VADERLANDSCHE HISTORIE. NEGEN EN TWINTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN, DER VEREENIGDE NEDERLANDEN Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedenkftukken zamengefteld. Met Plaaten. NEGEN EN TWINTIGSTE DEEL BEHELZENDE DEN JAARE I782 , BEVATTENDE HET VERVOLG DER NOORD AMER1CAANSCHE ONLUSTEN. TEN ONMIDDELYKEN VERVOLGE VAN WAGENAAR's VADERLANDSCHE HISTORIE Te AMSTERDAM, ey JOHANNES ALLART0 udc cxc.   VADERLANDSCHE HISTORIE. ELFDE BOEK. INHOUD. Valfche gerugten van eene bedoelde Landing op Walcheren. Schikking op dat Èiland i en in Middelburg ter verdeediging gemaakt. > Tyding van verzuim op de Zeeuwfche kust aan boord van Capitein story. Onderzoek en verantwoording. De 'Brief, die tyding behelzende, aan Staaten van Holland geleverd. Een tweede van dat en meer ver-: zuims gewaagende hun ter handgefteld. De Schout by Nagt van kruyne Van verzuim bëjchuldigd. Zyne verantwoording^ Wat Staaten van Friesland in dit geval wilden gedaan hebben. Zonderling voorftel van Oost er go deswegen. Plan des Verraadt tusfchen j. e. dë w itte « p. v, brakel. Beiden gevat. De witte voor den Krygsraad te regtgefteld en gevonnisd, Amflerd'am vordert dat de witte voor ,V. deel, A htt XL lOEEt  XI. Boek. 5 i j % VADERLANDSCHE Tiet Hof van Holland te regt gefield worde.' Bezending deswegens aan Zyne Hoogheid. Antwoord des- Stadhouders.- De Regeering van Zierikzee fchryft aan Staaten van Zeeland o er dit ftuk. Oordeelt den Krygsraad een onbevoegden Regter in 't geval van de witte, en dat deezc voor den Politiken Regter behoorde te regtgefteld te worden. Hun misnoegen over 't gedrag van 2Zyne Hoogheid in deezen: als mede dat zy geene kennis droegen van 't beleid der Krygszaaken. Vlisfingen oordeelt dat de witte aan het Hof van Holland, Zeeland en West Friesland moest overgeleverd worden. Dit befluiten Staaten van Zeeland. Brieven van den Fiscaal des Floogen Krygsraads en van Zyne Hoogheid aan de Aïgemeene Staaten over 't geval van de witte. Advys van den Hove. Bejluit der Staaten van Holland om de witte uit handen van den Krygsraad over te neemen. Zy verwittigen Zeeland van dit Bejluit. De witte op de Gevangen Poort overgebragt. Raad/lagen der onderfcheide Gewesten, we?ens de Overgave van de witte. Aan* 'ekening van Holland hier op. Oordeel dei Hofs en der Staaten van Friesland wegens ten bevoegden Regter over de witte. Zy keuren het Bejluit der Aïgemeene Staatsvergadering af. De witte zendt een r/erzockfchrift om ontheffing van ftraffe aan 'Cyne Hoogheid, die des aan Staaten van Holland fchryft . Staaten van Holland oorleelen,, dat, in dit geval het verkenen van Strafontheffing hun toekomt. Verzotkfchrift van  HISTORIE. van de witte aan Staaten van Holland. Vmnis over dewittê, en over van brakel. De Hertog van bruns- • wyk door Zyne Hoogheid ter Vergadering van Holland onfchuldig verklaard. Foor ft el der Ridderfchappe om hier in genoegen te neemen. De Meerderheid doet zulks. Aantekeningen van de Minderheid. Schiedams gevoelen over de Verklaaring van Zyne Hoogheid, en 't gedrag der Afgevaardigden; Hoorns nadere Verklaaring. Friesland dringt aan op de Verwydering dss Hertogs. Zyne Hoogheid verontfchuldigt hem. Staaten van Friesland neemen die verontfchuldiging niet aan. 't Kwartier der Steden van een ander gevoelen. De overige Kwartieren blyven by hun uitgebragt Beftuih De Hertog vertrekt na 's Hertogenbosch. De Penftonaris van berkel komt weder tsr Vergadering van Holland. De Jaar* wedde van den Penftonaris de g y z elaar verhoogd, p. l. van de kaste e l e tot tweeden Penftonaris van Haarlem aangefteld. W. z. van borsselen tot Afgevaardigde ter Algemeen* Staats Vergadering benoemd. De Voorjaars Landdag in Overysfel doet niets afin de zaak van cappellen tot de pol. Deeze op den Naajaars Landdag fterk aangedrongetii Verfchillen aldaar over de Drostendienften, tusfehen de Steden en de Meer" derheid der Ridderfchappe. Cappellen wederom ter Staatsvergadering toegelaaten. Hot hy daar verfcheen. Betocningen w/i blydfchap deswegen. Van der A 2 »-oes xt. 3 o ek»  \ VADERLANDSCHE XI. soek. does neemt, by ziekte van den Raadpenfionaris, diens post waar ; doch niet zonder tegenkanting eeniger Steden. De Raadt penftonaris van bleiswyk op nieuw tot die post benoemd. Gejchillen over de Regeeringsbeftellingen in eenige Steden van Holland. Schoonhoven weigert de Aanbevelingen van Zyne Hoogheid te erkennen. Zo ook Dordrecht, Schiedam en Rotterdam. Verfchillen de gevoelens hier over. Schiedam, Schoonhoven en Brielle houden aan om beflendige Zitting in Gecommitteerde Raaden. Eenige Ampten gewoonlyk naar den zin des Stadhouders bcgceven , thans naar den zin eeniger Steden opgedraagen. De gezwoore Gemeente te Arnhem dringt aan op het handhaaven der Stadsvoorregten. Dokkums voorflag wegens de Rondgaande Ampten op de Friefche Steden vallende , en de Verkiezingen van Zyne Hoogheid in de Magiftraats beftelling der Steden. Bolswaard, Hindcloopen, Franeker, Hst, Sloot en, en Leeuwaarden ftemmen in den voorflag van Dokkum. Harlingen door die van Dokkum nader aangefchreeven. Ver geeffche poogingen der Harlingfche Burgery, en Antwoord der Regeeringe van Dokkum. Stavoren en Workum, houden het met Harlingen. Gefchillen over den Rooster der Omkopende Ampten. Die Rooster naar het voorlid van, Dokkum opgemaakt. Voorflag van Oost ergo, wegens het oprigten van een Burgerlandmagt. Dokkum verzoekt de Wapening haar er Burgery e, en verwerft ze. Staaten van Friesland eisfehen opening van den Staal  HISTORIE. § Staat der Generaliteits Kasfe. Dringen aan op de vermindering van hun Aandeel in de gemeene lasten. Verzoeken de medewerking van Zyne Hoogheid in die verligting. Staaten van Friesland dringen dit nader by hun Hoog Mogenden aan. Antwoord van hun Hoog Mogenden. Wederfchryven van Friesland, G jen der Zeven Gewesten lag in een Oorlog met Engeland, den Vyand nader, en ftondt ligter aan diens aanvallen bloot dan Zeeland. Van den aanvang deezes Oorlogs af, liepen 'er gerugten van bedoelde, ja van reeds gedaane, Landingen in dat gedeelte van 'onzen Staat (*). Met Sprokkelmaand deezes Jaars herleefden die gerugten meer dan gewoonlyk; men fprak van eenen Inval door de Engelfchen op het Eiland Walcheren gemunt. Dit baarde veel opfchuddings, en het ganfche Gemeenebest doorklonk de maare van deezen toeleg: doch werd dezelve gefluit door eene van wegen de Regeering gezonde bekendmaaking in de Nieuwspapieren, dat men, by onderzoek, de ongegrondheid van alle die gerugten bevonden hadt. De mogelykheid, nogthans, dat de Vyand een daad- (*} Zie onze Vaierl. Hist. III. Deel bl 3? 4 3 XL BOEK. 1782. Valfche geruchten van eenebe-» doelde Landing 3p Wal•.herctti  € VADERLANDSCHE XI. BOEK. 1782. : ! Schikking op de verdeediging , aldaar en xzMidddfarg. } < 1 I 1 1 3 1 \ ] 1 1 i Jaadlyk beftaan aan deeze tot nog toe valsch bevondene tydingen zou kunnen geeven, baarde de voorzorg om, tot meerder zekerïeid der Zeeuwfche Zeegaten, tegen hetinoopen der Vyanden, alle Tonnen in de Deurlo en het Vlisfingergat weg te neenen, als mede de Batteryen te voorden (*). 't Gevaar van Wakher enh&èt, kortnaa t begin des Oorlogs, reeds de fchikking ioen beraamen , om alle Manfchap van :>ekwaamen ouderdom ten platten Lande fan dat Eiland op te fchryven, in Com?agnien te brengen, onder eigene Hooflen uit het midden van bun te ftellen, erwyl zy allen, op eigen kosten, zich Snaphaanen, Kruid, Kogels en Zydgeveer, moesten aanfchaffen. Deeze Landieden hielden alle nagten, by beurten, de vagt langs de Dyken en Stranden; het uygsvolk nam, by dag, zulks alleen vaar, en was 'er eene affpraak gemaakt, lat, op het geeven van zekere feinen, iet geheelc Eiland, binnen één of twee juren, in Alarm kon zyn, om op de aan* reweeze posten te vergaderen. Vlisftntfiti) als voor den eerften aanval blootge-^ leid, hadt haare Burgers reeds vroeg de Wapening bevolen (t). Den twintigften ran Sprokkelmaand deezes Jaars, deedt ie Regeering van Middelburg aan de Bur-. gerS (*) Hf. Nederl. Jaarh. 1782. bl. 224. Ct) Zit onze Vodtri. Hut. als boven bl 39.  HISTORIE. 7 gers en Ingezeetenen der Stad, by open lyke Afkondiging, bekend maaken, dal zy, binnen den tyd van tweemaal viei en twintig uuren, zich van de noodige Wapenen, Kruid en Lood, moesten voor zien. Aan welk bevel met zulk eene al gemeene bereidwilligheid voldaan werd, dat de Gelastigden uit de Regeering mei de Officieren der vier en twintig Burger Compagnien, op den geftelden dag, de geheele Stad door, by den Wapenfchouw. hun uiterst genoegen moesten betuigen over de vaardige en uitmuntende volvoering van den gegeeven last. Terwyl ook, zedert dien tyd, verfcheide Officieren en veele Burgers zich in den Wapenhandel met zeer veel vrugts, oefenden (*). De veronderftelde en fteeds leevendig gehoudene beooging des Vyands om op Zeeland een kans te waagen, bragt eigenaartig te wege, dat de Landzaaten in de bewaaring en verdeediging deezes Gewests zeer veel belang ftelden, en derhal ven een greetig oor leenden aan alle tydingen uit dien oord; ontrustende vonden gereeden ingang en ontbrak het des niet, en even min aan verdenking baarende. Van laatstgemelden aart was een Brief in een der Nieuwspapieren geplaatst; niets minder behelzende dan dat men op 's Lands Fregat (*) N. Nederl. Jaarb. 178a. bl. 225. Post van éen Neder-Rh^n III Deel, bl. 963. 9Q4- A 4 BOEK. Tyding van verzuim aan boord van Capiteiii STORY.  8 VADERLANDSCHE XI. boek, gat de Jafon een Engehch Oorlogfchip van acht en twintig Stukken op de Wielingen hadt zien ten anker komen, dat het Scheepsvolk , op dit gezigt , vol vuurs, onverduldig verlangde om op het zelve aftegaan; dat de Capitein story mede zeer gaarne een proef van zyne dapperheid willende geeven, een Boode aan den Schout by Nagt van kruy» ne zondt, met ernftig verzoek om uit te zeilen, verzekerd van binnen weinig uuren met het Engehch Fregat in zegepraal te rug te zullen komen; dat het Volk, van den eerflen tot den laatften, vol yvers verlangden om alles tot de wederkomst der Boode te werk te (lellen; doch dat de neerflagtigheid niet gering was, toen men vernam, dat de Schout by JNagt tot antwoord hadt gezonden, gee» Order van den Admiraal Generaal tot vegten, of uitkopen hebbende , geen Order kon geeven, noch aan het verzoek van Capitein story vildoen; dat zy, derhalven , moesten blyven leggen met het Engehch Fregat van Saturdag tot Maandag avond in 't gezigt; dat het Volk dol en raazend was, en veelen beflooten een Verzoekfchrift in te leveren, om, van den dienst ontflaagen te zyn, of anders geen hand aan 't werk te zullen flaan, vóór dat zy op het Engehch Fregat een kans zouden gewaagd hebben. Dat men ook daags daar aan voor den Wal twee Kotters en twee Fregatten ontdekt hadt, zonder dat onze jSchepen eenig het minfte werk maakten om 'er  HISTORIE. 9 'er op af te gaan; fluitende met de betuiging, „ mogelyk neemen de Engelfchen nog „ de moeite om onze Schepen van de Ree „ te haaien en in Engeland prefent te gee„ ven, de tyd leert alle.s." (*) Onmiddelyk vaardigde zyne Hoogheid een Brief aan den Schout by Nagt van kr üïne af, met het Nieuwspapier deeze vreemde tyding behelzende, onderzoek en opheldering vorderende. Hy ontving fchryvens van den Schout by Nagt nevens diens verklaaring van de valschheid der aantyginge, ook de verklaaringen van Capitein story, van den Advysjacht-Capitein l iersen en van de Gebroeders narebout, ieder een Kruispoon voerende, welke hoofdzaaklyk inhielden, dat gemelde Brief niet gefchreeven was door iemand die tot het Scheepsvolk van de Jafon behoorde, dat Capitein s t o r y aan den Schout by Nagt geen berigt van het Engehch Fregat, of een verzoek om op't zelve aftegaan, gezonden en dus ook geen weigerend antwoord bekomen, of eenige hoen-enaamde onlusten onder zyn Volk deswegen befpeurd hadt. Dat het Schip door Capitein story gezien, 't welk misfehien gelegenheid gaf tot de verfpreide gerugten, van hun gehouden werd voor een Koop' vaardyfehip, hoedanig 't ook de AdvysjachtCapitein leirsen en de Gebroeders narebqut't zelve aanmerkten, tekens van C*0 ■2'uidhollandJ'cht Courant Ha. 7S. I July, A 5 XI. boek. 1782. Onderzoek e» verantwoording.  io VADERLANDSCHE XL boek. I782. De Brief die tyding behelzendeovergeleverd. Een tweede mede van dat, en meerverzuims, (*) Rcfot. van Ho!!. 13 July 1782. van onderfcheidende verkenning opgeevende, met byvoeging, dat zy het 's anderen daags onder zeil hadden zien gaan, koers houdende na Oostende. Ter Staatsvergadering van Holland leverde de Admiraal Generaal deeze ftukken over, met verzoek om voorziening. Men befloot de Magiftraat van Woerden, waar het Nieuwspapier, 't welk deeze tyding, door geheel het Land verfpreidde , uitkwam , aan te fchry ven, dat zy den Schryver van 't zelve voor zich moesten ontbieden, den oorfpronglyken Brief afvorderen en aan hun Ed. Groot Mogenden doen roekomen.. (*) Dit gelchiedde. De Schryver verdeedigde zich; dan gaf, nevens den oorfpronglyken bewusten Brief ian de Magiftraat nog een anderen over uit Vüsfingen den tienden van Hooimaand geIchreeven; doch zonder naamtekening; welke desgelyksna 'sGravenhaage werd gezonden. Dezelve behelsde, gelyk de Regeering van Woerden, betuigde ongelooflyke zaaken; maar zou mogelyk kunnen dienen om op den éérften Brief, door p. vam der linden ondertekend, te beter onderzoek te doen. Die tweede Brief was ingerigt om den Schryver van de Xuidhollandfche Courant % wegens het plaatzen van den eerften , te regtvaardigen, en tegen drie niets beduidende Verklaaringen (zo als de Schryver (preekts  HISTORIE. ii Spreekt,) iu de Middelburgfcht Courant geplaatst, te verdeedigen, en verfcheide nieuwe bezwaaren aan te voeren. Volgens dien Schryver was het verhaalde, in den eerftcn Brief grootendeels zodanig als het te Vlkfmgen, te Middelburg en 't geheel Eiland door verteld en by ieder geloofd was, gelyk men 't nog voor waarheid hieldt. In de verklaaringen fcheen men opzettelyk het een en ander vergeeten te hebben, of'er niet in te hebben willen plaatzen. Dat 'er Engeljbhe Schepen hier voor Gaats geweest waren en gelegen hadden, zweeg men met voordagt; dat de Blankenburger Loots-Capitein story, daar Van kennis hadt gegeeven, vondt men geen gewag van: mogelyk, om dat honderden van Menfchen te Domburg, Westkappel\ Zoutelande als mede van de Toorens en Schepen dezelve gezien hadden, en aan de Engelfche Vlaggen onderkend. Zelfs hadt een Kotter, op dien tyd, de ftoutheid gehad, onder het gefchut der Battery van Westkappel te naderen; doch bemerkende dat hy eene begroeting van dezelve flondt te krygen,(waar mede men om redenen wat lang draalde,) liever verkoozen wat af te houden. Mogelyk hadt men het getuigenis van zo veele ooggetuigen, die dit zouden hebben kunnen verklaaren, niet voldoende gerekend; en dit zo zynde zou men ook geen geloof geeven aan de Verklaaring van een Schipper met zyn Volk, voor den Deurlo ten anker gelegen hebbende, die door twee XL boek. T7.8*. fpreekende, aan dc Staaten ter hand gefield.  XL boek. 12 VADERLANDSCHE twee Engelfche Fregatten gepraayd en met de gewoone Engelfche groetenis God dem the Dutch Men! begroet zynde, met een Boodfchap aan onze Oorlogfchepen werd belast om na buiten te komen. Dit alles liet geen twyfel meer over of de twee Schepen, die twee dagen voor Gaats ten anker gelegen hadden om te wagten of 'er geen een van de onze moed hadt om buiten te komen , waren Engelfche Schepen geweest. En dat men zulks op onze Oorlogfchepen ook geloofde, bleek daar uit, dat geen der Advysjachten, geduurende twee dagen, na buiten geweest was, en de Kaapers niet hadden durven uitloopen; zelfs hadt men onze Oorlogfchepen van plaats doen veranderen. Hadt de Heer story zich in tegenwoordigheid van zo veel lieden, nopens de onderhandeling tusfchen zyn Ed. en den Schout by Nagt van kruyne gehouden, zo fterk niet verklaard, nimmer zou men 'er zo veel van geweeten hebben; en wat die Heer, dien men te Vüsfmgen en elders altoos voor een braaf Officier en Man van Eer hadt gehouden, bewoogen hadt om thans ook de huik naar den wind te hangen, kon niemand begrypen; wat den Schout by Nagt, die Copy van den braaven andries de bruyn betrof , niemand verwonderde zich daar over. ,,'t Was," floot de Brief „ met deeze „ zaak als met verfcheide andere geval„ len, die men hier ook hadt zien ge» beuren, dat is vol kinkels en draaijen, „ora  HISTORIE. -T3 om ware het mogelyk eenige bedoelde „ fchandelyke oogmerken te bereiken, „ waar toe zich zommige Lieden, zelfs van aanzien, lieten gebruiken. (*). Inmiddels hadt de Schryver van de Diemer-oï Watergraafmeerfche Courant in : zyn Dagblad (f) een Brief geplaatst, veel \ haatlyke verdenkingen behelzende op het < gedrag van den Schout by Nagt van krdyne met betrekking tot zeker Koopvaardyfchip, buiten Gaats in Zee door ftilte geankerd, op 't welk hy niet afgegaan was, daar men veronderftelde dat het een Engehch Koopvaardyfchip zou geweest hebben. Tegen deeze veelvuldige opfpraak verdeedigde zich die Schout by Nagt in een Verzoekfchrift aan hun Ed. Groot Mogenden en aan hun Hoog Mogenden Gerigt, en in eenen Brieve aan den Admiraal. Generaal gezonden, in welken laatstge melden hy zich bevlytigt om den naamloozen Pïisfingfchen Brief te wederleggen. Hy bekent, als eene waarheid, dat, zints het begin van Hooimaand, de gerugten van Engelfche Oorlogfchepen, Fregatten, of andere Vyandlyke Vaartuigen, die de Zeeuwfche Kust hoonden, zelfs met het vertoonen van hun Vlag, algemeen veld wonnen, en by groot en klein geloof vonden, zelfs zo verre, dat hy , door den Voorzitten- den (*) Jüffot. van Holt. 17 Jury 1782. GO Rtfol. van Holland 1-7 July 1782. XI. 5 0EK. [78a. De ichout by \Tagt VAN CRUYNE ran verzuim be"chuldigd. Zyne ^erans* woor-  14 VADERLANDSCHE boek. den Heer ter Admiraliteit van Zeeland by eenen Brieve verzogt werd Krygsraad te beleggen orn middelen tegen die onbefchoftheid van den Vyand te beraamen. In dien Krygsraad hadden deCapiteins van alle daar ter Reede liggende Oorlogfchepen eenpaarig geoordeeld, dat, vermids 'er geen Fregatten of Kaapers voor den Wal gezien wierden, en dat 'er ook geen Kaapers of andere Vaartuigen voor Gaats waren genomen , het onnoodig was daar omtrent eenige middelen te beraamen. Deeze Verklaaring des Krygsraads werd verfterkt door die van vier Uitlegger-Capiteinen, inhoudende , dat zy, zedert den twaalfden Van Zomermaand laatstleden, toen de Schout by Nagt van kruyne het bevel op de Zceuwfchc ftroomen gevoerd hadt, dagelyks in Zee geweest waren; doch, tot den vyf en twintigften van Hooimaand toe, voor Gaats en langs de Kust, geen Oorlogfchip noch Schepen, Fregat noch Fregatten , noch zelfs, behalven eenige van tyd tot tyd binnen geloopen Franfche Kaapers, geene hoe genaamde gewapende Kotters, of andere ten Oorlog toegeruste Vaartuigen, van eenige vreemde Mogenheid, veel min van den Vyand, ontdekt hadden. Hier door verviel de aantyging, dat de Advysjagten niet in Zee zouden geweest hebben; en dat de Kaapers zich dien tyd binnen hielden, werd gelogenftraft door de Rapporten van 's Lands Schepen, zo als zy in het Dagboek vermeld ftonden. — Daarenboven gaf  HISTORIE. 15 gaf de Toorenwagter van de Abdy Tooren te Middelburg getuigenis, in 't bewus-i te tydperk, gecne Vyandlyke Schepen ge- ■ zien of iets van een Kotter onder de Batte-: rye 'van Westkappel vernomen te hebben. Dit zelfde verzekerden de Seinverkenners en Commifen, als mede de Majoor van het Cordon rondfom het Eiland Walcheren. „ Deeze en dergelyke bewyzen dagt de „ Schout by Nagt zouden van eenige kragt „ zyn tegen die. honderden van ongenoem„ de ooggetuigen van Domburg, IVestkap* „ pel en Zoutelande, waar op een naam,, looze Brieffchryver zich beriep, en die „ men vergeefsch zou tragten te zoeken , ,, als voorzeker nergens te vinden zynde dan in de zwaarmoedige denkbeelden 5, van een Publiek, thans zo zeer door de „ tegenwoordige omftandigheid der tyden, „ als door kwalyk geintentioneerde aange5, wakkere!, om voor al aangaande 'sLands j, Zeedienst, het ergerfte het liefst en het ,, onverzettelykst te gcloovcn." Ongenoemd was de Schipper en zyn Volk, die de Engelfchen dc hoonende en tartende taal hadden hooren uitflaan, en de plaats waar onbepaald; dit fiuk bleef onvatbaar voor toetzing of wederlegging. » De Heer van kruyne kon de verplaatzing van twee Landsfchepen niet lochenen ^ doch deeze betuigde hy was gefchied, op dat dezelve, naa het wegneemen der Tonnen, te midden in 't Vaarwater liggende, den Vyand tot geen Baak zouden dienen, en ze teffens zodanig te plaatzen, dat de Vy- XI. IOEKi' 782.  U VADERLANDSCHE XI. boek. I782. Vyand geen aanval op Vlisfingen zou kun= nen waagen, zonder te gelyk beftreeken te kunnen worden van Boord der Schepen en van de Batteryen der Stad, en op die wyze tusfchen twee vuuren te geraaken, daar, volgens de voorige plaatzing, onze eigene Schepen , by eenen aanval, gevaar van 'sLands Batteryen zouden hebben kunnen loopen. -— Het gebrekkige des verflag van den Blankenburgfchen Loots bleek uit de ondervraagingen hem gedaan en fchriftlyk, nevens alle andere Verklaaringen, aan zyne Hoogheid ter hand gefield. Liet jammerde van k r u y n e dat Capitein s t 0RYna Zee was en dus geen nader ophelderingen, deeze byzonderheid betreffende, kon geeven, of zich verdeedigen, zo tegen deeze hoonende befchuldigingen als tegen die, dat hy door zyne gefprekken gelegenheid zou gegeeven hebben tot het rugtbaar maaken der voorgewende onderhand elinge tusfchen dien Capitein en den Schout by Nagt. ■ De alzins beledigende uitdrukkingen in den naamloozen Brief, of liever in dat eerroovend Libel, ging hy, dewyl hy niets zo zeer ter harte nam als de zuivering van 'sLands dienst van de blaam denzelven zo ftrafioos door zich fchuilhoudende kwaadwilligen aangewreeven, op het voorbeeld van zo veele braave, doch thans openlyk gehoonde, lieden van Rang of Staat, met flilzwygen en geduld voorby, egter in de hoop en 't innige verlangen , dat zyne Doorlugtige Hoogheid , door deszelfs hoogstvermogende be- fcher»  HISTORIE. 17 fcherming, en naar deszelfs hooge wysheid, hem en alle braave beledigde Officieren, op dat de Eer van 'sLands dienst niet geheel en al geabandoneerd en allen moed uitgedoofd worde, eene openlyke Satisfactie zou helpen bezorgen, geëvenredigd naar de attroce aanval van zodanige Injurien. (*) Staaten van Friesland hadden de tyding in de Zuidhollandfche Courant niet geleezen of vaardigden een Brief af aan den Admiraal Generaal om nader berigt; en, indien het daar in gefielde waarheid was, zodanige maatregels te neemen als deeze allerhachlyklle omftandigheden vorderden ; en zo het valsch ware, Staaten van Holland vriendnabuurlyk te verzoeken , den Courantier te vergen den Schryver te ontdekken , en, wegens een zo lasterlyk verhaal, voorbeeldlyk te flraffen. Door de ontvangen e Verklaaringen den twaalfden van Hooimaand ter Staatsvergadering van Holland ingeleverd (f), van de valschheid des veelgerugtsmaakenden Briefs overtuigd, drongen zy by Staaten van Holland aan, dat de Schryver zou opgefpeurd en geftraft worden, of dat men tegen de Courantier, indien hy mogt weigeren den Schryver aan te gee ven, of bekende een naamloozen Brief ir zyrj (*) Refol. van Holt. 7 Aug. 1782. N. Nedtrt Jaarb. 1782. bl. 759. 762. C t) Zie hier boven, bl. 9. V. DEEL. B XI. BOEK. I782. Wat Staaten van Friesland, in dit geval, -wilden gedaan hebben.  XI. BOEK. 1782. Zonderling voor ftel van Oostergo des wegen. xS VADERLANDSCHE zyn Dagblad geplaatst te hebben, in regten zou treeden. (*) 't Kwartier van Oostergo hadt gewild, dat zyn^ Hoogheid verzogt zou worden verdere opening te geeven, of de Advysjachten zich behoorelyk van hun pligt hadden gekweeten in her kennisneemen van het bewuste, 't zy onzydig, 't zy vyandlyk, Fregat, en leverden ter overweeging van de andere Leden het opllel eens Briefs in, welke, huns oordeels, aan den Admiraal Generaal behoorde gezonden te worden. Hjt zonderling opmerklyke in denzelven was , „ dat zy zich „ gedrongen vonden zyne Hoogheid onder „ 't oog te brengen, dat Hoogstdezelve 't „ waare doeleinde van d-n Brieflchryver, „ ( wiens welverdiende flraffe wegens zy„ ne verregaande lasteringen zy vorder„ den,) niet ten vollen begreepen hadt: „ immers hadt hy gemeend daar door een „ ieder idees te infpireeren, dat noch aan „ Bevelhebbers van Schepen , noch aan „ die van de aangelegde Batteryen, Order „ zou gegeeven zyn om op den Vyand, „ fteeds op onze wateren kruisfende , af te gaan om dien manmoedig te bevegten; „ of om de zulken, die den wal te zeer „ naderden, van de Batteryen te befchie„ ten. Zo dat zy het voor zyne Door„ lugtige Hoogheids, Eer en Reputatie 't „ dienen Refol. van Holland 33 OS. 1782.  HISTORIE. 19 „ dienftigst oordeelden, om het tegendeel door Bevelhebbers van Schepen en Bat„ teryen ten vollen te bewyzen; worden„ de hier toe meer bewoogen, dewyl zy „ zich geen denkbeeld van"de langduurige „ werkloosheid onzer Schepen konden vör„ men, en wel overreed waren, dat de ganfche Natie daar over verwonderd was „ geweest." Dan hoe zeer dit Kwartier, by de goedkeuring van den anderen Brief, ook aandrong dat deeze aan zyne Hoogheid zou worden afgevaardigd, kwam dezelve in geen verdere overweeging. (*) —■— Het denkbeeld, ondertusfchen, daar in voorgefteld was zo vreemd niet of veelen in den Lande dagten, fpraken, en fchreeven, op dezelfde wyze als de Leden van Oostergo, en hielden het daar voor, dat, fchoon de valschheid des Briefs, door de ingeleverde Verklaaringen, ten vollen beweezen ware, nogthans alle bedenklykheid, wegens de Orders om ojfenfief te handelen tegen de Schepen des Vyands , die onze Kusten tartende naderden, niet was weggenomen; en alleen weggenomen kon worden door de volle ontdekking der Bevelen aan 's Lands Officieren gegeeven (f) waar op ook, gelyk wy voorheen gezien hebben , geheele Gewesten aandrongen (§). Zet' (*) N. Nederl. Jaarh. 1782. lil 1259. (O Post van den Neder-Rhyn, li. Deel bl. 781. 784. 792. (§) Zie onze Vaderlandfche Hijleric , IV. Deel bl. 234. 242, B 2 XL BOEK. 1782. r  XI. boek. 1782. Plan van Verraad tusfchen be witte en van BRAKEL. to VADERLANDSCHE Zeeland, thans ryk in het opleveren vais den Staat onaangenaame gebeurtenisfen, zag op zynen grond een Aanflag beraamen , die, hoe wel van geen daadlyk gevolg altoos, wat het Verraad betrof, nogthans in den Lande te veel gerugts en be■ dryfs verwekte, om niet met eenige onderfcheiding vermeld te worden. Een Vaandrig jacob eduard de witte,i behoorende tot het Regiment van y z e nburg te Zierikzee in bezetting liggende, na Brouwershaven met eenige Manfchap onder den Capitein faust afgevaardigd , werd, zo luidde de befchuldiging, in Herfstmaand door een Boomkweeker van Boskoop, piet er. van brakel, die reeds zints eenigen tyd, met de Engeljchen geheuld hadt, overgehaald om deel te neemen in een Plan tot het begunftigen eener Landing van gewapende Engelfche Visfchersfchuiten, met vyftien honderd man, die, begunftigd door de lange nagten in Wynmaand, dit zouden onderdaan op 't Noorden van het Eiland Schouwen en het Zuiden van Goedereede en Over Flakke. Een ftuk waar aan van b r a k e l zeide niets verbeurd te zyn, als het ten uitvoer gebragt werd, de Staat zou 'er niet by verliezen. Het oogmerk alleen was om de jonge Prinfes van Oranje met den Prins van Walles te doen trouwen; als dit doorging hadden wy fchielyk Vrede, de Staat kreeg alles wesr; voor de opgave van de gefteldheid der Batteryen zou hy hem hon«.  H I S T O Pv I E. 21 honderd Dukaaten by voorraad ter hand Hellen, en moest hy hem belooven, by het gewaar worden derLandinge, zyneBattery te zullen laatenzwygen. Dit lokaas bekoorde de witte zo zeer, dat hy zich tot verdere onderhandelingen in- en toeliet en dat van brakel een Kaartje van de Eilanden Schouwen en Duiveland met de daar op getekende Dieptens en Ondieptens mede nam, en hem voorts de verlangde nette opgave deedt van de Batteryen op het Eiland Schouwen, en de fterkte der Manfchap, een juister getekend Kaartje beloovende , als mede dat hy, op zekeren tyd in Brouwershaven dagt het bevel te zullen voeren, en als dan het landen van den Vyand te kunnen begunftigen. Van brakel begeeft zich, om de uitgeloofde belooning, wegens de ontdekking van Verraad honderd Gouden Ryders te ftryken, na den Raadpenfionaris van üLEiswYK, levert de Papieren, het Verraad behelzende, over. De Stadhouder, door den Raadpenfionaris van deeze ontdekking verwittigd, zondt twee Hoofdofficieren na Brouwershaven, met last om onderzoek deswegen te doen, en de witte in verzekerde bewaaring te neemen. Gelyk gefchiedde. Twee Onderofficieren bragten hem in 'sGravenhaage, waar hy, op byzonderen last van zyne Hoogheid, in het Provoosthuis van de Generaliteit geplaatst werd. Door den Advocaat Fiscaal van de Generaliteit voor den Hoogen Krygsraad der VereeB 3 nigr XI. boe k. 1782. Beiden gevat, en de -WITTE voor den Krygsraad te regt gefield en gevonnisd.  £4 VADERLANDSCHE XL BOEK. 1782. nigde Nederlanden te regt gefield en verhoord, deedt hy bekentenisfe van 't verrigtte tusfchen hem en den Boomkweeker van brakel, by herhaaling betuigende buiten deezen geene Medepligtigen te hebben; waar op de Krygsraad de verhooren voor voltrokken hieldt, en Vonnis over den Gevangenen flreek, en 't zelve aan zyne Hoogheid ter goedkeuringe aanboodt. De Krygsraad flelde voor, dat de zaak, met betrekking tot van brakel, voor diens bevoegden Regter diende onderzogt te worden, waarom deswegen aanfchryving aan den Hove van Rolland gedaan Werd, met overzending van de flukken des Gedings tegen d e witte gevoerd: dewyl van brakel te Boskoop woonde. Dit Hof oordeelde, naa eene lange raadpleeging, zich, zonder verwyl, van deezen Man te moeten verzekeren, gelyk hy ook, door den Drost van den Hove, met eenige Geregtsdienaars, in de Kasfelenye van den Hove werd overgebragt. De Uitvoering van het Vonnis des Krygsraads over de witte hadt zyne Hoogheid opgefchort, tot volkomen zou zyn gebleeken, dat hy niet meer zou behoeven gehoord, of met zodanige Perfoonen, als het Hof mogt noodig oordeelen, vergeleeken te worden. (*) Mid- (*) liefol. van Holt. 23 Oct. 1782. N. 2v>« tierl. Jaarb. 1782. bl. 1109. Vergeleekeia met die roor 't Jaar 1783. 1)1. 991.  HISTORIE. z-- Middelerwyl viel 'er veel bedenkings wie eigenlyk de behoorelyke Regter was, vooi wien de Vaanderig de witte, te regt gefield, verhoord en door welken hy gevonnisd en geflraft moest worden. De Afgevaardigden van Amflerdam leverden een fchriftlyk voorflel over, waar in zy het verrigtte door den Hoogen Krygsraad een Attentaat tegen de Hoogheid en Souverainiteit van Holland noemden, welks allergewigtigfle belangen zy begreepen daai in zodanig betrokken te zyn, dat de pligt van hun Ed. Groot Mogenden vorderde, dat, door het Geregtshof van dit Gewest, aangaande de waare omflandigheden van het gepleegde Verraad, nauwkeurig onderzoek gedaan, en, op eene wettige en beflaanbaare wyze, tegen der Misdaadiger, die zich binnen het Grondgebied van dit Gewest bevondt, en tegen allen, die naa een wettig verhooi bleeken zyne Medepligtigen te zyn, ir regten getreeden werd; mitsgaders dal het voorzegde Hof gelast mogt wordei om de Misdaadigers te doen vatten, of die reeds gevat waren, over te neemen — Voorts hadden deeze Afgevaardigde! last ten flerkflen aan te dringen, dat d( gedaan e pretenfe Procedures voor van gee ne waarde en onbeflaanbaar mogt en ver klaard worden, en diensvolgens den Voor zitter en Raaden van den Hove van Hol land ten fpoedigflen bevel krygen om d i witte uit handen van den Hoogei Krygsraad over te neemen, daar toe dei B 4 Dros XI. boek. 1782. Amjierdam vordert , dat DE WITTE voor 't Hof van Holland te regt gefieldword». 1 I t C  24 VADERLANDSCHE XI. JBOEK. I/82. Bezending domwegenaan zyne Hoogheid. Drost van den Hove na de Provoost te zenden, en in gevalle van wederftand, nader voorzieninge te verzoeken, ten einde de Regten en de Souverainiteit van Holland te doen eerbiedigen, en tegen de witte, en diens Medepligtigen, naar Regten te handelen. Men vondt hier op goed, de Heeren la clé , Burgemeester van Haarlem, van ze eb er g h, Penfionaris dier Stad, van lith de jeude, Burgemeester van Delft, emants, Penfionaris dier Stad, en den Raadpensionaris van bleiswyk na zyne Hoogheid te zenden, om kennis te geeven van het verlangen en de verwagting hunner Ed. Groot Mogenden, dat, hangende hunne raadpleegingen over die zaak, daar aan geen hinder zou worden toegebragt; maar alles opgefchort blyven (*). 's Anderen daags vervoegden zich deeze Heeren na het Stadhouderlyk Kwartier , voorgegaan en gevolgd door zes Booden van Staat, ontvangende zo van het Krygsvolk op het Binnenhof, als van de Cent Suisfes en Gardes du Corps van zyne Hoogheid, de gewoone groote Krygseerbetooningen. Zyne Hoogheid, vergezeld van diens Hofftoet, ontving hun aan den grooten trap, door vericheide Vertrekken, vervuld met Edellieden, Adjudanten, Officieren en verfcheide Per- foo* CO Rtftl. van Heil. 16 Oei. 1782.    HISTORIE. 25 foonen tot de Hofhouding van zyne Hoogheid behoorende, heen gegaan zynde, kwamen zy in de Kamer ter ontvanginge gefchikt, aan welks hooger einde zy ftoelen voor de gezondene Heeren, en tegen over dezelve een voor zyne Hoogheid geplaatst vonden. Deeze fhatlyk afgevaardigde en ftaatlyk ontvangene Bezending, kreeg eerst uit den mond van zyne Hoogheid , en vervolgens fchrifriyk, ten antwoord. Dat hy de Hukken van 't Geding noodig geoordeeld hadt aan den Hove van Holland, Zeeland en West-Friesland te zenden, ten einde hetzelve over de verdere Perfoonen in deeze zaak betrekken , zodanige fchikkingen, als het Regt vorderde, zou maaken, waar van het opfchorten der volvoering van 't geftreeken Vonnis een noodwendig gevolg was. Wy- ders verklaarde zyne Hoogheid van begrip te weezen, dat de witte geoordeeld was door zyn bevoegden Regter, als mede dat hy niet twyfelde of het Voordel door de Afgevaardigden van Amflerdam gedaan, door de daar toe benoemde Heeren onderzogt zynde, zou dit zyn begrip niet ongegrond bevonden worden; doch, indien deeze Heeren, tegen alle verwagting, van een ander gevoelen waren, en dus een Verilag by hun Ed. Groot Mogenden uitbragten, dan verzogt hy, vóór het neemen van een eindelyk Befluit, kennis van dat Verflag te mogen hebben, en daar door gelegenheid om de gronden , waarop hy B 5 meen- XI. boek. 1782. Antwoorddes Stadhouders.  2f5 VADERLANDSCHE XI. BO E IC Ds Regeeringvan Zierikzeefchryft over dit ftuk aan Siaaten van Zeeland. (*) Re/ot. van Holt. 17 03. 1782. meende, dat de witte wel en te regt door den Ho ogen Krygsraad geoordeeld was, onder hun oog te brengen. (*) In Zeeland ^at men ondertusfehen niet ftil. De Regeering van Zierikzce, zondt aan Gecommitteerde Raaden van dat Gewest eencn Brief, te verdaan geevende de Gevangenneeming en Wegvoering van d e witte, zonder dat zy wisten wat voor de waare oorzaaken te houden van dien Handel omtrent een Vaandrig behoorende tot de Bezetting in hunne Stad. Alleen moesten zy, uit de aïgemeene Gerugten en Nieuwspapieren, vastftellen, dat deeze zich zou hebben fchuldig gemaakt aan eene Verraadlyke Verftandhouding met den Vyand, door het formeeren van Tekeningen en Plans, om, was het mogelyk, het Eiland Schuwen vyandlyk te doen aanvallen en te overrompelen, ja dat 'er zelfs reeds tegen hem eenige lyfftraflyke Regtsvorderin- gen waren ter hand genomen. Dit baarde by hun onzekerheid over de veiligheid van Zeeland in 't algemeen en van hun Stad en Eiland in 't byzonder: eene ongerustheid, welke aangroeide op de overweeging van den flegten ftaat der Batteryen en daar toe behoorende Krygsvoorraad, en 't gering getal der weerbaare Manfchap. Uit deezen hoofde oordeelden zy zich tenfpoedigften te moeten vervoegen by hun Ed. Mogenden, om hun te doen begrypen hoe wei-  HISTORIE. 27 weinig vrugts en byftands zy zich van de aangelegde Batteryen zouden mogen belooven, vooral op de veronderftelling, dat de Vyand, van alle deeze byzonderheden onderrigt, een aanval -op Schouwen waagde. Waarom zy verzogtcn, dat deswegen aan zyne Hoogheid mogt gefchreeven en hier in voorzien worden. Als mede, dat men, ten opzigte van den Gevangenen de witte, by Hoogstdenzelven zou aanftaan op het fiaaken der Regtsvorderingen, indien dezelve nog niet waren ten einde gebragt, en op het overzenden der itukken daar toe behoorende ; ten einde Staaten van Zeeland hunne raadpleegingen daar volgens zouden kunnen inrigten, en teffens' overweegen of de Regtsfpraake, over de gepleegde misdaad, die deeze Staaten in derzelver Souverainiteit ten hoogfte beledigde, aan den Militairen dan wel aan den Politiken Regter toekwam. Nader verklaarde zich de Regeering dier Stad op dit laatfte fhik, en vermeende, dat de Hooge Krygsraad, in het tegenwoordige geval, geen 't minite regt kon denken te hebben om te vonnisfen over dit Misdryf. Een Staatsbelluit der Staaten van Zeeland van den Jaare mdxcvii bepaalde, dat het Krygsgerigte aWeen bevoegd zou weezen, wanneer 'er gefchil ontitaan zou zyn tusfchen twee Soldaaten, en nog maar alleen wanneer de Stedelyke Regter zich, by voorkoming, de zaak niet hadt aangetrokken. De aart van het Misdryf door d B XI. boek. I782. Oordeel: jen Krygsraad een iinberoegdenRegter , sn dat d e .VITTE , ^oor den P'olitiken legter noest konen.  £8 VADERLANDSCHE XI. BOEK, 1/82. Hun misnoegenover 't gevangen ree men. de w 1 t te gepleegd leverde, huns oordeels , een overtuigend bewys op, van de onbevoegdheid des HoogenKrygsraads om 'er over te zitten; het was het Misdryf van Hoog-verraad, aangelegd alleen tegen den Souverain van den Lande en deszelfs Grondgebied, wel inzonderheid tegen dat van Staaten van. Zeeland; maar geenzins tegen een Militair Perfoon, 't was, derhal ven, redelyk en best met de natuur der zaake ilrookende, dat hy door den Politiken Regter werd te rug gevorderd, en geftraft; en wel bepaaldlyk dat deeze zaak en ftrafoefening, den Misdaadiger door Staaten van Zeeland opgeeischt zynde, behoorde gelaaten te worden aan de Regeering der Stad Zicrikzee; dewyl de Misdaad gepleegd was op haar Grondgebied; in dit gevoelen zich gefterkt vindende door eenBrieve in Lentemaand des Jaars mdcxxxi van wegen Staaten van Zeeland, op klagten van Zierikzee, aan Prins frederik gefchreeven, in welken aan de Burgemeefteren en Regeerderen der Steden de Regtspleeging over Misdryven, die niet Militair waren werd toegekend. By deeze gelegenheid betuigde de Regeering van Zierikzee niet te kunnen nalaaten haare uiterite bevreemding en alleszins biliyke klagten ter kennisfe der Staaten van Zeela?7d te brengen , aangaande de zonderlinge handelwyze by de Gevangenneeming van de de witte gehouden , als die, op byzonderen List van zyn Hoogheid, buiten eenige voorkennis, veel  HISTORIE. 29 veel min medeweeten van Regeering en Burgermeefteren der Stad Zierïkzee, uit den Eilande van Schouwen na 's Gravenhaage in gevangenis was overgevoerd. Zy wilden hunne regtmaatige gevoeligheid deswegen niet verbergen, en befchouwden dit bedryf als een rechtftreekfche inbreuk op en verkragting van haare Preyilegien, Stedelyke Voorregten en Geregtigheden, boven al vereifchende dat zulks door hun Ed. Mogenden niet met ftilzwygen werd doorgelaaten; maar dat op eene genoegzaam herftel van 't gedaane,ter behoorelykerplaatze, zou worden aangedrongen. Voorts kwam by hun in geen min ernftige overweeging , en vorderde die van Staaten van Zeeland, dat, betreffende de verdeediging van Zierikzee en den Eilande van Schouwen, tusfchen de Bevelvoerende Officieren en de Heeren Burgemeefteren, bykans geene verftandhouding plaats hadt, 't zy de Hoofdofficieren zulks, op eigen gezag, niet goedvonden, of wel dat zulks hun door hoogerOrder bevolen werd. Altoos waren zy van gevoelen geweest , dat de Regeerende Burgemeefters, als Gouverneurs der Steden, behoorden aangemerkt te worden, en dat deezen, als zodanigen, van alle Orders aan de bevelvoerende Officieren gegeeven tot verdeediging van Stad en Eiland, kennis moesten krygen. Dan, tot hunne groote verwondering, gefchiedde 'er niets van dien aart; tot deezen dag toe hadden Burgemeesters van het vatten des be- XI. B O EK. I7o2. Als mede dat zy geen 3 kennis droegen van 't beleid der Krygs'zaaken.  30 VADERLANDSCHE XI. boek. 1782. Vlisfmger, oordeelt dat d e witte aan het Hof van Justitie moest overgeleverd worden. ( bekenden Vaandrigs , op geene wettige wyze, niettegenftaande zy 'er op hadden aangedrongen, eenige onderrigtingen kunnen bekomen. — Op dusdanig eene Verftandhouding wilden zy dat geftaan en 'er een Belluit daar toe (trekkende genomen zou worden. _ De Raad van Vlhfmgen, zo min als die van Zierikzee, op eene wettige wyze van den toedragt der .zaake onderrigt, hadt nogthans, uit het geen 'er van openbaar was, zyns oordeels, genoegzaamen grond, om, te verklaaren, dat de Eer en Hoogheid van Zeeland vorderde, daar op een fpoedig Befluit te neemen , ten einde de zaak niet uit haar geheel gebragt of dit Gewest in gefchillen met Holland mogt ingewikkeld worden, als welk Gewest de witte reeds te rug gevorderd hadt. De onbevoegdheid van den fioogen Krygsraad leedt by hun geen twyfel. De aart des Misdryfs, bepaald op het Eiland Schouwen gemunt, begreepen zy een aanflag te zyn niet tegen de Unie in 't algemeen; maar tegen de Hoogheid en Veiligheid van Zeeland'in 't jyzonder; eene Misdaad, welke, volgens len aart van het Bondgenoodfchap, te;en ieder Souverain kon gepleegd en Jiensvolgens ook door ieder behoorde geoordeeld en geftraft te worden. Dat mn Ed. Mogenden mits dien den Vaandrig moesten te rug eifchen, om aan zoJaiïig een Regtbank overgeleverd te worien als hun Èd. Mogenden daar toe be- voegdst  HISTORIE. 3i voegdst oordeelden. Hier toe be¬ hoorde, huns agtens, het Hof van Juftitie voornaamlyk in aanmerking te komen daar 't zelve een Regtbank was van Zeeland en Holland, welk laatstgemelde Gewest zich die zaak het eerst, en met zc veel ernsts, hadt aangetrokken ; op die wyze zou men alle verfchillen, anderzins met dat Gewest te wagten , kunnen voorkomen. Met Staaten van Holland'moest men 'er eene gemeene zaak van maaken; en, ingevalle Holland van den gedaanen wedereisch des Gevangenen mogt afzien, dan nog begreepen zy, dat Zeeland 'er volitrekt toe moest befluiren, en even weinig gedoogen , dat de kennis en ftrafoefenmg der bewuste Misdaad, als fretenfelvk gepleegd tegen de ganfche Unie, aan de Aïgemeene Staaten , zou worden opgedraagen als aan den Hoogen Krygsraad övergLlaaten. Alles liep zamen om voor het Regt der Staaten van Zeeland te pleiten, en drong aan op hunne verpligtmg om dien Gevangenen te rug te vorderen; de Hoogheid en de Souverainitek zou verkort worden, wanneer men voor de handhaaving daar van, in dit geval, met ten kragtigfte waakte. - Wy- ders betuigden die van Vlisfingen hartlyk te wenfehen, dat hun Ed. Mogenden aan welken de uitoefening van allen Regtsdwang, binnen Zeeland, ongetwyfeld toekwam, nader zodanige Orders geliefden te beraamen en vast te (lellen waar mede de paaien der Militaire Juris- XI. BOEK. 1782.  3a VADERLANDSCHE XI. boek. 1782. risdictie, zo wel in 't Burgerlyke als Lyfftraflyke, werden aangeweezen, om voor te komen de menigvuldige Uitvlugten en Betwistingen der Krygsraaden, en de Stedelyke Regtbanken te redden uit de moeilykheden waar in zy zich telkens gebragt zagen. By een naderen last gaven de Afgevaardigden van Vlisfingen tt verltaan, hoe, huns oordeels, het'Misdryf van d e witt e niet als zuiver Militair kon befchouwd worden; maar als Hoog-verraad behoorde onder die gevallen, waar van de kennisneeming door den Souverain aan den hoogeren Politiken Regter pleeg opgedraagen te worden. By de Artykelen der Unie tusfchen Holland en Zeeland, en die der Unie tusfchen de Gewesten, was bedongen, dat de Bondgenooten elkander getrouwlyk zouden byftaan in het afweeren en ftraffen van alle Injurien, Schade en Geweld, tegen de voorfchreeve Landen in 't algemeen of in 't byzonder bedreeven, door wie het zou mogen zyn, Capiteinen of Soldaaten niet uitgezonderd. . 't welk een nieuw bewys opleverde , dat men met Holland eenpaarig moest te werk gaan, en de Heeren van Zierikzee beweegen, om niet aan te dringen op de Beoordeeling van de witte voor de Regtbank hunner Stad; maar in deezen dezelve aan den Hove van Holland, Zeeland en Friesland op te draagen. Ziet  historie; 33 Zierikzee, dit gevoelen van Vlisfingen, Waar mede Middelburg zamenitemde, verftaan hebbende, was genegen hier in te bewilligen, mits het gefchiedde, zonder verkorting van de Provinciaale en Stedelyke Voorregten: en ftemde deeze Stad met Vlisfingen volmaakt in omtrent het beraamen van middelen tot het beperken der Krygsraaden binnen behoorelyke paaien (*). Staaten van Zeeland gaven, by eenen Brieve, hun Ed. Groot Mogenden te kennen , hun befluit „ om, met ter zyde „ fielling van de fustenuen omtrent de „ gefundeerdheid der Civile of Militaire „ Jurisdiciie in deezen, de Judicature „ over den Vaandrig de witte, en ■„ over allen, die in dezelve zaak eenig„ zins mogten geconcerneerd zyn , by „ Delegatie te demandeeren, aan den Ho„ ve van Holland, Zeeland en Friesland, „ onverminderd de Voorregten deezer „ Provincie en Steden, met relatie tot „ de Crimineele Justitie, door dezelve „ wordende geëxerceerd, en zonder dat „ daar uit eenige confequentie, hoe ook „ genaamd, voor. 't vervolg zou mogen „ worden getrokken." Zy verzogten zyne Hoogheid desgelyks, by gefchrifte , tot die overgave, en verwittigden den Voorzitter en Raaden van den Ho- (*) N. Nederl. Jaarh. 1782. bl. 1233. 1433, 1.642. Not. w.n Ztt\. XX Nov. 1782, V. DEEL, C xl boek» 178:2. Beflufc der Staaten van Zeiiabd.  34 VADERLANDSCHE XI. ] boek. Brieven van den Fiscaal des HoogenKrygsraads en van zyne Hoogheid aan hun Hoog Mogenden. (*) Refol. van Holland 11 Dec. 1782. C t) Zie hier boven bl. 24. Hlove van hun Befluit op dit Huk genonen (*). Wanneer de Bezending by zyne Hoogheid den opgelegden last volbragt en der Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden des verflag gegeeven hadt, (+) vervoegde zich de Fiscaal van de Generaliteit en den Hoogen Krygsraad j. g. van oedenbarneveld, genaamd tullingh, met eenVerzoekfchrift by hun Hoog Mogenden, behelzende een Verhaal van 't geen door hem in 't geval van de witte verrigt was, en een Verzoek om de bevelen van hun Hoog Mogenden te ontvangen hoe hy zich moest gedraag en , wanneer die Misdaadiger, door Staaten van Holland, werd opgeëischt. De Stadhouder ging, als Capitein Generaal, hunne Hoog Mogenden met eenen Brieve aan, om te hunner kennisfe te brengen een Geval, 't welk, zo in zynen aart, als in de gevolgen, die'ervoor de geheele Republiek uit zouden kunnen voortvloeijen van het hoogfte belang was. Naa voordragt van 't gebeurde met de witte, als mede van de Bezending door Staaten van Holland, om de Bevoegdheid van den Hoogen Krygsraad in twyfel te trekken , zogt hy die te handhaaven. Uit den Artykel- Bricf  HISTORIE. 35 Briff óf Ordonnantie Militair kon hy niet anders opmaaken , dan dat hun Hoog Mogenden met hem in begrip {tonden., dat een Militair, die zich aan de Misdaad van Verraad hadt fchuldig gemaakt, deswegen voor den Militairen Regter kon en behoorde te regt gefteld te worden: en kwam'them niet anders voor,dan dar het voornaame der Misdaad eigenlyk zuiver Militair was: dewyl hy als MilitairOfficier, te Brouwershaven bevel voerende, de Landing van den Vyand op het Eiland Schouwen moest begunftigen, hoedanig een Misdaad door eën Burgerperfoon in dier voege niet kon worden begaan. Bovendien was hy van gevoelen, dat het Misdryf, zo wel als de'Perfuon, die het gepleegd hadt, geen meer betrekking hadt tot Holland in 't byZonder, dan tot de andere Zes Gewesten i en dat, overzulks, de zaak van d ë witte tot de Hooge Böndgenooten in 't algemeen behoorde. Dit zelfde gaf hy by eene Brieve Staaten van Holland te kennen. (*) Het Advys van den Hove, in 't Groot Befoigne ingediend, kwam hier op neder. Dat, hoe zeer het Voordel van Amflerdam, zo als het zelve lag, niet omhelsd kon worden; men ook geenzins kon toeftemmen het geen zyne Hoogheid in de Brieven £*) Rif. vanSoll. O-z OSl. 1782. C 2 XL V. o e k. iTsT 4 't Advys van den Hove,op het fchryven van zyne Hoog:eid.  3adftrtUtie VdB hti A4* Vyt van welgemelde H»ve,  historie: 17 Staaten van Holland, alle de Hukken t( den gevangen Vaandrig betrekkelyk ove; woogen hebbende, vonden goed, dat de Voorzitter en Raaden van den Hove va Holland zou worden aangefchreeven , om van wegen hun Ed. Groot Mogenden rechtftreeks, en zonder tusfchen komst vai eenige Delegatie tegen de Overtreeders ii deezen in 't algemeen, en tegen d i witte in 't byzonder, voort te gaan, er den laatstgenoemden uit handen van der Hoogen Krygsraad, op den voet de; voorltels van Amfierdam, over te nee men ; by aldien dezelve niet reeds, ingevolge der Aanfchryvinge van Zeeland. Hl handen van den Hove gefield ware ; als mede om , wanneer de zaak van deezen Vaandrig, 0f diens Medepligtigen, by dien Hove in hegtenis , behoorelyk onderzogt en in ftaat gebragt was om 'er Vonnis over te vellen, daar van eer dit gefchiedde hun Ed. Groot Mogenden kennis te geeven. Een Affchrift van dit Befluit zou men aan Staaten van Zeeland zenden, met berigt dat daar zy goed gevonden hadden,' in deeze zaak, een Befluit te neemen zonder des met hun Ed. Groot Mogen' den te overleggen, hier door het middel af-gefneeden was om in deezen fchikkingen te maaken, ten einde, met gemeene bewilliging, in gevolge van de byzondere ■betrekkingen, welke men in beide de Gewesten tot deeze zaak oordeelde te hebben, dezelve oP een eenpaarigen voet C 3 tw >t XI. "-BOE K. 1 1782. , Befluit der Staa' ten van ' Holland 1 om ub \ witte uit handen dee Krygs! raads over te neemen, Zy verwittigenZeeland van dit Befluit,  XI. boek. ïfo2. De wit' t e op de Gevangen Poor overgebnigt. (*) Refol. van Boll. 1782. 27 Dec. 38 VADERLANDSCHE ter Beoordeelinge van den Hove van Holland en Zeeland te brengen; hun Ed. Groot Mogenden zich ook genoodzaakt gevonden "hadden afzonderlyk zodanig een Befluit te neemen als zy onvermydelyk oordeelden verpligt te wezen tot bewaaring der Regten deezes Gewests, zonder daar door eenïg nadeel aan de Regten van Zeeland in 't algemeen, of der Steden in dat Gewest in 't byzon- der, te willen toebrengen. Zy twy- felden niet of het Hof zou zich thans , door de twee Befluiten, en afzonderlyke Aanfchryvingen van de beide Gewesten, overvloedig geregtigd vinden om, uit naam van beiden, tegen de witte in regten te treeden (*). ■ Korten tyd vóór dat Staaten van klok land dit Befluit namen, hadt zyne Hoog- ■ heid ter Aïgemeene Staatsvergadering een 'voorftel gedaas .m, by infchiklykheid, in dit bvzoncïer Geval, en onverkort eens. ieders Reot, en zonder dat zulks in gevolo-e zou kunnen getrokken worden, de'witte, naar inhoud des Belluits van Zeeland, aan het meergemelde Hof over te geeven. Men verftondt hiertoe, en magtigde zyne Hoogheid tot het doen dier overgave; doch eer deeze gefclnedde deedt de Hooge Krygsraad, om, zoveel mogelyk, alle nadeelige gevolgen voor diens Gezag te weeren, den Vaandrig 0 . van  HISTORIE. 39 van zyne Krygswaardigheid vervallen verklaaren , en van een Krygsman tot een Burger maaken; dit gedaan zynde werd hy uit het Provoosthuis des Hoogen Krygsraads na de Gevangen- of Voorpoorte van den Hove overgebragt (*); xverwaards men reeds den Boomkweeker van brakel, uit de Kasftelenye van den Hove, hadt overgevoerd (f). Ter Aïgemeene Staatsvergadering , waar dit Befluit tot Overgave , volgens den Voorflag van zyne Hoogheid, met eene daar naa betwiste Meerderheid van Hemmen- genomen werd, kwamen dj Raadflagen der onderfcheide Gewesten hier op neder. Gelderland zou het aanzien ; doch niet dan onder verklaaring van onbenadeeldheid aan de hooge Regten en Geregtigheden huns Landsfchaps, in zo verre dezelve daar in zouden mogen betrokken weezen. — Zeeland hieldt zich aan 't reeds voorheen ingebragt Beftuit der Staaten. — De Afgevaardigden van Utrecht waren gelast zich tegen de overlevering van de witte niet aan te kanten, indien de andere zes Gewesten 'er toe overhelden. De aanweezende Afgevaardigde van Friesland betuigde ongelast te weezen, en de vrye raadpleeging zyner Lastigeren aan zich te houden. — Die (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1583. Voor 't laar 1783. bl. 58—62. (t) N. Ntderl. Jaarb. 1782. bl. 1331. C 4 XI. BOEK. 178a. Kaasdagen der onderfcheideGewesten wegens de overgave van d E witte.  4o VADERLANDSCHE XI. I* o e k. ?78a. Aantekening van Holland. hier. op I i Die van Overysfel, als mede van Stad en Lande, moesten ook betuigen geen last te hebben; doch oordeelden het onbevoegd zich tegen de overgave van de witte, behoudens de Hoogheid en Regten hunner Gewesten, aan te kanten, of dezelve tegen te houden. — Staaten van Holland namen den Voorflag over, als onbevoegd om zich in eenige raadpleegingen , over deeze zaak in te laaten; maar ziende dat de andere Gewesten met Befluiten voortgingen , verklaarden zich daar tegen met het regt om 'er eene Aantekening op in te brengen, (*). Deeze Aantekening door den Raadpenfionaris van beeiswyk opgefteld , verfcheen eerlang, en droeg blyken van het hoogfle misnoegen. Zy verdient grootendeels hier plaats te vinden, „ Hun „ Ed. Groot Mogenden betuigden, dat, „ daar dit Staatsbefluit over een Onder„ werp liep, in 't welk de Hoogheid en „ de gewigtigfte belangen van een Sou„ verain Lid des Bondgenootfchaps ten w fterkflen betrokken waren, zy niet, „ zond.r de grootfte verbaasdheid en b&„ vreemding, hadden moeten ontwaar „ worden, de gansch ongeregelde, en al„ leszins onbeflaanbaare wyze, op welke, eene geringe Meerderheid der Afgevaar, digden ter Aïgemeene Staatsvergade- » rin- (*) T7. Nedtrl. Jaarb. 1782. bl. 1446. 166*, 52i> Voor 't Jaar 1783. bl. 59.  HISTORIE. 4t ;s ringe, onaangezien de Overneeming en „ de uitdruklyke Tegenverklaaring van „ Holland, van zich hadt kunnen verkry„ gen, om overylend, en, met. alle „ verhaasting, zamen te Hemmen tot een „ pretens Bejluit, waar door aan het Souj, verain Gezag van dat Gewest, een ge„ voeligen llag werd toegebragt: dewyl s, de daar by aan zyne Hoogheid ver„ leende magtiging en toelaating zich „ uitHrekt tot zaaken, welke, behoudens 5, de gronden van de Provinciaale Souvt„ rainiteit, aan elk Lid van het hooge „ Bondgedootfchap onbetwistbaar toebe„ hoorende, in geenen deele aan de Verw gadering van hun Hoog Mogenden toekwamen, en daar nimmer wettig had- „ den kunnen gebragt worden." „ Het Regt van Beoordeeling en Straf„ oefening over Misdryven, die de Sous, verainiteit, en de weezenlyke Belangen „ van een Sou verain Gewest, betroffen, „ bekleedde, volgens onwrikbaare rege„ len van het Staatsregt deezer Repu„ bliek, onder alle Regten aan de Sou verai„ niteit gehegt, een voornaamen rang, ,3 en hadden deezen oorfpronglyk in den „ boezem der Zeven Souveraine Staaten „ berustende, by de Verbintenis der Unie, „ geen de minfle vermindering of verkorting ondergaan; doch waren altoos, on„ veranderlyk, onverdeeld en onvermengd „ gebleeven. Onbetwistbaar was „ de Misda d van Hoog Verraad, waar ^ over men den Vaandrig de witte C $ v voor XL boek. 1732,  42 VADERLANDSCHE XI. boek. 1732. „ voor den Hoogen Krygsraad hadt be„ trokken, van dien aart, dat de Kennisnee„ ming en Beoordeeling daar van alleen „ toekwam aan Regters , die het Regt „ handhaaven uit naam van dat Gewest, of „ die Gewesten, wier Hoogheid en Sou„ verainiteit door die gepleegde Misdaad ,, gefchonden was. Op deeze on- „ wraakbaare gronden fteunde het Regt „ waar van hun Ed. Groot Mogenden, tot „ ftaaving van de Bevoegdheid van het „ Hof Provinciaal van Justitie in de zaak van de witte, gebruik hadden ge„ maakt — een Regt, altoos gehandhaafd, „ en nooit afgeflaan, ten behoeve van een „ Hoogen Krygsraad,of eeniganderCollc„ gie, van wegen de Aïgemeene Staaten regt doende. „ Terwyl zy dat zelfde Regt, in gely„ ke gevallen aan hunne Medebondgenoo„ ten toekenden, moesten zy zich niet „ weinig beklaagen, dat, hangende hunne „ Raadpleegingen over dit ftuk, en juist „ op het tydflip, dat men daar omtrent „ een eindelyk Befluit ftondt te neemen, „ de Meerderheid der Afgevaardigden van „ de overige Gewesten, by het meerge„ dagte pretenfe Befluit zich hadt laaten „ overhaalen tot een middel met geen an„ der oogmerk uitgedagt, en tot geen ander „ einde ingerigt, dan om zo veel doenlyk „ dat geen uit te werken, waar door de „ loop dier Raadpleegingen gefluit, de„ zelve geheel kragtloos gemaakt, en hun „ Ed. Groot Mogenden in het daadlyk, „ hand-  HISTORIE. 43 „ handhaaven en de volle uitoefening van s, hunne Provinciaak en Territoriaak „ Regten gelloord en verhinderd konden worden. „ Men zou zich merkelyk bedriegen, en gansch verkeerde denkbeelden vor„ rnen, wanneer men deeze zaak op den „ eenvoudigen voet en in de bloote ter„ men van een Conflict Jurisdictie be„ fchouwende, dezelve van dien aart zou „ willen aanmerken , als alle zodanige „ Verfchillen, welke, onder beguniliging „ van de zogenaamde heilzaame en in de v uiterlyke klank vleijende, doch in de daad altoos aan die zyde, waar men het gegrondfte Regt voor zich heeft, „ benadeelende, voorwaarden, van onger „ prejudiceerd ieders Regt en zonder con„ fequentie voor 't vervolg, doorgaans niet „ ongevoegelyk, geëindigd en uit den weg „ geruimd kunnen worden ; neen, het ,, waren de Regten van de Provinciaak „ bouverainiteit, — Regten wegens wel„ ker ongefchondene bewaaring en hand„ haaving de Afgevaardigden ter Vergadering van hunne Hoog Mogenden, „ aan hunne hooge Lastgeevers, gehou„ den waren verantwoording te doen; ,, die in deeze zaak zich het gevoeligst s, getroffen voelden. „ Verder kon men zich niet genoeg „ verwonderen over de doordraaiende 39 ongeregeldheid van een Befluit, waar „ aan men met regt mogt zeggen, dat 5, het verëisehte van eene genoegzaame „ Meeif- XI. BOEK.  5f4 VADERLANDSCHE XI. 55 o ek. I?8<2. 5 f ■'. \ „ Meerderheid ontbrak ; en uit diea „ hoofde zelfs van geene waarde wierd: „ naardemaal het Huk, over 't welk men raadpleegde, door Vier Gewesten over„ genomen was, hadt 'er met geene mo3, gelykheid een Belluit kunnen vallen, in„ dien twee van die overneemende Gewesten, hunne overneeming niet hadden doen gepaard gaan van eene verklaaring, „ dat zy zich onbevoegd agtten, om zich aan, de overgaave van den gedetineerden Vtan„ drig de witte, behoudens de Hoogheid 5, en Regten der Provinciën, te opponeer en, of dezelve tegen te houden. — Óp deeze wyze was te voorfchyn gekomen een Be„ fluit, 't welk, fchoon door de tusfchen ,, gevoegde voorbehoudingen, met be„ trekking tot de Hoogheid en Regten „ der Gewesten, omzwagteld, egter veel „ te duidelykhet verkeerd, en met de gron-> „ den van llegeering onbellaanbaar, begrip „ aan den dag bragt, als of het Regt van „ Beoordeeling, byzonder in geval van „ Landverraad, en overzulks een Regt in „ den boezem der byzondere Staaten van „ elk Gewest opgeflooten, en op geenerlei „ wyze by de Unie gemeen gemaakt, im„ mer of ooit, tegen over een Generaliteits „ Regtbank, onder den naam van Hoogen ? Krygsraad, of eenige andere Benaaming , op het Souverain Territoir , der door , Misdaad beledigde Provincie, van we» , gen de Generaliteit fungeerende, in den , minften twyfel kon getrokken worden, , en daar uit verfchillen ontftaan, welk© „ men  HISTORIÉ; 45 » men aan de fchikking en het goedvinden „ van de Vergadering hunner Hoog Mo,, genden kon onderwerpen, om by dezelve onderzogt en beflist te wor„ den. „ Hun Ed. Groot Mogenden vonden „ zich verpligt, zulk een wanbegrip op „ het kragtdaadigfte tegen te gaan en te „ «uitten, waarom zy in dat pretenft „ Bejluit niet konden, noch mogten, be„ rusten ; maar hunne gevoeligheid des„ wegen ten fierkften moesten doen bly,, ken, zich tevens vleijende, dat de „ Bondgenooten, wel verre van het ge„ drag der Afgevaardigden , die tot het „ voorzegde Befluit geftemd hadden, „ goed te keuren, hun ongenoegen daar " V?^ouden ^ kennen geeven, en hun „ fcd. Groot Mogenden niet onthouden, „ die voldoening wegens het gebeurde „ en die gerustftelling voor het toeko„ mende, welke men van derzei ver door„ zigt en volflandige aankleeving aan de „ gronden van het Bondgenootschap met „ zo veel reden mogt verwagten. Ter„ wyl zy voor de Bondgenooten niet » Jonden verbergen, dat zy, dergelyke „ iieliuiten, welke vervolgens ter Alo-e„ meene Staatsvergadering mogten geno„ men worden, niet alleen niet zouden „ eerbiedigen, maar de uitvoering des „ noods, kragtdaadig tegen gaan. „ Waar om zy zich ook door dit Befluit „ geenzins hadden laaten wederhouden, „ om, in de zaak van de witte, zo- „ da- XI. boek. I782.  4ö VADERLANDS C~H E XL boek. Oordeel des Hofs en der Staaten vanFriestand over den Regter van DE WITT£. „ danig een Befluit te neemen en Aan„ fchryvinge aan het Hof van Holland, „ Zeeland en Friesland te doen, als of het gemelde Befluit nimmer genomen was. „ Aller toeftemming , behalven die der „ Ridderfchappe , verwierf deeze Aan„ tekening (*)." Het Hof van Friesland, zyn Raadflag over de zaak van de witte uitbrengende, kon niet zeggen of Holland meer regts tot de Beoordeeling daar van hadt dan andere Gewesten; doch, met zekerheid , verklaaren, „ dat men de gezamen„ lyke Bondgenooten, de Generaliteit ,, uitmaakende, nooit kon aanzien voor „ den bevoegden Regter over een Mis„ dryf in een der Hemmende Gewesten „ gepleegd. Het was immers thans bui. 9, ten eenig gefchil, dat hunne Hoog Mo„ genden geenzins de Souverainiteit beza„ ten; en bezaten zy die niet hoe zou„ den zydan by mogelykheid een Misdaad „ beregten, binnen een der Gewesten „ bedreeven, of het moest blyken, dat „ 'er een byzondere opdragt van de Magt „ hier toe noodig, door de Gewesten, aan „ hun Hoog Mogenden gedaan was; doch „ waar vondt men den minften fchyn van ,, zulk een opdragt ?" —■— Overeenkomftig hier mede was de Last door Friesland aan de Afgevaardigden ter Aïgemeene Staatsvergadering „ dat, zo lang Staaten „ van (*) Re/ol. van Holt. 10 Jan. 1783.  HISTORIE. 4? van dat Gewest, door de Bondgenoo„ ten, of door e'én derzelven in de zaak „ belang hebbende, niet verzogt werden „ om te beflisfen, welke Regtbank ten aan„ zien van de witte bevoegd ware, „ zy zich niet verpligt vonden, om ftellig „ hun gevoelen te uitten; doch dat zy, des „ niettemin, ter beantwoording van den „ Brief zyner Doorl. Hoogheid , oordeel„ den, dat de zich noemende Hooge „ Krygsraad der Vereenigde Nederlanden, „ zelfs wanneer die door de Bondgenooten „ formeel was ingefteld, ('t geen zeker „ nimmer plaats gegreepen hadt,) des on„ aangezien volftrekt onbevoegd zou zyn om zich zeiven als wettige Regter van „ den thans Befchuldigden op te werpen; „ dat desgelyks de Bondgenooten , de Al„ gemtene Staaten uitmaakende, geenzins „ de Magt hadden van Regtsoefening over „ een Misdryf binnen een Stemhebbend „ Gewest begaan; maar dat de witte „ aan zyn bevoegden Regter moest over„ gelaaten worden, en kwam, huns oor„ deels, de Kennisneeming des Misdryfs „ van Hoog Verraad in 't algemeen den Baf* „ gerlyken Regter toe. „ Voorts wilden zy niet zonder aanmer„ king laaten, de geheel en al vreemde <„ en ongehoorde wyze, op welke het; „ hunne Hoog Mogenden hadt goedgedagt i ,, een Befluit te neemen, om dien Vaan-; „ dngaan de Beoordeeling van het Geregts- \ „ hoi van Holland over te leveren; aan den „ eenen kant, om dat, volgens hunne mee- XI. boek. 1782. Zy keu- •en hcc Jefluit Jer A,l:^e- neene Itaats- ''ergade- ing af.  XI. b CÜi k. I782. De witte zendt een Verzoekfchrift,om ontheffingvan ftraffo, aan zyne IJoogiieid, die aan Staaten van Holland fchryft. C*) N. Ntderl. Jatri. 1783. bl. 136 en 204; 43 VADERLANDSCHE „ meening, die Overlevering geheel niet „ afhing van de beflisfing hunner Hoog „ Mogenden; en aan den anderen kant, „ dewyl uit de Registers hunner Hoog „ Mogenden allerduidlykst bleek, dat, „ ten dien dage, zodanig een Befluit niet hadt moeten genomen worden, aange„ zien 'er geene fchaduw van Meerderheid „ van ftemmen voor eene dusdanige Over„ leeveringvoor handen was. Het neemen „ van zulk een Befluit, konden zy niet „ onverfchillig aanzien, en kreegen hunne „ Afgevaardigden ter Aïgemeene Staatsver„ gaderinge last,, om aldaar te verklaarcn, dat zy, uit hoofde der informeele en on„ wettige wyze, op welke die Refoluiie was ,, genomen, dezelve niet anders konden aan„ zien dan geenerlei effect meriteerende; „ maar, in tegendeel, die te houden voor on„ wettig, nul en van gcener waarde (*)." Terwyl deeze gefchillen, over den bevoegden Regter in 's Lands hooge Vergaderingen gevoerd werden, zat de w 1 ft e in de grootfte ongerustheid af te wagten wat zyn lot zou weezen, en. vreesde het ergfte. Dit bewoog hem een breedvoerig'Smeekfchrift, waar in hy zyn Misdryf zo klein mogelyk maakte, zyne Hoogheid, in 't laatst van Bloeimaand des Jaars md cc l xxxin, aau te bieden, met bede om het door hem misdreevene te vernietigen en hem des Brieven te verleenen. De Stad-  HISTORIE. ut Stadhouder zondt dit Smeekfchrift aan Staaten van Holland en Zeeland met eenen Brieve, reden geevende, waarom hy in deeze zonderlinge zaak, zich ontfloeg van de beoordeeling der gronden in dit Smeekfchrift aangevoerd, en van de daadlyke uitoefening eens Regts, waar van hy, m andere gevallen, naa ingenomen Advys van den Hove, ingevolge van de hem opgedraagene Magt, geene zwaarigheid zou gemaakt hebben, de volvoering op zich te neemen. (*) _ Staaten van Holland billykten de zwaarigheid door zyne Hoogheid gemaakt, om , op het ingediende Smeekfchrift, kwytfchelding van ftraffe te verleenen: dewyl deeze zaak, naar 't gevoelen der Gecommitteerden, tot die gevallen behoorde gebragt te worden, in welke hun Ed. Groot Mogenden het verleenen van Gratie aan zich behouden hadden. Het Smeekfchrift zelve, niet aan hun gerigt zynde, konden zy in geen onderzoek treeden van de redenen tot het verleenen van Strafontheffing bygebragt (f). Welhaast vervoegde zich de witte rechtftreeks tot Staaten van Holland met een Verzoekfchrift om te nietdoening van het tegen hem ondernomen Lyfflxaflyk Regtsgeding. Door den Voorzitter en (*)Refol van Holt. 4 Juny 1783. N. Nedtrl, , Jaarb. bl. 991. 1101. Ct) Rejal. van Holt. 28 Airg. 1783, V. DEEL, D XI. boek.' 1782. Staaten van HoU land oordeeldendat, in dit geval, het verleenen van Gratie hun toekwam. Verzoek* febrift van d e w itt* aan Staaten van Heiland,  $o VADERLANDSCHE XI. BOEK. Vonnis over d e witte. en Raaden van den Hove werd een afwy* zend Advys op dit Smeekfchrift uitgebragt. Gecommitteerden hier van by Staaten van Holland verfiag doende, konden niet lochenen, dat eensdeels de Misdaad van Landverraad, uit haar aart, niet zeer gefchikt was voor volftrckt Genabetoon-, en anderdeels, dat de redenen door den Gevangenen tot verfchooning aangevoerd, alleen ftrekten om den graad des Misdryfs te verminderen, op het gunftigfte befchouwd, flegts zouden kunnen dienen tot eene verzagting van ilraf, en dus eigenlyk niet in een verzoek van Gratie aan den Souverain gerigt; doch by den Regter, in het oordeelcn, te pas konden gebragt worden. Daarentegen hadden zy in aanmerking genomen, eene bedenking door die van den Hove voorgefteld „ of „ niet, dewyl des Suppliants langduurige „ Gevangenis, noch aan den Suppliant, „ noch aan den gewoonen loop der Regts„ pleeging, was toe te fchryven, neen maar „ door een zamenloop van extraordinaire „ omftandigheden, door de Deliberatien van hun Ed. Groot Mogenden was toe„ gekomen, deeze Confideratie van dien „ aart zoude zyn, dat op dezelve meer by den Souverain dan by den Regter regttard zou behooren genomen te „ worden." Eenparig waren zy, dit, en alles wat meer deeze zaak betrof, in rype overweeginge genomen hebbende, van gevoelen, dat het Verzoek om Vernietiging van "ftraf-  HISTORIE. $| ftraffe van de hand moest geweezen; maar den Gevangenen gunftig van de Doodftraffe, en andere ftrafFen op 't Schavot, behoorde bevryd te worden. De Procureur Generaal hadt de ftraf met den zwaarde geeischt, dat 'er de dood naa volgde. In de afdoening deezer zaake gingen Staaten van Holland en Zeeland gemeenfcbaplyk te werk (*). De witte, die zints den zeven en twintigften van Herfstmaand deezes Jaars mdcclxxxii gevangen gezeten hadt, werd op den één en twintigften van Bloeimaand des Jaars mdcclxxxiv gevonnisd, en uit aanmerking van de Befluiten der Staaten van Holland en Zeeland, vervallen verklaard van zyn Krygsampt, voor zes Jaaren verweezen tot eene verzekerde Plaats; en, naa dien tyd, ten eeuwigen dage gebannen uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht. De Gevangenpoort fchikte men tot de plaats zyns Verblyfs. (f) De (*) Refol. van Holt. 30 Mey. 4 Sept. t. 10 i& OS. 1783. 19 Feb. 1784. Ct) De witte, heeft zich, op de Gevangenpoort zittende, tot fchryven gezet, en door veelerlei Werkjes van zyne hand, by zommigen , niet onvoordeelig bekend doen worden Hy zit terwyl wy dit fchryven O789.) nog, en ichreei, in zyne Schetztn van 't Mentchtyk hart dat Jaar uitgegeeven, ongerwyfeld op zich zeiven doelende; „ Nu was ik negentien jaar oud .—• „ een verraaderlyk Monfter" misleid myn Jeugd » ; genoeg: gy weet dit ik zet den eer- „ ftén voet in het volle renperk der verfchrikking t, «— een loeijende donder rommelt akelig om D a „ rny XI, BOEK» 1782;  5s VADERLANDSCHE XI. boek. Ï782. Vonnis over van brakel. De Moeder van den Medepligtigen va brakel, verzogt voor haar Zoon, desgelyks om Vernietiging van ftraffe; doch werd zulks volftrekt van de hand geweezen , en het Geregtshof gelast met de uitvoering van het Vonnis voort te gaan: waar op men van brakel, wegens zyne euveldaad ,ten zelfden dage verwees, om, met den Strop om den Hals , onder de Galg, ftrenglyk gegeesfeld en gebrandmerkt te worden en verder, voor vyf en twintig jaaren, in het Tugthuis te Gouda gezet, om aldaar met zyner handen arbeid de kost te winnen; en, naa verloop van dien tyd, uit de vier gemelde Gewesten ten eeuwigen dage gebannen, op ftraffe van de Galg zo hy 'er immer den voet zette. (*) , Zo veel en een zo langen naa- „ my heen ——- alle myne Landgenooten ver- „ klaarden zich tegen my en uwe jonge „ Vriend ontvangt de kluisters der misdaaden om „ zyne handen hy treedt den drempel van „ 't verblyf der traanen, zo verfchriklyk voor de menschheid, op zes . ' meer dan zes (*) Refol. Holt. 29. Oft. 1783. N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 319 983. Van brakel wist zich door geweld een weg ter ontkominge te baaaen , in Louwmaand 1789. Het Hof van Holland loofde Honderd Ducatons uit, aan den geenen, die deezen Booswicht weder in handen van 'tGeregt leverde. Reeds was hy in Brabant. Iemand, door den uitgeloofden Prys aangezet, begaf zicli dei-waards, wist brakel te bepraaten , en op Staaten Bodem te lokken ; waar hy gevat, herwaards gevoerd en op nieuw in hegtenis gezet Wierd.  HISTORIE. 5g naafleep hadt deeze zonderlinge Ge9, beurtenis, die, ten aanzien van'haar be„ loop, en vooral van haare merkwaardige „ gevolgen, altoos in de Jaarboeken van Nederland een merkwaardige plaats be„ flaan zal," gelyk de Haarlemfche Penfionaris van 'zeebergh zich ter Staatsvergaderinguitdrukte (*), waarom wy'er ©ok zo breed op ftil geflaan, en de tydorde, om alles by een te voegen, voor uit geloopen hebben. Het Staatsgefchil over den Hertog van brunswyk, welks beloop wy hierboven opgaven, (f) en niet min in 'sLands Gefchiedboeken verdient gemeld te worden, was verre van afgedaan. Behalven dat de Koning van Deenemarken en Pt-uisfen zich zyns hadden aangetrokken, en hy by vee- jaaren zyn 'er verloopen < en hy zugt „ nog daar!" Een tastbaare onwaarheid fteltderhalven , de Hoogl. schlöszer terneder, als hy , in de Verdeediging des Hertogs van brunswyk, in 't jaar 1786 uitgegeeven bl. 315 fchryft ,, dat de witte, gedeeltlyk uit mede,, lyden, gedeeltlyk wegens zyne verwandfcbap „ met den zogenaamdcn Vorst van Amjitrdam , „ fdus noemt hy den ouden Burgemeester te mm inc k, ) naderhand weder vrykwam, en, zo men zegt, op Aanbeveeling van den Genc„ raai d u m 0 u l i n , in Rusfifchen Dientt zou zyn „ overgegaan." (*) Refol. van Holt. 19 Feb. 1784. (t) Zie onze Vadert. Hijïerie IV Deel W. 78 en*. D 0 XL BOEK. 1782. De Hertog van Brunswyk door zyne Hoogheid ter Vergaderingvan Holm tand oiV« fehuldig verklaard,  54 VADERLANDSCHE XL BOEK. veele Staatsleden Voorftanders vondt, (*) was zyne Hoogheid, zyn grootfte enfterkfte Voorfpraak. Althans toen die zaak, in Sprokkelmaand deezes Jaars, weder ter baane kwam, leverden -de Heeren van de Ridderfchap, eene Verklaaring des Stadhouders ter Staatsvergadering van Holland in, welke op deezen, den Hertog geheel ontfchuldigenden , zin liep. „ Hy oor„ deelde het. zyn pligt den Veldmarfchalk L, te regtvaardigen van de blaam , hem aangewreeven, en van alle befchuldigin„ gen, als of, door diens toedoen en in„ vloed, de elendige en gebrekkige ftaat „ van Verdeediging was veroorzaakt, 2, waar in het Land zich bevondt by den „ aanvang van den Oorlog, al het voorge„ wend verzuim, dat daaromtrent zou „ hebben plaats gehad, en alle de zoge„ naamde verkeerde maatregelen, zcdert „ een geruimen tyd genomen, met alle de „ fataale gevolgen uit dezelve herkomftig» 33 — Hy vondt zich, dcrhalven, onbe„ zwaard te verklaaren, verzekerd te zyn, „ dat nimmer of ooit door den Hertog aan „ Hem, willens en weetens, eenigenRaad „ of Advys was gegeeven, niet overeen„ komftig met de waare belangens van de ' Republiek; zeer ten onregte werden aan 3' den invloed der Raadgeevingen des Her- 3, togs op den Geest van zyne Hoogheid „, toegefchreeven, dat de Zeemagt van de Z 6 „Re- C*) Aldaar bl. 92. 119.  HISTORIE: ?5 „ Republiek zich in geen beter ftaat bes, vondt, of wel, dat 'er, in den voorle„ den Jaare, Werkloosheid zou hebben „ plaats gehad, omtrent de Krygsverrig„ tingen te wat-er: dewyl hy, omtrent dit „ laatfte punt, nimmer met den Hertog „ hadt geraadpleegd." Verder be¬ tuigde zyne Hoogheid, „ niet gewoon te zyn, om den Raad, van wien het ook „ weezen mogt, te volgen in zaaken van „ aanbelang, en byzonder als de waarebe„ langens van dit Gemeenebest daar in be„ trokken waren, zonder te overweegen „ of dezelve daar mede overeenkomftig „ was. Hy oordeelde verpligt te zyn in „ dergelyke zaaken het Licht te volgen hem door den Allerhoogften gegeeven, „ en niet met een blind vertrouwen door „de Oogen van eenen ander te zien, hoe „ zeer ook altoos genegen om na goeden „ raad te willen luisteren." Hier mede oordeelden de Heeren der Ridderfchap, dat genoegen diende genomen, deeze zaak ter zyde gefield en buiten verdere overweegingen gehouden te worden. Doch hadden voorheen verfcheide Leden van Holland, op voorgang van Haarlem, aangedrongen op het Regt derStaatsleden om vrylyk Voordellen te doen, wegens zaaken 'sLands Regeering betreffende (*), thans wilde de Ridderfchap, toen niet gereed om zich daar op te verklaaren, wel als hun Ad- <*) Aldaar bl. ioö enz. P 4 XL BOEK. 1782. Voorftel der Ridderfchappe om hierin genoegen te neemen.  XL SOEK Re-Meerderhciddoet 2ulks. Aantekeningender Mm '*) Refol. van HM. 20 Feb. 17821, 46 VADERLANDSCHE Advys uitbrengen, „ dat aan Heeren van „ Amfterdam, even als aan alle de andere „ Leden van de Souverainiteit, het Regt „ toekwam, om , of ter Vergaderinge „ van hun Ed. Groot Mogenden, of aan „ zyne Hoogheid, in hoogstdeszelfs Emi„ nente betrekking tot deezen Staat, zo„ danige voorflagen te doen, als zy ten „ meeften dienfte van den Lande oordeelden te behooren, zonder deswegen in „ 't minfte verantwoordelyk te weezen, „ noch in Regten, of daar buiten, aan„ gefprooken te kunnen worden: en dat, „ onder Beneficie van zodanig een Decla„ ratoir, deeze zaak zou gefeponeerd en „ by provifie buiten Deliberatie gelaatea „ worden. Men bepaalde den ze- „ venden van Lentemaand, om dat ftuk „ geheel af te doen." (*) 't Befluit der Meerderheid viel overeenkomftig met den Raadflag der Ridderfchappe; aileen, werd het by provifie buiten Deliberatie laaien veranderd in geheel buiten dezelve te doen blyven. De Afgevaardigden van Dordrecht, Haarlem,Leyden, Amfterdam en Gornichem betuigden met de Meerderheid niet in te Hemmen j doch tegen het laatfte gedeelte, des Befluits „ als zynde gansch informeel, en „ te kennengeevende eene directe On„ verfchilligheid omtrent het handhaaven „ van de Regten en de Auctoriteit van „ den  HISTORIE, 57 ï, den Souverain, te protefteeren van „ nulliteit." Voorts aan de Heeren hunne Lastgeeveren , voorbehoudende eene nadere Aantekening en het te werk Hellen van zodanige kragtdaadige middelen, als zy mogten oordeelen noodig te zyn tegen „ zulk een gansch verkeerd Befluit." Die van Alkmaar , reeds in den voorleden Jaare gelast, om, indien by Meerderheid een Befluit in deeze zaak genomen mogt worden, aanloopende tegen het begrip hunner Zende ren, eene Aantekening in de Registers van Staat te laaten doen ,* leverde die over, nevens den eisch van nader Aantekening hunner Zenderen, omtrent het befluiten by Meerderheid in deeze zaak. De Heeren van de Ridderfchap met de Steden Delft, Gouda, Schoonhoven, Brielle, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnikkendam, Mcdenblik en Purmerende verklaarden zich éénpaarig tegen deeze Tegenverklaaringen en Invoeging. Terwyl Gouda, Schiedam, Hoorn en Purmerende m 't byzonder, niet twyfelden toe te Hemmen in het Befluit met betrekking tot het voornaame Huk der ter zydeflellinge, doch in geenen deele op den voet van het Declaratoir in hetzelve vervat. (*) De (*) Refol. van Holt. 7 Maart 1782. D 5 XI. BOEK.  58 VADERLAND SCHE XI. BOEK. I7Ó2. Schie* dams gevoelenover de Verklaaring van •zyne Hoogheid. De afgevaardigden van Schiedam hadden, ten opzigte van de Verklaaring des Stadhouders ingebragt, dat, fchoon de Betuiging van zyne Hoogheid, met de volkomenfte overreeding gedaan, en dezelve met een aantal Staatsbefluiten verfterkt ware , dezelve, huns oordeels, dien gewenschten invloed op 's Lands goede Ingezetenen, in 't algemeen niet zou erlangen, die den wortel van Haat tegen den Hertog zou uitrukken , of de nadeelige gevoelens tegen den- zelven uitwisfehen. Nimmer ook hadden hun Ed. Groot Mogenden by zyne Hoogheid eenigen aanzoek gedaan, om den Hertog, door middel van zodanig eene Verklaaring, van de hem aangewreeve blaam onfchuldig te verklaar en. De Regeering van Schiedam was van gedagten, dat dezelve, offchoon de Leden van de Ridderfchap vermeend hadden daar mede genoegen te moeten neemen , geene beweegredenen kon opleveren, om ooit zodanig een Befluit in dit fuik uit te brengen. — Dan den verderen Raadflag der Ridderfchappe tot het ftaaken der Raadpleegingen over de zaak des Hertogs, overweegende, zouden zy den uiterften flap van wederbefchuldiging, en aandrang om den Hertog tot het geeven van eene Eclatante Satisfactie te noodzaaken, liefst vermyden, zo uit hoofde van de veelvuldige moeilykheden om die Voldoening evenredig aan de vooi> gewende Belediging te bepaalen, als dewyl de uitvoer door ftraffe middelen niet alleen de inwendige rust van den Staat in eigen  HISTORIE. 59 eigen boezem, maar ook zeer ligt van buiten zou kunnen Hoor en, daar het mogelyk niet buiten voorbeeld zou zyn, dat zodanige veroordeelende Beiluiten, door vermaagfehapping met Eminente Hoofden ligtlyk zouden kunnen worden te leur gefield. Tot vermyding van dusdanige gevolgen, keurden zy, uit voorzigtigheid, het meest ftaatkundig , om niet ten ftrengften de uitvoering dier Regten te vorderen, welke men, zonder Onregtvaardigheid, anderzins zou kunnen eifchen. Niet anders dan op deeze gronden, en tot bevordering van rust en eensgezindheid, konden zy in den Raadfiag der Ridderfchappe ftemmen, en zich by de Meerderheid voegen, en wilden zy dit in de Staats - Aantekeningen geplaatst hebben. (*) 't Leedt niet lang, of de Afgevaardigden dier Stad, leverden eene Opheldering in, van het uitgebragte Stadsbefiuit , behelzende ; dat hun Lastgeevers nooit in twyfel getrokken hadden, de deugdlykheid van het Regt, by hetgenoinenc Beiluitden Leden van de Souverainiteit toegekend, en mitsdien van gedagten waren geweest, dat in die Verklaaring duideryk hadt behooren te zyn uitgedrukt „ dat dezelve was ge„ daan tot een compleete Bevestiging van antciieure Refolutien fpeciatim op den „11 October mdlxxxvi en 19 July muclxiii genomen" — tot volkomen af- (*) N. Nedtrl. Jaarb. 1782. bl. 338. XL BOEK. I/o2.  6o VADERLANDSCHE XI. BOEK. 1782. affnyding van alle bedenkingen omtrent de toepasfelykheid diens Befiuits op den Hap, door de Heeren van Amfterdam gedaan, door eenige Leden in 't midden gebragt, en om te ftrekken tot een allerzekerfle Waarborg voor 't vervolg. Zy waren van begrip geweest, dat de Hertog zich met zyn Beklag, en verzoek om Voldoening, zeer verkeerd en ongepast, by hun Hoog Mogenden vervoegd hadt; en zeer gevoelig over de ongeregeldheid dier Happen, als behelzende een inbreuk or> de Conflitutioneele Wetten , Privilegiën en Vryheden, niet alleen den Leden der Souverainiteit., maar zelfs byzondere Ingezetenen toekomende, welke het Gezag van hun Hoog Mogenden en derzelver Kennisneeming in alle gevallen, hoe genaamd, niet erkennen. — Met geene onverschilligheid hadden zy, daar en boven, de Gedraagingen door de Heeren Afgevaardigden ter Aïgemeene Staatsvergaderinge in deeze zaak gehouden; vooral derzelver toetreeding tot het Onfchuldig verklaarend Befluit hunner Hoog Mogenden , vernomen , en nevens andere Leden vermaand, dat dezelve behoorden afgekeurd te worden. -.Om reeds gemelde redenen hadden zy, egter, hunne Gevoeligheid over 't gedrag van den Herrog liever willen verzagten, dan ten flrengflen gaan; en bleeven dus by het uitgebragte Stadsbefluit, om de Raadsleegingen over dit Huk volHrekt te ein» digen. Hoor»,  HISTORIE. 61 Hoorn, eene nadere Verklaaring inleverende, liet weeten, wel te mogen lyden, dat zodanig een Regt, als by 't laatfte Staatsbefluit was vastgefteld, aan de Leden van de Souveraine Vergadering hunner Ed. Groot Mogenden van nu voortaan volledig werd toegekend, om het te doen verftrekken tot uitlegging of verbreeding der vroegere Staatsbefluiten op dat ftuk. (*) Terwyl men, in Holland, door een zo zeer tegengefprooken Staatsbefluit der Meerderheid, de zaak des Hertogs aan een einde poogde te helpen, nam men die in Friesland ter hand. Een Brief der Staaten, den elfden van Lentemaand gedagtekend , aan zyne Hoogheid gerigt, herhaalde de aïgemeene Bezwaaren tegen den Hertog ingebragt, met verzoek, dat hy dien Prins, op de best mogelyke wyze, wilde overhaalen, om zich het beftuur der zaaken te onttrekken en uit de Republiek te begeeven. Het Ant¬ woord des Stadhouders, diende om den Hertog, op dezelfde wyze als in de Ridderfchap van Holland, te ontheffen „ van „ de Blaam hem aangewreeven door de „ onbezonne drift van een niet wel on- derrigt en vooringenomen Gemeen," vorderende, dat zy, iets hebbende, 't geen aangemerkt kon worden als een gegronde blyk van' 't opgevat wantrouwen tegen den CO Rtfol. van Holl.. 13 Maart 1783, XI. BOEK, 1782.Hoornsnadere verklaaring. Friesland dring: aan op de vcrwyderingdes Hertogs. Zyne Hoogheid ver« ontfchuldigt heirj.  XI. HOE K. 1782. Staaten \mFrieS' land nee men die Verontfchuldi ■ ging niei aan. '62 VADERLANDSCHE den Hertog, zulks in te leveren; en hem anderzins als ten vollen geregtvaardigd te befchouwen. In een wederantwoord toonden Staaten van Friesland hun ongenoegen, over de ' opvatting der bemaming van Goede Ingezetenen in hunnen eerften Brieve gebruikt en door zyne Hoogheid geduid als betekenende een niet wel onderrigt en vooringenomen Gemeen: den Stadhouder verzekerende, dat de ftemme des Volks in Friesland geenzins die was van een onbezonnen en bevooroordeeld Gemeen > maar van dat groot gedeelte bedaarde, welmeenende, Vaderlandtri Vrijheidlievende en daar door agtenswaardige Inwoonderen, die de rust; maar vooral het noodig vertrouwen onder die Leden der Regeeringe , aan welke het Bewind der openbaare zaaken en de uitvoerende Magt was toevertrouwd, boven alles fielden, en daar van alleen 'sLands beftendig heil en duurzaamheid verwagtten. ——' Niet zonder verwondering, hadden zy ontdekt, hoe zyne Hoogheid van hun gegronde bewyzen van agterdogt omtrent den Hertog vorderde: dewyl zy daar uit niet anders konden opmaaken, dan dat zyne Hoogheid hun wilde aangemerkt hebben als Denunciateurs en Partyen van den Hertog, een flap, welke zy onbeftaanbaar met hunne Waardigheid als Souverain van den Lande, en verre beneden zich keurden. Ook kwam de Onfchuldigverklaaring des Hertogs, door den Stadhouder hun te onvoldoende voor, om 'er in te berusten. 't Kwar*  HISTORIE. 't Kwartier der Steden, was van een ander gevoelen, en oordeelde, dat dcHertog, door 'sPrinfen Verklaaring, voor geheel gezuiverd moest gehouden worden: naardemaal niemand met eenigen fchyn van bewys tegen den Hertog was opgekomen; en 'er dus geene gegronde vermoedens tegen hem konden plaats hebben, houdende het tevens voor onwaarfchynlyk, dat het tiende, veel minder het grootjie gedeelte der Ingezetenen, eenigen Haat zou hebben tegen den Hertog, zo dat alles, wat daaromtrent werd voorgewend, in ydele verbeelding beftondt. Naa veel gefchils over het verzenden van het fcherpe Wederantwoord, 't welk egter werd afgevaardigd, liet het Kwartier der Steden, benevens eenige Grietenyen uit de Zevenwouden, te kort gefchooten, om het verzenden van dien Brief te ftremmen , 'er desgelyks een aan zyne Hoogheid afgaan, zich over den gezonden Brief beklaagende en dien voor onwettig houdende. De Stadhouder, Hemde hier in ten vollen, en wilde dien niet voor een Brief van Staaten van Friesland erkennen, blykens zyn fchryven aan de twee Kwartieren van Oostergo en West ergo. Hoe zeer het Kwartier der Steden zich '■ gerugfteund en de zaak in gefchil voor be- j Bist rekende, bekreunden zich de overi- , ge drie Kwartieren des luttel, enfchreeven \ van Staatswege aan zyne Hoogheid, met 1 de uiterfte bevreemding de Brieven aan de f Vol- XI. BOEK. 't Kwartier der Steden van een ander gevoelen. 3e ove- ige Cwarti». en blyen by un uiteoragt>efluit.  6> VADERLANDSCHE XI. Boek. 1782. Volmagten van Oost ergo en Westergo geleezen te hebben, dewyl een Brief zo volledig Staatsvvyze gezonden, allen geloof behoorde te verdienen, en het niemand, onverfchillig wie, gcoorlofd was een zodanig bekragtigd ftuk te wantrouwen, of aan de wettigheid van 't zelve eenigzins te twyfelen. En wilden zy, fchoon niet verpligt aan iemand, dan god alleen, opening of verantwoording te geeven van hunne Overleggingen en Raadflagen, en dus volftrekt ongehouden, zyne Hoogheid wal betuigen , dat zy nog1 in dezelfde gevoelens ftonden, als de gewraakte Brief bevatte. ■ Om haatlykheden te vermyden, wilden zy de zaak, in de tegenwoordige omftandigheden, niet verder voortzetten ; in verwagting , dat zyne Hoogheid, alles overweegende, zyn gedrag van agteren zelfs niet zou kunnen goedkeuren, maar, in tegendeel, zodanige ftappen , voor het vervolg, als van zeer verren uitzigt en welke voor zyne Hoogheid zelve van zeer nadeelige gevolgen zouden kunnen worden, zorgvuldig zou vermyden. Hoewel het Kwartier der Steden, hemel en aarde bewoog om de verzending van deezen Brief te weeren, waren alle deeze poopingen vrugtloos. (*) On- (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 399. 989; Iiai.  HISTORIE. 66 Onder al dit woelen verliet, op raad des Stadhouders, en van anderen, de Hertog van brunswyk ''sGravenhaage; die Hofplaats, in Bloeimaand, voor s1 Hertogenbosch, zyn Gouvernement, verwisfelende, met oogmerk om 'er niet alleen den Zomer, maar ook den volgenden Winter, door te brengen. Een vertrek, 't welk veelen in den Lande met vreugde vervulde, daar zy, uit het afweezen diens in haat vervallen Veldmarfchalks, zich in veeïe opzigten beterfchap beloofden ; terwyl anderen zich zyns Vertreks hooglyk beklaagden. (*) Veel, zeer veel, hadt van berckel, Penfionaris van Amfterdam, te werk gefield, om van de hem aangewreeve blaam gezuiverd te worden, (f) Geene afdoening komende , hielden eenige Amfterdamftche Kooplieden, in Grasmaand, eene Zamenkomst, en namen op dezelve in overweeging, om aan de Regeering dier Stad een Verzoekfchrift aan te bieden, dat de Heer van berckel, in wien de Koopbeurs van 's Werelds Koopftad, zo veel vertrouwen flelde, in de Onderhandelingen met den Heer adams (§) mogt ge- C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 560. A. L. Schlözer Verd. des Hertogs bl. 311. Ct) Zie onze Vadert. Hifi. IV. Deel bl. 65. (§) Wegens het fluiten van een Tractaat met America, waar over wy vervolgens breeder zullen moeten fpreeken. V. deel. E XL boek. 178*. De Hertog ver. trekt na ,s Hertogenbossh. De Pens fionaris van berckel komt weder ter Vergade* ring van Holland,  66 VADERLANDSCHE XI; hoe k. I7&2. gebruikt worden, als mede, dat hy, ten dien einde, gelyk voorheen, de Staatsvergaderingen van Holland zou bywoonen; en dat, indien 'er onverhoopt zich zwaarigheden hier tegen op deeden, de Regeering der Stad, de volkomene Regtvaardiging van den Penfionaris wilde bewerken. Dit oogmerk, zo vol blyks van hartlyke genegenheid der Kooplieden voor dien Staatsman, welken zy zo gaarne in de waarneeming van zyn post herftdd zagen,bleef onuitgevoerd: dewyl men begreep, eene zaak van dien aart aan het wys Beftuur der Regeeringe te moeten overlaaten, en, dat het" herflel voor den Penfionaris , zonder de allerminfte tusfehenkomst der Burgerye, veel luisterryker zou weezen. (*) ■ Het lang verwyl, dat de Heer van b e r ckel, in de volle bekleeding van zyn Penfionarisfehap tradt, met ter hooge Vergaderinge des Lands te verfchynen , verwekte niet weinig gemors, men dagt, dat Amfterdam hier aarzelende, in den eerst betoonden yver verflapte, ja de drift floeg over om te zeggen „ wordt van ber o „ k e l t'huis gehouden , dan moet hy ; „ fchuldig zyn ; en is hy fchuldig, hoe „ veel te meer dan die Regeerders, op „ wier uitdruklvken last hy alles verrigt„ te!" (t) Doch dit morrend misnoegen zweeg, (*) 27. Nederl. 'Jaarh. 178a. bl. 570. (t) P»'t van den Nedtf'Myn II. Deel, bl. 750. 752.    HISTORIE. 67 zweeg, en de wensch der Kooplieden werd vervuld, toen de Regeering van Amftehftad in Slachtmaand befioot, dien Penfionaris weder de Dagvaard te doen bekleeden. (*) In Dordrecht, vondt de Oudraad goed de Jaarwedde van den Penfionaris cornelis de gyzelaar, zes honderd Guldens te verhoogen, ten bewyze van hunne goed euring voor den onvermoeiden Yver, manlyke Standvastigheid en Vaderlandfche Trouwe , by alle gelegenheden, in deeze duistere tyden, ter bevorderinge van het welweezen deezes Gemeenebests betoond, in verwugting, dat hy op dien zelfden voet zou blyven voortgaan. De veelvuldige Staats- en Stadsbezigheden op de fchouderen van den onvermoeiden van zeebergh, Penfionaris van Haarlem, gelegd, deeden den Raad dier Stad beflniten, hem te zyner verligdnge, eenen ■Amptgenoot toetevoegen. Dezelve verkoos tot tweeden Penfionaris den zeer ver-' dienstlyken pieter eeonard van de kasteele. (f) ; Ingevolge der Pillegifte , door Staaten1 van Zeeland, als Gevaders, aan willem' zeelandus van borssele ge-1 fchonken, om deezen, als hy den ouder-\ dom van twintig jaaren zou bereikt hebben, t zon-1 ( * ) N. Nederl. Jaarb. 1782..W. noo. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 267 en 11-4^. E 2 XI. BOEK. 178a. De Jaarweddevan den Penfionaris de gyz-elaarverhoogd. P. Ij. v. o. kasteele :ot tweeden PenïonarissanHaar'. em aan> jeftelJ.' V. z.vam ORSSEe , tOt aardigde er Algeiieene  68 VADERLANDSCHE XI. boek. 1782. Staatsvergadering benoemd. De Voorjaarsïand-dagin Overysfel doe' niets af, in de zaal van ca- PELLEN (*) Zie onze Vadert. Hijttri* t«l onmiddelyken vervolge op wagen aar XXII. Deel bl. 355. (t) N- Nederl. Jaarb. 1782. bl. 962. C§) Zie onze Vadert. Eist. I D. bl. 296-317II D. bl. 188-211. 477 IV D. bl. 64. zonder eenige verderde overlegginge, het eerfle Ampt, 't welk, van wegen Zeeland, ter Vergadering der Aïgemeene Staaten open viel, op te draagen (*), kreeg deeze thans de post van gewoon Afgevaardigde ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, op den rang van Vlisfingen, welke Stad hem ook tot Penfionaris Honorair benoemde, (t) Dit Jaar aanfchouwde het einde van den onaangenaamen ftand, waar in zich de Ridder vam d er c apellen tot den pol, zints vier jaaren, bevondt, en waar van ons Gefchiedbladdenoodige melding maakte (§). Reeds in Grasmaand, was de Meente te Zwolle yverig voor hem in de weer, met in de verzogte Belastingen te Hemmen , onder verwagting , dat de Drostendienflen zouden afgefchaft, capellen inde Vergadering der Ridderfchap zou toegelaaten, en de drie Steden van Overysfel in 't algemeen, en Zwol in 't byzonder, herfleld worden, in het Regt, om als 'er zich e'én Heer der Edelen byvoegde met Meerderheid te befluiten. Zy drongen dit tenflerkflen aan, byde Magillraat,door de Dankbetuiging des Ridders opgewekt, om in hunne poogingen onvermoeid voort te  HISTORIE. 6c te vaaren. De Voorjaarslanddag deedt mets af. Doch, om denNajaars landsdag ten deezen aanziene, meer te doen betekenen, leverden de voornaamfte Gildens van Zwolle . aan de Regeering, als mede aan de Gezvvooren Gemeente, de dringendfte Verzoekfchnften in, en vervoegden zich een groot aantal Burgers by capellens Vooronder pallandt, met bede om de zaak van zo veele Ongelukkigen, de zaak van zynen Vriend, en de Regten der Meden, te handhaaven, - In Deventer en Kampen, fprak de Burgery, de Gezwooren Gemeenteen de Regeering foortgelyke taal als Zwolle, en werd zulks ten Landsdage aan de Staaten voorgedraagen Op denzelven, bragt pallandt, Landdrost van Tsfelmuiden, twee breedvoerige Raadflagen in, het een betrof de Affchafhng der Drostendienften, waarvoor hy fiemde, het ander de Herftelling des lang geweerden Ridders, en wilde hy, hoe eerhoe beter, immers ftaande deezen Landdag, den zo dikwerf aangebooden weg van minnelyke afdoening, beproefd, en daartoe zes Heeren benoemd, of anders hem m Regten toegelaaten hebben, en intusichen capellen terftond ontheeven van de uitzetting uit de Raadzaale. Met de ftcm van p a l l a n d t , was de v Meerderheid der Staatsvergadering voor k het affchaffen der Drostendienften doch Z heten de Leden dit ftuk, dien dag buiten fi Befluit, der Ridderfchappe tyd van beraad n E 3 totdi XI. boek. I782. Deeze op den Naajaars landsdag aangedrongen. erfchiln aldaar 'er de , ffcbafig der rostenïnften.  XI. boek. 7o VADERLANDSCHE tot den volgenden verleenende; fchoon dezelve in het denkbeeld bleef van de wettigheid der Drostendienften , zouden zy van hun ftrikt Regt in deezen, wel in zo verre willen afzien, om voor te Hellen, dat de wederzydfche Gevoelens over de Wettigheid of Onwettigheid der Drostendienften, mogt gelaaten worden aan de uitfpraak van den Hoogen Raad, het Hof van Holland, of zodanig ander Hof van justitie , als men wederzyds daar toe zou goedvinden te verkiezen. De Afgevaardigden der Steden betuigden , uit hoofde van den ftrikten last hunner Zenderen, dit Voorftel door de Ridderfchap, met uitzondering van den Baron van pallandt , gedaan, niet te kunnen aanvaarden, verzogten dezelve dit Advys te rug, en, by nader bedenken, een Befluit te"neemen, ée'nftcmmig met hun en den gemeld en Ridder. Dan zy kwamen , naa eenig uitftel, niet verder, dan tot eene bekentenis hunner bereidvaardigheid, om , by het voorige Advys blyvende, de Abuizen , welke in het vorderen der Drostendienften mogten plaats vinden, daadlyk te helpen verbeteren. Iet verder op de Meerderheid der Ridderfchappe te winnen, hielden de Afgevaardigden der Steden hooploos, en lieten daar op aantekenen: „ De Afgevaardig„ dender drie Steden, hebben verklaard, „ dat zy het ftuk der Drostendienften, „ als zynde daar op door de drie Steden, ,', met medeftemming van den Drost van * ' Ts-  HISTORIE. 7i „ Tsfelmuiden öe'npaaring beraadflaagd , „ voor afgedaan houden, en ingevolge „ van dien de Drostendienften afgejchaft." (*) — De Meerderheid der Ridderièhappe keurde dit Befluit kragtloos, en van geener waarde, zich gereed betoonende, om, indien de Steden, de uitvoering daar van met de daad mogten onderftaan, zulks even zo te beletten. Nogthans aan de Steden voorflaande, om de Orde van ftemming, en andere wederzydfche Punten van Bezwaar, over te laaten aan eene onpartydige Regterlyke Beflisfmg. Voorts het regt van nadere Aantekening behoudende, op de onregelmaatige en onbillyke handelwyze der Steden in de Beraadflagingen over de Drostendienften. Dan de Afgevaardigden bragten in 't midden dat zy , verpligt 'om de Voorregten hunner Steden te handhaaven, niet bevoegd waren, om dezelve, door zich aan eenige Uitfpraak te onderwerpen , als eenigzins twyfelagtig te doen voorkomen, en daarom niet konden treeden in eenigen voorflag, hoe ook ontworpen. Dat zy het ftuk der Drostendienften voor onwettig en ten vollen afgedaan hielden, en 't nu alleen aankwam op het behoorelyk kennis geeven aan de Ingezetenen, by openbaare Af kon- di- C * ) Zy grondden dit Befluit op de Vastftelling Van den 4 April des Jaars 1507. „ Dat het één- paarig Advys der Drie Steden, met gevolg ,, van één of meer Leden der Ridderfchap, Qvtr„ jlemming maakte." E 4 XI. HOEK. 1782.  XI. boek, I782. Capel- len we der ter Staatsvergadering toegelaaten. 72 VADERLANDSCHE diging, hier tegen vertrouwden zy, dat de Ridderichap zich niet zou aankanten: dewyl zy zich anders genoodzaakt zouden vinden , daar in te handelen op zodanig eene wyze, als, huns oordeels, de Behoudenis van de wettige en aloude Regeermgsgefteltenis en het Nut der goede Ingezetenen vorderde. Eeven fterk ftondt de Ridderfchap op de laatst gedaane Verklaaring, en bleef het ftuk der Drostendienften hangen. De zaak van capellen tot den ■pol, hoe nauw daar mede verknogt, kreeg, egter, op deezen Landsdag, den voor hem gewenschten uitflag. By zynen Bloedverwant den Heer van de marsch zich ftaande denzclven onthoudende, hadt hy niet onduidelyk te kennen gegeeven, dat hy zich niet zou onttrekken als hy mogt vereischt worden; en vertrok, overeenkomftighier mede m Zwolle, verwittigd, dat men genegenheid befpeurde, om met hem in onderhandeling te treeden. De poogingen om eeue Bylegging te treffen, tusfchen den twee en negen en twmtigften van Wynmaand aangewend, vielen vrugtloos uit: dewyl men de wedertoelaatmgdan eens onder meer, dan eens onder minder, bepaalingen wilde dulden, en hy alle Voordellen die Voorwaarden behelsden, vol* ftrekt van de hand wees, ja de voong vrywiffis gedaane flappen, om tot een vergeIvk te komen, voor niet gedaan aanmerkte Naa veel onderhandelens, bragt de RÏdderfchap, op den eerften van Slacht  HISTORIE. 73 maand, ter Staatsvergadering het eindelyk Befluit in , dat terftond de Uitflui- i ting ophief en de beraamde Regtsvor- dering buiten kragt ftelde. : De Griffier putman, gaf 'er den Ridder kennis van. Niet vreemd zou j het geweest hebben, als hy, naa 't behaalen van deeze zegepraal, daar van eene openlyke vertooning , tot vernedering zyner Partye, gemaakt hadt, door , omlluvvd van eene menigte Ingezetenen van allerlei Rang, zich ter Vergaderinge, nu weder voor hem geopend, te laaten vergezellen. Dan hy vergenoegde zich, daar de Landsdag op 't punt van fcheiden ftondt, met op de eerst volgende Vergadering Zitting te willen neemen, en liet, door den Griffier, antwoorden. „ Dathy, als verfchreeven Edelman, even als voor„ heen, de Landsdagen zou bywoonen." — De Heeren van de Steden, met die toezegging niet te vrede, drongen 'er ten fterkften op, dat van der capellen verzogt zou worden, om onmiddelyk ter Vergadering te verfchynen. De Heer bentinck tot w er keren, zyn Zwager, werd verzogt den herftelden Edelman af te haaien. Eenige Heeren der Ridderfchap toonden zich toen gereed om op te ftaan ; doch de voorzittende Drost van zalland, haalde hun, op eene heufche wyze, over om dit voorneemen te ftaaken, met byvoeginge, ,, dat de Heer van der caE 5 „ PEL- XI. i o e k. 782. Hoe hy laar verèheen.  74 VADERLANDS C HE XI. boek. I782. „ pellen, met alle decentie moest ge„ readmitteerd worden." Zo fterk aangezogt om onmiddelyk toe te treeden, verliet hem zyne gemaatigdheid niet, hy ontweek allen openbaar vertoon, door het Huis van den Zwolfihen Secretaris tob ia s, 't welk,in eene fteeg uitkomende, mat het Stadhuis gemeenfchap hadt, met den Heer bentinck ter Staatsvergadering intreedende. By het inkomen boog hy zich, en de Drost van zalland beantwoordde dit met eene buiging als Voorzitter. Treffend was de zigtbaare aandoening des Landdrosts, de traanen, deezes Bloedverwants des herftelden Ridders over de wangen biggelende, getuigden van zyne hartlyke opregtheid. Eenige Edelen reikten hem de hand toe, de Heeren van de Steden deeden het allen. Naa het fluiten der Vergade- ringe ging van der capellen, met de "andere Leden, de voordeur uit. De blydfchap tekende zich op aller gelaad , en waren de aanfchouwers zo geheel en al ingenomen met hem te zien, dat zyne Tegenftanders, nog zeer onlangs de voorwerpen van hun openbaar misnoegen, geheel ongemerkt voorbygingen. Men mogt laaten verluijen , dat capellen het hoofd in den fchoot gelegd en alles verklaard en gedaan hadt, wat de Ridders van hem vorderden , de Stukken der Onderhandelingen weczcn het tegendeel uit. Dat hy zo veel moei-  HISTORIE. 75 moeite aanwendde om weder toegelaaten te worden, gefchiedde, naar zyne eigen be- ] tuiging , kort voor deeze gebeurtenis, ■ uit hoofde van eene nog flikkerende ,, hoope om zyn Vaderland, in deeze „ omftandigheid, van dienst te kunnen zyn. }, Indien ik myn eigen blang alleen raad,, pleegde, dan moest ik het 'er nu bylaa„ ten. Ik heb een honorabele rol gefpeeld, ,, ik heb het geluk van by alle Braaven in w een gunftig licht te ftaan. Wie weet „ of ik, verder voortgaande , wel altyd „ zo algemeen zal worden goedgekeurd! ,, maar met dat alles heb ik nog lust om „ voorttegaan , 'er kome van wat wil, modo poteftas veniendi in Senatum „ fit (*)•' De vervulling van deezen wensch „ om „ weder in den Raad te komen," verfpreidde zich ras door Overysfel, en zo fpoedig de vlugge maare loopen kon, door alle de Vereenigde Gewesten. Vreugde hetooningen ontbraken by 's Ridders vrienden niet, Kampen ftak 'er in uit; een Gezelfchap te Amfterdam vereerde reeds den vierden van Slachtmaand deeze Gebeurtenis met een Vriendenmaal (f). Ook gedag- ten (*) Hifi. der Admisfu van Jr. d. van der. capellen tot den pol bl. 75. (t) Dit Vriendenmaal was flegts een voordel by den zo pragtigen als talryken Maaltyd eemge maanden laater, te weeten den zes en twintigften van Grasmaand mdcclxxxiii te Jmfierdam gegeeven, ter gedagtenisfe van des Ridders Her- XI. SOEK. [78». Betoor ningen van blydfchap deswegen.  XI. boek. I782. 1 1 j ] i 1 1 76 VADERLANDSCHE ten de Studenten te Lingen, waar c ap ellens Vriend van der marck, toen het Helling, welken hy met zyne tegenwoordigheid vereerde, en waar op zyn Boezemvriend Jonkheer pallandt tot Zuithem zich bevondt. De Gastheeren, eenige voornaame Kooplieden, hadden moeite, noch kosten gefpaard, om dit Feest, waar zeventig Heeren , uit de meeste Gewesten genoodigd, aanzaten, met luister te vieren. Het Naageregt beftondt uit vyf Hukken. Het eerfte vertoonde De herftelde Vryheid der Republiek. Het tweede 's Lands gryzen Vader jan van oldenbarneveld, boveil op Cen Graftombe. Het derde de Vrye Zee. Het vierde de Verbintenis met Noord-America. ■ Het vyfde de Overwonne Dwinglandy, alles met gepaste bycieraaden en opfchriften. Elk Glas, op deezen Maaltyd geledigd , getuigde van der Aanzittcren belangftelling, in alles door deeze Taf'elcieraaden afgefchetst; hier mede Hemden zamen de voorgeleezen Verzen van de Heeren pieter vrede en jan lugt Dirksz., als mede de aangeheeve daar toe vervaardigde Muzyk; en boven al de Eerpenning ter Gedagtenisfe van 's Ridders Herftelling, en de Affchaffing der Drostendienften door den Heer j. g. uolsheï vervaardigd. Van der capellen werd een Gouden en elk der Gasten een Zilveren vereerd, bekostigd door een Heer, die deezen Maaltyd niet aywoonde. De Zilveren waren in een verzegclien omflag, de Zegelring vertoonde den Hoed ier Vryheid, omringd door een Lauwerkrans , en n 't midden der Zonneftraalen, met hetomfchrift Zy gedoogt geen Dwinglandy. Op den voorgrond 'an de Gedenkpenning zat de Vryheid op het 'oetfluk eenerKolom, met den Hoed op't hoofd, n haare rechte hand het Wapenfchild van van >er capellen, met een Eikenkrans gedekt; n haare (linke hand een Schepter met een ftraaj'nfehietend Oog; het gezigt was gewend op een jandihan leunende op zyn Spade, flaande zyn ge-  HISTORIE. 77 het Hoogleeraarampt in de Regten bekleedde , deeze Herftelling met ongemee-1 ne openbaare blydfchapsblyken. Zyne Vyanden hoe vol zwellenden fpyts , durfden openlyk de ftcrn tegen dat algemeen gejuich niet verheffen. De Dichtkunst gezigt, met verontwaardiging, op den grond,, op welken voor de voeten der Vryheid, een gebrooken Juk lag, tegen het voetftuk ftondt het Wapen van Overysfel. Het omfchrift luidde Suum cuique (JElk het zyne} In 't verfchiet vertoonde zich een Adelyk Huis en Boeren Stulp, daar voor een ontfpanne Kar, waar van het Paard in de Weide loopt aan de Rivier den Tsfel. Op de keerzyde leest men, onder een hclderfchyncndeZon. Nob. Equite johan derk van der capellen tot den pol Ratriee reddito et Agricolis in Libertatem rejiitutis. ex deer. ord. prtep. f r a sis l. Zwolle i Nov. mdcclxxii. Beneden zag men een Herdersftaf en Tuinmans Seis, meteen Boeren Speeltuig, onder een tioed van Vryheid met Bloemfestoenen vercierd. Op den dag van deezen Maaltyd, waar men den grondflag lag , voor volgende nauwer en gewigtiger Vcrbintenisfen tusfchen Regenten en Regenten , tusfchen Burgers en Burgers , vlagde een groot getal Schepen op het Y, en losten, by aanhoudenheid , het gefchut. Zie van der l'ap i. l e n Regent, Naberigt bl. 399 Hifi. der Admitfie bl. 80. N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 577 enz. XI. iOEK. 782.  ;S VADERLANDSCHE XI. boek. 178a. Van deji does neemt, by ziekte van den Raadpeniionaris,dien posi waar; dooh niei zonder tegenkantingeeniger Steden. (*) Capellen Regent bl. 461 s^g- Naa- berigt W 570. Tegenw. Staat van Overysfel 1 Deel. bl. 307. Zie boven al de Prysverzen van g j. o. bacot, j verveer eil a. loosjes pz. te Dordrecht byBLüssé 1783. kunst vlogt Lauwerblaaden om 't hoofd des Overysfelfchen zegenpraalenden Ridders (*). Eene ongefteldheid verhinderde, met den aanvang deezes Jaars, den Raadpenfionaris van bleiswyk de Vergadering van Holland by te woonen j van der does, Heer van de Noordwyken, gaf, als oudfte Ridder en Voorzittend Lid van Gecommitteerde Raaden, hier van kennis, met den voorflag, dat, naar gewoonte , een ander Heer , geduurende deeze hinderende onpasfelykheid, behoorde benoemd te worden tot het bekleeden van het Raadpenfionarisfchap ter Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden. Eene geringe meerderheid droeg zulks op aan den Heer van der does , doch niet zonder dat Dordrecht, Haarlem, Leydcn, Amfterdam en Gouda, tot wegneeming van alle verkeerde Illatien voor 't vervolg, waar toe de Advyfen van zommige Leden by het neemen diens Befluits gegeeven, eene gegronde vrees verfchaften, deeden aantekenen, dat de Afgevaardigden van Gornichem, Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn, zo min als zy, daar in mede geftemd; doch in tegendeel voor hunnen  HISTORIE. 79 nen raadflag uitgebragt hadden, dat, gelyk by de eerfte Inftelling van de Repu-: bliek, by eene Conftitutionele Wet of Reglement, van negentien February mdlxxxv, op welke tot heden toe het voornaame Beleid en het Politike Bcftuur der Vergadering beruste, onder andere ook was voorzien omtrent het geval, wanneer de Raadpenfiornris niet ter Vergaderinge verfcheen; welke Voorziening, tot nog op. geenerlei wyze vernietigd zynde, ook in deezen zeer gevoeglyk tot een Rigtfnoer kon gehouden worden; dat zy over zulks den Heer van der does van de moeite , om, geduurende de tegenwoordige ongcfteldheid van den Raadpenfionaris, die post waarteneemen verfchoond; doch, in tegendeel, daar toe, overeenkomftig met het bovengedagte Staatsbefluit, den Penfionaris van Dordrecht verzogt hadden. De Heeren van de Ridderfehap hielden aan zich het doen eener Tegenaantekeninge (*). De Heer van der does bekleedde, tot de herftelling van den Raadpenlionaris, diens plaatze. De tweede vyfjarige dienst des Heeren van bleiswyk als Raadpenfionaris liep ten einde (f), waar om hy , den eerften van Slachtmaand, aan de Vergadering (*) Refol. van Holt. 9 Jan. 1782. Ct) Zie OHze Vadert, ffist. I. Dee! bl, 138. XI. 5 0EK. [782. De RaadPenfionaris VAN BLEISWÏK wordt op nieuw tot die post benoemd.  So VADERLANDSCHE XL BOEK. 1/82. ring van Holland het voörftel deedt om het pak deezer Bedieninge in den fchoot van hun Ed. Groot Mogenden neder te leggen, ten einde het op jonger en fterker fchoudcren mogt overgebragt worden: daar zyne klimmende Jaaren en afneemende Lichaams kragten hem weinig hoope overlieten, om veel langer, naar behooren, een last te kunnen torfchen, waar toe, gelyk een zyner Voorgangeren in de voorige Eeuw, zich te deezer Vergaderinge hadt uitgedrukt, „meer dan gemeene vigeur „ en alle kragten van een gezond en ilerk Man vereischt werden." Ter eerstkomende Staatsvergadering verzogt hy de opregte en hartgrondige betuiging van zyn ernftig verlangen na ontflag , in gunftige overweeging te neemen (*). De Vroedfchap van Amfterdam hadt beflooten den Raadpeniionaris dit verzoek in te willigen ; maar , ten bepaalden dage, by hun Ed. Groot Mogenden over 't zelve geraadpleegd zynde , viel het befluit de Heer van bleiswyk andermaal te verzoeken, tot het weder aanvaarden van dit hoogwigtig, nu tien jaaren door hem bekleedde Staatsampt; 't welk hy, met het op nieuws afleggen van den Eed, aanvaardde ( f ). De (*) Refol. van Hall. I Nov. 1782. Ct) N. Nedsrt. Jaarb. 1782. bl. 1341.  HISTORIE. 81 l)g invloed der Stadhouders op de Regeerlngsbeftellingen in veele Steden van b khdlatid, fchoon overal niet even groot, of op gelyke wyze uitgeoefend, oordeel- i den zommigen onbeftaanbaar met de Voor- G regten der Steden, hinderlyk voor de Vry- *j 1 eid , en fchadelyk in de Raadsbefluiten j: i er hooge Staatsvergaderinge. Dat Am- ft Verdam , waar de Aanbeveelingen geen e plaats vonden , vryer dan eenige andere ^ Stad gefprooken, en zich , meermaalen dan de overigen, aangekant hadt tegen de voorflagen van den Stadhouder , fchreef men toe aan de Onafhangelykheid , waar in zy zich bevondt omtrent de gehandhaafde beftelling haarer eigene Regeeringe (*). Men voerde eene lyst van redenen aan , om te betoogen, dat de Stadhouderlyke Aanftellingen der Regenten onmogelyk met de welvaard van 't Gemeene best beftaan konden (t). En toonden eenige Steden, in die Onafhanglykheid, met Amfterdam gelyk te willen ftaan. Schoonhoven ging hier voor. De Meer- ■ derheid van Kiesheeren en Vroedfchappen, gelyk zy betuigde, met leedweezen gezien hebbende het misbruik , zedert _ zes of zeven jaaren, gemaakt door weinigen van haa- (*) Po" vanden Neder-Rhyn, III. Deel bl. 1017. Introduaion to the Hijlory of the Dutch Republiek, lol. I. p. 190. 192. O) Post van den Neder-Rhyn III. Deel bl. 46. V. deel. F XL O EK. 782. efchiln over ïR.egeengs beelling in enige teden.in {glland. Schoonhoven weigert de Aanbeveelingen te erkennen.  82 VADERLAND SCHE XI. boek. 1782. Zo ooi Dordrecht. CO Nedtrl. JaarL 1782. bl. 584. haare Mederegenten, in het verkrygen der Brieven van Aanbeveling van zyne Hoogheid tot de Posten tier Regeeringe, hadt zich vereenigd , om, in 't vervolg, de Privilegiën der Stad te handhaaven, en het volkomenst gebruik te maaken van haar Regt tot eene vrye Stemming op de Benoemingen van Burgemeefteren en Schepenen ., en tot eene vrye Verkiezing van Kiesheeren, Vroedfchappen en Gecommitteerden tot de onderfcheide Stads Commisfien, haar uit kragte der Stads Voorregten toekomende. Van deeze overeenkomst verwittigden, in Bloeimaand, drie Heeren, uit het midden van hun afgevaardigd, zyne Hoogheid;ten ten einde hy niet wederom, tot het verleenen van zodanige Brieven, zou worden overgehaald ( * ). : Uit Dordrecht ontving de Stadhouder, in Oogstmaand, eene Bezending van vier Burgemeefteren, met den Penfionaris de gyzelaar, om foortgelyken last als die, van Schoonhooven , afteleggen , en , uit naam der Regeeringe , te kennen te geeven, dat dezelve, by meerderheid van Stemmen, beflooten hadt, om, voortaan, volgens eene by haar gemaakte fchikking, over alle Regeeringsposten, Ampten, en Afzendingen in verfcheide byzondere Kaineren en Vergaderingen, de Regeering deezer Landen betreffende, zelve beitel te doen 5  historie: doen , zonder op de Aanpryzingen van zyne Hoogheid in 't vervolg te letten, of agt te geeven. Eenige Regeeringsleden hadden geweigerd hier in toeteftemmen, en deeze Overeenkomst te ondertekenen. Ook kwam 'er eerlang een Gefchrift te voorfchyn om den flap van de Meerderheid te wraaken, en het gedrag der Minderheid te verdeedigen, 't welk niet onbeantwoord bleef (*). Schiedam drukte welhaast de Voetftap; pen van Schoonhoven en Dordrecht. Eene plegtige bezending, beftaande uit drie Burgemeesteren, met den Penfionaris jaager, verfcheen, in Slachtmaand, ten Stadhouderlyken Hove, om, uit naam der Vroedfchap dier Stad, zyne Hoogheid te berigten, dat de Regeering eene Overeenkomst getekend hadt, waar door ieder Lid der Regeeringe, volgens eene wettige evenredigheid, naar beurte, het genot zou erlangen van de Voorregten aan het Lichaam der Regeeringe toebehoorende; en dat dezelve dus, in 't vervolg, geene Aanpryzingen van zyneHoogheid zouden kunnen ontvangen.— De Vroedfchap van Rotterdam, nam desgelyks het befluit, om geene Aanpryzingen, het begeeven van Regeeringsposten betreffende, meer van den Erflladhouder aan te neemen, (|) De (*) K. Nedert. Jaaru. 1782. bl. 777. Post van den Neder-Rhyn II Deel, bl. 849. III. Deel bl. 977- Ct) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1413, F2 xi. boek. Als mede Schiedam en RotterdamH  o4 VADERLANDSCHE XI. boek. I78a. Verfchillende gevoelenshier over. Schiedam, Schoenhoven en Brielle houden aan om beftendige Zitting in GecommitteerdeRaaden. (*) Post van den Neder-Rhyn, II. Deel W. 850. De flappen door deeze vier Steden gedaan, en die waarfchynlyk door andere in Holland ftonden gevolgd te worden, hoe zeer ook toegejuichd door de eene Party, hoe zeer ook gewraakt by de andere, verwekten by eenige Gemaatigden vreeze , of zulks geene aanleiding zou geeven tot bittere binnenlandfche verdeeldheden, teffens oordeelende, dat men te haastig was voortgeflaagen. 't Ontbrak niet aan lieden, die de bron van dit bedryf in wangunst zogten; of 't zelve aan een byzonderen haat tegen den Stadhouder toefchreeven, en dit doen ongeoorlofd keurden: naardemaal de begeeving dier Ampten en Posten, fchoon een wettig voorregt deezer Steden, egter, door eene verouderde Gewoonte, als in een Regt veranderd, op den invloed der aanpryzinge van den Stadhouder gefchiedde. Begrippen, die niet weinig tegenfpraaks in deeze dagen vonden (*). De drie Steden, Schiedam, Schoonhoven en Brielle, die reeds, in den Jaare mdcliv, aangedrongen hadden, om in het Collegie van Gecommitteerde Raaden in 's Gravenhaage, ieder afzonderlyk, een Perfoon,als Medelid, te mogen afvaardigen, op denzelfden voet als aan de Voorzittende Steden was toegeflaan, zonder dat dit Voorflel, fchoon tot een punt van  HISTORIE. 35' van Befchryvinge gemaakt, toen eenig gevolg hadt, hervatten, in Hooimaand deezes Jaars, dien Voorflag: dewyl die Stads-Regeeringcn, van tyd tot tyd, langs hoe meer ontwaarende, dat de belangens haarer Steden en onderhoorige Plaatzen, vorderden, dat zy deel hadden in eene onafgebrooke kennis van zaaken, in die Vergadering verhandeld , met geene onverfchilligneid langer konden aanzien,dat zy van dezelve, naa eene tweejaarige Toelaating, voor den tyd van vier Jaaren, geduurig wierden uitgeflooten. Terwyl zy vermeenden, dat de evenredigheid, welke in alle zaaken, zoo veel doenlyk behoorde in 't oog gehouden te worden, en het regt, 't welk alle Steden, omtrent de Kennis en het Beftuur der gemeene zaaken en in 't byzonder tot dit Gewest behoorende, gemeenfchaplyk toekwam, niet toeliet, dat deeze drie Steden een minder Voorregt genooten dan alle de overige Voorzittende Steden; voor al niet om dat de Voorwerpen, waar over de Raadpleegingen van de Heeren Gecommitteerde Raaden liepen, voor die Steden van even groot belang konden weezen als voor de Heeren van de Ridderfchap en Edelen, en voor de acht andere Steden. Zy meenden, als zeer toepasfelyk op haar geval, te mogen eifchen, 't geen zo juist als billyk aan alle de Steden in West-Friesland en het NoorderKwartier was toegekend, als die ieder afzonderlyk in het Collegie van GecomF 3 mit* xr. 13 o e k; 1782,  %6 VADERLANDSCHE XI. boek. JSenige Ampten. ge- woonlyk naar der zin des Stadhouders, nu naar dier «eniger Steden opge«iraagen. mitteerde Raaden te Hoorn, een Lid ar% vaardigden, zonder dat de meerder of minder uitgeftrekthcid , het meerder of minder vermogen en aanzien dier Steden, ooit de een boven de andere een Regt hadt betwist, 't welk allen, zo evenreedig als natuurlyk, toekwam. Men befloot van dit Voorftel een punt van Befchryving te zullen maaken. (*) Wanneer, door't ontflag van den Heer Baron d. van boetselaar, het Kasteleinfchap van den Huize van Muiden, het Baljuw - en Dykgraaffchap van Gooi/and, en door 't overlyden van Jr. f. h. Baron van wassenaar die zelfde waardigheden in den Stede, Lande en Kasteele van Woerden, opengevallen waren, en 'er een gewoon Raad, in de Kamer van Justitie te Vicmen, in plaats van den overleden Mr. n. bongaard, moest worden aangefteld, zag men, in de Vergadering van Holland, aan welke de vervulling dier Ampten en Bedieningen ftaat, een verfchynzel zeer vreemd in Stadhouderlyke tyden ; dewyl de Stadhouders doorgaans over die Ampten, en over de twee eerstgemelde wel meest ten voordeele der Ridderen, of ten minften van Edellieden, befchikking maakten. Het fcheen den gewoonen weg op te zullen loopen, toen drie Ridders tot den eerde, en drie Edellieden tot de tweede, en tot de derde een fleer uit Utrecht, en twee Advocaaten uit den Liaage werden voorOO Re/et. van Halt. 19 July 1782.  historie; 8? voorgeflaagen, en de Steden Delft, Rotterdam, Brielle, Enkhuizen, Monnikkendam , Medemblik en Purmerende zich by deezen drievoudigen voorflag voegden; doch de Steden Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amfterdam, Gouda, Gornichem, Schiedam , Schoonhooven , Alkmaar, Hoorn en Edam, ftelden zich zo volgzaam niet aan, en droegen, tot de eerfte Bediening, twee jregeerende Burgemeesters en e'én regeerend Schepen van Amfterdam; tot de tweede, -twee regeerende Burgemeesters en een Vroedfchap van Gouda, voor; en tot de laatfte twee Heeren te Gornichem woonagtig, met een Lid der Schoonhooffche Regeeringe. Dit ontmoette eenige zwaarigheden, het verwekte niet weinig gerugts, en eerlang werd door hun Ed. Groot Mogenden, op verkiezing van zyne Hoogheid, de eerfte waardigheid opgedraagen aan nikolaas warin antonisz., Schepen te Amfterdam, de tweede aan willem van der hoeven, Burgemeester te Gouda, en de laatfte post aan Mr. jacob de la f a i l l e (*). De fnaar der Stadsvoorregten werd, in Gelderland, door de Gezwooren Gemeenslieden van Arnhem geroerd, die zich, in Wintermaand , met een Verzoekfchrift, by de Regeering vervoegden ; waar in zy , als Leden van een tweede Regeeïingsvergadering dier Stad, betuigden. met (*) N. Nederl. Juarb. 1782. bl, 736 en 770. F 4 xl boek. I782. Arnhem dringt aan op het handhaavenderStadsvoorregten.  «3 VADERLANDSCHE XI. jjork. 178». 1 met grievende finarte en leedweezen te hebben moeten ondervinden, hoe, zedert eenige jaaren herwaayds, Stads Regten en Privilegiën, in zonimige opzigten, als in vergeetenheid geraakt waren. Het aantal der Handelingen, daar mede ftrydig, was te groot, de tyd te kort, en de omftandigheden lieten nog niet toe, om die alle onder 't oog der Regeeringe te brengen. Zj bepaalden zich tot één ftuk, het misbruiken van Stads Regt en Privilegie omtrent de aanftellinge van een Schepen en Raad; by overlyden van een derzelven. Volgens het Regeerings Reglement 'van den Jaare mdccl, moesten de overige Regeeringsleden, in zulk een geval, eene Benoeming doen van twee Perfoanen, en deeze den Stadhouder aanbieden om 'er één uit te kiezen, In vroegeren tyde, was dit gefchied; doch, te hunner groote bevreemding, naderhand in onbruik geraakt , in zo verre dat, door den Stadhouder, zonder voorafgevorderd wordende Benoeming, tot Schepen en Raaden, Perfoonen waren aangefteld, naar Stads Regten en Privilegiën tot die Posten volftrekt niet verkiesbaar; aangemerkt eenigen , wel verre van Burgers der Stad te zyn, en 'er twaalf jaaren gewoond te heb?en, ten tyde hunner aanftellinge, geen Burgers waren geweest. Terwyl zy zich , aan den eenen kant, i/erwonderden, dat de Stadhouder, het üoor hem bezwoorene, om nooit de Verkiezing uit eenige andere Perfoonen te doen,  HISTORIE. 89 doen , dan die volgens Lands- en Stads Regten tot het waarneemen dier Ampten bevoegd waren, niet nakwam, dugttenzy, aan den anderen kant, dat de Stadhouder, uit eigene beweeging of op aandrang der zodanigen, aan welken hy gehoor gaf, en van welker Raad hy zich bediende , met dusdanige onwettige Aan- ftellingen zou blyven aanhouden. • Waar uit alle naadeelige gevolgen voor de Stad en Burgerye zouden kunnen ontftaan, en eenen merkelyken invloed hebben op en ten nadeele eener dierbaare en wettige Republieks Regeering. Dat zy Ampts- en Eedshalven alle behoorelyke poogingen moesten aanwenden tot handhaaving der Stads Voorregten; dat zy de vernietiging of verdonkering van dezelve verder met geene onverfchillige oogen konden aanzien. Men hadt het, in vroegere en laatere tyden, altoos daar voor gehouden , dat de vermindering en vernietiging van Stads Regten altoos tot voorboden ftrekten van eene eigen willekeurige Zelfsregeeringe, by de zodanigen , die vermeenden het roer van Regeeringe in handen te hebben ( * ). Meermaalen hebben wy , in den loop onzer Gefchiedenisfen , en boven al in den laatften tyd, gezien hoe, in Friesland, het Kwartier der Steden van de overige verfchilde , en zulks tot verre£raa^_- (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1533. F 5 XI. BOEK. 1782. Voorflag van Dok-, kam, weeens de RondgaandeAmpten  po VADERLANDSCHE XI. BOEK. 17" 2. en de verkiezingen van zyne Hoogheid. gaande uiterftens liep. De vrye en fterko taal door de andere Kwartieren gefprooken , wegens het beleid der Zeeza^ken, ontmoette by de Steden,niet zelden veel wederfpraaks. De Raaden der Stad Dokkum, de Misfive en Memorie van zyn Hoogheid, wegens zyn gedrag als Admiraal Generaal, ontvangen, en aan den Brief door de drie Landskwartieren aan de Bondgenooten gezonden getoetst hebbende, vonden de aanmerkingen hunner Landsvaderen ge-? grond (*); doch het Advys , door het Kwartier der Steden uitgebragt, gadeflaande werden zy met verbaasdheid aangedaan over den inhoud, en konden de mogelykheid niet bevroeden , dat het in kwam van Leden eens Kwartiers, welks Ingezetenen, althans der meefte Steden, zo veel deels hadden in den Koophandel, en daar uit voortvloeyende Zecvaard. Nergens anders konden zy het aan toefchryven, dan dat de voornaamfte Leden van dat Kwartier aan zyne Hoogheid verpligt, en ^an hem afhangelyk waren. — Om dit voor te komen befiooten zy, in Slachtmaand, „ dat de Rondgaande Ampten, op het Kwartier der Steden vallende, „ voortaan, door de Volmagten van Dok- kum, niet aan zyne Hoogheid zouden „ worden opgedraagen, om daar over „ naar goeddunken, te befchikken, maar „ dat (*0 Zie onze Vaderiandjdie Hifiorie , IV. Deel W. 324.  HISTORIE. 9i dat de Ampten, op die Stad vallende, aan zodanig een Volmagt van daar zou „ worden opgedraagen , op welken men „ een volkomen vertrouwen flelde , dat „ hy, volgens het XXV. Art. van het „ Reglement Reformatoir, naar zyn ver„ Hand en rechte Confidentie, ten'gemee,, nen beste en welvaaren , zou dienen, „ zonder affectie gunst of ongunst." — Verder fielden zy vast, „ dat niemand „ in de Vroedfchap van Dokkum zou „ worden toegelaaten , dan die de daar „ toeftaande vereischten bezat, naar in„ houd van het Regeerings Reglement; „ zonder dat veel vermoogende Aanbeveelingen daar omtrent eenige veran- „ dering zouden mogen maaken." Van dit Stadsbefluit gaven zy kennis aan de overige tien Friefche Steden , by rondgaande Brieven, en fchreeven aan zyne Hoogheid, dat zy, om reden hun daar toe beweegende, goedgevonden hadden hunne Volmagten ten Landsdage. uitdruklyk te verbieden de Omloopende Ampten op het Kwartier der Steden vallende, in het toekomende, aan zyne Befchikkinge op te draagen ; als mede dat zy deezen flap van zo veel belangs voor 't gemeene welzyn rekenden, dat zy de Vrocdfihappcn der andere Friefche Steden des berigt gezonden hadden, in hoope dat deeze, met hunne medewerking, hunne, poogingen wel zouden willen onderfleunen. In XI. 30EKi  92 VADERLANDSCHE XL "B O EK. I782. Eolswaard,Hindeloopsn, Franeker,2lst,Slooten en leeuwaarden in 't gevoelen van Dokkum. In deeze hoop vonden die van Dok-' kum ziah niet te leurgefteld. 't Leedt, maar weinig dagen of Bolsvaard en Hmdeloopen volgden, by Stadsbefiuiten, dit voorbeeld. Een aantal Burgers en Ingezetenen van Franeker vervoegden zich met een Verzoekfchrift by de Regeering, betuigende hun leedweezen, over het meesten tyds verfchillend gevoelen van het Kwartier der Steden, waar uit onder de goede Ingezetenen veelerlei gefprekken, gefchillen en tweedragtigheden omftonden; en hoe het middel ter voorkominge hier van, door Dokkum voorgeHaagen, hun alleraanneemelykstvoorkwam: weshalven zy hun Agtbaarheden verzogt ten, dit zelfde middel ter hand te neemen. Hun Verzoek, gepaard met den aanmaanenden Brief van Dokkum, en een van Bolswaard, tot dezelfde einden ftrekkende, vondt gereeden ingang, alle de aamweezende Leden der Regeeringe ftemden eenpaaring in deeze Maatregelen, en ontvingen deswegen eene Dankzegging der Burgerye. — Hst en Slooten zida by het Plan van Dokkum voegende, was de neerderheid in het Kwartier der Steden voor 't zelve, en werd eerlang door Sneek Jeeze nog vergroot. In Frieslands Hofftad haperde het in den beginne, de Burgery hadt 'er, even als in Franeker, sen Verzoekfchrift ingeleverd; doch eer [iet jaar ten einde liep , befloot de Regeering het voorbeeld van Dokkum te volgen?  HISTORIE. 93 gen, flegts vier Leden waren van een tegenovergefteld gevoelen. ] In Harlingen vondt dit voorftel de meefte tegenkanting. De Regeering van Dokkum oordeelde het daarom niet onge- . past eene nadere pooging by die van i Harlingen te doen. Zy betuigden hunne ' groote verwondering, dat eene Stad, die ! zo zeer, ja meer dan eenige andere in ' Friesland, belang hadt in Koophandel en Zeevaard, hun met geen antwoord vereerden, en het dus fcheen als of de Regeering , ten gunftigfte gefprooken, het gedaane Verzoek alleen voor een Bekendmaaking had aangenomen. Naa eene fchets van den toedragt der Zeezaaken, als den grond van hun Stadsbefluit, opgegeeven te hebben , vaaren zy voort: „ Daar nu de Staaten van Friesland, tot „ herftel van alle zaaken, alle mogelyke „ middelen zoeken aan te wenden , om „ al worstelende, het welvaaren van den ,, Lande te herftellen, zonder welke „ middelen ons Land zeker ten onder„ gang helt, zullen wy dan nalaaten, „ met dat deel der Regeeringe, ('t welk „ wy de eer hebben met de andere Ste„ den te bekleeden,) nevens de Land-' „ kwartieren , ten goede mede te wer„ ken ? Dat zy verre ! Wy zouden de „ Ingezetenen misleiden , en onszelven „ verantwoordelyk Hellen.' Het komt „ ons ten uiterlten onbegrypelyk voor, „ dat U Ed. Agtb. niet terftond met „ ons eenpaarig hebt gelieven te hande- „ len, XI. 10EK. [78a. L/'ar1%ri^en nader 1'oor Dok* •um aangemaand.  94 VADERLANDSCHE XI. Doek. 1782. „ len, in eene zaak; Waar van wy zoé ,, gulhartig kennis gegeeven , en waar „ op wy zoo vriendlyk aangedrongen „ hebben, om met ons mede te werken „ dewyl aan die zaak het Welzyn of On„ heil van ons lieve Vaderland , op het nauwfte verknogt is$ en wy kunnen ons „ niet genoeg verwonderen, dat ons Be,, fluit eenige bedenking of zwaarigheid „ heeft ontmoet; Wy willen ons „ niet inlaaten tot het onderzoek der rede- nen en perfuafien^ door welke U Ed. „ Agtb. zich hebben laaten beweegen om niet met ons in te ftemmen. Geene Parw tialiteit tegen iemand; geen Eigenbelang heeft ons bezield om tot zodanig een „ eclatanten flap over te gaan; doch de „ omftandigheden, waar in onze Repu„ bliek thans verkeert, verbieden ons lam 5, ger met onverfchillige oogen tebefchou- wen de zo fignificante Advyzen, door „ het Kwartier der Steden uitgebragt, „ welke Advyzen ten klaarften aantoonen, „ door welke Dryfveeren de Leden wor- „ den bewoogen. En dewyl de „ Harmonie der Regeering in 't algemeen „ zo nuttig, en byzonder in 't Kwartier „ der Steden zo heilzaam is, zo gelieven „ U Ed. Agtb. dit door ons bygebragte, nevens het voorige, nader te overwee„ gen, met ter zyde ftelling van allen „ Vooroordeel, byzondere Inzigten, Ei„ genbelang, en wel inzonderheid Men- „ fchenvrees. Geeft dan tog gehoor „ aan onzen aandrang, en laat u door gee- » ne  HISTORIE. 95 •3, ne ongegronde en verkeerde redenkave„ lingen aftrekken. Gelooft toch niet, „ dat onze geliefde Erfftadhouder, door „ het niet opdraagen der Ampten en om„ loopende Posten, eenige onverfchillig„ heid omtrent het handhaaven der Steden „ zou voeden, zulke denkbeelden zyn te „ laag en te eerroovend voor een ieder, „ en vooral voor een Vorst! Laat „ toch in uwe gedagten niet opkomen, dat „ het Kwartier der Steden door de Land„ Kwartieren zou onderdrukt worden : al„ le zulke denkbeelden draagen het ken„ merk niet van het waa're Patriottis3, mus ". Eer deeze nadere en dringende Brief van Dokkum te Harlingen kwam hadden veele Burgers en Ingezetenen der laatstgemelde Stad zich, met een Verzoekfchrift, by de Regeering vervoegd , hun leedweezen te kennen geevende, dat dezelve tot dit heilzaame Befluit niet toegetreeden was , of beflooten hadt met Dokkum, en de andere Steden, die reeds met die vooruitloopende Stad inftemden, 't zelve te omhelzen , met bede om dit te doen; verzekerende , dat dit hun Verzoek alleen voortvloeyde uit overtuiging van nut, zonder eenige Perfoonlyke oogmerken omtrent den Erfltadhouder,of eenig ander voornaam Perfoon. — Noch het een noch'tander kon de Regeering van Harlingen beweegen om van gevoelen te veranderen. Dezelve gaf die van Dokkum te verftaan; „ dat zy éénpaarig beflooten hadden, » gee^ XL BOEK. Vergeeffchë poo» gingen der HartingfeheBurgery , en antwoordaan de Regering van Dokkum.  96 VADERLANDSCHE XI. BOEK. 178a. „ geen redenen te vinden, om, zo uit „ hoofde van een Sufpect Gedrag der „ Heeren Gecommitteerden ter Stedever„ gadering , als van andere oorzaaken, „ eenige de minde verandering te maa„ ken, in de zedert lange jaaren plaats „ hebbende gewoonte , waar by de Be„ geevinge der Rondloopende Ampten, „ op het Kwartier der Steden vallende, „ aan zyne Hoogheid jaarlyks was opge„ draagen. Dan," voegden zy 'er nevens, „ naardien ons oogmerk geenzints „ is, eenige poogingen aan te wenden tot „ het bewerken van- eenige verandering „ in de by U. E Agtb. aangenomen Be„ ginzelen, 't zy door Aanzoeken by U „ Ed. Agtb. zelve, 'tzy door Voorftellin„ gen of Inftigatien, by de Ingezetenen „ uwer Stad , of op eenigerhande wyze „ ons te bemoeien met het Beftuur van „ U Ed. Agtb, zaaken,zo dient ten ant„ woord, dat wy , onvoegelyk oordee„ lende, ons in eenig verder verflag of „ onderzoek in te laaten, gansch vnen„ delyk verzoeken , om ten onzen op„ zigte een gelyk gedrag aan te neemen, „ en, uit dien hoofde, geene verdere „ aanzoekingen of aanfpooringen aan ons te doen toekomen ter verandering van „ zodanige Maatregels, welke wy van den beginne af aan, als Cordate Regen„ ten, en dus met agterftelling van alle byzondere Inzigten, Eigenbelang, Af„ fectie, ja zelfs Menfchenvrees, hebben ,] by de hand genomen ; overtuigd, dat de  HISTORIE: % J> '8e overige van ü Ed. Agtb. verfchil >, lende Steden op deeze zelfde beginze >, len zullen medewerken tot inftandhou „ ding van de tegenwoordige Costumen. „ zonder dat het haatlyk roerzei vari Menfchenvrees hun bezielt. Kunnende „ dit wederfchryven teffens {hekken ten bewyze der ongegrondheid van foort„ gelyke verwyten". Behalven Harlingen, op welke alle verdere poogingen hooploos werk fcheen, ontbraaken nog Stavoren en Workum. Dokkum, thans door Zeven Steden gerugfteund, liet aan dezelve, in Louwmaand des Jaars mdcclxxxiii, een rondgaanden Brief toekomen, behelzende eene uitnoodiging om te Leeuwaarden Gemagtigden te zenden, tot het beraamen eener Schikking der Commisfien en het maaken van een Almanach, of Rooster, der omloopende Ampten op het Kwartier der Steden vallende, vóór den aanftaanden grooten Landdag. Het Kwartier der Steden, in Sprokkelmaand zamengeroepen zynde, bragt Jonkheer c har les bigot in omvraage of men, volgens jaarlykfche gewoonte, de Begeeving der Ampten aan den Stadhouder zou opdraagen ? De Volmagten der acht Steden, die den Voorflag van Dokkum omhelsd hadden, weezen dit, overeenkomftig met de genomene Stadsbefluiten, van de hand. Harlingen, Stavoren en Workum hadden eene breede en fterke V. deel. G Aan» ■ XI. boek» , 1782» Stavorin en Workum houden het met Har"-, lingen. Gefctril; len over denRooster der omloopendeAmpten.  9S VADERLANDSCHE XL üo ek. (*) Men vindt deeze Rooster van den Jaare J785 tot 1817. in den Tegenwoordigen Staat va» Friesland IV. Deel ifte Stuk bl. 26 enz. Zie ook U. 643. Aantekening tegen de Acht Steden in gereedheid gebragt, welke zy overleverden. Dokkum en tïindehopen, eischten affchriften van dezelve, onder voorbehoud van Tegenaantekening. Op eene nadere Byeenkomst lieten zich de Volmagten der drie Steden vinden; doch zo ras de Volmagten der overige, beflooten een Rooster der Ampten te maaken, en dit werk daadlyk ter hand floegen, Honden de eerstgemelden op, en verlieten de Vergadering. Men voer, egter voort met dien Rooster te beraamen, welke met den aanvang des Jaars m d c c l x x x v , zyn kragt moest krygen: terwyl men de weinige Posten, in de twee tusfchenjaaren openvallende, by ftemminge, zou begeeven. (*) De Premiers h. w. van plettenberg, charles bigot dl petrus camper betoonden hier over hun ongenoegen , en de drie Steden bragten eene tweede Aantekening tegen dien Rooster vervolgens, ter tafel, waar ook de beloofde Tegenverklaaring van Dokkum verfcheen, ingerigt om alles wat de drie Steden ingebragt hadden, breedfpraakig en met klem, te wederleggen. In  HISTORIE. 99 In het ftemmen over de Posten, in de twee tusfchen jaar en openvallende , hadt Dokkum de onaangenaamheid, van, voor dit Jaar, geheel voorby gegaan te worden. De Regeering, liet zulks niet onopgemerkt in een Verzoekfchrift, opgefteld om, by Staaten van Friesland in te leveren tot verzoek om de goedkeuring en bekragtiging des Roosters. Wanneer men dit Verzoekfchrift eerst in de Kamer der Steden las, werden de Volmagten van Dokkum verzogt uit de Kamer te willen gaan; doch zy beweerden, geen meer perfoonlyk belang dan de andere Volmagten daar by te hebben; maar dat veel eer de Drie Steden, als Partyen, in deeze zaak niet konden ftemmen. By wyze van gunstbetoon , wilde de Meerderheid der Leden de Dokkumfche Volmagten laaten blyven om de Advyzen te hooren; dan zy weigerden , op dien voet, gedoogd te worden: waar op de Meerderheid hun gelastte uit de Kamer te gaan. Niet zonder zich daar tegen verklaard te hebben, gehoorzaamden zy aan dit bevel. Hun opgeftelde Verzoekfchrift werd by het Kwartier der Steden voorby» gegaan ; doch de drie Land-Kwartieren oordeelden, dat de bekragtiging van den Rooster, door 't Kwartier der Steden, jnoest verzogt worden. — De Volmagten ten dien einde op 't Landfchapshuis vergaderd zynde, bleek de Meerderheid voor 't inleveren des Verzoekfchrifts by de Staaten. Tegen dit Befluit, by Meerderheid genomen, kwamen de Volmagten der Drie G a Ste- XI. BOEK. 1782. DieRoos» ter, naar 't Voorftel van Dokkum , opgemaakt.  foo VADERLANDSCHE' XI. BOEK. Voordel van Oostergo w< gens hel oprigter van een Burgerkndmas (*-) N. Ifederl. Jaar*. 1783. bl. 309. 637: 847. 1240. 1623. 1779- Voor 't Jaar 1784 bl. 433. Harlingen trad: ook toe N. Nedert. Jaarb. 1784» bl- 860. „ . . . , ' (t) Tegenwoordigen Staat van Fneslaad, ÜS DW<( ven bl. 24. (5) Zie hier boven, bl. 1 en Steden op, met een Verzoekfchrift, by de Staaten aanhoudende, om op dit Voorftel niette befluiten, eer zyne Hoogheid, aan wien zy zich vervoegd hadden, om by hunne regten gehandhaafd te worden, op hun verzoek, de zaak zou beflist hebben. Dan desniettegenftaande werd de Rooster, door de drie Land-Kwartierén, goedgekeurd en bevestigd. (*) In deezer voege zegepraalde Dokkum, 't welk eerst begreep , dat de Opdragt dier Ampten alleen eene Infchiklykheid was voor den Erfftadhouder, en geerizins een Afgeftaan Regt, en dat het, daarenboven, beter voor de Onafhanglykheid der Leden in de Staatenkamer ware, de Ampten, even als inde Land-Kwartieren, volgens, een Rooster te begeeven, dan die, jaarlyks, in den beginne van den Grooten Landsdag, aan zyne Hoogheid ter uitdeelinge op te draagt- (t) J:'7 \ , . Zagen wy Zeeland, op t gevreesd gevaar eener Landinge, de Burgers en Land- H lieden wapenen. (§) In verfcheide Steden van Holland, en te Amfterdam boven alle ,lag men zich, meer dan voorheen, op den Burgerwapenhandel toe. Veele l- Ge-  HISTORIE. roi Gefchriften deezen voorftaande , thans uitgegeeven, en met veel greetigheids geleezen, wekten die geestdrift (*). Dan nergens vertoonde zich dezelve fterker dan in Friesland. Het Kwartier van Oostergo, deedt ten Grooten Landsdage een Voorftel, wegens het oprigten van een Burger-Landmagt; tevens een Plan, aanbiedende. De denkwyze deezer Friezen kan niet beter dan door eenige trekken uit hun Voorfiel zelve gekend, en voor de Naakomelingfchap bewaard worden. Zy vangen, op deezen trant aan. „ De menigvuldige rampen en onheilen de Republiek in 't algemeen overgeko„ men, de zwakke toeltand, waar in zy „ zich bevindt, de akelige vooruitzigten „ voor het toekomende, het verval van „ onzen weleer zo bloeienden Koophan„ del, en Vragtvaard, de daar uit voort„ .vloeiende doodlyke verarming onzer vrye Ingezetenen, moeten ons allen „ doen uitzien na eene min kostbaar© 9, uitkomst, welke de Vryheid van onze In- (*) Inzonderheid werkte hier toe mede de Staatkundige Verhandeling over denoodzaaklykheid tenerwelingerigte Burger-Landmilitie van de Heer andrewfletcher, door den Ridder van der capellen tot de pol in 't Neder- duitsch vertaald: waaromtrent men de aanmaaning gevolgd hadt, van den Heer pieter pauï.us, die dezelve aanprees als „ waardig om „ door aanzienlyken enminaanzienlyken, byher„ haaling, geleezen te worden." Virklaarinl ter UnU ii. d. bl. 14©. .Ga XI. BOES.' 1782».  2*2 VADERLANDSCHE XI. BOEK. 178a. „ Ingezetenen duurzaam, zonder hunnen geheeïen ondergang te veroorzaaken, „ kan verzekeren. — Het is dan uit dee„ zen hoofde, datwy, ter bereiking van „ dit ons voorgefteld heilzaam oogmerk, „ gemeend hebben U Ed. Mog. in be„ denking te moeten geeven, of het niet „ ten hoogften noodig zou zyn, dat, terwyl wy dagelyks zien, dat door „ zyne Doorlugtige Hoogheid, en den „ Raad van Staaten, by alle, zelfs by gezogte, gelegenheden, nog geduurig „ wordt aangedrongen op de vermeerde- ring der zo kostbaare Landmagt, ja, „ dat zelfs zyn Hoogheid en de Raad zich onfchuldig verklaaren aan de ram„ pen het Vaderland overgekomen, wel„ ke meerendeels aan het niet toeftem„ men in de vermeerdering der Land„ magt door Hoogstdenzelven en den „ Raad worden toegefchreeven dat „ men, zo fpoedig eenigzins mogelyk, om „ alle mingepaste en haatlyke verwytin„ gen te ontgaan, begon met de volvoe„ ringe van 't geen by de wyze Oprig„ ters der Unie van Utrecht in het VIII „ Artykel is beraamd. (*) Doch 't welk „ tot (*) Dit Artykel, waar op men zich hier, en vervolgens zo veel, beriep, luidt. „ En ten einde men zal mogen geasfifteert weezen van de „ Inwoonders van den Landen, zullen de Ingezetenen van elk van deeze geünieerde Provincien, Steden en Platte Landen, binnen den tyd van één maand, naa dato v.an deezen, ge„ monfterd sn opgefchreevcn worden, te wee- „ ten,  HISTORIE. 103 tot heden toe nimmer is uitgevoerd, „ hoewel daar in de zekerheid was en „ nog is te vinden, dat de Ingezetenen des Lands immer door het onderhoud „ van eene gehuurde vreemde en dus be„ langlooze Militie, geheel zoude behoe„ ven te worden uitgeput; maar dat, in „ tegendeel, dies te meer van den op- breng van 's Landslasten zou kunnen „ worden hefteed tot beter onderhouding ,, van eene bekwaame Oorlogsmagt ter „ Zee, om den eenigen ftcun van ons Land en Koophandel, te onderfchraa„ gen en te dekken , zonder eenige „ vrees voor invallen te Lande : want „ een gewapend, en onder hunnezelfsge„ kooze Bevelhebbers geoefend Volk, „ welks Koophandel bloeit, zal geene „ Slaverny of Overheerfching vreezen, „ vindende {leeds de middelen, ter af,, wending van deeze Gedrogten, in hun „ eigen vry en bly Burgerhart. „ Wy meen en dat de Nuttigheid van „ dit Plan geen bewys noodig heeft. Uitlandfche en Inlandfche Hiftorien le- „ ve- „ ten, die geenen die zyn tusfchen 18 en 60 Jaaren, om, die hoofden en't getal van die ge wee,, ten zynde, daar naa, ter eerde zamenkomst ,, van deeze Bondgenooten, verder geordonneerd ., worden; als tot de meeste befcherming en ver,, zekerdheid van deeze geünieerde Landen be„ vonden zal worden te dienen" P. p au lus toont, in zyne Verklaaring der Unie van Utrecht. II. Deel bl. 138 enz. dat dit Artykel, fchoon «ooit over al in gebruik geweest, egter nog te» genweordig geldt. G 4 XL DOEK.  ï©4 VADERLANDSCHE XL boek. Ï7-S2. 4 „ veren hier toe oneindig veele voorbeek „ den op. Aan dusdanig eene Inftelling „ is het Vryheidlievend Zwitzerland „ het behoud van dit bemind pand ver„ verfchuldigd; door dergelyk eene fchik„ king vindt Engeland de middelen ter „ zelfbehouding zodanig in zyn eigen boe- zem , dat het al zyn gehuurde Magt „ buiten 's Lands kan gebruiken. Zonder „ zodanig middel zou waarfchynlyk het „ agtbaar, het navolgenswaardig, het won„ derlyk Noord- America, nooit tot dien „ Hand gekomen zyn, in welken wy het thans met zo veel agting bewonderen. „ En vermids het oogmerk deezes „ Voorfiags geen ander is , dan om de Inrigtingen, die in veele Steden plaats „ hebben, onder zulke veranderingen als „ tyd en gelegenheid vorderen, algemeen „ te maaken, zo meenen wy met grond te 5, kunnen zeggen, dat ook de Gefchiede? s, nis van onze Republiek, genoegzaame 9, blyken van deszelfs Nuttigheid ople„ vert — het zy men het oog vestige op „ den met zo veel regts verkreegen roem „ der Gewapende Burgeryen, als te Alk„ maar, Haarlem , Leyden , Groningen, „ en andere Steden, welke ter verkryging „ of bewaaring der Vryheid, en ter be„ fcherming van zich zeiven, van Vrou„ wen, van Kinderen en eigen Bezittingen, „ wonderen van dapperheid hebben ver- „ rigt; het zy men het oog flaa , opf de Steunpylaar van onzer aller Onaf- „ hak-  HISTORIE. 105 „ hangelykheid, het magtig, het agtens- waardig Amfterdam, en onderzoeke of „ die Stad haare Vryheid wel in die maa„ te, als zy dezelve thans geniet, zou „ benouden hebben, indien zy niet, door „ zulk eene wyze voorzorg, haare posten „ altyd in veiligheid hadt gezien. — En „ op dat wy nog een woord van onze te„ genwoordigen toeftand fpreeken , hadt „ 'er dusdanig eene Inrigting thans plaats gegreepen, de Militie, of ten minften „ een groot gedeelte van dezelve, hadt dan, in plaats van langs de Kusten, „ (tot groot ongeryf van de goede Inge„ zetenen en kosten voor den Lande,) „ ziek en dus onnut te worden , na 's „ Lands aan volk gebrek hebbende Vloot gezonden kunnen worden, om aan den „ vyand afbreuk te doen, in denzeifden s, tyd, dat de Ingezetenen genoegzaam in „ ftaat waren voor hunne eigene binnen„ landfche veiligheid te zorgen. Door welk een en ander, onder den hoognoo,, digen zegen van god Almagtig, de te,, genwoordige laagte, waar toe wy ons vernederd zien, te voorkomen zou zyn „ geweest, en niet onwaarfchynlyk nog te herftellen is. Ten minften het is al- leen met dat zuiver oogmerk, dat wy deezen Voorflag doen om dit gewigtig „ ftuk in dit Gewest ten befluit entenuit- voer te brengen , en tevens , 't zelve J? van de overige Bondgenooten te eifchen G 5 v «iE XI. boek,  io6 VADERLANDSCHE XL BOEK. Dokkum verzoekt dcWape ning haa rer liurgerye, ei verwerft ze. (*) 27. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 3J1, Pl/I van den Neder-Rhyn II. Deel bl, 8Sr. (t) Ziehier boven bl. 100. „ uit kragt van het VIII. Artykel der „ Unie van Utrecht ( * )." Schoon het Kwartier van Oofiergo dit voorftel ten fterkften aandrong en dat der Zevenwouden hetzelve, by meerderheid, toeftemde, was Westergo 'er niet toe te ,' beweegen, 't werd over zulks in Advys gehouden. De Stad Dokkum, die, wegens 1 de Befchikking op de Omloopende Ampten in Fries-land den voorgang bekleedde, en zo zeer naar wensch flaagde (f), liep, in 't ftuk van Burgerwapening, mede vooruit , en zogt binnen haare muuren iets dergelyks als het voorftel van Oostergo inhieldt, daadlyk te doen plaats grypen. De Hoofden der Schutterye aldaar oordeelden, dat zy, omtrent de flapheid en traagheid, door een langduurigen Vrede, in den Burgerkrygsdienst ongevoelig ingefloopen, niet. langer ongevoelig mogten zyn. Zy vervoegden zich, met een groot aantal Burgeren en Ingezetenen, in Slachtmaand, aan de Regeering der Stad met voordragt, hoe deflegtewyze, waar op de Stad, en de goede Burgers, beveiligd waren, door haar Gewaapend gedeelte, hun hoogst noodig deedt keuren, dat dit gedeelte in Getal vermeerderd en met de noodige Wapenen voorzien mogt worden, tot weeringe van  HISTORIE. 10? van alle Wanorders van binnen , en des noods van Geweld dat van buiten mogt aankomen. Zy boden zich vrywillig aan om, ter verdeediging van Stad en Land, de Wapenen te draagen op zodanig een voet als Staaten van Fneslar.d het voeglykst zou voorkomen, in navolging van 't geen in Zeeland, en op verfcheide plaatzen in Holland, reeds in gebruik was gebragt, en onlangs door het Kwartier van Oostergo zo welmeenend voorgeflagen. Smeekende dat de Regeering de zaaken derwaards willen heenen wenden, dat aan de Burgeren van Dokkum een genoegzaam getal van Geweeren met de benoodigde Krygsbehoeftens, van 's Lands wege mogten worden uitgedeeld, inhoope dat hun voorbeeld, door de overige Ingezetenen van Friesland, zou gevolgd worden. Acht Leden uit de onderfcheide Espels in welke Dokkum verdeeld is, gekoozen en benoemd om met Burgemeefteren in gefprek te treeden, verftonden uit het voorzittend Lid der Vroedfchap, dat dezelve in deeze zaak volkomen genoegen nam, en de Burgery, niet derzelver Bevelhebberen , voor hunnen yver en goede oogmerken bedankte. Welhaast ontvingen zy een allergunftigst Befluit, met volle eenpaarigheid van (temmen genomen, en de toezegging dat hun verzoek ter Tafel der Staaten zou gebragt worden. Een Stadsbode , den volgenden dag afgevaardigd, le- XI. BOEK. I73a.  ioS VADERLANDSCHE XL boek. 1782, Stanten van Friesland eifchen opening van den ftaat der Generaliteits Kasfe. (*) N. Nederl. Jaarh. 1782. bl 1489. »t\ voor 't Jaar 1783. bl. 323. leverde op 't Landshuis een Brief van de Dokkumfche Magiftraat over , (trekkende tot voordragt en aandrang van dit Verr zoek der Burgerye. Deeze, als mede de Krygsraad, doordrongen van dankerkentenisfe, beftemden eene Bezending aan de Regeering , die, by monde van den Heer h. schoonegevel, en by een ondergetekend gefchrift, dezelve bedankte voor het gunftig genomen Befluit, teffens deeze gelegenheid waarneemende om dank te zeggen voor het Befluit wegens de Befchikking op de Ampten (*). Staaten van Friesland, van hun Hoog Mogenden een weigerend antwoord bekomen hebbende op den aandrang van een meermaals gedaanen eisch, dat de ftaat van het Comptoir Generaal der Unie voor hun zou worden opengelegd, hielden hun gevoelen vast, dat zy niets anders gevergd hadden , dan waar toe zy ieder Bondgenoot geregtigd rekenden; geen Sociëteit was hun bekend, in welke de Beftuurders van der Bondgenooten gemeenfchaplyken eigendom, met eenigen fchyn van regt, de opening van den ftaat der zaaken aan de Leden, die zulks vorderden, zouden kunnen of mogen weigeren. Waarom zy verklaarden beilooten te hebben om , van nu af aan , te rugge te houden alle zodanige Penningen als Friesland,  historie: ioc) tand, wegens Interesfen van GeneraliteitsSchulden, jaarlyks betaalde, tot zo lange hun Hoog Mogenden , in plaats van geduurig herhaalde , niets ter zaake doende, veel vertraagende, wederfchriften,en woordentwisten , eenige volledige voldoeningen aan hun alzins billyken en regtmaatigen eisch zouden gegeevcn hebben (*). Van vroegen tyde af heeft men, in ons ' Bondgenootfchaplyk Gemeenebest, de moeilykheid ondervonden, om eene geëvenre- , digde verdeeling der Lasten te beraamen. , Geen ftuk bykans waar over zo veel en zo lang getwist is als over het aandeel, 't welk ieder Gewest, in de aïgemeene Belastingen , moet draagen , bekend onder den naam van de Quota op welk ieder is aangeflaagen (f). Geen der Ge- wes- (*) N. Nederl. Jaarh. 1782. bl. 1137. Ct) P. paulus VerU. der Unie I Deel 235 enz. De tegenwoordig ftand hebbende verdeeling; Was, gelyk de eerfte onderftaande Tafel uitwyst, waar in de Stuiver op twaalf Penningen gerekendwordt; en de verdeeling by byzonderc beden was volgens de tweede ingerigt; wanneer hetLandfchap Drenthe één Gulden bov'en het honderd betaalt p. paulus als bov. bl. 247 248. Gelderland ƒ 5-I1- .2. Gelderland ƒ 5-12-13. Holland 57-14- 8. Holland 58- 6-41- Zeeland 9- i-fö. Zeeland 9- 3- g. Utrecht 5-15- 5- Utrecht $-\6*'l\i Friesland 11 - 1 o - 11. Friesland II -13 -1%. Gverysfel 3-10- 8. Overysfel 3-II- 5. Stad en Lande 5-15- 6. Stad en Lande 5 - 16 - 73. Drente 0-19-10. , , ■ ƒ ioo - : - ; ƒ 100 - - ; xl BOEK. [782., Dringen ïan op de /ermin- lering Ier ■9.  iiq VADERLANDSCHE XI. boek. 1782. westen beklaagden zich hier over fterker dan Zeeland en Friesland; en bleef het eerstgemelde , zints een geruimen tyd, in gebreke om zyne aandeelen op te brengen. Reeds meermaalen , in deeze Eeuwe leverde het laatstgenoemde klagten in, dat het , ten aanziene van zyne Uitgeftrektheid en Bronnen van Welvaard, te hoog was aangeflaagen (*). Naardemaai thans, wegens den Oorlog de Lasten hoogliepen, en derzelver drukkende zwaarte , by verdubbeling deeden gevoelen, zonden zy in Grasmaand een wydloopig Vertoogfchrift aan hun Hoog Mogenden , loopende over de vyf volgende ftukken. Voor eerst oordeelden zy noodig te vertoonen „ de gelegenheid, en toeftand van „ Friesland, ten einde de overige Bond„ genooten daar volgens hunne eigene „ gefteldheid mogten vergelyken, om „ daar uit te moeten befluiten, hoe zeer „ de menigvuldige en zwaare regenlieden „ Friesland benevens, ja , boven zyne „ Medegenooten , in de Finantien ten „ uiterften verzwakt hadden. Ten „ tweeden, dat , om te voldoen aan het „ binnenlandfche vereisch ter herftellinge „ der geledene fchade, en zo veel mo„ gelyk nieuwe rampen voor te komen, „ en om tevens , met infpanninge van „ alle (*) Tegewv. Staat van Friesland IV. Deel bl. 484 519-  HISTORI E. in }, alle benoodigde kragten, als getrouwe „ Bondgenooten , zich te kwyten , van „ die Pligten, door de Staaten van Fries„ land aan de Unie verfchuldigd, door „ hun niets was nagelaaten om die te „ vinden uit zodanige over zwaare Las„ ten, dat ze altoos ophoopende en nooit verminderende, aan de Ingezetenen ten „ laatften ondraaglyk waren geworden. — „ Ten derden, ' dat Friesland bereids by herhaalinge de ernftigfte Aanzoeken ge„ daan hadt tot Verbetering of Verzag- „ ting. Ten vierden, dat, uit aanmer- „ king van deezen bekommerlyken toeftand en bovenmaatige bezwaaring, de „ overige Medeleden van de Republiek, „ (Zeeland alleen, wegens onmagt uitge„ zonderd,) verfchuldigd waren, volgens „ de gronden eener gezonde rede, na„ tuurlyke billykheid , en de volftrektlte ,, noodzaaklykheid, om, even gelyk het „ genoemde Zeeland was wedervaaren, ook dit Gewest, als een verzwakt Bondgenoot, te hulpe te komen en te verligten; dat daar toe reeds zo veel„ vuldige Vertoogen ter Aïgemeene Staats„ vergaderinge, gedaan zynde, zonder de „ gewenschte uitwerking te hebben tot „ eenige de geringfte Vertroostinge of „ weezenlyke Verligtïng, hun Ed. Mo„ genden zich genoodzaakt vonden hun„ ne regtmaatige klagten als nog te ver„ nieuwen, in de billyke hoope van eindelyk eens verhoord, te zullen wor- den. Ten vyfdendat dezelve hun » Ho°g XI. BOEK. I782. '  XI. Soek. f*) Deductie der Staaft» va» Friesland , over" den Jlegten tntfiand van hunne Finantie aan hurl Hoog Mogenden, den 14 April 1782 gezonden, §n by dezelve den 29 dier Maand ontvangen, ïïm VADERLANDSCHE „ Hoog Mogenden , op 't nadruklykfté onder 't oog moesten brengen, de be„ jammerenswaardige gevolgen , welke uit eene aanhoudende weigering 4 nood„ zaaklyk zouden voortvloeijen, zelfs by de geringfte ligtgebeurlyke en buiten„ gewoone toevallen ( * )." Dit Vertoogfehrift ging vergezeld vari eenen Brieve aan de Hooge Bondgenooten , hun op het ernftigst verzoekende om 't zelve in overweeging te neemen, en een gunftig oor aan de uitgeftorte klagte te willen leenen, tot redding van een Gewest , dat altoos in yver hadt uitgeblonken ter bevorderinge van het algemeen belang, en zulks door fpreekende daaden, zelfs boven zyne kragten, betoond. Schoon hun Gewest zich in den akeligften toeftand , ten aanziene van de Finantien bevondt , hadden zy, egter, tot voorkoming van verwarringen, ftaande de tegenwoordige ongelegenheden van den Oorlog, nog ééne en wel de laatfte pooging willen doen, door toeftemming te geeven in de Gewoone en Buitengewoone Staaten van Oorlog voor het loopende jaar; doch konden zy niet verbergen, dat, by aldien hun Hoog Mogenden mogten verwylen met hun wettig beklag in over?  HISTORIE. 113 overeg, cn 'er, nog geduurende dit Jaar, een voldoenend befluit op te neemen , zy zich in de onvermydelyke noodzaaklykheid zouden bevinden, om, ten opzigte van den volgenden ftaat van Oorlog voor 't Jaar mdcclxxxiii, zodanige maatregelen te beraamen, als zy, tot herftellinge van hun uitgemergeld Gewest, gefchiktst oordeelden. (*) Tot het bevorderen deezer lang vergeefsch gezogte Verligtinge, fehreeyen Staaten van Friesland, ten zelfden tyde, aan zyne Hoogheid; ten einde de Stadhouder , de belangen van Friesland op het fterkst ter harte neemende, door zyne veelvermogende onderfteuning, op 't kragtigst, mogt mede werken tot voorkoming van den geheelen en onherftelbaaren ondergang eens Gewests, waar toe hy de nauwfte betrekking hadt, en 't geen met regt befchouwd mogt worden, als de Wieg en Bakermat van het hoogaanzienlyk Huis van Oranje en Nasfau(X)t Hoe weinig Staaten van Friesland met dit alles uitwrogten, bleek uit hun herhaald fchryven, in Wynmaand , by 't welke zy hun Hoog Mogenden den laatften Brief en 't Vertoogfchrift herinneren, en zich beklaagen, dat die beide tot nog toe onoverwoogen gebleeven waren; (*) Refol. Gen. 29 April 1782. Cl) N.Nederl Jaarb. 1782. bl. 1468. V. deel. II XL boek. 1782. Verzoeken de In edewerkingvan zyne Hoogheid in die verligting. Staaten v&nFriesland dringen dit nader by hun Hoog Mogenden aan.  ii4 VADERLANDSCHE XL BOEK. I7C2. ren; „ zy konden ," gelyk zy zich uit* drukten, „ niet ontveinzen ten hoogften „ bekommerd en bevreesd te weezen, „ dat dit zo duidelyk, en ter overtui„ ging der Bondgenooten, naar waarheid „ betoogd ftuk, het rampzalig en voor Friesland zeer haatlyk noodlot van „ voorgaande aan hun Hoog Mogenden „ toegezondene herhaalde Klaagfchriften, „ wederom zou ondergaan , om in her. „ duistere opgeflooten te blyven, en „ eener veragtlyke vergeetenheid opge- ofFerd te worden. Die onvrien- „ delyke en onverdiende behandeling, „ waar mede men Friesland hadt beje„ gend, fchoon naa Holland het meeste van „ de ganfche Unie in de Kas der Alge„ meene Staaten opbrengende , en dus „ geenzins als een onverfchillig Lid van „ het Bondgenootfchap behoorde behan„ deld te worden, hadt hun op 't ge„ voeligst getroffen, en konden zy, uit „ overdenking van 't geen zy, als ge* „ trouwe Regenten aan hunne goede met „ overdrukkende lasten belaadene en eg„ ter geduldige Ingezetenen verfchuldigd „ waren, niet nalaaten rondborftig te ver„ klaaren , dat zy, by ontftentenisfe van „ een fpoedig en voldoend antwoord, „ vast beflooten hadden, om in de aan„ ftaande Staaten van Oorlog, mitsgas, ders in alle de Petitiën, die 'er in 't „ vervolg nog zouden mogen gedaan , worden,niet hooger dan tot ƒ8 -13 -1% ten honderd te zullen toeftemmen en dus » de  HISTORIE. ir$ gy de Provinciaak Quota met drie ten hon- „ derd te verminderen. Was 'er „ ooit een tyd gebooren om hunne regt„ maatige klagten uit te ftorten in den „ fchoot van het Bondgenootfchap, en „ niet alleen zulk eene onbewimpelde „ verklaaring te doen; maar ook op de„ zelve eene daadlyke uitvoering te laa«, ten volgen, zo was het voorzeker de „ tegenwoordige, dien men te recht als „ een der allerhachlykfte befchouwen „ mogt en noemen kon. Een tyd ! waar „ in onze groote fchulden hand over hand «, nog dermaate toeneemen, dat ze, tot j, zulk eene verbaazende hoogte op„ klimmen, dat wy ons buiten ftaat bevindenomdevereischte Intresfen te kunnen „ betaalen, daar het beklaaglykst vooruit„ zigt van eenen voortduurenden Oorlog , derzelver vermeerdering onwederfpreekelyk voorfpelt, zo dat de onevenre„ digheid van ons aandeel in het draagen der Lasten van de Unie, en ïn de toege99 itaane Petitiën in 't byzonder, eene „ fchier onherftelbaare wonde aan het „ Lichaam van den Staat toebrengt, het,, zelve geheel verkankert, en eindelyk „ te eenemaal werkloos maakt, en geheel „ zal vernietigen. Het legt geen- „ zins op onzen weg, ja het zou geheel „ niet ftrooken met die edelmoedige ge„ voelens, welke den roem van Friesland „ ten allen tyde hebben opgeleverd; en waar mede wy nog bezield zyn, indien wy onder de minagting van U H a Hoog XL BOEK.  n6 VADERLAND SCHE XI. BOEK. 1782. Antwoordvan hun HoogMo genden. „ Hoog Mogenden en vanhetBondgenoot„ fchap flaphartig bezwceken. Neen! wy „ worden geroepen, om ons geheel be„ derf yverig voor te komen, voor de „ waare belangen van ons Gewest getrouw„ lyk in de bres te ftaan, en daar voor „ zorgvuldig te waaken, Heeft het „ Zeeland voormaals gelukt, eene aanmer„ kelyke Verligting in de Quota te mogen „ erlangen, en door zyne onwrikbaare „ ftandvastigheid, in 't vervolg, en nog „ heden ten dage andermaal Verligting te „ genieten; wy hebben een even gelyk regt „ om van elk Lid van de Unie te eifchen, ,, dat wy desgelyks gehoord en onze regt„ maatige klagten, op dezelfde gronden „ van billykheid rustende, in overweeging „ genomen worden, om ons Gewest einde„ lyk eens verlost en ontheeven te zien „ van den ondraaglyken Last, waar on„ der de andere Bondgenooten 't zelve, „ tot nu toe, hebben doen zugten. Niet onbeantwoord bleef deeze tweede Brief. Tot een voorloopig befcheid fchreeven hun Hoog Mogenden, dat de Gelas' tigden in Grasmaand tot het onderzoek des Voorftelsvan Friesland benoemd, nog geene vergadering gehouden, althans geen verflag uitgebragt hadden; doch het groot aanbelang der zaake voor 't geheele Bondgenootfchap, in het toen ingeleverd Vertoogfchrift vervat, vorderde tyd tot een volledig onderzoek, 't Verloop van weinig meer dan vyf maanden kon, huns agtens, geen gegronde klagten verfchaft'en om  HISTORIE. 117 om de daar toe aangeftelden van Naalaatigheid te verdenken, veel min om, zo kort daar naa, een zo fterken en met bedreigingen gepaarden Brief, te zenden : een Brief, waar over zy zich te meer moesten beklaagen; dewyl het hun voorkwam, dat by denzelven geen de minfte agt geflaagen was op de zwaare tyden, waar mede de Republiek, zedert twee jaaren, hadt moeten worftelen, en zich, nog bevondt; dit hadt Staaten van Friesland van zelve moeten overtuigen, dat het thans de gepaste tyd niet was, om, als by overylinge, derzelver Mede-bondgenooten te moeten noodzaaken om toe te geeven in een Verzoek, 't welk alleen zyn grond moest vinden in de billykheid der zaak zelve; uit een nauwkeurig onderzoek, zou zulks moeten blyken eer de Bondgenooten 'er zich van zouden willen en kunnen overtuigd houden; tot dit alles was tyd noodig, gelyk het voorbeeld van Zeeland uitwees. Zy beloofden het maaken van allen fpoed. Doch het was geenzins te denken, en kon het ook van de Bondgenooten niet gevergd worden, om, wegens een ftuk van die aangelegenheid, tot een Befluit te komen, zonder zelfs ieder in zyn Gewest alles onderzogt, gewikt en gewoogen te hebben. Zy konden overzulks , zich niet vleijen met eene zo fpoedige afdoening als Staaten van Friesland wel zouden wenfchen, en nog gaarne geduurende 'dit loopende Jaar zien. Het vooruitzigt op H 3 dit XI. !OEK. [782.  siB VADERLANDSCHE XI. BOEK. 1/32. dit alles hadt hun in de onvermydelyke verpligtinge gebragt, om Staaten van Friesland, ter behoedinge voor alle verdere onheilen van het zo zeer gedrukte Vaderland, by alles wat daar in dierbaar kon zyn, te moeten verzoeken, en op 't allerernftigfte aan te dringen, dat zy toch, geduurende de Overweegingen van hunne klagten, welke zy voortgang zouden doen gewinnen, zich niet zouden gelieven te bedienen van die bedreigende Dwangmiddelen, van welke zy, met een zo Herken ophef, melding gemaakt hadden ; naardemaal 'er niets klaarder te voorzien was, dan dat, door zodanig eenehandelwyze, niet alleen alle banden der Unie zouden los gemaakt, maar ook Friesland zelve in den beklaaglykften ftaat gebragt, ja de geheele Republiek in de uiterfte verwarring gedompeld worden. Al het welk te meer te dugten ftondt, indebeklaaglyke omftandigheden , waar in het Gemeenebest reeds verkeerde, door den kostbaaren Oorlog, welke het genoodzaakt was te voeren tegen den zo onxegtvaardigen aanval van het Ryk van Engeland, en waar uit het nimmer, met eenige eer, te redden was, dan doorliet toebrengen van alles, wat tot een dapperen wederftand behoorde, en waar toe by alle de Bondgenooten, al wat mogelyk was, met achteraanftelling van alle byzondere belangens, moest worden bygebragt en opgezet, en waar in zy verbouwen dat Staaten van Frissland ook geen-.  HISTORIE: 119 geefizins zouden verflaauwen; maar blyven by hun Patriottifchen en opregten yver, dien zy dus verre hadden doen blyken; terwyl zy, door zulk eene handelwyze, ook meer en meer de toegeevenheid en goedwilligheid der Medebondgenooten, omtrent derzelver billyke verlangens, zou kunnen opwekken en gewinnen (*). Met dit antwoord hielden Staaten van Friesland zich niet te vrede. Het erkende uitftel hadt bun, gelyk zy in een naderen Brieve, in Slachtmaand gedagtekend, te kennen gaven, ten (lerkften aangedaan; de tyd van vyf Maanden kwam hun overvloedig lang genoeg voor on eene zaak van die erkende aangelegenheid by 't geheele Bondgenootfchap ter hand te neemen en af te doen. Zy konden, mogten en moesten 'er nog byvoegen. dat, zints den JaareMDC cxviii, en na derhand by herhaaling, dit zelfde Onderwerp ter overweeginge van hun Hoos Mogenden gebragt was. Uit welken hoofde het hun zeer ten onregte voorkwan van overyling te hooren gewaagen: eer tydsverloop van vier en zestig jaaren was meer dan genoegzaam, om de regt vaardige klagten van eenen onderdrukter Bondgenoot, naar den eisch der Rede ei Billykheid, ten nauwften te onderzoeken Geenzins (temden zy met hun Hoog Mó £*) Rtfol. Gen. 29 03. 1782. H 4 XI. boek: 1782. WederfchryvenvanFriestand. t l I  XI. BOEK. 1782. iaa VADERLANDSCHE Mogenden in, dat deeze zwaare tyden volftrekt ongefchikt zouden weezen , om Verligtinge te krygen. zy hadden die in dit Tydsgewricht volftrekt noodig, en keurden het daarom betaamelyk, ja hun voornaamfte Pligt, om met zo veel yvers op een fpoedig herftel aan te dringen, 't Kwam hun hoogstfmertlyk voor tot dat uiterfte punt gebragt te worden van den langgerekten draad hunner Langmoedigheid afgefneeden te zien, en genoodzaakt te zyn, zich te moeten bedienen van Dwangmiddelen ; zy konden hun Hoog Mogenden verzekeren , dat deeze zogenaamde fterke ophef van bedreiging met dezelve, hunne ernftige welmeening was , die, in gevalle van weigeringe hunner billyke voordragt, van eenen daadlyken uitvoer zou agtervolgd worden. Intusfchen, verklaarden zy, zouden wy niet gaarne zien, dat zodanig eene handelwyze alle de Banden der Unie zou losmaaken, waar voor hunne Hoog Mogenden niet alleen fcheenen bevreesd te zyn; maar ook te voorfpellen, dat Friesland zich zeiven daar door in den beklaaglykften toeftand zou kunnen brengen. Dezelfde ge¬ voelens , die hun voorheen ftandvastig bezield , welke zy aangekleefd en door fpreekende daaden betoond hadden , om alles toe te brengen totverfterking van denBand dereenigheid,vervulden hun nog, en zouden zy voorts het beklaaglyk noodlot, 't welk, naar de voorfpelling hun Gewest boven 't hoofd hing, met eene gepaste lyd- zaam>  HISTORIE. 121 zaamheid, bedaardlyk afwagten. Zy hoopten, wyders, dat hun Hoog Mogenden en de Bondgenooten zouden gelieven te voorkomen, die uiterfte verwarringen, waar in zy vreesden, dat de Republiek zou gedompeld kunnen worden, indien zy in hunne Meening bleeven volharden: daar die verwarringen , greepen zy onverhoopt plaats, alleen aan het noodlooze uitftel, om hun regt te verleenen, zouden te wyten zyn. De gezamenlyke aanwending van alles wat tot een kragtdaadigen en dapperen tegenftand behoorde , moest door de Bondgenooten, met ter zyde Helling van alle byzondere belangen, worden aangewend ; doch dit floot geenzins in , dat zulks, door een onvermogend Gewest, als Friesland, meerder moest geleideden, dan door de andere; daar de onevenredigheid van deszelfs aanflag in de Lasten desGemeenen Lands, en het hoogfteigerend aandeel in de bereids toegeftaane Petitiën, een klaar bewys uitleverden, dat men zulks van Friesland volftrekt ten onregte vorderde. — Wel wilden zy, door in hun goedgekeurden Patriottifchen en opregten yver voort te vaaren, de Goedwilligheid der Bondgenooten; (doch geenzins de Toegeevenheid gelyk hunne Hoog Mogenden goedvonden zich uit te drukken,) maar veel eer en liever de regtvaardige Sentimenten van behulpzaame Bondgenooten,omtrent zulke billyke verlangens, zoeken te gewinnen en optewekH 5 ken. XI. BOEK, 1782.  122 VADERLANDSCHE XI. boek. 1782. O AT. Hedert. Jaarb. 1782. bl. V A- ken. Uit kragte van dit alles vol¬ hardden zy in den gedaanen voorflag der verminderinge van hun aandeel; verwagtende, dat de Verdeeling op den Staat van Oorlog voor 't Jaar md c c lxxx 111 overeenkomftig met hunne geopenbaarde welmeening zou gefchieden, op dat zy, in geval van onverhoopte weigeringe, huns ondanks, niet genoodzaakt zouden worden om zodanige kragtdaadige middelen in 't werk te Hellen, als de zigtbaare regtvaardigheid hunner zaake hun aan de hand gaf (*).  VADERLANDSCHE HISTORIE. TWAALFDE BOE K. INHOUD. Adams dringt óm Antwoord aan by de Staaten. Bemoeyingen om dit te bevorderen. capellen tot de mar s c h [■preekt in Gelderland ten zijnen voordeele. Frieslands bejluit om adams voor Afgezant en de Onajhangelykheid van de Americaanfche Staaten te erkennen. De Kooplieden te Leyden leveren deswegen een Verzoekfchrift in by de Regeering dier Stad. V'.rzoekfchrift der Leydfche, Haarlemfche en Amjlerdamfche Kooplieden. Inhoud van 't zelve. Verzoekfchriften en mondlyke V~>ordragten daar toe prekkende, door eenige Hollandfche Steden by haare Regeeringen gedaan. De Steden van Holland bejluiten eenpaarig tot de Vryerkenning der Amencaanfche Staaten • de Ridderfchap is ongereed. Frees in eenige Steden van Holland, dat XII. boek.  XII. b o e k. 124 VADERLANDSCHE dat dit werk by hun Hoog Mogenden zou haaperen. Nieuwe vervoegingen by de Stadsregeeringen. Inhoud van het Dankadres by de Regeering van Amfterdam ingediend. Voordragt der Amft er dammeren wegens een byzonderen Vrede met Engeland. Bemoeiingen der Steden in Zeeland. Bejluit aldaar om adams te erkennen. Hoe dit in Overyszel doorgaat, als mede in Utrecht. Stad en Lande doet dien flap; en eindelyk Gelderland mede. Adams by hun Hoog Mogenden voor Minister Plenipotentiaris der Vereenigde Staaten van America erkend. Adams krygt deswegen kennis. Verfchillende Oordeelvellingen over die Vryverklaaring. V"eugdbetoningen deswegen. De Burger Sociëteit te Leeuwaarden doet by Staaten van Friesland den voorflag van eenen Gedenkpenning. Goedkeuring hier van. Gedenkpenning van eenen anderen ftempel door drie Steden in Friesland vervaardigd. Begin des Handels op Noord- America. Het Bekendmaaken van de Onajhangelykverklaaring der Staaten van Noord - America by onzen Staat verwekt daar groote blydfchap. Adams doet het voorftel tot een Verdrag van Vriendfchap en Koophandel tusfchen, de beide Gemeenebesten. 't Marren der beraaminge van 't zelve, 't Verdrag geftooten. Inhoud des V'.rdrags. Adams, eene Geldleening ten behoeve van de Vereenigde Staaten van America alhier geopend hebbende, vertrekt na Parys. Raadpleegingen over het aanftellen van een Gezant by de Vereenigde Staaten van America, p. j. van BER.C-  HISTORIE. 125 berckel daartoe benoemd. Van bercrels Affcheid van hun Hoog Mogenden en Groot Mogenden. Zyn vertrek. Aankomst in Noord - America. Aanfpraak by 't Congres. Beantwoording door den Voorzitter van 't Congres. Aanzoeken om Confuls en Agenten in Noord- America te hebben. Het voorgevallene ten deezen Jaare in Noord- America. In Engeland verandert men van denhvyze omtrent het beoorlogen der Noord-Americaanen. Veranderingen in het Engelfche Staatsdienaarfchap. Handelingen in Frankryk over het Onafhangelyk verklaar en der Americaanfche Staaten, door Engeland. Dit werk krygt zyn beflag. Gedenkpenning tot gedagtenis dier Gebeurtenisfe. Standbeeld voor den Koning van Frankryk lodewyk den XVI. te Philadelphia opgerigt.. Poogingen ter Vredehandeling tusfchen deezen Staat en Engeland. Oordeel van .fox over deezen Oorlog. Op welk een voet de Staat de Bemiddeling der Rusffche Kcizerinne aannam. Antwoord van haare Ruskeizerlyke Majefteit. Voorflagen van eenen Afzonderlyken Vrede en IVapenftilftand door Engeland gedaan, door Rusland onderfieund. Verfchillende gevoelens deswegen onder de Landzaaten. Sterke taal over dit onderwerp in Gelderland gevoerd door de Jonkheeren zuylen van n y v e l d t €11 capellen tot den marsch. Raadpleegingen daar over in verfcheide Steden van Holland. Gefchil te Enkhuizen gereezen. Ce*- XII. boek. (  is5 VADERLANDSCHE XII. boek. Gedagten der Ridderfchap en van Staaten van Holland op den gedaanen voorflag. Tweede Brief jan Engeland tot naderen aan. drang der Vredesvoorflagen. Op nieuw door Rusland onderfteund. Een byzonderen Vrede met Engeland en den Wapenfiiifiand door onzen Staat afgeflaagen. Gerustjielling van Frankryk, dat ook een afzonderlyken Vrede geweigerd hadt. 'Er doen zich be&nzels van eenen algemeenen Vrede op. g."brantsen, als Minister Plenipotentiaris van deezen Staat na Parys gezonden. Frankryk betuigt de belangen van de Vrye Vaard voor deezen Staat by de Vredehandeling te zullen behartigen. Frankryk belooft de wedergave van de veroverde Volkplantingen. De Kooplieden te Amfterdam willen de fchaden, door de Engelfchen aan de Koopvaardye toegebragt opgegeeven hebben; gelyk mede die van Rotterdam. In Rotterdam brengt men ze ter kennisfe van de Magiftraat. Grootheid der gekdene Schade cn onwaarfchynlykheid van Schavergoeding. Klagten van het Deenfchs Hof wegens de mishandelingen een Deensch Oost-Inaisch Schip op de Kaap ie Goede Hoop aangedaan. Berigt van Bewindhebberen op dit ftuk. Nader en dringender Vertoog des Deenfchen Afgezants. Beantwoording hier van. Klagten over den Kaper Capitein koelherg, van wegen 't Zweedfche Hof ingebragt ongegrond bevonden.  HISTORIE. 127 jL)* Onaf hangelyk Verklaaring der Versenigde Staaten van America, om welke reeds zo veel Stryds geftreeden, zo veel Gelds gefpild, zo veel Bloecis geftort was, en die onze Vereenigde Gewesten in den Oorlog met Groot - Brittanje inwikkelde , door den Heer adams, in den voorleden Jaare , voorgeflaagen , met verzoek om als Gevolmagtigde deezer Staaten, by die des Nederlandfchen Bondgenootfchaps erkend te worden, draalde doch was verre van uit het oog verboren. De Voorftanders van deezen verwylenden ftap waren onophoudelyk bezig om dien te vervorderen, en het daar toe te brengen. De Heer adams, zich te Amjïsrdam, eene Stad hem zo zeer gunftig, meest onthoudende, liet geenzins na, al zynen invloed, ten beste zyn er Landgenooten, aan te wenden. Het beloofde Antwoord op zyn reeds bykans verjaard Voorftel bleef agterwege. Eindelyk, des marrens moede, leverde hy, den negenden van Louwmaand deezes Jaars, aan den Voorzitter van hun Hoog Mogenden, een Gefchrift ©ver, behelzende eene herhaaling van den voorheen gedaanen Aanzoek, met de vraage om een beflisfend Antwoord, 't welk hy aan zyn Souverain zou kunnen haten toekomen. Zulk (*) Zie het IV. Deel onzer Vadert. Hifi. W- 33- XII. boek. Adams dringt aan om Antwoord by de Staaten.  i28 VADERLANDSCHE XII. boek. 1782. Bemoeyingen om dit te bevorderen. Capellen tot de marsch fpreekt ten zynen voordeele. Zulk een Voorflag, ter Aïgemeene Staatsvergadering ingediend, bragt alles in beweeging, en tragtte men thans, zo 't fcheen, door fpoed, het verwyl te willen vergoeden. De Kooplieden, die zich allen heil van de Vryverklaaring dier Staaten en eene Verbintenisfe met dezelve beloofden , deeden bykans in alle Gewesteji ongewoone poogingen , die nader en omftandiger verdienen gemeld te worden. Capellen tot demarsch was de eerfte, die zich, over dit ftuk, liet hooren, op eenen buitengewoonen Gelderfchen Landdag, „ een langer vertraagen, „ om ons met dat reeds zo magtig gewor„ den Volk te vereenigen, zou, zyns oor„ deels, ten gevolge hebben, dat onzen „ Ingezeetenen de middelen ontnomen „ wierden, om hunnen Koophandel en „ Welvaard, op 't voordeeligst, uit te „ breiden. Onze Fabrieken zouden, „ wanneer men by tyds daar voor zorgde, ,, door het ftrenge verbod des invoers'van ,, Engelfche Manufactuuren in America, als „ uit derzelver kwynenden ftaat herlee- „ ven. Door een langer uitftel, om „ in deezen aan het verlangen des Volks „ te voldoen, zouden deszelfs Beftuur„ ders zich verwytingen op den hals haa„ len, even als of de aanbiddelyke engunfti„ ge fchikkingen der goede Voorzienig„ heid verwaarloosd, en, als het ware, „ van de hand geweezen wierden." Dit ftuk moest derhalven terftond tot een punt van overweeging gemaakt, en deswegen de  HISTORIE: ti8a. Verzoekfchrift der Leydfche, Haarlemfche en AmjlerdamfcheKooplieden by den Staat*  XII. boek. 1782. 132 VADERLANDSCHE „ niet tegenftaande de duistere wolken dié „ toen reeds zaraen trokken, hebben kun„ nen gelooven , dat onze Handel en „ Zeevaard, met alle de oneindige aan„ kleeven van dien, de fteun en welvaard „ van de Republiek, zofchielyk, tot zulk „ eene verfchriklyke laagte zou gevallen „ en gebleeven zyn? Dat, daar nog in „ den Jaare hdcclxxx, meer dan „ twee duizend Hollandfche Schepen door „ de Zond voeren, 'er, in het ganfche Jaar „ mdcclxxxi, niet één op die Ly st zou „ gevonden worden ? Dat, daar de gehee„ le Oceaan met onze Schepen als bedekt „ was, men nu genoegzaam geen onzer „ Kielen denzelven ziet bebouwen , en „ en dat wy onze geheele Scheepvaard, „ by alle Volken eertyds zo zeer geagt, en met voorkeuze bejegend, nu geheel „ en al in handen van andere Mogenheden „ zouden hebben moeten zien overgaan ? „ Het zou geheel overtollig weezen om „ breedvoerig op te haaien, de verbaazen„ de fchadens en verliezen by de Ingeze„ tenen geleden , door de onvoorziene „ wegneeming en plundering der Volk„ plantingen , en van hunne Schepen. „ Rampen zeker, die meer onmiddelyk 5, den Koopman treffen; doch die eenen „ algemeenen invloed hebben, en den ge„ ringiten Ambagts- en Werkman de uit„ werkzels des kwynenden Handels ten „ fterkften doen gevoelen. Dan hoe groot 5} dezelve ook zyn mogen, zouden deeze ï3 fchadens,(buiten de Vergoedingen on- „ der  HISTORIE. 133 5, der U Hoog 'Mogendens hoogst „ Vaderlyke voorzorgen, door een kragt„ daadigen tegenftand, van eenafgeftreeden Vyand te wagten,) door tyd en vlyt „ mogelyk zyn te herlteilen, indien deeze „ ftilftand des Handels flegts voor eene „ wyl was, en de nyvere Handelaar de 5, Bronnen zyner toekomende welvaard niet geflopt zag: dan het is dit aller„ komraerlykst vooruitzigt, dat Ons thans „ ten fterklten ontroert, daar het de groot„ fte dwaasheid en zorgloosheid zou wee„ zen, zich te willen verbeelden en ftil te „ zitten in de verwagting, dat de thans afgeweeke Handel naa den Vrede we„ der herwaards zal keeren, daar de On- dervinding zulks ten fterkfte weder„ fpreekt, en het allerblykbaarst is, dat „ de Volken thans in der zeiver bezit, het grootfte gedeelte zullen blyven be„ houden. Wy zien, derhalven, angftig „ uit na nieuwe Bronnen om ons, in 't „ vervolg, eenen beteren voorfpoed te be3, looven, en meenen die gevonden te heb„ ben in het nieuw Tooneel des Handels, „ het welk de Vereaiïgde Staaten van „ Noord- America opleveren , eenen Han„ del waar van wy, op dit oogenblik, en op dit oogenblik ook maar alleen, in de SJ gelegenheid meenen te zyn, ons een „ goed gedeelte te kunnen verzekeren, en „ welker groot aanbelang, gevoegd by de vrees vanOns dit laatfte en éénigfte uitzigt „ te zullen zien ontglippen, ons deedtbe„ fluiten, onze bedenkingen voor te draaï 3 k gen, XII. BOEK. I782.  i34 VADERLANDSCHE XII. BOEK, J7o2. ,, gen, en de aandagt van U Hoog „ Mogenden daar op te verzoeken. „ Het kan niet," vaaren wy voort, „ ontkend worden, dat Engelands groote Magt in zynen Handel op America be„ ftaan heeft, de Schatten daar door in „ 'sLands Schatkist gebragt, de buiten„ gemeene welvaard van veele Handel„ huizen, de alles overtreffende bloei „ hunner Manufacluuren, waar van de „ welverzekerde aftrek het meest tot der- zeiver volmaaking heeft toegebragt, ftrekten daar van tot overtuigende bewy- „ zen. Dan, hoe zeer men in 't „ algemeen veronderftelt, dat Engeland „ in zyne Manufacluuren niet te evenaa,, ren is, blykt het egter uit de Katoen„ Fabrieken te Rotman , de Wollen - Fa„ brieken van Amiens, Duitsrhland en „ Overysfel, de fpelden van Zwol, dat „ ook alles niet tot Engeland behoeft „ bepaald te biyven; maar dat men ook „ elders wel in Haat is, of zou zyn, „ hun, in veele opzigten, te evenaa„ ren. „ Gunt Ons, Hoog Mogende Heeren! „ om in geen verdere ontvouwing te „ treeden, hier by uwe aandagt te ver- zoeken op den toeftand van Frankryks j, Koophandel, in het begin van den „ Oorlog. Dezelve was, door aanhou,, dende verliezen, even gelyk de onze, 3, by na geheel geruineerd, veelen hun„ ner Kooplieden was de magt, ande3, ren den moed, benomen om denHan- „ del  HISTORIE. f$3 ,, del te vervolgen ; hunne Fabrieken „ kwynden, de fchamele Gemeente zugt- te, met één woord, alles vertoonde de „ akeligheden des Oorlogs; daar nu hunne „ Zeeplaatzen, over bevolkt zynde, moe„ ten uitgelegd worden, daar nu hunne „ Fabrieken, tot een te vooren nooit ge„ kenden trap van aftrek gekomen, zich „ ook meer en meer beginnen te volmaa„ ken, zo dat de rampen des Oorlogs ,, aldaar bykans niet meer gevoeld wor- den. Daar het nu volkomen zeker is, „ dat deeze gunftige verandering byna „ geheel uit hunne Verbintenis mragt, „ dat, daar alle de Leden, fchoon , Afgevaardigden ter Vergaderinge zynde, , zich van Last hadden voorzien, het by dezelven van eenen byzonderen invloed , moest zyn, dat de Ridderfchap, die altoos aanweezig was, alleen zich ongereed verklaarde, het geen, naar maate van 't gewigt der zaake, een leevendig „ be-  HISTORIE. 143 „ bezef voor de Natie zyn zou, hoedanig dat Lichaam op 't belang des Lands ,, dagt." Deeze tusfchen beide ingebragte aanmerking van Dordrecht verftoorde, voegt men 'er by, den Raadpenfionaris dermaate, dat hy den Afgevaardigden dier Stad te gemoet voerde, „ dat de Ridder„ fchap zich, door Dordrecht op eene zo verregaande wyze niet wilde laaten taxeeren." Waarop Dordrecht alleen hervatte „ dat de zaak nu reeds maanden in „ overweeging geweest was. (*)" Wanneer, op den negen en twintigften van Lentemaand, by Staaten van Holland beflooten was om ter Aïgemeene Staatsvergadering de zaak daar heen te ftuuren, en 'er ten fterkften op aan te dringen, dat de Heer adams, onverwyld, als Afgezant des Vereenigde Staaten van America , mogt erkend en toegelaaten worden, en de Raadpenfionaris last gekreegen hadt, om dien Heer , thans in 's Gravenhaage zyn verblyf houdende, van deezen flap te verwittigen (f), waren niet weinigen met vreeze bevangen voor het fluiten van eenen afzonderlyken Vrede met Engeland, en dat hier door de Vryverklaaring van NoordAmerica by de hooge Bondgenooten zou vertraagd worden. De Kooplieden van Dordrecht, begaven zich andermaal, met een zeer kort, doch fterk, mondeling verzoek (■*) N-. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 286. Ct) Kejol. Vi,n HMand 29 Maart 1782. XII. boek. iTsT Vrees in eenige Steden van Holland, dat dit werk by hun EloogMogendenzou haaperen.Nieuwe rervoeïingen by de ''Stadsregeeryigen.  144 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 1782. zoek by den Voorzittenden Burgemeester om dien, als 't Hoofd der Regeeringe, dank te zeggen voor den betoonden yver in het bevorderen van de erkende en de lang gewenschte Onafhangelykheid van Noord- America, teffens op het nederigst hun verlangen te kennen geevende, om, indien 'er, onverhoopt, by de hooge Bondgenooten, omtrent deeze allerheilzaamfte zaak , eenige zwaarigheid werd gemaakt, van wegen die Stad, ter Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden voor te ftellen, „ het beraamen van zodanige „ Middelen, waar door dit Gewest niet zou worden beroofd van de gewigtige „ Voordeden, die door eene erkentenis „ der Onafhangelykheid van Noord-Ame,, rica noodwendig plaats moesten hebben : en, zo by de Leden der Vergaderinge ,, van Holland mede desaangaande eenige „ zwaarigheden mogten ontftaan, die het „ beraamen van gepaste Middelen zouden „ beletten, dat als dan by de Regeering van Dordrecht zodanige Maatregels mogten genomen worden, als ftrekken konden om de Kooplieden dier Stad de ge,, wenschte Vrugten deezer erkende Onaf- „ hangelykheid te doen genieten." ■ Die van Ley den, Amfterdam, Rotterdam en Schiedam, wenden zich weder, met breede Vertoogen, tot hunne Regeerders, deels ftrekkende tot dankbetuiging voor het verrigtte ter Vergaderinge van Holland, overeenkomftig met de voorheen gedaane Verzoeken; deels om hunne gevoelens over  h isTom m H5 over een afzonderlyken Vrede met Engeland klemmend en vrymoedig te uitten; doch die van Haarlem fcheenen het onnoodig te keuren, ten vollen overtuigd van de Vaderlandsgezindheid hunner Regeeringe. Tot een ftaal deezer laatfte Vervoegingen by de Stadsregeeringen, en teffens van de heerfchende denkwyze by het handeldry vend deel der Holïanderen, kunnen de volgende trekken dienen, ontleend uit het Dank-Adres van de Kooplieden der Stad Amfterdam aan Burgemeesteren, Oudburgemeesteren en Vrocdfchap. Zy lieten zich dus hooren. „ Het deel, 't welk „ U Ed. Groot Agtb. in het tot ftand j, brengen van de Onaf hangelyk Verklaa„ ring van America ter Vergaderinge van. „ Holland gehadt hebben, de bewustheid „ dat de Agtb. Raad deezer Stad, op j, voorftelling van U Ed. Gr. Agtb. hier „ in reeds genoegzaam bewilligd hadt, ,, vóór en aleer nog het Verzoekfchrift, ,, onlangs aan U Èd. Groot Agtb. ter „ hand gefteld, ter kennisfe van de Vroed„ fchap gebragt hadt kunnen worden; de „ herinnering, eindelyk, van 'tgeen hier „ omtrentreeds indenjaare ridcclxxviii, „ met de pryslykfte bedoelingen en lof„ lykfte vooruitzigten, gedaan en verrigt „ is, en 't welk nu met eene zo open„ lyke, als aïgemeene, goedkeuring be* „ kroond wordt, ftellen Ons in de on~ „ vermydelyke verpligting om U Ed. „ Gr. Agtb. en U Ed. Agtb. met die LV. deel. K „ Adres e o e k* I782. Inhoud van het Dank Adres te Amfterdam ingediend.  ï46 VADERLANDSCHE XII. BOEK. I782. „ Adres te naderen , om dezelve, met „ deeze zo aanmerkelyke Gebeurtenis, niet „ alleen gtluk te wenfchen, maar ook te,, vens zo nadruklyk als plcgtig te bedan,, ken voor alle die welm:enende zorgen en wel overdagte maatregelen , voor alle die ftandvastige verknogtheid en trouwe aankleeving van de waare belangen van ,, het Vaderland in 't algemeen, en van deeze Stad in 't byzonder, die zich in alle 3, de handelingen en befluiten van U Ed. „ Gr. Agtb. en van den Agtbaaren Raad deezer Stad zo kennelyk verwonen, en die gewisfëlyk de agting en eerbied van „ de laate Naakomelingfchap tot zich zul„ len trekken, zo dikwyls deeze, de „ Jaarboeken en Gefchiedenisfen van deezen tyd met de voorige vergelykende, „ daaruit ontdekken zal, dat Amfterdam „ ook nu nog roemen mag op een Aantal „ Vaderlanderen, die alle inzigten op ei,, genbelang, grootheid en aanzien, aan „ de heilige verpligtingen, welke het Va„ derland van hun vordert, grootmoedig „ durven opofferen. „ Deeze openlyke blyk onzer agting en „ genegenheid vertrouwen wy, dat des te ,, aangenaamer zyn zal, naar maate dezel„ ve, in dit Gemeenebest zeldzaamer, ja „ misfehien zonder voorbeeld, en naar ge„ lange dezelve gefchikter is om alle die „ haatlyke inboezemingen weg te neemen, „ die de laster en kwaadaartigheid van het }, voorheen by veelen zo aangebeden , doch nu ten val gekomen, Engehch Mini-  HISTORIE- ftf Ij fterie, boven al kort vóór en by den aanvang van deezen Oorlog, getragt heeft te verfpreiden, en welke inboezemingen s, in Nederland zoden Voorftanders gevonden hebben in dezulken, die, tcrwyl „ zy zig niet ontzagen om de Beurs van j, Amfterdam , (dat is het eerwaardigfte en nutfte gedeelte van de Burgery dee3, zer Stad, en tevens de voornaamfte „ Steunpylaar van Neérlands wefvaard,) }, af te fchilderen, als of dezelve grootendeels beftondt uit een veragtelyken hoop 3, van laage en baatzugtige zielen, niets 3, anders bedoelende dan om, door het verkorten van 's Lands Gemeene Middelen, s, en door het overvoeren van Contrabande 3, waaren, tegen de trouw der Tractaten, ,, hunne baat- en fchraapzugt den ruimen s, teugel te vieren , tevens de ftoutheid ge„ had hebben, en nog hebben, om de braaf9, fte Regeering der aanzienlykfte Stad van 3, Nederland in 't aangezigt te hoonen, en, 5, als ware zy, door oogluiking, als an~ „ derzins, deelgenoote van diergelyk „ eenen onhebbelyken Handel, aan de al- „ gemeene veragting bloot te ftellen. ■ „ Inboezemingen en befchuldigingen, die 3, zo onwaaragtig als kwaadaartig verfpreid 5, zyn, en die de verontwaardiging van 3, elk gevoelig hart nog te meer treffen moeten, wanneer men hier by over3, weegt,dat niet alleen de Kooplieden van „ deeze Stad , maar van gansch Neder* ,, land, die trouw der Tractaaten zo heilig en ongefchonden bewaard hebben, dat Ka „ 'er XII. BOEK. 1782*  148 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 1782. 'er zelfs, tot verwondering van elk on„ bevooroordcelden, in 't geheel geene, „ of althans geene genoegzaame blyken „ van eene overvoering van Contrcbande „ Goederen voor handen zyn. Ter- ,, wyl de omftandigheid, waar in men dee„ ze of dergelyke inboezemingen ver- fpreidde , dusdanig eene handel wyze ,, nog haarlyker maakt; naardien men zulks verrigt heeft in een tyd, waar in deKoop- handel en ZeeVa. rd van Amfterdam, met „ die van de gantfche Republiek, by ge- brek van noodige befcherming, op de„ welke zo dikwyls en zo ernftig door Lt „ Ed. Gr. Agtb. en Ed. Agtb. , zelfs vóór den aanvang der Onlusten tusfchen Groot - Brittanje en de Vereenigde Staaten „ van Noord- America ontftaan, aangedron- gen was, den eerften en genoegzaam „ eenigen aanval van eenen onregtvaardi„ gen en trouwloozen Bondgenoot moes- „ ten ondergaan in een tyd, waar in „ de voor onderneemingen gevormden ,, Koopman, de 1 ragt van zynen arbeid en „ zorgen, het Loon van zyn onvermoei„ den vlyt, het Erfdeel voor zyne Kinde„ ren gefchikt , zich, door uitheemsch „ Geweld en onbegrensde Heerschzugt, „ moest zien ontweldigen, en de wyze en „ doorzigtige Staatsmannen, die zich, ter „ behoudinge van de zegeningen des Vre„ des afgefioofd en geene moeilykheden „ ontzien hadden, tot hunne hartgrieven„ de fmart, alle hunne Vaderlandlievende  HISTORIE: ï4S JTj inzigten en bedoelingen in rook zagen 9, verdwynen. „ Ontvangt, derhalven, deeze plegtige „ blyk van onze dankbaire erkentenis zo „ guttftig als dezelve weiraeenend door ons „ gefchiedt. Ontvangt dezelve als 9, een blyk van aankteeving aan uwe Per„ foonen, die niet op Vrees of uiterlyke „ Vertooning van Aanzien en Gezag be- rust; maar die op veel edeler en onwan„ kelbaarder beginzelen , uit het gevoel „ van weezenlyke Grootheid en Edelmoe- digheid fpruitende, gegrondvest is. „ — Houdt u verzekerd, dat, daar ver- agtelyke tweefpalt, met haare haatlyke „ Gezellinnen, list en bedrog, by het uit„ barden van deezen Oorlog, niets,vol- ftrekt niets, hebben kunnen uitrigten, „- om de Getrouwheid van AmftehBurgery 3, in het minfte te krenken, of in haaren „ Pligt te doen wankelen , de ongemak„ ken, die een Oorlog natuurlyk en nood- zaaklyk met zich ileept, even weinig „ zullen te wege brengen; ja dat wy dee- ze des te gereeder ondergaan willen, „ naar maate wy befpeuren zullen, dat de „ Middelen, die god en de Natuur ons „ in handen gegeeven heeft, meer en meer, „ tot afbreuk en vernedering van eentrot3, fchen Vyand, by de hand genomen wor„ den. — Vaartt derhalven, rustig voort „ op den betreeden weg, den eenigften „ die, onzes oordeels, het Vaderland, j, onderden Godlyken Zegen, uit zynen $y tegenwoordigen toeftand redden kan. — K $ M Dat XII. roek.  *3o VADERLANDSCHE- XIL BOEK. 27S2. „ Dat niets U daar van wederhouden mo- „ ge , of affchrikken! • De grootfte „ moeiten en zorgen zyn reeds doorge- „ worfteld. > Een aangenaamer voor- „ uitzigt op het toekomende, doet zich „ reeds op. —— Groot * Brittanje , nog „ onlangs zo fier op zyne kragten , dat „ het zich niet ontzag eenen Ouden en „ Getrouwen Bondgenoot den Oorlog aan 3, te kondigen, heeft reeds berouw van a, deezen onregtvaardigen en vermetelen 3, flap, en, gebukt onder den meer en 3, meer drukkenden last van den Kryg, 3, reikhalst na den Vrede; terwyl de „ Eensgezindheid onder 'sLands Hooge 3, Regeeringe hier te Lande, tevens met 3, onze Wapenen, meer en meer toe„ neemt, naar maate uw Staatsbeleid en s, Maatregelen, welker noodzaaklykheid 3, en heilzaamcn invloed voorheen minder „ erkend wierden, meer en meer Naavol3, gers verwerven, en de noodzaaklykheid 3, daar van meer en meer befpeurd wordt. 3, Het befluit onlangs ter Staatsvergade„ ring van Friesland genomen, en door dit „ Gewest zo eenpaarig gevolgd, ftrekt 9, daarvan, onder veele andere, ten onlo3, chenbaaren bewyze; terwyl de Zeeflag, ,, in den voorleden Jaare op Doggersbank „ voorgevallen, aan het verbaasd Europa „ getoond heeft, dat een zo langduurige 33 Vrede het behandelen der Wapenen niet „ heeft doen vergeeten, maar dat dit Ge-. ,, meenebest,in tegendeel, in zynen fchoot w nog Helden koestelt, die in het voet- i, fpoos  historie. j^ï „ fpoorvaa de trompen en de rui„ ters treeden, en van wier bekid en „ dapperheid men, naa zulk een trelfelyk jj begin, de grootfte Heldendaden ver„ wagten kan; ja, dat hunne onbezweeke dapperheid, door geene blykbaare Over5, magt ter neer te flaan, aan het Vaderj, land, ten eenigen tyde, zodanig een eerlyken en duurzaamen Vrede verfchaf3, fen zal, die hunnen Krygsroem vereeu» wigt en de wyze Staatkunde van lt „ Ed. Groot Agtb. en Ed. Agtb. nogby „ de laate Naakomelingfchap in zegening jj doet zyn." By de overgave van dit Dank-Adres, door een vry aanzienlyk getal Amfterdamfche Burgeren ondertekend, werden de Overleveraars te raade, 't zelve van eene byzondere Aanfpraak vergezeld te doen gaan. Het was reeds vervaardigd en getekend , toen zy kennis ontvingen van de Voordellen tot eenen afzonderlyken Vrede, met de bygevoegde aanbieding eens onmiddelyken Stilftands der Vyandlykheden, by het Hof van Groot - Brittanje, door tusfchenkomst van den Rusftfchen Ambasfadeur, aan deezen Staat gedaan. Dit was de eenige oorzaak, dat men hier van geene melding in het Adres zelve vondt, geenzins het denkbeeld, als of die Aanbiedingen by de Kooplieden eenigen invloed hadden,- zy durfden Burgcmeesteren, naai waarheid, verzekeren.dat het genoegzaaru eenpaarig gevoelen van de Beurs van Am> gerdam-y ten minften wat de zaak zelve K. 4 bfc xil b o ek» I78a. Voor* dragt der Amft erdammeren , we* gens een byzond»re" Vrede met En* geland».  i52 VADERLANDSCHE XIL E O E IC. 1702, (*) Deezen hadden, in een tweede Verzoekfchrift, op dit onderwerp, aezegd: dat zy zicii wel zouden wagten hun Ed. Groot Agtb. lastig te vallen met hunne aanmerkingen te maaken over het haatlyke en listige van deeze vyandlyke Kunstgreep, om hier door, ware het mogelyk andermaal de Regeering deezer Landen op tehou-> den en het gunitig oogenblik te doen verzuimen om de geledene fchade, door het maaken van een Handelverdrag met America, en het femcenfchaplyk beftryden van den gemeenen Vyand met Frankryk, te kunnen herftellen. Iets, dat de eenvoudigfte moest opmerken, en het verlicht oordeel van de Leden der Regeeringe niet ontflippen; zy waren te wel overtuigd , dat dezelve hunne genomene Maatregelen, door geen looze vyandlyke ftreeken, in het tegenwoordig dierbaar oogenblik voor 'sLands welweezen, zouden laa'ten overdwarsfen en verydelen. Maar het eenige dat hun betrof, en zy pligtsbalven meenden der Regeeringe onder 't oog te moeten brengen, was,"dat door deeze ontworpen Stillland. van Wapenen, geen het allerminfte nut voor den Handel en Zecvaard van Rotterdam zou kunnen te wege gebragt worden. Eensdeels om dat by-. na alle de Schepen van de Ingezetenen dier Stad aan Vreemden verkogt waren ; uit hoofde dat men voor 's Lands Schepen geen Convoy hadt kunnen bekomen ; anderdeels om dat, fchoon 'er nog ■enige Schapen voor handen waren, dezelve onttakeld en niet gereed lagen, en 'er ook geen lus- ;ütoos zou weczen, om dezelve in Zee te zeivie,-), en andermaal ten prooye te laaten aart eenen Vyand, welke nu weder tot grondflag van den Vrede wilde leggen eenTraftaatopdeonregt? vaardigfte wyze door hemverbrooken, en nimmer door hem "chuuden dan in tyden dat het met zyn belang overeenkwam; een. Vyand, van welken nier- betrof, overeenftemde met de denkwyzc der Rowrdamfche Kooplieden. (*) > Te  HISTORIE. 153 Te Amfterdam was men, naar hunne betuiging, even afkeerig van diergelyke zo listige alsgevaarlyke aanbiedingen, die, aangenomen wordende, dit Gemeenebest hoogstwaarfchynlyk in geheel nieuwe moeilykneden en rampen zouden inwikkelen, door welker onmiddelyke gevolgen hetzelve eensklaps ten gronde zou kunnen gaan; terwyl, van den anderen kant, die Aanbiedingen zelve toonden, dat wy met eenen afgeftreeden Vyand te doen hadden,dien wy eerlang tot eenen algemeenen en duurzaamen Vrede zouden kunnen noodzaaken, indien wy flegts, even gelyk Frankryk, Spanje en Noord- America, van die Middelen van Geweld gebruik wilden maaken, die ons voor handen waren, en verder te werk gefield konden worden. — Welverzekerd dat de Regeerders alle deeze akelige gevolgen veel klaarder voorzagen , dan dezelve door hun konden afge« fchetst worden , onthielden zy zich van breeder over dit Onderwerp uitte weiden, en bevalen Handel en Zeevaard aan de beftendige zorg en befcherming van hun Groot Agtbaaren, alleen daarop aandringende, dat, byaldien deeze Aanbiedingen van het Hof van Engeland, zomtyds gelegenheid mogten geeven, dat de zaak, wegens de Toe¬ ten onregte was aangemerkt, dat betoond hadt minder Be-ïinzels van goede Trouwe te bezitten, dan doorgaans nog worden aangetroffen onder de Mugenheden van Barburyea. K 5 XII, BOEK.  154 VADERLANDSCHE XII. boek. 1783. JZeeiand Befluit omADAMS te erkennen. Toelaating van den Heer adams, als Minister Plenipotentiaris der Vereenigdt Staaten van Noord- America, eenige zwaarigheid of uitftei by de overige Bondgenooten onderging, zy als dan, ©vereen* komftig met het tweede Lid des voorgaanden Verzoeks, op middelen geliefden bedagt te weezen , waar door Holland van de nadeelen uit dergelyk eene handelwyze te vreezen, zou bevryd blyven.(*) — Zo gunftig namen de Regeerders van de Amftelftad deeze Dankbetuiging op , dat sy, in de Stads Nieuwspapieren, eene openlyke aankundiging deeden, en te gelyk den Ondertekenaaren kennis gaven, in eene Vroedfchaps Vergadering te hebben vastgefteld, de zaak by hun Ed. Groot Mogenden daar heen te zullen ftuuren, dat de onlangs door het Hof van Londen voorgeflaagene Onderhandeling tot een afzonderlyken Vrede en Stilftand van Wapenen van de hand zou geweezen worden. Betoonden de Hollandfche Kooplieden zulk eene voorbeeldige werkzaamheid, met een gewenschten uitflag bekroond, die in de overige Bondgenootfchaplyke Gewesten, drukten hunne voetftappen. Het Collegie van Kooplieden te Middelburg, (*) Men vindt alle deeze Stedelyke Dank* Adresfen en Aanrpranken in de Bylagm^ter den Gedenkzuil der Vryverklaaring van Ntird-Amirt" CS dooi A. LOOS j ES Pz.  HISTORIE. 155 burg, als mede bykans alle overige Kooplieden en Reeders daar ter Stede, niet 1 tot dat Collegie behoorende, namen met ■ afzonderlyke, doch een zelfde einde bedoelende, fchriftlyke Beden, de toevlugt tot hunne Burgervaderen. Die van Vlisfingen deeden het desgelyks, doch de Z«rikzeeënaars en Veerenaars volgden het voetfpoor van Dordrecht, alleen by monde hun verzoek voordraagende. Wanneer Staaten van Zeeland, in 't einde van Lentemaand, deeze zaak in overweeging namen betoonden zich de meeste. Leden voor het erkennen der Onafhangelykheid van Noord-America: de Raadpenfionaris maakte wel eenige zwaarigheid tot het opmaaken van het Befluit: dewyl de Eerfte Edele van lynden afweezigwas; doch op het gunftig uitgebragt berigt om adams voor Gezant te erkennen en met denzei ven fpoedig een Verbond van Vriendfchap en Koophandel te fluiten, volgde den vierden van Grasmaand een Staatsbefluit hier toe ftrekkende. (*) De belanghebbenden inden Koophandel : te Zwolle, Kampen en Almelo, vonden goed het fpoor te betreeden van de meeste Koop- \ lieden in Holland en Zeeland, terwyl die van Deventer zich mede by hunne Regeering aanmeldden, met een Verzoekfchrift <ïat eenige Takken van Americaanfchen Han- £*3 Zie bovengemelden Gedenkzuil Sec. eni^A Pan *Zeek 26 Maarden 4 Ap*l 1782. XII. SOEK. Dit gaat n Overisfelloor.  itf VADERLANDSCHE XII. BOEK. Als meie in Utrecht. ■ 1 Handel optelde, in geen ander met die nauwkeurigheid opgegeeven. De Leden van den Oeconomifchen Tak te dier Stede het het gunllig befluit derDeventerfche Regeering vernomen hebbende, oordeelden zich eenpaarig verpligt aan de Magiftraat de eerftelingen eener Burgerlyke Dankbetuiging te moeten toebrengen, vertrouwende dat zulk een fchuldpligtig Bedryf, ten blyke van Burgerlyke goedkeuring, voor Vryheid en Vaderlandlievende Overheden, niet anders dan aangenaam zyn konde, ja! naast het getuigenis van een goed Geweeten, de beste en heerlykfte Belooning uitleverde. Het Staatsbefluit, overeenkomftig met de begeerte der Overysfclfche Kooplieden, op den vyfden van Grasmaand, genomen, gaf eene aïgemeene voldoening (*). De Staaten van Utrecht ontvingen een foortgelyk Verzoekfchrift van de Utrechtfche Kooplieden, als dat van de Hollandf'che was ingeleverd. De Vroedfchap der Stad befloot 'er eerst gunftigop, daarin den tienden van Grasmaand , door de Staaten des Lands gevolgd. Harten voi erkentenis ftortten de Fabrikeurs, Koop* lieden en Traficanten in den fchoot der Staaten uit, met bede dat dit Gewest en het lieve Vaderland, door de voorftellen van een Wapenftilltand, en de gevolgen van (*) Zie bovengeniclden Gedenkzuil'm&t'&ylm' ren. Register der Ref. van Ridderfchap en Stalm van Overysfet. 5 April 178,2.  historie; tg? Van denzelven , niet ingewikkeld mogten worden in eenige onderhandelingen tot eenen byzonderen-Vrede met een Trouwloozen vyand ( * ). Geen Aanzoeken lieten zich in Stad en Lande hooren; dan waren de Staaten, onaangezogt van gedagten, dat in de hachlyke omftandigheden , waar in de Republiek zich thans gebragt zag, zodanige kragtdaadige maatregelen , zonder tydverzuim, behoorden genomen te worden, waar door niet alleen de geledene fchade en nadeelen, tegen allen fchyn van Regt, zo vóór als naa het verklaaren van den Oorlog, doorhet Ryk van Groot-Britianje , op zulk eene onregtvaardige wyze, aan den Handel .deezer Landen toegebragt, zouden kunnen vergoed , maar vooral ook de vrye Zeevaard en Koophandel van deeze Republiek , voor het toekomende, op vaste gronden gefield en door de fterkfle banden van wederkeerig belang bevestigd en beveiligd worden : waar om zy hunne Afgevaardigden ter Aïgemeene Staatsvergaderinge Gelasten den Heer adams in meergemelde hoedanigheid te erkennen , en in verdere onderhandelingen met hem te treeden (f). Staaten van Gelderland, die zo zeer fchroom- den, C * ) Zie bovenaangehaalde!! Gedenkzuil in de 15ylaaa;en. Reful. der Staaten van Utrecht 10 April 1782. N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 518. C t) Reful. der Staaten van Stad en Lande 9 April 1782. X1L BOEKi 178a. Stad e» Lande doet di«u flap. Als ook Ge/derland.  i5o VADERLANDSCHE XII. boek. 1782. Adams, by hun Hoog Mogenden erkend. Adams krygt deswegen kennis. den, al te voorbaarig te weezen in het vervorderen deezer zaake (*) deeden, eindelyk, ziende dat de andere zes Gewesten tot dien ftap beflooten hadden, denzelven mede op den zeventienden van Grasmaand (f). Alle Gewesten waren , dewyl een fterk fpreekende Volksftem zich in de meefte liet hooren , binnen kort , gereed om den Americaanfchen Gezant, te erkennen, gelyk op den negentienden van Grasmaand door hun Hoog Mogenden gefchiedde. De Voorzitter w. eoreel gaf hier van den Heer adams terftond kennis, die 's anderen daags zyn Geloofsbrief , den eerften van Louwmaand des Jaars mdcclxxxi, het vyfde jaar van de Onafhangelykheid der Vereenigde Staaten , gedagtekend, den Heer boreel* ter hand ftelde, welke, door hun Hoog Mogenden goed en de Heer adams aangenaam by hun gekeurd werd. Aan hem zou, als Minister Plenipotentiaris, gehoor verleend, of Commisfarisfen, als hy dezelve verzogt, toegevoegd worden ( § ). Terftond naa het kennis krygen van het Staatsbefluit lag de Heer adams een bezoek by verfcheide Staatsleden af. De Hertog de la vauguyon, Fran- fchs (*) Zie hier boven bl. 129. (15 Zie de Bylaagen van meergemelden Gedenkzuil. C5) .Refol. Gen. ig en 22 April 1782.  HISTORIE. t5f Jihe Afgezant by deezen Staat, vaardigde onmiddelyk een Postbode na zyn Hof met tyding van deeze gewigtige gebeurtenis , om welke tot Hand te brengen , 't zelve zo veel gedaan hadt. Een pragtige Maaltyd door hem, ter eere van den Heere adams, ten dien tyde gegeeven , op welken alle vreemie Gezanten genoodigd waren, ftrekte ten openlyken betoon van zyn genoegen enhartlyke deelneeniingindenvuurig gewcnschten en eindelyk gelukten uitflag deezes lang draalenden werks (*). 't Ontbrak niet aan lieden, die't zelve wraakten, en over de Handel- en Fabriekvoordeelen, welker aandrang, zo veel hadt toegebragt om het Staatsbefluit te verhaasten en daar te Hellen, geheel anders fpraaken, meenende dat de Lasten hier te Lande en de Duurte der Leevensmiddelen, die by noodwendigen gevolge de Arbeidsloonen groot maakten, en nog dagelyks door den tegenwoordig gevoerden Oorlog fleigerden, het beoogde voordeel der Fabrieken onmogelyk deeden worden,- datwy, reeds voorlang, om die reden, vreemde Goederen na onze eigene Volkplantingen riadden moeten zenden, dat de nieuwe Republiek de gemaakte ftolfen van die plaatzen zou trekken, waar zy dezelve ten minften pryze kon koopen: en dat, by aldien wy die Stoffe na Noord-Ame- ri* (*) K. ITidert. 'Jaarb. 1782. bl. 459. 463. XII. boek., 1782. Oordeelveilingenover deeze Vryverklaaring.  5o© VADERLANDSCHE' XII, BOEK. 1782. 1 1 I j I < \ t i c y. C*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 20. Post van den Neder-Rhyn II. Deel, bl. 57e. 642, «89 Zie ook in het IV Deel onzer Vaderk ntjlone bl 41. ?7c« mogten zenden, onze Kooplieden ze dan nog van zodanige Plaatzen zouden ontbieden, waar men ze goedkoopst lever* de. Tegenbedenkingen welken niet onbeantwoord bleeven. Het fchreeu- wen van zommige Predikanten tegen het inleveren der Verzoekschriften, die zulks eene ongejluime drift van eene toomlooze Gemeente; een influiyen van 't Gemeen ter Raadzaal; en de klaagende Kooplieden, ie Hef van 't Gemeen noemden ; - als mede het zeggen van eenige Tegen ftanlers der Vryverklaaring, dat de Hooge Bondgenooten gedeeltlyk daar toe onwettig hadden moeten bef uiten, als genoopt zynde hor het geroep van een losbandig en hgt'aardig Gemeen, waar door zy de Verzoekfchriften der Kooplieden in de by:ondere Steden bedoelden, werd allerbest in onwederfpreekelyk wederlegd door de \Taamlysten der Ondertekenaaren, die nog leden ten dage kunnen getuigen , dat >veral de aanzienlykfte Handelhuizen en 'oornaamfte Kooplieden, dit ftuk zogten 2 bevorderen. (*) Dunkt u niet, direef, ten dien dage, een Voorftander eezes Handels, „ dat de Nederlanders , zich eindelyk braaf gekweeten hebben? , 't Is veel voor hun, dat zy, naa zulk „ een  HISTORIE, i6z een lang vervvyl van alle ondernee„ ming, en een zo gezette geneigdheid om „ geld te winnen , 'er na ftaan om de ,, tweede Mogenheid in Europa te wee,, zen, die de Onafhangelykheid van Amt„ rka erkent. Zy hebben het zeer open,, baar gedaan, en ik denk nooit iets met meer bereidvaardigheids. Zy agten het „ met reden, voor een der fchitterendftc „ Tydperken in hunne Gefchiedenis* „ 't Was de Scheepftryd op Doggersbank, ,, die hun moed opbeurde. Toen zy be,, vonden, dat de vingers hunner Zeebel- den het vegten niet vergeeten hadden, j, begonnen zy te denken, dat zy in het „ Staatkundige iets mogten waagen." (*) De eindelyke voldoening aan den Volkswensch baarde eene aïgemeene vreugd, die, op de meefte Plaatzen, zich bepaalde tot onderlinge gelukwenfchingen, met deeze Gebeurtenis in het vooruitzigt van de gunftigfte gevolgen voor 't geheel Gemeenebest. Te Schiedam, nogthans hieldt men deswegen byzondere Vreugdebedryven. De Friezen, die de andere Ge¬ westen in de Vryverklaaring voor uitgeloopen, en tot voortzetting daar van zo kragtig medegewerkt hadden, betoonden hier" over hunne blydfchap boven al te Franehr, waar de Studenten, op hunne kosten , (*) W. Goddon Hifi. of the Rife, Progresf. and Efiablifement of the Indopendence of tht ïfni^ (ed States of Amtrita. Vol. IV. p. 441. V. deel. L XII. b o ek, 17132. Vreugdbetooningendeswftr geiu  162, VADERLAND SCHE XII. BOEK. 1782. BurgerSocieteitte Leeuwaardendoet by Staaten vanFriesland den voorflag van een Gedenkpenning. C*) De middelfte Boog hadt dit tweeregelig Opfchrift, "? Plus. valet. una. dies. qua. libera. ducitur. acta. Quam. male. fub. Domini. facula. mille. jugo. Vrvlyk dus overgezet. Eén Dag van Vryheid wordt van hoogerprys geagt, JJanEeuwen onder'tjuk eensDwinglands doorgebragt. a. loosjes pz. Gedenkzuil der Vryerkenning van America bl 64. Ct) Deeze Burger- Sociëteit is, zo veel wy weeten, de eerfte in onze Gewesten, die naderhand zo veele Naavolgers hadt. ten, een fraay Vuurwerk deeden vervaardigen , en onder den toevloed eener aanzienlyke menigte, afltaaken ( * ). De Burger-Sociëteit, te Leeuwaarden, uit Kooplieden en Scheepsreeders beftaande, ten zinfpreuk voerende Door Vryheid en Tver (f), vervoegde zich by Staaten van Friesland, met een Verzoekfchrift van eenen zeer byzonderen aart. De Leden wenschten gelegenheid te mogen hebben om aan hun Ed. Mogenden daadlyk te kunnen openbaaren, de hartlykfte en tevens eerbiedigfte gevoelens van Dankbaarheid en Erkentenisfe,welke hun niet alleen; maar, zo zy vertrouwden, alle welmeenende Medeingezetenen bezielden , byzonder ten opzigte van de gewigtige en volwyze Befluiten , op alle zodanige Punten, als waar toe de hachlyke omftandigheden, in welke het lieve Vaderland geitort was , de zo overvloedige als verdrietige onderwerpen hadden opgeleverd, inzonderheid op den Gewoonen Landsdag in den  HISTORIE. 163 den Jaare mdcclxxxii en den Buitengewoonen Landsdag in Grasmaand gehouden. Befluiten, die niet alleen het kenmerk droegen van Wysheid, maar ook die van de zuiverde welmeenenheid en liefde tot het Vaderland, en ten overtuigendfte beweezen, dat hun Ed. Mog. niets boven deszelfs welvaaren zogten; maar zich als hetgewigtigfte voorwerp van aandagt, betragting en aankleeving fteeds voorftelden Salus Populi fupremaLex esto. Het Heil des Volks zy de opperfle Wet. ——■ Befluiten eindelyk, welke de goede Ingezetenen van Friesland volkomen moeiten bevestigen om te volharden in die vertrouwlyke en ftille gelaatenheid, welke hun wederhouden hadt om aan hun Ed. Mogenden voor te houden de waare belangen des Vaderlands en Hoögstdczelven teffens door Smeekfchriften aan te maanen tot Cordaatheid en betragting Van Pligt, als wordende, door dezelve ten vollen verzekerd, dat- hunne Bezittingen , met alles wat hun verder dierbaar was , ja dat hunne Vryheid , (dat regt hun waardiger dan het leeven, en dat, zonder de Menschlykheid zelve te verkorten en te onteeren , geen het minfte letzel kon worden toegebragt, en dat nogthans helaas ! indien men de Wereld over't algemeen befchouwde, fchier even algemeen was verkragt geworden,) veilig waren toe vertrouwd aan de waakzaams zorge van.hun Ed. Mogenden. De Sociëteit meende aan haaren wensch op L '2 eene XII. boek* 17Ö2..  XII. boek. 1732. 164 VADERLANDSCHE eene gepaste wyze, best te kunnen beantwoorden , met voor haare rekeninge te laaten flaan een zilveren Gedenkpenning, om teffens voor denNaakomeling te kunnen ftrekken tot een duurzaam Gedenkteken van de volkomene eenfiemmigheid van Regeering en Volk in het tegenwoordig hachlyk tydftip. Aan den eenen kant hadden zy voor, dat gezet zou worden, het Wapen van Friesland, vastgehouden door eene Hand uit de Wolken komende, met het Oplchrift : Aan de Staaten van Friesland, ter dankbaare Naagcdagtenisfe van de Landsdagen in February en April mdcclxxxii, locgcwyd door de Sociëteit Vryheid en Tver; inhoudende de aïgemeene Goedkeuring van alle de Befluiten op deeze twee Landsdagen genomen; terwyl aan den anderen kant meer byzonder onderfcheiden konden worden , de twee Gevallen, by welke het aïgemeene. Vaderland het meefte belang hadt, in welke hun Ed. Mogenden de Staaten der andere Gewesten waren voorgegaan, en daarom verdienden, als op den voorgrond geplaatst, het meestuit te komen. Hetaannee- men van den Heer a d a m s als Minister van de Vereenigde Staaten van Noord America by deezen Staat; en het afwyzen van een Afzonde/iyken Vrede met Engeland, zinnebeeldig te vertoonen door een Fries, naar den ouden Characteristiquen trant der Friezen gekleed, zyn rechter Hand geevende aan den Noord-Americaan, als een bcwys van Vriendlchap en Broeder- fchap,  HIST0R1 E; ï€g fchap , terwyl hy met zyn flinker Hand den Vrede, hem door den Brit aangeboden, afwees (*). Wel hadt de Sociëteit gewenscht 'er iets te kunnen byvoegen, als een fpreekend bewys van der Staaten gedrag met betrekking tot den Hertog van brunswyk; doch zy vreesde daar door te veel in 't byzöndere en gevaar te loopen van aan min weidenkenden gelegenheid te geeven, om door vittende aanmerkingen haar gedrag eerder fteekende en pasquillant, dan dankbaar en welmeenende, gelyk het in de daad en waarheid was, te doen fchynen. Dan oordeelde de Sociëteit, eer zy dit haar voorneemen werkftellig maakte, het van haar pligt 't zelve eerst ter kennisfe te moeten brengen van hun Ed. Mogenden de Heeren Gedeputeerde Staaten van Friesland, als byzonder gelast, om toe te zien op de bewaaring der openbaare rust, hoewel zy niet kon bevroeden, dat, in de volvoering van dit oogmerk , (*) De Sociëteit de gepaste byvoegzelen en zinnebeeldige vercierzelen aan den Medailleur b- c. van CALKEROvergelaaten hebbende, geeft, op den Gedenkpenning zelve, de Fries de rachtrerhand aan de Republiek der Vereenigde Staaten ven America, welke een Sehepter met voeten treedt, terwyl de verbrooke Boeyens naast dezelve liggen, en een nederdaalende Engel haar den Hoed der Vryheid aanbiedt; niet de flinkerhand wyst de Fries den afzonderlyken Vrede, t.oor Engeland met een Olyftak aangeboden, af op het zien van een Adder in 't gras. Een Luipaard vertoont zich aui de voeten van Engeiand, L-3 XII. BOE IC. 1782.  i66 VADERLANDSCHE XII. BOEK. Goedkeuringhier over Gedenkpenningvan eenen anderenftempel door drl Steden vanFnV ia-ai ve: v^ardigd merk, by mogelykheid iets lag opgeflooten, 't welk de openbaare rust reehtftreeks, of van ter zyde, zou kunnen ftooren, of dat iets nadeeligs voor dezelve daar uit, op eenigerlei wyze zou voortvloeyen, maar veel eer het tegendeel. De Verzoekers door Gedeputeerde Staaten tot hun Ed. Mogenden gewee' zen, leverden dit Verzoekfchrift den achtften van Bloeimaand over. De Kwartieren van Oostergo en Westergo keurden deeze aanbieding terftond goed; in dat der Zeyenwouden waren de ftemmen eerst voor en tegen gelyk, doch, in 't einde, verklaarde zich de meerderheid voor den Raadflag der beide andere Kwartieren: weshalven, de Sociëteit ten antwoord kreeg, dat hun Ed. Mogenden over het Voorftel zeer voldaan waren, 't zelve goedkeurden, en daar in bewilligden. Vervaardigd en aan elk Staatslid aangeboden zynde, werd dezelve met dankzegging van allen ontvangen. (*) Hoe zeer het Kwartier der Steden van de andere Kwartieren in het oordeel over de Staatsbelangen veel al verfchilde, heeft ons Gefchiedblad op veele plaatzen aangeweezen. Onder de Steden ftaaken Harline gen, Stavoren en Workum, in dit ftuk, bo.. ven alle uit (f). Ten ftandhoudenden bly- ke van dit verfchil diende een tweede Gedenk- (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1007. Voor 't Jaar 1783 bl. (J02. CO Zie onder andere hier boven bl. 93 en 97.  HISTORIE. 167 denkpenning, ten deezen dage, in Friesland zo in Goud als Zilver vervaardigd. Voor elk Lid der Regeeringe der drie opgemelde Steden was een Zilveren, voor de Volmagten, benevens denzelven, een Gouden gefchikt. Aan de eene zyde praalt het Hoofd van zyne Hoogheid met het Randfchrift wilh. V. D. G. Pr. AUR & Najf; op de andere zyde een Oranjeboom met zes Oranje Appelen, aan den Stam der Oranjeboom hangen de Wapenfchilden van Harlingen , Stavoren en Workum ,door een Lint aan den Stam vastgebonden, met de Spreuk concordia felix, dat is, Gelukkig door Eendragt. Het aanvaarden van deezen Gedenkpenning ging, althans te Harlingen, niet algemeen toe. De Leden van den Raad, door den voorzittend en Burgemeester zamen geroepen zynde om denzelven te ontvangen, weigerden tien van de één en twintig dien aan te neemen; en dat het getal der Weigeraaren en Ontvangeren niet gelyk ftondt, was, zo men wil, toe te fchryven- aan den overredenden invloed van één der Burgemeesteren (*). Onmiddelyk naa de Önafhangelykverklaaring der Vereenigde Staaten van America , zag men te Amfterdam openlyk twee Schepen aangeflaagen, het een na Boston en het ander na Philadelphia beftemd, en in laading leggen, ten aanvan- ge (*) N. Neélirt. Jaarb. 1783, bl. 903 «1 iaóa. L 4 XII. ïo ek. I782. Begin des Handels Ameriea'  if53 VADERLANDSCHE Xll BOEK. Het bekendmaaken van de Onafhangèlykverklaaring der Staaten van America by onzet Staat, wekt daar blydfchap. CO Nederl. Jaarb. 1782. bl. 28' en 5?r. ge des nieuwen Handels, van welken zich de Beurs dier Koopftad , met andere Handeldryvende Steden , zo veel voordeels beloofde ; in die gunftige verwagting verfterkt, doordien men , uk dat Werelddeel, vernomen hadt, dat het Congres, in Slachtmaand des verftreeken Jaars, beflooten hadt, den Invoer van alle Goederen en Koopmanfchappen, in GrootBrittanje gegroeid of gewerkt, te verbieden, of, zomen ze wilde invoeren, verbeurd te verklaaren. (*) De tyding van het erkennen des Americaanfchen Staatsdienaars, was in dat Werelddeel niet overgebragt of het Volk betoonde, over deeze Gebeurtenis, zyne •blydfchap, de Leden van het Congres deelden in die vreugde. In de openbaare Afkondiging noemden zy dit „ eene Ge„ beurtenis, welke den grondllag hunner „ Onafhangelykheid uitbreidde, en hun verr „ bondt met een Volk, niet alleen mag„ tig in de Wapenen, en dapper in ,, Krygsbedryven: maar ook overvloeien„ de van Rykdom, door eene onvermoei- de bevlytiging op den uitgebreide» „ Koophandel, voortgezet op de grond- beginzelen van Eer en algemeenf ,, goedwilligheid. — Met een Volk, wiens „ Oorfprong en Staatsgefteltenisfe,in vee„ le opzigten, zoveel overeenkomst met hunne eigene hadt, 't welk den Amen* „ cao*  HISTORIE. i6> j, manen de Verbintenis met hetzelve w grootlyks moest veraangenaamen; ter„ wyl zyn Aïlerchristlykfte Majefteit, hun „ doorlugtige Bondgenoot, hetbyzonderst „ genoegen moest nebben, dat hy hunne „ Verbintenis, tot algemeen welzyn, zag „ toeneemen." By deeze Bekend¬ maaking werden alle Burgerlyke en Militaire Bedienden van de Americaanfche Republiek gelast om de Burgers en Onderdaanen der Aïgemeene Staaten onzer Vereenigde Gewesten, te helpen en by te ftaan, volgens de Wetten en Gewoonten der aan elkander verbondene Volken. (*) Weinig dagen naa de erkenning van den Heer adams als Gezant, leverde deeze by hun Hoog Mogenden, een Vertoog in, te verftaan geevende, dat hy van zyn Souverain gelast was hun het aangaan eens Verbonds van Vriendfchap en Koophandel tusfchen de beide Republieken voor teftellen, op een beginzel van gelyk en onderling voordeel gegrond, en overeenkomftig met de Verbintenisfen reeds door de Aïgemeene Staaten met hunne Bondgenooten geflooten, en die zy voorneemens mogten weezen met andere Mogenheden te vormen. Tot onderhandeling hier over verzogt hy, dat Gemagtigden mogten benoemd worden. De Gelastigden tot de Buitenlandfche zaaken -, daartoe beftemd, ontvingen, bin- (*) N. Nederh Jaark 1782. bl, 159- Voor 't Jaar 1783 bl. 271. L-5 XIL boek. 1782. Adams doet het voorftel tot een Verdrag van Vriendfchap en Koophandel.  i~o VADERLANDSCHE xn. boek. 1782. *t Marren ;!er beraamingvan 't zslve.I binnen kort, een Schets van zodanig een Verdrag uit handen van den Heer adams, in de Engelfche Taaie opgeheld, om 't zelve té onderzoeken, en 'er zodanige Artykelen by te voegen als men zou goedvinden. Eene Vertaaling hier van werd aan de Gewesten rondgezonden, en teifens een Affchrift overgeleverd en aan de Gelastigden tot de zaaken van de Zee, om 'er de aanmerkingen en raadflagen der Gecommitteerden uit de Admiraliteiten, in 's Gra* venhaage tegenwoordig , op in te neemen. (*) Naar deezer gevoelen, moest, wanneer 'er ophetovergeleeverde Plan, eenige Bedenkingen vielen, gelyk buiten twyfel zou gcfchieden, deswegens by Kantaantekening melding gemaakt, en eene nadere Onderhandeling met den Heer adams gehouden worden, om diens verder antwoord te verneemen. (f) Niet weinig overv/eegens kostte dit Plan in de Handeldryvende Steden, en inzonderheid te Amfterdam. De Bedenkingen aldaar over verfcheide Artykelen baarden een Verwyl, 't welk by de fterkfte Bevorderaaren van dit werk, eenige, fchoon ongegronde, verdenking te wegó bragt: dewyl het afdoen der Raadpleegingen genoegzaam alleen van deeze Stad afhing, 't Kwam 'er voornaamlyk op aan om zo veel voordeels te bedingen als eenig (*) Refol. Gen. 26 Apri! 1781. (O R'M Gen. 21 May.  HISTORIE. 171 eenig ander Volk by de Americaanen, ten opzigte van den Handel enZeevaard, genoot, en men viel op de gedagten, of'er ook eenige reden van geheimhouding in deeze en geene Artykelen was, waarom de Amerkaanen hun Hoog Mogenden niet voorftelden toe te treeden tot hun Verbond van Vriendfchap en Koophandel met Frankryk, gelyk zy dit voor Spanje aan zich voorbehielden; in 't zelve mogten Bepaalingen en Overeenkomften weezen, waar in men ons niet dagt toe te iaaten; doch de Heer adams verzekerde den Penfionaris van Amfterdam visscher rondelyk, dat 'er geen Secreete Artykelen by het Tractaat met Frankryk waren: en bragt men het eindelyk, naa veel overlegs, tusfchen den Americaanftchen Gezanten die van Amfterdam zo verre, dat de Afgevaardigden dier Stad, op den negenden van Oogstmaand, hunne Aanmerkingen inleverden. (*) Den twee en twintigften dier Maand, werden de verfcheide Aanmerkingen, benevens eenige nadere Voordellen den Heer adams van wegen hun Hoog Mogenden overgegeeven, die ze binnen kort beantwoordde op zodanig eene wyze, dat alle oneffenheden uit den weg geruimd wierden. Gelastigden tot de Buitenlandfche zaaken, vormden daar op een nieuw Ontwerp van een (*) Medegedeelde Berigten. XII. 15 o e ic. I7S2. , Het Verdrag geflooten.  i7z VADERLANDSCHE XII. Boek. een Tractaat, als mede een Plan wegens de hernomene Pryzen. De Heer adams nam 'er volkomen genoegen in. Niets fchoot, derhalven, over dan dat het Verdrag, op den wederzyds goedgekeurdcn voet, afgelchreeven en in 't net gefteld wierd, om 'er de laatfte hand aan te leggen, 't zelve te fluiten, en te tekenen, waar toe, van wegen hun Hoog Mogenden, de Gedeputeerden tot de Buitenlandfche zaaken de Heeren george van randwyk, b. van den sandheuvel, p. van bleiswyk,w. c. h. van lynden, d. j. van h e e o keren, j0an van kuffeler, f. g. van dedem tot den Gelder en h. tjassens, gelast werden. (*) Op den zevenden van Wynmaand, den dag tot het afdoen van dit werk beftemd, verfcheen de Heer adams , van zyn Souverain daar toe gemagtigd, in de Treveskamer, plegtig door twee Leden uit de Vergadering der Aïgemeene Staaten, de Heeren van den santheuvel , en den Baron van lynden tot blitterswyk, wegens Holland ïn Zeeland aldaar zitting hebbende, ingeleid, waar men een Tractaatvan Vriendrchap en Commercie tusjchen hun Hoog Mogenden de Staaten Generaal der Vereenigie Nederlanden, en de Vereenigde Staaten ytttk C*) Ref4. Gfn. 17 Sept. 1782.  H I S T O R I E, 173 van America (*) te weeten New Nampshire, Masjdchufetts, Rhode Is land, Conne&icut, NewTork, New Jerfey, Penfylvania, Delawart, Maryland, Virginia, Noord-Carolina, Zuid-C ar olina en Georgia, floot, en 't zelve den volgenden dag tekende. De inhoud van dit Vriendlchap- en Handelverdrag, uit negen en twintig Artykelen beftaande, kwam hoofdzaaklyk hier op neder. I. „ 'Er zal een vaste, onverbreek„ lyke, en aïgemeene. Vrede, en opregte „ Vriendfchap zyn tusfchen hun Hoog „ Mogenden de Heeren Staaten Generaal „ der Vereenigde Nederlanden, en de Ver„ eenigde Staaten van America, en de On„ derdaanen en Ingezetenen van die bei„ den, zonder onderfcheid van Perfoo„ nen en Plaatzen. II. „ De Onderdaanen van de Staaten „ Generaal der Ver eenigde Nederlanden zul„ len in de Havens, Reeden, Landen, Ei„ landen, Steden of Plaatzen van de » Ver- (*) Doorgaans de verëenicdê staaten van noord-america .gebeeten; dan de Heer adams •ftondt 'er fterk op, dal her byvoegzel Noord zou worden agterwege gelaaten, als geheel overtollig: dewyl 'er geen andere Vereenigde Staaten \:\ America waren ; 't was alleen by onoplettenheid en onnaauwkeurigheid toegekomen, dat dit woord in het Trai3,aat met Frankryk ftondr. De éénige. Tytelwas, de vereenigde staaten vajj amkriCa , gelyk bleek uit de Vcrklaaring van derzelver Onafhangelykheid, uit de Artykelun van huima Verbintenis, en in 't algemeen uit de ACiens van '1 Geugres. Medegedeelde Berigteu. XII: li O EK. I782. Inhoud des Ver- drags.  174 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 178a. ,', Vereenigde Staaten van America of in „ eenige van dezelve , geen andere of „ groorere Regten of Impofitien, van wat „ natuur die ook mogen zyn, of hoedanig „ dezelve ook genoemd worden, betaalen „ dan die, welke de meest begunftigde „ Natiën verpligt zyn, of verpligt zullen „ worden, aldaar te betaalen. En zy zullen ,, genieten alle de Regten, Vryheden en „ Privilegiën, Immuniteiten en Exemptien „ in Handel, Navigatie en Commercie, 't „ zy in het gaan van de eene Haven in de ge„ melde Staaten na eene andere, of gaande „ van en na dezelve van en na eenige ,, vreemde Haven van de Wereld , welke de „ gemelde Natiën reeds genieten of zullen „ genieten. III. „ Het zelfde Handel- en Vaard-regt „ wordt wederkeerig aan de Vereenigde „ Staaten van America toegekend, dan zy ,, zullen, benevens hunne Onderdaanen en „ Ingezetenen, aan die van hun Hoog Mo„ genden laaten het gerust genot van hun„ ne Regten, omtrent de Landen, Eilan„ den, en Zeeën in de Oost- en West-Indi- en zonder hun daar in eenig belet of hin„ dernis te doen. IV. ,, Aan de Onderdaanen en Ingeze„ tenen der beide Staaten wordt eene vol„ komene vryheid van Geweeten toege„ ftaan, en zal niemand, ter zaake van den „ Godsdienst, moeilyk gevallen worden, „ mits zich in het openlyk betoon ondcr„ werpende aan de Wetten van het Land. „ Voor voegelyke Begraafplaatzen op de „ we-  HISTORIE. 175 „ wederzydfche Grondgebieden zal men „ zorge draagen, en ook om behoorelyke „ Bewyzen van Sterfgevallen te geeven. V. „Van beide kanten zal'men, zo: „ veel mogelyk is, alle Schepen en andere „ Effecten op Zee, belchermen en verdee- „ digen. En in gevalle zy eengemee- „ nen Vyand mogen hebben, zullen de „ geleidende Oorlogfchepen onder derzel„ ver befcherming neemen, alle Schepen „ toebehoorendc aan de Onderdaanen en „ Ingezetenen van de eene en andere zy„ de, die niet gelaaden zyn met Contra„ bande Goederen na Plaatzen met welken „de eene Party in Vrede en de andere ia „ Oorlog is, noch ook befiemd na eenige „ geblokkeerde Plaats, en die deuzelfden „ koers zullen houden of den zelfden weg „ gaan, en zullen zodanige Schepen, zo „ lang zy dien zelfden koers houden op „ den zelfden weggaan, tegen alle Vyand„ lyke aanvallen, magt en geweld, op de„ zelfde wyze befchermen, als die der ei„ gene Onderdaanen. VI. „ De Onderdaanen der beide Pas„ tyen mogen, in de wederzydfche Lan~ „ den en Staaten, by Testamente, Dona„ tie, of anderzins, over derzelver Goe„ deren befchikkinq; maaken , en derzelver „ Erfgenaamen, Onderdaanen van een der „ Partyen, en woonende in de Landen „ van de andere, of elders, zullen zelfs „ ab inteftato zodanige Succesfien ontvan» gen, 't zy in Perfoon, of uit kragt van P, Volmagt, fchoon zy zelfs geene Brie- „ vea XII. BOEK. 782.  i;5 VADERLANDSCHE XII. BOEK. „ ven van Naturalifatie mogten verkree* „ gen hebben. VIL „ Het zal vryftaan aan de Onder„ daanen van weerskanten om zich van „ zodanige Advocaaten , Procureurs , „ Notari'sfen, Solliciteuxs enFactoors te be„ dienen, als zy zullen noodig oordeclen. VIII. „ De Kooplieden, Schippers, en „ Eigenaars van Schepen, Matroozen, „ en Lieden van allerhande foort, Sche,, pen, Vaartuigen, en alle Koopman„ fchappen en alle Koopwaaren in het al„ gemeen, gelyk mede alle Effecten van „ elk der Bondgenooten of derzelver On„ derdaanen, zullen niet mogen in beflag „ genomen of aangehouden worden, op „ eenige Plaats hoe genaamd van den an„ deren Bondgenoot' tot eenige Krygs„ tocht, algemeen of byzonder gebruik. „ Nog minder zal het geoorlofd zyn om „ door geweld iets te neemen of te ont„ vreemden van de Onderdaanen der an„ dere Party, zonder bewilliging van den , Eigenaar. —'t Geen egter niet te verftaau „ is van Geregtlyke aanhaalingen, waarin „ men den weg van Regten te volgen hadt. IX. „ Het ftaat aan alle Kooplieden, > Bevelhebbers van Schepen, en alle On" derdaanen van wederzyden vry, om, onder het Gebied der beide Mogenheden, hunne eigene zaaken zelve waar " te neemen, en zullen zy, ten opzigte van het gebruik van Tolken of Makelaars , als mede ten aanzien van het '„ laaden of losfen hunner Schepen en wat „ daar-  historie; X77 g daar toe behoort, van weerskanten aan„ gemerkt en behandeld worden op den „ voet van eigen Onderdaanen, en ten „ minften als de meest begunftigde Na.„ tie. X. „ De Koopvaardyfchepen van elk „ der Partyen, komende, 't zy van een „ Vyandlyke of van hun eigen, of van „ een Onzydige Haven, mogen vry vaa„ ren na een Haven van een der Vyan„ den van den anderen Bondgenoot; „ maar zullen, zo dikwyls als men 't hun „ zal vorderen, verpligt weezen hunne „ Paspoorten en Zeebrieven, te toonen^ „ zo in volle Zee als in de Havens ^ ,, uitdruklyk aanwyzende, dat derzelver „ Laadingen in geen Contrabanden be„ ftaan, en als zy geen der verbodene waa„ ren in hebben, kunnen zy hunne Reis ,, vry en zonder verhindering vervolgen „ na eene Vyandlyke Haven; doch men „ zal geene Papieren mogen vifiteeren „ van Schepen onder het Geleide van „ Oorlogfchepen, en men zal het woord „ van den Capitein , die het Convoy, „ geleidt, geloof geeven. XI. „ By de ontdekking van verbode„ ne Goederen, gefchikt na een Haven „ onder gehoorzaamheid van den Vyand, „ zal men de Laading op geenerlei wy„ ze breeken, mishandelen, of'er eeni„ ge goederen uitneemen; doch aan Land „ brengen en in tegenwoordigheid der „ Heeren van het Admiraliteits Hof, doen „ opfchryven. Ook zal het niet v. deel. m „ vry XII: boe k.'  178 VADERLANDSCHE XII. boek. 178a. „ vry ftaan dezelve te verkoopen , te „ verruilen of te vervreemden, vóór dat „ de wettige en vereischte Regtsgedingen „ daar over gehouden, en , by vonnis van „ het Admirahteits Hof, die Goederen „ verbeurd verklaard zyn : altoos onder „ uitzonderinge niet alleen van het Vaar„ tuig zelve, maar ook van alle andere „ Goederen daar in gevonden wordende. „ BJykt,in tegendeel, by het onderzoek op „ 'tLand, dat 'er geheel geen Contraban„ de waaren in de Schepen zyn, en wyzen „ de Papieren niet uit, dat de Neemer 'er „ eenige in heeft kunnen ontdekken, dan „ wordt deeze verweezen in alle de kos„ ten, fchaden en intresten van dien aan „ de Eigenaaren der Schepen en Inlaade- „ ren veroorzaakt. Wordende wel „ uitdruklyk verklaard, dat een Vry Schip „ de Vryheid der Goederen, waar mede „ het gelaaden zal zyn, zal verzekeren, „ en dat die Vryheid zich op gelyke wy„ ze zal uitftrekken tot alle Perfoonen, die „ op een Vry Schip gevonden wor3, den, welke men niet zal aanhouden, „ mits zy geene Militairen zyn, die zich 3, daadlyk in dienst van den Vyand bevin„ den. „ XII. „ In tegendeel is overeengeko„ men, dat, al 't geen bevonden zal wor„ den gelaaden te zyn, door Onderdaanen „ en Ingezetenen van een der beide Party„ en, in eenig Schip, den Vyand van de .„ andere, of derzelver Onderdaanen toe„ behoorende, fchoon niet begreepen on- „ der  HISTORIE, 179 f, der de foort van Verbodene Goede„ ren, geheel mag worden aangehouden „ op dezelfde wyze als of het den Vy„ and toekwam. Uitgezonderd nogthans „ zodanige Goederen en Koopmanfchap„ pen als aan boord van dusdanig een „ Schip gedaan waren vóór de Oorlogs,, verklaaring, of binnen den tyd van zes maanden naa dezelve. — Welverftaan„ de, nogthans, dat, by aldien de gczeg„ de Koopmanfchappen Contrabanden zyn, 9t het in geenen deele zal vryftaan, de„ zelve vervolgens te vervoeren na Vy,, andlyke Havens. XIII. ,, Alle Bevelhebbers van Oor,, logfchepen en Gewapende Vaartuigen, ,, mitsgaders derzelven Onderhoorigen en „ Manfchap, van beide de Mogenheden 3 ft worden, onder zwaare ftraffen, verboden „ eenige belediging of fchade aan de an„ dere Party toe te brengen. XIV. „ Alle Capiteinen of Reeders ,, van Schepen, ten Oorloge uitgerust ,, voor rekening van Particulieren, zullen ,', gehouden zyn, vóór hun vertrek, goede „ en fuffifante Cautie voor de Compe„ tente Regters te ftellen, of verantwoor,, delyk zyn voor alle malverfatien, wel„ ke zy op hunne tochten of reizen zou- den mogen begaan. XV. ,, Alle Schepen en Koopman„ fchappen , hernomen uit handen van h Zeeroovers, in volle Zee vaarende, „ zonder van behoorelyke Commisfie 5, voorzien te zyn, zullen in de een of M a „ an- XÜ, B O EK. I782.  Xïï. BOEK. f80 VADERLANDSCHE j, andere Haven van een der beide Sta*- „ ten gebragt en aan de bewaaring der „ Officieren van die Haven overgeleverd 5, worden, tot eene volkomene overgave ,, aan den regten Eigenaar, zoras 'er ge- „ noegzaame en voldoende bewyzen van „ deireigendom gegeeven zyn. XVI. „ Indien eenige Schepen of „ Vaartuigen der Onderdaanen , op de „ Kusten van den anderen ftranden, ver„ gaan, of andere Zeefchade lyden,zal ,, men aan de Schipbreukelingen, of die „ zich des in gevaar bevinden, allen by„ ftand en hulp bewyzen. Van het ge„ borgene en verkogte, onder betaaling „ van redelyke onkosten, als het binnen „ jaar en dag te rug geëischt wordt, die ,, wedergave doen: en zal men Vryge? „ leibrieven bezorgen aan de Geftranden, „ om na hun Land weder te keeren. XVII. „ Alle Schepen, die, door „ ongeftuimig weer, naajaaging van Zee„ roovers of Vyanden, of eenigen ande£ ren dringenden nood, gedwongen zulj, len worden, ter bekoming van eene j fchuilplaats binnen te loopen in eenige " Haven, toebehoorende aan de andere " Party, zullen met alle menschlykheid en l] goedwilligheid ontvangen en befchermd worden, 't zal hun vry ftaan, tot rede" lyke pryzen, zich te voorzien van 't " geen tot Leevensonderhoud of herfte! ^ hunner Schepen noodig is, zonder,op - eenigerlei wyze, irf het vertrek uit die Z Havens verhinderd te worden. * XVIIL „ H  HISTORIE. 181 XVIII. „ Ingevalle 'er tusfchen hun „ Hoog Mogenden, en de Vereenigde Staaf „ ten van America een Oorlog mugt ont- ftaan, zal altyd aan de Onderdaanen van „ de eene en de andere zyde den tyd van „ negen Maanden, naa den dag der Vre„ debreuke of de Verklaaring van denOor„ log , vergund worden om met hunne „ Goederen te kunnen vertrekken en de„ zelve over te voeren werwaards zy wil„ len; 't geen hun vry zal ftaan, gelyk ook ,, het verkoopen en vervoeren van hunne ,, Goederen en Meubelen, zonder dat men „ hun hier in verhindere, en zonder, geduu„ rende die negen Maanden, eenig beflag „ te kunnen leggen op hunne Goederen en. „ nog veel minder op hunne Perfoonen, „ maar in tegendeel hun ter wegkoming de „ gefchiktfte hulpmiddelen te verleenen.— „ Geen Prys op Zee genomen, zal voor „ een wettige Prys verklaard worden, „ vóór dat de Oorlogsverklaring bekend „ is of kan zyn in de laatfte Haven, door „ het genomen Vaartuig verlaaten: voor „ alle andere fchade toegebragt vóór het „ verloop van dien bepaalden tyd, zal vol„ komene vergoeding gefchieden. XIX. „ Geene Onderdaanen van de Ver„ draagende Partyen zullen van eenigen „ Vorst of Staat, waar mede een van bei„ den in Oorlog is, eenige Commisfie of „ Lettre de Marqué tot het wapenen van „ Kaaperfchepen mogen verzoeken of aan„ neemen: wie dit doet zal als een Zee„ roover geftraft worden. M 3 XX. „De XII. boek; 1782.  i8a VADERLANDSCHE XII. EO EK. 1782. XX. ' „ De Schepen der Onderdaanen of „ Ingezetenen van een der,beide Partyen, „ komende aan eene Kust toebehoorende „ aan den een of ander der Bondgenooten, „ zonder voorneemens te zyn om in een „ Haven binnen te loopen, of, binnen ge„ loopen zynde, hunne Laading niet zoe„ kende te losfen, of te breeken, of te „ vermeerderen, zullen niet verpligt zyn „ voor hunne Schepen of Laadingen eeni„ ge in- en uitgaande Regten te betaalen, „ of opgave van hunne Laading te doen, „ ten minften zo 'er geen gegronde reden „ van vermoeden is, dat zy aan elkanders „ Vyand Contrabande Goederen overvoe„ ren. XXI. „ Over en weder vergunnen de „ Partyen elkander de Vryheid, om ieder „ in de Havens van den anderen Confuls, „ Vice-Confuls, Agenten en Commisfa„ risfen van hun eigene aanftelling te heb„ ben. XXII. „ Dit Tractaat zal niet gehouden „ worden, op eeniger hande wvze,deAr„ tykelen IX. X. XIV en XXIV. van „ het Tractaat met Frankryk en de Veree* ,, nigde Staaten van America te vernieti„ gen. Ook zal het zyne Ailerchristlykfte „ Majefteit niet beletten, daar in te tree„ den, en het voordeel deezer Artykelen „ te genieten. XXIII. „ Indien de Vereenigde Staaten „ van America het vervolgens noodigmog„ ten oordeelen by den Keizer van Maroc„ co, of ook by de Regeering van Algiers, „ Tv  HISTORIE. 183 „ Tunis, of Tripoli onderhandelingen aan „ te vangen tot beveiliging hunner Scheep„ vaard in de Midclellandfche Zee, beloo„ ven' hun Hoog Mogenden, die verzoe„ ken op de beste wyze te onderfteunen „ door de tusfchen kornst hunner Con„ fuls aan die Hoven zich onthoudea„ de. XXIV. „ De Vryheid van Zeevaard „ en Handel zal zich uitftrekken tot alle „ foorten van Koopmanfchappen, uitge„ zonderd alleen deeze Contrabande of „ verbodene Goederen , Krygsamunitien „ of Wapenen; als Mortieren, Artillery „ met derzelver gereedfehappen en toe„ behooren, Snaphaancn, Musketten , „ Bomben, Grenaden, Buskruid, Salpe„ ter, Zwavel, Lonten, Kogels en Vuur„ ballen, Pieken, Houwers, Lansfen, „ Hellebaarden, Helmetten, Hoofdplaaten „ en andere foorten van Wapenen, als „ ook Soldaaten, Paarden, en Zadels. „ Alle Goederen en Koopwaa- „ ren hier niet uitdruklyk opgenoemd, „ en zelfs alle foorten van Scheepsmate„ riaalen , gefchikt tot het bouwen en uitrusten van Oorlogfchepen ; of tot „ het maaken van eenig Oorlogs - Inftru„ ment te Land-of ter Zee, zullen der„ halven niet gehouden worden, of vol „ gens eenige daar van voorgewende „ verklaaring, hoe genaamd, te kunner „ of moeten begreepen zyn, onder de „ verbodene Goederen. Behalven dt „ uitdruklyk genoemde Contrabanden zul M 4 „ Ier XII. BOEK. 1782. I  i«4 VADERLANDSCHE XII. Boek. 1782. „ len de Onderdaanen en Ingezetenen „ der beide Bondgenooten alle Goederen „ volkomen vry mogen vervoeren vanen „ na de Plaatzen den Vyand toebehoo„ rende; uitgezonderd, die op dien tyd „ belegerd en geblokkeerd zyn , voor „ welke men alleen houdt die door een „ der Oorlogvoerende Mogenheden digt » ingeflooten zyn. XXV. „ Ten einde alle verfeilt! en „ twist aan beide zyden te vermyden en „ voor te komen, ftelt men vast, dat, „ in gevalle een van beide' de Partyen in „ Oorlog mogt geraaken, de Schepen en „ Vaartuigen, toebehoorende aan de On„ derdaanen en de Ingezetenen van den „ anderen Geallieerde, met behoorelyke „ Zeebrieven, en Paspoorten, en verde„ re Scheepsbewyzen de Laading, en de „ Plaats van waar het Schip gezeild of wer„ waards het beftemd is, uitdrukkende, zul„ len voorzien zyn. — Byaldien het iemand „ goeddunkt, of hy het raadzaam vindt, „ in de gemelde Papieren, te verftaan te gee„ ven de Perfoonen aan wien de aan boord zynde Goederen toekomen, ver„ mag hy zulks vrylyk te doen, zonder ,, ondertusfchen daar aan gehouden te „ zyn, en zonder dat de uitlaating van „ zodanig eene Uitdrukking aanleiding •„ kunne of moge geeven tot Verbeurt„ verklaaring. XXVI. „ Indien de Schepen of Vaar» w tuigen der gemelde Onderdaanen ofln9 gezetenen van de eene of andere Par-  HISTORIE. 185 w ty, langs de Kusten of in volle Zee zei„ lende, door eenige Oorlogfchepen,Kaa„ pers, of eenige andere Gewapende Vaar„ tuigen van de andere Party ontmoet „ worden, zullen de gemelde Oorlogfchen pen, Kaapers of gewapende Vaartui„ gen, buiten het bereik van derzelver „ Gefchut blyven; maar kunnen hunne „ Sloepen, op welke niet meer dan twee „ of drie Man mogen weezen, aan boord „ van het dus ontmoete Koopvaardyfchip „ zenden , ter bezigtiging der Scheeps„ brieven, die in orde bevonden zynde, „ zal hy vryheid hebben zyne Reis te ver„ vorderen: weshalven het niet geoorloofd „ zal zyn zulk een Koopvaarder op eeni„ gerlei wyze te moeijen, te doorzoeken, „ jagt op dezelve te maaken of te nood„ zaaken om van koers te veranderen. XXVII. „ Het zal Kooplieden , Capi„ teinen, zo van Oorlog- als Koopvaar„ dyfehepen aan een der beide Mogenhe„ den of hunne Onderdaanen toebehooren„ de,_ vergund zyn op elkanders Grond„ gebied vrylyk in hun dienst te mogen „ neemen en aan boord te ontvangen Ma„ troozen of andere Burgers of Ingezete„ nen zynde, op zodanige voorwaarden „ als zy zullen overeenkomen. — Wel te „ verftaan ] dat men, noch van den eenen „ noch van den anderen kant, in zynen „ dienst zal mogen neemen , zodanigen „ van zyne Landgenooten als reeds in „ dienst getreeden zyn van de andere M 5 „ Par- XII. BOEK.  XII. 15 0 EK.. 1782. 186* VADERLANDSCHE „ Party, 'tzy ten Oorlog, 't zy ter Koop„ vaardye, en 't zy men dezelve te Land \\ of ter Zee aantreffe, ten zy de Capitein „ of Schipper, onder wiens bevel zodam11 ge Perfoonen mogten itaan , hun, met l, zyn volkomen wil, van den dienst wilde „ ontflaan. XXVIII, „ Het Stuk van Schavergoe„ ding zal, naar alle billykheid geregeld „ worden door de Magiftraaten der Steden, of waar men oordeelt eenige reden van klagten hier over te hebben. XXIX. „ De Actens van Ratificatie van de eene en andere zyde moeten, in den tyd van zes Maanden, of, zo mogelyk, eerder, van den dag der Tekeninge af, „ overgehandigd worden." (*) Een& r*) Befd. van Bolt. 17 03. 1782. Men vindt deeze Artykelen, waarvan wy meest al de hoofdzaakenhebben opgegeevcn, geheel, met de daar toe behoorende bylaagen , behelzende het Formulier van het Paspoort, van het Certificaat, van den Zeebrief; als mede de Acte van Ratificatie, in de N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1163 11/9- en 1087. 1690. Ten zelfden dage der Tekeninge des Verbonds van \ riendfehap en Koophandel beraamden de wederzydfche Mogenheden eene Overeenkomst wegens de hernomene Schepen , welke even als 't Verbond, van de zyde hunner Hoog Mogenden getekend was, door de Heeren daar'toe benoemd, hier boven bl. 171. vermeld: terwyl van de zyde der Vereenigde Staaten van America\nxn Gevolmagtigde de Heer john adams, die beide Hukken onderfchreef.  HISTORIE. 187 Een zeer zinryke Gedenkpenning vereeuwigde deeze Gebeurtenis. Op de voorzyde vertoont zich een Gedenknaald, op een Uitftek praalt het Wapenfchild der Stad Amfterdam, benevens de Burgemeefterly ke Eeretekenen, hier onder hangt een ontrold Papier met het woord Prodromus, zo veel als Voor koper, om aan te duiden de Eei verworven door Amfterdam, waar het bekende Plan ontworpen was, 't welk thans, naa de openlyke erkentenis der Vryheid en Onafhangelykheid der Vereenigde Staaten van America, overeenftemmcnde met het oogmerk dier Stad , tot een grondflag ftrekte van het nu geflooten en getekende Verbond. Voorts ziet men een kraayenden en klapwiekenden Haan, wyzende met een Wichelftaf op een Hoorn van Overvloed, door een Anker geflingerd, ter aanduidinge van de wakkere poogingen van den Heer adams, om, uit hoofde van het voordeel voor de beide Staaten, dit Verbond van Vricndfchap en Koophandel tot ftand te brengen. Mercurius, deswegen zeer voldaan, komt ten Hemel afvliegen, om met een Eikenkrans het Wapen der Stad Amfterdam te kroonen,en den roem te geeven, dien zy verdiende van wegen den rykdom en gelukkige gevolgen , welke men voor Koophandel, Zeevaard, Neering en Hanteering daar van verwagttc: waarom zich in 't verfchiet eenige Schepen op Zee vertoonen, die den Plandel aanvangen, XII. boek. 1782. Gedenkpenningter Vereeuwiging deezer Gefa eurtenisle.  iG8 VADERLANDSCHE XII. boek. 1782. Adak s, eene Gcldieenhig ten behoeve der Staetèn van America • eopend hebbende, vertrek: na Parys. gen. Men leest in den rand Injlitiam et non teninere Ditos, dat is Regt doen en de. Goden der Aarde niet veragten. In de Affneede ftaat S. P. Q. Amji Sac. of Aan den Raad en het Volk van Amfterdam, opgedraagen door' d.n Medailleur j. g. holtzhey. Op de tegenzyde word: de Faam verbeeld, bhazende op haar Bazuin ; zy houdt de Wapenfchilden der twee Vereenigde Gemeenebesten, gedekt met een Scheepskroon, terwyl de Leeuwenhuid en Knots van Hercules by haar op de Wolken liggen, ten teken dat deeze twee magtige Zee-Mogenheden, met kragt en moed gewapend, haar onderling Verbond wel zullen weeten te doen gelden, duurzaam, en voor beide de Staaten in alle opzigten voordeelig, te maaken. Het Omfchrift luidt Fauftisfimo Foedere junctae, of Door een alles goeds beloovend Verbond vereenigd, en onder aan Die VII Octob. mdcclxxxii. De Heer adams, die eene Geldleening van vyf Millioenen Guldens ten behoeve der Vereenigde Staaten van America, kort naa zyne erkentenis , geopend hadt, nam, het groot oogmerk zyner zendinge, door het voltrekken der Verbintenisfe bereikt hebbende, affcheid zo van den Stadhouder als van den Voorzittenden Heer ter Aïgemeene Staats vergaderinge, en vertrok na Parys om de Vredesonderhandelingen by te woonen. De Heer cumas j een geleerd Franschman , die; zints  HISTORIE: 189 zints lang in de Nederlanden zich opgehouden en de opvoeding van verfcheide aanzieniyke jonge Heeren beftuurd en ook nu en dan, fchoon naamloos, de zaak der Americaanen, met de pen, verdeedigd hadt, bekleedde by den Heer adams de post van Secretaris, en nam,by diens afweezen , de zaaken der Americaanfche Staaten alhier waar. De uitwisiélingen der Goedkeuring, en Bevestiging van de geflootene Verbonden, gefchieden, in 't volgend Jaar, door hem , in tegenwoordigheid van den,Heer derenger, toen met de zaaken des Hofs van Frankryk by onzen Staat belast (*). Wanneer het Werk des Verdrags tusfchen onzen Staat en den Americaanfchen eene vry groote maate van rypheid gekreegen hadt, ftelde Dordrecht voor om te overweegen op hoedanig een voet een Minister Plenipotentiaris van wegen deezen Staat derwaards behoorde gezonden te worden (t). Het niet voorflaan van den eenen of anderen Perfoon tot die post, deedt de onderhandelingen verwylen. De Penfionaris de gyzelaar zogt door a. p. van der capellen, Kamerheer van zyne Hoogheid , te verneemen of diens Broeder capellen tot de marsch geneegen ware, om dit (*) N Ncderl. Jaarb. 1782. bl. 57a. ulo. Voor't Jaar 1783 bl. 1072 Cf) Mefsl. van Holt. 18 JuJy 1782, XIL' boek^ 1782. Raadpleegingen over het aan- ftellen van een Gezant by de VereenigdeStaaten van Amc* rics.  icfo VADERLANDSCHE XII. boek. 1782. dit Gezantfchap te bekleeden, doch deeze Ridder bleef lang befluitloos (*). Eindelyk bragten, in Wintermaand, de Heeren , wien de nadere overweeging van deezen voorflag was aanbevolen, dit verflag uit, dat de regels van Beleefdheid en Welvoegelykheid tusfchen Souveraine Mogenheden niet alleen vorderden de Bezending van den Heer adams, door het zenden van een Perfoon in dezelfde Hoedanigheid te beantwoorden ; maar dat daarenboven de weezenlyke belangens van den Staat en deszelfs Handeldryvende Ingezetenen volftrekt eisfchten , dat een bekwaam en gefchikt Perfoon, bekleed met het Character van Minister Plenipotentiaris, hoe eer hoe beter, na America gezonden wierd, om, by de Vereenigde Staa* ten in dat Werelddeel, een vast en duurzaam verblyf te houden, om de goede eendragt en verftandhouding tusfchen de beide Republieken, op het onlangs geflooten Verdrag gegrond, meer en meer aan te kweeken en te bevestigen , als mede de belangens van Zeevaard en Koopvaardye deezer Landen, onder het wyduitgeftrekt Gebied dier Staaten, by alle gelegenheden , voor te ftaan en te bevorderen. Huns oordeels moesten de zaaken ter Aïgemeene Staats vergaderinge daar heen geftuurd worden, dat het Kapittel op den ge- (*) Het Gedrag van A. P. v. d. Capellew om het Publiek, door hem zeiven opengelegd bl. 8v  HISTORIE. 191 gewoonen Staat van Oorlog van de Gedeputeerden buiten de Provinciën, met eene nieuwe en ftand houdende post wegens een Minister by de Vereenigde Staaten van America verbreed en die post, met een Jaarlykfche Wedde van twintig duizend Guldens, ten laste van Holland gebragt wierde; mitsgaders dat aan den Heer, op den voorflag van dat Gewest te benoemen, voor zyne Uitrusting eene fom van tien duizend Guldens in ééns mogt worden toegevoegd. (*) Deeze Voorflag door Holland, in Louwmaand des volgenden Jaars , ter Aïgemeene Staatsvergadering gedaan zynde, keurden de Afgevaardigden der Zes Gewesten dien goed. (j-) Ook benoemden deeze Vergadering, in Lentemaand, op 't Voorftel van Holland, tot die post, op den gemelden voet, den Heer pieter johan van berckel, Raad en Regeerend Burgemeester der Stad Rvtterdam, Broeder van den Amflerdamfchen Penfionaris van i'.erckel. By een nader Staatsbefluit lag men hem, voor de Reiskosten, Uitrusting en Verzekering vier en twintig duizend Guldens toe, en twaalf Guldens daags, te rekenen van den dag zyner aanftellinge, tot den dag van het ingaan (*) Refol. van Holl. 12 Dec. 1782. 11 Jan. J783. (t) Refol. Gen. 31 Jan. 1783. XII. roek. 1782. P.J. VAN BERCKEL daar to<: be- noamd.  192 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 1782. gaan zyn er Wedde als Minister Plenipo* tentiaris. (*) Door ■ deeze Benoeming werd voldaan aan 't uitgerekt verlangen veeier Ingezetenen , die het marren der Aanftellinge eens Gezants euvel geduid en toegefchreeven hadden aan den invloed van hun, die, in meer gevallen tot Noord' America betrekkelyk veel verwyls baarden. Zy verheugden zich in de keuze van een Man, die de verëischten be-, zat, welken zy in een Staatsdienaar, voor 't nieuw Gemeenebest gefchikt, verlangden. Een Man, bekwaam om het vertrouwen van dit opkomend Volk te winnen, door eene zamenftemmende denkwyze over de Burgerlyke Vryheid, voorzien met eene grondige kennis van alles wat de weezenlyke belangens van zyn Handeldryvend Vaderland met betrekking tot Noord* America betrof, om dezelve alzins, op de beste wyze te bevorderen , een gebooren Nederlander, wiens zeden door pragt en dartelheid niet bedorven waren, noch die door bevorderingen, zo voor zich , als voor zyne Familie, van geene byzondere Perfoonen afhangelyk was, en een opregt Voorftander der waare Grootheid van zyn Vaderland, die in deeze tyden, als zodanig f*") Refol. ven Holl. 28 Feb. Refol. Gen, 4 Maart. 23 Mey 1783.    HISTORIE. 19$ 'Mg iemand niet alleen hadt durven denken, maar ook fpreeken (*). Staatlyk en vol klems waren de Affcheids Aanfpraaken zo by de Aïgemeene Staaten, als by Staaten van Holland, door dien Gezant uitgeboezemd. In de eerfte betuigt hy, zyne opregte dankerkentenisfe voor de gunftige gedagten, die hun Hoog Mogenden wel van hem hadden willen vormen, waar door op hem gevallen was de verkiezing tot deze luisterryke Commisfie „ eene „ Commisfie," om zyne eigene woorden te gebruiken, „ welke ik niet kan noch wil „ ontveinzen, dat my ten hoogden aange„ naam is. Zy delt my in de gelegenheid „ om van naby te zien de opkomst, en (zo ikhoope) den groei en bloei Van een Nieuw Gemeenebest, waar op ge„ heel Europa met verwondering het oog 5, gevestigd houdt, en voor wiens Stigters' ■„ ieder Vryheidminnend Nederlander dc „ zuiverde genegenheid en agting moet „ gevoelen; daar zy, op het fpoor onzet „ Voorvaderen, fchoon de bcweegrede„ nen niet volkomen dezelfde zyn, moeds „ genoeg getoond hebben, om een magtig „ Ryk wederdand te bieden , goed en „ bloed op te zetten ter verkryging van „ eene Onafhangelyke Vryheid. Maai* 3, deeze Commisfie is my des te aanget, naamer, omdat het hoofdoogmerk varë u da* (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 79. 291-tan den Neder-JïJiyn III. Deel bl. IC37. V. PEEL. N xii. r> o E K* 178a. Van BERCKEU5 Affcheid* reden by dè Staaten.  i94 VADERLANDSCHE XII. BOEK. „ dezelve is om aan het Congres open te „ leggen , de zuivere geneigdheden van U „ Hoog Mogenden, om de reeds gemaakte banden van Vriendfchap, (ware het „ mogelyk,) nog nauwer toe te haaien, „ en de beide Republieken , door het handhaaven en bevorderen van elkan, ders Handel, in alle deszelfs iakken,de \\ ganfche Wereld over, groot en gedugt „ te maaken. Ik meen my, op goede ,, gronden, verzekerd te mogen houden, < dat met zulk een last voorzien en af, gezonden, het Characler van U Hoog Mogenden niet dan met open armen * zal ontvangen worden by een Volk, 't „ geen reeds in den beginne van deszelfs Onafhangelykheid doordraaiende en aan11 houdende blyken gegeeven heeft van „ een reikhalzend verlangen om m de ., nauwde Verbintenisfen met U Hoog " Mogenden te treeden, en niet ondui11 delyk getoond heeft, dat hetdeVriend' fchap van deezen Staat niet minder " waardeert dan die der grootde en mag- tigde Mogenheden van Europa" ■ In de laatde luidt onder andere zyne taal. „ Hoe gevoelig ik ook zyn moge s, voor de gunst aan mybeweezen, door l, my af te zenden ter waarneeming der " belangen van den Staat by een Gemee,, nebest, 't welk flegts nieuweling onder „ de Onaf hangelyke Mogenheden zynen Rang genomen heeft, en thans by al„ le Natiën van Europa tot het maaken Z van Commercieele Verbintenisfen wordt „ aan-  HISTORIE. ttf ,» aangezogt, verblindt, egter, die Dis3, tincïie my niet genoeg, om niette zien, ,, dat de Loopbaan, welke my geopend 3, wordt, geheel nieuw en onbetreeden iss en dus geene voetflappen oplevert, wel3, ke men veilig drukken kan. Om aan 5) het doelwit van hun Hoog Mogenden te j, voldoen, Zal 'er diens volgens eene dub„ belemaate van kundigheid, oplettenheid ,, en voorzigtigheid vereischt worden , ,, maar is het dan te verwonderen Ed. Gr. „ Mogende Heeren! dat my even daarom ,, niet zelden de vrees bekruipt, dat alle ,, myne vermogens niet toereikende zullen 3, zyn om te beantwoorden aan de ver- wagting, welke U Ed. Groot Mogen3, den gunftiglyk van my hebben opge-> 5, vat. Het eenige, dat my gerust kan ,, ftellen is, aan de eene zyde, de be- kende toegeevenheid, zo van U Edd Groot Mogenden als van Hun Hoog ,, Mogendenen, aan de andere zyde,,, myn vast befluit en voorneemen, om ,, niets onbeproefd te laaten, geene moei- te, geene arbeid te ontzien, ten einde 3, aan myn dierbaar Vaderland nuttig te zyn, en aan deszelfs Commercieeren3, de Ingezetenen te bezorgen alle dié ,, voordeden , welke een 'wederzydfche iy Handel kan aanbrengen. Mogt deeze i, nieuwe Bron van Koophandel enScheep- vaard een vergoeding opleveren voor 5, de onlangs geledene" fchaden 1 Mogt 3, ik, door mynen yver en poogingen 3, daar toe medewerken, dan Was de eer* Na „ fte, XÖ. BOEK»  tg6 VADERLANDSCHE XII. boek. 1732. Zyn vertrek. „ fte, dari was de vuurigfte van myne „ wenfchen vervuld (-*)!" 'sLands Oorlogfehip Ov.jry.fl, gevoerd door Capitein r i e m e r s m a , was befiemd om den Heer van berckel na Noord■ America over te brengen; en hadden Gecommitteerden ter Admiraliteit hun Hoog Mogenden geraaden, dat het voegtlyk zou weezen, om meer ontzags voor de Vlag van deezen Staat in te boezemen daar by te voegen een Schip van vyftig, en een"Fregat van zes en dertig Stukken, als mede een ligt Vaartuig, en daar mede overeenkomltig de noodige orders gdteld tot het in gereedheid brengen van 'sLandsfchip de Erfprins, onder bevel van Capitein aberson, Is Lands Fregat den Br iet onder Capitein boes.en Brigantynfchip de Windhond onder den Luitenant gover t s. De Heer van berckel hadt verzogt, dat de Zeildag deezer Schepen tot zyne overvoering in Bloeimaand geIchikt, voor het afloopen van Zomermaand, mogt bepaald worden. Zyne Hoog¬ heid verklaarde , dat hy niet ongenegen zou zyn daar aan te voldoen, ware het niet dat hy", in den önzekeren ftaat der Vredesonderhandelingen, zich bezwaard vondt, om, zonder Volmagtiging van hun Hoog Mogenden, Schepen van Linie aan een zeker gevaar bloot te Hellen, indien onverhooptelyk de Vredesonderhandelingen mog- < * ) N. Ntdtrt. Jaari. 1783. bl, 1014. 1016,  HISTORIE. 197 mogten worden afgebrooken: weshalven hy verzogt, dat deezen derzelver goedvinden geliefden mede te deelen, op dat hy als dan den Zeildag van de gemelde Schepen , of voor het Schip ÓverysJ'd, indien hun Hoog Mogenden niet goedvonden , dat meer Schepen, in de hachlyke omftandiyheden, na Noord-America wierden beikmd, kon bepaalen. — Op deezen Briefswys ingeleverden voorflag van den Admiraal Generaal beflooten hun Hoog Mogenden,by het Oorlogfehip Ov^rysfel, de gemelde verfterking te voegen, de bepaaling van den Zeildag aan zyne Hoogheid hatende (*). In Wynmaand bereikte van berckel, naa geene geheel voorfpoedige reize, het Land zyner beftemminge, en gaf, te Pnüadelphia aangekomen, des terftond kennis aan den Voorzitter van 't Congres , teffens tyd en plaats verzoekende te bepaalen tot een plegtig gehoor. De laatfte der gemelde Maand werd hier toe vastgefteld. TePrincetown, een Plaats van weinig aanzien; doch waar het Congres thans gehouden werd, uit hoofde van een onlangs voorgevallen opftand te Philadclphia, zou zulks gefchieden. Daags te vooren begaf zich de Heer van berckel, met zyn Gevolg, derwaards; een bende ligte Ruiters van de Lyfwagt des grooten washingtons, reedt hem, op (*) Re/at. Gen. ij Juny 17S3. 'N 3 XII. boek; 1782, Aankomst in NoordAmerico,  I9& VADERLANDSCHE XIÏ. boek, '-7B2. A»n- fpraak by 't Congres. op den af (land van vier my len, tegemoet, en geleidde den Gezant na Princetown, waar het Congres zints eenigen tyd vergaderde. De Veldheer Lincoln, Geheimfchryver van het Beftuur der Oorlogszaaken, benevens eenige andere Leden van het Congres, verwelkomden den Gezant, uit naam van 't zelve, en bragten hem na de Wooning des Predikants te zyner ontvangst gereed gemaakt. Terftond lag hy een bezoek af by den Voorzitter van 't Congres, en reedt 'sanderen daags, in zyn eigen Koets,na'tHuis - der Staaten Vergadering. De Ridder d e la luzerne, de Generaal was h ing^ ton,de Opzigter der Finantien, en veele andere Heeren van Rang, als mede veele Dames van het eerfte aanzien, vomden zich daar by een, om deel te neemen in de blydfchap , die deeze Gehoorgeeving moest vergezellen ; om welke te fmaaken de geesten op den regten toon gefpannen waren: dewyl, kort vóór de komst des Heeren van berckel,een regt berigt, wegens het fluiten des Verdrags tusfchen Groot - Brittanje en de Vereenigde Staaten van America, was ingekomen. ' . De Aanfpraak des Gezants, by deeze zonderlinge gelegenheid, week natuurlyk af van de gewoone pligtpleegende Aanfpraaken, en is te merkwaardig om, benevens de Beantwoording, hier geene plaats te vinden. In den luisterryken kring van Toehoorderen, liet hy zich in deezer voe-  Xerfitc Gehoorgeeving aan den Ajfgezant VAN BERCKEL in Ani erica.   HIS T O -II I E. 199 voege hooren. „ Myne Heeren, Leden „ van 't Congres! Vóór dat ik U den " last bloot legge, met welken myne Hee„ ren de Staaten Generaal der Vereenig' de Nederlanden my vereerd hebben, zy het my vergund, dat ik, in deeze aan\\ zienlyke Vergadering , myne vreugde „ doe blyken, wegens de Eer, die my. „ te beurt valt, niet flegts om in dezel„ ve perfoonlyk te mogen verfchynen, „ maar veel meer om, in deszelfs aan" zienlyke Leden, die doorlugtige Men- fchen te mogen aanfchouwen, die de " Eeuw der tegenwoordige Geflachten \\ bewondert die de Naakomeling- fchap zich altoos als voorbeelden van " waare Beminnaars huns Vaderlands voor '* zai ftellen en wier verdienden " door de Eeuwigheid alleen naar waai" de bekroond kunnen worden. Terwyl gansch Europa het oog ge, vestigd hieldt op uwe onderneemingen, '3\ hebben hun Hoog Mogenden niet kun'„ nen naalaaten een byzonder deel inde, zelve te neemen, voor al wanneer zy " zich herinnerden, de gevaaren en we„ derwaardigheden , die hunne eigene " Voorvaders hebben moeten ondergaan, vóór en aleer zy het Juk, dat hun „ verdrukte, hebben kunnen afwerpen. " Zy kenden, meer dan eenig ander \ Volk, de waardy eener Onafhangely' ke Vryheid, en waren dus best in ftaat om de grootsheid uwer oogmerken, V, naar waardy te fchatten. Zy juichten, N 4 » u« XII. BOEK. 1782.  aoo VADERLANDSCHE XII. $10 EK. „ uit dien hoofde, alle deeze ondernee„ mingen toe, als voorgefchreeven zyn„ de door Liefde tot het Vaderland; „ ondernomen met Voorzigtigheid ; en „ uitgevoerd met meer dan Heldenmoed. „ Eindelyk verheugden zy zich in den „ gelukkigen uitflag, die allen uwen ar- beid heeft bekroond! „ Om U te overtuigen van hunne toe„ genegenheid, en het deel, 't welk zy „ neemen in het belang van dit Gemee- nebest, hebben myne Meesters my ge„ last, om U, myne Heeren! geluk te „ wenfchen met de vervulling uwer be9, geerten , en de volkomene uitvoering „ van uw eens genomen befluit om het genot te aanvaarden van dien onwaar- deerbaaren en natuurlyken Schat, die & U plaatst in den Rang der Oppermagp tige en Onafhangelyke Mogenheden. „ Hoe vleiend is het voor my, op „ deezen dag, de Stem en Tolk te wee„ zen der gevoelens en geneegenheden „ myner Meesters, en U, van hunnen a, wege, te konnen verzekeren, dat zy 3, niets vuuriger wenfchen dan het Ge„ luk en Welzyn van dit Gemeenebest, „ en de Bevestiging der Verbintenis van 3, deszelfs aanzienlyke Staaten! Dat 9, deeze Vereeniging, gegrond op 'zuive„ re Beginzelen van waare Vaderlands„ gezindheid, en de zugt tot Welzyn „ van het Algemeen, zo diep gevestigd „ worde, dat, noch eene valfche Eer0 zugt, noch Afgunftigheid, noch Zelfs-  HISTORIE. ooi '„ belang, immer in ftaat worden bevon„ den om eenige de minfte inbreuk op „ dezelve te kunnen doen! Dat „ het Beftuur eener alzins wyze en wel„ beraamde Regeeringe den Voorfpoed „ en Overvloed in het midden deezes „ Volks doe woonen, en hetzelve eenen „ Roem verwerven , die geen paaien „ kent dan die der beide Aspunten, „ noch perken dan die der laatfte Eeu„ wen! „ Hunne Hoog Mogenden, Myne Hee„ ren! vergenoegen zich intusfchen geen- zins met flegts deeze bloote Pligtplee,> gingen van Gelukwenfching, die op zichzelven van weinig vrugt kunnen „ zyn, aan U te laaten doen;maar, daar „ zy overtuigd zyn, dat eene onderlinge Handel en wederzydfche Toegenegen„ heid de zekerfte middelen zyn, om de „ geheiligde banden der Vr'iendfchap, 3, die de beide Republieken reeds aan el„ kander verbonden , meer en meer „ toe te trekken, zo hebben zy my ge„ last om plegtig aan U te betuigen,dat „ zy niets meer ter harte neemen, dan „ de bevordering dier middelen, door „ welke deeze Vriendfchap vrugtbaar ge„ maakt, en met de gewenschte uitvver„ kingen agtervolgd zal kunnen worden, „ en door welke zy te gelyk allermeest „ zullen kunnen toonen, "hoe zeer zy al „ hun vermogen aanwenden om den Luis„ ter te bevorderen van eenen Boiidgej, noot3 van wiens Trouw en ToegeneN 5 » gen- XII, BOEK,  «02 VADERLANDSCHE XII. JJO EK. J7Ö2. ,, genheid zy zich wederkeerig ten vollen „ verzekerd houden. „ Ziet daar de Schets, hoe onvolko- men en gebrekkig ook, der gevoelens „ van myne Meesters, welker Opregt„ heid, myne Heeren! myne uitdrukking ,, verre te boven gaat; doch die te ge„ lyk eenigzins gekend kunnen worden „ uit de Brieven, die ik de eer heb U, van hunnen wege, ter hand te ftellen» „ Ziet daar, myne Heeren! Ziet hier „ het oogmerk dier Zendinge, met wel- ke ik door hun ben vereerd geworden! ,, Mogt ik gelukkig genoeg zyn, om aan „ hunne Verwagting te kunnen beant„ woorden, en my, ten gelyken tyde, „ uwe Toegenegenheid en uw Vertrou„ wen waardig te maaken, welke beide „ my zo hoog noodig zyn om gelukkig „ in myne onderneemingen te kunnen „ flaagen. Wat my betreft, ik zal,. zonder List of bedekte Poogingen, „ lleeds handelen met die Regtmaatig„ heid , Openhartigheid, en getrouwe „ Toegenegenheid, die het onderfchek „ dend Characler uitmaaken van eenen waaren Republikain, die my langs dien „ weg ook zo veele verzekeringen en ,, waarborgen zyn van de bereiking my- ner eenigfte bedoeling, welke is de „ Goedkeuring te mogen erlangen van ,, deeze aanzienlyke Vergadering; de „ Vriendfchap te mogen genieten van alle , derzelver Leden; en de Agting te mogen » weg-  HISTORIE. 203 „ wegdraagen der ganfche Americaanfche „ Natie!" Schoon de Heer van berckel deeze Aanfpraak in 't Nederduitsch deedt, en dus by lange na. van allen niet kon verftaan worden, ftelde hy ze voor met die bevalligheid, dat ze behaagde ook aan de zodanigen, die deeze Taaie niet mag? tig waren. Toen hy zyne Geloofsbrie» ven overgereikt hadt, beantwoordde 't Voorzittend Lid van 't Congres, de Heer boudinot, hem, op deezen welgepas- ten trant. „ In een Twistgeding over de Regten der Menschlyke Natuur kon niets op het Gemoed der In„ gezetenen der Vereenigde Staaten van America, eenen fterkeren indruk maa3> ken dan het luisterryk voorbeeld dier ,, doorlugtige Voorftanderen huns Vaderlands , die, zegevierende over alle „ moeilykheden en gevaaren, de Vry„ heid der Vereenigde Nederlanden op de uitmuntendfte en onwrikbaarfte grondën „ gevestigd hebben. „ Het Congres heeft reeds, in de ,, vroegfte beginzelen van den Oorlog, de Vriendfchap van hun Hoog Mogenden aangezogt, overtuigd zynde, dat dezelfde onwraakbaare zugt tot Vry,, heid, die zelfde Wysheid, Regtvaar„ digheid en Grootmoedigheid, die hunne Voorvaders ter Onfterflykheid heeft heenen geleid, aan hunne Naakomen lingfchap onverminderd was overgele^ „ verd, xh, boek, 17%-. Beantwoording: door den Voor* zitteryan 't Congres.  e©4 VADERLANDSCHE XII. BOEK. I 1 „ verd, en ons genoegen was groot, „ toen wy met hun een Verbond vati ,, VriendiVuap en Koophandel , op gronden zo aangenaam voor b.ide de Volken, mogten duiten en tot ftand „ brengen. „ Met het zuiverde vermaak, myn ,, Heer! ontvangen wy de aanzienlyke „ Getuigfchriften van het vertrouwen en de „ agting van hun Hoog Mogenden, en te» 3, gelyk hunne toegenegene Gelukwen„ fchingen wegens den uitllag onzer poo„ gingen in de geheiligde zaak der Vry„ heid. „ Wy verzekeren U, myn Heer! dat „ ons ernftigst verlangen is, om ons met hun Hoog Mogenden te vereenigen in het neemen van allerlei maatregelen, ,, die dienstbaar kunnen zyn om het „ openhartigst Vertrouwen en de aller» 5> vriendiykde Gemeenfchap aan te kwee,, ken tusfchen twee Volken, die hunne ,, Vryheid te rug geëischt en verdeedigd „ hebben te midden onder de folterend„ fte beproevingen, en tooneelen van ge„ vaar en benauwdheden,- welke, egter, „ door de gunftige tusfchenkomst eener „ Godlyke Voorzienigheid, op dezelfde „ wyze bekroond zyn geworden met die ,, Qppermagt en Onafhangelykheid, dié „ zo weezenlyk noodig is tot hun Geluk , en hunne Veiligheid. ,, Beduurd door dezelfde blaakende , Liefde tet Vryheid en dezelfde Gronde '„ re-  HISTORIÉ: *®s 3, regelen van Staatkunde, — vast aaneen- verbonden door een zelfde Stelzel van „ Kouphandel — en allererntligst geneigd „ om onzen onderlingen Welvaard, door „ uitwisfeling van weJerzydfche Dienden, „ te bevorderen — houden wy ons verze- kerd, dat de ailervriendfehaplykfle en „ voordeeligde Verbintenis tusfchen de „ beide Gemeenebesten ongefchonden be„ waard zal blyven, tot aan den afloop der „ Eeuwen. „ Het vermeerdert grootlyks, myn „ Heer! ons genoegen, by deeze gewig- tige gelegenheid, dat hun Hoog Mo„ genden tot hunnen Minister gekoozen hebben eenen Man, zo zeer beroemd wegens zyne Braafheid en waare Vader5, landliefde, en van wiens aanzienlyk Ge„ flacht'deeze Vereenigde Staaten de tref- fendde blyken van Agting en Toegene- genheid ontvangen hebben." Naa deeze openbaare Gehoorverleening volgde een Maaltyd, dien dag, volgens een befluit van het Congres , voor den A^üerlandfchen Gezant bereid. De Voorzitter souDiNOT, de Veldheeren washino ton, green en wayne, met meer andere doorlugtige Perfonadien van het nieuwgevormde Gemeenebest, woonden denzelven by: en onthaalden de twee eerstgemelde Heeren onzen Gezant de twee volgende dagen ten maaltyde, waar de gulheid voorzat, en alles diende om dert Vreemdeling overeenkomftig met het hoog Cha- XII. BOEK, 1782*  ao6 VADERLANDSCHE XII. BOEK. Aanzoeken om Confuls en Agenten in NoordAmericate hebben. (*) JV. Nedtrt. Jaarb. 1783. bl. 2093. W. Gord on Hifi. of the Rife, Progres and Efiablrsfement of the Independence of the United States of America. Vol. IV. p. 379. Wy hebben hier de fydorde , eenigzins voorby geloopen; maar oordeelden die aan de éénheid der zaake te mogen opofferen. Character, 't welk hy bekleedde, te ver= pligcen (*). De heufche Verwelkoming en het Onthaal hem aangedaan, toonden, hoe de nadeelige gerugten, wegens zyn Perfoon en Character hem vooruit gevloogen , om hem haatlyk te maaken en zyn post te veronaangenaamen , geenen ingai-g gevonden hadden. Gelyktydig met de veelvuldige Raadpleegingen en Befluiten om eenen Gezant na de Vereenigde Staaten van America af te vaardigen, waar van wy het voornaamfte, als mede den uitflag dus verre ge^ boekt hebben, deeden eenige Handeldryvende Steden in Holland herbaalde aanzoeken byden Staat, om, tot bevordering des Handels met dat nieuw Gemeenebest, Confuls en Agenten, op de voornaamfte Plaatzen in de onderfcheide Landfchappen aan te ftellen. Zy leverden een ontwerp van een algemeen en Lastbrief over , en preezen eenige Perfooncn, als tot die posten by uitfiek bekwaam, met allen nadruk aan, terwyl ook eenigen zich aandienden om met deeze Posten begunftigd te worden; doch men hieldt alles in nader overweeging; niet te-  HISTORIE. ioj tegenftaan.de Friesland 'er fterk op aandrong (*). Ongelyk zouden wy aan ons zeiven zyn, indien wy, daar het belang der zaake, en de betrekking, welke dezelve op onzen Staat hadt, ons daartoe noopte, van Jaar tot Jaar het voorgevallene in Noord- America ter bekominge van Vryheid en Onafhangelykheid vermeld hebbende , de verkryging daar van, met de aanleidende oorzaaken, ongeboekt lieten, dan de rykheid van ftoffe, welke onze eigene Gefchiedenis ten deezen tyde oplevert, verpligt ons daar in zeer kort te zyn. — Wy ftaakten ons verflag by de gewigtige gevangenneemmg van Lordcorn wal lis, met het Krygsvolk onder zyn bevel, (f) Met deeze namen de meldenswaardige Krygsverrigtingen in Noord-America een einde , en de zaak der Dertien Staaten werd meer in de Kabinetten en Raadsvergaderingenv&nEuropa dan te Velde behandeld. In Engeland baarde te tyding deezer overgave veel ontzettings , en gewoels, van eene groote verandering welhaast gevolgd. Het verlies in America geleden werd noch ontkend, noch tragtte men het zelve te kleuren; dan de Koning gaf in zyne Aanfpraak, by de opening des Parlements in (*) Refol. van Bolt. n Jan. 18 Maart 3 April 3 Mey 6 i8Juny 10 Sept. 18. Dec. Refol, Gen. 14 Mey 1783. Ct) Zie het IV. Deel onzer Vadert. Hifi. bl. go. XII. boek. 1782. 't Voorgevalleneten deezen Jaars in NoordAmerica. In Engeland verandertmen van denkwyze.  Xn. boek. I782. I C*) Zie onze Vadert. Hifi. IV. Deel bl. jé-. soS VADERLANDSCHE in Slachtmaand des Jaars mdcclxxx^ ■ te kennen zyn vastbepaald befluit om te volharden in de verdeediging zyner Bezittingen, tot hy een Vrede kon bekomen 3 bertaanbaar met de eer van zyn Kroon, en het belang zyns Volks, 't Naadeelig beloop der zaaken in America ftrekte hem ten grondflage om des te meer de onderfteunmg van het Parlement, en een te kragtdaadiger en eenpaariger byftand des Volks,te verzoeken. Hoe weinig zulks in den fmaak des Volks viel, blykt uit het Smeekfchrift der Burgery van Londen aan den Koning (*). Schoon veele Staatsdienaaren, met den Koning ftemden in het voortzetten der geweldige maatregelen , om de Americaanen tot onderwerping te dwingen, betuigde Sir ja mes lowther in 't Huis der Gemeente, ^ dat alle poogingen „ om America te onder te brengen, vrugt„ loos geweest waren, zo ten opzigtevan „ het helpen der Vrienden van Groot-Brit„ tranje als het overmeesteren der Vyan„ den, en dat alle volgende poogingen om „ gewapenderhand de Americaanen te be, ftryden, naar 't oordeel van dit Huis ,, kragtloos en nadeelig Zouden weezen , voor de waare belangen desRyks, als , ftrekkende om de kragten van 't zelve , tegen de oude en zamenverbohdene Vy, anden te verzwakken." De geringe neerderheid van ftemmen om deezen voorflag  HISTORIE, (lag af te keuren, wees uit, dat ten opzigte van den Americaanfchen Oorlog, de gevoe- 1 lens zeer begonnen te veranderen. Lieden ■ van allerlei rang , begonnen denzelven, : met groote vrymoedigheid openlyk te wraaken. De Generaal conway, ftelde, in t Huis der Gemeente, den twee en twintigftevan Sprokkelmaand voor, om den Koning een nederig Verzoekfchrift aan te bieden, „ ten einde het hem behaagen mogt „ aan zyne Staatsdienaaren last te geeven „ om het onuitvoerlyk ontwerp om de te„ gen zyne Majefteit opgeftaane Volkplan,, tingen, met Geweld, tot gehoorzaam„ heid te brengen, niet langer voort te ,, zetten , door den Oorlog op 't vaste „ Land van America te voeren, en zyne „ Majefteit te verzekeren, dat zyne ge- trouwe Gemeente gaarne met hem zou„ den medewerken in het neemen en voï- voeren van zodanige maatregelen als „ dienftig gekeurd werden, om de ,, zegeningen van den Vrede te verhaas,, ten." De meerderheid van flegts éénft ftem aan de zyde der Staatsdienaaren, dia in een tegenovergefteld begrip ftonden, leverde geen geringe blyk op, dat hun invloed bykans ten einde liep. Conway herhaalde den Voorflag, en drong dien door. De Koning werd vervolgens, van wegen het Huis der Gemeente, verzogt, om met de Volkplantingen in America den Vrede of een Beftand te fluiten. Wanneer fle Koning dit aannam, ontving hy de eenV. deel. O pa*- 10 ek»,  £io VADERLANDSCHE XII. boek. 1732. Veranderingen in hetStaatsdienaarfehap aldaar. i 1 i 1 i paarige dankzeggingen van het Huis der Gemeente. C 0 n w a y waagde hier op dit nader Voorftel, „ dat dit Huis voor „ Vyanden van zyne Majefteit en hetRyk „ zou houden, allen die hunne poogingen „ aanwendden, om de Vaderlyke zorg van „ zyne Majefteit voor de rust en het heil „ zyns Volks, te verydelen, door het „ verder voortzetten van den aanvallenden „ Oorlog, op het vaste Land van America, „ om de Volkplantingen door Geweld tot „ gehoorzaamheid te dwingen, aan te ra„ den, of op eenigerlei wyze te bevorde„ ren." Zwak was de tegenkanting, welke dit Voorftel ontmoette , en het ging eindelyk door. Dit alles diende tot voorbereiding eener geheele veranderinge in het Staatsdienaarfchap. 't Leedt niet lang of Sir John kous droeg voor, dat het Huis der Gebeente een befluit zou neemen, „ dat het Ij geen vertrouwen meer kon ftellen in de , Staatsdienaaren, die het beftuur der , Rykszaaken in handen hadden." Op len dag ter ftemminge hierover bepaald, /erzekerde Lord n 0 rt h , dat het Staats)eftuur, tegen 't welk men gereed was te temmen, niet langer beftóndt, en dat zyne ^lajefteit ten vollen beflooten hadt van Staatsdienaaren te veranderen, en nam afbheid van het Huis als Staatsdienaar. (*) )e Marquis van rockingham kwam aan (*) Univirz. Mazaz. VcA. LXX. p. 166.355.  H ï S T 01 I E. £11 aan 't hoofd des nieuwen Staatsdiennarfchaps. Onder de voorwaarden, op welken hy deeze post aannam, was de eerfte, „ Vrede met de Americaanen, en dat de „ erkentenis van hunne Onafhangelykheid „ tot geene hinderpaal moest ftrekken tot „ verkryging van denzelven." Deeze om* wenteling in het Staatsdienaarfchap des Engelfchen Ryks, moet deels aan de Gevangenneeming van Lord cornwallis en diens Legers, deels aan de nadeelige tydingen, die de Admiraliteit uit de West* Indien ontving, toegefchreeven worden5 de Franfchen hadden ter Zee en te Land,1 in dat Werelddeel, een allerblykbaarfte overhand. De dood van den Marquis van rockingham, die in Hooimaand overleedt, bragt wel eene groote verandering in de Staatsdienaaren te wege (*), doch geene ten opzigte van de Onafhangelykverklaaring der Americaanen. De Graaf van shelburne, die hem opvolgde, liet Zich hier over in deezer voege hooren, „ dat zyne denkbeelden deswegen nog de„ zelfde waren als voorheen; doch de om„ Handigheden waren veranderd , en hy „ zag nu, dat het een noodzaaklyk kwaad geworden was, waar aan zyn Land zich „ moest onderwerpen, om grooter te voor„ komen." (f) De (*) Uniwrz. Magaz Vol. LXX. p. 372. (t) W. G 0 r d 0 n Hij. af the Rifi , Progrerf O % Knel XIL boek, 1782.  üii VA8ERLAND SCHE XII. boek. I7i)2. Handelingen in Frankryk over het Onafhangelykverklaarenvan 2JoordAmericadoor Enteland. and EJlabKsfement of the Indepmdence of the United States of America. Vol. IV. p. 215. 219 229» aj! 333. Wniverz. Magaz. Vol. LXXVIÏ. »• 321. De Americdanfcht Gelastigden tot denVredehandel in Frankryk, john adams, benjamin franklin , john jay_ en henry laurens, moesten, ten aanziene der Vereenigde Staaten met zyne Allerchristlykfte Majefteit zamenftemmen, in de Bemiddeling door de Keizerin van Rusland en den Keizer voorgefteld, aan te neemen; doch tot geen Vredesverdrag toetreeden, dan 't geen daadlyk de Onafhangelykheid en Souverainiteit der Dertien Staaten bevestigde, overeenkomftig met de Verdragen tusfchen dezelve en zyne Allerchristlykfte Majefteit, en op dien voet, dat die Verdragen in volle kragt bleeven. ' Om over den Vrede met Groot-Brit* t'anje te handelen, was de Heer jay van Madrid te Parys gekomen. De Spaan* fche Afgezant aan 't Hof van Verfailles, de Graaf d'aranda, ontving hem, en den Heer franklin, als Staatsdienaars van het Congres, toen zy, in 't begin van Hooimaand, by hem het middagmaal hielden. Anderen zouden dit veelligt voor eene openlyke erkentenis der Onafliangelykheid der Americaanfche Staaten, van de zyde van Spanje hebben aangezien, doch dit kon den Heer jay niet vol-  HISTORIE. 313 yoldoen, die weigerde, zonder uitwisfeling van Lastbrieven, met d'aranda te handelen, fchoon de Franfche Staatsdienaar de Graaf de vergennes wenschte, dat hy het deedt. De Heeren f 1 t zHERBERTenoswALD, waren van wegen Groot-Brittanje gezonden, de eerfte om met de Europifche Mogenheden , de laatfte om met de Americaanen te handelen. De last aan deezen gegeeven, hieldt in, om, in ftede van de Onafhangelykheid der Vereenigde Staaten van America, vooraf te erkennen, die Onafhangelykerkentenis alleen als een Artykel in het voorgeftelde Verdrag te plaatzen. De Heer jay kampte zich hier tegen aan: de Graaf d5 verg en nes, oordeelde zulks genoegzaam, en wilde voortvaaren; dochhyweir gerde: en fchoon franklin verklaarde met den Graaf in 't zelfde begrip te ftaapr, bleef jay by zyn gevoelen, en fchreeLeen Brief met oogmerk om denzelven aan d e vergennes te zenden, behelzende de redenen, die hem bewoogen, om op dieu voet met oswaeb niet te handelen. Franklin, deezen Brief gezien lubbende , erkende de volwigtigheid der gegeevene redenen, welke als ze hem voorheen zo waren voorgekomen, hem zouden wederhouden hebben, van in 't gevoelen des Franfchen Staatsdienaars te treeden. De Heer jay, hieldt briefwisfeling met den Heer adams, toen nog in Holland, waar hy de Onaf hangelykver klaaring tot O 3 ftand XH. boek. 1782.  XII. boek. I782. O Zie bier boven bl. 158. 214 VADERLANDSCHE ftand bragt. (*) Deeze ftondt met hem in t zelfde begrip en befloot niet uit Holland na Parys te trekken, voor dat de Heer oswald anderen last ontvangen Niet tegengaande de tegenwerping op den last der Engelfche Gevolmagtigden voer de Heer jay voort met hem te handelen , om alles, zo verre mogelyk voor te bereiden, tot het afdoen der zaake als oswald een nieuwen last zou ontvangen hebben, zonder dat funklin of de vergennes iets van dit bedryf wisten. Hy betuigde hem onder andere, „ Indien Lord shelburne 3, meent de Vereenigde Staaten tot Vrien„ den te maaken, nu hy ze niet tot On,, derdaanen kan vernederen, moet der„ zei ver Onafhangelykheid in den aan„ vange erkend worden. Zo lang die On„ af hangelykheid niet regtfireeks, of van s, ter zyde, erkend is, zullen zy door „ het Verdrag verpligt zyn met Frank„ ryk verbonden te bly ven, den Oorlog „ voort te zetten, en de oogmerken van „ Irankryk te bevorderen." . Oswal d zag de noodzaaklykheid om zich van een nieuwen last te voorzien. Eerlang kreeg hy denzelven en teffens volmagt om met Vereenigde Staaten van America, als daadlyk Qnafhangelyk te han- de>  HISTORIE. 215 delen, en met derzelver Gelastigden al" leen. Toen adams dit berigt kreeg, trok hy uit Holland, en ging te Parys komende terftond by den Heer jay. Zy beraamden een plan, hoe in de Onderhandeling te werk te gaan. Franklin vervoegde zich vervolgens by hun. Adams verklaarde hem, met den Heer jay beflooten te hebben de Onderhandeling met oswald aan te vangen en voort te zetten, zonder den Graaf d e vergennes, (die geen Vriend van adams was (*)) te raadpleegen. De Heer henry laurens (f) kwam 00 W. G o r d o n Hifi. of the Rife Progresf, and Ejlablisfement of the United States, of Amerita Vol. IV. p. 243. Ct) Dezelfde Laurens, die te Londen gevangen gezet was. Zie onze Vadert. Hist. IL Deel bl. 425. Wanneer het Huis der Gemeente in Engeland, den bovengemeldcn invloed op hetStaatsdienaarfchap begon tekrygen, leverde de Heer burke een met Potloot gefchreeven Verzoekfchrift van den Heer laurens aan dat Huis over, 't zelve onderrigtende, dat bet Congres de uitwisfeling van dien Heer voor den Graaf van cornwallis voorgeflaagen hadt. Gevallig was de Zoon van den Heer laurens, Collonel in Americaanfchen dienst, de Man, die, toen coRü wallis zich overgaf, de Verdrags Artykelen opftelde, en mogt, daar deeze Lord, BeveL hebber was van de Tower te Londen, zyne Lordfchap de Gevangene heeten van den Zoon zyns eigen Gevangenen. In gevolge van deezen voorflag, werd de Heer laurens op den laatften dag des Jaars 1781. voor Lord mansveld geftragt, cn op zekere voorwaarden ontflaagen. O 4 Waur XII. boek. I782. De Dertien Staaten door  XII. BOEK. 1782. GrootBrittanjeOnafhan gelyk verklaard. GedenkpenningterGedagtenisdier geb*urteUiife. sifj VADERLANDSCHE kwam de twee laatfte dagen der Onderhandelingen by zyne Medegelastigden, zy deeden het werk dermaate lpoeden, dat den dertigften van Slachtmaand de vooruitloopende Artykels opgeffeld en getekend Waren, om plaats te grypen, als de Vrede met het Hof van Frankryk bepaald was. Deeze gewigtige zaak was zo heimlyk en onverwagt ten einde gebragt, dat de Staatsdienaars en Gezanten, zo wel als anderen, in en buiten het Hof van Verfailles, verfteld ftonden op het hooren van dit nieuws. In de daad de Americaanfche Gevolmagtigden bedienden zich van het gunftig tydftip, 't welk zich aanboodt, zonder vertraagende raadgeevingen in te neemen, onder welker verwyl de Engelfche Staatsdienaars van gedagten mogten veranderd en de Vereenigde Staaten. veel langer van het bezit haarer Onafhangelykheid zouden verftooken gebleeven zyn. (*) Zo verkreegen de Vereenigde Staaten in de Nieuwe Wereld den lang onthouden en met zo veel magts beftreeden tytel van Onafhangelyk. Zy zagen hun hartlyken wensch vervuld, hunne onver» moei- Waar op hy na Bath vertrok tot herftelling zyner gezondheid, die door zyne gevangenis, en de daar in uitgeftaane raoeilykheden, vsel geleden hadt, W. Gordon, als boven Vol. IV- p. 216. 220. vergeleeken met p. 244. C) W. G 0 r d 0 a als boven Vol, IV. p. 331—344,  HISTORIE. 71a moeide poogingen bekroond , en GrootBrittanje eindelyk genoodzaakt de betwiste Vryheid aan de Volkplantingen te fchenken. De Vereenigde Staaten van Ame¬ rica lieten, ter gedagtenisfe van de Onafhangelykverklaaring door Groot - Brittanje , door den Heer f ranklin , die in derzelver bevordering, als Staatsman, zoveel deels hadt, een zeer zinryken Gedenkpenning vervaardigen. Zy vertoont Hercules in zyn wieg Twee Slangen verflikkende. Een Luipaard, over deeze kragt ontzet, wil hem aanvallen ; doch wordt tegengehouden door Minerva, die hem haar Schild toereikt, waar op zich Drie Leliën vertoonen. Onderaan ftaan de Jaartallen MDCCLXxvn en mdcclxxxii de Tydperken der Overgaven van bourgoyne en cornwallis, zo vernuftig uitgedrukt, door 't bedryf van Hcrcu? les. Aan de andere zyde ziet men de Vryheid, onder de gedaante van een fchoone Vrouw, met het Opfchrift, libertas americana, de Americaanfche Vryheid. (*) Aan ieder onzer twee Afgezanten aan ?t Franfche Hof, fchikte de Americaanfche Minister Plenipotentiaris franklin een deezer Gedenkpenningen toe, die op bekomen verlof van hun Hoog Mogenden dezelve vol erkentenis aannamen, (f) Het (*) N. Ntdtrl. Jaarb. 1783. bl. 47a &&f«l. Gen. 18 April 1783, 05 XII. b o e k. 1782.  XII. boek. Standbeeldvoor lo- dewïk den XVI te Phila- delphia beftenid. 218 VADERLANDSCHE Het aandeel, 't welk Frankryk hadt in deeze Onafhangelykheid en Vryheid te grondvesten, nam de Staatsvergadering te Philadelphia voor te vereeuwigen, door een metaalen Standbeeld ter eere van l 0dewyk den XVI.op te rigten en voor, het Raadhuis te piaatzen, met dit Latynfche Opfchrift: Post deum dlligenda & servanda est libertas, Maximis emta laboribus., humanique sangüinis flum1ne irrigata PER 1mminentia belli pericula, juvante Optimo Galliarum principe Rege Lüdovico XVI. Hanc statuamPrincipi Augwstissimo consecravit Et iETERNAM PRETIOSAMQUE BENEFICH MEMORIAM €RATA REIPUBLIC^e VENERATIO, Ultimis tradit nepotieus. 't Welk op deezen zin loopt. „ Naa god, is de beminnens en bewaarenswaardige Vryheid, met groot e moeite gebragt, met ftroomen menfchenbloed befproeid, onder de hach~ lykfte Oorlogsgevaar en, verkreegen, door hulpe des besten Konings van Frankryk l o d ew y k den XVI, Dit Standbeeld is aan dien doorlugtigften Vorst gewyd; en zyne eeuwig •waarde gedagtenis zal aan de laatfte Naakomelingfchap worden overgeleverd door den dankbaaren eerbied van dit Gemeencbest. 'tWaï  HISTORIE. aip 't Was de ftryd om deeze Vryheid en Onafhangelykheid, die het Oorlogsvuur in America ontftak, na Europa deedt overflaan, en ons Land in dien langs hoe algemeener wordenden brand, zo deerlyk inwikkelde , gelyk ons Gefehiedblad in 't breede heeft aangeweezen. Die Vryheid en Onafhangelykheid'thans door Engeland erkend zynde, was de weg ter nadere Vreedehandelinge tusfchen Engeland enhetnieu we Gemeenebest mNoord-Americaygsbxmi, als mede tot eene aïgemeene Bevrediging der Oorlogende Mogenheden in Europa; welke een en andere Vrede in het volgend Jaar opdaagde. Ondertusfchen hadt het ten deezen Jaare niet ontbrooken aan Onderhandelingen , om een aïgemeene of om een afzonderlyken Vrede tusfchen ons en Engeland te fluiten. Wat daaromtrent voorviel ftaat ons nog op te tekenen. De groote verandering in het Staatsdienaarfchap des Engelfchen Ryks, van welke wy hier boven waagden, als zeer veel toebrengende tot de Vryerkentenis der Vereenigde Staaten van Amerita (*), fcheen ook gefchikt om den Vrede tusfchen dat Ryk en onzen Staat te bevorderen. De Staatsdienaars, die den Oorlog aangeraaden, en dus lang voortgezet hadden , werden van hunne Posten verhaten, endoor Staatsdienaars van tegenovergeftelde begrippeni vervangen, althans de Heer ?ox, toen tot Secretaris der Buiteniandfciie zaaken ver- hee- CO Zie hier boven bl. 2 13. XII. ROEK. Poogin- gen ter Vredehandelingtusfchen den Staat en Engeland. Oordeel van fox over deezen Oorlog.  szo VADERLANDSCHE" XH. SOEK. heeven, liet zich in het Huis der Gemeente op deeze wyze hooren. „ Ik ben wel „ verre van te gelooven, dat ik de helft „ van de rampen kan doorzien, die op on-> „ ze hoofden zyn nedergekomen, en ik „ had die menigte van bewyzen, welke ik „ in myn Departement gevonden heb, niet „ noodig om overtuigd te weezen , van „ het groot gevaar, waar in zich het Ryk „ bevondt, op den tyd toen ik in het „ Staatsdienaarfchap gekomen ben. Men „ kan zich geen denkbeeld vormen van de „ beklaaglyke verzwakking, vermaagering „ en uitgeputheid, in welke ik het Ko„ ningryk gevonden heb. Wie zou heb„ ben kunnen begrypen, dat Staatsdienaars, die van zulk eene aïgemeene uit„ teering kennis moesten hebben, diewis„ ten, dat zy de helft van de noodige mid„ delen niet by de hand hadden, om het „ Huis van Bourbon alleen te kunnen beftryden, dat tydftip, waar op deeze „ waarheid het klaarblyklykfle was, zou„ den uitgekoozen hebben, om de magt „ van onze Vyanden, aanwien zy wisten, dat zy niet in ftaat waren het hoofd tt „ bieden, nog te vermeerderen met die „ van Holland^ ■ - Wie zou hebben „ kunnen gelooven, dat Ministers, in het „ midden van alle die klippen, welke hun „ van alle kanten omringden, dwaas ge;, noeg zouden weezen, om, tot op het }, laatfte oogenblik, die trotfe en beledi„ gende taal te voeren, welke ik gevon,7 den heb 'm de Briefwisfeling tusfchen Lord  HISTORIE. *M H Lord stormont en verfcheide Ho5, ven van Europa gehouden, zelfs nog in „ laatstleden Wintermaand, een tydftip waar op die onbefchoftheid, (welke nooit voegt op welk een tyd het ook weezen ,, mag,) niet anders kan aangemerkt wor- den dan eene volflaagene krankzinnig- heid. Ja, het was in die Wintermaand, „ dat de Staatsdienaars nog de hardnek„ kigheid hadden om tegen de bemidde„ lende Mogenheden te fpreeken van het „ ftraffen van van berckel, en zelfs s, eene voorbeeldige ftraf voorftelden als j, een voorafgaand Artykel van een Vredes9, verdrag met Holland! •—Ik heb verftomd gedaan van verwondering, „ wanneer ik de Papieren onderzogt, be„ trekkelyk tot het ontftaane Verfchil tus„ fchen ons en de Republiek. Ik heb 'er niet alleen geen reden, maar zelfs geen „ voorwendzel tot den Oorlog in gevon- den. Wie zou hebben kunnen j,, gelooven, naa het geen 'er ten opzigte van den Oorlog met America en dit Huis „ is omgegaan, dat de Staatsdienaars nog „ de dolheid zouden gehad hebben, om „ de Officiers, die zy gebruikten, bevelen te geeven, welke duidelyk doen zien „ derzelver ongerymdedenkwyze om Amt- rica door geweld tot gehoorzaamheid te „ brengen ? Hunne oude Snorkeryen. „ hunne ingebeelde Zegepraalen en Over„ winningen, bewyzen alle ten klaarften, s, dat zy weezenlyk hun Plan uitvoerelyk „ oordeelden. Weshalven de groote zaak, „ waar- xil; BOEK.  *M VADERLANDSCHE XII. boek, 1782. Op weli een voei de Staal deBemiddelingder Keizerin ne aannam. „ waar aan zy alle hunne zorgen hefteed „ hebben, deels beftondt in het overwin„ nen van America, en deels in het vorde„ ren van ftraffe over van berckel. „ Deeze zyn de Staatsmannen geweest, die „ wy gehad hebben! Het fmert my aan het „ Huis te moeten verklaaren, dat het uit„ zigt op eenen afzonderlyken Vrede met „ Holland veel verder af is, dan men zich „ in den beginne gevleid hadt; maar ik „ hou my volkomen overtuigd, dat, in„ dien de voorige Staatsdienaars uit hetbe„ wind geraakt waren, zelf maar eenio-e „ maanden eerder, wy tegenwoordig In „ Vrede met de Republiek zouden geweest „ zyn." (*) Op welk een voet de Staaten, by hetafloopen des voorleden Jaars, bewilligd hadden, om de Bemiddeling der Rmjïfche Keizerinne aan te neemen, hebben wy vermeld, (f) Een Raadflagby voorraad, door Holland, ter nadere beantwoording beraamd, enter aïgemeene Staatsvergaderinge ingeleverd, liep op deezen zin. „ Dat „ hun Hoog Mogenden, als nog op het allerkragtigst volhardden, by hun Ant„ woord op de eerfte Aanbieding van haa„ re Ruskeizerlyke Majefteit, en, derhaï„ ven, by herhaaling, moesten verklaa„ ren, dat, terwyl hun Hoog Mogenden „ van (*) Uijiory of the United Provinces from 1780 ' en 1787, p 39, f- Nedert. Jaarb. 1782. bl.540. bl 19 °"Ze VaderiandSchè•Hiftorie , IV. Deel  HISTORIE. sa; van hunne zyde, op de uitnoodiging van „ haare Majefteit, overeenkomftig met de voorige Tractaaten, tusfchen het Ryk „ van Groot-Briltanje en deeze Republiek, „ het Stelzel van Onzydigheid en Vrye „ Vaard, omhelsd hadden, zodanig als „ het zelve vervat was in de Verklaaring „ van haare Majefteit den acht en twintig„ ften van Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxx, zonder zich door eenige „ andere Infmuatkn of zelfs Dreigementen „ daar van te hebben laaten afbrengen, en „ dat zy voorneemens waren, daar by „ ftandvastig te volharden, hun Hoog Mo„ geuden ook met volkomene Gerustheid „ vastheiden en vertrouwden, dat de „ Grootmoedigheid van haare Ruskeizer„ lyke Majefteit niet zou toelaaten, dat'er „ eenige pooging gedaan wierd, om daar „ aan het minfte nadeel toe te brengen, „ terwyl zy niet twyfelden, of haare Maje„ fteit zou met hunbegrypen, dat het punt „ der Vrye Vaard van dien aart was, dat „ daaromtrent byde Onderhandelingen met „ het Engelfche Hof, geene verandering „ kon toegedaan worden. En bleeven hun„ ne Hoog Mogenden wyders, in die ver„ wagting, dat, indien onverhoopt de Vre„ de, door bemiddeling van haare Majefteit -„ niet zou kunnen worden getroffen, op ee„ newyze beftaanbaar metdeBillykheiden „ de Eer van den Staat, Zy, indiengeval„ le, nevens de andere Verbondene Mo,, genheden, aan hun Hoog Mogenden de 3, daadlyke uitwerking zouden doen genie- » ten xn. ij o e k. 178».  224 VADERLANDSCHE XII. B O ek. I782. „ ten van hunne plegtige Verbintenis„ fen." Verder wilden zy befloo¬ ten hebben, dat van wegen hun Hoog Mogenden, Opening van dit Antwoord zout gegeeven worden, zo aan de verdere Leden van het Verbond der Gewapende Onzydigheid als aan de Hoven van Frankryk en Spanje, en teffens de twee laatstgemelde berigt, dat hun Hoog Mogenden , met het Aanvaarden der Bemiddelinge van het Rusffche Hof, geen het minfte oogmerk hadden, om zich in Verbintenisfen met het Engelfche Hof te begeeven, welke eeniger maate onbeftaanbaar zouden zyn, met do Onzydigheid, door hun, vóór den Vyandlyken Aanval der Engelfchen, ten opzigte van de Oorlogvoerende Mogenheden in agt genomen. (*) Overeenkomftig hier mede viel het Befluit van Zes Gewesten. De Afgevaardigde Heer uit Friesland betuigde, omtrent de Bemiddeling met het Hof van Rusland ongelast te zyn, en aan te dringen, dat uit dien hoofde het Befluit mogt uitgefteld Worden: dewyl hy by het neemen 'er zich tegen verklaard en aan zich voorbehouden hadt, daaromtrent zodanig eene Tegenverklaaring te doen als Staaten van Friesland zou behaagen. De grond zyner wei¬ geringe om hier in toeteftemmen, was, dat Staaten van Friesland niet bewilligden , ten zy men den Heer adams, by hun op den negen en twintigften van Sprokkelmaand voor (*) Sur. Refol. van Holl. 25 Jan. 17I2,  HISTORIE: voor Gezant der Vereenigde Staaten van America erkend, in die hoedanigheid aannam. Nog ontdekten hun Hoog Mogenden, by een geheim Befluit, "aan den Prins gallitzin, dat zy een zekeren tyd bepaald hadden, binnen welken Groot-Brittanje zich omtrent de Voorwaarden moest verklaaren, of dat zy anders het aanneemen der Bemiddeling als niet gedaan hielden. Ten zelfden tyd fielden zy vast, dat, aangezien het aanvaarden van deeze Bemiddeling geen vertraagen moest veroorzaaken aan het voortzetten van den Oorlog, zyne Hoogheid zou verzogt worden ten fpoedigften met het Hof van Frankryk te beraadflaagen over de wyze om gezamenlyk en gemeenzaamerhand den Vyand ter Zee te beoorlogen. (*) Haare Ruskeizerlyke Majefteit , het Staatsbefluit, wegens haare Bemiddeling, verftaan hebbende, liet den Nederlandfchen Gezant, den GraavèvAN wassenaar starrenberg, dit woordenryk Antwoord door den Grave van osterman, ter hand ftellen, „ Zo dra de Keizerin „ onderrigt is geworden van het Befluit „ hunner Hoog Mogenden, ten opzigte „ van haar Voorftel, {trekkende tot het „ fluiten van eenen byzonderen Vrede tus- fehen Groot-Brittanje en de Republiek, „ en , (*) Refol. Gen. 4 Maait ï^2. N. Nedert, jaarb. 1782. bl. 274. Zie onze Vadtr\. Jiish IV. Deel bl. 196. y. deel. P XXL boek» Antwoordvan haare RuskeizerlykeMajefteit,  ae6~ VADERLANDSCHE XII. BOEK. 178 a. „ en van de Voorwaarden, waar van de„ zeiven dien Vrede doen afhangen, heeft „ haare Majefteit geen oogenblik verzuimd óm haare goede dienften, zo veel „ mogelyk, eene daadlyke uitwerking by 2, te zetten. De geest van Belangloosheid en de gevoelens van Menschlykheid, „ waar uit haar eerfte voorftel fproot, haar „ beftendig bezielende, heeft zy door eene ,, nieuw aangewende pooging, de zaaken „ tot dat punttragten te brengen, dat men „ 'er zich een gunftigen uitllag van kan be- looven. Met dit inzigt, heeft haare „ Majefteit een byzondere Boode afge,, vaardigd, voorzien met Onderrigtingen ,, voor haaren Gezant aan dat Hof, over„ eenkomftig den aart en het groot aanbe„ lang van dit onderwerp. De beweegre„ denen, waar door die Staatsdienaar zich bey veren zal, om zyne Groot -Brittanni„ fche Majefteit overtehaalen, tot het aan„ neemen van het Voorftel, 't welk tot „ een grondflag van het ganfche Vredewerk ,, moet itrekken, zullen ontleend worden „ uit de volmaakte kennis, welke hy heeft „ van de Onpartydigheid, welke haare „ Keizerlyke Majefteit tot een rigtfnoer „ neemt van haar gedrag, en van de Ge„ trouwheid en Standvastigheid, waarme„ de zy de grondbeginzelen geftand doet, „ welke zy openlyk voor 't oog van ,, gansch Europa heeft aangenomen, ges, grondvest op Regtvaardigheid enBillyk- „ heid. De gevoelens van haare Kei* 5, zerlyke Majefteit draagen al te zigtbaar  HISTORIE. as; g den ftempel van de zuiverheid haarer ., oogmerken, dan dat hunne Hoog Mo- ] „ genden die daar in niet zouden erken- . „ nen. De Onbewimpeldheid in haare ge- : „ heele handelwyze doorftraalende en de „ Openhartigheid, waar mede zy hun van „ alle haare Befluiten kennis geeft, boeze„ men haar een vast betrouwen in, dat hun j, Hoog Mogenden geenerlei flappen zullen „ doen, die eenigzins nadeelig zouden kunnen zyn aan den tegenwoordigen „ toeftand der aangevangene Onderhande„ linge, of de Vredelievende Gevoelens, „ welke zy doen blyken, veranderen. In „ die overtuiging heeft haare Majefteit, ,, zich gehaast om de geneigdheden van het Londenfche Hof, ten aanziene van de grondbeginzelen der Onzydigheid te laas „ ten pollen. Het is niet meer dan na- tuurlyk en eigenaartig vóór af het Ant,, woord van dat Hof aftewagtcn, en in- tusfchen alle maatregelen op te fchorten, die de gefteldheid van de Republiek, „ zouden kunnen veranderen ten opzigte „ van wien het ook zou mogen zyn. . a, Haare Majefteit doet te veel regts aan dei Wysheid en het Doorzigt van hun Hoog „ Mogenden, om eenigzins te twyfelen, „ dat dezelven zouden willen afwyken van die Gcmaatigde Grondbeginzelen, wel- ke noodwendig gevolgd moeten worden, „ indien men ernftig van meening is, om „ mede te werken ter bevordering van di» heilzaame inzigten, welke haare Maje„ fteit zich heeft voorgefteld, en waar van Pa „ hurt XIÏ. SOEK. [782.  228 VADERLANDSCHE XII. boek. Voor dagen van een Afzonderly.£en VredeenWapenftilitanddooiEngeland gedaan. ,, hun Hoog Mogenden altoos gefcheenen ., hebben innerlyk overtuigd geweest te „ zyn. Niet dan met het grootfte leed„ weezen zou zy haare verwagtingen, ten „ deezen opzigte opgevat , verydeld „ zien." (*) Nauwlyks was de Heer Fox, dien wy zo even, naar zynen heftigen aart, 'vuurig tegen de voorgaande Staatsdienaars hoorden uitvaaren, wegens den Oorlog met dit Gemeenebest, (f) aan het Staatsbewind gekomen , of hy zogt de breuk tusfchen zyn Ryk en deezen Staat te heelen, en re beletten, dat dezelve niet voor altoos van Engeland afgefcheurd en aan de belangen van Engelands ouden en alcoosduurenden Vyand vastgehegt vvierd. Een Brief, den negen en twintigrten van Lentemaand gedagtekend, aan den Rusfifchen Gezant ten Hove van Londen, gezonden, hieldt in, dat hy last van den Koning hadt, den Heer simolin te berigten „ dat zyne „ Majefteit, bewyzen willende geeven van „ zyne oogmerken omtrent hun HoogMo„ genden, en om de Vriendfchap te ver„ nieuwen, die zo ongelukkig geftremd ,, geweest was tusfchen Bondgenooten, „ die vere'énigd moesten zyn, door de „ banden hunner onderlinge belangen, ge„ reed was in Onderhandeling te tree- den met hun Hoog Mogenden om een „ Trac- C) Refol. Gen. 10 Mey 17821 (O Ziehier boven,bl. 219. t  HISTORIE. &z? „ Tractaat te maaken op den voet van het 9, Tractaat des Jaars mdclxxiv tus„ fchen zyne Majefteit en de Republiek, „ en dat de Koning, om der uitvoering van „ eene zaak, welke hem zo zeer ter harte „ ging, gemaklykheid by te zetten, „ bereid was om onmiddelyke bevelen tot ,, een IVapenftilftand te geeven, indien de „ Heeren Staaten^ van hunne zyde, zoda„ nig eene maatregel dienftig tot het „ voorgefield oogmerk oordeelden." Zyne Majefteit hadt hem bevolen, zyne gevoelens, over een zo gewigtig ftuk, den Heer simomn open leggen , en hem te verzoeken, dezelve bekend te maaken aan de Staatsdienaaren van haare Kei? zerlyke Majefteit by hun Hoog Mogenden, „ ten einde zy, zonder den minften uit„ ftel, mogten medegedeeld worden aan de „ Staatsdienaaren der Republiek; oor„ deelende deeze handelwyze de gevoeg„ lykfte, om met de Bemiddeling en goe„ dedienftenvan haare Ruskeizerlyke Ma„ jefteit, te bewerken, dat 'er een einde „ kwam aan eenen Oorlog, ongelukkig „ tusfchen de twee Natiën" gereezen." De Prins gallitzin en de Heer marcoff, Gezanten des Rusfifchen Hofs by onzen Staat, verwylden niet een Affchrift van deezen Brief aan hun Hoog Mogenden overtelevcren , vergezeld met dit aanpryzende Vertoog, ,, Uwe HoogMo„ genden zullen in deezen Brieve zien de „ oogmerken van zyne Brittannifche Ma„ jeftejt, om zich opregt niet de RepuP 3 „ bliek XII. roek, i~ Door Rusland onder(teund.  230 VADERLANDSCHE XIL boek. ,, bliek te bevredigen, op den grond, door „ hun zeiven gelegd in het Staatsbefluit van den vierden van Lentemaand, en „ waar by zy de Bemiddeling der Keize- rinne hebben aangenomen. De voor- uitloopende Toeftemming van het hoofd„ punt des Tractaats van den Jaare mdclxxiv, van de zyde van Enge„ land gedaan, fchynt alle zvvaarigheden, ,, welke zich tot nu toe hebben aangekant „ tegen de Onderhandelingen tot eenen „ volkomen Vrede, uit den weg te moe- „ ten ruimen. Indien, intusfehen, „ de tWapenfiilfiand in denzelfden Brieve „ voorgeflaagen, geoordeeld wordt te ftroo„ ken met de belangen der Natie , zou „ niets overeenkomftiger weezen met de „ oogmerken van Menschlievenheid in 't „ algemeen, die de Keizerin bezielen, en met haare byzondcre gevoelens van wel„ willenheid en genegenheid jegens dee„ zen Staat: dewyl deeze maatregels in ,-, zich bevatten het dubbel voordeel, om „ het onnut bloedllorten te voorkomen, „ en de Republiek, van dit oogenblik af, „ weder in 't genot te ftellen der Regten 9, van Vryheid, van Zeevaard, en Koop„ handel, welke alle, onzydige Volken „ genieten, en vooral die tot de grondbe„ ginzelen van de Gewapende Önzydig„ heid zyn toegetreeden." ■ Zy vleiden zich, dat hun Hoog Mogenden niet zouden in twyfel hangen om voordeel te doen met deeze kennisgeeving, als mede «en vaardig cn beflisfend Befluit neemen tot  HISTORIE. 231 tot herftel van cl en Vrede en goede Eensgezindheid met derzelver oude Vrienden en Bondgenooten, op Voorwaarden, waar in zy hun Eer en Voordeelen te gelyk zouden verzekerd vinden. (*) De Vredesvoorflag van Engeland, en de aangeboode Wapenftilftand, werd met een verfchillend oor in den Lande aangehoord. De meest ingenomenen tegen alles wat van die zyde kwam, riepen uit, zie daar dan het eigenlyke oogmerk ontdekt, waarom de Heer wentworth, onder een verdicht voorwendzel, zich in 't Gemeenebest en in de Hofplaats eengeruimen tyd heeft opgehouden (f). Ziedaar de uiterde pooging, die de Engelfclien en hunne Nederlandfche Vrienden hebben uitgedagt en in 't werk ftellen, om ons, was het hun mogelyk, de uitwerking der Verbintenisfe met Frankryk te doen verliezen; oir het Befluit tot het erkennen van der Heei (*5 Brief van Gecommitteerde Raaden ter befchryvinge van den Vergadering hunner Ed. Groot Mogenden. Gedagtekend 3 April. (t) Deeze Heer was vroeg in 't Jaar in 'sGravenhaage gekomen, om over de Uitwisfeling der Krygsgevangenen te handelendoch veelen meenden, dat onder deeze afzending geheel andere oogmerken fchoolen; naamlyk om de geneigdheid der Natie te polfen en te beproeven oi? 'er kans tot eenen Afzonderlyken Vrede zou zyn. De RidderR. J. van der capellen tot de marsch, gaf op den Gelderfchen Voorjaarslanddag zyne bevreemding over dit zenden te kennen. N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 164 en 200. P 4 XII. boek. 1782. Verfchillen deGs-' voelens daar over onder d$ Landzaite"n. V  ■2%% VADERLANDSCHE XII. b o e ic. 1782. Heer adams tegen te houden. Zie daar in den aangebooden Wapenftilfland de kuil geopend, in welke men ons zoekt te fmooren, valt deeze list naar hun genoegen uit, dan hebben zy hét fpe! gewonnen. Noord - America zal welhaast door Engeland geheel vry en onaf hingelyk verklaard worden , en, indien het, door een Stilftand van Wapenen met het Gemeenebest de handen ruimer krygt, zal het met onverdeelder magt op' de Franfchen en Sfaanfchen aanvallen, en wanneer een vry voordeelige Vrede naar tyds omftandigheden, met die Ryken Engeland ten "deele valt, dan zal onze Republiek door het fchynlchoon van eenen afzonderlyken Vrede bekoord, vergeefsch na hulpe by andere Mogenheden uitzien, die zich eener laffe en wispeltuurige Natie zullen onttrekken, en Nederland ten ipeelbal vau Engeland overlaaten. Zy merkten aan, dat 'er zich een in 't oogloopend onderfeheid opdeedt in den Brief des Engelfchen Staatsdienaars, en het Vertoog der Rusfifehe Gezanten: de laatstgemelden gaven wel te kennen, dat de Engelfchen het voorafgaand punt, waarop de Staaten de Bemiddeling der Keizerinne hadden aangenomen, naamlyk de Vrye Zeevaar-d, aan de Republiek toeftonden; doch dat in den Brieve van den Heer fox geene daadlyke toe/lemming van ik gewigtig punt te vinden was: maar dleen de gereedheid zyner Groot-Brittanlifihe .Majefteit, om met hun Hoog Mogen-  HISTORIE. 233 genden in Onderhandeling te treeden, tot het maaken van een Tractaat op den voet des Tractaats van den Jaare mdclxxiv; dat men over den Voorflag des Engelfchen Hofs uit dien Brieve moest oordeelen, en niet uit de Gevolgtrekkingen door de Rusfifche Staatsdienaars 'er zo gunftig uit afgeleid. Zy hielden de Aanbieding voor een lokaas, om ons in een noodlottigen valftrik te vangen. Anderen hadden op dit ftuk een geheel verfchillend inzien, 't Ontbrak niet aan lieden, die 'er de gunftigfte gedagten van vormden, en alles aanwendden om onder 'sLands Ingezetenen de denkbeelden aanneemelyk te maaken, dat men, ondanks de verbintenis met Frankryk, om geduurende deezen Zeetocht met dat Ryk gemeenfchaplyk te handelen, de Bemiddeling der Rusfifche Keizerinne kon aanneemen, en met Engeland eenen Afzonderlyken Vrede fluiten , met Toeftemming van Frankryk; zy drongen aan, dat zulk een Voorftel, als het aanbieden van een Vrye Vaard aan onze Republiek gansch niet gering, en dat het Oorlogen onze zaak niet was,- weshalven men zulk eene gunftige gelegenheid om dat voordeel te bekomen, en de zo deerlyk gevoelde onheilen des Oorlogs te ontwyken, geenzins onaangegreepen moest laaten voorbyglip? P^. (*) Hos • (*) Post van den Neder-Rhyn, II. Deel bL m—589.606.631. p 5 xii. boek,  »34 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 178a. Welk een taal Jonkheer ZUYLEN VAN NYVELOT deswejjenvoer- Hoe het handeldryventi deel der Ingezetenen over dien tweevoudigen Voorflag van Engeland dagt, hebben wy reeds eenigzins vermeld. Amfterdam befloot den Wapenftilftand van de hand te wyzen. (*) Ten Gelderfchen Voorjaars-Landdage lieten twee Jonkheeren , zich hier over op de fterkfte wyze hooren. j. H. VAN ZUILEN VAN NYVELDT fprak, „ De hoogmoedige Brit, wiens taal, een „ jaar geleden, nog zo ondraagelyk was, „ en welke zich thans zo diep fchynt te willen vernederen, dat hy voorflagen van Vergelyk met een Wapenftilftand „ durft aanbieden, bedoelt niets anders, dan, óm door deeze fchoonfchynende 9, woorden en bedrieglyke voorfteïlingen, „ de reeds genomene maatregelen met Frankryk en met America te doen „ verydelen, en aan dit Gemeenebest, „ door deeze aanneeming, den doodlyk„ ften flag toe te brengen , waar door zich dezelve in nieuwe rampen, nog „ verfchriklyker dan alles, wat wy tot hier toe geleden hebben, en nieuwe moeilykheden, zou zien ingewikkeld. 3, De Eer, 't Belang der Natie, en de „ tegenwoordige raadpleeging omtrent „ Noord- America hebben 'er deel aan, ,, en dulden, zulk een vergelyk niet. j, Eene Aanbieding van Vrede, gegrond „ op ("0 Zie hier boven bl. 151. 152. IT. NiderU Jnarb. 1782. bl. 4S4.  HISTORIE. 235 5P op het Tractaat van den Jaare mdclxxiv, „ kan noch voordeelig aan den Handel „ in 't algemeen, noch aan de Volkplan„ tingen in 't byzonder, noch voor dee,, zen Staat loflyk weezen, het moge ge,, maakt en veranderd worden zo als het wil: nimmer zal de ontrouwe Brit het 5, zelve langer erkennen, dan het met zyn belang alleen overeenkomt, en tot dee„ ze gedagten hebben wy alzins redenen; „ dewyl hy, in alle deszelfs handelwyzen , getoond heeft, dat waarlyk de Begin„ zeis van goede Trouw der onbefchaaf3, de Natiën de zyne overtreffen." ■ ■ Nog fterker drukte zich van der capellen tot de marsch uit, 3, Daarwy, daar alle Volken der Wereld, ,j nog zo kort geleden, gedreigd wierden 3, om voor de Alleenheerfching over de „ Zeeën van den hoogmoedigen Brit te 53 moeten bukken , eene Alleenheerfching meer te dugten dan eenige andere, die ,, ooit ontworpen is geweest, ftaan wy j, op dit oogenblik verbaasd, als reeds de jammerlykfte gevolgen van dien gevaarlyken toeleg ondervonden hebben„ de, dat een Volk, 't geen zich verre „ boven het overige gedeelte des Mensch„ doms rekent, dat die hoogmoedige j, Britten, aan eene Natie, door hun zo gehaat, zo dikwyls gevloekt, en zedert meer dan twee Eeuwen onder„ drukt, dat zy aan die Nederlanders, „ welken zy vermeenden, by alle gelegenheden x zelfs door eenen ten onzen » ver- XII. boe r. 1782, Capellen tot de mabsch fpreekt nog fterker.  ^VADERLANDSCHE XII. B O E K. ,, verderve gefchikten Gezant, door de^ „ bitterde en hoonendfte taal, die nog ir> onzer aller geheugen is, ongewrooken „ te kunnen beledigen - datzy, zeg ik, naa dat zy ons op de verraaderlykfte wy„ ze hebben aangevallen en geplunderd, tegenwoordig aan deeze Republiek den „ Vrede aanbieden, als bedugt voor eene „ regtvaardigewraak, die wy, tegen hun„ ne verwagting, in ftaat zyn, om hun, „ zo dra wy de wapenen, welke de Voor- zienigheid ons toefchikt, eens naar be„ hooren aanvatten, op het gevoeligfte te „ doen ondervinden. Wy zyn ver- 3, pügt , de Itemme des Volks wederom te „ eerbiedigen, deeze roept ons toe, Geen Afzonderlyke Vrede ! Geen Wapenftilftand!, Geen Vernieuwing van voorgaande Ver„ bonden, meteen Vyand, die dezelve nooit „ geagt, en altoos op het wilhkeurigfte ge- „ Jchonden en verkragt heeft! Dit is „ de taal van onze weldenkende Landsge„ nooten. De Voorflag onlangs, door de „ Staatsdienaaren van haare Ruskeizerly„ ke Majefteit aan deezen Staat gedaan, „ fteunende op de Verklaaring dien aan„ gaande van het tegenwoordig Staatsbe„ ituur in Engeland, om in dit tydftip Af„ zonderlyk met onzen Vyand te verzoe„ nen, of om ons in den Stil/land van „ Wapenen met dezelve in te laaten, is „ onaanneemelyk: zo dat een en ander, „ op eene met de waardigheid van de Re„ publiek overeenkomftige wyze , moei; ,3 worden van de hand geweezen, „ 'sKo^  HISTORIE; i, 'sKonings nieuwe Staatsraad in Enge;, land is te veel verlicht om zich te kun- nen voorftellen, dat deeze Natie uitzin- nig genoeg zou zyn, om zich door zulk een lokaas te laaten verkloeken, Veel ., eer, denk ik, dat men door deeze voor„ uitflappen aanleiding tragt te geeven om ,, op de mogelykheid van eenen algemee„ nen Vrede te denken. Intusfchen is het onverdraagelyk , dat ons, door ,, dien zelfden in 't naauw gebragten Vy„ and, een Vrede wordt aangcböoden, met „ het genot van eene vrye Zeevaard, even „ als of het van denzelven afhing, om ons „ iets, dat wy met alle Volken in 't ge- meen bezitten , te geeven, of te ont„ houden. Dit Gemeenebest is in ftaa „ om dien Verbondbreeker te doen gevoe„ len , dat het zyne Regten , door de „ kragt van zynen arm, kan ftaande hou- den, de Brit heeft het eenmaal onder,-, vonden, dat hy andermaal ziddere voor „ de Vlag van deezen Staat! De belangen van het Vaderland, van gansch Europa, vorderen daarom, dat wy ons, ten 5, minden geduurende den aanftaanden Zee„ tocht,tragten te wreeken,en onzenErf„ vyand doen ondervinden , dat hy ons 3, niet ftrafioos, op de laagfte wyze, heeft „ mogen onderdrukken. De Natie is ge3, volglyk geregtigd om alle Verbonden met zulk een Volk aftekeuren. Zy is 3, te wel onderrigt, om niet te begrypen, dat de Vernieuwing van die van •f mdclxxiv en mbclxxviii on- 3j noo- XII. DOEK. 1782.  XII. boek. Raadpleegingen daar op in vericbeideSteden van Holland. Gefchil te Enkhuizen gereezen. 238 VADERLANDSCHE „ noodig, ondienflig en gevaarlyk is. Dé -, tyd is gebooren om door gepaste maatre„ gelen, en fcha verhaalingen, het verne„ derende, het drukkende van die haatly„ ke, en voorden Handel en Handwerken „ zo verderflyke Navigatie-Acte, te. doen „ ophouden." (*) In de Raadpleegingen en Befluiten eeniger Steden van Holland, werd desgelyks hartige taal gevoerd. Schiedam en Schoonhof-en ftaken hier in uit. (f) — Burgemeester augustinus hendrik d u y- vens z te Enkhuizen, leverde een Raadflag ter Vroedfchaps Vergadering in, zyne Bedenkingen behelzende om aan te toonen, dat men zich niet te fchielyk aan fchoon. fchynende Voorflagen van Vrede, veelmin van Stilfland van Wapenen, moestvergaapen: dewyl 'er gewis een angel in 't gras verborgen lag; en „ wilde dat de Afge„ vaardigden ter Dagvaard in geenen, dee„ le, naar gewoonte, met een facilen, of „ ruimen, last behoorden te worden afge„ zonden; maar in tegendeel Jpeciaal ge„ qualificeert en gelast om de Voorwaarden „ van de Vrede, door die van Engeland „ aangebooden, niet aan te neemen, dan na 5, alvoorens het Franfche Hof te hebben ge„ polst en erkend, en door het zelve daar in genoegen genoomen wordende, als „ dan by eenen te maakenen Vrede, alle ,, Trac (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 434. 437. CD N. NederL Jaarb. 1782. bl. 580.  HISTORIE. -j, Tractaatert en Verbintenisfen, die tus„ fchen Engeland en deeze Republiek eer„ tydsbeftaan hebben, voor altoos vernietigd te houden, en eene vrye en onbelem„ merde Vaard alomme te bedingen." Burgemeester duyvensz, werd in dit zyn Voorftel overftemd, en de verzogte Aantekening van deezen zynen Raadllag, tot eene ontfchuldiging by de Naakomelingfchap , van den Voorzittenden Burgemeester h. van straalen, door de meeste Leden hier in ondcrfteund, afgeflaagen. Hy antwoordde hier op aan zich het regt voor te behouden om van 't zelve zodanig een gebruik te maaken als hy zou goedvinden, waar op 't zelve binnen kort in druk kwam, en gelegenheid gaf tot een hoogloopend Gefchil tusfchen hem en den Voorzittenden Burgemeester, die de meerderheid op zyne zyde hadt, welke hem, nevens den Vroedfchap p. ebbenhout, in 't ongelyk ftelde. (*) — Intusfchen leverden veele Ingezetenen van Enkhuizen, die zich omtrent de Vry verklaaring van .America te dier zelfde plaatze hadden 'laaten hooren (f) een Verzoekfchrift in by de Regeering der Stad , ondertekend door Leden der Burgerye, die allen by den bloei C*) Alle deeze Stukken vindt men in 't breede JU de N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 587. 8;;. T428. - G) Zie bier boven bl. 141. XII. BOEK, 178 a.  a4o VADERLANDSCHE' XII. BOEK. I?82. Gedagter der RidderfchapenStedei: van Holland op den godaanenVoorflag. bloei des Koophandels en byzonder der Zcevaard en Visfcheryen van Enkhuizen, groot belang hadden, ftrekkende om aan te toonen, dat men als nog aan geene vernieuwing van Vrede met' Engeland moest denken; doch de aanbieding met eene edele fierheid van de hand wyzen , gemeenfchaplyk met Frankryk cle Engelfchen beftryden, en ons aan de Noord-Americaanen met de fterkfte banden verbinden. Burgemeesters namen op zich, dit Burgerlyk Verzoek ter behoorelyke plaatze te zullen indienen. (*) Zo ras de Brief des Engelfchen Staatsdienaars en het Vertoog der Rusfifche Gezanten, welke de Landzaaten zich zo zeer aantrokken, aan hun Hoog Mogenden waren overgeleverd, deelden zy den Inhoud terftond mede aan den Franfchcn Gezant, die ze vervolgens na zyn Hof verzondt. De Ridderfchap droeg by Holland voor, om Engeland te antwoorden, dat men gaarne zou weeten , wat die j, Kroon verftondt door met ons op den ,, voet van het Tractaat des Jaars mdclxxiv te handelen, en dat, wanneer de Engel* „ fchen dit wat nader wilden vcrklaaren, „ men als dan van wegen deeze Repu„ bliek , een buitengewoon Gezant na „ Frankryk zou kunnen zenden, om met „ die Kroon te raadpleegen, aangezien men (*) N. Kederl. Jaorb. 1782. bl. 597. Voor''. Jaar 1783. bl. 46Ö,  HISTORIE. '241 ^ men met dezelve te -verre gevorderd „ was, om iets Afzonderlyk, of buiten „ haar weeten, te kunnen verrigten, en „ dat men den Stilftand van' Wapenen te „ ecnemaal moest van de hand wyzen." — Staaten van Bolland beflooten öp het Vertoog der Rusfifche Gezanten dit antwoord te beraamen, „ dat het Belang dee„ zer Republiek het volftrekt noodzaak-' „ lyk maakende om een Plan van Krygs,, verrigtingen met Frankryk te beraamen , „ en een Staatsdienaar der Vereenigde Staa„ ten van America toe te laaten, hun Hoog Mogenden zich verpligt vonden, den „ Voorflag, onlangs door het Hof van En,-, geland gedaan, van de hand te wyzen, en ,, dat hier van, in beleefde bewoordingen, ,, aan haare Ruskeizerlyke Majefteit kennis zou gegeeven worden." (*) Weinig tyds naa 't ontvange nadere berigt der Keizcrinne van Rusland, om door haaren invloed, onzen Staat den Vrede met Engeland te verfchaffen (f), bragten haare Afgezanten in 's Grayeuhaage eenen tweeden Brief van den Staatsfecretaris fox aan den Heer simolin ter keunisfe van hun Hoog Mogenden, waar in hy aanmerkt, hoe de Koning een groot genoegen fchiep in de raadgeevingen van haare Ruskeizerlyke Majefteit: dewyl zy in allen deele overeenitemden met dé maat- GO N. Nadert, ja&rb. 1782. bl. 457. (t) Zie hier boven bl. 225. V. DEEL. O xii. boek. Tweede Brief vati Engeland^ tot naderen aandrang van den Vredes voc#* -lag.  xn. boe k. (*) Zie hier boven bl. 225. 242 VADERLANDSCHE maatregelen reeds door zyne Majefteit genomen, om aan het vriendlyk aanbod tot Bemiddeling door het Hof van Petersburg gedaan, te beantwoorden , dat hy zich verzekerd hieldt, hoe haare Ruskeizerlyke Majefteit met vermaak zou hooren , dat by, reeds eenigen tyd geleden, derzelver wyze raadgevingen was voorgekomen, door den Hollanderen eene volkomene Vryheid van Zeevaard voor te fiaan, ingevolge van het Tractaat van 't Jaar mdclxxiv. „ Een Tractaat," gelyk hy 'er thans byvoegde „ waarop de be„ ginzels der Gewapende Onzydigheid „ gegrond zyn , en wel wat de Deel- neemers in dezelve betreft in derzel„ ver grootfte uitgeftrektheid. Zyne ,. Majëfteit maakt, derhalven, geen de „ minfte zwaarigheid te verklaaren, dat „ hy tot een Grondflag van een Afzon„ derlyken Vrede tusfchen hem en de „ Aïgemeene Staaten aanneemt de Vrye „ Zeevaard, volgens de beginzelen door „ haar Ruskeizerlyke Majefteit gevorderd „ op den acht en twintigften vanSprokkel„ maand des Jaars mdcclxxx. — Indien „ myn voorgaande Brief (*), „gaat hy „ voort," de uitwerkzels niet te wege ge- bragt heeft, welke haare Ruskeizerlyke 5, Majefteit zich fchynt beloofd te hebben „ van deezen ftap, gedaan om tot eeneBevre- „ di-  HISTORIE. a43 „ diging te dienen, en waar van, volgens ,, 't berigt der Gezanten haarer Maje- ! „ fteit in 's Gravenhaage, de Republiek „ ée'niglyk de Onderhandeling over den „ Vrede met Groot-Brittanje deedt afhan„ gen; en indien, ondanks de gemaatigd„ heid met welke het myn Koning bchaagd heeft zich , omtrent dit onderwerp, te verklaaren in de ondubbelzin„ nigfte bewoordingen, de Republiek „ voortvaart allen denkbeeld van eenen 3, Afzonderlyken Vrede te verwerpen, zal hy altoos voor zichzelven de vol„ doening fmaaken van gehandeld te hebben op eene wyze, die toont welk eenen prys hy ftelt op de Vriendfchap „ van haare Ruskeizerlyke Majefteit, en „ hoe hoog hy haare Raadgeevingen „ waardeert." Ter nadere ophelderinge van den inhoud deezes Briefs kreeg de Griffier 1'agel, van wegen de Rusfifche Gezanten, dit berigt,met verzoek om het hun Hoog Mogenden, by de overleevering, mede te deelen , dat die Brief het uitwerkzel was van een nieuwen ftap door de Keizerin gedaan , ingevolge van het Befluit van hun Hoog Mogenden, op den vierden van Lentemaand, eer zy onderrigt was van het Befluit des Hofs van Londen, genomen op onze vertoogen, betreffende eene Vredesonderhandeling met hun Hoog Mogenden: en dat zy, fchoon naa de wik gging aan den eerften Brieve van Q z den XII. soek. [782. Op nieuw iooriJax'and oriicr[teunc!.  &44 VADERLANDSCHE XII. boek, 1782. den Heer fox gegeeven (*), deeze a& ten overvloede aanmerkten, niet te min het genoegen hadden, denzelven te voorfchyn te brengen , als een nieuw blyk van de uitfteekende genegenheid haarer Keizerlyke Majefteit omtrent deezen Staat, en van de edelmoedige moeite, die zy wel wilde neemen om denzelven ten fpoedigften eenen eerlyken Vrede te doen genieten, volmaakt overeenkomende met de eigene begeerte in het gedaate Staatsbefluit (f). Haar Ruskeizerlyke Majefteit liet niets onbeproefd om, door de fterkfte aanmaaningen, dit werk voort te zetten, zy leverde aan den Afgezant van wassenaar een nader Berigtfchrift over, waar in zy, onder andere, zich dus liet hooren. ,, Het is de aangenaamfte vergel„ ding, welke de Keizerin zich kon beioo„ ven van zo veele poogingen, en van „ zo veel belanglooze zorgen door haar „ aangewend , dat zy haar goede dien„ ften een gewenscht gevolg ziet heb„ ben , en zy kan niet anders dan zich „ geluk wenfchen, dat zy volkomen ge1, flaagd is by zyne Groot Brittannifche „ Majefteit, en dat zy, door haare tus, fchenkomst, die voorloopige Voor, waarde befchikt heeft, welke'door hun Hoog (*) Zie hier boven bl. 229; (t) R'IoU Gin, 13 May 1782,  HISTORIE; &45 '9, Hoog Mogenden zo zeer begeerd is ,j tot Herftelling van een Tractaat, 't „ welk zy. met regt aanmerken als het weezeniykst Onderpand van de Vry„ heid des Koophandels der Republiek. „ Indien zy dan, in dit opzigt, voldaan heeft aan alle haare verpligtingen , in „ haare dubbele hoedanigheid van opreg„ te en toegeneegene Vriendin van 't „ Gemeenebest, en onpartydige Midde„ laaresfè tusfchen 't zelve en Groot Brit,, tanje , zo kan zy niet anders dan met „ een volkomen vertrouwen verwagten, „ dat hun Hoog Mogenden zich zullen „ bezig houden, met gevoelens hunnen „ Yver en Vaderlandsgezindheid voor „ den Staat dien zy regeeren waardig, omtrent het gewigtigfte Voorwerp ooit „ aan hunne beraadllaagingen voorgefteld. „ De Keizerin, op hun doorzigt enwys„ heid • zich verlaatende , is ten vollen „ overtuigd , dat zy het tegenwoordig „ zo gunltig tydftip zullen aangrypen om „ den Haat en Verbittering af te leggen, „ die tot dus lang de onlusten tusfchen „ de beide Zeemogenheden gaande ge„ houden hebben, en dat zy", om de „ voltooying van dat gewigtig Werk „ te verhaasten, met zyne Groot - Brittan„ nifohs Majefteit zullen overeenkomen tot een Wapenftilftand, die het dubbel „ voordeel zal veréénigen, van den Koop„ handel der Republiek te ontdaan van „ de boeyen , door welke dezelve tot „ hier toe, zo veel geleeden.heeft, en Q 3 » den XII. DOEK.  z\6 VADERLAND SC HE XII. BOEK. I/o2. Een By- y.onderen Vrede en Wapenftilftanddoor onzen Staat afgeflaagen. C*) Refol. van mtl. 24 Mey 17S2. „ den noodigen tyd te haten, om zich bezig „ te houden met de fchikkmgen tot het „ openen der Vredesonderhandelinge , „ om, volgens hun Befluit den vierden ,, van Lentemaand , de Plaats te bepaa„ len, de GeVolmagtigden te benoemen, „ en de Voorwaarden op te geeven, waar „ op zy genegen zyn den Vrede met „ Groot-Brittanje te herftellen , en dat „ zy, volgens hunne belofte , alle ge„ maklykheid zullen toebrengen, zo haast „ de Voorwaarde , die thans toegeftaan „ wordt, zou zyn aangenomen ( * ). In deeze hoog uitgeboezemde verwagting vondt de Alleenheerfcheresfe der Rusfch zich bedroogen. Het Befluit door hun Hoog Mogenden in Hooimaand genomen, ftrookte ten vollen met de geestneiging der Landzaaten in 't algemeen en van de Kooplieden in 't byzonder. Op voorgang van Holland ftemden de andere Gewesten, haare Ruskeizerlyke Majefteit dit antwoord te laaten toekomen. „ Dat hun Hoog Mo„ genden, zedert het aangaan van het Ver,, bond der Gewapende Onzydigheid met „ haare Keizerlyke Majefteit, onophoude„ lyke blyken hadden gegeeven van een ,, ftandvastig vertrouwen op het welmee„ nend oogmerk van haare Majefteit voor „ deezen Staat, en teffens ook van hunne „ begeerte , om , onder hoogstderzelver 5, Bemiddeling, met het Hof"van Groot- „ Brit-  HISTORIE. =47 „ Brittanje een gelukkigen en vasten Vre„ de te fluiten; dat hun Hoog Mogenden de gunftige geneigdheid van haare Kei„ zerlyke Majefteit tot deeze Bemiddeling „ op den grootften prys blyvende ftellen, „ ook verwagtend waren, dat haare Majefteit ftandvastig zou blyven aankleeven de Beginzels by dat Verbond vastgefteld, zonder toe te laaten, dat daar in, „ zo min by eene Aïgemeene Bevrediging „ onder alle de Oorlogvoerende Mogen„ heden, als by een herftel van den By„ zonderen Vrede tusfchen zyne GrootBrittannifche Majefteit en deezen Staat, „ eenige verandering gemaakt, of aan 'l „ zelve eenig nadeel toegebragt wierd. — „ Dat hun Hoog Mogenden , hier op. „ vertrouwende, met een daar by komenc ,, verlangen van hunne zyde , om dooi „ het fluiten van een eerlyken en voor „ deeligen Vrede, onder hulp en toezig „ van haare Majefteit, den Oorlog,waai „ in de Republiek, door den Vyandly „ ken aanval van Engeland, zonder haa: toedoen , zich vondt ingewikkeld, ti „ zien eindigen, de Brieven van de En 3? gelfchen Staatssecretaris^ fox, met d „ daar by gevoegde Verklaaringen haa 5, rer Staatsdienaaren , overwoogen , e: „ vernomen hadden , de erkentenis va „ zyne Groot-Brittannifche Majefteit, or „ tot een Grond/lag van den Byzondere „ Vrede met deezen Staat te leggen a Vrye Vaard, volgens de Beginzelen in c, q 4* »y« XII. boek. i782. X 1 l 'e  a43 VADERLANDSCHE XII. boek. 1782. ,, Verklaaring van haare Majefleit van achf „ en twintig Fcbruary mdcclxxx ,, vervat, waardoor hy aan de Republiek „ fcheen te willen toekennen het Punt by v het Staatsbefluit den vierden van laatst,, leden Lentemaand als een vooruitloopen* „ de Voorwaarde vastgefteld , dat hun Hoog Mogenden met de opregtfte ge„ voelens van dankerkentenisfe, dit aan„ merkten als eene daadlyke uitwerking „ van de ouophoudelyke poogingen haa„ rer Keizerlyke Majefteit ten nutte van deezen Staat by zyne Groot - Brittannifolie Majefteit aangewend, en byzonder „ van de goede dienften, door Hoogstde„ zelve, naa de kenniskryging van 't ge;„ melde Staatsbefluit, met zo veel yvers in „ 't werk gefield , waar door thans de „ Hoofdzaak , op welke de Vredesonder„ handelingen zouden behooren gebouwd „ te worden, dermaate w?,s opgehelderd, ,, dat hun Hoog Mogenden, de zaak uit „ dat oogpnnt en op zich zelve befchoua, wende , niet langer in twyfel zouden a, hangen om, door tusfchenkomst der „ Staatsdienaaren van haare Majefteit, met „ het Hof van Londen zodanige maatrege„ len te beraamen als tot eene gezette „ Vredesonderhandeling behoordem „ Doch dat hun Hoog Mogenden, on(, dertusfchen, hoe onveranderlyk ook in „ hun Befluit, op den voorflag van haare Ma,, jefleit genomen, 't welk zy ftandvastig f bleeven aaiikleeven, voor zo verre de Or»- „ der-  HISTORIE. 249 ,", derhandelingen over eenen Byzonderen „ Vrede thans van eene gewen schte uit„ werking en ter betragting van het meer „ fie nut voor den Staat en het algemeen zouden kunnen zyn, voor haare Maje„ Heit niet konden verbergen , dat het „ aanhoudend gedrag van het Hof van „ Londen, byzonder onder het beftuur „ van het voorige Staatsdienaarfchap, hun „ Hoog Mogenden genoodzaakt hadt, om „ meer en meer voor hunne eigene veilig„ heid te zorgen, en, volgens den wyzen „ raad, in het voorleden Jaar meermaalen „ van wegen haare Keizerlyke Majefteit gegeeven , op kragtdaadiger middelen „ van verdeediging bedagt te zyn, en ten dien einde onder anderen met Frankryk „ gehandeld hadden over een Plan van we„ derzydfche Krygsverrigtingen tegen den „ gemeenen Vyand; waaromtrent zy haare „ Majefteit niet onbewust konden laaten, dat zy, door de vastftelling van het zel„ ve, zich te eencmaal buiten ftaat bevon- den, om , geduurende deeze Cam„ pagne, zonder medeftemming van zyne „ Allerchristlykfte Majefteit, aan eenige „ Voorilagen , zo min tot een Snijtand van Wapenen, als tot het fluiten van een „ Byzonderen Vrede, gehoor te kunnen „ geeven. ■ Dat deeze voor den Staat zo noodzaaklyke Verbintenis, gevoegd „ hy het geval, dat deszelfs Bezittingen, „ door den Vyand in de West ■ Indien verQ 5 „ ovexd* XII. ROEK.  25o VADERLANDSCHE XII. BOEK. I/-U2. overd, door de Wapenen van Frankryk „ hernomen waren, mitsgaders by de da„ gelyks meer en meer toeneem ende waar„ lchynlykheid voor een fpoedig herftel des Algemeenen Vredes, by hun Hoog Mogenden werden aangezien als zo veele omfiandigheden, die het herftel der Aïgemeene Bevrediging, zo binnen als 3, buiten Europa, aan hun, voor hun en 't algemeen belang, gunftiger dan een Af„ zonderlyke Vrede deeden voorkomen; „ en zy, diensvolgens zich verpligt von„ den, haare Majefteit in bedenking te „ geeven , of niet de Republiek, door het aannemen van zulk een Beginzel, „ de Bevrediging onder alle de Oorlog„ voerende Mogenheden zou kunnen bevorderen, en dus nuttig weezen aan het groote en roemryke Plan, dat haare Majefleit met den Keizer, zich tot „ dat einde hadt voorgefteld, en 't welk ,, zy niet twyfelen mogten of haare Ma„ jefteit zou als nog, de zaaken daar toe, zoals het thans voorkwam, meer ge„ fchikt vindende, by voorkeus dattragten „ uit te werken, mitsgaders haare Voor„ ftellen ten dien einde by de verdere „ Oorlogende Mogenheden wel willen „ herhaalen , en teffens eene Plaats tot het houden der Vredesonderhandelin„ gen voorflaan; terwyl hun Hoog Mo„ genden bereid waren om hunne Staats„ dienaars tot het bywoonen van de- n zei*  HISTORIE. 251 „ zelve met den eerften te benoe„ men." (*) Men beraamde teffens aan den Afgezant van berkenroode een Affchriftvar dit Staatsbefluit te zenden, ten einde lrj des opening gave aan het Hof van Franh -ryk, enden Koning te gelyk verzekerde, dat, gelyk hun Hoog Mogenden, door dit Antwoord hun onveranderlyk en ftand. vastig voorneemen deeden blyken, om, met alien yver en getrouwheid, geftand tt doen aan het geflooten Plan der gezamenlyke Krygsverrigtingen, zy zich ook,dooi gecnerlei voorllagen, daar van zouden laaten afbrengen, en voorts vertrouwden, da zyne Majefteit, by het herftel van den Alge meenen Vrede, het belang van deRepublielop eene even zo verpligtende wyze, al: geduurende den loop van deezen Oorlos hadt plaats gehad, in 't oog zou gelievei te houden, en geene zwaarigheid maaken. van daar omtrent aan hun Hoog PVlogenden tot derzelver gerustftelling, verzekering t( geeven. Het leedt niet lang of hun Hoog Mo genden verkreegen deeze verlangde ge rustftelling. De Hertog de la vau gïïïon, leverde hun de gevoelens zyn Meesters hoofdzaaklyk in de volgend bewoordingen over. „ De Koning heel „ geene gelegenheid laaten voorbvgaan "„ or (*) Refol. van Holt- i2'5Jur,y Refol. Gei 1 Jü!y 1782. XII. n 0 e k. 1782. 1 * . Gerustftelling' van ' Franki ryk. t > 1  252 VADERLANDSCHE XII. Boek. 178a. „ om U Hoog Mogenden de weezenlyk„ fte blyken van zyne genegenheid te „ geeven. Dit gevoelen heeft alleen zy„ ne Majefteit beftuurd, wanneer hy zich ;, bepaald heeft om hun aan te maanen >, tot het handhaaven hunner Onafhange„ lykheid en Waardigheid, wanneer hy „ hun, door ongevraagde hulp, is voor„ gekomen; en wanneer hy zich gereed „ betoonde tot het Plan van gemeen» fchaplyke Krygsverrigtingen hem voor„ gefield. Zyne Majefteit ziet met veel . ,, genoegen het regtmaatig vertrouwen, „ 't geen zyne belangloosheid U Hoog Mogenden heeft ingeboezemd; het thans „ genomen Befluit is 'er een nieuw besj wys van. Het toont, dat hun Hoog », Mogenden, naa de ernftigfle raadpleer> gi"gen over hunnen tegenwoordigcn „ toeftand, het voor zich nuttigst geoor„ deeld hebben, het herftel van hunnen Vrede met Engeland tot den Algemee„ nen Vrede uit te ftellen; als mede dat „ zy niet alleen in 't onveranderlykvoor„ neemen ftaan, om ten aanzien der ge„ meenfchaplyke Krygsverrigtingen by „ het vastgcftelde Plan te blyven volhar„ den; maar ook met de hoope bezield „ zyn , dat zyne Majefteit dan, wan» neer de Onderhandelingen tot eene „ Aïgemeene Bevrediging plaats zullen „ grypen , hunne belangen wel zal willen „ behartigen, en hun van nu af aan des„ wegen gerustfteücnde verzekeringen , geeven. De Koning gelast my U Hoog  HISTORIÉ; &S5 3, Mogenden te betuigen, dat zyne Ma5, jefteit het voorftel hem gedaan , om, in deeze .gewigtige tydsomftandigheid, „ hunne zaak van de zyne niet af te fchei„ den, met vermaak aanneemt, en dat de „ gevoelens zyuer ftandvastige genegen- heid het hem tot een onfchendbaare wet „ zullen maaken, om met de grootfte zor„ ge voor de weezenlyke belangen van de „ Waardigheid en Voorfboed van U Hoog j, Mogenden te waaken." (*) Zeer zamenftemmend was dit gedrag van Frankryk met alles was dit Hof geduurende deeze Onderhandelingen verrigtte. De Keizerin van Rus/and hadt het zelve doen verzoeken om de Neder/anders niet te verhinderen in het fluiten van een Afzonderlyken Vrede met Engeland; doch van wegen den Koning tot antwoord gekreegen, dat hy geen beftuur gezogt hadt, noch zogt, in de Befluiten der Aïgemeene Staaten, maar dat, daar hun Hoog Mogenden bepaald hadden, om gemeenfchaplyk met Frankryk te werk te gaan, 't welk de natuurlyke ftaat der zaaken eischte, haare Majefteit niet kon verwagten, dat hun Hoog Mogenden dit Plan zouden laaten vaaren, een Plan 't geen dienen moest om den Algemeenen Vrede te verhaasten. — Op de aanzoeken der Engelfchen tot eenen Afzonderlyken Vrede met Frankryk hadt die Vorst geantwoord vast beflooten te hebben (*) &tf«t- G(.v. 17 J«ly 178a. xir. BOEK. I782. Dat oog een ByzonderenVrede\ hadt afge.» Qaageri.  XII. boe k. 1782. 'Er doen zich beginzelenvan een AlgemeenenVrede op. , j 1 ] y I I C*) N. Nederl. Jaarb. itf2. bl 54J. 66u a$4 VADERLANDSCHE ben alle voorflagen daar toe ftrekkende van de hand te wyzen, fchoon hy zyne uitgeftrekte genegenheid betuigde om het zyne toetebrengen tot eenen Algemeenen Vrede, onder voorbeding, dat alle zyne Bondgenooten, ook de Staaten der Vereenigde Nederlanden, daar in genoegen konden neemen. Desgelyks hadt de Hertog de la vauguyon, wien men, in den aan vange deezer Onderhandelinge, het gevoelen van het Franfcl/e Hof, wegens eenByzondere Vrede tusfchen het Engelfche Ryk en deezen Staat, afvroeg, berigt, dat by het zelve de aanzoeken tot een Afzonderlyken Vrede door den Koning verworpen waren, met bygevoegde betuiging,dat hy, buiten weeten en toeftemming zyner Bondgenooten, in geene Onderhandelingen zou treeden. (*) Zo liepen de poogingen van Engeland, mi een Byzonderen Vrede met een of anler der Oorlogvoerende Mogenheden te [luiten, en dus den fteeds drukkender wordende last des Oorlogs te verligten, vrugt'oos af, en fcheen een Aïgemeene Vrede iet eenig overblyvend middel om "er geïeel van ontflaagen te worden. Dit Jaar iep ook niet ten einde, zonder het aan-, raarden van dit werk. Het bleek welïaast, naa het mislukken deezer poogin[en, dat Engeland niet ruste om tot den Vre-  HISTORIE. £55 Vrede op de eene of de andere wyze te geraaken , dat de Heer fitzherbe'rt, Gezant van het Groot-Brittannifche Hof te Brusfel, na Parys was vertrokken om de Vredesvoorflagen door den Heer grenville gedaan te hervatten; en men hadt in Hooimaand reeds grond om te denken, dat het niet lang zou aanloopen of Engeland zou de Onafhangelykheid van America erkennen, en hier door het Vredeswerk bevorderen. Hy drukte in 't eerst de voetftappen zyns Voorgangers, en wilde dat Frankryk deszelfs Bondgenooten los liet; ten einde met ieder hunner eenen byzonderen Vrede te kunnen aangaan. Zodanig eene afzonderlyke handeling met de Staatsdienaaren der Oorlogvoerende Mogenheden, zou, zo hy voorgaf, daar hunne belangen zo zeer verfchillend waren, het algemeen Vredeswerk tot een fpocdiger einde brengen. Dan geen hunner oordeelde zich gemagtigd om in dien Voorflag toe te {temmen; zy hielden het waarfchynlyk daar voor, dat dezelve voortkwam uit het eigenfte grondbeginzel als onlangs de rechtllreeks gedaane Voorflagen van eenen Afzor.derlyken Vrede; en begreepen, daar hunne hooge Gelastigers geoordeeld hadden, dat hunne weezenlykc belangen zulke Afzonderlyke Handelingen niet konden gedoogen, dien voorflag ter kennisfc van hunne Hoven te moeten brengen. De Graaf de vergennes verzekerde fitzhere ert, dat men in deezen alleszins verftandhoudelyk met XII. BOEK. 178a.  XII. Boek. Brant- sen als Minister Plenipotentiarisna Paryi gezonden. (*) Post van dm Neder-Rhyn II. Deel bl. tl 3ê9i°6' Z'e °n2e jr°dtrl- Kiftorit IV. De<$ ê.56 VADERLAND S Cg^H Ë met de Medeoorlogende Mogenheden zoii te werk gaan. Eene verklaaring volftrekt eenftemmig met die de la vauguyon onlangs by hunne Hoog Mogenden deedt, en onderfteund werd door de aanhoudende fterke verzekeringen, dat het Hof van Frankryk geen oogmerk hadt, om den Vrede met Engs/and, afzonderlyk van deeze Republiek, en zonder derzelver belangen te helpen handhaavcn, te fluiten. (*) De zekere tyding, dat 'er eerstdaags Onderhandelingen over den Vrede tusfchen de Oorlogvoerende Mogenheden te Parys zouden worden aangevangen, bewoog Staaten van Ifplland om ter Aïgemeene Staatsvergadering de nutheid en noodzaaklykheid voortedraagen, om den gewoonen Gezant van berkenrode niet alleen met de noodige volmagt te voorzien, om de belangen van deezeiT"Staat by die Vredehandeling te behartigen, maar ook aan hem een Minister Plenipotentiaris, uit het midden dier hooge Vergaderinge, toe te •voegen, tot welken zy gelast waren den Heer gerard brantsen, Burgemeester van Arnhem wegens Gelderland by hun Hoog Mogenden zitting hebbende, voor te draagen. Zeeland betuigde op dit ftuk ongelast te zyn; doch de vyf andere Gewesten omhelsden deezen voorflag.  ^HISTORIE. 25? ilag. Hy kwam in Herfstmaand te Parys en werd door den gëwoonén Gezant aan 1 den Graaf de vergennes voorgefteld, die, te deezer gelegenheid betuigde, dat de Koning, zyn Meester, het welzyn der Republiek zeer ter harte nam, dat diens Vriendfchap voor dezelve onverminderd bleef, en altoos zou medewerken om haare Eer te handhaaven. Welhaast liepen 'er gerugten , dat de. voorloopige bepaalingen van een Vrede tusfchen Groot - Brittanje , Frankryk en Spanje, met uitlaatinge van deezen Staat, zouden getekend zyn. Dat onze' Afgezanten aan de Onderhandelingen nog geen deel hadden viel op te maaken uit het berigt, ten deezen tyde, hier uit Parys gekomen , dat de Graaf de vergennes aan onze Afgezanten verklaard hadt, hoe het nooit zyn voorneemen geweest was , de Republiek te ontzetten van derzelver aanfpraaken , die zy, ten aanzien van Groot - Brittanje inbragt, maar alleen om haar den weg tot het zo dra mogelyk deel neemen aan de Vredesonderhandelingen, te gereeder te baanen. Dat de Koning in dezelve, de belangen der Neder/anderen leevendig ter harte zou neemen, en dat hy, als een getrouw Staatsdienaar zyns Konings, met allen yver, die gezindheidzyner Majefteit zou vervullen ; maar dat zyn Meester, niet dan met leedweezen, hadt vernomen, hoe men in de Nederlanden vermoedens verwekt hadt, als of men in Frankryk ten oogmerk hadt, zicji omtrent .V. DEEL. R de XII. 3 O EK. [782. Frankryk uetuigt ie belangen van, Je Vrye Vaard voor deezen Staat :e zullen Deharti-  XII. boek. 1732. Frankryk belooft d< "wederga ve deiheroverde Volkplantingen. CO N. ITederl, Jaarè. 178a. bl. 811. i,os<5. 1546. 1547. ®58 VADERLANDSCHE • de Vrye Vaard, volgens het Verbond der Gewapende Onzydigheid, toegeevend te toonen,- daar, in tegendeel, de Brief, met welken de Heer de ra ine val, by zyn vertrek na Londen, belast geweest was, byzonder eene nadere onderfteuning van de belangen der Republiek behelsde. — Wyders verzekerde dit berigt, dat de Graaf de vergennes, op de betuiging der Afgezanten van de gevoeligheid hunner Hoog Mogenden, over de openlyke en ftcllige verzekering der gunftige gevoelens van het Franjche Hof ten opzigte van de Republiek, hadt geantwoord, dat dezelve zich geheel en al kon verlaaten op de genegenheid, welke zyne Majefteit dezelve toedroeg, en dat hy, met zynen Vorst medewerkende in eenzyner laatfte brieven na Londen, aangedrongen hadt op 't geen de Vereenigde Gewesten betrof, 'er by voegende, dat de Engelfchen billyk moesten handelen, jegens de Republiek, dat de Koning dezelve niet kon laateh vaaren; de verwagting dat hier aan geftand zou gedaan worden was derhalven billyk. (*) Door deeze gerustftellende verzekerin; gen bemoedigd, en vol hoope van een gewenscht antwoord , deedt onze Staat den Koning van Frankryk verzoeken, dat het hem mogt behaagen, wegens de weder-  ii I S T Ö R. ï Ei « dergave der Volkplantingen, door de Frwzfche Wapenen op den gemeenen Vyand heroverd , toezegging te verleenen. D e Graaf de Vergennes gaf daar op, in Wintermaand, eene verzekering van 's Konings wege, in de volgende bewoordingen begreepen, „ dat i, deeze, altoos genegen om hun Hoog i, Mogenden bewyzen te geeven van zy- ne beftendige en opregte deelneeming in hunne belangen , niet aarzelde om ,, hun te doen verzekeren, dat hy door „ het herneemen van eenige Volkplan- tingen der Republiek op den gemeeneit ,, Vyand, door dezelve aan haar te ontwel3, digen, voornaamlyk bedoeld hadt, daar ,, door aan de Republiek te befpaarën de 3, Opofferingen, welke zy tot derzelver ,, wederkryging, by den Vrede misfehien ,, zou hebben moeten doen. Nimmer ,, hadt hy zich voorgefteld om die Volkr ,, plantingen in de fchaal van Wederga- ven en Vergoedingen, welke hy Eng»* ,, land zou kunnen aanbieden, te leggen. ,, De Koning twyfelde dus niet te ver„ zekeren, dat zyn ftandvastig voornee„ men was aan de Repnbliek te rug tê geeven , zodanige haarer Vblkplantin„ gen als in de Magt van zyne Majefteit „ zouden weezen, wanneer eenAlgemee„ ne Vrede hem in ftaat ftelde om dit nieuw bevvys zyner Genegenheid voor de „ Republiek te geeven." (*) Toon? C*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. Qi, R a boel  XII. boek. 1782. DeKoopliedcn te jLmjicrdam willen de fchadens door de Engelfche toegebragt opgegeevenhebben. 1 ) < 1 ; i %6o VADERLANDSCHE Toonden 's Landsvaders in deezer voege hunne regtmaatige bezorgdheid om de Vastigheden en Volkplantingen van den Staat, denzelven door den Vyand ontnomen , en thans door wisfeling des Krygslots in handen van Frankryk, weder te bekomen , de Kooplieden , die vóór en in deezen Oorlog zo veel fchats verlooron hadden, hoopten, dat, by de punten eens Vredeverdrags, vergoeding van fchade zou kunnen bedongen worden : weshalven, in de openbaare Nieuwspapieren alle Kooplieden en Boekhouders, zo in Am ft er dam, als te Zaandam verzogt werden, vóór den vyftienden van Herfstmaand, ten Kantoore van de Notarisfen dorper, optegeeven de Naarnen van hunne Schippers en Schepen, welke, zedert het laatst van den [aare mdcclxxviii zo door de Engelfche Oorlogfchepen als Kaapers waren ïeroofd, genomen, en te Lisfa.bon, PortMahon en elders opgebragt, onwettig en willekeurig verbeurd verklaard, als mede laauwkeurige Lysten der fchadens van lerzelver Laadingen voor Hollandfche retening, en onkosten ter vrugtlooze welereisch betaald, ten einde daar uit op e maaken, het nadeel door den Handel Teleden , ten tyde toen zy op de uitlaande Tractaaten, tusfchen de Republiek en Groot - Brittanje billyk hadden nogen vertrouwen. Zy gaven laater ;ene fchikking op, volgens welke die fcfia-  HISTORIE. ffifJi fchadens, huns oordeels, moesten berekend worden. (*) De Gelastigden uit de Kooplieden, Reeders van Schepen , en Asfuradeurs der Stad Rotterdam, gingen een ftap verder, en lieten in de openbaare Nieuwspapieren alle Kooplieden, Reeders of Asfuradeurs binnen die Stad woonagtig verzoeken, om, vóór den eerfien van Wynmaand, of zo veel eerder als zulks doenlyk zyn zou , juiste Lysten op te geeven van de fchadens , hun door de Mishandelingen en Roveryen der Engelfchcn , zints het laatst van den Jaare :.r dc c lxxviii, tot heden , toegebragt: zoo door het opbrengen en neemen van Goederen en Schepen op Zee als in de veroverde en geplunderde Volkplantingen in de West-Indien; ten einde zy uit deeze Lysten zouden kunnen opmaaken de begrooting der verliezen, door den Handel en Zeevaard van Rotterdam geleden, zo wel door de Rooveryen der Engelfchm in tyd van Vrede, als geduurende den Oorlog, in welken deeze Republiek met dat Ryk, zedert zo on regt vaardig als ongelukkig, was ingewikkeld, en dezelve voorts te brengen ter kennisfe van den Souverain, op dat Hoogstdezelve (wanneer dit voorbeeld by de overige handeldryvende Steden en Plaatzen in ons Vaderland gevolgd werd,) by het fluiten van een Vredeverdrag, de noodige maatregels zou (*) N.Nederl. Jaarb. 1782. b!. 83;. 15SS. R- 3 XII. boek. 1782. Zo 00R die vaa Rotterdam. %  ar5i VADERLANDSCHE XII. BOEK. 1782. In Rotterdam brengt men ze ter kennisfe van de Magifti'aatv " 0 zou kunnen neemen, cm daar voor eene billyke vergoeding aan 's Lands Ingezetenen te doen erlangen. Wanneer de Gelastigden te Rotterdam, een groot getal opgaaven gekreegen hadden, die, fchoon tusfchen drie en vier Millioenen Guldens beloopende, op verre na alle de weezenlyke fchadens te dier Stede geleden niet bedroegen: dewyl zommige Inwoonders, om verfchillende redenen, agterlyk waren in het opgeeven van dezelve, of zich als nog in de onmogelykheid bevonden om 'er nette Lysten van te kunnen opmaaken,vervoegden zy zich by Burgemeesteren en Regeerders met een Verzoekfchrift, waar hi zy hunne gereedheid betuigden om die opgaaven aan hun Ed. Groot Agtbaaren open te leggen; en meenden hun te mogen herinneren „ dat alle die fchadens „ den Inleveraaren van dit Verzoekfchrift ,, en hun Medeburgeren , onregtvaardig „ en geweldig waren aangedaan, zonder „ dat de Engelfchcn , tot nu toe, ëe'n „ eenig bewys hadden kunnen bybren„ gen, waar uit zou kunnen blyk en, dat „ 'er een eenige daad door de Kooplie„ den zou zyn gepleegd , firydig tegen „ de bezwoorene, doch door de Engel„ fche Natie fchandelyk en verraadlyk „ verbrookene Verbonden , dat een der „ Engelfche Staatsdienaaren zelve hadt „ moeten erkennen , dat 'er geen rede, „ ja zelfs geen voorwendzel te vindèn was, waarom men pns den Oorlog hadt  historie; a63 „ hadt aangedaan. Dat zelfs de onregt„ vaardige voorwendzels, door de En„ gclfchen opgegeeven, thans geheel ver„ vielen, daar zy, zedert den Oorlog „ met ons, aan alle andere Volkerentoe„ Honden en deeden uitoefenen, die Tak„ ken van Vaard en Handel, waar toe „ wy by de Tractaaten bevoegd waren, „ doch waar van, zo door dè Engelfehe „ mishandelingen , als door gebrek aan „ genoegzaame Befcherming, door onze „ Natie geen gebruik hadt kunnen ge- „ maakt worden. De ongelukkige „ Hollandfche Kooplieden waren dus niet „ anders aan te merken, dan als onfchul„ dige en ten onregte belasterde Slacht„ offers van een boos, gewelddaadig en „ vyandig Systema, en hadden, uit dien „ hoofde, dubbel regt om te verwagten, „ dat aan hunne belangen, by het fluiten „ van eenen Vrede, ernftig zou worden gedagt. Zy vervoegden zich, derhalven, met fchuldigen eerbied, doch tea, vens om de regtvaardigheid hunner „ zaake, met de grootfte vrymoedigheid, „ by hun Ed. Groot Agtbaaren, met „ verzoek, dat het hun behagen mogt „ zodanige Befluiten te neemen en ten §, uitvoer te doen brengen, als best ge„ fchikt zouden bevonden worden, om by de thans ondernomene Vredeson" derhandelingen, of anderzins, fchade„ loosrtelling te bezorgen van de zo ver„ baazende als onregtvaardige verhezen „ hun door de Engelfchen veroorzaakt. r 4 zy xii. BOEK.' 1783.  VADERLANDSCHE XII. Boek. 173 a. Grootheid der geleden Schade, en onwaarfchyulykheid van vergoariing. j ] j 1 1 ( t e 7. C d fi \ V C*0 IT. Nederl. Jaarb. 1782. M. 1614. Zy ontvingen hier op een gunftig antwoord, en de verzekering, dat de Afgevaardigden ter Dagvaard, den noodigen last zouden ontvangen, om dit Verzoek, zo veel mogelyk, by alle gelegenheden, de beoogde uitwerking te doen kregen. (*) y Hoe veel zommigen in den Lande zich ook beloofden van deeze Vergoeding, hadden de verreziendfte in de Staatkunde des weinig verwagting. Ondertusfchen verzekerde men, dat die Schadens dóór anze Kooplieden geleden, de overmaatige om van luchtig Milliocnen Guldens beliepen. Schoon men moet erkennen, dat de serfte Jaaren van de Vredebreuk tusfchen Frankryk en Enge/and, eer wy gedrongen verden in den Oorlog deel te neemen, den hooplieden in 't algemeen, en den Zeehandeaaren in 't byzonder, zeer groote Winften oebragten, en dit eenigermaate ten goede :wam, bleef egter dit alles uitmaakend onlerlcheid ftand houden, dat de Winften wetge verkrygingen waren van noesten vlyt n gewaagde koop- en zee-kansfen , daar y de Schadens onwettig tegen allen reit n reden leëden. Zo'begrepen 't ook e Boekhouders in Fries/and, die by de taaten van dat Gewest, naderhand een erzoekfehrift inleverden met begrooting m de geledene Schadens hun toegebragt door  HISTORIE. *65 door de Engelfche Oorlog- en Kaaperfchepen. (*) — Wat 'er van de Vergoeding kwam zullen wy zien by het verder ontvouwen der Vredehandelinge, die, hoewel in Wintermaand deezes Jaars van onze zyde begonnen, voeglyker in het volgend Jaar zullen behandeld worden, waar toe wy zulks verfchuiven. Te midden deezer handelingen over den Vrede liet het zich aanzien of onze Staat in een nieuwen Oorlog, met eene andere Mogenheid , zou ingewikkeld worden. Men vondt 'er, die niet twyfelden, of Engeland, 't welk met de eene hand ons den Vrede aanboodt, zogt met de andere ons een nieuwen Vyand te berokkenen,fchoon anderen oordeelden, dat 'er geen grond altoos was, om de daadlyke uitwerking hier van te dugten. (f) — Reeds meermaalen hadt de Dzenfche Afgezant by onzen Staac de Heer de st. saphorin klagten over de behandeling der Schepen van zyne Deer.fche Majefteit uitgeboezemd, doch lteegen deeze tot eene verbaazende hoogte, wegens het DeenfcheOost-IndifcheSzhxp het Kasteel Dansburg, gevoerd door den Capitein fuglede, 't welk , volgens zyn voordragt, de Kaap de Goede Hoop aandoende, om 'er de gewoone verver- fchin- (*) Rtftd. van Frifstand 8 Mcv 1783. Cf) P*st vtn den N-'der-Rh\n , II. Do«I W. 8c8. R £ XÏI. boek. 178:2, K Tact en van her' Deer.fdu Hot' over de behandelineenvan een OostIn.-: isch Schip aan de Ka-p.  266 VADERLANDSCHE XII. BOEK. 1782: fchingen te ontvangen, met eene onvoorbeeldlyke barbaarschheid behandeld werd. Men hadt des Capiteins verzoeken geweigerd, hem met geweld wederhouden, en, om dat hy zich wilde verwyderen van eene plaats waar men geen regt hadt, hem bevelen te geeven, gedwongen te blyven, befchooten, geplunderd, den Capitein en Stuurman gevangen gezet, en zonder middel van verdeediging gelaaten. Bezwaaren, in nevensgevoegde ftukken , breedvoerig ontvouwd, en in het Vertoogfchrift den vyfden van Hooimaand overgeleverd, nader aangedrongen, en beflooten met dit verzoek des Konings, „ dat hun Hoog „ Mogenden zouden willen vermyden alle „ langwyligheid, die de formaliteiten ver„ Ichaffen, wanneer men regtvaardige vol„' doening tragt te verydelen, dat zy, „ zonder vertoeven overgingen tót de „ ftrengfte middelen om het Beduur hun„ ner Oost-Indifche Maatfchappye te ver„ pligten, eens voor al een einde te maa„ ken aan de beledigingen en 't geweld, „ die de Schepen der Onderdaanen van zy„ ne Majefteit ondervonden, en voor de „ Kwellingen en Vyandlykheden aan de„ zelve gepleegd, eene openlyke, fpoedi„ ge en volkomene voldoening te bezor„ gen, welke hy regt, hadt te eifchen y, voor zulk een beledigend en willekeurig „ gedrag." De Afgezant des Deenfcheti Konings, hadt desgelyks last, om tevens lan te houden „ op eene geheele fchade- „ loo^  HISTORIE. t&? „ loosftelling van het groot verlies daar „ uit voor de Deenfche Oost - Indlfchc Com„ pagnie gefprooten. Hy liet aan hun ,, Hoog Mogenden over het geeven der „ bevelen tot het bezorgen dier Voldoe„ ning en Schadeloosfteliing, overtuigd v dat hunne hooge Wysheid, Regtvaar„ digheid en Voorzigtigheid, niet zouden „ toelaaten, dezelve te weigeren aan een „ Souverain, die hun de vermenigvuldig„ de blyken gegeeven hadt en nog gaf van „ zyne vriendfchap en nog wenschte geer „ ne andere handelingen te moeten bezi„ gen, dan die van welke tot nog gebruik ., gemaakt was" (*) Dit ftuk met de bylagen in handen der Bewindhebberen van onze Oost ■ Indifche Maatfihappye gefteld zynde, gaven deezen een geheel ander berigt van den toedragt des gevals, inhoudende, dat alle omftandigheden in het Deenfche verflag verdraayd of verzwaard waren, dat men aan de Kaap, wegens de verdagtheid van vyandlyke Verftandhouding, en het gedrag des Deenfche» Capiteins, ten opzigte van de Heeren daar in bewind gefield, niet anders hadt mogen of kunnen handelen; zo dat hun Hoog Mogenden veel eer reden zouden hebben, om zich over den Decnfchen Capitein , dan de Koning van Deet (*) Refol. Gen. 5 July 1782. N. Nederl. Jaars 1782. bl. óo,6. 726 enz. XII, ROEK, Berisrt van Bewindhebbcren op dit ftuk.  z6Z VADERLANDSCHE XII. BOEK. 17\\l. Nader Vertoog ÜcsDecnfohen Afgezants. Deenemarken, om zich over de behandelingen zyn Schepen aan de Kaap aangedaan te beklaagen. (*) De Deenfche Gezant kwam, eer die maand ten einde liep, over 't zelfde Onderwerp met een Vertoogfchrift by hun Hoog Mogenden, vorderende by herinnering van het laatst ingeleverde, op uitdruklyk bevel zynes Meesters, „ dat „ zy hem hunne vriendfchaplyke ge„ voelens zouden aan den dag leg„ gen, door hem by eene ftaatlyke en „ naamvkeurige verklaaring te verzekeren, „ dat zy, met den eerflen, door uitdruk* „ lyke en ftrenge bevelen, ten dien eindt „ aan de Regcering en Bevelvoerende Offi„ eieren aan de Kaap de Goede Hoop „ langs verfcheide wegen te zenden , „ zouden voorzien , dat niet alleen de „ Deenfche Schepen aldaar geen meer Vy„ andlykheden zouden ondervinden, die „ men met veragting van goede Trouw „ en der Tractaaten aan vier zyner ag„ tereenvolgende by de Kaap aangekome„ ne Schepen gepleegd hadt; maar dat „ voortaan ook alle Deenfche Schepen 'er „ zo vriendlyk zouden ontvangen wor„ den, als die der Republiek ten allen „ tyden in de Havens van zyne Maje, iteit ondervonden hadden; dat zy niet , meer, onder eenigerlei voorwendzel, „ te- C*) Refol. van Httt. 17 July 1782.  HISTORIE. 269 ,, tegen hun wil zouden worden aange,, houden, en hun minzaamer wyze zo „ veel hulp toegebragt, als tusfchen in ,, vriendfchap leevende Natiën gebruik- ,, lyk was." „ De Vraag van zy- „ ne Majefteit", voegde hy 'er nevens, „ is van het uiterfte gewigt, zy is ge„ grond op het Regt der Volken, op de „ Wederkeerigheid van Regt, op de „ Verdragen tusfchen de beide Natiën, en op de Overeenkomst der Gewapen„ de Onzydigheid. Het zyn herhaalde „ Geweldenaaryen tegen de Schepen zy„ ner Onderdaanen, die den ftap, waar „ toe zyne Majefteit zich gedrongen „ voelt, onvermydelyk gemaakt hebben, „ als mede de Vraag, waar op hy voor,, af aanhoudt. Dezelve kan niet gewei„ gerd worden, dan door een willekeurig ,, oogmerk, 't welk zyne Majefteit wel ,, verreis van te veronderftellen,veelmin„ der te wenfchen. Dezelve vordert geene „ nafpeuringen of voorafgaande ophelderin„ gen, en de zaak is van eene te belangry„ ke natuur om uitftel te kunnen lyden. „ Ook heb ik uitdruklyke bevelen ontvan„ gen, om op dit Stuk dc V'.rklaaring en „ het Cathegorisch Antwoord van hun Hoog „ Mogenden, voor het einde deezer week, te ,, vraagen." Wat de Voldoening we¬ gens het gebeurde aan de Kaap, en de Vergoeding der toegebragte Schade aanbelangt, dit waren zaaken van nader onderzoek; doch zyne Deenfche Majefteit zou 'er nimmer XII. BOEK. 1782.  s7o V A D E RL ANDSCHE XII. boek. Beantwoording hiei van. i j ] < i i mervan afgaan, en niets hem beletten otn ten fterkften op 't een en ander aan te houden. Men antwoordde den Deenfchen Gezant, op dit fcherp Vertoogfchrift, dat de Re. geeringsgefteltenisfe, het zo fpoedig geeven van een volledig Antwoord niet gehengde : dewyl men de Raadflagen der Bondgenooten daar op moest ontvangen; dat hy, egt er, by voorraad den Koning kon verzekeren, dat men hem alle Voldoening , welke hy redelyker wyze kon begeeren, zou geeven, en, zonder uitftel flipte bevelen na de Kaap de Goede Hoop zenden, om, in 't vervolg alle . Deenfche Schepen, die daar ankerden, op de vriendlykfte wyze te behandelen. Hy liet onverwyld dit Antwoord aan zyn Hof afgaan. — Ook werd den Heer st. saphokin by voorraad het Befluit ter hand gefield, in 't welk de Bewindhebbers der Oost-Indifche Maatfchappye bevel kreegen, om, by de :erfte gelegenheid, het Gouvernement aan le Kaap te belasten, dat 't zelve, in beintwoording van de vriendlyke behandelingen , welke de Schepen van dezelve Maatchappy van wegen zyne Deenfche Majeleit ontvingen , de Onderdaanen vart rïoogstdezelve in allen opzigte, en op alle vyzen, mede heusch te bejegenen, enzolanig te behandelen als in redelykheid tuschen Onderdaanen van Mogenheden, die net elkander in Verbintenis en opregte /riendfehap ftonden, kon en moest ver- wagt  HISTORIE. aft «ragt worden, enomwyders, wegens den verderen toedragt, zo omtrent den Deenfchen Capitein kuglede, als omtrent het Schip 't Kasteel van Dansbarg, het nauwkeurigst onderzoek te doen, en dit hun Hoog Mogenden te berigten. — Dat verder den Graave van rechtere n, Gezant hunner Hoog Mogenden aan het Hof van Deenemarken , was aangefchreeven, om, by de eerfte bekwaame gelegenheid, in een byzonder gefprek, kennis re geeven van de bevreemding en gevoeligheid hunner Hoog Mogenden over de weinig gemefareerde Termen en Expresfien in het laatfte Vertoog van de Heere st. saphorin , mitsgaders over de naauweBepaaling van Tyd, binnen welken men een voldoenend Antwoord gevergd hadt, welke Uitdrukkingen weinig overeen te brengen zynde met de egards door Souveraine Staaten aan eikanderen verfchuldigd, de verbaasdheid hunner Hoog Mogenden des te grooter was, daar uit het reeds voorloopig gegeeven berigt van Bewindhebberen der Oost - Indifche Maatfchappye bleek, hoe het Geval van dien Capitein aan de Republiek gegronde ftoffe opleverde , om van hunne zyde, wegens de Schennis van hun Grondgebied en het mishandelen van hunne Bedienden, voldoening te vraagen. (*) — De gegrondheid hier vau (*) Refol. Gen. 2a July 178a, N. Ntdtrl. faarb. 1782. bi. 73a, 803. XIL HOEK. I782.  XII. 1$ö e k. Klagten VanZ&eeden over den Kaaper CapiteinKOEL,berc ongegrondbevonden. C*) Rifal. Aug, 178a, Qtn, ig, AugRefil. van JIoU. ij> 272 VADERLANDSCHE van leedt geen twyfel, wanneer hun Hoog Mogenden door Bewindhebberen der OostIndifche Maatfchappye, by het berigt van 't geen zy in voldoening der gegeevene bevelen, gedaan hadden, een breed verflag kreegen van al het gebeurde aan dé Kaap, omtrent het bewuste Schip en de Behandelingen des Capiteins met de regterlyke Ondervraagingen en daar op gedaane Uitfpraaken. (*) Het Hof van Dcenentarken als mede dat van Zweeden viel den Staat lastig met aanhoudende klagten over 't gedrag der Kaaper-Capiteinen, en inzonderheid van n. koel berg, die met veel voordeels het Kaaperfchip de Veerenaar voerde. Deeze, zyn voordeel doende met zyne kennis der Zweedfche Kusten, van welke hy geboortig was, kruiste langs die van Bahus en Halland, ligtte de Engelfche Schepen op, pleegde, volgens de gedaane aanklagten, gewelddaadigheden aan de Onderdaanen van zyne Zweedfche Majefteit, en maakte zich fchuldig aan de fchennis van diens Grondgebied, door een Engelfche Brigantyn op 't zelve weg te neemen. Hier op volgde een ontflag van 't genomen Schip in de Haven waar hy 't zelve hadt opgebragt, en de Kaa- per-  HISTORIE, 273 per-Capitein kreeg last om, tot nader bevel, niet Van hoord te gaan, zynde net roer van zyn Kotter afgenomen. Hun Hoog Mogenden trokken zich dit geval aan, en vorderden het fpoedig ontflag ten ernftigften des Kaaper-Capiteins, en dat de bewyzen, wegens het fchenden van het Z-cedJche Grondgebied, en wat men verder ten zynen laste mogt hebben, aan hun buitengewoonjn Gezant, mogten ter hand gefteld worden. — Naa veel over en wederhandelens, inzonderheid met de Admiraliteit van Zeeland,die een Berigtfchrifc ter ontfchuldiging van koel herg inleverde, deeden hun Hoog Mogenden't zelve aan den Z keurd worden: een denkbeeld van zo , gevaarlyken invloed voor de belangen , der Justitie, en zo beledigend voor de , Eer van U Ed. Groot Mogenden, dat , wy, aan wien de handhaaving en hetge, zag der Justitie, en de waakzaamheid voor de Hoogheid van den Souverain, op het duurst is aanbevolen, voor U Ed. Groot Mogenden niet verbergen mogen, dat het ons voorkomt meer dan tyd te weezen, om, (in naavolginge » van  HISTORF E; 285 ^ van 't geen by voorige gelegenheden, wanneer een foortgelyk misbruik der „ Vryheid van fchryven en drukken zich „ meer dan naar gewoonte openbaarde, te „ meermaalen is gefchied,) door het van „ nieuws uitvaardigen van een ftreng Pla„ kaat tegen alle zodanige Libellen, Ge„ fchriften en Prenten , hoogstderzelver „ uiterfte verontwaardiging te toonen, en „ openlyk te doen blyken, datU Ed. Groot „ Mogenden verre af zyn van met onver- fchillige oogen aan te zien, dat de lofly„ ke dienften aan het Vaderland in vroej, geren tyde beweezen, met ondankbaar„ heid beloond, de Heer Erfftadhouder,- die thans aan het Beduur der zaaken is, „ door lasterlyke pennen ten fmaad en fpot „ van het Gemeen gefield , de Eer van j, andere Perfoonen en Regenten, aanwel„ ke het Beduur der zaaken is toever,,. trouwd, met voeten getreeden en deln„ gezetenen tot Oproer aangehitst wor„ den." (*) Dit zelfde Hof hadt zich reeds waakzaam betoond omtrent een Boekje in 't Voorjaar uitgegeeven, getydeld De Oranje Boomen , door Frank de Vry, hebbende op den Tytel een Oranjeboom, met dit Opfchrift, Ten dage ah gy daar van Eet zult gy den Dood jlerven; in de Zuid-Holland* jche Courant, met deeze byvoeging aangepreezen, „ dat dit de tegenwoordige Oran- >, Je (*) Refol. van Holt. 18 Sept. 1782* xm. BOE K. I78a. HetBoekjc de Oranje Boomen verboden.  mVADERLANDSCHE boek. 1782. Klakten des'Konings van JPruisfsn over, een Stukje de Oorzaaken van y sLands Ongeval. ( 3 ( ( V f ] (*) Refol. van Holt. 21 Feb. 1782. CO Rost van den Neder-Rhyn. III. Deel bJE I05S. * „ je Spruit in deszelfs waare gedaante, sj tot op den huidigen dag, deedt ken„ nen, zeer dienflig om alle waare Ne~ „ derlanders de oogen te openen en té „ doen zien waar om het Land dus deer„ lyk bezogt werd." (*) Eer dit Jaar, waar in het naamlooze Schriften uit alle hoeken regende, ten einde liep, en men zich altoos niet verzekerd kon houden, van welk eene Party de vuilfte zelfs in de wereld werden geftootcn (f), zwierf'er een Lasterfchrift om, de fmaadlykfte, doch ongegrondfte* verdenkingen behelzende wegens de Afkomst des Erfftadhouders, en de verfoeilykfte ten toonftellingen van haare Koninglyke Hoogheid 'sVorften Gemalinne; terwyl het ook den zwadder van kwaadpreekenheid op andere' Perfoonen uitbraakte, 't zelve voerde ten Tytel, Een Brief over de waare Oorzqaken van 's Lands Ingeval, gevonden tusfchen Utrecht en Amersfoort: Schoon 'sLandsvaders 'eeds, in verfcheidegevallen, getoond nadien tegen dusdaanige veragtlyke Schimpn Schot - fchriften , voorzieninge aan te /enden , fcheen zyne Pruisfifche Maje-. :eit, dit niet te kunnen afwagten. Zyn kiitengewoone Gezant de Baron van ^hulemeyer leverde, den zeventienden  HISTORIE. «jfjr den van Wintermaand, een Vertoog in, te kennen geevende de verregaande verontwaardiging, welke zyne Koninglyke Meester hadt aangegreepen als hy de vermetelheid vernam van een Schryver, die op de ftrafwaardigfte wyze, de Doorlugtige Perfoon van dePrinfesfe, zyne Nigte, hadt durven aantasten, wier uitfteekende hoedanigheden haar het onbetwistbaarfte Regt gaven op de eerbiedige agting van eene verlichte en erkennende Natie. Hy twyfelde geen oogenblik, of hun Hoog Mogenden zouden in zyne verontwaardiging deelen, en niet nalaaten ten fpoedigften te voldoen aan zyn eisch, om de ftriktfte bevelen te geeven, ten einde men, zonder uitftel, werk maakte tot ontdekking des Opftellers van dat doemwaardig Gefchrift, en dat zy hem, gelyk ook de Boekverkoopers, die het verkogt, en zy die zulks gedoogd hadden, naar gelange van derzelver misdaad, zouden doen ftraffen. — De Gezant kon ook voor hun Hoog Mogenden niet verbergen, de verontwaardigende aandoening , welke haare Koninglyke Hoogheid gevoeld hadt over dit Libel. Terftond namen hun Hoog Mogenden het Befluit om de Staaten der byzondece Gewesten des te verwittigen, en tot ftuiting van den loop deezes Lasterfchrifts aan te maanen: kort daar op, voor zo verre de Generaliteit betrof, een Plakaat uitvaardigende , 't welk ter ontdekkinge van den Schryver en diens Medepligtigen duizend Gou- XIH. BOEK. Plakaaten daar tegen.  s5§ VADERLANDSCHE XIII. Boek. 1/Ó2. De Post Van den Neder- Myn maakt grooten Opgang. (*) Ref. Gen. 17 Dec. 6. 13. 27 Jan. 5 Fel). 12 18 Maart 1783. Refol. van Holl. 19 Dec. N. N. Jaarb. 1782 bl. 1551.1590,1649. Voor'» Jaar 1783. bl, 17. 1C9. 122. 401. Gouden Rydérs belooft aan den Aanbren» ger des Opllellers of Drukkers, met toezegging van ftrnfloosheid, indien hy, Medelchuldig mogt weezen; eene boete van zes duizend Gulden Hellende op het nadrukken, uitgeeven en verfpreiden. De Staaten der byzondere Gewesten, waren, met denzelfden yver , in de weere om, door afzonderlyke Plakaaten, het uitlooven van groote belooningen , en verdere fchikkingen, de noodige voorzieningen te doen. Van het een en ander kreeg de Pruisjifche Gezant, in Lentemaand des volgenden Jaars, een volledig berigt. (*) Geene ontdekking ahoos werd door deeze middelen bewerkt. Een Weekblad , met de voorgemelde naamlooze Lasterfchriften niet te vergelyken, was, zints den Aanvang des Oorlogs met Engeland, weeklyks geregeld by den Boekhandelaar g. t. van paddenburg te Utrecht onder den Tytel van Post van den Neder-Rhyn, uitgegeeven, het droeg de onbetwistbaare kenmerken, dat Lieden van kunde in 'sLands zaaken, die fpoedige, en veel al naauwkeurige, berigten hadden van 't geen 'er omging, 'er de hand aan leenden; dat de Schry vers gezette tegenflanders waren van de Êngelfchen en  HISTORIE. 289- en de Engehchgezinden hier te Lande, bleek in eene menigte Vertoogen: zy gaven hunner Penne doorgaans een vryen loop, en fielden zeer onbewimpeld hunne gevoelens voor; de aftrek was verbaazend; groot en klein las dit Weekblad. De Graaf van athlone , gelyk de Berigten luiden, ontdekte, met den aanvang deezes Jaars, aan Burgemeesteren van Utrecht, dat zyne Hoogheid zeer verwonderd en te onvrede was , dat zy, in. hunne Stad, het drukken toelieten van een Weekblad, in 't welk de Stadhouder dikwyls werd gehoond en beledigd; waarom de Prins verzogt en ook verwagtte , dat zy het drukken en verkoopen van dat Weekblad wilden verbieden. Twee Burgemeesters berger en de gruiter verklaarden terftond, dat zy dit niet konden doen zonder vooraf den Uitgeever daar over te fpreeken ; dat zy, uit den hun bekenden inhoud van dat Werk, zich niets anders konden te binnen brengen, dan dat de Schryvers zeer geoorloofde uitdrukkingen gebruikt, en zich 't welzyn van het lieve Vaderland voorgefteld, ja zelfs aangeroerd hadden, dat dit Gemeenebest weleer weezenlyke dienften van het Huis van Oranje hadt ontvangen,- een hunner voegde 'er by, dat zyne Hoogheid hun hadt aangefteld om ^Utrechts Burgers in hunne regten te handhaaven; maar niet om dezelve te onderdrukken, en het brood uit den mond te neemen. V. deel. T Van XIII.' boek. iTsT Klagten van den Hoofdofficier te Utrecht tegen dit Werk.  XIII. BOEK. I78d. Handelingendes wegen. VADERLANDSCHE Van paddenburg, in Burgemeesters Kamer ontbooden, verklaarde, dat met het verbieden niets anders zoude worden uitgewerkt, dan dat het in Holland zou gedrukt worden, waar men het drukken toeftondt van zodanige Werken , die niet oproerig waren, en uit eene waare liefde tot het Vaderland gefchreeven wierden, zo als hy van de Schry vers van de Post, die gansch geen onaanzienlyke Lieden waren in gemoede overtuigd was. De Graaf van athlone, dit antwoord van Burgemees teren verftaan hebbende, meende, dat zyne Hoogheid daar mede geen genoegen zou neemen, of de Schryvers moesten zich verbinden om voortaan den Prins uit hun Weekblad te laaten, dat dan zyne Hoogheid mogelyk van verdere Vervolging zou afzien. Burgemeesteren gaven hem te verftaan, dat zy dit aan den Uitgeever zouden berigten; doch voegden 'er by, dat, in gevalle de Heeren Schryvers zich daar aan met wilden verbinden, zy, hoe gaarne geneigd om zyne Hoogheid vermaak te doen, egter dit verzoek niet konden inwilligen. Van paddenburg deezen voorflag overgehandigd hebbende aan de Schryvers, ontving ten antwoord, dat zy zeer verwonderd ftonden over de Aanklagten tegen hun Weekblad, dat zy niet wisten, of zy hadden 'sLands Overheden, het Eminent Hoofd van de Republiek, en de andere Stads-Regeerders, ge- fpaard;  HISTORIE* apï Ipaard; de goede dienden van het Huis van Oranje erkend; op Eendragt aangedrongen, en 't gevaar van Oproer afgefchetst. Zy voelden zich getroffen over het moedig gedrag der Burgemeesteren van Utrecht, die zy niet konden nalaaten den lof van waare Burgervaders te geeven. Zy betuigden, voorneemens te zyn, om niet alleen, zo als zy tot nog gedaan hadden, 'sLands hooge Overheid, den Stadhouder enz. niet tot het doel van den haat der Natie te maaken; maar dat het zelfs hun beftendig oogmerk was, om Eendragt en Rust in te boezemen; egter fcheen het hun onvoegzaam toe, om wit zwart, en zwart wit te noemen, dit lieten zy aan laffe Huurlingen over. Zy vonden zich, als Leden deezer Republiek , verpligt, 's Lands waare gefteldheid en de beste middelen tot Redding, naar hunne gedagten, voor te draagen. Indien nogthans deeze hunne Patriottifche gevoelens niet mogten worden aangenomen , zouden zy hunne maatregels daar volgens moeten neemen , het verfcheelde hun niet of hun Werk te Utrecht dan in Holland gedrukt wierd. Deezen Brief vertoonde van paddenburg aan Burgemeesteren, die in denzelven genoegen namen en verzogten, dien aan den Prins te zenden, gelyk zy, naa bekomene vergunning, deeden, gepaard met een Brief van hunnen wege, waarin zy zich verfchoonden van aan het oogmerk des Stadhouders niet te kunnen T 2 vols XIII: boek*  «ps VADERLAND SC HÉ XIII. Boek. j 1 i i ï i 1 h v k v 1 1 M & voldoen, om dat 'er geen bepaalde punten van Bezwaar waren opgegeeven, en zy, naa eene naauwkeurige doorleezing, niets hadden kunnen vinden, waar uit fcheen te blyken, dat de Schryvers zyne Hoogheid in haat by de Gemeente hadden willen brengen; weshalven zy vastheiden, dat zyne Hoogheid verkeerd, of ter kwaade trouwe, was onderregt geworden, 'er by voegende, dat de Uitgeever, uit naam der Schry veren , gezegd hadt, dat, indien zyne Hoogheid, of wie het ook zou mogen weezen , senige bezwaaren hadt tegen eenige Numners van dit Weekblad, zy verzegten, Jat men hun dan bepaaldlyk, over die Vummers in regten zou betrekken. Men verzekert, dat de Prins , korten yd daar op, een zeer vriendlyken Brief n antwoord aan Burgemeesteren van 'Jtrecht zondt,waar in hy, op eene edelnoedige wyze, betuigde, dat men hem nu 1 het Weekblad hadt aangetoond, dat de ehryvers van 't zelve in waarheid, Beïiinraars van hun Vaderland waren, en dat y dus gaarne mogt lyden, dat op dien oet werd voortgegaan, verzoekende enel, dat men zich in 't vervolg, in 't zele niet al te Antihoffiaansch wilde tooen. (*) Hier !*) Nederl. Jaarb. 1782. bl. 370. 373. •ydnye in de zaak van den Pest van den Nederhya bl. aó.  HISTORIE. ac>5 Hier mede fcheen de zaak afgedaan , althans om het Werk, buiten eenige form vuil Regten, te doen ophouden was de Weg opgedolven : dan 't leedt niet lang of men zogt, by wyze van Regten, den loop deezes Werks te ftremmen. Eenige Vertoogen wekten nieuwe klagten. De Grave van a t h l o n e raadpleegde, zo men wil, des wegen met eenige Regtsgeleerden, die geen grond voor eenigen Regterlyken eisch tegen den Schryver of Drukker in dezelve vonden: hy deedt dien nogthans, den Boekhandelaar, wegens No. 97. 105 en 107. aanklaagende , als zich fchuldig gemaakt hebbende aan het drukken en verkoopen van een Libel, ftrekkende tot vilipendie van hooge Standsperfoonen in dienst van deezen Staat, en daar om vervallen in eene boete van één duizend Guldens , boven de Verbeurtverklaaring van alle de gemelde Nummers, voor zo verre die nog onder hem berustende waren. Deeze veel gerugtsmaakende zaak werd voor de Geregtc vanUtrecht,met open deuren , ondereen grooten toeloop van Volk, bepleit, en met cenpaarigheid van ftemmen den Hoofd-OÖicier zyn eisch ontzegd, en de aangeklaagde van kosten vrygefprooken. De Schryver van den Courier du Bas Rhyn, met veelen misnoegd over deezen ' afloop der zaake, meldde in zyn Dagblad, j dat 'er by die Pleidooye oproerige bewee- j gingen \e Utrecht ontftaan waren; de < Haagfche Courantier, nam zulks uit die Kleeffcfre Courant over, met eene daarby T ? ge; xm. roek. T783. De Drukker, in regten vervolgd, wint het Gedinjf. ty 't zel« fe vielea jeene >ngere;el< Hielen voor.  S94 VADERLANDSCHE XIII, BOEK. 1782. Opflel van een Dankadres aan zyne Hoogheid in den Haage. gemaakte aanmerking; doch aangezien dk volftrekt onwaar was, en geene oproerige beweegingen hoe genaamd ten dien tyde in Utrecht ontftonden, kreeg de Haagfche Caurantier van Gecommitteerde Raaden last, om dit verhaal te herroepen; dan hy dcedt het, op eene wyze, dat zy hem verboden, zo zyn Ncderduitfche als Franfche Courant, geduurende zes weeken te fchryven en uit te geeven. Hy deedt poogingen by de Regeering dier Hofplaatze, van welke hy, voor een Jaarlykfche uitkeering, het Regt om de Haagfche Courant te fchryvengepagthadt, om te bewerken, dat het hem zou vergund worden, onder een geleenden naam , geduurende dien tyd, zyn Dagblad uittegeeven; doch de Regeering weigerde toeteftemmen in eene fchikking, ftrekkende om de opgelegde ftraffe van Gecommitteerde Raaden te leur te ftellen. De Schryvers van den Post van den Neder - Rhyn, wel voldaan over deezen gewenschten uitflag, voeren onbelemmerd voort met hunnen arb-dd. (*) Van veel gewigtiger aart en meerder naafleeps was het voorgevallene in 's Gravenhaage, over een Dank-adres aan zyne Hoogheid, en de Beweegingen daar by in (*~) Pleydoye in de zaak van den Post van den Neder-Ehyn De Post zelve UI Deel bl 1053;. ï, heden de fpreekendfte bewyzen zullen „ tragten te geeven. Dat ons in- „ nig fmertcn de omftandigheden, waar >, in uwe Doorl. Hoogheid thans in dee„ ze donkere tyden zich bevindt, en dat 5, wy allen betuigen onze hartgrondige „ Dankzegging voor al 't geen uwe Doorl. „ Hoogheid in Hoogstdeszelfs aanzienly„ ke Posten, tot weezenlyk welzyn van „ dit Gemeencbest heeft aangewend, en „ dat wy verklaaren te berusten in al „ het geene uwe Doorlngtige Hoogheid „ met opzigt tot 'sLands zaaken verrigt „ heeft.  HISTORIE. 505 ^ heeft; Verder neemen wy de vryheid Uwe Doorl. Hoogheid op het a, plegtigfte te verzekeren, dat wy ons 5, ten allen tyde zullen gedraagen als 5, braave en getrouwe Ingezetenen be„ taamt, en voornaamenlyk waaken voor 3, de Voorregten en Privilegiën, zo van 3, Uwe Doorlugtige Hoogheid als van on„ ze Magiftraat en Burgerye, voor de,, welke wy bereid zyn goed en bloed 3, op te offeren, en dat wy niets meer 3, verlangen, dan dat eens een heilzaam j, middel mag worden uitgedagt, om het „ disfimineeren van alle lasterlyke en op3, roerige Gefchriften, dewelke zo tegen 9, Uwe Doorl. Hoogheids Perfoon als te3, gen andere hooge Staatsperfoonen, zyn 3, in 't licht gekomen en die wy met de 3, uiterfte verontwaardiging en veragting 3, befchouwen, te eenemaal te doen op3, houden." De Regeering van 's Gravenhaage bekragtigde dit met haare goedkeuring, en maakte, by het herhaalen des Verbocls om op het voorgaande Dank-adres te tekenen, of met eenig Dank-adres hoe genaamd , rond te gaan, of het ter tekening voor te leggen, bekend, dat op dit Dank - adres alleen, liggende op de Schutters Doele, zou kunnen getekend worden. Omtrent elf honderd Schutters der Haagfche Schutterye , uit meer dan zestien honderd Perfoonen beftaande, onderfchreeven dit ftuk, en leverde de Krygsraad 't zelve, den achttienden van Win- ter- xiir. BOEK. 178 a.  XIII. boek. I/B*. Ongeregeldheden op St. Nicolaas Avond in den Haa' ge gepleegd.Klagten deswegen dooi Dordrecht en Amfterdam. C *) N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1561 erts, Eeëcdigde verklaaring van], sligher. 304 VADERLANDSCHE termaand, aan zyne Hoogheid over. De Regeering zelve benoemde den Heer vari der does, de. drie regeerende Burgemeesters, benevens den Secretaris van der go es, om zyne Hoogheid te bedanken, voor den betoonden yver, vredelievenheid en zugt voor de waare belangen van 's Gravenhaage en de Burgerye dier Stede. (*) Terwyl men met het weeren van het eerfte en het vervaardigen van het laatfte , Dank-adres bezig was, viel de St. Nicolaas Avond in, waarop, volgens verflag der Afgevaardigden van Dordrecht en Am* ' (Ierdam, toen in den Haage tegenwoordig, de Lieden, die in het doen tekenen van het eerfte hun oogmerk waarfchynlyk niet hebbende kunnen bereiken, vervolgens tot het uiterfte overfloegen, out de proef te neemen, om, door Oproer en openbaar Geweld, daar toe te geraaken; in zo verre, dat men op dien Avond, een hoop Volks op de been bragt, beftaande voor een groot gedeelte uit de Bedienden van den Gefchutgieter van Holland en den Boekverkooper pier re g 0 s s e , voorzien met Flambouwen en Vuurwerken en opgefchikt met Oranje Linten, zingende en roepende langs de ftraat Houzee! Vivat Oranje! tragtende een ieder, die zy ontmoetten te nood- zaa-  historie: 305 'gaaken om zich by hun te vervoegen, en den aanhang te vergrooten, hebbende onder andere verfcheide Lieden , • van meer en minder rang, en in het byzonder ook Officieren van het Garnifoen op het Buitenhof gedwongen, de Kokardeti van de hoeden af te neemen, en Oranje Kokardes in de plaats te dellen, met hun te dansfen en den gemelden Zang aan te heffen, terwyl een gedeelte dier Oproermaakeren zich zeer laat in den avond aan het Huis van den Raadpenfionaris vervoegd en aldaar, op eene zeer onbefchofte wyze , by herhaaling aangebeld hadt. Deeze beweegingen, met meer andere van gelyken aart, in dusdanige onbefchoftheden en ftraatfchenderyen geëindigd, waren wel van geene verdere Ongeregeldheden gevolgd, 't welk, naar 't oordeel dier Algevaardigden, waarfchynlyk alleen daar aan moest worden toegefchreeven, dat zy geen Volks genoeg in hunnen weg hadden kunnen mede ileepen; dewyl de geest van Oproer tegenwoordig niet algemeen genoeg was, on de Ingezetenen tot diergelyke feitlykheden uit hunne huizen te lokken. Doel desniettegenftcande waren zy van gevoelen , dat deeze Gebeurtenis, door den Souverain met geene onverfchilligheid, (zc als anders de roekloosheid van deeze on derneeming, en de groote waarfchynlyk heid van deszelfs verkeerden uitilag wé zou fchynen aan de hand te geeven,] v. deel. v kou XIII. BOE K« 1782,  %dS VADERLANDSCHE Xflï. lOEK. 3782. kon worden aangezien: eensdeels om dat dit Oproer, als onder 't oog en met befpotting van den Souverain was begonnen, en anderdeels om dat de Balddaadigbeden niet agter af, in den eenen of anderen hoek van den Haagt; maar op het Binnen- en Buitenhof g pleegd, met alle bedaardheid waren aangezien, zonder dat dit zamengerot Gefpuis tegen gehouden , verftrooid, of van wegens den Fiscaal van den Hove van Holland, of den Baljuw van 's Gravenhaage ( voor zo veel zy wisten,) eenigen flap in die zaak gedaan was; en men dus fcheen te mogen zeggen, dat de Justitie hier omtrent buiten werkzaamheid was geweest en gebleeven ; zo dat .het zeer ^twyfelagtig moest voorkomen, of 'er wel eenige toereikende voorziening voor het toekomende was gedaan, by aldien de Aanftookers van deeze ftrafwaardige onderneeming, (waar onder zeer notabele Perfoonadien genoemd werden,) hunne mislukte poogingen, met uitzigt op een beter uitflag, zouden mogen goedvinden te hervatten, en het Land in de uiterfte wanorde te brengen. Zy gaven daar om in overweeging, of Voorzitter en Raaden van den Hove van Holland niet behoorden te worden aangefchreeven, om, zonder tydverzuim, onderzoek na het gebeurde te doen, en bovenal de Belhamels en Aanftookers van het begonne Oproer op te fpeuren; als 'mede uit te vorichen, waar om ter zaake  HISTORIE. 30? ke van eene Gebeurtenis, die zo wereldkundig en in den mond van een ieder was, des onaangezien , noch door den Fiscaal van den Hove, noch door den Baljuw van den Haage, eenige crimineele vervolging (voor zo veel men nog wist) tot hier tot Was gevallen, ten einde wegens dit een en ander, en aangaande de waare omftandigheden der zaake, hun Ed. Groot Mogenden ten fpoedigften fchriftelyk te onderrigteh, om als dan zodanige nadere voorziening te kunnen doen, als het verre ufczigt in zodanige Oproerige Onderneemingen, onder het oog en met befpotting van den Souverain gedaan, zou vereifchen; mitsgaders of Heeren Gecommitteerde Raaden, ter voorzieninge, by voorraad, niet behoorden verzogt te worden, om met kennis en overleg van zyne Hoogheid, de noodige fchikkiugen tot behoud van de openbaare 'Veiligheid te maaken. Overeenkomftig met deezen voorllag viel het Staatsbefl.iit. Ten dien zelfden dage verfcKeen zyne Hoogheid in de buitengewoon zamengeroepen Staatsvergadering, en gaf verflag van het gebeurde ten aunziene der tvvee Dank adresfen. Omtrent het laaten tekenen van 't laatfte betuigende „ Ik heb ge„ meend, dat Ik dit blyk van genegenheid „ van Burgers en Ingezetenen van myne « Geboorteplaats, niet behoorde af te keu- 1 5, ren, en dat ik, het geluk hebbende van , 5, in eene vrye Republiek te leeven, geen < 3, hinder of beletzei aan dat voorneemen, V a „ dat xiït BOEK* Zyrife HocgheRJ geeftverfiag; van de Dankïdresfeo;en wathy van 't gebeurde Of ». Ni- ' olaat /Ivoni >ordeel; !e.  308 VADERLAND SC H E XIÏÏ. BOEK. 1/82. Hy beklaagtzich over den hoon hem en anderen „ dat voor niemand lefief kon zyn, b& „ hoorde toetebrengen." — Wegens het gebeurde op $, Niklaas Avond liet hy zich dus hooren; » Naa dat met het „ aanbieden van bet eerfte Dank-adres was „ opgehouden; is het voprgevalLn , daf „ eenige Ingezetenen, zich met het plee„ gen van Vretigdebedryven, zo op het ,, Binnen- als,Buitenhof, als op eenige an„ dere plaatzen, hebben bezig gehouden, „ doch zonder, zo verre my bewust is, „ zich fchuldig gemaakt te hebben aan „ eenige Daadlykheden, of aan ietwes, „ dat als een Oproer kon worden aange„ merkt; zo ras Ik deeze Tekenen vatt „ Vrolykheid vernam, liet Ik den Com„ raandeerenden Officier van de Hoofd„ wagt by my komen, en belastte hem '„ wel tce'te zien, dat de Wagt in goede , orde by een gehouden en Patrouilles regulier uitgezonden, en dat alle Desor„ ders en Molesten werden voorgeko„ men; dochteffens, zo lange de Ingezetenen niet anders deeden dan Vrolyk11 heid te toonen, hun ongemoeid te laa., ten; wyl ik niet raadzaam oordeelde de ' Militie van den Staat te gebruiken, om " deeze Ingezetenen in derzelver vreugde „ te ftooren, zo lange als zy zich aan gee„ ne feitlykheden fchuldig maakten." Zyne Hoogheid nam deeze gelegenheid waar, om eenige Bedenkingen mede te deelen, die hem waren voorgekomen van het uiterfte belang te zyn, ten dienfte van het Vaderland en voor de eer en luister der hoe-  HISTORIE. 3o ïiooge Vergadering van Staaten van Holland. Hy vervatte ze in deeze bewoordingen. ,„ Ik heb reeds, zedert een zeer „ geruimen tyd, met de diepfte veront„ waardiging, moeten ondervinden, op „ welk eene licentieufe wyze, in publieke Gelehriften , Myne eer is aangetast, en door welke calumnieufe middelen men getragt heeft, vooral by de Die„ mermeerfche en Zuidhollandfche Couran„ ten, al Myn aanzien en Myne Direétie ,, verdagt te maaken. Ik heb hooggaan,, de Injurien met veele Leden der hooge Regeeringe en Perfoonen van Aanzien, en met verfcheide Officieren van „ den eerften rang in 's Landsdienst , „ moeten dulden, waar van het gevolg „ geweest is, dat ik nog onlangs, in een „ zeer algemeen gedisfimineerd Libel, op „ de alleronverbeeldlykfte wyze, en met „ My verfcheide zeer agtbaare Regenten „ en Ministers van deeze en andere Pro„ vincien, voor het publiek zyn getraduceerd als vervloekte Verraaders van „ het Vaderland , en eerlooze Fielten , „ zo als ook de Prinfesfe myne Gema„ linne, en verfcheide andere aanzienly„ ke Perfoonen, op eene allerhaatlykfte „ wyze aldaar werden getraduceerd, en „ waar by te gelyk, als tot eene daad „ van eer en pligt , met ronde woor,, den, de Omkeering van 'sLands Con„ ft.itutie en het dryven van een dolk 9? in. myn hart werd aangepreezen. V 3 n Ik XIII. BOE K. 1782. ' aangedaan; en dringt op het beteugelenderDrukpersfe.  3io VADERLANDSCHE XTII. BOEK. „ Ik kan voor U Edele Groot ]\logen" ,, den niet ver&srgen, hoe zeer.het my „ gelmert heeft, dat, noch Myne gevoe„ ligheid, noch de klagten over deeze „ hooggaande en alfeigevaarlyk-fte oprtiy„ ingen, noch de bekommeringen, en do., leantien van diverfe beledigde Perfoo„ neri, noch de Adresfen van een gansch „ aantal onzer Zee - Officieren , noch de herhaalde en nadruklyke Vertoogen van s, het Provinciaal Hof van Justitie , het „ welk ook wel voornaamlyk is geweest „ om den luister der Wetten, en de Eer „ en goeden Naam van 'sLands Regen„ ten, en van alle braave Ingezetenen te 3, maintineeren , noch eindelyk de aange5, kondigde vrees van datzelfde Hof voor „ de allerfchroomlyklte gevolgen, tot hier w toe, hebben kunnen effectucercn, dat deeze allergevaarlykfte licentie is beteu„ geld geworden. „ En daar deeze oproerige middelen, waardoor Myn Eer, met de Eervanveryt fcheide Leden deezer hooge Vergade„ ringe, en andere aanzitnlyke Perfoonen, „ zo een geruimen tyd ftrafloos is vertree„ den en gefmaad, zonder dat tot nog toe, daar tegen door U Ed. Groot Mogen5, den, eene generaale voorziening is ge„ daan, de eenige aanleiding fchynen ge„ geeven te hebben, dat verfcheideInge„ zetenen dien onverbeeldlyken hoon niet „ langer kunnende verdraagen, of door „ hun fülzwygen fchynen toe te ftemmen,  HISTORIE. 311 ,, gemeent hebben, ter onderkenning van „ hunne denkenswyze, een openbaar blyk te moet .n geeven, van het afgryzen 't welk zy van deeze misdaadigheid gevoelen, zo kan Ik my ook niet verbeelden, dat één eenig Lid van deeze „ hooge Vergadering zou willen met el„ kander gelyk Hellen, aan de eene zy„ de, het zo hoonend aantasten van My„ ne Eer en van de Eer en goeden Naam van aanzienlyke Leden der hooge Re,, geeringe , die Ons veel dierbaarder „ weezen moet dan het keven, en het „ oproepen van de Natie 'tot Moord, „ Vervolging en allerlei fmaadende kleinagting van dezelve, mitsgaders de ge„ vaarlykfle Oproerigheid tegen 's Landsbeftuur en Conftitutie, en aan den an„ deren kant eenige genegene Poogin„ gen, en Blyken van aankleving en ge„ noegen van zommige Ingezetenen. „ Het fchynt my dus toe, dat, zal de „ Eer deezer hooge Vergadering blyven „ geconferveerd, zal de Luister der Wet„ ten en Justitie worden gehandhaafd, zal de innerlyke Rust bevorderd en „ het noodig Vertrouwen herfteld, mits„ gaders de voorkoming der fchroomlyk„ ïle onheilen en rampen, efficacieus daar „ gefield worden, op het geftrengfle 't „ drukken, verkoopen, en diffimineeren „ van alle Gefchriften, 'sLands zaaken „ concerneerende, by welke zich niet be„ vindt de Naam van den Autheur, by M den Drukker bekend, hoe of dezelve V 4 » ook xiir. I! O E K, [782.  3i3 VADERLANDSCHE xni. BOEK. I73a. ,, ook zyn genaamd, en zonder onder„ fcheki of zy voor of tegen myn Per„ foon, Huis of Directie zyn, het infc„ reeren van alle Staats - Refolutien, Pro„ pofitien, Memorien, en van alle daar „ over te maakene reflectien in de Cou„ ranten, en in het geheel het drukken ,, en uitgeeven der Diemermeerfche en „ Zuidhollandfche Couranten, als de „ voornaamfte oorzaaken en bronnen „ der bovengemelde onheilen, te ver„ bieden , en . voorts de goede Ge„ meente overal te roepen tot eene „ ftille berusting in de Beftuuring der „ wettige Overheid. En Ik hou my ,, verzekerd , dat, zulks gefchiedende, „ het vertrouwen der braaveIngezetenen, ,, en' de harmonie der Leden van Re- geering dagelyks zal toeneemen , en „ alle verdere ongenoegen en onlusten „ gelukkig voorgekomen worden, terwyl zulks My meer en meer zal aanfpooren „ om , door eene yverige medewerking „ ter volvoering van de befluiten dee„ zer hooge Vergaderinge , zo veel in „ My is tot Lands nut en voorfpoed „ mede te werken, zullende Ik My ook „ nimmer onttrekken aan het geeven van „ zodanige ouvertures, omtrent myn Be„ ftuur , en de waarneeming van myne Waardigheden, als op eene confütuti„ oneele wyze, billyk van my kan wor„ den gevorderd (*)." Dat C*> Rtfol. va» UM. 9 Dec, 1782.  HISTORIE. • 313 Dat de Ridderfchap , over het voorgevallene op den St. Nico/aas Avond, 1 eënilemmig dagt met zyne Hoogheid bleekwanneer zy, 's anderen daags, deeden] aantekenen , dat zy wel hadden toege-i ILmd in 'iet gelasten van het Hof Pfo-J vinciaal om onderzoek te doen op gebeurde doch geenzins dat zulks door hun Ed. ■ Groot Mogenden, voor een Oproer zou' worden verklaard: dewyl de Heeren van, de Ridderfchap vermeenden , zonder een attentaat te doen tegen de Hoogheid en Souverainiteit van Holland, in twyfel te mogen trekken, of het op dien dag voorgevallene met den naam van Oproer kon beftempeld worden , en voorts van begrip waren, dat de kennisneeming over de vraag, of 'er een Oproer al of niet plaats gegreepen hadt? aan den Hove Provinciaal behoorde overgelaaten te worden. Alle de Steden , Medenblik alleen uitgezonderd , behielden aan zich het doen eener Tegenaantekening ( * ). De berigten, zo van wegen den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal, en van den Baljuw van 's Hage, als mede van Gecommitteerde Raaden, betreffende 't geen deezen Oproer en anderen Frolykheid noemden , waren van eenen verzagtenden aart, fchoon zy geen der Bedry- (*) Refol. van Holl. 10 Dec. 1782. XIII. ; o E K. 782: )e Rid- lerfchap vil het roorg&- rallene >p dien \vond 'oorgeen Dproer verklaard isbben. Verzagtende,fchoon geen we deiTpree kende Beriijten  gr4 VADERLANDSCHE XIII. boek. dryven, in de klagten der Afgevaardigden van Dordrecht en Amfterdam , volftrekt lochenden, en de gedraagene voorzorgen geduurende dien ganfchen nagt uitweezen, dat 'er vry meer dan eene gewoone Vrolykheid plaats gevonden, en al dit bedryf met het tekenen van het eerfte ontworpen Dankadres gemeenfchap hadt. Althans 's Lands Grofgefchutgieter jiarits , wiens Werkvolk zo byzond.r was aangeduid als een voornaame hand daar in gehad hebbende , verklaarde voor Gecommitteerde Raaden; dat den vierden van Wintermaand ten zynen Huize twee aan hem onbekende Perfoonen gekomen waren met een Dank-adres aan zyne Hoogheid, 't welk zy hem ter ondertekening aanboden , met een verzoek om het door zyne Werklieden vrywillig te iaaten ondertekenen , dat hy 't zelve geleezen hebbende , geen zwaarigheid gevonden had, om dit verzoek toe te ftaan, dat gemelde onbekende Perfoonen, zulks g. fchied zynde, een Dukaat tot een Drinkpenning aan zyne knegts hadden gegeeven. Dat zy 's anderen daa^s weder gekomen waren, verlof vraagende, om zyn Volk den volgenden dag in eene Herberg te mogen tracteeren, ter eere van den Prins; op bekomen befcheid dat zyn Volk, uit het werk zynde, niet meer ten zynen gebiede ftondt, hadden zy het verzoek aan al zyn Volk voorgefteld, en hy 't zelve dien avond te-  HISTORIE. 315 eegen het pleegen van alle ongeregeldheden gewaarfchuwd (*). De Raadpenfionaris gaf Staaten van Holland te kennen . uit den mond des Heeren van noordwyk, als Baljuw van 's Gravenhaage, verdaan te hebben, dat de Ondertekening van het nader Dank-adres (f) geflooten was, en dooide Officieren van" de Sehuttery aan zyne Hoogheid ter hand gefield , waar mede dié zaak een einde genomen hadt. ■ Dit Dank adres, hoe zeer verfchillend van het eerst ontworpene en afgekeurde, was egter niet vry van bedenklykheden , althans het Verflag hier over en over verdere Dank-adresfen ter Staats vergaderinge ingebragt , liep op deezen zin : „ dat, „ offchoon de inhoud van 't zelve be- denklyk zou kunnen voorkomen , uit„ hoofde van het ftilzwygen , dat daar ,, in, wegens de verfchuldigde Trouw en „ Gehoorzaamheid aan hun Ed. Groot „ Mogenden, werd gehouden, nogthans „ van de Haagfche Sehuttery in geenen „ deele kon worden vermoed, dat zy „ door dit Dank-adres eenigzins zou oor- deelen ontflaagen te zyn van haarer „ voorigenEedof van de verpligting, daai 9, in vervat, en allen Ingezetenen opge legd, om aan hun Ed. Groot Mogen „ det (*) Refol. van Holt. 13 en 18 Dee. 178a. £t) Zie hier boven bl. 30a. XIII. ij o e ic. T78,2. Raadflag by Holland over het ondertekende en andjrcDankadreifenvan diea aart. i  Sitf VADERLANDSCHE xin. BOEK. 1782. „ den , als den wettigen Souverain deezer Provincie, gehouw en getrouw te „ zyn in de Voorregten en Privilegiën van den Lande te helpen bevorderen, „ doch dat het egter hgtlyk zou kunnen gebeuren, dat, onder voorwend„ zei van nadere of andere Dank adresfen te vervaardigen en te doen tekenen, nieuwe aanleiding werd genomen, om „ de poogingen tot het verwekken van „ Onrust en Verdeeldheid te bevorde„ ren, het welk dus tot voorkoming van dergelyke Inconvenientien, als reeds in den Haage ondervonden waren, alzins behoorde te keer gegaan te worden: „ waarom zy wel wilden aanraaden, dat Heeren Gecommitteerde Raaden , al„ daar zouden worden gevolmagtigd en „ wel ernftig gcraaden om naauwkeurig ,, toe te zien, op het vervaardigen, „ rondbrengen , en tekenen van eenige „ Dank-adresfen , 't welk verder in den „ Haage zou mogen ondernomen wor„ den, en, by de eerfte ontdekking daar „ van, zulks kragtdaadig tegen te gaan, „ en te fluiten , het zy door eene aan„ fchryving aan de Magiftraat , 't zy „ door zodanige andere middelen, als „ naar omflandigheid van zaaken het „ meest bevorderend, tot dat einde, zou„ den bevonden worden (*)." Hier (*) Refol. van Holl. 21 Dec. 1782.  HISTORIE. 3-7 Hier rneede namen de Dank-adresfen van dien aart een einde. Te Rotterdam, was ten tyde dat men in 's Gravenhaage met het doen tekenen in bewerking was een dergelyk Dank-adres ter tekening heimlyk aangeboden , doch door den Hoofd Officier geftuit. Wegens eene Verdeediging, door het groot Zakkedraagers Gilde te dier Stede , tegen 't geen, ten hunnen opzigte over het niet tekenen van een Dank-adres in de Diemer meer fche 'Courant geplaatst , en in de 's Gravenhaagfche Courant gefield was, van een zeer zonderlingen inhoud, en hunne bereidvaardigheid ter tekeninge op de vreemdfle wyze te kennen geevende, oordeelden Gecommitteerde Raaden onderzoek te moeten doen, en de Regeering van Rotterdam daar over te fchryven. 't Welk een ernftig onderhoud van allen in deeze zaak betrokken en ten gevolge hadt. (*) Schoon zommigen dagten dat het wel ras in andere Steden zou gevolgd worden, is van dit alles niets gekomen (f)- — Het uitsebragte Verflag, wegens het verbieden der Dank-adresfen, hier boven vermeld kreeg , op den derden van Louwmaand, de kragt van een Befluit, ten aanzien* var (*) Refol. van Holt. 4 Jan. 1783. ,(t) N. Nederl Jaarb. 1782. bl. 1617. Bei* digde Verkl. van J. SLICHER bl. 12. Rappor der Commisfie van Rotterdam bl. 20 Bylage bl 40 en 61. te welker laatstgemelde plaats een Af fchrift van 't Rotterdamfhe Dank-adres voorkomt XIII. n o EK. Het neemt elders geca opgang.  Si8 VADERLANDSCHE XIII. boek. I782. J.G Luyken rot Fiscaal aangefield. Bekomincrdheden in den HaaV- I 1 < ] < van 's Gravenhaage : en werd de Voorflag tot het doen eener aïgemeene voorziening tegen alle Dank-adresfen, ten naderen onderzoeke overgegeeven. De Ridderfchap verklaarde in dit Befluit niet mede te Hemmen, maar het aan te zien (*). Hoe zeer het gebeurde op den St. Nicolaas Avond verzagt was, zette men nogthans de nafpeuring van de Belhamels en Aanvoerders deezes werks voort , de Advocaatjoannes gerardusluyken,werd, op voordragt van den toenmaaligen Advocaat Fiscaal ysbrand 't hoen, door onpasfelykheid buitenftaat om zyn post met den behoorlyken fpoed waar te neemen, benoemd om in dit ftuk het Ampt van Fiscaal te bekleeden (f). Zommige oordeelden de beweegenisfen in dien woeligen nagt van zulk een ontrustenden aart, dat'de Staaten, met geene genoegzaame veiligheid, in de Hofplaats konden Vergaderen, waarom eenigen fpraaken van de Vergadering na Haarlem te verleggen; anderen flocgen roor of men , tot meerdere zekerheid, iet Bevel over de vier Regimenten Garles, de Bezetting in 's Gri.v.nhaage uitnaakende, niet aan Gecommitteerde Raaien diende op te draagen (§). Toea (*) Refol. van Holl. 3 fsn. 1783. O) Refol. van Holl 13 Dec. 1782. ($.) N. NeJerl. Jaarb. itfz. bl. 157!.  HISTORIE. 319 Toen de Magiftraat van 's Gravenhaage last gegeeven hadt om het oorfpronglyk ondertekende eerfte Dankadres op te haaien waren de beide vermeulens en u n d een, die 'er mede rond geloopcn cn aan de zo zeer ontrusten de bedryven het grootfte deel gehad hadden, reeds vertrokken , en kon men dit Stuk gevolglyk niet magtig worden. Op Kkcffihen bodem oordeelden zy, die den ernst der nafpeuringe ziende, eene wykplaats zogten, zich veilig. Dan een Deurwaarder des Hofs , door den Fiscaal luyken, met opene Brieven afgezonden, met verzoek aan alle Regeeringen, dat de drie genoemde Voortvlugtigen, die in het gansch beloop der zaaken, door Staaten van Holland aangezien voor beginzels van Oproer, zich voornaamlyk hadden doen kennen , en door hunne vlugt het vermoeden ten hunnen laste dat zy de Belhamels en Aanftookers waren, vermeerderd hadden, mogten aangehouden en aan dien Deurwaarder overgeleverd worden , ontdekte deeze drie te Kleef, en leverde zyne Volmagtsbrieven aan den Regeeringsraad aldaar over, doch kreeg ten antwoord, dat naardemaal 'er geen Delicten van die Perfoonen genoemd wierden, aan zyn verzoek niet kon voldaan worden. Op zyn herhaald verzoek dat men de gemelde Perfoonen ten minften by voorraad zou aanhouden, kreeg hy 't zelve afflaande antwoord, en naa eenige dagen wagtens van den Regeeringsraad be- fcheid, xm. HOEK. I7R2. Twee Vermeulens ea Undeeh maaken zich weg. Worden te Kleef ontdekt; doch niet aany;eiwuden.  gao VADERLANDSCHE XIII. BOEK. 1782. Brief van Staaten van Holland des"Weidenaan den Koning van Pruisftn. Weigerend Ant' woord. fcheid, dat zy volgens ingekomen berigt van de Magiftraat, zich niet langer in Kleef, onthielden, zy hadden 'er Hamver voor vervvisfeld. Over deeze weigering fchreeven Staaten van Holland "eenen ernftigen Brief aan den Koning van Pruisfen, met verzoek om hun niet alleen de Voldoening te verzorgen, van Hoogstdeszelfs ongenoegen over het gebeurde aan den Klceffchcn Regeeringsraad te betoonen, maar tevens uit te werken, dat geene Regeeringsraad, op 't Grondgebied van zyne Majefteit, door het weigeren der aanhoudinge, van verdagte voortvlugtige Onderdaanen, de poogingen van 'sLands Geregtshoven, mogt very delen; en omtrent de Drie thans naagezette Perfoonen, zodanige bevelen te geeven, dat zy zich ergens in de Staaten zyner Majefteit onthoudende, in verzekering genomen , en aan den Deurwaarder des Hofs overgeleverd mogten worden. Verre van voldoenend was het ant■ woord des Konings, hy keurde de handelinge der Kleeffche Regeering volmaakt goed": dewyl dezelve, buiten zyn byzonder bevel, geen Vasthouding kon toeftaan, en daarenboven geene maar eenigermaate Reëele oorzaaken der Vervolging van die Lieden, by dezelve waren aangevoerd: waar by nog kwam, dat zy van geene Overtreeding overtuigd waren, maar alleen verdagt gehouden wierden. Zvne Majefteit gaf zyne bevreemding te ken-  HISTORIE. 3£I kennen, dat eene zo buitengewoone Behandeling, en zelfs het fchryven aan hem, gelyk hy van goederSand was verzekerd geworden, niet door de Vereenigde Staaten van Holland en WestFriesland; maar alleen door een gedeelte van dezelve, met te^enfpraak van een ander aanzienlyk getfeeke, gefchied was. Hy kon zich met onthouden van te vermoeden,dut, in alle deeze onverwagte flappen, een ichadelyk misverftand heerschte, als mede dat de bedroefde Oneenigheid en innerlyke Gisting 'er eenig deel aan hadt. By deeze vooronderftellingen, die zyne Majefteit hoogstwaarfcnynlyk noemde, nam hy de gelegenheid waar^, om hun Ed. Groot Mogenden te verzoeken, en aan te maanen, ° dat zy zich niet door een op zich zel- ve onwaarfchynlyke argwaan, en door „ ingeevingen van onrustige enheethoof„ dige en eerzugtige Lieden , zouden „ laaten beWeegen, om overylde flappen, „ te doen , en zodanige Veranderingen, „ byzonder in de Staats Conftitutie voor „ te neemen, welke niet anders dan de „ gevaarlykfte gevolgen voor de kepu„ bliek konden hebben:, nlaar dat zy zich veel meer moesten laaten gelegen leg„ gen, om elke voorkomende Nieuwigs, heid en Onrust te. onderdrukken, d« „ zo veele jaaren gelukkig beftaan heb ,ï bende Regecringsvorm in alle Slukker 'té conferveeren: alle die geenen, du „ aandeel daar in hadden, in het rustig* ' bezit van hunne Voorregten te bchou V. deel. X „ dra Xllt 0 0 ek. 178a.. L t  322 VADERLANDSCHE xm. boek. I782. DeVoort- vlugtigen in ge-" ' daagd en niet verfcheenen,bleefde zaak fleepende. „ den, en daar door, by de tegenwcor„ dige zo critique omftandigheden, meer „ dan ooit de noodige Eenigheid van alle ,, Leden van den Staat te bevorderen , en „ de zo gevaarlyke Tweedragt te vervvy- „ deren." s In 't flot betuigde hy, te hoopen, ,, dat hun Ed. Groot Mogen„ den, deeze Openingen zouden aannee- men, als een opregten en welmeenen„ den Raad van een waar Vriend van „ Hoogstderzelver Staat, en zich verze„ kerd houden, dat hy, aan deszelfs be„ houd in de tegenwoordige gelukkige Conftitutie, het weezenlykfte aandeel „ zou neemen, en dat eene Verandering in „ dezelve Hem niet onverfchillis zou „ zyn" (*) Niet weinig aanmerkings viel 'er in den Lande, op dit fchryven des Konings van Pruis/en. Ook gaven de Voortvlugtigen, te Kleef wedergekeerd, endaar op eene ruime wyze leevende, terwyl zy in den Haage een bekrompen beftaangehad hadden, veel dofs tot verdenkende gefprekken (f). Hun Verzoekfchrift, om vrylyk in den Haage te rug te mogen keeren, aan zyn Hoogheid overgeleverd, hadt de bedoelde uitwerking niet. De Fiscaal lüyken, den Hove van Holland voorgedraagen hebbende, (*) Refol. van Holl. 28 Jan. 1783. N. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 1579. Voor 't Jaar 1783. bl. 176. GO Post van den Neder-Rhyn III. Deel bj, J355-  historie; 3^3 de, hoe, naar zyne gedagten, uit ingewonnene berigten bleek, dat de beide VERMEULENS en UNDEEN, zich fchuldig gemaakt hadden aan eene opzettelyke verftooring van de gemeene rust, en teffens geweest waren de _ Belhamels en Aanftookers van de Onderneemingen en Beweegingen op den zesden van Wintermaand, tegen welke hy vermeende, dat het Regt van de Hooge Overheid behoorde waargenomen te worden, verzogt de Regterlyke vervolgingen tegen hun te mogen voortzetten, en hun in Perfoon te dagvaarden: 't welk hem verleend werd; doch zy verfcheenen niet. — Het Hof oordeelde zich, door dit agterblyven der Voortvlugtigen, buiten ftaat om tot de eerde bron van het toen gebeurde op te klimmen, er dus de zaak niet gebragt tot die rypheid, om een volledig verflag, aangaande der zeiver waare omftandigheden te kunner doen, en dat zo lang de Crimineele Procedures tegen deeze drie Perfoonen aange vangen, niet waren afgeloopen, het teger den aart van een Extraordinair Criminee Proces volftrekt ftrydig, en voor de belan gen der Justitie zeer nadeelig zou zyn, volledige openingen te geeven van 't geer de te dier zaake ingewonne wydloopige Onderrigtingen ten hunnen laste mede bragten. (*) Overeenkomftig hier med« wa; C*) 27. Nederl. Jaarb. 1782. bl. 559. jReftf r«n Heil. 6Juny 1783. X 2, xm. BOEK. 1782. I  g*4 VADERLANDSCHE xm. boek. 2782. 't Herftel der Dokken te Vlisfingen als noodig befchouwd. (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1240. (O Zie ons vervolg van wagenaars V9* dtrl. Hifi, XXII. Deel bl. g6. was het verflag door de Gecommitteerden tot de zaaken van Justitie, alleen met byvoeging, dat vermeulen de Oude, die de Hoofdbeleider in dit werk fcheen geweest te zyn, buitenslands overleden was. (*) In eenen Zee-oorlog ontdekt men eigenaartig ten overtuigendfte het belang van alles wat tot het Zeeweezen dient. Schoon het Dok te Vlisfingen, een allernuttigst Werk voor de Zeemagt der geheele Republiek, in de Jaaren mdccliii uit den vervallen ftaat opgebeurd herlteld was (f), hadt het, in dit tyds verloop, volftrekt noodig gekreegen niet alleen verdiept,maar ook befchoeid te worden: dewyl de gebrekkige toeftand van dit laatfte uitkolking van den grond en dus vermeerdering der ondiepte veroorzaakte. De Admiraliteit van Zeeland, wel het onmiddelykst belang by het herftel hebbende , vaardigde een Brief aan hun Hoog Mogenden af met voordragt van de fteeds verflimmerende gefteltenisfe, deezer Berg- en Herltelplaatze voor 's Lands Schepen van Oorlog; en dat, indien men een Droog Dok nog noodig oordeelde, 't geen 'er nu was, behoorde in goeden ftand gebragt te worden : De on-  HISTORIE. 325 onkosten van dit nuttig en noodzaaklyk Werk te hoogloopende voor de kas der Zeeuwfche Admiraliteit, namen zy de toevlugt tot hun Hoog Moogenden, te kennen geevendc,ruim vyfmaal honderd duizend Guldens tot het een en ander te zullen behoeven. De Gedeputeerden tot de zaaken van de Zee, met de Gecommitteerden uit de Collegien ter Admiraliteit deezer Landen, over dit voorftel geraadpleegd hebbende , waren van oordeel, dat ter zaake van de groote nuttigheid van een Droog Dok voor 's Lands Schepen, en_ het onvermoogen der Zeeuw fche Admiraliteit, om de groote kosten tot herftel der Dokken te Vlisfingen benoodigd, te kunnen goedmaaken, dezelve volmagt zou kunnen gegeeven worden, om, by voorraad, uit de penningen tot het bouwen van een der Schepen van Zeventig Stukken, onder haar resfort, in den Jaaren mdccexxix en mdcclxxxi gevorderd, de daar toe benoodigde kosten te vinden; mits dit herftel terftond aangevangen en mei allen mogelyken fpoed voortgezet wierd, en de Haven van Vlisfingen tevens gebragt in dien ftaat, dat de grootfte Schepen 'er door konden ; en dat ook dezelve Dokken, ten alle tyde, zouden dienen ten geryf van alle Lands Schepen, tot welk eene Admiraliteit ook behoorende ; met last dat , naa het volbragtt v/erk, eene naauwkeurige opgave dei X 3 ko* XIII. boek; 17112. 1  526 VADERLANDSCHE xm. BOEK. I/Ra. Het Werkhui; ttA.nfterdam opgerigt. (*) Rcjol, Gtni iS July en 29 Aug. kosten aan hun Hoog Mogenden zou tet hand gefield worden (*). Eene loflyke pooging om den Ledigganger aan 't werk te helpen, de flraaten te zuiveren , en de Huizen te bevryden van de lastige Bedelaaryen, zag men te Amfterdam aangewend en tot ftand gebragt in de oprigting van een Werkhuis aan den buitenkant dier Stad, op het Weesperveld, 't welk een fraay Vertoon maakt onder de Openbaare Gebouwen, en van binnen voorbeeldlyk gefchikt is ter bereiking van einden, die in alle Steden van eenige aanmerklyke uitgeftrektheid dienden in 't oog gehouden , en uitgegevoerd te worden. 't Zelve was in Slachtmaand deezes Jaars voltooid, en lieten Burgemeesters en Vroedfchap eene Bekendmaaking doen, die het doel deezer Stigting aan de Burgeren ontvouwde. Grootendeels was het Gebouw gefchikt tot een Werkhuis , met oogmerk» om niet alleen die geenen, die zich daar in vry willig zouden willen begeeven, om, voor een bepaalden tyd, op eene betamelyke wyze, de kost te verdienen, liever dan uit gebrek van werk tot buitenfpoorighcden over te flaan , te kunnen huisvesten; maar ook om de zodanigen-, die. volgens,Vonnis van Schepenen, daar in geplaatst weiden, te kunnen opflui- ton  HISTORIE. 3*? ten, en wel voornaamlyk om alle Bedelaaryen, hoegenaamd, uitdeStad te weeren , de goede Ingezeetenen van allen overlast uit dien hoofde te bevryden, en teffens aan alle Bedelaars en Lediggangers , zo tot hun eigen onderhoud, als tot hunne verbetering , werk te verfchaffen. By het uitnoodigen der Lediggangeren om gebruik te maaken, van deeze Werkplaats, zonder dat het hun ooit ter. fchande zou mogen gefprooken worden, daar in als in een Verbeterhuis gearbeid te hebben, wordt deBedelaary op de fterk fte wyze verboden en vindt men de beste voorzieningen daartegen opgegeeven. - Di Huis beantwoordde aan 't oogmerk de: Stigteren , het geloop der Bedelaaren het jammerlyk gefchreeuw op de Sluizei en Bruggen, hieldt op. En huisvest di Gebouw"zomtyds eenige honderden, di anderzins zich zeiven en anderen ten las ftrekten. Kinderen der Bedelaaren va zekeren ouderdom worden opgenomen onderweezen in leezen , fchryven, reki nen, voor zo verre zy daar toe lust e bekwaamheid betoonen. De Jonger fchikt men meest ter Zeevaard, en t Meisjes, in Vrouwlyke handwerken 01 derweezen, groeijen meerendeels tot Diens booden op. Eene aïgemeene goedke ring van In- en Buitenlanderen draa dit Werkhuis weg. De Huishoudt! ftcekt uit in geregeldheid ; dan fcho< het eigene inkomften heeft zyn deez met de winst die het werk opbreng X 4 ' n XIII. BOEK. 1732. ► 1 t t > 11 S e 1t- 1- ;t »g >n -i .et  328 VADERLANDSCHE XIIL boek. 1782. Opri. Zy verkoozen tot voorzittend Lid Mr. *b e rnardus blok, Secretaris, der Stad-, en lieten Mr. augustix us h en~ dr 1 k duivensz, Regeereud But* gemeefter en Raad, als mede biet er ebbenhout, Raad in de Vroedfchap, zich welgevallen om tót Voorftanders eu Belch-ermers van dit Genootïchap beloemd te worden. Deeze Heeren,.met ïeuige anderen tot dit Genuotfchap behoorende , overtuigd, dat de waare Valerhndslicfde , zich niet zo zeer door wooi>  HISTORIE. s2? woorden dan wel door fpreekende daadenrmoet doen kennen, hielden zich, van tyd tot tyd, onledig met overweegingen om een gepast middel uit te denken tot opbouw van de vervalie Vischvangst, Koopvaardy en Handel in Enktiuizen. Hier uit werd een Plan gebooreü ter Oprigtinge van eene Mautilhappy te dier Stede, {trekkende om die weejzenlyke belangen te hevorderen. Men maakte het in Wintermaand met den druk genreen, en zogt Land- en Stadgenooten aai; om ?er deel in te neemen , door 'een voorgevoegd Vertoog van deezen den Oprigteren tot eere itrekkenden inhoud. „ üe Ondervinding heeft in aiie tyden „ en overal gedaafd , dat de ligging en „ gelteldheid eeuer Piaatze byzu: uer in ty aanmerking komen, om, naast denGodlyken Zegen , de Visfchcryen en den j, Handel in dezelve te doen blqeijen,? ,, Men vestige het oog ilegts op ons „ Vaderland, m— 't Is waar dai n et „ alle Steeden in 't zelve , wier Handè| „ en Vischvangst voorheen beroemd vva„ ren, thans meer in dat zelfde aanzien zyn, noch zich, gelyk in vroeger dagen, „ op het element des waters doen gelj, den ; doch het is ook waar , althans „ van zodanige, die niet door eene ver„ anderde ligging, of andere Phyfique „ oorzaaken, buiten haar toedoen, min„ d.-r gefcldkt geworden zyn , dat van j, zulk een verval en kwyning voldoen« de redenen kunnen opgegeeven worden» X 5 ,,'tZy' XIII. Ii O E K. Vertoog tot raapt} zing.  330 VADERLANDSCHE XITI. BOEK. „ 't Zy dat de Weelde, de zugt om in „ een ruimer kring zich te beweegen, „ een geest van vadzigheid en onver„ fchilligheid , of eenig ander heilloos „ gevolg van opgegaarde fchatten, de aan„ zienlykfte Kooplieden vermeefterd, en die nyvere werkzaamheid in hun uit„ gebluscht hebbe, waar door hunne „ Voorvaders zich den eernaam van „ Steunpylaaren des Vaderlands en der ,, Vryheid waardig gemaakt hadden. — „ Naar maate intusfchen de vermogend„ fle Inwoonders zich aan den Handel „ onttrokken, moest noodwendig de fmal- le Gemeente, door hun voorheen aan „ 't werk gehouden, van tyd tot tyd, „ armoediger worden , en eindelyk den „ lust geheel verhezen , om langer te „ huisvesten in een oord , waar het, „ door gebrek aan arbeid, niet meer mo„ gelyk was , zich en den zynen het „ noodig onderhoud te verfchaffen; ge„ lyk het verminderd getal der Bewoon* „, deren van verfcheide Nederlandfche „ Steden zulks duidelyk genoeg aanwyst, ten zy dat byzondere betrekkingen „ van Bloedverwantfchap , of andere re- denen, den gemeencn Man van dit „ opzet wederhielden, en hem vroeg of ,, laat , zyne Stad en Kerk tot last dee„ den worden, zo al niet ten bedel zak „ bragten. „ Dat Enkhuizen, uit hoofde van haa„ re gcfteldheid en ligginge, door de „ Voorzienigheid fchynt gefchikt te weezen  HISTORIE. 331 „ zen om door Koophandel en Zeevaard „ te bloeijen is eene Helling, die men ge„ rust durft beweer en. Niemand , die „ haar regt kent, zal dit lochenen. Dat Handel, Zeevaard en Visfcheryen haar, „ in vroeger dagen, tot aanzien gebragt „ hebben, is gemaklyk te bewyzen. Dat deeze bronnen van nationale welvaard „ meer en meer voor haare Inwoonderen „ over 't geheel zyn geftopt, ontwaaren „ wy door eene befchouwing van haaren „ tegenwoordigen toelland. Welke nu de redenen daar van zyn, valt niet moeilyk te gisfen. Het vermogende „ deel van Enkhuizens Burgery, alleen „ groot geworden door den welgelukten „ vlyt van derzelver arbeidzaame Voor„ vaderen, is allengs verheerd geworden „ door de eene of andere der boven op„ genoemde heillooze gevolgen van op„ gezamelden Rykdom, en elk hoofd voor ,, hoofd, fchynt, als het waare,alleen vooi „ zichzelven te leeven , welvergenoegd ,, indien maar de Interesfen van een op„ gelegd Capitaal geregeld betaald wor„ den, zonder zich aan het minvermo„ gende en tot Werk gefchikte deel dei „ Burgery te bekreunen. — (Deeze be„ kentenis wordt der penne van een ge- voelig en welmeenend Burger ontrukt, „ nogthans zonder oogmerk om iemand „ te kwetzen.) 't Ontbreekt intus- „ fchen te Enkhuizen nog niet aan nyve„ re en bekwaamc Kooplieden; doch der„ zeiver aantal is te gering om alle Mon- „ dei xm, BOEK.  532 VADERLANDSCHE XIII. BOEK. „ den der fchamele Gemeente van Brood „ te voorzien. Deeze laatfte maakt geen „ klein gedeelte uit; haare nuttigheid, en „ de verpiigting om zo veel doenlyk ten „ haaren beste werkzaam te weezen, zal „ ieder Menfchenvriend gereedlyk toe* „ ftemmen. Veele Vermogenden, als „ nog gewoon haar met onverfchillige oogen aan te zien, behoeven flegts eene kleine fpoor om daadlyk het hunne toe „ te brengen, ten beste van dit nuttig en „ onöntbéerelyk gedeelte der Maatfchap,- pye. En, zo 'er eenige uitzigten ter „ bevordering van eigenbelang bykomen, „ hoe veel dringender zou dan niet de „ zugt tot medewerking moeten wor- 9, den! •. ■ 'Er zyn nog yverige en be.-. „ kwaame Kooplieden te Enkhuizen; doch. „ hun aantal is niet groot genoeg, om dat a, voordcel aan de Burgery en Inwoonde^ a, in 't algemeen te bezorgen, dat tot der,-. „ zeiver welvaard noodwendig is. Daar „ inmiddels de ligging der Stad, en de ge„ fchiktheid van haare Bewoonders, thans „ niet minder gunftig zyn dan voorheen^ daar de Haringvisfchery, (om maar van „ éénen tak van beftaan by voorbeeld te, „ fpreeken,) niet nalaat aanmerkelyke voordeelen aan derzelver beoefenaaren te voorfpellen; daar eindelyk de begeer-! „ te om ten Algemeenen beste iets toe te „ brengen, hoe langs hoe meerder vckls 3, wint in de harten der Neder/anderen, wat wonder, dat ook eenigen hunner;. w die, of door geboorte, of door inwoq- » ning,  HISTORIE. 333 $ ning, of door andere aanleidende oor„ zaaken , eene naauwe betrekking tot Enkhuizen hebben, hunne gedagten lie„ ten gaan over het beste middel ter her„ Helling van de kwynende Visfchery en „ Handel deezer Stad, en eindelyk be„ vonden hebben , niets daar toe bevor„ derlyker te kunnen zyn-dan de Oprigting „ van eene Maatfchappy, welker Plan wy „ mededeelen. „ Zo de Naam van Rcchtfchaapen Pa~ „ triot de luisterrykfte Tytel is, na wel„ ken een vrygebooren en vryheidlievend „ Batavier kan ftreeven, dan voegt het 5, hem geene gelegenheid te laaten voor„ byflippen, waar door hy zich dien Eer„ naam kan waardig maaken. Zulk eene „ gelegenheid doet zich thans voor hem „ op. — Hy, en niemand anders, wordt uitgenoodigd om het zyne toe te bren„ gen ter herftelling van een gedeelte des „ vervallen Vaderlandfchen Handels, met „ gegronde vooruitzigten van aanmerkely„ ke tydlyke voordeden, zo voor hem, „ als voor 't geheele Publiek, en de Enk- „ huizcr Gemeente in 't byzonder. - „ Laage zielen mogen 'er den fpot mede „ dryven; maar de Godlyke Voorzienig„ heid laat nimmer na het zegel haarer „ goedkeuringe te hegten aan zodanige „ Onderneemingen , die , uit loflyke „ grondbeginzelen ontfprooten, tot nutti„ ge einden zyn ingerigt." In deeze aangcprcezene Maatfchappye kon elk zo veel Aandeelen, ieder vyf hon- xnf. BOEK.  334 VADERLANDSCHE 110 E K. IJS*. De Uoornfche Maat- fe'nappy van Reedery en Koophandel Mjrft in ftand. honderd Guldens beloopende, neemen als hy wilde; en vondt het breedvoerig Plan daartoe ontworpen zo veel ingangs, dat, met den vyftienden van Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxiii, 'er een genoegzaam aantal van Leden en eene toereikende Som was om een daadlyken aanvang der Uitvoering te maaken; behalven de gemelde Heeren Voorzitter en Befchermers, nog drie Beftuurders aan te ftellen , en vyf Schepen te koopen, in 't gunftig vooruitzigt van dit getal te vermeerderen , en alle de takken der nieuw gevestigde Maatfchappye te doen bloeijen. (*) By dit zo gelukkig begin der Enkhuizer Maatfchappye luidde het vreemd, dat eene in den Jaare mdcc lxxvii, in het nabuurig Hoorn opgerigtte Vaderlandfche Maatfchappy van Recdery en Koophandel (f) gelyk de gerugten liepen, in verval zou geraakt weezen, en wel zodanig, dat derzelver Fabriek - werken geheel zouden zyn afgeloopen. Aanleiding hier toe, gaf het verkleinen van eene bepaalde Fabriek, en het te koop aanbieden der daar toe behoorende Gereedfchappen. Beftuurders van dezelve vonden het noodig, ter ftuitinge van dit benadeelend begrip, by openbaare bekendmaakingen te verzekeren, dat geen enkele Hoofdtak dier Maatfchappye was op- (*) KT. Nederl. Jaurb. 1783. bl. 275. 464. fi) Zie onze Vaderl. Hijioru I. Deel. bl, IUtrecht hadden by hun Hoog Mogenden een Voorftel gedaan, op het weder invoeren van de oude Belasting op vreemde Wolle- en Zyde Lak enen, om daar (*) N. Kederl. Jqarb. 1783. bl. 461. XIII. * O EK. [782. Middelen voorgeflaagen , om de !nlandfcheAardwerken, Wo/len enZyde Horten Fabrieken te herftellen.  33f5 VADERLANDSCHE XIII. ISO g K,. daar door dé Inlandfche Handwerken té meer te doen bloeijen. (*) De Raadilag op 't een en ander was,dat die bloei, welke niet alleen aan de werkende Gemeente het noodige onderhoud, maar ook aan den Handelen Zeevaard voedzel knn veriihaffèn, ontwyfelbaar gehouden moest worden voor een der ïteïklte zenuwen van het Gemeenebest, en dat men dus het verdere verval derzelven binnen deeze Landen, op alle mogelyké Wyzen, moest voorkomen, en alle gefchikte middelen tot opbeuring diende te beproeven; doch fcheen men, tot bereiking van dit heilzaam Oogmerk, juist de toevlugt niet te nloeten neemen tot het verbieden van eenige buitenflands gemaakte en gewerkte goederen : dewyl zulks niet alken aan 'sLands Ingezetenen de voordeden zou beneemen aan het in en wederom uitvoeren dier Goederen verknogt; maar om dat boven dien ook met het verlies van deezen Handeltak teffens andere Handeltakken zouden Verlegd worden. Tot Vermyding van deezé zo groote ongelegenheid, d >gt het hun zeer gefchikt, het leggen eencr Belasting op het Binnenlandse!, gebruik van Buitenflands gemaakte Goederen, van gelyken aarr als in de voorgaande Eeuw, geduurende veele Jaaren, en niet geheel zonder ge- (*) Refol. Gen. 5 April 178a.  HISTORIE. 337 gewenschten uitflag hadt plaats gehadt, en thans door Staaten van Utrecht was voor- ] gellaagen ; doch dat een rigtige, evenmaa- . tige en kragtdaadige heffing van zodanig : eene Belasting over de ganfche Republiek, zo uit hoofde van derzelver gefteltenisfe als anderzins, aan zo veele zwaarigheden onderheevig was,dat daar toe naauwlyks een vaardig Befluit der Bondgenooten kon verwagt worden. Men zou, ten aanziene van de Aardwerken , als mede de Wolle en Zyde Lakenen, de proeve kunnen neemen in de verhooging van de Inkomende Regten daar op gefield, zonder dat het geen voor den Koophandel moest dienen daar door op eeniger hande wyze bezwaard wierd. Alle vreemd Aardwerk, ter waarde van Honderd Guldens met vyf en twintig Guldens , alle vreemde Wolle en Zyde Lakenen met of zonder Goud en Zilver , zo geverfd als ongeverfd, gelyk ook alle Vriezen of Duffels, de Bevers of Batlakens daar onder niet begreepen , te dier zelfde waarde ingevoerd, met twintig Guldens belastende. Mits dat, by het wederuitvoeren van eenige dier Goederen, de daar voor betaalde Inkomende Regten, door de Admiraliteit, weder zouden worden uitgekeerd (*). ttï Utrecht nam hier genoegen in; doch gaf nader te kennen of de Manufactuuren, geheel of gedeeltlyk uit Katoen vervaardigd, CO Refol. Gen. 30 Sep. 1782, y. peel. y XIII.' soek, 782,  333 VADERLANDSCHE? XIII. BOEK. 3782. Verzoekfchrift der Xeydenaarenwegens de Deken-Fabriek. digd, met uitzondering van alle Katoens zogenaamde Lywaaten, onder deëze verhooging niet mede behoorden begreepen te worden, als ook de gedrukte Papieren - kamerbehangzels; dewyl het veelvuldig gebruik der buitenlandfche, niet alleen de binnenlandsch gemaakte zeer veel afbreuks deedt; maar ook teffens de Papiermolens hier te lande grootlyks in 't vertier benadeelde ( * ). Reeds in Grasmaand hadden de Fabrikeurs in Wolle Deekens te Ley den zich met een Verzoekfchrift by hun Hoog Mogenden vervoegd, zich beklaagende over het verfmaaden en overtreeden der herhaalde Plakaaten tegen het invoeren van vreemde Deekens , door Lieden, die buitenlandfchen Handel dreeven, en groote Afleveringen deeden, ten zigtbaaren nadeele van hunne Fabrieken; teffens de vryheid neemende om hun Hoog Mogenden onder 't oog te brengen, het niet min zigtbaar, en nog meer drukkend verVal in 't vertier der zogenaamde Rollen en Buffels, desgelyks tot hun Deeken Fabriek behoorende; doch waar omtrent by voorheen uitgeevene Plakkaten geene voorziening gedaan was. Het verval daat m was zo fterk, dat het getal der Stukken , eertyds meer dan duizend jaarlyks bedraagende, thans naauwlvks twee ^ hónderd haaien kon : een verlies 't welk zy nex- (*) Refol. Gtn. 5 Nov. 1782.  HISTORIE: nergens anders aan konden toefchryven dan aan den magtigen invoer en verkoop van die Stoffen, uk het Ryk van GrootBrittanje binnen deeze Landen , niet verminderd ftaande den Oorlog tusfchen deezen Staat en dat Ryk. Om dit verval, 't welk een geheel verloop dreigde, te voorkomen, oordeelden zy dit tydsgewricht van Oorlog met hunne voornaamfle Mededingers zeer gefchikt om een ffreng verbod op deeze laatst gemelde Wollen Stoffen, by het vernieuwen der voorige Plakaaten, in te voeren (*). De Oecommifche Tak van de Hollandfche Maatfchafpy der Weetenfchappen te Haarlem, met zo veel yvers geplant, en in den aanvange zo mild ter aankweekinge befproeid (f), bleef dsor zamenloopende omftandigheden, van eene zeer verfchillende aart, niet in dien bloei, welken de grootfte Voorffanders zich beloofd hadden; thans werden de Beftuurders der Maatfchappye te raade, of zulks eenigzins ter opwakkeringe mogt dienen, om aan zyne Hoogheid, die van den» beginne der Maatfchappye als Protector van dezelve begroet was (§), ook dei Befcherming van den Tak, daar uit voortgefprooten, aan te bieden. Drie der Be- (*) Refol. Gen. II April 1782. Ct) Zie onze Vadert. Hifi. I. Deel lil. (§) Zie de Opdragt voor hot I. Deel der Ver* handelingen. Y s xm. BOEK» 178*: 't Protïi» torfchap des Oe« cononiifchenTaks aan WILLEM DEN V_ opgedraagen.;  240 VADERLANDSCHE' XIII. boek. 1782. jDe Ordonnantie op den WUfeliank te Jlmjlerdam vernieuwd. GeldbehoeftederOost-Indi/^Maatfchappye. (*) N. Nederl. Jaarb. 1782. hl. 652. (t) Zie deeze Ordonnantie uit XXXVliï Artykelen beltaande in de N. Nederl. Jaarb. 1782, bl. 487. ■ Befiuurderen van sypenstein, parvé, en van den heuvel, vergezeld van den Secretaris van der Aa, vervoegden zich, in Zomermaand by den Prins, die dit ftaatlyk verzogt Protectorfchap, op eene verpligtende wyze aannam ; en by de aanvaarding zyn voorneemen te kennen gaf, dat men, op't voetipoor van zyn Vader, voortaan aan zyn "Hof niet dan voortbrengzelen van 'inlandJfche Fabryken tot Kleedin^ zou gebruiken. (*) Om den zinkenden Koophandel te onderfieunen, werden de Heeren van den Geregte in Amfterdam ^ te raade om de Ordonnantie op den Wisfelbank, van zo uitgebreiden dienst in den Handel, te vernieuwen en te verbreeden, om aan alles eene grootere geregeldheid en zekerheid te geeven. (f) De meeste deezer verfchynzelen, ten opzigte van Koophandel en Handwerken, weezen derzelver deerlyk verloop aan. Ook vinden zich de twee groote handeldryvende Maatfchappyen hier te Lande in de uiterfte verlegenheid om Geld. De Oost-Indifche Maatfchappy was uit een dreigend gevaar in den voorleden Jaare gered , door de verkreegene handfluitfng met  HISTORIE: 341 met opzigt tot de aan haar gegeevene Anticipatie-penningen, voor zo verre de Hollandfche Kameren betrof, eerst voor den tyd van e'én jaar, en onlangs nog voor een gelyken tyd verleend (*). Dit middel 't welk de noodzaaklykheid alleen kon wettigen, was, aan den eenen kant, wel oorzaak geweest, dat de Maatfchappy tot nog toe niet was overvallen geworden; maar, aan den anderen kant, hadt dit middel het Credit der Maatfchappye doen daalen , ja genoegzaam gcneel verdwynen. De gewoone uitgaven hielden niet op ; maar werden aanmerkelyk vermeerderd, door de groote fommen, welke de Maatfchappy hadt moeten uitgeeven,en nog by aanhoudenheid befleedde, om haare Vastigheden in de Indien van het hoognoodige Krygsvolk, Krygsvoorraad, en andere onontbeerelyke zaaken, te voorzien; kosten die te hooger liepen, dewyl men tot die verzendingen, uit vreemde Havenen hadt moeten befluiten, van wegen de onmogelykheid om Indie van hier al het noodwendige te doen toekomen. Daar by kwam het neemen en vernielen van vyf Schepen in de Saldanhahaay, het in Engeland opbrengen van een t'huiskomend Schip, het in den grond fchieten van een ander, en het niet binnen vallen in de Havenen deezer Landen van eenig Schip der Retourvloot, en de daar C*) Zie onze Vadert. Hij. III. Deel bl. 14a. Y 3 XIII. N O E IC 1782.  <34a VADERLANDSCHE xm. BOEK. Verzoek van Bewindhebberen byHun HoogMogeraden. Raadfla? «Jeswe- 1 Jjen. daar uit geboorene onmogelykheid om over de Penningen van de daar in gelaadene Goederen gekomen, befchikking te maaken. Uit dit alles rees een Geldgebrek, waar in moest voorzien worden, wilde men de Oost-Indien niet aan zich zeiven, en, het geen daarvan het gevolg zou weezen, aan den Vyand overhalen. In deeze vergelegenheid keerden zich Bewindhebbers der Oost-Indifche Maatfchappye tot hun Hoog Mogenden, met de hoope, dat deezen, in de tegenwoordige omftandigheden, geene hulpe zouden weigeren, door middel van Guarantie voor het beloop der reeds opgenomene Anticipatie-penningen, en zodanige Gelden als de Maatfchappy nog zou behoeven. Zy yerzogten, dat de Aïgemeene Staaten, tot handhaaving of herftel van het Credit i& Maatfchappye, de Houders der Anticipatie-penningen geliefden gerust te [lellen door de Hoofdfommen en Renten Dnder hunne Guarantie te neemen , en daaromtrent de meestdienflige fchikkingen te maaken; voorts dat zy gemagtigd mogten worden, onder dezelfde Guarantie , tien Millioenen te mogen opneemen, ;n, uit hoofde van de binnen korten tyd noodige uitgaven, twee Millioenen, onier foortlyke Waarborge zich aan te fchaften. Gunftig was hier op de Raadflag van le Gedeputeerden tot de zaaken van de Finantie, die ter Vergadering inbragten, hoe  HISTORIE. 345 hoe hun, zo uit den voordragt der Bewindhebberen, als uit andere Openingen, op eene vry voldoende wyze, was voorgekomen, dat geenzins de flegte of wankelbaare ftand waar in de Oost-Indifche Maatfchappy zelve zou zyn, noch de ftaat haar er zaaken en Bezittingen in de Indien, de grond was, of kon zyn, waar op de gedaane Verzoeken fteuaden; maar voortfprooten uit de aïgemeene vrees thans meer dan ooit by de Ingezetenen befpeurd, om hunne Gelden, op den voorigen gemaklyken voet*, aan die Maatfchappy te willen leenen en opfchieten, ter oorzaake van den ontftaanen Oorlog en in de onzekerheid, wat keer die zaaken zouden kunnen neemen, ten nadeele van de Aïgemeene Nederlandfche Oost-Indifche Compagnie, die, door den zo onregtvaardigen als onvoorzienen aanval der Vyanden, fchade geleden hadt, en tot het aanhoudend doen van buitengewoon hoogloopende kosten genoodzaakt was. Dit, gevoegd by het belang dier Maatfchappye voor 't geheele Gemeenebest, bewoog hun aan hun Hoog Mogenden voor ta ftellen, de raadzaamheid om de Oost-Indifche Maatfchappy, in haaren thans drukkenden toeftand, in zo verre te gemoet te komen, dat de Recipisfen, wegens de aangenome Anticipatie - penningen , zouden gehouden worden van dezelfde natuur als de Obligatien, welke de Maatfchappy ten haaren laste hadt, en geduurende de tien eerstkomende Jaaren niet Y 4. zot* XIII- S O EK. 1782.  XIII. BOEK. Holland., neemt een allergunftigstbefluit. C*) Refol. Gen. 15 Maart 1782, .CO Refol. Gttt, 23 Majrt 178a. 344 VADERLANDSCHE zouden behoeven afgelost te worden; als mede dat men de verzogte opneeming van Tien Millioenen, tot eene meerdere gerustftelling der Geldopfchieteren, onder Guarantie van hun Hoog Mogenden zou toeftaan. (*) Vyf Gewesten namen het over. De Afgevaardigden van Holland en Zeeland, verzogten ten ernftigften, dat, indien dit Verflag niet terftond tot een Befluit gebragt mogt worden, de Bewindhebbers ten minften volmagt mogten krygen om, by voorraad, Twee Millioenen onder Guarantie van Hun Hoog Mogenden op te neemen. Staaten van Holland bey verden zich om alles ten meesten voordeele van de Oost-7«^7cAe»Maatfchappy by de overige Bondgenooten te bewerken, (f) Men oordeelde in dit Gewest, in ernftige overweeging te moeten neemen de bezwaarende en drukkende omftandigheden, waar in zich die Maatfchappy uit hoofde van gebrek aan gereede Penningen bevondt, mitsgaders de kragt der drang, en beweegredenen, welke niet gedoogden, dat hun Èd. Groot Mogenden, met onverfchilligheid zouden aanzien, den dringenden nood, en het fchroomlyk gevaar, waar aan, zondereen [poedige en toereikende voorziening, het Credit zou blootgefteld worden van eene zo aanzienlyke en magtige Maatfchappye, die  HISTORIE. 34o die aan 'sLands welzyn op het fterkfle verknogt was, en met de welvaard van Holland in 't naauwfte verband ftondt; dat het, zo ooit, thans de tyd was om openlyk te toonen en de klaarfte blyken te geeven,dat het hun Ed. Groot Mogenden zo min aan vermogen als aan gunftige geneigdheid ontbrak, om deeze Maatfchappy, door middel van eene buitengewoone, doch alzins wettige, Provinciaak Dispofitie, de vrugtbaare invloeden van hoogstderzelver kragtdaadigen ■ byftand te doen ondervinden; doch teffens, dat zodanig eene Dispofitie, by provifie en voor als nog, tot de Provinciaak Guarantie tot acht Millioenen behoorde bepaald te worden. (*) Terwyl dit in bewerkinge was, namen Bewindhebbers der Hollandfche Kameren de vryheid om hun Ed. Groot Mogenden nogmaals onder 't oog te brengen de hooge noodzaaklykheid,waarin zy zich bevonden om onverwyld, door gereede Penningen, onderfteund te worden. Zy hadden, zo wel als de Kamer Zeeland, zich gevleid, dat eene gunftige fchikking van hun Hoog Mogenden hun"zou in ftaat gefield hebben tot eene verdere Geldopnecming; doch, vreezende, dat de Toeftemming van zommige Bondgenooten mogelyk zo fpoedig niet zou worden uitgebragt als de nood der Oost - Indifche Maatfchappye zou vercifchen, verzogten zy, door eene Provin- ci- 00 Refol. van Holl. 20 April 1782. Y 5 XIII. BOEK. 178a.  346 VADERLANDSCHE xm. BOEK. 0783. Staat der zaaken in dalndiïn. De Fran- C*) RefoL van Holl. 4 May 1782. ciaale Guarantie , in ftaat gefteld te wor« den om eene Geldligting van Acht Millioenen ter hand te neemen, als mede dat eene gelyke Guarantie der reeds opgenomene Anticipatie - penningen het Credit der Compagnie mogt herftellen , en de houders dier Anticipatie - penningen niet te doen worden van eene veel erger natuur dan de nieuwere Schuldeifcheren der Maatfchappye. Aan dit twee¬ ledige Verzoek werd by een gunftig Befluit voldaan, en men beraamde de fchikkingen om deeze Geldopneeming te bevorderen: doch vondt teffens goed, dat Bewindhebbers der Oost - Indifchs Maatfchappyt, in de Kamers binnen Holland , uit aanmerking van het vermeerderd belang, 't welk dat Gewest, wegens de toegeftaane Guarantie, in het welzyn dier Maatfchappye en in het daar toa dienende Beftuur en huishoudelyke fchikkingen kreeg, verpligt zouden zyn om, van tyd tot tyd, omtrent de zaaken der Compagnie, zodaninge opening en inzigt aan hun Ed. Groot Mogenden te verleenen , als zy vorderden , 't welk egter geen de minfte verkorting zou toebrengen aan de toen verleende Guarantie, die in allen gevalle zou ftandgrypen(*). Bedroevend gezigt, in de daad, eene Maatfchappy, die voormaals in Oorlogen de Republiek byftand boodt, thans tot die  HISTORIE. 34? die [laagte gebragt te zien , om Vrywaaring by Staaten van Holland tt vraagen (*) ; terwyl Negapatnam op de Rust CD Zonder ons aan grootfpraak fchuldig te maaken, mogen wy de Oost - Indifche Maatfchappy , tot hier toe, een voornaame zuil van den Staat der Zeven Vereenigde Nederlanden noemen. By haare eerfte oprigting in den Jaare 1602. betaalde zy reeds 26000 Guldens aan 'sLands Kas, en naa 't verloop van twintig Jaaren bragt zy nogmaal die zelfde fom op. Zints dien tyd was haar vermogen zo aanmerkelyk toegenomen , dat men ïn 'tjaar 1647. voor het verlengen van 't Octroy 1,600,000 Guldens ontving. Den tyd deezer vergunninge ten einde geloopen zynde in 't Jaar 3672. leende zy aan 't Gemeene Land, 't geen Zich toen in de droevigfte omftandighcden zag ingewikkeld 2,000,000 Guldens , eene fom welke niet als wedergegeeven voorkomt; doch, naar allen fchyn, haar vervolgens aangerekend zal weezen voor eene vyfentwintig jaarige verlenging van haar Octroy tot den Jaare 1696. in welk Jaar zy wederom op nieuw, voor de verlenging van 't zelve, tot aan den Jaare 1740 heeft betaald 3,000,00c Guldens. Naa dien tyd wil men, dat de Maatfchappy aan den Staat drie ten honderd van haare gewoone Uitdeelingen heeft moeten opbrengen tot den Jaare 1774; 't Welk men berekent 1,348,000 bedraagen te hebben. Uit welk een en ander blykt, dat de Maatfchappy, van den Jaare 1602 tot 1774 aan 't Gemeeneland 8,000,000 Guldens heeft opgebragt. Hier by moeten nog gevoegd worden, de Lasten, zints de Oprisping tot heden aan de Admiraliteits Ollcgien betaald. Zedert Maart des Jaars 1700 beeft de Maatfchappy voor uit en inkomende Rcg;e,i 's Jaarlyks betaald 364,000 Guldens, en nog daarenboven AchtMetaalc Stukken Gefchut van vierentwintig Ponden fchots. Deeze Belasting heeft derhalven, zints dien tyd tot op het tegenwoordjE» Jaar 1783, de Stukken Gefchut op 500 Guldens XIII, BOEK, fckenl' ebben de overhand op de En-< gelfchen.  348 VADERLANDSCHE xm. BOEK. gerekend, aanirebragt 33,710,0:». -—— Indien wy nu de Admiraliteits inkomften, van denjaare 1602 tot 1700 flegts op de maatige fom van 21,290,000 bepaalen , zo blykt dat de Nedertandfche Oost-Indifche Maatfchappy , zedert de Oprigting , tot beden, in 'sLands Schatkist heeft opgebragt 60,000,000 Gulden. Zie hier de berekening. Voor het Octroy van 1602 tot 1622 ƒ 26,000-:-: ~ 1622—1647/ 26,000-:-: 1 1 ——1647 — 1672/ r,600,000-:-: ' 1 1672 — 1696/ 2,000,000-:-: 1696—1740/ 3,000,000.-:-: ■ — I740—I774/ 1,348,000-:-: Dus voor verleende Octr. tot 1774 ƒ 8,000,000-:-: Uit en Inkomende Regteuv^n 1703 tot 1783 ƒ 30,710,000 1602 — 1700 ƒ 21,290,000 ——■ ƒ 53,000,000 -: -; ƒ 60,000,000. Buiten dit heeft zy menigmaal, in dringenden nood, den Staaten geld gefchooten, of eenige Staatslasten op zich genomen, als de betaaling van de Intresfen van de Negotiatie op het Amptgeld in Holland in den Jaare 1717. welke omtrent Twee en twintig Tonnen Gouds beliep. Tegemv. Staat XI. 382. 437. Courier van EuropaI D. bl 29—30. Zie wegens verdere Byzonderheden, 't aanbelang dier Maatfchappye uitwyzende aldaar bl. 244. (*) Zie onze Vaderlandfche Hiftorie, III. Deel bl. 286. Kust van Cormandel en Trinconomah op Cylon reeds in handen der Engdfchen gevallen waren (*). De Franfche. Admiraal  HISTORIE. 349 raai de suffren, die den Engelfchen Vlootvoogd johnstone verkloekt , diens oogmerk om de Kaap de Goede Hoop te vermeelteren verydeld, en deezen zo aangelegen Uithoek in handen der Nederlander en bewaard hadt (*), beftreedt ter Zee den Engelfchen Admiraal hughes; zy leverden eikanderen, in den tyd van zeven Maanden , vier Zeedagen, en mogt men, met waarheid zeggen, dat, geduurende deezen Oorlog, geen twee Vlootvoogden, aan 't hoold van dezelfde Vlooten , zo menigmaal flag leverden. Zy flreeden, met wislelenden uitfiag , op den Indifchen Oceaan, om de meesterfchap in dat Werelddeel , waar het hun Eer en Belang beide goldt; verbaazend groot waren de handelvoordeelen , welk hy zich mogt belooven , die de overhand bekwam en behieldt. Trinconomale den Engelfchen weder te ontweldigen was onder andere een der bedoelingen van de suffren, waar in hy gelukkig Haagde; met eene Vloot derwaards gezeild, en eene Landing gedaan hebbende, hieldt het Fort flegts twee da- C*) De Aïgemeene Staaten beflooten aan deezen Franfchen Vlootvoogd voor de heldhaftige Dienften aan 't Gemeenebest beweezen, een gefchenk te doen van een Gouden Degen, r.yk met Edelgefteente omzet, ter waarde van yyftig duizend Livres; deeze hem overgehandigd , nam hy met alle genoegen aan. N:JSTederl. Jaarb. 1784 bl. 680. 3393. xm. boek. 1782. De SUFFREN herwintTrinconomale.  35'o VADERLANDS CHE XIII. boek. I782. C *) Zie onze Vadert. Hij, III Deel bl, a8et dagen de tegenweer uit en gaf zich over op den laatften van Oogstmaand (*). De Enge/fche Admiraal, laat van den toeleg des Franfchen verwittigd, zeilde terftond van Madras om hulp aan de Bezetting van Trinconomale te bieden, of de Franfche Vloot van voor die Haven te verdry ven j doch, op den tweeden van Herfstmaand, daar komende zag hy die plaats in de magt zyn er Tegenpartye, die met vyftien Linie Schepen in de Baay lag. Hughes, fchoon niet meer dan twaalf Linie Schepen hebbende, daagde om wraak te neemen van dit verlies , de suffren ten Zeedag uit, die 's morgens de Haven verliet om den Krygskans te wangen. Op den middag begon het gevegt en duurde tot 's avonds ten zeven uuren. Men ftreedt van wederzyden met veel vuurs, wanneer zy afgevogten , het flagveld der Zee verlieten, met veel verlies aan Maufchap en ontreddering van Schepen aan wederzyden. Desuffren liep binnen iii de veilige even herwonnen en behouden Haven van Trinconomale , terwyl h u g h e s , het verlies daar van op het deerlykst gevoelde , daar hy na Madras, tot herftel der gcledene fchade , te rug zeilende, door een zwaaren Storm beloopen , 'en door aanhoudend flegt Weer genoodzaakt werd na fiombay te ftevenen, welk oogmerk  HISTORIE; hy niet voor 't einde deezes Jaars bereikte (*). Zo verre was ook dit Jaar verloopen eer de acht Gewapende Oost - Indijche Schepen met Twee Fregatten in Hooimaand uit het Vaderland gezeild (f ), de Kaap de Goede Hoop, naa veel worftelens met tegenwinden , bereikten. Het getal der Dooden was zo groot, de Zieken waren zo menigvuldig dat het bezwaarlyk viel de Schepen te beftuuren : ja , men was tot het uiterfte gekomen om in een Krygsraad te overleggen of het niet raadzaam ware, naa het verlies van zo veel Volks, het overige op de beste Schepen overtebrengen, en de andere te verlaaten. Een flap van de uiterfte raadloosheid, tot welken men voor eerst niet kwam; een gunftiger wind maakte dien onnoodig, en voerde de Schepen, die eenigen geen veertig Gezonden ophadden ter gewenschte Haven in (§). Aan deeze Kaap, van zo veel gewigts, gelukkig nog in onze magt, en zo zeer verlangende na Schepen uit het Vaderland i dewyl men 'er aan veele noodwendigheden gebrek hadt, was in Grasmaand, een FtanfcheVloot, onder 't bevel van den Heer de b u s s y , in Baay Fats geankerd. De- (*) J Andrews Hifi. of the War with Ame'rica, France, Spain and Holland. Vol. IV. p« 338 enz. Ct) Zie onze Kader!. Hifi. IV D U 224. C§^ N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 561. xiil: boek. 178 a. Gefteldheid des zaaken aan de Kaap de Goede Hoop*  ■ó5* VADERLANDSCHE] XIII. boek. Dezelve beftondt uit twee Linie Schepen, benevens eén aantal gewapende Vaartui, gen. Veel vroeger zou hy daar gekomen weezen, hadden Veelvuldige tegenwinden en ftilte zyn fpoed niet verhinderd; dan op zyn overtocht hadt hy zich meester gemaakt van een groot Portugeesch Vaartuig, 't welk eene menigte van Krygsbehoeftens voor de Engelfche Oost-Indifche Compagnie te Madras aan Boord hadt. Ook daagden 'er in die Maand nog twee Franfche Tranfport - Schepen op met eeh grooten voorraad van Gefchut; deeze waren met de Vloot van den Graave dé guichen van Prest uitgezeild, toen door den Engelfchen Admiraal kempenfeld aangetast. Het gevaar gelukkig ontfnapt zynde , hadden zy een Omweg genomen, die hunne reis vertraagde (*). Op deeze. Uithoek hieldt het misnoegen der Vryburgeren, tegen de Bedienden der Compagnie, reeds in den Jaare mdcclxxix aan Bewindhebberen der Oost-Indifche Maatfchapye in een Klaagfchrift bekend gemaakt , nog aan ; daar zy een nader Vertoog in Grasmaand deezes Jaars overleverden, firekkende tot eene wederlegging van een gedaane Verantwoording en tot opgave van op nieuws gepleegde onderdrukkingenen mishandelingen (f> De (*) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1017. Cf) N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 562.  HISTORIE. 359 De West- Indifche Maatfchappy vondt , ingevolge van den Oorlog tusfchen deezen i Staat en Groot-Brittanje gereezen , door . het verval des Handels en de ftremming : der Scheepvaard, haare inkomften groot- 1 lyks verminderd, ja bykans tot niet gebragt, en, daar,en tegen, de Uitgaven zeer vermeerderd, door de buitengewoo- . ne kosten tot meerdere verfterking zo» van Suriname, als van derzelver verdere Bezittingen, dit had de Kas geheel uitgeput en haar buitenftaat gefield om aan de gemaakte verbintenisfen te voldoen. Reeds vier keeren hadt zy zich, in den voorleden Jaare, met allen mogelyken aandrang, by hun Hoog Mogenden vervoegd, om met eene aanrherkelyke fom uit 's Lands Kas onderfteund te worden, of vryheid te bekomen om, onder Gua-; rantie ,- de benoodigde Penningen op te neemen; dan zulks was tot , den aanvang deezes Jaars, by de onderfcheidene Ge? westen niet tot die rypheid gekomen, dat 'er eert gunftig Befluit volgde. Zy vondt zich daar dóór in de uiterfte verlegenheid gedompeld, en in de volftrekre onmogelykheid om het, Credit langer ftaande te houden en reeds genoodzaakt verfcheide betaalingen uit te {tellen. Dit bewoog haar in Louwmaand de toevlugt te neemen tot hun Ed. Groot Mogenden , wier Vaderlyke zorgen voor het welvaaren der Compagnie meermaaien was gebleeke'ri, met eerbiedige beene om aan jdezelve eene fom van ten minften twee- V. ï)Ebl. Z maaf xm. iOEK.' 732. lehoefti- ;e ftaat Ier Weit' rndifche Maat- chappye?  354 VADERLANDSCHE XIII. boek; 1782. Mislukte Geldiigting. maal honderd en vyftig duizend Guldens ter Leen te verflrekken, met toezeggingvan wedergave, indien de verzogte Geldopening by hun Hoog Mogenden mugt doorgaan ; dit verzoek hadt een gunftigen ingang gevonden, en verftrekten hun Ed. Groot Mogenden, onverminderd de volkomene befchikking op die Geldleening, by voorraad, honderd duizend Guldens aan de Verzoekers (*). Schoon de West-Indifche Maatfchappy, in Grasmaand deezes Jaars, van hun Hoog Mogenden de magt kreeg om, onder derzelver Guarantie, eene fom van één Millioen Guldens , tegen drie ten honderd, op, te neemen , ging deeze Geldligting zo traaglyk toe, dat in Oogstmaand, by alle de Kamers niet meer dan omtrent Drie en zestig duizend Guldens was ingefchreeven. Dit ftelde dezelve niet alleen buiten ftaat om de ter Leen Verftrekte Gelden aan Holland weder te geeven, maar ftrekte ten bewyze, dat het Credit der Maatfchappye, niet tegenftaande de Guarantie van hun Hoog Mogenden , tot eene diepe laagte vervallen was. Bewindhebbers vonden zich wederom genoodzaakt den byftand van hun Ed. Groot Mogenden te verzoeken ; betuigende, naa eene ontvouwing van de reeds gedaane nog onbetaalde uitgaven, en de kosten, welke nog te doen Honden, dat, zonder een kragtdaadigen en fpoedigen on- C*) Refol. van Holl. iójau. en 27 Sept. 1782»  HISTORIE. 655 Widerftand, de Compagnie te eenemaal ten gronde ging, en zy derzelver Bezittingen geheel en al zouden moeten laaten dry ven en den Vyand ten prooy laaten. Zy floegen eene Geldligting voor van ten minften één Millioen Guldens; terwyl zy , by ontftentenis van dusdanig een hulpe, hoe ongaarne ook, genoodzaakt zouden zyn het hun toevertrouwd Beftuur over de West - Indifthe Compagnie en derzelver Bezittingen, in handen van hun Hopg Mogenden over te geeven. Om in deeze gefteldheid van zaaken de vervalle Geldopneming te doen herleeven en tot ftand te brengen, floegen Gecommitteerde Raaden ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden voor', dat 'er flëgts twee middelen in aanmerking konden komen: naamlyk het verleenen van eene Provinciaak Guarantie of het neemen van een zodanig gunftig Befluit waar door het te kortfchietende van te de onderftaane Geldopneeming werd aangevuld. De Provinciaak Guarantie zou, uit kragte van het overweegend Credit van Phliand boven dat der Generaliteit, buiten twyfel van eenen kragtdaadigen invloed weezen tot voortzetting van deeze Geldopneming; doch,behalven de bedenkingen, waar aan de tusfchenkomst van het Provinciaal Credit, ten behoeve van Collegien en Corporatien niet onder de onmiddelyke en byzondere Sonverainiteit van hun Ed. Groot Mogende behoorende, altoos onderhevig waren, fcneen hun het tweede Middel, Z 2 als XIII. BOEK. Raadfla. gen ter reddinge.  •$3* VADERLAND SCHE XIII. BOEK» Gefteldheki der zaaken in de WestInd's'm, als zynde van een veel fpoediger uitwerf king , zo uit dien hoofde, als ook in andore opzigten, verkieslyker, waarom zy van oordeel waren, dat aan de West-Jndifche Compagnie, op de gewettigde en door hun Hoog Mogenden geguaraydeerde Geldlichting van één Millioju, vyfhonderd zeven, en tachtig duizend Guldens zou kunnen worden opgefchooten, uitmaakende met de reeds aaa de Compagnie door Holland verltrekte drie. honderd en vyftig duizend Guldens en met de ingefchreevenc drie en zestig duizend Guldens, het volle beloop der Geldopneeming ; waar van de V/eiï-ïndifche Maatfcnappy een Schulderkentenis zou geeven ; terwyl Gecommitteerde Raaden zich vleiden met de hoope , dat deeze Maatfchappy , by het herftel van den algemeenen Vrede, en door het genot van de Vrye Vaard en Handel op 'Noord- America, in voordeeliger omftandighedén genakende, en het-hoofd van nieuws met verdubbelde vermogens opbeurende, eerlang in ftaat zou zyn, om zich van deeze fchuld naar, behooren te kwyten (*). In welk een deerlyk behoeftigen ftaat zich onze West - Jndifcke Volkplantingen, door gebrek aan toevoer uit het Vaderland , bevonden, hebben wy reeds aangeftipt, en vermeld, hoe 'er niets kwam va»' CO Re/oi, van Hotl. 27 Sept. 1782*  HISTORIE. 35? van eenig Geleide dier Schepen na eene Franfche Haven, om uit dezelve, onder Franfche befchcrming, na Frankryk te Heven en, en daar het vergunde voordeel te genieten, van, ten aanziene der Regten, als Franfchen behandeld te worden (*). De Schout by nagt rietveld, gaf, in eenen Brieve aan den Admiraal Generaal deeze oorzaaken op, waarom hy geen Convoy verleend hadt aan de Koopvaarders van Curacao na St. Domingo; dat deeze Schepen van de wormen zodanig doorknaagd waren, dat ze noodwendig moesten kielhaalen ; dat hy de mogelykheid niet zag om met een Convoy traage Zeilders, de waakzaamheid van eenige Schepen van Linie en een groot getal Frega.ten te kunnen ontfnappen, dat hy zich zulks des te minder kon belooven, om dat, de droom, meestentyds na 't Westen loopende, geen waarfchynlykheid overliet om met dat Convoy na 't Oosten van St. Domingo op te zeilen; en na het Westen was de doortocht van Engel* fche Kruisfers bezet. 't Eenige 't geen hem doenlyk overbleef, was hnn Oorlogfcheepen tot dekking geeven tot aan Port Louis , de eenige Haven aan de Zuidlyke Kust van St. Domingo , waar men veilig kan leggen; doch niemand zou 'er zich van willen bedienen, deels om de ongemaklykheid der ligging, deels om de r*y Zie onze Vadert. Hifi. IV Deel bl. 202^ XIII, soek. [782.  353 VADERLANDSCHE xm. boek. 1782. 'tVoorgevallenevan Capi teillGEER man te Caraeao. de ongezonde lugt dier Haven, waar niets te bekomen was , en die daarenboven door de Engelfchen gemaklyk kon in- geflooten worden. Wel, voegde hy 'er nevens, gehoopt te hebben, dat de vier Oorlogfchepen des Heeren bougainville zich by de onzen zouden gevoegd hebben om onze gekielde Koopvaardyfehepen na Kaap Francois te geleiden; doch de Franfche Admiraal was 'er niet toe te beweegen geweest; om dat onze Koopvaarders te traage Zeilders waren , dan dat hy zyn gang, om hunnen wil, zou vertraagen, en dat te minder doordien 'er geene waarichynlykheid was om met dusdanig een Vloot boven den Oostlyken hoek van St. Domingo te kunnen zeilen, 't geen de dienst van zyn Koning noodzaaklyk vorderde , om te fpoediger te weezen op de aïgemeene verzamelplaats eens beraamden Krygstochts (*). Van tyd tot tyd landden 'er gewapende Koopvaardyfchepen te Curacao. Onder dee\ zen was de dappere Capitein geerman, die op een Kruistocht uitgezeild een Engehch Oorlogs Fregat ontmoette tien ïtukken meer en zwaarder gefchut dan hy voerende , en met omtrent twee honderd koppen meer bemand. Hy waagt een gevegt, 't geen hy niet voegelyk kon ontWyken, en te eer niet fchroomde aan te Tangen, zich de hulp van een mede uitge- zeil- £*) 27. Xtdtrl. Jatrb. 1782. bl. 830» Ï14S  HISTORIE. zeilde Kotter beloovende, en ftaat maakende op den byftand der Landsfchepen in de Ha- i ven van Curacao, in welker gezigt de ftryd, ■ die omtrent drie uuren aanhieldt, voor- : viel; doch door deeze niet onderfteund, en de hulp der Oorlogfchepen verwylende, moest hy, zeven Dooden en zeventien Gekwetften bekomen hebbende , geheel weerloos en onredbaar gefchooten , voor overmagt bukken. Hy gaf zich over, en werd met zyn eerften Luitenant op het Engehch Fregat geplaatst. Rietveld en boot eindelyk uitgezeild, hernamen het Hollandsen Schip, 't geen zy met acht daar op geftelde Engelfchen te Macaibo, eene Spaanfche Haven by Curacao, opbragten; doch het vyandlyk Fregat, waar op dertien Dooden en zeven en twintig Gekwetften waren, en naauwlyks van wegen de grondfehooten boven water gehouden kon worden, ontkwam. Deeze Gebeurtenis gaf ftoffe tot zeer verfchillende beoordeelingen zo over ge ermans gedrag als de handelwyze der Scheepsvoogden op 's Lands Schepen (*). De Graaf de kersaint, Heroveraar der Volkplantingen Demerary, Esfequebo en Berbice (f), vondt genoegen in 't gedrag der Bevelhebberen van de twee eerstgemelden, als die, zo met geen we- zen- (*) N- Nedert. Jaarb. 1782. bl. 829. 1219. ï223. 1412. Bylaage tot den Post van den Ncder-Rkyn VI St. bl. 10-45. ft) Zie onze Vadert. Hifi. III Deel bl. 26*. Z 4 XIII. 5 o ek. 782. De Goun verneur van Ber- biceKO?- fiers be- fchuldigd, envryge- fprookerft  36o VADERLANDSCHE XIII. SOEK. j 1 zenlyk, ten minften met een fchynbaar genoegen, het gezag van zynen Koning, oen Vriend en Bondgenoot van den Staat, dat des Vyands hadden zien vervangen; doch niet voldaan over dat van den Heer piet er hendrik koppiers, geweezen Gouverneur des Konings van Engeland over Berbiee, (gelyk hy hem tytelde,) zondt hem na Suriname om daar in gevangenis gezet, of onder opzigt gehouden te worden, tot dat zyn Souverain zyn lot zou beflist hebben. De Oppergebieder van Suriname texter oordeelde gunftig over deezen hem toegefchikten Amptgenoot, en fchreef aan de Beftuurders der Sociëteit van Suriname ten diens voordeele. De Heer koppiers ftak na 't Vaderland over, om zich, wegens de befchuldigingen tegen hem ingebragt, te verantwoorden. Hy vondt een gunftig verhoor by Staaten van Holland, op wier voorflag de uitfpraak van hun Hoog Mogenden behelsde, dat zy in de Befchuldigingen des Graven de kersairt, zo als zy waren ingerigt, niets vonden, 't welk eene gegronde aanleiding gaf om het gehouden gedrag diens Gouverneurs, ten aanziene van zyne Getrouwheid en Yver, in verdenking te brengen. — Op deeze Volk* planting, thans onder het beftuur van den Franfchen Gouverneur de fagan , jaagden zy in 't' Voorjaar van alles ge>rek te hebben, dat de Leevensvoorraad rah tyd tot tyd aangevoerd, verfchriklyk duur  HISTORIE. 3Ö1 duur en niet dan door gunst te verkrygen was. Het ftondt den Ingezetenen zeer tegen, Slaaven te moeten geeven om aan de' Vestingwerken aan den Zeekant te arbeiden; doch konden zy in 't Najaar toen deeze werken voltooid en de Negers weder na de Plantadien te rug gekeerd waren, zich niet wederhouden van te verklaaren, dat het niet al fchade was, die Volkplanting eens in vreemde handen tè zien: dewyl dezelve zich toen in een behoorelyken ftaat van verdeediging bevondt. (*) De Heeren 00 ster en van haren, te Amfterdam, hadden zich, in den beginne van den Oorlog, de edelmoedige moeite gegeeven, om de menigte van Hollandfche Zeelieden , door de trouwlooze overrompeling onzer Koopvaardyfchepen in Groot - Brittanje in gevangenis geraakt, en deerlyk mishandeld, te onderfteunen, uit een Fonds door medelydende en milddaadige Ingezetenen opgerigt (f). Bykans een geheel Jaar waren door hunne fchikkingen de Gevangenen van kleeding en verdere noodzaaklyke behoeften bezorgd, en was hier door, hoewel onvolkomen, in den dringenden nood dier Ongelukkigen voorzien. Dan zy CO Refol. van Holl. 31 Jan. 19 Maart 178.3. Ref. Gen 21 Maart 1783. N. N. Jaarb. 1782. bl. 114Ó. 1524. Voor't Jaar 1783. bl. 443611528. ' CD Zie onze Vaderl. Hist. III Deel bl. 353. Z 5 XIlï. boe Km 1782. DeKrygsgevangenen in Engeland, du.s lang uit een byzonder Fonds bezorgd.aanden Staat opgedraagen.  gfa VADERLANDSCHE xm BOEK. I?83. zy vervoegden zich, in Louwmaand deezes Jaars, met een Verzoekfchrift by hun Hoog Mogenden, te verftaan geevende, hoe zy gehoopt hadden, dat dir gedeelte van 's Lands Ingezetenen, of door uitwisfeling, of door andere middelen , de dierbaare Vryheid weder zouden bekomen hebben; doch deeze hoop was onvoldaan gebleeven, en op de vervuiling nog geen uitzigt. In Gevangenisfen zugtende, waren zy weder van genoegzaame Kleeding, in het barre Winterjaargetyde , ontbloot, en ontvingen even zo veel voedzel als genoegzaam was, tot onderhoud van hun verdrietig* leeven, misfende alle verkwikkingen en geryflykheden, die de Mensch, zelfs van den geringften ftand, niet geheel ontbee- ren kon. Wel wenschten zy van harten, by aanhoudenheid, met hun aangevangen Liefdewerk voort te gaan; maar vonden, tot hun leedweezen, 'tFonds bykans uitgeput, althans op verre na niet toereikende , en kon de Milddaadigheid der Ingezetenen niet meer gevergd worden; naardemaal , door den ftilftand van den Koophandel, en de verbaazende fchaden by de handeldryvende Ingezetenen van dit Gemeenebest geleden, en nog dagelyks door het gemis van alle winften lydende, der meesten vermogen niet verder toeliet, de ruime hand ter hufpbiedinge te openen. Zy bragten daarom den droeven en deerniswaardigen toeftand van zulk een aanmerkelyk getal Zeelieden, allen Ingezetenen van dit Gemeenebest, hun Hoog Mo-  HISTORIE. 363 Mogenden onder 't ooge, met een lyst van derzelver getal en ftaat, fmeekende om onderftand; ten einde de gevangene Nederlanders , tot nog vcrflooken van die hulpe, welke anderen van wegen hunne Souverainen ontvingen, zich ook op de voorzorgen der hunnen konden beroemen. Ten flot betuigden zy bereidvaardig te weezen , om , des verzogt, van al het door hun verrigtte voor deeze Elendigen volkomene opening te geeven. Dit Verzoek, uit loutere Menschliefde opwellende , vondt zo veel ingangs ter Hooge Staatsvergadering, dat de gedagten der Leden daar heen liepen , om aan de Heeren ooster en van haren, Commisfarisfen van het dus lang gewerkt hebbend Fonds, by voorraad, tien duizend Guldens toe te leggen , om 'er de Noodlydenden mede te hulp te komen. Zy des onderrigt fchikten andermaal een Verzoekfchrift aan hun Hoog Mogenden toe, in 't zelve deeden zy opmerken, dat, wanneer telkens, als door den verleenden onderftand de toegeftaane Penningen verbruikt waren, de voorzorge van hun Hoog Mogenden by herhaalinge, zou moeten verzogt worden, 't zy door hun of andere byzondere Perfoonen, zulks, van wegen de noodzaaklyke vertraaging, uit de Regeeringsgefteltenis van de Republiek voortvloeiende, voor de Gevangenen eene ontbeering van byftand, al was het llegts voor eenen korten tyd, zou veroorzaaken, terwyl het ook niet dan onaangenaam XIII. boek. 178a. Raadpleegingen deswegen.  XIII. BOEK. 1782. Schikkingen hier op gemaakt. 1 ( ( 364 VADERLANDSCHE naam voor de Leden der hooge Vergadering kon weezen , by aanhoudenheid met verzoeken van dien aart te wordèri lastig gevallen; waar om zy andermaal verzogten, dat hun Hoog Mogenden de bezorging der behoeften van de Nederland' fche Gevangenen voortaan rechtftreoks onder hun Befchikkirig wilden neemen, daar in het voetfpoor volgende van andere Oorlogende Mogenheden. Het droevig vooruitzigt, dat, zonder ;ene nadere voorziening van 's Lands zyïe, de Gevangenen aan alle de elenden /an volftrekt gebrek zouden blootgellcld Dlyven, en dat de ongelukkige toeftand leezer Lieden, aangemerkt den langen :yd dien veelen daar onder reeds gez'ngf ïadden, eene vaardige bezorging vorderle, bragt deezen Raadflag ter baane; dat, ïoe zeer in voorige Oorlogen nooit van liegen den Staat in de Noodwendigheien van alle Zeelieden onder 's Landsdag genomen-,* geregeld was voorzien, Ie Menschlievenheid en in 't byzonder le zorge, die de Regeering deezer Lanlen gewoon was voor 'sLands Ingezetelen te draagen, fcheenen te vorderen , im, hoe eer hoe beter, te befluiten, ten :osten van den Lande hier in te voorden, en de wyze hoe te bepaalen. Dat men en voet zou kunnen volgen hier op in ?rankryk gehouden, volgens welken aan 11e Franfche Gevangenen, zo wel die op ^oopvaardyfchepai en Kaapers als op 'orlogfchepen onder Franfche Vlag geno> mep  HISTORIE. 36*5 men waren, de noodige Kleedingen en een zekere Stuiver daags aan ieder Gemcenen en aan de Officieren naar evenredigheid wordt vcrltrekt. Waar toe een bekwaam Fonds, onder behoorelyk Beduur, en de noodige Verilandhouding met een vertrouwd Huis of Perfoon in Engeland vereischt werd. Ten dien einde zou, vooreerst, de voorhje.en daartoe gefchikte fom van tien duizend Guldens kunnen overgemaakt , en vervolgens door den Raad van Staaten eene Petitie van honderd duizend Guldens, voorbehoudens de.vrye overleggingen der Gewesten, kunnen opgemaakt worden,gelyk dezelve daar toe verzogt. werd. (*) De Krygsgevangenen kreegen , ingevolge dier fchikkingen, de noodige Kleederen en Gelden, de Zieken de vereischte hulp en behandeling, en, zondt. eerlang een der Krygsgevangenen , uit naam zyneï Medegevangenen, een Brief van Dankbetuiging aan Hunne Hoog Mogenden (*). f De Winter deezes Jaars hadt, door de fchielyke veranderingen van het Weer, de Natuurkundigen verfleld doen ftaan (§). De gemiddelde ftand des Barometers, in de vyf eerfte Maanden, was genoegzaam altoos laager geweest dan die der Waarneemingen van twintig jaaren te voo- ren, (*) R'fol. Gen. 1 Feb. en 22 Maart 1782. (t5 N. Nederl. Jaarb. 1782 bl. 1416. X%) Gcneesk. Jaarb. VI Deel 3 St. bl. 107 van de Byzondere Berifhien vergel. Vl Deel 5 Sr b*. 163. xftfc BOEK. I7o2. Weers- gcfteldheid deezes faars, en het heerfcheneener Zinkingkoortfe.  3regeeringen, 143. Befluiten der byzondere Gewesten tot de Vryverkiaartng, 154-157. Erkentenis hier van by hun Hoog Mogenden, 158. Verfchiilende oordeelvellingen over dezelve, 159. Vreug de betooningen deswegen alhier, 101. Hoe daar opgenomen, 186. (Begin des Handels op; 167. Een Verdrag van Vriendfchap en Koophandel tusfchen deeze Staaten en de onzen voorgeflaagen, 169 Het beraamen van 't zelve mart,i 70. Het Verdrag geüootcn, i7r. Inhoud van het zelve, 173. Gedenkpenning ter vereeuwiging van deeze Gebeurtenisfe7 187. • (Raadpleegingen over her aantiellen van een Ge zant by de Vereenigde Staaten van ) : 90. P. J van Berckel daar toe benoemd, T91. Zie verder van Berkel Aanzoeken oai 'er Confnls en Agenten te hebben , 207 ■ 't Voorgevallene in den Jaare 1782 in; 207. In A; Engeland verandert men vari denkwyze ten opzigte van de Volkplantingen, Aid. America ( Handelingen in Frankryk om de Vercenigd* Staaten in ■ Onafhangelyk te verklaaren , 212. Die Onafhangelyk Verklaaring tot fland gebragt , 215. Gedtnkpenning dier Ge» beurtenisfe , 216. Ampten ( Eenige gewoonlylc naar den zin des Stadhoui ders , nu naar dien van eenige Steden opgedraagen , 86. Amfterdam vordert dat d e Witte voor 't Hof van Holland te regt gefield worden , 2*. Zendt van Beki e l weder na de Vergadering van Holland , 67. Maaltyden aldaar gehouden ter eere van Capellen5 Herftelling, 75. Dank-adres aan de Regeering we-» gens de Vryverklaaring van America, 145. Voordragt der Am.fierdammeren, wegens eenen byzonderen Vrede met Engeland, 151. Hoe gunftig door de Regeering aangenomen , 154. Ds Kooplieden willen de Schaden , door de Engelfchen toegebragc, opgegeeven hebben, 260- Voorftel van Amfterdam, wegens het niet p aatzen van St.iatsflukken in de Couranten, 281. Wirkhuis aldaar opgerigt, 320. De Ordonnantie op den Wisfelbank aldaar ververnieuwd, 340. 3 Am*  BLADWYZER. 'drnbtn dringt aan op het handhaaven der Stads voorregten, 87. Berckel (De Penfionaris van ) Overweeging der ulmfterdamfche Kooplieden, om by de Regeering te verzoeken , dat deeze weder ter Vergadering van Bolland mog't gezonden worden , 65. P'1 Plan ter zyde gelegd , 66 Weder ter Staatsvergadering van Holland gezonden, Md. ÏERKEL (P. J VAN) tOt Gezant by de Vereenigde Staaten van America benoemd, 191. Hoe gefchikt geoordeeld tot die post, Ï02. Zyn Affcheidsreden by hun Hoog Mogenden, 193, by hun Ëd Groot Mogenden, 194. Zyn Vertrek, 196. Aankomst in Noord-America, 197. Aanfpraak by 't Congres , 198. Beantwoording door den Voorzitter van 't Congres , 203. Bleiswyk (By de ziekte van den Raadpenfionaris van) ontftaat 'er gefchil tusfchen de Ridderfchap en Steden over 'tbekleeden van diens plaats, 78. De Heer van d eu DoES-by meerderheid daartoe benoemd , 79 Bleiswyk wil het Raadpenfionaarisfchap ne derleggen, Aid. Op nieuw tot die post aangefteld, 80. Borssele (W. Z. van) wegens Zeeland tot Afgevaardigde ter Aïgemeene Staatsvergadering benoemd, 67. Bougainville, waarom deeze Franfche Admiraal onze Koopvaarders van Curacao niet onder zyn geleide nam, 358. Brakel (P. v an ) Plan van Verraad tusfchen hem en de Witte, 20. Hy levert 't zelve aan den Raadpenfionaris over, 21. Gevat en gevangen gezet, 22, Op de gevangen Poort gebragt , 39. Vonnis over hem, 5/. Brantsen CG), als Minifter Plenipotentiaris tot den Vredehandel na Parys gezonden, 256. Brief over de waare oorzaaken van 's Lands Ongeval, klagten des Konings van Pruil-, fen deswegen, 286, Plakaaten daar tegen, 287- Brielle houdt a-in om beftendige Ziiting in Gecommitteerde Raaden, 84 Brunswyk (De Hertog van) door zyne Hoogheid ter Vergadering van Holland onfchuUlig verklaard , 53. Voorltel der Ridderfchappe om hier in genoegen te neemen, 55. De Meer-i derheid doet zulks; aantekeningen der Minderheid, 57. Schiedam's gevoelen over de VerkLruïng van zyne Hoogheid , 58. Friesland dsingt aan op de verwy-  KLADWYZER. wydering des Hertogs, 61. Zyne Hoogheid verontfehuldigt hem, Aid. Staaten van Friesland neemen die verontfchuldiging niet aan, 62. 't Kwartier der Steden van een ander gevoelen , 63. D; overige Kwartieren blyven by hun uitgebragt be- - fluit, 63. Zyn Vertrek na 's Hertogenboscb, 65. Burger - Landmagt ( Voorftel van Oostergo wegens het oprigten van een ) 100. Burger-Sociteit de eerfte te Leeuwaarden, 162. r C V^a pellen tot denpol. De Voprjaars Landdag in. Overysfel doet niets af in 1! zyne zaak, (58. Deeze op den Naajaarslanddag aangedrongen , 69. Weder ■ ter Staatsvergadering toegeiaaten, 72. Hoe hy daar verfcheen, 73. Betooningen van btydfchap deswege», 75. Maaltyden teAmfierdam gehouden , Aid. Gedenkpenning tot Gedagrenis zyner Herflellinge, 76. Capcllen .tot de marsch - -fpreekt ten voordeele van Ad arts, en de zaak van America , 128. Kan niet befluiten zich te verklaaren wegens het Gezantfchap na America, toen men zogt te verneemen of hy daar toe genegen zou weezen, 190. Curacao , waarom van daar aan onze KoopvaardySchepen , geen geleide na de i Franfche Eilanden bezorgd werd door "s Lands Oorlog Schepen, 357. Waarom de Franfche Admiraal bougainville ze niet onder zyn geleide nam , 308. *t Voorgevallene aldaar met Capi. tein Geer man, Aid. D a J-sank - airesfen aan zyne Hoogheid, wat deswegen in 's Gravenhaage en elders voorviel. Zie 's Gravenhaage. Raadllag by Holland over de Dank- adresfen , 3iS- Deenemarken ( Klagten van ) over de behandelingen van een Oost-Indisch Schip aan de Kaap , 2(55, Btrigt van Bewindhebberen op die ftuk, 267 Nader Vertoog des Deenfchen Afgezants, 268. Beantwoording hiervaa 270. Delft. Verval der Plateelbakkeryen aldaar; hoe men ze zoekt te herftel len, 335. Dokkum ( Voorllag van) wegens de Rondgaande Ampten, en deVerkitzingen van zyne Hoogheid, 89. Bolswaard, Hindeloopen, Frant' ker, TiSt, Slooten en Leeuwaarden in 't gevoelen van Dokkum, 92. Harlingen nader door Dokkum aangemaand, 23. Antwoord aan de Regeering van Dokkum, 9S- i)e Rooster der Rondgaande Ampten, naar net voordel van Dokkum, opge maakt, 99. Verzoekt de a 4 Wa«  BLADWYZER. Wapsnin» haarer Ru<-gerye, en verwerft ze io5 Qordrecbt weigert de Aanbeveelingen van zyne Hoogheid te erkennen , 82. Wat deze Stad de Ridderfchap te gemost voerde als de«e.(-e niet gereed was om «le Americaanen vry te verklaaren, 142. üe Kooplieden vervoegen zien by de Regeering om de Vryverklaari.ig van America ten ernftigiïe a*n te dringen, 142. 'O.resteniienfien (Wat 'er in Overysfel over de Affchaffing der} dit jaar voorviel, 49- De Meerderheid beftaande uit de Steden en één Lid der Ridderfchappe '.vil derzelver affchaffing, Aldaar. Tegenkanting der RidJerfchappe, 71. Drukpers (Voorflag van het ' Hof van Holland om de ) te beteugelen, 282 Verbiedt het Beekje de Oranje Boomen, 285. Zyne Hoogheid dringt aan op het beteugelen der D.rukpersfc, 3üv van verzuim befchuidigd, 13. Zyne verantwoording , Aid. Wat Staaten van Friesland, in dit geval, WiiJen gedaan hebben, 17 Zonderling voorftel van Oojlergo deswegen, i3- Krygsgevangenen (De) in Engeland , dus lang uit een "byzonder Fonds bezorgd, aan de Staat opgedraagen, 361 Raadpleegingen desweger, gehouden, 364. Schikkingen hier opgemaakt. _ L. Laurens (H.) in Engeland op vrye voeten gefield, kómt in Frankryk en helpt de Onafhangelyk Verklaaling der Noord-Americaanen door Engeland bevorderen, 215. Leewoaarden omhelst het Plan van Dokkum, wegens dè Rondioopende Ampten en Verkiezingen van zyns Hoogheid, 62. De Bur- ger-Sociteit aldaar doet by Staaten van Friesland den voorflag van eenen Gedenkpenning, ró2. Wat dizelve zou ver:oonen, 164. Goedkeuring hier over, 165. Leyden ( Die Kooplieden te) leveren by de Regering een Verzoekfchrift in om de Vryverklaaring van America te bevorderen, 130. Verzoekfchrift der Lydenaaten wegens da Deken-Fabriek, 338. LoDEWTit os XVl. Standbeeld voor hem te Pibüadelpia beltemd, 218. L ut 5 e n J G. 1 tot Advocaat Fiscaal aangelteld, 313. Ti/t M JHaitfcbappy 1 De Haarlem- Jcbe ) draagt het Protecor* fenap des Oiconomijcben Taks aan zyne Hoogheid op. 339. , Oost-Indifcbe) Geldbehoefte van dezelve, 340 Verzoek van Bewindbebberen by hun Hoog Mogenden, 342. Raadflag deswegen , Ad. Holland, neemt daaromtrent een allergunstigst b-fluit, en zet -het door, 344 Hun Ed. Groot Mogenden geregtigd om opening te vorderen omtrent den itaat der zaaken in de Kamers van Holland, 346. Opgave van de voordeelen die deeze Maatfchappy den Lande heeft aangebragt, 347 • . . (IVest-lndifcbcl Derzelver behoeftige ftaat, 353-  BLADWYZER. 353. Raadfiageh ter Red« ding, 355Middelburg (lelt zich inftaat verdeediging, 6. n °- \J»flergo ontwerpt een zon. derlingen Brief aan zyne Hoogheid, wegens het geval des Schout by Nagts van Kruyme, 18. VoorRel van dat Kwartier, wegens het oprigten van een Burgerlandmagt, 100. Otst-Indien. Zie 0$st-lndifcbe Maatjcbappy. Oranje Boomen. ( De ) Een Boekje dus getyteld verbooden, 285. Overysfel ( Wat 'er in) wegens Capellen voorviel, 68. Zie verder Capellen Wat 'er tusfchen de Ridderfchap en de Steden , omtrent de Drosten dienden, gebeurde , tip. Zie verder Drostendienjlen. Befluit Adams te erkennen, I5S- Pa llaïdt tot Zuitlem hoe hy zich in de zaak van van Capellen en die der Drostendienften kwyt, 69. Pruisfen (Klagten desKonings van) over een Stukje getyteld , Brief over de waare Oorzaaken van 's Lands ongeval, 286 Brief van Staaten van Holland aan dien Koning ovt-r de Voortvlug. tigen Veb.mjeui.en8 en Unde en, 320. ZynweP gerend antwoord, Aid Post van den Neder Rhyri maakt grooten opgang, 288. Klagten van den Hoofd Officier te Utrecht tegen dit Werk , 289 Handelingen deswegen , 290 De Drukker, in Regten vervolgd, wint het Geding, 293. By dit Pieidoy vallen geene ongeregeldheden voor, Aid. n Q- t^utta. Verdeeling derzelve tusfchen de Vereenigde Gewesten, 169. Staaten van Friesland dringen aan op de Vermindering van ds Otiota hunner Provincie, jili. Zie verder Friesland. P R. i^UTViLD (De Schout by Nagt) geeft redenen, waarom hy geen Convoy v;rleend hadt aan ds Koopvaarders van Curacao na St. Domingo, 357. Zyn gedrag in 't geval van Capitein Geee mam, 359. otterdam weigert de Aanbcveelingen van zyne Hoogheid te erkennen, 83 Oordeel der Kooplieden aldaar over eenen afzonderlyke^ Vrede met Engeland, 15r. De Kooplieden willen de Schaden door de EngelJchen toegebragt cpgegeeven hebben , 261. Zy brengen ze ter kennisfe van de Magiftraat , en dringen op  B L A D \V Y Z E K. ep voldoening aan, 262. Een Dank-adres.aan zyne Hoogheid daar ter tekening aangeboden gefluit, 317. Rusland (De Keizerin van) 'er llerk op uit om een Afzcnderlyken Vrede tusfchen Engeland en deezen Staat te bewerken, 22P. 243. Weigerend antwoord van den Staar, 246". « De Groot Vorst en Grootvorflin van ) in 's Gravenhaage, 358- Te Leyden, 369. Te Amfterdam, Aid. Zaandam, 370. Schaden (Wat Kooplieden te Amfterdam, te Rotterdam en in Friesland te werk Heldin om de) door de Engelfchen hun toegebragt begroot tn vergoed te krygen, en begrooting van dezelve 260 264- Schiedams gevoelen over de verluaaring van zyn Hoogheid in de zaak des Hertogs van Brunswyk, 58. Weigert de Aanbeveelingen van 2yne Hoogheid te erkennen, 83 Houdt aan om beftendige Zitting in Gecommitteerde Raaden, 84. Scloonbooven weigert de Aanbeveelingen van zyne Hoogheid ts erkennen, 8i- Wil beftendige Zitting in Gecommitteerde Raaden hebben , 84 Jtory ( Tyding van verzuim aan boord van Capitein) 7. Zie verder vah kru YIN'ë. Sufferen (de) behaald in de Oost-Indien op de Engelfchen groote voordeden, 348. Door de Aïgemeene Staaten met een kostbaaren Degen befchonken ,349. Herwint Trinconomale, Aid. Verdedigt die Haven tegen den Engelfchen Admiraal Hughes, 350. T. ^Trinconomale, den Êngelfcben ontweldigd door de Franfchen , 349. TT U' Undeen. Zie Vermeulen s. Utrecht befluit Adams te erkennen, 156. Voorftel door dit Gewest gedaan om de Oude Belasting op vreemde Wollen en Zyden Lakenen te leggen , 33SRaadflag deswegen, 337. Nader voorftel omtrent de Katoen-Fabrieken, Aid. xr v- Vermeulens Vader en Zoon met U ndef.n werkzaam in een Dank-adres aan zyne Hoogheid te doen tekenen , 299. Maaken zich weg . worden te Kleef ontdekt; doch niec aangehouden , 319- Brief deswegen door Staaten van Holland aan den Koning van Pruisfen, 320. Weigerend antwoord des Konjngs,  B L A D TV Y Z E R. ftïngs, Aid. De Voortvlugdgen ingedaagd .en niet verfcheerien bletf de zaak in Kegten voortgezet fleepende , 32?. Vlisfingen oordeelt dat de Witte aan het Hof van Juftitie moest overgeeleverd worden, 30. Het herfiel der Dokken aldaar als noodig befcbouwd, 324. Beraaming omtrent de kosten, 325. Vrede ( Poogingen om afzonderlyken ) tusfchen Engeland en deezen Staat te bewerken , 219. Oordeel van Fox over deezen Oorlog, Aid. Op welk - een voet de Staat de bemiddeling der Keizerinne aannaam, 223. Antwoord van haare Ruskeizerlyke Majefteit , 225 Voorflagen van een Afzonderlyken Vrede en Wapenftilftand doorEngelnnd gedaan, 228. Door Rusland onderffeund, 229. Verfchillende Gevoelens daar over by de Landzaaten , 231. Wat Zuilen vanNveveldt daar over oordeelt, 234. Wat Capellen tot de Marsch, 235. Raadpieegingen daar op in verfcheide Steden van Holland, en Gefchil te Enkhuizen geleezen, 238. Gedagten der Ridderfchap en Steden van Holland over den gedaanen voorflag, 540. Tweede Brief van ingeland tot naderen aandrang van den Vredesvoorflag, 24r. Op nieuw door Rusland onder» •ftèur.d, 243. Een Byzonderen Vrede en Wapenftilftand. met Evgeland door onzen Staat afgeflaagen, 24Ö. Gerustflelling van Frankryk omtrent den Vrede , 251. Dit Ryk hadt desgelyks eenen Afzonderlyken Viede afgeflaagen , 253. 'Kr doen zich beginzels van een Algemeenen Vreden op, 254. Brantsen als Minister Plenipoteniiaris tot den Vredehandel na Paryj ge. zonden, Aid. jj-r W. *r clcbsren,Valfche- gerugten van eene bedoeldeLanding op dat Eiland, 5. Schikking op de verdeediging van 't zelve 6. IVeercgefteldbeid in den Jaare mdcc 1. xsxji, 365. W e n t w o r h , diens verblyf in den Haags verdagt gehouden, 231. West.Indifcben ( Gefteldheid der zaaken in de) 356". Zie verder IFest - fndïfcbtt Maatfchappy Willem de V. (Bezendigaan) wegens de zaak van de Witte, 24. Zyn antwoord, 25. Misnoegen, der Regeering van Zierikzee over 't gehouden gedrag in de wegvoering en gevangenneeming van di Witte, 28. Brief van zyne Hoogheid aan de AL ge-  BLANDWYZER. gemeene Staaten van HóU land, wegens den bevoegden 'Regter van de Witte, 34. Advys van den Hove op dien Brief, 35- Ontvangt een Verzoekfchrift van de Witte dm ontheffing van Straffe; en fchryft deswegen Saaien van Holland, 48, Hun antwoord, 49. Win em de V. Verklaart den Hertog van Brunswykm de Vergadering van Htlland onfchuldig, 53 Wat hier over voorviel. Zie verder Staaten van Holiand. Verpntl'chuidigt den Hertcg by Staattn van Friesland, 6r. Wat hier uit volgde. Zie Staaten van Friesland. , (Xcboonboé- ven , Dordrecht, Schiedam en Rotterdam weigeren de Aanbevelingen van) te erkennen , 81. Eenige Ampten, doorgaans naar den zin des Stadhouders, nu naar dien van eenige Steden opgedraagen, 86. Arnhem is te onvrede over de Magiftraatsbelitellinge des Stad houders, 87- Dokkum doet een voorflag om voortaan de Rondgaande Ampten, op het Kwartier der Steden vallende, niet meer aan zyne Hoogheid op te draagen, en de Aanbeveelingen tot Vroedfchappen niet aan te neemen, 89» Zie verder Dokkum. juk „ onderfteunt de klagten der Zee-Officie ren, wegens de fcüennis van hun Eer eh Naam, sSe, Opftel van een Dank-adres aan zyne Hoogheid in den Haage , 294. Verzoekt dat teen dit zou ftaaken, 300. Een ander vervaatdigd en door den Krygsraad ingeleverd, 303. Hy geeft ter Staatsvergadering verflag van de Dankadresfen , en wat hy van het gebturde op St. Nicolaas Avond, oordeelde, 307. Beklaagt zich ovet den hoon htm en anderen aangedaan , en dringt op het bepaalen der Drukperfe , 3u8. 't Protectorfchap van den OectnómiJcben Tak hem opgedraagen , en door hem aanvaard, . 319 Wisleibank ( De Ordonnantie op de) te Amfterdam vernieuwd , 340. Witte (J E. de) Plan van Verraad tusfchen hem en van Brakel ontworpen, 20. Gevat, voor den Krygsraad te regtgefteid en gevonnist!, 21. De volvoering van het Vonnis opgefchort, 22. Amfterdam vordert dat by voor *t Hof van Hotland te regt gefield worde , 23. Bezending deswegen aan zyne Hoogheid , 24. Antwoord des Stadhouders, 35 De Regeering van Zierkzee fchryft over dat Stuk aan Staaten van Zeeland, 26 Oordeelt den Krygsraad een onbevoegden Regter, en dat de  BLAD WYZE R. Witte voorden Politiken Regter moest komen, 27. Hun misnoegen over 't gedrag van zyne Hoogheid in deezen, 28. Vlisfingen oordeelt dat de Wittu aan het Hof van Jultnie moest overgeleverd worden , 30. Zo ook Middelburg en Zie. rikz. Aid. Befluit der Staaten van Zeeland hier toe, 33. Brieven van den Fiscaal des Hoogen Krygsraad en van zyne Hoogheid aan hun Hoog. Mogenden wegens de uitlevering van de Witte, 34.. Advys van den Hove op dien Brief, 35. Befluit der Staaten van Holland om d e W itt uit handen des Krygsraads over te neemen ,37. Zy verwittigen Zeeland van dit Befluit. Ald. De Witte op de Gevangen Poort overgebragt , 38. Raadflagen der onderfcheidene Gewesten , wegens de overgaaf van de Witte, 59. Aantekening van Holland daar op, 40. Oordeel des Hofs en der Staaten van Friesland over den Regter van de Witte, 46. De Witte zendt een Verzoekfchrift, om ontheffing van Straffe aan zyn Hoogheid, die aan Staaten van Holland fchryft, 48. Deeje oordeelden dat , in dit geval, het verleenen van Gratie hun toekwam , 49. Verzoek, fchrift van de Witte aan Staaten van Holland, Aid. Vonnis over de Witte, 53- 7 z- t-'eeland valfche gerugten van eene bedoeide Landing op Walcheren, 5. Voorzorgsn daar tegen, Ald. Befluit der Staaten wegens den Reg. ter over de W 1 t te , 33. Gaan in het Vonnisfen over deezen met Staaten van Holland gemeenfchaplykte werk , 51. Benoemen W. Z. van «orsselk tot Afgevaardigde ter Aïgemeene Stadsvergadering. 67. Befluiten Adams ter erkennen , 154. Zeeofficieren hunnen klagten, wegens het fchenden van hun Eer- en Naam door zyne Hoogheid onderfteund, 278. Zierikzee fchryft over'de Ge. vangeneeming van de Witte aan .Staaten van Zeelana\ 26. f >ordeelt den Krygsraad in deezen een onbevoegden R egter, en dat 1e W i t t r voor den Politiken Regter moest komen, 27. Misnoegen der Regeering over het gedrag van zyne hoogheid in deezen, 38. Als mede dat zy geene kennis droegen van 't beleid der Krygszaaken, 29. Oordeelt dat de Witte aan het Hof van Juftitie moest overgeleverd worden, 33. Zweeden (Klagten van), over den Kaper Capitein Koe lberg, ongegrond bevonden, 272. B!» BE-  BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. Het Pourtrait van zeeberg tegen over bl. 24, HetPourtrait van van de kasteele 66 Het Pourtrait vanp. j. van berckel; uj2 Eerfte Gehoorgeeving aan den Afgezant van Berckel in Atnsrica. r^ Verbetering, op het 3de Deel deezer Historie bladz. reg 1. ftaat; d a t de Heer d a-v i d van gesscher eeri aantal van de Doggersbankfche Gekwetften onder zyne hezorgmg had. — J moet zyn: De Heelmeester b. h ü s s e m hadt, als ordinair Chirurg yn yan de Admiraliteit de bezorging-van die Gekwetften; en die konden dus ook aan niemand anders overgegeeven wor-