VADERLANDSCHE HISTORIE. DERTIGSTE DEF, L,   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN VEREENXGDE NEDERLANDEN Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egtq Gedenkftukkcn zamengefteld. Met Pïaatcn. DERTIGSTE DEEL, BEHELZENDE DEN JAARE 1783 , BEVATTENDE HET VERVOLG 'DER NOORDAMERICAANSCHE ONLUSTEN. TEN ONMIDDELYKEN VERVOLGE VAN WAGENAAR's V A DERLAND SCHE HISTORIE. Te AMSTERDAM, by JO HANNES ALLA11T. ii j) c c x g i.   VADERLANDSCHE HISTORIE. VEERTIENDE BOEK. INHOUD. Voorgaande Vredehandelingen. Voorflagen van de zyde der Staat en tot eenen Afzonder ly ken Vrede aan Engeland gedaan. Deze yonden wèfhig ingangs by de Engelfchen. Wederantwoord van de StaatfchS Gezanten. Voorloopige Vredesvoorwaarden) tusfehen de Oorlogvoerende Megenheden getekend. Onze Staat in dc IFapenftilftand bcgreepen. Bekendmaahing der IVapen/chorsfing. Vtrfchilknde oordeelvellingen over dezelve. Zonderlinge gisfing wegens het Vredesplan. Zwaarigheden, welke zich in den Vredehandel opdeeden. De Oost-Indifchó Maatfchdppy beklaagt zich ever de vorderingen der Engelfchen in het Oosten. Voorloopig Advys van Holland, wegens ds VI. DE Et. A Vu- XIV.' BOEK.  s VADER.LANDSCHB XIV. SOEK. Vredesvoorwaarden. Frankryks gedagtea over onze Eifchen. Engeland Jlaat onze Eifchen af, en dringt op de zyne aan. Heyden van reynestetw, door zyne Hoogheid na 't Franfche Hof gezonden'» Waarfchynlykhcden van een kort naderenden Vrede. Brantsen tot Ambasfadeur benoemd. Voor/lagen van den Stadhouder 9 wegens den minderen aandrang tot het werven van Zeevolk, het afdanken van Wagtfchepen, en het in dienst houden van Oorlog' fchepen. Raadflag wegens het Salut op de Reeden in de Volkplantingen van den Staat. Berigt van Gedeputeerden, wegens het Salut en Contra-Salut van's Landsfchepen. Vergeeffch aanbod van andere Vastigheden m flede van Negapatnam. Nadere Eifchen yan Engeland $ het Salut op Zee en den Handel op Africa betreffende. Ontwerp yan een.voorloopig Tractaat,' door onze Afgezanten overgeleeverd. De Enge/fchen bleeyen onverzettelyk. Z»mmiger oordeel over den grond van Engelands anverzettelykheid* Voor/lag om voor Negapatnam een Equivalent in Geld te gceven. Nadere aandrang yan de Eifchen der Engelfchen. GedeeltelyJte bewilliging. Frankryk en Spanje gereed om met Engeland te fluiten. Voorloopige Raad/lag van Holland om in de Eifchen van Engeland te bewilligen. Aandrang om "het ft'uiten van den Vrede te verhaasten. Befluiten ter algemeene Staatsvergadering met-^ fier Gewesten deswegen genomen. Inhoud der voorloopige Voorwaarden. Raadftag vali Friesland wegens de Vredesvoorwaarden. Be- tjd'  fïlSTORIE; | buigingen van eenige Gelderfche Edelen omtrent die Voorwaarden. Qnderfcheide Oordeelvellingen, wien de fchuld dier vernederende Voorwaarden te wyten was. Amfterdam verontfchuldigd. Ontworpen Adres der Kooplieden daar ter Stede. De voorloopige Vredesvoorwaarden getekend; doch de Vrede niet, fchoon de andere Oorlogende Mogenhcden denzelven flooten. Voorzorgen tegen Vreugdebedryven gedraagen. Bekragtiging der Vredesvoorwaarden. Ca pellen tot de pols verklaaring wegens dieVoorwaarden. Zeelands misnoegen, over ■het bepaalen der Vredesvoorwaarden buiten toeftemming van dat Gewest. De Meerderheid in Zeeland wil eene nadere Onderhandeling met Engeland aanvangen. Wat dt Minderheid daar op inbragt. De Krygstoerustïngen te Lande geftaakt. Frankryk herliaalt en bekragtigt de toezegging, van de wedergave onzer Volkplantingen. Hoe doof de Algemeene Staatcn eerst beantwoord. Holland dringt aan om een ander en nader antwoord, 't welk gegeeven wordt. Voorflag, van Engeland om den Vrede te Londen, of in 'sGravenhaage te ft'uiten. Voorloopigê Raadflag van Holland om dit af te Jlaanj De Ridderfchap beklaagt zich by Dordrecht, sver ,t gedrag van den Penfonaris de gïz el aar, ter Vergadcringe van Holland. Verantwoording van dien Penfionaris. Zyn gedrag door ie Regeering van Dordrecht goedgekeurd. Eenige Burgers van Dordrecht wilden met een Adres de Magi/lraat deswe" gén bedanken. Dit werd afgefagen; doch As d$. boek.;  * VADERLANDSCHE XIV DOEK. I733. VoorgaandeVredehandelingen. de zaak gevonden. Frieslands gevoelen over de Vetplaatzing der Vredesonderhandelingen. De Meerderheid in Zeeland voor de Ver* plaatsing. Dezelve door Zes Gewesten afgcweezen. Voor ft el van Engeland om een Gezant na 's Gravenhaage te zenden. D.W. van lynden, wegens Zeeland, als Afgezant na Engeland voorgeflaagen. De Vrede te Parys getekend. Middelburgs Verklaaring van Zeeland, wegens deezen Vrede. Tegenovergefteld gevoelen van den Leydfchen Vroedfchap F. G. Blok. 1V1 eermaalen vonden wy, in het te boekllaan der Gefchiedenisfen van ons Vaderland , ftaande den gevoerden Oorlog . met Groat-Brittanje, gelegenheid om van den Vrede met dat Ryk te fpreeken, aangebodene Bemiddelingen daartoe op te haaien en daadlyke Handelingen te vermelden (*). De bewerking van een Algemeenen Vrede tusfchen de Oorlogvoerende Mogenheden., was, in 't laatst des verloopen Jaars, aangevangen , en hebben wy reeds het begin daar van beichreeven, met aanduiding van het gering aandeel, 't geen onze Staat, by den aanvange, daar in hadt. Om de Tyd- 00 Zie onze Vadirlanclfche Hijiiric, IV Deel in. 1. enz.  HISTORIE. S Tydorde niet te veel voor uit te loopen, braken wy daar mede ons verflag af (*); en vangen het thans weder aan, met oogmerk om, wat daar toe behoort, in één Tafereel voor oogen te ftellen, 't geen, zonder de Tydorde te veel te verwrikken onzes inziens, kan gefchieden, en meest gefchikt is, tot een geregelden voordrage van dit belangryk ftuk, waarin zeer veel zaaien loopt, 't welk der vergetelnisfe dient onttoogen te worden. Van den bedoelden Afzonderlyken Vre« de tusfehen Engeland en onzen Staat, op den Voorflag van fox, door de Rusffche Afgezanten gedaan, was niets geworden. Daar thans alles neigde, om met Frankryk en Spanje tot het treffen eenes Afzonderlyken Vredes te komen , gelyk die tusfehen Groot - Brittanje en de Staaten van America zo goed als getroffen was (f) handigden de Nederlandfche Afgezanten te Parys, lestëvenon van berkenrode en brantsen, den zesden van Wintermaand des Jaars mdcclxxxii, met voorweeten en overleg van 't Franfche Hof, aan den Engelfchen Gezant fitzherbert een Gefchriftover, de voorflagen tot een Vergelyk met GrootBrittanje behelzende, Dee- CO Zie onze Vadcrlandfche Hifiorle, V Deel fel. 254. (t) Zie onze VaderUndJcht Hijlorh, V Deel bl. 255. A 3 XIV. boek.. Voorflagen , van, dè zyde der Staaten , aan Engeland, tot een AfzonderlykenVrede.  f VADERLANDSCHE XIV. soek. Deeze vonden weinig Ingangs bydei?»S,cljchta. Deeze Voorfbgen, die een Vrye Vaar$ bedongen, volgens de beginzelen onlangs door fox aan den Rusfi/chen Afgezant medegedeeld , en toen door onzen Staat on-. aanneemelyk verklaard'; die de Wedergave van alle Bezittingen, door de Engel/enen in den Oorlog genomen , als mede eene Schadeloosftelling der verliezen, geduurende den Oorlog door de Vereenigde Gewesten geleden , vorderden , vonden geen ingang altoos by het Engelfche Hof. De beantwoording luidde fchor, behelsde ver; wyten over 't gedrag der Republiek, trok, als niet gedaan, in wat 'er in de voorige Handelingen van de Vrye Vaart beraamd was, als vervallende, door het toen niet aanneemen van eenen aangeboden Afzont derlyken Vrede.-r-Dewyi alle onderfcheide byzondere betrekkingen voortyds ftandgrypende, tusfchen Groot-Brittanje en de Vereenigde Gewesten, nu hadden opgehouden , en hun Hoog Mogenden niet gezind fcheenen, in het tegenwoordig tydftip , die oude Verbintenisfen te vernieuwen , ltelde zyne Majefteit voor, dat de beide Staaten, ten aanzien der Handelbetrekkingen, welke zy onderling mogten hebben, zich enkel en eenvoudig zouden beftuuren, volgens de algemeene grondregelen van het Regt der Volken. Indien de thans Oorlogende Mogenheden, naa een getroffen Vrede , nieuwe fchikkingen vormden, zou zyne Majefteit zich gereedi betoonen tot het aangaan van zodanige Verbintenisfen van Koophandel, als best  HISTORIE. | met de gefteldheid der beide Staaten en hunne wederzydfche belangen overeen zouden komen. — In de gevorderde te iuogaave der vermeesterde Bezittingen ftemde de Koning, uitgezonderd Trinconomale op het Eiland Ceylon met de Onderhoorigheden. —— Aan den eisch van Schadeloosftelling der geledene verliezen, kon hy op geenerléi wyze plaats geeven ; wel toeftaande, dat de beflisfing der Pryzen, vóór de Vredebreuk gemaakt, overgelaaten werd aan de Geregtshoven der Admiraliteit van Groot-Brittanje. Dit antwoord, 't welk, hoe zeer ook als vredezoekend voorgedraagen , kleine geneigdheid tot eene fpoedige Verzoeningmet dit- Gemeenebest betoonde, deelden de Nederlandfche Gezanten aan den Graave de vergennes mede, en gaven , met den aanvang deezes Jaars mdcclxxxiii , in een Wederantwoord, te kennen, opheldering te moeten vraagen , over 't geen 't Hof van Londen verifondt, door de onbepaalde uitdrukking, de algemeene beginzelen van het Regt der Volken; Dat zy de uitzondering van Trinconomale bezwaarlyk konden overeenbrengen met de bekende gemaatigdheid zyner Groot -Brittannifche Majefteit, dat, fchoon de bevelen van hun Hoog Mogenden hun niet toelieten, over dit ftuk, in breedfpraakiger ontvouwing te treeden, zo lang het eerfte Artykel, de Vrye Vaart betreffende, niet gefchikt en afgedaan was, zy egter geenzins dagten A ^ osi? tj- XIV b o ek.; Wede?-. antwoorA van de Staatfcha Gezanten.  « VADERLANDSCHE XIV. boek. Voorloopige Vredesvoorwaarden,tmfchen de OorlogvoerendeMogenheden getekend. 00 Zie deeze Prttitninairtn ft de 27. N/der?. Joorè, 1783. W. 184 enz.. ooit volmagt te zullen krygen, om zulk eene voorwaarde te onderfchryven. De handeling over de Schavergocding kon , huns oordeels , uitgefteld worden, tot dat men, wegens de twee andere punten, was overeengekomen. By de overgave van dit fchiïftlyk Wederantwoord, gaven zy nog mondeling te verfhan, dat het fluiten van een Vrede onmogelyk zou zyn , indien het Britfche Hof geene aanneemelyker voorflagen deedt. Schoon de fbraak ging, dat het Fraofche Hof, overeenkomftig met de meermaals herhaalde toezeggingen, deeze vorderingen der Nederlandfche Afgezanten zou onderfleund hebben, met betuiging van geen volledigen Vrede te zullen fluiten , of 'er moest aan de billyke Eifchen van dit Gemeenebest voldaan worden ; vernam men welhaast, naa dat de Hertog de vauguyon, Frankryh Afgezant by deezen Staat, van zyne reize m^Parys in 's Gravenhaage te rug gekeerd was, dat de Voorloopige Voorwaarden van den Vrede tusfehen alle Oorlogende Mogenheden ,^ uitgezonderd onzen Staat, den ïwintigilen van Louwmaand, getekend waren (*). De  HISTORIE. 9 Dft Graaf de vergennes gaf onzen Gezanten terftond kennis van deeze vordering • des Vredehandels tusfehen Frankryk, Spanje en Engeland, en noodigde hun ter tekening; maar zy toonden hier op niet gelast te weezen, als mede dat de zaaken tusfehen deezen Staat en Engeland op verre na tot die rypheid niet gebrast waren; doch werd dit Gemeenebest mede. begreepen in den Wapenftilftand by die Voorwaarden aangegaan en getekend. Van deeze Wapenfchorsfing gefchiedde hier de afkondiging, en Schepen, daar toe uitgerust, bragten de tyding in de Oosterfche en JVcsterfche Volkplantingen van den Staat (*). De Bedeftonden werden in Holland, geduurende den Wapenftilftand, opgefehort, zoo ook in de Ge neraliteits Landen (f). In Utrecht hieldi men ze aan, fmeekende om eenen heilzaamen en luisterryken Vrede (§).Schoon Zee land, volgens gewoonte reeds vroegtydii den Voorflag ter Algemcene Staatsverga dering deedt, wegens het vieren van éér Dank- Vast- en Bededag, bleef dezelve dit Jaar agter wegen. Vee C*) Refol. Gen. 14 Feb. 1783. m gefit, van Hall. 6 Maart 1783. Reftt. Gm* li Maart'1783. (£) NeJsrl. Jciarb. 1783. bl. 489, A 5 XIV. boei:. 1783- Onze Staar in de Wapenftilftand begreepen.  lo VADE RLANDSCHB XIV. lOEK. » » > » Zonderlinge gis- i Veelen verwonderden zich, en Honden verileld, over deezen flap van Frankryk ; anderen oordeelden, dat die Mogenheid geen reden altoos hadt om, ten wille van deezen Staat , eenen zo kostbaar vallenden Oorlog langer te voeren: dewyl de Onafhangelyk verklaaring der Staaten van America, het voornaam doelwit van dien Oorlog, daadlyk bereikt was; en onze gedraagingen, ten opzigte van die Kroone althans geene verdienden hadden, om meer voor ons te doen dan zy reeds gedaan hadt. - De Party tegen Frankryk in den Lande meende nu reeden te hebben om der v-erwytinge bot te vieren, en uit te roepen „ die vervloekte Mogenheid heeft „ ons eindelyk verraaden; haare beloften „ valschlyk vergeeten, onwaardifflyk on„ ze belangens en onzen roem aan En„ geland opgeofferd. Zie daar 5t geen 9 wy voorzegd hebben; zie daar't geen , onze verblinde, onze zo ondankbaare , Natie jegens onzen Prins niet heeft , willen gelooven, daar hy zulks alles 1 / , en tiaar om allen vlyt' , aangewend om eenc breuk voorteko, men tusfehen ons en de Engel/eken, , onze oude Bond- en Geloofsgenooten, , die ons nu zedert vier jaaren zo mis, handelden, om da: wy zulks verdund , hadden." èt vreemd dal ons Vredewerk me? 'ngeland- marrende auiks ftoffe gaf tot on_t  HISTORIE. ïi GTitelbaare Staatkundige gisfingen. Zonder tot eene onnutte langwyligheid^ te vervallen kunnen wy ons ter vermelding daar van niet inlaaten. Te zonderlingom het onaangéftipt voorby te treeden was egter een Plan van Vredesonderhandeling ih aeezer voege voorgedraagen. Over de Voorwaaiden van den Vrede zou men nog eenigen tyd met Engeland twisten. Engeland zou blyven liaan op cle overgifte van eenige Hullandfche Vastigheid in de Oost-Indien, en de onbelemmerde Vaard door de Indifche Zeêen. In onze Republiek, zou men eerst by de Oost-Indifche Maatfchappy, en vervolgens by de Staaten weigeren daar toe te komen. Zyn Hoogheid zou, om te toonen, dat hy niet Engelschgezind was, in 't zelfde gevoelen zyn, en daar voor uitkomen. Dit zou eenigen tyd de Vredes-onderhandelingen ophouden, en dreigen te ftremmen. Maar dan zou ons de Vrede bezorgd worden . niet door Frankryk ; doch door den Stadhouder, en wel op deeze voorwaarden, dat de Engelfchen ons alle onze Bezittingen zouden wedergeven , zonder egter de fchade door den Koophandel geleden te vergoeden : en zou onze Staat aan den Stadhouder te rug geven, al het geen hem, geduurende deezen Oorlog, ontnomen was. Engeland, Pruisfen en misfehien ook andere Mogenheden zouden by het Viedes verdrag voor onze tegenwoordige XIV. BOEK. 1783. ling wegens het Vredensi plaa.  XIV. Bc0 E K. 2783. Zwaarigheden,«■Ue zicli in den Vredehandel op «ieeden. i c (*~)Post van den Neder-Rhyn, III. Deel fit 1:49. Cf) Zre onze ^W/. ftgf. V. Deel bL ^ 72 VADERLANDSCHE ge Staats- en Stadhouderlyke Conilitutie borg blyven (*). Dan laaten wy zien hoe zich, met de daad, deeze Vredesonderhandeling heeft toegedraagen. Hoewel onze Staat tot den Wapenrtilftand was toegetreeden deedt 'er zich , in het treffen van "de' Vredes Voorwaarden, niet weinig moeilykheids op; dewyl het Gemeenebest aan den Vrede wilde arbeiden onder begunfliging vanen medewerking met'Fraai* ryk, en Engeland liever zag dat het afzonderlyk handelde met het Hof van Londen. Frankryk mogt in hertekenen der Voorloopige Voorwaarden,*tot veeier verbaazing, eer beflooten hebben dan onze Gezanten gereed waren om het desgelyks te doen, dat Ryk, 't geen den Staat zo veele gewigtige dienften beivcezcn hadt, was aan denzelven nietMivcrfchillig. Nog in verfche geheugenis*e lag de beloofde wedergave onzer Volkplantingen door de Franfche Wapeïen op de Engel/eken herwonnen (f). Eleeds vóór, ot' althans onmiddelyk naa iet uitbarftcn des Oorlog, floegen de Engelfclien een greetig oog op onze Bezittingen in Oost- en West. Welhaast ladden zy onze West - Indifche Vastighesa St. Euftatius, Demerary, Esfequeho en Ber-  HISTORIE: T3 Bsrhke in hunne magt; maar moesten dezelve aan de Franfchen eerlang inruimen. In de Oost-Indien waren Trinconomale en Negapatnam , behalven eenige mindere Koopkantooren , in hunne handen gevallen : dewyl Trinconomale hun door de Franfchen weder was ontweldigd, wilden zy egter Negapatnam, op de kust van Cormandel, eene Handelplaats, in veele opzigten voor ons van 't grootfte aanbelang, behouden; een eisch van 't verreziendst uitzigt; en hier mede niet te vrede vorderden zy eene vrye en onbelemmerde Vaard in de Indifche Zeeën, op de Molukfche'Eilanden, van welke zy door Verbonden waren uitgeflooten, en daar in deel krygende, zouden zy onzen Speceryhandel, den eenigen uitlluitenden Handel ons nog overig, den bodem inflaan. Geen wonder dat de Oost-Indifche Maatfchappy, door deeze vorderingen der Engelfchcn getroffen , eene buitengewoone Vergadering van Zeventienen in 's Gravenhaage befchreef, om, in de nabyheid der Souveraine Vergaderingen, op dit Huk te raadpleegen. Zyne Hoogheid als Opperbewindhebber woonde de zamenkomst van Zeventienen by. Men oordeelde eenpaarig, dat de eifchen des Engelfchen Hofs tot niets minder ifrekten, dan om der Nedcrlanfche Maatfchappye het weezenlykfte van haare Bezittingen en Voorregten te ontneemen, en dus een doodlyken {lag toe te brengen, en XIV: BOE IC.' 1783, De Oost* Indifche Maatfchappybeklaagt zich over de Vorderingender Ew gelfchtn in 't Ü«s« ten.  XIV. BOEK. ï/83. < i i i < 2 C \ V 1 h 1 v & VADERLAND SCHË en dat men 't nimmer voor de Deek en Belanghebberen in die Maatfchappy zou kunnen verantwoorden indien1 zy van haaren kant niet alles wat van haar afhing aanwendde, ten einde de zo onregtmaatige eifchen der Kroon van En* geland, langs de meest gepaste wegen, zouden mogen worden tegen gegaan. In een breed uitgewerkt Vertoog 'vertoonden zy aan hun Hoogmogenden in Sprokkelmaand, de aangelegenheid vaii de Stad Negapatnam op zich zeiven befchouwd , en wat 'er van zou worden, indien dezelve den Engelfchcn werd afgeftaan, Voor Frankryk en de Nederlanden beide was dit hoogst gevaarlyk , eil t middel om Engeland niet alleen daar angs de ganfche kust eene volftrekté \lleenheerfching en Handeldwang te loen oefenen; maar ook de Bezittingen ler.Maatfchappye op het nabuurig Ceylon n een veegen ftaat te brengen; 't geen de Engelfchen, zelfs in Vredes tyd, door de rouwlooste trekken van ons hadden zoe:en af te troonen. De vordering der Engelfchcn om een inbelemmerde Vaard te hebben in de Oostrfche Zeeën en Kanaalen, en byzonder ok langs en aan de Specery Eilanden, ''as van geen min fchroomlyk uitzigt: '•ant fchoon 'er alleen van Vaard en van geen ïandel werd gefprooken, hielden Bevvindebbers en Hoofddeelgenooten der Oostndifche Maatfchappye het voor meer dart 'aarfchynlyk, dat het dryven van een on*  HISTORIE? ir* ^belemmerden Handel het voornaame oogmerk was onder dien eisch verborgen. Dezelve doorgaande, zou de Engelfche Oost-Indifche Maatfchappy, die in het Westen van Indie, jaarlyks zulke onnoemelyke fchatten vergaderde, ook in 3t Oosten van Indie zich bronnen openen tot nog meerdere vergrooting haarer Tlykdommen: waar door dan haar reeds zo hooggefteegen vermogen, alle maat en paaien te eenemaal zou te buiten gaan. Engeland zou derhalven hier door niet weinig vergoeding krygen voor 't verlies ^ door de Onafhangelykheid van NoordAmerica geleden. — Hard, ten uiterften hard, zou het Voor de Oost-Indifche Maatfchappy wezen wanneer zy genoodzaakt wierd, voor de balans der algemeene Vredes Onderhandeling, eene Offerande te doen, die den gèheelen ondergang dei Maatfchappye onvermydelyk naa zich zot ileepen. Zy konden hunne bevreemdins niet fterk genoeg te kennen geeven, dal men een eisch hadt gedaan, waar van d« Vorm zodanig was ingerigt, dat dezelv( veel minder feheen te bevatten , dan 'ei in de Materie van dien eisch waarlyk gele gen was. Zy doelden op het onaffcheid baar verband tusfehen de Vaard en dei HLandek zulks dat, al kon men veronder {tellen, dat 'er by Engeland geene inzig ten waren, om de Maatfchappy, dooi middel van de gevorderde onbepaald* Vaard, in haaren uitfluitenden Handel t< onderkruipen, het aan de Kroon eg xiv: BOE K* 1733* 1 l  i6 VADER LANDSCHE XIV. J30EK. < i i a 4 c ter piet onbekend kon weezen, dat,welke bedingen en bepaalingen, men ook zou willen maaken om dien Handel voor de Maatfchappy ongefchonden te bewaaren allé dezelve nogthans, by het toeftaan van de onbepaalde Vaard, ligt te leurgefteld zouden kunnen worden , door de hebzugt en kwaade trouw van hun die deeze onhepaalde Vaard oefenden : dewyl het door de uitgeftrektheid der Landen, onmogelyk was overal daar tegen de noodige voorzieningen te doen. Het bezef der onmogelykheid van zodanig eene voorziening zou het inwilligen van tm onbepaalde Vaard by het Vredesverdrag op het Gemeen zulk een diepen indruk maaken, dat dit alleen inftaat zou weezen om het reeds zo wankelend Credit der Maatfchappye ten eenemaal ien bodem in te flaan; en hadt het geen >etoog noodig , dat het ontvallen van ht Credit voor het beftaan en de werkingen van 't Lichaam der Maatfchappye net alleen , maar zelfs voor het behoud Ier Nederlandfche Oost-Indifche Bezittin;en , in den allervolften zin, doodlyk zou /eezen. Het belang eener Maatfchappye, Bé wyduitgeftrekte onnagaanbaare invloeen hadt op de welvaard van zo veele luizenden der Ingzetenen van Nederland, vier val tefiens de val zou weezen van eheele Steden in het Vaderland, en m het gansch Gemeenebest een geweligen fchok zou toebrengen, drong hun irbiedig te verzoeken, dat hun H00& MO;  HISTORIE. 17 Mogenden, geene middelen onbeproefd zouden laaten, om Engeland van die Vorderingen te doen afzien (*). Staaten van Holland over deeze Britfche Eifchen raadpleegende , toonden de Steden Dordrecht, Haarlem, Leyden , Gouda , Amfterdam , Alkmaar en Hoorn, derzelver onaanneemelykheid, en weezen ze af, de Ridderfchap, Delft en Enkhuizen verkoozen zich als nog niet te verklaaren; Rotterdam drong aan om een Gezant aan Engeland te zenden, oordeelende dat zulks aan de Onderhandelingen groot nut zou toebrengen: — 't Voorloopig Advys, door Holland, op de Vooritellen van den Heer fitzherbert , den vierden van Lentemaand ter Vergadering van huu Hoog Mogenden ingebragt , kwam neder op deeze viec hoofdpunten. 1. Dat men geen Af- ftand, hoe genaamd ^ aan Engeland zou doen. ■—■■— II. Dat men een Vrye Vaard begeerde op den voet van het Verbond der Gewapende Onzydigheid, zo als 't door Rusland was ontworpen. H '- III. Om aan te dringen op eene gevoeglyke Schadeloosftelling, en — IV. Wegens het zenden vaneen Gezant van hier na Lon- (*) Mèmorie van Consideratien, ovtr de Verderingen van de Kroon yan Engeland ten opzigie der Nederland/die Oosi-Indifche Maaifchtppy fa F eb. 1783'. VI. de ei». B XIV; boek* T783. Voorloopig Advys van Holland, wegens de Vredesvoorwaarde!^  18 VADERLANDSCHE * XIV. 15 o ek. I783. Frankvyks gedagtenover onze Eifchen. Londen te handelen. Vyf Gewesten item den hier in onmiddelyk toe. Zeeland aileen drong aan, om het Befluit, al was het maar voor ée'nen dag, op te houden ; doch het werd terftond genomen en na Parys afgevaardigd. — De wedergave van Negapatnam, en de Vrye Vaard, volgens het bovengemelde Verbond, waren de hoofdpunten, op welke men zou aandringen. De Kooplie¬ den, die de bekende by'kans onnoemelyke fchaden geleden hadden , leverden ter Algemeene Staatsvergadering Verzoekfehriften in, ten einde"van de Schavergoeding niet mogt worden afgezien; of indien dit het geval ware, dat zy dan, in hun verlies door andere maatregelen mogten worden te gemoet gekomen (*). Een Brief, door onze Gezanten ten Franfchen Hove , den vyftienden van Lentemaand gedagtekend, wees uit, hoe zy, omtrent de gemelde Punten, geflaagd waren, en by den Franfchen Staatsdienaar den Graave devergennes, en by den Heer fitz herbert. Zy hadden niet nagelaaten den eerstgemelden, nevens de kennisgeeving van dezelve-, te verzoeken om zyne Majefteit over te haaien, dat hy aan den Staat w'lde doen ondervinden de beloofde onderfteunmg , en kragtdaadige tusfehenkomst; maar konden niet verbergen geen den minnen grond gekreegen te hebben om (*) N. Ntderl. Jaarb. 1783. bl. 205. 4015.  HISTORIE?. r» om te kunnen hoopen, dat het Franfche Hof, de gefielde Voorwaarden, hoe billyk en gemaatigd ook, met eenigen gewenschten uitflag zou willen of kunnen onderfchraagen. De Graaf de vergennes fcheen zelfs verbaasd te ftaan over de weinige neiging, welke men toonde, om, in de omftandigheden, waar in de zaaken gebragt waren, door den ongelukkigen loop van den Oorlog, grootendeels door onze Werkloosheid veroorzaakt, eenige toegeevenheid te gebruiken. Hy merkte op, dat het blyven ftaan op onze gedaane Eifchen meer een begeerte te kennen gaf, om den Oorlog voort te zetten, dan om zich met Engeland te willen bevredigen. Hoe onaangenaam 't ook was om tot eenigen afftand te komen, en van zyne Vorderingen te moeten afgaan, hadt men, egter, met de omftandigheden raad te pleegen, en moest zomtyds voor de noodzaaklykheid wyken. Veel moeite hadt hy aangewend, om 't Hof van Londen te doen afftaan van den eisch op Trinconomale, en dit was het verste, waar toe hy het hadt kunnen brengen. Negapatnam was het hem onmogelyk geweest te bedingen: indien de Republiek maar iets gehadt hadt, om in plaats te ftellen, zouden de zaaken hier omtrent zich gemaklyker hebben laaten fchikkendoch kon men, daar zulks het geval niet was, zon^ der eenige opoffering te doen, op geene Bcvrediaina- hoopen. Ba We* XIV: boek» 1783^  XIV. boek. Frankryk gereed om, zonder ons, den Vrede te tekenen. i ï 5 5 '3 5 5: £c VADERLANDSCHE Wegens de Vrye Vaard, op de gron* den van de Gewapende Onzydigh'eid, twyfelde de Franfche, Staatsdienaar zeer, ot de Engelfchen wel zouden te beweegen zyn; en dat de Staat aan die erkentenis ook weinig zou hebben; hun Hoog Mogenden moesten zelve het Regt van de Onzydige Vlag doen eerbiedigen. . Niet vaardig betoonde hy zich om eenige belofte te doen tot bevordering dat Engeland van den eisch op een Vrye Vaard in de Oosterfche Zeeën zou afzien. Het verkrygen van Schadeloositellins? zag hv geheel hooploos in. b b y b Op den herhaalden aandrang onzer Gezanten, dat Frankryk, buiten de Republiek, volgens gedaane Beloften, tot geen Bepaald Vredesverdrag zou overgaan, riadt de ver gennes, zonder zich ïenigermaate tot de volbrenging daar van re willen verbinden, gezegd, „ dat ieder „ Mogenheid zyne Convenientien moest „ combineeren, dat de Republiek de haa9 re calculeerde, dat de Koning, wiens , Ryk door den Oorlog zo veel geleden , hadt,genoodzaakt was dit ook te doen, , dat men na een einde van zaaken ver, langde; dat, indien men zich fterk hadt , gepresfeerd, liet Definitif Tractaat , reeds hadt kunnen geflooten zyn; , maar dat men , eeniglyk om tyd voor , de Negotiatie van den Staat te win, nen, daar mede hadt getardeerd, en , alleen met dat oogmerk ook Couriers , na de Hoven van Wcenen en Peters- „ burg  HISTORIE. 21 J, burg gezonden , om eene Mediatie tc „ vraagen, die geheel onnoodig en van „ geene de minfte nuttigheid was ; dat „ hy hoopte, men zou van dien tyd ge,, bruik maaken, en zich in ftaat ftellen, om tot die algemeene Onderhandeling „ mede te concurreeren." Wat onze Gezanten hier op inbragten, de nadeelen vermeldende, die niet alleen het Gemeenebest, als het aan zich zelve wierd overgelaaten, zouden trefLn; maar die ook, by gevolge, op Frankryk zouden nederkomen, vondt weinig ingangs, naa dat de zaaken dien keer genomen hadden , en Frankryk zich , door eene verhaaste Tekening der Voorloopige Voorwaarden , buiten ftaat gefteld hadt, om de Eifchen van** onzen Staat te helpen onderfteunen. Den Heer f it z h er b ert, opening van hunnen last geevende, zagen zy genoegzaam alle hoop op eene billyke Bevrediging verdwynen. Zyne laatst gedaane Voorflagen, hieldt hy voor ten uiterften billyk, en betuigde, dat de Graaf de vergen nes, ze ook als zodanig aanzag; weshalven men verwagt hadt, dat de Republiek, in 't aanneemen van dezelve, geene zwaarigheid zou hebben gemaakt: hy was oek, door zyn last, verbonden, om daar by te blyyen volharden, en hadt geene bevoegdheid om aan eenige andere het oor te leen en. • Hoe zeer vreemd zy het vonden , dat B 3 men, xiv: boek. 1783. . Engeland flaatonzo Eifchen af, en dringt op de zyne aan.  22 VADE RLANDSCHE XIV. boek. men, zonder de gevraagde Ophelderingen te geeven, de gedaane Eifchen als een uiterst voorflel opdrong ; en dat de Graaf de vergennes dezelve volkomen billyk oordeelde; hoe zeer zy verklaarden, dat hun Hoog Mogenden, de beginzels der Gewapende Onzydigheid aangenomen hebbende, geene erkentenis daar toe van eenige Mogenheid noodig hadden, dat zy de Regten van de Onzydige Vlag, volgens die beginzelen, als gegrond op het Regt der Volken , by genoegzaam alle handeldryvende Mogenheden of erkend, of aangenomen, altoos onverbreeklyk zouden houden, en daar van nimmer in 't minfle afgaan. Hoe zeer zy, wegens de Onbelemmerde Vaard in de Oosterfchs Zeeën aandrongen, dat de Onderdaanen der Kroon van Groot-Brittanje nooit, in derzelver gewoone Vaard na Engelfche Bezittingen of Handelplaatzen , eenigzins verhinderd waren; doch dat men meermaalen vergeeffche klagten by 't Hof van Londen hadt uitgeftort, aangaande Handelhindernisfen door de Engelfche Oost-Indifche Maatfchappy aan de onze toegebragt, en dus opheldering verzogten om te mogen weeten, waar in, door wie, en wanneer, 'er van onze zyde belemmeringen waren veroorzaakt, die voet gaven tot den eisch van een Vrye Vaard. — Op dit. alles, kreegen zy ten, antwoord, dat, hoe zeer zyne handen gebonden waren, en zyn last volftrekc wa*  HISTORIE. 25 was om niet buiten het laatst voorgeftelde te gaan, of eenige andere Voorhagen, daar van afwykendc, over te neemen, hy het nogthans zou waagen, zyn Hof des kennis te geeyenj mits onze Gezanten mede aannamen hun Hoog Mogenden berigt te Liaten toekomen, van 't geen hy gezegd hadt, en byzonder, dat men geen hoop kon hebben, dat het Engelfche Staatsdienaarfchap iets meer zou toegeeven, dan 't zelve reeds gedaan hadt, of dat'er by eene verandering van 't zelve eenige andere geneigdheid zou te wagten weezen: dewyl de voomaamfte zwaarigheid gelegen was in den afftand van Negapatnam, en dat de Engelfche OostIndifche Maatfchappy, die veel invloeds hadt, en waar tegen men zich niet zou aankanten, onwrikbaar daar op bleef ftaan; dat de klagten over de Belemmering en der Vaard voornaamlyk haare betrekking hadden op de Vaard door de Moiukes, zonder dat hy kon bcpaalen, door wien, of wanneer dezelve waren veroorzaakt (*). Reeds vroeg in 't Jaar was jonkheer VAN HEYDËN VAN KEYNESTE1N na Frankryk vertrokken, 0111 een byzonderen last van den Erfftaahouder by dat Hof uit te voeren. Zodanig eene be- zen- (*) Brief van lestevenon van berkenrode en brantsen over de Vredesonderhandelingen 15 Maart 1783. B 4 XIV. BOEK. FTeyden van rey- nestein door zyne Hoogheid na 't Franfche Hof gezonden.  VADERLAND SCHE XIV. Boek. zending kon, in dit tydsgewrichte, niet naalaaten de nieuwsgierigheid te wekken, zo ten aanziene van het oogmerk, als van den uitflag. Omtrent het een en ander meende zy voldoening te erlangen toen zeker Dagpapier (*), met veel vertrouwen, fchreef, dat deeze Bezending ftrekte om den Koning van Frankryk te verzoeken, om het belang van den Prins ErfStadhouder, by de aaiiltaande Vredehandelingen, te begunftigen; dat hy , ten dien einde, een mondgefprek gevraagd hadt metden Graave de ver gen nes, die 't zelve aan hem toeftondt en onzen Afgezant brantsen verzogt daarby tegenwoordig te zyn. Op den gedaanen voorflag, hadt de Franfche Staatsdienaar geantwoord, dat de Republiek de daadlyke bewyzen der toegenegenheid van zyne Majefteit hadt ondervonden, en dat dezelve, by de Vredehandelingen niet uit het oog zouden vcrlooren worden; dat het belang van de Republiek een en hetzelfde met dat van het Huis van Oranje zynde, het natuurlyk was, dat met het behartigen der belangms van de Republiek, die van'het Huis van Oranje Honden bevorderd te worden; maar dat zyne Majefteit niet kon afzyn zyne verwondering te betuigen, dat zy, die zyne Majefteits belangen in Nederland waren toe- (*) De I>iemerm;irfihe Courant, van 5 Maart 1784.  HISTORIE. 25 gedaan, als gerebuteerd wierden. Waar mede dit onderhoud een einde nam en de Graaf van heyden Parys verliet. a • Dan deeze, in 's Gravenhage te rug gekomen, liet, in 't zelfde Dagfchrift, het Algemeen bekend maaken,dat de inhoud van dit verflag zyner verrigtingen geheel en al verdraayd en bezyden de waarheid was , dat noch het voorwerp van zyn last, noch de wyze op welke hy denzelven hadt afgelegd , noch de uiillag daar van, met het verhaalde eenige weezenlyke overeenkomst hadt (*). De kortltondig verzadigde nieuwsgierigheid bleef op dit tegenberigt op nieuw onvoldaan. Schoon zich weinig hoop op een fchielyken Vrede fcheen op te doen, uit het j laatst gezondene berigt der Gezanten te , Parys , kundigden eenige verfchynzels ] aan, dat de Vrede tusfehen onzen Staat ; en Groot-Br ittanje met fterke fchreeden baderdei Onder deeze telde men, dat, hun Hoog Mogenden, op kennis gee- . ving van den Heer brantsen, Ge-' volmagtigden van wegen deezen Staat te Parys , "dat alle de Ondertekenaars van den aanftaanden Vrede, met de aankomst des Hertogs van manchester uit Londen, de hoedanigheid van Ambasfadeurs zouden bekleeden, ook aan den Heer brantsen, die hoedanigheid op-' droe- f*) N. Ntderl. Jaarb. 1783. W. 85 en 403. B 5 XIV. iOEi;. 1/83. VVaarbhynlykledenran een :ort nalerenden'rede. IRANTSEM ot Am- 'as/adew )enoeratL  *6 VADERLANDSCHE XIV. Boek. ï783. Voorfla- pen van den Stadhouder , omtrent liet aanwervenvai Zeevolk, het afdanken vanVVagtfehepen,enz, 'i' .£ ( I i 1 droegen, met het Daggeld van één honderd vyf en twintig Guldens, voor extraordinaris Ambasfadeurs bepaald; en nog acht duizend Guldens boven de tien , hem tot zyne uitrusting als Gevolmagtigde toegelegd (*). Dan meer waarfchynlykheids voor den Vrede ontleende men uit eenen Brieve, door den Erfïtadhouder aan de Algemeene Staaten, den vierden van Bloeimaand, gezonden, by welken hy hun, in de tegenwoordige omftandigheden van zaaken, meende te moeten voorflaan, om de Admiraliteiten aan te fchryven, dat ze, by voorraad, zouden doen ophouden het uitbod van buitengewoone Belooningen tot aanmoediging van het Zeevolk, en om zodanige Wagtfchepen en buitengewoone Uitleggers af te danken , als dezelve , met zyne voorkennisfe, als Admiraal Generaal, zouden mogen oordeelen, dat, zonder ondienst van den Lande , konden worden gemist; en om voorts commisforiaal te maaken met de Collegien ter Admiraliteit, welke Scheden , ingevalle de Vrede mogt worden gefloten , dit Jaar nog in dienst gehoulen en op hoedanig eene wyze dezelve gebruikt zouden worden. Wat deswejen voorviel zullen wy vervolgens moeen boeken. Tus- O Mefol. Cm. 23 May 1783.  HISTORIE. Tusfehen 'sLands Capitein pruyst 'en den Gouveneur van de Kaap de Goede Hoop, was een gefchil gereezen, wegens het geeven van het Contra-Sa/ut wanneer Oorlogs- of Koopvaardyfchepen van vreemde Volken aan dien Uithoek aankwamen; zynde de Gouverneur van gevoelen, dat zulks uit het Kasteel, en de Capitein van oordeel, dat het van 's Landsfchepen moest gefchieden : weshalven de laatstgemelde vroeg hoe zich 's Lands Capiteinen op die Reede , in dat geval, te gedraagen hadden? De Gelastigden uit de Admiraliteit* Collegien, bragten voor hun Raadflag uit, dat zy, zonder te treeden in een onderzoek van het gebeurde, uit gebrek aan Heilige bevelen, 't welk aanleiding gegeeven hadt tot het vóórhellen deezer vraage, voortaan als een ftellige Order, in foortgelyke gevallen, oordeelden te moeten bepaalen, „ dat eenige Schepen 9, of Fregatten van Oorlog van den 3, Staat, komende op de Ree van eeni- ge Kasteelen, Forten, Batteryen, van „ den Staat in Oost- of West-Indien, „ door den Gouverneur, Commandeur, „ Directeur en den Raad, het zy op zich „ zeiven , het zy in een gemeeneu „ Krygsraad , aanftonds, naa het afloo5, pen der Curialien (*), aan den bevel- „ voe- (*) Hier wyzen zy, ten aanzienederCwn'c/jV», op een Befluit by hun Hoqg Mogenden den i% Sopt. 1740 genomen. XIV. 15 0 ek. 1783. Raadflag wegens, het Salut op de Reeden in de Volkplantingenvan den Staat.  fi8 VADERLAND SCHE XIV. .1783- Berigt van Gedeputeerden , wegens het Salut en ContraSalnt der Landschepen. (*} Rtfol. Gen, 1783. 28 Jury, „ voerenden Officier van 'sLands Sche„ pen van Oorlog zou moeten worden „ opgedraagen, het opneemen en beant„ woorden van het Salut yan alle Vreem„ de en Nationaale Schepen daar ter „ Reede; en dat vervolgens geen Salu„ ten van aankomende Schepen door de „ Steden, Kasteelen, Forten of Batte„ ryen van het Land zouden behooren „ te worden opgenomen en beantwoord; „ ten ware de Vreemden mogten goed„ vinden onderfcheiden eerst 's Lands „ Schepen te begroeten, en daar naa, „ beleefdheids halven, een tweede Salut „ voor de Steden, Kasteelen, For„ ten of Batteryen van het Land te „ doen, 't welk men niet kon vergen ; „ doch, wanneer het uit eigen bewee« ging gefchiedde, zou men zulks van „ 't Land mogen beantwoordden als „ eene meerdere beleefdheid; naa dat „ het Salut aan de Schepen byzonder „ gedaan, door dezelve zou beantwoord „ weezen (*)." Op de vraage, door de Bevelhebbers van 's Landsfchepen den Admiraal Generaal gedaan , hoe zy zich, in de tegenwoordige omftandigheden, te gedraagen hadden , omtrent het Salut en Contra-Salut, wanneer zy Americaanfche of Engelfche Koningsfchepen mogten ontmoeten , door hem aan hun Hoog Mogenden voer-  HISTORIE: sj> voorgefteld, bragten Gedeputeerden , naa ingenomen raadflag der Admiraliteiten, ] voor hun berigt uit; om , in de tegen- . woordige omftandigheden, het geeven van Salut en Contra-Salut tusfehen de Engelfche Koningsfchepen, en die van den Staat, en tusfehen dezelve en de NoordAmerïcaanfche Schepen, toe te ftaan; doch dat het Tractaat met Groot-Brittanje van den jaare mdclxxiv 't geen de wyze van het Salut in byzondere plaatzen van de Zee bepaalde, zyn kragt verlooren hebbende, voortaan de Regel niet meer kon weezen naar welken de Officiers zich, ten annziene van de Engelfchcn , moesten gedraagen; maar dat alle onderfcheid van Zeeën ophoudende, de rangfehikking tusfehen de Mogenheden diende gevolgd te worden: met opzigt tot dezelve was den drieëntwintigften van Hooimaand des Jaars mdcclxviii, door hun Hoog Mogenden bepaald, dat hunne Schepen geene zwaarigheid behoefden te maaken om die van alle Gekroonde Hoofden, eerst te groeten, en in zommige gevallen ook met het ftryken van den Wimpel; in gevolge hier van konden 'sLands Officieren de Engelfche Schepen in Zee, en in Havenen, of op de Reeden, van andere Mogenheden liggende, beleefdheids halve, het eerst begroeten; en dat zy, zo lang men omtrent de Saluten op Zee niet nader was overeengekomen, zodanig dienden tehan- de- XIVj i o e k; [783.  XIV. BOEK. 1783. Ver- geefsch aanbod van andere Vastigheden , in ftede van Negapatnam. (*) Refot Gen. 11 en 23 April 9 en 19 Mey 1» Juny 1783. Refol. van IIoll. 6 juny 1783. So VADERLANDSCHE delen, dat het Salut by de Engelfche^ voor eene waare beleefdheid kon worden aangezien, zonder daar over, of over het Contra - Salut, met dezelven te twisten. Dat 's Lands Officiers , daar en tegen het Salut van de NoordAmericaanfche Schepen konden verwagten, zonder het egter te vergen, en het zelve, wanneer het gegeeven werd, met een gelyk Contra-Salut, dienden te bejegenen. Schoon de Afgevaardigden van Holland, naa het raadpleegen op dit berigt, aangenomen hadden , zich nader hier op te verklaaren, bleek het welhaast, by den verderen loop der Vredehandelinge, dat zy met de Staaten der andere Gewesten, geene keuze hadden; maar den ,wil van Engeland moesten volgen (*). Onder het dringen van Frankryk, dat onze Afgezanten het Vredeswerk zouden voortzetten, en het onaflaatelyk aanhouden van Engeland om Negapatnam af te ftaan, poogde men dit te ontwyken. Onze Gezanten werden met den Bewindhebber sn den Advocaat der Oost-Indifche Maatfchappye , die zich geduurende deezen Oorlog te Parys onthouden hadden, te raade, om, in ftede van Negapatnam, een aanbod te doen van de Vastigheden der Nederlandfche Maatfchappye  HISTORIE. 5* f>ye op de Westkust van Sumatra en van Suratte. Deeze afftand vertrouwden zy zou het grootite ftruikelblok wegneemen, en Engeland, in de verdere fchikking der zaaken, alle voeglyke infehiklykheid betoonen; doch, naa een ruim tydsverloop, vonden zy zich in die verwagting te leur gefield. De Engelfche Gezanten gaven ten antwoord, dat men ten Hove dien voorflag wel in overweeging genomen; maar geheel onaanneemelyk gevonden hadt; hoe veel belangs de Nederlanders ook mogten hegten aan deeze Vastigheden, voor Engeland hadden ze niets te betekenen. Behalven dat de Engelfchen bleeven (laan op den voorbeen gevorderden afftand van Negapatnam, en de onbepaalde Vaard in de Oost-Indifche Zeeën, eischten zy, by het ontwerpen van eenige Artykelen», op welke zy meenden dat het onderling fluiten der voorloopige Voorwaarden zou kunnen gefchieden „ de verpligting om „ het Salut op Zee te geeven overeen,, komftig met het bepaalde in het „ tierde Artykel yan het Tractaat va» „ Westmunfer des jaars mdclxxiv ; „ als mede dat men, tot voorkoming „ van alle klagtcn , welke zich omtrent „ de Vaard op de Kust van Africa* van „ tyd tot tyd, hadden opgedaan, zich ,, wederzyds verbondt, om, onder gee,, nerlei voorwendzel, eenig beletzel toe „ te brengen aan den Handel van vreemde XIV. boek. I783. Na-tere Eifchen van Engeland, hat Salut en den Handel op jlfricz betreffende.  3» VADERLANDSCHE XIV. lï o i> IC. Ontwerp van een Voorloopig Tractaat door onze Afgezantenovergeleverd. I j . ] < „ de Natiën, in de Havens van een des; „ beide Mogenheden." Onze Gezanten bleeven niet in gebreke om daar tegen een ander Plan, in de gedaante van een Voorloopig Tractaat, te ontwerpen en over te leveren: waarin onder andere het aanbod kwam des afftands aan Engeland van de Bezittingen der Nederlandfche Oost-Indifche Maatfchappye op de West Kust van Sumatra en hun Kantoor te Suratte, mits dat aan de Maatfchappye te rug gegeeven wierden derzclver bezittingen in de Stad Suratte, lis ook die buiten de Stad mogten geronden worden, op het grondgebied Maaré. — Ten aanziene van de Vrye Vaard .vilden zy vast gefield hebben, dat men, binnen den tyd van drie maanden, naa de Tekening deezer Voorwaarden, van ivcderzyden Gelastigden zou benoemen, Dm de bezwaaren, zo door de Engelfche, als door de Nederlandfche Maatfchappye des wegen ingebragt, te onderzoeken, en, ten dien opzigte fchikkingen te beraanen, welke op de kragtdaadigfle wyze zouden ftrekken ten beste der beide Na:ien , welverflaande nogthans, dat men n die Onderhandelingen, ten aanzien tran de Vaard op de Molukss-, zich zou >epaalen tot den eenvoudigen Doortocht ier Schepen; dat zyne Groot-Brittannirche Majefteit zich zou verbinden tot iet ter handneemen der fterkfte middeen, om zyne Onderdaanen zich te doen uithouden van eenigen Handel, 't zy op  HISTORIE. 53 op zich zeiven , het zy by wyze van Compagniefchap , te dry ven op de Specery-Eilanden. Gereedlyk namen de Engelfche Gezanten dit Ontwerp over; doch zy toon' den tenens geen de minfte hoop te hebben, dat 's Konings Staatsdienaaren hier aan een gunftig oor zouden leenen, dat men niet zou afzien van de vrye Vaard door de Specery-Eilanden; noch van den Eergroet op Zee, op den ouden voet; noch van den vryen Handel aan alle Volken, in de Havens der beide Mogendheden op de Kust van Africa, noch van Negapatnam, of eenige andere Bezitting van gelyke waarde. Men bragt hier tegen wel in 't midden, dat het nutloos was, omtrend de Vrye Vaard door de Molukes, ietsin de Voorloopige Voorwaarden in te voegen, aangezien men bereid was om alle gegronde klagten daar omtrent, in 't vervolg, voor te komen; dat de punten het Salut en den Handel op de Kust van Africabetreffende tot de volkomene fluiting des Vredes dienden verfchoven te worden ; dat men met geene mogelykheid eene andere Bezitting van gelyke waarde, in de plaats van Negapatnam, kon geeven, 'buiten 't geen reeds was aangeboden, Maar te vergeefsch, de Engelfchen bleeven onverzettelyk, Ondertuslchen hebben zommigen gemeend zeker te weeten, dat het den Engelfchcn niet zo zeer om die Voorwaarden te doen was, dan wel om de Hollan- VI. deel. C ders rxiv. BOEK, 1783. De EngelfchenWeever) onverzsfc» telyk, Zc-mmfger oordeel over den grond \ 8H JËiigti  3* VADERLAND SC HE XIV. 15 o e ic. I783. lands onverzettelykheid, Voorflag om voor Negapatnam een Equiva* lent in Geld te gesven. ders te -beweegen, om de Voorwaarden* van Vrede te Londen, zonder tusfchenkomst van het Franfche Hof, te fluiten; dat zy dan gunftiger Bedingen, om de viïendfchap der Nederlanderen te herwinnen , zouden hebben willen toeftaan; maar niet te Parys. Wanneer de Engelfchcn, die voordeden niet zo zeer vrywillig; doch veel eer, door den invloed der Franfchen, daartoe genoodzaakt, zouden fchynen afgeftaan te hebben, in welk geval de eer en dank aan Frankryk zou 't huis komen. 'Er zyn Staatsleden ge¬ weest , die zich des zo zeer overreed hielden, és$ zy ter Vergadering van Holland Hemden om rechtftreeks iemand na Engeland af te vaardigen; ten einde te beproeven wat men daar zou kunnen verkrygen;.doch anderen vreesden hierdoor ondank by Frankryk te zullen behaalen en verkoeling in de Vriendfchap met dat Ryk te veroorzaaken. De Heer tor, voorheen Afgezant van den Staat te Venetië, werd onder de hand na Engeland gezonden; maar van zyne verrigtingen is niets uitgelekt, en men heeft'er geen gevolgen van gezien. Wat hier. van zyn moge; de Hollandfche Gezanten te Parys ziende dat zy niets vorderden, en aangefpoord door den Franfchen Staatsdienaar, en de Gezanten der andere Mogenheden , om hunne Onderhandelingen fpoed by te zetten, verklaarden „ dat, indien men volftrekt „ op den Afftand van Negapatnam, of „ iets,  HISTORIE* %B %„ iets , van gelyke waarde, bleef ftaan, en door de fchikking van dat punt al >, het overige zou worden gevonden, „ (gelyk de Engelfche Onderhandelaars nu „ en dan hadden aangeduid,) zy geneegen „ waren een Equivalent in Geld te geeven, .„ en daar over, op billyke Voorwaarden, „ te handelen." Zy dagten dat dit Voorftel, in de tegenwoordige omftandigheden, daar Engeland zo zeer om Geicf verlegen was , en dit middel voorheen meermaalen gefchillen tusfehen dat Ryk en deezen Staat ten einde g'ebragt hadt, een gereeden ingang zou vinden, 't Werd egter zeer koel ontvangen, men nam ten naauwen noode aan, 't zelve ter kennisfe van 'sKonings Staatsdienaaren te brengen, en daar op bevel af té wagten. Twee maanden verliepen "er, eer van 'Engelands zyde, hier op eenig antwoord kwam, en in dien tusfehen tyd lag de Heer tor zyne vrugtlooze boodfehap in Engeland af. In Oogstmaand gaf de Hertog van manchester onzen Gezanten te Parys te kennen; „ dat „ 'sKonings Staatsdienaars, alle de na„ dere. geuaane voorhagen in over;, weeging genomen hebbende, bevon„ den hadden , dat 'er met de daad „ flegts drie punten waren, in welke „ men voornaamlyk met elkander verj, fchiide: naamlyk de Afpanden j de Vaard in de Oosterfche Zeeën, en het bêj, dingv«» het geeven van Salut op Zee. -- "■ C 3 „ Daï XlVi boek.' i783«. Nadere aandrang van de Eisfchert der£ng^X> fckcth  55 VADERLAND SCHE XIV. BOEK. I783. ,, Dat zy van de vordering van Negapat„ nam, met deszelfs Onderhoorigheden, „ niet konden afzien; maar dat hy gaar„ ne zyne goede dienften zou aanwenden, „ dat men aan de Republiek, uit aanmer- king van het belang , 't geen zy in „ 't behoud dier Bezitting ftelde, en thans „ geen ander gefchikt Equivalent wist aan „ te bieden, voorbehieldt het regt, om „ dezelve ten allen tyde te rug te kry„ gen, wanneer zy zich in ftaat bevondt „ om Engeland, door middel van eenigen „ anderen Afftand, fchadeloos te ftel5J len. —■ Wat de Vaard in de Oos„ terfche Zeeën betrof waren 'er geene „ Onderhandelingen noodig om de Vryheid van die Vaard te bedingen; dat de Zee „ voor ieder open en vry was; dat de „ Engelfche Onderdaanen die Zeeën ook „ altoos bevaaren hadden; dat indien de „ Nederlandfche Maatfchappy hun geene „ onbehoorlyke verhindering hadt toege„ bragt, of 'er geen groove klagten, „ wegens mishandelingen, gedaan waren, „ zy deeze zaak geheel niet op 't tapyt „ zouden gebragt hebben ; dat men de „ uitdrukking daar toe betrekkelyk zo al„ gemeen hadt gefteld als mogclyk, om „ geen aanftoot aan de Republiek te gee„ ven; dat men daar van ook niet kon afwyken; en dat, wanneer men van onzen kant 't zy onmiddelyk, 't zy „ door Gelastigden, in een onderzoek van dit Onderwerp wilde komen, of „ in eene uitpluizing treeden van de klag- „ ten,  HISTOIRE. 37 „ ten, zy alle hunne oude klagten, van „ den Vrede van Munfter af, zouden „ moeten ophaalen, en ook zouden eis,, fchen bewys van het vermeend Regt ,, der Maatfchappye op de Specery-Eilan- „ den. Van den eisch omtrent het „ geeven van het Salut op Zee konden „ zy niet afzien, en zich niet verbeel„ den dat deswegens by den Staat zwa„ righeid zou gemaakt worden." Onze Afgezanten gaven hier op te verflaan, „ niet verwagt te hebben, dat het Hof van Londen, naa zo veele betui„ gingen van Vriendfchap voor de Re- publiek, en naa eene zo volkomene „ overtuiging van het belang van den „ Staat, by het behoud van Negapatnam, ,, op den Afftand van die Plaats zou heb„ ben aangedrongen , maar dat, zo de „ Vredesonderhandeling daar op zou moe„ ten blyven ftooten, zy, door den ui„ terften nood gedrongen, beflooten had„ den om in dien Afftand te bewilligen, „ onder voorbehoud , dat men van de „ Engelfche zyde aannam alle de overige „ Artykelen, zo als dezelve in het door „ de Hollandfche Afgezanten ingeleverde „ Ontwerp waren te neergefteld., en in „ byzonder, dat men niet verder aan„ drong op een onbepaalden Afftand van „ de Vrye Vaard in de Oosterfche Zeeën — „ en op eene verpligting tot het geeven „ van 't Salut met het vallen van den „ Wimpel op den ouden voet. Tot geen „ van beide deeze zaaken waren zy geC 3 5> mag- XIV. BOEK. 17.83. Gedeeltelyke Bewilliging.  $8 VADERLANDSCHE "XIV. BOEK. f?83. „ magtigd en konden zy hunne vreeze ,, niet verbergen, dat de Staat huiverig „ zou zyn om daar toe te komen. —" „ Dat zy, ten aanziene van 't eerfte, „ nogmaals moesten herhaalen, dat aart hun Hoog Mogenden nooit eenige 9» klagten waren gedaan, over het mis„ handelen van Engelfche Onder daanen in „ hunne Vaard op de Oosterjche Zeeën, .„ dat zy, integendeel wel wisten, da* „ in die enkele gevallen, wanneer zy den „ Doortocht gevraagd hadden, door dé ,, Bediendens van de Maatfchappy waren bygefïaan, en men hun in nood behulp: „ zaam ware geweest; maar dat men „ teffens ook had tegengegaan het voor3, neemen, 't geen zy nu en dan fchee„ nen te willen uitvoeren, om Verboden „ Handel te dryven; dit hadt de Maat3, fchappy gedaan, op haar Regt; een „ Regt dat zy ook door niemand Jcon „ laaten fchenden. Hadden de Engelfche „ Staatsdienaars geene geneigdheid om » over dit ftuk in onderhandeling te „ treeden, het ware dan beter dit punt » geheel niet te roeren. Wat aanbelangde het begroeten op Zee, men kon niet begrypen hoe men thans, ftJ van de zyde van Engeland, kon aan„ dringen op een beding dat het Salu» 3, op den ouden voet zou gegeeven wor3, den, dat men alleen een Verdrag van „ Vrede maakte, en "het Algemeen Regt s, der Volken ten rigtihoer bleef, dat volgens 't zelve, en ook volgens de» Mn-  H I S T O R I E; 39 Engelfchen eigene Helling, alle Zeeën vry „ waren, en dus op geen grond het gee„ ven van een blyk van erkentenis van s, een byzonder Eigendom kon worden gevorderd." Dan, hoe zeerzy deeze bewyzen uithaalden, en door de kragtigfte redenen aandrongen, vorderden zy ?er niets mede. Van de Engelfche zyde bleef men 'er vast op ftaan, dat dit de laatfte bevelen waren, en men geene vryheid hadt, om, welke Voorftellen 'er ook mogten gedaan worden, eenigzins daar van aftewyken. Van dit alles, en den hachlyken ftaat der Onderhandelingen, gaven de Hollandfclie Gezanten kennis aan den Graave d e Ver gen nes. Deeze betuigde zyn leedweezen, dat hy, door het mislukken zyner poogingen , welke hy verzekerde onophoudelyk by het Engelfche Staatsdienaarfchap te "hebben aangewend, hun Hoog Mogende.n niet hadt kunnen overtuigen van den waaren yver, waar mede hy bezield geweest was om hunne belangen meerder te bevorderen; maar dat hy wen nig middel zag, om de Engelfche Staatsdienaars, die door hunne gemaakte Overwinningen meenden , een hooger regt te hebben, en op de Republiek de groote opofferingen, welke zy aan andere Mogendheden hadden moeten doen , eenigzins zogten te vernaaien, van hunne onverzettelykheid en opgevatte denkbeelden te rug te brengen. Uit den mond diens Franfchen StaatsC 4 ' die-. XIV. boek-; Frankryk en Spanje gereed om met Engeland :c fluiten*  XIV, Boek Voorloopige raadflag van Holland om in de Eifchen Van Engeland te bewilligen. 40 VADERLAND SCHE dienaars verftonden onze Gezanten, dat i de zaaken tusfehen Frankryk Spanje en Engeland geheel vereffend, en de vvederzydfche Verdragen, in tegenwoordigheid der Staatsdienaaren van de beide Keizerlyke Hoven, vergeleken en thans in 't net gebragt waren, en dat men met de lekening zou hebben kunnen voonvaaren, zo hy niet geoordeeld hadt, dat men met behoorde te overhaasten, vóór dat zaaken met Holland desgelyks waren vereffend. — - Hy voegde 'er nevens, dat, terwyl de tegenwoordige gefteldheid van zaaken in Europa volftrekt vorderde, dat, door het fluiten van den volke-men Vrede, alles aan wederzyden tot eene volmaakte rust werd gebragt, en de andere Mogenheden, die aan den Vrede deel hadden, met veel yvers op het volkomen fluiten en tekenen aandrongen, de Hollandfche Gezanten wilden te wege brengen, dat aan de raadpleegingen van den Staat allen fpoed wierd bygezet, en zy'welhaast mogten voorzien worden met een Befluit 't geen hun in ftaat ftelde om een geheele afkomst van zaaken te maaken. (*) Staaten van Holland bragten, den zes en twintigften van Oogstmaand een Raadflag uit, by welken werd vastgefteld, om, indien het onmooglyk was, door behulp van (*) Sfief van LESTEVENON VAN BERfcEN- ïODEMBiANTiES over de Fredesonderhan. deltngen 13. Ausr, I1783.  HISTORIE. 47 van 't Franfche Hof, betere Voorwaarden te bedingen, volgens den laatften Eisch 1 van Engeland, Affiand te doen van Ne- ■ gapalnam, in de vrye Scheefpvaard door : de Molukfche Eilanden te bewilligen, als mede in het Salut ter Zee toeteftemmen. Een Postbode met den voorloopigen Raadflag van Holland werd aan de Gezanten te Parys gezonden (*). De aandrang des Graaven de vergen nes, hoe fterk reeds, vermeerder-' de toen hy, op den vyf en twintigften van Oogstmaand, zich by onzen Afgezanten vervoegde en hun verwittigde, dat de Engelfche Afgezant, en het Hof van Londen, dermaate aanftonden op het bepaalen van den Dag tot het tekenen van het Definitief Tractaat, dat hy niet langer zich daar aan wist te onttrekken, dat het Franfche Ryk, zo wel als. dat van Spanje, by het verwylen der Tekeninge, 't welk alles in een volkomen onzekerheid ftelde, zo veel leeden , door het onderhouden van een groote Krygsmagt in andere Werelddeelen, en het belemmeren des Handels, dat hy, zo wel alsde Graaf d' aranda, 't niet langer op zich durfden neemen om dezelve uit te Hellen, dat men alles gedaan hadt, om tyd te winnen: maar dat 'er, nu zo veele dagen verloopen zynde, zonder dat onze Ge- (*) Secr. Refol. van Holl. 26 Aug. 17183. NNederl. Jaarb. 1783. bl. 1378. C 5 XIV. ; o ê k. \andrang >m het luiten tc verhaasten.  4& VADERLANDSCHE XIV Boek. Befluiten met vier Gewesten dest/egengenomen. Gezanten verzekering konden geeven; wanneer zy met een Staatsbefluit tot af-v doening der zaake zouden voorzien zyn? men eindelyk zich hadt moeten bepaalen, en dat de Dag, dien de Hertog van, manchester reeds op morgen wilde gefield hebben, op naastkomenden Satur- dag beflemd was. Op voordragt onzer Gezanten, om eenigen tyd te winnen , konden zy geen onbepaald uitftel verkrygen : maar ' wisten de Franfche Staatsdienaar en de Spaanfche Afgezant by den Engelfchcn te verwerven, dat de Dag der Tekeninge verfchooven zou worden tot op den derden van Herfstmaand, terwyl zy, van hunnen kant, aannamen terflond een Postbode af te vaardigen, met verzoek om zo tydig vóór den bepaalden dag met een eindelyk Befluit te mogen voorzien worden, dat zy met den Hertog van manchester het nodige zouden kunnen beraamen en alles in dien flaat brengen, dat zy, ten gelyken tyde, ons Tractaat zouden kunnen tekenen (*). Ter Algemeene Staatsvergadering was een berigt ingekomen onzer Gezanten, dat, hoe zeer zy door den ongunfligen uitflag der Onderhandelingen , door verfcheide zamenloopende omftandigheden veroorzaakt, tot op dit oogenblik on-. (*5 Brief van lestevenon van berkenrode en srawtsen 25. Aug. 1783  HISTORIE. 43 onzeker waren, van de wyze op welke zy dezelve zouden kunnen fluiten, als mede van den tyd wanneer zulks zou kunnen gefchieden , zy egter gemeend hadden hun Hoog Mogenden in_ bedenking te moeten geeven, of zy niet zoude kunnen goed vinden hun de noodige bevelen te geeven, hoedanig zy zich by de Eventueele Tekening van het Vredes Tractaat zouden behooren te gedraagen, ten opzigte van de Plenipotentiarisfen der Hoven van Weenen en Peters* hurg , die, op uitnoodiging der Hoven van Frankryk, Spanje en Engeland, naa dat de Preliminaire Vredes - Artikelen waren getekend, door haare Keizerlyke Majeiteiten volmagt bekomen hadden tot het aanwenden hunner goede dienflen , of wel tot het ondertekenen der Detinitive Tractaaten. Men vondt goed van wegen den Staat, by de Eventueele Tekening van het Vredes Tractaat, onze Gezanten te volmagtigen, de gemelde Plenipotentiarisfen, tot dit zelfde uit te noodigen. De Afgevaardigden van Gelderland, Zee-; land en Stad en Lande verklaarden op deeze zaak ongelast te zyn en verzogten een korten tyd uitftel eer men tot een befluit kwame; doch de vier Gewesten gingen 'er mede door. Desgelyks namen, hun Hoog Mogenden, dien dag 's avonds vergaderd zynde, naa het ontvangen des Briefs de Dagbepaaling der Tekening vermeldende, met vier Gewesten een Befluit, overeenkom- flig XIV. BOE K. I783.  xrv. boek. 1783. 3 5 3 5 3 3 > 3: 3: '3! 35 33 >• 33 33 t w 33 3» 44 VADERLANDSCHE ftig met den voorloopigen Raadflag van Holland, om, wanneer "alle Vertoogen by den Engelfchcn Afgezant, ftrekkende om hem de onregtmaatigheid en hardigheid der buitenfpoorige Eifchen op nieuws ten fterkften onder 't oog te brengen, en den Graave de vergennes, het harde het beledigende, 't welk Engeland van den Staat vergde, met leevendige kleuren te fchilderen, vrugtloos mogten bevonden worden, „ als dan, met betrekking tot de „ afgevergde overgave van Negapatnam, „ mitsgaders van de vrye Vaard in de Oos, terfche Zeeën; en het doen van het ge, vorderde Salut, zo veel toe te geeven , als de noodzaaklykheid zou vorderen, , om voor te komen , dat de tegen, woordige Onderhandeling niet wierd af, gebrooken, zodanig dat de Republiek , daar van alleen zou worden uitgefloo, ten, en omvervolgens, des noods, met , inwilliging der voorfchreevene Voor. waarden, tot een afkomst van zaaken, , op de beste en minst nadeelige wyze, voort te vaaren; niet te min zorgvuldiglyk in 't oog houdende, dat, met opzigt tot de Oosterfche Zeeën, de vastflelling alleen tot de vrye Vaari bepaald en. daar onder geen Handel begreepen wierd; en dat ten aanziene van het Salut, alle inroeping van of wyzingop voorheen beftaan hebbende, doch nu vervallene Tractaaten, zorgvuldig vermyd en alleen en eenvoudig bepaald zou worden: dat men met op-  HISTORIE. 45 zigt tot het Salut wederzyds zou bly,, ven by het gebruik 't welk des aan- : „ gaande, vóór den Oorlog, hadt plaats ■ „ gehadt, terwyl men voor het overige „ vertrouwde dat het punt der vrye Vaard ,, op de Kusten van Afrka in geene „ verdere overweeging zou komen (*)•" Ingevolge van dit Staatsbefluit Helden onze Afgezanten hunne meermaals aangewende poogingen, om beter Voorwaarden te bedingen, te werk, doch met denzelfden ongunfligen uitflag. Het ftuk der vrye Vaard en Handel op de Kust van Africa werd door de Engelfche», weder opgehaald, en konden onze Afgezanten, niet dan met veel moeite, naa de allerhevigfte twistredenen, welke zomtyds tot eene hoogte liepen, dat zy voor eene geheele afbreeking der Onderhandeiinge vreesden, in de bepaal ing van het Salut ter Zee, het ontwyken dat men zich gedraagen zou overeenkomftig met het vierde Artykel van het Tractaat van Westmunfter des Jaars mdclxxiv. De voorloopige Voorwaarden, omtrent welker bepaaling men zo veel, en zo lang, gearbeid hadt, werden eindelyk, den tweeden van Herfstmaand, getekend, en behelsden de volgende Elf Artykelen. I. „ Zo ras de Preliminairen geratiü- „ ceerd (*) Refol. Gen. 28. Aug. 1783. Courier v*n Europa 1. D. bl. ie. XIV.' 5 o ek. 783. Inhoud der voorloopigedoorkaarden;  46" VADERLAND SCHE XIV. Boek. 3 J 3 3 3 3 'i > 3 •>! e ccerd zullen zyn, zal de opregte erf „ ftandvastige Vriendfchap tusfehen zyne „ Groot - Brittanifche Majefteit deszelfs ,, Ryken , Staaten en Onderdaanen en de Staaten Generaal der Vereenigde Neder3, landen en derzelver Staaten en Onder,, daanen, van welk een rang of hoeda- nigheid dezelve mogen weezen, zon„ der onderfcheidinge van Plaatzen of „ Perfoonen, herftefd zyn, derwyze dat . de Hooge Gontracteerende Partyen de „ grootfte oplettenheid zullen waarnee,, men om onder zich en derzelver Staa„ ten en Onderdaanen ^ de Vriendfchap „ en wederzydfche goede Verftandhouding, „ te handhaaven, zonder in 't vervolg „ te gedoogen, dat van de eene of an„ dere zyde noch ter Zee, noch te „ Land, eenige vyandelykbeid gepleegd „ worde, om wat oorzaake of onder welk voorwendzel het zou mogen zyn. Men , zal zorgvuldig vermyden alles wat, in , het toekomende, de gelukkig herftelde , Eensgezindheid zou kunnen ftooren, , zich in tegendeel verbindende, om in , alle gelegenheden , voor elkander we, derzyds te bevorderen alles wat toe , kunne brengen aan hunne Glorie, aan , hunne Belangen, en onderlinge Voor, deelen, zonder rechtftreeks of van ter , zyde eenigen byftand of befcherming , te verleenen aan den geenen, die eenig , , nadeel zou willen toebrengen aan de , een of de ander der Hooge Contractee, rende Partyen: alles wat 'er mogt ver- „ rigt  H I S T O R i e: \f £ rigt of begaan zyn vóór of zedert het „ begin van den Oorlog, zal in algemee„ ne vergeteldheid weezen. II. „ Wat aanbelangd tle Eer der Vlag '„ enhetSalot ter Zee, door de Schepen „ der Republiek voor die zyner Groot-Briï„ tannifcheMajefteit, hier in zalrefpective„ lyk gehandeld worden op dezelfde wyze,' „ als 'er vóór het begin van den thans .,, geëindigden Oorlog heeft plaats gehad. III. „ Alle de Krygsgevangencn van de „ eene en de andere zyde gemaakt, za „ te Land als ter Zee, en de Gyzclaars, „ die 'er geligt of gegeeven zyn, geduu„ rende den Oorlog, en tot op deezen „ dag, zullen te rug gegeeven worden ,, zonder Rantsoen, binnen den tyd van zes Weeken, ten langften te rekenen van den dag af, van de uitwisfeling s, der Ratificatie deezer Preliminaire Ar, tykelen, betaalende ieder der Mogenheden refpectivelyk de uitgaven, die 'er gedaan mogten zyn voor den Leef5, tocht en voor het Onderhoud dier Ge„ vangencn, door den Souvrain van 't 5, Land, alwaar zy gevangen zyn gehou?, den geweest, overeenkomftig, de Hand3, tekeningen, en vastgeftelde Staaten en „ andere wettige Tytels, die van de w eene en de andere zyde zullen worden „ opgeleverd, en zullen 'er wederzyd„ fche verzekeringen worden gegeeven j,, voor de betaaling der Schulden, welke „ gezegde Gevangenen in de Staaten „ hunner Gevangenisfe zouden hebben mo- XIV: BOEK, i^3«  XIV. BOEK. I783. 3 3 3 >: a.% VADERLANDSCHE „ mogen maaken, tot aan den tyd van „ derzelver volkomene Vryheid. Voorts „ zullen de Schepen, zo wel van Oor33 log als Koopvaardy , die 'er mogten „ genomen zyn, naa de verfchyning „ van de tyden der ophoudinge van „ de Vyandlykheden ter Zee bepaald, „ msgelyks ter goeder trouwe te rul „ worden gegeeven, met alle derzelver „ Uitrustingen en Laadingen. Men zal „ voorzien in het ten uitvoer brengen van „ dit Artykel daadlyk naa de Uitwisfeling „ der Ratificatie van dit Preliminair Trac„ taat. IV. „ De Staaten Generaal der Ver„ eenigde Nederlanden ftaan af, en guaran„ deeren in vollen eigendom aan zyne ,, Groot - Brittannifche Majefteit, de Stad „ Negapatnam met alle derzelver aan„ hoorea; doch aangezien het gewikt , 't welk de Staaten Generaal der Ver. , eenigde Nederlanden ftellen in de Be, zitting der gezegde Stad, belooft de , Koning van Groot-Brittanje, ten teken , zyner Goedgunftigheid jegens de boven, gemelde Staaten, niet tegenftaande den i gezegden Afftand, met Hoogstdezelven , te zullen handelen, wegens wedergave , van dezelve Stad, ingevalle de Staaten, in het toekomende, iets evenwaar, digs aan zyne Majefteit hebben aan te 1 bieden. V. „ De Koning van Groot-Brittanje ! zal aan de Staaten Generaal der Verleenigde Nederlandtfi weder te rug gee- „ ven-  Ü I S T O R I E. H ven Trinconomalo, even als alle andere ,, Steden, Forten, Havens, en Bezittin- gen, die, geduurende den tegenwoor„ digen Oorlog veroverd zyn, door de „ Wapenen zyner Groot-BrittannifcheMa.„ jefteit, óf door die der Engelfche Oost„ Indifche Maatfchappye , eh welke „ Hoogstdezelve in bezitting mogt heb„ ben, alles in den ftaat waar in zy zich zullen bevinden. VI. „ De Saaten der Vereenigde Ne„ derlanden belooven en verbinden ziclï „ van de Vaard der Britfche Onderdaa- nen in de Oost-Zeeën niette zullen be- lemmeren. VIL „ Alzo 'ër gefchillen bntftaan zyrt,' tusfehen de Engelfche Africaanfche „ Maatfchappy en de Holldndfche West„ Indifche Maatfchappy, betrekkelyk tot de Vaard op de Kusten van Africa, „ als mede ten aanziene van de Kaap j', Apóllonia, is 'er, om alle redenen tot „ klagten tusfehen de beide Natiën op die „ Kusten te voorkomen, beflootendatmen „ van de eene en de andere zyde Com„ misfarisfen zal benoemen, om ten dieii „ einde behoorlyke (chikkingen te maaken. VIII. „ Alle de Landen en Teritoiren, |, die 'er zouden mogen veroverd zyn,' „ of die 'er nog veroverd mogen wor- den, in welk Werelddeel het ook zys; „ door de Wapenen van zyne Groot„ Brittannifche Majefteit, óf doör die „ van de Staaten Generaal, welke niet in de tegenwoordige Artykelen begree- VT, jjeel, D j, pen XIV; boek; 1783,  go VADERLANDSCHÉ XIV. BOEK. 1733. „ pen zyn, noch in de hoedanigheid van „ Afftand, noch in die van Wedergave, ,, zullen zónder verhindering en zonder „ vergelding worden te rug gegeeven. IX. „ Alzo het noodzaaklyk is een vas„ ten tyd te ftellen voor de Wédergee„ vingen en Ontruimingen, die 'er zul„ lep te doen zyn is beflooten, dat de „ Koning van Groot - Brittanje Trincono„ nialo, als mede alle de Steden, Lan„ den, en Teritoiren, waar van zyne „ Wapenen zich hebben meester gemaakt, „ en welke zy in bezitting zullen hebben, „ met uitzondering van 't geen by dee„ ze Artykelen wordt afgedaan aan zyne „ Groot-Brittannifche Majefteit, zal doen „ ontruimen op denzelfden tyd dat de a, wedergaven tusfehen Groot -Bfittanje en „ Frankryk zullen gedaan worden. De „ Staaten Generaal zullen, op denzelfden „ tyd, wedergeeven de Steden en Teri„ toiren, welke hunne Wapenen op de Engelfchen in de Oost-Indien hebben „ veroverd, ten welken einde de noodi„ ge bevelen zullen worden afgevaardigd „ door een ieder der Hooge contrac„ teerende Partyen , met wederzyd„ fche Vrygeleidbrievèn voor de Sche3, pen, die dezelve daadlyk zullen over„ brengen, naa de Ratificatie van deeze Preliminaire Artykelen. X. „ Zyne Groot ■ Brittannifche Maje- fteit en de Staaten Generaal belooven, „ oprecbtlyk en ter goeder trouwe, alle s, de Artykels in dit tegenwoordig Pre- „ limi-  HISTORIE. Si £ liminair Tractaat begreepen en vastge„ field te zullen in agt neemen, en zy „ zullen niet gedoogen, dat daar tegen j, rechtltreeks of van ter zyde, door „ hunne Onderdaanen eenige inbreuk ge„ maakt worde. Voorts guarandeeren de voorgemelde Hooge contracteerende „ Partyen algemeen en wederzyds el,, kander alle de bepaalingen der tegen„ woordige Artykelen. XI. „ De Ratificatie der tegenwoordige „ Preliminaire Artykelen in behoorlyke „ en goede orde afgevaardigd zynde, ,., zullen uitgewisfeld worden in de Stad „ Parys tusfehen de Hooge contracteeren„ de Partyen, binnen den tyd van ééne j, Maand, of eerder zo mogelyk, te reke- nen van den dag der Tekeninge van de „ tegenwoordige Artykelen (*)•" Wanneer de Engelfchen de Eifchen gedaan hadden, die grootendeels in deeze voorloopige Artykelen werden ingewilligd, ftrekten ze ten onderwerp der Raadpleegingen in byzondere Gewesten : wat deswegen te doen viel zal ons uit een en ander Haal blyken. Staaten van Friesland , de hachlyke omftandigheden, in welken zich de Staat bevondt inziende, oordeelden een deezer drie flappen te moeten doen. Of de Voorwaarden door En* £*) Verjlag van lestevenon van Ber» Ken rode en brantsen wegent de Vredcf JPrtlmimiren tt JParys- D 2 xrv.' BOE IC, Raadflag xznFries/and, wegens de Vredes Voorwaarden;  XTV. BOEK. : j .1 i 1 §z VADERLANDSCHE Engeland aangeboden af te flaan, en, m'ettegenftaande de verdere Oorlogende Mogenheden mogten voortgaan met den Vrede te fluiten, den Oorlog met Grost- Brittanje voorttezetten. Of, ftaande de Onderhandelingen in Frankryk met het Engelfche Staatsdienaarfchap, rechtftreeks te handelen, en voordeeligerVoorwaarden van Vrede te bedingen. Of, eindelyk, op de best mogelyke wy^ ze, zelfs op de alleszins harde", thans aangebodene Voorwaarden, tot den Algemeenen Vrede toe te treeden. Buiten twyfel fielden zy, dat het eerfte verre weg best, zo niet eeniglyk, zou ftxooken met de Waardigheid van de Re^ publiek, en alzins overeenkomen met het Stelzel door Friesland van den aanvang des Oorlogs af, voorgefteld en ftandvastig gevolgd. Naamlyk om de Republiek alle haare kragten te doen infpannen, ten eiude den tegenwoordigen Oorlog op het yverigfie door te zetten, en zich daar door, voor nu en altoos, van den fchadelyken en fchandlyken invloed van Engeland op dit Gemeenebest te ontlaan. Meermaalen hadt Friesland deeze Jenkwyze aan den dag gelegd, en weï :>yzo:ider in 't begin van den Oorlog, loor het voorflaan eener Verbintenisie net^ Frankryk, waar doormen, zo wel >y 't voeren van den Oorlog, als by 't luiten van den Vrede, eene gemeene :aak met dat Ryk zou hebben gemaakt, '/elke Voorflag, egter, geene verdere uk-  historie; 53 jiïtwerking hadt, dan dat d??elve by hun Hoog Mogenden was Commisforiaal gemaakt, zonder dat 'er zelfs immer eenig Verflag van was uitgebragt. Friesland hadt dit doel betoond in de andere Bondgenooten voor te gaan, met het afwyzen van eenen byzonderen Vrede met Groot - Brittanje, onder zeer, fchoon fchynende Voorwaarden der Republiek aangeboden. Friesland hadt doen zien hoe zeer het haar ernst ware den Oorlog met nadruk door te zetten, wanneer het, by 't niet uitvoeren der geordoneerde Expeditie na Br est, aan de overige Bond» genooten hadt voorgeflaagen , niet 'alleen om de Schuldigen en Nalaatigen in deezen te ontdekken; maar voornaamlyk om het zo zigtbaare verkeerde Beituur in het Zeewezen, zo mogelyk, te verbeteren, en de hindernisfen in de uitvoering van de Bevelen der Hooge Overheid eens voor al uit den weg te ruimen. Welke pooging geen gelukkiger uitkomst dan de eerstgemelde gehadt hadt; de rondgaande Brief, ten dien einde aan de Bondgenooten afgevaardigd, was door geen derzelven beantwoord en hadt verder geene gewenschte uitwerking erlangd. Van dit voortzetten des Oorlogs vonden zy zich, uit aanmerking van de ongunftige Directie, tot dus verre in den Oorlog gehouden, en de geringe uitwerking hunner welmeenende poogingen tot verbete ring van dezelve, en het vooriützigt, da D 3 dl XIV. BOEK. I »  54 VADERLAND SCHE xrv. feOEK. 1783. j i < < c e t r v 2 li b u h di hc en nij de ve be; pit die op gelyken voet zou worden voort-* gezet, genoodzaakt af te zien. Geen minder zwaarigheids vonden zy in den tweeden voorgeflagen weg, fchoon het zeer mogelyk, en huns bedunkens, zeer waarfchynlyk was, dat men, door rechtftreeks met Engeland te handelen, het_ behoud van Negapatnam, en veelligt eenige meerdere infchiklykheid omtrent het Artykel der Vrye Vaard in de Oosferfche Zeeën, zou kunnen bedingen, het ïogthans niet min zeker ging, dat deeze runfle van Groot-Brittanje op geen voordeliger, zo niet nog vernederender voor-; vaarden zouden te bekomen zyn, dan •nder vernieuwing van de voorgaande, oox dat Ryk trouwlooslyk gefchondene, n naar hun belang uitgelegde, Tractaaïn; door welken hap de Republiek zich iet alleen vrywillig, meer dan immer te ooren, aan het juk van Groot ■ Brittanje 3u onderwerpen; mair zich ook veel* ;t, met de betrekking tot onze andere na.mrige Mogenheden, in geen min ver-» itziende omftandigheden brengen. Dat 'er, derhalven, in den allerwegen immerlyken toeftand van 't Gemeenebest, e nog aanmerkelyk verergerde, door t afdanken van bevaaren^Matroozen, het intrekken der uitgeloofde Belooïgen tot aanwervinge, geen ander midl fcheen over te fchieten, dan zich, hoe rnederend het ook mogt weezen, te saaien om deel te krygen in den Algeenen Vrede j waarom zy in het tekenen  HISTORIE. ëS aen der voorloopige Voorwaarden Hemden (*). Op den Gelderfchen buitengewoonen Landdag, waar men te raade werd, omtrent den Vrede met Groot-Brittanje, zich by Holland te voegen, lieten de Jonkheeren van nyvenheim, cappelLen tot de marsch, lynden van oldenallert en zuylen van nyeveldt, zich in deezer voege hooren, „ In de hachlyke eji aller„ jammerlykfte omftandigheden, waar in „ de Republiek zich bevindt rr- omftan„ digheden te wege gebragt en voortge„ fprooten enkel door den verraadlyken invloed van Groot- Brittanje op ons ge„ heele Staatsweezen — invloed, welke „ nog heden onze Conftitutie op des„ zelfs fundamenten doet daveren, en, „ die, zo dezelve niet kragtdaadig, door „ deeze lang getergde Natie, wordt te„ gengegaan en vernietigd, voorzeker de „ gewisfe ondergang van het Vaderland „ zal ten gevolge hebben, zou het voort„ zetten van eenen regtvaardigen Oorlog, ons op de onregtvaardigfte wyze aan„ gedaan, voorzeker het gefchikfte midJ? del zyn, om eenen afgematten uitwen „ digen Vyand paal en perk te zetten, „ en die verderflyke inwendige Cabalc, die „ met denzelven onze Vryheid en Wel„ vaard den hartader heeft afgeftooken, voor » 4- C*) JRe/ol. van Friesland 25 Aug. 1783. D 4 XIV. boek. 178c-. Betuigingen van eenige Gelderfche Edelen omtrent de Vredesvoorwaarden. .  xiv. Boek. §6 vaderlandsche ,, altoos te verpletteren. En hier. toe ?' zou bv deeze Natie moeds en vermo>, gens genoeg zyn; ja, ons Gemeene„ best was hier toe overvloedig genoeg » ln f«at> 20 maar niet dezelfde verder„ vende invloed, alles, wat ook werk5, ïteiüg zou kunnen worden gemaakt '. » ,met vrugtloqs deedt worden. Waarom « er voor ons gefolterd Vaderland niet V ander.s fchynt over te fchieten,5 dan, „ om p dit oogenblik, den Vrede, zo „ als die voorgefchreeven en tusfehen de „ Oorlogende Mogenheden gearrefteerd » is, aanteneemen, om zeker anderzins „ nog erger, waar onder voórnaamlyk dé „ vernieuwing der oude Tractaaten met 3, Engeland, voor te'komen. ,;, Wy voor ons zullen de Conclufie, „ om zich dien aangaande ce voegen met " 7 ,RefoIutle m Holland , aanzien \ V. ^°,c , kunnen voor ons, als verantwoor» delyk zynde aan de Natie, het prefen»■ te tegenwoordige Gellacht, ' nimmer » onze toefïemming geeven tot het flui" {,en Jan z«Jk een fchandlyken Vrede. &n hier door, Ed. Mog. Ileeren! handelen wy overeenkoinftig met ons zo * dlkm™ls te deezer plaatze geuit 'SyuV , ma relatief tot de behandeling van , zaaken in deezen Oorlog. ' Wy heb, ben, by aanhoudenheid, met "andere ' 'LelclcnJ van het Bondgenootichap , £è-; ' miteerd tot het uitwerken eéner for> meele Ahantie met Frankryk, zo die , riadt mogen^plaats hebben, zou de Re-  H I S T p III E. $r 3~ publiek nimmer tot dit 'vernederende j, predicament gekomen zyn. Wy heb'„ ben de gevolgen voorfpeld van bet „ verleenen' der' Bepaalde. Convoyen en ?, van het uitftellen der toetreedinge tot de 5, aangebodene Gewapende Neutraliteit. — '„ Wy hebben meermaalen " gedoleerd, 3, over zo wonderlyke Inactiviteit en ver„ keerde Directie onzer Marine , waar door wel moest volgen, dat men on- zen Vyand in de hand werkte. ■ : „ Omtrent het mislukken der Expeditie na 9, Br est hebben wy ons op zyn tyd ver„ klaard, en de Disobedientie, die daar by heeft plaats gehad , aangezien als „ het kenmerk van 't gevaar , 't welk „ voor de Digniteit en het behoud der Re„ publiek daar uit zou volgen, zo niet 3, daadlyk efficacieufe mefures daar tegen „ werden genomen. En wat be- „ hoeven wy meer over deeze zigtbaar# „ tegen alles aanflrydende Directie der „ Marine te fpreeken? Het zo onlangs s, willekeurig buiten dienst Hellen van „ eenige Oorlogfchepen, en het afdan3, ken van zulk een aantal Matroozen, „ daar de Republiek nog met een ver„ raadlyken Vyand in Oorlog was, (trekt ,1 overvloedig ten bewyze, dat de achter5, dogt der geheele Natie meer dan te „ veel gegrond is. Wy laat en dan 3, de gevolgen deezes rampzaligen Vre3, des voor rekening en verantwoording „* dergenen , die ze bewerkt hebben ; 3, dat deezen hun gedrag verdeedigen by D 5 „ eene XIV. BOEK.  XIV. BOEK. Onder- fcheide Oordeelveilingen, wien de fchuld dier vernederendeVredesVoorwaardenfoekwam C*) N. Nedcrl. Jaarb. 1783. bl. 1477. 58 VADS'RLANDSCHE „ eene Natie, die met geene volumineus „ ie gedrongene Dcfenfien te vrede is; „ doch die alle waare poogingen tot be,, houd van het Vaderland naar waarde „ weet te fchatten, Wy zullen ons, „ wegens ons gehouden gedrag voor des„ zelfs Vierlchaar tragtcn te zuive» ren. (*)." In de daad Vredes Voorwaarden van dien aart, als nu beftemd lagen, konden door geen der Partyen in den Lande, met een gunfiig oog worden aangezien. Lik Whde zich vryen van daartoe aanleiding gegeeven te hebben, en zogt den anderen de fchuld op den halzc te fchuiven._ Getuigen hier van de veelvuldige Schriften te wederzyden uitgegeeven. Schoon derzelver voordragt buiten ons beftek loopt zal het daar van niet vreemd weezen, ter blootlegging van de volmaakt ftrydige denkwyze der Partyen, uit twee Schryvers, hoofdzaaklyk deezer wederzyd. fche belchujdigingen by te brengen. . Een buitenlandsch Nieuwsfchryver, die zich over de zaaken onzes Lands, meermaalen- in 't brede en op eene fchampere wyZe uitliet, tekende, ten deezen opzigte, aan._ ,, Een zekere Gebeurtenis, welke wy „ niet te zeer kunnen aandringen, en „ die wy bidden, dat door den Regter, ,, voor wiers Vierfchaar wy deeze groote h zaak bepleiten, nimmer uit het ooge „ ver-  HISTORIE. 5V p, verboren moge worden, is, dat het 9, van de Hollanders heeft afgehangen om ,, die Voordeden en Bezittingen te rug te ontvingen , welker verlies thans hun„ ne onbillyke klagten doet ontflaan, en 5, welk verlies zy met nog meer onregts, „ toefchryven aan het Hoofd hunner Repu„ bliek, of aan zyne Raadslieden. \Vy zyn grondig onderrigt, dat een aanzienlyk Perfoon , reeds zints Louw„ maand jongstleden, de Hotland,che Ge„ zanten heeft aangeraaden, om de Zee „ over te fteeken en rechtftreeks met „ het Hof van Londen zelve te hande- „ len. Waarom hebben zy dat niet „ gedaan? Waarom heeft de bovendry„ vende Cabale hun daar toe niet gelast? Waarom anders, dan om dat deeze gewild heeft, dat 'er mishagen ,, begaan, en fchaden zouden geleden ,? worden, met dit zeker en bepaald oog„ merk om de blaam van dit alles op die „ geenen te werpen, welker verderf zy „ beflooten heeft. Voor een oogenblik „ toegegeeven zynde, dat de fchuld ge„ heel aan de zyde van den Statdhouder is, zo hebben zyne Vyanden, die a, in de hunnen alles vermogen, het in hunne hand gehad om dezelve te herftellen waarom hebben zy dit niet ge- ,, daan ? Welk een wreede en bui- „ tenfpoorige Staatkunde heeft hun aan„ gezet om de belangen van het Gemee„ nebest op te offeren aan het nog wreev Azï vermaak om hun Hoofd te ver- „ vol- XIV. BOEK. I783.  XVI. boek. 60 VADERLANDSCHE » volgen, en alle hunne rampen aan hem „ te verwyten! (*)" * Deeze taal, als zeer hoonend voor de Hoofden van 't Gemeenebest door veelen aangemerkt, wederfprak een binnenlandstoen geen min opgangs maakend Schrvver, die volmondig de mislukte poogingen tot de handelingen over een afzonderiyken Vrede met Engeland erkend hebbende het met aangaan van denzelven aan de volgende redenen toefchryft, „ om dat „ de Regeenngsleden , de fovendryvende. „ Labale genoemd, te weeten de Regee» ring van Amflerdam, byzonder de Pen„ honansfen van berckel en vis„ sc her, als mede de Dordrechtfche. „ Penfionans DE gyzelaar, en eeni„ ge andere Penfionarislen van andere „ Nolland/che Steden; de meeste Leden der Staaten van Friesland; en de cap„ pel lens, eene al te grondige ken„ nis , zo uit de Gefchiedenis der ,, voonge Eeuwen, als uit het onder„ vvys hunner eigene dagen, verkreegen „ hadden, om met onwederlegbaar over„ tuigd te zyn, dat alle afzonderlyke " VcrbintemSlen die ons Gemeenebest , met het Ryk van Engeland aangegaan * badt , regelrecht waren uitgeloopen , op het verderf en den ondergang van , onzen Staat Om dat zy alle de nood,. zaaklykheid eener tegenovergeflelde « Ver- C*) Courhr du Sas-Min. No. 74.  HISTORIE. 6ï ,, Verbintenis tusfehen dit Gemeenebest ,, en het Franfche Hof met de verlichtlïe „ en helderziendfte oogen befchouwden, „ en duidlyk zagen, dat eene afzonder„ lyke Handeling met Groot- Brittanje het ,, fteeds bedoelde middel was om ons ,, van den Koning van Frankryk af te „ trekken. Om dat zy, als waare Va„ derlanders , door geen verkeerde in„ zigten gedreeven, eenmaal het onver„ wrikbaar befluit genomen hadden om $, de Republiek van Nederland te ont- kluisteren v;tn alle de ketenen, die 't „ zelve, tot hier toe, aan Groot-Brittanje „ hadden vastgehegt, en om, eindelyk, „ eene vaste en onverbreekbaare Ver„ eeniging met Frankryk uit te werken. ,-, Te verlicht waren zy, om niet te kun„ nen voorzien, dat alle de Onderhan. ,, delingen, die in onze Republiek, voor „ al naa zulk een teifterenden Oorlog van den kant der Britfche Kroone te heb„ ben uitgeftaan, met dat Ryk zou kun„ nen aanvangen, op niets anders zou- den uitioopen dan op de volmaakfte „ te_ leurftellingen van alle de billyke 5, Eifchen, die de Natie het regt had;: 4, om, by die gelegenheid, aan hetzelve ,, te doen; en dat voorts alle die byzon„ dere Onderhandelingen op niets anders zouden hebben nedergekomen, dan op i, de herftelling en vernieuwing der oude „ Tractaaten, en het bepaalen der ge„ legenheden , langs welke Groot - Britp tanje, naar vereisch van deszelfs ondeE- ,, fchei- XIV. BOEK,  6a VADERLANDSCHS XIV. li O E K, I783. 'Amjlerdam verontfehul- •digd Ontworpen Ar dres der Kooplieden daar terStede „ fcheidene omftandigheden, de noodigs „ voorwendzels zou kunnen vinden om „ ons de onregtvaardigfte Oorlogen aan „ te kondigen. Overeenkomftig met het een en ander was het hun openbaar, „ dat het belang der Republiek vorderde „ om nimmer wederom in eenig Verbond, „ hoe genaamd , met Groot - Brittanje te „ ftaan : dewyl dit Ryk de beftaande „ Tractaaten nimmer nagekomen of geëer„ biedigd, maar dezelve,in tegendeel, naar „ eisch van deszelfs belangen, geduurig ver„ anderd of vernietigd, ja onophoudelyk „ getragt hadt om dezelve als vergiftig,, de Wapenen tegen onze wezenlyke „ belangen en duurgekogte Vryheid aan ,, te wenden (*)." Men vondt 'er, die onder de medewerkende oorzaaken van het omhelzen deezer vernederende Vredes - Voorwaarden in de eerfte plaats ftelden , eene Laaghartigheid en Onverfchilligheid der Burgery van Amfïerdarn, en der Kooplieden in 't byzonder, als die, in hun Scheepvaard, zich van de Vlaggen der Onzydige Mogenheden bedienende, dezelve met geen gering voordeel voortzetten; en daarom, minder dan voorheen, zich voor 't algemeen belang in de bresfe ftelden. Dit baatzoekend inzigt moge by eenigen gewerkt hebben, (f) algemeen was - (*) Courier van Europa. I. D. bi. 35. Ct) Post van den Neder-Myn, IX. D. bl. Ilfc,  HISTORIE. VADERLANDS CHÉ heden, niet voorzigtig zou zyn, tot voo?* koming van alle wanorde, dat men den Hove van Holland, Gecommitteerde Raaden, als mede de Regeering van 'sGrannhage, van dit oogmerk kennis gaf; op dat men zodanige maatregelen zou in 't werk ftellen, als zy, in gevolge van deeze kundfchap, noodig zouden oordeelen. Het gefchiedde. En keurde men ook het Voorftel van Delft goed, dat de Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden zou blyven voort duuren (*) Op de aankomst der voorloopige Vredesvoorwaarden , vergaderden de Algemeene Staaten, en zonden ze na de Gewesten ter goedkeuring. By meerderheid van zes Gewesten, Zeeland, niet toeftemmende, befloot men tot de Ratificatie of Bekragtiging der Voorwaarden, die den zeven en twintigften van Herfstmaand na Parys werd afgezonden. Toen ter Staatsvergaderinge van Overnfel, over dit bekragtigen gehandeld en er toe befiooten werd, liet Jonker vaist ÏER cappellen TOT DE pol ;ich deswegen, op deezen trant hooren. , Het is met die verontwaardiging, met » dien fpyt, met dien geoorloofden lust , tot wraakoefening, die elk rechtfeha, pen Liefhebber van zyn getergd en , mishandeld Vaderland, op dit oogen1 blik moet gevoelen, dat ik my ge- „ nood-  fi i S T O R I e; <5? 35 nooddwangd vind rnyne toeftemming j,- te geeven tot de Preliminairen , die i ,,■ List, Trouwloosheid en Geweld, en . dat nog wel onder de aanhoudende be- ■ j, tuigingen van Vriendfchap, van Bond3? genootfchap, van weezenlyke Hoogagting, van Vreugde over alles wat het geluk en den voorfpoed van deeze „ Republiek kan bevorderen, ons afpers- 33 fen- ., . De gevoeligheid, wegens de opeen-' ftapeling van mishandelingen , welke ,, onze ftille, vreedzaame, doch thans j, ongelukkige Natie ondervonden heeft van het Britfche Ryk, dat Iteeds on3, zen ondergang zogt, fteeds ketenen „ voor ons fmeedde, en daar met behulp» „ van zyne Binnenlandfche Vrienden nog; 3, mede bezig is — de begeerte tot eené „ regtvaardige Wraak, een Christen-Volk± „ in ons geval, zeer wel betaamende —* j, de fchaanlte over onze Vernedering — ,-, de zugt om onze fchande met het „ bloed onzer Erfvyanden uit te wis,;, fchen, — deeze öndereengemengde 3, aandoeningen hebben my wel eens doera „ wenfchen, dat de Natie liever het 3, uiterfte, ja haaferf geheelen Ondergang 3, zou waagen, liever dan zich onderwer3, pen aan de harde Vredesvoorwaar3, den , die ons , als een overwonnen ,*j Volk, dat even als een tweede Carthngó ,-, door de Romeinen van deezen tyd, tót der» 3, ondergang, tot eene ganfche uitdelging §, gedoemd is, worden voorgefchreeven; i O E KÓ  6% VA DERLANDSCHE XIV. BOEK. „ Zo denk, zo gevoel ik als Particulier „ Als zodanig zou ik, met harten ziel; „ zo ver myn zwak vermogen {trekt, „ de ftoutfte maatregelen, daar ooit eenig ,, Volk, welks geduld ten einde getergd „ is geweest, toe heeft beflooten, tots den laatften druppel van myn Bloed, „ mede ten uitvoer brengen. Doch „ als Regent, meen ik, in deezen nood„ lottigen toeftand, daar wy den Vyand „ van binnen en buiten hebben, de voort„ zetting van den Oorlog niet te mogen „ aanraaden. Ik zou my egter, ook „ niet bevoegd rekenen, om, zonder „ uitdruklyken last des Volks, welks „ rekenfchapfchuldige Dienaar ik ben, „ tot deezen Vrede, die zo wel als de „ voortzetting des Oorlogs doodlyke ge„ volgen kan hebben, te Hemmen, was „ het niet, dat het Volk, door het niet „ doen van Adresfen tegen denzelven, „ gelyk het tegen den Afzonderlyken „ Vrede met Engeland deedt, genoeg„ zaam getoond hadt, dat het deezen „ Vrede , gelyk het by eene bedaarde „ Staatkundige befchouwing ook met de „ daad is, als het minfle der twee voor3, gefielde kwaaden, aanzag. „ Ik geef daarom myne toeftemming „ tot deeze voorloopige Vredesvoorwaar„ den, die egter, zo als men het de „ onkundige Gemeente gaarne zou voor„ ftellen , niet een gevolg zyn van de „ weinige onderfteuning, welke wy van » Frankryk genooten — van Frankryk., „ waar  HISTORIE. 69 „ waar aan wy alles hebben dank te wee-» „ ten, wat wy nog hebben overgehou„ den! Maar die het Werk, het Mees„ terftuk zyn der geenen, die tegen „ alle Vóórhellen, Aanmaaningen, Ver-r „ zoeken, Bidden, Smeeken, Eifchen -» „ ja tegen de openlyke en hun bekende „ Verantwoording des ganfchen Volks „ van Nederland, de zaaken, vóór, en „ geduurende den 'Oorlog , zo hebben „ gelieven te beftuuren, dat 'er niets „ anders dan deeze fmaadlyke, en met „ de oogmerken van onzen Vyand best „ ftrookende, Vrede op kon volgen. „ Thans zal ik my niet inlaatcn tot „ eene omftandige ontvouwing van alle Ge„ beurtenisfen, die wy, in deeze bittere „ dagen beleefd hebben , ik zal enkel „ herinneren, dat ik, reeds in den Jaare „ mdcclxxiii, in tegenwoordigheid „ van den Heer Erfftadhouder, op de zc „ hoognoodige verfterking der Zeemagt 5, heb aangedrongen, met by voeging da „ de Zeelieden zich zo fpoeciig niet lie „ ten dresfeeren als de Recruten ter „ Lande. Van tyd tot tyd is in dit Ge „ meenebest, dezelfde aandrang gefchied „ 'Er is dus, om zich zodanig te wape a, nen, dat wy of deezen Oorlog , o , ten minften deeze verderflyken Vredi „ niet zouden hebben beleefd, tyd ii }, overvloed geweest, ja in ruimen over *, vloed. > Het heeft door den Ze „ gen des heer en, aan geen Gel ontbrooken. Men heeft het voordec E 3 g< XIV. boek. 17Ü3. ï 1 | 1  JTf VADERLAND S C HE XIV. ^ o e k. 3 3 3 3 3 3! 33 3. „ gehad van niet door het Onweer ovet„ vallen té worden; maar 't zelve van „ verre zien zamentrekken, en ons niet ,, dan langzaamlyk naderen.; Wy hadden ?, evenwel, toen het op ons losbarstte, geene Vloot, die aan het vermogen der 3, Republiek, en aan het gevaar, waar 5, in men voorzien kon, dat zy ftondt as te komen, geëvenredigd was. De Oor33 log begon. Wy hadden eenige''Sche?, pen klaar. Men bouwde 'er andere 33 bY- wy kreegen eindelyk een gansch „ met onaanzienlyke Zeemagt gereed. „ Haare minderheid in 'getal en grootte „ der Schepen werd ' dubbeld : vergoed door de bekende en betoonde Dapper„ heid onzer Zeelieden; door de nadee„ lige omftandigheden van onzen Vy„ and; door de gelukkige gelegenheid, die ons de Voorzienigheid aanboodt, doch die moedwillig en onverant„ woordlyk verfmaad is, om onze zwak„ kere Magt, op de wyze van alle vcrt, ftandige Volken, by die van de Vy, anden van onzen afgeftreeden en uit, geputten Vyand te kunnen voegen; , om Leden te kunnen worden van'een , magtig en overwinnend Bondgenoot, fchap, en op de Vredehandeling, daar , wy thans enkel als Befchcrmelingen , van Frankryk verfcheenen zyn, als , Medegenooten, aandeel te kunnen kry, gen, in alle de Voordeden, die het Bondgenootfehap des Huizes van Bourbon behaald heeft en thans geniet. „ Doch  HISTORIE. 71 s, Doch waar toe gebruikten wy die j, Vloot? Welk een afbreuk hebben wy j, 'er aan den Vyand, welk een' dienst „ aan onze Vrienden mede toegebragt? „ Waarom zyn 'er niet by tyds, en tyd „ is 'er genoeg geweest — eenige weini-, js ge Schepen, na de Oast-Indien gezon„ den, alwaar eenige weinige Schepen, 9, gevoegd by deMagtvan hyder aly „ en de Franfchen, een fpoedig einde „ aan den Oorlog zouden hebben ge„ maakt ? Waarom zyn onze ligte Sche„ pen niet afzonderlyk uitgezonden, en „ in plaats van ze te laaten rotten, bej, fteed om den Koophandel van onzen 3, Vyand te onderfcheppen, en te ruineeren, si gdyk het Congres van Noord - America „ gedaan en 'er zich zeer wel by bevon3, den heeft? Waarom heeft men, door „ middel van Subfidien, onzen Vyand „ niet uit Noord- America beflookt, daar 3, men door middel van dezelven, de „ Americaanen in ftaat zou hebben ge„ fteld om Schepen in Zee te brengen en den Vyand te belemmeren? Waar- om? Doch eindeloos waare het „ deeze Stofte uit te putten, en zal ik 3, hier nog maar alleen aanmerken, dat „ het toch aan iemand moet hebben ge„ haperd! Iemand moet de fchuld heb„ ben! 'Er is geen uitwerkzel zonder „ oorzaak; zonder eene oarzaak , die „ kragtig genoeg is in haare werking „ om het uitwerkzel daar te kunnen 9, Hellen! M E 4 5, ïfe XIV, BOEK, !783.  XIV. boek. \ 5 ?2 VA DE RL AND SC HE » ^ Seef dan myne Toeftemming, „ doch met die verklaaring, dat ik nim„ mer, tot geen prys , hoe genaamd, „ zal medewerken tot eene vernieuwing „ yan eenige der oude en thans vernie„ tigde Verbonden met een Volk, dat „ zich aan geene Verbonden houdt' lan„ ger dan met zyn belang overeenkomt; „ ja alleen naauwe Verbintenisfen met „ ons zoekt met geen ander oogmerk " d'?n. 0111 ons» onder derzelver begun„ ftiging, te gemakiyker in Ketenen te ,', fluiten, en het overblyfzel onzer krag-, „ ten, die wy in deszelfs juk reeds groo„ tendeels verfpild hebben, als nog en„ kei tot deszelfs nut en voordeel, ge„ lyk een onmededoogend Planter met „ het bloed en zweet zyner Slaaven „ Handelt, te befteeden en dienstbaar te maaken." Uit hume's Historie van Groot-Brittanje (*) het gedrag der Engelfchen ten opzigte van ons Land aangeweezen hebbende, vervolgt de Ridder; „ Ik ver„ trouw, dat onze Natie thans te zeerom„ trent haare waare belangen verlicht is „ dan dat ze zich door een Negapatnam „ zoulaatente rug lokken in die ftrikken », welke zy thans ontkomen is. Ik hoop „ zy zal begrypen, dat, fchoon de Oor- 93 log C*) Deeze aanmerkelyke Plaatzen zyn te %TUe *erk xm dIS *  HISTORIE. 73 „ log gelukkiger hadt kunnen uitvallen, i de flaaking nogthans, der oude Verbintenisfen met onzen natuurlyken Vy,, and, dat de verbrceking der begroeide ,, boei jen waar mede hy ons zo lang heeft weeten gekluisterd te houden, „ met Negapatnam niet te duur betaald is. Ik wagt, derhalven, dat de Natie, welke poogingen eene fterke Factie ,, ook moge aanwenden, om 'er haar toe te beweegen, nooit tot die laag,, hcid zal komen, om te dulden, dat deeze Aterlingen hun oogmerk bereiken, en het genoegen fmaakcu van de ,, Repukliek wederom onder de voorige „ Afhanglykheid van Engeland gebragt „• te hebben. ,, Verviel de Natie tot zulk eene „ laagheid, ('t geen ik nogthans onmo„ gelyk reken,) zo ware het vrugtloos, ,, dat eerlykc Lieden, hun rust, hun gcnoegen , ja hunne veiligheid , langer aan haare redding opofferden, en zy „ zou niet beter verdienen dan, als een Volk, daar geen redden aan is, aan haar noodlot overgelaaten te worden. ,, Maar ik verwagt, in tegendeel, dat de Natie, het Volk van Nederland, wegens Moed en Vryheidsmin zo zeer beroemd, ffeeds voor oogen zal hou„ den het zeggen van den Graave de „ verg en nes aan onze Staatsdienaa,, ren Dat Frankryk, in den Jaare mdcclxiii, ook een ongelukkig lot f9 hadt moeten ondergaan, en zich genoodE 5 zaakt XIV. b o e k. 1703.  XIV. BOEK. 'lïeclands misnoegen, wegens het 1 bepaalen j der Vre- ( des voorwaarden, < buiten ^ 0 N. Nederl. Jaarb. 1783. b!. 163,4. 74 VADERLANDSCHE zaakt hadt gevonden , ie harde Pbor~ „ waarden aan te neemen, die door En„ geland aan 't zelve werden yooïgefchrie„ ven. Dat het egter daar door zyne „ Waardigheid niet hadt verkoren; maar zich in ftaat gefield, om, by ontfiaende „ gebeurtenis/en, aan geen even ongunftig ,, lot blootgefield te zyn. Ik ver- „ wagt, dat de Natie haare Waardigheid „ Indagtig, niet zal nalaaten de poogingen „ der welmeenende Regenten , die tot „ hier toe te zwak bevonden zyn om haa„ re zaaken een gunftiger keer te doen „ neemen, zo veel immers in haar is, „ te onderhennen, en dat deezen, ajdus „ door het Vermogen des Volks ge„ fterkt, die maatregelen blymoedig zul- len mogen by der hand neemen en „ tot een geweuscht einde brengen, die „ 'er nodig zyn om voortaan de booze raadflagen der Vyanden van onze Vry,, heid en Welvaard te verydelen, ja om „ zelfs deezen Vrede , tot een Zegen „ voor ons Vaderland te doen ftrek„ ken. (*)." Zeeland, 't weikin de Bekragtigingder roorloopige Vredesvoorwaarden niet was oegetreeden, betoonde, in een Staatsbe-. luit, ter Algemeene Staatsvergadering )vergeleverd, by 't welk de Staaten van lat Gewest 'er in toeftemden, een hoogland misnoegen over den gehouden handel,  HISTORIE, 75 Zy betuigden ten uiterften verbaasd te Haan over de alleszins ongeregelde en eJgendunklykê handelvvyze, niet alleen gehouden by het vastftellen van den naderen Last voor de Staatsdienaaren ten Franfchen llovc; maar ook by het bepaalen der Vredesvoorwaarden, in welke beide gevallen men met zo veel verhaastings te werk gegaan was, dat van wegen drie Gewesten geen last hadt kunnen worden geuit. Dat zy aan Staaten van Holland, of van de andere Gewesten, geenzins eenig meerder regt of bevoegdheid konden toekennen, om, vooral in Punten van zulk een gowigt, op eene beflisfende wyze, derzelver gevoelen aan een minder getal hunner Mede-Bondgenooten tot eene wet te Hellen, rechtdraads ftrydig met de heilzaame gronden der gelukkige Regeerjngsvorm, waar op zy nimmer eenigen indragt, van wien het ook ware, konden gedoogen, en zich derhalven niet langer mogten onttrekken om op het ernftigst aan te dringen, dat deeze ingefloopene misbruiken ten kragtigflen mogten tegengegaan, herfleld, en aan hun, en de overige Bondgenooten, behoorelyke gelegenheid gegeeven worden, om zich op alle zaaken van gewigt, naar derzelver aart, te kunnen beraaden, en hunne Afgevaardigden van derzelver oogmerk te verwittigen , overeenkomftig het onbetwistbaar Regt allen op gelyken voet toekomende* Terwyl zy, in gevalle 'er onverhoopt aai! XIV. BOEK. toeftemming der Staaten van dat Gewest.  f6 vaderlandsche XIV. BOEK. .1783. DeMeerderheidin Zeeland wil eene nadere Ondcrhandeïing me Engeland aanvangen. aan deeze wettige eifchen nietwierd voldaan , zich eindelyk in de onaangenaame, doch tevens onvermydelyke, noodzaaklykheid zouden vinden ora bedagt te weezen op het in 't werk ftellen van kragtdaadige middelen; het zy door zich niet langer verre boven vermogen te bezwaaien met het helpen draagen der gemeene Lasten, ten behoeve van een Bondgenootfchap, waar in men het regt tot het beduur en de behandeling der algemeene zaaken, niet aan één of meer der Leden afzonderlyk, maar te gelyk aan allen toebehoorende, niet liet gelden, of wel op zodanig eene andere wyze als zy tot handhaaving hunner bezwoorene Regten zouden vinden te behooren. Zy moesten die Befluiten aanmerken als op eene onwettige, en met de gronden van Regeering lïrydige wyze genomen, en de gevolgen van zodanig eene handelwyze overlaaten voor rekening der geenen, die deeze ongeregeldheid begaan hadden. In de Bekragtiging der voorloopige Vredesvoorwaarden toegeftemd hebbende, wilden zy, dat ter Algemeene Staatsvergadering, wegens Zeeland, zou worden verklaard, „ Dat Staaten van Zee' ,, land, reeds lang vóór het uitbarften „ van den Oorlog, en wel by het raad,, pleegen over het verleenen van Onbe,, paalde Convoyen na de Havenen der toen Oorlogende Mogenheden, van be„ grip geweest waren, dat men zich, aangezien den zwakken fiaat van De- fen*  historie; 7) £ fenfie, waarin de Republiek zich bevondt, „ zorgvuldig 'moest wagten maatregels te neemen, die eenig misverftand ten gevolge „ zouden kunnen hebben, of waar door men den Staat zelve aan eenen Oorlog zou ,, bloot ft'ellen; terwyl zy ook nog, op den „ eerften van Slachtmaand des Jaars mdcclxxx, by herhaaling, hadden „ aan de hand gegeeven, om, op eene „ vriendlyke wyze, te tragten het ongenoe- gen tusfehen het Hof van Engeland en deezen Staat gereezen, uit den weg ,, te ruimen, liever dan, in plaats van „ zulks te onder ftaan, wegen in te flaan, waar door men zich alhaast zou kunnen ,, genoodzaakt vinden tot het vtrlaaten der ,, zo wyslyk gekozene Onzydigheid, zonder „ in behoorlyken ftaat te zyn om zich zei- ven nevens de uitgeftrektc Volkplantingen ,, en den Handel, te befchermen; dat zy, in „ 't begin van den Oorlog, herhaalde „ Vertoogen by hun Hoog Mogenden „ hadden gedaan, om als nog den weg „ van Onderhandelingen met Groot - Brit„ tanje over de gereezene" Gefchillen, „ in te flaan: vermids de Republiek bui„ ten ftaat was om op het onverwagtfe ,, zich in .eenen Oorlog te begeeven , om „ dus nog voor te komen de fchadelyke ,, gevolgen , welke daar uit moesten „ ontftaan, doch dat alle die Vertoogen ,, en Aanmaaningen vrugtloos waren ge„ weest, en de uitflag van zaaken maar ,, al te zeer die gemaakte zwaarigheden „ hadt bewaarheid. Staaten van „ Ze$- XIV: boek.  XIV. boek. Wat de Minderheid aldaar 'er teijen iribragt. C*} Nat. van Zeeland azt Sépt» 17*3, ft VADERL ANDSCHE »i Zeeland b'egfeepen, met hun Hoog ,, Mogenden, dat men alle poogingen. moest in 't werk Hellen om het Hof ,, van Groot-Brittanje te beweegen tot „ het bewilligen in betere en met de „ belangen der Republiek meer overeën91 komftige Voorwaarden dan de Preli„ minairen begreepen, die zy aanzagen' „ als alleszins bezwaarende, ja zelfs ü ruineus voor den Handel, ën byzonU der voor de Oost-Indifche Maatfchap,, py; en dat, ter bereikinge van dit ,, heilzaam oogmerk, ten fpoedigften en ,, op de beste wyze, nadere Onderhan„ delingen met dat Hof behoorden te „ worden aangevangen (*)." Het laatfte gedeelte van dit Staatsbefluit ging by lange na niet eenftemmig door. Jonkheer van lynden, van wegen den Stadhouder als Eerfte Edele, nevens de drie Steden Middelburg, Goes en Tholen, hadden de Meerderheid op Zierkzee, Veere en Vlisfingen. In welker voege deeze Minderheid op dit Huk dagt kan best worden opgemaakt uit eenige trekken, des breeden Raadflags vznZierkzee. ,, De zaaken," dus fprak de Raad dier Stad, „ de zaaken dus verre gekomen „ zynde, dat de Republiek verpligt is „ den Vrede, zo als dezelve haar wordt „ voorgefchreeven, aan te neemen, komt „ het ons gan.sch ontydig, ja verdrietig „ voor  HISTORIE. 79 ii voor, al wederom van nieuws op te haaien, de gevoelens die Zeeland in „ den beginne van den Oorlog gevoed ,, heeft. Het is ons meer dan eens voor- gekomen , dat dezelve in verfcheide ,, Staats-rapporten, zodikwils herhaald, 5, zeer gepast en nuttig waren, vóór de 5, openbaare uitbarfting van den Oorlog, maar dat dezelve naderhand, door ver- fcheide opkomende omftandigheden, ,, onnut geworden, en thans geheel te ,, verwerpen zyn: want, van den eenen ,, kant, doet men, naar ons begrip, ,, eenigen der Bondgenooten een ingewik,, keld vetwyt, even als of zy, door eene. kwaade en min omzigtige handel„ wyze, het Ryk van Groot-Brittanje „ tot den Oorlog getergd hadden, 't geen te eenemaale vreemd is van „ onze denkwyze: en , van den anderen „ kant, zou men veelligt de Patriuttifche ,, Sentimenten, die hun Ed; Mogenden „, tot hier toe bezield hebben, eenigzins „ regtmatig by de geheele Natie verdagt ,, maaken, door de onregtvaardige han,, delwyze va'n het Hof van Groot-Brit- tanje te willen pallieer en, en in een „ gunftiger daglicht ftellen, dan de ge„ heele Natie dezelve met regt befchouwr, „ en zich in dier voege de verontwt,: r„ diging van de Ingezetenen op. den hals te haaien, en eene afkeerigheii by de overig e Bondgenooten verwekken. *, Daar het immers onbetwistbaar zeker j, is, dat de de. l^oon van Engeland nimmer XIV. BOEK* 1783.  8o VADERLANDSCHE XIV. BOEK. I783. ,, mer de Republiek den Oorlog hadt » aangedaan , ter oorzaak dat dezelve „ tegen de wederzydfche Tractaaten te „ werk ging, of zich van eene flinkfche „ behandeling ten opzigte van dezelve „ bediende; maar alleenlyk benydende den bloei en wel vaard van deeze Re„ publiek en haare Ingezetenen, en be„ dagt zynde om de Goederen en Bezit„ tingen van deeze zo voorfpoedige Na„tie te plunderen en klein te maaken, „ den Koophandel onherftelbaar te ver„ nielen, de bronnen van haar welvaard „ af te fnyden, en eindelyk, op de ru„ ine en den geheelen Ondergang van dit „ Gemeenebest, haare overwinning te „ vestigen, en haare geledene fchaden ,, te verhaalen aan eenen Bondgenoot, „ die ongewapend was, in wiens 'boezem „ zelfs de Medewerkers van zyn ver„ derf fchuilden, die, of onder de hand, „ of in 't openbaar, den Vyand op alle „ mogelyke wyze tragtten in de hand te ,, werken, om daar door den uitgebrei„ den Koophandel van deeze Republiek „ te befnoeijen, en dezelve alzo op het „ veragtlykst te vernederen, in alle wel„ ke droeve onheilen de ondervinding „ beweezen heeft, dat die Mogenheid „ maar al te wel gehaagd is. „ Ook begrypenwy, dat het tegenwoor„ dig Systema van deeze Provincie geen„ zins is te compasfeeren, met het ge„ fustineerde by den beginne van den „ Oorlog, maar integendeel, dat, daar » de-  H I S T O ft I E'! V, dezelve zo menigmaal haaren welmee- nenden yver heeft aan den dag gelegd om den Oorlog met luister te helpen „ voeren , dezelve veel eer bedagt be„ hoorde te zyn om denzelven röem- ,', rugtig te helpen eindigen. Dan, }, dit laatfte onmogelyk zynde, vermee,, nen wy, dat, in de tegenwoordige omftandigheden, niets onbeproefd be,, hoort gelaaten te worden om deeze Republiek een fpoedigen en beftendi„ gen Vrede te befchikken. Niet door: afzonderlyk met Engeland te handelen, ,', gelyk wordt voorgeilaagen, maar te ,, tragten dien te bekomen door onder,, {leuning van het Franfche Hof, welks ,, Vriendichap, geduurende deezen Oor„ log, zo duidlyk betoond^ billyker wy,, ze doet verwagten, dat hetzelve in dit ,', tydftip zich niet zal onttrekken om, „ zo veel mogelyk, tot het daarftellen van ,, zodanig een Vrede het zyne toe te bren,, gen: deeze Vriendfchap behoorde aange„ kweekt en geen tyd verzuimd te. wor,', den, om uit te werken, dat onze Gezan,, ten, door den Graave de vergen,, nes onderfteund, zo fpoedig moge,, lyk, den volkomen Vrede flooten. „ Wy begrypen zeer wel de gewigtigej ,-, Bezittingen, welke de Republiek aan den Vrede zal moeten opofferen, en j, de verdere gevoelige, flageii, welke j, haar daar door zullen worden toege- bragt; maar begrypen te gelyk, dat };, alle uitftel daar van en vooral het af- -VI. deel. E, 20*5 XIV? boek,"  U VADERLANDSCHÈ XIV. BOEK. 3783. zonderlyk handelen tusfehen deeze „ Republiek en de Kroon van Engeland, „ hoe genaamd ook, aller verderfiykst vooor de Republiek moet worden aan- gemerkt, en nimmer by haar in aan„ merking komen, als kunnende tot niets „ anders ftrekken, dan tot derzelver volko„ men ondergang, en om haar wederom , ,, door nieuwe Verbintenisfen, te hegten „ aan eene Mogenheid, waar van dezelve, „ zo wel in Vrede als in Oorlog, niet ,, dan de vernederendfte behandeling „ heeft moeten ondergaan , en haar af „ te trekken van de Vriendfchap met eene Kroon, die, geduurende deezen „ Oorlog, zulke gewigtige bronnen van haaren Welvaard heeft behouden, en ,, die, door zodanig een Afzonderlyken ,, Handel, veelligt aanleiding zou kun„ nen gegeeven worden , dat dezelve 3, zich by vervolg onthieldt om deeze 3, Republiek andermaal te helpen en by 3, te ftaan. En als dan vertrouwen a, wy, dat, zo wanneer men na de waare „ bronnen van alle de door deezen Oor,, log berokkende Onheilen naauwkeurig zoekt, en de Aanleggers daar van „ overeenkomftig dezelve ftraft, en men y, nu eindelyk ook eens geleerd hebben„ de , de vervalle Zeemagt deezer Re3, publiek op eenen aanzienlyken voet ,, tragt te brengen, en in werkzaam3, heid te houden, deeze Republiek we3, derom haaren ouden luister en roem „ zal bekomen, waar door dezelve zich » eer-  historie; 83 g éertyds geëerd voor haare Vrienden „ en geducht voor haare Vyanden ge- maakt heeft (*)•" . Korten tyd naa het tekenen der Vredes Voorwaarden, gaven Gecommitteerde Raaden van het Zinder Kwartier in overweging, om de Wagten op de Stranden, en verdere Krygsbefchikkingen aan de Kusten gemaakt, te doen ophouden, en het Gefchut van de Wallen van Brielle, HeUevoet/luis, en Goedereede en op andere Batteryen in 's Lands Magazynen te bergen. Die van het Noorder Kwar¬ tier waren een flap verder gegaan, eri maakten bekend, dat zy, terflond, op» het aankondigen des Wapenftilflands^ naar 't voorbeeld van vroeger tyden, de Wagters op de Stranden hadden afgedankt en de Wagthuizen doen fluiten y 't geen zy oordeelden veilig te kunnen én tot ontlasting van de Uitgave te moeten doen: Ook hadden eenige WagtersS hun bedankt : vermids zy, Zeelieden zynde, by den flilftand van Wapenen zich weder ter Zee begaven : alleen verzogten deeze Gecommitteerde Raa? den te mogen weten hoe met wederopeifchen der Geweeren aan de Landzaaten San de Stranden uitgedeeld, en met het Gefchut op de Batteryen en de verder© Krysrsbehoeften te moeten handelen. — Eerlang kfeegen de eerstgemeiden vryheid orrS C*) Mét; van gitUnci 18 Sopt, 1733.. F 2 xi¥. BOEK. 1783. De Krygstbe» rustingeji te lariciè geftaakt; r  84 VADERLANDSCHB xrv. BOEK. I783. 'Frankryk lierhaalt en bekragtigt«le toezeggingvan wedergaveder heroverdeVolkplantingen. om het wagt houden op dë Toorens langs de Stranden te doen ftaaken: en was het befluit om het Gefchut en de Ammunitien, welke niet dan ter gelegenheid van en geduurende een openbaaren Oorlog op de Wallen der Vestingen en in de opgeworpen Batteryen gelaaten worden, te bergen, en verder, by voorraad, zodanige fchikkingen te maaken, waar door het bederf van 'sLands Goederen en het onnoodig uitgeeven van 'sLands penningen, zou kunnen voorkomen worden. De Afgevaardigden der Stad Briel» 14 zagen dit Befluit aan zó verre 't zelve het doen bergen des Gefchuts betrof (*)* De edelmoedige belofte des Konings van Frankryk,' in den voorleden Jaare, om, by een Algemeenen Vrede, aan onzen Staat de door hem op de Engelfchen heroverde Volkplantingen weder te geeven (f), werd door zommigen met voordagt in vergetelnisfe gefteld, door anderen als niet gedaan aangemerkt, en door eenige uitgeftrooid, dat hun Hoog Mogenden beefden voor het lot dier Bezittingen, en men zich vergeefsch vleidde met een edelmoedige wedergave. Men voegde 'er by, dat de Staat, indien dezelven het van zyn belang rekende wederom in 't bezit herheid te worden, ten min- £*) Refot. van Bolt. 15. 22. 31. Oct. 26. Nov, 3783. C t) &ie onze Vaderl. Hifi. V. Deel fel. 253.  H I S T O I R E. Q$ minden twintig Millioenen fchavergoeding, voor de gemaakte kosten, aan de Franfche Kroon zou moeten betaalen. Ja, volgens eeniger verzekering, rekende Frankryk de heroverde Bezittingen van den Staat voor zich van zo weinig aanbelang, dat het dezelve niet langer wilde bewaaren , en den eisch dier Geldfomme reeds daadlyk gedaan hadt ■—•— Dusdanige uitftrooizels , ingerigt om Frankryk by den Landzaat gehaat te maaken, konden ten dien Hove niet onbekend blyven. Om dit wantrouwen te weeren, en, door eene plegtige Verzekering gehand te doen aan de reeds gedaane toezegging, door de Graaf de vergen nes in Herfstmaand, uit naam des Konings, by onze Afgezanten herhaald,, met verzoek, dat de Staat de noodige fchikkingen geliefde te maaken en bevelen te geeven om de teruggave van zyne Majefteits Officieren te ontvangen, leverde de Heer berenger, die, by afweezigheid des Hertogs de la vauguyon, de zaaken van het Franfche Hof by deezen Staat waarnam, op den twee en twintigften van Wynmaand, een Gefchrift over yan den volgenden gerustftellenden inhoud. ,, Hoewel de Koning niet twyfelt of M Ü Hoog Mogenden zullen, door de „ Heeren berkenrode en brants, sen, onderrigt zyn aangaande het 5, Voorneemen 't welk hy altyd gehad heeft^ en nog heeft, om alle de Holland¥ 3 »J&% xrv. boek. 1783.  XIV. BQEK. Hoe door de' Algemeene ' Staaten eerst beantwoord B6 VADERLANDSCHE „ fche Vastigheden, welke door zyne „ Wapenen op Groot-Brittanje heroverd ,, zyn, voor niet en zonder eenige Vergoe„ ding, aan de Republiek weder te gee? ven, zo meent zyne Majefteit, nog- thans, de Verzekering daar van recht,, ftreeks by U Hoog Mogenden te moe„ ten vernieuwen; en Hoogs tdezelve vleit „ zich, dat" dit gedrag hun daar toe die- nen zal om zyne grootmoedige Gevoe„ lens voor de Republiek op prys te ftellcn, Gevoelens, van welken zyne 5, Majefteit nooit is afgegaan, fchoon zommige omftandigheden, welker we?, derophaalen onnut is, hem eenig wan- trouwen hadden moeten inboezemen a, wegens de uitvoering en zelfs de gër 3, neigdheid der Vereenigde Gewesten. ,, De ondergetekende heeft uitdruklyken ,, last, pm U Hoog Mogenden te ver- zekeren , dat de Goedwilligheid en Vriendfchap, welke zyne Majefteit htm „ toedraagt, onveranderlyk isen dat 53 Hoogstdezelve zich fteeds met zo veel ., genoegen als yver van de gelegenhe? „ den bedienen zal om hun de opregt„ heid te toonen van het belang 't geen ., hy fielt in den roem en weilland van „ hun Vaderland." Ter beantwoording van dit veelbeduidend Berigtfchrift kreeg de Griffier fagel van' hun Hoog Mogenden last „ om den Heer berenger, in civile „ termen te bedanken voer de Declara„ tie in 't zelve vervat, met vernieuwde .' „ bc-  HISTORIE. S; w betuiging van hunner Hoog Mogenden „ gevoelens van erkentenis voor de gra„ tuite reftitutie van derzelver Coloni„ en, en voor de daar by gevoegde ver3, zekering van de Genegenheid en Vriend„ fchap zyner Majefteit voor de Repu„ bliek." (*) Hy volvoerde dit Befluit met zich by den Waarneemer der zaaken van 't Franfche Hof te vervoegen, en mondeling deeze Boodfchap af te leggen. Deeze ftondt niet weinig .verwonderd over eene handelwyze zo vreemd en ongewoon, om eene fchriftlyke Verklaaring, van wegen een buitenlandfche Mogenheid by de Staaten gedaan, niet fchriftlyk, maar alleen mondeling , te beantwoorden. Hy gaf zyne bevreemding aan den Heer fagel te kennen, met by voeging, dat hy, van wegen zyn Hof, een Berigtfchrift overgeleverd hebbende, geen enkel mondeling antwoord aan den Koning voor voldoende kon aanneemen. De Griffier vertrok, en ftelde vervolgens een Affchrift van 't bovengemelde Staatsbefluit ter hand. Staaten van Holland kundfchap gekreegen hebbende van den toedragt deezer zaake, vonden geenzins goed in 't gedrag der Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering te berusten; doch om terftond het daar genomene Befluit, zonder (*) Refol. Gen. 22 OS. 1783, F 4 XIV. boek» HottanA dringt aan op een nader Antwoord » 'tweltc gedaan wordt.  Vaderland sche XIV. Boek. 1783. der byzonderen last uitgebragt, te veranderen, en de voor Frankryk aanftoot- lyke handelwyze te* verbeteren. „ Zy betuigden, niet te hebben kunnen S) afzyn om hunne aandagt op dit zo 5, weezenlyk voorwerp nader te vestigen , 5, en dat zy het alzins noodig en voor „ de belangens van den Staat ten hoog„ hen dienftig oordeelden, dat de ge5, voelige Erkentenis van de Republiek 3, voor zyne Majefleits grootmoedige Sentimenten, door de kragtdaadige^ „ Befcherming en edelmoedige Reftitutie* „ der hernomene Vastigheden van den „ Staat, zo zigtbaar betoond, ook van „• hunne zyde nader, en op eene gedis,, tingueerde wyze gemanifefteerd en >, opengelegd moest worden. Waarom „ zy hunne Afgevaardigden gelast had„ den de zaaken ter Algemeene Staats„ vergaderinge daar heen te helpen ftuuw ren, dat aan de Heeren lestevenon „ va n berkenrode en brantsen, van' wegen hun Hoog Mogenden , „ mogt worden aangefchreeven, aan zyne ;, Allerchristlykfte Majefteit, ten ant„ woord op het ingeleverd Berigtichrift, „ uit naam van hun Hoog Mogenden, , te betuigen; ., „ Dat Hoogstdezelven, met de leevendigfte gevoelens van D.ankbaar;„ „ heid aangedaan, over de menigvui» » dige bewyzen van zyne Majefteits ;,' „ Vriendfchap, geduurende de Oorlog, „ waar mede de Repubhek zo onver' ' : »» wagt  HISTORIE. 89 ,", wagt als onregtvaardig, door den Ko■„ „ ning van Groot - Brittanje was overval,, ,, len, nu weder ten fterkfteö zyh ge,, „ troffen, door het gunftig Declara,, „ toir van wegen zyne Majefteit , „ door den Heer berengek, aan„ ,, gaande de Reftitutie der Etabhsfe; ?, „ femcnten, zonder eenige compenfatie, ,, aan hun Hoog Mogenden gè- ., daan. Dat hun Hoog Mogen- 3, ,, den, deeze overtuigende blyken „ van zyr:er Majefteits affectie voor 3, ,, de Republiek op hunne rechte waar,, ,, de hellende, van deeze gelegenheid 5, „ gebruik maaken, om aan'zyne Ma'3, „ jefteit te betuigen hunne opregte 5, „ hoogagting voor Hoogstdeszdfs 3, Perfoon en grootmoedige Sentimcn- ,, ten, in de omftandigheden, waar 3, ,, in de Republiek zich heeft bevon,, ,, den, door de kragtdaadige Befcher„ „ ming en edelmoedige Reftitutie hun- ,, ner EtablHementen, gemanifefteerd. ,, ,, Dat hun Hoög Mogenden, by dee,, „ ze hunne Erkentenis van zyner Ma3, „ jefteits goede Genegenheid en Vriend,, ,, fchap aan de Republiek beweezen, ,, „ ook voegen de kragtigfte verzeke,, „ ring, van nimmer aan "deeze goed3, „ guilftige dispofitic van zyne Maje- ,3 fteit, ten aanzien van deezen Staat „ ,, te hebben getwyfeld, hoe zeer ,, ,, de omftandigheden, waar in hun 3, „ Hoog Mogenden zich hebben bevon3, ,, den, Hoogstdezelvcn niet altoos F. 5 „ heb- XIV. ROEK  p VADERLANDSCHE XIV. BOEK. 1783. 3 hebben toegelaaten , daar van eftt„ cacieufe proeven te geeven, zullen„ de hun Hoog Mogenden, met allen „ „ ernst, zich van alle voorkomende „ „ gelegenheden bedienen , om zyne „ Majelleit van de opregtheid hunner „ „ Sentimenten, en byzonder van hunne „ „ Erkentenis, voor zyner Majefteits „ „ aan hun beweezene Vriendfchap, „ te overtuigen. " " ' Van het Befluit, 't geen by hun Hoog Mogenden hier op zou genomen worden wilden zy, aan de Heer ber enger een Affchrift ter hand geheld hebben, -n Doch indien onverhoopt hun Hoog Mogenden zwaarigheid mogten maaken om de zaak op den voorgemelden voet te behandelen, en in begrip mogten vallen, dat de de zaak reeds naar behooren zou zyn afgedaan , met het geen door den Griffier fagel aan den Heer berenger gezegd en ter hand geheld was, dan moest, van wegen hun Ed. Groot Mogenden , verklaard worden, „ dat ,, hun Ed. Groot Mogenden, met reden „ bedugt waren, dat "zodanig een Con„ duite, in geene deele voldoende, door „ Hoogstgedagte zyne Majefteit, naa eene , zo gratieufe handelwyze van Hoogst(, deszelfs zyde, zal geoordeeld worden , te zyn, mitsgaders, dat, byaldien hun , Hoog Mogenden daar by zouden ge, heven te periifteeren, hun Ed. Groot , Mogenden als dan, tot voorkoming > yan nadeelige gevolgen, zich genood- ,? zaakt  HISTORIE. 91 j, zaakt zouden vinden, afzonderlyk, aan „ zyne Majefteit het voorfchreeven De„ clatatoir toe te zenden (*)." Dit merkwaardig en zeer nadruklyk Befluit door de Afgevaardigden van Holland, ten zelfden dage als het genomen was, ter tafel van hun Hoog Mogenden gebragt, baarde wel veel opziens, doch de gewenschte uitwerking, men ftelde vast zich overeenkomftig 't zelve te gedraagen, en vaardigde de opgegeevene Aanfchryving aan de Gezanten te Parys af, en liet den Heer berenger een Affchrift toekomen. Welkom was dit Staatsbefluit ten Franfchen Hove; de Graaf de ver gen nes gaf een allervriendlykst antwoord aan onze Gezanten (t). Wanneer deezen de Bekragtiging der Voorloopige Vredesvoorwaarden aan den ] Hertog van manchester overge- , leverd , en de wederzydfche Papieren c deswegen uitgewisfeld hadden, verzuim- j den zy niets om hunne Onderhandelin- j gen, door het fluiten van een volkomen j Vredesverdrag, ten einde te brengen, doch bevonden, naa twee Maanden gedulds, tot hun leedweezen, dat van al het aangewende ten Hove van Londen, om iets gunftiger§ voor af te bedingen , niets kwam, dat men weigerde van de Eifchen iets in 't miufte af te ftaan: waar (*) Refol.van Holl. 29. en 31. Oét. 178$. Ct) Rtfol- Gen. 3 No-v. 1783. XIV. BOEK. Voorna» an Engeand om len Vree te Lonten of in f Gravenlaage te luiten.  XIV. boek. I ( 1 i t 91 VADERLANDSCHE waar op zy voorgeflaagen hadden om de Preliminairen in een Definitif Tactaat te veranderen. Hoe zeer zy zich vleiden, dat een zo veel opkortend Voordel den Engelfchen Afgezant zou bewoogen hebben om terhond mede te werken tot het in hand brengen van het Vredesverdrag; of dat hy daar toe eerst bevelen van zyn Hof moetende ontvangen, dezelve onvcrwyld zou krygen, zagen zy zich op nieuw te leur geheld, daar de Hertog van manchester hun te verftaan. gaf, dat zyne Groot-Brittannifche Majefteit, met zynen Raad, de zaaken ryplyk overwoogen hebbende, hun Hoog Mogenden vóórhelde om het volkomen Vredesverdrag in 's Gravenhaage, pf te Londen, te fluiten. Onze Gezanten lieten niet na op te merken, dat, dewyl de beide Mogenheden aan derzelver Staatsdienaaren reeds de Volmagten hadden gegeeven tot volkomene fluiting van den Vrede, en de zaaken reeds zo verre gevorderd waren, eene Onderhandeling niet verder noodsaaklyk was, en dit Voorftel nergens toe kon (trekken dan om het Werk, tegen le neiging van den Staat, fleepende ts aouden, dat zy niet konden verbergen, lat het weinig ingang zou vinden, in de egenwoordige omftandigheden van de aaken der Republiek, en in geenen deee hun gelchikt fcheen om de beide Naien met beter uitflag te leiden tot eene rederzydfehe Vriendfchap, doch dat zy aan  HISTORIE. ;>3 *&n het verzoek om dien Voorflag 'tot kennis van hun Hoog Mogenden te brengen, zouden voldoen. (*) _ Om deeze voorgcftelde Verplaatzing, ,iri 't oog van Frankryk, een goed aanzien te geeven, hadt de Hertog van manchester, ten Hove van Verfaillcs, verklaard, „ dat, vermids de Regee„ ringsvorm der Vereenigde Nederlanden „ bereids gelegenheids genoeg gaf tot „ langwyligheden, welke het fluiten van „ het volledig Vredesverdrag niet anders „ dan vertraagen konden, de Koning ., zyn Meester van gevoelen was de On,, derhandelingen daar toe vervolgens te „ honden, of in 's Gravenhaage, te houden." Min verwonderings dan misnoegens verwekte deeze Voorflag van Verplaatzing by de meeste Leden des Bondgenootfehaps. Holland was eerst gereed met een voorloopigen Raadflag deswegen voor te draagen, hoofdzaaklyk hier op nederkomende, „ dat het Voorviel, om „ het Definitif Tractaat te Londen of in „ 'sGravenhage te fluiten, niet kon wor„ den toegefchreeven aan een oogmerk om eenige zwaarigheden uit den weg „ te ruimen, aan de Plaats der tegen„ woordige Onderhandelinge gehegt; de Hertog van manchester hadt „ geene rede , hoe genaamd voor die Plaatsverandering aan de Gezanten ge- » g: y. T. U VADERLANDSCHÈ „ geeven, 'er viel ook niets meer te han„ delen, naa dat van onzen kant voorii gefteld was om de Punten der Prelii, minairen in een Definitief Tractaat te „ veranderen. De Verplaatzing der On5, derhandelinge kon hier toe van geené „ nuttigheid, maar wel van nieuwen om- 3j flag en verregaande kosten zyn. ~ „ Hadt de Hertog niet kunnen goedvinii den, van zyne beweegredenen tot dien Voorflag eenige opening aan onze Ge3, zanten te doen; aan de zyde van hun „ Hoog Mogenden kon 'er geen reden i, voor worden uitgedagt, indien het al5, leen te doen was om de. Preliminairen 3, in een Definitief Tractaat te verande3, ren, '"t welk in Parys zo wel , en Ü zelfs veel vaardiger, dan in Londen of „ in 'j Gravenhage, kon gefchieden. i ?, Daarenboven kon 'er ook geene bei, weegreden tot deeze Verplaatzing „ aan de zyde van het Hof van En„ geland uitgedagt worden , welke met i, de belangen van den Staat zou ftrooken : , dezelve kon niet beftaan in eenige min, dere mogelykheid om te Parys, in te, genhelling van 's Gravenhaage of Londen, , over billyke Voorwaarden voor een , Definitief Vredes Tractaat te handelen, , en zou dus, volgens de ondervinding, i alleen moeten beftaan ineen voorneemeri i om de Onderhandeling zo ver mogelyk buiten het bereik des Franfchen Hofs té brengen, vermoedens by dat zelfde Hof tegen de Republiek te verwekken, en ,> ver=.  H I S t O Rt E. §5 vervolgens den Staat, van die zyde ,, verlaaten, dies te beter te kunnen „ dwingen, om harde Voorwaarden, ,, voor een Dchnitiven Vrede te onder„ fchryven , mitsgaders tot de voorige „ fchadelyke Laifons met het Hof van „ Engeland te rug te doen keeren, ter„ wyl hun Hoog Mogenden zich noch „ in 't gevaar helden, dat het Hof van Frankryk , over deeze onbegrypclyke Verplaatzing van eene reeds zo verre „ afgeloope Onderhandelinge, misnoegd „ werd, en in gedagten vallende, dat de ,, belangen van dat Hof daar in meer o£ „ min zouden kunnen betrokken weezen, „ de bewuste wedergave der Volkplan„ tingen van den Staat , wel eens zou ,, kunnen ophouden tot tyd en wyle, „ het nader bleek, welke de weezcnly„ ke beweegredenen van de Verplaatzing „ deezer Onderhandelinge mogten zyn: „ ook hadt men, om die zelfde redenen, „ voorheen beflooten alle Afzonderlyke „ Handelingen met Engeland, 't zy te „ Parys, te Londen, of elders , van de ,, hand te wyzen. „ Over zulks was hun gevoelen, dat „ den Gezanten te Parys behoorde aan„ gefchreeven te worden, dat hun Hoog „ Mogenden geen voornemen hadden om ,, de Onderhandeling wegens een Deh„ nitiven Vrede na elders te verplaatzen; „ maar wel te Parys, waar dezelve reeds zo verre was gevorderd, dat de Pre„ liminaken alleen in de gedaante van „ ee n XIV. BOEK, I783.  96 VADERLANDSCHE XIV. BOEK. 178.3. De Rid- derfehap beklaagt zich by ■Dordrecht over de Penfionaris de GYZEtkAK. „ een Definitief Tractaat behoefden ver,, anderd te worden, voortgang te laaten „ hebben, als mede volkomen beflag en „ einde, mitsgaders, dat, byaldien on,, verhoopt, van wegen het . Hof van ,, Engeland langer zwaarigheid gemaakt mogt worden om te Parys de laatfte „ hand aan deeze zaak te leggen, hmi ,, Hoog Mogenden dan moesten Ver- klaaren, de Preliminaire Artykelen, „ die uitgezonderd den blooten naam, „ virtualher en in effecte definitief waren, „ ook daar voor nu in de daad te hou- den , even als of de formaliteit van „ eene daadlyke converlie van denzel„ ven in een foiemneel Definitief Trac- taat daar by gekomen ware, en daar „ mede deeze geheele Vredes Onderhan„ deling voor geëindigd en volkomen a afgedaan te houden (*)." 1 Ter Vergadering van Holland, waar deeze voorloopige Raadflag werd ingeleverd, ging alles zo effen niet toe om denzelven vast te hellen. Schoon het veripreidde, wegens de Afgevaardigden van Rotterdam, dat dezelven door het vóórhel van één der Leden daar toe bewoogen, voor het afvaardigen van een Gezant na Londen zouden gehemd en hun last in deezen te buiten gegaan hebben, 3oor'de Regeering wederlprooken, en de Zuid-Hollandfche Courant, die zulks geplaatst 2 (*} Ref°l- van Holt. 5 Dec. 1783. N. Neder! j f«arb. 1784. bl. up.  RISTORI Br $htatst hadt in 't Regtsgebied dier Stad verboden en eene belooning van honderd Dukaaten uitgeloofd werd aan den Ontdekker van den Steller diens berigts (*), bleek het, dat wegens deeze Verplaat* zing, tusfehen de Ridderfchap en andere Leden der Vergaderinge hooge woorden gevallen waren. Althans vondt de Ridderfchap goed zich, wegens den Dordrechtfehen Penhonaris de gyzelaar, an eenen Brieve by de Regeering dier Stad, fterk te beklaagen en hem te befchryven als iemand, die 'er zich op toegelegd hadt om de Ridderfchap op 't haatlykst, door te ftryken, en zich tegens dezelve, door gansch onbetaamelyke en licentieufe uitdrukkingen, op eene hoogst beledigende en hoonende wyze te gedraagen, verzoekende dat zy, het gedrag van hunnen Penhonaris afkeurende, daar tegen, zodanige voorzieningen zouden geheven te doen, waar door zy voldoening mogten ontvangen, en diens onbetaamlykheid kragtdaadig beteugeld worden. DeHeerDE gyzelaar, eenbreedvoerigen Brief aan de Regeering zyner Stad, inrigtende, erkende, dat hy, als Penhonaris van Dordrecht, ter Souveraine Vergadering van Holland verfchynende, meermaalen, wegens gewigtige Onderwerpen , vooral de Welvaard van den Lande, O N. mdert. Joarb. 1783. bi. ifltf VI. deel. G XIV. boek. Verant* woording van d s Gï ZELAAR.  «jff VADERLANDS CHE XIV. BOEK. I/83. 9 5 de, en de toevertrouwde handhaaving van de Regten der Ingezetenen, betreffende, herhaalde Debatten met de Ridderfchap gehadt hadt, in welke de Afgevaardig den van Dordrecht zich dikwijs pligtshalven genoodzaakt vonden, orn met meer nadruks en klems te moeten fpreeken dan wel in vroegere tyden hadt behoeven te gefchieden, zo wegens het aanbehng der zaaken, die nu op het tapyt kwamen, als wel voor al om de Difficultcit, en, hy meende 'er met reden te mogen byvoegen, de Obftinaa&heid', die duidlyk aan de zyde der Ridderfchap werd befpeurd, wanneer de Raadpleegingen zich tot zekere Punten bepaalden. Wegens deeze was door de Regeering zyn gedrag en dat der Afgevaardigden van Dordrecht niet alleen goedgekeurd, maar gepreezen. Hy zou des de in 't wilde gedaane befchuldigingen geheel ter zyde hellen, en zich bepaalen tot het voorval, wanneer zyn drift, naar 't zeggen der Ridderfchap, in top gereezen was: en des aangaande luidt zyn woordlyk hier overgenomen, berigt. „ Dat, naa zo menigvuldige vrugtloo„ ze Debatten, en naa zonneklaar over„ tuigd te zyn geworden, dat alle ver^ dere middelen van perfuahe by de Rid,, derfchap niet meer zouden kunnen , uitwerken, dan als of men den Mori, aan wilde fchuuren, de Gedeputeerdens, , moedloos geworden onder den arbeid , zo menigmaal te vergeefsch aangewend, „ ein-  historie. ^ 5, eindelyk tot het befluit hadden moeten komen om zich voortaan van alle „ verdere poogingen tot overtuiging te ,, abftineeren, en zulks by de eerlte bekvvaame gelegenheid, openlyk ter Ver„ gadering te declareeren — en het was, Ed. Groot Achtb. Heeren! uit hoofde ,i van dit befluit, dat de Gedeputeerden van Dordrecht, op dén achttienden van ,, deeze Maand December, toen de Ge,, deputeerden van Amfterdam, door al,, lerlei vriendlyke en bondige redenen, „ by de Cónclufie op het Rapport op „ de gedaane Propofitie van Engeland? ,, oih de plaats der verdere Vrede 3, Negotiatie van Parys op den Haag o£ „ Londen te verleggen, meergemelde ,, Ridderfchap tragteden te dehorteereit ,, van hun gedeclareerd Sentiment, oiri „ naamlyk derzelver Advys voor eene ,, Aantekening tegen de voorfchreevé 5, Refolutie te zullen laat en inf'creëren, „ met byyoeging van deeze ernhige waarfchuwing , dat zy Gedeputeerden anders in de verpligting zouden zyn, om' „ tegen de te doene Infertie' 'een Contra* infertie te doen, die het Corps van dé Ridderfchap by de Posteriteit tot weinig „ Satisfactie óf Eer zou v;rfirekken , het 3, moment meenden daar te zyn om hun „ bovengemelde befluit te realifeeren 5 ^, en hebben dien volgens, by de om„ vraage op dat poinct, in fubftantie ge„ declareerd, dat zy ten hoogften haddeii 5} geadmiresrd het geduld, 't geen $elgè* G 2 «, mtl- XIV, EOEEi  foo VADERLANDSCHE XIV. boek. Zyn ge drag doo deRegee ring vai Dordred goedgekeurd. „ melde Gedeputeerden van Amfterdam had' „ den geoefend om meergemelde Ridder„ fchap van hun Sentiment af te brengen, „ dat zy van hunne zyde ook niet in geit breke zouden zyn gebleeven om alle mo,, gelyke poogingen tot overtuiging in 'ë „ werk te ft ellen; maar, daar de onder* „ vinding hun, tot hun leedweezen, hadt „ geleerd, gelyk in dit moment op nieuw „ was gebleeken, dat het maar was den, „ Moriaan gefchuurd, zy het vooornemen ,, hadden om zich met meergemelde Rid-, „ derfchap. niet meer in te laatcn." • Het antwoord der Dordrechtfche Regee[ ringe was zo onaangenaam voor de Rid[ derfchap als vereerende voor den Penho*naris de gyzelaar. Zy gaven te kennen, „ dat de Onverzetielykheid van „ hun Hoog Ed. Geb. in derzelver bey> gappen? en dat wel in de allergewlg„ tigfte zaaken van den Lande , tegen „ de begrippen en vertoogen van verre de 3, meerderheid der Leden ter Vergade- ring van hun Ed. Gr. Mogenden, zonder „ in eenige wederlegging van derzelver „ redenen en bevvyzen, of eenige verdee„ diging van hun eigen tegenovergefteld Systema te hebben willen treeden, by „ die Leden in 't algemeen, en by hun „ in 't byzonder, niet wel anders hadt „ kunnen' worden aangemerkt dan als een „ Geest yan Despotisme, welks heer„ fchend kenmerk is, alle redelykheid ,3 ter zyde te ftellen, en alleenlyk zyn „ byzondere oogmerken te bedoelen, s, mits-?  HISTORIE. ioi '„ mitsgaders de middelen, die men oor„ deeld, daar toe het meest gefchikt te „ zyn, met Opinatriteit, fchoon te ver- „ geefsch, te willen doordringen. ,, Zy konden dan ook zeer wel begry„ pen , dat een gedrag van dien aart , „ nu al een zeer geruimen tyd, en by„ zonder geduureude den laatften Oor„ log, door de Heeren van de Ridder„ fchap, gehouden, aan de Leden, die „ met de Afgevaardigden van JDord„ recht in 't zelfde begrip honden, hadt moeten mishaagen en,, van tyd „ tot tyd , aanleiding geeven tot Aan„ merkingen, die der Ridderfchap, niet „ aangenaam konden zyn, gelyk dan ook geenzins is' te verwonderen, dat wj „ in 't byzonder by aanhoudenheid be ,, {peurende, de imperieure handelwys er „ onverzettelykheid van Uw Hoog Ed „ Geb. Corps, of die zich daar mees; ,, tegenwoordig bevinden, tegen de bon „ digfte en overtuigendfte bewyzen diei „ Leden aan, onze Afgevaardigden tei „ gemelden dage , geene zwaarigheid ge „ maakt hebben, de Vrugtloosheid vai „ verderen aandrang, op die wyze aai „ te duidden, welke de Ridderfchap zi „ zeer belgde. Zy maakten geem „ zwaarigheid om dit zeggen, voor he hunne aan te neemen, en te betuige: „ geen grond te hebben gevonden or „ die verrigtingen en gezegden te mis „ kennen, of te mispryzen, maar dezelv „ jn tegendeel ? als uit een pryswaardi XIV. boek. I t 1 I C l 1 > I ü  ïoz VADERLANDSCHE XIV Boek Eenige Burgers }e' Dord recht wil den nie eenAdre de Magi ftraatdes wegen bedanken. Di Werd afgedaagen; doelde zaak gevon-' dón. „ beginzel voortgekomen , volkomen , „ goed te keuren. ' 't Was 'er zo verre „ vandaan dat zy iets beftraffenswaardigs „ in 't gedrag van hunnen Penhonaris „ vonden, dat zy, integendeel, konden betuigen de hooghe agting voor zyn „ Perfoon, ongenieenen yver, en waakzaamheid voor de belangens van den Staat, en alle reden te hebben om zyn „ gedrag te regtvaardigen: weshalven zy „ wederhouden werden om cenigzins te „ voldoen aan den eisch der Ridder? ,, fchappe." Deeze, over dusdanig een antwoord _ luttel voldaan , tragtede een Aantekening . daar tegen in de Staatsbefluiten van Rolland : te laaten doen, dan dit, door de Steden, 5 en boven al doqr Dordrecht en Haarlem , _ afgeweezen en belet zynde , heeft de Ridderfchap den inhoud dier Aantekeninge in een Vóórhel begreepen, en 't zelve ter : Staatsvergadering ingebragt, 't welk aan 't Groot Befoigne werd overgeleverd. Eenige Burgers te Dordrecht, in tegendeel, vonden dit antwoord zo zeer naar hunnen fmaak," dat zy zich opgewekt voelden om de Regeering, by een Adres te bedanken voor de handhaaving van d e gyzelaars Eer, tot welks overlevering zy twee Kooplieden als Gecommitteerden der Burgery benoemden , doch wees dezelve der Burgeren yver pryzende dit van de hand, uit hoofde", van de toen aangevangene raadpleegïngcn, (trekkende \ot eene algemeene Voorziening tegen h ' ■ alle  HISTORIE. i©s alle Dankadresfen (*). Deeze weigering baarde ongenoegen. Een Luitenant der Burgery, deedt, by de bekendmaaking hiervan, eene volvuurige Aanfpraak aan de Schutters, waar in hy de verdienden van den Penhonaiis ophaalde, en zyne bereidvaardigheid betuigde om hem te befchermen tegen allen, die hem gaarne den voet wilden ligten; ja zelfs in verdenking by zyne Medeburgeren zogten te brengen. Hun, ten flot, tot den Wapenhandel aanmaanende, „ daar door," was zyne taal,- „ kon men de Majefteit des ,, Volks doen gelden, tegen zulke Vyanden, die de Vryheid zouden tragten ,, te ondermynen, en tegen zulke ver,, vloekte Arijiocraaten , die liever de „, Burgerlyke Vryheid , Voorregten , Privilegiën , ja aangcboore Regten , zouden willen betwisten!" —• Men vondt een tusfchenweg om de Burgers met de Regeering te bevredigen. Een der Gelastigden uit de Burgers las een opftel, eene Dankzegging inhoudende aan den Voorzittenden Burgemeester voor, die het minzaam beantwoordde, en aannam des verflag in den Oudraad te doen: waar mede het veel gerugts gemaakt hebbend Dankadres werd te rug gegeeven, en het ongenoegen, dat vry perfoonlyk liep, ophield, of ten minften zweeg (f), In (*) Zie onze Vadert. Hifi. V D. bl. 318, (t) N. Nederl. Jaarh. 1784. bl. 265-284. G 4 XIV. BOEK. 1733.  ï»4 VADERLAND sche XIV. boek. 1783. Frieslands gevoelenover de Verplaatsing. DeMeersierheidin .tttctand alleen voor «Ie Verplaatzing.DezeK e door Zes Gewesten afge.tveezen. C\ N. Nederl. Jaarh. 1783. bl. 2i3.fi. Cf J Zie bier boven bl. 76 en 77 ÖJ Nadirl. Jaarh 1783. bl. 2055 In Friesland viel het eenftemmig Befluit der drie Kwartieren Oostergo, Westerg» en Zevenwouden, wegens de Verplaatzing des Vrede handels, vólkomen eensluidend met het bepaalde in Holland; dat der Steden alleen, wilde dat onze Gezanten van de Onderhandeling, welke zy gehouden haddden met den Hertog van manchester, kennis zouden geeven, aan het Franfche Staatsdienaarfchap, en daar op de gedagten van zyn Allerchristlykfte Majefteit in te neemen (*). Mogt men van eenig Gewest de toeftemming in den voorflag des Hertogs van manchester wagten, 't was van Zeeland. De Meerderheid bragt ter Algemeene Staatsvergadering het befluit in, om aan 't verzoek der Plaatsverwisfeling gehoor te geeven. De Raad van Zierkzee die zich voorheen regen de Meerderheid aankantte (t) bragt weier een Stadsraadflag in 't midden, om dit voordel, als geheel onaanneemelyk, van de hand te wyzen, en liet meï Vlisfmgen de gevolgen van het Staatsbefluit voor de Meerderheid, die 't zelve hadtuitgebragt (§). Zeelandüondt hier voltrekt alleen. En beflooten hun Hoog Mogenden, op den twaalfden van Louwmaand  HISTORIE. 105 maand, des Jaars mdcclxxxiv, met eene meerderheid van Zes Gewesten , om het Verplaatzen der Vredesonderhandelingen van Parys na elders, als in geenen deele ter omhelzinge gefchikt, af te haan. (*). Slegts twee dagen naa het bepaalen van dit weigerend Staatsbehuit, kwam ter tafel van hun Hoog Mogenden een nadere Voorflag des Konings van Engeland, die niets dan toegeevenheid ademde. In de tegenwoordige gefteldheid van zaaken tusfehen de beide Natiën was het, naar luid van 't Berigtfchrift, dien Voorflag bevattende , van de uiterfte noodzaaklykheid, dat de Algemeene Staaten overtuigd wierden van het verlangen des Konings om zodanige maatregels te neemen, welk met zyne Waardigheid overeenkwamen, ten einde de Republiek te overtuigen van zyn hartlyken wensch om, van zyne zyde, alles toe te brengen, wat mogelyk was tot wegneeming der denkbeelden van verkoeling, welke de vertraaging van eene wcderzydfche Bezending van Staatsdienaaren in 't oog van geheel Europa moest veroorzaaken, en dat zyne Majefteit bevolen hadt, zonder uitftel, de Ge zanten te Parys te kennen te geeven, dat. hoedanig ook het Beftuit van hun Hoo£ Mogenden mogt wezen, ten aanziene van d< C*) Esjil Gin. 12 Ja». 1784. G B XIV. boek. 178^. Voorfte! van Engeland om i een Ge« zant na 's Haags j te zenden.  io6 VADERLANDSCHE XIV. boek. D. W. van:lyn- de.v, we- gena Zeetand, als Afgezant ra Engeland voergeEcid. C*) Gr». 14 Jan. 1784. (t) Het benoemen van den Gezant ' ten -Hove van Londen (laat, gelyk bekend is, volgens èe onderlinge overeenkomst der Bondgenooten, t«n Zeeland, welk Gewest ook de betaaling «ier Jaargelden en onkosten van dien Staatsdienaar, op haar post geboekt vindt; fchoon deeze reeds, ter verngtin'g van Zeeiand, op Ihll.md y:sz overgebragt. de Plaats om het volkomen Vredesverdrag te fluiten, de Koning niet alleen geneegen was , terftond een Staatsdienaar van zodanig een Rang, als hunne Hoog Mogenden van hunne zyde zouden goedvinden, by zyne Majefteit aan te ftellen, te benoemen en na 'sGravenhaage te zenden; maar ook verlangde alles te werk te ftellen, wat mogelyk was, tot betoon van zyne geneigdheid om weder te keeren tot die volmaakte goede Verftandhouding, en hartlyke Vriendfchap, welke, geduurende zo veele jaaren, zo gelukkig tusfehen de beide Natiën, tot hun onderling welzyn, hadt plaats gevonden. 't Befluit viel om by 't laast- genomene te volharden. (*). Ten tyde van het tekenen der Voorloopige Vredesvoorwaarden hadt men in Zeeland reeds geraadpleegd op het vóórhellen van een Gezant na Londen (f). Schoon zyne Hoogheid, als Eerftc Edele, by monde van den Raadpenhonarfs ci-i'almers, hadt doen verklaaren, hoe,zyns oordeels, de billykheid vorderde,  HISTORIE. ïo? (dat Zeeland, tot het bekleeden van die Waardigheid niemand anders benoemde dan den Graaf van welderen, wiens gedrag, geduurende zyn voorgaande Gezantfchap , hem geenzins verdiend gemaakt hadt, van dezelve beroofd te worden; fchoon de Stad Middelburg, haare ftem uitbragt op den Heer W. v a w citters, werd, door eene meerderheid van vyf tegen twee hemmen, de Heer D. W. van l y n d e n , die voorheen ten Zweedfchen Hove Gezant geweest en onlangs behemd was om die hoedanigheid te Wennen te bekleeden (*), door Zeeland, by de andere Bondgenooten voorgedragen , als den Man , gefchikt tot deeze aïlergewigtigfte' Waardigheid. Traaglyk en hcepende ging de Vredehandeling voort, tot in Grasmaand des Jaars mdcclxxxiv, de Koning van Groot-Brittanje zynen toenmaaligen Gezant dan. hailes te Parys last zondt om den Vrede op den voet der voorloopige Voorwaarden te tekenen. Op de vraag onzer Gezanten, of hy van zyn Hof nadere bevelen hadt ontvangen, wegens het maaken eener naauwerc hepaaling omtrent den Afftand van de Stad Negapatnam met alle derzelver aanhoorigheden ; en eene Verbintenis van de zyde zyne? Grool- (*) Te welker gelegenheid dit zyn laatstgemelde Gezantfcbap agterwege bleef hebben Wy in 't breede vermeld in onze Vadert. Ui/1- iy, I). bl. na. XIV. BOEK. 1783. DeVreds te Parys getekend.  XIV. Boek. 1783. MiddelèitrgsVeTUaaring;van Zeeland, Yv c gensdeezen Vrede. (*) Brief van lestevenon van berken» RonE en brantsen wegens den Vredehandel te Parys 21. Mei 1784. 108 VADERLANDSCHE Groot - Brittannifche Majefteit om den Handel der Nederlandfche Ingezetenen in Bengali, en eenige andere Plaatzen van de Indien, niet te belemmeren? gaf de Heer h ai les ten antwoord, dat zyn last eenvoudig bepaald was om, overeenkomilig met het Befluit van hun Hoog Mogenden, op den Voorflag tot het verplaatzen der Vredehandelinge, de Preliminaire Artykelen in een Definitief Vredes Tractaat te veranderen, 't Welk op den twintighen van Bloeimaand eindelyk gefchiedde, zonder de tusfehenkomst van de Bemiddelende Staatsdienaaren der beide Keizerlyke Hoven (*>. De bekragtiging van dit Vredesverdrag, werd door de Algemeene Staaten beraamd en den vyftienden van Zomermaand getekend en vervolgens na Parys de plaats der Vredes Onderhandelinge, gezonden. Tot deeze Bekragtiging wilde Middelburg niet toetrceden dan naa dat de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge, wegens Zeeland, verklaard hadden, hoe dat Gewest, zo vóór, als naa het uitbarsten van den Oorlog, de aller heillooste gevolgen daar van te gemoet ziende, door vriendlyke Overeenkomften, en rechtftreekfche Onderhandelingen, ja zelfs Verplaatzing derzelven, den weg ter Bevreediginge hadt zoeken te baanen , en  historie: io* tn aan de Bondgenooten niet allen nadruk voorgehouden, doch dat een gansch ftrydige denkwyze, in de andere Gewesten, de overhand hebbende, niets anders, ten gevolge hadt, dan een Dehnitief Tractaat van Vrede, waar van de fchande en fchadelykheid elk weldenkend Ingezeten tot in 't hart moest grieven, en waar van de gevolgen, zo door Zeeland, als door de herhaalde Vertoogen der Nederlandfche Oost-Indifche Maatfchappy, ten allerduidlykfte en op de aandoenlykfte wyze, onder 't oog der Bondgenooten gebragt waren, en welke men, gehoor geevende aan de onderhandfehe aanduidingen door het Hof van Groot-Brit' tanje tot het aanvangen van de rechtftreekfche Onderhandelingen gedaan, zeer waarfchynlyk hadt kunnen voorkomen en betere Voorwaarden bedingen, waarom zy niet konden naalaaten, zich nogmaals, voor 't laatfte, voor 't oog van de onbevooroordeelde Wereld, des wegen ten fterkhen te ontfchuldigen, en als nog te betuigen, gelyk zy zich woordlyk uitdrukten, „ dat hun Ed. Mogenden, nimmei „ of ooit wilden verhaan worden de „ hand te hebben geleend tot de ruinc „ van de Welvaard der Republiek, waai „ toe dit Tractaat, volgens het oordee „ van hun Ed. Mogenden, een onwrik „ baar en grondflag lag, en de gevolger ,„ daar van volkomen overlieten voor re „ kening van die Provinciën, die, doo „ haare handelwys en directie de zaa' to XIV. BOEK. 1783. t t C t  XIV. boek. i783. Te'qènoverirefteld oordeel over deezen Vrede van den Heer Èno k. ïioVADERLANDSCHE ,, tot deezen hand haddén gebragt, zich» ,, voorts refereerende tot den inhoud „ van alle de onderfcheidene Refölutien, * die op 't gemelde point , door deeze Provincie, tot ftaaving van haar fustenu „ ter Generaliteit waren ingebragt, de „ approbatie van haar gedrag en denkwys zo aan elk onpartydig Beoordeelaar, ,, als aan de laate Nakomehngfchap, die „ door de droevige ondervinding mis„ fchien al te wel de gevolgen zou ont„ waaren, gerustlyk overlatende (*)," Geheel anders, fchoon even zeer van de fchand- en fchadelykheid deezes Vredes overtuigd, het in Leydens Vroedfchap, een der Leden, de Heer F. G. blok zich hooren, toen 'er over het Bekragtigen des Vredesverdrag gehandeld werd. In eene breede Aanfpraake zegt hy onder andere, „ Hoe wenschlyk was het „ geweest, voor eiken Vaderlander, dat „ wy den Dag nooit hadden zien ver,, fchynen,. waar op 'sLands Souvrai„ nen, door hunne Gevolmagtigde Mi„ nisters, dit Tractaat zullen doen be„ kragtigen. Hoe veele noodlottige da„ gen het Vaderland ook nu en dan heeft zien te voorfchyn komen, waar „ op de Nederlandfche Vryheid en Groot,, moedigheid het hoofd met fchaamte „ en droefheid heeft moeten onderhaa3, Ien, ik ken nogthans geen vernederen- » der (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1141.  HISTORIE. ui jjj der 'tydftip voor 't zelve dan liet te„ genwoordige. Wy zyn, van het begin tot het einde des Oorlogs, als met geweld gehouden, of in eene ,, Werkloosheid, welke door een zamen}, loop van onregtvaardige en troüwlooze „ handelingen is ftaande gehouden, of in „ eene Weerloosheid waar van de Zon mis„ fchieri geen gelyk voorbeeld' aanfchouwd „ heeft, en zyn ons geheel behoud, naast „ God, alleen verfchuldigd aan het edel„ moedig Frankryk, zonder 't welk wy „ ditmaal zeer zeker een Wingewest vaiï „ onzen trotfchen Vyand zouden geworden s', zyn. Ja, tot zulk eene laagte „ is onze Staat, door deezen rampzali„ gen Oorlog, vervallen, dat onze beste „ Vriend, welke voordeden wy door zyne tusfchenfpraak nog bedongen heba ben, zyn eigen Wel vaard geheel en al L aan ons zou hebben moeten opofferen, „ indien hy ons eenen maar eenigzins draag„ lyken Vrede hadt willen bezorgen, en dat „ die geenen, welken men met reden hou- denmag voor de opregte Liefhebbers „ des Vaderlands, zelfs het meest heb„ ben moeten aandringen op het aannee„ men der allerveragtlykfte Voorwaarden, „ en hunne oogen te eenemaal fluiten « voor de veruitziende gevolgen, die' „ daar uit byna onvermydelyk te ver- wagten zyn, en dat zelfs in zulk eene „ maat, dat niet flegts aan geen onzer „ regtmaatige Vorderingen eenig gehoor gegeeven is; maar dat wy ook, tegen „ den XIV, boek. 17^  kia VADER LANDSCHB XIV. BOEK. „ den aart en het oogmerk van alle Ver„ bonden van Vrede , by het gehooten „ Tractaat, geen den minften grond „ van onderling vertrouwen hebben kun-1 „ nen leggen, of eenige de minfte ver„ zekering voor de beveiliging onzer ge„ hejhgfte Regten bedingen van eenen „ afgematten Vyand, die zelfs van an„ dere Mogenheden den Vrede, op de „ vernederendfte wyze, voor zich heeft „ moeten affmeeken, en, ten kosten der „ grootfte opofferingen, afkoopen. „ Wy vinden ons, derhalven, door „ dit alles in eene ongelukkige onzeker„ heid, en vertwyfeling, of wy ons „ meer moeten beklaagen over de trouw„ loosheid van onzen Vyand en over „ den verderhyken toeleg van het kwaad , „ 't geen wy in onzen eigen boezem „ omdraagen, dan ons beroemen over „ de weergalooze Edelmoedigheid van „ onzen hoogen Bondgenoot. Maar „ niets is zekerder dan dat wy, uit lief„ de voor ons Zelfsbehoud, verpligt en „ gedrongen worden, om den fchandlyk„ ften Vrede , als een minder kwaad, n te verkiezen boven de voortduuring „ van een Oorlog , die , uithoofde van „ onzen inwendigen toeftand, ons geheel >, bederf ontwyfelbaar naa zich zou hcb- „ ben geheept. Dat wy dan mede- ,, werken om onze Gevolmagtigden te „ Parys te gelasten tot het bekragtigen, „ der beraamde en afgetekende Vredes, artykelen, maar dat, noch wy, noch on-j  Historie.1 t\$ £ onze laatfte Naakomelingfchap, immer •„ vergeeten, aan wien wy deeze heil- looze Voorwaarden, ja den geheelen -„ Oorlog, te verwyten hebben! Staan „ de blyken hier van, als mede van de ■„ ongehoordfte weer- en werk-loosheid, „ ter eeuwige gedagtenis voor het laatfte „ Nagedacht in onze Jaarboeken met de „ natuurlykfte trekken gebrandmerkt, „ wy kunnen gerustlyk den regtvaardi„ gen Hemel, alle onze weldenkende en „ verlichte Ingezetenen, en geheel Europa, ,, tot getuigen roepen, dat wy onfchul„ dig zyn aan de oorzaaken van den „ Oorlog, aan de Rampen, die denzel„ ven vergezeld hebben, en aan den ons „ opgedrongen Vrede, en dat wy alles, „ wat in ons was, hebben zoeken aan „ te wenden, om de onheilen des eenen „ zo wel als des anderen af te weeren* „ en zullen fteeds, gedüurende den vet-, „ deren loop van ons leeven, de egte er» „ ongeveinsde goedkeuring van ons eigen „ geweeten, tot onzen onuitfpreekelykeA 5, troost, met ons omdraagen. Gave God! datwy, of onsNaage* flacht, nimmer mogten ondervinden „ van 't geen wy met fchroom uit dee*. „ zen Vrede vooruitzien, dat zy zeiven £ „ aan welken wy alle onze tegenwoor-» „ dige rampen te verwyten hebben, niets „ te laat ontwaar worden, dat die ram„ pen ook bun eigen verderf berokkend 5, hebben; en dat allen, die eenig deel ,, hebben aan 's Lands beftuur, zich VI. deel. U voor^ XIV. boek» Wh*.  Ïf4 VADERLANDSCHE&c; BOEK. 2783. 1. C*J Ntdtrl. Jaorb. 1784 bi. m& „ voortaan overeenkomftig'hunnen duur„ gezwooren Eed, en de vvaare belan„ gen van het Vaderland gedraagen mo„ gen, en, geduurende den Vrede wel„ meenend en zorgvuldig in agt neemen ,, alles wat denzelven behendig kan maa„ ken, en onze Magt meer gedugt doen „ zyn voor hun, welken onzen Wel„ vaard met nayver befchouwen, en onze Onafhanglykheid belaagen mogten; „ op dat deeze Vrede de laatfte zy, die „ op gelyke wyze geflooten wordt en de 5 waare Eendragt van binnen, als mede , onze in en uitwendige Vryheid en On~ afhangelykheid, op deugdlyke grondbe■9 ginzelen gevestigd, voor altyd onwan„ kelbaar worden! (*)."  VADERLANDSCHE HISTORIE. VYF TIENDE BOEK. INHOUD. Toebereidzels ten Oorloge, met den aanvange des Jaars. Oordeel van .zyne Hoogheid over derzelver noodzaaklykheid. Petitie tót verwerking der Zeemagt. Petitie tot Gefchut en- Krygsvoorraad. Gelderland en Holland ftemmen in die Petitiën, 't Foor* ft el van zyne Hoogheid, de vermindering der Zeemagt betreffende. Onderzoek, wegens de Afdanking Van. Zeevolk by een der Admiraliteiten in Holland. De Admiraliteit van Amfterdam geeft een algemeen. Antwoord. Nader aangefchreeven. Antwoord van de Admiraliteit op de Maaze* Van die in W^st- Friesland. Nader Antwoord der Admiraliteit van Amfterdam. Voorflag wegens de Zeemagt, die de Staat altoos moest houden. Hoe veelè Oorlogfshepen thans in dienst, Raadflag , H a . ovst XV*' BOÊRj  Ïi6 VADERLANDSCHE XV. BOEK. over het afdanken van Schepen; en hoe dé in dienst zynde te gebruiken. Friesland oordeelt des niet, als te onkundig van den ftaat der zaaken, In Zeeland dankt men Schepen af. 's Lands Vice - Admiraal hartsinck zyn dienst neder gelegd hebbende kreeg de Vice-Admiraal reynst thet Opperbevel over 'sLands Zeemagt in aanden. Voorftel van Dordrecht, wegens een onderzoek van het Regt des Admiraal Generaals tot het aatiftellen der Vlagofficieren. Gevolgen hier van. De Kaapvaard ging niet ongunftig. De Kaater Capitein jarry fneuvelt. Van braam met de Gewapende Oost-Indievaarders na Zee. Andere Vlootdeelen zeilen uit. Voorflag van Gouda om meer Oorlogfchepen ma de Oost-Indien te zenden. De Uitrasters der Gewapende IVest-IndievaarderS leveren een Verzoekfchrift in. Gunftig befluit op 't zelve. Veele ongelukken 's Lands óchepen overgekomen. Gelastigden na Zeeland en Texel om Leg- en Herftelplaatzen voor s Landsfchepen te zoeken. Verflag "Van deezen last. Voorflag van het verbeteren des Hospitaals te Helvoetfluis. Men wil te Enkhuizen mede een Hospitaal vervaardigen. Voorflag om de zaak van den geftaakten Tocht na Brest by de Admiraliteits Collegien daar in betrokken te onderzoeken. Holland wil eene Commisfie benoemd hebben en befluit daar toe. Vrugtlooze poogingen der Bezendinge by zyne Hoogheid wegens den Tocht na Brest, ten aanziene van 4en Vut-Admiraal habtsinck. Ten op*.  HISTORIE. 117 'öpzigte van bylandt. Antwoord van de Admiraliteit op de Maaze op den gedaanen Eisch, Antwoord van Zeelands Zeeraad. Antwoord der Admiraliteit van Amfterdam. Het onderzoek by de Admiraliteits Collegien weder aangepreezen. Staaten i an Holland weigeren deezen Vwrflag op nieuw, en doen een anderen. Op welk eene wyze goedgekeurd. Op welke Voorwaarden Holland toeflemt en tot Gelastigden benoemt, de Penfwnarisfen van berckel en zeeisergh. Wat 'er ten Gelderfchen Landsdage voorviel over het ienoemen van een Perfoon lot dit Onderzoek. Verzoekfchrift der Zutphenfche Burgeren deswegen van de hand geweezen. De Deventerfche Burgery wil Jonkheer j. D. van der cafpellen daar toe benoemd "hebben. Staaten van Utrecht benoemen denHeerW, E.perponcer de seldj4itskey. Zyne Hoogheid verzogt om geen der Vlagofficieren of Capiteins na Brest befiemd, buiten 's Lands te laaten trekken. Antwoord des Admiraals Generaals. Verder benoemde Heeren tot het onderzoek yan den mislukten Tocht na Brest. Uitflag van het Onderzoek. Zyne Hoogheid van eene Befchuldiging ontheeven. Het verdere omtrent de zaak van Brest beraamde. Jfj oe zeer men, in den aanvange deezes Jaars, welks Lotgevallen wy vooruitgeloopen zyn, om een aaneengefchakeld verflag van 't Vredeswerk te geeven, aan H 3 dien XV. boe k.' I783; Toebereidzelsten Oorloge nidj  ï?8 VADERLANDSCHE XV. BOEK. 1783.' den aanvang deeges Jaars. lo VADERLANDSCHË Onderdaanen, en om met een gewenschtc» uitflag over de verrigtingen van den aan* ftaanden Zeetocht, met de mede Oorlogvoerende Mogenheden, de wyze te beraa? men, hoe den gemeenen Vyand de meest mogelyke afbreuk te doen, en tegen de, zelve zo kragtdaadig te werk te gaan, dat hy tot het aanvaarden van billyke Vredes-voorwaarden gebragt mogt worden. Zy verzogten derhalven, dat dit Jaar, behalven de reeds in dienst zynde Schepen, ook alle de nieuw aangebouwden mogten uitgerust en tot het vinden van de kosten de noodige voorzieninge gedaan worden: en zouden deezen, voor de acht laatfte Maanden van dit, en de vier eerfte van het volgende Jaar niet minder beloopen, dan de verbaazende fom van 13956073. Guldens. Om daar van eene Petitie op te maaken werd de Raad van Staaten verzogt. (*). Ten dien zelfden dage bragten die Heeren hun Hoog Mogenden onder 't ooge, dat de Petitie, tot aankoop van Gefchut en verdere Krygsbehoeftens voor 's Lands Vloot, ter fomme van 1500000, in den Jaare mdcclxu gedaan, verre van toereikende was: dewyl ieder van de Collegien ter Admiraliteit, voor meer dan het dubbel van haar aandeel daar in alleen aan Kanon ontvangen of befteld hadt: zy verzogten derhalven, dat hun, Hoog-  HISTORIE. m Hoog Mogenden mogten goedvinden den Raad van Staaten voorteflaan, om hun te doen toekomen eene Petitie van geen minder fom dan de voorige, eneenTonne Gouds voor ieder Collegie ter Admiraliteit daarenboven , en vervolgens ten minften aiooooo Guldens tot verdere aankoop van Artillerie en Ammunitie var Oorlog; op dat de Schepen daar mede mogten voorzien worden, alzo het minfte gebrek daar aan alle andere voorzorgen en kosten onnut zou maaken , en het oogmerk daar van geheel doen misfen. De Raad van Staaten oordeelde, dat de verging deezer fomme niet alleen geen de minftt verwondering by de Bondgenooten moesi verwekken; maar, integendeel, alleszins genoegen verdiende toe te brengen; dewyl dit een zeker bewys uitleverde van de groote vermeerdering en uitbreiding van 's Lands Zeemagt, na welke met reden zo zeer was verlangd, als moetend« het Kanon en de Krygsvoorraad onwe derfpreeklyk vermeerderd worden, naai maate, door den aanbouw, het getal dei nieuwe Schepen, en vooral die van Li nie toenam. Niet te hoog kon, huns oor deels, daar toe voorkomen, de op nieuv gevraagde fom van vyftienmaal honderc duizend Guldens, met vermeerdering var zesmaal honderd duizend Guldens, als een maal honderd duizend Guldens voor iedei Admiraliteits Collegie, mits egter zo, gelyl zy begreepen, dat het Collegie ter Admira Üteh van Amfterdam daaj: van niet één ü 5 ma? S t XV. B O EK. 1783. I t ï L i  124 VADERLAND SC HE XV. BOEK. Die van 'Amfterdam geeven een algemeen antwoord C*) Rt/ot. van Hall. 27 Aug. 1783.' voorkennis, veel min met toeftemming, van hun Ed. Groot Mogenden, een aanmerkelyk getal van Manfchappen af te danken. Omtrent welk zonderling gedragdie Afgevaardigden vervolgens voorttelden of de Vergadering niet goedkeurde, zich ten fpoedigfte, daar omtrent de noodige opheldering te doen geeven. Men werd te raade de Admiraliteits Collegien binnen dit Gewest aan te fchryven om, onverwyld, hun Ed. Groot Mogenden verflag te doen van den tegenwoordigen Staat der Zeemagt, zo met betrekking tot het getal en de grootte der Schepen, als tot het getal der Manfchappen, gelyk mede of 'er ook eene aanmerkelyke Afdanking van Volk plaats hadt, en zo ja, hoe veel? wanneer? om wat reden? en op wiens order of authoriteit zulks gefchiedware? (*) Veel beduidende Vraag(tukken,5in de daad, en die niet konden rnisfen, by de Beantwoording, gefchiedde dezelve volledig, veel te ontdekken, waar na de misnoegden over het Beftuur van het Zeeweezen, fterk haakten. De Raaden ter Admiraliteit te Amfterdam, in 't Voorftel van Dordrecht byzonder bedoeld, fchreeven terftond een Ant» woord, by 't welk zy hunne volvaardigheid betuigden om het verzogte Verflag op te ftellen, doch naardien het volledig dien*  historie; 125 diende te zyn, kon het zo fpoedig niet worden overgegeeven als zy zelfs zouden Wenfchen: dewyl de Motiven en Redenen des Gedrags van het Collegie, uit een ganfchen zamenloop van omftandigheden, moest worden opgemaakt. Staaten van Holland, hier mede niet voldaan, lagen deezen Berigtbrief ter zyde tot dat het gevorderde volledig Verflag zou zyn ingekomen; hun nader aanfchryVende, om, uiterlyk binnen den tyd van acht dagen, berigt te zenden op de punten in den laatstvoorgaanden Brieve vervat , byzonder het afdanken van het Volk, en het buiten dienst ftellen van Schepen betreffende (*}. Welhaast kwamen de Berigten der Admiraliteits Collegien in, vermeldende de Schepen , de Manfchappen by dezelve, en de plaats waar zy zich bevonden, of Werwaards ze beftemd waren. By den Zeeraad op de Maaze hadt men twee Fregatten, buiten ftaat om langer te dienen, afgedankt, de Manfchap van het eene, voor een gedeelte, nevens de Officieren en Stuurlieden , op andere Schepen doen overgaan, en de overigen gelyk mede het Volk van het andere, met voorkennis en goedvinden van zyne Hoogheid, afgedankt: ook waren drie Uitleggers op aanfchry ving van hun Hoog Mogenden, met voorkennis en overleg van (*) Refol, van Holt. 4 Sept. 1783. xv. BOEK» 1783. Nader aangefchree-,ven. Antwoordvan de Admiraliteit op de Maaze  / XV. b O e k, lm- 128 VADERLAND SC HE langer hadt durven ophouden. Wanneer tot de Afdanking der Wagtfchepen en Uitleggers beflooten en het Volk van dezelve op andere Schepen overgebragt was, zeilden de Landsfchepen uit de WestIndien binnen, welke uit hoofde van den zwakken ftaat der Schepen en Manfchappen, mede waren afgedankt. Het geheel beloop der afgedankten van het oude Volk was duizend en één en zestig, van de West*-Indifche Schepen duizend en tien Man, en dus geheel twee duizend één en zeventig Koppen. Deeze Afdankingen waren op onderfcheide dagen, van den elfden van Zomermaand tot den vierden van Herfstmaand, gefchied. Deredenen, die de Raad voor dezelve hadt, waren, met opzigt tot de Wagtfchepen en de Uitleggers , de Aanfchryving en 't Befluit van hun Hoog Mogenden, en met opzigt tot het oude Volk, vóór den Jaare mdcclxxxi in dienst, de aanmerking, zo van de billykheid om deeze Manfchap eerst te ontflaan, als de gegronde verwagting van geweld en oproer onder 't zelve, benevens het vooruitzigt van eenen aannaderenden Vrede; en eindelyk, ten opzigte van de West-Indifche Schepen, 't zwaar herftelaan die Schepen noodig, de redelykheid en billykheid om derzelver Manfchap , als zolang in dienst geweest zynde en veel geleden hebbende te ontflaan; als mede de zieklyke en verzwakte toeftand van dat Volk; en ten laatften uitzigten tot fpaar* zaam-  historie; lap zaamheid, en de groote agterftallen van den Raad by zommige Gewesten (*). Ten (*) De Hollandfche Raaden en Ministers van. het Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam zonden, den zeven en twintigften van Zomermaand, aan hun lid. Groot Mogeaden een Brief, waar in zy de fchaarsheid van hun Kas, veroorzaakt door de groote uitgaven aan volftrekte noodwendigheden, te kennen: gaven, enhoezy, niettegenftaande de vaardige' voldoening der Ordonantien ten hunnen behoeve op Holland afgevaardigd , het kommcrlyk uitzigt voor oogert hadden van, binnen kort, met de betaalingen te zullen moeten ophouden, t Welk niet alleen een volftrekt Discredit voor het Collegie zout veroorzaaken; maar ook eene onbegrypelyke verwarring te wege brengen, als de Arbeidslieden , dié van den eenen dag tot den andereii moeten leeven, op den gewóonen tyd het verdiende Loon niet ontvingen : 't welk van veertien tot veertien dagen gefehiedde, en by ieder b> taaling tusfehen de 35000 en 40000 Gulden» beliep. Zv verzogten deswegen den byftand van hun. Ed. Groot Mogenden , teffens overleverend» eene Nota . va» 't geen het Colle?ie ter Admiraliteit te Amfterdam was jompeteerende, zo wegens dc Quotas Van de Provinciën in de daar. vermeide Petitiën, vjaar Voor reeds Ordonantien door aen Raad van Staaten, ten behoeve van 't geti-.eld/ Collegie, waren verleend op den Ontvanger Generaal der Unie, als wegens V geen ten haaren behoeve geajftgneerd was op. den Ontvanger Generaal van het Verhoogde Last en Veil?eld , t@ zamën bcloopende de fom van 1548166 Guidens. Hun verzoek vondt zo veel ingangs , dat Gecommitteerde Raaden gevolmagtigd wierden om aan dit en de andere Admiraliteits Collegien iit Holland, uit de reeds by dit Gewest toegeftaane Petitie , van tyd tot tyd, eenige betaa*lingen te doen. Jle/ol. vaaüoll. 3 July i7?J. VI. DE Ei™ I xV, BOEK, 17H".  \ XV. BOEK, Voorflag Wesens de Zeemagt die de Staat altoos moest Kouden. (*) Refol. van Holland n Sept. 1784. N. TVederl. Jaarb. 1783. 1)1. 2072. en voor 't Jaa* 1784. bl. 168. 130 VADERLANDSCHE Ten flot was de Afdanking der Wagtfchepen door den Raad gefchied op Order en Authoriteit van hun Hoog Mogenden; en die der West- Indifche Schepen onder kennisgeeving aan hun- Hoog Mogenden, terwyl de Raad zich vleidde, dat de billyke redenen, die denzelyen daar toe hadden gebragt, de goedkeuring van hun Hoog Mogenden zouden wegdraagen: te meer om dat reeds hun Hoog Mogenden Gedeputeerden tot de zaaken van de Zee, naa ingenoomen Advies yan de Gecommitteerden uit de Admiraliteiten, hadden geraaden om die Schepen terftondt naa derzelver wederkomst af te danken (*). Reeds in Herfstmaand des voorleden Jaars hadt men gehandeld om 's Lands opkomende Zeemagt in hand te houden, en derzelver verval, by het eindigen van den tegenwoordigen Oorlog, voor te komen, en waren de Afgevaardigden tot de zaaken van de Zee verzogt na te gaan, hoe veel Gelds, voortaan" in Vredestyd jaarlyks op den Staat van Oorlog zou moeten gebragt worden tot het doen in ftaat blyven van de Collegien ter Admiraliteit en der noodige herftellingen aan 'sLands Schepen, geëvenredigd aan 't getal der Schepen, welke by ieder Collegie in  HISTORIÉ. 131 in behoorelyken ftaat van dienst zouden gevonden worden; als mede tot het doen èener jaarlykfche Uitrustinge, om, naar maate van de magt der Republiek, en derzelver belang by de Zee, zich eenigzins te doen ontzien, en derzelver Zeehandel, ten allen tyde, tegen alle onregtvaardig geweld, ten minften in den eerften aanval, te kunnen beveiligen. Zy bragten, als hun raadflag, naa ingenomene overleggingen der Afgevaardigden uit de Admiraliteits Collegien deezer Landen, in, dat 'sLands Zeebelang volftrekt vorderde, dat in de West-Indien, in d&Middelandfche Zee, zo wel als in de NoordZee, altoos eenige Schepen van deezen Staat wierden gehouden , ten einde op deeze drie plaatzen de Nederlandfche Vlag een behoorlyk aanzien en ontzag zovi hebben. Huns oordeels moesten, in Vredestyd, altoos in Europa worden gehouden zes Schepen van 60, zes van 50, vier Fregatten van 40, vier van 36, ert Vier van 20 ftukken, en zes Advysjachten, te zamen ten minften bemand met 6900 Koppen, welker Uitrusting 's jaarslyks 3642000 Guldens zou beloopen. Eene fom, die alle jaaren, als een vaste post^ op den ftaat van Oorlog zou moeten gebragt worderi, en uitgekeerd aan de Admiraliteiten, die daarenboven zouden behooren aangefchreeven te worden, om,behalven de gewoone Kruisfers, Van tyd tot tyd , nog ' zo veele Fregatten uic Is té XV, B OEKi 1783.  fga VADERLANDSCHE XV. BOEK. Ï783. Hoe veel Schepen thans in dienst. Raadflag over het afdanken ■van Schepen, en hoe de'in Dienst zynde te gebruiken. (*) Refd Gen. 31 Maart 1783. (0 N. Nederl. Jaarb 1783. bl. (§) Zie hier boven bl. 122. te rusten als derzelver gewoone inkomften konden opbrengen (*). Thans waren 'er werklyk in dienst twee Schepen van 70, achtien van 60, elf van 50, negen van, 40, dertien van 3-6 en elf van 20 hukken, behalven de mindere Vaartuigen. Voorts werd op de Werven nog gearbeid aan zes Schepen van 70, zes van 60, drie van 50, en één van 40 hukken, welker kosten dit Jaar ruim dertien Millioen Guldens zouden bedraagen (f). Op den ingeleverden Voorflag van den Admiraal Generaal ( §), welke Schepen zo de Vrede getroffen werd, nog dit Jaar, in dienst zouden gehouden, en hoe gebruikt worden, gaven de Afgevaardigden tot de zaaken van de Zee, behalven de evengemelde nog op ftaapel ftaande Schepen , die niet in dienst zouden gebragt behoeven te worden, in gevalle van het huiten des Vredes, eene aanmerkelyke vermindering aan de hand, die tot vyf en twintig Schepen, behalven eenig klein Vaartuig, kwam. Van deeze zouden drie Esquaders kunnen gemaakt worden, ieder onder 't geleide van een Vlag-Officier. Als voor eerst een kruisfend Esquader ,in de Noord Zee, tot ■oefening en bekwaaming der Officieren en  HISTORIE. 133 en Gemeenen in de Scheepsverrigtingen, 'twelk alleen, tot mindering der kosten, den Zomer zou aangehouden, en in 't Najaar afgedankt worden. — Ten tweede een Esquader om de Vlag van den Staat, die zints de Oorlog in de Middelandfche Zee nauwlyks gezien was, op eene ontzag wekkende wyze en die de Mogenheden van Barbarye kon doen omzien, aldaar te vertoonen; dit zou ook byzondere uitrustingen, die anders misfchien dit Jaar na Algiers, Marocco, of na andere Plaatzen op de Kust van Barbarye, noodig mogten geoordeeld worden, kunnen uithaalen. Eindelyk zouden de overige in den Zomer en 't Naajaar, als een derde Esqüader, na Africa en de West-Indien kunnen gezonden worden. Zodanig eene vermindering en fchikking zou grootlyks ftrekken in afflag van de Petitie in Louwmaand gedaan (*) ■ Dan heten deeze Heeren, by dit vóórhel, niet onopgemerkt, dat, daar men de Oorlogs - Uitrusting hier mede voor afgeloopen zou kunnen houden, en voor volgende Vredes Uitrustingen afzonderlyke Gelden zouden moeten gevorderd worden, het van het tiiterfte belang was, op dat deswegen geene onzekerheidplaats greépe, en alles niet wederom op den ouden voet tot verval kwame, en de even opkomende Zeemagt van den Staat niet, van, (*) Zie hierboven bl. 119 en i2Qt 1 3. XV. BOEK. 17%.  ÏS4 VADER LANDSCHE XV BOEK. Friesland oordeelt des niet, als te onkundigvan den ftaat der ?aaken. 1 » i I In Zeeland dankt men ' Schepen * af. t t t l I van allen voedzel beroofd, nog fchielyket verdweene dan zy was opgekweekt, ten fpoedigfte ter hand genomen werd hunne beraadflaagingen raakende de vaste Uitrustingen in tyd van Vrede, in Lentemaand deezes Jaars overgeleverd (*) Staaten van Friesland den Brief van zyne Hoogheid en deezen Raadflag der Gelastigden tot de zaaken van de Zee, in overweeging neemende beklaagden zich, dat zy, wegens den toeftand der Vredehandelinge niet genoegzaam onderligt waren , en verflag daar van, ten hoogden noodig om over een huk van deezen aart te raadpleegen, reeds vóór deezen Landsdag gewagt hadden ; hunne Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge gelastende ten fpoedigten des wegen kundfchap op te doen, en evens reden te geeven van het niet eerIer zenden der naauwkeurige tydinféü, wegens den haat der Vredehandeïnge (f). In Zeeland hadt het uitzigt op Vrede :n de afgekondigde Wapenftilftand den Meeraad bewoogen om de Manfchap van wee Oorlogfchepen, en één Kotter, af e danken; fchoon men den aanbouw van wee op ftapel haande Oorlogfchepen nooleef voortzetten (§). 's Lands (*) Re/4. Gen. 2 Juny 1783. Zie hier boven • 122. CD Re/ol. van Friesland 10 luly 1783. (§) N.Nederl. Jaarb, 1783. bl. 486. '  HISTORIE. 135 'sLands Vice-Admiraal hartsinck, dien wy, ftaande deezen Oorlog , het Opperbevel over 'sLands Oorlogfchepen zagen voeren, en wiens gedrag voor zo veel opfpraaks blootftondt, gelyk ons Gefchiedblad vermeldde, leverde, eer dezelve een einde nam, een Gefchrift over, behelzende een vernaai van alle zyne verrigtingen; zich vleiende dezelve niet alleen door hun Hoog Mogenden te zullen zien goedgekeurd; doch ook als dan daar van zulk een openbaar bewys te zullen ontvangen, als zy, volgens hunne gewoone billykheid, meest gefchikt zouden oordeelen, om hem, voor 't oog zyner Tydgenooten en van de onbevooroordeelde Naakomelingfchap, te regtvaardigen van alle zodanige nadeelige gerugten als eenige kwaalyk Gezinden, op allerhande wyzen, zo door valfche Bekendmaakingen , als door menigvuldige andere eerroovende Gefchriften , tegen zyn Perfoon en gehouden Behuur onder de goede Gemeente hadden uitgeftrooid. Hy verzogt zyn ontflag, en bekwam 't zelve. De Vice-Admiraal reynst kreeg het Opperbevel over 'sLands Zeemagt in handen (*). Veel opziens baarde een Vóórhel door Hollands oudhe Stad , in Herfstmaand, ter Staatsvergadering ingebragt : naamlyk dat by derzelver Regeering, twyfel was (*) Refol. Gen. 13 Jan. 18 Maart 1783. N, Hederl. Jaarb. 1783. bl. 93. 1 4 XV. BOE IC.' 1783. Hartsinckzyn dienst nedergelegd hebbende,worde door REYNSTvi opgevolgd, Voorlrel /smDord' recht wegens een  VADERLANDSCHE XV. BOEK. I783. Onderhoek van het regt jsyner Hoogheid tot Aantfejlingder VlagÉ Officieftn. Crevolgen juer van. was ontftaan over het Regt van Aanftelting der Vlag- Officieren, onder het Resfort van de Collegien ter Admiraliteit binnen Holland en West-Friesland, Tot wegneeming van deezen twyfel ftelden zy voor, zonder daar door, egter , eenig het minhe nadeel te willen toebrengen aan de wettig verkreegene Regten van den Admiraal Generaal , het doen van een Onderzoek wien eigenlyk dit Regt wettig toekwam en inmiddels den Raadpenflonaris te verzoeken, hier van de Admiraal Generaal kennis te geeven, met by voeging van de verwagting hunner Ed. Groot Mogenden, dat Hoogstdezelve, by voorraad, en hangende dit Onderzoek, geene Vlag Officieren onder 't gemelde Resfort zou aanftellen , immers in allen gevalle niet, dan met kennis en overleg hunner Ed. Groot Mogenden. —— 'tLeedt tot in Sprokkelmaand des volgenden Jaars eer over deezen Voorflag een Behuit daar mede overeenkomftig viel. Het laatfte Lid wederfprak de Ridderfchap ; terwyl de Steden Rotterdam, Brielle, Enkhuizen, Edam, Monnikendam en Medcnblik in dit gedeelte niet toehemden , en het Behuit aanzagen. Aan de gedaane aanzegging, by monde van den Raadpenhonaris, beloofde de Admiraal Generaal te zullen voldoen: betuigende vastte vertrouwen, dat'er, naa een volledig Onderzoek, geene de minfte zwaarigheid zou overblyven , om dit Regt, als aan den ftaat van Admiraal Generaal yerknogt, door hem by aanhoudendheid te  HISTORIE. ■ te laaten uitoefenen, even als gedaan was door zyne Voorgangeren, en aan j hun by hun Ed. Groot Mogenden, zo . door het doen van aanmaaningen tot dusdanige Aanftellingen , als anderzins , te meermaaien duidlyk was toegekend. Het Vóórhel tot Onderzoek van dit Regt aan de Admiraliteits Collegien gezonden zynde bragtcn zy een Raadflag uit; dat men wel geene uitdruklyke Opdragt vondt, waar by dit Regt aan zyne Hoogheid, of diens Voorzaaten, was verleend ; maar dat hetzelve' ftilzwygende en zaaklyk aan de Heeren Admiraalen of de Admiraals Generaal van Holland, fcheen te zyn opgedraagen, en althans zodanig by hun Ed. Groot Mogenden te zyn goedgekeurd, dat het boven allen twyfel kon geheld worden, dat het Gebruik daar van door de Heeren Admiraalen in den tyd, als wettig moest worden aangemerkt. (*) Veelvuldige Voorbeelden voerden zy ^an. Dan zommigen bleeven van oordeel, dat uit die Voorbedden, hoe veel ook in aantal, het Regt tot het uitoefenen van die Magt, geenzins kon goedgemaakt worden : dat het alleen uit de Inftructien of Commisfien blyken moest, of de Souverain ooit zulk een Regt aan de Admiraal Generaals verleend hadt (f), Orr O lief4. van Holt. 10 Sept. 1783. 18.25. Feb $n 2 April 1784. ft) PW van denNzder-Rhyn, V. D, bl. 381 en 709 15 XV. SOEK. 1783,  i38 VADERLANDS CH E XV. Boek. Ontmoeting tusfehenCap. F S G. VAN BYLAND en den Heer GEELVXüCK. De Kaper Capitein jarry foeuvelt. Om de verregaande verkleefdheid der Zee - Officieren aan den Admiraal Generaal te toonen, gewaagden de Dagfchriften van eene ontmoeting tusfehen den Zee-Capitein F. S, Graave van byland en den Heer geelvinc k van castricum. Aan eene openbaare Tafel, over de Schryvers van deezen tyd fpreekende, zou de eerhe den laatstgemelden te gemoete gevoerd hebben, dat men die Schreeuwers weldra den mond zou /hoeren: want dat de Prins binnen kort Souyerain zou zyn ! Schoon hy door een berigt, in meest alle Nieuwspapieren geplaatst verzekerde nimmer deeze of foortgelyke woorden gedagt,veel min gezegd, te hebben, beweerde de Heer geelvinck, dat zyn Party, de woorden zo als zy opgegeeven waren niet gebruikt, maar in fteede van eene fleüige verklaaring, wcnfchend'e gezegd hadt, het zou goed zyn dat de Republiek onder één Hoofd wierd gebragt! Een wensch door veelen hem niet minder ten kwaade geduid dan de heilige verklaaring, en even onvoeglyk in den mond eens Dienaars van den Staat geoordeeld (*). Onze Kaaperfchepen, inzonderheid de Zeeuwjche, haken, vóór de Bekendmaaking van den Wapenftilftand, alle Wintergevaaren ten trots, in Zee, en deeden pry- (*) 27. Ncdsrl. Jaarh. 1784. bl. 2084 enz, *>dit v«n den Ncdtr'Rhyn IV, Peel bl. 457.  HISTORIE. 139 pryzen op van meerder en minder waardye. De dappere Kaaper-Capitein jarry, een Franschman van Nantes geboortig, met zyn Kaaper de Flisfinger hadt, in Louwmaand, naa weinig dagen in Zee geweest te zyn, het gewoon geluk mede. Onder andere een groot driemast Schip genomen hebbende, was het, deels door de onkunde der geenen, die daar op bevel voerden, deels door het ftormweer, aan de kust vast geraakt. Veel moeite gaf hy zich om het te redden, in hoop om 'er regelregt mede na Vlisfingen te kunnen heevenen, een groote Koningskotter ontdekt hem, die, vermids jarry zich nog met zyn Prys ophieldt, hem merkelyk inkortte , en vervolgens , naa een jagt van eenige uuren, aanklampte. *t Gevegt duurde meer dan een uur. Het Kaaperfchip hadt reeds eenige fchooten onder water bekomen , de B ovenzeilen waren alle van boven neder, en de Boegfpriet in hukken, gefchooten; dertig Krygsgevangenen belemmerden hem grootlyks, te meer daar zyn eigen Manfchap, door het bemannen van vier Pryzen, zeer verzwakt en zyn eerfte Luitenant gefneuveld was. Ondanks deeze ongunftige omftandigheeden zou hy nog niet gehreeken hebben: doch, toen een Engehch Fregat, ten byhand van den Kotter opdaagde, wilde hy zyn Volk niet volhrekt aan een gewislen dood blootflellen, en deedt de Vlag ftryken. De XV. boek, 1783.  *4° VADE RLANDSC HE XV. BOEK. Veele Oorlogfchepenzeilen n; gee. De Kotter gaf, naa dit betoon van overgave, nog een laag met Schroot; een huk Schroot ging dwars door den buik van Capitein jarry, en bragt hem eene wonde toe, die, naa twee fmertlyke dagen, een einde aan zyn leeven maakte. Meer dan vyftig Pryzen hadt hy op den Vyand veroverd, en alzins blyken van onverfchrokke dapperheid gegeeven (*). De Zee-Capitein van braam, die voorheen in dienst der Maatfchappy in 1 de Oost-Indien geweest was, werd thans benoemd om met een Vlootdeel na dat Werelddeel te hevenen, en de gewapende Oost-Indifche Schepen mede te neemen: hy zou daar aangekomen, den ïytel van zyne Edelheid voeren, en Zitting in den Raad hebben. Naa den Wapenftilftand gingen de zes daar toe gefchikte Schepen onder zeil. (f) In de Haven van Toulon telde men, in Slachtmaand, vier Schepen van Linie en twee Fregatten, beftemd om zich, inde Middellandfche Zee, te voegen by nog acht Schepen van Oorlog, die in Wintermaand onder den Vice-Admiraal reyn st, Texel verlieten. Ten welken tyde ook eenige Fregatten en andere ligte gewapende Vaartuigen, de Reis na de West-Indien aan- (*) N.Nederl. Jaarb. 1783. bl. 108. 279. 28c, 55 te van deezen Capitein Jarry onze Kadert, Hifi. IV D. bl. 347. Ct) N. NecUrt. frarb. 1783. bl. 8«, 479..  32c Kaaper •rleYlis3nge.r Cajpt JA^RY door eejiEngelscli Komingfcliijj genoomen.   HISTORIE. 14* aannamen, alles overeenkomftig een Staatsbefluit in Wynmaand genomen (*). Een veel grooter aantal Oorlogfchepen, dan gewoonlyk in Vredestyd, was dus dit Jaar ten Zeedienst gefchikt, of werklyk in Zee, wanneer die van Gouda, by Staaten van Holland, een Voorhei deeden, zeer ftrookende met de Vóórhellen door die Stad, geduurende den loop des geheelen Oorlogs, gedaan, „ om" gelyk zy zich uitdrukten, „ genoegzaa„ me Vlooten in Zee te brengen, en de „ haaperige Werkloosheid , welke thans „ aan de Republiek haare treurige gevol„ gen deedt gevoelen, uit te rooijen," als mede met betrekking tot de raadpleegingen, over de Vredesonderhandelingen, en de voorflaagen ter Algemeene Staatsvergaderinge, betreffende het getal der Schepen , die , in Vredestyd , zouden behooren in dienst gehouden te worden (f). Ten deezen opzigte hadden zy hoofdzaaklyk getoond en aangedrongen, „ dat de toehand der Vredesonderhan„ delingen meer dan middagklaar leer„ de, hoe men alle reden van vrees moest „ hebben, dat de Vyand het 'er op toelage, (*) Rrfol. Gen. 24. Oct. 1783. N. Nederl, Jaarb. 1783 bl. 2082. (t) Zy oogen op de Raadplegingen over den Brief van 15 Maart 1783 de toenmaalige Vredehandelingen betreffende ; en <üe liepen over de Generaliteits Rapporten van 4 April en 6 Juuj waar van wy hier boven gefproosen hebben, XV: boek; 1783. Voorflag van Gouda om meer Oorlogfchepenna de Oost-Indien te zenden.  142 VADERLANDSCHË XV. Soek. ,, lage, om, zo al niet de Bezittingen „ van den Staat in de Oost-Indien, al„ lengskens weg te ileepen, immers dan j „ door een heimlyk gedreeven Handel, „ in den onzen te deelen , en op die „ wyze , ten kosten en ruine onzer „ Maatfchappye, het verlies van Amencd „ vergoed te krygen. De Republiek be„ hoorde, derhalven , voor de beveili„ ging deezer Volkplantingen, en derzel,, ver Zeeën, byzonder die der Moluk- Jche Eilanden, en de Straaten Manar „ en Sunda, met alle kragten , en op „ eene geheel nadruklyker en herker wy„ ze, dan tot nog gefchied was, ten „ fpoedigtten, te voorzien : 't geen, huns „ agtens, onmogelyk anders kon uitge- voerd worden, dan door, nog dit Jaar, „ buiten de reeds verzondene Schepen „ van Oorlog, eenige andere dergelyke „ Schepen, tot verilerking, na de Oost- „ Indien af te zenden. Zints dee- j, ze Raadpleegingen hadden de zaaken," gelyk zy zich heten hooren, „ zodanig ,, een loop genomen , dat eindelyk de „ door eigene Wapenen niet verdeedigde „ Republiek, (om niet geheel en al bui„ ten de Vredehandelingen te worden „ geflooten, en zonder hoop op beter „ Directie, by het voortduuren van den „ Oorlog, zich blootgeheld te zien aan „ een onvermydelyk verderf,) verpligt „ was geworden, door noodgedwongen,- niet alleen te moeten toehemmen aan „ den door der Engel/eken onverzettelyk- heia  HISTORIE. 143 heid en onregtmaatigheid ons opge' drongenen Afftand van Negapatnam; „ maac ook zich te moeten verbinden „ om de Vaard der Groot - Brittannijche „ Onderdaanen in de Oost-Indifche Zeeën „ niet te belemmeren. „ Door dit alles zagen zy de gegrondheid van het voornitzigt en de daar " uit opgevatte vrees niet alleen bevestigd; doch tevens de hier uit ontftaande en nu meer dan ooit dringende nood% zaaldykheid, om het Middel, eertyds „ voorgefchreeven, aan te wenden, al; „ het éénighe, waar door 'sLands Be zittingen in meerder zekerheid kondei '„ worden geheld, en teffens, op ecm J3 kragtigé wyze, zorge gedraagen, da de Groot-Brittannifche Natie, naa he huiten van de Vrede, niet overfchree „ den mogt de grenzen eener billyk „ verkharinge van die gedaane Belofte en aangegaane Verbintenis, door dezelv " uit te hrekken tot zaaken niet bepaal „ tot de Vaard behoorende. • Z „ droegen deswegen hun Ed. Groot Mi „ -o-enden voor, om, hoe eerder hoe bi " ter, nog dit Naajaar, een aanzien^ „ en genoegzaam aantal van Schepen c „ Manfchap, derwaards te zenden; m „ verzoek, dat hun Ed. Groot Moge „ den, hunne gedagten geliefden te la „ ten gaan over de beste wyze, wa op by vervolg, in tyd van Vrede, h „ Krygsweezen onzer Oosterfche en v£ '„ dere Volkplantingen, in alle derzelv , betrekkingen, en dus zo met opzigt 1 XIV. BOEK. I783' l t t » e i V )- k n ;t 1- a- ar et r- er ot de  XIV. boe ic. ( 1733. Befluit des wegen geno. men. .< ] t CO Re/el. van Hall. 13 Sept. 1783. 144 Vaderland schë „ de Schepen en Manfchap, als alle an„ dere middelen van Verdeedujing, zon „ behooren gebragt te worden^ ten ein„ de sLands wettige Bezittingen enReo-„ ten, voor het toekomende, met meer „ kragts te kunnen befchermen, en met „ meerder hoope van een gelukkigen „ uitüag, alle onrcgtmaatige inbreuken „ van buitenlandfche Mogenheden te „ kunnen wederftaan, en, onder Gods „ Zegen, te boven komen (*)." Eer men kon overgaan om op dit nadruklyk Voor/lel door den Penhonaris van Vvyn zo feragtig en dringend vervaardigd, een volftrekt Befluit te neemen, vondt men goed Bewindhebberen der voorzittende Kamer van de OostIndifche Maatfchappy te Amfterdam aan te khryven om, ten fpoedigften, hunne Bedenkingen daar over aan hun Ed. Groot Mogenden te doen toekomen. En dewyl de ondervinding geleerd hadt, dat de Volkplantingen van den Staat alle, ten allen tyde, niet in even goeden ftaat van tegenweer waren gebragt en gehouden, zou men de zaak ter Algemeene Staatsvergadering daar heen wenden, dat ie Bewindhebbers van de Oost- en Westindifche Compagnien deczer Landen mtsgaders de Directeuren van Suriname] :n Berbice zouden worden gelast om aan urn Hoog Mogenden, hoe eer hoe beer te laaten geworden een geheim Ver-    HiSTORI& \& fïag£ wegens den waaren ftaat en verdeediging hunner Bezittingen en verder, vóór 't einde van ieder Jaar, een dergelyk Verflag, omtrent 't geen door hun tot verbetering daar van zou mogen in 't werk geheld zyn. 1 En dat wyders door vasté eh geregelde Equipagien^ gefchikt naar het Vermogen der Bondgenooten, de Zeeriiagt des Gemeenebests zou worden in ftaat gehouden en gebruikt tot dekking der Volkplantingen, daar, en zodanig, sis naar omftandigheden het meest behoefde. De Afgevaardigden van Gouda verklaarden tot .het neemen van dit Befluit, zo verre het ftrekte tot het vooraf inneemen der bedenkingen van de Voorzittende Kamer der Oost-Indifche Compagnie, betreffende het vertrek van ten genoegzaam getal Schepen van Oorlog, nog in dit najaar, na de Oosterfche Volkplantingen van deezen Staat, niet te hebben medegeftemd; maar 't zelve aangezien (*). Verfcheide Boekhouders én Deelhebbers in de Koopvaardyfchepen, met voorkennis én op aanmoediging van hun Hoog Mogenden, ten Oorlog uitgerust,en zodanig na de Volkplantingen van den Staat in de Wist-Indien, en boven al na Suriname, verzonden (f), gingen hun Hoog Mo- (*) Ri/ol. van Holt. 17 Oct. 1783. CO Zie onze Kadert. Hijlorie III. Deel. h}}. 129-137- VI. DEÜL. fe XV.' BOEK* De Üfl?, rusters der GewapendeWest-Indie Vaar-* ders leveren èen. Verzoekfchrift iaj  ttf VADER.LANDSCHE XV. Soek. Mogenden aan met een breedvoerig Ver* toogfchrift, over de ongelegenheden door hun ondervonden in het volvoeren eener Onderneeming, door'sLands Vaderen en zyne Hoogheid vereerd met de aanprikkelendhe loffpraaken voor weldenkend? Ingezetenen. Zy voelden zich bezwaard wegens den last van den Hove van 'Politie in Stiriname hunne Schippers bevelende om zich met hunne Schepen te laaten gebruiken tot verdeediging der Volkplantinge, 't welk hun in de groothe verlegenheid hadt gebragt. Om byzondert redenen hadden zy niet kunnen vermoeden, dat hunne Schepen, 't zy tot verdeediging der Volkplantinge, of om eenige andere oorzaak, langer zouden worden opgehouden, dan zy zelve verlangf den. Dat zy, van hunnen kant, ten vollen alles gedaan hebbende waar op de bepaalde Belooningen hun waren toegezegd, en de tyd van derzelver afgaave en betaaling reeds zo lange was verftreeien, en zy inmiddels verpligt waren geworden alle hunne gedaane verbaazend hoogloopende onkosten te betaalen, hun Hoog Mogenden verzogten de nog in gefcreeke gebleevene Gewesten aan te maa* 3ien om, ten fpoedighen, hunne Aandeelen in de toegehaane Petitie ten Kantoore van de Unie over te maaken; ten einde de toegehaane Belooningen eindelyk eens voldaan mogten worden. Ten an- <ïerett was hun Voorhei, dat hun Hoog Mogenden, uit aanmerking van de gansch ©a-  HISTORIE. Uf fcnverwagte en zeef groote onkosten j veroorzaakt door het ophouden hunner Schepen, die zonder het mmfte voordeel voor de Reeders, in dien tusfehen tydj alleen gehrekt hadden tot verdeediging eener Volkplantinge, aan welker behoudenis de ganfche Republiek zo veel gelegen legt, aan hun, die 't zo weinig kon worden gevergd en onvermogend waren, om op hunne beurs eene Vloot gewapende Schepen, ter bewaaring der Volkplantingen van den Staat, te onderhouden, uit het Fonds voor derzelver Wapening byzondcr beftemd , en waar van hegts een gedeelte tot dezelve hadt behoeven gebruikt te worden, zo verre zulks ftrekken konde, geliefden te doen vergoeden deezen zwaaren last, alleen, voor 't algemeene nut gedraagen (*). Eerlang bragtert Staaten van Holland ter tafel van hun Hoog Mogenden hun genomen Beiluit om, in die hooge Vergadering 't voldoen van dat Verzoek te bewerken, en de Inleveraars voorts te gelasten eene nadere en bepaalde opgave te doen van de kosten en weezenlyke fchaden, door de ophouding hunner Schepen veroorzaakt : terwyl zy Gecommitteerde Raaden volmagtigden om de nog overgebleevene betaaling, op het aandeel Van hun Gewest in die Petitie, af te doen, C*) Btftt. Gen. 31. Jan. 5,783.- BOEK* Gunftfjf BeOuit daarogs,  US VADERLAND SCHE XV. boek. Veele Ongeluk en *s Lands Oorlogfchepenovergekomen. doen. (*) Overeenkomhig hier mede viel het behuit ter Algemeene Staatsvergadering, en werden de Afgevaardigden der Gewesten nog ten agteren in het verfchaffen van hun aandeel in de toegehaane twaalfhonderd duizend Guldens, aangemaand tot een Ipoedig opbrengen dier Penningen (f). In den Zomer zeilden een langgwenscht aantal van Koopvaarders, door vyf Schepen van Oorlog begeleid, van Curacaa onze Havens binnen. Dan één deezer moest, door lekkadie, met een hukkend roer, en veele zieken, te Lisfabon in loopen; een ander was reeds, in den Allantifchen Oeeaan, het niet langer boven water kunnende houden, verhaten, met berging van de geheele Manfchap. Capitein smissaart, die 't zelve voerde werd in een Hoogen Zee-Krygsraad van allen pligtverzuim, zo vóór, als ten tyde van het verhaten, vrygefprooken (§). Capitein haringman verzeilde 's Lands fchip Zierikzee, Ter oorzaake van den Zee-Krygsraad over hem te houden, door zyne Hoogheid in 's Gravenhaage benoemd, rees eenig gefchil omtrent de betaaling der kosten (**). Wegens de hulp aan liet geborgen Zeevolk, door den Heer hoguer, Rehdent van den Staat by . de» (*) Aeftt. van Holl. 31 Jan. 1783. Cr) Refol. Gen. 4 Nov. 1783. (§) N Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1136. 1713.' C**) Mefol. Gen. 3 April ójuny 20 Sept. 1783-  HISTORIE. MS? den Neder - Saxifthen Kreitz, en door den Kerkenleeraar te Nord-Tweftad toegebragt, liet de Admiraliteit van Zeeland aan beiden ter Gedagtenis een Zilveren Gefchenk toekomen (*). Een Lands Fregat, onder bevel van Capitein van der capellen, van Huil eenige onzer Krygsgevangene Landgenooten overvoerende, was op 't puntvan vergaan. Een geweldige ltorm noodzaakte de Groote Mast te kappen, en fineet, terwyl men hier mede bezig was, een rukwind de Bezaansmast overboord. Vrees voor hranden op den Hollandfchen Wal deedt het Anker uitwerpen. De wind nam toe, de golven reezen hemelhoog, men dagt niet anders of het Schip zou vergaan : dewyl 'er eensklaps een geweldige Zee aan Stuurboord infloof, die de halve Battery Gefchut weg nam, de drie Sloepen, en de Roerpen aan hukken brak, en het water binnen boord tot eene aanmerkelyke hoogte rees. Het vreeslyk geweld van deeze horting, het jammerend gekerm des Volks deedt niet anders denken dan dat het jongfte uur voor allen gebooren was. De Capitein, de Luitenant, en Stuurlieden, die op 't dek honden, werden nedergefmakt. Om laag hoorde men een deerlyk gejammer, en men zag het droevigst fchouw- fpel O 27. Nederl. Jaarb, 17S3, bl. 1593. Vaoï »t Jaar 1784 bl. 839. K 3 XV. li o e k. [783-  XV. 35 0 EK. j : 1 s$o VADERLAND SCHE fpel. Eene menigte van het Volk, de een minder de ander meerder, was gekwetst, de Predikant hadt zyn been, de tweede Stuurman en een Soldaat het Sleutelbeen gebrooken: allen deezen moesten, onder het gieren van den horm, zo veel mogelyk, geholpen en verbon: den worden. Een Man was door de Zee overboord gefmeeten en verdronken. In den kuil vondt men twee Mannen op elkander doodgekneld. Niet ver van deezen fchreeuwde een ander om hulp; hy lag vast onder een zwaar huk hout, dat niet te verzetten was; doch dit met een' byl hukken gehakt, trok men den ongelukkigen, fchoon zwaar gekwetst, met behoud des leevens, daar van onder. Het weer eenigzins bedaarende kapte men het anker en ging weder onder zeil. Digt by den wal genaderd moest het anker, op nieuw uitgeworpen worden, en op herhaalde noodfchooten kwamen ?er geenLootzen. Drie dagen zwierven zy nog in dien ongeredderden toehand, met het droevig vooruitzigt van ongeholpen op de kust te zullen omkomen: eindelyk daagden eenige Lootsfchuiten op, die het gebrekkig beftuurbaar Schip op 't heeptouw namen. Toen nogmaals zagen zy, door het hervatten van den ftorm, deii dood voor. oogen; dan zy ontkwamen dien. Drie Man hadden 'er iet lceven hy ingefehooteji, veertig Waén 'er gekwetst,' negentien hukken ,Ka> ion en drie Ankers hadt men verlooreh,  HISTORIE. en meer dan zeshonderd Noodfchooten gedaan (*). By hun Hoog Mogenden was, in Wintermaand des verltreeken Jaars, vastgefteld, dat men eenige kundige Perfoonen zou gelasten, om de gefteldheid der Haven van Vlufingen, met betrekking tot het in- en uithaalen der Oorlogfchepen in het Dok naauwkeurig te onderzoeken, als mede giu zich te begeeven na het Zeegat in Texel, ter opfpeuring of 'er eenige goede gelegenheid daar omtrent, zonder onderfcheid waar ter plaatze, 't zy aan de Helder of op het Eiland Texel, of waar zulks zou mogen weezen, zich opdeedt, om eene voeglyke Plaats tot herhei der Oorlogfchepen, befchadigd uit Zee komende, te kunnen vervaardigen ; ten einde men, naa het onderzoek van 't een en ander, een behuit ten meesten nutte voor 'sLands Zeedienst, zou kunnen neemen. Hier op hoegde Admiraal Generaal, in Louwmaand, als daar toe gefchikte Perfoonen voor, de Heeren van der h o o p, Raad Fiscaal van het Collegie ter Admiraliteit van Amfterdam, steen gracht, Raad Fiscaal van het Collegie ter Admiraliteit in Zeeland, den Vice-Admiraal reynst, en den Schout by Nagt van kinsbergen, bygeftaan door gotjdriaan, Directeur der Wer- £*) Ifedtrl. !fanrb. 1783- bl. 1930, K. 4 XV. BOEK. 1783. Gelasteden na Zeeland en Textl om Lei*» plaatzen j voor 's Landsfchepenvan Oorlog op te zoeken.  $£t VADERLAND SCHE XV. BOEK. .1783. Verflag van dien last. Werken van de Stad Amfterdam (*) en den berger Infpecteur der Zeeweeringen aan de Eiianden; met last om in Zeeland in te neemen de bedenkingen der Vlag-Officieren en, yan andere Perfoonen, meest kundig in de ligging, de dieptens en den loop der ftroomen. Zy kreegen dien last, volvoerden denzelven, en bragtén een breedvoerig Verflag in Bloeimaand ter- Vergadering van hun Hoog Mogenden in, waar uit bleek, dat de Haven of liever de Dok van Vin-, ftngen, gelegen aan het Zuidlykst gedeelte van de Republiek, aan eene Reede, die tot een Barrière der Zee ftrekte, en dus veel zorgs vereifchende, door eenige voorgeflaagene middelen, tot eene maate van volkomenheid zou kunnen gebragt worden, dat dezelve ten uiterflen.gefchiktzou zyn om opgelegde. Schepen te bewaarera, en uit te rusten, als mede de befchadigde met den vereischten fpoed, te herhellen. Omtrent het Zeegat in Texel hadden zy alle mogelyke onderrigtingen ingenomen; doch geen andere plaats ontdekt, die met mogelykheid tot dc verlangde einden zou kunnen worden gefchikt daa het Nieuwe Diep, en mogten zy hun Hoog Mogenden berigten, dat de Werken, (*) In ftede van deezen , die onmogelyk te Amfterdam kon gemist worden, namen de andore Gelastigden tot dit Onderzoek J. S. creutz., mede een der Directeuren der Werken van de Stad Amfterdam. '  HISTORIE. ?53 ken daar, van wegen Holland aangelegd, om eene Haven voor Schepen yan Oorlog en ter Koopvaardy te maaken, alle hoop van een volkomen gelukkigen uitflag gaven. Maar, uit hoofde dat die Werken nog niet afgemaakt waren, konden zy niets bepaalds opgeeven, wegens de plaats tot een volkomen aanleg van een Dok of Bergplaats, en voor de noodige Werken om de Schepen te herhellen en toe te tuigen, Alleen durfden zy wel voorhaan, om, uit aanmerking dat 'er reeds eene goede gelegenheid was om eenige Oorlogs- en Koopvaardyichepen te bergen, by voorraad, een Kielplaats aan te leggen, en ook aldaar Lootzcn, ter berging der ontfcheepte Goederen, op te rigten. Zy rekenden het van eene oneindige waarde, dat ook in het Noordlyk Gedeelte van de Republiek de vereischtens van een Haven, een Dok, en Werkplaats, op ééne plaats by elkander gevonden wierden; en oordeelden het van de uiterfte noodzaaklykheid, dat de Republiek by derzelver Zeegaaten meer dan ééne gefchikte Berg- en Werkplaats hadt, en vooral eene by het voornaamile Zeegat. 'sLands Admiraal Generaal, by dit verflag tegenwoordig, onderfteunde het daar in voorgedraagene ten kragtigfte, en gaf te kennen volkomen overtuigd te zyn, dat het niet genoeg was Equipagien tast te hellen; doch ook dat 'er plaatzen belioorden gevonden te worden 3 alwaar de K | Sche- XV. R O E. K.  *5* VADERLANDSCHE XV. Boek. 1783- Voorflag: van 't verbeterendes Hospitaals te HelvoetJluis. Men wil ie EnkJiuizenmede een Hospitaal verVaardigen CO Refoi. Gen. 13 Mtz. 178a. 24 Jan. 17S3. $efol. van Holl. 31. 0& 1783. Q) 4 Sept. 3 Oa. 17 Pee. 1783. Schepen, met allen fpoed, van het noodige voorzien wierden, zynde in deezen Oorlog het gebrek, door 't gemis van dezelve, te veel ondervonden (*). De ondervinding hadt de Admiraliteit op de Maaze geleerd het bekrompene en gebrekkige van het Hospitaal voor Zieken te Helvoet/luis. Om dit te verbeteren hadden zy een houten Loots doen oprigten met zeer groote kosten; maar zy voorzagen, dat deeze , in 't vervolg, van geen vrugt zou zyn , indien men niet voortvoer met aan dat Gebouw, door het optrekken van heene muuren, als anderzins, eene meerdere vastheid te bezorgen. Deswegen hadden zy Bouwkundigen geraadpleegd; doch de begrooting overtrof het vermogen hunner Geldmiddelen, weshalven zy hun Hoog Mogenden aangingen om van de noodige Gelden voorzien te worden (f). Desgelyks preezen de Admiraliteits Heeren in het Noorder - Kwartier , een Gebouw te Enkhuizen, by hun voortyds tot een Metaal-Kanon Gietery gediend hebbende, doch nu buiten gebruik, aan, als zeer gefchikt om in een ruim, lugtig Hospitaal, waar in men ten minhen zes: honderd Zieken zou kunnen bergen, veranderd te worden: de kosten daar toe noo-,  HISTORIE. ^55 noodig opgeevende en van hun Hoog Mogenden onderhand verzoekende (* ). De netelige zaak van den gehaakten Tocht der Tien Schepen na Brest (f) kwam dit Jaar wel dra ter baane. Hun Hoog Mogenden hadden aan zich behouden het Onderzoek over de genoegzaamheid of onvoldoenenheid der redenen, door den Vice - Admiraal hartsinck en de 's Lands Zee - Capiteinengegeeven, wegens hun ontkennend of weigerend Antwoord op de Vraage des Vice-Admiraals of zy gereed waren ten beftemden ' tyde, onder den Vice - Admiraal Graave • yan bylandt, na Brest te zeilen? Dit Onderzoek, moest, volgens den voorloopigen Raadflag ter Algemeene Staatsvergaderinge door de Afgevaardigden der Admiraliteits Collegien uitgebragt, natuurlyk over deeze drie hukken loo- pen. Voor eerst, of het geen door ieder Officier in het byzonder was bygébragt, in den hrikften zin, overeenftemdemet den waaren haat der Schepen, op den vyfden van Wynmaand? Ten tweeden, of die opgegeeven haat der Schepen eene voldoende reden opleverde, om, op de voorgeftelde Vraage van den Vice - Admiraal hartsinck, een ontkennend; of, zo hy het noemde , een •Weigerend Antwoord, te geeven; of de Sche- 00 Refol. Gen. 30 Sept. 20 03. 1783. (D Zie iiet IV. Deel ow.tv Kentert, llijt. bi, XV. boer. 1783. Voorflag om de zaak vaq Brest by de AdmiraliteitsCollegien , daar in betrokken te onlerzoe;en.  XV. BOEK. *5&" VADERLANDSCHE Schepen tot die Reize buiten ftaat te verklaaren^ dan of die reden onvoldoende was, en 'er eene ftrafbaare weigering van Dienst en Ongehoorzaamheid aan de Bevelen hadt plaats gehadt? Ten derden, of de Schepen, op dien tyd, mogten, en volgens den loop der zaaken moesten weezen in den opgegeeven haat van ongereedheid tot den Tocht: dan of daar in een ftrafbaar verzuim by de hoogere of laagere Officieren van 'sLands Vloot was gepleegd? Huns oordeels kon zodanig een Onderzoek niet gevoeglyk en met vrugt gedaan worden, zonder nader Verhoor van de daar in betrokkene Officieren , en was het, derhalven, niet gefchikt om door Heeren Afgevaardigden van hun Hoog Mogenden te worden verhandeld, noch ook door Gelastigden van de Admiraliteits Collegien; maar behoorde het aanbevoolen te worden aan de Collegien ter Admiraliteit ieder voor zo veel het de Officieren, onder haar Resfort, betrof. Dat geen Officieren, tot het Collegie der Admiraliteit in West - Friesland behoorende in het tegenwoordige geval geraakt zynde, de Admiraliteits Collegien op de Maaze, te Jmfterdam en in Zeeland dienden aangelchreeven te worden, om befcheiden in te winnen, wegens de genoegzaamheid, of onvoldoenenheid, der redenen, door de Officieren bygebragt, de daar in betrokkene Officieren te hooren , en vervolgens aan hun Hoog Mogenden te b&*  HISTORIE. 4# Srigten, of 'er naar hunne gedagten, gehoord het Officie Fiscaal, ftoffe werd ge ] vonden, dan niet, om tegen één of meer dier Officieren, te deezer zaake wegens Ongehoorzaamheid, ftrafbaar Verzuim, of anderzins, crimineel en tot ftrafoefening te doen handelen; en dat deeze Collegien, om dit Onderzoek, met volkomene kennis van zaaken, te kunnen voortzetten, ter hand behoorde geheld te worden alle de gewisfelde Brieven en Papieren de Reis na Brest betreffende (*). Staaten van Holland hadden, op dit huk, een geheel ander inzien. Opgemerkt hebbende, dat, uit deezen Voorloopigen Raadflag, zo wel als uit al het gebeurde in deeze zaak, op de klaarfte wyze was gebleeken, dar de Tocht na Brest, door hun Hoog Mogenden behooten, onder geen ander voorgeeven onvolvoerd was gebleeven, dan om dat de Schepen, daar toe behemd, van het noodige niet zouden zyn voorzien geweest; dat zodanig een Verzuim, byaldien dit Gebrek daadlyk plaats gegreepen hadt, dan ook baarblyklyk ter verantwoording of van de Admiraliteits Collegien, of van de bevelvoerende Zee-Officieren, moest gebragt worden, en dat over zulks gemelde Collegien, in deezen niet konden fungeeren als Confiliarii Principis, beflooten zy, dat de zaak ter Algemeene Staats- £*) Refot. ven JKoil 3 jan. 1783. XV. SOEKk 1783. Holland wil eené Commisr fie benoemdhebben r en BeOiüt daartoe.  t§ê VADERLAND SC HE XV. Staatsvergadering daar heen gehuurd zoït worden, dat men eene afzonderlyke Commishe van wegen hun Hoog Mogenden bepaalde^ om ten fpoedighen te onderzoeken; of 'er in de daad zulk een gebrek hadt plaats' gehadt? en, zo ja, door wien het zou mogen veroorzaakt zyn? dat, daar van aan hun Hoog Mogenden verflag gegeeven zynde, naar bevinding van zaaken, nadere voorzieninge zou gedaan worden; en in 't byzonder, om, ïngevalle men bevinden mogt, dat dit Gebrek aan noodwendigheden niet weezenlyk, maar alleen voorgewend zou zyn j om, alzo de gegeevene Bevelen van hun Hoog Mogenden te verydelen, of dat, in de daad, door verzuim der bevelvoerende Oflicieren, of van wien zulks ook zou mogen weezen, de Schepen niet in ftaat geheld geweest waren, om aan het oogmerk van hun Hoog Mogenden met het vastftellen der buitengewoone Uitrusting des voorleden Jaars te kunnen voldoen, in dat geval, door den competenten Regter onmiddelyk , en zonder tusfchenkomst van eenig ander Onderzoek, (by den ingeleverden voorloopigen Raadilag voorgehaagen) tegen de Schuldigen 4 naar eisch van Regten, te handelen. De Ridderfchap en de Afgevaardigden van .Rotterdam zagen 't neemen van dat Befluit aan (*) De C*) R'fol. van Bott. 7 Feb,  HISTORIÉ. tSf ï)e Bezending aan zyne Hoogheid uit Staaten van Holland, die in hun eerfte : Onderhoud, de fnaar van den Tocht naBrest geroerd hadt (*), hervatte zulks een en ander maal, byzonder aandringende om te mogen weeten, hoe het bykwame, dat de Vice-Admiraal hartsinck, fchoon in 't heimlyk door den Admiraal Generaal berigt van de Staatsraadpleegingen , wegens het zenden der Schepen na Brest, dit voor zich zeiven gehouden hadt, zonder des eenig het minste gebruik te maaken, dan toen de Bevelen tot den Tocht daadlyk waren ingekomen% door welk onverfchillig en werkloos gedrag diens Vice-Admiraals het fcheen te blyken, dat de voorzorg en het lofwaardig oogmerk van zyne Doorlugtige Hoogheid nutloos gemaakt en geheel te leur gefield was: waar om zy Gelastigden dan ook moesten behuiten, dat hier in de eerfte bron des kwaads fchool. Van welk denkbeeld zy niet zouden kunnen te rug gebragt worden, ten zy zyne Hoogheid, ten dien opzigte zodanige Ophelderingen kon geeven, die hun volkomen in ftaat ftelden, om de vooroordeelen, waar mede het Publiek omtrent deeze zaak zou mogen ingenomen zyn, weg te neemen, of wel anderzins, dat door een Correctie Van de ge enen, die zich in deezen kwalyk zouden hebben gedraagen, de Natie met i*) Zie onze Fadtrt. Hij). IV D. bl 375 32* 50EK* [783. ^rugtlooJ ze poo- ïingen iet Bezendigeby zyne Hoogheid wegens denTocht na Brest ten opzigte van HARTSINCK»  tSö VADERL'ANDSCHÉ XV. boek. Ten op - zigte van BYLAHDT. niet de daad werd verzekerd, dat 'er by de Hoofddierectie geen het minfte oogmerk was geweest, om door het aangrypen van frivole Pretexten het Behuit van hun Hoog Mogenden nutloos te maaken Zyn Hoogheid antwoordde ^ dat hat Gedrag van den Vice - Admiraal hartsinck, en de verdere Officieren van 'sLands Vloot, in de zendinge na Brest betrokken, by hun Hoog Mogenden in overweeging zynde, de uithag daar van eerst behoorde te worden afgewagt', en beriep zich verder op het Vervolg der Memorie, 't welk hy, binnen kort, aan hun Hoog Mogenden ftondt te overhandigen. Deeze Heeren oordeelden ook, gelyk zy in een Gefchrift aan zyne Hoogheid te-kennen gaven, boven al Onderzoek te moeten doen, op 't geen hun, in 't zekere, omtrent de Vice-Admiraal Graave van bylandt was voorgekomen, die, tot Bevelhebber van de Schepen na Brest behemd, by verfcheide aanzienlyke Perfoonen in 'sGravenhaage, op den vyfden van Wynmaand, Wegens deezen Tocht, en het daar toe genoniene Befluit, zich zo onvoorzigtig hadt uitgelaaten en zulke gefprekken daar over gehouden, die niet dan als zeer on^ gepast en tegen de Discipline aanloopende, konden worden aangemerkt, hebbende hy, onder anderen, zich niet ontzien, rondlyk te verklaaren, dat hy deeze Expeditie niet zou volbrengen, al was het dat dit zynm Kop moest kosten: want dat hy lifr  HISTORIE; 01 liever zyn Commisfie aan den Admiraal Generaal te rug zou geeven, en zyn Demisfie neemen, dan zich te laaten employeeren om de leste Schepen van den Staat aan Frankryk te leveren, of zich onder het Bevel van een Fransch Officier te feilen; Dat de ViceAdmiraal, gelyk hun berigt was, het by dit zeggen agteraf niet gelaaten; maar zyne Hoogheid zelve, op die wyze, onderhouden had. Dit zo zynde werd, huns agtens, de Militaire Subordinatie in gevaar geheld van eene geheele omkeeringy en zou zulks de Marine van den Staat, zo wel als den Perfoon van zyne Hoog* heid, in het Departement van de Zee, geheel nutloos doen worden : waarom zy zich verpligt oordeelen deswegen de noodige Onderrigtiugen by zyne Hoogheid te verzoeken; ten einde met Hoogstdenzelven, des noodig zynde, gefchikte middelen te beraamen tot voorkoming van foortgelyke ongehoorzaame happen in het toekomende. Zyn Hoogheid antwoordde, by gefchrifte, van oordeel te zyn, dat byzondere Gezegdens van een Officier buiten Dienst, al was het over zaaken den Dienst betreffende, geen voorwerpen waren van eenig Onderzoek of van eenige Informatie, en nogveelminder de Particuliere Converfatien door hem met Officieren gehouden; dat hy evenwel, fchoon zich niet gehouden agtende aan de Bezending eenig Verhag te geeven, wel wilde verklaaren, dat de Vice-Admiraal Graave van bylandt, en de VI. deel. L Schout XV. boek. 1783.  16*2 VADERLANDSCHE XV. b 0 e k. 178.3. 1 i i t ï 2 c ( 8 Ei d a d ei 0 êï Schout by nagt van hoey3 verhaar} hebbende, dat het Behuit tot het zenden van Tien Schepen na Brest by hun Hoog Mogenden genomen was, of ftondt genomen te worden, aan hem hunne Reprefentatien hadden gedaan tegen deeze Zending, die zy niet dagten overeenkomftig te zyn met 'sLands dienst: voornaamlyk om dat de Campagne was aangelegd en geconcerteerd met oogmerk om dezelve tegen het einde van October te doen eindigen, en zy dus, niet dagten, dat al 'iet geen noodig zou zyn tot het in gereedheid brengen van de Schepen, om te iunnen volbrengen de Reize na B%est en le verdere Expeditien en Tochten, die laar uit zouden kunnen refulteeren, in :o korten tyd zou kunnen worden aanschaft. Gemelde Zee-Officieren uit den nond van zyne Hoogheid verhaan hebende, dat hy geene andere Bevelen kon ;eeven dan by hun Hoog Mogenden be>aald waren, hadden zich, op zyn byonderen last, weder na Texel begeeven; m daar de Orders van hun Hoog Moenden te overweegen, en te bepaalen 't een zy als Officieren in 'sLands dienst ehoorden te doen: dat hy, even door it vertrek, hun gedrag niet kon aanzien rs tegen de Discipline aanlooper.de. De Meerderheid der Staatsleden keur;n het verrigtte der Gelastigden goed, t verftondt dat men zou beraadhaairen /er de middelen, die vervolgens konden i behoorden in 't werk geheld te worden,  ■ HISTORIE. 163 den, om de Onderhandelingen met zyne Hoogheid, over welker vrugtloosheid de Afgevaardigden zich beklaagden, met een vooruitzigt van meerder uitwerking by de hand te neemen. De Ridderfchap wederfprak dit Behuit; en eenige Steden betuigden zich niet te kunnen voegen by de volkomene goedkeuring aan de verrigtingen der Bezendinge verleend (*). De Zeeraaden, in deeze zaak betrokken , door den Griffier fagel, aanfehryvens gekreegen hebbende van den eisch hunner Edel Mogenden om hun te berigten al 't geen te hunner kennisfe gekomen was, omtrent het niet volvoeren der Orders van hun Hoog Mogenden tot het verzenden van Tien Oorlogfchepen na Brest, en tot derzelver volkomene voldoening zou kunnen dienen, leverden welhaast breede ontfchuldigende Brieven in. De Admiraliteit van de Maazè was hier mede in Grasmaand reeds gereed , en floot haaren Brief met deeze Vordering; „ Naardien het voor den 3, dienst van den Lande, by vervolg van tyd, ten hooghen nadeelig zou moej, ten zyn, dat een Collegie ter Admira„ liteit, 'twelk, in den gemeenen nood 3 wegens een magtigen Vyand, zelfs boven zyn vermogens, en met postpolitie van allen financieel belang, de Sche- C*) RiJoU van Rolt. 6 Feb. 178^. L a liOÈKa Antwoord/an dé ' Aximirali:eit op dé Maazé ö{3 den gédaan en eisch„  XV. BOEK. I783. Antwoordvan Zee(andsZeeraad, 164 VADERLANDSCHE „ Schepen van zyn Resfort, geduurendd „ deezen Oorlog, hadt getragt dienst„ baar te doen zyn aan de oogmerken „ van hun Hoog Mogenden, en van zyne „ Doorlugtige Hoogheid, des niet tegen„ ftaande zou kunnen worden gefugilleerd „ als of het zelve door Verzuim of „ Agtloosheid, hadt geëffectueerd of ge„ coöpereerd tot de non executie van „ haare Hoog Mogenden heilzaame Or„ ders, zo verwagten wy ook van het „ doorzigt en de equiteit van U Ed. „ Mogenden, dat dezelve zullen gelieven „ uit te werken eene zodanige Refolutie „ van haar Hoog Mogenden, waar in, „ zelfs ook by de laatfte Pofteriteit, „ eene volkomene Justificatie, ten deeze „ opzigte voor ons zal worden gevon„ den." De Gecommitteerden ter Admiraliteit in Zeeland, gaven, in hun Verflagbrieve, den vyfden van Bloeimaand gedagtekend, ter beantwoording van den zelfden eisch, te kennen, dat zy nooit rechtftreekfche, of wettige, kennis, bekomen hadden van het Befluit hunner Hoog Mogenden tot den Tocht na Brest, veel min van de naamen dier Schepen, of van de redenen, die het volvoeren daar van hadden tegengehouden; zy verftonden dit nu eerst; en moesten, uit dit aanfehryven, vastftellen dat een Schip, tot de Admiraliteit van Zeeland behoorende, mede beftemd geweest was, tot de Reize, 't welk alleen het Schip Goes, onder bevel van  HISTORIE. van den Capitein stavorinus, kon weezen, als zynde het éénige Zeemvjche Schip tóen in Texel. Ten opzigte van ■ welk Schip zy beweerden, dat alles, wat van de bezorging der Admiraliteit afhing, daar aan overvloedig was toegebragt: misfchien hadt gebrek aan Manfchap, en de op dat Schip heerfchende Roodeloop, den Capitein buiten haat geheld om, tot die Reis gelast zynde, dezelve te kunnen volbrengen. (*) Amftels Zeeraad, die reeds vroeg in de weere geweest was om zich te verontfchuldigen (f), hervatte op het gemelde aanfchryven die taak , en betuigde, by fchryvens van den zestienden van Bloeimaand, uit hoofde dat hun Hoog . Mogenden aan zich behouden hadden het Onderzoek over de voldingenheid of ongenoegzaamheid der redenen, zo van den Vice-Admiraal als van de Capiteins zich niet bevoegd gerekend te hebben, om eenige nadere kennisfe te neemen van, of onderzoekingen te doen na de Berigten en Zwaarighedén, door hunne Officieren gemaakt, welke, naardemaal en d$ CO Capitein stavorinus betuigde, daarenboven, geen genoegzaame Lecvcnsmiddclen "en te min Zeilen aan boord te hebben om dien Tocht te doen , en zich, voor eenigen geruimen tyd, buiten de Havenen van de Republiek te onthouden, 't Vervolg der Mem. van zyne Hoog' Jteid. bi 29. CO Ziehet IV Deel onzer Vadert. Hist. bl. 333. L 3 XV. boek. Antwoordder Admiraliteit te Amfterdam.  XV. BOEK Het onderzoekby de AdmiraliteitsCollegien Weder aangejpreezen. C*) Zie de Berigtei: dtcr Zecraaden in de Mtfol. Gen. 1 July Jlefol. ven Holt. 3 July 1783. 166 VADERLAND SC HE de Commandeerende Officier van de Vloot . en de tot den Tocht benoemde Officiers onder hun Resfort behoorde, van eene zeer moeilyke behandeling zou zyn gefeest Het was hun dus onmogelyk om uit het geen tot hunne kennis gekomen was, de vereischte ophelderingen te pee? ven, om, indien het bleek, dat 'er inde daad, Gebrek of Verzuim hadt plaats eegreepen, waar door aan het oogmerk van hun Hoog Mogenden met het vastftellcn van de buitengewoone Uitrusting des voorleden Jaars niet hadt kunnen'worden voldaan, bepaaldlyk en met daadlyke roepasfing te doen opmerken, dat zy 't zelve niet hadden veroorzaakt. Zy deeden egter, een nader Verhag van hunne handelingen, waar uit zy vertrouwden, dat zou kunnen blyken, hoe zy altoos, met alle mogelyke naauwkeurigheid, de ontvangen e Bevelen van hun Hoog Mogenden hadden getragt uit te voeren, en, kt de voorziening der Schepen, bchoorelyke zorge gedraagen (*). De Afgevaardigden tot de zaaken van de Zee, deeze Berigten der drie aansrefchreevene Zeeraaden onderzogt hebben-, de, verklaarden 'er niet in te hebbqn kunnen vinden, dat een derzdvcn nalaatig zou zyn geweest in iets dat te hunner befchikkinge ftondt, en 'er dus geene beden-  HISTORIE. i6> denkelykheid overbleef om het gedrag dier Admiraliteits Collegien in deezen ten vollen te regtvaardigen. Zy herhaalden den reeds gedaanen Voorflag (*) om het verder Onderzoek deezer zaake te verzenden aan de Zeeraaden • op de Maaze, te Amfterdam en in Zeeland t onder welke de Officieren, in deeze zaak betrokken, behoorden, met toefchikking van alle de Brieven en Papieren, daar toe betrekkelyk, op dat deezen ieder, zo veel hunne Officieren betrof, dezelve zou onderzoeken, en naa volledige befcheiden op alles te hebben ingewonnen, Regt doen, en hier van hun Hoog Mogenden te berigten. De Afgevaardigden van Holland betuigden met deeze gedagten niet te kunnen zamenhemmen: en drongen aan op het nader Onderzoek deezer zaake, en het verhoor der ZeeOfficieren in dezelve betrokken (t). Gelyk Staaten van dit Gewest zich, ten tyde deezer herhaalde voordragt, gehouden hadden aan hun voorheen ingele- , verd Behuit ( §); zo bekragtigden zy 't ' zelve vervolgens, door dit. Voorhei ge- 1 heel van de hand te wyzen, en hun Af- j gevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge te gelasten , „ om daar tegen ?, nog, met allen nadruk en ernst, te „ in- £*) Zie hier boven bl. 155. Ct) Re/el. Gen i July 1783. Cl) Ziehier boven bl. 157. h 4 XV. HOE Ko I783. Staaten ran Hol'and weireren dit* en doen :en nadeer) Voorlag.  fM VAD ERLANDSCHE XV. BOEK. 1733. „ infteeren, dat het Onderzoek, volgens „ den teneur derzelve Refolutie, en dus „ omtrent de Exiftentie van het Fait, „ (of naamlyk de Schepen tot de voor„ zeide Expeditie gedehineerd, van de „ noodige Behoeftens, al dan niet, wa„ ren voorzien geweest; en, zo neen, „ d©or wien het Gebrek was veroor„ zaakt,) by verhoor der geconcerneerde ,? Officieren, op eenepotitique en extrajudï„ cieele wyze, mogt worden geinhitueerd, en dat, ten voorfchreeven einde, ,, eene afzonderlyke Perfoneele Commis„ he, behaande uit ééh Heer wegens ie„ der Provincie, en twee Heeren wegens „ deeze Provincie uit de Regeering," of „ het Minifterie van dezelve, mogt wor„ den benoemd. De Ridderfchap zag „ het aan (*)." Dit Staatsbclluit we- derfprak het verfpreidde gerugt, dat Staaten van Holland, het Onderzoek en de Beoordeeling aan gedelegeerde Regtcrs, uit hun Hoog Mogenden wilden aanbeveelen (f). Wan- C*) Re/al, van Holl. 20 Aug. 11 Sept. 1783. Ct) Hoe de Vice-Admiraal van bvlandt-, ao zeer in deeze zaak betrokken, over dien Voorflag oordeelde blykt uit zyne gedrukte Memorie, waar in hy.fchryft, ,, dat, daar het Op„ perhoofd en Chef van de Marine deezer Lan„ den Hem en zyne Mede-Officieren. van alle „ Disobedientie dien aangaande (de Expeditie „ na Brest) compleetlyk vryfprcekt, hoe het des „ niet tegenftaande in de gedagten konde opw komen, om daar toe (onder verbetering)min- v dep-.  HISTORIE. 169 Wanneer de Afgevaardigden tot de zaaken van de Zee de Staatsbefluiten der Gewesten op hun gedaanen Voorflag bc comen hadden verklaarden zy, dat in dezelve zich wel eenig verfchil voordeelt; doch niet van die aangelegenheid , dat daar door het Onderzoek zou behooren verfchooven, of verwyld te worden; dat zy, de noodzaaklykheid overweegende om, met gemeen overleg, ééns een einde, aan dit gewigtig huk te maaken, wel zouden kunnen aanraaden, om zich te houden aan het laatst uitgebragte Befluit by Staaten van Holland. De Perfoonen, daar toe uit het midden der Vergaderinge van hun Hoog Mogenden te benoemen , voegden zy 'er nevens, behoorden de Handelingen, zonder tydvcrzuim, aan te vangen, zonder afbreeking voort te zetten, en ook zonder hier in door anderen te worden vervangen; op dat geen oponthoud of vertraaging deeze zaak zou doen draalen; maar dezelve, zo fpoedigdoenlyk, gebragt worden in dien haat, dat, ,, der bevoegde Perfoonen in eene gedelegeerde „ Commisfie hoe zeer ook anderzins het dele. „ geeren van dergelyke Delegatien altoos vam.' „ zorglyke:uitzigten zyn geconfidereerd gewor. „ den, recherches omtrent het non ens van zodanig „ een Crimen te doen? eene vraage is, welke „ almede tot de Paradoxen van het fingulier „ Tydsgewricht, het welkwy heieeven, behoo. „ rende,, thans onoplosfelyk fchynt; maar- veel, „ ligt in laater tyden explicatie vinden zal.'ï L5 vx. BOE K. T783. Op welk eene wyze goedgekeurd.  'j?ö VADERLANDSCHE XV. boek. I783. Op vvr elke VoorwaardenHolland toeftemt en Gclastigden bepoemt. Wat 'er ten GelderjchenLandsdage voorviel over het benoemenvan een Perfoon totditOnderzoek. j dat, door den Compententen Regter, daar mede naar Regten zou kunnen worden voortgevaaren. (*). Met deezen Voorllag mogten de Afgevaardigden van Holland genoegen neemen; mits 'er duidelyk by werd uitgedrukt, dat de Bondgenooten de magt behielden om daar toe hunne Ordinarii Gedeputeerden ter Generaliteit of wel Extraor dinar is Gedeputeerden te benoemen. 1 -*»■-■ Waar op onmiddelykde Heeren va n zeeberg h en van berckel, Penhonarisfen van Haarlem en Amfterdam, als Extraordinair Gedeputeerden wegens dit Gewest ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, tot deeze zaak wierden gevolmagtigd. De Ridderfchap zag dit weder aan^ (f). Op den Gelderfchen Najaars Landsdag vielen, over de benoeming des Perfoons tot deeze gewigtige post, langduurige en hevige woordwisfelingcn. Veele aanzienlyke Staatsleden oordeelden, dat een bekwaam, en den Volke aangenaam Man, uit het midden der Vergaderinae ^aar toe diende aangeheld te worden. Dit was in 't byzonder het gevoelen der Heeren van de marsch, vansuilen van nyveldt, teng- sagel, van nyvenheim, van ceppel, van boedelhof, van >e cloeze, van rysselt, ver» 5 TE ge cu riioode van ijeec keren CO Rcfol. Gen. 22 Oct. I783. 0) Refol, van Holt. 29 Oei. 1753.  HISTORIE. 171 8en. Onder deezen agtten van de ïmarsch en van zuilen van n y- veldt het minder geraaden om uit de gewoone Leden der Vergaderinge van hun Hoog Mogenden eene Benoeming te doen: dewyl, gelyk de cerstgemelde Heer inbragt, die Gecommitteerden de paaien van het aan hun toevertrouwd gezag meermaalen hadden overfchreeden , dat bovendien verfcheiden dier Gecommitteerden of in een byzonderen Eed van, of verknogtheid aan den Perfoon des Admiraals Generaals waren, die voorzeker niet geheel als buiten betrekking in dit Onderzoek kon worden aangezien. De Heer van den boedelhof helde voor, en werd door veelen uit het Kwartier van Zatphen hier in onderheund, dat de Admiraal Generaal diende verzogt te worden, om Orders te geeven, dat de Zee Officieren, in dit Onderzoek betrokken, by de hand bleeven, om gevorderd wordende , te kunnen verfchynen. Tot deeze voorzorg konden de twee andere Kwartieren niet befiuiten; in 't byzonder kantte de Landdrost bentinck zich vry heftig daar tegen aan; beweerende dat men die Zee-Officieren van de voordeden, door derzelver reëele in dienstftelling, niet moest beroftven (*). Eet» C) N- ïïfdtrl. Jaari, 1783. W. 2027. XV. boek; I783.  ï?s VADER.LANDSCHE XV. BOEK. VcrzoekfchriftderZuiphenfche Burgerendes wegen , van de hand geweczen. Een aantal van ruim honderd en zeventig Zutphenfche Burgers leverde, ter Staatsvergaderinge, een Verzoekfchrift in, ten herkhen aanhoudende op de benoeming van een bekwaam Perfoon en yverigen Voorftander der waare belangen van het lieve Vaderland, uit het midden van hun Ed. Mogenden. Zy vonden zich tot het doen van dit Verzoek opgewekt: dewyl zomtyds, door een zamenloop van invloeden, de wyze van benoeming wel zou kunnen gefchieden op eene manier, welke de Natie niet kon of zou bevallen; te meer: dewyl zy van ter zyde, lchoon naar waarheid, onderrigt waren, dat een veel vermogend Kwartier neigde om de Verkiezing aan de Ordinaris Gecommitteerden ter Generaliteit over te laaten, en zy vermeenden , om genoeg bekende redenen, geregtigd en bevoegd te zyn, de Ordinaris Gecommitteerden, als ongefchikt en ongepast aan te merken (*). Hoe zeer de Inleveraars vertrouwden , dat hun Ed. Mogenden, als Vaders des Vaderlands, hunnen yver in naavolging van nabuurige Medeburgeren, voor de belangen van een geliefd Vaderland, uit een gunftig oogpunt zouden befchouwen en hun, overeenkomftig met den wensch van gansch Nederland, in deezen hooren, werd het, by het meerendeel der Leden, niet 00 Men vindt dit Verzoekfchrift in de 2f. Nt* deri. yóarb: voor 't Jaar 1784. bl. 16.  historie; 173 niet vriendlyk opgenomen. De Staaten oordeelden, dat dit Verzoekfchrift geen b gefchikt voorwerp hunner raadpleegingen kon zyn, en deeden het, door den Se- 1 cretaris, aan de Inleveraaren weder uit- geeven. Tegen het Behuit, dat men het aan de Gecommitteerdens ter Generaliteit zou laaten verblyven om één uit hun tot dit Onderzoek ter benoemen, behielden de Heeren van de marsck en van nyveldt hunne Aantekening; voorloopig zich verklaarende tegen alle buitengewoone Vergeldingen, welke aan de benoemden Commisfaris zou worden toegelegd; dewyl de gewoone Gecommitteerden ter Generaliteit betaald wierden^) 'tLiep aan tot den dertienden van Lentemaand des Jaars mdcclxxxiy, eer de Afgevaardigden van Gelderland',- den Heer piek, gewoon Afgevaardigde, wegens dat Gewest ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, daar toe benoemden (t). Terwyl Staaten van Overysfel honden te raadpleegen over de Benoeming van' een Staatslid tot dit Onderzoek, trok de Deventerfche Burgery, even als de Zatphenfche, zich deeze zaak aan, en verzogt de Regeering dier Stad, „ dat, „ van wegen Overysfel, een aanzienlyk „ Lid uit de Regeering, van wiens on- „ kreuk- (*) TV. Neder'. Jaarh. 1783. bl. 2028. 2032. CD Refol, Gin. 13 Jan. 1784. XV. oek, De De- 'eriterfeki ïurgery wil J. O. !■ D. CAPLELLEN iaar toe aenoemd lebben.  1^4 VA DE RL AND S CHS XV Boek. 1783. Staaten Van Utrecht benoemenden Heer W E. DE VERfOXOHER DE SELDNITS- ktj- kreukbaare trouwe , moed, en door„ zigt, de Natie overtuigd was, mogt „ gezonden worden." Zy gingen verder 'er by voegende: ,, dewyl deeze hoeda„ nigheden onbetwistbaar veréénigd zyn „ in Jonkheer J. D. van der cappel„ len tot de pol, zouden wy gaarne „ zien, dat zyn Hoog Ed. Geb. met deeze „ Commishe bekleed wierd, om ook ,, aan de Naakomelingfchap een duur„ zaam blyk te geeven, dat onze Natie „ haare waare Voorhanders niet alleen ,, van Onderdrukking kan bevryden, ,, maar zich ook derzelver verdienden, „ in bezvvaarlyke gevallen , weet ten nut- „ te te maaken (*)." Dit Gewest was, met Gelderland, naa veelvuldige aanmaaningen, in 't volgend Jaar eerst gereed om den Heer rouse, gewoon Afgevaardigde van Overysfel ter Algemeene •Staatsvergadering, tot die post aan te hellen (f). Staaten van Utrecht den Heer willem eemmery de perponcher de seldnitskey, Heer van Wolphaarsdyk, uitgekoozen hebbende om de raadpleegingen betrekkelyk tot het Onderzoek van den mislukten Tocht na Brest by te woonen, lieten, door hunne gewoone Afgezondenen, ter Algemeene Staatsvergaderinge aandringen, dat men, op C*) Courier van Europa. I. D. bl. 164 vergeleken met bl. 165. CO Re/*l. Gen. 13 Jan. 1784.  HISTOIRE. 175 op de fpoedighe en kragtdaadighe wyze, mogt beletten, dat de Zee-Capiteins, die tot den Tocht na Brest benoemd geweest, of die in de Mislukking derzelve ingewikkeld waren,, voor zo veel zy zich nog binnen de grenzen der Republiek mogen bevinden, niet buiten 'sLands gezonden wierden (*). Overeenkomhig hier mede verzogten hun Hoog Mogenden, in Wintermaand, den Admiraal Generaal, voorzieninge te doen, dat niemand der Vlag - Officieren of Capiteinen tot den Tocht na Brest in den voorleden Jaare behemd, zich buiten deeze Landen zouden begee- ven. Het Antwoord van zyne Hoogheid was, „ dat hy de Collegien „ ter Admiraliteit op de Maaze en te „ Amfterdam verzogt hadt de noodige „ Orders te hellen; doch dat veele der Capiteinen , welken gerekend zouden ,, kunnen worden in deeze Expeditie be„ trokken te zyn, zich thans buiten 'sLands bevonden; gelyk de Capiteins „ van braam, stavorinus en de „ Graaf van rechteren na Oost' „ Indie, meürer na Esfequebo, boscH „ na Philadelphia, tullingh na Su,, riname, en de Schoutbynagt van „ braam als mede de Capiteins 't ,, hooft en staringh na de Mid- delandfche Zee waren vertrokken, dat „ de C) Ref«l> Gen aa Dse, 1783, XV. BOEK» 1783. Zyne Hoogheid verzogt geen der VlagOfficie-'ren of Capiteinen»na Brest beftemd* buiten 's Lsnds te laaten rrekken. Zyn Antwoord.  Ï75 VADEIILANDSCHE XV. boek. £783. Benoemde Heeren van Zeeland, Friesland en Stad en Lande. (*) Refol. Gen 22 Dcc. 1783. 27. Nederl. Jaarb. 1784 bl. 286. CtD Nat van Zeeland 20. 24 Nov. Refol. Gen. S Dec. 1783. (§ ) Refol. van Friesland 19 Dec. Refol. Gen. 22 Dec. 1783. (**) Refol. van Stad en Lande 23 Dec. Refut. Gen. 30 Dec. 1783 (ttj Refol. Gen, 20 Feb. 1784. „ de Capiteins bosch, tullingh „ en 't hooft, order hadden om vóór den laathen April hier te lande te rug „ te zyn, gelyk ook de Capitein sta„ ringh, en des noods de Schoutby„ nagt van braam vóór den laathen „ July konden gereverteerd weezen." Van allen was dus de Graaf van bylandt en de Graaf van welderen alleen in 't Vaderland (*). < Midderwyl hadt Zeeland den Penhonaris de beveren (f); Friesland reg- nerus livius van andringade kempenaar (§); en Stad en Lande den Raadsheer siccama, thans Afgevaardigde ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, tot het Onderzoek des mislukten Tochts na Brest aangeheld (**); en was toen in Louwmaand des volgenden Jaars de benoeming der Gelderfchen en Overysfelfchen by de andere kwam , het bepaalde Achttal Heeren volkomen. Hun werd, door hun Hoog Mogenden, tot Amaneunhs toegevoegd Mr. abraham van berghuis (ff). Schoon  HISTORIE: 177 Schoon tot Zomermaand des JaarS mdcclxxxv verwylde eer deeze Heeren dit Verflag van hun Onderzoek uitbragten zal de éénheid der zaake het billyken, dat wy hier deswegen eenig hoofdzaaklyk berigt plaatzen. Zo ras mogelyk, kwamen zy by den anderen (*), vingen het Onderzoek aan, zetten het, zonder tydsverzuirn, voort, niet uit het oog verliezende het verklaard verlangen van hun Hoog Mogenden, om het, zo fpoedig doenlyk geëindigd te zien. Doch, in weerwil van alle aangewende poogingen leedt het dus lang, tot hun leedweezen, eer zy zich in ftaat geheld vonden, tot het doen van het Verflag. De wyduitgeftrektheid van het Onderzoek zelve: de naalpooring van verfcheide zaaken en omftandigheden, welker kennis tot het waar verhand van veele dingen geoordeeld werd te kunnen inleiden; de by zommige Officieren, vooral by den Vice-Admiraal van dylandt ondervonden ongenegenheid om door vaardige en klaare antwoorden, of berigten, de ontdekking van hetgeen men vorderde, gemaklyker te maaken, of te befpoedigen, en eindelyk in 't byZonder het afwagten der terugkomst van den Schoutbynagt van «raam, wiens afweezigheid alleen omtrent zes maanden ftaa~- (*; Të weten op den 30 Maart 1784. .VI. DÉÉL. M XV.' B-0 E Ka I783. Verflag deezes Onder», zoeks*  ï7ff VADERLANDSCHE XV. li O EK. 1783, ftaakens aan hunne Onderhandelingen hadt bygebragt, waaren zo veele redenen van vertraaging. Na dat de Verhooren van de ViceAdmiraals hartsinck, en Graave van bylandt, des Schoutbynagts van hoey, der Capiteinen bosch, staringh, 't hoofd en denSchoutbynagt van braam waren afgeloopen; betuigden de Gelastigden, naa de opgaave van alle deeze Verhooren en inlevering van alle gefchreevene Berigten, zich buiten haat bevonden te hebben om dezelve tot meerdere of vollediger klaarheid te brengen; alzo de aart van het aan hun opgedraagen Politiek Onderzoek , en de bepaaling hun geheld, geen middel van dwang tot onbewimpelde openbaaring der Waarheid gedoogde, en zulks over moest gelaaten worden voor die geenen, welken by verder Onderzoek daar toe gemagtigd en geregtigd verklaard Werden, dat, oflchoon zy breedvoeriger, dan de gewoone termen van een Verhag doorgaans mede brengen, hier in waren uitgeweid, het oplettend Onderzoek van hun Hoog Mogenden, egter de noodzaaklykheid hier van ras zou ontdekken, „ zo," om hier de eigene woorden te gebruiken, „ in het gewigt van deeze „ Commisfie , 't welk, naar maate van de zich developpeerende omftandigheden, meer en meer was toegenomen, „ als in de menigvuldige en fteeds on„ derling verfchihende Uitvlugten, waar » me-  HISTORIE. 179 y, mede men, by het neemen der Infor„ matien, veel al getragt hadt, de atten# tie van het Befoigne van den waaren haat der zaaken af te trekken, en in een „ Zee van opgegeeven hrydigheden zich „ te doen verliezen; ten einde dus, (want 5, hier in alleen kon het ooogmerk daar „ vanbehaan hebben), dit Onderzoek zel„ ve ten eene maal infructueus te maaken." By zamentrekking meenden de Gelastigden, uit al het verhandelde, deeze vyf zaaken, by wyze van Behuit, te kunnen en te moeten afteiden. Foor eerst , „ dat de Schepen, in het Jaar mdcclxxxii, „ door hunne Hoog Mogenden na Brest „ gedeftineerd, niet van al het noodige, 3, 't welk tot die Reize, zo als het oog„ merk daar van by hun Hoog Mogen• ^, de Refolurie van drie October om5, fchreeven was, in den volften en ruim^ „ hen zin wierd gerequireerd, zyrl „ voorzien geweest. Ten tweeden, ,, dat het alzo plaats gehad hebbende gebrek, in eenen verfchillenden graad^ 5, gedeeltlyk moet worden toegefchree„ ven aan de generaale by de Marine „ plaats gehad hebbende Directie, en aaii 9, de particuliere Behandeling van het Col„ legie ter Admiraliteit te Amfterdam met j, opzigt tot het doen victualieeren der „ Schepen; en gedeeltlyk aan de Befchik- kingen zo van den Commandant der Vloot „ op de Reede van Texel, als van Zöni" j, migen der byzondere Bevelhebberèri ?i van de Schepen tot die Reize gedeftiM 2 nèeré boek' 1788;  i,8o VADERLANDSCHE XV. BOEK. „ neerd geweest. Ten derden, dal „ het Gebrek of mindere Voorziening „ der Schepen, zo als dat een en ander „ effectieflyk plaats gehad heeft, evenwel niet heeft uitgeleverd zulk een Impediment, waar door het doen der Rei„ ze,na Brest, op den voet van de daar toe gegeeven abfolute Orders , voiftrekt ,,. infaifabel moest verklaard worden, „ en dus, wanneer het voor zodanig ,, is opgegeeven, aanmerkelyk is geëxaggereerd, en in zo verre mits dien „ re houden voor een pratext. Ten ,, vierden, dat de redenen, waarom die „ Orders tot de Expeditie na Brest niet uitgevoerd zyn, eigenlyk, (het motief van Ongenegenheid van zommigen tot ,, dien Tocht hier in 't midden gelaaten ?, wordende), beftaan hebben in vergroo„ tende denkbeelden , die men aan de „ mindere Gefchiktheid en Voorziening „ der Schepen, in den ruimften en vol,, ledigden zin genomen , heeft getragt ,, te hegten, zonder intusfchen iets in 't ?, werk te hebben geheld, om, naar tyds ,, omftandigheid, de opgegeeven des, fectueufe gefteldheid der Schepen eenig„ zins te remedieeren; voorts in het ver,, keerd Begrip, dat men zich van den 3, waaren zin van hun Hoog Mogende ,, Refolutien, (althans zo als dit door „ zommigen opgegeeven is), heeft ge„ vormd ; in de Suppohtie der meeste „ Officieren, dat de Schepen, offchoon „ geenerlei Orders hier toe aanleiding  HISTORIE. i8r „ gaven, tegen het Naajaar zouden wor„ den opgelegd, conform welk denkbeeld ,, de meeste Inrigtingen vry arbitrair ge„ maakt waren; en eindelyk in de hngu„ liere en alleszins bedenkelyke wyze, „ op welke men zich de Beoordeeling „ van hun Hoog Mogenden volftrekt en „ generhande willekeurige uitzonderingen „ permitteerende Orders , veroorloofd ,, heeft. -—1— En, eindelyk ten yyfden, dat alles te zamengenomen de betoon- de Gevoeligheid der refpective Bond„ genooten, over dit eclatant geval, ten 9, hoogden moet biliyken, zo wel als Hoogstderzelver gedeclareerd vcrlan,, gen, ten einde daar omtrent eene ge„ paste Voorziening zou gedaan wor„ den (*)." Veel voldoenings fchonk dit Verhag, als 't welk alzins was ingerigt, tot het in klaaren dag haaien van eene zaak, die men aanmerkte als eene bezwalking van den roem der Natie voor geheel Europa; als eene fchennis der agtbaarheid van Nederlands Souverain; en als eene Rapport van de Heeren doer hun Hoog Mog Gecommitteerd, tot het Onderzoek wegens de Nonexecutie van hun Hoog Migenden Orders tot het verzenden van Tien Schepen na Brest. Met de Bylaagen. Waar men alle Staatsftukken tof dit Onderwerp bchoorende by één vindt in lil. Deelen in Octavo, Een Extract van 't zelve vindt Jnen in den Post van den Neder-Rhyn, \U. D. bl. 424 enz. M 3 XV. BOEK. 1783.  XV. BOEK. ?783. Zyne floogheic "oefchuldigd wegens 't ' geeven van Orders, dry. «lig met" die van hun H. Mogenden omtrent den Tocht na Brest. 182 VADERLANDSCHE eene in de waagfchaalftelling van het belang der Republiek by het Hof van Frankryk. 't Zelve hieldt in zich de volkomenhe wederlegging, van de blaam als ware deeze Commishe alleen ingerigt geweest, om iets uit te vinden, waar mede men den Admiraal Generaal openlyk kon befchuldigen, diens Vrienden benaadeelen, en alles op rekening van dea Stadhouder brengen. Hangende dit Onderzoek , werd door veelen fterk gefprooken en in verfcheide Gefchriften heilig verzekerd, dat de Admiraal Generaal aan den Vice-Admiraal Graave van bylandt, een heimlyken Brief zou gefchreeven hebben, een last inhoudende, om na Brest niet uit te zeilen, niet tegenftaande de bevelen, door hun Hoog Mo genden daar toe gegeeven, en dat hy deezen Brief aan de Heeren tot het Onderzoek benoemd hadt overgeleverd. - - Zyne Hoogheid trok zich eene heilige daad, aangekant tegen de verklaarde oogmerken van 'sLands Vaderen, hem ten laste gelegd, met veel vertrouwen verfpreid, en in de Nieuwspapieren geplaatst, ten fterkften aan, en oordeelde het hoogst noodig, dat de valschheid eener zo kwaadaartige betigting in vollen dag geheld wierd. Waar om hy zich by hunHoog Mogenden vervoegde, met ernhigen aandrang, dat op die Befchuldiging, by de Gedeputeerden tot Onderzoek, naavraag raogt gedaan en opgave mogt verzogt wor-  HISTORIE. 183 worden, of zodanig een Brief, of iets van die natuur, te hunner kennisfe gebragt was, 't geen eenige aanleiding zou hebben kunnen geeven tot het verfpreiden van die alzins valfche en verdichte Befchuldiging: „ ten einde hun Hoog „ Mogenden," zo als de Admiraal Generaal zich uitdrukte, „ gelyk voor zeker „ gefchieden moet, door het Rapport „ der Heeren Gedeputeerden daar van ,, overtuigd, als dan , naar derzelver „ hooge wysheid, wel zodanige verze„ kering zullen gelieven te doen, dat de „ geheele Natie van de onwaarheid „ deezer malitieufe en te eene maal ver„ dichte Befchuldiging, hem, onder zo „ veele andere , onverdiend aangewree„ ven, mogt verzekerd, en zyne poo„ gingen ten beste van het dierbaar Va„ derland, niet op de haatlykfte wyze „ worden aangetast en infructueus ge„ maakt." Een inlichtend berigt der Gelastigden ontfchuldigde zyne Hoogheid. Zy verklaarden, „ geen de minfte reden gevon„ den te hebben, waar om zy niet, of„ fchoon verfcheide Leden van 'tBefoigne, „ vermids hetzelve voor een tyd hadt moe„ ten gehaakt worden, zich thans niet in „ 'jGravewAdwgebevonden,ten fpoedigftcn „ aan 't verlangen van hun Hoog Mo„ genden zouden voldoen , en op het Voorhei, voor zo verre de inhoud daar van gerekend kon worden ter be,, oordeeling van Heeren GecommiteerM 4 ;, den XV. BOEK. 1783. Des vrygefprooken.  ï»4 VADERL ANDSCHE XV. ek. 17H- „ den te flaan, eenvoudig maar pofitief „ te declareeren : Dat nimmer aan het „ Befoignc, het zy door den Heer Vi,, ce-Admiraal van bylandt, het zy „ door iemand der gehoord zynde Offi„ eieren, was te kennen gegeeven, dat „ van zyne Hoogheid ecnigerhande zo- danige Mishve zou zyn geproduceerd; „ en dat zy Heeren Gecommiteerden, „ derhalven, het verfpreide gerugt moes„ ten verklaaren voor geheel valsch en „ verdicht: terwyl zy voor het overige „ voor de gezamenlyke Leden van liet „ Befoigne moesten gereferveerd houden het doen der gedetailleerde opening van „ het geheele Onderzoek deezer zaake, „ naa dat dezelve compleetlyk zou zyn „ afgeloopen, zonder, voor als nog,'in „ eene gecircumhancieerde Ouverture, „ door welke het hier te vooren gede„ clareerde nader bevestigd zou worden, s, dit te kunnen uitbreiden (*)." . Hoe (*) Refol. Gen. i. en n Nov. 1784. . Uit het voorheen aangehaalde Rapport kan, wat 'er deswegen voorgevallen is, volkomen worden opgemaakt; en blykt het genoegzaam, hoe by dit Onderzoek, wel fterk, inzonderheid by den Vice-Admtraal van b y l a nd t is aangehouden,of jnhetGefprek met den Admiraal Generaal, deeze eenige uitdrukkingen hadt gebruikt, waar uit hy met mogelykheid kon afleiden eenige vryheid, hoe ook genaamd, om in de uitvoering van de gegeevene ftrikte bevelen omtrent de"Reis na Brest, eenige verandering te maaken; of zich minder aan de uitvoering verbonden te rekenen, £ie 1. D. bl, 200. eaRylaagen bl 271.  HISTORIE. 1C5 Hoe zeer ook, gelyk wy reeds hebben aangeduid, het uitgebragte breede Verflag der Gelastigden over 't algemeen voldeedt, wilden zommigen, niet genoeg lettende op den aart van de zaak hun bepaald aanbevolen (*), meer door hun verrigt, de Schuldigen met naame opgenoemd en ter hraffe . vervveezen hebben ( ƒ). Een nadere Voorziening daar omtrent lieten zy wyslyk aan hun Hoog Mogenden over, in 't vertrouwen, dat de bygebragte openingen hoffe genoeg aan de hand zouden geeven, om in deezen eene gepaste, en naar 't gewigt der zaake geëvenredigde bepaaling te maaken. Dan konden zy niet nalaa- ten, opgave te doen van eenige de zaaken van het Zee weezen meer in 't algemeen betreffende omhandigheden, welke hun waren voorgekomen van dien aart te zyn, dat ze altoos aanleiding zouden kunnen geeven, zo tot eene weezenlyke als tot eene voorgewende Ongereedheid der Schepen, en dus ook in zo verre en in dien zin, ook onder de mede werkende reden van het niet volvoeren des . Tochts na Brest, geteld konden worden. Hier, toe bragten zy, Voor eerst; de wyze op welke de. Schepen van den Staat (*) Zie hier boven bl. 167. (t) Post van den Neder-Myn VU. D. bl, , M 5 XV. 3 O EK. 1783Aanmerkingenover zaaken 'iet Z^eweezen betreiljnde-  i86* VAD ERLANDSCHE XV. boek. Ï7S3. Staat gevictualieerd worden; naamlyk door de Capiteinen en voor hunne byzondere Rekening. Ten tweeden; de agterlykheid van zommige Gewesten in het inbrengen van derzelver Confenten voor de Uitrusting van 't Jaar mdcclxxxii. Ten derden; het gebrek van Magazynen of Voorraadplaatzen van Victualie en Ammunitie, als mede van een genoegzaam getal Waterputten op Texel (*), en 't mangel aldaar aan de noodige plaatzen om de vuile Schepen te kielen. Ten vierden ; het gebrek van Correspondentie tusfchen de verfchillende Departementen en Commandementen in 't beftuur der Marine; een gebrek desgelyks zigtbaar tusfchen de Commandanten der Vloot en Esquaders, en zulke Admiraliteits Collegicn, waar onder zy zeiven niet perfoneel behooren. Ten vyfden; het denkbeeld 't welk hun uit de behandeling deezer geheele zaake gebleeken was doorgaans by de Officieren plaats gehad te hebben, naamlyk, dat zy, offchoon po- (*) Op een kleinen afftand van de eene lang gebruikte en door 't heerlyk Water zeer beroemde Waterput op Texel , heeft men, daar deeze, in den Oorlog met Engeland, niet penoegzaam was om de Schepen fpoedig van Water te voorzien, een tweede gefchooten ; die desgelyks een heerlyk wel heeft. Brieven over Texel en de nabygelegene Eilanden,uit de Aantekeningen van pi eter van cuick te zamengefield door j. G. v. oldenb arnev eld ge«aamd tull in oh.  HISTORIE. 187 poiitive Orders van hun Hoog Mogenden ontvangende, die, naa gehouden Befoignes met de Admiraliteiten, en met voorkennis van den Admiraal Generaal, (en dus met communicatie van de zulken in welken eene genoegzaame kundigheid wegens den haat der Schepen niet kan of mag onderheid worden ontbrooken te hebben), zyn gearreheerd, evenwel de Uitvoering van zodanige Orders afhangelyk mogen maaken van hun byzonder Oordeel of iets desgelyks raadzaam zy, dan niet. „ Een Syhema," gelyk zy zich uitdrukten, „ 't welk, indien der Offi,, eieren gezag tegen over den Souverain „ tot die hoogte moet gerekend worden ,, geheegen te zyn, dan misfehien wet „ de grootfte en voornaamfte Reden van de Non-executie der Expeditie na „ Brest in zich zal bevatten. Dan hoedanig Syhema Heeren Gecommitteerden tef„ fens hadden moeten conhdereeren, als „ niet alleen in 't generaal hrydig tegen „ de Authoriteit van den Souverain, „ en de zo hoognoodige Subordinatie „ inden dienst; maar tevens ten uiterften temerair in de applicatie: alzo het van „ zelve fpreekt, dat de Souverain rede„ nen kan hebben van het uiterhe aan,, belang voor den Staat, fchoon aan de „Icommandeerende Officieren van eene ffVloot of Esquader geheel onbekend, „ om zekere Expeditien abfolutlyk te ordonneeren, en derzelver executie XV. BOE IC. 1783.  rSS VA DERLANDSCHE XVI. J50E K. „ volftrektlyk te begeeren, offchoon ook „ eenige Hem welbekende, maar niet ono,, verkomelyk toefchynende zwaarigheden, „ dewelke 's Lands welweezen Hem voor „ dien tyd noodzaakt over 't hoofd te „ zien, daar tegen, in andere gevallen, „ als bedenklykheden van eenig gewigtzou„ den kunnen mogen worden gemoveerd. „ Gelyk het ook handtastlyk was, dat „ het Vaderland menigmaal aan onher„ helbaare nadeelen zou zyn blootge„ held, indien de Commandanten van „ eene Vloot of Esquader, wien de „ zwaarigheden/ welke zekere Expedi„ tie, in 't afgetrokkene befchouwd, „ moesten afraaden , wel bekend zyn, „ maar die daarentegen, de redenen van ,, Staat, om welken de Expeditie everi„ wel noodzaaklyk gekeurd is , geheel „ ignoreeren, dezelve op hun eigen oor„ deel, en begrippen, zouden agterlaaten. Eindelyk ten zesden diende onder die medewerkende redenen mede geteld te worden, de wyze der gewoone inrichting van weeklykfche Rapporten omtrent den haat der Schepen, welke 2atrde Admiraliteiten, aan den Admiraal Generaal, en den Commandant der Vloot moeten worden gegeeven. Zy hadden dezelve meermaalen op zulk een voet ingeheid gevonden, dat ze zeer weinig betekenden om 'er met zekerheid uit op te maaken, of de Schepen in de daad bekwaam waren tot alle de dienhen, welken  historie. i8j ke men anders zou verrieenen van dezelve te kunnen vorderen (*) Wat de befchikkingen op het Geregtlyk Onderzoek deezer dus verre gebragte zaak aanbelangt, het Verflag hier van moeten wy, daar wy ons mogelyk reeds wyd genoeg buiten den Tydkring welken wy eigenlyk befchryven, begeeveiï hebben, uithellen tot het Tydperk waar in, op voorgang van Holland, ter Algemeene Staatsvergadering, hier toe befloer ten werd. O Zie het bovengemeldeRappirtbl. 324-333»! VAi XV: boek^ 1783,  VADERLANDSCHE HISTORIE, ZESTIENDE BOEK. INHOUD. XVI. BOE K. Aanleidende omftandigheden om eent Grondwettige Herftelling hier te Lande te wege te brengen. Stofte van dit Boek. De Gemeenslieden te Nymegen willen ouder gewoonte vergaderen. Gefchil met de Regeering deswegen ontftaan. De Gemeenslieden eisfchen dit als een Regt. De Raad weigert dit te erkennen, de Gemeenslieden zetten hun eisch voort. De Gemeenslieden vorderen te vergeefsch hun Kamer op het Raadhuis. Vrugtlooze Onderhandelingen. Berigtfchrift van Gemeenslieden. Gefchil tusfehen de Magiftraat en de Gezwoore Gemeente te Arnhem. De Arnhemfche Burgery oefent zich in den Wapenhandel en vuurt af. Ongenoegen daar gereezen, over het verplaatzen van een Kerkhof. De Getwotre Gemeente wil het Magiftraatsbevet dtr  HISTORIE; t0 der Begraavinge op het Nieuwe Kerkhof ingetrokken hebben. Gereezen oploop. Balddaadigheden aan het Nieuwe Kerkhof en elders gepleegd. Ongerustheid over de nadering van Krygsvolk. Befluit des Hofs tegen oproerige Beweegingen. Aanmerkingen van Jonkheer capellen tot de marsch tegen dit Befluit. Jonkheer J. H. van zuilen van nyeveldt kant 'er zich mede tegen aan. De afkondiging des Befluits gefchiedt. Aanmerkingen van capellen tot de marsch op dat Befluit. Een Aantal Arnhemfcht Burgers wil de Jagt in de Veluwe. Handelingen daar over met zyne Hoogheid* Nadere aandrang der Burgeren. Befluit daar tegen. Wat deswegen ten Landsdage voorviel. Sterke taal van capellen tot de marsch, en van zuilen van nyeveldt, Twaalf Burger-Gecommitteerden te Zutphen aangefteld. Zy leveren aan Gemeenslieden een Adres over, die het der Regeeringe aanbieden. Door de Meerderheid gewraakt. Drie Magijlraatsleden kanten zich tegen de Meerderheid aan. De Burgery vervoegt zich weder tot de Gemeenslieden. De drie Burgemeesters , uit naam der' Burgery e , bedankte Handelwyze der negen anderen daar op. De Gemeenslieden beklaagen zich by de Regeering over het afwyzend Raadsbefluit, door drie Burgemeesters onderfteund, door negen flerk tegengefprooken. 't Getal der Ondertekenaar en vermeerdert. Een nader Adres ingeleverd. Door de Meerderheid af- XVL boek,  102 VADERLANDS CHË XVf. bo e k. afvyzend uitgereikt. Brief van een ZüP phens Burger. De Regeering van Deventer daar over aangefchreeven. Antwoord der Deventerfche Regeering. De Brief oproerig verklaard. Geheim Befluit der Magijlraat oin door Krygsvolk alle zamenrotting voor te komen! De Minderheid kant 'er zich tegen aan. Aandrang op de vernietiging van dat Befluit. De Meerderheid rerdeedigt zich. De Burgery gewapend. Capellen tot rysselt verzoekt om eene plaats tot Wapenoefening derzelve. De Meerderheid wraakt in van rysselt, dat hy, zonder des verlof verzogt te hebben, de Burgers in den Wapenhandel Oefent. De Minderheid met van rysselt kanten zich hier tegen aan. Voortgang der Wapenoefening. In Harderwyk wil men eene Schepensplaats overeenkom/tig met de Stads - Voorregten begecven hebben. Taal door J. H. zuilen van n y eveldt over het begteven der Commisfien in Gelderland. De Landslieden in Gelderland willen de Drostendienften afgefchaft hebben. Foor- en tegenwerkingen daaromtrent. Befluit der Staaten van Gelderland daar tegen. Gefchil van Dordrecht met zyne Hoogheid over de'Verkiezing van Bur* gemeesteren. De Goede Luiden van Achten aldaar willen eene vrye Verkiezing. De Wapenhandel te Dordrecht herleeft. Een gedeelte der Schutterye vuurt openlyk af, begeleid door het Exercitie - genootfehap. Het Exercitie-genootfehap aldaar gewettigd. Een oud Befluit omtrent den Eed der  HISTORIE. *9S 'der Amptenaaren te Leyden vernieuwd. Regeerings Perfoonen aldaar benoemd tot onderzoek der zaaken de Vroedfchap raaken'de. Onecnigheid te Leyden tusfehen den Krygsraad en het Vrycorps. Be/luit der Regeeringe in dit geval. Openbaare Wapenoefening van hei Exercitie-gezelfchap. Nieuwe oneenigheden deswegen tus/chen de Regeering en den Krygsraad. Te Gornichem befluit men op geene Stadhouderlyke Aanpryzingen agt te flaan. E. de vry temming k, Burgemeester van Amfterdam , bewilligt om die post, ondanks zyne hooge jaaren, te blyyen bekleeden. Voorflag van Schiedam om de Politiek» Ampten aan Inboorelingen te begeeven. 't Voor ft cl van zyne Hoogheid, om zulks 'tot Leden der Gereformeerde Kerk te bepaalen, doet het agterblyven. De Wapenhandel aldaar begunfligd en voortgezet. De Jaarwedde van den Schiedamfchen Penfionaris jager, verhoogd, Gefchil te Schoonhoven met den Stadhouder , wegens het vervullen .van een tusfehentyds openvallende Regeeringsplaats. Gefchil der Brielfche Regeeringe over de Aanpryzingen van zyne Hoogheid. De Minderheid, die z& wilde afgefchaft hebben, vervoegt zich by Staaten van Holland. Een Staatsbefluit eenflemmig met hun gevoelen. Befluit der Stad Alkmaar om geene Aanpryzingen aan te neemen, en de V?rkiezing den Stadhouder ie ontzeggen. Zyne Hoogheid verklaart hier m niet te berusten. Brief van zyne Hoogheid aan de Regeering van AlkYI. DEtL. N maq& XVli b o ek.  194 VADERLAND SC HE XVI. BOEK. maar. Antwoord der Alkmaarfche Regeeringe. De Stadhouder brengt de zaak voor hun Ed. Groot Mogenden. Verfchillende Gevoelens deswegen. Staatsbejluit om de Naamlysten der Verkiezingen, hangende dit gefchil, aan Staaten van Holland te zenden. Tegenaantekening der Ridderfchappe. Rondgaande Brief van zyne Hoogheid aan de Leden van Holland. De Regeering van Alkmaar fchryft desgelyks een rondgaanden Brief. Doet dien den Stadhouder , als mede der Ridderfchap ter hand komen. Berigt van Alkmaar tot kweering van dit Regt. De Verkiezing gefchiedt volgens het Staatsbefluit. De Wapenoefening in Alkmaar aangevangen en voortgezet. Purmerende fchaft de Aanpryzingen af. Heusden vordert haar regt op de Magiftraatsbeftelling, en is op den Wapenhandel gefield. Gouda Jleekt in het voortzetten des Wapenhandels boven andere uit. Een Vry corps te Rotterdam opgerigt, en de Burgerwapenoefening herfteld. In Woerden de Wapenhandel begunftigd. Hoe traaglyk het in Enkhuizen toeging. Beginzels van ongenoegen in Utrecht. Een Verzoekfchrift tegen ryklof michael van g o e n s ingelecverd. 't Zelve door de Regeering met een onderjleunenden Brief aan zyne Hoogheid gezonden. Antwoord van zyne Hoogheid te verftaan geevende dat va n g o e n s zyn Ampt hadt neder gelegd. Van goens ontflaagen. Een tweede Verzoekfchrift vorderende de Onafhangetykheid der Regeeringe van de Aanpryzingen des  HISTORIE. ï9$ Ëes Stadhouders. Gunfiig by de Meerderheid ontvangen en daar toe beflooten. Kennisgeevlng aan den Stadhouder, en Onderhoud met hem. Brief van zyne Hoogheid over dat Onderhoud. Tegenverklaaringen van wieling en joncheere. Verzoekfchrift van een aantal Burgeren ten opzigte van wieling. Het Befluit daar op. Nieuw gefchil met zyne Hoogheid over het weglaaten van een gedeelte des Eeds. Verzoekfchrift eeniger Burgeren, dat een tusfchentyds openvallende Vroedfchapsplaats, door de Regeering zelve, mogt vervuld -worden. Antwoord van zyne Hoogheid op di£ hem medegedeelde Verzoekfchrift. De Meerderheid ftemt het Verzoekfchrift toe en fchryft den Stadhouder. Eenige Bedieningen verkrygbaar gefield voor Burgers van allerlei Gezindheden. De Schuttery in Utrecht herfleld, en in de Wapenhandel geoefend. Vry corps Pro Patria & Libertate aldaar opgerigt. Openbaar e Wapenhandel van 't zelve. Gedenkpenning diens Genootfchaps* Mishandelingen Profesfor P. hofstede^ H. van ee en E. lusac, aangedaan. Afkondiging tegen het pleegen van Moedwil, 't Genootfehap breidt zich 'uit. De Studenten doen eene Gifte, tot aankoop yan Wapenen, 't Voorgevallene deswegen. Ongenoegen der Burgery ever eene gevreesde vermeerdering des Krygsvolks. Voorflag om die te voorkomen. Briefwisfeling deswegen met zyne Hoogheid. In Amersfoort gaat men de Aanpryzingen voorby. Wapenband del aldaar. Te Montfoort de AanbeveelinN % geè, xvii li O E KJ  nj6 VADERLANDSGHE XVI. boek. -1783. Aanleidende yn, gen vernietigd', en de Burgery gewapend: 't Voorgevallene te Wyk by Duurftede over de Wapening. De begeerte der Burgery daar toegejtemd. De Burgerwapening in Friesland voortgezet en door de Staaten begunftigd. De Drostendienften in Overysfel openlyk afgefchaft. Gedagtenis door de Landlieden in Twente aan capelleï* tot de pol gefchonken. Hoe door dien Ridder aangenomen. Burger - gecommitteerden te Deventer aangefteld. Men ft aagt 'er in 't verzoek over de Stads Ampten. De Aanpryzingen des Stadhouders gewraakt. Gefchil met zyne Hoogheid over de Verkiezing der Regeeringsleden. F. A. v. d. marck tot Hoogleer aar te Deventer beroepen. Burgerwapening en Vry corps te Deventer. Zwolle volgt Deventer in het aan ft ellen eener Burger-commisfte, en den Wapenhandel. In Kampen komt ook eene Burger-commisfte tot ft and. De kleine Steden in Overysfel volgen de groote. Wapenhandel in de kleine Steden. Aanzienlyke zamenkomst van Regenten uit verfcheide Gewesten des Lands te Amfterdam. Eenige byzonderheden den Post naar den NederRhyn, de Tytelplaat van den Politieken Kruyer, den Boekverkooper esschers, en de Diemer- of Watèrgraafsmeerfche Courant betreffende. (jelyk 'er Tydperken, in de Gefchieï denis van bykans alle befchaafde Volken,  HISTORIE. 197 2yn, waar in zich niets voordoet dan bedaarde kalmte, zo worden deeze niet zelden van geheel tegenovergeftelde, en byster onrustige, gevolgd. Voorbereidende omhandigheden , van veelerleien aart, werken en openbaar en heimlyk mede om die verwisfeling te doen gebooren worden. De Vryheidsmin der Americaanen, waar uit de Kryg onthondt, welke het Tydperk af baakent, waar mede onze Gefchiedenis eenen aanvang nam , door den thans getekenden Vrede onder de Oorloogende Mogenheden geëindigd, die Vryheidsmin verfpreidde zich wyd en zyd. Het gelukkig flaagen der Inwoonderen in een ander Werelddeel, die een nieuw Gemeenebest vormden, grondvesten, en, binnenkort, tot een hand bragten, dat geheel de Wereld daar over, met regt, verbaasd ftondt, blies dit Vryheidsvuur aan in de harten van allen, die in het lot diens Volks deel genomen en zich verheugd hadden over de met zo veel moeds en bedaardheids verkreegene Vryheid. Men kan ook niet lochenen, dat dit Volksgefchil, en dit kampen om eene Vryheid, waar mede vreemde Mogenheden gemoeid waren, en waar in onze Staat zich betrokken vondt, aanleiding gaf totmeesterlyk gefchreevene Gefchriften. over het hoogst aangelegen huk de Volksvryheid, gegrond op de oorfpronglyke Gelykheid der Menfchen, de Regten en Pligten,. daar uit voortfpruitende. Zy N 5 was XVI. BOEK. I?8V omftandighedenom eene GrondwettigeHerftèlline hier te Lande te wege te brengen.  XVI. BOEK, 0$ i?S VADERLANDSCHE was het dagelyks onderwerp in de Ge-, fprekken, niet alleen der zodanigen , die meer of min gewoon waren over gewigtige zaaken elkander 'te onderhouden; maar ook hy lieden, anderzins op die onderwerpen niet vallende, hoorde men meer dan ooit van Vryheid, van de Regten des Menschdoms, en des Burgers. Zy leerden, in beide die opzigten , hunne eigene waarde kennen. Hunne denkbeelden daar omtrent werden opgeklaard door. veele Schriften, dit Onderwerp behandelende, en meest door die op eene wyze het licht zagen, dat ze, even als de Nieuwspapieren, in elks handen kwamen, en met dezelfde graagte algemeen geleezen werden. Deeze denkbeelden, fchoon verre van, by allen genoegzaam opgehelderd, kreegen by onze Landzaaten haag voedzel, geduurende den Oorlog met Groot-Brittanj'e. Het tegenwryten der twee Partyen in ons Vaderland, openbaar uit het geen 'er in de hooge Vergaderingen gebeurde, verlecvendigde die begrippen meer en meer. De Vredehandeling zelve" diende om ze te doen aanwakkeren. De openlyke klagten, de bitze verwyten, de verregaande wederzydfche befchuldigingen der Staats- en mindere Pvegeeringsledcn, moesten elk doen behuiten, dafc 'er gebreken fchoolen by de Wetgeevende, of Uitvoerende Magt, of by beiden teffens. Van hier dat 'men bedagt was op 't geen men eene Grondwettige Her-  HISTORIE. *«* peiling noemde. Men oordeelde, „, dat eene Regeeringsvorm van een „ Volk, 't welk In zich zelve Souverain „ is, die op de Grondwetten van den „ Staat, op de uitdruklyke of hilzwy„ gende toeftemming van de geheele Maatfchappy gegrondvest is, die pleg„ tig bezwooren wordt, altyd, wanneer „ de misbruiken, wanneer de onderdruk„ kingen, tot zodanig eene hoogte ge„ klommen waren, dat men dezelve niet „ langer verdraagen wil, kon verbeterd, ,, en, des noods, wanneer de zaaken tot „ dat uiterhe liepen , dat men by des„ zelfs geheele vernietiging, niets ver„ liezen zou, door de Natie geheel en „ al afgefchaft en veranderd worden, „ om dat zy op een uitgedrukt of ftil„ zwygend Contract van de geheele Na- ,, tie berust (*)." De Leer van den Eerw. priëstley vondt by veelen ger reeden ingang. „ Indien de misbruiken „ en gebreken der Regeering, zelf in de „ uitgehrekthe Staaten, ten eenigen ty9, de, groot en tastbaar worden; indien „ de Dienaars, van het Volk , hunne Meesters en derzelver belang vergee„, tende, hegts hun eigen voordeel in 't „ byzonder behartigen; indien zy in plaats „ van zich te overreden, dat zy gemaakt ;, zyn voor het Volk, het Volk aanmer- „ ken r (*) Van nooten Aanm. op montestuiES Geest éer Wetten. I. D, III. St. bl. 98.. N4 XVL BOEK.  2oo VAD E RL AND SC HE XVI. fcOEK. ^83. „ ken ais voor Hun gemaakt; indien de i, onderdrukkingen en verkragtingen van „ het' Regt verregaande en ondraaglyk ,, zyn èn algemeen gevoeld worden ^in3, dien de gewelddryvende Beftuurders „ geene andere Vrienden hebben dan een „ gering getal vleyers, die lang geiiast „ hebben op het voedzel hunner Mede„ burgeren, en van welke men verwag„ ten kan, dat zy eene Regeering verlaa„ ten zullen, zo dra hun eigenbelang „ niet meer aan dezelve verknogt is; in„ dien het, ingevolge van deeze omftan„ digheden, duidlyk blykr, dat het gevaar „ het welk men by eene Omwenteling „ zou kunnen loopen, en dat de Onhei,, len, welke uit dezelve, zouden mo„ gen gedugt worden, van veel minder „ aanbelangs te fchatten zyn, dan die, ,, welke men aireede ondervindt, en wel„ ke nog dagelyks toeneemen; dan vraag „ ik, in den naam van God, welke ,, Grondbeginzels het kunnen zyn, die een ,, gefmaad, mishandeld, beledigd en ge„ hoond Volk behooren te wederhouden „ van het verdeedigen zyner Katuurlyke „ Regten, van het veranderen, ja zelf ,", van het ftrafferi zyner Behuurderen, ,, dat is van zyne Dienaars, die het verr „ trouwen des "Volks misbruikt hebben? ,, of eindelyk welke Grondbeginzels het „ kunnen zyn, die. zodanig een Volk „ beletten zouden om de gantfche Re„ geeringsvorm te veranderen, indien s, dezelve bleek van eenen aart en za- „ men-  HISTORIE. 201 j, menftel te weezen aan zo veele gebre„ ken onderhevig (*). ' Hoe zeer ook de Vryheidsmin in een Volk, en in een vrygebooren Nederlander, hoogst te pryzen zy, en dezelve, niet zelden in deeze dagen verfchynzels deedt gebooren worden, welke de bewonderende goedkeuring van alle waare. Vryheidsvrienden , moeten wegdraagen, deeze vertoonde zich, in eenige gevallen, op eene wyze welke veel eer blaam dan lof verdient. Om eene wettige en heilzaame Gemeenebestregeering daar te hellen, moet niet alleen, den dwangftafvan het overheerfchend Despotismus verbrooken, niet alleen het ondraaglyk bewind eener haatlyke Ariftocratie geweerd, maar Ook de toomloosheid eener onbepaalde en niet wel ingerigte Democratie, te keer gegaan worden, zal dezelve in geene volhaagene Anarchie veranderen. Maar 't is onze taak niet hier over breeder uit te weiden, 't Aangeftipte dient alleen om tot het Verhaal te komen der voorvallen in ons Gemeenebest, in dit Jaar, by welken men zich deeze weinige aanmerkingen zal herinneren en daai op vrylyk mogen toepasfen Terwyl men menigmaal gelegenheden zal ontmoe ten om het zeggen van plato, met leedweezen, maar al te gegrond te vinden; „ By- (*) Prifstlet Etfay »n the first principe!, ef Gouvernement &t. Lond. 1771. p. 24. 25. N 5 XVI. boek.  ae-2 VADERLANDSCHS xvr. boek. StofFevan dit Boek, „ Byaldien het geen Wysgeeren zyn, die ,, de Staaten behuuren; zo dat het Staat„ kundig en Wysgeerig Gezag elkander „ in één punt aantreffen; en dat, gelyk „ nu veelal gefchiedt, deeze twee din„ gen door onderfcheide Geesten behan„ deld worden, is 'er, naar myne ge? „ dagten, noch voor een Staat, noch „ voor het geheele Menschlyk Geflacht, „ eene verzagting van hunne Onheilen „ te verwagten (*)." 't Geen, in 't jongstverloopen Jaar, in Gelderland, in eenige Steden van Holland, en boven al in Friesland, gebeurd was, omtrent de Regeeringsbehellingen en Ampten (f), diende ten voorfpel van 't geen 'er dit Jaar, boven al in Gelderland , Holland, Utrecht, Friesland en Overysfel voorviel; gepaard met eene aanvanglyke Burgerwapening in veele Steden, 't Verhaal dier Gebeurtenisfen zal den inhoud deezes Boeks uitmaaken; doch ze zyn zo veelvuldig, dat wy ons genoodzaakt vinden alleen de hoofdvoorvallen op te tekenen, ons vernoegende met de aanwyzing der Schryveren, die de kleinere byzonderheden verzameld, of de oorfpronglyke Stukken, dikwyls van een zeer langen adem, bygebragt hebben. Wy maaken deeze aanmerking ééns (*") Plato de RtpuU. Lib. V. Eene ftelling door hem in het VI. en VII. Boek breeder ontTouwd. CO Zie onze Vaierl Hij}, V D. hl. 81 en??.  HISTORIE. ééns voor al: naardemaal onze Vaderlandfche Hijlorie, die, met dit voorbehoedzei zelve, misleiden wyder zal uitloopen dan wy gedagt hadden, anderzins tot een vreeslyke dikte zou zwellen. De Gemeenslieden te Nywegen, wier gezag en invloed, op onderfcheide tyden, zeer verfchillend, en onder de Stadhouders altoos 't meest beperkt was (*), in de vryfte dagen van ouds gewoon alle Maanden ééns te vergaderen, hadden, zints den Jaare mdcclii, buiten toeftemming, der Magihraat , niet by den anderen geweest , dan op den tweeden van Louwmaand, hy de verkiezing van Burgemeesteren , en op den eerften Woensdag naa Scholastica, als uit dezelven één tot Rentmeester der Stadsmiddelen en andere Inkomften, en één tot Rentmeester van de Geestelyke Goederen der Stad, gekooren wordt. Thans, op den eerften dier dagen vergaderd, deedt de Gemeensman W. de'iiaan. den voorhag, om, volgens de oude regten, alle Maanden, en.wel op den eerften Woensdag van ieder maand, by den anderen te komen. Dit Voorftel vondt, by eene groote meerderheid, ingang , en kwam tot een Behuit, waar van men , op eene vriendlyke wyze^ aan de Magihraat zou kennis geeven. Schcon (*) Zie w A G E N A A R Vadert. Hifi. II. D bl, 384. VIII. D. bl. 359.X. D. bl. 195. en de Te%enw. Staat III. D. bl. ai8. XVI, BOEK. 1783. De Gemeenslieden te Nymegen willen, ouder gewoonte , vergaderen.  *o4 VADERLANDS CHS XVI. boek. Gefchil met de Regeering des wegen ontftaan. De Gemeensliedeneifehen dit als «en Regl Schoon het eerhe Lid der Gemeenslieden hier niet zeer voor was, en het aan het oordeel van den Raad wilde laaten, of eene Commishe benoemd hebben, beweerde de Meerderheid, dat hunne Vergadering aan de meening van den Raad niet onderworpen ware, en dat zy, 't geen hun ten onregie ontnomen was, met regt weder te rug konden eifchen. De Woordhouder, met eenige Gemeenslieden, gemagtigd om dit Behuit aan de Magihraat bekend te maaken, met aanduiding van het vertrouwen der Gemeenslieden, dat de billykheid hunner Ed. Groot Agtbaaren, niet zou gedoogen, dat daar in eenige hindernis werd toegebragt, volvoerden deezen last. Een Raadsbelluit der Magihraat keurde dit voorneemen der Gemeenslieden af, en hicldt dezelve zich aan het Raadsbelluit des Jaars mdcclii, medebrengende, dat de Gemeenslieden niet zouden kunnen of mogen vergaderen, dan by toeftemming , of op last van Burgemeesteren in den tyd. Wanneer de Gemeenslieden, die, ondanks dit Behuit, by een kwamen, die weigering van Burgemeesteren vernomen hadden, was het 'er verre af dat zy 'er ftil in bleeven berusten. Zy, die zich „ als een tweede Lid van de „ Regeering der Stad," gelyk zy fpraaken , „ nimmer aan eene willekeurige „ fchikking van den Raad onderworpen •„ hadden, ten aanziene van 't geen door ,s hun  HISTORIE. 40$ hun metEede bezwooren was, om der „ Stads beste te doen, en des Landszaaken „ ten besten te zullen helpen confulteeren _ en „ bevorderen" leverden een Betoog in, wegens dit Regt, waar van zy hun voorneemen, 0111 des gebruik te maaken, verklaard hadden „ Een Regt," waaromtrcnt zy aanmerkten, „ dat het niet al„ leen met de Conhitutie van Regee ,, ring overeenkomftig; maar ook by der „ Eerb. Raad, zo wel In de voorige. „ als in deeze Eeuwe, erkend was, er dat de Gemeenslieden, zonder hunne „ byzondere toehemming, nooit hadt kun nen ontnomen worden. Een Regt „ waar van de Gemeenslieden nooit af „ gezien en zich dus tot het agtervol „ gen van Eed en Pligt niet onnut ge „ maakt hadden. Wel waren zy, tegei „ hun wil, eens in de ongelukkige om „ handigheden geraakt, dat zy van di „ hun Regt geen gebruik konden maa „ ken; doch dit benam het Regt zelv ,, niet." Over al 't geen zy tot haavinj bybragten erkenden zy de Magihraat nie voor Regters; maar het diende alleen te overtuiging, dat dezelve, in 't uirgebrag Raadsbefluit, gedwaald en tot het net men daar van geene bevoegdheid hac den. Eenige Leden van den Raad, benoemt om dit Betoog te onderzoeken, hunn< raadflag üitgebragt hebbende, nam < Raad een Befluit, waar in dezelve 1 aangevoerde bewyzen der Gerneensliedt poo XVI. 15 O E Ki > t t p > c r t l L De Raad ,n weigert 1 dit te erkennen.Ie De Geil meensy. lieden 9  zo6 VADERLAND SC HE XVI. hoek. 1783. zeiteri hun eisch Voort. jDe Gefi.eens- 1 poogde te wederleggen en dus fterkte by te zetten aan den reeds verklaarden wil om die Maandlykfche Vergaderingen niet te gedoogen. De Gemeenslie¬ den heten zich hier door niet affchrikken; maar hervatten het begonnen werk, een breed Behuit der Vergaderinge by den Raad inleverende, tot naderen aandrang van de wettigheid huns voorneemens. Het antwoord was verre van voldoende, en droeg een duidelyk blyk met zich hoe de Raad geenzins genegen was de reeds begonne Vergaderingen der Gemeenslieden voor wettig te erkennen, daar dezelve de Byeenkomst der Gemeenslieden vorderde, niet op de gewoonen Vergaderdag; doch twee dagen laater. Zy voeren voort niet ten huize des Woordhouders, ten gewooneu tyde, te vergaderen en kwamen buiten gewoon by een ten dage door den Raad vastgefteld. Uit het toen ingeleverd Raadsbelluit fcheen opgemaakt te moeten worden, dat de Raad genegen was om met de Gemeenslieden, door middel van weaerzydfche Gelastigden, in onderhandeling te treeden : waarom zy eenigen hunner Medeleden benoemden, met last om op een volledig herhei van alle de inbreuken , welke, zints een eeruimen [yd_, omtrent de Regten hunner Vergaderinge hadden plaats gegreepen, aan te iringen. De Gemeenslieden waren, in 't begin ran Zomermaand, gereed om de Onderhand  HISTORIE. 607 handelingen met den Raad aantevangen, en hadden des wegen, als mede van de door hun benoemde Perfoonen, verhag gegeeven. By den Raad befpeurde men die voortvaarendheid niet. Naa veel vrugtloos aanhaans tot het houden dier onderlinge byeenkomhen, werden zy uitge- fteld tot den vyfden van Oogstmaand. Intusfchen heten Gemeenslieden geenzins na de gewoone Maandlykfche Vergaderingen voort te zetten; doch, dewyl de Raad, tot hier toe, hadt blyven volharden by 't Behuit om deeze Vergaderingen als onwettig aan te merken, en 'er, uit dien hoofde, tot duslang geen bevel was gegeeven om de Kamer der Gemeenslieden op het Raadhuis te doen openen, zo vervoegde zich de Woordhouder, in Hooimaand, daags voor de gewoone Vergadering, by den voorzitrenden Burgemeester, met verzoek, dat de Kamer den volgenden dag, mogt geopend worden; ten einde de Gemeenslieden der Stad hunne gewoone Vergadering, als van ouds, zouden kunnerf houden. Dit werd van de hand geweezen. Ten Huize des Woordhouders dien dag zamengekomen hielden verfcheide Leden aan de Vergadering voor, „ dat „ het vergaderen van het Collegie teö, Huize van den Woordhouder geenzins „ beantwoordde, aan, of eenigzins over„ eenkomftig was met, het oogmerk der voorheen genomene Behuiten ; dat ï, deeze reeds zo lang gerekte infchik- lyk* XVI. BOEK. 1783. lieden vorderen vrugtloos hun Kamer op 't Raadhuis.  208 VADERLANDSCHE XVI. boek. 1703. Vrugtlooze Onderhandelingen.Berigtfchriftder Gemeenslieden. „ lykheid voor den Raad tot niets an* ,, ders kon dienen, dan om het Colle„ gie, onder den fchyn van werkzaam „ te zyn, weezenlyk werkloos te hou„ den; en dat het voorts van Burge„ meesteren geenzins geagt kon worden „ af te hangen om een Vertrek van het „ Raadhuis der Stad, waar aan zy geen ;, meer regts van eigendom hadden dan ,, de geringhe Burger, voor de Gemeen- te, dc Reprefentanten der Burgerye, „ en dus Voor de geheele Burgery, zei,, ve, gehooten te houden. Weshalven „ zy in bedenking gaven of het, haande „ hunne Vergadering, niet noodig zoü weezen eene Bezending aan den Raad, „ thans vergaderd, te laaten doen, en ,, door deeze, op nieuw, ten nadruklyk„ hen, te doen aandringen op het gee- ven van order tot het doen openen „ van der Gemeenslieden Kamer." ■ Volkomene goedkeuring vondt dit Vóórhel, en werd van een onmidlyken uitvoer; doch geenzins van de toeftemming des Raads gevolgd. De Woordhouder en verdere Gelastigdèn tot deèze Bezending keerden met een weigerend antwoord te rug. Men fcheidde tot de volgende Maand, Wanneer de Dag ter Onderhandelinge ber ftemd was, om den uithag daar van' af te wagten. Wederzydfche Gelastigdèn liepen zo wyd uit een, wegens den ftaat des Gefchils, dat zy elkander geheel niet konden vinden. Die ujt de Gemeenslie- derf  historie; ioo den verzogten by 't fcheiden, dat tegen den naast komenden morgen, den Dag der gewoone Vergadering der Gemeenslieden, de noodige last tot het openen van hunne Kamer mogt gegeeven worden, met bygevoegde verklaaring, dat de Magihraat, ingevalle van verdere weigering, de gevolgen hier van zou moeten afwagten. De Boode derwaards gegaan vondt de Kamer gehooten, en het openen weigerde de Kamerbewaarder, zo dat hy met de Registers tot de Gemeenslieden, ten Huize des Woordhouders, wederkeerde. Andermaal vervoegden zich Gelastigdèn by den Raad, met uitdruklyk bevel om denzelven uit naam hunner Zenderen, te verklaaren, dat, bleef de toegang hun geweigerd, de Vergadering der Gemeensheden alle haare Bezwaaren, Handelingen, en het verder voorgevallene in Gefchrifte zouden vervatten en door den druk gemeen maaken, om, langs dien weg, aan de Ampten en Gilden, zo wel als aan de ganfche Burgery, te haarer ontlastinge» kennis van alle haare verrigtingen te geeven. Dit alles bragt geene verandering in de denk- of handelwyze van den Raad te wege : waar om ook de Gemeenslieden eerlang hun woord gehand deeden met een klemmend Berigtfchrift (*). Even CO Zie de Oorfpromrlyke Stukken N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. iö. ifii. 341-392. C-iwier van VI. DEEL. O £w XVI. BOEK. 1783,  *io VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 173,3- Gerchil tusfehen de Magiftraat en de GezwooreGemeente te Arnhem. Even als in Nymegen hieldt te Arnhem de Gezwoore Gemeente veelvuldige en langduurige Vergaderingen, in welke de raadflagen doorgaans liepen over zekere Veranderingen in het Staatsbeftuur, en de Herhelling van Voorregten. Inzonderheid hadt dezelve de Magihraat ernftig verzogt, omtrent de opengevallene Schepensplaatzen, volgens Stadsregten en Privilegiën te handelen (*). Wanneer twee Heeren tot dit Ampt waren aangefteld, huns oordeels onbevoegd om den Schepens - hoel te bekleeden : dewyl zy posten waarnamen , die hun, volgens het Regeerings Reglement des Jaars mdccl, daar van uitiloo.ten, bragt een Lid der Gemeente in 't midden, of dezelve geen Behuit behoorde te neemen, by 't welk Gildemeesteren verzogt en gelast werden, om de Magihraat te vraagen, of die onwettige Aanhelling, op de Benoeming van hun Ed. Groot Agtbaaren gefchied ware, dan of de Erfftadhouder, buiten de Benoeming, die Verkiezing gedaan hadt? Ten einde de Gezwoore Gemeente, dit weetende, haare maatregels zou kunnen neemen, zo als dezelve, Eeds- en PligtsJialven, noodig zou oordeelen. Dit VoorHel veranderde, by meerderheid van hemmen, in een Behuit. Het antwoord van de Magihraat hieldt in, dat zy de Heeren Europa I. D. bl. 385-400. en Bylaagen bl. XLIV «tn XLV. (*) Zie onze Vadert. Hijl. V. Deel W. 87.  HISTORIE. art ren, tot Schepenen verkooren, op hunne gemaakte en overgezondene Benoeming hadden geplaatst: en gaf dezelve eerlang eene wederlegging van 't aangevoerde der Gemeente, die, in 't Naajaar, op nieuw hoffe vondt om zich, wegens de vervulling der opengevallene Schepensplaat- zen, te beklaagen Het Bakkers en Brouwers Gilde, te dier Stede zeer aanzienlyk, gaf eerlang een Verzoekfchrift aan de Gezwoorene Gemeente over; waar in 't zelve de aangewende poogingen en gedaane happen ten hoogften goedkeurde, met aanmoediging om daar in volyverig voort te gaan. Reeds in den aanvang des Jaars vervoegde zich de Burgerkrygsraad by de Regeering, met verzoek, dat de Burgery van behoorelyk Geweer, Kruid en Lood zou voorzien worden. De Burgery oefende zich herk in den Wapenhandel, en bepaalde een dag in Hooimaand ter openlyke Afvuuring. Groot was de toevloed der nieuwsgierigen uit de omliggende Steden en Dorpen. Onder deezen bevonden zich eenige Afgezondenen uit de Zutphenfche Burgery, ook van Groningen en Deventer; ook zette de Jufferfchap, door haare tegenwoordigheid, dit Burger-krygsfeest geen geringen luister by. Jonkheer van der capellen tot de marsch, bezag dien plegtigen Wapenfchouw, en werd met alle tekenen van onderfchciding bejegend. Naa het afloopen der Wapenoefeningen O 3 b«- XVI, boek. 1783, De AYn* hemfcht Burgery oefent zich in den Wat* penhandel en vuvtrt af, .■ eb  «a VADERLANDSCHE XVI. 15 o E k. Ongenoegendaar gereezen , over het verplaatzen van eenKerk- begaf zich de geheele gewapende Burge* ry, met groene Takken vercierd, na: een ruime opgehaage Tent; waar men den gemelden Jonkheer', onder toejuiching, inleidde, en de Burgery door een glas Wyns verfrist werd. De eerfte Dronk was de Vrywilligers van Arnhem; te tweede de Stad Arnhem; vervolgens , de Gewapende Burgery van Deventer en Leyden; de Gezondheid van Burgemeester umbgroeve; Alle Patriotten; De goede Uitjlag des voor neemens van Arnhems Burgers; Het welgelukken der poogingen van alle Patriotfche Regenten. Wy haaien deeze wenfchen op, die kleinigheden fchynen; doch de Geestgefteltenisfe van Arnhems Burgery kenmerken. Zy hadt gevorderd, dat, by het uittrekken met vliegende Vaandels, haande Trommen en Muzyk, de Krygsbezetting haar Krygseer zou bewyzen; doch die eer werd haar geweigerd (*). Deeze weigering ftakhetGemeene Volk in den krop. Het leedt niet langer dan tot de volgende Maand of 't zelve greep eene gelegenheid aan om hun misnoegen tegen de Krygsbezetting, en verfcheide Regeeringsleden, te toonen. Het geval, 't welk, op zich zeiven befchouwd, geen de minfte betrekking hadt tot de meer algemeene Verdeeldheden van den tegeuA woor- C) N. Nederl. Jaari. 1783. bl. 36. 163. 3$5' 10S7. 1679. l8$i.  HISTORIE.- ar3 woordigen tyd; maar veel eer' een uit-" werkzel was van het hecrfchend vooroordeel des Volks omtrent de Begraafplaats der Afgehorvenen, droeg zich in deezer voege toe. ■ Het oude Kerkhof in de Stad by de groote Kerk was, door de Magihraat, afgeftaan aan een rykeu Jood, die een pragtig Huis daaromtrent gebouwd en een groot gedeelte van dat Kerkhof tot een Voorplein noochg hadt. Men hieldt, 't zy met of zonder grond , een voornaam Regeeringsperfoon, die veel gelds aan dien Jood fchuldig was, voor den grooten bewerker van dien afftand. Buiten de Stad hadt de Magiftraat eene nieuwe Begraafplaats aangelegd, dezelvemet een behoorelyke muur omringd en van een yzeren hekwerk voorzien. Met den aanvang van Oogstmaand liet de Magiftraat afkondigen, dat zy de Ingezetenen aanmaande om zich daar van te bedienen, en teffens dat de Lyken der Diaconie-armen, aan den heer-1 fchenden Roodelóop gehorven, te dier plaatze, zouden begraaven worden. Ónder zommige Ingezetenen verwekte die Afkondiging terhond eenig gemor: zy wilden het oude Kerkhof herheid hebben: 't wierd ras gehild; dan de Gezwoore Gemeente , voor nieuwe en : geweldiger uitbarftingen van 's Volks misnoegen vreezende, gaf, naa gehoudene Vergadering den voorzittenden Burge- ] meester te kennen, dat zy, fchoon niet uit eigen beweeging; maar op fterke aan*" O 3 maa- XVI. BOEK. 1783. De Ga," zwoore 3emeen« :e wil het jevel der Jegraa'inge op 't zelve ngetroklen heb—. )en. Ge•eezen>ploop.  si4 VADERLAND SCHE XVI. boek. maaning van zommige driftige Lieden, en zonder zulks goed te keuren, moesten aandringen op de intrekking van het bekendgemaakt Befluit. Den eigen dag der Afkondiginge moest de Vrouw eens Sergeants van de Krygsbezetting begraaven worden. De Bevelhebber, Collonel quadt, gaf, met voorkennis der Regeeringe, terhond last om dit Lyk, 's avonds ten acht uuren, op het nieuwe by de Ingezetenen zo gehaat Kerkhof, ter aarde te behellen. Te vergeefsch zogt de Gemeente, door herhaalde verzoeken, de Intrekking des Raadsbefluits te bewerken. De door hun gevreesde Opfchudding onder 't Volk kreeg een daadlyk behaan, en nam hand overhand toe. De ganfche Krygsbezetting, zo Ruitéry als Voetvolk, kwam in de Wapenen, en bezette het Stadhuis. Het met fcherp laaden bragt eene algemeene ontroering te wege. Veelen oordeelden, dat het den Burgeren en geenzins den Militairen toekwam de Stads Overheid te befchermen. De Krygsraad der Burgery, op dit huk geraadpleegd hebbende, befloot aan de Magihraat den dienst der Burgerye aan te bieden, en te verzoeken, dat deeze de Militairen mogt ahosfen, en zelven hun Wel Ed. Groot Agtbaaren bewaaren. Zy aanvaarden deezen voorflag. Eén Vaandel kwam ten dien einde aantrekken, de vyf overige hielden zich gereed om af te wagten of de Kr}^gsbezetting de betrokke post gewillig verlaa- ten  HISTORIE. ai5 ten zou. Zo ras dezelve het Burgervaandel in 't oog kreeg, werd 'er alle Eer aan beweezen; de Krygslieden gaven hun post goedwillig over, en trokken, beleefd bedankt zynde, af. 's Anderen daags oordeelde de Bevelhebber van het Krygsvolk de dus opgehoudene Begraafnfsfe te moeten voortzetten en gaf, in den avond, bevel om het Lyk, door gewapend Krygsvolk vergezeld, buiten op 't nieuwe Kerkhof te begraaven. 't Gefchiedde, en een daar by gehelde Wagt bewaakte het tegen gevreesden overlast. Doch in dien nagt bedreef het Gemeen veele balddaadig- en fpoorloosheden , floeg by verfcheide Magihraatsleden de glazen in, ah mede by den Plaatsmajoor zwart. Dit verwekte by de meerderheid der Regeeringe zulk een indruk, dat men te raade werd de gedaane Afkondiging ir te trekken. Het. Gemeen aan 't hollef was hier mede niet voldaan. Een gehee le hoop Volks toog , 's anderen daags na buiten, rukte de yzeren hekken vat het nieuwe Kerkhof open, haalde he Lyk ten grave uit, en droeg het, onde een geduurig Hoezee, de Stad rond, to voor het Huis van den Bevelhebber de Krygsvolks. Alle de klokken werden on dertusfchen geluid en men begroef he Lyk andermaal in de St. Jans Kerk Het Kerkhof zelve ftondt naa deeze vei rigting ten doel aan 's Volks verbittering eene talrvke Schaar, voor geen gerin O 4 g< XVI. BOEK. I783. Balddaa digheden aan het nieuwe Kerkhof en elders gepleegd. . i 1 i t t 5 t  xvr. boek. I783. rustheij over ds nade- 1 ring van ( Krygs- i volk. 1 2 t 3 .< v fa n C e rr n; p m v K d< ee de te de aio: VADERLANDSCHE gedeelte uit Jongens en Vrouwlieden begaande , na buiten getoogen, rammeide de muuren van het Kerkhof omverre brak de yzeren hekken uit, en droes- zé ter Stad in, dezelve voor' 't huis gVan den gemelden Jood nederleggende; ten beflmte van deezen gepleegden moedwil ge d aan de huizen vraagende voor dit volvoerde werk. ,cfvl) vAr7fPreid g«ugt, dat aan 'tKrygsolk te Nywegcn bevel gegeeven was om a Arnhem te trekken, tot beteugeling Ier muiterye, verwekte eene nieuwe opchudding. De Gemeensman bekking net eenige anderen vergezeld, vervoegde* ach tot den voorzittenden Bunremeescr, dien zy ten Huize van een anderen .urgemeester vonden, en vroegen, wat :r was van de komst des Krygsvolk* m.Nymegen? Schoon deeze Heeren etuigden 'er niets van te weeten was ien egter niet volkomen gerust De ■apiteins der Schutter'yen vergaderden, 1 zonden, met voorkennis van de eerderheid der Magihraat, manfchappen 1 de Rhynbrugge en de Veeren, om 'er aakende. De uitkomst leerde, dat deeze rees voor 't Nymweegfihe Krygsvolk on- .n Erfftadhouder, op diens verzoek, n Verflag van het voorgevallene in eze twee dagen van geweldige beroer- ' Tn?PtIWClk, VeZünZ> aIs roede te^en intrekking des Befluits om de Begraaie-  HISTORIE. 217 fenis op 't aangeweezc Kerkhof voort te zetten, de Burgemeester A. H. crantzen, eene Tegenverklaaring inleverde (*). Schoon de ongeregelde bewcegenisfen te Arnhem, over dit huk gereezen, geftild waren; dewyl, op 't aanhouden der Gemeenslieden by de Regeering, van welke twee Leden hun ontflag verzogt hadden (-[-), de oude Begraafplaats weder bezorgd, de oude Regten en Vryheden herheid en met de Gemeente in gefprek zou ge.treeden worden, om alles in 't minlyke te fchikken; mits een ieder zich voortaan wagtte van zich aan eenige onbetaamlyke beweegingen fehuldig te maaken, hadt deeze zaak, ten buiten gewoonen Landsdage, der Staaten van Gelderland, een ernhig gevolg. Een Brief van 't Hof van Gelderland gaf den Staaten verflag van het voorgevallene te dier Stede. Het verzamelen des gemeenen Volks voor het Prinfenhof, de Woonplaats van den Bevelhebber der Krygsbezetting, hun (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1324-1358. Ct) De Gezwoore Gemeente die, uithoofde, dat een hunner Raad, en de ander Secretaris in. de Provh.ciaale Rekenkamer was , vermeend hadt, zich tegen het bekleeden van den Schepenstoel deezer Heeren te moeten verzetten, kwam, in 't volgend Jaar van deeze gedagten te rugge en wilde, de Heeren A. W. schim mel- penninck van dek. oyen, en G pronk in de Schepenswaardigheid herüeld zien. N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1586". O 5 XVI. BOEK. 178.3. Uefluit des Hots tegen oproerigeBeweegingen.  XVI. BOEK. I783. Ü8 VADERLANDSCHE hun haltehouden aldaar, hun geroep, ea verdere bedryven, werd, daar in aangemerkt als een fchennis van het Grondgebied diens Hofs. Hier over beklaagde zich de Momber , of Advocaat-Fiscaal van 't Hof, met verzoek dat hun Edel Mogenden in deezen verder zouden gelieven te voorzien. Een gedeelte der Staatsleden toonde zich terhond gereed, om, onder goedkeuring van 't geen door den Hove, en deszelfs Dienaar, in deezen was verrigt, een Behuit te neemen, waar by het Hof gelast zou worden om verder aangaande deeze zaak, ,, zodanige prompte mefures te neemen, „ als bevonden zouden worden te behoo„ ren; en voorts by Publicatie, alle In„ en Opgezetenen der Provincie op 't „ ernhigst te vermaanen om zich zorg„ vuldig te onthouden van alle fedith,, eufe beweegingen,- op hraffe, dat tegen „ de Overtreeders, op het hrenghe, en „ zonder aanzien van Perfoonen , zou „ worden geprocedeerd, ongeprejudicieerd „ nogtham de Regt en en Privilegiën der ., Burgeren In- en Opgezetenen: waar aan „ hnn Ed. Mogenden, door deeze ge„ daane voorzieninge, geen atteinte wil,, den hebben toegebragt." -— Andere Staatsleden vielen in 't vermoeden, dat dusdanig eene Afkondiging niet anders ten doel hadt dan om het Hof de onbepaalde Magt te vergunnen om alle Perfoonen, zonder onderfcheid, in regten te vervolgen, en zich te mogen bedienen van de ftaan-  HISTORIE. 219 ftaande Krygsmagt deezer Landen. Een vermoeden, 'c welk te meer gronds hadt: dewyl zy, naar men verzekert, wisten, dat vooraf, by de woorden prompte mefures , die van de efficacieufe middelen waren gevoegd geweest. Jonkheer R'. j. van der capellen tot de marsch liet zich, met veel kragts, tegen dit Behuit hooren. Hy betuigde, onder andere, dat de Buitenfpoorigheden, die te Arnhem mogten plaats gehadt hebben, fchoon hy de vorderingen der Burgery billyk keurde, hem gevoelig fmërten: doch merkte tevens aan, dat geene andere dan gegronde en drukkende oorzaaken immer een geheel Volk, of eene ganfche Burgery van zelve de gelegenheid kon doen aanvatten om tot daadlykheden overteflaan; dat de Regeering van Arnhem een ongefchikt tydftip tot het volvoeren eener in zich zelve goede zaak hadt uitgekoozc;*. Dat de rust door 't gewapend deel der Burgerye herheid zynde, het raadzaamst was deeze zaak te laaten overblyven , en de voorgeftelde Maatregels niet te neemen, Voorts hadt men in omftandigheden als deezen gezien hoe veilig men zich, ter opzigte tot de befcherming der Wettige Overheid, verlaaten kon op de bereidvaardigheid en trouw der Burgeren zef ve, die niet hadden nagelaaten om ter hond, door het ontrollen hunner Vaande len, den dienst van gehuurde Knegter geheel onnoodig te maaken: 'ef by voegen de XVI. boek. I783. Aanmerkingenvan CAPELLENTOT DB MARSCH tegen dat Beüuit. 1 »  22o VA DERLANDSCHE XVI. ■ boek. ijr83. J. H. ZUILEN VAN HYEVELDT ! kant 'er zich me- ■ de tegen j aan. ) t 1 E i t c h e de, dat, daar men, in dejaare mdccxlvii, order aan die Bezoldigden hadt gegeeven om zich met geene Gefchillen der Burgeren te bemoeijen, de gefteldheid der Republiek thans meer dan ooit vorderde, om dat zelfde bevel te herhaal en : te meer dewyl de gewapende Burgerfchaar zich nu genoegzaam in haat bevondt om zelve de rust in haare Steden te bewaaren. Uit hoofde van welk een en ander de Ridder openlyk betuigde, dat hy zich verpligt vondt, om, indien men, in omftandigheden als deeze, zich van Krygsbenden zou willen bedienen, voorloopig te verklaaren, dat hy zulks zou aanmerken als de ontwyfelbaare leus en liet zekerst teken van eenen Burgeroorlog, waar van de gevolgen als dan zouden komen ter verantwoording van de zulten, die hier tegen niet by tyds hadden lurven waaken. Met geen minder klems kantte zich fonkheer J.H.vanzuilenvannye^eldt tegen de beraamde Afkondiging. Hly bragt de Staatsleden onder 't oog de fgemeene waarheid, dat een lang getergd /olk, langs den weg van wettige verooningen , niets kunnende verkrygen , igtlyk, door wanhoop en te leurhelling, an het woeden geraakt en niet zelden e paaien van Gehoorzaamheid en beïamelyken Eerbied voor deszelfs Regeerers _ overtreed. Dan te gelyk erkende y, in 't byzonder, dat de hoofdoorzaak n aanleiding tot de voorgevallene bewee- gin-  HISTORIE. 221 gingen te Arnhem, by de Magiftraat zelve moest gezogt en gevonden worden. Hy prees hun oogmerk omtrent het begraaven der Lyken buiten hunne Stad; maar geenzins de wyze waar op men het ten uitvoer hadt zoeken te brengen, en veel min het haatlyk onderfcheid, 'twelk men in een tyd van Ongenoegen gemaakt hadt: dewyl de orde en wyze, op welke men met de Lyken der verftorvenen, voor welken de wildfte Volken zelve eenigen eerbied betoonden, en die geenzins tot de onverfchilligheden van het Volk konden gebragt worden, was tc werk gegaan, aanleiding geeven moest tot het grootfte ongenoegen, en de felhe uitbarhing. Alles was nu totde voorige rust wedergekeerd; de wysheid en voorzigtigheid verboden, het vuur, door geweldige middelen of navorfehingen, op aieuw te doen ontbranden. De gedaane dienften der Burgerye hadden aangetoond hoe geheel onnoodig het was eenigen. last aan de Heeren van den Have te verkenen, om het gezag der Overheid, meer dan naar gewoonte, te handhaaven, zelfs door middelen van geweld. Nog veel minder verwagtte hy, dat men ooit aan den Stadhouder, als Capitein Generaal, eenige Militaire geweldige Middelen zou afvorderen; Middelen, welke hunne Raadpleegingen, zelfs hunne Vryheden, Perfoonen en Goederen, op losfe fchroeven zouden ftellen. De minfte aanleiding (daar toe zou hy moeten aanmerken als eene XVI, BOEK. 1783.  XVI. boek, 222 VADERLAND SCHE eene leus tot een Burgerkryg, waar tegen zeker elk Burger, ten allen tyde, zou waaken, en waar voor een Nederlander moest zidderen en beeven. , 3 Ver- ,, baasd," met deeze woorden "'befluit hy „ verbaazend komt my het Adres ,, van de Heeren van den Hove in dit „ geval voor, verfchriklyk de in het „ werk gehelde Middelen, welke in al„ len deele moeten aangemerkt worden „ als iets het geen de Voorzigtigheid „ verbiedt: dit wordt grooter, wanneer „ men in aanmerking neemt, dat het „ Hof Provinciaal van geheel andere ge„ dagten is geweest, in dat beroerde „ Jaar mdccxlviii, waar in de Sou„ veramiteit, onder haar oog mede, op „ eene veel verder gaande wyze, werd „ beledigd, en gedwongen tot iets, 't „ geen anders nooit zou hebben plaats „ gehad. De Bondgenooten begreepen „ mede de nadeelige gevolgen van alle „ Militaire Middelen, welke" men ligtlyk „ zou hebben kunnen gebruiken, door » het geeven van hunne bevelen aan dat „ weezen, op hunne repartitie ftaande, „ van zich in geenen deele met eenige „ Burgerlyke Gefchillen en Twisten te „ mengen. Hoe veel te minder nu, daar », de Gefchillen tusfehen de Magihraat „ en hunne Ingezetenen zich bepaalen, „ moetende de Overtreeders, op het wet„ tig gezag hunner eigene Regenten, , door hun zelfs onderzogt en geftraft worden." Een  HISTORIE. 223 Een aantal Ridders, en eenige andere Staatsleden, verzetten zich, met deeze twee, tegen de voorgenomene maatregelen, om zo veel magts in handen van het Hof te geeven; doch de meerderheid der Kwartieren bevondt zich aan de tegenovergeftelde zyde, de voorgenomene Afkondiging werd goedgekeurd en vastgeftekl. De vervaardigde Af¬ kondiging , waar in uitlaatingen en invoegingen voorkwamen, niet te vinden in het huk zo als het ftaatswyze bepaald was, gaf nieuwe ftoffe tot ongenoegen, aan verfcheide Leden. Jonkheer van der capellen tot de marsch liet zich weder hooren, en eenige trekken uit zyn Voorhei zullen kunnen dienen om te toonen waar in die Uitlaatingen en Invoegingen behonden. Naa opgemerkt te hebben, dat de Raaden des Hofs, als enkele Uitvoerders der Bevelen van de Wetgeevende Magt, gehouden waren, in het opmaaken van Plakaaten en Publicatien , de door den Souverain genomene Belluiten te volgen, vertrouwde hy dat hun Ed. Mogenden zich ten hooghen verbaasd en beledigd zouden vinden, als zy 'er de zo noodige gerusthellende woorden, alles nogthans ongeprejudicieerd de Regt en der Burgeren en In- en Opgezetenen, waar aan hun Md. Mogenden door die Voorzieninge geen atteinte willen hebben toegebragt, als met opzet, uitgelaaten zagen. On- aoodig was het in die Publicatie te ver- ze- XVI. boek. 1783. De Afkondiging des Befluits gefchiedt. Aanmerking va» CAPELLEN TOT DE MARSCH op dit Befluit.  224 VADER LANDS CHE XVI. BOEK. zekeren, dat de Weg van Regten, in deeze Provincie, voor elk, die in zyne Regten ah anderzins meende verkort te weezen, open ftondt. Ongelukkig Land waar daar aan getwyfeld wordt! De daar by gevoegde Heilige Verklaaring, dat de Heeren Staaten deezes Vorftendoms en Graaffchaps nooit hadden geweigerd om de gegronde klagtcn hunner refpective Onderdaanen, raakende eenig nadeel, 't geen aan dezelve, door wien 't ook zou mógen weezen, mogt worden aangedaan, te h&oren, en daar omtrent de noodige Voorzieninge te doen, kon hy niet onaangemerkt voorbygaan : dewyl hy zich, by die gelegenheid herinnerde, hoe hun Ed. Mogenden hadden kunnen goedvinden, omtrent de billyke grieven en bezwaaren van een groot aantal van het nuttighe gedeelte der Maatfchappye, op de nederigfte en deemoedighe wyze voorgedraagen, een onpartydig onderzoek te weigeren, en zulks op het gepreadvifeerde der Heeren Hoofd-Officieren, die door niemand als onpartydig in hunne eigene zaak werden aangezien. — Zeer aanftootlyk was hem het woord Onderdaanen voorgekomen. Koningen en Vorften heerfchen en gebieden over Onderdaanen; maar geen Reprefentanten, veel min derzelver Dienaars, over een Vry Volk! Voorts werden, zyns oordeels, de getrouwe Ingezetenen en Medeburgers niet weinig beledigd door dezelve een Geest van Oproer aan te tygen. Het hxenge verbod  HISTORIE. 2^5 bod, dat niemand zich met zaaien van Regeering zou hebben te bemoeien, werd door de Heeren Raaden, naar 'sRidders inzien, uitgefprooken op een toon, in Ons Vereenigd Nederland, zedert ruim twee Eeuwen, ongewoon, ja onverdraaglyk; „ Dat zulle een Verbod" fprak hy, „ by eenen geweldigen Alleenheerfcher, „ of" by eenen Venetiaanfchen onderdruk„ kenden Arijlocratifchen Raad; maar „ nimmer hier met onze toeftemming ge„ fchiede!" Dan de poogingen deezes Edelmans, door andere Staatsleden goedgekeurd en onderheund, als mede zyn Voorflag by 't Kwartier van Zutphen omhelsd, omdi Raaden aan te fchryven tot opgaave der redenen waarom zy het gerustftellend Slot des genomen Staatsbefluits agter gelaaten hadden , liepen vrugtloos afj de Kwartieren van de Velmve en Nymegen keurden de Publicatie van het Hof, zo als dezelve lag, volkomen goed (*). Een aantal van bykans driehonderd Arnhemfche Burgers, gaven, in 't Najaar, by een Verzoekfchrift, de Regeering te kennen, dat de Burgers van Arnhem, uit hoofde van een deugdlyk Regt en Bezit, zedert onherdenkelyke jaaren, geregtigd geweest waren om de geheele Veluwe over te kunnen jaagen; dan een zeker Jagt- C*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 162. 363. IQS71324—1358. 1473-1477. 15U. 1656. Cturur van Europa. I. D. bl. 42. VI. DEEL. P xvfc li O E Ka Eea aastal Am- hemfcllJ' Burgers wil de Jagt ia reluwe. Handelingendaar over met zyn» Hoogheid.  XVI. É0 e k. 4/83. 226 VADERLANDSCHE Jagtplakaat, in den Jaare mdccl, uit naam des toenmaaligen Erfftadhouders, uitgegeeven, verhinderde hun daar in; doch hadden de Burgers nooit van hutt Regt afgezien, noch hadt 't zelve hun kunnen ontnomen worden. Zy beriepen zich op een Vertoog door de Re* geering aan Prins willem carel hendrik fris o overgegeeven, met verzoek, dat de Magihraat by 't gevoelen en de oogmerken daar in vervat, wilde volharden: ten hot hun voorneemen verklaarende om, met den aanvang Van het aanhaande Jagtfaifoen, van dat Regt gebruik te maaken, en de Jagt, door 't geheele Kwartier van de Veluwe, te oefenen. Op dit Verzoekfchrift, door de Regeering aan den Erfftadhouder gezonden, kreeg dezelve ten antwoord, dat zyne Hoogheid het Reglement op de Jagt, door zynen Heer Vader gemaakt, en door hem vernieuwd, voor eene volduurende Landwet hieldt, door een meer dan dertig jaarig gebruik verherkt, en geenzins, door een eigenwillig behuit van zich zamen vereenigd hebbende Perfoonen, in een Land, waar de weg regtens aan elk werd vrygelaaten,- kon of mogt kragtloos gemaakt worden^ Hier om wilde hy de noodige orders geheld hebben, dat, hangende de Raadpleegingen over dat Reglement, door de Arnhemfche Burgers niets werd ondernomen, waar door 'sLands hooge Geregtigheid zou worden verkort. De  HISTORIE. *27 ' De Regeering liet deeze begeerte des Stadhouders by openbaare Afkondiging bekend maaken. De Amhemfche Burgers waren des niet voldaan. Eenigen uit de Gezwoore Gemeente, begaven zich weder tot de Regeering met berigt, dat, te deezer oorzaake, eenige beweegingen onder de Burgery plaats greepen, die fterk verlangde, na een Befluit vari zyne Hoogheid op het gedaane Verzoekfchrift; terwyl veelen hun voorneemen verklaarden, om, naa verloop van drie weeken, van hun Jagtregt gebruik te willen maaken; waarom zy°de tusfchenfpraak der Regeering voor de Burgers by zyne Hóog- hefd verzogten. Deeze, verwittigd van den naderen aandrang , fchreef de raadpleegingen op dat huk niet fpoediger te kunnen eindigen: dewyl hy voorneemens was die zaak ter kennisfe van Staaten van Gelderland te brengen: en gaf teffens aan het Hof Provinciaal last om de noodige voorzieningc te doen; ten einde 'sLands Ordonnantiën, door geen eigenwillig befluit vaneenigen der 'sLands Ingezetenen gekrenkt werd. Welk Hol daar op eene fterke Publicatie, niet alleen voor de Stad Arnhem; maar vooi 't geheele Kwartier van de Veluwe, beraamde. De Regeering deedt dit fehryven van zyne Hoogheid aan Gelastigderj uit de Gezwoore Gemeente weeten, mei bygevoegden raad om de goede Burgery tót gehoorzaamheid aan te maanen. Z]j verfcheenen weder in den Raad, denzei■ P 0. Ytl XVI. BOEK. Nadere aandrang der Burgeren.Plakaat daar te-» gen. i  rsaS VADER LANDSCHE XVI. boek. 1783. Wat deswegen ten Landsdage voorviel. - ! 3 • ven verzoekende geen verder Verbod aan de Amhemfche Burgery, wegens de Jagt op de Velwwe te doen: dewyl dezelve niet te verzetten zou weezen van haar oogmerk om, binnen kort, die Jagt werkheilig te maaken. Ten Najaars Landsdage vonden hun Ed. Mogenden goed, ingevolge van eenen Brief des Erfftadhouders, een tweede, nog fterker, Publicatie de Jagt der Amhemfche Burgeren betreffende, vast te hellen. Het Kwartier van Zutphen bewerkte 'er nog eenige verzagting in. De Heer van dek capellen tot de marsch, betuigde dat hy de gevolgen ter verantwoording der Ontwerperen liet, en zyne Medeburgeren daadlyk zyne afkeuring zou te kennen geeven. In den Brief van zyne Hoogheid, en overeenkomhig met deezen was door de Staaten, het Regeerings- Reglement van den Jaare mdccl, als een onveranderlyke Grondwet aangemerkt: dit gaf dienRidder, nevens Jonkheer van zuilen van nyeveldt , gelegenheid, om 't zelve als onwettig in deszelfs oorfprong en vorderingen te befchouwen: naardemaal zy geene Ordonnantiën op de Behuuring des Volks kenden dan die met deszelfs belangen overeenkwamen; „ dat een Reglement, „ in beroeringen en tyden van overheer, fching, op de onwettigfte wyze, geno, men, moest verbeterd worden — dat, , zo het tegendeel doorging, hun Ed. , Mogenden niet bevoegd waren geweest, in  HISTORIE. 229 „ in den Jaare mdccxlvii den vast„ geftelden Regeeringsvorm zo bysrer ] „ te veranderen. Hadt daarenbo- ■ ,, ven die geen, die by dat Reglement, „ zo veel magts gegeeven was, dat zelf„ de Reglement niet by aanhoudenheid „ verbrooken? De gevolgtrekking hier „ uit liet hy voor hun Ed. Mogenden „ zelve over ( *)." Van denzelfden aart, doch van een geheel anderen toedragt, dan te Arnhem, was 't geen in Zutphen, ten deezen Jaare, tusfehen de Burgery, de Gemeenslieden , en de Meerderheid der Regeeringe, als mede tusfehen de Regeeringsleden zelve, voorviel. Een aantal van ruim twee honderd Burgers vereenigde zich by ondertekening, om hunne Grieven en Bezwaaren; ten einde daar van ontheeven te worden , aan de Gemeenslieden voor te draagen, en benoemden, om zulks op de gefchikthe wyze te doen, uit hun midden Twaalf Gecommitteerden, die, in hun naam, zouden fpreeken en handelen, mits de Verzoekfchriften en Vertoogen, op de voeglykfte wyze, en met onderwerping aan de Wettige Overheid, opgeheld, eerst door de Burgers onderzogt goedgekeurd en getekend waren. Beloovende de Gemeenslieden, als hunne Representanten, te zullen byftaan in (O N.Ntdert. Jaarb. 1783. bl. 2029.2041. enz, P 3 XVI. tOEK. 783. Twaalf Jurgerïecommitteer3en te Zutphm langeïeJO. »  2SO VADERLANDSCHE XVL BOEK. Ï783. Zy leverenaan Gemeensliedeneen Adres over; die het der Regeeringeaanbieden. I 1 t Door de ileerder- ■ Jieid gewraakt. ^ .... | li / z z k v O A in alles wat zy tot voorhand van de Regten der Burgery zouden werkheilig maaken, en de Gecommitteerdens, indien hun, uit hoofde van 't geen zy, overeenkomftig met den opgedraagen last, zouden verrigten, eenige moeilykheid ïnngt overkomen, dezelve , naar hun ver-r mogen, in hunne gezaamlyke verdeediging en befcherming te zullen neemen. Ingevolge hier van leverden zy aan de Gemeenslieden, door hun het Tweede Lid der Regeeringe van de Stad Zulphcn getyteld, en befchreeven als eene Vergadering, wier Voorregten, zo wel als die der Burgerye in het algemeen, zedert verfcheide jaaren in vergetelheid geraakt en op onderfcheide wyzen verdonkerd waren, een Adres over tot herhei van Voorregten en Privilegiën, welker verkorting zy in 't breede opgaven. De jemeenslieden bragten het in den Raad, :o als het getekend was door meer dan wee honderd Bfrgeren. Eene meerderheid vn negen tegen •rie Leden der Regeeringe vondt "dit uftes, in allen opzigte, wraakbaar, en tvyfelde niet of de Eerzaam e Gemeenseden zouden medewerken om dergelyke idresfen voortaan van de hand te wycn, als hrekkende om rust en eensgeindheid in dc Stad te hooren. Ook :>nden zy, de biütenfpoorigheid van eele eifchen, niet alleen; maar ook de ■vgepaste en beledigende hellingen in dit dres voorkomende in opmerking neemen-  HISTORIE. £31 mende, den voorflag niet omhelzen om uit de Regeering eene Commisfie te benoemen, die met eenige Gecommitteerden der Gemeenslieden in onderhandeling zou treeden, als kunnende zodanig een Adres, voorbehoudens het gezag van hun Ed. Groot Agtbaaren, en de aan hun verfchuldigde Eerbied, geen voorwerp van zodanige Onderhandelingen uitmaa- ken. De tytel van Tweede Lid der Regeeringe van de Stad Zutphen, aan de Gemeenslieden gegeeven, verwierpen zy, als onbevoegd , wordende, volgens het Stadsregt, die Stad door niemand anders geregeerd dan alleen door Burgemeeste- ren, Schepenen, en Raad. Dat de Inleveraars van dit Verzoekfchrift, door te verklaaren, dat zy het vastgeftëlde Reg* lement op de Regeering deezes Gewests van den Jaare mdccl, niet in allen deele voor wettig konden houden, zich misgreepen hadden aan 'sLands Hoogheid, Regt en Geregtigheid, waar voor zy in allen gevalle verantwoordlyk waren en bleeven. Dat zy door het bygebragte, wegens de harde en onwettige behandeling als door de Regeering de Gemeenslieden aangedaan , hun Ed. Agtbaaren, tegen de waarheid aan fchandvlekken. — En, eindelyk, dat zy, met op meer dan ééne plaats, de geheele Burgery fpreekende in te voeren, 't zich hadden laaten gelusten om telkens het zogenaamde Reglement van den Jaare mdccv weder in te roepen. Een Reglement P 4 '« XVI. boek,  53» VADERLA^DSCHE XVI. 8o ek. Drie Magiltraatsledenkanten zich teeen de Meerderheid aan. „ t welk," gelyk zy zich uitdrukten, „ zyne Geboorte verfchuldigd was aan „ Oproeren en Violentien eener Populaire „ Regeeringe; door hun nimmer als een „ Grondwet erkend, waarom zy alle „ poogingen tot het wederinvoeren van 't „ zelve aangewend, zouden moeten aan„ merken als ftrekkende tot ondermy„ ninge van hun Ed. en Agtbaare wet„ tig en op de Privilegiën berustend „ Gezag; omkeering van de Conhituti„ oneele Regeeringsvorm , en om eene „ verderflyke Democratie, welke in die „ ongelukkige Epoque, het begin deezer „ Eeuwe geweldaadiger wyze 'was inge„ voerd geweest, en eenige jaaren , tot „ groot nadeel van de Stad en Burgery, „ hadt hand gehouden, zo mogelyk^ we,, der te doen herleeven." Twee der Burgemeesteren, naamlyk 11 e r- nard. joost vers tege en f r ederik benjamin van der capellen tot rysselt bragten eerst afzonderlyk hun Tegcnveiklaaringen in, tegen dat afwyzend "Befluit; het Regt deiBurgeren om Verzoekfchriften in te leveren verdeedigende, en aandringende op het benoemen eener Commishe ter Ouderhandelinge, door de Meerderheid afgeflaagen. Alexander rode van heec keren de derde Burgemeester, die mede in het Raadsbelluit niet bewilligd hadt, leverde, met de twee boven gemelden, eerlang een Raadflag in, {trekkende om aan te toonen , dat de Gemeens»  HISTORIE. 233 meenslieden, in zeker opzigt, eene Regeering uitmaakten; dat het niet in allen \ deele voor wettig houden des R.eglements van den Jaare mdccl den ongunftigen 1 uitleg, daar aan gegeeven, niet verdiende; dat de Vergadering der Gemeenslieden een waardigheid cn invloed bezat daar aan toegekend, doch thans onthouden; dat het Reglement van den Jaare mdccv, fchoon van geen verbindende kragt, niet voor geheel afgefchaft kon aangezien worden. Voorts billykten zy de bezwaaren der Burgeren;. wegens het maaken eener Benoerainge by 't openvallen van een Schepensampt, en het aanftellen van bevoegde Perfoonen door zyne Hoogheid, als mede het verzogt herhel der Burger-Schutteryen. Het gedeelte der Zutphenfche Burgery, 't welk den last der Burger-gecommitteerden getekend hadt, door de Meerderheid befchreeven als lieden, waar van verre de meesten den Inhoud niet zouden hebben doorzien, en niet uit eigen beweeging, maar op inboezeming van anderen, tot zulk een ongehoorden hap gekomen; doch door de Burgemeester verstege voorgefïeld als Burgers en Ingezetenen van Zutphen, die of onder een der Gilden of Compagnien, of onder beiden, behoorden; en waar onder zich ook bevonden van de notabelfte gegoedfte en beste Burgers en Ingezetenen, vervoegde zich andermaal by Gejoeenslieden met** dankzegging voor de P 5 aaa- XVI. oe k. 783. De Burgery verzoektzich weiertotremeens.ieden.  a34 VADERLANDSCHE xvr. soek. De drie Burgem oesters, uit naam der { Burgerye j bedankt, j. a j ft aangewende poogingen , te kennen gee, vende niet zonder ontroeringe het Behuit der Magihraat op 't ingeleverd Adres vernomen, en verhaan te hebben, hoe deeze hunne Verrigtingen, met een alzins ongunftig oog befchouwde, en hunne bezadigde onderneemingen wilde doen voorkomen, als ten oogmerk hebbende om de opcnbaare rust te ftooren, en de wettig vastgeftelde Conftitutie om te keeren. Oogmerken van welke zy, met een gerust geweeten, voor een Alweetend God, konden belyden geheel afkeerig te zyn, en niets anders te beoogen dan de bevordering van 't welvaaren der Stad. Weshalven zy Gemeens heden verzogten niets onbeproefd te laatcn om hun Ed. Groot Agtb. door alle mogelyke middelen, van die dwaaling te rug te brengen, en van het waare doel Ier Burgerye te overtuigen (*). Eén der twaalf Gecommitteerden helle der Burgerye voor om, by de drie Burgemeesters, die hunne maatregels goedgekeurd en zich tegen de Meerderiek1 gekant hadden, de hartlykhe dankbetuiging, by wyze van een Dankadres, f te leggen. Dit vondt gereeden ingang, n een Dankfchrift, door de zamengcroeen Burgery goedgekeurd, werdt dit )riemanfchap aangeboden. Wan- C) N. Nederl, Jaarb, 1783. bl. 79J. 721-737.  HISTORIE. 235 Wanneer de negen Burgemeesters dit Dankadres aan de drie overigen niet alleen overgeleverd, maar ook door den drul gemeen gemaakt zagen , merkten zy '1 zelve aan als blykbaar {trekkende om pen, by zeer groote meerderheid genomen, Magiftraatsbehuit door te hryken, en door een ongewoonen ophef der Advyfen van de drie niet inhemmende Magiftraatsleden, de overigen by de goede en hille Burgery, en in 't openbaar, in verdenking te brengen , als of zy met minder yvers dan de Drie andere Leden het welweezen der Stad behartigden, en daar benevens in haat zouden weezen om de Regten en Priveligien der Burgerye aan verkeerde inzigten op te offei ren: alles {trekkende tot kennelyke verfmaading der wettige Regeeringe, en om de zedert eenigen tyd reeds te veel behaan hebbende Beweegenisfen meer en meer aan te moedigen. Waarom zy het verder verfpreiden en verkoopen van dit Dankadres, op eene boete van driehonderd Stadsponden, verboden (*) Intusfchen hadden Gemeenslieden aan de Regeering een Vertoog overgegeeven, waar in zy, tegen het Raadsbehuit der Meerderheid, het Gezag en de Agtbaarheid aan hun Collegie toekomende, verdeedigden; zich over de minagting influitende wyze, op welke zy door de Ma- C) N. Nederl. Jaari. 1783. bl. 940. 963. XVI. BOEK. ' 17U Handelingen der negen anderendaar op. De Gemeenslieden beklaagenzich by de Kegeering, over bet afwyzendRaadsbeHuk.  <23 VADERLANDSCHE XVI. boek. Magiftraat in de Vergaderkamer des Raads verfchynende , zints eenige jaaren bejegend werden beklaagden; het aanneemen der Burger-adresfen als pligtmaatig verdeedigden; en betuigden, „ dat het on„ verwagte Behuit om met Gecommit„ teerden uit de Gemeenslieden in geen „ Onderhandeling te treeden, op hun, ,, op de goede Burgery, en op alle wel„ denkende Gemoederen in Nederland, „ eene aandoening gemaakt hadt, die zy „ wel wenschten, dat hun Wel Ed. Groot „ Agtbaaren hadden geheven voor te ko„ men: ja het tegenwoordig en toeko„ mend Gehacht moest verheid ftaan, ,, wanneer het ontwaar werdt, dat eene ,, Regeering, die geenzins arbitrair, maar ,, van derzelver geboorte af aan, over„ eenkomftig die voorregten , die het ,, kenmerk van vrye Burgers fcbetzen, was „ ingerigt, dat hun Wel Ed. Groot Agt„ baaren, die derzelver luister van het ,, Volk ontleenden, evenwel op eene voor „ 't Collegie van Gemeenslieden ganseh „ niet vriendlyke, en voor de geheele „ Burgerye, zeer grievende wyze, zwaa,, righeid maakten, om in een billyk on„ derzoek te treeden in hoe verre de be„ geerten en vorderingen in het Verzoek„ fchrift vervat, gegrond waren, dan „ niet." Zy beweerden de regtmaatig- heid van den Tytel door de Burgery hun gegeeven; en dat de Burgers, die verklaard hadden het Reglement van den Jaare mdccl niet in allen deele voor wettig te  historie: 237 te kunnen houden, door een hard vonnis, als Verhoorders der Conftitutie en inwendige ruste te onfegt gebrandmerkt, en geagt wierden zich hier door tegen 'sLands Hoogheid, Regt en Geregtig- heid misgreepen te hebben. < ■ Ook vorderden zy de oorfpronglyke Papieren, tot hun Collegie behoorende, thans in de Stads Kancellarye berustende, te rugge. ■ Ten hot fpraken zy de Ondertekenaars vry van allen verkeerden en ftaatberoerenden toeleg, nogmaals aandringende op eene Onderhandelinge. De drie van de Meerderheid verfchillende Burgemeesters onderfteunden, door ingeleverde fchriftlyke Raadhagen, op 't nadruklykst, dit Voorhei der Gemeenslieden om de voorgehaagene Onderhandelingen aan te vangen. Dan het Negental betuigde zyne verwondering, dat het Collegie van Gemeenslieden het eerhe ingeleverde Adres der Burgeren, nader onderfteunde, en, tot dat einde, onder 't oog van hun Ed. Agtb. bragt een Vertoog, dat dit Magihraatsbehuit op eene wyze bejegende, welke geenzins overeenkwam met hunne verpligting om, niet alleen als Burgers; maar ook als Leden van 't Collegie der Gemeenslieden, het aan hun Ed. Agtb. verfchuldigde ontzag altoos in 't oog te houden, en de overige Burgery daar in, met een goed voorbeeld voor te gaan. Zy ontkenden den rang, dien Gemeenslieden zich toefchreeven, en hun aandeel in 't Stadsbe- huur xvi. BOEK. Dit door drie Burgemeesters otv* derfteund,door negen Merk tegengefprookea.  238 VADERLANDSCKE XVI. BOEK. I783. huur, en konden met hun , onder den vreemden en ongehoorden tytel van Tweede Lid der Regeeringe in geen Onderhandeling treeden, of zich ergens over in laaten, zonder aan hunne Authoriteit en Eedelyke verpligting te kort te doen. „ Verklaarende hun Ed. Agtb. van nu ,, af aan niet te kunnen gedoogen, dat dergelyke Titulatures door 't Collegie „ der Gemeenslieden zelve gevoerd of „ door de Burgeren en Inwoonderen der „ Stad aan 't zelve gegeeven, of ook „ dat de Magihraat anders dan naar ge- ,, woonte zou getituleerd worden. „ Dat zy , eindelyk , geen aanmerking „ zouden maaken op het zogenaamd mis„ noegen en gemor, waar van Gemeens„ lieden zo hoog opgaven; doch voor,, naamlyk of alleen plaats hadt by eenige „ weinigen offchoon die veelen van hunne j, vreedzaame Medeburgeren, op allerlei ,, wyzen, ter ondertekening van hun ont„ worpen Adres hadden weeten over te „ haaien, en die, ingevalle zy de paaien ,, verder mogten willen te buiten gaan, „ moesten verwagten, dat hun Ed. Agtb. ,, zich niet zouden kunnen onthouden ,, van zodanige efficacieufe middelen te „ beraamen, als in goede Juftitie tot „ confervatie van de publieke rust, zou „ bevonden worden te behooren." ■ • Thans gaven zy ook hunne Tegenaantekening op die der drie Mede-burgemeesteren in 't licht. Waar in zy poogden aan te toonen, dat het wederhreefde Befluit  HISTORIE. 23c fluit op goede gronden fteunde; als mede dat 'er geen redenen waren om de Magiftraat verdagt te houden, dat zy der Burgeren Voorregten tragten te verdonkeren, of zelfs, zo veel in haar was, de middelen tot herhei bezwaarlyk te maaken. De drie Raadsvrienden befchuldigende van door het uitgeeven hunner Advyfen, de raadpleegingen van de Magihraat vooruitgeloopen, en het opgevat misnoegen in de hand gewerkt te hebben. Met veel moeite verwierf de Minderheid het geëischte regt van nadere Aantekening (*). Ondanks de bedreiging in 't laatfte Behuit der Meerderheid van Burgemeesteren ging de Ondertekening van het Adres voort en zo fterk dat men eerlang vierhonderd en dertig Ondertekenaaren telde, die by hunne Naamtekening eene verklaaring voegden van de opregtheid hunner oogmerken, en volkomene zamenftemming in doel nut de eerhe Inleveraaren. De Burger-gecommit¬ teerden, door dit meerdere aantal gerugfteund, deeden een Aanfpraak in de zamengeroepene Byeenkomst der Burgerye, welke zy een nader Adres voorlaazen, dat, goedgekeurd, aan de Gemeenslieden werd overgeleverd, die 't zelve den Raad ter hand helde-. Het diende tot we- der- (O N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 945. 1485. 1292 —1302. I XVI. B O EK. I783. 't Getal der Ondertekenaaren;vermeerdert. Een nader Adres ingeleverd.Door de Meerderheid afiv y zend uitgereikt.  240 VADERLANDSCHE XVI. HOEK. 1783. Brief van een ZutphenschBurger De Regeeringvan Deventer , daar over aangefchreevan. derlegging van de verkeerde oogmerken aan de Inleveraaren toegefchreeven, en verderen aandrang van 't voorheen verzogte. Hoogst vondt zich de Meerderheid gebelgd over den Tytel van Tweede Lid der Regeeringe van de Stad Zutphen, weder aan de Gemeenslieden gegeeven, „ eene onderneeming, die op „ zich zelve genoomen haar" gelyk zy zich uitdrukten , „ genoegzaame reden ,, zou opleveren om de Inleveraars, we„ gens verhnaading van het wettig Ge„ zag der Regeering, in regten te ver,, klaagen;" doch, by aanhoudenheid ahe blyken van gemaatigdheid willende geeven, en zich, voor tegenwoordig, van fterker maatregelen onthoudende, beflooten zy dit nader Adres, met herhaalde bekendmaaking van niet te zullen gedoogen dat dergelyk een Tytel aan Gemeenslieden zou gegeeven worden, weder uit te reiken. De drie Heeren verfchilden, op nieuw, van de Meerderheid, en drongen aan op het houden der door hun meermaals gevorderde Onderhandeling. Om deezen tyd zagen de Raadflagen door de Minderheid ingebragt het licht, met een bygevoegden Brief aan de Zutphenaaren, ondertekend, uw Medeburger, in zeer herke bewoordingen het gedrag der Meerderheid van Zutphent Burgemeesteren wraakende, de Burgers aanzettende om voort te vaaren, en boven al ie Wapenen aanpryzende. De Regeeting, in 't vermoeden, dat deeze Brief te Et-  Historie; Deventer zou gedrukt weezen, fchreef, ter ontdekking van den Opfteller, aan de Regeering dier Stad; doch ontving een haar geheel onvoldoenend antwoord. Die van Deventer verklaarden met weinig vrugts te kunnen raadpleegen over eene zaak, die de vryheid der Drukpersfe aantastte , en liep omtrent een huk 't geen niets berisplyks inhieldt: te meer dewyl de aanfpooring der Burgeren, om zich in den Wapenhandel te oefenen, hoewel in al te fterke bewoordingen uitgedrukt, egter tot niets anders dan tot het welzyn van 't lieve Vaderland, en het behoud, van deszelfs cdelfte pand de Vryheid, fcheen ingerigt: en overeenkomhig waar mede zy het herhei der Burgerwapenen in hunne eigene Stad te zeer hadden aangemoedigd en goedgekeurd om zulks ergens elders te kunnen, helpen afkeuren, of van de hand wyzen: veel min om hier in, met de Zutphenfche Regeering, iets misdaadigs of oproerigs te vinden. Intusfchen was deeze Brief, door Burgemeesteren van Zutphen, by openbaare afkondiging, reeds voor alzins oproerig verklaard, als waar in, by het fmaalen op de Regeering, gewapende zamenrottingen aan de Burgers werden aangepreezen : op de ontdekking van den Opheller zette men één duizend Guldens; doch vrugtloos. (*) Het (*) N. Nederl. jaarb. 1783. bl. 1303-ijl». 1389-1509 VI. OüEL; Q . XVI. BOE K,' 1783. Antwoordder DeventcrfchtRegeering. De Brief oproerigverklaard»  XVI. boek. I783 Geheim Beiluk der Magiftraat om door de Militie alle zamenrottingvoor te komen. De Minde ïli.eid 242 VADER LANDSCHE Het dugten voor die gewapende zamen* rottingen bewoog de Meerderheid, ten eigen dage dier Mkondiginge, een heimlyk BeQuit te neemen, om, tot eenfpoeiig en kragtdaadig (luiten van dezelve, intyds, de noodige fchikkinge te maaken, en 't gebruik van de herke hand der Militie, en den Generaal Majoor van heeckeren, als Commandeur van Zutphen, te verzoeken , om, in gevalle het mogt gebeuren, dat, door eene zamengefchoolde menigte Volks 't Schepensnuis, of de Huizen der Leden van de Magihraat, bezet, daardoor het gaan en keeren, en- de vrye raadpleegingen van hunne Ed. Agtbaaren geftremd wierden, op eene bedaarde en zagtzinnige wyze de Perfoonen en Huizen der Magiftraats Leden te dekken en te beveiligen, als ook te zoeken om tot hunne Vergadering den toegang te krygen, ten einde met hun overleg te kunnen beraamen over de middelen, welke als dan noodig zouden bevonden worden: terwyl nogthans de Stadsbevelhebber, na het vergeefsch aanwenden van alle vriendlyke poogingen, in den uiterften nood, gelast werd, geweldigen wederftand ontmoetende geweld met geweld te keer te gaan; ten einde dus de openbaare rust te beveiligen en toegang ter Magihraats Vergadering te bekomen, om met dezelve gemeenfchaplyk te handelen. De drie Heeren, die in de andere maatregelen hunner negen Raadsvrienden niet  HISTORIE. 24J niet gehemd hadden, verklaarden zich ten nadruklykften tegen dit geheim Behuit, het onmogelyke der geheimhoudinge, en 't gevaar der ontdekkinge aanwyzende. Zy drongen het in gefchrifte nader aan; maar de Meerderheid volhardde. Weshalven der Minderheid niets anders overbleef dan openlyk aan hunne Medeleden te verklaaren, dat zy geen deel wilden hebben, aan de droevige gevolgen, welke, huns oordeels, niet misfen konden uit de volvoering deezes Beftuits te onthaan, en dat zy, uit dien hoofde zich verpligt vonden, om, langs den gefchiktften weg, aan de Zutphcnfcht Burgery te toonen, dat zy nimmer hadden ingeftemd in een Behuit, 't welk eenig wantrouwen aan dezelve, te kennen gaf. Weshalven zy aan zich voorbehielden alles des betreffende onder 't oog hunner Medeburgeren te brengen. Zy deeden het, met de daad. Zulks hadt ten gevolge, dat de Ingezetenen de Gemeenslieden verzogten al hun vermogen in 't werk te hellen om dit Raadsbelluit, te doen intrekken en vernietigen. Zy vervoegden zich, met allen aandrang dit Verzoek der Burgeren onderheunende, by de Raad. De Geheimhouding was vervallen: de Raadslieden werden van de Eed daar op gedaan ontflaagen, en de Meerderheid gaf thans het veel beWeegings maakend Behuit in openlyken druk, met bygevoegde verdeediging van hun gehouden gedrag, en wederlegging Q 2 viA XVÏ; BOE K. 1783. verklaart 'er zich tegen. Aandrang op de vernietigingvan dit Befluit. DeMeeF* derheid verdeedigt ziell.  244 VADERLANDSCHE XVI. doek. 1783. De Burgery ge wapend. CAPELLEN TOT RYS- (*) Zie hier boven bl. 241. (t) Men vindt de oorfpronglyke ftukken gedeel* telykin de.1T. Nederl.Jaarb. 1783 bl. 1666— 1677. 1843, ei» voorts in den Courier van Europa i. E>. W 350-359. en Bylaagen bl. XXVI. XXV111. XXX. Staaten van Gelderland lieten dezelve aan Staaten van Holland toekomen, met verzoek om den Sehryver van de JZuidhollandfche Courant, voor zo verre hy ze geplaatst hadt, deswegen te onderhouden- Refol. van Holl 23 Dec. 1783. I>eeze Helden de gezonde Hukken in handen der Regeerderen van Woerden, die daar op eerlang een verdeedigend Berigt aan Staaten van Holland aonden. N. Nederl. Jaarb, 17S4. bl. 478. van 't geen daar tegen was aangevoerd. > De Sehryver des Briefs, op wiens ontdekking de bovengemelde belooning gefield was (*), gaf een tweede Aanfpraak aan zyne Medeburgeren in 't licht, nog flerker en flouter taal fpreekende dan de eerfte; den Baron van heeckeren, Heer van Zuideras, ten laste leggende, dat hy openlyk gezegd hadl 'er vooruit te komen, den Prins geraaden te hebben , dat het noodzaaklek was, dat 'er te Zutphen Burgerbloed geftort wierd. Wegens welke aantyging deeze Burgemeester zich by den Raad verontfchuldigde. Dit huk trok inzonderheid de aandagt der negen Burgemeesteren , in hun wederleggend antwoord, (f). De Krygsbezetting in Zutphen werd verherkt. Eenige .Nieuwspapieren hadden vermeld, dat Burgemeester van der capellen tot rysselt alleen  HISTORIE. 245 een, gedeelte der Burgery van nieuwe Geweeren met Bajonetten en Patroon - r tasfen , op eigen kosten, hadt voorzien; doch hy wederfprak zulks openlyk, ver- ] zekerende, dat hy, niet alleen, maar met s andere Voorhanderen van het Wapenen * der Burgery, dit alles hadt bekostigd. , Als Hopman van deeze nieuwe Stads { compagnie) Burgers, verzogt hy by de > Regeering eene behoote plaats, in eene der Kerken, of in eenig ander Stadsgebouw, om zyne Burgerbende in den Wapenhandel te oefenen; ten einde den toeloop des Volks tevermyden, terwylhy, by vervolg een open plaats buiten de Stad zou verzoeken. De Burgemeesters verstege en rode van heeckeren, oordeelden dat hun Medeburgemeester moest bedankt worden, voor zyn betoonden vlyt in de Burgerwapening; en dat, daar men aan Krygsbezetting, in vroegeren dage, de voorzaal van 't Stadhuis wel hadt toegeftaan, dezelve met geene voeglykheid aan de Burger- compagnien kon geweigerd worden. Doch het Negental ftondt verheid, dat de Heer van dercape l- len tot rysselt, zich bevoegd oordeelde om, zonder voorafgaande toeftemming van de Magiftraat, zyne Compagnie, naar welgevallen, in den Wapenhandel te oefenen: dewyl Hoplieden met derzelver Compagnien, onder het rechtftreekfche beftuur en de byzondere Orders van de Magiftraat ftonden. Dan Q 3 zou- XVI. o ek. 7«3elt verockt om en plaats ot Waenoele,k)g. De Meerderheidwraakt dat hy, zonder verlof verzogt te hebben , de Burgers in den Wapenhandeloefent,  S4ö" VADERLANDSCHE XVI. B OEK. T783. De Minderheidmet van k.ysselt kanten zich hier tegenaan ) 5 5 j 5 5 ...Dt'Ji; 'ji »: » >■> r> sj ?' i> zouden zy hem , als hy met de Officieren dit verzogt, by voorraad, het Gildehuis toeftaan. Het Drietal Burgemeesters beweerde, tegen dit Raadsbelluit, 't geen zy van onwaarde rekenden, als aankopende tegen 't bedoelde oogmerk van de Oprigting der Burger-compagnien, en hrydig met de vastgehelde Reglementen , dat geen Hopman verlof van de Magihraat hadt te vraagen om zyne Burgerbende in den Wapenhandel te oefenen. Van DER CAPELLEN tot rysselt, in deeze zaak onmiddelyker dan zyne twee Raadsvrienden betrokken, leverde een nadere Aantekening in, ten hot van dezelve betuigende: „ Zich gedrongen „ te voelen, om, in gevalle hun Ed, >, Agtb. onverhoopt, niet konden goed, vinden, door fpoedige maatregelen , aan zyn verzoek te voldoen, dat "hem , binnen en buiten gefchikte plaatzen , mogten aangeweezen worden, om op , Burgergrond, Burgers in den Wapen, handel bekwaam te maaken, hy als , dan, om zich van zyn pligt als Hop, man te kunnen kwyten, zich genood1 zaakt zou vinden, om by zyne" onderhebbende Compagnie, op eene deiStads Pleinen en Gronden , de oefening der aan hun toevertrouwde Wapenen werkheilig te maaken; met verdere verklaaring, dat hy zich, door geen vrees in dit zyn onnalaatelyk voorneemen, zou laaten te rug houden; maar  HISTORIE. -4- „ maar rustig met de braave Burgers, „ over welke hy de eer hadt het bevel te voeren, voortvaaren , zich in haat te hellen om des noods de rust en ,, veiligheid der Stad te kunnen bewaa- „ ren." In gevolge hier van zag Zutphen, eer dit Jaar ten einde liep, een heeds aangroeiende Burgerbende, onder deezen Hopman, met nieuwe Wapenen voorzien, met zwarte ftrikken of kokarden op de hoeden, optrekken, en de Wapenoefening volgens de nieuwe wyze verrigten (*). Hoe zulks niet zonder wederfpraaks voortging zal ons Gefchiedblad vervolgens moeten vermeiden. In Harderwyk vereenigden zich verfcheide Burgers en Ingezetenen om by de Magihraat met een Verzoekfchrift, niet alleen de fpoedige vervulling eener door overlyden opengevallene Schepensplaats te verzoeken; maar wel byzonder om aan zyne Hoogheid, overeenkomftig met het Regeerings Reglement, eene Benoeming te zenden van twee Perfoonen, daartoe, volgens Stads willekeuren. geregtigd; ten einde de Regten en Privilegiën van Hardenvyk, in het vervullen van eene nieuwe Schepensplaats, ten vollen mogten gehandhaafd, en uit de Stadsregeering verder geweerd worder zo- (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1677.1849 1854 Caurier van Europa. I. D. bl. 368. 369. Q4 XVI. BOEK. 1783. Voortgang der Wapenoefening. In Harderwykwil men een Schepensplaats,overeenkomftigmet de Stads Voorreg» ten, begeevenhebben.  XVI. BOEK. J H. Z. VAN NYEVELDTS taal over het begeevcnder Commulien. : 5 i 248 VADERLANDSCHE zodanige Perfoonen, die geheel en al vreemd in de Regten en Privilegiën der Stad waren, en wel voornaamlyk ook die geenen, die zich elders buiten de Stad met hunne Woonplaats bevonden; van welk een en ander zy, werd zulks noodig geoordeeld, de nadeelige en droevige gevolgen, tot hun innige ftnert en leedweezen, reeds zouden kunnen aantoonen. Zy gaven 'er de Gemeenslieden kennis van, en verzogten deezen hunne poogingen te willen onderheunen (*). Te opmerkelyk, om geheel onaangeroerd te laaten„ was de taal door Jonkheer J. H. ZUILEN VAN NYEVELDT, op den Gelderjchen Voorjaars Landsdag gevoerd, wegens het begeeven van Commishen.. „ Wanneer ik," liet hy, onder andere zich hooren , „ de Verdeeling „ der Commishen, thans door den Erf„ hadhouder begeeven , befchouw, dan „ levert deeze befchikking een onweder„ fpreeklyk bewys op eener willekeurige 1, Benoeming: eene Benoeming, welke , zeker alleen aan den Erfftadhouder is , toevertrouwd, op dat dezelve behoo-, , relyker zou gefchieden dan voorheen, , en in alle deelen meer beantwoorden , aan de verwagting van Neêrlandxh , Volk. ik zal my, voor het te- , genwoordige, geenzins uitlaaten aan, gaande de bezwaaren, welke voor 'r, ai-: C*) Nederl Jaafi. 1783. bl. 172.  HISTORIE. 249 „ algemeen welvaaren des Lands, voor „ de Vryheid des Volks, en voor myn „ Perfoon, daar in moeten gezogt en ge„ vonden worden. Deeze befchikking „ zy in alle deszelfs gevolgen Neêrlandsch „ Volk ter opmerking overgegeeven, ter„ wyl ik my getroosten zal hun regtmaa„ tig te laaten behuiten, en een oordeel „ te vellen, aangaande de reden deezer „ vergeeting, of zoude men niet kun„ nen zeggen, ftraffing? Hoe herk ook ,, eene fchandelyke vrees omtrent dit „ laathe, door voorbeelden van den „ voorleden en tegenwoordigen tyd ver„ meerderd, hgtlyk het menschlyk hart zou kunnen bekruipen, te meer daar „ hetzelve zo vatbaar voor grootheid, zo gevoelig voor vernedering is, aar„ zelde ik egter geen oogcnlik die flaaf„ fche banden te haaken, te verwerpen, „ en te overwinnen. Ik had voor „ Land en Volk gezwooren. Het „ gewigt myner Pligten, hoe zwaar in „ veele omftandigheden, fchethe ik 011,, ophoudelyk met de leevendigfte kleuren „ voor 't Geweeten af. Ik zag, met „ alle aandoeningen, welke een onparty,, dig, doch tenens een opregt Vader„ landlievend hart, kan gevoelen, Néér„ lamhch welvaaren aangegrimd. —— „ Niets bleef 'er over, dan alle myne „ poogingen aan te wenden, om, ware „ het mogelyk, den opgeheeven Arm „ het Zwaard te ontrukken. Ik be- ,, hoot, niets meer dan myne Pligten Q 5 my. XVI. BOEK. I783.  250 VADERLAND S CHE 'XVI. BOEK. I783. „ my geboden, om, des noods, my, „ zonder aanzien van Perfoon, voor de „ belangen van Land en Volk in de „ bresfe te Hellen. „ Dit befluit, waar onder alle de Be„ langen, Wetten , ovcrgefchoote en „ nimmer afgehaane Regten, van wat „ natuur ook, zo zy llegts tot bewaa„ ring der goede Orde ftrekken konden, „ beflooten waren, moest blykbaar ten „ gevolge hebben, dat waakzaamheid „ met hetzelve gepaard ging. Zy alle „ toch waren my mede ter bewaaring „ toevertrouwd. Ik zou, derhalven, „ noch aan de my opgelegde en voorge„ houden Pligten, noch aan my zeiven, „ voldaan hebben, wanneer ik hier om„ trent nalaatig bleef. U Edel Mogen„ den zullen wel bezeffén hoe ik my „ dan, op dit oogenblik, genoodzaakt „ vind, te moeten protefteeren tegen alle „ die onwettige vergeevingen der Com„ mishen, door den Erfhadhouder in „ deezen gedaan; inzonderheid mede, „ aangaande de benoeming der Leden tot „ Extraordinaire Gedeputeerdens, ter af» „ hooringe van des Ontvanger Generaals „ Rekening, als behoorende deeze benoe„ ming door de Ridderfchap zelve te „ gefchieden, naar de beurt, overeen- komhig de daar omtrent genomene Be- „ huiten. Het is geenzins het ge- „ voel, 't geen my in myne inkomften, „ door deeze befchikking, wordt toege„ bragt; noch het gevoel, 't geen men my  HISTORIE. *5i „ my zoekt aan te doen door deeze ver„ nedering, welke my zou beweegen tot f, het maaken deezer aanmerkingen. Neen, „ Edele Mogende Heeren! Hy, die „ grootsch genoeg van ziel was, om zich „ los te rukken uit de yzeren banden „ eener flaaffche vrees, moet vry vcron„ derheid worden niets van deszelfs „ grootheid te verliezen, om dat lot met „ eene hille lydzaamheid te draagen, „ zelfs al mogt men hem ten eeuwigen „ dage veroordeeld hebben. Ik heb dit „ weinige voordeel voor 't behoud van ,, myn Vaderland en de Vryheid des „ Volks over. Daar in te zullen vol„ harden is en blyft het ernftig voornee„ men. Het algemeen welzyn blyft het „ doelwit onzer poogingen, en verwyde- ring van geweld en heerschzugtige be„ langen dat onzes y vers. Terwyl wy niet „ anders tragten zullen dan de goede „ Orde in onze Regeering te handhaaven, „ zonder welke dezelve in eene Anarchie „ zou vervallen; de Wetten en Regten van dezeive te doen waarneemen, en „ hun , die buiten derzelver bepaaling „ ongellraft meenen te fpringen, binnen „ den oever hunner verpligtinge te hou- den; op dat alles voorgekomen worde, „ wat daar uit eindelyk onvermydbaar „ zou moeten volgen. Terwyl elk Re„ gent, elk braaf Burger en Ingezeten, „ met ons wel zal blyven opmerken, „ hoe gevaarlyk het is, indien iemand, „ wie het ook zy, zich mogt aanmaati- » gen, XVI. BOEK. 1783.  XVI. BOEK. 1783. De Land, lieden in Gelderland wilden de Drostendienltenaf'gefchaft hebben. Vooren tegenwerkingen. op (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 696. CtJ Zie onze Vaderl. Hifi. V. D. bl. 69. Wat tieswe^en, in dat Gewest, nader voorviel mo».-, ten wy nog boeken. i.31 VADERLAND SCHE „ gen, de toevertrouwde Goederen va» „ den Staat, als zyn eigen Goed aan te „ merken, of die, als zo veele midde„ len zou willen bezigen ten nadeele van „ 'sLands belangen en 'sVolks vrvhe„ den (*)." In het nabuurig Overysfel waren de Drost endienfen afgefchaft (f). De Landlieden in Gelderland, met foortgelyke Dienhen bezwaard, begeerden mede daar van ontheven te worden. Niet alleen was die ontheffing het voorwerp des onderhouds in de gefprekken der Boeren; maar zy vonden zich, door een gedrukten, onder hun verfpreiden, Brief aangemaand om het juk dier haavernye af te werpen. Men ontwierp Smeekfchriften om de affchaffing deezer zo gehaate Dienhen te verzoeken, en zogt 'er Intekenaars op te krygen. De Stadholders en Scholtusfen gaven zich, over 't algemeen, veel moeite om de poogingen deiLandlieden te huiten, en zelfs om hun een Gefchrift te doen tekenen, by 't welk zy verklaarden bereid te blyven tot het yerrigten dier Dienhen. Terwyl eenigen zich hier toe lieten beweegen, weigerden anderen het volhrekt, en neigden veel eer tot het tekenen des Verzoeks om de Affchaffing te bevorderen. Dit zogt men,  HISTORIE. 253 ep alle mogelyke wyzen, te beletten. De meerderheid der Zutphenfche Regeefing gelastte de Opzigters der Stads Godshuizen, de Boeren, die Erven van deeze Godshuizen in pagt hadden, het onderfchryven van zulk een Verzoekfchrift, te verbieden. Ten platten Lande nam men hier en daar de Predikanten en Priesters te baat, ter overreeding van de Boeren om zich hil te heuden, en na geene verandering te haan. Jonkheer J. A. H. S. van dorth, Heer van 't Vilde, Scholtus binnen en buiten Lochem liet 'er eene Afkondiging tegen doen; in tegendeel belastte de Richter van Doesburg, Jonkheer van per capellen tot den boedelhof, zynen Stadhouder, de Boeren niet te beletten van zich, wegens die Ontheffing, met een Verzoekfchrift by de Hooge Overheid te vervoegen. Meer dan vierhonderd vyftig Boeren en Huislieden uit de vier Hoofd-Ampten des Graafichaps van Zutphen leverden, op den Vpörjaars Landsdag, by de Staaten een Smeekfchrift in. 't Befluit der Staaten begunftigde, in geenen deele, deezer Landlieden wensch; men maakte zwaarigheid om 'er aan te voldoen, en liet de Hoofd-Officieren des Graaffchaps Zutphen in de aloude bezitting blyven; allen, die vermeenden niet verpligt te weezen tot het doen der Drostendienhen, den weg openlaatende om de Hoofd-Officieren deswegen in Regten te betrekken. Tegen ditBeiluit XVE BOEK. Beflüh der Stajt* ten daas tegen.  XVI. boek. I783. 254 VADER LANDSCHE der Meerderheid hadt Jonkheer van: der capellen tot de marsch, zuilen van nyeveldt en anderen, voorgeheld, dat het Smeekfchrift der Boeren moest gegeeven worden in handen van het Hof, om, naa verhoor der Partyen, de Boeren en Officieren, den Staaten, ten naasten van Advys te dienen. Op den Naajaars Landsdag vervoegden Zich een aantal Geërfdens in den Graaffchappe Zutphen, andermaal by de Staaten, zich beklaagende over het fchandlyke en drukkende derDrostendienhen. Niet; tegenftaande eenige Leden herk aandrongen, om het gevoelen der Drosten, buiten bezwaar der Ingezetenen, by den Hove Provinciaal te doen onderzoeken, bleef men volharden by het Staatsbehuit in 't Voorjaar genomen. Werd 'er, by het vastftellen van dit Behuit eene bedenking in 't midden gebragt, of de vier .Hoofd-Officieren des Graaffchaps wel regt hadden om in deeze zaak te hemmen (*), thans leverden de Heeren Drosten hunnen raadflag niet in; doch konden egter niet goedvinden, geduurende de raadpleegiug over dit huk, de Vergadering te verlaaten; de Heer van der. capellen tot den boedelhof alleen uitgezonderd, die het voegzaam oor- (*) Daarop doelde de Ridder' capellen t»£ de marsch hier boven, bl. 224.  HISTORIE. 255 oordeelde zo lang uit de Vergadering te gaan (*). Hadt de Meerderheid der Dordrechtfche Regeeringe, in den voorleden Jaare , zyne Hoogheid, by eene Bezendig, laaten aanzeggen, dat zy voortaan op geene Aanpryzingen van zynen wege zouden letten, en over alle Regeeringsposten zelve behelling doen (*). In gevolge hier van maakte de Regeering eene Benoeming van vier Heeren, bevoegd tot de Burgemeesterlyke Waardigheid. Afgevaardigden vertrokken na 's Gravenhaage, om de twee Heeren, die, volgens de gemaakte fchikking, zouden moeten aankomen, by zyne Hoogheid ter verkiezing aan te pryzen. Men verzekert, dat zy eene eenigzins koele bejegening van den Etfftadhouder ontvingen, die liever gezien hadt dat de Benoeming der Regeeringsposten, te dier Stede, op den ouden voet was gebleeven, en zich voorts met hun niet wilde inlaaten; voornaamlyk ten deezen opzigte te raade gaande met hugo repelaar, Burgemeester van Dordrecht tot de Minderheid behoorende. Op de overgezonde Naamlyst honden Johan van Neurenberg, ücker gevaerts. P.H.van de wall en Boudewyn onderwater. Gevaerts en van de wall wa- C*) N. Nederl Jaarb. 1783. bl. 533. 609 2030. (L) Zie onze T»derl. Hifi. V. Deel bl. 8a. xvr. boek. 1783. Gefchil vanDord* recht met zyne Hoogheid,ovetie verkie* zing van Burgemeesto*ren.  XVI. boek. 1783. 256 VADER LANDS C HE waren de bedoelde Perfoonen; doch zyne Hoogheid koos, naa veertien dagen wagtens, de Heeren van Neurenberg en onderwater en zondt, twee dagen voor den tyd der Inhuldiging, deeze Verkiezing aan de Regeering. 1 Dan de eerstgemelde vondt goed afhand van deeze Verkiezing te doen, met bygevoegde verklaaring, van zich gevleid te hebben, dat zyne Hoogheid aan de begeerte der Regeering zou hebben voldaan; doch het tegendeel, uit de gedaane Verkiezing befpeurende, hadt hy het onveranderlyk Behuit genomen om voor die Eer te bedanken, en het Burgemeesterfchap niet aan te neemen. Hadt zyne Hoogheid eenige infchiklykheid voor de Regeering gelieven te betoonen, al was het ilegts geweest door één van de Heeren der Regeeringe aangenaam, te verkiezen , en hy als dan mede was verkoozen geworden, zou de zaak, gelyk hy verklaarde, ten zynen opzigte, vaneen gansch andere natuur geweest zyn. Wederom werd 'er eene Benoeming gemaakt, op welke de Heeren gevaerts en van de wall honden* Afgevaardigden zogten zyne Hoogheid, in een vriendlyk overleg, den Heer gevaerts als oudfte, voor te draagen; doch vrugtloos: egter verkoos hy, die tweede Benoeming ontvangen hebbende, deezen Heer, 't geen zeer tot genoegen der Dordrechienaaren ftrekte. Aan den Heer van de wall, wien een jonger bo-  H 1 S T O I R Ë. '2.57 boven 't hoofd gefield was, werd'* volgens zekere beraaming, om die voorbygegaan mogten werden fchadeloosftelling te bezorgen, zodanig eene Commisfie, voor' 't aanftaande Jaar, als hy zou goedvinden te verkiezen, 't zy in 't Collegie van Gecommitteerde Raaden, 't zy in de Admiraliteit op de Maaze, opgedraagen. Burgemeester rep e l a ar, in veele naamlooze Schriften, en Nieuwspapieren, bovenal in de Diemer- of Water gr aafmeerfche Courant, aangevallen en doorgeftreeken, verontfchuldigde zich in meest alle Nieuwspapieren van de blaam hem aangewreeven ( * ). Önder de Goede Luiden van Achten, de Vertegenwoordigers der twee en dertig Stads Gilden, die gee.n onaanzienlyk Lid der Dordrechtfche ' Regeeringe uitmaaken (f), viel ook, ten deezen Jaare, eene byzonderheid voor, met de andere Gebeurtenisi'en, wegens de Regeeringsbeftelling dier Stad, in verband haande. Deeze Goede Luiden van Achten zyn aliejaaren verkiesbaar door de Gilden, en maaken deezen daar toe eene Benoeming van een driedubbel getal, waar uit de Stadhouder gewoonlyk de ouden Achten kiest. Tot "het vervaardigen van dit Getal worden de Gilden, als de tyd daar is, by (*) N. Nederl. jaarh. 1783. bl. 366. 573. (f) Tegenwoordige Staat van Holland. IV. D. bi. 346 Van de wall Handvesten 1 Stuk bh 333-378; VI; beee. R XVI: BOEK; De Goede Luiden Van Achten aldaar willen eene vrye ver allaar bee noemd n tot Onderzoek;e der zaa f ken de Vroedfchap raakende.  XVI. boek. 1783. Onee•nigheidie jC?y_ den tusfehen der Krygsraad en de Leden van het Vry. Corps. j I 1 \ ï C*) Grondw. Herjlctting II. Deel bl. 75. 264 VADERLAND SC HE oudfte Oud-burgemeesters; de twee oudfee Regeerende en twee oudfte Oud-fchepe» nen ; de twee Gedeputeerden ter dagvaard, en de twee oudfte Veertigen; dat alle Papieren tot de raadplegingen behoorende aan axle de Leden vooraf ter onderzoekinge zouden gezonden worden (*). Heerschte 'er te Dordrecht eene zq voorbeeldlyke Eensgezindheid tusfeheu de Schutteryen en het Exercitie-genootfehap, werd dit laatfte aldaar met zo veel goedkeurings , onverwyld , gewettigd , tusfehen eenige Voorftanders van den Wapenhandel te Leyden, den Krygsraad en de Regeering, was die eenftemmigheid wyd en verre te zoeken, en kwam de Wapenoefening dier Liefhebberen traaglyk tot hand. Reeds in 't ver- loopen Jaar hadt de Krygsraad, daar de yver tot den Wapenhandel in andere Hollandfche Steden, met zo veel yvers gloeide, een verzoek gedaan om de Schuttery in denzelven te oefenen op eene betere wyze dan, zints langen tyd, op 3e nagtwagt, zeer gebrekkig gefchiedde ; nen oordeelde, om verfcheide gewiptige •edenen het geraadeu, dit Verzoek^ als mtydig, uit te hellen, of beleefdlyk af e haan. Middelerwyl vielen zommigen Ier gegoedile en aanzienlykfte Leydjche ngezetenen, die veelvuldige zwaarigheen in de verbetering der geheele Schutter  HISTORIE. 263 tery zagen, en misfchien onkundig waren van het verzoek des Burger-Krygsraads, op de gedagten om hunne poogingen aan te wenden tot het oprigten van een Prycorps, voornaamlyk beftaanr de uit Leden der Univerhteit, die allen wagtvry zyn, als mede zodanige Burgers en Ingezetenen, die, uit hoofde hunner Bedieningen, geen wagten betrokken, of zich 'sjaarlyks vrykogten. Binnen wei? nig dagen booden zich veelen tot Deelgenooten aan. Zy vervoegden zich by Sradsregeering met verzoek tot het op- ' rigten van zodanig een Vrycorps op eir gen kosten , buiten Stads bezwaar. Naauwlyks kreeg de Krygsraad hier van kennis of dezelve leverde by de Magihraat een Verzoek in om gemagtigd te worden dat zy zulken der Schutteren, die zich vrywillig daar toe aanbooden in den Wapenhandel zouden mogen oefepen. Beide deeze Verzoeken hieldt de Regcering in overweeging, om aan de eene of andere zyde geen redenen tot misnoegen te geeven, of, door het ontydig toehaan van 't eene, het andere niet te leur te hellen, en de gemoederen, door een weinig uitftels tyd te fchenken om te bekomen van den fchok door deeze ongewoone en onverwagt opgekomene zaak; ten einde met meer bedaardheids en onpartydigheids het eindelyk befluit te kunnen afwagten. Het ontbrak niet aan Bedillers deezer twee Verzoeken; R 5 00^ XVI. 1! O EK. 178.3.  s66 vaderlandsc he xvi. Boek. 1783. ook niet aan Lieden, die zwaarigheid meenden te zien in het oprigten van een Vrycorps; noch aan die daar uit de groothe nadeelen en verwarringen voorIpelden. Welhaast werd 'er een Verzoekfchrift aan de Regeering om het Vrycorps te weeren, niet alleen ter tekeninge gelegd; doch daar mede rond geloopen: dan 't zelve hadt den bedoelden opgang niet, en de Krygsraad zelve verzogt dat men niet zou voortvaaren om 'er op te laaten tekenen. De Gecommitteerden van een aantal Burgers en Inwoonders, die zich in den Wapenhandel oefenden, de Heeren Cor- nelis pieter ch ast ele1n, PlE- ter vrede en Jan van der me ijlen, by afweezigheid van de rieer D. M. G. helde wier, de nadeelige gerugten wegens hunne oogmerken verfpreid gehoord hebbende, zogten zich by een Vertoog des te verontfchuldigen, en drongen teffens hun Verzoek op 't herkfte aan. In 't breede betuigd hebbende, dat 'er by hun geen de minfte inzigten ten nadeele van den Krygsraad huisvestten, en dat zy gereed waren, tot het doen van zodanige Vóórhellen als met een onbevooroordeeld oog befchouwd, blyken zouden, beide den Krygsraad en hun bedoeld Vrycorps ten nutte te (trekken; werden zy verzogt hunne gedagten breeder voor te draagen. Hier aan voldeeden zy met in handen van Burgemeesteren een Concept plan tot het eligeeren van een  HISTORIE. 267 ten Vrycorps uit de Burgers en Ingezetenen der Stad Leyden, over te geeven, met aanbod, om, ingevalle de Krygsraad, op zommige punten, zwaarigheid •vondt, deswegen nadere voordellen te doen. Dit Concept-plan, werd door Burgemeesteren den Burgerkrygsraad ten onderzoek ter hand geheld; doch in hede van hunne verzogte aanmerkingen daar op in te leveren , ontwierpen zy een Verzoekfchrift aan de Regeering tegen het Vrycorps, gelyk dezelve 'er een van de Acht Compagnien Schutters ten zelfden einde ontving, 't geen met Achthonderd twee en zeventig onderfcheide Handen of Merken getekend was. De Gecommitteerden van de Wapenhandelende Burgers en Ingezetenen beklaagden zich in eene Aanfpraake by Burgemeesteren, over 't verwylhunner zaake, over de tergende mishandelingen hun en hun Corps aangedaan, en wel byzonder over den Burgerkrygsraad, die, in hede van het Plan te onderzoeken, een Verzoekfchrift daar tegen ter tekeninge gelegd, en deeze tekening op allerlei wyzen bevorderd hadt. Die van den Geregte deeden den Collonels des Burgerkrygsraads mondeling hun ongenoegen betuigen over 't Gedrag van den Krygsraad gehouden, terwyl men het Berigt op het Concept-plan inwagtte; eene betuiging nogmaals fchrift- lyk XVI. t; 0 e k. Be fi«it der Re gecrinse in dit geval.  2fj8 VADEIILANDSCHE XVI. BOEK. 17*3- lyk herhaald. Intusfchen viel het Befluit „ om aan den Krygsraad het verzoek toe ,, te ftaan, om alle zodanige Schuttery,, en, welke lust en genegenheid zouden „ hebben om zich in den Wapenhandel te „ oefenen ; mits niemand, onder welk „ een voorwendzel ook, daar toe te „ dwingen ; als mede om aan het „ Gezelfchap of de Sociëteit binnen Ley„ den opgerigt om zich in den Wapen„ handel te oefenen, zulks te vergun„ nen, waar dat Gezelfchap het zou „ goedvinden; mits verwyderd van zo„ danig eene plaats, waar de Stads „ Schutteryen, de Wapenen behandelden, „ met bepaaling van in de Stad niet te „ fchieten, en niet optrekkender wyze, „ maar ieder afzonderlyk, na en van de .,, plaats des Wapenhandels zich te ver„ voegen. Wyders mogten zy geene „ Perfoonen tot Medeleden aanneemen „ dan die vry willig, zonder den minften „ dwang, genegen waren Leden te worden. Die reeds Schutters waren ftondt „ het vry zich tot Medeleden van die „ Sociëteit te laaten aanneemen; doch niet „ anders dan met dien verhande, dat zy door dit Lidmaatfchap geen zins be„ vryd zouden zyn van, maar wel de„ gelyk onderworpen blyven aan de ver,, pligtinge by het XL VIL Art. der Or„ donantie op het ftuk der Schutterye ,? en Nagtwagt bepaald." Het ftuk zo verre gebragt zynde gaf de  historie: sM§ de Heer J. uomswinckel, die, in de Leydfche Courant, de goede Burgery verzogt hadt haar oordeel omtrent de al of niet betaamelykheid van het verzoek ter oprigting van een Vrycorps op te fchorten,~ verfcheide Papieren, daar toe betrekkelyk in 't licht, „ Zommiger on„ wettig en fpoorbyster gedrag," gelyk hy zich uitdrukte, ,, met den eerbied, „ der wettige Overheid verfchuldigd , „ onbehaanbaar, fchoon ook met het „ fcherm van kommer voor de Regten „ der Burgerye bedekt, zommiger woel,, zieke poogingen, en anderer zo kwaad„ aartig ingeboezemde als listig verzon- ■ nen uithrooifels , maakten deeze voor„ zorg noodzaaklyk." En liet hy 't aan het Oordeel zyner Medeburgeren over, om, naa deeze hukken met de vereischte aandagt geleezen en overwoogen te hebben , te behisfen, „ of deeze Lie„ den, hunne waardige Mede - ingezete„ nen , die zich in den Wapenhandel „ wilden oefenen, alleen om hunne wet„ tige Regeering te hyven, en die voor „ hunne Belangens, voor de veiligheid „ hunner Goederen , Vrouwen en Kin- deren, wanneer onverhoopt de nood ;, zulks vorderde, wanneer de Regee„ ring hun daar toe mogt noodig heb„ ben, wenschten te waaken, in dier „ voege als gefchied was, door rustloc„ ze Lieden in verdenking konden ge- bragt worden, zonder dat deezen hun- „ ne XVI. boek;  2/o VADERL ANDSCHE XVI. BOEK. I703. Openhaare Wapenoefeningenvan het Exercitie, gezelfchap. „ hunne .veragting ter vergelding ontvin» gen (*)." Niet lang naa de bekomene vergunning oefende zich dit Gezelfchap van Burgers nu en dan te Leyderdorp agter het Regthuis in den Wapenhandel. Zy zetten deeze verrigtingen, in aantal toeneemende, voort: en, tot deszelfs groot genoegen, mogt het reeds in Zomermaand, even buiten de Koepoort, zyne Bedreevenheid daar in toonen, in tegen- woor- C*) J. Le f-rancq van berkhey gaf, 0111 deezen tyd, een Boekje uit, onder den Tytel Aan myne Medebur^eren. Over 't zelve vielen klagtcn, hy werd deswegeri1, door de Curatoren van Leydens Hoogefchool, voor den tyd van zes weeken, in zynen dienst als Lector in de Natuurlyke Hijlorie, opgifchort, met inhouding van de daar aan verknogte voordeden. Ook ondernam F A. van der kemp Leeraar der Doopsgezinden te Leyden als mede de Heeren C, P. chastelein, G. M. D heldewi'iR en P. vred e , _ wegens dit Boekje, een eisch van Actie van Injurie, voor de Univarfiteits Vierfchaar tegen den Lector bekkheï, die zich by 's Lands Staaten vervoegde om verklaaring te mogen hebben, wegens de bevoegdheid van de Regtbank, voor welke hy in deezen zou moeten te regt (laan. Deeze verklaaring was geenzins naar des Lectors genoegen Onder de Schriften ftrekkende om het zaad van onrust en tweedragt in de gemoederen der Leydfche Burgeren te zaaijen, rekende die van den Gerote, het Weekblad de Post naar den Neder-Rhyn genaamd, waarom ay het verkoopen van 't zelve , in de Stad en derzelver Regtsuebied , verboden. N. Nederl. Jaarb, 1783 bl." m8. 1569. 170Ö. Refol. van Holt. 3 July 1783.  HISTORIE. 271 woordigheid van Jonkheer J. D. van der capellen tot de pol, dien herken Aanraader der Burgerwapeninge by ét Nederlanderen (*), te deezer gelegenheid met Dichtregelen begroet door den Eerw. G. J. G. bacot ( + )• De Krygsraad liet geenzins na zyn gehouden gedrag breedfpraakig te verantwoorden , gaf een Verdeedigfchrift in 't licht, ten hot betuigende, in de gemaakte fchikkingen genoegen te neemen. Burgemeesters meenden dit eerst met ftilzwygen, tot bevordering der ruste, voorby te gaan, den Krygsraad aanmaanende om zich hipt aan 't Behuit der Regeeringe te houden; dan eerlang vondt de Vroedfchap zich genoopt om openlyk te toonen met welk een oog zy deeze Verantwoording befchouwde. De Krygsraad, des gebelgd, nam een behuit om een Wederantwoord op te hellen, en 't zelve door middel van een Nieuwspapier in de Wereld te brengen. Deeze hap mishaagde veelen uit de Vroedfchap ten hoogden, en nam dezelve met meerderheid van ééne ftem een dreng behuit, waar tegen de minderheid zich in derke aantekeningen verzette (§). (*) Zie . onze Vadert. Hijl. V. Peel bl. 101. Cf) N. Nedtrl. Jnnrb. 1783. bl. 840 en 1119. (§) Post van den Neder-Rhyn 111. D. bl 1313. Bylaagen IV. ftuk bl. 9 enz. Alle oorfpronglyke ftukken, tot deeze veel gerugtsmaakende zaak behoorende , zyn geplaatst in de N. Nederl. Jaarb. J 783. bl 769—840, 1908. Voor 't Jaar 1784. bl 730—782. XVI. boek. 1783. Nieuwe Oneenighedentusfehen deRegee. ring en den Krygsraad.  XVI. BOEK. 178 34 Te Jfor- ttichem befluit men op geene "tadhouderlykeAanpryzingenagt te flaan. Burgemeestertem- MINCK bewil'igt om te Amfterdam die post, ondanks zyne hooge taaren,te lyven bekleeden. (*) Ni Nederl. jaarh. 1783. bi. iojï. 1439* 2~z VADERLANDSCHË De Meerderheid der Gornichemfche Vroedfchap, het voorbeeld van andere Hollandfche Steden volgende, befloot in Zomermaand, om voortaan, in het maaken van Benoemingen, en het .begeeven van Posten, op geene Aanpryzingen van den Stadhouder agt te haan. Een Verdrag des betreffende werd in Oogstmaand tot hand gebragt, en door alle de Leden der Vroedfchap ondertekend, uitgenomen de Oud - Burgemeester collot d' e scury, die het aanbod, om 'er deel in te neemen, van de hand wees (*). Te midden van zo veele Regeeringsveranderingen en woelingen om dezelve, zag men in Amfterdam hoe zeer veelen gehegt waren aan een oud Regent, zo' om zyne hoogklimmende Jaaren, als wegens zyne veelvuldige dienhen aan die Stad beweezen, in blaakende agting by de Burgery. Egbert de vry temminck bekleedde thans, zints Sprokkelmaand, de Burgemeesterlyke Waardigheid , en zou, naar gewoonte, in het volgend Jaar, als Voorzittend Burgemeester moeten aanblyvem Doch een drie en tachtig jaarige Ouderdom, fchoon gezegend met het voorregt van Lichaamsgezondheid en 't volle gebruik der Zielsvermogens, deedt dien Grysaart opzien tegen deezen hoogwigtigen last. Van tyd tot tyd gaf hy zyn voorneemen te ken-  HISTORIE. h.7i Mennen om zyn post neder te leggen. Zulks bleef niet onder den kring zyner Bekenden; doch 't werd rugtbaar onder de Burgery, en met eens hemde een goed aantal zamen tot het ontwerpen van een Adres, by 't welke zy dien Burgervader zouden verzoeken, van dit voor^ neemen af te zien, en zich, in deeze tyden, waar in braafheid van gevoelens, en geoefend doorzigt zo zeer vereischt werden, niet aan 't bewind van Stads- en Lands zaaken te onttrekken. Eer het Gefchrift vervaardigd was ontving de oude Vader berigt van dit voorneemen; hy betuigde zeer gevoelig te zyn over de genegenheid dier Burgeren, en teffens zyne gereedheid om aan dien wensch te voldoen, mits het Adres, nu onnoodig, hem niet werd overgeleverd. Zyne Nederigheid wilde liever dit gerugtmaakend verzoek en betoon van agting der Burgerye, hoe aangenaam ook voor een waardig Regent, door haar ten wille te zyn, voorkomen ( * ). Schiedam, reeds in den voorleden Jaare, onder de eerfte Steden, die Aanpryzingen van zyne Hoogheid wraakten (f), kwam thans met een Voorhei ter Vergadering van Holland 't geen niet weinig opziens baarde: te weeten, of men niet (*) Amfterdam in zyne Gefchiedenisfen (si', ten vervolge van waoenaar XVUI. Stuk bl 250. (t) Zie het V, Deel onzer Kadert. Hist. bl. 83. Vk ueel; S \ XVI; boek.; 1783. Voorflag van Schie* dam om. de PolitiekeAmpteri alleen aan Inboorelin»'gen te begee» ven.  XVI. BOEK 't Voorftel van zyne Hoogheic om zulks totLeden der Gerc formeer, de Kerk te bepaalen, doet hetagtertlyven. S74 VA DE RL AND SC HE niet zou behooren te befluiten , dat voort. aan geene Politieke Ampten of Bedieningen aan Vreemdelingen of Uitlanders zouden mogen gegeeven worden; maar alleen aan Inboorelingen der Zeven Vereenigde Gewesten, Generaliters Landen en onderhoorige Plaatzen (waar onder zeker de Volkplantingen van den Staat begreepen waren) (*). Een Voorltel ingediend als fpruitende uit waare Vaderlandsgezindheid , om dus allen vreemden en buitenlandfchen invloed met tak en wortel uit te rooijen, en het belang der Inboorelingen voor te ftaan. Hoe zeer het veclen behaagde en grooten lof verwierf, was het by anderen niet buiten bedenking, of, zulk een Staatsbeiluit genomen zynde, geen nadeel zou kunnen baaren, ■door het weeren van Vreemdelingen, van byzondere kundigheden, die ten nutte van 't Vaderland konden verkooren en in dienst geheld worden. En ontbrak het deezen niet aan Voorbeelden, met welke aan te voeren zy de kragt hunner tegenbedenking oordeelden te wettigen. ■ . Maar dit Behuit bleef agter, en werd dit agterblyven voor geen gering gedeelte toegefchreeven aan eèn Voorhei, 'svolgenden daags, door den Erfftadhouder by hun Ed. Groot Mogenden gedaan. Of naamlyk, by de Raadpleegingen over dit Voorhei van Schiedam, niet zou O Refol. van Holl. 8 Oct. 1783.  HISTORIE. 275 zou kunnen befloten worden , om alle Politike Ampten en Bedieningen 't zy dezelve ter befchikkinge van kun Ed. Groot Mogenden, van Heeren Gecommitteerde Raaden in beide Kwartieren, de Provinciaale Rekenkamer, of Hoven van Juhititie, honden, geene anderen te benoemen, dan Ledemaaten van de waars Gereformeerde Christelyke Religie, en die daar van voldingende bewyzen konden bybrengen. Met een verzoek hier toe wilde zyne Hoogheid, den door Schiedam voorgeflaagen rondgaanden Brief aan de Bondgenooten verbreed , en by die gelegenheid behooten hebben, om Burgemeesters en Regeerders der hemmende Steden in Holland, als mede der andere Steden, 's Gravenhaage daar onder begreepen, van wegen hun Ed. Groot Mogenden aan te fchryven om, in 't begeeven van Politieke Ampten en Bedieningen, de door hem opgegeevene bepaaling te volgen, en 'er geene mede te begiftigen, dan die, zo hun Inboorelingfchap, als hun Lidmaatfchap der Kerke, konden bewyzen: en hun tevens aan te pryzen, om, by voorkeuze, de Stedelyke Ampten te begeeven aan geboorene Burgers van hunne Steden, en die, van Ouders tot Ouders, 'sLands en Stads Lasten hadden helpen draagen (*) Niet weinig merkte men aan op dit naderbepaalend Voor- (*) .W»t. van HM. 9 Ö$I 1783. S i XVI. BOEK. 1783.  37Ó VADERLANDSCHE XVI. BOÜ. K. I783. De Wapenhandel aldaar voortgezet en be* gunftigd. 1 ' ! 1 Voorftel, zoo ylings naa de overlevering van het eerde ingebragt. Veelen'wraakten het ten hoogden, en voeren 'er derk tegen uit; anderen konden 't zelve niet aanzien als op zich zeiven aan den Stadhouder welgevallig; maar door Hem als een middel aangewend om ook de Verdraagzaamheid omtrent de Vreemdelingen te handhaaven (f). Een aanzienlyk getal Burgers en Irfgezetenen van Schiedam oordeelde het een gepast middel om van hunne agting voor en verkleefdheid- aan de Regeeringe blyk te geeven, zich in een' welgeordenden Wapenhandel te oefenen, ten einde hier ioor, des noods, het Lichaam der Rereeringe te befchermen, en de Stad hunier Inwooninge te beveiligen. Zy nadien, zints eenigen tyd, zodanig een Wa3enhandel begonnen; doch zulks, by maniel van onderdeuning en aanmoediging, vegens de daar op loopende kosten, het, naar genoegen, kunnen volvoeren. Dit bewoog hun, om, met voorkennis en goedkeuring der Regeeringe, een Vryivillig Corps op te rigten, 't geen, zonder van andere Stedelyke lasten, of van gewoone Burgerwagten , ontheven te ivorden zich in den Wapenhandel zou oefenen ; waar op zy , by een ingediend Verzoekfchrift, de toeftemming en be- fcher- (*) Courier van Europa I D. bl. 54. 17. Ne* (tri. Juarb. 1783. bl. 1697. '  HISTORIE. i?f feherming der Regeeringe vroegen, en tefFens eenigen onderhand uit Stadskasfe, om de benoodigde'en begroote kosten, goed te maaken. Wanneer dit een gunlligen ingang gevonden hadt, voelden de Schutters zich opgewekt , om door één belang gedreeven, en tot één en het zelfde doel medewerkende, by den Krygsraad, om den nieuwen Wapenhandel aan te houden. Terhond werden eenige Capiteins der Schutterye benoemd om dit Verzoekfchrift te onderzoeken, eh van de Regeering de voldoening aan dit oogmerk te verwerven, die gereedlyk aannam daar op te raadpleegen, en gunhig befloot (*). De groote Vroedfchap dier Stad, de verdienden van den Penhonaris willem jager op denzelfden prys dellende als die van Dordrecht de verdienden van den Penhonaris de gyzelaar, (t) verhoogde diens gewoone Jaarwedde met eene Jaarlykfche toegifte van vyfhondcrd Guldens (§). Had Schoonhoven, in 't jongstverloopen Jaar , geweigerd de Aanbevelings Brieven van zyne Hoogheid tot Ampten langer te erkennen (**), ten deezen Jaare vernietigde dezelve een Stadsbehuit in den Jaare mdcclxvii, genomen, wegens de Verkiezing van een Magidraats- lid (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 457. 3iq3, ft) Zie onze Vadert. Hifiarie V. De'et bl. 67, fj) N Nederl. Jaarb. 1783. 101. C*0 Zie onze Vadert Hijlorie, V D, bl. 81, S 3 XVI. boek.' 1783. Gefchil van Schoonhs* ven met den Stadhouder , wegens het ver vullenva.0.  275 VADERLA NDSCHE XVL BOEK. een tus- fchcntyds openval. lende Re- geerings- piaatze. ï 1 ] i 5 t c I ï 1 1 c \ 1 l 11 I n ri h lid wanneer e'én derzelven tusfehentyds geftorven was. Dit, in 't laatstgemelde Jaar 't geval zynde hadden de Kiezers van Schoonhoven, volgens de gewoonte iier Stad, een getal van twee Perfoonen gemaakt, en lieten het den Erfhadhouder aanbieden, om 'er één van te verkiezen. Met eenpaarigheid van hemmen was zulks gelchied. ln de verwagting, dat zyne Hoogheid den bovenhaanden zou dezen, gelyk by niet onduidelyk aan den Seer, die de Benoeming tot hem bragt, iadt te kennen gegeeven, vonden zy zich e leur geheld; dewyl die zelfde Heer, iet gewoon affcheids bezoek by den Erfladhouder afleggende, toen hy uit 'sGravenhaage ftondt te vertrekken, deezen :eer te onvrede vondt over de hem aangebodene Benoeming, beweerende, dat le Kiezers te Schoonhoven hem in zyn Regt rerkort hadden, door het aanbieden dier >enoeminge, even gelyk zy, ftaande zyne. .'linderjaarigheid, aan de Staaten van Mland gedaan hadden : want dat aan fem, by zodanig eene tusfehenkomende penvalling , de onmiddelyke Aanhelling an Burgemeesteren en Schepenen toewam; een Regt waar van de Stadhouders, yne Voorzaaten, menigmaalen hadden geruik gemaakt. "Dit berigt ingeko- ïen zynde beweerde de Voorzittende lurgemeester, dat het Regt van Benoeïing, by het openvallen van een Regeengsampt, wel degelyk aan Kiezeren beDordc, gelyk aan zyne Hoogheid de Ver-  HISTORIE. 2/9 Verkiezing daar uit; maar geenzins de Aanftelling buiten eenige Benoeming. Hier van, als mede van de gronden, waar op deze zyn raadflag rustte, wilde hy, door eene Bezending, zyne Hoogheid berigt gegeeven en overtuigd hebben. Eén Burgemeester en vier Kiezers honden met hem in 't zelve gevoelen; doch hadt hy, met zyne Medeftanders, het ongenoegen van te moeten zien, dat de overige tegenwoordig zynde Regeeringsleden en Kiezers, zonder eenige der door hem bygebragte redenen, te wederleggen, oi eenige redenen voor hun gevoelen by te brengen, begreepen, dat men in het be weerde van "zyne Hoogheid genoegen be hoorde te neemen, en hem de daadlykt Aanftelling te laaten doen: dat 'er eene Bezending moest afgevaardigd wordei uit de Magiftraat, om den Prins hier var kennis te geeven. Tegen deeze Meer derheid kon niets gedaan worden en dc zaak kreeg haar beflag. Zints dien tyd waren 'er verfcheidc Kiezers aangekomen, omtrent de vorde ring van zyne Hoogheid van een gehee1 ander oordeel dan de Meerderheid, zc gereed om 'er genoegen in te neemen. en zommigen der Kiezeren, 'er voorheer in geftemdnebbende, zagen thans de zaafc met een ander oog in. 't Gevolg was dat in deezen Jaare, de groote Meerderheic der Kiezeren zich bezwaard vondt, wegens de overhaastte beoordeeling de; jaars mdcclxvii. Men nam dit ftuk S 4 oj XVI. boek. t 1 I  ê8o vaderlandsche xvi. » o ek. ï?83. op nieuw, in overweeging, en begreep de Meerderheid, dat aan den Stadhouder het Regt van daadlyke Aanhelling, in femelden gevalle , niet toekwam; dat eenige Voorbeelden van het tegendeel, waar by vroegere Stadhouders zich dit Regt hadden aangemaatigd, geenzins het welgegrond Regt der Kiezeren hadden kunnen vernietigen; behalven dat men daar tegen kon hellen, dat de Souverain zelve, geduurende de Minderjaarigheid des tegenwoordigen Stadhouders, de Verkiezing hadt gedaan uit Benoemingen, en dat dit ook meermaalen was gefchied door de Stadhouders, byzonder door Willem den iii, die dit gebruik zelfs gevolgd hadt toen de Magihraat, buitens tyds, op uitdruklyken last van den Souverain, veranderd werd ; dat, derhalven, indien de Souverain zelve het Regt van daadlyke Aanhelling niet bezat, deeze het den Stadhouder nooit hadt kunnen opdraagen; dat het aan deezen van Stads wege nooit overgegeeven was, of opgedraagen hadt kunnen worden ; vermids het aan Kiezers niet ftondt om over Stads Regten, welker handhaaving zy bezwoorenhadden, en die, daar zy het eigendom der Burgeren zyn, door dezelve alleen hun ter bewaaringe toevertrouwd, naar welgevallen te behellen. Weshalven het Befluit des jaars mdcclxvii onwettig was en van onwaarde, als beftel doende over iets, waar over men geen Regt hadt, en daarom behoorde vernie- V' tigtl  HISTORIE. *Si tigd te worden, gelyk thans gefchied- de. Op deeze wyze verdecdigde Schoonhoven zich tegen de befchuldiging, dat men in mdcclxxxiii zyne Hoogheid niet hadt behooren een Regt te ontneemen, Hem, in den Jaare mdcclxvii, by een Stads Behuit, gefchonken. Van dit veranderd Behuit gaf eene Bezending den Stadhouder kundfchap. Men hadt, ten dien tyde, ook geraadpleegd om de onmiddelyke Aanhelling der Magihraatsperfoonen geheel aan zich te trekken; maar, by voorraad, goedgevonden dien hap, als nog, uit te hellen; doch de Bezending kreeg last zyne Hoogheid te verhaan te geeven, dat het thans medegedeeld Befluit genomen was, onverminderd het Regt, 't welk Kiezers, omtrent de Aanftelling der Magiftraats perfoonen, meenden te hebben (*). Korten tyd naa de Verheffing var willem den IV. was by de Vroedfchap in den Br iel beflooten, om 'sjaarlyks, vóór het maaken der Benoeming van Schepenen, door de Regeerendc Burgemeesters, of oudhe Vroedfchappen aan den Erfftadhouder, en aan de vol gende Stadhouders en Gouvernantes h den tyd, te doen vraagen, of zy ook ie mand tot die Benoeming hadden aan tt pryzenl Nader hadt die Vroedfchap. in den Jaare mdccl, goedgevonden da, C*}N. Nederl. Jaarb. 1783. bl 477 en 622. S*5 XVI. b o e k. I783- Gefohn derSnVffihe Regeering,over de : Aanpryzingen ' van zyno ' Hoog- l hei.i.  2S2 VADERL ANDSCHE XVI. Boek. 1783. dat voortaan aan den Rrfftadhouder zou worden opgedraagen de volkomen befchikking over de jaarlykfche Verandering der Magiftraat, over de Vroedfchapsplaatzen, als mede over alle de, Ampten en Commisfien, welke in 't vervolg openvielen, en waar over het maaken eener Benoeming aan de Vroedfchap flondt, met overgave dat deeze Vroedfchap, zich, in de begeevinge van dezelve Ampten en Commisfien , volkomen naar 't genoegen van zyne Hoogheid zou gedraagcn. Wel was, naa het over- lyden van wille m den IV., in overweeging gebragt om aan de Gouvernante dezelfde opdragt te doen; maar de gevoelens liepen zo wyd uit een, dat men tot geen behuit hadt kunnen komen. — Doch, toen willem de V. het Stadhouderfchap aanvaardde, droeg de Meerderheid aan dien Vorst dezelfde magt op als zyn Heer Vader bezeten hadt, die 't zelve niet in volle uitgehrektheid uitoefende, maar zich met de Aanpryzingen vergenoegde: fchoon de Heeren, die zich toen tegen de Meerderheid verklaarden, en de reden van hun verfchillend begrip aan zyne Hoogheid ontvouwden, nooit eenig deel aan de Regeering kreegen. De tegenwoordige Vroedfchap, uit twintig Leden behaande, nam dit huk in overleg. Tien derzelven verbonden zich om aan zyne Hoogheid hun bezwaar te kennen te geeven over de Gewoonte, zints eenigen tyd door de Vroedfchap gevolgd, om 'sjaarlyks, door eenige Af- ge-  HISTORIE. 283 gezondenen, den Stadhouder te vraagen, wie hy tot de Naamlyst van Schepenen en tot Verkiezing van Oudfchcpenen, Burgemeesteren en Raaden der Stad geliefde aan te pryzen, als mede, om, by 't openvallen van Vroedfchapsplaatzen, Stadscommishen, Ampten en Bedieningen, dergelyk eene Bezending aan zyne Hoogheid te doen, en naar diens Aanpryzing zich te gedraagen. 't Welk zy hrydig oordeelden met de Keuren, Octroyen , en Regten hunner Stadspoorteren, als mede tegen de laatere bevestiging dier Privilegiën door Staaten van Holland, byzonder met het Octroy van den Jaare mdcl, en dus tegen hun Eed, by de aanvaarding van hun Vroedfchapsampt. De andere Tien honden in een tegenovergeheld gevoelen, en wilden zich houden aan de Gewoonte, zedert den Jaare mdcclxvi, in agt genomen. Deeze. gelykheid der heramen verdween, door dien één der eerstgemelden betuigde van gedagten veranderd te zyn, en zyne gedaane tekening voor ongedaan te houden. De negen Vroedfchappen. fchoon dus de Minderheid geworden, gaven, by eenen Brieve den Stadhouder het gemelde bezwaar te verhaan, ondei betuiging van waare hoogagting voor deszelfs Perfoon en Huis, hem ernftig ver zoekende het hun ten beste te willen diu den, „ dat zy verwagtten dat zyn< „ Hoogheid zou geheven op te houdei „ met het doen dier Aanpryzingen." Gelyk de Vroedfchap verdeeld was z< wa XVI. bol k. 1783. l > S  XVI. BOEK. De Minderheid , <3ie ze wilde afgefchafchebben, vervoegt zich by Staaten van Holland. 284 VADERLANDSCHE was ook de Brielfche Burgery. By eenigen, der Minderheid toegedaan, was een Verzoekfchrift ontworpen en ter tekening gelegd, aandringende op het affchaffen der Aanpryzingen, en 't herhei der Privilegiën; Om dit tegen te gaan liet de Vroedfchap eene Afkondiging doen , de Burgery vermaanende zich te onthouden van de Ondertekening. Een Afkondiging van eenige Regeeringsleden kragtig tegengefprooken, en van geener waarde gehouden. Het aangeplakte zo zeer betwiste Vroedfchapsbehuit werd op de meeste plaatzen afgefcheurd, tegen welk bedryf eene nadere Afkondiging door die van den Geregte gefchiedde, onder belofte van twee honderd Guldens aan den Ontdekker van den Daader. 't Gemelde Verzoekfchrift was egter door honderd twee en twintig Burgers getekend en der Regeeringe overgeleverd , die een tegenovergeheld Verzoekfchrift dat alles op den ouden voet mogt gelaaten worden, van tweehonderd drie en veertig Burgers ontving (*). Te midden dezer woelingen hadt zyne Hoogheid Burgemeesteren en Vroedfchappen van den Briel gefchreeven, dat hy, om redenen , verkoor, nu tot de openhaande Vroedfchapsplaats niemand voor te draagen, of aan te pryzen. De Ne- (*) Bylaagen tot den Post van den Neder-Bhyn II. St. bl. 23. VII. St bl. 1. N. Nederl. Jaarb. [783- bl. 2105. Voor 't Jaar 1784. bl 18Ó. 574-390,  HISTORIE. Negen Heeren vervoegden zich by Staaten van Holland met verzoek, dat de Vroedfchaps Behuiten, {trekkende tot opdragt van de Aanpryzingen of Regecringsbeftellingen aan zyne Hoogheid voor aanloopende tegen de Privilegiën mogten verklaard en de Vroedfchap verpligt worden om zich naar de Handvesten te gedraagen: en dat inmiddels de vervulling van de openftaande Vroedfchapsplaats zou opgefchort blyven. Dit laathe werd toegehemd, en het Verzoekfchrift in handen der Meerderheid van de Brielfche Regeering geheld, die niet naliet hier op te berigten, dat zy het gedrag der Minderheid zeer vreemd en onbeftaanbaar vonden; hoe het grootfte aantal der Burgerye met haar in één begrip ftondt, en dat de uitgehelde vervulling der opengevallene plaats niet noodig was: dewyl zy bereid waren om, overeenkomftig het fchryven van zyne Hoogheid, tot die verkiezing, voor als nu, zonder Aanbeveeling toe te treeden. Hun Ed. Groot Mogenden vonden goed die opfchorting op te heffen. Voorts werd de zaak der Brielfche Regeerings Meerderheid en Minderheid in Commishe geheld, en bragt de Meerderheid der Gecommitteerden van hun Ed. Groot Mogenden deezen Raadflag uit, „ dat, vermids de Behuiten der Brielfche „ Vroedfchap van den 7. July 1748. 18. „ Aug. 1750. en 3. Maart 1766, waar „ over XVL BOEK* 1733. Een Staatsbefluit eenftemmlgmet hun gevoelen.  XVI. boek. 1783. Befluit der Stad Alkmaar, om geene Aanpryzingenaan te neemen, endeVer- : kiezing den Stad- 1 houder te ontzeggen. ! < (*) Refol. van Holl. 29 Jan. 5 Feb. 7 Oct. 3» Dec. 1784. s8 VA DERLANDSCHE ,, over de Minderheid der Leden van „ de Vroedfchap der Stad Brielle zich by „ hunne Ed. Groot Mogenden beklaagd ,t hadt, in geenen deele overeen te „ brengen waren met den inhoud der „ Handvesten, Privilegiën en Octroyen „ aan de Regeering dier Stad gegeeven, ,, deeze Behuiten door hun Èd. Groot Mogenden zouden behooren vernietigd „ te worden; dat de Regeering zich zou „ hebben te houden en te gedraagen aan „ die Privilegiën, in alle Plaats-en Ampt,, begeevingen." Een Raadhag eerlang in een Staatsbefluit veranderd (*). Zagen wy de happen, in den voorleden en deezen Jaare gedaan, door eenige Steden in het Zuider- Kwartier van Holland omtrent de Magiftraatsbeftellin?en, thans deedt eene Stad in 't NoorIer-Kwartier een veel grooter hap; een tap waar van geheel Holland waagde, ïene groote Meerderheid van Burgeneesteren en Vroedfchappen der Stad dlkmaar, nam, naa dat op 't Voorhei van len Voorzittenden Burgemeester de dietj', iet huk, volgens last, door eenige Heeren ran den Raad onderzogt was^ op den ehtentwintighen van "Sprokkelmaand , en Behuit in deeze bewoordingen verrat „ dat voortaan niet meer eenige „ No-  historie; 287 Nominatien tot de Begeeving van de ,, Ampten, van Burgemeesteren, Sche„ penen, Thefauriers of Vroedfchappen . dier Stad, • zouden worden gemaakt, ; „ om daar op de Electie van den Heer ;, Stadhouder deezer Provincie, of van „ iemand anders, te verwagten, noch „ dat men eenige Recommandatien tot „ vervulling van Ampten en Commish„ en, ftaande ter begeevinge of dispectie „ der Stadsregeeringe, zou verzoeken „ of ontvangen; maar dat de gemelde „ Ampten, overeenkomhig de Handves„ ten, Privilegiën, en Octroyen der Stad „ en derzelver Burgery, door de Re„ geeringsvergadering zelve , als repre,, fenteerende de Btirgeiy, by directe „ Aanhelling, zouden worden begeeven: „ en dat ook, ter vervuliinge van de ,, Gommishen, de begeevingen of dis„ pecticn, ingevolge het onbetwistbaar „ Regt, der Regeeringe, direct door ,, de Regcerings Vergadering zouden „ gefchieden." By eenen Brieve, door Afgevaardigden overgegeeven, deeden zy den Erfftadhou- 1 der de weete van dit Stadsbehuit. Die ter- ï! hond den Overleveraaren mondeling, op r. *t plegtigst betuigde , geenzins in die b kennisgeeving te berusten; maar zich daar tegen ten herkhen te verklaaren. Vyf Leden der Alkmaarfche Regeering weigerden deel te neemen in deezen hap, en toonden zulks in eene Aantekening op xvl SOEK. 783. Zyne [oogheid erklaarc ier ia iet te erusten.  238 VADERLANDSCHE XVI. boek. I783. Brief var zyne Hooghek aan de Regeering van Alkmaar op 't Befluit der Meerderheid (*). Zy~ ne. Hoogheid was van begrip, dat zyn betoond ongenoegen aan de Afgevaardigden, en die ïegenverklaaring, de kragt zouden gehad hebben om de Meerderheid deeze zaak in nadere overweeginge te doen neemen, en verandering van maatregelen te wege te brengen: dan hier van was tot in Slachtmaand niets gekomen. Inmiddels overreedt de Heer jacob van foreest, Hoofd - Officier van Alkmaar, en viel 'er, door diens dood, een Vroedfchapsplaats open. Dit zette den Stadhouder aan om Burgemeesteren en Regeerders van Alkmaar eenen Brief te zenden, waar in hy het Behuit der Meerderheid befchreef, „ als een al„ zins illegale, onbeftaanbaare en weder„ regtlyke daad, waar door de Meerder,, heid eigener authoriteit en via factie getragt hadt de Conftitutie der Regeeringsvorm deezer Provincie, conform „ de (*s) De Meerderheid beftondt uit de Burgemeesteren de ereu, en du tour, benevens de Vroedfchappen , winder, van der miedek, kloek, Jacob van f o reest, p al udanus, baert, dtl, domis, de dieu, schoenmaaker, de c a*r pen tier, k l aver, van der straaten, waerts, db kempenaar, drüivestein, en cornèlis van foreest; de Minderheid maakte uit dé regeerende Burgemeesters ouwens en van woudenberg, de Oudburgemeester ras en *ie Vroedfchappen binckhqrst en D4iïi  HISTORIE. »89 $ de Handvesten, Privilegiën en oude Ge-„ bruiken, aldaar heeds plaats gehad heb„ bende, te veranderen, en daarenboven aan Hem, in zyne qualiteit van Erf- hadhouder, te ontneenien de Electie „ van Burgemeesteren, Schepenen, The}, fauriers en Vroedfchappen, uit de No„ minatien daar toe, volgens de Hand„ vesten, Privilegiën en oude Gebruiken, „ geformeerd : waar toe hy , als Stad- houder een onwederfpreekelyk en door „ den Souverain van den Lande opge„ draagen Regt hadt; een Regt 't welk niet alleen by de voorige Stadhouders „ was genooten, en door Hem, en door „ wylen zyn Vader, als mede door zy„ ne Vrouwe Moeder, als Gouvernantej „ altoos, en zonder eenige de minfte we„ derfpraeke, was geoefend; maar ookj „ geduurende zyne Minderjaarigheid . „ door hun Ed. Groot Mogenden, als „ Voogden, was te werk gelegd." -— By gelegenheid der thans opengevallene Vroedfchapsplaatze betuigde hy niet te kunnen nalaaten dit alles hun nader onder 't oog te brengen, ten vriendlykfter en ten ernftighen aan te maanen, „ oin „ als nog dit Behuit in te trekken er „ van de daar by ondernomene nieuwig- heid en inbreuk op de vastgeftelde „ Regeeringsvorm, en op zyne Regten, „ af te zien; En geliefden zy, onver ji, hoopt en tegen alle verwagting daai „ toe niet te komen , dan verzogt tij ,, dat zy, by de tegenwoordig opengeval VL sssiii T ïenf xvi: BOEKi  &9o VADERLANDSCHE XVI. BOEK. „ lene Vroedfchapsplaats zich zouden „ onthouden van eenig gebruik te maa„ ken van 't bewuste Behuit, en niet „ voort te gaan tot eenigerlei aanhelling „ van een anderen Vroedfchap, zonder „ eene voorafgaande aan hem overgele„ verde Nominatie, en daar uit door hem „ gedaane wettige Electie , op den tot „ hier toe gebruiklyken voet: maar dee,, ze zaak, als dan te laaten in haar ge„ heel, tot hy dezelve, ter eerst aanftaan„ de Vergadering van hun Ed. Groot „ Mogenden, zou hebben gebragt." Vonden zy goed om ook aan dit laatfte verzoek niet te voldoen, gingen zy over tot de daadlyke aanftelling van een nieuwen Vroedfchap, „ dan vondt hy zich ,, genoodzaakt, als Erfftadhouder deezer „ Provincie, en uit hoofde van zynPligt, „ om als zodanig voor te ftaan, te vor- deren en te bewaaren, de Hoogheid, „ Geregtigheid, Privilegiën en welvaaren „ van den Lande, Steden en Ingezete„ nen van dien, (vermids het overlyden „ des Hoofd-Ofhciers,) aan den Eerhen ?, Burgemeester, of oudften Vroedfchap, „ of wie anders daar toe Zou meenen bevoegd en geregtigd te weezen, aan „ te fchryven, om, offchoon hy daar toe „ verzogt en gemagtigd mogt worden zo„ danig een tot Vroedfchap aangeheld Per- foon niet te neemen in den Eed, noch te „ ftellen in het bezit van eene Bediening, „ die hy niet anders dan geheel informeel „ zou kunnen en moeten aanmerken-" Hadt  HISTORIE. aoi Hadt zyne Hoogheid zeven maanden laaten verloopen eer hy over dit Stadsbehuit deezen Brief fchreef, zeven dagen verliepen 'er nauwlyks of hy ontving een Antwoord, waar in de Meerderheid der Alkmaarfche Regeeringe fchreef, wel te kunnen begrypen , dat haar Behuit by zyne Hoogheid verwondering, ja zelfs eenige bevreemding, veroorzaakte; doch dat zy, op haar beurt, verbaasd honden, op 't verneemen hoe 't zyne Hoogheid hadt kunnen goed dunken de Wettigheid der wyze op welke dat Behuit genomen was tegen te fpreeken: waar op zy, zich bevlytigd hebbende om de volftrekte Wettigheid daar van te toonen, regt meenden te hebben om de uitdrukkingen ten hunnen opzigte gebezigd hard te vinden, woordlyk deeze betuiging laaten volgen. „ Neen, Vorst! geene eigene „ Authoriieit en via facti zyn onze oogmerken geweest; maar wel een wettig „ herhei van onze door trouwe dienhen, ja door het goed en bloed onzer Voorouderen, verkreegene Voorreg3, ten, tot welker genot wy, volgens der„ zeiver inhoud, bevoegd, en tot welker „ voorhand en bevestiging wy door on„ zen Eed verbonden zyn: geen oog„ merk tot verandering van de Con„ hitutie der Regeering; maar wel om „ dezelve Conhitutie, zo als ze reeds in „ voorige Eeuwen is geoefend, en inde v tegenwoordige weder is herheid ge^ }> weest; doch van welke men was afgeT a gaan xvr.' BOEK* I783. Antwoordder AH* maarfehê Regeering.  <&5>s VADERLANDSCHK XVI. JiOEK. I783. I | 1 I ,, gaan, te handhaaven. -— En wat do „ door uwe Hoogheid aangehaalde Re„ geeringsvorm deezer Provincie betreft, „ wy kunnen niet nagaan, welke betrek„ king ons Befluit op dezelve Provinci,, aale Regeeringsvorrn kan hebben, dan ,, dat de Conftitutioneele onafhangelyke „ Volksrcgeering daar door, ten opzigte „ van deeze Stad, verfterkt wordt, ,, En hoe gaarne wy, wel verre van aan „ uwe Hoogheid eenige Regten, aan de„ zelve wettig toekomende, te willen ontneemen, in tegendeel, ter bewaa„ ring en handhaaving daar van, in„ gevolge onzer verpligting, het onze „ ook willen toebrengen, moeten wy nog„ thans betuigen , dat wy, ter goeder d, trouwe, tot nog in geen ander denk- beeld zyn, dan dat het Regt van Elec„ tie tot Burgemeesteren , Schepenen, , Thefauriers en Vroedfchappen deezer „ Stad, volgens de Handvesten en ande„ re Geregtigheden daar van , aan uwe „ Doorlugtige Hoogheid, onder' reveren- „ tie, niet kan worden toegekend." • Het voorgenomen vervoegen zyner Hoogheid by hun Ed, Groot Mogenden zouden zyafwagten, en dewyl, volgens een Stadsbefluit, in de voorgaande Eeuwe reeds genomen, en nog niet ingetrokken, 3e opengevallene Vroedfchapsplaats nog :enigen tyd onvervuld behoorde te bly/en, konden zy zich, als nog, onthoulen om over des Stadhouders, Aanfchryring, in eenig verflag te treeden. Staa-  HISTORIE. 203 Staaten van Holland ontvingen, ter naaste Vergadering, een Brief des Stadhouders, waar in hy zich over de zeer groote Meerderheid der Alkmaarfche Regeeringe beklaagde, zyn Regt beweerde, en boven al zich ftiet, aan deeze, gelyk hy het noemt, opmerkengswaardige woorden, dat zy het genomen Behuit voordroegen, als iets het welk geene andere betrekking op deeze Provinciaale Regeringsvorm zou kunnen hebben, dan dat daar door de Conftitutioneele onafhangelyke Vilks Regeering, ten opzigt e van haare Stad, zou worden verfterkt. „ Wy hebben," laat zyne Hoogheid hier op volgen, „ niet „ mogen nalaaten ons over eene zaak „ van dat gewigt en veruitzigt, aan U „ Ed. Groot Mogenden te vervoegen. ten einde Ons alzo te kwyten van den „ fpecialen last, welke door Hoogstde„ zeiven aan Ons, by het aanvaarder ,, van Onze Waardigheid als Erfftadhou„ der deezen Provincie, is gegeeven. „ om naamlyk voor te haan, te vorde „ ren en te bewaaren de Hoogheid, Ge „ regtigheid, Privilegiën eu Welvaarer „ van den Lande, Leden, Steden en In „ gezetenen van dien, mitsgaders to „ confervatie van Onze en onzer Nako „ melingen Regten en Preëminentien. als Erfftadhouder, tegen eene Onder „ neeming, zo direct tegen dat alle; „ inloopende, terwyl Wy egter van hei „ notoir Onregt, 't welk ons door di( „ Refolutie wordt aangedaan, en van di T § » hoog- XVI. jOEK. 17%. Zyne Hoogheid brengt de zaak' by hun Ed. Groot Mogen» den.  XVI. Soek. 1783. l ) 1 i ( t ï d V A D E R L A N D S C H E ,, hooggaande Lefle, welke door dezel3> ve aan Onze gemelde Digniteit wordt „ toegcbragt, zodanig zyn geconvinceerd, „ dat, by aldien U Ed. Groot Mogen„ den dien aangaande, eenigen den min„ hen twyfel zouden mogen hebben, 't geen wy nogthans niet kunnen vèron„ derhellen, Wy, voor zo verre ons „ betreft, gaarne zouden mogen zien en „ lyden, dat de Cognitie daar over a^n „ een der beide Hoven van Juftitic dee„ zer^ Provincie wierde gerenvoyeerd, „ en 't zelve point aldaar langs de ordinaire wegen van Jufthie onderzogt, ;, hoe zeer wy ook hebben gedihculteerd „ denzelven weg van Regten in te flaan, „ daar Wy hebben begreepen, dat deeze „ zaak niet flegts een Object van Jufti„ tie, maar ook wel voornamlyk als ,, eene materie van Politie behoord te „ worden geconfldereerd, en daar by eerst „ de Regten en Hooglieden van U Ed. „ Groot Mogenden zelve ten alleruker„ hen zyn geintresfeerd." Deeze Brief ging vergezeld door een \flchrift van het Befluit der Meerderheid, ils mede van de Tegenverklaring der Minderheid, van de gevvisfelde Brieven usfchen zyne Hoogheid en de Alhnaarche Regeering, en eindelyk van een naIer Vertoog des Erfhadhouders zelve', ot verdeediging zyner Grieven tegen het" ekende Behuit; en eindigde met een 'erzoek, op deeze gronden rustende, atbunEd. Groot Mogenden dat Befluit 8*.  HISTORIE. 205 geliefden te niet te doen en buiten alle kragt te Hellen, en Hem te handhaaven by bet Regt, om, naar ouder gewoonte, uit eene Benoeming, de Verkiezing te doen, En dewyl 't zou kunnen gebeuren, dat, vóór hun Ed. Groot Mogenden tot een eindelyk Behuit gekomen waren, de vervulling der opengevallene Vroedfchapsplaatze zou behooren te gefchieden, en de tyd der vernieuwinge van de Wet te Alkmaar naderde, kon zyne Hoogheid niet afzyn op 't nadruklykst aan te dringen op, eene Provifioneek Voorziening , om de zaaken op den ouden voet te laaten; ten einde dit huk, door het daadiyk te werk hellen des Stadsbehuits, hangende/de Overleggingen, niet buiten zyn geheel gebragt mogt worden (*). Wanneer deeze Stukken ter Tafel van Staaten van Holland kwamen drong de Ridderfchap fterk op de Provifioneek Voorziening; doch helden Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amfterdam, Gumichem en Purmerende voor, om, hangende de Raadpleegingen der Staaten, de Regeering van Alkmaar te overreden, om de Naamlysten der Verkiezinge aan de Staaten toe te zenden, zonder dat daar door eenig agterdeel aan het beweerde Regt van den Heer Erfftadhouder, noch van de Stad Alkmaar zou worden toegebragt. Tot (*) Stukken raakénde het Gefchil der Stad Alkmaar met den Prins Erfftadhouder. T 4 XVI. boek. 1783. Verfchulend Gevoelendeswegen.  XVI. Boek. i < i 1 ) i ] i \ I c É k d VADERLAND SC HE Tot welk gevoelen ook Gouda, Rotter, dam, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar en Monnikendam overhelden. Delft deedt vervolgens een Voorlid , „ om „ den Brief des Stadhouders met de By„ lagen aan de Regeeringe van Alkmaar „ m handen te geeven, om hun Ed. 3, Groot Mogenden te dienen van berigt; „ en dat inmiddels de opengevallene „ Vroedfchapsplaats niet zou vervuld „ worden, maar dat hun Ed. Groot Mos, genden, ex plenitudine poteftatis, de „ tegenwoordige Burgemeesters, Sche„ penen, en Thefauriers, zouden doen ,, aanblyven, en voorts te behuiten om „ de Onderhandelingen over de groote , zaak, zo fpoedig doenlyk, voort te , zetten." Op aandrang der Ridder- chappe werd deeze Voorhag van Delft >VL-rgenomen; doch den volgenden daoverklaarden de Afgezohdenen van Haaren Leyden, Amfterdam, Gouda, Goruchim, Schoonhoven, Alkmaar en Purmc■ende, hunne uiterhe verwonderin-r, dat nen den voorigen dag die zaak "buiten Jeüuit hadt gelaaten, en dat zy nog ten •erkiten moesten aandringen, dat 'er in;evolge van de uitgebragte Raadllagen e'ener roote Meerderheid, eene afkomst van eeze zaak mogt gemaakt worden. De teden Rotterdam, Schiedam en Monniindam oordeelden nogthans den bemidelenden Voorhag van Delft tot kennis hunx Lastigexep te moeten brengen.  •HISTORIE. 297 De zaak ter afdoeninge weder op 't tapyt gebragt zynde, werd, met afwy- 1 zing van den Delftfchen Voorflag, met twaalf Hemmen bellooten, ,, dat Copie 1 van de Misfive van zyne Hoogheid, 1 „ met de Bylaagen daar toe fpecteeren- 1 „ de, by Misfive zou gezonden worden ,, aan Burgemeesteren en Regeerders der ' j, Stad Alkmaar, met verzoek, om daar : op ten ipoedigften derzelver Conhde„ ratien en Berigt aan hun Ed. Groot „ Mogenden te laaten toekomen; en dat „ inmiddels, en hangende hunner Ed. Groot Mogenden üeliberatien, de op „ handen zynde Eelectien van Burge,, meesteren, Schepenen, en Thefauriers dier Stad, onverminderd het weder„ zydsch gcfustineerde zo wel van zyne Hoogheid als van de Stad Alkmaar, „ en zonder daar aan de minfte atteinte „ te geeven, door hun Ed. Groot Mo,, genden , zouden worden gedaan." De Ridderfchap met de Steden Delft, Brielle, Enkhuizen, Edam en Medemhlik verklaarden zich tegen dit Staatsbefluit, Hoorn zag het aan (*). Korten tyd daar naa leverde de Ridderfchap eene uitvoerige Tegenverklaring in, beweerende, dat zyne Hoogheid, geduurende de Raadpleegingen over dit Onderwerp, niet, dan met het groothe Onregt, kon beroofd worden van het doen der C*) Refol, vtn Ih'd. 28 Nov.jo en 16, 19 Dec» T s XVI. lOEIt. 733- itaatsbeluit om le Naamysten en . /erkie:ingeni.in Staa:en van Holland, langend» Jit Gefchil, te zenden. ï | Tegenaantekening der Ridderfchappe.  XVI boek 1783. RondgaandeBrief van zyne Hoogheid aan deLe tien van IMtand. 298 VADERL ANDSCHE der Verkiezinge op den ouden voet. Zv . gelooge met, dat in de Registers van bun Ed. Groot Mogenden eenig voorbeeld van dusdanig een Befluit als men onlangs ten opzigte van zyne Hoogheid, genomen hadt, zou worden gevonden iNliettegenftaande het voorbehoedzel, oordeelden zy, dat in de daadlyke ontneeming der uitoefening van het hem opgedraage Regt, reeds een momemlyk grief lag opgeflooten , 't welk, in 't vervolg gansch onherftelfeaar zou kunnen zyn, en boven dien, door eene ontydige navolging van meer andere Steden zou kunnen ftrekken, om de hooge Waardigheden des Erffiadhouders merkelyk te verkleinen, en ten minhen zyne Hoogheid van het Regt der Verkiezinge te ontzetten. De twaalf Steden behielden t aan zich-deeze Tegenaantekening te beantwoorden (*). De Stadhouder, weinig te vrede over de maatregelen door de Meerderheid der Leden van Hollands Staatsvergadering genomen, zondt aan alle derzelver Leden een rondgaanden Brief; waar in hy de voorheen bygebragte redenen tegen de handelwyze der Aïkmaarfche Regeering aandringt; en, ouder andere, verklaart. „ Wy hebben het ongenoegen, „ dat onze bewyzen by de Meerderheid „ der Leden van de Vergadering niet „ zyn gejustiflceerd, en vinden ons dus op " ééüS> C J Rtfol. van Hall. 7 Jan. 1784.  HISTORIE. 299 „ ééns, zonder eene plenaire kennisnee„ ming van zaaken, ontzet van de „ daadlyke Executie van een Regt, niet „ alleen, zedert twee en een halve Eeuw, „ in alle de Stadhouderlyke Epoques er„ kend en geoefend, maar ook wel fpe„ ciaal, zedert de Herfteiling van het „ Stadhouderfchap daar aan handvastig f, en ongehoord verknogt, zonder dat „ wy ons kunnen verbeelden, dat het „ grief, het welk ons, in ons voorzeide „ Regt zal blyken te weezen aangebragt, ,, wanneer onzeklagten, by een volledig „ onderzoek, zo als wy vertrouwen, zul„ len weezen gewettigd, naderhand ooit of ,, ooit zal weezen reparabel. ■ En „ wat zekerheid zal 'er, naa deeze Pro,, vihoneele Ontzetting van het genot 5, van een der aanzienlykhe gedeeltens ont, zer Stadhouderlyke Preëminentien, ten opzigte van Alkmaar, voor ons over„ blyven dat wy niet, op gelyke wyze, ,, van de Regeeringsbeftellingen der ove„ rige groote en kleine Steden, zullen „ kunnen worden gedeposfedeexd ? Indien „ het genoeg is, onder allegatie en onder „ pretext van oude Privilegiën, zonder „ in aanmerking te neemen den aart van de tegenwoordige Regeeringsvorm, en „ zonder aanzien van de beftendigfte en „ volledige pofeshe, eene Refolutie te „ neemen, om geene Nominatie aan de Stadhouder te prefenteeren, maar alle „ Aanhelling van Regenten via facti zich „ zeiven aan te maatigen; en wanneer op het xvr. BOF, K. I783.  goo VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 1733. „ het Adres en de Kïagten deswegen „ aan hun Ed. Groot Mogenden, provi„ honeel de Exercitie van het Regt van „ Electie van den Stadhouder zoudemoe„ ten worden overgebragt tot Hoogstder„ zeiver Vergadering, zonder zeker te „ zyn of niet de decihe der zaake zelve, „ door verfcheide beletzelen en gebeurte„ nisfen, nog zeer lange zoude kunnen „ worden opgehouden; waar in blyft dan „ provihoneel de Stadhouderlyke Waar„ digheid rehdeeren? Wat zal 'er dan „ worden van de werking van haare Pre,, ëminentien en Geregtigheden, en' van „ die aanzienlyke en gewigtige Relatie, „ welke wy tot deeze Provincie bekomen „ hebben? Eene Relatie, die de aange„ nomene Originaire Regeeringsvorm „ characterifeert , en zonder welke de „ Staaten van den Lande, door de on- dervinding overtuigd geworden ," be- greepen en op de allerfolemneelhe wy„ ze gedeclareerd hebben, dat noch de „ Republiek, noch deeze Provinciën be„ haan konden; zonder'te gewaagen van „ de kleinagting, welke hier uit natuur„ lyk moet worden gebragt op die Waar„ digheid, waar in de hooge Regten van „ hun Ed. Groot Mogenden zelve door „ ons worden waargenomen, en de Ma~ jeftas Publica, in hunne plaats, op „ eene* Erflyke overgifte bekleed. „ Moeten wy niet met reden bedugt „ zyn , dat deeze zaaken, op die wyze ,„ voortgaande, en zommige Leden elkanders  H I S T O 11 I E.1 3°* 7 ders ftedelyke en byzondere intresfen, Z door onderlinge onderheuning en ver- : eeniging, boven alles verheffende, wel" haast niets anders dan de Naam van 7, Stadhouder deezer Provincie aan ons „ zal worden overgelaaten, en dat de ,, effective werking, invloeden gezag, zo , onontbeerelyk ter bevordering van de al" gemeene belangens, en zo plegtig voor , ons en onze Naakomelingen aan deeze on" ze Waardigheid vastgemaakt, daar aan zal " worden onttrokken; terwyl de gevolgen, welke hier uit moeten gebooren worH den, niets anders dan hoogstgevaarlyk ' voor den Lande kunnen weezen. Verbreeking van alle banden van vereemo-ing, eene geheele ophouding van alle hoogstnoodige Communicatie en Verhandhouding tusfehen de Leden der Ü, Hooge Regeering en Ons, en verme? tiging van de Eer en Luister van die '', zelfde Waardigheid, die wy voor den * Lande, voor Ons en onze Kinderen, ]l onder zo duure verpligting, en zorge moeten custodieeren en befchermen, moeten de eerhe vrugten zyn van de ], Werkloosheid onzer voorz. Geregtigheden en Pligten, welke wederom zuï" len zamengaan met allerleie toeneemen„ de Factiën en Cabalen in de refpectivt „ Steden, zo dat, in plaatze van eem goede orde te obferveeren, en de Eei *9\ der Magiftrature , zo, veel mogelyk „ in alle deszelfs Leden te doen refpec teei-en, eene groote of mindere Meer der XVI. JOBK. »  XVI. BOEK. I.783. De Re- ' geering , van Alk- ' •maar 1 ^chryft 1 302 VADERLANDSCHE „ derheid het beftüur van alles, naar „ haar welbehaagen, en ter uitbreiding „ van haar gezag en authoriteit, zal na „ zich trekken , hunne overige wettige m Medeleden, van allen invloed, aanzien „ en voordeden ontzetten, en door „ eigendunklyke behuiten zich eindelyk „ aan alle erkentenis en werking der „ Stadhouderlyke Regten, hoe welgefun„ deerd en onwederfpreekelyk ook, ont„ trekken. Al het welk niet duister „ doet zien dat het Erfftadhouderfchap „ zelve gevaar loopt om even daar door „ van eene veel nadeeliger Conditie en „ Natuur te worden, dan de haat van „ eenig Amptenaar, Burger of Inge>, zeten van de Republiek, die zich, tot „ hier toe, op die Hoofdzuil onzer Vry„ heid en Veiligheid beroepen en verlaa„ ten hebben, dat niemand, hy zy wie „ hy zy, hangende het Onderzoek en „ de Deliberatien of van de Politieke „ Hooge Overheid, of van de Regter, „ over eenige Sustenu, bevoegdheid of „ regt en daar aan toegebragten hinder „ en turbatie, kan worden ontzet van „ zyne Posfeshe, en zulks zo wel in „ zaaken van Regten en Geregtigheden, „ als in andere, voor en al eer ten dihniti„ ve zal weezen gedecideerd dat een ander , een beter en herker Regt competeert." Burgemeesters en Vroedfchappen dér stad Alkmaar ontvingen mede een Afchrift van deezen Rondgaanden Brieve, ■erzeld van eenen byzonderen des Erf- ftad-  HISTORIE. 303 ftadhouders, waar in hy hun Behuit, 't welk aanleiding tot denzelven gegeeven hadt, gansch federregtelyk en eigendunklyk noemt, 't Gevolg hier van was een Rondgaande Brief van de Regeering dier Stad aan de Leden der Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden. Zy geeven 'er hunne verwondering en bevreemding in te kennen, over den zonderlingen hap van zyne Hoogheid in het afvaardigen van eenen Rondgaanden Brief, „ dien „ zy niet anders konden aanmerken dan ,, als een directe doleantie over het Be„ fluit van den Souverain, waar in zyne „ Hoogheid, nogthans, zo wel als zy ver„ pligt was te berusten." Zy konden de verbaasdheid niet verbergen, welke hun getroffen hadt, op het zien, dat zyne Hoogheid zyn Beklag voornaamlyk grondde op het zogenaamde langduurige Bezit, en Gebruik, van welke in deCommishe aan den Erfhadhouder niet gefprooken wordt, maar wel van het hvagtneemen en handhaaven der Privilegiën, „ 't geen door het voorwenden van lang„ duurige Pofesfien en Gebruiken, tegen die Gcregtigheden regelregt aanloopen„ de, niet kon te wege gebragt worden; „ weshalven zy vermeenden, dat zodani„ ge Pofesfien en Gebruiken, geenen an„ deren naam verdienden dan van Ufur„ patien van Regten en Preëminefltien.,, door hunne Voorzaaten nimmer zs' ,, het Stadhouderschap gehegt of gedefe„ reerd." Tot XVI. 3O EK. 783. lesgelyks senRond- ïaanden Brief.  XVI. BOEK. 1783. 304 V AD E RL AND SC HE Tot het byzonder agt teflaan op den Brief van zyne Hoogheid, en tot het fchryven van deezen waren zybewoogen, „ om dat „ de Brief des Erfftadhouders, onder „ andere zigtbaarlyk aan de Leden der „ Hooge Vergaderinge gefchreeven was, „ om hun Sradsbefluit in zulk een haat„ lyk daglicht te doen voorkomen, als „ ware 't zelve eene enorme Lelie van ,, de Hooge Regten van den Souverain „ zelve, mitsgaders van de wettige Reg,, ten en Preëminentien van het Stadhou„ derfchap, ja welke onvermydelyk naa „ zich zou heepen alle die gevolgen, „ welke in dien Brief van zyne Hoogheid „ in 't breede worden gevanteerd, en „ hoofdzaaklyk nederkomen op eene door ,, zyne Hoogheid gevreesde vermindering „ en kleinagting van eene zogenaamde „ Majeftas Publica, welke zyne Hoog„ heid zegt dat door dezelve, in plaats „ van den Souverain, op eene Erflyke „ wyze bekleed wordt, en om, zo doende, waar het mogelyk, tegen Ons voor in te neemen de Raadpleegingen over „ deeze zaak te houden. Hier door „ hadden zy zich onvermydelyk verpligt „ gevonden om de Leden der Hooge „ Vergadering op 't ernhigst aan te maa„ nen en te verzoeken, om, met ter zy„ de hellinge van alle onvcrhoopriyk reeds „ verwekte vooroordeelen , mitsgaders „ van al dien ophef, waar mede, in meer „ gemelden Brieve, van de Sustenu van „ zyne Hoogheid werd gefprooken, met toe-  HISTORIE. 305 toegeehykheid af te wagren, een ftuk „ 't geen zy vervaardigden, tot weder„ legging van alles wat tegen de wettig„ heid van hun Stadsbefluit was aange„ voerd." Zy beantwoordden den afzonderlyken Brief van zyne Hoogheid, en flootcn in dit Antwoord hun Rondgaandcn Brief in, gelyk zy ook aan de Heeren van de Ridderfchap, by den Brief voor de andere Staatsleden gefchikt, een afzonderlyken Brief lieten toekomen, haande op de Tegenaantekening door de Ridderfchap ingeleverd (*), en, huns bedunkens, van zodanig een aart, dat het naauwlyks der moeite waardig fcheen Heeren, reeds vervuld met zulke behisfende denkbeelden, over het Gefchilpunt, nader te fchryven, doch dat zy van een Collegie, 't welk de voorhe ftem hadt in de Souverain e Vergaderinge des Lands, niet wilden, of konden veronderhellen, dat het reeds, wegens het Gefchilpunt, eene bepaaling gemaakt hadt, zonder te hoorert wat zy van hunnen kant konden en zou* den inbrengen. Eenige Steden gaven wederfchryvens op den Alkmaarfchm Brief, andere niet; en zyn de Brieven aan den Stadhouder en de Heeren van de Ridderfchap, voor zo verre wy weeten, onbeantwoord ge- blee- C*) Zie hier boven bl. 207, VI. DEEL. V XVI. BOEK.' 1783. En doen deeze den Stad* houder, als mede de Ridderfchapter hand komen. Berigt van Alk* maar, tet beweering van dit RegS.  XVI. boek. 306 VADE RLAND SCHE bleeven. Hadt de Regeering van Alkmaar tyd begeerd om het gevorderd Berigt op het Vertoog van zyne Hoogheid in gereedheid brengen, 't hep aan tot den den derden van Wintermaand des laars mdcclxxxiv eer zy \ zelve, met eenige Bylaagen, ter Staatsvergadering inleverden. Ten zelfden tyde vertoonden zy de Qriginceh Handvest van Vrouwe Jacoba van beyeren van den Jaare mcccoxxvi, en de Acte van approbatie en confirmatie wzwphilips van botjrgondiEj van den Jaare mccccl, op welke zy zich beroepen hadden, en wier beftaan, in 't Vertoog van zyne Hoogheid, in twyffel werd getrokken, die vervolgens den Heer Raadpenhonaris en Groot Zegelbewaarder van Holland, in bewaannge gegeeven werden. In 't hot des uitgewerkten Berigts, tot wederlegging van 't gevoelen des Erfhadhouders, door R. Paludanus opgeheld, zegt de Regeering, „ Dat hun „ Ed. Groot Mogenden, overeenkomftig „ met de Aloude Handvesten, Privilegi„ en en Octroyen aan de Stad Alkmaar „ en de Burgery, zo door de Graven en „ Gravinnen van Hollandss door hun Ed. „ Groot Mogenden zelve gegeeven, zich „ te eenemaal onbezwaard zouden vinden, „ om het Verzoek van zyne Hoogheid, „ omtrent hun Stadsbefluit, als volkomen „ ongegrond en ftrydig met de Handves„ ten, Privilegiën en Octroyen van de ,, hand  HISTORIE. 307 hand te wyzen, en ook op te heffen „ het Staatsbefluit dat, hangende deraad„ pleegingen op dit huk, de Verkiezing door hun Ed. Groot Mogenden zou ,, gefchieden. Met dus eenen uitllag „ vleiden zy zich des temeer, om dat, „ aan deu eenen kant, volgens de eige„ ne verkLaring van hunEd. Groot Mo„ genden (*), de oorfpronglyke en waar„ lyke en waaragtige Conftitutie van Re„ geering der Steden van Holland en „ West-Friesland mede bragt; dat het ,, Collegie van Vroedfchappen in de Steden ,, deezer Provincie het Regt en de Bevoegd,, heid hadt, om, in plaatze van de gee„ nen, die flerven, of hunne R oorterfchap- pen verlaaten , ten hunnen believen, an,, deren te kiezen uit het midden der Bur„ gerye; en dat by deeze Collegien 'sjaar,, lyks werden gekoozen de gewoone Magi~ ,, flraaten, te weeten vier, drie of twet „ Burgemeesters, en zeven of meer Schepe,, nen, om te dienen voor één Jaar, ge- fchiedende deeze Electien , in zommigt „ Steden, abfolutelyk en in zommigen, (die „ daar toe geene Handvesten of Privile„ gien hadden,) by Nominatie van eet „ dubbel getal, waar uit dan by den Stad „ houder de verkiezing van het gewoonlyk „ getal werd gedaan Dat op dit „ Fun* C*) 't Plataat van 16. Oft. 1517. Cn»t Pit' Uatbotk I. D. bL 43. V a XVI. BOEK.  XVI. boek. 308 VA DERLANDSCHE ,, Fundament van Regeeringe de Staat dee° ,. zer Landen den tyd van yyf, zes en ze„ venhonderd Jaaren, ja zo lang de oudfte „ Monumenten verftrekten, hadt berust • ,, dat de Staat zich hier door, naast de „ hulpe van God Almagtig, in den gevaar„ lyken Oorlog tegen eenen zo magtigen „ Vyand hadt gehouden in goede Kloekmoe,, digheid en Eendragt, zodanig, dat, ge,, duurende den toenmaaligen Oorlog, nooit 3, eenig Lid van deeze Landen, anders dan „ met geweld was afgefcheurd, nooit Bur,, geryen oproerig, en nooit muitineerende „ Soldaaten in Holland en Zeeland waren „ gezien." Aan den andereu kant fielden zy zich zulk eene afkomst van zaaken voor; ,, om dat eene tegenover- gehelde Verkharing niet wel anders „ fcheen te kunnen gefchieden dan met „ byzondere en uitdruklyke vernietiging van de aloude en wettig verkreegene „ Handvesten en Privilegiën van Vrouw „ jacoba en van philips van bourgondien, welke Alkmaar es „ titulo onorofo, uit hoofde van getrouwe „ dienhen, hadt verworven; hoedanig „ eene daad hun Ed. Groot Agtbaaren „ met hducie vertrouwden, dat hun Ed. „ Groot Mogenden niet zullen toehaan, „ dat, tegen wil en dank der Stad en „ Burgery, door de Graaven en Gravin9, nen deezer Landen, te regt zou hebben „ kunnen gefchieden, en welke zy zich „ daarom eerbiedigst verzekerd hielden dat  HISTORIE. 3o? dat by hun Ed Groot Mogenden nooit in eenig bedenken zou worden gtno„ men (*)." Overee..komftig met het Befluit van hun Ed. Groot Mogenden deecien zy, uit eene overgeleverde Naamlyst, in Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxiv, eene Verkiezing van Regeeringsleden der Siad Alkmaar. Dan de Ridderfchap, als mede de Steden Delft, Brielle, Enkhuizen en Medcmblik, heten zich niet in i ot de r.,adpleegingen over deeze zaak (*). De Alkmaarjche Schmtery was, te midden van da alles, yverig bezig* om zich uit haaren vervallen haat op te beuren, en lchrkkingen tot een geregelde Wapenoefening te maaken. V\fiionderd en drie en zeventig Burgers leverden een Verzoekfchrift by de Regeering in, om gelyke en beproefde Geweeren, ten einde den Burger tot een waar Schutter te maaken in Noordhollands Hoofdltad, de eerde, die in dit Kwartier den Wapenhandel beoefende. Om den Krygsgeest op te wekken werd jan waards, Raad in de Vroedfchap en regeerend Schepen, als mede Capitein van een der Bur* (*) Zie de oorfpronglyke Stukken geheel in ée Bylaag'n tot den Post van den Neder-Rhyn No. III. bl. r en No. IV. bl. 42. Courier van Eurofa II. D. bl. 93—119 en Bylaagen bl. I. en2, Grondwettige Herftelling II D bl. 130. CJ) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 468, y'i XVI. 3 o BK. -Tfjq. DeVer- kiezi' g gefchiedt vo'^ens heiStaati- befluit. De Wapenoefening in Alkmaar aangevangen,en voortgezet.  Sio VADERLANDSCHÉ XVI. BOEK. 1783. Purmerendefchaft de Aanpryzingenaf. Heulden vordert Jiaar Regt op de Magiftraatsfcellelling, en is op den Wapenhandel ' gefteld- 1 i j ( i i 1 &0 N Nederl. Jaarb. 1783. bl. 2113. Voor 't [aar 1784 bl. 196. CD tJ Nederl. Jaarb. I783. bl. 1726. Grond*). Wettige Ilerf.etling II. D. bl. 150. CS) Tegenw. Staat VU. D. bl. 264. Grondwettige Herjlelting II. D bl. 155. Burgervaandelen, onder geleide van eet gedeelte der Schutterye, met Krygseere ter aarde befteld (*). Purmerende volgde het voetfpoor der Steden, die den Stadhouder voor zyne Aanpryzingen tot Posten, welke ter'begeevinge van de Stad honden, bedankten; eene Meerderheid van dertien tegen twee hemmen helde dit vast (f). Onder de niet hemmende Steden in Holland was Heusden de eerfte, die aanfpraak maakte op het herftel van haare Regten in de Aanhelling der Magiftraatsieden. Eenige Heeren vervoegden zich, net een Verzoekfchrift, door een aantal Burgers ondertekend, by de Regeering, :ot verkryging van de fchikking op de Magiftraatsbeftelling door Staaten van Hol'and, in den Jaare mdclxx gemaakt (§), /■an welke zy beweerden dat men veele aaren was afgeweeken, vermids de Regeerders der Stad, op eene daar mede ftrylige wyze, Benoemingen gemaakt, en uit lezelve door den Stadhouder, naar dcs:elfs welgevallen, de Magiftraatsperfboten hadden doen kiezen. Een tweeIe Verzoekfchrift,, door die zelfde Heeren  HISTORIE. 311 ren ingediend, behelsde de verklaarde begeerte'eeniger Burgeren om, op de zelf- ] de wyze als Gouda, den Wapenhandel te . mogen oefenen (*). ; Voorbeeldlyk was Gouda met alleen peweest in het gereed inwilligen van '% verzoek eeniger Burgeren tot vryheid van Wapenoefening, en het aanwyzen van eene gefchikte Plaats ten dien einde; maar óok om de geheele Schuttery tot het verrigten van den Nieuwen Wapenhandel uit te noodigen, met aanbod van onderwys, buiten kosten der Burgeren: terwyl de Regeering, met het uiterlte genoegen, die toeneemende zngt en yver befchouwende, betoonde niet ongenegen te zyn, om, tot onderheunmg daar van, en byzonder tot aankoop van de noodige Geweeren voor de Schutterye, mede te werken, twee Kisten te te laaten plaatzen, waar in het ieder zou vryftaan, tot dat oogmerk, zodanig eene gifte te brengen, „ als hy," gelyk zj zich uitdrukten, „ overeenkomftig zyne Stads- en Vaderlandsliefde oordeelde." — De vordering der Goudafche Burgeren wa; geëvenredigd aan hunnen yver; reeds ii Slachtmaand gefchiedde 'er eene openbaar< Afvuuring buiten de Stad, in tegenwoor digheid der Magihraat. De Hoofd -offi cier bedankte, uit derzelver naam, in ' oefenveld, den Krygsraad en de Burger; (*) N. Ntdcrl. Jaarb. 1783. bl. I97°-I974. V 4 XVI. 10EK. [7«3. Gouda leekt in net voortzettendes Wapenbandels boven and«' re uit. 1 t e  XVI. BOEK, Een Vrycorps te Rotterdam opgerisrr, en de Bnrgerwapenoefening herfteld. / I 312 VADERLANDS CHE De Regeering, de Krygsraad en de Burgers, hielden dien avond, in afzonderlyke Vertrekken van de St. Joris Doelen eenen maaltyd. De aan tafel zittende Burgers kreegen een bezoek van de Regeenngsleden en den Secretaris, vergezeld van hunne Bodens; eenigen van de Burgery ontvingen hun plegtig. De Hoofdoiücier hunne begroeting beantwoord hebbende, ging, onder een Vreugdegeroep, een glas op de gezondheid der Regeering rondi en wenschte deeze het welzyn en den bloei van Goudas Schuttery. De Collonels en twee Capireins van den Krygsraad lagen een dergelyk bezoek af m het vertrek der Burgeren (*). . De hevige beweegingen in het nabuung Rotterdam, op den Jaardag des Erfitadhouders voorgevallen, wekten veele Burgers en Ingezetenen op om zich by de Regeering te vervoegen met een Verzoekfchrift ter oprigting van een Bende Vry willige Schutters, ten getale van omtrent vier honderd man, op hunne eigene kosten, met oogmerk om dezelve voornaamlyk, zo niet ééniglyk, te doen dienen tot voorkoming van alle hewee|mg en onrust, die 'er onverhoopt in ie Stad zouden mogen ontftaan, en mele te helpen weeren, allen overlast, geveld, daadiykheid en ongehoorzaamheid. Die 58*? £3Nedert'Jaarh-S \$% f*1*  HISTORIE. 313 Dit Verzoekfchrift niet zonder tegenkanting toegedaan zynde (*), maakte het Vrycorps zo veel opgangs, dat, in Slachtmaand , een gedeelte van 't zelve, op de Buitenplaats van den Heer havart, de Wapenoefening verrigtte en afvuurde. De Behuurders deezer nieuwe onderneeminge hadden verzogt dat eenige Heeren uit de Wet dezelve wilde bywoonen; aan welk verlangen voldaan werd. De Regeering, by welke, uit hoofd: van de wydverfchillende inzigten op de Staatsbelangen, het herhei van der Burgeren Wapeninge niet dan met veel tegemtribbelens toeging (f), hadt, in Grasmaand, eene nieuwe fchikking op de Burgerwagt afgekondigd. Ingevolge van dezelve was de eerfte van Oogstmaand bepaald om over ahe de Burger-Compagnien der Stad, ten overhaan der Heeren van de Wet, een openbaare algemeene Wapenfchouw te doen, welke ook op dien dag gefchiedde, onder den toeloop eener groote menigte toekykeren: en dewyl veelen der Burgerye, zedert de afkondiging der nieuwe Beraaminge op de Burgerwagt, zich vrywillig in den Wapenhandel hadden geoefend beantwoordde dit bedryf, zelfs de eerfte maal, aan de verwagting (§). In (*) Rapport der Commisfie te Rotterdam bl. 05. enz. Post van den Neder-Rhyn IV. D. bl. 278. CO Rapport der Commisfie te Rotterdam bl. 57. CS) N. Nederl. Jaarb. 1783.. bl. 584- 1421. V § XVI. boek.  3H VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 1783. Hoe traaglyk het in Enkhuizen toeging. In Woerden was men mede bedagt en werkzaam om de diep vervallene BurgerCompagnien wéder in hand te brengen. Men wilde zich by de Regeering vervoegen 5 doch, het Voorhei van een Lid der Regeeringe vondt zo veel ingangs, dat men de Burgers voorkwam met eenStadsbehuit overeenkomhig met hunne begeerte. En wanneer een aantal Burgers, bemoedigd door deezenj hap der Magihraat, met een Verzoekfchrift by dezelve aanhieldt tot het koopen en afgeeven van gelyke Geweeren uit Stadskasfe, bewilligde daar in terftondt eene groote Meerderheid (*). Geheel anders droeg het zich in Enkhuizen toe. Reeds een geruimen tyd geleeden , hadden eenige Burgers hunne zugt tot een gezette oefening in den Wapenhandel aan de Regeering te kennen gegeeven , en om eene Plaats verzogt. Terwyl men met het vergunnen hier van draalde, hadden de Regenten van het oude Mannen- en Vrouwenhuis, een zaal van 't zelve, die geheel ledig ftondt, den Liefhebberen van den Wapenhandel ten gebruike vergund. Met hoe veel ongenoegen de Regeeringe dk zag bleek uit een eisch aan Regenten van dit Godshuis, om, binnen acht dagen , een fchriftlyk berigt te geeven van dg redenen waarom zy (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1439. 1582, 1974.  HISTORIE. 3i5 sy hun zulks vergund hadden , buiten kennis van Burgemeesteren ? Op welke Voorwaarden dit was toegehaan? Wie het Vuur en Licht verfchafte en betaalde ? en ,of het Wapenoefenend Gezelfchap, ten voordeele van dit Godshuis, voor 't gebruik der Zaale iets betaalde, en, zo ja, hoe veel? — De Regenten bleeven niet in gebreke om hier op te antwoorden, en, onder andere, te verhaan te geeven, „ dat het Gezelfchap geen hoop Muiters „ was; (gelyk een Lasteraar gezegd werd ,, hun te noemen;) maar, in tegendeel, „ een Gezelfchap van braave Burgers, „ (en daar onder vier van de zes Regen„ ren van het Godshuis zelve,) die het „ eene eere rekenden, zich te oefenen in „ den Wapenhandel ter befcherming (des „ noods) van Vaderland en Vryheid van „ de Privilegiën der wel eer voortreflykc ., Stad Enkhuizen en van de eerlyke en „ braave Regenten in dezelve: weshalven „ van dit Gezelfchap geen de minhe ,, fchade of overlast te wagten was." Gelyk zy ook, in geenerl.i opzigte, tot last van 't Godshuis, iets genooten hadden; en dusdanige kleinigheden van zulk een Gehicht niet behoehïen: terwyl Regenten, die eigenlyk geen Verdrag met het Wapenoefenend Gezelfchap hadden aangegaan , het ook beneden zich zouden geagt hebben , winst te doen met eene zaak van zo luttel betekenisfe als het gebruik voor weinig uurcn van eene anders ledig ftaande Zaal, tot een einde dat XVI. B O E K. 1783.  XVI. BOEK. Be?inzels van onge. noegen te Vsretkt. I 1 1 3 1 (*) N. Jtidérl. faart. 1783. bl. 211*» 51* VADERLANDSCHE dat veel eer a le aanmoediging verdiende' dan dat het door vuige hebzugt zou worden gedwarsboomd. Te meer daar zo veele Regeeringen van byzondere Steden geene Gronden ter Wapenhandel verhuurd; maar in tegendeel hunnen braave Burgeren aangeboden hadden (*). Was in Gelderland en Holland zo veel omtrent de M igiitraatsbeftellingen en de Burgerwapenmg voorgevallen, \n 't Sticht gebeurde, ten dien opzi^te, veel meer, en werden daar de grondilagen gfegd tot eene zeer groote Gebeurtenis. Klein waren de beginzels , en fcheenen geene gevolgen te zullen hebben. Een Voorhel rn de Vergadering der Vroedfchap te Utrecht om Burgemeesters te verzoeken van, in 't aanpryzen tot kleine Stadsampten, meerder agts te flaan op Perfoonen wrer Voorouders, en zy zelve, als Burgers, binnen Utrecht fchoten lot betaald hadden, vondt by de Leden gereeden ingang. Zyne Hoogheid, hier van kennis aygende, hadt deswegen eene zvvaarig. leid aan eenige Utrechtfche Heeren voorrefteld; dan deeze, uit een verkeerd vertaan fpruitende, werd door eene nadere mderrigting weggenomen, zo als hy zelte in eenen Brieve aan de Vroedfchap )etuigde, en zyn genoegen in die fchik:ing te verhaan gaf, met vermaan om, e deezer gelegenheid, op nieuws vast  HISTORIE. 517 te (tellen, dat ieder Arnptenaar zyne Bediening zelve zou bekleeden, zonder die door een ander te laaten waarneemen; in 't Hot verzoekende, dat de Leden der Vroedfchap zich verzekerd zouden houden, „ dat hy niets meer verlangde dan „ om onwederfpreekelyke blyken te kun,, nen geeven, van zyne zonderlinge ge„ negenheid voor de Stad Utrecht, „ derzelver Burgerye, en goede Ingezete„ nen, welker waare belangens hem al„ toos zeer naauw ter harte zouden gaan." Het Voorhei werd, met by voeging van het aangeraadene door zyne Hoogheid, in een Stadsbefluit veranderd, en hem deswegen kundfehap gezonden, die hy, met betoon van genoegen, beantwoordde (*). Van korten duur was deeze eenftemmigheid tusfehen den Stadhouder en de Leden der Stadsregeeringe van Utrecht. Twee Verzoekfchriften, ten zelfden tyde, op de eerhen van Oogstmaand, ingeleverd, deeden de zaak geheel van gedaante veranderen. Het een betrof een RegeeringsÜd; het ander de Aanpryzingen tot Ampten. Van beide moeten wy afzonderlyk fpreeken. In het Verzoekfchrift, ingerigt tegen den Vroedfchap ryk lof michaël van goens, beklaagden zich driehonderd en vier Perfoonen, dat de Vroedfchaps Ver gadering, tot hun leedweezen, zedert by- ns C*) N. tlidtrU Jsari. 1783, W, 489-494, XVI. BOEK» I783. Een Verzoekfchrift tegen R. M. van goens in« geleverd.  3i8 VADERLAND S CHE XVI. boek. *7*& na twee jaaren lang, by aanhoudenbeid, door hem zeer ontluisterd was geworden : naardemaal hy, in verfcheide Schriften* voorkwam de. Sehryver te zyn van het zozeer berugte Gefchrift, '/ Politiek Vertoog, over 't waare Systhema der Stad Amfterdam (*), den Geest of een Uittrekzel van 't zelve, en andere Gefchriften, waar van den Tegenfchryvers den Naam en het Character deezes Mans, zodanig vóórhelden , dat zy vermeenden, als Burgers, het niet langer te kunnen aanzien, dat aan hem, als een mede Reprefentant van het Lichaam der Stads Burgerye, Zitting in de Vroedfchaps Vergadering werd üoe- geftaan. Zy befchuldigden hem verder van een onbetaamelyk gedrag tegen twee Burgers gehouden , als mede van het ftrooyen van Liedjes langs de ftraaten der Stad, op den zevenden van Lentemaand , flrekkende om de rust te verhooren en oproer te verwekken, waar door alleen hy zich onwaardig gemaakt hadt om langer als Regent aan te blyven. Van alle die grieven hadt hy zich op geenerlei wyze gezuiverd; maar in tegendeel zich op zulk eene wyze gedraagen, dat hy, wel verre van die Waardigheid te befchermen, welke het Charakter door hem bekleed vorderde, de veragting van geOO In den loop deezes Werks hebben wy 't zelve meermaalen, en geenzinrs met lof, aangehaald: 't zelve Avordt in de bekende Brieven vm Candidüi wedeilegd.  HISTORIE. S*# geheel Nederland geworden was, en door die gedraagingen, zo niet rechtftreeks, ten minhen zydelings, genoegzaam het zegel gezet hadt op alle die hem openbaar aangewreevene Befchuldigingen, en daar door zich de plaats van Regent onwaardig gemaakt; weshalven zy verzogten, dat dien Heer voortaan de Zitting in de Vroedfchaps Vergadering mogt geweigerd en met hem over geene zaaken, de Politie van Utrecht betreffende, in onderhandelingen getreeden worden ; doch in tegendeel daar en zo het behoord, te bewerken, dat hy als Raad werd onthaagen. En, zo dit, onverhoopt, niet mogt volgen, dat hun Ed. Groot Agtbaaren, ter voldoeninge aan hunne billyke begeerte, hem voortaan van alle Commishen, 't zy ze by benoeminge begeeven werden, of ter rechtftreekfche befchikkinge des Raads honden, zouden uithuiten, envoorby gaan, op dat de Regeering van Utrecht eenmaal ontheven mogt worden van hem, die dezelve zo zeer ontluisterde. By een zeer groote Meerderheid der Utrechtfche Regeeringe bleek dit Verzoekfchrift, door zulk een aantal voornaame Burgers ingeleverd, welkom te weezen: weshalven zy een Affchrift daar van aan zyne Hoogheid zonden, begeleid door eenen Brieve, die de gedaane aanklagte dier Burgeren onderfteunde, en ophaalde de by alle weidenkenden verfoeide gedraagingen van van goens in poogingen te doen om een Burger te misleiden, ten XVI. BOEK. 1783. 't Zelve; met een onder fteun enden Brief, aan zyne Hoogheid gezonden.  320 VADERLANDSCHE XVI. BOEK. I783. ten einde denzelven tot de overtrceding van een zwaar beboetende Wet te brengen ; daar hy, ten dien tyde Schepen zynde, als Regter in die zaak moest zitten, zonder dat hy, voor zo verre deeze mislukte zaak voor den Regter was gekomen, den perfoon en hoedanigheid van Regter hadt afgelegd. Eene zaak zo klaar gebleeken dat hy dezelve openlyk in 't Gerecht hadt toegeftaan: terwyl veele andere feitlykheden, verkeerdheden en gedraagingen hem openlyk waren aangeteigd, zonder dat hy zich van die blaam hadt gezuiverd, gelyk hy, de aantygingen onwaar zynde, overlange hadt kunnen doen. Zy konden niet ontveinzen, dat het vertrouwen, 't geen zy in zyne Hoogheid helden hun, tot hier toe, hadt wederhouden om eenen hap te doen, waar toe het Verzoekfchrift dier Burgeren was ingerigt. Steeds hadden zy zich ook gevleid, dat die Heer, op deeze of geene wyze, hunne Vergadering zou verhaten; voor al daar zy van zyne Eigenliefde verwagtten, dat het hem, aan wien de zo groote veragting en verguizing zyner Medeburgeren niet onbekend kon zyn, volftrekt onmogelyk zou geweest hebben, langer te Utrecht te verblyven. Dewyl het nu fcheen, dat de uitkomst aan deeze hunne verwagting niet zou beantwoorden oordeelden zy 't aan zich zeiven verfchuldigd, zyne Hoogheid te verzoeken in overweeging te neemen, hoe aherongenaamst het ware voor Utrechts Re-  HISTORIE. 321 kegenten in hunne zo aanzienlyke Vergadering te moeten zitten en te raadpleegen i met een Perfoon, wien zelfs de geringfte • Burger veragtte , en die van overlange Uit alle Gezelfchappen daar ter Stede was uitgehooten. Waarom zy zyne Hoogheid verzogten den Heer van goens, tegen den twaalfden van Wynmaand, in het doen aanblyven der Raadert, voorby te gaan. Hoe weinig dit Verzoekfchrift, op die wyze onderheund, den Stadhouder finaakte bleek uit diens Antwoord. „ Nimmer" fchreef hy, „ zouden wy het van ons hebben kunnen verkrygen aan een der, gelyk verzoek, zonder behoorelyke verH deediging van den aangeklaagden te del, fereeren; daar wy, naa dat de Heer van goens van verfcheide voor zyne H Eer nadeelige zaaken , zonder eenig vol, doenend bewys, werd bejchuldigd, endaar op zyn ontflag uit de Regeering ge- eischt, hem niet konden discontuniee• • ren, zonder hem alvoorens gelegenheid te geeven om zich te exculpeeren: en ■] dat zulks, eene Materie Zynde van Ju■„ fiitie, niet door eene Politieke Dispofii, tie van ons kon worden afgedaan, zon" der hem eene verregaande ongeregtig- heid aan te doen. Het is daarom dat WY geoordeeld hadden, byprovifte, geen \y antwoord te geeven; dan de Heer van goens, vernceniende dat de Meer£ derheid van UE. hadt kunnen goedis vinden , om het Verzoekfchrift tegen VI. deel. X „ zyn xvi. 5 o ek. [783. Antwoordtvan zyn Hoogheid, kennis geevendedat van GOENS zynAmpt hadt nedergelegd.  322 VADERLANDSCHE XVI. boek. I783. ( | 4 t i z * ê ,, zyn Perfoon ingerigt te appuyeeren, „ heeft geoordeeld niet langer met ge„ noegen.in eene Regeering te kunnen zit„ ten, waar door hy op zodanig eene wyze „ is behandeld, en heeft ons verzogt zy„ ne plaats, als Raad der Stad Utrecht, „ te mogen nederleggen, en dat wy hem ,, zyne demishe in die Qualiteit wilden „ verkenen. Wy hebben gemeend dit „ verzoek te moeten accordeeren, en „ kunnen niet afzyn aan UE. te refcri„ beeren, dat wy, alleen in aanmerking i, van het voorfchreeve Verzoek, den Heer „ van goens zyne Demisfie, als Raad „ van uwe Stad, hebben verleend, endaar „ by te voegen, dat wy oordeelen geen i* regard te moeten haan op accufatien ,, en inhmulatien, tegen wien zy ook zyn mogen, tot dat aan ons beweezen is, , dat de befchuldigde Perfoon waarlyk , fchuldig is aan 't geen hem ten laste , word gelegd." Veelen oordeel¬ len dit voorgenomen uithel van Antwoorlen, zeer onvoeglyk, en dat de Brief Ier Vroedfchap eene beweezene Befchulliging behelsde, in het gansch niet onduiser aangeduidde geval met eenen Bur;er (*)• Juist (*) Burgemeesters en Regeerders van Utrecht agen bet zo in, waarom zy, in eenen [irieve an 6. Oct. 1783, den Stadhouder fchreeven , dat Mr. R. M. van goens, in den jaare I78r Schepen zynde, geene zwaariüheid gemaakt^adt, om in hetbyzyn,i Cn ten ainhooren n Yin  HISTORIE. 3*3 Juist op dien tyd, dat het Wederfchryven van zyne Hoogheid, zo weinig ge- i fchikt om Utrechts Burgery en der Meer- derheid haarer Regeeringe genoegen te i geeven, kon aangekomen zyn, zondt van goens aan den Voorzittenden Burge- { meester een Brief, met verzoek; om, in- s gevolge der aanfehryvinge van den Erfhadhouder, den Raad teberigten, dat hy zich, van nu af aan, onthaagen hieldt als; Raad van Utrecht met alles wat daar aan vast was. Het gefchiedde, en werd hy van Post en Eed als Raad onthaagen , door de Vroedfchap, die deswegen een kort berigt aan den Stadhouder zondt, met kennisgeeving van de ontvangst des Briefs het toehaan des Verzoeks van den Heer van goens behelzende. Schoon nieC „ van allen, die toen in het Geiegt tegenwoor„ dig waren, openlyk te avoueeren en te detailg leeren de linkfche wyze op welke hy getragt '„ hadt een Burger, Boekverkooper zynde , in „ de grootde ongelegenheid te brengen , door „te gelyk de rol van Verleider, Verklikker, „ Amklaager en Regter te fpeelen: eene daad, ,', welke de Regeering zo fchandelyk, en door „ deszelfs kenbaarheid, zo zeer boven allen Reg-» „ terlyk onderzoek en bewys gefteld hadt geagt,. „ dat zy geoordeeld hadden dezelve , zonder. „ zwaarigheid onder 't oog van den Stadhouder „ te kunnen brenpen, gelyk zy dan ook van dit, ^fait gebruik gemaakt hadden tot Appuy van „ het Request, hunner Burgeren." . Zie deezen Brief in de Utrechtfche Courant 1783. No« X 2 XVI; o e k« 783Va» ;oens , ntflaa«' ;en.  XVL BOEK. Een tweede Verzoek fchrift, vorderen de de on afhanglykheidder Regeeringevan de Aanpryzingendes Stadhouders. $04 VADERLANDSCHB niet naar wensch hadden zy, met veele Burgers hunnen wil (*). Het andere Verzoekfchrift, door een gelyk getal Burgeren getekend, betrof eene zaak van verder uitzigt en grooter naaileep. Zy beriepen zich op de onlangs gedaane betuiging der bereidvaar. digheid van zyne Hoogheid om Utrechts Stad en Burgery, de onwederfpeekelyke blyken van zyne zonderlinge toegenegenheid te fchenken (f); eene betuiging die zy als te duidelyk nedergeheld aanmerkten om dezelve voor eene bloote Pligtpleeging te kunnen befchouwen; weshalven zy dan ook, buiten het Regt, 't welk zy daarenboven hier toe hadden, van zyne Hoogheid, mogten vorderen, dat de Magiftraat hunner Stad by deszelfs Regten en Privilegiën wierd bewaard: waar toe, in de eerfte plaats, behoorde, de beftelling in het jaarlyks beleid van de Regeering hunner Stad. Hier mede ftrydig hadt hunne Stad, zints lang, niet genooten het maaken eener vrye Benoeming van Burgemeesteren en Schepenen, noch d" vrye Begeeving van de verdere StadsCommishen; maar de Magihraat, in tegendeel zich gedrongen gezien vóóraf te moeten verneemen, wien het de Stadhouder goeddagt, dat op de Benoeming van Burgemeesteren zou geheld worden, en voorts (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. W. 1603—l6l2. Cote rier van Europa. I. ü. bl. 15. 69—72, , CO Zie hier boven, bl. 3ió.  HISTORIE. 325 voorts het geheele beleid der Regeeringe te moeten fchikken naar en overeenkomhig met die Aanpryzing, welke zyne Hoogheid kon goedvinden daar by over alle Regeerings Commishen te doen. Dat, hoe zeer het, aan de eene zyde, billyk was dat de Stadhouder genot hadt van de Regten, hem zonder krenking der Privilegiën opgedraagen, het egter niet min billyk en behoorelyk was, dat de Magihraat, als de Plaatsbekleeders van de Burgery en Inwoonders, en als Bewaarders van derzelver Regten, ook genot trokken van het Regt aan dezelve in die hoedanigheid toekomende; waar toe vooral behoorde het maaken eener vrye Benoeming van Burgemeesteren en Schepenen, zo Wel als de vrye Begeeving van andere Stads-Commishen, zonder daar. in van eenige Aanbevelingen afhangelyk te zyn: weshalven zy ook verzogten, dat de Regeering, dit zo onwederfpreekelyk Regl der Stad en Burgerye zou handhaaven. en mitsdien, in de beftelling der Commishen voor de Regeering, tegen den twaalfden van Wynmaand deezes Jaars, en ver volgens alle jaaren, te handelen overeenkomftig met de Regten aan hunne Stac toebehoorenden en dat niet alleen in hei opdraagen der genoemde Stads-Commis hen; maar even zeer in het benoemei van Perfoonen tot het waarneemen var alle Generaliteits en andere drie of zes jaarige Commishen, D.ykgraaf- en Heem raadfchappen, als mede in het aanftellet X 3 vai XVI: BOEK.' I783- l \ \  32$ VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 1783. Gunftig ]sy de Meerderheid ontvangen , en daar ■ overeenkom (lig ( mede be- ' fiooten. i < Kcnni,?geeving ] ian den Stadhou- ' éer, en 5 van Raaden, Procureur Generaal en Griffier van den Hove, en voorts in de begeeving van eenige Bedieningen, hoe ook genaamd: welk laatfte zy vertrouwden te mogen verzoeken, overeenkomftig met die Regeerings Adminiftratien, welke aan de Leden ter Vergadering van Staaten gezonden als Leden'van de Vroedfchap waren aanbetrouwd. Zy eindigden hun Verzoek met de opregthe en gèvoeligfte verzekering van hunne volkomene bereidvaardigheid om hunne wettige Magihraat houw en getrouw te zyn, en allen geweld tegen dezelve, of ook tegen de goede Burgery en Ingezetenen hunner Stad, of tegen de Voorregten en Privilegiën van dezelve ondernomen, met goed 211 bloed te zullen 'helpen afweeren. Gereeden ingang vondt dit Verzoek by de Meerderheid der Utrechljche Vroedschap, welke befloot aan 't zelve geheel te voldoen. Op den ingeleverden Voorlag van één der Leden, dat men vóóraf :en vasten Regel moest bepaalen naar velken vervolgens de Commishen en impten, door de Vroedfchap zouden begeeven worden, ontwierp men ten dien zelfden dage daar toe een Plan, en heloot tot eéne befchryving der volle Vroedchap om des nader te raadpleegen. In leeze Vergadering werd zulks: bepaald. Eene Bezending van vier Leden der legèeringé,. njet den oudhen Secretaris, ertrok na 'j Gravenhaage om van dit tadsbefluit zyne Hoogheid, by monde en ge-  HISTORIE. 3*7 gefchrifte, kenr.is te geeven. Burgemeester van beek het woord gevoerd en den Brief aan den Prins ter hand geheld hebbende, antwoordde deeze, „ dat hy „ de Boodfchap, welke zy Heeren aan hem „ bragten, niet wel begreep: dewyl hy nooit „ om het geeven van Recommandatien hadt „ gevraagd, noch immer eenige Recom„ mandatie tot de Nominatie van het Con„ fulaat, of andere Commishen hadt ge„ geeven, dan op voorafgaand verzoek „ van de Vroedfchap, gelyk zulks ook „ gefchied was in het geval der Heeren, „ die aan hem deezen Brief kwamen over„ handigen, en ook van hunnen Secreta„ ris." —- Verder vóórhellende, „ of de „ Vroedfchap dan nu voortaan zou op„ houden met het vraagcn der Recom„ mandaden?" De Heer van beek verklaarde, „ dat dit vraagen, volgens „ het Vroedfchaps Behuit, zou ophou„ den." Zyne Hoogheid gaf daar op te verhaan, „ als dan te verwagten, dat „ de Vroedfchap zodanige fchikkingen „ zou maaken, als regt en billyk waren, „ en dus geen andere Perfoonen op de „ Nominatie brengen, dan die elegibel wa„ ren: dewyl aan hem de Electie uit de „ Nominatie competeerde; verder ver„ wagtende, dat hy by zyne Regten zou „ worden geconferveerd." Waar op de Gelastigdèn betuigden, „ dat zulks de be„ doeling van de Vroedfchap was en „ altoos was geweest." Zyne Hoogheid, in 't begrip gekomen, X 4 dat XVI. BOEK. Onderhoud met hem. Brief vat? zyne  XVI. pO EK. 17^3Hooghekover dat Onderhoud, ' * 5 5 t 9 f 3*5 VA DERLAND SCHB dat zyn gegeeven Antwoord niet wel begreepen, of gebrekkig overgebragt moest weezen, vaardigde een Brief aan de Utrecht/che Vroedfchap af, waar in hy zyn Antwoord aan de Afgevaardigden in deezer voege opgaf; „ dat hy nimmer, als „ een Regt gepretendeerd hadt, dat aan „ zyne Recommandatien tot Ampten of „ Commishen, te hunner dispohtie haan„ de, wierd gedefereerd, en dat aan die „ Heeren, zo wel als de andere Leden „ bekend was, dat hy nooit, uit eigene „ beweeging, maar altoos op verzoek, „ Recommandatie Brieven verleend hadt, „ en welk verzoek hy altoos, als een „ blyk van Vriendfchap, hadt geconhde„ reerd: dan dat hy, óp 't ernhigst ver„ langde dat hun Edelen zich hiptelyk zouden houden aan het Voorfchrift i, van het Reglement van den Jaare „ mdclxxiv, 't welk in den Jaare , mdccxlvii, door alle de Staatsle, den aangenomen en bezwooren was, ,, en op den voet van 't welke hy het , Stadhouderfchap hadt aanvaard, en dat ;, derhalven, op de Nominatien tot Bur, gerheesteren én Schepenen van de Stad , Utrecht geene andere dan eligibele Per, fooneh zouden gebragt worden; op dat , door het nomjneeren van niet eligibe> le Perfoonen geen atteinte mogt worden , toegebragt aanhet Regt yan vrye Electie , hem wettiglyk competeerende." By dit :hriftlyk herhaalen voegde zyne Hoogeid, tot nader verhand zyner meenin- ge>  HISTORIE. 329 ge, „ vast gerefolveerd te zyn om de j, tegenwoordige Conhitutie te mainti„ neeren, en niet te dulden, dat op de „ wettige Regten aan het Stadhouderfchap verknogt, eenige inbreuk gedaan wierde." Een fchryven dat niet onbeantwoord bleef. De Vroedfchap helde een Affchrift van 't Verflag der Afgevaardigden aan zyne Hoogheid ter hand, met verzekering, dat alle de Heeren éénpaarig zulks voor het bekomene Antwoord van zyne Hoogheid hielden; daar het ook in 't weezen der zaake overeen kwam met het nader en wat uitgebreider Antwoord in den Brief. Voorts by herhaaling verzekerende geen ander oogmerk te hebben dan om de Regten van zyne Hoogheid, als Stadhouder in Utrecht, te bewaaren. Anders dagt hier over een Lid dei Utrechtfche Vroedfchappe de Heer carel, balthazar wieling, thans We- gens Utrecht zitting hebbende in de Algemeene Staaten, die, uitgenoodigd tol het bywoonen der Vroedfchaps Vergadering, waar men de laathe hand zou leggen aan het zo veel gerugtsmaakend Stadsbehuit, in eenen Brief, niet onduidelyk te verhaan gaf, hoe hy dien hap wraakte, als hrekkende tot merkelyk nadeel der Stadhouderen , en ftrydig mei het oude Gebruik; waarom hy dien vooi rekening liet der Leden , die daar toe behooten, 't aan zich behoudende om zyne gedagten daar over in de Vroedfèhapj X 5 Aan- XVL ü O e k. I70> Tegenverklaaring van wieling en jonc- heers,  S3o VADERLANDSCHE XVI. boek. Verzoekfchriftvan een aantal Burgeren omtrent den Heer WIELING. Aantekeningen te doen hoeken. Deeze Aantekening als mede die van den Heer de joncheere, volgden welhaast; waar op de Meerderheid, als mede op den Brief, met klem antwoordde. Een aantal van niet minder dan veertien honderd veertien Utrechtfche Burgers, die de Aantekening van den Heer wieling zo uitgebreid als hoonende oordeelden, vervoegden zich met een Verzoekfchrift by de Regeering, klaagende, dat die Heer hunne vorderingen, omtrent het niet vraagen der Aanpryzingen, hieldt voor onbevoegd, en aanmerkte, als zaaken met welken zy niet te doen hadden, en als nieuwigheden, hun affchilderende als misleide en verbysterde Medeburgers, vergiftigd door de finisterlyke en fophistifche droggronden van een woelzieken Engelschman, (den Heer kicharb prjcb) en als niet weetende waar in de Subordinatie, naar het begrip onzer Voorouderen , zou beftaan-: terwyl hy de handelingen van hun Ed. Groot Agtb. als informeel en niet overeenkomende met het hut en waar belang van Stad en Burgery afmaalde. Deeze Voordragt en Aantekening van den Heer wieling erkenden zy niet anders te kunnen befchouwen, dan als zeer gevaarlyk, en van verren uitzigte, ingerigt om de regtmaatige poogingen der Burgerye en de wettige Behuiten van hun Ed. Groot Agtb. 8 tot herhei yan het Regt der Regeeringe , te veradelen. Waarom zy de vryheid namen  HISTORIE. S3l men om, by herhaaling, aan te dringen co het doen doorgaan en ftaande houden des Stadsbeüuits , en tefens te vcrzoeken, dat de Heer wieling, de Burgery en hun Ed. Groot Agtb. door zyne Aantekening op eene verregaande wyze beledigd hebbende , mogt genoodzaakt worden, zulks op eene voldoende wyze te beteren, en dat hy, by weigering hier van, in de op handen zynde Verandering van Regeering, immers by provihe, in alle Commishen als mede in die vanhetConfulaat, werd voorbygegaan, tot tyd en wyle deeze Beledigingen genoeg zouden zyn weggenomen (*). Van dit Verzoek der Burgeren deedt men kundfchap aan den Heer wieling, die, by eenen Brieve, de Vroedfchap aan was om de Verzoekers uit hunne dwaalende opvatting te brengen. De Vroedfchap gaf den Burgeren te verftaan het 1 ge- (*) Op den kant van het oorfpronglyk Adres ftondt aangetekend eene berekening van hst groot verfchil tusfehen het aantal der Ondertekcnaare.i van het onlangs ingeleverde Adres ter affchaffinge van de Aanpryzingen , als mede van het Rcquest van den Jaare mdclxxiii, waar uit blykt, dat het getal der Ondertekenaaren van het tegenwoordige Adres iióo meer bedraagt dan het aantal der Ondertekenaaren van het laatst voorgaande, te weten 314, en 1356 meer dan het getal der Tekenaaren van het Request des Jaars mcclxxiii , 't welk maar 58 bedroeg. Men zie over dit laatfte Request de Nederdaitfche Nnavolging van cerister Tafereel der Algemeene Gefchiedenisfen der Vereenigde Nederlanden. VII. D. bl. 474. en de daar aan getoogene Schryvers. XVI. B O E II. I783- Het Be,fluit daar op.  XVI. BOEK. Nieuw Gefchil met zyne Hoogheid,over't weglaatenvaneen gedeeltedesEeds. < I i i < 332 VADERLANDSCHE gevraagde omtrent den Heer wieling' een ftuk van zo veel belangs te rekenen* dat zy 't zelve, daar hy ook hunne tusichenlpraak verzogt hadt, oordeelden in overweeging te moeten houden. Eerlang gaven zy hun te kennen, dat zy, uit hoofde der in alles doorflaande'loflyke en gemaatigde gevoelens van Utrechts Bnrgery en Ingezetenen, zich verzekerd hielden, dat zy met een waar betrouwen op het goede oogmerk en doorzigt van hun Ed. Groot Agtb. gaarne, zouden berusten m zodanige behuiten als hun Ed. Groot Agtb. dien aangaande volgens het Regt, vloeiende uit de Conhitutie en Forme der Regeeringe, in gemoede zouden oordeelen te moeten neemen. (*). De fchikking door de Regeering, by het affchaffen der Aanpryzingen gemaakt, om ieder Regent van zelve, op zyne beurt, naar den rang des tyds zyner Regeeringe, te verzekeren van benoemd te zullen worden tot en het verkrygen van zodanige Commishen, als hem uit dien hoofde, naar redelykheid, toekwamen, deedt een gedeelte des Eeds, by het lanftellen van nieuwe of het aanblyven ran oude Raaden, volftrekt overtollig en mbeftaanbaar worden. Van het agterweie laaten deezes deels van den Eed, verwittigden zy zyne Hoogheid, op dat hy len Hoofd-Officier , by de aanhaande Beëdiging, des zou onderrigten. De Stad- hou-, C*ï N Nederl. Jaarh, 1783. bl. 1600, 1004. wier van. Europa I. D. bl. 75-93.  HISTORIE. 333 houder, die noch deeze Verandering, noch den grond op welken dezelve iteun- 3 de, goedkeurde, wilde den Hoofd-Officier . toelaaten Provifioneel dat gedeelte des : Eeds niet af te neemen. Hier op kreeg hy ten befcheid, dat de Vroedfchap de Bedenkingen van zyne Hoogheid op dit huk niet gevraagd; maar hem alleen berigt gegeeven hadt van eene louter Huishoudelyke Inrigting, die geheel te haarer befchikkinge ftondt. Wanneer de Stadhouder daar op, by het overzenden van de Lyst der Vroedfchappen, die hy goed vondt voor den aanhaanden Jaare te doen aanblyven, fchreef voor dit maal, den Hoofd - Officier toe te laaten het gedeelte van den Eed, 't geen de Raad 'er uit wilde geligt hebben, niet af te vorderen, deeden de meesten den Eed, overeenkomhig met het vastgeftelde by de gemaakte fchikking in den Raad, en zonder te treeden in het gefielde van den Stadhouder omtrent deezen Eed: eenigen, overeenkomhig met dit aanfchryven, alleen voor dit Jaar: en één, zonder 'er iets by te voegen, verklaarde dien af te leggen, zo als dezelve by 't Raadsbelluit was vastgefteld (*). Eer dit Jaar ten einde liep deedt de aanhelling van een Lid der Vroedfchap tot Secretaris, eene Vroedfchapsplaats openvallen. Tot nog hadt de Stadhouder over dusdanige tusfchentyds ontruimde C*) N, Nedert. Jaarb. 1783. bl. 2000. Co»rltr van Europa I. D. 93. 94, XVI, i O EK. Verzosfc- fc^rifteeniger Burgeren , dat een tusfchentyds w-  334 VADERLANDSCHE XVI BOEK penge- vallen Vroed- fchaps. plaats door de Regee- ring zei ve, moe vervuld' worden. Antwoordvan zyne Hoostheic op dit hem medegedeeltVerzoekfètoft. de Vroedfchapsplaatzen behelling gedaan, Dan een aantal van zevenhonderd en vyf en twintig Burgers lieten aan den Voorzittenden Burgemeester een Verzoekfchrift overleveren, om ter Vroedlchaps Vergaderinge ingebragt te worden. In 't zelve beweerden zy, dat alle binnentyds openvallende plaatzen in den Raad ter begeevinge honden van hun Ed. Groot Agtb. als vertegenwoordigende de Gemeene t Gilden en Burgery der Stad, en geenzins behoorden aan zyne Hoogheid als Erfftadhouder, aan wien zodanig een Regt, noch by het Regeerings Reglement, noch op eenige wyze, was afgehaan en opgedraagen. Zy verzogten deswegen, dat de Regeering die Aanhelling zou doen, en, zo het onverhoopt mogt gebeuren, dat zyne Hoogheid, over die plaats befchikking maakte, de benoemde Perfoon, noch tot het doen van den Eed, mogt toegelaaten, noch Zitting in den Raad vergund worden. Terwyl dit Verzoekfchrift by de Utrechtfche Regeering in overweegiug genomen werd, was het ook door dezelve aan zyne Hoogheid gezonden, die zyne verwondering en bevreemding over 't zelve te verhaan gaf, enteffens hoe hy, in vertrouwen, dat de Regeering van Utrecht niet vergeeten zou zyn op welken voet zyn Heer Vader, de aangebodene Stadhouderlyke Waardigheid over Utrecht aanvaard hadt, en dat vervolgens die Waardigheid Erhyk op hem was neder- S6-  HISTORIE 335 gedaald, met dezelfde voorregterl, binnen korte dagen, volgens de onafgebrooke Ufantie, zedert het Reglement des Jaars mdclxxiv, kennis zou geeven van de opengevallene Raadsplaats; ten einde hy daar over befchikte, zo als hy, overeenkomhig met de Conhitutie en Orde van Regeering, zou oordeelen te behooren. 't Verzoekfchrift werd by lange na in Utrechts Vroedfchap niet met het zelfde oog ingezien, en de Brief des Stadhouders zeer verfchihend beoordeeld. Dan eene Meerderheid van zes en twintig tegen twaalf hemmen, was voor het voldoen van de begeerte der Burgeren, in het tegenwoordige geval niet alleen; maar ook om vervolgens over alle tusfehen de tyden der gewoone Regeeringsverandering openvallende Raadsplaatzen, zelve te befchikken. Men liet van dit Stadsbehuit den Stadhouder de weete toekomen in eenen Brieve , teffens dienende ter beantwoording des laatst ontvangenen van zyne Hoogheid. Zy fchreeven „ overtuigend bevonden te hebben, dat „ in het Regeerings Reglement niet „ befchikt was over de begeeving der „ tusfehentyds openvallende Raadsplaat- zen, en dat, dienvolgens het Regt „ om dezelve te begeeven, in den boe,, zem der Burgerye was blyven berus„ ten, en alzo door de Vroedfchap, als „ dezelve vertoonende, moest worden „ uitgeoefend, in dier voege als zulks, „ ten XVI. boek. I783. DeMeetf ierheid [temt he£ Verzoek* rchrift toe; en fchryft den Stadhouder.  XVI. BOEK. 1783. 33$ VADERLAND SCHÉ „ ten tyde der invóeringe van dat Re» „ glement aan de Vroedfchap ftondt, en door dezelve was gefchied: gelyk ook uk den inhoud van den Eed, ten tyde der „ invóeringe van dat Reglement vastge,, held, en door de Raaden gedaan, bleek, „ dat die begeeving aan de Vroedfchap was gelaaten." Zy merkten wy- ders op, dat dit Regt van begeeving door de Vroedfchap aan de Heeren Stadhouderen nooit formeel was overgegeeven, of in dier voege ooit, zonder toehemming der Burgerye, hadt kunnen overgegeeveil worden: Een langduurig Gebruik kon hier niets afdoen. Wel wilden zy bekennen, met deezen ronden voordragt van hun gevoelen niet te veronderhellen, dat zyne Hoogheid, door de gedaane begeeving der tusfchentyds openvallende Raadsplaatzen, een oogmerk gëhad hadt om aan het Regt van Utrechts Burgery eenig nadeel toe te brengen j maar te vertrouwen dat hy, ter goeder trouwe, in het denkbeeld van dat Regt gehaan hadt, en door 't behendig Gebruik in het dwaalend denkbeeld gebragt was, dat het hem met de daad, volgens het Regeerings Reglement, toekwam. Zy zelve hadden dus lang in dat dwaalend begrip verkeerd; doch waren thans • van het tegendeel overtuigd. (*), Öf (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 203--223.  HISTORIE. 337 Op het voorhei van den Heer C. J. Smissaart ter Utrechtfche Vroedfcliaps Vergaderinge, om al zulke' Bedieningen, tot welken de alleen vastgeftelde Godsdienst geen noodwendig vereischte was, en die op de Staats- of Stadsregeering geene regtftreekfche betrekking hadden , vervolgens ook voqr Leden van andere Gezindheden, gebooren Burgers, cf eenige jaaren gezeten Inwoonders, verkrygbaar te hellen, werd ten aanzienc van verfcheidene Bedieningen, een toeftemmend Behuit genomen; en ten opzigte van eenige in overweeging gehouden ( * ). Zodanig een Behuit baarde by veelen ongenoegen: zulks duidende ais een veragting en vernedering van den heerfchenden Godsdienst: ja men hrooide het zo ongegrond als dwaas en ongerymd gerust, dat de Roomschgezinden twee Kerken der Gereformeerden voor zieh zouden begeeren (t)- Niet min dan elders in de Ver-eenigde Gewesten hoeg Utrecht de hand aan den Wapenhandel. Een der Burgerbenden ging alle de andere hier in voor. Ruim zes honderd Burgers verzogten by de Regeering, het oprigten van eene geregelde Schuttery, en leverden een Plan ovei het ontwerp van dit hcrftel behelzende, Dit verzoek, dit Plan, droeg, naa verzogt en ineebragt berigt van Collonel er 6 " Hoofd (*) N. Nederl. Jaarb. 178?. Bl. 2003. 2126. (*) Post van den Ne ler-Rfon V. D. bl. 535. VI. DEEL. Y XVI. BOEK. Eenige Bedienin' gen ver- krvgbaar gefteld voor Burgers van allerlei Gezindheden. DeScimtt tery in Utrecht herfteld, en in den Wapenhandelgeoefend,  XVI. BO E K. t/83. 333 VADERLANDSCHE Hoofdmannen, de toeftemming der Regeering weg, en floeg dezelve geen agt op een Tegenverzoekfchrift, door vier en dertig Perfoonen getekend, die zich ft Uk Burgers noemden, zeer te vrede met de befchikking der zaaken , waar mede zy zich niet bemoeiden, en althan? aan hunne Regeerders geene nieuwe Plans Wilden voorfchryven: een klein aantal, waar van nog de meesten betoonden berouw van hunne Tekening, of betuigden dezelve niet gedaan, te hebben. Weiüaast was een deel der Schutterye verre genoeg gevorderd om in 't openbaar de Wapenoefening te verrigten, en 't oog der Voorhanderen van dit Burgerkrygsbedryf van der capellen tot de ïoll eil va n pallandt tot zuit- hem, daar op te onthaalen. De Regeering hieldt drukke raadpleegingen tot het vormen van een gefchikt Plan om de Schuttery uit den vervallen ftaat weder op te regten, en beraamde eene fchikking op den Burger-Krygsraad. Tot het bevorderen eener fpoedige gelyke Wapening werden de Leden van den Krygsraad Verzogt en gemagtigd . eene Infchryving te openen, by welke ieder Liefhebber des Vaderlands gelegenheid gegeeven werd om voor zo veel Gelds , of voor zo veel huks Wapenen, in te tekenen als hy zou goedvinden: ook ftondt op 't Stadhuis een gehoote Kist ter inzamelinge van 3e gaven der geenen, die liever eene onbekende gifte, ten dien einde, wilden uit- ftor-  HISTORIE. 33* Horten. Een nieuw Reglement omtrent de Schuttery en Schutterswagten, nevens een Lastbrief voor den Rentmeester der Kasfe van den Burger-Krygsraad, werd in gereedheid gebragt en afgekondigd. Men verzuimde niets 't geen ftrekken kon om de Wapenhandelende Burgery onverhinderd te laaten optrekken, en de Wapenen, in 't openbaar, te doen oefenen (*). By het herhei der Schutterye liet de aangevuurde zugt ten Wapenhandel in Utrechts muuren het niet berusten. Eenigen by uithck daar door gedreevene Schutters kwamen in de Wecskerk by een, om vaardigheid in 't behandelen des Geweers te krygen: by deezen vervoegden zich veele Wagt- en Tochtvryen. Hier uit ontltond een Genootfehap of Vrycorps, onder de Zinfpreuk Pro Patria & Libertate, in Lentemaand door de Vroedfchap goedgekeurd, 't Zelve zou behaan uit een bepaald aantal Schutters, uit alle de Compagnien, zonder onderfcheid, en uit Wagtvryen; een Opperbevelhebber, met het noodige getal Officieren, zon dit Vrycorps behuuren, en 't zelve in de vier Zomermaanden alle weeken, en voorts maandlyks Wapenoefening houden, de Wagtvrye Leden des Genootfchaps, zouden zich vrywiliig verbinden om, by onverhoopten algemeenen nood, uitgezon dercl (t) A7. Nederl Jaarb. 1783. bl. lig. 283. AÜg 584- HÖ2 .1198. Y a XVI. BOEK. I783. 't VrycorpsProPatria & Libertate aldaai op» gerigt.  346 VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 1783. Openbaa' re Wapenhandel van 't zelve. Gedenkpenningdiens Genootfchaps. derd Brand, zich by die Compagnien t« begeeven, onder welke zy woonagtig waren. Men beraamde een eenvormige Kleeding voor Officieren, Grenadiers en Gemeenen, en nam twee Vaandels aan het een Wit het ander Rood van grond, haande Op de kleuren van Stadswapen. Het een hadt de acht Vaandels van de BurgerCompagnien veréénigd in een Schild verbeeldende het Wapen der Stad, met een Lauwerkrans omvlogten, voerende de Zinfpreuk des Genootfchaps, zinfpeelende die vereeniging der Stadsvaandelen op het oogmerk van 't Genootfehap, om met alle de Compagnien, zonder onderfcheid, ten beste der Stad, te werk te gaan: het andere Vaandel voerde een Arm met een Olyftak en agter denzelven een zwaard in de vuist, met het byfehrift Ai ütrumqüe paratus. Het zo zogenaamde Bisfchops Hof diende, in denaanvange, dit Genootfehap ter plaatze des Wapenhandels; doch het ruime Vcldplein 't Starrebosch, ten dien einde van de Regeering verzogt, werd ge• reedlyk vergund, en in Zomermaand met ontrolde Vaandels, onder een fraay Veldmuzyk en Trommelflag, betrokken. Eerlang noodigde het Genootfehap Jonkheer VAN DEll CAPELLEN TOT DE POLL om de Wapenoefeningen te dier plaatze te komen zien: die dezelve by woonde, en van wegen het Genootfehap befchonken werd met een Gouden Gedenkpenning, ter gedagtenisfe van de Oprigting des Genoot-  HISTORIE. 34* aootfchaps vervaardigd, en juist dien eigen dag in gereedheid gekomen (*). Dit Starrebosch, waar, van tyd tot tyd, onder den toevloed eener groote menigte Aanfchouweren, het Genootfehap en de Stads Schuttery, den openlyken Wapenhandel voortzetten , ftrekte tweemaal tot een tooneel van balddaadigheid en moedwil. De Rotter damfche Hoogleeraar Petrus Hofstede, alom bekend als geen Voorftander der Burgerwapenoefeninge, vervoegt zich te dier plaatze. Zyne tegenwoordigheid was haatlyk in 't oog van een der omhanderen, die hem kende, en met luider hemme hem verwyten deedt, zo zommigen willen, daar toe bewoogen doordien de Hoogleeraar zich tegen de Wapenoefening uitliet. Een ander voegt hem harde woorden toe, welhaast van klappen en ftooten gevolgd On, (*") Op deeee Gedenkpenning ziet men aan de e.ene zyde het Stads Wapen, en om 't zelve kruiswyze de Vaandels der acht Burger-Compagnien. Om het Stads Wapen ftaat dc Spreuk des Genootfehap Pro Patria & Libertate (Voor Vaderland tn Vryheid^) onder het Wapen Incipe Mars'. Patria felecia fata reduce 1 CBegin 6 Mars! en breng de gelukkige tyden aan het Vaderland weder '. ) Aan de andere zyde vertoont zich een ontbloote Arm uit de Wolken houdende een Zwaard en eer Qlyftak in de hand. Boven denzelven leest men Adutrumque paratus (_Tot beide gereed~)\ ondei aan Brachii fortitudo folide pacis custos. (De Dapperheid des Arms is de bewaarfter Tan bejlendigei Vrede.) Y 3 XVI. boek. 1783. Mishandelingvan P. Hofstede.  342 VADERL ANDSCHE XVI. boek. 1783. Van H. /am £e. i < Onder het vlugten wordt hy getrapt, gelchopt , en hem de Kleederen van 't lyf gefcheurd. Een Schuilplaats in een jPannenfchuur moest hy welhaast verlaaten: te vergeefsch riep hy de hulp van een Onderfchout en Geregtsdienaar, die, bevreesd voor de bedreiging van eerst vermoord te zullen worden, den Hoogleeraar aan 't aanhoudend mishandelend geweld ten prooye lieten. Het Huis eens Grutters, waar in hy zich borg, dreigde men met plundering; hy vertliet het; verviel, op nieuw in de handen zyner doldriftige Vervolgeren, en liep gevaar zyns leevens^tot hy in een Herberg gevlugt, door drie Heeren der Regeeringe, en twee Burger Officieren, ontzet werd, die de meenigte baden, het leeven van den Hoogleeraar te fpaaren. Volgens zyn verzoek werd hy na 't Stadhuis gebragt, en verliet in den nagt Utrecht met zyn Neef, een Proponent, die meer of min in de rampen zyns Ooms gedeeld hadt. De gefcheurde brokken van den overrok des Hoogleeraars verkogt men om ze ter ïedagtenisfe te bewaaren. Een Utrechts Koopman, Hui bert van Ee, waagde zich, kort daar op, Ce dier gevaarlyke plaatze voor Lieden, he der Burgerwapenoefeninge geen goed iart toedroegen, en onderging dergelyk ïene mishandeling; doch "werd tydig, loor eenige Heeren van de Regeering :n Burger-Officieren ontzet, en na huis ;eleid. De zamengefchoolde menigte voor 't zelr  HISTORIE. 345 st zelve blyvende was men voor plundering bedugt; maar een Burger-Compag- , nie, in de Wapenen gebragt, bleef, tot. de menigte was afgetrokken, dit huis be- , waaken. Eenige dagen vóór dat deeze twee van alle bedagtzamen hoogstafgekeurde mis- ] handelingen, in '/ Starrebosch, voorvielen, was de bekende Leydfche Advocaat, Elias Lusac eerst in de Maliebaan, en vervolgens in een Herberg, gehooten , en deerlyk gehavend. Deeze drie gevallen, heillooze gevolgen van de hooggaande verbittering, uit Burgertwisten ontftaande, deeden eene fcherpe Afkondiging der Utrechtfche Regeering tegen het pleegen van Moedwilligheden, en het houden van oproerige Gefprekken gebooren worden. ■ Drie Heeren in de Kleeffche Franfche Courant (*) vermeld, als die zich beroemd hadden den Hoogleeraar de eerfte hagen te hebben toegebragt, daagden de Stellers van dat berigt uit om des bewyzen op te leveren aan den Geregte van Utrecht, op dat zy zich van die blaam zouden kunnen zuiveren. Zo de Burger compagnien als het Genootfehap zetten het werk des Wapenhandels met onvermoeiden yver voort. Het laatfte. zogt door de gemeenmaaking van een Plat 2ich uit tebreiden, en de zodanigen, wier gele genheid niet toeliet om zich op de daadlyk be C*) Cottrisr di Bas-Rhin No. 77. Y 4 XVÏ. i O E IC. 783. Van E- jUSAC Afkon di»ing leger) het pleegen van Moedwil 'tGenoot fchap breidt Zich uit. L  344 VADEIILANDSCHE XVI. boek. De Studentendoen een Giftetot aankoop van Wa. penen, 't Voorgevallenedeswegen. beoefening van den Wapenhandel toe te leggen, tot medewerking van 't zelfde heilzaam oogmerk uit te noodigen, en Leden van verfcheidenerlei foort aan te winnen, die door toelagen de Beftuurdersin haat helden om beloofde Eerpryzen op Schutterlyke verrigtingen te betaalen. Ook bekwam het van de Vroedfchap 't verzogte verlof om een der afgeftorvene Leden naar de wyze der Krygslieden te begraaven (*). De Academiejeugd, goeddeels met denzelfden Krygsgeest bezield, helde ruim vyf honderd Guldens aan den Krygsraad ter hand, onder de Studenten opgezameld óm het haare toe te brengen tot goedmaaking der groote kosten aan de Wapening der Burgeren beheed. Dit gefcheuk verwierf den dank zo van den Krygsraad als van Burgemeesteren, en de Vroedfchap; doch de openlyke bekendmaaking van deezen dubbelden dank in de Gehoorzaal der Academie, door een derOverlevèraaren, den Heer van lith de jeu de, gepaard met eenige opwekkende aanmerkingen, verwekte veel bewegenis tusfehen Iloogleeraaren en Studenten, aangeftookt door vergroote en yalfche overbrengingen; een gefchil, tot die hoogte loopende, dat de Vroedtchap zich 't zelve aantrok, en den ftraks ge- C*) N. Nederl. Jaarh. 1783. bl. 1162-1198. ■01-i. 1621. 2C02.  HISTORIE. 345 genoemden Student J, op wien 't voornaamlyk gemunt was, in zyne Eer herftelde (*). In eene Stad, waar de Burgers zo algemeen de Wapenoefening aanvaard, en, op het nieuw Schuttersplan, onlangs den. plegtigen Eed ter bewaaring en behoud der Stad afgelegd hadden, kon de maare des invoers van meerder Krygsvolks dan 'er gewoonlyk in bezetting legt, niet dan eene merkelyke aandoening en ongerustheid baaren. Het gerugt dat by de tegenwoordige Bezetting nog één Battaillon, zo niet meer, zou gevoegd worden, verfpreidde zich door de geheele Stad. De Oud-Burgemeester H. Verbeek maakte dit in de Vroedfchap bekend, met by voeging van zyne vrees, dat, wanneer 'er nieuw Krygsvolk in de Stad mogt komen, alvoorcns het oude was uitgetrokken , fchoon het voor den korten tyd van hegts één nagt mogt weezen, zulks het opgevat vermoeden der Burgerye zodanig zou kunnen vermeerderen, dat 'er eenige beweeging of opfchudding uit ontftondt, welker gevolgen men vooraf niet kon berekenen. Om dit gemaklyk en zonder iemands bekortinge te voorkomen dagthy het raadzaam zyne Hoogheid by eenen Brieve te verzoeken, om, indien h> (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 2129. 2224 Voor 't Jaar 1784. bl 644. En Bytaagen to den Bost van den Neder-Rhyn V. St. bl. 64. enz XVI. iOEK. 1783. Ongenoegender i5urgeryovereene gevreesdevermeerderingdes Krygsvolks. Voorfla-r om dit tc voorkomen.  34<5 VADER LANDSCHE XVI. boek. I783. Briefwisfelingdes wegen met zyne Hoogheid (*) Zie hier boven bl. 33P. hy het mogt goedvinden de Stadsbezetting door eene andere te laaten vervangen, voor deeze reis, te bezorgen, dat zulks niet gefchiedde dan naa dat het tegenwoordige Bataillon, alvoorens zou zyn uitgetrokken, en dat ook de te zendene Bezetting niet merkelyk herker mogt zyn dan men in Utrecht gewoon was. Een Brief, overeenkomftig dien Voorhag, werd aan den Stadhouder door de Vroedfchap, afgevaardigd. Het antwoord hieldt in eene betuiging van de uiterite verwondering , en vorderde eene nadere verklaaring. De Burgery hadt de weet niet van het voorhal des Oud-Burgemeesters en den daar op afgezondenen Brief, of dezelfde Veertienhonderd en veertien Burgers, die een Verzoekfchrift tegen den Heer wieling inleverden (*), betuigden hunnen dank voor dit blyk van vertrouwen, 't welk de Regeering op de Burgery en Ingezetenen helde; gepaard met een verzoek, dat by Staaten van Utrecht mogt uitgewerkt worden, om geen Attaché te vericenen op een Patent, of Patenten, die dit Gewest, of de Stad Utrecht, met meerder Krygsvolks zouden belasten, dan 'er zich tegenwoordig in bevondt. Welgevallig was deeze dankbetuiging en dit verzoek aan de Vroedfchap , die in 't breede aan den Stadhouder de redenen ontvouwde, waar op  HISTORIE. 34? ep haar eerst gezonden Brief {leunde. Staaten van Utrecht verherkten dit verzoek aan den Stadhouder. Deeze gaf te vetftaan welk eene fchikking hy op het Krygsvolk zou maaken; met by voeging, van zyn ongenoegen over het mistrouwen op ■sLands Krygsvolk in Utrecht geheld, en en dat men het gevaarlyk oordeelde meer dan 't gewoone getal te gelyk in die Stad toe te laaten, welk vermoeden en vrees hy zo ongegrond hieldt, dat hy de aanleidende oorzaaken niet kon begrypen. Ten deezen opzigte fchreeven hun Edel Mogenden, „ Te eenemaal onbewust te ,, zyn, dat, van wegen de Militairen „ hand eenige wettige reden tot zodanig „ eene bekommering gegeeven was: dan „ dat zy vermoeden, dat de billyke y ver der Burgeren en Ingezetenen, om zich, op het voetfpoor hunner braave „ Voorvaderen, in den Wapenhandel te „ oefenen, waar in vooral de Burgery „ der Hoofdftad, aanmerk elyke vorderin„ gen gemaakt hadt, misleiden aanleiding „ kon gegeeven hebben, om bekommerd 5, te zyn, dat, by eene buitengewoone „ verfterking van 't Krygsvolk in hun „ Gewest, in deezen tyd, en zo lang de „ bovengemelde Exercitiën niet tot vol„ komenheid zouden gebragt weezen. „ gelegenheid zou kunnen gegeeven wor„ den tot jaloufy tusfehen den Militairen ,, en Burgerhand, en daar uit onaangenaamst heden ontftaan, welke de Regeering « yan Utrwkt fcich, yerpligt gerekend hadt, XVI. B O E K.  XVI. 15 O EK. I703. \nAmcrs foort gaa men de Aanpryzingenvoorhy. Wapenhandel«ldaar.. Te Montfoort de Aanpryzingenvernietigd en de Burgery gewapend. S43 VADERLANDSCHE „ hadt, gelyk dezelve ook waarlyk ver„ pligt was, op alle mogelyke wyze, te „ voorkomen (*)." _ In Amersfoort hadt de Regeering seen . uitdruklyk behuit ter affchaffing van de Aanpryzingen genomen, maar daadlyk, zonder nadezelve te vraagen, de Naamlysten van Burgemeesteren en Schepenen vervaardigd, en aan den Stadhouder toegezonden om 'er, overeenkomhig met het Regeenngs Reglement, verkiezingen uit te doen. De Burgery dier Stad ver¬ zogt en verkreeg van de Regeering, even als die van Utrecht, eene nieuwe Wapenrusting, en verrigcte den Wapenhandel ter plaatze waar de Krygslieden zulks anders gewoon waren. De Schuttery zou vergroot en daar aan, tot meerder luisters , Grenadiers toegevoegd worden; terwyl men daar en boven werklyk bezig was met een Vrycorps te vormen, en, onder goedkeuring der Magihraat, zodanig in te ngten, dat het de Burger-compagnie niet tegen maar medewrogt om dezelve van bekwaame Schutters te voorzien (f). _ ^ Op een Verzoekfchrift van tweehonderd één en zeventig Burgeren vondt de Regeenng van Momfoort goed de Stadhouderlyke Aanpryzingen te vernietigen: be- hal- S?^N;Ncdgrh JaarL'- T783. W. 1992. Deeze ïanfchc Bnefwisfeling deelt ons de Courhr van Europa mede I. D. lil. 99-104, ft) N. NtderL Jaarb, 1783. bl. 2006. en vooï t Jaar 1784. bl. 42i.  HISTORIE. 349 halven de hem des Voorzittenden Burgemeesters, gefchiedde zulks met éénpaarigheid van alle de tegenwoordig zynde Leden. Zy bragt desgelyks een nieuw en verbeterd Reglement voor de gewapende Burgery tot hand (*). Meer tegenftribbelens dan elders, in 't Sticht ontmoette te Wyk hy Duurftede ' de Burgerwapenhandel. Men begon, in ftilte, bier en daar, eenige Gefchriften aan te plakken tot opwekking der Burgerye, om, op 'tvoetfpoor der Hoofdftad van dat Gewest, en van Montfoort, de Schuttery te herftellen. * Dit maakte indruk op de gemoederen, maar verwekte mishaagen by eenige Leden der Regeering, die zich van de afweezigheid zommiger Leden bedienden, om eene Vergadering te beleggen, met voorneemen om 'er te behuiten het tekenen van Verzoekfchriften der Burgeren om zich in de Wapenen te mogen oefenen, te verbieden. De Voorzittende Burgemeester kwam , den Raad vergaderd zynde, in de Stad, begaf zich terhond ter Raadzaale, en verhinderde, door zyne tegen verklaaring, het doorgaan van 't genomene behuit, terwyl men nogthans eene afkondiging liet doen tegen het aanplakken, ftrooyen en verfpreiden van eenigcrlei Gefchriften, ftrekkende om de Burgers tot rusthoorende be- dry- (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. U, 2135. envoor 'tjaar 1784. bl 424. XVI. 15 O EK. 1783. 'tVo-orgevallenete Wykby Duurjiede over de Wapening.  35o VADERLANDSCHE XVI. BOEK. 1783. De Be £eerte der Burgery daa: toegefiemd. dryven aan te zetten. Vervolgenè fchikte men, buiten weeten eeniger Regeeringsleden , eene Bezending na den Stadhouder, met verzoek dat het hem behaagenmogt, eenig Krygsvolk binnen hunne 6tad in bezetting te leggen: by het doen desVerflags bevonden zich zommige Regeeringsleden tegenwoordig, die zich ten herkften verklaarden tegen het Behuit en de Bezending buiten hunne kennis en voorweeten vastgefteld. — Ook ontvingen de Staaten van Utrecht eerlang, van wegen deeze Stad, een geheel ander verzoek, te weeten om geen Attaché te verleenen op eenig Patent aan Troepen daar in Bezetting te brengen. - Welhaast vervaardigde een aantal Burgers een Verzoekfchrift tot herhei der . Schuttcry en om zich in den Wapenhandel te mogen oefenen. De Collonel en twee Officiers van den Burgerkrygsraad dienden het by de Vroedfchap in. Wanneer deeze te lang marde met het uitbrengen des befluits naar den zin der Ondertekenaaren, die zich voor 't groothe gedeelte, onverduldig om den uithag te hooren, na het Stadhuis begeeven hadden , vervoegden zich eenigen hunner daadlyk in dat Gebouw, buiten twyfel met oogmerk om de redenen van dit uitftel tè verneemen. Len der Vroedfchapsleden kwam daar op buiten en verzekerde de menigte van een gunftig antwoord, 't geen binnen kort volgde, en openlyk werd afgeleezem -— Dit welgelukken moedigde de Bur-  HISTORIÉ. 35x Burgers aan om zich, wegers twee andere ftukken, by de R.geering te vervoegen. In de eerfte plaats verzogten zy, dat dezelve vervolgens geene Aanbevelingen van den Stadhouder, of van wien het ook zou nvgL'n zyn, zou gelieven aan te neemen,* in de tweede, dat 'er eene vastftelling mogt gemtakt worden, die de Inwooning der Regenten binnen de Stad bepaalde. Niet min gunftig dan het andere Verzoek, werden deeze twee aangenomen, en eene Bezending verwittigde den Stadhouder van deeze Behuiten. Overeenkomftig hier mede werd, by 't veranderen der Wethouderfchap, de Benoeming, zander eenige Aanpryzing vervaardigd, aan zyne Hoogheid ter Verkiezing gezonden. Op deeze Naamlyst was de Burgemeester arnoi.d de joncheere, niet gefield, en hier mede voldaan aan 't ver* zoek van een aantal Burgeren, die hunne bezwaaren tegen dien Heer hadden ingeleverd Desgelyks gaven zy, vervolgons, den Stadhouder te verhaan op de herke en regtmaatige klagten hunner braave Ingezetenen, bepaald te hebben, dat zodanige Regenten, die zich buiten de Stad woonagtig mogten bevinden zich daar ter woon zouden moeten Vervoegen, of verdoken zyn van hunne Raadsplaatzen. Hem verzoekende hier cp agt te geeven, en de Regenten, die daar aan niet voldeeden, niet langer als Raaden te doen aanblyven. In deeze hoop XVL CO EK. t/83.  35* VADERLANDSCHE XVI. boek. 1783. De Burgerwape.ning in Friesland voortgezet, en door de Staaten ; beguiiftigd. hoop en verwagting zich te leur geheld vindende behooteu zy, op naderen aandrang der Burgeren, twee Heeren, die zich in dit geval bevonden, aan te fchryven, om vóór den eerhen van Wintermaand , Wyk by Duurftede ter vaste Woonplaatze te verkiezen, of dat zy anderzins zodanige maatregelen zouden neemen, als zy best oordeelden tot genoegen der Burgerye , en het bewaaren der rust (*). Ons Gefchiedblad heeft reeds opgetekend hoe groote veranderingen omtrent de Regeeringsbehellingen en den Burgerwapenhandel in Friesland, in den voorleden Jaare aangevangen en in dit Jaar voortgezet waren (f). Wy hebben 'er alleen by te voegen, dat, op 't verzoek der Ingezetenen, de Staaten, dien Wapenhandel openlyk goedkeurden en begunhigden (§), als mede dat zo te Leeuwaarden, als te Dokkum, door de Burgers en Ingezetenen Verzoekfchriften aan de Regeering werden ingeleverd, om zich in den Wapenhandel niet alleen te oefenen, doch dat ook de daar toe gemaakte Reglementen, door de Regeering, mogten bekragtigd worden. De Bende Vrywilligers in Frieslands Hoofdhad kreeg van de Staaten (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1622. 2136. Voor 't Jaar 1784. bl. 417. 418. Be Staatsman 1783. October, en de Courier van Europa I. D. W. 96-98. CO Zie onze Vadert. Hiflorie , V D. bl. 89. €S) N. Nederl. Jattrb. 1783. bl. 1769. 2151.  HISTORIE.' s5j ten, uit 's Lands Magazyn vierhonderd ftuks Wapenen, om ze ten minhen een half Jaar, en tot zy zich eigene konden aanfchaffen, te gebruiken. Aan dezelve werd een openbaare plaats ten Wapenhandel aangeweezen, en ontving de Krygsbezetting bevel om aan die Burgerkrygsbende alle Krygseer te bewyzen. Terwyl 'sLands Staaten der Burgeren yver om zich in den Wapenhandel te oefenen alzins preezen, en betuigden hoe 't hun aangenaam zou zyn, als zy, by aanhoudenheid, daar in voortgingen: verders een ieder gelastende hun in deze oefening niet te hooren; maar veeleer, in allen deele de behulpzaame hand te bieden (*). Het laatfte Gewest, 't welk in de meergenoemde veranderingen, ten deezen ty de, een ruim aandeel hadt was Overysfel. Aan de Affchaffing der Drostendienften in dit Gewest , waar van wy zo dikmaal hebben moeten fpreeken, ontbrak nog de openlyke Afkondiging (f); doch bleef dezelve niet langer dan tot den. drie en twintighen van Sprokkelmeand deezes Jaars agter, wanneer de Steden, onderfteund door pallandt tot zuithem Drost van Tsfelmuiden, en de Heer van der. capellen tot den pol zo ern- (*) N. Nederl. jaarb. 1783. bl. 297. 123I; 1775- Voor 't Jaar 1784 bl. 230. CD 2ie onze Kadert. Hifi. V. Deel bl. 69, 7%, VI. DEEL xVï. ROEK, De Dros*. tendien- ftenin Ö« verysjel openlyls afge- fchafu  354 VA DERLANDSCHË XVI. boek. I783. Oedngtenis 'oor de Land li -den ir Twente ?.au CAP' PELLEN gefclionEen. ernhig toonden haar Befluit omtrent de Drostendienften te zullen doen gelden, dat nog acht andere Leden, fchoon met byvoeging, dat dit uit enkele Toegeevenheid, en niet uit overtuiging van de Onwettigheid dier Dienften, voortkwam, hunne toeftemming tot de zo lang wederhoudene Afkondiging gaven ; terwyl acht anderen hunne Aantekening daar tegen te boek lieten brengen. De Edelen dus toegegeeven, en zich deezer wyze verdeeld hebbende, dat meer dan een derde gedeelte der aanweezigen de Steden byviel, kreeg dit huk eindelyk een volkomen bellag, tot onuitfpreekelyke vreugde der Landlieden (*). Terwyl de Ridder-, fchap, in de zaak met den Heer van der capellen, en in 't ftuk der Drostendienften, moetende bukken, behoot eene ffiftificaioire Deductie deswegen in 't licht te zenden, om, ware het mogelyk, de blaam dat Lichaam, by naamlooze Gefchriften, als anderzins, aangewreeven, en niet alleen in Overysfel, maar ook in andere Gewesten, verfpreid, af te wifchen. Van welk Vertoog zy aan Staaten van Holland eenige Afdrukken zonden (f). Ue Landlieden, wilden aan den herftèlden Ridder, capellen tot den polj een blyk hunner gedagtenisfe fchen- ken, C*^ Tegemvoordize Staat van Overysfel bl. 309. N. Nederl. Jaarb" (?8l lil 12Ó3. CO Refol. van üoll. 11 Dec. 1783.  HISTORIE. 355 ken, en gaven ongevergd daar van een betoon, 't geen, zo verre wy weeten, éénig in zyne foort is in de Gefchiedenisfen van ons Vaderland, en daar om eene byzondere melding verdient. Zy hadden, door het vindingryk vernuft en de kun>tryke hand van den Heer holtzHey, een Gouden Eerpenning doen vervaardigen. Aan een Gouden Ketting, waar aan de Eerpenning hing, was een Pergamenten Rol gehegt, waar op gefchrëeveri houdt: Ter eeuwige en onfterflyke Gedagtenis Van den Edelmoedigften Ridder johan 2derk, baron van der capellen Heer yan den Pol, Apeltcrn, Altforst, Hagen enz. Belchreeven in de Ridderfchap 'van Overysfel enz., enz., enz.- Die, in naavolging der aloude waare Ridderen, den onderdrukten byftand biedende, door wys beleid, onverrhoeiden ,, vlyt, ftandvastige verduuring > veragting en overwinning veeier wederwaarj, digheden, zonder dat zyn groote Geest bezweek , de Vryheid van den Land3, man in Overysfel, tegen het flaaffche juk der Drostendienften, met Gods' hulp, heeft verdeedigd. ,, Die ook, door regtvaardige uitfpraak ,, der Edel Mog. Heeren Staatert deezer: s, Provincie, Befchermers van Regt enVry,, heid, het Wit zyner loflyke poogingen, in de geheele Üitrooijing van de harde >, en veragtelyke Dienstbaarheid heeft be* ,, reikt. ■ „ Voor deezeti regtgeaarten Ridder1, Z a deri XVI, 15 OEKi 1783* /  Ztf VAD ERLANDSCHE XVI. boek. 1783. „ den Roem onzer Edelen, hebben wy „ Huislieden van Twente, met algemeene „ toejuiching, deezen Brief, als een Ge„ denkteken onzer Dankbaarheid voor ,, zulke voortreffelyke daaden opgerigt. „ Zyne Edelmoedigheid, die onze voor„ genomene dubbelverfchuldigde kosfbaar„ der Vereering heeft afgehaagen, kan „ ons niet weigeren, dat wy hem hier „ by tevens een regt van altoosduurend „ verblyf in onze dankbaare harten op- offeren; eene Dienstbaarheid, dien wy „ aan braave Regenten, welke alle fiaaf„ fche Dienhen van een. vrygevogten Volk verfoeijen, toekennen. „ Wy wenfchen, dat dit Gedenkteken „ by zyn later Naagehacht eeuw uit eeuw „ in gezien, en onze erkentenis daar door „ vereeuwigd worde. „ Wy hebben deezen door de Boer'„ rigters uit elke Boerfchap doen onder„ tekenen, en, om dat wy geen Zegel „ gebruiken, een Gouden Gedenkpenning^ met dit opfchrift De nyvre Landman juicht, zyn Vryheid is herfteld! Capellen zegepraalt op Baatzugt en Geweld! '~, aan een Keten van hetzelfde metaal „ hier aan doen hangen (*). Aldus Op de Voorzyde van den Penning ziet mea *et Borstbeeld yan den Ridder, met dit omfebrift, Joh»  HISTORIE. 357 dus gedaan in Twente'1, in het Jaar onzes Heeren mdcclxxxiii, op den 25. September. Ge- Joh. Derk van der Capellen tot den pol, beschr. in de ridderschap van overyssel. Op de tegenzyde, onder het gemelde tweeregelig Versje, leest men 1 Nov. 1782. Boven ziet men de Zon der Vryheid , befchynende het Wapen van den Ridder, door een Eikenkrans omgeeven, en onderaan eenige Bouwmans Gereedfchappen, benevens den Hoorn des Overvloeds. Te gelykfoortig en te gelyktydig om het onopgetekend te laaten is eene Gedagtenis van eene Vryverklaaring der Landlieden in Deenemarken, door den overleden Graaf Bernstorff. De Boeren , door deeze weldaad getroffen, deeden een Kolom van Noorweegsch Marmer oprigten, vercierd met een Koornfchoof, een Spade en Hooivork, Zinnebeelden des Landbouws. Op den Pylaar ftaat een Latynsch en Deensch Opfchrift. Hen eerfte luidt Piis manibus Joh. hartvici e r n e sTl, Comitis de bernstorff, qui arva discret* immunia hcreditaria largiendo industriam opes êmnia impertit in excmplum pofieritati mdcclxvii. P. S. S. grati Ctloni mdcclxxxiii. 't Welk op deezen zin uitloopt. Ter dierbaare Gedagtenisfe van Joh. hartvic. ernfst Graaf van bernstorff, die, in den Jaare 1767 zyne Erflyke Landgoederen vry maakte, en daar door Vlytbetoon, Rykdom , en alle Zegeningen fchonk, ten voorbedde van de Naakometingphap. Opgerige door zyne dankbaar e Boeren 1783. Travels inta Poland, Puspa, Sweden and Denmark, by wil» l!iam coxe. Vol. III. p. ar. Met regt vosgt 'er de de Eerw. coxe by „ 't Is zeer te bejammeren, dat weinigen in Denemarken, het „ voorbeeld des Graaven van bernstorff ge,, volgd hebben!" Naderhand heeft de Kroonprins Vryheid aan de Boeren der Kroon gefeho»?. leen. Zie Aid. p. 22. Z $ XVI. boek. I783.  35$ VADERLANDSCHE XVI. li O E E. Hoe d^or den Ridder aan genomen Gevoelig was de aandoening des Rid? ders, over dit Gedagrenisteken. Zyn geheele Brief van dankzegging draagt 'er blyk van. Wy kunnen 'er niets uit overneemen dan deeze weinige trekken. Naa betuigd te hebben, dat hy, in de voldoening van zyn éénigst gezogte Pligt, zyne Belooning vondt, fchryft hy, „ Dan, myne „ Vrienden, fchoon ik in myn binnenhe „ eenen alkeer voede, zo wel van de Giften „ van Particulieren, als van de verkiden„ de Gunden der Grooten: waar van ik „ de eerhe, door Gons Goedheid, niet „ behoeve, terwyl ik de andere verfmaad„ de, en aan myne Vyanden niet mis„ gunne — zo oordeel ik, nogthans, dat „ het door ulieden , naamens de Ingezete„ ngt van ulieder refpective Bocrichappen, „ aan my overhandigd Blyk van Got_dkeuring van myn gedrag in 't ftuk van Regeeringe, byzonderlyk met betrekking tot ulieder belangen, my zeer aangenaam is geweest. Het zou dit, egter, nog meer geweest zyn, indien si gyh-den hadt kunnen goedvinden van „ u, op myn herhaald verzoek, tot een gansch onkostbaar Getuigfchrift op Perga nent te bepaalen, het welk toch de ss gevoel ns van ulieder hart my waards even zo wel aan de volgende Gehach„ ten hadt kunnen overbrengen, als het „ kostbaarst Metaal dit kan doen. „ Dewyl, nogthans, ulieder verkiezing ^ aldus is geweest — dewyl gylieden my 3? deezen yriendlyken dwang hebt willen „ aan-  HISTORIE. 359 „ aandoen, zo ontvang ik dit Eerroken met die gewaarwordingen, die 't zelve r „ moet verwekken in eene Ziele, die „ zich ongelukkig zou agten, die een j „ walg van haar aanweezen zou hebben, '„ indien zy, boven die gebreken, daar „ zy reeds" over bloost, nog dit in haar „ moest ontdekken, dat Eigenbelang — „ dat eene begeerte na ydelen Roem — „ dat eene buhenfpoorige Regeerzugt, „ de dryfveer haarer daaden in de ftaatkundige Wereld zou zyn geweest (*). Door de openbaare Bekendmaaking van het affchaffen der Drostendienhen was voldaan aan de langgerekte begeerte der Dcvznterfche Burgery, die, tot verdere bevordering van 't geen zy Stads- en Staatsbelangen oordeelden, in 't laatst des afgeloopen Jaars, een Twaalftal Gecommitteerden aanhelden (+)• Reeds waren de Burgers gehaagd in de hun eerst met fttlzwygen voorbygegaan verzoek, dat de Reoeering eenige* Leden mogt benoemen om& het ganfche Beduur der zaaken van 't Gewest en de Stad na te zien, de grootfte misbruiken en afwykingen aan te tekenen, en tot kennis zo der Gemeente als der Burgerye te brengen. De daar f*) TTift. der Admisfe van Jr- ]. D. van DrR •CAPELLEN TOT DEN POL hl. 237-145- V. Nederl. Jaarh. t-84. 1,1 «SW« ic6]- , (t Van dezelfden aart als wy bl 229. hief boven befchreeven hebben. N. Nederl. Jaarh. 1783. bl. 140. Z 4 XVI. O EK. 783. BurgerGecommitteerden te Deventer aangefteld.Men flaagt 'er in 't verzoekover de StadsAmpteri.  f XVI. KOEK. De Aanpryzingen des Stalhouders t^e. 35o VADERLANDSCHE daar toe benoemde Heeren, deeden eea voorhei, 't vervullen van eenige Stads» ampten betreffende, thans op eenen voet ingerigt niet overeenkomftig de bezwoorene Conftitutie. De Magiftraat nam 't zelve aan, de Gezwoore Gemeente keurde het goed, onder deeze uitdruklyke voorwaarde ; „ dat geen Burgemeester „ zich met een der Ampten zou mogen „ begunftigen, of daar mede door een „ ander begunftigd worden, ten zy hy „ vooraf van zyne Burgemeesters - plaats „ afftand deedt." Hier in toegeftemd zynde kreeg eene zaak, van zo veelinvloeds op de Onafhangelykheid der Stads -amptenaaren, haar volle beflag, en werd in eene eeuwige alzins verbindende Stads-wet veranderd. Naardemaal zyne Hoogheid gewoon was voor alle deeze Ampten (*) Aanpryzingen te zenden, deelde de Magiftraat de gemaakte fchikking in een beleefden Brieve aan den Stadhouder mede (f). De Burgery, aangemoedigd door dit welgelukken, was de Gezwoore Gemeente met een ander Verzoekfchrift aan, waar in zy betuigde, „ zints langen tyd, „ met innerlyk leedweezen gezien te hebben j (*") De Ampten, waar over dit liep, waren verfcheiie aanmerkelyke Rentampten, vier Set cretariaaten , de Post- en Serviesmeesters plaats, Amprman van het Kapittel Lebuni, en de Ont= Vangst van het Vuurfteden.geld. Ctt N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. güfi-sio. -j  HISTORIE gtfi „ ben, hoe door den fchadelyken en langs „ hoe meer inkruipenden invloed der Hee„ ren Drosten, by elke openvallende ,, plaats, zo in den Raad, als in de Ge„ zwoore Gemeente, telkens Perfoonen „ met Aanbevelingen van zyne Hoogheid „ zich opdeeden, waardoor de vrye keu„ ze hun Ed. Agtb., zedert onheuglyke „ tyden toekomende, te eenemaal werd ,, belemmerd, en in het verkiezen van „ de Vroomhen, Besten en Welgegoed3, hen dikwyls verhinderd: terwyl het on„ mogelyk was dat de Drosten, of zyne „ Hoogheid, zodanig eene kennis van het lichaam der Burgerye van de Stad zou„ den hebben, dat dezelve met eenige gefchiktheid konden oordeelen in wel9, ke Burgers, de drie gemelde hoedanig„ heden voor 't weizyn der Stad volmaakt ,, zamenliepen; daar ook, door dien „ invloed, verdienstlyke Regenten, zon„ der eenige deugdlyke reden, uit hun „ wettigen rang gedrongen waren. Zy „ konden, over zulks, niet nalaaten te „ verzoeken, dat de Gezwoore Gemeen„ te, in 't vervolg, nimmer op eenige „ Aanpryzingen, agt zou haan; maar, overeenkomftig met hun Eed, de open„ gevallene plaatzen altoos aanvullen met „ de Wyshen; Nutften en Besten, en „ by de eerstkomende keur, uit te wer-; „ ken dat de beledigde Heeren in hun „ natuurlyken en wettigen rang herheid „ wierden." ■ Dit Verzoek vondt een gereeden ingang by de Gezv/oore GeZ 5 meen- XVI, BOEK, I783.  XVI. BOEK. Gefchil met den Stadhouder over de Verkiezingvan itegeerir.gsleden. 362 VADERLANDSCHE meente, die éenpaarig befloot, op den eerstkomenden Keurdag, en vervolgens altoos, vry ter keuze te zullen gaan, zonder eenigzins agt te geeven op eenige Aanpryzingen, van wien ze ook mogten worden toegezonden. Van dit befluit gaven zy den Erfftadhouder, even als van het voorgaande kennis. Op den Keurdag ging de Gezwoore Gemeente, overeenkomftig met dit behuit, te werk , en zondt de gemaakte keur van twee Burgemeesteren en vier Gemeensmannen ter goedkeuringe aan zyne Hoogheid. Het "draalen des antwoords baarde kommer, dat de keuze den Erfftadhouder niet mogt behaagen, en hy het misfchien zou goedvinden daar in veranderingen te maaken. De gegrondheid van deeze vrees bleek: dewyl hy twee Burgemeesters, te voorenboven hun rang geplaatst, doch by de keure weder in den voorigen rang gebragt, op nieuws in dien voorigen rang herftelde; doch de twee andere Burgemeesters, zonder Aan? beveeling benoemd, goedkeurde; twee der gekoozene Gemeensmannen wraakte hy, en benoemde tw^e anderen in hunne plaats, «laatende de twee overige, desgelyks zonder Aanpryzing benoemd, bly- ven. Groot misnoegen rees 'er op het bekend worden deezer veranderingen. Vier der Gecommitteerden uit de Burgery vervoegden zich by de twee door zyne Hoogheid aangeftelde Gemeenslieden, die, op hun aanzoek, by een fchriftlyke ver-  HISTORIE. 36-3 verkharing, aan de Regeering ingeleverd, afftand deeden van deeze inplaatsfteUing. Naauwlyks was de Magittraat en de Gezwoore Gemeente op het Stadhuis vergaderd, of de Twaalf Gecommitteerden der Burgery verfcheenen aldaar, met verzoek, om tot het doen van een voorhei arn de Gezwoorene Gemeente, in derzelver Vergadering te mogen toegelaaten worden. Minzaam en ftaat lyk was de bejegening hun aangedaan. Een der Heeren las een Vertoog voor van 't geen de Burgery, met betrekking tot de te rug gezondene Keur ter oore gekomen was, gepaard met eene herinnering van het Behuit, door de Gezwoore Gemeente, op 't verzoek der Burgery, over de Regeeringsbehelling genomen , 't zelve behelsde een berigt hoe de twee door zyne Hoogheid aangeftelde Gemeensmannen van die post afgezien hadden; en gaven zy te kennen niette twyfelen of hun Wel Ed. Agtb. zouden, met alle minzaamheid, de twee Heeren, in rang door zyne Hoogheid weder boven anderen geheld, wel weeten over te haaien, om dien rang aan de twee andere wederom af te haan. De Gezwoore Gemeente onderrigte de Schepenen en Raad van de Bezending door Burger-gecommitteerden aan hun gedaan, en verzogten dat 'er geen aanftalte, noch tot het na de Kerk gaan (*), of (*) Volgens een oud Gebruik zyn Burgemeesteren gewoon, op den dag der Goedkeuring, ftaat- XVI, 15 O E K. 1783.  364 VAD ER LAND SC HE XVI. BOEK. I783. of tot het afneemen van den Eed, mogt gemaakt worden, eer zy nader over het huk geraadpleegd hadden. Deezen verklaarden zo lang vergaderd te zullen blyven, en ontvingen, welhaast, by de o vergifte van het Vertoog der Burger-gecommitteerden, de boodfchap, dat de Gezwoore Gemeente, voor en aleer ergens verder toe te kunnen komen, de twee Regenten, in 't Vertoog vermeld, een duidelyk en rondborftig antwoord af te vraagen, of zy al of niet konden en wilden voldoen aan het verzoek, door de braave Burgery ten hunnen opzigte gedaan, ten einde zy, dit vooraf gegaan zynde, nader zouden kunnen overleggen wat hun vervolgens te doen ftondt. Geen zwaarigheid altoos hadt het in, om, daar de twee door zyne Hoogheid aangeftelde Gemeenslieden bedankt hadden, de twee door den Prins afgekeurden op nieuws, tot Medeleden der Gezwoore Gemeente te kiezen; maar de twee boven hun rang gehelde Burgemeesters moesten ook overreed worden, om daar van afftand te doen. By den eenen ging het vry gemaklyk; by den ander vondt het meer werks, als die op het maaken van zekere fchikkingen aandrong; doch tot welke de Gemeenslieden van zyn. Straat ftaatlyk na de Kerk te gaan, om 's Hemels Zegen over het welzyn van Stad en Lande af te fmeeken.1* Vaderlandsth Woordenboek, Art. venter bl. 317.  HISTORIE. 365 Straat zich weigerden in te laaten. Het Behuit der Gezwoore Gemeente aangenomen en goedgekeurd door de Magihraat, was de Stadhouder nader te fchryven, en t®t het bekomen van wederantwoord, de gewoone Plegtigheden by de jaarlykfche Verandering der Regeering, en het ah eggen van den Eed, op te fchorten. Onder alle deeze onderhandelingen, meest fchriftlyk voortgezet, was het avond geworden eer de Burger-gecommitteerden, van alles een hun voldoend verflag kreegen. Geduurende de drukke verrigtingen op dien Dag was de toeloop der nieuwsgierigen na den uitftag, op en omtrent het Raadhuis, zeer groot; fchoon alles volmaakt ftil bleef, en geen zweemzel van onbetaamlykheid zich vertoonde. Zo de Magihraat als de Gezwoore Gemeente fchreef zyne Hoogheid met kennisgeeving van al het verrigtte, en verzoek dat het hem behaagen mogt, de keuze, zo als die voorheen gemaakt was, te bekragtigen. Eene volledige goedkeuring volgde eerlang, en daar op ook de Beëediging. Dan, vermids de Erfftadhouder, in deezen bewilligenden Brief, gewaagde van het handhaaven zyner wettige Regten, en hoe hy, in het tegenwoordige geval, terftond zou kunnen vorderen de Toepasflng van het Stadsregt, op de door zyne goedkeuring aangeftelde Gemeenslieden; en ook gebruik maaken van zyn Regt omtrent den rang der Magiftraat sper- foo« XVL BOEK. -783.  365 VADERLAND S CHÊ XVI. BOE Ki 1783. F A. v. d. MARCK tot Hoogleeraart e Deventer be roeper foonen in verfchil, bleeven noch de Regeering, noch de Gezwoore Gemeen te , in gebreke om, by nader fchryven, hem, het wanbegrip, waar in hy, huns agtens, ftondt onder 't ooge te brengen (*). Was, voor eenige Jaarerf, de Hoogleeraar f r e d e r 1 k adol-ph van der marck, op eene wyze, zo als wy verhaald hebben, van zyn Hoogleeraarampt op de Hoogefchool van Stad en Lande afgezet-4 hadt hy vervolgens te Lingen die post bekleed (f), thans vonden de Beftuurders en Bezorgers der Doorlugtige Schoole te Deventer goed, by eene groote meerderheid van hemmen, dien Vryheidsvoorhander, tof Hoogleeraar in het Natuurlyke en Burgerlyke zo wel als het Vaderlandfche en Romeinfche Regt, te beroepen, en het groot Btirgerfchap aan te bieden. Geen voorukzigt van ruimer inkomften te Lingen, geen hem voorgeflaagene verplaatzing op eene andere Hoogefchool, onder het Gebied des Konings van Pruisfen, kon hem terugge houden om, naa bekomen verlof v-an dien Monarch, Lingen te verhaten, ert het Beroep te Deventer, onder het betoon van uiterst genoegen, te aanvaarden (§). By C") N Nederl. Jaürb. 17P3 bl. 505-514, f7Qo/-l8a3 Ql) Zie onze Vadert. f/i/lorie, ten onmid hlyien Vervolge op wagena.4K» V'aderl Hijf. Xa! V. P- bL 337-35' (§. .V. fojirl. Jaari. T^. bl 662 126Ö. en F. A. v. o. Mauckï vertaalde Redenv. over    HISTORIE. By eene Regeering, zo gereed om de Verzoeken der Burgeren in te willigen, by eene Regeering, die de Jeugd naar de beginzelen van eenen van der m a r c k wilde onderweezen hebben, kon de begeerte eener Bende Vrywillige Burgeren om zich in den Wapenhandel te oefenen, geen tegenftand vinden. Zy keurde het daar toe ingeleverd plan goed. Vryheid, Veiligheid en Rust, als het 'er op aankwam, gewapender hand te verdeedigen, betuigden deeze Burgers hun doel te zyn; ten blyke daar van, en teffens van hun volkomen betrouwen op hunne waardige Regenten, beloofden zy, byde ondertekening van dit Plan, de Wapenen tegen niemand daadlyk te zullen gebruiken, dan op ingekomen last of verkreegene toeftemming van de wettige Regeering der Stad. Deeze vorderde, by het goedkeuren des Plans van de Officieren der Vrye Burger Militie, by.'t aanvaarden hunner Posten, op het Stadhuis by handtastinge aan de Voorzitters hulde en trouwe te moeten belooven aan de Magihraat, en geene Wapenen daadlyk tegen iemand te zullen doen gebruiken dan op derzelver byzonderen last, of daar toe verkree- gen Verlof. ■ Ook befloot de Stads- regeering de ganfche Burgery van gelyke Wapenen te voorzien. Óp den achtften van de Liefde tot het Vaderland, te Deventer uitge* fprooken den 25. van Herfstmaand 1783. XVI. boek. 1783V Burger» wape ning en Vrycorps,  XVL BOEK. *?% JZwollt Volgt Deventer in het aanHelleneener BurgerCommisfie , en den Wapenhandel. 368 VADERLANDS OHft van Lentemaand viel 'er eene kleinigheid voor, die ten betoon ftrekte van de toen heerfchende denkwyze te dier Stede. Het gebruik bragt mede, dat het Burgervaandel, op den Verjaardag des Stadhouders de wagt hebbende, met Oranje ftrikken aan den hoed optrok. De Vaandrig, wiens beurt het thans was, het zyne Manfchap aanzeggen, om, zonder dit Vercierzel, te verfchynen. De Hopman ftondt in een ander begrip, en vervoegde zich des wegen by de Magihraat, hy kreeg geen voldoenend antwoord, en dc Burgers verfcheenen zonder Oranje ftrikken (*). Naauwlyks hadden die van Deventer Twaalf Burger-gecommitteerden aangefteld (f) of zy gaven des een omftandig berigt aan de Gilden der Stad Zwolle, dezelve aanfpoorende om dit hun voorbeeld te volgen. In eene Vergaderingder voorzittende en naastvoorzittende Leden werd de Brief geopend, geleezen, en daar over geraadpleegd; men vondt goed zes Perfoonen uit de Gilden te benoemen, om met zes anderen uit de Burgery, deezen Brief ryplyk te overweegen, en hunne gevoelens daaromtrent aan de Gilden en verdere Burgeren mede te deelen. Dit Twaalftal oordeelde het noodig en zeer dienftig om in Zwolle, even als in (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl, 12Ö7. 1449^ I459- (O Zie hier boven bl. 359,  historie: 569 in Deventer, een Burger-commisfie tt maaken. Kort hier op werden 'er zever uit de Gilden, en zeven uit de overige Burgerye, zonder onderfcheid van GodS' dienstgezindheid, tot die Waardigheid aangefteld; van welke gebeurtenis zy niet nalieten die van Deventer berigt te zenden, met aanbod van eene vriendnabuürlyke Verhandhouding. Welhaast was dit Lichaam in werkzaamheid en leverde een Verzoekfchrift over, wegens de Drostendienften, het Regt van de Jagt, en de Militaire Jurisdictie, en het affchaffen der Aanpryzingen. Gelyk ook de Gemeente den Erfftadhouder eerlang voor dezelve bedankte. Drukten zy in dit opzigt de voetftappen der Deventerfchen; niet min deeden zy zulks, zó in een Vrycorps, als een Leerfchool ih Krygskunde, op te rigten, en de geregelde Wapenoefening der Burgery tot ftand te brengen (*). . In Kampen , door Deventer en Zwolle beide aangemoedigd om dergelyk eene Burger-commisfie te benoemen, en in die ftcdelyke Verftandhouding te treeden, ging dit niet dan marrende toe. Vóór 't einde des Jaars, nogthans, beftondt 'er een, acht Kooplieden uit de Gildens, en twee uit de Burgers maakten dit Lichaam uit, . (*) N. Nederl. Jajrb. 1783. bl. 663 £#1, 1460. 2183. VI. deel. Aa ! xvi. boek. ' 1783. In Ka17l\ pen komt ook de BurgercommjOTfie tot ftand.  3/ü VAD É RL AND SC HE XVI. BOEK. Dekleim Steden ir Overysfel volgen d( groote. uit; ook bedankte men zyne Hoogheid voor de Aanbevelingen (*). De kleine Steden in Overysfel, wier invloed ter Staatsvergadering, op verfchü! lende tyden, zo ongelyk was (f), za1 ten thans niet ft.il, omtrent 't geen zy haar 1 en haarer Burgeren Regt en Belang rekenden. Uit Steenwyk fchreeven Keurmeesters , wanneer zyne Hoogheid tot de jaarlykfche verkiezing van Regeerders twee Heeren hadt aanbevolen, hem eenen Brieve, waar by zy, uit hoofde van hunnen gedaanen Eed, betuigden die Aanbevelingen niet te kunnen volgen, en anderen verkoozen te hebben; dan de Erfftadhouder vondt goed die keur te wraaken en de aanbevolene Perfoonen op 'tkusfen te plaatzen (§). — Te Ootmarfum waren vier Burger-gecommitteerden aangeheld, die, de Stadsbelangen yverig voorgeftaan hebbende, de Dankzegging van een aantal Burgeren in ondertekenden Gefchrifte wegdroegen; met verder verzoek om daar in te Volharden ; en inzonderheid, om, ter Inftandhouding van de vereeniging en goede eensgezindheid tusfehen de Twentfche Steden, derzelver Vergadering, naamens de Burgery, by te woonen, daar op het noodige te helpen beraamen en vastteftehen , en C*) Bylaagen tot den Post van den Neder-Rhyn IV. St bl. 39 44. N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1460 Ct) Tegenw. Staat van Overysfel bl. 263, CD N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1271.  HISTORIÉ. Sfi sn vooral ook om op het doen in hand blyven van het aloude Verbond met de groote Steden Deventer, Kampen en Zwslle, tot verdeediging der Regten enVryheden, ingegaan, ernftig aan te dringen: met betuiging dat zy zich altoos verpligt en gehouden zouden agten om de groote Steden, met alle hunne Magt, ja, des noóds, met Lyf en Goed, kragtdaadig te ondërheunen. In Enfchede Ont¬ vingen Burgemeesters en Gemeenslieden 9 door eenige Benoemden uit de Burgery eene Ondertekende Dankerkentenis Voor dergelyke dienden, met verzoek tof hét voortzetten hunner poogingen. 1 Dit was ook het geval te Delden. By- zonder geviel het de kleine Steden, dat, naa zo Veel woelens over 't Jagtregt^ door de groote Steden, met bykoming van dé jonkheeren van der capellen ±Ot den pol, en pallandt tot zuiThem, tegen de overige Ridderfchap, was vastgeftëld, dat de Bufgefé der drie groote Steden, door geheel Overysfel, de vrye Jagt zouden genieten, fca. de Burgers der kleine Steden, binnen dé paaien van ieder Drost-ampt, tot welkë zy behoorden (*% Ca- (*) N. Nederl. Jaarb. 17Ü3. bl. 327. 525. 1273. IÖ28. 2171. Verzameling van alle de voorgevallene Handelingen, omtrent de Verfchillen over het Stuk van de Jagt tusfehen de Ridderfchap en Ai Steden van Overysfel in den Jaare I783. Te &t** Venter; by L. A, Karssenbsr». Aa £ XVt' BOEK» I7B3,  37a VADERLANDSCHE XVI. boek. I783. Wapenhandel In de kleine Steden. i ( < t t i A Capellen tot den pol, een der yverigde voorhanderen van de vrye Jagt, welker Regt hy voor een gevolg van Ei-. gendom en geenzins van Privilegiën hieldt, merkte ook dezelve aan als, in de onbelemmerde uitoefening, van heilzaamen invloed op den Wapenhandel, door hem gehouden voor het befchermmiddel der Vryheid, van welke de Burgers de natuurlyke Lyfwagt zyn. „ Haar," zegt n7 •> 5? 'n '£ midden van een ongewapend „ Weerloos of vervvyfd Volk, eenen ze- tel willen dichten, is een harfenfchim, „ eene ydele droom." Zagen wy den Wapenhandel in de groote Steden, van Overysfel den reeds gemelden opgang nee- . nen, in de kleine Steden was men des^elyks bezig om Vrybenden tot hand te jrengen. Oldenzeel dak hier in boven anleren uit. De Officieren van het Vry:orps, rondgaande tot ophaaling van geld /oor Geweeren en Wapenen, vonden sich met omtrent veertienhonderd Gullens begiftigd: eene aanzienlyke fom voor :ene zo kleine Plaats; de jonge Juffrouwen aldaar booden aan de Vaandels te ekostigen (*). Dusdanig waren de Bemoeyingen omrent de Regeeringsbeftellingen en de Lmpten in de vyf Gewesten," Gelderland, Jolland, Utrecht, Friesland en Overysfel, zo (*) N. Nederl, Jaarb. 1783. bl. 1629. 2007.;  HISTORIE. 3?S go ging 'er de Burgerwapenhandel bykans overal mede gepaard: en fchoon , ten aanziene van beide deeze byzonderheden, te opgemelder Plaatzen en elders, binnen kort, nog meer gebeurde, en wyder Happen gedaan wierden, kunnen wy, zonder de Tydorde te verwarren, tot het Verhaal niet toetreeden ; maar moeten hier afbreeken. Dan de Tydorde gebiedt ons nog te gewaagen van eene talryke Zamenkomst, te Amfterdam, die veel opziens baarde. De aanzienlyke Gasten, die den Maaltyd, ter Gedagtenisfe der Herhcllinge van den Ridder capellen tot den pol, in Grasmaand, met hunne tegenwoordigheid vereerd en op dien Dag de grondflaagen eener naauwere Verbindtenisfe gelegd hadden (*); kwamen, althans voor een groot gedeelte, in 't Najaar, weder byeen; en hielden, naa drukke raadpleegingen over 's Lands zaaken, van 's morgens ten tien tot 's naamiddags ten vier uuren, weder eenen Maaltyd. Uit de vyf Gewesten, welker inwendige gefteltenisfe wy befchouwd hebben, kwamen deeze Heeren, volgens de medegedeelde berigten, zamen. — Uit Gelderland de Baron van nyvenheim, Heer van Eek en Wiel, Lid der Ridderfchap van Nymegen; de Baron van der capellen tot de marsch, Lid der; C;*) Zie onze Vadert: Hijl. V. De»l bl. Jg. Aa 3 XVI, boek. 1723, " Aanzienlyke Zamenkomstvan Regentenuit verfcheideGewesten te Amfi erdarm.  3^4 VADERLANDSCHE XVI. boek, 1783. der Ridderfchap van Zutphen ; de Baroa van lynden, Heer van Oldenaller; en de Baron J. H. zuilen van nyeveldt, beide Leden der Ridderfchap van de Velmve. - Uit Hol/and de Heeren de gyzelaar, Penhonaris van Dordrecht; vredenburg, Raad in de Vroedfchap van Delft; van halteren, romswinkel, blok en van der burgh, Raaden in de Vroedfchap van Leyden; hoofd van vreeland, P. van leyden, B. E. a bbema, L. hovy, B. bikker en C. van der hoqp, Raaden in de Vroedfchap van Amfterdam • hordach, Raad in de Vroedfchap te Schoonhoven; van j5er mieden, PALUDANUS en VAIf Foreest, Raaden inde Vroedfchap te Alkmaar, als mede de Secretarisfen dier Stad ryzer en nanningdu tour; ebbenhout, Raad in de Vroedfchap en blok, Secretaris van Enkhuizen. — Uit Utrecht de Baron van der capellen, Heer van Schonauwen. Uit Friesland de Baron S. van aylva, Grietman over Westdongeradeel; E. van aylva. Grietman over Baarderadeel• Jr. J. van Vsinga, Grietman over Doniawerftal^ R. L. andringa de kempenaar, Grietman over Lemfterland, en J. C. bergs ma, Volmagt van Oostdongeradeel. — Uit Overysfel, de Baronnen pal landt tot zuithem, en van der capellen tot den pol. — Eenigen dier Heeren waren, zo men wil,  HISTORIE; 375 wil, voorzien met blyken van goedkeuring, wegens de maatregelen, welke genomen Honden te worden, van zommigen, die in Zeeland en Stad en Lande met hun . de zelfde gevoelens over 's Lands belangen aankleefden (*). Met een zeer verfchillend oog werd deeze Vergadering, die men verzekerde dat eerlang van eene andere zou gevolgd worden, befchouwd. Veelen verheugden zich, dat 'er, in 's Lands zo neteligen toeftand, nog zulk een aantal van wakkere en braave Regenten gevonden wierd, die moeite noch arbeid ontzagen , om 't zelve, in den hooggaanden nood, te hulp te komen, die, zonder eigenbelang, op eigen kosten, nu en dan, uit verfcheide Gewesten des Bondgenootfchaps, zamen kwamen, om door onderlinge mededeeling en onderrigtingen, niet alleen hunne kundigheden i te vermeerderen; maar de weezenlyke belangen van het Vaderland, en de gronden waar op dezelve deunden, meer en meer, te leeren kennen; ten einde zich beter in ftaat te ftellen, om ieder, in de post hem toevertrouwd, zyn Gewest, of Stad , van heilzaamen raad te kunnen dienen, en alle gebreken, des noods, te helpen weeren. An- deren hoorden de maare deezer Byeenkomst niet zonder deswegen eene bhyk- baare CO N. Nedtrt, Jaarb. 1783. bl. 171?Aa 4 XVI. li O EK. VerfchillendeOordeelvellingenover dezelve.  XVL BOEK. 't Voorgevallene omtrent de Post naar den Ne ■ dtr-Hhyn. $76 VADERLANDSCHE baare ongerustheid, en een hooggaand misnoegen tebetoonen, dugtende,, dat zodanige herhaalde Vergaderingen van Mannen, die niet alleen aanzienlyk waren; maar ook meerendeels voor kundige, fchrandere, en moedige Regenten bekend honden, veréénigd de veelvermogende hand zouden bieden aan de beweegenisfen, huns inziens, ten nadeele van het Stadhouder- lyk Gezag hrckkende. Wy zullen ons Gefchiedblad zo min vervullen met de hoogkhmmende loftuitingen deeze Heeren toegezwaaid, als met de fchamperhedeu op hun afgegeeven. Die uitboezemingen van heete Partyfchanpe doen, in geen der beide gevallen, iets af. De daaden moeten ipreeken, en zullen deeze, m 't vervolg onzer Gefchiedcnisfe, van zelve voorkomen. In een Tydperk, zo vol woelings en Partyfchaps kon het niet uitblyven, dat de Drukpers zweette van Schriften door de ftrydende Partyen uitgegeeven, en het misbruik der Vryheid is hier, of geen, of zeer bezwaarlyk paal te hellen, zonder gevaar van weézenlyke verkorting der Vryheid zelve te loopen.' De opgave van alles, 't geen, ten deezen Jaare, hier omtrent voorviel zou lang en verveelend vallen; doch een kort verhag van 'tvoornaamhe zal ons de Geestneiging des tyds en de denkwyze van eenige Regeeringert in een helder licht hellen. Hoe veel opgangs en gerugrs een Weekblad de Post van den Neder-Rhyn getyteld maakte, en wat  HISTORIE. 377 wat deswegen te Utrecht te doen viel, hebben wy vroeger vermeld (*). Thans i zag een ander Weekblad, van een by- kans gelyken Tytel, de Post naar den ] Neder-Rhyn, doch van een geheel tegenovergehelden inhoud, in 's Gravenhaage, het licht. Het drukken van het laathe, en 't verkoopen van het eerfte werd in deeze Hofplaats verboden. De Boekhandelaars leverden by de Regeering een betoogend Verzoekfchrift in; wegens het onbillyk drukkend bezwaar huns Handels, uit het verbod der verkoopinge van den Post van den Neder-Rhyn Voortvloeiende, 't Zelve werd ingetrokken. Doch de Boekverkoopcr en Drukker van de andere Post, in hegtenis genomen zynde, werden zy ieder in eene boete van drie duizend Guldens verweezen, met verbod aan den Boekverkooper om in den tyd van zes wecken, zyn Winkel te openen, en aan den Drukker om, in dien zelfden tyd, te drukken. Naa het betaalen der Geldboeten herkreegen zy hunne Vryheid; doch de Sehryver p h ilippus ver brugge, eertyds Predikant te Koedyk (f), werd, wegens dit m Week- (*) Zie onze Vadert. Hifi. V D. bL 288' (t) Een Man, wiens Cbaracter men kan opmaaken , Uit de Copien van egte Stukken betrekkelyk zekere onderhandeling, tuifchcn willem d e n V. Prins van Oranje en philippus v e rbrugge, gewsezen Predikant te Koedyk, in den Jaare 1787. uitgegeeven. Aa 5 XVI. iOEK. 78.3-'.  XVI. BOEK. *t Voorgevallenemet den Titelplaat van den Politieken Kruyer. ■ 1 (*) N. Ntderl. Jaarb. 1783. bl. 1084 III& 1117. 1390. Voor 'tjaar 1784. bl. 172. 5?8 VADERLANDSCHE Weekblad gedagvaard, te Delft gevat ea in hegtenis gezet. Deeze Regtsvorderingen hadden haaren grond in klagten der Regeeringen van Leyden en Gouda, die zich in een dier Weekbladen gehoond rekenden, en dezelve over 't algemeen befchouwden als voorbedagtlyk gelchreeyen om het zaad van Oneenigheid en Tweedragtte zaaijen, en de Ingezetenen, door gansch verkeerde en tegen de waarheid aandruifchende inboezemingen te misleiden , en tegen derzelver wettige Overheden op te ruijen (*). Een Weekblad, onder den tytel van Politieke Kruyer, te Amfterdam uitgegeeven, hadt geweldigen aftrek. Schoon 't zelve , op verre na niet altoos, op een befchaafde wyze, over Regeeringsperfoonen, en Staatszaaken fchreef, en greetig veele loopende Vertellingen voor zekere Waarheden opgaf. Het aantal groot genoeg zynde om een bekwaam Boekdeel uit te maaken, werd men te raade een zinnebeeldige Tytelplaat te doen graveeren, die niet min opziens baarde dan veele Vertoogen gedaan hadden. Men zag op ïen Burgt, onder de gedaante van eene vfouw, de Vryheid, hoedende in haare linker hand een Schild, in de regter hand :en Speer, met deezen fteekt zy, ter afveering, na een gewapend Krygsman, die,  HISTORIE. 579 $ie, in eene gewelddaadige houding, den Burgt opklimt, als of hy de Vryheid wilde beftryden, hebbende in zyn dreigende regter hand een Zwaard, en in de flinker een Speer, met een Vaandel daar aan, waar in een Appel verbeeldt wordtj een Slang van aqhteren fchynt deezen gewapenden aan te blaazen. Ue naamen des Tekenaars en Plaatfnyders haan 'er onder, en ter opheldering waren 'er bygevoegd, deeze vier Dichtregels, met den naam van J. C. hespe, als Dichter, Ziet, hoe 't heerschzugtig hoofd, de Vryheid wil verdelgen, En ft out ten Zetel fteigt — dies wapent u, 6 Belgen! Red haar, uw eigendom, en 't wankelend Vaderland En veld dat Wangedrocht, eer het zyn Standaard plant. Veelen vonden grooten fmaak in dit Stukje en zagen 't aan als zinryk uitdrukkende, wat de voornaame inhoud was van *t Werk tot welks verciering het moest dienen: anderen ergerden zich ten hoogden aan 't zelve; en niet .weinigen keurden het af als een middel om de verdeeldheid der gemoederen nog te vergrooten: uit dit oogpunt befchouwden het Burgemeesters van Amfterdam, die den Boekverkooperen lieten aanzeggen deeze Tytelplaat niet te verkoopcn; ook, in 't vervolg, geene Paskwillen, m AVi. boek.  38o VADER LANDSCHE XVI. boek. en Gefchriften, waar door de rust kon verhoord worden, of waar in men zyne Hoogheid, of eenig ander Lid der Regeeringe, lasterde of ten toon helde, te drukken, of te verfpreiden. Op last des Hoofd - Officiers A. c alkoen werd de Tytelplaat opgehaald, die ook tegen den Drukker verlem en den Sehryver hespe, den Tekenaar P. wagenaar Junior en den Plaatfnyder Th. koning, ter Schoutenrolle geregtlyke indaagingen deedt. Schoon niemand aan de bedoeling der Zinnebeelden,'noch aan den beoogden zin der Dichtregelen, twyfelde, wist men egter, om gedreigde onaangenaamheden af te weeren, aan beide eene beduidenis te hegten, die onder de gedwongene Uitleggingen eene plaats verdient „ Ziet," (in deezen zin deedt men, by wyze van uitbreiding, den Dichter fpreeken,) ziet „ hoe 't heerschzugtig Engeland, (of de „ Koning,) de Vryheid der Zee zoekt „ te overmeesteren, en hout den Zetel „ der Heerfchappye over de Oceaan al„ leen zoekt te bemagtigen, en de Hol„ landfche Maagd, die even veel Regt „ daar toe heeft, van boven na beneden „ zoekt te ploffen. Dies wapent u, 6 „ Nederlanders! befchermt de Vryheid der „ Zee, die uw eigendom mede is; red het „ Vaderland, 't geen reeds aan 't wan„ kelen is, en door 't verlies van die „ Vryheid geheel zou verlooren gaan; „ veld dat Monfterdier, eer het zich van „ de  HISTORIE. 3Si £ de Heerfchappy over de Zee geheel „ meester maakt (*)." 'Er werd eene pooging te Utrecht gedaan om het Weekblad, welks Tytelplaat zo veel beweegings maakte te verbieden; doch vrugtloos (f). Onder de veelvuldige Spotprenten was 'er eene zeer tot hoon hrekkende van voornaame Perfonaadien. De Boekverkooper esschers, in 'sGravenhaage, viel in fterk vermoeden wegens de Uitgave en Verfpreiding. De Regeering dier Stede nam hem in hegtenisfe, en werd hy eerlang by vonnis , voor altoos uit den Lande gebannen, en daarenboven in eene boete van drieduizend Guldens verweezen. De twee Plaatfnyders s t-e c h w e y , Vader en Zoon, moesten desgelyks, by banvonnis, het land ruimen (§). Het regende, om zo te fpreeken, in deeze dagen, Nieuwspapieren, en houtheid in 't fchryvcn was eene verzekering van aftrek; in allerlei Tydingen te verfpreiden, en veelgewaagde Aanmerkingen muntte boven alle tut de Diemer- of Watergraf tineer fche Courant ; in gevolge hier van werd dezelve meer dan eenig Papier van die foort gezogt. Veelen liep dit in 't ooge, en zy zelve, die van des Schryvers denkwyze niet af keer ig waren, konden (*) 77. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1131. 2089» Voor 'tjaar 1784. bl. 172. (D N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1504. CD N. Nederl. Jaarb. 1783. bj. 87. 215. XVI. boek. Esschers en de stech- wey's fre: bannen. 'tGebeur- de met de Diemerof Water%r aftme erf cht Courant.  SU VADERLAND SC HE XVI. boek. ( 1 1 £ den nier nalaaten te dugteri dat hy, oj» dien voet voortgaande, en langs hoe meet in fterkté van taal toeneemende, zou gefttlit worden. De uitkomst haafde welhaast deeze verwagting. De Sehryver theodoor van brussel en de Drukker herman koning Werden door den Fiscaal van 't Hof van Juhitie, in 's Gravenhaage gedagvaard. Doch zo de Regeering van Amfterdam, als dié van de Diemermeer, waar de Drukkery was, kanten zich aan tegen deeze dagvaarding ; zich beroepende op het Voorregt, waar volgens niemand der Ingezetenen deezer Landen van zyn dagelykfchen en bevoegden Regter mag worden afgetrokken,, Hoewel deeze Overdaaging van geene Uitwerking was ten aanziene Van de gemelde Perfoonen, befloot de Regeering van Amfterdam dit Nieuwspapier te verbieden. Welhaast verfcheen het onder den naam van de Nederlandfche Courant. Dan het Geregt Van den Diemer- of Watergraft-meer dit verneemende verboodt het drukken van eenig Nieuwspapier op zyn grondgebied: men voer egter voort m zogt het, daar de Kar 'er mede beaaden in de poort te Amfterdam werd langehouden, door Diemermeerfche Boeen, ter Stad in te helpen, tot dat dé Drukkery geregtlyk geflooten werd, en tier mede dit Nieuwsblad een einde narm .Velhaast kwamen 'er twee, als uit des;elfs asfche herbooren, tevoorfchyn, die en Couranten Oorlog veroorzaakten, niet  HISTOIRE. 383 niet gewigtig genoeg om hier te vermelden; alleen oordeelden wy deeze byzonderheden, de Drukpers betreffende, tot een kenfchets der tyden niet te mogen verzwygen. 't Zyn die kleinigheden welke de geaartheid van dezelve het duidlyk merktekenen (*). (*) N. Niderl. Jaarb. 1783. bl. 1135. 1402: J935- Einde des Zesden Deels. BLAD- XVL BOEK. I78j.  B LADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. * A. -admiraliteit ( Een ) in Holland doet afdankingen van Zeevolk, onderzoek deswegen by Staaten van Holland 123. Die van Arnjierdam geeft een AIgemeen Antwoord , 124. Nader aartgefchreeven, 125. Antwoord van de Admiraliteit op de Miaze, Altl. Van die van (Vest-Friesland en 't Noor der- Kwartier, 126. Nader Antwoord van Amfterdam , Aid. — op de Maaze antwoordt op den eisch van opening aangaande de zaak van Brest. 163. Ook die van Amfterdam, 165. Het Onderzoek by de Admiraliteits Collegien weder aangepreezen, 167. Zie ver. der Brest. Alkmaar. Befluit te dier Stede om geene Aanpryzingen van zyne Hoogheid aan te neemen, en de Verkiezing zyne Hoogheid te ontzeg¬ gen , 286. Zyne Hoogheid verklaart hier in niet te berusten , 287. Opgare van de Meerderheid en de Min. dërheM, 288. Antwoord der Alkmaarfcbe Regeering, 291 Zyne fioogbeiJ brengt de zaak by hun Ed. Groot Molenden, 293. Verfchillende gevoelens deswegen, 295- Staatsbefluit om de Naamlysten eh Verkiezingen aan Staaten van Holland, hangende dit Gefchil te zenden, 297. Tegenaantekening der Ridderfchappe, Aid. Rondgaande Brief van zyne Hoogheid aan. de Leden van Holland, 293. De Regeering van Alkmaar frhryft desgelyks een Rondgaanden Brief, 302. Zy doen deeze den Stadhouder, als mede de Ridderfchap ter hand komen, 305. Berigt van Alkmaar tot be-j weering van dit Regt, Aldi De Verkiezing gefchieds volgens het Staatsbefluit, .30*.  B L A D W Y Z E R. Voo. T)e Wapenoefening aangevangen en vooitgezet, 309. •Amersfoort (In) gaat men de Aanpryzingen des Stadhouders voorby. Wapenhandel aldaar, 348. Amfterdam (Aanzienlyke zamenkonut te) van Regenten uit onderfcheide Gewesten, 373. Wie deeze Perfoonen waren, Aid. Verfchillende oordeelvellingen over deeze Vergadering, 375. Ambem.i. Gefchil tusichen de Gezwoore Gemeente en de ' Magiftraat te; 210. üe Amhemfche Burgery oefent zich in den Wapenhandel en vuurt af, 211. Gezondheden te dier J gelegenheid gedronken, 212. Ongenoegen daar gereezen, over het verplaatzen van een Kerkhof, 212. De Ge- I zwoore Gemeente wil het bevel der Begraavinge op 't zelve ingetrokken hebben. Gereezen oploop , 213. Balddaadigheden aan E het nieuwe Kerkhof en elders gepleegd, 215. Ongerusthe'd over het gerugt £ van naderend Krygsvolk, 216. Befluit des Hofs tegen oproerige beweegingen, 217. Aanmerkingen van Capellen tot de Marsch tegen dit Befluit, 219. J. H. Zuilen van Nyijvel b t kant 'er zich mede tegen aan 220. Ken aantal Burgers wil de Jagt in de Veluwe, 225. Handelingen daar over met zyne VI. DESE.. BU Hoogheid, 225. Nadere aandrang der Burgeren, en Plakaac daar te^en, 227. Wat deswegen ten Landsdage "oorviel, 228. n B- £> e r c k e l ( Va n) benoemd tot het Onderzoek der zaak van Brest, 170. , Beeckhe y f f. L. F. v.) geeft een Boekje uit Aan myne Medeburgeren, waj daar over te doen viel 270, Jeveben (Te Heer de) wegens Zeeland tot het Onderzoek der zaake van Bres» benoemd, 176. »lo k F. G.) Vroedfchap te Leyden , laat zich fterk uic over de Vrede mtt Engeland, 110. 'Raam (Capitein van) zeilt na Oost-Indien, en zal daar gekomen den Tytel van zyn tdelbeid voeren en Zitting in den Raad hebben, 140. rantïen, eertyds Gevolmagtigde, thans totAmbasfadeur benoemd, 25. rest (Voorflag om de zaak van ) by de. Admiraliteits Collegien daar in betrok* ken, te onderzoeken, 155. Holland wil eene Commi;-' fie nenoemd hebben, Befluit daar toe, 157. Vrugtiooze poogiögen der Bezen Jingeby zyne Hoogheid, wegens de Tocht na Biest ten opzigte van dén ViceAdmiraal h artsinck^sc Ter. opzigte van den VtceAd-  BLADyVYZER. Admiraal, G «ave van by landt, 160. Antwoord van de Admiraliteit op de Maaze, op den gedaanen eisch , 103. Antwoord van Zeelanis Zeeraad, 164. Van de Admiraliteit te Am fterdam, 165. Het Onderzoek by de Admiraliteits Collegien weder aangépreezen, 166. Staaten van Holland weigeren dit, en doen een naderen Voorflag, 167. Op welk eene wyze goedgekeurd, 169- Op-welke voorwaarden Holland toeftemt en Gelastigdèn benoemt, 170. Wat 'er ten Gelderfcben Landsdage voorviel over het benoemen van Perfoonen tot dit Onderzoek , Aid. Verzoek der Zutpbenfcbe Burgeren deswegen van de hand geweezen, 172 De Deventer/cèe Burgery wil J. D. v. d. Cappellentotden tol benoemd hebben , 173. Staaten van Utrecht benoemen een Gelastigdèn, 174 Zyne Hoogheid verzogt van geen der Vlag-OfEcieren of Capiteinen na Brest beftemd buiten 's Lands te laaten trekken. Zyn Antwooid, 175. Waar zich het meerendeel derzelver bevondt, Aid. Zeeland, Friesland en Stad en Lande benoemen hunne Gelastigdèn j )7ö. Verflag deezes Onderzoets, 177. Zyne Hoogheid befchuidigd, wegens het geeven van Orders, ftrydig met die van hun Hoog Mogenden , in de zaak van Brest, 182 Deswegen vrygefproken , 183. Aanmerkingen der Gelastigdèn over zaaken het Zeeweezen betreffende, die medewerkende redenen, voor het niet uitvoeren der Bevelen opleverden , 185. Briel G-fehil der Regeeringe dier Stad over de Aanpryzingen aan zyne Hoogheid, 281. Wat daar voorheen bepaald was, Aid. Verdeeldheid der Regeeringe, 282 Der Burgerye, 283. De Minderheid wilde ze afgefchaft hebben, en vervoegt zich by Staaten van Holland, 284- Een Staatsbefluit overeenkomftig met hun gevoelen , 2R5. Byland iC. F- S. Graave van) ontmoeting tusfehen hem en Geelvinck van Castricum, 138 Wegens zyn gedrag in den Haage kort voor den Tocht na Brest. 160. Zyn oordeel over den Voorflag van Holland tot Onderzoek dier zaake, . 168. r C. ViPELLEN TOT den POt diens verklaaring omtrent de Vredes voorwaarden , 66. De Deventerfcbe Burgery v. il hem tot het Onderzoek der zaake van Brest benoemd hebben, 173 Te Utrecht met een GedenkpeDniDg des Genootfchaps van  BLADWYZEK. Van Wapenhandel vereerd, 340. Gedagtenis door de Landlieden in Twente hern voor de Ontheffing der Drostendienften gefchonken, 354- Hoe hy dezelve aanvaarde, 358. Een voorftander van de vrye Jagt als een hulpmiddel ter Wapenoefening, 372, Capellen CCapitein v a n der; bykans verongelukt, in een zwaaren ftorm hem bejegend, J49. Capellen tot di marsch, by de Afvuuring der Gewapende Amhemfche Burgeren tegenwoordig, 211. Maakt aanmerkingen op het Befluit des Hofs vanGelderland tegen oproerige be weegingen, 219 en 223, Op het Befluit wegens de Jagt in de Veluvue, 228. Cap ellen tot rysselt helpt in de Burgery te Zutphen van nieuwe Geweeren te voorzien, 244. Verzoekt om eene plaats ter Wapenoefening, en wat daarover voorvalt, 245. Courant (Het voorgevallene met de Diemer- of Watergraftsmeerfche) 381. ï)ank- Vast- en Bededag in den Jaare 1783 niet gehouden, 9. Deventer de Burgery wil Capellen tot den Pol benoemd hebben in de zaak van Brest t 173. De Re- ■ geering van Deventer wegens BH een Brief door die van Zw8«' phen aangefcbreeven, 240. Antwoord daar op, 241. Burger-gecommitteerden aldaar aangefteid 359- Men flaagt 'erin 't verzoek over de Stadsampten, Aid. De Aanpryzingen des Stadhouders gewraakt, 300. Gefchil met den Stadhouder over de verkiezing van Regeeringsleden, 302. F, A. v: d. Mabci aldaar tot tot Hoogleeraar beroepen, 366. Burgerwapèning en Vrycorps, 367. Dordrecht de Ridderfchap van Holland beklaagt zich te Dordrecht over den Penfionaris de oyzelaar, 97. Deezeverdeedigtzich, Aid. De Regeering keurt zyn gedrag goed, tco. Eenige Burgers willen , met een Adres de Regeei ing deswegen bedanken, 102. Dit werd afgeflaagen , doch de de zaak gevonden, 103, Sterke taal van een Luitenant der Burgery te dier gelegenheid, Aid. ■ (Voordel van) Wegens een Onderzoek van het Regt zyner Hoogheid tor Aanftelling der Vlagofficieren , J3fi GéVölgefl daar van , AU. ■ Gefchil van Dordrecht mét zyne Hoogheid over de- verkiezing van Burgemeesteren^ ■ 255. De Goede Luiden b'iïn Achten willen eene vrye' verkiezing, 257. 'Dé Wapenhandel aldaar herleeft.  BLADWYZER. 2$o. Een gedeelte der Schuttery vutirc openlyk af, begeleid door het Exercitie genootfehap, 2fio. Het Exercitie genootfehap de Vryheid gewettigd, 261. Drostendienften (De Landlieden in Gelderland willen de) afgefchaft hebben. Vooren tegenwerkingen , 252. Befluit der Staaten daar tegen, 353. in Overysfel openlyk afgefchuft, 253. Drukpers (Eene en andere byzonderheicl de Vryheid en Belemmering van de) betreffende, 376 enz. 27 E' Jingeland (Voorflag van) om den Vrede te Londen of in 's Gravenhaage te fluiten , 91. Voorloopige Raadflag van Holland om dit af te flaan 93. Door zes Gewesten afgeweezen , 104. Doet een Voorftel om een Gezant na' 'sHaage te zenden, 105. Vrede met Engeland getekend, 107. Enkbuizen, Voorflag om al daar een Hospitaal te vervaardigen, 154 Hoe traaglyk het aldaar met de Wapenoefening toeging, ?u. Enfcbede werkt mede tot de Grondwettige Herftelling, Frankryk herhaalt en bekra:tigt de toezegging van we: dergaveder heroverde Volk plantingen, 84- Hoe dooi de Algemeenen Staaten eers: beantwoord, 86. Holland dringt aan op een nader Antwoord, 't welk gedaan wordt, 87- Friesland { Raadflag van) wegens de Vredes Voorwaar* den, 51. 't Gevoelen van dat Gewest over de verplaatzing der Vredehandelingen met Engeland, 104. Is door gebrek aan tydige berigten buiten flaat om een Raadflag uit te brengen, 134. Benoemt de Heer Rlcnerus Liviüs van andringa b-e^^smpenaar tot Onderzoek der zaake van Biest, 176. ■ (DeBurgerwapening in) voortgezet en door de Staaten begunfligd, 352- Geelvinck van Castricum, ontmoeting tusfehen hem en den Capitein F. S Graave vanBylandt, 138. Gelderland ( Hetuigingen van eenige Edellieden in) over de Vredesvoorwaarden, 55. Wat daar voorvalt over het benoemen van een Perfoon tot Onderzoek wegens den Tocht na Brest, 170 Benoemt den Heer piek, 173Befluit des Hofs tegen Oproerige Bèweegingen, 217. Aanmerkingen van Capellen tot de marscfi tegen dat Befluit, 219. J. H. Zuilen van Nyeveldt kant 'er zich mede tegen aan, 220. De Af-  BLADWYZER: Afkondiging des Befluits gefchiedt, a»-3- Aanmerking van Capellen tot de Mabsch op dit Befluit, 223- befluit der Sraa ten over de Jagt in de Te Iwive, 228. Aanmerking daar tegen door Capellen tot da MAitscH enzuilen van Nyeveldt, AU. Hoe laatstgemelde zich liet hooren over hec begeeven der Commisfien van zyne Hoogheid, 248. De Landlieden in Gelderland willen de Drostendienften afgefchaft hebben. Voot-en tegenwerkingen, 252. Befluit der Staaten daar tegen ; 253. Goens fR. M. van) Ver» zoekfchrift tegen hem ingeleverd, 317. 't Zelve met een onderfteunenden Brief, aan zyne Hoogheid gezonden, 319. Antwoord van zyneHoogheid, kennisgeevende dat van Goens zyn Ampt had nedergelegd, 321. Ontflaagen , 323 Gornicbem belluit op de Stadhouderlyke Aanpryzingen geen agt te flaan, 272. Gouda (Voorflag van ) om meer Oorlogfchepen na de Oost-Indien te zenden, 141. Befluit deswegen genomen, 144. Steekt, in het voortzetten des Wapenhandels, boven anderen Steden uit, 3>r* Gyzelaar (De) door de Ridderfchap verklaagd by de Regeering van Dordrecht, 07. Zyne Verantwoording, Aid. Zyn Gedrag door de Regeer ing van Dordrecht goedgekeurd, 100 Geneigdder Burgery voor dien Penfionaris, 102. TT H. Mlarderwjk (In) wil men eene Schepensplaats , overeenkomstig met de Stadsvcorregien , begeeven hebben , 24 7- Haringman { Capitein j verziek zyn Schip, 148. Hartsinck (De Vice-Admiraal) zyn dienst nedergelegd hebbende , wordt de Vice-Admiraal Reynst het Opperbevel over 'sLands Zeemagt in handen gefield, 135. Vrugtlooze poogingen eener Bezendinge by zyne Hoogheid wegens de Tocht na Brest, ten opzigte van deezen Vice-Admiraal, 159- Heecïeren van zui. der as wat hy wegens het ftorten van Burgerbloed te Zutphen zou geeegd hebben, ■ 244- Ihlvoetjluis Voorflag van het verbeteren des Hospitaals aldaar, 154. Herftelling ( Aanleidende omftandigheden om hier te Lande eene Grondwettige) te wege te brengen, 196. H e s p 1; ( J. C.) hst voorge • valiene wegens zyn Vers op de Tytelplaat van den Politieke Kruyer, 378. Ileusden vordert baar Regt b 3 op  2 L A D \V Y Z E R. ep de Mrgiftrnatsbeftelling, en is op den Wapenhandel geftsld, 310. Hevdbn van Reynestein , door zyne Hoogheid na het Franfche Hof gezonden, 23. Wat men van zyne Boodfchap voor gaf wederfprooken, Aid. Hofstede ;P.) te Utrecht mishandeld, 34L Holland (Staacen van) dringen fterk aan op een nader en voldoendcr Antwoord aan den Koning van Frankryk, j wegens de beloofde wedergave der herwonnene Volkplantingen , 87- Zy verwerven 't zelve , 91. Voorloopige Raadflag om het Voorltel van £»ge/a«rf, ter verlegging van de plaats der Vredehandelinge, af te flaan, 93. _ ( Onderzoek by) wegens de Afdanking van Zeevolk by een der Admirali. teiten InHMand, 123 Die van Am/isriiam geeven een a'gerneen Antwoörd, 124. , Nader aangefchreeven, 125. Antwoord van de Adinirs* liteit op de Maaze, Aid, Van d.ie van West-Friesland, 126. Nader Antwoord van Amfterdam, Aid. Wil eene Commisfie tot het Onderzoek van den mislukten Tocht na Brest benoemd hebben, 157. Weigeren dar dit Onderzoek by de Admiraliteiten gefchiedde, en doen een Voorflag om . zejye op eene frcfitioue sn extrajudicieele wyzt te laaten onderzoeken, 167. Op welk eene wyz» goedgekeurd, 169. Benoemen daar toe van Zeebekuh en van B e k c k e l. Jager (Willem) renfionaris te Schiedam dien$ Jaarwedde verhoogd, 277. Jaiiry (TJe Kaper Capitein) fneuvelt, 13a. ■trompen (In1 komt een Bur^ ger-commn.fie tot fland, 369. Men bedankt zyne Hoogheid voor de Aanbevelingen, 370 Kempenaar fR e g n e r u s LtVIUSVAN anïjkinga de) weaens Friesland tot het Onderzoek der zaak van Brest benoemd, 17C Kruyer f Pói.tie'te) 't voorgevallene te Amfterdam, wegens den Tytelplaac van dit Weekblad , ïrygstoemstingeii hier te Lande geftaakc, 83. leyden (Een oud befluit om-; trent den Eed te; vernieuwd, 262. Regeerings Perfoonen aldaar benoemd tot onderzoek derzaaken de Vroedfchap raakende, 263. Oneenigheid tusfehen den Krygsraad en het Vrycorps, 264. Openbaare Wapenoefeningen van het Exercitie. Gezelfchap, 270. Nieuwe  BLA.DWYZEÏU Oneenigheid tusfehen de Regeering en den Krygsraad, 271. Ltnden D. W. van • door Zeeland als Gezant na Engeland voorgeflaagen, 107. JWaatfcbappy ' Oast-Indifcbe) bek aa^t zich over de Vor de-ingen der Engelfcben in 'c Oosten by de Vredehandel , 13. Mauck (F. A. van heb) tot Hoogleeraar te Deventer beroepen, 366 Montfoort . De Aanpryzingen te vernietigd en de Burgery gewapend, 348. vr *■ INveveldJ. H. Zuilen van) kant zich aan tegen het BeOuit des Hofs van Gelderland tegen oproerige Beweeuingen, 220. Tegen dat otn'rent de Jagt in de Veluwe. 228 Zyn taal ten Gelderfchen Landsdage, over het begeeven der Commisfien door zyne Hoogheid, 248. Nymegen (De Gemeenslieden te) wiüen ouder gewoonte vergaderen, 203. Gefchil met de Regeering deswege n ontOaan, Aid. De Ge mtenslieden eifchen dit als een Regt, 204. De Raad weigert dit te erkennen. De Gemeenslieden zetten hun eisch voort , 205. Zy vorderen te vergeefsch hen Kamer op het Raad11 huis , 206. Vrugtlooze onderhandelingen met de Regeering. Berigtfchrift der Gemeenslieden, 208. n 0 Oorlog (Toebereidzels tot denj met den aanvang de» Jaars, 1783, 118. Oost-Indien Een Vlootdeel de'rwaards geftevend, 140. Voorllag van Gouda om meer Oorlogfchepen derwaards te zenden, 141. Befluit des wegen genomen, 144. Ootmarfum, Burger-gecommitteerden aldaar aangelteld , hunne Verrigtingen, 370. Vrycorps aidaar opgerigt, 372- Overysfel benoemt de Heer kouse tot het Onderzoek wegens den tocht na Brest 174- De Drostendienften aldaar openlyk afgefchaft, 353, De kleine Steden volgen , in verfcheide Stelden beichikkingen de groote, 370. Wat 'er omtrent hec Jigtregt der groote en kleine Steden beflooten wordt, 371. Wapenhandel in de de kleine Steden, 372. P P' r ÏRrONCHEI! de S E l »- nitskey wegens Utrecht tot het onderzoek der zaak van Brest benoemd, 174. P1 f. k (De Heer) wegens Gelderland tot het onderzoek der | zaake van Brest benoemd, 173. b 4 Ftst  bladwyzer; Poft nuar den Neder-Rhyn, 't voorgevallene omtrent dat Weekblad in 'sGravenhaage, 376. Surmerende fchafc de Aanpryzingen af, 310. ■R R' XVeynst (De Vice-Admiraal) krygt, naa dat Hartsinck zyn dienst nedergelegdhadt, bet Opperbevel in handen, 135 Rotterdam, de Regeering wederfpreekt een berigt omtrent hun Afgevaardigden ter Staatsverg^deringe, 96. Een Vrycorps aldaar opgerigt, en de Burgerwapenoefening herfteld ,312. R oüs e, wegens Overysfel, tor her Onderzoek der zaak ■van Brest benoemd, 174. ~ S. *Jalut (Raadflag, wegens het) op de Reeden in de Volkplantingen van den Staat, 27- Berigt van Gedeputeerden, w.-gens het Salut en Contra-Saiutder Landsfchepen, 28. Schiedam (Voorflag van) om de Politieke Ampten alleen aan Inboorelingen te begeeven, 273. 't Voorflel van zyne Hoogheid om zulks tot Leden der Gereformeerde Kerk te bepaajen, doet het agterblyven, 274. De Wapenhandel aldaar begunftigd, 277. Sckwibovm, Gefchil met den Stadhouder, over het ver-» vullen van eene tusfehentyds opengevallene Regee-v 'jjngsplaatze, 277. Het regc der Kiezeren aldaar verdeedigd, JU. Stad en Lande benoemt den Heer Siccama tot heronderzoek der zaak van Brest, 176. Steer.wyk wat men daar omtrent de Regeeringsbellelling verrigt, 370. S rssjiaT i Capitein) ver^ liest zyn Schip, i/?3- ™ t. 1 emminck (E. de vry) bewilligt om te Amfterdam, ondanks zyne hooge jaaren, het Biwgenjeesierfchap. te blyven bekleeden, 272. Texel, Gelastigdèn derwaards om onderzoek te doen na eene bekwaame Leg- en Herftelplaats der Landsfchepjn , 1 s r. Verflag, 152. Een tweede Waterput d^ar ten diende der Schepen gefchooren, 186. Twente (De Landlieden in) veteeren Capellen tot n g n F 0 l met eene Gedagtenis, 354 Gedagtenispenping befchreeven , 357. Hoe door dien Ridder ontvangen, 358. TT U' V trecht (Staaten van) benoemen den Heer de Perton c h l r d f. S e r. d n 1 t zky tot het Onderzoek wegens de zaak van Brest, m  BLADWYZEIU 174. Beginzels van ongenoegen tusfehen die Stad en zyne Hoogheid , 316. Een Verzoekfchrift tegen R. M. van Goens ingeleverd , 317. 't Zelve, roet een ondefteunenclen Brief aan zyne Hoogheid gezonden, 319 Antwoord van zyne Hoogheid, kennis geevende dat va n Goens zyn Atnpt hadt nedergelegd, 321. Van Goens ontBaagen, 323. Een tweede Verzoekfchrift der Burgeren vorderende de Onafhangelykheid der Regeeringe van de Aanpryzingen des Stadhouders, 324. Gunftig by de Meerderheid ontvangen , en overeenkomftig daar mede beflooien, 326. Kennisgeeving aan tien Stadhouder en Onderhoud met hem, 326. Brief van zyne Hoogheid over dit Onderhoud, AU. Tegengenverklaaring van Wieling en Jonckheeue, 329. Verzoekfchrift van een aantal Burgeren omtrent den Heer Wieling, 330. Het befluit daar op, 331. Nieuw Gefchil met zyne Hoogheid over het wegïaaten van een gedeelte des Eeds, 332. Verzoekfchrift eeniger Burgeren, dat een tusfcbentyds opengevallene Vroedfchapsplaats door de Regeering zelve mogt vervuld worden, 334. De Meerderheid ftemt het Verzoekfchrift toe, en fchryfc Aa den Stadhouder, 335. Eenige Bedienigen verkrygbaar gefield voor Burgers van allerlei Gezindheden, 337. De Schuttery in Utrecht herfteld en in den Wapenhandel geoefend, AU Het Vrycorps Pr» P'atria £? Li' bertate aldaar opgerigt, 339. Openbare Wapenhandel van 't zelve, Aid. Gedenkpenning deezes Genootfchaps, 340.. Mishandelingen Hof- stede, van E E ell L ii- ZAC aangedaan, 341. Afkondiging tegen Moedwil, 343. Het Genootfehap breidt zich uit, 343. De Studenten doen een Gifte tot aankoop van Wapenen, Aid. 't Voorgevallene desWegen, 344. Ongenoegen der Burgery over eene gevreesde vermeerdeii'ig des Krygsvolks, 345. Voorflag om dit te voorkomen, Aid. Briefwisfeling deswegen met zyne Hoogheid, 346. Vlag - Officieren (Voordel van Dordrecht tot een onderzoek wegens het Regt des Admiraals Generaals tot Aanftelling der) 135 Raadflag der Admiraliteits Collegien hier op, 137. Beden, kina; hier over, Aid Vlisfingen (Gelastigdèn na) om onderzoen op het Dok te doen, 151. Verflag, 152. Freae, Voorflagen van de zy5 de  BLADWVZER. de der Staaten aan Engeland tot een Afzonderlyken Vrede, 5. Deeze vonden weinig ingangs by de Engelfcben, 6. Weder Antwoord van de Staatfche Gezanten, 7. Voorloopige Vredes voorwaarden tusfehen de Oorlogende Mo-r gendheden getekend , 8. Onze Staat in den W.ipenfti'ftand begreepen, 9 Zonderlinge gisfingen , wegens het Vredesplan , i i. Z« aaligheden, die zich in den Vredehandel opdeeden , 12 De Qost-lndifcbe Maaifchappy beklaagt zich over de vorderingen der Engelfche in *t Oosten , 13. Voorloopig Advys van Holland, wegens de Vredes Voorwaarden, 17. Frankryks gedagtenover onze Eifchen 18. Frankryk gereed 0111, zonder ons, den Vrede te tekenen, 20. Engeland flaat onze Eifchen af, en dringt op de zyne aan, 21. Hey- DEB VAN ReINESTEIN, door zyne Hoogheid na het Franfche Hof gezonden, aj. Waarfchynlykheden van eenen kort naderenden Vrede, 25. Vergeefsch aanbod wn andere Vastigheden "in Rede van Negapatnam, 30, Nadere Eifchen van Engeland, het Salut en den Han «iel op Africa betreffende, 31. Ontwerp van een voorloopig Tiactaat door onze Afgezanten overgeleverd, 32. De Engeljchta bleeven on"erzette!yk, 33. Zommiger oordeel over den grond van Engelands on« verzettélykheid, Aid. Voorflag om voor Negapatnam een Equivalent in Geld te geeven, 14.. Nadere aandrang van de Eifchen der Engelfchen, 35. GedteltJykeBewilliging, 35. Frankryk en Spanje gereed om met Engeland te fluiten, 93. Voorloopige RaaJfhs van Holland, om' in dt Eifchea van Engeland te bewilligen 40. Aandrang om het fluiten te verb tasten, 41 Befluiten ter Algemeene Staatsvergaderinge, met vier Gewesten deswegen genomen, 42. Inhoud der voorloopige Voor waarden , 45. Raadflag van Friesland, wegens de Vredes Voor\waarden, 51. Betuigingen van eenige Geldcrfcbe Edellieden over dezelve, 55. Onderfcheide Oordeelvellingen , wien de fchuld dier vernederende Vredes voorwaarden toekwam , 58 Am(lerdam verontfchuldigd, 59. Ontworpen Adres der Koop ■ lieden aldaar , 62 De voorloopige Voorwaarden getekend; doch de Vrede niet, fchoon tusfehen de andere Oorlogende Mogenheden geflooten, 64. Voorzorgen tegen Vreugdebedryven gedraagen, 65. De bekragtiging dèr Vredes voorwaarden ,66. Capellen tot de Pols Verklaaring om-  BLADWYZEH. pmtrent de Voorwaarden, 66- ZeeUnds misnoegen, wegens het bepaalen der Vredes Voorwaarden, buiten toeftemming der Staaten van dat Gewest, 74. Dè Meerderheid van Zeeland wil eene nadere Onderhandeling met Engeland aanvangen , 70. Wat de Minderheid daar 'er tegen in brengt, 78. Voorflag van Engeland om den Vrede te Londen of in 's Gravenhaage te fluiten, 91. Aanmerkingen onzer Gezanten hier op, 92. Voorloopige Raadflag van Heiland om dit af te flaan, 93. Wat deswegen ter Staatsvergaderinge tusfehen de Ridderfchap en Dordrecht voorviel , 99Friesland gevoelen over de Verplaatzing , 100. De Meerderheid in Zeeland alleen voor de Verplaatzing, 104.. Door zes Gewesten afgeweezen, Aid. De Vrede te Parys getekend, 107. A/KMe/Z«<»g.fVerklaaring van Zcelani wegens deeze Vrede, t.08. Tegenovergefield oordeel over deezen Vrede door den Vroedfchap F. G. Blok te Leyden, 110. W. WapenJlUfland (Onze Staat in den ) begreepen , 9. West-Indien ( De Uitrusters der gewapende Schepen na de) leveren een Verzoekfchrift in by hun Hoog Mogenden, 145. Gunftjg bellu.t daar op, 147. Wikliw o (C. B.) levert te Utrecht eene Verklaaring in, 329 Do op hem misnoegde Burgers doen een Verzoek aan de Vroedfchap omtrent dien Heer, 330. Befluit daar op, 331. Willem de V. (Voorflag van) omtrent het ftaaken der aanwerving van Zeevolk, en het afdanken van Wagtfchepen en Uitleggers , • 26. Dordrecht wil het Regt van zyne Hoogheid tot het aanftellen van Vlag-Officieren onderzogthebben, 136. Uitflag van dit Onderzoek, 137. Onderfteunt het Verflag der Gelastigdèn ooi bekwaameLeg- en Herftelplaatzen te Vlisfingen eu Texel voor 'sLandsfcbepen te zoeken, 153. Vrugtiooze poogingen eener Bezendinge by den Prins wegens den Tocht na Brest, ten opzigte van Hartsinck, j 5 9. Ten opzigte van Bvlandt, 160 Verzogt orn geen der Vlag-Officieren of Capiteinen, tot den tocht n'a Brest beftemd, buiten 's Lands te laaten trekken, 175. Zyn Antwoord, Md. Befchuldigd wegens het geeven van Orders ftrydig met die van hun Hoog Mogenden omtrent den Tocht na Brest, 182. Deswegen vry. gefprooken, 183. Zyn oordeel wegens hetjagtregt in de l'eluwe, 22ö. Gefchil van  BLADWYZER. Dordrecht met zyne Hoogheid, over de Verkiezing van Burgemeesteren, 255. Wil hec Voordel van Schiedam om alleen aan Inboorelingen Politieke Ampten te geeven verbreed hebben, met bet byvoegzel, van aan Ledemaaten der waare Gereformeerde Christelyke Re» Jigie; welk byvoegzel het Voordel doet agterblyven, 274- Gefchil van Schoonhoven met hem, wegens het vervullen van eene tusfehentyds openvallende Regeelinasplaats, 277. Gefchil der Brielfche Regeeringe o ver zyne Aanpryzingen, 281. Zie verder den Briel. Gefchil met Alkmaar over de Aanpryzingen en Verkiezing der Regeeringsleden, 286. Zie verder Alkmaar.' Beginzels van ongenoejen met de Regeering van Ucrecbt, 316. Wat 'er met hem, wegens R. M. van Go»ns ▼oorviel. Zie verder Utrecht. Als mede op die Stad, het gebeurde met zyne Hoogheid over de Regeeringsbefteiling. Gefchtl met die van Deventer, over de Verkiezing van Regeeringsleden, 362 Wyk by Duurflede bet daar voorgevallene omtrent de Wapening der ingezetenen, 349. üe begeerte der Burgery daar toegettemd, 350. 7 Z. z->z e b e b g h (va s) benoemd tot onderzoek van den Tocht na Breit, 170. Zeslands misnoegen, wegens het bepaalen der Vredes Voorwaarden buiten toeftemming^er Staaten van ' dat Gewest, 74. üe Meerderheid wil eene nadere Onderhandeling met Engeland aanvangen, 7G. Wat de Minderheid aldaar 'er tegen inbragt , 77. De Meerderheid voor de Verplaatzing der Vredes onderhandel inge met Engeland, 104. Dankt Schepen af, 134. Benoemt den Heer de Be v eb es tot het OnderzoeK der zaake van Brest, 176 Zeemagt. de verfterking daar van noodzaaklyk gekeurd, in den aanvang des Jaar» 1783. door den Raad van Staaten, 118. Oordeel van zyne Hoogheid over die noodzaakiykhsid , 119. Petitie tot verfterking, Aid. Petiiien tot Gefchut en Krygsvoorraad voor de Admiraliteiten , i2r. Celder. landen Holland alleen (temmen in die Petitiën, 122. Voordel van zyne Hoogheid de vermindering der Zeemagt betreffende, Aid. Onderzoek wegens de Afdanking van Zeevolk by één der Admiraliteitten in Holland, 123. Zie verder Holland. Voorflag, we. gens de Zeemagt, die de Staat altyd moest houden, 130. Hoe veel Schepen Aan  BLADWYZER. (hans in dienst,'132. Raadflag over het afdanken van Schepen, en hoe de in dienst zynde te gebruiken, Aid. Friesland oordeelt des niet, als te onkundig van den ftaat der zaaken, 134. Zee. land dankt Schepen af, Aid. Veele ongelukken 's Landsfchepen overgekomen, 148. Zutphen (Het Verzoekfchrift der Burgeren van) wegens het benoemen van een Perfoon tot onderzoek van den Tocht na Brest, van de hand geweezen, 172. TwaalfBur. ger-gecommitteerden aan. gefield, 229. Zy leveren aan Gemeenslieden eenAdres over, die het der Regeeringe aanbieden , 230. Door tie Meerderheid gewraakt, Aid. Drie Magiftraatsleden kanten zicb tegen de Meerderheid aan , 232. De Bur. gefy vervoegt zich weder tot de Gemeenslieden, 233. De drie Burgemeesters, uit naam der Burgery bedankt, 234. Handelingen der ne» gen anderen daar op, 235. De Gemeenslieden beklaa. gen zich by de Regeering, over het afwyzend Raads. befluit, Aid. Dit door drie Burgemeesters onderfteund, door negen fterk tegen ge. gefprooken, 237. 't Ge¬ tal der Ondertekenaaren vermeerdert. Een nader Adres ingeleverd, en door de Meerdeiheid afwyzend uitgereikt, 239. Brief van een Zutphens Burger, Aid. De Regeeriug van Deventer daar over aangefchre«ven, 240. Antwoord der Deventerjcbe Regeering, 24r. De Brief te Zutphen oproe. rig verklaard, Aid. Geheim befluit der Magiftraat om door de Militie alle zamen< rotting voor te komen, 242- De Minderheid ver. klaart 'er zich tegen, Aid. Aandrang cp de vernietiging van dit Befluit. De Meerderheid verdeedigt zich 243. De Bnrgery gewapend, Capellen tot Ryssilt verzoekt om eene plaats tot Wapenoe. fening, 244. De Meerderheid wraakt, dat hy , zon. der des verlof verzogt te hebben , de Burgers in den Wapenhandel oefent, 245. De Minderheid met tot R y s s e l t kanten zich hier tegen aan , 246. Voortgang der Wapenoefeninge, 247. Zwolle volgt Deventer in hed aan flellen eener Burger-cotn. misfie en den Wapenhan. deJ, 3Ö8.  BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. Het Pourtrait vati de Graaf de vergen- nes tegen over bl. 64, De Kaaper de Vlispnger genomen; 140, Het Pourtrait van de Penfionaris vanwyij 144. Het Pourtrait van de Hoogleeraar van der marck, 366.