VADERLANDSCHE HISTORIE. EEN EN DERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN Uit de geloofwaardigfte Schryvers cn egte Gedenkftukken zamengefteld. Met Plaatm. EEN EN DERTIGSTE DEEL, BEHELZENDE DEN JAARE I784, BEVATTENDE DE GESCHIEDE. MS VAN DEN OORLOG MET DEN KEIZER. ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie. te AMSTERDAM, Br JO HANNES ALLART. UDC Cl C L   VADERLANDSCHE HISTORIE. ZEVENTIENDE BOEK. INHOUD. Het Gefchil over dm Hoogen Krygsraad komt weder ter baane. Vertoog der Stad Amfterdam, tegen de Militaire Jurisdictie. Raadpleegingen daar over, en Be/luit 'er mede overeeokomftig. Verbod om den Hoogen Krygsraad op 7t Grondgebied van Holland te houden. Dit aan zyne Hoogheid bekend gemaakt. Verdere fchikkingen der Staaten van Heiland. Brief des Stadhouders aan Staaten van Holland. Staattil ■van Holland volharden by 't genomen Staatsbcfluit. Zy doen het, tegen den Raad van. Staaten ook in Steden, geen ftem in Staat Jiebbende, gelden. Gelastigden om over de Militaire Jurisdictie te raadpleegen in Friesland benoemd. Schryven van zyne Hoogheid deswegen. Beantwoording daar van. Affchaffing des Hoogen Krygsraads VJI. x>sel. A in XVII. boek.  4 VADERLANDSCHE XVII. BOEK. in Friesland. Schikkingen aldaar op hei Mili iaire Weezen gemaakt. Mislukte pooging om zyne Hoogheid daar over te fpreekcn. Bekendmaaking der Affchafjing aan zyne Hoogheid. Nadere fchikk'ngen in Friesland. Het ft.uk der Mililai e jurisdictie in Zeeland onderzogt. Uit/lag deezes onderzoeks. In voorgeflaagen Jchikkingen van den Stadhouder niet bewilligd. Befluit van Zeeland omtrent de Militaire Jurisdictie. De Eed der Krygslieden aldaar verbreed. Zyne Hoogheid, daar zyne toe/lemming, als eer ft e Edele ontbrak, befchreeven. Weigerend antwoord des Stadhouders. Staaten van Zeeland blyvtn by hun Befluit. Nader fchryven van zyne Hoogheid. De onafgedaane zaaken, het Krygsweezen betreffende, door Staaten van Zeeland beftist. Volvoering der Staatsbefluiten in dat Gewest. Voorftel der Burger-gecommitteerden te Deventer om de Militaire Jurisdictie af te fchaffen. Het (luk ly Staaten van Overysfel onderzogt. Be/luit ter Affchaffinge. Wat men daaromtrent in Gelderland bepaalde. Stad en Lande befluit ter Affchaffinge. Zo ook Utrecht. Dc Militaire Jurisdictie by hun Hoog Mogenden vernietigd. Berigtgeev'ng hier van door den Raad van Staaten. Wat de Generaliteits Landen hier omtrejit vorderden. Voorjlagen van Holland op verSchikkingen in het Krygsweezen van den Staat. Bepaalingen ten deezen opzigte. Staaten van Friesland maaken dergelyks rchikkinge?i als die van Holland. Raadplee-  HISTORIE. 3 pleeging in Friesland op de Patenten. Staats ■ befluit deswegen. Wat Gelderland en Utrecht op den rondgaanden Brief van Holtand oordeelden. Groningen maakt eene nieuwe bepaaling op den Eed des Krygsvolks. Zeeland fchryft aan zyne Hoogheid over de misbruiken in het Krygsweezen. Antwoord van den Capitein Generaal op die voorflellen. De Koning van Pruisfen beklaagt zich over 't geen den Stadhouder ivordt aangedaan. Gevoelens eeniger Gewesten daar over. Aanfpraak van de'n Luitenant Admiraal va n Wa ssenaar, op den Jaardag van zyne Hoogheid. Hot die Jaardag in 's Gravenhaage en te Amfier dam gevierd werd. Onrustige beweegingen op denzelven te Rotterdam. Aan het Zakkendraagers Gild het gebruik van Eerepoorten\toegeflaan. Geldafpersflngen. Woeste Vreugdebedryven. Optocht der Scheepstimmerlieden. Hooggaande ongeregeldheden. Hoe het gegaan was met het neemen van Voorzorgen daar tegen. In Utrecht houdt het Vrycorps de Wdgt, en 'er valt niets VOOr. AL ex ander van der C a- pellen by zyne Hoogheid verdagt. Hy verdeedigt zich. Openlyk als een Verraader van den Prins befchuldigd. Dringt op zyne ontfchuldiging aan. Legt zyn apostels Kamerheer neder, en geeft zyn Verdcediging in 't licht. De Prins 'van Nassau Weilburg ai-// zyne Kryssposten nederleggen; doch ftaakt dit opzei.' Het Hof van Friesland doet een eisch van Meineed tegen Jonkheer Lamoraal j o ,i - A 2 CHIM xvin boek;  4 VADERLANDSCHE XVII. boek. Het gefchil over den HooienKry rsraa i komt weder ter baane. (*) Breedvoerig door ons opgetekend, in het V D. onzer Vadert. Hifi bl. 20 enz. Cf) Zie onze Vadert. Hiii ten onmiddelyke vervolge op Wa genaak. XXlV. bl 276—280, De Gevangcnneeming en Beoordeeling van den Vaandrig de Witte hadt gelegenheid gegeeven tot hooggaande en breedvoerige gefchillen, wegens den bevoegden Regter, in diens zonderling geval (*). De Hooge Krygsraad of Militaire Jurisdictie was daar in ten zéérHen betrokken, en verleevendigde dit een onafgedaan gefchil die Regtbaiik betreffende. In den Jaare mdcclxxii hadt het Hof van Holland, Zeeland en Friesland zich by hun Ed. Groot Moguiden vervoegd met klagten, wegens de Militaire Jurisdictie, en verzoek om de grensfeheidingen te mogen weeten, tusfehen den Politieken en Militairen Regter. ' Hier uit fproot een Vertoog, waar in zyne Hoogheid de uitgeftrektheid van den Regtsdwang des Hoogen Krygsraads beweerde (f). 't Zelve werd ter na- chim Johan Rengers. Hy vervoegt zich by de Algemeene Staaten. Gunftig befluit van hun Hoog Mogenden. Aanmerkingen daar op in Friesland. Raadflagen by Holland, wegens het aanfl'ellen van Beampten, die Regeeringsleden zijn; en het becedigen der Inftructien.  HISTORIE. 5 nadere raadpleeginge, overgenomen. De ; Vroedfchap van Amfterdam benoemde i eenige Leden om dit ftuk te onderzoe- . ken. De Penfionaris van Berckeli ontwierp een uitgewerkt Vertoog, ter beantwoordinge van 't ingediend Berigt des Erfftadhouders, zo men wil opgefteld door den Fiscaal van den Hoogen Krygsraad Tulling van Oldenbarnevild (*); doch dit Vertoog bleef', dewyl eenige Leden der Amfierdamfche Regeering daar op een ander inzien hadden, toen ten tyde, liggen. By het weder ter baane brengen van de raaddagen, over de zo dikmaals betwiste Militaire Jurisdictie, in 't geval des gemeldenDE Witte, kwamen zo de Brief van 't Hof, als 't Berigt van zyne Hoogheid, op nieuw te voorfchyn, en werden by een Staatsbcfluit van den zeven en twintigften van Wintermaand des Jaars mdcclxxxii, in handen gefteld van het Groot Befogne. Het Vertoog van (*) Daar, in dit Berigt, de Militaire Jurisdictie hier te Lande veelal gegrond wordt op. Wetten uu het Ronmsck Regt, en vooral op bevelen van Roomfche Keizers , in het Codex vervat, welke Keizers meestalJoor geweld, op den Throon gezot, door geweld regeerden, Z'J verlehee:! in 't [aar 1772.cn 1773. een Vertoog, door den Geleerden dePilati opgefteld en uit her Fmnsch vertaald, om te be'.oogen , dat het Roomfche Regt, en in 't byzonder de Wetten der Roomfche Keizers, op dit Onderwerp van geen de minfte toepasfing konden zyn, A 3 SVII. 10EKJ Vertoog der Stad Amfter* dam te. ïen de Militairs [uiisdie-, tie.  jf VADERLANDSCHE XVIL boek, s i t x 3 van den Amfleldamfchen Penfionaris, vóóroratrent tien jaaren gelchreeven, werd herzien en hier en daar, doch weinig, veranderd, door de Afgevaardigden dier Stad, den acht en twintigften van volgenden Louwmaand, ter Vergadering van Holland ingediend. In 't zelve vindt men den ftaat des gefchils in deezer voege opgegeeven. „ ^Kunnen de Militairen, „ zo in civile als in crirnineele zaaken, „ van welk een natuur dezelve ook zou„ den mogen zyn, voor geenen anderen dan een Militairen Regter worden te „ regt gefteld?" Het geheele mees- cerlyk opgeftelde Vertoog levert een ontkennend antwoord op, gaat, van ftap tot ftap, den Brief en het Berigt van jjyne Hoogheid tot verdeediging van de 'Mgemeene en Byzondere Militaire Ju:isdictie tegen, en toont de nadeelige gevolgen, die uit zulk een Stelzel voor ien Lande zouden voortvloeyen. Het jefluit uit alles kwam hier op neder; , dat, ten aanziene van de Militaire Ju, risdictie, in dit Gewest vast bleef , ftaan, het Stelzel van hun Ed. Groot \ Mogenden by alle voernaame gelegen, heden, in 't beloop van dit Vertoog , voorkomende, aan den dag gelegd; , als mede in het Befluit van den Jaare mdci,iv bepaald: wyders, dat in 't , algemeen, zo wel in Burgerlyke als. , Lyfftraflyke zaaken, Militaire Perfoo, nen, voor de gewooneRegters, binnen , dit. Gewest, te regt moesten ftaan3. ntf-'  HISTORIE. f „ uitgezonderd alleen in byzondere ge„ vallen, waar in, met voldingende bewyzen, kon worden aangetoond, dat „ hun Ed. Groot Mogenden, by fpeci„ aale Commisfie, het zy afzonderlyk, „ of wel met zamenftemming van de „ Bondgenooten, de Regtsoefening aan „ den Militairen Regter, binnen dit Ge„ west, zouden hebben opgedraagen of „ vrygelaaten." 't Ontbrak by de Heeren Commisfarisl'en van den Hove Provinciaal niet aan 1 bedenkingen op dit ter overweeging aangebodene Vertoog der Stad Amflerdam, Zy ontwierpen zeker Plan om deeze zaak by fchikking af te doen. De Ridderfchap met de Afgevaardigden van Delft en Enkhuizen, neigden om de Raadpleeging te doen voortduiiren; doch het ingebragte der overige Leden, byzonder der Afgevaardigden van Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amfterdam en Gouda, (welke twee laatstgemelden Steden in eene breedvoerige wederlegging der Aanmerkingen van Heeren Commisfarisfen traden,) bragt te wege, dat men befloot voor Raadflag ter Vergaderinge uit te brengen; „ dat, naar meening van 't Be„ fogne, de gronden in het Amfterdam' Jche Vertoog zouden dienen te wor» „ den toegeftemd; en dat hun Ed. Groot „ Mogenden vervolgens zich zouden be- hooren te vereenigen met het flot, aan„ gaande de bevoegdheid'van den Polit» tieken Regter in alle gevallen daar in A 4 ver- XVIL BOEK. I783. Ra»dp!«(M ringen .laar over, en Befluit iaar ttieie overeenkomBg.  t VADERLANDS CHE XVII. HOEK. I783. Verbod om den Hoogen Krygsraad op 't Grondgebied van Holland te houden. 1 „ vermeld." Overeenkomilig hier mede viel het Staatsbefluit, en de Afkondiging gefchiedde; fchoon niet buiten tegenlpraak van beiden door de Ridderfchap (*). Niettegenftaande dit Staatsbefluit, en een daar op volgend om de post voorden Hoogen Krygsraad, op den Staat van Oorlog gebragt, af te wyzen, ging de Hooge Krygsraad voort met in 's Gravephaage, op het Huis van Prins Maurits, over de reeds hangende en'nog loopende zaaken, Vergaderingen en Raadpleegingen te houden. Hier van verwittigden de Afgevaardigden van Dordrecht, de Staatsvergadering, met voordragt, dat zulk een Bedryf ftrekte tot verfmaading van 't gezag des Teritoriaalen Souverains; waar om zy in bedenking gaven, of die Vergadering niet zou behooren te befluiten, „ om aan het pretenfe „ Collegie, zich de Hooge Krygsraad „ noemende, aan te fchryven en expres; „ felyk te interdiceeren, om Collegiali„ ter, of anderzins, op het Teritoir van „ deezeProvincie, eenige Judicieele Ac„ tens of Gezag te oefenen, directlyk „ of indirectlyk, en om voorts, by Aan„ fchryving, kennis te geeven aan het „ Hof Provinciaal, met order om zorg- vuldig te waaken, dat aan deeze Reform Rffil. van Bolk 28 Jan. 3 e* 30 April 783.  HISTORIE. 9 \, folutie van hun Ed. Groot Mogenden geen de minfte atteinte werde tocgc- * „ bragt." ■ De Steden kwamen alle - hier in overeen, en, fchoon de Ridder- j fchap het tegenfpraake, werd dit Befluit terftond, zonder herzieninge genomen, en aan den Voorzitter van den Hoogen Krygsraad by eenen Brieve gezonden. In het Opfchrift worden de Leden getyteld de Leden van het pretenfe Collegie, zich den Hoogen Krygsraad noemende (*). Uit eerbied voor het Zegel van hun Ed. Groot Mogenden erkenden de Voor- : zitter en Raaden, by hun fchryven met dit Staatsbefluit aan zyne Hoogheid gezonden, den Brief geopend te hebben; zy betuigden, met een aangevangen Pleit, over een Soldaat, niet te zullen voortgaan; maar de bevelen des Stadhouders te zullen afwagten. Deeze, de Leden tytelende den Krygsraad der Vcreenigde Nederlanden, vondt goed hun te berigten, dat zy, tot nadere Aanfchryvinge, geenerlei Actens van Jurisdictie, of geenerlei Gezag zouden oefenen, op het Grondgebied van Holland of West-Friesland. • De Brieven van toelaating aan de Pleitbezorgers, die den Hoogen Krygsraad bedienden, werden, op last der Staaten yan Holland, ingetrokken. By voorraad zouden, van wegen dit Gewest, de Leden (*) Re/tl- van Holt, 30 Mey 1783. A 5 XVII. [O EK. Dit airj :yne ioogheid lekend gemaakt. Verdere fchikkingen der Staaten van Heiland.  XVII. BOEK. Brief de Stadhouders aai Staaten van Hoi(and. 10 VADERLANDSCHS den van dit afgefchaft Geregtshof, nog zes weeken betaald worden. Op bevel van zyne Hoogheid werden de Schildwagthuisjes van voor het Pluis van Prins Maurits weggenomen (*). 1 't Leedt maar weinig dagen of de , Prins liet een wydloopigen Brief afgaan aan Staaten van Holland, vermeldende, t geen hy omtrent hunne Befluiten, den Hoogen Krygsraad betreffende, vernomen en welke eene handelwyze hy tot hier toe in dit ftuk gehouden hadt. Hy betuigde niet te kunnen verbergen hoe zeer hy over die Schikking en Aanfchryving aangedaan geweest en verfteld geftaan hadt; vooral dewyl hun Ed. Groot Mogenden goedgevonden hadden tot die Aanfchryving voort te gaan, zonder Hem daar omtrent in 't minfte te kennen: en verzogt Hoogstdezelvcn in ernftige overweeging te neemen: hoe in Stadhouderlyke tyden, van Maurits af tot op zyn Vader, de Hooge Krygsraad beftaan, en zedert dien tyd, aeduurende een reeks van vyf en dertig Jaaren, in 's Gravejihaage openlyk het Regtsgebied, zonder tegenzeggen van hun Ed. Groot Mogenden, uitgeoefend hadt. Zints meer dan dertig Jaaren waren de kosten van dien Hoogen Krygsraad 'sjaarlyks op den Staat van Oorlog gebragt, en door Staaten van Holland, zo wel als die der an- (*) N. Ntdtrt. Jatrh, 1/83. bl. 9Ï2.  HISTORIE. jmdere Gewesten in derzelver betaalinge toegeftemd: hier door hadden zy dien Hoogen Krygsraad, als mede de uitoefening van deszelfs Gezag, op het Grondgebied van dit Gewest, gewettigd. Ook, hadden de Algemeene Staaten denzclven, door verfcheide. daaden, erkend voor een'e Generaliteits Regtbank; en Staaten van Holland in 't geval van de Witte, onder die benaaming daar van gefproqken, ja in hunne jongst genoraene Befluiten (*) gehouden voor een Generaliteits Regtbank, op het Souverain Tcritoir van deeze Provincie, met kennis van hun Ed. Groot Mogenden zittende. —Dit alles, verklaarde hy, dat zamen liep om Hem in het denkbeeld te brengen, dat het oogmerk van hun Ed. Groot Mogenden met was, dat de Hooge Krygsraad geene j udiciele Actens of toezag, op het Teritoii van deeze Provincie, me$r zou mogen oefenen, en vooral nietJl zo lang, door de gezamenlyke Hooge Bondgenooten nog werd geraadpleegd^ over het al of niet uitdelgen der post van de kosten vun den Hoogen Krygsraad op den Staat van Oorlog. : ;Qok oordeelde hy dat, indien hun Ed. Groot Mogenden mogtcn goedvinden by de laatfte Befluiten onveranderlyk te volharden, daar uit onvermydelyk zouden voortfpruiten de grootHe eu onuitkomelyklte zwaarigheden en de (*) Te weten die van 30. April en 1 M, by hun Ed. Groot Mogenden zou be5, fchikt zyn, in alle zaaken, tot hunne j, kennisneeming behoorende, zo crimi„ neele als andere, regt moesten doen zo als zy zouden oordeelen in goede Juftitie te behooren," zy zulks aanmerkten als eene inrigting gefchikt om hun Befluit, voor zo veel de Garnifoen Steden deezes Gewests, geen ftem in Staat hebbende betrof, buiten werking te flellen, indien men daar tegen niet onmiddelyk en kragtdaadig voorzage. Overeenkomftig met het voorflel der Afgevaardigden van Dordrecht, die deeze zwaarigheid ter tafel bragten, werden de Gouverneurs, Commandeurs en Krygsraaden , van wegen hun Ed. Groot Mogenden gelast, om zich, in het uitvoeren der Militaire Jurisdictie, lliptelyk te! gedraagen overeenkomftig met het aangekundigde Staatsbefluit, zonder eenige an- (*) 2T. Nedtrl. Jaarb. 1784* bl. 538.  HISTORIE. andere bevelen, van wien dezelve hun zouden mogen gegeeven worden, te mogen volgen. Ten zelfden tyde, werd, op 't Voorftel dier Heeren, onverminderd de overneeming der Ridderfchappe en der Afgevaardigden van Amflerdam, verdaan, dat in een Groot Befogne met de drie Leden, die van wegen Holland, ten tyde van 't neemen deezes nu gewraakten Befluits van den Raad van Staaten, aldaar zitting gehad hadden, zou worden onderzogt, of^ en in hoe verre, en om welkeredenen, de di ie Hollandfche Raaden in 't zelve hadden toegeftemd. De Ridderfchap wederfprak dit Befluit (*). Hoe Friesland over den Hoogen Krygsraad in 't algemeen dagt is ons reeds gebleeken toen wy het oordeel van het Hof diens Gewests, in de zaak van de Witte, optekenden (f). Men benoemde, te dier gelegenheid, tot het houden . van nadere raadpleegingen over de Mi- j litaire Jurisdictie, de Heeren H. B. van i Sminia en Eis in ga van Rauwerden, ^wegens Oostergo; de Heeren Swartsen berg van Beetgem, en J. van Camper Nieuwland, wegens Westergo; den Grietman de Kempenaar en J. van Idsinga, wegens Zevenwouden, met twee Heeren uit den (*) Re/»!, van Hotl 22. Mey 1783. Ct> Zie onze Vadert. Hifi. V. D. fcL 46. 1 xvn, boek. GelastiVJcnomcrferdeMü itaire Ju— ïsdictie e raadpleeg en 11 'Friet-' andbeic-emd.  iG VADERLANDSCHE XVII. boek. «733. Schryven van zyne Hoogheid deswegen. Beantwoording daar van. den Hove Vegei, in en van Haren. Zyne Hoogheid, hier van verwittigd, gaf Staaten van Friesland zyne verwondering te kennen, wegens het voorneemen, om de Militaire Juflitie, die, zints den jaare mdcclxxv, met affchaffing Van het Friefche en Nasfaufche Krygsgeregt, op den voet der andere Gewesten, was ingerigt, weder geheel om te keeren, en wel op een voorftel van Commisfarisfen van den Hove, zonder deswegen, zyne bedenkingen in te neemen, welke hy verzogt dat gehoord mogten worden, eer men tot een eindelyk"Befluit tradt. Op het leezen van deezen Brief was de Raadflag der drie Kwartieren zynejHoogheid, by de overzending der Stukken, te antwoorden, dat hun Ed. Mogenden de eindelyke afdoening hadden uitgefteld tot den buitengewoonen Landsdag, die waarfchynlyk tegen of in naastkomende Bloeimaand ftondt gehouden te worden: en hem te verzoeken, om, zo hy eenige bedenkingen hadt in te leveren, dezelve aan de benoemde Commisfarisfen vóór dien tyd, te zenden; ten einde zy, in hunne Raadpleegingen en Verflagdoeningen, daar op de vereischte aandagt konden vestigen. En zou 'er, huns oordeels, nog bygevoegd kunnen worden, dat zyne Hoogheid van de toedragt der zaake kwaalyk onderrigt fcheen, dat de voorflag tot het weder in train brengen van  HISTORIE: *7 Van het Friefche Nasfaufche Krygsgeregt, zo wel als het Provinciaal maaken van deGarnifoens Krygsraaden, op dien voet, als die thans gehouden werden, niet gedaan was door Commisfarisfen yan den Hove; maar door Commisfarisfen tot deeze zaak beftemd. De Steden wilden alleen den Stadhouder aangefchreeven hebben, dat hun Ed. Mogenden een nader Verflag van de Commislie over de Militaire Jurisdictie zouden verwagten, en 't zelve, vóór 'er volftrekt op te befluiten, hem toe zenden. Op den buitengewoonen Landsdag in Bloeimaand viel het Staatsbefluit, om „ den Hoogen Krygsraad, als tegen de „ intentie en welmeening derx Heeren „ Staaten flilzwygende ingevoerd, van „ den Staat van Oorlog te royëeren; met bygevoegde Vcrklaaring, dat deeze „ Provincie geneigd was, met de verde„ re Bondgenooten, zodanige billyke ar,, rangementen te beraamen, waar door „ de Prefident en Leden van 't voorfchreeve Collegie', als mede de Minis„ ters, bedienden en Suppoosten, wegens „ gemis hunner Tractcmenten en Inkom„ ften, op eene convenabele wyze, te ge„ moet zouden kunnen gekomen wor„ den." De Meerderheid der Steden riemde 'er niet in toe (*). De (*) N. Neilerl. Jaarb. 1783. bl. 297, 498. 903. In de Raadflagen over gewigtige punten Snaren de drie Steden Leeuwaarden, Smeek en VIL DEEL. B Xllt XVIL r. o E K, 178a. Aflbhafi fing des Hoogen Krygsraads in Friesland*  XVII. SOEK. Schikkingen op het Militaire wezen ge. maakt. Een Reglementvervaardigd. t 1 ïS VADERLANDSCHE De Gelastigden tot het ftuk der Militaire Jurisdictie voeren voort, en kreegen ten grondflage van verdere Raadpleegingen, dit Staatsbefluit, dat de Auditeur Militair, die fteeds een gebooren Fries zou moeten zyn, gebragt zou worden onder den Provinciaalen Eed — dat het Krygsvolk, thans in Friesland, en 't geen 'er vervolgens in zou komen, boven en behalven den algemeenen Eed van Getrouwheid, ingevolge de Unie van Utrecht, nog byzonderzou moeten zweeren en belooven, dat zy, zo wanneer zy als Leden van den Krygsraad in Friesland werden geroepen, als dan en altyd anders, zouden volgen de Reglementen, Wetten en Statuten, daar op het ftuk der Juftkie en de Adminiftratie van dezelve gemaakt, of nog te maaken. Een Reglement, uit meer dan vyftig Artykelen beftaande, bragten die Heeren in gereedheid, 't geen de Staaten van Friesland wonder wel geviel, „ als be„ vattende," gelyk zy zich uitdrukten, „ een Form van Adminiftratie van Ju„ ftitie, in den Militairen ftand, waar „ door de Gewapende Arm van den „ Staat, in deszelfs Leden, Eer, Repu„ tatie en Bezittingen, even zeker en „ vei- Ylst doorgaans verdeeld. De vier Steden Botst vaari, Dokkum, Slooten en Hindeloopcn veelal lan de eene zyde van een Voorftel; en deoveige vier Steden Franeker, Harlingen, Stavoren, *• Workum aan de andere zyde van 't zelve.  HISTORIE. kj £ vèilg zouden zyn als alle andere Leden „ van de Maatfchappye, en zodanige fchik' „ kingen als konden ftrekken tot redres „ der notoire abuizen in de Militaire Ju„ risdictie, en tot behoudenisfe der Reg„ ten en Vryheden van alle 's Lands In- gezetenen, gepaard met de Conferva;, tie van de Hoogheid en Onafhangelyk- heid hunner Provincie." Dan, eer zy dit Reglement vastftelden, vonden zy goed, om in eene zaak van dit belang, gemeenfchaplyk met zyne Hoogheid te handelen, twee Leden uit de Staats commisfie, den Grietman de Kempenaar, en den Raadsheer van Haren, na 'sGravenhaage te zenden, om met den Stadhouder in een mondgefprek te treeden, alle voorkomende bedenkingen op te helderen, en eenige zwaarigheden, zo zy ingebragt wierden j te vereffenen. Doch, zyne Hoogheid weigerde volmondig met die Heeren, over dit onderwerp, in gefprek te komen; en wilde liever zyne Aanmerkingen in Gefchrifte aan de Staaten over zenden. Wanneer deeze Heeren van die vrugtlooze Bezending te rug keerden, betuigden de vier Kwartieren, by dankzegging voor 't gedaan Verflag, en goedkeuring van 't gehouden gedrag, niet ongevoelig te zyn,> dat die Comnïisfie zo weinig geflaagd was. Verwonderd over deeze handelvvyze van zyne Hoogheid ontvingen de Staaten j met geen minder bevreemding, de B 2 fehrift- xvitr boek. I783, Mislukte pooging om zyné Hoogheid daar over te fpree» kenj, Béfcend- maaking; ier Af,rchafiïng.  Hó VADERLANDSCHÉ xvir. boek. i?H- aan zyne Hoogheid 1 Nadere fchikkingen in friesland i fchriftlyke Bedenkingen des Stadhouders over het ftuk der Militaire Jurisdictie, „ inhoudende," gelyk zy in antwoord fchreeven, „ Suftenuen zo vreemd en „ van dien aart, dat ze even min door „ hun konden als mogten erkend worden." Deeze opgehaald, ontvouwd, en wederlegd hebbende, deeden zy zyne Hoogheid de weete , hoe zy, by een Staatsbefluit, het voorheen ontworpen Plan op de Militaire Jurisdictie ter zyde gelegd, en, met te niet doening van alle de op dit ftuk genomene Belluiten, het Hof Provinciaal en de Nedergeregten, voor zo verre derzelver Jurisdictie zich uitflrekte, in de volle Adminiftratie der Civile en Crimineele Jurisdictie over alle Perfoonen en zaaken, zonder uitzondering, volgens de aloude en fundamenteele Gonititutie van Friesland, wederom herteld hadden (*). Deeze Afichaffing was den acht en twintigften van Sprokkelmaand mdcolxxxiv 2,-efchied, met by voeging, dat men de ,ioodige bepaalingen van de Magt, welke :ot het onderhouden eener goede Kr^gs- tugt, (*) Nederl. Jaarb T783 bl. 14-14. T777. 2156 en voer 't Jaar 1784 bl 6^6 Men verge)ke hier mede het voorgevallene i.i Friesland n de Jaaren 1752 en 1753. Zie onze Vaierl. Uift.ten onmiddelyken vervolge vin Wagenaar. KXU. D. bl 71—84 en wy zien, zo zeer als mmer, bevestigd, het gemeene zeggen, dat mdere Tyden andere ée&en en Denkwyzen mede 'rengen.  HISTORIE. «ii tugt, in Friesland aan den Militairen Regter behoorde gegeeven te worden, ver- i volgens nader zou vastüellen. Gelyk zy • van het dus verre verrigtte zyne Hoog- ; heid kennis gaven; ten einde hy, als Capitein Generaal van dat Gewest, de noodige Orders mogt geeven aan de Militie, om zich overeenkomltig met den bekendgemaakten Wil der Staaten tegedraagen; zo zouden zy niet in gebreke blyven om de nog te maakene fchikkingen mede te deelen. Niet lang draalden de Staaten met het noodige hier omtrent te beraamen (*)» Reeds in Wintermaand des afgeloopen Jaars hadden Staaten van Zeeland beftemd om door eenige Staatsleden onder- . zoek te laaten doen na de weezenlyke paaien, die aan de Militaire Regtbank moesten worden toegekend (f). Dit werd nader aangedrongen door twee kort daar op gevolgde voorflreljen der Steden Middelburg en Zierikzee, by welke zy aan, de Vergaderinge voorhielden , hoe hunne Burgerlyke Regtbanken, in de uitoefening van haar Regtsgebied over Militaire Perfoonen, verhinderd waren, door de Krygstanden, of den bevclvoerenden Officier der Bezettinge. Welhaast leverden de Gelastigden tot dit Onderzoek een Berigt in, niet min treifende dan het VerCO W. Ntdtrt. Jaarh 7784. bl. 430. 6 Wy, daar tegen willende voorzien, goed gevonden hebben, mits deeze te „ verklaaren, dat in het generaal, zo „ wel Civile als Crimineele zaaken, als 9, Militaire Perfoonen, volgens de Grond„ wetten deezer Provincie, moeten te „ Regt ftaan voor de Ordinaire Burger„ lyke Regtbanken in dezelve." Op webke Affchaffing de bepaalingen in het Staatsbefluit gemeld volgen. Ten dien zelfden dage beflooten Staaten van Zeeland den Eed der Krygslieden binnen dat Gewest te verbreeden met deeze woorden; „ dat ik ook ftiptelyk „ zal nakomen, de Orders en Regle„ menten by de Edel Mogende Heeren „ Staaten van Zeeland omtrent de Mili* 9f taire Jurisdictie gemaakt, of nog t©  HISTORIE. 2? maaken; en fpeciaal Hoogstderzelver „ Refolutie en Publicatie van twee en „ twintig September mdcclxxxiii (*)." Veelligt zou men, dit Staatsbefluit geleezen hebbende, denken, dat in Zeeland het ftuk der Militaire Jurisdictie geheel volklonken was;' doch dit denkende zich bedriegen. Schoon door alle de andere Leden genomen ontbrak 'er de medeftemming aan van Jonkheer van Lynden Tot Blitterswyk, die den Prins van Oranje, als Eerfte Edelen van Zeeland vertoonde. Dit vertraagde het befluiten op een Verfiag uitgebragt, betreffende de verpligting der Krygslieden tot het afleggen van den Eed aan het Gewest en de ftem hebbende Steden; als mede op het ingebragte van Vlhfingen met betrekking tot het verleende Patent aan het Garnifoen dier Stad; en op de raadpleegingen, wegens het wedereifchen van eenige Militaire Perfoonen, door den Burger lyken Regter, te Middelburg, Zierikzee en te Vlisfingen, gedeeltelyk reeds ontfnapt. Niettegenftaande een her¬ haalde aandrang weigerde die Heer beftendig zich over die punten te verklaaren. Dit bewoog Staaten van Zeeland, in Wintermaand, een Brief aan den Erfftadhouder af te vaardigen , zich beklaagende over deeze vertraagingen, waarom zy de toevlugt namen tot het middel, (*) Net. Zeel 28. Sept. 1783, XVÏI, boek. 1783. Zyn Hoogheid, daar de toeftemmingvan hem als Eerfte Edele ontbrak, befchreeyen.  XVII. BOEK. ^83. Weige. rend Antwoordde,', S.auftouders. ONot. Zeul. 18. Dcc. 1783. s* vaderland sche yan ouds af, in de Vergadering van Zeeland gebruiklyk, om zyne Hoogheid te bejchryye»; en op het ernftigst te verzoeken, om, zo fpoedig mogelyk , immers voor de eerst aanthaude Byeenkomst, een einde aan dit zwygen te maaken; noopende dat dit midd-l van eene gewenschte uitwerking mogt weezen, en zy dus verfchoond blyven van de onaangenaame noodzaaklykheid, om de verdere Middelen te moeten te werk Hellen, welke de Reglementen op de Raadpleegingen hunner Vergaderinge aan de hand gaven, om tot een afkomst van zaaken te komen (*). De uitwerking, welke dit MiJdel baarde, is af te neemen uit het Antwoord van zyne Hoogheid waar in hy onder andere fchryft; „ niet te denken, dat „ 'er eenig voorbeeld zou gevonden wor„ den, dat ooit van de Militie van den „ Staat een Eed gevergd was in een „ der Gewesten, veel min in Zeeland, „ gelyk aan die, welken de Meerderheid „ der Staatsleden hadt willen invoeren , „ tegen het beftendig gebruik, 't geen „ aldaar hadt plaats gegreepen. Dat „ hy geenzins voor'een wettig Staatsbe„ fluit aanzag de informeele Refolutie van „ den twee en .twintigften September „ jongstleden omtrent de Militaire Juris„ dictie met alle de gevolgen van dien, „ of  HISTORIE. 2# of eenige kragt van Wet aan die fre- „ tenje Rtfoluüt toekende, welke op „ eene incunjlïtutioneele wyze was geno„ men by Overftemminge tegen het Pro„ test van den Eerden Edelen. Waar „ om hy alle de gemelde Hukken in be„ raadflaaging hieldt, en verwagtte, dat ,; met befluiten niet zou worden voort„ gegaan, en dat in 't byzonder niet zou „ worden beflooten tot het doen afleg„ gen van den Eed by de thans in Zee„ land liggende Garnifoenen, 't geen, al was de pretenje Refolutie van den twee„ en twintigften September wettig geno„ men, in geenen deele als.. een gevolg „ daar van kon worden aangezien; vera, klaarende voor van geene waarde alles „ wat daar omtrent, door de andere „ Staatsleden, buiten zyne Medeftem- ming, zou worden beflooten, aan zich „ behoudende daar tegen te neemen alle zodanige CorifHtutioneelè Mefures als hy zou oordeelen te behooren, tot „ handhaaving van zyn Regt en Vry„ heid van'Advys." Ten Hot gaf hy te kennen zyn verlangen en gereedheid om, met wederzyds genoegen , fchikkingen tot afkomst van zaaken te beraamen. Van dit verlangen en die gereedheid betuigden Staaten van Zeeland gaarne gebruik te willen maaken , en daarom niet te zullen opnaaien verfcheide bedenkelyke Stellingen en Uitdrukkingen in des Stadhouders Brieve. Wat de hoofdinhoud betrof, naamlyk dat zyne Hoogheid de open- XVII. i j O E K. I783; Staatei; van Zeeland bly> ven by hun Befluit.  §ö: VADERLANDSCHE XVÏI. BOEK. openftaande punten nog in beraadflaagin* hieldt, met bygevoegde verklaaring orri alles wat daar omtrent, door de andere buiten zyne Medeftemming, werd beflooten^ voor van geene waarde te zullen aanzien; ten deezen opzigte moeiten zy opregtlyk betuigen,- wel gewenscht tè hebben, uit liefde voor de Eendragt, in deeze tyden zo noodig, in 't antwoord van zyne Hoogheid de voldoening te hebben mogen vinden, dat op de openftaande zaaken, waar aan het Advys van den Eerften Edelen alleen Ontbrak, met Medeftemming van alle Staatsleden hadt kunnen beflooten worden.- „ Thans," drukten zy zich uit, „ waren, door de „ de Weigering van zyne Hoogheid om » zich by provifie te expliceeren, de zaaken in die termen gebragtj dat de ü meergemelden punten konden worden „ geconcludeerd: welke Conclufie, zo j, wel tegen een niet concurreerend Lid, „ als tegen de andere Leden, zelfs des „ noods, met magt van het Land, kon j, en moest worden geëxecuteerd, gelyk „ zulks onlangs, by een gedetailleerd „ Rapport, in cene zaak een ander Lid j, van Staat concerneerende, ten klaarften i-, was aangetoond, en ook zyne Hoogj, heid ten vollen bekend." Pan, alvoorens hier toe over te gaan wilden zy nog één blyk geeven hoefeer zy, tot bewaaring van de Eendragt tusfchen de Staatsleden, de Medeftemming van zyne Hoogheid verlangden: zy verzog--  HISTORIE. 31 zogten hem deswegen, binnen den tyd van veertien dagen, zyn Raadflag ter Staatsvergadering te laaten inbrengen: terwyl zy, by gebreke van een voldoenend Antwoord, naa 't verloop van dien tyd, niet langer zouden kunnen uitftellen het Befluit van die punten, 't welk als dan, volgens de Orde der Vergaderinge zou genomen en gehandhaafd worden. Gelyk zy deeze tegenwoordige behandeling tot een blyk opgaven van hunne neiging tot bewaaring van de Vriendfchap tusfehen de Staatsleden, zo zouden zy zich ook niet onttrekken om aan te hooien en in overweeging te neemen zodanige fchikkingen als zyne Hoogheid, tot een minnelyke afkomst van zaaken, zou gelieven voor te ftellen, indien die fchikkingen alleen ten oogmerke moesten hebben, om, met wederzyds genoegen, gewisfe maatregelen vast te Hellen, dat hunne reeds genomene of nog te neemene Befluiten op het ftuk der Militaire Jurisdictie, met den aankleeve van dien, niet rot nadeel van de Discipline of wettige Subordinatie Militair, misbruikt werden. Maar konden zy zich in geenerlei fchikkingen inlaaten, die afweeken van het wettig Be/luit op den twee en twintigften van September genomen en van deszelfs onmiddelyke gevolgen. Deeze punten moesten als vas titaan de gehouden worden, vóór dat zy eenige i'chikki ig op XVIL BOEK. 1783.  XVII. BOEK. Nader fchryveu van zyne Hoogheid < is \ t C) Not. Zed. 5. Feb. 1784. (t) Op deczenBejialtèritf beroept zich de Heer 32 VADERLANDSCHE op andere punten zouden kunnen toeftaan (*). Zyne Hoogheid betuigde zyn leedweezen, dat Staaten van Zedand in geene fchikkingen geliefden te komen eenigzins ftrydig met het by de Meerderheid op eene informeek wyze vastgefteld Befluit van den twee en twintigften September; een Befluit waar aan zich hun Ed. Mogenden by aanhoudenheid vasthielden; doch waar van hy betuigde zich verzekerd te houden, dat 'tzelve, zo 't naagekomen moest worden van de allernaadeeligfte gevolgen zot. weezen voor de Discipline en Subordinatie, welke de Ziel van het Militaire weezen uitmaakten, zonder welke zy veeleer tot last dan tot nut, voor 't lieve Vaderland zyn moest; en dat de droevige gevolgen daar vm, wanneer men ze moest gebruiken, zouden ondervonden worden. Hy hieldt zich onfchuldig aan de onvermydelyke gevolgen eener al te naauwe bepaalinge /an de Militaire Jurisdictie, en liet dezelve over voor rekening van de overige Staatsleden, indien dezelve goedvonden >m in geenen deele van derzelver be;rippen omtrent dit zo gewigtig punt a£ e gaan, zonder in 't oog te willen houen 't geen by den BefiaMriefQf) van den Jaa-  HISTORIE. Ü Jaare mdlxxix was vastgefteld, noch 't geen als een beftendige Praktyk in ] Zeeland hadt plaats gehadt, en een ■ daar mede ftrydig Regt wilden vastftel- len; L. P. va n der Spiegel, In zyne Pro Memorie, dienende tot onderzoek, hoedanig het Staatsregt zy der Provincie van Zeeland omtrent de Militaire Jurisdictie, zo ia 'f Crimineel als Civil» geformeerd op verzoek der Leden van het Befegner uit hun Ed. Mogende Vergadering tot examinatit Van die materie gecommitteerd, by Refoluti» va» ia. Bec. 1782. Dan de egtheid deezes Befiêltiriefs wérd in twyfel g«trokken. Dezelve wordt door den Heer F. A. van derKemp, in zyn Aanhangzel op het Magazyn van Stukken tot de Militaire Jurisdictie betrekkelyk, goplaatst, en door hem niet hooger aangezien dan een Concept Ordonantie, en wel als een Concept des Artykelbriefs yan den Jaare mdlxxxx, volgens hem de Eerjle Wet van deezen aart door de Bondgenooten gemaakt; terwyl de Heer van der Spiegel, dien Bejlaltbriefvoov de Eerfte Wet houdt, op welke de Geünieerde Provinciën Troepes in haaren dienst hebben aangenomen. Dit gevoelen vondt een fterken Verdeediger in den Heet J G- v. Üldekbarneveld genaamd Tuu lingh, die een Onderzoek wegens dien Bejialtbrief uitgaf-, doeh ook een moedigen Beftryder in den Schryver eens Briefs aan een Heer van de Regeering in Zedand. Veeier pennen waren bezig met over dit lang betwiste ftuk xler Militaire Jurisdictie te fchryven; dan geen werk haalde by den onvermoeiden arbeid door den Eerw. Fr. Ad vanderKemp betoond in zyn Magazyn van Stukken, uit Vilt. Deelen beftaande. Over 't welk Staaten van Friesland, -die van Groningen en Ommelanden, als mede de Burgemeesters van Leydett hem fchriulyk en mondeling hunne goedkeuring te kennen gaven. Zie' de Algem. Vaderl. Letter o  3' VADERLANDSCHE XVII. BOEK. 1783. De onafgedaanezaaken van Zhtand be« flist. „ de Militaire Jurisdictie binnen de Pro„ vincie van Zeeland, en om dezelve' te „ doen Hand houden, tot dat met een„ paarigheid van alle de Bondgenooten „ eens een permanente wet kon worden „ gemaakt, waar volgens zich de Militie, ,, in de Refpective Provinciën Garnifoen houdende, ten opzigte van de Juris,, dictie zou moeten reguleeren." De dag, om een volledig Befluit ta neemen op yerfcheide onafgedaane zaaken, het Krygsweezen betreffende, tot nakoming van het door de Staaten vastgehoudene, en door den Stadhouder zo fterk wederfprooken, Staatsbefluit, zag de volgende gewigtige punten, in deezer voege, beflisfen. Foor eerst, „ dat „ het Formulier van den Eed, by dat „ Staatsbefluit bepaald, ftiptlyk zou wor„ den nagekomen, met verklaaring dat hetzelve geenzins ftrydig was met den „ Eed van Trouwe door de Officieren „ bevoorens gedaan." Ten tweeden, „ dat „ de Officieren, die weigerden den Pro„ vinciaalen of Stedelyken Eed af te leg„ gen, het Grondgebied der Provincie „ zouden moeten verlaaten, datzy, wan„ neer zy ter Repartitie van Zeeland ftonden, zouden worden afgezet en an- deren in hunne plaats aangefteld: ter„ wyl tot plaatsvullinge der verzondene „ Militie zouden worden opontboden een „ gelyk getal ter Repartitie van Zeeland „ ftaande." Van ditBeflu.it gaf men kennis aan de Staaten der byzondere Gewe^  historie; $ westen en aan het Landfchap Drente, mitsgaders aan zyne Hoogheid, ten einde zich daar volgens ftiptlyk te gedraa- gen. Vervolgens werd beraadflaagd yoor eerst, „ om de tegenwoordige Gar„ nifoeh(6» van FHsfingentnVeert, binnen „ den tyd van vier weeken, op nieuw, 5, onder Eede te neemen, en het Patent „ van zyne Hoogheid aan 't eerstgemelde „ verleend, om na Bommel te vertrekken, ,, buiten werking te ftellen." Ten tweeden „ Om aan Staaten van Holland ken„ nis te geeven van het voorgevallene te „ Zierikzee en Goes, betreklyk de Conv pagnien van den Gollonel' van „ Pabst (*). Ten derdens om den Fis- „ caal (*) Eenige Compagnien van den CollonelvAN Pabst hadden bevel ontvangen na Goet en Zierikzee te trekken om Krygsbezetting te houden; doch, de Officieren weigerende den Eed afite leggen, zo als Staaten van Zeeland dien vorderden, werden zy niet toegelaaten zich te ontfchepen, en kroegen eerlang bevel om het Grondgebied vaniTff/flBiiteverlaaten. Not.Zeel, iO'»Nov. 17S3. 2V. N-.derl. Jaarb. 1783. bl. 1979.— Wanneer vervolgens de Luitenant Collonel R Mac al e s t e r , bevelvoerende over een Regiment van den Generaal Major Houstoun, te Veere in bczetti g liggende, gedraald hadt met den Eed, volgens het Zeeuwfche Staatsbefluit, af te leggen, en den tyd, tot het doen daar van vangefteld, laaten verloopen , zonder deswegen aan hun Ed. Groot Mogenden te fchryven, en zich niet ontzien hadt om, een half uur vóór dat, ft rikt gefprocken, den tyd by Zeeland bepaald, was verloopen, aan den Raadpenfionaris van dat Gewest, door den Capitein Luitenant Bruce te doen kennis ceeven „ dat de Commandeerende en de verC 3 XVII. b o ek. I78S.  j5 VADERLANDSCHE XVIT. ROEK. caal Militair te gelasten, wegens de fin- gu- „ dere Officieren wel bereid waren den Eed „ af te leggen; maar dat zy zulks niet konden „ doen dan met voorkennis en confent van hun„ ne Betaalsheeren, de Staaten van Heiland," en zich dus beroepen op gebrek van Orders, geheel niet door hem gevraagd, verzogten Siaaten van Zeeland, kennis ceevende van het gebeurde, de terugroeping dier Troepen Staateti van Halland, hoogstmisnoegd over zulk een gedrag, beflooten, dien Luitenant Collonel op tc ontbieden, tot eene volledige verantwoording van zyn gedrag in deeze weigering, en het daar omtrent gebruikte voorwendzel; en een ftrikt onderzoek dier zaake; en dat inmiddels aan hem geene betaaling zou gelchieden tot hy zich ten genoegen zou hebben verantwoord. Zy verzogten Staaten van Zeeland in dit ftuk niets verders te doen tot dat omtrent de irreverente en linguliere handelwyze deezcs Collonels, volkoanen zou beflooten zyn. De Ridderfchap Hemde niet in dit Staatsbefluit. Gecommitteerde Raaden hielden 's Collonels Wedde in ; fielden het Verhoor te werk, en ontdekten dat deeze in '/ Gravenhaag zyude zich wel by zyne Hoogheid vervoegd, dien, wegens het' afleggen van den Eed aan Zeeland gevraagd en ten antwoord bekomen hadt, „ dat hy ihet doen of „ i iet doen aan den Collonel Commandant ovcrw liet, doch hem het doen niet verdoodt. Hy „ betuigde van agteren de zaak befchouwende, „ te begrypen, dat hy voorzigtiger zou gedaan hebben, door het neemen van nadere onder„ rigting." Leverde voorts een Smeekfchrift in aan Staaten van Holland, die hem oplagen nederig Verfchooning te verzoeken by Staaten van Zeeland, en den gevorderden Eed af te leggen, en dat zyne ingehoudene Wedde hem weder betaald zou worden". Te deezer gelegenheid werd vastgefteld dat dccze Eed door alle de Holiandfche Officieren , by derzelver aankomst jot het houden van Bezetting, zo in Zeeland ijs  historie. 39 ;,, guliere Ontvlugting der Militaire Ge - ] „ vangenen de noodige nal'peuring ter „ doen. En ten vierden om van den be- „ velvoerenden Officier te Zierikzee te ] 5J vorderen, dat hy de Gevangenen, bin„ nen den tyd van acht dagen, aan de „ Heeren van de Wet te dier Stede zou „ overgeeven." Voorts beloofden hun Ed. Mogenden aan de Officieren ter Repartitie van Zeeland ftaande, die de Orders van hun Souverain gehoorzaamden, hloogstderzelver byzondere Befcherming, met belofte van Vrywaaring, tegen alle onverhoopte gevolgen (*). Op den beftemden tyd deeden de Officieren der Krygsbenden van Vlnjlngen en Veere den nieuwen Eed aan Land en Stad, zo als dezelve door Staaten van Zeeland was voorgefchreeven. Ook werden twee Sergeanten en een Corporaal, die zich te Zierikzee, vóór een geruimen tyd aan een Gemeene Misdaad, naar allen fchyn, hadden fchuldig gemaakt, en deswegen op last van den Krygsraad gevat en in hegtenis gefteld en gehouden waren, aan den Burgerlyken Regter overgeleverd en op 'i Graven/leen gebragt (|)ö On- als in andere Gewesten, waar dergelyk een Eed voor de Militaire Officieren reed;, vastgefteld was- of vervolgens ingevoerd mogt werden, op den eerften eisch z-.u moeten worden afgelegd, Re lol. van Holland 22 en 30. April 25. Me? Ï784. q*; Not. Zetl 11. Maart 1784. Cf) ï**J$ederl.:Jaarb. 1783. bl. 840. 843. c 4 cvrr; OEK. . Vflvoc- ring der Staatsbon fluiten.  xvir. BOEK, I7$3- Voor!te der Burger-geco inmit teerden te Devcnterom de Militaire Jurisdictie af te fcliaffen. < ( ] ( i i 1: c Het ftuk ' by Sraa- , ten van f ? 4° VADERLANDSCHE Zf % t ^Fger ■COmmisfie te Beven* ter ( ) ontheffing verzogt, telde zy, dat n Lande nog bleef beftaan eene wil1 lounge Regtbamc, onderden naam van Militaire Jurisdictie, welke, haars oordeels met dan fchadelyke gevolgen voor t ganfche Land, en byzonder voor alle steden waar in Krygsbezetting lag, kon naa zich ileepen. Deventer hadt onlangs een proef gehadt ten opzigte van baare Lyfftraflyke Regtsoefening, daar een Soldaat, die moorddaadig eenen onfchuldigen Burger hadt omgebragt, met eene ilappe Geesfehng vry kwam; en men 'er de Burgerlyke zaaken zodanig behandelde, dat veele Ingezetenen wederhoudcn wierden hunne deugdlyke Schuldvorderingen van de Militairen te innen. Terwyl het n t algemeen met alle beginzelen van :en welgeordend Gemeenebest ftrydig was, at in Burgerlyke zaaken en Gemeene lisdaaden, het Regt en de handhaaving let Kegten en Veiligheid der Burgeren :ou afhangen van het enkel welbehaagen runner loontrekkende Krygsknegten : wesalven zy verzogten, dat de Regeering aare poogingen wilde aanwenden, om ie willekeurige Vierfchaar af te fcliaffen ff). L>e Staaten van Overysfel eenige Heeren enoemd hebbende om het ftuk der Militaire S^r^j XVefre!1s deezc Bargtr.-gecom7nittetrdea VA HiJi' Vli Deei bl' 359- CtJ iV. Nadert. Jaarb. I783. bl. 5191  HISTORIE. 4» ïitaire Jurisdictie te onderzoeken, was het deezen, gelyk zy ter Staatsvergadering berigtten, onbetwistbaar voorgekomen, „ dat ?er nimmer eenige Militaire „ Regtbank, noch voor het Burgerlyke, „ noch voor het Lyfftraflyke, in Over„ ysfd erkend en toegeftaan was, ten „ nadeele der Privilegiën en Prerogativen „ der Teritoriaale Regteren; maar dat, „ in tegendeel, Ridderfchap en Steden, „ zich, ten allen tyde, zedcrt de eerfte „ oprigting der Republiek, tegen de oefe„ ning van allen Militair Regtsgebied in „ hunnen boezem geftcld, en maatrege„ len genomen hadden om zulks te beletten. Wat Burgerlyke zaaken betrof „ fpraaken de Staatsbefluiten van den „ Jaare mdcclii en mdcclxii, met ,, zo veele woorden, dat Ridderfchap en „ Steden nooit zouden gedoogen, dat „ eenige Krygsraad, 't zy hooge of laa„ ge, of eenig ander Perfoon, wie het „ ook zy, zich eenige Jurisdictie aan„ maatige in Civile zaaken, welke aan „ de Ordinaire Juftitie behoorcn, in ,5 fchendinge van de Regten en Privilegien der Staaten van Overysfel, of onbetwistbaar toekomende aan eenig Lid v derzelve." By deeze beginzelen oordeelden zy dat men moest volharden, en onveranderlyk blyven; en voorts, met medewerking der Bondgenooten, zodanige billyke en eenpaarige Reglementen be~ raamen, als men noodig en nuttig zou bevinden, tot voorkoming van alle cigenC 5 dunk- XVII. boek. 1783. Overyifel onder • zogt.  4* VADERLANDSCHE xvir. boek. Befluit ter affebaffinge Wat men daar over mGclderland bepaalde. dunklyke uitbreiding van wegen de Militaire Regters, en van alle verdere beraadflaagingen over dit onderwerp. Met dit Verflag ftemde Ridderfchap en Steden volkomen in, en vormden een Staatsbefluit daar mede overeenkomftig, 'twelk openlyk bekend gemaakt, en waarby, buiten zuiver Militaire Overtreedingen, allen Regtsdwang den Militairen Regter ontzegd werd. In Kampen drukte zich de Regeering by de keunisgeeving aan haare Stedelingen aUernadruküykst uit. De Staaten van Overysfel wilden de post van den Hoogen Krygsraad uit den Staat van Oorlog geligt hebben. Dan het voorftel van den Ridder Capellen tot den Pol om, in geJykvormigheid met het geen in Zeeland was gefchied, het Krygsvolk binnen Overysfel tot een flipt waarneemen van het beflootene omtrent de Militaire Jurisdictie , door het verbreeden van den Eed, te verbinden, werd tot nadere overweeging verfchooven (*). In Gelderland verklaarde zich het Kwartier van de Velmve tegen het affchaffen van den Hoogen Krygsraad, en, eischte, bevoorens daar toe te komen, dat aUes moest gebragt worden in den voorigen ftaat: dewyl Holland alleen niet bevoegd geweest was een Befluit te neemen aan- gaan- CO N. Nedtrl. Jaarb. 1783. bl. 553. 21582161. 2182. Courier van Europa 1 D. bl. 164. 169.  HISTORIE, 43 gaande eene zaak, welke het geheele Bondgenootfchap betrof. Dan de invloed des Kwartiers van Zutphen wist het zo verre te brengen, dat men de Bepaalingen, aangaande de Militaire Jurisdictie, eenftemmig met de andere Bondgenooten zou fchikken. ■ Wanneer de Heer Capellen tot de Marsch in 't midden bragt, dat het Regtsgebied der Krygsraaden, tot het geen zuiver Militair was, behoorde bepaald én, ingevolge daar van, de Eed der Militaire Officieren verbreed te worden, zo dat de Officieren, in Gelderland Bezetting houdende, verpligt zouden zyn, overeenkomftig vastgeftelde Befluiten, den Eed van Getrouwheid aan de Heeren Staaten en Magiftraaten af te leggen, wanneer hy verder oordeelde het meer dan tyd te zyn, dat door de Staaten der onderfchcidene Gewesten, de noodige bepaalingen en voorzieningen gemaakt v/ierden tegen het willekeurig beitel des Capiteins Generaals over de Patenten, om voor te komen dat men met het Krygsvolk van den Staat niet buiten goeddunken van den Souverain handelde, oordeelden hun Ed. Mogenden, dat deeze Hukken geen voorwerpen van hunne Raadpleegingen konden worden. In dit Gewest werd om¬ trent het Regtsgebied over de Krygslieden by voorraad voorzien, overeenkomftig met het Landfchaps Befluit van den Jaare mdccxxviii, door het Hof van Gelderland aan de Regeeringen der Steden XVII. boek.  44 VADERLANDSCHE XVII. BOEK. I783. Stad er, Lande be fluit ter affchaffinge. Zo ook Vtrecht. By hun Hoog Mogenden vernietigd. ( den rondgezonden. Weshalven dit gewigtig punt in dit Gewest tot nog onafgedaan bleef (*). Stad en Lande werd ook te raade den Hoogen Krygsraad, zo als dezelve zich thans gefield vondt, te doen ophouden; en teffens ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden in ernftige bedenkinge te geeven hoe te handelen met de Papieren en opgebragte Penningen, ten tyde dat de Hooge Krygsraad beftondt, op dat door deeze Affchaffing aan byzondere Ingezetenen geen nadeel mogt worden toe^ebragt (f). b Staaten van Vtrecht gaven hun Afgevaardigden last, om met de overige Bondgenooten mede te ftemmen tot de Vernietiging van den Hoogen Krygsraad, en den voorflag van Stad en Lande, omtrent de Papieren en Gelden te omhelzen (§). Zo veel arbeids hadt het in by de Bondgenooten de Affchaffing des Hoogen Krygsraads te bewerken, en daar door tewege te brengen, dat, de Befluiten der byzondere Gewesten daar toe ingekomen zynde, hun Hoog Mogenden, by een volledig Staatskefluit, op den vier en twin- tig- O N. Nedert. Jaarh 1783. bl 2Ö26. Voor 't .aar 1784. bl. 913. Courier van Europa II. D. »1. 4. Ct) K. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 2000. _(\~) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 2125. Refol. ren. 24 Dec. 1783. Voor 't Jaar 1784. bl. 140.  historie; 45 tigften van Wintermaand, den zeiven vernietigden, en den Raad van Staaten verzogten, de post daar voor op den Haat van Oorlog ftaande, voortaan agter wege te laaten. De Raad van Staaten, voorheen niet gereed om zich naar de meening van HólZand te fchikken (f), deedt thans by rondgaande Brieven de Bevelhebberen de Affchaffing van den Hoogen Krygsraad weeten, teffens bevelende, dat de Krygsraaden voortaan geen Regtsgebied zouden oefenen, dan alleen omtrent Misdaaden, die zuiver den Krygsdienst betroffen, en dat de de Krygslieden, in alle andere zaaken, onderhoorig zouden weezen aan de Regters der Plaatzen, waar zy in Krygsbezetting lagen $ de Generaliteit* Landen alleen uitgezonderd, tot dat de Bondgenooten daar in zouden hebbenvoorzien (§). In de raadflagen van eenige Gewesten den Hoogen Krygsraad betreffende, wer-1 den hun Hoog Mogenden opgewekt, om, in de Generaliteits Landen, niet min dan. elders, alle ingefloopene Misbruiken der Militaire Jurisdictie te beteren en af te weeren; dit, en het reeds affchaffen dier Regtbank in alle de Bondgenootfchaplyke Gewesten, bewoog den Raad en £,eenhove van Brabant, om zich by hun Hoog Ct) Zie hier boven bl. 8. CDiV. Nederl. Juarb. 1784. bl. 53?- 7QI. xvir. BOEK. 1783. Berigt? geeving hier van door den. Raad vanStaaten. Wat de* jeneralw :eitslanien hier Dmtrent rorder3en.  c\S VADERLANDSCHE 7VII. BOEK. Voorhagen in flotland op verfchikkingen in't Krygsweezen. Hoog Mogenden te vervoegen, met de meermaals opgehaalde klagten, hoe zeer de maatregelen der Militaire Krygsraaden geftrekt hadden, om het Regtsgebied van den Raad en de Plaatslyke Regters, op het Grondgebied Van Brabant, te krenken, het Juftitieweezen in veragting te brengen, en de belangen der Ingezetenen te benadeelen. Tegen welk alles zy voorziening en herftel in hunne wettige Regten verzogten. Als mede dat die zaaken uit Brabant, welke by de te nietdoening des Hoogen Krygsraads nog onafgedaan hingen en'in Burgerlyke zaaken beftonden, of uit Gemeene Misdryven den oorfprong namen, verzonden mogten worden of aan den eerst daar toe bevoegden Regter, of aan den Raad van Brabant. Wanneer de Raad van Staaten voortging om, hangende de raadpleegingen op dit verzoek, zich dit flag van zaaken aan te trekken, en werkelyk uit te oefenen, herhaalden zy de voorheen gedaane klagten. Beide deeze Stukken werden ter nadere overweeging in handen gefield; terwyl Friesland op een fpoedig afdoen aandrong (*). Behalven het weeren van den Hoogen Krygsraad, niet zelden met maar al te dikwyls verdiende haatlyke bynaamen betyteld, in welk bedryf, door veelen hoog* f*) Ee/ol. Gen. ao Feb. ca h ch 17. Maart 1784.  historie; 4? hooglyk toegejuichd, doch door anderen gewraakt, Holland, de andere Gewesten voorgaande, zo naar wensen geflaaad was, wilde men daar in het Krygsweezen, nog andere verfchikkingen maaken. Aanleidelyk hier toe was het Befluit om, op den voorflag van Dordrecht, door Heeren van de Ridderfchap en verder hun Ed. Groot Mogenden Gecommitteerden tot de Krygszaaken, met de Gecommitteerden Raade in 'sGravenhaage en Hoorn, te doen onderzoeken, door welke meest gepaste middelen zou kunnen worden tegengegaan dat, niet tegenfhande het Staatsbefluit van zes en twintig Maart des Jaars mdclxxv, van tyd tot tyd, aan Officieren dienende in Hollandfche Regimenten , werd toegelaaten om hunne Militaire Charges aan anderen, voor eene onder hun afgefprookene fomme, te verkoopen; als mede hoe men best zou kunnen voorkomen de meer en meer toeneemende nadeelen, welke aan de Krygsmagt van den Staat worden toegebragt, door de menigvuldige Actens by de Armée, die onophoudelyk aan de Officieren, met behoud van hun Tractement, of een gedeelte van 't zelve, gegeeven werdena mitsgaders door de menigvuldige Titulaire (Dualiteiten, welke aan dienst doende Officieren, tot een m:>rkelyk nadeel van 's Lands dienst, toegeflaan werden. • En eimlelyk het voorgeflelde van Schoonhoven om voortaan tot alle Militaire Officie- xvir. uo ek» 1783.  *3 VADERLANDSCHE XVII. boek. 1783. Éepaalingen ten dien op- eieren, boven den rang van Sergeants of Wagtmeesters, geene anderen te gebruiken, dan Inboorelingen des Lands, der Generaliteit en der Volkplantingen van den Staat, met dien verftande, dat de Vreemdelingen thans in dienst en hunne Kinderen voor Nationaaien zouden gehouden worden, en dat deeze bepaaling zich alleen zou uitftrekken tot de Nationaale Regimenten (*). By naderen raadflag werd, ten opzigte van het verkoopen derKrygsposten beflooten, zich aan het vasrgeitelde en ingeroepen Staatsbefluit van den Jaare mdclxxv te houden, met bepaaling omtrent de Krygsposten, welke reeds te vooren met de last van uitkeering, ten behoeve der Predecesfeuren, waren begeeven. Wat de Militairs Actens betrof deeze zouden voortaan ophouden, of immers met dan fpaarzaam, en in zonderlinge gevallen, om byzondere redenen daar toe beweegende, met voorkennis en goedkeuring van hun Ed. Groot Mogenden, mogen worden verleend. Wyders zouden de Regels, dat de Gereformeerde Officieren tot laste van Holland gebragt en nog mftaat om te dienen, zonder onderfcheid, m de openkomende Plaatzen invallen, en voor alle anderen tot gelyke Militaire Ampten geprefereerd moeten worden ingevolge van voorheen genomene Beflui- ten C*) Refol. van Holl. 1 Mey 1783.  HISTORIE: 49 ten flipt moeten worden nagekomen (*). — Om de Titulaire Qualiteiten, aan diens doende Officieren tegen te gaan, zou mei zich houden aan verfcheide Staatsbeflui ten op dit ftuk genomen (f), met ern ftig verzoek by Gecommitteerde Raadei om te waaken dat dezelve naauwkeuri| wierden nagekomen, en dat mitsdien voor taan de Verleening van de Titulaire Ac tem voor de Officieren, ter repartitie var Bolland ftaande, alleen tot de Regimen ten van de effective Generaals Pcrfooner werd bepaald. Wat het voorftel dei Stad Schoonhoven aanging, eer men zich des bepaalde zou men den Stadhouder verzoeken zyne bedenkingen daar op aan Staaten van Holland mede te deelen. Tegen de Meerderheid Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amper dam, Gouda, Gornichem, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Hoorn, Monnikendam, R urinerende, verzette zich de Ridderfchap, Delft, Rotterdam, Brielle, Enkkuizen, Edam, Schiedam en Medcmbük (§). Dit Staatsbefluit, betrekkelyk het Krygsweezen van den Staat, voor zo verre de- zel- (*) Hier weez.êfi zy op ctó Refolutien van 2.' OSl. 1654'. 24. Maart Ï655: en 18. Maart 1721. Ct) Deze Refolutien waren van 10 Maart 1663. 18. April 1670 7 Juny 1704. 7. Mey, 24. July en 21. Aug. 1705 6. Jan. 1706. 12. Feb. en 10. Maart 1723 26. Jan', eri it. Feb. 1724. t$. Maart 1725 9. Aiuv. it. Sent, en 10. Oct, Ï727. en byzonder die van 1.5., July 1729.. (§) Re [al. van Boll. 3 Od. 1783. VI. DEEL. D - XVII. : BOEK. 1 > " 1^3. I r L Staaten van Hal. land dee-  £b VADERLANDSCHE XVII. BOEK. !en aan de Bondgenoten dit Staatsbefluit mede. zelve op de Verdeeling van Holland ftondt,: hadt ten uitvoer, althans in een byzonder punt, de inftemming der andere Bondgenooten noodig; men werd daarom te raade 't zelve aan hun toe te fchikken, met een Brief, waar in Staaten van Holland, onder andere fchryven, „ te ver„ trouwen, dat, indien de Staaten der „ andere Gewesten, geliefden na te gaan „ de Verkeerdheden,"en nadeelige Prak„ tyken, van tyd tot tyd, in de Armée „ van den Staat ingefloopen, en ongetwy„ feld tot een zeer hoogen top gefteegen, „ Hoogstdezelve als dan ligtlyk zouden „ bevroeden, de aanleidende oorzaaken „ en redenen, waarom zy zich einde„ lyk tot het neemen van dit Befluit ge„ drongen zagen. Weshalven zy zich „ veilig ontflaagen konden houden om „ den ongelukkigen en elendigen toeftand, „ waar in 'sLands Miütie gebragt was, thans in 't brcede open te leggen, waar „ omtrent zy zich vergenoegden flegts, „ met een kort woord, aan te merken, 3, dat zulks vooral en in 't byzonder kon y, en moest worden toegefchreeven aan „ de Opeenftapeling van Titulaire Actens, „ aan de Officieren toegeftaan, waar van >? de natuurlyke en alzins droevige ge- volgen zouden moeten zyn, indien „ het kwaad niet daadelyk werd tegenge- gaan, dat de kostbaare Armée van den s, Staat, den nood daarzynde, met gee„ 11e mogelykheid te velde zou kunnen „ worden gebtagt, ten zy de Staten der » by-  HISTORIE. 5* „ byzondere Gewesten, in dit geval, be„ ilooten, om de Officieren, met Titu5, laire Rangen begiftigd, door eene ver„ hooging der Tractementen, geëvenre- digd aan derzelver Qualiteiten, in ftaat j, te ftellen om in het veld, naar behoo„ ren, te kunnen beflaan; doch 't welk „ den Bondgenooten, byzonder in zulk „ een tydflip, een al te drukkenden, en byna onverdragelyken , last zou op,, leggen. Om bytyds hier in te voor„ zien hadden zy zich verpligt gevon„ den, onder anderen vast te flellen dat „ voortaan de Concesfie van Titulaire Actens „ voor de Officieren, ter Repartitie van „ Holland ftaande, alleen tot Regimenten „ van de effiective Generaals Perfoonen zou „ moeten bepaald blyven. Doch vermids „ het voor die Officieren eene groota „ hardigheid zou weezen, dat dezelve, „ uit kragt van dit Befluit, buiten het „ vermogen gefield zynde om een hoo„ gen Rang, dan waar in zy op den „ Staat van Oorlog daadlyk bekend flon„ den, te verkrygen; daarentegen ande,, ren, ter repartitie der overige Provin„ cien gebragt, met dezelve zouden mo„ gen worden begiftigd, waar door de „ laatstgemelden de eerstgenoemden al„ toos in rang zouden te boven gaan, „ 't welk degrootftcwanorde inde Armée „ naa zich zou fleepen, zo vonden zy „ zich, ter voorkoming van deezeongele„ genheden, verpligt, de Bondgenooten „ ernftig en dringend te verzoeken, om, D 2 mgt XVIL BOEK. I723-  XVII. B O E R. Staaten van.FW?.fmaaken aergelykefchikkingen, als Holland. 52. VADERLANDSCHE „ met betrekking tot dit punt, een Befluit „ daar mede gelykvormig te neemen." De Ridderfchap wederfprak dat Befluit even als 't voorgaande, terwyl de Steden daar voor yverende, hunne Tegenaantekening op die der Ridderfchappe aan zich behielden (*). Yverige Medeflanders troffen Staaten van Holland in die van Friesland aan. Ten opzigte van het voorgeftelde punt der Titulaire Actens, maakten zy omtrent de Regimenten, ter Verdeeling huns Gewests flaande, dezelfde bepaaling als door 'Holland was opgegeeven, met dien verflande dat in die Regimenten één Titulair Collonel Commandant zou mogen zyn, zonder meer. Zy ftelden vast, dat voor¬ taan de zogena?mde Militaire Actens of Actens van Dispenfatie om te dienen met behoud van Tractament, by de Krygsmagt, op de Verdeeling van Friesland, zouden moeten ophouden; zo nogthans dat die vóór deezen dag waren gegeeven, om daar toe beweegende redenen, zouden blyven beftaan, zonder eenig gevolg voor het toekomende: „ fchoon deeze," gelyk zy zich uitdrukten, „ pure nulliteiten waren : dewyl de Souverain nimmer zyne Hoogheid tot het verleenen van „ zulke Actens gevolmagtigd; maar al„ leen aan denzelven by Diploma opge„ draagen hadt de begeeving der Krygs- 99 ber . C) R>fit. van Hall. 17. OSt. 1783.,  HISTORIE. 53 ^ bedieningen ter repartitie van Fries- „land." > Dat, om in 't vervolg voor te komen het misbruik van Vreemdelingen in Nationale Regimenten, (voor hoedanige te houden waren allen de zoda»nige, welke niet, by eene fpeciale Capitulatie van een Souverain Vorst of Republiek waren overgenomen,) geenen tot Officieren, boven den Rang van Wagtmeester of Sergeant, zouden worden aangefteld, dan Inboorelingen der Zeven Vereenigde Gewesten, het Landfchap Drente en de Generaliteits Landen. ■ Wyders bepaalden zy, dat, alzo het ontilag der waarneeming van 's Lands Wetten een der grootfte Regten van den Souverain was, welk Regt Staaten van Friesland nimmer aan iemand hadden opgedraagen, aan zyne Hoogheid en aan het Collegie van Gecommitteerde Raaden, uitdruklyk zou worden verboden eenig Politiek of Militair Amptenaar van het doen des Eeds van Zuivering, by 's Lands Wetten vastgefteld, te ontdaan; maar zou het Collegie, wanneer by 't zelve eenig verzoek ten dien einde wierd gedaan, daar van, den eerstkomende Landsdag, aan Staaten kennis geeven, om op 't zelve, naa de bedenkingen van dat Collegie gehoord te hebben, zodanig te beiluiten als zy oordeelden volgens gewigt daar van te behooren. —~ Het Collegie van Gedeputeerde Staaten kreeg last om aan de uitvoering van dit Befluit flipt de hand te houden; en werd een Affchrift D 3 daar XVII. HOEK.  54 VADERLANDSCHE XVII. boek. I783. Raad- plceiiiti.tr ïll Friesland over de Patenten. • •<*} N. Nederl. Jaarh. 1783. bl. 2141. (t) Dit flaat op het Voorftelom , by middel van Jlxccutie, de Gelden, ten laste van Friesland, ten Comptoire Generaal opgenomen, indien zy, vóór een bepaalden tyd, niet werden wedergegeeven, op dat Getvest re vernaaien, en zyne Hoogheid te daar van gezonden aan zyne Hoogheid om zich volgens 't zelve te gedraagen. Gelyk zy Staaten van Holland bedankten voor derzelver Befluit, tot herflel van de menigvuldige gebreken in de Armée van den Staat genomen, zo zonden zy een rondgaanden Brief aan de Staaten der overige Gewesten met uitnoodiging om zich in een zo nuttig werk met Friesland te vereenigen (*). Had een aantal Ingezetenen van Friesland, op een buitengewoonen Landsdag, den negentienden van Herfstmaand, een wydluftig Vertoog, by de Staaten ingeleverd, ovoi.- den toefland des Lands, en het beltuur daar omtrent gehouden, en daar in, onder andere fterke betuigingen,zich in deezer voege laaten hooren „ Wy Friezen zullen nooit kunnen dul„ den, dat wy van de genade en wille- keur van Bondgenooten afhangelyk 9, zouden zyn, dat onze Vryheid ver„ meesterd en onderdrukt, en wy allen „ door afgeperste Schattingen uitgemer„ geld worden. De Ketenen der Slaa„ verny van cenen Prins van Oranje, „ aan het hoofd van de Troepen onzer s, Bondgenooten (f), zouden ons niet min-  HISTORIE. 55 „ minder haatlyk en veragtelyk zyn, dan ^, die van eenen Hertog van Al va aan „ het hoofd der Spaanfche Legermagt „ Heeft dan. de braafheid en dapperheid „ onzer lofwaardige Voorvaderen, de „ laatften gelukkig verbrooken; laaten „ wy dan in tyds zorgen om de eerden, „ zo die ooit voor ons bereid wierden, ,, manmoedig te kunnen afweeren." — 'Hadden die Ingezetenen in bedenking gegeeven of daar toe, behalven de Burgerwapenhandel (*), niet dienftig zou kunnen zyn, „ dat de Magt, tot het ver„ leenen van Patenten aan zyne Hoog„ heid tot weder opzeggens toe opgedraagen, „ of weder ingetrokken, of binnen zo„ danige bchoorlyke paaien _ gebragt „ wierd, dat daar van geen misbruik te „ vreezen ware, tot verkleininge van Tt „ Gezag der Staaten, en inbreuk op de „ Onafhangelykheid van Friesland; als „ mede op dat die braave Lieden, die, „ ten diende deezer Landen, het harnas „ hadden aangegespt, gelegenheid mog„ ten vinden, om door een langduurig „ verblyf onder ons deel te krygen aan „ de aangenaamheden en voordeden der „ Burgerlyke Verkeeringe, in plaatze „ van in armoede en als in flaaverny te „ wor- te verzoeken, om, in dien gevalle, zyn Gezag en Authoriteit daartoe te verleeiien, waar van wy vervolgens in 't breede zullen moeten iprcskcri-, £*} Zie onze Vaierl. Hifi. VI. D. bl. %%z. D 4 XVII. BOEK. 1783.  55 VADERLANDSCHE XVII- BOEK, Staatsbefluit desWege-n. \ „ worden omgevoerd, van de eene plaats „ na de andere, overal en altyd Vreem„ delingen te zyn en te blyven, die niet „ beminnen noch bemind worden, om „ dat ze niet kennen noch gekend wor„ den." De raadpleeging op dit gewigtig ftuk der Patenten hadt een StaatsbeOuit ten gevolge; waar by zyne Hoogheid werd aangeichreeven, dat Staaten "van Friesland, by onderzoek dcezer zaake, bevonden hebbende, hoe dezelve nog onafgedaan hing, zints den .jaare MDccxLvnr, zy zich hielden aan het toen genomen Befluit; ingevolge van 't welke zy van zyne Hoogheid verwagtten, om de Patenten vervolgens af te vaardigen in die forma, als vóór de aanftelling van diens Vader tot Capitein Generaal van de Unie, in gebruik was geweest, dat naamlyk de Prins van Oranje de Patenten, met openlaating der naamen, na Friesland overzondt en daar ingevuld werden met zodanige Compagnien als men goedvondt, of and«^rzins zodanige fchikkingen maakte, of Remonftrantien deedt, als men dienftigst oordeelde. Wegens het toen voorgevallene fchikten zy aan de tegenwoordigen Stadhouder de Papieren toe, op dat hy dezelve zou overweegen, en zy, naa ingekomene Bedenkingen, een nader Befluit op de Patenten neemen. Ou :drongen Staaten van Friesland, ineen Brief aan hun Hoog Mogenden gefchreeven aan, op het nadeel van het geftadig ver-  HISTORIE. 57 veranderen der Krygsbezettingen waar over zy veeds, zints den Jaare mdcclxxxji vrugteloos geklaagd hadden (*). De rondgaande Brief van Holland trof in Gelderland en Utrecht het onthaal niet aan, 't welk dezelve in Friesland bejegende, men verftondt in die beide Gewesten , daar over den raadflag van zyne Hoogheid, als Capitein Generaal, in te neemen (f). \ Schoon Stad en Lande niet blykt op deezen Brief geantwoord te hebben, werd by de Regeering van Groningen bepaald, dat de Eed van trouwe wederom, gelyk vóór den Jaare mdccxlviii , aan de Stad, door het Krygsvolk, 't welk daar in Bezetting zou komen, zou moeten worden afgelegd. Van dit Befluit ontving zyne Hoogheid kennis, met byvoeging van het oude Formulier van den Eed; ten einde het Krygsvolk te gelasten om dien te doen. Wanneer de Stadhouder daar op een ander Formulier van Eed zondt. overgenomen uit een Staatsbefluit var Holland, maakten eenigen op dit Formu lier de bedenking of 't zelve voor eer ftemhebbendeStad gefchikt, wel toepasfe lyk ware op eene Stad als Groningen, di( onafhangelyk was van de Staaten, var , welken zy het eerfte Lid uitmaakte (§) Zee (*) N. Nederl. Jaarb, 1783. bl. 1768. 2143- Ct) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 2026* CJ) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1462. D 5 XVII. B O li K. Gelderlands en Utrechts oordeel over den Brief van Bolland. Groningen maakt een nieuwe bepaalingop den Eed des Krygsvolks. 1  XVII. BOEK. Zzelana fchryft aan zyne Hoogheid over de misbruiken in het Krygsweezen. 1 58 VADERLANDS CHE Zeeland, 't welk wy zo zeer tegen den Hoogen Krygsraad hoorden yveren (*), vestigde eerlang, met andere Gewesten' de aandagt op de in 't oogloopendfte misbruiken in 't beftuur des Legers van den Staat ingcfloopen, die, huns oordeels, om herftel ichreeuwden, en vonden, naa ryp overleg, goed dezelve zyne Hoogheid, als Capitein Generaal, onder 't oog te brengen. Hoewel grootendeels dezelfde als waar over Holland zich beklaagd hadt (f), voegden zy 'er andere nevens. De denkwyze der Staaten van dat Gewest zal uit eene korte opgave blyken. — In de eerfte -plaats hadden zy opgemerkt de verderflyke gevolgen voor de Armée, en den kenbaaren ondienst voor den Lande, ontftaande uit eene opeenflapeling van Titulaire Actens aan de Officieren by de Regimenten dienende, waar'tegen in Zeeland was voorzien, door die Titulaire Actens alleen te bepaalen tot de Staf-Officieren van Regimenten en van Generaals, ter Verdeelinge van dat Gewest flaande. — Ten tweeden was by hun in bedenking gekomen, dat het geeven van zogenaamde ketens by de Armée, vooreen groot gedeel:e oorzaak was waarom zo veele Officieren , net een hoogeren Tytelbyde Regimen:en moesten dienen, dan zy ingevolge /an huune Bezoldinge behoorden te heb>en, waar uit eene volkomene onevenre- dig- (*) Zie hier boven bJ. 21. li) Zie bier boven bl. 48.  HISTORIE. 5i> «ïïgheid tusfchen den Dienst en de Betaaling moest gebooren worden, behalveu veele andere ongelegenheden, tot merke- ïyk bezwaar voor de Officieren. • Ten derden was hunne opmerking niet ontglipt het verkoopen van Krygsampten, of het refigneeren van dezelve, onder zekere uitkeering, aan den Predecesfeur, 't welk veele braave Officieren benadeelde in Bevorderingen, welken zy, naar hun Rang en Verdienften, hadden mogen verwagten: om welke redenen zulks, by onderfcheidene Placaaten van hun Hoog Mogenden, als mede van de Vergadering der Staaten van Zeeland, ten hoogilen was afgekeurd, en by de laatstgemelden, tot voorkoming van alle kwaade inbreuken, een ftrikte Eed van Zuivering vastgefteld. Ten vierden hadden zy geoordeeld , behoudens alle inagtneeming voor de Verdienften van vreemde Officieren, in overweeging te moeten geeven, of in de Nationaale Regimenten niet alleen Nationaale Officiers, boven den Rang van Wagtmeester of Sergeant, behoorden gebruikt, en dit ook betrekkelyk gemaakt te worden tot de Bedieningen van Commandeurs en Majors van Steden en Forten, welke Posten, (althans in Zeeland «n de Kwartieren ter bezorginge van dat Gewest ftaande,) zy oordeelden dat niet anders dan aan Inboorelingen van de Republiek en van haare Volkplantingen behoorden begeeven te worden, en zelfs, by voorkeuze daar toe gebruikt Officieren XVII. BOEK.  6b VADERLANDSCHE XVII. BOEK. ren op de Verdeeling van Zeeland. Ten vyfden kwam her hun voor ten hoogften noodig te zyn en dienftig tot aanfpooring van een loflyke eerzugt in 's Landsdienst, wanneer de Militaire Officieren ftaat konden maaken, dat zy, zich gedraagende als Lieden van Eer betaamt, altoos naar hunnen Rang en Verdienften zouden worden bevorderd, zonder de onaangenaamheid te moeten ondergaan van door Officieren, die met een hooger Titulair en Rang, uit andere Regimenten by 't hunne geplaatst werden, zich in hunne billyke- verwagting te leur gefteld te vinden. Ten zesden zou het hun zeer aangenaam zyn, dat, by vervulling der Garnifoenen binnen Zeeland, by voorkeur altoos werden gebruikt Troepen te hunner betaalinge ftaande. Etndèlyk hadden zy vernomen, dat de geduurige Verplaatzingen der Bezettingen, en de voet daar in tegenwoordig gehouden, met de Troepen dikwyls na de vvydst van elkander gelegene Plaatzen hunner voorgaande Garniïbenen te verzenden, zeer ftrekte tot ondienst van het Land en tot nadeel van de Troepen zelve, weshalven dat ftuk op een anderen en meer gefchik- ten voet, diende gebragt te worden. Wel zouden zy, tot herftel van verfcheide deezer zo tastbaare misbruiken, niets anders noodig hebben, dan de reeds vastgeftelde Wetten en Befluiten met kragt te laaten werken, of gebruik te maaken van de Magt, welke ieder der Souverai- ne  HISTORIE* 01 ne Leden van het Bondgenootschap over het Krygsvolk op derzelver Verdeeling onbetwistbaar toekwam; doch hadden zy het dienllig geoordeeld, vóór het neemen van eenig nader Befluit, zyne Hoogheid, in deszelfs hoedanigheid als Capitein Generaal van Zeeland, te verzoeken om diens Bedenkingen (*). Hoe de Stadhouder hier op dagt bleek welhaast uit zyn fchryven aan Staaten van Zeeland. Dewyl die verklaaringen teffens licht kunnen verfpreiden over de denkwyze des Capitein Generaals op de Hukken door Holland en Friesland, het Krygsweezen betreffende, tot ftand gebragt (f), zullen wy het hoofdzaaklyk© daar uit trekken, en hier plaats gee- ven. Het verkenen van Titulaire Actens kon zyne Hoogheid geenzins aanmerken, als een ingefloopen misbruik.^ maar geloofde, in tegendeel, dat de dienst van den Lande derzelver verleening, van tyd tot tyd, vorderde, tot aanmoediging van welverdienende Officieren, zonder dat daar omtrent de handen van den geenen, aan wien de begeeving dei Krygsposten was opgedraagen, door eens al te naauwkeurige bepaaling, behoord; gebonden te worden. Lgter hadt I13 voorgenomen om, in 't vervolg, buitel zeer dringende redenen, niet meer dai vies (*) Net. JStA. 11. Maart 1784. 'Ct^SZie hier boven bl. 46 en 52. XVII. BOEK. I783. Ant» woord van zyne Hoogheid op die voci [lellen. r 1 1  62 VADERLANDSCHE XVII. 15 O EK. vier Hoofd - Officieren by een Regiment Infanterie aan te Hellen, (daar onder niet begreepen de Generaals, die, volgens den alouden voet van 's Landsdienst, by de Regimenten nimmer gediend hebben, noch ook den Collonel Commandant of Collonel effectief,) als mede zo veele Capiteinen Titulair, als hy noodig zou oordeelen , om den dienst waar te neemen, en daar door aan te vullen het gebrek van effective Capiteinen, of Capiteinen Commandant, uit de verdeeling der Regimenten ontftaande; gelyk hy ook, om den dienst der Subalterne Officieren niette bezwaaren,eenige Vaanderigt Titulair zou aanftellen om hun , in't waarneemen van den dienst, tegemoet te komen. Betreffende de Actens by de Armée en de vergunningen van het verkoopen der Militaire Charges, of het afftand doen van dezelve, onder zekere uitkeering aan den voorigen Bekleeder, oordeelde hy dat dezelve niet dan fpaarzaam behoorden verleend te worden. Zelfs wenschte hy dezelve, in 't vervolg, volkomen te kunnen voorkomen. Ten welken einde hy geen beter middel wist voor te flaan dan het plaatzen van een post op den Staat van Oorlog, tot Penfioenen voor oude, onvermogende, en verminkte Officieren. Gebrek aan zodanig een Fonds hadt hem genoodzaakt tot het verleenen van Acten; doch zyn vast oogmerk was dezelve nimmer toe te Haan, dan wanneer het welzyn van 's Landsdienst zulks vol-  HISTORIE. 63 volftrekt vorderde. ■ Wat de Over- dragten van Cumpagnien, of hooge Militaire Charges, aanbelangde mogt hy wel lyden, dat eenige bepaalingen gemaakt 'wierden; waartoe hyeenen weg aanwees. Doch het vervullen van Nationaale Regimenten alleen met Nationaale Officieren boven den Rang van Wagtmcester of Sergeant, keurde de Stadhouder onovereenbrengelyk met het geen by meest alle Mogenheden plaats vondt, en hier te Lande, op uitdrukkelyk goedvinden van hun Ed. Mogenden, tot hier toe ftand gegreepen hadt, als mede met de denkbeelden, welke hy zich van de beftaanbaarheid en goede gefteltenisfe der Armée van den Staat hadt gevormd, volgens de gefteldheid der Vereenigde Gewesten, de ondervinding van vroegere tyden, en de Krygskunde tegenwoordig by genoegzaam alle de Mogenheden ingevoerd. Zyns bedunkens moesten de zaaken, ten deezen opzigte, geheel op den ouden voet gelaaten worden. Ook vleide hy zich, dat hun Ed. Mogenden geene zwaarigheid zouden maaken om tot Commandeurs en Majors Plaatzen, zo in Zeeland als in de Kwartieren ter bezorginge van dat Gewest, by yolduuring hem te laaten benoemen zodanige Officieren, die den Lande wel gediend hadden, en aan welken dergelyke Posten werden gegeeven als eene Belooning, zonder deswegen bepaald te zyn aan Officieren op de Verdeeling van Zeeland. Omtrent liet voor ft el, om de voorrang XVII. r.OËE>  XVII. BOEK. 1783. » ; 1 1 I C l 64 VADERLANDSCHE rang aan de Oudften in Rang te geeven kon hy met verbergen, dit als zeer verderflyk voor den dienst van den Staat aan te merken, en dat door het neemen van een Befluit daar toe flrekkende, de begeevmg de Krygsposten op de Verdeehng van Zeeland, aan hem opgedraagen m effecte zou gebragt worden tot die van de jongfle Vaandrigsplaatzen in ieder Regiment. Hy begreep, dat 'er veele gevallen waren, waar in hy, tot bevordering van het algemeene welzyn van 'sLandsdienst, zich genoodzaakt vondt om Officieren van het eene Regiment in het andere te doen overgaan: en vleidde zich met de gedagten, dat men ook ten deezen opzigte geene bepaaling zou maaken ten nadeele van de hem gedaane opdragt. Wat de punten betrof, die betrekking nadden tot het aan hem, als Capitein Generaal van de Unie, opgedraagen Regt vm het geeven der Patenten, hoopte hy, dat Staaten van Zeeland geen oogmerk aadden om eenige bepaalingen in te voeren, ftrydig met dat Regt; hoe zeer hy net kon ontveinzen, dat deeze en geeïe Staatsbefluiten, zedert eenige maanlen in Zeeland genomen, hem wel eenirt reden gaven tot vrecze. Dan hy neende hun onder 't oog te moeten brengen, dat hy het Regt der Prenten beamen hadt van hun Hoog Mogenden, net die zelfde volmagt met welke zyne Ioorzaaten 't zelve geoefend hadden, en ok het Zevende Artykel der Unie van hrecht medebragt. Zo lang, derhalven, dat  HISTORIE. ($ dat Regt, door de Generaliteit der Bondgenooten hem niet was afgenomen, was hy van begrip, dat geen Gewest deswegen eenige verandering ten zynen opzigte maaken kon. Het in behoorelyken ftaat van verdeediging brengen des Vaderlands, voor zo verre de middelen, door de Bondgenooten hem in handen gefield, ftrekken konden, zyner zorge aanbevolen zynde, moest hy, buiten tegenfpraak, Magt nebben om de Troepen van den Staat te doen trekken na de Plaatzen, waar hy dezelve noodig oordeelde, zonder welk Gezag hy zich buiten ftaat vondt om aan dat gedeelte vah zyn Pligt te voldoen, byzonder als hy blootgefteld moest weezen, dat een Gewest weigerde het laaten uittrekken van Troepes, die hy oordeelde op een ander gedeelte der Grenzen van het Land te moeten plaatzen, om 't zelve te verfterken.— Bezwaarlyk ook zou het vallen de Regimenten, die in Zeeland gelegd werden voltallig te krygen, indien zy wisten daar altoos, of althans voor een langen tyd, te zullen moeten blyven: zo ter oorzaak© van de Duurte in dat Gewest, als mede van de veelvuldige Ziektens, waar aan zy zich blootgefteld vonden: een kwaad, door de ondervinding gebleken, dat door een lang blyven en aan de lugt gewennen, niet werd weggenomen (*). Dat C*) Zie den gehelen Brief gedagtekend a May 1784 in de N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1001. VII. DEEL. & Wy XVII. BOEK. 1783.  66 VADERLANDSCHE XVII. boek. I783. De Koning van Pruis/en beklaagt nich over 'r geen tien Stad- bouder wordt aange- ( daan. j c i 9: r. 9: 91 9i 31 99 99 99 39 9> 99 W' dit' fch Ce voe van c Dat zyne Pruififchs Majelïeit ongunftig dagt over 't geen in deeze Gewesten ten opzigte van den Stadhouder gebeurde bleek uit de moeite, welke hy zich gegeeven hadt ter ontdekking des Schryvers van een 't Stadhouderlyk Huis fmaa!end Boekje; als mede in zyn weigerend antwoord op de verzogte uitlevering ier op zyn Grondgebied gevlugte Schuliigen aan de beweegenisfen in Winternaand des voorleden Jaars ontftaan (*); ioch met den aanvange deezes Jaars verklaarde hy duidelyker zyne meening, loor zyn Gezant den Baron van Thu,emeyer zich beklaagende, „ dat alle ; vriendlyke poogingen, door deezen Staatsdienaar, by verfcheide Staatsleden der Vereenigde Gewesten aangewend , wegens de ongelukkige Gisting, welke zich thans in Holland openbaarde , geene gewenschte uitwerking te wege gebragt hadden; maar dat hy, integendeel, met zo véél onaangenaamheid als verontwaardiging vernam, hoe die binnenlandfche Beweegingen , in plaats van te bedaaren, fteeds vermeerderden; en men zelfs op niets minder bedagt was dan den Prins Erfiladhou- ,, der ' hebben dit laatlte, Zeeland betreffende, in faar geplaatst, om het naauw verband 'tusïn 't daar voorgevallene en 't geen in andere /vesten dit Jaar gebeurde, als mede om 't getien des Erfttadhouders, in tegenftelling daar 'er by te melden. K) Zie onze Vadert. Hifi. V. D. bl. 286. cn 32a.  HISTORIE. 67 „ der het Commando over de Troepen en de Marine re ontneemen, en hem „ daar door van de vóornaamfte en wee- zenlykfte voorregten zyner Bedieninge van Erf-Capitein en Admiraal Gene„ raai te berooven. „ Hy kon zich niet verbeelden, dat „ dit het gevoelen en de algemeene „ wensch der Natie en der Regenten van „ den Staat was. Veel eer "hieldt hy „ zich overreed, dat dit flegts het denk- beeld ware van zommige Perfoonen, „ die het doorlugtig Huis van Nasfau „ een kwaad hart toedroegen, door een gevolg van eenigen haat, of hun by„ zonder oogmerk, zonder het waare „ welzyn en 't algemeene belang van den „ Staat in overweeginge te neemen. Elk „ goed Hollander zou zich, met dankerj, kentenis, herinneren, dat de grondves„ tingen van zyne Vryheid en tegen„ woordigen Voorfpoed, door de Prins„ fen van het Doorlugtig Huis van Oran„ je en Nasfau gelegd en deels ten kos- ten van hun bloed verkreegen waren, „ dat het dit Huis was, 'twelk de geheele „ tegenwoordige Conititutie der Republiek „ gemaakt en verzekerd, en naa zommige buitengevvoone wisfelvalligheden en om„ wentelingen, eniger wyze op de tege- woordigegelykende, de Vereenigde Ge„ westen uit oogfchyniyke gevaaren, waar „ mede zy gedreigd werden, gered en „ in haaren ouden luister herfteld hadt. „ Van de bewaaring deezer RegeeE a rings- XVII. BOEK. 1783.  68 VADERLANDSCHB xvn. BOER, 1783. S ringjvorm, welke zedert twee Eeuwen „ zo gelukkig ftand gehouden hadt en „ van die des Stadhouderfchaps, daar van i, onaffcheidelyk, hing buiten twyfel het „ gelul; en de veiligheid der Republiek ,, af. Ieder goed Hollandsen Patriot moest „ van deeze Waarheid overtuigd zyn „ Alle nabuurige Mogenheden fcheeneri 3, 'er ook van verzekerd, en ffonden ver„ baasd, dat zy zulke gevaarlyke en on„ tydjge Twisten, welke voor de Rei, publiek zo fchadeiyk zouden kunnen „ worden, als zy voor andere Staaten, „ die zich in 't zelfde geval bevonden, „ geweest waren, thans in den boezem „ der Veretnigde Gewesten zagen ftand „ grypen, en vermeerderen. Deeze na„ bumige Mogenheden hadden allen op „ gelyke wyze belang by de behoudenis „■ van het tegenwoordige Syftema der Republiek Holland. Hy nog byzon„ derder, zo door de banden van Bloed„ verwandithap, die hem met hetDoor, lugtig Huis van Oranje vereenigden, „ als in zyne hoedanigheid van naasten , Nabuur, en ftandvasrigen en opregten , Vriend der Republiek. Hy was over, reed en wist door de duidelykfte ver, zekeringen, dat de Prins Stadhouder , de zuiverfte en heilzaamfte oogmerken , voor het welzyn der Republiek en voor , de behoudenis haarer tegenwoordige , Conftitutie hadt; en dat indien kwalyk , gezinde Lieden hem daaromtrent ande, re uitzigten toefchreeven, zulks ge- fchied-  HISTORIE. 09 fchïedde door eene verdichting, zo „ zeer van alle waarfchynlykheid ont„ bloot, als voor zyn Perfoon en kundig„ heden beledigende; dat de Prins veel „ eer het Syftema en de grondbeginzelen, „ welke hy door de Souveraine Magt „ der Vereenigde Gewesten aangenomen „ en vastgefteld vondt, onveranderlyk „ volgen en ter uitvoer brengen zou, en „ voor het toekomende zelfs het ver,, moeden van het tegengeftelde wegnee- men. De Baron van Thulemeyer verzekerde door den Koning gelast te weezen, deeze bedenkingen aan de ernftigfte overweeging van hun Hoog Mogenden aan te pryzen, en hun te verzoeken, „ om „ allen voorftel en denkbeeld, ftrekkende „ om de regtmaatige Voorregten van het „ Stadhouderfchap te verminderen, en hunne ingevoerde en zo gelukkig ftandhoudende Regeeringsvorm te verande„ ren, te verwerpen, en veel liever kragts, daadige maatregels te neemen om de inwendige Oneenigheden te dempen, om, de onderneemingen der Muitzie„ ken tegen te houden, hunne beledigen„ de Libellen te verbieden, en niet alleen „ de noodige Eendragt, maar ook het Gezag en de Aangelegenheid den Prins Stadhouder en den Perfoonen, die tol ,^ het Beftuur der Republiek mede wer „ ken toekomende, te herftellen (*)." Niet f+) R'M Gtn. 20 Jan. 1783, E 3 XVII. HOEK. L783.  7° VADERLANDSCHE xvir. boek. Gevoelens eeni. ger Gewesten > t  7* VADERLANDSCHE XVII. IIo e ic, Aanbraak van dert 1 Xuite- ' nant Ad- l miraal j van Was- - senaa.r, 1 op den c Jaardag ij van zyne Hoogheid ': 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 »7 Ze den weinigen grond der onderftellinge van diergelyke beweegingen. . Op dien zin liep ook de last aan de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge door die van Utrecht en Zee/and gegeeven (*). Hoe weinig de Koning vmPrttisfen met deeze tusfchenfpraak vorderde zal het vervolg onzer Gefchicdenisfe uitwyzen. Op dergelyk een toon van misnoegen, 3ver veeier gedrag, ten aanziene van het Stadhouderlyk Huis, als de Verklaaring yner Pruififche Majefïeit, was eene Aanbraak geftemd, die de Luitenant Admiaal van Wassenaar, aan 'thoofd der Jee-Officieïen, by den Stadhouder deedt, p diens vyf en dertigften Jaardag. Waar 1 hy onder andere zich dus liet hooren. Het is met eene onuitfpreekelyke aandoening van vreugde, dat het Corps der Marine den Dag weder ziet, waar op zy 'sjaarlyks de Eer hebben hunnen dierbaaren Chef te mogen begroeten, en aan hem te betuigen die gevoelens van Eerbied, waar mede zy voor deszelfs Doorlugtige Perfoon en Huis bezield zyn, en welke dagelyks meer en meer toeneemen. Deelgenooten van het lot, huns waardigen Hoofds, en even als Hy het voorwerp van de vuilfte Lasterfchriften (f), die dagelyks C*) Refot. Gen 5. en 20 Maart 1 en 28 April 83. iV. Ntdtri. Jaarb. 1783. bl. 399. 550. 551. ft) Zie 4e klagten der Zee-Officieren in onV»4trl. Hifi. IV. D, 93. V. D. bl. 278.  HISTORIE. 73 „ lyks verfprcid worden, door eene na „ Verandering der Conftitutie haakende „ hoop, om uwe Doorlugtige Hoogheid „ de Liefde te ontnecmen van eene Na„ tie, die met zo veel reden aan uw „ Doorlugtig Huis is verknogt geweest, hebben zy hun eigen leed vergeeten, „ en alleen gevoelig geweest aan den „ hoon, welken men hun Chef aangedaan „ heeft, van wiens onvermoeide zorg „ omtrent het beftuur der Marine zy be„ ter dan eenige andere Burgers deezer „ Republiek kunnen oordeelen, en ook „ overtuigd zyn. Zy namen deeze „ gelegenheid waar om zyne Doorlugtige „ Hoogheid op het plegtigst te verzeke„ ren van de zuivere agting en aanklee„ ving van het Corps aan hunnen Ad„ miraal Generaal, en van hunne bereid„ willigheid om alles op te offeren tot „ maintien van de door onze Voorou- „ deren zo duur gekogte Vryhcid. „ Zy waren overtuigd , dat men dezelve „ aan de Doorlugtige Voorvaderen van zyne Doorlugtige Hoogheid verfchul„ digd was, en dat de Republiek niet „ kon beftaan zonder een Eminent Hoofd; zy verlangden dat de misleide Natie „ eens de oogen zou openen, om door zich zeiven van de poogingen van zy„ ne Doorlugtige Hoogheid, tot welzyn „ van het Land gedaan, onpartydig te „ oordeelen, waar door dan het nof, dige vertrouwen in den Perfoon van „ zyne Doorlugtige Hoogheid weder zou E 5 her- XVII. BOEK,  XVII. boek. 1783. Hoe die Jaardag in den Ilaage en te AmJterdamgevierd werd. 74 VADERLANDSCHE „ herleeven. Biedende hunne Per- „ foonen en vermogens aan, op zodanig „ eene wyze als zyne Doorlugtige Hoog- heid, tot handhaaving der tegen woor„ dige Conftitutie hun zo wel als Burgers „ als Officiers van dit Gemenebest zou ge„ lieven te employeeren (*)." Vereerden niet weinigen, toen deeze Aanfpraak, kort daar op, in de Nieuwspapieren het licht zag, dezelve met hunne goedkeurende bewondering, by veelen verwekte zy geen gcringen aanftoot (f). Schoon de groote beweegenisfen in de Hofplaats op laatstleden St. Nkolaas Avond voorgevallen (§), voor dergelyke op deezen "Jaardag deeden dugten, bepaalde zich alles tot het uitfteeken veeier Vlaggen, en het verlichten van de St. Antony of Geest buurt. Rustig ook liep die Dag te Amfterdam ten einde, niet tegenftaande men eenige bekommering hadt voor de Scheepstimmerlieden, of zogenaamde Byltjes, welke dien Dag, Prinsjes Dag heeten, en gewoon zyn op denzelven oorlof te houden, dat is geld te trekken, en niet te werken: eene vergunning , zo men wil, van den laatst overleden Stadhouder. Op deezen Dag maaken zy ook gebruik van een Vaandel hun in den Jaare mdccxlviii gegeeven, en, buiten dien Dag, by de Admi- rali- 00 N. Nederl. Jaarb. J783. b'. 399. (t) Post van den Neder-Rhyn III. D. bl. I22Ö. Cl) Zie onze Vaderl. Hijlorie, V D. bl. 303.  HISTORIE. 7$ raliteit bewaard. - Zy bragten zonder eenige beweegingen aan te rigten den achtften van Lentemaand, in ftike door. Eenige Kinderen op Kattenburg liepen met Oranje Strikjes vercierd (*). Gansch anders was het te Rotterdam gefield (f). De geest van Oproerigheid, omltreeks St. Nicolaas Avond en op den laatften Avond des voorgaanden Jaars beteugeld, vertoonde zich, als 's Prinfen Jaardag aannaderde, op eene ontzettende wyze. Men fprak van 't plunderen der Huizen van drie voornaame Graanhandelaaren; deeze gerugten gingen vergezeld met Bedelaaryen en Geldafperfingen door de ganfche Stad; met bedreigingen van het inflaan der glazen , en het daadlyk pleegen dier ftraatfchennisfe , onder het uitboezemen van de onbefchoftfte taal; en het optekenen van de Huizen der zodanigen die weigerden geld te geeven. De vrees voor de viering van deezen Jaar- (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl 40T. 443. • (+) Te Rotterdam, binnen welker muuren, (volgens de Aanfpraak van den Kerkenraad aldaar, in den [aare mdcclxvi. aan den Heer Stadhouder Willem oÈn V. gedaan) de weg tot de Stadhouderlyke Waardigheid deezer maitige Provincie deszelfs Grooten Vader, onjlerjehker Gedagtenisfe, allereerst gekaand werd, en dam wen reeds het Feestoffer met Oranje koorden honds, tot aan de hoornen van den altaar, wanneer men zich nog elders moest vergenoegen met in Jlilte ts betuigen. „ Wy zyn uwer S David ! Wy zyn „ uwer S Zoon van Is/u! Bylagen agterde Apologie van P. Hofstede p. 71. xvn. B O EK. 1783. Onrustige beweeegingen op denzelven tc Rotterdam. Aan het Zakken-  XVII. boek. 17% draagers Gilde het gebruik van vLr Eerepoor. ten toegeftaan. 1 76 VADERLANDSCHE Jaardag groeide by de Rotterdammers niet weinig aan ais zy vernamen, dat het gebruik der vier Eerepoorten, die zints den Dag der Meerderjaarigheid des Stadhouders met vertoond waren, aan 't Zakkendraagers Gilde toegedaan was. Niet meer dan twee Burgemeesters waren by het doen des Verzoeks tegenwoordig, te weeten de Voorzittende Burgemeester van der Heim en Boogaert, die egter m denk- en handelwyze zodanig verfchilden, dat hun onderhoud verdient opgetekend te worden. Zo ras de eerstgem.lde berigt gegeeven hadt van het verzoek hem ten zynen huize gedaan, en 'tgeen nu in Burgemeesters Kamer ftondt hervat te worden, verklaarde zyn Amptgenoot, „ dat de Vexatien, Knevelaaryen „ en Geldafpersingen, ter eere van zy„ ne Hoogheid, zed<*rt eenige dagen, zo „ impunement gepleegd, hem, en "het bes„ te gedeelte der Burgerye reeds lang „ verveeld hadden ; dat het meer dan „ tyd was om daar in efficafieuslyk te „ voorzien, en zodanige geweldenaaryen „ te beteugelen; immers dat, van wegen „ de Regeering, daar geene aanleiding „ toe behoorde gegeeven te worden: „ weshalven hy van gedagten was, dat „ men zodanig een verzoek moest van de „ hand wyzen." Naa in 't vriendlyke ang over dit onderwerp gefprooken te lebben voegd de Voorzitter hem toe, , dat zyne Hoogheid nu, zedert eenge, ruimen tyd, zo door Blaauwboekjes als Pa**  HISTORIE. 77 Pasquillen was gemakraitteerd, dat het „ meer dan tyd was dat hy eens weder j, wat werd verheeven; dat hy kon ver„ zekeren, dat 'er niets dan vreugde zou „ bedreeven worden." De vraag van Burgemeester Boogaert, „of die „ Verheffing dan nu al wederom door de „ Smalle Gemeente moest gefchiedcn ?" werd beantwoord door eene andere vraag, „ of hy zich wel van Oranje voorzien j, hadt?" Hier op „Neen" tenantwoord bekomen hebbende, betuigde de Heer van de?» Heim, „ dat het, naar zy„ ne gedagten, wel noodig kon zyn zich „ daar van te voorzien," hem teffens een ftukje Oranje lind, ter langte van ruim eeii half elle, vereerende. De Heei Boogaert kon dit met het zeggen, dat 'er niets dan vreugde zou bedreeven worden, niet overeenbrengen, en begreep uit dit alles, zo wel als uit de tusfchen beide gehouden e Gefprekken, dat de toezegging der Eerepoorten van de zyde zyner Medeburgemeesteren reeds daar was. en het verzoek op Burgemeesterskamei alleen pligtpleegingshalven gefchiedde, ei dathy, wilde hy zich, dezynen, en hunnf Huizen, aan geen meer gevaars blootflel len, van alle verdere tegenkanting moes af-, en de zaak aanzien: te meer daar b] hem, zo wel als verfcheide anderen Kaartjes onder de deur waren geftoken welker kwaadaartige inhoud ten duidelyk fte de gisting en opruying van het Ge meen aantoonde. D XVII. boek. 1783, t r » ï  ?S VADERLANDSCHE XVII. boek. I783. De Stadsbouwmeester kreeg hier op last de Eerepoorten te haten volgen, en door Stadsarbeiders op de Nieuw Markt te doen brengen, met de ongevergde byvoeging, dat, wanneer by het oprigtcn eenige handreiking van Stadsvolk werd verzogt zulks als ongemerkt zou kunnen laaten gefchieden. Het Zakkendraagers huis pronkte, op den achtften van Lentemaand, met Vlaggen, een derzeive voerde het Wapen des Stadhouders; van tyd tot tyd klommen 'er op het dak eeni°-e Zakkendraagers om Hoezee! te roepen; dit hadt in 't byzonder plaats in den naamiddag, toen de Hoogleeraar Hofstede zich op 't midden van de Markt voor het Zakkendraagers Huis vervoegde; toen verdrong de menigte bykans elkander om op het dak te klauteren, 't geen gevolgd werd door 't fpeelen van Wilhelmus van Nasfauwen, waar op de Hoogleeraar met een ondetfeheidend afneemen van zyn hoed en eene diepe buiging deeze Zakkendraagers groette (*). 's Avonds werden (*) Deeze Hoogleeraar, wien veele verteN lingen naagingen , heeft, by eene openbaare aankondiging in de Nieuwspapieren, verklaard , dat hy, op dien naamiddig, met een Ouderling zyner Kerke, en nog een derden Perfoon, de meest vercierde plaatzen der Stad doorwandeld, de Eereboogen en Vreugdekroonen befchouwd, en de kleine hem afgefmeekte Giften, telkens en by herhaaling vergezeld hadt, met eene vriendyke en ernftige vermaaning, om zich voordroakenfehap, buitenfpoorigheiJ, oproerigheid, ja zelfs den irunliea fehyn daar van, zorgvuldig te wag- ten  HISTORIE. T9 den de Eerepoorten verlicht en was 'er in de Eerepoorten in een kastje geplaatst een vierregelig Versje metgroote letteren (*). Het Gemeen, als 't ware gerugfteund door het verlof aan de Zakkendraagers om vreugde te bedryven, voer voort met de reeds aangevangene en niet gefluit wordende Bedelaaryen en Geldafpersfingen, zo algemeen dat 'er bykans geen huis vry bleef, en zo menigvuldig dat zulks by zommigen tot dertig ja tot vyftig maaien werd herhaald. VVanneer men deeze onbefchaamde Bedelaars met klein geld tragtte af te zetten, vorderden zy ïloutmoedig groover; wanneer men niet fpoedig of ruim genoeg inwilligde noemden de Jongens Huizen op, waar zy rykelyker ontvingen. Op den Dag, tot welks viering men deeze inzamelingen deedt was de onge- bon- ten; maar zich daar en tegen als gehoorzaame Ingezetenen alleszins te gedraagen. Dat door hem geen Lint. Strik, noch eenig Oranje teken, fchoon hy zich anders zulks niet fchaamde, openlyk of verborgen gedraagen was. ÏV. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 455. (*) Dit Versje was van deezen inhoud, De Staatszugt van Bourbon, de Heerschzugt van Britranje, Vcrdryft uit Nederland den rampfpoed van Oranje. Dus bloeit die fchotne Wonderboom In weerwil van het T, en van den Merwe Stroom. Veel viel 'er over dit Versje te doen. Zie de Bylagen tot het Rapport der Commisfie te Rotterdam bl. iji. XVII. BOEK. I783. Geld af. persfingen. Woeste Vreugdebedryveri  8o VADERLANDSCHE' XVII. boek. 1783. bondenheid allerfterkst. Belachlyke en verfchriklyke vertooningen wisfelden elkander af ; hier zag men een hoop Jongens van allerlei Jaaren, met Oranje mutzen, Patroontasfen, en Linten vercierd; daar eene groote menigte gemeene Vrouwlieden, waar van de voorlïe een foort van zotskap op hadt, met een luidrugtig gezang en gefchreeuw, hand aan hand dansfende ruyen; elders een molenaarswagen, onder een woest getier en'tzwaaijen met de hoeden, door de Straaten ryden, hebbende een Molenaarsknegt, op een der paarden gezeten, een opgecierde Vrouwenmuts op 't hoofd, en een vies inde hand; verder hoorde men een gezelfchap van Mannen met vercierdeBoogen en Kroontjes hunne vreugde door luidrugtige Hoezees! uitboezemen. Zo dat, onder al den angst, die veeier hart by deeze vertooningen prangde, zy zich bezwaarlyk van een ongewilligen lach konden onthouden. En ware het hier by gebleeven, men zou deeze dwaasheden ligtlyk hebben kunnen voorbyzien; doch het was niet flegts een toneel van woeste vreugd, maar teffens van moedwil en openbaar geweld, 't geen te Rotterdam werd vertoond. Onder vercierde Boogen, door Vrouwen gedraagen, moesten de voorbygangers bukken; men kon van de woelende menigte, door den drank verhit, niet ontflaagen worden, dan door hun geld te geeven, of met hun te drinken. Men vroeg iemand, of hy voor de Tien of de Veertien was? eene vraag zin- fpee-  7/oeste Vreugde-bedrijven teüotterdain.   HISTORIE. gr fpeelende op de'twee Partyen in deVroedfchap, en van geene duistere betekenis; de dwang tot het draagen van Oranje met bedreiging van in 't water gefmeten, of op eene andere wyze mishandeld te worden, was algemeen, en de veiligheid op 's Heeren Straaten word byna in alle gedeeltens der Stad openlyk gefchonden. De akeligheid van den toeitand der Inwoondeten van Rotterdam vermeerderde toen, in den naamiddag eene bende van i tusfchen de twee en driehonderd Scheeps- 1 timmerlieden de Stad doortrok, die hunne gehegtheid aan den Stadhouder op een gansch oproerige wyze vertoonde. De Scheepstimmerlieden van de Admiraliteits Werf naamlyk, die reeds vroeg in den morgen eenig Arbeidsvolk, werkende aan den opbouw van 's Lands Arfenaal, aangezet hadden om zich van Oranje Tekenen te voorzien, begonnen, omtrent half zeven uuren, met zingen en fchreeuwen, en waren een half uur laater allen met Oranjeftrikken uitgedoscht; naa dien tyd werkten zy geen flag meer, maar bragten den tyd in luidrugtige vrolykheid door, tot omtrent drie uuren in den naamiddag, wanneer het hek van de Werf, dus lang, op last van den Equipagiemeester, geflooten gebleeven, open geraakte, en zy van daar gingen, eerst na de Werf van de Oost-Indifche Compagnie, en vervolgens na de andere Scheepstimmerwerven, waar zy onder 't luiden der Klokken op de Werven, en het roepen Hoezee! VII. DEEL. F Vi- XVII. BOE K. 17*3. Optocht ildaarder Scheepsimmerieden.  XVII. BOEK. Hoog gaande ongeregeldheden. §2 VADERLANDSCHE Vivat Oranje! het werkend Volk, met bedreiging van hunne Gereedfchappen % ja zelfs hunne Perfoonen, in 't water te zullen werpen, deeden uitfcheiden. Hun optocht door de Stad, de Wethouderfchap bekend wordende, was het in overleg genomen om de Alarm - klok te doen trekken. Hoe onveilig het op ftraat ware door deeze omzwervende hoopen van Jongens, Vrouwen, Kareis en Scheepstimmerlieden, die dit alles pleegden zonder dat 'er eenig middel tot bedwang dier ongebondenheden werd aangewend, zou men zich misfchien verbeelden dat men in eigen huis blyvende genoegzaam tegen beledigingen verzekerd was: doch eigen huis leverde geen veilige wykplaats op. Een ontrustend geduurig gefchel was de voorbode van eene tot in den nagt duurende Bedelary; de bedreiging van het Huis te tekenen, en ftraks met hun driehonderden weder te komen, om de deur open te trappen, en het Huis om verre te haaien, was het gevolg van eene weigering; het zeggen van de glazen te zullen mflaan, in gevalle men niet illumineerde, gaf iïoffe tot billyke vreeze, en het gooyen met fteenen, en 't geen vervolgens plaats greep, deedt zien dat die vrees welgegrond was. Zes bekende Burgers werden in hunne Huizen gedwongen om Oranje op te zetten, en één hunner om Hoezee! te fchreeuwen: men drong de Winkelhuizen in, nam de Winkel-  HISTORIE. «3 kelwaaren weg, en drong de Bewoonders om mede te dansfen, of mishandelde ze, om dat zy geen Pas, (zo noemde men het Oranje-teken,) konden toonen; ja dreigde den dood, als men die Pas niet te voorfchyn bragt. Geen wonder, dat in een Stad, die een toneel opleverde van verfchrikking, afpersfing, knevelary, muiteryen geweld, eenigen, die, volgens de loopende gerugten, het akelig lot der Plundering boven 't hoofd hing, hunne kostbaarile goederen hadden ingepakt, en zo mogelyk, tegen de vernieling verborgen. Vreemd moet het doen, dat, daar de Hoofdfchout van der Hoeven, twee dagen vóór dien Dag, kennis gegeeven hadt van zyne bedugtheid, dat de Verjaardag van zyne Hoogheid niet met de behoorelyke gerustheid en gefchiktheid zou worden gevierd, en de Schepen de M o n c h y dit vermoeden fterk aandrong, geen genoegzaame voorzorg was aangewend tot voorkoming van zo veel onheils. Wel was zulks voorgeflaagen en overwoogen; doch door den Voorzittenden Burgemeester ten fterkften tegengefprooken: terwyl hy beweerde, dat dit te veel beweeging zou veroorzaaken, en 't beter oordeelde om zich, des noods, te bedienen van Zakkendraagers, die by de hand waren, en op welken men vertrouwen kon. Men merke hier op aan, dat juist deeze Lieden, een zo voornaame rol in de voorgewende vrolykheid zullenF % de XVII. ÜOEKi I783, Hoe hef gegaan was met het neemen van voorzorgen daar tegen.  S4 VADERLANDSCHE XVII. boek. 1783. de fpeelen, veel eer een toevoorzigt noodig hadden, dan dat zy gefchikt zouden weezen, om tegen ongeregeldheden te waaken. ; De Schepen Verstolk betuigde toen, opnieuw, zyne verwondering over het verlof tot oprigting der Eerepoorten, en verzogt te mogen weeten , „om welke redenen 'er nu op den „ Verjaardag van zyne Hoogheid toch „ zulke meer dan - gewoone Vreugde „ moest _ bedreeven worden , daar de „ Kooplieden, door eenen zo onregtvaar„ digen Oorlog als de Republiek geproefd „ hadt, nog gevoelden , hoe zy, door ge„ brek aangenoegzaame Protectie, op eene „ fchreeuwende wyze, doon de Engelfchen, „ van hunne Goederen beroofd waren, 't „ geen weinig Hof tot openlyke verlusti„ gingen gaf: behalven, dat, 't geen „ men zag, eigenlyk gezegd, meer te „ houden was voor ongeregeldheden, en „ rustverftoorende beweegingen, welke „ door de permisfie van Burgemeesteren, „ niet weinig werden gewettigd." Op welke voorflag de voorzittende Burgemeester gezegd wordt, geantwoord te hebben , „ dat zulks een lcuabele Vreug„ debedryving was; dat, wylzyneHoog„ heid, zedert een geruimen tyd, ver„ ongelykt en zeer veel was ten laste „ gelegd , men hét Volk gelegenheid „ moest geeven om zich te devellopee„ ren; en openlyk hunne denkwyze ten „ opzigte van den Stadhouder te doen „ blyken." Een zeggen zeer wel ftroo- ken-  HISTORIE» 8# kende met 't geen hy zynen Medeburgemeester te gemoete voerde (*), en hy eenen om befcherming fmeekende Burger, eenige dagen te vooren, te zyner gerustHelling, te verftaan gaf. Men maakte des niettegenftaande toen eenige fchikkingen op de" Burgerwagten en befloot tot het vervaardigen van eene Concept-Publicatie, om, de omftandigheden van zaaken zulks vereifchende, den volgenden Dag (f), in tyds, te kunnen afgekundigd, gedrukt en aangeplakt worden. Waar toe egter de Wethouderfchap niet kwam, dan naa hevig voor- en tegenfpreeken, en naa dat,"door de Schepenen de Monchy en Verstolk van Zoelen, daar op ten fterkftcn was aangedrongen, zo uit hoofde van de toeneemende gerugten van Plundering, waar mede onder andere het Huis van den Burgemeester van B e r c k e l werd bedreigd, als uit hoofde van de meerdere Beweeging, welke men ontwaar werd. De poogingen des Burgemeesters van der Helm om zulks tegen te houden, werden verydeld, door de verklaaring van den Schepen Verstolk van Zoelen, „ dat, byaldien 'er niet daadlyk „ beflooten wierd om de volle Compag„ nie, en dus beide de Kwartieren dien „ avond vroegtydig in dc Wapenen te 3> bren- (*) Zie hier boven, bl. 76. Ct) Dea 7. van Maart. F 3 XVII. li O E K. I783.  135 VADERLANDSCHE XVII. ÏJOEK. I783. i „ brengen en post te doen houden tot „ die door de volle Compagnie , in beurt „ volgende, wierd afgelost; hy daadlyk „ de Vergadering zou verlaaten en zyne „ Medeburgers waarfchuwen, om voor „ hunne veiligheid te zorgen: wyl zy op „ geene de minfte Protectie konden ftaat „ maken."—--Men begreep met het af kundigen der ontworpe Waarfchuwing niet voort te gaan; en belloot op den Dag deezes gewoels, zulks na te laaten; om dat men bedugt was dat dezelve van weinig nut zou zyn, en niet behoorelyk zou kunnen gehandhaafd worden, om de weinige en zorglyke magt waar mede men dit zou moeten uitvoeren: vermids de Zakkendraagers daar toe geheel ongefchikt waren^, de gewoone magt der Juftitle niet toereikte, en de Burgery niet < gefchikt was om de Juftitie te onderfchraagen. Men beraamde nog eenige fchikkingen, om, in gevalle van noodzaaklykheid, daadlyk meer Compagnien in de' Wapenen te kunnen brengen; vaardige kundfchap te bekomen, en omftrceks de bedreigde Huizen vertrouwde Perfoonen te plaatzen. Dan de voofnaamfte, zelfs tot welke men zo noode befloot, het in de Wapenen doen komen eener Compagnie Burgeren, was van geen den minften invloed tot bewaaring of herftel van de rust: dewyl men onder derzelver oog, verfcheide ongeregeldheden pleegde, zonder dat 'er door den Collonel," die verlegen  historie; tf legen was, wat hy doen moest, én zeide geen Urder te hebben, eenig middel werd aangewend om die ongebondenheden tegen te gaan; of om eenige zyner Rotsgezellen, die met Oranje pronkende ter wagt gekomen, en door het gebruik van drank buitengemeen luidrugtig en vrolyk waren, en het Hoezee! der Scheepstimmerlieden beantwoorden, te beteugelen (*).' Vrees voor rustverftoorenis op dien Verjaardag moet te Utrecht ontflaan weezen; althans om dezelve te voorkomen, of te weeren, boodt zich het Corps Vrywilligers aan by de Magiftraat, tot het houden van de wagt, en het doen van ronden door de Stad in den nagt tusfehen den achturen en negenden van Lentemaand. Gereed werd dit voorftel aanvaard en volyverig volvoerd; dan zy vernamen den ganfehen nagt niets Jt geen naar rustverftooring zweemde (f). Van den aanvang der onlusten tusfehen Engeland en deNourd-Americaanfche Volkplantin gen gereezen en geduurende den Oorlog waar in onze Staat, ingevolge van denzelven, werd ingewikkeld, als mede in de beweegenisfen, die laater in den Lande ontftonden, hebben wy te meermaalen, de Heeren van de Capellen (*} Rapport van de Commisfie u Rotterdam bl. 23—53. 248—255. N. Nederl. jlaarb. 1783. bl. 446-456. CO Nederl. Jaarb. 1783. bl. 487. F 4 xvn. 8oek1 1783. In recht houdt het Vrycorps de wagt, en'ervale niets voor. A. V. van de*. Capellen by zyne Hoogheid verdagt.  83 VADERLANDSCHE xvir. boek. I7k- len van de Marsch, en Capellen tot den Pol zien te voorfchyn treeden, en deel neemen in Staatsverrigtingen den Stadhouder geenzins aangenaam , tervvyl wy hun zeer vrye en fterke taal by aanhoudenheid hoorden voeren. Jonkheer Alexander Philip van der Capellen, zints vier en twintig jaaren Kamerheer van zyne Hoogheid, en die de aanzienlyke Krygsposten bekleedde van Collonel by de Cavallerie, en eerflen Luitenant van het Esquadron Gardes du Corps van den Stadhouder, Broeder des eerst- en Neef des laatstgemelden Ridders, ontdekte , ten deezen Jaare, een verkoeling in de dus lang hem betoonde blyken van Vriendfchap en Vertrouwen. Na de reden vraagende, kreeg hy van den Prins ten antwoord, „ dat „ deeze niets tegen hem hadt en ook „ nergens van verdagt hicldt; maar dat „ hy diens Broeder Capellen tot „ de Marsch aanzag als een zyner „ grootfte Vyanden, die voor hadt, het „ Stadhouderschap te culbuteeren, en „ met den Heer van der Capel„ len tot uen Pol, de eerfte oor„ zaak was van de tegenwoordige trou„ bles, dat daarom de Correspondentie, „ die hy met zynen Broeder onderhieldt, „ aan hem eenige ombrage gaf; dat hy, „ offchoon met de beste intentie van de >, wereld, zomtyds zaaken zou kunnen „ melden, waar van zyn Broeder een „ verkeerd gebruik koude maaken; waar „ döor    HISTORIE. 85 j, door hy dan de dupe van dezelve zou „ zyn. Dewyl hy die Heeren verdagt „ hieldt voor Aanftookers van de tegen„ woordige Onlusten, en aanmerkte als „ Hoofden eener Partye, in de Repu„ bliek, die het Stadhoudcrlyk Huis zog- „ ten over hoop te werpen. Dat „ de eclatante wyze op welke niet alleen 5, zyn Overysfelfche Neef, e:i zyn Broe- der tot de Marsch, maar byna „ zyne geheele Familie, ja zelfs zommi- gen van de Familie zyner Huisvrou- we (*), zich tegen hem fcheenen te „ verzetten, hem noodzaakten op zyne hoede te zyn; tervvyl hy dagelyks „ moest ondervinden, dat veele Perfoo- nen, die hem het meeste fchuldig wa- ren, hem nu afvielen, en wantrouwen ,, by hem verwekten." Waar by kwamen de verdenkingen van eenige gefprekken door deezen Kamerheer, op onBehoorelyke tyden en pMatzeh gehouden met den Dordrccjitfchen Penfionaris d e Gyzelaar, dien wy, in den loopdeezer Gefchiedenisfen, zo wel als de Capellens, meermaalen vantegenftrydige gevoelens met zyne Hoogheid vonden. Van der Capellen ging deeze Verdenkingen te keer, met zyne Hoogheid te verzekeren, dat men hem met opzigt tot het oogmerk der Heeren va n der C*) Die van Ta ets van Amerongun in Utrecht. F 5 XVII. boek. 1783. Hy ver- deedigt zich.  xvir. BOEK. I7B3. Openlyk als een Verrader van den Prins beschuldigd ( < I J t I I X, ii h Dringt op zyneOnt- , fchuldi- J> ging aan. 90 VADERLANDSCHE der Capellen bedroog, en iet 'er maar op toeleide om hun in een haatlyk daglicht te 'ftellen , en, ware het mogelyk, met hunne eanfche Familie te rumeeren, om welk oogmerk gemaklyker te bereiken, men hem ook verdagt gemaakt hadt, ten einde zyne verwydering van het Hof te bewerken. Wat dl Verkeering met den Penfionaris deGyz el aar betrof, deeze, betuigde hy, was op behoorelyke uuren, en of in 't Logement der Stad Dordrecht, oftenzynen Huize, gehouden: en behelsde niets ten nadeele van zyne Hoogheid. Terwyl dit, ten Stadhouderlyken Hove omging, en van der Capellen vericheide mondgefprekken met den Prins hieldt, Brieven fchreef, en tusfehen beiden komende Perfoonen van Rang de verzoening zogten te vinden, verfpreidde het gerugt niets minder dan dat van oer Capel,len een Verraader van len Prins zynen Weldoener was, des:elfs geheimen aan diens grootfte Vyanlen geopenbaard hadt, daar toe misbruik naakende van het vertrouwen, 't geen :yne Hoogheid in hem ftelde, door hem öegang te verleenen tot zyne geheimfte •apieren, ja zelfs dat hy den Kamerdieaar, die het meest 's Vorsten Perfoon aderde, hadt omgekogt om hem den ïhoud der Brieven, die zyne Hoogheid s, mede te deelen. Zo openlyk gefchandvlekt, en in de ieuwspapieren befchreeven als ontflaa- gen  HISTORIE. 91 gen van zyn post als Kamerheer, drong hy zyne onfchuld met fterker eifchenaan; doch zonder te vorderen. Hy bekwam weder ten antwoord, dat de Stadhouder „ geen het minfte bewys tegen hem hadt; „ maar dat de vermoedens bleeven aan„ houden, en dat, zo ras die weggeno„ men konden worden, hy hem gaarne „ wilde regtvaardigen; maar hem thans „ niet wel kon toeftaan zyn dienst als „ Kamerheer te doen, en dus veelliever zag dat hy zich abfenteerde." Tot het laatfte kon hy niet befluiten, het eerfte hing van zyne Hoogheid af. — Om devalsch verfpreidde gerugten te keer te gaan, deedt hy in de Nieuwspapieren een Berigt plaatzen, dat de Eerr00vende gerugten ten zynen nadeele, zedert eenige dagen, in 'sGravenhaage en elders met kwaadaartige oogmerken, verfpreid, van allen grond van waarheid ontbloot waren: en hy 't aan zich behieldt om het Publiek, des noods, nadere opening te geeven, van die gebeurtenisfen, uit welken de aan hem nog onbekende eerroovende lieden, die gerugten verdicht en in de wereld gebragt hadden. Tot liet plaatzen hier van gaf zyne Hoogheid verlof; alleen kon deeze niet toeftcmmen, de voorbehouding van het nader opening geeven: ook hadt van der Capellen een en ander maal by zyne Hoogheid betuigd, de noodzaaklykheid waar in hy zich, door den Prins niet openlyk geregtvaardigd wordende, zou gebragt vin- XVII. boek. I783.  92 VADERLANDSCHE XVII. boek. 1783. Legt zyn post als Kamerheer neder, en geeft zyne Verdeedi ging "in't licht. 1 1 i < vinden, om alles, wat deeze zaak betrof, te openbaaren. Veeïen deeden herhaalde poogingen, om die breuke te keelen; doch met zo weinig vrugts, dat van der Capellen, in 'teinde, onder de dierfte betuigingen van onfchuld en den flerkften aandrang op onderzoek zyns gedrags, zyn post als Kamerheer nederlag. Een flap die, hoe zeer zyne Hoogheid verklaard hadt dat dezelve nooit tot zyn fehande of nadeel, kon worden uitgelegd, by veeïen, ook in openbaare Gefchriften, eene allerongunftigfte uitlegging kreeg, 't Welk van der Capellen op nieuw deedt aanhouden om eene openlyke fchuldloosverklaaring van zyne Hoogheid, die hem mtusfchen met veel beleefdheids behandelde, en zelfs, nevens zyne Egtgenoote, met een aantal Perfoonen van den eerften Rang, ten Hova*-op een Avondmaaltyd verzogt. Dit gafhem eenige flikkeringen van hoop; dan deeze verdweencn, en wanneer men naa veele gefprekken, en onderhandelingen om eene openlyke Ver-' klaaring te beraamen, die zyne Hoogheid en den Heer van der Capellen t'oldeedt, het niet eens kon worden over le uitdrukkingen, befloot de Jonkheer, :èn laatflen, tot het zo dikwyls voorgeIaagen middel, de openlyke uitgave van t geen. hy noodig vondt om zyn Eer :n goeden Naam te handhaaven (*). De (*) Zie het Gedrag van Jonkheer A. P. v. o. Ca*  HISTORIE. 93 DePrins vanNASSAU Weilburg, met aanzienlyke Krygsposten by onzen Staat befchonken; doch, zmts eenige Jaaren,' zich meest in zyne Duitfche Staaten onthoudende (*), tradt in Herfstmaand met het Voorzittend Lid van hun Hoog Mogenden, en verdere Leden van Regeering, in gefprek, en vroeg ontflag van alle zyne Krvgsbedieningen. Een Bezending uit hun Hoog Mogenden vernam na de redenen, welke dien Prins tot het doen van deezen ftap bewoogen hadden; en wisten te wege te brengen, dat hy ' dit voorneemen liet vaaren (|). Twee Leden der Vroedfchap van de Stad Franeker voor zich zeiven en als Gelastigden van verfcheide anderen, vervoegden zich ten Hove Provinciaal van Friesland , te kennen geevende, dat Jonkheer LA mor aal JOACHIM JoHAN R enger s, Commies Generaal by het'.Collegie der Admiraliteit in Friesland, en tenzelfder tyde Raad en Oudburgemeester van Franeker, en Gecommitteerde Staat in hel Mindergetal, zyn Lastbrief, als Commie: Generaal, bezwooren hebbende, geen Lid van de Vroedfchap mogt blyven: dewyl den Commicfen Generaal, by diei Last Capellen, aan het Publiek door Hem zelve) opengelegd. In 's Haage by C. Plaat 1784. -N Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1083 2cói. (*) Zie onze Vaderl. Hifi. ten onmiddclyker vervolge op Wagenaar XXIV. bl iyp. (t5 N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1705- XVIL BOEK. 1783. De Prins van Nasfau Weil\ burg wü zyne Krygspostennedo leggen; doch ltaakt dat opzet. Tegen L J- J. Rengers,, door 't Hof ProvinciaalvanFwrland den eisch van Meineed gedaan. L 1  94 VADERLANDSCHE XVII. boek. Rengers vervoegt zich by de AlgemeeneStaaten. i i j « i Guuftiije Lastbrieve verboden wordt eenige andere Offieien te bedienen, en geduurende hun dienst moeten ontflaagen weezen van alle Eeden, die hun aan eenige Landen of Stedeu verpligten; waar op zy hun .verzoek grondden, dat het Hof, wegens de Misdaad van Meineed, lyfftraflyken eisch zou doen. De Procureur Generaal volvoerde dit befluit. Dan de Heer Rengers nam zyne toevlugt tot hun Hoog Mogenden. Hy bekende dien Eed afgelegd; doch geen zwaarigheid altoos gemaakt te hebben om Burgemeester en" Vroedfchap te Franeker te blyven, en ten Landsdage de Commisfie, met welke hy van wegen die Stad bekleed was, waar te neemen : naardemaal alle de andere Commiefen Generaal in Gelderland, Holland en Zeeland, daadlyk Leden van Stads- of Lands Regeeringen waren, of geweest hadden; en het Artykel_, als de grond van bezwaar tegen hem ingebragt, meer dan honderd Jaaren in onbruik geweest en dus als met de daad afgefchaft was. Wat Friesland betrof twee ten minflen zyner Voorgangeren in die post, waren :en Landsdage als Gecommitteerden gebonden en verfcheenen, Wes halven hy ïun Hoog Mogenden verzogt te verklaaen, dat hy, ingevolge van dien Eed, niet vas uitgeflooteu van de Regeering der itad Franeker, of tegen zyn Eed gelandeld hadt. Hun Hoog Mogenden bragten een Raad-  HISTORIE. 95 Raadflag uit, alzins eenftemmig met het verzoekend voordel; en dat gevolglyk de aangevangene Regtsgedingen van geener waarde waren. Op dit Verilag dagten de Kwartieren niet eenpaarig. Dat van Oostergo wilde de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge gelast hebben te betuigen, dat- hun Ed. Mogenden, zich over de ftoffe van het Verflag, aldaar uitgebragt niet konden uitlaaten; vermidshetin zich behelsde, de beflisfing van een ftuk, onbeflist hangende voor de hooge Regtbank van Friesland, en welker Oordeelvelling hun Ed. Mogenden niet konden vooruitloopen, dat de Afgevaardigden nogthans het Befluit, 't welk mogt genomen worden, zouden kunnen aanzien. Verder oordeelde dit Kwartier het dienftig hun Hoog Mogenden re verftaan te geeven, dat Staaten van Friesland niet dan met de uiterfte bevreemdinge, ontdekt hadden ho.e ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden een Verflag was uitgebragt, waar by een Befluit wordt voorgefteld, ftrekkende om Geregtshandelingen, op last van 't Hof van Juftitie in Friesland ondernomen, voor van geener waarde te verklaaren. Dat hun Ed. Mogenden geen denkbeeld konden vormen van het voorgewende Regt van Opperfouverainiteit, 't geen hun Hoog Mogenden zich verbeelden in deezen te kunnen uitoefenen, in een alleszins onafhangelyk Gewest, en over een Hof van Juftitie, dat, zo al niet in deezen XVII; BOEK» Raadflag; Aanmer-* kingen daar op vinFrUt* laad»  XVII. boek. I783. Raadflagen by Holland, "wegens 96 VADERLANDSCHE zen van hun Edel Mogenden zelve ten rrnnften van hun Hoog Mogenden'volftrekt onafhangelyk was; dat hun Ed Mogenden verhoopten, dat hun Hoos Mogenden deeze zaak, en alle derzelver veruitziende gevolgen, nader overweegende, zich voortaan van dergelyke verregaande maatregelen en aanmaatigingen, zouden onthouden, en verzekerd zyn, dat hun Ed. Mogenden anderzins, uit hoofde van hun Eed den Ingezetenen gedaan, niet anders zouden kunnen doen dan de Eer en Onafhangelykheid van hun Hof van Juftitie, en de Hoogheid van hun Gewest kragtdaadig te handhaa- ven. Westergo, Zevenwouden en de Steden, wilden zich wel gedraagen aan het uitgebragt Verflag; met' aflaating nogthans der woorden, dat dus de pretenfe Proceduren van Meinedigheid, ter zaake voorfz. tegen den Heer Rengers geëntameerd nul en van onwaarde zyn; welke woorden de Afgevaardigden gelast werden te wederfpreeken. Overeenkomftig hier mede viel het Befluit der Algemeene Staaten, en werd Jonkheer Rengers, uit hoofde van den bezwooren Lastbrief niet uitgeflooten uit de Regeerins der Stad Franeker (*). ö Deeze zaak by hun Hoog Mogenden n deezer voege afgehandeld zvnde, werd jp het Voorflel der Afgevaardigden van Delft i-} ï',!^ 7Mri- r7«3- W. 908 1223. 44a. Mefol. Gen, 27 Mey, en 5 Aug. 1783.  HISTORIE. 9? 'Delft, in ernftige overweeging genomen, by die Hooge Vergadering voor te dragen, om, by een byzonder Befluit, te verklaareh, dat, in 't vervolg Van tyd, geene Perfoonen zouden vermogen aangefteld worden tot Fiscaals, Secretarisfeh, Ontvangers Generaals, Commiefen-Generaals, Èquipagierheest'ers, 'óf tot andere Bedieningen, betrekking hebbende tot de Admiraliteits Collegien, voor zo verre dezelve in eenige Stads- of Lands Regeeringen zyn, en uit dien hoofde Zitting hebben , in een dei: Staatsvergaderingen van de Gewesten, ten ware dezelve, vóór het aanvaarden dier Bedieningen, afftand deeden van die Qualiteiten; als mede, dat ingevalle eenige Ministers of . Admiraliteits Bediendens, in bovengemelde Stads- of Lands Regeeringen rhogten komen, zy terflond van die Bedieningen zouden verftooken weezeri, en door anderen moeten vervangen worden. — Meri nam desgelyks in opmerking, om, dewyl in de Iuftructien van verre de meeste Collegien van Policie en Juftitie, 7.6 in dit Gewest, als in de Generaliteit% Artykelen gevonden wierden, dienimmer werden nagekomen, niettegenftaande deeze Inftructien, zo als dezelve liggen, beëedigd worden , te onderzoeken en ta óverleggen, op welk eene wyze men het doen van zodanige Eeden zou kunnen voorkomen (*). — Dus waren 'er iri (*) Re/ol. van Hotl. i Aug. 5783» .¥11. Duu O XVII. doek; 1783. het Aan3 fielten van Be- ampten j die RegeeringsLeden zyn; en het beëedigen der Inftructio en.  98 VADERLANDSCHE xvir. BOE IC. VA, den Artykelbrief, raakende den Oorlog ter Zee (*), verfcheide Orders gefield, en ilraffen bepaald, die, zo door de veranderde tydsomflandigheden, als uit hoofde van de meerdere befchaafdheid der Zeden, tegenwoordig niet meer konden waargenomen of uitgevoerd worden: alle deeze werden nogthans, met Eede bezwooren. De onvoegelykheid en aanflootelykheid van zulk een handel bewoog de G .'committeerden uit de Admiraliteits Collegien, om, met voorkennis van den Admiraal Generaal, hun Hoog Mogenden in overweeging te geeven, of men 'tniet noodig zou oordeelen dien Artykelbrief na te gaan, en op zulk eene wyze in te richten, dat dezelve voortaan, overeenkomstig den Eed, die daar op moest worden afgelegd, letterlyk plaats kon grypen (f). (*) Zie denzelven in 't Groot Plakaatboek V. D bl. 275. en den Hoofdinhoud in de Tegsnw, Staat I. D. bl. 367. Ct) Refol- Gen. 24. Dec 178S.  VADERLANDSCHE HISTORIE. AGTTIENDE BOEK. INHOUD. Bezending van Friesland over de vermindering der Qiiota van dat Gewest. Doet weinig vrugts. Friesland befluit om flegts tot zekeren tyd te bet aaien, indien de verzogte Verligting niet kwame. Bedenkingen der Algemeene Staaten op dit Befluit van Friesland. Friesland volhardt. Foorftel der Algemeene Staaten tot fterker middelen. Staaten van Friesland fchryvtn aan zyne Hoogheid. Antwoord des Stadhouders. Adres der Ingezetenen van Friesland. Wat Ut' recht, wegens de vermindering van Fricslands aandeel, inbragt. 't Gevoelen van Stad en Lande hier over. Zeelands begrip in deezen. Staatsbefluit van Holland. De OoUIndifche Maaifchappy verlegen om Geld. Dezelve geeft een breedvoerig verflag van haaren toefland, en de oorzaaken des verG a vah XVIII. BOEK.  ioo VADERLANDSCHE XVIII. BOF, K. I783. Bezending van vals. Verzoek om veertien Millioenen. Gun* ftig verflag eener Commisfie uit hun Edel Groot Mogenden, De Oost-Indifche Maat' fchappy herhaalt haare klagten. Dringt dezelve nog nader en flerker aan. Qunftig Befluit van Holland tot eene Geldleening. Holland fchiet terflond één Millioen op. Op tvelk.e voorwaarden de Algemeene Staaten vier Millioénen aan de Oost-Indifche Maatfchappy uitreiken. De Geldleening van acht Millioen geopend. Oordeelvellingen over deeze Hulpbetooningen aan de Oost-Indifche Maatfchappy. De West - lndifche Maatfchappy verzoekt hyfland in Schepen en Geld. De Beftuurders van de Berbice vraagen om twee Fregatten, ter beveiliging dier Volkplantinge. Ongelegenheid, waar in zich veele Planters op de Berbice bevonden. Pooging van ontheffing van Lasten in den Handel op Rusland. De vrees voor eenen Oorlog met de Algerynen rerdwynt. De Keizer van Marocco zendt een Gezant aan den Staat. Hy vertrekt met de verzogte Gefchenken. Berigt van een zwaaren en langduurigen Nevel hier te Lande. Ongegronde verbeeldingen wegens de oorzaak. Befchryving van dit Verfchynzel, met verfcheide by zonderheden. Vermoedelyke oorzaak diens Nevels. Aanmerkelyke Vuurbal in de Lugt gezien. Lugtbollen hier te Lande opgelaaten. Het gefchil met Friesland, wegens het Aandeel deezes Gewests in de algemeene La>-  HISTORIE. 101 Lasten van den Staat, tot zo verregaande hoogte gedreeven als wy optekenden (*), hadt het uiterst toppunt nog niet bereikt, althans het klom, ten dee- zen Jaare, nog hooger. • 1 Eene aan- zienlyke Bezending, beftaande, wegens Oostergo uit Jonkheer Ulco van Burmania, Grietman over Leeuwarderadeel, en Mr. Coert Lambertus van Beyma, Volmagt van Westdongeradeel; wegens Westergo uit Jonkheer G. T. Baron th o e S wartz e n be r g en Ho hen lands «erg, Grietman over Menaldurnadeel, en Jonkheer E. S. G. J. van Burmania Rengers, Grietman over Wymbrutferadeel; wegens Zevenwouden uit Jonkheer Frans Julius Johan van Eyzinga Grietman over Doniawerftal en Mr. Regnerus Livius Andringa de Kempenaar, Grietman over Lemfterland- wegens de Steden uit Jonkheer H. W. van Plettenberg, Burgemeester van Harlingen, en Mr. Eco de Wendt, Raad in de Vroedfchap van Workum, benevens de Secretaris A. J. van Smini a, kwam, den vyf en twintigften van Lentemaand in 'sGravenhaage, om, ware het mogelyk, by de Bondgenooten, eene Vermindering in Frieslands aandeel tot de algemeene lasten des Bondgenootfchaps te wegete brengén. Daags naa hunne aankomst Q*) Zie onze FederU Hij. V. Deel bl ioq. XVIIL boek. 1783. Friesland over de Verminderingder Quota.  XVIII. BOEK. 1783. Doet weinig «rijgt. Friesland beiluitom flegts tot zekeren tyd teuetaaien,indien ds verzogte Verligting niet •kwam. 102 VADERLANDSCHE komst werden zy, door den Erfftadhouder, ten maaltyd onthaald. Naa veelvuldige gefprekken met den Raad van Staaten, en zyne Hoogheid, namen de Afgevaardigden, den elfden van Grasmaand, affcheid, en vertrokken den volgenden dag De maare liep, dat Holland Drie ten honderd van Friesland zou overneemen, en zich daar mede belasten; waar door dit over bezwaar klaagendGeWest van Elf tot Acht ten honderd zou verligt worden: dan de ondervinding leerde welhaast de onwaarheid van deeze üitgeftrooidë fchikking. Wel hadt Friesland voorgeflaagen niet meer dan Acht ten honderd te kunnen betaalen, en, om de Verligting van Drie ■en honderd, verzogt; doch de Raad van Staaten, geduurende zeven Jaaren, eene Verligting voörgefteld, waar in Friesland ^een genoegen kon neemen: dewyl, naa iat Tydsverloop, het zo veel zwaarder zou vallen die meerdere fom op te brengen. Ook hielden zy het loflyker, dat iemand zyne Huishouding verminderde, (vooral wanneer zulks zonder ongemak kon gefchieden: want niemand moest meer Dienstboden houden dan hy betaalen kon,) dan door Vreemden of Vrienden onderfteund te worden, 't Was op deezen grondflag, dat Staaten van Friesland hun Afgezondenen ter Algemeene Staatsvergadering last gaven op de gewoone wyze toe te (temmen in de gewoone en buitengewoone Staaten van Oorlog; nog- tbans,  HISTORIE. 103 thans, met bygevoegde verklaaring, dat, . ingevalle hun Gewest, vóór den eerflen ; van Oogstmaand deezes Jaars, de ver' zogte verligting niet verkreeg, de Staaten , naa den laatften van Hooimaand, geene verdere betaaling zouden laaten doen op zeven Posten van Oorlog, die zamengenomen omtrent de verlangde Ontheffing bedroegen, en naa genoeg overeenkwamen met de fom door den Raad van Staaten aan hun Hoog Mogenden voorgeflaagen, om Friesland, geduurende de eerstkomende zeven Jaaren, van te ontheffen (*)• , By de Algemeene Staaten verwekte dit Befluit der Friezen verbaasdheid en bekommering; ontftaande, gelyk zy fchreeven, niet alleen uit de fchielyke verandering in den yver door de Friezen dus verre betoond, om de gemeene zaak des Lands te handhaaven; maar ook uit de voordeelige gefteltenis, waar in hun menigmaal herhaald beklag tot Verligting van hunne bezwaarde Geldmiddelen gebragt was, door het gunftig Verflag van zyne Hoogheid en den Raad van Staaten. Dit, hadden zy vertrotiwd, zou by Staaten van Friesland ingang gevonden, en althans te wege gebragt hebben, dat zy, alvoorens tot eenig Dwangmiddel over te gaan, of plaats te geeven aan eenige On- ge- (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 417- $S7; 901. 1214- ^ ■ G 4 50EK» [783. Bedenkingender AlgemeeneStaaten op dit Befluit van Friesland  XVÏÏI. Boek. j < t t i d w n n t< ft d; b< d£ B ê se 104 VADERLANDSCHE geregeldheid en Verwarring, der Bondgenooten, Befluit daar op zouden hebben argewagt en, zonder eenige afwyzinjr, gaaf toegeftemd in de Staaten van Oorlog, voor dit loopende Jaar. Zy ver- zogten Staaten van Friesland emftig agt je flaan op de banden, die hun aan 't Bondgenootfchap verbonden, en welker losmaaking te dugten was, als men afweek van de Grondwet van den Staat, om t geen eenmaal, met gemeene bewillig, was vastgefteld omtrent zaaken, Je de Veiligheid en Gefteltenis van dé fiepubhek betroffen, en zonder bewilliging van allen niet kon verbrooken worien; waar toe vooral behoorde de zekerieid en de befcherming van den Lande, loor het m ftand houden der Kryssnagt. ,ö Zy ftonden toe, dat de begrippen, omtent eene vrye Toeftemming in de Staa'n van Oorlog, dikvvyls verfchillend wa-n geweest, naar maate dat het byzoner belang van 't een of 't ander Ge'est t zelve zomtyds tot deeze of geee denkbeelden deedt overhellen; doch immer was door de Gewesten, tot hier >e, erkend, dat die Vryheid van Toe:mming zich zo verre zou uitftrekken, it éen der Bondgenooten regt zou heb:n om, op eigen gezag, en met de ad, het getal der Krygsmagt, door de >ndgenooten gezamenlyk tot verdeedi^g van den Staat noodig geoordeeld, Kunnen vemiuderen. De bedenklyke eii  HISTORIE. to$ en fchroomlyke gevolgen van zulk eene handelwyze liepen elk in 't ooge. Allergevaarlykst keurden zy het heil van de Geldmiddelen te willen vinden op de Krygsmagt; vooral in een tyd dat de Republiek daar van zo fchaars was voorzien: naardemaal de Staat, van dezelve ontbloot zynde, niet alken zyn aanzien en ontzag alomme moest verliezen ; maar zich zeiven in een blykbaar gevaar zou ftellen van geheel verlooren te gaan. Allerzekerst was het dat zulk een voorbeeld als Friesland thans gaf van een allergevaarlykst gevolg kon zyn voor het ganfche Gemeenebest: want eens veronderfteld zynde, dat/de andere Gewesten, die een gelyk regt als Friesland bezaten, by de minfie ongelegenheid, onder voorgeeven van onvermogen, iets dergelyks ondernamen, en den last, welke zy, verpligt zyn te draagen, onverhoeds afwierpen, of op de fchouderen der Bondgenooten wilden leggen, zou het Gebouw van dit Gemeenebest, op een oogenblik, aan 't waggelen kunnen gebragt worden, 't Losmaaken van de Banden der Unie, de Verdeeldheid, zou het Staatsgebouw iloopen, en de Republiek ten prooy laaten van anderen, die zomtyds, door nayver gedreeven, de tweedragt zouden tragten te voeden. Eindelyk konden zy niet ontveinzen, over 't gedrag der Staaten van Friesland te meer 'aangedaan te zyn; dewyl het hun waarfchynlyk toefcheen, dat deeze G,$ Af- XVIII. B OESU I783,  io5 VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. I783. Friettand volhardt Voorftel der AlgemeeneSraaten tot het aanwenden van fterker middelen. 00 Rtfol Gen, 4 Juny T783. Cf) N, Nederl. Joarb. 1783. bl. 1222. Afwyzing inkwam als een Dwangmiddel om niet alleen de Bondgenooten tot derzelver hulp te doen zamenftemmen; maar ook die hulp te brengen tot die- hoogte 'als zy gevorderd hadden: en vermids zulks geen ander oogmerk kon hebben-, dan om de andere Bondgenooten geheel van de begrippen der Staaten van Friesland te doen afhangen, was het hun niet ongeraaden voorgekomen aan te merken, dat dit het regte middel niet was tot bereiking van het bedoelde; vriendlykheid, infchiklykheid, en goede verdandhouding ftrekte daar toe alleen. Op gemelde gronden verzogten de Algemeene Staaten om verandering in 't genomene Staatsbefluit van Fries!and,.tri eene gaave toeftemming, tot het einde van het Jaar (*). Dan deeze ver¬ klaarden van 't zelve niet te kunnen afgaan (f). Die volharding bragt een Verflag ter Algemeene Staatsvergadering te voorfchyn, waar door de vlam des misnoegens ten dake dreigde uit de barden. Naamiyk men was van oordeel, dat, daar Staaten van Friesland doof fcheenen voor alle aanmaan in gen, men zich verzekerd mogt houden van de vrugtloosheid, om meer middelen van overreeding aan te wenden; en dat men van eene Bezendinge zelfs geen meer uitwerking dan van  HISTORIE. 107 al het voorige kon verwagten (*), de verregaande Ongeregeldheid, door die Staaten begaan,;moest herfteld worden, door zodanige middelen als de Grondwetten van de Unie, in dergelyke omftandigheden, aan de hand gaven , om het Verloop derKrygsbenden van den Staat, en alle verwarring daaruit ontüaande, tc vooikomen. Ten dien einde floegen zy voor, „ om het beloop der Posten, van „ welker Betaalinge Staaten van Friesland „ zich, naa den laatftén van July, ont, trokken, voor rekening en ten laste 11 van die Provincie, ten Comptoire Ge„ neraal van de Unie te doen negotiee„ ren, tegen zodanige Intresten als tot „ hier toe gegeeven waren, en vervol „ gens uit die Penningen de betaaling t£ „ laaten doen van alle die Posten, met „ verdere authorifatie aan den Raad van l, Staaten om aan Staaten van Frieslana „ van het beloop dier Penningen met de „ Intresten, kennisfe te geeven, met „ verzoek, om dez,lvc Penningen aan„ ftonds, immers uiterlyk vóór het em de van dit loopende Jaar, ten Comp „ toire Generaal van de Unie te doet „ wederbezorgen; en, wanneer zy bie; „ omtrent in gebreke bleeven, naa uit 35 ganj (*~) Men hadt vruotloos in Zeeland dus een Bezending, in een dergelyk geval, gedaan Zl ouze Vad-rl. Hiftorie, ten onr.iiddelyken Vervolg op wagenaars Vadert. Hifi. XX, V. D. bl 219. xvm. BOEK. 1 r »  jrvni *0EK. 5taater vmFries tand fchryven aan zyh< ifoogheic (*) Re/tt. Gen 25 July 1783. roS VADERLANDSCHE , „ gang van dit loopende Jaar, het Rem» bourfement dier Penningen van dit Ge„ west te mogen verhaalen by Executie, „ en zulks door alle zodanige middelen „ als by den Raad van Staaten, met „ Communicatie en Overleg van zyne 5) Hoogheid den Prins Erffiadhouder, „ meest Convenabel en Oirbaar zouden „ worden gevonden: waar toe wel fpe„ ciaal hoogstgemelde zyne Hoogheid be„ hoorde verzogt te worden, deszelfs „ 'Gezag en Authoriteit wel te willen „ contribueeren (*)." ■ _ Geen wonder dat Staaten van Friesland 'zich diep getroffen voelden over eenen Voorflag, waar van zy de gevolgen voor hun Gewest, ja voor het geheele Gemeenebest , allernadeeligst en beroerendst inzagen. Onmiddelyk beraadflaagden zy den Stadhouder, by eenenBrieve, te vraagen: „ of dit Rapport ('t welk gezegd „ werd naa ingenomene Confideratien en „ het hoog wys Advys van zyne Door„ lugtige Hoogheid uitgebragt' te zyn,) „ volgens zyn eigen idee was ingerigt, „ en vooral welke zyne waare Gedagten ,, en Intentie mogt weezen, ingevalle dit „ Rapport eens onverhoopt aldus ter Ge„ neraliteit geconcludeerd, en zyne Hoog-. „ heid, over zulks, door den Raad van „ Staaten geauthorifeerd wierd, om te„ gen Friesland3 ten behoeve van de » Re:  historie; iosi j» Republiek, (waar van dit Gewest een „ notabel Lid uitmaakte,) de Middelen ,; van Executie, met hoogstdeszelfs Aut„ horiteit en Gezag te dirigeeren? —— Wyders gelasten zy de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge om, wanneer onverhoopt op den Friesland zo bezwaarenden Voorflag dus mogt beflooten worden, zich daar tegen te verklaa- ren- TT T_ -J Uit het Antwoord van zyn Hoogheid, konden Staaten van Friesland, niet veel troost fcheppcn. Naa vooraf verklaard te hebben, hoe hy geheel ongehouden was, hun eenige rekenfchap te geeven, van de Advylen door hem in den Raad van Staaten uitgebragt, was hy niet ongenegen, eenige opening deswegen te doen. Hy herinnerde hun een gelykluidend Verflag en Befluit, in den Jaare mdcclxxi, tegen Staaten van Zeeland, die desgelyks goedgevonden hadden eenige Posten van den Staat van Oorlog af te wyzen, en onbetaald te laaten, waar in toen ten tyde Friesland niets Inconfïitutioneels gevonden; doch'er mede in toe* geftemd hadt. Hierom hadt hy, toen de Raad van Staaten 't zelfde middel voorfloeg, zich daar tegen niet kunnen aankanten, zich vleiende, dat het nimmer tot Executie van de daar by vporgeflaagene middelen zou komen, en^dat door wederzydfche toegeevenheid de zo hoognoodige Harmonie tusfehen de Friefche Staatsleden en die der overige Bondgenoten XVIÏfc hoek» 1/83, . Anf«i woord ran zyne EioogheiÜ  iio VADERLANDSCHE XVIII. boek. 1783. ten niet zou worden geftoord. Den invloed, welken zyne onderfcheide Charges hem gaven, wilde hy aanwenden tot handhaaving van de Unie en tot het voorkomen van fcheuring onder de Bondgenooten. Hier van kon het Verflag, omtrent de Betaaling der afgeweeze Pusten, ten waarborg verftrekken; en beriep hy zich op de kennis en bewustheid der Friefclie Afgevaardigden om in 't Voorjaar de Onderhandelingen, den toefland van Frieslands Geldmiddelen betreffende, by te woonen, die konden getuigen, hoe hy toen gefprooken, en zyn verlangen betoond hadt om aan Frieslands begeerte te voldoen, zo verre met zyn Pligt en Betrekking, zo tot de Unie in 't gemeen, als tot ieder der Bondgenooten in 't byzonder, beftaanbaar was. In deeze gevoelens volhardde hy, en niets was vreemder van zyne waare gedagten en oogmerken, dan om aan te raaden, het aanwenden van maatregelen, die eene fcheuring onder het Bondgenootfchap, en dus een onherftelbaar nadeel aan de Unie in 't gemeen, en aan ieder Provincie in 't byzonder, zou veroorzaaken. Op 't ontvangen van dit Ant¬ woord, was het .Advys der Steden eerst, dat men zyne Hoogheid voor de gegeevene opening zou bedanken; doch naderhand vereenigde zich- dit Kwartier met de drie overige, om dit Antwoord tot nadere overweeginge op te fchorteu. Wan-  HISTORIE. in Wanneer de zaak tot dit'uiterfte liep, zaten veele Ingezetenen van Friesland niet flil. Een opgefteld Adres aan Staaten van Iries/and, was gedrukt aan de Steden en Grietenyen, ter ondertekening rondgezonden, en werd ten zelfden dage, als de Brief van zyne Hoogheid, ten buitengewoonen Landsdage by Staaten van Friesland in handen kwam, getekend hun aangeboden door de Ingezetenen van Westdongeradeel, Baardcradeel, Doniawer/lal, Leeuwaarden, Franeker, Dokkum, Harlingen, Makkum en Ueetcveen, mitsgaders eenige Studenten op de Hooge- fchool te Franeker. ; In den fchoot hunner dierbaareLandsvaderen, wilden zy hunne overkropte gemoederen, met vertrouwen, ontlasten', en terïens, de opregtfte en fterkfte verzekeringen, van Dankbaarheid en Eerbied aanbieden. Gelyk zy deeden door het ophaalen der jongfte Gebeurtenisfen, en 't erkennen dat, huns oordeels, Staaten van Friesland, daar in Braafheid, Kloekmoedigheid en Wysheid hadden aan den dag gelegd, hun aanmaanende op dat zelfde voetfpoor voort te gaan. „ Dan, en dan alleen,' lieten zy zich hooren, „ zou men met „ grond mogen hoopen, dat de verwelk„ te Roem der Republiek zou herbloei„ jen, en haare Welvaard herleeven, dat „ haare waggelende Vryheid, tegen alle „ binnen- en buitenlandfche laagen en „ aanrandingen,, bevryd zou weezen, en „ dat XVIII. ii O E K. 1783. Adres der IngezetenenvanFriei* land aan de Staaten.  ii» VADERLANDSCHE XVIII. SOEK. Ï783. „ dat fpoedig zou verdorren die Verder„ vende Hand, die nu zo tastbaar tot haar „ Val en Ondergang gewerkt heeft. ■—- Maar, wat wenfchen wy ? Helaas! wat zullen, wat kunnen, wat behooren wy „ te wenfchen? hoe zeer wy ons ook, „ door een aangebooren zugt, daar aart „ verkleefd voelen, voor het Behoud, voor 9, den Bloey van eene Republiek, voor „ 't Behoud, voor den Bloey van een Bondgenootfehap, dat hoe nuttig en „ voordeelig liet ook moge zyn voor al- le de overige Leden van 't zelve, jj voor deeze Provincie ruineus is ge- worden; een Bondgenootfehap, tot j, welks behoeve en kragtdaadige önder„ fteuninge, zich deeze Provincie heeft ;,, afgefloofd, en dat, nu zy ten einde 3, haarer kragten is, eerlang misfehieri zal tragten haar op 't hart trappen, „ om het weinige bloed, dat nog in de s, aderen overig is, met geweld af té persfen! Daar toe immers ftrekt het Advys ter Vergaderinge van hun Hoog j, Mogenden ingebragt. Dit Advys ver„ vult ons met droefheid, en verwekt „ niet minder onzen toorn en veronts, waardiging. Het is een Advys alleen w den zulken waardig, wier Naamen, in in de laatfte Jaaren, toen het op de „ handhaaving der Tractaaten, de be3, fcherming der Ingezetenen, en de ver- deediging des Vaderlands tegen den j, gemeenen Vyand aankwam, niet eens h zoU  historie; 113 r zou hebben hooren noemen, ■ indien „ die niet anders dan met lof waren ge„ meld geworden." Naa de ontvouwing van Frieslands Staat der Geldmiddelen, en het vermelden van 't geen tot Verligting van dien bezwaarden Staat door hun Ed. Mogenden was aangewend, als mede het bybrengen des hun zo zeer Uureenden Staatsverflags, vaarenzy voort. „ Zie daar eene „ Staatkunde zo dwaas als wreed! De Eer „ en het Aanzien der Republiek, zo bin„ nen als buitenslands, zou vorderen, dat „ deeze Provincie met geweld gedwon„ gen worde, om een last voort te flee„ pen, die haar vermogen verre te bo„ ven gaat? Het Belang der Republiek „ zou zyn, dat, om rede, dat deeze „ Provincie, niet kan draagen, zo veel, „ als men wil dat ze draage, geheel ver„ dorven en onnut gemaakt worde? En „ zyne Hoogheid behoorde verzogt te „ worden, om met deszelfs Gezag en „ Authoriteit daar toe wel te willen me* „ dewerken en contribueeren ? Zyne „ Hoogheid, die de Eerfte Staatsdienaar „ deezer Provincie is, als Stadhouder, „ die teffens, als haar Capitein Gene„ raai, het eerfte voor haar tegen allen „ overlast en geweld behoort in de bres„ fe te fpringen, en die, in die beide „ Qualiteiten» ondergefchikt is aan het „ Oppergezag Uwer Edel Mogenden, „ die, daarenboven, aan de beitendigé en getrouwe aankleeving van deeze VII^deel. H „ Pro» XVIIfe 15 o e k. I783,  ti4 VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. 1783- „ Provincie aan de belangens van zyr± „ Huis, den oorfprong en grondflag ver„ fchuldigd is van alle de. Grootheid, n welke hy thans in de Republiek heeft y „ deeze zou behooren te worden ver„ zogt om de Vaderlyke zorge Uwer „ Ed. Mogenden voor het welzyn uwer „ Ingezetenen, en de daar by betoonde „ Cordaatheid, te beftryden, te over„ winnen en nutloos te maaken? Om ,, Genaptnder hand, (dit toch zal men „ door Gezag en Authoriteit moeten ver„ ftaan,) ten behoeve der Bondgenooten, zich van 's Lands Kas meester te maa„ ken, en het geen daar in niet te vin- den is, en te vergeefsch gezogt zal ^ worden, met geweld, van de Ingezete„ nen af te persfen, tot dat daar van 5, niets meer te haaien is, en deezen in ,, de diepfte armoede gedompeld zullen „ zyn? Om dus, om zo te fpreeken, „ doof en verftokt voor alle regtmaatige. 3, klagten, het oude Lastdier met ge„ weid voort te dry ven, tot dat het „ roerloos ter nedervalt! ~ Wreede dwaas„ heid! die wy niet kunnen, die wy „ niet willen denken, dat ingevolgd zal „ worden by een Bondgenootfehap, waar „ van deeze Provincie een zo notabel „ Lid is, tot welker laste men niets kan „ inbrengen dan dat dezelve zich, ten „ zynen behoeve, heeft afgefloofd, en nu„ niet meer kan, het geen zy gaarne wil. —r- Al zo min kunnen en zul-  Historie 115 }; kn wy gelooven, 'dat de Prins Erf- . „ ftadhouder, met terugftelling en verwerping vart zo veele byzondere be„ trekkingen, als waardoor zyne Hoog„ heid aan het behoud en welzyn van „ deeze Provincie zo naauw verbonden is, zou kunnen, zou willen, op zich neemen de volvoering van haar bederf 5, en ondergang. „ Dan, Edel Mogende Heeren! daar is zo veel gebeurd, zedert weinige Jaa„ ren, dat men nooit zou hebben kun„ nen en willen gelooven dat gebeuren ,, konden dat men nu eindelyk niet meer „ weet waar voor men al of niet te vree„ zen en te zorgen hebbe. In allen ge„ valle eene te groote Voorzigtigheid „ geeft zeldzaam ftoffe tot naberouw^ „ daar eene kleine Onvoorzigtigheid zeer „ dikwyls door een fleep van elenden s, gevolgd wordt. Dat dan de be- M toonde Vaderlyke zorge en Cordaatj, heid Uwer Ed. Mogenden voor de „ Behoudenisfe deezer Provincie, en het „ Welvaaren deezer Ingezetenen, by ons „ allen zo hoog gepreezen en zo dank„ baar erkend; gelyk wy uit den grond „ van onze harten Go bs genadige Voor3i zienigheid danken, die ons en het on„ ze aan het wys Beduur en de getrotiwe j, Befchcrming van UE. Mogenden heeff „ aanbetrouwt, niet nutloos worde, doei „ niet vroegtydig genoeg in gereedheid s, te brengen, de Middelen, die, in ge„ val van nood, ter verdeediging ftrek H & » fee! SCVIIL1 ï O EK», I783. [  iio VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. (*) Zie hier boven bl. 54. (t) N Nederl. Jaarh. 1783. bl. 1757.-7773. O** tier van Europa I. D. bl. iaö. ,, ken moeten ! —- Mogelyk komt 'er wel eenig Uitflel van Executie, rao„ gelyk zelfs dat men wel, voor eenbe,} paalden tyd, de Provincie eenigermaa„ te te gemoet kome en verligte. Dan j, wat van dien aart ook moge gebeu„ ren, wy hoopen, ja wy bidden, dat „ het de Waakzaamheid uwer Ed. Mo„ genden zelfs voor geen oogenblik mag „ doen fluimeren." Waar op zy, naa de fterke taal reeds door ons bygebragt (*), omtrent de Patenten en den Burgerwapenhandel hunne Voordellen dee- den. De Ingezetenen van Harlingen leverden een Verzoekfchrift over in algemeener bewoordingen begreepen: dewyl, gelyk zy betuigden, de omflandigheden der Ondertekenaaren in 't algemeen hun niet bekwaam maakte om al het gefielde in het Adres (hoe gegrond misfchien,) met zekerheid te beoordeelen. Staaten van Friesland betuigden zeer gevoelig te zyn aan de blyken van Vaderlandsliefde, Trouwe, en Toegenegenheid hunner Ingezetenen: kunnende het vertrou» wen, 't welk zy gefield hadden in 't gedrag by hun Ëd. Mogenden gehouden, in het befchermen van 's Lands dierbaare Vryheid en Welzyn, hun niet anders dan aangenaam weezen (f). Was  historie; 117 Was Friesland het éénig Gewest geweest, 't geen zich in ongelegenheid bevondt, men zou veelligt niet geaarzeld hebben, om aan deszelfs verzoek te vob doen; doch drie andere Gewesten hadden te meermaalen foortgelyke klagten uitgeftort, en zouden, wel verre van eenig aandeel over te neemen, desgelyks om Vermindering aanhouden, en alles op Holland alleen laaten aankomen, 't geen, fchoon zonder twyfel het rykfte Gewest, niet in ftaat was, om alleen voor allen te draagen, wat zy te kort komen in de opbrenging der kosten, welke het beftaan en de veiligheid van 't Gemeenebest vordert. Laaten wy hooren wat Utrecht, Stad en Lande en Zeeland hier op in* bragten. Staaten van den Lande van Utrecht, hadden reeds, in 't voorleden Jaar, ter gelegenheid van Frieslands verzoek, zich verpligt gevonden, uit aanmerking van de niet min bezwaarende omftandigheden, waar in hun Gewest verkeerde, hunnen Bondgenooten te verklaaren, zich in geene raadpleegingen over de bezwaaren van Friesland te kunnen inlaaten; zo hun ook geene gelegenheid gegeeven werd om desgelyks de belangen van hun Gewest onder 't oog der Bondgenooten te brengen; ten einde van dezelven een gelyk Regt te ontvangen, als zy ten alien tyde bereid waren, aan anderen Leden te doen geworden. — Daar toe was hun aller- gefchikst voorgekomen, het daadlyk te H % werl XVIII. BOEK. 1783. Wat Ut' recht wegens de Vermindering•van Friet lands Aandeel Inbragt,  ïi3 VADERLANDSCHE XVIII. j5 0EK. 4783 i ( i I 1 1 1 | I 1 c 2 werk Hellen van een Befluit der Algemee-, ne Staaten reeds in den Jaare mdclxxiv genomen, om de Qiiotas der Zeven I/ere.-, nigde Geweeten te herzien en te regelen. Zy hadden verwagt, dat hun regtmaatige aandrang daar op, zo veel ingangs by de Bondgenooten zou gevonden hebben, dat dezelven de bezwaaren van Utrecht, met die van Friesland te gelyk, in overweeging zouden genomen, en althans het eerstgemelde Gewest niet gevergd hebben, om mede te ftemmen, tot eene verligting, welke Staaten van Utrecht met meerder regts dan de verligt te Bondgenoot meeqden te kunnen vorderen, en waar door hun Gewest weder aanmerkelyk zou belast worden. Thans moesten zy betuigen, ( dat zy, die zedert een zeer lange reeks'van jaaren, alle mogelyke poogingen gedaan fiadden om, op den ouden bezwaarden iroet, in de gemeene lasten der Unie te )lyven opbrengen, zich in een volftrekt >nvermogen bevonden, om daar in langer, immers wanneer de Staaten van Dorlog met nieuwe posten zouden moeen bezwaard worden, op dien voet aan e houden, en met allen ernst op een nllyke Verligting in hun Aandeel aanirongen. Naa de drukkende lasten, waar onder un Gewest gevaar liep van te bezwyen, opgehaald en op het herzien der >uotas aangehouden te hebben, konden y wel voorzien, dat daar tegen zich veele  HISTORIE. veele zwaarigheden zouden opdoen; en alle Bondgenooten niet even geneegen weezen om daar toe te komen; doch deeze zwaarigheden fcheenen hun niet onoverkomelyk toe, en dat, in allen gevalle, hoe moeilyk dit werk ook weezen mogt, was het, huns oordeels, onbetwistbaar zeker, dat dit Gemeenebest nimmer tot deszelfs voorigen luister, aanzien en magt opgebeurd en herileld kon worden, dan door eene billyke Verdeeling der algemeene Lasten, in evenredigheid van het waare vermogen van elk der Bondgenooten; of anders door het invoeren van algemeene en eenpaarige Middelen over het ganlche Bondgenootfehap, tot goedmaaking der algemeene Lasten: tcrwyl alle Verligtingen, voor een tyd, zo als men ten aanziene van Friesland nu weder voorftelde, wel zeer gemaklyk uit te vinden, doch nooit in ilaat waren, om de doodlyke Kwaal, aan welke het Vaderland, zedert een zo langen tyd, kwynde, en die van tyd tot tyd merkelyk verergerde, in den grond aan te tasten en te geneezen. Niets meerder verlangden zy dan op die wyze, naar het vermogen van hun Gewest, in evenredigheid met dat der Bondgenooten, tot de Gemeene Lasten op te brengen; doch, by ontftentenisfe daar van oordeelden zy zich volkomen geregtigd om eene Vermindering van één ten honderd van hun aangeilaagene Quota H. 4 te XVÏ& BOEK. 1783»  ieo VADERLAND SCHE XVIII. BOEK. 't Ge voelen van Stad en Ziande hier over. i te vorderen (*),- buiten zulks waren zy met m ftaat om het Aandeel in de Oorlogskosten te draagen. Zy misgunden Friesland de voorgeilaagene Verligting niet; doch konden 'er hunne toeftemming niet toe geeven; immers in zo verre 'er eenige de minfte last voor hun Gewest uit zou voortfpruiten (f). Stad en Lande ftondt met Utrecht in 't zelfde begrip, dat de Quotas moesten onderzogt en naar billykheid geregeld worden: hier op hadden de Staaten deezes Gewests mcermaalen, doch vrugtloos, aangedrongen. Dit middel by veelen, zo 'tfcheen, geen fmaak vindende, zou men daar uit kunnen befluiten, dat men de gevolgen daar van vreesde, dewyl het toch zeker was, dat die geenen, welke vermeenen geholpen te moeten worden, of op 't minst anderen niet te kunnen helpen verhgtea, daar in minder zwaarigheids moesten vinden. Dit was het geval van Stad en Lande, waar om zy, met Utrecht, hartlyk zamenftemden, en den voorgeflaagen Önderftand voor Friesland, voor zo verre hun Gewest daar mede zou worden bezwaard, moesten van 3e hand wyzen. Terwyl zy, met verwondering, en teffens met fmerte, gezien hadden den ftap door Friesland ge- no- CO 't Welk dus ƒ4-16-7! in 't honderd zou edraagen. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1783. W. 1894.  HISTORIE. iai nomen,-om, door hst afwyzen van Posten, zich zei ven regt te doen, de overweegingen der Bondgenooten voor uit te loopen, en aan andere Leden des Bóndgenootfchaps, die, huns inziens, zich in 't zelfde geval bevonden, dezelfde magt te geeven; 't geen de uiterfte verwarring moest veroorzaaken (*). Zeeland, dieper dan eenig Gewest in fchulden weggezonken, zag geen redmiddel buiten 't geen door Utrecht, met zo veel klems, voorgefteld was. Ontheffingen voor een tyd aan dat Gewest toegeftaan, waren wel groot in 'fchyn, maar min in daad, als men in aanmerking nam het verlies van 't voordeel op de posten van de Repartitie deezes Gewests afgenomen. In de. tegenwoordige omftandigheden, merkten zy op, was de Herziening van de Quotas niet zo zeer een ftuk waar by Zeeland alleen belang hadt; doch het betrof alle Bondgenooten: naardemaal de duurzaamheid van het beftaan des Gemeenebests, en de zekerheid van deszelfs welvaard en bezittingen daar van afhing. Moeilyk begrepen zywas dit ftuk; maar de vrees deswegen behoorde egter de Gewesten niet ie wederhouden in het ter hand te neemen: dewyl de moeilykheid niet grooter zou weezen, dan zy was in 't begin van deeze Republiek, en (*) Se/al. Gen. 8 July 1783. en K. Nederl. Sfsarb. 1783. bl. 1901. H5 XVIII. BOEK. I783. Zeeland) begrip deswe* gen.  xvm. BOEK. Staatsbefluit van Jlettand. 122 VADERLANDSCHE nog veele jaaren naa 't zelve, toen de Quotas van tyd tot tyd veranderden. En was geene zaak zo bezwaarlyk daar men niet mede moest voortvaaren, wanneer anderzins het geheele Lichaam van den Staat gevaar liep om verlooren te gaan (*). Staaten van Zeeland Ipraken hier over met te meer vertrouwen: dewyl toen reeds uitgebragt en bekend was het Staatsbefluit by Holland genomen, waar in hun Ed. Groot Mogenden zich onder andere dus laaten hooren, „ dat de „ Raadpleegingen der Bondgenooten, uit 9, hoofde der herhaalde klagten van meer „ dan één Gewest over te hoogen Aan„ ilag in de Lasten der Unie, en der„ zeiver ernftig aandringen tot het her„ zien en veranderen der Provinciaals „ Qiiotas, het thans noodzaaklyk maak„ ten, om op een zo gewigtig onder„ werp, als het onderzoek van de ver„ dienften dier klagten, en naa de wet„ tigheid dier aanzoeken, met eene by>, zondere aandagt werkzaam te zyn. >, Het kon niet ontkend worden, dat „ Verligting aan een zich beklaagend Lid „ des Bondgenootfchaps toegevoegd, niets „ anders was dan een Palliatief hulp,, middel, waar door de Kwaalenen Geo breken, uit eene min geregelde Ver„ deeling in het draagen der gemeene „ Lasten voortvloeiende, wel verre van „ in (*) Net. Zcd. 22 Jan. 1784.  HISTORIE. m s, in den wortel aangetast en verbeterd, 3j ilegts, voor een tyd, en bepaaldlyk „ ten aanziene van het klaagend Ge„ west, eenigzins verzagt worden: ter- wyl ze, ten opzigte van andere Bond„ genooten, en vooral met betrekking tot de meest opbrengende onder dezelve, „ zich in een ileeds aanwasfenden graad „ deeden gevoelen. Intusfchen vor- „ derden de weezenlyke belangen van de „ Republiek, in haaren tegenwoordigen „ toeitand, meer dan ooit, de vastltel„ ling van zodanige middelen, waar door „ men zou kunnen verwagten, dat niet „ ilegts alle meer of min gegronde rede„ nen, maar zelfs de minfte voorwend„ zeis ter vertraaging of weigering van toereikende Confenten en onverwylde „ Fournisfementen, geheel afgefneeden, of uit den weg geruimd zynde, het „ eindelyk zou mogen gebeuren, die vol- komene vastigheid en volle zekerheid „ omtrent de geregtige geltanddoening „ der Aandeelen van alle de Bondgenoo„ ten daar gefield te zien, zonder wel„ ken de nuttigile en heilzaamfte maat- regelen, in het byzonder ten aanziene „ der hoogstnoodige in ilandhouding van „ 's Lands Zeemagt, nimmer met vrugt „ vastberaamd en ten uitvoer konden ge?, bragt worden. „ Om deeze redenen waren hun Ed. „ Groot Mogenden bereid, met de ver„ dere Bondgenooten, in het omflagtig werk eener algemeene Naaziening der „ van XVIII. 50BK.  Ï24 VADERLAND SCHE XVIII. BOEK. 1783. van ouds ingevoerde Quotas toe te „ ftemmen. En terwyl zy, aan den „ eenen kant, vertrouwden, dat eene hër,, ziene Verdeeling der algemeene Las- ten, volgens de beginzelen eener wel„ geregelde Opmerking ingerigt, niet zou ftrekken tot bezwaar van hun Gewest, „ 't welk een zo overweegend aandeel „ in de Lasten van de Unie, van eerfte „ tyden af, droeg, en voorts agtereen„ volgende in de hachlykfte tydperken „ van de Republiek, alles opgezet, en „ door aanzienlyke Overbetaalingen zich „ boven zyne verpligting gekweeten hadt, „ en nog fteeds onder den byna ondraag,, lyken last van immenfe genegotieerde ,, en tot fteun van de gemeene zaak, 9, mitsgaders tot behoud van het Bond,, genootfchap opgenomene Capitaalen, ten gevoeligften gedrukt ging, maar 5) teffens, van den anderen kant, geheel 5, vreemd waren van zich te willen ont„ trekken aan dat geene, waar door de „ bezwaaren der klaagende Gewesten, 3, op eene billyke en met den aart van „ het Bondgenootfehap overeenkomende 3, wyze, zo veel doenlyk zouden wor„ den verligt, en de gezamelyke Bond„ genooten buiten weinige klagten over een hun te bezwaarend Aandeel in de algemeene Lasten gefteld." Wyders betuigden zy, „ niet minder dan iemand der Bondgenooten over- tuigd te weezen van de noodzaaklyk„ heid dat het Finantieweezen van de Ge-  HISTORIE. 1*3 „ Generaliteit naauwkeurig onderzogt, „ de Staat van het Comptoir Generaal „ der Unie opengelegd, de Staat van „ Oorlog naagezien en alle zodanige be- kwaame en gepaste middelen zouden „ aangewend worden, welke een ver„ mindering van Lasten en vermeerde„ ring van 's Lands inkomften konden „ aanbrengen (*)." Zo was de grondflag gelegd tot een wel hoognoodigen-en van veelen langgewenschten arbeid, doch die, hoe zeer begeerd dat zonder uitflel aangevangen en met allen fpoed voortgezet mogt worden, niet dan naa het verloop van een geruimen tyd, te volvoeren was. Ons Gefchiedblad zal den uitflag deezer poogingen, melden. Binnenlandfche Geldbehoefte ging gepaard met die onzer Volkplantingen in de Oost- en VZest-Indien. De te hulpkomingcn aan de Oost-Indifche Maatfchappy, in den voorleden Jaare (f), beurden dezelve niet op uit de diepte van verlegenheid, waar in dezelve gevallen was. 't Credit, zonder 't welke geen handeldryvend Lichaam kan beftaan, was niet alleen zeer wankelend geworden, maar men vreesde voor het in ftand houden deezer Maatfchappy zelve, een der flerkfte fleunen van Nederlands bloei en welvaard. In deeze kommerlyke omftandig- he- (*) Refol. van TtM. 24. Dec. 1783. Cf) Zie onze Vadirl. Hi V. Deel bl. 34a. xvni BOEK. De Oosp* Tndifcht Maatfchappyverlegen om Geld,  H6 VADERLANDSCHE XVIII. boek. 1 1 heden oordeelde men het geraaden eene byzondere Vergadering van de Kameren dier Maatfchappye in 'x Gravenhaage te beleggen, om gezamenlyk over derzelver toeftand en de middelen van behoud te raadpleegen, de hulp en medewerking van 's Lands Hooge Overheid in het beraamen en te werkftellen derzelven te verzoeken. — Eenige Bewindhebbers, daar toe gemagtigd, hielden herhaalde mondgefptekken met het Voorzittend Lid der Algemeene Staaten. Ook raadpleeg* den zy met den Heer Berenger, belast met zaaken van het Franfche Hof, over belangen de Kaap de Goede Hoop betreffende. Te meer was deeze Vergadering, in denabyheid van 's Lands Hooge Vergaderingen, noodzaaklyk, om dat de belangen der Maatfcbappy, zo zeer in de bedingen van de voorloopige Vredesvoor* waarden betrokken waren; behalven dat men ook voor de Bezittingen in 't Oosten moest zorgen, en bepaalen of 'er dit Jaar eene Uitdeeling zou gefchieden, dan niet. Twee tegenftrydige bedenkingen hier omtrent deeden zich op. Eene verdeeling van Winst onder de Deelgenooten der Maatfchappye fcheen met derzelver beknelden toeftand niet te ftrooken: en moest, aan den anderen kant, het opschorten daar van niet alleen het Credit Ier Maatfchappye, nog meer verzwakken; naar ftondt zulks den Jooden te Amfteriam, zo veel deels in de Maatfchappye lebbende, een zwaaren flag toe te brengen,  HISTORIE. \%f gen, die de Armen deezer Natie zeer zou treffen, als wier kasfe grootendeels uit Rentebrieven op de Maatfehappy beftondt. In deezen bekommerlyken toeftand vondt de Oost-Indifche Maatfehappy geraaden, zo aan de Algemeene Staaten, als aan Staaten van Holland, Opening van haaren ftaat en aangelegenheden te doen, in een Vertoog den derden van Zomermaand overgeleverd. Waar in Bewindhebbers, in de eerfte plaats, de oorzaaken aanwyzen, door welke zy zich, uit hoofde van gebrek aan gereede Penningen, tegenwoordig zeer angstvallig en vol bekommernis bevonden. Ten tweeden de gegrondheid toonden van hunne hoop, om, met behulp van hun Hoog Mogenden, den Handel te blyven voortzetten- Ten derden, de nuttigheid van dien Handel voor den Lande ontvouwden. En emdelyk daar uit afleiden hunne verwagting op den by- ftand van hun Hoog Mogenden. Schrikbaarend was de opgave der geledene fchade, voortgevloeid uit eenen Oorlog, in een ander Werelddeel, buiten het toedoen der Maatfchappye, ontftaan, die de vernielendfte gevolgen aan de Oosterlingen deed gevoelen. Op 'Surattt en Sumatras West-Kust rekenden zy achttien, op Cormandel, Bengale en Trincommale zes an tachtig Tonnen Gouds, fchade geleden te hebben, alleen aan Koopraanfchappen, buiten de Gebouwen ett XV1ÏL BOEK. I783. Dezelve geeft berigt vau haaren toeftand.  taZ VADERLANDSCHE XVIII. boek. en Bezittingen en de fchaden van byzondere Lieden op die Plaatzen woonagtig; by deeze honderd en vier Tonnen Gouds, kwamen nog honderd en drie Tonnen Gouds, fpruitelide uit het wegneemen of vernielen der rykgelaadene Schepen. Het onderhoud der Schepen te Cadix en Drontheim, uit vreeze voor den Oorlog, binnengeloopen, was meer dan vyf Ton. Ook hadden zy bovengewoone Aanrits- en Maandgelden moeten geeven, en groote fommen bedeed om eenige meest benoodigde zaaken, uit vreemde Havens, na de Indien te zenden. By alle deeze wezenlyke fchaden, hadt men nog te voegen 't gemis van Goederen uit den Oost, wier verkoop de kosten vergoedende winden aanbrengt: deeze hadt men, zints den Zomer van. den Jaare mdcclxxx, niet ontvangen, dan alleen van de drie Schepen te Drontheim i Dewyl de oorzaak deezer verliezen, de Oorlog was, zouden, naa het eindigen van denzelven, de omflandigheden der Maatfehappy verbeteren. „ Indien de „ omflandigheden," dus lieten zy zich hooren, „ van de Compagnie aan eene ,, vermindering van Handel waren toe 5, te fchryven; indien aanhoudende meer„ dere uitgaven dan bevöorens haare Kas„ fen hadden uitgeput, indien eenige an„ dere dan temporaire oorzaaken, haaren „ val als 't ware van verre hadden be„ dreigd, Bewindhebbers zouden geen hoop op eenig redres of verbetering s, durven voeden, Bewindhebbers zouden „ aan  HISTORIE, is? # aan U Hoog Mogenden niet durven „ verzekeren, gelyk zy thans, met een „ goed geweeten doen, dat zy geen re„ denen kunnen uitdenken, die het fue„ ces van haaren Handel, in 't vervolg, „ zouden beletten, ten ware een geheele „ verandering in het Politieke en Mer„ cantile Syftema werd geïntroduceerd." Te vooripellen dat de Maatfehappy tot den ouden luister zou geraaken, durfden zy niet onderneemen: de meerdere Vaard en Handel der andere Natiën op de OosiIndiën behoefden ilegts genoemd te worden, om elk te overtuigen van de onmogelykheid om immer na dien bloei te dingen. Anderzins waren de zaaken der Maatfchappye, korten tyd vóór het uitbarften des Oorlogs, in gunftiger omftandigheden geweest dan vyf en twintig jaaren te vooren. Mogten zy ilegts éénmaal weder in ftaat gefteld worden, om den Handel, als 't ware te doen herleeven, zo hadden zy grond om te mogen befluiten, dat die gelukkige tyden wedei zouden keeren; immers wanneer het der Hemel behaagde, de Volkplantingen er Schepen voor meer dan gemeene ramper te beveiligen. Hier toe behoefde men alleen na te gaan, dat 'er, zedert het Jaar mdcclxxx, geene Goederen uit de Indien waren af gezonden, en gevolglyk alles, 't geer anders in de Jaaren mdcclxxxi MDCCLxxxnen mdcclxxxiii her waards zou zyn afgefcheept, in de Ma VII. deei,. I ga XVIIL BOEK. 1783.  130 VADERLANDSCHE XVIII. Boek. 1783. En verzoekt om veertien Millioemen. 1 gazynen der Compagnien lag opgeflootenj zo dat Indie flegts na de gelegenheid wagtte om haar fchatten na de Nederlan- de?i te doen overvoeren. Doch die gelegenheid kon, zonder hulp van hun Hoog Mogenden, nietgebooren worden: tot dit afhaalen werden verfcheide Schepen vereischt. En moest men eindelykook eens ernitig bedagt weezen om Indie, 't welke nu in drie Jaaren geen Geld uit Nederland ontvangen hadt, van Geld te voorzien, eene benoodigdheid die ten minilen op zes Millioenen moest begroot worden, en, daar men op verfcheide andere noodwendigheden voor de Vastigheden zou moeten bedagt zyn, konden zy haare behoeften, naa aftrek van 't geen nog uit deezen en geenen hoofde zou mogen inkomen, op niet minder dan veertien Millioenen ftellen. Om welke zeker zeer groote fom zy verzogten, en ten aandrange van dit verzoek de Nuttigheid Van den Oost-Indifchen Handel voor 't Gemeenebest ontvouwden; een Handel, welken zy beweerden , dat op geene andere wyze dan door middel eener Compagnie kon worden gedreeven. Op deeze gronden verwagren zy den daadlyken byftand van hun Hoog Mogenden, op welken zy oordeelden een bi'llyke aanfpraak te hebben, uit hoofde van de hardigheid welke 'er in zou gelegen zyn, dat"de Oostlndifche Compagnie, van welke het Land, zedert Je oprigting vry aanzienlyke fommen hadt «re-  HISTORIE. 131 genooten, en die thans met het verlies van een haarer Bezittingen van verre werd bedreigd (*), nog boven dien het fchuldloos Slachtoffer zou zyn van eenen onregtvaardigen Oorlog,, daar deszelfs gevolgen nimmer op één Lichaam konden gefchooven; maar met eenpaarige Schouderen door het Algemeen moesten gedraagen worden (f). Schoon Staaten vart Holland terftond beflooten, by voorraad twaalf Tonnen Gouds, op de gevraagde fom aan de Oost-Indifche Maatfehappy op te fchieten, en de andere Bondgenooten ook daar toe op te wekken; fchoon de Heeren de Gyzelaar, van Berckel, van Wyn, NederbuRg en Ryser Penfionarisfen en Secretaris der Steden Bord' recht, Amfterdam, Gouda, Kotter dam en Alkmaar, benevens den Raadpenfionaris van Bleiswyk, door hun Ed Groot Mogenden benoemd om, in gevolge van het beraamde in den voorleden Jaare (§), den waaren toeftand der Maatfehappy te onderzoeken, een alleszins gunftig Verflag uitbragten, met een bygevoegd Plan, tot verbetering van het Beftuur der Compagnie, en betuigden, hoe men geene on- (*) Zy oog-en op Negapatnam, op welks afftand de Engelfchen onverzetteljk bleeven aandringen. Zie onze Vadert. Hiit. VI. D. bl. 13 enz. (t) Refol. Gen. 3 Juny 1783. CS) Zie onze Vadert. Hijl. V. D. bl. 346". I 2 XVIII. BOEK. I783. Gunftig Verflag eener Gommis-1 fie uit hun Ed. Groot Mogeuden.  i3* VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. De Maatfehappyherhaalt haare klagten. (*) Refal. van Holt. 30 Oft. 1783. Zie ook alle de Hukken daar toe hetrekkelyk in de Couriir van Europa Bylaagen bl. q— ió waar men desgelyks twee opmerkelyke Stukken bewaard yindt: naamlyk een Brief van Bewindhebberen aan «te Regeering van Amflerdam' den 18 Nov, 1783 gefehreeven; en het Rapport 't welk de Vroedfchap dier Stad den 24 Nov. van haare Gecommitteerden tot het onderzoek deezer Brief en van het Rapport der HoUandfche Gecommitteerden van 30 Qctober ontving. ongegronde hoop kon opvatten, dat de Maatfehappy, uit derzelver tegenwoordige ongelegenheid, door een fpoedigen byftand in Geld, gered wordende, het hoofd eerlang zou opbeuren, en in ftaat geraaken om de gewenschte voordeelen van een vryen en onverhinderden omloop der verzendingen en retouren, niet weinig gefterkt door den aanvoer van een ruimen voorraad der agtergebleevene Indifcht Voortbrengzelen, te genieten, — vondt zich de Maatfehappy, toen Slachtmaand meer dan half verftreeken was, door hun Hoog Mogenden met geen de minile Penningen geriefd (*). Zy hadt intusfehen, op den dertienden van Hooi- en den één en twintigften van Oogstmaand, het verzoek herhaald, en, door den nood gedrongen, de fterke, „ maar," gelyk de Voorzittende Kamer toen fprak, ,, de helaas! maar al te waar- agtige verklaaring 'er bygevoegd, dat „ het oogenblik voor de deur ftondt, „ dat Bewindhebbers den Indifchen Hanff del zouden moeten laaten vaaren, Com* » Pag-  HISTORIE. i33 „ pagnies bezittingen aan haar zouden „ overlaaten, 's Lands Schepen, die der „ waards vertrokken, van alles verftoo„ ken doen blyven, Compagnies Wer„ ven fluiten, en daar door het beftaan „ ontnemen aan zo veele Huisgezinnen, j, als 'er Lieden op die Werven geëm- „ ployeerd werden." Deeze Kamer verzekerde toen hun Hoog Mogenden, dat dit alles gebeuren zou, zo zy niet tusfehen beiden kwamen door, by voorraad, ten minften daadlyk Twaalf Tonnen uit te reiken, en door Bewindhebbers gerust teftellen, dat zy, nog dit Jaar, van genoegzaame Penningen tot het dryven van den Handel zouden worden voorzien, en deedt, ten overvloede, hun Hoog Mogenden opmerken, dat de ontvangst des aandeels van Holland alleen, in die twaalf Ton aar de Maatfehappy weinig zou baaten (*). In deezen benarden toeftand vervoeg den zich Bewindhebbers, op nieuw, tol hun Hoog Mogenden, met een Vertoog veel dringender dan het in Zomermaand over- (*} 't Was dit Gewest, 't geen, toen in den Jaare 1781, beflooten werd der Maatfchappye, tot vergoeding der buitengewoon gemaakte kos' ten, van 's Lands wege ƒ2394400- te verftrekken, ƒ1337850- als zyn aandeel opbragt; en dit het éénigfle 't welk de Maatfehappy tot nu toe daar van ontvangen hadt: zo dat, zonder den onderftand van dat Gewest, waar van de Onderftandgelden alleen ver boven de acht en dert-ig Tonnen Gouds beliepen, de Maatfehappy het reeds zou hebben moeten opgeeven. Refth van Holland 21 Nov. 17J3. I 3 XVIII. Ti O EK. 1783. Dringt ze nader aan  134 VADERLAND SCHE XVIII. BOEK. 1 i t ' i f ( <3 f( k z overgeleverde, waar op zy het Befluit met een reikhalzend verlangen te gemoete zagen, en in allen eerbied zouden afgewagt hebben, waren de omftandigheden thans met werklyk tot die uiterften gekomen, dat ieder dag, dien zy lieten voortgaan, zonder daar van 's Lands Hooge Vergadering kennis te geeven, hun aan de grootfte verantwoording zou blootilellen. Pligts- en Eedshalven moesten zy voordraagen, dat de Vergadering van Zeventienen, by 't onderzoek, wegens de gefteldheid der Kasfen van de onderfcheidene Kameren, dezelve zodanig uitgeput gevonden hadt, dat men zonder onderftand van hun Hoog Mogenden niet alleen volftrekt onvermogend was, om, op de Geldeifchen zo door de Hooge Regeering van Indie als de Ministers van de Kaap ie Goede Hoop met den allerfterkften aan3rang gedaan, eenige Penningen af te Jenden; maar dat men zelfs eerstdaags dien inkoop van Goederen, alle Uitrtisingen, allen Aanbouw en Vertimmering 'an Schepen; zonder tusfehenkomst van le zo onontbeerlyke hulp, zou moeten Maaken. Zy gaven de deerlykfte befchryvingen an Geldbehoeften in de Kas der Maat;happy op Batavia, en het fchreeuwend reldgebrek aan de Kaap de Goede Hoop: eeze met de Geldloosheid der Maat:happy hier te Lande deeden hunne beommeringen ten toppunte ftygen: en zy igen daar door de onheilen, voor welke  HISTORIE, 13* zy dugten, met derke fchreeden naderen — ja reeds voor de deur daan. In een zeer treffende fchets van de voordeden der Maatfchappye, die men alle zou moeten opgeeven, indien 'er geen helpend ontzet kwam, laaten zy, wegens het te baat neemen van de byzondere Vaard en Handel op de Oost-Indien, deeze aanmerking vloeijen: „ Nooit zou „ men de Engelfchen beter, dan langs deezen weg, in de hand kunnen wer„ ken. Dientrotfchen, en meiden geest „ van overwinning zo zeer bezielden Na„ buur, die in Bengale reeds de Wetten „ flelde, en hetzelfde op het geheele „ Schier - Eiland van Indie gaarne mede „ zou doen, die, in het bezit van Ne„ gapatnam blyvende, en dus de Sleu„ tels der Tansjourfche Graan - magazynen „ in zyne handen houdende, het zelf „ den Keizer van Candia op het Eiland „ Ceylon benaauwd kon maaken, endoor de gelegenheid van Negapatnam de „ de Vaard in die {treeken zo dikwyls ,, hy wil ontrusten — deezen zo ge„ vaarlyken Nabuur, zou men, doorliet .„ vernietigen der Maatfchappye, en het „ opendellen van de Vaard op Indie, ,, een grooten dienst bewyzen (*). Gee- » m (*) Al te veel was dien reeds betoond, indien men voor waar irtog* aanneemen een zegden den Generaal Mossel voor Jaaren reeds in den mond gelegd, die, Brieven uit het Vaderland ontvangende, in vervoering van fpyt, zeide ; M'n I 4 XVIII. B O B K.  ÏS6" VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. ,1783. „ ne tegenkantingen, geen tegengewigt, „ hoe ook genaamd, by hun, welke die „ Vaard en Handel zouden oefenen, ont„ moetende , of kunnende ontmoeten, „ zou de fnelheid van de vorderingen, „ die hy in Magt en Aanzien verder zou ,, maaken, (eene fnelheid welke reeds zo vervaarlyk groot geweest is,) als „ dan in eene ten minflen tien dubbele „ reden nog doen toeneemen." Zy maalden, in tegenoverftelling van de Voordeden door de Maatfehappy den Lande toegebragt, de Nadeelen af, welke onvermydelyk uit het niet handhaaven der thans zugtende en ten ondergang neigende Maatfehappy moesten voortvloci- jen. Ten flot betuigende, „ Het „ hooge woord moet 'er uit, dat zo de „ Maatfehappy van de hulp van uw Hoog „ Mogenden langer blyft verftooken, en „ zy niet, reeds vóór de helft van de „ maand December «eerstkomende, wordt „ bygeftaan met eene fom van acht Milli„ oen Guldens, 'er niet een eenige van „ de zeven Schepen, die tegenwoordig by „ de voorzittende Kamer van Zeeland in v Equipagïe liggen met de voor Indie „ zo recommandeert my toch voorat de Engelfchen te ontzien! Wel aan 't zal gefchieden, dewyl het tnek Zo moet zyn; maar ik vrees dat 'er niet veele Jaaren zullen verloopen, of die Natie zal die Re* eommandatie niet meer noodig heiben, maar zich zonder dezelve wel doen ontzien, post van den Neder-Rhyn iV. D. bl. 346.  HISTORIE. 137 £ zo hoogstnoodige Gelden, zal kunnen 5, vertrekken: waar van het verlies der „ Compagnies Bezittingen in Indie, ein„ delyk het treurig gevolg zal moeten „ weezen. 01'de Maatfehappy haa- „ re Verrigtingen en Betaalingen hier te „ Lande, tot den eerften van January md c c l xxx 1 v, uit het Geld van de „ Verkoopingen zal kunnen gaande hou- den, durven zy geenzins verzekeren: „ maar wel, dat, zo de Compagnie niet, „ vóór den vyftienden van aanftaande „ January, boven de voorzeide acht Mil„ lioenen Guldens nog met eene fom van „ vier Millioenen Guldens worde ge„ riefd, die ongelegenheden, welke by Be„ windhebberen, nu reeds zolanggevrees„ de en door hun aan U Hoog Mogenden herhaalde maaien op het nadruklykst w voorfpeld zyn, als dan daadlyk plaats zullen hebben, voor welker gevolgen „ zy als dan niet zullen kunnen aanfpraak„ lyk weezen (*)." Het Verflag der Gelastigden uit hun Ed. Groot Mogenden, en dit nader dringend Vertoog der diep vernederde OostIndifche Maatfchappye, baarde by Holland het lofwaardig Befluit, om, ten behoeve van dezelve, een Geldopneeming var acht Millioenen, by voorraad> vast te Hellen, met verder goedvinden, ,, dat d« „ Heeren Gecommitteerden tot het per- foneel Befoigne deezen betreffende, zou- C*) Refel. Gen, 19 Nov. 1783' I 5 / XVIII. boek. I783. Gunftig Befluit van Holland tot eene Geldleening. t  138 VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. I783. ' Holland fchietéén Millioen terftond op. 1 ; „ zouden worden verzogt dit werk nader „ by de hand te neemen, en te over' „ weegen de middelen, die best tot Re„ dres zouden zyn gefchikt, zo die van „ hunnen wege daar toe reeds waren „ voorgeflaagen, als die hun op nieuw „ mogten voorkomen, of aan de hand „ gegeeven worden. Als mede dat, „ ten einde de vastftelling der Redres„ fen niet zou worden afgefcheiden van „ hunner Ed. Groot Mogende Refolutie in deezen, Bewindhebbers der Com„ pagnie gehouden en verpligt zouden „ zyn om, by nonprestatie van de ge,, noemde Redresfen, de te negotieeren „ Penningen uit het montant der Pro„ venuen van hunne allereerfte retouren af te losfen en te rug te geeven (*)." Dan, hoe gunftig dit Befluit der Hollandjchs Bondgenooten voor de Maatfehappy ook zyn mogt, 't zelve was niet toereikende om haar uit den tegenwoordigen nood en de behoefte, waar in zy zich daadlyk bevondt, te redden. Hier toe werd de onverwylde byftand van gereede Penningen gevorderd, niet zo fchielyk uit de geopende Geldleening te vin-r 3en, als zy dezelve benoodigd was ; wesaalvcn zy zich wederom by 's Lands Vaïeren vervoegde met uitdruklyke verklaaïng, ,, dat, indien men haar met geen , daadlyken Onderftand van gereede Pen- „ nin- (?) Rejol. van Holl. 5 Dec. 1783.  HISTORIE. i39 „ nirtgen geliefde te hulp te komen, zy : „ zich als dan in de droeve noodzaak ,, zou gebragt zien, om half December „ alle haare Betaalingen, te moeten ftaa„ ken en ophouden." —— Deeze ernftige betuiging hadt ten gevolge, dat Holland te raade werd de Maatfehappy by te fpringeu met één Millioen Guldens gereed Geld , weder te geeven uit de Geldleening van acht Millioenen, en verder de Afgevaardigden van dat Gewest ter Algemeene Staatsvergadering te gelasten om aan te dringen, dat terllond vier Millioenen aan de Oost-Indifche Maatfchappye zouden worden afgegeeven. Wanneer hun Ed. Groot Mogenden dit Beiluit ter tafel der Algemeene Staaten bragten, werd, by meerderheid van Hemmen, verftaan, den Raad van Staaten te volmagtigen, om uit de Penningen van de Generaliteits Kas, aan de Oost-Indifche Compagnie te verilrekken vier Millioenen Guldens, onder beding dat deeze geheele fomrne, uit de eerst in te komene Penningen der door Holland toegeftaane Geldleeninge, aan de Kas der Generaliteit ten vollen zou worden wedergegeeven, waar toe de Bewindhebbers, by den ontvang der Penningen, zich met kennis en volmagt van Hoofddeelhebberen, op het kragtigst ten behoeve van de Generaliteit, zouden moeten verbinden, en mits verder, tot meerder zekerheid, alvoorens die Penningen zullen worden ontvangen, Holland ter Al- 3 O EK. Op welce voorwaarden.Ie AlueneeneStaaten fier Millioenenaan deQ. [ M. uitreiken.  140 VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. 1783. De Geldleeningvan acht Millioenen geopend. Oordeelvellingenover deeze Hulpbetooningen aan de O. I. Maatfehappy. Algemeene Staatsvergaderinge verklaarde, zich niet alleen te ftellen als Waarborg voor de nakoming der beloften van Bewindhebberen, maar ook, by ontftentenis van dien, deeze fom aan de Generaliteits Kas te zullen doen wedergeeven, en zich, in dien gevalle daar voor als Schuldenaar te verbinden (*). Kort daar op maakte men eenen aanvang met deeze toegeilaane Gelden aan de wagtende Maatfehappy uit te reiken, om ze, zo fpoedig mogelyk, na de op reis gereedliggende Schepen te zenden. By het opneemen der Geldleening van acht Millioenen, ten behoeve der Oost-Indifche Maatfchappye, tegen drie ten honderd, werd bepaald, dat dit voor acht Jaaren vast zou ftaan, en dat naa dien tyd, de Obligatien veranderd zouden worden in Gewoone Obligatien ten laste van 'tGemeene Land, onder Vrywaaring van hun Ed. Groot Mogenden (f). Hoe zeer deeze hulpbiedende hand aan de Oost-Indifche Maatfchappye toegereikt, allen die derzelver aanbelang voor 't Vaderland doorzagen, eene aangenaame Gebeurtenis was, en te aangenaamer als zy daarenboven opmerkten, dat 'er niets lieuchlyker voor het ons nayverig en fteeds Dngunftig Engeland kon gebeuren dan de ondergang deezer zo lang bloeyende Maat- fchap- C) X'M- Gen. 15 Dec 178?. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. aogo.  HISTORIE. 141 ichappye, op welker puinhoopen de Engelfchen de uitbreiding hunner Oost-Indifche Maatfehappy gaarne wilden vestigen, vondt men 'er nogthans, die dit mot lee- d.e oogen zagen. Veelen lieten zich, om van andere flegtere beweegredenen niet te reppen, wederhouden van deel te neemen aan de geopende Geldleening door de vrees voor de zekerheid der Oost-Indifche Maatfchappye, en zich raogelyk affchrikken door Schryvers, die uit het laatstingediende Vertoog van Bewindhebberen , 't zy ter goeder, 't zy ter kwaader trouwe, het Gemeen zogten diets te maaken, dat die Maatfehappy, door den tegenwoordigen Oorlog, een fchuld en fchade van acht en tachtig of zelfs acht en negentig en een halve Millioen op zich gelaaden hadt. Doch anderen beweezen, dat dit een gansch verkeerde en ongegronde berekening was, en dat de Geldbehoefte, uit de opgegeevene punten ontftaande, achttien en een halve Millioen bedroeg, en merkten op, dat de omftandigheden der Maatfchappye geenzins van dien aart waren, dat men, uit hoofde van den tegenwoordigen, voor een tyd, gevraagden ouderftand, eenigzins aan haare zekerheid zou moeten of kunnen wantrouwen; en beweerden, dat, zo ras zy haar gewoon en Handel en Vaard weder zou .Jierfteld hebben , men haar voorigen bloei ongetwyfeld, op nieuw, zou zien herleeven; en langs dien weg, binnen weinig Jaaren, de fchade geboet vin- XVIII. BOEK. 1783.  xviii. BOEK. 1783. De West- Indifche Maatfehappyverzoekt om hy ftand in Schepen en Geld. (*) Zie dit in 't brcede uitgewerkt in den Courier van Europa I. D. bl. 237. i4a vaderlandsche den, welke zy, in den tegenwoordigen Oorlog, hadt moeten ondergaan (*). De andere Volkplantingen van onzen Staat hadden, in den Oorlog, gelyk ons Gefchiedblad te zyner plaatze heeft aangeweezen, niet weinig geleden. Van hier ook dat dezelve, by het wederopdaagen van den Vrede zo op fchaaherftel, als verdere beveiliging, bedagt en daar over 's Lands Oppermagten aan waren. Bewindhebbers der West-indifthe Maatfchappye beklaagden zich by hun Hoog Mogenden , over de geduurige onlusten met de Engelfchen op de Kust van Guinea, wegens den Handel met de Portugeezen, Waar in zy hun geitadige belemmering toebragten, niet alleen door de Portugeezen te noodzaaken om met hunne Schepen onder hunne Forten te komen Handel dry ven, vóór dat zy aan het Hoofdkasteel St. George cfElmina behoorelyk vertold hadden ; maar ook door hunne kragtdaadige befcherming te verleenen om die Vertolling geheel en al te ontgaan. Op grond deezer klagten verzogten zy, dat 'sLands Vaders, by de Vredehandeling, de Compagnie wilde handhaaven in het bezit van haar Regt omtrent de Portugeezen, en te beletten dat de Engelfche West-Indifche Compagnie, die fteeds aanhieldt de Nederlandfche allen nadeel ■ toe  HISTORIE. 145 Ce brengen, niet voortvoer om den bedrieglyken Handel der Portugtezen te onderfteunen en te befchermen. Om dien iluikhandel te ontdekken en te beletten, waar toe de Compagnie op zich zelve buiten ftaat was, begeerden zy, dat 'sjaarlyks eenige Schepen of Fregatten van Oorlog na de Volkplantingen van de Republiek, en byzonder na Guinca, mogten gezonden worden, zodanig dat zich altoos één of meer derzelven tegen 't laatst van Sprokkelmaand, en andere tegen 't laatst van Wynmaand, ter Kuste bevonden, om elk, geduurende den tyd ten minften van drie maanden, af en aan te kruisfen, de Portugeefche Schepen te noodzaaken aan (TEImma te komen vertollen, volgens de waare Laading hunner Schepen, de daar tegen aangaanden te neemen, en op te brengen. Zonder zodanig een befcherming werd de geheele Slaavenhandel, zo naauw verkuogt met de Welvaard der Volkplantingen en daar uit voortvloeienden Koophandel, eerlang met een volflaagen ondergang gedreigd (*). Zy herhaalden dit verzoek in Oogstmaand, met byvoeging, dat twee of drie Schepen van Oorlug zich bepaaldlyk mogten houden aan de Rivieren EsCtquebo en Demerary, tot dat de Raadspleegingen van hun Hoog Mogenden de Compagnie in ftaat gefteld hadden om te kunnen bepaalen O Re/el. Gen. 3 Juny 1783. xvm BOEK. 1783.  XVIII. boek. 17*3' De Be- ftuurders van de Berbice vraaa;en om twee Fregatten, ter beveiliging dier Volkplan. tinge. *44 VADERLANDSCHE len wat zy ten opzigte dier Vastigheden; zouden kunnen en moeten doen. Dat zy zich eindelyk in de droeve noodzaaklykheid bevonden voor hunne Hoog Mogenden te belyden, dat, om de Volkplan^ tingen van den Staat, welker beftuuring hun was opgedraagen, tot weezenlyk nut van 't Gemeenebest te doen zyn, volilrekt vereischt wierd daar aan een beter beftaan te geeven, dan zy tot hier toe gehad hadden, en dat zulks zodanige kosten en uitgaven zou veroorzaaken, dat zy, alle mogelyke bezuiniging gebruikende, omtrent drie Millioenen Guldens te kort zouden fchieten; met welke zy verzogten bygeftaan te worden (*). Na de Berbice ftondt de herftelde Gouverneur Koppiers (f) weder in deeze waardigheid te vertrekken, en die Volkplanting uit handen der Franfchen over te neemen. Dan de Beftuurders deezer Volkplantinge konden, te dier gelegenheid, voor hun Hoog Mogenden niet verbergen, hoe zy, fchoon in 't hart vervuld met vreugde wegens die gewenschte Gebeurtenisfe, zeer bedugt waren over het uitwerkzel van die wedergave, en overneeming: dewyl dan tevens AtFranfche Krygsmagt zou vertrekken, en zulks het akeligst vooruitzigt opleverde. Van de twee honderd man, die zy, volgens be« C*) Refol. Gen. 3 July en 31 Ode. 1783. CD Zis onze Yaierly Bijl. V. D. bl. êjfju.  HISTORIE. M5 beding met de Planters, moesten onderhouden, was, door verloop en overgang in Engelfchen en Franfchen dienst, naauwlyks vyftien man overgefchooten; 't welk de Volkplanting bloot zou Hellen aan de deerlykfte gevolgen, en geheel overhalen aan de party, welke de Slaaven als dan zouden kiezen, die dezelve geheel van Krygsvolk ontbloot ziende, mogelyk dat tydftip zouden waarneemen om eene onderneeming te doen, die hun meermaalen mislukt zynde, als dan ongetwyfeld maar al te wel zou llaagen: dewyl de weinige Burgery geene onderneemingen van dien aart zou kunnen fluiten. Een zorglyke en ongelukkige toeftand, dien het hun onmogelyk geweest was te voorkomen, en zy thans op 't oogenblik niet konden herftellen: naardemaal zy, fchoon de Kas in een beter ftaat mogt weezen dan hun Hoog Mogenden ten vollen wisten, zy zich nog niet zouden durven voorftellen om Schepen en Volk te vinden, die tydig genoeg ter befcherminge der Volkplantinge zouden kunnen opdagen. Hun bede was, dat, daar dit gemis van Krygsvolk, buiten hun i'chuld, en alleen uit het lot des Oorlogs ontftondt, tot béfcherming der Volkplantinge, twee ligte Fregatten van Oorlog na de Berbice gezonden mogten worden, om daar te vertoeven, tot zy in ftaat waren om, -van tyd toe tyd, een genoegzaam aantal Krygsvolk derwaards te doen overvoeren, waar toe zy, uit hoofde van de door hun geledene VIL deel. K fcha- XVIII. BOEK.  146 VADERLANDSCHE XVITI. BOEK. On;relegehbeidwaar in zich veele Planters op de Berbice bevonden. fchaden, door en geduurende den Oorlog, ten minften achttien Maanden verzogten, naa de aankomst dier Schepen (*). Op deeze Volkplanting ontftondt, naade overgaave, een nieuwe ongelegenheid voor niet weinig Planters. De Franfche Gouverneur had geraaden gevonden aan de Ingezetenen te doen bekend maaken, dat zy, die onbebouwde Gronden begeerden, dezelve konden bekomen, zonder de belasting van tien Guldens voor eiken Akker, onder de Hollandfche Regeering daar van betaald, op te brengen. Veelen bedienden zich van deeze aanbieding, en namen verfcheide nieuwe Gronden aan, hunne Plantagien aanmerkelyk wyder uitftrekkende dan zy by het heffen dier Belastinge ooit gedagt hadden. Dit deedt den Landbouw flerk toeneemen. Maar de Hollandfche Regeering, weder in 't bezit gekomen zynde, verklaarde alle die uitgaven van nieuwe Gronden voor wederregtlyk gefchied, en van onwaarde; het nogthans aan de Bebouwers van zodanige Gronden, die ze wenschten te behouden, overlaatende om zich, op de gewoone wyze, by Gouverneur en Raaden nader te vervoegen: zullende de Beftuurders als dan, naa ingekomen berigt deswegen, overweegen of zodanig een verzoek kon goedgekeurd, dan afgeweezen behoorde l« O Refel. Gen, 8 OSt. 1783.  historie; n? te worden. Dit verwekte by de Planters l eene grooteverflaagenbeid: dewyl zy, naa ] het lyden van zulke knellende nadeelen ■ door den Oorlog, tot volflagene armoe- : de zouden moeten vervallen, indien zy zich genoodzaakt vonden, de voorheen geheevene lasten van de nieuw bebouwde Gronden te moeten opbrengen, welker ontheffing hun alleen aangezet hadt om deeze uitbreiding hunner Plantadicn te onderneemen. Naardemaal nu de Kas des Beftuurs even min van haare gewoone Inkomften kon ontzet worden, als de Planters in ftaat waren, derzelver gebrek, door zo zwaare belastingen, te kunnen vervullen, bleef in dit geval, niet anders over, dan dat van hooger hand middelen beraamd wierden om en een en ander te gemoete te komen (*). De Handel, die door den Oorlog allerwegen zo veel geleden hadt, fcheen op Rusland, door het bevoorregten van andere Volken, in deeze Landen, een aanhoudend nadeel te zullen lyden. Een Tractaat van Koophaudel tusfehen dat Ryk en Denemarken, en een uitgegeeven Toltarif der Keizerinne, wekte bekommernis, en bewoog de Beftuurders van den Moskovifchen Handel te Amflerdam, om zich met een Verzoekfchrift by hun Hoog Mogenden te vervoegen; waar in zy aanmerkten, dathethandeldryvendlichaam van Ceuritr van Europa I. D. bl. 34». K 3 tvm. SOEK. Poogiflg om ontheffingvan lasten in den Handel op Rus* land.  i# VADERLANDSCHE XVIIL BOEK. 1783,. van dit Gemeenebest op Rusland, 't welk de Scheepsbouw, Zeevaard en Handel ten grootendeele van de Ingezetenen deezer Landen geleerd en daar aan te danken hadt, en hier met de meest bevoorregte Volken werd gelyk gefleld, een wederkeerigen eisch mogt doen van het regt om in dat Ryk ten minden die voorregten te genieten, welke aldaar aan andere Volken, in 't byzonder zedert lang aan de Engelfchen, en nu onlangs aan de Onderdaanen des Konings van Dienemarken , waren gegund; voornaamlyk daar in beilaande dat de betaaling der Tollen, die zeer hoog liepen, zo van uitgaande als inkomende Goederen, door dezelve werden betaald in Rusfisch Geld; daar de Hollandfche Kooplieden verpligt werden de Tollen voor de helft, ja te Riga geheel, in Ryksdaalders te voldoen. Het nieuwe Toltarif hadt die gunst voor Engeland en Denemarken, doch het bezwaar voor ons, bekragtigd, en waren thans de Keizer en Koning van Portugal in de weer om de Tolregten in Rusland nader te regelen. Zy wilden daarom dat hun Hoog Mogenden-de noodige voorzieningen geliefden te beraamen, ten einde tuslchen deezen Staat en het Hof van Rusland- door het fluiten van een Handelverdrag, of op eene andere voeglyke wyze, uitgewerkt wierd, dat voortaan alle Tolregten, zo wel te Riga, als elders, in het Ryk van haare Ruskeizerlyke Majefteit, door of van wege de Hollandfche Koop-  HISTORIE. 145) Kooplieden, mogtcn worden voldaan in Rusfisch Geld. Gunftig was de Raadflag hier op by de Algemeene Staaten uitgebragt; doch het overneemen ftelde deeze zaak uit (*). Ontrustende tydingen, dat de Dey van Algiers, te onvrede over het agterblyven der Gcfchenken, die men, wegens den Oorlog met Engeland, niet hadt kunnen zenden, zou beflooten hebben deezen Staat den Oorlog te verklaaren, deeden veele Reeders, Boekhouders van Schepen, Kooplieden en Verzekeraars, zo te Bordrecht als te Amper dam en Rotterdam, met een Verzoekfchrift by hun Hoog Mogenden verfchynen, waar in zy hunne ongerustheid te kennen gaven om hunne gereedliggende Schepen na de Middellandfche Zee te doen vertrekken, zonder een genoegzaam getal Oorlogfchepen, onder welker befchermend geleide de Koopvaarders zich veilig derwaards konden begeeven , en, naa in de onderfcheide Havens hunner beftemminge gelost en hervragt ingenomen te hebben, weder naa het Vaderland keeren, buiten vrees voor overlast der Algery- nen% De Admiraal Generaal werd, ingevolge hier van, verzogt eenige Schepen van Oorlog in gereedheid te doen brengen tot dit geleide. Dan de Dey van (*) Refol. vanHoU. 20. 21. Maart, 9 Mey en 3. Juny 1783. ■K- 3 XVIII. BOEK, 1783. De vre«s voor een Oorlog met de Jllgcrynen verdwynt.  i5o VADERLANDSCHE XVIII. BOEK. 1783. De Keizer van Marocco zendt een GeZant, van Algiers, zou, indien het hem hadt mogen gelustcn het Gemeenebest eenige moeilykheid aan te doen, thans den Staat beter gewapend ter Zee gevonden hebben, dan dezelve zints den Vrede van Utrecht geweest was. Doch hy waagde dien kans niet; het gefprek van onzen Conful, en de toezegging van de verwagte Gefchenken, bragt de zaaken op dien voet, dat geen vrees voor eene Vredebreuk ons behoefde te bekommeren (*), De Keizer van Marocco, die, in den voorleden Jaare, het voor hem gefchikte Gefchenk van den Staat geweigerd en gti vorderd hadt dat hem veertig Hukken Metaal Kanon, vier en twintig en achttienponders , benevens het Touw- en Zeilwerk voor vier Fregatten, ten Gefchenke zou gezonden worden, bleef toen, ondanks de Conful hem onder 't oog gebragt hadt, dat die eisch hem voorheen was afgeflaagen, daar op aandringen. Ten deezen Jaare zondt hy een Gezant, Tal eb Omar Job, om den toeftel en behoeftens voor drie Oorlogs Fregatten , volgens eene daar by gevoegde lyst, uit deeze Landen voor den Keizer te bezorgen. Zyn Geloofsbrief werd aangenomen en hy voor Afgezant des Moorfchen Keizers erkend. Ingevolge hier van kreeg hy een openbaar ftaatlyk Gehoor by hun Hoog CO Re Jol. Gen. 14. en 21. Mey, 4. July, 24. Nov. Refol. van Holl. 3 en 24. fuly 18.' Dec. 1783. N. Nederl. Jaarb. 1783. bi. 1046. mi.  HISTORIE. 152 Hoog Mogenden, 't welk de Stadhouder by woonde; vergezeld van de Vorftelyke Spruiten. Een groot aantal Heeren en Vrouwen van aanzien was de intrede ter Gehoorzaal toegeftaan. Hy verzekerde den Staat van de Vriendfchap zyns Vorften en diens verlangen om de goede verftandhouding, op alle bekwaame wyzen, aan te kweeken. De toeloop om deeze plegtige Gehoorgeeving te aanfchouwen was zeer groot; ook die wanneer hy een ftaatlyk bezoek by den Stadhouder op 't Huis in 't Bosch ging afleggen. Door zyn beleefd en heusch gedrag, zich meer dan de Afgezanten uit die Gewesten gewoonlyk naar onze Zeden fchikkende, maakte hy zich wel gezien by veele Staatsperfoonen. Hoe gevoelig hy was was voor de onderfcheidende Eere hem aangedaan, betoonde hy by zyn plegtige Affcheidneeming in den Zomer des volgenden Jaars, toenhy, welgeflaagd in zyn Gezantfchap, uit Zeeland vertrok met een Landsfchip van Oorlog, ten Gefchenke voor zyne Moorfche Majefteit mede voerende, dertig Yzeren en twintig Metaalen ftukken Gefchut, en het Zeil- en Touwwerk voor drie Fregatten, behalven Zakuurwerken en andere kleinere Kostbaarheden. Aan de Republiek hadt de Keizer, door hem toegeftaan, het uitfluitend Regt boven andere Volken, om op de Haven van St. Croix te raogen vaaren en handelen naar welgevallen," zo K 4 yol- xvin. 10 EK. [7-33- Hy vertrekt met de verzogteGefehenken.  XVIII. BOEK. I783. Berigt van een iivaaren en langduurteenNevel. 15* VADERLANDSCHE volftrefct als zyne Majefteit het aan zyn eigen Ingezetenen zou kunnen tbeftaan; met byvoeging, dat zyne Majefteit zich plegtig verbondt om geenerlei uitfluitende üctroyen aan zyne Onderdaanen te zullen inwilligen, die den Nederlanderen nadeehg zouden weezen; en dat de Nederlanders, zich. m 't Maroccaanjche Gebied, onthoudende, of van tyd tot tyd komende, zouden behandeld worden als de eigen Landaart (*). Oordeelden wy het tot onze taak te behooren, in de Befchryving van 's Lands üeicniedenufen, voor de Naakomelinglchap, niet onvermeld te laaten de zonderhngfte Verfchynzelen, welke zich in de Lugts- en Weersgefteltenisfe van ons Vaderland, van tyd tot tyd, opdeeden: zo kunnen wy nietnaalaaten iets te melden van eenen Nevel, die, fchoon ze geheel Europa door, zich bykans gelyktydig vertoonde (f), en niet byzonder ekn was aan ons Land, egter in 't zelve merkwaardig genoeg zich opdeedt, om aller aandagt te trekken, en hier kortlyk befchreeven te worden. Zulks kan dienen om de onrust en angstvalligheden, bv [iet weder verfchynen van dusdanige Ver- he- C*) N Nederl. faarb. 1782. bl. ^6. en voor Jaar 1783- bl i6>?. en 1886. voor >t jaar 17S4' »1 T2J2. T4It. I417. J ' CO Ook hing dezelve over een groot gedeefmd Shihjopnual Stctty of Maneester Vol II -  HISTORIE. 153 hevelingen, te verbannen,- het wonderbaare te doen verdwynen, en, door de Gefchiedenis voorgelicht, zich verzekerd te houden, dat 'er als dan niets voorvalt , of het gebeurde meermaalen, te wege gebragt door tweede oorzaaken, die niets gemeens hebben met die, welke bygeloof, fchrik en vervaardheid zich voor oogen fchilderen , 't geen in deeze dagen, hoe verlicht ook geheetcn, veeier geval was. Men zogt de oorzaaken deezes Nevels, in het verfchynen eener Staartftarre, fchoon door geen Starrekundigen in die dagen waargenomen; in de verwarring van den loop der Dwaalftarren, zo men1 waande, veroorzaakt door de nieuwe Pla-: neet, onlangs door den Heer Herschel l in Engehnd ontdekt (*), even of die Dwaalftar, ten tyde der ontdekkinge eerst beftaan enkragtvan werking op de onze gekreegen hadt; of in den zameniland der Planeeten Vernis en Saturnus. hoewel deeze eerst voorviel naa de verfchyning des Nevels. En daar dezelve voorgegaan werd door de fchriklyke Aardbeeving, die in Calabrie en op Sicilië de deerlykfte verwoestingen aanrigtte, en de grond aldaar ten tyde van dit Verfchynzel nog niet in rust was; eene Aardbeeving welks wederfchok bykans geheel Europa gevoeld heeft op verfchillende ty- den, (*) Zie wegens deeze Ontdekking de Alzem. Vaierl. Lettirotff. V. D. II St. bL 489-498. K $ xvnr. doek. t783. Ongegronde/erbeel3ingenwegens ie oor:aak.  XVIII. boek. Befchry ving van dit Verfehynzel. 00 Zie de Afcem. Vadert. Lettertef. V. D. . St. bl, 37(5. 428. ea byzonder 476. VADERLANDSCHE den in het tydsverloop dat Gtótfra en 6/c//;c zo zeer gefchud werden, en waar door een nieuw Eiland, niet verre van I stand, ontftondt, fpelde het Bygeloof niets minder dan eene op handen zynde ont- flooping der Wereld. In het Zwiu Jerjche Canton Bern hieldt men dien Nevel voor den rook van de put des Afgronds in het negende Hoofdftuk der üpenbaanngevanJhannes vermeld(*). • Doch laaten wy optekenen wat'er van dit Verfchynzel was. Van de achttienden van Zomermaand, tot omtrent het einde van Hooimaand, vertoonde zich, door geheel ons Land, een Nevel, nu eens min dan meerder zwaar, en ftand houdende met alle Winden: veel al nam dezelve naa den middag in zwaarte toe. Het gezigt der Zonne, of ook dat der Starren van de eerfte grootte, uitgenomen in het laagfte gedeelte van den Gezigteinder, werd 'er niet door belet; maar kon men, zonder eenigen hinder, tegen de Zon opzien met een ongewa* pend oog. Een fomber licht verfpreidde zich op de benevelde voorwerpen. De Zon was verfchillende van kleur, naar de verfchillende dikte des Nevels, welke deeze of geene foort van ftraalen doorliet. Naardemaal de geele en roode, als de fterkfte, 'er meest door heen braken, hadt  HISTORIE. 155 hadt de Zon het voorkomen van een Vuurkloot, en was by wylen, inzonderheid by het opkomen en ondergaan, bloedrood; ook hadt de Zonnefchyf, dooreen veel digter midda-nftoffe dan de gewoone gezien, eene fchynbaare vergrooting. De Hette was, geduurende dit Verfchynzel, doorgaande zeer fterk, 'er viel weinig Regen, en men hoorde bykans geen Donder (*). Behalven dat die zo vreemd en langduurig benevelde Lugt ongevallig voor 't oog was, ging in zommige Gewesten, als Friesland en Groningerland, die Nevel vergezeld van een onaangenaam men Zwavelftank, die niet alleen de reuk maar ook den finaak, aandeedt, en by veelen zelfs gevoelige uitwerkzels op het Lichaam hadt. Eenige Boomen en Planten werden, in de gemelde Gewesten, 'er zeer door befchadigd, andere weinig, nog andere liepen geheel vry. In Holland en Utrecht was die ftank des Nevels van veel minder of wel geene beduidenis, en befpeurde men 'er die fchadelyke uitwerkzelen niet van (f). Het fcheen dat dee- (*) Histoire & Memoires de la Societe des Sciences Phyjiques de Laufanne Vol. I. (t) S. J. Brug mans Natuurkundige Verhandeling over een Zwavelagtigen Nevel. TcGron. by Doekema. N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1447. De Ridder de Lamanon fchryft, dat te Salon de Nevel zomtyds een onaangenaamen reuk badt, waar aan men bezwaarlyk een naam Jcon geeven, en van veelen voor een Zwavelreuk gehouden werd; dat dezelve hinder decdt aan XVIII. DOEK.  156" VADERLANDSCHE XVIII. boe k. 1783. Vermoedelykeoorzaak diens Ne. veis. deeze Uitwaasfemingen niet uit den grond opkwamen, welken men niet zag rooken, gelyk veeltyds by Nevels gebeurt. Deeze kwam uit de hoogte en daalde als uit den Dampkring neder. Men zag niet dat dezelve den grond raakte, uitgenomen wanneer door een gezigts-misleiding, de Nevelagtige laag zich tot den zigtbaaren Horifont uitftrektc. Ontbrak het niet aan vreemde begrippen onder het Gemeen , en anderen, wegens den ooriprong deezes Verfchynzels, waar van wy de voornaamfte aantipten, deWysgeeren, de Weerwaarncemers inzonderheid, deeden hun best om die ongegronde en veelal fchroomvcrwekkende gedagten te verdry ven. Zeer gereeden ingang vondt by veelen het gevoelen van den door zyne Weerkundige Waarneemingen wyd beroemden Hoogleeraar Toaldo te Padua, dat deezen Nevel den oorfprong verfchuldigd was aan de verbaazende uitdampingen by de Aardbeeving, die Sicilië en een gedeelte van aan de oogen, en lieden van een teder OoggeHel eene onaangenaame aandoening gevoelden. ■ In Neder-Provence , Langaedoc, en elders, deedt de Nevel de Graangewasfen rypen, en bevorderde den Oogst. Maar in Opper-Dau. phine en te Turin floeg de roest in veele Graanlanden, en op andere plaatzen verfchroeiden de Plantgewasfen. In Italië en in Frankryk ging de Nevel van veel en zwaar Onweer vergezeld. Zie Algem. Vadert. Letterorff. VI. D. II. St. bl. 251. 297. 298. 299.  HISTORIE. i57 van Cahbrie omkeerde, in den Dampkring verfpreid, door de winden aan- en omgevoerd. Dan te regt merkten anderen op, dat, fchoon die geweldige Aardfchokken te dier plaatze met een donkere nevelagtige en als met rook vervulde lugt gepaard gingen, deeze Hoogleeraar, toen hy dit gevoelen ter baane bragt, niet wist, dat de Nevel zich bykans over geheel Europa en verder hadt uitgebreid. Dat, daarenboven, die Uitwaasfemingen, waren zy door de Winden aangevoerd geweest, zich agtereenvolgende, en niet ten zelfden dage, op plaatzen zeer wyd van elkander gelegen, zouden hebben moeten vertoonen, en ook met een Wind uit dezelfde ftreek moeten verfchynen; daar de Nevel zich op den eigenften dag, op onderfcheide Plaatzen; waar tegenovergeftelde Winden waaiden, ontdekte. Dat ook de Aardbeevingen, ter plaatze waai zy eene zo fchroomlyke verwoesting aanrigtten, voornaamlyk woedden in 't begin van Sprokkelmaand, en de Nevel zich eerst omtrent het midden van Zomermaand, en dus vier maanden laater, vertoonde. Volgens hunne gedagten hadt men dien Nevel niet aan de Aardbeevingen toe te fchryven; doch dezelve daai mede eene gemeene oorzaak, die verfchillende uitwerkingen voortbragt, volgens de natuur der Plaatzen en de oraftandigheden die dezelve wyzigden. Zy zogter en vonden de oorzaak in de Weerkundi ge Waajneemingen, die uitweezen, da dc XVIII. BOE K, 1783.  i5§ VADERLANDSCHE XVIIf. boek. Aanmer- kelyke Vuurbal in de lugl gezien. de gefteltenis des Dampkrings voornaamlyk afhangt van de natuur en geftddheid der Gronden en dat de veranderingen van de Lugt onderworpen waren aan de veranderingen der Aarde, op welke zy, op haar beurt, invloed hebben. Zy namen in aanmerking de Lugtsgefteltenis eenige Jaaren voorvvaards en bovenal van 't laatstverloopene, en meenden daarin den grond te ontdekken van de Aardbeevingen, en den Nevel teffens, die, door plaatslykeomftandigheden, zeer veel in aart en uitwerkingen verfchilden (*). Min vreemd, doch gemeener in andere Landen, byzonder in Italië, was een vuurige Verheveling, tot de foort behoorende die men Vuurballen noemt, welke , op den achttienden van Oogstmaand omtrent half tien uuren 's avonds te Am* fier dam, te Rotterdam, te Niemverkerk aan den Tsfel, te Middelburg en elders, werd waargenomen, en, onder verfcheide (*) Wy moeten onze Lezers , die dit alles breeder begeeren na te gaan, verzenden tot de Weerkundige en Wysgcerige Aanmerkingen, over den zeldzaamen Nevel des Jaars 1783. in de Algem. Vadert. Letteroeff. V. D. II St. bl. 632; Tot de Weerkundige Waarneemingen te Padua geduurende dien Nevel door Toaldo gedaan. AU. VI. ü II. St. bl. 248; en bovenal tot de Nimwe Gedagten over den aart en oorfprong diens zeldzaamen Nevels, door den Ridder de Lamanon Aid bl. 296. Men voea:e 'er by de boven aangehaalde Verhandeling van den Groningfehen Hoogleeraar Brugmans.  HISTORIE. t& de gedaantens gezien. Dezelve kwam uit het Noordwesten voort, fchoot na het Zuiden, hadt voor 't oog de grootte van de Maan, gaf een fterk en verbaazend licht van zich, onder het voortgaan, vuurige Vonken uitwerpende. De Lugt was, geduurende dit verfchynzel zeer helder, geheel bezet met Starren, en de weinige wind kwam uit het Noorden. Indien dit dezelfde Vuurbal geweest hebbe, die Zich, omtrent op denzclfden tyd, te Londen vertoonde, en een fterker licht van zich verfpreide dan de volle Maan, ftrekt het ten bewyze van de verbaazende fnelheid waar mede die Vernevelingen door de Lugt vliegen (*). Verdienden deeze zonderlinge Lugtverfchynzelen, Gewrogten der Natuur, onze optekening, de Kunst bewerkte ten deezen Jaare Lugtvertooningen by dag. van een te zeldzaamen aart om niet kort lyk vermeld te worden; fchoon men hier te Lande ilegts van verre de voetftappen der Franfchen drukte. De Heeren de Montgolficr waren de eerften, die C*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1406. De fnelheid van den loop dier Vernevelingen , wordt op zeven Duit die Mylen in één Seconde berekend: en fielt men dat een Lichaam flegrs half zo veel wegs, in dien tyd aflegt, dan nog is de voortgang meer dan honderd maal vlugger , dan de middelbaare fnelheid van een Kanon kogel. Zie de Verhandeling over de Vuurballen door de Heer }ohi« Pkingle, In de Uitgez, Vtrh. by Houttuin VI. D. bl. 242, XVÏIIJ boek. 1733. De LugV- bollen hier te Lande opgelaa- ten.  m, VADERLANDSCHE XVIII. boek. 1783. die te Annonay in Vivarais, een Lugtbol van eene aanmerkelyke grootte in de Lugt, tot aller verbaazing, deeden opklimmen. Welhaast volgden 'er Proefneemingen op dezelfde wyze, en ook door andere middelen, te werk gefteld, fteeds in grootte en verwonderlykheid toeneemende, zo dat Menfchen in dezelve zich in de lugt lieten opvoeren, en het waagden reistochten in die voor den Mensch, op deeze wyze, onbeproefde Hoofdftoffe tc doen (*). De eerfte die dusdanig een Lugtbol in onze Gewesten liet opgaan was de Rotterdamfche Geneesheer J. van Noorden (t)? waar in hy herhaalde keeren gelukkig Haagde, en de Aanfchouwers verftelddeedt ftaan over de hoogte en fnelheid waar mede deeze Lugtbollen op- en voortgingen. De Heer Dkler, Natuur- en Werktuigkundige in 'sGravenhaage, vervaardigde een groote en prachtige Lugtbol, die tot eene geringe hoogte geklommen, over zyde ftortte, en naa zeer korten (*) Zie de Befchryving der Fr oef neemingen met kunflige Lugtbollen, uit het Fransch van F a ujas de Saint-FONd, vertaald en met Aantekeningen door m- Houttuin. Eq v Verjlag van de Reizen met de Lugtbollen gedaan, en byzonder berigt van den overtocht van D'iuver na Calais. Algem. Vadert. Letteroeff. VII. D. II. St. bl. 160. (t) Hy gaf eene korte Verhandeling in 't licht, over de Lugtweegkundige Bol of Acrotsjlatiq Werktuig.  HISTORIE. ï6* ten tyd in de Lugt geweest te hebben, weinig fchreeden van de plaats der oplaatinge neder kwam. Gelukkiger Haagde hem eene herhaalde proeve met een kleiner Lugtbol (*). Schoon deeze, of volgende Proefneemineen hier te Lande, niet haalden by die ■in Frankryk oordeelden wy dit weinige te moeten melden van eene Kunstbewerking, die, ten deezen dage, eene geruime wyl de aandagt trok, en veele Schriften ter baane- bragt, waar in de nuttigheid deezer Ontdekkinge van zommigen opgehemeld en voorgeileld wierd als of men welhaast de Lugt, zo wel als 't Water, zou bevaaren, en de kunst vinden om dit Voertuig, niet min dan de Schepen, naar welgevallen, te beftuuren; terwyl anderen, de vorderende Ontdekkingen en Proeven in de Natuurkunde op derzelver verdiende waarde fchattende, over de algemeene nuttige gevolgen der Lugtbollen geenzins zo hoog gevoelden. (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1887. 1950» ^064. 2099. VIL DEEL. L VA- XVIII. li O EK. 1783.  VADERLANDSCHE Hl S T ORIE. NEGENTIENDE BOEK. I N II O U D. XIX. boek. De gunftige Gedagten, wegens Keizer Josephus den II. hier te Lande verfiaauwen. Beginzel der onlusten tusfehen hem en deezen Staat. Gejchil over de Polder-lasten van den Doel. Vernieuwd Keizerlyk Bevel, het betreeden van zyn Grondgebied, aan vreemde Soldaat en, verbiedende. Omtrent het begraaven der Soldaaten op den Doel was geene bepaaling gemaakt. Een Soldaat op het Kerkhof aldaar begraaven. Wat hier by voorviel. Het Lyk te rug gevoerd, en in de. Gragt van Lufkenshoek ge.-orpen. Forten aan de Schelde door de Keizerlyken ingenomen. Berigtfchrift des Hofs van Brusfel. Beantwoord doot de Staaten. Gisfingen wegens de oorzaak dier Gefchillen. Nader Berigtfchrift van 's Keizers wegen. Antwoord der Staaten. Het Hof  HISTORIE. xés Hof van Brmfel fpreekt op een hoogen toon over het Grondgebied. De Keizer keurt het gedrag des Hofs van Brusfel goed, en bewilligt in eene Onderhandeling. De Luitenant Collonel van Shweinits in zyne posten gefchorst. De Keizer houdt zich voldaan met het Arrest van Shweinits en •verzoekt diens ontflag. Hy wordt ontfaagcn. Gcvolmagtigden door de Staaten benoemd om de Grensfcheidingen te regelen, en de gefchillen te vereffenen. 'Er dben zich nieuwe bezwaar en van de zyde der'Oostemykeren op. Nieuwe klagten over de fchending van''s Keizers Grondgebied. Vrugtlooze poogingen van verontfchulc'ig'rg. De Keizer dingt na de vrye Vaard op de Schelde, 't Voorgevallene met den Marktschipper van den Doel op Antwerpen. Hoe het Hof van Brusfel dit geval voorflclde en. opneemt. De Keizer eischt voldoening ca het wegneemen van het Wagifchip te Ldlo, Het Brusfe/fche Hof levert nieuwe bczwaaren in. Infchiklyk gedrag van hun tloog Mogenden in dit alles. Gerugt wegens het aannaderen van Keizerlyk Volk na 't Fort Liefkenshoek. Het Brusfelsch Gouvernement betuigt niets vyandlyks bedoeld te hebben, 't Fort Oud Lillo door de Keizerjchen ge/legt. De Keizer doet 'een Tol-barriere var, den Staat wegneemen. Aankomst der Gevolmagtigden van deezen Staat te Brusfel. Vorderingen des Keizers. Gedagten ovef deeze Eifchen. Belgiojoso misnoegd wegens de vrye Schryfwyze hier te Lande *ver 's Keizers Eifchen. Krygsvolk van den L z ' Staaf XTX. B 'EK.  i6T4 VADERLANDSCHE XiX. BOEK. Staat na de Grenzen gezonden. Bezending van Holland aan zyne Hoogheid over het langzaam zenden van Krygsvolk na de Grenzen. Verantwoording des Stadhouders. De Krygebcvelhebbers en het Krygsvolk opontboden, 's Keizers Afgezant vindt de toerusting aan onzen kant vreemd. Hun Hoog Mogenden roepen Frankryk tot Scheidsman in. Voorloopig antwoord van onzen Staat op de Eifchen des Keizers. De Keizer verklaart den minflen aanval op zyn Grondgebied voor een begin van Vyandlykheden te zullen aanzien. De Keizer betuigt van zyne Eifchen op Maaftricht niet te zullen afzien. Eifchen op den Keizer, wegens eenige nog onafgeloste Geldopfchietingen door Ingezetenen van den Staat. Wederlegging van 's Keizers Tafercel. Tegen eifchen van hun Hoog Mogenden. Josephus de II. kan de bemiddeling van Frankryk toeflaan; doch oordeelt ze onnoodig. Drukke Handelingen. Nieuwe Eifchen des Keizers, hy welke hy op de vrye Vaard op de Schelde aandringt. Hoe door - de Ministers Plenipotentiarisfen, by voorraad, beantwoord. Men befluit het doorvaaren by Lillo te beletten. Beantwoording van de nieuwe Eifchen des Keizers. Aandrang van 's Keizers Eifchen wegéns de Schelde. Een Schot voor Lillo zou als een Oorlogsverklaring worden aangemerkt. Frankryk raadt tot omzigtigheid en gemaatigdheid aan. Voorzorgen by de Schelde gedtaagen. Wie voornaam lyk die Rivier van den Keizer wilden geopend zien. Voorzorg der Staaten om alle  HISTORIE. 165 le Vyandlykheid te myden. Zy blyven nogthans op hun Regt aandringen. Een Schip, van Antwerpen de Schelde willende afzeilen, befchooten en aangehouden. Veelen verheugden zich daar ever. Dit Schip, onder voorwaarden, weder ontfaagen. Voortellingen aan het Hof van Brusfel over dit voorval. Het beftaan om de Schelde op te vaaren verydeld. Alles vertoont zich Oorlogzugtig. De Keizer laat Krygsvolk na de Nederlanden trekken. Ontbiedt zyn Gezant uit 's Gravenhaage te rug, en betuigt het fchieten op zyn Vlag voor eene Oorlogsverklaar ing te houden. Antwoord der Staatsdienaar en te Brusfel. Brief des Keizers, lefchuldigingen tegen onzen Staat bevattende. De Staaten^verdeedigen hun Regt op de Schelde. Onze Gezanten van Weenen en Brusfel opontbooden. Be/luit tot vermeerdering 'van Krygsvolk. De Staat vervoegt zich om hulp by Frankryk. Handelingen ten Franfchcn Hove hier over, en taal var, Vergen nes. Brief des Kqnings vat, Frankryk, ever 'sKeizers laatfte Eifchen; et raad tot nieuwe Onderhandelingen. De Kei zerin van Rusland wil ie Onderhandelin gen hervat hebben. Nadere onderrigtingei aan haar gegeeven. Onderfcheide denkbeel den over de hulp, die men te rerhoopen hadt De Keizer zet zyn gewelddaadig oogmer, voort. Overeenkomst van onzen Staat me den Keurvorst van Keulen. De Inundati by Lillo veroorzaakt een valsch Krygsgerugi Voorzorgen van rerdeediging op de Scheldi Frankryks antwoord op de gei raagde hul} L 3 . Bt mx. boek; 'i t 5  i66 VADERLANDSCHE XIX. B-k k. 1783. Degunllïg-2 ged;i ;te i, verens Keizer Josephus den II. hier te La.i Je, verfiaau wea. Beloofde fchadelnosflelling van onze zyde, wegens de Overftroomingén, in gevalle van vergelyk. De uitvoer van Oorlogstuig en Eelwaaren na de Keizerlyke Landen verboden. De Ingezetenen van eenige Landflreek>cn gelast hun Fes en Graan na Maaflricht te brengen. Schikking om het Krygsvolk te lande voltallig te maaken. Het aanfehajfen van ligt Krygsvolk. Jamverving van Krygsvolk onder den Rhyngraaf van Salm, en anderen, in overweeging genomen. Voor/lag van den Rhyngraaf om Meklenburgfche Troepen aan te neemen. Voor fel van hun Hoog Mogenden om met meer fpoeds Krygsvolk te krygen. Beraamingen op de Waldekfche en Zm'tjèrfche Regimenten. De Prins van Nassau Wsilburg doet af/land van zyne Krygs-ampten. De Graaf de WaillEbo'is tot Generaal der Infantery van den Staaf mangefteld. ^vhoon Keizer Josephus de II op zyne reize door deeze Gewesten, by den Landzaat, veel eers ingelegd hadt; fchoon veelen zyn zeggen, by '1 afieheidneeraen van de Jmfterdamfcke Regeering, dat hy, als een Wereldburger hun voor waare Patriotten hieldt, met het hoogile genoegen hoorden; fchoon de ongunftige denkbeelden, door zommigen, wegens deeze be'zigtiging zyner Oostetirykfchè Ne- de?.  HISTORIE. ï£? derlanden, en een gedeelte der onzen, opgevat, verdweenen, toen hy het verzoek der Antwerpenaaren, tot opening der Schelde, van de hand wees, om de heilige trouw der nog ftandgrypeade Verbonden niet te fchendenj verminderde by eenigen de hoogagting voor dien Vorst, toen hy het flegten der Barrière Steden vorderde, en hoewel niet weinigen dit eer als voor- dan naadeelig aan onzen Staat befchouden, keurden zy de wyze dier vorderinge af: dewyl ze maar al te duidelyk aanwees, hoe wcmig phgtpieeginas magtige Vorften doorgaans maaken met kleindere Mogenheden, hunne voorHellen als geboden aandringende en uitvoerende, zonder het oor aan Tegenyertoogen te leeneh (*> Dan dit Jaar liep niet ten einde of deeze Vorst vertoonde zich in een veel ongunftiger licht, en t fcheen gefchaapen of onze Staat, nog nSyki van den last eens kostbaard. Zeeoorlogs met Groot-Brituinjeonth^vm, ftondt in eenen hachlyken Landoorlog met den Keizer te worden ingewikkeld. Tosephus de U. met een geest vo ontwerpen, en vaneenen rustloozen aart agtte dit tydilip gunftig tot het: vorme: van groote onderneemingen. De vooi naamite Mogendheden van Europa von den de Schatkisten uitgeput, door de 00 Zie onze Vai-rl. WJ. IV. D. bl. n* 137-140. T L 4 XIX. BOEK. 1783. [ Beginzel deronlns- ' ten tus* fchen * hem en - deezen 1 Staat.  x6B VADERLANDSCHE XIX. boek. I783. Gefchil over de Polderlasten van den 'Doei. jongst gevoerden Oorlog, en niets, dan eene zaak van het uiterst en dringendst aanbelang, fcheen genoegzaam om hun fchielyk wecjer op het tooneel des Oorlogs te doen treeden. De Vereenigde Nederlandfche Gewesten lagen te midden van deeze Mogenheden, grensden aan de zyne, en de gemaklykheid waar mede men de ontruiming en llegting der Barrière Steden hadt toegeftaan, gaf grond om te denken, dat hy, met weinig moeite, verdere eifchen op deeze Nabuuren, door den Oorlög met Engeland verzwakt, en als nog met geen magtigen Bondgenoot, te hunner béfcherminge, verbonden, zou kunnen doen gelden. ^Den aanvang deezer onlusten in dit en derzelver toeneemende voortzetting in het volgend Jaar zal de ftoffe tot dit Boek opleveren. By het Barrière Tractaat van den Jaare mdccxviii waren wel deeze en geene Plaatzen aan onzen Staat afgeftaan; doch was, over derzelver Bezitneeming, dikwerf twist gereezen tusfehen de Aanneemers van dit Verdrag. Het Dorp de Doel, hoe zeer, volgens het Tractaat, aan onzen Staat toekomende, was nimmer door de onzen in bezit genomen. Naa de meergedagte reize van Josephus den II. hadden de Oostenrykers, dit Dorp aangemerkt als tot het Grondgebied der Oostenrykfche Nederlanden behoorende. Wanneer het verdrag van de laatfte vyf en twintig Jaaren, wegens het zogenaamd Rcdempticgeld der Polders van den  HISTORIE. 169 den Doel, als ook van Lillo in Brabant, in Grasmaand deezes Jaars, ten einde liep, drongen de Afgevaardigden der Oostenrykeren op eene Byeenkomst binnen de Vesting Lillo gehouden, aan, om vervolgens met deeze lasten, niet bezwaard te worden. De Afgezondenen van Zeeland, gaven, zonder in het ftuk der Grensfcheidingen te treeden, te kennen, dat zy in geene vermindering of lastontheffing konden toeftemmen, voor zo verre de Regten huns Gewests in die van het Bondgenootfehap begreepen waren. Deeze Lastgelden beliepen ruim zeventienhonderd ^Guldens 'sjaars, en werden aan de Algemeene Staaten betaald, voor den onbelemmerden uitvoer van Graanen voor al te water, zynde het Dorp de Doel, en deszelfs Polder, een Schiereiland naast de verdronkene Landen en den boord van de Wester-Schelde. De eigenaars der Landeryen moesten deeze lasten meest draagen, en ze werden omgeilaagefi in de' Dykfchotten. Hun Hoog Mogenden beweerden, .als Heeren van den Stroom, het regt te hebben om hel bezwaar van drie Stuivers op den uit voer van eiken zak Graan te heffen, Over deeze belasting, en andere vorderin gen, viel men klagtig; doch werd zulk; ten overvloede beantwoord (*). (*) Refol. van Holt. 16. en 12. DöC 1782 N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 14Ó6. L 5 XIX. B OEK. 1783.  i7o VADERLANDSCHE XLX. boek. I783. VernieuwdJCeizerlyk bevel; het betreedenvan zyn Grondgebied aan vreemde Soldaater verbiedende. Wegens het begraavenvan Soldaaten oj den Doe. •was gce ne bepaa ling gemaakt. Zyne Keizerlyke Majefteit hadt, in Bloeimaand, een voorig Edict, aan vreemde Onder-Officieren en Soldaaten het betreeden van Oostenryks Grondgebied verbiedende, vernieuwd, en werd op de uitvoering van 't zelve, onder 't beftuur van deezen jongen Vorst, naauwkeuriger agt geilaagen, dan onder de regeering van zyne Moeder Maria Theresia. Zulks hadt reeds ten gevolge gehadt, dat eenige Nederlandfche Soldaaten, het Grondgebied des Keizers willende overtrekken , door een fterker aantal Keizerlyke vastgehouden en gevanglyk na Antwerpen gevoerd werden; doch kreegen deezen, binnen kort, door tusfehenkomst van den Nederland]chen Gezant te Brusfel, ontflag. Men was voortyds gewoon geweest de overledenen der Bezetting van Liefkenshoek op den Doel te begraaven; een , gedeelte van het Kerkhof, het Geuzen'■ kerkhof geheeten, was daar toe gefchikt; ' doch hadt de voorige Bevelhebber van 'Lillo, de Heer Manteuffel, de Overledenen reeds in de Werken van Liefkenshoek doen ter aarde beftellen; wegens het begraaven van Lyken, uit Nederlandfche Bezettingen op Oostenrykfchen bodem, was, in het vernieuwde Edict des Keizers, geene uitdruklyke bepaaling gemaakt, en gaf zulks gelegenheid tot eene onaangenaame ontmoeting; de eerft e vonk, die het vuur van onmin tusfehen den Keizer en deezen Staat aanftak. In  - HISTORIE. 171 In Wynmaand overleedt een Soldaat te Liefketishock De daar bevelvoerende Officier van Baars, liet den Luitenant A. van S uweiniïs, Commandant te Lillo. vraagen hoe met de Éegraafenis van dit Lyk te handelen, en kreeg last dien Soldaat met Krygseere te doen begraaven op het Kerkhof van het Dorp den Doel, zo als voorheen aldaar gefchied was; met by voeging dat dezelve, te dier plaatze, moest volvoerd worden, niet tegenlkande eenige zamenloop var Volk, tegenkanting van Rondgasten, o: Arresten van Baljuwen, en dat men dei noods geweld met geweld moest keeren en daarom het Detachement met fcherp< Patroonen voorzien; doch dat men he Lyk na Licfker.shoek moest te rug voe ren; indien men, in de eerfte plaats, eei bewys vertoonde, dat het Dorp den Dot aan den Keizer toebehoorde, en, in d tweede plaats, dat de Keizer verbode hadt de Soldaaten der Bezettingé va LUfkenshoek op den Doel te begraaven. Overeenkomftig met deezen zonderlii gen last werd het Lyk na den Doel c op het Kerkhof gebragt, onder gelek van den Capitein Montanus; doe de Luitenant B.Jjuw de Belei vergeze van twee Dorpfchepenen en één Geregt dienaar, vroeg deezen of hem 'sKeize Verbod dat vreemde Onder- officieren en Sc daaten den Keizerlyken bodem mogen b treeden, onbekend was? Van Baar; die de Lykftatie mede bywoonde, vai het woord, met betuiging dat men gewo v XIX. boek. I783. Een Soldaat op't Kerkhof van den Doel begraaven. 1 t l e li n . Wat hier bv voorn viel. ie h :d srs.1- '» te on ras  172 VADERLANDSCHE XIX. BOE K. I783. Het Lyl terug ge voerd, ei in de Gragtvai Liefkenshoek geworpen. (*) Jlefnl. van HalL iq Dec. 1783. Zie ook de Memorie van Confideratien, en Advis aan zyne Hoogheid, door den Advocaat Fiscaal van de Generaliteit J. G. vanOldenbarneveld genaamd Tun in oh, inden Churier van Europa I. D. Bylaagen bl. 26. was op den Doel te begraaven, en of hy Luitenant Baljuw een Order kon toonen, by welke zulks verbooden was? Deeze moest wel bekennen dit niet te kunnen doen; doch wel den last van zyne Majefteit, die het meermaals vermelde Verbod van het betreeden zyns Grondgcbieds bevatte: ingevolge waar van hy de tegenwoordig zynde Onder officieren en Soldaaten arresteerde. De Heer van Baars verklaarde van oordeel te zyn, dat hy zich op Hollandsen Grondgebied bevondt. Hier op ■ vertrok de Heer Be lei. De Begraafenis werd verder, zonder eenige verhindering, volbragt, en de door Keizerlyke Bedienden gearrefteerde Manfchap begaf zich weder na Liefkenshoek. Een derzelven liet zich, onder den weg, ontvallen, dat zy fcherpe Patroonen by zich gehad hadden, en zich hier mede wel zouden verdeedigd hebben ; een zeggen, door den Advocaat Fiscaal Tullingh, onder de losfe praatjes van gemeen e Soldaaten geteld (*). In de meening dat deeze zaak hier me- 1 de zo verre afgedaan was, dat men van wederzyden aan de Hooge Souverainen ' kennis van het voorgevallene zou geeven, vondt men zich van onzen kant bedroo- gen.  HISTORIE. i/3 gen. Welhaast trokken 'er tusfehen de vier- en vyf honderd Oostenrykers in het ; Dorp den Doel, en rukten tot voor de . Barrières van Liefkenshoek, verzoekende dat dezelve, tot meer gemak des vermoeiden volks, mogten geopend worden, niet verzekering dat men geene feitlykheden zou pleegen. De Bevelvoerende Officier ftondt het toe. Het Krygsvolk trok in goede orde voort; doch agter 't zelve reedt een kar, met het opgedolven Lyk van den jongstbegraaven Soldaat, die binnen de Barrière terftond ftilhieldt. De Baljuw, met twee Schepenen en Geregtsdienaars vertoonden zich toen, en berigten den Capitein Montanus, dat hier het Lyk, laatst op den Doel begraaven, te rug was: naa eene tegenftreevende woordwisfeling werden de Geregtsdienaars gelast de kar om te ftelpen en het Lyk in de Binnengragt te werpen. Waar op de Keizerlyke Krygsmagt terftond de te rug marsch aannam. Dan 't leedt flegts tot den vierden van Slachtmaand of een veel grooter aantal Keizerlyke Benden betrokken Staaten-bodem, en noodzaakten, de wagten van de zwakke Forten St. Donaas, St. Paul en St. Job, tot overgave: waar op zy dezelve in bezit namen, en het laatstgemelde terftond flegten. ■ Dit inrukken der Oostenrykeren, en het onverwagt overrompelen dier Forten, baarde, zo in als omtrent Sluisi dan bovenal in het Land van Cadfant, groote ontfteltenis; dc In- XIX. 10 ek. Forten aan de Schelde door de Keizerly. ken ingenomen.  174 VADERLANDSCHE XIX. BOEK. 1783. Inwoondcrs van laatsrgemelde Landftreek, door fchrik getroffen, zouden, indien zy fcheepsgelegenheid op Zeeland hadden kunnen vinden, een bykans onbepaalde vragt hebben willen geeven, om hunne beste tilbaare Have in veiligheid te brengen; doch, deeze misfende, begroeven veelen uit angst hunne gereede Gelden, Goud, Zilver en andere Kostbaarheden in den grond. Te Sluis hieldt men de poorten geflooten, en droeg alle voorzorg omtrent de uitgaanden. De Regeering van Sluis- zondt kundfehap van dit voorgevallene aan hun Hoog Mogenden. De Krygsoverften verzogt van zyne Hoogheid verfterking, en kreeg van den Oosienrykfchen Bevelhebber uit St. Donaas, op zyn vraage.naa de reden, die zyne Majefteit hadden kunnen beweegen om Krygsvolk op de Landen van den Staat te zenden, geen voldoend en een verzendend befcheid aan het Gouvernement Generaal der Oostenrykfche Nederlanden; doch verzekering dat 'er geen de minfte Vyandlykheid plaats hadt tusfehen den Keizer en de Algemeene Staaten; ten bewyze daar van aanvoerende het gerust laaten vertrekken der Krygslieden uit de in 't bezit geuumene Forten. De Krygsraad te Sluif befloot alles aan zyne Hoogheid te fchryven; en voorts op de wallen van het groote Pas en daar alomme, zo veel Kanon te plaatzen als men bekomen kon, Piquetten uit te zetten, en Ronden te .laaten doen, zo veel de zwakheid der Bezettinge toeliet, en  HISTORIE. i75 en des noods de Sluizen te gebruiken, . en voorts meerder Manfchap van den Ca-: pitein Generaal te vraagen. Hun Hoog Mogenden ontvingen van het gebeurde op den Doel en te Liefkenshoek berigt door fchryven van Jonkheer D. W. van Lynden, Hoofdbaljuw en Schout van Hulst, als mede van A. van Shweinitz (*), Luitenant Collonel, Groot Major, en thans Bevelhebber van Lillo en de onderhoorige Forten (f). Op het ontvangen deezer tydingen vergaderden de Algemeene Staaten terftond buitengewoon. Zyne Hoogheid woonde deeze Vergadering by, en de Overfte Pain, na Amersfoort en Utrecht op weg, kreeg bevel om na Breda te trekken; terwyl twee Bataillons van den Overfleu Gr en ie r s ter laatstgemelder Stede last ontvingen om zich na Sluis in Vlaanderen te begeeven. Uit het berigt van Party kan niet zelden licht gefchept worden; dan hier fcheen het veel eer de duisterheid te vergrooten. Het Hof van Brusfel naamlyk zondt een Vertoog, den vierden van Slachtmaand gedagtekend , waar in 't zelve, naa de zorgvuldigheid des Keizers in het aankweeken van vriendnabuurlyke gemeenfehap, en het vermyden van alles wat de rust en eensgezindheid kon ver- ftoo- (*) Refot. Gen. 7 Nov. Refol. van Rail. 26. Nov.*i78} Cf) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl 39-57- XIX' ïoek.' 1783, Berigtfchriftdes Hofs van Brusfel.  176 VADERLANDSCHE XIX. BOEK. I783. ftooren, opgehaald te hebben, verklaart, „ dat de vvederkeerigheid van goeden „ handel van de zyde der Republiek nog „ fcheen te wenfchen te zyn: ten minften „ hoopten 'er zich, van alle kanten, om„. Handigheden en bedryven op elkander, „ die, indien men niet bewust ware, ,, van de wysheid der Heeren Staaten „ Generaal, en indien men niet dagt, „ zich op hunne oogmerken te mogen ,, verlaaten, van eenen aart zouden wee- zen, om de onderneemingen en exces- fen hunner Officieren en Beampten te „ doen aanfchouwen, als de gevolgen „ en uitwerkzels van een genomen be„ fluit om zich byzonderlyk te artachee„ ren aan de Regten en aan de Souve„ rainiteit zyner Majefteit, ten einde de„ zelve te fchenden en te ondermynen, „ op eene openbaare en beledigende wy„ ze, waar door teffens alle regels der billykheid en grondbeginzels van ag„ ting en menagement, welke zyne Ma„ jefteit voor zyne moderatie zou kun„ nen verwagten, gefchonden werden." Het voorgevallene op den Doel vermeld hebbende, vaart het Vertoog voort. ,, Men kan het grondbeginzel en de re„ den van een in allen gevalle zo bele„ digend gedrag niet doorgronden, de „ vordering van de Souverainiteit des „ Keizers vermag niets op den geest des „ Commandant, hy geeft zelfs zich over „ aan eene tegenftrydige tegenkanting, „ die het oogmerk van zyn beftaan in 't  HISTORIE. 17? •„ *t volle daglicht fielt: hy durft fpree„ ken van een voorig gebruik, dat zelf, „ indien het beftaan heeft, niet dan eene „ opeenvolging van uitdruklyke fchendin„ gen aan het" Grondgebied zyner Maje- ileit zou aantoonen; hy is niet minder ,, ongevoelig voor de beroeping op de „ Edicten des Keizers j hy voegt 'er de „ vermetelheid by van te erkennen, dat „ hy van die Edicten bewust is, et niet „ tegenftaande die omstandigheden, vol„ trekt hy hét Delict en de Beledi„ ging met lüidrugtigheid en formalitei„ ten en demonftratien, waar van men, „ by de begraaving van een Soldaat ner„ gens een denkbeeld heeft, even of hy „ van voorneemen ware geweest om in „ de formaliteiten der verzelling alles te „ zoeken wat zamen kon loopen óm de „ Belediging te meerder aan den dag te „ leggen, en dezelve des te openbaarer ,, en Iterker te maaken. Het Gou- i, vernement, aangedaan, zo wel als ver3, wonderd, over één gedrag zo vreemd „ en teffens zo ftrydig met het Systhe„ ma vol van oplettenheid, 't welk 't „ zelve, in alle gelegenheid, ten aanzien s; van de Republiek in agt neemt, is ver„ fchuldigd geweest aan de onwederfpree5, kelyke Regten van den Keizer en „ hoogstdeszeïfs Waardigheid, op eene zo verregaande en beledigende wyze ge„ fchondeh, de Demarche van op het i3 Grondgebied van de Republiek een i5 Detachement te doen trekken, gefchikt VII. deel. M „ om xix.- boek. 1783.  2?S VADERLANDSCHE XIX. boek. 1783- „ om de ontgraaving des begraaven Sol,, daats te protegeeren, en de reftitutie „ van het Lyk aan het Garnifoen van het „ Fort, in welks Gragt het Lyk gewor- pen is, in tegenwoordigheid en onder „ directie van den Officier van het Ge„ regt der Plaatze, alwaar de Souverainiteit „ zyner Majefteit is aangetast geworden; „ doch terwyl het Gouvernement is aan,, gezet en gedwongen geworden tot die „ Demarche door eene vooroverlegde be,, ledigende en verfoeilyke daad, die in „ haaren aart en omftandigheid, zonder 5, uitftel, eene gelyke Reprefaille ver„ eischte, kent hetzelve te wel de ge- voelens van hun Hoog Mogenden om „ niet van dezelven te verwagten, dat, „ in aanmerking neemende de aanranding ,, ondernomen tegen den Souverain der „ Nederlanden, zy dezelve, door eene „ prompte Satisfactie, welke de Heer Ba,, ron van Reisch ach, reeds in den „ Haage gevorderd, en waar van de Mi„ nister Plenipotentiaris zyner Majefteit „ in de Nederlanden reeds gefprooken „ heeft met den Heer Baron Hop, zul„ len uitwisfchen, of dat zyne Majefteit „ natuurlyker wyze zou moeten prefu- meeren het te moeten toefchryven aan den geest, en aan de oogmerken van eene „ wezenlyk beledigende Aanranding." Deeze gelegenheid nam het Gouvernement waar om ook klagten uit te boezemen, wegens andere bedryven, door 't 't zelve als de fchennisfen van 's Keizers Grond-  HISTORIE. 179 Grondgebied befchouwd, inzonderheid over het vorderen van Regten op Bieren en Eetwaaren, van Antwerpen langs de Schelde, na de Polders van Brabant vervoerd, alleen om dat die Waaren den weg van Lillo voorby moesten, of enkel de Schelde overvoeren; en de Visfchers vaartuigen, zedert een maand, aan eene nieuwe belasting onderwierp, en van de Onderdaanen zyner Majefteit dit telkens afvorderde als zy het Hollandsch Wagtfchip voorby voeren, met bedreiging van Vaartuig en Volk te doen aanhouden, en dezelve in Zeeland op te brengen, als zy in gebreke bleeven de nieuw uitgevondene belasting te betaalen. In antwoord op dit fterk Vertoog bekenden de Algemeene Staaten, met het gevoeligst leed.weezen, gezien te hebben, den gereezen twyfel, als of 'er eenige verandering was ontftaan in de gevoelens van eerbied voor zyne Keizerlyke Majefteit, welken zy altoos onveranderlyk aan deszelfs doorlugtig Huis hadden toegedraagen, en als of Zy eenig oogmerk zouden hebben om zich van hunne zyde een onbillyk Regt op het Grondgebied zyner Keizerlyke Majefteit te willen aanmaatigen; dat zy, wel verre van daar, konden verzekeren, ten allen tyde, bereid te weezen, nog dezelfde gevoelens aan den dag te leggen, door te beletten en te doen beletten, zelfs op het in verfchil gebragte Grondgebied van den Doel, alles wat daar van den minften fchyn zou M 2 draa XIX; boek; 1785. Beant-. woord door de Staaten.  i8o VADERLANDSCHE XIX. BOEK. 1/33. draagen, en allerfterkfte bevelen te geeven, dat hunne Inwooners geen de minde gelegenheid tot klagten te wegebrengen. Hier van wilden zy, dat hunne Minister Pienipotentiaris den Keizer alle verzekeringen deedt, en tevens verklaarde, dat 'er voor hun Hoog Mogenden niets aangenaamer zyn kon dan om ééns vooral, tot onderling genoegen, alle de verfchillen uit den weg te ruimen, die 'er nog zouden kunnen plaats hebben, ten aanziene van eenige by de Tractaaten in verfchil flaande Grensfcheidingen, waar omtrent zy zieh verzekerd hielden, dat het Gouvernement Generaal wel zou willen toeftemmen, dat het Grondgebied, over 't welk thans in 't byzonder de klagten liepen, zich bevondt. Dat zy beleid waren, om, onbenadeeld de in weezen zynde Tractaaten, ten einde dezelve te regelen, van hunne zyde, Commisfarisfen te benoemen, om met die welke door zyne Keizerlyke Majefteit benoemd zouden kunnen worden, te zamen te werken ter vereffening der Gefchillen, en om ééns voor al de zaaken op eenen vasten voet te ftellen. Wyders dat zy niet zouden nalaaten, op alle de ftukken, in het Vertoog van klagten begreepen, de noodige navorfchingen te doen, ten einde met volkomene kennis van zaaken, daar aan al de aandagt te verleenen, welke de pligt en agting voor den hoogen Perfoon van zyne Majefteit, zo wel als de bil'ykheid en regtmaatigheid vereisch- ten:  HISTORIE. Uiten: niet twyfelende of het Gouvernement Generaal zou zich intusfchen wd willen verzekerd houden, dat alles, wat er ongeregelds gebeurd ware, gefchied was te eenemaal zonder de toeflemmi' g en buiten order van hun Hoog Mogenden (*> Het geval op de grenzen zelve zo vreemd in de geheele toedragt, en het Vertoog des Brusfelfchen Hofs, de zaak in een zo ongunfttg licht van terging en aanval Hellende, maakten eenen Herken indruk op den geest der Landzaaten. Men veroorloofde zich veelerlei gistingen, aangaande den öorfprong, waar uit het geval gefprooten was, en het oogmerk waar toe 't zelve dienen moest. In de toeneemende verbittering der twee Par* tyen, ontbrak het niet aan de zodanigen, die dagten en openlyk beweerden, dat deeze nieuwe Verfchillen en Oneenigheid, met opzet, aan 't Gemeenebest berokkend waren door die Party, wier belang het was, de Landmagt van den Staat te vermeerderen. Geen fêhaduw van twyfel dat het gefchied zou zyn, om gelegenheid te fcheppen tot het" wapenen der Burgeren deedt zich op; integendeel liepen 'er gerugten, die den Stadhouder ten laste"lagen, heimelyke bevelen aan den Luitenant Collonel van Schweinitz gezonden te hebben, om gelegenheid O Refol. Gen. 8 Nov. 1783^ M 3 xix; BOEK. I783. Gisfingen wegens de "oorzaak dier Gefchillen.  18a VADERLANDSCHE XIX. BOEK. I783. Nades Berigtfchriftvan'sKei. zers vye* gen. heid te zoeken tot eenig Gefchil met het Gouvernement van Brusfel, en de Republiek in te wikkelen in eenen Oorlog uit inzigten met de waare belangen van dezelve niet overeenkomftig. —— De invloed van Groot-Brittanje bleef niet buiten bedenking (*). — Dan laaten wy zien, welke gevolgen deeze zaak hadt, waar uit veelligt iets van den grond der zaake zal blyken. De Bezetting te Sluis op de bovengemelde wyze (f) verfterkt zynde, gaf "de Baron van Reischach aan hun Hoog Mogenden een Berigtfchrift over, waar m hy betuigde, hoe het aan het Brusfelsch Gouvernement zeer leed deedt, dat het voorgevallene op de grenzen alhier zo veel indruks hadt gemaakt om Krygsvolk van den Staat derwaards te doen zenden, even als of men de goede Vriendfchap zyner Keizerlyke Majefteit voor de Republiek wantrouwde, terwyl men kon verzekeren, dat zyne Majefteit, op derzelver wettige Bezittingen, niets nadeeligs in het oog hadt. Doch dat men, op den voorflag van hun Hoog Mogenden, om de zaaken door Commisfarisfen in der minne te vereffenen, niet kon antwoordt) Cour. van Eurtpa I. D. bl. 151. Post van den Neder-Rhyn V. D. bl. 616. VI. D. 1006. Brief van zyne Hoogheid over het niet zenden van Troepen na de Grenzen van 24. Mey 1784 N Nederl. Jaarb. 1783. bl. 974. CO Zie hier boven bl. 174.  HISTORIE. 183 woorden, eer 'er antwoord van zyne Keizerlyke Majefteit op de gevraagde Orders gekomen was. Met de hoop dat dit gunftig zoude weezen, en (trekken om, door Onderhandeling, de gereezene Gefchillen niet alleen te vereffenen; maar ook, door eene Algemeene Bepaaling vast te ftellen, het ontftaan van volgende te voorkomen, vleide het Hof van Brusfel den Heer Hop, als het zyne bedenkingen op 't antwoord der Algemeede Staaten inleverde (*). Dan hun Hoog Mogenden bleeven niel in gebreke om dat Hof, met allen ernst onder 't oog te brengen, hunne uiterfb verbaasdheid, over de gansch onverwag te en geweldige bezitneeming van eet gedeelte hunner Bezittingen, in 't mid den van een volkomen Vrede, zonde eenige voorafgaande waarfchuwingen; da een zo geweldige aanval aan hun d( regtmaatigfte klagten opleverde: dewy zy eerst door 't Regt van Wapenen, ver volgens door een daadlyk Tractaat, er eindelyk door een langduurig en onge ftoord bezit, den eigendom der ingenome ne Forten verkreegen hebbende, daar vai door geen geweldige Hand behoorde! ontzet te worden; weshalven zy aandron gen op het herftel der zaaken op dei voorigen voet; dat zy voor het overig bereid waren, in den uitgeftrcktften zii ïi (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 71. M 4 boek. Ant woord ^der Staa: ten. E i  XIX. boe k. Het Hol tran Brusjfr/fpreektop een hooien toon over het Grondge bied. (*) Rtfol, Gen 28 Nov. 1783. 184 VADERLANDSCHE Onderhandeling te treeden over de vereffening der Gefchillen omtrent de Grenzen in Vlaanderen, en eene billyke Voldoening te geeven, indiende klagten van het Gouvernement, wegens het voorgevallene op den Doel, by onderzoek, gegrond mogten bevonden worden. Van dit Befluit zonden zy een Affchrift aan den Graaye van Wassenaar, hunnen Gezant aan 't F/eener Hof (*). Het Gouvernement te Brusfel voerde, op het leezen deezes Staatsbelluits, een eenigzins hooger toon, en beriep zich op eene Verklaaring, in den Jaare mdcclxxvi gedaan, by welke aan 's Keizers zyde geene andere Grensfcheidingen erkend werden dan die van het Jaar mdclxiv. Wyders zeggende, dat de Republiek, in den Jaare mdccl, zich, zonder voorafgegaanen eisch, geweldiger hand van het Fort St. Paul hadt meester gemaakt, welke fchennis nooit was geboet geworden; dat, zo de civile Officieren, door welker be^ fluur nu de Bezitneeming was gedaan, by die gelegenheid, tot eenige "buitenfpoorigheid mogten zyn overgefiaagen, men zulks niet ongeltraft zou laaten; dat 'er geene Onderhandeling plaats kon hebben bepaald tot de Grenzen van Vlaanderen ; dat 'er nog andere Hukken in Verfchil, en aan den kant van zyne Majefteit nog andere Regten weder te eifchen ■ wa-  HISTORIE. 185 waren, tot welke, zo hun Hoog Mogenden prvs fielden op de Vriendfchap van 1 den Keizer, zy zeker de Onderhandeling tot eene Algemeene Schikking zouden uit- : breiden. Voorts 's Keizers antwoord en goedvinden verwagtende. 't Leedt niet lang of de Vorst van Kaunitz, eerfte Keizerlyke Staatsdienaar , leverde aan onzen Gezant ten Weener Hove een Berigtfchrift over, waar in hy 's Keizers volkomen goedkeuring van het gehouden gedrag des Gouvcrntments Generaal vermeldde, en tevens diens genegenheid betuigde om de gereczene Gefchillen in der minne te vereffenen; ten weiken einde hy volmagt aan 't gemelde Gouvernement zou geeven, om, ingevolge van den voorflag van hun Hoog Mogenden, van zyne zyde Commisfarisfen te doen benoemen. Naar luid van dit Berigtfchrift, vol betuigingen van 's Keizers agting en vriendfchap voor de Republiek, was hy zeer verre van vyandlyke oogmerken tegen deezen Staat te koesteren. Inmiddels hadden de Algemeene Staaten beflooten den Stadhouder te gelasten, om op het gedrag des Luitenants Collonel van Schweinitz, en van den Major van Liefkemhoek van Baars, en de verdere Krygsperfoonen, in het voorgevallene betrokken, onderzoek te laaten doen. Dit werd den Fiscaal ter Generaliteit J. G. .van Oldenb ar nevel d genaamd Tullingh aanbevoM 5 len, XIX. 102 k. 783. Do Keizer keurt net geIrag'desHc-fs vaa Bras/el ïoed: en Jewilligt in eene Onderhandeling. De LuitenantCollonel van Schweinitz in zynePosten gefchorst.  i86 VADERLAND SCHE XIX. boek. I783. (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. W. 75 en 04. len, die desvvegen een breedvoerig Verflag gaf, vergezeld van zyne Bedenkingen en Advys, door zyne Hoogheid aan hun Hoog Mogenden met een brief tot geleide overgeleverd (*). Deeze fielden de flukken in handen hunner Gelastigden tot de zaaken van Staats-Vlaatideren; die voor Raadflag uitbragten, „ om den „ CollonelVAN Schweinitz, Groot „ Major van Lillo, als door zyn onvoor» zigtig: gedrag aanleiding gegeeven heb„ bende tot de onaangenaamheden met „ den Keizer, de facto en buiten figuur „ van Proces, van zyne Bediening van „ Groot Major te fuspendeeren, en de „ Functien daar van te interdiceeren., „ tot nadere order, hem herwaards te „ ontbieden, en deszelfs Tractament en ,, Emolumenten, tot nader order, in te „ houden: en verder den Collonel van „ Baars, wegens het laaten doormar„ cheeren van een Keizerlyk Detas, chement door de Werken van Liefkens„ hoek voor den Krygsraad te convocee„ ren." — Het befluit van hun Hoog Mogenden viel overeenkomflig met deezen raadflag. Staaten van Holland hadden flerk aangedrongen, dat de Overfle van Schweinitz na 'sGravenhaage zou ontboden, in bewaaring gefield, als mede dat een volledig Onderzoek tegen hem, en allen die in de zaak mogten betrokken zyn, voor  HISTORIE. 18/ voor den bevoegden Burgerlyken Regter zou ondernomen worden. Dit Staatsbefluit flxekte ten betoon van liet hoogst ongenoegen hunner Hoog Mogenden over 't gedrag van den Groot Ë'Iajor van SchweinitZj 't welk zy ten eenemaale afkeurden als zonder eenige wettige auflioriteit, voorkennis of orders, door hem gehouden; en vleiden zich hun Hoog Mogenden, dat zyne Keizerlyke Majefteit, dit voor voldoening zou aan-, en daar in genoegen neemen (*). Zo van wegen het Hof van Brusfel als van Wetnen kreegen de Staaten, met den aanvang des Jaars ktdcclxxxiv, de eenftemmige verzekering, dat men voldaan was met het Antwoord van hun Hoog Mogenden, en met de gegeevene Satisfactie ten aanziene van de zaak van Liefkemhoek; tevens verzogten zy, dat het Arrest des Heeren van Schweinitz mogt opgeheeven als mede aan de opfchorting van zyne Wedde en Bediening een einde gemaakt worden: in het vertrouwen, dat hun Hoog Mogenden, beftuurd door hunne Wysheid en door hunne denkwyze omtrent den Keizer, zodanige orders zouden geeven, dat de Rekten en de Souverainiteit van zyne Ma- (*) Re/tl. Gen. 20, 30. Dec. Rejsl. van HM. 19. en 24. Dec. 1783. XIX. boek. I783. I784. De Keizer is voldaan over het Arrest van Schweinitz en verzoekt diens orf flag.  ï88 VADERLANDSCHE &IX. Hoek. ^784. Van Schweimtz ontflaagen. Majefteit, voor het toekomende, zouden beveiligd blyven van alle die aanrandingen en beledigingen, welke hunne Officiers, zonder eenige omzigtigheid, aan meer dan eenen kant, hadden ondernomen. Ingevolge van deeze tusfchenkomst des Brusfelfchen Gouvernements, werd de Heer van Schweinitz ontflaagen, en in zyn post als Groot Major van Lillo herfteld. In welk ontflag Staaten van Holland verklaarden niet mede te ftemmen, nogmaals aandringende op 't geen zy laatstleden ter Algemeene Staatsvergadering omtrent hem en allen in deeze zaak betrokkenen, gevorderd hadden. Zeeland en Friesland betuigden hier op ongelast te zyn (*). • Vreemd dagt het veelen, dat men deezen Groot Major, op den aandrang van Satisfactie door het Brusfelsch Gouvernement, eerst liet vastzetten en fchorsfen in zyne Bediening , en hem vervolgens, zonder wettig onderzoek of verhoor, wegens de beweegredenen zyns gedrags, voor zyn bevoegden Regter, wederom deedt ontflaan en herftellen, op aanzoek van 't zelfde Gouvernement, vóór dat hy door een wettigen Regter, wegens zyne verrigtingen, die aanleiding tot alle deeze onaangenaamheden gegeeven hadden, verhoord en geregtvaardigd was. Zy hielden (*) Re/ai. Gen, 22, Jan. 1784,  HISTORIE. X89 den dat ontflag ftrydig zo met het Advys der Gecommitteerden van hun Hoog Mogenden tot de zaaken van StaatsVlaanderen, als met dat van den Fiscaal der Generaliteit (*). Herhaalde betuigingen van 's Keizers gereedheid om de voorgeflaagene Onderhandelingen aan te vangen , en 't betoon van zyn ongenoegen over het lang draalen in 't benoemen van Commisfarisfen, daar het Weener Hof reeds het Gouvernement van Brusfel tot het aanvangen en voortzetten der Onderhandelingen met dezelve gemagtigd hadt, bragten te wege, dat Staaten van Holland de Heeren Ocker Gevaarts, Burgemeester te Dordrecht en Willem Anne Lestevenon, Heer van Hazaardswoude, Raad inde Vroedfchap en Oud-Schepen van Haarlem benoemden, enter Algemeene Staatsvergadering voordroegen; waar deeze Heeren gevolmagtigd wierden om, als Ministers Plenipotentiarisfen wegens deezen Staat, by het Gouvernement van de Oostenrykfche Nederlanden, nevens den Heer Hop, in die hoedanigheid zich daar reeds onthoudende, de Onderhandelingen by te woonen, welke te Brusfel, 'over het regelen der Grensfcheidingen in Vlaanderen, en het vereffenen dei verdere verfchilftukken tusfehen beide de Hoven, ftonden gehouden te worden. — De (*) Couritr van Europa I. D. bl. 25$. XIX. boek» I784. Gevo!magtigden dooSI de Staaten benoemdom de Grensfcheidingen te regelen, en de Ge. fchülen te vereffenen.  iqo VADERLANDSCHE XIX. : boek. 1784. , 'Er doen zich nieuwe bezwaarenvan de Otstenrykfehezyde op. De Heer Gevaarts vondt reden Dm voor deeze buitenlandfche post te beianken, en werd zyne plaats vervuld ioor den Heer Pieter van Leyden, Heer van Nieuwland, Raad in de Vroedschap en Oudburgemeester van Gomi- :hem. Zeeland, het aan zich behou- ien hebbende om, wegens dat Gewest, mede een Minister Pleninotentiaris voor te itellen, vereerde met die post den Heer Paulüs Ewaldus van der Perre, Heer van de vier Bannen van Duiveland, en Bewindhebber van de OostIndifche Compagnie ter Kamer van Zeeland. Aan ieder hunner werd vyfduizend Guldens voor Reiskosten en zestig Guldens voor Daggeld, geduurende deeze bezending, toegelegd. Zy vertrokken, hun Lastbrief van de Algemeene Staaten ontvangen en affcheid van die hooge Vergadering genomen hebbende, ter helft van Grasmaand (*). ' Dan, terwyl men met de beraamingen over deeze Aanftelling en het vervaardigen van den Last bezig was, en eer die Heeren de reis na Brusfel aannamen, reezen 'er nieuwe onlusten, die het vermoeden, dat de Ontwerpen van het Brusfelsch Gouvernement zich verder uitftrekten dan de enkele bepaaling der Grensfcheidingcn, welken ons in den beginne flegts (*) Refot. Gen. i. Maart 2. en 5 April 1784. N. Nederl. Ja:irb. 1784. bl. 1211. 1373.  HISTORIE. 19Ï flegts betwist werden, flerk bevestigden. 't Scheen of die Regeering, aangemoe-: digd, 't zy door de vriendlykheid en toegeevenheid hunner Hoog Mogenden, tot hier toe betoond, 't zy door de goedkeuring met welke de Keizer deszelfs gedrag tot dus lang bekragtigde, van de inwendige omftandigheden onzes Lands gebruik wilde maaken, om het Oostenryks Grondgebied zodanige Voordeden en Bezittingen te bezorgen, die voor 't zelve van weezenlyk aanbelang mogten gefchat,doch teffens, niet dan door eene verbreeking van de plegtigfte en heiligfte Verbonden, dit Gemeenebest afgeëischt, of ontnomen konden worden. Het kwam nu meer aan den dag wat het Brusfehch Gouvernement bedoeld hadt toen het fprak van nog andere pukken in Verfchil; van weder te eifchen Regten des Keizers; en dat het de aan te vangene Onderhandelingen wel tot eene Algemeene Schikking zou willen uitftrekken (*). In Sprokkelmaand ftortte de Baron van Reischach by den Voorzitter van hun Hoog Mogenden nieuwe klagten uit over de fchending van het Oostenryks Grondgebied, door een Onder-officier in Hollandfchen dienst, die zich niet ontzien hadt, om, niettegenflaande de flipte en zo dikwerf herhaalde Bevelen des Keizers, diens Grondgebied met vyf of zes Re- (*) Zie hier boven, bl. 184. XIX. 10 EK. I-84. Nieuwe? klagten over de fchenélin£ van 'sKeizers Grondgejied.  itjz VADERLANDSCHE XIX. BOEK. I784. Voorzorg daar tegen. Vrugtlooze poogingenvan verontschuldiging, CO Refol. Gen, 17 Feb. 1784. N. Nederl. Jaarb. 1784. 299 937. Recruten te betreeden; uit welken hoofde het Gouvernement goedgevonden hadt deeze Perfoonen vast te houden, en dien Gezant te gelasten, deswegen een Vertoog over te leveren, en in 't zelve van deezen eene Satisfactie te vorderen geëvenredigd aan deeze nieuwe en onverfchoonbaare overtreeding. Gereed betoonden zich de Algemeene Staaten om deeze, op de best mogelyke wyze, te geeven, en verzogten zyne Hoogheid om, op nieuw, de flriktfle bevelen te willen zenden aan de Bezettingen, en onder bedreiging van ftrenge ftraffen aan alle Onder-officieren en Gemeenen, te verbieden om zich te begeeven op of over 't Grondgebied des Keizers. Hoedanig een Verbod de Capitein Generaal daadlyk uitvaardigde (*). De Baron Hop, overeenkomftig met het genomen Staatsbefluit, de noodige berigten omtrent dit geval ingewonnen en bevonden hebbende, dat de aangehoude Perfoonen geenzins een voorneemen gehadt hadden om het Grondgebied des Keizers te fchenden; maar alleen, door de onbruikbaarheid der wegen en overftroomingen, genoodzaakt geweest waren om het Oostenryks Grondgebied aan te doen, ten einde zich na Maft richt te begeeven, gaf een Vertoog te hunner verontfchuldiging ftrek*  HISTORIE. {trekkende aan het Gouvernement over, by 't welk hy tevens een Paspoort voor twee andere Soldaaten verzogt. Alleszins weigerend was het Antwoord, en op eenen toon geftemd,die uitwees, hoe men van dien kant, zeer weinig geneegen fchcen om eenige infchiklykheid, ten opzigte van onzen Staat, te gebruiken (*). Maar alles, wat duslange aan de Vlaamfche Grenzen gebeurd was, mag, by het verder voorgevallene, van weinig aanbeiangs gerekend worden. Een verfchynzel niet min onverwagt, niet min zonderling in deszelfs omftandigheden, niet min gering in den oorfprong, dan het geen zich vertoonde by de Begraafenis van een Soldaat in het Dorp den Doel, vertoonde zich, en gaf aan het Brusfelfche Gouvernement aanleiding, om zyne Eifchen op deezen Staat uit te breidenj wegens zaaken, in den beginne niet gerept , en waar omtrent, tot hier toe, ook nimmer eenig gefchil gereezen was. Uit de veelvuldige berigten zullen wy dit geval van den oorfprong opgeeven; en zal ons Verhaal toonen uit hoe geringe beginzelen, de gelegenheid ontleend is, om de vrye Vaard op de Rivier de Schelde, van onzen Staat te rug te vorderen, en voor de Oostenrykfche Ingezetenen weder open te zetten. Schoor» (*) N, Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1210. VIL DEEL, XIX. BOEK. I784. De Keizer dingt na ae /r\e Vaard op üe Schel-' de.  294 VADERLANDSCHE XIX. boek. I784. 'tVoorgevallenemet den Marktfchippervan den Doel op Antwerpen, ^ Schoon het Dorp de Doel een betwist Grondgebied fchynt geweest te zyn, zedert het Barrière Tractaat van den Jaare mdccxv, en de nadere Overeenkomst in 't Jaar mdccxviii, hebben Staaten van Zeeland zich. nogthans in de Regten der Bezitting van 't zelve, tot hier toe, zoeken te handhaaven. Men houdt het althans daar voor, dat deezen, uit hoofde van eene overeenkomst tusfehen hun en den Hertog van Arhemberg, als Ambagtsheer van Beveren en den Doel, een Marktfchipper van den Doel op Antwerpen hebben aangeileld, die Menfchen heen en weder, en, by gelegenheid, eenige Levensmiddelen uit de Stad te rug voerde. Deeze Marktfchipper kreeg in Lentemaand door den Stadhouder des Ambagtsheers aanzegging om niet meer als Marktfchipper te mogen vaaren: dewyl de Hertog van Arhemberg eenen anderen aangefteld en een Vrygeleibrief van het Brmfelfche Hof verleend hadt, inhoudende een verbod, „ om eenige „ Aangeeving te doen van de Leevens„ middelen, of andere Waaren, welke „ hy zou mogen laaden; veel min eenige Betaaling te doen van Regten, of „ iets dergelyks, aan wien het ook zou „ mogen weezen (*), behalven aan de „ Comptoiren of Bedienden van zyne „ Keizerlyke Majefteit." Door zulk een Vry- (*") Dit ziet 'blykbaar op 't Comptoir te Lillu  HISTORIE. Vrygeleibrief rekenden die van den Doel, zeker zeer veel aan zich neeraende, zich geheel ongehouden om het Wagtfchip der Staaten voor Lillo op de Rivier liggende, eenigzins te erkennen: waar om ook de nieuwe Marktfchipper, den laatften van Lentemaand, voor de eerfte maal van den Doel op Antwerpen zullende vaarcn, volftrekt weigerde voor 's Lands Uitlegger te ftryken of by te draaijen. De nieuwsgierigheid trok een groot gedeelte der Inwoonderen van den Doel by een, en op den dyk om te zien hoe deeze zaak zou afloopen. Hier toe zelfs wil men dat de Fiscaal Diericx, van Gent derwaards was overgekomen; doch de Wagt van 'sLands Uitlegger, eenige keeren te vergeefsch geroepen hebbende, liet de Marktfchuit ongemoeid voortvaaren. By het wederkeeren na den Doel wilde hy, op het herhaald roepen van den Uitlegger, evert weinig agt geeven. Twee dagen kater beftondt hy 't zelfde. Men vorderde weder dat hy zou bydraaijen, en met het hoogfte regt: dewyl der Staaten Wagt geheel noodloos zou weezen, indien het aan alle van en naa den Doel en andere Brabantfche Polders gaande en komende, toekwam, vrylyk heen en weder te mogen vaaren; doch de Marktfchipper weigerde wederom der Staaten Wagt behoorelyk te erkennen: weshalven men hem hier toe zogt te noodzaaken, door 't gewoone Sein der Admiraliteit, een Seinfchoot met los kruid: waar naa de ComN 2 mié- XIX. boek 1784.  io6" VADERLANDSCHE XIX. boek. tfoc hef Kof van Brusfel dit geval voorftelt en opneemt. miefen der Staaten, aan boord gevaaren den Schipper poogden over te haaien orn zich ten minflen in het doorvaaren kenbaar te maaken; dan de Marktfchipper beriep zich op zyn Vrygeleibrief, en verklaarde het Verbod hem gegeeven te zullen gehoorzaamen, dat hy geen Vorderingen van dien kant zou gedoogen, en afwagten wat men verder in deezen ten zynen opzigte zou onderneemen. — De Tolbedienden, hadden op dit antwoord, van den Bevelhebber den Collonel van Pabst te Lillo, eenig Krygsvolk verzogt ; doch deeze vondt raadzaamst hun aan te maanen om van dit voorneemen af re zien, en den Schipper te laaten doorvaaren. Gemelde Bevelhebber vaardigde dien zelfden dag een Postbode af aan hun Hoog Mogenden, met kennisgeeving van !iet voorgevallene, die zyn gehouden geJrag goedkeurden, en bcilooten den Stadhouder van dit alles te verwittigen, om verder met denzelven te overleggen, welke maatregelen, men in deezen, op de gefchiktfte en gevoeglykfte Wyze, zou neemen. Welhaast ontving de Baron Hop, van wegen het Gouvernement te Brusfel, een Vertoogfchrift, *t welk dit voorval met de fterkfte kleuren fchilderde , en 't zelve eene Gebeurtenis noemde, „ ten „ eenemaale onbegrypelyk, en onverwagt, „ die, indien ze het gevolg ware der „ Orders en Inftructien van hun Hoog Mo-  HISTORIE. 197 „ Mogenden, 't welk zelfs niet mogelyk „ was te denken , een zeker kenteken zou „ zyn van een genomen Befluit om alle banden van Vriendfchap en Agting te 9, verbreeken. «* De vrye Doorvaard te beletten aan de Onderdaanen zyner Majefteit, over zyn eigen Grondgebied, en in haare Souverainitcit de Vaard te „ belemmeren; dezelve te onderwerpen aan hindernisfen en aan vifitatien, „ dwang te gebruiken by wyze van een „ beflag van eene vreemde en onbevoeg„ de authoriteit en geweld; de Schepen „ van de Onderdaanen zyner Majefteit „ aan te houden; te dreigen om los te ,, branden; het kanon tegen dezelve aan „ te richten; hun het lont te vertoonen; „ zich, tot twee herhaalde reizen toe, „ in gereedheid te ftellen, en die bedrei„ ging ten uitvoer te brengen; de wetti„ ge hoedanigheid des Schippers te ver„ agten met de vordering der Regten „ van zyne Majefteit; van een uitdruk„ lyk verbod op Hoogstderzelver Naam „ bygebragt; en zich te beroepen dat „ men geordoneerd was dus te handelen; „ dit was de maat volmeeten, van al „ wat 'er beledigendst kon worden uits> gedagt, tegen de Regten der Souverai,, niteit van zyne Majefteit, en 'er was geen voorbeeld van een gedrag zo ver„ metelenzo misdaadig! —-Het Gouver„ nement was verfchuldigd aan de Reg„ ten, welke zyne Majefteit des noods zou weeten te handhaaven, om eerst- n 3 « lyfe xix. BOEK I7S4.  iq8 VADERLANDSCHE XIX. boek. 1784. „ lyk voor hun Hoog Mogenden de ken„ nisfe van het gebeurde open te leggen, „ en zich verzekerd houdende, dat het „ niet mogelyk ware, dat dezelve zulke „ Orders hadden gegeeven , noch kunnen „ denken te geeven, om dus openlyk de „ Souverainiteit zyner Majefteit .aan te „ randen, en om dus haare Onderdaanen „ te behandelen, verwagtte het Gouver„ nement van hunne Regtmaatigheid en „ van hunne Gevoelens, dat zy niet in „ overweeging zouden neemen, noch een „ oogenblik verzuimen om de Bewerkers „ en Medeftanders dier gewelddaadighe„ den en buitenfpoorige handelwyzen'teti „ allcrftrengfte te ftraffen; en dat zy aan „ zyne Majefteit vergoeding zouden gee„ ven, even prompt als volledig en pleg„ tig. Daarenboven hunne fchikkingen „ derwyze maakende, van zodanige Or„ ders te geeven als hunne Wysheid en „ hunne Voorzigtigheid hun aan de hand „ zou bieden, dat de Geëmployeerden „ van de Republiek zich noch ondernee„ mingen, noch tegenftreevingen, noch „ vorderingen, veroorloofden , ftrydig „ met het Verbod in de daad aan de „ Onderdaanen zyner Majefteit gegeeven, „ van geen vreemd Gezag te erkennen „ op de Schelde tusfehen den Doel en „ Antwerpen; van zich aan geenige Op„ eifching te leenen; van zich aan geene „ Vifitatie te onderwerpen, dan aan die „ der Tollen en der Geëmployeerden van zyne Majefteit." Was  HISTORIE. ï99 Was de Heer Hop verzogt dit Vertoogfchrift ter kennisfe van hun Hoog Mogenden te brengen, gelyk hy deedt; 't zelve werd eerlang onderileund door een Berigtfchrift van den Legations Secretaris Doringer, geduurende de afweezigheid des Barons van Reischach met de zaaken van het Weener Hof by onzen Staat belast — een Berigtfchrift niet min ilerk dan het Vertoog des Gouvernements. Het behelsde eene verklaaring van 's Keizers volftrekt Regt op de Vaard in al dat gedeelte van de Schelde, waar de Schippers, Onderdaanen van zyne Majefteit, van den Doel na Antwerpen en van Antwerpen na den Doel voeren : van derzelver ongehoudenheid om iets, wat belemmering gaf, te gedoogen; dat men in dit Artykel nooit iets zou toegeeven: dewyl dit Regt hervoortkwam uit de volftrekte en bekende Souverainiteit zyner Majefteit, en gevolglyk uit een Grondbeginzel, 't welk de Keizer zou weeten te doen eerbiedigen. Dat het Gouvernement Generaal de ingeleverde Verklaaringen van den Commandant des Wagtfchips, en den Hollandfchen Commies, als vreemd en van geener waarde aanmerkte; dat men ze te rug zou wyzen na de bron, uit welke ze voortgekomen waren, met een antwoord overeenkomftig met de Regten van zyne Majefteit. Dat het niet was door middel van Provifien of dergelyke Dispofitien, dat zyne Majefteit Vergoeding zou N 4 kun- XIX. boek. 1784. Ds Keizer eischt Voldoening, en het weg. neemen van het Wagtfchip te  aoo VADERLANDSCHE XIX. BOEK. ( i i r t r z n k L v h je 21 ht 01 kunnen vinden; het betrof eene prompte en eclatante Satisfactie, geëvenredigd aan de beledigingen, en zodanig als de Waardigheid zyner Majefteit vorderde. Dat, indien hun Hoog Mogenden niet begonnen met op ftaanden voet het Wagtfchip van het Grondgebied des Keizers te doen vertrekken, 't welk zich daar ophieldt zonder Regt of Tytel, alleen met oogmerk om de Onderdaanen zyner Majefteit te plaagen, en te onderdrukken, het niet mogelyk zou zyn in hun eenige neiging te verondcrftellen van zyne Majefteit voldoening te willen geeven; dat men zelf meer zou kunnen zeggen naa zo meenige en geduurige aanvallen, en aaa de openbaare bekragtiging die men laar van gedaan hadt, door de bedreiging en ter uitvoerbrenging van de kanonchoot; dat het van de Staaten Generaal fhing om dat foort van Wagtfchip op :un erkend Grondgebied te brengen, en iet op dat, 't geen zyne Majefteit beviste. Ten flot betuigende, dat len met vermaak de Onderhandelingen ou beginnen; doch dat het Gouvernelent Generaal verwagtte, dat, vóór de omst der Heeren Plenipotentiarisfen te rus/el, als een vastgeftelde zaak 't zel1 zou aangemeld weezen, 't Befluit van in Hoog Mogenden om aan zyne Ma[feit de allervolledigfte Satisfactie te illen geeven, en als een befliste zaak t Bevel aan het zogenaamde Wagtfchip 1 zich van daar te^verwyderen: als 't welk  HISTORIE: 1201 welk volftrekt onverdraaglyk werd, en waar van het verblyf alleen eene geduurige Infractie en Belediging was voor de Souverainiteit van zyne Majefteit. Inmiddels was ter tafel van hun Hoog Mogenden nog een Vertoog ingeleverd vaiu het Brusfelsch Gouvernement, klaagende over het zetten van Palisfaden buiten de Hoofdwal van het Fort Lillo; het aanleggen eener Battery aldaar; en de gedaane "Bekendmaakingen tot de Verpagting van de Visfchery voor de Sluis van den Doel, en van het Grasgewas op een gedeelte van den Dyk. Omtrent dit alles , nieuwe en onverwagte Schendingen geheeten, werd Voldoening gevorderd, om voor te komen de uitwerkzels en gevolgen, die noodzaaklyk zouden ontftaan, indien de Republiek dezelve niet voorkwame, door eene Bevrediging waar mede zyne Majefteit zich kon voldaan houden. Geen geringe en alleronaangenaamfte bezigheden verfchafte dit alles, aan hun Hoog Mogenden , die, om alle mo- J gelyke toegeevenheid te gebruiken, en; alles voor te komen wat aanleiding1 zou kunnen geeven tot verdere moeiiykheden, beflooten het Collegie ter Admiraliteit in Zeeland aan te fchryven om, ten fpoedigften de vereischte Orders te ftellen, dat door 'sLands Wagtfchip, te Lillo liggende, geen onderzoekingen, hoe genaamd, zouden gedaan worden van eenige Schepen heen en weder vaarende N 5 uit XIX. 3 O EK» 'elfche\{Q% evert nieuw» lezwaaé ren in. Infchik* yk geJrag van mn Hoog Vlogenien.  XIX. BOEK. 1784. j J i Gerugt van't aan- f naderen . van Kei-" zerlyk t> Volk na ^ 'Liefkens. hoek. e 1\ 202 VADERLANDSCHE uit Oostenryks Brabant en Vlaanderen op de. zogenaamde Vry Polders ; maar dat men dezelve, tot nader orders, een vrye en onverhinderde Vaard zou laaten Hier van zou men aan den Collonel van Pabst thans bevel voerende over de Forten langs de Schelde, berigt geeven, diens voorzigtiggehouden gedrag goedkeuren en hem verder gelasten daar mede voort te gaan, en alles te vermyden, dat naar dasdlykheden, welke eenige Agresfie van de zyde van den Staat kon mede brengen, zou kunnen zweemen. Wat 'er van de Palisfa- den en de Battery was, moest onderzogt en alles, tot nader Order, geftaakt worden; en zouden de Verpagtingen der Visfchery en het Grasgewas, desgelyks, :ot nader last, geen voortgang hebben. — Dok werd het Wagtfchip, 't welk van 011ïeugelyke tyden voor Lillo gelegen hadt, m nu zo geweldig een iïeen des aanbots geworden was, gelyk wy uit het kngtfchrift van den Heer Do ring er ;ezien hebben, eerlang van daar genoden, en in 't Hulftergat gelegd (*). De vreemde verfchynzels in dien Oord amen met dit voorgevallene te Liefkensoek en te Lillo, zo te Land als te Wa?r, geen einde. Te Lillo ontftondt, op en Bededag, een gerugt, en kwam 'er 2n fchriftlyk, doch ongetekend, berigt aan (*)\ Refol. Gen 5.7. g. en 17, April I7g4_ . Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1353-1357. Courier tn Europa I. D. bl. 321—327.  HISTORIE. aan den Commandant van Liefkenshoek, dat 'er dien avond, ten negen uuren, elf of twaalf honderd man Keizerlyk Krygsvolk in den Doel zou trekken, en dat de Kwartieren daar voor reeds befteld waren; ten einde de Sluizen van. Liefkenshoek in te neemen, en bezet te houden. De verbaasdheid in deeze Sterktens was zeer groot, de Inwoonders gingen aan 't pakken; de Bezettingen namen alle mogelyke voorzorg,- menhieldtKrygsraad, en werd de Capitein G oc kin ga te post na 'sGravenhaage gezonden om van de verfchyning der Keizerlyke Manfchap, die in de tegenwoordige omftandigheden voor een vyandlyken aanval deedt dugten, kundfchap geeven, en orders te verzoeken. Op de aankomst deezes Capiteins vergaderden de Staaten onmiddelyk, en namen het billyk en manlyk befluit om, in gevalle van aanranding, geweld met geweld te keeren: dan te gelyk werd de Generaal Major duMoulin derwaards afgevaardigd om nader kennis van 't een ander te neemen. By diens wederkomst bleek, dat het Gerugt het aantal des Krygsvolks de helft vergroot, en de vrees aan 't zelve andere oogmerken toegefchreeven hadt, dan men betuigde by 't zelve te huisvesten. Diens verflag hieldt in, dat' het Gouvernement van Brusfel goedgevonden hadt om zes honderd Man Oostenrykfche Troepen na Ant- •wer- XIX, 3 O E K\r I784.  XIX. boek. 1784. ' 't Brns* "fettch Gouvernementbetuigt niets vyandlyksbedoeld te hebben. s i J \ I 2 ti n b hi ft • C 4 $ l- a •> rnn :s ■ L1- :o 1-  XIX. boek. 1784. J ( < Belgiojoso mis- ] noegd, , wegens de vrye I fchryf- £ wyze { o^er de ^ Eifchen ï van zyne V Majefteit. n *rö VADERLANDSCHE aanzienlyk en vermogend Gemeenebest; weshalven het niemand kon verwonderen, hoe, uit hoofde van dit een en ander, het tegenwoordig gedrag van het Gouvernement dier Staaten, die zelve, ten koste van het goed en bloed onzer Voorvaderen, aan hét Keizerryk waren gehegt geworden, de gevoeligheid van s Lands Vaderen op eene wyze hadt opgewekt, dewelke, indien ze niet belluurd werd, door die Wysheid, door die Bedaardheid, en door die Langmoedigheid, welke, door alle eeuwen heen, het Character onzes Landaarts kenfehetften, aan hun welhgt andere maatregelen zou hebben kunnen voorfchryven, dan hunne coegeevenheid en agting voor den ouden Vriend des Gemeenebests tot nog toe um hun hadt vergund. Dan 't geen zy ieeden bleef de duidlykile kenmerken iraagen van eene toegeevenheid, die hunie^ vreedzaame gevoelens, zo verre dezelve met eene omzigtige voorzorg voor Je beveiliging hunner Bezittingen eenig-, ^nis beftaanbaar waren, in den klaarden lag Helde. ^ Dergelyke bedenkingen op 's Keizers -ifchen, vondt men in de openbaare X'.gfchriften en andere Papieren, zomtyds tiet met weinig fcherp'.. ;ds, voorgedfaa;en. Dit nam de Graaf de Belgioos 0 te Brusfel euvel op, en gaf onze linisters Plenipotentiarisfén ten dien Hoe, te verdaan, voor hun niet te kunen verbergen 's Keizers ongenoegen over de  HISTORIE. ai? de vrye en onbetaamelyke wyze, op welke men in de Hollandfche Nieuwspapieren, het Chaiacter van zyne Majefteit met de haatlykfte kleuren affchilderde., en dat men in dezelve zich hadt aangemaatigd de Eifchen in de oyergegeevene Vertoogen vervat, te wederleggen, zich zorgvuldig wagtcndeom de Inleiding tot dezelve openbaar te maaken, ten einde de gunstryke en vriendlyke denkwyze des Keizers te verbergen, en alleen ilegts het onaangenaame mede te dcelen. Op deeze klagte kreeg hy ten befcheid, dat het gefielde in de Nieuwspapieren geheel buiten hun Hoog Mogenden was, dat de vryheid van fchryven in de Republiek bezwaarlyk kon worden tegengegaan; weshalven zy den Graaf verzogten zich daar aan niet te ftooren; doch zich alleen te bepa len tot het geen zy in hun characcer zouden mededeelen, de waare gevo lens van hun Hoog Mogenden uitbrengende ( ). Zo ras hunne Hoog Mogenden kennis ontvangen hadden van de boven opgegeevene verregaande en wydftrekkendc Eifchen der Brus/elfchc Regeèringe, waren zy terftondt bedagt om de grenzen des Lands, .van welken reeds een zo aanmerkelyk gedeelte werd opgeëischt, in een beter ftaat van tegenweer te ftcllen, dan dezelve, naa de laatfte omwenteling in dit Gemeenebest voorgevallen, geweest waren. (*) Courier van Europa I. D. bl. 337. O 5 XIX. BOEK. 1784. Krygsvolk nade Grenzen gezonden.  ai8 VADERLANDSCHE XIX. BOEK. Bezending van Holland aan zyne Hoogheid over hei langzaam ren. Zy beflooten , op den zevenden van Bloeimaand, om de meest blootgeftelde Plaatzen in Brabant en Vlaanderen te doen voorzien; te meer dewyl dezelve, geduurende den laatften Oorlog, een groot gedeelte hunner gewoone Bezettingen hadden moeten misfen. Zyne Hoogheid, als. Capitein Generaal, vaardigde op dit Staatsbefluit, de behoorelyke Patenten af aan eenige Regimenten om zich na Maaftricht, aan andere 0111 zich na Sas van Gent, en na Hulst te begeeven; Bergen op den Zoom, door deeze fchikking meest ontruimd, moest door andere Regimenten bezet worden, om 'er tot nader last te blyven; en Breda mede ontledigd, kreeg ander Volk, onder 't zelve het tweede Batailion Hollandfche Gardes. Gecommitteerde Raaden hadden eenige zwaarigheid gemaakt, omtrent een befluit, volgens 't welk zy meenden, dat de Hollandfche Gardes, als behoorende onmiddelyk aan de Staaten van Holland, zonder verlof van den Souverain, niet mogten uittrekken, en fchreeven deswegen aan Staaten van Holland, die daar "op goedvonden, dat men evenwel op de gegeevene Patenten van den Capitein Generaal Attaché zou verkenen. _ Op den eigenden dag deelden de Afgevaardigden van Dordrecht ter Staatsvergadering van Holland mede, dat de Veldmarfchalk, Hertog van Brünswyk, zyne Hoogheid zou verhinderd'hebben in deszelfs fchikkingen tot het geeven van goede en prys- waar-  HISTORIE. et9 waardige Orders, die tot dekking tegen allen aanval zouden hunnen ftrekkcn. De Penfionaris dier Stad de Gyzelaar nevens den Penfionaris van Amfierdam van Berckel, en den Raadpenfionaris van Bleiswyk, kreegen last om zich by den Capitein Generaal te vervoegen, en na dit ftuk Onderzoek en daar van Verflag te doen (*). — Op het afleggen van deezen last, ontvingen zy ten antwoord, dat zyne Hoogheid door gemelden Hertog geenzins verhinderd was geworden, en dat hy, hoe zeer ongehouden om, als Capitein Generaal yan de Unie, aan iemand dan hun Hoog Mogenden, rekenfchap te geeven, ten blvke van infchiklykheid voor de begeerte van hun Ed. Groot Mogenden, bereid was hun opening te doen van de beweegredenen , die hem verpligt hadden om niet, vóór het nader Befluit op den zevenden van Bloeimaand, een groot aantal Krygsvolk na de Grenzen te zenden. Verzogt tot deeze opgave vervatte zyne Hoogheid dezelve in eenen Brieve, waar van hy hun Hoog Mogenden met kennisgeeving van 't gebeurde, een affchrift oordeelde te moeten zenden. Hoofdzaaklyk kwam dezelve hier op neder, dat zyne Hoogheid, geoordeeld hadt, tot dus lange, niet veel beweegingen in het Krygsvolk te moeten maaken, en zich te bepaalen tot de nodige fchik- kin- O Re/al. van Roti 7. Mey 1784 *V. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1476, XIX. 5 o ek,. f7:84. \ zenden yan Krygsvolk na de Grenzen. Verantwoording van zyne Hoogheid.  'XIX. Boek. • i < c i ö d v (*) Zie hier boven bl. 201. 220 VADERLANDSCHE kingen cm Schepen in gereedheid te brengen, ten einde, wanneer de nood het vorderde, eenige Bataillor.s na Staats Vlaanderen te kunnen overvoeren, en alleen de Plaatzen in Vlaanderen te voorzien van zo veele Kanonniers, als de zwakheid van het Corps der Artilleristen hem toeliet. Uit het verplaatzen van den Uitlegger van voor Lillo (*), was hy in de gedagten gevallen, dat het oognierk van hun Hoog Mogenden daar heenen ltrekte om alles te voorkomen, dat eenig ongenoegen aan het Brusfelfche Gouvernement zou kunnen geeven; en dat hy loor het doen trekken van veel Krygsiroks na de Grenzen, zonder eenige ladere Aanfchryving van hun Hoog Mogenden, zou kunnen worden aangeven als den Oorlog met den Kèizer te lebben uitgedaagd. Hem waren niet onbekend de nadeelige gerugten ten deezen jpzigte, omtrent hem loopendc, van een leimlyken last aan den Luitenant C0U0iel van Shweinitz gegeeven, en. iet zoeken van eenig gefchil met het Gou'ernement van Brusfel; dit madkte hem, e meer huiverig om in deezen iets op ich te neemen, of eenige nappen te oen, waar uit aan kwaalyk gezinde Perionen de gelegenheid werd verfchaft om e gerugten te vernieuwen cn te verfprcicn, dat hy de Republiek tragtte in te 'ikkelen in eenen Oorlog, uit inzigten ; . niet  HISTORIE» 5ü* niet overeenkomflig met de waare belan- gens van het Gemeenebest. Wyders hadt hy zieh met het uitvoeren des Staats.beiluits verlegen gevonden, om dat het niet bepaald fprak van de Plaats, die het eerst in een behoorlyken ftaat van Verdeediging behoorde gebragt te worden, en, was, uit hoofde van den zwakken toeftand der Armée, niet in ftaat geweest om ten vollen aan het oogmerk van hun Hoog Mogenden te voldoen. — Daarenboven hadt hy zwaarigheid gemaakt om dat het Krygsvolk na Staats Vlaanderen overgevoerd, als afgefneedea moest aangemerkt worden, en wegens de ongezondheid dier Garnifoenplaatzen; desgelyks hadt hyin aanmerking genomen hoe veel de meeste Regimenten, in de Jaaren mdcclxxxi, mjocclxxxii, en een gedeelte van mdcclxxxiii, op de Kusten gebruikt, geleden hadden, en de kosten die een fpoedig opbreeken wedex aan dezelve zou veroorzaaken. Dit waren, fchryft hy, de gronden en beweegredenen, Waar op hy was te werk gegaan; de Veldmarfchalk hadt hem niet verhinderd; maar hy uit overtuiging gehandeld, zo als hy oordeelde, dat de voorzigtigheid vorderde, en vermeende zich ten allen tyde te kunnen verantwoorden by hun Hoog Mogenden, aan wien hy alleen rekenfehap fchuldig was van zyne verrigtingen als Capitein Generaal van de Unie. 1 De Heeren van de Ridderfchap en Edelen van Holland be- ROEK» i7H%  XIX. B ü ü IC. 17*4- ■ DeKrygs. bevelhebbers en het Krygsvolk opontboden 'sKefèers Afgezant vindt de toerusting aan onzen kant vreemd. C*) Re/ot Gen. 23. Mey. . Refol. van HaU, 24. Mey 1784. 222 VADERLANDSCHE betuigden de opening-en door zyne Hoogheid gegeeven, goed te keuren en daar in volkomen te berusten (*). Zyne Hoogheid gaf bevel aan de Gouverneurs, Commandeurs en Plaats-majoors der Steden en Frontieren in B'ra* bant en Vlaanderen, om zich, zonder uitftel, na hunne posten te begeeven; en aan alle Officieren, Capiteinen en onderhoorigen van al het Krygsvolk van den Staat, met verlof afweezig, om ten fpoedigften by hunne Regimenten te komen. Een Postbode bragt aan de Bevelhebberen der Vestingen op de Grenzen van Brabant en Vlaanderen last om, aangcvullen wordende, gcWeld met geweld te keeren; en een aan den Prins van Na sau Weileurg gezonden, ontboodt dien Vorst, zonder toeven, na Maa~ (Iricht, de plaats zyns Bevelhebbcrfchaps. Vreemd, in de daad, dat 's Keizers Afgezant, naa zo veele flappen en die Eifchen, zyns Meesters, het nog kwaalyk rondt, dat de Staaten zo veel Krygsvolks ra de Grenzen deeden trekken, en by iet uitflorten van de vredelievendfte erf vriendhoudenfte betuigingen, verklaarde, lat deeze vrees en voorzorg der Staaten 2er gefchikt was om zyne Majefteit te verbitteren, dan tot minzaame fchikkingen te beweegen. Ondertusfchen feheèö  H I S T O R I E, *£$ fchéen inen aan de zyde der Brüsfelfchè Regeering niet zonder kommer, of van deezen kant ook eenige daadlykheden zouden worden aangevangen, die, hoe onvoorzigtig misfehien, uit aanmerking van het gering aantal Krygsvolk in de Öosienrykfcaï Nederlanden, 't welk men op omtrent 11 occ man begrootte, in den eeriïen opflag, een voordeeligen kans beloofde (*). Dan de Bezetting der Grensfteden, met welk een oog ook door het Brüsfelfchè Gouvernement aangezien, was alleen eene daad van voorzigtigheid, die de omiiandigheden, waar in 't Gemeenebest zich daadlyk bevondt, van eene onvermydelyke noodzaaklykheid deeden worden. — Hun Hoog Mogenden, wel verre van eenige maatregelen, die zy thans, uit hoofde der hun aangedaane beledigingen , en de fchennis van de Eer der Republiek, zouden hebben kunnen neemen 3 daadlyk tegen hetKeizerryk te willen werkflellig maaken, oordeelden het veeleer van 't belang der twistende Partyen, eenen aanzienlyken Scheidsman in te roepen, die de tegenwoordige gefchilleh, hoe ontydig enonxegtvaardig ten opzigte van dit Gemeenebest geroerd, volgens zyne bekende Billykheid en Edelmoedigheid, zou kunnen beflisfen, den Koning van Frankryk. Terftond, naa het inleveren van het kort Tafereel der Eifchen des Keizers (f), vonden hun Hoog (*) N. Nederl. Jaarb, 1784. bl. 1478. 1479. CÓ Zie bier boven bl. 207. XIX. BOEK. I7&4-. Hun HoogMo* genden roepen Frankryk tot Scheids» man in"  £24 VADERLANDSCHE XIX. boek. I784. Voorloo pig antwoordvan onzen Staa op de Eifchen de; Keizers. Hoog Mogenden goed, het Hof van Frank* ryk kennis te geeven van deeze Vorderingen, en te gelyk de Bemiddeling van 't zelve te vraagen in de thans gereezene Gefchillen tusfehen deezen Staat en het Gouvernement van Brusfel: ten zelfden tyde hunne Gezanten te Parys gelastende, den Koning van Frankryk te verzoeken , met zyne goede dieniten tusfehen beiden te willen komen, om die oneenigheden, op de best mogélyke wyze, weg te ruimen, en te vereffenen. — De Hertog pe la Vauguyon gaf, den twintigften van Bloeimaand, 'sKonings bereidvaardigheid te kennen om aan dit verzoek te voldoen. • De Vorderingen des Keizers, die deeze Krygs toerustingen, en dit Verzoek aan 't Franfchc Hof, ten onmiddelyke gevolge : hadden, baarden eerlang het Staatsbefluit, ,, om de Heeren hunner Hoog Mogen„ den Ministers Plenipotentiarisfen aan „ het Hof van Brusfel aan te fchryven, „ en hun te magtigen, om by voorraad, „ ter plaatze waar het behoorde, te ver., klaaren, dat hun Hoog Mogenden niet „ konden verbergen, derzelver billyke „ verwondering, over de alleszins hoog„ gaande Eifchen in het ingeleverde Ta- „ fereel vervat. ■ Dat zy niets min- „ der dan zodanige wyduitgeftrekt^e Vor„ deringen verwagt hebbende, een ge3, noegzaamen tyd zouden behoeven, om 3, zich te bekwaamen tot het onderzoek „ van de gronden, op welke men deeze »  HISTORIE. S25 fustenuen bouwde, en welke men ver3, trouwde, dat, zo niet geheel, ten min3, ften voor het grootfte gedeelte, ten „ genoegen van het Hof van Brusfel zel5, ve, zouden kunnen wederlegd en weg„ genomen worden; als mede om te kun- nen opmaaken de Contra-Pretenfien, ,, welke men, van de zyde van den Staat, 3, met grond, meende te kunnen formee- ren. Dat zy ondertusfchen, niet „ wilden afzyn het Gouvernement Ge3, neraal te doen verzekeren van derzel„ ver aanhoudende begeerte om, door 3, den weg van voeglyke fchikkingen, al,, le de gereezene gefchillen geëindigd tè „ zien; dat zy niets meer verlangden ,, dan door het toebrengen van alle bil,, lyke facilteit, in de te houdene Onder„ handelingen, daar van de ontwyfelbaar,, fte bewyzen aan den dag te leggen; ,, terwyl zy, Voor het overige, niet zou3, den nalaaten allen mogelyken fpoed, zo ,, verre met den aart der zaaken en de gefteldheid der Regeeringe beftaanbaar 5; was, aan te wenden, om zich wegens j, den inhoud van het Tafereel, meer „ byzonder aan het Gouvernement te kunnen verklaaren (*)." Het voorzien der Grensfleden, en inzonderheid van Maaftricht, met veel meer Manfchaps, dan 'er zints eenigen tyd in gelegerd geweest was, ontging der opmerking niet van het Brusfelfche Gouvernement £*) Refol. Gen. 25. Mey 1784. VIL JüEffiL. P XIX. D OEK, 1784. De Kei. zer verklaart den minften aanval Dp zyn Grondge»  226 VADERLANDSCHE XIX. boek. 1784bied vooi een begir van Vyandlykhdd te zulien aanzien. ment, en kon geenzins nalaaten 't zelve te doen zien, dat de Staaten zo gereed niet waren, om zich aan de gedaane Eifchen te onderwerpen, als 't zelve zich, ' in den aanvange, hadt voorgefteld. ■ Uit deezen hoofde is het waarfchynlyk, dat de Baron van Reischach, van wegen 't zelve, hun Hoog Mogenden meermaalen deedt verklaaren, dat zyne Keizerlyke Majefteit, ,, door geen de „ minfte Vyandlyke oogmerken tegen dee„ zen Staat bezield werd; maar alleen wenschte, de thans gevoerde gefchillen, op de best mogelyke en minlykfte wyze, te vereffenen." Dan veelen betuigden niet te kunnen ontveinzen, dat zy weinig blyks gezien hadden van die vredelievende en toegenegene gevoelens des Brusfelfchcn Hofs omtrent onzen Staat. Dat de ftoute en weinig eerbiedige toon, op welken 't zelve, tot hier toe, eene Souveraine en Onafhangelyke Republiek aanfprak, veel eer een vermoeden inboezemde, dat het de Hoogheid deezer Landen veragtte, en zich thans alleen zogt te bedienen van de Oneenigheden, door welke het waarfchynlyk dit Gemeenebest zodanig verzwakt en uitgeput hieldt, dat hetzelve aan alle Eifchen van eenen magtigen Nabuur, zonder wederzeggen, zou voldoen. Ook leverde die Afgezant een Vertoog over, waar in hy, onder andere bekend maakte, dat. vermids men van deezen kant zo veel Krygsvolks op de Grenzen hadt doen aanrukken,  HISTORIE. 227 ken; zyne Majefteit den minften aanval op zyn Grondgebied voor eene Vyandlykheid zou aanzien. Op de belofte van eene nadere beantwoording der Eifchen des Keizers, kree-. gen der Staaten Gezanten te Brusfel ten befcheid, dat zyne Majefteit de Keizer, wel tyd wilde geeven tot overweeging; maar dat Hoogstdezelve van zyne Eifchen niet zou afgaan, en inzonderheid op het Bezit van Maaftricht, en de drie Baljuwfchappen daar onder begreepen, blyven aandringen. En niettegenftaande de Brusfelfche Regeering klaagde over de wyze. waarop deszelfs Vorderingen hier uitgelegc werden, als of zyne Keizerlyke Majefteit, iets vroeg, 't welk hem, niet toekwam, hoopte men, egter, dan dit Hof we eenigzins toegeeflyker zou worden, wan neer de Tegeneifchen van onze zyde be hoorelyk zouden opgemaakt zyn. Eenige Ingezetenen van den Staat, dee hebbende in zekere Geldopfchietingen (*) ten lasten van Keizer Carel den VI diens Erven en Naakomelingen, onder vei band, (doch alleen tot meerder zekerheid, der lnkomften van Opper- en Neder-Silefien van welke Gelden, zints den Jaare mdccxl geene Intresfen betaald, en ook geen Aflos fingen van Hoofdfommen gefchied waren ooi (**) Deeze Geldligtingen waren in den Jaar 1733-1734. en 1736. gedaan, en groot72500,000 /Scc.cco en /35co,óco, op de eerfte was dri vyfde, en op de tweede twee dsrde, afgelegc P 2 XIX: boek. I784. , De Keizer betuigt van zyne Eifchen op Majlricht niet te zullen aff zien. I 1 Eifchen; op den Keizer , ' wegens " eenige ) nog onafgeloste ' Geldopfchietlitt - gen. > 3  2s8 VADERLANDSCHE xrx. BOEK. I784. Wederleggingvan'sKei y.crs Tafereel. C) Xefot. Ctn. 30 Mey 1784. oordeelden, daar de Keizer Schuldenvorderingen ook van byzondere Perfoonen deedt, het tydftip gebooren, om hun Hoog Mogenden hunne wettige Eifchen, tot nog onvoldaan gebleeven, te herinneren; ten einde het blykbaar Regt van allen in deeze Republiek daar by belang hebbende, by de Onderhandelingen, in 't oog gehouden mogt worden, om eens van hunne deugdlyke Schuldvorderingen voldoening te bekomen (*). De algemeene aanmerking, dat het veel ligter valt eene Lyst van bezwaaren op te noemen, en ze Onbeweezen neder te Hellen, dan dezelve dugtig te wederfpreeken, werd bekragtigd door de wydloopige Wederlegging van het Tafereel der Keizerlyke Eifchen, door onze Gezanten te Brusfel overgegeeven, en aan het Franfche Hof medegedeeld. Te omflagtig is ze, om hier geheel plaats te vinden. Hoofdzaaklyk ftrekt dezelve om te toonen, dat de Erfenis, of Opvolging van Carel oen II, onzen Staat niet meer aangaat, en afgedaan is door laatere Overeenkomften, gelyk van Nymegen, Ryswyk en Aken, waar by alle tegenwoordige Bezittingen, en dus ook die de Keizer eischt, aan den Staat gevrywaard zyn door Frankryk en andere voornaame Mogenheden j de geëischte bezittingen van Grondgebied, worden 'er in afgeweezen; fchoon  HISTORIE. *fl$> fchoon op een toon, die zo veel infchiklykheids omtrent nadere Onderhandelingen , wegens eenigzins betwistbaare (lukken ademt, als de toon des Keizers dringend was en onvriendlyk. Even handelbaar Helden hun Hoog Mogenden zich aan, omtrent de Schuldvorderingen des Keizers. De Tegeneifchen, die hun Hoog Mogenden oordeelden, dat, by voorraad, door hunne Ministers Plenipotentiarisfen aan het Hof van Brusfel, te deezer gelegenheid, behoorden gedaan te worden, kwamen hier op neder „ Voor eerst, op „ de betaaling van 't geen hun Hoog „ Mogenden nog ten agteren waren aan „ de Subfidie beloofd by het Tractaat „ van Barrière, waar van nimmer door „ hun Hoog Mogenden gerenuncieerd „ was, het welk tot den Jaare mdccxliv „ alleen berekend, en in den Jaare „ MDCCLin, erkend was te hebben be9, draagen de fom van ƒ2122059-1 - 8. „ Hollandsch; waar omtrent verder ftondt „ aan te merken, dat, by gebrek van die „ betaaling, de Staat, zedert den Jaare „ mdccxlv, 'sjaarlyks hadt betaald „ ƒ202406-17-9 tot voldoening der ln- ,, tresfen daar op genegotieerd. ? „ Dat, zo, naa den Jaare mdccxuiv „ tot mdc c x l v 111 ingeflooten, de Sub„ fidie al niet geheel tot ƒ1250000-: -: „ 'sjaarlyks zou kunnen worden gere„ kend, egter op een gedeelte daar van „ moest worden aangedrongen; waar uit, P 3 » in XIX. BOEK, I784. Tegeneifchenvan hun HoogMcgenden.  ©3° VADERLANDSCHE XIX. boek. in zulk een geval, de Schulden te „ Doornik en Namen agter gelaaten, zou„ den kunnen voldaan worden, en op de „ helft der Subfidie gerekend, over die „ vier Jaaren bedraagen zoude, een fom „ van twee en een half Millioenen Gul„ dens; dat op de geheele Subfidie be„ hoorde te worden geftaan, zedert het „ bezetten van de geheele Barrière, naa „ den Vrede te Aken, ten minften gere„ kend van en met den Jaare mdccxlix „ tot en met den Jaare mdcclvi, wan„ neer eenige Barrière Plaatzen van het „ grootfle gedeelte van derzelver Garni„ zoenen zyn ontledigd, 't welk, over „ die acht Jaaren, zou bedraagen een „ fom van tien Millioenen Guldens; ter„ wyl, zints dien tyd, of met den Jaa„ re mdcclvii, met grond, op een groot „ gedeelte van de meergemelde Subfidie s, kon en behoorde aangedrongen te wor- „ den. En moest men, voor het „ overige, in 't oog houden, dat by in „ gebrekebly ving der betaalinge van deeze „ Subfidie, onbetaald gebleeven waren, „ de Tractementen van de Gouverneurs, „ Commandeurs, en andere Officieren en „ Bedienden, tot de gemelde Barriere„ Plaatzen behoord hebbende. „ Ten tweeden, behoorde men te ftaan „ op de betaaling van 't geen hun Hoog „ Mogenden, naa het fluiten van de Vre„ de te Aken, en het weder in 't bezit 9, neemen van de Steden der Barrière, tot het herftellen der Werken van Na- „ men,  HISTORIE. 23E „ men, mitsgaders liet aanleggen van „ nieuwe Werken, tot meerder verdee„ diging van de Stad en het Kasteel, „ als mede wegens het gewoon jaarlyks „ onderhoud van dezelve, tot den dag der „ ontruiming dier Stad, hebben uitgefchoo9, ten, omtrent ƒ850000-:-: bedraagende.— „ Als mede op 't geen, de Keizer wegens „ het aanleggen en onderhouden van een „ Magazyn Leeftocht, in dezelve Vesting, „ in den Jaare mdcclvi, met overleg en „ toeftemming van wylen haare Keizer„ lyke en Koninglyke Majefteit, opge< „ regt, nog fchuklig was; waar van de „ nette fom nader zou worden opgegee„ ven. „ Ten derden, moest gedrongen wor„ den, op 't geen den Staat nog toe„ kwam, wegens gedaane leevering van „ Brood en andere Benoodigdheden aan „ de Troepen van wylen haare Keizer „ lyke en Koninglyke Majefteit, op hel „ Grondgebied van den Staat, geduuren „ de de onlusten, geëindigd met der „ Vrede van Men, waar over men, or. „ de herhaalde en fterke aandrangen diei „ Vorstinne, hadt geliquideerd met der „ Commisfaris Helman, en welke b] „ dezelve als een wettige en deugdlyk< 9, ïchuld was erkend geworden, bedraa „ gende ƒ1182495-:-: „ Eindelyk, hadt men den noodigei 3, aandrang te doen op de betaaling de: „ 'alleszins wettig verfchuldigde Hoofd „ fommen en Intresfen aan veele Ingeze P 4 » te XIX. BOE lil 1784. I 1 L r t  XIX. boek. I784. Josephus kan ds bemiddeling van Frankryk toeflaan; doch oordeelt ze onnoodig. Drukke handelingen. ; j J ( I a ( i ï C fi ti j *3& VADERLANDSCHE " t'n ,feerf- Landen' fPr"itende uit " £\°eIdoPfchietingen ten lasten en ten "vi°%t,Vm keizer ca*^ den „ VI. (*)." De Bemiddeling van het Franfche Hof3 door onzen Staat verzogt, en door 't zelve op de verpligtendfte wyze ingewilhëd Ct), oordeelde de Keizer overboodig omtrent Voorwerpen, zo weinig, gelyk hy ichreef, aan twist onderworpen, als die, waar over de Handelingen liepen van het Gouvernement Generaal der Nederlanden, met de Hollandfche Gelastiglen: dan zou hy 'er zich niet tegen verbetten, wilde Frankryk zyne goede dienten ten voordeele van de Republiek aanrenden. Maar hoe weinig aan ge- chil onderworpen de Stukken te Brusel te behandelen, Josephus den II. »ok mogten voorkomen, of althans door tem voorgedraagen worden, eene geheel ndere gedaante hadden zy in 't oog der mdèrhandelaaren van onzen kant. Één unner, de Heer W. A. Lesteve:on, kwam, den vyf en twintigften van 'ogstmaand, met meer dan gewoonen >oed, van Brusfel in 's Gravenhaag. Avonds naa zyne komst, hielden de dgemeene Staaten, en de Raad van Staa:n, buitengewoone Vergaderingen, van meer /-x-,%. 7 5 L I33> enZ- (JJ ©34 VADERLANDSCHE „ om blyken te geeven van dé ge„ voelens, welke hy voor de Repu„ bliek bezit, en van zyne geneigdheid „ om met haar in eene goede" ver- „ ftandhouding te leeven. Dat mid» „ del beftaat daar in, dat hun Hoog „ Mogenden erkennen, dat de Riyier de „ Schelde open, en de Vaard op dezelve „ geheel en volftrekt vry is — dat het aan „ de Onderdaanen van den Keizer vry ftaat, „ recht ft reeks te vaar en en te handelen, uit „ de Havens der Nederlanden na de beide „ Indien, en dat zyne Majefteit het Regt „ heeft, de Tollen, naar zyn goedvinden, „ te betaalen. „ Als deeze erkentenis gefchiedt, als „ de Grensfcheidingen van Vlaanderen „ bepaald blyven op den voet by de Con„ ventie van den Jaare MDCLxivvast„ gefield, en men vastefchikingen maakt, „ om, in 't vervolg, alle moeilvkheden „ en hindernisfen in den Waterloop in „ dier Landen te voorkomen; en als „ hun Hoog Mogenden de Forten Lillo ,, en Liefkenshoek, en die van de Kruis„ fchans en Frederik Hendrik Joen ont^ „ ruimen, om geflegt te kunnen worden, „ wil zyne Majefteit wel afzien van zy„ ne Landlyke Eifchen, welke in het Op„ ftel genoemd zyn, en bepaaldlyk van „ zyne Regten en Eifchen op Maaftricht „ het Graaffchap Vroenhove, en het Land „ van Hollandsch Overmaaze, gelyk ook „ van zyne Geldeifchen met compenfatie van die der Republiek. » Wat  HISTORIE. 235 „ Wat aangaat de Eifchen der Regee„ ringen en byzondere Onderdaanen van 3, zyne Majefteit, gelyk ook die kleine. ?, Verfchillen, welke 'er ten opzigte van >} de Grensfcheidingen van Brabant, het „ Land van Overmaaze en van Gelderland ?, mogen plaats hebben, deeze Onderwer3, pen kunnen in de Onderhandelingen „ behandeld en gefchikt worden, naar de „ billykheid en wederzydfche aangelegen- heden. „ Dit zyn de Voorwaarden tot welke „ zyne Majefteit zich bepaald heeft, om 5, op dezelven, terftond een algemeen „ Verdrag met de Republiek aan te gaan. „ Zy behelzen volftrekt zyn laatfte be?, fluit, en volgens de oogmerken, die ?, hun Hoog Mogenden in deeze zaak 3, hebben, kan men niet twyfelen, of zy ?, zullen zich haasten, om deeze Voor- waarden aan te neemen, als een by,, zonder blyk van de Goedwilligheid en „ Toegenegenheid van zyne Majefteit, 3, voor de Republiek. „ In die verwagting heeft de Keizer „ geoordeeld, van nu af aan, de Schelde ?, voor geheel en volftrekt vry en open ,5 te houden, en dienvolgens beflooten ,, de Vaard op dezelve te herftellen. „ Op uitdruklyken last van zyne Majefteit „ verklaarde hy, ten flot, dat, indien „ men , van den kant der Republiek, „ eenige belediging, deedt aan de Vlag „ van den Keizer, zyne Majefteit zulks v zou aanmerken, als eene Verklaaring „ van XIX. 30EK. 1784.  g36 VADERLANDSCHE XIX. roek. 1784. Hoe door de Minis. tersPlenipotentiarisfen, by voorraad, beantwoord. „ van Oorlog en een formeele daad van „ Vyandlykheid." Dit zo veel behelzend, en van al het voorgaande zo ver afwykend, Vertoog, waar van verzogt werd terftond kennis te bezorgen aan hun Hoog Mogenden, lieten de Ministers Plenipotentiarisfen te Brusfel niet geheel onbeantwoord, en dien zelfden dag den Graaf de Belgiojoso, een kort onderrigt toekomen. Dat zy, in den naam der Republiek, konden betuigen, dat zy het Tractaat van Munfler des Jaars mdcxlviii, als den grondflag haarer Onafhangelykheid en Veiligheid aanmerkten, dat zy, op dat zelfde Tractaat, haare Regten op de Schelde vestigden; dat zy, voor 't overige, volgens de gefteldheid van den Staat, den noodigen tyd eischten ter raadpleeginge op dit Vertoog; met byvoeging dat zy weinig hoope hadden op zulke Voorwaarden; maar dat zy, middelerwyl, te hunner ontlasting en die der Republiek, verklaarden, dat, wanneer 'er eenig onaangenaam voorval, door de al te groote overhaasting van de zyde van het Gouvernement der Oostenrykfche Nederlanden gebeurde, de Algemeene Staaten, niet zouden kunnen worden aangemerkt als de Aanvallende Oorzaak. ■ 't Wederantwoord des Graafs, terftond gegeeven, kwam hier op neder, dat men uit aanmerking der redenen, voortvloeiende uit de Regeeringsgefteltenisfe der Republiek, senigen tyd zou wagten; dan gaf hy niet on-  HISTORIE. n? onduister te kennen hoe zyn last inhieldt, om, zonder uitftel, overeenkomftig met de oogmerken van den Keizer zyn Meester te moeten handelen. Staaten van Zeeland hadden, reeds eenigen tyd geleden, gevorderd, dat de Uitlegger op de Schelde weder voor Lillo zou geplaatst worden: naardemaal de verlegging van dit Wagtfchip, de uitgaande en inkomende Regten te zeer benadeelde. Thans beflooten hun Hoog Mogenden, by voorraad, het doorvaaren voorby Lillo, als voorheen, te beletten: en, daar men vernam hoe eenige Keizerlyke Schepen gereed lagen, om de aangemaatigde vrye Doorvaard te onderftaan, by de Brusfelfche Regeering aan te houden, om eenigen tyd daar mede te wagten, uit aanmerking van de Staatsgefteltenisfe der Republiek, welke het gevoelen en de toeftemming der Zeven Gewesten, zo fpoedig niet te bekomen, vorderde. Reeds waren 'er eenige Schepen van Oorlog vertrokken om den mond der Schelde te bezetten, en de Vice-Admiraal REYNSTging terftond na Zeeland, met bevel om, fchoon met alle mogelyke infchiklykheid de Doorvaard op de Schelde te beletten. Aan alle de Regimenten, zo. voet- als paarde Volk, werden de noodige bevelen afgevaardigd, om zich ten fpoedigften marschvaardig te maaken, en in het noodige daar toe te voorzien. In beantwoording van de nieuwe en wydgaapende Eifchen des Keizers lieten de XIX. boek: 1784. Men be fluit het doorvaaren by Lillo beletten. Beantwoor-  'XIX. b o e ii. 1784. ding van de nieuwe Eifchen des Keiaers. W VADERLANDSCHE de Staaten deezer Landen zich op deezer} wel gemaatigden, doch ernftigen, tooit hooren. „ Dat hun Hoog Mogenden, „ zich op de opregtheid der veelvuldige „ Vriendfchapsbetuigingen van 's Kei„ zers wegen verlaatende, niet hadden „ kunnen verwagten, dat de waare mee„ ning zyner Majefteit zou zyn, om, in „ plaats van de te vooren gemaakte Vor„ deringen, die in allen gevalle voor 9, niets minder dan blykbaar konden wor„ den aangezien, de Overgifte te vraagen „ van Bezittingen en Geregtigheden, wel,, ke hun onwederfpreekeïyk toekwamen, „ waar op de Veiligheid en Onafhange„ lykheid gebouwd was, en waar van zy „ dus niet konden afzien, zonder zich,' „ de agting van den Keizer zelve on- waardig te maaken 5 dat, daar ge„ laaten verfcheide fchikkingen, thans ,, voorgeilaagen, waar over onder het „ goeddunken van zyne Majefteit na„ der zou kunnen Worden gehandeld,„ ongetwyfeld in dier voege onder ande„ ren te houden was het openen der Schcl„ de, waar van in deszelfs gevolgen, niets minder dan het behoud of bederf „ der ganfche Republiek, en de Veilig„ heid van derzelver Ingezetenen afhing. „ Dat om deeze reden, de Vrede van „ Munfter in den Jaare mdcxlviii, met „ den toenmaaligen Heer der Nederlan„ den, in die zyne hoedanigheid, niet an„ ders was geilooten dan op de uitdruk„ lyke voorwaarden, dat de Rivier de „ Schelde van de zyde van hun Hoog Mo* gen-  HISTORIE. ~m genden ge/ïooten zou worden gehouden. „ Waarom zy vertrouwden van de groot„ moedigheid en billykheid des Keizers, „ dat hy op dit punt, waar van aan dee„ ze zyde nooit was afgegaan, of kon „ worden afgegaan, niet verder zou ge9, lieven te dringen. „ Dat zo, met opzigt tot de Vrye Vaard uit de Nederlanden na de beide Indien, zyne Keizerlyke Majefteit moest wor„ den herinnerd, dat hun Hoog Mogen„ den, in den Jaare mdccxxxïi, tel handhaaving van de Pragmatique Sanc„ tie, wegens de Erfopvolging van het „ Huis van Oostenryk, door Keizer C a„ rel den VI. en den Koning van Groot„ Britlanje, onder anderen zyn overge„ haald, in het vooruitzigtvan de vernieti„ ging der Oost-Indifche Compagnie te Oos„ tende, en door dien in dit Tractaat, aan „ het Ryk van Groot-Brittanje, zo wel als „ aan deeze Republiek, duidelyk was baloofd, dat geheel en voor altoos zouden ophoudenalle Commercie en Navigatie, onder „ anderen, uit de Oostenrykfche Nederlanden na de Oost-Indien. Alleszins was het „ dus billyk, dat, daar de Erfopvolging „ in het Huis van Oostenryk, zedert dien „ tyd, daadlyk, ook door, en ten kos„ ten van de Republiek, was ftaande ge„ houden, de wederkeerige Voorwaarde „ mede werd geftand gedaan. Aan de „ Egards hunner Hoog Mogenden voor „ zyne Keizerlyke Majefteit was het dus alleen toe te fchryven, dat zy, tot hier „ toe3 XIX: boe I784.  24Ö VADERLANDSCHE XIX. BOEK. 1784. „ toe, uitgefteld hadden hunne zo ge* gronde klagten, dat geduurende de te,: „ genwoordige Onderhandelingen over al; ,, Ie de Bezwaaren en Eifchen van het „ Hof van Brusfel, en zonder dat daar ,, in van deeze Oost-Indifche Vaard eenig„ zins was gerept, tegen de zo duidely3, ke Letter van dat Tractaat, vyf Oost„ Indifche Retourfchepen in de Haven „ van Oostende waren binnen gebragt, en één derzelven van de Ankers ge„ flaagen, voor de Zeegaaten van de Re„ publiek, aan de hulp, hier te Lande ,, bekomen, de behoudenis te danken hadt. „ Dat hun Hoog Mogenden hier om „ ook hoopten, dat het hun ten goede „ zou gehouden worden, dat zy, verre„ boven het aanneemen van de hun aan„ gebodene Schikkingen, wélke aan zyne „ Majefteit in een gansch ander licht wd- ren voor gefield, verkoozen nader te on„ derzoeken, 't geen tot Regt vaardiging der Eifchen des Keizers, was te ne„ dergeileld, onder betuiging van hunne „ bereidwilligheid, om, voor zo verre zy daar uit mogten worden overreed „ van de billykheid van eenigen derzel- ven, daar in daadlyk te zullen toeilem,, men, en voor het verdere blyven by „ dien geest van toegeevenheid dien aan„ gaande reeds zo klaar aan den dag ge„ legd. Terwyl zy teffens vertrouwden, „ dat zyne Keizerlyke Majefteit, omtrent „ zodanige andere Punten als zy vermee- nen mogten, niet te kunnen of te mo„ gen toegeeven, naar zyne grootmoedige  HISTORIE. H* £ ge en hillyke denkwyze , liever zou .„ willen inwagten de begrippen van an„ dere onzydige Mogenheden, waar voor „ zy mede gaarne alle veri'chuidigde ïn„ williging zouden betoonen. „ Voorts hielden hun Hoog Mogen5, den zich vast verzekerd, dat- de Ver„ klaaring van zyne Majefteit gedaan, met „ opzigt tot de Opening en Vrye Vaard „ op de Schelde van nu af aan, in allea P, gevalle, moest worden begreepen zich. „ niet verder uit te ftrekken, dan tot „ dat Water, 't welk zyne Majefteit veris, meende onder zyne Souverainiteit te '„ bchooren, en geenzins tot de Watteren en Stroomen, bekend onder de ' benaanling van de Oost er Schelde ea 'l, van den Hond of Wester Schelde, waar „ van de Souverainiteit ongetwyfeld aar} „ hun Hoog Mogenden toekwam; en „ zulks nog te meer niet alleen, om dat „ by het overgegeevene Tafereel^ 'twelk „ geagt moest worden alle de Eifchen „ des Keizers op deeze Republiek te behelzen, zo min als by eenig ander „ ftuk hoe genaamd ooit daar op de mui: '„ fte aanfpraak was gemaakt; maar ook „ om dat dit Regt van hun Hoog Mo„ geilden, ten aanziene van de gemelde Wateren even zo wel gegrond is op 1, het Regt der Volken, als op de erken], de Tractaten en Conventien met die si Heeren, in welker Regten en Verphg- tingen, ten aanzien der Nederlanden. " zyne Majefteit blykbaar was opge> VII. DEEL. Q »' vcl2d XIX. 15 O E Kf 1704-  S4& VADERLANDSCHE XIX. BOEK. 1784. j 1 1 „ volgd. Waarom zich hun Hoog „ Mogenden ook niet konden voordellen, „ dat eenigen der Onderdaanen van zyne „ Majefteit, uit een verkeerd verftand „ van die Verklaarihg, zouden willen „ aangaan tegen de Orders, welke daar „ omtrent hier te Lande altoos en om* ,, trent ieder zonder onderfcheid hadden „ plaats gegreepen, en welker Uitvoe„ ring niet zou kunnen worden tegenge„ houden. —Nog minder verwagtten hun „ Hoog Mogenden, dat de onmisbaare „ Uitvoering van zodanige oude en ge„ woone Orders, in zulk een onverhoopt „ geval, door zyne Majefteit zouden wor„ dentoegefchreeven aan eenig beledigend „ oogmerk van de zyde van hun Hoog „ Mogenden, veel min dat dezelve ten „ gevolge zoude hebben de Uitoefening „ van Vyandlykheid, die by wege van „ noodigen tegenweer, terftond zou moe>, ten worden beantwoord, terwyl daar „ door dan ook alle wegen van Schikking „ daadlyk zouden worden afgefneeden, „ de Grootheid en Edelmoedigheid van „ den Keizer te kort gedaan, en de luisi, ter van hoogstdeszelfs Regeering be- „ zwalkt." Van dit Staatsbefluit icreegen allen die 'er in betrokken waren, en dus ook de Buitenlandfche Mogenheden, welke het Tractaat van Munfer geguarandeerd hadden, of anderzins net deezen Staat in Vriendfchap ofVerJintenis ftonden, kennis (*). Het C) Refel. Gen, 25. 30. en 31. Aug. 178c.  HISTORIE; 643 Het Hof van Brusfel, wel verre van na deeze taal te luisteren, bleef, op een hoogen toon, volharden, in de gedaane laatlie Eifchen des Keizers, bovenal van de vrye Vaard op de Schelde in haaren geheelen loop. De Graaf de Belgio joso gaf zyne hooggaande verwondering te kennen, over het niet fpoedig atngrypen van het voorgeilaagen Middel, 't geen hem gelustte te befchryven als, in alle opzigten, voordeelig voor dit Gemeenebest; als mede over de onvoorbeeldlyke overhaasting, waar mede hun Hoog Mogenden, een zeer weinig gemefureerd Befluit genomen hadden, in 'x wilde, zonder waarfchynlykheid van grond bybrengende, dat de Veiligheid en Onafhangelykheid der Republiek zou afhangen van het geflooten houden der Schelde; onbegrypelyke twyfelingen vooritellende, omtrent de uitgeflrektheid van 's Keizers Verklaaring wegens de opening dier Riviere. Zodanig eene tegenkanting kon de Keizer niet verwagten: en veel min eene uitdrukking wegens de dubbelzinnigheid omtrent de natuur van het onderwerp eener Verklaaring, welke duidelyk en klaar eene geheele en vol/lrekte Vrye Vaard op, en Opening van de Schelde in haaren ganfehen loop irhieldt; toen zo veel te minder aan waarfchynlyken, en zelfs redelyken, twyfel onderhevig, als de Algemeene Staaten ter goeder trouwe niet konden ontveinzen, dat het niet was^ dan aan een Vaard, in den bovengemelQ 3. den XIX: b o e Ci' I784. Aandrang van 'sK ïizert Eiïc len, weeens de "Schrk tg.  Ê44 VAÖÈRLANDSCHË XIX. É O E K. den zin genomen, dat zyne Majefteit' zulke aanmerkelyke Opofferingen doeA kon, als zyne uiterfte Gemaatigdheid hem hadt aan de hand gegeeven: waar om hy die Vordering thans, op de fttrkfte wyze, herhaalde. 'Er by voegende, ,, dat „ zyne Majefteit, die wel wist wat hy zyner Waardigheid en den Roem zyner Regeeringe, zo wel als het Welzyn „ zyner Onderdaanen, verlchuldigd was, „ moest verwagten, dat de Rede, de „ Regtvaardigheid, en het welzyn der Re,-, publiek wel belchouwd zynde, overtref* „ fen zouden de hardnekkigheid der ydele Fooroordeelen, waar aan men meende alleen te moeten toefchryven het aan„ voeren van beweegredenen, onbeftaani} baar met het Welzyn der Republiek; „ en dat hun Hoog Mogenden, op een nader en beter inzien der zaaken, ge„ hoor zouden geeven aan den Voorflag; „ dat zy, door Voorzigtigheid zo wel als ,, door Regtvaardigheid geleid wordende, handelen zouden op eene wyze gefchikt ,, om Gebeurtenisfen te voorkomen, wel3, ke Zouden kunnen voortvloeijen uit „ eene Tegenkanting, ontbloot vmi allen „ waarfchynlyken grond, en welke een „ Syftema aan den dag lag, rechtdraads „ aanloopende tegen de verzekering van ,, agting en verzoenbaare Geneigdheden, i9 zo dikwyls van hunnen kant gedaan —■ „ Geneigdheden, die zyne Majefteit van „ zyne zyde, door de aangeweezene Scjaikkingen, in het jongst overgeleverde  HISTORIE. 245 ^ de Vertoog, voor af, met ttv.tl\hng„ loosheid, die niet kon naa laaten Hem de „ Verwondering van gausch Europa tot zich „ te doen trekken,"daar gelteld hadt." In een mondgefprek hadt dezelfde Graaf, op den verzekerendften trant, te verftaan gegeeven, ten opzigte van de Regten , Welke de Oostenrykfche Schepen aan het Fort Lillo betaalen, dat het eerfte Schot, door den Bevelhebber dier Vesting, ten dien einde gedaan, van wegen den Keizer, voor eene Oorlogsverklaring zou opgenomen worden. Met welk een oog de Koning van Frankryk de door den Graaf de Bel giojoso zo hoog opgehemelde Verklaaring aanzag, ontdekt zich in diens berigt aan den Voorzitter der Algemeene Staa ten ter hand gefteld, door den Heer de B brenger, de zaaken der Franfche Kroone, by afweezigheid des Afgezants, hier te Lande waarneemende. Met gevoeligheid hadt de Koning ontvangen de mededeeling dier Verklaaring, en meende niet beter te kunnen beantwoorden aan dat nieuwe blyk van vertrouwen, dan door, by aanhoudenheid, zyne bevredig gende poogingen, by zyne Keizerlyke Majefteit, aan te wenden. 'Doch kon hy voor hun Hoog Mogenden niet verbergen, dat deeze poogingen van geen kragt zouden zyn, dan in zo verre zy gepaard gingen met voorflagen, gefchikt om ten grondfteun te ftrekken voor eene billyke Overeenkomst van wederzyden. Hy ftelde Q 3 hun. XIX. BOEK. 1784. Eenfchot /oor Lillo sou als een Oorogsverilaarin?vvor Jen aangemerkt. Frankryk raadt tot omzigtig. heid en gemaa- tigc'heiJ aan.  246 VADERLANDSCHE XIX. Boek. 1784. Voorzorfen byde Scheldt gedraa|on. P N-Nedcrl- 3*arb. I784. bl. 1484. VCO? 't Jaar 1785. bl. 169. . ' hun, derhalven, voor het omzien na middelen, welke ter bereiking van dit oogmerk dienen konden. Wanneer zy deeze aan hem wilden toevertrouwen, zou het hem een weezenlyk genoegen geeven, dezelve ter kennisie van den Keizer té brengen, en als dan van alle die middelen gebruik te maaken, welke de banden, die hem met deezen Monaich vereenigder:, hem konden aan de hand geeven, ten einde denzelven te heweegen om ze in aanmerking te neemen. —~ In den tegenwoordigen ftaat der zaaken oordeelde hy tegen zyne Vriendichap voor de Republiek, en het belang, 't welk hy in derzelver rust ftelde, aan te gaan, indien hy hun Hoog Mogenden niet vermaande pm, by aanhoudenheid, te blyven by die behoorelyke Gemaatigdheid, welke zy, tot dus lang betoond hadden, en zich te onthouden van zulke flappen, welke de Waardigheid des Keizers zouden kunnen kwetzen, en niets anders te wege brengen dan het verwyderen van eene Bevrediging, die zo wel het verlangen was vanhun Hoog Mogenden als van zyne Keizerlyke Majefteit (*). Loopende Gerugten hielden in, dat eenige Oostenrykfche Schepen de proeve zouden neemen, om, onder Keizerlyke Vlag, voor by Vlisfr.gcn, den Hond of Wester Schel-  HISTORIE. 247 Schelde op, tot Antwerpen toe te vaaren. Dit bewoog den Vice-Admiraal Reyn s t om, een Oorlogfchip, onder bevel van den Capitein Blois van Treslong, aan den Hond, by den Hoek van Borfelen, te doen leggen, een Lands Berkentyn van voor Vlisfingen den Hond op te doen zeilen , en twee Oorlogfchepen onder den Cadfandfchen Wal te plaatzen. Voor de fterkfteAandringers op het openender Schelde hieldt men vry algemeen, de Beftuurders der Oost-Indifche Maatfchappye te Trieste, in welke voornaame Perfonaadien, en Leden der Regeering in de Oostenrykfche Nederlanden, veel aandeels en belangs hadden. Dan die zelfde Opening, hoe zeer by hun gewenscht, en begeerd, vreesde men in Oostenryksch Vlaanderen niet min dan in ons Gemeenebest, uit bekommering, dat de Koophandel, uit het welvaarend Oostende, Brugge en Gent, na Antwerpen zou verhuizen, en die thans des verilooken Stad het hoofd, als van ouds, boven andere doen opbeuren (*). Dc (*) N Nederl. Jaarb. 17I5. bl. 172. 173- — De Graaf d e M i r. a b e a u vormde, over deezen Eisch des Keizers, en dcszelfs gevolgen, zcei vreemde en wydftrekkende begrippen, in een Werkje, te deezen Jaare uitgekomen, onderden Tytel, Dautes fur la Libertê de l'Escaut, reelamée par l'Empereur, fur les Caufes & fur les Con fequences probables de cette Reclamation. Welhaasi in 't Nederduiisch vertaald en te Leyden by F. de Does in 1785. uitgegeeven. Q 4 XIX. boek. 1784. voor- naamlyfc dieRivlec voor den Keizer wilden geopend zien.  VADERLANDSCHE XIX. ï o E k. I7S4. Voorzorg tier Staa> ten om allen fc'iyn van Vyandlykheid te jriyden. Zy blyven nogthans op hun Regt aandringen. (*) R*M- r3. Sept. 1784. (X) Zie hier hevea ;bl. 243. De Bondgenooten, door het Hof vat» Frankryk, by aanhoudenheid, aangemaand om den weg van Gemaatigdheid te houden, beflooten den dertienden van Herfstmaand, dat, ter voorkominge van verdere Verwydering, en 't geen eenig voorwendzel tot het pleegen van Vyandelykheden aan de Oostenrykfche zyde zou kunnen geeven, de Zeeraaden ter Admiraliteit op de Maaze en in Zeeland, zouden worden aangefchreeven en gelast hunne Officieren, te Lillo te verbieden, om zelfs, wanneer een der aldaar voorbygaande 'Schepen, zich niet vrywillig wilden laaten onderzoeken, of de verfchuldigde Regten betaalen, eenig het roinfte geweld te gebruiken; maar, in zodanig een geval des terftond berigt te geeven aan gemelde Zeeraaden; ten einde daar omtrent dan zodanige maatregels te neemen als men geraaden oordeelde (*). Intusfchen bleevenzy, in hun antwoord op de nadere Vcrklaaring des Brusfelfchett Hofs (f), dezelfde taal voeren als voorheen. VVas het Openen der Schelde, by zyne Keizerlyke IN'Iajefteit, en den Graaf de Beegiojoso, aangemerkt als eene zaak van geen wezenlyk belang voor de Republiek, en die, zonder eenige noemenswaardige Opoffering, zou kunnen afgeftaan worden, voor alle de Eifchen, die de.  HISTORIE. 249 de Keizer op deezen Staat meende te hebben, Hun Hoog Mogenden hadden getoond daar omtrent geheel anders te denken, en dat zy, daar het hun alleen toekwam om behoorelyk te waardeeren de waare belangens van deezen Staat, en van hunne Ingezetenen, ook meenden te mogen vertrouwen, dat het hun niet ten kwaade zou geduid worden, dat zy, naar hun tegenwoordig licht, de begrippen volgden hunner Voorvaderen, by wien het geflooten houden dier Riviere altoos was aangezien, als een van de voornaamfle Vastltellingen des Tractaats van Mv.nffer, waar van de Veiligheid zo wel als het Beftaan der Republiek afhing, en dat zy diensvolgens zwaarigheid maakten om af te gaan van dit hun Regt, 't geen niet dan te gelyk met de Vryheid en Onafhangeiykheid van den Staat, naa het ftorten van zo veel bloeds was yerkreegen: vooral daar de Oostenrykfche Nederlanden, zedert dien tyd, niet dan behoudens dit Regt waren bezeten, en dus ook niet anders, ingevolge van het eerfte Artykel van het Tractaat van Barrière, door hun Hoog Mogenden, aan Keizer Carel den VI. overgeleverd. De Verhaasting van hun voorheen genomen Befluit, waar over men klagtig viel, was voornaamlyk toe te fchryven aan het welmeenend oogmerk om alle venvydering, zo veel mogelyk, af te weeren, dewyï de Orders by deezen Lande tegen de Doorvaard van de Schelde vastgefteld, met geeQ 5 s XIX. b o e ic. 1784.  *5o VADERLANDSCHE XIX. BOEK. I784. Een Schip, van AntwtrpendeSchelde willende afzeilen, befchoolen, en aangehouden. nc mogelykheid, konden worden opgehee* ven: en dus het onderneemen van deze!* ve te voorkomen, of ten miniten zieh buiten verantwoording te fïellen, wegens de gevolgen, die daar uit zouden kunnen voortvloeijén (*). Onder deeze overleggingen wilde men te Antwerpen de geweigerde Doorvaard beproeven. Capitein van Iseghem, een Brigantyn voerende, hadt het Keizerlyk bevel ontvangen, ,, dat hy, be„ ftemd om zich met zyn Schip en Laa„ ding, onder Keizerlyke Vlag, recht„ flreeks van Antwerpen na Zee te begee„ ven, langs de Schelde, met zyn Volk zieh niet zou onderwerpen of gehoor„ zaamen, 't zy aan eenige Aanhouding, „ het zy aan eenig Onderzoek, hoe ge„ naamd, van eenige der Schepen, „ of Vaartuigen van de Republiek der „ Vereenigde Nederlanden, welke hy zou „ mogen ontmoeten op de Rivier de „ Schelde: hem en zyn Volk desgelyks „ verbiedende om eenige Verklaaring te „ geeven aan de Tollen van de Repu„ bliek op die Rivier, of dezelve, op ,, eenigerlei wyze, te erkennen." ■ Van dit oogmerk kreeg men tyding en de Vice- Admiraal Reynst, door een Boode na Zeeland gezonden, bevel om aan geen Keizerlyke Schepen den Doortocht door de West er Schelde toe te ftaan. Den CO 24 Sept. 1784,.  Een Keizerlijk BriitJajili'nfcliip dc Schelde -willende afVaaren, word van'tLands Oorlogrdiepeu opliet zelve gefchooten.   HISTORIE. *5i Den achtften van Wynmaand, tot dit daadlyk verbreeken des Tractaats van Munfier beftemd, kwam 's morgens vroeg 't gemelde Vaartuig, onder Keizerlyke Vlag, van Antwerpen afzeilen. De Luitenant Cuperus, een halve Kanonfchoot boven den Capitein Volbergen by Saftingen geankerd liggende, zondt. een Sloep met een Officier om den Schipper tot ankeren aan te maanen, 't geen deeze weigerde ; waar op Cuperus hem toeriep by te drnaijen; hier aan geen gehoor geevende en doorzeilende, hadt deeze een Schot met los kruid gedaan; dit even weinig uitwerking baarende, 'er een Schot met fcherp op laaten volgen, en, toen dit mede vrugtloos was, de volle laag; gegeeven; waarop de Brigantyn bydraalde, ankerde, in bewaaring genomen en met een wagt bezet werd. Eene Verklaaring van den Baron van Reischach, dat een Schip, op dien tyd, van Antwerpen de Schelde zou afzakken, en na Zee zeilen, met byvoe ging, dat de weigering van vrye Doorvaard voor eene Oorlogsverklaaring zou opgenomen worden, hadt aanleiding gegeeven tot nieuwe bevelen, om, zo het maar eenis:zins kon worden vermyd, niet te doen vuuren, noch ook een kogel voor over fj zenden; doch de Capitein Volbergen ontving den Bode, niet voor op den middag toen twee uuren geleeden, dit fchieten en aanhouden was voorgevallen _— VeeLn verheugden zich over dit XIX. boek. I7SJ4. Te ha! gekomen last, om niet te vuur es.  j XIX PO ek. .1.784. pïtScTiip, onder voorwaarden,weder < ntüaagcn. i& VADERLANDSCHE dit te laat aankomen van deezen naderen last: dewyl zy oordeelden, dat het met de "Waardigheid en het Beitaan der Republiek gedaan was, indien men maar moest gehoorzaamen aan zulke Mogenheden, die goed zouden vinden, om het wettig gebruik van ons Regt, volgens de onbetwistbaarile Overeenkomften, voor eene Oorlogsverklaaring te-houden; dat zodanig eene toegeevenhcid verre van den Staat te redden, andere Mogenheden, door de hoop van een gelukkigen uitflag, moest uitlokken om het voorbeeld van dusdanige onregtvaardige flappen na te volgen. Zo ras de maare van deeze ontmoeting den volgenden dag in 's Gravenhaage aankwam, vergaderden de Algemeene Staaten, de Raad van Staaten, en de Afgevaardigden der Admiraliteiten , en verfcheen in eerstgemelden Vergadering 'savonds ten elf uuren, zyne Hoogheid, met het berigt hem door den Capitein Volbergen gezonden. De Raaallag, *savonds ten elf uuren genomen, luidde; dat den Capitein Volbergen zou *\ worden aangefchreeven en gelast, om " den Schipper van de Bngantyn, die " van Antwerpen af was doorgezeild, hoe ?' zeer dezelve, ter zaake van het pas' .feeren der Wagt te Lillo, zonder aldaar een Paspoort te hebben gelige, f. voor het Collegie ter Admiraliteit m „ Zeeland calanggeabel zou mogen zyn, L dit maal met deszdis Vaartuig teriton.4 te  HISTORIÉ. '2§ê H te ontdaan < en de Wagt, zo er eenige „ op mogt gefteld zyn, daar van at te 'doen ligten, mits dezelve Schipper daadlyk te rug keerde, of anderzins vooraf fchrïftiyk aanname zyne Reis \ langs de Schelde niet te zullen vervor- , deren." Ingevolge hier van ge- fchiede dit ontflag, op den zeventienden van Wynmaand, en zeilde Capitein van Iseghem weder na Antwerpen} doch heiste de Keizerlyke Vlag niet op dan naa het voorby vaaren der Forten Lillo en Liefkenshoek. _ De Ministers Plenipotentiansfen tt brusfel kreegen last om zich, in gepaste bewoordingen; doch tevens met den vereischten ernst, te beklaagen over het voorgevallene, met herhaalden aandrang van der Staaten voorheen beweerd Regt op het geflooten houden der Schelde. — Eenige dagen laater beflooten de Alge meene Staaten Affchriften van den Brie! van Capitein Volbergen met alk de daar nevens gevoegde Hukken, behoo rende tot het floppen van de Keizerlykf Brigantyn, aan gemelde Heeren te Brus fel te zenden, met bevel, om derzelve: inhoud mede te deelen aan den Graaf w Belgiojoso; ten einde hem te doei opmerken, dat dezelve medebragten, ho Capitein van Iseghem, herhaald» maaien, op eene befcheide wyze, was ver zogt om, overeenkomftig met de bevelei van den Lande, by te draaijen, en zulk wel verftaan hebbende niet te min he rono xik: II O Ë K< 1784. Voordel-» lingen aan het Hof van Brusfel over dit voors'al, 1 1 t  *54 VADERLANDSCHE XIX. boek. 1784. i ! 1 Het beflaan om i rondlyk geweigerd hadt; dat vervolgen? eerst was gedaan een Schot met los kruid; daar naa een Schot met fcherp yoor over, en dat zelfs ook, wanneer men tot daadlykheden hadt moeten komen, de ftukken nog in dier voegen waren gevlugt en gepoincteerd, dat niemand aan boord van de Brigantyn was gekwetst, en aan het Vaartuig zelve geene noemenswaardige fchade was toegebragt; zo dat die Brigantyn in alles was behandeld op denzelfden voet, als een Schip, vaarende onder de Vlag van deezen Staat, 't welk, even als 't zelve, de Wagt. voorby willende zeilen, hier te Lande zou behandeld zyn, of door hun Hoog Mogenden zou kunnen worden verlangd, dat buiten 's Lands behandeld wierde. Doch dat, in zo verre die Graaf eenige andere Berigten mogt hebben, of ook eenige bedenking draagen, of door het fchieten met fchroot op het Tuig van dit Schip, of op eenige andere wyze, was te buiten gegaan het geen in foortgelyke omitandigheden, ter handhaa/'mg van de goede Orde, met genoegzame omzigtigheid behoorde plaats te lebben, hun Hoog Mogenden zeer generen waren om zulks door een Krygsraad e doen onderzoeken en te beflisfen (*). Ten zelfden dage dat men dus de Schelde van Antwerpen zogt af te vaaren, on- (*) Refol. Gen. 9, 15 en 26 OSt. 1784. N. Vederl, Jaarb. 1785. bl. 376—390.  HISTORIE. 255 onderftondt men ook met een Brikfchip die Rivier op te zeiien: althans een beberigt van Oostende, gedagtekend den achtften van Wynmaand, hieldt in, dat dien dag, 's morgens omtrent zeven uuren, uit die Haven gezield was een Keizerlyk Briklchip, gevoerd door Capitein Pitten hove, aan boord hebbende verfcheide Heeren van aanzien, gelaaden voor Antwerpen en beflemd om voorby Vlisftngen en de Hollandfche Oorlogfchepen heen te vaaren, voorzien van een gelykluidende Order des Keizers als de de Brigantyn van Antwerpen. (*). Een fterke Ooste wind belette het vervorderen van dien Reistocht, en noodzaakte het anker voor Oostende te werpen. Ty- dingen uit Vlisftngen bevestigden welhaast deeze Onderneeming nader, zy hielden in, dat dit Keizerlyk Brikfchip, den twaalfden van Oostende gezeild, den vyftienden daar was komen oplaveeren, der Staaten Kotter de Ajax op zyde hebbende: waar uit men opmaakte, dat dit Brikfchip, beftemd om de Schelde op na Antwerpen te fteevenen, zulks uit hoofde van den last der Staaten was belet geworden. Dat men vervolgens 's Lands Kotter de Zeemeeuw die Schepen te gemoet zondt, welke 's naamiddags bewesten de Reede voor Vlisftngen kwamen. Verfcheide Sloepen van 's Lands Schepen werden 'er heen C) Zie nier boven bl, 250^ XIX. b OEKw l 7§4'. de Scheidt op te vaaren /erydeldv  ê*<5 VADERLANÖSCHÉ XIX. »oek. Alles ver toontzicl Oorlngzugüg. heen gezonden, op welker aan boorö komen de Brik by den Cadzandfchen Wal het anker liet vallen. Wegens het afgeloopen gety niet vérder kunnende vorderen, Wagtté hy het volgende af, én ging beoosten die Stad, onder 't gefchut van. den Vice-Admiraal Reynst ten anker, waar men hem deedt aanzeggen, de Schelde niet te mogen opvaaren; maar vryheid te hebben om weder te rug naa Zee te kunnen zeilen. Hier toe fcheen hy zin noch lust te hebben, hy bleef daar voor anker liggen, dan kreeg twee Lands Officieren mee achttien Man tot wagters. Drie Reizigers aan boord van deeze Brik, te weeten de Heer van Gulpen, Luitenant in het Regiment van Mur' ra y, en de Heeren Wiëland en B o u y e t , de eerfte uit last der Regeeringe van Brusfel, en de ander uit naam der Kooplieden medegevaaren, verlieten deezen bewaakten bodem, en vertrokken over Bres- kens na Vlaanderen. ■ 't Schip werd eerlang onder de eigenfte voorwaarden als' de Brigantyn ontfiaagen, met aalrwyzing dat foortgelyke Orders van zyne Keizerlyke Majefteit als den Capitein tot dit beftaan verftout hadden, met geene mogelykheid op het Grondgebied van hun Hoog Mogenden konden worden geëerbiedigd (*). Waren onmiddelyk, op de aangekomene tyding, van het gebeurde met het Ant- (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl, 388. en 599'. 605.  HISTORIE. fg? 'AnUvcrpfche Brigantynfchip, verfcheide Postbodens na Weenen, Parys, Brusfel, en ook eenige Staaten Bodens na Lillo, de Bourtaing en den Vice - Admiraal Reynst afgevaardigd; als mede verder bevelen gegeeven tot de noodige fchikkingen op de Grenzen; was de Generaal du Moulin na Staats-Vlaanderen vertrokken; dobberde men in onzekerheid wat 'er van deeze zaak zou worden, de inkomende tydingen , dat ,de Keizer op zyne ongehoorde Eifchen bleef Haan, lieten bykans geen twyfel over of de wederzydfche toerustingen ten Oorlog, zouden van een daadlyk uitbarften gevolgd worden. . Eer Wynmaand ten einde liep hieldt alle onzekerheid op. Een Postbode var den Grave van Wassenaar, Qzzant van deezen Staat aan 't Keizerlyk Hof, herwaards afgevaardigd, bragt. op den dertigflen dier Maand, de onaan genaame boodfchap, dat de Prins vak K a u n i t z aan dien Gezant de weet gedaan hadt , van 's Keizers voorneemen om geenzins af te gaan van zyn voorneemen tot Opening der Schelde, er het verkrygen van de Vaard na de Indien; als mede dat reeds 40,000 Mar Krygsvolk bevel ontvangen hadt om ni de Nederlanden te trekken. Dit ontzet tend berigt deedt de Algemeene Staatei 'sSaturdagsavonds ten elf uuren, en ooi den volgenden Zondag, vergaderen, 11 VII. bu. R- wé XLX. li O E Ke 1704. De Keizer laït Krygsvolk na de Neder» landen trekken. i t  S$f VADERLANDSCHE XIX. boek. I784. ■ Ontbiedi zyn Gezant uit den Haa ge te rug en beiluii bet fchieten op zyn Vlag vooreene Oorlogsverklaring te houden. Antwoord der S taatsdie» naaren te Mruf/et. welke zamenkomften, op den voorflag. des Capitein Generaals, over een vermeerdering van Krygsvolk, ernftig werd geraadpleegd (*), 's Keizers vyandlyk' oogmerk werd nader bevestigd, zo door het bevel aan den Baron van Reischach om, zonder üitftel, het Grondgebied van den Staat te verlaaten, als door de Verklaaring van den Graaf de Belgiojoso aan onze Gezanten te Bmsfel, niets minder inhoudende dan dat hunne Meesters, door den hoon aan 'sKeizers Vlag aangedaan, aan Huogstdenzeiven den Oorlog verklaard hadden; dat hy diensvolgens zyn Gezant reeds uit 's Grarenhaage hadt te ruo- omroepen, en dus het voorwerp en doelwit der aangevangene Onderhandelingen natuurlyk moesten ophouden. Eene verklaaring van hunne zyde, fchriftlyk beantwoord, met het vernieuwen der reeds gedaane op den acht en twintigften van Oogstmaand, van wegen hun Hoog Mogenden betuigende, „ dat „ zy, geen ander oogmerk gehad heb„ bende dm om hunne billyke Regten „ te handhaaven, geenzins verdagt kon,, den gehouden worden van eenigen Vy„ andlyken Aanval, welke hun te minder „ moest toegefchreeven worden, om dat „ zyzich geheel onfchuldig hielden aan de » gevolgen, welke die Happen van zyne „ KeiCO Rf/al. Gen. 33. OS. 17S4*  HISTORIE. 2$ „ Keizerlyke Majefteit zouden kannen ,, hebben, uit hoofde van de wyze op „ welke het hem behaagd hadt de zaa- ,, ken te befchouweu. Dat de Re- „ publiek der Vereetügde Gewesten, wel „ verre om diensvolgens als de aanval„ lende Party gehouden te worden, nog „ beftendig bleef by derzelver bevredi- gende neigingen. Dan, indien onge,, lokkig deeze geiteldheid op den geest „ van zyne Majefteit die uitwerking niet „ mogt hebben, op welke zy alle hoop „ nog niet verlooren hadt, zou zy zich „ met weêrzin genoodzaakt zien, gebruik te maaken van die middelen, tot wel„ ken zy, door het Regt der Natuur en „ der Volken, gemagtigd was: hoopen„ de, dat de Godlyke Eefcherming en de „ Goedkeuring der bevriende en onzydige „ Mogenheden, de wettige Verdeediging „ van haare onbetwistbaare Regten zou „ onderfteunen." In de daad het kwam elk, eenigzins' bedreeven in de gronden van het Regt der Volken, onovereenbrengelyk met dezelve voor, dat men Onderhandelingen aanving over een Geichilftuk, en, ftaande dezelve, zich in 't bezit zogt te ftellen van de gevorderde, doch betwiste, zaak, en terftond verklaarde den regtmaatigften tegenftand en verdeediging van het Regt der Party, voor eene Oorlogsaanzegging te houden. Dan zyne Keizerlyke Majefteit koes-1 terde tegenovergeftelde gevoelens, aan R a den XIX. HOE K, Irief ücj keizers  aóo VADERLANDSCHE XIX. BOEK. 1784. Kingen tegen on zen Staa bevatten de. den dag gelegd in eenen rondgaandera Brieve zynen Afgezanten aan de vreemde Hoven gezonden. Een Brief, die, naar veeier oordeel, uitwees, dat het dien Vorst niet zo zeer om de Opening ' der Schelde alleen te doen was; doch dat [ zyne bedoelingen zich uitftrektcn tot eene geheele Vernietiging des Verdrags van munfler, en dus de daar in vastgeftelde Onafhangelykheid van deezen Staat aantastte. • Een Brief die de ongerymd- fte en ongehoordfte Beschuldigingen van onzen Staat, wegens Regt- en Verbindtenis-fchennis bevatte; en waar in hy, by mangel van dugtige redenen, zyne Vorderingen deedt rusten op eenen grondflag, die allen vertrouwen verbande, en de kragt der aangegaane Verbonden, eensklaps den bodem infloeg: omtrent op een uitkomende met het Gedrag der Engelfchen in den jongst gevoerden Oorlog gehouden, die, geen ander middel ziende om 't zelve te vergoelyken, ileeds het woord Convenhntie in den mond en in de pen hadden. Immers hy liet zich in deezer voege hooren. ,, Wegens het niet uitvoeren „ en fchenden der Tractaaten door de Hollanders gepleegd by alle gelegenhe„ den, welke hun voordeelig fcheenen, 9, is het geflooten houden der Schelde, „ zedert langen tyd, een last geworden ,j waar aan de Oostenrykfche Nederlanden „ niet meer onderworpen moeten zyn, „ en de algemeene ftaat der zaaken, thans daar-  HISTORIE. aöx ^ daarenboven zo zeer veranderd zynde, ,, van 't geen dezelve was, ten tyde van „ 't fluiten des Tractaats van Munfter, „ is het klaar, dat de bepaaling, met be„ trekking tot de Schelde, thans werk„ lyk geene kragt heeft. Niettegen* ftaande dit is de Keizer geneegen ge„ weest om met de Republiek eene „ vriendlyke Schikking te maakén, zelfs met afftand van de aanmerkelykfte en „ wettigde Eifchen; maar, hoe meer toe- geevenheids zyne Majefteit gebruikte. ,, hoe meer tegenftands hy, van de zyd< „ der Republiek, ontmoette. Men tragtt< „ allerlei ftreeken te gebruiken om di< „ Onderhandeling te verhinderen, ei ,, bleef volharden om een Eisch ftaandi „ te houden en te bewaaren, op weikei „ men, niettegenftaande zo veele over „ treedingen, tegen de Tractaaten, zee „ wel zag geen wettig Regt meer te heb „ ben. Om dit Vooroordeel tegei „ te gaan, 't welk de Algemeene Staa „ ten hier door voorneemens waren ii „ te voeren, tegen de onwederfpreeke „ lyke Regten van zyne Majefteit, ei „ om geen twyfel over te laaten op he onveranderlyke befluit van zyne Maje „ fteit, en zich te houden, aan de Vooi „ ftellen vervat in zyn Ultimatum „ heeft zyne Majefteit niet kunnen na „ laaten om een Schip, uit Antwerpen fl, onder zyne Vlag, na Zee te doen ze len; naa langen tyd bevoorens kenni „ te hebben doen geeven hoedanig h R 3 „ zo XIX. BOEK. 1784. 1 l | \ 1 i 1 t » 8 f 3,  |fcg VADERLANDSCHE XIX. BOEK. De Staaten verdèiedfgenhun Re^t op de Scheld;. „ zou aanzien alle geweldda: d;ge te„ genkaiitingen, tegen de Vrye"Vaard van dit Schip. Dan de Hollanders, „ in plaats van zich te vrede te houden „ orn hun gewaand Regt, door herdoen „ vanbehoorelyke Ttgenverklaaringen, te „ handhaaven, hadden zyne Vlag ge,, hoond. E.ne daad, welke hy niet „ anders kon aanzien, dan als een Oor„ logs verklaaring, van de zyde der Re- „ publiek. Ingevolge hier van hadt ,, zyne Majefteit zyn Gezant uit VG/a„( yenhaage, opontboden, en alle noodi„ ge maatregelen genomen, om zonder „ vertraaging, eene aanzienlyke' Lcger,, magt in de Nederlanden by een te za„ melen." En , verbeelde hy zich dat dee,, ze maatregels door het onzydig Europa „ zouden, aangezien worden" als de^na„ tuurlyke gevolgen van eene zo opens, baare Vyandelykheid, .en eene daad, „ die de Waardigheid zyiier MaJ^fteij ,, zo zeer kwetste (*)." Ons Regt op de Scheldt, in deezen Brief des Keizers als van geene b. tekems meer, en ten laagften ncder^efteld, verdeedigden de Algemeene Siaaten in 't breede, en zonden die Verdeediging aan de buitenlandfchc Staatsdienaaren om dezelve aan de Hoven huns verblyfs, m t allen betaamelyken nadruk, te doen gelden: meteen verflag van alles wat, zints hg £0 N. Nederl,-Jaarb 1785. b!. 568 570".  H I,S T O R I E. i$s fret ontflaan der tegenwoordige onlusten, gebeurd en van hunne zyde gedaan was, om het uiterile, waar toe de Keizer het thans gebragt hadt, te voorkomen. Ten ilot van dit meesterlyk: uitgewerkt Staatsbefluit, betuigden, hun Hoog Mogenden, „ wei niet te willen twyfe„ len of's Keizers handehvyze, die ze: „ ker niet was overeen te brengen met „ de- zo hooggeroemde Grootheid en „ Edelmoedigheid van zyne Majefteit. „ moest worden todgefchreeven aan der „ verkeerden Raad, Hoogstdenzelven toe„ gediend; maar dat het, egter, nicl „ minder zeker was, dat alle de poogin„ geu' door hun Hoog Mogenden aange„ wend, om zyne, Majefleit de zaaker „ in ; derzelver waare daglicht te, doer „ zien, vrugteloos waren geweest; er „ dat het verdraagen van zo menigvul „ dige verongelykingtn, het bctoonei „ van zo veel toegeevenheids, en he „ aan den dag' leggen van zulke onbe „ perkte eguards voor zyne Keizerlyk „ Majefteit, en van zodanig een opreg „ te 'begeerte, om alles, wat maar jrri „ mers moselyk was, toe te brengen to „ vermyding van daadlykheden, met an „ ders hadt'te wege gebragt, dan het vei „ meerderen en verzwaaren van Hoogsi „ deszelfs Eifchen, ten lasten van dec „ zen Staat; tot dat eindelyk zyne Ke: „ zerlyke Majefteit, behoudens alle zyn „ andere Vorderingen, zich, zo hetfeheet hadt kunnen overreden, dat hy, te R 4 » aai XIX BOEK I784,- u n  £64 VADERLANDSCHE XIX. BOEK. i 3 j i „ aanziene van deeze Republiek, niet „ meer gehouden was aan de naakoming „ van eenige Tractaaten of Overeen„ komften, zelfs ook niet van het Trac„ taat, waar by deeze Republiek voor „ Onafhangelyk was erkend, of van dat „ geene, waarop deeze zyne Nederlanden, „ door hun Hoog Mogenden aan Hoogst„ deszelfs Huis waren overgegeeven; „ ja, dat de Orders van zyne Majefteit „ op het onbetwistbaarst Grondgebied „ van hun Hoog Mogenden, zonder te„ genzeggen moesten geëerbiedigd en na-; „ gekomen worden. Dat hun Hoog „ Mogenden, hier door dan ook, hoe ,, zeer by aanhoudenheid gezind, om ,, aan hunne zyde nog alle rede van „ aanftoot te blyven vermyden, en aan „ zyne Keizerlyke Majefteit, by de aan„ gevangene Onderhandelingen,' over des„ zelfs Eifchen, allen redelyk genoegen te „ geeven, in geval van daadlykheden, „ egter, in de önvermydelyke noodzaak „ zouden worden gebragt, om, ter be„ fcherminge van hunne Ingezetenen, „ die middelen by de hand te neemen, „ welke het den Hemel hadt behaagd aan >, hun over te laaten: alles in dat ge» „ grond vertrouwen, dat de Godlyke Voorzienigheid , door wier byftand , deeze Republiek haar heftaan hadt ver, kreegen, en tot nog by haare Onaf, hangelykheid was bewaard gebleeven, , ook niet zou toelaaten, dat dezelve , op zulk eene .wyze vermeld wierde; p en,  HISTORIE. 163 " en dat ook alle andere Mogenheden van Europa, voor al die. wier Lan„ den aan die van zyne Roomsch Kei,, zerlyke Majefteit grenzen, uit de han., delwyze omtrent deezen Staat, in tyds, Li zouden zien, wat hun van zulk eene „ Beftuuring van 't Ryk zyner Majefteit „ te w'agten ftondt, eh dat dezelven zich „ daarom niet zouden onttrekken om de „ zaak van de Republiek dc hunne te „ maaken, en door derzelver kragtdaadi,, ge tusfchenkomst, zyne Keizerlyke Ma«, jefteit als nog van zyn ongelyk te ',, overreden, en alle Vyandlykheden aan „ Hoogstdeszelfs zyde als nog voor te „ komen (*)." Toen, op den tweeden van Slachtmaand, de Baron van Reischach, met zyne Secretaris Doiunger,'s morgens vroeg, 'sGrcvenhaage verhaten en de reis na Brusfel aangenomen hadt, alleen zyn Huisfecretaris en eenige Huisbedienden agterlaatende, werden terftond twee Postboden, een na IVeenen, en een na Brusfel, afgevaardigd, om ook onze Gezanten van die beide Hoven op te ontbieden. Zonder toeven was men bedagt op alle middelen van Verdeediging, en befloot, by voorraad, tot eene vermeerdering van twintig Man by iedere Compagnie, 't welk 10024 Man Voet- en 1014 Paar- (*) Jteftl. Gen. 3. Nov. 17S4; R $ XIX. boek. I784. OnzeGe zanten van Wetnen en Brusfel opontboden. Bednittot venneerderingvan Kryesvolic.  XIX. BOEK. I7S4. £>e Staat vervoegt zich om Jiuip by Fsankryk 1 ( I z66 VADERLANDSCHE Paardevolk beliep, en daarenboven eenige Beuden ligt Krygsvolk te werven. — Onder veelvuldige bezaaiingen van ondericbeide Gewesten gUchiedde de toéftemming. Zeeland hieldt het aan zich nader verklaaring te geeven, wegens de onderfcheide Plans tot het oprigteu van ligte Troepen. Allen kwamen zy 'er in overeen, dat deeze Vermeerdering, zou gefchieden, zo lang de onlusten met den Keizer, die 'er aanleiding toe gaven, duurden (*). Een Postbode bragt na Frankryk het Befluit over by hun Hoog Mogenden genomen tot aanzoek van Hulp by een Vorst, wiens Bemiddeling geen ingang gevonden hadt. Zy gaven in 't zelve te kennen, volzeker, onderrigt te zyn, hoe zyne Keizerlyke Majefteit reeds alle zyne Krygsbenden in de Oostenrykfche Nederlanden hadt doen zamentrekken, en meer dan 40,000 Man belast, den optocht na de Nederlanden aan te neemen, die bereids derwaards op weg waren, gewis net geen ander oogmerk dan om de Republiek te doen gevoelen het ongeïoegen by Hoogstdenzelven tegen hun inverdiend opgevat, en daar door aan len dag te leggen een onverzettelyk foorneemen, om, door eene zo groote ivermagt, dezelve té doen ontzien en * Ittf O Xefol. Gen. 70 Qót. Rcfil van HoU. II. »ov. en i. Dcc. Is ot. Zeel. y Dcc. 1784. ,  H I S TORI E. inwilligen de harde en onregtvaardige Eifchen, by Hoogstdenzelven geformeerd en uitgebreid, om daadlyk afftand te doen van derzelver wettige Regten, by het Tractaat van Munjler, gelyklyk met hun Beftaaii en Onafhangelyke Souverainiteit, verkreegen, waar op nimmer, vóór dit tydflip, by iemand, zelfo niet by zyne Majefteit, ■ of .diens hoo?e Voorzaaten, eenige aanfpraak was gemaakt, en zulks wel op eene gansch willekeurige wyze, rechtdraads ftrydig met het gr en door eene Onaf hangelyke'Mogenheid immermeer kon worden toegedaan. Van al 't welke 't Hof van Frankryk ten vollen onderrigt was : waarom zy zich thans alleen bepaalden tot den gemelden Aanmarsch van Krygsvolk, met de nadenkeiyke gevolgen van dien, als waar door de Republiek zich gebragt vondt in een oogenbhklyk gevaar, en in eene volftrekte onmogelykheid, om aan de overmagt van zyne Keizerlyke en Koninglyke Majelteit, zonder de vaardigfte hulp, den kragtdaadigften byftand en daadlyke onderfteuning van zyne Allerchristlykftc Majefteit, te kunnen wederfland bieden of Hoogstdenzelven van dit zyn opzet te doen afzien. 't Was dan, uithoof¬ de van de byzondere betrekkingen, waar in zy met zyne Allerchristelykfte Majefteit ftonden, dat zy, met allen mogelyken ernst en yver, dien het gewigt der zaaken vereischte, moesten aanhouden, dat Hoogstdenzelven , die van de onge- hoox- XIX. 5 O E IC.  boek. '*7H> Handelingen in Frankryk ëaar over. (*) Rffit. Geit. 31 Qa. 1784 s5£ VADERLANDSCHE hoorde harde handelwyze des Keizers en, van de onvoorbeeldige toegeevenheid hunner Hoog Mogenden, meer dan eenige andere Mogenheid overtuigd was, en die in het Beilaan en Welzyn van deezen Staat zulk een rechtftreeks deel hadt willen neemen, deeze Republiek als nu, in »n derzelver nood, weder, zonder het minfte tydverzuim, op een kragtdaadige wyze wel zou willen te hulp komen , zonder 't welke hun Staat voor het dreigendst gevaar niet was te hoeden, als mede dat zyne Majefteit aan de Afgezanten des Gemeenebests, de vereischte opening zou gelieven te geeven van de Schikkingen, die tot zulk een kragtigen byftand, door eene vaardige tegenwerking van 'sKeizers oogmerken, zouden kunnen ftrekken; terwyl hun Hoog Mogenden van hunnen kant, alles in 't werk zouden ftellen, en met de daad daar mede reeds bezig waren, om alle die middelen aan te wenden, die de Godlyke Voorzienigheid aan hun hadt overgelaaten, en waar door der Staaten Afgezanten, ften allen tyde, aan zyne Allerchristlykfte Majefteit opening zouden gee^ ven (*). De Graave de Vergennes kon niet gedoogen, dat de Keizer, met onzen Staat, naar goedvinden zou omfpringen, en fprak, fn den Staatsraad ten Frasn  HISTORIE; «69 Franfchtn Hove, ten voordeele der Nederlanderen , deezen taal. „ De roem ] „ des Konings van Frankryk en het . „ waar belang des Ryks vordert, de i „ Hollanders niet te verlaaten: door het j, openen der Schelde zou de Handel des „ Keizers in de Nederlanden te zeer uit£ gebreid worden, dan dat Frankryk ,, daaromtrent onverfchillig zou kunnen „ blyven. De Handelkamers klaagen al„ om over het verval en de verminde'„ ring des Franfchen Koophandels; heft „ Verbod des Keizers, met opzigt tot „ de uitheemfche onontbeerlyke Waaren „ in zyn Monarchie, (het nieuwe Tol„ fyftema,) het welk tevens de Fran•„ Jche Manufactuuren betreft, toont ge- noeg hoe ernftig men zich tegen de „ uitbreiding van den Oostenrykfchen Han„ del moet verzetten, en hoe veel men 'er dus van te vreezen heeft. Frank„ ryks belang eischt de onmiddelyke önder„ fleuning der Hollanderen. Liever ver„ zoek ik myn ontflag van zyne Maje- fteit, dan dat men van my zou ver„ gen tegen myne Grondbeginzelen te ,, handelen." De gevoelens in den Staatsraad waren verdeeld. Breteuil en Calonne begunftigden den Keizer, Segur en Castries Hemden met de Vergennes in, wiens raad de Koning volgde (*). Hoe (*) CAïAceioLi, Ltvnt ven JosïpH. DSH II. bl. 214. Aantthning, XIX; SOEK.'  XIX. BOEK. 1784. Brief de: Konings van Frankryk aan den Keizer, over diens Iaatfte Eifchen, en raad tot nieuwe Onderhandelingen. 270 VAÖF.RL A n dsche Hoe die Vorst over deezen twist'j thans tot het uiterfte gebragt dat de Wapenen alleen denzelven fcheenen te zullen beflisfen, oordeelde, en hoe hy nog 'den weg van Bemiddeling aanraade, blykt allerduidelykst uit een Brief aan 't Hof van JVeenen, den twintigften van Slachtmaand, overgehandigd. — Zyne Majefteit, leezen wy, in dit opmerkelyk ftuk, hadt zich onthouden om zyn oordeel te vellen over de gronden van de Eerfte Ei* fchen zyner Keizerlyke Majefteit, hy hieldt nog het zelfde flilzwygen; maar 't belang, 'r geen hy ftelde in den Roem van den Keizer, gaf hem vryheid om aan te merken; dat de Eerfte Eifchen, en de Vraag, Wegens het Openen van de Schelde niet uit één en hetzelfde oogpunt konden befchouwd worden. De Hóllanders hadden, met zich tegen dien Iaatfte» Eisch te Verzetten, niet anders gedaan dan een Regt te handhaaven, omtrent een en een halve Eeuw ongeftoord uitgeoefend, 't geen hun door een plegtig Tractaat verzekerd was., 't welk zy°als den grond van hun Welvaard en zelfs van hun 'Beftaan befchouwden. Hier uit fcheen te zullen ontftaan, dat de weigering der Algemeene Staaten, (die geene vereffening op eenig punt behelsde,) geene andere uitwerking behoorde te hebben, dan dat de Onderhandeling te Brusfel begonnen, op nieuw bepaald wierd tot die punten in het Kort Tafereel uitgedrukt, en men in een onderzoek tradé waar  HISTORIE. êfï Waar van de uitkomst natuurlyk moest afhangen van de wederzydfche Regten. Het aanneemen van deezen Voorllag wenschte de Koning te meer: dewyl dit alle Vyandlykheden zou voorkomen, en den weg tot billyke Schikkingen kunnen baanen. — Een tegenovergeftelden ftap volgende ftondt te dugten, dat de Keizer eene algemeene ongerustheid zou te wege brengen, en dat de meeste Mogenheden, zouden meenen in het geval te zyn, om zodanige voorzorgen en maatregelen te moeten neemen, als de voorvallen zouden kunnen vereifchen. Dé Koning zelve zou genoodzaakt weezen zyne Krygsmagt op de Grenzen by een te vergaderen, en daarenboven in geenen deele onverfehillig kunnen zyn omtrent het lot der Vereenigde Nederlanden, en deeze- door openbaar geweld te zien aanvallen in derzelver Regten en Bezittingen. Te minder zou zyne Majefteit zulks kunnen dulden: daar hy op het punt ftondt om met de Republiek eene Verbintenis te fluiten waar van de gronden vóór de laatfte onlusten reeds gelegd waren. Indien deeze zo gewigtige overweeging den Keizer kon doen beiluiten, om alle Vyandelyke Toebereidzelen te doen opfchorten, en aldus het oor te leenen aan de item der Gemaatigdheid en Menschlievenheid, hernieuwde de Koning het aanbod zyner Tusfchenkomfie, tot het bewerken van een billyk Vergelyk. Zyne Majefteit zou dit zo veel te yveriger doen. XIX: BOEK.' t784.  *72 VADERLANDSCHE XIX. boek. Oordeel van den Keizer deswe-j gen. doen, als hy de aandoeningen zyner per^ foonlyke gevoelens voor den Keizer opvolgende, het genoegen zou fmaaken van medegewerkt te hebben om een Oorlogsvuur in deszelfs begin uit te blusfchen, waar van de gevolgen onberekenbaar waren (*). Josephus de II. en Kaunitz Honden verbaasd over de zonderlinge keer der zaaken. De eerfte verklaarde zich de voldoening, welke de Koning van Frankryk, langs den weg van Onderhandeling, op zich wilde neemen te bezorgen, zelf te moeten verfchaffen. Het voorftel eeniger Staatsdienaaren, om de aangebodene bemiddeling niet te eenemaal van de hand wyzen, behaagde den krygszugtigen Vorst geenzins. Hy gaf Lodewyk den XVI. te verftaan, dat> fchoon deeze, op het dringend aanhouden der Algemeene Staaten, een Obfervations Leger in Fransch Vlaanderen mogt zamentrekken, zulks wel zou kunnen gefchieden, om de voorgegeevene bekommering der Republiek, als of zy van de overmagt des Keizers de vernietiging van haar aanweezen, of een geheel verderf, te vreezen hadt weg te neemen; maar niet om zich tegen den Keizer te verzetten, die verre was van den Staat der Vereenigde Gewesten verderf en ondergang te dreigen, veel eer deszelfs? wel» C*) N- Nederl. Jaarb. 1785. bl. 9*0.  H I S T O R I E : apj Welzyn wenschte; welke met het wel weezen zyner Staaten volmaakt ftrookte, dezelve van een geruste, voordeelige en vriendfchaplyke Nabuurfchap wilde verzekeren, en alle zyne oogmerken en vorderingen tot het genot van den aan zyne Nederlanden, tot hunnen welftand, bewilligde Schelde - Stroom bepaalde (*). Haare Ruskeizérlyke Majefteit hadt, door haaren GezantKalitschoff, de Bondgenooten uitgenoodigd, om, terwyl het nog tyd was, zodanige middelen by de hand te neemen, als konden dienen Om de ongelukkig afgebrookene Onderhandelingen te hervatten, en hier door den voortgang te voorkomen van een misverftand, 't geen tot een openbaaren Oorlog fcheen te zullen uitbariten. —— In deeze aanmaaning ftraalde zigtbaar door, dat de Keizerin, van het afbreeken der Onderhandelingen de fchuld gaf aan, de Staaten, en dat den Keizer geen andere weg opengelaaten was dan de zorg voor het handhaaven zyner Waardigheid door de Wapenen. Hierom werden hun Hoog Mogenden té raade, om nogmaals, en meer byzonder dan in het Staatsbefluit van den derden van Slachtmaand, te toonen, hoe dit afbreeken der Onderhandelingen den Keizer moest geweeten worden. Zy betuigden niet te min altoos ver- C*) Cau accio li Leeven van Jos Egh. d e.i fe. bl. 21®. Aantekening. VII. DEEL» S xix: BOE Ki 1784; De Kek zerin van Rusland wil de □nderiandelin«;en herzat hebaen. Nalere on» lerriinin>en haai 'egeè^ fttti.  £74 VADERLANDSCHE XIX. bof k. E784. Onder- fchcide denkbeeldenover de fiulp, di men te vcrhoopen hadi £*) Rtfil. Gen. 20. en a6. Nov. 1784. verwyderd geweest te zyn, gelyk Zf als nog waaren, om den Keizer, op eenige wyze, te beledigen, en dat zy zich niet alleen geneegen vonden, om de afgebrooke Onderhandelingen te hervatten; maar te gelooven, veel aan de Keizerinne van Rusland verfchuldigd te zullen weezen, ingevalle, door haare magtige en genecgene Medewerking, „ de Vrede „ kon blyven ftandgrypen, maar over„ eenkomftig de onbetwistbaare Regten „ en Bezittingen van den Staat (*)." Behalven de hulp, die men van Frankryk verhoopte, ftreelden eenigen zich met de gedagten eener afwending, ten onzen voordeele, welke te wege gebragt ; zou kunnen worden, door den Turkfchen Keizer, die, zints lang, door de vereenigde Mogenheden, de Beheerfcheresfe "aller Rusfen, en den Keizer, vernederd, geoordeeld werd op eene gelegenheid te loeren, om zich van die vernedering te wreeken. Dan meer hoops fchee- nen veelen op den byffond des Konings van Pruis/en, eensdeels uit aanmerking van een veronderftelden kenbaaren nayver tusfehen Freder ik den Grooten en Josephus den II., welke niet gehengde, dat de laatstgemelde zyne Magt, voor het Duitfche Ryk reeds vry gedugt geworden, vergrootte, anderdeels -uit hoofde der Verwantfchap tusfehen het Hui*  HISTORIE. *7è Huis van Oranje en zyne Pruisfifche Majefteit. Dan deeze tweede reden was het juist, die anderen meenden, dat in tegendeel, zou. ftrekken om ons van Pruisfifchen byftand te doen verftooken blyven: dewyl, naar 't inzien van zommige Rep-enten, hier uit nieuwe verpligting aan het Stadhouderlyke Huis zou gebooren worden, als mede aan den Koning van Pruhfen, die voor deezen dienst zou aandringen op de Regten des Prinfen van Oranje, voor een gedeelte thans door veelen ingejloopene Misbruiken genoemd, welke men zogt te herftellen. 'sKoiiings denkwyze hier over was bekend (*) Op een ingeleverden Raadflag , om dj kragtdaadige hulp des Konings van Pruis fen tegen de willekeurige Onderneemms van den Keizer te verzoeken, wil mei dat de Ridderfchap, Dordrecht, Delft Rotterdam, Brielle, Enkhuizen en Me demblik voor dien aanzoek ftemden (J] Aan 'sKeizers doel, om met een ge weldige Krygsmagt zyn oogmerk doe te zetten, kon niemand twyfelen; dt wyl 'er, van alle kanten, tydingen inlit pen, dat de Keizer, by de Kreitzen va Duitschland, door zogenaamde Requifit naaien, oorlof verzogt hadt om zy Krygsvolk over derzelver Grondgebie na de Nederlanden te doen trekken. Oi t (*) Zie onze Vadert'andfche Hijlorie, V D« H 286. én 320. en hier boven bl. 66. Ct) N. Nederl. Jaarh. 1785. bl. 736. S 2 XIX. HOEK» 1784, r > 1 > - De Kei, r zer zee zyn ge•' welddaaï !- dig oog^ n merk ?. voort. n d h .e el  XIX. i( o e ic. I784. Overeenkomstvan onzen Staat met den Keurvorst van 'Keulen. *f6 VADERLANDSCHE de tegenkanting van andere Mogenheden af te wenden, hadt hy aan de vreemde Hoven, byzonder die van Verfailles en Berlyn doen verklaaren, dat hy' geen voorneemen hadt de wettige Bezittingen der Republiek aan te tasten; maar alleen de Vrye Vaard op de Schelde begeerde. Men mogt dit, met rede, aanzien voor eene onderfcheiding louter in klank beftaande; daar het "Regt, om de Schelde geflootcn te houden, op de duidelykst fpreekende Verbonden gegrond, en zes en dertig Jaaren meer dan ééne Eeuw, ongeftoord uitgeoefend, zo iets, in den volitrektiten zin, eene wettige Bezitting mogt heeten: en was het ook naar 't oordeel des Franfihen Konings (*). Niet zonder grond was men, in het tegenwoordig tydsgewricht, bedagt op de veiligheid aan den kant van Man/Ier, en verlangde te verneemen, hoe zich de Keurvorst van Keulen , Prins Bisfchop van Munjler, zou gedraagen. De Refident Lansbergen volvoerde den last hunner Hoog Mogenden, om deeze zaak te ondertasten, en by het Hof van Bon aan te houden op het vernieuwen der oude Verbintenisfen. Hy verwierf dezelve, zyne Hoogheid de'Keurvorst zou, op dezelfde voorwaarden des Subfidie-Tractaats van negen en twintig April üiDC cexxxii, ten dienfte van dit Ge/ mee- C) Zie hier boven, bl. 270.  HISTORIE. meencbest in het Land van Keulen en Munfter twee Regimenten Voetvolk onderhouden: doch onder dit beding, dat hun Hoog Mogenden deeze beide Regimenten niet zouden kunnen gebruiken tegen zyne Keizerlyke Majefteit Josephus den II, noch tegen 't Ryk, noch over Zee, zonder toeftemming van zyne Keurvorstlyke Hoogheid,- ten zy zyne Majefteit zich voegde, of werd gevonden geallieerd te zyn met eene Mogenheid, waar mede hun Hoog Mogenden in Oorlog geraakten, in dat geval zouden deeze Regimenten de Republiek kunnen dienen. Zyne Keurvorstlyke Hoogheid verbondt zich om, zo lang dit Tractaat, op tien agtereenvolgende Jaaren bepaald, ftand hieldt, zyne Wapenen niet tegen de Republiek te gebruiken, noch in eene Alliantie te treeden, met wien het ook zou mogen weezen, welke aan hun Hoog Mogenden fchadelyk zou kunnen zyn, noch Troepen in Subfidie te geeven aan eenige Mogenheid met de Republiek in Oorlog, of dezelve fchade toe te brengen, maar in tegendeel openlaaten en helpen bevorderen den vryen Doortocht, zo als dezelve ten allen tyde hadt plaats gegreepen, aan de Transporten van Hollandfche Recrtiten, in alle zyne Staaten, met dit beding nogthans, dat voor een Transport, geleid door eene gewapende Bende, voor af,vryheid van Doorgang zou moeten gevraagd worden, S 3 Van boe 1784,  VADERLANDSCHE XIX. boek. 1784. De Inun datie hy Lillo v eroorzaal? t eenvalsch fugt. < t l 1 Van onze zyde ftelde men zich, zo vee! mogelyk, in ftaat van tegenweer» De Prins van HessenPhilipsthal, Bevelhebber van Sas van Gend, hadt eene verfterking van 2000 Man voor die Vesting verzogt. Te Lillo lagen tusfehen de 1100 en 1200 Man. De Bevelhebber van dat Fort, op last van hun Hoog Mogenden, zich van de fterkte des waters willende bedienen, vaardigde ten dien einde, in 't voorst van Slachtmaand, eenige Manfchap af na eene Sluis niet wyd van 't zelve gelegen, die geopend het omliggend Land, met een gewenscht gevolg, onder water zette. De' Keizerlyken poogden dit te beletten, en deeden eenige fchooten op de Werklieden daar mede bezig, doch zonder eenige fchade, of verhindering, toe tc brengen. — Dit fchietenverwekte een ongegronden fchrik, die uit Bergen op den Zoom tot in 'sGravenhaage overfloeg, en de Algemeene Staaten, den Raad van Staaten, en de Gecommitteerde Raaden van Holland en West-Friesland, ten ontyde, deedt vergaderen. Een Brief des Generaals van Hard enk roek, Bevelhebber ter laatstpmelde Stad, hieldt de ontrustende tyling in, dat, naar alle waarfchynlykheid, le Forten op de Schelde aangetast wierlen; dat het Garnifoen acht Seinfchooen gedaan hadt, door acht fchooten van et Fregat de Pollux onder Capitein 7">Tis ërgen beantwoord, de Tydingnadt, tot op het oogenblik van zy-  HISTORIE. 279 zyne aankomst te Bergen op den Zoom, het fchieten gehoord, en verbeeldde zich ; zelfs Bomben te hebben zien werpen, en . Seinvuuren branden op de hoek van het Bosch van Lillo; hy voegde 'er by dat de Wind Noord-Oost moest zyn, wilde het Fregat voor Saftingen liggende, de Forten 'naderen om aldaar eenige hulp toe te brengen. Ditafweeren van den gewapenden tegenftand der Onderwaterzettinge, waar uit zulk een vergroot en ontzettend gerugt gebooren werd, deeze daad van 011vermydelyken noodweer, noemde men te Antwerpen een heimelyken inval op het Grondgebied van den Keizer, en voegde 'er by, dat de Voorposten des Keizers het verder doordringen gefluit hadden. Te Antwerpen kwam dien nagt de Krygsbezetting onder de wapenen; doch keerde 's anderen daags in haare Kwartieren terug. De Keizerlyken poogden by Lillo, met behulp van ruim vyfhonderd Boeren, agter de Kruisfchans, met doorgraven, het water af te tappen; doch ons Krygsvolk belette zulks. Men befpeurde op zekeren nagt te Lillo onder de Keizerlyken eene groote beweeging, en de gerugten waren algemeen, dat zy eenen aanflag op die Vesting zouden onderneemen. Dit wekte behoedzaamheid ; doch 'er kwam niets van. In tegendeel vernam men, binnen kort, dat de Keizerlyken uit Zandvlied, Stabroek. en daar omftreeks, met Kanon en Bagadk S 4 na XIX. SOEK, [784. Voorzorgen van Verdeediging op de Schilde.  '*8« VADERLANDSCHE XIX. ?qek. ïïrankryks antwoord Of de vraae om Hulp na Antwerpen getrokken waren: eensdeels om dat de Onderwaterzetting hun belette iets te kunnen onderneemen, en, anderdeels, om het fterk verloop der Soldaaten te beletten. De Ommelanden van Liefkenshoek ftonden mede onder water ; te Sluis, en Sas van Gent, nam men 't zelfde middel te baate. Deeze toebereidzels, zo fchadelyk voor de Ingelanden, vervulden de Burgers en Inwoonders dier plaatzen met fchrik en angst, die veelen bewoogen hunne beste goederen elders in veiligheid te brengen. De Vice- Admiraal Reynst kreeg bevel om of één of meer Fregatten van zyn Esquader de Schelde, tot de hoogte van Liefkenshoek, op te doen zeilen, ten einde dezelve wederzydsch te onderfteunen. en werden de Forten op de Schelde Van al het noodige verzorgd voor de Oorlogsfregatten en Sloepen, die in menigte op deeze thans betwiste Rivier kruisten (*). Inmiddels hielden onze Gezanten ten Franfchen Hove, van waar men de meeste, zo niet de eenige, hulp verwagtte, op hoogen last, by den Graave de Vergennes aan, om een beflisfend antwoord, op de Vraage, „ of de Republiek ftaat „ kon maaken op den byftand van Frank„ ryk, in gevalle eens aanvals der Troe- v Pe? CO Nedtrt. Jaarb. 1784. b!. 1710. Voer Jaar 1785. bl. oog. 739.  HISTORIE. ajfe „ pen van den Keizer.5' Zy bekwamen dit fchriftlyk Antwoord van dien Staats- J dienaar; „ dat de Koning den Staaten„ de grootfte Gemaatigdheid, in alle hun- : ;, ne Handelingen jegens den Keizer, bleef „ aanpryzen; dat zyne Majefteit zich „ nog vleide, dat zyne Bemiddeling en „ de Onderhandelingen, geduurende den ,, Winter, eene Verzoening zouden be- werken; dat intusfchen zyne Majefteit „ bevelen gegeeven hadt om twee Ob„ fervatlons Armeen op de Grenzen te te doen zamentrekken (*). Deeze voortduurende aanmaaning tot Gemaatigdheid, gaf aanleiding tot een: Staatsbefluit, om door de Gezanten te] Parys aan den Graave de Vergennes te laaten weeten, met verzoek om deswegen den Gezant van 't Weener Hof te verwittigen. „ Dat hun Hoog Mo„ genden, om de Keizerlyke Onderdaanen „ fchadeloos te ftellen van 't verlies, 't „ welk zy mogten lyden, door de Over„ ftroomingen, welke de veiligheid van „ den Staat noodzaaklyk gemaakt hadt, ,, rondsom de Forten in Braband en „ Vlaanderen, zich zouden verbinden, „ de fchade te vergoeden, wanneer men „ tot een Vergelyk mogt komen, waar„ toe alle hoop nog niet verboren „ fcheen (t)." Hadt (*) Deeze Legers zouden beftaan uit <5o,oeo Man voor Vlaanderen, en 40,000Voor denElzas. CD N, Ntdtrh Jaarb 17.84. bl. 74°* 5 XIX. 10 EK. 784. Beloofdö Scbadeoosftelingen,n gevalle na ver*? jelyk,  xix; boe k, 1784. De uitvoer van Oorlogstuig en Eetwaaren na de Keizerly &e Landen verboden. De Ingezetenenvan eenige Landftrcekengelast hun Vee en Graan te Mafiricht te brengen. CO Xtfol, Gen. 14 Nov. 1784. o8a VADERLANDSCHE Hadt de Keizer den toevoer van Graa* nen en Leeftogt uit de Oostenrykfche Nederlanden ten fterkften verboden, welhaast volgde 'er, van wegen de Algemeene Staaten, een Verbod van den uitvoer van allerlei Oorlogstuig, van Eetwaaren voor Menfchen na de Oostenrykfche Nederlanden of andere Plaatzen onder de Heerfchappy van zyne Roomsch Keizerlyke Majefteit gelegen, en, ten einde 'er geen gebrek aan ?t noodig Beestenvoeder mogt ontftaan, verbooden zy ook, by voorraad, allen uitvoer van 't zelve uit dit Gemeenebest na eenige Landen hoe genaamd, Spanje, Portugal, de West-Indien, en de Havens in de Middellandfche Zee alleen uitgezonderd (*). Om voor te komen, dat, by het aannaderen van vreemd Krygsvolk , en 't aanvangen van Vyandlykheden ten Platten Lande, de Ingezetenen niet zouden blootgefteld zyn aan afpersfingen en beroovingen van Graanen, Beesten, en verdere Leevensmiddelen, werden de Ingezetenen, byzonder in de drie Landen van Overmaaze, als mede in het Graaffchap van Vroenhove, gewaarfchuwd dat zy alles van dien aart, zo fpoedig mogelyk, en uiterlyk tien dagen naa de afkondiging van dit Gebod',"te Maaflricht zouden ter markt brengen, om ze te verkoopen, of dit niet "kunnende doen, de  HISTORIE. 283 dezelve aan Perfoonen, door de Magiftraat aldaar te benoemen, over te leveren tegen een Handfchrift om 'er den Middelprys der Graanen van de drie hoogfte Markten binnen de drie eerstkomende maanden voor te ontvangen, of tot eigen nooddruft, daar van, op een Getuigfchrift, een gedeelte te kunnen ber komen; terwyl gewoone Keurmeesters het Vee, en de andere overgeleverde Leevensmiddelen, zouden waardeeren (*), Ter inlokkinge van dienstbaar Volk, en ter voorkominge van deszelfs verhuizing, beraamden hun Hoog Mogenden een Plakaat, waar by aan alle Matroozen, en anderen, die vóór het uitvaardigen van 't zelve, zonder behoorelyk affcheid te neemen, 'sLands dienst te water verlaaten hadden, of weggeloopen Waren, of zich tegen voorige Plakaaten, in vreemden dienst ten Oorlog, ter Koopvaardye of Visfcherye ter Zee begeeven hadden, vergiffenis en kwytfchelding werd toegezegd van alles wat zy, door dit wegloopen, of het trecden in vreemden dienst, tegen den Lande misdaan hadden, als mede van alle ftraffen, waar toe zy, uit dien hoofde, vervallen mogten weezen; mits zy na deeze Landen wederkeerden, en zich, vóór den eerften van Zomermaand des Jaars mdcclxxxv, aan een der Collegien ter Admiraliteit aangaven. C*3 Rejol. G(o. i84Nov. 1784. XIX. boek. 1784.  284 VADERLANDSCHE fXIX. Boek. Schikking in het Krygsvolk te Lande voltallig te maaien. ( ] 1 1 I z t t f ven. r En verboodt dit zelfde Pla- kaat binnen deeze Landen, voor vreemden dienst ten Oorlog, ter Kaapvaard, ter Koopvaardye of Visfcherye, eenig Volk te huiiren; als mede aan alle Inen Opgezetenen deezer Landen, om zich op eenigerlei wyze in vreemde diensten te laaten aanneemen (*). 's Lands Capitein Generaal vaardigde een Bevel uit aan alle Krygsbevelhebberen, om derzelver Compagnien ten fpoedigften voltallig te maaken, met goede weerbaare Manfchap, te hunner te gemoetkoming hun veroorloovende Perfoonen beneden de gewoone maat en boven de gewoone Jaaren, en ook voor korter tyd dan gewoonlyk, in dienst te neemen; üs mede om wanneer zy geen andere tlecruten konden bekomen, geen zwaarigheid te maaken om Deferteurs, uit 3en dienst van zodanige Mogenheden, net welken de Staat geen Cartel hadt, ils zy zich aanboden, onder hunne benlen aan te fchryven. Ook gaf hy op, 10e de onderfcheide Krygsbenden moesen voltallig gemaakt en vermeerderd vorden (f). Staaten van Utrecht :ondigden eene algemeene Vergiffenis an voor alle Deferteurs in Staaten dienst; n wilden, dit by de Algemeene Staaten >ok doen werkftellig maaken, als een ge:hikt middel om de Compagnien en Re? SiCO Refol. Gen. 19 Nov. 1784, CO N. Ntderk Jaarb. 1785. bl. 747. Saöï  HISTORIÉ. 285 gimefiten in drie maanden voltallig te doen worden (*). Niet vreemd dat het bekende voorneemen des Keizers, om Krygsvolk na de Nederlanden af te zenden, alom fchrik en vrees verfpreidde: welke aangroeide door de ysfelyke verwen, waar mede men den woesten en wreeden aart der Ulaanen, Pandouren en Husfaaren en ander Barbaarsch Krygsvolk, affchilderde, als beftemd om in deeze Gewesten, vol ryken buit, te rooven, te pionderen, te brandfchatten en te moordes: ftrooperyen en moordaadigheden, waar aan het Platte land meest zou blootgefteld zyn. De Raad van Staaten, in overweeginge neemende, dat de verzetting van geregelde Krygsbenden, tot geheel andere einden beftemd, tegen deeze zwervende Krygsvolken, niet wel kon gefchieden: oordeelde met zyne Hoogheid, het noodig toevlugt te neemen tot het aanfchaffen van dergelyk ligt Krygsvolk, waar mede niet alleen het Platte land, daar het noodig mogt zyn, zou kunnen befchermd worden, doch die ook in ftaat zouden weezen, naar behooren, zich tegen de onderftaane ftrooperyen en geWeldenaaryen van den Vyand te verzetten. Zy zonden ten dien einde vier Plans tot oprigting van dergelyke Benden, waar onder die van den Collonel Mat- O N.Nsdert. Jaarb. i724- bl- 1772, XIX. boek.' Ï784. Het aartfchaffenvan ligt Krygs. volk.  %te VADERLANDSCHE XIX. boek. I784Aanwervirifi van KryesvolkdoordenRhyngraaf van Salm. Matïha, en die van den Luitenant Sterns ac h de voornaamitewaren(*). Aan voorftellen tot het aanwerven van buitenlandfche bezoldigde Knegten ontbrak het niet,'in deezen dreigenden nood: dan de eenpaarigheid, om 'er in te bewilligen , en byzonder over de voorwaarden op welken, was wyder te zoeken. Onder allen, die zich aanboden om voor den Staat een Bende ligt Krygsvolk, beilaande uit Husfaaren, ligte Ruitery, en Jaagers, te werven , bevondt zich de Rhyngraaf' van Salm, die den Raad van Staaten deswegen een Beding vooriloeg, en onder andere wilde dat het bevel daar over altoos zou gehegt weezen aan zyn Huis. Deeze voorwaarde wilden Staaten van Holland weggelaaten, en wegens eenige andere byzonderheden, nadere bepaalingen gemaakt hebben (f). Capellen tot de Marsch zou het zelfde ten Gelderfchen Landsdage gevorderd hebben, by aldien, tot het aanblyven van deeze Bende, 't zy geheel of ten deele, was beflooten geworden; want men gevoelde, fprak hy, in de Republiek, nu eenpaarig over 't gevaar van erflyke Waardigheden; doch daar dezelve te gelyk met de andere vermeerderde Troepen, by den Vrede, ftondt afgedankt te worden, was alle verdere voor00 Refol. Gen. 29. Nov. 1784. CO ■&ƒ«/. van HbU, 11. Nov 1784.  HISTORIE. S$2 voorziening hier omtrent onnoodig. Hy verklaarde zich tegen de eisch in het Plan, dat de Officieren van dit Corps dezelfde Soldyen als die der Landstroepen zouden genieten, tegen grootheid der gevorderde Vergoedingen voor de Gefneuvelden, als mede tegen de hoogheid der Aanritsgelden. Hy deedt, in't Kwartier van Zutphen, verfcheide fchriftlyke en mondelinge voorftellen tot verbetering van 'sLands Krygsweezen, zonder daar in te flaagen: welke voorftellen de Heeren van Nyvenheim, Zuilen van Nyeveldt en Lynden van O u d e n a l l e r, in de andere Kwartieren, met even weinig uitwerkings, dee- den (*). De Raad van Staaten ftel- de voor om, behalven de ligte Krygsbenden onder den Rhyngraaf van Salm, een Husfaaren Bende onder den Heer Bigot te doen opregten. Te Deventer oordeelde de Gezwoore Gemeente dit te moeten weigeren. Gelderland ftemde 'er in toe, indien alle de Bondgenooten van dit gevoelen waren, veelen maakten 'er zwaarigheid in. Friesland verklaarde zich tegen alle ligte Ktygsbenden. Dc Rhyngraaf van Salm, na Pruisfen tei werving vertrokken, zondt, in 't begin van Wintermaand, berigt, dat hy gelukkig flaagde, en dat zyne Pruisfifche Maje' C*) 'N. NeJtrl. Jaari. 1784. W. 1821- 1S26. XIX. boe k.  XIX. SOEK. I784-. Voorflag van den Rhyngraaf om MtklenlurgfcheTroepen san te aeemen. Voorftel van hun Hoog Mogenden om, , met meerder : fpoeds, i meer , Troepen te kry£en. 1 aÖS VADÈRLAttDSCHE jefteit hem verlof hadt gegeeven, tót het aanwerven van zevenhonderd Man (*). De Rhyngfaaf fchreef zyne Hoogheid gelegenheid te hebben om, van den Hertog van Meklcnburg Strelitz, duizend Man tot dienst van den Staat te krygen; doch onder voorwaarden, dat dit Volk in dienst van den Staat zou blyven, en in Vredestyd 't verblyf in 'sHertogs Staaten houden, aan wien een jaarlykfche Dnderftand tot onderhoud zqn. moeten worden betaald. De Rhyngraaf drong dit aan door de' bedenking, dat deeze de eerfte Ryksvorst was, die zich genegen toonde om Krygsvolk tegen den Keizer aan deezen Staat te leveren, en dat verfcheide Vorfteti dit voorbeeld zouden volgen, wanneer zy maar niet de alereerfte waren: hy hieldt zich verzekerd, Jat de Graaf van der lippe bukken burg, een dergelyk aantal zou reeven, als' men met Mekknburg was Dvereen gekomen. Wanneer hun Hoog Mogenden deêzert Voorflag aan de Gewesten rond zonden; ^erzogten zy, „ dat naardemaal in een , tyd als de tegenwoordige , waar in , het volftrekt noodzaaklyk was het Le, ger van den Staat van meerder Troe, pen te voorzien, gelegenheden konden , voorkomen om één of meer Regimen- „ ten (*) Ref.l. van Holt. 16 Nov. 1784. N. Ni'tri. Jaarb. 1784. bl 1701. 1735. 180S. 1833. foor 'tjaar 1785. bl. 8:0. 821.  HISTORIE. 289 « ten in dienst aan te neemen, welke \s het zo goed was als die van de hand 1, te wyzen, wanneer telkens Deliberati,\ en, in de reipectiye Provinciën, alvcoj, rens daar over moesten worden aan„ gelegd — aan de Gedeputeerden au„ thorifatie mogt gegeeven worden, om ., met de. Gedeputeerden van de andere Provinciën, naa voorgaand overleg "„ met de Heeren Gecommitteerden uit „ den Raad van Staaten, en op de in- genomene Confideratien en Advys van h zyne Hoogheid, wegens het overnee„ men van eenige Troepes, zonder rugs, gefpraak, te mogen disponeeren, alles op approbatie van de Heeren Staaten „ der refpective Provinciën (*)." Het Verdrag, over de vier Wald&kfcht Bataillons werd verlengd, en tot het overneemen van een vyfde beflooten. Ook fchreeven de Algemeene Staaten. aan de loflyke Zwitferfche Cantons , niet welke zy. een Beding gemaakt hadden, 't welk dezelve verpligtte, om, op vor dering van hun Hoog Mogenden, vyftig Man voor ieder Compagnie, by de Zwtferfche Regimenten in dienst van dei: Staat', te voegen't welk eene vermeerdering van zes en dertig honderd Mar zou bedraagen. Zy verzogten hun, om, hoe eer hoe liever, aan hunne Verbinte nisfen in deezen te voldoen; ten einde mer (*5 Êefit. Gen, f4 Ucc. 1784. VIL DEEL. T , XIX; B OEK» Beraa= mingen op de Waldekfihe en JZwitfer. fche Reg? menten,  XIX. boek. De Prins van NassauWeilBüRGdoetafltand van zyne : KrygS' '< »mpten. ] « J ] < 1 I < i c t h «00 VADERLANDSCHE men eenige Officieren na Zmtzerland zoïï kunnen zenden, om dat Volk over te neemen en herwaards te geleiden. Wegens het Hesfifche Krvgsvolk,''t geen men hoopte in onzen dienst over te neemen, kwamen ongunftige berigten in. Het was nog in Engelfche Soldy, en kon, eer die tyd veritreeken was, in den dienst van geene andere Mogenheid over gaan (*). Een vreemd verfchynzel dcedt zich op, te midden van alle deeze voorbercidzeen en toerustingen tot het bieden van 5ehoorelyken wederftand, en het befchernen onzer wettige Bezittingen tegen de revreesde aanvallen eens ten onregt verhoorden Keizers. De Prins van Nassau Weilburg, die zints lang zyn ,'erbtyf in zyne Duitfche Staaten hieldt, :n eenigen tyd geleden ontflag van zyne Crygsampten hier te Lande verzogt heb>ende, van dat oogmerk hadt afgezien (f), verd opontboden, om, als Generaal in lienst van den Staat, zyn post waar te ieemcn,_ en als Gouverneur van MaaWcht die Stad tegen den Vyand te verdedigen. Spoedig kwam hy over; doch, n ftede van aan de verwagting te volloen, door het bekleeden zyner hooge BeCO TT. mdert. Jaarb. 17I4. bl. 1732. Voor Jaar 1785. bl. 820. (t) Zie onze Vaierl. Hifi. ten onmiddelyken ervolge op Wacenaar XXIV. bl- jqo. En ter boven bl. 93.  HISTORIE. o9i Bedieningen, verzogt hy by de Algemeene Staaten ontflag van alle, en be-b kwam 't zelve. Welk gedrag, in dit tydftip, veel opziens baarde: dewyl hy, i zo lang de voordeden in Vredestyd genooten hebbende, nu het op 't daadlyk waarneemen dier Krygsposten, in dreigenden nood, aankwam, 'er van afzag. Voor reden van dit zonderling bedryf werd bygebragt de belangen van deezen Prins en zyne betrekking tot den Keizer, als mede de hoop van eerlang op de Ryksvergadering te Regensburg zitting en Item te zullen verkrygen. Hy keerde, zeer kort naa dit verkreegen ontflag , na Duitschland terugge (*). Maakte dit openvallen van de post van Generaal der Infantery by den Staat een vreemd vertoon; niet min ftonden veelen verfleld over de vei vulling dier plaatze. Zyne Hoogheid deedt ter Algemeene Staatsvergadering den voorflag om den Graave de Maillebois, Luitenant Generaal in Franjchen dienst, als Generaal der Infantery by deezen Staat te verbinden. Het Voorftel orn dien kundigen Krygsoverften door den grootften Krygsman deezes tyds, Frederik den Grooten, aangepreezen, tot die Waardigheid te verheffen, vondt ingang, en het verzoek deswegen , door de Heer Brandsen,, uit C) Nedert. jaarb. 1783- bl. 1737- T 2 o ek» 734. }e Graat )e Mail- .fbois wordt Generaal Ier Infantery-  ■éji VADERLANDSCHE xix. DO EK. VA- uit riaam des Gemeenebests, ten Fran* fchen Hove gedaan, eene gereede goedkeuring. Waar op men dien Graaf, nevens verfcheide Franfche Officieren, met veel verlangen, te gemoet zag (*). ff.Ntdert. Jaarh. 1784- bL 1833,  VADERLANDSCHE Hl S TORIE. TWINTIGSTE BOEK. INHOUD, Burgerwapening van wegen de Hooge Overfieid btvoolen. De Burgerwapening ten j Platten lande in Holland yoorgefteld en. goedgekeurd. Schikkingen daar op gemaakt. Bekendmaaking wegens het oogmerk dier Wapeninge. Onrustige kweegingen op verfcheide Dorpen in Zuid-Holland, hy gelegenheid dier Wapeninge. Dankbetuiging der Regeering van Dordrecht, aan de Schuttery en het Genootfchap, wegens het fluiten van oproerige Beweegingen. In Noord-Holland gaat het gefchikter toe. In Gelderland mtmoet de Offchryving veel wederftands. In Utrecht gaat het niet zonder tegenfiribbeien, Verklaaring daar tegen in Overysfel. Opheldering der Staaten van OverT 3 XX. \ O E E»  294 VADERLANDSCHE XX. ïl q e k. ysfel tot het wegneemen dier zwaarigheden, Op welk een voet de Wapening in Friesland werd toegejlaan. In Stad en Lande g.;at het niet zonder fioorenis toe. Onder de Geestlyken voor- en tegcnjlanders der Burgerwapeninge. Be Grenzen in /laat van tegenweer gebragt. Verkwikkingen in de Schans/en aan de Schelde ' gezonden. Gefteldheid onzes Lands ter zelfverdeediging aan de Landzyde. Drie Penfionarisfen onderhouden den Generaal Major en Directeur Generaal van 'sLands Vestingwerbu Móuun over den ftaat van VLands verdeediging. Deeze geeft een allerongunftigst Ver/lag, en betuigt deswegen meerinaalen Voorftellen gedaan te hebben. Door den Raad van Staaten verboden verdere openingen te doen. Gelastigden de-or Holland benoemd om na den ftaat der Frontieren en Magazynen onderzoek te 'doen. De Generaal Major van Martfeldt, door 'den Raad van Staaten verboden opening van den ftaat der Magazynen te geeven. De Heeren du Moulin en van Martfeldt in byzondere befcherming van hun Ed. Gr. Mogenden genomen. De Raad van Staaten verantwoordt zich by hun Hoog Mogenden. Op welk een voet du Moulin door den Raad van Staaten yryheid kreeg om aan de G ecommitteerden van Holland opening te geeven. Verflag van 't geen de Gelastigden uit de Heerep du Moulim en van Ma rt fe l d t verflaan hadden. Ontwerp tot een Brief deswegen 'aan de overige Bondgenooten, Kort berigt 'van 't zeen  HISTORIE. 393 't geen du Moulin, wegens de verft erking van Staats-Vlaanderen hadt voorgeflaaven. Wat hy omtrent andere Frontieren ^gedaan hadt. Hy ruimt het denkbeeld der groote kosten uit den weg. Nader Véfftag van Martfeldt, wegens het gebrek aan Gefchut en Ammunitie. De Raai van Staaten levert eene Memorie by Staaten van Holland in. Verbod van Staaten van Holland om het Rapport ly hun ingeleverd te verhopen. Misnoegen ovjt den Raad van Staaten. Sterke taal te Deventer gevoerd öxer den {laat van de V\t* deedigingdes Lands. Desgelyks te Zwolle. Stad en Lande weigert de Ruitery en hei Voetvolk te laaten trekken. Hun fchryven. wegens den ftaat der Verdeediging huns Gewests. Bewilligt in eene Petitie tot Legen lasten. Gelderland maakt deswegen zwaarigheden, Hoe Capellen tot de Marsch den toeftand van 's Lands V'f. deediging afmaalt. Hy raadt tot eene Be zending aan zyne Hoogheid. Befluit yai Gelderland over den ftaat der Verdeediging Maatregels in Friesland ter Verdeediging genomen. Hoe dit Gewest over de Leger lasten dagt. Bewilligt 'er in. Zo doe ook Utrecht. Yvoys bedenkingen ove 's Lands toeftand, in de Utrechtfche Vroea fchaps<;ergadering. Voor ft el van dien Hce over de Wapening in de Gcneraliteits Lan den. Algemeene aanpryzing van den Wa genhandel in dit tydsgewricht. T 4 Bur- XX. boek. f t r r  £96* VADERLANDSCHE XX. Boek. 1784. Burgerwapeiping van wegen de Hooge Overheid bevoolen. De Burgerwa'pening ten Platten lande in Holland voorgefteld en goedgekeurd» i i 1 1 1 i Burgerwapeningen, in verfcheide Gewesten, meest in de Steden, hebben wy, by het tragten na 't Herftel van 't geen veelen voor ingeiloopene Misbruiken hielden, zien ftandgrypen, uit den boezem der Burgeryen zelve goeddeels voortkomende (*), by het dreigen des Keizerlyken Oorlogs gefchiedde 5er eene Burgerwapening ■ ten Platten lande, van wegen de Hooge Overheid, in dit Jaar aan- £e vangen, en in 't volgende voortgezet. >eeze ging vergezeld met verfcheide optekenenswaardige omftandigheden, zo het inzigt van 's Lands Hooge Magtèn als de onderfcheide geestneiging eeniger Ingezetenen kenmerkende. Holland ging de andere Gewesten yroor. In Slachtmaand deedt de Stad Gouia een voorftel om het Platte land te ivapenen. Eenpaarige Hemmen keurden iet goed, en kreegen Gecommitteerde Elaaden last een Plan te ontwerpen, ten ïindé' de vermogende Ingezetenen, ten aunnen kosten, en de Onvermogénden :en kosten van het Land, in den Wapenlandel te oefenen, met bevel om daar over :en fpoedigften te raadpleegen. Welhaast chreèven Gecommitteerde Raaden van iet' Zinder- en Noorder-Kwartier' de Gcegten van de Dorpen aan om, binnen ;ört,' het getal op te geeven der Manchappen van'achttien tot zestig Jaaren, die C) 2ie onze Vaderl Hijt* VI. D. bl. 259 352 3G7.  HISTORIE 297 die in ftaat zouden zyn, om de Wapenen te draagen, en in den Wapenhandel geoefend te worden; met eene lyst van de onvermogenden , om voor zich zeiven Wapenen aan te koopen, op dat deezen aan de zodanigen mogten bezorgd worden. Ook zondt men Onder-officieren na de Dorpen om de Landlieden in den Wapenhandel te onderwyzen. De lysten en nadere opgaven van de weerbaare Manfchappen, met den aanvang des Jaars mdcclxxxv, in gereedheid en aan Gecommitteerde Raaden overgezonden zynde, gelasten zy, ingevolge der genomene Staatsbefluiten, by yoorsaad, den derden Man, by lootinge, te verkiezen uit de weerbaare Manfchappen van elk Dorp en Diftrict, met vrylaating aan de zodanigen, die, by 't lot gekoozen zynde, ongeneegen mogten weezen, om het Geweer te draagen, pm een ander weerbaar Man in hunne plaats te Hellen: dit zouden oqk de Mennoniten, op het voorbeeld van vroegeren tyde, mogen doen. Van de oefening in den Wa^ penhandel zouden bevryd zyn de Schouten en Geregten, in de billyke verwagting, dat die bekwaam mogten zyn om de plaats van Officieren of Onder-officieren by de gewapende Opgezetenen te bekleeden, zich geenzins zouden onttrekken om, vry willig, deeze posten, ten beste van het Vaderland, op zich te neemen. Van die Wapening waren verfchoond dc Predikanten van alle PrqtesT 5 'tzp-t' XX: boek; 1784* Schikkingen daaj? op gemaakt.  298 VADERLANDSCHE XX. BOEK. I784. tantfche Gezindheden,nis mede de Schoolmeesters, Voorleezers, Ouderlingen en Diakenen, de Roomfche Priesters, Capelhanen of Adliftenten; de Gaarders van de Gemeene Middelen en derzelver Bedienden; de Amptenaaren en Bedienden, en vaste Werklieden van de Admiraliteiten , Oost- en West-Indifche Maatfchappyen, en de Bedienden der Tollen; de- Arbeiders in Kruidmoolens, en anderen daadlyk bezig tot het vervaardigen van zaaken, tot het voeren van den Oorlog, zonder uitftel vereischt; de Vragt- en Beurtfchippers, vaste Voerlieden, met derzelver gewoone Knegts, en de andere Schippers en Voerlieden, wanneer zy in hun beroep afweezig moesten zyn; de Koorn en Water-molenaars, met derzelver Knegts, wanneer zy moesten werken; ook de Visfchers, als zy ter Zee moesten gaan, of hun vangst uitventen; alle Perfoonen waar voor het Heerenof Redemptie Geld werdt betaald, behalven de Tuinmans-knegts. Wyders waren van den Wapenhandel verfchoond, allen die door 't getuigenis van een Doctor of Chirurgyn konden bewyzen, daar toe ongefchikt te weezen. Voorts werd het een iegelyk, die mogt ve/meenen, uit hoofde van eenige byzondere omftandigheden, van den Wapenhandel ontflaagen te moeten blyven, vry gelaaten deswegen zyne belangen in te brengen. - Als loflyk zou het worden aangemerkt, wanneer eenige Perfoonen, onder dever- fchcjQa-?  HISTORIE. 2gy ichoonden behoorcade, van dit ontflag geen gebruik maakten; maar zich, voor: zo veel hun beroep zulks toeliet, met • de overige Opgezetenen, ten Wapenhandel bevlytigden, om ook ter Verdeediging van het Vaderland het hunne te kunnen toebrengen. - Deeze Aan- fchryving hieldt verder in de noodige befchikkingen, op het vormen der Compagnien, op de Wapenrusting, het aanleeren van den Wapenhandel zelve, eii de kosten van het Buskruid. ' Niet tegenftaande deeze Wapening alleen werd Ingevoerd, om de Opgezetenen ten Plattenlande in ftaat te Hellen, ter befcherming van hunne eigene Perfoonen en Goederen, waren nogthans Gecommitteerde Raaden in ervaaringe gekomen , dat eenige onrustige geesten zich niet ontzagen, om, door ongeoorloofde en ftrafbaare middelen, de zo nuttige Wapenoefening tegen te gaan, en de eenvoudige Landlieden, tegen de waarheid, diets te maaken, dat zy, door de Wapenoefening, tegen wil en dank, zouden genoodzaakt worden, om zich in den Krygsdienst, of buiten de Plaatzen hunner Wooningen, tot het doen van Tochten en Wagten te begeeven. Waar om zy begeerden, dat deeze Aanfchryving van de Predikftoelen alom zou afgekondigd worden,- op dat de goede Ingezetenen met welgepaste redenen van 's Lands Vaderlyke zorg van hun Ed. Groot Mogenden onderrigt zynde, ara XX. SOEK. Beken*? maaki:ig, wegens het oogmerk dier Wapenin* ge.  Soo VADERLANDSCHE XX. boek. 1784. Onrustige Beweegingen op veele porpen jn ZuidHolland , wegens deeze Wapening. het heilzaam oogmerk van Hoogstdezelr ven mogt voldaan worden. Wyders allen, die 'er zich tegen aan kantten, of de Wapenoefenende Ingezetenen ftoorden, als Verftoorders der algemeene rust aanmerkende. Zo veel tegenftands ontmoette, nogthans, deeze Looting en Wapening, dat Gecommitteerde Raaden , korte dagen naa deeze Aanfchryving, 't noodig vonden de onderrigting, wegens het doel des Wapenhandels, nogmaals, by openbaare Aankondiging, te ontvouwen; de Schouten en de Geregten van zodanige Dorpen, waar de Opgezetenen zich liever buiten Looting vrywillig tot den Wapenhandel aanboden, zonder Looting in de Wapenen te brengen, zulks veroorlovende (*). Van Dorp tot Dorp in Holland te vermelden hoe het toeging, zou een verveelend en noodloos werk weezen,- doch kunnen wy niet voorby eene en andere ftoorenis van dit Staatsbefluit te boeken. Te Oestgeest en Leiderdorp ftribbelden de Boeren fferk tegen de Wapenoefening. De Schout Chastelein, te laatstgemelder plaatze, in de Regtkamer gezeten, wilde de Boeren by drie man te gelyk laaten binnen treeden ; doch de ganfche vergaderde hoop drong ter Kamer in, en weigerde de Looting. De Schout, naa eenigen tegenftand, kreeg het zo kwaad ? CO Refol. van Holt. 18.' Nov. 2q. Dec. 1784, 11. en 37. Jan. 1785.  HISTORIE. 301 kwaad, met ftooten en ftampen, dat hy ,het naauwlyks ontkwam, en na Leyden vlugtte, voorneemens om, met hulp uit de Stad onderfteund, te rug te keeren; doch deeze hem geweigerd zynde, moest hy, voor eerst, van dit voorneemen afzien. Te Zoeterwoude vondt de Looting in 't eerst oproerigen wederftand, een gedeelte van het Leydfche Genootfchap van Wapenhandel voor Vryheid en Vaderland toog derwaards, om de rust te bewaaren, en gefchiedde vervolgens de Opfchryving, ongeftoord. De Regeering van Leyden deedt de Hoofden der Schutterye dankzegging voor den betoonden vlyt en yver in het ftillen der Oproerige Beweegingen in eenige naby gelegene Dorpen, met verzoek om het hunnen Onderhoorigen bekend te maaken» In eenige Dorpen, omftreeks Gornichem, was de woeling nog fterker. Men overviel, verjaagde, en verftrooide de Lieden, die in een Schuur met den Wapenhandel bezig waren; tegen het Bevel des Souverains^ van de Predikftoel afgekondigd, liet men zich de heftigfte gefprekken ontvallen, en veelen pronkten met Oranje Linten en Strikken. —— Te Hoornaar was het geheele Dorp in rep en roer, en , met veel gerugts, een Oran- je Vaandel, of Prinfe Vlag, op den Dorpstooren geplant. Burgemeesters van Gornichem zonden, zo ras zy dit vernamen, den Stadhouder van Diepen brugge der- XX, boer^ 1784.  BOEK. I784. 3012 VADERLANDSCHE dei-waards, met last om die Vlag af te haaien, aan den bevoegden Regter het onderzoek na die Beweegingen overlaatende. Doch de Hoornaars waren flout genoeg om eene andere Vlag in ftede te plaatzen, den Schout en eenige Gezwoorenen van dit Dorp noodzaakende, om zich na die Stad te begeeven, en de te ruggave van hun Vlag te eifchen; De Regeering van Gorhichem, zich beroepende op een Plakaat onlangs uitgegeeven (*), 't Welk alle onderneemingen van dien aart aanmerkt als Oproerleuzen, {trekkende tot ftoorenis van de goede rust, gaf den Drosfaart last, om, naar behooren bygeftaan, zich na Hoornaar te begeeven , door de voegelykfte middelen de Vlag in te haaien, en binnen de Stad ie brengen. • Van dit Dorp en andere daar om heen liggende hadden zich zeventig Boeren na Goudriaan vervoegd, en, onder veel géroeps, gevorderd dat men de Oranje Vlag van den Tooren zou laaten waaijen; maar de Schout van der. S e y p e belette den uitvoer van dit voorfieemen. Het Geregt van Goudriaan verzogt de hulp des Genootfchaps van Wapenhandel te Schoonhoven tegen de Boeren van Hoornaar, die gedreigd hadden, binnen kort, drie maal zo fterk, te zullen (*) Het Plakaat van den 16. Juny 1784. waar van wy vervolgens breeder zullón moeten (preeken.  HISTORIE. 303 len wederkomen. Daadlyk werd die hulp verleend; doch, door het agterblyven der i Boeren, noodloos bevonden. Op ver- - zoek der Burgemeesteren van Gornichem, i en last der Staaten kreeg een Bende Dragonders, te Ramsdonk liggende, en ook eenig Voetvolk, bevel om zich na die Stad te begeeven, en van daar overal heen te trekken, waar de bevelen der Burgemeesteren van Gornichem hun zouden roepen. Twee der voornaamfte Aanleggers dier Bcwecgingen te Gouderak werden gevat en in verzekering gebragt. Nog hooger liep het te Moerkapelle in Schieland. De Schout van dit Dorp H. A. Kreet, Advocaat te Rotterdam, leverde den een en dertigflen van Louwmaand mdcclxxxv, by Gecommitteerden een berigt deswegen in, van deri volgenden merkwaardigen inhoud; dat hy zich, Saturdag voormiddag na 't gemelde Dorp begeeven hebbende, ter Afkondiging van de Publicatie, betrekkelyk de Wapening ten Plattenlande, en tot het fielden van Orders daar omtrent, by zyne aankomst aldaar, alles ftil en gerust gevonden hadt; doch dat hy de Klok hebbende doen kleppen, ter byeenrocping der Gemeente, een aantal Volks gelyktydig den Tooren was opgeloopen, en uit denzelven een Oranje Vlag hadt uitgeflooken, in welke zich eenige Letters vertoonden; dat hy de menigte, zich vervolgens voor het Regthuis vervoe- gen- xx: :oek; 784.  §©4 VADERLANDSCHE XX. boek. 1784. gende, alle met Oranje vercierd zag; 't welk hem deedt befluiten om, naa het afkondigen der Publicatie, betreffende de Wapening, ook die tegen het draagen der Leuzen nogmaals te vernieuwen, en met luider ftemme af te leezen: al 't welk van geen de minfte uitwerking was:, dewyl dc vergaderde hoop, of eenigen hunner, uit aller naam, ronduit verklaarden , niet te willen exerceeren voor de Staaten, maar wel voor den Prins, en dan op deeze wys, (de hoeden vertoonende met Oranje ftrikken vercierd.-) want.de Staaten waren maar Jongens, en de Prins was het Hoofd! den.Schout vérvolgens afvraagende, Om welkereden de Publicatie niet was gedaan op naam van den Prins: dat 'er hadt behooren aan 't hoofd te ftaan Wy Willem —— Dat hy alles gedaan hadt wat mogelyk was ,- met alle mogelyke bedaardheid en zagtmoedigheid, zonder iemand het minfte onvertogen woord te geeven, om het Volk uit hunne wanbegrippen te helpen, en hun de billykheid van de Orders des Souverains onder 't oog te brengen; maar alles vrugtloos: waarom hy, ziende dat 'er voor hem niets te doen was, befloot zich van daar weg te maaken. Dat hy, dit befluit genoomen hebbende, zyn rydtuig deedt infpannen en voorkomenj waar van hy bemerkte, dat de Paarden reeds met Oranje ftrikken Waren opgefchikt, en de Voerman met een Cocarde van die kleur pronkte; terwyl de Chais aan  HISTORIE. lóS „ naamde Volksverdeedigers uitgaven,* „ zich eenigen tyd hadden toegelegd oirl „ veele Projecten uit te vinden, en door „ dezelve zich eigen Voordeelen,'of ten. # minden een grooten Naam, zoeken té „verwerven; en welken, om dit' hun „ oogmerk te bereiken, zich gemeenlyk ,,, bedienden van Blaauwe Boekjes te ïaa5, ten uitdeelen, of van de zogenaamde j, ftemme des Volks, (fchoon de geheet,, le Volksftem genoegzaam hoofdzaak- lyk beftaat in weinig Leden," die men, 9, Acten laat tekenen, welkers inhoud 0, zy niet kennen,) nietfegenfbande eene 0, ganfche menigte bekwaame, nuttige, ?", en bedaarde Leden, die van een ge3, heel ander Sentiment zyn, daar over „ niet gekend,' en door de zogenaamde 5, Volksverdeedigers, welke door hunne 9, getekende Acten alles weeten te dwin„ gen, en de wettige Regeering Wetten 3, voor te fchryven, als Landverraaders „ afgefchilderd worden. Zy, medé behoorende tot het Volk van deezen „ Lande, vermeenden dat men, zonder hun, die een groot gedeelte des Volks uitmaakten, zodanig eene Volksfleni „, niet mogt voorgeeven , zonder de waar„ heid te kort te doen: waarom zy, zien- de dat de critique tyd daar was, hun „ Ed. Mogenden voordroegen, dat zo„ danig eene Wapening en Oefening in a, dezelve, den ftaat des Lands, in fte-> de van te verfterken, aanmerkelyk „ mócs|  RISTORI E. 313' moest verzwakken, zo niet geheel be'„ derven en .alles in verwarring bren« gen; en oordeelden met grond te mo„ gen' ftaande houden, dat men hun, die de Lasten in het zweet hunner „ aangezigten moesten opbrengen, niet kon vergen, de Wapenen op te vat„ ten, en dus een last te ondergaan in ,, eene Republiek, die men als Vry de■L biteerde, welke de Sóuverainfte Mo„ narch zynen Onderdaanen niet afverg»> dé. . ' „ Als men 't geheele ftuk der Wapen,, oefeninge, in" zyne naaktheid, waare ',, gefteldheid, en teffens in deszelfs waa„ ré gevolgen ging befchouwen, zou „ men bevindendat niet alleen dat gan- fche Project van geen nut voor den „ Lande kon zyn; maar dat hetzelve ook onvermydelyk eene grootere, en „ fpoediger rnïne over 't Land moest „ brengen, dan de gevreesde ruïne, die „ men daar door poogde af te weeren3 a, zyn kon." ■ Ten bewyze hier van voerden zy aan. „ dat, gelyk het Militaire weezen aan In„ gezetenen, die een ander Beroep had„ den, gansch niet voegde, een Land5, man nog veel minder daar toe bej, kwaam of gefchikt was; dat het op dt ,; been brengen van Gewapende Mannen „ gansch het eenigfte niet was om mag 5, tig te zyn, en een Vyand af te kee ,', ren; maar dat het doen beftaan vai ?", Gewapende Mannen de voornaamfh * V 5 v zaal ROEK,' 1784. t  314 VADERLANDSCHE XX. BOEK. I784. „ zaak moest uitmaaken: ert Helden zy „ als een onfeilbaare waarheid vast, dat „ de Ingezetenen van Overysfel, zo ras „ zy onder de Wapenen by een geko„ men waren, terftond, uit hoofde van 9» gebrek aan alles, weder uit elkander „ zouden moeten loopen; en door'tver„ loop van hun Kostwinning zich in 't „ uiterfte gebrek gedompeld vinden- — „ Eindelyk meenden zy met reden te n mogen verwagten, dat, wanneer zulk „ eene Algemeene Wapening onderno„ men, en Overysfel vyandlyk aangeval„ len wierd, zy, ingevalle van overhee„ ring, niet anders te wagten hadden, „ dan om allen over de kling te moeten „ fpringen, en dus, als 't ware, op de „. flachtbank gebragt, of als Krygsgevan„ genen, behandeld te worden." Zy vertrouwden, dat men de WapeV ning geheel zou afkeuren, en na beter en gepaster middelen omzien; „ dan, „ befloot men 'er toe, vergde men hun „ af naa hun eigen verderf te löopen, zo moesten zy, door nood gedrongen, ,, hun Ed. Mogenden voordraagen, dat „• het Ontwerp der Wapening, 't welk „. thans als een foort van Ziekte het' „ Land zogt door te loopen, hun was „ voorgekomen niets anders te zyn dan „ allen beleid in wanhoop te verkeeren; ,, en dat, zo wanneer de nood des Lands zo groot geworden, en het water zo ,, hoog boven de lippen gereezen was, „ dat de gerrieene zaak, door dit wan- ?? hQQt  HISTORIE. si£ hoopig middel, zou moeten gered en „ geholpen worden, als dan onfeilbaar „ reeds alles verboren was, dat Zy niet op „ de Slachtbank begeerden gebragt te wor- den, noch hunne Vrouwen en Kindc- ren, met welken zy belast warén, doof 3, gebrek dagten te laaten vergaan, ook „ meenden zy dat het voor hun een ge3, ring voorregt zou zyn te woonen in eene Vrye Republiek, waar men van „ niets anders dan van Vryheid en Pri„ vilegien fprak; daar men, als 't ware „ Zegetekens oprigtte, wegens 't affchaf- fen der Drostendienften, als al . tè „ flaafagtig, en daar men nu egter dé „ Ingezetenen 'met een last van Wape,, ning, die hun totaal ruïneeren moest , „ waar by geen Drostendienften te Ver„ gelyken waren, tragtte te belaaden; ,, waar toe zy, by herhaling, verklaar„ den, niet te kunnen, noch te zullen „ overgaan." De Gedeputeerde Staaten van Overysfel, behalven uit dit ftuk, uit onderfcheidene Berigtcn van zommige Schouten en Richteren, inzonderheid uit Sdlland en Twente, verftaan hebbende de weigering eenigèr Ingezetenen, om zich. te laafen ópfchryven, gingen den waan, en daar uit gefproote vreeze, dat 'zy als Militairen zouden worden aangezien en tegen den Vyand gebruikt, te keer, door de waare rede der Opfchryvinge, te hunner gerustftellinge, open te leggen. ,, Dee2 2e v/as," gelyk zy tot wegneeming van XX. li O li K. Opheldering der Staaten van Overysfel , tot het wegneemendier zwaarig-a heden.  33 0EK. fyfi VADERLANDSCHE van alle misvatting, en misduiding fpraaken, „ om geene andere reden bevolen „ dan om onderrigt te zyn, van het ge„ tal der Ingezetenen, die, des noods, „ in ftaat zouden weezen, de Wapenen ,, te voeren, om aan Ridderfchap en „ Steden te kunnen voordraagen, de wy,, ze op welke zy zouden meencn, dat zy „ best konden en behoorden gewapend „ te worden,'naar tyds omftandigheidj, „ en naar dat de nood zou vorderen, „ niet om hun, als Soldaaten, te 'pres< fen en tegen de geregelde Troepen van „ den Vyand te doen optrekken, of „ buiten de Provincie te verzenden • „ neen, maar met vooruitzigt dat zy, in „ ftaat mogten worden gefield, om ge„ paste Wapenen te kunnen gebruiken, „ tot hunne eigene particuliere zeker-" „ heid; ten' einde niet door de minfte „ vyandlyke magt te worden overrom, „peld; maar de ftroopende Partyen, „ waar door zy in gevaar zouden kun„ nen worden gebragt , om in hunne „ Perfoonen, Hwisgenooten, Have, en „ Vee, allerlei mishandelingen, overlast „ en plunderingen, te moeteu uitftaan, „ en waar tegen by de zodanigen, de „ een niet meer, dan de andere, ver„ fchooning zou vinden, als welken het alleen om roof en plundering te doen „ was, te kunnen keeren en afwenden; „ dus in de daad alleen om hun in ftaat te ftellen, om hun eigen Lyf en Lees? ven, en dat van hunne Vrouwen en „ Kin-  HISTORIE; &f \t Kindcreri, en tevens al hun Welvaard, 5, tegen alle zulke geweldige Invaüen 3, van woeste en (troop Partyen te be- veiligen, en verder niet." —Zy'verwagten, dat de goede Ingezetenen, van herT waare oogmerk onderrigt, verder van alle tegenkanting zouden afzien, en zich, in tegendeel, met alle bereidwilligheid , doen opfchryven: waar toe zy deeze Opfchryving, waar dezelve nog niet hadt kunnen volbragt worden, andermaal bevolen ten uitvoer te brengen. In dit Kerfpel hadden oproerige Beweegingen plaats , door den Scholtus als onverfchillige Vrolykheden opgegeeven, terwyl hy het draagen van Oranjeleuzen met de Uniform van het Vryeorps te Deventer gelykftelde. Over welk een en ander de Gemeente dier Stad zich beklaagde, en een Verzoekfchrift ter beteugeling by de Regeering inleverde. De Steden wilden dien Scholtus, wegens zyn fchryven, opontboden en beitraft hebben, doch de Ridderfchap nam dit Voorftel over. Eenige Manfchap vereenigde zich aldaar om met geweld de gebodene Wapening tegen te gaan (*). De Friezen, die, in vroegeren tyde, vooi de Wapening der Ingezetenen fterk gefprooken hadden (t), wilden den yver en (*) N Nederl. Jaarb. 1784 bl. 1070 1977 Voor 't Jaar 1785. bl. 354. 527, Post van dei JXeder-Rhyn VII. D. bl. 51. (f) Zie onze FaderL Hut. V. DeeJ bl, 101 en VI. D. 352. XX. BOEK.1 1784.. Op welk een voet de Wapening ten 1  XX. BOEK. 3784. Platten lande in friesland "Wordt toegeftaan. 318 VADERLANDSCHE en lust tot den Wapenhandel, die langs hoe meer begon te ontvonken, verder aangeblazen hebben, op dat Ingezetenen Gewapend, en in den Wapenhandel onderweezen, en in geregelde Benden verdeeld, van daadlyken dienst zouden kunnen zyn, en, wanneer de nood daar mogt weezen, geene Wapenen hadden aan te grypen, die de wanhoop alleen aanboodt, of het nutloos flachtoffer te ftrekken van wanorde. De Staaten betuigden dit oogmerk niet genoegzaam te kunnen pryzen; en dat zy zich niet ongeneegen zouden toonen!, gelyk zy reeds by den aanvange, door' het verfchaffen van Wapenen uit 's Lands Magazyn gedaan hadden, om dien yver op te Wekken, ingevalle de zulken, die op eene geregelde wyze, onder de Regeering van hunne wettige Overheid en Beftuur hunner Opperhoofden, zich naar gemaakte Wetten en Reglementen willende gedraagen, zich met dezelve by hun Ed. Mogenden vervoegden. En zou men, onder die voorwaarden, niet alleen aan de goede Ingezetenen der Steden; maar ook ten Plattenlande, wanneer zich een aanzienlyk getal, waar onder eenige gequalificeerde Perfoonen, met voorkennisfe van den Officier der Plaatze, zich aanmeldden, Wapenen kunnen toeftaan(*), In CO N. Nederl. jaarh 1783. bl. '2140. Vw 'tjaar 1784. bl. 1965. 10Ó6.  HISTORIE. $jt| in Stad en Lande was men mede op de Wapening der Landlieden bedagt, en hadden de Staaten, zonder dat iemand daar toe, door eenige middelen zou mo gen gedwongen, of deswegen eenige verwyten gedaan worden, hun daar toe opgewekt, enkel met het heilzaam uitzigt om, wanneer de Vyand, die eene menigte ifroopende Partyen mede voerde, deeze Gewesten mogt aandoen, welke door de Krygsmagt van den Staat niet genoegzaam konden befchermd worden, zich met vrugt op eene geregelde wyze daar tegen te kunnen verzetten. Dan het ontbrak niet aan woelzieke Perfoonen, die tweedragt, oneenigheden, en partyfchappen zogten aan te kweeken, die zich, met dat oogmerk voorzagen met ondefcheidene Leuzen en Linten en zamenrotten, om de zodanigen, die zich in'den Wapenhandel oefenden, of zulks wilden doen, te ftooreri. Weshalven de Staaten zich genoodzaakt vonden, door eene en andere openbaare Afkondiging, dit dubbel gevaar van de verydeling hunner oogmerken te keer te gaan. — Te Scheemde en Eexta waren de oproerige Reweegingen zo ilerk, dat 'er Krygsvolk, ter beteugeling der Oproerigen, werd heen gezonden : eenigen werden gevat, anderen redden zich met de vlugt (*). — De Oproerigen in 't Oldair.pt, fpoorden den O 27. Nedtrl. Jasri. 1785. bl, 543-5.48. XX. BOEK. 178.4 In Stad tn Lande jaat het niet zon» ier lioorenis.  XX. _ Boek» Onder de Geestely ke Vooren Tegenstanders dsr Buigerwapenin- <3'a^ VAD ÉRLANDS'CHS «Jen' Groningfcheh Hoogleeraar G. IC ui* pers, die in zyn jeugd aldaar het Leefaarampt bekleedde, aan, om de verkeerde denkbeelden, dié aanleiding tot zo verregaande onlusten gaven, uit te rooyen,; te weikef gelegenheid hy deeze Staatkundige Belydenis aflegt, „ De Staaten, „ als Plaatsbekleeders onzer' Vrye Natie, „ zyn, in ieder Provincie onze Souve,, rainen, wien het toekomt, overeen- komftig niet onze Conilitutie, Wetten en Bevelen te geeven. Zyne ,, Hoogheid, onzen Erfftadhoudtr komt „ het toe, dezelve uit te voeren, Vol„ gens zyne wyduitgeftrekte Amptsbe- „ trekkingen. Het eerfte is onzé „ Vryheid, het laatfte onze Veiligheid: „ en zo 'er dan, tusfehen de Weigeevende en Uitvoerende Magt, een wederzydfch'6 „ behoorelyke Invked is, zal daar door' „ de Eendragt bevestigd zyn. Zo „ lang nu dè Staaten Staaten zyn, en „ de Stadhouder Stadhouder, is ons Ge„ meenebest gelukkig — dan is de Wet, „ die onze Wet is, Koning en Wy zyn „ waarlyk Vry (*);" Het ontbrak in onzé Gewesten aan geen Leeraaren, zo in de Steden als ten Platten lande, die hunne Toehoorders, in (*) Neértandsdi Staatsircaan, befchouwd in etèt Leerreden over Ma« c. IV 35—4S benevens een Aanhangztl over de Oproeren inzonderheid in hei ■Oldampt, door G Kuipers Huogt. &q. te Groningen, by P. D OEKBMA.  historie: ast til gezette Leerredenen, tot den Wapenhandel aanfpoorden; de Roomfche Priesters betoonden zich hier in over 't algemeen volyverig, —De Heer B eren d tzen, Pastoor te Maar/en, een eerwaardig Grysaard, maande, als het hoofd der hem onderhoorige Geestelyken, door een rondgaanden Brieve, hun aan om de Gemeentens ten Platten lande; tot de oefening der Wapenen op te wekken, en aan het heilzaam oogmerk van den Souverain "te voldoen. Schoon 'er Leeraaren gevonden werden, die daar tegen aanwerkten, ontraadende Redenvoeringen, en Gefprekk'en hielden (*). Aan de Grenzen was groote drukte om alles in ftaat van tegenweer te brengen. Te Breda werkte men met allen yver, zelfs op Zon- en Feestdagen aan de Linie. Gcertruidenberg bevondt zich in besten ftaat van tegenweer. In Maaftricht kwam, voor 't einde des Jaars, Prins Frederik van Hessen kassel aan, en aanvaardde het Bevelhebberfchap hem, zints den afftand des Prinfen van Nassau Weilburg, opgedraagen. Men maakte 'er alle Krygstoe- be- (*) Algcm. Vadert. Lettersejf. Vil. 15. f. St.' bl. 103. Post van den Neder-Rhyn IV. D. bl, 1187. 1227. 1268. 1294 '3°7- V11- P .fel; 5t. 105. Ën G. Pa ape de Gewapende Burger-corpjen en de Antipatriottifche Geestelyken, in vcrfcheidt Brieven aan een Vaderlandsch Predikant. Te Rotterdam by j. de Leeuw »n j. Krap 1786. yn. deel. x xx. boek;1 I784* De Greiio ren in ftaat van tegenweer gei bragt.  VADERLANDSCHE XX. Boek. 1784. Verkwikkingen in deSchansfen aan de Scheldt gezonden GefteldJieid 011zes Lands ter zelf▼erdeediging te Lande. bereidzelen om die Stad met kragt tegen den Vyand te kunnen verdeedigen; en kundigde de Magiftraat een bevel af aan de Burgers om voorraad van Levensmiddelen op te doen. De Generaal van der Dussen, in ftede van den Hertog van Brunswyk, tot Bevelhebber van 's Hertogenbosch benoemd, aanvaardde, eer het Jaar ten einde liep, deeze post. Het Krygsvolk, in de Schansfen aan de Schelde, meer dan anderen, aan veel arbeids en vermoeienis blootgefteld, ontving een en ander blyk van de deelneeming der Landzaaten in hun lot. Een Beurtfchip van Middelburg, en een Ligter van Rotterdam, voerden 'er ververfchingen ten gefchenke aan. De Collonel van Pabst, Bevelhebber over de Hollandfche Vestingen aan die Rivier, nam het heufche aanbod van eenige Oxhoofden Genever, als een Vaderlandsch gefchenk, tot verkwikking van het Krysvolk, by eenen brieve door den Hoofdfchout van Schiedam, uit naam van eenige Kooplieden dier Stad, voorgefteld, met dankbaarheid aan (*). Niemand der Gefteltenisfe van ons Land kundig, en 't zelve met een krygservaaren oog befchouwende, zal een dikwyls gemaakte aanmerking kunnen tegenfpreeken, dat 'er naamlyk geen Land is, zo gefchikt om onindringbaarvoorden Vyand ge- O IV. Nidtrl. Jaari. 1784. bl.: 1988-1990.  historie; 323 maakt te worden: mits men een verdeedigenden Oorlog, overeenkomftigmet des j Lands gelleldheid voere: Ieder Rivier is, als 't waare, een Voormuur; en een j bekwaam Ingenieur Weet de plaatzen, waar de Vyand volftrekt komen moet, te onderfcheiden, en op deeze befchikkingen te maaken om den verderen (fbortocht te beletten, door op de Dyken en groote Wegen, behoorelyke Posten op te werpen; of de Steden, zo deeze in den weg komen, in ftaat te Hellen om den Vyand naar eisch te ontvangen, die zich, door wel aangelegde Onderwaterzettingen, genoodzaakt vindt, deeze Steden of Posten, hem zo bezwaarlykgemaakt, te vermeesteren zal hy verder ten Lande indringen. Is dan, gelyk door veelen beweerd wordt, ons Gemeenebest aiet in ftaat om zo veel Krygsvolks op de been te brengen als vereiseht wordt om magtige Mogenheden, die 't zelve omringen, het hoofd te kunnen bieden, zo moet het zyne veiligheid in goede Vestingen en welaangelegde Posten zoeken, de Grensfteden en Magazynen in den besten ftaat onderhouden * De bezorging deezer tot 's Lands Verdeediging hoogstnoodige zaaken is doorgaande aan den Raad van Staaten aanbevolen, Dan by den aanvang der oneemgheden tusfehen onzen Staat en den Keizer, vervoegden zich ten huize van den Generaal Major en Directeur Generaal van 's Lands Vestingwerken d u X s Mou- XX; O EK* DrlePeai fionarisfen onderhouden du Moulin," over deti ftaat Van 's Lands Verdeedi* ging.  VADERLANDSCHE XX. »oek. i7H- Deeze -£eefteen allerongunftigstVerflag. Moulin, (een Man van die uitfteé* kende bekwaamheid, dat Fkede rik de Groote, met een eigenhandigen Brief, hem,op devoordeeligfle voorwaarden, verzogt hadt in zynen dienst over te komen, en by wien de Alleenheer^ fcheresfe aller Rus/en, langen tyd hadt aangehouden om als Hoofd van het Ingenieur Corps, onder aanbod van grooter voordeelen dan hy hier ooit kon verhoopen, in haaren dienst te treeden; aanbiedingen beide door hem afgeflaagen,) eerst de Penfionarisfen der Steden Dordrecht en Amfleriam de Gyzelaar en van Berc kel, en kort daar op de Penfionaris der Stad Gouda, van Wyn. Welke drie Penfionarisfen hem hadden te kennen geeven, wel gaarne onderrigt te willen zyn omtrent den Haat der Frontieren in Staats Vlaanderen, en te weeten, of deeze, by een voorkomenden aanval, den vereischten tegenftand zouden kunnen bieden, dat zy dachten by niemand beter dan by hem zich te kunnen vervoegen , en de noodige opheldering verzogten. Du Moulin hadt daar op dit ongünflig antwoord gegeeven, dat niet alleen Staats Vlaanderen; maar alle de Frontieren van de Republiek, zich buiten Haat van tegenweer bevonden; ja dat het met alle zodanig flegt geHeld was; dat, van welk eene zyde de Vyand zich aanboodt, hem nergens eenigen tegenfland zou kunnen geboden worden, zodat hy zelfs  HISTORIE. 353 gelfs geen Wykplaats of Point ctJppuy voor 't Leger van den Staat aan de hand zou weeten te geeven, dat het in orde brengen der Frontieren, zodanig dat men 'er den Vyand voor zou dürven afwagten, het werk niet was van eenige Maanden, al ware het ook, dat men zulks, in tyd van nood, met alle de fchatten van de Republiek, zou willen betaalen; maar dat daar toe dan nog eenige Jaaren zouden vereischt worden, en wel een gerusten tyd van Vrede. Dit Antwoord deedt een tweede Vraag gebooren worden, of hy Directeur Generaal daar over, Eeds- en Amptshalven, nimmer eenige Voorftellen hadt gedaan? Overeenkomftig met de zuivere waarheid hadt hy deeze met Ja moeten beantwoorden; en gezegd, dat hy, in Wynmaand des Jaars mdcclxxv, een volledig Ontwerp hadt aan de hand gegeeven om Staats Vlaanderen in een gedugten Staat van tegenweer te brengen. De Heer du Moulin hadt, gelyk hy in eenen Brieve aan den Raad van Staaten fchreef, niet getwyfeld om aan die Staatsdienaaren deeze Openingen te geeven, welverzekerd, dat, zo wanneer de alleszins befchreienswaardige ftaat van alle de Frontieren des Lands nader ter kennisfe van hun Ed. Groot Mogendea gebragt wierd, Hoogstdezelven, met de overige Bondgenooten, het in ftaat van tegenweer brengen derzelven, op alle X 3 mc en hem verboden, om, zonder vooraf gekreegene toeftemming, van hun Ed. Mogenden, aan iemand, wie ook, in 't vervolg, eenige Opening van den Staat van 's Lands Frontieren te geeven, veel min mede te deelen, eenige Plans, Kaarten, Papieren of Memorien daar toe betrekkelyk. By Staaten van Holland was, ondertusfehen, beflooten de Heeren de Gy^ zelaaR? Visscher en ij e Kempenaar Penfionarisfen en Gewoone Afgevaardigden der Steden Dordrecht, Amfhrdam en Alkmaar, nevens den Raad- pen-  HISTORIE. 3-7 penfionaris van Bleiswyk te gelasten om by de Heeren du Moulin, en b den Generaal van Martfeldt, alseerfte Officier van 's Lands Artillerie, T wegens den daadlyken toeftand van 's Lands j Magazynen en Arfenaalen, behoorelyk jj onderzoek te laaten doen; de redenen, t( die het verval daar in zouden mogen veroorzaakt hebben, op te fpeuren;, en de middelen te weeten, welke tot herftel en verbetering zouden kunnen dienen. Buiten de weete van den( eerstge- melden reeds ontvangen kreegen zy een algemeen berigt van den laatstgenoemden, wegens verzendingen van Krygsbe» hoeften na verfcheide Vestingen in Staats Vlaanderen. Doch de Raad van Staaten, door den Heer van Martfeldt, onderrigtvan ; deeze Onderhandelingen en dit Staatsbe-: fluit van Holland, kreeg deeze een der-, gelyk verbod van denzei ven, omtrent het doen van verdere Openingen, wegens den toeftand van 's Lands Magazynen, als reeds aan du Moulin gegeeven was, omtrent de gefteltcms van 's Lands Frontieren (*). De Heeren Generaals, vervolgens, een èn andermaal voor Gelastigden van hun Ed. Groot Mogenden ontboden, gaf de Heer du Moulin aan dezelve kennis van (*) Re/ol. van Holt. 24 Dec. 1783. Refal.var» den Raad van Staaten 6. en 16. Jan. 1784. X 4 XX. o ek. 7H[agazy- en o'n2rzoelc! doen. Van fELDT verboden jpening fan den laat der Magazynen te geeveot De Heeren DU Moulin en van Martfeldt in  XX. boek. I784. byzondere befcb ermins: yan hun 'Ed. Groot Molenden genomen. j 1 '< < l < I i C l r 3^3 VADERLANDSCHE van het Verbod des Raads van Staaten, en verzogt deswegen verfchoond te mogen weezen van het doen eenigcr verder verzogte Openingen. Op deeze yerontichuldiging merkten de Gelastigden aan, " £at llec geenzins de Intentie van den „ Kaad zou hebben kunnen zyn om " £f ze -jn^rdictie tot hun Ed. Groot „ Zogenden uit te llrekken; dat dit, bui„ ten twyfel, eene verkeerde en te rui„ me interpretatie der' gemelde 'Refolu„ tie van den Raad zou weezen." Intuskhen vonden zy goed om van het reeds aan hun medegedeelde, en wat laar omtrent was voorgevallen, ter Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden /erflag te doen. Te veel was hun ontlekt om dit werk, door tegenftand des taads van Staaten, te laaten iteeken; veshalven zy de Heeren du Moulin :n van M arte e-l d t in hunne byzoniere Befcherming namen tegen alle 011:angenaame bejegeningen, die hun, ter jaake van te geevene Openingen aan de gecommitteerden van hunEd. Groot Mo;enden, onverhooptlyk zouden mogen morden aangedaan. De Ridderfchap n Ldelen hetuigden als nog geneegen te yn om met de verdere Leden te llemien tot een behoorelyk Onderzoek aan;aande de gefteldheid der Frontieren van en Staat, en 't geen daartoe betrekelyk was; doch dat zy, van de verde2 Leden verfchillende over de wyze op 'elke dit Onderzoek behoorde ingerigt  HISTORIE. 325 £ii in 't werk gefield te worden, in geenen deele konden goedkeuren die Middelen, welke daar toe, met voorby gaan van den Raad van Staaten, door het Kanaal van Officieren, in Eed en Dienst van de Generaliteit ftaande, reeds aangewend waren, en op den voet van het thans omhelsde Verflag, verder Honden aangewend te worden. Dat aan den Raad van Staaten de zorg en het beftuur van 's Lands Fortificatiën aanbevolen zynde, dat Collegie dan ook, wegens zodanig verzuim, als des aangaande mogt hebben plaats gehad, aangefprooken moest worden; terwyl zy zich verzekerd hielden, en ten vollen verzekerd waren, dat de Raad van Staaten niet zou weigeren, aan hun Hoog Mogenden , of aan Heeren derzelver Gecommitteerden, eene volkomene Opening nopens den fiaat van 's Lands Frontieren te geeven. Op deeze gronden moesten zy het Verflag wraaken, en het Befluit tegenfpreeken (*). De Raad van Staaten, wel bemerkende, dat Staaten van Holland, ondanks het gedaane Verbod aan de Generaals DuMouLiN.en van Martfeldt, het Onderzoek op de reeds begonne wyze zouden voortzetten, vervoegden zich by hun Hoog Mogenden met een Brief, meer eene voorloopige Verdeediging, wegens £0 RcJqI. vanlloll. 16". en 28 Jan. 1784- % 5 XX. boek; 1784. De Raad van Staaten verantwoordzieh by hun Hoog; Mogen- ' den.  XX. BOEK. 330 VADERLAND SC HE gens hun gehouden gedrag, dan een be* wys behelzende, van de onbevoegdheid der genomene maatregelen van Staaten van Holland. Immers naa eene herhaalde betuiging van hunne geneigd en bereidvaardigheid om aan de Bondgenooten alle Openingen te geeven, welke men ten opzigte van den toeftand der Frontieren van den Raad zou kunnen eifchen, en een beklag over de gehoudene handelwyze der Staaten van Holland in deezen, vaaren zy voort met zich te beroepen op hunne gedaane verrigtingen, ter aantooning, dat , zedert den Vrede van Aken, de Raad, voor zo verre zulks in deszelfs vermogen was geweest, en het van denzei ven hadt afgehangen, zich bevlytigt hadt om alles te werk te ftellen wat kon dienen tot verbetering der FrontierPlaatzen, en bezorging der Magazynen; doch dat het hun fteeds ontbrooken hadt aan noodige Penningen, die of niet, of flegts gedeeltelyk, toegeftaan, en zeer gebrekkig opgebragt waren. De Bondgenooten vleiden zy zich, zouden, uit al het bygebragte, wel verzekerd zyn, dat zy den Raad voor als nog niet bekwaam gemaakt hadden, om de Frontieren des Lands, in een ftaat van verdeediging te ftellen, en de Magazynen derwyze te voorzien, als zonder twyfel noodzaaklyk was; waar om dezelve op het verfchaffen van Penningen aandrong (*). Wel- C*) Rf/óL van den Raad van Staaten 16 Feb. j 784.  HISTORIE, 331 Welhaast nam deeze zaak eene andere gedaante aan. De Heer du Moulin, verftaan hebbende, dat hy eerstdaags weder voor de Gelastigden van Holland zou ontboden worden, verwittigde den Raad van Staaten deswegen, met by voering, dat zyn herhaald beroepen op '1 gedaane Verbod om hun verdere Opening te geeven, hem niets anders hadt t< wege gebragt dan eenige dagen tyd var beraad. In deeze benarrende omftandig heid bediende hy zich van de bepaaling by 't Verbod gevoegd, zonder vóór Oj yerkreegene toeflemming des Raads, en ver zogt te mogen weeten, of hy deez< mogt erlangen, dan of hy fteeds voor moest gaan, met zich te blyven verfchoo nen, uit hoofde van den last hem op gelegd De Leden van den Raa< zagen zich gedrongen, en namen eei Befluit, 't welk verwondering baarde b; elk, die zich de voorige Befluiten ei den Brief aan hun Hoog Mogenden hei innerde; „ zy verftonden," om hunn eigene taal te gebruiken, „ zonder in ' „ allerminfte af te gaan van het gefusti „ neerde, op goede gronden berustende „ dat de Raad van Staaten niet verpli£ „ was aan ieder der gezamenlyke Bonc „ genooten, afzonderlyk, te geeven di „ Opening, nopens den Haat van de Gt „ neraliteks Frontieren of Magazynen „ welke elk van dezelve zou moge „ goedvinden te requireeren, veel mi „ toe te geeven, dat, met voorbygan XX. Op welt een voet pu Mou» lin vry» heid ; kreeg, van den 1 Raad van Staaten, i l r 1 t t e i n a % n  'm VADERLANDSCHE XX. SB O EK Verflag van 't geen de Qelastig- (*) Refol. van den Raad van Staaten 27 Feb. 1784, „ van den Raad zelve, alle zodanige „ Opening van Officieren, Bediendens s „ of Geëmployeerdens, in Eed en Dienst „ van hun Ed. Mogenden ftaande, kon „ of behoorde gevergd te worden, niet „ te min in confideratie, dat hun Ed. „ Mogenden aan zich gereferveerd had-, „ den, om des goedvindende het Con,3 fent tot de Opening aan den Directeur. „ Generaal du Moulin te verkenen; „ en dat 'er geen de minfte reden was, „ om eenigzins te verbergen, het geen i, dien aangaande zou mogen gepasfeerd „ zyn, en verlangd worden, ip dit fingu„ lier geval, aan hem zou worden ge3, permitteerd , om de verlangde Ope„ ning aan de Gecommitteerden van de „ Heeren Staaten van Holland en Westa, Friesland te mogen geeven: hem niet „ te min gelastende, om telkens aan hun „ Ed. Mogenden een exact fchriftlyk 5, Rapport te laaten toekomen van'tgeen „ aan hem voorgehouden en van de „ Opening welke door hem gegeeven „ zou zyn, als mede om, by provifie, „ een fchriftlyk Rapport in te geeven „ van het gepasfeerde in de Conferen„ tien, welke bereids mogten plaats s;e„ had hebben (*)."' Met hoe veel gronds de Raad van Staaten, zo in den Brieve aan hun Hoog Mogenden, als in dit Befluit, zich op hun-  HISTORIE. 333' Éiilnrse gedaane verrigtingen mogten beroepen laaten wy den Leezer onzer Gefchienisfe beoordeelen uit het geen de Gelastigden van Holland, die den Heer Pieter Paülus tot derzelver Se-, cretaris in deeze zaak hadden aangenomen, ter Staatsvergadering inleverden, by de overgave van de breedvoerige in.-. gewonne Rapporten, zo van den Generaal Major du Moulin, Directeur Generaal van 'sLands Fortificatiën, als van den Generaal Major van Martfeld t, eerfte Officier van 's Lands Artillerie, j, Zy vertrouwden," op dat wy de eigene woorden affchryven, ,, dat aan hun „ Ed. Groot Mogenden, op de overtui„ gendfte wyze , uit dit Rapport, zou blyken, dat de ftaat van 'sLands Fron,, tieren in 't gemeen, en van Staats „ Vlaanderen in 't byzonder, zich in de daad in zulk een ftaat bevonden, „ als dezelve, door de Heeren Gedepu,, teerden der Stad Dordrecht, den vier en twintigften van December mdcclxxxiii ,, waren voorgedraagen; ten dien effecte, ,, dat de gevolgen daar van ten uiterfteh te apprehendeeren moesten zyn. „ Dat zy Heeren Gecommitteerden,' „ al verder, vertrouwden, dat hun Ed. „ Groot Mogenden, naa een examen „ van 't voorz. Rapport, en (desnoods) „ van de daar by dienende verificatoire „ Documenten, met hun ligtlyk zouden „ overeenftemmen, dat eene ten eenemaal „ onhegrypelyke Naalaatigheid in het doeü ten XX:' B O S K j 17Ö4. den uitdC Heeren du Mouen Mart* fe! dt verftaan hadden.  S34 VADERLANDSCHE XX. Boek. „ ten uitvoer brengen van de Plans tot „ het in behoorelyken ftaat van defenfie „ brengen van 's Lands Frontieren, al„ leen voor de oorzaak en reden kan „ worden gehouden van de voorz. onj, gelukkigen ftaat derzelver Frontieren; ,, eene Naalaatigheid, welke hun Ge„ committeerden van dien aart was voor- gekomen i dat zy fchroomden de billy- ke en regtmaatige Gevoeligheid van hun s, Ed. Groot Mogenden des aangaande te 9, animeer en, en liever verkoozen het culpa,, Me daar Van aan de Beoordeeling van ,, Hoogstdenzelven, en de verdere Hooge s, Bondgenooten , over te laaten. „ Dat dit Verzuim hun, egtef, té 9, onverfchooiielyker was toegefcheenen, „ daar door, dat, tot het in ftaat ftelj, len van 'sLands Frontieren, zo wel „ in het gemeen, als in 't byzonder, „ van tyd tot tyd, ja byna onophoude„ lyk, mitsgaders op de treffendfte en „ dringendfte wyze, door den voor,, noemden Generaal Major en Directeur „ Generaal de noodige Exhortatien aan ,, den Raad van Staaten zyn gedaan, en „ de notabelfte Concepten zyn gefuppe5, diteerd, zonder dat daar op eenig Res, guard is geflaagen , veel min eenige „ Executie gevolgd; zodanig, dat zy „ Gecommitteerden hier uit, als mede uit het geene hun ten opzigte van j, den actueelen ftaat van 's Lands Ma* gazynen en Arfenaalen is te vooren 4, gekomen, hebben moeten beiluiten, ,, dat  HISTORIE. 335 si dat het Syft'erna van den gecnen, mens j, invloed in de voornaamfte deelen van „ 'sLands Gouvernement, met naame ook „ in den Raad van Staaten, aan de Land,, zaaten en aan de Leden der Hooge Re„ geering zelve, nu zo tang tot, een alge„ meenen ft een van aanftoot heeft geftrekt, „ in 't generaal fchynt te zyn geweest, „ om de Republiek, zo wel te Lande als te Water, in een volftrekt lydelyke en „ van alle Defenfte ontbloote fituatie te houden; ten einde haare Ingezetenen, „ door de vrees voor buitenlandsch Geweld % in de gewenschte Onderwerping aan dee„ zen wetteloozen en onnaiuurlyken Invloed „ fteeds gehouden zou zyn geworden. „ Dat, voorts, aanbelangende de Mid„ delen, die tot Herftel en Verbetering „ van het vervallene zouden kunnen diej, nen, hun Gecommitteerden, provifio„ neel geene betere Middelen waren voor „ gekomen, dan die zelfde, welken door „ den Heer du Moulin, by des„ zelfs Memorie van zeven cn twintig „ Aug. mdcclxxXi aan den Raad „ van Staaten nader en in het, breede „ zyn opgegeeven, en welken daar in „ zouden moeten beftaan. w „ Dat door den Directeur Generaal „„.zouden moeten worden gedaan de „ „ noodige lnfpectien en Waterpasfin* „ „ gen, alomme door 'sLands Fron5, „ tieren, mitsgaders gemaakt zodanige „ Kaarten, als op verfcheide Plaatzen „ „ niet voor handen zyn; ten einde „ „ alzo een generaal Plan van Dafenfie „ „ voor XX: boek»1 1784.  VADERLANDSCHE 33 O EK. „ „ voor de Republiek te kunnen for» „ „ meeren: en dat voorts zouden bei, „ hooren ondernomen, en met allen „ „ mogelyken fpoed voortgezet te worj, „ den alle die Concepten van den „ „ zelfden Directeur Generaal, welke „ bereids aan den Raad van Staaten „ overgegeeven zyn, en waar op het ,, ,, werk voor lang hadt kunnen wor,, „ den ondernomen. „ Dat dien volgende zy Heeren Ge„ committeerden, aangezien de nood», zaaklyke presfance der zaak,- verder „ van gedagten waren, en aan hun Ëd< i, Groot Mogenden in Confideratie gaa vcn? om? niet overzending van eene „ Copie of Exemplaar van het voorz. „ Rapport, daar van by eene circulaire „ Misfrve al mede kennis te geeven aan , de Heeren Staaten der byzondere Pro, vincien, met exhortatie, om Hoogst, derzelver Gedeputeerden ter Generali, teit, dien conform, ten fpoedigften wel , te willen gelasten , om daar toe de . noodige aanfchryving aan den Raad , van Staaten te helpen doen, en alzo , tot het voorz. oogmerk van hun Ed; , Groot Mogenden te concurreeren. „ Dat zy Heeren Gecommitteerden; , wyders, van gedagten waren, dat, in , Confideratie dat den Lande aan het hebi ben van een bekwaam Corps Ingenieurs , zo veel meer gelegen is, als deszelfs , fterktcen behoud meerbeftaat in wel in, gerigte Frontieren, daar omtrent zou be- ;:- n hoo-  HISTORIE; SS? ,, hooren te worden geamplecteerd het „ Plan van Verbetering van 't zelfde „ Corps, door den voornoemden Gene„ raai Major en Directeur Generaal, in „ den Jaare bidcc lxxvi, overgeeven; „ en in dit voorz. Rapport breeder ge,, mentioneerd, en dat het zelfde Plan, „ tot dat einde, van wegen hun Ed. „ Groot Mogenden, behoorde te worden „ gefteld in handen van zyne Doorlug- tige Hoogheid, als Capitein Generaal „ deezer Provincie, met verzoek om „ deszelfs Confideratien en Advys daar „ op aan hun Ed. Groot Mogenden, zo ,, fpoedig mogelyk te doen toekomen. „ Dat, wyders, betrelfende den actu„ eclen citaat van 's Lands Magazynen 9 „ en Arzenaaalen, zy Heeren Gecom„ muteerden desgelyks hadden geconfe„ reerd riiet den Heer Generaal Major „ Martfeldt, als eerfte Officier van ,, 'sLands Artillerie, en al mede, tot „ hun hartlyk leedweezen, aan hun Ed. „ Groot Mogenden moesten rapporteeren, „ dat dezelve zich ook niet in zodanige iituatie bevinden, als de critique toe- ftand van de Republiek Gecommit„ teerden wel zou hebben doen hoopen „ en verlangen. „ Dat zy Heeren Gecommitteerden „ vermeenden, dat zulks duidelyk ge„ noeg zou blyken uit den inhoud van .,, het Pvapport, ^t welk zy de eer had„ den by deezen over te leggen, met „ de veriiïcatoirè Documenten, tor het- VIL deel. Y „ zelj XX.' boek?  &8 VADERLANDSCHE TK. boek. „ zelve fpecteerende ; mitsgaders, da£ „ daar uit zou appareeren de oorzaak „ en redenen van 't zelve verval; als ,; welke hun oogenfchynlyk waren voor5, gekomen, te moeten gezogt worden in die zelfde Directie ian zaaken, en in „ dat zelfde Syftema, 't welk het Verval „ van 'sLands Frontieren, in voege voor„ fchreeven, heeft weten te effectueeren, ten „ minflen, dat zy Heeren Gecommitteer„ den, uit alle omflandigheden van zaa~ ken, voor zich zeiven daar van in hun 3, gemoed ten vollen geconvinceerd waren. ,, Dat de menigvtildige en byna con„ tinueele disctislien, welke meer dan ,, twintig jaaren agter een, tot verbaa„ zing van een ieder, in 's Lands Ge„ fchutgieteryen, hebben plaats gehad, „ en de geduurige afkeuringen van Ge- fchut, om de geringite, en volgens het ,, oordeel van des kundigen, geene noe3, menswaardige bagatellen, dit Syftema • ,, ten klaarften manifesteeren; te meer, wanneer men daar by in confideratie „ neemt, dat nog twaalf van de alzo „ afgekeurde Stukken voorhanden zyn, ,, die aan Heeren Gecommitteerden door den Generaal Major Martfeldt als ,, zeer fuperieur zyn opgegeeven, ja waar „ van vier Stuks, in het Kamp by Oos- terhout, in den Jaare mdcclxix, ge- ëmploieerd geweest zynde, zo wel in „ de rigting als in het effect van Schoo„ ten perfect goed bevonden zyn, en de „ goedkeuring van een ieder, en met naa-  k I S T O R 1 É: naame van zyne Doorlugtige Hoog„ heid, hebben weggedraagen; en dat ,, de toenmaalige Geichutgieter (Ver„ brugge) naauvvlyks was afgedankt „ en gedimiteerd, of dat dezelve, door „ den HeerYoRKE, in dienst van En,. geland werd overgenomen en Engs,, land alzo van eenen kundigen Gefchut,, gieter voorzien. ,, Dat, betreffende de Middelen, wel„ ke zouden kunnen dienen, om dit „ Verval, op de beste en lpoedigfte wy„ ze, te her ftellen, zy Heeren Gecom,, mitteerden van gedagten waren, dat, ,, in de eerite plaats, de zaaken ter Ge3, neraliteit daar heenen behoorden te worden gedirigeerd, dat den Raad van ,, Staaten werd aangefchreeven, om, met den meesten fpoed, te doen aangie„ ten het noodig Metaal Gefchut, en 5, voorts te doen aankoopen het nog de„ ficieerend Yzer Gefchut, met deszelfs verdere Munitie en toebehoorens van „ Oorloge; en dat tot dit einde deHoo- ge Bondgenooten by de voorz. circu„ laire Misüve al mede zouden behoo„ ren te worden geë;:horteerd, ten ein,, de Hoogstdenzelven hunne Gedepu,, teerden ter Generaliteit den noodigen ,, last zouden doen toekomen. — Doch dat ,, zy Heeren Gecommitteerden aan hun 3, Ed. Groot Mogenden, op dit refpect, ,, verder in confideratie moesten geeven. „ om, aangezien tot het gieten van een 3, genoegzaam getal Gefchut, tot fup'ja v pies; xx;; BOEK»'  34» VADERLANDSCHE XX boek. 1784-. 3, pleetie van het nog ontbreekende in „ de rcfpective Frontieren van de Re„ publiek, een zeer geruime tyd zal „ worden verëischt, en het Land intus„ fchen, by gebrek van genoegzaam Ge,, fchut, aan het grootfte gevaar zou kun,, nen worden geëxponeerd, het defici„ eerend getal Metaale Stukken in de „ Vestingen van Staats Vlaanderen te „ fuppleeren uit de Vestingen van dee„ ze Provincie, mits de Raad van Staa„ ten aannaame aan deeze Provincie te 5, betaalen de kosten van 't zelve Ge„ fchut, en voorts de Heeren Gecom„ mitteerden van wegen deeze Provin„ cie in den Raad van Staaren te au„ thorifeeren, om daarvan inden Raad „ Opening te doen, en, in gevalle zulks „ by den Raad van Staaten alzo mogt „ worden gegouteerd, daar van aan Hee„ ren Gecommitteerde Raaden alhier in „ den Haage kennis te geeven, om door „ middel van dezelve deeze hun Ed. „ Groot Mogenden welmeeninge ten 3J> fpoedigften te doen ter executie leg„ gen, en tot dat einde Gecommitteer„ de Raaden, daar toe te authorifeeren 5, by deezen met last, zo wel aan ,, Gecommitteerde Raaden van wegen „ deeze Provincie in den Raad van Staa„ ten, als aan welgemelde Gecommit„ teerde Raaden, om van alle derzelver „ verrigtingen ter Vergadering alhier „ Rapport te doen. „ Dat, wyders, zy Heeren Gecom- mït-  HISTORIE. 341 .„ mitteerden gemeend hebben hun Ed. „ Groot Mogenden nog in confideratie „ te moeten geeven, dat, aangezien zy „ van den ftaat van 's Lands Magazy„ nen en Arzenaalen, (blykende uit „ het voorz. Rapport) ten opzigte van „ Staats Brabant, (Maaft'richt en Venlo ,, uitgezonderd,) en van de Provinciën „ van Gelderland, Overysfel, enz., door „ den Generaal Major Martfeldt, „ niet hebben kunnen worden geinfor„ meerd, de Heeren Gecommitteerden „ van deeze Provincie in den Raad van „ Staaten zouden worden gelast, om „ van den actueelen ftaat van 's Lands „ Magazynen en Arzenaalen, in Staats Brabant, Gelderland, Overysfel, enz. „ aan Heeren Gecommitteerden van hun „ Ed. Groot Mogenden een pertinente ,, en fpecifique opgave te doen, ten ein„ de, dezelve opgave gezien zynde, deeze „ Gecommitteerden in ftaat zouden wee„ zen, om aan hun Ed. Groot Mogeny „ den verder te kunnen iuppediteeren, „ zodanige middelen tot herftel van 't Verval, 't welk aldaar zou mogen plaats hebben, als de Heeren Gecommitteerden, in dat geval zouden mee„ nen te behooren. „ Terwyl zy Heeren Gecommitteer„ den, ten laatften, gemeend hebben „ aan hun Ed. Groot Mogenden nog te „ moeten voordraagen, dat hun is voor„ gekomen, dat, tot voorkoming van jy foortgelyk Verval in den ftaat vaji Y 3 „ 'sLand§ XX. hoek. [7O4.  542 VADERLANDSCHE xx: SOEK. „ 's Lands Frontieren en Magazynen ^ „ by hun Ed. Groot Mogenden behoor„ de te worden gerefolveerd, dat dé Heeren Gecommitteerden van wegen dee„ ze Provincie in den Raad van Staaten „ voortaan 'sjaarlyks aan hun Ed. Groot Mogenden zouden doen een behoorclyk ,, gedetailleerd Rapport van den /laat van 3, 's Lands Frontieren en Magazynen in het algemeen, en in 't byzonder ^.an 't 3, geene, het welk tot melioratie van de33 zelve door den Raad van Staaten zou, 3, weezen in 't werk gefield; ten einde hun 3, Ed. Groot Mogenden in flaat zouden 3, zyn om altoos, naar bevind van zaaken, en eer het zomtyds te laat is, te kun- nen refolveeren, zodanig als zy ten mees3, ten dien/Ie van den Lande zouden vinden j, te behooren: en dat van deeze alzo ge3, nomene Refolutie, by de voorfz. cir3, culaire Misfive, arm "de Heeren Staa5, ten der overige Provinciën kennis zou behooren te worden gegeeven. Mitsgaders, dat de Heeren Gecom'., mitteerden van wegen deeze Provin5, cie in den Raad van Staaten al mede 3, zouden behooren te worden gelast om zorge te draagen, dat by den Raad 3, van Staaten, tot het werk der Maga„ zynen en Arzenaalen, niet telkens wer3, den geëmployeerd zodanige Officieren, 5, welke nog verre af zyn van als Chefs „ van 's Lands Artillerie te kunnen wor„ den geconfidereerd, en dat de eerfte ^ Officiereu van de Artillerie daar van „ alz«  HISTORIE. 343 s, alzo niet werden ignorant gehouden; „ neen, maar integendeel, dat niemand „ in zyne functie eenige prejudicie wer„ de toegebragt, of dat de bckngens s, van den Lande alzo aan min ervaares, nen worden gedemandeerd; maar dat ,, elk werde geëmployeerd in zyne wet„ tige relatie en officie; waar van aan ,, hun Heeren Gecommitteerden is voor„ gekomen, dat in deezen, tot pnejudicie van den Lande, zeer dikwyls is „ en misfehien nog dagelyks word gelux9, eerd." Een ontwerp tot den rondgaande» Brief aan de andere Gewesten, "met de punten in 't Verilag daar toe aangeftipt, bragten de Gelastigden teffens ter tafel. Zy wilden daarin, naa een Berigt van het deswegen ter Staatsvergadering van Holland voorgevallene , hun onder anderen «angefchreeven hebben. „ Wy meenen s, van de Lands vaderlyke zorge van U Ed. Mogenden billyk te mogen ver,, wagten, dat U Ed. Mogenden, voor „ ai in tyden, hoedanig wy thans belee- ven, zich in deeze zaake niet zullen ,, onttrekken; neen, maar met ons gaar„ ne de hand zullen leenen, tot de Exe^ ,, cutie van al het voorfchreevene; daar 5, het Verval van dat aanbelang is, dat, ,, indien daar in door geene fpoedige en efficacieufe middelen wordt voorzien, „ wy als dan zouden vermeenen, dat „ de Republiek het overige Militaire„ Weezen, dat de Defenfie te Lande Y 4 » m XX. SOEK. 1784. Ontwerp tot een Brief aan de overige Bondgenooten.  344 VADERLANDSCHE XX. Boek J784. Nadere Berinten, wegens den ftaat van 's Lands Frontieorcn.. „ tot onderwerp heeft, in "t geheel zou- de kunnen agterlaaten, en de hooge „ Bondgenooten van deezen, in zodanig „ geval, noodloozen last van het onder,, houd van het Krygsweezen te Lande „ zouden kunnen worden bcvryd: te ,, meer, naardien het voor deezen Staat „ altyd onmogelyk zal weezcu, om eene „ zodanige Armée op de been te bren?, gen, en te onderhouden, welke eenig- zins in ftaat zal zyn, om de Rcpu„ bliek in het gemeen, en de Bezittin„ gen van de goede In- en Opgezete„ nen in 't byzonder, tegen de magtige „ Nabuuren, die dezelve omringen, zon„ der welaaueengefchakekle en in gotden „ ftaat onderhoudene Frontieren, te kun- „ nen befchermen en waarom wy „ niet willen fchuldig gehouden worden „ aan die onverhoopte gevolgen, welke, ,, door langer verzuim van voorfchree- ve Middelen, vcelligt zouden kunnen worden geoccafioneerd." Qm zulk eeh Verflag uit te brengen, om zodanig een Brief te ontwerpen, begrypt elk gereedlyk, dat de Pvapporten van du Moulin en van Martfeldt, welke zy ter Staatsvergadering inleverden, en aan de Staaten der andere Gewesten wilden gezonden hebben, zeer iterk over 't deerlyk Verval in die beide zo hoogstaangelegene ftukken moesten fpreeken. in de daad zy deeden het op eene ontzettende wyze. Wy kunnen, fchoon 't geheel voor ons te om- flag-  HISTORIE. flagtig is, en tot byzonderheden afdaalt,die men van den aart onzes Werksvreemd zou mogen agten, niet nalaaten ?er eene en andere byzonderheid uit ove* te neemen. Reeds in den Jaare mdcclxxv hadt de Generaal du Moulin een Ontwerp opgeleverd om Sas van Gend, in zulk een ftaat te brengen, „ dat het, door „ een kundig en braaf Officier, van het ,, noodige voorzien, verdecdigd werden„ de, geichikt zou zyn, om een geheel „ Leger voor zich te doen verfmeltenj" en ten zelfden Jaare een ander Ontwerp opgegeeven tot verfterking en verbetering van geheel Staats Vlaanderen, en te diei gelegenheid de aangelegenheid voorgedraagen van deeze Grenzen, „ en om zé „ zo fterk te maaken," gelyk hy ziet uitdrukt, ,, dat noch door Oostenryk,nöct „ door Frankryk, iets met vrugt teger „ ons Gemeenebest zou kunnen wordei „ ondernomen." Dan hy beklaagt zich hoe in ftede dat deeze Grenzen, voo; lange Jaaren, in een behoorelyken ftaai van tegenweer gebragt zouden weezen, „ de Vestingen 'er in tegendeel meest over „ al vol gebreken waren, de Inundatiei ,, onvolmaakt, de Schorren opgeflykt, dl „ Toegangen open, de Artillerie in fleg „ ten ftaat, en de Magazynen onvooc ,, zien. Ja dat, indien het tot een Vre „ debreuk kwame , alvoorens dit alle; „ herfteld kon worden , de voorzigtig ' heid eifchen zou, het Land ten besti Y 5 n « XX. boek; 17Ö4. Kort Berigt van't t>een de Heer DU Moulin ? wegens de v erft erkinj; vnnStaats Vlaanderen hadt voorgeilaagei:. 1 L L  Üfi VADERLANDSCHE XX. i O EK, 17H> » te geeven, en 'er onze Bezettingen, ,? benevens het weinige, dat 'er nogbej, waard wordt, uit te neemen, ten ein„ de niet alles bloot te ftellen om in „ Vyandlyke handen te vallen. Dat „ het verzuim en bederf van dit Land » te meer te bewonderen was, daar het „ reeds, zedert het eindigen der voor ige Eeuwe, aan geene Ontwerpen ontbroo„ ken hadt om de Natuur, door welke het „ Land in dien tyd byna onwinbaar was, door de Kunst te hulp te komen." Hy beroept zich op de Ontwerpen van den Generaal Coehoorn, en betuigt, ,, dat, „ hadt men dit Meesterftuk, ten dien ,, tyde, ten uitvoer gebragt Vlaanderen „ de fterkfte Frontier zou geweest zyn, „ hem in de geheele Wereld bekend. „ Dan dat men , op eene jammerlyke „ wyze, de middelen door de Natuur „ zo ryklyk aan dit gedeelte van de Re„ publiek tot deszelfs behoud gefchoii„ ken, hadt verwaarloosd, tot fchande „ van hun, die 'er de hand toe geleend „ hadden, of aan wier zorge deeze par„ ty, zedert geheel deeze Eeuw, was „ toevertrouwd geweest. „ Wel hadt men, voor weinige Jaaren, eenige byzondere gedeeltens van dit „ Gewest verbeterd; doch verfcheide „ dingen uitgevoerd, die min nuttig war „ ren, of der Kunst tot fchande ftrek„ ten, en dat de waare Verbeteringen „ zo weinig van 't geheel uitmaakten, dat zy Hechts als fcbakels konden wor=  HISTORIE. 34? worden aangemerkt van de keten, welker fterkte in de onafgebrookenheid beitaan moest, en nog waren die ge,. deeltens ilegts ten halven voltooid gc- „ raakt. Van al het bovengemelde „ in zyne ziel getroffen, hadt hy het „ zyn noodzaakelyken pligt geoordeeld „ dubbel op middelen bedagt te weezen, ,, waar door dit Land , zonder al te „ groote kosten, en zonder dat talryke „ Legers tot deszelfs Verdeediging zou„ den vereischt worden, binnen weinig ,, Jaaren, in een ontzaglyken ftaat van tegenweer te brengen, zou zyn (*)." De Heer du Moulin vleide zich daar in geflaagd te weezen, door het Plan van den grooten Coehoorn, t volkomenftc, 't welk, in den tyd d..t het te voorfchyn kwam, kon uitgedagt worden, ten grondflag te neemen, en over 't algemeen te volgen, met zodanige veranderingen, als de verergering der gelegenheid noodzaaklyk eischte. Wanneet de aangeweezene Gebreken herfteld waren , en de opgegeevcnc algemeene Inundatie (*) Het aantal Krycsvolk, noodig tot verdeediging van dat geheele Land, bepaalt by opHetrts 'zestien duizend Man Infantery , Zeer weinig Ca* vallery, zes Compagnien Jrtillery, honderd en twintig Mineurs en vsrjch-ide Ingenieurs, Luiden van resfource, en het Land doorkundig, die, met een braaf Officier aan 't iioold, hun pli ,t doende, het Land , met alle de Vestingen, eer. ganfche Campagne aan een drievoudig getal va:, jTyanden zenden kunnen betwisten. XX. uo e k, 17^.  34§ VADERLANDS C-HE XX. SOEK. datie in ftand gebragt was, meende hy, alleszins te mogen verzekeren, „ dat het „ Land, naar de Kunst verdeedigd wor„ dende, de talryklte Legers voor zich „ zou zien verfmelten; daar wy eene ,, vrye Gemeenfchap tusfehen onze Plaat,, zen van Vlaanderen onderling en met „ de agtergelegene Landen, open heb„ bende, altyd van Troepen, Krygs- en ,, Mondbehoeftens zouden kunnen ver,, verscht worden." Volgens eene ruwe rekening, dewyl tot een naauwkeurige nog veele zaaken moesten vooraf gaan, zouden de kosten van dit uitvoerig Ontwerp, weinig minder dan twee fVlillioenen bedraagen. — Wel groot was deeze fom, maar men moest, zyns oordeels, daar tegen in aanmerking neemen, dat 'er verfcheide duizenden Gemeten Lands zouden worden ingedykt, alle in ftaat om den Lande lasten op te brengen,- terwyl men teffens ontflaagen zou zyn van het onderhoud eeniger Waterwerken, die 'sjaarlyks geene geringe fom beliepen. „ Zo „ lang," merkte hy op, ,,'er met ftuk„ ken en brokken gewerkt en geen alge*,, meen Plan omhelsd wordt, zou dit „ Frontier, en alle die zich in 't zelfde „ geval bevinden, zo veele Kankers zyn „ in de Finantien van den Staat, en, „ indien men niet mogt kunnen over„ gaan om een algemeen Plan ter ver„ fterking van dit Land te volgen, vondt „ hy zich verpligt aan te raaden, nooit  HISTORIE. Hf % een Stuiver meer aan dit Departement „ te kosten te leggen, maar, by tyds, „ alles, wat men niet ten prooy der „ Vyanden laaten wilde, 'er uit te nee„ men. Dat 'er, zints den dood van ,. den grooten Coehoorn, niet te„ genftaande 'er onnoemelyke fchatten „ aan hefteed waren, byna niets van „ belang, ten minften niets waarlyk „ groot, voor den dag gebragt was. Zo „ dat de Frontieren van den Staat in „ het gemeen , hoe meer . hy dezelve „ leerde kennen, hem des te meer be„ kommerd maakten, voor de onheilen, „ die derzelver gebrekkige toeftand, bj „ eene Vredebreuk, zouden- kunnen ter „ gevolge hebben; en waar aan hy er „ een ieder, wien het welzyn der Re„ publiek ter harte ging, niet dan mei „ den grootften angst kon denken. Var „ den dierbaaren Vredestyd moest met „ derhalven gebruik maaken, om de drei „ gende gevaaren af te keeren." Waai toe hy drie Indykingen aanprees, ei welk alles, in vyf of za Jaaren tyds, zoi kunnen voltooid worden: ook raadde h] het ilegten van het Fort St. Donaas aan By 't zelfde Verflag hadt hy voorge draagen, in zo verre zulks tot zyn De partement behoorde, in alle Vestingei van Staats Vlaanderen, onderzoek gedaai te hebben na den ftaat der Artillery ei Magazynen; doch dat hy dezelve aller jlegtst gevonden hadt: terwyl onderras fchej XX. boek» 1784. i l t \ r t 1 i i  35o VADERLANDSCHE ii o E K, 27%. fchen de beste Fortificatiën, op zich zelve ilegts doode lichaamen waren, zonder zwaare Artillery, en dat het hier aan overal mangelde. Dan, niet te- genftaande het gewigt van dit Rapport, en de gróote aangelegenheid der zaak zelve , was dit geheele Werk blyven flaapen, tot dat hy, in den Jaare mdcclxxx, op aanfchryven van den Collonel Ingenieur van suchtelen, WegènS eene Bedyking, den Raad van Staaten des wegen een nieuwen Voorilag deedt, met berigt dat daar de gefteldheid, in eenige opzigten, zedert het Jaar md c c lxx v, zo zeer verergerd was, dat door middel van het toen ingeleverde Plan, zeker gedeelte niet meer in veiligheid gebragt kon worden; 'er niets overbleef dat het Ontwerp diens Ingenienrs, een volmaakt ftuk in zyne foort ,• te volgen. Om zich buiten alle verantwoording te Hellen hadt hy toen verklaard; „ dat het », ten uiterften noodzaaklyk was, wilde „ men het Frontier van Staats Flaande„ ren niet gansch verlooren laaten gaan, „ handen aan 't werk te flaan, terwyl „ ieder Gierty de Schorren meer en „ meer deedt ophoogen, en het nu daar „ omtrent reeds zo verre gekomen was, „ dat 'er weinig meer noodig ware, om „ voor altoos den Weg, om Staats Vlaan„ deren, door ftaande Inundatien te kun„ nen beveiligen, aftefnyden: zo dat, by j, nalaating van dien, de Eed 3 welken hy „ cien  l! I S T O R I Ë; 3£ï f, den Lande gezwooren hadt, hemnood„ zaakte te vertoonen, dat 's Lands in„ trest dan alle verdere Fortresfen in „ Staats Vlaanderen verbieden zoude, „ als welke, gelyk de zaaken thans wa„ ren, en derzelver natuur nog dagelyks „ erger wierd, nooit van weezenlyk nut „ zouden kunnen weezen." Nogmaals hadt hy, ten dien Jaare, naa op last van den Raad van Staaten, die Frontier nog nader in oogenfchyn genomen te hebben, op dit ftuk ten ernftigfte aangedrongen. Doch het bleef zonder cindelyke befchikking als het voorige leggen» Een nieuw Berigt van den Collonel Ingenieur van Suchtelen, deedt den Heer du Moulin, in 't Jaar sidc clxxxï, op de volvoering van het laatfte Plan aandringen, „ daar," gelyk hy zich liet hooren, „ Staats „ Vlaanderen, in den tegenwoordigen ,, toeftand, niet te verdcedigen was, dat „ deszelfs verlies een te grooter flag ,, voor de Republiek zou zyn, daar het „ eenen Vyand in ftaat zou ftellen, om ,, vervolgens de overige even eens open„ liggende Frontieren, met des te min„ der moeite en gevaar, mede te be„ magtigen, dat het in orde brengen der „ Frontieren, zo, dat men een Vyand „ daar voor zou durven afwagten, het „ werk niet was van eenige dagen, of ,, maanden, al ware het ook, dat men „ zulks, in tyd van nood, met alle de j, fchatten van de Republiek wilde betaa- „ len. XX: boe lli 1784,  55* VASERLANBSCHE XX. b ó e k. „ len. ■——. Dat het hem voorkwam, „ van de dringendfte noodzaaklykheid të „ weezen, dat aan dit Frontier, zo wel „ als aan de overigen, zonder tydsver„ zuim, de hand geilaagen wierd, yoor„ al, indien de omftandigheden, waar in „ de Republiek zich bevondt, den Raad „ van Staaten van die natuur mogt yoor„ komen, dat dezelve in 't geval zou kun» nen komen van, binnenkort, tets Vyand» lyks aan deszelfs Landzyde te dugten „ te hebben." Nog twee keer en , in dat zelfde Jaar, hadt hy 'er op aangeftaan, doch vrugtelpos. Eindelyk hadt deezen Generaal, in den Jaare mdcclxxxii, wanneer de Eigenaars van eenige Schorren verzogt hadden, dezelve te mogen bedyken, zich gedraagende aan 't geen hy by verfcheide Stukken, zints den Jaare mdcclxxv, omtrent Staats Vlaanderen, ,, mogjyk „ tot verveelens toe, aan den Raad"hadt „ voorgedraagen, op nieuw betuigd, dat „ Staats Vlaanderen , zo als het thans „ gefield was, niet kon verdeedigd wor,, den, en dat, ingevalle het voornecmen „ niet zyn mogt, om daar tegen in ééns, „ door het omhelzen van een algemeen „ Plan te voorzien, het dan ook onver„ fchillig was wat 'er mede gefchiedde; „ dat, in zulk een geval, aan de goede „ Ingezetenen, ligtlyk kon worden ver,, gund, met deeze en verdere Schor„ ren, tot hun meeste voordeel, en vol„ geus hun verzoek, te handelen: maar „ dat,  HISTORIE. 353' dat, indien de veiligheid van de Repu„ bliek de behoudenis van het Frontier „ van Vlaanderen als nog vorderde, een „ weg ingeflaagen, en als dan, zonder „ anderen tydsverzuim, ten uitvoer moest „ gebragt worden het Plan door den Inge„ nieur van Suchtelen, in den Jaare „ mdcclxxx, opgegeeven: alzo men, „ toen reeds hadt moeten afwyken van „ 't geen in den Jaare mdcclxxv „ was voorgeflaagen, fchoon het, door't „ verergen der gelegenheid, twyfelagtig „ was of het jongst ingediend Plan, thans „ nog wel zo volkomen aan 't oogmerk „ zou kunnen voldoen." ln 't laatst des Jaars mdcclxxxii hadt de Raad van Staaten, op het geduurig aanhouden der Ingezetenen, beflooten tot eenige Indykingen, overeenkomftig met het oogmerk van den Heer du Moulin, en was daar mede thans, in 't Jaar mdcclxxxiv, een begin gemaakt. Omtrent het Frontier van Bergen op den Zoom hadt men de Verbeteringen door den Generaal du Moulin, in 't Jaar mdccluix, opgegeeven, onaangeroerd laaten liggen, tot in Louwmaand deezes Jaars. Niet gunftiger waren berigten wegens Nymegen, Gr ave, Bosch, Breda en de onderhoorige Forten. Het Frontier des Tsfels, een vandevoornaamfte Bolwerken der Republiek, zich in een onweerbaaren ftaat bevindende, hadt de Heer du Moulin, in den Jaare mdcclxxxi, om herftel aange- VII. beël. Z hou: XX; boek: 1784* Wat hji omtrent andere Frontie- 1 ren gedaarihadU'  354 VADERLANDSCHE XX. BOEK. in¬ houden ; doch 'er tevens bygevoegd, daé alle herftel en onderhoud-kosten te cenemaal noodloos waren, zo lang men niet befluiten wilde, om een algemeen Plan van Verdeediging omtrent dit Frontier te omhelzen. Ten dien Jaare last gekreegcn hebbende, om een algemeen Plan van Verdeediging te vormen, en op te geeven, aan welk Frontier, zyns oordeels, het eerfte de hand aan 't werk behoorde geflaagen te worden, hadt hy, onder anderen, voorgedraagen, „ dat, „ om aan deeze Order, met eenigen goe„ den uitflag, te voldoen, voor af ver„ fcheide Inipectien te doen, en veele „ Kaarten en Waterpasfingen te vervaar„ digen ftonden; dat het, daarenboven, „ al zedert langen tyd, aan geene ftuk„ ken ontbrooken hadt, op welken men het Werk hadt kunnen onderneemen."' Tot bewys waar van hy zich beriep op alle Memoden, Rapporten, en Berigten , agtereenvolgend ingeleverd; dan op de meesten van welken niets hoe genaamd gevolgd was; ,-, zo dat alle deeze ftuk„ ken, en veele andere van minder aan„ belang, tot weinig anders hadden mo„ gen ftrekken, dan om, (het ware met „ den diepften eerbied gezegd,) de veri zameling der Papieren van den Raad , noodloos te vermeerderen, en zonder , dat hy deswegen ooit het genoegen hadt , mogen fmaaken van te verftaan, dat , eenige zyner yverige poogingen, die , hem evenwel voor God, voor zyn Ge-  historie; 355 Gemoed, en misfchiën by de Naako„ melingfchap, tot verantwoording zou- ] den ftrekken, de goedkeuring van hun . „ Ed. Mogenden eenigermaate hadden ; ,, mogen wegdraagen." . En was hy, tot heden toe, door gebrek aan de voorbereidende en noodwendige zaaken, buiten ftaat gebleeven, om zich, van 't Befluit inden Jaare mdcclxxxi genomen, te kunnen kwyten. . De bewustheid dat zyne Voorftellen ] zo weinig uitwerkten, hadt hem het | doen van meerdere, zo veel mogelyk,, doen vermyden. Tot zyn leedweezen was 1 hem wel ter ooren gekomen, dat 'er een 1 vry algemeen gerugt veripreid wierd, dat zyne Ontwerpen zo kostbaar waren, dat de uitvoer wel vyf en twintig of dertig Millioenen zou vereifchen. Sommen die zeker aan de Natie een fchrik op 't lyf zouden jaagen! „ Dan hy kon verze-,, keren, dat, uitgezonderd het Ontwerp „ tot het maaken eener Waterlinie rond„ om Zwolle, (in den Jaare mdcclxxviii „ overgelegd,) geene Ontwerpen voor „ handen waren, en 'er dus geene Be„ grooringen konden beftaan, én hy, der„ halven, niets anders behoefde te zeg„ gen, om de ongegrondheid daar van „ te doen zien. Dat hy niet te ,, min niet fchroomde te betuigen, dat, „ tot het in ftaat van Verdeediging bren„ gen van alle de Frontieren, en om „ zich van de nog ontbreekende ArtilZ 2 „ lerif xx; soek; 784. \y ruimt iet denk>eeld der ;roote rosten uit len weg.  XX. boek, 1784, Nader verflag van Martfeldt , wecens het ge brek aan GeTclmt en Ammunitie, 356 VADERLANDSCHE ,, lerie te voorzien, niet veel meer dan „ tien Millioenen, (een Ton drie of vier „ onder of boven,) zouden noodig zyn, „ welke Gelden niet eens ten gelyken „ tyde; maar alleen in negen of tien „ Jaaren agtereenvolgende zouden moe„ ten worden opgebragt." ■ De Onderhandelingen met den Geneneraal van Martfeldt toonden den Gelastigden , dat 'er, van den Jaare mdccli tot mdcclxxii, en dus, in 't verloop van ruim twintig ]aaren, naauwlyks eenig noemenswaardig Gefchut voorde Republiek, door veelvuldige oneenigheden, hadt kunnen gegooten worden. Van den Jaare mdcclxxiii tot mdcclxxxiii waren 'er hechts zeven en vyftig vervaardigd: welk aantal zeer verre af was van eenigzins het gebrek aan Gefchut, alomme in de Vestingen voorkomende, te kunnen vervullen: niet meer dan een zesde gedeelte uitmaakende van 't geen 'er noodwendig werd vereischt. De geduurige oneenigheden in 's Lands Gefchutgietery hadden alle zyne poogingen telkens te leur gefield. Zedert het Naajaar van mdcclxxxiii, wanneer 'er reeds eenige oneenigheden tusfehen hun IÏ00» Mogenden en het Brmfelsch Gouverne^ ment ontftaan waren, hadt men eenige Metaalen en Yzeren Stukken gegooten, gekogt, en na de Grenzen gezonden. Met dit alles ontbraaken in de Vestingen  HISTORIE.' $57 gen van Staats Vlaanderen, Axel, Lillo, en Liefkenshoek (*), daar onder niet gerekend, twee en negentig Metaale Stukken Kanon, en één en vyftig Yzeren; en in evenredigheid van dit gebrek aan Kanon, alle verdere noodige Ammunitien en Toebehooren van Oorloge, als Affuiten, Voerwagens, Landgereedfchappen, Kogels, Druiven, Blikken Doozen, Bom- of Houwitzer - Granaaten, als mede acht en twintig Metaalen, en vyf en twintigYztïtxi Mortiers. —Wat in StaatsVlaanderen, in alle deeze opzigten, ontbrak, begrootte hy op 329127 Guldens. Hy kon, behalven de opgaave van twee Arzenaalen, en twee Pulvermagazynen, nieuvvlings aangebouwd, niet zeggen, of 'er in Staats Vlaanderen, genoegzaame Magazynen voor handen waren, om ai het noodige te kunnen bergen: dewyl hy nooit na Vlaanderen was gezonden geweest, om het in oogenfehyn te neemen. Te Bergen op Zoom, Breda, en'sBosch, ontbraaken verfcheide Stukken Gefchut van verfchillende Calibers; doch hy vondt zich buiten de mogelykheid om den netten ftaat van de Artillerie en de Magazynen aldaar op te geeven, als hem niet genoeg bekend: nimmer was hy, door den CO Op Liefkenshoek was, volgens het Berigt van den Luitenant van Schweinitz, den 38 Oct. 1783. geen één Stuk Kanon. N. Nederl. Jaar*. 17S4. bl. 49. Z 3 XX. BOËK. 1784$,  358 VADERLANDSCHE XX. BOEK. den Raid van Staaten, over 't verzenden van eenige Artillerie dervvaards, geraadpleegd; ook hadt hy geen Lysten onder zich, van den tegenwoordigen toeftand der Magazynen in die Plaatzen, of die kunnen magtig worden; niet tegenftaande hy aan den Raad daar om verzogt hadt," en dezelve hem te vooren nooit geweigerd waren. -— Wat de Magazynen aldaar betrof, kon hy niet bepaalen , óf 'er genoeg gevonden werden: dew\l hy, ter beziening daar van, nooit derwaards was gezonden, en men nimmer zyn raad daar over hadt ingenomen, Maaft richt was van Gefchut en Oorlogsyoorraad genoegzaam voorzien, naa de ontruiming der Barrière Plaatzen; Venlo, zints dien tyd, mede merkelyk verbeterd, fchoon 'er nog zeven en twintig Metaalen en vier Yzeren Stukken, en vyf Metaalen Mortiers, met Oorlogsbehoeften naar evenredigheid, ontbraaken. Wat Nymegen, Arnhem, Gelderfiort t Doesburg, Zutphen, Dey enter, Zwolle, Kampen, Koever den, Omiherfchans, Bour* taing, Bellingwoldcrfchefchans, Lange Ak» ker-fchans, Groningen en Delfzyl betrof, van deezen waren hem, fchoon eerfte Officier van's Lands Artillerie, geene Lysten gegeeven, noch hadt hy dezelve kunnen bekomen; weshalven hy zich buiten ftaat bevondt om deswegen de verlangde openingen te verfchaffen; en even min kon hy dit doen, met betrekking tot 'sLands Gebouwen, Arzenaalen en Ma?  HISTORIE. s& Magazynen, in die Vestingen: nooit hadt men hem dervvaards afgevaardigd, nooit zich van zynen raad bediend (*). De gegeevene Openingen , waar van wy een gedeelte plaatften, die het Verflag der Staats-Gelastigden vergezelden, bewoog den Raad van Staaten, om, den twee en twintigften van Slachtmaand, by eenen Brieve, Staaten van Holland eene Memorie van Confideratien en Elucidatien toe te fchikken; Affchriften daar van CO Re/ol. van Holt. 23. July 1784. Uit Lieden , die het zeer wel konden en moesten weeten was men onderrigt, dat zyne Hoogheid mecrmaalen hadt aangedrongen;, dat de zaaken , 's Lands Veróeediginir betreffende:, mogten afgedaan , en 's Lands Frontieren in ftaat gefteld worden; en ten bewyze, dat hy waarlyk zo daet,, bragt men by, dst de Vestingen van de JVillemfiad met het 01 derhoud van welker Vestingen de Prinfen van Oranje, & cr f ene byzondere fchikking, belast zyn, geduurende deMiiiderjaarigheid des Stadhouders in een zeer flegteu ftaat vervallen zynde, kort naa zyne Meerder*jaarigheid, geheel herfteld en in den besten ftaat van Verdeediging gebragt wérden : dewyl hy een Ingenieur derwaards zondt, die uit 'sPrii fért beurs, boven zyne Jaarwedde, eene jaarlykfeh? edelmoedige Belooning kreeg, met last, om alles op te geeven en te bezorgen wat de Werken dier Stad noodia hadden. Post van den NederRhyn V. D. bl. 5.78. In dit zelfde Tydfehrift, vinden wy een Verflag van de Gefteldhei.1 der Grensfteden in Staats Vlaanderen, opgemaatct uit de Berigten van een Ooggetuigen , grootendeels (trekkende tot onderfteühmg van het opgegee" vene door de Heeren du Moulin en vak Martfeldt, VI. D. bl. 958. Z 4 XX: boek.' 1784. O e Raad van Staa»ten levert eene Memorie by Staaten van Hol» land in.  «6o VADERLANDSCHE XX. Boek. Verbod ïn Hol' tand om het Rapport te verkoopen. vangeevende aan de Algemeene Staaten en de Staaten der overige zes Gewesten; om daardoor, gelyk zy betuigden, eens deels, de ongunftige denkbeelden tegen hun Beftuur opgevat, wederom uit tewisfchen; ander deels om de Bondgenooten in ftaat te ftellen, om, met meerder kennis van zaaken, de meestgefchikfte Befluiten te neemen, ter bevordering van den welftand der geheele Republiek, en ter bewaaringe van den zo hoogstnoodzaaklyken band der Unie; doch kon de Raad met dit alles niet beletten, dat by Staaten van Holland, met meerderheid van ftemmen, het Verflag der Gelastigden, 's Lands Frontieren, Magazynen en Arzenaalen betreffende, bekragtigd en in een Provinciaal Befluit veranderd wierd (*). De Raad van Staaten hadt zich beklaagd over het door den druk gemeen maaken van dit Rapport, en was, daar op, dit te verkoopen, in Holland verboden (f), doch werd het elders, vergezeld van een zeer fcherpe Voorreden, openlyk uitgegeeven. Dan, niettegenftaande dit Verbod van Staaten van Holland ©okiuhieldt, om'er in de Nieuwspapieren, geen gebruik van te maaken, 'tzy geheel, of by wyze van Uittrekzel, las men, in de 's Gravenhaagfche Courant, niet alleen een Brief van den Raad van Staaten, tot geleide der Memorie van Confideratien en Elu- cidct-. (+~) Rejht. van Holt. 26. NoV. 1784. (f) Re/ol. van Helt. ij. Oct. 1784,  HISTORIE. 361 cidatien; maar ook die Memorie aanvanglyk; 't,welk een opontboddes Uitgeevers voor Gecommitteerde Raaden, en 't verbieden van dit ftuk verder te plaatzen, ten gevolge hadt (*). Hoogst misnoegd waren de Inleveraars van het Rapport wegens de Fortificatiën, over 't gedrag des Raads van Staaten, en zonden Staaten van Holland een rondgaanden Brief aan de Bondgenooten, tot geleide van 't Rapport met de Bylaagen; waar in zy dit misnoegen betoonden, en verzogten, dat de Afge- vaar- r*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1834- Men wil, dat de Heer van Hees, Secretaris van den Raad van Staaten, de Origineele Minute deezer Memorie van Confideratien en Elucidatienr zonder order of voorkennis van den Raad, aan de Haag/eken Courantier zou hebben toegefchikt» vóór dat één Lid van Staat een gedrukt Exemplaar hadt bekomen: een bedryfhoogst gewraakt, cn te vreemder, daar, op 't verzoek des Raads van Staaten , het verfpreiden des Rapports, in Holland, verboden was. Aid. 1944. — In Sprokkelmaand dei volgenden Jaars hefloot de Oudraad te Dordrecht om, overeenkomftig het verzoek door de Burgery gedaan, aan den Secretaris van Hees zyn ontflag te verleenen, en daar op by Holland ten fterkften aan te dringen: op dat daar mogt beflooten worden, de Hooge Bondgenooten, tot een dergelyk belïuit te beweegen. De Heer van de W all verklaarde, met'eenige Leden, zich daar tegen , beweerende, dat een Commisfie van Staaten Generaal, of de Leden van den Raad van Staaten, het gedrag van dien Heer behoorden te beoordeelen. N. Nederl. Jaarb. 1785. bl 130. De Heer van Hees verzogt en bekwam in Lentemaand zyn ontflag. Refü Gen. 4 Maart 17Ü5. Z 5 XX. 30EK. 1784. Misnoegen np den Raad van Staaten.  36*3 VADERLANDSCHE XX. BOEK. Sterke *aal door de Bun;ety te De ymter geboerd , over den faat van C) Refol. van Holt. 7 Jan. 1785. (t) W. Nederl. Jaarb. 1784. hl. IÖII. 1944. 1954. Over de traagheid des Raads van Staaten, om de door overftrooming befchadigde Vestingwerken van Stevenswaard te herltellen, ondanks de ingeleverde Verzoekfchriften, klaagden de InWoonders. Post van den Neder-Rhyn, VL D. W. 1229, vaardigden ter Algemeene Staats ver gade-? ringe gelast mogten worden, het gedrag dier Raadsleden ten ftiptften te onderzoeken, en, des noodig zynde, de Heeren va n H e e s en Gilles in hunne Posten te fchorsfen. 'Er werd zelfs een Voorftel gedaan, om den eerstgemelden, als een Minister van het Bondgenootfehap, die zich, door zyn gehouden gedrag, in deeze zaak het vertrouwen van de Hooge Bondgenooten hadt onwaardig gemaakt, van zyne Bediening te ontzetten (*). In de Vroedfchaps Vergadering te Utrecht drong de Raad P. H. J. Ivoy, by herhaaling, aan, op het neemen van een Befluit, om ter Air gemeene Staatsvergadering aan te houden op de volftrekte noodzaaklykheid van eene verandering in het Ministerie van den Raad van Staaten (f). Verwekte-het Verflag van den ftaat der Grenzen geheel het Land door bekommerdheid, ging deeze, op de meeste plaatzen, met fpyt en verontwaardiging vergezeld, die men niet opkropte; maar uitboezemde, heftiger taal dan de Dcven- , . , ter.  HISTORIE. 3Ó3 ierfche Burgery by de Regcering liet liooren, en ondertekend inleverde; kan men zich niet wel verbeelden, „ Naauw„ lyks," dus fpraaken zy, ,, is een fchand„ lyk gevoerde Oorlog tegen het Ryk „ van Engeland geëindigd, of wy zien „ ons, door een niet min gedugten en „ ondankbaaren Nabuur, die door de „ fchatten der Republiek, en door het „ Bloed van 's Lands Ingezetenen is groot gemaakt, op nieuw aangevallen. „ Het geheel verval van 's Lands For?, tificatien en Frontieren; veroorzaakt door eene Directie, waar van in de „ Jaarboeken van geen een Volk eenig „ voorbeeld te vinden is, doet het hart van elk Nederlander bloeden, die daar „ uit, met ontroering en verontwaardi„ ging de Vermeerdering ziet van het dreigend gevaar, het geen de geringe „ Magt van deezen Staat, in vergelyking met die van onzen Vyand, reeds ge}? noeg gedugt maakt. „ De halftarrige Werkloosheid, in fpyt v van de geheele Natie, geduurende den „ ganfehen laatften Oorlog uitgehouden, „ en het vooruitzigt, dat dezelfde Di„ rectie, die onze Frontieren en Forti„ ficatien verwaarloosd heeft, en de oor„ zaak dier Werkloosheid geweest is, „ over 'sLands Magt, al weder, immers „ gedeeltlyk, het beftuur zal voeren, „ zouden ons volftrekt moedloos maa„ ken, zo niet hoe langs hoe meer, ds ?, braave Regenten, door eene ontwaakte „ en XX. BOEK. 1734. de Verdeedigingdes Lands,  56*4 VADERLANDSCHE XX. BOEK. 4784. „ en haar belang kennende Natie onder„ fteund, thans meer dan te vooren, in ,, ftaat waren, de Uitvoerende Magt de „ Bevelen van den Souverain te doen „ eerbiedigen. „ Doch, zal dit met de daad gefchie,, den, dan zullen, voor zeker, daar toe „ nu aanftonds, in 't begin van deezen „ Oorlog, de noodige en kragtdaadige „ Voorzieningen moeten gefchieden, en ,, dan zal vooral de Raad van Staaten ,, van een ander Ministerie moeten voor„ zien zyn, dan 't geen 't welk de oor„ zaak is, van dien weerloozen ftaat, „ waar in zich de Fortificatiën en Fron„ tieren thans bevinden. „ Blyft de Uitvoerende,Magt aan den „ Souverain onderworpen,'en worden, in „ deeze kommerlyke tyden, by een Col„ legie, 't welk op 's Lands befcherming „ eene zo naauwe betrekking heeft, be„ kwaame, werkzaame, en Vaderlandlie„ vende Ministers gebruikt, dan is 'er ,, nog hoops genoeg over, dat de Na„ tie, op het voetfpoor haarer Voorou„ deren, goed en bloed opzettende, het ,, Vaderland en de Vryheid, tegen der,, zeiver Vyanden, zal kunnen verdeedi„ gen; doch, zal dit mogelyk worden, „ dan zal zy ook daar toe moeten wor5, den in ftaat gefteld, waar toe het voor „ zeker volftrekt noodzaaklyk is, dat, „ met allen fpoed, de Frontieren en For„ tificatien in den best mogelyken ftaat „ van tegenweer gebragt, en de Natie in't » ai-  HISTORIE. 3Ó5 „ algemeen gewapend en in de bchande„ ling der Wapenen onderweezen worden. „ Een vereischte, 't welk inzonder„ heid in deeze Provincie plaats heeft; „ daar men aan derzelver weerloozen „ toeftand niet dan met fchrik kan den„ ken: terwyl uit het Rapport der Hee„ ren Gecommitteerden van de Provin„ cie van Holland blykt, dat de kundi„ ge en braave Generaal du Moulin, „ reeds over lang een Plan ter verfter„ king van deeze Provincie, en van dee„ ze Stad in 't byzonder, hebbe overge„ geeven; doch 't welk het lot onder„ gaan heeft, om met zo veele ande„ ren, agter de bank geworpen te worden. „ Wy hoopen dan, dat nu ook, dit ., of zodanig ander Plan, als in deeze om„ ftandigheden mogelyk en best gefchikt „ is, met allen fpoed, zal worden in 't „ werk gefteld, gelyk mede dat, op het „ voetfpoor der Provincie van Utrecht, en „ overeenkomftig de Grondwet van den „ Staat, de Ingezetenen deezer Provincie „ in 't algemeen gewapend en in den Wan penhandel onderweezen zullen worden; „ ten einde dus in ftaat te geraaken, n om ook met vrugt, met eige hand en „ ter verdeediging van het lieve Vader„ land mede te werken: vertrouwende, „ dat het daartoe Overysfels Ingezetenen, „ die van ouds af nimmer fchroomden zich „ tegen allen Slaaverny, ook ten kosten „ van hun Leeven en Bezittingen, te verzetten , aan geen moed ontbreeken zal. w W- XX. boek.' 1784.  566 VADERLANDSCHE BOEK, 1784. „ Wy gevoelen wel, dat de uitvoering „ van dat alles aan zwaarigheden onder„ worpen , en kostbaar voor den Lande „ zyn zal; doch meenen, dat geen zwaa„ righeden, hoe groot ook, zo dezelve „ niet geheel onoverkomelyk zyn, in „ deeze omftandigheden dén oogenblik „ beletten moeten het geheele Land in „ een zo veel doenlyk weerbaaren ftaat „ te brengen." Zy verzogten over zulks de Stads Regeering de zaaken daar heen te helpen ftuuren, „ dat'er, van nu af aan, zoda„ nige maatregelen mogten genomen wor„ den, dat de Uitvoerende Magt, voor„ al geduurende deezen Oorlog, in haa„ re natüurlyke Ondergcfchiktheid , aan „ den Souverain gehouden wierd; op „ dat dezelve niet wederom de Uitvoe„ ring van de Befluiten en de Bevelen „ van den Souverain zou kunnen nalaa„ ten of uitftellen, en het Vaderland „ niet weder gevaar loope, om, als in „ den voorigen Oorlog , het ilachtoffer „ eener fchandelyke Werkloosheid te „ worden; en dat by den Raad van Staa,, ten een Ministerie gebruikt wierde, „ 't welk uit kundige, werkzaame, en „ Vaderlandlievende Mannen, die vari „ eene beproefde trouwe zynde, het' „ vertrouwen der Natie hebben, zou „ beftaan; en dat ten minften, geduu„ rende deeze zorgelyke omftandigheden, „ de Directie niet zou worden gelaaten „ aan de tegenwoordige Ministers, die n door  historie; d6?: ,5 door het fchandlyk verzuim, 't geen ;, ten opzigte van alles wat het Defen,, fie-weezen van het Land betreft, plaats „ heeft, alle Fiducie der Natie verzwakt „ hebben." Voorts verzogten zy, dat de Frontieren en Fortificatiën van Overysfel, door kundige Ingenieurs mogten onderzogt, en deeze, als mede de Stad, ten fpoedigflen, in een behoorlyken ftaat van tegenweer gebragt worden; en om de Wapening en Wapenhandel der Ingezetenen. Aangenaam was dit Verzoek by de Gczwoorene Gemeente, als mede by Schepenen en Raad , die reeds, in eene en andere byzondcrheid,'t verzoek der Burgery was vooruitgeloopen: terwyl de Deventcrfche Afgevaardigden ten Landsdage last .kreegen een Voorflel te doen, zo tot de algemeene Wapening, als tot ontflag en afdanking der Staatsdienaaren van den Raad van Staaten. Een Verzoekfchrift woordlyk .van den zelfden inhoud als de Burgery van De-^ venter der Regeeringe aauboodt, deedt ■ de Burgery van Zwolle aan de haare: terwyl de Meente dier Stad een Befluit wegens de Verdeediging van Stad en Gewest, en de algemeene Wapening overgeleverd hadt (*). Op den Ovcr- ys- (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1801. 1800, Hoe het, in den aanvange, met de Wapening ten Platten lande in Overysfel Haagde, hebben wy vermeld. Zie hier boven, bl. 311. D» 6>#r- XX. B O ËK^ Desg«j( vks te  368 VADERLANDSCHE XX. B O E K. Staaten van Stad en Lande weigeren de Ruitery en het Voetvolk te laaten trekken. ysjelfchen Landsdag Hemden de Staaten van dat Gewest, wegens de Vermeerdering van Krygsmagt, en de verdere middelen van Verdeediging op den voet van Holland (*). De Staaten van Stad en Lande, die de Artilleristen, op aanfchryven van den Capitein Generaal, uit hun Gewest hadden laaten trekken, weigerden de Ruitery en 't Voetvolk, 't welk desgelyks Patent gekreegen hadt, te laaten gaan, en gelasten de Officieren te blyven, zyne Hoogheid onder anderen fchryvende; „ te hoopen en te vertrouwen, dat hy „ de omftandigheden, waar in zy zich „ bevonden, en in 't begin des Briefs „ vermeld, ernftig overweegende , met „ hun wel zou inftemmen, dat het „ verrigtte van hun niet anders hadt „ kunnen gefchieden, wilden zy zich niet „ bloot ftellen aan vyandlyke invallen, „ al was het maar van eene kleine Par„ ty, en aan gegrond ongenoegen, mis„ trouwen , veragting , ja de wraak, „ der Ingezetenen, die, met fchattingen „ overlaaden, en die gewillig betaalen- „ de Overisplfche Sterktens en Plaatzen waren, zonder Krygsvolk en Krygsvoorraad ; en verzekerde men in 't Na.ijaar , dat de Aartshertog M axi m iliaan, onbekend, de ligging en fterkte van de Bourtaigner- Westwoldingrr- en Ommerfchans, als mede van Koeverdm, met veel naauwkeurigheid, hadt opaenoomen. Post van den Neder» Rhyn, VI. D. bl. 1051. CD N- Nederl. Jaarb. 1784. bl. 180*.  HISTORIE. 3&9 lf,de, zelfs in 't minfte of meeste niet ^""door hun verdeedigd wordende, hun s, als oorzaak hunner rampen zouden „ aanzien, om dat zy den uitmarsch der 3, Militie niet hadden poogen te beletten ; dat zyne Hoogheid het geenzins moest 3a aanmerken als of zy hier door voor„ neemens waren, eenigen inbreuk te 3, willen maaken op diens Regten; dit, 3, konden zy opregt betuigen, was geen„ zins hun oogmerk (*)." Op eene Aanmaaning van hun Hoog Mogenden, tot het opbrengen vantoegedlaane Gelden, lieten de Staaten van dit Gewest zich breeder uit, over dit Onderwerp, en den toeftand huns Landfchaps, wat de Verdeediging in 't algemeen betrof, zy betuigden , „ dat die „ Aanmaaning hun in hunne Zielen ge3', griefd hadt, in de omftandigheden, „ waar in zy zich by de ontvangst diens „ Briefs bevonden, in welke, volgens „ ingekomene Patenten, hun Stad van „ alle Bezetting ontbloot, en door het dringend aanhouden van hun Hoog „ Mogenden, hun Comptoir geledigd „ zou zyn geworden, terwyl de Raad „ van Staaten, ten zelfden tyde, de 5, Magazynen van alles, wat te hunner „ Verdeediging en van de Generaliteits „ Werken by de Stad Groningen vol„ ftrekt noodig was, onvoorzien liet: ja » tot CO Refot. Gen. 8. Nov. 1784. VII. DEEi, Aa XX. B0 Eir^ 1784. Hun fchrjve» wegens den ftaat der Verdecdiêingvan hun Gewest.  VADERLANDSCHE XX, boek, 1784. „ tot heden toe aan hun niet hadt te v> rug gegeeven , 't geleende uit hun„ ne Arzenaalen tot Verdeediging van „ Bergen op den Zoom; men zou, „ zo 't fcheen, daar uit moeten beflui„ ten, dat Stad en Lande alleen als een „ Lid van 't Bondgenootfehap werd aan„ gemerkt, wanneer 'er moest betaald; w maar niet als dit Gewest verdeedigd moest worden. In den Jaare mdclxxii „ waren zy op dezelfde wyze behandeld, toen men hun niet dan laat en gebrek„ kig onderfteunde, zo dat het behoud „ van Groningen, en het verdere van dit „ Gewest, en daar door van de andere „ Gewesten, niet was toe te fchryven „ aan de hulp der Bondgenooten, maar aan „ de Dapperheid en Eensgezindheid hun„ ner Voorouderen, voor welkers zwaa„ re kosten zy nimmer eene billyke ver„ goeding of fchadeloosftelling hadden mogen erlangen." Uitgewyd hebbende over hunne betoonde bereidvaardigheid in het draagen van lasten als Bondgenooten, ten behoeve van het Bondgenootfehap, beklaagden zyzich, egter te moeten zien en ondervinden, „ dat zy, door de maatregelen by „ hun Hoog Mogenden, zyne Hoogheid, „ en den Raad van Staaten, fuccesfive„ lyk genomen, aan de Discretie van den „ Vyand zouden worden overgelaaten, „ dat zy dikwyls door hun Hoog Mo„ genden waren aangemaand tot Betaa„ lingen, waar van zy de ongegrondheid den Zoom. ,, Wy oordeelen,'"' is hunne taal', „ ons zeiven de naasten 5, te zyn, en anderen niet te kunnen „ redden door onzen eigen ondergang. „ Wy oordeelen zulks aan onze Inge„ zetenen te zyn verpligt, die, onder „ de Lasten en Schattingen, ten dienfte van het Bondgenootfehap hefteed, be„ zwykende, van hunne Regenten niet „ anders kunnen verwagten, dan dat zy „ hun met alle vermogens zullen befcher„ men, en hun alzo bevryden, om eens-' ,, klaps van hunne Vryheid, Goederen, „ en misfehien van het Leeven, te wor„ den beroofd- „ Wy vertrouwen; derhalven, dat U „ Hoog Mogenden, onze voorneemens „ niet alleen zullen moeten billyken; „ maar dat U Hoog Mogenden, zyne „ Hoogheid, en de Raad van Staaten, zul-  HISTORIE. „ len worden bewoogen om ons al dat „ geene te bezorgen, 't geen te onzer; „ Verdeediging elders eenigzins kan wor„ den gemist, of met eenige mogelyk„ heid aangefchaft: terwyl wy de weder„ gave daar van, naa het einde des Oor„ logs, belooven, en ons, door eene ver„ dere verwaarloozing, niet zullen nood„ zaaken, fterkere maatregelen te neemen, „ en gebtuik te maaken van de Regten „ ons als Souverain van deeze Provincie „ over de Militie wettig toebehooren- „ de (*)." Op eene Petitie van den Raad van Staaten, bedraagende 467,800 Guldens (f). tot het vervaardigen van Tenten, en hel verder vereischte tot het marschvaardig maaken der Krygsmagt van den Staat, als mede het oprigten van Hospitaalen. waar in Holland terftond bewilligd hadt (§). merkte men in.dit Gewest aan, wel ge wenscht te hebben dat men vroegtydig, in tyd van Vrede, om Oorlog gedagt hadt op dat de noodwendigheden om te vek t< (*~) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1979- Voo 't Jaar 1785- bl. 530—542. i+) Van deeze Petitie moest ƒ383800 diene tot een Gratificatie voor 643 Compagnien C: vallede, Dragonders en Infanterie, ƒ600 voc elke Compagnie, ƒ32000 tot een Soulaas voc 23 Esquadrons, wegens 't gemis der Weide: f coooo tot het oprigten van Hospitaalen te Slu ■in Vlaanderen, Buist, Sas van Gent en Berg. ,p den Zoom. Refol. van Holt. 5 Aug. 1784. CO K"/01'V9n &olL 15 Septl I?84' Aa 4 XX. i O EK. 1784. Stemt i" deLegerlasten. [ r 1 r r 1. is •n  576* VADERLANDSCHE XX.] BOER. I784. Gtlder tand maakt des zwaari^Éeden." te kunnen trekken, waar toe een Leger, ten allen tyde diende in ftaat te zyn, zou de Staat, by onverwagte voorvallen, daar van dienst hebben, eerder waren vervaardigd; als mede dat het Leger zelve, wat de Troepen betrof, in beter orde mogt weezen; doch dat zy in deezen Eitch met de overige Bondgenooten wel wilden toeftemmen (*). Zo gunftig liep het met deeze Petitiën niet af in Gelderland, waar de'Hee. ren Capellen tot deMarsch, Zuilen van Nyveldt, enLvN- den van O.ldenaller, dezelve als zeer verkeerd ingerigt aanmerkten; doch tevens betuigden gereed te zyn, om 'er in te bewilligen, in gevalle deeze Gelden tot weezenlvkehulp voor het zo veel geleden hebbend en nog lydend Krygsvolk van den Staat zouden worden hefteed: dan zy voegden 'er by afkcerig te zyn van alle Veldlegeringen, en te begrypen, dat de zaaken met den Keizer zich wel in 't vriendlyke zouden fchikken; dat het Jaargetyde thans te ver verloopen was, om van Tenten gebruik te maaken, dat een Ziekenhuis in Staats Vlaanderen thans van geen dienst kon zyn : waarom zy deeze Petitie, zo als dezelve lag, affloegen, althans in beraad hielden. — Deeze ging by dit Gewest niet door; fchoon 't zelve, voor 't afloc- CO N. Xtdtrt. Jaarb. 1784. bl. 18n.  HISTORIE. 17? pen des Jaars, op zekeren voet bewilligde (*). Doch 'sLands toeftand, ten opzigte van de Verdeediging, by den Keizerlyken aanvalj, kwam eerlang Jonkheer van der Capellen tot de Marsch zodanig voor, dat hy, op den Landdag te Nymegen met den aanvange des Jaars mdcclxxxv gehouden, onder andere deeze harde taal voerde. ., Daar ons Geraee,, nebest nog aanhoudend de jammerlyk„ fte gevolgen moet verduuren, van de ,, verkeerde Directie, die deszelfs uit- voerende Magt, in den jongften Oor„ log, ftrafloos heeft durven ondernee„ men, daar een ieder, die belangloos „ zyne oogen op dat Belluur vestigt, s, in ftaat is , om te ontdekken, door „ welk een dryfveer, die niets minder „ dan het ter nedervellen onzer Onaf„ hangelykheid ten doeleinde hadt, den „ Vaderlande zo veele Onheilen zyn be-^ „ rokkend geworden, zou men natuur„ lyk moeten verwagten, daar wy, ze„ dert Maanden, met eenen Aanval van ,, eenen magtigen Vyand gedreigd wor„ den, dat niets onbeproefd zou zyn ,, gelaaten, om voor te komen, dat de v Republiek niet andermaal, door eene „ verdervende hand, gedwarsboomd wier„ de in het daarftellen , en in het doen uitvoeren van maatregelen, die ver- „ eischt £0 N. Neitri Jaarb. 1734, bl. 1463. en1701. Aa 5 XX. boek. 1*84. Hoe Capellen tot db Msrsch! den toeftand van 's Lands ' Verdeediging af-' maalv  3?3 vaderland sche xx. BOEK. 1784. „ eischt worden, om eene naderenden „ Vyand, zo veel in ons vermogen is, „ te wederftaan. „ Het tegendeel is egter zeker, Ed. „ Mogende Heeren! De fchandelyke Di- rectie van het Departement, waar aan „ de zorge is toevertrouwd, om voor „ 's Lands Defenfie te waaken, is ten „ top gereezen! De Uitvoerende Magt .„ aan den Heer Capitein Generaal met „ den Raad van Staaten opgedraagen, „ niettegenftaande de menigvuldige Re„ monftrantien, en zonder op de regt„ maatige verontwaardiging der Natie 5, te letten , blyft of onagtzaam op 't „ geen, in dit hachlyk tydftip, tot het „ weezenlyk behoud des Vaderlands dient „ gedaan te worden, of,'t zy door on„ kunde, 't zy door kwaadwilligheid, „ bepaalt zich tot maatregelen, die, hoé „ zeer men ook al eens eenen werkzaa„ men toeftel ziet maaken, verre af zyn „ om de waare Activiteit te bevorde,, ren, maar in tegendeel al te dikwyls „ ftrekken, om de verwarring te doen „ toeneemen, en om 's Lands Schatkist „ tot den bodem toe uit te putten. „ Evenwel, daar 'er niet alleen een argwaan ten deezen opzigte plaats „ heeft; maar daar onwederlegbaare be„ wyzen fpreeken, blyft nog een fchroom„ agtigheid, eene huiverigheid by de „ Vertegenwoordigers van Nederlands „ Volk, de overhand behouden, om die „ Uitvoerende Magt, naar behooren paal  HISTORIE. 37* 5, paal en perk te ftellen; om na de waa„ re oorzaak van alle de onheilen, den .,, Lande toegebragt, te inquireeren, en „ om de zulken, zy zyn wie zy zyn, ,, die zich aan zulk een enorm wanbe„ dryf hebben fchuldig gemaakt, loon naar werken te doen ontvangen. „ En, wanneer wy in 't byzonder onze „ aandagt vestigen op de verrigtingen „ van den Heer Capitein Generaal, wie „ van ons is 'er, Edel Mogende Heeren! „ die in gemoede kan zeggen, te vrede „ te zyn over deszelfs Directie, fpeci„ aal met relatie tot het Militaire wee„ zen, enkel en alleen hier door bedor- „ ven? Ik gevoel, Edel Mog. Hee- „ ren! dat deeze myne rondborftige taal, „ met betrekking tot den eerften Die„ naar Uwer Ed. Mog., in deeze Raad„ zaal vreemd moet klinken; doch het „ tydftip is gebooren, dat niemand, hy „ zy ook wie hy zy, wanneer het op't „ behouden der Republiek aankomt, moe.t „ ontzien worden. „ Daar U Ed. Mogenden in 't byzon, der onkundig zyn, omtrent het geen ?, tot het werk der Defenfie betrekking \, heeft; daar de Armée van den Staat „ op verre na nog niet in die orde is, „ dat dezelve, in geval van nood, zou „ kunnen ageeren; daar het zich niet „ laat aanzien, dat de Republiek fpoedig „ met de beoogde Duitfche Hulpbenden „ zal geriefd worden; daar U Ed. Ma- genden zich zo alieën toouden, om, » in- xx.: BOEK. 1784.  3§g VADERLANDSCHE BOEKc 1 3 ; ingevolge myner inftancien van giste,, ren, onder de hand, op de meest effi„ cacieufe wyze, by het Hof van Ver„ failks te doen bewerken, de zekerheid „ dat, in geval van Oorlog, een Corps van vyf en twintig of dertig duizend „ Man Franfche Troepen, ten diende „ der Republiek, gereed mogten gehou5, den worden, om, des nocds, daadlyk tot ons te kunnen overgaan; daar in„ tusfehen geen voldoende mefures wor- den werkftellig gemaakt , om ons te beveiligen; daar nog daarenboven de 3, zulken, die den Stadhouder tragten te „ behaagen, de Maatregelen tot Zelfver„ deediging onzer Ingezetenen, die U Ed. Mogenden te vergeefsch fmeeken „ om daar toe in ftaat "gelleld te wor„ den, tegen gaan en doen verydelen; w daar, met één woord, de toeftand van „ dit Gemeenebest in 't algemeen, en „ die van deeze Provincie' in 't byzonw der, allerhachlykst is; daar men 'er op , uit fchynt te weezen, om de Verdeeld„ heden te voeden, om, ware het mo„ gelyk, door eene misleide Meenigte, die tot Oproer aangehitst wordt, onze , Vryheid eens voor al den hartader af , te fteeken, zo moet, myns oordeels, , niets verzuimd worden, willen 's Lands , Vaders zich van alle toekomftige ver, wyten vry kennen, om eens met ken; nis van zaaken te kunnen oordeelen, , of 'er in de daad, op eene kragtdaadi, ge en welmeenende wyze, maatregels *> tot  HISTORIE. 38* tot ons behoud by de hand genomen „ zyn, en, zo neen, om dan nog by „ tyds, alle verkeerde en verdervende „ oogmerken te kunnen voorkomen. „ Ën, op dat zulks, met hoop van „ eenen gelukkigen uitflag, gefchiede, ; „ daar de"Ondervinding ons leert, dat; „ van de gewoone Inllancien, door Mis- j ,, (rV.es, niet veel te wagten is, daar de ■ „ Uitvoerende Magt, tot geen ouvertu„ res door deezen weg, zal te beweegen „ zyn, zo geef iic U Ed. Mog. in ern- ftige bedenking, of de aangelegenheid „ en de presfance deezer zaake niet zou vereifchen, dat eene buitengewoo„ ne Bezending van eenige Leden uit „ het midden deezes Landfchaps, (die ,, in geene Generaliteits Collegien Sesüe „ hebben,) aan den Heer Capitein Ge,, neraal worde vastgefteld en benoemd, „ om op eene wyze met Uw Ed. Mog. Sou„ verain Gezag overeenkom/tig, van zyn» „ Hoogheid te eijchen Ouvertures van de gemaakte en voorgenomene Schikkingen, ,, en Intencien in deeze kommerlyke om,, flandigheden, in fpecie de Defenfie van „ het Vaderland in het algemeen, en van ,, deeze Provincie in 't byzonder, concernee„ rende; daar van met allen haast aan „ U Ed. Mogenden rapport doen; ten „ einde hier door te effectueeren van „ niet langer door ombrageufe vermoe- dens in zulk eene ontrustende en voor. „ onzer aller veiligheid angstvallige on„ zekerheid te blyven verfeeren; als wan- „ neer XX. SOEK. [784. . Hy raadt :ene Be» ïending tan zyne ioogheid tan.  382 VADERLANDSCHE XX. SOEK. „ neer wy in ftaat zullen zyn om ons „ naa een manmoedig onderzoek van „ zodanig eene Opening, te beraaden „ omtrent het geen wy, als Vertegen„ woordigers van een mishandeld, doch „ onafhangelyk Volk, zullen dienen by de hand te neemen, als ook in hoe „ verre aan onzen tegenwoordigen reëe,, len nood voldaan is, dan niet. ,, Deeze voorzorge Ed. Mog. Hee„ ren! is tot onze redding noodig; dan ,, eerst zullen wy, op eene voldoende „ wyze, kunnen medewerken, om den „ fnoodften toeleg te doen verydelen; 3, dan eerst zullen U Ed. Mog. kunnen „ beoordeelen, of ook van de Authori„ teit, die aan de Uitvoerders Uwer „ Ed. Mog., bevelen is gedemandeerd, ,, een misbruik is gemaakt geworden. „ En deeze Precautiên moeten genomen ,, worden, wanneer men in confideratie „ neemt, dat, hoe zeer men al eens aan „ den Capitein Generaal de vereischt „ wordende Theorie wil toekennen, het J? evenwel zeker is, dat die met geene 3, Ondervinding gepaard gaat, en dat daarenboven zyne Hoogheid te raade „ moet gaan, met den Raad van Staa„ ten, waar op men geen betrouwen „ mag noch kan ftellen. „ Zonder dusdanige kragtdaadige Voor- zieningen zyn wy, by onverhoopte „ gebeurtenisfen, daar de Vyand fteeds „ blyft naderen, niet te redden. Zon,, der dezelve, al waren onze Hulpben- „ den  HISTORIE. 3S3 den daar, kunnen geene verdere maat„ regelen baaten. Daar, in tegendeel, „ uit deeze Ouvertures, waar toe, door ,, inftancién van Mannen, die Vryheid „ en Vaderland weeten te waardeeren, ,, mondeling kan aangedrongen worden, „ te verwagten is, dat in- en uitwendige „ Verraaders in hunnen toeleg zullen „ worden gefluit, dat de Activiteit in „ het midden onzer, om binnen-en bui„ tenlandsch Geweld te wederftaan, kragt „ en leeven zal bekomen, op dat onze „ edelmoedige Bondgenoot, die door on„ ze laffe en verraaderlyke Werkeloos„ heid veelligt zou kunnen worden af„ gefchrikt om ons kragtdaadig by te „ liaan, moge worden geanimeerd, om „ ons met verdubbelde poogingen te ,, helpen en te redden. „ En ten einde, met den vereischten „ nadruk, deeze Maatregelen ten uitvoer „ te brengen, is het noodig van zulk „ eene beflootene Bezending de Bondge,, nooten, by rondgaande Brieven, kennis „ te geeven, te gelyk met den fterkften „ aandrang om tot bevordering van de „ falutaire mefures, van welkers gevol,, gen het ftaan of vallen der Republiek „ zal afhangen, te willen mede wer„ ken." Van deeze zo heftig aangedrongene Bezending kwam niet. 't Befluit viel om, over den flegten toeftand van Gelder/and, zo in Krygsvolk, Vestingen. Tuighuizen, ais aan de Algemeene Staater er XX. BOEK. Befluit 1» Gelderland, o vei den ftaat der Ver« deediging.  3^4 VADERLANDSCHE XX. boek. T -O , I7ü4. Maatrecels in Friesland ter Verdeediginggenomen. (*) 27. Nadert. Jaarh, 1785. bl. 17-3Ö. en den Stadhouder te fchryven, met aandrang by de Bondgenooten, om niet aan het noodlot overgelaaten; maar geholpen te worden; ten einde niet gedwongen te zyn, om 't geen men in handen hadt, tot.eigen Verdeediging te gebruiken. Men ftemde ook toe, om, indien de Oorlog doorging, het overgaan van vyf en twintig of dertig duizend Man Fransch Krygsvolk in dienst van den Staat te. bewerken (*). In Friesland moet men, wegens 't gevaar van 'sVyands nadering, als mede over de aangewende poogingen ter Verdeediginge, veel guniliger geoordeeld hebben, dan in de Gewesten van welken wy dus verre de kommerlykfte denkbeelden opgaven; althans, in Louwmaand des Jaars mdcclxxxv, ter Vergaderinge der Staaten van dat Gewest voorgedraagen zynde, dat, hoe zeer ook de loflyke poogingen der naastgelegene en aan Friesland tot een voormuur dienende Landfchappen, eene gegronde hoop mogten geeven, dat de aanvallen des Vyands geheel niet, of ten minften niet dan naa een geruimen tyd te zvn opgehouden, tot de Landpaalen van Friesland zouden kunnen doordringen, zy nogthans oordeelden, dat de voorzigtigheid eisehte, dat men de in tyden van nood zo volftrekt onontbeerelyke Zelfverdeediging, voornaam-  HISTORIE. 385 haamlyk tegen ligte Troepen en ftroopende Party en, die voor eene wyl op de eene of andere plaats zouden kunnen doordringen, niet uit het oog verloor. Ten dien einde werden uit de vier Kwartieren Jr. Jan Lodewyk Doys van Bukmania, Jr. Willem Anne van Haren, en de Heeren Martinus van Scheltinga en Petrus Camper gelast, om met Heeren Commisfarisfen uit het Collegie der Gedeputeerden, de Toegangen tot Friesland te doen onderzoeken, en een beredeneerd Plan van Verdeediging te laaten vervaardigen, zo ten aanziene van de Schansfen, die herfteld, als die (zo noodig) nieuw gemaakt moesten worden; ook van den Krygsvoorraad en Manichappen daar toe noodig; als mede naa te gaan, hoe, en op welke wyze* de vereischt wordende Manfchappen, op de voor hun zelve gemaklyklfe, en voor 't algemeen zekerfte en onkostbaarfte wyzé gevonden, en gehouden zouden kunnen worden. —Men vorderde egter alleri fpoed, en fchreef alle Olficieren en Magiltraaten aan, om deeze Heeren, die uit de Gedeputeerden by zich kreegen de Heeren Sc h w art z en ber o eii Hambroik, als van Staats wegen benoemd, te eerbiedigen, alle noodige opheldering en byltand te geeven, en in't algemeen aan derzelver bevelen, in het uitoefenen van de opgedraagen, post, tot beveiliging van den Lande, te gehoorzaam Vil." deel* Bb meri xx: BOE Es 1784,  3«6 VADERLANDSCHE* XX, boek. I784. Hoe dil Gewest over de voorgemelds Lc gerlasten da£t. « men (*). Gedeputeerde Staaten van Friesland hadden geweigerd, op 't Patent van den Capitein Generaal, het Regiment Oranje Friesland te laaten uittrekken , waar over zyne Hoogheid zyn misnoegen liet blyken, en zyne klagten by hun Hoog Mogenden uititortte (/f). Groot misnoegen hadden Staaten van dit Gewest voorheen betoond, wanneer zy,inden Zomer des Jaars mdcclxxxiv, met geen minder ontroering, dan fmerte vernamen, dat 'sLands Capitein Generaal by hun Hoog Mogenden hadt moeten bekennen, dat de Armée van den Staat zich, door 't gebrek aan 't noodige tot een Veldtocht, buiten ftaat bevondt, om den Lande den dienst te doen waar toe dezelve eigenlyk en alleen werd onderhouden. ■ — Zy waren hier door hoe langs hoe meer overtuigd, dat de onmeetbaare kosten, van tyd tot tyd, aan 't Leger van den Staat befteed, het Gemeenebest geene daar aan geëvenredigde nuttigheid hadden toegebragt. Dat zy, fchoon genoegzaame reden hebbende, om niet te ftemmen in het doen van meerdere kosten aan 't Leger, dat oogfchynlyk, door eene verkeerde Directie, ten onbruik en onnut geworden was, egter,. uit overweeging van de hachlyke en dringende omftandigheden, waar in de Re- pu- (*) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 928V CD R'f*l' Gm. 8. Nov. 1784.  HISTORIE. 587 publiek zich tegenwoordig bevondt, wel voor goed konden aanzien, dat 'er eene Petitie gefchiedde, om het noodige hcr- ftel daadlyk té wege te brengen. ■ Doch dat zy, uit overtuiging dat alle Lichaamen, door den Staat bezoldigd wordende, ten allen tyde behooren gereed te Zyn orri den dienst, waar toe zy betaald worden, aan den Lande te doen , ten ftérkften aandrongen, dat van wegen hun Hoog Mogenden aan zyne Hoogheid, als Capitein Generaal van alle Provinciën, wierd aangefchreeven,om op te geeven, de redenen, waarom het Leger van den Staat zich buiten ftaat bevondt, Om aan de Orders, dié 't zelve van wegen den Souverain zouden mogen gegeeven worden, te voldoen? en wie vermoederyk aan dit Pligtverzuim fchuldig waren? ten einde de fchuldigen in Friesland, zonder oogluiking, opgezogt en ten ftreng- ften geftraft mogten worden. Zy beklaagden zich, over het niet té werk ftellen hunner welmeenende voorhagen, tot herftel van de Gebreken by het Leger (*). By hunne inwilliging in den Geldeisch tot de Legerlasten, op 't erkende gebrek by de Landsmagt gegrond, verklaarden zy, om met hunne eigene woorden . (*) Gedaan by Brieven aan hun Hoog Mogenden v»n 6 July 1783, en 10 Dec. 1782. Bb 3 XX: BOEK^ 1784. Bewillig! daar in.  S85 VADERLANDSCHE XX. soek. i;84. Vtrech. ftcmi 'ci in toe. (*) Nedtrl. Jaarb. 1784- bl. 116ó. i$$6. den te fpreeken , ,, dat zy, door het „ voorgedraagene by den Raad van Staa„ ten meer en meer bevestigd waren ge„ worden in het denkbeeld dat, door eene „ verkeerde Directie, de Armée van „ den Staat was gebragt in zulk een toeftand, dat de Bondgenooten ge„ noodzaakt wierden, thans daar aan „ kosten te fpendeeren, die in alle voor- gaande, zelfs aiierkommerlykfte om„ ftandigheden, onbekend geweest en ge„ bleeven waren, gelyk zyne Hoogheid „ en de Raad van Staaten zelfs erken„ den. Dat zy, egter, uit aanmerking, „ dat het voorafgaan vaneen Onderzotk „ deezer zaake, en het ontdekken der ,, Schuldigen, van al te langen duur zou „ zyn, daar, in tegendeel, deGefteltenis „ der Republiek eene fpoedige, ernftige „ en kragtdaadige voorziening eischte, „ in de Petitie tegen ƒ8-13-3 ten Hon„ derd toeftemden , met last, om het „ aandeel huns Gewests ten fpoedigften, „ en tot meerder verhaasting, in dit by„ zonder geval, zonder het befluit ter „ Algemeene Staatsvergadering daar op „ af te wagten, te föurneeren (*)." Utreclu on;trok zich niet aan deeze Legerlasten; .doch wilde, hoe eer hoe beter, by hun Hoog Mogenden overlegd hebben, op welke meest gevoeglyke wyze  HISTORIE. 3^9 ze het groot verval by 's Lands Krygsmagt, zou kunnen verbeterd en in 't j vervolg, voorgekomen worden. De Vroedfchap P. H. I. Ivoy liet zich in Utrechts Vroedfchaps Vergadering, in Wintermaand deezes jaars naa voor-. dragt van verfcheide, zyns oordeels, hoog \ noodige Verbeteringen , over 's Lands ■ toeftand, op deeze wyze hooren; „ de „ nood vordert verbetering: want ik ben „ verzekerd, zo lang 'er geene goede „ Directie in de onderfcheidene gedeel„ tens van 's Lands Uitvoerende Magt ,, zyn zal, het algemeen vertrouwen niet „ herfteld, en het mistrouwen niet weg„ genomen zal worden. En hier aan „ fchryf ik alleen toe, zo de Referve, „ die men befpeurt, by de Mogenheden „ ons genegen, als by het Ministerie van zyne Majefteit den Koning van Frank„ ryk, Néerlands edelmoedige Vriend, „ Befchermer en Bondgenoot. En geen .„ wonder, daar die Monarch ons, in den laatften Oorlog, zulke uitmunten„ de Dienften bewyzende, by bevinding „ is gewaar geworden, de weinige on„ dergefchiktheid van de Uitvoerende „ aan de Bevelende Magt, en de kragt „ van een verborgen hand onder ons „ plaats hebbende, welke vermogt te „ verhinderen, dat men den Vyand met „ voordeel bevogt en afbreuk deedt. En nu is de verwaarloosde ftaat, in „ welken zich 'sLands Frontieren, ArL zenaalen, en Magazynen, naa een derB b 3 „ tig XX 5 soek.' ■7H- IVO Y'S >edendngen.jver s Lands :oeftand.  59o VADERLANDSCHE XX. BOEK. I784. „ tig jaarigen Vrede, bevinden, aan vreem„ de Mogenheden niet onbekend, als „ ook het niet opneemen der openilaan„ de Geidieeningen in de refpective „ Provinciën, tegen den gvwoonen ln„ trest. — Heeft het ons Vaderland* „ immer, in de zwaarfte Oorlogen, die „ het te vooren hadt, hier aan ontbroo- ken? Werden de Negociatien", open „ zynde , niet vervuld ? Óf zou rneri „ beweeren, dat 'er geen Geld in 't Land „ was? Ziet men het tegendeel niet by nabuurige Mogenheden, hoe groot ook ^ hunne gearresteerde Geidieeningen zyn, „ dezelve met alleen vervuld, maar de „ ingefchreevene fom tot deelneeming' de gearresteerde verre te boven gaan? „ Niemand immers zal kunnen bewyzen', „ dat Nederlands Credit minder zou „ zyn dan dat van de andere Mogenhe,, den, of dat 'er minder Vaderlands„ en Vryheidsliefde by ons plaats heeft,* „ Neen! in 't wantrouwen aan de Ge„ neraale Directie zal de oplosfing moe„ ten gezogt worden. Intusfchen zal ,, men dagelyks aangemaand worden, om „ te confenteeren in vermeerdering vari „ Landmagt; oprigting van verfcheide „ Corpfen ligte Troepen, noodig tot „ verweering van de Republiek, tegen een magtigen Vyand; inwilliging van „ vermenigvuldigende Petitiën, onont-' „ beerclyk in Oorlogstyd, zo tot bezol„ diging der vermeerderde Land- en Zee* „ magt, als tot voldoening van Vivres en Am-;  HISTORIE. 391 Ammunitie; en zo lang'er geene Ver„ betering in de Generaale Directie zal ] 3, zyn, wat vrugt zal men door de in- • „ williging van de Petitiën zich kunnen „ of durven belooven? Maar het noo„ dig Redres wcrkfteliig gemaakt zyn„ de, zal Nederland, onder Gods Ze„ gen, weder ontzaglyk worden voor „ zyne Vyanden , en het vertrouwen zo van vreemde Mogenheden, als „ ook van deszelfs Ingezetenen herlee- » ven (*>'' Die zelfde Heer deedt eerlang een zeer nadruklyk Voorflel, by Utrechts Vroed fchap, wegens de Wapening der Inwoon deren van de Generaliteits Landen, en wilde dat, daar de tyden, die wy beleefden, geen tydert van Uitflel of lange Raadpleegingen waren, en de behandeling der zaaken ter Generaliteit geen Verwyl leeden, een Plan om de Ingezetenen orhflreeks Maaftricht te wapenen, in handen der Hoofd-Óificieren van StaatsBrabant en Vlaanderen gefield hebben, Gm te vraagen of daar iets dergelyks kon plaats vinden? Hy beklaagde zich, dat eenigen deezer Leden der Vergadering van hun Hoog Mogenden, door Ampten en menigvuldige Bezigheden overlaaden , zelden of ooit in hunne Schouts - Ampten tegenwoordig waren. Dit (*) N. Nederl. Jaari. 1784. bl. 1769. J942. 1952. Bb 4 XX. 10 ek. Voorftel van dien Heer over de Wapening in de GeneraliteitsLanden.  3pa VADERLANDSCHE XX. üqek. Dit moest het Verflag do:n marren; doch, daar het oogenbiik dierbaar was, kon 'er veel tyds met ichryven en berigten inwinnen, verloopen. ., En flel„ len wy," luidt zyne taal, „ dat de „ Ingezetenen der Generaliteits Landen „ aan zich zeiven overgelaaten worden, „ welk eene groote Verwarring zal dit niet „ veroorzaaken! Wat een lust zal het „ aan de Vyandlyk ligte Troepen niet „ geeven, welke zonder tegenitand den „ Buit bekomen hebben , om verder „ landwaards in hunne woedende Roof,5 zugt den toom te vieren. Ondertus„ fchen word alomme verfpreid, dat als „ de Keizerl\ke ligte Troepen tegenfland „ by den Landman ontmoeten, zy dan al„ les over den kling doen /pringen; maar „ anders zich 1ergenoegen met Brandjchat' „ ting of Plundering; doch den Ingezetenen „ het Lceveii laaten behouden. — On- „ gelukkige befchaamenswaardige voor„ wendzels in den mond van vrye Ne„ derlanderenf alleen ingerigt om de zo „ zeer nuttige en noodzaaklyke Wape„ ning der Ingezetenen tot hunne Zelf„ verdeediging tegen te gaan! Hadden „ onze kloekmoedige en vryheidminnen,-, de Voorouders dus geredeneerd, nim„ mer zouden zy de beroemde en wel„ geoefende Spaanfche Krygsbenden, on„ der Philippus den II, uit het „ zelfde Huis van Oostenryk oorfpronglyk, „ als de tegenwoordige Keizer, verbroo„ ken en het juk afgeworpen hebben; en niro-  HISTORIE. 593 „ nimmer waren wy vry gebooren.^ — „ Dac derhalven van wegen deeze Stad, „ ter eerstkomende Staaten Vergaderin- ■ „ ge, voorgeflaagen en daadlyk ten uit„ voer gebragt worde, om, naamens dit „ Gewest, ter Generaliteit aan te dringen, op de Wapening der Generali„ tcits Landen. Dit kan te gereeder ge„ daan worden; dewyl reeds in Winter„ maand des verloopen Jaars, een Brief „ der Staaten van Friesland is ingekomen, aandriHgende op het houden „ eener bepaalde Onderhandeling over „ dit ftuk; en onze Afgevaardigden ter „ Generaliteit verder te gelasten, om de ', Staaten deezes Gewests te berigten, wat 'er omtrent deeze Wapening, by „ hun Hoog Mogenden is gedaan, en „ hoedanige Plans deswegen by hun ,, Hoog Mogenden zyn ingekomen." Zy kreegen deezen last (*}. De Directeur Generaal du Moulin hieldt zich eenige dagen binnen Utrecht op, en raadpleegde met eenige Leden van Staat, over den toeftand der Verdeediging van het Sticht (f). Hoe de yverigfte Voorftanders van den Wapenhandel dagten, kunnen wy niet beter uitdrukken, dan met de eigene woorden, waar mede zy denzelven aanpreezen. „ Wy bevinden ons thans » geen N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 294. 303. (O N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1947. lib 5 XX. SOEKj [784. . Algemee» ne aan- pryzing van den Wapen-1 handel in dit tydsgewrichf.  394 VADERLANDSCHE XX. BOEK. %7H- „ genoegzaam in 't zelfde geval, waar- in de Staaten van Nnord-America on„ langs geweest zyn. De Keizer is „ verpligt, even gelyk de Engelfchen ge„ weest zyn, den Oorlog te voeren verre ,, van zyne voornaamfte Bezittingen. „ Het overvoeren van Troepen enKrygs„ behoeften van Weeuen na de Neder lan„ den ,\s, zo niet moeilyker en kostbaarder „ ten minften even moeilyk en kostbaar, ,, als uit Engeland na Noord-America. „ De Landen" van de Staaten Generaal „ zyn veel beter gefehikt ter Verdeedi„ ging dan die der Vereenigde Staaten, „ en de ftaat van hunne Geldmiddelen „ en Bevolking is veel bloeiender. ,, Laaten wy dan, om met deeze gelyk- heid van omftandigheden ons voordeel „ te doen, het voetfpoor der Americaa„ nen volgen, die, in hun geval, onze „ Voorvaderen ten voorbeeld genomen „ hebben. Laat de geheele Republiek „ eene Legerplaats vertoonen. Laaten „ alle de Inwoonders zich gewennen aan „ de Wapenen, die ter verdeediging van „ het Vaderland moeten ftrekken. Lra- ten zy vermaak fcheppen en eer ftel„ len in den arbeid, die den Vyand den toegang tot ons Land gevaarlyk moet „ maaken, en in die Krygsoefeningcn, „ door welken zy hem te rug moeten „ dryven. Laaten zy Loopgraaven del„ ven, en Batteryen opwerpen. Laaten „ zy de Wapenoefeningen met vaardig„ heid en naauwkeurigheid leeren ver- >■>  HISTORIE. 395 rigten. Laaten de ingefchreevene Man*?, ichappen zich, gelyk in Zwitzerlaud, ?, op de Zon en Feestdagen, in de Krygskunst oefenen, eerst by Corpop, raaltchappen, vervolgens by Compag,, nien, en eindelyk by geheele Regi5> raenten, tot dat zy, ten minften ééns „ in 't Jaar, kleine Campementen kun: „ nen formeeren,'waar in alle de Ma„ noevres verrigt worden, welke de 3, pïaatslyke Tacuqne kan vorderen. Laa„ ten wy ons trachten te overtuigen van die gewigtige Waarheid, welke Graaf „ Maurits va n^ Sax en, in zyne „ Keveries aan de Naakomelingfchap heeft „ naagelaaten; dat eene kleine. Staat onmo~ „, gelyk zyne Fryheid kan bewaar en, zo. niét alle deszelfs Inwoonders in ftaat zyn „ om hWn Vaderland te verdeedigen (*)." Hoe het zich voorts, in deezen Keizerlyken Oorlog, alleszins van een zo vreemd aanzien, toedroeg, ftaat ons, in een ander Deel, naa het vermelden van veele binnenlandfche voorvallen, te boeken. (*) Grandwatige Ihrjleüing I. D. Voorrede bl. XV. Einde van het Zevende Deel. BLAD- XX. KOEK. I784.' r  B L AD WY ZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. j. A. 'tCilgerynen (De vrees roor een Oorlog met de) ver. dwynt, 149 A-injlerdam (Vertoog van) tegen de Militaire Jurisdictie, 5. Raadpleegingen daar over, en Befluit daar mede overeenkomltig,7 Zie ver. der Militaire Jurisdictie. Antwerpen. Een Schip van daar zoekt de Schelde af te vaa. rei;; doch wordt befchoo. ten en aangehouden, 250. Een Schip van Oostende zoekt na Antwerpen te vaartn, zulks verydeld, 254. Zie verder Schelde. Artykelbrief, raakendeJen OorJog ter Zee, keurt men noo. dig te veranderen, o2. B. Balgiojoso misnoegd,wegens oc vrye fchryfwyze, over de Eifchen van zyne Majefteit den Keizer , 316. Hoe beantwoord, 217. Berbice. De Beftuurders dier Volkplantinge vraagen om twee Fregatten, tot beveili. ging, 144. Ongelegenheid, waar in veele Planters zich bevonden, 146. Bejialtbrief (Verfchillende ge« voelens over den; van den Jaare 1579, 33- Bigot (Het Voordel om onder) een Husftaren Regiment op te rigten , ontmoet wederfpraak, 187. Brunswtk, (De Hertog van) verdagt, zyne Hoogheid verhinderd te hebben in de Schikkingen up het zenden des Krygsvolks na de Grenzen, 218. Bezending uit Staaten Van HolJand deswegen, 219 Door zyne Hoogheid verontfchultiïgd, 221. Brusfel,(Berigtfchrift des Hofs van) wegens het voorge. vallene op het Dorp den Doel, 175. Beantwoord door de Staaten, 179. Gis. fingen, wegens de oorzaak dier gefchillcn, 181. Na»  BLADWYZER. sJer Berigtfchrift van 's Keizers wegen , 182. Beantwoord door de Staaten, 183. Het Hof van Brusfel fpreekc op een hoogen tosn over het Grondgebied, 184. De Keizer keurt het gediag des Hofs goed, en bewilligt in eene Onderhandeling, i*5Gemagtigden door de Staaten benoemd , om de Grensfcheidingen te regelen, en de Gefchillen te vereffenen, 189. 'Er doen zich nieuwe bezwaaren van de Oestenrykjcbezyde op, 190 Nieuwe klagten over de fchending van 's Keizers Grondgebied, 191 Voorzorg daar tegen, 192. Vrugtlooze poogingen van verontfchul. diging, 192- H°e 't zelve *C geval des Marktfchippers van den Doel op Antwerpen opgeeft, 196. Het levert nieuwe Bezwaaren in, 201. Infchiklyk gedrag van hun Hoog Mogenden, Aid. Onze Gevolmagtigden komen teBrusfel, en worden vriend, lyk ontvangen, 207 Voor. (tellingen ten dien Hove, wegens het gebeurde op de Schelde, 253. en 258 Onze Gezanten van daar opontboden , 265. Burgerwapening ten Platten • lande van wegen de Hooge Overheid bevolen , 296. Schikkingen daar op gemaakt, 297. Bekendmaaking, wegens het oogmerk dier Wapeninge, 299. Onlustige Beweegingen deswe* gen op veele Dorpen fn Zuid-Holland , 3co. Gaat in Noord-Holland gefchikter toe, 308. Ontmoet in Gelderland, Utrecht en OvsryS' fel veel wederftands, 309. enz. Op welk een voet in Friesland toegeftaan, 317. In Stad en Lande gaat het niet zonder ftoorcnis, 319. Onder de Geestelyken Voor* en Tegenftanders der Burgerwapening , 320. Over de Wapening in de Gene-; raliteits Landen, 391. Algemeene Aanpryzing vao den Wapenhandel, 393. C. Qadfant (Verlegenheid in) by het inneeinen van drie Forten aan de Schelde door de Keizerlyken, 173. Capellen (Alixandeb Philip van dek) by zyne Hoogheid veidagt, 89. Hy verdeedigt zich, 83. Openlyk a!s .Verraader van den Prins befchuldigd, 90. Dringt op zyne onuchuldiging aas;, Aid. Legt zyn» Bediening als Kamerheer neder , en j;eefc zyne Verdeediging in 't ligt, 92, ——— '— tot de Marsch zwaarigheden doi.r hem gemaakt, op de Voorwaarden onder welken de Rhyngraaf van Salm, Volk voor . den Staat wilde werven, 286. Hoe hy den toeftand van 's Lands Verdeediging afwaait, 377. liv raadt eene Be-  b l a d w Y z E r: ' Bezending aan zyne Hoogheid aan, 38r. Coehoorn, Lof van diens Plan omStaats-Vlaandircn te verdeedigen, 346. D eventer, (Burger-gecommitteerden te) dosn een Voordel ter affchaffinge van de Militaire Jurisdictie, 40. Sterke taal door de Burgery gevoerd, over den ftaat der Verdeediging des Lands, 363- Boel (Gefchil over de Polderlasten van den) 168. Wegens het begraaven van Soldaaten op het Gewen, kerkbef, was geene bepaaiing gemaakt, 170. Een Soldaat uit Liefkenshoek aldaar begraaven, 171. Vreemde ontmoeting by die begraafenisfe, AU. Het Lyk te rug gevoerd, en in de Gragt van Liefkenshoek geworpen, 172. Berigtfchrift des Hols van Brusfel, wegens het voorgevallene,! 75. Doopsgezinden, neemen detl in den Wapenhandel, 3°9- Dordrecht (Oproerige Beweegingen in de Dorpen, rondsom) wegens de Wapening tenPlattenlande, 306. Kulpe daar tegen verleend, 307. Dankbetuigingen der Regeeringe aan de Schuttery en het Vrycorps, wegens het dempen van Oproer, Aid. Bussen (van der) aanvaardt het Bevelhebber- fchsp van 's Hertogenhtsèh^ 322. 27 E. iLngelfchen. Schets van hun. ne Magtvorderingen in de Oost Indien. 135. Hoezeer zy op de Kusc var, Guine onzen Handel belemmerden, 142. 7- F" JJranhyk (De Koning van) tot Scheidsman , in de Gefchilltn met den Keizer, door hun Hooji Mogenden ingeroepen , 223. De Keizer kan de Bemiddeling van Frankryk toetlaan; doch oordeelt ze onnoodig, 232. Raadt onzen Staac tot Gemaatigdheid en Omzigtigheid aan, 245 De Staat vervoegt zich om hu'p by Frankryk, 266. Handelingen aldaar over onze zaak, 268. De Vergennes fpreekt iterk ten onzen voordeele, 4<5o. Brief des Konings am den Keizer, wegens diens v'isch van het Openen der Schelde, 270. Frankryks antwoord op de vraag om hulp, 280 Toezegging van twee Qbfervai tions Armeen, 281. Friesland. Het gebeurde aldaar omtrent den Hoogen Krygsraad . zie Militaire jurisdictie. De Staaten maaken op het Kryssweezen dergelyke Schikkingen als in Holland, 52. Raadpleeging over de Patenten, fier' ke  BtADWYZER; lts taal eeniger Ingezetenen, 54. Staa sbertuit tietwegen, 56 Wat zy oordeelen over de klagten des Koniugs van Jrruisjen, wegens de veron geiykinaen.den Stadhouder aangedaan, 70. Het Hof Provinciaal doet den ei*ch van Meineed tegen L. J. J. Rti ce.s. 93 Deeze vervoegt /jch by de Algemeene Staa'ea,94- GunftigeRaadflag en Aanmerkingen daar op van het Kwartier Oistergê, 95. Hoe Westergo, Zevenwouden en de Steden dit in zagen. Befluit, 96. Bezending vsn Friesland over de vermindering der Quota, 100. Doet weinig vrugt, 102. Befluit om flegts toe zekeren tyd te betaalen, indien de verzogte Verligting niet kwam, Aid. Bedenkingen der Algemeene Staaten op dit Befluit van Friesland, 103. Friesland volhardt. Voorftel der Algemeene Staaten, tot het aanwenden van fterker middelen, 106. Staaten van Friesland fchryven aan zyne Hoogheid, 108. Antwoord van zyne Hoogheid, 109. Adres der Ingezetenen van Friesland aan de Staaten, ril. Adres der Ingezetenen van Harlingen, 116. Wat Utreebt wegens de Vermindering van Frieslands Aandeel inbragt, 117. , Op welk een voet de Wapening ten Plattenlan.de aldaar wordt i toege¬ ftaan, 317. Maatregels- sïi daar tot Verdeediging genomen, 3«4- Heeren daar tos benoemd, 385. Gedeputeerde Staaten weigeren, op't Patent van zyne Hoogheid, een Regiment te laaten uittrekken, 3SÖ. Hoe men in dit Gewest over de voorgeftelde Legerlasten ciagt, Jtd. Op welk een voet men daar in bewilligde, 387- KJardes (Hollandfcbe) gedeeltlyk na Breda gezonden, 218. De zwarigheid doorGecommitteerde Raaden deswegen weggenomen, Aid. Gelderland wat men daar omtrent de Militaire Jurisdictie bepaalde, 44. Hoe men daar oordeelde , over een rondgaanden Brief van Holland, het Krygsweezen betreffende, 57. . De opfchfyving tot den Wapenhandel, ontmoet 'er veel wederltands^op.Maakt zwaarigheden omtrent de Petitie in Legerlasten , 376. Hoe Capellen tot bs Marsch, 'er den Staat van 's Lands verdeediging afmaalt, 377. Hy dringt aan op eene Bezending aan zyne Hoogheid ,381. Btfluit over den Staat der Veideediging, 382. Generaliteit (Voorftel over de Wapening der Landen iD de) 391- Gevaarts, (O.) tot Gemagtis-  BLADWY2EH. tigde na Brusfel benoemd i8tt Bedankt voor die post, 190. Grenzen(De) in ftaat van tegenweer gebragt 321. Gvrnicbem, wat men daar te werk fielt tegen de oproerigheden der Boeren in de omliggende Dorpen, 302. 303. Groningen, maakt eene nieuwe bepaaling omtrent den Eed des Krygsvolks, 57. Goudriaan, Oproer diar geftuit, 302. Guine. (Welke belemmeringen de Engelfchen onzen Handel op de Kust yan) toebragten, £lam, (Het Kerfpel de) levert een Vertoog legen de wapening ten Plattenlande, in, 311. Oproerige beweegingen aldaar, 317. 't Gedrag van den Scholtus, en wat daar over voorviel, Aid. Hees, (van) Secretaris van den Raad van Staaren, op diens ontflag aangedrongen, 3ör. Verzoekt en bekomt liet, 361- 3f)2. Holland, (Raadpleegingen by de Staaten van^ over het Amflerdamscb Vertoog wegens den Hoogen Krygsraad, 7. Zie verder MUitai-e Ju risditïie. — (Voorflaeen in Staaten van) op verfchikkingen in het Krygsweezen, 46. Bepaalingen ten dien opzigte, 48. Deelen aan de Bonflgenooten dit Staatsbelluitme- da, 50. Gevoelen van Heiland over de klagten des Konings van fruisfen, wegens verongelykingen den Stadhouder aangedaan,70. RaadHagen bydeStaaten van Holland, wegens het aanftelien van Beampten, die Regeeringsleden zyn, en bet beè'edigen der lnftruétien, 96. Staatsbefluit daar uitgebragt wegens het herzien en veranderen der Quotas, 122. Hoe vee! Holland doet voor deOost-IndiJcbe Maatfehappy , 137. 138. Bezending van zyne Hoogheid over het langzaam zenden ran Krygsvolk na de Grenzen, 218. Gelasiigden by Holland benoemd, om naa den Staat der Frontieren en Maga/.ynen onderzoek tedoen, by du Moulin, en van M artfeldt, 326 Dee- ze beiden door den Raad van Staaten verboden opening te geeven, - 327. Die twee Generaals in byzondtre Hefcberming van de Staaten van Holland genomen * 327. De Raad van Staaren verantwoord zich by Hun Hoog Mogenden , 319 Verflag door Gelasteden ge» daan, 332 De R.iad van Staaten levert eenf Mum* rie van ConfiJeratien en iilucidaüen by Holland in 359. Verbod in Holland om het Rapport der G^iasti^den te verknopen, 360 Misnoegen op den Raad van Siaalen, 362. Hw*  BLADWYZER. Hoornaar, (Oproerigheid der Boeren te, wegens dt-n Wapenhandel, 301. T J' JOSEPHUS DE II. d? guns- " tige gedagten , wegens dien Keizer verflaauwen , \66. Beginzel der onlusten tusfehen hem en deezen Staat, J67. Vernieuwd bevel het. betreeden van zyn Bodem aan vreemde O ri ierofrkieren en Soldaaten verbiedende, f70. Drie Forten aan de Schelde, door de zynen ingenomen , 173 Nader berigt van zyneu wege, 182. Keurt- hec gedrag des Rrus felfchen Hofs (i'-.ed, en b-:wiiligtin een» Onderhandeling, 185 Din^t na de vrye vaart op de Schelde, 193. Eischt voidoeni'i^ wegens bet voorgeva lene , meteen Mi'ktfchipper, f i) het wegneemen van het Wagtfchip teLillo, log. DoerdeTo1barriere van den Staat wegnemen, 205. ZyneVordelinzen van onzen Staat, 207. Nota van Schuldvorderingen, 2r2. GeJa^ten over de Eifchen des Keizers, 213. Bblgiojoso misnoegd , wegens de viye Schryfwyze.over de Eifchen van zyne Majefteit, 115. Voorloopig antwoord van onzen Staat op de Eifchen des Keizers, 224, De Keizer verklaart den minsten Aanval op zyn Grondgebied, ?oor een begin van vyan Jyk- heid te zullen houden, 225. Dat hy van zyne Eifchen op Maastricht niet zou afzien, 226. Eifchen op den Keizer, wegens eenige nogonafgeloste Geldopfchietintfen 227. Wederlegging van'1: Keizers Tafereel, 222 fe.'eneifchen van Hun Hoog Mogenden, 229. Hy kan de Bemiddeling van Frankryk toeftaan; doch oordeelt ze onnoodig, 232 Nieu.veEi fchen , waarby hy op de vrye Vaart op de Schelde aandringt , 233. Hoe, by voorraad , door onze Ministers Pleniporénnahsfeti beantwoord, 236 Men befluit de Doorvaard ny Lillo te beletten, 2^7. Beantwoording der nieuwe Eifchen des Keilers, 238. Aandrang van 's Keizers Eifchen . wegens de Schelde, 243 E^n fchot voor Lillo zou als eeg Oorlogsverklaring Worden aangemerkt, 245 D > fchot gefithiedt, 251. De'Keizeriaat Kryg=volk na de Nederlancle«trekktn, 257 Ontbiedt zyn Gezant uit den Haags te rug , en befluit her febieten op zyn Vlag voor eene Oorlogsverklaring te houden, 258. Antwoord der Staatsdienaaren te Brusfel, Aid. Brief des Keizers Befchuldigingen tegen onze:i Staat bevattende, 259. De Staten verdeedigen hunRegt op de Schelde, 262. Brief des Konings van Frankryk aan den Kdzer, over diens c laat-  BLADWYZER. lastlle Eifchen en Raad tci nieuwe Ondethan ielsn;.en, 270- Oordeel van den Keizer deswegen, 174. Hyzet zyn gewe'daadie; oogmerk voort, '7s SchaJcloos!ielling,wei!uns de Inundatien van wegen den Staat he.n beloofd, in gevalle van verstak , 23l jfurüjdctie, 'Het gefcbilover •• de Militaire.; komt weder tet baine, 4. Vertoog der S>' ad Amflerdam tegen de iVl i Jitaire Jurisdictie, Raadpleegingen daar over by Hol lasiiy en befluit daar mede overeenkomstig, 7 Verbod om den Hoogen Krygsraad op. het Grondgebied van Heiland te houden, 8. Dit san zyne Hoogheid bekend gemaakt, 9. Verdere fchikfcingen der Staaten van Flolianrf. Aid. Briei des Stadhouders aan Staaten van Hel tand, 13. Zy volharden by het genomsn Staatsbefluit, 33 Zy doen het tegen des Raad van Staaten, en in de Steden geen Item in Staat J»ebbende,geiden,Aid. GeIzsrigden om ever de MiJitaire' Jurisdictie in Friesland, te rzadpleegen, " beÈocmd/5. 'Scbryven aanzyne Hoogheid deswegen, 16. Becruwoording/daar van, 3t> ' AffcnafSng des Hoogen Erjr/sraads in Friesland, 17. Schikkingen, cp bet Militaire weeien gemaakt, 18. Een Reglemeat vervaardigd, AJd. Mislukte joo^ing om zyne Hoogheid daar over ts fprecken, 19 Bekendmaak kin.; der Affchaffing aan zyne Hoogheid, Aid. Nadere fenikkingen in Friesland, 20, Dit (luk in Zeeland onderzogt, 22 In de voorgefiai^ene fchikk ingen met dea Stadhouder niet bewilligd. Aid. Befluit van Zeeland omtrent de Militaire Jurisdictie, 24. De Eed voor de Krygslieden aldaar verbreed 26. Zyne Hoogheid, daar de toeftemming des eerllenEdelen ontbrak, befebreeven , 27. Weigerend antwoord des Stadhouders, 28 Staaten van Zeeland blyven by hun Befluit , ao. Nader fchryven van zyne Hoogheid , 32 De onafgedaane zaaken in Zeeland bcfiist, 37 Volvoering dier Staatsbefluiten, 39 Voorftel der Burger-gecommitteerden te Deventer, oro de Militaire jurisdictie aftefchafFen, 40. Het ftuk by Staaten van Overysfel onderzogt, 4r. Befluit ter AffchafHnge, 42. Wat men in Gelderland bepaalde, Aid Stad en Lande befluit ter Affchaffinge, 44, By hun Hoog Mogenden vernietigd, Aid. Berigtgeeving hier van door den Raai van Staaten, 45. Wat de Generaliteits Landen hieï omtrent vorderden. Aid. »oï. (P. H. J.' Bedenkingen vin dien Heer in Utrechts Vroedfchap over 's Lands toeftand, 389. Vocj;  8LADWYEER. Voorftel van hem over de Wapening der Generaliteits Landen, 39i> y. K. , . 'i Kemp, (F. A. v. è.) Genöcgenbetooningen hem beweezen wegens zyn Magazyn van /tukken tot dt Militaire Jurisdictie, betrek kei yk 33. Keulen, (Overeenkomst van onzen Staat met den Keurvorst van) 27S. Kreet, (H. A.) teMoerks- pelle mishandeld, 303. Krygsraad, (Hooge) zie Militaire Jurisdictie, Krygsvolk (Befluit by onzen Staat tot vermeerdering van) 265. Schikking om hetzelve te Lande voltallg ite maaken, 284 Beraadflaagingen over het aanfchaffen van ligt Krygsvolk, 185.. Voorftel van hun Hoog IViogenden, om met meerder fpoeds meer Krygsvolk tekrygen, 288. Bcraamingen op defValdekJcbe en Zwitzerfcbe Regimenten, 289. Krygsweezen (Voorflagen iri Holland op verfchikkingen in het) 46 Bepaalingen ten dien opzigte, 48. Staaten van Holland deelen aan de Bondgenooten het Staatsbefluit. mede, 50. Staaten van Friesland maaken dergelyke fchikkingen als die van Hoiiand, 52. Zeeland fchryft zyne Hoogheid over de misbruiken in het Krygsweezen, 58, Antwoord van C zyne Hoogheid op «ieVbóri ftellen, 61. Kuipers, (G) Verziet zich tegen oproerige Beweegingen , 319 Staatkundige Belydenïs door hem afgelegd i, 320. t • L. ... L.estevenon, (W..A.) tot Gevolmagügde haiJnjjfel benoemd, 189. Leyden, (P. v.) tot Gevolmagtigde na Brusfel benoemd, 191. Leyder dorp , onrustige bewegingen aldaar, wegens deó Wapenhandel, 300. Liefkenshoek, Hec daar voorgevallene met een Soldaat op den Doel begraaven, J71. Zie verder den Doel* Gerugt wegens het aannadeien van KeizerlykKrygsvolk na dit Fort. 202. 't Brusfels Gouvernement be~ tuigt niets kwaads bedoeidl te hebben, 204. Geheel zon-« . der Kanon, 357. t Lillo, (De Keizer vöfderhet wegneemen van derStaa^ ten Wagtfchip by) 199. In-< fchiklykheidvobr diehÉfscbp het Wagtfchip Verplaatst, 20 i. Zeeland vordert het Wederplaatzen van het Wagtfchip, 237. De Inundatie by Lillo, veroorzaakt 'een , valsch Krygigerügt, 278. Lillo, (Oud) een Fort zo, genaamd geflegt, 205. Lugtbollen, in Frankryk uitgevonden, 159 Verban nde Lt'gtreiztn daar Bilde ! a ge-  BLADWYZEK. gedaan, 160. Ook hier te Lande opgelaaten, Aid. M;, itfcbappy , (Oost- Indifche) . vcr rgen om Geld , 125. Geeft berigt van haaren toeftand, 127 En vereoekt om veertien Millioenen, 130. , Gunstig verflag tener Comroisfiti uit hun Ed. (ïroot Mogende», 131. De Maatfehappy herhaalt haare klagten, 132 Dringt ze nader aan , 133. Buiten byftand van Holland verlooren Aid, Gunsrig befluit van Holland tot eene Geldleenins , 137. Holland fchiet één Millioen terftond op, 138. Op welke voorwaarden de Algemeene Staaten vier Millioenen aan deOost- Indifche Maatfehappy uifreiken, 139. Eene Geldleening van acht Millioenen geopend, 140. Onderfcheide oordeelvellingen over de hult berooningen aan die Maatfehappy Aid. Maatfehappy, (West - Indifche) Verzoektom byftandir/Scbepen en in Geld, 14.2. Maaftriclt (De Keizer betuigt van zyne Eifchen op) niet te zullen afzien, 227. De Ingezetenen van eenige Landftreeken gelast hun Graan en Vee na1 Maaflricht te brengen, en onder welke Voorwaarden, 282. Prins Fredekik van Hessenkassïl aanvaardt 'er het Bevelhebuerfcb.jp ,321. Toerustingen ter Verdèediginge, 322. Van Gefchut en OorlogsvoorraaJ genoegzaam voorzien, 35Ü. Macalesteb, (R ) Wat met hem in Zeeland gebeurde, en hoe door Holland opgeuomen , 37 , 38. Mail leb 0 is, (De Graaf dej tot Generaal der Infantery van den Staat aangebeld , 201. Marocco, (De Keizer van) zendteen Gezant, 150. Dezelve ven rekt met de verzogte Gefchenken., 151. Martfeldt, (vAN)Staatscommisfie by deeze Generaal om onderzoek te doen na den toefland van 's Lands Magazynen en Arfenialen, 32rt. Door den Raad van Staaten verboden des Opening te geeven, 327. In byzondere Befcherrning van hun Ed. Gr. Mogenden genomen, 328. Verflag van "t geen Gelastigden uit hem verllaan hadden, 333. Nader verflag door hem gegeeven, wegens het gebrek aan Gefchut en Ammunitie, 3 5 6. M aximili a an (De Aartshertog) wordt gezegd, verfcheide Schans fen onzes Lands, onbekend, bezigtigd te hebben, 368. Moerkapelle, verregaande Ongeregeldheden daar gepleegd by de Wapening, 303. Mossel (Zeggen aan den Generaal; toegefchreeven , wegens het ontzien der Engel»  S L £ D W Y l E K.. 'gdj'chm in de Oost-Inditn, . 135- Moulin (Du) door drie Penfionarisfen onderhouden over den ftaat van 's Lands Verdeediging, 323. Geeft een allerongunftigst Verflag, 324. Betuigt deswegen meermaalen Voorftellen ge daan te hebben , 325 Door den Raad van Staaten verboden verdere Openingen te geeven, ?ïf>. In by zondere Befcherming van hun Ed. Gr. Mogenden genomen, 327. Op welk een voet hy vryheid kreeg van den Raad van Staaten , 331. Kort berigt van 't geen by, wegens de Verfterking van Stouts Vlaanderen, hadt voorgedraagen, 345- Wat hy omtrent de andere Frontieïen gedaan hadt, 353. Hy ruimt het denkbeeld der groote Kosten uit den weg, 355- A7 iv evel (Berigt van een zwaaien en langduurigen) 152. Ongegronde verbeeldingen wegens de Oorzaak, 153. Befchryving van dit Verfchyozel,en deszelfiüitwerkirigen, 154. Vermoedelyke Oorzaak, 156. n °- \Jostende, een Schip wil van daar de Schelde opvaaren; zulks verydeld , 254. Z\e verder Schelde. Vvttysfel fchaft de Militaire C< Jurisdictie af, 40. 42. Eföé eenigen daar de Opfchryving tot de Wspenii.g ten Plattenlande tegengingen, 311. Opheldering der Staaten , tot het wegneemen der zwaarigheden', 315. Hoe men in Deventer en Zwolle klaagde, over den flegten ftaat der Verdeediging van Overysjel, 3öi. 367. D P- " a b s t ( Wat met eenige Compagnien van, in Zeeland voorviel, 37. Pèrbe (P E v ij.1 totGevolmagtigde na litusfel benoemd , 190. Ptuisjen (De Koning van) beklaagt zich, óver 't geen den Stadhouder wordt aangedaan , 66. Gevoelenseeniger Gewesten daar over, 70. Onderfcheide denkbeelden over de hulpe van PruisJen in den Keizerlyken Oorlog, £75- Quota, Bezending van Friesland des wegen, icó Zie wegens het verder daar over vooigevalle Friesland. P R. SS.aad van Staaten verbiedt du Moulin t n v a n M a r tfeldt aan Staaten van Holland Opening te geeven, 327. Verantwoording des Raads by hun Hoog Mogenden, 329. Levert eene Memorie van Confidera- 3 tien  BLADWYZER; iïsn en Elucidatien by Staaten van Holland in, 359. Wat deswegen te doen viel, 360. Misnoegen op den Raad van Staaten, 352. 366. &ENGERI (LAilOBAiL Jo achimJoham) tegen hem, door 't Hof Provinciaal van Friesland, den Eisch van Meineed gedaan, 93. Hy vervoegt zich by hun Hoog Mogenden, 94 Gunftig Befluit. Aanmerkingen daar op van Friesland. 9$. Rotterdam, onrustige Beweegingen op den 8. Maart aldaar, 74. Aan het Zakkendraagers Gilde het gebruik van vier Eerepoorten toegefUan, 76. Wat deiwegen tusfehen twee Burgemeesteren voorviel, Aid. Geldafpersingen en woeste Vreugdebtdryven, 7C Optocht aldaar der Scheepstimmerlieden , 81. Hooggaande Ongeregeldheden , 8t II'">e het gegaan was met het neemen van voorzorg.n dsar tegen, 83- Rusland (Pooging om Ontheffing van Lasten in den Koouhandel op; 147. ' (He Keizerin vaiOw'I de Onderhandelingen der Staaten met den Keizer hervat hebben Nadere onrierrgtingen baar gegeeven, C * Daim 'De Rhyngraaf van) zyne voorfiagen, om Krygs¬ volk aan te werven, one.' moeten geene volkomens goedkeuring, 286. Werft in Pruis/en, 287. Doeteen Voorflag om Meklenburgfcbe Troepen aan te neemen, 288. Schelde (De Keizer dingt na de vrye Vaard op de) 193. 't Voorgevallene met den Marktfchipper van den Doel op Antwerpen, 194. Hoe het Hof van Brusfel dit opneemt en voorftelt, 196. De Keizer eischt Voldoening, en de wegneeming van het Wagtfchip te Lillo, 199- Dringt op de vrye Vaard op de Scbelds nader aan, 233. Hoe dit, doorde Ministers Pienipoientiarisfen, by voorraad, wordt beantwoord, 236. Men befluit de Doorvaard by LUI» te beletttn, 237. Beantwoording der Staaten van den Eisch op de vrye Vaard op de Schelde, 238. Aandrang van 's K?uers Eifchen, wegens de Schelde, «43. Voorzorgen by de Schelde gedraagen, 246. Wievoornaïralyk die Rivier voor den Keizer wilden geopend zien, 247. Voorzorg van den Scaat om op de Schelde alle Vyandlykheden te royden, 248. Zy blyven nogthans op hun Begt aandringen, Aid. Een Schip van AnXw.rpen de Schelde willende afzeilen, befchooten en aangehouden, 249. Te laat gekomen last om niet  blaowyzër; niet te vuuren, 251. Dit Schip onder Voorwaarden weder ontflaagen, 252. Voorilellingen aan het Hof van Brusfel over dit voorval, 253- Het beftaan om Van Oostende de Sebelde op te vaaren, verydeld, 255. De Keizer houdt dit fchieten voor eene Oorlogsverklaaring, 258. Wat onze Gezanten te Brusfel deswegen antwoorden ,Ald. Zyn Eisch op de vrye Vaard op de Schelde nader aangedrongen, 260. De Staaten verdeedigen hun Regt, 162. Met welk een oog men in Frankryk het Openen der Sebelde inzag, 269. Wat de Koning van Frankryk desWegen oordeelde, 270. Voorzorgen van Verdeediging op de Schelde, 279. Verkwikkingen in deSchanfen aan de Schelde gezonden , 322. Sn we 1 n itz (A. van) last door hem gegeeven, wegens het begraaven van een Soldaat in 't Dorp den Doel, 17 i. Wat by die Begraafenis gebeurde, Aid. In zyne Posten gefchorst, „ 185. De Keizer is voldaan over diens Ar»est, en verzoekt zyn Ontflag, 115. Ontflaagen; bedenkingen daar over, 188. Staats Vlaanderen f Berigt van 't geen de Generaal nu Moulin, wegens de Verfterking van) hadt voorgedraagen, 345. Lof van Coehoorhs Plan dësv7ë3 gen, 346. Mtt hoe veel Manfchap te verdeedigen» 347. Gebrek aan Krygsbe* hoeftens aldaar, 357. Stad en Lande fchaft de Miii-i taire Jurisdictie'af, 44. Wac men daar oordeelt over da klagten des Konings van Fruisfen, wegens de veron» gelykingen den Stadhouder aangedaan, 71. 't Gevoelen van Stad en Lande over het verminderen der Quota van Friesland, 120. <■ De Wapening teri Plattenlande gaat niet zon-* der ftoorenis toe, sip. De Staaten weigeren, de Rui-} tery en het Voetvolk te laaten trekken, 367. Hu» fchryven, wegens denftaair der Verdeediging van hun Gewest, aan hun Hoog Mo* genden , 369- Aan den Raad van Staaten , 373Onaangenaame Briefwisfeling, Aid. Stemt indeLe» gerlasten, 375. ü. Zlitvoer van Oorlogstuig, Eetwaaren en Beestenvoc tiet, na de Keizerlyke Lan-« den, verboden, 282. Utrecht ftemt in de Vernietitigiog van den Hoogen Krygsraad, 44. Hoe men daar oordeelde, over een rondgaanden Brief van Holland het Krygsweezen betreffende, 57. Wat Utrecht, wegens het verminderen  E L A D" Vï Y Z E IU • der Quota van Friesland inbragt, 117. Utrecht. De Wapening ten ' Platrenlande gaat 'er niet zonder teg-mftribbelen toe , itê Bewilligt in de geeischte Legerlasten, 3?8. ' Bedenkingen over 's Lands "tóeffand in de Vroedfehap te Utrecht door P. H. t. ' lvoy in'gebragt, 389. Voorftel van dien Heer, over de Wapening in de Generaliters Landen, 391. • (Te) houdt het Viy- corps, op den jaardag van zyne Hoogheid , de wagt, en 'er valt niets voor, 07. rr v' Verdeediging deezes Land?, hoe uit eigen aart dnar toe ' gefchikt, 322, Waar aan het verzuim door Ge-lastig- • den van Holland wordt toe- ■ 'refchree^ei), 333. enz. Ontwerp van een Brief deswegen aan de Bondgenooten, -343. Nadere Berigten, wegens den ttaat van 's Lands Frontieren, 345. Hoe groot het gebrek was aan Gefchut en Ammunitie, 356. Sterke taal wegens den flegten ftaat der Verdeediginge te ■ Deventer gevoerd , 362. Als mede te Zwolle, 367. Wat Stad en Lande deswegen fchryft aan hun Hoog Mogenden, en aan den Raad van Staaten, 369. Hoe Capellén tot de Marsch dezelve afmaalt, 377- Be fluit van Gelderland deswegen , 383. Maatregels daar Omtrent in Friesland geiiO-» men * 384- Veroennes CDe) fpreekt fterk ten onzen voordeelt aan het Franfcbe Hof, 268. Vuurbal (Aanmerkelyke) inde Lugt gezien, 158. De Snelheid van deszelfs loop, 159. Jr ipening (Voordel over de ) van de GeneraliteitsLanden , 391. Sterke aan-< pryzing van de Wapening in *-t tf'gêinef ri , 303, Zie verder Burger-lVapenbandel. Wassenaar (DeLuitenant Adm. van ) doet een Aanfpraak uit naam der Zeeofficieren aan zyne Hoogheid, 72. Weiiborg (De Prins van ■ Nass.au) wil zyne Krygspos'ten nederleggen doch ftaakt dat opzet, 93. Na Maastricht de plaats zyns - Bcvelhebberfchaps opontboden, 222 Doetaffiand van zyne Kr^ysampten , 290. Willem de V. Wat byaan de Leden van den HoogehKrygsraad berigt naa het genomen Befluit van HoU land deswegen, 9- Schryft daar oi'er den Saaten.io. Zie verder Militaire Jurisdictie. Zyne handeling met Friesland deswegens, r<5. Zie Militaire Jurisdictie. Gefchil tusfehen hem en Staaten van Zeeland over de Militaire Jurisdictie ,22. Z:e verder Militaire Jurisdictie. Staaten van Zeeland fchry-  bladwyzer; fchryven hem over de Misbruiken in het Krygswee zen , 58. Antwoord van zyne Hoogheid op die voor ftei'en, 61. De Koning van Pruirfen dott een vertoog ten zynen voordeele inleveren, 66. Gevoelens te nige Gewesten daarover 70. Hoe begroet, door den Lui. tenant Admitaai v a n Wr a ss e n a a s , 72- Koe zyn Jaardag te Jmfterdam, en in den Haage gevierd werd, 74. Hoe te Rotterdam, 70. Houdt a. P- v d Capellen verdagt, en fchryft de beweegenisfen tegen hem aangevangen aan de Familie der van der Capellen toe , 89. Zie verder A. P. van der Cj\ pellen. Handelingen vanZyneHoogheid met Friesland , over de Quota. Zie onder Fries■land. Zendt Volk na de meest bloot';efielde plaatlen in Brabant en Viaandeaeren, 218. Bezending van ■Heiland, over het langzaam zenden van Krygsvolk na de Grenzen , Md. Zyne verantwooiding,219. Biedt «ie Krygsbevelhebuers en het Krygsvolk op, 22. Waf hy ter verflerking van ds Wülemflad gedaan hebbe, 359. Op Frieslandgeüooid, over het weigeren van een Patent , 386. Wilkmjiad de Vestingen daar van door Willem den V. in goeaen ftaat gebragj 35S>- Zaan (In de Dorpen aan de) gaat de Wapening jjefcbikï toe, 308. Getal der daar uitgeloote Manfchap, 309.-. Zeeland , wat daar over de Militaire Jurisdictie :e doen viel, en het gefehil met zyne Hoogheid des wegen. Zie Militaire Jurisdictie —• Schryft aan zyne Hoogheid over de Misbruiken in het: Krygsweezen , 58. Door zyne Hoogheid beantwoord* 61. Zeelands begrip wegens het veiminderen der Quota van Friesland, 121. Zwolle (Verzoekfchrift der • Burgerye te) wegens de-a ltaat der Verdeedigingedes Lands en van hun Gewest, 367-  BERICHT voor. den BINDER.' 'BtPldaten moeien tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. .Woeste Vreugdebedryven te Rotterdam, te§en over bl. 80. Pourtraït van Jonkh. Alexander Philip van der Capellen Her. Keizerlyk Brigantynfchip op de Schelde, befchooten. „cr>