VADERLAND SCHE HISTORIE. TWEE EN DERTIGSTE DEEL.   Vaderlandsche HISTORIE EEN EN TWINTIGSTE BOEK. INHOUD. Aanmerkingen van zyne Hoogheid en den Raad van Staaten, by het overleveren der Petitie en den Staat van Oorlog voor den Jaare mdcclxxxiv. Bedenkingen van Holland by het toeft aan der Petitiën, Hoe veel Holland op de Zeezaaken voor uit betaald hadt. Dit Gewest beklaagt zich over de betaaling der andere Bondgenooten. Bedreiging van 't zelve , ingevalle ''er geene ver~ andering in kwame. Op welk eenewyze Friesland toeft emde. Bewilligingen in de Zeelasten. Verfcheide Rampen 's Lands Schepen van Oorlog overgekomen. De Zeeraaden dringen aan op vermeerdering van Zeemagt. Verzoek van de Beftuurderen des Levantfihen Handels. Conroy aan de Schepen na en. uit de Oostzee verleend. De Viu-Admi- YJII. deel. 4 rml. xxi boek.   VA DERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedenkftukken zamengefteld. Met Plaaten. TWEE EN DERTIGSTE DEEL, BEHELZENDE HET VERVOLG VAN DEN JAARE 1784. ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie. te AMSTERDAM, by J O HANNES A L L A R T. m d c c x c i i.  a VADERLANDSCHE XXI. bo E k. J • J t t J i raai Zoutman, een Jaargeld van vier en twintig honderd Guldens toegelegd. De Tweedragt in den Lande neemt toe. Voorftel van F. G. Blok in de Leydfche Vroedfchap. Prysvraagen door de Gewapende Genootfchappen te Utrecht en in Friesland uitgefchreeven. tWerk de Grondwettige Iierftelling getyteld, onderfcheiden beoordeeld. Voorftel der Stad Goes ter Zeeuwfche Staatsvergadering. Brief van Zeeland aan de Bondgenooten, over het beleggen eener Algemeene Vergadering in 's Gravenhaage. Veclen oordeelen het daar in voorgeftelde Ontwerp niet voldoende. Be/luit der Staaten van Holland op den Brief van Zeeland. Friesland en Utrecht flemmen met Holland in. Het eenpaarig Be/luit der Bondgenooten. Staaten van Friesland houden by zyne Hoogheid wn, om Opening wegens de Generalitchs Kas. Rondgaande Brief des Stadhouders ■zan de Gewesten. Goedkeuring van dien Brief door de Ridderjchap van Holland. Gelderlands Antwoord. Frieslands oordeel over Hen Brief Brief des Konings van Pruisen , wegens het ongelyk den Stadhouder aangedaan. Deeze Brief den Afgevaardigden>an Amfterdam byzonder aangeboden. Antvoord van Amfterdam. Beklag des Pruis» ifchen Gezants van Thulemeyer, vegens hetfchryvsn over, en beoordeelen van, ien Brief zyns Konings. Beftuit hier op iy hun Hoog Mogenden. Wat deswegen by Staaten van Holland voorviel. Wat Amlerdam en Leyden hier op dcedt. Hoe Staaen van Utrecht dit beantwoorden. Gelderlands  HISTORIE. ^ lands gevoelen over den Brief des Konings van Pruisfen. Raadflag van Friesland deswegen. Befluü van Stad en Lande daar over. Zierkzee geeft by Staaten van Zeeland haar gevoelen over 's Konings Brief in 't breede te kennen. Van Thulemeyers oordeel over deezen Raadflag van Zierikzee, door Staaten van Zeeland beantwoord. IVrit Staaten van Zeeland aan den Koning van Pruisjen wilden gejehrecven hebben. De Pruisffche Gezant herhaalt zyne klagten? over de onbeteugeldheid der Drukpcrsfe. Dit Koning van Prtiisfcn dringt aan om antwoord. Virgccfsch voorgejlaagene Bemiddeling des Konings van Pruisfen. Antwoord op 's Konings Brief van wegen dt Algemeene Staaten. De zaak des Hcrtogs van B r u n s w y k komt weder ter baane. Ge* rugten wegens de Acte van Confulentfchap. Zierikzee brengt deeze zaak by Staatciï van Zeeland ter tafel, 's Hertogs oogmerk, om des iets in 't licht te geevcn, uitgefield. Eene Bezending uit Staaten van Holland benoemd om onderzoek na die Acte te doen. Lnhoud der Acte zelve. Brief van zynè Hoogheid, nevens de Acte aan Staaten var* Holland. Brief tot geleide aan hun Hoog Mogenden, en de Staaten der overige Gewesten. Verfchilknde Oordeelvellingen over die Acte. Raad/lag der Staaten van Friesland over dezelve. De Meerderheid in Staaten van Holland wil den Hertog verwyderd hebben. Bezending van Dordrecht, Haarlem en Amfterdam by zyne Hoogheid over de wyze van verwydermge. Antwoord des A 2, Stad-, XXL iOEKf.  4 VADERLANDSCHE XXI. boek. Stadhouders. Rotterdam bekomt op fuortge* lyk een voor/lag a/s de drie Steden, 't zelfde antwoord. Bef uit der* Meerderheid van Holland tot Afzetting van den Hertog. Handeling der Riddcifchappe, ten voordeel: yan den Hertog. Welke Steden met dtt Ridderfchap , ten voordeele des Hertogs fiemden- en welke de Meerderheid te zyner yeroordeeling uitmaakte. De Aantekening der Ridderfchappe, onderfcheiden beoordeeld. Inhoud dier Tegena mtekeninge. Tegenaantekening der Meerderheid daar op. Brief des Hertogs aan vyf Gewesten. Gelderlands Gedrag in deezen. Zeelands Befluit. Utrechts Raadflag. De Hertog neemt zyn ent/lag. Vertrekt na Aken. Gefprekken yan zyne Hoogheid met de Gyzelaar en van Berckel, Het voorgevallene wegens de Verbintenis met Frankryk. Vrugtlooze pooging van Cap ellen tot de Marsch in 't Jaar mdcclxxxiii in Gelderland. Ca pellen tot den Pol yvert 'er, ten dien tyde, voor in Overysfel. Verzoekfchrift der Deventerfche Burgeren, om etne Verbintenis met Frankryk, als mede van Enfchede en andere Steden. Verfchillende gevoelens der Landzaaten over deeze Verbintenisfe. Gronden op welken men eene Verbintenis met Frankryk aanprees. Voor fel van Utrecht by hun Hoog Mogenden, tot eene Verbintenis met Frankryk. Friesland feit eéne verdergaande Verbintenis voor. Zeeland raadpleegt deswegen met Holland. In Gelderland flaat de Meerderheid in 'i gevoelen van Utrecht. Raadflag daar  HISTORIE; g daar ingeleverd door Capellen tot de Marsch. Bef uit van yyf Gewes- ] ten «m den Vwrjlag eener Verbintenisfe. aan Frankryk te doen. Gunflige vooruit» zigten hier op. De Foor/lag in Frankryk gun/lig ontvangen, en een Plan ingeleverd. Bejluit van Holland tot aanvaarding van 't zelve. Zes Gewesten befluüen tot een Befcheimend Verbond. De Ridderfchap van Overysfel geeft haare toeflemming. Inhoud des Verdrags tusfehen Frankryk en deezen Staat. Tekening en Bekragtiging van het Verbond. Verfchil in Zeeland deswegen. Gefchenken te dier gelegenheid. Vertoog van den Engelfchen Afgezant hier toe be» trekkelyk. ' Vreugde Maaltyden over het fluiten van dit Verbond te Amfterdam en te Zierikzee gehouden. 33 y het overleveren der Petitie en Staat van Oorlog, voor denjaare mdcclxxxiv, beklaagden zich zyne Hoogheid en de Raad van Staaten, wegens de weinige Uitwerking hunner Verzoeken om eene gaave toeftemming, op den gewoonen tyd, ja over het geheel tegenovergeftelde van dezelve. De gedaane Afwyzingen, zo van Holland als van Friesland, omtrent de nog loopende Ordinaris Staat van Oorlog, ftrekten, huns agtens, hier van tot een zo uitmaakend, als allerbeklaaglykst, bewys. Zy wisten bykans niet meer, of het aandringen der noodA 3 zaak- XXI. !oek. Aanmerkingenv*n zyne Hoogheid en den Raad van Staaten, by het oveileveren van de Petitiën voor dit Jaar,  6 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. «784. zaaklykheid van die Verzoeken verder in aanmerking kon komen, ja zelfs of het formeeren van ftaaten van Oorlog, altoos aangezien als een band der Unie, en gehouden voor eene Verdceling van de voormaals gcwoone, of op nieuw toegeftaane, Lasten, in evenredigheid voor alle de Bondgenooten, verder plaats zou kunnen vinden: devvyl thans, uit de houding van verfcheide Gewesten, en uit dcrzelver gedaane Afwyzingen, zonder Toeftemming hunner Medebondgenooten, en dus alleen willekeurig, genoegzaam doordraaide, dat het alleen van het welbehaageu van ieder der Gewesten zou afhangen, wat, en hoeveel, zy, in die anders gemeene Lasten, zouden gelieven te draagen, en alzo de weg zou worden opengefteld tot volkomen verwarring van alles wat, volgens de Aandeelen der onderfcheidene Gewesten, op ieder van dezelve, in evenredigheid op de Staaten van Oorlog zou gebragt worden; als op welker aanneeming en volle kwytinge voortaan geen den minftcn ftaat zou te maaken zyn; ingevolge waar van de Mii litie, zo hoognoodig ter algemeene Vcrdeediging van de Republiek, met veele mdere onmisbaare zaaken, onbetaald zouden blyven; waar uit niet anders dan de iroevigfte gevolgen en verwarringen konJen gebooren worden. Geenzins wilden zy, door deeze baJenkingen, aflhyden, of tegengaan, de i>illyke kiagten van zommigen der Bond- ge-  HISTORIE. ? genooten, over de bezwaaren, weg ens een te hoogen Aanflag van hun Aandeel, naar evenredigheid van derzelver tegenwoordige gefteltenisfe en magt, in vergelykinge van voorige tyden: integendeel erkenden zy, dat, door het lang verloop der tyden, en de verandering der omftandigheden daar in voorgevallen, in die Aandeelen thans eene onëevenredigheid zou kunnen plaats vinden; in welk geval eene Herziening dier Quotas zeer nuttig en noodig zou behooren aangezien te worden, en alle Gewesten daar in toe te {temmen. Dan, met dit alles gehengde, naar hunne gedagten, de band der Unie, voor altoos en onverbreekelyk by de Gewesten aangenomen, in geenen deele, dat één der Bondgenooten, om betering op zyne klagten te bekomen, zich van dien band willekeurig vermogt te ontflaan, in zo verre dat men, op eigen goeddunken en verkiezing, zich aan een Last, met gemeene bewilliging op den Staat van Oorlog gebragt*, zou kunnen onttrekken; zo als Friesland thans te werk was gegaan, als waar door niet alleen alle evenredigheid verboren ging j maar het Vaderland in dien toeftand werd gebragt, dat op alles, wat ter algemeene Verdeediging dienen moet, geen den mins ften {laat zou te maaken zyn. Zy moesten 'er nevens voegen , dat de Voorziening by de Bondgenooten, onlangs goedgevonden, om de byFrieslam afgeweezene Militie, by Leeninge uit de A 4 Cc- XXI. BOEK, I  * VADERLANDSCHE XXI. boek Generaliteits Kas, ten laste van dat Ge• west, te doen afbetaalen, by aanhoudendheid, geenzins zou kunnen plaats vinden: dewyl Friesland, veele Millioenen boven andere Gewesten aan de Generaliteits Kas was fchuldig gebleeven, en daar en boven, zonder eenige wettige reden, zedert twee Jaaren, aan dezelve hadt onthouden, de jaarlykfehe Toelaage van 330000 Guldens, waar toe dat Gewest nogthans by de plegtigfte Verbintenisfen verphgt was, welke Penningen genoegzaam alleen moesten dienen, ter betaaluige van de jaarlykfehe Intresfen en Renten van Sommen, alleen ten diende van Friesland opgenomen; zulks dat de fchuld thans geklommen was ter hoogte van meer dan zes en een halve Tonne Gouds: weshalven, indien deeze jaarlykfehe Toelaage niet afbetaald, maar fteeds ingehouden wierd zulks, het Credit van de Generaliteit een onherftelbaar nadeel zou toebrengen, ja in ftaat zyn om haare Finantie geheel te bederven. Voorts drongen zy, naar gewoonte, aan op Verfterking der Landmagt; het bezorgen der Frontieren, en het voorzien der Magazynen; ten welken opzigte zy hyzonder in overweeging gaven, dat zonder op de daar toe reeds in den Jaare mdcclxxviii gedaane Petitiën te be? fluiten, en de Gelden op te brengen, alles ^ zou moeten ftilftaan en vervallen. Om 'sLands Zeemagt, thans in merklyk beter ftaat gebiagt, daar in te houden, maan-  HISTORIE. 9 «wanden zy alle de Bondgenooten aan, het voetfpoor van Holland te volgen, welk Gewest, in deeze tyden, door de gegeevene Toeftemmingen en daadlyke Geldfchietingen, zeer veel ten beste van de algemeene zaak hadt toegebragt (*). Staaten van Holland, dus gelaakt en gepreezen, ftemden in de Algemeene Petitie en Staaten van Oorlog, toe op den Voet van het voorleden Jaar; doch op eene wyze, die hunne rcgtmaatige gevoeligheid aanduidde. De post van den by een eenpaarigBeiluit der Bondgenooten onlangs afgefchaften Hoogen Krygsraad, op den tegenwoordigen Staat gcbragt ziende, moesten zy betuigen, by hunne gedaane afwyzing wel uitdruklyk te volharden, en dat vervolgens daar op, van wegen hun Gewest geene zodanige betaalingen konden verwagt worden, welke tegen die daad aanliepen, en 'er niet mede wa- *en overeen te brengen. Zy wilden, verder, dat by het inleveren van deeze toellemming ter Algemeene Staatsvergadering, met allen aandrang, zou worden, bekend gemaakt, dat hun Ed. Groot Mogenden zich op nieuws genoodzaakt, vonden, om met geen minder ernst en nadruk, dan in de "laatlte voorige Jaaren, hun zo grievend als gegrond bezwaar en, beklag te moeten herhaalen en verdubbelen, wegens de fteeds toeneemende traagheid en groote agterlykheid der verdere. Bond- C) Rrfil. Gen. 29 Dec. 1783. A 5 XXÏ.' 30EK4 [7Ü4. Beden* tingen /an H»t* 'and by net toe» ilaan deR Petitiën.  XXL boek. a;84. Hoe veel dit Gewest op de Zee- 1 zaaken vooruit j betaald hadt. ; 5 5 5 5 9 > 3 y. y y. y. y. y y. . s. y. y. y io VADERLANDSCHE Bondgenooten omtrent een zo stwietis voorwerp als de kragtdaadige voortlefting der zeer hoognoodige middelen tot fierltel en behoorelyke verfterking van stands Zeemagt, waar aan het behoud van t geheele Gemeenebest ten fterkften irerknogt was, en door verzuim of verdaging van welke middelen het Vaderend, met alles wat in 't zelve waard en herbaar is, aan een gewisfen ondergans Jou blootgefteld worden. Het Tafereel, 't welk zy daar van /oor de oogen der Hooge Bondgenoo:en, te deezer gelegenheid, als ophingen, verdient met de eigene kleuren voorgeteld te worden. „ Het was, om op , dit zo weezenlyk Huk, zeer veel in , een kort beltek te bevatten, daar me, de zodanig gelegen, dat, door deeze , Provincie alleen, op alle onderfcheide, ne Petitiën tot de Extraordinaris Equi, pagie ter Zee, en tot den aanbouw , van Schepen van Oorlog, met en ze, dert den Jaare md cc lx vu, tot in , t midden van Slachtmaand des afgelooi pen. Jaars mdcclxxxiii, weinig minder dan drie en twintig Millioenen Guldens waren opgebragt; en welver, re, dat tusfchen deeze zo aanzienlyke , hourmsfementen en de daar tegenover, gefielde Betaslingcn der overige Bond, genooten, allen by één genomen, eenige evenredigheid, naar de van ouds vastgeftelde Quotas , zou gevonden worden, bedroeg het ganfche beloop „ der  HISTORIE. „. der Gelden, door de andere Provinci-. „ en te zamen, geduurende dien zelf- ] s, den tyd, op dezelfde Petitiën te ber-. degebragt, geen dertien Millwenen. „ Dat deeze groote ongelykheid der Con„ tributien zich al verder op de zigt3, baarfte wyze, en tot een fteeds aan„ wasfend bezwaar voor deeze Provin„ cie, in den loop van het voorleden „ Jaar, hadt vertoond; daar, in dit Jaar „ door Holland op de refpective Zee„ petitiën, weinig minder dan. zeven Mil,, lioenen waren ten koste gelegd, en door alle de andere Bondgenooten te „ zamen, niet meer dan ruim vier en „ twintig Tonnen Gouds verftrekt. Dat „ daar deeze Provincie in de Petitie terExj, traordinaris Equipngie van den acht en twintigften van Louwmaand des voor„ leden Jaars een fpoedig en toereikend „ Confent gedraagen, en met daadlyke „ betaalingen bekragtigd hadt, de Pro„ vincie van Gelderland de eenige ge5, weest was, die, nog even voor het „ uiteinde van 't gemelde Jaar, in dee„ ze Petitie hadt toegeftemd, terwyl die „ Petitie tct hier toe buiten Conclufie „ gebleeven was, en daar op door geen „ der andere Provinciën eenige Fournis„ fementen gedaan waren. „ Dat dit beknopt Tafereel van de traag- heid en agtloosheid der verdere Bond- \ „ genooten, omtrent het geen 'sLandsg v Marine, en even daar door de wee- r w zen- a XXL >]0 E K, [784, Het belaagtich over e andee Bondenooten  XXL BOEK Bedreiging , inge alle 'er geene verandering in kwame. ia VADERLANDSCHE „ zenlyke belangens van den Staat, zo „ zeer van naby en zo gevoelig raakte, „ niet weinig verzwaard wierd, door het „ nu onlangs by zommige Provinciën ge„ voerde Syftema van Ongehoudenheid „ om een gedraagen Confent op de eene „ of andere Petitiën, door reëele Four„ msfementen geftand te doen, vóór en „ aleer die Petitiën , met gemeene be„ wühging van alle Bondgenooten, tot „ Conclufie gebragt waren. — Eene Stelling, die tot een Regel by het „ Bondgenootfchap aangenomen worden„ de, eene wyde deure zou openen en „ een breeden weg baanen , om, met „ losmaaking van de gronden der Unie» „ zich aan de noodzaaklyke Contributi„ en, tot iteun van de gemeene zaak* „ naar welgevallen te onttrekken, enden „ gcheelen last daar van op de fchoude„ ren van ée'ne Provincie alleen te wer„ pen. „ Hunne Hoog Mogenden zouden zich „ wel herinneren, den ernst en nadruk, „ waar mede van deeze zyde, reeds ze„ dert een reeks van Jaaren, by alle ge„ legenheden, en byzonder by het ope„ nen der Confenten in de Staaten van „ Oorlog, de verdere Bondgenooten „ fleeds ten kragtigften waren aange,, maand om met deeze Provincie, tot , de noodzaaklyke voorzieningen, om, trent de zaaken van de Zee, op de , efficacieuste en vrugtbaarfte wyze me- t> de-  HISTORIE. n 9, de te werken; dan dat hun Ed. Gr. „ Mogenden deeze zo dikwyls vermeer», derde Inftancien en Reprefentatien, by „ het voorig Confent in de Staaten van „ Oorlog, niet flegts herhaald; maar de„ zelve bovendien vergezeld en verfterkt „ hebbende met een Denuntiatie, dat „ Hoogstdezelve zich genoodzaakt zouden vinden, om, byaldien bevonden mogt worden, dat de Bondgenooten, of wel het „ meerendeel der zeiven, by continuatie, zich zouden onttrekken, om de noodige Lasten tot Herjlelling en Confervatie van „ 'sLands Navale Magt te helpen draa„ gen,ferieufe Deliberatien in den haar en .. aan te leggen, om Hoogstderzelver Finantien van minder noodzaaklyke Arty» kelen te dechargeer en ; ten einde in ftaat tehlyven, om in de Confervatievan 'sLands 5, Zeemagt te kunnen voorzien; als nu het „ Tydftip tot ïealifeering der gedaane s, Denuntiatie met groote fchreeden, s, fcheen te naderen; zo dat hun Ed. „ Groot Mogenden, by verdere voort?, duuring van het gegrond bezwaar dee5, zer Provincie, eerlang gedrongen, en 5, door het eigen gedrag hunner Medej, bondgenooten, gewettigd zouden zyn, „ om het gedenuntieerde ten uitvoer te brengen; zo als dan ook by hun Ed. Groot Mogenden, op heden, te gelyk „ met het arrefteeren van dit Confent, „ de noodige Deliberatien waren aangelegd over de gevoeglykfte wyze, op „ welke de gemelde Denuntiatie daad- „ lyk XXI. BOEK. I784.  XXL Boek. 1784. Op welk eenewyZO Fries ■ land toe- ftemde. Hoe Utrecht bewilligde. ; ] < 1 < i CO Refol. van Holt. 24 Maart 1784. Ct) Refoh van Friesland 11 Maart 17I4. 14 VADERLANDSCHE „ lyk geëffectueerd en in 't werk Zou „ dienen gefield te worden (*)." By Staaten van Friesland baarde het bezwaar tegen hun ingebragt, door den Raad van Staaten en zyne Hoogheid, geene verandering. Zy ftemden in de Staaten van Oorlog op de gewoone wyze toe; doch, dewyl de onevenredige en dus onbillyke en onregtmaatige Aanflag huns Gewests in de Lasten van de Unie, in vergelyking met die der Bondgenooten, volkomen beweezen was, by niemand werd tegengefprooken, en dit ftuk tot nog onverholpen bleef, konden zy die posten op hunne Verdeeling gebragt niet toeftaan; maar vonden zich genoodzaakt , weder af te wyzen eenige Krygsaosten, te zamen beloopende 323413 ju kiens (f). Bewilligden Staaten van Utrecht in de redaane gewoone Petitiën, zy drongen effens aan op de meermaals voorgeftelde herziening der Quotas, en inzonderheid )p het geregeld afdoen van de geëischen verminderden Aanflag van Friesland, rai alle verwarring, die het aflaaten van :ommige posten, ten laste van dat Gevest, op eigen gezag, moest naa zich leepen, te voorkomen. Welk voorbeeld :y verklaarden, ingeval eens langer vervyls van herftel en verbetering, te zullen  HISTORIE; 15 len moeten volgen; en ook hun Gewest, niet min onder te zwaare Lasten dan Friesland gebukt gaande, door eene vermindering van één ten honderd te verligten, eene vermindering om welke zy reeds meer dan ééns hadden aangehouden (*). Hoe zich de onderfcheide Gewesten in de byzondere Geldeifchen voor de Landmagt en de Legerlasten gedroegen, hebben wy vermeld (f). Ten aanziene van het Zeeweezen, zo fterk door Holland aangebonden, betoonde zich Gelderland zeer gereed (§). Utrecht flemde gedeeltelyk toe, en met veele bepaalingen (**). Friesland gaf de lang wederhoudene bewilliging onder eenige bedingen, en wel bepaald dat het aandeel van dit Gewest niet hooger dan ƒ8-13-3. zou gefteld worden (ff). -— 'sLands Zeemagtvondt zich thans in goeden ftaat, en volgens een opgemaakte lyst zou de Uitrusting deezes Jaars, van den eerften van Bloeimaand tot den laatften van Wintermaand, £639173. Guldens bedraagen, waarom de Zeeraaden. die door de gebrekkige opbrengingen der Penningen zich meer- maa- (*) Refol. van Utrecht 21 April 1784. CD Zie onze Vadertandfche Hijlorie, VII Desl «• 375- 37C>- 386. ?88. C§) N. Nederl. jfaarb. 1784. bl. 907. (**) Refol. van Utrecht 17 Maart 21 AprS Ï784. Ctt) Refol. van Friesland 20 en 28 Feb, 1784. XXL BOEK.' I784. Bewifli" gingen .in deZeei lasten.  VADERLANDSCHE XXI. IOEK. I7«4Verfcheide rampen,'sLands Schepen van Oorlog overgekomen. : i l ) < < i c ( c J maaien in groore verlegenheid vonden,' op 't fterkst aanhielden, om in Haat gefteld te worden tot betaalinge dier kosten (*). Verfcheide onheilen troffen 's Landsfchepen. Capitein Aeerson zondt het aandoenlyk berigt van de opeengeftapelda rampen die zyn Schip beliepen in het mede overbrengen des Gezants van Berckel na Noord-America, tot dat iet eindelyk verging met het verlies van Irie honderd en drie zielenj hy alleen, net nog dertien Perfoonen, werd gered.— 3e Capitein Grave van Rechte* ien kwam, als een Wrak in zee ge* heeven hebbende, geheel ontredderden Zadix binnen. Een Orkaan, die rolle twee Etmaalen aanhieldt, teisterde >p het deerlykst een aanzienlyk Smaldeel n de Middellandfche Zee onder den Vie-Admiraal Reynst (f), alle liepen ;y gevaar van vergaan. Een ongeluk 't /elk het Schip Drenthe trof, als 't welk mfloeg en wegzonk, zonder dat 'er eeni- (*) Refol. Gen. o Jan. 1784. iV. Nederk 'aari. 1784. bl. 324. 552. Ct) 't Zelve beftofidt uit De Vryheid, Vice-AdmiraalREYNST 74 Stukken. Admiraal de Ruiter, Schoutbynagt van Braam 64 ■ Prins Willem, Capitein van Gennip 64 > Drenthe, Capitein Smissaeut 64 ■ jVotrd-Holland, Capitein Reyüevexdt 64 Hercules , Capitein Melvii^l 74 ■ Media, Capitein Vaillant 44 —.<  HISTORIE. -7 «enige hulp aan kon worden toegebragt. Van Gennip behieldt ten nauwen noode zyn Schip, zonder zeilen, zonder bruikbaar roer, op een laager wat, vol fteile en hooge rotzen, in eene allervreeslykfte brauding, naa 't verlies van alle ankers. Grootlyks dügte men voor 't Schip Noord-Holland, dat reddeloos door 't Fregat Medea op 't fleeptouw werd genomen; doch Capitein Vaillant werd, door een nieuw opkomenden ftorm genoodzaakt, \ zelve te verhaten , en voor zich zèlven een goed heenkomen te zoeken. Capitein Reyneveld, door Vaillant als weg gerekend, kreeg op de hoogte van het Eiland Corfica hulp van vyftien Gondels, eene foort van Roeivaartuigen, die hem in de Haven van Ajazzo op dat Eiland binnen bragten. De Franfche Bevelhebber deedt hem alles, wat hy benoodigd mogt weezen, aanbieden: Gelukwenfchingen wegens de behoudenis, werden gevolgd door vriendlyke onthaalingen, en eerbetooningen. Capitein Vaillant, die in 't hevigst van den Storm eenig Gefchut over boord hadt moeten werpen, bereikte, naa het doorftaan van veel Zeegevaars, de Haven van Napels, en vondt alle reden om, wegens de gedienftige behandeling hem daar aangedaan, ten vollen te wede te weezen, en over de eere aan hem betoond, uit te weiden. De Vice - Admiraal Reynst, de Schoutbynagt van Braam en VUL deel. B van XXI. boek] -7%  tS VADERLANDSCHE XXI. boek. I7S4. De Zeemden 1 dringen aan op < in ftand- ] houding ( der Zeemagt. < 1 t l N. Nedert. Jaark. 1784. bl. 331. 336. 567, 7-94- 1746. van Gennip vielen in Toulon binnen. Wegens 't lot van Capitein Melvill was de Vice - Admiraal zeer ongerust; maar hy met zyn Schip behouden. Doch wanneer deeze , naa eenige weeken in 't Kanaal gekruist te hebben, in Slachtmaand voor Vlisfingen ten anker kwam, bragt hy de onaangenaame tyding, dat 's Lands Kotter deAjax, op dien Kruistocht, een lek onder water gekreegen hebbende, overzyde gevallen, en gezonken was,- niet meer dan dertig van de vyf en zeventig Man hadt men met mogelykheid kunnen redden en bergen. De Luitenant Petersen, die deezen Kotter voerde, telde men onder de verongelukten : fchoon hy op de Hercules met anderen hadt kunnen overgaan, wilde hy zyn bodem niet verlaaten, zo lang als syn Manfchap niet gered was (*). De gezamenlyke Zeeraaden, deeden >y de Algemeene Staaten een Vertoog, lat de tegenwoordige hachlyke Tydsomtandigheden vorderden, om de Zeemagt Ier Republiek, in het aanftaande Jaar tiDCCLXxxv, op denzelfden, voet als iezelve tegenwoordig was, te houden: vaarom zy hun Hoog Mogenden verzogen, daar van aan de Bondgenooten beigt te geeven, en den Raad van Staaten  HISTORIE; ?9 ten te gelasten, eene buitengewoone Petitie van vyf Millioenen en 796,633 Guldens op te ftellen. Ten aandrang van dit Voorftel voerden zy aan, dat zy Vericheide Oorlogfchepen, zo wel in Europa als ook in de Oost-Indien zouden noodig hebben; dat de op handen zynde Verbintenis met Frankryk hun zou verpligten, om altyd twaalf Oorlogfchepen in gereedheid te houden, waarvan zes zich, op vordering van dit Hof, in geval van nood, derwaards zouden begeeven, waar dat Hof dezelve zou noodig oordeelen; terwyl de zes overige tot waarborgen moesten dienen, om, indien de omftandigheden zulks eischten, de plaats der andere te vervullen; en eindelyk, dat het hoog noodig was, geduurende het verfchil met den Keizer, een Smaldeel Oorlogfchepen aan den mond van de Schelde te houden, ter handhaavinge van het ontegenzeggelyk Regt op die Rivier. Ter Algemeene Staatsvergaderinge werd tot het doen dier Petitie beflooten (*). De noodzaaklykheid van het onderhouden en te werkftellen der Zeemagt, bleek uit een Verzoekfchrift door de Beftuurders van den Levantfchen Handel en Zeevaard in de Middellandfche Zee te Amfterdam by hun Hoog Mogenden in Wynmaand voorgelleld; waar in zy te kennen (*) Refol. Gen. 24. Sept. N. Nederl. Jaari. 1784. bl. i6ii. B 2 xxr: BOE K, 17844* VerzoeÜ van de Belluurderen do» Levantfchentizn*deLs.  '20 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I784. < < < 1 ( i 1 £ l 1 1, 1 nen gaven, dat de herinnering der ontelbaare fchaden, door de handeldryvende Ingezetenen van den Staat, by den laatstgevoerden Oorlog met Engeland geleden, niet zonder reden, veroorzaakte, dat de algemeene gerugten, wegens de oneenigheden tusfchen' de Republiek en zyne Keizerlyke Majefteit, onlangs ontftaan, eencn meer dan gemeenen indruk op hunne gemoederen maakten. Dat de Verzekeraars, der voorige rampen nog indagtig, in het verzekeren der Koopvaardyfchepen van deezen Lande zvvaarigheid vonden: zo dat 'er geene verzekering in 't geheel, of tot verbaazend hoogen prys, te bekomen was; en dat allen, die 't huis komende Schepen, gelyk dit Jaar?etyde medebragt, te gemoet zagen, /oor derzelver behouden overkomst" beiugt waren. Dat het vertrouwen, waar nede hun Hoog Mogenden omtrent een lanzienlyken Tak van 's Lands Koophanlel en Zeevaard hun vereerde , vorderle, dat zy de Vryheid moesten neemen, lie hooge Vergadering onder 't oog te irengen, de nadeelige gevolgen, welke laar uit zouden kunnen en moeten ontLaan, voor hunnen naauwlyks weder ontoken Handel, zo men daar in niet voorlage. Weshalven zy verzogten om het fvaardigen der noodige bevelen tot het dtzenden eeniger Kruisfers, met last om lunne Koopvaardyfchepen, door het Kaaal tot Kaap Finisterre, en van daar erwaards, voor alle moeilykheden en vyand-  HISTORIE. 1» vyandlyke aanvallen behoorlyk te befchermen. Dit was, huns inziens, het éénig middel om hunne Schepen, ingevalle van eene Vredebreuk (*), terftond eene vaardige en toereikende befcherming te doen erlangen, en de ftremming van de Koopvaard der Ingezetenen te voorkomen: terwyl, vermids de verflaagenheid onder de Kooplieden fterk was, en zy, in den rampfpoedigen Oorlog met Engeland ondervonden hadden, dat de eeiile (lagen altoos de fterkfte waren, het alleszins wenschlyk zou zyn, dat de gemelde voorziening, of zulke andere maatregelen, welke hun Hoog Mogenden, tot befcherming van hunnen Koophandel, dienftig zouden oordeelcn, zo lpoedig doenlyk, mogten worden werkftellig gemaakt (f). — Reeds was, op hun verzoek in 't Voorjaar gedaan, ter gelegenheid van de gevreesde Onlusten met de Venetiaanen, een Convoy verleend van Mallaga af door de Middellandfche Zee tot Stnirna toe (§). Om aan het verlangen der Beftuurderen van den Oosterfchen en Moscovtfchen Handel te voldoen, en tot zekerheid van de C*) Het gerogt liep. dat 'er zich te Oastendt reeds een aantal tot Zeerovery bekvraame Engelfcht Vaartuieen bevonden, gereed, om ia dat geval, onder Keizerlyke Vlag ,!op onze Schepen los te gaan. Post va» de» Neder-MJtyn VI. D. bl. 1017. (t) N. Nedert. Jaarb. 1784. bl. 1613. (S) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 16:5. £ 3 XXL 3 0EK. 1784. Convoy aan de Schepen na de Oostzee verleend.  Sï VADERLANDSCHE XXI. 80 ek. Den Viee-AdmiTfial zoutman een Jaargeld van 2400 Guldens toegelegd de Bevragters der Nederlandfche Schepen, beflooten de Bondgenooten, hoe eer hoe beter, een Fregat, of ander Vaartuig van Oorlog, met de gereed zynde Koopvaarders te doen zeilen na Elzeneur, en de Schepen, die dit Jaar nog werden'thuis verwagt, herwaards te geleiden; als mede den Vice-Admiraal Reynst aan te fchryven, cm tusfehen de Maaze en het Kattegat, te doen kruisfen op de Schepen zo van Archangel, als uit de Oostzee ewagt wordende, om deeze, des noods, te kunnen dekken, en veilig in de Havens van deeze Landen te brengen. Genoot de dappere Vice-Admiraal Zoutman, by het uitdeden der Eerbelooningen, door den Admiraal Generaal, aan de Doggersbankfche Helden gefchonken, een byzonder en wel verdiend voorregt (*); men was ten deezen Jaare bcdagt, om zyn betoonden Heldenmoed op eene andere wyze te vergelden, en teffens door dit bedryf alle braave en kundige Zee-Officieren aan te prikkelen. De Admiraliteit op de Maaze, door zyne Hoogheid verwittigd, dat hy als nog geene beftelling zou doen, over de opengevallene Luitenant-Admiraals plaats by iien Zeeraad, fchreef aan hun Hoog MoTenden, dat zy zeer geneegen zouden iveezen, om, overeenkomftig met den Voorflag van zyne Hoogheid, de Dapper* O Zie onze Vadtrl. Hij. III. £. bl. 334.  HISTORIE.' perheid van den Vice-Admiraal Zoutman, op den vyfdcn van Oogstmaand des Jaars mdcclxxxi, behoorelyk te erkennen, met aan denzelven, by dat Collegie overgeplaatst wordende, by voorraad, buiten benadeeling van hunne andere Vlag - Officieren, eene jaarlykfehe Vereering van 2400 Guldens toe te leggen, zynde even zo veel als de gewoone Wedde eens Vice-Admiraals bedraagt; waarom zy volmagt verzogten, die penningen, 'sjaarlyks, geduurende het openftaan der Luitenant-Admiraals plaats, aan hem te mogen uitkeeren (*). Staaten van Holland, eerst beraadflaagd hebbende om de fom op 3000 Guldens te brengen, beflooten, dien Heer 2400 Guldens 'sjaarlyks, zyn leeven lang geduurende, toe te leggen, ten blyk van erkentenis, wegens diens goed beleid, in den Zeeflag op Doggershank; dat hier van een Post op den buitengewoonen Haat van Oorlog voor 't volgend Jaar zou gebragt, en dit Jaargeld gerekend worden, ingegaan te zyn, op den eigen dag des roemryken bevogten Zegepraals. Hier in ftemden eerlang alle de Gewesten; Overysfel alleen was ongelast (f), Aangroeijen des gevaars doet menigwerf Tweedragt wyken, althans voor een tyd ophouden, wanneer het om 't algemeen C*) Refol. van Holl. 31. Maart 1784. Cf) Refol. Gen. 25. Maart, 21. Juny en ar. Oft. 1784. Refol. van Holl. 28 Mey 1724. B 4 XXL soek. t784. De tweedragt in ien Lande neemt toe.  *4 VADERLANDSCHE XXI. boek. 1 i > i ( ■Voorftel van F. G. i Blok in de LeyJ- + Jche \ Vroed- ^ fchap. k a; r< S \ & o v o t( te o- meen belang der Tweedragtigen te doen is.; deeze doorgaans gegronde aanmerking, ging hier te Lande niet door, by het meer en meer dreigen des Keizerlyken Oorlogs. Byzondere Regeeringsle3en, Genootfchappen, Steden, en Gewesten, betoonden, openlyk, hun misnoegen , en fchreeuwden om herftel. "Vlies, hier van blyk draagende, kunnen vy niet ophaalen; dan wy zouden zeer jebrekkig dit Tydvak befchryven, indien vy geene ftukken, hier van tot doorlaande bewyzen ir.rekken.de, mededeellen. In Leydens Vroedfchap liet de Heer [. G. Blok, dien wy voorheen, in .eydens Raadzaal, toen 'er over 't beragtigen des Vfedesverdrags met Groot'rittanje gehandeld werd, met zo veel lems, hoorden fpreeken (*), met den invang deezes Jaars, zich op nieuw hoo:n, wegens een Oorlog, die thans den taat aangrimde. Naa een breedfpraakig 'ertoog van 't geen, zyns oordeels, in ïn Zeeoorlog verzuimd, ongeftraft, en nverbeterd was, haalt hy op, welke :rkeerdheden, in den naderenden Land3rlog, zich reeds in de beginzelen verionden, en tot eene fchrikbaarende hoogdreigden aan te groeijen, en laat daar. > volgen: „ Hun Ed. Groot Mogenden hebben, te vergeefsch, met eeni- » gen Ct) Zie onze Vaitrl. Hifi. VI. D. bl. 11a, »    HISTORIE. *s '„ gen der Bondgenooten, de wederrQgtlyke en onbeftaanbaare zo genaamde ] „ Militaire Jurisdictie vernietigd, te ver-. geefsch hebben zy eenige andere ver- ; „ derflyke inkruipzels in het Militaire „ Weezen afgefchaft, indien niet, op „ denzelfden voet, de nog overige miss, bruiken en ongeregeldheden, welke daar in allerwegen nog gevonden wor„ den, desgelyks ten fpoedigften worden geweerd, en de Bondgenooten niet „ tot dezelfde maatregelen overgaan. „ Zo lang de Grondwet, vervat in het j, eerfte Artykel der Unie van Utrecht, „ en medebrengende , dat de gemelde Unie „ niet anders is opgeregt, dan onyermin„ derd een iegelyke Provincie haare byzon„ dere Privilegiën, Vwrregten , toflyke en „ wel herbragte Gewoonten, en alle andere Geregtigheden, waar van de voornaamfte is, de opperfte Magt, uitdruklyk „ of ingewikkeld wordt in twyfel getrok- „ ken ■ Zo lang zommige Gedepu- „ teerden, in de voornaamfte Generaliteis „ Collegien, de vrye Deliberatien hunner hooge Committenten, in zaaken zelfs van het hoogfte aanbelang, door over,,, ylde Befluiten, onverhinderd voorkomen of beletten, of zelfs tegengaan.— Zo lang het Financie weezen niet op „ eenen eenpaarigen voet, overeenkomftig het vermogen der refpective Bond„ genooten, beftuurd, en van alle nut,? looze, en zelfs fchadelyke verkwisting, „ gezuiverd wordt Zo lang de B 5 wil- XXI. i O E K. 784.  i6 VADERLANDSCHE XXL BOEK. I784. „ willekeurige befchikking over de Land- en Zeemagt, het zy dan door geufur„ peerde, of tegen de Souverainiteit ftry- dige Orders, het zy door verkeerden en overheerfchenden invloed, onge„ merkt al verder en verder inbreekt — Zo lang het gemeene Volk op onze „ Oorlogfchepen, zich, tegen het alge„ meen gebruik van andere Natiën, ver„ genoegen moet met de Mondbehoeften , ,, hoe fober, flegt en bedorven ook aan 't „ zelve door zommige Zee-Capiteinen ,, aangefchaft, en 'er onloochenbaare be„ wyzen overblyven, dat zommigen van ,, die Officiers, ter onbetaamlyke ver,, grootinge van hunne winften, geene „ goede of genocgzaameSpyzen aan het „ Volk bezorgen Zo lang de thans eng bepaalde Grenzen van ons Gemee„ nebest van den bloem, en het groot„ fte aantal onzer Landtroepen, van wel „ voorziene Magazynen, en behoorelyke Ammunitie, verftoken blyven; onze „ Frontier - {leden, volgens het getuige„ nis van deskundige en geloofwaardige „ Lieden, in haare tegenwoordige ge„ fteldheid, geenen tegenftand aan den Vyand bieden kunnen; en, daarente„ gen, hier of daar Burgeryen van Bin„ nen - fteden, voor al zulken, die meest „ in Maat zyn om zich met haare eigene j, Wapenen te verdeedigen, bedreigd of „ gedrukt worden, door overtollige en „ onevenredige Bezettingen Zo „ lang de geduurige, en nu, zcdert kor- » te»  HISTORIE. £7 v ten tyd nog meer verhaaste en vermenigvuldigde veranderingen van Garni„ foenen,"het Gemeene Land met nood„ looze lasten drukken, de Militairen w met ondraaglyke o£ zelfs ruineufe kos„ ten bezwaaren, hun aan ongemakken „ en gevaaren blootftellen, waar aan zy, „ in Oorlogstyden, binnen onze eigene Grenzen, ten naauwen noodt behoor„ den onderhevig te zyn, en, al waren „ zy zelfs geboorene Ingezetenen van de „ Republiek, hun fteeds van den Burger „ verwyderd houden, en, in hun eigen „ Vaderland, als Vreemdelingen doen „ leeven — Zo lang de doorgaans trot„ fche Vreemdeling, vooral in het Mili„ taire weezen, met den Landzaat, nl„ les gelvk ftaande, zelfs maar kan wor- „ den ge'lyk gefield Zo lang de „ Militair, die zich, door een langduu„ rigen dienst, of piigtmaatig gedrag, „ verdienstlyk heeft gemaakt, keuze maaa, ken moet tusfchen eene ondcrvvcrpe„ lyke, en nu en dan zelfs tegen den „ wil zyner Souverainen ftrydende han„ delwyze en tusfchen eene onwaar„ dige agterfteliing aan jongere en min „ verdienstlyke zyner Mede - officieren. „ ja zomtyds een geheel gemis zyne: „ verdere bevorderinge, die buiten dat „ nog dikwyls afhangt van eenige on„ waardige Gunftelingen of laagkruipen- „ de Vreemdelingen Zo lang dat geen, het welk in den Landdienst, k j, deeze en andere Provinciën is afge- fchafta XXL BOEK. 1704.  AS VADERLANDSCHE XXI. boek. ;, fchaft, in het Zeeweezen met nog zo veel willekeuriger fc hikking ftandgrypt, „ dat niet flegts de Militaire Jurisdictie „ aan de Admiraliteiten ontkomen, maar ■T, zelfs, door wetlooze aanftelling van „ gedelegeerde Regters, op naam der „ refpective Admiraliteiten, die zelfs eene gedemandeerde Jurisdictie hebben, en van den Admiraal Generaal, aan wien geenerlei Jurisdictie competeert, voor „ elke byzondere zaak, zomtyds buiten kennis van hun Hoog Mogenden, en de refpective Bondgenooten, en op „ het Souverain Territoir van deeze of „ andere Provinciën, geheel willekeurig ., en eigendunklyk, tegen den inhoud „ van het derde Artykel van de Inftructien van hun Hoog Mugenden, voor de Col„ legien ter Admiraliteit van den dertienden Augustus des Jaars mdxcvii, „ uitgeoefend wordt . Zo lang de „ Militaire Vonnisfen, en dus de goede,, ren, de eer en het leeven zelfs van „ den Soldaat afhangen van de ap- of „ improbatie van den Capitein en Ad„ miraal Generaal, een gezag, het welk „ alleen aan den Souverain competeert; „ doch van denzelven, althans in eene „ Republiek, niet behoort uitgeoefend „ te worden, en ook door den Souve„ rain niet uitgeoefend wordt, en zeer „ ligtlyk, door eenzydige, en trouwlooze ,, informatien, tot een fnood werktuig „ van onverbiddelyke wraakzugt dienen „ kan — Zo lang, eindelyk, in plaats „ van  HISTORIE; &9 £ van een behoorlyk redres van zulke XXL „ in 't oog loopende misbruiken en on- boek. „ geregeldheden te helpen tot ftand bren < „ gen, de welmeenende poogingen van 1734. „ waare Liefhebbers des Vaderlands, by „ aanhoudendheid, verydeld of gedwars„ boomd, de Natie met nietsbeduidende „ of zelfs ter kwaader trouwe ingerigte „ Voorftellen, Rapporten, Berigten, Me„ morien, en Justiiicatien, te leurgeft'eld „ en bedroogen, het kwaad of verfchoond „ of goed geheeten en beloond, de orde s, der zaaken als omgekeerd en eene ver„ derfiyke Regeeringloosheid ingevoerd , worde; Zo lang is 'er, in de daad, 'j door de heilzaame Befluiten van hun ', Ed. Groot Mogenden en de overige „ Bondgenooten, (het zy met eerbied „ gezegd,) niets verrigt, waar door die „ misbruiken en ongeregeldheden, welke „ in allen tyden, de zekerfte voorboden „ waren van eene geheele, fchoon onge„ voelige, Staatsomwenteling, ook den „ ondergang van onze in- en uitwendi„ ge conftitutioneele Vryheid, en, met „ denzelven ook dien van onzen gehee„ len Staat, vroeg of laat, niet zouden daarftellen." Overeenkomftig met deeze lyst van bezwaaren, oordeelde hy, als Regent, zich eer- en eedshalven verpligt, om in eene Vergadering, waar hy zo veele voortrefiyke Liefhebbers van het Vaderland hadt leeren kennen, acht ftukken voor te draagen, die zyns oordeels, om her-' -  3o VADERLANDSCHE XXL BOEK I784. : 9 3 5 1 1 3 5 3 herftel fchreeuwden. „ Ik gevoel/' betuigde hy, deeze aanvoerende, „ zeer „ wel de zwakheid myner geringe poo„ gingen, tot herftel onzer vervallene „ zaaken, en de onmogelykheid, om door „ de vereende maatregelen van alle de „ Leden deezer Vergaderinge, ja zelfs „ van de Leden van hun Ed. Groot „ Mogenden, en eenige Bondgenooten, alles, of het meerderdeel der Natio„ naalc Bezwaaren, nog voor eerst ge„ heel te herftellen. Hy toch, die zich hier mede vleidde, zou geheel onkun„ dig moeten zyn van de kragt der ver„ ouderde Vooroordeelen, van de moei„ lykheid om ingebeelde Voorregten te „ laaten vaaren, en van dien Geest van „ nieuwe Staatkunde, waar van de grond„ flag is eene fchandlyke voortrekking „ van vreemde belangen boven die van „ het waarde Vaderland, en waar toe „ zommigen door Eer- anderen door Heb„ zugt, en nog anderen door kruipende , Vrees gedreeven worden. Maar ook , dit moet niemand affchrikken, om, in , eenen tyd, waar in wy nog overvloe, dig voorzien zyn van die zelfde mid, delen, waar door ons Gemeenebest , groot en gedugt geworden is, alle zy; ne kragten in te fpannen, en alle mo, gelyke drangredenen te gebruiken, om, , ter bereiking der wenschlykfte doel, einden, door alle gepaste middelen, , zich zeiven en zyne Medeburgers op , te wekken en aan te, moedigen. Al- „ thans  HISTORIE. 3i' £ thans ik voor my, in de overtuiging, waar ik in ben, dat dit de onvermy„ delyke pligt is van eiken Regent; en dat eene naalaatigheid daar in eene „ medeverantwoordlykheid mede brengt voor alle de gevolgen van Werkloos„ heid en verkeerde Directie, waar door „ dit Gemeenebest hoe langer hoe meer „ afwykt van zyne oorfpronglyke gefteld„ heid, vind geen ander middel, dan „ door yverige, belanglooze en onophou„ delyke waakzaamheid voor 's Lands „ dierbaarfte voorregten, gebruik te maa„ ken van het wel gering, maar egter „ individueel regt, om myne ftem te gee„ ven over zaaken, die daar toe betrek„ kelyk zyn, en ik zou my ten hoog„ ften gelukkig agten, indien myne ftein, „ die van zo gering gewigt is, in deeze „ Raadzaal, een der middelen zyn mogt, „ waar door UEd. Groot Agtb. bewoo„ gen wierden, om uit naam deezer Ver„ gaderinge, by hun Ed. Groot Mogen„ den de Heeren Staaten deezer Provin„ cie, en door dezelven ter Vergadering „ der Bondgenooten, eenigen meerde„ ren fpoed by te zetten aan de af„ doening dier gewigtige zaaken, waar „ in het gemeene Land zo veel belangs » heeft CV' De C*) Zie dit geheele Voorftel fti de N. Nederl. Jaarb. 1784 bl. igo. en in de Post van den Nt4tr-Rhyn V. D. bl, 553. XXI. B OEK, 1784.  XXI. boek. 7784. Prysvraa- gen door Genoot- fchappen te Utrecht en ii) Friesland uitge- fchree- ven. 1 < J i ga VADERLANDSCHE De Genootfchappen in ons Vaderland,' zints weinig Jaaren aangevangen, vermeerderden ten deezen dage grootlyks en hadden dezelve onderfcheide bedoelingen, dan de meeste liepen over Staatsen Krygszaaken. Een Genootfchap te Utrecht, ter zinfpreuk voerende Getrouw voor 't Vaderland, beloofde, by openlyke aankondiging eene Belooning van één honderd Gouden Dukaaten aan den Schryver, die op de klaarfte en dmdlykfte wyze „ het Gedrag dcrVaderlandschgezinde Regenten, en ,,; Ingezetenen, geduurende den loop van „ den Engelfchen Oorlog, in tegenover„ ftelling der onwaardige Machinaüen en Mandelingen van de verdervende „ Engelfche Factie gehouden, zou be„ fchryven, en dus de Eer van de Nan tic, zuiveren van den laster der ge„ melde Factie, en klaar aantooncn dat »»; dezelve ten onregte was beklad;" wie den bestgekeurden naast bykwam, werden vyftig Dukaaten toegezegd. — Het Genootfchap van Wapenhandel, te dier zelfde Stede, onder de zinfpreuk proPar/RiA & Libertate, oordeelde dit Voorftel gewigtig genoeg, om, boven de oegezegde Belooning, een Gouden Meïaille met des Genootfchaps Devifen uitte ■eiken, aan die geoordeeld werd de eerIe, en een Zilveren, van gelyke Munte, tan die de tweede, Eerbelooning zou jehaalen. Zekere Vryheidlievende Maatfchappy van  HISTORIE. SS Van Frye Friezen, gelyk zy zich fytelden, voor beweezen houdende, dat een Nationaal-Burger-Krygsweezen, meer of inin overeenkomftig met het bedoelde by het VIII. Artykel der Unie van Utrecht, altyd en overal voor dé Burgerlyke Vryheid en Veiligheid des Lands noodzaaklyk was, vroeg, met betrekking tot de Republiek in 't algemeen, en tot Friesland in t byzönder, „ Hoe wordt zulk een Krygsweezen, zo ten Plattenlan* „ de, als in de Steden, op de beste wy„ ze, tot ftand gebragt? Welke Wetten „ en Regten worden 'er vereischt, om „ door deeze lnftelling het hoögfte nut „ te bereiken, en zonder inbreuk te ge„ nieten?1' — VeertigDukaaten werden den Overwinnaar, eii twintig aan den hem naastbykomendén uitgeloofd. Het Genootfchap van Wapenhandel te Utrecht, oordeelde de Beantwoording van dit Vraagir.uk der Friezen niet min dan het Voorftel hunner Stadgenooten, waardig op gelyke wyze met Eer-goud en Zilver; bekroond te worden (*). Geen (*) N. Nederl. jaarb. 1784. bl. 413. 415. Post van den Neder-Rhyn V. D. bl 503. Dö Eerpryzen op de Vraag der Friezen behaalde d« Heer Johan Georg Herbig, Vaandrig ia. het Regiment van zyne F. D. den Heer Collonel Prinsfe van Bes/en Darmjlad, ten dienft* deezer Landen. Twee Mededingers ria de Bélooning in de tweede plaats toegezecd, kreegeü dien Prys. De een was de Heer Hermanus Oneides, Erfgezeten inExmsrro, en de Heef Vijl. PEEL. C J* xxr. BOEK. [784.  XXL BOEK. I784. 't Werk de GrondwettigeHerft'eltingonderfcbeiden beoordeeld. j ] j ( 1 1 1 3 i < j \ i 34 VADERLANDSCHE Geen tyd misfchien, zo lang de Républiek geftaan heeft, was zo vrugtbaar in Staatkundige Gefchriften als de tegenwoordige. Veele verdiénden gewis geene, of weinig, andere, alle opmerking; de meeste aandagt trok, een Werk onder den.Tytel, Grondwettige Herftelling van Nederlandsch Staatsweezen, zo voor het algemeen Bondgenootfchap, als voor het Beftuur van elke byzondere Provincie', geschikt om het voornaam doelwit aan te tooien, waar toe de poogingen van goede Regenten, en de Requesten van Vaderlandlie- icnde Burgers moeten ftrekken (*). Vlet een zeer onderfchciden oog aanchouwde men den arbeid der ongenoemle Opftelleren deezes Werks, dat zeer reel gerugts maakte. Eenigen doemden 't serve, als vol gevaarJyke Nieuwigheden; :ommigen waren het niet eens, of in 't lelve alleen de Middelen werden aangeveezen, om de oude en waare Staatsgeleldheid van ons Land van ingekroopeïe misbruiken te zuiveren, dan wel eene ransch nieuwe Regeerwyze in te voeen? Terwyl anderen 'er een zeer gunb"g oordeel over velden, en 't aanzagen Is, verre van eenige verdeeldheid der jemoederen in de hand te werken, verre acoe van Manen Adriaans Zoon, Secretais van het Genootfchap van Wapenhandel Prs ' Oatria Ö" Libertate te Utrecht. Post van den NiUr-Jthvn Vi. D. hl 1148. 1228. Te Amfterdam by j. Allaüt.  HISTORIE. 55 re van eenig opzet, om de Regeeringsvorm onzer Republiek te veranderen, en integendeel geichikt om de Gemoederen te vereenigen, om eendragtlyk de hand aan 't werk te flaan; ten einde het Gemeenebest, door het afwenden der ingelloopene Gebreken en het invoeren van heilzaame Schikkingen, weder te brengen tot deszelfs Grondwettige Gefteldheid, en zo veel mogelyk, den ouden luister te doen erlangen. Volgens deezer gunftig inzigt, was het eene welwikkende Staatkunde, die het nadeelige dei Democratie, het haatlyke der Ariftocratie. en het fchadelyke van een te onbepaald Stadhouderlyk Gezag, in den grond doorzag, die de vroegere en tegenwoordige gefteldheid van de Republiek naauwkeurig gade fioeg; die, eindelyk, met eene befcheidene Vrymoedigheid, haare gedagten, op die kundigheden gevestigd, voorflelde, en met welberedeneerde voorftellingen aantoonde, wat 's Lands welzyr in deezen van Vaderlandlievende Regenten en Burgers vorderde ■ zulk eene Staatkunde beftuurde, naar der zodaniger begrip, de pen der Opftellercn van dil Werk, waarin zy hunne oordeelkundige" gedagten voor den agtbaaren Regterftoe' der Natie openleiden. (*). Geen won- dei (*) N. Nederl Jnarb. '1784. fat. 1902. Ahem, Vadert Letteroeff VIL D.' ii St bl B«J Eer !ang. werd .dit Werk beftreeden in een Stuki'öl getyteld , De Souverainiteit der Staaten van HoiC 2, tent BOEK* I784. 1  gó- VADERLANDSCHE XXL BOEK. Voorftel der Stad Goes ter JZeeuwfcheStaatsvergadering. ( 1 ( i < 1 c t i E li Z II n rr V £ der dat dit Boek het Huis- en Handboek werd van veelen in den Lande; en eerlang het Leesboek in deeze en geene Burger-focieteiten. Hoe een gedeelte der Volksvertegenwoordigeren in ons Gemeenebest dagt over deszelfs komraerlyke Gefteltenisfe , over de Bevrediging der zweevende Onlusten, en het onderftutten der verzwakkende Unie, zal ons het Voorftel der Stad Goes, de Brief der Staaten van Zeeland, en de antwoorden der Bondgenoo:en op denzelven best kunnen leeren, ;n het eenigzins breedvoerig vermelden, en vollen wettigen. De Afgevaardig- len van Goes kwamen met het volgende /oorftel ter Zeeuwfchc Staatsvergadering; lat de Regeering dier Stad, met de uierlte aandoening, gezien hadt, hoe, zeerteenigen tyd, de openbaare Gefchrifzn en Gefprekken, in zommige nabuurie Gewesten vervuld geweest waren, iet klagten over Misbruiken en Vereerdheden in de behandeling van 'sLands laken, en over den Toeleg en werkelyken ïdragt op de Voorregten der Ingezetem; 't welk ten gevolge hadt een algeeen Wantrouwen, Beroering en Verarring in meest alle Departementen: terirf verdeedigd tegen de hedendaagfche Leer der ilks regeering, Zo éts dezelve onder andere voorWaaien wordt in een Gefchrift ten tytel voeren, Qrrondwctiigt Herjldlint van NederUodi wtwttztn.  HISTORIE. 37 terwyl de groote Zaaken van de Republiek, zo wel ten aanziene van de buitenlandfche Belangen, als de inwendige Vastigheid en Orde der Regeering, onder de voortduurende, Twisten moesten verwaarloosd worden. Een toeftand, welken zy zo kommerlyk inzagen, dat, zonder een fpoedig hulpmiddel, het Gemeenebest, midden onder de Voordeelen, welke de Godlyke Goedheid nog aanboodt, zou verlooren gaan. — Reeds lang hadden zy gewagt, dat uit een der Gewesten, dat de meeste reden daar toe vondt, een Voorftel zou gedaan zyn, om toereikende Maatregelen uit te denken , zo wel tot een grondig Herftel van weezenlyke Misbruiken, als tot Wegruiming van kwaalyk opgevatte Verdenkingen; maar konden zy zich niet langer wederhouden van deeze gewigtige zaak ter tafel van hun Ed. Mogenden te brengen: om dat zy het gevaar, van dag tot dag, zagen toeneemen, en zich verzekerd hielden, dat zulk een toeftand van zaaken, als waar in de Republiek zich tegenwoordig bevondt, aan zich zeiven overgelaaten wordende, niet kon verbeteren; maar op den duur moest verergeren, tot dat het Herftel onmoge- lyk zou worden. Zy fteiden daar om voor, het aanleggen van eene Raadpleeging, over de beste middelen, om, overeenkomftig met de Conftitutie en Regeeringsvorm van deeze Republiek alle redenen van klagten en wantrouwen C 3 weg XXI. BOEK. I784.  3.8 VADERLANDSCHE XXL BOEK. 1784. Brief vat Zeeland, aan de Bondgenooten. weg te neemen: de Misbruiken, die in het Landsbeftuur mogten zyn ingefloopen, overal te herftellen; de Voorregten en Vryheden der Ingezetenen, te gelyk met de tegenwoordige Regeeringsvorm, op een vasten voet te vestigen, en daar door, onder Gorts Zegen, de Republiek weder te brengen, tot den ouden luister en welvaard ; en wenschten zy, dat die Raadpleegingen, met dien yver en fpoed, mogten aangevangen en voortgezet worden, als het gewigt dier oraftandigheden, waar van 's Lands wel of kvvaalyk vaaren afhing, noodwendig vorderde. 1 Het leedt niet lang, of Staaten van Zeeland, met het zelfde oog, als de Regeering van Goes, de gefteldheid des Vaderlands inziende, zonden aan de Bondgenooten deezen opmerkelyken Brief. „ Wanneer men. met ernst naadenkt de Gebeurtenisfen, waar van deeze Re„ publiek, zedert de drie laatfte Jaaren, „ het ongelukkig tooneel is geweest, „ moet men verwonderd liaanhoe het „ mogelyk zy, dat een Staat, weleer zo „ bloeiend in aanzien, en zo beroemd in wysheid der Regeeringe, in zulk een „ korten tyd, tot eene onvoorbeeldige ,, laagte en verlegenheid is gebragt; maar „ de opmerking op 't geen daaglyks ge„ zien en gehoord wordt, laatTons niet „ lang onkundig, omtrent de oorzaaken „ van dit diep verval. „ De menigvuldige klagten over de „ mis-  HISTORIE. 33 „ m'sbruiken en verkeerdheden in het „ Publyk Befl.uur,en over toeleg of in„ dragt op de Regten der Ingezetenen, „ hebben aan allerlei Handen van Men„ fchen een zigtbaar ongenoegen en wan9, trouwen ingeboezemd: de denkbeelden „ over het waar Belang van den Staat „ zyn daar door in verwarring gebragt: „ de poogingen tot vereenigmg der ver- fchillende Gevoelens worden, aan d( „ eene of de andere zyde, mistrouwd, „ en het noodzaaklyk gevolg van zoda „ nig eene gefteldheid kan niet ander; zyn, dan dat de groote zaaken van d< „ Republiek, zo wel ten aanzien van di „ buitenlandfche Belangen, als de inwen „ dige Orde en Vastigheid van de Re „ gcering, onder de voortduurende twis ten, moeten verwaarloosd worden. „ Wy befchouwen deeze geftelteni „ als zo bekommerlyk, dat, zonder eei „ fpoedig hulpmiddel, 't welk de een „ dragt en het onderling vertrouwe: „ herftelt, de Republiek, met al haar magt en welvaard, binnen weinig tyd „ zal verlooren zyn, en wy hadden dei „ halven, reeds lang verwagt, dat u! een der Geweste», welke daar toe d „ meeste reden hebben, een Voorfte „ zou gedaan zyn, om den wortel va „ het kwaad aan te tasten, zo wel tc „ een grondig Herftel van de weezenl} „ ke misbruiken en verkeerdheden, ai „ tot wegruiming van kwaalyk opgevatt „ verdenkingen en misnoegens. Onde; C 4 „ tüi XXL BOEK.' 1734- { 1 l S t £ } t S e  4» VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1784. V. Pi r. „ tusfchen zien wy met aandoening de „ onlusten , van dag tot dag, toenee„ men, en wy kunnen ons niet verbeel„ den, dat zulk een verwarde toeftand „ van zaaken, als waar in zich de Res, publiek tegenwoordig bevindt, aan haa„ re eigene redding wordende overgelaa„ ten, zou kunnen verbeteren; maar de„ zdve moet, onzes inziens, noodwen„ dig verergeren, en eindigen in uiter„ ften, waar van de gevolgen eerder zyn „ te vreezen, dan te voorfpellen, wan» neer 'er misfchien geen plaats voor „ redmiddelen zal overig zyn. „ Deeze overleggingen hebben ons aangefpoord, onze bekommering niet lan„ ger voor de Bondgenooten te verber„ gen; maar om Hoogstdenzelven, by al wat dierbaar is in het Vaderland, , te verzoeken, met ons de handen aan , 't werk te liaan, tot bevrediging van , de oneenigheden.—Wy bekennen, dat , het eene moeilyke taak is, om dat , het kwaad reeds diep is ingeworteld; , maar het komt ons niet onmogelyk , voor, wanneer men flegts, zonder , vooroordeel, met een bedaard over, leg, geen ander belang voor oogen , hebbende, dan dat van het Vaderland, , het werk wil beginnen, en met ernst , doorzetten. „ De middelen, om zulk een gewenscht einde te bereiken, behooren met gemeenfchaplyke raadpleegingen van de Bondgenooten te worden vastgefteld, » en  HISTORIE. 4t „ en met de magt van de gemeene Re„ geering uitgeoefend. En, om daar toe te geraaken langs eenen weg, wel„ ken de Conftitutie van de Republiek, „ en het Voorbeeld van vroegere tyden, „ aan de hand geeft, zouden wy voor' „ ftellen, juist dezelfde zaak in dezeh> „ de bewoordingen, als de Heeren Staa,, ten van Overysfel by hun Ed. Mog. „ Misfive van vier Augustus mdccxvi, ,, aan de Vergadering van hun Hoog Mogenden gedaan hebben, in eene „ omïtandigheid van zaaken, daar het „ gevaar minder dringend was dan te,, genwoordig, naamlyk; „ „ dat de re„ ,, fpective Bondgenooten met de an„ „ dere mogen convenieeren, om eeni„ „ ge weinige Gecommitteerden, uil „ „ iedere Provincie na 'sHaage te zen- „ den, wel niet met dien grooter „ „ omflag, als in 't Jaar mdcli op „ „ de groote Zaal; maar egter met ge- „ noegzaame magt en authorifatie: „ „ eerstlyk om te formeeren een Re„ „ gister van alle de poincten en de„ „ fecten in de Regeering, waar in ver„ ,, betering en redres vereischt wordt. „ „ en dan vervolgens , om op die „ ., poincten ten meeste dienst en nut „ „ van den Staat, tot beter onderhou- „ ding van de Unie, op agreatie van „ „ de refpective Bondgenooten, te be,, „ raamen en vast te ftellen, zodanige ,, ,, Reglementen en Orders, waar dooi „ alle misverltand en oneenigheden ir C 5 „ „ het XXL boek.  4* VADERLANDSCHE XXL boek. Ï784. ,> „ het toekomende geweerd, de In„ „ ftructien naagekomen, en de inge» » kroopene abuifen en defecten verbeterd kunnen worden, dat de Hee„ „ ren Gecommitteerden, over deeze „ „ zo nuttige en dienitige zaake be„ „ foigneerende, vooraf, onder folem„ „ neelen eede, behooren te verklaaren, „ „ dat zy zulks doen met postpofitie „ „ van alle byzondere belangen van de „ „ Provinciën, waar uit dezelve ge„ „ committeerd zyn, den welftand van „ „ het Gemeen, en de behoudenis van „ „ het lieve Vaderland alleen voor oogen hebbende."" „ Wy zullen geen meerder woorden „ gebruiken om een Voorftel van deezen „ aart aan te dringen, het pryst zich zel„ ven aan by ieder, die de rust en bloei „ van het Vaderland hartlyk wenscht; en „ om 't zelve met eenen goeden uitflag „ te zien bekroonen, behoort 'er niets „ dan goede Wil, Verftand, en Cordaat„ heid: hoedanigheden, welke Go de „ zy dank! in onze Republiek nog niet „ geheel ontbreeken. , „ Wy betuigen, geen het minfte oog„ merk met deezen Voorfiag te hebben, „ van ons te willen mengen, in zodani„ ge zaaken, die het binnenlandsch Be., ftuur, de Hoogheid en Souverainiteit ,, der byzondere Gewesten aangaan, en „ wy zyn, derhalven, verre af van te „ willen vooruitloopen, in de punten der „ lnftructien, welke de Bondgenooten „ aan  HISTORIE. '43 „ aan Hoogstderzelver Gecommitteerden „ zouden goedvinden te geeven: te meer : „ om dat die Inftructien waarfchynlyk „ onderfcheiden zullen zyn, naar maate „ van de verfchillende redenen van on„ genoegens in de Provinciën; maar wy „ maaken geene zwaarigheid, tot eene „ blyk van de gevoelens, welke wy in „ deeze Onderhandelingen zouden open„ leggen, te verklaaren, dat wy, indien „ gevalle, onze Afgevaardigden zouden „ gelasten, om, zo veel in hun is, zorg „ te draagen, dat de Vryheid en Onaf„ hangelykheid der refpective Provinci„ en," behoudens de betrekkingen der ,, Unie, als de Grondwet onzer Confti„ tutie, meer en meer mogen worden „ verzekerd, en dat te gelyk, de tegen„ woordige Regeeringsvorm ongefchónden „ moge worden geconferveerd, en door „ de beste maatregelen op een vasten •„ voet gevestigd; zodanig, dat het Erf-„ ftadhouderfchap, waarlyk kan, en moet „ zyn, dat geene, waar toe het is in„ aefteld, naamlyk de band van Eenig,, heid tusfchen de Leden van deezen „ geconfedereerden Staat, de klem van „ de uitvoering der Refolutien van de „ Hooge Regeering, en de Handhaavei „ der algemeene en byzondere Regten „ en Vryheden. „ Dat, wyders, de tegenwoordig zwee„ vende Gefchilien over de Militaire Ju„ risdictie, zo verre dezelve niet vooi „ afgedaan worden gehouden, over.zom XXL 3 O liK.' !  XXI. BOEK. i 44 VADERLANDSCHE n fnige bezwaaren met opzigt tot he£ „ Beituur der Landtroepen , Zeemagt, " alieLandere van gelyken aart, gron' ,, dig behooren onderzogt te worden „ met den Heer Prins Erffladhouder „ overlegd, en eindelyk, overeenkomftig „ met de Grondwetten der Conftitutie „ en Regeenngsvorm, bepaald; op dat „ al het twyfelagtige, eens voor altoos „ worde weggenoomen, en zyne Door" lu^Se H°°gheid zelfs, en Hoogstdes„ zelfs Naakomelingen, zo wel als de „ Ingezetenen des Lands, mogen wee„ ten, waar aan zy zich behooren te „ houden. „ Eindelyk: zyn wy ook van oordeel, „ dat, hoe zeer in een vry Land de „ Tong en Pen der Ingezetenen moet „ vry blyven, de Hooge Regeering, „ egter, verpligt is toe te zien, dat de „ vryheid van fpreeken en fchryven, „ met moge overflaan tot eene toomloo„ ze losheid; maar dat dezelve onder„ worpen blyve aan zodanige Regelen „ welke de Welvoeglykheid en de na-' „ tuur van een befchaafden Burgerftaat „ noodzaaklyk maaken: in welken niet „ alleen de Vryheid en Eigendom der „ Ingezetenen, maar ook derzelver Eer „ en goede Naam, onder de befcher„ ming der Wetten, behoort veilig te „ zyn. Wy vleien ons, met de aangenaame , hoope, dat, langs zulke of dergelyke , wegen, de gemeene Regeering van de  HISTORIE. 45 Republiek zoude herneemen die vigeur, ,, die klem en activiteit, welke zy behoort te hebben, en zedert de droe,, vige onlusten verboren heeft, dat zou„ de herbooren worden, het vertrouwen „ der Ingezetenen, en de bereidwillig„ heid van ieder Vaderlander, om, in „ zynen kring, werkzaam te zyn tot nut „ van 't algemeen; dat als dan ook de „ gelegenheid zal gegeeven worden, om „ het algemeen Syllema van de Repu„ bliek, ten aanzien van haare Buiten„ landfche Betrekkingen tebepaalen, en, „ zo door Verbonden, als door een ge„ past gebruik van haare Magt, te fter,, ken; de verloopen in de Unie te ver,, beteren, de verdeeling der Lasten van „ het Bondgenootfchap op een eenpaari„ gen voet, gefchikt naar ieders vermo„ gen, te regelen: terwyl integendeel „ deeze zaaken, hoe hoognoodig zy zyn, ,, vrugtloos zullen ondernoomen worden, „ zo lang de verwarring en beroering in ,, den Staat blyft aanhouden (*)." Het voorgellaagen Ontwerp der Staaten van Zeeland was een ftuk van vee- < len in den Lande, zints lang, begeerd,] die met het vermeerderen der Gebeur-, tenisfen, welke eensgezindheid, moed en < ftandvastigheid vorderden, reikhalsden na middelen, om uit den maalftroom der Staats- (*) 27ot. van Zeil. 3 Mey 1784. N. Netttrh ^aari. 1784. bl, 841, 1017. XXL' BOEIU I784. Veelerf mrdeeen dit )ntwerl> liet voU !oende.  4S VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1 1 1 ; ] i Staatsvefwarringen gered te worden; dan 'tzelve het licht ziende, was 't verre van allen even zeer te behaagen, of die voldoening te fchenken, waar mede zy zich gevleid hadden. Men vondt'er, die betuigden, dat zy, wel verre van in dien rondgaanden Biïeve Zodanige middelen te hebben aangetroffen, welke gefchikt waren om de oorzaaken van den vernederden toeftand onzes Vaderlands weg te neemen, en 't zelve tot den voorigen bloei en luister weder te verheffen, vermeenden 'er ftellingen en voorhagen in ontdekt te hebben, die van geen minder zorglyk vooruitzigt waren voor de Oppermagt der byzondere Gewesten, dan foor de Vryheid en Regten der Ingeze- :enen. Zy befchouwden den Voorflag 5m Gelastigden na 's Gravenhaage te zenlefi als eene loflyke pooging; als eene poging, die wenschlyk ware dat met ie verwagting van een goeden uit'flag rergezeld mogt gaan; .doch waar van zy Jich weinig of geen heil voor het Valerland, in de tegenwoordige gefteldheid /an zaaken, konden voorftellen, om dat mn, zo lang de byzondere Gewesten zich selven niet gezuiverd hadden van alle nisbruiken in derzelver eigen Beftuur inrekroopen, het herftel van 't algemeen ieftuur onmogelyk voorkwam. Zy •iepen hunne Landgenooten toe, het is yd, meer dan tyd, dat, zal het Vaderand behouden worden, een ieder zich. rereenige, en zyne vermogens aanwende,  HISTORIE. 47 de, om alle de misbruiken en verkeerdheden, in 'sLands Beduur ingekroopen. weg te ruimen en te herftellen. Gedeeltlyke hervormingen verminderen het kwaad wel, doch, zo het niet met tak en wortel Worde uitgerooid, zal eene nieuwe fpruit welhaast te voorfchyn komen, deeze zal andere voortbrengen, en weinige Jaaren zullen 'er flegts noodig zyn, om ons weder in dat bederf, zo niet erger, te ftorten, waar uit wy nu naauwlyks ontkomen zyn. Bloei eii Luister, Verval en Vernedering, Vryheid of Slaaverny. zyn de uitzigten, die zich verto'onen. en waar toe wy, naar maate wy ons gedraagen, voor zeker komen zullen. Deeze keuze ftaat voor ons nog open; eene keuze, die het geluk of ongeluk onzes Naakomelingfchap, te gelyk met dat van ons zeiven, zal uitrnaaken, en die het hun niet zal vergund zyn te hebben. Kiezen wy den Bloei en Luister van het Vaderland, kiezen wy de Vryheid, we! aan! vervoegen wy ons, dan met eerbiedige Verzoekschriften tot onze wettige Overheden, en wekken wy Hoogstdenzelven op, om, op het voetfpoor van Utrechts Staaten, een onderzoek in iedere Stad, in ieder Gewest, aan te leggen, over alle de misbruiken en verkeerdhedeh, op dat dezelve herfteld, en 's Lands Regeeringsvorrn alzo op een vasten voet gevestigd worde. En, is dit gedaan, dan is het tyd, ook dan alleen, om door eene Vergadering van Gecommitteerden, we- XXI. BOE K. I784.  XXL BOEK. Iieriuit der Staaten va» Holland op den Brief van Zeeland. (*) Pm van eten Nedtr-Mp V. D. bL 74$ ^ VADERLANDSCHE wegens alle Bondgenooten, teberaamen, welke middelen 'er moeten in 't werk gefield worden, om het verval in 't algemeen te herftellen, en, door eene behoorelyke Onderwerping van de Uitvoerende aan de Wetgeevende Magt, voor te komen de fchandlyke vernedering, waar van Nederland, zints eenige Jaaren, het droevig voorbeeld heeft opgeleverd (*> Dan laaten wy hooren wat Staaten vart Holland, op den rondgaanden Brief van Zeeland, beflooten. Zy verzekerden met dezelfde gevoelens bezield, en, van hunne zyde, alleszins geneegen en volvaardig te zyn, om, ter bereiking van dit heilzaam oogmerk, zodanige Voorflagen te omhelzen, als met de gronden van 'sLands Conftitutie beftaanbaar waren, of daar mede overeen gebragt konden worden; doch dat zy zich genoodzaakt vonden van Staaten van Zeeland te moeten verfchillen; zo omtrent de wyze, op welke de Staatsraadpleegingen over een zo gewigtig en wyd uitgeltrekt onderwerp, met de meeste vrugt, en met den meesten fpoed, zouden kunnen voortgezet worden; als in 't byzonder ten aanziene van de juiste Bepaalkig der zaaken, tot welke de Staatsraadpleegingen zich zouden moeten uitftrekken. Wat het eerfte betrof, de ondervinding van vroegeren en laateren tyde hadt niet  HISTORIE. 49 'niet dan te duidelyk geleerd, dat Groote of Extraordinaris Vergaderingen van het Bondgenootfchap, met die Formaliteit vergezeld en in dier voege zamengefteld, als in de jaaren mdcli en mdccxvii, weinig gefchikt waren om het verlangde oogmerk te bereiken; waarom zy van gedagten zouden zyn, dat, om een fpoedig herftel van zaaken te bekomen, de Onderhandelingen, met affnyding van allen onnoodigen omflag, tot eene meerdere eenvoudigheid behoorden gebragt te worden. Ten aanzien van het tweede, konden zy niet verbergen, dat., onder verfeheide Voorwerpen, in den Brieve van Zeeland .opgenoemd, de zodanige voorkwamen, welke geenzins gezegd konden worden, het algemeene Bondgenootfchap aan te gaan; als daar waren de verfchillende redenen van het ongenoegen in de Provin' cien. De Voorflellen der tegenwoordige Regeeringsvorm binnen dezelve. Het Erfftadhouderfchap. De Militaire Jurisdictie. Èn de Voorziening omtrent eetie al te onregtmaatige Vryheid van fprceken en fchryven. Alle zaaken, welke, behoudens de Grondwetten van den Lande, nimmer tot onderwerpen der Raad? pleegingen van de gezamenlyke Bondgenooten, of derzelver Afgevaardigden, konde gemaakt worden; neen, maar tot het Souverain Beftuur der Staaten van de byzondere Gewesten, ieder in de haare, byzonder behoorden, en daar van, zon- VUL deel, D d(g XXL b o e 1ê« i784.  5o VADERLANDSCHE XXL BOEK. I784. : der verkorting der Regten aan de Provinciaals Söuvëfa'infteït, ontegenfpreekelyk verknogt, niet afgetrokken konden worden; terwyl zy verder van begrip waren, dat al het geen het Politiek Syfteraa van de Republiek, en de betrekking tot de andere Mogenheden betreft, waar van Staaten van Zeeland mede gewaagden , op den tegenwoordige voet aan de refpective Bondgenooten, ieder in de haare diende te verblyven, en op de gewoone wyze, zonder eenige verandering, behandeld moest worden. Wègens de voorafgaande vastftclling der Onderwerpen, waar omtrent de Raadpleegingen der gezamenlyke Bondgenooten, of derzelver Afgevaardigden, werkzaam moesten zyn, drukten zy zich in deeze bewoordingen uit. „ Dat de „ zaaken, die de Unie en het Generaals „ Bondgenootfchap aangingen, en welke „ een zo fpoedig als vrugtbaar redres ver„ eischten, tot twee onderfcheide Hoofd„ deelen behoorden gebragt te worden. ,, Waar van het . eerfte alle die punten „ in zich zou moeten bevatten, welke „ het Financieele weezen betroffen; ter,, wyl liet tweede, de Middelen van de „ generaale Defenfie, gefchikt naar de „ Financieele Vermogens van het Bond„ genootfchap in 't generaal, en van ie„ der der Bondgenooten in 't byzonder, „ tot onderwerp zou moeten hebben. „ Dat, met opzigt tot het eerffe „ Hoofddeel, in byzondere aanmerking zou-  HISTORIE. *, zouden moeten komen, de twee vol- ,,.gende punten. Eerstlyk, het na- „ der reguleeren der Provinciaale Quo„ tas, in evenredigheid van de waare Vermogens der Bondgenooten, tot het „ draagen der Lasten van het geheele ,, Bondgenootfchap. Ten tweeden, „ de ftaat van de Generaliteits Kas,, fe, als mede het gebruik, het welk ,, daar van tot foulaas van de Bondge„ nooten, met betrekking tot de gene„ raale Defenfie van den Lande, zou „ kunnen worden gemaakt. Dat het exa„ men der voorfchreevene Financieele „ Punten, den grondllag en het rigtfnoer „ zullende moeten opleveren, waar op, „ en waar volgens, alle Schikkingen om„ trent het Militaire weezen, zo te Wa„ ter als te Lande, zullen worden ge,, bouwd en ingerigt, dit Onderzoek ook „ eerst en vóór alles by de hand zou „ dienen genomen te worden: dan dat, „ gelyk het examen dier Punten veel„ vuldige préparatoire Befognes zou ver„ eifchen, zy van gedagten waren, dat „ daar toe eene Perfoneele Commisfie „ zou behooren te worden gedecerneerd. „ beftaande uit eenige weinige Leden. „ ten dien einde, door ieder Provincie „ te decerneeren, geadfifteerd met huu „ ne Ministers, en met adjunctie var „ eenige Commisfarisfen uit den Raac - „ van Staaten en Generaliteits Rekenka „ mer, door welke Perfoneele Commis fie de noodige Voorflagen en Plans toi Da „Re XXL BOEK. I784.  éfa VADERLANDSCHE XXL BOEK. I784. j % 5 5 3 9 5 I 5 5 5 I „ Redres in de Provinciaale Quotas, etf „ omtrent de Emploi van de Generali„ teits Kasfe, zouden moeten geformeerd „• en daar van een omftandig Rapport 3, ter Generaliteit gedaan worden, op „ dat de Bondgenooten dat Rapport over„ neemende, deswegen in de byzonde„ re Gewesten konden raadpleegen, en „ befiuiten. — En dat voorts, ten ein„ de aan dit Perfoneele Befogne alle zo„ danige ouvertures, aangaande de waare „ gefteldheid der Finantie van de Gene„ raliteit, te doen geworden, de Raad ,. van Staaten en de Generaliteits Re„ kenkamer zouden worden geauthori, feerd en gelast aan het voorfz. Be, fogne dien aangaande alle gevorderde r, opening te geeven. „ Dat, betreffende het tweede Hoofd, deel, de Deliberatien der gezamenly, ke Bondgenooten zouden moeten loo, pen over het werk der Generaale De, fenfie van de Republiek, gefchikt naar , de Financieele Vermogens van het , Bondgenootfchap in 't byzonder; mits, gaders over het beraamen der midde, len, welke daar toe in Vredestyd op , een beftendigen voet gereguleerd, en , door het brengen van permanente pos, ten op den Staat van Oorlog gecon, fenteerd en vastgefteld zouden behoo, ren te worden. Waaromtrent, vervolgens, devoor, naamfte Objecten der Deliberatien zou, den moeten beftaan. Vooreerst, in  HISTORIE. 53 een naauwkeurig Onderzoek van den „ ftaat van 's Lands Zeemagt, Frontie„ ren, Magazynen, en Arfenaalen, als j, mede van de Redresfen, die daar in 't algemeen, en ook in de refpective Ad- miraliteits Collcgien, in 't byzonder „ zouden behooren gemaakt te wor- „ den. Ten tweeden, in een Onder- „ zoek, welke nadere Voorzieningen om„ trent de Dispofitie over 's Lands Mili„ tie, zo te Water als te Land, mits„ gaders omtrent het Beltuur van de„ zelve, en vooral in tyd van Oorlog, „ door het benoemen van eenige Leden ,, en Ministers der Regeeringe om den „ Capitein Generaal en Admiraal te as„ fifteeren, zouden kunnen en behooren „ gedaan te worden; en ook in 't by„ zonder aangaande het werk der Paten„ ten, waar van de beheering, door de „ Bondgenooten, tot kennelyk weder- „ zeggen toe , was opgedraagen. „ En laatstlyk, in een Onderzoek, op „ welk eene wyze het werk der Disci„ pline en Jurisdictie Militair, voor zo „ verre de Generaliteits Landen byzon„ der betrof, zou behooren te worden „ gereguleerd. „ Alle welke fpeciaale Punten, aan „ het Examen van eene tweede Perfo„ neele Commisfie, (naardien het werk „ van de Finantie alleen, een byzonder „ Befogne vereischte,) zouden behooren „ gedemandeerd te worden; tot welk i, Befogne ook eenige weinige Leden D 3 „ uit XXL BOEK. 1784. \  54 VADERLANDSCHE XXI. boek. Frieslanc en UtrechtHemmen met Haltand in. Het eenpaarig befluit der Bondgenooten. < „ uit de byzondere Gewesten moesten „ afgevaardigd worden, om de noodige „ Plans en Redresfen te ontwerpen, en, '„ op de bovengemelde wyze, ter Raad„ pleeging der gezamenlyke Bondgenoo„ ten te brengen (*). ! Friesland ftemde in dit Staatsbefluit van Hollandt zonder benadeeling egter van het Regt van de Patenten, door de Afgevaardigden van hun Gewest, den vierden van Bloeimaand des Jaars mdccxlvh ter Vergadering van hun Hoog Mogenden aan zich voorbehouden (f). Utrecht wilde het zelfde fpoor tot Herftel als Hol» land betreeden hebben (§). — Staaten van Zeeland, het gevoelen van Holland en de toeftemming van nog twee Gewesten met hetzelve vernomen hebbende, traden te rugge van de bepaaling der Onderwerpen, in den eerften Brief opgegeeven , en vervoegden zich by de opgegeevene Punten van een algemeener aart, niet twyfelende, dat, de bereidwilligheid van vier Gewesten tot dit Onderzoek daar zynde, de andere ook zouden toetreeden (**). Gelyk eerlang de Bondgenooten daar toe beflooten (ff). In- (*) Refol. van Holl. 12. en 15. Nov. 1784. (10 N. KTederl. Jaarb. 1784. bl. 1946. Zia iok onze Vaderlandfche Historie, VII. Deel bl. :2. (§) N. Nederl. Jaaro. 17S5. H. 293. (**; Not van Zeel. 14. April 1785, Ctt) Refol. (Jen 4. Mey 1785.    HISTORIE. 55 Inmiddels hielden Staaten van Friesland aan, om de zo dikmaals, en tot i nog vergeefsch, verzogte, opening vanden toeitand der Kasfe van 't Algemeene Bondgenootfchap 5 en vervoegden zich ^ by eenen Brieve aan den Stadhouder,' naar hun fchryven, van wegen alle de Vereenigde Gewesten, geplaatst aan het Hoofd van den Raad van Staaten, en aan wien dus met dien Raad het beheer van die Kas was toevertrouwd, van welke tot hier toe geene opening aan de Bondgenooten was gegeeven: cn daarzy grond meenden te hebben, om te ycrwagten, dat in dezelve, eene Overwinst van veele Millioenen moest plaats hebben , zonder dat de Ingezetenen van Friesland, door al die Overwinst, eenige verügting van Lasten konden erlangen, hoopten zy dat de Stadhouder, door zynen veelvermogenden invloed, eindelyk eenmaal eene voldoende Opening zou bewerken (*). In Overysfel roerde Palundt tot Z u 1 t 11 e m de fnaar om van tle Bondgenooten die Opening, te vorderen; doch kon 'er geen belluit, hoe genaamd, op bewerken (f). Ten zelfden tyde als de Staaten ^der meeste Gewesten zich onledig hielden met beraadflaagingen over de beste Ontwerpen, om het verdere verloop dei StaatS' CO N. Ked'erl. Jaarb. 1784. M '457(f; Courier van Europa I. D. bl. 172. Pos van den N^der-Rhyn, V. bl. 531. D 4 XXI. ï o ek.. [784. Stazteri 'an Friesand houten by zy. ie Hoogheid aan om Opening van de GeneraliteitsKas. ' Rondgaande - Brief des Stadhouders aan, de Gewesten. i  XXI.' boek. ! 56 VADERLANDSCHE Staatszaaken te weeren, vaardigde de Prins. Erfftadhouder aan de Staaten van Holland, en alle de Gewesten, eenen Brief af van den volgenden inhoud, „ Het is „ niet dan met eene grievende aandoe„ ning, dat wy, zedert een geruimen „ tyd, zo geduurende den loop, alsnaa „ het eindigen der hostiliteiten van den „ ongelukkigen Oorlog, waar mede dit „ Gemeenebest onverhoeds, door het „ Ryk van Groot-Brittanje is overvallen, „ hebben ondervonden, te moeten bloot„ ftaan voor de verregaandfte verdenkin„ gen, befchuldigingen en wantrouwen, „ welke overal, door de ganfche Repu„ bliek, tegen ons en ons Beftuur zyn „ verwekt en ontftaan; in zo verre zelfs, „ dat wy, hoe zeer voor God en ons „ Gemoed overtuigd, van de zuiverheid „ en opregtheid onzer bedoelingen en >, oogmerken, ten beste van het lieve „ Vaderland, daar uit hebben zien ge„ booren worden, een yver en begeerte , om ons te betwisten Voorregten en „ Prerogativen aan onze erflyke Digni„ teiten verknogt, en waar van wy, in „ gelykheid onzer Voorzaaten, waren in „ eene posfesfie, gegrond op de refpec„ tive Opdragten der Erfftadhouderlyke ,; en andere Waardigheden, zo aan ons, ,, als aan onze Voorzaaten gedaan, en , welke wy daar om ook hier toe, niet , anders dan als geheel wettig en aan , onscompeteerende, hebben kunnen aan, zien, en dus ook niet hadden kunnen a wag-  HISTORIE. 57 „ wagten, dat zulks aanleiding zou heb„ ben kunnen geeven, tot al zodanige i „ Onlusten en Verwarringen als daar „ uit zyn voortgekomen, en welke, ver- i „ der toeneemende, de allerbedenklykfte „ gevolgen, en een onvermydelyk bederf „ fchynen te zullen naa zich fleepen. „ Hier van zyn wy innig gepenetreerd, „ en de Gefchiedenisfen van alle tyden „ en Volken bevestigen, dat 'er voor „ eenen Staat in 'c generaal, en voor „ eene Republiek in 't byzonder, en al„ lerbyzonderst voor deeze Republiek, „ niets fchadelyker of verderflyker kan „ worden uitgedagt, dan het verwekken „ en aankweeken van Partyfchappen en „ Disfentien. „ Zo onfchuldig als wy ons kennen, „ aan de rampen van den Oorlog, zo „ vuuriglyk als wy, ten allen tyde, ge„ wenscht hebben, om het Gezag, ons „ opgedraagen en toebetrouwd, te doen „ dienen tot bevordering van de Vry„ heid, Vrede, Voorfpoed en Welvaard „ van het Vaderland, het welk ons, bo„ ven alles, dierbaar is, zo ongeneegen „ zyn wy altoos geweest, zo aliëen zyn „ wy als nog, en zo afkeerig zullen wy „ ;iltoos bevonden worden, van de idee, „ om dat Gezag, door welke middelen „ ook, verder dan deszelfs wettige paa„ len te willen uitbreiden. „ Geen den minften toeleg hebbende, „ om op iemands Regten en Vryheden „ inbreuk te doen, oordeelen wy ook D 5 mee XXI. O R IC. 7C4.  $7 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. „ met regt te kunnen vorderen, dat op „ onze wettige Regten geen inbreuk ge„ daan worde, en dat wy, in het onge„ ftoord bezit worden gelaaten van de „ Voorregten en Preëminentien, aan qnj, ze Waardigheden verknogt, of van ,, welke onze Voorzaaten hebben ge„ jouisfeerd, en byzonder van zodanige „ Regten, tot onze erflyke Digniteiten ,, behoorende, van de Exercitie van „ welken de Erfftadhouder in der tyd, „ behoudens het algemeen belang, niet „ kan worden ontzet. En kunnen, wy„ ders, aan U Ed. Groot Mogenden ,, betuigen , met genoegen te zullen ,, zien, dat alles, wat tot de Conftitu,, tie van de Regeering deezer Landen „ eenigzins relatief is, met eendragt en ,, onderlinge harmonie, zodanig moge „ worden gedefinieerd, dat alle gelegen,, heid tot verwydering, daar uit voort,, fpruitende, eens vooral wierde voorgekomen. „ Wy hebben, om deeze redenen, „ noodig geoordeeld, om aan U Ed. „ Groot Mogenden, en aan de Heeren „ Staaten der andere Provinciën, ope- ning te moeten geeven, van de bo„ vengemelde Sentimenten, die ons be„ zielen, en daar by teffens welmeenen,, de aan te bieden, alles wat in ons vermogen is> om te concurreeren tot de decifie en examinatie van alles wat ,, betrckkelyk is tot den inwendigen „ ftaat van de zaaken der Regeering „ dee-  HISTORIE. 59 „ deezer Landen, en tot verbetering „ van den innerlyken ftaat van de ge„ heele Republiek. ,, Wy vertrouwen, dat dit ons Voor. ,, ftel, waar by wy niets anders beoo,, gen, dan de herftelling van de harmo„ nie, en het onderling vertrouwen, wel„ ke zo noodzaaklyk zyn, om met ver„ eenigde harten, en met een gegronde 9, hoop van fucccs, werkzaam te kun,, nen zyn op den inwendigen Voor „ fpoed, den uitwerjdigen Vrede en Veiligheid van dit Gemeenebest zal ,, worden aangezien, als een üoorfiaand bewys van onzen yver voor het wel ,, zyn en de waare belangen van het „ lieve Vaderland, en van de valschheid ,, der Imputatien ons ten lasten gelegd, ,, Wy durven ons dan ook, van de „ Landsvader-lyke zorge, en 't vooruit,, zigt van U Ed. Groot Mogenden, ,, en van de overige Bondgenooten, be„ looven.dat ons Voorftel, door Hoogst- dehzelven, zal worden beantwoord, ,, op eene wyze, die ons gelegenheid ,, geeve, om overtuigend aan den dag ,, te leggen, onze bereidwilligheid, om ,, van onze zyde te concurreeren tot ,, alles wat dienen kan om de inwendige „, rust in den Lande, onderling, en het ,, vertrouwen tusfchen Regenten en ln« gezetenen, op duurzaame gronden te ,, vestigen, en om, zo veel in ons is, „ te contribueeren tot bevordering der „ waare belangens van het lieve Vader- „ land, XXL BOEK. I784.  XXL BOE IC. i?H. Goedkeuring van «ieezen Brief door beurde te rug ziende, noodwendig hunen aandagt vestigen op zaaken het groot Beduur der Republiek raakende. En 't was hier in, dat zy, tot hun leedweezen, moesten bekennen, zints lange, in 't begrip gedaan te hebben, (trouwens zy hadden 5t zelfs te meermaalen, nopens het een en ander gedeelte van de Directie in de Uitvoering aangetoond,) dat daar in Mishagen fchoolen, van een allerverderflykden invloed op 's Lands welzyn, en zonder welker wegneeming en daadlyke verbetering 'er zich weinig gegronde hoop opdeedt, om het noodige Vertrouwen, den inwendigen Voorfpoed, den uitwendigen Vrede, en de waare Veiligheid van dit Gemeenebest ■ te herdellen, te bevorderen, en duurzaam te maakeh. Hartgrondig wenschten zy, derhalven, daar over van zyne Hoogheid eene nadere Particuliere onderrigting; ten einde E 2 het XXT. B OEK.é I784.  c*S VADERLANDSCHE XXL soek. 1784. het kwaad in deszelfs eigen aart en uirgeftfektheid nog meer van naby hebbende leeren kennen, te beter in ftaat gefield te geraaken, om, daar zy by alle gelegenheden onbewimpeld getoond hadde, niets vuuriger te verlangen, dan het zo noodig herftel in het vervallene, gebrekkige en verkeerde, ook daar door aan deeze hunne hartlyke en byblyvende begeerte eens met vrugt te kunnen voldoen, en door kragtdaadige middelen tot de egte Verbetering, even welmeenend als onvermoeid, mede te werken. Zy verwagten hier omtrent by eene nadere Opening van zyne Hoogheid, onder andere zaaken, „ dat Hoogstdezelve ,, zich vooral zou uitlaaien, over de redet, nen en oorzaaken, welke de geheime Cor,, respondentie, (die voornaame zo niet ,-, éénige Leidftar in de groote Politi- que,) dermaate hadt doen vervallen en „ inkrimpen, dat, by voorbeeld, de Rei, publiek, geene voorloopige kennis hadt gehadt van de Oorlogsverklaring door de Kroon van Groot-Brittanje gedaan, „ waar door eene groote menigte Koop„ vaarders, gelyk ook zommige Oorlogs- en Oost-Indijche Schepen, genoegzaam op denzelfden dag uitgeloopen, een ,, prooy des Vyands waren geworden.— ,, Dat de van tyd tot tyd geconferteer- de Plans van Operatie, geduurende ,, den Oorlog, grootendeels zyn te niet geloopen, zo dat onze zo kostbaare „ toerustingen aan het Vaderland geen voor-  HISTORIE. 69 9, voordeel en den Vyand geen nadeel hebbentoegebragt. Dat, toen de Preliminaire Yredes Artykelen, door de andere Mogenheden, getekend wa„ ren, de Republiek daar vóór af geen kennis van droeg: 't geen ons in de ,, harde noodzaaklykheid bragt , om , ,, zonder iets goeds te kunnen bedingen, „ de Wet van eenen niet genoeg afgematten Vyand te moeten ontvan- ,, gen. ■ Dat eindelyk, om niet meel op te noemen, een Changement van ,, Garnifoenen, inde Oostenrykfihe Neder,, landen, het opzien gemaakt heeft en ,, doen gelooven, dat de Republiek reeds vyandlyk wierd aangevallen. lm- „ mers konden wy nimmer van Invafie „ beveiligd blyven, zonder preallable „ kennis van de beweegingen onzer Na„ buuren,- met welke wy verfchillen te „ vereffenen hebben, en dus in geene „ volkomene Harmonie zyn. Wy ftellen," (op dat wy de flotwoorden geheel affchryven,) „ in dil ,, alles te meer belang, Doorlugtige 9, Vorst! om dat wy de ouverture var deeze en andere importante materiën. „ benevens het herftel daar in, waar hei „ noodig is, aanzien als een hoofdftar. „ tot het herleeven van Vertrouwen or. de Uitvoerende Magt, waar aan wj met aandoening moeten betuigen, dai ,, het algemeen wel meest haapert, er 9, waar van de Republiek de wrange E 3 „ vru£ XXI. BOEK, I784.  fo VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I784. Brief de: Konings van Pruisfen, Wegens ket ongelyk den Stadhouder aangedaan. „ vrugten by aanhoudenheid zal blyven ,, fmaaken, zo daar aan niet, op alle ,, mogelyke wyze, worde geremedi„ eerd (*)." Het ontbrak onder de Schryvcren van deeze dagen niet aan de zodanigen, die, gebruik maakende van de Vryheid der Drukpersfe, den Brief des Stadhouders met. Aantekeningen op den inhoud, en hunne gedagten daar over, met geene geringe maate van fcherpheid, te verftaan gaven (f). ; Omtrent gelyktydig met den Brief des Stadhouders ontvingert hun Hoog Mogenden een nader dringender Brief dan alle de voorgaande van zyne Pruisjjfchc ■ Majefteit. Deeze maakte zeer veel gerugts, en verdient, zo van wegen den inhoud, als om de daar op volgende Staatsonderhandelingen, grootendeels hier plaats te vinden. „ Wy hadden," fchryft zyne Majefteit, „ ons met de hoope ,, gevleid, dat onze vriendnabuurlyke „ en welmeenende Vertoogen en Aanmaaningen (§), in haaren waaren zin ,, zouden zyn opgenomen geworden, „ eene goede uitwerking gehad, en iets „ zou- (*) N. Nederl. Jaarb.' 1784- bl- IT56. (t) Zie onder andere, den Post van den Neder-Mhyn V. D. bl. 687. enz. en bl. 755. (§) De Koning oogt op de Stukken, voorbeen door ons geboekt. Zie onze Vaderlandfcke Historie, V. Deel bl. 287. VII. D. bl. 66.  HISTORIE. n „ zouden toegebragt hebben tot herftel„ ling van de inwendige rust in den i „ Vry en Staat der Vereenigde Nederdan- „ den. Dan, tot Ons zeer groot leed- i „ weezen, moeten Wy, uit de alomme „ bekende openbaare Gebeurtenisfen, „ verneemen, dat recht in tegendeel, „ eenige onrustige, eerzugtige, en al„ leen hun eigen voordeel zoekende „ Perfoonen, beftendig voortvaaren, met „ det Prins Erfftadhouder, op de vyand„ lykfte wyze, te vervolgen, en Hem „ in zyn Perfoon, Waardigheid, Digni- teiten en Prerogativen aan te vallen. „ Het is wereldkundig hoe menigvuldig „ en dagelyks hy, in alle deeze betrek„ kingen, by openbaare gedrukte Schrif„ ten, fchimpagtig wordt aangerand; hoe „ deeze Schriften eene beftendige Be„ fcherming vinden , en geen Verbod „ of Straffe daar tegen by de Overhe„ den plaats heeft, en hoe dat, by ge„ volge, de Natie daar door, op eene „ ongeoorloofde wyze, tegen den Per„ foon en Waardigheden van den Heere ;, Erfftadhouder wordt aangeftookt en „ opgehitst; daar, in tegendeel, allen, „ die voor hem fpreeken of fchryven, „ vervolgd, mishandeld, verdreeven en „ zelfs geftraft worden. „ Even zo wereldkundig is het, dat „ men van het Erfftadhouderfchap, het „ een aanzienlyk en gewigtig Voorregt s, naa het andere willekeurig afneemt. Wy kennen de Conftitutie van de ReE 4 >> P1^ KXL O EK. 784.  f2. VADERLANDSCHE XXI. BOEK. - 'i s y i i k „ publiek niet genoeg (*), en wy heb-, „ ben ook geen oogmerk om dezelve te beoordeelen, veel minder te bedillen; ,, doch het is algemeen bekend, dat de „ Algemeene Staaten, en dus de geza„ menlyke Republiek, by hunne Com„ misfie aan den Heer Vader van den „ tegenwoordigen Erfftadhouder, voor s, Hem, en alle zyne Naakomelingen, „ van beideriei Geflacht, het Erfftad-; „ houderfchap, met alle de Regten, „ Eeren en Prerogativen , welke "daar ,, mede verbonden en door de voorige Stadhouders zyn bezeten geweest, uit- druklyk, en onwederroepelyk verdrags? „ wyze hebben opgedraagen; en het „ fchynt dus ontwyfelbaar te zyn, dat j, die Voorregten, welke de tegenwoor„ dige Erfftadhouder en deszdfs Voor-s gangers, werklyk hebben bezeten en „ uitgeoefend, en waar toe die, welke „ thans aangevallen worden, voor zq „ veel Ons bewust is, buiten tegen, fpraak, behooren, aan Hem niet wille, keurig, eenzydig, en zonder zyne be, williging, en zonder medewerking der , geheele Republiek, veel minder door , enkele Steden of Landfchappen, de , facto kunnen worden afgenomen; en ,, voorOO Hoe groote misvat'in »en hy deswegen adt, toet) hy de Gcjchiedenis van zynen Tyé ïbreef, blykt met een opflag van het oog. Zie' e Nederduitfche Vertaaling der Nagelaaten WtTz ?n van Frederik den II. I. Deel bl. a8.  HISTORIE. 73 „ vooral niet, wanneer de Heer Erf„ ftadhouder daar van geen misbruik ] „ maakt, gelyk wy Ons van Hoogstdes„ zelfs welbekend rechtfchaapen Charac„ ter verzekerd houden, en waar om,, trent Wy ook nimmer iets vernomen „ hebben, en, wanneer 'er ook zomtyds over deeze en geene Regten, of over „ derzelver uitoefening, eenige twyfeltn„ gen of verfchillen mogten ontftaan, dan „ fchynt de natuurlyke billykheid te vor„ deren, dat een zodanig Regt, door -„ den Heer Erfftadhouder tot dien tyd „ toe bezeten, aan Hem niet terltond „ worde ontnomen, of maar gcfeques„ treerd, zo als thans gcmtenlyk ge,, fchiedt, doch naar billykheid moet hy 8, in 't bezit blyven tot het uiteinde der ,, zaake, en tot dat het • Gefchil tusfchen ,, den Heer Erfftadhouder en de gehee„ le Republiek in haare Algemeene Ver,, gadering, in der minne, ofgeregtlyk, „ zo als de Conftitutie van den Staat „ medebrengt, zal onderzogt en afge- 9, daan weezen. ,, Wy kunnen Ons niet voorftellen, „ dat U Hoog Mogenden, of eenig ,, weldenkend Medelid van den Staat, ,, voorneemens zoude zyn, om het Erf„ ftadhouderfchap wederom geheel af te „ fchaffen, of hetzelve zodanig te be„ perken, dat alleenlyk de enkele Ver„ tooning van eene ydele Waardigheid s, daar van overblyft. Het is veel eer „ te hoppen, dat elk Burger in de ReE 5 pu- XXI. SOEK,' [7f.4-  74 VADERLANDSCHE XXL BOEK. ?784. „ publiek, de zaak wel inziende, zich ,, met dankbaarheid zal herinneren, dat ,, de geheele Republiek voornaamlyk door den onverzettelyken Moed, de ,, buitengewoone Voorzigtigheid, en zelfs ,, door het Bloed van de voortreffelykfte Vorften uit den Huize van Oranje ,, en Nasfau is gevestigd, zedert twee „ honderd Jaaren behouden, en uit de ,, grootffe gevaaren gered geworden; ja „ dat zelfs, in die tusfchen tyden, waar- in het Stadhouderfchap is vernietigd „ geweest, de Republiek zich flegter ,, heeft bevonden, en door inwendige „ Onlusten zodanig is beroerd, en aan ,, den oever van 't verderf gebragt ge,, worden; dat, ten einde dezelve daar ,, van te bevryden, men altoos weder de „ toevlugt heeft moeten neemen tot de „ Herftelling van het Stadhouderfchap. „ Wy weeten, dat het Stadhouder„ fchap wel eens is afgefchaft gewor- den, door eene zekere bevreesdheid „ voor de openbaare Vryheid; doch, „ zonder te onderzoeken of zulks ge„ grond geweest is, dan niet, kan eene ,, dergelyke vrees, in de tegenwoordi„ ge tyden, met geen grond meer ont- {laan, daar in Europa eene zo regfr ,, vaardige als vaste Staatkunde de over„ hand heeft bekomen, dat de eene Mo„ genheid op het behoud van de ande-r re waakzaam is, en dat geen Staat de geheele Omwenteling van eenen ande-r ren meerder zal toeftaan, veel min „ daar.  HISTORIE. 75 - daar in behulpzaam te zyn. Wy zou„ den de eerlle weezen, die, wanneer „ iets dergelyks in of tegen Holland „ werd ondernomen, daar tegen zouden arbeiden. Wy kunnen mede van den H Heere Erfftadhouder en deszelfs naas\, te Erfgenaamen verzekeren, dat zy „ zekerlyk nooit iets, noch tegen de „ Vryheid, noch tegen het Welzyn der „ Republiek, waar mede hun welzyn „ zelve zo onaffcheidelyk verbonden is, „ zullen onderneemen, noch zulks ooit „ denken, te doen, maar veel eer het „ Erfftadhouderfchap, en hunne hooge „ Ampten, overeenkomftig den zin en ^ het Syftema van uwe Hoog Mogen„ den, en van de Vereenigde Republiek, „ zullen waarneemen, zonder daar van „ ooit af te gaan, waar voor wy gaarne „ altoos zullen inftaan. Wy kunnen zulks zo veel zekerder doen, daar de edele „ gevoelens van den Heer Erfftadhou„ der en zyne Gcmalinne aan Ons be„ wust zyn, als mede die, welke zy „ hunnen Kinderen inboezemen, en daar „ wy zei ven, by alle gelegenheden, hun „ aanraaden, om al hun Geluk en Wel„ zyn, op de Vryheid, Eendragt, en „ den grootften Bloei der Republiek; „ en in 't byzonder op eene volmaakte „ Verftandhouding met U Hoog Mo3, genden te bouwen. „ Even hetzelfde vereischt de betrek„ king welke onze Staaten met de Re_ publiek hebben, en gelyk U Hoog ,; Mo- XXL DOEK,  76 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I784. „ Mogenden zulks aan Ons inzigt en „ veel jaarige ondervinding wel zullen willen toevertrouwen, zo hoopen Wy, „ dat U Hoog Mogenden de Voorrlel„ lingen, welke Wy thans aan dezelve 3, doen, enkel en alleen zullen aanzien „ als een gevolg van Onze welmeenen- de en vriendnabuurlyke gevoelens, als „ mede van het aandeel, 't welk wy ,> niet kunnen naalaaten te neemen in het „ lot van een Vorstlyk Huis, dat Ons zo 3» na in Bloedverwandfchap beftaat, en „ dezelve niet zullen aanmerken als of „ wy ons in U Hoog Mogenden inwen„ dige aangelegenheden zogten in te drin» gen> en de zo wel verkreegene alsbe„ vestigde Vryheid van hunnen Staat te na wilden komen. „ Al het geen Wy dus verre hebben „ aangehaald is zo duidelyk, dat hetzel„ ve aan geene de minfte twyfeling on„ derhevig kan zyn. Wy verzoeken U s, Hoog Mogenden, derhalven, op de „ nadruklykfte en dringendfte wyze, om „ de ontftaane Onlusten op het ernftig- fte te willen bemiddelen, en zodanige 5, duurzaame maatregels te neemen, dat „ de thans zo gewoone hevige en na„ deelige Gefchriften, zo tegen het Erfftadhouderfchap, als van beide zyden, „ als waar door de verbittering maar „ vermeerderd en aangeftookt wordt, in „ het byzonder ten ftrengften mogen „ worden verboden, tegengegaan, en ge„ ftraft, als wanneer even 't zelfde in „ on-  HISTORIE. n onze nabuurige Landen zal gefchieden; dat voorts de Vervolgingen en: „ perfoneele Beledigingen van den Heer „ Erfftadhouder, en van die geenen wel„ ke zyne Vrienden zyn, nadruklyker, „ en meer overeenkomltig met de Wet„ ten, worden tegengegaan, dat mede „ alle voorkomende Nieuwigheden en „ daar uit voortkomende Onlusten en „ Factiën, op alle mogelyke wyzen, wor,, den voorgekomen, dat verder getragt „ worde eene Verzoening en Eensge„ zindheid te bewerken, tusfchen den „ Heer Erfftadhouder en die Perfoonen, „ welke Hem tegen zyn, dat de Heer „, Erfftadhouder in het rustige bezit van „ alle die Regten en Prerogativen, wel„ ke hy tot nu toe heeft gehad, verbly„ ve, dat geene van dezelve Hem wil„ lekeurig worde ontnomen; dat de zul„ ke, welke Hem reeds ontnomen zyn, „ te rug gegeeven worden, en dat, in „ het vervolg, de zaaken van Staat met „ Hem, zo als de oude Conftitutie het „ medebrengt, met onderlinge eensge„ zindheid en te vredenheid worden be„ zorgd en volbragt. „ Wanneer dit gefchiedt, zal daar „ door zekerlyk de rust en welftand der „ Republiek aanftodns wederom herfteld „ en bevestigd worden, en U Hoog „ Mogenden zullen niet alleen de goed„ keuring van alle hunne welmeenende „ Medeburgeren, maar ook van geheel „ Europa, bekomen. Daar Wy in 't by„ zonder, naar de ligging van onze Staa- „ ten XXL 5 o e k; [784.  xxï. boek. I784. Deeze Brief by de Afge- Vaardig- < den van t Amfter- j dam byzonder ( aange- ' ( konden. ] J 1 78 VADERLANDSCHE „ ten, en naar onze oude Verbinienis„ fen met de Republiek, zo wel aan de „ beftendigheid van haare tegenwoordige „ Conftitutie, als aan het lot en het be- houd van het Vorstlyk Huis van Oran„ je en Nas/au, en deszelfs Erfftadhou„ derfchap, het leevendigfte aandeel moe„ ten neemen, en eene verandering ten „ dien opzigte, Ons niet onverfchillig „ kan zyn, zo hoopen Wy, dat U Hoog „ Mogenden Ons, omtrent den geheelen „ inhoud van deezen Brief, niet zullen 5, verdenken, maar de daar by gedaane „ openingen zullen aanzien, als een op- regten en welmeenenden Raad van een „ waar Vriend van hunnen Staat, en daar „ op eensgezinde»refiectien zullen flaan, „ als mede aan de voorftellingen, die „ onze Gezant van Thtjlemeyer, „ by voorkomende gevallen, op onze „ byzondere bevelen, van tyd tot tyd, ,, zal doen, een toegeneegen gehoor gee, ven (*)." Hoe veel belangs zyne Pruisfifche Maefteit in Amfterdam en den invloed dier stadftelde, wees eenGefchriftuit, aan de Afgevaardigden deezer Stad ter Vergadeinge van Holland overgeleverd; waar in le Afgezant van Thtjlemeyer. de mmiddelyke bevelen openlei van zynen feester om aan de Regeering van AmIer dam te herhaalen, den inhoud des bo*en geplaatften Briefs, en dezelve uitte noo- (*) R'fvl' Gtn. 31, Maart 1784.  HISTORIE.1 noodigen, om hunne aandagt te vestigen op de gewigtige Onderwerpen daar in vervat, en de heïlzaame oogmerken daar in voorgedraagen met yver te omhelzen, en hun invloed op de Raadpleegingen der Leden van het Staatsbeftuur aan"te wenden, op dat het antwoord van hun Hoog Mogenden voldoen mogt aan de verwagting van zyne Majefteit, door het bevorderen van de voorgeflaagene middelen van Verceniging. De Heeren Afgevaardigden, Corn. van der Hoop Gysbz., E. F. van Berckee en C. W. Visscher, kreegen van hunne Zenders dit antwoord in last; „ Dat de Heeren der Regeering „ van Amfterdam in 't byzonder zeer „ gevoelig zynde aan de Eere, die zyne Majefteit zich hadt verwaardigd , hun aan te doen, van zich door de 3 ftem van haaren Minister tot hun te ' richten, om den inhoud des Briefs , aan hunne Hoog Mogenden, te herhaaien , niet in gebreke zouden blyven ^ om alle derzelver aandagt te verlee' nen aan de Onderwerpen daar in voor" gedraagen. Doch dewyl dezelve de " eer hadden van één Lichaam uit te ,\ maaken met de Leden der Souverainiteit van dit Gewest, konden zy niet _ treeden in een Examen van den in„ houd des gezegden Briefs, zonder der„ zeiver medewerking. Ondertusfchea „ maakten zy geene de minfte zwaarig„ heid, om aan zyne Majefteit van nu » af XXL boekJ 1784, Antwoordvan Amfterdam.  «ö vaderlandsche XXL so bk. Bcklasf iles Pruisfifchen GeKants , wegens het fehryven over, en hetbeOordeelen van ■ dien Brief I 1 1 „ af te verzekeren, dat hun niets meéf „ ter harte ging, dan het Herftel der „ Binnenlandfche Rust, en het handhaaft ven van de Eensgezindheid onder de „ Leden van het Gouvernement der Re„ publiek, als mede van de regtmaatige „ Stadhouderlyke Prerogativen. Zy zou,, den altoos hun Glorie ftellen, om meer „ en meer, voor zo veel het van hun j, afhing, de Fundamenten der Confti>, tutie van deezen Staat te bevestigen, „ in welker handhaaving zyne Majefteit ), goedgunftig getoond hadt deel te nee„ men; waar voor zy de eer hadden aan „ Hoogstdezelve hunne diepe erkentenis i, te betuigen (*)." Bykans ten zelfden tyde dat de Brief des Pruisfi fchen Monarchs aan hun Hoog Mogenden werd ter hand gefteld, en senige dagen eer dezelve aan de Staaten Ier byzondere Gewesten werd afgezonden, zag men dit Staatspapier in de Haagfche Courant, en werd het te AmIer dam. afzonderlyk gedrukt, openlyk ferkogt, ja, zo men wil, te Rotterdam /oor niet verfpreid, althans ftelde het Gepeupel op deezen Brief een groot verrouwen; een aanhitzende kreet was, toe naar Jongens! onze groote Fredekik :al ons wel helpen! (f). Eene handelwyze die (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 68*9. Ct) Rapport van de Commisfe te Rotterdam i t. 150. iy6. 246.  HISTORIE: «i die de berispende aanmerkingen der Tydfchrift-Schryveren niet ontgaan kon (*). Welhaast lcherpten zich eenige pennen, om op dien Vorstlyken Brief aanmerkingen te maaken, denzei ven te ontleeden, en met tegenbedenkingen onder 't oog der Landzaaten te brengen (f). De Heer van Thtjlemeyer. vervoegde zich by de Algemeene Staaten, met betuiging , van niet verwagt te hebben, dat vermetele Schryvers, den Eerbied aan eenen grooten Monarch, Vriend en Nabuur der Republiek, uit het oog zouden verliezen, in zo verre van zich het onderzoek aan te maatigen van een ftaps die tot nog toe het voorwerp der Raadpleegingen van hun Hoog Mogenden niel hadt uitgemaakt; met een voorneemen, 't welk in ftaat was, om de zuiverheid der oogmerken, die denzelven hadden te wege gebragt, te vervalfchen, en de oogen van een Publiek, reeds lang dooi hunne inblaazing misleid , te beguichelen. Hun Hoog Mogenden, voeg¬ de hy 'er nevens, zouden ligtlyk begry pen, dat eene zo toomlooze ongebon' denheid niet dan de verontwaardiging des Konings, kon verwekken, en zy zouder ge- (*) Post van den NederRhyn V. Deel bl. 6*4 Courier van Europa I. D. bl. 282. Ct) De voornaamfte waren de Pust van de* Neder-Rhyn No. 226 en 228 de Politiquc Kruyet No. 122. de Franjche Lcydfche Gazette No 28 van den 5 April, en het Supplement van den 6 April, en de Nederland/the C#»r«»f van den si, .April. VIII. PEEL. £ XXI. boek.' 1  % VADERLANDSCHE XXL BOEK. 1784. Öefluit hier op by hun Hoog Mogentien. gewisfelyk in dat gevoelen deel neemen," indien zy hun aandagt vestigen op eenige Tydfchriften (*). Hy vleide zieh, dat hun Hoog Mogenden het niet zouden uitftellen van zyne Pruisfifche Majefteit, in deeze gelegenheid, nieuwe blyken te geeven van de wyze waar op zy de Vriendfchap en Toegenegenheid van dien Monarch waardeerden, door, zo aan de Schryvers dier losbandige Schriften, als aan de geenen, die gelast waren, dezelve te drukken, en uit te geeven, een ongenoegen te doen gevoelen, geëvenredigd aan eene zo ernftige belediging. En maande hun aan, om de gefchiktfte maatregels te neemen, tot het fluiten der verbreiding van Schriften van dien aart; dewyl zy zich wel zouden herinneren, den aandrang door den Koning kortlings by hun gedaan. Naardemaal de Schryvers, Drukkers en Uitgeevers der aangeduidde Dag- en Tydfchriften in Holland en Utrecht woonden, beflooten de Algemeene Staaten terftond de Staaten dier Gewesten een Aflchrift van die klagten toe te zenden; met aanmaaning om de Vervaardigers en Verfpreidcrs dier Papieren, naar behooren, te beftraffen, en daar omtrent de noodige voorzieningen te doen, ter wegneeming van alle regtmaatige redenen tot klagten (f). Op C*) Zie dezelve opgenoemd op de voorg. bL Aant.ct).CO RtJ'ol. Gerti 3c. April 1784.  HISTORIE. 8$ Op het ontvangen van dit aanfchryven verftond men by Staaten van Holland om het gedaane Verzoek aan Burgemeesteren en Regeerders van Leyden en Amfterdam te laaten toekomen, dan bragten de Afgevaardigden dier Steden, waar in de twee Couranten en de Politique Kruyer het licht zagen, in 't midden , dat het ontydig gemeen maaken des Briefs van zyne Pruisfifche Majefteit aanleiding tot de gemelde Gefchriften gegeeven hadt. Waar op werd goedgevonden, dat door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Gecommitteerden tot het groot Befogne, zou worden onderzogt, op welk eene wyze deeze indiscreetehandelwyze voortaan gevoeglyk zon kunnen worden tegengegaan, en de Vergadering daar op met hunne bedenkingen en raad te dienen. De Heeren var de Ridderfchap en Edelen, als mede d< Afgevaardigden van Delft, Brielle, Enk huizen en Medembhk betuigden zich nie' te kunnen voegen, by het tweede Lic deezes Staatsbeiluits; teffens van oordee zynde, dat de reeds voor lang bepaaldf Onderhandelingen behoorden te wordei voortgezet; ten einde eens, op eene effi cacieufe wyze, te fluiten de Licentie var zommige Courantiers, als mede het maa ken en verfpreiden van injurieufe Ge fchriften (*). T< /"*) Ft/at. van Holl. 5 Mey 1784. F 2, xxi: BOEK. l7«4. Wat des-' we^enby Staaten van Hot* landvoat' viel. [ t.' : v. t I L  XXI. BOEK. I784. Wat Am Jlerdam enLeydet, hier op deeden. 3 3 3 ; M *4 VADERLANDSCHE Te Amfterdam werden, op deeze vernieuwde klagten des Pruisftfchen Afgezants, de Schryvers en Uitgeevers der Nieuwspapieren, waar op de aanmerking met naame viel, voor den Hoofd-Officier ontboden; doch deeze verklaarde Burgemeesteren hun berigt zodanig gevonden te hebben, dat, zyns oordeels, hun geene Crimineele Actie kon worden aangedaan. Dan kort hier op werden alle de Uitgeevers van Couranten en Tydfchriften op 't Stadhuis voor Burgemeesteren ontboden, en hun aangezegd van geene Couranten, of andere Gefchriften, te drukken, of uit te geeven, waar in men iemand beledigde, of Hooge Perfonaadien verongelykte (*). De Regeering van Leyden, den Schryver van de Franfche Courant om fehriftlyk berigt, op de tegen hem ingeleverde klagten , verzogt en 't zelve bekomen hebbende, fchreef aan Staaten van Hol'and, „ dat zy, naa het bedaard over9 weegen van dat Berigt, niet gehefiteerd , hadden te betuigen, geene Materie tot , Correctie gevonden te hebben; maar , geoordeeld veiligst te doen, van dit , bekomene Berigt ter kennisfe van hun f Ed. Groot Mogenden te brengen, in het , gerust vertrouwen, dat hun Ed. Groot , Mogenden zonder de billykfte redenen , „ van *£lRefi vt? Holï' 2i' Mey -7*4. M Ncdtrt. 'aart. 1784. bl. 99G.  HISTORIE. 85 van hun niet zouden vergen, dat zy een „ Ingezeten deezer Provincie, een Inboo- reling en Burger van hunne Stad, en „ wel zodanig een , welks gezeleerde „, inwooning hun ten nutte van anderen „ niet onverfchillig was, in naam van hun Ed, Groot Mogenden eenige, ja 5, zelfs de minfte, Correctie zouden moe- „ ten geeven." Dit Berigt van Jean en Etienne Luzac behelsde eene meesterlyke Verdeediging tegen de opfpraak thun Nieuwsblad aangewreeven, en plaatfte het gehouden gedrag des Pruisfi fchen Gezants, in een zeer ongunftig licht (*). Een ontwykender Antwoord meenden Staaten van Utrecht te moeten geeven. Met ongenoegen hadden zy vernomen de verregaande Vryheid, die zommige Schryvers van Nieuwspapieren en andere Gefchriften, zich, ten deezen aanzicne aanmaatigden, en waren alleszins geneegen, daar tegen, zo veel in hun was, de noodige Orders te beraamen: dan konden zy niet naalaaten op te merken, „ dat zodanig eene Licentie, het na„ tuurlyk gevolg was van de publique 9, uitgave der Stukken, vooral indien „ dezelve met dien fpoed, en dat em„ presfement gefchiedde, als waar mede „ deeze Misfive van zyne Pruisfifche Maw jefieit gezegd werd, uitgegeeven en (*) Refol. van Holl. 29 Mey 1784. F 3 XXL boek. 1784. Hoe Sta^i ten van Utrecht dit beantwoorden  'M VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I7S4. % Gelderlands ge- <*) Refol. van Utrecht 2 Juny 178-4. gedestribueerd te zyn geweest; als mede „ van de onbepaalde Schryfwyze welke, „ zedert eenigen tyd, zo algemeen binnen ,, deeze Republiek hadt plaats gegree„ pen."— Uit welken hoofde zy reeds voor lange van gevoelen geweest waren, dat zo wel het eene als het andere, door de meest gepaste middelen, op het kragt-* daadigst, moest worden tegengegaan ; zonder, nogthans, daardoor de Vryheid der Drukpersfe, voor zo veel die in een Land nuttig ert noodzaaldyk is, en derhalven bewaard behoorde te blyven, te naauw te willen bepaalen. — Het begrip', dat eenige byzondere Orders in hun Gewest daar tegen gefteld, van weinig vrugts zouden kunnen zyn, hadt hun meermaalen dit ter kennisfe der Hooge Bondgenooten doen brengen, op dat zy eenmaal, met allen ernst, daar aan gezamenlyk de hand geliefden te flaan. Zy herhaalden dit te deezer gelegenheid, 'en maanden alle Bondgenooten aan, om de noodige middelen van Verbetering daar te ftellen; ten einde alle Oneenigheden binnen 'sLands,daar uit ontftaande°,mogten weggenomen, en teffens allen grond van klagten en misnoegen der Nabuurige Mogenheden tegen deezen Staat geweerd en verder voorgekomen worden (*). Staaten van Gelderland ftelden, op den Brief des Konings van Pruisfen vast, om ter  HISTORIE. 87 ■ter Algemeene Staatsvergadering aan te ] -dringen, dat, in alle Gewesten, Heilige B Orders werden bepaald, ter beteugeling _ der Nieuwsblad-Schryveren, en het be- j letten van het drukken en het verfprei- \ den van Libellen; voorts te verklaaren,c dat by de Staaten van Gelderland geen , Befiuiten genomen waren, eenigzins ftrek- ^ kende om de Voorregten van het Stad- J houderfehap te verminderen, dat zy zich fteeds gezind vonden, om de eenmaal vastgeftelde Regeeringsvorm te handhaaven, en zy wyders vermeenden, dat de aanleiding in den Brief van zyne Pruisftfche Majefteit gegeeven, tot Bylegging en Verzoening der ongelukkige binnen •den Staat gereezene Verfchillen, behoorde omhelsd te worden, tot Herftel der inwendige Rust, en zo noodige Eendragt, en om daar toe tevens, als een gefchikt middel, voor te flaan, eene Vergadering van Afgevaardigden uk alle de Gewesten. Ook wilden zy op een vaardig wederfchryven aan den Koning aangedrongen en van dit hun Befluit aan diens Afgezant van Thtjlemeyer. kennis gegeeven hebben (*). Alle Gelderfchs Staatsleden, waren verre van hier in mede te ftemmen. Eenigen wilden een Antwoord, met de Waardigheid des Gesneenebests meer overeenkomftig,' vervaardigd hebben. De Ridder Ca pellen £*) N. Ntdtrl. Jaarh. 1784. bl. 95 j. F 4 CXI. o ek. 784. oelcn ver den rief des [onings an ^ruis/en.  88 VADERLANDSCHE XXL £ O £ IC. J7«4~ ÏLaadfhg Van Friesiand des W«gen. i : i i j i len tot de Marsch bragt het ge- voelen der Minderheid in een klemmend Vertoog ter tafel. (*). Veel uitgewerkter was de Raadflag der Staaten van Friesland. Zy merkten op, dat de betrekking, waar in de Erfftadhouder ftondt, tot ieder Gewest, elk in zich zeiven Souverain, zeer veel van elkander verfèhilde; dewyl in 't eene min, ir 't andere meer, aan die hooge Waardigheid was opgedraagen: weshalven hun Hoog Mogenden, op de Vorderingen van zyne Pruisfifche Majefteit, uit naam van alle de Bondgenooten, geen voldoenend, en voor dien Vorst genoegzaam overtuigend, Antwoord konden verr vaardigen, zonder daar toe vooraf van elk der Gewesten, de noodige onderrigtingen en ftukken bekomen te hebben. Alle Verroogcn en Aanma.mingen van zyne Pruisfifche Majefteit hadden zy altoos befchouwd als alleen de bevordering Jer inwendige rust van 't Gemeenubest jeoogende. Tot deezer daadlyke behartiging hadden zy fteeds volyverige poo* jingen aangewend, en daar in bleeven ty nog fteeds volharden. Dat zy liet te min, noch eenige Regeering, in laat waren te weeren het gewoel van sommige onrustige Perfoonen, en alleen ïun eigen voordeelzoekende Lasteraars, vaar omtrent men niet kon ontkennen, dat {*) Cnritr van Europa II. D. W. 3, en 3.  HISTORIE. dat 'er onder de menigte, waarfchynlyk het gemeenfte flag van Lieden, hier en daar fchoolen, wanneer men naging de wyze, waarop Staaten van Frietland en van de andere Gewesten, zo wel als zyne Doorlugtige Hoogheid, in zommige Gefchriften, waren behandeld en doorgeftreeken. Doch dat Friesland des wegen niet verdagt kon gehouden worden, daar geene openbaare Gefchriften, (zo veel men wist,) van dien aart gefchreeven of gedrukt waren, en 't bekend was, dat men omtrent naamlooze, rustverftoorende, en eerroovende Libellen, tegen het Huis van Oranje alle werk- en waakzaamheid hadt aangewend, terwyl Staaten van Friesland, met een volkomen vertrouwen zich verlaatende op de bewustheid van hunne welmeenende, en het heil des Vaderlands opregt bedoelende handelingen, omtrent alles wat hun elders in Schimpfchriften ten uiterften hoonend werd ten laste gelegd, het verre beneden hunne Waardigheid gerekend hadden, Om daar op agt te flaan, en over zulks rnet een vergeetend ftilzwygen beantwoord. Wegens de nadere klagten konden zy zich niet verder uitlaaten, dan dat zy verwagten, dat door den Souverain van die Gewesten, waar in men de opgenoemde Stukken gedrukt hadt, zodanige Orders zouden worden gefield, als de Conftitutie van de Regeering mede bragt. Dat Staaten van Friesland nooit eenig F 5 °°g- XXI. BOEK,  ?o VADERLANDSCHE XXL BOEK. 1784. merk gekoesterd, veel min eenigen flap gedaan hadden, om zyne Hoogheid in de Regten en Prerogativen, aan hem toekomende , en door een Provinciaale Commisfie opgedraagen, te bekorten, of af te gaan van de Fundamenteele Wetten, waar op de Conftitutie der Regeering in 't algemeen , en van hun Gewest in 't byzonder,berustte. — Wel was, in zommige zaaken, en kenbaare misbruiken in de Regeering, van nadeeligen invloed op de Conftitutioneele Vryheid van dit Land, de noodige verbetering gemaakt; maar dat de aart en grootheid dier misbruiken altyd getoest zyndc aan 's Lands Grondwetten , het herftel daar van, en van andere met den tyd ngedrongene uitbreidingen op wettig opgedraagen Gezag, fteeds met die gemaatigdheid gefchied was, dat de inkruipzelen geweerd, en de uitoefening van Regten binnen derzelver ware en eigenlyke paaien gebragt waren. Eene handelwyze waar toe Staaten van Friesland zich Ee'ds- en Amptshalven onflaakbaar verpligt vonden, en die tevens het merk droeg, dat aan zyne Hoogheid hier door nimmer eenig nadeel, noch in zyn Perfoon, noch in zyne Waardigheden, hadt kunnen toege- bragt worden. Dat zo egter eenig denkbeeld van bekorting in Regten by zyne Hoogheid mogt opryzen, dit, buiten twyfel, alleen daar aan moest worden toegefchreeven, dat, zo wel de Grondwetten, als de noodige Verbete- rin;  HISTORIE. 91 ringen van 't geen daar van afweek, veel al aan den Stadhouder, door Perfoonen aan Friesland vreemd, en niet door in de Conftitutie genoegzaam bedreevcne, en in dat Gewest meest gequalificeerde en daar toe gefchiktfte Lieden, onder 't oog gebragt en uitgelegd werden: waar van het onvermydelyk'gevolg niet anders zyn kon, dan dat de zaaken veel al niet in het waare licht geplaatst, kwaalyk uitgelegd, ëri daar door verkeerde indrukzelen gegeevcn wierden. - Hier aan moesten zy, met leedweezen, toefebryven, den weinig gunftigen uitflag, welken, tot nu toe, hunne welmeenende en yverige poogingen tot herftel van onderling Vertrouwen, en Eensgezindheid in het ftuk der Regeeringe, tusfchen zyne Hoogheid en de Regenten van de Republiek gehad hadden; uit welk Mistrouwen en Gebrek aan Eensgezindheid, de zeer hoogloopende verderilyke Onlusten in het Bondgenootfchap dagelvks gevoed' en vermeerderd moesten worden. Uit het bezcf hier van, hadden Staaten van Friesland, bereids voor lange, gearbeid om deeze verderfiyke bronnen van Oneenigheid te floppen, en het Vertrouwen, zo ondei de gebiedende en uitvoerende Magten \ als onder de Natie zelve, te doen her- leeven. Hier beriepen zy zich op 't geen zy, fehoon met zo weinig vrugts3 ten aanzien der verwyderinge des Hertogs van B&ünswyk, en den tt nie) XXL HOEK. 1784.'  XXI. BOEK. i •< 3 i 9* VADERLANDSCHE niet geloopen Tocht na Brest gedaan had- Meer zouden zy 'er kunnen byvoegen; doch het vermelde was, huns oordeels overvloedig genoegzaam, om hun Hoog Mogenden, wegens Friesland, in itaat te ftellen, van, aan de eene zyde ïïr ^ •AnJtwoord aan zyne Pruis fifeha Majefteit, de eigenlyke Bronnen van het kwaad, zonder bewimpeling, te ontdekken, en alle verkeerde indrukken en begrippen zyner Majefteit, dien aangaande, teffens weg te neemen; en, aan de andere zyde, om klaarlyk te doen zien de voorgaande denk- en handelwyze der Staaten van Friesland, zo in het bewaaren der Regten en Vryheden hunner Ingezetenen, als in het heilig in ftand houden hunner Conftitutie, en van de daar mede verknogte wettig toebehoorende Regten en Prerogativen van den Erfftadhouder huns Gewests. —- Met verzekering, dat hun niets aangenaamer zou zyn, dan gemeenfchaplyk met de Bondgenooten, uit al hun vermogen, meer en meer te kunnen medewerken tot herHelling van de zo onmisbaare Eendragt tusfchen alle de hooge Leden van's Lands Elegeenng, ten einde alle Onlusten getempt, de Rust en Bloei der Republfek ïaadlyk herfteld, en de zaaken van den staat, volgens 'sLands Conftitutie, met mderhng Vertrouwen en Eensgezindheid, gelyk zyne Pruisfifche Majefteit :ich uitdrukte, behandeld en vervolgens, zon-  HISTORIE; '9% ponder vertraaging , mogten uitgevoerd worden. Dan wilden zy, dat hunne Afgevaardigden, het Antwoord, door hun Hoog Mogenden ontworpen, niet tot belluit zouden helpen brengen; maar overneemen, om 'er den naderen Raadflag hunner Zenderen op in te wagten (*). Staaten van Stad en Lande beriepen zich op de voorheen gedaane verzeke-' ringen (f), en konden, met alle opregt- \ heid, verklaaren, dat by hun, zedert dien tyd, niets gedaan of beilooten was, waar door de Regten en Prerogativen des Erfftadhouders meer of min rechtftreeks, of van ter zyde, benadeeld waren; dat zulks door niemand, wien de Conftitutie var» dit Gewest bekend was, met eenige mogelykheid kon worden veronderfteld: alzo de Regten van zyne Hoogheid, by het Reglement Reformatoir van den Jaare mdccxlix, bepaald waren; cn deszelfs onderhouding plegtig door alle de Leden der Regeering, Zo wel als door zyne Hoogheid, bezwooren was: dat zy, om alle deeze redenen, de Stellingen in den Brieve van zyne Pruisfifche Majefteit voorkomende, zich niet konden aantrekken: te minder, daar zyne Hoogheid op geenerlei wyze ooit hadt te kennen gegeeven, door Staaten van Stad en Lande, ergens in te worden benadeeld, en dat C*) Refol. van Friesland 15. Mey J7&4. CQ Zie onze raitrl. Hift. VII. Deel bl. ft; XXL boek* [784. Befluif ran Stai •n Land* laar over-  XXI. BOEK. 1784. 2Turikzte geeft hair ^e- voeien over , 's Ko- j nïngrs , Brief in 't 1 breede te < kennen, j 24 VADERLANDSCHE dat ingevolge van dien,- het altoos ftsfodhoudende vertrouwen eenigzins zou zvn verminderd. Ook was het 'er verre af, dat iemand in hun Gewest zou worden vervolgd om zyns Hoogheid wille, dat de Wetten, uitdruklyk gemaakt om Lastcrfchriften tegen zyne Hoogheid te verbieden, en de Maakers door het belooven van hooge Belooningen te ontdekken, het tegendeel te kennen gaven; dat die, en andere Wetten te^en Schoten Lastcrfchriften, in volle kragr. waren, en de Schuldigen by de ontdekking de gefteloe Straffen zouden ondergaan. "Dan moesten zy 'er nevens voeden, niet te weeten, dat zodanige Gefchriften binnen hun Gewest gemaakt of gedrukt wierden. Zy vertrouwden, dat deeze openhartige en opregte verklaaring voldoende zou weezen, om weg te neemen alle nadeehge indrukken, die door de opgave van daar tegen ftrydende gevoelens mogten zyn veroorzaakt (*). In Zeeland was de Brief des grooten Frederiks niet bekend geworden, of ie Raad van Zierikzee leverde ter Zeeuwrchs Staatsvergaderinge een Raadflag in, >ehelzende ten deezen opzi-te, eenige '□nten, welke zy meenden dat de aaiilagt van hnn Ed. Mogenden, en van ille Regenten in Zeeland, behoorden be- yg te houden. . „ Vooreerst, welke „ Emi- C") Ar_ mdtrf. Jaarb. i7g4. bl. 1445.  HISTORIE. 55 ^, Eminente Charges, door eenige Bond„ genooten, aan zyne Hoogheid beno„ men waren? en wie derzelven immer „ hadt voorgeflaagen, het Erfftadhouder„ fchapaf tefchaffen? betuigende hun Ed. „ Agtbaaren, daar van ten eenemaale on„ kundig te zyn, en niet te weeten, dat „ 'er ooit, vooral in Zeeland, door eeni„ gen der Staatsleden, eenige de minfte „ blyk was gegeeven, dat men het Door„ lugtig Huis van Oranje van deszelfs wettige Charges en Bedieningen wilde ontzetten. Ten tweeden, wie zy- „ ne Majefteit kon bedoelen door die Perfoonen, welken, om hun eigen Voordeel, voortvoeren, met den Prins „ Erfftadhouder, op de vyandlykfte wy- ze, te vervolgen ? en welke Schryvers, „ ongeftraft, zyne Hoogheid de Liefde en het Vertrouwen der Natie deeden „ verliezen? Daar het zeker was, dat „ het Gedrag van zyne Hoogheid zelve, „ in den Oorlog tegen het Ryk van „ Groot-Brittanje, de éénige oorzaak was „ van alle die haatlyke Verdenkingen „ tegen Hoogstdenzelven; dat de Schry,, vers, welke, op eene eerlooze wyze, zyne Hoogheid, deszelfs Gemalinne, „ en Pluis, hadden aangevallen,door de Hooge Overheid waren vervolgd en „ groote Belooningen tegen het verfprei„ den van dergelyke Lasterfchriften ge„ fteld, daar, in tegendeel, de fterkfte „ Schimp- en beledigende Schryvers, die „ het Gedrag van de Regenten in ver- '„ fchei- XXI. BOEK, 1704.  p6 VADERLAND S CHE XXI. E O E IC. X784. „ feheide aanzienlyke Steden hadden aan„ gerand, naauwlyks geftraft waren, en aan het Hof van zyne Hoogheid eenige Protectie gevonden hadden. . 5, Zy wisten niet, hoe dit, ten minften ,, op Zeeland, kon toepasfelyk zyn, en „ vorderden daar van onderzoek, alzo ,j hun Ed* Agtbaaren, en alle de andere Staatsleden, nimmer iets hadden „ gedaan, of geraaden, om de tegen„ woordige Republicainfche Regeering, „ met den Stadhouder uit het Huis van „ Oranje, aan te vallen, of te vernieti,, gen. —« Ten derden, dat zy met het j, hoogfte genoegen wel hadden gezien, „ het verzoek van zyne Majefteit aan „ hun Hoog Mogenden, om de thans j, zWeevende Onlusten te willen bemid», delen; maar tevens, met fmerte en „ leedweezen zagen, dat dezelve alleen „ van den kant der Bondgenooten zouden „ zyn ontftaan, en vooral aan derzelver „ Gedraagingen werden toegefchreeven; „ daar het onbetwistbaar zeker was, dat 5, dezelve, ten minften in Zeeland, alleen „ te zoeken waren, in de finguliere den„ kenswyze van zyne Hoogheid zelve, „ die, op de kragtigfte Verzoeken, Me„ morien, en Propofitien van alle de 5, Bondgenooten, en ook van deeze Pro„ vincie, herhaalde keeren gedaan, om „ die fataale Werkloosheid, die 'er in ,, deezen noodlottigen Oorlog tegen het „ Ryk van Groot - Brittanje hadt plaats „ gehad, te veranderen, en de Uitvoe- „ ren-  historie; w £ rende Magt der Republiek iu eene $ meerdere Activiteit te converteeren, „ zeer weinig egard hadt genomen. „ Dat hun Hoog Agtbaaren, egter, die met zyne Pruisfifche Majefteit vol„ komen overeenftemden en overtuigd „ waren van de edelmoedige denkwyze i, en yver van zyne Hoogheid tot het ,j handhaaven der Vryheid van deezen ., Staat, en deszelfs alzins braaf Cha^ racter, dat volftrekt perfifteeren in een „ Syftema, zo zeer verfchillende van „ dat der Bondgenooten, en der geheele „ Natie , niet toefehreeven aan zyne „ Hoogheid zelve; maar wei aan diens „ Raadslieden, die, of uit Onkunde, of s, uit Belang, zyne Hoogheid niet be'„ dienden van zulken Raad als de Na„ tie meent met haare waare Belangen „ overeen te komen. „ Zy vermeenden, dat het van het „ uiterfte belang voor Staaten van Zeeiy land was, te onderzoeken, wie alle „ deeze zaaken, op zulk eene verkeer„ de wyze, aan zyne Majefteit hadt „ voorgedraagen, daar zy niet wisten j dat het zyne Hoogheid eenige keer „ was geweigerd, wanneer Hoogstdezel„ ve wettige Bezwaaren by hun Hoog „ Mogenden, of de Staaten der byzon„ dere Gewesten hadt in te brengen. —' }i Wel hadden zy gewenscht, welke „ hooge gevoelens zy van de Billykheid „ en Wysheid zyner Pruisfifche Maje- fteit koesterden, dat Hoogstdezelve VIII. DEEL. G „ Z'iob xxi. BOEK^ -7H-  XXI. boek. I784. Van thü' i/emeymks oordeel over deezen Raad flag van Zi>rikzee door Staaten van Zeeland beantwoord. $8 VADERLANDSCHE „ zich liever met de zaaken van de Re„ publiek niet hadt bemoeid; vermits „ zyne Majefteit geen juist denkbeeld „ van dezelve hadt, noch de Conftitu„ tie van de Republiek genoeg fcheen „te kennen, om in deeze Onlusten, „ die zuiver Domeftiek waren, tot zul„ ke groote Veranderingen in de Con„ ftitutie, ten nadeele van den Heer „ Erfftadhouder, te beflaiten; daar het onbetwistbaar zeker was, dat alle die „ Beweegingen, welke in deeze Repu„ bliek de aandagt van een ieder bezig „ hielden, zo over Poliüque als Mili„ taire Schikkingen, niet beitonden in het „ 'veranderen der tegenwoordige Confti„ tutie, noch in die van eenige Grond„ wetten, welke Buitenlandfche Mogen„ beden raaken; maar alleen tot verbe„ tering van het inwendig Politiek Be„ ftuur, waar in groot verval was ge„ komen." Deeze Raadflag van Zierikzee ftootte den Pruisfi fchen Gezant van Thtjlemeyer zo zeer, dat hy aan een der Afgevaardigden van Zeeland ter Algemee1e Staatsvergadering, een Berigtfchrift Dverleverde, waar in hy dit ftuk beoorieelde, de gevoelens, daar in voorgeteld, met den naam van premature,par'■iale, en indecente Crhicques beftempel- ie. Staaten van Zeeland namen dit 10 boog op, dat zy betuigden, zich niet :e kunnen verbeelden, dat^zulke bewoordingen , op den uitdruklyken wil van zyne  HISTORIE. 99 ne Majefteit, zouden gebezigd zyn. Vertrouwende dat de Koning, die deeze Republiek als eene vrye en onafhangelyke Natie aanmerkte, en geen oogmerk hadt om derzelver Conftitutie te beoordeelen of te bedillen, ligt begrypende, dat die gevoelens met de gemelde uitdrukkingen tegen een der Leden van Staat gansch tegenftrydig waren , in 't vervolg zou voorzien, dat de Raadpleegingen van den Staat, zo min als van een van deszelfs Leden, op foortgelyke wyze geftremd wierden. Voorts waren zy van oordeel, dat de welvoegelykheid niet toeliet om den Brief Van zyne Pruisfifche Majefteit onbeantwoord te laaten leggen; maar in tegendeel, dat zulks ten fpoedigfte behoorde te gefchieden, in gepaste bewoordingen, zonder nogthans in eenige byzonderheden te treeden, aangezien het geene Vreemde Mogenheid toekwam, om zich in de Domeftike zaaken van de Republiek te mengen: 't geen men, egter, zo door een geheel ftilzWygen, als door het aanroeren van alle de deelen in den Brief, zou fchynert toe te ftemmen. Zy begeerden gefchreeven te hebben, dat, fchoon Staaten van Zeeland, aan den eenen kant, niet konden nalaaten, ten fterkften hunne bewondering te toonen, over de byzondere wyze, waar op het Zyne Pruisfifche Majefteit behaagd hadt, zich over de Conftitutie van de Republiek uit te drukken, en over de veronG s der- XXL BOEK» 178^ WatStaa-? ten ran Zeeland aan den Koning van Pruis fin willen gefchreeven heb-* ben.  too VADERLANDSCHE XXL boek 1784. derftellingen en verzekeringen in dien . Brieve te nedergezet, egter, aan den anderen kant, al het zelve wilden aanzien als een blyk van de toegenegenheid en vriendfchap, welke zyne Majefteit, als een geneegen Nabuur, ten beste van de Republiek, wenschte aan te wenden. By dankzegging hier voor wilden zy, wyders, zyne Majefteit onder 't oog gebragt hebben, hun vertrouwen, dat Hoogstdezelve, belydende de Conftitntie van de Republiek niet genoeg te kennen, en niet te bedoelen, daar over te oordeelen, ook nimmer eenigen hinder zou toebrengen aan de Raadpleegingen en Maatregelen, die de Souverain van den Lande, tot handhaaving van de vastgeftelde Conftitutie en Vryheid, noodig oordeelde te beraamen, en waar van zy aan geene Vreemde Mogenheid, wie dezelve ook mogt zyn, eenige verantwoording fchuldig was. Zy hielden zich verzekerd, dat zyne Majefteit zou moeten toeftemmen, dat eene betaamelyke Vryheid der Drukpersfe aan 's Lands Conftitutie onaffcheidelyk verbonden was; dat men 'er het on« betaamelyke dier Vryheid, door menigvuldige Wetten en Plakaaten, beteugeld hadt, en nog onlangs, in een byzonder geval, door buitengewoone Maatregelen, was tegengegaan: terwyl zy, ten vollen overtuigd* van het nadeelige der Misbruiken daar van gemaakt, zo wel door Ingezetenen van den Staat, als door Onder-  HISTORIE. iex derdaanen van zyne Majefteit, die op eene onbefchaamde wyze, de boosaartig-; fte lasteringen tegen de Regeering van dit Gemeenebest uitbraakten, tot het verder beteugelen dier losbandigheid, gaarne, met medewerking der Bondgenooten, alle gevoegzaame middelen wilden aanwenden. Van dit Staatsbefluit oordeelden zy, dat de Heer van ThuIemeyer berigt moest krygen, om het zyn Koning te kunnen mededeelen; vermids diens Brief misfchien niet zo fpoedig, als wel behoorde, zou worden beantwoord (*). Deeze gisfing der Staaten van Zeeland werd bewaarheid, en dit uitftel gaf ftof fe aan het Pruisjïjche Hof om de kiag ten te herhaalen en te verdubbelen. Het voortvaaren der Schryveren in 't ontleden der Brieven en Vertoogen des Konings, wekte diens Afgezant op, om aan te houden op het beteugelen „ der 5, Bladfchryveren," gelyk hy fchreef," „ die het ondernomen hadden, hunne „ zaak door redenen, zo beuzelagtig als „ onbetaamelyk, te verdeedigen, het ge„ drag van den Koning voor hunne ge,, waande Regtbank roepende (/f)." Door zyne (*} Nat. van Zeel. 8 en 15 April 6 Mev 21 Juny 7 en ig Jury 1784. (t) Hy wyst op No. 131 van den Politieke» Kr^tr, No. 232 van den Put van den Neder» Phyn, en No. 67, 68, 69 en 7a van den Cott" riff vm Europa, G3 XXI. 5 0 ek. 7S4. DtPruis. 1f.he Ge> zant herhaat zyne klag:n over ie onbe:eui>eldi;id der Druksersfe.  ïo2 VADERLANDSCHE XXI. boek. Ï784. De Koning vaa Pruisfen dringt aan om antwoqrcj. (*) RefuU Gen. 1%. Juny 1784. zyne Majefteit was hy gelast om van hun Hoog Mogenden, en van de Staaten der overige Gewesten, de ftiptfte Orders te eifchen, tot het eenmaal beteugelen van de buitenfpoorigheid der Drukpersfe, en dat de Schryvers, die niet bevoegd waren om het Volk te onderrigten, omtrent de belangen der Vorften, derzelver Syftema en Gedrag, de duidelykfte blyken hunner verontwaardiging mogten ondervinden. „ Zyne Ma,, jefteit kon voor hun Hoog Mogen„ den, niet ontveinzen, dat een langer „ uitllel aan de voldoening van zyne ,s billyke Eifchen, welke hy thans her„ haalde, niet anders dan ongunftig kon „ uitgelegd worden; de Koning zou „ zulks als eene minagtiug opvatten j „ ook zouden 'er de gunitige gevoelens, ., welke dien Monarch voor de Repu„ bliek bezielden, door lyden konnen; „ terwyl zyne Majefteit zich genood„ zaakt zou zien, om eene Voldoening „ te vorderen, evenredig aan de b'eledi„ gingen, waar over Hoogstdezelve rer „ den hadt van zich te beklaagen (*)." 't Leedt niet lang, of der Staaten Gezant aan 't Hof van Berlyn, van R h e ede, ontving van den Heer Her tsb e r g een Vertoogfchrift ? uit naam des Konings, met verzoek om het ten fpoeiigften aan hun Hoog Mogenden te laa- tea  HISTORIE. 103- ten toekomen, hoofdzaaklyk van deezen inhoud. Aan 's Vorlten verwagting is, tot heden, in geen eenig opzigt voldaan. Zedert vier maanden laat men zonder antwoord een vriendlyken Brief van een Koning, en verfcheide Vertoogen door zyn Staatsdienaar den Heer van Thtjlemeyer. overgegeeven. Ondertusfchen laat men aan de Courantiers en andere byzondere Schryveren toe, om, zo wel den Brief des Konings, als de Vertoogen van zynenStaatsdienaar, te bedillen; op eene wyze, even zo onbetaamelyk, als gemaklyk te wederleggen, indien het gewigt der zaake anders gedoogde om zich met deeze onbevoegde Perfoonen in te laaten, die zich opwerpen tot Rcgters en Beoordeelaars van de handelwyze en openbaare Stukken, die geenzins behooren aan byzondere Perfoonen, en over welke hun Souverain deszelfs gevoelen en meening nog niet verklaard heeft. Men heeft zelfs met publieke authoriteit doen drukken eene voorgewen de Verantwoording van de Schryvers dei Gazette van Leyden, waar in zy zich mei bitterheid, en op eene onvoeglyke wyze. tragten te verdeedigen tegen de klagten, welke de Heer van Thtjlemeyer. genoodzaakt geweest is deswegen by hui Hoog Mogenden in te brengen. Terwyl men dus een ruim veld geef aan byzondere Schry veren, om, doo: hunne onbetaamelyke Gefchriften, d< Tweedragt, die reeds diep by de Natü G 4 ge XXL BOEK. 1784. L  *«4 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. Zie hier boven, bl. 55. geworteld is, te onderhouden en aan te ftooken, blyft de Doorlugtige Prins Erfr ftadhouder geftaadig blootgefteld, niet alleen aan hunne kwellingen ; maar ook aan de menigvuldige aanvallen zyner Tegenpartyderen, zo omtrent zynPerfoon, als omtrent zyne Waardigheid, en Voorregten. En, offchoon dees Prins door zynen rondgaanden Brief aan de Staaten der byzondere Gewesten (*), en door andere poogingen, die gelyklyk zyne Wysheid en Patriottifche Gevoelens aantoonen, alles gedaan heeft wat in zyn vermogen was, om zich te vereenigen, met hun, die met hem in tegenftrydige denkbeelden ftaan, en om daar door de voor den Staat zo gewenschte Eensgezindheid en goede Verftandhouding te herftellen, ziet men niet, dat de Republiek van haar kant, kragtdaadige en voldoende maatregels genomen heeft, ter bereiking van zulk een heilzaam en weezenlyk oogmerk, vooral in den toeftand in welken zy zich tegenwoordig bevindt. De Koning kan niet langer onverfchillig zyn omtrent al het voorgemelde, noch naalaaten te kennen te geeven, hoe veel reden hy heeft, om zich te bevreemden, over eenè handelwyze, die even weinig ftrookt met het waar Belang van de Republiek als zy weinig beantwoordt  HISTORIE. 105 woordt aan het Vertrouwen, de opregte Vriendfchap en de goede Geneigdheid, door zyne Majefteit in zynen Brief, en de Vertoogen van den Heer Thule- meyer, aan den dag gelegd. ■ Hy verlangt vuurig, dat de Algemeene Staaten eindelyk in ernftige overweeging zullen neemen, en volgen al het geen zyne Majefteit hun hadt voorgefteld, als een Nabuur en Vriend, die een waar en opregt belang in hunnen welvaard nam: en dat zy eindelyk eens met kragt zouden overgaan tot billyke, kragtdaadige, en voldoende maatregelen ter beteugelinge van de Licentie der Courantieren en andere particuliere Schry veren; en inzonderheid om zich met zyne Hoogheid te verdraagen, opeen regtmaatigen en vasten voet, omtrent al het geen waar over zy tot hier toe met hem in verfchil zyn geweest, om hem te verzekeren de geruste genieting van zyne Regten en Voorregten, en dus doende weder te brengen en te herftellen de Rust, Eensgezindheid en goede Orde in 't geheel? Lichaam van de Republiek. Te verlicht zyn hun Hoog Mogenden, om niet te begrypen, hoeveel belangs zyne Majefteit in alle deeze zaa,ken neemen moet, daar zy van zulk een groot gewigt zyn voor een Prins, die Hem zo na beftaat, zo wel als voor de Republiek zelve, als een Staat aan de zyne grenzende; en hoe veel de Party, welke de Algemeene Staaten hier omtrent G 5 ki^ XXÏ. boek. 1784,  ï©6 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I784. Voorgefl?geneBemiddeling des Konings van Pruisfen. kiezen zullen, natuurlyker wyze invloed moet hebben op de Denkwys en het Gedrag van zyne Majefteit omtrent de Vereenigde Gewesten. De Heer Mandrillon fchreef aan den Amfterdamfchen Penfionaris va n Berckel een Brief; waar in hy verklaart, „ te Eerlyn verfcheide keeren ge„ legenheid gehad te hebben, om voor „ te ftellen, hoe veel gronds de roem„ ryke Verdeedigers van het Vaderland „ en de Vryheid hadden, om hunne „ Regten, tegen de Inbreuken van het „ Huis van Oranje , te verdeedigen; „ en eindelyk, door een Volks-wetti„ ging, de uitgeftrektheid en de gren„ zen van het Stadhouderfchap te be„ paaien. Dat het heusch onthaal, waar „ mede men hem vereerde, den weg „ als gebaand, en, misfchien beter dan „ iemand anders in ftaat gefield hadt, „ om de waare oogmerken van den groo„ ten Fr ed er ik, ten opzigte van het ,; Gemeenebest, te kennen: zodanig was „ ook de uitflag geweest van de gefprek„ ken door hem gehouden met den Re„ geerenden Hertog vanBrunswyk. 55 Hy geloofde te mogen, verzekeren, „ dat het zeer gemaklyk zou vallen voor „ de Republiek, om te komen tot eene „ gelukkige Bevrediging, na welke alle „ goede Burgers haakten." -— „ Ik „ denk," vervolgt hy, „ dat in de 3, hachlyken ftaat, waar in onze zaaken „ zich bevinden, het de beste party zou ij we©!  HISTORIE. ™? „ weezen, de Heeren Staaten over te haaien, tot het benoemen eener Be„ zendinge, om zyne Majefteit, den Ko„ ning van Pruisfen, te verzoeken, om „ Middelaar by de Republiek te weezen ., en den Prins van Orauje te bewee„ gen, tot het doen van eenige Op„ offeringen, die, zonder benadeelinge ,, van zynen wettigen Invloed op de „ Staatsonderhandelingen, egter aan den „ Souverain al deszelfs Gezag zou laa„ ten, zodanig dat de Uitvoerende Magt „ geheel onderworpen zou weezen aan „ de Wetgeevende. De Republiek, 3, dit plan van Bemiddeling aanvaarden„ de, zou zyne Majefteit in de onver„ mydelyke noodzaaklykheid brengen, „ om voorwaarden eener eerlyke Ver,, zoeninge aan de Natie voor te ftel„ len, en den Prins in die, om zich „ naar 's Konings raad te gedraagen. Ik „ geloof te mogen verzekeren, dat naar „ myne bevatting, zyne Majefteit zich „ geftreeld zou vinden, door zodanigen „ ftap van onzen kant., en dat dezelve „ alle goede uitwerkzels, welken men j, daar van zou kunnen verwagten, zal „ voortbrengen. Men zou mistasten, „ indien men dagt, dat de Koning alle „ de Eifchen van den Stadhouder goed„ keurt, en een hartlyk deel neemt in „ den daadlyken toeftand van den Her„ tog Lodewyk. Onbekwaam om wil„ lekeurig te oordeelen, over die Familie3, zaak, gelooft hy in tegendeel, dat het » al-. XXI. BOE K»  b8 VADERLANDSCHE boek. 'Antwoordop 's Ko «ïings Brief vai Wegen de AlgemeeneStaaten. ,, alleen der Natie toekomt, in dergelyk ,, een geval, uitfpraak te doen, wel verv ,, zekerd dat haare beflisfingen nooit het „ weezenlyk belang van zyne Doorlug„ tige Nigte zullen benadeelen. ,, Wat de Eifchen van den Keizer '„ aanbelangt, gy mogt u ten vollen ver9, zekerdhouden, dat de Koning wenscht, „ dat Holland den moed zal hebben, om ,, hem wederftand te bieden, en den „ roem van over hem te zegepraalen; „ dat is althans het algemeen gevoelen „ te Berlyn." Deeze Brief hadt geen gevolg (*). Het dringend Vertoogfchrift van Herts- . berg namen Staaten van Holland, Zeeland en Overysfel over. Dan de Afgevaardigden 1 van Gelderland, Utrecht, Friesland en Stad en Lande, verklaarden, zich houdende aan de voorheen ingebragte Staatsbefluiten hunner Gewesten, gereed te zyn om een ontwerp eens Antwoords op 's Konings Brief te vervaardigen. In Oogst¬ maand was men gereed met een Antwoord; waar in de Algemeene Staaten zich verontfchuldigden over 't lang verwyl, 't zelve daar aan toefchryvende, dat de ftukken, in 's Konings Brief vermeld, meerendeels niet behoorden tot de Algemeene, maar tot de Staaten der byzondere Gewesten. Dan dat zy, op den _ (*) Mem. pourfervir et PHiJl.ire de la Revolutèon des Prov. Unies en 1787. par Mr. } h M & ^ PRillon, a Paris 1791. Jntrod, p. VIII'  HISTORIE. ïoy den herhaalden aandrang van zyne Majefteit, fchoon daar toe van wegen de onderfcheidene Gewesten niet in ftaat gefield, gemeend hadden * niet langer te moeten verwylen,- doch, hoe eer hoe beter, daar toe overgaan. De Verklaaring van zyne Majefteit, dat hy de Conftitutie ran den Staat niet genoeg kende, deedt hun de vryheid neemen vóór af hem onder 't oog te brengen, welke de waare Aart en Conftitutie was van dit Gemeenebest, voor zo verre zulks betrekking hebben kon tot de Onderwerpen in den Brieve vermeld; ten einde Hoogstdezelve uit het misverftand te helpen, waar in hy gebragt was door verkeerde onderrigtingen, en wel byzonder, als of hun Hoog Mogenden in derzelver Algemeene Vergadeiing alleen in ftaat waren over de punten en zaaken, in den Brieve van zyne Majefteit opgegeeven, kennis te neemen en te beflisfen; dat hun Hoog Mogenden daar omtrent, in tegendeel aan zyne Majefteit moesten voordraagen. ,, Dat hun- „ ne Vergadering, gecompofcerd uit Ge„ deputeerden der byzondere Provinci„ en, met hunne verbindende Inftructi„ en voorzien, zich volftrekt niet occu„ peert, noch occupeeren kan, dan al„ leen met zodanige zaaken en poincten, „ welke door de eenpaarige bewilliging der Bondgenooten aan hunne Delibe„ ratien waren geadfecteerd en toever„ trouwd. Dat daar van geheel zyn „ geëximeerd en afgefcheiden alle On- „ de^ XXI. SOEK'  iiö VADERLANDSCHE XXL 50EK. I784. „ derwerpen en Zaaken, die den interi„ euren Haat der Regeeringe en Beftuu» „ ringe van de refpective Provinciën in „ 't byzonder aangaan, als daar in vol„ komen onafliangelyk en op zich zel„ yen ftaande, aan den anderen onder„ ling, zo min als aan de refpective Ver„ gadering van hun Hoog Mogenden eenige de minfte rekenfchap of ver„ antwoording verfchuldigd." Dit in 't oog houdende, konden zy niet onaangeroerd voorbygaan, de plaats waar in zyne Majefteit fchreef, zich niet te kunnen voorft ellen, een yoorneemen om het Erfftadhouderfchap af te fchafen, of hetzelve zodanig te beperken, dat alleenlyk de enkele voorftelling van eene ydele Waardigheid daar van zoude overblyven: hier omtrent moeten wy zyne Majefteit doen opmerken, en tot nader opheldering voordraagen, „ dat het Erfftadhouderfchap „ tot het gemeene Bondgenootfchap gee„ ne verdere betrekking heeft, dan voor „ zo verre hetzelve door hun Hoog Mo„ genden, op expresfe Authorifatie en „ Refolutie van de byzondere Provinci„ en, aan den Heer Erfftadhouder is „ gedefereerd geworden; terwyl hetzel- ve dan nog niet verder kan geëxten„ deerd worden, dan tot de Landen on„ der 't Resfort der Generaliteit behoo„ rende, en dus gefepareerd van de by„ zondere Provinciën, welke ieder af„ zonderlyk over het Erfftadhouderfchap „ hunner Provinciën, zonder communi„ catie of verpligting van, of tot de „ an-  historie; ïi ï £ andere Provinciën hebben gedisponeerd, g En in gevalle daar over eenig verfchil- lend begrip mogt ontftaan, ook alleen „, ieder afzonderlyk in hunne Provincie „ geregtigd zyn te cognosceeren en te ?, disponeeren." Terwyl hun Hoog Mogenden, in de bovengemelde betrekking, zyne Majefteit konden verzekeren, dat 'er geen fchyn of fchaduw was, van den Erfftadhouder, in diens wettige Regten, (zo als zyne Majefteit verkeerdlyk fcheen ingeboezemd te zyn,) by hun Hoog Mogenden aan Hem opgedraagen, te verkorten. Gelyk zy ook vertrouwden, dat 'er by de Gewesten daar toe geen het minfte oogmerk was. Zulks zou zyne Majefteit kunnen verneemen, uit de wyze waar op Gelderland, Utrecht, Friesland, en Stad en Lande zich over dit onderwerp hadden geuit: de Befluiten van welke Gewesten zy by deezen Brieve voegden (*). Wat de inwendige gefteldheid van het Gemeenebest aanging, moesten zy, met leedweezen, bekennen, dat het, zedert eenen geruimen tyd, door een geftadig toe- (*) De andere Gewesten fcheenen van oordeel, dat de Beantwoording, volgens de gewoone wyze van handelen met vreemde Mogenheden, alleen van wegen hun Hoog Mogenden moest gefchieden ; dat het onvoorzigtig zou weezen voor zodanige Gewesten, welke zyne Majefteit misfchien meer byzonder op 't oog hadt, op zich zeiven met Hem in een twistgeding te komen, 't Geen in het tegenwoordig tydsgewriclit voor Holland bovenal ongeraaden was. xxi; S O E Ky I734.  XXL ÜOEX. I/S4. 1 1 i i I IÏS VADERL ANDSCHÉ toegenomen Misnoegen ën Wantrouwen; tot allerlei ftaaten en rangen van Mentenen doorgedrongen, op eene hooggaande wyze gefchokt en beroerd was; dat hier uil, door een noodlottig gevolg aan zulke omftandigheden doorgaans eigen, gebooren waren allerhande lasterende Gefchriften en Aantvgingen, welke zyne Hoogheid even min hadt kunnen ontgaan als een groot aantal van Leden, de Hooge Regeering uitmaakende; en dat, hoe zeer tegen dezelve by 'sLands Plakaaten reeds was voorzien en gezorgd, hun Hoog Mogenden, egter, in dat ftuk met de Staaten der byzondere Gewesten overeenftemmende, niet hadden nagelaaten, om, boven dien, op het eerfle vermaan van zyne Hoogheid, nieuwe Voorzieningen te doen, te waaken tegen twee bekende Schimpfchriften, en de uitvoering daar van, volgens de Conftitutie der gewoone handhaavers des Regts aan te bevelen. Hadden deeze Voorzieningen niet genoegzaam en naar wensch van hun Hoog Mogenden gewerkt, om de Souveraine Regeering in 't algemeen, of zyne Hoogheid, of de Leden der Regeering op zich zei ven, te bunnen hoeden voor verder openlyk loorgeftreeken of gehoond te worden; ht moest, voor zo verre zy haddert iunnen nagaan en ontdekken, geenzins vorden toegefchreeven aan een gebrek fan kragt of ernst in de gemaakte Wet:en; maar alleen aan zwaarigheden, waai? tan de natuur der zaak, en de aart van bet  historie. ir3 het onderzoek, 't welk in zulke dingen, volgens de vastgeftelde Conftitutie moesten plaats hebben, de Juilitie onvermydelyk blootftelde (*). De Verzoening der Partyen in ons Vaderland, waar op zyne Pruisfifche Majefteit zo fterk gedrongen, en die zyne Hoogheid, in den rondgaanden Brieve, aan de Gewesten voorgelteld hadt, en waar over dit Staatsbefluit een diep ftilzwygen bewaart, fcheen in dien tusfchentyd, in ftede van genaderd, veel verder verwyderd. Eene veel gerugts maakendeOntdekking, van grooten naafleep, gaf 'er aanleiding toe. Schoon de Hertog van Brunswyk 's Gravenhaage verhaten hadt (f), ontbrak het niet aan vermoedens, dat diens Invloed nog werkzaam bleef, noch aan poogingen om hem geheel te vervvyderen, en van alle Waardigheden te ontzetten. De Baron D. W. van Lynden, voormaals Afgezant van deezen Staat aari liet Zweedfche Hof, thans benoemd om die post aan dat van Groot-Briitanje te bekleeden, was, in den Jaare mdcclxxxi beftemd geweest om het Gezantfchap te Weenen waar te neemen; doch hadt zicli daar van verfchoond (§), en onder dé redengeevingen voor dit zyn gedrag ge- fpröö- (*) Refol. Gen. 30 Aug. 1784. . , <Ó Zie onze Vadert. Hist. V. Deè'1 bl. (4) Zie onze Vad:rl. Hist. IV. D. bl. 112. yin. peel, h XXf: boek. 1784. . De zaafe des Hertogs v/.Nr Brunswykkomt weder ter baane.  XXL BOEK Gerugten wegens eene Ac te van Con' fulentJchap. j 114 VADERLANDSCHE fprooken van den Invloed des Hertogs . van Brunswyk op de Raadpleegingen van Staat, en het aan hun Hoog Mogenden en het geheele Bondgenootfchap overgelaaten om te beoordeelen, ■>■> of, en in hoe verre, door den Heer „ Hertog, by de Meerderjaarigheid van „ zyne Doorlugtige Hoogheid den Hee„ re Erfftadhouder, ten Jaare mdcclxvi „ poogingen waren aangewend, om zich „ als Confuhnt of éé:üg Confiüarius van „ het Eminente Hoofd deezer Republiek, „ te doen aanftellen, en erkennen, en „ daar door zyne Hoogheid te dispen„ feeren van uit de bekwaamde en ge„ trouwfte Regenten en Ministers van „ den Staat te formeeren een Raad , „ waar in zo de binnen- als de buiten„ landfche Aangelegenheden van de Re„ publiek, naar behooren, gepondereerd, „ overlegd, en geprepareerd zouden wor„ den, om vervolgens, ten besten van „ deszelfs goede Ingezetenen, door de „ Souveraine en Exccutive Magt ten uit„ voer gebragt te worden." Die aanduiding, toen niet fcherplyk in agt genomen , werd, om deezen tyd, weder leevendig. In Gezelfchappen mompelde men eerst, en fprak vervolgens, (meenende op het getuigenis van eenige Staatsleden zyne Hoogheid op verre na niet ongunftig, te mogen afgaan,) open[yker, wegens eene Acte van Confuhntfchap tusfchen den Stadhouder en den hertog, by diens Meerderjaarigheid, aan- ge-  HISTORIE. 115 gegaan. Een alom geleezen Weekblad (*) verfpreidde dit vermoeden door geheel het Land. De Regeering van Zierikzee gewaagde 'er eerst Staatsgewyze van ter Staatsvergadering van Zeeland. Met zeer veel bevreemding hadt dezelve „ in den Posl 3, van den Neder-Rhyn gezien, dat 'er „ tusfchen zyne Hoogheid en den Her: tog van B r u n s w y k, eene Acte zou „ gepasfeerd zyn, waar by zyne Hoog,, heid zich zou verbonden hebben, oü„ der Eede Om, ten allen tyde, den Raad „ van den Hertog te blyven inneemen en volgen, en denzelven in Hoogst- deszelfs Protectie te neemen, indien „ hy desvvegen eenige tegenkanting mogt „ lyden." Zy voegden 'er nevens , te meenen dat zulke publieke Aantygin„ gen behoorden Onderzogt te worden, s, en zich te verwonderen, dat de Heer „ Hertog dezelve niet te keer ging, dat „ het van het hoogfte aanbefang was „ voor hun Hoog Mogenden, om die 9, punt op het ernftigfte te onderzoeken % e, alzo het, dus zynde, eene ftrafwaardi,, ge Üfurpatie zou weezen: daar zyna „ Hoogheid geene andere Raadslieden „ behoorde , noch vermogt te hebben „ over eenige Staatszaaken, dan hun Ed. j, Mogenden, of de Heeren Staaten det » by«; 1 (*) De Post van den iteder-Rhyn V. 0. 32-3— H a XXL BOEK* 1784. Zierikzee irengt Jeeze zaak by Staaten ^an Ze9* and ter :afel.  ïiö VADERLANDSCHE XXI. boek. 3784. 's Hertogs oogmerk om des iets in 't licht te geeven , uitgefteld. Eene Beze ding uit Staaten van Holland benoemd byzondere Provinciën, en geen Vreem* „ deling van hoe hoog een Character „ ook, eenige kennis van Staatsgehei„ men behoorde te krygen: daar dezel,, ve geen deel aan de Regeering hadt; „ maar een loontrekkend Dienaar der Re„ publiek was, die bekwaame Lieden „ genoeg hadt; om zyne Hoogheid te w raaden, en den dienst van den Heer „ Hertog in Staatszaaken zeer wel kon „ misfen (*). De Hertog wilde hier op in een Kort Foor (lel deeze Acte woordlyk plaatzen, en 'er een Verhaal by voegen, van de gelegenheid by welke dezelve geflooten was. Hy fchreef daar over aan zyne Hoogheid, die het oogmerk des Hertogs goedkeurde; maar tevens wenschte, dat hy de volvoering nog eenigen tyd zou uitftellen: dewyl hy in 't voorneemen ftondt, om een Brief aan alle de Gewesten te zenden, met een Voorflag tot herftel der Eendragt (f). Welk eene uitwerking deeze Brief baarde, hebben wy vermeld (§). Wanneer de Afgevaardigden van Dordrecht ter Staatsvergadering van Holland inbragten, dat, kort naa de Meerderjaarigheid van den tegenwoordigen Erfftadhouder, de Hertog van Brunswyk deu (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1025Ct) A. L. SchlÖZER Echte BefcheidenWtgenS tien Hertog vetn Brunswyk II. D. bl, 12., (j; Zie lüer boven bl,ÖQ.$i..  HIS TOR IE. 117 denzelven zou hebben weeten te beweegen tot het lluiten van eene onderhandfche, doch met Eede bevestigde Acte, welker inhoud, naar bekomene onderrigtingen, van een ver uitzigt op den Staat zou zyn; en een voorftel deeden, dat deswegen een ernftig en naauwkeurig onderzoek, van wegen hun Ed. Groot Mogenden, by den Erfstadhouder, zou worden gedaan, werden daar op de Penfionaris dier Stad de Gyzelaar, de Penlionaris van Amfterdam vanBerckel, en de Raadpenfionaris van Bleiswyk gelast dit te volvoeren, en den Stadhouder te verzoeken om de bovengemelde Acte, met de daad beftaande, dezelve door gemelde Heeren ter tafel en overweeginge van hun Ed. Groot Mogenden te brengen (*). Dt (*) Refol. van Holl. 12 Mey 1784. Vreemd, in de daad, dat de Raadpenfionaris van Bleiswyk hy het ontvangen van dien last, om, in gevalle deeze Acte in weezen was, dezelvs af te vraagen , des geen Heilige verzekering deedt, zo hy anders, celyk de Hoogl. Schlözer be' weert, de Man ware, die deeze Acte eigen handit: hadt opgeiteld : immers fchryft hy, der oorfprontz van dit Huk vermeldende, met zo vee le woorden ; „ de nog in leeven zynde Heei „van Bleiswyk, toen ten tyde Penfionaris van Delft, thans Raadpenfionaris van Holland, „ benevens den Griffier Fagel, en den toen„ maaügen Raadpenfionaris Steyn, alle drie „ Mannen van doorzigt, algemeen geagte er „ toenmaals ten minften alle drie welmeenendc „ Staatsministers, waren van dit Opftel bewust H 3 * » z) XXI. BOEK. 1784. om onderzoekna de As* et te doen. k  IÏ8 VADERLAND SC H E XXL BOEK. %7% De Gelastigden ontvingen van den Erfftadhouder dit fchriftlyk antwoord, „ Omtrent de Acte, die tusfchen den „ Hertog van Brunswyk en My is „ gepasfeerd, op den derden van Bloei„ maand mdcclxvi; doch welke nim„ mer door my met Eede bevestigd is, 5, hadt ik al, zedert eenigen tyd, by „ my zeiven voorgenomen, verneemende j,, de nadeelige, en van alle fundament „ ontbloote, gerugten, die nopens de ge„ melde Acte verfpreid werden, om de„ zelve niet langer te fecreteeren, en „ zal ik niet nalaaten, om binnen korte da- # zy wisten niet fiegts daar van, maar fpraa» ken daar ook niet tegen. Eerstgemelde va r* „ Bleiswyk concipieerde zelfs de Acte met mederaad ides Griffiers, fchreef het Concept „ met eigen hand, en de eerfte Minister van „ Staat bekrag igde ze door zyne toeftemming." A. L. ScHLÖZER Echte Bejchciden, wegens den Hertog van Brunswyk 1. D. bl. 36. 41 II. D W. 17. Wy vinden nergens, daar het zeer te" pasfe zou komen, iets van dit bedryf dier Staats perfoonen in 't vervaardigen 'deezer Acte vermeld. Zyne Hoogheid fpreekr 'er geen woord van in de Brieven tot geleide der Acte zelve gefchreeven , «rekkende tot verontfchqMiging van zyn gehouden gedrag en dat des Hertogs" — TJan Gecommitteerden te Amfterdam, totond-r «oek deezer Acte aangefteld, was het voorgekomen, dat ook andere Perfoonen tot het formeeren der Acte de hand geleend, en den Stadhouder tot het aangaan en ondertekenen bewoogen hadden; weshalven zy van oordeel waren, dat hier over een naauwkeurig onderzoek moest gcfchiecien , in welk verftand ook Schiedam bondu JPost van den Neder^&hyn V. D. bl. 915  HISTORIE. u9 „ dagen, eene Copie Authentiek van de „ bewuste Acte aan hun Ed. Groot Mo„ genden te communicaeren." De Heeren van de Ridderfchap, hadden in deeze Bezending niet toegeltemd (*). Welhaast volbragt zyne Hoogheid die toezegging. De Acte, over welke zo veel te doen viel, was woordlyk van deezen inhoud. „ Naardemaal Wy op onze Meerderjaarigheid, en by den „ aanvang onzer Regeeringe ,iterativelyk „ en ferieuslyk in overweeging hebben „ genomen, hoe dat wylen onze Heer Vader, Hoogstzal. gedagtenisfe, reeds in en vóór den Jaare mdccxlix, zeer ernftig bedagt is geweest, om „ den Heer Prins Louis van B r u n s5, wyk, die zich als toen in dienst van „ haare Keizerlyke en Koninglyke Ma„ jefteit bevondt, door alle meest kragtige inftancien, te beweegen om in „ den dienst van de Republiek over te ?, gaan, onder den naam en met den ty„ tel van Veldmaarfchalk over de Trcepes van den Staat; maar in de daad en realiteit, om met Hoogstgedagten „ Onzen Heer Vader den geheelen last „ van het Militair Departement te hel,, pen draagen; om met Hoogstdenzelven te weezen en geconfidereerd te „ worden, op den voet van een ver„ trouwd Vriend en Bloedverwant, om „ met O JRtfil. vun Holl- is- Mey 1784. H 4 XXL BOEK. 1784. Inhoud der Acte van Confulentfchap.  190 VADERLANDSCHB XXI. fOEK. Ï784. ) 3 1 9 > 5 ? 3 3' y X »' >; ff ?' ?! I? 25 „ met denzei ven Heere Prinsfe de con„ eert te gaan, en van zyne talenten en „ wyze raadgeevingen gebruik te maa„ ken in alles, dat het Commandement „ van 't Leger en het Militaire weezen „ eenigzins zou mogen concerneeren, „ en vooral en voornaamlyk met dit „ groote oogmerk, en tot dit gewigtig „ einde, dat, indien het den Hemel be, haagde, over zyne dagen vroegtydig te ,, disponeeren, haare Koninglyke Hoog, heid en Wy, nevens onze Vrouwe , Zuster, in denzelven Heere Prinsfe , zouden vinden, een Vriend en Bloed, verwant, wiens raad en asfiftentie voor , Ons van zo groote nuttigheid, en vair , zo veel toeverlaat zyn konde: gelyk" , alle deeze energique betuigingen woord-: , lyk voorkomen én gevonden worden , in de eigenhandige Misfives door On, zen Heer Vader'op den elfden No, vember mdccxlu, en achttien , January mdccl, aan Hooggemelden , Heer Prinsfe geadresfeerd. ~— Hoe' , dat Hoogstgemelde Heer Prinsfe van , Brunswyk aan' alle die herhaalde , infèancien gecedeerd, het Hof van IVeenen, alwaar Hoogstdezelve zich op een zeer avantageufe voet, en in de voordeeligfte relatien van faveur en naauwe Bloedverwantfchap, met haare Keizerlyke en Koninglyke Majelfeiten geplaatst vondt, verlaaten hebbende , en herwaards overgekomen zynde, naa dat daar toe was geobti- „ neerd  HISTORIE. zat neerd de aggreatie van haare Keizer„ lyke-en Koninglyke Majeileiten, aan j „ wien Onze Heer Vader de overkomst ■ „ en bezittinge van Hoogstdenzelven: „ Heer Prinsfe als een fpèciaaj faveur, „ by Misfive van den tienden Novem„ ber mdccxlix, hadt verzogt, de „ zo goede en hoogst wyze voorzorge „ van onzen Heer Vader door Evene„ menten, Welke zedert gebeurd zyn, „ ten vollen is gejustificeerd, en voor „ Ons door eene daadlyke ondervindin„ ge, van de hoogfte utiliteit én van de „ allerheilzaamitc gevolgen geweest is: „ terwyl het fataal tydftip, waar in Wy 5, van Hoogstgedagtén onzen Heer Va„ der werden beroofd, het geval al vroeg ,, heeft doen exteeren, waar in de falu- taire voorzieningen van I loogstdenzel„ ven, in het engagement en empioy „ van den Heere Prinsfe van Bruns„ wyk, voor Ons en Ons Huis van „ deeze zo nuttige uitvverkinge zyn be„ vonden, dat wylen haare Koningly,, ke Hoogheid, Onze Vrouw 'Moeder, Hoogstzal. gedjagtepisfe, niet heeft ge- heiiteerd om, by dispofitie van uiter„ ften wille Hoogstdenzelven Heer Prins, „ die altoen reeds door de Heeren Staa„ ten der gezamenlyke Provinciën tot „ Reprefentant van den Capitein 'Gene„ raai was aangefteld, tot Executeur te„ ftementair en Adminiftreerende Voogd 5j over Ons en Onze zeer benlinde Vrou- we Zuster te verzoeken en te benoemen. H 5 „ En KXI. soekJ [784.-  XXI. «OEK. las VADERLANDSCHE „ En hoe dat eindelyk het luctueus „ evenement, waar door haare Koning„ lyke Hoogheid, onze Vrouw Moeder, ,, mede van ons is weggerukt, den za„ menloop der beide gevallen heeft daar „ gefteld, waar door de zo goede en „ hoog wyze voorzorge van wylen On„ zen Heer Vader, dit voor ons on„ waardeerbaar voorregt heeft uitgele-. „ verd, dat wy in den Hooggemelden „ Heer Prins van Brunswyk, door „ al het geen Hoogstdezelve aan Ons, „ zo ten aanziene van de Reprefentatie ,,. van ons als Capitein Generaal, als in 't byzonder met opzigt tot Onze Edu, catie heeft gepresteerd en beweezen, , oneindig meer hebben mogen, genieten , en ondervinden, dan Hoogstgedagte , Onze Heer Vader van de voorfchree, vene zyne zo goede en hoogst wyze , voorzorge en van zyn volmaakt ver}l trouwen op Hoogstgemelden Heer Prins, fe zich ooit zou hebben kunnen be, looven. „ En naardemaal Wy gaarne wensch, ten gelegenheid te hebben, om Ons , nog voor eenigen tyd van den raad en , asfiftentie van Hoogstdenzelven Heer , Prinsfe van Brunswyk te bedk> , nen, en Hoogstdezelven aan ons ge, declareerd heeft, dat Hy door de fterk- fte banden van tedere Liefde en Vai derlyke adfectie aan Ons verbonden j genegen en bereid was, om zyne ver^ mogens, daar die voor Óns van eenig „ nut.  HISTORIE. IS3 nut konden weezen, nog voor eeni„ gen tyd, aan Ons op te offeren. „ Zo is 't, dat Wy met Hoogstge„ melden Heere Prins van Bruns,, wyk wederzyds en onderling zyn ge„ convenieerd en verdraagen over de „ poincten en in maniere hier naa vol„ gende „i. Dat Hooggemelde Heer Prins van ,, Brunswyk^ zich aan Ons zal enga„ geeren en verbinden, zo als Hoogst„ gemelden zich aan Ons engageert en „ verbindt' by deezen, omme Ons in het beleid der zaaken, zo wel van het Mi„ litaire Departement, als van alle de „ verdere en andere Departementen, on„ der Ons gezag behoorende, met raad ,, en daad te zullen adfifteeren en by„ ftaan in alles, ten allen tyde, en zo „ menigmaal Wy zulks van Hoogstden„ zeiven zullen requireeren, en voor „ Ons dienftig en noodig zullen oordee„ len. „ 2. Dat Hoogstgemelde Heer verpligt „ zal zyn om in alle zaaken, welke „ door Ons in zyne handen zullen wor„ den gefield, Ons getrouwlyk te die„ nen van Hoogstdeszelfs raad en advis; „ daar in advifeerende en handelende zo „ als in goede Confcientie, tot bewaa„ ring van Onze Hoogheid, Prerogati- ven, en Geregtigheden, mitsgaders 9, ten meesten dienfle en welvaard van „ den Staat der Fereenigde Gewesten, zal „ vermeenen te behooren, zonder daar „ van XXI. BOEK.  i*4 VADERLANDSCHE XXL boek. „ van af te wyken, door gunst of on„ gunst, voor eenige byzondere ProvinJ „ cien, Steden, Collegien of Leden van „ dien, of voor eenige particulaire Per„ foonen, het zy buiten of binnen de „ Regeering, ofte uit eenigerlei andere „ oorzaaken, hoedanig dezelve ook zou„ den mogen zyn, in alles anders niets „ voor oogen houdende, dan het geen „ tot voorltand van Onze waare en recht„ maatige belangens, en ten gemeene „ beste, en tot bevordering van het mees„ te welzyn deezer Landen, op de effi„ cacieuste wyze, zal kunnen en mojren » ftrekken. b >, 3- Dat Hoogstgemelde Heer Prins „ van Brunswyk zich, ten voor„ fchreeven einde, geftadig by en omtrent „ Onzen Perfoon zal onthouden, en in i, 't byzonder verpligt zyn ons te accom, pagneeren op de reize, die Wy eer* lang in de Provinciën, Steden en Plaat, zen, onder Ons Erfftadhouderfchap re, forteerende, ftaan te onderneemen. „ 4- Waar tegen Wy Ons, voor eri , ten behoeve van Hoogstgemelden Heer , Prins, op het kragtigfte engageeren en , verbinden, om Hoogstdenzelven, ter , zaake van al het geen Hy, tot presta, tie van dit Engagement, en in het gee, ven van den gerequireerden raad en , adflftentie zal hebben gedaan en ver, rigt, van alle aanfpraak, naamaaning , en responfabiliteit, ten vollen en vol, komenlyk zullen indemnifeeren en be- ' „ vry-  HISTORIE. &i *, vryden, zo als Wy Hoogstden zeiver daar van indemneeren en bevryden bj „ deezen, niet willende, dat Hoogstge ,, melde Heer Prins, ter dier zaake, aar iemand anders, dan aan Onze eigent 5, Perfoon, eenige rekenfchap of verant woording verfchuldigd zal zyn; en. „ in cas, aan Ons, geduurende dit En gagement iets menschlyks mogt over5, komen, willen en begeeren Wy, dal „ Hoogstgemelde Prins van Bruns „ w y k zal kunnen volftaan met op on „ ze geheime Secretarie over te leverer „ en te doen depofiteeren de Stukkei en Papieren tot ons bewind fpectee ,, rende, welken als dan onder Hoogst „ denzelven berustende zouden moget „ zyn, zonder dat Hoogstdezelve aai 3, Onzen Erven, Succesfeuren, of Reg; „ verkrygenden, tot het geeven vai „ eenige opening; veel min tot het doei „ van verantwoording verpligt zal zyn „ ofte daar toe op eenigerlei wyze ge „ necesfiteerd zal kunnen of mogen wor „ den. „ En dit alles alzo byprovifie en tol „ ons beiderzyds kennelyk wederzeggei „ toe." Wederzydfche Handtekeningen , er Zegels der Wapenen bekragtigden deeze Overeenkomst, terwyl de Hertog va» Brunswyk den Eed op die Verbintenis in handen van zyne Hoogheid aflei Dit Affchrift deezer Acte deedt dc Stadhouder vergezeld gaan van eener Brie- i xxi. boek. 1 Brief van, zyne Hoogheid  ts.6 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1/84. over en nevensde Acte aan Staaten van Holland. Brief tot geleide, aan hun Hoog Mogenden, en de Staaten der overige Gewesten. Brieve aan Staaten van Holland: waaf "in hy verklaarden niet te twyfelen óf het leezen der Acte zelve zou hun overtuigen van de ongegrondheid der verfpreide gerugten, en wel byzonder, dat de Hertog, kort naa 's.Printen Meerderjaarigheid, misbruik maakende van diens gevoelens van vriendfchap en genegenheid voor zyn Perfoon, hem zou overgehaald hebben tot het aangaan eener Acte, waar by hy zich verbonden hadt om in alle zaaken des Hertogs raad te O vraagen en te volgen, en dit ftuk met Eede te bevestigen. De Ridderfchap verklaarde volkomen te berusten in het fchryven van zyne Hoogheid, en daar uit met veel aangenaamheid gezien te hebben, de ongegrondheid van het veripreidde ten naadeele des Hertogs van Brunswyk, omtrent deeze Acte. Aan hun Hoog Mogenden, en de Staaten der byzondere Gewesten, zondtzyne Hoogheid desgelyks een Affehrift. De Brief aan de Algemeene Staaten daar by gevoegd, behelsde eene Verantwoording van zyne Hoogheid, wegens zyn ftilzvvygen op de lasterlyke gerugten en naamiooze Schriften deeze Acte betreffende j lan hoe hy, door Staaten van Holland, Dm dezelve verzogt, ze niet alleen aan iun, maar ook aan hun Hoog Mogen* len, oordeelde te moeten overleveren: ly twyfelde niet of, op het leezen daar /an, zouden alle gerugten deswegen verbreid, ophouden, en het blyken, dat dei  — historie; ts£ dezelve niets inhieldt, 't welk in 't min' fte als nadeelig voor den Lande zou kunnen worden aangezien; of als eene Verbintenis ftrydig met zyn pligt aangegaan; te meer daar hy, niet zonder voorkennis en goedkeuring van hun Hoog Mogenden, zich bediend hadt van den wyzen Raad en Byftand des Hertogs. Ten welken einde hy aanvoert het gebeurde by zyne Meerderjaarigwording, toen de hooge Vergadering, by eene plegtige Bezending, den Hertog bedankt hadt voor de uitmuntende dienften den Lande betoond, en op 't vriendlykst verzogt, om zyne groote vermogens, by aanhoudenheid, ten nutte van de Republiek te willen befteeden. Ten welken einde het verblyf des Hertogs, met toeftemming van het Hof van Weenen, bewerkt was. ► Voorts laat hy zich uit over den aart der aangegaane Verbintenisfe zelve, als hem niet ~verpligtende om den Raad des Hertogs te moeten inneemen, veel min. te volgen: en de daar uit voortvloeiende billykheid, om dien Prins van alle Verantwoording te bevryden: dewyl het hem vryftondt den Raad des Hertogs in te neemen, of niet in te neemen, en, denzelven ingenomen hebbende, te volgen of niet te volgen, met het omhelzen van diens Raad maakte hy zich dien den zynen, en nam de verantwoording der daar uit volgende maatregelen op zich. Voor hun Hoog Mogenden kon hy njet verbergen zyn gevoelig leedweezen eveg xxi. BOEK 1784,  XXI. boek. 1784. Verfchillendeoordcelvellingenover die Acte. i^8 V ADE R L A N DSCHE over de veranderingen in de begrippen van yéelé Leden der Hooge Regeering deezer Landen, zedert eenigen tyd, onftrent den Hertog, die, zonder dat, tot nogtoe, iets bepaalds, op eene wettige wyze, tegen hem was ingebragt, veel min beweezen, by aanhoudenheid moest ondergaan, dat verfcheidé Leden zich niet ontzagen, om van hem met de allerhaatlykfte uitdrukkingen melding te maaken, en hem te doen aanzien als 'de Autheur van de ongelukken, zedert eenigen tyd, het Vaderland overgekomen: „ daar Wy," voegt hy 'er nevens, „ gerustlyk kun„ nen, en gaarne openlyk willen verklaa„ ren, dat Wy verzekerd zyn, dat de „ Heer Hertog altoos heeft getragt, zo' „ veel in hem is geweest, door raad en „ daad, het welzyn van het Vaderland te „ bevorderen, en den Lande, in de pos„ ten hem door hun Hoog Mogenden „ toevertrouwd, wel te dienen (*)." Verfchillend, zeer verfchillcnd, waren de oordeelvellingen toen deeze Acte, waar over zo veel en zo lang gemompeld was', aan den dag kwam. Zomtnigen hielden ftaande, dat dezelve niets ten nadeele van een der beide zich verbindende hooge Perfoonaadien behelsde. Anderen ontzagen zich niet, Dm de egtheid en volledigheid openlyk in twyfel te trekken. Deezen be- fchouw- C) Refol. van Holl. cn Gen. 24 Mey 1784-.  HISTORIE. tas» Ichouwden dit ftuk als de volkomenfte regtvaardiging van 's Volks haat tegen den Hertog van Brunswyk; Geenen als het duidelykst bewys van zyne onfchuld, en der onbezonnenheid van den ftap, reeds in den Jaare md c c lxxxi, door de Regeering van Amfterdam ten zynen opzigte gedaan (*), noch anderen meenden 'er het voldingenst bewys in te vinden van de waarheid, dat, in het beftuur van dit Gemeenebest, gebreken hadden plaats gegreepen, die, naar gelange van het meerder bedekt en verborgen houden van derzelver oorzaaken voor het oog des Volks, des te gevaarlyker en heilloozer voor 't zelve moesten zyn; en uit dien hoofde ook niet hadden nagelaaten, dit Land op den rand des verderfs te brengen. Huns oordeels hadc men nu niet meer na de bron onzer rampen te zoeken, en was 'er niets blykbaarder dan dat de Hertog zich fchuldig gemaakt hadt aan eene misdaad re* gen de Hoogheid des Lands, en dus van alle Bedieningen behoorde ontzet te worden. De Acte zelve werd eerlang, op den vryen fchryftrant dier dagen, met gispende aanmerkingen in 't licht gegeeven, en bleeven de Brieven door zyne Hoogheid tot geleide gezonden des niet vry (f)« Schoon het aan geen Verdeer C*) Zie onze Vadert. Hij}. III. D. bl. 208. (f) Zie, om geene andere op te noemen, den Post van den Neder-Rh\n V. D.bl,7i3. 717. VUL deel, I ' XXL 3 o e k. [784,  j5o VADERLANDSCHE XXL soek 1784. Raadfla der .Staa ten van Friestam over de Acte. 1 i < 1 ï 7 3 d TVl deedigers van 't een en ander ont> brak (*). Dan vervoegen wy ons ter hooge Ver* gadcringen des Lands, om te verneeï men wat 'er ten opzigte van den Her• tog voorviel. Staaten van Friesland wa^ren eerst gereed, hunnen Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering, last te geeven. Zy merkten "op, hoe zy voormaals reeds, met zo veel ernsts als gemaatigdheid, den Heer Prins van Oranje onder 't oog hadden gebragt, het algemeen misnoegen der Ingezetenen over' den Perfoon en het Bewind des Hertogs van Brunswyk, en den haat, waar in dezelve by't Volk gevallen was, met verder vriendlyk verzoek, dat Hoogstdezelve, uit aanmerking daar van, op de best mogelyke wyze, dien Prins zou overhaalen, om zich van het bcftuur der zaaken te onttrekken, en uit de Republiek te begeeven, ten einde, door dit niddel, allen argwaan weggenomen, de eensgezindheid algemeen ïierfteld en de roede Gemeente weder overgehaald moot vorden tot een onbepaald vertrouwen >p die geenen, welken met de uitvoeing van zaaken, tot 'sLands dierbaarfta elangen ftrekkende, belast waren. Doch dat 5r. enz. Cowrier van Europa I. D bf [8. (t) Men zie, behalven veele andere, de Vre-Bazmn No. Ö5. en den ilardloeper van Staat  H ï S T O R I É. 13- tfat zy deeze poogingen, aan de hooge Vergadering bekend, by zyne Hoogheid vergeefsch aangewend, en met hun Va- ■ derlandlievend oogmerk niets uitgewerkt hadden. Waarom zy het noch gepast, noch van nut oordeelden, zyne Hoogheid, over het thans medegedeelde Affchrift der Acte van Confulentfchap, waar van zy te vooren onkundig waren, wederom te onderhouden. Waarop zy voortvoeren met hunne gedagten, die zy zonder vewyl ter Algemeene Staatsvergadering wilden ontvouwd hebben, open te leggen. Met ontroering hadden zy vernomen het daadlyk beftaan eener Acte van Confulentfchap, zedert den Jaare mdcclxi in weezen, en by onderzoek bevonden. ■ „ Dat „ de inhoud geheel niet overeenkwam. „ met het oogmerk, 't geen Prins Wil„ lem de IV. zich met het plaatzen „ van den Hertog in dienst van de Re„ publiek fcheen voorgefteld te hebben, „ te weeten om in het Departement der „ Militie geè'mplöyeerd te worden. < „ Dat deeze Acte niet minder onbeftaan„ baar was met de welmeeninge van hun „ Ed. Mogenden en de overige Bond„ genooten, in de Inftructie voor den „ Hertog, geduurende de Minderjaarig3, heid des Prinfen van Oranje van den Jaare mdcclv, duidelyk aan den dag „ gelegd; alwaar den Hertog, fchoon „ toen den minderjaarigen Erfftadhouder, als Capitein Generaal, reprefenteerenI 2. de.» XXI. JO Ef [784.  132 VADERLANDSCHE XXL boek. 1784. 3 1 r y x. 3'. 35 35 y> 35 d di d< d< tij df de de ki: da de toi za j, de, uitdmklyk opgelegd werd, om ziek „ wc/- geene zaaken vim Politie, Financie, ,. Juftitie, of Religie, het zy van deeze of „ w« *ste Provinciën, te bemoe- (, ien. ■ Dat bovendien zyne Hoog- „ heid aan het bewind der zaaken als ,, meerderjaarige Stadhouder gekomen , zynde, te eenemaal onbevoegd was, om , zonder voorafgaande expresfe-qualificatie , der Bondgenooten, eenige Verbintenisfen , van dien aart, als deeze Acte bevatte, , en gemunieerd met eene ongehoorde belofte , van Indemniteit en Responfabilitcit met , iemand der Regenten, hy ware wie hy i ware, aan te gaan. Veel min zulks te doen met een vreemd Perfoon, flegts door toelaating eener vreemde Mogenhei J, in dienst van den Staat, die geen Lid van Regeeringe was, en die daar door geene directe relatie tot 's Lands behoudenisfe hadt." Om alle onaangenaame navorfchingen, e nergens toe konden dienen, dan om : zaaken te vertraagen, en de gemoe:ren te verwyderen, te vermyden zottin zy agter wege laaten andere gewigje Aanmerkingen, die met grond op eze Acte zouden kunnen gemaakt worn. Zy waren genegen om het voorlene in deezen niet verder in aanmerig te neemen, of daaraan te denken, n voor zo verre noodig was om met daad een herftel van zaaken in het :komende te bewerken, dat allerheil- ' tmst voor de Republiek en van het uiterst  HISTORIE. 133 uiterst aanbelang voor het Huis van Oranje was. 1 Ter bereiking deezer gewigtige ein- den, floegen zy aan de Bondgenooten 1 voor, ,, dat, met te niet doening der „ Acte van den derden Mei mdcclxvi „ tusfchen den Heer Erfftadhouder en „ den Heer Prins van Brunswyk „ opgericht, (welke Acte, wegens de „ Provincie Friesland, by deezen voor nul „ en van onwaarde verklaard werd,) meer„ gemelde Heer Hertog, om deeze en „ andere redenen, zou worden gedimit„ teerd uit allen hoegenaamden Dienst „ van deeze Republiek: mogende Staa„ ten van Friesland wel lyden, dat de „ Hertog zyn Tractement bleef genie„ ten, mits hy zich genoegzaam van het ., Territoir van deeze Republiek verwy„ derd hieldt (*)." Ter Vergadering van Holland was de i Meerderheid van gevoelen, dat het aan-li gaan van zodanig een Acte te eenemaal J flreedt met de hoogheid en aanzienlyk- Haarlem i en Am- 3 Jterdam ] by Z} ne ' Hoogheid ' over de \ wyze der f venvyde. ringe. \ £ V \ \ ? 3 5 3 3 3 3 3 13 3 3 3 s: f*) Zie hier loven bl. 55. [34 VADERLANDSCHE tgtte, om tot de meermaalen onderftaale verwydering des Hertogs van de Perbon van zyne Hoogheid, daadlyk te be1 uiten. Doch, alvoorens hier toe te komen, /aardigde deeze Vergadering eene ftaatyke Bezending af aan zyne Hoogheid, belaande uit de Heeren van der Wal, burgemeester, en de Gyzelaar,Penïonaris van Dordrecht ;Koer Burgemeeser, en van Zeebergh, Penfionaris ran Haarlem ï De del Burgemeester, n van Berckel, Penfionaris van imfterdam, om te vcfneemen, op welk ene wyze de Prins dagt, dat deeze ver/ydering op de voeglykfte wyze zou unrieh gefchieden. De Gyzelaar oerde het woord, en deedt dit Voorftel: , Dat het welmeenend oogmerk van de , Rcgeeringen der drie Steden Dordrecht, , Haarlem en Amfterdam was, om zeer » gaarne te willen medewerken tot het , einde, vervat in den rondgaanden Brief , van zyne Hoogheid aan de Bondge, nooten in laatstleden Bloeimaand ge, zonden (*); doch dat by gemelde Re, geeringen was begreepen de onmoge; lykheid, om dit ter gewenschte uit, werking te brengen, ten zy de Heer , Hertog van Brunswyk daadlyk , van het Territoir van de Republiek , werd verwyderd; dat, uit overtuiging „ daar  HISTORIE. ï35 '9, daar van wel tot zodanig eene Remo„ tie was gerefolveerd, maar teffens om, „ alvoorens van die Refolutie ter Ver9, gaderinge van hun Ed. Groot -Mogen„ den gebruik te maaken, en de execu9, tie daar van volftrekt aan te dringen, ,, uit eguards voor zyne Hoogheid den „ Prins Erfftadhouder, met Hoogstden„ zeiven in conferentie te treeden, ten „ einde, ware het mogelyk,in het vriend5, lyke, te concerteeren zodanige midde„ len, door welken het gemelde anders }, geconftateerde oogmerk op eene wyze „ meest tot genoegen van zyne Hoog„ heid {trekkende, en met de minfte M eclat, zoude kunnen worden uitge„ voerd : op dat dan vervolgens dien 5, conform door die Steden in de behan„ deling deezer zaak zou kunnen wor- den te werk gegaan." Zyne Hoogheid verzegt deezen mondlyken voordragt in gefchrifte te mogen ontvangen, 't geen, naa eenige over- en wederfpraak, toegeftaan, en hem, 'sanderen daags, onder geleide eens Briefs van den Penfionaris de Gyzelaar ter hand gefield werd. Acht dagen tyds tot beraad hadt de Stadhouder genomen: naa welker verloop hy dit Antwoord voorlas. „ Hoe zeer ik overtuigd ben, dat niets noodzaaklyker is tot bevor„ dering der waare belangen van het Vaderland, dan de herftelling van de „ harmonie, en van het onderling ver3, trouwen, en hoe zeer ik geneegen I 4 „ ben, XXT. boek» i784. Antivoordvan zyn Hoogheid.  ïg5 VADERLANDSCHE XXL boek. ^84. „ ben, oin, zo veel in my is, daartoe^ te contribueeren, vind ik my verpligt te betuigen, dat ik, naa rype over„ weeging van het Voorftel, eerst mon,, deling en vervolgens fchriftlyk gedaan, door de Heeren Gedeputeerden van „ Dordrecht, Haarlem en Amfterdam, ,, niet kan vinden, dat de herftelling der harmonie verbonden is, of zyn kan, „ aan de Remotie of Verwydering van „ zyne Hoogheid den Heer Veldmaar„ fehalk, Hertog van Brunswyk, „ van het Territoir van de Republiek. „ Ik denk, dat in geenen deele van my „ kan worden gevergd om mede te wer'„ ken tot het neemen van eene Refo„ lutie, welke ik geenzins met de bii„ lykheid overeenkomftig vind, omtrent „ wien het ook zy, en byzonder ten j, opzigte van een Vorst, aan wien ik „ zo veel verpligting heb, en dankbaar- „ heid verfchuldigd ben: Ik oor- „ deel, dat niets van gevaarlyke'r gevol„ gen zyn kan, en meer ftrydig met de „ natuur van eene vrye Republiek, dan „ dat iemand, al was het de geringfte „ der Ingezetenen, van een Ampt aaa „ hem wettig gedefereerd, werde ontzet „ en uit het Territoir van den Staat „ verwyderd, door een Politique Refo„ lutie, zonder dat aan hem de gelegen„ heid gegeeven worde om zich van 't ;, geen tegen hem wordt ingebragt, te „ kunnen justificeeren, en agt my geenI, zins_ bevoegd om tot een. diergelyk? 5? R^  HISTORIE. 137 '„ Refolutie, ten opzigte van den Keer ,, Hertog, te concurreeren: want naa al „ het geene voorgevallen is, en byzon„ der naa de Refolutie der Heeren Staa„ ten van Friesland (f), zyn de zaaken „ tot die termen gebragt, dat de Ver„ wydering van den Heer Hertog niet „ wel meer plaats kan hebben zonder „ een eclat, waar door deszelfs reputa„ tie op eene fenfible wyze zouden wor„ den geledeerd, welke verzagtingen ook „ ten deezen opzigte mogten worden uit„ gedagt. —— Was ik overtuigd, dat „ de Heer Hertog, door wangedrag, ver„ diend hadt de desagrementen, die voor „ denzelven moeten refultceren uit den „ tegen hem gemanifesteerden argwaan, „ zoude ik hem gcenzins fouteneeren; „ maar zo lang ik van het tegendeel over„ tuigd ben, zo kan ik van my geen„ zins verkrygen, om aan het by de ,, Heeren Gedeputeerden, uit naam van „ derzelver Heeren Prineipaalen , gemani- „ festeerd verlangen te voldoen, - 3; Voor het overige herhaal ik nogmaals, „ dat my niets "aangenaamer zal zyn, dan de rust en harmonie in deeze „ Landen te zien herftcld en gefundeerd „ op folide en met de Conftitutie dce„ zer Landen overeenkomftige gronden, „ en dat ik altoos geneegen zal bevon„ dta worden, om daar toe, door allo „ meest (*) Zi,e hier boven h\. 130. I 5 XXI. BOEK. 1784-  XXI. boek. Rotter'dam bekomt op foortgelykenVoorflag, als de drie Steden, 't zelfde Antwoord. 138 VADERLANDSCHE „ meest efficacieufe middelen te concur„ reeren; doch, dat ik overtuigd ben, „ datdeRemotievan den Hertog geenzins„ kan dienen tot een middel om de zo „ noodige Harmonie te herftellen (*)." _ By het voorleezen deezes Antwoords aan de Afgevaardigden, vervolgens fchriftlyk overgeleverd, vielen 'er fcherpe aanmerr kingen van wederzyden, zo wy op het berigt van Schlözer mogen afgaan (f). Inmiddels hadt de Regeering van Rol* ter dam den Heer van Alp hen, Burgemeester, en Zuilen van Nyeveld, Secretaris dier Stad, met eene dergelyke boodfehap als die der drie bovengemelde Steden by zyne Hoogheid gezonden. Zy werden mede verzogt, hun voorflag, dat zyne Hoogheid den Hertog zou gelieven over te haaien, om, op den honorabellien en meest voordeeligen voet, met concurrentie en genoe» gen van zyne Doorlugtige Hoogheid, zelve zyne Demisfie van deszelfs Militaire Charges te vraagen, als, huns agtens, zeer bevorderlyk tot het vereffenen en eindigen der zweevende gefchillen , in gefchrifte te ftellen ; waar op zy een Antwoord ontvingen zaaklyk van denzelfden inhoud als 't geen aan drie Steden was gegeevcn (§). De f*) Refol. van Holl. 8. 9 en 15. July 1784. CD Schlözer Echte Befcheiden wegens den Hertog van Brunswyk II. D. bl. 37 CS) N. Neierl. Jaarb. 1784. bl. 1223. enz.  HISTORIE. 139 De zaak des Hertogs, nu naauwer dan immer aangebonden, en, zo 't zich liet aanzien, voor geene verzagting vatbaar, werd, met allen ernst, ter Vergadering van Holland doorgezet. Hoe zeer Dordrecht, Haarlem en Amfterdam yverden, waren, op den negen en twintigften van Hooimaand, veele Steden ongeiabt, of oneenftemmig over de wyze, zo dat 'er geen eindelyk Befluit kon genomen worden. Men belremde den achttienden van Oogstmaand om, by Meerderheid, dc zaak af te doen. Het Befluit door dezelve vastgefteld, was van deezen geheel affchryvenswaardigen inhoud; ,, In „ agting genomen zynde de Conduite door den Hertog van Buuns-wyk gehouden , in het r.angaan van cer.e „ Conventie met den Heere Prinsfe van „ Oranje, geheel buiten kennis, comrnunica tie en toeftemming zo van de Bondgenooten in 't generaal, als van de Hee„ ren Staaten deezer Provincie in 't byzon,, der; hoe zeer eene Acte van dien aart „ zaaken concerneert, waar in de Repu„ bliek het allervveezenlykst belang heeft, „ en mitsdien, zonder kennis en mede„ werking van den Souverain, zodanig „ een Engagement nimmer kor.de be,, ftaan, als waar by hy Heer Hertog, a, volftrekt misbruikende den invloed, „ dien hy op zyne Hoogheid den Hce,, re Erfftadhouder deezer Provincie, ge„ duurende zyne Qualiteit als deszelfs Reprefentant, als Capitein Generaal in „ des- XX F. BOEK. 1784Befluitder Meerder heid vnn Heiland tot Afzet ting vau den lier tog.  XXI. boek. 1784. s I 3 3 3 » t 3 * 14° VADERLANDSCHE »3 deszelfs Minderjaarigheid, hadt ver- kreegen , even naa het uiteinde van „ dezelve Minderjaarigheid, zich heeft „ weeten te engageeren om te zullen „ zyn de Raadsman van welgemclden ,, Heer Erfftadhouder, niet alleenlyk in zaaken, het Militair Departement fpcc„ teetende; maar ook in alle andere zaa- ken, tot alle Departementen, hoe ook ge„ naamd, aan meergedagte zyne Hoogheid, „ binnen deeze Republiek gedcfereerd; en „ dit alles onder een zeer notabel bedin», „ van eene volfirekte OnvsrantwoordlykheVd „ anders dan aan zyne Hoogheid alleen, „ en dus met uitfluiting van de Heeren „ Staaten, de refpective Souyerainen deezer „ Landen. Waar by dan nog komt >, een wederzyds engagement, dat dee„ ze Overeenkomst onverbreekelyk zou „ zyn, anders dan door bewilliging en kennelyk wederzeggen niet van een der „ contracteerende Partyen . alleen; maar , „ in tegendeel, van beiden dezelven te za,, men. „ Wyders gelet zynde, dat deeze Con, duite van gemelde Heer Hertog, on, middelyk naa de Minderjaarigheid van , den Heer Erfftadhouder gehouden, , een oogmerk te kennen geeft, directe, lyk ftrydig tegen de intentie van alle , Bondgenooten; by welker Inftructie , den Heer Hertog, als Reprefentant , van zyne Hoogheid, in Qualiteit als , Capitein Generaal van de Unie, ge• duurende deszelfs Minderjaarighefd, „ was  HISTORIE. ï4r jj was geinterdiceerd, en waar by de „ Hertog zich, onder folemneele Eede, „ hadt verbonden, zich niet te zullen „ bemoeien met zaaken, de Religie, Po„ litie, Financie, en Jufticie deezer Lan„ den fpecteerende — een oogmerk, der„ halven, om onmiddelyk naa den aan„ vang der Meerderjaarigheid van den „ Heer Erfftadhouder, tegen deeze uitge„ drukte intentie van de Bondgenooten „ aan, onder beding zelfs van geene Ver„ antwoording van zyn te houdene ge„ drag aan Hoogstdezelven verfchuldigd „ te zullen zyn, zich op deeze clande,, ft ine wyze, in de directie van alle de „ zaaken van den Lande, hoe zeer een „ Vreemdeling en in dienst van eene an„ dere Mogenheid zynde, in te dringen ; „ en zich daar in , met uitfluiting van de „ Hooge Bondgenooten, aan wien hy „ nogthans, door gedistingueerde genoo„ tene Weldaaden, groote verpligting „ hadt, zonder Hoogstderzelver concur„ rentie, en alleen door den verkreegen invloed op den meerderjaarig gewor„ den Erfftadhouder, voor altoos, te be- „ vestigen. Met dit ongelukkig ge- „ volg, dat het zonneklaar uit de Mis„ five van zyne' Hoogheid aan de Bond5, genooten, waar by de Acte aanHoogst„ dezelven is gecommuniceerd, zo wel „ als uit andere omftandigheden confteert, „ dat zyne Hoogheid zich als nog aan ,, de Heer Hertog op het allerfterkst ver„ bonden rekent, ds Acte van Conven- „ tie XXL BOE K. 1784. ■  xxr. BOEK. 1 •i 5 1 3 4 5 J' r v. i' ■>: 3; i: 35 35 3» 33 33 35 3) 3' 33 35 35 55 N* V ADERLA N D S C H E ,3 tie voor het aangezet van alle Bond,3 genooten als het ware trast te wetti»3 gen, en den Hertog aan de Bondo-e■n nooten op te dringen, als een PerfodL » die niet tegenitaande deeze clandeftine „ én gansch onbetaarnelyke handelwyze „ Hoogstderzelver hoogagting noo- zon , meriteeren. 0 „ Dat, laatstlyk, naa alle de klagten , der Bondgenooten, en in 't byzonder , van de Heeren Staaten van deeze Pro, vincie, over de ongelukkige Directie , van 's Lands zaaken, niet "langer kan , worden getwyfeld aan den fchadelyken , invloed van zodanig een Raadsman* , die zien, op eene zo onvergeeflyke wy. ze, en met eene geheimhouding, die" achttren Jaaren lang deeze handelwyze voor het Bondgenootfchap heeft verborgen gehouden, tot deezen Mimstenaalen post heeft verheeven, en zien daar in door middel van het blind vertrouwen van zyne Hoogheid op zyn Perfoon, als in een wettiglyk verkrecgen post tragt te maintineeren, zodanig zelfs, dat alle middelen, onder de hand, op de vriendlykfte wyze, aangewend, om zyne Hoogheid va'n het appui des Hertogs te detourneeren, vrugtloos geweest zyn : waarom als nu geen ander middel meer overig is, dan dat hun Ed. Groot Mogenden, voor zo veel hun betreft, zich van. Hoogstderzelver pligt als Souverain. van deeze Provincie acquiteeren, en Af  HISTORIE. 143 $ de verdere nadeelige uitwerkingen van „ dit clandeftine en voor den Souverain „ zo lefief Engagement, met al hun ver„ mogen, tegengaan, en het kwaad met : ,, den geheelen wortel uitrooyen. Dat „ deeze zaak geen object is, of zyn kan, „ van de Ordinaris Juftltie, die nimmer „ bevoegd is te oordeelcn over onder,, verpen het Beftuur van 's Lands zaaken „ concerneerende; noch ook in 't byzon„ der over het al of niet continueerea „ van den Dienst van die geenen, die „ door den Souverain geoordeeld wor„ den daar uit gedimitteerd te moeten „ worden; en mitsdien evident zynde, „ dat het Departement van den Souve„ rain is te beoordcelen wat tot beleid „ van de gemeene zaak, en tot behoud 5, van den Lande, tegen gevaarlyke on„ dernecmingen in 't werk behoort te „ worden geftekl." Op deeze gronden verklaarden Staaten van Holland, de Acte van Verbintenis, voor van geener waarde; en dat de Hertog, met zodanig een gedrag, zich verzet hebbende tegen het hem bekend oogmerk van alle de Bondgenooten van zich met geene zaaken van Politie te mogen bemoeien, dat deeze handelwyze eene openbaare verfmaading der Souverainen van den Lande inftóot, en de hooglie verontwaardiging van het Bondgenootfchap na zich trok, dat de Perfoon des Hertogs, die dus in 't geheim den Heer Erfftadhouder van de Bondgenooten af en XXL 30EK. [784.  *44 VADERLANDSCHE XXI. boek. en door deeze Verbintenis na zich to*f hadt weeten te trekken, en door die middel in de geheimen van den Staac weeten in te dringen, niet anders kort worden aangemerkt dan als een zeer gevaarlyk Perlbon voor deeze Landen", en om die reden, en dus om redenen van Slaat, uit dezelve behoorde te worden geremoveerd. Van dit Befluit moesten de Afgevaardigden van Holland ter Algemeene Staatsvergadering opening geeven, en, op de gronden tot het neemen van 't zelve (trekkende, aandringen, dat alle de Bondgenooten, zonder tydverzuim, geliefden mede te werken om den Veldmaarfchalk» flertog van Brunswyk van alle zyne Krygsposten, door hem in Dienst van het Bondgenootfchap, tot hier toe, bekleed, af te zetten, en, tot herftelling van de rust in deeze Landen, en van de harmonie onder de Leden van de Hooge Regecring, van het Grondgebied van den Staat, te venvyderen. Aldaar, wyders, verklaaren, dat hun Ed. Groot Mogenden, den Hertog, voor zo vcd hun aanging, niet langer in eenige der voornoemde Militaire Qualiteiten zou* den erkennen, noch toeftemmen in eenige Posten, welke voor denzelven hier naa op den Staat van Oorlog zouden yorden gebragt, noch ook eenige betaaling, verder dan hetloopende Jaar,doen: ds mede dat hun Ed. Groot Mogenden :x:rcid waren, om met de verdere Bond- in het formeeren dier Acte dé hand geleend, en zyne Hoogheid tot hét aangaan van dezelve bewoogen hadden, door dé Heeren van de Ridderfchap, eh verder hun Ed. Groot Mogende Gecommitteerden tot het groot Béfogne, zou wordeti onderzogt, op welk eene wyze dien aangaande onderzoek zou kunnen worderi gedaan (*). 'sMorgens vroeg, op den dag deezès I Staatsbefluits, vergaderde, vóór het by- 'l' een- Ri (*) Refol. van Holl. 18. Aug. 1784. yill. DBEL. K XXI. iOEKi 784. [andég der dd«r«  \\6 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. I734. fehavpe, ten voordeele van den Hertog. ( eenkomen der Staaten, de Ridderfchap by den Stadhouder, waar dezelve, omtrent den Hertog befloot, dat de Ridderfchap volkomen berustte in 't geen zyne Hoogheid, in diens Brieve van den vier en twintigften van Bloeimaand, hadt te kennen gegeeven, waar uit zy met veel genoegen vernomen hadt hoe ongegrond alles was, 'tgeen nopens de Acte ten nadeelevan den Hertog was verfpreid geworden. Dit hadden zy voorheen betuigd,en bleeven daar by volharden: dewyl zy, by eene nadere en zeer ernftige overweeging der Acte, niets daar in bevonden, waar door dezelve voor onwettig of in t minst tegen de Pligten van beide de Contractanten ftrydende kon gehouden worden. En waren zy van oordeel, dat niets fterker aanliep tegen de Fundamenteele gronden van de Conftitutie des Lands, en minder met de geheiligde Maximen, op welke de Vryheid in de BurgerlykeMaatfchappyrust, zou kunnen worden overeengebragt, dan dat iemand, wie hy ook zy, van eene wettig verkree;ene, het zy Civile,'tzy Militaire, Beliening, zonder form van Proces, zonJer eenig Regterlyk onderzoek, door :ene Politique Dispofitie, op eene lefive m flettrifante wyze konde worden beloofd, daar van ontzet, en boven dien rit het Grondgebied van den Staat vervyderd worden. Deeze gronden moest ie Ridderfchap, in 't byzonder ook in iit geval, reclamefren, en tegen zodanige  HISTORIE. 147 ge Befluiten, die door de Meerderheid daar tegen genomen mogten worden, zich aankanten. Wel mogt zy lyden, dat de Acte aan de Hoven van Jufhitie wierd gezonden, om te onderzoeken, of daar an eenige ftoffe tot crunineele aankktgte te vinden ware. Doch moest de Ridderfchap, niet allen nadruk tegenfpreeken, alle Beiluiten, die, zonder een behoorelyk Judicieel onderzoek, zouden dienen om de Acte kragtloos te maaken, of die eenige lefive Dispofitien, ten nadeele van den Hertog, zouden kunnen hebben. En, ingevalle, tegen alle vervvagting aan, her. Befluit van de Meerderheid der Stemmen anders mogt uitvallen, dan moest de Ridderfchap dit wraaken als informeel en van geene waarde, met voorbehouding van nadere Aantekeninge (*). Overeenkomftig hier mede was de handelwyze der Ridderfchappe in de Staatsvergadering, die het bovengemelde Befluit den Hertog betreffende, uitbragt. Zy wraakte 't zelye in 't algemeen en byzonder de Provinciale voorzrening, met opzigt tot het doen ophouden van de Wedde, en de Orders aan de Officieren. Nevens de Ridderfchap wederfpraaken' jde Steden Delft, Brielle, Enkhuizen ,\ Edam en Medemblik dit Staatsbefluit, en 1 .behielden aan zich het doen van nadere 1 Aantekening. Rotterdam, als tot de daad- ! (*) Schlözer Echte Befcheiden wegens den ïïertóg van Brnnswyk II D. bi. 44. K a XXL BOEK. 1704. Welke. Siedea met de Ridderfchap ten' ,'oordeeevan den Hertog temden t ;n welke Ie Meerlerheide zyner 'erooreelingiitmaak*en.  143 VADERLANDSCHE xxf. boe k. i.784. De Aantekeningder Ridder Tchap onderfcheidenbeoordeeld. I i lyke Demisfie en Verwydering des Heftogs op dien voet als het Staatsbefluit dezelve vervatte, niet gelast, zag die punt aan. Schiedam ftemde niet mede,zo veel de verwydering des Hertogs van het Grondgebied* van den Staat betrof. Hoorn betuigde geen deel in dit Staatsbeliuit te neemen. Gevolglyk beftondt de kleine Meerderheid in Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amfterdam, Gouda, Gornichem, Schiedam (onder de gemelde bepaaling) Schoonhoven, Alkmaar,Monnikkendam en Purmerende die eene Tegenaantekening aan zieh voorbehielden (*). Naa verloop van eene Maand verfcheen de Ridderfchap, met de toegezegde Aantekening, die zeer breedvoerig was, en door eenigen werd aangezien als eene geheele zuivering des Hertogs, als een bondigst ftuk, (trekkende om elke onwaarheid des Staatsbefluits open te leggen, elke drogreden te ontwikkelen, en eiken ftap eener tot een wreed Despotismus heen leidende Stelling, ftap voor ftap te wederfpreeken; doch door anderen met een veel ongunftiger oog befchouwd, en uitgekreeten, als hoogst beledigend voor de Eer van het meerendeel 3er Leden van Hollands Staatsvergade- :'mS Cf)- Wy kunnen, aangezien de uh- C) Refol. van Holl. <8. Aug. 1784. CD Zie Schlözer Echte Befcheiden wegens den iertog van Brunswyk; en den Couritr van Euro>a II. D. bl, 51,  HISTORIE. 149 uitgebreidheid niets meer dan den hoofdinhoud, en eenige trekken daar uit opgeeven. Zy beweerden, dat de Acte den alzins geoorloofden oorfprong hadt genomen uit het geopenbaarde verlangen van hun Hoog Mogenden, en van hun Ed. Groot Mogenden, dat, by de Meerderjaarigwording des Erfftadhouders, de Hertog dien Prins nog eenigen tyd met zyn raad en byftand mogt dienen.—Dat het zyne Hoogheid vryftondt, als door geene Commisfie bepaald, om zich van geene anderen Raad dan der zodanigen, die daadlyk Leden van Regeering waren, te bedienen, den Hertog tot zyn Raadsman te kiezen, en aan zich te verbinden, zonder eenige verpligting om die Acte van Verbintenis ter kennisfe te brengen van de Bondgenooten in 't algemeen, of van de Staaten van Holland in 't byzonder, veel min om derzelver bekragtigen- de goedkeuring te verzoeken. Dat, fchoon 's Hertogs Inftructie, als Reprefentant van den Capitein Generaal der Unie, geduurende 'sPrinfen Minderjaarigheid, mede bragt, zich met geene andere zaaken den Lande betreffende, dan de Militaire te bemoeijen, die bepaaling met 's Vorften Meerderjaarigheid ophieldtj en 't hem dus vryftondt zich als een particulier Perfoon aan zyne Hoogheid te verbinden, en aan den Erfftadhouder zich te bedienen van iemand in wien hy de noodige bekwaamheden bevondt om zyn K 3 Raads- XXI. BOEK. Inhoud dier Tefzenaantekenin-  ï5o VADERLAND S C H E XXI. BOEK. 1784. Raadsman te zyn, en wiens beproefde trouwe hem volkomen bekend was. • Wat de byzondere belofte van Indemniteit betrof, deeze rustte daar op, dat zyne Hoogheid zich verantwoordlyk ftelde voor alle daaden ingevolge van de ge- geeveue raadgeevingen gedaan. De onverbreekelykheid der Acte, anders dan door bewilliging en kennelyk wederzeggen der beide Partyen, was van allen grond ontbloot, „ daar," gelyk zy zich uitdrukten, ,, het niet alleen uit den ge,, heelen zamenhang evident was, dat, gelyk het van zyne Hoogheid en van „ dien alleen volkomen afhing, om den ,, Raad des Hertogs al of niet te requi„ reeren; en zyne Hoogheid geenzins ,, was in de noodzaaklyke verpligting om den Raad van den Hertog in alle ,, zaaken te moeten inneemen, dus ook „ de betekenis van dat beding van ken„ nelyk w der zeg gen van fctde Pariyen „ Contractanten, in geenen anderen ge,, zonden zin kon worden verftaan en „ uitgelegd, dan dat even gelyk liet aan zyne Hoogheid vryftondt zich van den ,, Raad des Hertogs te pasfecren, en denzelven van zyn Engagement te li„ bereeren, het even zo, op cene wc„ derkeerige wyze, aan den Hertog wa* „ geoorloofd, zich van alle verdere Rasdr „ geevingen aan zyne Hoogheid te ab- ftineeren, en zich van zyne verbinte,, nis daar toe, by behoorelyke deuunii„ atie, te ontdaan; daar hetzelve Con- „ uract  historie; 151 ^ tract in zyne Effecten befchouwd an- ; „ derzins in geenen deele a]s even ge-1 „ lyk verpligtende zoude kunnen wor- „ den aangemerkt, en mitsdien even min j „ met de regelen van eene gezonde Regts,, geleertlheid, als met die van natuur,, lyke Billykheid, zouden kunnen worto den gecompasfeerd." Nog meer hadden de Heeren van de 'Ridderfchap te zeggen, op de inforjneele wyze op welke een Staats befluit was genomen, waar by een Vorst van die hooge Geboorte, vermaagfchapt aan zo veele aanzienlyke Mogenheden van Europa, naa eenen meer dan drie en dertigjaarigen Dienst, buiten eenig het allerminfte verhoor, by wege van Polüique Dispofitie, daadlyk van zyne Krygsbedieningen werd ontzet, en daar en boven buiten het Grondgebied van den Staat verwyderd; en zulks, zonder eentgzins in aanmerking te neemen de wyze op welke hy in Dienst van deezen Staat was overgegaan, en daar in by de Meerderjaarigwording van zyne Hoogheid gehouden. Zodanig eene handelwyze was dn geenen deele overeen te brengen met de Regten en Privilegiën aan alle de Ingezetenen deezer Landen, zonder ondert fcheid van Perfoonen,toekomende, waar by fpeciaal aan dezelve was vergund, dat niemand, wie hy ook mogt weezen, anders dan by overwonnen Regt, uit zyne Bezittingen, en gevolglyk niet uit zy»e wettig verkreegene Bedieningen, zou K 4 wor- £XL O EK.' 784,  152 VADERLANDSCHE XXI. » o ek. 1 1 I i ' 3 J 3 3 3 3 3 3 3. 3 3 3 3 3; 3! y 3 * r t rj n li worden gefield, en zulks te minder dan J wanneer een misdaadig of onbetaamelyk bedryf als een reden daar voor, gelyk in het tegenwoordige geval, wordt byjebragt en aangedrongen. Over zulks nerkten zy het gedrag omtrent den Her:og door de Meerderheid der Staatsleden rehouden, aan, „ als volmaakt ftrydig , met de Conftitutie van de Republiek % > van de allergevaariykfte gevolgen voor , de prosperifeit van den Lande, als , waar' door, alzo eene Despotique Re, geeringsvorm in deezen Lande werdt , ingevoerd, en de Eer en de Welvaard , van den Burger aan de willekeurige , denkingswyze', zomtyds van eenige , weinigen, onder bemanteling yan voor, gewende Redenen van Staat, geheel en , al gefubjecteerd; waar om zy openlyk , en ten fferkften verklaarden, daar aan , geen fchuld of deel te willen hebben, en ook voor de Posteriteit niet te willen responfabel zyn, wegens de ongelukkige gevolgen, die uit dergelyk eene Staatsmaxime op deeze Republiek noodwendig zouden, moeten redundeeren." Met de gronden van de Unie was het, us oordeels, in geenen deele overeen ï brengen, dat een byzonder Lid van ezelve Tractementen zou kunnen afneeïen aan Officieren in Dienst van de Geeraliteit met volle eenpaarigheid toege:gd, en daar toe op den Staat van Oor)g gebragt, alleen uit dien hoofde dat  HISTORIE. 153 de voldoening daar van uit het aandeel van dat Gewest komt, en dat zulks nog ] veel minder omtrent den Perfoon van den Hertog plaats kon hebben: vermids de-: zelve onder voorwaarden van de Tractementen aan hem toegelegd, te genieten in dienst van den Staat was overgegaan. Niet min vreemd moesten voorkomen de Orders aan de Hoofd Officieren en Capiteinen, binnen deeze Provincie Garnizoen houdende, gegeeven, om de Bevelen van den Hertog niet meer te gehoorzaamen; waar by buiten werking werden gefteld de Commisfien aan den Hertog opgedraagen en de Officieren gelast ongehoorzaam te zyn aan dien zy voor hun Superieur moesten erkennen; zo lang die Commisfien niet waren ingetrokken door die.dezelve verleend hadden, byzonder was dit ftrydig met alle goede orde omtrent de Corpfen tot welken de Hertog in een naauwer betrekking ftondt: welke Corpfen niet als opengevallen aangemerkt konden worden: deWyl 'er beflooten was om ter Generaliteit te infteeren, dat alle Bondgenooten geliefden te concurreer en om den Heer Vüdmaarfchalk Hertog van Brunswyk, niet els Veldmaarfchalk alleen; maar van alle Militaire Charges, tot hier toe in dienst van het Bondgenootfchap bekleed, te dimitteeren, waar door de Leden, die medegeftemd hebben, tot het bewuste Befluit, zelve toonden van begrip te zyn,, K 5 4« XXL i O EK, 7»4-  XXI. «BOEK. Tegen«antekeaiing van de Meerderheiddaar op. Ï54 VADERLANDSCHE dat de medeftemming der Bondgenootert noodig was, om de Commisfien, van Generaliteits wege den Hertog in zyae refpective Quaiiteiten gegeeven, buiten kragt. te ftellen en te vernietigen (*). De Meerderheid der Steden, die eene Tegenaantekening aan zich voorbehouden hadden (f), bragt dezelve eerlang ter tafel. Wy zullen het voornaamfte daar uit by brengen, om de gansch yerfehülende denkwyze der Staatsleden, by tegenftelling, onzen Leezeren onder 't oog te doen vallen. Zy zouden zich niet ophouden met eene nadere verdeediging van het genomene Staatsbefiuït, agtende de gronden daar by nedergelteld van die klaarheid en eenvoudigheid, dat het niet wel mogelyk fcheen eenig meerder licht daar aan by te zetten, en alleen eenige aanmerkingen maaken op zommige byzonderheden in de Aantekening der Ridderfchappe. Het bygebragte in die Aantekening, ten opzigte van de Acte, kwam, huns inziens, meest neder op eene Regtvaardiging des Prinfen van Oranje, tegen wien nogthans, in het Staatsbefluit, geene befchuldiging was ingebragt; maar wel geklaagd over de ongelukkige Directie der zaaken van den Lande, „ door den fa„ taaien invloed dien den Hertog op „ den (*) Refol. van Holt. 17. Sept. 1784. Ct) Zie hier boven bi. 148.  HISTORIE. 155 K den Geest van zyne Hoogheid gehadt „ hadt." Wel begreepen zy dat het niet wel mögelyk was zyne Hoogheid kragtdaadig te beletten raad ih te neemen omtrent het Beftuur van zaaken des Lands, van zodanige Perfoonen als Hoogstdezelve daar over geliefde te raadpleegen: hoe zeer het te wenfchen ware , dat de keuze, dien aangaande altoos was gevallen op Perfoonen, die minder hunne byzondere belangen, dan die van den Staat, met hunne raadgeevingen, hadden bedoeld : maar zy begreepen nogthans ook, dat de Heeren van de Ridderfchap „ hunne voorgewende Stifprifi „ en Aandoening, eigenlyk hadden be- hooren te gronden op zodanige weezenl, lykereprefentatien en proteftatien, die van ,, hunne zyde zouden zyn gedaan, waar uil „ gebleeken ware, dat de Hertog van , Brunswyk, door middel van die Ac" 'te, tegen de uitgedrukte Intentie var li het geheele Bondgenootfchap aan, ziel „ van de Directie van 'sLands zaaken, ,, zonder dien aangaande in Eed, of on 11 der Verantwoording van of aan he il Bondgenootfchap te ft aan niet op een „ clandeftine wyze meester zou hebben ge „ maakt." Vry wat beter grond vondt, zo z\ oordeelden , hunne Surpnfe en Aandoe ning in de veelgewaagde {telling der Rid derichappe, dat de Acte haaren alzir geoorloofde» oorfprong zou genomen heb ben uit het gepretendeerd gemanifefteer, ver XXL BOEK. 1784. i \ r f ï  156 VADERLANDSCHE XXL BOEK. t7~U. i t i i verlangen, hunner Hoog Mogenden en van hun Ed. Groot Mogenden, in de Refolutien by de Meerderjaarigwording van zyne Hoogheid genomen: want dat uit het gemelde verlangen der Bondgenooten, het welk zich manifestelyk bepaalde tot volduuring des Hertogs als Peldmaarfchalk, en deszelfs byftand in zaaken het Militair Departement betreffende, in tegendeel te willen afleiden een verlangen van de Bondgenooten, dat de Hertog zich van het Bcftuur van alle Lands zaaken, zonder onderfcheid , met eene volftrekte Qnafhangelykheid van, en Onverantwoordlykheid aan de Bondï genooten door middel van een clandeftine Acte van Confitlentfchap, meester zou maaken een redeneertrant van de RidderIchap opleverde, die niet alleen hun Heeren Afgevaardigden, maar ook eenieder iie dezelve aanhoorde, moest furpreneeren en aandoen. Even eens was de zaak gelegen ten tanziene van den ophef door de Ridderschap gemaakt van de Privilegiën en geheiligde Maximen, waar op de Regeeringsrorm deezer Landen voor altoos was gevestigd. Want dat de toepasfing van lie Privilegiën en geheiligde Maximen, , (voor welker handhaaving zy Afge, vaardigden, altoos getoond hadden voor , al met minder dan de Heeren van de: , Ridderfchap te hebben geyverd,") op ;evallen van dien aart, als het tegenwoordige, en waar op reeds was aan-  HISTORIE. 15? getoond, dat dezelve zo min als dé tusfchenkomst der Gewoone Juftitie .van applicatie kon zyn dat zodaing eene verkeerde te pasbrenging dier Privilegiën en. Maximen „ deezen Staat den ongelukkigften van alle Souvèraine Mo„ genheden van den ganfchen Aardbodem zou maaken, byaldien zy, minder dan „ dezelve, bevoegd zoude zyn, om redes, nen van Staat, en dus juist in die ge- vallen, waar in de Ordinaris Juftitie ,, niet werkzaam kan zyn, gevaarlyke ,, Perfoonen uit haaren Dienst te ontij flaan, en, tot behoud van den Lande, -,, van haar Grondgebied teweeren* van „ hoe groote Geboorte en Vermaagfchap ,, met andere aanzienlyke Mogenheden „ van Europa, (die da zaak dikwerf „ dies te gevaarlyker maaken,) deeze ,, groote Perfonaadien dan ook zyn mo,, gen. Terwyl men daarentegen, van de ,, intentie der welmeenende Ingezetenen „ van den Staat meent zich veilig te „ mogen voorftellen , dat . dezelve niet „ zyn kan, hunne Privilegiën en geheij, ligde Regten zodanig in te zien, dat „ eene onnatuurlyke extenfie van dezel„ ve tot gevallen, die daar toe geen be,, trekking hebben, tot notoire ruïne van „ den geheelen Staat, zou behooren ge„ maakt te worden, veel min, dat die ,, zelfde welmeenende Ingezetenen, eene „ allernoodzaaklykfie voorzorg, tot behoud „ van ie Republiek, in zaaken, die vol„ ftrekt buiten het Departement van de xxi. BOEK. 1784..  VADERLANDSCHE XXL *OEK. »» Ordinaris Juftitie zyn gefield, zouden aanzien als een Introductie van eene Des„ potique Regeeringsvorm in deeze Landen, „ waar door de Eer en Welvaard van den „ 'Burger aan ie willekeurige denkwyze, ,, zomtyds van eenige weinigen, onder be,, manteling van voorgewende Redenen van ,, Staat, zou worden gefubjecteerd, zo als „ deeze gansch weinig gratietife Infimu3, latie luidt, dan waar over het oordeel, „ en zulks wel met betrekking tot het ,, geval voor handen, en den ftaat waar „ in de zaaken van de Republiek zich i, tegenwoordig bevinden, gerustlyk aan „ de Naakomelingfchap kon worden over* ,, gelaaten." Was, naar 't begrip der Ridderfchap. pe, met het afneemen van het Tractement eens Officiers in Dienst van de Ge^ neraliteit, met volle eenpaarigheid aan denzeiven toegelegd, aangegaan tegen het Conftitutioneele van deeze Republiek; zy begreepen - wel dat het aan veel moeite onderhevig zou zyn wanneer men 't wilde onderneemen de begrippen, omtrent het Conftitutioneele van deezen Staat, door de Ridderfchap gekoesterd, en die van hun Afgevaardigden, in alle opzigten overeen te brengen; maar meenden, egter, gerust te mogen vastftellen, „ dat „ de Vryheid van deezen Staat en van deszelfs Leden en Ingezetenen, niet te „ vinden ware in eene zodanige ingebeel- de Conftitutie, die in tegendeel de »> Vryheid der Confenten van ieder der >> re*  HISTORIE; t$$ j, refpective Bondgenooten, in de Lasten, 9-, die door denzelven ten dieufte van ;i den Lande moeten worden gedraagen, ,, en daar toe op den Staat van Oorlog „ worden gebragt, geheel en al om ver ,, zou ftooten, in die gevallen naamlyk, „ wanneer één'of meer der Bondgenooten, tegen het Advys van de anderen« l, in gemoede oordeelden, dat de Pen^ ningen, die door hunne Ingezetenen „ niet anders dan ten nutte van de gemeene zaak zouden moeten worden op,S3 gebragt, in tegendeel gepetitioneerd „ zouden worden, ten einde van dezelve „ een direct ftrydig employ te maaken: „ dat is te zeggen tot Continuatie van ,, een Perfoon in dienst van den Lande. ,, die, door verre het grootfte gedeelte van „ die zelfde Ingezetenen, daar in geoordeeld „ wordt gevaarlyk te zyn: hoe zeer dt 3, Bondgenooten, eenige Jaaren te voo ren, met eenpaarigheid, en zonder hei „ nu gebeurde te hebben kunnen voor „ zien, tot zyne Aanftelling hebben ge ,, concurreerd. Dat, byaldien, in zoda „ nig geval, de Vryheid van al of nie „ tot het opbrengen van zodanige Las ten te confenteeren in twyfel zou kun „ nen worden getrokken, 'er geen rede „ lyk denkbeeld van Vryheid van Con „ fenten, die nogthans, volgens de Cor, „ pitutie van deezen Staat, niet in twj „ fel kon worden getrokken, meer t „ maaken zou zyn. En daar uit, vervo 2. gens, dat deeze onbegrypelyke conft XXL B O EK. t u  ï6*o VADERLANDSCHË XXI. BOEK. I784. S ï h ï n ï d ?, quehtië zou moeten worden gededu-J ceerd, dat zelfs één eenige Bondgenoot, uit hoofde van zodanig gepre,, tendeerd requifiet van Eenpaarigheid, „ de Zes anderen zou kunnen noodzaa„ ken tot het verder draagen van Lasten, die door de laatstgemelden ge„ oordeeld werden, dat tot weezenlyk „ nadeel van den Lande zouden worden ,, geëmployeerd. Zo dat, om eene zo ,, vreemde {telling ftaande te houden, i, men van de Heeren van de Ridder„ fchap en Edelen hadt verwagt, dat h zy> in plaats van bloote klanken van „ woorden , opzigtlyk tot de Gronden „ van de Unie, uit diezelfde Unie, eenig , Artykel, of wel eenige andere en klaa, re Refolutie, Staatsgewyze genomen, , ten dien einde, zouden hebben bvsei bragt." . m Hier mede oordeelden zy, dat van :elfs verviel het gezegde als of zy het fneemen van dergelyke Tractementeh Heen daar op zouden gronden, dat deelve Tractcmenten op de Repartitie van dec* e Provincie ftonden. Wat de bevreemding der Ridderfchap. e betrof,- wegens de bevelen aan de )fficieren binnen dit Gewest Garnizoen oudende, even als of deeze door hun ^d. Groot Mogende gegeevene Orders iet overeen zouden te brengen zyn met toogstderzelver begrip aangaande de meeftemming der Bondgenooten tot het erzenden van den Hertog uit den dienst van  HISTORIE. ptfr Van den geheelen Staat, deeze bevreemding zou dus vervallen, wanneer men in aanmerking nam, dat, hoezeer de zamenftemming der Bondgenooten wel in zo verre plaats moest hebben, als noodig was om den Hertog uit den dienst der Generaliteit te ontdaan; en dus ook van het Grondgebied van de Generaliteit, dat is uit de Generaliteits Landen, die onder de Soaverainiteit van hun Ed Gr. Mogenden niet afzonderlyk behooren, te verwyderen: zulks nogthans niet verhinderde, „ dat hun Ed. Groot Mogenden, „ als eenige en afzonderlyke Souverai,, nen binnen Hoogstderzelver Territoir en Provincie, zodanige Orders ftellen, „ als de belangen van dezelve Provincie „ hun voorkomen te vorderen: terwyl een iegelyk, die minder zwak voor den Hertog en de Acte van Confu„ lentfehap hebben, dan de Heeren van „ de Ridderfchap en Edelen, het niet alleen met het Souverain Gezag van „ hun Ed. Groot Mogenden, binnen hun „ Territoir, maar ook met de Regelen van „ Voorzigtigheid o vereenk omftig zullen „ oordee'len, dat de Bevelen van zoda,, nig een Perfoon, die door Hoogstde- zeiven gevaarlyk wordt geoordeeld, aldaar niet langer worden gerefpec„ teerd; alzo de inconvenienten, die uit a, het gehoorzaamen van zodanige beve„ len zouden kunnen ontftaan, oneindig ,; grooter kunnen weezen, dan die gee., nen, waar over de Ridderfchap zich VIII. deel. t thaus XXI. boek. 1734.  XXI. boek. I784. Brief des Hertogs aan vyf Gewesten. Hfe VADERLANDSCHE ,, thans fcheen te hekommeren." • Schiedam ftemde volkomen in met de Tegenaantekeningder Tien Steden, en de gronden daar by vervat, betrekkelyk tot afle de punten, tot welker vastftelling zy by het neemen des Staatsbefluits hadden: mede geftemd. De Ridderfchap, en de öteden, die 'er zich tegen hadden aangekant , bleeven zich zelvcn, op het hoorert der Tegenaantekening, gelyk, en behielden aan zich eene Wederlegging van het op hunne Aantekening ingebragte (*). Het Staatsbefluit van Holland, waar over zo veel te doen viel, hadden de Afgevaardigden van dat Gewest inmiddels, den twintigften van Oogstmaand, ter Vergadering van hun Hoog Mogenden gebragt. Friesland kleefde het bereids genomene Befluit aan (j), de andere Gewesten namen het Stuk over,terwyl Holland op een fpoedig en eenffemmig Befluit hadt aangedrongen (§). Aan de vyf Gewesten, die hun gevoelen nog niet hadden uitgebragt, zondt de Hertog van Brunswyk een rondgaanden Brief, waar in hy zich beklaagde over de flappen ten zynen nadeele genomen, zoby Friesland als by Holland, inhoudende een verzoek, dat de Staaten der overige Gewesten met deezen niet mogten inftemmen, maar aan hem zyne ver- (*) R°foi vsnHojl. 21. oa. 17j4. CD Zie hier boven bl. 130. (§j tefèt. G»x. 20. Jwg. 1784.  HISTORIE.' 1C3 verdeediging by 't geheele Bondgenootfchap , overlaaten; op dat hy niet onverhoord veroordeeld, maar bewaard mogt worden by dat .Regt 't welk aan niemand, in eene vrye Staatsregeering, kon geweigerd worden. Hy beriep zich op zyne gedaane dienften, gehoudene handclwyze, en de vryfprake van hun Hoog Mogenden in den jaare mdcclxxxi (*)• In Gelderland hadt het Kwartier van de Vehnve een antwoord ontworpen op den Brief des Stadhouders, welke de Acte vergezelde, waar in zy verzekeren, nimmer eenig geloof geflaagen te hebben aan de nadeelige gerugten, wegens dezelve alom geftrooid, en het genoegen te fmaaken, om, tot hunne eigene voldoening, te verklaaren, dat de onvoordeelige inboezemingen, hier omtrent zo onbetaamelyk als ongegrond verfpreid, by hun nimmer dien invloed gehad hadden, waar door zy tot eenige twyfeling 01 mistrouwen zouden zyn overgeheld; zich verheugende over dei bekwaame gelegenheid, door zyne Hoogheid waargenomen; om alle ongunftige denkbeelden, weg te neemen, door het voortbrengen der Acte, welke zy befchouwden van eene gansch andere natuur te zyn, dan men aan het Publiek hadt voorgegeeven, en aangegaan met de heilzaamfte inzigten. Dan eenige Ridders, met naamen de Hee^ (*) N. Nederl. Jüarh. 17*4. bl. L 2 XXI. boek. I784.. Gel !rr- leinds dedra? in deezen.  XXI. BOEK. I704. JZeelands Befluit. 164 VADERLANDSCHE Heeren Lynden van Oldenallek, de beide Heeren Sein m m e lPENNiNG,en de Heeren Zuilen van Nyeveld weigerden den inhoud van dien Brief toe te (temmen,en wilden, dat zyne Hoogheid alleen kennis zou gegeeven worden van de ontvangst des Briefs en der Acte, en die beiden tot een onderwerp van nadere raadpleeging fchikken. Dit werd in de twee overige Kwartieren even zo begreepen, en niet toegelaaten dat, in het antwoord aan zyne Hoogheid, gelyk een der Staatsleden dreef, gefteld zou worden dat het wantrouwen met betrekking tot de Acte was weggenomen (*). Toen het Staatsbefluit van Holland aan de Gelderfche Staaten werd medegedeeld, drongen eenige Ridders fterk aan om de zaak des Hertogs daadlyk, ingevolge van de gewigtige begeerte van Holland, af te doen,- doch de Meerderheid vondt goed dezelve als no°te laaten rusten (f). Eenige Gelastigden in Zeeland, benoemd om het geval des Hertogs te onderzoeken, bragten voor hunnen Raadflag uit, dat hy van alle zyne Krygsbedieningen moest ontzet worden, egter met toelegging van een behoorelyk jaarlyks Tractèment, mits hy, vóór het •afboek S CHLÖZER. Egte EJ"clfetden wegens den Hertog van Brunswyk II. D. bl. 26, Courier van Europa II. D. bl. 6. Ct; N> Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1463.  HISTORIE. 165 loopcn deezes Jaars , het Grondgebied van deezen Staat verliet, en alle Papieren onder hem berustende, betrekking hebbende tot de verlchiilende takken van het openbaar Beituur, overleverde. Over- eenkomftig hier mede viel het Staatsbefluit : waar in Staaten van Zeeland zich dus uitten, dat zy met aandagt overwoogen hebbende de Acte van Confiilentfchap, geheel buiten kennis en toeftemming, zo van de Bondgenooten in 't algemeen, als byzonder van de Staaten van Zeeland, onder zeer bedenklyke Claufulen en Stipulatien geflooten, en daar mede vergeleeken het oogmerk der Bondgenooten, waar mede zy den dienst van den Hertog hadden begeerd; alsmede gelet hebbende op de tegenwoordige gefteldheid van zaaken binnen deeze Republiek zeer duidelyk befpeurden, dat de gemoederen van verre de meesten der Ingezetenen vervuld waren met ongenoegen en wantrouwen tegen den invloed welken de Hertog, zo uit hoofde van deszelfs Charges, als van de bewuste Acte, op den Perfoon des Erfftadhouders hadt uitgeoefend: dat dit ongenoegen en wantrouwen te meer werd verfterkt, in de tegenwoordige Gefchillen tusfchen deezen Staat en zyne Keizerly ke Majefteit, aan wiens dienst den Hertog ook verbonden was; waar om zy zich verzekerd hielden, dat de Perfoon en Dienst van den Hertog, in zulke omL 3. ftan- XXI. BOEK, 1784.  ïU VADERLANDSCHE XXI. BOEK, 1784. ftandigheden niet alleen van geen nut voor deeze Republiek kon zyn, als mislende het vertrouwen, 't welk deszelfs gewigtige Charges moest nuttig en noodzaaklyk maaken, maar zelfs fchadelyk zyn moest aan de bevrediging van de twisten en oneenigheden, welke deezen Staat zo lang verdeeld en zo veel invloeds gehad hadden op het vertrouwen der Natie voor zyne Doorlugtige Hoogheid. Dat zy, voornaamlyk om deeze redenen, zo veel Zeeland betrof, „ den Hertog „ dispènfeerden, en des noods dimitteer,, den van alle Ampten en Bedieningen, „ door hém tot nog toe in den Staat „ der Vereenigde Nederlanden bekleed, af„ weezen de betaaling van alle posten, die, „ naa deezen Jaare, voor denzelven op „ den Staat van Oorlog zouden worden gebragt, zonder nogthans hier mede. „ te willen pfejudiceeren aan de Eere ,, en goeden Naam, welke buiten dien „ aan den Hertog zou mogen competee- „ ren. Dat, nogthans, byaldien de j, Hertog, vóór het uiteinde van dit loo„ pende Jaar, zich buiten de Vereenig„ de Provinciën, en het Territoir van de „ Generaliteit begaf, en zich befteudig 5> daar buiten bleef onthouden, zonder „ met raad of daad eenigen ondienst aan „ den Staat toe te brengen, en ook al„ le Papieren, Charters, en Documen„ ten, de Regeering, Finantien en Forti„ ficatien deezer Republiek betreffende, . » des  HISTORIE. i6> ',,,ües noods, onder cxpurgatie vanEede „ van geene andere te bezitten' of dezelve weerloos gemaakt te hebben, in „ handen Helde van eene Coramisfie uit „ hun Hoog Mogenden daar toe te be„ noemen, Staaten van Zeekind bereid „ waren om met de andere Bondgenoo„ ten te Hemmen in het aan den Hertog „ te as'figneeren een convenabel 'sjaar9, lvks Appoinctement, gefchikt naar dëst zelfs Hooge Geboorte en Rang." Wat de Acte van Confulentfchap in 't byzonder betrof, verklaarden Staaten van Zeeland „ dezelve ten hoogften te dis,, approbeeren, en, zo veel hun Gewest ,, aanging, geheel te vernietigen, met alle „ deszelfs gevolgen, even als of dezelve nooit beftaan hadt." Sterke Wederfpraak ontmoette dit Zeeuwfche Staatsbeiluit van wegen den Eerften Edelen, die het van gevaarfyke gevolgen voor de Vryheid der ingezetenen oordeelde een Syftema in te voeren, waar door iemand, die in 't ongeluk verviel van aan eenige Leden der Regeeringe, of der Ingezetenen, te mishaagen, onder voorwendzel van Redenen van Staat, zonder form van Proces, van zyne Bedieningen zou kunnen ontzet en van het Grondgebied van den Staat verwyderd worden. Hy wilde den Hertog, overeenkomftig met diens verzoek, by den rondgaanden Brieve gedaan, gelegenheid geeven om zich by de BondgeL 4 noo- XXI. 3 O E IC. [784.  if58 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1784. Utrechts Raadflag. "4Dè Hertog ïeemt «yn ont- fiv. nooten tegen de befchuldigingen omtrent zyn Perfoon te kunnen verdeedigen (*). Toen de onderfcheidene Stukken de zaak des Hertogs betreffende, ter Staatsvergadering van Utrecht ingeleverd en overvvoogen waren, bragten de Heeren Edelen en Ridderfchap een Raadflag uit ftrekkende om den Veldmaarfchalk van zyne Posten af te zetten, en van het Grondgebied van den Staat te verwyderen, overeenkomfttg de Beiluiten van Holland en Friesland, onverminderd het onderzoek over de Acte van Confulentfchap; waar omtrent de Stad Utrecht een Raadflag uitte, meerendeels inftemmende met het Befluit van Holland. Amersfoort, Wyk by Duurftede en Montfoort voegden zich by Utrecht. Doch het Eerfte Irid alles overneemende, kwam 'er geene afdoening, 't Zelve toonde eerlang indezelfde begrippen te ftaan als de Ridderfchap in Holland; waar om'het zich niet vereenigde met maar aankantte tegen het Befluit der Ridderfchap en Steden van het Sticht, om den Hertog af te danken, hem van het Grondgebied van den Staat te verwyderen, en de onder hem berustende Papieren af te vorderen (j). Welke gerugten men ook liet loopen van 'sHertogs oogmerk om, ondanks alle beweegenisfen tegen hem te werk gefield, (*) Not. van Zeel 23. Sept. 17R4, CD N. Nederl. Jaarb. 17H4. bl. 1551. 166.J.  HISTORIE. 169 field, in den Lande te blyven (*), ftrekte, egter, de verkoop van zyne Lustplaats tusfchen Foorburg en den Leyd„fchendam, by veelen ten voorteken van zyn oogmerk om deeze Gewesten, althans Holland, te ruimen. Van dit oogmerk en de nedeflegging zyner Krygsbedieningen, gaf hy de Algemeene Staaten kennis, by eenen Brieve uit 's Hertogenbosch den veertienden van Wynmaand gedagtekend. „ De hooggaande onaan„ genaamheden, die hy de vier laatfte „ Jaaren van zynen vier en dertig jaari„ gen Dienst deezer Landen hadt moe„ ten ondergaan, en de aanhoudende we„ derwaardigheden hadden," fehreef hy, „ hem lang op zyn vertrek uit deeze „ Landen doen bedagt zyn, doch hy „ hadt vermeend zulks niet voegzaam te „ kunnen doen, vóór dat hy tegen allen „ laster en blaam behoorelyk gejustifi9, cecrd ware, en hadt altoos gehoopt en verwagt, zulks, in weerwil van „ de voor hem zo grievende Refolutien „ van zommige Provinciën, van hun „ Hoog Mogenden te zullen obtineeren; „ of in zyne Defenfie te mogen worden „ gehoord,'t geen hy ook in zyne Mis,, five aan de Heeren Staaten der Vyf „ Provinciën, welke zich by die Refo„ lutie nog niet hadden vervoegd, zo ,, eerbiedig als inftantlyk hadt verzogt. — „ Dan (*) Post van den Neder-RhynV. D. bl. 889. L 5 XXI. SOEK. [784.  XXL BOEK. I784. &fo VADERLANDSCHE" „ Dan de tegenwoordige omfhndigheden van zaaken (*), en het door zommi„ ge Provinciën tegen hem gemanifes„ teerde en openlyk gedeclareerde Wan„ trouwen hadden hem doen terminee„ ren, zyn Vertrek niet langer uit te, v ftellen. „ Waarom hy, gebruik maakende van „ het Regt om, ten allen tyde, zyne De„ misfie uit 's Lands Dienst te kunnen „ neemen, wanneer hem zulks mogt goed„ dunken, by zyne overkomst ' in den ,, dienst uitdruklyk aan zich voorbehou,, den, in handen van hun Hoog Mo„ genden daadlyk refigneerde alle zyne „ Militaire Charges in dienst van deezen „ Staat, met verklaaring dat hy zich van „ nu af aan uit den Eed en Dienst van „ deezen Lande voor ontflaagen hieldt, „ en tevens hun Hoog Mogenden ken„ nis gaf, dat hy alle de Papleren, Kaar„ ten en andere Plans, concerneercndc „ den Staat en Vcrdeediging deezer Lan5,'den-, welke in zyne geweezene Reia„ tie onder hem waren berustende, zon„ der eenige referve, in handen van zy„ nc Hoogheid den Prins van Oranje, „ als 00 Dit zou, volgens Schlözer, zien op de Vredebreuk, tusfchen deezen Staat en den Keizer, wiens Veldmaarfchalk de Hertosr altoos gcbleeven was, eene Vredebreuk, die men onvermydlyk hieldt naa het fchieten op de Schelde, op den 8. van Wynmaand. Schlözcr's Echtt Heftheiden wtger.s dm Htrtog va 1 Brmswskli. L>. si. 11 r.  HISTORIE. 171 J, als Capitein Generaal van de Unie „ hadt gefield; cn voorts het Commando van het Garnizoen der Stad 'sl/er„ togenbosch aan den Generaal Major en ., Commandant Douglas hadt over„ gegecven, met alle zyne Plans en Pa„ pieren het Gouvernement fpecteeren» de." Van deezen ftap verwittigde hy ook den Raad van Staaten, en den Stadhouder, gaf van zyn aanftaande vertrek 's volgenden daags kennis aan de Officieren, en den voorzittcnden Burgemeester van 's Hertogenbosch , en nam met Kaartjes al'ichei.t van alle de Leden der Regeering. Die gehoor gevraagd hebbende, om gezamenlyk hunne opwagting te gaan maaken, ten antwoord kreegen, dat de Hertog des verzogt verfchoond te zyn. Van het Garnilben, ten dien einde op het Hof den zestienden 's morgens vergaderd, nam hy affcheid, cn verliet''sHertogenbosch,onder den toeloop eener groote menigte Volks, om zyn verbiyf te Aken te neemen (*). Gelyk zyne Hoogheid, by een rondgaanden Brieve aan de Bondgenooten, zyne genegenheid om de Eendragt in den Lande'te herftellen hadt te kennen gegecven, zo wil men dat hy, met dezelfde bedoeling, de twee Penfionarisfen de Gyzelaar en van Berckel herhaalde keeren by zich verzogt, en met hun (*) Refol. Gen. 13. OS. 1784- N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 16:7. lóco. 1679. vvt" g o e k. VertrAt >i a Aken. Gcfprok- csn van zyne rioogheii net de jYZE- jAar en /anBe&c- k.el,  VADERLANDSCHE XXL BOE K. Het voorgevallenewegens de Verbintenismet Frankryk. ( ] ( < f*) N. Nederl. Janrb- 1784. 1>I. i6ïO. Post van den Kedtr-Mhyn V. D. bi 1132. hun lange gefprekken. hieldt. Gunfiig werdt dit door veelen ingezien, zy verhoopten van de Onderhandelingen dier Staatsdienaaren alles goeds, terwyl anderen toonden niet zonder fchroom te zyn voor de mogelykheid, dat de dierbaarite Voorregten van een vrygebooren en vryheidademend Volk zouden kunnen verkort worden, door onvoldoende Schikkingen, door fchandelyke Concïliatoiren, door eene verderflyke Moderatie, of eene gehaate Ariftocratie (*). Dan, noch de opgevatte hoop der eerften; noch de ongegronde vrees der laatften, greep ftand. Welke ook de onderwerpen dier geheimgehoudene Gefprekken geweest mogen hebben, het vuur van Tweedragt bleef branden, en blaakte nog meer op, gelyk ons volgend Boek, waar in wy de onaangenaame taak van het vermelden dier beroertenisfen weder moeten aanvangen, middagklaar zal toonen. Ten flot van het tegenwoordige moeien wy nog fpreeken van een Gebeurtelis, die ten deezen Jaare, naa verfcheiie Jaaren arbeids, zo verre tot ftand ge>ragt werd, dat 'er de Bekragtiging, die ierlang volgde, flegts aan ontbrak, cn her de voeglykfte plaats bekleedt. Eene gebeurtenis van dien aart, dat 'sLands jefchiedbaeken 'er geen wederga van ver-  Historie. 173 vermelden, door de eene Party in den Lande zo zeer gezogt en gepreezen, als door de andere tegengegaan en gewraakt, het aangaan van een Befchermende Verbintenis met Frankryk. Wy hebben, in 't voorbygaan^ alleen nu en dan, van eene neiging tot dezelve in de tegen Engeland hoogstverbitterde Party, gerept: doch, om deeze zaak in 't rechte licht te zetten, behooren wy alles wat hooger optehaalen, en de aanleidende en bewerkende oorzaaken te vermelden. Het Bondgenootfchap met Groot-Britianje, door den Oorlog verbrooken, was door den Vrede niet herfteld, en zogt men de verwydering van dit Ryk, te vergrooten, door den band van Verbintenis met Frankryk naauwer en naauwer toe te haaien. De Ridder Capellen tot de Mausch, die reeds, indenJaar e mdcclxxxi, defnaar eener Verbintenisfe met Frankryk, geduurende den toen gevoerden Oorlog met Engeland, geroerd, en verfcheide Leden van den Gelderfchen Landsdag op zyne zyde hadt, ^ om fchikkingen tot wederzydfche Befcherming met Frankryk te beraamen, of een volledig Verbond met die Mogenheid, als het eenigst middel tegen de werkloosheid, entot het verkrygen van een eerlyken Vrede, aan te gaan (*), was op den naajaars Landsdag in den Jaare mdcclxxiii on- OO Zi3 onze Vaicrl. Eij>.. IV. D. W. 56. xxl 3 o e k. 1784. Vrugtlooze pooling van CAPELLETT TOT DE MiRSCK in 't Jaar 1783. in Gelderland.  , XXI. boek. I7Ö4. Capellen tot de Poe yvert'er, voor. 1 fU VADERLANDSCHE onder de eerften, die by de onderhandelingen over het fluiten van den Vrede, ter Staatsvergaderinge van dat Gewest, oordeelde, dat, aangezien de Engelfchen niet aflieten, hunne poogingen in 't werk te ftellen, om de oude Verbintenisfen met dit Gemeenebest te doen herleeven, en den voorigen gevaarlyken invloed weder te doen gelden, het van de dringendlte noodzaaklykheid was, by tyds, daar tegen te voorzien en te waaken. Dathy, ter bereikingc hier van, geenkragtdaadiger middel wist uit te denken, dan uit naam van Gelderland, ter Algemeene Staatsvergaderinge te doen verklaaren, om eënftemmig met de overige Bondgenooten , niets onbeproefd te laaten, 't geen ftrekken kon om den Koning van Frankryk, onzen edelrnoedigcn Weldoener, te beweegen tot het fluiten van een Verbond van naauwe Vriendfchap met deezen Staat, ter beveiliging van onze Vryheid en Welvaard. Dan welke redenen hy cok, ter ftaavinge van zyn Voorftel, mogt aanvoeren; hy hoorde 't zelve, als geheel ontydig, en veel te on-,« typ, verwerpen (*). Jonkheer CapelCen tot den Pol leverde, omtrent dien tyd, ten Dverysfelfche Landsdage, een breedvoerig chriftlyk Vertoog in, tot aandrang eener VerOO 27. Nederl. Jaarb. 1784, bl, 2031. Courier 'an Eurofa I, D. bl, 411.  HISTORIE. Ifs Verbintenisfe met Frankryk. Wy moeten 'er, als de dcnkwyze dier Partye in den fterkften dag zettende, eene en andere trek uit overneemen. Schoon hy bekende, voorheen in 't „ algemeen begrip geweest te zyn, dat „ het beste Syftema, 't gc^n ons Ge„ meenebest kon volgen , beftondt, in fieeds wel Gewapend, met niemand iit Alliantie, en met alle in Vriendjchap te „ leeven, was hy, by eene nadere be,, fchouwinge der Gebeurtenisfen van „ vroeger en laater tyden, overtuigd ge„ worden, dat dit Stelzel, hoe wensch* „ lyk het op zich zeiven mogt zyn, •„ nogthans van alle grond ontbloot was, „ en het gansch niet veilig zou weezes op 't zelve alleen ons betrouwen te „ ftellen/' Naa de voorbeelden al¬ ler Mogenheden om zich door Verbonden te Herken aangevoerd te hebben, beweert hy, dat geen Volk meer dan wy een magtig Bondgenootfchap noodig heeft, en zonder 't zelve niet kan aanweezig blyven, brengt hy het gebeurde in den jongften Oorlog, als mede van dien des jaars mdclxxii, tot ftaavende bewyzen by; en merkt op, „ dat wy, door „ de tydsomftandigheden, tot het flui„ ten van een voordcelig Bondgenoot„ fchap noodig, te vervvaarloozen, ons telkens blootftellen voor hinderpaalen, die of de Vyand van buiten, of eene „ met hem heulende Factie van binnen, zouden kunnen in den weg zetten; voor XXI. 3 o e e. t;84.  i?6 VADERLANDSCHE XXI. boek. I784. „ voor die, welke uit eene verfclleiden„ heid van gevoelens zelfs van de ecr,, lyke en welmeenende Regenten geboo„ ren worden, en eindelyk voor de ver„ traagingen, dieniet zo zeer de gevol„ gen zyn van onze Conftitutie, dan wel „ van de langwylige wyze van raadplee„ gen, in ons Land de gewoonte gewor„ den." Ten aanziene van de keuze eens Bondgenoots laat hy zich dus hooren. „ Schoon s, wy met Pruisfen, even gelyk met al- le andere Mogenheden, zo veel in ons „ is, in goede Verftandhouding moeten j, leeven, fchoon de Vriendfchap des „ Keizers ons kostlyk moet zyn, en op „ alle mogelyke wyzen van ons aange- kweekt worden, zo is het nogthans „ Frankryk alleen, 't welk door fpree„ kende daaden, door overtuigende bly„ ken, getoond heeft, door wederzydsch „ belang onze natuurlyke Vriend te zyn. „ Engeland moge, terwyl het onzen On„ dergang berokkent, onze Welvaard de „ hartader aflteekt, onze Vryheid be„ laagt, zich den Guarandeur, den Hand„ haaver — (God betere 't!) der Bataaf„ Jche Confiitutie noemen. Frankryk heeft, door alle tyden heen, (de Oor„ logen, die wy met dat Ryk hebben „ gehad, hebben wy ons zeiven te wy„ ten,) Frankryk heeft fteeds getoond, „ een waar belang in ons te ftellen! „ Frankryk heeft ons van het Spaan„ fche juk kragtdaadig helpen verlosfen! „ Frank-  HISTORIE, %77 j Frankryk heeft ons, in deeze dagen, toen 'er geen Redder meer fcheen te i l, zyn, van onzen geheelen Ondergang ■ •„ bevryd! Frankryk — en dat hier de : „ Engelfche Factie verftomme! — Frank„ ryk heeft ons onze op den Vyand „ heroverde kostlyke Bezittingen, die ,, door het Regt des Oorlogs de zyne waren geworden, om niets , zonder „ eenige de minfte Vergoeding, uit Vriendfchap, weder gegeeven! Frankryk is, derhalven, die Mogen„ heid, die de Voorzienigheid ons met „ den vinger aanwyst, als het middel „ in haare°hand, om ons van den ver„ deren Ondergang te bevryden, en on„ ze Welvaard en Vryheid in veiligheid „ te ftellen. „ De vrees om door Bondgenootfchap„ pen in Oorlogen gefleept te worden, „ moet, naar myn inzien, ons van dit „ voorgeffelde Bondgenootfchap nietwes5 derhouden. Zeker is eene wel Ge„ wapende Neuteraliteit het waare Sy„ ftema der Republiek, en dat ook, by „ het aangaan van dit Bondgenootfchap, „ zorgvuldig dient in 't oog gehouden „ te worden. Maar men zou zich by ', uitkomst deerlyk bedroogen vinden; „ wanneer men wilde verwagten, dat „ een Volle, als het onze, met zo vee„ le buitenlandfche Bezittingen, met zulk „ een wyduitgeftrekten Handel, door al„ le de Werelddeelen heen, met zo veele belangen van andere Volken ftryVIU. deel. M den- XXI. 5 o e k. 784.  i>8 VADERLANDSCHE XXI. BOE K, I784. „ dende, met zo veele Benyders; dat „ een Volk, op welks Vryheid voor- „ lang een toeleg is gefmeed dat „ zulle een Volk, fteeds onafgebrooken, „ met elk in Vrede zou kunnen leeven \ „ en nimmer den Oorlog zou moeten „ zien! Laaten wy ons niet verbeelden, „ boven alle andere Volken des Aard„ bodems dermaate het begunftigde Volk „ van het Opperweezen te zyn; maar „ liever, door de Ondervinding wys ge„ worden, in Vrede op den Oorlog lee„ ren denken. Laaten wy onze minde„ re kragten met die van de andere „ Volken, door de voorgeftelde Verbintenis, in evenwïgt zoeken te brengen; „ ten einde daar door een duurzaamer „ en beftendiger Vrede te kunnen genie„ ten, of, als het niet anders kan, als „ onze Veiligheid zulks vordert, als wy „ 'er, onzes ondanks,toe gedrongen wor„ den, den Oorlog met "te beter hoop „ op een goeden uitflag te mogen voe„ ren. „ Dat hier by zwakken en minkundi„ gen het onderfcheid van Godsdienst „ niet in aanmerking kome. De Gods„ dienst hadt nimmer veel invloeds in „ de Politike Wereld, en zal dien voorr„ aan hoe langer hoe minder behouden. „ De Eiigelfchen, onze Geloofsgenooten, „ v.-aren fteeds onze bitterfte Vyanden. „ Nog onlangs verbonden Zy zich met t, de Wilden, t\\ deeden hunne Mede, burgers en Geloofsgenooten in America al  HISTORIE. i;9 al de wreedheden van de wyze van „ Oorlogen deezer Barbaarfche Natiën „ ondervinden. De Keizer en Spanje wa„ ren voorheen de vervolgzugtigfte van ,, alle Roomfche Mogenheden, en zy wa„ ren niet te min, in dat zelfde tydvak, „ onze yverigfte Bondgenooten. Frank„ ryk onderfteunde ons tegen Spanje, ter„ wyl het zyne Protejïantfche Onderdaa„ nen vervolgde. Ja, wy zeiven, fchoon ,, voor onze Vryheid ftrydende, leenden, „ tot onze onuitwischbaare fchande, on„ ze Vloot aan Frankryk, om onze Ge„ loofsgenooten aldaar, die, even als „ wy, het Zwaard tot verdeediging hun„ ner Vryheid hadden aangegord, in „ hunne fterkfte, doch laatfte, Wykplaats „ te vervolgen, en Rochelle te helpen on„ derbrengen. Nog dagelyks verbinden „ wy ons, tegen onze Mede-Christenen, „ met Mahomethaanfche, zelfs met Hei„ denfche Mogenheden in Indien. Het „ verfchil van Godsdienst moet ons der„ halven niet afhouden van Jeene nuttige „ en noodzaaklyke Alliantie met Frank„ ryk, te minder daar het vervolgen in „ dat Ryk, zo wel als elders, een einde „ heeft genomen. „ Uit aanmerking van dit alles, vind „ ik my verphgt tot den Voorflag, dat, „ met afzien van allen denkbeeld eener „ vernieuwing der oude Verbintenisfen „ met Engeland, van wegen Ovcrysfel, „ by de Bondgenooten ernftigen aan„ drang worde gedaan, ten einde, uit M 2 „ naam XXL BOEK» 1734.  XXI. boek. Verzoek fchrift de Dev n;er fche Burgeren OU eene Ver bi.ite ns mer Frankryk; als mede T»n £;fhele en andere Steden. 1 180 VADERLANDSCHE „ naam van 't Gemeenebest, in dit gua„ ftig tydftip, aanzoek moge gefchieden „ by zyne AHerckristelykfte Majefteit „ onzen grooten Weldoener, tot het aan„ gaan van zodanige Verbintenisfen als „ met de waare belangen der beide Vol„ ken bevonden zullen\vorden best over„ een te komen (+)." In den aanvang van dit Vertoog, zo 'vol yvers, hadt de Ridder, wiens denkwyze over den aart der betrekkingen tusfchen de Kroon van Frankryk en dit Gemeenebest, reeds voor lange bekend was, betuigd, dat, de ftemme des Volks, even gelyk zy onlangs voor de Onaf hangelykverklaaring der Americaanfche Staaten deedt, zich thans ook openlyk verhief, ten voordeele eener naauivere Verbintenisfe met Frankryk. Schoon dit, ondanks de aanmaaningen om weder, van Stad tot Stad, van Gewest tot Gewest, een Vjikskreet ter verkryging van die Verbintenis te doen opgaan (f), geemzins algemeen was, greep het egter in Overysfel plaats. Wanneer de Landsdag, in Slachtmaand jidcclxxxiii, ftondt geopend te worden, vervoegden zich een aantal Burgers van Deventer, met een Verzoekfchrift aan Schepenen en [laaden dier Stad, waar inzy, ten deezen opzigte betuigden, „ tot hun leed- „ wee- (*) NNederl. Jaarb- 17I3. bl. 21Ó3. Coïteer van Europa I. D 166 CD Pisi van den Neder-Rltyn IV. Deel bl. 397.  HISTORIE. 181 s, weezen te befpeuren, dat de invloed „ van die geenen, die nog fteeds de ou„ de, en zo fchadelyk bevondene Ver5, bintenisfen poogden te vernieuwen, of fchoon by hun Ed. Hoog Agtb. niets „ vermogende, egter, by anderen nog „ groot genoeg fcheen te weezen, om, „ ten aanzien van verfcheide zaaken, a, van het uirerfte en baarblyklykfte be- lang voor het welzyn van den Staat, eene beklaaglyke werkloosheid te doen „ ftand grypen, en het derhalven hun „ pligt was in deezen ook de ftemme des Volks, tot derzelver befchaammg, „ te doen hooren. Aan gemelde oor- „ zaak meenden zy enkel te moeten toe„ fchryven, dat de heilzaame Voorflag eener Verbintenisfe met Frankryk (*) „ geen ander gevolg hadt gehadt, dan „ dat dezelve by hun Hoog Mogenden „ Commisforiaal was gemaakt, en 'er „ zich dus geene hoop opdeedt, op een „ zo fpoedigen als noodigen gewensch- ten uitflag, daar evenwel de dagelyk„ fcheOndervinding, hoe langs hoe meer, „ bevestigde, hoe weinig fïaat 'er aan „ den een en kant op de Vriendfchap van ;, anderen te maaken, en aan de andere „ zyde, hoe veel ons de Vriendfchap „ waardig was van eene Mogenheid, die 9, zelfs, zonder onze Bondgenoot te zyn, „ en zonder onze medewerking, onze » gan- (*) Zie onze Vadert. Hist. IV. D. bl. 50 enz. M 3 XXI. 30 EKj I704.  *3a VADERLANDSCHE XXI. BOEK. ,, ganfche Republiek, in den laatften Oor„ log, zo kragtdaadig voor haaren ge„ heelen ondergang hadt behoed, en haar haare buitenlandfche Bezittingen, zon„ der eenige Vergoeding, op eene zo „ voorbeeldloos edelmoedige als verplig„ tende wyze, hadt te rug gegeeven. „ Waar om zy dagten, dat het voor „ den edelmoedigen Koning van Frank„ ryk, onzen grooten Weldoener, niet anders dan aangenaam kon zyn, te „ zien, dat de Natie zelve van haare „ vooroordeelen te rug gekomen, thans. „ niets meer wenschte, dan, ten einde „ haare Vryheid en Welvaard te beter „ te beveiligen , zich allernaauwst, en op „ een duurzaamen voet, aan zyne Ma„ jefteit te verbinden, en dat zy thans „ haare waare belangen dus beter kent; „ uit hoedanige omftandigheden, by het „ fluiten van voorgaande Tractaaten ont„ brooken hebbende, veroorzaakt was, „ dat alle dezelve, het waare Funda„ ment van Vriendfchap dervende, niet „ tegen de ondermynlngen van de kwaas, lyk Gezinden in den Lande waren be- „ ftand geweest." Zy wilden, daar om, dat men, van wegen Deventer „ de „ zaait daar heen zou wenden, dat door „ onzen Staat, ten fpoedigften, een aan„ zoek tot eene Verbintenisfe by den „ Koning van Frankryk mogt gedaan, ,, en 'er nimmer aan 't vernieuwen der „ Verbonden met Engeland mogt gedagt „ worden." Gunftig werd dit Verzoek door  HISTORIE. i53 door de Regeering van Deventer opgenomen. Dj list haarer Afgezondenen was daar mede volkomen overeenkomftig. — De Ingezetenen van de Stad Enfchede wendeden zich met een eensluidend Verzoek tot de Staaten van Overysjèl. De Burgers van andere Steden in dat Gewest volgden dit voorbeeld, zo dat de Volksftem in Gverys/cl gezegd mogt worden deeze Verbintenisfe tC'begeeren (*). Over den aart der Verbintenisfe met Frankryk aan te gaan, waren de gevoelens onder de Landzaatcn zeer verfchillende. Eenigen Ipraaken van een Han-' del en Friendfchaps Verbintenisfe; zommi- ' gen van een Befchadigcnd en Ferdeedigen'd \ Verbond; dan de meesten wilden alleen ' een Verdccdigcnd; daar zy een Handel en 1 Friendfchaps Verdrag zonder zulks, voor van geene beduidenis en als een enkele harsfenfehim aanzagen,en tcnBefchadigend tn Ferdeedigend Fcrboud voor ons Handeldryvend Gemeenebest allerverderfiykst hielden. Men befpeurde zelfs onder de zodanigen, wier Gemeenebestsgezindheid geen twyfel Ieedt, eenige huivering om den Staat in eerige nieuwe Verbintenisfen met eene Gekroonde Mogeuheid te doen treeden. Dan de meesten oordeelden eene Verbintenis mat Frankryk allerheilzaamst, als f zyn-1 O N Nedert. Jaarb. 1783. bl. 2178 Voor 't faar 1784. bl 443. 446. Cuurisr van Europa l. D. bl. 164. 165. M 4 XXL 3 0EK. C7H4- Verfehillende gevoelensjnder de ^andzaaen over ien aart Icezer /erbinteïisfe. Gronden p welen men  134 VADERLANDSCHE XXL BOEK. 1784. eene Ver. bintenis met Frankryk aanprees. (*) De fterkte van Frankryk ter Zee kan b!yken uit de volgende opgave van de Zeemagr, dezelve bertondt uit 72 Schepen van Linie; 74 Fregatten ; 28 Corvetten ; 36 Fluiten; 27 Kotters; en 19 Bombardeer Galjoots. N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1575. (D Onder de middelen, om den haat tegen Frankryk aan te kweeken en leevendig te houden, was het bekende School-Boekje de Franfche Tyranny, meer dan eene Eeuw lang, den Kinderen in handen gegeeven. Dit bewoog de Ridder Capellen tot den Pol om, aan het flot zyns hier boven opgegeeven Vertoogs deezen voorflag te hegten: „ Dewyl ik onderrigt ben, M dat, op zommige plaatzen in dit Gewest, als zynde eene Mogenheid, in ftaat om de bronnen van onze Welvaard te befchermen. Grootlyks was de gefteltenis van Frankryk ten dien opzigte veranderd, thans mogt dat Ryk in den eerften rang der Zee - Mogenheden praaien (*). Ook hadt dit Ryk een zeer groot belang by ons beftaan en welvaard. Nederland was, als 't ware, de fchoot in welken 't zelve zyne Voortbrengzelen en Handwerken, voor een groot gedeelte, uitftortte. De blyken van belangneeming in den jongst gevoerden Oorlog waren veelvuldig, het hadt zich ten onzen opzigte gedraagen als een onbaatzugtig Vriend, die ons byzonder voordeel, zo wel als het zyne, volmaakt behartigde, en ontelbaare bewyzen opleverd, dat het de verouderde vooroordeelen tegen zich hier te Lande, lang en op veelerlei wyzen aangekweekt (f), door weldaaden tragtte uit te  HISTORIE. 185 te rooijen. Wederkeerige belangen vorderden, eene Verbintenis, althans eene Verdtedigendcj cn men keurde die te noodzaaklyker om de kwaade oogmerken en haatlyke inzigten der Engelfchen, cn die in dit Land dat Volk begunftigden, tegen te gaan en op te weegen. ■ Wierp eene verregaande voorzigtigheid tegen, dat wy 'er ligtlyk gevaar door zouden loopen van in eenen Oorlog ingewikkeld te worden. Men loste dit op met aan te merken, dat dit gevaar niet grooter was dan of wy op ons zeiven ftonden. Immers de Mogenheid, die den Koop? „ In do Schooien gebruikt wordt een Boekje genaamd de Franfche Tyranny, door partyzugt " enkel uitgevonden , om den baat tegen de Franfeke 'Natie, zo onverdiend a's onchrisf l, lyk, zelfs aan onze Kinderen in te prenten-, neem ik de vryheid voor te flnan, of' U Ed. \l Mogenden het niet noodig zouden oordeelen, „ het gebruik van dit Lastei l'cbrift in de Schoa, len op booattezag, te verbieden; opdat zyne " AllcrchriMlykfte Majefteit moge zien, dat de ], Regeering iieezes Lands, zo wel als het Volk, " van haare Vooroordeelen te rug gekomen, niets meer wenscht, dan den band van Vriendfchap \', tusfchen dc beide Natiën , die voor elkander „ als 't ware gefchapen zyn , hartlyk en duur„ zaam te maaken." —Men zie over de onwaarde, de valichheid, en den toeleg van dit Werkje liet Tafereel der Algem. Gefck v.m de Veretnigdt Nederlanden, gevolgd naar CeRISIER Vil. D. bl. 426. enz. En de Brieven ven Candidus Ui. D. bl. 209. Het Voorftel van den Over)sfe'fchen Edelman ftrookte volkomen met de denkbeelden van den Poliiique Holland.is Nouveau Tom. I. p. 242. 243- M 5 XXL B O E KT  XXI. B0 EK. *7U> Voorftel van Utrecht by hun Hoog 1 Mogen- i den tot eene Verbintenis 1 met Irankryk. j i t CD Post van den Neder-FJiyn, IV. bl. 385. enz. 156- VADERLANDSCHE Koophandel van Frankryk belangde, droe^ zeker den onzen geen goed hart toe; die hunne Volkplantingen gaarne in zyne magt hadt, en hun uit hunne Buitenlandfche Bezittingen verdreef,, zou zich zeker verheugen gelegenheid te hebben om ons van de onze te berooven. Met Frankryk verbonden, was geene Zee-Mosenheid fterk genoeg om ons dus vereenigd het hoofd te bieden, op de veronderftelhng dat wy, van onzen kant, onze werkzaame poogingen aanwendden; en ging het zeker, dat eene nydige en eigenbaatzoekende Mogenheid zo ligt niet zou beiluiten om twee fterke Mogenheden te beledigen als één -derzelven, wanneer zy ieder op zich zeiven ftonden. Engeland hadt ons, fchoon onverbonden met Frankryk, reeds vóór den Oorlog, de verregaand[fe mishandelingen en eindelyk den ©Grog aangedaan (*). Dan laaten wy bezien wat 'er daadlyk amtrent die Verbintenis plaats greep in Je hooge Vergaderingen. De Afgevaarligde des Lands van Utrecht bragt de Verbintenisfe met de Franfthe Kroone, len vierden van Sprokkelmaand des Jaars vjdcclxxxiv, ter tafel der Bondgeïooten, en drong dezelve op deeze wy:e aan. Dat de Staaten zyris Gewests, n de tegenwoordige omftandigheden van yden, in overweeging genomen hadden, hoe  HISTORIE i3/ fioe zeer deeze Republiek, omringd van veele magtige Nabuuren, en door het i belang des Handels, van tyd tot tyd, aan ■ dezelve verbonden, niet geoordeeld kon worden, door haare eigene Magt, genoegzaam in ftaat te zyn om haaren Voorfpoed en Veiligheid ongeftoord te kunnen bevorderen en handhaaven; en dat gevolglyk de Voorzigtigheid eischte, om zich, in tyds, te voorzien van den by ftand van anderen: in welk geval het "hun voegzaamst was voorgekomen toevlugt te neemen tot zulke Mogenheden, die eenig belang ftelden in den Handel deezer Landen, en daar en boven zich in ftaat bevonden om deeze Republiek, zo wel te Lande als ter Zee , te onderfteunen. Waar op zy hem gemagtigd hadden ter Vergaderingc voor te draagen om in baraadflaaging te neemen of het niet voegen zoude aan de Heeren Ambasfadeurs te Parys te gelasten om te toetzen of 'er eenige geneigdheid plaats mogt hebben by zyne Majefteit den Koning van Frankryk om eene Verbintenis met deeze Republiek aan te gaan, welke, gegrond op den voet des Tractaats van Gewapende Orxzydigheid, en gebouwd op de wederzydfche belangen van den Koophandel, zou kunnen ftrekken om de Vriendfchap vast en duurzaam te maaken. Ten einde, dat, indien 'er van de zyde van hun Hoog Mogenden, in 't vervolg, dergelyke nadere Verbintenisfen mogten worden voorgeflaagen, alle de Bondgenooten, tot XXL S O E IC. [784.  i88 VADERLANDSCHE XXI. Doek. 1784. Friesland ftelt efln verder gaande Verbintenis voor. tot zekerheid van den Staat, en ter bevordering der onderlinge belangen zulks noodzaaklyk zouden oordeelcn op den voet van het Tractaat van de Gewapende Neutraliteit (*). Deezen wenk der Staaten van Utrecht vernamen die van Friesland met het uiterlte genoegen, 't Kwartier van Oostergo, 't geen wy voorheen reeds voiyverig zagen (f) om in den Oorlog ons tegen Engeland op 't naauwst met Frankryk te vereenigen, deedt thans den Voorflag eener Verbintenisfe, van eenen klemmender aart dan door Staaten van Utrecht den Bondgenooten was onder 't ooge gebragt. Zich beklaagd hebbende over het reeds meer dan twee Jaaren te rug blyven van het Verflag, wegens de Commisfie bepaald om over dit gewigtig Onderwerp te handelen, vonden zy nu goed hun Afgevaardigden te gelasten, om by hun Hoog Mogenden te verklaaren , dat Staaten vau Friesland, alle derzelver poogingen , om eene Alliantie met de Kroon van Frankryk aan te gaan, (welker noodzaaklykheid zo blykbaar was, dat ze zelfs de geheele Natie in 't oog liep, en daar om geen betoog noodig hadt,) aan de overige Bondgenooten fmaaklyk te maaken, zedert een geruimen tyd met het grievendst hartzeer, vrugtloos hebbende zien wor- (*) Refil. Gen. 4 Feb. 1784. CD Zie onze Vaderl. Hist. IV.. Deel bl. Su  HISTORIE. ,185» worden, evenwel niet dan met een daar aan geëvenredigd genoegen hadden vernomen, dat Staaten van Utrecht thans in !t zelfde denkbeeld Honden. Weshalve . zy niet alleen moesten betuigen als nog in deielfde Gevoelens te volharden; maar zelfs, (daar zich tegenwoordig een vonkje van hoope opdeedt, dat dit mogelyk éénig middel ter behoudenis van de Republiek zou worden aangewend,), zich verpligt oordeelden, eene nadere ontvouwing te doen over den aart der Verbintenisfe, welke zy vermeenden, in de tegenwoordige omftandigheden, voor de wederzydfche Verbondenen meest gepast te zullen zyn. Zy begreepen het in volgende bewoordingen „ dat, naamens de „ Republiek, by zyne Allerchristlykfle „ Majefteit den Koning van Frankryk, , ten allerfpoedigften, aanzoek behoorde " te gefchiederi tot het aangaan van een Verbond van onderlinge Befchermin" ge, voor eenen bepaalden tyd, onder „ belofte, dat zyne Majefteit de Repu„ bliek, wanneer zy in haare Posfesfien, ' in haaren wettig en conform de Trac" taaten gedreevenen Koophandel, of in " eenig' deel der Wereld, werd aange' rand of verkort, zal byftaan met een " bepaald getal Landtroepes of Schepen, ", naar evenredigheid, te haarer keuze — „ En, aan de andere zyde, dat de Re„ publiek zvne Maiefteit, in dezelfde ge- „ vallen, zal fecondeeren met een bepaald !' getal Schepen of Geld, naar evenre- XXI. B O EK. 1784^  xxi. BOEK. I784. Zeelan: raadpicegtde;met Holland. Ir) Gelderi land is de Meerderheid in 't Gevoelen van Utrecht. 190 vaderlandschs „ redigheid, ter keuze van zyne Maje" feit —7~ Welke wederzydfche Secour„ fen, die onderhouden zullen worden „ door den geenen die dezelve verleent „ en ftaande onder het bevel van die ze „ ontvangt, egter zullen kunnen worden „ ingetrokken, zo wanneer ze tot eige„ ne defenfie van hem, die ze verleend „ hadt, volftrekt worden vereischt, en „ derhalven, niet dan met algemeene toe„ ftemming, buiten Europa mogen wor„ den gezonden (*) " Staaten van Holland maakten deezen Voorllag, door Friesland op het ernftigfte aangedrongen, Commisforiaal; de andere Gewesten namen dien over. Die van Zeeland lieten aan Holland een Brief toekomen; ten einde met hun Ed. Groot Mogenden te overleggen , wegens het aangaan van een Verbond met Frankryk, als mede de wyze hoe en de voorwaarden waar op zodanige Onderhandelingen het best zouden ondernomen, voortgezet en volbragt kunnen worden (f). Het Voorftel van Utrecht en Friesland werd welhaast een onderwerp der raadpleegingen in de byzondeie Gewesten. Op den Gelderfchen Voorjaars Landdag vondt de Meerderheid der Leden goed den voorflag van Utrecht, alleen {trekkende om een Verbond van Vriendfchap en (*) Refol. Gen 24 Feb, 1784. N. NederU Jaarb. 1784. bl. 852. £67. Ct) Rept. van Üotl. 25. Mey 1784.  HISTORIE. 191 en Koophandel met Frankryk te bewerken (*), te omhelzen; en de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering te gelasten om des betreffende met Communicatie van zyne Hoogheid te werk te gaan. Doch de Minderheid ftondt 'er met allen nadruk op, dat men in deezen het manlyk Befluit diende te volgen, door Friesland en Groningen des aangaande genomen: welke Gewesten een Verhond van Vriendfchap en Koophandel, in de tegenwoordige omftandigheid van het Vaderland, niet genoegzaam en van weinig aanbelang geoordeeld en aangedrongen hadden op het aangaan van eene wederzydfche Befchermende Verbintenisfe. De Heeren van Nvvenheim en Zuilen van Nieveldt, deeden terflond hunne Advyfen, eenftemmig met het Friefche Staatsbefluit,aantekenen. Capellen tot de Marsch een breedvoerigen Raadflag ingeleverd hebbende, kon niet verwerven, dat dezelve onder de Staatsftukken plaats kreeg, waar om hy te raade werd denzelven door den druk gemeen te maaken, om zich by zyne Landgenooten en de Naakomeiingfchap, wegens zyn gehouden gedrag, te kunnen regtvaardigen Naardemaal dit ftuk, de denkwyze van den Ridder in het helderst daglicht fielt en tevens fcrekt om te toonen, met welk een oog de fterkfre Aan dxin- (*) Zie hier boven bl. i8f>. XXI. boek. 1784.  XXI. BOEK. Raadflag aldaar ingeleverddoor Ca- pelle.v tot de Makscu. (*) Zie iiier boveii bl. 173. 192 VADERLANDSCHE dringers op een Verbond met Frankryt, den binnen- en buitenlandfchen toeftand van ons Gemeenebest hefchouwden, zullen wy 't zelve geheel woordlyk plaats geeven. „ Ik heb," luidt de taal diens Edelraans, „ op den laatstgehouden Landdag „ in December (*), zo als U Ed. Mog. „ zich wel zullen willen herinneren, „ reeds in deeze Vergadering, aange„ zien de kennelyke toeneemende gevaar„ lyke gelteldheid van ons Gemeenebest, „ aan U Ed. Mog. voorgedraagen, dat „ hetzelve zich op het naauwfte diende „ te vereenigen met den Koning van „ Frankryk, als deszelfs natuurlyken en „ fteeds wekloenden Bondgenoot, die, „ op de roemrugtigfte en edelmoedigfte „ wyze, onze Welvaard heeft bevor„ derd? ons Behoud op zich genomen, „ en, in veeie opzigten, de poogingen „ verydeld van eenen Vyand, die nog „ bezig is, door deszelfs invloed, met „ eenen verraadlykeu Aanhang in dee„ zen Staat, om het Vaderland fteeds „ op den oever van het drëigendfte ge„ vaar te doen blyven ftaan; die door „ toedoen zyner Medeftanderen eene fchandelyke Werkloosheid hebbende be„ werkt, den anderzins ongewrooken „ Bataaffchen moed , heeft weeten te „ ontduiken, die zelfs geflaagd is dee- » zen  HISTORIÉ* 193 zen Aanhang te Herken en te onder,, fteunen, om, ware het mogelyk, onze >, Vryheid dermaate aan te vallen, dat „ wy een flachtoffer van onverzaadelyke Heerschzugt zouden geworden zyn. „ Ik proponeerde, om deeze gewigti> „ ge motiven, aan U Ed. Mogenden, dat „ ook, naamens deeze Provincie, door „ onze Gecommitteerden ter Vergade„ ring van hun Hoog Mogenden, mogt „ worden te kennen gegeeveh, dat U „ Ed. Mog. met concurrentie van de an5, dere Bondgenooten, (het zyn myne 5, toenmaalige eigene wöorden,) van begrip waren, dat, naamens deezen Staat, aan deszelfs Ambasfadeurs aan het Hof „ van Verfailks werde aangefchreeven, om, van ftonden aan, alles aan te wens, den, ten einde zyne Allerchristlykfte „ Majefteit te permoveeren van zich met deezen Staat op het naauwfte tot we„ derzydfche Befcherming, overeenkomftig „ de belangen der beide Volken, en in '& 5, byzonder tot beveiliging van onze Vryheid en Conftitutie, te willen verbinden. ,, Deeze myn Voorflag kwam, toen „ ten tyde, aan U Ed. Mog. voor als „ prematuur; evenwel, Ed. Mog. Hee,, ren! gefchiedde dezelve naar het ver„ langen der Natie. Drie Provinciën ,, van het Bondgenootfchap hebben, in„ gevolge van dat verlangen, door derzeiver uitgebragte Refolutien, ter tafel van hunne Hoog Mogenden, aangedrongen op het bewerken van zodanige heilyUI. deel. JM „ zaa* XXL boek* [784»  XXI. BOEK. I784. I5H VADERLANDSCHE „ zaame mefures; en wel in 't byzonder „ is zulks gefchied door de Provincie van „ Friesland, met dien ernst' en nadruk, „ welken het hachlyk tydltip, dat^wy beleeven, komt te vorderen. — Zulk " eene voldoende waarborg, voor de gegrondheid myner Stellingen, hebbende, \, agt ik het onnoodig my, tot ftaaving „ derzelven, in eene nadere ontvouwing \, in te laaten, en al het geen, wat, te, gen het aangaan van zulk een Defen- hef Verbond ook kan worden byge\\ bragt, te debatteeren: alzo dit door de kundigfte Schryvers, op eene zeer voldoende wyze, is gefchied, verkies „ ik U Ed. Mog. met geene herhaalingen lastig te vallen. „ Ik kan egter niet onaangemerkt laa„ ten, dat de'motiven, welke my, voor „ ongeveer zes maanden, noopten om U Ed. Mog. aan te maanen om deeze ' zo zeer gewenschte zaak te helpen " bevorderen, niet alleen blyven fubfi' fteeren, maar dat een zamenloop van 11 Evenementen, allen even angstvallig, 3, de necesfiteit in deezen dermaate ver„ meerdert, dat een langer vertraagen, het Vaderland voorzeker ten val moet " brengen. U Ed. Mog. zullen met „ my moeten toeftemmen, dat, zedert „ de oprigting deezer Republiek,^ nim„ mer derzelver grondflagen zulke fchrik„ verwekkende fchokken hebben onder„ gaan, als wy tegenwoordig ondervin„ den, dat aan dezelve, op onderfchei-  HISTORIE. 195 j, dene, doch alle even ontrustende, wy„ zen worden toegebragt. „ Een Vyand, die, door toedoen zy„ ner Vrienden binnen onzen Staat, ge „ legenheid heeft gevonden om ons, ot. de fnoodfte en laagfte wyze, aan t< » grypen? heeft, voorzeker niet zonde: inzigten, zo lang geaarfeld om met d< „ Republiek een Definitif Vredes Trac „ taat te fluiten; zyne Machinatien wor „ den fteeds werkzaam gehouden, zyi „ Aanhang blyft by het aangenomen Sy „ ftema. „ Zyn wy by en door ons zeiven i „ ftaat, Edel Mogende Heeren! zonde „ een kragtdaadigen byftand, om ons t redden uit een gevaar, dat men, me „ den verraadlykften toeleg, van alle z^ „ den tragt te vermeerderen ? — Is hc zonder inzigten, dat die inwendig „ Vyanden 'er op uit zyn, om door he „ oprokkenen van een onbezonnen G( „ meen , hunne verderflyke oogmerke „ te bereiken? Zyn de verwyderinge 5, en fcheuringen tusfchen Regeerders e „ Ingezetenen in ons gebeukt, gefolter it en mishandeld Gemeenebest, niet doe „ allerlei vonden vermeerderd ? In plaat „ van op eene Vaderlandlievende wyze met cordaatheid, opregtheid en vei zaaken van eigenbelang en overbee: „ feilende inzigten, alles te tentecren „ daar braave en deugdzaame Burgei ,, zo veele vermogende blyken van 0] „ regte trouwe en moed geeven, om de N z „ voor XXL BOEK. ■1784. I 1 r £ t t e t u n tl i r s » > s )u  to6~ VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1784. „ voortgang van dit verderflyk kwaad „ te fluiten; heeft men juist, op onder„ fcheidene plaatfen en tyden, reeds het „ tegendeel zien gebeuren; de verfoei„ lykfte wegen hebben wy zien inflaan, „ om een woesten hoop, het uitfchot „ het rebut der Natie, aan te hitzen, „ om het tot die jammerlyke en ramp„ zalige uiterflen te brengen, waar van alleen het aandenken van voorige da„ gen, ons traanen uit de oogen moet „persfen! -— Dank, intusfchen, zy de ;, al wyze Voorzienigheid, dat de welden„ kende Nederlander zyn goed en bloed „ gereed heeft, om zich hier tegen, met onverfchrokkenheid, te verzetten! „ Ongelukkig Vaderland! Werwaards wy onze oogen wenden, zien wy niet „ dan verwarringen, verwyderingen en „ dreigende gevaaren, welke zo zigtbaar ,, als met opzet zorglyker worden ge„ maakt, te gelyk met de heillooste in„ zigten om de poogingen der Welmee„ nenden, tot redding in het werk ge„ field, te dwarsboomen en te veryde„ len. „ Met Finantie-weezen, de zenuw van „ den Staat, meerendeels door de nutte» „ looze, byna onnoemelyke verfpilde fom„ men, in dien pasfiven Oorlog, is over „ 't algemeen verzwakt; en in 't byzon„ der by zommigen der Bondgenooten in „ zulk eenen gebleeken deplorabelen toe- ftand geraakt; zonder dat men even„ wel, tot heden, de vereischte en rede- „ lyk-  historie; r«>7 9, lykfte middelen by de hand wil neemen, (waar doof, by langer vertraagen, „ de, gevaarlykfte Confufie ftaat te ver„ meerderen,) om dien aangaande fchik„ kingen te beraamen, die den last, tot „ foutien van het Bondgenootfchap, naar s, evenredigheid, draagiyk kan maaken. „ De Zeemagt van den Staat is fteeds „ zowonderlyk, zo verkeerdlyk, gediri„ geerd, dat, byaldien dezelve enkel en ,, alleen van de bevelen der Uitvoeren„ de Magt blyft dependeeren, het ge„ vaar, en de pernicieufe gevolgen, daar „ uit voortkomende, welke ons de jong„ fte Oorlog heeft doen ondervinden, nimmer zullen worden voorgekomen. „ Even eens is het met de Landmagt „ der Republiek gelegen, dezelve, ftaan„ de onder bevel en directie van den „ Heere Capitein Generaal, bevindt zich „ in zulk eene beklagenswaardige ge„ fieldheid, dat, zal die in cas van nood, „ aan het oogmerk van haar aanweezen „ beantwoorden, U Ed. Mog. niet langer „ zullen kunnen verfchuiven, om, met de ,, gezamenlyke Bondgenooten, de by de „ Provincie van Hollaiid voorgeflaagene middelen van Redres voor het Mili„ taire weezen, te amplecteeren; wan„ neer, voorzeker, de edelmoedigheid by „ de Heeren Staaten der refpective Ge„ westen zal komen te blyken, om het 3, fort van den bezoldigden Krygsknegt, „ (zo dikwyls geplaagd en doorgaans be„ dorven,) voor zo verre die zal bevonN 3 „ den XXI. BOEK. I784-  ïp« VADERLANDSCHE XXI. boek. I784. „ den worden den Staat van dienst te „ kunpen zyn, draaglyker en voordeeli„ ger dan het tegenwoordig is, te maa„ ken. „ Vervolgens, de willekeurige befchik„ king over de Patenten by den Capi„ tein Generaal, aan deszelfs Heer Va„ der,Prins Willem den IV, maar „ provifioneel afgeftaan,- de non obfer„ vantiè der Eeden van Getrouwheid by „ de Officieren der Troepen, aan de Hee„ ren Staaten der refpective Provinciën, „ welker Territoiren zy betrekken, en „ aan de Overheden der Steden, die zy „ bezetten, zyn alle gebreken in ons „ Staatsbeftuur, zo ftrydig met de On„ afhangelykheid en Souveraine Waar„ digheidder byzondere Gewesten, bly- kende in 't byzonder door het onlangs j, gebeurde in de Provincie van Zee„ land, dat dezelve een fpoedig en efS„ cacieus Redres vereifchen „ Hoe jammerlyk het met den toeftand s, der Fortificatiën onzer Fronticren ge„ fteld is, agt ik onnoodig U Ed. Mog. „ voor te houden. Opmerkelyk is het „ voorzeker, dat 'er zulk een aanhou„ dend verzuim tot befcherming van „ Staats Vlaanderen heeft moeten plaats „ hebben; daar intusfchen de geftcldheid „ van de Republiek vordert, dat derzel, ver Grenspaalen fteeds in een ftaat van , tegenweer onderhouden worden. En, wanneer wy onze aandagt ves, tigen op den mwendigen toedragt der „ zaa-  II i S T o R i E. 199 „ zaaken in het Staatsbeftuur van het ,, Gemeenebest dan verdubbelt de vrees en bekommering by een weldenkend „ Vaderlander. Om my maar tot „ onze Provincie te bepaalen, Heerscht „ en predomineert niet eene onbegrype„ lyke en flaaffche afhangelykheid in on'„ ze deliberatien? Eene fchroomagtig„ heid, die alle cordaatheid, in de be,, handeling van zaaken heeft weggeno„ men, en die, zo als ik dagelyks, in „ het midden onzer, hoor zeggen, een „ zo ongelukkig als fchadelyk wantrou„ wen tusfchen de Leden onder elkan9, der heeft veroorzaakt. ,, De oorfprong hier van is te vinden „ in de verregaande en zo gevaarlyke „ Alteratie van het Conftitutioneele, dat, „ van trap tot trap voortgaande, einde„ lyk de wettige Vorm van beftuur op „ Regten en Privilegiën gegrond, heeft „ vernietigt. Zugten wy niet, Ed. Mog. „ Heeren! onder de klemmendfte kete„ nen van een Reglement van Regee- ring, in tyden van onderdrukking ge3, booren, ons met geweld by deszelfs „ oorfprong opgedrongen, en naderhand „ wederom op de onwettigftc wyze her„ nieuwd en geamplieerd ? — Een Reg„ lement, dat, hoe zeer ook by de Re„ genten bezwooren, illegaal is en blyft, „ als ftrydig met de Belangen des Volks, „ met onzer aller aangeboorene Vryheid, „ met onvervreemdbaare Regten en Pri3, vilegien; dat, door dien het van eene n 4 » zy- xxi. BOE K, t784.  2oo VADERLANDSCHE XXI. BOEK. ï/84. 5, de, by herhaalingen, niet is geobferveerd, ?j geworden, noodwendig vereischt, dat „ het ten minften gerevideerd, en over„ eenkomftig de waare Conftitutie dee„ zer Provincie, te rug gebragt worde: „ wanneer aan den Heer Erfftadhouder „ die directie, die met die zelfde Con„ Ititutie beftaan kan, moet worden ge„ laaten en verzekerd. „ In deezer voege is het, in andere „ gedeeltens van het Bondgenootfchap „ meerendeels ook gelegen, intusfchen „ is de gefchapenheid der zaaken aller- „ hachlykst. En daarenboven Ed. „ Mog. Heeren! wordt niet de haat en „ partyfchap door veelen , die zich voor„ geeven yverige Vrienden des Stadhou„ ders te zyn, ten tterklten gevoed en „ aangekweekt? — Een Voorftander van. „ Privilegiën, van Medeburgeren, is te„ genwoordig, in deezer oo^"en, een Vy- „ and des Erfftadhouders! Is men „ niet geflaagd om zyne Hoogheid te „ doen gelooven, dat de Voorftanders der Vryheid van ons Vaderland, het „ op niet minder toeleggen, dan om „ Hoogstdenzelven in de" Digniteiten en „ Prerogativen die men aan Hem en zyn „ Huis, naar den aart onzer Conftitutie „ heeft kunnen opdraagen, te verkorten, „ ja van dezelve te priveeren? Daar niets zekerder is, dan dat zulk? w nimmer in een weldenkend Nederlan* „ der zal opkomen, die fteeds vertrouwt, i} dat de Heer Erfftadhouder, als op 't „ naauvysi  HISTORIE. 2öt, „ naauwst verbonden aan een Vader„ land, dat, hoe groot de dienden , ; „ door deszelfs Predecesfcuren, bewee„ zen, ook mogen zyn, niet in gebreke: is geblceven, dezelve te erkennen en „ te vergelden; dat zyne Hoogheid, zeg „ ik, zich fteeds zal vergenoegen, met „ die Waardigheden erflyk te bekleeden, „ naar den aart der Privilegiën van een „ vry Volk; en dat als dan Hoogstde„ zelve zal overtuigd worden, dat, om „ de Liefde en Agting van dat Volk te „ herwinnen, niets efficacieufer zal wee-r „ zen, dan dat Hy uit zich zeiven afzie „ van al het geene aan het Erfftadhou„ derfchap inconftitutioneel, en enkel door „ eene ongeoorloofde toege'evenheid van „ eigenbelang zoekende Regenten, hier „ toe te eenemaale onbevoegd, is geac,, crocheerd geworden. „ Ongelukkig fchyn.t het hier nog ver„ re af te zyn: ten minften wy zien „ tot heden geene voldoende blyken van „ zulk eene medewerking van de zyde „ des Erfftadhouders, tot herftel van de „ zo hoog noodige Eensgezindheid, en „ redres van zo veele verkeerdheden in den „ actueelen toeftand des Vaderlands (*). „ En zo lang wy den invloed en den „ raad van iemand, die zedert Jaaren, „ met zyn Aanhang, de verfoeying der „ Na- (*) Daags naa het uitbrengen van dit Advys kwam de Rondgaande Brief des Siadnouders^ (zie hier boven bl. 55,) in. N5 XXL 5 o e ic.'  20* VADERLANDSCHE XXI. , BOEK. , m+ ; > 3 3 1 3 5 3 3 3 3 3 3 3 5 3 3 3 3 3 3 3 S 3 J , Natie is geworden, zien prevaleeren, , is 'er, noch voor het Algemeenebest, , noch voor de waare Belangen van den , Heere Erfftadhouder zelve, een gun, ftig vooruitzigt tot eene, by de Natie , zo zeer verlangde, vereeniging en ver, betering te verwagten. „ By dit alles komt nog, dat zelfs , een magtig Vorst en Nabuur, voorze, ker door zeer finguliere informatien en , abufive inductien, is gepremoveerd ge, worden, om, op eene vry opmerke, lyke wyze, aan deezen Staat onder , 't oog te brengen Hoogstdeszelfs vcr, langen, dat de Heer Erfftadhouder, , by zyne wettige Regten en Prerogati, ven, mogt worden geconferveerd, even , als of'er een weezenlyke toeleg in ons , Gemeenebest plaats hadt om den Prins , van Oranje en Nas/au te vervolgen. > Eene aant.Vging> een voorgeeven, te , ftrydig nier het character van den edel, moedigen Neder/ander, dan om deswet gen onverfchillig te kunnen zyn. Te , vergeefsch tragt men de Weldenken, dep, die onverfchrokken hunne Vry, heid en Voorregten zullen ftaande hou, den, hier door te ontftellen, en, zo , het door geen andere maatregelen kan , worden voorgekomen, ftaat de verbit, tering by een Volk, dat opregtheid en , cordaatheid hulde doet, meer en meer , toe te neemen. „ En Ed. Mog. Heeren! de verregaan- > de Vorderingen des Keizers maaken, „ met  HISTORIE. 5*03 „ met regt, de aandagt der Natie gaan„ de. Zy is veel te verlicht, dan dat „ deezen geen agterdogt zouden verwck„ ken; en, fchoon men al eens wil ver„ trouwen, dat deeze' magtige Monarch „ de dienften en opofferingen van dit „ Gemeenebest aan het Huis van Oos„ tetiryk gedaan, in 't oog zal houden, „ en zich, jegens deezen Staat, overeen„ komftig plegtige Tractaaten gedraagen, „ zo vordert evenwel, in onzen toe„ ftand, eene wyze en vooruitziende „ Staatkunde, dat de Republiek met al„ le mogelyke menagement, jegens zulk „ eenen zo vermogenden Nabuur, de dig„ niteit en waare belangen van den Staat „ niet in de waagfchaal ftelle (*). „ U Ed. Mogenden zullen niet kun,, nen zeggen, dat ik het Tafereel van „ de critique gefteldhcid des Vaderlands, „ zo met betrekking tot de in- als uit„ wendige omftandigheden, in welke het „ zelve zich bevindt, met al te donkere „ kleuren hebbe gefchetst. „ Om het dreigende van onzen gehee,, len Ondergang te voorkomen, moeten „ kragtdaadige en prompte hulpmiddelen „ by de hand genomen worden, ten ein„ de ééns den voortgang van die ver„ derflyke Menéés te ftuitten; en op dat „ de (*) Hier en elders behbe men te bedenken, dat dit Stuk den 2Q van April des Jaars 1784. werd voorgedraag en. XXI. ï O E K. [784.  *o4 VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1/84. » de zulken, die belangloos werkzaam y» zyn om het Vaderland, uit de laagte, „ waar in het gezonken is, te redden* n zich op eene efficacieufe onderfteuning, „ tegen eene onverhoopte vermeerdering „ van Geweld, zullen kunnen verhaten, „ waar door alleen de grond tot een her„ nel vanEendragt en "Harmonie in dee„ zen Staat kan gelegd worden. — De „ toeftand, waar in wy door de reeds „ bygebragte Evenementen geraakt zyn , „ brengt de Republiek, wil men dezel„ ve niet zien verboren gaan, in zulk „ een crifis, dat, om dezelve te behou» den, niets onbeproefd moet worden » gelaaten, wanneer geene andere confi„ deratien kunnen plaatshebben, dan die „ met presfante aangelegenheden over„ eenkomen: en deeze zyn van die na„ tuur dat het kundigfte en welmee„ nendfte gedeelte van onze Republiek, „ als uit éénen mond, tot deszelfs Re„ prefentanten, tot U Ed. Mog roept, „ dat dezelve, zonder eene fpoedige AU „ hantie tot wederzydfche Befcherming „ niet de Kroon van Frankryk, onher„ ftelbaar verlooren is. „ Ik zal fteeds myne geringe, doch „ mterfte, poogingen aanwenden tot be„ houd van het Vaderland, en hen daar » om van Advys, dat U Ed. Mogen>, den, naamens dit Kwartier, ter Lands„ fchaps Tafel declareeren van oordeel „ te zyn, dat, overeenkomftig de Va» derlandhevende, de Staatkundige Pro- „ po-  HISTORIE. 20-5 Ij pöfitie der Provincie van Friesland (*), „ zo en in dier voege als aan U Ed. „ Mog. en andere Bondgenooten, met de „"welmeenendfte oogmerken, is voorge„ draagen, (en waar by de Commerci„ eele belangen van deezen Staat, zo „. eigenaartig aan die van Frankryk ver„ bonden, niet uit het ooge verboren „ zyn,) by zyne Merchristlykfte Maje,; fteit op de ernftigfte wyze, aanzoek „ behoorde te gefcnieden tot het aan„ gaan van een wederzydsch Defenfif „ Verbond, voor een bepaalden tyd, op „ dien voet als, met meerderen, in de „ aangehaalde Propofitie van Friesland „ is gefchied; en dat, dienvolgens de „ Gecommitteerdens ter Vergadering van „ hun Hoog Mogenden, van wegen dee„ ze Provincie zullen worden geauctori„ feerd om daar op by die der andere „ Bondgenooten op de nadruklykfte en „ efficafieufte wyze aan te dringen. De gevolgen van een langer ver„ traagen in deezen, en van het neemen „ van min ernllige Befluiten, blyven bui„ ten myne Verantwoording. Ook ver„ trouw ik, dat U Ed. Mogenden, ge„ leerd door de onheilen en fatale Ge„ beurtenisfe, welke het niet daadlyk „ toetreeden tot de Gewapende Neutra„ liteit, in den jongde Oorlog, voor ons „ Vaderland hebben te wege gebragt, „ van C) Zie hier boven bl. xxi: BOEK. 1784.  2o6 VADERLANDSCHE XXT. bo ek. 1784. Zyn oordcel OVCl Utrechts en FrieslandsVoorllagen. n van begrip zullen zyn, dat de Repii„ bliek, door eene onverhoopte foortge„ lyke verkeerde directie, in een nog „ veel dringender Tyddip, zal worden „ verdooken van het eenigfte vooruit» „ zigt tot redding en behoud. By zulk 5, een onverhoopt evenement zou het „ misnoegen en de wanhoop der Natie noch paal noch perk kennen; en dee„ zer agterdogt hier door aangevuurd, „ zou voorzeker, dien bydand verydeld „ ziende, tot uitenten overflaan, waar ,, by veeleer, alles wat dierbaar is, zal „ worden opgeofferd, dan onder het on„ draaglyke vait reeds lang gefmeede „ Ketenen gebukt te willen gaan." Dit Advys van Capellen tot de Marsch, die zich verantwoordelyk , agtte van zyn bedryf in het beduur der zaaken, welke zyne Landgehooten betroffen, iri openbaaren druk verfchynende, ging vergezeld van eene Aanlpraak aan dezelven, reden geevende van deezen zynen handel. In dezelve merkt hy byzonder op, dat hy, hoe gereed om de Vaderlandlievende voorzorge der Heeren Staaten van Utrecht op den rechten prys te dellen, daar zy de andere Leden des Bondgenootfchaps als 't ware op den weg tot redding en behoud hadden gebragt, egter zyn best gedaan hadt om zyne Medeleden te doen gevoelen, dat het tyddip, wanneer zy hun Voorflag beraamden veel verfchilde van het tegenwoordige, dat der Landgenooten waa-  HISTORIE. 207 waare meening en brandende begeerte zedert vry duidelyker was gebleeken, en dat men tegenwoordig van de zyde van het Hof van Verfailies meer zekerheids hadt, dan vóór eenige maanden, dat de Voorflagen van deezen Staat tot eene nadere Verbintenis, niet ongunftig zouden ontvangen worden. Het toegevoegde aan de Volmagt tot uitbrenging van het Befluit der Meerderheid om zich by Utrecht te voegen, met Commmunicatie van zyne Hoogheid, rekende hy te behooren onder het onbegrypelyke, dat men deeze dagen zo dikwerf zag gebeuren (*). Utrechts Voorftel, Frieslands nader bepaalende Voorflag, in de andere Gewesten overwoogenzynde, hadt by hun Hoog Mogenden het gevolg, dat zy, in Bloeimaand , beflooten, om door hunnen Gewoonen en Buitengewoonen Gezant ten Hove van Verfailles aan te fchryven, om te onderdaan, of zyne Allerchristlykfte Majefteit, die, geduurende den laatftenOorlog met de Kroon van Engeland, zo veeIe en zo uitmuntende bewyzen van zyne Vriendfchap en Geneigdheid aan den Staat hadt gegeeven, en zyne gunftige geneigdheid voor de Republiek nog onlangs, ter gelegenheid van de verzogte Tusfchenfpraak ter bemiddeling van de gereezene Gefchillen met het Gouvernement (*) Courier van Europa I. D. bl. 411. enz. Memorie van den Heer van de Marsch bl. Sao. XXI. BOEK. I784. Befluit van vyf Gewesten, om den Voorflap eener Verbintenisfe aan Frankryk te doen.  203 VADERLANDSCHE XXI. boek. i ] i ( r / t e Gunftige vooruit- g fcigten ^ hier op. ^ VI n v ment der Oostenrykfche Nederlanden, nog nader hadt gelieven aan den dag te leggen, geneegen zou zyn tot het aangaan eener nadere Verbintenisfe met den Staat, gegrond op de wederzydfche Belangen, en byzondar ingerigt ter beveiliging der Regten en Bezittingen van de Republiek; en dat voorts, naa ingekomen berigt deezer Ambasfadeuren, over den Inhoud en ie Voorwaarden van zodanig eene Allitntie nader zou worden beflooten, zo als :er bevordering van de weezenlyke beangen van het Vaderland zou bevonden vorden te behooren. Dat een uittrekzel ran dit Staatsbefluit in handen gefield zou vorden van den Hertog de la VaurUYON, den Franfcben Afgezant, met 'erzoek om den inhoud daar van, door :yne goede dienften, te willen onderfleu- en- De Afgevaardigden van Fries- md betuigden zich te houden by het eeds voorheen ingeleverde Befluit der taaten (*); die van Overysfel verklaaren hier op ongelast te zyn (f). Gemelde Afgezant van Frankryk, die, eduurende zyn Gezantfchap, zo veel eeks hadt in het te wege brengen, uitreiden en bevestigen van het vertrou■en tusfchen deezen Staat en zyn Ryk, im , twee dagen naa dit Befluit, affcheid m hun Hoog Mogenden, door zyn Vorst op- f*) Zie hier boven, bl. i8S. CD Refol. (Jen. 26. Mey 1784,  HISTORIE. 209 opontboden om het Gezantfchap aan 't Hof van Madrid te bekleeden. In zyne Affcheids Aanfpraak, en in het Antwoord van den Voorzitter ter Algemeene Staatsvergadering ', ftraalen de trekken door van gunftige gevoelens aan den eenen, van dankbaarheid aan den anderen kant, als mede van een vertrouwend vooruitzigt op de onder handen zynde Verbintenisfe (*). Aan de' algemeene verwagting voldeedt het onthaal, 't welk onze Afgezanten ten Franjchm Hove op den gedaanen Voorflag bejegende, 'sKonings Staatsdienaar, de Graaf de Vergennes, verklaarde hun niet alleen, dat de Koning, zyn Meester, tot zodanig eene nadere Verbintenis geneegen was, maar ftelde hun teffens een Plan ter hand, 't welk onmiddelyk herwaards werd overgezonden. Terwyl men daar over zou handelen, werd wederzyds goedgevonden, dat de Ingezetenen van dit Gemeenebest, met betrekking tot den Koophandel en Scheepvaard, in Frankryk op den voet der meest begunftigde Volken zouden behandeld worden, en ook de Onderdaanen des Franfchen Konings, in de Vereenigde Gewesten, eene dergelyke behandeling ontmoeten (f). Kort naa de overlevering van dit Plan was (*) N~. Nedert. Jaarb. 1784. bl. 1106. 1107. (f) Dit Plan, grootendeels overeenkomende met het Geflootene Verbond, naderhand te mel- VIII. deel. O d#n, XXI. boek. 1784. De Voorflag in Fr.inkryk gunfrig ontvangen , en een Pian inceleverd. Befluit van Hol-  sio VADERLANDSCHE XXI. BOEK. 1784- tand tot aanvaarding van h zelve. Zes Ge. westen beüuiten was het eenpaarig Befluit der Staaten van Holland om ter Algemeene Staatsvergaderinge, de zaak daar heen te ftu'uren, dat 'er, onverwyld, aan onze Afgezanten te Parys zou aangefchreeven wor- • den, om op den voet van het Ontworpen Plan der Defenfive Alliantie met Frank' ryk, dat heilzaam werk, zo ras mogelyk , tot een gewenscht einde te brengen, met last om de Onderhandelingen zo in te rigten, dat de nette bepaaling der Onderftanden van wederzyden te leveren, in dat Plan opengelaaten, gelyk ook de waardeering in Geld in ftede van Manfchap, op de minst bezwaarende wyze voor de Republiek, en geëvenredigd aan de groote ongelykheid van de middelen der beide Mogenheden, zou geregeld worden. Zy wilden dit Befluit terfton'd by hunne Hoog Mogenden gebragt en op 't fterkst aangedrongen hebben, dat de Bondgenooten, zo fehielyk htm doenlyk was, den uitflag hunner beraadflaagingeh over deeze allergewigtigfte zaak inleverden (*). Het draalen met dit werk, zomtyds Holland ten laste gelegd, hadt toen uit (f). 't Leedt flegts tot den achtften van Herfstmaand of zes Gewesten kwamen eenden, z:;Uen wy, om herhaaling te my:1en, hier niet boegen. Nien vfndt hef in de JtV. Nederl. Jaarb. 17^4. bl'. 1386. enz. (*) Frfo!. van Holl. \o Au over en weder te befchermcn cn te , bewaaren, by die Gerustheid, Vrede , en Onzydigheid, zo wel als by de te, genwoordige Bezittingen hunner Staa, ten, Domeinen, Voorregten en Vry, heden, de een de andere te beveiligen tegen alle Vyandlyke Aanvallen, , fn welk Werelddeel zulks zou mogen , zyn. En, om beter te bepaalen de uitgeftrektheid deezer Guarantie, waar mede zyne Allerchristlykfte Majefteit zich belast, is men wel 'byzonder overeengekomen , dat dezelve bepaaldlyk zich uitftrekt tot den Inhoud van het Tractaat van Munfter 'des' Jaars mdcxlviii, en dat van Aken des Jaars mdccxlviii, uitgezonderd de Veranderingen, die in beide Tractaaten reeds plaats gehad hebben, of nog zouden hebben. „ Art, III. Ingevolge van de getroffen Over-  HISTORIE. s>ïs Overeenkomst, in het voorgaande Ar„ tykel, zullen de beide Hooge Contrac„ tanten befteudig en met elkander wer- ken tot behoud van den Vrede, en „ ingevalle één van Hun gedreigd wier* „ de, met eenigen Aanval, zal de ande„ re aanftonds zyne goede Ofiicien aan„ wenden om Vyanolykheden voor te ,, komen, en de zaaken tragten te rug ., te brengen, tot den weg van Verge- „ Art. IV. Doch, in geval de Bemid„ deling bovengemeld, het gewenschte „ effect misfen mogt, in zodanig een ge„ val verpligten zich zyne Allerchrist„ lykfte Majefteit en hun Hoog Mogen,, den, van nu af aan, elkander weder„ zydsch, zo te Water als te Land, te „ onderfteunen. Ten welken einde „ zyne Allerchristlykfte Majefteit aan de „ Republiek leveren zal tienduizend Man „ Infantery,tvvee duizend Ruiters, twaalf „ Schepen van Linie en zes Fregatten. „ Hun Hoog Mogenden, daar en tegen, „ zullen, in geval van eenen Zeeoorlog, „ of wanneer zyne Allerchristlykfte Ma„ jefteit Vyandlykheden ter Zee aange„ daan wierden, leveren zes Schepen vaii „ Linie en drie Fregatten; en in zaake „ van een Attaque van het Grondgebied „ van Frankryk, zullen de Staaten hun „ Contingent van Troepen voldoen Si „ Geld, welks beloop bepaald zal wor„ den by een ander Artykel, of Separa„ te Conventie, ten zy hun Hoog Mo0 4 „ gen- XXL n o e ic. 1784,  fti5 VADERLANDSCHE XXL BOEK. I7S4. „ genden verkiezen mogten zulks daad„ lyk in Manfchap te willen doen; wel,, kers begrooting zal gefchieden op den „ volgenden voet, te weeten, vyf dui,, zend Man Voetvolk en duizend Man „ Cavallery. „ Art. V. De Mogenheid, welke bet „ Secours fourneeren zal, het zy in Sche„ pen en Fregatten, of 't zy in Krygs„ volk, zal die betaalen en onderhouden „ overal waar zyn Geallieerde die zal „ noodig hebben; en de Mogenheid als Ei,, fcher, zal veroligtzyn, het zydegemel,, de Schepen^, Fregatten en Krygsvolken, „ kort of lang, in zyne Havens blyven, ,, dezelve van al het noodige te doen „ voorzien, en tot denzelfden Prys als „ of dezelve Hun eigendom waren. Ook „ is men overeengekomen, dat in geene gevallen de gezegde Manfchap of Sche„ pen, zullen zyn tot Lasten van de ei„ fchende Party, fchoon dezelve niet te „ min te zyner Dispofitie bly ven, ge„ duurende den geheelen voortgang des >vOorlogs, in welken hy zich mogt be- „ vinden. Het Secours hier boven n gemeld, zal met betrekking tot het Be>5 vel ftaan onder Hem, die dezelve Com„ mandeert, en zal niet afzonderlyk ge„ ëmployeerd of anders gebruikt kunnen „ worden, dan in overeenflemming van „ den gezegden Bevelvoerder; doch met a opzigt tot de Operatien onderworpen „ zyn aan de Orders van den Opper-Comö mandant der Mogenheid als Eifcher. st Art.  HISTORIE. ai? V, Art. VI. Zyne Allerchristlykfte Majefteit en de Heeren Staaten Generaal ,, verpligten zich om compleet en wel„ gewapend te houden, de Schepen, Fre,., gatten en Krygsvolk, welke zy elkander „ over en weer fourneeren zullen, zo„ danig, dat, zo dra de gerequireerde „ Mogenheid, het bepaalde Secours vol„ gens Art. IV. zal gefourneerd hebben, ,, dezelve in zyne Havens op nieuw zul „ doen armeeren een gelyk getal van ,, Schepen van Linie en Fregatten, als ,, in het gemelde Art. bepaald is: om ,, aanftonds te kunnen remplaceeren de „ zulken, welke mogten verongelukken, door de toevallen van den Oorlog ot' ,, van de Zee. „ Art. VII. In gevalle het boven be,, paald Secours niet voldoende mogt zyn, ,, ter Verdeediging van de Mogenheid, ,, als Eifcher, en om Hem een voeglyken „"Vrede te bezorgen, zal de verzogte „ Mogenheid, die, van tyd tot tyd, „ vergrooten, naar de noodzaaklykheid, ,, waar in zyne Geallieerde zich bevindt, ,, en Hem zelfs, desnoods, met al zyn ,, Magt onderfteunen. Ook is wel „ expresfelyk bedongen, dat, in allen ,, gevalle, het Contingent der Heeren „ Staaten Generaal, in Troepen te Land, ,, niet boven de twintig duizend Man ,, Infantery, en vier duizend Man Paar„ den-Volk, beloopen zal; en de Re„ ferve in het IV. Art. ten faveure van 0 5 ».de XXL 6 0 EK. 1784.  XXI. xoek. Iy84. «0 VADERLANDSCHE „ de Heeren Staaten Generaal, met op33 zigt tot de Troepen te Land, biyft ,> van kragt. „ Art. VIII. Wanneer een Zee-oor,, log zal verklaard worden, waar in bei,, de de Hooge Contractanten geen deel ,, neemen, zullen zy zich wederzydsch de Vryheid van de Zee guarandee„ ren,- volgens den Grondregel, dat de 1, Vlag van Vrienden Vyandlyke Koop„ manfchappen behoudt: telkens evenwel „ met die Exceptien uitgedrukt in het „ XiX. en XX. Art. van het Tractaat „ van Commercie getekend te Utrecht >, den elfden April des Jaars mdccxiii >, tusfchen Frankryk en de Vereenigde Pro», vincien; welke Artykels dezelfde kragt „ en waarde behouden als of die, van „ woord tot woord, in het tegenwoor„ dig Tractaat ingelyfd waren. ,, Art. IX. Indien het gebeurde, ('t „ geen God verhoede!) dat een van „ beiden de Hooge Contractanten, zich „ in een Üorlog rnogt ingewikkeld vin„ den, en in welken de andere ge- noodzaakt ware direct deel te neemen, „ zullen zy onderling de Operatien re„ guleeren, die zy oordeelen noodig te „ zyn tot afbreuk van den Gemeenen „ Vyand , en om Hem tot Vrede te „ noodzaaken. Ook zullen zy zich niet „ kunnen ontwapenen, noch ontvangen i, eenige Voorflaagen van Vrede of Stil„ ltand van Wapenen, dan éénftemmig; „ en  HISTORIE. 219 „ cn zo wanneer 'er eene Negotiatie 9, mogt geopend worden, zal die niet „ kunnen begonnen of voortgezet wor,, den, door écn der twee Hooge Par„ tyen Contractanten, zonder de partj„ cipatie van de andere, en zullen zy „ als dan fuccesfivelyk elkander Commu„ nicatie geeven van alles wat by zoda„ nige Onderhandelingen voorvalt. „ Art. X. De beide Hooge Contracteerende Partyen verbinden zich, met ,, oogmerk om de Engagementen, wel„ ke het onderwerp van dit tcgenwoor„ dig Tractaat uitmaaken, kragtdaadig „ te vervullen, Hun Magt, ten allen ty„ de, in een goeden ftaat te onderhou„ den, en zy zullen het vermogen heb„ ben elkander wederzydsch alle ophels, deringen te vraagen: welke Zy, ten „ dien opzigte, zouden kunnen verlan,, gen. Zy zullen desgelyks den ftaat „ van Verdeediging, waar hunne Etablis9, fementen zich zullen bevinden, toe„ vertrouwen, en onder elkander oyer„ eenkomen >om de middelen te beraa„ men van daar in te voorzien. „ Art. XI. De beide Hooge Contrac„ teerende Partyen zullen zich, ter goe„ der trouwe, de Engagementen commu„ niceeren, welke tusfchen Haar en ande„ re Mogenheden van Europa plaats heb„ ben, en die in hun volle kragt moe» „ ten bly ven; en Zy belooven, in het „ toekomende,geene Alliantie, of eenig „ Engagement, van welk eene natuur „ die XXI. BOEK. 1784.  üfto VADERLANDSCHE' XXL BOEK. ,> die ook zyn mogten, en direct of in« „ direct met het tegenwoordig Tractaat ,, ftrydende, te zullen contracteeren. „ XII. Het onderwerp van het tegen,. woordig Tractaat zynde niet alleen de „ zekerheid en de gerustheid der beide ,, Hooge Contracteerende Partyen; maar ,, ook het in ftand houden van den alge- meenen Vrede, hebben zyne AHerchrists, lykfte Majefteit en hunne Hoog Mo5, genden, voor zich de Vryheid behou„ den om gezamenlyk zodanige Mogen„ heden te benoemen, als Zy dienltig zullen oordeelen, om deel te neemen „ in en toe te treeden tot het tegen,, woordig Tractaat. „ Art. XIII. Om zo veel te beter de ,, goede Correspondentie en de Een,, dragt onder de Hollandfche en Fran,, fche Natie te bevestigen, is men over,, eengekomen,dat, terwyl de beideHoo„ ge Contracteerende Partyen, onder zich een Commercie Tractaat maaken , de „ Ondtrdaanen van de Republiek in „ Frankryk, ten aanziene van de Com,, mercie en Navigatie, als de begun„ ftigfte Natie zullen behandeld worden, ,, gelyk men ook zal doen, in de Ver„ eenigde Provinciën, ten opzigte van ,, de Onderdaanen van zyne Allerchrist„ lykfte Majefteit. „ XIV. De plegtige Ratificatien zul„ len te Verjailles uitgewisfeld worden, „ in den tyd van zes Weeken, of eer„ der, te rekenen van den Dag der te- » ke-  HISTORIE. $o* ^ keninge van het tegenwoordige Trac„ taat." By deeze Artykelen kwamen nog, ten • zelfden dage der fluitinge, Afzonderlyke, van gelyke waarde en kragt gerekend, en van deezen inhoud. „ Art. I. In het geval waar de eifchen„ de Mogenheid het Secours, welk hem „ mogt gegeeven worden, buiten Euro* pa zal willen gebruiken, zal dezelve „ verpligt zyn- de verzogte Party daar van kennis te geeven, zo fpoedig het „ mogelyk zal weezen : en op zyn langst „ in den tyd van drie maanden, op dat „ dezelve de behoorelyke maatregelen „ daar na kan neemen. „ Art. II. Ingevolge van het IV. Art; „ van het Alliantie Tractaat, op heden „ getekend, zyn de Hooge Partyen over„ eengekomen, dat duizend Man lnfan„ tery gewaardeerd zullen worden tegen „ tien duizend Guldens Hollands in de „ maand; en duizend Man Cavallery te„ gen dertig duizend Guldens Hollands, „ insgelyks in de maand. „ Art. III. Uit hoofde van de Allian„ tie, heden geflooten, zullen zo wel „ zyne Allerchristlykfte Majefteit als de „ Heeren Algemeene Staaten, getrouw„ lyk het Welzyn en den Voorfpoed „ van den een en den ander bezorgen „ en bevorderen, met alle onderfleuning, „ het zy in Raad, of weezenlyken By„ ftand, by alle gelegenheden, en ten alw len tyde; en zullen hunne toeftemming „ niet XXL 1734..  Ba VADERLANDSCHE XXI. boek. 1784. Tekening en Bekragtiging van dit Verbond. . „ niet geeven aan eenige Onderhandclin» „ gen of 'Negotiatien, welke nadeel of „ fchade aan de een of andere Party zou„ den kunnen toebrengen; maar Zy zul„ len dezelve verbreeken en afwenden, „ en eikanderen daar van wederzydsch „ berigt geeven, met zorgvuldigheid en „ opregtheid, zo dra Zy daar van ken„ nis zullen' bekomen hebben. „ Art. IV. Men is uitdruklyk overeen* ,, gekomen, dat de' Guarantie, bepaaldr „ door het op heden getekende Tractaat, ,, de fchikkinge zal'bevatten, welke ge„ maakt is, onder de Mediatie van zyner „ Allerchristlykfte Majefteit, tusfchen zyne ,, Majefteit den Keizer en de Fereenigde „ Nederlanden." — De wederzydfche Gevolmagtigden onderfchreeven deeze Verbintenisfe, op den tienden van Slachtmaand des Jaars m d c c l X x x v, te Fontainebleau (*). " Dus verliep 'er een groot Jaar tusfchen het Befiuiten om die Verbintenis aan te gaan van de zyde hunner Hoog Mogenden, en het daa'delyk fluiten, waar van men, inde volgende Wintermaand, de Be» kragtigingen uitvVisfelde (f). Een ver* wyl, 't geen ten oorfpronge hadt de ontftaaneOnlusten met den Keizer, waar van wy reeds een gedeelte te boek geflaagen, hebben (§), en het overige nog befchryven moeCO N. Nedttl. Jaarb. 1785. bl 1567. IÖ47(O N. Nederl. jaarb. 1785. bl. 1647CJ) Zie onze Vaderl. Hifi. VII. D. bl. 166. eaZ.  HISTORIE. 223 : fflöeten. Onlusten*, in welken de Koning van Frankryk al» Middelaar handelde 't geen hem belette, op de wyze in I het Tractaat begreepen, Bondgenoot der Verstenigde Gewesten te weezen; en dus niet - voortfproot, gelyk eenigen wilden, uit de Partyfchappen binnenslands die de Koning, vóór het bekragtigen, wilde vereffend zien. ■ De Meerderheid der Regeering van Middelburg was by een Brieve Staaten van Zeeland aan, om, toen het op 't punt van fluiten ftondt, 'er niet -mede voort te vaaren; maar het aangaan van alle Nieuwe Verbintenisfen tot naa de Ontwikkeling der Staatsomflandigheden, by voorraad, uit te ftellen. Vlisjlngen oordeelde hier 'over geheel ftrydig met die Stad, en zich te moeten houden aan het Staatsbefluit om, ten aanzien deezer zaake, op een gelyken voet met Holland voort te gaan (*). • Hun Hoog Mogenden fchonken aan den Heer Tinne, wegens het overbrengen van dit Verbond, een Gouden J Eerpenning en Ketting; aan den- Graave de Vergennes, voor het fluiten, een Zilver verguld Servies, ter waarde van 2.0,000 Guldens. De Koning van Frankryk hadt aan de Gezanten van deezen Staat Lestevenon van Berkenrode en Brantsen ieder een kost- (*) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1595. 1671". XXI; boek; 1784. Gfefcheneen te lier gela. jenheiiL  t&4 VADERLANDSCHE XXI. boek. I784. Vertoog van den den EngetfchenAfgezant hier toe betrekkeIyk. kostbaaren Gouden Doos, ryklyk met Edel Gefteente omzet, en vercierd met 's Konings Af beeldzel, elk ter waarde van 80,000 Livres vereerd (*). Wie zich de twee tegen elkander over-' ftaande en tegen elkander werkende Partyen in onzen Staat verbeeldt begrypt hoe zeer de voltooijing van een zo lang fammelend Werk, deeze met vreugde en geene met droefheid vervulde; hoe elk, naar gelange zyner Staatsbegrippen, daar uit hoop fchepte op betere dagen, of voor den Lande kwaad vreesde. En ontbrak het niet aan de zodanigen, die blyk gaven van deeze verfchiliende aandoeningen, en ftrydige uitzigten. —— Met welk een oog Groot - Brittanje, en gevolglyk ook de dat Ryk toegedaane Party in den Lande , dit Verdrag befchouwde, valt gereedlyk op te maaken uit een Vertoog, door den Engelfchen Afgezant, den Ridder Harris, aan hun Hoog Mogenden overgeleverd in den tusfchentyd van het fluiten en bekragtigen diens Befchermenden Verdrags met Frankryk. Dit omtrent gelyktydig voorvallende met den Vrede tusfchen den Staat en den Keizer geflooten liet gemelde Gezant, op uitdruklyken last zyns Konings, onder andere zich in deezer voege hooren. C) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1575. 1646. Voor 'tjaar 1786. bl, 33.  HISTORIE. aas „ Zyne Groot-Brittannifche Majefteit neemt met vermaak deezen tyd van „ publieke rust waar om aan U Hoog „ Mogenden de fterkfte verzekeringen te „ hernieuwen, van zyne gevoelens van ,, Vriendfchap en Goedwilligheid voor „ de Republiek, waar mede zyne Maje- fteit beftendig bezield is, gelyk de ge- ,, heele Brittannifche Natie. Deeze „ gevoelens zyn niet minder gegrond op „ de herdenking van de weezenlyke hulp, „ welke beide de Natiën elkander toege„ bragt hebben, in voorleden tyden, om „ hunne Vryheid, Onafhangelykheid, en „ zelfs hun Godsdienst, te vestigen op „ hunne natuurlyke en duurzaame belan„ gen, welke hun altoos moeten bren„ gen tot de volmaaktfte Vereeniging. — „ In waarheid: 't zy men overweegt de „ rampen, welke door de plaatslyke ge„ legenheid van beide Mogenheden, na„ tuurlyk voort moeten fpruiten, en op eene geheel byzondere wyze, geduu„ rende den Oorlog, ten koste van haa„ re waare belangen van Staatkunde en „ Koophandel, in verfcheide deelen dei „ Wereld; 't zy men befchouwt de ze< „ kerheid, welke eene onderlinge goede „ Verftandhouding Hun kan geeven aan „ hunne wederzydfche Bezittingen, aar, „ de veiligheid van hur.nen Koophandel, „ en aan het behoud van den Algemee; „ nen Vrede, zo blykt dat de Voorzig ti tigheid en de gezonde Staatkunde Iun . Vill. deel. P „ niei XXL BOEK. I784.  aa6 VADERLANDSCHE* XXL BOEK. 1784. „ niet anders kunnen leeren dan Hun aan „ te zetten om zich meer en meer te „ vereenigen. „ Indien hun Hoog Mogenden onder„ tusfchen meenen, dat de binnenlandfche „ Tweefpalt, welke de Republiek, ze„ dert eenige Jaaren, ongelukkig fchokt, „ (en waar over de Koning zyn hartzeer „ niet kan verbergen,) het tegenwoor„ dig Tydftip ongunftig maakt, tot eene „ Schikking van de wederzydfche belan„ gen der beide Natiën, (het geen zy„ ne Majefteit altyd gewenscht heeft,) .„ zo wanhoopt hy niet, uit hoofde der „ verzekeringen van de gevoelens des „ Konings, en van alle zyne gulhartige „ genegenheden voor de Republiek, of „ hun Hoog Mogenden zullen het hun- ner gewoone Voofzigtigheid waardig „ oordeelen, van zich in geene Verbin„ tenisfen te zullen inlaaten, welke hun, „ in allen gevalle, zouden kunnen wik„ kelen in een Syftema, aanloopende te- gen de inzigten van billykheid welke „ zyne Majefteit belydt; hun verwyde„ ren van een vasten Grondfiag, eene ?, Onafhanglyke Neutraliteit; en onover„ komelyke hindernisfen te wege bren„ gen tegen de Vernieuwing van eene „ Alliantie tusfchen de beide Mogenhe„ den, wanneer de tyden en omftandig„ heden dezelve kunnen doen aanzien „ voor U Hoog Mogenden als volftrekt „ noodzaaklyk en wederzydsch nuttig, „ waar  HISTORIE. au? waar toe zyne Majefteit altyd gereed is alles toe te brengen, wat van hem „ kan afhangen (*)." Onder de veelvuldige Vreugdebetooningen, wegens deeze Verbintenisfe, die egter voor 't meeste gedeelte verre van luidrugüg en fchitterend waren, liep meest in 't ooge, een zeer kostbaare en pragtige Maaltyd te Amfterdam in het Stads Logement gehouden. Op 't midden der tafel, in de Doelen voor zes en zeventig Perfoonen gedekt, ftondt een Tempel van elf voeten lang, vier voeten breed en tien voeten hoog: tweekunftig gewerkte Beelden, den Franfchen Monarch en de Nederlandfcht Maagd, vertoonende, vulden dat gevaarte. Behalven de Franfche Afgezant, de Markgraaf de VerAc, zaten aan deezen Vreugde-disch, de vier toen regeerende Burgemeesters dier Stad, verfcheide Amjlerdamfche Regenten, en Kooplieden. Te deezer gelegenheid waren, tot een altoosduurend aandenken, eenige Gouden en Zilveren Medailles vervaardigd, van welken een Gouden voor zyne Allerchristlykfte Majefteit, als mede voor diens voornaam- fte S taatsdien aaren beftemd was (f). Een dergelyk Gedenkfeest vierde men te Zierikzee, waar op verre de meeste Re- (*) N. Nederl. Jaarh. 1785. bl. T576. Poji van den Neder-Mvn VIII. D. tl. 726. Cf) N. Nedtrl. Jaarb. 1784. bl. 41. P a XXL BOEK.' I784. Maaltyden deswegen te A mjlerdam en te JZierikMet gehouden.  XXL 10ËK. VA- aa8 VADERLANDSCHE &c Regenten, en veele aanzienlyke Burgers verfcheenen, op welken Disch desgeryks een pragtige Tempel, ten Hoofdcieraad? iïrekte (*). In Arnhem, Utrecht, Wykby Duur ft ede, en Leeuwaarden vereerde men die Gebeurtenis desgelyks met VreugdeFeesten (*). (*) Befchryving der ptegtige Viering van Neirtands gewenscht Verbond met Frankryk, binnen Zierikzee. Te Zierikzee, by P. O. van dim Thoorn. 1786. (t) N. Nederl, Jaarb, 1786. bL 109, 243. 16$. 369.  VADERLANDSCHE HISTORIE. TWEE EN TWINTIGSTE BOEK. INHOUD. Stofe van dit Boek. De Burgery in Zutphen gewapend. Verzoek aldaar om een i Vrycorps van dien aart als in den Jaare MDCCXLviiioj5 te rigten. 't Zelve van de hand geweezen. Redenen daar tegen aangevoerd. Een gedeelte der Verzoekeren heeft berouw. De Wapenhandel geftoord. Voorziening daar tegen. Eenige Deventerfche Burgers te Zutphen het Zydgeweer door de Militairen afgenomen. Brief der Regeering van Deventer aan die van Zutphen, over dit geval, beantwoord. Nader fchryven der Regeering van Deventer. Afloop deezer zaake. Nieuwe oproerige Beweegingen te Arnliem gedreigd. Dezelve aangevangen. Het Krygsvolk gebruikt, om verdere halddaadigheden te beletten. Burgers en Krygslieden fchieten op elkander. De Regeering door de P 3 Bur- XXII. SOEK.  VADERLANDSCHE XXII. BOEK. Burgery op 't Stadhuis bezet, komt 'er af door behulp des Krygsvolks. Onlusten te Thiel over den Wapenhandel. Verzoeken der Burgeren te Deutichem. Verzoeken der Lochemfche Burgery. Gefchillen de Gelder fche Staatsleden over het draagen van On~ derjcneidingstekenen. Verzoeken de Amptenaaren betreffende, en uitbreiding van den Wapenhandel te Dordrecht. Haarlem in den Wapenhandel agterlyk; doch 'er niet geheel van ontbloot. Poogingen te Delft om den Burgerwapenhandel in te voeren. Eerst begunftigd, daar naa gedwarsboomd. Het Genootfchap wil zich niet laaten vernietigen. De Bardazaan daar ingevoerd. Het afvuuren tegen den zin van de Meerderheid der Regeeringe voortgezet. Oproerige beweegingen te Leydcn. Vrees voor nieuwe. Verzoek van veele Burgeren om kragtdaadige maatrcgelen daar tegen. Een fterke Afkondiging is 'er het gevolg van. Krygsvolk na Leydcn gezonden. Voorzorg der Armfazrroeren by de fchamele Gemeente. Aanfpraak aan dezelve. Verklaaring des Genootfchaps van Wapenhandel aan de Regeer in % ever zegeeven. Oproerigen en Tr a i,o ^ondanks de verzogte Opfchorting, geftraft. Het Hof van Holland valt daar over den Hoofd Officier lastig. De Regeertng van Leydcn rerdeedigt zich by Staaten van Rolland; waar tegen de Regeeringe Voorziening verzoekt. Een Tegenvsrzoek om deeze zaak in Regten voort te zeteen. CATHARiNA Taan door haare Koetzier befchuldigd van eenen toeleg op 's Prinfen Leeven, 't Onderzoek dec-  HISTORIE. *3i deezer zaake hervat. Schuldbekentenis der Befchuldigeren. Vonnis en Straffe derzeiyen. Voortzetting des Wapenhandels te Amflerdam. De Wapenhandel te Gouda fterk begunftigd. Nieuwe Oproeren te Rotterdam gevreesd. Vergeeffche Verzoekfchriften eeniger Burgeren. Oproerige beweegingen op de Beurs. Het Vry corps aldaar verzoekt de goedkeuring der Regeeringe. Verzoekfchriften tegen 't zelve ingediend. Het Vry corps aangemaand om zich te ontbinden. Het Vry corps afgefchaft. De Burger-compagnie No. 9. trekt met Bajonetten ter wagt. Vraagt deswegen verfchooning. Elzevier; aan mishandeling met zyne Compagnie blootgefteld, redt zich. Nieuwe beledigingen die Compagnie aangedaan. Weinig uitwerkende Afkondiging daar tegen. Herhaalde aanval- op de Burger-compagnie. Geweld met Geweld gekeerd. Vervaarlyk Oproer, 't Zelve geftild. Op welk eene wyze de Compagnie No. 9. van de andere werd uitgemonsterd. Verdere balddaadigheden gefluit. De floorenisfen der Wagt hervat. Verzoekfchrift der Rotterdamfche Kooplieden by Staaten van Holland om Voorziening. De Regeering van Rotterdam neemt dit eu-, vel op, en beklaagt zich by Staaten van Holland. Elzevier onder ft eunt het Verzoekjehrift der Burgeren. Nadere Verzoekfchriften by de Staaten ingeleverd. Befluit der Staaten van Holland. Voorzieningen te Rotterdam. Raadflag tot het zenden eener Commisfle 11a Rotterdam. De Vroedfchap zcekt eene minnelyke overeenkomst met P 4 de XXII. boek.  as2 VADERLANDSCHE XXII. boek. de Inlcveraaren van het Verzoekfchrift te bewerken. Elzevier, levert een breed Vertoog in by Staaten van Holland. Van Zwïndrechts Virzoekfchrift by de de Staaten. Staatsbefluit tot het doen eener Bezendinge na Rotterdam. Verfchillende gevoelens der Staatsleden hier over. De Gecommitteerden rusten zich toe tot het volbrengen van hun last. Hunne aankomst te Rotterdam. Staatlyke opleiding. Verfchillende gedagten over het al of niet ftaagen dier Bezending. De Rgtterdamfche Regeering beklaagt zich over die Bezending. Levert een Berigt in tegen de Memorie van Elzevier. Zwaarigheden, welke de Bezending ontmoet. Dezelve verzoekt uitgebreider Magt. De Raad van Rotterdam werkt hier tegen. De Gecommitteerden dringen hunnen eisch aan. Verfchillende gevoelens der Staatsleden deswegen. Heerfchende gevoelens in den Lande op dit ftuk. Te Dordrecht, Amfterdam en Schiedam yvert men voor de meerdere Magts verleening. Brief der Schepenen van Rotterdam, om dit voor te komen. Verzoekfchrift uit Rotterdam tot Magtsvergrooting. In hoe verre dezelve verleend met Negen tegen Tien /temmen, en waarom. Oproerigheden te Rotterdam, naa de Aankomst der Gecommitteerden. Befchikking te Gornichem op de Ampten. De Leden van het Vry corps te Schiedam verbinden zich ter befcherming van het Vaderland. Het Genootfchap te Schoonhoven erlangt geene goedkeuring van de Vroedfchup. Een Eerprys te Alkmaar uitgeloofd aan.  HISTORIE. 233 aan de Wapenhandel oefenende Landlieden. Befchikking aldaar omtrent de Roomfchen, in Krygs- en andere Bedieningen. In Hoorn geene Wapenoefening. Hoe men daar met de Aanbevelingen des Stadhouders handelde. *t Voorgevallene te Edam, omtrent de Aanpry zingen des Stadhouders. Wat te Purperende omtrent de Magifraatsbefelling gefchiedde. Wapenhandel daar begunjiigd. Befchikking te Enkhuizen op den Wapenhandel gemaakt. Een Wapenhandelend Genootfchap te Weesp goedgekeurd. Wapenhandel in 'sGravenhaage. Voorzorgen a£> daar op den achtften Maart gedraagen, Zyne Hoogheid bedankt voor eene Bezending uit hun Hoog Mogenden ter Gelukwenfching, Speelreisje van C a a t M o s s e e na 'sGravenhaage. Aangerigte heweegingen in de Hofplaats. Afkondiging van Staaten van Holland tegen Oproer en Leuzen. Hoe men daar tegen aanging. In Zeeland begon de Wapenoefening door te breeken. De Dichter Bellamy te Vlisfingen vereerd. zelfde Vaderlandfche Gewesten, waar in wy voorheen het Misnoegen zagen heerfchen; waar in Maatregelen en Beiluiten, tot weering van 't zelve, genomen werden; waar in de Wapenhandel doordrong, en het Oproer de fchroomlykfte tooneelen aanrigtte, moeten wy wederom doorwandelen, en het merkwaar digfte, ten deezen opzigte, aantekenen. P 5 Had- XXII. boek» 1784- Stoffevan dit Boek.  Ö34 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1784. DeBurge ry te Zutphen gewapend. Hadden in Gelderland de Steden Arnhem en Zutphen een zo groot aandeel in de beroertenisfen deezer dagen als wy vermeld hebben (*), de weigering der • Magiftraat om de Gemeenslieden als een tweede Lid der Regeeringe te erkennen, bleef, ondanks de herhaalde Verzoeken en Vertoogen, in die beide Steden Hand houden (f). Beter was de Wapening der Burgeren te Zutphen geflaagd. De meerderheid des Raads hadt ze, in zeker voege toegeftaan. Dan dit voldeedt een gedeelte der Burgery niet; waarom de dienstdoende Rotgezellen een Verzoekfchrift inleverden, om niet op de oude wyze, gelyk de Meerderheid des RaadjLwüde; maar in naarvolginge van de Schutteryen in Nederland, even als de Krygslieden van den Staat, gewapend te worden; terwyl de vrye of wagtgeld betaalenden, met den anderen meer dart vierhonderd Leden uitmaakende, verzogten, om zich by de Burger-compagnien te mogen vervoegen; of, ingevalle dit afgeflaagen wierd, even als in de andere Steden, een Exercitie-genootfchap te mogen oprigten, ingelyfd blyvende in de Burger-fchutteryen, met aanbieding des Eeds van Gehouw- en Getrouwheid. Verzoeken door de Gemeenslieden goedgekeurd en by de Regeering zodanig aan- ge- (*) Zie onze Vadert. Hifi. VI D. bl. 210. 233. (f) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl, 525. Courier, van Europa I. D. bl. 385.  HISTORIE. 235 gedrongen,dat zy zich genoodzaakt vond de algemeene Wapening der Burgery toe te ftaan, of in het oprigten van een afzonderlyk Wapenoefenend Genootfchap te bewilligen : aan 't eerfte gaf zy de voorkeuze, en verleende gefchikte plaatzen ten Wapenhandel (*). Middelerwyl vervoegden zich een aantal Zutphenaarenk by de Regeering, met bede, dat zy, van tyd tot tyd, meer beweegings in de Stad befpeurd en het voorneemen van eenige Burgers en Ingezetenen vernomen hebbende om een Vrycorps op te rigten, de Compagnie die in den Jaare mdccxlviii, buiten de vyf Burger -compagnien, beftaan hadt, en waar van het Vaandel nog op het Stadhuis bewaard werd, weder in ftand mogten brengen. De Regeering wees dit van de hand; doch op eene wyze, die den Burgemeester Verstege en de Raadsvrienden de Roode van Heeckeren en van der capellen tot RyS- selt niet voldeedt. De eerst gemelde leverde 'er zyn naderen raadflag op in: (trekkende om, uit eigen ondervinding, aan te toonen, dat die Compagnie, we' verre van gefchikt geweest te zyn om Beweegingen te ftillen , in 't gemelde Jaar, de grootfte Beweegingen verwekt, dwang gepleegd, en de vrye raadpleegin- ger C) N. Nederl. Jaarb. 1784. M 252. 253- 484 449. 4o5. 521. Courier van Europa I. D. bl 377—382. Bylaage bl. XL1I. XXII. boek. T -° 1 I7«4. Verzoek aldaar,cm een Vrycorps van eenen anderen aart op te risten. Van de band geweezen.Redenen daar tegen aangevoerd.  236* VADERLANDSCHE XXII. boek. I784. 1 i 1 gen gewapenderhand belet hadt. Hoe het indienen van dit Verzoekfchrift reeds vernieuwde beweegingen in de gemoederen der Ingezetenen veroorzaakte, en aanleiding gaftotPartyfchappen tusfchen Burgers en Burgers: en, indien daar by ook dezelfde Leuzen en Tekens van het Jaar MDCCXLvin vertoond mogten worden was 'er reden om te vreezen, dat dezelve, inde tegenwoordige tydsomftandigheden, op de gemoederen van een groot getal der Ingezetenen eene tegenovergeftelde uitwerking zouden doen dan in het gemelde Jaar. Opfiand van Burger tegen Burger, Oproer, Plundering, ftondt 'er uit te wagten. Te meer te dugten daar de achtite Maart op handen was; by gelegenheid van welken Jaardag men in andere Steden van de Republiek bevreesd geweest was voor het oogmerk om de oproerige beweegingen van het Jaar hdccxlviii wederom te doen ontdaan. Ook dagt hy, dat de Verzoekers, die Voorftanders fcheenen te willen zyn vm de belangen des Erfftadhouders, Hoogstdenzelven, en diens Doorlugtig Huis, geen grooter ondienst hadden kunlendoen dan met zodanig een Verzoekfchrift, indeezen tyd, voor te draagen.— jonkheer van der Capellen tot EIysselt ftondt over den Inhoud niet üieen, maar byzonder over het mengzel Ier Ondertekenaaren verfteld, als waar n hy de vroege Kindschheid met den Duden van dagen, den Aanzienlyken met den  HISTORIE. Ég? den Allergeringften, den Staatsman met den flegtften Bedelaar, in eene rye gefchaard zag: en wederfprak vervolgens het ftuk met allen ernst. De Ge¬ meenslieden noemden het een fnooden toeleg om weder in te voeren een armhartige Vry-compagnie, in den Jaare mdccxlviii, door een onbezonnen gepeupel in trein gebragt, waar door, ten dien tyde, hun Collegie, zo wel als dat der Magiftraat, op de gewelddaadigfte wyze , was gedwongen geworden tot het neemen van maatregelen, welke in een Land, dat den naam van Vry draagt, niet behooren genomen te worden, dan met ryp overleg en toeftemming van het ganfche Volk, of deszelfs Vertegenwoordigeren —* eene Compagnie, waar aan, door iemand, die de minfte hoogagting hadt voor Vaderland, Vryheid, Overheden, en goede Orde, niet dan met het uiterfte afgryzen, kon worden gedagt; en waar van de weder invoering, huns oordeels, nergens toe firekken zou dan om daar door, ware het mogelyk alle Vaderlandfche poogingen te verydelen, eene jammerlyke Verdeeldheid, verwarring, ja misfchien een Burger-oorlog, te wege brengen. Zy zagen zulk een Verzoekfchrift aan als een 'middel om de Stad te ontrusten, den eenen Burger tegen den anderen op te hitzen, en dus zulk een ellendig fchouwtooneel te veroorzaaken, als men op andere plaatzen van ons Vaderland, herhaalde keeren, getragt hadt aan te rigten; doch telkens door XXII. boek. I784.  VADERLANDSCHE fXXIL IJ O E K. I784. [Een gedeeltedeiV'erzoefcerenbeeft berouw. De Wapenhandel ge. ftoord. Voorziening daar tegen. door de wyze beftuuring der Overheden en de vry eenftemmige Vaderlandfche denk wyze der Burgeren en Ingezetenen gelukkig niet hadt willen opneemen (*). Een gedeelte der Ondertekenaaren van dit Verzoekfchrift, berouw krygende van hunne tekening , verklaarde voor de Magiftraat het ongeluk gehad te hebben, van door aanhoudende aanmaaningen, verkeerde onderrigtingen, en andere ongeoorloofde middelen, zich te hebben laaten vervoeren tot dit onderfchryven; waar over zy hun leedweezen betuigden, en verzogten dat hunne Naamen mogten uitgefchrapt worden (f). Zo zeer waren de Ondertekenaars tot weder oprigting der oude Oranje - compagnie in haat by eenige dienstdoende Rotgezellen dat zy aan den Burger-Krygsraad Verzoekfchriften indienden om derzelver ontflag te verwerven (§). Niet ongeftoord ging het te wagt trekken der Burgery e en het oefenen van den Wapenhandel toe. De belemmeringen en ongeregeldheden, gepaard met haaflyke onderneemingen op deezen en geenen, en vergezeld door hoonende verregaande daadlykheden, klommen tot zulk een hoogte, dat de Regeering, door eene ge- (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bL 259.492. 400. 500. 505. Courier van Europa I. D. bl. 382. (t) N. Nederl. Jaarb. 1784.M. 487 Courier van Europa I. D. Bylaage bl. XLUl. en XL1V. CD N. Nederl. Jaarb. 1784. W. 673. en 905.  HISTORIE. geftrenge Aankondiging daar tegen moest voorzien (*). Om de Wapenoefening der Zutphenaaren te aanfchouwen, hadden eenige Leden van het Vrycorps te Deventer, zich dervvaards vervoegd: dan waren hun, op 't bevel van den Generaal Major van " Heeckeren, Commandant dier Stad,! door de Krygsmagt aan de poorten, by ; het inkomen, de Zydgeweeren afge-' vraagd, die zy, overge'geeven hebbende,' by hun vertrek niet te rug vorderden, i De Commandant grondde zyn gedrag op 1 eene Vegtery tusfchen twee vreemde Perfoonen in Uniform gekleed en met Zydgeweeren gewapend, onlangs voorgevallen. Deeze hadt hem, tot bewaaring van de rust en veiligheid der Stad, aan de onderlcheide poorten order doen ftellen om geene in Uniform gekleedde, en van Pasfen onvoorziene, Vreemdelingen, met hunne Wapenen, binnen te laaten; maar die af te neemen, en in bewaaring van de Wagt te houden, tot derzelver vertrek. By het aanbod van de overlevering der agtergelaaten Zydgeweeren van de Dcve?2terfche Burgers aan de Regeering verzogt hy te mogen'weeten, of zy dit door hem gegeevene bevel begeerden ingetrokken te hebben; dan deeze bedankten hem voor de gedraagen zorg met verzoek om daar in te volharden.' Dee- £*) N. Nederl. Jaarb. 1784. W. 521. XXII. BOE IC. r784. Eenige Deventer' rche Burgeren te Zutphen ïetZydiveerioor de Mlitaien afgeïomen.  640 VADERLANDSCHE XXII. i! o e k. 1784. Brief der Regeering van Deventer aan die van Zutfhen,ovcidit treval, beantwoord. Nader fchryv*2n der Regeeringvan Deventer, Deeze handelwyze behaagde van beA Capellen tot Rysselt niet, die het afneemen van de Zydgeweeren der Burgeren van een nabuurige Stad, Leden van een daar by de Regeering erkend Vrycorps, hoogst wraakte. De ontwapende Burgers beklaagden zich by de Deventerfche Regeering, die, by eenen Brieve, de Zutphenfche vroegen, of dit afvorderen der Geweeren, op eene dreigende, ja van eenigen op eenen gewelddaadige, wyze gefchied, gedaan was op last der Magiftraat? Het antwoord diende om het gedrag der Krygslieden te verfchoonen, en dat van een en ander der Vrycorporisten te verzwaaren. Zy beriepen zich op het Raadsbefluit by meerderheid genomen, om de voorzorg des Commandants te wettigen, bybrengende de ongeregeldheden, voortyds door Leden van het Deventerfche Vrycorps in Zutphen aangerigt, tegen welke zy oordeelden, met dubbele oplettenheid, te moeten waaken, by gelegenheid der Jaarmarkt, en te meer daar toe de middelen in eigen boezem te bezigen, met hoe. minder hoop van wel te flaagen zy oordeelden , in dit tydsgewricht, volgens de thans veel al aangenomene wyze van denken, op de medewerking van anderen zich te mogen verlaaten. Weinig genoegen namen die van Deventer in dit antwoord. Waren de gegee* vene bevelen, tot het afneemen der Zydgeweeren, rechtsftreeks uit den boezem der  HISTORIE. &4.Ï der Zutphenfche Regeering voortgevloeid, dan zouden zy zich, fchreeven zy, kunnen vergenoegen met het gegeeven antwoord : dewyl zy ligtlyk begreepen, dat hun Ed. Groot Agtb. in het {tellen van Orders tot rust en veiligheid binnen derzelver Stad naar goedvinden konden handelen; doch, daar zy grond hadden om te beiluiten, dat die bevelen, door den Commandant van Heeckeren, zonder voorkennisfe, veel min zonder byzonderen last, der Regeeringe gegeeven en alleen door de Magiftraat van Zutphen naderhand goedgekeurd waren, hadden zy, die, in dit tydsgewricht nog meer dan ooit vreemd waren van eene aangenomene •wyze van denken, om eene Militaire Jurisdictie over Burgers te erkennen, of aan een Commandant, of commandeerend Officier, in eenige Stad Garnizoen houdende, toe te laaten, dat hy, zonder uitdruklyk bevel der Regeeringe, diergelyke Orders, die zy geheel als buiten beftuur van het Militaire befchouwden, uitoefende , hier in niet kunnen of mogen berusten ; maar gemeend het aangerand Gezag der Steden te moeten handhaaven.—Uit welken hoofde zy voluit verklaarden, te begrypen, dat de Commandant, door het ftellen deezer Orders, op de Burgerlyke Vryheid, op eene voor hunne Burgeren zeer hoonende wyze, hadt aangevallen, en door deszelfs verder gehouden gedrag, in het wederregtlyk bewaaren dier Zydgeweeren, de Waardigheid hunner ReVlil. deel. Q gee- XXII, boek. 1784.  XXII. BOE IC. I784. 142 VADERLANDSCHE geeringe ten fterkften beledigd. Zy zouden nog eenigen tyd wagten, om de Commandant van Heeciceren, over wien zy oordeelden reden te hebben van zich te beklaagen, tyd te geeven, om de Burger Zydgeweeren hun te doen toekomen, met eene voldoening geëvenredigd aan die zo ongeoorloofde als met minagting gepaarde handelvvyze; terwyl zy zich anderzins in de noodzaaklykheid zouden gefield zien tot het gebruiken van zodanige middelen als de aart der zaake, huns agtens, vereischte. Voorts verzog- ten zy te mogen weeten of dit Verbod voor een bepaalden tyd, of voor altoos, in 't vervolg gegeeven was; ten einde zy, in het laatfie geval, omtrent hunne Burgers zulke maatregelen konden neemen, als zy best keurden, tot voorkomig van verdere onaangenaame behandelingen : van zich niet kunnende verkrygen om hunne Burgers, uit hoofde dat zy Leden waren van een Corps, onder hunne onmiddelyke goedkeuring opgerigt, en die gedeeltlyk tot hunne aloude Burger-vaandelen en Hopmanfchappen behoorden, en nimmer ophielden Burgers te zyn, op een gelyken voet met de loontrekkende Militie van den Staat te behandelen, en dezelve na eene andere Stad gaande van Pasfen te voorzien. Te minder konden zy daar toe beiluiten: vermids zy nimmer van Gewapende Burgers uit andere Steden binnen Deventer komende, zodanige Pasfen gevorderd hadden, of immer zouden  HISTORIE. £43 den vorderen. Eindelyk drongen zy aan om nadere onderrigting, wegens de gewapende Deventerfche Burgers, die in Zutphen voorheen ongeregeldheden hadden aangerigt. Wanneer de Commandant van Heeckeren zich by de Magiftraat van Zutphen verontfchuldigd, en aan dezelve de Zydgeweeren nogmaals aangeboden hadt, namen zy dezelve over, en zonden ze, met het Verdeedigfchrift des Commandants, aan de Regeering van Deventer, vertrouwende dat hier door de opgevatte denkbeelden , wegens het gedrag diens Krygsbevelhebbers, volkomen zouden opgeklaard vveezen, en zy het ontftaane misnoegen zouden laaten vaaren. Verklaarende, dat, gelyk zy diens gedrag ten allen tyde hadden moeten pryzen, ook niet zouden naalaaten zyn Ed. in dit geval te handhaaven. De bevelen aan de Poorten hadden geen plaats meer, en het voorheen gebeurde met de Deventerfchi Burgeren, die groote beweegingen te Zutphen hadden aangerigt, wilden zy met oogluiking voorbygaan. Schoon de Regeering van Deventer in het gegeevene berigt des Commandants geen genoegen nam, en meende nog op Voldoening te mogen aandringen, wilde zy, door eene byzondere toegeevenheid daar toe bewoogen, voor dit maal, de zaak hier by laaten berusten, en voor afgedaan houden, in die billyke verwagting dat nimmer iets van dien aart, door Q a dien XXII. boek. 1784. Afloop deezer zaake.  £44 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I734. Nieuwe oproerige •BeweeSingen te Arnhem gedreigd. ! ] i < c c £ \ c ( c tl n o d dien Bevelhebber, tegen hunne Burgers weder zou worden ondernomen (*). De oproerige beweegingen te Arnhem in den voorleden Jaare, wegens het verleggen eens Kerkhofs gereezen (f), hervatte men op den eigenden dag deezes Jaars, als wiide men hier van eenen Verjaardag vieren. In 't laatst van Hooimaand vervoegden zich zommnge Burgers by de Regeering, met aandrang om eenige verandering in de Muur van 't weder herftelde Kerkhof, en begeerden hier op mtwoord, uiterlyk vóór den tweeden van Oogstmaand, den Jaardag der jongfte opschuddingen. Eenige dagen te vooren iepen 'er reeds gerugten, dat het fchouwpel van 't voorleden Jaar op nieuw zou [efpeeld, en de muur van 't Kerkhof, lat wel in den ouden ftaat herfteld was; 'och waar aan eenige yveraars voorwenden, dat eenige duimen van de voorige rootte aan ontbraken, op nieuw, met e weid, zou omver gehaald worden. Men oegde 'er by, dat"men de Huizen van en Burgemeester Brantsen en den remeensman B e c k i n g, die anders zich sn yverig voorftander van 's Volks Reg:n getoond hadt, zou plunderen, als lede de Huizen van eenige anderen, ider welken zommigen genoemd werm van de vyf Gecommitteerden uit de Bur- C*) N.Ntdert.Jatrb. 1784. bl. 1330. 1456. 1577. CD Zxt enze V*dtrl. Hij. VI. Deel bl. 212.  HISTORIE; 245 Burgery, onlangs ontflaagen, om dat zy niet hadden willen inftemmen in de maatregelen der heetfte Yveraaren, oordeelende, dat dooronbezuisde middelen, meer nadeels dan voordeels aan de goede zaak der Vryheid zou toegebragt worden. Men fcheen zich dier door 't Gerugt aangeduide gewelddaadigheden niet te bekreunen; althans geene voorzorgen werden 'er tegen genomen. De tweede van Oogstmaand zag egter de aanvanglyke vervulling. Een hoop zamengefchoold Volk, van een ladder, kettingen touwen voorzien, rukt aan. De voorbaarigfte richt den ladder tegen het Yzeren hek, haalt den Lantaaren af, en maakt een zwaar touw aan het Hek vast, een aantal van tien uit den hoop, flaat 'er de hand aan, en rukt, in weinig oogenblikken, 't zelve omver. De voorzittende Burgemeester Brantsen, des verwittigd, deedt de Regeering : byeenkomen. By hervatte raadpleegin • gen viel het befluit den Krygsbevelheb-, ber Quadt, te gelasten by het Kerk- < hof Schildwagten te zetten, eenige Man-c fchap by het huis van den Burgemeester \ Brantsen te plaatzen, en door de geheele Stad Ronden te laaten doen, om alle zamenrotting te ftooren, en te verilrooien. Dit alles gefchicdde. — Dan tegen den avond begaven zich eenigen van den Burgerkrygsraad tot den gemelden Krygsoverften, met verzoek, dat hy de Schild wagten van het Kerkhof wilde te Q 3 rug XXII. boek. I784. Dezelve aangehangen. Het Crygsrolk gebruikt,>m veriere baldaadi^heen;ebaetten.  245 VADERLANDSCHE XXIL boek. 1784. ] 1 De Burgers en t KrygsHe- ' denïchie-' ten op el- I kander. ] ) 1 1 \ ( \ £ c ■\ r ï t rug roepen, de bewaaring van 't zelve 9 als ook van de geheele Stad, door het doen van Ronden aan hun overlaaten. Hy antwoordde hier toe ongelast te zyn en verpligt om de fchriftlyke bevelen der Regeeringe te volgen. Zy vervoegden zich daar op by den Burgemeester Brantsen, met het zelfde verzoek; doch werden afgeweezen met het zeggen, dat nu de fchikkingen van het Krygsvolk reeds gemaakt waren, 'er weinig reden zich opdeeden, om die te veranderen; en zou hy,zo zommigen willen, er bygeveegd hebben, hoe het voorgaand 'aar geleerd hadt, dat de Burgerye dan vel eens zodanig een dienst op hoogen )rys ftelde, en daar voor daadlyken aftand van voorgewende Regten vorderde. Naa de weigering van deezen aanfreipden dienst en hulpe, werd 'snagts'de j-ezwoore Gemeente by een geroepen, didlerwyl vielen 'er tusfchen zekeren 5urger op de markt en eenigen van de Lrygsronden woordwisfeling voor. De londe beweerde dat hy weigerde voor lun te wyken; hy ontkende zulks; van moorden kwam men tot daaden, en een Grenadier trof den Burger met den kolf an zyn Snaphaan zo gevoelig, dat hy ewond nahuis keerde. Hetverfpreid- e gerugt deezes voorvals blies het vuur ari verbittering, reeds zints eenigen tyd leer en meer tusfchen de Burgery en .rygsvolk aan 't gloeien, fterk aan, en orst het deezen nagt in volle vlam uit. De  Ontmoet in cf van een Patrouille Burcfiers en Militairen, p O ' nait'ts.in de turfstraat te AASXEIM, o   HISTORIE. 24? De Wagt der Burgerye was, onder beleid en bevel van den Heer Troost, op de Waag getrokken, hy zondt eenige Ronden, door de Stad, gelyk van wegen het Krygsvolk op de Hoofdwagt, desgelyks gefchiedde, Over middernagt kwam eene Burger- en eene Krygsronde elkander tegen. Het gefchil, welke voor de andere uit den weg zou gaan, met Woorden-begonnen, fcheen door de Wapenen te moeten beflisr worden ; zy fchooten op elkander. Eenige Burgers van de Waag afgezonden om de Burgerronde by te ftaan, fchooten fterk op de Soldaaten, die na de Hoofdwagt te rug trokken, twee Officieren en eenige Soldaaten werden gekwetst, één Grenadier bleef dood. De Soldaaten, hier door verwoed, vuurden hevig op de Waag, de kogels in de deuren en posten weezen zulks naderhand uit. Van de Waag bleef men hun niet fchuldig. De gefneuvelde Grenadier, met de Gekwetsten, aan de Hoofdwagt gebragt zynde, nam de heftigheid des Krygsvolks toe. Waar op de Heer Quadt een Officier na de Waag zondt, en de Heer Troost liet ontbieden, dien hy bits toeduwde, dat men tog met het fchieten uit de Waag zou ophouden, dat het anders gefchaapen ftondt, dat hy zyn Volk niet zou kunnen bedwingen, of beletten om op de Waag ftorm te loopen, wanneer 'er een gedugt bloedbad zou te vreezen zyn. Hier op nam het fchieten een einde. Q 4 3sAn- XXII. boek. 1784.  a48 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1784- De Re geering deBurge ry op 't Stadhuis bezet, komt'er af door behulp des Krygsvolks. 's Aanderen daags vergaderde zo de Gezwoorene Gemeente als de Regeering. Een rterke bende Grenadiers geleidde den Burgemeester Brantsen na het - Stadhuis. De trom der Burgery geroerd _zyn.de, kwam dezelve zamen, trok op, 'bezette het Stadhuis rondsom, zo dat niemand van de Regeering 'er af kon komen. In deezen toeftand verfcheenen eenigen uit de Burgery,daar toe afgezonden, op 't Stadhuis, om de Regeering het lang verzogte herftel hunner Regten af te vorderen. Het antwoord was-, dat de Regeering, aangaande deeze Vorderingen, niets kon bepaalen: dewyl 'er Gelastigden benoemd waren, om, van wegen de Hooge Overheid, daar op onderzoek en 'er den Staaten verslag van te doen. De Burgery hieldt het Stadhuis bezet, en ftondt niemand toe van ,'t zelve af te gaan. Doch de Regeering Vondt middel om, door een heimlyken uitgang, een Secretaris na den Overften Quadt te fchikken , met berigt van haaren toeftand, en de noodige bevelen. De geroerde Krygstrom deedt "het Krygsvolk onmiddelyk te wapen loopen; de Burgers zakten langzaam af, verlieten het Stadhuis, laatende zommige Snaphaanen en ook Vaandels agter, die hun terftond werden te rug gezonden. —Hiermede hielden alle Beweegingen op. Eenige Belhamels van 't geweld op 't Kerkhof gepleegd , werden gevat. Zommigen maakten zich uit de Stad zoek. En werd eer-  HISTORIE 249 eerlang de Hoofdaanvoerder van de lianddaadigen aan het Kerkhof geftrafc (*). In Thiel werd men mede bedagt 0m het voorbeeld van geheel Nederland, in het wapenen der Burgeren en het doen van Wapenoefeningen te volgen. De yverigfte Vooritanders verzogten de Regeering om door den Krygsraad de Reglementen op de Burgerwagtcn en Wapenhandel te laaten onderzoeken , en met aanmerkingen op de tegenwoordige tyden en omilandighedenpasfende te verbreiden; dan teffens dat deeze, alvoorens de Magiftraat daar opeen befluit nam, in handen der Burgerye mogten gefield worden, om 'er hunne bedenkingen by te voegen, en daar naa ter beflisfinge aan hun Ed. Agtb. over te leveren. Zy deeden tenens het voorftel om eene gefehikte plaats ten Wapenhandel;daar het aangroeiend getal der Liefhebberen, de plaats dus lang gebruikt, te klein deedt worden. Dat de Thielcnaars verre van eensgezind waren, bleek uit twee Krygsbenden, die zich opwierpen. Dc eene beftaande uit jonge Heeren en Burger Kinderen, zich op den nieuwen Wapenhandel toeleggende, tefwyl de andere de Wapenen hanteerden met Oranje (frikken en kwasten vercierd,met den Schout dier Stede aan 't. hoofd. Een Kar met Zakkendraagers, met Oranje uitgedoscht, reedt (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1337. 1464. Q 5 X XIT. B O E K. 1784. Onlusten te Thiel over den Wapenhandel.  25o VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I784. VerzoC' len der Burgeren 1e *Deuii tfam. reedt de Stad door onder het geroep van Oranje boven! De Regeering lTet eene Afkondiging doen, by welke zy den Wapenhandel, zonder voorkennis en verlof, verboodt, als mede alle oproerige beweegingen. ■ Het ingeleverde Verzoek- lchrift werd, voor zo verre 't zelve het oprigten van een byzonder Lichaam van Wapenhandel, buiten beftuur van den Burgerkrygsraad, betrof, als het grootfte gedeelte der Burgerye niet aangenaam, van de hand geweezen. Wie zich daar in wilde oefenen hadt zich by zynen Hopman te vervoegen, derzelver getal groot genoeg zynde, zou hun eene bekwaame plaats worden aangeweezen. Ook ontwierp de Regeering voor den Burgerkrygsraad een nieuw Wagtreglement (*). De kleine Steden in Gelderland toonden zich geneegen om de voetftappen , der groote te drukken. In Deutichem vervoegden zich niet minder dan honderd en tachtig Burgers by de Magiftraat, herhaalde Verzoeken voorftellende, om de vervulling van eene reeds lang opengeftaan hebbende Schepensplaats; als mede het herftel van het Collegie der Gemeenslieden op dien voet als het in Stadhouderlooze tyden hadt plaats gegreepen (f), met by voeging, dat de Burger-compag- nien (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1084. 1329. 1453. (O Tegenw. Staat van Gelderland bl. 381.  HISTORIE. £5' rrien weder ingevoerd en van de noodige Wapenen mogten voorzien worden. De Regeerders gaven geen ongunftig, fchoon verre van een toeftemmend, antwoord. Het verzoek om de vervulling der Schepensplaats zou, gelyk de voorbaande, aan zyne Hoogheid gezonden worden. Het bezwoeren Regeerings Reglement wederhieldt hun het Collegie van Gemeenslieden, aks daar by niet bekend, te erkennen, en in den eed te neemen: in de oprigting der Burger-compagnien zagén zy, huns inziens, onoverkomelyke zwaarigheden (*). Geen gering gedeelte der Lochemfche Burgerye was van oordeel, dat een opengevallene Schepensplaats, volgens Landsen Stadsregten, moest vervuld worden door een Perfoon, die of een Burger der Stad was, of ten minften in of omtrent dezelve zyn woonplaats hieldt, en verzogt de tusfehenkomst der Regeeringe om by den Stadhouder het daar heen te ftuuren, dat, wanneer de vervulling door een Riddermaatigen moest gefchicden, de keuze als dan mogt vallen op den Heer van Heec keren tot de Cloese, vertrouwende van hunne Stadsvaderen, dat zy by zyne Hoogheid ten fterkften zouden aanhouden , om , in allen gevalle, hunne belangens toe te vertrouwen aan de handen van de zodanigen, wier zede- (*) Courier van Europa I. D. bl. 4C7-410. XXII. boek. I784. Verzoeken der Lochem fehe Burgerye.  xxir. boek. ^84. Gefchillen in Gelderland over het draagen van Onderfcheidings Tekenen. 25a VADERLANDSCHE lyk Character alleszins gefchikt was om hun de liefde van hunne Burgeren waardig te maaken. Wanneer zy bemerkten dat, ondanks dit verzoek, de jongfte Zoon des overleedenen Barons van Nagel te Amjea, in zyns Vaders plaats, tot die Waardigheid zou benoemd worden, en deeze, van wegen zyn Beroep, zich in de onmogelykheid bevondt, aanhoudend te Lochem tegenwoordig te zyn, en dus, zonder in andere aanmerkingen te treeden, voor de behartiging hunner belangen niet gefchikt was, vervoegden zy zich in meerderen getale by de Regeering, met bede om voorlpraak by den Stadhouder voor den Heer van Meeckeren: doch deeze vondtzwaangheid om dit tweede Verzoek- fchrift aan den Prins te zenden. Hoe zeer de Wapenhandel daar wederftreevers vondt, betoonden veelen een uitfteekenden lust om zich daar in te oefenen; ook ontbrak het hun aan geene onderfteunende aanmoediging (*). Ter Gelderfche Staatsvergaderinge raadpleegden de Leden over, en zommigen hunner drongen fterk aan op, het doen eener Afkondiginge tot handhaaving der rust, en tegen het draagen van allerlei onderfcheidings Tekenen, als die aanleiding gaven tot zo veele beweegenisfen. Dan de herhaalde voorftellen van Zuilen van N-Ntde''1- Jairi. 1784. bl. 1697. Ptti van den Neder-Rhyn VI. D. bl 1147.  HISTORIE: 25£ van NyevelDt, en Capellen tot de Marsch, werden, fchoon een meerderen ingang dan voorheen vindende, door de Meerderheid van de hand geweezen; naa dat 'er onder de Heeren der Ridderfchappe hooge woorden gereezen waren, over 't geen voor een Oproer-leuze te houden was, dan niet (*). Een aantal Burgers binnen Dordrecht, met het gevoeligst verdriet, van tyd tot tyd, hebbende moeten zien, dat de Vreemdeling tot verre de meeste en beste Ampten, boven den Inbooreling, werd voorgetrokken, en hem zelfs veroorloofd, om, fchoon gezond en fterk, de verworvene Ampten door anderen te laaten bedienen, ja zelfs ter wooninge zich buiten de Stad op te houden, leverden een Verzoekfchrift by de Regeering in, dat alle Stadsampten, aan geboorene Burgeren, of anderzins bevoegde Perfoonen, mogten worden opgedraagen; en dat deeze Amptenaars verpligt zouden weezen om hunne behendige Inwooninge in de Stad, of deszelfs Regtsgebied, te houden, en hunne Ampten in eigen Perfoon te bedienen (f). De Schutteryen, die zich in den Wapenhandel zo zeer geoefend hadden (§), verzogten de Regeering, even gelyk hunne Medeburgers, de (*) N Nederl. Jaarb. 1784. bL \1".6. Ptst van den Neder-Rhyn V. D. bl. 845. enz. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1784 bl. 528. CD Zis enze Vaderl. Hiji, VI. D. bl. 250; XXIL boek. 1784. j Verzoe*» ken de Amptenaarenbetreffen-ie; cn aitbrei3Ing ran ien Wapenhandel te V»rd'echt.  XXII. 10 EK. 1784. C*)N. Neder!. Jaarl. 1784. bi 675. (t5 G. Pa ape Gefchiedenis van het gelega'-ifecrd Genootfchap te Dordrecht bl. 41. N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1342. 1345. 254 VADERLANDSCHE de Nagtwagten, door hunne drie Com» pagnien, ieder op haare beurt, zo als men 't goed zou vinden nader te fchikken, waar te neemen (*). Het ge¬ wettigd wapenoefenend Genootfchap de Vryheid op eene meerdere uitbreiding bedagt, wilde den yver van veelen, wier gelegenheid de daadlyke Wapenhandel niet toeliet, en egter genegen waren het hunne daar aan toe te brengen, te gemoet komen; en liet een Gefchrift uitgaan de voorwaarden behelzende op welken Buitengewoone Leden, onder de drie Rangen van Honoraire Leden; van Extraordinaire Leden; en van Patriottifche Dames Donatrices, deel zouden kunnen neemen aan dit Genootfchap, en voor eene jaarlykfehe toelaage, waar by 'sGenootfehaps Kas eene aanmerkelyke aanwinst verkreeg, het voorregt genieten om by alle de Wapenhandelingen des Genoot- fchaps te worden toegelaaten. Het Gewapend Corps Schutters van St. Joris en Edelen Voethoog te dier Stede volgde dit voorbeeld, en zogt desgelyks Leden Honnorair te winnen (f). 't Was dit Genootfchap, deeze Schuttery, die eerlang, den Voorflag deeden, om de Stad en het Eiland, waar op dezelve ligtj  HISTORIE. &S3 ligt, tegen allen Vyandlyken aanval te verdeedigen (*). Flauwer dan bykans eenige Stad in Zuid-Holland fcheen Haarlem omtrent het ftuk des Wapenhandels, niets werd 'er aangewend om de zo zeer vervallene Burger - fchutteryen het hoofd op te beuren. Geheel nogthans was die Stad van Wapenhandel niet verftooken. Zints veeIe Jaaren hadt 'er een Vry-compagnie beftaan, die zich daar in voorbeeldlyk oefende, en nu, door de algemeene geestdrift aangezet, meer dan ooit zich bevlytigde. — In Oogstmaand gaf dezelve daar van een openbaar blyk, wanneer zy in de voor lang aangenomene Uniform, aangevoerd door den Heer Daniël JacobusCanterCamerling, Raad in de Vroedfchap en Oud-Schepen, buiten de Zeilpoort, in tegenwoordigheid der Burgemeesteren en van den Krygsraad, voor dit Jaargetyde de Wapenoefening befloot, en, by het doen veeier Krygsverrigtingen, afvuurde. De toeloop van aanfchouvveren was verbaazend, en de goedkeuring algemeen, des kundigen gaven aan die uitgeleezene Manfchap aller welverdienden lof (f). Zo ergens het invoeren van den Bnr ger Wapenhandel, met ernst aangevangen fter (*) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl 40—48 ft) Byl. tot den Post van den Neder-'Rhyn V. St. bl. 34. N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1350. XXII. boek. I784. Haarlem in den Wapenhandelag*terlyk; doch 'er niet geheel van ontbloot. 1 . Poogin- gen te 1 Delft om  256 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. j 7«4den Burger Wapenhandel in te voeren. Herken tegenftand ontmoette, 't was té Delft. Weinigen, overtuigd van de nood* zaaklykheid der Burger wapening, zogten dezelve, op hunne Wagtbeurten, den Schutteren imaaklyk te maaken; dan hun getal groeide noch fpoedig, noch fterk, aan: zy poogden nogthans hun Genootfchap, 't welk eerlang ten tytel voerde r£ot Herftel der Delftfche Schuttery, voor Vryheid en Vaderland, van de Regeering, gewettigd te krygen, door dezelve een ondertekend Verzoekfchrift over te leveren. Daar in werd het oogmerk des Genootfchaps in deezer voege aan den dag gelegd. Het befchouwde de Stads Schuttery als diep vervallen, en in een beklaaglyken toeftand, zedert eenen aanmerkelyken tyd, zigtbaar buiten ftaat om aan de goede oogmerken haarer nuttige inftelling te beantwoorden. Het gaf de noodzaaklykheid en nuttigheid op eener wel ingerigte, behooreiyk gewapende en geoefende Schuttery, cn toonde teffens aan, hoe verre men van dit alles in Delft was ifgeweeken; 'er byvoegende, dat 'er ook verfcheide Privilegiën, Prerogativen, Regten en Voordeden aan Stad en Schuttery ontfprooten waren, wel waardig der ionkerheid ontrukt te worden. —— VerIer ontveinsde het Genootfchap niet, dat liet enkel door Vaderlands-, Vryheids- en Eendragtsliefde was aangezet, en dat de Leden van begrip waren, hoe men, langs 3en weg eener Vrywillige Wapenoefening, heilzaame einden zou kunnen be- rei-  HISTORIE. n$r reiken „ daar door," dus drukten zy zich uit, „ kon men zich in ftaat ftel „ len ter naakoming van dien pligt, waai j, toe elk hunner zich, met duuren Ee,, de, voor God Almagtig, aan zyne „ wettige Overheid en den Lande plegtig „ verbonden hadt; tcrwyl het eene om „ tegenzeggelyke en op de Grondwetten „ der Conftitutioneele Regeeringsvorm „ deezer vrye en onafhanglyke Repu- bliek gefundeerde Waarheid bleef; dat, „ ter bevordering van algemeene rust. beveiliging en wederkeerig vertrouwen „ tusfchen braave aan Eed en Pligt zich „ houdende Regenten, en de goede In„ gezetenen, de laatften, zich by 't ge„ not hunner Privilegiën gehandhaafd of „ herfteld ziende, door eene gefchikte, „ geoefende, cn welgewapende Schutte„ ry, ten veiligen en immer vasten rug„ fteun der eerstgemelden moesten ver- ftrekken,-" dit was der Inleveraaren oogmerk, en daarom verzogten zy van de Wethouderfchap Vryheid tot Wapenoefening, Hoogstderzelver aanmoediging en medewerking, om van wegen het Winterfaifoen een der Schutters kamers in den Doele te mogen gebruiken, en tevens dat de Stads Major, benevens bekwaame en des kundige Perfoonen, mogten gelast en aangefteld worden, om op zekere bepaalde en den Schutteren best gelegen komende uuren, de Delftfche Schuttery, eerst by gedeelten, doch allen vrywillig in den Wapenhandel te onderwyzen. VÜI. deel. R Het xxn. boek. 1.784.  25% VADERLAND SCHE XXII. BOEK. 17^4. Eerst befiunftigd,daar naa gedwarsboomd. < ] < ( ( i i Het gunftig Befluit d» Regeeringe, met eenpaarigheid genomen, om den verzogte Vry willigen Wapenhandel, als mede de plaats tot dcnzelven, toe te ftaan, en de Dankzegging aan de Heeren Inleyeraaren voor hunnen betoonden yver en waakzaamheid, verbaasde veelen, die uit voorige verfchynzelen zich eenen anderen uitflag verbeeld hadden. Dus gerugfteund, wendden de Leden alles aan om het Genootfchap te regelen en uit te breiden; dan het bleek dat die fteun kortftondig was: want met den aangroei der Deelneemeren vermeerderde ook eene Party in de Regeering daar tegen aangekant, en de haat veeier Burgeren daar tegen opgevat. De naam van Frycorps, in Delft van haatlyken klank, Werd aan 't Genootfchap gegeeven, de Leden kreegen de fmaadlykite fcheldnaamen, en men tiet niet af hun van de verfchriklykfte oogmerken verdagt te maaken, het zaad van tweedragt fchoot onder den Burger op. ■ Tot tegenwerking diende een Riadsbefluit, by 't welk Burgemeesters :n Regeerders te verftaan gaven, hoe zy, mderrigt van de genegenheid veeier Offideren en Schutteren om zich in den Wapenhandel te oefenen, naa ingenomen adrys der Capiteinen en Hoofdmannen van Ie acht Schutter-vaandelen, goedgevon!en- hadden aan dit oogmerk te Voldoen; lan dat zy, om geen verzuim van Afairen te wege te brengen, toeftonden lat die Wapenoefening zou gefchieden des  HISTORIE. 259 des nagts op de Wagten van 'elk Rot, door ieder Schutter, die daar toe lust en genegenheid toonde. Zeer weinig hadt deeze Nagt Wapenhandel te beduiden; doch was dezelve het voorflag van de bedoelde vernietiging des Genootfchaps. De Beftuurders van 't zelve werden voor Burgemeesteren ontboden , en ontvangen op eene wyze zeer veel van de voorige verfchillende. De invoering der reeds ontworpen Wetten werd belet; men verboodt ze zelfs den Leden ter beoordeeling voor te draagen, en een Stads Secretaris gaf aan de°Beftuurderen des Genootfchaps te kennen, dat Burgemeesters een Befluit genomen hadden om het Genootfchap te vernietigen, hun teffens vriendlyk raadende, deeze Heeren daar in te voorkomen en zelve te bedanken voor hun Genootfchap- lyk beftaan. Verre van dit vermaan op te volgen bragten Gelastigden des Genootfchaps de klagten der Leden, met een klemmende voorgeleezen aanfpraak voor de Wethouderfchap, beflooten met de betuiging, „ dat het Genootfchap, in 3, de verdeediging der goede zaak, dus „ rustig wenschte voort te gaan!" Dan, buiten geftaan hebbende, ontvingen zy, uit den mond der Wethouderfchap het berigt, „ dat 'er nu geen Exercitie-Ge„ nootfchap meer noodig was, dat zy „ gedisfolveerd waren." Van welk Befluit , door vier Leden der Regeeringe gewraakt, zy een affchrift bekwamen. — R 2 Het XXII. BOEK. T -.O , I / 04. Het Genootfchapwil zich niet laaten ver-, nietigeri.  a6b VADERLANDSCHE XXII. BOEK. T -.O . I/Ü4. t De Bardezaandaar ingevoerd. (*) De Bardezaan was een ouderwetfche Sponton, weleer gedraagen door de Hopmannen der Schuttery; doch, in den Jaare 1674, hadt men dit uititeekend Eereteken voor den Sergeants Hellebaard verwisfald. Hoe dit was bygekomen wordt omitandig ontvouwd in een Verzoekfcbriftdoor verfcheide Hoofdlieden der Delftfche Schuttery by de Regeering ingeleverd, om by de Schuttery" den Bardezaan voor den Hellehaard te verwisfelen. Zie'Paape Gefchiedenit van het Genootfchap te Delft bl. 64. enz. Het gebruik van de Schutters kamer werd hun ontzegd. De Tegenparty, moedig op den behaalden Zegen, juichte over den val des Genootfchaps; 't welk zich nogthans hier door niet liet verpletten; doch, in eene gehuurde Kamer, geregelde Vergaderingen hieldt, en ter Wapenoefening een Stuks Lands kogt binnen de Stad onder de Stads wal. Niet zonder veel fmaads en hinders van het Gemeen zetten zy daar den Wapenhandel voort, en gaf het Genootfchap een Getrouwen Vrienden raad aan de Delftfche Schuttery in 't licht. Om door iets uiterlyks den Delft fchen Burger op het herftel der Schuttery te'doen denken, en een fchets van derzelver voorigen luister en invloed te geeven, werden Beftuurders des Genootfchaps te raade, den Bardezaan (*) in te voeren, 't Welk in Oogstmaand, met veel ftaatlykheids, op 'tËxercitie-veld gefchiedde,met eenAanfpraak, waar in van dit oud Krygstuig onder andere betuigd werd. „ Dee- „ ze  HISTORIE. u6i \i ze Bardezaan in de handen van den „ Burger-Hopman zegt meer dan wille„ keurige ooren verdraagen kunnen. Hy „ is een ftomme Pleiter voor 't aloud „ Schutterlyk Regt. Hy is de Verdee„ diger van die Burgerlyke Glorie, wel„ ke de Glorie der trotfchen doof fchynt. „ De vuist, die, lange vóór deezen „ moedloozen tyd, deezen gedugten Bar„ dezaan omvatte, ftreedt voor het Va„ derland, met eene onvergelyklyke trou„ we; maar zy liet zich ook geen Reg„ ten ontfutzelen , voor welken Hopman „ en Schutter hun goed, bloed en lee;, ven ftelden. 'Er ligt een glans op van „ die oude beminnelyke deftigheid, die 5, nimmer eene veragtlyke, eene onge„ oorloofde, en onverdraaglyke tusfchen„ ruimte gedoogde tusfchen den Burger „ en zyn Reprefentant, die de Overheid „ nimmer den verfchuldigden eerbied onthieldt; maar die ook nimmer in het „ ftof kroop voor Burgerlyke Dwinge„ landen, die fteeds vergeeten hebben, „ dat, in Nederland, het Volk niet is „ om de Hoofden, maar de Hoofden om „ het Volk zyn; die vergeeten hebben, „ dat zy al hun gezag, al hun glorie, „ ontleenen van dat Volk, dat hun tot Re„ prefentanten heeft aangefteld. De punt „ van deezen Bardezaan was altoos na „ het hart van den Volks tyran gerigt, „ terwyl zy zich eerbiedig vernederde „ voor die edele, voor die waarlyk groote en beminnenswaardige VolksbeftuurR 3 » de- XXII. li O K IC.' I7S4.  XXII. BOEK. I704. Het at vuuren, tegen den zin van de Meerderheid der Regeeringevoortgezet. &6z VADERLANDSCHE „ deren, wier-naamen en gedagtenis ge„ zegend zullen blyven by Ons en de „ laatlte Naakomelingfchap!" By het invoeren van deezen Bardezaan gaven de Vrouwen der Wapenoefenende Leden een Koperen Trommel aan 't Genootfchap ten gefchenke. Zo verrein den Wapenhandel gevorderd zynde'datzy bellooten af te vuuren, vernamen zy dat Burgemeesters dit zouden poogen te beletten.; dan oordeelende, op eigen vryen grond, buiten bereik dier beletting te zyn, hadt het af vuuren voortgang. Twee gevallen van balddaadig af1'chieten zo van Zakpiftolen als van een gelaaden Geweer, bragten een verbod te wege om binnen Delft en het Grondgebied, met eenig Schietgeweer te fchieten. liet Genootfchap merkte dit verbod aan, als alleen ingerigt tegen Kwaaddoeners en Straatfchenders,'en oordeelde, uit dien hoofde, zich niet verpligt het vuuren te ftaaken. Dan de oudfte Beftuurder kreeg welhaast van Burgemeesteren de weet, hoe zy vernomen hadden, dat, niet tegenftaande het verbod van het fchieten, op het Exercitie-veld des Genootfchaps met kruid gefchooten was , en dat dit niet meer gclchieden moest. Men draalde niet om zich by de Wethouderfchap deswegen te beklaagen; doch dit beklag werd met geene gunllige ooren aangehoord, en 'er volgde een verbod, dat, voor als nog,in de eerstkomende veertien dagen, op het Exercitie-veld,  HISTORIE. £63 agter de. Sa Anna Tooren, als waar in zeer vccle brandbaare en gevaarlyke Ammunitie goederen van 't Gemeene Land berusten, niet zou mogen gefchooten worden. Een breedvoerig Vertoog des Genootfchaps drong op 'tvry gebruik, met de fterkfte bewoordingen, aan; dit werd door de Regeering ter zyde gelegd, die by het voorheen genomene .Befluit volhardde. De gefielde veertien dagen wagtte men zonder vuuren af; doch de St, Anna Tooren, voor welke de vrees van gevaar zeker zeer ongegrond was, werd vergeeten, en het vuuren ging onverhinderd voort. Om Winter-wapenoefeningen te kunnen volvoeren, huurde het aangroeiend Genootfchap een ruim Gebouw, onder den naam van den Ouden Doele bekend, 't welk, in volle wapenrusting, met Muzyk en Aanfpraaken, in Wintermaand werd ingewyd (*). Terwyl dit Genootfchap zich, ondanks de Meerderheid der Regeeringe, in Delft vestigde, gaven Burgemeesters, in Oogstmaand, met veel plegtigheids, aan de Schuttery der Stad nieuwe Vaandels en Trommen (f). Een (tukje, onder den Tytel Voorbereid-zelen tot een Concept - Request, opende in 't verfchiet de groote ontwerpen waar mede het Genootfchap, ten (*) Paape Gefchiedenis van het Genootfchap te Delft bl. 8-103. N. Nederl. Jaurb. 1784. bl. 39- 53° Ct) N. Nederl. Jaarb. 1784. bL 1343. R 4 XXII. BOE K. 1784.  264 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I7< ?» h d< g< ieder, misbruikten, om het zaad van Tweedragt, en den geest van Wanorde en Geweid te ftrooijen. Hier toe bragten zy ook het (breng en openbaar ftraffen der zulken. die reeds op de daad van weezenlyk muitend geweld, en van aanranding der rustige Bui geren, gevat en in hegtems gebragt waren, of, by nader onderzoek, daar aan fchuldig zouden bevonden worden —— het verbieden van het draagen eeniger Leuzen en Tekenen van Party, hoe ook genaamd: daar de overgang van het draagen dier Tekenen tot het dwingen van anderen, om ze insjëlyks re draagen, bykans onvermydelyk ■vas, en het laatfte zonder het eerfte niet ton belet worden het afflaan van die Verzoeken , die, hoe onverfchillig ook n uiterlyken fchyn, door den zarnenloop ran alle omftandigheden der Perfoonen n Zaaken, niet dan al te duidtlyk, de ehandelyke en doemwaardige oogmerken ier Uitvinderen van zodanige Verzoe:en aantoonden. Voor het vermaan der Regeeringe aan e zodanigcn „ die zich, wegens hunne Bedieningen , met de refistentie der feitlykheden, niet genoodzaakt waren te bemoeijen, om zich, hunne Kinderen en die onder hunne magt ftonden, van de Straaten en in hunne Huizen te houden," wilden zy den behooreken eerbied betoonen;'doch vermeenin, dat het oogmerk der Regeeringe ïenzins geweest was om de goede en rus-  HISTORIE. £62 rustige Burgery, ten dien opzigte, gelyk te Hellen met een plunderziek Graauw, en met deszelfs openlyke Aanyoerderen en heimelyke Aanftookeren; noch dat zy, de braave ingezetenen, die, wegens hunne Bedieningen, tot wederftand der feitlykheden niet geroepen werden, hadden willen berooven van het Regt om hunne gezamenlyke Perfoonen en Goederen te verdeedigen tegen alle die ze, op een onwettige wyze, aanrandden: veel min dat de Regeering, door eenige toegeeflykheid aan de Vyanden der algemeene rust, zou wilkn toonen , dat zy afkeurden de poogingen van hun, die volïtrëkt niets anders bedoelden dan om die rust, nevens het gezag der Regeeringe, te handhaaven, vooral daar men, in deeze laatfte tyden, gezien hadt, hoe het een kwalyk gezinden hoop gelukt was zommigen dier geenen, die Ecdshalven tot het wederftaari van -féitlykheden vcrpligt waren, in hunne heiilooze aardlagen te doen medewerken. Niet zonder uitwerking was dit verzoek der deftige Burgeren, dien eigen avond volgde een derde Afkondiging, behalven het voorheen vastgeftelde inhoudende, dat wie aan het draagen var Leuzen of Tekenen, hoe genaamd, fchuldig mogt bevonden worden, voor der tyd van veertien dagen te water en brooc zou moeten zitten; dat hy voor de twee de reis dit doende, drie maanden o\ 'sGravenftein zou gezet, en voorde der de XXIL BOEK. I784. Een fier- ke Afkon diging is 'er hcï gevoljj van.  &fo VADERLANDSCHE XXII. boek. KrygsVolk na Leyden gezonden. Voorzorg der ArmVerzorgs- de maal het herhaalende, voor den tyd van tien Jaaren, zou gebannen worden uit Leyden, Rhyntand\Haag eriHaagatrihagt; onder gelyke ftraffe verbooden zy het maaken van eenig gefchreeuw of getier, mitsgaders het nafchelden, of fmaadlyk handelen van goede Lieden en Ingezetenen der Stad; desgelyks dat geen Perfoonen, meer dan vyf in getal, zich zamen op 's Heeren ftraaten zouden vervoegen, onder bedreiging, dat zy, vermaand zynde zich van den anderen te fcheiden, en daar na niet luisterende, zulks voor eene zamenrotting zou gehouden worden, die voor de tweede reis de ftraffe van veertien dagen te water en te brood te wagten hadt. Middelerwyl hadt de Regeering, of deeze middelen ook kragtloos mogten weezen, na 'sGrarenhaage gezonden om eene verfterking van Krygsvolk. Gecommitteerde Raaden vergaderden buitengewoon, de Erfftadhouder verfcheen in de Vergadering. De Brieven van den Collonel de Lannoy aan den Prins gefchreeven verftendigdcn deezen van het onheil waar aan Leyden blootftondt. De verfterking van Krygsmagt derwaards afgezonden, deedt de muitzieke beweegingen bedaaren (*). Nog een middel nam de Leydfche Wethouderfchap te baat, 't geen niet wel kon naa- (*) Refol. van Holl. 16 Juny 1784. N. Nederl. fnarb. 1734. bl. 1120. 1129.  HISTORIE. »jri naalaaten van een Merken invloed te weezen, om naamlyk, door tusfchenkomst der gezamenlyke Armverzorgeren, de fchamele Gemeente, te dier Stede magtig talryk, tot vreedzaame en ftille gevoelens aan te maanen. De Regenten van het Huiszittenhuis, benevens de Diakenen der Gereformeerde Kerke, het Collegie van Armverzorgeren uitmaakende, beflooten zo dra hun door Burgemeesteren verzogt werd dit plan ten uitvoer te brengen, deeze zo heilzaame poogingen zo ras doenlyk werkftellig te maaken. Alle de Bedeeldens werden gelast, egter uit eene bedagtzaame voorzorg, ieder Kwartier op byzondere uuren, zich op het Huiszittenhuis te vervoegen; waar men de volgende fierke Vermaaning hun voorhieldt. „ Niemand uwer kan het onbekend „ zyn, dat, voor eenige weinige dagen, „ binnen onze liefddaadige Stad, een „ zeer groot Oproer is ontftaan geweest; „ een Oproer dat de harten der welden„ kende Burgeren en Inwoonderen, die „ maar een druppel eerlyk bloeds bezit„ ten, met verontwaardiging en fchrik, „ vervuld heeft, en 't welk niet ligt uit „ het geheugen zal geraaken. Mo- „ gelyk hebben zommigen van U zich „ daar aan, 't zy veelof weinig, fchul„ dig gemaakt, 't Is'om die reden en „ te gelyk om U voor het vervolg te „ waarfchuwen, en ware het mogclyk an„ dere gedagten in te boezemen, dat gy ',, lie- XXIt. BOEK. I784. ren by de fchamele Gemeen, te. Aan- Ppraak aai dezelve.  xxn. Boa K. : 3 3 3 3 3 3 3 3: s: j: 53 33 33 33 33 372 VADERLANDSCHE 33 Heden hier geroepen zyt, Is het „ aan niemand geoorloofd eenigen Op„ ftand te verwekken, of iemand in zyn „ Eer, in zyn goeden Naam, in zyn „ Perfoon, of in zyne Goederen en Be„ zittingen, aan te randen, of ook daar „ aan de hand tc leenen, zo voegt ook „ zulks byzonder niet aan u lieden, die „ door de Milddaadigheid der goede Bur„ geren en Ingezetenen, in uwe armoe„ de onderfteund wordt; welke Milddaa„ digheid nog zo blykbaar is doonje„ ftraald in het laatst verloopen ftrèiig „ Wmterfaifoen, waar mede de Hemel „ ons heeft gelieven te bezoeken, en „ door. welke Milddaadigheid Gy lieden , en uwe Kinderen troost en hulp in , uwe toen nypende armoede zyt ge- , waar geworden. Wcshalven wy , u allen, uit naam van de Ed. Groot , Agtb. Heeren Burgemeesteren deezer , ötad, hebben te vermaanen, van u en , uwe Kinderen, ten allen tyde, en op , alle piaatzen, vreedzaam en ftille te , houden, zonder zich ooit, 't zy door , woorden of daaden, of door het draa, gen van uiterlyke Tekenen of Leuzen, met eenige Beweegingen of Oproer te bemoefjen; of iemand in zyne Eer, in zynen goeden Naam, in zyn Pertoon of in zyne Goederen en Bezittingen, onbehoorelyk aan te randen of ook daar aan de behulpzaame hand' te bieden, op ftraffe dat die geen van u heden, die zich daar aan, 't zy veel " 3, 't  HISTORIE. 273 ü 'tzy weinig, hebben fchuldig gemaakt, „ waar na wy, ten allen tyde, ftreng 011- derzoek zullen doen, oogenbliklyk, en „ ook hun leeven lang, verftooken zul„ len zyn van hunne Bedeelingen, en ,, Byftand, die zy anders van ons in „ hunne armoede te verwagten hebben; „ onverminderd de ftraffen by de Plakaa„ ten en Publicatien onzer wettigé Over„ heden ^ tegen de Oproerigen vastge„ fteld en afgekondigd, aan wie wy de „ verdere ftrafoefeninge overlaaten. „ Gaat nu heen! Neemt de waarfchu„ wing, als vreedzaame Inwoonders, in „ agt! Scherpt uwen Kinderen alle rust, „ vrede, eendragt, gehoorzaamheid en „ eerlykheid in, en onthoud hun, door „ uwe Ouderlyke magt, van 't geen tot „ verftooring van dit alles ftrekken kan! „ Dan is 'er hoop, dat de zo dikwyls „ beproefde Milddaadigheid niet alleen „ niet uit onze Stad zal wyken; maai „ dat wy daar door in ftaat zullen wor„ den gefteld, om u, en uwe Kinderen. ,, in de nooden en ellenden, waar mede n gy door God Almagtig bezogt zyt, „ naar vermogen, te hulp te komen." 't Gaat zeker dat de fchamele menigte voor niets meer bcdugt is dan voot het inhouden der Bedeelingen; ook fcheen deeze Aanfpraak een merklyken indruk op de gemoederen te maaken; zy beloofden allen zich als ftille Burgers te zullen gedraagen. De Regenten van hel Weeshuis hielden den Kinderen himnei VIII. deel. S zor XXII. BOEK. 1784.  474 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I784. Verklsarlng des Genootfchapsvan Wapenhandel aan deRef.ee ring overgegee- j ven. ; j ( b L 2 l ge toevertrouwd, ten zelfden einde, foortgelyk een ernftig vermaan voor (*). liet Genootfchap van Wapenhandel,onder de Spreuk Voor Vryheid en Vaderland (f), op welks vernietiging men 't fcheen gemunt te hebben , hieldt zich ftil tot dat de herftelde kalmte en aan Regeerders der Stad Leyden den tyd, en aan de verhitte gemoederen der menigte de noodige bedaardheid gaf, om de opregte, welmeenende en hartlyke betuigingen van 't zelve te hooren. De wy:q op welke zy zich uitdrukten was alerfterkst, en zette de bedoelingen des genootfchaps, zo zeer misduid, in helen dag. ,, Niemand," in dee- ;er voege lieten zich de Leden hooren, tl een Verklaaring Burgemeesteren en tegeerderen overgegeevèn, „ Niemand , is 'er, Ed. Gr. Agtb. Heeren! die, alle , omftandigheuen van het laatfte Oproer, , alles, 't geen 't zelve voorgegaan, ver, zeld heeft of daar op gevolgd is, in , agt genomen en met onpartydigheid , beoordeeld heeft, een oogenblik twyf, felen zal of de kreet, tegen het Ge, nootfehap, onder de Gemeente opgehe, ven, is alleen de Leus geweest eener Mui- (*) Post van den Neder-Phyn, V. bl. 8C5. (O Twee Genootschappen van Wapenhandel, skie door de Regeerr g goedgekeurd, waren in er.temaand, onder deeze Spreuk veréénigd. r. Nedtrl. Jaari. 1-84. bl. 783. Post van den 'eder-Myn V. D. bl. 651.  HISTORIE; £75 £ Muitery, die doch, onder wat voorw wendzel het ook zyn mogte, plaats „ moest hebben, ten einde de heillooze „ inzigten der Ontwerperen te volvoe„ ren. Doch egter, daar het aanweezen van het Genootfchap tot voorwendzel „ van het oproerig gefchreeuw heeft ge„ ftrekt , en naderhand het onderwerp „ heeft uitgemaakt van een Verzoek , „ waar van het eigenlyk, fchoon geheim, „ doelwit was, de beweegingen, even ge,, ftild, weder gaande te maaken, heeft „ het Genootfchap, om te beletten, dat „ zyne goede Medeburgers, door aller„ hande bedrieglyke en ongerymde aan„ tygingen misleid worden, om de kwa„ lyk gezinden door fchaamte in hunne „ verdere poogingen te ftuitten, en om, „ zo veel van't zelve afhangt, tot her„ ftel der eensgezindheid en bevestiging 5, der openbaare rust mede te werken, „ geoordeeld, voor het oog van een Al„ weetend Opperweezen, in handen van „ U Ed. Hoog Agtbaarheden, en ten „ aanhooren van Leydens geheele Burge„ ry, de volgende uitdruklyke, ronde, „ onbewimpelde en opregte verklaaring „ van zyne Grondbeginzels en Gevoe„ lens, te moeten doen. „ Foor eerst, dat het Genootfchap be„ tuigt ten fterkften gehegt te zyn aan „ de tegenwoordige Conftitutie van het „ Gemeenebest, en de handhaaving van „ die ConlHtutie aan te zien als den „ dierbaarften, den heiligften Pligt var Sa „ eU XXIL BOEK» 1784.  276* VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1734. „ ek goed Burger en getrouw Ingeze. „ ten. Ten tweeden, dat het Ge- „ nootfchap, derhalven, voor de Opper„ fte en Wetgeevende Magt, (in wier „ boezem de uitoefening der Souverai„ niteit alleen, en met uitfluiting van al„ le andere,berustende is,) erkent Hun „ Ed. Groot Mogenden de Heeren Staa- 5, ten van Holland en West-Friesland. „ Ten derden, dat het Genootfchap, in „ gevolge van deszelfs verkleefdheid aan „ de tegenwoordige Conftitutie, den Heer „ Prins van Oranje, als het luisterryk „ Hoofd der Uitvoerende Magt, erkent „ in deszelfs hoedanigheden als Erfftad,, houder, Capitein en Admiraal Gene„ raai, met alle de Regten, zonder 011„ derfcheid, welke aan Hem, door de „ Hooge Overheid deezer Landen, wet„ tiglyk zyn opgedraagen; zynde het „ Genootfchap bereid, ter verdeediging „ van die wettige Regten, den Pligt van „ braave Burgers van dit Gemeenebest, „ in zyne volle uitgeftrektheid, te betrag- „ ten. • 2*en vierden, dat het Genoot-. „ fchap ten vollen te vrede is met den , Godsdienst, zo als dezelve door de , Hooge Overheid, in deeze Republiek, , voor den heerfchenden is vastgefteld , en aangenomen; zonder ook, ten dien , opzigte eenige verandering, vermin, dering of vermeerdering, noch eenige , voordeden, ten behoeve van andere i Godsdienftige Gezindheden, te beoo- . gen of te vorderen. Ten yyfden, dat  HISTORIE. 2-77 „ dat het Genootfchap, fteeds berust „ hebbende, voortaan ook zal blyven „ berusten op de vaderlyke zorg der „ Ed. Groot Agtb. Regeering deezer „ Stad, dezelve hoogagtende en eerbie„ dende, wegens haare cordaate en Va„ derlandlievende Beiluiten, tot welzyn „ zo van den Staat in 't algemeen, als „ van deeze Stad en Burgery in 't by- zonder, genomen. Ten zesden, dat, „ wat betreft de byzondere Bedoelingen van 't Genootfchap, ten opzigte van „ de Stad en Burgery, het Genootfchap „ geen het geringfte oogmerk heeft om „ eenige inbreuk te maaken op iemands „ Regten, wie hy zy, veel min op „ die der Edele Manhaf te Schuttery; „ dat het Genootfchap integendeel de Schuttery, (onder welke de meeste „ Leden zelve behooren,) aanziet als „ het aloude, en agtingswaardige Bol„ werk van Leydens Eer, Vryheid en „ Voorregten. Dat het Genoot- „ fchap dus nooit eenig inzigt heeft, of „ hebben zal, om aan de Regten der „ Schuttery den minften hinder of lek„ zei toe te brengen, waar van het VII. „ Artykel der Acte van Vereeniging „ tot getuigen en waarborg verftrekt, „ als waarby uitdruklyk bepaald is, dat „ geen Lid van 't Genootfchap, door hetzelve Lidmaatfchap, van eenigen Schut- „ terlyken Dienst zal ontheeven zyn, „ Ten zevenden, dat het Genootfchap, in w zyne verrigtingen, niets anders beoogt S 3 „ dan XXII. BOEK. I784.  273 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. Ï784. „ dan zich, als Beminnaars van den Wa„ penbandel, in denzelven meer en meer „ bekwaam te maaken, den lust tot den„ zeiven onder zyne braave Medeburge„ ren fteeds leevendig te houden, en, „ is het mogelyk meer en meer, tot nut en fteun van Stad en Vaderland, aan „ te kweeken, —— Ten acht ft en, dat het „ Genootfchap, als de Hoofdpligten van een goed Burger en getrouw Ingeze„ ten aanziet, Eerbied voor de Regee„ ring, Liefde voor de openbaare Rust, „ en eene zo onfchendbaare Verknogt5, heid aan de waare belangen van het „ Vaderland, dat hy gereed zy daar voor „ zyn Leeven en zyne Goederen bly- moedig op te offeren. Ten negen- „ den, dat, naar 't Voorfchrift van die ,, Gevoelens, alhoewel zich zeiven niet „ anders befchouwende dan als een by„ zonder Gezelfchap, de refpective Le„ den van het Genootfchap egter, ten „ allen tyde, bereid zyn om, op ordere „ van de Ed. Groot Agtb. Regeering „ deezer Stad, mede te werken, en Goed „ en Bloed te waagen, tot behoudenis der „ -openbaare veiligheid, en tot beteuge„ ling der moedwillige Verftoorderen van „ dezelve; datzy, diensvolgens, ten al„ len tyde, zich willen betoonen der „ Stad gehouw en getrouw te zyn, en, „ in tyden van nood, even gelyk hun„ ne braave Medeburgers, tot beveili„ ging der Stad, en tot verdeediging hun„ ner welmeenende Stadgenooten, te die- „ nen;  HISTORIE. &?f 5 nen: gelyk zy ook daar om bereid en geneegen zyn den Eed van Getrouw„ heid in handen van Heeren Burgemees„ teren af te leggen, en Iteeds by alle gelegenheden zich bevlytigen zulien om „ aan de Edele Manhafte Schuttery daad„ lyke blyken te geeven van de hartly„ ke liefde en broederlyke genegenheid, „ waar mede zy haar en haare waare be,, langen, niet minder dan die van Stad „ en Land zyn toegedaan (*). In deezer voege mogt Leyden- de Wapenhandelénde Genootfchappen, daar op gerigt, niet alleen vereenigd zien; maar ook dit Genootichap als met de Schut tery gepaard befchouwen, en daar in eene fterkte tegen de fchrikverwekkende er. verdeifbaarende Oproerigheden. — Over vyf der acht in 't jongfte Oproer Gevangenen , werden eerlang de vonnisfen uitgefprooken: dan arideren, onder deezen een Broodbakker, Tra go geheeten, bekwamen hun vonnis niet. Een uitftel, 't welk fterkte gaf aan de loopende gerugten, dat deezen zich zwaarder dan de andere vergreepen hadden. De Naastbeftaanden van gedagten Bakker leverden, daags vóór den dag te zyner ftraffe beftemd, een Smeekfchift in aan zyne Hoogheid om Pardon. Deeze fchreef den Hoofd-Officier van Leyden, met toezending van dit Verzockfchrift, om berigt» CD N. Kedirl. Jtari. 1784. bl. 1267. S 4 XXII. boek. I784. Oproerliren en Trago, ondanks de ver» z- me O4?fchorring,geftratt.  s3q VADERLANDSCHE XXII. boek. I784. Het Hof van Holland valt daar over den Hoofdofficierlastig. rigt, en de ftukken tot het Regtsgeding deezes Mans behoorende, en dat inmiddels de Strafoefening zou worden opgefchort. Hy gaf hier van terftond den voorzittenden Burgemeester kennis, die het Geregt en de Vroedfchap zamenriep , waar men begreep, dat aan het Appointement van zyne Hoogheid niet voldaan moest worden; maar de uitvoering der ftraffe haaren voortgang hebben. Gelyk Trago ook gegeefeld, voor vyf Jaaren tot de Gevangenis verweezen, en voor tien Jaaren uitgebannen werd; terwyl nog drie medepligtigen hunne ftraffe ontvingen. Aan de Geefelpaal was een bord geplaatst met het Opfchrift Oproer ma akers. De Hoofd - Officier gaf de Stadhouder kennis van zyn gehouden gedrag in deezen , van de gronden waar op hy, en de Regeering van Leyden was te werk gegaan. Het Hof van Holland, op den voorflag des Procureurs Generaals, des kennis neemende, oordeelde, dat de Hoofd-Officier der Stad Leyden, niet alleen zyne Hoogheid daadlyk geftoord hadt in het Regt hem by den Souverain opgedraagen; maar ook indragt gemaakt op het Regt van de Hooge Overheid zelve, voor zo verre dusdanige Brieven van Gratie, met betrekking tot den Stadhouder, op naam van den Souverain werden verleend; dat hy ook door zyn gedrag aan Tr a go, en diens Naastbeflaanden, een onherftelbaare grieve hadt toegebragt, Weshalven de Procureur Generaal  HISTORIE. s«ï raai het Regt der Hooge Overheid tegen dien Hoofd-Officier moest waarneemenj en eifchen, naar dien het Vonnis nog niet iri allen deele was uitgevoerd om de overzending der Stukken aan zyne Hoogheid, en het wederbrengen van Tiugo in de gewoone Gevangenis. De Hoofd - Officier J. H. van der Marck, ondertusfehen van die post afgetreeden, dit Befluit des Hofs ontvangen hebbende, bragt het tot tot kennis der Stadsregeering, op welker gezag hy gehandeld hadt, en verwittigde hier van het Hof van Holland. De Afgevaardigden van Leyden ter Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden, deeden aldaar een voordragt van de voorgevallene oproerige beweegingen in hunne Stad, die het vatten, het op bekentenis ftryken van het vonnis over Traco ten gevolge hadden, als mede waar om zy, ondanks het verworvene Appointement van zyne Hoogheid, met de Strafoefening waren voortgevaaren. Immers zou , gelyk zy fpraken, de Juftitie, gereed om die zich aan Oproer hadden fchuldig gemaakt, hunne verdiende ftraffe te doen erlangen, ten fpeelpop worden, als dezelve, op dat oogenblik haar uitoefenend vermogen werd benomen. Ook hielden zyzich overtuigd, dat, welk ook het vermogen des Erfftadhouders mogt weezen in het verleenen van Gratie of Pardon, dat vermogen aan banden gebonden was, welke het geeven daar van, ingeval van Oproer, buiten allen S 5 be- XXII. boe K, I7S4S De R.e- geering van Leyden vcrdeedigtzich by Staaten van Holland.  XXII. BOEK. 'Aanfèliryvingdes Hofs van héltand,,waar tegen de Regee ring voorziening:verzoekt. *8z VADERLANDSCHE bereik ftelden. D.tar en boven waren hun de gelukkige gevolgen van den voortgang der Regtsoefening zeer duidelyk gebleeken, als zonder welke men niet onwaarfchynlyk, (als zynde die nagt veelal doorgebragt met blyken te geeven van de hoop waar mede men zich vleide dat die Tuago niet in 't openbaar zou te voorfchyn treeden,) reeds zaaken zou hebben zien gebeuren, waar aan men nu niet hadt durven tillen: dat hadt hun doen vertrouwen dat hun verder deswegen geene moeite zou worden aangedaan. Eene verwagting, waar in zy zich te leur gefield vonden, door het aanfchryven des Hofs van Holland aan den nu afgegaanen Hoofd-Officier, wien zy de zaak van de fchouders namen eh de hunne maakten: eene vaardige en geëvenredigde Voorziening by hun Ed. Gr. Mogenden in dit geval verzoekende. Eene allerbillykfte maar teffens allernoodzaaklykfte Voorziening, die, zo zy dagten, bykans geen aandrang noodig hadt: naardien zy," om hunné eigene woorden te gebruiken, „ (het geen zy noch „ wilden noch mogten veronderftellen,) „ zich niet konden verbeelden, dat de „ Leden van hun Ed. Groot Mogende „ Vergadering zouden kunnen in de ge„ dagten vallen, dat dat gedeelte van de „ Souverainiteit, het welk zich uitfttek„ te tot het verleen en van Brieven van „ Gratie, Abolitie en Pardon, en o*ider „ de enge banden van gepaste termen „ aan  HISTORIE. 283 g aan den Heer Stadhouder was gece„ deerd, zoude kunnen ftrekken om dei: „ Geest van Tweedragt, Seditis en Op „ roer, voedzel te geeven, of den weg „ te bevorderen van hun, die zich daai 3, op toe leggen, vertrouwende, (om niei „ te zeggen) (leunende, op voorbeelder ?, dat zy^impune daar in kunnen voort „ gaan en volharden." Voorts mog ten zy niet te rug houden den zonder lingen last om aan de ernftigtte beden kingen der Leden over te laaten; „ of „ wanneer verkeerd gebruik, om niet ti „ zeggen misbruik, gemaakt wordt vai „ dat gedeelte der Souverainiteit, als i het verkenen van Gratie, het dan geei „ tyd wordt, daar tegen met kragt t „ waaktn en te voorzien; en of het bui „ ten bedenken kon zyn voor den Sou „ verain, dat eene waakende Juftitie, 01 „ het oogenblik dat derzelver welbepaal „ de Orders, in cas van Op-ocr, ten al „ fchrik van anderen, ter executie zul „ len worden gelegd, kan worden t „ rug gehouden om daar in voort t n gaan?" Niet onbeantwoord bleeven deeze vooi ftellen der Leydenaaren, door den Advc caat Fiscaal en Procureur Generaal Ys brand 't Hoen, die uitvoerig zyn tegenbedenkingen opgaf, en het gedra des Leydfchen Hoofd - Officiers befchrec als buiten voorbeeld, wederregtlyk en es, travagant, en zich bevoegd oordeelde hei deswegen in Regten te agtervolgen. — Hf XXII. boek. 1784. i > 1 > 1 ) e e - Een Te. genvsr_ zoek om deeze e zaak in g Regten f voort te zetten. tl %  XXII. boek. 1784. CatiiaxikaTaan,door haar Koetzier, befclmlcigd van een toeï'g op 's Prinfen Lee ven. (*) AT Nederl. Jaarb. 1784. bl. 183S-1800. Refol. van Holl. 25 ÏJov. en g £)ec> I7g4< iS4 VADERLANDSCHE Het berigt van 't Hof aan Staaten van Holland flemde volkomen hier mede in, en verzogt hetzelve dat hun Ed. Groot Mogenden het oor niet zouden leenen aan 't verzoek der Leydfehe Regeering; maar het Hof volkomen vryheid laaten om deeze zaak in Regten voort te zetten. Zy gaven de ftukken in handen der Afgevaardigden van Haarlem en verdere Geiastigden tot de zaaken van Juftitie, met Commisfarisfen van den Hove (*). Laster en valfche Betigting, die nooit geheel zwygen, vinden, in tyden van Twcedragt, de rykfte floffe voor dat ecrroovend bedryf; dan meest zyn de voorwerpen Lieden van Rang of in aanzienlyke Posten gefield, zeldzaam ftaat de lhlieevende Burger, en nog zeldzaamcr eene Burger-Vrouwe, daar aan ten doel, altnaus in zulk een graad, als men ten deezen dage daar van een voorbeeld zag in het woelend Leyden. — De Dogter eens Zaandamfchen Koopmans Catharina Taan, gehuwd aan den Heer Gillis Christiaan van der Metjlen, leefde met deezen te Leyden, zints eenige Jaaren, ftil en gerust, van de ruime midielen, waar mede de Hemel hun gezegend hadt, geheel afgezonderd van alles vat Lands- of Stadszaaken betrof, nienand beledigende. Zy bevondt zich, in Len-  HISTORIE. 285 Lentemaand deezes Jaars, op 't onverwagtst, by het Geregt van Leyden aangeklaagd, over een Misdryf, 't geen haare Eer, enmisfchien haar Leeven, in gevaar (telde, en onmiddelyk ten voorwerpe van den haat maakte van het tot fchennis gereede Gepeupel der Stad, te eer geneegen om het ergfte liefst te gelooven: dewyl zy der Doopsgezinde Belydenisfe was toegedaan, en de Partyzugt, reeds maanden geleeden, in openlyke Liedjes, gezongen hadt,^ het Mennonitifcha Fee aan een kant moest, en de Lieden van die Gezindheid, als Prinfe-Haaters en PrinfeMoor der s, hadt poogen zwart te maaken. De aanklagte haars geweezen Koetziers Jo hannes Gryfzoe, onderfceund door eene uit haar dienst weggezondene Keukenmeid, Joanna Cornelia van der Sand, was niet minder dan dat zy den eerstgemelden, door het uitlooven eener aanmerkelyke Gcidfomme, hadt tragten om te koopen om den Stadhouder, Willem de V. na 't Leeven te ftaan. De gercgtlyke behandeling deezer zaake werd op eene wyze aangevangen en voortgezet, dat de Befchuldigde, zich des wegen by Staaten van Holland beklaagde, met dien iiitflag dat deezen, in Wynmaand, den Heer Pis ter Jan M a r c u s, die in Slachtmaand den Heer J. H. van der Ma rc k, in de post van Hoofd - Officier ftondt te vervangen, bevalen, het Regt der Hooge Overheid in dee- XXlt BOEK. I734. 't Onderzoek deezer zaake vervat.  XXII. boek. Schuldbc kentenis der Befchuluige'ren. 286" VADERLANDSCHE deezen waar te nemen, en met te nietdoening der voorige Procedures, dezelve op nieuw aan te leggen en te vervolgen. — Naauwlyks waren 'er twee maanden, naa het hervatten der Verhooren, verloopen, of de Weduwe van der Meulen, (want in deeze alleronaangenaamfte omftandigheden hadt zy haaren Man verboren,) werd, in Wintermaand, van de Bewaaring in haar Huis ontfiaagen, en, ten zelfden tyde, haar Befchuldiger en diens Medeftanderes, die tot dus 'lang in Civile Gyzeling onder het Raadhuis waren gehouden geweest, na de gewoone Gevangenis, op 'sGravenftein, overbragt. 't Geweeten van Johanna Cornelia van der Sand, fchoon tot dien tyd niet min fchaamtloos en verftokt dan dat haars Bedervers en Verleiders, werd wakker; zy deedt, uit eigene beweeging, met vertooning van haar berouw en leedweezen, over de Misdaad van Meineed en valsch Getuigenis door haar gepleegd, eene omftandige belydenis van 't geen zy plegtlyk hadt bezwooren, tevens zich bekïaagende, dat Johannes Gryfzoe haar tot deezen val en fchande gebragt hadt. Haare erkentenis bragt niet weinig toe om de Regters meer en meer van de fchenddaad diens boozen Leugenaars te overtuigen, en de Geregtshandelingen te ftrenger tegen hem voort te zetten. Doch alles mogt niets baaten. En fchoon zyne Medeftanderes hem zyne Misdaad in 't aangezigt aan-  HISTORIE. a87 aanzeide, met omstandigheden, die hem moesten doen zicaleren, en met verwy- ] ten, die hem buiten zich zei ven moesten ■ gebragt hebben, indien 'er een enkele : vonk van lier of Gevoeligheid in zynen boezem gehuisvest hadt; niet tegenftaande dit alles was alle moeite vergeefsch. Zo lang, onder den voorgaanden Hoofdofficier,, het Onderzoek tegen Gryfzoe flaplyk was voortgezet, daar men meende hem te moeten aanzien niet als een Befchuldiger veel min als een Crimineel Ver dagten zelve, maar als een onbefprooken Getuigen, was het dien cerloo^en gelukt de Regters, immers veelen van dezelven, door zyne uiterlyke vertooning van Godsvrugt en Opregtheid, in twyfel en wantrouwen der onfchuld van de Weduwe van der Meulen te brengen. Doch deeze tyd van dwaaling was voorby. Zyne leugens en verdichtzels, ook in andere opzigten dan de hoofdzaak, waren door de Verklaaringen van verfcheide eerlyke en braave getuigen, van tyd tot tyd gehoord, tot de grootfte zekerheid van Meineed gebragt, en by geen der Regteren bleef de minfte bedenklykheid over, wegens de fchuld van deeza halfterrigen Gevangenen. — Het toegeftaane verzoek des Hoofd - Officiers, om tot fcherper Onderzoek en Pyniging te treeden werd ten uitvoer gebragt tot dien trap als genoeg was om den Gevangenen te doen zien, dat de Regters hem voor volkomen overtuigd hielden, en dat zyne XXII. soek. 784.  ü88 VADERLANDSCHE XXII. boek. I7Ö4. ne eigene Belydenis alleen ontbrak om hem als Meineedig te doen ftraffen. Op dat oogenblik nogthans bleef hy, door zyne fterke lichaamsgeftehenisfe, genoeg gehard tegen een pyn, die hy toen onderging, by de ontkentenisen hieldt, even verftokt als te vooren, zyne 011fchuld flaande. Doch uit het gebeurde meer en meer bewaarheid ziende, 't geen hy zich, by eene voorige gelegenheid, eens hadt laaten ontvallen, dat hy zich door zyne olykheid niet zou redden, deedt hy op 't onverwagtst een ftap, waar uit bleek dat de Boosdoenders zomtyds, welk een vast voorneemen zy ook mogen hebben om door de onverwinnelykfte verfloktheid de geftrengheid des Regts te ontgaan ter welverdiende ftrafoefening, be- zwyken. Gryfzoe verzogt, eenige dagen, naa dit fcherper onderzoek, de Schepenen te mogen fpreeken, en deedt toen eene Belydenis, ten genoegzaamen grond ftrekkende om met zyne Straffe een einde te maaken aan deeze buitengewoons Regtsgedingen; fchoon misfehien, gelyk zommigen willen, in een gewoon Regtsgeding, zyne gedrogtlyke onderneeming tegen zyne Juffrouw, in een nog haatlyker en affchuwelyker gedaante zou voor den dag gekomen weezen, dan nu by zyne Bekentenis was begreepen, te weeten , dat alle zyne roorgecvens onwaar agtig waren, dat zyne geheele Verklaaring wat de hoofdbefchuldiging betrof, door hem met Ecde gcfaafd, geheel verviel, en dat hy zyne  HISTORIE. 298 tie geweezene Froirwc, tegen de waarheid, iastcrlyk en valsch bejchvldigd hadt. Met zyne Medegevangene beklom hy eerlang (*) het Schandtooneel, waar op hy eene onfchuldige en braave Vrouw, voorheen zyn Weldoenfter, door eene zamenfehakeling der boosaartigfte leugens, in zamenwerking niet anderen, hadt poogen te brengen. Hy vertoonde zich op het Schavot met een koord, waar van het eene einde aan zyn Hals en 't andere aan de Galg was Vastgemaakt, en met een bord boven zyn hoofd, waar op ftondt Meineedige Falsaris, dus werd hy itrenglyk gegeesfeld, en met het gloeiend Zwaard gebrandmerkt, verder, voor den tyd van dertig Jaaren, in het Werkhuis der Stad gezet, en eindelyk, zyn leeven lang, gebannen uit Hol* land, IFest-Friesland, Zeeland en Utrechte — Zyne Medepligtige onderging eene harde Geesfeling met een bord boven haar hoofd, met het opfchrift, Va lsche Getuigen. Negen Jaaren Opfiuitens, en een achttien jaarige Verbanning uit de bovengemelde Gewesten werd haar opgelegd. ■— Zo kreeg de valschheid den verdienden loon, zo zegepraalde, in 't einde, naa het uitftaan van het hartgrievendst leed, en de kommerlykfte aandoening, de onfehuid over den verfoei- iyk- (*) Deeze Strafoefening gefchiadJe op den 15 Jtriy 1785. VIII. deel. T XXII. boek* 17-4. Vonnf en Srraftö derz'elven.  §90 VADERLANDSCHE* XXII. boek. 1734. Voortzet ting des Wapenhandels tc Amfitrdam. lykiten opgeraapten laster en het fchaan>J telooste bedrog; de Boosheid knarsfetandde, en de geredde Onnozelheid juichte O Een geruimcn tyd hadt men in Amfterdam gemord over de traagheid om ook by de Burger-fchnttery den Nieuwen of Staaten-wapenhandel in te voeren, 't welk door veelen werd tegengegaan, die zich aan het Schutters Reglement van den Jaare mdccxlii wilden houden; dan, in 't laatst van Lentemaand, bcfloot men, naa een daar toe ingcleeverd Verzoek, in eenen Krygsraad van Collonellen en Capiteinen, met goedkeuring van Burgemcesteren, tot dit lang wedcritreefde Huk; fchoon niet zonder tegenkanting van verfcheide Capiteinen, die daar op voor hunne post bedankten, in wier plaats het bezwaarlyk viel andere te krygen. — Doch drie Wyken oefenden zich boven anderen vlytig in den Wapenhandel: cn gaaven van deeze hunne vorderingen openlyke blyken, ten aanfehouw eener groote menigte, en in tegenwoordigheid der Burgemeesteren Cliffort en D edel, als mede van den Hoofd- Of- (*) Alle'rnaaleezenst waardig, is omtrent dit zonderling en zo veel gerngt gemaakt hebbend geval Verzameling van Stukken, betreffende de valfche Befehuldiging tegen Catharina Taan Wed. van der Meulen, nevens een kort Verftag van de uitkomst derzelve zaak. Te Leyden by L, Herdingh 1786. waar van wy ons in de opgave bediend hebben.  HISTORIE. Ê91 Ofïkier A.Calkoen. Men wendde veele poogingen aan om den lust tot ] Wapenoefening op te wakkeren, en meer . algemeen onder de Schuttery te doen worden. Verfcheide Genootfchappen van Wapenhandel rechtte men op. Een deezer,ten zinfpreuk voerende, Tot Nut der Schuttery, 't welk den geheelen Zomer zich, op het Drilveld, in gelykekleeding en volledige Wapenrusting op den Wapenhandel hadt bevlytigd, vuurde in Wynmaand af (*). Ontmoette in Gouda de Wapenhandel nieuwe blyken van goedkeuring en aanmoediging, die, als 't ware, 't zegel drukten op 't geen, in den voorleeden Jaare (f), daar plaats gegreepen hadt, werden de nieuwe Vaandels, door eenige aan-' zienlyke Vrouwen vereerd, op den alge* meenen Wapenfchouw in Hooimaand,' door de Magiftraat aan de Burger-compagnien overgereikt, gelyk ook de Koperen Trommen, deedt te dier gelegenheid de Hoofd-Officier Plemp er eene Aanfpraak aan de Schuttery (§); 't nabuurig Rotterdam verfchaft ons een tooneel, waar op menigmaal hervat Oproerig Geweld, de hoofdrol fpeelde, en het zo verre bragt, dat 'sLands Souverain, op (*) Post van den Neder-Phyn IV. Deel bl. 157. Bylaagen III. St. bl. 35. V. St ol. 6 N. Nedert. Jaarb. 1784. bl. 172 576. 15CÓ. iéió. IQOI. CO Zie onze Vaderl. Hist. VI. D. bl. 311. N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1278. T 2 XXII. ioek. 784. De Wapeohandel in Gouda fterk bagunftigd.  VADERLANDSCHE xxn. BOEK, I78.4. Nieuw Oprocre te Rottci dam gevreesd.Verzoek Ichriften eeniger Burgerer daar omtrenf. op eene ongewoone wyze, tusfehenbeiden tradt. Het een en ander zal ons te dier Stede langer dan elders doen vertoeven fchoon wy ons bepaalen om alleen het hoofdzaaklyke aan te roeren, e Hoewel de heevige beweegenisfen des a voorleeden Jaars te Rotterdam (*) ge" ftild waren, bleef het morrend Ongenoegen aanhouden, en dreigde, met den • achtften van Lentemaand op nieuw, uit te barsten. De Bedelaaryen, gepaard met , bedreigingen, namen weder een aanvang, 'er liep een niet ongegrond gerugt, dat de Zakkendraagers waren aangezogt om dien Dag met Illuminatien en luidrugtig te vieren. Veele aanzienlyke 'Burgers en Ingezetenen, door hunne bezittingen, een weezenlyk belang hebbende by de rust en 't welvaaren der Stad, zich den uitgeftaanen fchrik, en 't geleden leed, herinnerende,, en voor de vernieuwing van dit alles bevreesd, vervoegden zich, met nadruklyke Smeeldêhriften, by de Regeering; ten einde 1de noodige en gepaste voorzorge mogt gedraagen worden, om het hervatten dier Oproerigheden te beletten. Dan deeze oordeelde, dat de veelvuldige voorbehoedzels, door haar genomen, en de Burgery bekend; aan dezelve een genoegzaam vertrouwen hadden moeten inboezemen om de openbaare rust aan de Magiftraat over te laateff, zonder "de- (*) Zie onze Vadtrl. Hifi. VII. D. bl- 74>  HISTORIE. 293 dezelve door Verzoekfchriften tot eene meerdere werkzaamheid aan re fpooren;; als mede dat het een verkeerden indruk ■ zou geeven, indien de Wethouderfchap gelegenheid gaf, om het beraamen van de noodige maatregelen niet aan hunne eigene waakzaamheid; maar aan het dringend Verzoek van eenige byzondere Perfoonen, te doen toefchryven. Men lag die Verzoekfchriften ter zyde. In vergelyking met den jongden achtften van Lentemaand liep de tegenwoordige tamelyk rustig af. Hier en daar ftonden wel Eereboogen , die 's avonds verlicht werden , vooral in de achterhoeken, waar het Volk den ganfchen nagt vrolyk was, en zich met Oranje - ftrikken opgecierd vertoonde, gelyk ook een Compagnie meest uit Kinderen beftaande, dus opgefchikt, door de Stad trok. Ter Beurze ver- fcheen een Presmeester, met een Oranjekind om zyn hoed, die den Kooplieden, daar op eenige aanmerkingen maakende, raw- befcheid gaf; hy werd onzagt van de Beurs gedrongen. Het gerugt dat hy van de Beurs geklopt was, verfpreidde zich weldraa, waar op eene menigte Gemeen Volks, even als hy vercierd, ter Beurze kwam; 't geen de meeste Kooplieden bewoog die Handelplaats te verhaten. 's Anderen daags zogt men den Presmeester te wreeken. Eenige .Schippers gasten beraamden hier toe het plan • van 't zelve werd den Hoofd Officier op T 3 het XXII. JOEK. 784-. Oproerige Bewcegin?cd op d» ïeurs,  2(?4 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I784, 1 ( I 3 < i liet Stadhuis kennis gegeeven; doch dit was van geen gevolg, en verfcheenen zy, die, onder veel vloeken, op hunne Oranje-iïrikken wyzende gezegd hadden, Dat is nu het waare! onverhinderd op de Beurs, gingen dezelven op en nederlagen de Omiïanders onbefchoft onder 't ooge , liepen den een en ander op 't lyf, zeggende, Laaten ze nu eens komen, om ons dit Lint 'er af te haaien! wy wilden wel eens zien dat iemand ons aanraakte, of kwaad deedt l Zy zwaayden met de Hoeden, onder het geroep van Hoezee! — Drie Kooplieden hadden zich na het Stadhuis begeeven, om tegen deeze ftoorenis voorziening te vraagen; by deezer wederkomst, en het naderen der Onderfchonten, verlieten zy , op het teken van een Fluitje, en met het gefchreeuw Hoezee! Vivat Oranje! de Beurs. Voor de Herberg, waar in zy te rug keerden, maakten zy een zo luidrugtig gefchreeuw, dat 'er veel volks voor verzamelde. De Dnderfchouten bewoogen hun, met veel noeite, tot ftilftand, en flegts zommigen :ot het afleggen hunner Linten. Deeze saak hadt voor die Moeitemaakers, op :ene plaats den Handel gewyd geene verlere gevolgen, 's Avonds werden aan de luizen van de Kooplieden, die men oorleelde den Presmeester, den voorgaanden lag,flegt behandeld te hebben,eenige gla;en ingeflaagen. Dan de Burger-compagïieNo. 9. op de been gekomen zyndc, ver- bin-  HISTORIE: C$5 hinderde deeze en alle verdere ongeregeldheden (*). Het Vrycorps te Rotterdam, in het afgeloopen Jaar, met vergunninge der Regeeringe, opgerigt (f), zogt, in den aanvang deezes Jaars, by dezelve de goedkeuring te verwerven, van een Plan en Reglement. Men vondt goed dit in naderen raadflag te houden, en de Verzoekers toe te ftaan, om, hangende dit uitflel 9 zodanige fchikkingen te maaken als zy ten beste van hun Corps noodig oordeelden; mits geen derzelven inliep te gen de Ordonnantiën op de Burgerwagt Ingevolge hier van verkoozen zy, in ee> ne Vergadering der Leden, Bevelhebber: en verdere Officieren en regelden eene gelyke Kleeding (§). Hoogst aanitootelyk was deeze vrywillige Schutterbende in 't oog des Gemeens. Een aantal van vierhonderd vyi en twintig Perfoonen, meest van de ge ringde foort, nam deezen tusfehentyc waar tot het inleeveren van een Verzoek fchriftj waar in zy hun vrees en bekom mering over de oprigting en daadlyk< goedkeuring van dezelve te kennen ga ven. Zy hielden die Bende, niet allee) als volftrekt onnoodig, cm dezelve t< doei (*) Rapport der Cemmisjie te Rotterdam bl. III 113. A'. Nederl. Jaarb. 1785- b! 58ï- (t) Zie onze Vadert. Hifi. VI. D. bl 312. fj) Rapport der Commisf.e te Botterdam bl. 6ï $Q. N. Nederl. Jaarb. 1784, bl. 183 373- T 4 XXII. BOEK, r?84. Het Vrycorps aldaar verzoekt de Goedkeuring der Regeeri»! ge. Verzoekfchriften . tegen 't zelve in- • gediend. [ l 1  zq6 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. doen dienen, gelyk de Oprigters, voor* gaven, tot voorkoming van alle beweeging en onrust, die 'er onverhoopt in Rotterdam mogt ontdaan, en ook mede te helpen weeren, allen overlast, geweld, daadlykheid en ongehoorzaamheid; tot. dit alles was de tegenwoordige welgeoefende Schuttery in ltaat, op dezelve mogt de Regeering zich volkomen verhaten; en was het voor dezelve een hoon zich dus eene Bende te zien toevoegen. Zy vermeenden, daarenboven, dat dit Vry-, corps, in dede van alle onrust en verwarring voor te komen, juist ten eenigen tyde nog de oorzaak van hooggaande onrust en bcweeging zou worden; naardemaal zy hun Ed. Groot Agtb. kon den verzekeren, dat alle misnoegen en onlust, die 'er tegenwoordig in deeze Stad mogt heerfe hen,- één tg en alleen aan de oprigting van dit Vrycorps toe te fchryven was, zodanig dat zulks nog eens, vroeg of laat, heillooze gevolgen, voor de Burgery, zou opleeveren: te meer dewyl men 'er reeds een voorfpel van gezien hadt, Waar om zy de vernietiging van 't zelve verzogten. Dit werd eerlang, van een tweede Verzoekfchrifc gevolgd (*). Men (*") Rapport der Commisfie te Rotterdam bl 70. N. Nederl Jaarè. 1784. bl. 8ro Dj Heer f. W. Kompel, een groot tegenwerker dei- Vrycorpfcn, deet veel tot d:t eerde Verzoekfchrift. Zie liecuil van Stukken van Ml: J. W. Kumpeü bl. 3. en 11.  HISTORIE. *97 Men vatte liet op 't verleenen van Vrybriefjes aan eenige Lieden, die, ten tyde van een dreigend Oproer, zich elders tot befcherming vervoegd hadden, dan de Compagnie der Burger-fchuttery, waar onder zy behoorden. Hier over gaven Gelastigden uit de Wet, aan twee Hoofden van het Vrycorps, hun ongenoegen te kennen, zich in 't breede uitlaatende over de onaangenaamheden, welke het beftaan van het Vrycorps in de Stad veroorzaakte, den haat, welken het Gemeen daar tegen hadt opgevat, en de onrustige gefteldheid, die men by de Bewoonders van het Agter Klooster befpeurde, tefFens aanmerkende, dat het, voor 't Vrycorps nog tyd was om fchikkingcn tot eene honorabele disfolutie te maaken; dat, uit het langer in ftand bly ven van 't zelve gevolgen te dugten waren, van welke de vrywillige Schutters, ten eenigen tyde, de Victimes zouden kunnen worden. ■ Men deedt by 't Vrycorps alles om deezen fteen des aanftoots weg te neemen, door bepaalingen te maaken, ingevolge van welken de Leden van het Vrycorps, die tevens Leden der Burgerfchuttery waren, gehouden zouden weeZen, alle dienften te doen, betrekkclyk tot hunne Burger-compagnie. Maar, over de voorgeliaagene ontbinding, konden zy niet raadpleege», dan met zamenroeping der Leden. Het bleef eenigen tyd fleepen. By een nader opontbod verftonden twee Leden, uit den mond der Magiftraat, T 5 dat XXII. BOEK. T784. Hat Vry corps aan gemaand om zich teo-ntbin den,  ao8 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. dat de omftandigheden daar toe fcheenen gekomen te zyn, dat het Vrycorps niet langer in weezen bly ven kon; doch de ontbinding daar van noodig was tot herftel van de algemeene rust in de Stad. De Leden behoorden te bedanken; dit zou ten uiterften aangenaam zyn, en de vernietiging als dan' gefchieden op eene wyze ten hoogften honorabel voor het Corps. By openbaare Afkondiging zou den hoogften lof aan de vrywillige Schutteren worden toegemeeten, als de oorzaak van de treffelyke Orde en Wapening, waar in zich de Burgery thans bevondt, houdende, nu dus de Burgery welgewapend en geoefend was, de noodzaaklykheid van het Vrycorps op. :Er werd de fterkfte verzekering bygevoegd, dat de Burgery in volle orde met Bajonetten gewapend zou bly ven, de Wapenoefening aanhouden, en de Burgerwagt fteeds (Trikte Order hebben, om, des noods, geweld met geweld te keeren; voorts zouden de vrywillige Schut» ters, naa de flooping van hun Genootfchap, altoos genieten de byzondere befchutting der Regeering, met voorbeeld lyke ftraffe aan den lyve van de aanranders ; en het Verzoekfchrift der vierhonderd vyf en twintig Onderrékenaaren, zou te rug gegeeven worden, zonder dispofitie. Vonden zy niet goed om de ontbinding te verzoeken, zy hadden te wagten, wegens ongehocrziamheid, vernietigd te zullen worden; doch, in beide de  HISTORIE. 299 de gevallen, zou de gemelde befcherming plaats hebben. By de zamcnroeping der Leden van het Vrycorps, werd het verzoeken van ontbinding, met eenpaarigheid van Itemmen, door allen van de hand geweezen: wat aanfbot verwekt hadt wiMfi men een gunftiger uitleg gegeeven, en niet aan 't Vrycorps toegefchrceven hebben: voorts moest men by de Regeering, op de eerbiedigde en kragtigfte wyze, aandringen , dat, wel verre van, ten gevalle van een gering getal Ondertekenaaren des Verzoektchrifts, waar van de meesten onbekend, immers geen Burgers der Stad waren, het Vrycorps te vernietigen, door het verleenen der goedkeuring van . het ingeleverde Reglement, eene meerdere fterkte aan het lichaam der Vrywillige Schutteren mogt gefchonken worden. Zulk eene handeiwyze zag men aan, als een betoon van weinig cerbieds voor de Regeering, die zich genoodzaakt vondt, haar regtmaatig en billyk misnoegen, gelyk zy zich uitdrukte, te betoonen over de illegale en willekeurige handeiwyze (*) en daarom het daadlyk verleende verlof tot de Oprigting van het Corps* vrywillige Schutters introk, en 't zelve, voor zo verre het beftaan mogte verkreegen hebben, vernietigde. Zo kwam een Vry- • corps (*) Naamlvk het verleenen der zo zeer betwiste Vrybriefjes. Zie hier over Rapport der Commisfu te Rotterdam hl. 77. enz. en 1)1. 265. XXII. JOF.K. [784. Het Vrycorps afjjeföhaft.  30© VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I734. corps ten val, 't welk uit veele gegoede en bekende Burgeren beftondt, volgens bekentenis der Wethouderfchap zelve, met de heilzaamfte .oogmerken opgerigt; en 't geen, naar de betuiging der Commisfarisfen uit Staaten van Holland eerlang- na Rotterdam gezonden, „ nim„ mer regtmaatige ltoffe tot klagten of „ misnoegen gegeeven hadt, en, door zyn „ volgend gedrag, toonde eene betere be„ handeling verdiend te hebben." Huns agtens hadden de ingeleeverde Verzoekfchriften te grooten invloed Op de Magiftraat : en hieldt men, zonder grond, het daarvoor, „ dat de twisten en oneenig„ heden in Rotterdam voornaamlyk der,, zeiver begin genomen hadden met en „ ontftaan waren uit de oprigting van „ het Corps Vrywillige Schutters, en „ dat door het uit den weg ruimen van ,, dat ftruikelblok, de rust en eendragt „ waarfchynlyk zou herfteld worden: daar „ het ondertusfchen zeker was, dat Rot„ terdam reeds lang, vóór dat men op „ zodanig Etablisfement dagt, in twee „ Partyen was verdeeld; die ieder haa„ re Voorftanders en Aanhang onder alle „ Clasfeu van Ingezetenen 'hadden, en ,, waar van de eene toelag om verande„ ring in de Conftitutie te weeg te bren„ gen — den Prins Erfftadhouder meer„ der Magts te geeven, en alle hinder,, paaien, die zy daar in zouden ont„ moeten, door middel van 't Gemeen, ,, om verre te werpen; de andere „ daar  HISTORIE. 301 -„ daar en tegen om den al te grooten: , invloed van hooggemelden Prins op de j ' Regeering, waar van men byzonder in . den jongften Engelfchen Oorlog, de bit- : ^ tere vrugten gefmaakt hadt, tegen te „ gaan, en te effectueeren, dat alle Re^, genten over- de belangen van het Land „ in gemoede konden advifeeren, zon" der, uit dien hoofde, eenige nadeelige j> gevolgen te moeten vreezen. — Daar „ nu door het aanweezen, van een Ge„ wapend Corps, zamengefteld uit de „ voornaamfte en gegoedfte Ingezetenen, „ die, voor het grootfte gedeelte, tot de „ laatstgenoemde Party behoorden, het „ Plan van- de eerstgemelde geheel ver„ ydeld en onuitvoerelyk gemaakt werd, „, kon het niet anders zyn, of dezelve „ moest daar uit het grootfte misnoegen „ opvatten, en geen middelen onbeproefd „ laaten, om de destructie van zodanig » een Corps, te effectueeren (*)•" Onder de Leden der Schutterye, die zich meest op den Wapenhandel bevlytigden, ftaaken boven al uit, de Adelborsten van de Burger-compagnie No. 9, ftaande onder 't bevel van den Luitenant Collonel Elsevier, Vroedfchap der Stad. Dan men poogde, om die Wapenoefening, welke zo voorbeeldlyken .. . in- (*) Rapport van de Cemmufie te Rotterdam, W. 70. 74- 77 «5- «S. go. 94- 246. 265. N Nederl, Jaarb. 178 4 bl. 988. enz. Post ven dtn NederJthyn V. D. bl. 725. SOEK.' Ï784. De Burger-co inpagnie N. 9. trekt met Bajonetten te? Wagt.  502 VADERLANDSCHE XXIL BOEK. I784. indruk maakte, in de geboorte te finooren, deeze Lieden in den haat des Gepeupels te brengen, 't geen Erereedlyk gelukte. Getuigen hier van de fmaaden fcheldwoorden en de vervloekingen, waar mede ieder Schutter, die zich welgekleed en gewapend vertoonde, bejegend werd; de zamenfchoolingen en ongeregeldheden , by de plaats des Wapenhandels, en het optrekken der wagt, bovenal wanneer het de beurt deezer Compagnie was. Doch deeze Adelborsten aangemoedigd door hunne Officieren, lieten zich hier door niet affchrikken, gingen rustig in hunne Krygsvordcringen voort. Toen zy in de behandeling van 't Geweer zo verre gevorderd waren, dat de zwaarigheid, om elkander door onbedreevenheid te kwetzen, geen meer plaats vondt, namen zy, met voorkennis en toeftemming hunner Officieren, het befluit om voortaan met Bajonetten op hunne Geweeren ter wagt te trekken. Geweeren daar mede voorzien, vorderde de tegenwoordige wyze van Wapenhandel; en zyn ze het best gefchtkte wapen om z.tmengefchoold Volk uit elkander te dryven , en tè beletten dat hetzelve op een Wagt aandringe, die geheel influite, en weerloos maake. Daags voor de Waakbeurt , op welken zy vastgefteld hadden, dit aan te vangen, nam de Wethouderfchap een befluit, om den Luitenant-Col lonel Elsevier, als Capitein van die Compagnie ta doen aanzeggen, met last . om  HISTORIE. 3°3 om het ter kennisfe van zyne onderhoorige Manfchap te brengen, dat, naardemaal het oogmerk der Magiftraat als nog was, dat door de Burgers geene Bajonetten op hunne Snaphaanen zouden worden gebruikt, dezelve ook verwagtte en vertrouwde, dat de optrekking, den volgenden avond, met het gewoon Geweer zou gefchieden. De Adelborsten trokken, des niettegenftaande, met Bajonetten ter wagt; doch gaven, by een eerbiedig Verzoekfchrift, vervolgens aan de Wethouderfchap te verftaan; dat zy, niet uit een beginzel van halftarrigheid, of ongehoorzaamheid, geweigerd hadden aan het hun medegedeeld befluit te gehoorzaamen; maar alleen uit vreeze van zich, daar hun voorneemen bekend was, aan de verguizing des Gemeens bloot te ftellen, indien zy het niet volvoerden. Zy erkenden hier in kwaalyk gehandeld te hebben, verfchooning te verzoeken, met bede om zich voortaan van Geweeren met Bajonetten te mogen bedienen. De Magiftraat vol'deedt aan die verzoeken: en hadt reeds, op voorftel van Burgemeesteren, twee dagen vroeger, beflooten het aanneemen der Bajonetten over te laaten aan de Compagnien, welke daar van gebruik wilden maaken, mits het behoorelyk verzoeken- (*) Rapport dtr Commisjie te Refter Jam, 1*1. XXII. 3 O EK. Vraagt besweren vcr"chooaing.  304 VADERLANDSCHE XXII. l o ek. 1 7.84. Elzevier aan mishandelingmet zyn Compagnie No. 9. blootgcJtcld.tedtzich. Nieuwe beledig in. gen die Compagnie aangedaan. De Vroedfchap Elsevier, een Tamboer zyner Compagnie afgezet hebben-; de, wegens het liaan van Wilhelmus op de Parade, oordeelde, daar de toeloop des Volks, als zyne Compagnie optrok, by ieder wagt, vermeerderde, op den negenden en tienden van Lentemaand, dezelve in eigen perfoon te moeten opleiden, om. te beproeven of zyne tegenwoordigheid eenig meerder ontzag by de menigte zou verwekken. Doeh te vergeefsch. Hy vondt zich blootgefield aan uitjouwing, vervloeking, en wederftand, in welk lot zyn Luitenant van Z w y ndr.ec 1-1 t , en de Adelborst W1 s h o f 4 die het flaan van Wilhelmus verboden hadt, ryklyk deelden. De Manfchappen wankelden niet in hunnen pligt, en bewaarden dien nagt een en ander Huis voor balddaadige i'chennis. By de kreet van Oranje boven l mengde men vervloekingen van Elsevier en diens Compagnie. Het Huis van dien Vroedfchap, met plundering gedreigd, werd twee nagten door Geregtsdienaars bewaakt. De euvelmoed des Gepeupels groeide aan; en de uitgefhagene bedreigingen, dat men de Compagnie zou aanvallen, als dezelve, den twee en twinrigften van Lentemaand, weder ter wagt trok, bewoogen den Luitenant van Zwyndrecht om den byftand van sendge Geregtsdienaars te verzoeken om de Geweldpleegers te kunnen vatten. De gepastheid deezer voorzorge, bleek; da- wyl  HISTORIE. 305 wyl,byhet vergaderen der Adelborsten, de oploop des Volks begon, aangezet door 't gewoon gefchreeuw; op den marseh moesten zy het fmyten met kalk en vulnis, met andere hindernisfen, lyden, en de fdtriklykfte bedreigingen hooren. Op de Paradeplaats was een groot gedrang, het geroep van Hoezee! Oranje boven! 't Vrycorps onder! 't Vrycorps na den donder ! Lang lecve de Oranje Vorst! werd afgewisfeld met een verward gezang van oproerige liederen, gepaard met fluiten en fpeelen door Jongens en Kareis, die zich alom, en ook zelfs in de boomen, geplaatst hadden. Een hoop Viouwlieden zette de menigte door onbefchofte taal geduurig aan. De in Parade ftaande Manfchap moest by fpot en hoon, nu en dan het gooijen met llcenen verdraagen. Op de aankomst des Luitenants van ZwynDrecht verdubbelde het gefchreeuw, en de toeloop,- het Bevelwoord kon niet gehoord worden, en 'er bleef geen plaats over om de Companie behoorelyk te rigten; men zogt die overhoop te werpen, en zich van de Adelborsten de Waal en Wishof meester te maaken;. ook hadt men een dergelyken toeleg op' den Luitenant van Zwyndrecht. Dit beide mislukte; dan een Tamboer kon de mishandeling niet ontgaan, noch ook een Adelborst, dat een" Vrouwsperfoon hem een flag in 't aangezigt gaf, onder ecu fehriklyk gevloek. ""Hpt gefchreeuw cn de aandrang vermeerderde zo fterk, dat men zelfs den Trom niet kon hooren, eri het VIII. deel. V voort- XXII. boek. 1734.  XXII. BOEK. 1734. 1 1 I ] 306 VADERLANDSCHE voorttrekken ondoenlyk wierd. De Bevelvoerende Officier deedt halte houden, en de Adelborsten laaden, te meer dewyl het gerugt liep, dat men bezig was met de fteenen uit de Nieuwe Markt uit den grond te haaien. Dit laaden hadt eene verfchiïlende uitwerking op de zamcnvergaderde menigte. Zommigen vonden*' het raadzaam af te trekken, en ruimte te maaken, (waar van eenige Adelborsten zich bedienden, om met hunne gelaadene Geweeren te vlugten;) anderen hielden ftand, en voeren voort met tergend uitjouwen: nogthans kon, door den verminderden aandrang, de Compagnie den weg vervolgen, hoewel niet zonder by aanhoudenheid gefcholden , bedreigd, en daadlyk beledigd te worden. Dnder veel fmaadlyke bejegeningen bereikten zy het Stadhuis, waar zich veel v'olks verzameld hadt, 't welk de hinlerende rol herhaalde, die volduurde :ot zy de Hoofdwagt betrokken nadien. Veelen der Rotsgezellen toonden ïun misnoegen over de handeiwyze hunïer Adelborsten, en fchaamden zich niet, :o onder het laaden, als naderhand, )p de wagt te zeggen, dat zy hun, als leezen gefchooten hadden, tusfchen hals :n nek of met de kolven hunner Snaplaanen de harsfens zouden ingeflaagen Lebben. De Geregtsdienaars, tot beveiliging medegegaan, greepen niemand it dien hoop rustverftoorders, ook werlen deezen over pligtverzuim niet be* :raft, en geen geregtlyk onderzoek gedaan  HISTORIE. 307 daan na de pleegers dier hoogloopende buitenfpoorigheden (*). De Magiftraat liet, twee dagen laater, by openbaare Afkondiging, een ieder waarfchuwen om zich zorgvuldig te wagten Van, op eenigerlei wyze, aanleiding te geeven tot eenige onrust, veel min om de Burgerwagt, met woorden of daaden, te beledigen, of met een kwaad opzet in eenige hunner verrigtingcn hinderlyk te zyn; met bedreiging dat de zodanigen, die zulks in 't vervolg zouden mogen doen, naar de Wetten en Plakaaten deezer Landen, als verftoorders van de algemeene rust, tot voorbeeld en affchrik van anderen, aan den lyve zouden ge- ftraft worden. • De toomlooze geest des Oproers vertoonde zich, by het afleezen deezer Afkondiging; niet alleen werd ze oneerbiedig aangehoord, maar zelfs met de kreet Hoezee! Oranjehovend beantwoord, en met de doorftraalendfte blyken van veragting bejegend. Daar dit onopgemerkt, immers ftrafloos, doorging, was het geenzins te verwonderen, dat het geen indruk op 't woest Gemeen maakte, om den euvelmoed te ftuiten; maar integendeel dien fterkte (f). De ondervinding ftaafde dit ten vollen, niet alleen door de aanhoudende beleef*} Rapport der Commisfie ie Rotterdam, bl. 116. enz. (t) Rapport der Commisjie te Rotterdam, b3. 134. 166. N. Nederl. Jaars. 1784. bl. 583. V 2 xxit BOEK. I784. Weinig uitwerkende A& kondiging daar tegen. Hernaaiie aanval :>p die  3oS VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1734. Rurgercompag^nie. ledigingen, de Compagnie No. 9. op de plaats der Wapenoefening aangedaan; maar wel byzonder door het volvoeren van het vooraf beraamde, met woorden bekend gemaakte, en met briefjes aangeplakte ontwerp om, op den derden van April, die Compagnie te vinden. De Adelborsten werden, by het aannaderen der Paradeplaats, niet ilegts met woorden gehoond, maar met daaden beledigd; hier wilde men den eenen in 't water imyten; daar greep men een anderen na de zwarte Cocarde; een derde werd geftooten, gefchopt en geflaagen; terwyl men een ander noodzaakte Oranje boven! te roepen. Op de Paradeplaats zelve vertoonde men een akelig ichouwfpel van gefchreeuw, vervloekingen, gedrang en openbaar geweld; geen bevelen konden verftaan en geene behoorelyke rangfchikking kon gemaakt worden; uit de opene raamen van een naby gelegen kamer blies men het bekende Airtje Wilhelmus, op fpeeltuigen; nu en dan riep men Hoezee ! Oranje boven! 't geen de zamengerotte hoop telkens met de gewoone kreet beantwoordde : 't zingen van Liedjes vuurde de duizenden aan, en de lugt weergalmde van het verward gefchreeuw, 't geen de woede en de muitzugtige oogmerken op 't fterkfte uitdrukte. Dit was fiegts het voorfpel. Reeds van den beginne af hadt men fterk op de vergaderde Manfchap der Compagnie gedrongen; doch dit gedrang verdubbelde op de aankomst  HISTORIE. 305 komst des Luitenants van Zwyndrecht cn verdere Officieren. Geene vermaaningen , hoe dikwyls ook door den Luitenant en Officieren herhaald, konden iets uitdoen, om het Gemeen tot bedaardheid te brengen, of den aandrang te verminderen; de herinnering van de laatstgedaane Afkondiging, was vrugtloos, en leverde flegts nieuwe ftoffe tot befpotting, verguizing, en tartende bedreigingen, welhaast gevolgd door veele feitlykheden, aantasten, trappen, flaan en omverrukken, 't Geweer des Luitenants van Zwyndre cht,,die op eene befcheide wyze 't aandringend geweld poogde tegen te gaan, werd aangegreepen en hy met een flag bedreigd, onder het uitgillen van wat Blixem wou jy doen met je Bajonet! Dan deeze onverlaat werd, op zyn bevel gegreepen, en, ondanks de poogingen des Gemeens, om hem te ontzetten , tusfchen de gelederen gebragt. Met mesfen waren zy voorzien, en zy betuigden ook te kunnen fchieten, en met de daad hoorde men op de Parade een fchot. Tegen alle deeze geweldenaaryen gebruikte de Compagnie geen het minfte geweld. Eerst tragtte men met de vlakke Geweeren ruimte te maaken, en wel met alle mogelyke voorzigtigheid; doch dit niet helpende, heeft men de Geweeren voorwaards moeten vellen, en niet dan by vermeerdering van den aandrang gelaaden. Hier door kwam zo veel ruimte, dat de CompagV 3 nie, XXII. 3 o ek. 1784.  3io VADERLANDSCHE XXIL DOEK. Geweld met Getveld gekeerd. nie, (thans alleen beftaande uit de Officieren en Adelborsten, dewyl de Luitenant de Rotgezellen reeds na hunne Posten gezonden hadt,) onder een fteeds voortduurend gedruis en toeloop den marsch aannam, 't geen niet zonder gevelde Geweeren kon gefchieden; naardemaal de aandrang en het gefchreeuw bleef duuren, en de bedreigingen hervat wierden , en ook de Gevatte, op wiens verlosfing men loerde , moest bewaard worden. Men nam een anderen dan den gewoon nen weg, om de Nieuwe Markt, de plaats ten aanval gefchikt, te ontwyken. Dit fcheen in 't eerst ruimte te bezorgen; doch de menigte op de Nieuwe Markt te leurgefteld, kwam, met een verdubbeld geweld, aanftuiven, en de Compagnie was genoodzaakt halte te houden, en wilde zy zich niet uit een gedrongen, verftrooid en door de woede van het muitend Graauw vernield zien, het geweld met geweld af te keeren. De hoonendfte beledigingen hadt men, tot hier toe, met een voorbeeldeloos geduld en hngmoedigheid, verdraagen; doch nu rees het geweld der woelende en woedende Menigte tot die hoogte, dat het dringendst gevaar zich ten zigtbaarfte vertoonde. Een aandrang zo geweldig, dat de Manfchappen reeds daadlyk uit een gedrongen wierden, het grypen na hunne Geweeren, het gooijen met vulnis, kalk, en fteenen, waar door eenigen hunner gekwetst geraakten, het fchie:  HISTORIE. 3H fchieten zelfs op de Compagnie, met: een woord, alles wat openbaar geweld] kenmerkt, en kragtdaadigen wederftand. noodzaaklyk maakt, ondervondt de Com- j pagnie op dat tydftip, wanneer de Luitenant bevel gaf om te vuuren. Dit vuuren zelfs, zo hoog liep de woede der aanvalleren, was, in den beginne, niet in ftaat om het Gemeen te beteugelen. Een Adelborst, door het voorby morren van een kogel, op de Compagnie gefchooten, ontfteld, en, op den grond gevallen, werd terftond omringd, en van zyn Geweer beroofd. Andermaal gevuurd en eenigen gekwetst hebbende, waar uit bleek dat zy niet met los kruid fchooten, gelyk de menigte fchreeuwde, kreegen zy genoegzaame ruimte; doch flegts voor eene korte wyl, en de Luitenant, die inmidddels een Geregtsdienaar na het Stadhuis zondt om de Alarm-klok te doen luiden , vondt zich weder in de noodzaaklykheid, om de Geweeren geveld te doen houden. Het fchreeuwen en dreigen toonde ten klaarden, dat hun pooging wel verydeld; doch hun wreevele moed niet gekoeld was. Aan 't Stadhuis gekomen, vereenigde zich daar de zamengefchoolde Menigte, met die de Wagt volgde, zo dat de Luitenant om het Stadhuis te kunnen beveiligen, en de Gevatten in verzekering te doen brengen, zich verpligtzag, in plaats van de Hoofdwagt te betrekken, een Cordon voor 't zelve te laaten formeeren. V 4 't EXIL l O E K. 784. Vervaaryk Oproer.  3i2 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 2784. 't Geweld groeide zodanig aan, dat de tegenwoordig zynde Magiftraat sleden befiooten de groote Alarm-klok te doen trekken. De balddaadighedën, van 't Gemeen verdubbelden, tegen alle mogelyke vermaaningen; en niet eerder, dan naa dat derzelver vrugtloosheid bleek, wierd door den Luitenant, die te vooren nogmaals ondernomen hadt, de Geweldpleegcrs met zagtmoedigheid tot reden te brengen, en zyne klaagende Manfchappeu, door te zeggen, dat men in Gods naam het zo lang mogelyk moest inzien! in hunne langmoedigheid, hadt verfterkt, last gegeeven om te vuuren, waar door eenigen gekwetst geraakten, en éc'n in hegtenis kwam. Natuurlyk zou men verwagten, dat dit een affchtik zou gegeeven, en anderen te rug gehouden hebben, om die Compagnie verder eenig leed te doen; doch men zag het tegendeel. Het Volk bleef niet alleen rondsom de Wagt in grooten getale vergaderd, en liet niet af dezelve te hoonen en te fmaaden; maar deeze Schutters, die zo veel voor de veiligheid der Stad gewaagd hadden, moesten zelfs van hun, van wie zy met allen regt kragtdaadigen byftand mogten verhoopen, eene behandeling ondervinden, volmaakt gelyk aan de beestagtigheden van het oproerig Gemeen. Naauwlyks was de Compagnie No. 10, die met de kreet Hoezee! Oranje boven! door den zamen gefchoolden hoop werd verwelkomd, aan 't Stadhuis gekomen, of de Rotgezellen van  HISTORIE. 313 van die Compagnie beantwoordden zulks met een dergelyk gefchreeuw, me;: byvoeging van den gewoonen vloek, het Vry'corps na den donder! De taal, vol fchimps, welke voorts de Adelborsten van No. 9, die nu de wagt onder het Stadhuis betrokken hadden, van deeze Mede - fchutters moesten hooren, en de gezindheid dier Lieden zo volmaakt, fchoon onbehouwen, uitdrukte, wees aan welk een by ftand hun te wagten ftond. En wanneer zy 'smorgens, door de Compagnie No. 11. werden afgelost, waar van de meeste Rotgezellen' met Oranje-linten vercierd waren, moesten zy, naa den ganfchen nagt zo veel beledigingen te hebben uitgedaan, wederom ondervinden, dat veelen deezer Compagnie, in het aandoen van de grievendde fmaadheden, voor de Rotgezellen van No. 10. en het verder muitzugtigGraauw, niet wilden wyken. — Alle handelingen van de meesten dier Compagnien weezen uit, dat de ondergefchiktheid geheel verboren was , de drank verhitte hun welhaast, en dit vermeerderde de ongebondenheid, die met losfen teugel holde; en heerschte dezelfde euvelmoed by andere Compagnien, op 't luiden der Alarm-klok, in de Wapenen gekomen, 't Bleek ten vollen, dat zy ongefchikt waren om het Oproer te duiten. 't Kwamegter, eenigzins uitgewoed, tot bedaaren, en droegen deeze Compagnien, wier gedrag zo weinig gefchikt was V 5 oir, XXIL BOE IC .' 1734. - Op welk eene wyze de Compag-  3i4 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I784. nie N. 9, door de Magiftraat van de andere werd uitgemonsterd. 3 1 5 3 < om het Oproer te dillen, en veel eer aai.leidelyk om het 0 te hitzen, den dank. der Wethouderfchap weg, terwyl de Compagnie No. 9, die den zwaarden fchok verduurd, en voor het grootde gedeelte zich manmoedig gekweeten hadt, alleen werd voorby gegaan en tot loon van haare waakzaamheid en uitgedaane gevaaren op eene vernederende wyze bejege d. „ Eene uitzon- „ dering," dus luiden de woorden van ie Heeren eerlang na Rotterdam in Bezending gezonden. „ Eene uitzondering ,, zo zigtbaar als onregtmaatig, was de , fchoonde zegepraal voor het Gepeu„ pel, 't welk nu met grond gelooven , mogt, dat de Magidraat, omtrent de , verrigting dier Compagnie, niet gun, dig dagt; dat het gepleegd geweld, , de gepremediteerde aanval op de Bur,, gerwagt, het infulteeren, verdringen, , en mishandelen der Manfchap, dat de , feitlyke excesfen voor pardonable Vro, lykheid doorgingen, en dat het fchie, ten met fcherp, waar toe men einde, lyk hadt moeten komen, by de Re, geering, zo niet direct, ten mindeny?//, zwygend, werd afgekeurd. Dit denk, beeld, gederkt door de Gratificatiën , aan de Gekwetden, als Martelaaren , van de goede zaake, uit de Stadskasfe , gedaan (*), moest nood^iaklyk veld „ win- (*) Zie over deeze Gratificatiën Rapport der ïommisfie te Rotterdam bl. 177. 183. 164. 187.  HISTORIE. 315 „ winnen j de gemoederen meer en meer verbitteren, de wraakzugt aanhitzen, en het kon niet anders zyn, of het „ daadlyk lot aan eenige weinige Op„ roermaakers te beurt gevallen (*), „ moest, in openbaare Geichriften (f), „ en Gefprekken, als een bloedige Mas„ [acre afgefchilderd, en de Schutters, „ boven al de Adelborsten van No. 9, als Moordenaars uitgekreeten, hun Per„ foonen en Familien openlyk en in 't „ geheim, aangevallen, gemolesteerd en „ vervolgd, kort om als Fogelyry behandeld worden (§)." Het vuur, dat den vierden van Grasmaand fmeulde, dreigde op den vyfden, met nieuwe woede, los te barsten. Men hadt het voornaamlyk gemunt op het Huis van den Adelborst Wis hof, dien men hield voor den eerften, die uit de Com- Belaagt bl. 145. en de Straffen de Gevatten aangedaan. Rapprt bl. 138. 158. (*) Vier overleden 'er aan de bekomene wonden ; en drie waren 'er min of meer gekwetst. Jjylaage tot het Rapport bl. 153- (t) Onder deeze Mak uit, een Boekje, petyteld, Eerst echt Verhaal wegens de bloedige Mas/acre, niet door de goede Burgery; maar doorzie Adelborsten van de Compagnie van den lieer E LS F.vi EU, onder de weerlooze Gemeente te Rotterdam, aangerigt, 't welk een onverhinderden loop hadt. Rapport bl. 163. 175 (§) Rapport der Commisfie te Rotterdam, hl. 126. enz. 199. 162 Zie ook een verhaal van dit Oproer in de N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 821. Courier van Europa II. D. bl. 126. enz. xxn. boek. 1784. Verdere Balddaadiijhedengefluit.  $i6 VADERLANDSCHE XXII. boek. 1784. Compagnie van Elsevier gefchooten hadt. Doch het zenden eener Burgerbende, met een Geregtsbode, voorzien van eene fchriftlyke Waarfchuwing, waar by een iegelyk, by dat Huis tegenwoordig gelast werd, onder herhaaling van de reedsgedaane Afkondiging, tot vermyding. Van allen fchyn van zamenrotting, uit den andere te fcheiden, bewerkte, niet zonder moeite, de beveiliging van 't zelve: en konden zy zeer bezwaarlyk vryheid bekomen om geweld met geweld te mogen keeren (*). De haat tegen die Adelborsten ging zo verre, dat een hunner, Pieter de Waal, door een vermomd Perfoon, met een mes 's avonds aangevallen, doch gelukkig maar ligt gekwetst wierd. 't Welk eene Afkondiging ten gevolge hadt, waar by de Magiftraat , op de ontdekking van den Daader, duizend Guldens ftelde, en verboodt de Adelborsten, uit hoofde van het voorgevallene op den derden van Grasmaand, op eenigerlei wyze te beledigen, veel min feitlyk aan te vallen. — Ook wierd de Regeering te raade den Raadpenfionaris van Holland, by eenen Brieve eerst berigt, en vervolgens een nader verflag, te doen van 't geen in dien oproerigen nagt gebeurde (f). Nu C*3 Rapport der Commitjïe te Rotterdrm, bl. 195- C*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bL 826. 827. enz. Caurier van Europa II. D, bl, 131, enz.  HISTORIE. 31? Nu minder dan meerder onrusts verftoorde de optrekkendeWagten;dan,woede tegen allen, die welgewapend, welgegekleed, en op de gewoone Wyze met een zwarte Cocarde voorzien, ter wagt kwamen, liet zich in Hooimaand onbedwongener dan ooit los, en dreigde een Adelborst, onder het uitüaan der gruwelykfte taal, over de leuning van een brug te werpen, terwyl zy andere Adelborsten zeer mishandelden, het Vaandel poogden te ontweldigen, zo dat de Compagnie, in de uiterfte wanorde, en zonder Vaandel, 't geen men in een naby gelegen huis borg, na het Stadhuis trok; dit was het werk der gewapende Schuttery zelve (*). Deeze aanhoudende rustverftoorende beweegingen, die nu een groot Jaar in Rotterdam gewoeld, en de Ingezetenen, by den ontzettendften fchrik, met de kommerlykfte uitzigten vervuld hadden, bewoogen thans een aantal van omtrent honderd der aanzienlykfte Kooplieden, om een Smeekfchrift by Staaten van Holland'in te keveren. Zy vermeenden,lans geaarfeld hebbende tot het doen van zo danig een beklag: dewyl het altoos kor aangemerkt worden, (hoe zeer men zulk: niet mogt bedoelen,) als eene zydehng fche zo geen rechtftreekfche, befchuldi (*) Rapport der Commisfie te Rotterdam, bl. 210-219.277. 2V. JSItdsrl. Jaarb. 1784. bl I2?9- XXII. SOEK. 1784. Deftoo- renisfen iler Wagt hervat. VerzoekfchriftvaaRottsrdamfcheKooplic* den by Staaten van Holland om Voorziening. 1 r  3i8 VADERLANDSCHE XXII. boek. 1784. 1 1 i i ( t a ( a f 2 ging dat de Magiftraat niet genoeg zorg* de voor de rust en veiligheid der Ingezetenen — dat zy, in de tegenwoordigs omftandigheden, het aan zich zeiven, aan hunne Familien, aan hunne vreedzaame Ingezetenen, ja zelfs aan hun Ed. Groot Mogenden, als hunne Souverain, niet zouden kunnen verantwoorden, indien zy langer fr.il zaten, en voor hun Ed. Groot Mogenden verborgen, hoe in Rotterdam de rust, de veiligheid, en goede Orde, te eenemaal verdweenen waren. Naa eene korte opgave van de jongfte Oproerigheden, en wel byzonder van de laatfte, waar by de Ingezetenen ondervonden hadden, dat die gewapende Schuttery zelve, welke zy als het bolwerk der veiligheid moesten befchouwen, in zich de werktuigen bevatte, die de openbaare rust verfborden, en het vuur van Oproer antftaaken, verzogten zy, aan den eenen kant, om eene zo fpoedige als kragtdaaïige Voorziening, tegen alles , wat de rust en veiligheid in Rotterdam kon ftoo•en; ten einde de goede Ingezetenen niet anger blootgeiteld mogten blyven, aan chrik en ontrusting; maar een ieder daarmtegen, voor zyn Perfoon en Goederen, lie befcherming genieten, welke hy met lillykheid kon vorderen. Aan den nderen kant baden zy, niet min ernftig, dewyl zy moesten veronderftellen, dat 11e die beweegingen den oorfprong ver:huldigd waren aan geheime Aanblaaing,) dat het hun Ed. Groot Mogenden  HISTORIE. 319 den mogt beklaagen de bron van alle deeze onrust te doen nafpeuren, terwyl zy verftonden, dat die naafpeuring met weinig moeite zou kunnen gefchieden, en teffens met dat gewenscht gevolg, dat, zo haast de Aanvoerders en Opftookers ontdekt waren, daar door de rust der Stad niet alleen fpoedig zou herfteld zyn; doch teffens ook het ongeluk van veele onnozele en onkundige Menfchen, die anderzins nog ligt tot oproerigheden zouden te verleiden weezen, voorgekomen worden (*). Een zo klemmende voordragt van aanzienlyke Burgeren deedt de Staaten terftond, by voorraad, Schout en Schepenen van Rotterdam aanfchryven, om, binnen een kort bepaalden tyd, Berigt te geeven op 't Verzoek der Burgeren, by de Staaten ingediend, en tevens te verklaaren, of zy zich bekwaam vonden, | om de rust zelve te herftellen, dan of' daar toe de byftand van den Souverain1 vereischt wierd? In een breedfpraa- kig Berigt beklaagt zich de Rotterdamfche Regeering, over den ftap der Ingezetenen , van welken zy meenden dat de Registers hunner Ed. Groot Mogenden weinige voorbeelden zouden opleveren; het griefde haar, dat een aantal Burgeren, in zo (*) Rapport der Cammisjie te Rttterdam, bl. 219. N. Nederl. Jaarb, 1784. bl. 1284. De Naamen der Ondertekenaaren zyn te vinden in •Je Verzameling van Stukken I. D. bl. 152—161. XXII. BOEK. 1784, De Re- ïeering zan Rotterdamleemt dit :uvel op, m bedaagtiich by ïtaaten 'an Holand.  52o VADERLANDSCHE XXII. B O È K. 1784. zo verre het vertrouwen op haar fcheen verlo'oreö te hebben, dat zy metvoorbygaug, en buiten kennis van iemand der Regeeringsleden, geoordeeld hadden, hun toevlugt tot 'sLands Staaten te moeten neemcn; niets, betuigden zy, zou hun aangenaamer geweest zyn, dan met veelen der Inleeveraaren des Verzockfchrit'ts, mede te werken tot handhaaving van de goede Orde en Ondergefchiktheid, noodig in eene Burgermaatfchappy; fchoon zy in't begrip Honden, dat het aan hun ten vollen toekwam en geheel moest overgelaaten worden, om, met verwerping van allen willekeurig gezag, en met ter zyde ftelling van al het geen de vastgeftelde Orde zou omkeeren, de wyze te bepaalen, op welke zulks gevoeglykst moest gefchieden; dit meenden zy van hunne Burgeren te mogen vorderen. Dan veelen hunner, hadden, hunne verpligting in dien opzigte uit het oog verlooren, en waren even daar door zelf de oorzaak van die weinige ondergefchiktheid, te midden van de verdeeldheden en onlusten in Rotterdam, zints eenigen tyd, ontdaan. Om deeze, veel al vergroot, voor te komen, te beteugelen, en te ftraffen, hadden zy alles gedaan ; doch het ongeluk gehad, dat vooringenomenheid tegen hun en tegen hun beltuur, by veelen hunner Medeburgeren , zedert weinig maanden, zo groot was geweest, dat de ongunftiglle aanmerkingen, de onvcrdiendlte en haatlykfte uitdruk-  HISTORIE. 321 drukkingen en infimulatien het loon geweest waren van hunnen welmeenenden en geftaagen arbeid. 't Waren de aanhoudende lasterende periodique Papieren, in welken de Regeeringen deezer Landen, en inzonderheid die van Kotterdam, verre gaande gehoond en de Ingezetenen aangezet wierden om zich aan hun gezag te onttrekken; daar de Regenten als meineedigen afgefchilderd werden, en hun Befluiten of betpotting, of verfmaading, ondergingen, was het niet te verwonderen, dat zulks oorzaak gaf tot verregaande licentieufe discoiufen, welke niet alleen onder de finalle Gemeente dei Stad Rotterdam, maar ook veel al ondei de notabelfte Burgeren, gevoerd en gehouden werden. Aan deeze fchree ven zy, voor een groot gedeelte, toe d< onlusten, waar mede zy thans worstel den; en konden niet ontveinzen, dat z] aan de gevolgen van de tegenwoordig; zo algemeenc licentie , in veele opzigten toekenden dat de Inleeveraars de vryhen hadden durven gebruiken om het Vei zoekfchiifc onder 't oog van hun Ec Groot Mogenden te brengen: een Vei zoekfehrift 't welk zy zouden kunne vorderen dat,als eenTemeraire Demarcht mogt aangemerkt en van de hand gewet zen worden. Dat 'er oproerige beweegingen in Ro ter dam waren voorgevallen, en_ dat c gevvenschte eendn.gt haar zetel binnen c muuren dier Stad nog niet gevestigd had VUL JiEEL. X w XXÏÏ- BOEK. 1784. i f > l > e II  322 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1784. I was maar al te zeer bekend; en waren deeze veel al veroorzaakt door de openbaare Schriften, die het zaad van verwarring daar ter Stede gezaaid en het vuur van tweedragt aangeltookt hadden, 't zelve nog onderhielden, en onderhouden zouden, zo lang daar tegen door hun Ed. Groot Mogenden niet kragtdaadig werd voorzien. Zy verdeedigden hun gehouden gedrag, in het jongde Oproer; en haalden op wat zy gedaan hadden, om eene welgewapende Burgery te krygen. Wat het verzoek der Burgeren betrof om kragtdaadige Voorziening, oordeelden zy zich niet te bevinden in het dreigend en dringend gevaar, welke deeze volftrekt zou eifchen; naardemaal de laatst voorgevallene verwarring tot nog geene nadeelige gevolgen voor de openbaare rust hadt veroorzaakt, en zy zich verzekerd hielden, dat de Burger-compagnien, waar Dnder te wenfchen was, dat eene meeriere ondergefchiktheid en goedwilligheid lieerschte, in ftaat zouden weezen, om, met gemeene kragten, allen overlast, geiveld, daadlykheid en ongehoorzaamheid, :e weeren. Dan hoe zeer zy ook hun ïd. Groot Mogenden mogten verzeke-en, dat alles tegenwoordig in eene ui» erlyke rust en fliltewas, konden zy eger, daar zy, zo als het Verzoekfchnft Ier Burgeren uitwees, zo veele bewyzen 'm ongenoegen, zelfs onder de voorlaamfte Burgeren befpeurden, met geene mo-  HISTORIE. 323 mogelykheid voorzien, welke onverwagte en onverhoopte gebeurtenisfen de zo gewenschte rust op nieuw wederom zouden kunnen ftooren; waar om zy dan, zich verzekerd houdende van het aanbelang 't geen hun Ed. Groot Mogenden fielden in de rust van Rotterdam, ter gerustftelling van hun Ed. Groot Mogenden, en om veele nieuwe verwytingen voor te komen, de toezending van zodanig een aantal Troepen verzogten, als men ter hulpe en byftand genoegzaam oordeelde. Het fmertte hun, zich in de omftandigheid gebragt te zien, om de Veiligheid der Stad, en de Authoriteit hunner Regeeringe, door gewapend Krygsvolk, te moeten bewaaren en handhaaven; doch zy vleiden zich, dat, wanneer de gisting der Gemoederen van veelen der gégoedfte en agtingswaardigfte Burgeren zou bedaard en opgehouden zyn, de blaam daar van hun niet zou worden geweeten. Betreffende het verzoek tot het ontdekken der geheime aanblaazingen; deswegen verwagten zy, dat de Verzoekers, door hun Ed. Groot Mogenden, aan hun zouden verzonden worden: dewyl zy geen tyd te kostlyk, geen moeite te groot, geen onderzoek, te moeielyk en te omiïagtig, zouden aanmerken, om niet die gewigtige ontdekking van den oorfpuong dier onheilen, op alle mogelyke wyzen, te bevorderen , en de Veroorzaakers ftrenglyk te ftraffen, X 2 Het XXIL' BOEK. 1784.  324 VADERLANDSCHE XXII. boek. 1784. Elsevier onder» fteunt het VerzoekfchriftderBurgeren., I < 1 1 1 1 i i i J 3 t 1 I ] ( < 1 < Het Verzoek der Rotterdamfche Burgeren, door de Regeering in 't gemelde licht befchouwd, kreeg eerlang fteun door iat van den Heer Jan Jacob Elsevier, die van de meesten zyner Mederegenten in denkwyZe zeer verre verfchilde, wiens huis een en andermaal gebaar van plundering geloopen hadt, en iie, als Capitein van de gehaate Burger» >ende No. 9, meer dan iemand der woeIe en wraakzugt ten doele ftondt. Lang ïadt hy, onder het voorflaan van veele witen volvoering, ja zelfs buiten overveeging, gebleevene maatregelen, om loor middel eener welgeregelde en welgewapende Burgery, 't gezag der Rejeeringe te onderfteunen, en de Oproerijen te bedwingen, een diep ftilzwygeu gehouden, en zich vergenoegd, de vuuïgfte wenfchen uit te boezemen, dat ;enmaal de tyd mogt gebooren worden, vanneer aan de rampzalige bedryven der Dnrustftookeren binnen Rotterdam, een ierk gefield en die Stad, welke nu, tot .en fchandaal voor de geheele R.epubliek :n 't Kweekfchool der Oproerigheid was reworden, haar voorige rust, luister en lanzien werden wedergegeeven. — Een tilzwygen, geenzins gefprooten uit eene mverichilligheid omtrent het welzyn zyler Medeburgeren, en den voorfpoed der Stad, waar van hy de eere hadt een Me3eregent te zyn ; maar uit de baarblyklyklieid, dat het hem alleen onmogelyk was zyne item tegen die gewelddaadigheden te  HISTORIE. 325 £e verheffen, in eene Stad, daar het genoeg was zich een Tegenftreever van dezelve te toonen, om even daarom gevaar voor zyne Goederen, ja voor zyn Leeven, te loopen, gelyk meer dan een Burger de fraertlyke zekerheid daar van hadt ondervonden. In welke overtuiging hy zich bevestigd vondt, door het verflaagen en byna wanhoopig gedrag der aanzienlykfte Ingezetenen, van welken zommigen zelfs verkoozen hadden, hunne Wooningen en Vrienden liever te verhaten , dan zich, door hunne klagten, tot flachtoiFers van eene opgeruide en toom- looze Gemeente te (lellen. Doch dat hy, nu de klagten van de voornaamfte Ingezetenen, die de kern en bloei der Stad uitmaakten, voor hun Ed. Groot Mogenden uitgeftort, daar zy rust, goede orde, en veiligheid vrugtloos van hunne Regeering wagtten, geen gehoor by de Staaten des Lands gemist hadden, vermeenen zou, Eed en Pligt te fchenden, en zyn gemoed geweld aan te doen, indien hy deeze klagten niet naar vermogen onderfteunde, overtuigd dat die klagten niet dan al te gegrond waren; daar het beste gedeelte van Rotterdams Ingezetenen, nu zedert anderhalf Jaar, in eene geduurige onrust geleefd en zich alle dagen blootgefield gezien hadden om, op den eerften wenk van eenige Oproermaakers of Oproermaakfters, de prooy van roof en geweld te worden: daar die Muitelingen byna openlyk op hunne Be< X 3 fcher- XXII. BOEK. I784.  326 VAD E RL AND S C HE XXII. BOEK. i;84. fchermers cn Raadslieden durfden boqgen; daar de middelen voor een tyd nu en dan tegen hunne woelingen en buitenfpoorigheden in het werk gefield, veel eer hun tot nieuwe fpoorloosheden fcheenen aan te moedigen, dan hun tot affchrik te verftrekken, en het dus door eene aaneenfchakeling van onwederfpreekelyke gcbeurtenisfen bleek, dat, zonder de kragtdaadige tusfchenkomst der Souveraine Vergaderinge, het agtenswaardigfle en aanzienlykfte deel der Rotterdam* fche Burgery zich noch rust noch veiligheid kon bclooven. Thans oordeelde hy ook het oogenblik gebooren, om aan de hooge Vergadering een echt verflag te geeven, van het voorgevallene op den derden van Grasmaand, en de Burgers, die hun keven voor de rust der Stad veil gehad hadden te zuiveren van de blaam, waar mede, tot loon van hun yver en getrouwheid , hun eer op zommige plaatzen in het ingediend berigt was befmet. Dat hy, om de gegrondheid der klagten aan zyne Mede-ingezetenen te bewyzen, om den laster aan een aantal Vaderlandlievende cn welmeenende Officieren en Burgeren aangewreeven , af te wisfchen , en om hun Ed. Groot Mogenden zonneklaar te overtuigen, hoe onmogelyk het ware, dat, zonder kragtdaadige middelen by deeze Souveraine Vergaderinge zelve genomen, de ftilre en zekerheid binnen Rotterdam herbooren, de muitzieke  HISTORIE. 327 ke Gemeente bedwongen en haare Aanblaazers, zo niet ontdekt en naar verdienden geftraft, ten minden van verdere onderneemingen afgehouden worden, het voorneemen hadt om ter tafel van hun Ed. Groot Mogenden eene Memorie te brengen, met de noodige bewyzen gedaafd, inhoudende een verfiag van alle de grieven zo der welmeenende en rustlievende Schuttery in 't algemeen, als van hem in't byzonder, zedert het tydperk toen de oproerige Beweegingen op den Si. Nicolaas Avond van den Jaare mdcclxxxii binnen ''s Gravenhaage voorgevallen, aan de Rotter dam fche. Oproerroaakeren, de eerde ontwerpen hunner buitenfpoorigheden hadden doen vormen, tot het tegenwoordig tyddip toe, nu een landverdervende geest de laatde poogingen fcheen aan te wenden, om, door het dooken van Muitery in verfcheide Steden van Holland te gelyk, door het draagen van Oproerleuzen, en door openlyke gewelddaadigheden, zyne fchandelyke oogmerken te bereiken. Tyd hadt hy noodig om dit Stuk, waar van hy nu maar eene korte fchets gaf, op te dellen, en de voldingende bewyzen in orde te brengen; en kon hy zo lang niet uitftellen om de klagten zyner Medeburger ren en hun gedaan verzoek te onderdeunen. Twee ondertekende Verzoekfchriften van Rotterdamfche Burgeren om te mogen aangemerkt worden als Mede-inleveraars X 4 van XXII. boe k. 1784. Nadere Verzoekfchriftenby de Staateq  3*3 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. 1784. ingeleverd. Befluit der Staaten. 1 1 1 j < 1 ] Voorzieningen te , Rotterdam, ] l l van het Smeekfchrift den Staaten aangeboden (*), en een van een aantal Opper- cn Onder-officieren en Adelborsten van eenige Burgcr-compagnien dier Stad, ftrekten nevens dat van den Vroedfchap Elsevier om dit fr.uk ten fterkften aan te binden. Op alle deeze, en het Berigt der Rotterdam/che Regteiinge beflooten, de Staaten, die Hukken commisforiaal te maaken in het groot Befoigne, en het 's anderen daags te houden. De Ridderfchap (telde voor, dat die (lukken door de Leden zouden worden overgenomen; doch mdere Leden der Vergaderinge verwierpen dien voorfiag, uit hoofde van het ;ewigt der zaake, en den fpoed welken iezelve vorderde. De Regeering van Rotterdam verzogt ook byffcand van Krygs/olk, even gelyk zulks onlangs aan'die /an Leyden (f) was toegedaan: waar op le Rotterdamfche Burgemeester van Al'hen, de Vroedfchap van Mierop, ;n de Penlionaris Nederburg, kragig aandrongen; maar zulks werd van de iand geweezen (§). Ondercusfchen gaf de betuigde ongerindheid van verfchcide Onder officieen, Adelborsten en Rotgezellen te Roterdam, om voldoening te bekomen en verzekering te krygen, wegens de gevate (*) Ziellier boven bl. 317. Ct) Zie hier boven bl. 270. Cl) Refal. van Holl. 15: 1(5. en 21. July 1784. f. Nedert. Jdtrb. 1784. bl. 1283—305.  HISTORIE. 329 vatte Perfoonen, en die moeite verwekt hadden, gelegenheid tot eene Afkondiging, die duizend Guldens Helde tot belooning van den Ontdekker der Aanilookeren of Uitvoerderen van den jongfte zo veel beweeging veroorzaakenden aanval, cn zes honderd Guldens aan hem, die eenige kwaade voorneemens, tot ftooring der openbaare rust, of eenigen gefmeedden en onderling overlegden toeleg op of in de Burgerwagten ontdekten. — 't Verloop in de Burger-compagnien van Opper- en Onder-officieren, het t'huis blyven van anderen, die door het betaalen der boeten zich aan het houden der wagtcn, waar zy zich niet veilig oordeelden , onttrokken, bewoog de Wet om daar tegen voorzieninge te doen (*). De groote zaak werd in !'s Gravcnhaage met zo veel yvers voortgezet, dat de Afgevaardigden der Steden Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amjlerdam en Gouda, de meerderheid van Befogne uitmaakende, den acht en twintigften van Hooimaand, dit' Verllag uitbragten, „ dat, „ alvoorens te komen tot eene finaale af„ doening van het Berigt cn de Stukken „ daar by overgelegd, als mede van de „ ingeleeverde Requesten, eenige Heeren Commisfarisfen, door hun Ed. Groot „ Mogenden, behoorden benoemd te worw den, om zich na Rotterdam te begee- „ ven (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1305-1308. X 5 XXII. 3 0 ÜK, I784. Raaddag tot hét zenden eener Gommis* [ie naifof. terdam.  XXII. BOEK. DeVroedfchapzoekt een minlyke overeenkomstmet de InJeveraalen van het VerZoekfchrift te bewerken. 330 VADERLANDSCHE „ ven ; ten einde op het gebeurde al„ daar, zo met betrekking tot den in„ houd van het Berigt en de Klagten „ der Requestranten, als ook byzonder „ ten aanziene van de Sources, uit de „ welke het voorgevallene in de Stad „ van Rotterdam, en het daar fubfiftee„ rend ongenoegen en wantrouwen is „ veroorzaakt, eene naauwkeurige en vol„ ledige Informatie te neemen, om op derzelver daar van uit te brengen cir„ cumftantieel Rapport, als dan, door „ hun Ed. Gr. Mogenden, in de voor„ fchreeve zaak zodanig te worden ge„ refolveerd, als bevonden zal worden „ te behooren (*)." De Afgevaardigden van Rotterdam, wel voorziende, waar het heen zou loopen, verklaarden, dat zy, het onderwerp der bekende klagten als een enkel huislyke zaak befchouwende, zich vriendelyk verfchoonden van de Voorziening, welke door de Staaten daar op zou mogen genomen worden. Ook benoemde de Vroedfchap uit haar midden vier Heeren om alles te onderzoeken, en, zo mogelyk, in rust te brengen, met medewerking van eenigcn der voornaamften uit de Inleeveraaren van het Smeekfchrift. Twee deezer Gelastigden uit de Vroedfchap reeden rond by verfcheide Kooplieden, Ondertekenaars van het Verzoek- fchrift, (*) Refal. van Hall. 28. July 1784.  HISTORIE. 331 fchrift, om hun te verzoeken tot dit oogmerk der Regeeringe mede te werken, en de overige Verzoekers te beweegen, om zich daar mede te vrede te houden. Doch zy Haagden in geenen deele, en vonden zich genoodzaakt te berigten, hoe de Inleeveraars des Verzoekfchrifts in 't begrip Honden, dat zy hunne klagten gebragt hebbende in denfchoot der Hooge Overheid, alzins gezind en verpligt waren, Hoogstderzelver Befiuit af te wagten, en zich in geenerlei onderhandelingen van dien aart meer konden inlaaten; te minder om dat zy zich verbeelden, dat zodanig eene Commisfie, dat gevolg niet zou hebben, 't welk die Heeren zich fcheenen voor te Hellen (*). Niet lang marde de Heer Elsevier, die van van zyn post als Capitein der Burger-compagnie, op zyn verzoek, ontflaagen was, met de beloofde Memorie, ter Vergadering van Holland aan te bieden. Dit breedfpraakig en met bewysflukken vergezelde Vertoog, behelsde, gelyk hy zich in 't flot uitdrukt, „ een „ eenvoudig, doch waaragtig Verhaal dei „ Gebeurtenisfen, zedert nu anderhal] „ Jaar - voorgevallen , binnen eene Stad. '„ welke hy eerde als zyn Vaderflad, er „ liefde als eene plaats, wier welvaarer „ hem, als ^id der Regeeringe, was aan „ beCf) N. Nedert. Jaarl. 1784. bl. 1303. XXII. 15 o e k. I784. Elsevier leevert een breed Vertoog by Staaten van Holland in.  33* VADERLAND SC HE XXII. BOEK. Wé I „ betrouwd." Zal 'er," luidt zy¬ ne dringende taal, „ zal 'er, naa dit ai „ les, nog eenige twyfel of aarfeling by „ deeze aanzienlyke Vergadering overblyj, ven, om haare ongelukkige Medebur„ gers, in hunnen hooploozen ftaat, in „ de verwagting om dagelyks een bloed„ bad binnen hunne muuren te zien, te „ hulp te komen? Dan is het ged'aan „ met alleen met Rotterdam; maar met " ur frovTmcie» met de geheele Repu„ bliek. Dan is, ('t zy my veroorloofd .„ het vrymoediglyk te zeggen,) dan is „ het gedaan met de Provincie, met den „ Juister van Holland, met het refpect „ aan Uw Ed. Groot Mogenden Verga„ denng verfchuldigd, met de denkbeel, ,? den, die alle welmeenende Ingezete„ nen zich gevormd hebben van de Be„ fcherming, die zy, in geval van nood, „ te wagten hadden. Dan zal de vlam „ der Muitery, in Rotterdam aangeblaa„ zen, rastotZ^*, tot Gouda, tot an„ dere nabuunge plaatzen, eindelyk tot „ de geheele Provincie, en uit dezelve „ tot de rest der Republiek, overflaan, en „ op de puinhoopen van het Vaderland " ™ ^iUooze Muitzugt, Vriendin en , Medeftandc-res der Overheerfchincr, ze„ gepraalen. Een ongeluk, in zyne uit„ geftrektheid, in zyne ysfelyke en ver„ woestendegevolgen, niet te overzien, „ t geen de algoede Hemel van onze , Hoofden, die het reeds met opgehee- „ ven    HISTORIE: 333 |, ven hand bedreigt, genadiglyk afkee» re! CV' Ten zelfden tyde ontvingen de Staaten een Verzoekfchrift uit handen zyns Luitenants van Zwyndrecht, die zich beriep, by het gebeurde, op den darden van Grasmaand r niets gedaan te hebben dan 't geen de pligt van Zelfbeveiliging van zyn eigen leeven en van dat zyncr Mede-fchutteren van hem vorderde , ên nogthans, het Verdriet hadt moeten ondergaan, dat, by het Berigt door de Heeren van de Wet der Stad Rotterdam aan de Staaten gezonden, zyn gedrag, in die hachlyke omftandigheid in verdenking was gebragt; dat hy in verfcheide eerroovende Nieuwspapieren, en andere Gefchriften, voor een Moordenaar cn Bloedvergieter werd uitgekreeten, ea dat door den kwaadwilligen hoop binnen Rotterdam zyn Perfoon zo onveilig was geworden, en zyn Leeven op eene zq verregaande wyze bedreigd, zonder dat hy op eenige befcherming of beteugeling dier Boosdoenderen konde hoopen, dat hy genoodzaakt was geworden, zyn Vaderftad, zyn Beftaan en Vrienden, te verhaten, en totnogtoe, zonder het grootfte gevaar, zich binnen Rotterdam niet kon vertrouwen: by welk alles de onbefchaamdheid zo verre gekomen was, dat een (*) Re/et. van Hott. 6 Aug. 1784. Cour ter Van Europa II. D. bl. 143. enz. XXII. boek, 1784. Van Zwikdrechts'Verzoekfchrift by de Staaten.  XXII. boek. I784. Staatsbefluit tot het doen eencrBe Jfendlngë na Rotterdam. j i i 1 ! 1 334 VADERLANDS C H E een der op dien avond gekwetften de hooggaande ftoutheid hadt zich by het Hof van Juftitie te vervoegen, om hem, en de overige Wagt, in Regten te vervolgen. Dit alles "hadt hem bewoogen om zyne klagten by die van zynen geweezenen Capitein, en van Rotterdams deftigfte Ingezetenen, te voegen en de Souveraine Voorziening van hun Ed. Groot Mogenden in te roepen (*). By nadere raadpleeging op het ingebragte Verflag vonden Staaten van Holland goed de Heeren Willem Hendrik Teding van Berkhout, Schepen en Raad der Stad Delft; Hendrik Balthazar van Haltenen, Oud Schepen en Raad der Stad Leyden; Ca rel Wouter Visscher 3enfionaris der Stad Am fier dam', Itel ■"kedrik Potty Turcq, Raadsheer n den HoogenRaad; en Johan Hendrik Mollerus Raadsheer in den rlove van Brabant (f), te benoemen om lich na Rotterdam te begeeven; ten einle, nevens de Magiftraat dier Stad, met ille aaudagt, te onderzoeken en na te jaan de Bronnen uit welke het voorge- val- (*) Rcfol. van Holt. 6 Aug. 17S4. N. Nederl. faarb. 1784. bl. 1399. (t) De Heer Mollerus, zedert tot Secrearis van den Raad van Staaten aangefteld zynde, ïeeft de Heer Ru dolf Baalde, die eerst ot Secretaris van de Commisfie was benoemd, iiens plaats bekleed. Rapport dn Commisfie te Rotterdam bl. 1.  HISTORIE. 335 vallene aldaar en het nog plaats grypend ongenoegen en wantrouwen was veroorzaakt; de rust en vertrouwen weder te herftellen, en daar toe met de Stads Regeering de bekwaamfte middelen te helpen beraamen en ten uitvoer brengen. ••— Tot voorkoming van allen verkeerden uitleg wegens, dit toevoegen van Commisfarisfen aan de Magiftraat, verklaarden de Staaten dat hun oogmerk hier mede geen ander was „ dan om zich alken op „ eene politique yvyze omtrent de fubfiftec,, rende oneenigheden te doen informeer en y 3, om vervolgens daar op nader te kun„ nen delibereeren, en zodanige Orders „ te ftellen en Voorzieningen te doen, „ als naar de gelegenheid der zaaken zou „ mogen geoordeeld worden te behoo„ ren, zonder daar mede in 't oog te „ hebben, om hier door eenige kleinig„ heid aan de Regeering der Stad Rot" „ ter dam toe te brengen, of zich in ee?, nige hunner huishoudelyke zaaken of „ beftuur te willen inmifceeren, veel min „ om door het neemen der voorfchree„ vene Refolutie, aan de welherbragte „ Privilegiën, Vry- en Geregtigheden van „ de refpective Steden en Leden van „ hun Ed. Groot Mogenden Vergade„ ring, en in 't byzondcr van de Stad „ Rotterdam eenige atteinte of prejuditie „ toe te brengen/' Ook vondt men „ goed, dat, zo tot verzekering van de „ rust binnen Rotterdam, als tot den noo„ digen. byftand der Heeren Commisfa- ris- XXII. BOEK* 1784.  XXII. BOEK. 1784. Verfchil. lende GevoelensderS taats, leden hier over. SSÖ" VADERLANDSCHB risfen en Burgemeesteren, een voeglyk getal_ Troepen derwaards zouden trekken , die in handen van Burgemeesteren een byzonderen Eed moesten afleggen (*). Eenpaarigheid was zo min "als Rotterdams toeftemming te wagten. De Ridderfchap,met de Steden Delft, Brielle en Enkhuizen zagen het Befluit aan, Die van Hoorn hadden byzonderen last, om, daar de Regeering der Stad Rotterdam geene Commisfarisfen verzogt hadt, tot Benoeming van dezelven niet mede te Hemmen; maar zulks tegen te fpreeken, eene nadere Aantekening aan zich VOOrbeCO Deeze Eed luidde, „ Wyhooge, middel„ baare en laage Officieren, mitsgaders gemee„ ne Soklaaten van de Compagnie hier prefent, „ belooven en zweeren Heeren Gecommitteer„ den van hun Ed Groot Mogenden , mitsgaders „ Heeren Burgemeesters deezer Stad gehouw en „ getrouw te weezen, dezelve getrouwlyk te „ dienen, en de Orders, welke aan Ons door „ welgemelde Heeren Gecommitteerden van „ hun Ed. Groot Mogenden, geduurende der„ zeiver aanweezen alhier, gezamentlyk met „ Heeren Burgemeesteren deezer Stad zullen „ worden gegeeven, te obediceren en na te ko„ men , en 't geen dezelve tot onderhoud, dienst M en rust deezer Stad, en wel voornaamlyk te„ gen alle Oproeren, Seditie van den Volke, „ Ons zullen komen te bevelen; onverminderd „ nogthans de Orders, die de Heeren Staaten, „ zyne Hoogheid de Heer Prins van Oranje en „ Nas/au, als Capitein Generaal deezer Provin„ cij, of de Heeren Gecommi.teerde Raaden, aan „ Ons zouden mogen komen te geeven." Zo w-iarlyk moei my God Aima^tig helpen'..  HISTORIE, 337 behoudende. De Afgevaardigden van Rot- \ terdam verklaarden het zenden en benoe-1 men van Gecommitteerden, niet toege- ftemd, maar het Befluit aangezien te heb- i ben, onder beding om hun Advys, te hunner ontlastinge, in de Registers van hun Ed. Groot Mogenden te doen plaatzen; terwyl zy, ten opzigte van den Eed van Getrouwheid aan de Gecommitteerden vari hun Ed. Groot Mogenden, dit ftuk tegenfpraaken, onder 't zelfde beding. — De Ridderfchap begreep, wat den Eed betrof, dat dit punt niet gefchikt was om by Meerderheid beflooten te worden (*). Zo ras de Heeren tot deeze veel opziens baarende Commisfie benoemd, des( kennis gekreegen hadden, vervoegden zy J zich na 's Grave/ihaage, ert begreepen de 5 noodzaaklykheid, om, zonder eenig uit-t flel, en wel vóór het begin der toen aan-v llaande Rotterdam/die Kermis, den vier [ en twintigften van Oogstmaand invallende, derwaards te vertrekken. Doch op het verneemen, dat vier Compagnien van de Lyfgardes hunner Ed. Groot Mogenden te Paard, en het eerfte Bataillon van het Regiment Infantery van den Luitenant Generaal Onderwater, tot huil byftand beftemd, niet eer dan den zesen zeven en twintigften te Rotterdam ftonden te komen, bepaalden zy hun vertrek tot den acht en twintigften (f). Dei 00 Refol. van Hdl. ro. Au;:. 1784. ff) Rapport der Commisfie u Rotterdam bl. iï Vin. deel. y iXÏL o e k; 784, De Geominitserdenusten ich toe 31 het olbrenen vari un Last.  338 VADERLANDSCHE XXII. BOEK. I784. Hun aankomst te Rotterdam, 1 ( ] < 1 j 3 ] i i ] 3 ( 3 ) De Rotterdam fche Magiftraat hadt zorge gedraagen, de noodige orders te ftellen, om, by de aankomst van het Jacht van Gecommitteerde Raaden, met het welk de Heeren Commisfarisfen over Delft en Delftshaven vcrwagt wepden, het gefchut der beide bolwerken aan den buitenkant te doen losfen. Door deze aanflalte tot het ontvangen deezer aanzienlyke Commisfie, als "mede door het on^ewoone van deeze zaak,- was de toevloed der aanfehouvveren in eene volkryit Stad, en toen te meer, van wegen le Jaarmarkt, met Menfchen opgevuld, ferbaazend groot. Tegen vier uuren in len naamiddag kwam het Jacht in 't getïgt der Scad, e'e'n en twintig Kanonèhooten van de wallen begroette 't zel;e, zeven dienden ter beantwoordinge. 'Iet Jacht voer langs het Nieuwe Hoofd, 5 e Leu voeging, datzy dan zekerlyk op Zondag den dertienden moesten gaan; vermids 'er een Heer was die haar gaarne zien • wilde, dat hy daags te vooren haar zeker befcheid zou geeven of hy in perfoon mede na de Hofplaats zou vertrekken , en zo dit niet kon gefchicden, zou de tweede Chirurgyn van 's Lands Oorlogfchip Prins F reder ik haar op de Parade ontmoeten, om haar dien Heer te wyzen. Zy vertrok, in 't gezelfchap van deeze Nigt, haare Dogter, haars Dogters Vryer, nog een Mansperfoon, en een Jongetje, allen met Oranje Linten en Strikken vercierd met een Wagen van zesfen na 's Gravenhaage, vertoefden een klein uur aan 't huis van zekere Pierre Lavoine, Huisbediende van den Prins, aan wiens Huisvrouw Caat Mossel een Brief van eene Kotterdamfche Jufvrouw de Lange overgaf. Vervolgens reedt dit Gezelfchap na de Parade, hieldt eene korte woordwisfeling met een Capitein van de Gardes Dragonders en nog een ander Officier van de Hollandfche Gardes, flapte vervolgens af, enbleef, vlak voor het front ftaan tot dat het Krygsvolk was afgetrokken: waar op zy na 't Huis in 't Bosch reeden. Zyne Hoogheid, vergezeld van twee Heeren, wandelde in 't Bosch by de Oranje -zaal4 op de hoogte waar de Tenten ftaan, gekomen, werd hy door dit Kotter damfche Gezelfchap beleefdlyk gegroet, en fprak het xxii. SOEK, 784.  XXII. BOEK I784. Hoe it zich'ti ve aai: trok. 368 VADERLA NDSCHË het zelve toe: een der Heeren, die zy-' , ne Hoogheid vergezelden, hieldt vervolgens nog een kort gefprek met Caat Mossel, of iemand van haar Gezelfchip. Terwyl de Mannen van 't zelve in een der Tenten dronken, wandelde zy met de andere Vrouwsperfoonen, voor het Huis heen en weder, groetende de Lakeyen en Hellebaardiers. Naa een kort verwyl werd een glasgordyn van een der raamen van het Huis opgehaald, voor 't welk zich eene Dame vertoonde, die haare Koninglyke Hoogheid fcheen te zyn: voor een _ andere raam vertoonden zich de twee jonge Prinfen met den Heer, die hun altyd by 't wandelen vergezelde. Op de groete van Caat Mossel en haare Gezellinnen vroeg die Heer of de Prinsfen niet braaf groeiden? 't geen zy beantwoorden met te zeggen, dat de jonge Hoogheidjes, zints dat zy dezelven voorleden Jaare te Rotterdam gezien hadden, zeer wel gegroeid waren. Waar op zy, naa een wyl toevens, weder opzaten, het middagmaal ten huize van bovengemelden Lavoine hielden, 's naamiddags naa Scheveningen rceden, en 'savonds naa Rotterdam vertrokken, en Dit Speelreisje verwekte veel opfpraaks, ■el" en trokken Gecommitteerde Raaden zich deeze fchynbaare kleinigheid dermaate aan, dat, op hun bevel, de Regeering van 'sGravenhaage, en de Procureur Generaal, de-iwegen navorfchingen deeden. De in- ge*  HISTORIE; 36> gekomene berigten (*) dagten hun belangryk genoeg om de Wethouderfchap ] van Rotterdam aan te , fchryven , wegens . het gedrag van deeze Caat Mossel, ■ en de andere Rotterdamfche Ingezetenen daar in betrokken, de ernftigfte naavorfchingen te doen, en verfiag aan hun Ed. Groot Mogenden te zenden. In gevolge hier van werd de Hoofdperfonaadie van dit fpel verfcheide keeren ontbooden en verhoord ; doch met hoe veel gevolgs , kan daar uit afgenomen worden, dat zy, gelyk men verhaalt, naa een lang verhoor , in 't afgaan van 't Stadhuis, aan de nieuwsgierige omftanders, in de taal haar eigen, toeriep, Al evenwel komt Caat 'er uit, tot fpyt van het Vry corps! Ten zelfden Zondage, wanneer Caat Mossel,in 'sGravenhaage, deeze vreem- J de rol (peelde, liepen aldaar acht Perfoo- i nen, zeven Vrouwen en één Man, vol- 1 gens hun zeggen van Rotterdam gekomen, zingende langs ftraat; doch door een Geregtsdienaar, omtrent de Nieuwe Kerk de wagt hebbende, gewaarfchouwd, lieten zy van zingen af; doch by't verzoek, of zy wel in de Kerk niogten gaan? voegde het Mansperfoon, vloekende, Ik wenschte dat ik liever na Leyden als na den (*) Befol. van Heil. go. Juny 1784. 't Ts uit deeze Berigten, volgens gere^tlyke Verklaaringen opgemaakt, dat wy liever, dan uit eenige andere Gefchriften, wegens dit Bezoek, ons Verhaal hebben willen ontleenen. VIII. DEEL. Aa XXII; IOEK. 784. Aangeigie Beveegin;en in d# iofplaats.  xxn. BOEK. Afkondi. ging van Staaten van Holland tegen Oproerigheid en Leuzen. 37° VADERLANDS CHE den Haag gegaan was, daar zou ik ze hepen! Gefchikt waren zy eenigen tyd in de Kerk gebleeven, en vertrokken, zonder verder gerugt (*). Hoe veel Opfchuddings in Zuid-Holland voorviel, ter gelegenheid van de Opfchryvinge ten Wapenhandel, hebben wy reeds geboekt (f); deeze, gepaard met de oproerige Bedryven in zommige Steden, en rustftoorende gevaarlyke Vrolykheden, waar van de Dorpen Zeven' huizen en Moercapelle, op den achtften van Lentemaand deezes Jaars, bovenal getuigen waren, fchoon de Baljuw van Schietend beweerde, dat 'er niets gedaan was, dan 't geen men, zedert verfcheide Jaaren, op den Verjaardag des Stadhouders gewoon was te doen, en naar niets minder dan Oproerigheid geleek (§),• deeden Staaten van Holland, den zestienden van Zomermaand, eene Afkondiging beraamen en.verzenden, van deezen nadruklyken inhoud. „ Alzo Wy, met het uiterfte leed„ weezen, en de hoogfte verontwaardi?> 8mg» vernomen hebben, de verregaan „ de buitenfpoorigheden, welke hier en i, daar, binnen deeze Provincie, worden „ gepleegd, en die, zo door het voeren » van C*) Refol. van Holt. 1 Tuly 1784. N. Nederl. Jaarb: 1784. bl. 1258. 00 Zie onze Vadert. Hut. VII. D. bl. 300. C5> Byvoegzcls op den Post van den Neder-Rhva V. St. bl. ï£ 'enz. N. Nederl. Jaarb. 1784, bl. 1140.  HISTORIÉ. 371 van tumultueufe Gefprekken, en het hou „ den van Byeenkomften, als het draa 5, gen van Tekenen of Leuzen van Par„ tyfchap, eindelyk tot die hoogte ge „ klommen zyn, dat dezelve thans niel „ alleen in zommige Plaatzen was uit„ gebrooken tot Oproer; maar ook var dien aart, dat, wanneer daar tegen niet ., ten fpoedigften werd voorzien, dezel„ ve veelligt van Plaats tot Plaats zou„ den kunnen overflaan; al't welk ftrekl „ tot Perturbatie der gemeene Rust en „ ftooring van de Veiligheid der goede „. Ingezetenen deezer Provincie. —- Zc is 't, dat Wy, uit eene vaderlyke ge„ negenheid en voorzorg op alles, dal 5> tot welftand van deezen Lande en tei beveiliging van de Inwoonderen var „ dien, itrekken kan, hebben goedgevon„ den en verdaan mits deezen allen en „ een ieder, wel ernftig te vermaanen. „ om zich als ftille en vreedzaame In„ en Opgezetenen, te gedraagen, mei „ expresien last, zich ten zorgvuldigfte „ te wagten van alle oproerige Gefprek„ ken, Beweegingen en Zaménrottingen, „ en alles wat verder aanleiding zou kun „ nen geeven tot doering van onderlin „ ge Rust en Eendragt; verbiedende wj „ ten dien einde wel byzonderlyk hei „ draagen van eenige Tekenen of Leu„ zen van Partyfchap of Oproer, veei meer het forceeren van anderen tot hei „ draagen van dien, alles voor de Over 5) treeciers cp poene v?.n onze Iiocgfft Aas In ■ xxn. BOEK. 1784.  XXII. BOEK. I784. Hoe men daar tegen aanging. 372 VADERLANDS CHE „ Indignatie, mitsgaders van als Pertur„ bateurs der gcmeene Rust, rigoreuslyk „ te worden geftraft. Ordoneerende wel expresfelyk onzen Procureur Generaal „ en alle andere Officieren en Justicieren „ van onzen Lande, deeze onze Publica„ tie ftriktlyk en pecifelyk te executee„ ren, naar deszelfs forme en inhoude, „ zonder eenige disfimulatie of conven„ tie, op poene van privatie van hun„ lieder Officie (*)•" Schoon der Staaten oogmerk met deeze Aankondiging aan geen twyfel altoos onderworpen was, beftondt men, egter, daar tegen aan te druisfehen; 't geen zints te Rotterdam (f), en elders, voorhiel (§), getuige nier van: als mede iet vieren van den Verjaardag van den Erfprins in Oogstmaand te Overfchie; wanleer dit wydfrxekkend en wegens de ioorvaard llerk bezogt Dorp, overal met vlaggen en Wimpels pronkte; het geroep van Hoezee! Oranje boven! van alle janten klonk, en verfcheide Lieden, met Oranje Linten opgecierd, zich vertoonden. Een gedeelte der Garde Dragonders uit Leyden, by verwisfeling der Bezettinge, in 't Naajaar, na 's Gravenhaage trekkende, hadt Oranje flrikken aangedaan, en veel gefchreeuws van Oranje bo- CO Refol. van Holt. iöjuny 1784. GO Zie hier boven bl. 293. 356. (f) Zie onze VadtrU IJiJ). VII. D. W. 302.  historie: 373 'boven! gemaakt. Een bedryf, als ftrydig met het Plakaat der Hooge Overheid, te dier Stede, zeer euvel opgenomen, en van dat gevvigt gerekend, dat de Afgevaardigden ter Vergadering van Holland voorftelden om, by de bevelvoerende Officieren deswegen naavorfching te doen; om te weeten wie zich daar aan hadden fchuldig gemaakt, als mede dat, ingevalle men zwaarigheid maakte om deswegen berigten te geeven, beflooten mogt worden, tot zo lange de Soldyen van dat Corps in te houden. De Commandant de Lannoy, die het Corps geleid hadt, kreeg bevel van hun Ed. Mog. tot het fpoedig geeven van berigt; 't welk hy, met de noodige Bylaagen, binnen kort, ter Staats vergaderinge, inleeverde (*). De lust tot Wapenoefening begon ook onder de Ingezetenen van Zeeland door te breeken. De Schuttery van Zierikzee Aak hier in boven andere uit. Goes en Vüsftngen fcheenen gereed om dit voorbeeld te volgen. De denkwyze der Regeeringe te laatstgemelder Stede mogen wy eenigzins afmeeten uit derzelver gedrag ten opzigte van den Dichter Jacobus Bellamy, Burger dier Stad, en Student in de Godgeleerdheid te Utrecht, die zyne VaderImdfche Gezangen, op e«n zeer vryen en fter, (*) Refol. van Holl. 22. Dec. 1784 13 Tan. 1785. R. Nederl. Jaarb. 17S4. bl. 1411. 183Ó. Aa 3 xxii. boek. 1784. In Zeeland begon de Wapenoefeningdoor te breeken. De Dichter Bellamy te Vlis finZen vereerd.  374 VADERLANDSCHE XXII. boek. fterken toon geftemd, dpor den Penfionaris Laaibriichtsen ,aan de Regeering van Vlisfingen opdroeg. Zo veel welgevallen vonden hun Ed. Agtbaaren in de Toeëigening dier Gezangen, dat zy de Opperbeftuurders van de Stads Boekery volmagtigden om, ten bewyze hier van, en tot verdere aanmoediging van dien toegejuichten Dichter, hem een voortrefFelyk Geïchenk van Boeken, vercierd met het Wapen der Stad, en een uittrekzel van dit Befluit, uit naam van den Raad, te vereeren (*). Vóór Bellamy hadt Nederland maar weinig Gedichten van dien aart, als de Dichtitukjes van Zeelandus,onder welken naam hy dezelve uitgaf: deeze lagen den grondflag tot den onverganglyken roem deezes Zangers; men ontving ze met verrukking; de tydsomftandigheden werkten zeker niet weinig mede; doch zy hadden eene iunerlyke waardy. ,, Steeds," dit is het regtmaatig oordeel van een ongenoemden Waardeerder der verdienften deezes, in den vaag zyner Jaaren, weggerukten Dichters, „ ftceds fpreekr daar in de Held, „ of de Vriend zyns Vaderlands, en dat „ niet eene gekunfteide en opgefmukte taal (*) N.Nederl. Jaarb. 17*4. hl. 1524. en 103", DitBoekgefchenk berust, terwyl wy dit fchryven; O792) nog by Mejuffrouw Francina Uaane, te Vlisfingen, r.an welke de Dichter, onder den naam van Ft lus, het srrootfte gedeelte zyner Jeugdige Gezangen gewyd hadt. Mtdeged, Berigt,  HISTORIE. „ taal, maar de fchoone, de edele taal „ der Natuur, de taal des mannelyken „ gevoels; geene flikkeringen van valsch „ vernuft, maar het waare heerscht in „ dezelve; zy ftreelen, door haare Har„ monie het gehoor, doen de ziel des „ Leezers aan, en boezemen, naar maa„ te der Onderwerpen, grootheid, fchrik, „ eerbied, of weemoed in; de bloodaart „ gevoelt, voor het oogenblik dathy ze „ leest, moed in zynen boezem ontbran» den (*)." (*) Voorbericht van Twti Leerredenen van T. BiLUUï bl. XUI. J Aa 4- J3LAD- XXII. BOEK. I784.  B L ADWYZEK DEK. VOORNAAMSTE ZAAKEN. r. A. Aberson, (Capitein) het vergaan van zyn Schip met meest al de Manfchap, 16. 'Acte "aan Confulentfcbap tus. fchen zyne Hoogheid en den Hertog van Brdnswiic, Zie Brunstvyk. Alkmaar (Een Eerprys te) uitgeloofd aan in den Wapenhandel geoefende Landlieden, 360. Befchikking daar gemaakt omtrent de Roomfcben in K'ygs- en andere Bedieningen, 36r. Alliantie met Frankryk. Zie Frankryk. Amfterdam (By de Afgevaardigden van) wordt een Brief des Konings van Pruisfin, duor diens Afgezant byzonder aangebonden, 78. Antwoord dier Stad, 79. Wat daar, op de klagten des Konings van Pruisfen, omtrent de Nieuwsfchryvers beflooten werd, 84. Bezending aan zyne Hoogheid over de Verwyderin» des Hertogs, 134, Maaltyd, wegens de Verbintenis met Frankryk, daar gehouden, 227. Voor«« zetting van den Wapenhar,handel, 29c. Arnhem. De Magiftraat blyfe weigerende Gemeenslieden, voor een tweede Lid der Regeeringe te erkennen, 234. Nieuwe oproerige Beweegingen gedreigd , 344. Dezelve aangevangen, 245. Het Krygsvoik gebruikt om verdere Balddaadigheden te beletten , 245. De Burgers en Krygslieden fchieten op elkander, 24Ó. De Regeering, door de Burgery op het Stadhuis bezet, komt 'er af, door behulp des Krygsvolks, 248- B. Bellauy (].) door de Regeering van Vlisfingen met een Boekgefchenk vereerd, 373- Blok (F. G.) doet eenige dringende Voordellen in Riddirfchap onderfcheiden Leydens Vroedfchapsvergadering, 24. Hoe bezwaarJyk hy de verbetering agc Ley-  BLADWYZER. van 's Lands toeltand, 25. enz. BïtuNswYKfDe Hertog van) diens zaak komt weder ter baane, 113. Gerugten wegens een Acte van ConfuJentfchap tusfcben hem en den Stadhouder, 114. Zielikzee brengt deeze zaak by Staaten van Zeeland ter tafel, 115. 's Hertogs oogmerk om des iets in't licht te geeven, uitgelteld, 116. Eene Bezending uit Staaten van Holland benoemd om onderzoek na deeze Acte te doen, 117. Gerugten over de Opftellèrs , Aid. Inhoud tier Acte zelve, 119. Ver. fchiller.de Oordeelvellingen over die Acte, 128. Raadflag van Friesland daar over 130. De Meerderheid van Holland wilden Hertog verwyderd hebben , 13^. Bezending van Dordrecht, Haarlem en Amfterdam , by zyne Hoogheid over dewyze van Verwydering, 134. Antwoord van zyne Hoogheid, 335. Rotterdam bekomt, op foortgelyken voorflag, als de drie Steden, het zelfde Antwoord, 138. Befluit der Meerderheid van Holland tot Afzetting van den Hertog, 139. Handelingen ter Ilidderfchappe ten voordeele van den Hertog, J45. Welke Steden met de Ridderfchap ten voordeele van den Hertog (temden ;en wel. ke de Meerderheid te zyner veroordeeling uitmaakten, 247. De Aantekening der A beoordeeld, 148. Inhoud dier Aantekeninge, 169. Teger.aantekening van de Meerderheid der Steden daar op, 154. Briefdes Heriogs san vyfGewesten , 1(53. Gelderlands gedrag in deezen, 163- Zeelands befluit, 1 04. Wederfpraak van den Eerften Edelen, 147. Utrechts Raadsbefluit, 168. De Hertog neemt zyn ontflag, 169. .Vertrekt na Aahen, vjt. r C. Kapellen tot de Marsch wraakt het antwoord der Meerderheid van Staaten van Gelderland over de Idag. ten des Konings van Pruis. Jen, wegens het beoordeelen van zyn brief, 87. Yvert in den Jaare 1783 in Ge/» derland vergeefreh voor eene Verbintenis met Frankryk, 173. Raadflag des we. gen ingeleverd in 1784 , '92. Zyn oordeel over Utrechts en Frieslan'ls Voorflagen dit üuk betreffende, 236. cap ellen tot ben Pol pryst in Overysfel de Verbintenis met Frankryk aan, 174. Zyn voorflag toe weering van het Schoolboekje de Franfche Tyfanny gehee. ten, 185. Geefr een Vertoog ten aandrange van het aangaan eens Befchermen. den Verbouds met Frankryk, 212. n D- JL/elft (Poogjngen te) om den Burger-wapenhandel in te 5 • den  BLADWYZER poeren, 256. EerstbeguniUgd, daar na gedwarsboomd 258. Het Genootfchap wil zich niet laattn ontbinden, 259 De Bardezaan daar ingevoerd , 260. Het af'vuu ren, tegen den zin van de Meerderheid der Regeeringe, voorrgezst, 262. Deuticbem .Verdoeken der Burgeren te; 250. Deventer \ Verzoekfchrift der Burgeren van) om eene Verbintenis met Frankryk, 180. Brief der Regeering vanDeventer aan die van Zutpben over het ontneemeu der Zydgeweeren van eenige Burgeren, door de Militairen, beantwoord, 240 Nader fchry^en der Regeering van Deventer, Aid. Afloop deezer zaake, 24t Dordrecht (Bezending van) aan zyne Hoogheid over de Verwydering des Hertogs, 134. Verzoeken de Amptenaaren betreffende, en uitbreiding van den Wapenhandel tedier Stede, 253. Aanbod om de Stad en het Eiland tegen alJtn vyandlyken aanval te verdeedigen, 235. 27 E. Jiédam (Het voorgevallene te) omtrent de Aanp-yzingen des Stadhouders, 362. Elsevier 'J. J.)onderfteunt ' het Verzoetifchnft der Retterdamfebe Burgeren, 324. Leevert een breed Vertoog by Staaten van Holland in, 33'- Enjcbede (Verzoekfchrift der Burgeren van) tot het aangaan eener Verbintenis met Frankryk, 183. 7? F- frankryk fterkte van de Zee- magt in den Jaare 1784,184. (Het voorgevallene, wegen? de Verbintenis met) 172. Vrugtlooze pooging van Capellen tot de Maksch, in 't Jaar 1783 in Gelderland, 173. Capellen tot den Pol yvert 'er voor in Overysfel, 174. Verzoekfchriftder DeventerJcbs Burgeren om die Verbintenis , als mede van En. Jcbede en andere Overysfelfche Steden, r8o. Verfchillende gevoelens onder de Lar.dzaaten over den airt deezer Verbintenisfe, 183. Gronden op welken men dezelve aanprees, Aid. Voorftel van Utrecht by hun Hoog Mogenden tot eeneVerbin* tenis, 186. Friesland fielt eene verdergaande Verbintenis voor, 188. Zeeland raadpleegt des met Holland, igo. In Gelderland is de Meerderheid in 't gevoelen van Utrecht, 190. De Minderheid wil dat van Friesland volgen, I9r. Raadflag aldaar ingeleeverd door Capellen tot de Mar-ch, 192. Zyn oordeel over Utrechts en Frieslands Voorflsgen, 20Ó. Befluit van vyf Gewesten om den Voorflag eener Verbintenisfe aan f>(jn/Éryfctedoen,207 Gunüige Vooruitzigten bier op, 3oS.  BLADWYZE R. 308- D2 Voorflag h Fraiifcryk gunltig ontvingen, en een Plan van daar ir.geleeverd, 209 Btflaitby Hsiland tot aanvaarding van 't zelve, ^/i. Zes Gewesten befluiten 'ot een Bsfchermend Verbond, 210. De Ridderfchap van Overysfd geeft haare toeftemming, au, Inhoud des Verdrags, 212. Tekeningen Bekrag tiging van dit Verbond ,222, Gefchenhen te dier ge tegenheid, 223, Vertoog van den Engelfcben Afgezant,tot dit Verbond betrekkelyk, 224. Maaltydenwegens deezeVerbintenis te Amjlerdam en Zitrikzet enz gehouden, 227. Friesland, op welk een voet het in de Petitien^voor den Jaare 1784 ttemt, 14. Bewilliging in de Zeelasten, 15 Stemt met Holland over het bewerken van Middelen tot Herftel, 54- Houdt by 2yne Hoogheid aan om het openen derGeneraliteitsKas 55. Üordeel over den rondgaanden Brief des Stadhouders, 62. Raadflagvan Friesland over bet beantwoorden der klagten desKonings van Pruisfen, wegens hec beoordeelen van diens Brief hier te Lande, 88. Raadflag over de Acte van Confu'enrfchap, 130. Stelt eene verder gaande Verbintenis met Frankryk voor dien Utrecht gedaan hadt , r88. (.Een Genootfchap in) fchryft een Prysvra;:g uit, betreffende de Burgerwapening, 33, Beantwoording en be!ooning van 't zelve, Aid. Gelderland, bewilligt gereed in de Zeelasten, tl. 15. Antwoord van dat Gewest op den rondgaanden Brief des Stadhouders, 61. Wat dit Gewest oordeelt over de klagten des Kcnings van Prw'sfen wegens het beoordeelen van zyn Brief, 86. Hoe dit Gewest zich ten cpzigtevan den Hertog vas Brunswyk gedraagt, 163. Capellen tot de Maksch yvert, in den Jaare 17K3» vergeefse!) voor eene Verbintenis met Frankryk, i?3De Meerderheid is, ten aanzien van die Verbintenisfe, in 't gevoelen van Utrecht, en de Minderheid in dat van Friesland* Voorflagen, 190. Raadfiag aldaar ingeleeverd door Capellen tot de Mabsch, 193 Zyn oordeel over Utrechtsen Friesland* Voorflagen en 't gevoelen van Gelderland, 200". De Staaten Remmen in tot een Befchermend Verbond met'Fratzfcryfe, 2ir. Gefchillender Staatsleden over het draaien van Onderfcheidings Tekenen ,253. Gennip fCapitein van) in groot Zeegevaar, 17. Coss (Voornel der Stad) ter Staatsvergadering van Zeeland, het verbo eren van Misbiuiken betreffende, 30. Gouda 1 De Wapenhandel te) iterK begiinftigd, 291. 's Gravenbaêge (Wapenhandel in) én Voorzorgen aldaar gedraa-  BLADWÏZER. üraagen op de 8 van Maart 36s- Gryfzoe CJ.) befchuldigt Cath. Taan van een toeleg op 's Prinfen Leeven , 284. Komt tot Schuldbeken tenis, 2S6. Geftraft, 289. TT H. Haarlem (Bezending van) by zyne Hoogheid over de Verwyderingdes Hertogs, 134. In den Wapenhandel agterlyk j doch 'er niet gekeel van ontbloot, 255. H a r u 1 s (De Engelfche Afgezant) leverteen Vertoog in, betrekking hebbende op de Verbintenis met Frankryk, 224. Heeckeren tot de Cloese door de Locbemjcbe Burgery tot Schepen begeer j, 25t. Herflelling Grondwettige) van Neèrlands Staatsweezen, een Werk dus getyield, onderfcheiden beoordeeld , 34. In hoe algemeen gebruik, Hoorn (in) geene Wapenoefening, 361. Oproerige Beweegingen, 362. Hoe uien daar met de Aanbeveelingen des Stadhouders handelde, AU. Hilland (Staaten van) hunne bedenkingen byhet roeltaan derPeti'ien voor 't Jaar 1784 9. Hoe veel dit Gewest op de Zeezaaken vooruit betaald hadt, 10. Zy beklaagen zich over de andere Bondgenooten, 11. Bedreiging, ingevalle 'er geene verandering in kwame, ti. Beantwoorden een Briefaan Staaten van Zeeland over het houden eener Algemeene Vergadering der Bondgenooten, 48. Friesland en Utrecht (temmen met Hol. land ten dien opzigte overeen , 54. Het eenpaarig befluit der Bondgenooten, AU. Hollands Riddetfchap keurt den rondgaanden Brief des Stadhouders goed, 60. De andere Staatsleden neemen denzelven in overweeging, 6t. Wat over de herhaalde klagten des Konings van Pruisfen by Staaten van Holland voorviel , 82. Bezending uit Staaten van Holland by zyne Hoogheid, wegens de Acte van Confulentfcbap , iiö". Hoe beantwoord , r 18. Briefvan zyne Hoogheid nevens de Acte aan de Staaten, 125. De Meerderheid wil den Hertog verwyderd hebben, 133. Bezending van Dord-. rtclx, Haarlem en Amfterdam by zyne Hoogheid over de wyze van Verwydering, 134 Antwoord van zyne Hoogheid, 135. Befluit der Meerderheid van Holland tot Afzetting des Hertogs, 139 Handeling der Ridderfchappe ten voordeele van den Hertog, 145. Welke Steden met de Ridderfchap ten voordeele van de Hertog (temden, en welken de Meerderheid te zyner Veroordeeling uitmaakten, 147 De Aantekening der Ridderfchappe onderfcheiden beoordeeld, 148. Inhoud dier Aantekeninge, 159. Tegenaantekening van de  BLADWY2ËR. fle Meerderheid daar op, Ï54. Wordt doorZee/asd, wegens de Verbintenis met Frankryk, aeraatipleegd, 190. Belluit der Staaten om tot de Verbintenis met Frank ryk toe te treeden , 210. Trekken zich de zaak van Rotterdam aan, 328. Befluiten tot het doen eener Bezending derwa:irds, 334. Verfchillende gevoelens der Staatsieden hter over, 336. Onderfcheide begrippen wegens de Verbreedmg van den Last dier Bezendinge, 347. Afkondiging tegen Oproerigheid en Leuzen, 37o. Hoe men daar tegen aanging, 3?2. J-sevant (De Beftuurders van den Handel op de) verzoeken om DÊfcberming voor hunne Schepen, 19. Leyien (Antwoord der Regeering van) aan Staaten van Holland over het verzogte onderzoeken beltraffing des Schryvers van de Franfcbe Courant, 84. Oproerige beweegingen , 2d4. Vrees voor nieuwe onlusten, 265. Verzoek ceniger Burgeren om kragtiger Maatregelen daar tegen , 266. Een fterke Afkondiging is 'er het gevolg van, 269. Krygsvolk verzogt en gezonden, 270. Voorzorg der Armverzorgeren by de fchamele Gemeente, 271. Aanfpraak aan dezeive, Aid. Verkiaaring des Genootfchaps van Wapsnhandel aan de Re¬ geering overgegeeven, 274; Oproerigen en Traco, ondanks de verzogte Opfchorting,ge(traft, 279. Het Hof van Holland valt daar over den Hoofd-ofHcier lastig, 280. De Regecring van Ley«. den verdeedtgt zich by Staa. ten v»n Holland, 28r. Aanfchry ving des Hofs van Holland, waar tegen de Regeering Voorziening verzoekt. 28. Een Tegenverzoek om deeze zaak in Regten voort te zetten, 283. Het da3r voorgevallene omtrent de befchuldiging van Gryfzoe zie Catharina Taan. Klaagt over Garde Dragon, ders met Oranjeftrikken uitgetrokken ,372. Locbem (Verzoeken der Burgery te) 251. L-ösac (J. en E.) verdeedigen hun Courant tegen de aanmerkingen van TaotE, meyïr, 85. ,, M. IVlAisroRiLLONs voorgeflagëné Beroiddelidg des Konings van Pruisfen, icó. Middelburg (De Meerderheid der Regeeringe te) wilde het (luiten des Verbonds met Frankryk uitfiellen, 223- Muller (C.) of Mossel te Rotterdam gevat en hoe in de Gevangenis behandeld, 357- 't Voorgevallene met baar in 'sHaage, 366 Hoe men zich 't ze-ive aantrok, 38. Haar gedrag, 309. n °- Uostends gerugt van Engel/ebt Ka-  BLADWYZEïl. Kaperfchepen daar gereed om , ouder Keizerlyke Vlag, ter Kaapvaard te gaan, ai. Oostzee vNa de) wordt Convoy verzogt en verleend, 21. Overjcbie (Men gaat te; tegen her, Plakaat van Staaten van Holland aan, 370. Overysfel (By Staaten van) yvert Capellen tot de Pol in den Jaare 1783 voor eene Verbintenis met Frankryk, 174- Deventer en andere Steden leveren een Verzoekfchrift in tot het aangaan dier Verbintenisfe door de Staaten omhelsd, rao. De Ridderfchap geeft haare toeftemming, 211. Pallandt tot Zutt- hem zoekt vrugtloos Staaten van Overysfel te beweegen om van de Bondgenooten Opening der Generaliters Kas te vorderen, 55. Petebsen (De Luitenant) vergaat met den Kotter de AjaX, j8. Petitiën (Aanmerkingen van zyne Hoogheid en den Raad van Staaten by het overleveren der) voor den Jaare 3784, 1. Bedenkingen van Holland by het toeftaan derzelve, 9. Pruisfen (Brief des Konings van) aan hun Hoog Mogen, den, over de Verkortingen des Erfftadhouders, 70. Deeze Brief by de Afgevaardigden van Amfterdam byzonder aangebonden, 8. Antwoord van Amfterdam op dcnzelven, 79. Beklag des Fruisfifcben Gezanfs wegens het fchryven over, en het beoordeelen van dien Brief, 3o. Hoe deeze Brief verfpreiden misbruikt werd, Aid. Befluit hier op by hun Hoog Mogenden, 82. Zierikzte ieevert baar gevoelen over 's Konings Brief by Staaten van Zeeland in, 94- Dit wekt het misnoegen zyns Gezants, 98. Wat Staaten van Zeeland aan den Koning van Pruisfen wilden sefchreeven hebben, 99. 's Konings Gezant herhaalt zyne klagten over de onbereugeidheid der Drukpersfe, 101. Vertoog zyns Staatsdienaars Hertsbeiiu aandringende om Antwoord, , 102. Manorillons voorgeüaagene bemiddeling des Konings van Pruisfen, icö. Antwoord op *s Konings Brief van wegen de Algemeene Staaten, 108. Purmerende (Wat te . omtrent de Magiflraatsbeftelling gefchiedde, 363. Wapenhandel daar begunftigd, 364. r> R. IVeynst (De Vice-admiraa! in deMidJellandfcbe Zeedoat een Rorm beloopen , 163. Welke onheilen zyn Smaldeel troffen, 17. Rotterdam ( Bezending van) aan zyne Hoogheid over de Verwydering des Hertogs, 138. Hoe beantwoord, Aid. Nieuwe Oproeren gevreesd. Vergeef/ene Verzoek fch riften eeaiger Burgeren, 292. Oproerige Beweidingen op de  BLADWYZER. de Beurs, 293. Het Vrycorps aldaar verzoekt de goedkeuring der Regeeringe, 295. Verzoekfclriften tegen 't zelve ingediend, Aid. Het Vrycorps aangemaand om zich te ontbinden, 297. Afgefchaft, 299. De Burger-compagnie No. p. trekt met Bajonetten ter wagt, 301. Vraagt deswegen verfchooning, 303. Elsevier, met zyne Compagnie No. 9. aan mishandeling blootgefteld, rede zich, 304. Nieuwe beledigingen die Compagnie aangedaan, Aid. Weinig uitwerkende Afkondiging daar tegen, 307. Herhaalde aanvallen op die Burger-compagnie, Aid. Geweld met Geweld gekeerd, 310. Vervaariyk Oproer, 3rr. Op welk eene wyze de Compagnie No. 9 door de Magifiraat van de anSere werd uitgemonfterd ,314. Verdere Balddaadigheden gefluit, 315. De ftoorenisfen der Wagt hervat, 317. Verzoekfchrift van Rotterdam' Jche Kooplieden om Voorziening by Staaten van Holland , 3 r 7. De Regeering van Rotterdam neemt dit euvel op, en beklaagt zich by Staaten van Holland ,319 Elsevier onderfteunt het Verzoekfchrift der Burgeren, 324. Nadere Verzoekfchrifïen by de Staaten ingeleéverd,327. Befluit der Staaten 328. Voorzieningen te Rotterdam , Aid. Raadflag tot het zenden eener Commisfie der- waards , 329. De Vroedfchap zoekt te verge^fsch eene minlyke Overeenkomst met de Inlevercaren vanhetVerzoekfehrifc te bewerken 330. Elsevier Ieevert een breed Vertoog by Staaten van Holland in, 331. Van Zwvndrechts Verzoekfchrift by de Staaten, 333. Siaatsbe. fluit tot het doen eener Bezendinge na Rotterdam , welke Heeren daar toe benoemd, 334. Verfchillende gevoelens der Staats leden hierover 336". Eed, dien het Krygsvolk derwaards gezonden, moest afleggen, Aid. DeGecommiiteerden rusten zich toe tot het volbrengen van hun Last, 337. Hun aankomst te Rotterdam, 338. Staatlyke Opleiding derBc zending, 339. Verfchillende gedagten over het al of niet flaagen deezer Bezending, 340. De Roiterdamfebe Regeering beklaagt zich over dezelve, 341. Leeverc een Berigt in tegen de Memorie van Elsevisr,342. Zwaarigheden, welke de Bezending ontmoet, Dezelve verzoekt uitgebreider Magt* 344. De Raad van Rotter, dam werkt hier tegen , Aid. De Gecommitteerden dringen hun eisch aan, 345. Verfchillende Gevoelens der Staatsleden deswegen, 347. Heerfchende Gevoelens in den Lande op dit ftuk , 349. Te Dordrecht , Amfter Jam en Schiedamyvert men voor de meerdere Magtsverleening. 350. Brief der Schepe-  B L A. D W Y Z E R..' renen van Rott'.rdam aan de Staaten om dit voor te komen, 351. Verzockfchriften uit Rotterdam tot Magtsvergrooting, 352. In hoe verre dezelve met Negen te gen Tien (temmen verleend, en waarom, 352. Oproerigheden te Rotterdam, naa de aankomst der Gecommitteerden, 35<5- c S. OaND (corneiia van der) Madebefchuldtgfter van haare Juffrouw Cath. Taan, 285. Komt tot Schuldbekentenis, 286. Geltrsft, 280. Schoonhoven ('t Genootfchap van Wapenhandel te) door de Vroedfchap niet goedgekeurd , 3' o. StaatenC silgemeeiie) beantwoorden den Brief des Konings van Pruisfen, 108. Hoezy den aart hunner Vergaderinge daar in befchryven, 109. Stad en Lande (Staaten van) hun Befluit over de Brief L en de klagten des Konings van Pruh/en, 93. T. Ta an (c ath a r in a) door haar Koeuier befchuldigd van een toeleg op 's Prinfen Leeven, 284- 't Onderzoek deezer zaake hervat, 285. Schuldbekentenis der Befchuldigcren, 286, Vonnis en Straffe derzelven 289- Tbiel Onlusten aldaar over der Wapenhandel, 249, Traoo te Leyden, ondanks de verzogte Opfchorting ge. Rraft, 279. Wat des wegen te doen viel tusfcheii de Regeering en het Hof van Holland, 289. Tyranny (Franfcbe; een Boekje zo geheeten , Voorflag van Capellen tot den P 01» des betreffende, 185. Tl U- Utrecht (Op welk een voet) in de Petitiën, voor 'e Jaar 1784, bewilligt, 15. Stemt in de Zeelasten gedeeltlyk en met veele bepaalingen, toe, 15, Wil met Holland het zelfde fpoor tot HerRel netreeden hebben, 54. Het antwoord der Staaten wegens de klagten van PruisJen over de Nieuwsfcbryvers,8s- Raadflag omtrent den Hertog van Bhunswyk, 16S. Voorflel by hun EJoog Mogenden tot het aangaan eener Verbintenisfe met Frankryk, 186. Utrecht. Een Genootfchap aldaar fchryft eene zonderlinge Prysvraag uit, 32. Door het Genootfchap van Wapenhandel oriderfleunt,^£/rf. \T V- Vatllant (Capitein) behoudt ten naauwen noode zyn Schip, 17. Vlisjingen kant zich tegen Middelburgen omtrent het fluiten des Verdrags met Frankryk, 223. De Regeering vereert den Dichter Bellamr eea Boekgefchenk, 374Weesp  BLADWYZER. Tv^tesp (Een Wapenhandel Genootfchap te) goedgekeurd, 365, Willem de V. Friesland houdt by hem aan , om Opening van de Generaliteits Kas, 55. Zend een rondgaanden Brief aan de Gewesten , Aid Goedkeuring van deezen Brief door de Ridderfcbap in Holland, 60. Gelderlands antwoord,. 6r. Frieslands oordeel over dien Brief, 62. De Koning van Pruisfen fchryft ten zynen -voordeele, 79 Zie verdtr Pruisfen. Ontvangt eene Bezending uit Staaten van Holland over de Acte van Confulentfchapmet den Hertog VAN BkUNSWTK, Il6. Beantwoordt dezelve, 118. Brief aan Staaten van Heiland daar nevens gevoegd , j2ó Brief aan hun Hoog Mogenden en de Staaten der byzondere Provinciën, Aid Verfchillende Oordeelvellingen over die Acte, ja8- Staaten van Friesland oordeelen het nutloos zyne Hoogheid, over dezelve 'e onderhouden , 13 r. De Meerderheid van Holland wil den Hertog verwyderd hebben, 133 Bezending van Dordrecht, Haarlem en Amfltrdam over de wyze van Verwydering , 134- Zyn antwoord, 155 De Rotterdamfebe Bezending krygt het zelfde antwoord , 138. Gefprekken met b t. G y z «laai en van Berckel Cehouden, 171. Bedankt VUI. debl. hunne Hoog Mogenden voor eene Bezending ter Gelukwenfehing op zynen Jaardag, 366. ~ Z. Aseeland (Voordel der Stad Goes ter Staatsvergadering van' 36. Staaten van Zeeland (tellen den Bondgenooten het houd.n eener Algemeene Vergadering voor tot het verbeteren van het Staats weezen, 38. Veelen oordeelen dit Onderwerp niet voidoende,45 Befluit van Holland op den Brief van Zeeland, 48 Staaten van Zeeland verdeedigen den Raadflag van Zietikxee tegen de opfpraak van ï'hulemeye*, 98. Wat zy den Koning vmPruisfen wilden gefchreeven hebben, 99. Befluit omtrent den Hertog van Brunswtit, 164. WtlJc eene tegenkanting het van den Eer Ren Edelen ontmoet, 167. Raadpleegt met Holland, wegens het aangaan eener Verbinienisfe met Frankryk, rgo. De Meerderheid der Regeeringe van Middelburg was de Staaten van Friesland aan om het fluiten dier Verbintenisfe uit te (tellen, 223. Vlisfmgen houdt zich aan het Staatsbefluit om op een gelyken voet met Halland voort te gaan, Aid De Wapenoefening begint 'er door te breeken, 373. Zeewezen Hoe veel Holland tot in ftandhouding en vermeerdering van't zelve voor uit betaald hadt, 10, Hoe b de  BLADWYZER< de onderfcheide Landfcbap pen in de Lasten daar tóe bewilligen, 15. Verfcheide rampen die 's Lands Zeeweezen beloopen, 16. De Zceraaden dringen aan op mttandhouding der Zeemagt, 18- Vordering van eene* Petitie die toeeeftaan wordt, ip. ' Zierikzee geeft by Staaten van Zeeland baar gevoelen over den Brief des Konings van Pruisfen, in 'c breede te kennen, 94, Door van -ihulemeteb fcbetp bs- oordeeld, 98. Zie verder Zeeland. Krengt da zark der Acte van Confulentfchap ter Staatsvergadering van Zeeland, 115. Maakvd aldaar wegens de Verbintenis met frankryk.gehouden .90 7 Zoutman (Den Vice-Adm!raalj een Jaargeld toegelegd, 22. BERICHT voor den BINDER. BtPlaaten moeten tegen over de volgende Bledzvden ingevoegd worden. 'l Portrait van F- G. Blok tegen over bl. 04 tt • r fall-«dt TOT ZüITHEM *7 liedenBur^rs en KrygS- 54* 't Portrait van Zwyndrecht. ' Vf' ■■ ■——-—_ . " • 332« VERBETERiNG ^r^r^ op, ge,2 w-rw» wy, eer «c*. van <9 fflj Zutpben. De Magirtraat blyft weigeren de Gemeenslieden voor een Tweede Lid van Regeenng te erkennen, 234 De Burgery gewapend, Aid. Verzoek om een Vrycorpg als dat van 1784. op te rigten, 235. Van de hand geweezen. Redenen daar teren aangevoerd , Aid. Eet", gedeelte der Verzoekeren bt :ft des berouw, 238. DeWapenhandel geftoord.en voorziening daar tegen, Aid. Ee:iigc Deventerfcbe Burgeren bet Zydgeweer aldaar door de Militairen afgenomen, 239, Brief der Regeeri'ng van Zutpben, over dit gevel, beantwoord, 240. Nader febryven der Regeering van Deventer, Aid. Afloop deezer zaske, 243. Zwyndrecht (L. van; Ievert een Verzoekfchrift bv Staaten van Hollands ~J