel en Zeeland, den achttienden van Apxil des Jaars jidclxv. „ Om alomme het oog te hou- den op 's Lands Schepen van Oorlog, „ op de Collegien ter Admiraliteit, door „ aanmaaningen, aanfchryven als ander„ zins , ten einde alles te contribueeren „ en by te brengen,'t geen behoort tot de „ volkomene Expeditie van de Schepen, „ waar aan nog iets zou mogen deficiee„ ren, en wat verders tot voldoeningö „ van hun Hoog Mogenden intentie dien „ aangaande, zal kunnen dienen,. fpecialyk „ om de Inftruclien en Orders van den „ Staat, omtrent het employ van 's Lands „ Vloot, bereids gegeven en gearrefteerd, „ of nog te geeven en te arrefteeren, met „ alle doenlyke promptitude, te doer „ executeeren en na te komen, en voorts, „ in 't generaal, alles te verrigten en tc „ doen efteclueereu, het geen zy lieden. „ ten aanzien van 't Employ van 's Land: „ Vloot ten meesten diende van den Lan„ de zullen bevinden te behooren. Las„ tende hun Hoog Mogenden, dien vol „ genden allen den geenen, die zulks za „ aangaan , de voornoemde Commisfaris „ fen, in gemelde hunne qualiteit en magt „ behoorelyk te erkennen en te obedieeren „ mitsgaders alle hulp en asfiftentie te be „ wyzen." Tot het neemen van het thans vastge ftelde Befluit ftemden die van den Briell jiiet in, voor zo verre aan de daar be IX. boek» 178a. r  m vaderlandschë IX. DOEK. i 1 < i l J i benoemde Heeren was overgelaaten , het doen van een gelimiteerd Rapport, vermeenende, dat de Openingen, die doof den Admiraal Generaal zouden gegeeven worden, zonder eenige de minfte agterhoudenheid, ter Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden , uit welker naam men dezelve zou verzoeken, ten fpoedigften behoorden te worden opengelegd; ten einde zy als dan nader zouden kunnen Dnderzoeken en bepaalen of de In[imulatien m Accufat ien, van tyd tot tyd, omtrent de Directie der Zeezaaken verfpreidt, al af niet gegrond geoordeeld moesten worlen. Die van Enkhuizen hadden nog een anjer inzien, en verklaarden, dat zy in het Befluit, thans vastgefteld, (voor zo verre iet bepaalen van eene Bezending uit hun Ed. Groot Mogenden, en niet uit hun rloog Mogenden betrof, of dat zyne Hoogheid mogt worden verzogt , om op de /oeglykfte en gepastfte wyze aan de volle Vergadering van hun Ed. Groot Mogenlen, de verzogte Opening en Ophelderingen op alle de Stukken, zo in het Voortel van Leyden , als in het vermeerderde sta thans beraamde begreepen,) niet getemd, maar 't zelve aangezien hadden. Schiedam, Schoonhoven, Edam, Monniendam, Medenblik en Purmerende, behiel[en aan zich, tegen het laatfte Punt des Jefiuits, zo verre het doen van een gemeureerd Rapport betrof, waar omtrent zy net de overige Leden nimmer hadden over-  HISTORIE. 273 cvereengeftemd, doch in tegendeel een getrouw en volledig Rapport geëischt, zodanig eene Aantekening als hunne Lastigers raadzaam zouden oordeelen (*). De benoemde Heeren begaven zich, op den derden van Wynmaand, in drie koetzen, door twaalf Boodens van Staat vergezeld, na de Oranje-Zaal om zich van den opgelegden last te kwyten. Weinig vorderden zy, by de het openen dier Onderhandelingen. Zyne Hoogheid gaf hun te kennen, dat hy eerstdaags aan hunne Hoog Mogenden ftondt over te leveren breedvoerige openingen van zyn gehouden Beleid, voldoende aan de bedoeling van het Staatsbefluit den zeven en twintigften van Herfstmaand genomen, en gefchikt ter volkomens Opheldering en Gerustftelling van 't voor* gedraagene door de Stad Leyden ; dat hy altoos in het begrip geftaan hadt, en als nog oordeelde daar in te moeten blyven, dat in al het geen Hy, als Admiraal Generaal van de Unie, uitkragte van en overeenkomftig met de Orders, Goedvindingen en Befluiten van hun Hoog Mogenden, mitsgaders met Hoogstderzelver medeweeten gedaan hadt, ook alleen aan hun Hoog Mogenden Verantwoording fchuldig was, maar dat hy teffens, hoe zeer die Verantwoording in kragt daar door ook aan Staaten van Hol' land, zo wel als aan die der overige Gewesten , gefchiedde, zich bereid toonde, •nu (*) Refol. van Holt. 27 Sept. 1783. IV. i) e k ju. S IX. boek. 17^2. Volvoering der UezenJing by synHoogïeid.  m VADERLAND3CHE IX. BOEK. ] ] 1 1 C I € t f Ï! fi O tl d d ii ft z g; m G w om, in geval ónverliooptlyk, naa dat die Openingen ter Vergaderinge van Holland gebragt waren, deswegen nog iets naders werd verlangd, zulks te verfchatTen. Zyne Hoogheid hadt verwagt, dat dit Jyn Antwoord het oogmerk dier Bezendirïie geheel deedt ophouden: dewyl hy, uit toofde van zyn daar by medegedeeld gevoeen, zich in geene verdere byzondere onteeding van eenige zaaken, met die Heeren :on inlaaten. Zeer ftondt hy verfteld, dat lie zelfde Bezending, 0p den elfden dier laand, de Onderhandelingen hervatte, n, daar zy, wegens het zenden van len Oorlog Schepen na Brest, op 't voorel des Konings van Frankryk, het Befluit 1't Secreet Befoigne der Generaliteit veromen en eenige hun zeer bevreemdende mftandigheden , die niet volvoering beeffende, ontdekt hadden (*), des wegen en Admiraal Generaal onderhielden, oordelende aan Pligtverzuim fchuldig te zyn, idien zy geen onderzoek deeden naa een uk van zo veel aanbelangs ; naardemaal f, uit hoofde van hun algemeenen Last, mouden waren, zulks te doen. Zy- i Hoogheid betuigde gaarne te toetten , iar door zy Heeren meenden , door hun Ed. root Mogenden gequalificeerd te zyn over ts dat nooit een point van deliberatie van hun d. Groot Mogenden was geweest, al yoo- rem C*) Dit veel gerugts wekkende Voorval zullen f vervolgens in 't brecde moeten behandelen.  HISTORIE," «7J rens hy zich met hun inliet. Waar op D f gyzelaar antwoordde, dat de Refolutie een generaale en particuliere qualificatie was, en dat zy het zyne Hoogheid, uit hoofde van de algemeene qualificatie vroegen. —— Zyne Hoogheid zeide, niet te denken dat de Refolutie zaaken fpe&eerde, die niet voorgevallen waren, vóór dat zy genomen was, en dus niet dagt eenige Rekenfchap aan die Commisfiè fchiildig te zyn; noch verder cenigantwoord te zullen geeven. De gyzelaar verklaarde hier op, dat het hem leed was, Dat zy Rapport zouden doen, en niet wilden inftaan voor de onaangenaame gevolgen, welke hier uit zouden kunnen refulteeren. Het eindelyk zeggen van zyne Hoogheid was, dat hy zich niet zou inlaaten. De Bezending vertrok met dit aan dezelve onvoldoend be- fcheid. ■ In een daar op volgend af- zonderlyk gelprek van den Stadhouder met den Raadpenfionaris, verzogt hy deezen, wel te onthouden wat hy gezegd hadt, en ook zyn zeggen te mogen hebben op het Rapport van deeze Bezending, welke hy begreep, dat de paaien van haar Last was te buiten gegaan; nogmaals herhaalende niet ongeneegen te zyn om hun Ed. Groot Mogenden, zo zy het begeerden, Opheldering te geeven; dan verzogt de Punten, waar waar op men ze verlangde, fchriftelyk te ontvangen, om 'er fchriftlyk befcheid op te kunnen geeven. Wanneer de Heeren der Bezendinge vérfiag gedaan, en daar by ondekking van 't voorgevallene omtrent de Schepen na Brest, als mede het deswegeu S 2 ver-'. IX: B O EX 1783,  IX. BOEI WlLLËW DE V levert by hun H. Mog. eene Memorie in. Brief tot geleide. VADERLAND SC HE verrigtte vermeld hadden, werd zulks met :. dankzegging en volkomene goedkeuring - vereerd, en kreegen zy, om alle twyfe. lmgen voor 't vervolg weg te neemen, eene herhaalde eens luidenden Last als die van den zeven en twintigften van Herfstmaand, en wel uitdruklyk om met zyne Hoogheid in Onderhandelingen te treeden over alle zodanige Onderwerpen, als zy oordeelden, dat Opheldering noodig hadden , zonder ondericheid of dezelve vóór dan naa het neemen van dat Staatsbefluit ontftaan waren, en daar onder ook wel byzonder begreepen het geval der Oorlogfchepen na Brest beftemd. (*) Inmiddels was, op den zevenden vanWynmaand, zyne Hoogheid, ter Vergadering van hunne Hoog Mogenden verfcheenen , en hadt een Vertoog overgegeeven, ingevolge van 't geen hy beloofd hadt, te zyner Verantwoordinge, eerlang te zullen ter handftellen. (f) De Brief tot geleide was woordlyk van deezen Inhoud. „Thans 5, vinden Wy ons in ftaat gefteld, om, „ ter voldoening aan de Verpligting, „ welke wy voor eenigen tyd op Ons gej, nomen hebben, onder het oog van uw 5i Hoog Mogenden, en langs dien weg, „ ook C*) Refol. Holt. 16 en 24 Oftober 1782 By de herhaaling deezes Lasts vielen by de Ridderfchap en Steden dezelfde Verklaaringen, Tegen* verklaaringen en Bedenklykheden als wy reeds gemeld hebben , by het geeven van den Last zelve. Ct) Zie hie-r boven bl. 26b.  HISTORIE. „ ook verder dat van de Hooge Bondge„ nooten te brengen een aan een gefchakeld „ Tafereel van Onze poogingen en verrig„ tingen, vóór en geduurende de binnen „, en buitenlandiche onlusten, die het Va„ derland met eenen onherftelbaaren onder„ gang bedreigen, en daar door in de Re„ gisters der Deliberatien, zo van uwe „ Hoog Mogenden, als van de Heeren Staaten der andere Provinciën, op terig„ ten een altons duurend Monument van „ Onze waare bedoelingen en zuivere liefje de tot het Vaderland, zo wel als van de „ ongegrondheid der vermoedens en diffid„ tentien, welke men, zedert een geruimen „ tijd, (met al te veel fucces voor de be„ langen van de Republiek,) getragt heeft „ tegen Ons in te boezemen aan eene Na„ tie, onder welke wy gebooren en opge„ voed zyn, welker belangen Onze belanj, gen zyn, en wier voorlpoed en welvaard „ lteeds met den Onzen en die van Ons „ Huis, onaffcheidelyk verknogt zyn, en „ dus een wezenlyk, ja zelfs het grootfte 9, gedeelte van Ons geluk uitmaaken. — „ Wy zyn verpligt geweest, om niet al„ leen te treeden in zeer veel details, die „ vereischt werden om het noodige licht te „ verfpreiden over alle Onze daaden en „ verrigtingen, in haaren zamenhang be„ fchouwd , zonder welken het tog niet „ mogelyk is een gezond oordeel te vellen , s, over iemands oogmerken en gedraagin» gen, maar ook om, tot dat zelfde einde, s, aan uwe Hoog Mogenden, en aan de S 3 ^ Staa- IX. BOEK» [783.  IX. boek. 1782. n?t VA DER L AND S C HE „ Staaten der refpective Provinciën te heer „ inneren, verfcheide en zelfs zeer veele „ omftandigheden, die aan hoogstdezelven „ niet onbekend kunnen'zyn. — En, daar 53 Wy met het geeven van deeze Öuvertu% res Ons voornaamlyk geproponeerd heb„ ben, om, waare het mogelyk, dat on„ derling vertrouwen te herltellen, en die j, harmonie te doen herleeven, zonderwelke het onmogelyk zal bevonden worden, ?, om het Vaderland uit deszelfe hooger» „ nood te redden en te verlosfen, hebben v Wy genieend Ons zorgvuldiglyk te moer ,, ten wagten van alle zodanige Reflectien, ,, als aanleiding zouden kunnën geeven tot ?, vermeerdering der animofiteiten, of ook tot vermindering der egards en conjidera„ tien, welke die geenen, die op eenige ■„ wyze deel hebben aan 's Lands hooge „ Regeering, aan eikanderen verfchuldigd „ zyn ; en uit dat beginzel hebben wy niet „ willen releveeren zodanige uitdrukkingen „ en remarques, waar in by meer dan eene „ Refiluik, 'Propofitie of Misfive, ten aan3? zien van Onze Perfoon aan die noodige „ Decentie is te kort gedaan. — Wy hebr ben Ons eenvoudig geborneerd tot het „ opgceven van Facta, en-Gebeurtenisfen, die elk oupartydig en waarheidlievend ,*, Mensch, zó onder Onze Tydgenooten, als inzonderheid onder dé onbëvóoroor„ deelde Posteriteit, kunnen overtuigen, „ dat, hoe verre ook Ons Beftuur moge „ geoordeeld worden af te wyken van de w volmaaktheid, egter Onze oogmerken ?> ik-  HISTORIE. 279 altoos zuiver geweest zyn, en niets anders bedoeld hebben, dan 't geen Wy p begreepen en als nog oordeelen, met de waaragtige belangen van het dierbaar Va- derland best te ftrooken. En, ge- „ lyk Wy niet twyfelen, of de Memorie, „ in welke Wy het aaneengefchakeld ver-haal van Onze voornaamfte verrigtingen, inzonderheid met relatie tot de Marine van den Staat, hebben doen vervatten, „ zal aan Ons oogmerk ten vollen beant. „ woordden, zo meenen wy ook van de , Landvaderlyke en equitable fentimenten van uwe Hoog Mogenden te kunnen ver,, wagten , dat Hoogstdezelve , met de „ Hooge Bondgenooten, en met Ons, wel > zullen willen concurreeren, om de bron, „ waar uit de tegenwoordige binnenland„ fehe onlusten en diffidentien gefprooten „ zyn, als nog hoe eerder hoe beter te ^ floppen, eer het te laat zy, door het „ neemen van de kragtdaadigfte mefures, ,, tegens de hoogstftrafbaare en dagelyks „ meer en meer veld winnende poogingen, „ die aangewend worden ? om niet flegts de „ tegenwoordige Regeeringsform te ren„ verfeeren; maar zelfs alle gronden van „ Regeering te ondermynen en Qm ver te „ werpen." (*) Zeer beantwoordende aan deezen Geleidbrief was het flot des Vertoogs zelve; 't geen Cl &M Gen. 7 Oct. 1782. - S 4 IX. BOEK. I782. Slot der Mejnorie.  a8o VADERLAND SCHE ÏX. SOEK, geenwy, aïs behelzende de hoofdfom vat* 't geheele ftuk, en de kentekens van 'sPrinfen gevoeligheid draagende , terwyl het tevens ftrekt om aan de kenfchets dier tyden, oorfpronglyke trekken toe te voegen , met de eigene woorden zullen plaatzen. (*) „ Wy hebben doen zien, dat wy, van „ het begin onzer Adminiftratie af, alle5, Onze poogingen hebben aangewend, en „ al Ons gezag bafteed, om het Vaderland „ te brengen in die fituatie, dat het in den „ volften nadruk kon blyven in het geruste 5, en ongeftoorde bezit van die Vryheid, waar van de verkryging aan Onze Voor3, vaderen ftroomen bloeds gekost heeft. „ Wy hebben, met onwraakbaare Be„ wyzen geftaafd, dat 'er geen Inactiviteit 9, in het publiek Beftuur plaats heeft, ins, dien men daar door verftaat Werk- en 3, Tverloosheid, en dat het niet aan Ons te „ wyten is, dat 's Lands Navale magt, „ die, zedert byna eene halve Eeuw vóór „ Onze geboorte, in het diepst verval ge„ raakt was, niet allengskens wederom is „ opgebeurd geworden, en, nevens de „ Landmagt, toen het tyd was, gebragt „ tot die hoogte, dat men met reden kon „ verw'agten, niet alleen van alle de Mo„ genheden ontzien en geëerd te worden j „ maar 00 t>e Memorie zelve is zeer uitgebreid. Wy uebben van dezelve, als mede van de Rylagen, naderhand 'er by gevoegd, in ouzo Vaderlandfchs Hvstorve, het noodjge gebruik gemaakt.  HISTORIE. aZi 3i maar zelfs een veel hooger toppunt van „ Glorie te beryken, dan nog immer aan „ de Republiek heeft mogen gebeuren. — „ Wy hebben , met onlochenbaare Facta „ aangeweezen, dat die Magt, die by het „ uitbarften van den Oorlog, voorhanden „ was, zo ver is uitgebreid en vermeer„ derd, als de zamenloopende omftandig„ heden het hebben toegelaaten. ■ „ Wy hebben aangetoond, dat, zo de uit„ flag der poogingen, die Wy telkens, daar het nuttig of noodig was, gefecon„ deerd door den raad van zulke Perfoo„ nen, die door hunne radicale qualiteit, „ of door den aart hunner Amptsbedicnin„ gen, onze natuurlyke en conftitutioneele „ Raadslieden zyn, met den uiterften ernst, „ hebben aangewend, om van die Magt, 5, die Wy hebben, een nuttig, voor den „ Lande gezegend en voor den Vyand na„ deelig, gebruik te maaken, niet beant„ woord heeft aan Ons eigen verlangen, >t en aan de algemeene verwagting der Na5, tie, de reden daar van moet gezogt en „ ook alleen kan gevonden worden in oorw zaaken en omftandigheden, die geheel 9, buiten Ons zyn; en, naa de verzuimde waarfchuwingcn , en erriftiga , tydige, „ en dikwyls herhaalde voorftellingen, zo 5> door Ons alken, als met den Raad van j, Staaten, by alle gelegenheden gedaan, boven het bereik van Ons en van alle y Menschlyke vermogens gefteld waren. S 5 „En IX. j O EK. [782.  *Sa VADER.LANDSCHE IX. Boek 1782 En heeft dan de droevige ondervinding „ Ons, met relatie tot de Navale magt - ,, doen zien, hoe gevaarlyk het zy, het , ,, gebruik der noodige Precautien, tot het „ beraamen van middelen van defenfie uit „ te ftellen, tot op het oogenblik op 't welk „ men dezelve noodig heeft, zeker is het, „ dat Wy, ook ten dien opzigte, by Ons „ zelven van nietwets bewust zyn, het „ geen ons met eenige reproche zou kun^ nen bezwaaren. ,, Als Mensch draagen Wy een gevoelig „ hart om, 't welk niet met onverfchillig„ heid verdraagt, zeker foort van beledh„ gingen. Als Inbooreling en Ingezeten ., van een vry Gemeenebest, het welk, ,, volgens wyze Wetten beftuurd wordt, „ en 't welk binnen en buiten 's Lands zich „ den roem verworven heeft, dat 'er het „ Regt met onzydigheid gehandhaafd en „ zelfs aan den minften Burger niet gewei„ gerd wordt; als Inbooreling en Ingeze,, ten, (zeggen Wy,) van zulk een Ge„ meenebest hebben Wy dezelfde aanfpraak „ op de protectie der Wetten nevens allen ,, en een iegelyk Onzer Landgenooten, en „ als geplaatst aan het hoofd der Regeering „ deezer Landen, hebben Wy een incon„ teftabel Regt op het onbepaald Vertrouwen „ eener Natie, op welke Wy de naauwfte „ en tederfte betrekking hebben, met wier 9, voorfpoed Onze voorfpoed wasfen, en „ met wier rampen Onze rampen , zich ,, vermenigvuldigen moeten; eene Natie,  HISTORIE 083 voor welke Wy j t'allen tyde , bereid „ zyn, op het voetfpoor onzer Vooroude„ ren, Goed en Bloed op te zetten. Wor> „ den 'er dan onder die Natie gevonden, „ die, uit een overgebleeven wrok tegen „ Ons Huis, en het Stadhouderlyk Ber j, wind; of uit ongenoegen over _ het wei„ geren van verzoeken, die wy niet altoos „ verleenen kunnen; of uit onkunde en een „ geprecipiteerd oordeel over evenemen-,, ten, waar van hun de oorzaaken en om,, ftandigheeden niet bekend zyn , (even „ gelyk het altoos gaat in critique tyden „ -en in de Zee-Oorlogen van de voorige „ Eeuw, even gelyk tegenwoordig, plaats „ hadt,) de vryheid van de Drukpers en „ de conniventie der Overheden misbrui5, ken om Ons, op de fchandelykfte wyze, „ ten toon te ftellen , en' af te fchilderen ,, als een Verraader van het Vaderland, _en als de Oorzaak van de tegenwoordige 'w rampen, Wy kunnen Ons niet dispenfeej, ren van, in alle die betrekkingen, tereclaj, meeren de regtmaatige werkzaamheid der „ Wetten en Plakaaten van den Lande, die „ nooit door iemand te vergeefsch gerecla„ meerd wordt; of zou alleen, tot ons na„ deel, eene uitzondering gemaakt worden „ op dien algemeenen regel? Zouden On„ ze yverigfte poogingen en ongelooflyke „ arbeid tot bevordering van ?s Lands wel„ zyn, door een toomlooze Lasterzugt of „ onvoorbeeldige Preventien, nutloos mo~ £ gen gemaakt worden? Zouden Wy de éénigften zyn van 'sLands Ingezetenen, ? ' „ wiens IX. BOEKy I  284 VADERLANDSCHE IX. Boek, 1782. „ wiens goede Naam zo onregtvaardig, ais „ ftrafloos kan worden bezwalkt? Zouden •* Wy, onder alle redelyke Schepzelen, de ,, eenigfte zyn, wien het opgelegd was on,, gevoelig te weezen aan de hoogst ontee„ rende beledigingen ? „ Verre zy het, egter, van Ons, dat „ Wy, door Drift beftuurd ofdoorWraaklust aangedreeven, de welverdiende ftraf„ oefening vraagen of verlangen zouden „ van die geenen, die zich zo grovelyk ,, tegen Ons misgreepen hebben; maar het „ geen Wy meenen van de Hooge Bondge„ nooten te mogen vraagen; het geen Wy „ begrypen van Hoogstdezelven te mogen „ eifchen, op fundament van de Regten si der Menschlykheid, uit kragte van de „ exifteerende Wetten, uit hoofde van het „ Gezag, met het welk Wy in deeze Re„ publiek bekleed zyn, (en van 't welk een iegelyk , die op eenige wyze deel „ hebben in de Regeering, weet, dat Wy „ nimmer misbruik gemaakt noch getragft hebben deszelfs paaien uit te breiden,) „ beftaat daarin, dateindelyk, ter behoudenisfe van de inwendige rust, en van „ die wettige Subordinatie, zonder welke „ geene Regeering beftaan kan , worden by „ de hand genoomen de noodige maatrege„ len, om, voor het vervolg te preveni„ eeren en kragtdaadig te beletten de boos„ aartige poogingen , die aangewend zyn „ om het vertrouwen tusfehen Overheden „ en Onderdaanen weg te neemen, alle „ gronden van Regeering te ondermynen, „ het  HISTORIE. «285 het Volk tot Oproer aan te zetten, den „ Souverain deszelfs wettige Authoriteit uit de handen te rukken, en die geenen, die door hunne Gevoelens liefde, en, door hunne Amptsbedieningen eerbied, waardig zyn, nevens die geenen, die in hooger of laager rang met zodanige ge„ wigtige Posten bekleed zyn, waar van „ de eer en ambitie van hun leeven voor „ het Vaderland te waagen, een der groot„ fte foutiens is, om hun de veelvuldige „ gevaaren, waar van zy dagelyks omringd „ zyn, kloekmoedig te doen doorftaan, s, aan de veragting, haat en verguizing, „ niet flegts van deeze Natie, maar zelfs „ van geheel Europa, te exponeeren." (*) — En Brief en Vertoog werden door de Afgevaardigden der Gewesten, by affchrift overgenomen , om ze beide breeder mede te deelen. (f) Dit ftuk van zyne Hoogheid was niet ter Tafel van hun Hoog Mogenden gebragt of verhief men het, van den eenen kant, als alles uitmaakende, alles afdoende, en de tegenfpreekers van den Admiraal Generaal verftommende. Een breedvoerig Uittrekzel zag wel haast het licht, als mede eene Franfche Vertaaling; en werd het eerstgemelde, voor een zeer geringen prys, verkogt om het allen in handen te ftellen, of, voor niet, onder geringe Lieden uitgedeeld , Mem. van Zyne Hoogheid bl. 123. O) Refol. Gen. 7 QSt. 1782. IX. BOEK. 1782. Hoe oa- derfcbeiden men deeze Memorie beoordeelde.-  286 VADERLANDSCHÉ IX. Boek. 1782. i 3 ! ] j 1 I i deeld, waar over de Regeering van Gouda klagtig viel, wegens eenen Rotter damfch en Boekverkooper, die zich in dit veripreiden ffcerk beyverde, en deswegen door de Rotterdamfche Regeering onderhouden, beftraft en bedreigd werd, (*) — Van den inderen'kant wraakte men dit Vertoog, en kreet het uit als een kundig Zamenweefzel, meer geichikt om het rechte denkbeeld, dat men zich van den daat der zaaien zou kunnen vormen, te verduisteren, ïan om het zelve op te helderen, als een jrefchrift vol van verzwygingen en vernommingen, van duistere, van twyfelagti5e of valfche aanvoeringen. Het vondt zyïe Verdeedigers en Tegenfchryvers. (f) Het Voordel der Stad Leyden, 't welk >Tootlyks aanleiding gaf tot de even opgelaaide Gebeurtcnisfen in 's Lands Hooge /ergaderingen , werd door naamlooze Schryvers aangetast, die hun Ed, Groot Zogenden het Regt betwisteden,omrekenchap te vorderen van de wyze waar op Ie Magt, op 'sLands gezag onderhouden,n uit 's Lands penningen betaald, tot /erdeediging en Befcherming van den koophandel, werd gebruikt, en het be- daan (*} N. Nederl. jaarb. 1783. bl. 854- I°5I. lapport der Commisfiè te Rotterdam, bl. 23.enBy-< ïge , bl 41. (f) Onder de laatften têlt men de Samenfpraaen tusfehen de RegentenA. tn Z. DenRofivan den feder -Rhyn. HL D. bl. 1087. ene. en laater du 'che'.s van een Groot Tafereel.  HISTORIÉ. 287 fraan der Leydfche Regeering, als tegen de Conftitutie van de Republiek ftrydig, affchilderden; dit bewoog een aantal van omtrent dertien honderd en vyftig Burgers en Ingezetenen dier Stad, daar over met verontwaardiging vervuld, een Dank-Adres aan de Regeering te tekenen. Acht der Ondertekenaaren leverden het aan Burgemeesteren over, om in de eerfte Vergadering der groote Vrocdfchap gebragt te worden , en voerden onder andere deeze taal; „ Niemand, voorzeker, zal het Leydens „ getrouwe Burgery ten kwaade duiden, „ dat zy zich aangefpoord gevonden heb„ be om haare Regeering te bedanken „ voor eene Propofitic, welke eene zo on„ middelyke betrekking heeft tot het Heil „ en de 'Verdeediging van ons Vaderland. „ Niet, Edele Groot Agtbaare Heeren! dat „ uwe Burgery zich bevoegd rekene, om „ het gedrag haarer Regeerderen , door dergelyke Adresfen, te 'beoordeelen, veel „ min af te keuren. Zy weet, ;dat, zon„ der omkeering van alle goede orde, de „ Ingezetenen van een uitgeftrekt en volk„ ryk Gemeenebest zich in de daaden der „ Wetgeevende noch Uitvoerende Magt „ niet kunnen mengen; maar, ineentyds„ gewricht, wanneer niets fchynt naagelaa„ ten te worden , 0111 het zaad van jalours„ heid en wantrouwen tusfehen Burgers en „ Overheid te ftrooijen, hebben de Ingej, zetenen deezer Stad gemeend, dat een „ openlyk blyk van den onverbreekbaaren „ bandj IX. boek; 1783,  £88 VADERLANDSCHE IX. BOEK. 1782, w band, die Leydens Burgery van allen „ Rang aan haare Regeerders hegt, geen ,, ongepaste wyze was om haaren afkeer „ te toonen van hun, die, als 't ware „ om den openbaaren Vyand in de hand „ te werken, Uw Ed. Groot Agtbaaren, 5, en andere Leden der Regeeringe, by de „ Natie poogen gehaat of veragt te maa„ ken , en haar daar door aan te zetten „ tot misnoegde beweegingen; beweegin„ gen, die de Leydfehe Burgery aanziet, „ als het grootst en verderflykst onheil, 't welk ooit een Land kan overko- „ men." Hoe welgevallig dit Dank- Adres den Leden der Regeeringe ware , blykt uit het antwoord van hunnen wege aan de Inleveraaren gegeeven. „ Niet dan ,, aangenaam was het den Leden der Gro„ te Vroedfchap geweest, te mogen ver„ neemen, zulk eene verzekering van „ vertrouwen, zulk eene liefde voor en „ verknogtheid aan dezelve, als uit het ,, gemaakte Adres, (of fchoon bevoorens „ daar aan nimmer hebbende kunnen twy„ felen,) gebleeken was: en dat, wan„ neer beftendige verkleefdheid aan de eg„ te beginzelen van Vaderlandfche Deugd, „ waare zugt voor de Gemeene Belan„ gen, en ftille eensgezindheid in de har„ ten der goede Burgeren bevestigd mog„ ten blyven, de Regeering zich daar „ door te meer in ftaat gefteld zou vin„ den, om de welvaard van den Lande, n gepaard met de belangen der Stad, aan- „ hou-  HISTORIE. 2$c> - houdend te blyven helpen handhaaven en n bevorderen (*)." Staaten van Holland keurden by eenen Brieve , den twaalfden van Wynmaand gedagtekend, den zo veel opziensbaarenden Brief van Staaten van Zeeland (j) goed, hun verzekerende, dat zy, van hunnen kant, in deezen verderflyken Oorlog, niets onbeproefd gelaaten hadden om dien met nadruk te voeren , terwyl zy het zelfde leedweezen, als die van Zeeland voelden, dat al het aangewende tot hier toe van geen vrugt geweest was. (§) Op den Gelderjchen Naajaars Landdae wilden veele Leden den Brief van Zeelanc beantwoorden; doch de meerderheid belette zulks: oordeeler.de het niet onvoegelyker den Brief van Staaten van Zeeland onbeantwoord te laaten, dan die, waar med< zyne Hoogheid zyne Memorie hadt toege zonden. Jonkheer j. h. zuilen va* nyeveldt, dien wy, geduurende dee zen Oorlog meermaalen, hoorden yve ren (**), drukte zich, over de zaak, ii deeze bewoordigen uit. „ De Staaten vai „ Zeeland fchyntn ten fterkften te gevoelei „ de; C * ) Dank-Adres van Burgers enlngezetenen der Stad Leyden, overgegeeven den 14 061. 178a. enKefoUtie van de Groote Vroedjchap dier Stad den 15 dier ze'fde Maand. (t) Ziehier hoven bl.. ai3. cp Reroi. Hou. 13 oa. 1782. ■ . (**) Zie het III Deel onzer Vaderl..J-hpm M. 68 en 212. IV. deel. T IX. boek. 1782. Staaten van Holland keuren den Brief van Zeeland goed. Wat 'eê ! by Gelderlandover den Brief van Zeeland voorviel. [ 1 1 l I  VADERLANDSCHE tx. IJOEK. „ den droevigen toeftand, waar in ons Va„ derland verzonken ligt. Zy geeven eene „ verbaazende menigte van Onheilen aan „ de ernftige overvveeging van Uw Ed. 3, Mogenden over, noopende ons om tog „ zulke kragtdaadige middelen van herftel „ met hun by de hand te neemen, als de „ droevige ftaat van den Lande hoogstnoo„ dig vordert, zonder 't welke de onder5, gang van dit Gemeenebest zigtbaar het 3, einde weezen zal; dat, buiten de 3, Werkzaamheid der Bondgenooten , de „ onregtvaardige Oorlog ons aangedaan niet 3, ter harte genomen, de gefchondene Eer „ deezer Landen niet herfteld, en aan de 3, de verwagting der toegeftaane onnoeme„ lyke Geldfommen niet voldaan zal wor- „ den. Zy fchynen mede overtuigd 33 te weezen, dat, wat men ook moge „ voorgeeven, het zeker is, en nooit an3, ders beweezen worden kan, dan dat 'er „ niets gedaan is, het geen aan dealgemee„ ne verwagting voldaan heeft; maar, in 3> tegendeel, dat 'er eene onophoudelyke „ en verbaazende Werkloosheid heeft plaats „ gehad, waar door dit weleer geduchte „ Gemeenebest is neergezonken in dien „ rampzaligen ftaat, waar uit het nauwlyks „ te redden is, en, gelyk de Staaten van Friesland, in eenen Brief zeggen, „ ons doen wegzinken in een Zee yau^twyfeling." Naa, zyns oordeels, aangetoond te hebben , dat men de oorzaak van dien ongelukkigen zamcnloop niet buiten, maar in ons  HISTORIE-, "9ï ons Staatsgeftel, zoeken, en als Volksvertegenwoordigers verhelpen moest, en het opgeeven eens tafereels der Werkloosheid en Geheimhouding der Maatregelen, vaart hy voort. „ Is dit alles waarheid, en 't 3, geen de Heeren van Zeeland nog ver„ der betoogen, of moeten zy, zo wel j, als ik, met een leugen in den mond 5, voor deeze volle Vergadering befchaamd 3, itaan? Zo neen, wat voor een oordeel 5, moet men dan vellen over hun > welke, „ egter, willen betoogen, dat men het „ Kwaad of de Oorzaak daar van , bui- .,, ten ons zoeken moet? Schuilen, 3, in tegendeel, alle deeze gebreken in ons 3, eigen midden, en zullen wy den draad „ des Onderzoeks opneemende en volgen* }, de, onmiddelyk tot de hoofdbron wor„ den toegeleid, dan is het onze bezwoo3, re Pligt, onze Hoofdpligt, als getrou3, we Regenten, en Handhaavers van 't 3, geluk des Volks , eene Onderzoeking mut de andere Bondgenooten ernftig „ voor te neemen, en de Kwaaien mee „ de Oorzaak ontdekkende, de eerfte ta ,, geneezen, en de tweede geheel weg te „ neemen. Jammer ondertusfehen is het, „ dat wy, tot Onderzoeking, tot Verhel„ ping, van alle deeze zo zigtbaare,meei; „ en meer toeneemende Onheilen, welke 5, allengskens den ganfehen Staat zullen 3, vernielen, nog noodig hebben, dooi.' „ Anderen opgewekt te moeten worden, „ daar de ongelukkige toeftand des Va» ), derlands meer dan ééns onder het oog % 3 » IX. BOEK* 1782»  VADERLANDS CHE IX. ïoek. J782. „ van Uw Ed. Mogenden gebragt is. „ Laat egter deeze opwekking niet te „ vergeefsch weezen, op dat wy niet door „ fpreekende daaden gezegd kunnen wor„ den, bewyzen te geeven, dat wy geene Onderzoeking willen, of dat het Kwaad, met onze toeftemming, zynen voortgang „ geniet. — Laaten wy liever overtuigd wor, den, dat een Volk als 't Volk van Neder11 land, dagclyks meer en meer onderwce„ zen wordende in den aart van eene vrye „ Gemeenebest Regeering, envanhunaan„ deel in dezelve, ecnseindelyk moede zal „ worden, al wat hun dierbaar is te moe„ ten verliezen, en verboren te zien gaan* „ zonder dat wy de Oorzaaken verhelpen, „ of middelen aanwenden om 't voorgaande „ Bederf te fluiten. - Zo zy overtuigd ,, zyn, dat wy hunne Vertegenwoordigers „ zyn, hoe moeilyk zal het ons niet vallen „ deugdzaame en grondige bewyzen, tot „ het van de hand wyzen der cordaatfte „ uitnoodiging van een onzer Bondgenoo- ten te geeven ? Wy toonen dan liever 5, mede werkzaam te weezen om dit Ge„ meenebest uit eene allerongelukkigfte „ Anarchie te redden, waar in 't zelve ge„ ftort fchynt te weezen, op dat wy ons „ ten allen tyde voor de Vierfchaar van „ god, zo wel als die van het Volk, ver- antwoorden kunnen. • Dat wy too- „ nen meerder bewyzen te geeven tot red,, ding van den Staat, dan flegtsindeCon„ feuten de noodige Petitiën te hebben ge,, draagen — dat wy toonen niet onverfchil-  HISTORIE. 293 „ lig te weezen hoe 's Volks fchatten, wel„ ke ons alleen tot heil van 't algemeen, „ en van dit Gewest in 't byzonder, aan,;j vertrouwd zyn, bcfteed worden — dat „ wy opfpooren de te rughoudende oorzaak „ der goede Maatregelen,-waar de Pligt„ verzuimen fchuilen; Pligtverzuimen zo „ middagklaar, zo tastbaar, te vinden in de „ reden der afwyzing van den eisch van „ zyne Majefteit den Koning van Frankryk^ „ dat wy dezelve tog eens overeenkomitig „ het gevaar, waar in deeze Republiek daai „ door hadt kunnen gebragt worden, on „ derzoeken, en naar evenredigheid ftraf „ fen. Datwy, derhalven, tot dee- „ ze gewigtige eindens, met en nevens d( „ andere Bondgenooten , welke daar to< „ mogten neigen, eene Commisfiè uit on „ midden benoemen, dat wy , in'tbenoe „ men van dezelve, vooral in 't oog hou „ den eene keuze te doen, van zodanigen „ die, noch door hunne Bedieningen,nocl „ door hunne Familien , zouden kunnen ge „ zegd worden, door byzondere dienfte; „ aan het Huis van den Stadhouder vei „ knogt te zyn, en niet geheel onpartydig t „ weezen: te meer, dewyl deeze Coni „ misfie ter Onderzoeking mede zou ter „ deeren omtrent het gehouden gedrag va „ den Admiraal Generaal in de weigerin „ na Brest. Dat wy onze Bondgt „ nooten, welken ons hun goed oogmer „ hebben te kennen gegeeven, bedanke „ voor hunnen yver, ten behoud van 't liev „ Vaderland, god biddende hun tog mi T 3 „ di. IX. bo JiK. l 1 1 v k n e :t  394 VADERLANDSCHE en* IX. Boek. zelfde cordaatheid te doen voortvaaren — „ dat wy hun verder kennis geeven van on„ ze toetreeding in het Werk des Onder* „ zoeks, terwyl wy mede aan alle de anj, dere Bondgenooten dit ons Befluit daad„ lyk doen ter hand komen, hun door rond„ gaande Brieven, mede bewéégende te „ willen toe treeden tot eene zaak van die „ aangelegenheid, waar door de voortgaan* a de ondergang des Lands alleen kan gefluit *, wordcu, zonder welke alle middelen „ vrugtloos blyven, en 's Lands onheilen „ hoe langer hoe grooter zullen worden, „ tot ruïne van dit ganfche Gemeene* best!" (*) £*0 JV. Ntdetl. Jaarh 1783. bl. 20. enz.  VADERLANDSCHB HISTORIE. TIENDE BOEK. INHOUD. Hoofdzaaken. Zyne Hoogheid in Texel. Maant tot het uitzeilen der Floot aan: Vyandlyke Floot op onze Kust. Befluit des Zeekrygsraads om niet uit te zeilen, en fchikkingen op de ligging der Vloot gemaakt. Goedkeuring hier van, en nadere bevelen. Tyding van het wyken der Vyandlyke Vloot. Zyne Hoogheid andermaal na Texel. Men kan, in den Zeekrygsraad, tot uitzeilen niet befluiten. Nadere tyding van het verwyderen der Vyandlyke Vloot niet genoegzaam gekeurd om liet uitloopen te waagen. Bevestigende tyding, de Vloot blyft egter binnen. Het berigt van den Vice - Admiraal hartsinck, wegens, zyne gebrekkige kundfchap, ter zyde gelegd. Raadflag van hartsinck en kingsBERGen, dat de laat ft e met een Vhotfc T 4 X. boek,  296 VADERLAND SCHE X. boek. zou uitzeilen, en de eerfte met de groote Schepen, als een Obfcrvations Esquader, in Zee hopen. Voorftel van Frankryk, dat de Staat Tien Oorlogfchepen na Brest zou zenden. Zyne Hoogheid met dien voorflag verlegen. Raadflag by hun Hoog Mogenden om die Schepen te zenden. Befluit overeenkomflig daar mede genomen. Bevelen aan de Zeeofficieren tot deezen Tocht. Last hier toe aan den Vice • Admiraal hartsinck. De Vice - Admiraal Graave van isylandt tot Bevelhebber over die Schepen aangefield. Ongereedheid der Schepen. Bekendmaaking hier van. De Reis uitgefteld, en kennisgeeving deswegen aan den Franfchen Afgezant. Misnoegen daar over hier te Lande. Aanmerkingen daar op gemaakt door de Gelastigden by zyne Hoogheid. Brief van Friesland deswegen aan de Bondgenoot en, als mede aan zyne Hoogheid. Antwoord van zyne Hoogheid aan Staaten van Friesland. Stad en Lande neemt hier omtrent een Befluit en laat het den Bondgenooten toekomen. De Admiraliteit van Amfterdam verdeedigt zich tegen dt verdenking van agtloosheid en verzuim. Nadere Brief door Staaten van Friesland aan de Bondgenooten gezonden. Zierikzees Voorflag wegens dien mislukten Tocht. Kingsbeegen zeilt in Wynmaand uit Texel, en komt in Slachtmaand weder binnen. Het Schip de Unie zinkt. De Oost - Indifche Schepen van Bergen behouden t' huis. Het Convoy uit de Oostzee in Texel. Het Schip Zierikzee (ïranrft. De Schepen in winterlaage gelegd. De Kaapreederyen wakkeren aan, boven al in Zee-  HISTORIE. 297 Zeeland. Voor en naadeelen der Kaapvaard. Moed van den Kaaper-Capitein n. jarry. Beldendaaden van den Kaaper-Capitein p.le turcq. De Kaaper-Capitein j. w. sextr-OCH brengt een Engelfche Paketboot op. Onderzoek der Brieven. Staatsbefluiten over dit geval. Befluiten de Engelfche Lootsbooten betreffende. Verbod van het huu ■ ren van Scheepjes aan flrand om Perfoonen of Brieven na Engeland over te brengen. Voorftel van Amfterdam over het volduuren van de Gemeenfchaplyke Krygsverrigtingen met Frankryk en het vernieuwen des Handelverdrags met dat Hof. Gefchil der Amflerdamfche Heeren ter Dagvaard, over het uitbrengen van de Stads-Last. Inhoud van dien Last. Die denzelven niet geheel hadden vqorgedraagen in 't gelyk gefield. Befluit van Holland omtrent de gemeenfehaplyke Krygsverrigtingen niet Frankryk : als mede aangaande het vernieuwen van het Handel- verdrag. Staat der Zeevaard en des Handels. De Haringvisfchery dit Jaar open gefield. Vreemde Vlaggen door de Visfchers gebruikt, 's Keizers Verklaaring deswegen. Voorflag van Vryheid om Groenlands en Straatdavids Vaarders aan Onderdaanen van onzydige Mogenheden te mogen verhopen. JEene menigte van gewigtige Raadpleegingen, en Befluiten, 's Lands Zeedienst betreffende, in de hooge Vergaderingen met de daar bykomende omftandigheden, T 5 heb- X. boek. T782.' Hoofd zaaken,  X. BOEK. 1782. Zyne Hoogheid na Texel maant tot het uitzeilen der Vloot aan. Zie hier boven bl. 2a8. 298 VADERLANDSCHE hebben ons het Verhaal der Zeeverrigtingen deezes Jaars doen afbreeken, (*) om de Tydorde niet te veel vooruit te loopen. Wy moeten 't zelve weder opvatten, en, in dit Boek, den verderen toedragt derZeezaaken, optekenen, die wederom vergezeld gaan met een aantal gebeurtenisfen in den Lande van geene aangenaame natuur; doch welke met geen ftilzwygen mogen voorby getreeden worden. 's Lands Vloot in Texel, naa veel Zeegcvaars door ftorm uitgefhan en geene geringe fchade geleden te hebben, binnen gevallen zynde, begaf zich de Admiraal Generaal, den twintigden van Oogstmaand, na die Reede, om den daat der ontredderde Schepen op te neemen, en te zien of dezelve fchielyk weder bekwaam zouden zyn om Zee te kiezen. Ten opzigte van dit laatde geen ongundig verflag uit den mond der Vlag-Officieren ontvangen hebbende, gaf hy last, hier mede allen fpocd te maaken, en niets te verzuimen om dezelve, hoe eer hoe beter, te kurmendoen uitzeilen; waar toe hy den Vice - Admiraal hartsinck vervolgens fchriftlyk aanmaande, én bevel gaf, om, zo hy, vóór het bekomen van nader Orders, narigt kreeg van 't vertrek des Admiraals howe na Gibraltar, zonder die af te wagten, in Zee te deeken: mits alle voorzorgen draagendc om door geen  HISTORIE. 299 geen overmagt des Vyands overrompeld te worden. Dan den eigen dag op welken de Vice - Admiraal deezen aanmaanings Brief ontving, vertoonde zich op onze Kust, eene Vyandlyke Vloot , volgens het berigt eens Visfchers, die aan boord van een dier Oorlogfchepen hadt moeten komen , uit vyftien Oorlogfchepen en twee Kotters beftaande. Op de hoogte van Zandvoort en van de Egmonden zeilende, verwekte dit veel fchriks, en de fpraak ging, dat deeze geen ander oogmerk hadt, dan om in onze Zeegaten in te vallen, en 's Lands Schepen te verbranden, of eene Landing te ondemeemen. Van Kykduin werd fein gedaan van dertien Vyandlyke Schepen , doch bleek, by nader onderzoek, dat zy zestien in getal waren, waar van men de Charter, uit hoofde van denafftand, niet kon bepaalen , behalven drie kleine Vaartuigen. Capitein j. o.vaillakt, met het Fregat de Doïphyn, uitgezonden, om nader kundfchap van de fterkte des Vyands op te doen, zeilde zo na by mogelyk, en ontdekte dat de Engelfche Vloot voor den Wal, beftondt uit twee Drie* dekkers, en dertien Tweedeks Schepen , waar onder hy 'er duidelyk negen, of tien, van zeventig Stukken gezien hadt, de overige Driemastfchepen by dezelve waren, naar gedagten, Fregatten , boven die nog twee Kotters, zo dat de Zeemagt uit achttien Schepen en twee Kotters beftondt. Een Vyand lyk Schip maakte Jagt ■ op X. BOEK. 1782. Eene EngelfcheViofit op onze Rust  3oo VADERLANDSCHE X. BOEK. 1782. Befluit om niet uit te Zeilen. op hem, weshalven hy binnen viel, om niet in het geval te geraaken van, indien hy in 't Gat ten Anker kwam, en de Vyand met een gedeelte Schepen hem naazette, hun den weg na binnen te moeten wyzen. Op dit Berigt hieldt men Krygsraad, en verklaarden , de Leden éénpaarig met den Voorzitter , dat, hoewel het voor Officieren van Eer, die hun Vaderland met liefde en yver dienden, niet tegenftaande zyzich, door de Lasterfchriften van onbefchaamde, en tot heden toe ongeftrafte, Nieuwsfchryveren, dagelyks aangerand moesten zien , niet dan ten uiterften onaangenaam was, om door eene Vyandlyke magt opgeflooten te worden, zonder dezelve van de Kusten te verdry ven, zy zich, egter, ten hoogften vcrantwoordelyk , ja zelf ftrafbaar, zouden rekenen, indien zy de waare belangens van hun Vaderland aan eene ontydige en kwalyk geplaatfte Ambitie opofferende, raaden om 'sLands Vloot in Texel,welke het welzyn des Vaderlands afhing, niet alleen op eene onvoorzigtige , maar zelfs roeklooze, wyze, aan deszelfs geheele ruine bloot te ftellen, door dezelve, met een onbczonne drift, tegen een Vyand, die, volg ens het Verflag van Capitein vaillant, zo verre de meerderheid hadt, te doen uitloopen. 'Er bleef, derhalven, zo lang deeze Vyandlyke Vloot zich op onze Kusten vertoonde, huns oordeels, niets anders over, dan om van de Schepen ter Reede van Texel zodanig een ge-  HISTORIE. 301 gebruik te maaken als tot verdeediging van dezelve dienen kon, zo dat de Vyand, met geen hoop van eenen gelukkigen uitllag eene onderneeming tegen dezelve zou kunnen aanvangen, indien hy, tegen verwagting, iets zodanigs mogt onderneemen, Eenige Schepen werden beftemd om ter Brandwagt, andere om daar agter te leggen, terwyl twee Fregatten en één Kotter een ftand zouden neemen, dat zy ten allen tyde gereed waren om uit te zeilen, en kundfchap van den Vyand op te doen. (*) De Admiraal Generaal keurde deezen Raadflag en gemaakte fchikkingen goed, wyders den Vice - Admiraal hartsinck last geevende, om, zo dra de Magt van den Vyand, zich op onze Kusten bevindende , volgens zeker bekomene narigten , om welke te verkrygen allen vlyt moest aangewend worden , zo zeer verminderd zou zyn, dat zy niet meer de overmagt hadt, op die men 'er tegen zou kunnen iiel- .'*") De Linie Schepen in Texel, beftondenuit één Schip van 70, zes van 60 tot 66, en drie van 50 tot 54 Stukk n, van welken 'er flpgts drie geheel gereed waren, terwyl de overigen, om behoorelyk tegen den Vyand'te kunnen dienen, aanvulling van Manfchap noodig hadden, zo wegen* die op de Rollen ontbraaken, als wegens de Zieken. Behalven deeze Tien Linie Schepen, waren 'er nog drie op de Reeie ; doch ieeze ontbraaken nog meer Volks dan de andere, ot' hadden toetakeling noodig, en één dei zeiven een roer Vervolg der Memorie van zyne Hoogheid bl. 7 10. Bylaage No. 1. N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 57. x: [j o e k. 1782. Goedkeu ring hier van, en nadere Bevelen.  302 VADERLANDSCHE X. boek. i/82. j i 1 3 ( Tyding van het j wykcn ( der Vy- « andlyke i Vloot. J < «i t ftellen, terftond uit te loopen, en de Vyandlyke Schepen, welke hy dan vinden zou, te neemen, te vernielen, oftenminften te verjaagen, egter altoos, by het uitloopen, en najaagen, zorg draagende om niet door list te worden uitgelokt, en daar naa, door eene grootere Magt, van onze Havenen afgefneeden. Hy mogt zich van de Kusten niet verder vervvyderen dan dathy, des noods, by overmagt, weder in 'sLands Diep kon wyken. - In allen gevalle moest hy zorgen, dat zyne onderhebbende Schepen altoos van de noodige hoeveelheid van Water en Leeftocht voorzien bleeven, om? zo ras 'er zekere berigten zouden zyn ingekomen van het wyJeen der Vyandlyke Esquaders uit de Noordzee en het vertrek der groote Vloot ia Gibraltar, de Convoyen van Drontheini :n uit de Oostzee, zonder uitftel, te kunnen tfhaaien, en naa de Haven deezer Landen :e geleiden, of zodanige Orders na te konen, als hem, naar tyds omftandigheden , :ouden worden toegezonden. Scheepsberelhebberen in't Vlie en in Zeeland kreegen le noodige weet van dit opdaagen des Vynds, en bevelen hoe te handelen. Het aanbevolen huuren van Visfcherschuiten om verkenningen van den Vyand >p te doen, Haagde ongelukkig; de uitge:onde Capiteinen VAiLLANTen story mdden verder geen Vyandlyke Schepen mtdekt. Doch de Luitenant cor.nel.is meer, deedt zyne Hoogheid eene Zeeyding toekomen, dat een gedeelte der En- gek  II I S T O R I E. 5°3 gelfche Vloot, den vierden zou vertrokken en m de Hoofde?i gezeild zyn. Hier van verwittigde deeze den Vice - Admiraal h a r tsinck, met last om na de waarheid dier tyding onderzoek te doen, vermids, zo dezelve waar was, het als dan fchynen zou, dat de Vloot na Gibraltar, en de overgebleevene Vyandlyke Magt in de Noordzee, of ten minflen op deez* Kusten , verre minder zyn zou dan die van deezen Staat, en hem dus niet beletten moest uit te loopen. Het vermoeden van den Admiraal Generaal, dat de Tyding van den Luitenant smeer waar mogt zyn, deedt hem befluiten , andermaal na de Texelfche Reede te gaan, tot het houden van Krygsraad. Van dit oogmerk gaf hy kennis aan den ViceAdmiraal hartsinck, nogthans met last, om, byaldien deeze intusfchen berigt kreeg, dat de Vyand waarlyk geweeken was, de komst van zyne Hoogheid niet af te wagten ; maar onmiddelyk Zee te kiezen. ZyneHoogheid, den negenden van Herfstmaand , ter Texelfche Reede komende, vondt de Vloot nog binnen Gaats, en in den gejhouden Krygsraad, was men van gevoelen, 4at, fchoon uit de Berigten van Capitein vaillant bleek, dat het Engelsch Esquader , 't welk zich, in de voorgaande week, voor de Kusten vertoond hadt, van daar was vertrokken, de Leden des Krygsraads zich daarom niet bevoegd rekenden, om, ïu genisten gemoede, tut het uitzeilen van 's Lands X. BOEK. 1782. Zyne Hoogheid andermaal na Texel. Men kan tot uitzeilen niet befluiten.  3o4 VAD ERLANDSCHE X. li 0 E K. 's Lands Magt te befluiten. Behalven de redenen in den jongstgehouden Krygsraad, en vroeger, (*) bygebragt, dagt het hun meer dan waarlchynlyk, dat het Engelfche Esquader, 't welk onderfteld moest worden tot dekking van hun Oostzcesch Convoy uitgeloopen te zyn, zich na de hoogte van de Doggersbank zou begeeven hebben, en dat dus 's Lands Esquader uitzeilende en Noordlyk opwerkende, (tothet beveiligen van het Convoy uit Dro?nheim,) terftond m de meerdere Magt des Vyands zou vallen. Was, daarentegen het Engehch Esquader Zuid waards opgezeild, dan zouden 'sLands-Schepen, naa het uitloopen, in 't oogfchynlykst gevaar komen, om, op de minfte verwydering van de Kusten afgeiheedcn, en geheel vernield te worden: dit gevaar bleef, zo lang men 'geene zekere tyding hadt, dat het Engehch Esquader de Hoofden was doorgegaan, ja het uitzeilen van het Vyandlyk Esquader hadt het onraadzaam gemaakt, 's Lands - Schepen onder Gaats te doen ankeren: dewyl zy dan alle oogenblikken zouden bloot gefteld zyn, om op eene fchandelyke wyze, op de Reede te komen vlugten, en mogelyk den Vyand den weg tot het vervolgen te moeten baanen. Men moest het Convoy van Dromheim aan de befcherming overlaaten van 't Geleide, genoegzaam fterk om eenige kruisfende Fregatten C*) Zie hier boven bl. 219.  HISTORIE, 3°£ ten des Vyands het-hoofd te bieden, vol(trekt onraadzaam was het, voor alsnog,] 's Lands geheele Magt daar toe in de waag- ■fchaal te ftellen. Toen zyne Hoogheid, in deezen Krygsraad, aandrong, om hem eenig ander middel tot beveiliging van dat Convoy, of tot afbreuk van den Vyand, aan de hand te geeven, verklaarden alle de Leden, 'er geen te weeten. Op diens voorftel, dat de Schepen gefchikt, tot een Kruistocht in de Noordzee, om fpoediger Zee te kunnen kiezen, eenig Landkrygsvolk-, geduurende denzelven, aan boord zouden neemen, werd dit door eenigen aanvaard, die van vyftig tot twintig Man verzogten, daar anderen voor deeze aanbieding bedankten. — De Vice - Admiraal zoutman, door zyne Hoogheid , by diens wederkomst in 's Grayenhaage, geraadpleegd over het ver rigte in deezen Krygsraad, hing 'er het zegel zyner goedkeuringe aan. (*) Het berigt van den Heer d'axglemont uit Duinkerken gefchreeven, dat dezestien. Engelfche Schepen , twee Fregatten, eri twee Kotters, die den eerften van Herfstmaand na 't Noorden ftevenden, den zesden op de Kosten van Engeland te rug gekomen waren, en na het Kanaal koers zetten, door zyne Hoogheid aan den Vice-Admiraal hartsinck,den derrienden,toege- zon- r*~) Veri'ofg der Memorie vun zyne ïltjdgheid, bi. 13—15. Bylaage No. 2 IV DEEL,'. V X. » o e k*. - Nadere' yding /an het /erwyderen der , ^yandlyie Vloot; liet g'eloegzaarngeoordeeld om hetuitloopetf tc vraagen.  $o6 VADERLAND S CHE X. boek. I7&2. BevcsügendeTydins:. De Vloot blyft egter binnen. zonden, in den Krygsraad overwoogen, oordeelde men onaanneemelyk: dewyl een Koopvaardyfchipper, in 't Vlie ingevallen, berigtte, op de hoogte van het JntfcheRif, zeventien Engelfche Oorlogfchepen, benevens twee Siiaauwen, gezien en gepraaid te hebben. Waar op men het aangeraade uitzeilen, op de veronderftelling van de egtheid dier tydinge, om redenen in de voorgaande Krygsraaden breeder opengelegd, ongeraaden oordeelde, vóór men in 't zekere wist, dat het Engekch Esquader door de Hoofden gezeild was, 't welk het Verflag des Heeren d'aiglemont niet meldde. Zy betuigden, nogthans, als Officieren, met den opregtften yver, na 't oogenblik te verlangen, om finale Orders temogen ontvangen, tot zodanige eindens, als ten nutte van den Lande, noodig mogten geoordeeld worden, opdatzy zich daar door van de alleronaangenaamfte fituatie, om naamlyk, de omftandigheden niet veranderende, dagelyks dezelfde redenen te moeten herhaaien, bevryd mogten zien, en te gelyk niet langer blootgefteld, om in Lasterfchriften, als Verraaders van hun Vaderland, gebrandmerkt te worden. (*) Eer men in 's Grayenhaage dit antwoord van den Vice - Admiraal hartsinck ontvangen hadt, bekwam men daar tydingen uit Engeland, den tienden van Herfstmaand (*) Vervolg der Mem. van zyne Hoogheid, v tö—17. Bylaage j\'0, 3,  HISTORIE. 307 maand gedagtekend, inhoudende, dat op den vyfden, zeventien Oorlogfchepen , voorby Goodwinzant Westwaards waren gezeild, dat de Admiraal milbank, met zyni ganfche Vloot, den zevenden te Portsmoutk was aangekomen, en dat alle die Schepen , den achtften na Gibraltar zouden Hevenen. Het bevel tot uitzeilen word den vyftienden herhaald: doch, het fein tot gereedmaaking 's anderen daags gegeeven zynde , was volgens het oordeel der Lootzen, de Wind te fchraal om het te kunnen doen, en liep dezelve dien avond geheel tegen, en kwam 'er niets van het uitloopen. Het bevreemdde hun Hoog Mogenden, hoe 't was by gekomen, dat de Vice-Admiraal hartsinck, ondanks de gegeevene bevelen om zich in ftaat te ftellen. om nauwkeurige kundfchap te krygen van de flerkte en de beweegingen der Vyandlyke Schepen op onze Kusten, zo lang , naa dat die Schepen Westwaards waren gezeild, daar van geene kennis bekomen hadt. Zy verzogten des Berigt, hy gaf het, en moest in 't fiot bekennen. „ dat het hem, niet tegenftaande alle zy- ne aangewende Militaire poogingen . „ niet hadt mogen gebeuren, tyding van „ 'sVyands vertrek Westwaards te beko„ men, vóór dat dezelve hem door zyne „ Hoogheid was toegezonden." Hui Hoog Mogenden dat Berigt overwooget hebbende, vonden, kort daar op, goed . „ in aanmerking, dat, volgens informali „ en, door den Vice-Admiraal, ter exe V 2 cu X. BOE K. 1 "8a. Het Berigt van den VieeAdmiraalhar t- s! n k , wegens zyne gebrekkigekundfchap , door hun Hoogmogende n ter zyde gelegd..  X. Boek. 1782. Raadflag Van hartsinck en KINGSBER" GËNomin twee partyen Zee Ut kiezen. 1 ^ C*} Vervolg der Memorie van zyne Hoogheid* 308 VADERLAND SCHE „ cutie van hunne Orders, om zich au fait te ftellen van de fterkte en manoeuvres ,, der Vyandlyke Magt op de Kusten „ deezer Republiek, yry meerder was -■ gedaan , dan wel uit het gemelde Berigt blyken kon de , maar dat het ge„ mangeld hadt aan ligte Vaartuigen, en „ aan behoorelyke Correspondentie: ter,, wyl hy Vice-Admiraal door abufive „ Zeetydingen was misleid geworden, dat ,, Berigt te feponeeren; en wyders , tot „ voorkoming van voorfz. Defecten de „ Collegien ter Admiraliteit op de Maart ze en te Amfterdam aan te fchryven , en te authorifceren, om, in ieder der „ Zeegaten van Geerde, lexelm het Vlie, „ voor eerst te bezorgen vier kleine en „ fnelzeilende Vaartuigen, alleen met eenii, ge weinige Koppen bemand, ten ein„ de door de bevelvoerende Officieren op dc „ Reëen en van 's Lands Schepen gebruikt „ te worden. (*) De Vice - Admiraal hartsinck, dus in Texel gebleeven, werd met den Schout by Nagt van kingsbergen te raade, dat deeze [aatfte, met een Vlootje uit Schepen van Vyftig Stukken en de gereedzynde Fregatten be[taande, ter eerfte gelegenheid, zou uitloopen, omde beide verwagttc Convoyen te dékeen; vermids de Magt der Engelfchen in ie Noordzee , of volkomen geene, of ten min-  HISTORIE. 309 minften zeer gering was. En zou de ViceAdmiraal zelve, by den eerften Oostenwind, met de groote Schepen uitzeilen, en zich met dezelve , als een Obfervations Esquader, tusfehen den Vyand, en het Esquadertje van den Heer v a n kinsbe rgen, 't welk zich na de hoogte van het Kattegat begeeven zou, onthouden. Het eerfte verwylde, en het uitloopen der groote Scheepen bleef geheel agter. (*) In het anders goedgekeurd Ontwerp, wegens het in Zee fteeken deezer twee Smaldeelen, kwam verandering, door een Voorftel van wegen het Franfche Hof gedaan. Men wil, dat dit Hof, wier Schepen en Krygsmagt de op ons veroverde Volkplantingen in de West - Indien, op de Engelfchen heroverd , de Kaap de Goede Hoop behouden , en thans in 't Oosten, Triconomale hernomen, het Eiland Ceylon en de Molukfche Eilanden, met onze verdere Bezittingen in Afta, tegen de verdere onderneemingen der Engelfchen gedekt en beveiligd hadden, de aanhoudende klagten over Werkloosheid, en de veelvuldige elkander fteeds opvolgende hindernisfen in 't uitloopen onzer Schepen , in aanmerking genomen hebbende, op den voorflag van den Marquis de castries, die aan' 't hoofd der Franfche Zeezaaken was, het een gefchikt middel oordeelde, om alle die zwaa- rig- (* 3 Vervolg der Memorie van zsne Hoogheid h\ rj. 22 23. V 0 \ X. boek. 1782. Voorflel van het Fr^nfclie Hof, dat men Tien Schepen na Brest zou zei".~ den.  X. boek. a*o VADERLAND S C H E righeden te doen verdwynen, dat een gedeelte onzer Vloot na een goede Haven in Frankryk, en wel na Brest, zou ftevenen, als buiten en aan geene zyde van het Kanaal gelegen, en zeer gefchikt, om van daar fpocdig na de Oost- en West-Indien over tefteeken, of, op eenige andere wyze , den algemeenen Vyand afbreuk te doen. Wat hier van zy, de Hertog de la vauguyon, deedt, den een en twee en twintigften van Herfstmaand , uit naam van dat Hof, by zyne Hoogheid, het voorftel, dat 'er Tien van 's Lands Schepen terftond na Brest mogten gezonden worden, om zich met 's konings Schepen te vereenigen : van waar dezelve , indien hunne Hoog Mogendeu zulks raadzaam oordeelden, de middelen van verdeediging van Hoogstderzelver Vastigheden, byzonder die in Afia gelegen waren, zouden kunnen befchermen, of wel gezamenlyk met de Schenen, die zyne Allerchristlykfte Majefteit te Brest hadt, of hebben zou, het Westen en Zuiden van Engeland influiten, de Convoyen onderfcheppen, en aan deszelfs Handel afbreuk doem — Wyders voorfiaande , dat de Vloot der Republiek, zonder uit ft el, mogt gezonden worden aan de andere zyde van het Ka-, naai (*), om aldaar, zo het mogelyk was , C*) Dat is, daar het Voorftel uit Frankryk Ifwam , daideiyk, aan deeze zydt van 't i£atiiat  HISTORIE. 3" was, een zeer ryk geladen Convoy (dat van Jamaica^), 't welk men verzekerde, dat, in 't begin van Oogstmaand, onder geleide van den Admiraal rodney, vertrokken was, te onderfcheppen. Met deezen tweeledigen Voorflag vondt zich zyne Hoogheid niet weinig verlegen; daar hy, volgens zyne verklaaring, aan den eenen kant, gaarne wilde vermyden wat aan het Franfche Hof eenigzins onaangenaam kon zyn; en, aan den anderen kant, meer dan ééne zwaarigheid vondt, zo om dat de Krygsverrigtingen, met dat Hof beraamd, en volgens welke alle fchikkingen genomen waren, ten einde liepen (*); en dewyl hy vreesde, dat de Magt van de Republiek, op deeze wyze verdeeld , de gelegenheid om de noodige zorge te draagen ter beveiliginge van de verwagte Oost-Indifche Schepen, en van de Schepen uit de Oostzee, eenigzins zou benomen worden. Tenminften, dat, langs deezen weg, de Magt in de Noordzee, in 't volgend Voorjaar, zeer gering zou zyn. Hy fchroomde zich, in dee- den te bepaalen, zelfs naa de bedenkingen der Vice - Admiraalen reynst en zoutman en der Fiscaalen bisdom en van der hoop ingenomen te hebben, die 'er ook ontraadende zwaarigheden h von- (*) Die tyd was bepaald op den eerften vai Slachtmaand, V4 X. BOEK. 1782. Zyne Hoogheiiï met "dien Voorflag verlagen»  312 VADERLANDSCHE X. BQEK. Raadii by hym Hoog Mo genden om die Schepen te' zén- vonden, en wilde liever liet goedvinden van hun Hoog Mogenden verneernen. By deezen fcheenen de zwaarigbeden zo onoverkomelyk niet; althans ter Ver? gadering van hun Hoog Mogenden werd,. : op den vyf en twintigften van Herfstmaand, den volgenden Raadflag ingebragt, welke wy woordlyk zullen affchryveih „ Dat, » connderatie, dat de Orders , door „ zyne Hoogheid gefield, tot het mter„ cipeeren van het Vyandlyk Convoy uit de Oostzee niet tydig genoeg hadden kun-j »eU worden geëxecuteerd (*;, Hoogst- „ de- (*) Dit Convoy was den 10 en 11 Sept. uit de Zond na Engeland vertrokken, en behouden binnen gekomen, onder geleide van twee of drie l'rfegatten, één Sloep, en één Kotter, 't zelve bejrondtuit meer dan drie honderd Scheóen. De biydfehap des wegen in Engeland was zeer groot. Univerzal. Magaz. Vol LXX1. p 172. In de Engr'Jche Nieuwspapieren' van dén 24 Sep. las men: „■Deeze Vloot is de 'aanzicnlvkfte , welke ooit, „ voor EngelfckeRekemng, uit de Oostzee is gezeild: „ eene ontzaglyke menigte Scheepsbehoeften is „ aan boord van dezelve " ,ï Deeze Vloot „ heeft groot gevaar geloopen, alzo het Geleide „ zeer gering was; en de Kusten van een Vyand „ voorby moest, die een fterker Esquader in zyne Havens halt leggen." Dc waakzaamheid ,, der Myn Heers was in flaap gewiegd, toen z> „ onze Vloot uit dc Oostzee, zonder verhindering „ li :ten voorbyvaaven; 't zou hun zeker Weinig,, nj'ieite gekost hebben, naa het vertrek van oni, ze groote Vloot, die Koopvaardyfchépen te on,, derfcheppen, of in de onzydige Haven, waar „ ay lagen, een langen tyd ingefiooten te houden; ,i de reden, die hun bewpogen heeft, om moeb  HISTORIE. 313 3 dezelve behoorde verzogt te worden, „ om , hoe eerder zo beter, te willen despicieeren, een Vlag - Officier, mits„ gaders vier of vyf Schepen van zestig „ itukken en drie of vier van vyftig Stuk„ ken,1 en twee of drie Fregatten, met één Kotter of Advys-Jacht, en door „ den Vice - Admiraal hartsinck na Brest te doen detacheer en , ten einde „ aldaar te overwinteren, en de naderè „ Orders van hier af te wagten, of ge„ combineerd met het Fransch Esqua„ der, zodanige Expeditien in de Euro,, pifche Zeilen te doen als de voornoem„ de Vlag - Officier, met overleg van den £ Commandeerenden Officier aldaar, dien- ftig zou mogen oordcelen. Met dien „ verftande , nogthans, dat de voorfchreé- ve Order voor vervallen zou moeten ge„ houden worden, wanneer, door aanhou„ dende Westlyke of varieerende Winden, of ook door eenig onvoorzien toeval, 5, 's Lands Schepen mogten worden ópge^ houden en verhinderd om de voórfchree„ ve Reize, vóór den aohtften O&ober „ eerstkomende, voort te zetten, op dat „ aan den Admiraal howe, by zyn retour „ van Gibraltar, of aan eenige fuperieure ;, Vyandlyke Magt, geene gtlegerheid ';)? wierde gegeeven om het gemelde kleine „ Es- hot een, noch het ander, teonderneemen, blytl' sx eene iïaatkundigc wonderfpreuk, welke men rii&t ligt kan oploslan." V 5 X. boek. i/82.  X, boek. 3M VAD JiRLANDSC I-IE « Esquader op te vangen, of te veras melen." Wyders waren zy van oordeel, dat een Aüchnft van dit Befluit, door den Grifher fa g e l, aan den Franfchen Afgezant behoorde ter hand gefield te worden, met by voeging, dat het onderfcheppen van het bewuste vyandlyke Convoy, 'tgeen, volgens berigten, ten minften door nee-en zwaare Schepen, en eenige Fregatten zou worden gedekt, voor de tegenwoordige Magt van de Republiek alleen en op zich zeiven ondoenlyk werd gekeurd; doch dat nun Hoog Mogenden zeer gevoelig waren, zo wel wegens de gunftige geneigdheid van zyne Majefteit, thans, opnieuw aan den dag gelegd, als wegens de daad» lyke en getrouwe hulp, door dezelve aan deezen Staat in 't algemeen, en aan deszelfs Volkplantingen in 't byzonder geduurende dit, en het voorledene Taar, betoond, en teffens konden verzekeren, » dat, gelyk aan het diep verval der Ma„ rme was toe te fchryven, dat met geen „ meer effect, van deeze zyde hadt kun„ nen worden gewerkt, tot afbreuk van „ den Vyand, of tot dekkinge der Bezit„ tingen van den Staat, alle mogelyke ,, efforts, by aanhoudenheid zouden wor„ den gedaan, om eindelyk in een beter „ postuur te geraaken, en den gemeenen' „ Vyand, met meerder nadruks het hoofd „ te bieden, waar toe hetMm zeer aan* |enaam zou zyn, om ook, in den aan» waanden Jaare, met gecombineerde Magt, » of  HISTORIE. 3T5 „ of met gemeen overleg, de Krygsope„ ratien voort te zetten." De Afgevaardigden van Holland, Friesland en Overysfel ftemden onver wy ld _in deezen Raadflag, die der overige vier Gewesten, namen aan zich daar op nader te verklaaren. Wanneer, 'sanderen daags, de Hertog de la v au gu yon aandrong op een onverwyld en ftellig antwoordden verzogt, dat zyne voorftellen, uit hoofde van den vereischten fpoed, en geheimhouding, niet ten onderwerpe van de raadpleegingen der byzondere Gewesten mogten ftrekken, en Holland, ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden, kragtig y verde om dien Raadflag tot een Befluit te brengen, tradt de Afgevaardigde van Stad en Lande toe, en werden de drie overige Gewesten verzogt ten allerfpoedigftcn hun gevoelen te ontdekken. Doch dit bleef agter. De Franfche Afgezant hieldt den volgenden dag weder aan op Antwoord : dewyl hy nog dien zelfden avond een Postbode, over dit ftuk, na zyn Hof moest afzenden. Hier op wilden de Gewesten, die zich reeds geuit hadden, de zaak by Meerderheid, en op heden , afdoen; maar op verzoek der andere Gewesten werd het neemen van een Befluit uitgefteld; 't welk, door ingekomene tydingen, wegens de Vloot onder den Admiraal howe, verwylde tot den derden van Wynmaand, toen het Befluit, overeenkomftig met den Raadflag viel, en bepaald werd vyf Schepen van zestig, drie van vyftig, een Fregat van zes en dertig en een van X. li o E k. i7-:2. 'Bciluit overeenkomftigdaar mede genomen.  X. boek. Bevelen aan de Zee-Officieren rot deezen Tocht. } i t I K 316 VADERLANDSCHE vier en twintig Stukken, nevens een Kot» ter of Advys-Jacht, na Brest te zenden. Behalven dit Befluit, werd zyne Hoogheid, ten zelfden dage, verzogt den Officieren > die over deeze Schepen bevel zouden voeren, te gelasten zich naar dit voorfchnft te gedraagen „ om, byhetont7, vangen van eenige zekere of waarfchyn»> tyke Informatien, omtrent het retour der „ Vloot van den Admiraal howe, of van „ zodanige andere, waar door 'sLands „ Schepen, op derzelver Reize na Brest, » 111 oogfchynlyk gevaar zouden worden „ gebragt, van door eene fuperieure Magt » te worden opgevangen (*), of wanneer „ ook de gemelde Lands Schepen in Zee „ zynde, de Wind niet gnnftig, of beften„ dig, genoeg mogt weezen, om, naar de „ regelen van Soldaat en Zeemanfchap, de » Reize na Brest te onderncemen, of voort „ te zetten, in de voorfchreeve gevallen , „ direct te zeilen na de Kusten van Engeland\ ,'i ten einde de Schepen van het Engelsch Convoy uit de Oostzee, dewelke te Tar, mouth en te Huil waren ingeloopen, i, en . S*^ DitJz'ct ong-etwyfcld op de negen Oorlotjencpen, die met het Convoy van SFamaiea'yetwsm A-erden. De ontredderde ftaat derzelvcn, by'tverrek van dit Eiland, was eene bekende zaak. En iet lot dier Schepen bevestigde de daar van loopen.egeriigten; Twee, die zich buiten ftaat bevonen de reis voort te zetten, liepen, met veel moei* e , de een te Jamaica, de ander te Halifax binen; vyf verongelukten 'er op de reis, üegtstwee wamen behouden in Europa.  HISTORIE. 317 en van daar na de Rivier van Londen, of „ na andere Havenen hunner Destinatie ■„ zouden wilden verzeilen, als nog te on„ derfcheppen, en om op die, en op alle „ andere gevoeglyke wyzen, naar gelegen„ heid, voor het Drojitheimfche Convoy „ meerder veiligheid, by deszelfs retour „ herwaards, te bezorgen (*)." Inmiddels hadt zyne Hoogheid, op den dertigften van Herfstmaand, den Vice-Admiraal hartsinck last gegeeven om de Schepen met vier Maanden Leevensmiddeten te voorzien, en teffens vertrouwlyk geichreeven, hoe het wel zou kunnen gebeuren, dat hunne Hoog Mogenden den eerften of tweeden van Wynmaand het Befluit namen om Tien Schepen na Brest te zenden: waar op deeze den Schout by Nagt van kings13er gen, te rug riep van het Fregat de Ar go, waar mede hy aan 't hoofd van een Smaldeel, by de eerfte gunftige gelegenheid, ftondt uit te zeilen. De gegeevene Bevelen van hun Hoog Mogenden werden aan den Vice - Admiraal hartsinck afgevaardigd, en de Vice - Admiraal Graave van bylandt werd tot Bevelhebber over de Tien Schepen benoemd: terwyl eerstgemelde tenens last kreeg, om alle de in gereedheid zynde Schepen te doen uitloopen , tot het af haaien en verfterken der verwagtwordende Convoyen, en zodanige an- (_*) Vervolg der Memorie van zyne Hoogheid, bl. 23 aó. Refol. Gen. 3 Od. 1781. X. < boe K. 1782. Last hier toe aan hartsinck- Bylandt tot Bevelhebberover die Vloot aan geitel!  X. boek 1782. Onge- recdheid der Sche pen. 31Ö VADERLANDSCHE andere Expeditien als hy met de by zich heb■ bende Vlag-Officieren raadzaam oordeelde. De Bevelvoerende Vice - Admiraal in Texel ontving deeze aanfehryving den vyfden van Wynmauhd. - Terftond deed hy de Capiteins der Linie Schepen na Brest beftemd, aan boord komen, (de Graaf van bylandt en de Schout by Nagt van hoey zich in den Haagt bevindende, waren afweezig). Dan kreeg de eerstgemelde , wien het Vlootbevelhebberfchap was toegelegd, van den Admiraal Generaal des Aanfchryvens, alsmede een Aflchrift van de twee bovengemelde Befluiten hunner Hoog Mogenden, met by voeging: „ Ik „ kan U. H. W. geene andere Inftructien ,, geeven, dan om dezelve preeifelyk naa „ te komen. God zegene 'sLands Wa„ penen, en rnaake dat U. H. W. Tocht ge„ lukkig moge zyn, en dat 'sLands Sche„ pen eerlang met Eer en Roem belaaden, „ wederom in 's Lands Havenen mogen re„ verteeren (*)." Men wil, dat een los gerugt van de mogelykheid om een Tocht na Brest te doen " reeds vroeg op 's Lands Vloot verfpreid' veelen op dezelve onthutst hadt, dat het eenigen totfchelden en lasteren tegen Frankryk vervoerde; en dat, wanneer men vernam hoe hunne Hoog Mogenden het Befluit ftondente neemen, om des bevel te geeven, de bl V'rvolg der Mem°rh van zyne Hoogheid  HISTORIE. 31$ de verwenfchingen en vervloekingen vermenigvuldigden. Wy laaten dit aan zyne plaats. De ongereedheid der Scheepsbevelhebberen om denzelven te aanvaarden , blykt uit hun antwoord, ,, dat hunne Sche„ pen buiten ftaat waren om tot de beftem„ de Expeditie gebruikt te worden" (*); en nogvolkomener uithetVerflagdes Graaven van bylandt, wegens de onderhandeling , met de Vlag - Officieren op den zevenden van Wynmaand, woordlyk van deezen inhoud. „ De Ondergetekende „ Vlag - Officieren, (te weeten a. hart- „ s inc k, l. grave van bylandt, „ willem van braam, j. h. van ;, kingsber gen en van hoey) „ in overweeging genomen hebbende „ de Rapporten van de Capiteins van „ braam, stavorinus,Gravevan weld eren, s tarin gh,'t hooft, „ MEUltER, bosch en tullingh, „ wegens de fituatien van 't Lands Sche„ pen Utrecht, Goes, Pr inces Louifa,Unie, Admiraal de Ruiter, Kortenaar , Am„ fterdam, de Batavier en Prinfes Frederi„ ca, op den vyfden deezer gegeeven „ (f), dechreeren by deezen, dat dezel„ ve Schepen, wegens gebrek aan Vic,, tualie, manquement aan Behoeftens, „ Kleö« ( * ) Vertaal van den Heer II k R T S1 N C K. bl 245. C t) Wat elk deezer Seheepsbevelhebberen in 't byzonder verklaarde te ontbreeüten, wordt opgerzceven in 't Vervolg der Memorie ye la vauguyon hier van kennis ge* geeven worden door den Griffier fagel, met byvoeging „ dat het alleen was toe te „ fchryven aan een zamenloop van toeval„ üge omftandigheden, dat aan het verlan- gen van het Hof van Frankryk, omtrent het zenden van eenige Schepen na Brest, „ niet hadt kunnen voldaan worden. (*)" Laater lieten Staaten van Holland, door den Raadpenfionaris , dien Afgezant weeten, „ dat zy met zo veel genoegen „ als zy het Befluit, om Tien Schepen na „ Brest te zenden, verftaan, met geen „ minder leedweezen vernomen hadden, „ dat dit zelfde Befluit buiten uitwerking „ was gebleeven, door zodanige Inconveni„ enten, die geheel en al buiten het toedoen „ van hun Ed. Groot Mogenden plaats ge„ greepen hadden, en waar aan dezelven „ geen het minfte deel konden neemen; dat „ zy, ten blyke hunner gevoeligheid over deeze Gebeurtenis, werklyk bezig waren „ om een nauwkeurig onderzoek te doen „ na de oorzaaken van het mislukken van „ dien Tocht." (f) -— Zy dekten zich in deezer voege tegen de klagten en verwyten, &\zX\ttFraiifcheY\oï, wegens deeze „ Mis- (*) Vervolg der Memorie van zyiie Hoogheid*, bl. 32. (t) Refol. van Holland 23 Oft, 1782, IV. DEEL. X X, B O E li. 1782. Nadere kennisgeving van Holland*  3^2 VADERLANDSCHE X. boek. Misnoe gen deswegen.. Aanmerkingendaar op gemaakt door de Gelastigden by zyne Hoogheid. Mislukking kon doen, en die met de daad door den Graave de vergenn e s, gedaan zyn aan der Staaten Afgezant den Heer brantsen (*) fchoon men deeze heeft zoeken te verdonkeren, ja zelfs openlyk durven ontkennen, (f) De mislukking van deezen Tocht, waar van men zich allen heil beloofde, deedthet misnoegen over het Beftuur der Zèezaaken ten hoogften toppunt klimmen, en zich op veelerlei wyzen openbaaren; men fprak en fchreef over die onverwagte Gebeurtenis als een der fchreeuwendfle in deezen Oorlog voorgevallen: ontelbaar waren de Schinrpfchriften en fpottende Prentverbeeldingen. Alles, met ée'n woord, wat ten middel kon dienen om der Misnoegdheid lugt te geeven werd aangewend: de vinnigfte en fleekendfte aanmerkingen vloeyden uit mond en pen. Wy kunnen ons niet inlaaten om ze op te tekenen; doch moeten, wat deswegen in de Hooge Vergaderingen des Lands voorviel, hoofdzaaklyk vermelden. De Bezending uit Staaten van Bolland om zyne Hoogheid te onderhouden over alle zodanige onderwerpen als het Zeeweezen in 't algemeen, en het Beftuur van den tcgenwoordigen Oorlog in 't byzonder, betroffen, (§) opende dit Tooneel; daar zy, het Befluit om Tien Schepen na Brest te zen- C*) Refol, Gen. 27 Jan. 1783. Ct) Bylandt Mem. p. 4. C § ) Zie hier boven, bl. 265. 275.  HISTORIE. zenden, vernomen hebbende, met alle nauwkeurigheid agt gegeeven hadden op de gelegenheden, welke dc volvoering van 't zelve zouden kunnen begunftigen, het als een zeer vreemd verfehynzel hadden opgemerkt , dat de Vice - Admiraal CtraavevAN bylandt, tot Bevelhebber over ditVlootdeel beftemd, zich op den vierden van Wynmaand in den Haagé vertoonde. Dit werd by hun aangemerkt als een der ongelukkigfte voortekenen, die deeze Tocht immer kon ontmoeten: alzo dezelve aan eene gunftige gelegenheid om uit te loopen, (dewelke zich niet verder dan den achtftendüer Maand uitftrekte ,) bepaald was. Dat zy , voorbygaande in hoe verre het aan de afweezigheid des Heeren van bylan.dt was toe te fchryven, dat op den vyfden van Wynmaand , (toen de Wind geduurende tien geheelen dag Oost hadt gewaayd,) dit Vlootdeel niet in Zee was gegaan, hunne aandagt byzonder gevestigd hadden op het ingebragte van zyne Hoogheid, dat de Bevelhebbers der Schepen, tot deezen Tocht gelast, verklaard hadden, door Gebrek aan iLeevensmiddelen, Touwen, Zeilen, Ankers , Plunje voor het Volk, en andere noodwendigheden, zich buiten ftaat bevonden om de Reis na Brest te doen. —— Dat het geen ander dan een ten üiterften vreemd voorkomen hadt, hoe in eene zaak van zo veel aanbelangs, door de Admiraal Generaal den drie en twintigften van Herfstmaand ter overweeginge gebragt, geduu#endc dien tusfehen" tyd geene maatregels X a boek»  5*4 VA DERLANDSCHE X. BOEK. 1782. Brief van Friesland deswegen , aan de Bondgenooten. (*) llcful. van Holl. 16 Oct. I782. Wat ver* der in het onderhoud met zyne Hoogheid voorviel hebben wy reeds vermeld. Zie hier boven ■fel. 273. fcheenen genomen te weezen, om het Befluit van hunne Hoog Mogenden, ( wanneer het overeenkomftig met het Voorilel mogt genomen worden,) te kunnen volvoeren : en waar aan, zonder twyfel, voornaamlyk moest worden toegefchreeven, dat het Befluit , op den derden van Wynmaand genomen, binten eenige uitwerking was gebleeven. De redenen hier van door den Admiraal Generaal in het Secreet Befoigne bygebragt, waren hun van dien aart voorgekomen , dat daar uit ligtlyk by zyne Allerchristlykfte Majefteit argwaan omtrent de goede Intentie der Republiek zou kunnen worden opgvat, 't geen niet anders dan de allerruineufte gevolgen voor den Staat, die zich door deszelfs Werkloosheid reeds in de beklaaglykfte omftandigheden bevondt, zou kunnen naa zich fleepen. (*) Ten zelfden dage als de Bezending dit verflag deedt by hun Ed. Groot Mogenden, kwam ter tafel een Brief door Staaten van Friesland, den elfden van Wynmaand gedagtekend , en aan alle de Gewesten gezonden, waar in zy, omtrent den Tocht na Brest, zich in deezer voege laaten hooren. „ Een thans op 't onverwagtst gebeurd „ Geval doet ons by 't zelve van verwon„ dering geheel ftille ftaan; en wy meenen „ het  historie; „~ het van dien aart te zyn, dat het vol„ ftrekt noodig is; dat alle de Bondgenoo„ ten, met ter zyde Helling voor eenen „ tyd, van het voorledene, zich dit te„ genwoordige voor al thans aantrekken." Dat aan het Voorftel des Afgezants van Frankryk, om Tien Schepen na Brest te zenden, niet kon voldaan worden, om dat eenige der Capiteins, tot dien Tocht benoemd, te kennen hadden gegeeven, dat hunne onderhebbende Schepen en Volk aan verfcheide Behoeftens gebrek hadden, „ begreepen zy eene zaak te zyn van het „ allerverfte uitzigt, als wordende, door dit verzuim, (even vernederend voor „ allen, die eenig bewind in 't Gemeene„ best voeren, als fchandelyk voor den „ dienst van het Land,) de Koning van „ Frankryk in alle verwagting van de uit„ werking der voorgeflagene gemeenfchap,, lyke Krygsverrigtingen te leur ge- „ Held." By deezen Brief was een Affchrift ingefiooten van dien, waar in zy hunne zwaarigheden aan zyne Hoogheid rondborftig open lagen, op welke zy, vóór den vyfden van Slachtmaand oplosfing verwagtten; en, gelyk zy van deezen ftap hun Ed. Groot Mogenden kundfchap gaven, zq verzogten zy in vol vertrouwen, dat Hoogstdezelvcn met hun wel zouden willen medewerken, ten einde de oorzaaken van het Verzuim, dat hier oogfchynlyk plaats hadt, opgefpoord en daadlyk uit den weg geruimd mogten worden. X 3 fc X. soek. [782.  Soek. 378a. Aan zyne Hoogheid. 1 j i ] 1 1 < j i 1 )Z6 VADE RLANDSCHE In huri fchryven aan zyne Hoogheid betuigden zy, naa 't vermelden der opgegeeve oorzaaken van het niet uitzeilen der Tien Schepen, uit de Orders van zyne Hoogheid, by diens tegenwoordigheid op de Vloot, op den twaalfden van Herfstmaand, jegeeven, om zich van alles te voorzien, en ot het uitloopen, op 't eerfte bevel, geeedt te zyn, zich gevleid te hebben, dat hier 0 ten minften geen rede tot vertraaging zou ïuisvesten, en daar om ten uiteriten vervonderd te Haan, dat zyne Hoogheid, by iet doen van dit Berigt aan de Afgevaardigten van hun Hoog Mogenden, geene opeling gegeeven hadt van de reden deezes jebreks, en by wien de Misfiag te vinden vas; daar zy zulks billyk verwagt hadden, rermids, van tyd tot tyd, aan Hem, als Admiraal Géneraal der Unie, behoorden in :e komen, en zeker zouden gegeeven wor.len , Berigten wegens den toeftand van s Lands Vloot, en ieder der Schepen, dezelve uitmaakende. Zy konden niet nalaaten behalven de borai aangeroerde duisterheden, zyne Hoogheid de navolgende Vraagen te doen. „ Hoe het mogelyk was, dat deeze Sche„ pen, welke volgens de Tabellen tot den ,, eerften MeyMDC cl xxx 111, in dienst „ waren gefield, thans gebrek aan Victua■} lie konden hebben, daar de tyd nog in „ lang zo verre niet verloopen was, en de ö Schepen den ganfchen tyd in de Zeega„ ten als opgeflooten gelegen hadden, en „ dus de Capitcins, aan wien de bezorging „ al-  HISTORIE. h alleen ten laste kwam, volkomen gele„ genheid fcheenen gehad te hebben, om, „ van tyd tot tyd, het gebrekkige te her„ ftellen? „ Hoe het toekwam, dat het deezen „ Schepen, welke, van tyd tot tyd, de „ Orders tot het uitloopen , en dus een „ Gevegt met den Vyand te gemoet raoes„ ten zien, ja daar toe de Orders van zy„ ne Hoogheid hadden, aan Stellen Zeden „ en Touwerk ontbrak; vermids, in ge„ valle van een Gevegt, zeker niet anders te „ wagten was, dan dat hunne dan opheb„ bende Zeilen ten onbruik zouden worden „ gefchooten, en zy dus genoodzaakt wee„ zen andere aan te flaan ? „ Of 'er volftrekt geene mogelykheid „ was geweest om tusfehen den eén en twin„ tigften September en achtjien OStober, en „ dus geduurende den tyd dat 'er over het „ heenen zenden deezer Schepen geraad„ pleegd werd, dezelve, of zommigen ten „ minften, van het noodwendige te voor„ zien, ten einde dit zo onbegrypelyk „ gebrek te herftellen, daar ieder Ca5, pitein van het Admiraliteits Colle„ gie, waar onder hy behoort, terftond „ uit de Magazynen kon worden gehol93 pen? ,, Of 'er geene andere Schepen van Lip, nie in gereedheid warén, om, in gevalle „ deeze gebreken waarlyk ftand greepen, „ derzelver plaats te bekleeden, en dus „ evenwel aan het zo heilzaam oogmerk X 4 „ van X. BOEK. I782.  3*8 VADERLANDSCHE X. BOEK. l?82. „ van zyne Allerchristlykfte Majefteit t« „ voldoen? „ Wy ftellen" , dus fluiten zy deezen Brief, „ zoo veel gewigts in de 'oplosfing „ deezer Vraagen en Duisterheden , dat „ wy dezelve van uwe Hoogheid, als on„ zen Admiraal Generaal verlangen te heb„ ben uiterlyk voor den vyfden November aanftaande, op dat wy dan, vóór en al ,, eer te raadpleegen over de Equipagien, voor het volgende Jaar, zodanige maat„ regelen kunnen neemen als wy, naar be„ vinding van zaaken, zullen oordeelen best M gefchikt te zyn om voor te komen, dat 9, de Penningen door onze Ingezetenen zo bereidwillig, fchoon in het zweet hunner B, aangezigten, opgebragt, niet, gelyk tot hiertoe gefchied is, nutloos worden ver- fpild, en onze weleer geagte Republiek 3, tot een fpot der geheele Wereld ver?, ftrekt. — By welke overweeging nog „ komt, dat wy ons niet weinig bekomme- ren, dat alle de herhaalde Retardementai, „ geduurende dit Jaar, en wel voor al dee„ ze zo veragtelyke mislukking, den Ko„ ning van Frankryk reden mogt geeven, „ om, of eenig ongenoegen tegen de Re„ publiek op te vatten, of anders dezelve „ aan te merken, als eene Bondgenoote, „ welke van geen gewigt is, en nietfchync „ voorgenomen te hebben den gemeeneu „ Vyand eenige afbreuk te doen; tot welk laatst vermoeden immers een gebrek aan Zeilen enz. op Schepenwelke alle „ oogen-  HISTORIE. s35 ^ oogenblikken een Gevegt moeten verwag„ ten, niet weinig grond fchynt te gee„ ven." (*) Schoon zyne Hoogheid, niet oordeelde, wegens 't geen hy, in zyne hoedanigheid als Admiraal van de Unie, mogt gedaan of gelaaten hebben, verantwoordelyk te zyn aan ieder der Bondgenooten afzonderlyk, wilde hy , egter, Staaten van Friesland, uit infchiklykheid, en om de verkeerde Indrukken , uit gebrek van genoegzaame narigten ontftaande, weg te neemen, de verzogte openingen geeven, gelyk hy deedt by een Brief, ook aan hunne Hoog Mogenden by Affchrift overgeleverd. Waar in hy aanmerkt, over 't gedaan verzoek des Franfchen Afgezants, de bedenkingen ingenomen te hebben van eenige by hem vertrouwde Perfoonen; doch dat by zommigen hunner, in het werk der Zee voor kundig te houden (f) veele zwaarigheden werden gevonden, omby het afvaardigen der Tien Schepen na Brest, de Vloot van den Staat aan 't andere einde van 't I{anaal te zenden; dat (*) Refol. van Holt. 16 08. 1782. (f) Waarfchynlyk de vier Heeren, hier boven \\. 311 gemeld: immers hadt zyne Hoogheid tot zyne Raadslieden in 't beftuur der zaaken van de Zee verkoozen, de Heeren Raaden en Advocaatcn Fiscaals bisdom en van der hoop, nevens de Vice-Admiraals reynst. zoutman en den Schout by Nagt van jcinsbkrges. Vervolg der Memorie van zyne ïloogheidbl 62. Eene ïanftelling die voeler aanmerking niet ontgaan kon. Put van den Neder-Myn III Deel, bl. 1304. x § X. BOEK.. Antwoordvan zyne Hoosheid aan Fries* land.  33o VADERLANDSCHE X. boek. 1782. 1 < l f g v ai | tc S.'a^ en Lande ^ neemt 1 hier over een Be- Si fluit en v< lsat het g£ dat hy, op 't genomene Befluit tot het uitzenden der Tien Schepen, alles gedaan hadt wat kon ftrekken om 't zelve te doen uitvoeren, fchoon het, wegens de zwaarigheden door de Officieren tegen deezen Tocht, uit hoofde van den ftaat hunner Schepen en Equipagie, ingebragt, was agter gebleeven. Hun Hoog Mogenden Honden dit ftuk nader te onderzoeken. Dier Last om terftond Schepen in de Noordzee, te zenden, hadthy onverwyld uitgevoerd, ie Schout by Nagt van kings bergen was reeds den twaalfden van Wynmaand in Zee geloopen; zy hadden daar door betond geen gebrek aan Victualie, Zeilen of ïouwerk te hebben, fchoon zy tot den Pocht na Brest meerder behoefden. Eh vas 'er eenige naalaatigheid geweest, dan ladt men tegen zyn Oogmerk, en herhaalde )rders, aangegaan. Hy moest hun ook ennneren, dat het niet verzeilen der Scheen na Brest, juist niet alleen was toe te diryven aan de gezegde Ongereedheid van Lands Schepen,- maar dat het onbeftendiS en onftuimige Weer 't zelve in allen ge- ille zou hebben verhinderd. . Geene idere Linie - Schepen waren 'er genoeg in :reedheid, om de plaats der gebrekkige t die Reize te bekleeden. Ten zelfden fionde, dat deeze Brief ter ergaderinge van Holland kwam , deelde s Raadpenfionaris een Befluit mede door 'ad en Lande, op den vier en twintigftefi n Wynmaand, betrekkelyk deeze zaak, nomen. Zy befchryven dezelve als „ eene  HISTORIE. 33* eene verregaande Onagtzaamheid, op 5, eene Vloot, die alle dagen gereed moest „ zyn Zee te kiezen, en waar toe zo veele herhaalde Orders, door zyne Hoogheid, telkens zonder eenig gevolg, waren afgezonden, en die niet anders dan van het ,1 uiterfte Gewigt voor de belangen van den Staat kon worden aangemerkt, als „ waar door de Eer en Luister van deeze „ Natie, bevoorens zo gedugt by haare „ Bondgenooten, fchandelyk vertrapt, het „ Gezag der hooge Magten des Lands ont„ zenuwd , zyne Doorlugtigfte Hoogheid „ in diens heilzaame oogmerken, ten bes„ te van het Vaderland, gedwarsboomd, „ en hoogstdezelfs' Orders vrugteloos ge„ maakt werden; terwyl boven dien daar s, door al het vertrouwen, zo binnen als „ buiten 's Lands geknakt en de grondves3, ten van deezen vryen Staat aan 't wanke„ len geraakte. — Dat, overzulks, thans „volledig blykende, dat'er Pligtverzuim „ in de behandeling van 's Lands zaaken „ plaats hadt, en by deeze gelegenheid „ ligtlyk zou kunnen worden opgeipeurd, „ waar aan men de onbegrypelyke Werk„ loosheid van 's Lands Zeeweezenin dee„ zen Oorlog hadt toe te fchryven. Dii „ onderzoek wilden zy hun Hoog Mogen„ den aanraaden ten fpoedigftc en naauw „ keurigfte te doen; en tenens de redener „ na te gaan die den Vice - Admiraa: „ hartsinck bewoogen hadden, on „ by het mededeelen der Bevelen van zy x ne Hoogheid t£t het zeilen na Brest aar 5j d( X. boek, I7o2. den Bondgenootentoekomen,  S3s VAD E RLANDSCHE X. BOEK. de Capiteinen de zonderlinge Vraag voor „ te draagen, of zy tot de voor gefielde Ex„ peditie in ftaat waren? en dus de,Orders „ en maatregels van zyne Hoogheid, met „ overleg der Bondgenooten beraamd, aan „ het goeddunken en oordeel der Zee-Offi„ eieren te onderfchikken, en zich, met 5, ter zyde Helling van de Orders, by hun „ ontvangen, naar derzelver Uitfpraak te „ regelen, of zulks toe te fchryven ware „ aan eene genoegzaame bewustheid, dat „ zodanig eene onverantwoordelyke flor„ digheid op deeze Schepen plaats vondt ? „ en zo ja, waarom de Vice-Admiraal, „ die zo dikwyls, geduurende deezen Zo„ mer, Orders tot het uitloopen hadt be,, komen, daar van niet in tyds de noodige „ kennis aan zyne Hoogheid, als Admiraal s, Generaal gegeeven; maar juist het uiter„ fte tydftip hadt afgewagt, op welke, door ,, de albeffuurende Voorzienigheid,de voor„ gaande uitvlugten waren afgefneeden, en „ een gunftige Wind tot het uitloopen der Vloote was verleend geworden; als me- de welke de overige aanmerkelyke Ge„ breken waren op 's Lands Schepen, zo menigvuldig dat de bezigheden der Vlag„ Officieren niet toelieten dezelve op te noe„ men; op dat vervolgens, naa eene vol„ komene opening van dit alles, de fchul„ dige, naar verdienften geftraft, het ge„ brekkige of verwaarloosde verholpen, en „ gezorgd kon worden, dat het lieve Vav derland in het toekomende beter gediend, s, de geleden Hooi} gewrooken , de Eer „ der  HISTORIE. 333, der Natie herfteld wierd, en men de „ Raadflagen der Hooge Bondgenooten,: „ met de daar uit voortvloeiende Orders ■ „ van zyne Hoogheid gehandhaafd zag, „ en, door de zodanigen, aan welke der„ zeiver uitvoeringe ftaat, geëerbiedigd en „ flipt agtervolgd." (*) In de reeds openbaar gemaakte Staatsgefchriften over deezen mislukten Tocht, lagen blykbaar verdenkingen opgeflooten, tegen de Zorg en Werkzaamheid der Admiraliteit van Amfterdam, en hadden die Heeren by ondervinding , dat verdenkingen wegens genoegzaame oplettenheid om de noodzaaklykheden aan de Schepen onder hun Resfort te bezorgen, in 't openbaar, tegen hun werden ingerigt. Dit bewoog deezen om aan hun Hoog Mogenden hun gedrag open te leggen. Zy verklaarden, in dit hun fchryven, dat, by het in dienst brengen van 's Lands Schepen , dezelve voorzien worden van veele Behoeftens, volgens een zo genaamd Schippersboek, dat deeze verbruikt of verongelukt zynde, dezelve worden aangevuld, volgens overgezondene Verzoeklysten. Ten einde nu mogt blyken. dat zy, in het aanvullen en overzender dier, van tyd tot tyd, gevraagde Goederen, niet nalaatig geweest waren, zonder zy de Verzoeklysten, zints den zestiender van Oogstmaand, met de daar op gevolgde Verzendingen. Wat de Victualie aanbe langde, de nieuwe werd, wanneer de voor zie £*) Refil. van HM. 30 OS. 1782. X. 30EK. [782. De Admiraliteitvan Am* flerdam verdeedigt zich tegen de verdenking van agtlooshei d. I  X. boek. Nadere' Brief door Staaten van Fr»'estand aan de Bondgenootengezonden. 1 £*) Refol. van Bolt. 1 Nov. 1783. (f). Zie hier boven bl. 329. §34 VADER LAND SC HE zieningen omtrent het gebruik der Schepen zulks gehengden, eerst in Herfst- en Wynmaand aangekogt. Voorts beriepen zy zich op de bygevoegde Rapporten van den ftaat der Schepnn, uit welke genoegzaam blyken zou , dat dezelve volkomen voorzien waren van alles, om Zee te kiezen. Dan betuigden zich niet te kunnen inlaaten over de waarde van het onderfcheid door de Officieren gemaakt, tusfehen de Reis na Brest en derzelver gevolgen, en het kruisfen in de Noordzee. (*) De Brief door zyne Hoogheid aan Staa* ten van Friesland afgevaardigd (f), baarde de verhoopte uitwerking in" geenen deele: zy zonden van dee .en een Affchrift aan de Bondgenooten, met betuiging, dat de aandagtige leezing van denzelven, als mede van den Brief des Vice - Admiraals hartsinck, dienende tot geleide van de Rapporten der Capiteinsen Vlag-Officieren, in ftede van de menigvuldige duisterheden op teklaaren, tot hun innig leedweezen, hun meer en meer bevestigd hadden in hetfehrik^erwekkend denkbeeld, dat de zaaken van iet Zeeweezen in 't geheel niet op dien voet behandeld wierden, dat dezelve, dus voortgaande, tot eenig hoegenaamd nut /oor het behoud van deeze Republiek, of :ot daadlyken afbreuk van den Vyand on:es Vaderlands, konden ftrekkem  HISTORIE. 335 Zy twyfclden niet of de Bondgenooten zonden met hun in een en het zelfde begrip i ftaan; zy hadden het, in deeze grievende ■ vermeerdering van Onzekerheid, met dien- : ftig geoordeeld zich, over dit ftuk, in eene verdere Briefwisfeling met zyne Hoogheid in te laaten, en ontleenden uit den Toedragt der tegenwoordige zaaken eenio-e voorbeelden als zo veele zwaarweegende oorzaaken hunner bekommeringe, die zy den Bondgenooten ter toetze gayen. Wy moeten deeze meest met de eigene woorden voordraagen. Zy gaven op, hoe het te begrypen, en met eene goede Orde te vereenigen ware, dat de Capiteins der Schepen de Order om te Victualieren van den Vice-Admiraal hartsinck eerst bekwaamen op den eerften van Wynmaand ; daar zulks, völgeris eigen fchryven van zyne Hoogheid , by de Admiraliteiten reeds in of omtrent het begin van Herfstmaand, beflooten, en door zyne Hoogheid op dien tyd ook reeds bevel gegeeven was, dat de Vloot zich van al het noodige voorzien zou, en tot het uitloopen gereed houden. -— Eene Order die ontwyfelbaar een last om Leevensbehoeften aan boord te bezorgen , inhieldt. Hier by kwam in aanmerking het zeggen van zyne Hoogheid van voorloopig, in 't geheim, den gemelden Vice - Admiraal onderrigt te hebben, dat mogelyk een Smaldeel bevel tot een Tocht na Brest zon farcen, en hy daarom moest bedagt wee- Jb zen X. lOEK» 782.  335 VADERLANDSCHË X. B-0 EK. zen op het neemen van alle voorzorgen; om dit bevel fpoedig naa te komen. Doch wat was 'er van die voorloopige Order geworden? Hoe was daar mede met eenige mogelykheid over een te brengen het gehouden gedrag van den Vice - Admiraal, die eerst by het ontvangen van den Heiligen last, op den derden van Wynmaand de Vraag aan de Capiteins deedt, of zy in ftaat waren de reis na Brest te doen ? Eene Vraaomet zo veel regts, door de Staaten van Stad en Lande, zonderling genoemd. Was het, vervolgens, niet onbezeffelyk, dat de Capiteins in hunne Rapporten betuigden, gebrek aan verfcheidene Behoefrens te hebben, daar de Heeren ter Admiraliteit van Amfterdam, onder welker Res1'ort de meeste tot den Tocht beftemde Schepen behoorden, duidelyk het tegendeel verklaarden; en dus deeze laatften de eerften vlak uit tegenfpraaken ? Uit welk een oogpunt zou men befchouwen de lynrecht tegen elkander overftaande verklaaringen van den Capitein van welderen, en den Vice - Admiraal h a r tsinck; daar de eerfte den vyfden van Wynmaand fchreef, dat zyn Kruid, 't welk de kragt verloor en hadt, noodwendig vermaalen moest worden; en dat zyn onderhebbend Schip zo vuil was, dat het noodzaaklyk moest gekield worden, tot het doen der maneuvres zeer ongefchikt zynde, en delaatftc, ineen Brief van den negenden dier zelfde maand, geene zwaarigheid maakte om dat zelfde Schip  HISTORIE: 53j? Schip te tellen onder de Scheepen van zeer goede defenfie en wel zeilende? : Hoe het, wyders, in eenige opzigten. Biet elkander ftrookte, dat de Capiteins, die order tot uitloopen hadden, en dus ieder oogenblik de reis moesten aanneemen, zo ontbloot waren van een goeden voorraad van Touwen, Ankers en Zeilen; daar deeze voorraad, onontbeerelyk by alle Zeelieden gerekend wordt voor een Tocht in de Noordzee, boven al in een verloopen Taifoen, en zelfs veel noodzaaklyker, dan tot eene Reis na Brest, als wanneer zy, als 't ware, den Winter ontzeilden ? Wat oordeel zou men over het Beftuur moeten vellen, als men het oog floeg op het gebeurde met het Schip Gelderland, den achttien van Wynmaand van onder de Vlieter in Texel gekomen, en door zyne Hoogheid beftemd, om mede uit teloopen,terwyl de Vice - Admiraal hartsinck, op den dertienden, zyne Hoogheid fchreef, dat de Equipagie van dit Schip op verre na niet voltallig en de onderfte laag Gefchut te Medemblik aan Land gebragt, en het dus buiten ftaat was om aan het oogmerk van zyne Hoogheid te voldoen ? Zou men, eindelyk, om geen meer Onbegrypelykheden te berde te brengen, zich eenig geregeld denkbeeld omtrent de beftuuiïnge van het Zeeweezen kunnen vormen, wanneer men naaging, dat, daar hun Hoog Mogenden, toen zy den negenden van Wynmaand van den Tocht na Brest afzagen, ten dien zelfden dage beflooten, IV. deel. Y om x: ÏOEKï [78a.  m| VADERLANDS CHE X. boek. 1782. om een Esquader tot afhaaling van het Drontheimfche Convoy , te Bergen liggende, te doen uitloopen, zyne Hoogheid bereids den zevenden daar te vooren Order aan den Vice - Admiraal hartsinck hadt gezonden, om terftond de gereed liggende Schepen te doen zeilen, en dat wel, gelyk uit gegeevene Bevel bleek, om een Tocht in de Noordzee te doen? Hoe was deeze vooruitloopende Order van zyne Hoogheid, daar de Raadpleegingen van hunne HoogMogenden, over het uitzenden van de Vloot, wanneer en werwaards, nog niet eens waren afgedaan, beftaanbaar? Immers ging het beide vast; of, zo hunne Hoog Mogenden tot het voortzetten van den Tocht na Frankryk, door een fpoedig Bevel tot wegruiming der geopperde zwaangheden, en voorziening der Schepen van het noodige, eens gemeend hadden te moeten befluiten, Hoogstderzelver Befluit op dat gewigtig ftuk dan tegen hunne verwagting, en ftaande hunne raadpleeging, verydeld en volftrekt onuitvoerelyk gemaakt was: of, indien hunne Hoog Mogenden, overgehaald door de ernftige waarfchouwingenderLootzen., blykens den Brief des Vice-Admiraals van den vyfden van Wynmaand gefchied, van naamlyk de zwaare Schepen niet zonder gevaar meer te kunnen uitbrengen; maar dat zy veel eer de Reede, in dit afgeloopen Jaargetyde, behoorden te verlaaten, en Winterlaag te leggen, eens goed gevonden hadden, om, daar tog de Reis na Brest te niet  HISTORIE. 333 niet geraakte, overeenkomftig met die Raadgeeving te befluiten, dan hadt in deezen het gevolg geweest, dat de vooruitgegeevene Order van zyne Hoogheid, die de Raadpleegingen hunner Hoog Mogenden, zo tastlyk voor uit liep, de volvoering van dat Befluit onmogelyk maakte, en met dé daad vernietigde. (*) „ Wanneer wy", vaaren' Staaten van Friesland voort, „ dit alles gade flaan en „ tevens bedenken, hoe weinig deels zyne „ Hoogheid in alles, wat deeze zo veel „ gerugts en opziens verwekkende zaakbe„ treft, fchynt te neemen; daar hunne „ Hoog Mogenden het voorgevallene, met „ opzigt, tot de ingekomene Rapporten, „ in overweeging ^ zonder wyders , gehou„ den hebben, zo zinken wy weg in eene „ Zee van vertwyfeling V' Het fmertlyk gevoel van deeze verlegenheid en het aandoenlyk bezef van den toeneemenden hachlyken en akeligen toeftand Van het Vaderland, bewoog hun zich andermaal by de Bondgenooten te vervoegen, en de- (*) Deeze en dergelyke bedenkingen ais' Staaten van Friesland, hier voordraagen , waren de ftofie der dagelykfcbe Geiprekken en Schriften, van dien tyd. Wy zullen deeze,' noch geene hier opnaaien, en alleen onze Leezers wyzen na een Stukje uitgegeeven, onder den Tytel: Ve XXX. Artykelen, nevens hunne Aanhangzels of nieuwi Bedenkingen, vonrgedraagen aan den Admiraal Generaal der Zeven vere'enigde Provinciën, over dt Mislukking der Expeditie na Brest, door een Vrienë $an goede Orde en Vryheid, in Holland 1783. Y z X. B O E K<  34° VADERLANDSCHE X. 10 EK. dezelve, by alles wat dierbaar was-aan té maanen en op te wekken, om, daar het in deezen op 's Lands behoudenisfe zozigtbaar aankwam, niet'langer ftil te zitten; maar tog, zonder eenig tydverzuim, met agterftelling van alle byzondere belangens, toe te treeden om gemeenfchaplyk de uiterfte poogingen aan te wenden, en de handen met allen moed en blaakende Vaderlandsliefde, tot bevordering van een daadlyk herftel der zaaken, zodanig in een te flaan, dat tot die phgtlyk en allervoornaamst einde de heilzaamfte en kragtdaadigfte middelen, welmeenend en fpoedig beraamd wierden. Als zodanig floegen zy voor „ of het „ niet onvermydelyk noodig was, dat de Bondgenooten, aan welken de dierbaarfte „ belangen van dit nog vrye Nederland, „ bevolen waren, eenige bekwaame Leden „ uit hun lichaam benoemden, om, op het f, voorbeeld van vroegeren tyde, over „ 's Lands behoudenisfe in Perfoon met el„ kander, op eene daar toe te benoeme „ Plaats, te raadpleegen, en Middelen te „ beraamen, welke ryplyk overwoogen, „ en daar naa met kragt aangewend zynde, „ onder gods zegen, in ftaat zoudèn be»5 vonden worden, de tot nu toe verkeerde en „ gebrekkige Directie en Uitvoer van zaa„ ken te doen ophouden, en, tot redding „ van het zinkend Vaderland, in derzelver „ plaatze te ftellen zodanig eene, waar in „ een Geest van Orde en A&iviteit de groo„ te Dryfveer wierd: waar door de Repu? bliek in ftaat gefteld kon worden, om « niei  HISTORIE. S4i ~, niet meer in eene haatlyke en alleszins „ verderflyke InaEtiviteit te verkeeren, zo: „ als tot op heden, met fchaade en fchan-, de, zo binnen als buiten 'sLands helaas! gefchiedwas: maar om, in tegendeel, „ met waare aloude NederlandfcheVoott„ vaarenheid, en Heldenmoed, den ge„ vloekten Vyand onzes Vaderlands allen „ mogelyken afbreuk, en aan de onwaar- deerbaare belangens des Handels en der „ vrye Zeevaard alle weezenlyke en gevoe- lige dienften, te doen (*). In Zeeland, deedt de Raad der Stad Zierikzee een Voorftel om ter Vergadering van Staat te doen boeken, waar in dezelve, omtrent het niet zenden der Schepen na Brest, maar het doen van een Tocht na de Noordzee, onder andere zich in deezer voege uite. „ Dat men, aangaande dit Voorval, „ even zo min, als omtrent alle de voori„ ge onbegrypelyke Gebeurtenisfen, wel„ ke, geduurende deezen Oorlog, zo me- nigvuldig hadden plaats gegreepen, door de ingekomene Stukken , in plaats van „ opgehelderd, nog meer in verwarring ge„ bragt zynde, en met de handtastlyke te„ genftrydigheden, welke daar in lagen op„ geflooten, tot een hartgrievend Jeedwee„ zen van alle getrouwe Regenten en Be„ minnaars van het Vaderland, niet anders „ hadt C * ) Deeze Brief den Nov. gedagtekend werd den 27 Nov. by hun Ed. Groot Mogenden ingeleverd. Refol. var\ HM. 27 Nov. 1782. Y 3 X.' ?OEK, t?8jï. tees Voorflag ivegens ften focht.  §42 VADERLAND SC HE X. BOEK. £*) Motut. van JZieland iZ Nov. 17334 „ hadt kunnen befluiten, dan dat 'er in 't „ Publiek Beftuur, ten minften zeker in „ het uitvoeren der zaaken onzer Marine, „ geenzins werd in agt genomen die Orde, Yver en P romptim de, die vooral, ï, wanneer men opregtlyk gezind was, „ om zich met alle magt tegen den Vyand , te verzetten en hem de gevoeligfte flagen toe te brengen , zouden behooren „ te worden geobferveerd. Waar om zy ',, begreepen , dat de Staaten van Zeeland, „ zich ten hoogden verantwoordelyk zouden j, ftellen, met alleenblooteaanfchouwerste „ blyven van het naakend onheil, waar „ mede de Republiek, by verdere voortduuring deezer droevige Situatie, ge„ wislyk werd gedreigd; maar dat hun ~,i Ed. Mogenden veel eer, zich niet lan„ ger vergenoegende, met het inbrengen s, hunner welgegronde klagten over de fubfil, fteerende Werkloosheid, op éfrkacieufe middelen van fpoedige Reddinge en ?, daadlyk Herftel behoorden bedagt te 3, zyn (*) Deeze zaak, welke Holland zich zo zeer aantrok, waaromtrent Friesland,' Stad 'en Lande, als mede Zicrikzee, zich zo fterk verklaarden, werd van het ernftigfte gevolg; dan wy moeten het Verflag hier van opfchorten tot den tyd, dat dezelve nader aangebonden, en door daartoe benoemde Staatsleden onderzogt werd. 1 Wan-  HISTORIE. 343 Wanneer de dag tot het uitzeilen na Brest bepaald, voor by was, begaf zich de Schout by Nagt van kingsbergen , aan boord van den Admiraal de Ruiter, gevoerd door Capitein a. h. c. staringii, en flak met het zelve, als mede de Schepen Utrecht, de Unie, Kortenaar en dén Kotter, den tienden van Wynmaand, in Zee, om te kruisfen. Veel Storms en Zee- gevaars ftonden deeze Schepen uit. Het geheel nieuwe Schip de Unie, onder bevel van den Capitein Graave van welderen, met zwaaren wind zeilende, viel or. zyde, en zonk eenflags weg, in 't gezigt der andere Schepen, 'er was geene mogelykheid om ééne ziel te redden,— Zonder Vyandlyke Oorlog- of Koopvaardyfchepen ont moet te hebben, viel de Schout byNag; van kingsbergen den tweeden var Slachtmaand, in Texel binnen. Toen in Herfstmaand de Engelfche Vloo voor onze Kust zich vertoonde, was mei zeer bekommerd voor de drie Oost- Indifch Schepen, die reeds van Hooimaand des Jaar: jidcclxxxi te Drontheim gelegen had den; doch den zeventienden van Oogst maand deezes Jaars van daar gezeild waren onder geleide van drie Oorlogfchepen e: één Fregat. De zorg om dit Convoy t waarfchuwen, en te gelasten te Bergen in t loopen, was van eene gewenschte uitwei king, een Smakfchipper trof het aan, e Bergen bleef de wyk dier Oost - Indifche en de Oorlogfchepen, tot den negen en twintigfte van Wynmaand, wanneer de bevelvoerei Y 4 d X. boek. 1702. KlNSBER- gen zeilt uit Texel in October, en in November weder kinnen. Het Schip de Unie Zinkt. l ; De Oost" Indifchp Schepen ; van Ber* ! gen be. houden j t'huis. > 1 l r rt e  X. BOEK. 1782. Het Convoy uit de ^Oostzee in Texel. 't Schip ^ierikzee %andr. De Vloot Winterlaage gelegd. ( + ) Vervolg der Mem van Zyne Hoogheid bl. £l35- 37 45- enz Refol. van HM. 4. Nov, N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 405. 344 VADERLAND S C HE de Capitein van gen nip, met de onder zich hebbende en aan hem toevertrouwde Schepen, die reede verliet, en niet vóór het midden van Slachtmaand, in Texel binnen zeilde. Capitein van der beets kwam, omtrent dien zelfden tyd, met het Oostzeefche Convoy behouden in Texel. Doch Capitein haring man, met het Schip Zierikzc;, nevens hem van Elfeneur gezeild, ftjrandde met zyn zeer lek Schip, op *t Rif van Schagen, de manfehap op twintig na, bleef behouden. Een Krygsraad fprak hem vry van allen pligtverzuim. Met den na¬ derenden Winter maakte men alle fchikkingen, om de Vloot zo in Texel, alsin't J7/> en in Zeeland Winterlaage te doen leggen. (*) 0 8 • Hier mede eindigden de Zeetochten van dit Jaar, van welke wy het gewigtigfte hebben opgegeeven. En hoe zeer veelen in den Lande over de Werkloosheid der Zeemagt klaagden, welke Vertoogen deswegen ter Staatsvergaderingen werden ingeleverd, de Admiraal Generaal hieldt het daar voor , „ dat , fchoon deeze Cam„ pagne minder fchitterend geweest wa» rej dan dc voorgaande, dezelve egn ter va" meer weezenlyken dienst en „ nut-  HISTORIE. S4S „ nuttigheid geweest was voor de Repu„ bliek (*)." Dit was het voornaamfte, wat 'sLands i Vloot dit Jaar uitvoerde , zo veel viel i deswegen in den Lande voor. Wy moeten nog iets zeggen van de Tochten, die de Kaapers, van hier uitgerust, ten afbreuk van den Vyand, deeden, en eenige lotgevallen , dezelve over gekomen, op haaien. De vernieuwde toezegging van fchade- ] loosftelling, aan de Kaaprederyen, in den | voorleden Jaare, van wegen hun Hoog t Mogenden gedaan (f), ingevalle 'er Vre-1 de of Wapenftilftand, vóór den eerften 1 van Louwmaand mdcclxxxiii, met Engeland mogt getroffen worden, hieldt den lust ter Kaapreedery leevendig, ja wakkerde denzelven, boven al in Zeeland op. Middelburg, Zierikzee, Feereen Flisfingen, deeden de oude Zceuwfche Kaapvaard herleeven, en gingen de toereedingen foms vergezeld met die openbaare vrolykheden, welke den veelwaagenden Kaapergasten moed inboezemen. Te laatst gemelde Stede liep, onder andere, een nieuwe Kotter van Stapel, de menigte aanfchouwers was verbaazend, het gejuich der Kaapergasten groot, denzelven werd een vrolyken dag gegeeven, waar in (*} Vervolg der Memorie van Zyne Hoogheid W. 57- Ct) Zie onze Vadert. Hifi. III. Desi bl. 91- . Y 5 X. iOEK, 782. )eKa«p- eederyn wakeren aan oven al .1 Zeeand.  X. BOEK. 1/82. Voor en NaadeeJen der Kaapvaard. 346" VA DER LfA ND SC HE in zy de geheele Stad deeden deel nee* men; dewyl zy dezelve met Vlaggen, irompetgefchal en Vedelfpel, opgepronkt met Linten en Strikken, doortrokken. Door dit gewoel der toerustingen ter Kaapvaard, en het gezigt van 's Lands Oorlogfchepen en Fregatten fcheen men op die Reede de kwyning van den Koophandel, en het leed des Oorlogs, eenigzins te vergeeten. De binnen gebragte Pryzen wekten vreugd (*); doch werd deeze allerwegen, waar men Kaapers uitrustte, die by wylen geene onaanzienlyke voordeelen behaalden, geftoord, verminderd en te niet gebragt, door de nadeelen den Kaaperfchepen overgekomen. Zes Kaaperfchepen te Middelburg en Vlhfingen t'huis hoorende, te gelyk naa Zee gezeild, werden, de een voor de ander naa, door Engelfche Fregatten genomen. De van hun gemaakte Pryzen, vielen meest alle weder in handen van den Vyand. De Noordzee krielde op dien tyd van Engelfche Fregatten en Kotters, voornaamelyk uitgezonden, om op de Zeeww fche Kaapers te pasfen (f). Geen wonder, dat Staaten van Zeeland, hier oo oogende, in hun Klaagbrief, deswegen de moediooze betuiging deeden „ de poogingen » der v/elmeenende Ingezetenen om door „ Kaap-  HISTORIE. 34? ?? Kaapxeederyen den Vyand allen moge„ lyken afbreuk toe te brengen, worden „ verydeld, en de Schepen, met zo veel „ Vaderlandfchen Yver, tot dat oogmerk „ uitgerust, aan hun eigen noodlot en ten „ prooy van een listigen en waakzaamea Vyand overgelaaten." (*) Een Kaaper Capitein, de lattre le grand van Rotterdam uitgevaaren , mogt, door overmagt eerst een Prys ontweldigd , vervolgens zelve genomen, en deerlyk mishandeld, zynen Uitrusteren fchryven: ,, Jammer is het, dat zich-niet „ een paar Hollandfche Fregatten in de ?, Noordzee hebben bevonden, welke ligt„ lyk de geheele Vloot, die wy gezien ,, hebben, hadden kunnen prys maaken.) terwyl nu de Engelfchen de Noordzee ge5, rust over en weder vaaren, wel weeten'„ de, dat zy niets waagen , lïgtlyk tegen „ een enkelen kleinen Kaaper beftand zyn„ de; doch het is des niet te min ongeluk?, kig, dat U Ed. daar door uw Geld en „ wy onze Vryheid verliezen moe„ ten." (f) Moedbetoon en onverfchrokkenheid, den Kaaperen zo noodig, ontbrak den onzen niet. Capitein n. j a r r y , die eene menigte kostbaare Engelfche Schepen opbragt, een Prys genomen en onder een Prys-meester gefteld hebbende, liep in de Baay van Tot- <*) Re/al. vanUott. 7 Aug. 1782. (t) N. Nederl. Jaarb. 1782. hl. 577. X. b o è k '. Moed van den Kaper-Capitein N. JARRY.  X. Boek, 1/32. Heldendaadenvan den Kaper Capitein p. i«e türcq. 34S VADERLAND SCHE Torbay, veroverde een Schip met een ryke ■Laadmg in 't gezigt van twee aldaar liggende Oorlogfchepen, fteevende met dien rrys, midden door een Vloot van twaalf Schepen onderden Commandeur elliot, zyn koers na Morlaix zettende. Dit gevaar te bovengekomen, meende hy niets meer te vreezen te hebben; doch digt by de Haven, van Morlaix, ontnam een Engelsch fregat hem dien ryken Buit. Hier door niet afgewrikt, ftevende hy weder na de Engelfche kust, viel op tv/ee Sloepen aan, die zich op 't ltrand bevryden; dan hy zette ze met zo veel heftigheids naa, dat de geheele kust in rep en roer geraakte: en meer dan vier honderd man zamenkwamen om zich tegen de Landing te verzetten. (*) Q Onder alle Kaaper Capiteins, deedt m'emand meer van zich fpreeken dan v. Le t tj r c q. Van een gevaarlyk en , doch gelukkigen, kruistocht te rug gekeerd, met kantzoenen, ter waarde van achttien duizend Guldens, bragt hy te VlisfinPen twee Luitenants en zes Matroozen, behoorende aan het Engelsch Fregat the Prudent, gevonden op het Fransch Fregat l'JmHe Royale, geboord voor vierentwintig Stukken: doch thans , onder bevel van den Heer grand maison martin, flegts met acht gewapend, en na 'Madras beftemd, zozwaar jelaadenmet Krygsbehoeftens en Kostbnar- he- C*) N. Nederl. Jaarb. b!. 767. 1444.  HISTORIE; 349 heden, dat men de waarde op ruim twee tonnen Gouds fchatte. Dit Schip, door de Engelfchen van het Convoy van Brest afgefneeden en geïiomen, was reeds zes dagen in hunne magt geweest, wanneer de onverzaagde le tur c q het zelve ontmoette, en, op een onvoldoend antwoord, met zulk een gevolg het Gefchut dcedt losbranden , dat de Engelfche Prysmeesters hunnen prooy aan den ftouten Vltsfnger moesten overgeeven, tot groote blydfchap der Franfchen , die, op het zien ftryken der Engelfche en het opheisfen der Hollandfche Vlagge, vol verrukking, uitriepen: Zie daar ds Hollandfche Vlag, wy zyn geen Gevangenen meer! Deeze zelfde Kaper Capitein, voor by Douvres zeilende, ontdekte eene Vloot, waar op hy aanhieldt om dezelve te Onderkennen, deeze bcftondt uit eene meenigte Koopvaardy en Tranfportfchepen, gedekt door zes kloeke Fregatten. Hynam zyn kans waar, fneedt een Sloep en een Brik van het Convoy af, de eerfte gaf zich over. Hy zette 'er een Prysmeester en een Man op; wendde na de Brik, diedesgelyks de Vlag ftreek; doch waar van hy , uit hoofde van de nabyheid der Fregatten, die op hem afkwamen, geen bezit kon neemen. Hy zag dat de genoome Sloep, in plaats van den door hem bevolen koers te houden, de Engelfche Vloot zogt te bereiken, waar op hy zich tot midden in dezelve begaf, de ontvlugtende Prys aan boord klampte, op 't fleeptouw nam, en, in fpyt van een omfingend vuur, dat van alle zydenop hem lost X; boek. 1782.  X. BOEK. j ï C I | z b E tc h< Oi Ie: 8f ee re en be hy de Söo VADERLANDSCHE losbrandde, zyn prooy met zich heenea voerde, de Fregatten vervolgden hem maar zonder vrugt, onder dit naazetten rantfoeneerde hy de Sloep voor twee duizend Guurjes. Op een volgenden kruistocht onder den Engelfchen Wal vervallen, geraakte hy flaags met vier gewapende Engelfche Sloepen ,& die hem onSden; doch, naa ruim twee uuren vegtens, afhielden: een groote Engelfche Kaaper hervatte het gevegt, dan moest, naa gelyken tyd geftreeden te hebben , de party der Sloepen kiezen. Zeer ontredderd was zyn ^aaperfchip , twee dooden en eenige eeavetften hadt hy bekomen; een der eerften vas een Italiaan, dien de eene arm was %efchooten waar naa hy met den anderen en ftuk Gefcbutioste, en daar op dood neerviel. In de Kerk te Vlisfingen werd, voor e turcqs behoudene terugkomst, openlve dankzegging gedaan. Hy ontving van yne Rederye, tot eene buitengewoone ïloomng een zilveren Sabel met een 'raagband: op welks zilveren plaat, met eftemming der Vlhfmgfche Regeering, ! Wapep dier Stad gefneeden werd; )k vereerde men hem een paar Piftoo- 1, Jraay met zilver ingelegd. Min lukkig kwam hy 'er af, toen hy, naa n hardnekkig gevegt, vyf glazen lang duuide mtgeftaan, één en twintig Dooden zeventien Gekwetften bekomen te hebn, zich moest overgeeven; zelve was aan zyn Kaakebeen, Borst en Schours zwaar gewond. Hy ontfnapte de Ge-  HISTORIE. Gevangenis en kwam, van 'zyne wonden bykans geneezen; doch zonder Kaakebeen aan de eene zyde , uit Engeland weder te Vlisfmgen. Ontvlugt en niet op zyn woord van Eer ontflaagen zynde, kon hy weder tegen den Vyand dienen, en kreeg hy terftond van de Reedery toezegging van een nieuw Kaaperfchip. (*) Een Zierikzeefche Kaaper Capitein, j. c af fin, ftak uit in het bemagtigen van Pryzen; doch verviel, by ftilte in de nabyheid van een Engelsch Fregat; drie Kot- < ters en een Brik omringden hem op eene1 wyze, dat het zo onmogelyk was te ont-1 fnappen als onnut tegenftand te bieden, weshalven hy zich moest overgeeven. Aan boord des Fregats komende, begroete te hem de Capirein, Wees welkom Vriendfchap , waar zyt gy zo lang gebleven ? Gy zyt, dat weet ik, voerleden Maandag 'smiddags ten één uur uit Vlisfmgen gezeild, en wy hebben u lang gewagt. — Caffin ftondt geheel verfteld over deezeVlisfingfcheVexliandhouding. (f) Men meende het fpoor, ter ontdekkinge 1 deezer en dergelyke van Verftandhoudin- j gen, gevonden te hebben, wanneer een an- , der Zierikzeefche Kaaper Capitein j. w. t sextroch, in Wynmaand, een Konings1 Paketboot, gevoerd door CapiteinFLYN, jj ge-c (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 108. 229. 367. 767. 966. 1236. CU N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 128. 2$o 964. X. boek. 1782. DeKaa3er Capiein j. -AFFlN rerraa- lerlyfcge- ic-men. 3e Kaa>er Capiein seX- "ROCH, rengt «n EnelfchePietbootP-  55a VADERLANDSCHE' X. BOEK. Onderzoek der Brieven. C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 144a: genoodzaakt hebbende by te draayen en aan boord te komen , als een Vyandlyk Schip, aanmerkte, nam en opbragt. De Paketboot, fchoon gewapend met acht ftukken en zes draaybasfen, waar van de eerfte, met dubbelfcherp, gelaadenwaren, en kruid op de zinkgaten hadden, en dus in volkomen gereedheid om te vegten, durfde den kans niet waagen. Wel tragtte de Capitein de Maaien met Brieven over boord te werpen; doch de Kaaper Capitein dien toeleg bemerkende, dreigde, indien hy zulks beftondt, den Kapitein, en al de Manfchap, dien zelfden weg te zullen doen gaan. (*) De Tyding van het neemen dier Paketboot, hoorden veelen, die reeds lang gemord hadden, over het vaaren deezer Schepen, met niet weinig vreugde; de Kooplieden , belang hebbende by de daar mede afgevaardigde Brieven, waren over dit [tremmen der Briefwisfeling luttel in hun fchik; en verwekte dit netelige raadsplee- gingen in de hooge Vergaderingen. ■ De Commisfarisfen van 's Lands Postery:n, vervoegden zich by Gecommitteerde Raaden van Holland, met den voorflag, dat, indien deeze Maaien met Brieven net, zofpoedigmogelyk, na Engeland verzonden wierden, zulks tot groot nadeel der handeldryvende Ingezetenen en ivel byzonder van die ter Beurze van dm*  HISTORIE; 3aS Amfterdam zou ftrekken. Men vaardigde een Bode na Zierikzee af, met verzoek, dat deeze Brieven aan denzelven mogten overgegeeven en na Hettevoetfluis te rug gebragt worden, waar men fchikking zou maaken om dezelve, nevens andere, door een onzydig Schip, ten koste van den Lande, na Engeland te zenden. • Staaten van Zeeland, die reeds zints lang geen goed oog op de Paketbooten gehad hadden (*) fchreeven, beflooten te hebben, om die Brieven, door Gecommitteerden uit de Zeemvfche Admiraliteit, in by weezen van één of meer Heeren uit de Regeering der Stad Zierikzee, te doen openen: uit aanmerking, dat er misfchien wel eenige ongeoorlofde Briefwisfeling met den Vyand zou kunnen plaats hebben, mogelyk door het onderzoeken dier Brieven te ontdekken: tekens meldende, dat, indien hunEd. Groot Mogenden iemand, behoorelyk gemagtigd, wilden zenden, om daar by tegenwoordig te weezen, zy daar toe ten fpoedigften doenlyk orders wilden ftellen. Wel vorderde het belang der Kooplieden allen fpoed in het verzenden der Brieven; doch, in dit zonderling geval, vorderde het belang van 't Vaderland in t gemeen, en vanZeclandm'tbyzonder (t), volftrekt om van deeze gelegenheid gebruik tc maa C*) Ziehier boven bl. 236. Ct) Uit aanmerking van het onlangs gebeur de met den Vaandrig de witte, wn gev< waar van wy vervolgens zullen moeten ipreefcei. IV. DEEL. Z X» BOEK. I7?>2. i  §54 VADERLANDSCHE X. BOEK. 1782. Staatsbelluitenover dit Geval. maaken ter naavorfching of'er ook ongeoorlofde Verftandhouding plaats greep, hier om konden zy in 't verzoek der Over- zendinge niet treeden. De Heer s. e. c roi set,-Secretaris van 'sLands Posteryen, kreeg last, ten voorgemelden einde, zich na Zeeland te begeeven. — Met alle omzigtigheid ging dit openen en leezen der Brieven toe, en vondt men in een getal van omtrent twee duizend, niets 't welk naar eenige ongeoorloofde Verftandhouding zweemde: behoorelyk gezegeld werden de Maaien, met de weder digtgemaakte Brieven, aan den Secretaris croiset ter band gefteld, die ze na Holland oveibragt, en voorts de verzendinge na Engeland bezorgde. (*) De Heer fitsherbert, Gezant van Groot • Brittanje , aan het Hof van Brusfel, thans Gemagtigde te Parys, hadt aldaar aan onze Gezanten verzogt, dooi derzelver goede tusfchenkomst, te willen uitwerken, dat hun Hoog Mogenden, ten aanziene van de genomene Paketboot, welkers neemen het Hof van Groot-Brittanje veronderftelde door Zeeland, zonder medevveeten of kennis van Holland, gedaan te zyn, door fchadeloosftelling van den Capitein, en ontflag van zyn Perfoon en Manfchap, mitsgaders door een fpoe<§ig herftel van het voorgevallene, aan geheel {*} R*M. van Holland ao en 37 Nor. 1783. 27. Ntdtrl. Jaarb. 178a. bl, 1619,  HISTORIE. 35* heel Europa te willen toonen, dat hun Hoog Mogenden niet gezind geweest waren, door middel van den Zeet.wfchen Kaper, de gevestigde Briefwisieiing te breeken. Men werd hier op te raade, aan deeze Afgezanten een Affchrift te zenden van het Staatsbefluit hunner Hoog Mogenden „ dat, zo lange Hoogstdezelven niet „ goedvonden de Correspondentie met En„ geland aftebreeken, en de Paketbooten, tot overbrengen van de Maale met Brie„ ven, geliefden te laaten vaaren, om de „ Pakefbooteu tegen het neemen van de Commisfievaarders te beveiligen, zyne Hoogheid verzogt zou worden , gelyk „ zy hem met deezen verzogten, aan de „ Oorlogfchepen en Commisfievaarders „ van den Staat te gelasten, dezelve, tot „ nader Order, vry en ongemolefieert te „ laaten vaaren." —- Een Staatsbefluit, waar uit zy zien zouden, dat men maatregels genomen hadt voor de Veiligheid der Paketbooten in het toekomende, eö duidelyk aantoonde, dat hun Hoog Mogenden niet gezind geweest waren, om, door middel van den Zeeuwfchen Kaaper, die de Paketboot van Hellewetfluis na Harwich beftemd, hadtopgebragt, devastgeftelde Briefwisfeling af te breeken, en geen voorneenien hadden, om de verdere ftoorenisfen aan te moedigen. Dit zelfde Staatsbefluit zou hun toonen, dat hun Hoog Mogenden, wat de Paketboot zelve betrof, de befchikking daar over gelaaten hadden aan het Collegia ter AdZ 2 nisr BOEK.  356 VADERLAND SC HE X. BOEK. 1782. miraliteït in Zeeland, als de Competente Regter in deeze zaak. Hier van zouden de Gezanten den Heer fitzherbert kennis geeven tot onderrigting van zyn Hof, met byvoegmg, dat hun Hoog Mogenden niet wisten, dat ten deezen opzigte eenigen ftap door Zeeland in 't byzonder gedaan was; maar het opbrengen van den Paketboot moesten aanmerken als een daad van de Kaper Capitein uit eigen beweeging verrigt, waarom zy den weg van Regten, als de veiligfte in deezen, hadden opengefteld. — Gelyktydig hadt men beflooten, om de vier £#gelfche Vaartuigen, tusfehen Douvres en Calals, met Paspoorten des Konings van Frankryk vaarende, vry en onverhinderd te laaten. (*) Eenige onzer Kaaper Capiteins hadden, naby het grondgebied van Zweeden en Deenemarken gefchooten en het prys neemen voortgezet hebbende, moeilykheden: klagten deswegen lieten de Afgezanten by de Staaten hooren, die zo zeer de Regtsvorderingen tegen Commisfievaarders van den Staat wraakten, als zich genegen toonden, om, was 'er waarlyk fchennis van het Grondgebied gepleegd, des Voldoening te verfchaffen. (f) Zyne 0 Refol. Gen. 2 Dec. Refol. van Holl. 27 Dee, 27. Neder!. Jaarb. 1782. bl. 1542. (f) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 808. 1031. 1156. 1158. Voor 't Jaar 1783. bl. 397. 417.  HISTORIE. 35? Zyne Hoogheid hadt, den elfden van Wynmaand, op verzoek der Algemeene Staaten , alle Bevelhebbers van 's Lands Schepen en Commisfievaarders bevolen, om de Engelfche hootsbooten in geenen deele te moeijen, fchade of hinder te doen, veel min dezelve te neemen, of optebrengen; maar dezelve vry en onverhinderd te laaten vaaren. De Afgevaardigden van Middelburg gaven ter Staatsvergadering van Zeeland, te verftaan, dit met veel bevreemding uit de Nieuwspapieren vernomen te hebben ; dat hun zulk een Befluit alleszins naadeelig en hoogstgevaarlyk, boven altenaanziene van Zeeland, voorkwam; zy konden geen reden vinden tot eene zo ongewoone toegeevenheid omtrent eenen Vyand , van welken niets dergelyks wederkeerig te wagten was; die Vaartuigen zouden dus doende, bevoegd weezen om de Dieptens en Stroomen van Zeeland, zo binnen als buiten, te komen peilen, om van geene andere nadeelige gevolgen daar uit te dugten, te gewaagen, als het begunftigen van Briefwisfelingen en dergelyke. Zy oordeelden , dat van de Gewoonlyke Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering behoorde gevorderd te worden eene opgave van de redenen, die tot het neemen van dus een Befluit aanleiding gegeeven hadden, en was hetgefchiedmet toeftemming, of zondei wederfpraake , dier Heeren , het ongenoeger der Staaten deswegen te doen blyken, met las om ter Algemeene Staatsvergadering o\ het herroepen van dit Befluit aan te drin Z 3 gen. X. 30EK. I782. Befluite» de EngelfcheLootsbootenbetreffende'.!  558 VADER LANDSCHE X. boek. 1782.' Verbod yan het huuren van Scheepjes J gen; vermeenende, dat, wanneer dit onverhoopt niet gelukte, hun Ed. Mogende» zodanige maatregels behoorden te neemen, als men, tot voorkoming van de gevaarlyke en nadeelige gevolgen, welke daar uit voor Zeeland zouden kunnen ontdaan, gefchikst en dienftigst vondt. Niet alleen ter Staatsvergadering van Zeeland, maar ook elders , verwekte dit Bevel geene geringe aandoening,, en men fprak over 't zelve als gefchikt om den En^iiichen in de hand te werken. Zyne Hoogheid, verftaanhebbende, dat 'er 'een begrip sou ontftaan weezen, als of de Engelfche Letotsbooten, op grond van den gegeeven last, zich zouden kunnen verftouten, om binnen, de Zeegaten, op de Reeën, en zelfs in de Havenen deezer Landen, ongeftraft ffl te loopen, bepaalde, by nadere opheldering, dit niet moefjen of neemen derLootsbooten alleenlyk tot de zodanige , welke rondfornde Havenen en Kusten der drieKolingryken van Engeland, Schotlanden Ierland, in derzelver werk als Lootsbooten ontmoet wierden, en bewvs hadden va* waarlyk Lootsbooten te weezen. (*•) Reeds in Oogstmaand hadden Staaten van. Bolland, dewyl zy in ervaaringe gekomen, waren,, dat men aan Strand Vaartuigen af» nmrde om fpoediger dan anderzins gefcliie- den (*) N. Nederl Jaarb. 1782. bf. 1618. Voor 't aar 1783. bl' 46. Pm van den Neder-M^n IK 9ei*l, U. 2043.  HISTORIE. 359 tien kon, Perfoonen of Brieven na GrootBrhtanje over te brengen, waarvan, inden tegenwoordigen tyd, groot misbruik zou kunnen worden gemaakt, daar tegen by een Plakaat voorzien, zulks onder zwaare (haffen, geheel verbiedende, dan op uitdruklyken last van den Admiraal Generaal, van een der Collegien ter Admiraliteit, of van een der Officieren 't bevel voerende over 's Lands Schepen in de Zeegaten of langs de Kusten, of anderzins op uitdruklyke Order van Gecommitteerde Raadtn en die daar toe zouden mogen gemagtigd zyn. (*) Langen tyd vóór dat de uitkomst toonde hoe 'er weinig of niets, kwam van de beraamde genieenfchaplyke Krygsverrigtingen met Frankryk, was men elders, tn'm Amfterdam boven al, van de noodzaaklykheid deezer Vereeniginge dermaate overtuigd s dat Burgemeesters dier Stad in de Vroedfchap, op den veertienden van Oogstmaand, een Voorftel deeden om ter Staatsvergaderinge in te brengen, of deeze Ge' meenfchaplyke Krygsverrigtingen, welke met het begin van Slachtmaand Honden tc eindigen, voorde Campagne van het volgende Jaar, niet behoorden te volduuren , ei deswegen een Voorftel ter Algemeenf Staatsvergadering gedaan te worden Als mede of het, uit aanmerking van d< fteed C*) *»ƒ•/. HM. 14 Aug. N. Jfedert. Jacrb. 1782. bl, 81e. Z 4 X. BOEK. I782. aanStrand om na£«gelandover ta fleeke». Voorftel van Am* Jierdam over het volduuren der GenieenfchaplykeKrygsverrigtingenmet Frankryh L i  X. boek. x?m Gefchil der AraVerdammeren ter Dagvaard,over het inbrengen van den Stadslast. Stidsbefluit van ' ulmfur4*m. 5 5 tf).o VADERLANDSCHE fteeds aanhoudende goede geneigdheid vaa het Franfche Hof, omtrent deezen Staat, niet raadzaam waare te beproeven om de banden tusfehen deeze twee volken nader toe te trekken, door het vernieuwen van het Handelverdrag des Jaars mdccxxxix, by 't welke 's Lands Ingezetenen, met betrekking tot het ftuk van Handel en Zeevaard, in Frankryk op denzclfden voet met dc naruurlyke Onderdaanen des Ryks gefteld en boven andere Vreemdelingen, aangaande het draagen van lasten, begunftigd werden. Wanneer de Afgevaardigden van Amfterdam, de Heeren s. dedel, salomonz. j. graafland, pz. j. deuis, en de tweePenfionarisfen visscheren meerman van der goes, met dit tweeleedig voorftel in 'sGrayenhaage kwamen, vondt de Meerderheid dier Heerenzwaarigheid om ftrikt aan den last te voldoen en het geheele Stadsbefluit in te brengen, waar tegen zich de Penfionaris visscher verzette. Het Stadsbefluit , aan den Penfionaris / an berckel als Opfteller toegefchree/en, was woordlyk van deezen inhoud. , LIeeren Burgemeesters hebben den Agt, baaren Raad voorgedraagen de navolgen-' , de Propofitie, dewelke in aanmerking der ; na te meldene ingekomen berigten, naar. j .hunne gedagten, in dc tegenwoordige ge, fteldheid van zaaken, van wegen den , Agtbaaren Raad, door Heeren Gedepu, teerden deezer Stad ter Dagvaard, ter „ Ver-    HISTORIE. 361 „ Vergadering van hun Ed. Groot Mo„ genden, ten fpoedigfte behoorde gedaan „ te worden. ,, De Heeren Gedeputeerden der Stad „ Amfterdam , hebben uit naam en op fpe„ ciaale last van de Heeren hunne Prin„ cipaalen, ter Vergadering van hun Ed. „ Groot Mogenden voorgedraagen. „ Dat aan welgemelde Heeren Princi„ paaien, uit de Misfive van den Heer „van berkenrode, huilHoOgMo- „ gende Ambasfadeur aan het Hof van „ Frankryk, op den 7 Aug. laatstleden, „ per expresfe herwaards gedepecheerd, „ door Heeren Gedeputeerden ter Dag„ vaard gecommuniceerd, klaar genoeg „ was gebleeken, dat het Engelfche Mi„ nifterie, onder de uitcrlyke vertooning „ van bereidwilligheid om in Negotiatie „ over een generaalen Vrede, met alle „ Oorlogende Mogenheden , te treeden, „ nog fteeds verborgen hieldt den toeleg, „ om de vereenigde poogingen der ge„ melde Oorlogende Mogenheden , tot „ afbreuk van hunnen gemeenen Vyand, 3, en om hem te noodzaaken den Vrede „ op eerlyke en beftendige gronden te „ herftellen, vrugtloos te maaken en te „ verydelen. „ Dat, tot bereiking, waar het moge„ lyk, van dit finiste oogmerk, van wegen „ het voorzeide Minifterie, door middel „ van haar Gevolmagtigde, den Heer „fitzherbert, te Parys, aan de „ refpective Ministers der gemelde MoZ 5 v ëeiv X. boek. 17Ö2.  S6* VADERLANDSCHE X. BOEK. 17&2. „ ganheden , was te kennen gegeeven, „ gelast te zyn, om, qua ft ten einde dt „ voornoemde Negotiatien over een generaa„ len Vrede, dies te eerder tot een go:d einde „ te brengen, voortellaan, om pratenfe„ lyk , ter zaake, dat de belangens der „ vier Mogenheden in deezen verichiller*. „ de zouden zyn, met ieder der aldaar 5, zynde refpect'ive Ministers afzonderlek 5, }fi onderhandelinge te treeden. „ Dat, uit de voorfchreeve Misfivevan „ den Heer van berkenrode, aan „ welgemelde Heeren hunne Principaalen, „ al wyders was gebleeken, dat geen der „ Ministers zich gequalificeerd hebben ge„ vonden om in deezen infidieufen voor„ flag toe te ftemmen, waarfchynlyk zeer „ wel hebbende gepenetreerd, 'dat deeze „ demarche uit het zelfde principe gedaan „ wierd, waar uit te vooren, van wegen „ het Hof van Engeland, aan de Hoven der gemelde Oorlogende Mogenheden, „ onderhandelingen van particulieren Vrede met ieder van dezelve afzonderlek van de „ drie andere, directlyk waren voorgeflaa„ gen. Maar dat de voornoemde Minis„ ters , zich herinnerende , dat hunne „ hooge Principaalen begreepen hadden, „ dat hunne weezenlykile belangens, zo„ danige afzonderlyke onderhandelingen „ niet konden gedoogen , de voorzigtiT„ heid hebben gehad, over deezen nieu„ wen Voorflag, die alleenlyk in het ui„ terlyk voorkomen van den eerstgemel55 den fchynt te verfchillen, en te bédoe- n len  HISTORIE. 363 „ fen Verdeeldheid onder de Oorlogende „ Mogenheden te verwekken, mitsgaders „ hunne vereenigde Magt te verbreeken, om tegen ieder vrn dezelve dies te meer 11 te vermogen „ zich niet uit te laaten j „ maar deezen Voorflag ter kennisfe van „ hunne refpective Hoven te brengen. „ Dat men zelfs aan het Hof van Ver„ failles in geenen deele twyfelt aan het „ oogmerk van het Engelfche Hof, dat naamlyk het voorzeide Ministerie wel „ zo veel de Verdeeldheid der Oorlogen„ de Mogenheden als den Vrede bedoelt, „ hebbende de Graaf van ver gen nes, ,, zekerlyk uit overtuiging, dat men aan „ het Hof varr Frankryk vastlyk was ge„ refolveerd zich in zodanige ftrikken niet „ te laaten vangen , reeds by voorraad „ aan gemelden Heer fitzherbert „ verzekerd, dat men in deezen in allss communicatief met de mede Oorlogende 9, Mogenheden zou gaan. „ Dat welgemelde Heeren Principaalen „ hier mede overgaande tot de befchou„ wing van het gedrag van het Hof van „ Frankryk, integenoverftelling van het „ eerstgemelde , "geduurende de tegen„ woordige troubles , ten aanzien vat! „ deezen Staat gehouden , al ten „ eerften moeten remarqueeren, dat daal „ inne in tegendeel eene aanhoudende „ goede trouw en onveranderlyk Systhe' „ ma van affectie voor de Republiek door „ ftraalt; zodanig dat men, naa zo veele doorflaande preuves daar van te hebber » out boek.  364 VADERLANDSCHE a. boek. 1782. 3 3 I 3 5 9 3: 3 > 3: 3: 3: 9: „ ontvangen, dan ook, volgens principes „ van folide Staatkunde zich genoodzaakt „ vindt te moeten befluiten, dat het Hof vm Frankryk, niet zo zeer uit beginze„ len van Bloot e Gunst, Benevolentie, Compas,y fie of ander Morele Principes, die, by al„ dien dezelve met de weezenlykfte Staats„ belangen niet overeen te brengen zouden „ zyn, in geene aanmerking by de Mogen„ heden kunnen of mogen komen; maar „ uit een klaar bezef van wederzydfche alge„ meene publicque belangen zo van Frankryk „ als van deeze Republiek, dewelke in dee„ zen zyn geoordeeld op een en denzelf„ den onwrikbaaren grond gevestigd te , zyn, begreepen moet worden gehandeld , te hebben. Welke confideratie alleen , de Heeren Principaalen heeft bewoogen , om by derzelver Propofitie van den 18 , May mdcclxxxi hun Ed. Groot , Mogenden voor te flaan, zo ras doenlyk , het Hof van Frankryk te verzoeken, met , deezen Staat in overleg te treeden nopens de , wyze, vaar op men, geduurende het toen, maalige Zomerfaifoen, met communicatie , der Plans van wederzydfche Operatien zou , kunnen en behooren te ageeren; zo als dit , zelfde Staatkundige oogmerk, dan ook , daar naa hun Hoog Mogenden in het generaal heeft gemoveert de bewuste Conventie, deezen aangaande voor het tegenwoordig Saifoen met Frankryk aan te gaan en te fluiten. — En niet alleen dit, maar dat in dit zelfde doorzigt van harmonie der wederzydfche onver- „ an-  HISTORIE; 365 Z anderlyke Staatsbelangen, hun Hoog „ Mogenden op den 1 July laatstleden heb- ] „ ben gerefolveerd-, de herftelling van haaren „ Vrede met Engeland, tot de generaale Pa„ cificatie uit te ftellen. Zynde daar op „ gevolgd dit rondborftig Declaratoir van „ wegen het Hof van Frankryk, te vinden „ onder de Notulen van de Generaliteit van „ den 17 July deezes Jaars, Qiie fa Ma„ jeftè accepte avec plaifir ld Propofition , que „ leurs Hautes Puisfanges lui ont fait, d e „ ne pas separer leur cause „ de la sienne, dam cette importante „ circumftance; et temoignéque les fentiments „ de fa conftante affeStion, luiferont uneLoi „ inviolable de veiller, avecle plus grand foiu, „ aux interets effentielles de la dignitè et de la „ profperitè de vos Hautes Puisfances. Waar ., mede gepaard gaan de fterkfte verzeke„ ringen by continuatie, dat het Hof van Frankryk niet van intentie is, Vrede met „ Engeland, afzonderlyk van deeze Repu„ bliek, en zonder derzelver belangen te „ helpen maintineeren, aan te gaan en te „ fluiten. „ Dat de Heeren Principaalen, op eene gepaste wyze en met alle decentie, naa „ alle de bovenftaande Confideratien, hun}, ne verdere Medeleden en allen die deel „ hebben aan de directie van zaaken in dee„ ze Repubüek, nu gerustlyk durven vraa„ gen, of het aan eenige de minftebedenk„ lykheid oftwyfeling onderhevig kon zyn, „ welk antwoord van meergemelde Hoog Mogenden behoorde te worden gegeeven „ aan X; soek; [702.  $66 VADERLANDSCHE X. BOEK. aan meergemelden Heer vanberken* „ rode, op de Vraag by deszelfs voorfz. „ Misfive voorgefteld; naamlyk, Of, in de Volmagt van hun Hoog Mogenden tot „ het houden der gemalde Ondej-handelingm „ met den voorn. Minister Plenipoteniiaris „ fitzherbert, Hoogstdezelve Autho„ rifatie niet behoorde te werden ingelast, en „ ten jlerkjlen aanbevolen , om in alles met de ,, overige Oorlogende Mogenheden communica„ tifte gaan; geen Tra&aat te fluiten, noch „ Stilftand van Wapenen te tref en, als wan„ neer zulks door de andere geëffectueerd'wor„ de 9 „ Dat de Heeren Principaalen van gedag„ ten zyn, dat de affirmatie van de voorfz. „ Vraage zeer duidelyk, uit het bovenge,, melde gedeclareerde, zo van hun Hoog ,, Mogenden, als van het Hof van Frank„ ryk, is op te maaken; mitsgaders, dat, „ byaldien eenig Lid van de Regeering dee- zer Landen van andere Opinie mogte „ zyn, als dan in gemoede verpligt is aan „ te wyzen, welke verandering in het Po„, litique zamenftel van zaaken, zedert den „ voorfz. i July, dat is zedert den tyd „ van nog geen twee Maanden, zoude mogen „ zyn voorgevallen, waaromme hun Hoog „ Mogenden hun folemneel gedeclareerde, „ aan het Hof van Frankryk, de ne pas fe„ parer leur caufe de la fienne, niet langer „ zouden behooren na te komen; maar, in „ tegendeel, zich van Frankryk zouden be„ hooren af te zonderen, en zich aldus bui„ ten alle hulp en asfiftentie van andere » Mo-  HISTORIE. 367 '„ Mogenheden, aan de listen enlaagenvan „ een onregtvaardigen Vyand bloot te ftel„ len, mitsgaders de indignatie en onge„ noegen van eene Mogenheid, waar van „ men trouwe asfiftentie tot nog toe ge„ nooten heeft, zich op den hals te haa„ len, en aldus de Republiek aan de al„ leroogfchynlykfte gevaaren van alle zy„ den bloot te ftellen. „ Dat de Heeren Principaalen van geen „ hunner Medeleden zulks kunnende ver„ wagten, en daar en boven overweegen„ de, dat het nu het Tydftip is, waai „ inne hun Hoog Mogenden volftrektge„ noodzaakt zyn zich te decideeren, oi „ men zich in de Negotiatien over den „ Vrede met den meergemelden Engel„ fchen Minister, van Frankryk al of niel „ 'zal afzonderen; dat het laatfte als vol' „ ftrckt noodzaaklyk geprsefereerd moe,, tende worden, het noodzaaklyk gevolg „ der Gemeene Zaak tegen den Gemeenen „ Vyand ook zyn moet, het verder con„ certeeren der gemeene Operatien teger „ denzelven, ten einde hem tot het vraa „ gen op convenabele en voor deezen Staal honorable Voorwaarden te noodzaaken, zonder welk nader Concert het falutaii „ oogmerk zekerlyk niet kan worden be „ werkt, noch de algemeene zaak bevor- derd. „ Op welke gronden zy Heeren Gede„ puteerden ter Dagvaard zich door wel., gemelde Heeren hunne Principaalen vin< „ den £ela,ït, ter Vergaderinge van hun „Ed, f X. BOEK. I78i2.  $6Q VADERLANDSCHE X. boek. „ Ed. Groot Mogenden, te proponeeren, „ of het Concert van Operatien tegen „ Engeland met Frankryk voor dit Saifoen „ aangegaan en geflooten, voor de Cam„ pagne van het volgende Jaar, niet be„ hoorde te worden gecontinueerd, mits„ gaders daar toe de noodige demarche van wegen deeze Provincie ter Gene„ raliteit niet behoorde gedaan te wor- ,, den. En, wyders, of in aan- „ merking van de fteeds voortduurende „ goede dispofitie van het Hof van Frank„ ryk omtrent deezen Staat, daar van niet „ behoorde te worden geprofiteerd , en „ beproefd of de Liaifons tusfehen beide „ de Natiën niet nader zouden kunnen „ werden toegetrokken, door middel van „ vernieuwing van het Commercie Trac„ taat van den Jaare mdccxxxix, waar „ by de Ingezetenen van deezen Staat, „ met relatie tot het ftuk van Commcr„ cie en Navigatie in Frankryk, op den „ zelfden voet als de natuurlyke Onderdaa„ nen van zyne Majefteit zelve, aangaan„ de het draagen van Lasten, boven an„ dere Vreemdelingen gefield worden en „ gefavorifeerd. ,, Waarop gedelibereerd en omvraage ge„ daan zynde, zyn Heeren Burgemeeste„ ren voor hunne genomene moeite be„ dankt, en hebben de Heeren Vroedfchap„ pen zich met de bovenftaande Propofitie „ geconformeerd" (*) In (*) Extraa uit de Refolutien van de Vrotd/shaü der Stad Amfterdam iqAug- 1782.  HISTORIÉ: 3*9 In ftede van de breeduitgewerkte, en tot veele byzonderheden afdaalende,Inleiding, t»m tot de Voorftellen zelve te komen, gaven de Afgevaardigden te verftaan, „ dat ,, de Heeren hunne Principaalen, in ferieu„ fe overweeging genomen hebbende de l, critique omftandigheden, waar in deeze „ Republiek zich bevondt, en overtuigd ,, zynde, dat het Intrest van deezen Staat , onvermydelykvorderde, de Liaifonsmet ■„ het Hof vm Frankryk, welke zedert het „ arrefteeren van het Concert van Opera,, tien,geduurende ditZomerfaifoen, (tot het neemen van welke Refolutie door de „ Propofitie op last van hun Heeren Prin., cipaalen, op den achttienden May van '„ het voorleden Jaar, aanleiding gegeeven was,) plaats gehad hadden, hoe langer hoe meer aan te kweeken; en, daaren\, boven , geconvinceerd zynde , dat de *, opregte Intentie van zyne Allerchristlyk- fte Majefteit was, geen Vrede met En5, geland, afeonderlyk van deeze Republiek „ aan te gaan of te fluiten; in welke over^ „ tuiging zy nog fterker bevestigd Waren „ door het gedeclareerde van Hoogstgedag„ te zyne Majefteit, van naamlyk de be„ langen van deezen Staat te zullen main„ tineeren, hun hadt gepermoveert de ,j Heeren hunne Gedeputeerden ter Dag« 3, vaard te gelasten, ter Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden, by gelegen„ heid der Deliberatien over de Inftruc„ tien voor den Heer lüstevenoït IV. deel. Aa >, va?ï f3 BOEKi  X. boek. I?ü2- Die denzelvenniet geheel hadden voorgedraagen in 't Jïelyk geilek!. C~) Refol. van Bolt. 17 Aug. 1782-. 370 VADERLANDSCHE „ van berkenrode en den Heer „brantzen, de twee Voorftellen „ wegens de volduuring van de Geza- „ menlyke Krygsverrigtingen in de Zee- „ krygstochten van het volgende Jaar tr en de Vernieuwing van het Handel- " Tractaf des Jaars Jidccxxxiv te „ doen (*)". ' Dit gefchil tusfehen de Heeren ter Dagvaard , werd openbaar, gaf veel ftofs tot gefprek, en de Nieuwspapieren vloeyden over van aanmerkingen, wegens ??Ze Ittü?dQ gebeu«enis f doch men iciiermde den eigenlyken Stadslast niet, or gebrekkig, weetende, in't wilde Gew,gts; genoeg hadt deeze zaak om in Am(Iels Vroedfchap ernftig overwoogen, en ooor Heeren uit dezelve, des byzonder gelast, onderzogt te worden; van welk onderzoek, op den negenden van Herfstmaand ten einde gebragt, de Nieuwspapieren het volgende Verflag , naar egte engten , gaven. „ De zaak, wegens het • gedrag der Gedeputeerden van Amfler„ dam op de laatfte Vergadering van Hol„ land gehouden, is afgedaan, en wel zo' tewg» dat daar by niet alleen is begree, pen, dat Gedeputeerden aan het groot , oogmerk van den Agtbaaren Raad heb, ben voldaan ; 't welk geweest was de , Continuatie van het Concert der Ope- 4 ra-  historie; sff .5 Batien met Frankryk, en het nader toe„ trekken der Liaifons met die Mogen„ heid, door vernieuwing van het Com„ mercie Tractaat van mdccxxxix, „ ten fpoedigften ter Vergadering van Hol„ land te doen proponeeren ; maar ook „ teffens derzelver begrip over de abufif. „ heid van zekere itellingen in de Pre- misfen van die Propofitie vervat, alles„ zins gefundeerd is geoordeeld; en daar „ benevens volleedig erkend, dat zy Hee„ ren Gedeputeerden wel te regt zwaa„ righeid hadden gemaakt om ftrikt aan „ hunnen Last te voldoen, en dat door „ het niet inbrengen van de geheele Stads„ Refolutie, zo als die was leggende, „ een weezenlyken dienst aan de Vroed- fchap was gedaan, als welke anderzints ,, zou zyn bloot gefield geweest aan Re„ flectien en Reproches, welke voor de4, zelve zeer onaangenaam en gansch niet ,-, onverfchillig zouden hebben moeten „ zyn; en offchoon de Vroedfchap wyj, ders heeft verklaard, dat het ontdekken # der gezegde Erreuren geene genoegzaa„ me reden hadt behooren uit te leveren „ om de Propofitie met aflaating der gron„ den van dezelve te doen; maar dat de „ Heeren Gedeputeerden voorzigtiger en „ beter zouden hebben gedaan , dat zy van „ die door hun bevondene Erreuren, ten „ fpoedigften kennis hadden gegeeven, en „ nadere Orders gevraagd, en dat zy mid- # delerwyl hun best hadden gedaan, om Aa s - de 1t: boek.1  VADERLAND SCIIE' X. SOEK. Befluit va.i Holland omtrent de gemeenfchaplykeKryirsver jtigtingen. C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. noa. „ de Vergadering van Holland zo lang byeen te houden, tot dat zy zouanigen na„ deren last van den Agtbaaren Raad zou„ den hebben bekomen, en dat de Vroed„ fchap dus die daad van de Gedeputeerden „ niet konde goedkeuren, zo heeft men „ egter ten duidlykften getoond de zuiver„ heid hunner Motieven, en hun welmee„ nend oogmerk, in het aflaaten van meer„ gemelde Premisfen, geenzins in twyfel te ,, trekken; terwyl de Vroedfchap ook tef„ fens uitdruklyk heeft gewild, dat, by de „ verdere Deliberatien over de gedaane Pro„ pofitie, van die Stellingen, welke de „ eenige oorzaak waren geweest van de be„ denkingen der Gedeputeerden, geen ge„ bruik zou worden gemaakt; maar dat al„ leen de gronden van de Propofitie, met „ Correctie van het Erroneufe daarin voor» „ komende, zouden worden aangedron„ gen, en wel op zodanig eene wyze ah „ door den Raade nader is voorgefchree„ ven." (*) De groote zaak, die van deeze veel opziens baarende en onaangenaame omftandigheid vergezeld ging, kreeg by een Staatsbefluit, den drie en twintigften van Wynmaand , ter Staatsvergadering van Holland. dit beflag; dat men, betreffende de gezamenlyke Krygsverrigtingen met Frankryk het ftuk ter Algemeene Staatsvergadering daas  HISTORIE. 372 daarheen zou wenden, dat,by vernieuwing en verbreeding van het Befluit door hun Hoog Mogenden op den vierden van Lentemaand deezes Jaars genomen, zyne Hoogheid, als Admiraal Generaal van de Unie, verzogt mogt worden, om, op zodanig eene wyze als hy gefchikst zou oordeelen, met het Hof van Frankryk ten fpoedigften de wyze te beraamen, op welke de Operatien ter Zee van wederzyden, of met zamengevoegde Magt, geduurende deezen Oorlog, tegen den algemeenen Vyand zouden kunnen worden ingerigt. De Ridderfchap wilde het geduurende de Campagne van het aanftaande Jaar bepaald hebben, en hadt voorheen, dit gevoelen uitende, betuigd, dat zyn Hoogheid verklaard hadt huiverig te zyn, om zich in dit werk te mengen in zo verre, dat zulks op zyn naam zou gaan, dat het gevoeglyker was, zo zulks gefchiedde van Souverain tot Souverain, dus uit naam van zyne Hoogheid voorftellende, om't zelve, egter met voorkennis en overleg van Hoogstdenzelven, aan de Gedeputeerden tot de buitenlandfche zaaken , en het Secreet Befoigne te verzenden. — Dordrecht, en eenige andere Leden weezen deezen Voorflag van de hand, de benoemde Perfoonen en Vergadering daar toe ongefchikt oordeelende. Wanneer zyne Hoogheid , nogthans op den byftand van des kundigen aandrong, dan moest, huns agtens, eene andere Commisfiè beraamd worden: dewyl die Heeren niet zonder bekommeAa 3 rin§ X. BOEK. 1782*  =574 VADERLANDSCHE X. BOEK. < ring waren, dat het Hof van Frankryk zich op dien voet niet zou inlaaten. (*) By dc Regeering van Amfterdam was 'er niet ëénpaarig; maar alleen by meerderheid, beflooten om de Gemeenfchaplyke Krygsverrigtingen geduurende deezen Oorlog uit te ftrekken; verfcheide Leden waren van gevoelen, dat men dit, ftegts voor één Jaar moest aangaan (f): dewyl men zodanig eene Verbintenis even gemaldyk alle Jaaren, zo de Oorlog voortduurde, kon vernieuwen, naar maate de omftandigheden zulks mede bragten, en dat het Gemeenebest zich, zo min mogelyk, aan ketens moest leggen, zynde niets zo gevaarlyk üs zich al te diep met eene magtige Mo^enheid in te laaten. (§) Reeds in Herfstmaand hadden hun Hoog Mogenden, by nonde van den Griffier fa gel betuigd, dat hun aangenaam zou weezen, ,, om, ,, in den aanitaanden Jaare, met gecom, bineerde Magt, of met gemeen Ovcr, leg , de Krygsverrigtingen vqort te zet- We- (*) Refol. van Holl. 23 Q&. 178a. Zie het Ad■ys van den Vroedfchap ?. ebbenhout te Enk' uizen N. Nederl. Jaarb. 1782. 1425. (t) Zo in het oorfpronglyk Stadsbefluit, als in len Voordragt der Afgevaardigden dier Stad, was >ok alleen gefprooken van de Campagne voor'ivok "ende Jaar. 'CV N- Nederl. Jaarb. 1782. bl. Zie hier boven W. 314.  HISTORIE. 375 Wegens het tweede Voorftel vondt men goed, alvoorens daar cjp een volftrekt ? Befluit te neemen , den Raadpenfionaris . te magtigen, om aan den Hertog de la : vauguyon opening te geeven van het verlangen hunner Ed. Groot Mogenden, om de afgcbrooke Onderhandelingen over , het Handel verdrag tusfehen beide de ; Mogenheden, hoe eer hoe beter, hervat' te zien, en desaangaande, door tusfehenkomst van dien Afgezant, de neiging des Franfchen Hofs te beproeven. (*) De Zeevaard ging, blykens de Lysten der ingekomene en uitgezeilde Schepen, veel fterker dan in den voorleden Jaare (f); het veelvuldig gebruik der Onzydige Vlaggen, was hier van ontegenzeggelyk oorzaak. De Engelfche Kaapers, die de Middellandfchezeeze.tr onveilig maakten, en wier uitrustig zeer bevorderd werd dooide menigvuldige Engelfche Kantooren _te Livomo, welke Haven zy vry uit- en inliepen , belemmerden de Vaard na en van de Levant voor Hollandfche Schepen grootlyks: waar om verfcheide Kooplieder, /Ach van de Vlag des Gemeenebests Ragufa bedienden, 't welk de Regeering van 't zelve bewoog aan onzen Staat deswegen een allerverpligtendften Brief te fchry- veili . Met dit alles bloeide de Scheep- vaard Re/of. van Holt. 23 03. 1782. Ct ) N. Nederl Jaarb. 1782, bl.. 1703. Aa 4 X. ;^ e k. 7«2. • Wegens iet vernieuwenran het Jan dei- i 'erdrag, Staat der Zeevaard en des Handels.  37ö VADERLANDSCHK SOEK. PeHa- ringvaard weder ppenge- *cld. (•*) Zie onze JHjltrie III Deel hl. (t) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 554. rilx. C§) Zie on?e Vadert. Miprit III Deel XSi enz. vaard op Oostende, voor een vrye Haven verklaard, fterk; de Beurs te dier Stede werd druk bezogt, en de aldaar opgerigte Vlaardingfche Asfurantie Compagnie was, in weinig dagen, tot ftancL gekomen. Het gevreesde verleg van den Handel (*)werd, door een droeve Ondervinding, maar al te gegrond gevonden, (f) Hoe veel moeite de belanghebbenden by de Haringvaard, in den voorleden Jaare, ook hadden aangewend, om de grooteVisichery voortgang te doen hebben, bleef dezelve geheel ftilftaan (§). Die aan de Maaze vervoegden, zich vroegtydig by hun Hoog Mogenden met verzoek om de Haringvaard, voor dit Jaar, en vervolgens, weder open te ftellen. Hun verzoek vondt ingang. De Collegien ter Admiraliliteit op de Maas, als mede in West - Friesland en't Noor-dei Kwartier, kreegen van hun Hoog Mogenden aanfchryving om aan de Reeders der Hiringvisfchery, die zich met behoorelyke toeftemming en fchriftlyke bewilliging van de Heeren Gedeputeerden of Penningmeesteren van de Groote Visfchery aan dezelve zouden vervoegen, dit Jaar, onder behoorelyke voorzorgen en bepaalingen  HISTORIE. 57? gen, de Haaringvaard toe te ftaan. Geldt de nieuwe Haring altoos een hoogen prys, thans watertande elk na deezï een Jaar gemiste Lekkerny, de zeven eerfte Tonnen in de Maas aangebragt werden, ieder voor achthonderd Guldens de Ton verkogt. Ongemoeid en rustig lieten de Engelfchen de Hollandfche Haringbuizen en Vaard en Visfchery volbrengen: waarom hunne Hoog Mogenden aan de Oorlogfchepen en Kaapers van deezen Staat verboden op eenigerlei wyze de Engelfche Vis- fchers te moeijen (*) De Maas- fluisfche en Engelfche Visfehers op dezelfde hoogte ter neering vaarende, lieten elkander ongeftoord. Geen gering getal der eerstgemelde waren onder Keizerlyke en Pruisfifche Vlag uitgezeild. Ten einde hier van, ten nadeele der Visfcheryen in de Oostenrykfche Nederlanden, geen misbruik zou gemaakt worden, liet de Keizer eene Verklaaring doen, dat deeze Visfchery, onder zyn Vlag, of die zyner Nederlanden, niet zou kunnen gefchieden, dan door Vaartuigen voorzien van byzondere Zeebrieven voor de Visfcherye, doorde Magiftraat van Oostende of Nleuwpoort behoorelyk uitgevaardigd: alle Vaartuigen, met andere Zeebrieven, hoe ook genaamd, yisfchende, zouden voor uitlandfche gerekend Refol vcmHoll. ti. Mey 1782. N.TfedftJa»rb. 586. 75S. 730. Aa 5 X. BOEK.  X. BOEK. I73a- Voorflag van vrylieid om tle Groenland en Straatdavidsvasrders aan Ondeudaanen j vanOnzy- ( dige Mogenheden ; •■te moge 1 verkoo- i pen,inge- i tviliigd. \ t 2 ( 2 C Z t n \ C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl'. q6. 363.566.. 3?8 VADERLAND SC HE kend worden, en geenerlei befcherming van 't Gouvernement, of eenige gunfte, aan de Visfcherye van de Oostem-ykjche Nederlanden toegedaan, geuietcn (*). De Walvischvangst' in Groenland en de Straat davids het voorleden Jaar ftil.o-eïlaan lebbende en nog niet opgefteld zynde, verJogt een en ander Boekhouder, zo te Rotteriam als te Zaandam, byden Staat verlof tot /erkoop van eenige Schepen met de Vleeten :ot die Visfcheryen behoorende. Het Verlag daar op uitgebragt liep op deezen zin )m, niettegenftaande het Plakaat van den 5es en twintigften van Louwmaand en den veertienden van Slachtmaand des Jaars hdcclxxxi, en andere vroegere Pla:aaten op het ftuk der Groenlandfche en Straatdavidfche Visfcheryen, de Collegien er Admiraliteit te magtigen, om geduurende ieezen OorJog, den des verzoekenden, te 'ergunnen de Schepen en Vleeten met derelver toebehooren, aan Onderdaanen van )nzydige Mogenheden te verkoopen, voor o verre zy zulks alsdan met de heilzaame ogmericen van de Plakaaten niet ftrydipouden oordeelen; met aanbcveeling no pen, geduurende den Oorlog niet gebroojcen, verminderd of, by gedeeltens zouden verkogt worden. Met volmagt aan de Adjniraliteits Collegien om aan de Onderdaanen van vreemde Mogenheden, (deEngelfchen uitgezonderd, aan welken geen Schepen mogten verkogt worden,) die eenige Schepen tot de Grocnlcindfthe of Straaidavidfche ffi» fcforyen met derzelver Vleeten, Gercedfchappen en toebehooren, zouden mogen koopen om tot die Visfcheryen te gebruiken, en dezelve hier te Lande zouden willen uitrusten, en van hier uitvoeren, toe te mogen ftaan om eenige Manfchappen , op die Vaard afgerigt, te mogen huuren en gebruiken, mits voor de weder oplevering van dezelven behoorelyke borg werd gefteld van drie honderd Gulden de Man; als mede om aan de zodanigen, die zich, onder een Borgtocht van twaalf duizend Guldens, \vilden bepaalen om, naa het afloopen des Visfcherye, en by bchoude Reize, in deeze Landen weder te keeren , en den Last hier in te brengen, zonder dezelve op eenigerlei wyzs, anders dan hier teLar.de, tebreeken, genot te laaten trekken van den vrydom van Last- en Veilgelden, en andere voordeelen, by de Groenlandfche en Straatdavidfche Visfcherye genooten als dezelve openftaat. (*) — Geen Schip ter Walvischvangst uitgerust, viel deezen Jaare in 4*;? Refol. van Holl. 8 Maart 1783. BOEK. 1782,  gSo VADERLANDSCHE enzt- X. BOEK. J782. Einde yan Tiet Vierde Deel. in de Havens deezer Landen binnen ; tot groote veragtering van eene Visfchery, die uit de onvrugtbaarfte Wereldoorden anders, niet zelden, in de Havens deezer Landen , veel fchats invoerde, en, fchoon zomtyds, op zichzelve befchouwd, niet voordeelig, door de bykomende werkzaamheden van Scheepsbouw, Touwflagery, Traankookery, en wat verder daar aan hangt, den Ingezetenen een onberekenbaar voordeel fchonk. Te meer fpyts baarde dit: dewyl de Engelfchen, reeds zints lang onze fterkfte Mededingers, eene meerderheid in die Visfchery, door toegelegde Geldbelooningen ter aanfpooringe eenigen tyd geleden bekomen, voor altoos fcheen en te zullen behouden , zo niet ons daar van eerlang geheel te zullen ontzetten,  BLADWYZER t> E ft VOORNAAMSTE ZAAKEN, Adahs doet den Voorflag eens Verbonds van Vriendfchap en Koophandel aan onzen Staat, 33- 7'Yn Vertoog te dier gelegenheid Aid. Beantwoording des Voorflags, 40. Oorzaakcn van het draalen des Antwoords en verfchillende gedagten over den Voorflag, 40. Hoe de Kooplieden dit ttuk inzagen , 4.1. Hetaangaan deezes Verdrags niet buiten bedenklykheden, 45. Hoecapellen tot den marsch 'er voor yvert, 46. Taal des Kwartiers van Oostergo op dit ftuk, iS. Dit alles blyfc voor eerst zonder uitwerking, 51. Opent hier te Lande een Geldopneeming 53. Alkmaars gedagten over dan Voorflag van Leyden, 256. dmerica {Noord) Schets der Krygsverrigtingen in den Jaare 1781, 20- Opftand ïn het Leger d*r Noord- Americaanen, ar. Hoe 2?ei vergroot, 22. Poogingen van cornwallis , 23.' Door grekve tegengeftaan, 24. Cornwallis behaalt veele voordeelen op de Americaanen, 26. Was» eiincton verrast hem, 27. Sluit hem in, 29, Maakt hem met zyn Legei Krygsgevangen, 30. Gevolgen hier van in 't Leget der Americaanen Aid. Wat zulks in Engeland te wege bragt, 32. America ( Verbond van Koop* handel tusfehen) en onzen Staat voorgeflaagan , 33, Zie adams. *' (Geldligting voor] hier te Linde gedaan, 52, Verfchillend beoordeeld, 53, Door Frankryk ten haaren be> hoeve, 54. Misfchien van Rusland mede, 55. Amflerdam levert aan zyne Hoogheid een Vertoog over den Staat des Lands en des Hertog van BRüsrswyic bes  B L A D W Y Z E R. betreffende, 75. Dit Vertoog weder te rug genomen sl'.J. Den Stadhouder weder toegezonden, 76. Inhoud van 't zelve. Aid. Geeft hetzelve geheel in 't het*, 01. Amfterdam Ooidiel dier Stad over de Bezending na zyne Hoogheid en den Last aan dezelve, 269. Geeft eene Opheldering wegens den aart van de Commisfiè welke zy aan zyne Hoogheid wilde toegevoegd hebben, z-o. ' C De Admiraliteit van ) verdeedigt zich wegens de verdenking van agtloosheid omtrent de Schepen na Brest beftemd, 333. — ( Vooiltel van ) over het volduuren der Gemeenfcbaplyke Krygsverrigtingen met Frankryk en 't vernieuwen van het Handelverdrag, 359. Gefcnil der Amfterdammeren ter Dagvaard over bet inbrengen van de Stadslast, 360. Stadsbesluit Aid. . Die *t zelve niet geheel hadden voorgedraagen in 'c gelyk gefield, 370. Antwerpenaars, hun verzoek om de Schelde geopend te krygen door josEPHusden II. afgeslaagen, 129. JBarriers Steden 's Keizers Voorltel om dezelve te flegten, 131. De Staaten vraagen des eene nadere bepaa¬ ling, welke zy ontvangen 133. Door het Krygsvolk van den Staat ontruimd , 135. Eenigen zyn over die ontruiming bezwaard ,• anderen houden ze voor een geluk, Btdeftonien ( Maandlykfche ) in Holland, Utrecht, Celderland, Overysfel en Zeeland vastgefteld, 100. Goes wil uit hoofde van de Werkloosheid deUedeflonden ftaiken, ipi. Door andere Zeeuwjcbe Steden daar van afgemaand, 191. Oostergo levert een ontwerp in tot het houden van Bedeftonden, 't welk totgeen befluit komt, 193. Bededag (Zie Dank- Vast- en) Berckel (van). De Penfionaris begeert afdoening in zyne zaak, 65. Redenen waarom hy zich by eenen Brieve aan hun Ed. Groot Mogende vervoegt, 66. Hoe men daaromtrent handelde, 71. Verlegenheid des Hofs van Holland rnet deeze zaak, jti Verfchillende gevoelens over Jt Advys des Hofs, 72. Brest { Onderhoud der Bezen™ dinge van Holland by zyne Hoogheid over de Tien Schepen na) befiemd, 275. Wat Frankryk bewoog om den Voorflag van Tien Schepen na Brest te doen, 309. Zyne Hoogheid met dien Voorflag verlegen , 31 rRaadGag by hun Hoog Mogenden om die Schepen te zenden, 312. Ilelluit overeen-  üLADWYZER. eenkomfiig daar mede genomen, 555. Bevelen aan de Zee-Officieren tot deezen Tocht, 316. Last hier toe aan h a r t s i n c k , 317. Ongereedheid der Schepen ,318. De Reis mislukt, kennisgeeving hier van, 320. Nadere kennisgeeving van Holland, 321. 't Fratiscbe Hof deswegenklagtig,322. Misnoegen deswegen in den Lande Aid. Aanmerkingen daar op gemaakt door de Gelastigden by zyne Hoogheid Aid. Brief van Friesland deswegen aan de Bondgenooten, 324. Aan zyne Hoogheid, 326. Antwoord van zyne Hoogheid aan Friesland, 329. Stad en lande neemt hier over een befluit en laar het den Bondgenooten toekomen , 330. De Admiraliteit van Amfterdam verdeedigt zieh tegen de verdenking van agtloosheid in dit geval, 333. Nadere Brief van Friesland hier over aan de Bondgenooten, 344- Zierikzees Voorilag wegens dien 1'ocht, 341. Brigade (Scbotfcbe) in Lands Krygsvolk veranderd, 179. Wat over het in den Eedneemen en de Vaandels te doen viel, 183. Brunswyk ( Bezwaarende bedenkingen tegen den Hertog van) door die van Amfterdam ingebragt, 78. Hy trekt zich dit ten fterkften aan , 85. Vervoegt zich met een Klaagbrief by de Alge¬ meene Staaten, 86. Voorflag van zyne Hoogheid tot onderzoek van diens zaak , 89. Gelastigden uit hun Hoog Mogenden, fpreeken den Hertog vry , 92, Hy, daar mede niet te vrede, dringt aan op een onderzoek zyns gedrags, 93. Gelder^ lav.ds befluit in zyne zaak , 93- Gevoelens van Friesland deswegen, 99. ""t Befluit van Stad en Lande ,101, Hoe Smen in Overysfel des verfchillenddagt, 102. Utrecht; raadslag, 104. Zee-* land verklaart zich niet, 106. Gevoelens der Staatsleden van Holland Aid. Nadere bekendmaaking des Hertogs, jio. Brief van den Baron van lvnden, den Hertog betreffende, ui. Taal van van der capellen tot den marsch, 116. Deenemarken. en Pruis/en werken ten voordeele des Hertogs ; doch van den Keizer vindt men *t niet, 119. Geeft reden waarom hy zich by hun Hoog Mogenden vervoegd hadt, 120. Ca ff in (de Kaaper Capitein J.) verraadlyk genomen, 251. CaTELUBN tot DEN marsch yvert zeer voor de Verbintenis met de Americaanfche Statten, 46. Wi! eene verbintenis met Frankryk voor den tegenwoordig Oorlog aangaan, 56. Voert flerke taal  H A B W ï Z E r; taal wegens den Hertog van b b u n s w y k , 116. Capellen tot den tol diens zaak blyft fleepende, 62. 't Voorgevallene wegens een Brief in de NoordHoll. Courant zyne zaak betreffende, 63. KrygtZwoZle, Deventer en Kampen op zyne zyde; 64. ■r» D- iJag ( Dank- Vast- en Bede) ' Verfchillen over de Uitfchryving , i8r. Hoe dezelve luidde, 182. Misnoegen onder de Landzaaten, veele Leeraars houden 'er zich niet aan, 185. In Vlisfmgen wordt den Predikanten een byvoegzel gegeeven, 186. Friesland verwerpt de Uitfchryving , en geeft eene andere, 187. Inhoud van dezelve, 188. Delft (byzondereRaadflag van) wegens den last der Bezenriinge aan zyne Hoogheid, 267. Dordrecht keurt het onderzoek door Leyden voorgelegen goed, 249Drostendienjlen in Overysfel , willen die van Zwolle afge- fchaft hebben, 64. JLlfeneur ( Acht Koopvaarders behouden na) geleid» 105. Wat de Hollandfche Schepen daar deedt blyven Aid. Engeland (Strydige Ontwerpen van Vrede met), 5. Gedagtcu, dat de drie i\md- febe Mogenheden eenen Afzonderlyken Vrede tusfeheri ons en dat Ryk zouden be* werken, 7. Verfchillendé gevoelens over zulk een Vrede, 8. Geeft geen gehoor aan een Voorflag door Zweeden gedaan, 10. Wil den Vrede alleen door bemiddeling der Keizerinne van Rusland, 13. Aanmerking over Engelands gedrag in deezen,' 15. Smeekfchrift der Londenfche Burgery over den Vre» de, 16. Engeland ( Verbod wegens he& huuren van Scheepjes om na) over te fteeken, 358. 4 (Geüeltenisin)toerj men 'er berigt ontving der Krygsgeva-ngenneeming va» cornwallis, 30. Engelfchen ( Een Vloot der ) op onze Kust, 299. Verwydert zich 302. 305. Bren« gen met een zwak Convoy een groot getal Koopvaarders uit de Zond in Engeland be» houden binnen, 312. „ F- Jfranhryk, doet een Geldligting onder Guarantie der" Algemeene Staaten , 54* Voorflag ten Gelderfchen Landsdage, om in den Oorlog eene Verbintenis met Frankryk aan te gaan , 56. liï Overysfel yvert 'er Zwolle en pallandt van zu7t-1 hem voor, 59. In Friesland neigt men tot het aangaan dier Verbintenisfe, 61, Franfa  ELADWYZF. R. Frankryk (Beraaming van het Plan om gemeenfchaplyk met) te handelen, 196. Antwoord des Franfchen Afgezants op dit Voorftel, 198. De voorwaarden door den Franfchen Afgezant geeischt en door hun Hoog Mogenden aangenomen , 200. Wederzydfche Plans uitgewisfeld, 201. Nadere handelingen metden Franfchen Afgezant over het Gemeenfchaplyk- Plan, 208. 1 — Wat het FranfcbeEof bewoog tot het voorftel om Tien Schepen na Brest te zenden , 309. Zie verder Biest. ( Befluit by Holland cm de Gemeenfchaplyke Krygsverrigtingen met) te doen voortduuren , 372. Wegens het vernieuwen van een Handelverdrag metFrank. ryk, 375- Friesland. Het Kwartier van Oostergo y vert fterk voor het aangaan eener Verbintenisfe mei Noord-America, 48. De andere Kwartieren ftemmen *er niet in , 52. » neigt tot het aangaan van eene Verbintenis met Frankryk in den tegenwoordigen Oorlog, 61. 1 Gevoelens daar, wegens de zaak van den Hertog vann runswyk, 99. ■ ■ (Plan ter verbete¬ ring van den Landbouw en Veefokkery in) 144. — (Aanmerkingen van) op eenige Uitdrukkingen in de Petitie van den Raad van B Staaten , 170. Weigert in de Vermeerdering der Landmagt en het Veldleger deel te neemen , 172. Stemt in den aanbouw van Negentien Oorlogfchepen, 1 73. Friesland Verwerpt den uitgefchreeven Biddagsbrief en fielt een anderen op, 87. Oostergo levert een Ontwerp tot het houden van Bedefton- . den in, *t welk tot geen Befluit komt, 193. Voorftel van dat Kwartier 0111 één Millioen Guldens te beloovensandenOndekker van den Veroorzaaker der Vertraaging, of van iemand die ongeoorlofde Correspondentie met den Vyand hieldt, 195. (Brief van) wegens den mislukten Tocht na Brest aan de Bondgenooten en zyne Hoogheid, 324. Nadere Brief daar over aan deB.ond* genooten, 344- n G. KJelderland (ln ) yveren eeni« gen vrugtloos om met Frank, ryk eene Verbintenis voor den tegenwoordigen Oorlog aan te gaan, 56. ■ Befluit in zaak des Hertogs van brumswyk, wegens het voorgedraagene van Amfterdam, 94. Verbod van Lasterfchriften in 't algemeen en tegen den Hertog in 't byzonder, 96. Onderfcheiden gevoelens van eenige Kwartieren Aid. - — ( Waterfnood in ) 14.4. Hulp den ongelukki- b gen  bladwyzek; gen toegefchikt, 147- Inzameling ten hunnen behoeve in Holland, 148 Gelderland (Wat in 1 over den rondgaanden Brief van Zeeland voorviel, 2F9. Gouda omhelst den Voorflag van Leyden, wegens het doen van onderzoek, 254. Groenfonds en Straatdavidsvaarders De Voorflag, om dezelve aan Onderdaanen van On2ydige Mogenheden te mogen verkoopen, ingewilligd, 37ft. Groningen en Ommelanden, hoe men daar dagt over de zaak des Hertogs van eruhswyk en 't geen Amfterdam deswege hadt ingebragt, 101. Neemt over den mislukten Tocht na Brest een befluit, en laat het den Bondgenooten toekomen, 330. Groot (H de) Graftombe voor hem te De//topgerigt, 153. Opfchrift op dezelve, I5S- Haarlem Aanmerkelyk Vroedfchaps befluit dier Stad in de zaak des Hertogs en van Amfterdam, ic6. Handel (Staat van den) in 't Jaar 1782, 375- Haringvaard weder opengefteld, 376. Gaat ongemoeid, 377. Holland (Gevoelens der Staatslededen van ) in het gefchil tusfehen den Hertog en Amjlerdam, 106. Holland Staaten van) bewilligen den aanbouw van Negentien Oorlogfchepen,174- En dringen by de fiondgenooten aan op het opbrengen der Penningen, daarzy reeds zo veel overbetaald hadden. Aid. GecommitteerdeRaaden dringen by Holland aan op een Veldleger, 175. > ('t Voorgevallene by Staaten van) toen Leyden den voorflag deedt om onderzoek na de Werkloosheid te doen , 249. Scheiden voor drie weeken. Gistingen daar over en opfpraak , 263. Het voorltel van Leyden met vier Vraagftukken vermeerderd, 264. > (Door Staaten van) een Bezending aan zyne Hoogheid benoemd, 265. Onderfcheidene begrippen der Staatsleden over den Last dier Bezending, 2C6. De Bezending volbragt , 273. Uitdrukkelyker tast aan dezelve gegeeven, 276. Keuren den Brief van Zeeland goed, 289. Geeven byzonder kennis wegens den misluktenn Tocht na Brest, 32r. Befluit om de gemeenfchaplyke Krygsverrigtingen met Frankryk te doen voortduuren, 372, ■ Hoogplaat (De bedykte) in Zeeland flaagt gunflig, beginzels van een Dorp aldaar, 144.  BLADWYZERi T 1. 4ndiên(Oost-'\ Schepen van daar lang in Bergen gelegen hebbende komen binnen , 343. ^'wt-)Voordeelenden Scheepen uit onze West-lndiën in de Franfche Havens vergund , 202. Waarom men dit voordeel niet genoot , 202. Ploe gebrekkig het op onze Volkplantingen gefteld was Aid. Duurte der noodwendigheden, 203. Gewapende Fregatten zeilen derwaards Aid, Jarry (Moec/beioon van den Kaper - Capitein ) 347. Josethus de II. Trekt zich openlyk de zaak des Hertogs van bronswyk niet aan, 119, Zyn zeggen by het affcbeid neemen uit Amflerdam , 120. Doorreist deeze Gewesten, 126. Bedankt voor de eer der Eegroetinge van Staatswegen, 127. Vrees dat 's Keizers Reize Staatkundige en onzen Handel ongunftige oogmerken zou hebben, 128. Hy flaat het verzoek der Antwerpenaai en , om de Schelde te openen,af, 129. Zyn voordel om de Barrière Stede te flegten, 131. DeStaaten vraagen des eene nadere bepaaling welke zy ontvangen, 133. De Barrièresteden door het Krygsvolk van den Staat ontruimd , 135. . Verfchillende gevoelens over dat ontruimen enflegien, J36. Jïb JosEr-iius de II. (Bepaaling yan ) omtrent het Visfchen onder zyn Vlag of die zyner Nederlanden, 377. TC K Aaapreederyen wakkeren aan bovenal in Zeeland, 345. Voor en naadeelen derKa.-'pvaard , 346. Moedbetoon en Verrigtingen van verfcheide Kaaper-Capiteinen, 347. KiNOSBERGCM zeilt uit Texel in Odtober, en in November weder binnen, 343. T L- ■landmagt (De Algemeene Staaten dringen op het ver* meerderen der) aan, j67. Leyden (Voorftel van deStad) om onderzoek na de Werkloosheid te doen , 237. Voorgeslaagene Verzoek en Vraagpunten , 242. Wat deswegen ter Vergadering van Holland voorviel, 249. Dordrecbts Goedkeuring Aid. Scbiedams omhelzing, 25c. Goudas gevoelen, 254. Alkmaars denkbeeld over den voorslag, 256. Verfchillende gevoelens der Landzaaten over den vooriiag , 25/. Die voorflag met nog vier Vraagltukken vermeerderd 264. Dank -Adres des Leydfcbe Burgeren wegens het gedaane voorftel aan de Regeering, 2P6 Hoe doordc Begeering heantwoord, 288. Loosbooten ( Engelfche ) Belluic om dezelve onverhinderd te laaten vaaren, 357. Aw. 2 )iiej>  BLADWYZER. merkingen in Zeeland hier over, 357. Nadere ophjeldering van dir Befluit, 358. Lynden (Brief des Barons van) den Hertog van brunswyk betreffende , in. JSlamen tragt men vergeefsch van de ontruiming der Barriere Steden uit te zenderen, 135- n °- KJostende bloeit, 37Ö". Overysfel (In) willen eenige een Verbintenis met Frankryk voor den tegenwoordigen Oorlog aangaan, 50. 't Voorgevallene tusfehen de Staaten van Overysfel en die van Hol' land wegens een Brief in de JJoord-Holl. Courant, 63. • denkt verfchillend over het gefcbi.1 tusfehen Amflerdam en den Hertog van brüns w ï k, 102. P. Paketboot ( Een Engelfche ) door een Zeeuwfche Kaaper genomen, 351. Onderzoek der Brieven, 352. Staatsbefluiten over die geval, 354- * Plan on gemeenfchaplyk met Frankryk den Zeekryg dit Jaar te voeren beraamd en met éénpaarigheid vastgefleld, 197- Niet tegen dank van Zeeland doorgedrongen Aid. Antwoord des Franjeben Afgezants op dit Voor¬ ftel, 198. De voorwaarden van den Franfchen Afgezant geeischt door hun Hoog Mogenden aangenomen, 200. Wederzydfche Plans uitgewisfeld, 201. Nadere handel ingeti met den Franfchen Afgezant over het Gemeenfchaplyk Plan, 208. P R. J\usland (Door Bemiddeling des Keizerinne van ) wil£«geland den Vrede alleen bewerkt hebben, 13. Op welk een voet die Bemiddeling hier wordt aangenomen , 19. ■ ~ (Geldopneemingvan) hier te Lande, die men dagt voor Noord-America gefchikt te zyn, 55. c S. Ocbiedam omhelst den voorflag van Leyden tot het doen van onderzoek, 250. Sextroch (De Kaaper Capitein ) neemt een Engelfche Paketboot, 351. Staring (Cap. E. C. 1 doet een vergeeffche Kruistocht, 204. Straatdavids. Zie Groenland. T. Texel Eene veilige Winterlegplaats in het Nieuwe Diep voor de Schepen gevonden, 141. Befluit om dezelve te vervaardigen , 142. Wat Alkmaar en Medemblik daar op inbragten Aid. Tu r cq ( P. l e) Heldendaaden van rfienKaaper Capitein, 348. Utrecht  BLADWYZER. Utrecht Raadflag van dat Gewest in 't in 't geval des Hertogs van brunswyk met Amfterdam, 104. Geeft een fcherp Plakaat tegen alles wat ten nadeele des Hertogs uitgegeeven werd. Aid. 't Pla kaat over den Boekhandel te Utrecht, te zeer drukkende, verzagt, 122. V. Y isfcberyen gaan zonder ftoorente voort, 377- Vlie ( Veilige Winterlegplaats in 't) gevonden en voorgeüeld, 144- Schikkingen terVerdeedi- ging van het Vlie tegen de Engelfche gemaakt, 2c3. VlisfingeniDen Predikanten te ) wordt een aanmerkelyk byvoegz-el tot de Uitfchryving des Dank- Vast- enBededags gegeeven, 186. Vloot. Onder bylandt zeilen eenige Oorlogfchepen uit en weder binnen, 206. Het uitloopen uit Texel ongeraaden geoordeeld, 207. Bedenkingen over het in de Havens blyven, 210. Overleg de-Zeekrygsraads in Texel over het al ofniet uitloopen, 2tl. De voor en naadeelen tegen elkander overgetïeld, 212. Sterkte van de Hollandfche Vloot in Texel, 213. Sterkte van het Engelfche Esquader in de Noordzee, 214. He: uitloopen als ongeraaden gekeurd by den Krygsraad, 214. De GeÉ committeerden uit de Admiraliteit keuren ditgoed,218. Nadere Raadslag over het uitloopen, weder als ongeraaden ingezien, 219. Pian van Uitzeilen aan den ViceAdmiraal hartsinck opgegeeven, 221. Zyn besluit daar op, 223. De Vloot zeilt onder hem uit, 224. Wat dezelve uitvoerde , 225. Valt weder binnen, 227. Vloot (Zyne Hoogheid maant in Texel het uitzeilen der) aan, 298. Eene Engelfche Vloot op onze Kust, 299. Besluit om niet uit te zeilen, 3co. Goedkeuring hier van en nadere bevelen , 301. Sterkte en gefteldheid onzer Vloot Aid. Tyding van hec wyken der Vyandlyke Vloot, 302. Zyne Hoogheid andermaal na Texel, 303. Men kan tot uitzeilen niet besluiten. Aid. Nadere tyding van het verwyderen der Vyandlyke Vloot niet genoegzaam, geoordeeld om het uitloopen te waagen, 305. Bevestigende tyding: de Vloot blyft egter binneu, 306. Het berigt van den Vice-AdmiraaJ hartsinck, wegens zyne gebrekkige kundlchap , ter zyde gelegd door hun Hoog Mogenden, 307. Raadslag van hartsinck en kings- bergen om in twee partyen Zee te kiezen, 308. Voorftel van Frankryk om Tien Oorlogfchepen der Vloot tij. Brest te zenden, 309. Zie venler5re.fJ.Kiwo3BSRGEN b 3 zeilt>  BLAD WYZE R» zeilt, in Odtober uit Texel en in November weder binnen, 343. Het Schip de Unie Zinkt Aid. Het Schip Zierikzee ftrandt, 344. De Vloot Winterlaage gelegd Aid. Volk van Nederland, ( Aan 't) een Boekje dus getyteld ftreng verboden, 123. Vrede ( Strydige Ontwerpen van ) ter baane gebragt, 5. Gedagten dat de drie Noordfche Mogenheden , eenen afzonderlyken Vrede tusfehen ons en Engeland zouden bewerken , 7. VerfchilJeude gevoelens over zulk een Vrede, 8. Vredesvoorflag door Zweeden gedaan vondt 'm Engeland%een gehoor, 10. WH dierallen door bemiddeling der Keizerinne van Rusland, 13. Aanmerking over 't gedrag der Engeljchen in deezen , IS. Op welk een voet de Bemiddeling van Rusland hier wordt aangenomen, 19. rr eersgefleltenisje in het Jaar 1781, 1 57- Willem de V. boort een Vertoog van Amfterdam , den Staat des Lands en den Hertog van brunswyk betreffende 't welk te rug genomen ; doch hem met een Brief weder toegezonden word, 75. Zyn raadflag tot onderzoek van de zaak des Hertogs, 89 ■ Zyn voorftel om de Vloot uit het Voet¬ volk te bemannen, 177, Bedenking van Friesland hief over, 178. Willem de V. Doet een Voorftel, waar in hy zich beklaagt en Verantwoording belooft, 260. Bezending van Holland by zyne Hoogheid benoemd, 265. Volvoering van dezelve, 273 De Bezending hervat, 274. Uitgeftrekter last aan dezelve gegeeven, 275. ■ Levert by hun Hoog Mogenden eene Memoriein, 276. Inhoud van den Brief tot geleide van dezelve Aid. Slot dier Me» motie, 279. Hoe onderfcheiden men die Memorie beoordeelde en hoe men dezelve verfpreidde, 285. ■ Gaat na Texel en maant tot het uitzeilen der Vlootaan, 298. Vertrekt andermaal na Texel tot het houden van Krygsraad, 303. Verlegen met den Voorflag om tien Schepen na Brest te zenden, 311. Aanmerkingen door de Gelastigden by zyne Hoogheid gemaakt, wegens het mislukken van dien Tocht, 322 Brief van Friesland deswegen aan den Prins. 326. Zyn Antwoord aan Friesland, 329. Raadslieden in'tbeftuur der zaaken van de Zee door hem verkooren Aid. ~ Z. Zeeland verklaart zich niet over de zaak des Hertogs met Ain- fterdam, ioó. Zes-  BLADWYZER. Zeeland ( Landivinst in ) door de bedykte Hoorplaat, 144. (Het Plan om dit Jaar gemeenfchaplyk met Frankryk te handelen, niet te^eii dank van ; doorgedrongen, 197. Rondgaande Brief over de Werkloosheid aan de Bondgenooren, 229 Aan zyne Hoogheid , 236. Staaten van Holland keuren deezen Brief goed, . 89. Wat in Gelderland daar over voorviel. Aid. Kaapreederyen wakkeren daar ain, 3;5- Klagten der Staaten over het niet befchermen der Kaapvaard, 347. Wilde Brieven van een genomen Engelfche Paketboot doorzogc hebben, 't welk gefcbi'edt, 353- Zeemagt (De Algemeene Staaten dringen op het vermeerderen A«r) aan, T64. -Petitie- tot den aanbouw van Negentien zwaare Schepen, 168. Plan ter Uitrusting voor dit Jaar, 195. Begrooting van het getal tii r Schepen, die men reKend dat dit Jaar gereed zoude weezen, 19Ö. Onderfcheidene bedenkingen over het in de Havens blyven onzer Zeemagt, 210. Zeevaard (Bekendmaaking van den üeconomifchen Tak der Haarlemfche Maatfchappye tot bevordering der) 143 Staat der Zeevaard in den Jaare 1782, 375- Zierikzees voorslag wegens den mislukten Tocht na Brest,%n r. tuilen (Begraafplaats te) aangelegd . en het begraaven in de Kerk aldaar verboden, 152- Zweerfe«(Vredes-voorsIag door) gedaan, vindt in Engeland geen gehoor, 10. ZINSTOORENDE DRUKFEILEN. BI. 46. Regel 8. ftaat ontkomen lees ontkennen, 81, 324. 15. opgvat —- opgevist.  BERICHT voor den BINDER. Be Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyaen ingevoegd worden. Het Pourtrait van adams tegen over bl. 34 Het Pourtrait van t e m m i n k. IIet Pourtrait van de gyselaar. ; z66 Het Pourtrait van visser. . s6o