VADERLANDSCHE HISTORIE. DRIE EN DERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE» VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedenkfcukken zamengefceld. Met Plaaten» DRIE EN DERTIGSTE DEEL- BEHELZENDE DEN JA.ARE I785. ten onm iddelyken vervolge vasï wagenaar's vaderlandsche historie. ïe AMSTERDAM, bï JOHANNES AUAR T, üdccxcii-   VADERLANDSCHE HISTORIE. DRIE EN TWINTIGSTE BOEK. INHOUD. Utrecht verkiest een Vroedfchaps Lid, zonder den Stadhouder te kennen. Wederleggend fchryven van zyne Hoogheid. Wat omtrent dien Brief yootviel. Da Burgery te Utrecht opgeroepen om haare Bezwaaren in te keveren. Plans van Regeerings Reglementen. Hoe zeer één deezer ingerigt was tegen het Regeerings Reglement da Jaars mdclxxiv. De Bezwaar en tt Utrecht ingeleverd, en Be/luit deswegen genomen. Misnoegen der Burgeren. Handelingen over die Bezwaaren ter Staatsvergaderinge. De Burgery van Utrecht verzoekt langer tyd tot onderzoek, en tevens dat 'er intiisfchen geene verandering in de Regee* rings Perfoonen kome. Beide die Verzoeken ingewilligd; wat omtrent het laatjle ter IX. deel. A Staats* xxm. soek.  2 VADERLANDSCHE XXIII. boek. i Staatsvergadering voorviel. Vier en twintig Geconfiitueerden te Utrecht aangefleld. Misnoegen van zyne Hoogheid, over de Handelingen in 't Sticht. De Geregten ten Plattenlande opgeroepen tot het inleeveren hun" ner Bezwaaren. 't Genootfchap van Wapenhandel te Utrecht viert het eerfie Verjaarfeest. Veertig Burger-officieren te Utrecht beklaagen zich by de Regeering. Krygen een gunftig en hun vereerend befcheid. 't Genootfchap laat het Verzoek, dat deszelfs Leden met Krygseere begraaven mogten worden, vaar en. De Burgery en 't Genootfchap jlaan de handen in één. Beraamde en volvoerde Vergadering der Gewapende Genootfchappen te Utrecht. Wat te Amersfoort, wegens het oproepen tot de Burgerbezwdarcn, voorviel. In Wyk by Duur/lede zet de Regeering twee Leden af, en fielt 'er twee an-< dere in de plaats. Wedervaaren van Burgemeester Haanjtjes ter Staatsvergadering. Plakaaten "tegen Oproer en Leuzen in 't Sticht. Bepaaling, wegens het flemmen van Volmagten ten Landsdage te Harlingen en Sneek. Gefchillen wegens de Regeering van zommige Steden in Friesland. Het Vrycorps te Leeuwaarden geregeld en hegunfligd. De Schutters te Leeuwaarden betuigen bezwaard te zyn, door een Nieuw Schutters Reglement. Dokkum het eerst %ereed met een Exercitie - genootfchap, verzoekt en verwerft de goedkeuring der Staaten. Staatsgefchil in Overysfel wegens de Overstemming, 't Zelve was, by het affchajfen ier Drostendienften, onafgedaan gebleeyen. De  HISTORIE. 3 De Ridderfchap doet een Voorflel om het voor altoos uit den weg te ruimen, 't Zelve vindt geen ingang by de Steden. Bemiddeling door den Drost van Zal land yoorgefteld. Onderfcheide gevoelens daar over houden de zaak Jleepende. De Edelen Jchryven aan de Algemeene Staaten. Zy doen het andermaal. Gevoelens van Gelderland en Friesland. Hollands en Zeelands Raadjlag. De Steden geer en eene^ Verhandeling over het Gefchüpunt in licht. Het Gefchil op nieuw ter Staatse, vergadering leevendig. Beide de Partyen fchryven aan de Algemeene Staaten, en aan Staaten van Holland. Blyven van elkander verwyderd. Friesland /laat eene Bezending na Overysfel voor. 't Voorflel van de beide Partyen omhelsd, en Heer en tot de Bezending benoemd. Aanvang der Onderhandelingen. Beide de Partyen willen de zaak aan de uitfpraak dier Heer en laaten verblyven. Veifcheide vrugtlooze poogingen, om de zaak by Bemiddeling te vinden. De zaak tot het uiterfle gebragt, dat de Afgevaardigden dezelve by vonnis zouden afdoen. Uitfpraak des Gefchils. Zwolle verkiest een Burgemeester, zonder den Stadhouder te kennen. Genootfchap van Wapenhandel te Zwolle. Aanfpraak van Capellen tot den Pol aan 't zelve. Men dringt te Zwolle op de Wapening der Burger Scht/ttery aan. Gefchil te Deventer over de Ouderdom, in welken iemand tot Gemcensman en Burgemeester kan verkooren worden, 't Gevoelen van C a- A 2, ? E L- XXITI. boek.  4 VADERLANDSCHE XXIII IiOEii r7n4. Utrecht verkiest een Vroed fchapslid , zonder dei: Stadhouder te kennen. pellen tot den pol OVet dit Ge- fchil. Het Vrycorps te Deventer betoont Krygseere aan de Regeerings Collegien. Te Enjchede verzet men zich tegen het benoemen van Burg"meesteren door de Drosten. Het Exercitie Genootfchap te Almelo komt tot ftand. In Stad en La?ide fchort men de uitvoering op van eene Wet door den Stadhouder gegecven. G en onder de Vereenigde Gewesten naderde met rasfer fchreeden , tot de thans gezogrc Grondwettige Herftelling, dan het Sticht, 't zelve fcheen daar van een voorbeeld aan de Bondgenooten te zullen geeven, aller oogen waren 'er op gevestigd, liet in Utrecht by meerderheid genomene, en als wettig beweerde Staatsbefluit, om de tusichentyds openvallende Raadsplaatzen door deVroedfchap zelve te begeeven (*), bragt men ten uitvoer, toen men, in Louwmaand deezes Jaars, uit een onderling gemaakte Benoeming, in eene buitengewoons Vergadering, met meerderheid, tot Raad in de Vroedfchap den Heer Paul EnctEbert Voet van Winssen aamlelde, dien zelfden dag tot die Waardigheid inhuldigde en beëedigde. Een groote toevloed van Burgers ver- voeg- (») Zie onze Faderl. Wist, VI. D. M. 334.  HISTORIE. 5 voegde zich voor het Stadium om der uitfiag te verneemen. Hoe aangenaam dezelve was aan de Burger - compagn ie. over welke de nieuw gekoozene als Ca pitein ftondt, bleek daar dezelve hem. met veel plegtigheids gelukwenschte, ns en van het Stadhuis geleidde, zonderde Officieren, en alleen het Zydgevveer aangegord hebbende. Van deeze Verkiezing kreeg zyne Hoogheid , door een Brief, de wrete, terwyi dezelve ftrekte tot eene nadere bi.wee ring van dat Regt, 't geen de Meerderheid oordeelde dat haar toekwam. De Vroedfchaps Bcfluiten, tot üetze flapper {trekkende, als mede die flappen zelve, zo kennelyk tegen den zin des Stadhouders genomen en gedaan , wraakte hy, ir zyn wederfchryven aan de Vxoedfchap var Utrecht en de Staaten van dat Gewest, ali onbegaanbaar met de orde der Regeering en oordeelde zich, Eeds- en Pligtshalven genoodzaakt, de kragtdaadigfte voorzie ning en herftelling van de Vroedfchap, me allen nadruk, te moeten verzoeken. Tet welken einde hy de aandagt van hun Ed Mog. bepaalde tot het Regeerings Re gie ment des Jaars mdclxxiv, als een de: plegtigfte Staatsbefluiten immer in he Sticht vastgefteld, en als zodanig doo; zyne Voorzaaten, door Hem, en byzon der door de Stad Utrecht, ten allen ty de, erkend. Hy belchryft het als een< Staatswet, die, tot welzyn en zekerheic van den Lande, en tot bevordering cc A 3- nej XXIII. boek. 1784. Wederleggendfchryven van zyne Hoogheid. L l i  XXIII BOEK I784. 6 VADERLANDSCHE , ner beftcndige rust, en ter onderhouding eener gelukkige Communicatie tusfchen de Staatsleden en den Stadhouder, op voorftelling van den laatften, naa een voorafgegaan onderzoek, wat 'er in voorige Stadhouderlyke tyden, omtrent het ftuk der Regeeringsvorm was waargenomen, door de Heeren Staaten van het Gewest ingevoerd, voorts wederzyds beëedigd, en, in alle de Stadhouderlyke tydperken , onafgebrooken, aangemerkt als een Regel voor het Stadhouderlyk Beduur, als een Grondflag van zyn Gezag en van zyne byzondere betrekkingen tot de gezamenlyke Leden der Regeeringe: en, zo met opzigt tot haare inwendige wettigheid, als ten aanziene van haare plegtige ftaaving, even vast en onwrikbaar. Onder andere was, by dat Reglement, aan de Stadhouderen opgedraagen; „ het Regt om alle Jaaren den Raad, ofte de j, Vroedfchap der Stad Utrecht, te conti- nueeren, of te veranderen, 't zy ge„ heel, 't zy ten decle, ofte om uit het geheele Lichaam der Burgeren en In„ gezetenen andere nieuwe Raaden, ofte „ Vroedlchappen, te verkiezen; mitsga„ ders, op het overlyden van iemand, die tot Burgemeester of Schepen zou mo„ gen zyn geëligeerd; zo als Wy in der „ tyd zullen mogen oordeelen best en „ bekwaamst te weezen." Uit dee- zen hoofde hieldt hy het thans genomen Belluit,en de daar op gevolgde Aanftelling des  HISTORIE. 7 des Heeren van Winssen, als ftrydig met dit Reglement j en dat de Vroedfchap, door dit bedryf, de Hoogheid en Geregtigheid van den Lande, eigener au.- thoriteit, hadt geufurpeerd. De tus- fchenkomst van een Adres van een op zich zeiven aanmerkelyk aantal van Burgers en Ingezetenen, waar door de Vroedfchap tot dieBefluitenen daadlyke Aanftelling aanleiding mogt ontvangen hebben; noch het voorwenden van een daar toe bekomen beter begrip van het Reglement, kon, zyns oordeels, in deezen geene verandering maaken. - Dusdanige gevoelens en handelingen zouden zich ongelukkig, gelyk zyne Hoogheid 'er byvoegt, kunnen uitftrekken, tot eene bedenkelyke Indragt op het tot hiertoe ontziene Oppergebied van hun Ed. Mogenden, tot losmaaking van al het geen, zedert de Oprigting der Republiek, voor wettig, geheiligd, en verbindend gehouden was, en töt eene merkelyke benaadeeling van de Regten van het Stadhouderfchap, en voorts van alle Staats Relatien en Departementen, en even daar door van die Regeerings vorm zelve, welke hun Ed. Mogenden zo plegtig, en by herhaaling, betuigd hadden boven alles te willen en te zullen conferveeren, en , als de vastigheid van onze waare Vryheid, Godsdienst en Independentie, befchermen; en laatstlyk tot de jammerlykfte onzekerheden en combustien, die niets anders dan 's Lands zekeren ondergang konden naa zich fleepen. A 4 Om XXIII. boek. I784.  8 VADERLANDSCHE XXIII. boek. 1784. Wat omtrent dier Briefvoor viel, (_*) N. Nederl. Jetarb. 1784. bl. 218. 606—624, Om deezen klaagenden en verdeedi. genden Brief des Stadhouders te onderzoeken, werden, uit ieder Lid van den Staat, drie Heeren benoemd. Jonkheer van Renes.se van Wulp, Heer van Filet, en Lid van de Geé'ligeerden, dus lang bekend als een yverig Voorftander van 's Prinfen belangen, verklaarde thans, tot veeier verwondering, van gevoelen te zyn, „ dat de Misfive van zyne Iloog„ heid diende aangenomen te worden voor communicatie, alzo hy vermeende, dat „ het een der Stads Regten was de bin„ nenstyds vaceerende Raadsplaatzen te vervullen; en dat, byaldien in het Re„ glement van Regeering poincten wa- ren, ftrydende met de oude Privilegi„ en, hy vermeende, dat de redreslèn „ of mortificatien van dien ftonden aan „ de Staaten, uit hoofde hunner Souve„ raine löftgt (*)." * Zo weinig uitwerkings hadt dit fchryven van zyne Hoogheid op de Meerderderheid der Utreehtfche Vroedfchap, dac zy, wanneer in Grasmaand, door het overlyden eens Lids, diens plaats te vervullen ftondt, zonder den Stadhouder te kennen, Pieter Carel Burman de Bassecour tot Raad en Vroedfchap aanflelde: en den Brief, by welken zyne Hoogheid die aanftelling, op de door hem onlangs aangevoerde gronden, voor on-  HISTORIE. onwettig en van geene waarde rekende, beantwoorden, met betuiging dat zy daar toe Ampts- en Eedshalven, overeenkomftig het voortyds door hun beweerde, verpligt waren (*). 't Was 'er verre af, dat de Regeeringsleden in 't Sticht en te Utrecht, als mede de Ingezetenen, over dit Gefchil met den Stadhouder, en 't geen aan 't zelve onmiddelyk verknogt was, eenftemmig dagten; hier uit reezen twistende gefprckken, voor en tegen fchryven. 't Welk aanleiding gaf tot eene Afkondiging, den dertienden van Grasmaand beraamd en den zeventienden gedaan, van deezen opmerkingswaardigen inhoud. „ Burgemees„ teren en Vroedfchap der Stad Utrecht-, zo door openbaar gehouden wordende „ Discourfen, als door veelvuldige Ge „ fchriften, ontwaar geworden zynde de „ Bezwaaren, en het daar uit voorko„ mend Misnoegen, welk tegenwoordig >3 plaats heeft, en , van dag tot dag , „ toeneemt, wegens de Beütellinge der „ Staats- en Stads Regeeringen, hebben, „ tot voorkominge van ongelegenheden „ en confufien, welken, tot merkelyk „ agterdeel van 'sLands en Stads wel- zyn, daar uit zouden kunnen geboo„ ren worden, noodig geoordeeld mede „ te concurreeren tot de Refolutie op ,3 den vyf en twintigften February dee- „ zes (*) N. Ncderl. Jaarb. 1784. bi. 1034. enz. A 5 XX KL BOEK. 1784. De Burgery te L trecht opgeroepen , om haare Bezwaaren in teleevercn.  ro VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. I784. zes Jaars , ter Vergaderinge van de „ Ed. Mog. Heeren Staaten deezer Pro„ vincie, genomen, tot het decerneeren van eene Staats Commisfie van Negen „ Leden, om door dezelve te doen on„ derzoeken en vervolgens te advifee„ ren, op welke wyze alle wettige B&> „ zwaaren der In- en Opgezetenen dee„ zer Provincie zouden kunnen worden „ weggenomen; ten einde de Eensge„ zindheid en goede Orde onder de ge„ zamenlyke Inwoonderen des Lands bly- „ ven geconferveerd en bevestigd. „ Op dat dan hun Ed. Groot Agtbaaren „ mogen geinformeerd worden van alle „ zodanige wettige Bezwaaren, als der- zeiver Burgers en Inwoonders, zo bin„ nen deeze Stad, als in de Vryheid „ van die, vermeenen te hebben, en op „ dat aan dezelve gelegenheid gegeeven worde om hunne Bezwaaren, zonder overhaasting, te kunnen opgeeven; zo „ hebben Burgemeesters en Vroedfchap „ goedgedagt, om aan een iegelyk Bur„ ger en Inwooner van wat ftaat of conv ditie hy zy, alleen uitgezonderd Vreem„ delingen, Dienstboden, Bedeelden, en „ die alhier geen vast verblyf hebben; „ te bepaalen den tyd van de eerstko„ mende vyf Weeken naa Afkondiging „ deezer, om hunne wettige Bezwaaren „ in gefchrifte te ftellen, en vóór het ver„ loop van gezegde vyf Weeken, ter Se„ cretarye van Stads Politie ondertekend en verzegeld, over te brengen. Om „ wel-  HISTORIE. n welke te ontvangen, de laatfte weck, „ ter gemelde Secretary zullen vaceeren „ twee Raaden uit de Vroedfchap dee„ zer Stad, nevens één der Secretarisfcn „ van de Politie alle dagen des naanoens „ van drie tot vyf uuren. Alles ten ein„ de Burgemeesters en Vroedfchap, naa „ expiratie van den gefteiden tyd, uit „ examinatie van 't overgebragte, in ftaat „ werden gefield eene juiste opgave der „ Bezwaaren , overeenkomftig Stausreg„ ten en met bevvaaring van dezelve, „ ter voldoening aan het gcrequireerde „ van hun Ed. Mog. uit te brengen, op „ dat genoegzaame middelen mogen wor„ den uitgedagt, en aan de hand gegee,y ven, waar door alle die Bezwaaren, „ en daar uit opgereezen Misnoegdhe„ den, werden weggenomen, de Eens„ gezindheid en het onderling Vertrou„ wen tusfchen.de refpective Staats- en „ Regeerings Leden met de Burgers cn lnvvoonders herleevendigd, bevestigd „ en beflendig gemaakt worden (*)." Deeze uitnoodiging bragt verfcheide Plans te voorfchyn. Een Concept - reglement , by den Boekhandelaar Wild uitgegeeven, wilde den Stadhouder, voortaan, allen invloed, hoe genaamd, op de Aanfleliing der Regeeringsleden benomen en bovendien een nieuw Coilegic van Gecommitteerden uit de Burgery van Utrecht aan- (*) N: Neder!. Jaarb. 17S4. bl. 843. XXIII. B o E K. 17Ü4. Plans van Regeerings-reglcmenten.  12 VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. I784. aangebeld hebben. Ingevolge van dit Concept-reglement moest het eerfte Lid van Staat, of de zogenaamde Geestlyken, altoos blyven, zonder Leden boven het getal van tier*: by 't openvallen eener plaatze zou de Naamlyst van een dubbel getal ihan aan de Stad, uit welke de Ridderfcuap en Steden, de verkiezing zou heböen, en de verkooren Perfoon aan den Stadhouder ter goedkeuring aangeboden worden: voorts zou de BeftelHng over de Proostdyen, Canunniksplaatzen, en verdere Geestlyke Goederen, ten voordeele van 't Gewekt ltrekken. Het tweede Lid van den Staat, of de Ridderlchap, zou uit niet minder dan acht en niet meer dan twaalf altyd blyvende Leden weezen zamengefteld, waar van de voorftelling zou liaan aan het tweede Lid zelve, en de goedkeuring aan het eerfte en derde Lid. Van het derde Lid, of Stad en Steden zouden de Leden aanblyven, en by openvalling, uit de Compagnien Burgers zekere Kiezers verkooren worden, die op denzelfden dag in het Stadhuis zouden vergaderen, en een twaalf-, zes- en drie-tal vormen, waar uit de Vroedfchap de verkiezing zou doen, terwyl aan den Stadhouder de Naamlyst van Burgemeesteren en Schepenen zou gezonden worden. Verder hadt men zestien Gecommitteerden uit de Burgery te kiezen, om de Burgers behulpzaam te weezen in het voorftaan hunner Regtcn en Privilegiën, om  HISTORIE. r< om Vertoogen aan de Magiftraat aan t< bieden, om de Rekeningen van den Thefauiier en Kameraar, in zekeren getale, by te wooren, en raad te geeven, by hel opleggen van nieuwe Belastingen. Emdelyk behelsde dit Concept-reglement verlcheide punten van Verbetering, raakende de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering en van de Vergadering der Staaten van Utrecht, het J.ichtgeregt, benevens eenige algemeene veranderingen, onder welke ook deeze, dat de Prinsfen en _ Prinsfesfen van het Stadhouderlyke Huis zich niet na zouden vermaagfchappen aan Koninglyke Familien, dan onder duidelyke bepaalingen van dien aart, dat de Bondgenooten in hun zo algemeen als byzonder belang, op geenerlei wyze konden verhinderd, of in hunne wettige beftuuringen teg.ngegaan, of moeilykheden aangedaan worden. Dit Concept-reglement was, als 't waare, het tegen overgeflelde van het Regeerings - reglement des Jaars mdclxxiv, thans door veelen in 't Sticht gewraakt, en heftig beflreeden (*): want, om van de minder gewigtige punten niet te fpreeken, ftaat, volgens 't laatstgemelde, aan den Stadhouder het verkiezen der Geëligeerden, die van drie tot drie Jaaren op nieuws (*) Zie onder andere eene Verhandeling, dienende tot betoog, dat de Regenten, Burgers, In- en Opgezetenen van de Stad, Steden en Landen van Utrecht, niet gehouden zyn aan het Regeerings-Regie. ! XXIII. li O E K. I784. Hoe zeer een deezer rechtdraads ingerigt was tegen het Regeerings-reglemcntdes Jaars MDCLXXIV'.  14 VADERLANDSCHE XXIH.. BOE, K. 1784. I nieuws aangefteld of in de Regeering gehouden worden, naar 't welbehaagen van den Stadhouder, die ook de Proostdyen, zonder naamlyst of zonder iemands wederzeggen begeeft , gelyk ook alle Canunniksplaatzen, in de zes oneven maanden, ten voordeele van zyne Hoogheid ver- kogt worden. De Stadhouder kan het Lid der Edelen vermeerderen, en befchryft hy nieuwe in de plaats der afgeftorvenen. — De Raaden van de Vroedfchap worden 's jaarlyks 'door hem of in dienst gehouden of vernieuwd, zonder eenige benoeming. Alle de Afgevaardigden na eenige Vergaderingen tot de Algemeene Staaten betrekkelyk, moeten den Stadhouder eerst voorgefteld en door hem aangenaam of niet aangenaam verklaard worden, zonder tot de minfte redcngeeving dier keuze verpligt te zyn. Men een woord, dit Reglement fchryft zyne Hoogheid in verfcheide andere opzigten zo veel gezag toe als in eenig ander der Vereenigde Gewesten. Drie andere, ten dien tyde, van hand tot hand gaande Ontwerpen, als het Requcst by D. Kemink, het Adres by J. M. giement, ingevoerd dan i(5 Jprh 1674., voor zo verre V zelve aanloopt tegen de Provinciaale Stadsen Stede Regten , handvesten Privilegiën , Geregtigheden, oude, wettige en welherbragte Coftumen. Ten deezen jaare uïtgegecvcn. Als mede den Post van den Neder - Rhyn V. D. bl. 545. yf, D. bl. m. enz.  HISTORIE. 15 J. M. van Vlooten, en dat by G. T. van Paddenburg, waren, fchoon in andere byzonderheden niet overeenftemmende, het daar in met elkander ééns, en verfchilden van het Concept - reglement, dat zy aan den Stadhouder een bepaalden invloed op deeze aanftelling, door middel van eene Verkiezing uit een Naamlyst van twee Perfoonen, wilden overgelaaten hebben; terwyl zy het Collegie der Gecommitteerden uit de Burgery of ftilzwygend , of met uitgedrukte redenen, afkeurden. Geen gebrek aan maar veel eer overvloed van Burger-bezwaaren befpeurde men ten beftemden tyde in Utrecht. In eenige zittingen werden dezelve opgeleezen. Men vondt goed egte Affchriften van alle, met de naamen der Ondertekenaaren, by wyze van mededeeling, tevens met vertoon van de oorfpronglyke, ter hand te ftellen aan de Negen Gecommitteerdens van hun Ed. Mogenden; en benoemde de Vroedfchap van Utrecht Tien Heeren uit haar midden, om alle de Punten van Bezwaar te onderzoeken, en daar uit de zodanige te fchifcen, welke, als alleen behoorende tot het huishoudelyk Befluur en de beflellinge der Stadsregeeringe, ook alleen ter bcfiisfinge of befchikkinge van de Stad dienden gelaaten te worden. Verre was dit Vroedfchapsbefluit van allen te behaagen. Drie Verzoekfchrif- ? ten, uit naam van een aantal Burgeren1 ingeleeverd, drongen aan op eene lchei-d ding: XXIII. BOEK. 1784. De Bezwaarente Utrecht ingeleeyerd, en 't Bell uit 3 es wegen jenomca* Misnoeg en der urgeren aar ovsiv  16 VADERLANDSCHE XXIII. Ii U li Kt I784. Handeliftfrcn ter StaatsvèrgaHcringeover deBe zwaaren. ding der overgeleeverde Bezwaar-pnnten y en mededeeling dier fcheiding vóór dat dezelve aan de Staatscommisfie werd overgebragt; benevens de bedenking dier Burgeren tegen vier Heeren in deeze Staatscommisfie. Dan de Vroedfchap oordeelde by het reeds vastgeftelde zich te moeten houden, zonder eene nadere Commisfie tot fchifting der ingediende Bezwaaren te beftemmen: dewyl, ingevalle door andere Burgers en Ingezetenen, die afgefcheiden van de Inleeveraaren deezer Verzoekfchriften, hunne Bezwaaren hadden ingediend, omtrent het behandelen hunner voorgeftelde Bezwaaren, foortgelyke nadere Verzoeken gedaan wierden, zonder zulks aan de Voorzigcigheid van de Vroedfchap over te laaten, zodanig eene verfcheidenheid van meeningen zou kunnen gebooren worden, dat 'er geen einde van zaaken zou te bekomen zyn. Ter Staatsvergaderinge werd door de Negen benoemde Heeren om de ingeleeverde Bezwaaren te onderzoeken, en een Verflag nevens een Concept van een Reglement Reformatoir uit te brengen, zulks gedaan op den eerden van Herfstmaand; en 't zelve by de voorftemmende Leden in Advys gehouden, by Stad en Steden overgenomen. Alle de Hukken, daartoe behoorende, zouden ten fpoedigften voor de Leden van Staat afgedrukt worden, en kreegen om dit werk te verhaasten, de Heeren Gedeputeerden volmagt tot het uitvaardigen eener buitengewoone be- fchry-  HISTORIE. ïj fehryvihg, zo dra de Leden tot afdoenïng gereed zouden zyn: wanneer ook zyne Hoogheid zyne gedagten daar omtrent, in gevolge eener aanfchryving hem toen gezonden, zou moeten doen inbrengen. Eenige Afdrukken werden aan de twee eerfte Ondertekehaaren der Bezwaarpunten in Utrecht ter hand gefteld, met last om, vóór den twee en twintigfteii Van Herfstmaand, de Bedenkingen der Öndertekenaaren, daar op in te brengen. Dan dewyi, wegens de hooge aangelegenheid deezer zaake, zo wel als derzelver uitgebreidheid, dit tydperk te kort was om het bekwaam te kunnen afdoen, verzogt een aantal van niet minder dan zeventien honderdvier entachtig Burgers, die binnen drie dagen getekend hadden, eene verlenging van dien tyd, ten minden tot den laatften dier Maand. Eene an¬ dere zwaarigheid, die alles, wat zy dus verre gedaan hadden, eensflags zou kunnen verydelen, zagen zy ook gaarne uit den weg geruimd. „ Zy hadden," gelyk zy zich uitdrukten, „ wel gewenscht, „ dat de Heeren Gecommitteerden tot „ de Staatscommisfie in deezen derzel„ ver Rapport zo veel eerder hadden >y kunnen ingebragt hebben, dat alles „ naar vereisen, vóór den twaalfden Oc3, tober deezes Jaars, konde zyn afgedaan j, geweest; ten einde daar door de rust » en de tranquiliteit van de Stad en Bur?j gery zoude kunnen zyn verzekerd ge1x; deel, £ weest.. XXIII. BOEK. I784. Dc Burgery te Utrecht verzoekt langer tyd tot onderzoek ; en tevens, dat 'er intusiciien geene Verandering in dc Regecringspcrfoonenkome.  18 VADERLANDSCHE XXIII. boek. 1784. ; 5 i 3 3 3 1 3 i 3 3 3 3 i 3 3 i 3 3 3 3 t 3 3 3 3 3 ,, weest. Dan daar het met deeze hoogst„ aangelegene zaak in deezer voege gc,, legen is, dat, op den zesden Gctobcr , aanftaande, eerst die Befchryving be, paald is geworden, waar op het Staats, gewys onderzoek en afdoening van de j refpective Bezwaarpunten ftaat onder, nomen te worden, en dus in een tyd, , dat ingevolge van het Regeerings Re, glement van den Jaare mdclxxiv, , al bevoorens aan den Heer Stadhou, der zouden moeten overgebragt zyn, de , Nominatien ter verkiezinge van Bur, gemeesteren en Schepenen, als mede , een lyst van de Naamen der Raaden > in de Vroedfchap deezer Stad, om te, gcns den twaalfden October eerstkomen, de, op derzelver aanblyven of afftel, len, te disponeeren. „ Dat, aangemerkt de fustenue van , den Heer Stadhouder, tegens het ver- > zoek van de Burgery deezer Stad, aan , hun Ed. Mogenden voorgedraagen, , nopens het Regt, dat de Burgery dee, zer Stad heeft, tot het aanftellen der , tusfehentyds opengevallene Raadsplaat, zen, door de Magiftraat deezer Stad, , als de Reprefentanten van de gemee, ne Gilden en Burgery en de daadlyke , vervulling dier opengevallene plaatzen, , overeenkomftig aan 't zelfde verzoek , der Burgerye, men met alle reden , bedugt is, dat het zo lang uitflellerr , der Deliberatien, over het ingebrag, te Rapport en Concept-Reglement Re 33 for>'  HISTORIE: ty $ formatcir van Regeering, de alleronaan„ genaamfte gevolgen, zo ten aanziene „ van den Raad deezer Stad, als van „ het Regt deezer Burgeren, naa zich „ zou kunnen fleepen, vooral als het Res, glement van den Jaare mdclxxiv „ zou moeten verftaan worden van kragt „ en werking te blyven, zo lang over „ het gemelde Concept Reglement Re„ formatoir niet is gedisponeerd, en de j, Punten van Bezwaar ook niet daadlyk „ waren afgedaan; en ingevalle de Heer „ Stadhouder eens ongelukkig geindu„ ceerd wierde tot het gebruik maaken „ van zodanige verfchikkingen, als waar „ toe Hoogstdezelve, ingevolge van dat „ Reglement, zou gelieven te begrypen „ geregtigd te zyn, en dus menlgwerf „ zodanige Regeeringsleden uit derzelver „ Posten te verlaaten, omtrent welkers 5, Perfoonen de Burgery geheel en al niet 5, zou kunnen onverfchillig zyn, zo min „ als derzelver Plaatzen met anderen aan„ gevuld te zien, als welken zy, om „ hunne lleprefentanten te zyn, geheel „ en al niet zouden kunnen begeeren; „ of de Plaatzen van anderen te vervul„ len, welke verkiezen mogten niet lan„ ger te continueercn, met de zodani„ gen die de Burgery niet. aangenaam kunnen zyn. „ Dat de Burgery, aangemerkt deeze „ tegenwoordige gefteldheid, waar in huns, ne zaaken, met betrekking tot de over?, geleeyerde Bezwaar-punten ftaan, verB a „ mee-» XXIII; BOEK. I784.  XXIIT. boek. I704. Beide die Verzoeken bewilligd. Wat omtrent het laatfte ter Staatsvergaderingvoorviel. 1 ( i i 1 c t d l v 20 VADERLANDSCHE „ meenen, dat niets uit zyn geheel be„ hoort gebragt te worden, en dus dat, „ hangende de Deliberatien zo van hun ,, Ed. Agtbaaren, als van de Staatsleden deezer Provincie, omtrent het 'Concept „ Regiement Reformatoir, alles, ten aan„ ziene van de Regeering deezer Stad, immers ten opzigte van de jaarlykfche „ Continuatie, in deszelfs geheel behoor„ de te blyven, en dat daar toe de ver„ eischte Surcheance, daar en zo 't be„ hoort worde verleend: met het noodig „ berigt hier van aan zyne Hoogheid." In de Tydsverlenging tot het onderzoek der Hukken bewilligde de Regeering; en wegens de Aanblyving der Regeerings Leden beloofden zy 's anderen laags, van Stads wege, aan de Staaten /oordragt en opening te zullen doen, net aandrang dat, zittens de Vergadering, :ot de verzogte Opfchorting bedooten mogt vorden. Dit gelchiedde, en werd zulks )ok verftaan, ten aanziere van de andere Steden deezes Gewests; waar van den stadhouder de vereischte kennis zon gejeeven worden. Dan de Heeren Geëli;eerden hadden, als hun Raadflag, ingelee-erd, dat men zich flipt aan het Reglelent van den Jaare mdclxxiv behoore te houden, en daar van niet af te aan, of daar in te kunnen komen buiin voorkennis van zyne Hoogheid, en at mitsdien de Stad en Steden zich by foogstdenzelven moesten vervoegen: waar an een der Leden van dit Staatslid ver- fchil-  HISTORIE; ft| fchilde, meenende, dat dergelyk eene verzending aan den Stadhouder niet overeen te brengen was met de Souverainiteit, welke by het Lichaam van de Staaten huisvestte. Het Lid der Heeren Edelen was van oordeel dat, daar de tyd, om den raad van zyne Hoogheid in te neemen te kort viel, tot de verzogte Surcheance, in dit zonderling geval behoorde toegeftemd te worden, behoudens dat het Reglement van 't Jaar mdclxxiv in alle verdere Punten zou blyven. Met het derde Lid werd dus door twee Leden deeze gewigtige zaak tot befluit gebragt, waar tegen de voorzittende Heer Pesters, zich met kragt verzette, beweerende, dat in deezen geene Overftemming by de Leden kon plaats hebben (*). Gelyktydig met het Verzoekfchrift, 't welk zulk een gewenschte uitwerking voor 1 de Utrrchtfche Burgery baarde, lag, tot' den laatiïen van Herfstmaand, ter teke-1 ning eene Acte van Quahficatie op vier: en twintig Burgeren van Utrecht, om als Ceconflitueerden, tot dat de Bezwaarpunten zo den Staat als de Stad betreffende, afgedaan zouden zyn, het belang der Burgerye waar te neemen, en daar in, naar vereisch, waar het te pasfe kwam, overeenkomftig met deeze breede Vol- magt (*) N. Negert. Jaarb. 1784. bl. 1038. 1421. '535- 1549. Post van den Neder-Rhyn VI. Deel. W. 961, en 965. B 3 XXIII. ROEK. I784. Vier en win tig iccunfiiueerdene Utrecht angeftcld.  ff VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. I784. Misnoegen van zyne Hoogheid over de handelingen in 't Sticht. 1 1 ] ] ] t I t ( T. d ï I F |i e 2 * n v l ! t 'b magt te handelen. Deeze Geconftitueerden werden, met die by hun naderhand gefurrogeerd mogten zyn, door Burgemeesteren en Vroedfchap, goedgekeurd en gewettigd (*), De mededeeling van het Concept-Reglement Reformatolr, zonder de opgave van de gronden en beweegredenen van het heerfèhend misnoegen, en de Bezwaaren der In- en Ópgezetenen, nam syne Hoogheid zeer euvel, en niet minder (*) De benoemde Geconjtltueerden beftonden lit de acht Officieren Gehard 15 e n t 1 n k , Luienant van de Compagnie Turkyen; Mr. Jacob I end rik du Ridder, van Almkerk, Luiteïant van de Compagnie 't Papenvaandel; f acob >.e fosKHEF.re, Luitenant van de Compagnie 'e Blosdkuil; P1 e t e r Philip J u r i a a n O n>aatje, Vaandrig van de Compagnie de Zwart Knsgten; Mr. Antony Jan van Misseld, Luitenant van de Compagnie de Oranje 'tam; Mr. Philip Kuivel, Luitenant van de Compagnie de Pekflokken f en OttoDirkGoron, Capitein Luitenant van de Handvoetboog; e acht Sergeanten van de zelfde Compagnien , ficoLAAS van Oostveen, Cornelis Ioppendrayer, Antony Windzand, et rus blanche, fohannes kreylimp, Ferdinand Wbusman, Jacobus e Vis scher J. Z, en G er rit Westhuien; en de acht Burgers Albert Weppelan, Ad ri anus Hoevenaar, Gerarus Bettink, Johannes van Schal» ' y k , Mr. Jan Carel Pronkeut, Bogis» aus Frebejk van Libehep.r, Gerri t ' a r m s e m , en Jacob v a n M a n e n A z. et getal der Ondertekenaaren beliep 1215. N. Tederl. Jaarb, 1784. bl. 1537. Voor 'tjaar 1785• 3I5. 316.  HISTORIE. =3 der de kennisgeeving van het opfehorten der Regeeringsveranderingen, blykens diens Brieven daar over aan Staaten van Utrecht gefchreeven: en fchoon op 't voorleezen van het fchryven, dit laatfte fluk betreffende, de Geëligeerden by hunne voorgaande tegenverklaaring bleeven, volhardden de Edelen, zo wel als Stad en Steden, by het genome ne Befluit, door een naderen Brieve den Stadhouder kennelyk gemaakt (*). Om, in 't vervolg, zich te dekken tegen alle aanklagte van onwettigheid, wegens het nieuw in te voeren Regeerings Reglement, deedt de Stad Utrecht ,'mWynmaand, ter Staatsvergadering het voorflel, om de overige Geregten van het Platteland by aanfchryving op te roepen en te gelasten, hunne Bezwaaren, binnen drie weeken, behoorelyk op te geeven aan de negen Heeren der Staats-commisfie (t). Mer alle deeze bemoeijingen omtrent het Staats- en Stadsbeftuur ging de voortzetting des Wapenhandels gepaard. Het Genootfchap pro Patria & Libertate (§), daar in onvermoeid, vierde in Sprokkelmaand het eerde Jaarfeest der Oprigtinge. De Leden vergaderden gewapend op de Neude. en trokken door een (*) N. Neder!. Jaarb. 1784. bl. 1552. 1667-" 1673- (f) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1942. («) Zie onae Vaderl. Bist. VI. D. tl. 339. B 4 XXIII. soek. I784. De Geregten ten Plattenlan. de opgeroepen tot het inleeveren hunner Bezwaaren. 't Genootfchap van Wapenhandel te Utrecht viert het eerfte Verj aarfeest.  XXIII. boek. 1784. Veertig Burger-officieren te Utrecht beklaagen zich by de Regeering. 24 VADERLANDSCHE een gedeelte der Stad, voorby 't Stad-, huis, en keerden weder ha het gemelde plein. Voor een poos gefcheiden, verzamelden zy in de Weeskerk, de plaats hunner eerlle Wapenoefening, waar de Collonel Gordon, uit naam van het Genootfchap, den Notaris en Procureur A. Hoevenaar, van wegen diens poogingen ten beste der Burgery in 't algemeen, en van't Genootfchap in 't byzonder, met een Gouden Eerpenning befchonk, die, onder beantwoording van de daar by gedaane aanfpraak, met dankbaarheid werd aangenomen. De Stads Muzykzaal, werwaards men zich vervoegde , weergalmde van een Vocaal en luftrumentaal Concert, ter eere van het Genootfchap gegeeven. In het Logement de Plaats Royaal was een tafel voor omtrent drie honderd Gasten bereid, op welker midden een Tempel der Vryheid ftondt, metgepaste zinnebeelden vercierd. De vorderingen van de Leden diens Genootfchaps in den Wapenhandel boven de Schuttery in 't algemeen, verwekten misnoegen tusfehen dc Schutters en hunne Officieren, by welker grootfle gedeelte men verzekerde dat eene jaloufy heerschte tegen het Exercitie-genootfchap, voortfpruitende uit de ondervinding, dat het hun niet mogelyk was de Schutters in 't algemeen zo verre te brengen in den Wapenhandel, althans zo. fpoedig met, als zulks met dit Genootfchap gelukt was: en dat zy, fchpon anders te te\-  HISTORIE. 25 tellen onder de Vaderlanders, die met blydfchap het noodig herftel van veele ingefloopene gebreken zouden zien, door dit verkeerd beginzel te rugge gehouden wierden. om de hand teleenen, en mede te werken tot de poogingen door dat Genootfchap of de voornaamfte Leden van 't zelve aangevangen; hoe dit veroorzaakte, dat veelen hun verdagt hielden als gekant tegen de zaak des Vaderlands. — Het bleef niet by verdenking; hun hoonende Gefprekken moesten zy hooren, en in openbaare Gefchriften zich met naamen ten toone gefield zien. Hier over beklaagden zich veertig Burger-officieren by Burgemeesteren Van Utrecht, onder betuiging van niet te weeten, immer iets gedaan of gelaatcn te hebben, 't geen niet, in allen deele, met hun Pligt overeenkwam. Wel bekenden zy, dat 'eronder hun waren, welken, uit hoofde van de Parentage, het tekenen van Requesten niet hadden behoeven na te hiaten, en egter geen derzelven getekend hadden; doch zy vermeenden, dat onder de Regten en Privilegiën, voor welke hunne Voorouders den tyd van tachtig Taaren ftreeden, geenzins de geringde was de vryheid van Gewisfe, en dat niet alleen in het Godsdienftige; maar ook in alle andere zaaken; dat "het diensvolgens aan hun, als Ingezetenen deezer Vrye Republiek, behoorde vry te liaan, met de Voorflaagen van een gedeelte hunner Medeburgeren al of niet in te Hemmen, B 5 zou- XXIII, BOEK,. ^84,  q.6 VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. 1734. zonder deswegen door iemand, wie ook „ te mogen belasterd worden, als 't welk, by eene bedaarde overweeging, niet anders kon worden aangemerkt, dan als een daadlyke inbreuk op die geheiligde Regten, waar op ieder Lid deezer Burgerlyke Maatfehappye eene wettige aanT ipraak hadt. — Waar by nog kwam, dat de Ontwerpers der byzondere Verzoekfchriften, nimmer eenige begeerte getoond hadden om met de Officieren, wegens . het aanwenden van middelen tot herllelling van het vervallene, eenigzins gemeenfchaplyk te handelen: weshalven zy meenden genoegzaame redenen gehad te hebben, om zich, hoe pryslyk, hoe nuttig ook der Ontwerperen oogmerk zyn mogt, daar omtrent niet in te laaten. — Zy verzogten, om in hun post nuttig te kunnen blyven, onder de plegtigftc verzekering van eene onkreukbaare getrouwheid aan hun Ed. Groot Agtbaaren, en van volkomcne bereidwilligheid om voor Stad en Burgery, Regten en Privilegiën, Goed en Bloed op te zetten, de befcherming van hun Ed. Groot Agtbaaren te mogen erlangen, en de handhaaving van hun Eer en goeden Naam, door het verkenen eener blykbaare Voldoening en het geeven van openlyke blyken van Goedkeuring, wegens derzelver handelingen, tegen alle beledigingen, welke zy reeds hadden ondergaan, of welke de Lasterzugt, in 't vervolg, mogt uitvinden. De  HISTORIE. 27 De Vroedfchap, verflag van dit Verzoekfchrift door Heeren Burgemeesteren gekreegen hebbende, gaf een alzins gün* itig en vereerend Befcheid aan de Burger-officieren. Zy verklaarde „ met' het „ uiterlte genoegen en volkomen goed„ keuring zich te vertegenwoordigen den „ hoogen trap van goede orde, kundig„ heid, en vaardigheid in den Wapen„ handel waar toe de Stads Schuttery, „ tot verwondering van een ieder, in een zo korten tyd, uit het laag ver„ val, gebragt was door den onvermoei„ den yver, vlyt en wakkerheid der Bur,, gcr-officieren, gefprootcn uit derzelver „ Patriottifche Sentimenten, tot maintien, befcherming, en verdeediging van Stads 3j dierbaare Vryheden en Voorregten, „ gelyk het hun Ed. Agtb. ook ten ui„ terften aangenaam was, door de plcg„ tigftebetuigingen, bevestigd te worden, „ in de verzekerdheid der aanhouden,, heid van derzelver alleszins loflykc „ gevoelens en onkreukbaare getrouw„ heid aan hun Ed. Groot Agtb. mitsgaders volkomene bereidwilligheid om „ voor Stad en Burgery, Regten en Pri„ vilegien, Goed en Bloed op te zetten; „ vertrouwende de Vroedfchap, dat dc Inleeveraars des Verzoekfchrifts, door „ dezelfde gevoelens bezield, uit hoof„ de van dien, by vervolg wel zouden „ willen aanhouden, tot zo heiizaame „ eindens alles toe te brengen, wat daar „ toe kon ftrekken, zonder zich daar van XXIIL BOEK. 1784. Krygcn cengunftig en hunvercerend befcheid.  XXIII BOEK. t Genoo fcliap la: het verzoek , di deszelfs Leden mi Krygseeri mogtenbi graaven worden, vaaren. e8 VADERLANDSCHE . „ van te laaten aftrekken, door dusda„ nige onaangenaame bejegeningen, als „ waar over zy klaagden; maar dat die „ edele zugt, ter bewerking en beveiliging van dit belang des lieven Vader„ lands, in 't algemeen, en van Utrecht „ in 't byzonder, de overhand zon hebj, ben op alle andere bedenkingen. Zy „ konden verzekerd zyn van 's Vroed„ fchaps byzondere goedkeuring, ver„ trouwen, goedwilligheid, en befcher„ ming, en dat aan dezelve altyd zeer „ ter harte zou gaan de eer, 't welzyn, >, 't genoegen en de onderlinge goede „ Harmonie der Burger-Officieren en „ Schutteren; waar aan hun Ed. Groot „ Agtb. gaarne alles zouden toebren„ gen (*). - Hadt men uit een Verzoekfchrift des Genootfchaps,in den voorleden Jaare, in- t gediend, om vergunning, dat vervolgens, gelyk voorheen omtrent twee Leden toe- tgeftaan was, alle Leden beftendig met Krygseere, mogten ter aarde befteld worden, gelegenheid genomen, om het vuur van onmin tusfchen dit Genootfchap en de Schuttery aan de ftooken, en onder den fchyn van de eer en het welweezen der Schuttery te behartigen, verdeeldheid en verwarring aan te rigten, thans bekenden de Leden des Genootfchaps, voor (*) Post van den Neder-Rhyn VI. D. bl. 589. N. Neder! Jaarb. 1784. bl. 630.  HISTORIE; 19 voor afs nog, van dit hun voorig Verzoek af te zien, en dat het als niet ingeleeverd mogt worden aangemerkt, willende liever hun eigen genoegen en honeur opofferen aan de rust, vrede en eensgezindheid tusfchen de goede Burgery en braave Regenten in 't gemeen, en de harmonie van die en hun Genootfchap in 't byzonder (*). De Wapenfchouw der acht Burgercompagnien, die in Oogstmaand, onder 't oog van eenige daar toe benoemde Heeren uit de Vroedfchap gefchiedde, wanneer 'er omtrent zeventien honderd man, behalven de Officieren, in 't Sterrebosch, de gewoone plaats des Wapenhandels, onder de wapenen verfcheen.* droeg de betuiging van genoegen over den goeden ftaat der Schutterye weg. En wanneer in die zelfde maand, de Schuttery afvuurde, hadden bykans alle de Officieren, zo van de acht Burger-compagnien, als van het Genootfchap van Wapenhandel, een pragtig Avondmaal in de Plaats Royaal. By 't zelve werden de grondflagen van Eendragt gelegd. Waar toe en de Aanfpraak van een Heer uit het Gezelfchap, en alle de omftandigheden, wonder v/el ingerigt waren. Eene hoogstheuglyke gebeurtenis voor allen, die de Eendragt voor den grondflag der Vryheid aanzagen, en de opgehitfte twee- dragt (*) N. Neder7, Jaarb. 1784. bl. 408, XXIII. BOEK. I784. De Burgen •y en het jenoot- 1 chap flaan ie handen n een.  3o VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. Beraamde en volvoerdeVergadering deiGewapende Genoot, fchappen. < i dragt voor een middel hielden om de Vryheidspoogingen te verydelen (*). Zo veele Wapengen ootfehappen, in verfcheide Gewesten verfpreid, merkte men op, zouden voor het Vaderland van geen algemeen nut kunnen zyn, zonder eene geregelde Verftandhouding, waar door men oogenbliklyk kon weeten, waar de nood des Vaderlands de tegenwoordigheid van Gewapende Burgers vorderde, om met ie daad te betoonen, dat hunne Inftelling het gezegendfte middel was om allen vyandlyk geweld, om zo wel buitenils binnenlandfche aanvallèn op de Vryleid, het Leeven, de Eer, en de Be:ittingen van 'sLands Burgeren en Ingezetenen, af te keeren. Het Patriottisch ^ezelfchap te Alkmaar, onder de Zin-, preuk, Het Burgerhart aan Deugd ver)and, klopt voor zyn Stad en Vaderland, oonde zich onder de eerde, zo niet het llereerfte, gereed tot het oprigten dier /erftandhouding en het beleggen eener £amenkomfte, tot vastftelling en uitbreiling van zodanig een plan. Men vondt er die Amfterdam,tis de gelegentfte plaats Ier Verzameling keurden, gelyk ook daar :er Stede, reeds een en ander maal, eene Vergadering van aanzienlyke Staatsmanlen gehouden was (f). — Dan men zag in (*) Post van den Neder-Rhyn V. Deel bl. 590. V. Nedcrl Jaarb. 1784. bl 1428. 1434. (f) Zie onze Ff.derl. UUt. V. D. bl. 71. en VI. O. bl. 373.  HISTORIE. 3i In Utrecht, met den aanvang van Wintermaand deezes Jaars, eene Algemeene Vergadering houden , beftaande uit veeIe vrywillige Schutters en Genootfchappen van Wapenhandel in 't Gemeenebest. Het getal der Afgevaardigden beliep ruim vyftig. Het doel was eene gemeenfchaplyke werking tusfchen die Genootfchappen te vestigen: en men verwagtte welhaast een voltalliger Zamenkomst (*). Een dergelyke Oproeping der Burgeren, om hunne Bezwaaren, wegens de Staats- en Stadsregeeringen, in te bren-' gen als te Utrecht, gefchiedde te Amersfoort, en ontbrak het niet aan Inleeveraaren; doch die, in hunne opgevatte hoope van het bedoelde Herftel, eene verydeling meenden te voorzien, door het benoemen eener Commisfie, om te onderzoeken, of alle de Tekenaars wel geregtigd waren ? Zy wraakten deeze Commisfie, deels om dat dezelve beftondt uit Heeren, aan wier Burgerfchap en bevoegdheid om Zitting in den Raad te hebben veelen onder de Burgery twyfelden; deels om de handelwyze, welke deeze Commisfie hieldt in het doen van dit onderzoek, waar over zy hunne bezwaaren by een Verzoekfchrift aan de Regeering te kennen gaven. Gelyk zy ook dezelve aangingen met een Verzoek om de Stads- van (*) Post van den Neder-Rhyn, VI. D. bl. 1144,' H82. iV. Neder/. Jaarb. 1784. bl. 1960. xxiii BOEK. I734. Wat te Amersfoort , wegens het oproepen tot opgave der Bezwaaren.voorviel.  3& VADERLANDSCHE XXIII. 11ÜEL I784. In TVyk by Duurfiede zet de Regeeringtwee Leden af en fielt twee andere in plaats. van de Staatsbezwaaren te Fchiften, eri de eerfte in de Stad zelve, overeenkoniiHgde Regten en Privilegiën, af te doen: waar van zy ftukken ten voorbedde opgaven en aandrongen, het byzonder gelaaden hebbende op het Reglement den twaalfden van Wintermaand" des Jaars mdccl beraamd, op welks vernietiging zy aandrongen. Dan in welke gevallen zy geen gehoor verwierven. Eene; Afkondiging diende om het beweerde, dat 'er eenige Leden in den Raad zaten zonder daar toe bevoegd te zyn, als een ïasterlyke onwaarheid voor te draagen^ en de Ingezetenen daar tegen te waarfchuwen; en teffens het oproepen der Burgeren, 't welk zommigen onderdonden, als geheel onwettig "af te keuren, en dc Burgery aan te maanen zich van zodanige Zamcnkomflen te onthouden (*). Gelukkiger flaagden de zoekers na Herftel te Wyk by Duurftede. De twee bufc ten de Stad woonende Regeer ingsleden A. DE joncheere en P. j. C U r- Tiusj aangefchreeven om zich, vóór den eerden van Wintermaand des verftreeken Jaars, daar ter Stede neder te zetten (f), onttrokken zich aan dit verlangen der Burgerye, die by de Regeering aandrong om aan haare verwagting ten (*) N. Neder/. Jaarb. 1784. bl. 846. 1149.143^ 1778. en. 1960. (f) Zie onze Vader/. Eist, VI. D. bh 351.  historié: ?3 ten fpoedigften te voldoen: deeZe onderfteunde het verzoek by zyne Hoogheid, en wilde, dat de Stadhouder de posten van Raaden in de Vroedfchap, door die Heeren bekleed, voor opengevallen zou verklaaren, om dus de groote en dreigende onheilen, welke van de gramfchap eener vertoorende Burgerye te wagten waren, af te weeren. Zy meenden gronden te hebben om, uit het wederfchryven des Stadhouders, die betuigde, „ gecne magt te hebben, om tusfchentyds, of „ buiten den gewoonen tyd der Regee„ ringsverandering, Raaden uit de Vroed„ fcliap te zetten," te befluiten, dat hetzelve eene volkomene toeftemming inhieldt van de Souverainiteit der Regeeringe, en om in deezen zich overeenkomftig met het genomene Stadsbefluit te gedraagen, en 't zelve, door hunne eigene en wettige Magt in hunnen boezem berustende, te doen uitvoeren. Waarom zy, op herhaalden aandrang der Burgerye , de Raadsplaatzen dier Heeren openftelden, en dewyl in deeze tydsomiïandig* heden de bedieningen van de Politie en Juftitie door onvervulde Magiftraatsposten, verhinderd of vertraagd zouden kunnen worden, befiooten zy daags daaraan, den vyfden van Sprokkelmaand, de open* ft aan de Raadsplaatzen, volgens hunne wettige Magt, en conform het Regeerings-Reglement, te vervullen met de Perfoonen vun Christiaan Haantjes en Tie* ï-eman Cornf.lis Beckering: IX. peel. C Waar XXIIt. boe k. 178+.  XXIII. boek. I784. Wedervaaren van den BurgemeesterHaantjes op de Staatsvergadering. (*) Post van den Neder-Rhyn V. D. bl. 500. 2V« Neder!. Jaarb, 1784. bl. 417. 34 VADERLANDSCHE waar van zy zyne Hoogheid by eenen Brief de weet deeden. Een bedryf, 't welk de voorheen tot woedens toe misnoegde Burgery met uitgelaate blydfchap vervulde (*). De ontzetting dier Heeren uit hunne Raadsplaatzen keurde zyne Hoogheid wederregtlyk, en de inplaatsftellingen der twee anderen voor van geener waarde. Zy werden nogthans, nevens twee oude Regenten op de Naamlyst tot Burgemeesteren gebragt, en tot die waardigheid verkooren. De Burgemeester Haantjes door die van Wyk by Duur/lede benoemd als Afgevaardigde ter Staatsvergadering van 't Sticht, maakte men zwaarigheid hem aldaar toe te laaten: om dat hy, op het voorleezen van den Provinciaalen Eed verklaard hadt, bereid te zyn den Eed ook te doen op het Provinciaale Regeerings-Reglcment van den Jaare mdclxxiv, voor zo verre 't zelve met alle de Privilegiën, Handvesten en Geregtigheden van den Lande van Utrecht, en de drie Leden van dien, als ook met de oude en wettige en welherbragte Conftumen inflemde. De Regeering verdeedigde zyn gedrag fchriftlyk ter Staatsvergaderingen doch vorderde daar mede niet: dewyl de voorftemmende Leden by hun voorig Befluit bleeven, en weigerden , onder die verklaaring iemand tot den  HISTORIE. 35 den Eed en Zitting in de Staatsvergadering toe te laaten, uitgenomen de Heeren van Renesse van Wulp en vanAmerongen van Schalkwyk, die benevens de Steden, Rheenen uitgezonderd, voor de toelaating Hemden (*). De toeneemende Verdeeldheden en Party fchappen in het Sticht bewoogen Gedeputeerde Staaten, de daar uit voortfpruitende ongebondenheden, door eene ftrenge uitoefening des Regts te beteugelen; en verbooden zy een ieder den anderen met woorden of daaden te miszeggen of te misdoen, het zy met het geeven van haatlyke benaamingen, welke eenige partyfchap aanduidden, zonder onderfcheid, hoedanig die zouden mogen zyn, het licentieus of lasterlyk roepen, fchreeuwen, uitdaagen en bedreigen, mitsgaders het onbehoorelyk trekken of ontblooten van eenig geweer, op wegen, ftraaten, publieke plaatzen, of elders, en het daadlyk pleegen van eenigen dwang, moedwil, of geweld aan iemands Perfooneu en Goederen. Voorts alle. onbehoorelyke Vergaderingen, en Zamenrottingen, het voeren van oproerige en voor de wettige Regeering van deezen Lande fmaadelyke of laster- lyke gefprekken; en, eindelyk, tot voorkoming van alle haadyke onderfchei- din- (*) N. Neder!. Jaarb, 17S4. M. 1671, 1673. 1703. c?. XXIII. boek. I784. Phkaatefi tegen Oproer en Lenzen in 't Sticht.  XXIII. B O Ë K. ,784. Bepaaling wegens het ftemmen van Volraagten ten Landsdag te Hortin gen en Sneek. 35 VADERLANDSCHE dingen, tot verregaande beledigingen oorzaak gcevende, aan alle Opgezetenen ten Plattenlande het draagen van Leuzen of Tekenen, hoe genaamd, en van welk eene kleur die mogen weezen, in zo verre ze zouden dienen, om zich daar door van andere Ingezetenen te onderfcheiden, en eenige Partyfchap aan te duidden. Dit Verbod, genoeg te verftaan geevende dat 'er ten Plattenlande in 't Sticht, niet min dan elders, het Oproer 't hoofd op ftak, of ten minlten hoogst te dugtcn was, werd in Hooimaand door de Regeering van Utrecht voor die Stad en derzelver Vrydom gevolgd (♦). In Friesland viel, ten deezen Jaare, wegens de Regeeringsbeftellinge, waar omtrent reeds zo veel afgedaan was, weinig van belang voor; of wy moesten het optekenenswaardig vinden, dat, by het [ naazien der Procuratien voor de Volmagten ten Landsdage, voor de Regtbank van Gedeputeerde Staaten van dat Gewest, twee Gefchilftukken gebragt wierden, wegens de Steden Harlingen en Sneek, van welke beide de voornaame zaak hier op nederkwam; wie in die Steden tot het ftemmen van Volmagten ten Landsdage volgens de fundamenteele Conftitutie van Regeering geregtigd waren? Men hadt, ftrydig met het algemeen gebruik der (*) N. Neder/. Jttarb, 17S4. W. 1042. cn 1419.  HISTORIE: 37 da Friefche Steden, zonder de Gemeensteden of Vroedfchappen te kennen, door Burgemeesteren en Raadslieden alleen Volmagten aangefleld. De Vroedfchap zich in haar gevorderde regt verkort rekenende, verdeedigde 't zelve in een wydluftig Vertoog voor Gedeputeerde Staaten. Het ftuk werd bepleit, en met dien uitilag, dat het ftemmen van Volmagten te Harlingen en Sneek, voor dit Jaar gedaan, voor onwettig verklaard en de Magiftraaten dier beide Steden bevolen wierden, ten fpoedigften, en wel ten langden binnen den tyd van tweemaal vier en twintig uuren, de Gemeenslieden of Vroedfchappen, als Reprefentanten van de overige Burgers en Ingezetenen, alleen geregtigd tot het ftemmen van Volmagten ten Landsdage, zamen te roepen, en door dezelve (Burgemeesters en Raadslieden daar onder mede begreepen,) gezanienlyk, hoofd voor hoofd, by meerderheid van ftemmen, te verkiezen twee Volmagten , één uit den Raad en één uit de Gezwoore Gemeente of Vroedfchap. 't Geen in de beide Steden gefchiedde. Dit vonnis werd als een Staatsbelluit bekend gemaakt, en tot een algemeenen Regel vastgefteld, van welken alleen zouden uitgezonderd zyn, die Stad of Steden, wier Magiftraat zou kunnen aantoonen, by uitdruklyk Octroy van de Staaten des Lands, het Privilegie bekomen te hebben om afzonderlyk, buiten de overige Leden der Vroedfchap, een Volmagt ten Landsdage te ftemmen. C 3 Op XXIII. BOEK. 1784,  33 VADERLANDSCHE XXIII. boek. 1784. Gcfchilkn wegens d< Regccringe van zornmige Steden in friesland. Op het voorflel van 't Kwartier der Steden, magtigden de vier Quartieren, de Gedeputeerde Staaten om de Reglementen aan de Steden Bolswaard, Sneek, Dokkum, Stavoren, Workum, Slooten, Hst en Hindeloopen door Staaten van Friesland in den Jaare mdcxxxvii gegeeven, en in den Jaare mdcxlii bekragtigd, op nieuw na te gaan en te onderzoeken, in hoe verre aan de welmeeninge van hun Ed. Mogenden werd voldaan. De meerderheid der Vroed- fchappe te Dokkum verfchilde met de Magiltraat dier Stad over de Regten, welke zy vermeende, uit kragte van het Regeeringsreglement haar toe te komen, terwyl Burgemeesteren dagten met het hoogfte regt dezelve uit te oefenen. — De Steden Stavoren en Workum toonden zich gebelgd dat de Landkwartieren zich hadden ingelaaten, om over zaaken de Steden byzonder betreffende, te beflisfen, en gaven de Regeeringen dier beide Steden verder te.kennen, dat zy, wel was waar, eenige Veranderingen gemaakt hadden in haare Stede-reglementen, zo tot vermindering der Leden van Regeeringe; om dat dezelve niet gevoeglyk door behoorelyk gequalificeerde Perfoonen voltallig gehouden konden worden; als nog eenige kleine veranderingen, zonder aan den weezenlyken zin der Landswet te kort te doen: want alles was verrigt met overleg en onder goedkeuring van den Stadhouder, met een-  HISTORIE. 39 eenpaarige ftemmen der Leden van Regeering, en tot genoegen der Ingezetenen, aan welken de Regeeringen der Steden alleen, wegens de gemaakte Veranderingen verantwoordelyk zouden zyn. ■ Zy hoopten en vertrouwden dus vastlyk, dat hun Ed. Mogenden het zich niet zouden aanmaatigen, om te bellisfen over de Reglementen van Regeering der Steden, als zynde een byzondere huishoudelyke zaak der Steden zelve; doch, indien zy mogten agten tot zodanig eene beoordeeling geregtigd te zyn, dan konden Regenten van Workum en Stavoren niet naalaaten zich daar tegen te verklaaren, als met hunne Regten ftrydende, welke zy tot het uiterfte zouden verdeedigen (*). De Burgerwapenhandel, in Frieslands Hof- en Hoofd-ftad zo zeer begunftigd (f), nam toe; het Vrycorps reeds drie honderd en twintig man fterk, vermeerderde dagelyks; een Genootfchap van Kooplieden, onder de zinfpreuk, door Yver en Vryheid, vereerde aan 't zelve honderd Dukaaten, tot bydraaging om eenige kosten goed te maaken. 'Er werden Officieren over aangefteld, en men ondertekende met veel plegtigheids het Reglement in Lentemaand; den zes en twintigften van Zomermaand, als een Ge- denk- (*) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 426. 647. 1044, (f) Zie omz Fader!. Hht, VI. D. bl. 35?, C 4 XXIII. boek. 1784. Het Vrycorps te Leeuwaardengeregeld en begunftigd.  40 VADERLANDSCHE XXIII. BQEK, De Schutters te Leeuwaardenbetuigen bezwaard te zyn door een Nieuw Schuttersxeglement. denkdag van groote gebeurtenisfen ter afvuuring bepaaknde. De Magiftfa'at cn Vroedfchap hadt, op verzoek van de Officieren der Burgeren en Schutteren, een nieuw Schutters-reglement beraamd, en van den Stadhuize doen afkondigen. Eenige Artykels in 't zelve mishaagden zommigen: de geheele Schuttery werd daar op zamengeroepen , en men verkoos uit eiken Espel, waar in de Schutters verdeeld zyn, Gecommitteerden , en uit deeze allen een Voorzitter, een Byzitter, een Fiscaal en Secretaris., Zy werden door de gezamenlyke Schutters aangefïeld om het afgekondigde Reglement te onderzoeken, en over de Bezwaarpunten een Adres op te (lellen, 't geen, door een groot gedeelte der Schuttery ondertekend, aan de Magiftraat en Vroedfchap werd ingeleverd. — Zy betuigden in 't zelve, „ het zich ee„ ne Eer en Voorregt te rekenen door „ hun Ed. Agtb. volgens de billyke en „ geconflitueerde Wetten van den Sou„ verain, uit den boezem des Volks ,, voortgefprooten, befluurd en geregeerd „ te worden,- en zo het,'t zy door ver„ anderingen van tyden, of dat der In- gezetenen oogen en denkbeelden ver„ licht wierden, noodig geoordeeld mogt worden, niauwe Wetten en Reglemen, ten voor 's Lands Ingezetenen en Bur, geren te moeten maaken, of oude en , helaas! jammerlyk vervallen? te her, ftellen, durfden zy, op hun woord van „ Eer  HISTORIE. 4ï Eer en Burgertrouw, verzekeren, dat „ zy, met het uiterfte genoegen, de vol„ komenfte volvaardigheid en Burgerly„ ken Eerbied, dezelve wenschten te ge„ hoorzaamen en na te komen; des, dat 5, alle zulke nieuwe Reglementen, of herj, Hellingen en verbeteringen der ouden, „ dienftig moesten zyn ter handhaaving „ en vaster grondvesting der Burgerly„ ke Privilegiën, en hunner duurgekogte „ Vryheid; hier op meenden zy,ja ftel„ den onwrikbaar vast, een onfchendbaar en onafvreemdbaar Regt en Aanfpraak „ te hebben; daar 'sLands Souverainen, die in Friesland de hoogfte Magt uit„ oefenden, met ronde en Vryheidlie„ vende woorden, zeiden, dat alhier, „' naamlyk in deeze Provincie, de eigenlyke j, Souverainiteit in den Boezem des Volks „ berustte.— Zeggen dit 'sLands vaders, wie onzer zou durven twyfelen of U „ Ed. Agtb. als onze Burgervaders., zul„ len zulks mede gereedlyk beiiamen en 5, toeftemmen. In dit vertrouwen was het, dat zy, als vrye Burgers, in „ een vry Land gebooren en opgevoed, „ en dus verre door vrye Regenten, zon- der eenige Slaaverny te gevoelen be„ ftuurd, met Burgerlyke Vryheid en „ Eerbied, de Artykelen, in het nieu„ we Schutters-reglement waar over zy „ zich bezwaard vonden, onder 't oog „ van hun Ed. Agtb. zouden brengen." Zy vervolgen, daar het eene zeke„ re waarheid is, die niemand zal kun65 nea XXIII. BOEK. I784.  XX1H. BOEK. I784. 4» VADERLANDSCHE „ nen loochenen, dat de Schuttery, het lyaare Bolwerk voor der Burgeren Vry„ heid en Veiligheid, en reeds zedert lan„ ge, in deeze Stad, in eene beklaagens- waardige laagheid en verval was gev komen, en vecle Wetten, tot derzei„ ver Maatfchappye betrekking hebben„ de, in onbruik waren geraakt, tot zo „ verre zelfs, dat veelen der Schutte„ ren met geen bruikbaar Geweer of „ Snaphaan voorzien waren, veel min „ eenige kennis van den zo nuttigen Wa„ penhandel hadden, zo was zulks eg„ ter, (dank zy de goede Voorzienig„ heid!) in deeze onze verlichte dagen „ aanmerkelyk verbeterd. Zy waren van „ behoorelyke en defenfive Wapenen „ (doch voor als nog zonder Kruid en „ Loot helaas!) voorzien ; zy werden „ van tyd tot tyd, in den Wapenhandel „ onderweezen en bekwaamer. Hun „ Ed. Agtb. hadden wyders, het oog ge„ flaagcn op het zigtbaar verval, 't welk „ in de oude Wetten, tot de Schuttery „ betrekkelyk, plaats greep; een nieuw „ Reglement beraamd, en, naa dat het in „ handen der Burger-officieren gegeeven „ was, om 'er hunne aanmerkingen op in te leeveren, vastgefleld, zonder iemand „ der Ondertekenaaren, in de hoedanig„ heid als Burger en Schutter, eerder „ daar in te kennen, dan naa dat het „ by veelen als een onwrikbaare Wet werd aangemerkt, zó als zulks uit der „ Officieren gezegdens, zo op de Wag- „ ten,  HISTORIE. 43 5, ten, als elders, genoegzaam gebleeken „ en bewysbaar was. „ Hoe zeer zy altyd gewenscht hadden en nog wenschten, de by hun „ Ed. Agtb. beraamde en vastgeftelde „ Wetten te eerbiedigen en als ftille en „ vreedzaame Burgers te gehoorzaamen, „ wanneer dezelve betrekking hadden „ op de geheele Burgerlyke Maatfchap„ py, en teffens op derzelver onfchend„ baare Privilegiën gegrondvest waren, „ befchouwden zy, egter, dit nieuwe 3, Reglement als hun byzonder betreffende, waar om zy zich verwonderj, den dat het, zonder eenige vooraf in„ gevorderde bedenkingen van hunnen j, kant, vastgefteld was. Waarom zy „ zich verpligt rekenden hun Ed. Agtb. „ onder 't oog te brengen, dat 'er ver„ fcheide Artykelen in voorkwamen, wel„ ke zy, behoudens een goed Geweeten „ nimmer konden bezweeren, of zich aan „ de Uitvoering onderwerpen. Uit dien hoofde verzogten zy, in de aan3t geflipte Artykelen, zodanige verande„ ringen, dat zy 'er, als vrye Friefche „ Burgers, genoegen in konden neemen; „ door geen Vit- of Bedilzugt, maar al„ leen door een gevoelig Vryheidmin„ nend Hart, dat yverig is , wanneer het meent in zyne Vryheid benadeeld te worden, werden zy daar toe aange„ dreeven." — Dit Reglement kwam in Hooimaand des volgenden Jaars tot Hand. Had- XXIII. boek! 1784.  44 VADERLANDSCHE XXIII. boek. Ï784. Dokkum, 't eerst gereed met een Exer«itie - genootfchap,verzoekt en vert werft de bekragtiging der Staaten. » < < « X r I v 0 e v 1 Hadden Staaten van Friesland, met het afloopen des voorleeden Jaars, zich genegen getoond om den yver ten Wapenhandel op te wekken, en de Ingezetenen , die zich, op eene geregelde wyze, onder de Regeering van hunne wettige Overheid, en Beftuur van hunne Opperhoofden, naar geformeerde Wetten en Reglementen wilden gedraagen, uitgenoodigd om zich met vertoon van zodanige Wetten en Reglementen by hun Ed. Mogenden te vervoegen, het Exercitie-genootfchap te Dokkum, onder de Zinfpreuk pro Aris & Focis, hadt de goedkeuring der Stads Regeering verworven, in genoegzaamen getale zich van Geweer, op eigen kosten, voorzien, en in 't behandelen daar van zo /ene geoefend, dat het in ftaat was, op len eerften wenk, het Vaderland in 't Llgemeen, en de Stad Dokkum in 't by:onder, ten dienst te, zyn. Hierom oorleelde 't zelve zich geregtigd, om, enterde gemelde Zinfpreuk, door 'sLands 'aderen, voor een wettig Genootfchap rkend; en onder hunne Befcherming geomen te worden; als mede de goedkeuing der overgeleeverde Artykelen, de nrigting van 't zelve betreffende, te verderven. Waar by zy, als allereerst, en p eigen kosten, in gereedheid zynde, met enig Eereteken wenschten bekroond te rorden. De Staaten verleenden de verogte Goedkeuring, en lieten de beraa- ming  HISTORIÉ. 45 ming van het Eereteken aan de Gecommitteerden in het Mlndergetal. Met deeze Goedkeuring in Lentemaand vereerd, vervaardigden zy een wit zyden Vaandel, zeer fraay gefchilderd en in zekeren opzigte naar het Stadsvaandel gefchikt. 't Zelve werd, naa eene gepaste aanfpraak de Heer J. C. Bergsma, in Wynmaand overgeleeverd, op welke plegtigheid de Wapenoefening, en de Afvuuring volgde (*). Het groot gefchil in Overysfel, wegens de Drostendienften, was in 't jongst verloopen Jaar afgedaan (f); dan 't zelve hadt een Staatsgefchil ten gevolge, van een allerernftigften aart, met verfcheide ftoorende inmengzelen vergezeld, en eindelyk zo hoog loopende, dat de Bemiddeling der Bondgenooten ingeroepen, en 't zelve door dier uitfpraak ten einde gebragt wierd. 't Aanbelang, zo wel als de toedragt, en de wyze van behandeling, vordert een eenigzins breedfpraakig verflag, en dat wy het van hooger ophaalen (§). Acht (*) N. Neder! Jaarb. 1784. bl. 859. 872. 156:, 1674. Voor 't Jaar 1785. bl. 1210. (f) Zie onze Vader!. Bist. VI. D. bl. 353. (§) Veelvuldig zyn de Schriften, die, over dil Staatsgefchil, ten dien tyde, het licht zagen. Dt Sehry ver van den Tegenwoordige» Staat van Overysfel , geeft 'er eene Lyst van op, met aanduiding! van de deels ongenoemde vermoedelyfce Opftcjlers. als mede van den inhoud, bl. 333, kxïiï: BOEK. I734. StaatSgR fchil in Overysfel wegens de Ovcrftei*ming.  46 VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. J784. Dir ftuk was by bet Affchaffen der Drostendienften onafgedaan geMeeven. i ] t ( 1 t i t f c c Acht Overysfe/fche Edelen hadden zich by den Drost van Tsfelmuiden, en den Heer van der Capellen tot den Pol gevoegd , en uit toegeevenheid, tot het doen der Afkondiging ter Affchaffing Van de Drostendienften met de Steden geftemd, terwyl acht anderen, onder welken de Heer Derk Ernst van Voorst tot Averbergen aan 't hoofd was, hunne aantekening daar tegen lieten te boek ftellen. De Edelen, in deezer voege toegegeeven, en zich derwyze verdeeld hebbende, dat meer dan een derde gedeelte der aanweezigen den Steden byviel, kwam het ftuk der Overftemming hier niet verder in aanmerking. Maar het gefchil deswegen was te hoog geloopen om gedoofd te kunnen blyven. Ieier Party moest natuurlyk vreezen, dat Ie minfte flapheid in het voorftaan van raar gevoelen, in dit geval enkel tot bevaaring van de vrede betoond, naderïand zou uitgelegd worden als of men :elve de gegrondheid daar van in twyfel rok. 's Lands omftandigheden ftonden :o gefchaapen, dat 'er thans, meer dan •oit, zaaken van gewigt op het tapyt :wamen: daar nu de denkwyze der Riderfchap in 't algemeen daar omtrent zeer treedt met die men in de Steden koeserde, was 'er geene groote maate van leeg vooruitzigt noodig om te fpellen, at het fmeulend vuur eerlang van 011er de asfche zou opblaaken. Het  HISTORIE. 4? Het ftaat ons niet te beflisfen, of dergelyke bedenkingen, dan andere beweegredenen , de Ridderfchap aanfpoorden, om, op de eerst volgende Vergadering, onder hevige klagten ovêr de handelwyze der Steden ten opzigte van de Drostendienften, den voorflag te doen om het Gefchil, wegens de Overftemming voor altoos uit te maaken, en wel in deezer voege, „ dat daar toe eene Commisfie 3, van eenige Heeren uit de Ridderfchap „ en Steden zou benoemd worden, om „ hunne bedenkingen en raadflaagen in 3j te leeveren over de wyze waar op dit 3, Verfchil in der minne zou kunnen wor„ den bygelegd, en dat, indien dit min5, nelyk vergelyk niet getroffen wierd, „ het Verfchil in gevolge van het voor„ gefchreevene by het eerfte Artykel der ,, Unie zou worden beflist (*);" met bygevoegde verklaaring, dat eene aarzeling der (*) Het gedeelte van dit Artykel hier bedoeld houdt in, „ dat die Questie, die eenige van de voorfz. Provinciën, Leden of Steden van deeze Unie wee- zende, met den anderen hebben, ofte namaals zou„ den mogen krygen, noopende haarluiden particu„ liere en de fpeciaale Privilegiën, Vryheden, Ex„ emptien, Regten, Statuyten, loffelyke en welher„ bragte Costumen, Ufantien, en andere haarluider „ Geregtigheden, by Ordinaris Juftitie, Arbiters of minnelyk Accoort beflicht zullen worden , zonder „ dat de andere Landen ofte Provinciën of Steden, „ ofte Leden van dien, (zo lang zich beide Partyen „ 't Recht fubmitteeren) hem des zullen hebben te „ beraoeijen, ten ware hem geliefde te intercedeerei: „ tot aceoort," xxnr, BOEK. 1784- DeRidderfchap doet een Voorftcl om het vooraltooa uitdenweg te ruimen.  48 VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. I7O4. 't Zelve vondt geen ingang by de Steden. der Steden, om deeze' óf andere wegers ter eindelyke afdoening," vóór het afloopen van den tegenwoordigen Landdag, aan te neemen, door de Edelen zou gehouden worden voor eene yerweigering van Regt, tot verkryging waar van zy als dan zich by het Bondgenootfchap zouden vervoegen; dat zy tevens hunne Confenten in alle Provinciaale middelen zouden inhouden, en de verantwoording van alle heillooze gevolgen, welke daar uit ontftaan moesten, voor de Steden overlaat en. Dringend was deeze taal; doch zy miste de uitwerking, die men 'er misfehien van verwagtte. "Herhaalde keeren hadden de Steden den voornaamen grondflag, op welken haar gevoelen rustte, opengelegd: en dewyl de Edelen nog nooit iets van dien aart hadden ter baane gebragt, betuigden zy geene beweegredenen te kunnen vinden, om volgens den gedaanen Voorflag iets te doen, waar door zy zouden kunnen fchynen haar onbetwistbaar Regt, tot welks handhaaving zy zich verpligt rekenden, aan eenige twyfeling onderheevig te maaken. Hadt de Ridderfchap eenige ftukken voort te brengen, die zy oordeelde, haare meening te begunftigen, zy toonden zich bereidvaardig deeze te onderzoeken, mits dezelve intusfehen zich niet aankantte tegen bet Regt der Steden. Ook dit hadt geeae andere gevolgen, dan wederzydlthe ïiets vorderende Aantekeningen. Ein-  HISTORIE. 45 Eindelyk flelde de Drost van Zaftand. eene bemiddeling voor, hier op neder' komende, „ of de Heeren van de Rid derfchap en de Heeren van de Stedet: „ niet zouden kunnen goedvinden, om. „ onbenadeeld elks meening of regt, de „ zaak, zo als die zich thans bevondt (*). in dien Haat te laaten tot den eerften var „ Wynmaand aanftaande (mdcclxxxiii,^ „ zonder dat door den een tegen der „ ander iets ten nadeele, ter Vergadering „ van Ridderfchap en Steden, of by de raadpleegingen, zou worden onderno 3, men, gedaan of aangetekend, zo dal „ inmiddels, indien nien het Verfchil niel „ onderling kon vereffenen, ieder dei „ Partyen, ter plaatfe waar zy het mog3, ten goedvinden, haare bezwaaren zou kunnen voortbrengen , en tevens de „ Confènten nog op deezen Landdag zou,j den kunnen worden uitgebragt." Veelen begreepen, dat deeze betniddèlende Voorflag even onaanneemelyk was voor dé Steden als het Voorflel eerst door 't Lichaam der Ridderfchappe gedaan: dat dezelve, geen middel tot een Vergelyk dienflig aan de hand geevende, alleen .ftrekken konde om de zaak op de lange baan te fchuiven, en de Steden te beletten, geduurende vyf volle maanden, binnen welker verloop ligt te voorzien was dat veele belangryke zaaken konden voor- (*) Dit was op defi lï, April 1783-, Ü£. DEEL. D I XXIII. li O EK. I784. Bemiddeling door den Drost van Zalland voorgefteld. Onder- fclicide Gevoelens daar over houden dc zaak flecpende.  $o VADERLANDSCHE XXIII. boek. I734. komen, den invloed haarer ftemmen te doen gelden. De Heer van der, Capellen tot den Pol verklaarde zo wel van het Regt der Steden overtuigd te zyn, dat hy oordeelde geene Opfchorting van 't zelve, welke tevens eene Opfchorting van zyn eigen Regt, om met dezelve een Befluit te vormen, medebragt, te mogen toelaaten: doch, in aanmerking neemende, hoe zeer het belang van Overysfel, ja dat des ganfchen Bondgenootfchaps, vorderde, dat het ftuk thans in gefchil, ten fpoedigften op een vasten voet gebragt wierd, oordeelde hy tevens, dat de beide Partyen eenen tyd van twee maanden behoorden te bepaalen, om onderling de gronden en bewyzen mede te deelen, en dus te beproeven of de eene de andere door kragt van redenen kon overtuigen; en dat, dit mislukkende, de zaak, ten minften binnen ééne maand daar naa, ,; zou behooren „ gebragt te worden ter kennisfe van de „ Heeren Staaten der refpective Provin„ cien, met verzoek van dezelve te wll„ len examineeren, en ten allerfpoedig„ ften, naar rigeur van regten zelfs, en „ wel in eigener Perfoonen, zonder ee„ nige delegatie, finaal te decideeren. — Deventer weigerde desgelyks den Bemiddelenden Voorllag van den Drost te om* heizen, doch was bereid in de maatregelen des Ridders van der Capellen te treeden; maar Kampen en Zwolle ftemden in den Voorllag van den Drost, mits  HISTORIE. mits die zaaken, waar in, wegens de Opfchorting van het Regt der Steden, nu geen befluit zou kunnen vallen, tot den eerften van Wynmaand, onafgedaan bleeven. Schoon de gevoelens der Steden dus lynrecht ftrydig waren, verklaarden de Edelen zich zo wel met dat Van Deventer als dat van beide de andere te voegen. Het gevolg van deeze Verklaaring was, dat de Ridderfchap haare Confenten gaf in de Middelen, en dat de Steden, een geruimen tyd niets tegen den zin van het meerendeel der Edelen konden uitvoeren. Toen de andere Steden beloofd hadden het Regt der Steden voor gefchorst te zullen houden, kon Deventer, hoe zeer nooit daar in bewilligd hebbende, des geen gebruik in 't geheel maaken. En deeze verwarde onderhandelingen konden niets toebrengen om het afdoen des Gefchils te bevorderen: geen voet was 'er beraamd, waar op men beproeven kon om tot een minzaam Vergelyk te komen • de bewilliging van Deventer tot beflisfing' door de twee andere Steden niet aotervolgd, hadt geen kragt. De Edelen vaardigden terftond naa het fcheiden van den Landdag cenen Brief af, by welken zy van de Algemeene Staa- \ ten, en niet van die der byzondere Ge- : westen verzogten, dat dezelven zich deeze zaak geliefden aan te trekken, en, het zy door vriendlyke middelen, 't zy door eene eigenlyke uitfpraak, waar aan zy zich D % on- XXIII. BOEK. 1784. De Edelen chryven lan de Air jemeene itaatem  XXIII. boe k. 1784. Zy- doen het andermaal, 't Gevoelen van Gelderland en Friesland. (*) Refol, Gen. 30 April 1783, 52 VADERLANDSCHE onderwierpen, af te doen. In deezeö Brief, dien zy tevens aan de Staaten der byzondere Gewesten mededeelden, beklaagden zy zich over het gedrag der Steden „ en dat men yan de tegenwoor„ dige tyden van Combustien zich zogt „ te bedienen, om de Ridderfchap van alle Authoriteit te ontzetten, en tot een „ onnut Lid van Regeeringe te maaken;" doch gaven, buiten dit verwyt, geene de minfte reden om de gegrondheid van hun gevoelen, wegens het betwiste punt, aan te dringen (*}. Toen het beftemde Tydperk tot den eerften van Wynmaand ten einde liep, vervoegden zich de Ridderfchap andermaal tot hun Hoog Mogenden, met kennisgeeving, dat de Staaten van Gelderland, Utrecht en Friesland in Bloeimaand Befluiten genomen hadden by welke zy, in algemeene uitdrukkingen, hunne bereidwilligheid betuigden om het Gefchil te vereffenen; doch dat het nog mangelde aan eenpaarige Befluiten der Bondgenooten, en zelfs aan eenen bepaalden. Voorflag, betreffende de wyze waar op die vereffening zou worden werk Heilig gemaakt; waar om zy ten ernftigften daar op, by herhaaling, aandrongen. De Afgevaardigden van Gelderland, wilden eene vriendlyke Schikking met de Afgevaardigden der vyf andere Gewesten bewerkt  HISTORIE. 53 werkt hebben. Die van Friesland, wenschten, dat Staaten van Overysfel het zonder tusfehenkomst van anderen zouden kunnen vinden, doch dat, by ontftentenis hier van, het Gefchil door de middelen, by de Unie van Utrecht beraamd, diende beflist te worden (f). Staaten van Holland, die gehoopt 'hadden buiten de noodzaaklykheid te blyven om den eerften Brief der Ridderfchappe te beantwoorden , en dat eene minzaame Vereffening hun daar van zou ontheffen , vonden zich, door deezen tweeden, gedrongen om ook hun gevoelen te zeggen. — Naa onderzoek in hoe verre zy konden voldoen aan de begeerte der Overysfelfche Edelen konden ?y niet ontveinzen, de zaak niet gefchikt gevonden te hebb. n om hunne Afgevaardigden ter Algemeene Staats ver gade.nnge desaangaande met eenden last te voorzien. Zy merkten dit Gefchil als geheel huislyk aan, en dat het derhalven, door Staaten van Overysfel, moest worden vereffend: dewyl hun Hoog Mogenden zich met konden aanmaatigen eenige 6upeiioriteit over de byzondere Gewesten cm Gefchillen tusfehen de Leden van de Hooge Regeering, binnen dezelve gereezen, zich aan te trekken, en daar over uitfpraak te doen, zo lang de twistende Partyen met goedvonden, de Beflisfmg over (*) Ref. Gen. 22. Sept. 1783, D 3 XXIII. BOEK. I784. Hollands 7ee'andsR.aadüag.  XXIII. BOEK. 1784. 54 VADERLANDSCHE over zodanige Verfchillen aan de Bondgenooten wederzyds vrywillig op te draagen. En daar zy niet bevonden hadden, dat de drie Steden zich desgelyks aan de uitfpraak van hun Hoog Mogenden onderwierpen, zouden zy niet gaarne, door hun Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering last te geeven eenen grondllag leggen tot Sustenuen, die zy altoos begreepen hadden, en nog begreepen, van allen grond ontbloot te weezen, en waar van de gevolgen, huns bedunkens, van verren uitzigt zouden kunnen zyn. Alles wat zy meenden in dee-' zen te kunnen doen bepaalde zich tot vriendlyke aanmaaning, om alle mogelyke middelen in 't werk te ftellen, die tot overtuiging zouden kunnen ftrekken, om de Steden van Overysfel te beweegen, tot eene minzaame afdoening der ontftaane gefchillen. Te meer vonden zy zich daar toe verpligt, om dat 'er, in de Ridderfchap zelve , geene volkomene eefipaarigheid gevonden werd: twee Heeren hadden tot nog geweigerd zich by de Meerderheid te voegen. — Daarenboven was het hun niet onredelyk voorgekomen, dat de Steden van de Ridderfchap Bewysltukken voor derzelver meening vorderden;, aan welken eisch zy niet wisten dat voldaan was. Zy meenden uit dee¬ ze twee omftandigheden , niet zonder grond, te mogen opmaaken, dat het niet verder vorderen in die zaak aan de drie Steden alleen niet kon worden toegefchreeven, en  HISTORIE. 55 en het als nog niet buiten hoopefcheen,'. dat de Meerderheid der Ridderfchappe i wat minder fiducie in derzelver gefustineerde ftellende, mogelyk binnen Overysfel nog wel middelen, om het ftuk in der minne af te doen, zou kunnen vinden. „ Wy," dus befluiten zy hun antwoord aan de Ridderfchap, ,, Wy kun- nen voor Ons niet verbergen, dat wy „ niet gaarne eenigen fchyn zouden wil„ len geeven, als of wy eenig meerder „ gewigt in het gefustineerde van de „ Meerderheid van de Ridderfchap bo- ven dat der drie Steden zouden ftellen. Terwyl wy, in tegendeel, geene zwaa„ righeid maaken om te verklaaren, dat „ Ons een gepast evenwigt in alle Re„ geeringen deezer Landen is voorgeko„ men het oogmerk der Voorouderen, en „ de folide Grondflag der Vryheid te „ zyn. In een nevensgaanden Brie- ve aan de Staaten van Overysfel voegden zy het vriendnabuurlyk vermaan, om op middelen van minnelyke Vereffening bedagt te weezen; of, in allen gevalle, indien dit zo fpoedig niet kon gefchieden, als zy wel wenschten, dusdanige provifioneele fchikkingen te beraamen, waar door, behoudens elks meening, zou kunnen te wegegebragt worden, dat, alles in zyn geheel blyvende, de raadpleegingen omtrent de weezenlykfte en voornaamfte zaaken wierden voortgezet, en dus het gemeen belang zo van Overysfel, als van 't geheele Bondgenootfchap, niet verasterd maar gaanD 4 de ÏX11I. SOEK. [784.  XXIII. BOEK. £>c Steden geeven eeHe Verhandeling over Jiet Gefchilpuntin 't licht. 't Gefchil pp nieuw ter Staatsver iadering lee- ; vendig. (*) Refol. van Holl. 4. Dec. 17.831 (f) Not. van Zeeland 27. Nov. 1783. (3) Verhandeling over het Regt van Overjiemtn'wg ter Staatsvergadering van Overysfel. Opgebeld door Mr. Gerhard Dumbar, Secretaris der Stad Deventer, en uitgegeeven volgens Refohitien van de drie Steden, Deventer, Kampen e» Zwolle. 1783. 56 VADERLANDSCHE de mogt worden gehouden (*) Staat ten van Zeeland ftonden met die van Holland in het zelfde begrip, eene vriendlyke onderlinge Schikking aanraadende, en moesten hunne Afgevaardigden ajzins waaken, dat, wanneer dit niet gelukte, de Vergadering der Algemeene Staaten , zich tot geenerlei Beflisfing hier van kb hete, zonder dat beide de Partyen het Gefchil aan derzelver uitfpraak onderworpen hadden, en vorderden, ook in dit geval, nader berigt, vóór eene volHrekte Beflisfing (f). Was de taal der Ridderfchappe klaagend en fcherp geweest by de Bondge-, nooten, de Steden lieten, zonder zich, nog te beklaagen, met den aanvang van Slachtmaand, eene Verhandeling overliet Verfchilpunt in druk uitgaan, met oogmerk om de, ganfche Natie van haar Regt, en de Edelen van hunne Misvatting, te overtuigen (§) Den. ftaat des Gefchils overweegende, bevroed men gerecdlyk, dat de Sehikring, door Staaten van Holland., met 10 veel nadruks, aangeraaden, wyd te zoe-  HISTORIE. 57 zoeken, of liever niet te vinden was, zonder de Steden daadlyk te benaadeelen in de uitoefening van baar Regt, zo als zy 't zelve dreeven. Niets van dien aart ook greep 'er plaats. Alles, wat de eene en de andere Party doen konde was het fpreeken over zodanige punten te vermyden, uit welke het te voorzien was, dat het betwiste geval van Stemming zou gebooren worden. Van den kant der Edelen viel dit gemaklyk: dewyl zy daar door niets te verliezen'hadden; doch de Steden verboren de uitwerking van ha are eensgezindheid tegen de Edelen; terwyl deezen egter fteeds van de gevallen, waar in de Steden onderfch?iden ftemmen uitbragten, gebruik kbnden maaken om de eene met de andere te helpen overftemmen. Dit belette, ondertusfehen, niet, dat de Landdag, ten tyde van het ontvangen des gemelden Briefs der Staaten van Holland''begonnen, bykans geheel ten einde liep, zonder dat het Gefchil ter tafel kwam. De Steden waren overtuigd van de noodzaaklykheid om zodanige maatregelen te neemen, waar door het afdoen van veele dringende zaar ken niet mogt geftremd worden. Eenigen haarer Regenten betoonden zich zelfs afkeerig om het Gefchil met de Ridderfchap, indien het te verhoeden ware, tot het uiterfte te laaten komen. Maar op den laatften dag der Staatsvergaderinge, bleek dat zulks niet te verhoeden was. jpevetiter deedt een Voorflel om D 5 een XXIII. BOEK., 1784.  58 VADERLANDSCHE XXIII. boek. I784. een Staatswyze Verklaaring uit te brengen, wegens het Regt der Burgeren van de groote en kleine Steden tot de Jagt, waar over de Leden, zo wel als over het ganfche ftuk van het Jagtregt, zedert eenigen tyd, oneenig geweest waren (*). Kampen en Zwolle keurden het Voorftel van Deventer goed, dit deeden ook de Drost van Tsfelmuiden, en van der Capellen tot den Pol: de overige Edelen wederfpraaken 't zelve, en hielden daar op ftaande, dat de Stemmen ftaaken; de Party drong aan op het vormen van een Beiluit. Heftigheid woelde van wederzyden. De Griffier, die oordeelde zich onzydig te moeten houden, wist niet wat te fchryven: daar de een zich verzette tegen 't geen de ander hem in de penne wilde leggen. Eindelyk bragt hy het volgende te boek. „ Waar op zynde gedelibereerd, heeft de Drost van Twente geconcludeerd, dat de ftemmen „ ftaaken; en heeft de Drost van Tsfel„ muiden verklaard van gevoelen te zyn, „ met de Heer van der Capellen „ tot den Pol, en de Heeren Gede„ pureerden van de drie Steden, dat dee„ ze zaake behoorde te worden gecon„ cludeerd, en heeft daar op cpnclufie ges, formeerd, conform voorfchrecve Re„ folutie van de Stad Deventer." Ook bleef dit ftaan; doch de Afgevaardigden uit £ï) Zie onze Kadert. Bist. VI. D. bl. 371,  HISTORIE. 59 de Steden, met de twee Edelen, die hunne zyde hielden, deeden daar op onmiddelyk aantekenen, „ dat zy protefteerden „ van nulliteit en geweld tegen het ge3y handelde en genotuleerde van de Hee„ ren van de Ridderfchap, met verklaa„ ringe van hier door belet te worden „ van zich in eenige verdere deliberatien ,, in te laaten," zy verlieten de Vergadering: terwyl de overige Edelen nogmaals betuigden het daar voor te houden dat de Hemmen ftaaken (*). Te wyd, veel te wyd, was thans de fcheure geworden dan dat men zich, buiten vreemde tusfchenkomst, met de hoope van heeling zou hebben durven ftreelen. De Ridderfchap vaardigde terlïond een Brief aan Staaten van Holland af, waar in zy, nevens het beantwoorden van dier fchryven, een berigt gaven van het voorgevallene op deezen Landdag, klaagende, dat Steden, en twee Edelen, het Gefchilftuk met geweld hadden tragten door te dringen, en zich aan de verdere raadpleegingen onttrokken, waar door Overysfel zich aanvanglyk in een ftaat van wanorde gebragt vondt, vol van de ake- liglte voornitzigten (f). Met den aan- (*) Antwoord op de Mkftvt van J. v. Z. bevattende een f-'eijlag van da merkwaardig/ie byzonderheden Lp den jongst afge/oopeti Overysjelfchen Landdag voorgevallen; weinig dagen naa den 13. Dcc» 1783. in 't licht gegecven. (f) Rejbl. van Huil, 18. Dcc. 1783. xxin. SOEK. I784. Beide de Partyen fchryven aan de AlgemeeneStaatcn.cn aan Staaten van Holland,  6o VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. i i aanvange deezes Jaars vervoegden zy zich ten derden maale by de Algemeene Staaten om derzelver tusfchenkomst te erlangen.— Ook beilooten de Steden, ten zelfden tyde, eerst aan Staaten van Holland, die alleen zich tot hier toe daadlyk met de zaak bemoeid hadden, en, kort daar naa ook aan de Staaten der overige Gewesten te fchryven. In deeze Brieven, vergezeld van een afdrukzel der bovengemelde Verhandeling, ten bewyze van de gegrondheid haars gevoelens, deeden zy een verhaal van 't gebeurde, betoogden de ondoenlykheid van de Staatsvergaderingen wederom met de Ridderfchap te kunnen hervatten, en flooten met verzoek dat de Sraaten, ter handhaaving van den oorfpronglyken Regeeringsvorm van Overysfel, en ten einde dit Gewest voor verdere verwarring te bewaaren, de meerderheid der Ridderfchappe mogten overliaalen om van derzelver verkeerde tegenkanting af te zien. Die Meerderheid hadt intusfchen reeds in Louwmaand het befluit genomen, om haare zaak mede door eene Verhandeling te verdeedigen, die in Bloeimaand van de pers kwam (*). On- (*) Ver handeling van de zyde der Heeren van de Ridderschap ever het Regt van Over/lemming ter Staatsvergaderinge der Provincie van Overysfel; uitfegeevex naar d^-n inhoud der Refotutie hunner Ed. Mogenden, de Heeren van de Ridderfchap van voor-. \emelde Provincie, 1784,  Historié. of Order deeze wederzydfche woelingen naderde de tyd, waar op het heffen van de Provinciaale Middelen , volgens gewoonte , voor het loopende Jaar, zou moeten vastgefteld worden. Eenige Afgevaardigden uit de Steden met de twee Edelen, die één belang ma dezelve hadden , in 't einde van Louwmaand, te IVyhe zamengekomen, fpraken af, dat men, wanneer de Ordinaris Gedeputeerden eenen Gewoonen Landdag uitichreeven, zich op dezelven zou laaten vinden, en by de opening voorftellen, of de overige Edelen thans gezind waren het gevoelen der Steden, betreffende de Overltemming, als het ware, te erkennen, en daar volgens te handelen; en dat men, by weigering van een voldoend antwoord, terftond de Confenten in de Middelen op den voet van het voorgaande Jaar zou uitbrengen, met aanmaaning aan die Edelen om dit desgelyks te doen, en daar op alle verdere raadpleegingen af te bree- ken. Geheel vrugtloos werd deeze affpraak gemaakt door de Edelen in het Collegie der Gedeputeerden, welke weigerden een Landdag te doen uitfchryven, indien de Sred.n haare verklaaring op den dertienden van Wintermaand niet vooraf introkken. Elke Party vorderde dus, als eene voorwaarde tot het voortzetten der raadpleegingen, d.;t de andere van derzelver gevoelen zou afgaan,- doch zy voorzagen teffens ongetwyfeld dar in geen dier ftrydige eiichen zou bewilligd worden. XXIIL BOEK. 1784. Blyvenvaa elkander verwyderd.  fe VADERLANDSCHE XXIII. BOEK. I784. Triesïand ilaat eene Bezending 11a Overysfel voor. den. Dit begreep ook de Griffier te gelyk met de noodzaakfykheid, om, welk een keer het Gefchil ook name, ten minflen de Geldmiddelen aan den gang te houden, en de dringendfle zaaken, het Bondgenootfehap betreffende, af te doen. Diens voorflel hadt ten gevolge, dat, naa eenige tegenflribbelingen, de Confenten, op brieven van omzendinge, werden ingezonden. Alle overige zaaken, die door Gedeputeerden niet konden afgedaan worden, bleeven rusten, 't Was alles toetefchryven aan de toenmaalige omftandigheden van 't Gemeenebest, die zo fterk drongen om de algemeene zaaken voort te zetten, dat men vervolgens nog zo verre kwam, van over eenige punten, het Bondgenootfchap betreffende, zamen te vergaderen. Het vooruitzigt op de gevolgen, welke uit deeze gefleldheid van zaaken niet alleen voor Overysfel, maar ook voor alle de Vereenigde Landfchappen, te dugten waren, maakte zulk een diepen indruk op Staaten van Friesland, dat zy beflooten middelen aan te vatten, welke dienen konden om met de daad eene verdere fcheuring voor te komen, en de rust te herflelien. Ingevolge hier van deeden zy in Lentemaand, aan de overige Bondgenooten den voorflag; „ om ieder éénen „ Heer, uit het midden der Staatsver„ gaderinge te benoemen, ten einde zich „ gczamenlyk, en wel vooral zo fpoedig „ als mogelyk, na Overysfel te begeeven, om  HISTORIE. 63 3i om aldaar van de gereezen Gefchillen, tusfchen de Meerderheid der Ridderfchap „ en Steden dier Provincie, vriendna„ buurlyk kennis te neemen, die Party, welke zou bevonden worden in 't on„ gelyk te zyn, te adhorteeren, en te „ induceeren om van haaren ongefundeer„ den eisch en oppofitie af te zien, en, „ zo mogelyk, langs dien weg, de rust en eensgezindheid in de Provincie te herftellen, met verderen last aan de refpective Gecommitteerden, om, by „ ontftentenis daar van , elk aan zyne „ Principaalen Rapport te doen; ten ein„ de in deezen verder zodanige maatregelen te kunnen beraamen, als het be„ lang en de regten van het Bondgenoot„ fchap in het algemeen, en die van de Provincie van Overysfel in 't byzonder, „ zouden komen te vereifchen (*)." Frieslands Voorflag werd, by alle de Gewesten, in het eene vroeger,in het ander laater, omhelsd. De Ovèrysfeljche Ridderfchap zo wel als de Steden, hier van verwittigd, namen 'er genoegen in. Gelderland benoemde den Heer Jan Elias van Lynden, buitengewoon Raad van dat Gewest en Burgemeester der Stad Nymegen; Heiland den Heer Mr. Rut gerus Paludanus, regeerend Burgemeester en Raad der Stad Alkmaar-, Zee* land de Heer Mr. Leonard Con- S TAN- CO Ar. Neder!, Ja.vb, ^784. W. 8^5. XXIIL BOEK. I784. 't Voorflel van beide de Partyen, omhelsd en Heeren ton de Bezending benoemd.  #4 VADERLANDSCHE XXIIL boek. I784. Aanvang derOndcri andeliu- ' g=n. 1 ] ] J stantyn van Sonsbeek,/Raad def Stad Vlisfingcn en wegens dezelve gecommitteerd in de Rekenkamer van dat Gewest; Utrecht Jonkheer Joost Taets va n Amerongen Heer van Natewisch; Friesland Jonkheer Egbert Sjuck Geruólt Juckema van Burmania Rengers, Grietman over Wynhritzeradeel en Volmagt ten Landsdage wegens die Grietenye, Gedeputeerde1" Staat van Friesland en Curator van 's Lands Hoogefchool te Franeker; Stad en Lande den Heer Egbert Lewe van MiddelHum, Secretaris der Staaten. Hoe zeer Friesland op fpoed hadt aangedrongen, verwylde het tot in Slachtmaand, eer alle deeze benoemingen haar beilag hadden; tot op de achtften van Wintermaand eer dit Zestal binnen de Stad Utrecht zamenkwam, om voorloopig over Jen uitvoer van den hun opgedraagen ast te fpreeken; en tot op den één en wintigften dier zelfde maand eer zy binïeh Kampen verzameld, plegtia; ter Vergadering van Ridderfchap en Steden ontvangen werden en daar het oogmerk van nunne Zending ontvouwden. Naa dat de Ridderfchap zes van haaren Leden,benevens haaren Griffier, en de >teden ieder vier Burgemeesters, met celen Secretaris, tot deeze zaak gemagtigd ïadden, namen de Onderhandelingen cenen tanvang, by welke de Baron van Pal/And tot Zuithem, Drost vanTselmuiden, 'door het inmiddels afitervsn vare  HISTORIE. 6$ van den Ridder Capellen tot pen Pol, thans de éénige uit de Edelen, die het gevoelen der Steden aankleefde, eene Verklaaring overgaf, en tevens door den druk gemeen maakte, waar in zyne beweegredenen voor die aankleeving worden opgegeeven (*). Naauwlyks liep het Jaar ten einde, of deeze Onderhandelingen veranderden te eenemaal van aart : want daar de Bezending, volgens het voorltel der Staaten van Friesland, alleen zou ftrekken om de Eenigheid, door middel van Overreeding, te herllellen, verklaarden eerlang de Gemagtigden uit de Edelen, dat zy, uit vreeze voor de nadeelige gevolgen, uit het verwyl van het afdoen deezer zaake te dugten, en uit overtuiging dat de Ridderfchap, wat 'er ook werd voorgeflaagen, haar voorig gevoelen zou blyven aankleeven, bereid waren het Gefchil over te katen „ aan de hooge Uitfpraak 5, der Heeren Gecommitteerden, of ee„ nig ander onpartydig Regter." —• De Gemagtigden uit de Steden, wier last zich l*) Verklaar ing van Adolf Warner, Sarott van Pallandt, Heere tot Zulthem, befchreeven in de Ridderfchap van Overysfel en Brost van Ysfe{muiden, over het Regt van Overjlemming ter Staatsvergadering, overgegeeven aan de Heeren Cecommit* tnit teer den uit de refpective Provinciën. 1784. Niet de Secretaris Dombib van Deventer; maar de Heer G. W. van M a r i, e, toen Lid van de Gezwoole Gemeente en naderh.md Burgemeester van Zwolle „ was de Opfteller van deeze Verklaaring. IX. deel. E XXTIX boek. I784. Eeïde dc Partyen willen de zaak aan de Uitfpraak dier Heeren laaten verblyven.  XXIIL boek. I784. Vcrfchcide rmgtlooze poogingen om de zaak by Bemiddeling te vinden. 66 VADERLANDSCHE zich zo verre niet uitftrekte, werden binnen weinige dagen door hunne Zenders gemagtigd om dit voorbeeld, in zo verre, te volgen, dat zy aannamen, „ zich „ aan de hooge Uitfpraak en regterlyke „ Beflisfing der zes Heeren te ondervver„ pen." Hier uit volgde, in Louwmaand des Jaars mdcclxxxv, d»ondertekening zo door de Gemagtigden uit de Ridderfchap als der Steden en den Drost van ïsjelmuiden van een Acte van Compromis, welke inhieldt, „ dat de te doe„ ne regterlyke Decifie het effect zou „ hebben van Sententie en Uitfpraak in „ het hoogde Resfort, zonder dat dezel„ ve immer of ooit aan eenig Apel of ,, Revifie onderhevig gemaakt, of op ee„ nigerhande wyze, hoe genaamd, geëlu„ deerd zou kunnen worden." Nogthans verkoozen de Afgevaardigden uit de Bondgenooten hunne hoedanigheid van vriendlyke Scheidslieden niet af te leggen, dan in de uiterfte noodzaaklykheid. Zy fioegen eerst aan de Partyen voor, vast te ftellen „ of dat een juist „ zesde gedeelte der tegenwoordig zyn„ de Edelen, of dat een bepaald getal, „ by voorbeeld, van zeven of zes dec„ zei ven» zoude vereischt worden, om „ met de drie Steden by Overftemming „ een Befluit te kunnen maaken." —— Wanneer dit door de Afgevaardigden uit de Steden onmiddelyk en volltrekt was afgeflaagen, ontwierpen zy eene tweede Schikking, zo veel aanneemelyker voor dee-  HISTORIE. 67 deezen dat zy 't op zich namen dezelve ter kennrsfe hunner Zenderen te brengen. Volgens deeze zou de Overftemming plaats hebben, „ wanneer de drie „ Steden met éenen enkelen Edelman „ van één gevoelen waren; uitgezonderd j, in 't geval van raadpleeging over de „ toelaating van nieuwe Leden in de „ Ridderfchap, wanneer daadlyk geen Be„ fluit zou gevormd worden, ten ware „ een derde deel der aanweezende Ede„ len met de Steden zamenltemde." Dan de eindelyke raadpleeging der Steden hier op werd voorgekomen door de betuiging der Ridderfchap, dat zy gaarne op den voet van het eerfte Voorftel tot het treffen van een vergelyk zouden hebben medegewerkt; doch dat zy het laatfte en alle andere, welke even eens het gevoelen der Steden ten grondflage zou hebben, moesten van de hand wyzem De onvermoeide Middelaaren deeze poogingen verydeld ziende, zogten eenen anderen weg: en floegen voor, dat ieder Party eenige weinige Perfoonen mogt uitkiezen om, ten overftaan der Middelaaren, met elkander te fpreeken, onder beding dat alles, wat in deeze gefprekken voortgebragt wierd, indien men het niet vinden kon, als niet gezegd zou gehouden worden. Dit baarde een derde Ontwerp van minnelyke Schikking, door de Scheidsmannen aan de Partyen voorge-* Held, en hoofdzaaklyk van deezen inhoud. „ Dat in 't gemeen Overftemming zou E 3 „ plaat* XXTiT. BOEK. 1784,  xxm. BOEK. I784. r53 VADERLANDSCHE „ hebben, wanneer de drie Steden met ééuen enkelen Edelman van één ge„ voelen waren. Dat van deezen Re„ gel zouden zyn uitgezonderd het ge„ val van raadpleeging over het toelaa„ ten van nieuwe Édelen, in het welke, „ zo dikwerf als de djie Steden van „ één gevoelen waren, éh door minder „ dan een derde deel der aanweezige „ Edelen gevolgd wierden, noch Over„ {temming, noch fteeking van Stemmen „ zou plaats hebben; maar de gedagten „ van een onzydig Geregtshof moeten „ worden ingenomen, en daar naar ver- „ volgens het Befluit gevormd Dat „ de berigtfchriften, wedden, en voor„ deelen, aan de Provinciaale Amptcn „ van ouds, immers zedert de loopende „ Eeuwe, verknogt geweest, niet zou„ den mogen verminderd of vermeerderd „ worden, dan met eenpaarige Stemmen „ van de aanweezende Staatsleden. « „ Dat de begeeving van alle Ampten, „ die aan de Staaten Honden, zou om,, gaan tusfchen de Ridderfchap en de „ Steden , even als vóór den Jaare „ MDCCXLvnr (*). Eindelyk, „ dat (*) By het Reglement vsn den Jaare 1675, 'twelk byna alle Amptcn ter begeeving van den Stadhouder ftelde, waren eenige weinige en garingere onopgenoemd, en dus aan dc Staaten verbleeven; doch, naa de hernieuwing van dat Reglement, in 't Jaar 174S» wa" ren deeze mindere Amptcn fteeds op Aanbeveeling van de tydlyke Erfftadhouders, en zelfe wel op Aeten va» dezelve bcgeeven.  HISTORIE. 6i door denzelve eenige afroeping van Bur- gemeesteren gedaan worden. Onder- tusfchen verfcheen, ten gebruiklyken dage, de Fiscaal om de Regeeringsbéftelhng ouder gewoonte te verrigten: dóch het gebeurde verneemende, leeverde hy eene tegenverklaaring in, en vertrok, 's Anderen daags vergaderden de Stemgeregtigde Burgers en verkoozen nieuwe Gemeenslieden; de Burgemeesters bleeven in huu post, tot dat by de Staaten daar op zou beflooten weezen (*). In Almelo was uit kleine beginzelen de Wapenoefening aangegroeid; thans werd de toeloop, tot dit Krygsmans bedryf, zo fterk, dat men zich verleegen vondt van waar zo veel gelds by een te krygen als noodig was om de meenigte van Wapenen te voorzien. Men koos Gelastigden, met volmagt, om, uit naam van het Exerctie - genootfchap, eene Inzameling by de Burgeren en Ingezeteneu te doen, die door eene gifte van bykans drie duizend Guldens toonden hoe veel belangs zy Helden in de voortzetting van dit werk; de jonge Jufferfchap bragt nog honderd en vyftien Guldens toe tot aankoop van Vaandels. Mevrouwe de Gravin Douariere van Recht eren, Vrouwe van Almelo, die, aangezogt om de Kerk ter plaatze van Wapenoefening in den Winter te vergunnen, betuigd hadt dezelve niet gaarne daar toe te zullen zien gebruiken, (*) N. Kederl Jaarb. 1784. bl. 893. enz. XXTH. BOEK. I784. • Het Exerciüe-genootfchapte Alntêl» komt tot ftand.  os VADERLANDSCHE XXIIL soek. 1734. In Stad en Lande fchort men de Uitvoering van eene Wet des Stadhouders op ken, liet, op 't verzoek wanneer men haar de rondgaande lyst der Intekeninge zou mogen aanbieden? door haaren Rentmeester antwoorden, „ dat haar Hooggeboorene „ geen kennis van de oprigting van het Corps hadt, en zich buiten de Com„ medie dagt te houden." De herhaalde poogingen des Genootfchaps, eerlang op een g-eregelden voet gebragt, om de goedkeuring van de Magiftraat en Mevrouw de Gravinne te bekomen, liepen vrugtloos af (*). Ten aanziene van Stad en Lande, waar men zo veel misnoegen betoonde, wegens de Befchikkingen op het Krygsvolk en de Verdeediging van dat Gewest (f), moeten wy hier nog optekenen, dat, wanneer zyne Hoogheid, uit kragte van het Regeerings Reglement van den Jaare mdccxlix, op zyn eigen Naam, eene Wet, op het fchouwen van Wegen, Dyken en Wateren gemaakt, hadt doen afkondigen, eenigen die Wet voor nadeelig hielden. Waar van het gevolg was, dat de Staatsleden, met eenpaarigheid van ftemmen beflooten, die Wet door daar toe Gelastigden Staatsleden te doen onderzoeken, en inmiddels het Hof van Jullitie last te geeven om de Uitvoering daar van op te fchorten (§). (*) By?. tot den Post van den Neder-Rhyn V. St. M. 9. Paape Gefchiedenis van het Exercitie genootfchap te Almelo. Cf) Zie onze Faderl. Bist. VIL D. bl. 367. 373. (J) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 464. VA-  VADERLANDSCHE HISTORIE. VIER EN TWINTIGSTE BOEK. INHOUD. Sloffe van dit Boek. Capellen tot den Pol fterft. Zyn Character. Lykreden over hem gehouden. Zyne Nast gedagtenis verder vereerd. Hoe men zich over 'sMans verlies best troostte. De Markgraaf de Bouillé hier te Lande. Hoe in 'sGravenhaage en te Am fier dam ontvangen. Aanfpraak, uit naam der Amfierdamfche Kooplieden, door de Heer Abbem a gedaan. Antwoord. Gefchenk door hun Hoog Mogenden hem overgeleeverd. Gefchil te Rotterdam tusfchen de Kerkleeraaren j. Habbema en j. j. le Sage ten Broek. P. van Hemert legt zy» Leeraarampt in de Hervormde Kerk neder, tn geeft de reden op. Twee aanzienlyke Doopsgezinde Gemeentens te Haarlem veree- nigd. XXIV. boek.  94 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. nigd. Wyd verfchillende gevoelens, wegens de Vryheid van fchryven over Godsdienfiige Waarheden. > De Godshuizen der Roomschgezinden tn Holland van Belastingen onthieven. Verfchillende gevoelens te Steemvyk over den bouw eencr Koomfche Kerke. Sledevaard te Leyden door- het Genootfchap veniam pro Laude, by een Jubilé gehouden. Eerbetooning aan den Hoogleeraar J. ■ o o s t~e rdyk schacht Op Zyn tachtigften Jaardag te Utrecht. Z o u tm a n woont de derde viering van den Doggersbankfehen Zeeflag te Haarlem by. Plan tot het oprigten van een Nederlandsch School voor de Zcevaard. Daadlyke 'Oprigting van 't zelve. ■ Giften en Voordeden daar aan toegelegd. Wat de Oost-Indifche Maatfchappy ter Kamer Amper dam, 'er aan doet. De Zeehandelaars bieden aan eene Belasting op te brengen. Dit Aanbod aanvaard. Inrigting der Kweekfchoole. Belooning aan Schipper Thomson gefchonken. Verbetering van de Haven in het Nieuwe Diep by de Helder. Oprigling van de Maatfchappy tot nut va n 't algemeen. Strenge Winter des Jaars mdcclxxXiii en m d c c l x x x i v. Giften ten behoeve der Armen ingezameld. Watersnood in G elderland. Veelvuldige Doorbraaken. Gereedheid om die Ongelukkigen te redden. Inzameling en Uitdeeling by het Departement des Oeconomifchen Taks te Amjlerdam verzogt. Welke Heeren dien last op zich namen. Hoe zeer dit goedgekeurd wordt. Verbaazende toeloop, welkt die Inzameling hadt. Be-  HISTORIE. 95 Beraaming op de Uitdeeling. Door de Regeering van Amflerdam en Staaten van Holland begunjligd. Hoe veel by/lands zy vonden en op welk eene wyze zy de Uitreiking volvoerden. Fier Heeren Bezorgen begaven zich na de overjlroomde Plaatzen. Hunne Verrigting aldaar. Hoe veel zy inzamelden. Voorzorgen tegen bcfmetlyke Ziektens in de Overftroomde Landjlreeken. Aanhoudende Geldbehoefte der Oost-lndifche Maatfchappy e. Bekrompenheid van Geldmiddelen in de Indien. Malacca ten naauwcn noode tegen een Inval der Maleyers befchermd. Overwinningen door van Braam in Indie behaald. Geldfomme Provinciaal door Holland aan de IVest-Indifche Maatfchappy e opgefchooten. Deer/yke /laat der Volkplantingen aldaar. Hoe het in Suriname gejleld was. Gefleldheid des Handels in de Vereenigde Staaten van America. Gcldleeningen, ten behoeve van dezelve, hier geopend. "V^eele Gebeurtenisfen en Byzouderheden, voorgevallen in het befchrceven Jaar, zo ryk in Lotwisfelingen den Staat betreffende, die met dezelve in geen onmiddelyk verband ftaan, en egter, in eene Vaderlandfche Historie, der vergetelnisie verdienen onttoogen te worden, zullen de ftoffe van dit Boek uitmaaken; en, fchoon van zeer onderfcheiden aart, hier byeengezameld, het Gefchiedverhaal dee- zes XXIV. boek. I784. Stofïo van die Boek.  96 VADERLANDSCHE XXIV. boe k. ï 784. CaPIXLEN tot DLN tot fterft. zes Jaars voltooijen, en zeer voeglyk befluiten. Men kan niet lochenen, dat de zaaken in den Lande gunftig gefchaapen {tonden voor de Party, die een Grondwettige Herftelling begeerde, en, met allen yver, 'er op uitwas om dezelve tot ftand te brengen; en 't gaat even zeker, dat de Overysfsljche Ridder van der Capellen tot den Pol, blykens bykans ontelbaare ftukken, in den loop onzer Gefchiedenisfe, zints den Amerkaanjchen Oorlog, een der eerfte en voornaamfte Bewerkeren was van deezen bedoelden Staatswisfel; en fteeds ten dryfveer ftrekte ter bevordering en voltooijing van dat werk. Allen die het begunftigden, allen die 'er deel in namen, hadden op dien Edelman het oog gevestigd. Hy was als 't ware, het Middelpunt, de Man des Volks, dierbaar geworden door zyne verdrukking, beroemd door zyne zegepraal, en geliefd wegens zynen onvermoeiden yver en onbezweekene ftandvastigheid, met pen en mond de zaak, die hy op zich genomen hadt, rustig verdeedigende. Of, om met de taal zyner Hoogagteren te fpreeken. „ Een Staatsman, begaafd met een vlug» „ Verftand,fchrander Oordeel, diepDoor„ zigt, bedaarde Kloekmoedigheid en „ ftandvastige Trouw. Een Ridder, „ meer edel door zyne uitmunteude Ga„ ven,en Verdienden, dan door het al- ,, oude Bloed. Een Vader des Va- „ derlands, die de verdrukte Onnozelheid ,  HISTORIE. 0? ^ heid, gehuisvest by den Overysfelfchen „ Landbouwer, befchermde tegen Dwing- „ landy. • Een rechtfehapen Belg , „ die, in weerwil van de beledigingen, „ hem van den ontaarten Adel en flaaf- fche Hovelingen aangedaan, belangloos-, „ de Burgerlyke Regten verdeedigde, de „ zieltoogende Vryheid opbeurde, de „t vadzige Werkloosheid opwakkerde, en de verkleumde Liefde voor het Vader„ land ontgloeide (*)." Deeze hoogstbewonderde Man ontviel, den zesden van Zomermaand, zynen Aanhang, wanneer de Dood hem, ten huize van zynen Boezemvriend, den Baron van Pallandt tot Z uit hem, Drost van Tsjelmuidên. die dezelfde zaak met hem voorftondt, in de kragt zyns leevens, in den ouderdom van drie en veertig Jaaren, wegrukte.7 Een gevoelige flag, die zyne Party, de grootheid van dat verlies bezeffende, op het diepfte trof. Een dood die juichens* itoffe gaf aan de Tegenparty, welke volvrolyk uitriep, de Afgod der Vryheid ligt geveldl Schoon 'er, „ want arre feam,*' gelyk de Gefchiedfchryver Hooft zegt, „ gaat der Grooten uitgang dikwyls naa," gerugten liepen, dat een boosaartige hand, gif gemengd, en door dit fnood bcdryf den dood (*) Gedenkzuil voor]. D. van der Capellen tot den Pol, by Krap, WALRéenLoosjEs Voorberigt bl. X. IX. deel. G XXIV. boek. I784.  c,3 VADERLANDSCHE AXiV. boek. 1/84. Zyn C raeter. dood des Ridders veroorzaakt hadt (*), is 'er nooit bewys voor bygebragt, en alle waarfchynlykheden pleiten voor het tegendeel. Zyn grootde Vriend en Lofredenaar de Eerw. J, du Puy, fchryft denzelven toe aan eene werkzaamheid van Ziel, die wel tot een aanhoudenden arbeid bekwaam, door de vermoeienis heen wordelde, den zwaarden last gewillig torschte, en zich nooit door de aangenaamheden eener aanlokkende rust liet bekooren; terwyl zyn Lichaam dezelfde kragten niet bezittende, allengskens werd uitgeput, en zyne onafgebrooke 'bezigheden het langzaam, doch zigtbaar, verzwakten; en zyne rustloozc poogingen, tot heil van 't Vaderland, zynen dood verhaasten. Deeze Heer woonde Capellens ziek- en derf bedde by, en zou zeker, was 'er iets van dien helfchen aait gezien of zelfs vermoed, het aangeduid en daar tegen uitgevaaren hebben (j)1 »- Hoe ook gehaat en gevloekt van zyne Teenparty, zal de Onpartydigheid, als zy°niet op woorden let; maar zich de door (*) Korten tyd naa 's Ridders overlyden werd ons een naamloozen Brief vertoond, waar in men dit met ronde woorden fchrecf; en in een Lierzang, Asteria getyteld, door S. Styl, troffen wy deczea regel aan, En God weet hoe Capellen Jl'ieif! (+) Du Puy Lofreden op van der Capellen tot den Pol bl. 57- De Eerw. van derKemp, kent VMans dood aan dezelfde oorzaak toe, in zyne fflst. der Admisfie van dien Ridder tl. 96.  HISTORIE. 99 door hem bedreevene daaden in ons Gefchiedblad opgetekend, herinnert, de egtheid erkennen der Character trekken onder welke hy, in gemelde Lofreden, ten opzigte van de Party, door hem tot zyn uiterfte aangekleefd, wordt voorgemeld. „ Zo," roept du Puv uit, „ zo s, is hy ons Vaderland ontrukt in de kragt „ zyner Jaaren, wanneer wy met reden 9, konden hoopen, dat de groote weldaa„ den, door Hem aan deezen Staat, in 't ?, byzonder aan Overysfel beweezen, flegts •3> beginzelen waren van het heil, 't welk » Hy, zo de Voorzienigheid Hem niet „ zo vroegtydig van zynen zwaaren ar„ beid hadt verlost, meer en meer zou 55 hebben bevorderd. Thans was hy meer „ dan ooit in ftaat om het Vaderland de » gewigtigfte dienften te doen. Het onj, begrensd vertrouwen, het welk byna 9, de ganfche Natie in Hem fteldej zyn „ welverdiendeen byna algemeene invloed, „ vereenigden de harten, en deede* de „ welmeenenden, in verfcheidene Gewes„ ten van ons Gemeenebest, een en het9, zelfde doelwit in het oog houden, en „ den zelfden weg in liaan om het te „ bereiken. Door Hem, door zynen nv » vloed verdweenen de tegenlhydige denkh beelden, die, hoe opregt de Menfchen „ ook handelen, dikwyls onvermydelyk „ zyn, daar ieder dezelfde zaak niet al* „ toos uit hetzelfde oogpunt befchouwt. „ Hy was de band der Eensgezindheid „ onder de Voorltanders der Vryheid en G a f9 des XXIV.' boek. 1784,  ici> VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. 1784. „ des Vaderlands, door Hem werden dfi „ kragten vereend, die verfpreid zynde „ en afzonderlyk werkende, weinig in„ druk gemaakt, eikanderen belemmerd, „ mogelyk wederftreefd, en niet dan zeer „ geringe uitwerkzels te wege gebragt „ zouden hebben; maar aan welke haare „ vereeniging den grootften nadruk heeft 11 gegeeven. En daar het vertrouwen op Hem, daar zyn invloed nog dagelyks „ vermeerderde, vleiden wy ons met de „ ftreelendfte hoope, dat hy met nog ihel„ Ier fchreeden in zyne loopbaane voort„ fpoeden, zyne verzwakte Tegenllree„ vers met nog meerder magts ter ne„ derflaan, en tiet heil van 't Vaderland „ volmaaken zoude. Bedaardheid en „ Gemaatigdheid was de raad van onzen „ verftandtgen Vriend; 's Volks Regten „ moesten op eene rechtmaatige wyze „ {taande gehouden worden. Wie haat', te meer dan Hy de fnoode Muitzugt, , dfe een Land tot deszelfs ondergang ', doet hellen, wanneer een woeste hoop, " met eene drieste onkunde gewapend, '» gelYk een door k°llen verblind paard, voortfnelt, zyne woede den ruimen teu„ gel viert, de heiligfle Wetten vertrapt, „ en het Vaderland verplettert! • „ Zyn geheelen invloed befteedde Hy om l, het Oproer, dat haatlyk gedrocht, uit „ het midden van eene agtenswaardige „ Natie te weeren, Haar dien bedaarden , moed in te prenten, dewelke alle mid'' delen van geweld, zo lang het moge-  HISTORIE. zot ,, lyk is, van zich verwydert, en de paa-'. „ len van Pligtmaatigheid en Billykheid i niet overfchreedt. ■ Capellens- „ Naam was nooit de leus van Oproer;: 5, nooit werd een domme en balddaadi)y ge troep door Hem opgehitst tot het pleegen van moedwilligheden. Zy al5, len, die zyrie Leer begreepen en zy„ ge Waarfchuwingen aannamen, waren „ Vrienden van Rust en Vrede. Zy toogen de Wapenen aan, niet om te „ beledigen; maar om Rust en Vrede te „ beveiligen (*)." 't Was 't Genootfchap van Wapenhandel te Zwolle, waar van de overleden Ridder de Stichter was (f), dat den Eerw. J. du Puy, Secretaris des Genootfchaps, Bedienaar des Godlyken Woords in de Walfche Kerk te dier Stede, verzogt tot het doen der Lykreden, waar uit wy deeze trekken ontleenden. Een der Stadskerken vergunde de Regeering ten" dien einde, op den zestienden van Oogstmaand; een Treurmuzyk vóór en naa de Lofreden, vermeerderde de ftaatlyke treurigheid der toegevloeide menigte; de Leden des Genootfchaps waren allen in hunne Uniforme uitgedoscht tegenwoordig, en droegen een rouw van zes weeken, beftaande in zwarte {brikken om den arm (§)• Ver- (*) Du Puy Lofreden &c. bl. 23. en 58. (f) Zie onze Vaderl. Histi hier bov»n bl. 76". ($) N. Neder! Jaarb. 1-784. bl 1675. G 3 £X1V. ! o e k. 784/ Lykreden >ver hem gehouden.  102 VADERLANDSCHE XXIV- boek. i7a4. £yne nagedagtenisverder ver. esrd. Verfcheide Dichters en Dichteresfen, en onder hun de beroemdften deezer dagen , betreurden 's Ridders Dood, en zongen zynen Lof (*). Een Gezelfchap te Alkmaar loofde een Eerprys uit aan den Dichter, die het beste Zangfluk, met bygevoegd Zangmuzyk op het affterven deezes Mans vervaardigde, 't welk eensdeels den Lof behelsde van dien Ridder, en ander deels ten fpoorflag ftrekte voor andere Vaderlandfche Mannen (f). De Medailleur J. G. Holtzhey, een Gedenkpenning vervaardigende met betrekking op, en by gelegenheid van, het begin des Jaars mdcclxxxv fchikte de Voorzyde geheel tot aandenken aan Capeelens roem en dood (§), Mogt (*) Dc vobrnaamfte zyn bycen te vinden in den bovenaangehaalden Gedenkzuil, voor J. d. v. d. Capellen tot den Pol. (f) N. Nederl. Jaarb. 1784. bl. 1311. (S) De Verklaaring des Maakers luidt. „ Op de • Voorzyde vertoont zich, (ter dankbaare vereeuwi" ging der Gedagtenisfc van den Onfterflyken Ridder "Baron j. D. van der Capellen tot den " Pol, die door Kunde, Getrouwheid, Mannenmoed ** en onwaardeerbaare dienften aan het Vaderland in 't algemeen, en aan de Ingezetenen der Provincie " van Overysfel in het byzonder beweezen, gansch " Nederland aan zieh «verpligt heeft,) een Eerzuil " als op zyn Grafzerk opgerigt, op dewelke onder een Starrekroon der Onfterflykheid, een-Lykbusch, " met Cypresfenloof behangen, nevens het Stamwapen " van den edelen Menrchenvriend, geplaatst is. Op ■ de zerk leest men noblisfimi Eqniti J. d. van der " Capellen tot dejsPol, Libertatis Tranfifa" lanicce Hndici, natus 11, Nev. mdccxli. Obiit  HISTORIE. 103 Mogt iemand, op de tydiug van het affterven deezes Edelmans een der Aanhangcren van hem toevoegen, Myn C esar keft uw Brütus is niet meer! De Vrienden van den betreurden Ridder beurden zich op met het denkbeeld, 't geen wy niet voeglyker weeten uit te drukken dan met de woorden van du Puy, „ waare Hy afgefneeden geweest, „ vóór >> VI. Juny mdcclxxxiv. Dat is, Tot Gedagten'tsfe van den Ed. Ridder J. D. Van der Ca„ pellen tot den Pol &c. Handhaaver der n Overysfeifche Vi'jthèid Ge'o. 2 Nov. 1741. Ovcrl. 6 Juny 1784. De Vryheid met haar Hoeden Speer ftaat aan de eene, de Standvastigheid niet haar Kolom aan de andere zyde, met een Laurierkrans in „ haare hand 0111 hoog gcheeven, en ter herinnering, „ dat dc Vryheid, door zyne Standvastigheid o\cr List „ en Geweld zegevierde, cn niet alken de Overwin„ ning, maar ook de groolfte Lauwerkroon voor een „ Mensch op aarde te verkrygen, naamlyk de dank„ baarc Erkentenis van alle zyne braave Tydgenoo„ ten, heeft weggedraagen , zo zit op de Zerk een „ teder Kind, wel wcenendc om zynen dood; maar „ ook in z/n handje houdende een Pergament opge„ rold, hebbende in plaats van een Zegel een Gou„ den Medaille met zyn Wel Ed. Geb. Borstbeeld aan „ de eene zyde aan een kleine Gouden Ketting han„ gende, ziende op het voorgevallene by het Perga„ mente Erkentenisfchrift der Boeren van Overysfel; wyders een Doodsgcraamte met een vuurige Pyl en Uurglas de vlugt neemende , ziende op zyn vroeg„ tydig en onverwagt overlyden met dit Omfchrift mors optimi mqeror omnium bon orum dat is DE dood van de ez en allerbest en is de rouw smart van alle braaven. G 4 XXIV. doek, 1784. Hoe men den over syn verlies best troostte.  io4 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. 1784. vóór dat zyne heilzaame denkbeelde» „ zich onder ons hadden kunnen verfprei„ den; vóór dat de zaaden van Kennis „ tot eenen zekeren trap van rypheid wa„ ren gekomen, en vrugten hadden ge„ draagen; vóór dat Neêrlands Volk door „ hem was opgewekt; vóór dat zo veele „ groote en den Vaderlande nuttige Daa„ den door hem waren verrigt; welk deerniswaardig Lot zouden wy dan niet „ hebben ondergaan? — Als een lugts„ verhevcling zou Hy gefcheenen • hebben „ voor één oogenblik en verdweenen zyn; „ in één oogenblik waren wy wederom „ in dezelfde' duisternis gedompeld ge,, weest: zyne Lesfen waren niet bekend „ of ras vergeeten geworden; Zyne groo„ te vermogens, Zyne veruitgeftrekte in„ zip-ten waren voor ons verlooren ge- „ weest. Maar veele Jaaren hebben „ wy hem mogen behouden; en daar „ door is hy ons niet geheel ontrukt. „ Hy is geftorven; maar zyn Geest be(, zielt eene menigte van Neêrlands In„ woonderen. Het vuur van Vaderlands,\ en Vryheidsliefde, dat in zyn Harte „ brandde , heeft veeier harten doen ont* vlammen; Het Licht, dat by Hem was, heeft in veeier Zielen een helder licht doen fchynen. Het zal fchynen naa zy„ nen dood! en mogt het nooit worden „ uitgebluscht!" (*). ^ (*) Dy Pu y Lofreden v&c. bl. 62. Hendrik Vekgh ' Luthersch Predikant te Deutichem dcedt al-  HISTORIE. it>$ Het kon in den tegenwoordigen toeftand van 'sLands zaaken, en de naauwe betrekking, welke tusfchen deezen Staat en Frankryk op handen was, niet misfen of een Held diens Volks, die veel toegebragt hadt om dat Ryk, by den Ingezeten, en bovenal den hand'eldry venden Burger, in een gunftig licht te doen voorkomen, moest zich hier te Lande vertoonende, aangenaam en hoogst welkom weezen. Zodanig een Held was de Markgraaf de Bouillé, in den laatst gevoerden Oorlog in de West-Indien en inzonderheid door het heroveren van St. Eujiatius op de Engelfchen, en zyn daar gehouden handel omtrent de Hollandfche lnwoonderen van dat Eiland, die hy uit verlegenheid en van den. druk der roovende Engelfchen verloste, en by hunne voorige Regeeringsvorm onder de Heerfchappy der Algemeene Staaten herftelde (*), beroemd, geagt en bemind geworden. Hy bezogt in den Zomer deezes Jaars 's Gravenhaage. De Heer de Berenge r , by afweezigheid des Franfchen Gezants, met de zaaken van dat Hof belast, ftelde hem, daags naa zyne aankomst, den Erfftadhouder voor ,^ die deezen dapperen en kundigen Krygsman op 't minzaamst aldaar eene Lykreden over dien Ridder , welke mede het licht ziet; doch op verre na niet haalt by die van den Eerw. du Puy. (*) Zie onze Kader/, HUt. 111. D. bl. 257. G 5 XXIV. boek. I7S4. De Markgraaf' DE BouiLLé hier te Lande. Hoe in den Haage en :e slwftertem ontvangen.  ioS VADERLANDSCHE XXIV. boek. 1^84. Aanfpraak uit naam der JmJlerdamfche Koop lied:n door Aeuema. zaamst ontving. Waar hy zich vertoonde ontmoette hy de fpreekendfte tekens van hoogagting. Allerfterkst ftraal- den dezelve door te Amfterdam, De weinige oogenblikken, welke hy zich op de Beurs vertoonde, deeden den Handel ftil[taan op dat de Nieuwsgierigheid zich mogt verlustigen in den Man te befchouwen, dien de Kooplieden aanmerkten als een Wreeker van zo veele hun aangedaane hoogst fchaadende beleedigingen. Het bewonderend befchouwen van dien Man was alles niet wat hem te dier Koopftede wedervoer. Een aantal Kooplieden benoemde eene Bezending om hem in zyn Verbiyf te begroeten. Welke gevoelens hun bezielden, en op welk een prys zy deezen Held fielden, blykt uit deeze Aanfpraak, die de Heer Abbema hem, uit aller naam, overgaf. „ De Ondergetekenden, Kooplieden en lnwooners der \\ Stad Amflerdam, haakten na het geluk» kig oogenblik, dat zy, in den Perfoon „ van uwe Excellentie, een van die zeld„ zaame Helden mogten befchouwen, die „' de verheevenfte Edelmoedigheid by de /, onverzaagdfte Dapperheid weeten te voe, gen, en welker uitmuntende Dienften regt hebben op de eeuwige Erkentenis „ deezer Republiek. Zy zyn zo door5, drongen van de gevoelens, welke uwe 3, Dapperheid, uwe Onbaatzugtigheid zon„ der voorbeeld, en uwe Eerbied voor „ de Regten des Menschdoms, hun heb„ ben ingeboezemd, dat 'er woorden ont- 5? bree-.  HISTORIE. 'j, breeken om dezelve kragtig en getrouw ] „ uit te drukken. Het kort verblyf, dat 1 „ de Veroveraar van St. Eufiathis in dee- j, ze Stad houdt, laat niet toe, dat zy i „ uitlteekender blyken van hunne Gevoe„ ligheid aan uwe Excellentie geeven. „ Maar zy geloofden aan hunnen P-ligt, „ te kort te komen, indien zy deeze ge?„ legenheid niet waarnamen om aan Uwe „ Excellentie, openbaare blyken van hun„ ne Erkentenis te betoonen voor alle de „ goede Dienften, welke Uwe Excellen„ tie, in den loop van deezen laatften Oorlog,aan de Republiek, en aan haa5, ren Koophandel in de West-Inchën, en vooral te St, Eujtaiivs gedaan heeft. — ,, De Grootmoedigheid, die uw Beftuur 5, en uw Krygsgedrag altoos geleid heeft, is niet minder gefchikt om die allen met fchande te overdekken, die de Wape„ nen en de Vlooten van onze gemecne Vyanden gevoerd hebben, dan om ee„ nen nieuwen luister aan uwe Deugden „ by te zetten. Deugden aan welken de ',, onbarmhartige Roovers onzer Eigen„ dommen niet hebben kunnen weigeren hunne Loffpraaken, en hunne Agting toe te ftaan. Dat Uwe Excellen- ,, tie zich dan verwaardige de opregtfte en leevendigfte betuigingen van Dank,, baarheid aan te neemen, die U aange- boden worden door vrye Repubhkeiv nen, voor alle de uitmuntende Dien„ ften, welke Uwe Excellentie aan de „ Republiek in 't algemeen en aan de „ Koop- CXIV. ; 0 e k. rB4.  iq8 VADERLANDSCHE XXIV. boek. Hoebeant woord. „ Kooplieden in 't byzonder gedaan heeft; „ En dat dezelve verzekerd zy, dat het „ toppunt van geluk voor hun zyn zal op een uitfteekender wyze blyken te ,, geeven van hunne hoogagtende Eerbie- „ digheid. Dat de Opperfte Re- ,, geerder der Wereld uwe grootmoedige en roemryke Daaden bekroone met die „ Vergelding, welke aan Wreekers der „ Regten van het Menschdom toekomt! „ Dat Hy uwe Onderneemingen blyve „ voorfpoedig maaken! En dat Hy U ^ vergunne nog veele Jaaren te kunnen ,, arbeiden aan den Roem en Eere van ,, die Doorlugtige Kroon, aan welke uwe „ Bedryven reeds zo veel luisters hebben „ bygezet!" Het Antwoord des Markgraafs ftrooktevolkomen met de Edelaartigheid der Beginzelen, uit welke zyne voorheen fpreekende Daaden waren voortgevloeid: immers het kwam neder op deezen zin. „ Dat Hy zeer gevoelig was aan de by„ zondere blyken van Hoogagting, welke ,, men aan Hem betoonde, wegens di» ,, Verrigtingen, dewelke hy alleen aan„ merkte als een verfchuldigde uitoefe,, ning en betragting van zynen Pligt, en „ wegens welken men dus geene de ge„ ringfte Dankbetuiging aan hem verfchul- „ digd was. Dat Hem, ondertus- „ fchen niets aangenaamer zou kunnen „ zyn dan om aan dit Gemeenebest, in- gevalle het immer zich wederom in omftandigheden mogt bevinden, die zo „ wei-  H I S T O R I M ?T 109 weinig wenschlyk waren voor den Bloei „ en Welvaard van den handeldryvenden „ ftaat deezer Landen, als die, waar in „ het zich onlangs hadt bevonden, de„ zelfde blyken te zullen kunnen geeven „ van zyne Bereidvaardigheid om, door het vervullen van zynen Pligt te vol„ doen aan de opregte begeerte en ver„ langen van dat Ryk, 't welk niets an„ ders dan eene opregte en door daaden „ bevestigde Vriendfchap, met dat Ge„ meenebest zogt te onderhouden (*)." Hun Hoog Mogenden, daar Dordrecht een Voorftel deswegen by Staaten van Holland gedaan hadt, en de Reprefentant van zyne Hoogheid en de Bewindhebbers der West-Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam dit aandrongen, waren niet onerkentlyk aan die Held. Zy befiooten hem, voor zyne beweezene dienftenaan den Staat, wegens de Herovering van St. Eufiatius, een Solitaire aan te bieden, zynde een Ring van een enkelen Brillanten Steen , ter waarde van achttien of twintig duizend Guldens (f): Te midden van zo veele woelingen in het Staatkundige en Burgerlyke, als ten deezen dage in ons Vaderland heerschten, was 't zelve niet vry van Kerkgefchillen, en Oneenigheden. Een deezer liep tot eene hoogte dat wy 't zelve met ltilzwy- gen (*) N. Neder! Jaarb. 1784. bl. 1258. 1275. ««« (f) N. Neder!. Jaarb. 1786. 34. en 115. XXIV. BOEK. I784. Vereering van hun Hoog Mogenden aan dien Held, Gefehil te Rotterdam tusrchen J. Haeeema :n J. ]. lh Sage ten Broek  iio VADERLANDSCHE XXIV. boek. Ï784. Kerkkeraarcn te Rotterdam. gen niet mogen voorbygaan; te min daar 's Landsvaderen 'er eindelyk mede gemoeid v/erden. Twee Kerkleeraars te Rot¬ terdam J. Habbema en J. J. le Sage ten Broek waren 't beiden eens om 't Lyden van Christus als Borgtogtelyk te befchouwen: dan de eerfte beweerde, dat alles wat de Heiland, geduurende zyn leeven geleden heeft, en elk Lydensgedeelte van 't zelve, tot het minftc toe, op het Borgtogtlyke overgebragt en dus verklaard moest worden; de laatfte dat de kragt van het Borgtogtlyk Lyden alleen gelegen was in zyne Kruisdood. Veele Leeraars der Heerfchende Kerke voeden hier omtrent verfchillende gedagten, en helden na de eene of de andere zyde over; veelen hunner zagen dit aan als iets waar over men, behoudens de Regtzinnigheid, verfchillend kon denken, en bragten dit ftuk tot de Broederverfchillen; waar in men elkander minzaam kon verdraagen. Hadden de Rotterdamfche Leeraars dit zo begreepen hun Gefchil hadt zo veel gerugts niet gemaakt; maar de een zag zyn gevoelen aan als volftrekt behoorende tot de Kerkleer; terwyl zyn Amptgenoot 't zelve wraakte en oordeelde, dat men door zodanig een gevoelen te omhelzen, onvermydelyk in veele zwaarigheden en ongerymdheden verviel: en hunne verfchillende Leerwyze werd een openbaar twistgeding. In wederzydfche Schriften beweerden zy hunne verfchillende denkbeelden, welhaast door- mengd  HISTORIE. ni mengd met gebeurtenisfen, die buiten de zaak des Gefchils omliepen en meer de Perfoonen der Gefchilvoerderen betroffen; tot zy in een openbaar Nieuwspapier beiden verklaarden, „ dat zy de Perfoneele Differenten tusfchen hun „ beiden ontdaan in der minne bygelegd hadden en niets perfoneels meer tegen „ elkander zouden fchryven, Over de zaak zelve zagen bykans ontelbaare Papieren het licht. Behalven de Hoofdperfonaadien in deezen, kwamen Medeftanders van de eene en de andere Party ten tooneele. De Kerkenraad te Rotterdam mengde 'er zich, in en de wy* ze der behandeiinge veroorzaakte nieuwe oneenigheden. Zommige Perfoonen, zich Ledemaaten der Rotter damfche Kerke noemende, droegen, by eenen Brieve aan den Kerkenraad gerigt, eenige Bedenklykheden , voor over de Leer van le Sage ten Broek, met verzoek om van tien Kerkenraad des eene duidelykc verklaaring te ontvangen. Deeze bedoor, zonder dien Leeraar te hooren, of agt te liaan op een Brief van hem gezonden, eene Commisfie te benoemen, en hem voor dezelve te ontbieden, om 'er vriendbroederlyk onderhouden te worden over zyne afwykende Stellingen en Christlyk, doch ernftig, te vermaanen, die Leerftellingen, voortaan noch op den Predikfioel, noch in byzonder Onderwys, of Gefprekken, of in Gefchriften, ooit mee-r te zullen leeten. Van XXIV. boek. 1784. Le Sabb tenBroek beroept zieh op de Ctasfis vaa Ssh'ieland.  lis VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. I784. Vervoegt zich by Staaten van Holland ' met een gelukkigen »itöag. (*) Refol. van Holl. 9. April 1784. Van dit genomen Befluit beriep zioh le Sage ten Broek op de Clasfis van Schieland. Dan de Kerkenraad liet niet af hem ten tweeden en derden maale voor zich te doen dagvaarden: tot hy verklaarde, „ hangende zyn Appél „ nooit met den Kerkenraad te zullen „ handelen, noch voor denzelven te zul- len verfchynen, om zich te laaten ver- maanenof onderhouden, over het fchry,, ven van zodanige Stellingen, welke de 5, Kerkenraad reeds hadt geoordeeld dat „' van de aangenomene Leer afweeken , ,, en zonder eenigen grond Helde, dat ,, in zyne woorden en gezegdens be- greepen waren; maar het oordeel over „ de Handel wyze des Kerkenraads, en zyn „ gedaan verzoek, aan de Eerw. Clasfis ,, van Schieland over te laaten." Deeze Handelvvyze des Kerkenraads moede, vervoegde hy zich by Staaten van Holland met Verzoek, om den Kerkenraad, hangende dit zyn gedaan Beroep, te doen verbieden, met eenige Regtspleegingen, Opfchorting van Bediening, als anderzins, in of van wegen deeze zaak voort te gaan. Deezen vonden de wyze, waarop de Kerkenraad of de Meerderheid van dien, gehandeld hadt, geheel fingulier zonder voorbeeld informeel en wederregtlyk, en willigden het gedaan Verzoek volkomen in (*), gelyk zy den Hoog-  HISTORIÉ. rrj Hoogleeraar ook de hand boven 't hoofd hielden,^ wegens de Uitfpraak der Clasfis van Schieland, over zyne een en vyftig beredeneerde Stellingen (*). Niet weinig opziens"baarde het, dat de Eerw. Paulus van Hem er t Leeraar te Wyk by Duurftede, van de Contra-remonftrantfche tot de Remonftram-1 Jche denkbeelden overgegaan, zyn Ampt' vrywilhg nederlag, in 't bezef, dat hy,1 behoudens zyne van de Leer der Heer-! ichende Kerke zeer veel verfchillende Ge-1 voelens, in die Kerke het Leeraarampt met kon blyven bekleeden; daar hemde Lerlykheid verboodt anders te denken en anders te fpreeken. Hy nam affcheid van de Clasfis van Rhenen en Wyk. Het gerugt verfpreidde dat hy die Clasfis, by dit Icheiden zeer onbehoorelyk behandeld en Leeringen voorgefteld hadt, die naar de gruuwzaamfte Ketteryen riekten Ter ituitinge hier van gaf hy eenen Brief in t licht, en daar in deeze redenen van zynen gedaanen flap. „ Zo lang ik my „ door vooroordeelen lier regeren heb* j, be ik ook overeenkomltig 'met die be3, grippen gepredikt; maar zo haast bet, kende ik niet de Eenvoudigheid der Christlyke Leere, of ik moest myne „ Predikwyze veranderen, en ondervond „ meer dan e'éns hoe moeilyk het zy „ een eerlyk Man te blyven, door aan „ den {*)T(efol. van mil. i<5 Juny eh 7 July irïg, IA. l)E£L. H XXIV. BOEK. I784. P> v. He* MEKT legt syn Leerlarampt>y de Geelbrmeer!e Kerk ieder. en ;ecfn de 'eden op.  ïi4 VADERLANDSCHE XXIV. boek. I784. „ den eenen kant, niets te zeggen, 't „ welk tegen de aangenomene Leer ftry„ dig is, en aan de andere zyde zyne „ Confcientie niet te verkragten. Ik „ poogde wel het groot onderfcheid tus„ fchen 't geen wat eigenlyk de Leer „ van den Godsdienst is, en den grond„ flag legt tot Christlyke deugd, rust, 9i en hoop, en tusfchen de enkelbefpiej, gelende Leerftukken en Repaalingen, „ fteeds in 't oog te houden, myne „ Hoorders liefderyke en verdraagzaame „ Gevoelens omtrent andere Christenen in te boezemen, en hunne aandagt, ,, zo veel ik konde, af te trekken van alle onvrugtbaare gefchillen, mensch,j lyke vindingen, en eigendunklyke uit,, leggingen der Schriftuur, welke maar „ al te vaak aanleiding geeven tot dien „ bedisfenden toon, waar mede wy en,, kele Onderftellingen tot het volkomen „ gezag van uitgemaakte Godlyke Lee„ ren verheffen. Evenwel wil ik niet „ ontveinzen, dat ik my telkens verlee„ gen vond, vooral wanneer ik den Hei„ delbergfchen Catechismus verklaaren en „ van zogenaamde Party-leeren fpreeken „ moest. Het is toch den gemeenen „ hoop der Calvinistifche Christenen niet „ genoeg de algemeene Geloofsleer te „ hooren voordellen, en de werkzaa„ me Leeringen van J e s u s Hemellchen „ Godsdienst te hooren aanklemmen; „ maar men wil, fchier by alle gelegen„ heden, het charagteriftieke van Calvyns Stel-  HISTORIE. n$ » Stelzel, ja zelfs de' verfchillende bef> griPpen, waar over de Christenen zich „ helaas van elkander gefcheurd hebben ! van den Predikftoel hooren voordraa„ gen: onttrekt de Prediker zich-aan deej,, ze onchristlyke Gewoonte , terftondt „ wordt hy het voorwerp der liefdclooze verdenking en fmaadelyke naafpraak, „ gelyk ik ook in myn Perfoon onder,, vonden heb. „ Hoe moeilyk, derhalven, ja onmoge», lyk is het voor eenen Leeraar, die bent» STPV wat eigenlyk het Christendom „ zy, en dat het Predikampt niet anders „ nuttig is, dan wanneer het de Men„ Ichen waarlyk verbetert, zyn Ampt in „ Confcientie waar te neemen, onder „ zulke Christenen, die den Prediker ge„ woon zyn te beoordeelen, naar maa» % van den yver, waar mede hy de „ Woorden behoudt, en zich aan For„ muiieren en Uitdrukkingen verbindt, „ welke hunne Vaders gemaakt en als „ volftrekt noodzaaklyk voorgelteld heb„ ben. Het Predik Ampt, myne Broe„ ders! houde ik van een onberekenbaar „ nut, mits hetzelve wel bediend worde, en rechtfehaapen Predikers veel eere waardig; maar hoe ongelyk meer „ nut konden de Dienaars van 'het Eü„ angelie toebrengen aan hunne Gemeen„ ten, indien zy het voorbeeld van „ Gods grooten Afgezant, en van de „ Apostels, meer volgden; welke in alle „ hunne Onderwyzingen dat alleen als Ha „ Gods- XXII. BOEK.  iif5 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. 1784. Twee Doopsgezinde Ge mecntens te Haarlem veree nigd. '(*) Brief van Paulus van Hemertgefchreeven aan de Eerw. Clasfis van Rhenen en Wyk. Te Utrecht by J. C. ten Bosch. (f) In den Jaare mdcclxxxx werd van H isme rt in de Kweekfchool der Remonflranten te Amfterdam tot Hoogleeraar in de Wysbegeerte en Voorbereidende Weetenfchappen verkooren, welke Post hy aanvaardde. Zie dc Algem. KonSt- »n Lettet -bede V. P. bl, 51. en 171. „ Godsdienst deeden voorkomen, wat „ welgezinde en rechtfchaapen Menfchen „ maakt, en de harsfenen der Hoorderen ,, nimmer met hoogvliegende en netelige „ Gefchilftukken warm maakten! Gaar„ ne had ik op deeze wyze langer in dit „ Ampt bezig geweest; maar de ftaat „ waar in de Hervormde Kerk zich tot i, nog toe bevindt, maakt dit onmoge- „ lyk (*)." Welhaast werd hy meer en meer bekend door zyne Brieyen over de Rede en haar Gezag in den Godsdienst, aan den Hoogleeraar GisbertusBonnet, zynen geweezen Leermeester, die door deezen fchranderen Godgeleerden beantwoord, ftoffe tot veelvuldige Gefchriften over dit Onderwerp en de daar mede zamenhangende opleeverden (f). Beftaat 'er in onze Vereenigde Gewesten eene Gezindheid, die'zich, voor lange , meer dan eenige andere deedt kennen, door veelvuldige Onderfcheidingen in Smaldeelen, elk met een daar aanvoegenden of door dezelve verkooren Naam van Onderkenning beftempeld, 't is die der  HISTORIE. tt? der Doopsgezinden (*). Doch eene meerdere verlichting, dan in vroegere dagen, greep onder hun, zints een geruimen tyd, plaats, door dien hunne Kweekfchool te Amjlerdam Mannen uitleverde, die niet alleen deezer Gezindheid, maar ook den Vaderlande, eere aandeeden. De beuzelagtige verwyderende Gefchillen werden door de Verftandigften met wel verdiende kleinagting behandeld en verworpen. Geene Stad in Holland waar deeze Gezindheid meer uitfteekt en langer heeft uitgemunt dan Haarlem; hier ook trof men oudtyds, om zo te fpreeken, van alle Smaldeelen Gemeentens aan: allengskens zyn ze door uitfterven en vereenigen verminderd. Ten deezen Jaare beftonden 'er nog twee, elk op zich zelve aanzienlykeGemeentens;doch, voor een geruime wyle, alleen in't Huishoudelyke onderfcheiden, en in Leerbegrippen eenftemmig; die beide vereenigden zich op den laatften van Herfstmaand deezes Jaars, den Naam van Fereenigde Doopsgezinde Gemeente aanneemende, die geenen anderen Geloofsregel erkent dan het Euangehe, en van geene Menschlyke Belydemsfen afhangt. Eene Stelling, die, hoe vreemd dezelve veelen klinke (f), daar open- (*) Mosheim Kerkt. Bist. Vil. D.bl. 378. enz IX. D. bl. 331. enz. (t) Dezelve ftrookt, egter, volkome» met den grooten en onderfcheidenden Grondregel der ProteJlanten\ en zyn, ten deezen opzigte, zeer aanmerH 3 ken»- XXIV. BOEK. L784.  nö VADERLANDSCHE XXIV. boek. J784. openlyk beweerd wordt. Althans, ter gelegenheid dat deeze Vereenigde Gemeente de eerfte zamenkomst hieldt, liet de Leeraar R. van der Horst zich, ten kens- en herinnerens-waardig twee Artykelen in dc Bekentenisfe, welke omtrent deit Jaare, md lx 11, door Guido de Bres, en eenige andere Leerjaren, opgcfteld, en daar naa door de Gereformeerde Kerken deezer Landen , die dc denkwyzc' van Calvyn1 volgen, aangenomen. Men mag, leezcn-wy-Art. VII, geener Menjchen Schriften, h»e heilig zy geweest ~ïn > gel}'ken hy de Godlyke Schriftennoen de gewoonte by de Waarheid Gods, {want de Waarheid is bovenal;) noch de groote Menigte, noch de Oudheid, noch de Succesfe van Tyden of Perfoonen noch de Conciliën, Lieereeten of Befluiten: want alle Merjchen zyn uit zich zelve Leugenaars, en ydeler dan de ydelkeid zelve. Daarom verwerpen wv van ganfeher harte al wat met deezen onfeilhaaren Regel niet overeenkomt, gelyk ons de Apostels geleerd hebben ,■ zeggende beproeft de Geesten of ze uit God zyn. En wederom Art. XXXII. daarom verwerpen wy alle menschlyke / 'ouden, en alle Wetten, welke men zou willen invoeren, om God te dienen, en door dezelve de Concientie te binden en te dwingen in wat manier het zou mogen v. cczen. —— Volkomen 'eenftemmig bier mede drukt zich de groote Calvyn uit in zyne Inft. Lib. IV; C X. §. 1. Laat de Christenen, hunnen éénigen Koning , Christus, die hun heeft vry gemaakt, erkennen; iaat ze door de eenige wet der Fryheid, het heilig Euangelie-wourd geregeerd worden, gelyk betamelyk is, indien zy de Genade, welke zy door Christus eenmaal deelagtig zyn geworden, behouden willen. Laat ze deor geemrhande Slaaverny, door geene beeijen en banden, gedrukt of gekneld worden. l aaten wy 'er nog by voegen de taal van hun Hoog Mogenden, in den Jaare mdccxxv asn den Keizer en de Republiek van l'enetie, De ouverbreeklyke Grond-maximen van deeze Republiek ï 'yn, dat ia zaaken van Religie en Kerklyke Tugt, de  HISTORIE. uc, tón deezen aanziene, dus hooren. „ Laat ons zorgvuldig waaken tegen, allen in„ voer van Geloofsbelydenisfen of For- „ inulieren van menschlyk opftel. „ Hier mede, begrypt men van zelve, „ keur ik geenzins af, dat men zyne „ Gevoelens, omtrent welke Hukken ook, by gefchrifte openbaare. Dit ftaat vry en kan noodig zyn, althans nuttig, „ vooral, wanneer men ook de gronden ,, van deeze gevoelens blootlegt. • Maar verre zy het van ons, iemands „ Geloofsbelydcnis ooit zo veel te laaten gelden, dat wy anderen daar aan „ willen binden, verre zelfs, ooit zo „ veel de enkele Overtuiging pjaats moet hebben; dat het aan eenen yder vryfiaat, in zaaken van Religie, tet gelooven, het geen hy oordeelt bekwaam te zyn, tm het heil te bekomen, waar van yder, naar de verlichting , welke hy heeft, G o r> E rekerfchap zal moeten geeven. Dat hun Hoog Mogenden, oordeelende, dat de Religie, welke zy be/yden , en meest overeenkomende is met den wil van God, welken hy ons geopenbaard heejt, wel wenschten, dat yder van hun Onderdaanen zich met dezelve mogt gelyk Jlellen ; doch dat Zy, ingevolge hunner voorfchreevene Grondregelen, niemand daar omtrent zoeken te dwingen; maar, in tegendeel, aan allen en een yder de vryheid laaten, om zodanigen Godsdienst te belyden als hy in Geweeten zal agten de beste te zyn; mits dat zy zich nogthans gedraagen, als goede en getrouwe. Onderdaanen, en niets, het zy met woorden , het zy met daaden , onderneemen , het geene het Gezag van — en den Eerbied voor de Regctring , het welzyn van de Burgerlyke Sociëteit, de goede Zeden, en de Algemeene Rust, zoude kunnen krenken, ofjlrekken ter verdrukking van den Haatten. H 4 XXIV. BOE K. I784.  ï2o VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. 1784. „ veel belangs te Hellen in de Geloofs„ belydenis van eenig Gezelfchap hoe „ talryk, en uit hoe aanzienlyke Geleer- „ den of fchranderen beflaa'nde. . „ Met opzigt tot de groote Waarheden „ des Geloofs zyn deezen overtollig. „ Die vindt elk in het Euangelie naakt ,, en klaar. En andere dingen zyn geen ,, moeite waardig. Of denkt men 'er an- ders van dan is nog 't geen daar om*. „ trent beleeden wordt Heeds het werk van feilbaars Menfchen, dat iets zo„ danigs, als verbindende kragt, nimmer „ kan hebben. Misfchien is 't waarheid': „ maar misfchien ook niet. En moet het „ den eenen zo vry ftaan als den ande„ ren, daar over te vonniffen. Geen „ Man heeft hier boven zynen Naasten ,, een hair vooruit. Op deeze gron- den kunnen wy geene zwaarigheid maaken, op deeze gronden moeten wy „ zelfs onzen pligt agten, alle banden van „ Menschlyke Belydenisfen uit het mid„ den onzer te weeren. En wat zou ons dan verhinderen, daar op bedagt „ te zyn, indien wy het onze willen toe„ brengen tot Eensgezindheid en Lief,, de. —•— Aan alle Oorden heeft men „ voor over lang zulke Ketenen gefmeed. Door verdeeldheid en twist over min„ beduidende Hukken is men tot zulk „ een uiterfte gekomen. En die verdeeld„ heid en twist, heeft men, door dat „ middel, vereeuwigd, terwyl zy, an- „ ders  HISTORIE. 121 » ders misfchien, van zelve, zou geflee•> ten zyn. Onnoemelyk veel verwyde» ring, verwarring en opfchudding heeft «, men dus veroorzaakt. En tot op den s» huidigen dag wordt.nog geftadig, door 31 dezelfde werktuigen, onrust berokkend. 5? 't Is onmogelyk, daar Verftand en Op» regtheid niet verbannen zyn, of 'er s) moet mecrmaalen afwyking van de „ vastgcffelde Formulieren plaats hebben. y En hoe, nogthans, raakt oogenbliklyk ,5 alles aan 't gisten en zieden, daar de minfte afwyking van dien aart zich ,, vertoont. Hoe driftig, hoe geweldig, „ yvert de een tegen de ander ? Hoe zet „ men niet zomwylen alles in vuur en „ vlam, op dat geen jota of tittel van het „ willekeurig bepaalde last lyde. Ons „ Lichaam heeft van deeze verwarrin„ gen en opfchuddingen ryklyk zyn deel gehad. En niet weinig misfchien heb,, ben derzelver oorzaaken toegebragt „ tot die fcheuring waar aan het voor„ naamlyk te wyten is, dat Wy meer „ dan een Eeuw als twee onderlcheiden „ Vergaderingen beftonden. Al lang, eg„ ter, heeft men van verbindende Ge„ loofsbelydenisfen in geen van beiden „ meer geweeten; en gelyk het elk on„ zer, wien 't niet onverfchillig is ofary „ één hart één ziele zyn, ftoffe geeft tot Vreugde en Dankbaarheid, dat wy ze niet hebben, zo moet het dan ook, 5) om dezelfde reden, elk onzer doen H 5 „ t@e- XXIV. BOEK. i?84;  ï2» VADERLANDSCHE XXIV. boek. WydverfchiUendeGevoelens wegens de Vryheid van fchryven over GodsdienftigeWaarJieden. „ toezien , dat wy ze nimmer krygerï >, mogen (*)•" „ Niet weinig opfpraaks Verwekte, het aanbrengen en regterlyk vervolgen van twee Boekverkooperen te Dordrecht, wegens het drukken en verkoopen van Priestlevs Gefchiedenis van de V°,r* bastering van het Christendom (f). Een. Werk, m den vryen geest diens Mans gefchreeven en veele Stellingen behelzende, hier te Lande hoogst gewraakt,, en waar tegen men het Plakaat hunner Ed. Groot Mogenden van den Jaare md cl in wilde doen gelden. Dit gaf op nieuw aanleiding tot het gefchil, wc gens het vryuit fchryven over Godsdienftige Waarheden, en de in ons Land vastgestelde Clasficaale Approbatien van Godgeleerde Werken door Leden der Heerfchende Kerke gefchreeven: van niet weinigen voor Inquifuie-ketenen uitgemaakt, die de Geweetens openlyk kluisterden; doch door anderen aangemerkt, als de Steunzels der Kegtzinnigheid. Veelen begreepen, dat men, in deeze verlichte Eeuw» waar in men de Vryheid der Drukpersfe voor den fterkften zuil der Vryheid hieltlt, dien dwang, in het uitgeeven van God- (*) Leerreden ter Aanpryzing van Eensgezindheid en Liefde in de Gemeente, door Klaas van der Horst. Haarlem by h. LoosjesPz. (t) Post van den Neder-Rhyn VI. Peel bi, 1333. vergeleek.cn met bl, 1267'.  HISTORIE. 123 Godgeleerde Werken, hadt te wraaken; dat de Waarheid haaren helderen glans te beter over alle Leerftukken van den Godsdienst zou verfpreidcn, als het ieder vryftondt om, in betaamelyke uitdrukkingen, zyne gedagien deswegen op 't papier en in druk te brengen, en den onderzoeklievenden gelegenheid te verlchatferi.i om voor zich zeiven, naar den Grondregel der Proteftanien, ,, dat een ieder, zyns verttands magtig, geregtigd, eu, naar maate van zyne be„ kwaavnheden, verpligt is, over zaaken „ van den Godsdienst te oordeelen (*);". de vrylyk voorgedraagéne Leerftellingen na te gaan, om vervolgens, naa ryp overleg, met een welberaaden zin, het goede aan te neemen, en het kwaade te verwerpen. Men fchreeuwde van knellende Slaaverny aan den eenen, en van alles omverwerpende Ongebondenheid aan den anderen kant. Verhitting veel eer dan Verbetering was het eigenaartig gevolg. De Verdraagzaamheid maakte, nogthans, ten deezen dage, in een ander opzigt, vorderingen. Hoe op zommige plaatzen voor de Roomschgezinden de eerryds ftrikte uitfluiting buiten alle Bedieningen, ook zulken die geene betrekking ai- (*) Men leeze over deezen Grondregel de uitmun • tcnde Hcrhandelhiger. door Teylers Godgeleerd Ge. neotfchap XI. D. in 't Jaar 1791. uitgegeeven. mv. SOEK. De Godshuizen der Roomschvezinderiin Holland van Belastingen ontheven.  124 VADERLANDSCHE XXIV. eoek. .2784. altoos tot de Kerk of Regeering hadden,' werd opgeheeven, hebben wy op meer dan eene plaats gemeld. Iets van meerder belangs voor die talryke Gezindheid in ons Vaderland, greep thans in Holland plaats. De Afgevaardigden van Haarlem .waar de fm.alle Gemeente voor geen gering gedeelte uit Roomschgezinden beftaat, hadden een Voorflel gedaan; „ Op hoedanig eene wyze de haatlyke ,, Distinctie, die ten aanziene der Invor,, deringen van 'sLands Geregtigheden „ in de Ordonnantiën van hun Ed. Gr. ,; Mogenden tusfchen de Roomfche en „ andere Christlyke Gezindheden, voor„ komt, zou kunnen worden weggeno„ men?" Een Voorflel, den hartlyken wensch dier Stadsregeering tot weering van die haatlyke Onderfcheidinge influitende. De Gelastigden tot het on¬ derzoek deezer zaake was, uit het naagaan der voorige Staatsbeüuiten; ten vollen gebleeken, dat de Roomfche Armenen Godshuizen, ten opzigte der Vrydommen van 's Lauds Geregtigheden , met die van de andere Proteftantfchs Gezindheden, nooit waren gelyk gefield geweest. Men hadt ze nimmer begreepen onder de Diaconien en openbaare Godshuizen, aan welken, in den Jaare mdccxlix Vrydom van 'sLands regten en Middelen was toegeflaan. Staatsbetluiten van de Jaaren mdccxxxiv en mdccxxxvii hielden uitdruklyk in, dat door openbaare Godshuizen alleen  HISTORIE. 125 leen moesten verftaan worden,' zo die van de waare Gereformeerde Religie als van de andere Proieftanifche Gezindheden ; naamlyk Remonftrantsch- gezinden, Lutherfchen, Doopsgezinden en geene anderen. Wel waren door de Room- fchen, op verfchillende tyden, en onderfcheidene plaatzen, aanzoeken ter verkryginge van Vrydommen gedaan; doch men hadt ze fteeds afgellaagen. Nimmer ook hadden zy genot getrokken van eenige Vrydommen voor Honderdfte Penningen van Effecten, vóór den Jaare moccxix aan hunne Armen- of Godshuizen toebehoord hebbende; ook niet van eenige Vrydommen van Verpondingen ; een verzoek deswegen in den Jaare mdcclxviii was van de hand geweezen. In tegendeel waren zy onderhevig geworden aan meerdere Belastingen van het Collateraal tot drie maaien in de honderd Jaaren. Zy floe- gen ^ als de beste wyze om dit onderfcheid weg te neemen, eéne verbreeding voor van het laatfte Plakaat „ en dat „ het geen aldaar, wegens de Vfydom- men van 'sLands Middelen en Reg„ ten , ten opzigte van Diaconien en „ openbaare Godshuizen was vastgefteld, ,, voortaan mede plaats zou hebben om„ trent de Armen- en Godshuizen in 't „ algemeen, alwaar die zich, op open- baar gezag, in dit Gewest mogten be- „ vinden." Zy gaven in bedenking dat die gunftige voorziening tot Vry- dom- XXIV. BOEK. I784.  XXIV. boek. 1784. Verrchillende Gevoelens te Steenwyk over den i bouw ee- ] rier Room- , fche Kerke. < ■ u6 VADERLANDSCHE dommen ook tot de Godshuizen der Jood fche Natie zou behooren uitgeftrekt te worden, alles onder zodanige voorzorgen als men tegen allen misbruik en bedrog noodig zou oordeelen (*). ■ Eerlang volgde een gunftig belluit voor de Roomschgezin den, overeenkomltig met den gedaanen Voorflag. Tot weering van allen misbruik werd bepaald, dat van alle Goederen aan Belasting onderworpen, het geheele Jaar door, de volle Belasting, naar 's Lands wetten, zou moeten betaald worden; doch hadden Armenbezorgers of Regenten der Catholyke Gods- en Armenhuizen, eene lyst, door twee Armenbezorgers of Regenten bekragtigd en ondertekend,, van die Goederen in Louwmaand van ieder volgend Jaar aan Gecommitteerde Raaden over te zenden, om 'er, naa goedkeuring en volmagtiging van hun Ed. Groot Mogenden , de geheele betaalde Belasting van 't voorige Jaar op te rug te ontvangen (f). Het verdraagzaamer en onverdraagzaaner gedeelte der Burgeren van Stecmvyk n Overysfel liet zich ten deezen tyde den. De Roomschgezinde Burgers daar er Stede waren de Magiftraat aan om /ergunning van vrye Godsdienstoefening, :n eene plaats tot opbouw eener Kerke bin- (*) Refol. van Holt. 27'Feb. en 22. Mey 1784, (f) Re/el. v*n Helt. 22, Jan. f785.  HISTORIE; Uf binnen die Stad. Welhaast keverden ee- ] nige Yveraars een Verzoekfchrift in om i de weigering te bewerken; dan andere Burgers , alle Leden der Gereformeerde i Kerke3 overtuigd van de onvoeglykheid des Religiehaats, en van de billykheid om aan alle Christen - Gezindheden Vryheid te vergunnen en gelegenheid te verleenen, om, zonder Itoorenis' der openbaare rust, God op haare wyze te mogen dienen, kwamen met een tegenovergefteld Verzoek by de Regeering, fteunende op ' den rechtmaatigen grondflag, dat de Welvaard van Stad en Lande, onder andere oorzaaken, zeer veel afhing van dc menigte van goede Ingezetenen, onverfchillig welke der byzondere Christlyke Gevoelens zy waren toegedaan. Zy beriepen zich op de bloeiendHe Kooplieden onzes Vaderlands; en merkten aan dat het Tegenverzoek de onkunde aan den dag bragt der verzoekeren aangaande de van tyd tot tyd toeneemende billyke en mënschlievende gevoelens van vrye Godsdienstoefening der fcyzondere Gezindheden (*). Oordeelen wy, in onze Fadertandfche Si Historie, de oprigting te moeten melden te van Genootfchappen in ons Vaderland, q\ wy kunnen niet voorby aan te tekenen, rci hoe een vry oud Genootfchap in Leyden, "h ten Zinfpreuk voerende Ven ia m pro^ Lau- gc {■*) Post va» den Nedtr'RhynW. D, W, 951, 0 ek. 784. tdévaard Leyden or het nootlap Ve'm pro iade by 1 JubiI6 -.ouden»  128 VADERLANDSCHE «XIV. boek. I/84. Laude, in Louwmaand dcezes Jaars zyn beftaan eener halve Eeuwe gedagt. De uitvoeringe en vreemde wyze op welke zulks gefchiede, herinnert ons de optochten der Redenrykeren, en wyst' tefiêns aan hoe het Toneelfpel de groote hoofdzaak was diens Genootfchaps. De trein werd geopend door twee geIiarnarsehte Perfoonen te paard met flambouwen in de hand: gevolgd door eenPau3ter en twee Trompetters mede te paard, de eerfte gekleed als een Indiaan en de laatften als Moorcn. Zestien Sleeden welker paarden met noodige en gepaste cieraaden pronkten maakten den grootfchen trein uit. — Een Stalmeester reedt in de eerfte voor. In de tweede zaten Muzykanten met blaasfpeeltuigcn. Op de derde Sleede zat een Man, in 't donker groen, met een Slang in de hand, verbeeldende de Eeuw; voor in een Kind in 't wit, ten zinnebeeld van de Faam met een Trompet in de hand, waar aan eene Baniere hing, op welke, aan de eene zyde ftondt Veniam pro Laude, en aan de andere zyde een L in een cirkel, aanwyzende het halve Eeuwgetyde des Genootfchaps; agter op twee Perfoonen, zinnebeelden van Voorfpoed en Tegenfpoed. Op de vierde een ftaatig Man, ten vertoon des Genootfchaps in eene purperen Griekfche Kleeding, met een Spiegel in de hand, met Kroon, Scepter, Pook en Globe en andere cieraaden voor zich; aan zyne voeten lag de Laster  HISTORIE. rs* Mr in een vaal kleed; agter op twee voornaame Toneelfpeelers in het Treuren Byfpel Baron en Molière, in • de kleeding van hunnen tyd, houdende de een eene Banier in de hand, mecie met de Spreuk des Genootfchaps, en het teken van eene halve Eeuw. Op de vyfde Apollo, in een pragtig Grkksck Kleed, met een Lier, naar den ouden fmaak, in de hand: twee Priesters in wit gewaad ftonden agter op. — In de zesde tot de veertiende Slede zaten de negen Zanggodinnen, als Melpomene, voorzien van Kroon en Scepter; Ihalia met een Fluit en Momaangezigt; voorts Caliope, Clio, Èrato, by zich hebbende een Kind als Cupido gekleed met een brandenden Fakkel; TèrpficSöre, Euéerpe, Poly* hymnia, en Urania, met de bycieraaden gewoonlyk aan die Zanggodinnen toegevoegd. — Agter op deeze negen Sleeden vertoonden zich verfcheide Perfoonen, pasfende aan de Zanggodin, daar in rondgevoerd ; zo hadt Melpomène by zich, in Griekfche Kleeding, de Treuripeldichters /Eschyltjs en Sophocles; Thdlia tot Gezelfchap de Blyfpeldichters Men ander en PLaütüs; op dé Sleede van Caliope was Homerus en Virgilius geplaatst; op de andere ftonden Ennius Callimachus, Anacreon, Horatius, Theo'critus,Thespüs, Aratus,Manilius, allen naar hunne Landswyze üitgedoscht, en met kennelyke bycieraaIX. dejel. I den. XXIV.' iOEEi 1784,  ïso VADERLANDSCHE XXIV. boek. 1784. Ecrbetoor.injr aan den HoorrJeeraar S. Ooster- Schacht op zyn " tachtigftcn Jaardag . XzUtrecht. (*) N, Nader/. Jaarb. 1784. bl. 166* den. De vyftiende Sleede voerde den Tyd in een vleeschkleurig kleed als naakt verbeeld , houdende in de eene hand een zeis, en in de andere een Uurglas; agrer op Houdt de Dag, geheel in 't wit, en de Nagt, geheel in 't zwart. —Op deezen trein volgde nog eene groote Sleede, door twee paarden getrokken, in deeze zaten verfcheide Perfoonen, op verfchillende wyzen gekleed, als Toneelfpcelders. Twee Perfoonen, in nieuwerwetfche Leveryen te paard, niet flambouwen in de hand, flooten den (leep op, die het oog van duizenden aanfchouweren trok door haare vreemdheid en zinrykheid (*). Eene byzondere en ten deezen Lande niet, of fchaars, gebruikelyke Eerbetooning werd, op 'sUtrechts Hoogefchool, den agtenswaardigen Geleerden Man en welfprcekenden Redenaar S. O os te rdyk Schacht aangedaan. Vyftien Studenten in de Geneeskunde hadden, eenigen tyd geleden, de Beeldtenis van hunnen dier gefchatten Hoogleeraar, door de hand eens kunftigen Beeldhouwers en Boetzeerders, doen boetzeeren en in gipslarde brengen. Op den taehtigften Jaardag diens Grysaards, die vyf en vyftig Jaaren aan Utrechts Hoogefchool de Geneeskunde met zo veel yvers als roems onderweezen hadt, vergaderden die Heeren,  HISTORI E; i35 ren, zyne byzondere hoogfclmtters, in de Academie, waar zy het Afbeeldzel, naar eisch vercierd, hadden doen brengem Zy trokken van daar gezamenlyk na 'sHoogleeraars huis, en overhandigden hem deeze Beeldtenis, ten teken van hunne genegenheid, met een gepaste aanfpraak: terwyl ecnigcn hunne vreugde door verzen, op dit zonderling voorval flaande, te kennen gaven. Eene gunftige aanneeming en aandoenlyke beantwoording van 's Hoogleeraars zyde voltooide dit werk (*). Altoos gedenkwaardig was voor den waaren Vaderlander, de vyfde van Oogstmaand; de Dag waar op Zoutman de gefchonde Eer der Nederlandfche Vlag redde; tegen de Britfche overmagt handhaafde, en zeer veel toebragt om onze kwynende Vryheid voor een doodlyken flag te bewaaren. Dc2elve bleef ook by hun in leevende geheugenisfe; doch by geenen fterker en gevestigder dan by de Beftuurders van het Vaderlandsch. Fonds, dienende in 't algemeen ter aanmoediging van 's Lands Zeedienst, en in 't hyzonder ter onder/leuning der behoeftige Weduwen van gefn euvel de Zeevaarenden in denzelfden Dienst (f). Zy hadden dien Dag beftemd tot eenen Gedenkdag, eh ver- (*) N. Nederl. Jcuarb, 1784. bl. 1776. (f) Zie over den eerften aanleg van dat Fonds •nze Faderl. Hist, iii, d. bl. 340—350. I % XXIV* bot. Kt ZoCTMAl» woont de derde Viering van den Doggers bar >kfchen Slag te Haarlem by;  132 VADERLANDSCHE" XXIV. boek. vergaderden, om denzelven onder een Vaderlandfchen Maaltyd te vieren, in een der Herbergen in den Haarlemmer Hout, tol pelken IMH öok eenige uitfteekende idcn uitnoodigde. Van Jaar tot Jaar hadden zy hun regtmaatig ■uuti ngen betoond om den Zeeheld MAN, wiens Dapperheid hun dit Feest bei'clükte, aan dien Disch :e mogen bcgrocre:i, door zyne tegenwoordigheid , dat onthaal met eert j noegctl te fmaaken, en de L in ip te voeren. Aan dit verlangen werd op 't derde Jaarfeest van den Doggersbankfchen Slag, ten deezen Jaare, voldaan. De Vice-Admiraal Zoutman liet 'er zich, op 't aanhoudend uitnoodigen, vinden, elk der Gasten verrukkende door zyne Vriendlykheid, terwyl zy geene woorden konden bedenken om de Zedigheid van dien Zeeheld uit te fpreeken. —Een tot het vieren van deezen Verjaardag vervaardigde Zilveren Beker (*) ging lustig rond, by het drinken der Gezondheden van verdienstlyke Mannen, en het opnaaien van den Va- der- (*) Deeze Zilveren Beker,- in de gedaante van een Glazen PocaaI,rncer dan een voet hoog, het Dekze! mede gemeeten, is aan de eene zyde vercierd niet de Zinnebeelden der Zeevaardye en de Afbeeldingen der voornaamftc Kunst- en Werktuigen daar toe behoorende. Dc Vh'g pronkt met het Wapen van Bolland, dc Wimpel' met het Teken der Admiraliteit; tcrvvyl een andere Wimpelde Zegepraal' voert, Kct ma krans der Oveftifoning. De andere zyde  historie: r3: ierknde zegenryke Gebeurtenisfen. Drii Dichters fpanden de fnaaren om dier Dag^, door hunne Verzen te vereeren en 's Lands Bevryding , in tegenvvoor digheid van 'sLands Befchermer, op tc zingen (*). Dit Va'detiandsch Fonds, 't welk, dooi den onderftand van edelmoedige Begunftigers, zich in ftaat bevondt om aan dc Weduwen der gefneuvelde Zeeliedei's jaarlyks zestig, aan die van de veroiv gelukte Matroozen of Soldaaten dertig of zes en dertig Guldens uit te reiken. en aan Weduwen, wier Kinderen nog geen veertien Jaaren telden, in evenredigheid van derzelver getal, onderftand te geeven, als mede om aan eenige Gekwetften en Verminkten in 's Landsdienst, boven de door 't Land bepaalde fomme, eene toelaage te fchenken, tot verzag- ting lieeft dit Opfchrift; Ten gebruike der Bestierde ren van de Kweekschool voor be Zeevaart, op het Verjaarfeest van Neer/and$ her fielden Roem, door Zoutman op Doggersbank den vyfden van Oogstmaand 1781, volgens bef uit van de Vergadering des Oeconomischen Taks gefchonken. Afgefcbreeven naar den Beker ons vriendjyk vertoond door den Heer Wynands Makelaar te Haarlem, ten wiens Huize dezelve berust. (*) De Dichters waren de Heeren Cornelis van Lennip, Adriaan Loosjes, Pz. en Harmanus Asschenbbrg. Deeze Dichtftukjes werden niet verkogt; doch alleen in klein getal, ter vereeringe gedrukt; men vindt ze voor de verftrooijing bewaard, in -den Post van den NederUyn VI. D. bl- 1021. ï3 ! XXIV. 'SOEK. ■ I784. 1 Plan tot het oprigr ten van een Nederlandsen,Kweekfchool voorde Zcevaard.  i34 VADERLANDSCHE XXIV. boek. J/S4- ting van hun lot (*), — dit 'Fonds, in zo verre reeds hoogst lofwaardig, hadt een wydftrekkender bedoeling ten beste van het Vaderland in een tak van het uiterst, doch te zeer verwaarloosd, belang. De Gelastigden tot het Beduur wenschten een uitgebreider en beflendiger nut toe te brengen. Zy gaven, in Wintermaand deezes Jaars, een berigt van hun Plan tot oprigting van een Ne- derlandsch . kweekschool voor de Zeevaard. „ Zy waren," volgens hunne eigene taal „ ftecds van begrip ge„ weest, dat, hoe zeer het lot der We„ duwen en Kinderen van de Gefheu- velden, verzagting verdiende, hoezeer„ verfcheide milde Ge evers hun hadden „ in Haat gefield om ook die der Schee' „ pelingen met het Schip de Unie deer„ lyk omgekomen, te onderfteunen, c\cq* „ ze pryslyke uitwerkzels van het Me„ delyden en de Milddaadigheid van „ 'sLands Ingezetenen, welgefchikt wa- ren geweest, om, naar de toenmaali,, ge omflandigheden, den mcesten invloed te kunnen hebben op de aanmoediging van den Vaderlandfchen Zeedienst; „ maar dat zy die middelen nooit had„ den befchouwd als toereikende, om „ ook voor het vervolg, tot eene beflen- dige bevordering van deezen dienst te „ kun- (*) Zie dit alles in 't breede in: de Gedenkfchrifttn betrekkelyk tot het Kweekfchool der Zeevaard., pL 74. enz.  HISTORIE. 135 kunnen ftrekken, en hadden, ter be„ reiking van dat oogmerk, al voorlang noodig geagt het oprigten van een ;, Nederlandsen Kweekfchool voor de Zee„ vaard, waar toe het Ontwerp reeds „ in den Jaare mdcclxxx, door ee„ nen hunner Medeleden (*) gefmeed was; 'en hadden zich vervolgens ook „ niet willen onttrekken, om de uitvoe„ ring van dat Plan, in hunne Quali,; teit, op zich te neemen, zo haast de „ tyd en gelegenheid daar toe . gunftig zouden weezeh." Deeze gunftige tyd en gelegenheid brak aan, toen de Heer Titsingh in dit ftuk onvermoeid werkzaam, uit Indie tyding kreeg van eene zeer aanzienlyke Inzameling van Gelden, ter oprigting van het voorgeftelde Kweekfchool, aï.iaar gedaan (f). Zy wekten hunne Landgenooten op om hier mede werkzaam te weezen tot eene onderneeming, der Zeevaardye in 't algemeen ten nutte, en die ten grondflage zou ftrekken om de Nederlandjche Vlag altoos te voorzien van Mannen, die een fterken indruk konden maa- (*) Te weeten de Heer Mr. Gulielmus Titsingh die, in't gemelde Jaar, een dubbelleezenswaardig (tukje* uitgaf, onder den Ty tel Bedenkingen over de Schaarsheid van Zeevaarend Kolk in V gemeen , en het F erval onzer Nationale Zeevaard in 't byzonder Te Amft. by M. H. V/. en C. Dronsberg. (f) De fom uit Indie, van Jaar tot Jaar, overgemaakt, tot 1791 toe, is verbaazend. Zie Gedenkfchriften tot de Kweekfchool bl. 16. en 86 I 4 XXIV.' boek. 1704. Daadlyke 3prigüng fan 't zcl'e.  i36" VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. Giften er Voordeclen daar aan toegelegd. maaken op hun, die jalour? mogten weezen, wegens onzen voorfpoed uit de Zeevaard fpruitende, en ons in ftaat ftellen, om, ten allen tyde, eene Nationale Zeemagt te hebben, gefchikt om dezelve te verdeedigen, indien men ze wilde aanranden. Zodanig een voorflag vondt gereeden ingang by den verlichten Vaderlander, thans, in veele opzigten, uit eene zuivere en beredeneerde Vaderlandliefde werkzaam. Aanzienlyke Giften, of Infchryvingen, ter betaalinge eener jaarlyk» fche fomme, ftrekten hier van tot de overtuigendfte bewyzen. Genoegzaam in ftaat om de hand aan 't werk te liaan, vervoegden zich de Onderneemers van dit loflyk Werk by de Regeering van Amfier dam , om een Gebouw, op de Ygragt, fchuin tegen over 'sLands Zeemagazyn, voorheen het Nieuwe Werkhuis (*) ten dien tyde ledig ftaande, ten gebruike te verzoeken. Een verzoek gereed ingewilligd door Stadsbeftuurders, aan wier kunde en doorzigt van de aangelegenheid deezer onderneeming geen twyfel viel. Staaten van Holland zagen deeze Kweekfchool met een zo gunftig oog in, dat zy tot goedmaaking van de kosten der Vertimmeringe des Gebouws aan de Commisfarisfen, van 'sLands wege, tien duizend Guldens deeden betaaien, en boven dien, by (*) Zie Wagenaars Amjlerdam &c. VIII, St, bl. 263.  HISTORIE. i3? jby voorraad, voor zes Jaaren, toezegging deeden van een jaarlykfchen Onderftand van vier duizend Guldens. Vrydoni van alle Lands- en Stads-Belastingen werd aan deeze Stichting vergund. — Óm de Leerlingen aan 't fcheepswerk en de rapshcid van Zeegasten te gewennen, ftaat op de plaats een Fregatfcheepje, door den Heer Henry Hope vereerd, het Tuig werd door hel Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam gefchonken, en de Vke-AdmiaaalZoutman begiftigde 't zelve met een Stel Vlaggen, met de Wapens der Steder Amjierdam en Haarlem praaiende ; zc dat het geheel als een volkomen Schir. js toegerust. Behalven de aanzienlyke Gefchenken, ten nut en cieraad, krees fle Stigting verfcheide Legaten (*). Heeft de Kweekfchool aan den fpoorflag uit Indie zo veel te danken, ftelt de Gouverneur Generaal van Neêrlands Indie, de Heer W. A. Alting, by aanhoudenheid daarin zo veel belangs, dat hy den ppenlyken lof der Beftuurderen wegdraagt. ten tyde der Oprigtinge toonden Bewindhebbers der Oost-Indifche Maatfchappyc tei Kamer Amfterdam, overtuigd dat zodanig eene Inftelling niet anders dan hoogst nuttig kon zyn, niet alleen voor den dienst yan 't Land en den Koophandel in 't alge- (*) Men vindt dit alles zeer juist, tot de geringfte byzondcrheid toe, iu de meergemelde Gedenkfchriften kl. SS, enz,. ' ' is XXIV. boek. I784, Wat de O; l, Maatfchappyter Kamer Amfierdam ten voordeele daar van befluit.  XXIV, SOEK. 1784. De Zee handelaar bieden aai eene Belas ting op 1 brengen; dit aanboi pSJlvaard. (♦) N, Neder!, Jaarb, 1784. bl. 414, 138 VADERLANDSCHE gemeen; maar ook inzonderheid voor den dienst der Oost-Indifche Compagnie, zich gereed om, ten duurzaame hulpe, te bepaalen, dat, op 't einde, van ieder Jaar, voor elk Schip van die Kamer in 't zelve vertrokken, veertien Guldens zouden worden betaald (*). ; Zo min vreemd het is dat Koopliei den en Scheepsreeders 's Lands Staaten ■ aan zyn om by dezelven vermindering :of ontheffing van Lasten te verzoeken, zo vreemd is het, integendeel, hun daar om te hooren vraagen, dit nogthans was , by gelegenheid der oprigtinge van de Nederlandfche School voor de Zeevaard, het geval. Eene menigte Kooplieden en Reeders in Schepen te Amjierdam en Zaandam, als mede van Dordrecht, Rotterdam en Schiedam keverden by Staaten van Holland een Verzoekfchrift in, waar in zy te kennen gaven, om de eigene taal dier Braaven te gebruiken, „ dat zy niet „ hadden willen onbeproefd laaten, om „ al wat mogelyk was te contribueeren, „ dat vereischt wierd om de Navigatie „ deezer Landen niet alleen te behou„ den; maar zelfs, zo veel mogelyk, „ uit te breiden; dat de ondervinding „ hun al lange geleerd hadt, dat het ten „ dien einde, vooral noodzaaklyk was, „ 'sLands Ingezetenen tot den Zeedienst, „ zo wel ten Oorlog als ter Koopvaar- » dye,  HISTORIE. 139 dye, meerder aan te moedigen, ge„ merkt het Zeevolk, zedert verlcheide „ Jaaren, meest beftaan hadt uit Vreem„ delingen, die wel om de hooge Huu„ ren herwaards kwamen ; maar nooit „ in een genoegzaam getal om de Ad,, miraliteiten, de Oost- en West - Indifchs „ Compagnien, veel min de Navigatie „ der Ingezetenen van deezen Staat, be„ hoorelyk te kunnen gerieven, en ia 9, ftand te houden; dat de meesten dier „ Vreemdelingen , welke hier kwamen „ om te vaaren, voor het grootfte ge?, deelte, naa de gedaane reizen, weder na hun Vaderland te rug keevden, en „ natuurlyker wyze niet aangedaan kon- den zyn met de Liefde voor Neder„ land, welke, in tyd van nood, zo on„ ontbeerlyk is; het geen dan ook de „ rede was, dat de grootfte Mannen, „ die zich aan den Zeedienst hadden toegewyd, en waar aan ons Vader- land geen geringe verpligting hadt, „ doorgaans waren geweest, en nog wa„ ren, Inboorelingen van deeze Repu„ bliek; welke overweeging alleen g&„ noegzaam was om niets onbeproefd te, „ laaten, om 's Lands Ingezetenen, zo „ veel mogelyk, tot den Zeedienst aan „ te moedigen. „ Dat zy met het grootfte genoegen „ en erkentenis vernomen hadden, dat Commisfarisfen over het Vaderlandfche „ Fonds ter aanmoediging van 'sLands w Zeedienst, opgerigt in den Jaare MECCXXXXI, XXIV. BOEK. I784.  ï4o VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. J i „ mdcclxxxi, tot het in ftaat bren^ „ gen van een wel ingerigt Kweekfchool „ voor de Zeedienst bereids handen aan „ 't werk geflaagen hadden, ten einde in dezelve Kweekfchool een genoeg. „ zaam aantal Jongelingen tot den Zee5, dienst bekwaam te maaken , en het „ gebrek aan Nationaal, en tevens ervaa„ ren, Zeevolk, zo veel mogelyk, uit 3, den weg te mimen. Dat zy van w de Vaderlandlievende Mededeelzaam„ heid der Ihwoonderen van deeze Re„ publiek wel ten vollen overtuigd en s, verzekerd waren, dat het weldenkend „ Publiek in deezen niet agterlyk zou n blyven, egter tevens, van den anderen „kant, bedugt waren, dat het zelve „ Plan, of zo uitgebreid, of zo zeker „ en duurzaam, niet tot ftand gebragt „ zou kunnen worden, als het belang „ en gewigt. der zaake vorderden, ten „ ware aan Commisfarisfen van dat Fonds „ een beftendig en vast inkomen, waar „ op men genoegzaam ftaat kon maa,; ken, bezorgd wierde: en dewyl zy „ gaarne, van hunnen kant, die edelmoe,, dige poogingen zouden onderfteunen, „ en tevens van begrip waren, dat zulks „ door eene genoegzaam niets betekenen„ de Belasting op de Schepen voor elke i, Reize, welke door dezelve in 't ver, volg zouden ondernomen worden, zon , kunnen gefchieden, verzogten zy, dat , het hun Ed. Groot Mogenden behaa, gen mogt op alle inkomende Schepen v eens  HISTORIÉ; ï4f s; eene geringe Belasting te leggen (*)." Hun Vaderlandlievend Verzoek werd ge reedlyk toegeftaan (f). Om wegens de onvolpreeze Kweekfchool nog iets op te tekenen. In dezelve worden aangenomen Jongelingen op (*) De opgave was, Schepen van de Oost-Indien en de Kaap ƒ 14 - : -ï Reeds by de Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amjierdam gerefolveerd te betaalen. Van de West-Indien, Kust van Gulne', en America . . . , f £. • »f Van de Mlddellandfche Zee, van Gibraltar tot de Levant. . . ƒ6-:-: Van Lis/abon, Cadi.v, en verdere Portu- geefche en Spaanfche Havens. . ƒ3-:-: Van Rusland en de Witte Zee. . ƒ 3 - : - | Van de Oost Zee tot Koningsbergen, boven de vyftig Lasten. . . ƒ 1-10-; Onder de vyftig Lasten. „ . ƒ \ - ; -: Van Engeland, het Kanaal en de üog/ vt Nut in,t A,'meen.  154 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. r784. te komen: en wel deeze, gelyk wy des in 't zekere onderrigt zyn. Jan Nieuwenhuyzen, Leeraar der Doopsgezinden te Monnikendam, hadt reeds, zints eenige Jaaren, de werkzaamheden der Maatfchappyen en Genootfchappen in ons Vaderland, de verbetering van Volkszeden en Wetenfchappen, bedoelende, als veelal onvoldoende aangemerkt, hy hieldt zich verzekerd, dat de heerfchende Onkunde des Gemeenen Burgers, niet tegenftaande alle deeze poogingen, ook ten deele daar aan moest worden toegefchreeven, dat de Werken, door dezelve uitgegeeven, te omflagtig, te geleerd, te kostbaar, en dus ongefchikt waren ten gebruike des Gemeenen Mans. Meer dan ééns hadt hy gewenscht en gepoogd een Gezelfchap van zodanige Lieden op te rigten, die de zaaken, door andere Genootfchappen behandeld, op eene korte, klaare en bevatlyke wyze bewerkt, voor een geringen prys, uitgaven; ten einde dus het Algemeen meer gelegenheids te fchenken, om te kezen, te onderzoeken, en zich daar door bekwaam te maaken, zo wel in 't Burgerlyke en Godsdienftige, als in 't vak der nutte Kunften en Weetenfchappen. ■ Deeze bedenkingen deelde hy mede aan twee zyner Vrienden toen in het naabuurig Edam woonende, op den achtlten van Slachtmaand deezes Jaars. Het eenpaarig befluit viel dit Menschlievend Plan te onderneemen, met by voeging om, by deg-  HISTORIE. 155 deeze werkzaamheden, ook de hoogstnoodige Verbetering van het Schoolweezen te voegen: den zestienden dier Maand hielden zy de eerfte gezette Byeenkomst, en tekenden dien Dag als de dag van de Oprigting der Maatfchappy en koozen ter welgepaste zinfpreuk tot Nut van 't Algemeen. . Hun zeer bepaalde kring moest uitgebreid en de Vaderlander tot het deelneemen in deeze Maatfchappye aangezogt worden; ten dien einde lieten de Oprigters een kort Verflag drukken van hunne Onderneeming; en zonden 't zelve , met een uitnoodigings brief, aan verfcheide Lieden in 't Gemeenebest rond. 't Gevolg was, dat de Maatfchappy, in Louwmaaud des volgenden Jaars, honderd acht en dertig Leden telde, en de eerfte Prysvraag uitfehreef (*). On- (*) Naardemaal deeze Maatfchappy een veel grooter Opgang gemaakt heeft, dan men, in den beginne, verwagtte, en als een der nuuigfte en bclangrykfte zeker moet aangemerkt worden, uïtwyzens de Werkjes van tyd tot tyd in 't licht gegeeven, zal een kort verflag van den verderen toedragt, tot op heden, hier eene voeglyke phats vinden, te meer uit hoofde van eene aanmerkelyke Verandering inde Maatfchappy zelve voorgevallen. Tot aan Oogstmaand des Jaars 17S5 werd deeze Maatfchappy door acht Hoofdleden en eenige Confuleerende en Correspondeerende Leden beftuurd. Dc eerften deezer werden geraadpleegd omtrent de voornaame Werkzaamheden der Maatfchappye; de tweden namen de Leden aan, en zamelden de jaarlykfche toelagen in, die voor de Leden niet meer bedroegen dan éénDucaat, Bc- XXIV. boek. 1784.  155 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. Strenge Winter de: Jaars 178; cn 1784, Onder de ftrenge Winters verdient de Winter by den afloop des voorigen, en den aanvang deezes Jaars aangefchreeven, en in eenige byzonderheden nader vermeld te worden. De zelfde Thermometers, die den acht en twintigften van Hooi- en den tweeden van Oogstmaand des Begiftigers en Begunftigfters ftondt het vry daar boven onbepaald by te draagen. Doch daar het getal der Leden zeer toenam ftelde men, in den aanvang des Jaars 1786, vast, om, in den fmaak van den Oeconomifchen Tak der Hollandfche Maatfchappye te Haarlem, de Leden tot Departementen te brengen , en dus het Beftuur der Maatfchappye Departementswyze uit te oefenen. Het Departement te Edam bleef by deeze Schikking het Hoofd-Departement, 't welk altyd zou voorzitten, en droeg ook de Maatfchappy, naa die Stad haarer Oprigtinge, veel al den naam van de-Edamfche Maatfchappy tot Nut van ,t Algemeen. — Dan dit, gelyk mede de wyze van Beftuur, veranderde, in den Jaare 1787. wanneer, by eene groote Meerderheid van Departementen en Leden beflooteh werd, het Hoofdbeftuur na Amjierdam te vcrplaatzcn, vervallende by dit befluit het beftaan van een Boojd-Departement: dewyl de uitvoerende Magt toen opgedraagen werd aan eene Vergadering van acht Hoofdbeftuurders; nevens den Secretaris Martinus Nie'uwenhuyzen M. D. die onder de eerfte Oprigters te Edam geweest was; doch thans zyn verblyf in Amjierdam genomen hadt Van gemelde Hoofdbeftuurders zouden twee aan twee 'sjaarlyks, by beurte, aftreden en vervangen worden door twee anderen, door de Departementen te verkiezen, blyvende egterdeEerw. Jan Nieuwenhuyzen, als eerfte Oprigter, zyn leeven lang, Hoofdbeftuurder. ■ • Zodanig bleef dit Lichaam, onder den Tytel van Neder; landsche Maatschappv tot Nut va51 't Algemeen, beftaande 't zelve, terwyl wy dit fchryven, (1-791) uit één en twintig Departementen ea  HISTORIE. 157 des Jaars mdcclxxxiii eene Hitte van 90. Graaden hadden aangeweezen, tekenden, op den dertigften van Wintermaand , drie Graaden onder o (*). De Koude, zints Kerstyd zich allengs verheffende, en tot dien trap vóór het einde des Jaars klimmende, bragt te wege , dat het, in zommige nagten, drie duimen Ys maakte; de aanhoudende Vorst deedt het tot vier en twintig duimen in den Ampel aangroeijen. 't Gevogelte viel op eenige plaatzen dood uit het geboomte, en verfcheide Menfchen vpndt men op den weg door de Koude verftyfd, eenigen geheel levenloos. De menigte van Sneeuw was zonder voorbeeld. Posten en Postwagens konden bezwaarlyk voort, ja moesten zomwylen de gewoone tochten geheel ftaaken. Gebrek aan brandfloffe deedt zich op eenige plaatzen, en by de fchamele Gemeenen zeventien honderd veertig Leden, bJyvende onveranderd, by de eerile tofteüing, om, met zorgvuldige vermyding van Godsdienftige of Staatsverfchillen, hetWelzyn van het Algemeen en de verbetering van het Schoolvveezen, in"ons Gemeeuebest, te behartigen. Uit medegedeelde Berigten van den Secretaris der Maatfchappye. (*) Gedenkwaardig is het dat men in vyf Maanden dus de grootfte Hitte en Koude gevoelde in ons Land bekend : fchoon de laatfte, vergezeld van weinig winds uit het Zuiden, op 't gevoel, by lange na zo knellend niet, was als op den 10 en 11 Jan. 1740 en 27 Jan. 1776, toen een felle Oosten wind heerschte. Algem. F ader l, Letteroeff. VI. D. II, S.t. W. 44. ea 230. XXIV. boek,  XXIV. BOEK. Ï784. Giften ten behoeve der Armen ingezameld. Watersnood in Celderland. 158 VADERLANDSCHE meente fchreeuwende behoefte aan alles gevoelen. De Milddaadigheid was geëvenredigd aan de elenden der Armen. Van eenige Steden de inzamelingen op Stedelyk Verzoek gedaan op te tekenen zal ten Gedenkteken ftrekken hoe zeer in zulk een nood de hulpvaardigheid gereed is. Schoon in Amjierdam aanmerkelyke intekeningen by byzondere Perfoonen en Gezelfchappen tot dit einde gedaan en uitreikingen van veelerlei aart gefchied, waren, bragt de inzameling op last der Bnrgemeesteren, dé fom van 64767 Guldens zamen; in Rotterdam 13078; in Leyden 7795', in Schiedam 2353; in Groningen 4349; welke Giften zonder onderfcheid van Gezindheid, aan de behoeftige Menschlykheid werden uitgereikt (*). Naauwlyks was de Koude, die haare uiterfte ftrengheid hadt doen gevoelen, meiren en rivieren tot op derzelver killen met Ys vervulde, geweeken, en door een gewenschten Dooy vervangen, of het los geraakte Ys in opgezwolle Rivieren dreigde nieuw leed. Ontzettend waren de berigten van Hcidelberg, Manheim en Keulen, waar het geweld des Waters zwaare fchade toebragt, verfcheide Schepen, voor laatstgemelde Stad liggende, van de touwen losrukte en verbryzelde. Het (*) N. Nedtrl. Jaarb. 1783. bL 2203. Voor 't Jaar 1784. bl. 365, 416. 464.  HISTORIE. 159 Het Stedetje Mulhelm, tegen over Keu/en gelegen, byna geheel verwoestte. De Ysdammen, de Watervloeden, daar fchrik en ramp baarende, fpelden aan eenige ftreeken onzer Gewesten een naakend onheil. Nymegen en de in het Kwartier dier Stad liggende Ampten, beefden op de maaren dier ongelukken. De Waal voor die Stad geraakte met den aanvang van Lentemaand los, het Ys reeds verzwakt en verminderd, dreef binnen kort beneden de Stad; dan de plaats van 't zelve werdt weldra vervuld door van boven komend Ys, 't welk de Rivier geheel bedekte, en in deszelfs fnelle vaard, dood Vee, Huisraad, en brokken van Wooningen mede voerde. Eene vertooning hoe akelig ook, die door den fpoed, welke dit Ys maakte, alle hoope gaf, dat de beneden Rivier open zynde een vryen doortocht zou verleenen. In deeze verwagting vondt men zich te leur gefteld. Het opgeftopte water klom langs hoe hooger; en verbrak met een yslyk geweld voortgeftuwd alle beletzels, en llroomde over de kruinen der dyken heen. Het gefchut der wallen van Nymegen maakte de Doorbraaken in de Dyken van 't Ryk van Nymegen en der Ampten tusfehen Maas en Waal en de Qverbetuwe aan de befchreienswaardige Landlieden bekend. Men vlugtte met tilbaare Haven en Vee, of moest, in 't bovenst van zyne wooning geweeken, de vernieling rondsom zich befchouwen, en alle oogenblikken vreezen, door XXIV. DOEK. I784>  ióo VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. J7Ö4. 1 i door den woedenden lïroom medegerukt te zullen worden, 't Beklaaglyk geval der geenen, die zich naby de Doorbraaken bevonden, en die de onverzaagdheid zelve geene redding durfde toebrengen. Menfchenmin was druk in de weer om hulp en verkwikking te verleenen, waar dezelve kon toegebragt worden. Zy ontzag geen gevaar, en eenigen kwamen te midden van hunne poogingen deerlyk om: terwyl de onverzaagdheid die ongelukkigen tragt hulp te bieden (*). Voor Zutphen borst, in 't laatst van Sprokkelmaand, de Tsfel los; en maakte het Ys, onder het wegdryven, een allerverfchrikkelykst geweld. De langzaam wasfende Rivier werd met eene ontelbaare menigte groote Ysfchotzen bezet. Het langzaam wasfen veranderde in een thel toeneemen des Waters, 't welk, op den derden van Lentemaand, een der Stadspoorten invloeide. De Dyk by 't Hoèndermst, bezweek, en het Water bruischte met toomloos geweld door deeze Dykbraak heen. Zo lang die woelende aandrang duurde, by welken de swaare Ysfchotzen, den koers der Ri/iere niet meer volgende, op 't land chooven en vernieling aanrigtten, was er weinig gelegenheid tot redding der om (*) Zie L. S to ppendaalPz. Bejpiegsiing over ten Watervloed, en de Doorbraaken der Dyken, n V Ryk van Nvmegen &c. in de Algtm. Vaderl. '^etteroeff'. VI. D. bl. 140. enz.  HISTORIE. 161 om hulp fchreeuwende buitenlieden; doch zo ras deeze eenigzins bedaarde was men onvermoeid in de weere om met alle Vaartuigen, die men bekomen kon, de noodlyd-nden te redden. Uit de nabyge'legene Plaatzen haalde men Menfchen en Vee, en bragt ze mZutphen, welke Stad, ondanks het toedammen eenigei poorten, op zommige plaatzen, zo dieponder water ftondt, dat men de daar woonenden met aaken het noodig leevensonderhoud moest aanbrengen. Dit voerde men ook toe aan de Landlieden der wyder afliggende Dorpen: die uit de daken hunner bouwvallige wooningen, mer. greetigheid de handen üitflaken en de toegebragte hulp met verrukking en dankbaarheid ontvingen (*). Dan een algemeener Tafereel van deezen Watersnood zsl hier voegen. Wanneer Int Ys, op 't einde van Sprokkelmaand, langs onze grenzen in beweeging geraakte, vleide men zich met een gelukkige uitkomst; doch toen een Ysdarrt by Rulhiiizeii; en eene andere in't Panderfche Kanaal, het Water in zynen geweldigen loop hadt gefluit begon eene gedugte verwoesting. Nu werd het water , aan beide zyden over de kruin der Dyken heen geperst, en welhaast viel eene zwaare Doorbraak ten Noorden in den (*) Kduwkeur'ge Befchryvlng der Overjlroomirig*n in den Jaare 1784 voorgevallen. By F. pti Does en j. dSlJonoh.' IX. IfKEL. L XXIV;- KOEK. 1784, Veelvuldige Döorbr«aken.'  'ifa VADERLANDSCHE BOEK. den Boven Spykfchen Schaar dyk; hier door werd de Oude Rhyn opgevuld eiï deszelfs dyken gefcheurd, terwyl de vloed de Polder der drie Dorpen, tusfchen denzelven en den Boven Waal gelegen, by Pander en inbrak, en dus den Tsfel opgezet hebbende, een deel van Veluwen Zoom aan de eene en van het Graaffchap Zutphen aan de andere zyde, zelfs over de dyken heen overftroomde. Dat Graaffchap werd daar en boven overvallen door het Water dat, den eerften van Lentemaand, door twee zwaareDoorbraaken, in den Bislykfchen lnlaagdyk naby Weezei gevallen, was ingedrongen9 naa dat het afkomend Dryfys tusfchen dat Dorp en de Stad Rees, was vastgeraakt.— Die beide vloeden zich vereenigd hebbende overweldigden, op den derden dier Maand , den Sneppelendyk, even boven Deventer, en daar door het Landfchap Overysfel: tegen de hooge gronden verhinderd, zich daar ter zyde te verfpreiden, viel het water op Zwolle aan, en brak door den Slaaperdyk by die Stad in de Mastenbroeker Polder. Het Zwarte water werd nu ook opgezet tot in het 'Riviertje de Vecht, dat mede, door het van boven afftröomend water, aangevuld, by Broekhuizen inbrak •, waar door het Éasfeltfche veld overftroomde, tot dat de vloed eindelyk, door het Zwarte Water , een hulpgat by Genemuiden geftooke-n, en de Ts/el zelf, langs Kampen in de Zuider Zee ontlast wierd. Aan  HISTORIE; i63 Aan de zuidzyde van den Rhyn veroorzaakten de Ysftoppingen, by Huihuizen , en in het Panner den fche Kanaal, tusfchen Kalkar en Millingen, en die by Rees^ en Bislyk, onder Xanten en Vynen. menigte Doorbraaken, waar van 'er vier '. alleen onder Millingen, een Foldertje var naauWlyks twee honderd morgen lands. gevallen zyn. Het water, door zo veele openingen, die alle oogenblikkeh wyder werden, aangevoerd, nu van binnen liooger gereezen dan de Waal zelve, beneden Huihuizen, overviel de Ooyfche dyken van de binnen zyde, en ontlastte zich door verfcheide braaken in die Rivier, welke egter ook beneden door Ysdammen geflopt al dien toevoer niet verzwelgen kon. Van daar dat, op deri eerften van Lentemaand, het Land tusfchen Maas en Waal op tien plaatzen, en het Ryk van Nymegen door dén zwaaïe Doorbraak, te Weurd, overftroomd wierden. Ten zelfden dage, werd eèrst de Neder-Betuwe op drie plaatzen by Och ten, de Over-betuwe op vyf by Bern. mei, Haalteren en Lent ingebroken. De vloed verfpreidde zich hier door tot in den Ticier Waard, en beneden door den Dief dyk geftuit, werd dezelve over de Lingedyken heen gedrongen, tot in de Graaffchappen Buur en en Kuilenburg, en voorts over de Hollandfche plaatzen, boven den Dief dyk gelegen tot aan Gorniohem toe; zo dat. al het Land tusfchcn de Waal en de Lek doorgaans zestien L 2 yoe» XXIV.; BOEK. 1784,  i&4 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. I7Ö4. voeten onder water ftondt. Niet dan langzaam werden de Landeryen door Gornichem, en de fluizen by Dalem, in de Merwe van het zelve ontlast. Hoe veel fchade, de gemelde Ysftoppingen in het Pannerdenfche Kanaal en in den Rhyn by Rees, en de daar door veroorzaakte Overftroomingen van het Graaffchap Zutphen, en den Ooy, daar ook toebragten, mogt aan dezelve het behoud van den Noordlyken Lekdyk en alzo dat der beide Gewesten Holland en Umcht toegefchreeven worden. Zo fpoedig kwam dit Vloed water aandruisfchen, dat de Opgezetenen der benedenfte plaatzen , by andere gelegenheden, naa de gewoone waarfchuwingstekenen van boven, veel al genoegzaamen tyd hebbende om hun Vee en Goederen te redden, thans wel anderhalf etmaal vroeger verrascht, naauwlyks, met agterlaating van alles, het leeven op de daken van hunne Wooningen of Hooibergen redden konden. Zeer weinig Menfchen kwamen, egter, in deezen uitgeftrekten Watervloed om: en zag men , gelyk niet zeldzaam by dergelyke omftandigheden,voorbeelden van byna wonderdaadige verlosfingen (*V Het (*) Van deeze veelvuldige Doorbraaken leevert eene keurige Kaart, geplaatst in de Berekening en Verantwoording der Liefdegiften, ingezameld ten behoeve der Noodlydenden, door de Overflrooming van ''sLands Rivieren in het Jaar 1784, uit welker Voorberigtwy dit Verflag ontleenden, een deerlyk vertoon.  HISTORIE. i6g Het welddaadig Medelyden, 't geen nog zo onlangs de verkleumde naaktheid gekleed, gekoesterd , de hongerenden gefpysd en tegen de ongemakken der knellende Koude de fchreiende Armoede befchut hadt, werd op 't hooren van zo veel leeds den Landgenoot door 't Water, in zulk eene uitgeftrektheid, overgekomen, op nieuw bewoogen. De inloopende tydingen uit die bezogte oorden de een de ander in befchreienswaardigheid overtreffende, deeden het hart van edele Menfchenliefde kloppen. Bereidvaardigheid, om door Geld, Voedzel, en de bezorging van andere Noodwendigheden, den Natuur- en Landgenoot, buiten fchuld, inde deerlykfte behoefte gedompeld, by te Haan, ontbrak zo min als immer by dergelyke nooden: van welke wy, in den loop onzer Vaderlandfche Gefchiedenisfen, tot ons leedweezen, maar al te dikwils moeten gewaagen; doch ons by dat jammer verheugen, ook altoos te mogen fpreeken van de Welddaadigheid der Landzaaten. Thans mogen wy het in eene ruimte doen, zo groot dat onze Jaarboeken geen voorbeeld van zulk eene Inzameling en Uitdeeling opleeveren. Hoe groot de Bereidvaardigheid was, wederhieldt de onzekerheid waar, in die £ algemeene elende, de hoogfte nood gele- D den werd, de verlegenheid aan wie de p Uitdeeling toe te vertrouwen, en hoed best te verhoeden, dat deeze niet dub.- \ L 3 bel, XXIV, boek. I7«4- Gereedheid om die Ongelukkiger!:e redden. De Inzaleling en itdeelinjj f hetDemement:s Oeco . ■ifchen 'aks tegun-  i/o VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. _ .-O . I704. Hoe veel byftands zy vonden, en op welk eene wyze zy de Uitreikingvolvoer- Kragtig werden die Heeren , in het begonnen werk, bemoedigd door de hulpvaardigheid van Menlchenvrienden, die, des verzogt, gereed Honden, en, zo door onderrigting, als medewerking, betoonden door den zelfden geest gedreeven te worden. Niets verzuimden zy om de Uitreikingen op de best mogelyke wyze te doen, en het Geld ten meesten oirbaar te belleeden. Spoedig Haakten zy daarom de afibheeping van Mondkost en Kleederen, zo om dat veele Arbeiders dagelyks werk vonden aan het herflcl der Dyken, als om dat zy van verfcheide plaatzen verzogt wierden liever het Geld te fpaarcn tot vergoeding van 't verlooren Vee, en het herllel der omgefpoelde en befchadigde Wooningen. Het hoogst gebrek werd, op de meeste plaatzen, aan Hooi geleeden. De Menfchen waren wel van nooddruft, tot onderhoud van hun leeven, verzorgd; doel) moesten het voornaam middel van hun voortduurend bellaan, hun eenige nog behouden fchat, hun, dierbaar Vee, van honger zien ukteeren. Zo groot was deeze nood, dat, waar djt voedzel door ien vloed was weggefpoeld, of bedorven, en hier door op zommige plaatzen, geen Hooi voor geld zelfs te bekomen, vermogenden zo wel als behoeftige Huislieden het Riet van de daken hunner wooningen plukten en het Stroo uit hunne bedden ten besten moesten geeven om hun Vee te behouden. Veel zeer yeeij  HISTORIE. &p veel moeite hadt deeze bezorging in, groote kosten gingen 'er mede gepaard; doch de dienst daar mede gedaan woog de moeite en kosten op, en fchoon, pp zommige plaatzen, aan welgezeeten Lieden, geen deel in 't aangevoerde Hooi kon geweigerd worden, maar tegen betaaling, hier en daar een weinig werd afgeleeverd, wanneer 'er genoeg was voor de Onvermogenden, zyn de penningen daar van gekomen,' weder tot andere behoeften der Armen befteed. Gelyk eenige Leveraars van Mondkost en Kleederen, door aanzienlyke kortingen op hunne Rekeningen, getoond hadden verre te zyn van inhaaligheid, ja blyken gaven van Menschlievenheid, ondervonden dc Inzamelaars dezelfde edel-r moedigheid in den aankoop van het Hooi. Een Huisman fchonk vier duizend Ponden, terwyl een ander Menfchenvriend , by het laaden van'zeker Schip verneemende, dat 'er niet genoegzaam was aangevoerd om hetzelve te vullen, vryheid verleende om het ontbreekende uit zyn Hooiberg te haaien, dit beliep negen duizend Ponden. Waar het Vee verongelukt was werd het vergoed. De weggefpoelde Huizen moesten vernieuwd, de meer of min befchadigde Wooningen herfleld worden: dit baarde groote verlegenheid . om de begrootingen der kosten te vinden: dan hier in werden de Verzorgers op de vriendlyklte wyze onderfteund. > Maar, dewyl dit omflagtig en netelig werk niet wel XXIV. BOEK. Vier Heeren Bezorgers bcga\ en zich na de overdroomde!Plaaczcu.  172 VADERLANDSCHE XXIV. boek. 1784. ) j 3 j i 5 f wel door Briefwisfeling kon worden af% gedaan, betlooten eenigen hunner die t'huis reeds zo veel tvds belteed hadden aan deezen arbeid ,^ich te begeeven na eene plaats zo na mogelyk in 't midden der Overftrooming gelegen, om met eenige Heeren, daar befchreeven, een mondgelprek te houden. Het Veerhuis by Beuzkhem, aan de overzyde van de Leky werd daar toe gekoozen. Vier Heeren Pauw, Vollenhoven, Craey. vanger en Valliant begaven zich derwaards, en waren op hun reis ooggetuigen van de jammerlyke verwoestingen door de Watervloed aangerigt. „ Niemand voorwaar," fchryft de laatst gemelde Heer, „ dan die deeze ver„ woestingen gezien heeft, kan zich daar „ van een denkbeeld vormen. Wy wer„ den daar, door eigen oogen, overtuigd, „ dat de kragtigfte uitdrukkingen, waar „ mede men, om het algemeen mededoo,„ gen op te wekken, den nood en da „ elenden getragt hadt in brieven af te , maaien, niet dan zeer flaauwe fchetr , zen vertoonden van een Tafereel, , welks akeligheid elk , die een men, fchen hart met zich omvoert, moest , doen te rugge deinzen. Driemaal al, thans, verlieten wy met betraande00, gen, de huizen, welker leemen wan, den doorweekt zynde en de horden , aan 't wyken gebragt, geheel waren , ingellort. Andere, llerker ge- , bouwd, waren door het water, dat vloe-  HISTORIE', i?s 5, vloeren en zolderingen tot elkander ge-'. j, perst hadt, eerst ter inwooninge on-: bekwaam gemaakt, en vervolgens door • het klotzen der golven van eene opene zee, zestien voeten boven den grond „ gelteegen, en door een feilen Noord5, Oosten Storm aangeftuwd, zodanig ge„ teisterd, dat de gemetzelde muuren en „ voetpylers, die de gebinten nog on„ derfchraagden, ook eindelyk voor het „ geweld bezweeken in puinhoopen ver,; keerd waren. Driemaal ontdekten wy „ de Hutkens, die, tegen den afgekolk3, ten dyk opgeflaagen, naauwlyks tot „ berging voor klein Vee gepast, daar „ de dyk ten bedde, en het deurgat te gelyk voor venfter en fchoorfteen die„ nen moest, geheele Huisgezinnen van „ elendigen bevatteden, welke zich, daar in, nu byna drie maanden lang, naa „ van alles beroofd te zyn, tegen de on„ gemakken der koude nagtlugt, gebor^ gen hadden, en waar nog eenige Vrouwen, in de bitterfte behoefte, met baarensnood hadden moeten worstelen. — ,, Wy zagen te Vmiren eene voorheen „ welgezetene Weduwvrouw, by eene „ Vriendinne, welke nog een gedeelte „ van haare wooning behouden hadt, ge„ huisvest, op de puinhoopen van haa„ re eigene weggefpoelde bitter fchrei„ jen; die ongelukkige moest, naar dien „ het Land, zo lang de hooge Rivier „ geene ontlasting gedoogde, en de mo„ lens niet maaien konden, nog zes en » der- «XIV.1 )OEK> 784*  in VADERLANDSCHE XXIV. BOEK. 3;84. Hunncvcrrigting aldaar. „ dertig duimen onder water ftondt, eri „ alles rondsom dubbel bezet was, dagelyks twee uuren wegs ginds en we„ dergaan, om twee Koebeesten, het „ eenige dat zy nog gelukkig uit den „ vloed gered hadt, de melk af te nee„ men tot onderhoud van haar leevenj „ en meer nog fcheen gevoel van den „ overlast, die zy haare Vriendinne dus lange hadt moeten aandoen, dan haar „ eigen ongeluk haar thans te bedroe- •s, ven. Groot, uitfteekend groot, „ was de Milddaadigheid onzer Landge„ nooten; zy was ook genoegzaam toej, reikende om het dringend gebrek te. „ vervullen; maar wy durven verzeke„ ren, dat veelen hunner, indien zy de „ elenden gezien hadden, die wy, hoe; „ zeer door veele berigten tegen derzel„ ver akeligheid gefterkt, daar befchóuw„ den, de volfte overtuiging zouden ge„ voeld hebben, dat onze opwekking „ van hun mededoogen welgegrond en „ hunne ruime giften onontbeerlyk ge-. „ weest zyn." 'Met de Heeren te Beuzichem beraamden zy de beste maatregelen tot den opbouw en het herftel der Huizen : en kondén zy Öen aanhoudenden aanzoek van verarmde Gemeentens om tot herftel eeliger openbaare Kerken, en van twee Roomfche Vergaderplaatzen, als mede tot iet bouwen van een Diaconiehuis te Ryswyk op eene hoogte, om byoverbooming ook ter berging van Menfchen é'rf  HISTORIE. Vee te dienen, eenige penningen te verftrekken, niet wederftaan. Hoe hoog die kosten ook liepen, vonden deeze inzamelaars en Uitdeelers, naa dat de Geilen van rondsom ingekomen waren, zich in ftaat gefteld om de Bedeeling nog wyder uit te ftrekken, tot vergoeding van gemis aan Gewas, bedorven, overftort, of weggefpoeld en vergraaven Land, verboren grof Huisraad, Koopmanfchap, of andere middelen van beftaan; de maat der toewyzin ge regelde zich na de behoeften. De ingezamelde fom, waar door zo veele elendigengered, en verarmden in hun doenherfteld werden, beliep 244433-13-14 (*)• Wy. (*) De opbrenging cener zo aanzienlyke fomme, wordt in de Rekening en Verantwoording der Liefdegiften, een onvolprcezen Gedenkftuk der Vaderlandfchc Milddaadigheid, niet alleen ; maar ook van eene voorbeeldlyk beftuurde Uitreiking, zeer naauwkeurig opgegeeven. Een overfchotvan 2263-6-14 is ovcrgebragt in de algemeene Kas van den Oecono' mifchen Tak te Haarlem. — Aan het Departement des Oecnnomiichen Taks te Amjierdam, werd op de Algemeene Vergadering, in den Jaare 1791 , een aanzienlek Gedenkftuk in Zilver aangeboden ter vereeuwiging deezer edelmoedige en loflyk uitgevoerde Onderneeming; doch hier voor werd, uit naam deezesDcpartcmcnts, bedankt, verklaarende niets anders bedoeld te hebben, dan alleen die Ongelukkigen de vrugtender uitfteekende Liefddaadigheid hunner hulpryke Landgenooten te helpen toedienen ; en thans volkomen voldaan te zyn , nu ook deeze Vergadering , hunne gehoudene Directie, in deezen,. met deszelfs goedkeuring vereerde. Algem. Komt- en Letterbode VII. D. bl. 67. ' XXIV; BOEK. Hoe veel zy inza- , melden»  ï?6 VADERLANDSCHE XXIV. hoe k. 1784. Voorzorge tegen de bcfnietlyke Ziektens in de overftroomdeftreeken. (*) Onder andere vindt men het bewaard in de Jilgtmeene Vaderlandfch* Ltttcroe£'emngen VI. Dt 11, St. tl. 666. Wy kunnen niet voorby om der Men** fchenliefde, waar zy op eene byzondere wyze uitfehittert, den verdienden lof te geeven, en moeten , daarom, met onderfchciding gedenken, aan de edelmoedige zgrge, die de beroemde Rotterdamfche Arts L. Bicker, ten welzyn der Bewoonderen der Overftroomde Landen deedt blyken. Die kundige Geneesheer, zo door voorbeelden naa voorige Overftroomingen, als door natuurkundige kennis, voorziende, dat de ongemakken, uit fchrik van 't vlugten voor den Vloed, uit Koude, Vogtigheid, Gebrek en Hartzeer eerst, vervolgens uit het drinken van bedorven Water, de Uitdampingen van rottige ftoffen, de vogtige Uitwaasiemingen der bovenkomende Landen, byzondcr by groote en langduurige Zomerhitte, zwaare en gevaarlyke of fleepen^ de Ziekten zouden veroorzaaken, en dat daar door de elende moest vergroot worden , vervaardigde een Opltel van Raadgeevingen voor de Bewoonders van overftroom* de Landen, en voor andere Landlieden om hun tegen Foor- en Naajaars Ziekten, Roten Galkoortzen en Roodenloop te behoeden, en 'er zich van te geneezen. 't Zelve werd door Dagtydingen wereldkundig gemaakt (*). Om hetzelve ter plaatze, waar  HISTORIE. *ftraar voor het meest gefchikt was te doen werken deedt de Commisfie Van den Oeconomifchen Tak die niets onbewerkftelligd liet, 't geen ten besten dier ongelukkigen kon ftrekken, eenige duizenden van die Opftellen op zodanig eene wyze drukken dat ze ten meesten gebruike van den Landman konden dienen, zonden dezelve aan de Gerechten, Predikanten, Schoolmeesters, Chirurgyns op en rondsom de overftroomde Plaatzen, en voorts aan de Opgezetenen zelve, zo verre zy ftrekken konden. Een Opftel 't welk een medewerkend middel in Gods hand geweest is; naardemaal 'er veel minder Ziektens, dan te verwagten waren, ontftaan zyn, en weinig Menfchen, aan de gevolgen der Overftroominge, geftorven (*). Groot waren de Geldfommen der Oost' Indifche Maatfchappye vétftrekt, fterk de ' Redmiddelen dezelve aangeboden en toe- ■ gevoegd (f); doch konden niet toereiken om de gaapende behoefte te vervul- j len. Bewindhebberen gingen deswegen-' hun Hoog Mogenden in Bloeimaand aan met een verzoek om een Onderftand van twaalf Millioenen Guldens, in drie tydperken, te mogen ontvangen, te weeten drie Millioenen vóór Hooimaand, drie Mil- (*) Zie meergemelde Rekening en Verantwoording Voorberigt bl XIX. Of) Zie onze Vadert. Bist. M. d. bl. 124. IV. d. bl. 340. VII. d. bl. 125 enz. IX. deel. M XXIV. boek. 1784. AanhouJ lende 3eldbeloefte der Oost-Indi'cheMaatchappyei  178 VADERLANDSCHE XXIV. BOEK, Bekrompenheidvan Geldmiddelenin de Indi- Millioenen vóór Herfstmaand, en de ove-" rige drie vóór Wintermaand. Uit den inhoud der overgeleeverde Hukken, met betrekking tot deeze Geldeifehen, blykt, dat de al te groote bekrompenheid van voorige Geldvorderingen, de eerfte aanleiding gegeevan hadt tot fchaarsheid der Penningen te Batavia: en dat onder gedaane Geldeifchen nog niet was mede gerekend het noodige voor den Handel in Bengalen en op de kust van Coromandel. Immers hadt de hooge Regeering van Neêrlandsch Lidie, by gebrek aan gereede Penningen, haare toevlugt reeds moeten neemen tot de alleruiterfte middelen, die, hoe gevaarlyk en fchadelyk ook voor de Maatfchappy, evenwel geenzins hadden kunnen toereiken om die Regeering uit den dringenden nood te redden. De hooge Intresfen der weinige Geldleeningen, die 'er nog te doen waren, hadden de Geldmiddelen der Maatfchappy aldaar zeer veragterd; ook was men genoodzaakt geweest om aan een nadeeliger voet van Wisfel plaats te geeven, wilde men het overfchot van den voorraad van Penningen te Batavia in de Kasfe der Maatfchappye aangeteld krygen op Asfignaüen in Nederland betaalbaar. Niettegenftaande al het drukkende en bezwaarende, 't welk uit die Geldleeningen en Wisseltrekkingen, voor de Geldmiddelen der Maatfchappy, zo in Indien als hier te Lande, noodwendig moest voort-  HISTORIE. 179 voortfpruiten, was de hooge Regeering aldaar bereids gedwongen geweest om een gedeelte van den Thee- en Peperhandel der Maatfchappye te Malacca, Palembang en Ranjermasfing, te doen lr.il.ilaan; als mede om de Koffy uit de Jacatrafche en Cherebonfche Landen, tot welker volkonaenene betaaling men geen kans meer zag, voor rekening der Leveraaren, opgefchuurd te laaten, en daar op flegts zo veel Gelds te verltrekken, als noodig was, ten einde de Regenten en Koffyplanters eenigzins in ltaat te ftellen om aan den gemeenen man zyn Dagloon te betaalen, en daar door, ware net mogelyk, het verval te voorkomen van eenen houw, thans aan de Maatfchappy ten uiterften voordeelig; de fchroomlyke gevolgen daar uit te dugten vielen elk in 't oog. De hooge Re-? geering van Indie was daar van dermaate overtuigd, dat zy hadt moeten bekennen, dat dergelyke flappen door dezelve gedaan niet konden geregtvaardigd worden, dan door den uiterlten nood, waar in men zich bevondt. — Ten naderen blyke van den fchroomlyken trap rot welke het gebrek aan gereede Penningen by die Regeering geklommen was, ftrekte haar onvermogen om op een Ambonfchen Geldeisch van één Millioen zes honderd en vyftig duizend Ryksdaalers, iets meer te verftrekken, dan flegts negentig duizend Ryksdaalers. Wanneer men bor ven dit alles in aanmerking nam, dat, M s in XXIV. 3 O.EK. [784.  ï8o VADER LAND SC HÉ XXIV BOEK. I784. 'Malaca, ten Haanven noode, tegen een aanval der Maleyers befehermd.. (*) N, Neder!, Jaarb. 17S4. bl. 98?» . in het Landfchap Ambon, de ryke Nageloogften der Maatfchappy gelchieden, en dat, wanneer men met de ontvangst en betaaling van dit voortbrengzel op dezelfde wyze moest handelen," als reeds omtrent de Koffy gedaan was, dan zag men ligt, hoe fterk het gevaar nog zou aangroeijen, dat vreemde handen weldra de vrugten van deezen Tak des Speceryhandels zouden plukken; een gevaar, 't welk bereids, door den inhoud van een der Vredesvoorwaarden met GrootBrittannje overgroot was, en deeze voor den Lande allerheilrvkfte Maatfchappy met eene langzaame kwyning en vervolgens met haaren ondergang bedreigde (*). Onze wapenen waren in dat Werelddeel niet ongelukkig geweest. De Makyers, zo men wil, aangezet door de Porti/geezen, vielen met eene fterke Krygsmagt aan op de Bezetting der Nederlandfche Oost-Indifche Maatfchappy op Malacca. Onverwagt was dit vyandlyk bezoek, en zo ontzettend, dat men te raade wierd, de noodige Schepen gereed te maaken, om die plaats, welke niet te houden fcheen, voor de weinige manfchap in vergelyking van het aantal der vyanden, te verlaaten; doch den reeds bykans bezweeken moed herneemende, en alle kragten infpanneiide, hadden zy het geluk, de aangedrongene menigte te doen  HISTORIE. 181 doen deinzen. Veel in volk verflerkt, daagden de Makyers, eenige dagen laater, weder op, en dreigden met ettelyke duizenden, gewapend met vergiftige pylen, de Bezetting, uk niet meer dan acht honderd man beftaande, te verdryven, of ten flagtbank te brengen; doch deeze tyd gehad hebbende om de noodige maatregels te neemen, en Gefchut aan land te brengen, floegen de aanvallers af, en vervolgden dezelven tot in hunne verfchansiingen (*). Bleef dus deeze plaats behouden, tydingen uit de Oost-Indien gewaagden van 1 behaalde bloedige Overwinningen. 'sLands J Zee-Capitein van Braam, derwaards met een Vlootdeel gelievend (f), be-1 lïreedt, in Zomermaand , den Koning van Riouw, met dien uitflag dat een Volkomen Zegepraal hem al het Gefchut van deezen Vorst, uit honderd zes en twintig Metaalen- en vyftien Yzeren Stukken beftaande, in handén ftelde; dat hy één en twintig Vaandels en Vlaggen, als zo veele Zegetekens veroverde, en een aantal van zeven en veertig, zo groote als kleine Vaartuigen, nevens alle de Magazynen en Verichansfingen aan de vlammen opofferde. Ontzettend groot en afgryslyk was het getal der Gedooden en Gekwetften des Vyands; zy wilden; É (?) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 418. (f) Zie onze V-adert. Hist. VI. D. bl. 140. M 3 XXIV. soek. [784, Ovcrwiniingen!oor vam Sraam in 'ndle beiaald.  182 VADERLANDSCHE XXIV. boek. I784. ; j 1 den geene lyfsgena hebben , en liever fneev c I) 8 t< fj h d $i 0 aoo VADERLANDSCHE voor de Qfficjeren, ten fpoedigften, mogen afgegeeven worden; ten einde zy den gevorderden Eed daar op zouden kunnen afleggen, 't Zelve werd tot onderzoek in handen gefield (*). De langzaamheid, waar mede veele zaaken toegingen, de weinige uitwerking, welke zyne voorgeflelde Plans hadden, als mede de veelvuldige gebreken waar aan d.e Maillebois het beheer der Krygszaaken onderheeviV vondt bevoogen hem tot het doen van een Voorag by de Algemeene Staaten om, in len tegenwoordig hachlyken toelland '.en Bureau Militair, een Comptoir val tirlog een Militair Departement, of een ieftuurenden Raad op te rigten, waar in le zaaken tot den Kryg behoorende, ge•ragt, onderzogt, overwoogen en daad- ?i!er u"v°f.ringe zouden ^"bevolen, | bewerkftelhgt worden. , Eene Vergadering van kundige Mannen, onder reik een Tytel ook, bezield met een nvermoeiden yver voor het Gemeeebest, zonder baatzugt of eigenbelang Ityd werkzaam, wier pligt het was na S gaan, te overleggen, en uit te voe:n, wat tot den Capitein Generaal bekorde ,. oordeelden veelen hoogstnooig, en in geenen deele ftrydig met diens ;aare belangen of gezag: dewyl een Komg van Frankryk en van Pruisfm hunne Raa* {*) Refol. Gen. ig. April 17,85.  HISTORIE. 20t Raaden van Oorlog hadden ; als mede geenzins gefchikt om de Regten van den Hoogen Souverain, of die van den Raad van Staaten in 't allerminst te krenken. Anderen zagen die noodzaaklykheid niet en vonden veel te berispen in de fchets door den Heer de Maillebois daar van ontworpen (*). Een uitgebragt Verflag van de.Heeren benoemd om deeze Voorftellen des Generaals te onderzoeken, was niet gunftig om dezelve aan te pryzen (f). Staaten van Holland die reeds in Louwmaand gefprooken hadden om, naar het voorbeeld van vroegeren tyde, Gecommitteerden te Velde te benoemen (§), 't geen eerlang de goedkeuring van Friesland; Overysfel, Stad en Lande, en Gelderland wegdroeg, waren van gevoelen, dat de ftaat waar in het Directieweezen van de Militie zich thans daadlyk bevondt, eene nadere Voorziening ten nutte van den Lande volftrekt noodzaaklyk maakte; 't zy dat de zaaken weder gebragt werden op den oorfpronglyken voet, 't zy dat 'er anders een Departement Militair werde öpgerigt, mits dat hetzelve als dan door de Bondgenooten zodanig werd gevolmagtigd, dat dit nieuw vastgeftelde Departement, aan het oogmerk van deszelfs inftelling wee- zen- (*) Refol. Oen. 8. Jnny 1785. Refol. van Hol/. 9. Juny 1785^ N. Neder!. Jaarb. 1785. bl. 833, test van den Neder-Rhyn VII. D. bl. 435. (f) Refol. Gen. 5. July 17S5. W Refol. Gg», 10. Jan. 1785. N 5. XXV. boek. 1785. Hollands :n Fries'artds oorleel daar )ver.  202 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. 1785. M.mli.e- ïois bezig tigt de Grenzen. zenlyk kon voldoen: dan oordeelen zy des aangaande geene nadere bepaalingen aan de hand te moeten geeven; vóór dat de Bedenkingen des Capiteins Generaals van de Unie, op den Voorflag des Graaven de Mmllebois, van wegen htm Hoog Mogenden gevorderd waren: waar op zy aandrongen, en een fpoedige bewerkftejüging van dit ftuk verzogten; waar in de Afgevaardigden van Frieiland met huninftemden (*). De Zeeuwfche Steden wilden ook dien weg op; doch de Heer van Lynden, verklaarde voor den Eerften Edelen, hier in niet mede te ftemmen, het veel gefchikter oordeelende, dat het Verflag der Algemeene Staatsvergadering op dit ftuk werd onderzogt (f). By het inleeveren van dit Ontwerp ftel'de de Graaf de Maillebois voor, om, daar zyne tegenwoordigheid in de Hofplaats geheel geen nut deedt, geduurende het raadpleegen over 't zelve, een reisje na de Grenzen te doen, die in perfoon te bezigtigen, 't geen hem zou in ftaat ftellen om zyne plans met jjaeer gronds van plaatslyke kennis, te beraamen. Hy deedt van zyn we- dervaaren en bevinding eerlang een kort fchriftlyk verflag aan hun Hoog Mogenden, en zy hadden het genoegen te verneemen, dat de Vestingwerken en de Bezettingen der Steden, door hem be- zogt, (*) Refol. Gen. 5 en 25 July en 30 Aug. RejV. van Holl. 26 Aug. 1785. 4f) Kot, van Zeel. 15. Sept. 1785.  HISTORIE. 203 zogt, zich in een gunfligen ftaat bevonden, Op zyne reize na de Grenzen, waar voor hem, buiten de Reiskosten , dertig Guldens daags werden toegelegd, met bepaaling dat hy dit zelfde zou trekken telkens als hy reisde op last van hun Hoog Mogenden en den Raad van Staaten, was hy over 't Grondgebied van den Keizer getrokken, 't welk de Bevelhebber der Stad Ruremonde, in hegtenis deedt zetten (*). Om het Legioen,'t geen onder den naam van Maillebois ftondt opgeregt te wor den , ruim 3100 Man fterk, voltallig tekrygen vorderde de Raad van Staaten 514904 Guldens voor de Aanritsgelden, en hun Hoog Mogenden zonden deeze Vordering, niet een aanfpoorenden Brief, aan de Gewesten. — Drie plaatzen werden tot verzameling van dit Legioen opgegeeven. Ryswyk voor de Jaagers te paard, welke de Generaal onder zyn eigen oog wilde opgerigt hebben; het Pesthuis te Rotterdam voor de Jaagers te voet en de Compagnie Artillery; en de omliggende landen van Nymegen voor de Fufcliers. Dan die Generaal verzogt eerlang, tot voorkoming van het wegloopen desKrygsvolks, verlof om zyn Legioen in de eene of andere Vesting in bezetting te mogen leggen. De Stad 's Hertogenbosch werd hem ten dien einde door hun Hoog Mogenden aangeweezen. Het getal der StafCO Refol. Gen. 27 Juiy en 16 Dec. 1785. N, Nederl Jaarb. 17&5. W. 833. 937. XXV. BOEK. 1785. Befchikkingen op zyn Legioen. Tot Gouverneur van Breda aan/, gefteld.  fi Naamlyk, dat door hun Ed. Groot Mogenden, voor altoos, zou worden bekragtigd en gellooten de Overeenkomst wegens het Tranlitoir der Goederen van de Stichtfche Ingezetenen, op den vier en twintigllen van Hooimaand MnccExxvnr aangegaan. Dat de Gefchillen en Geregtshandelingen raakende de Polders en Waterfchappen in of over Holland uitwaterende, by Provocatie, niet meer zouden gebragt worden voor den Hove van Holland, voor zo verre daar in Stichtfche Ingezetenen en Gronden zouden mogen betrokken weezen; maar dat dezelve aan den bevoegden Regter, binnen het Sticht, zouden worden overgelaaten. —L En, eindelyk, dat door hun Ed. Groot Mogenden zou worden verklaard, dat, ingevalle de Provincie van Utrecht en andere Provinciën , onverhooptlyk door den Vyand mogten worden ingenomen, hun Ed. Groot Mogenden, by derzelver Ontruiming, het daar voor zouden houO 2 den XXV. BOEK. 1785.  sis VADERLANDSCHE XXV. boek. i7ü5. den als of dezelve by de Unie, en alle de Voorregten daar aan verknogt, waren verbleeven, en zorg draagen dat zodanige Provinciën, deswegen niet benadeeld of verkort wierden. Deeze hielden zy in nader overleg (*). Wanneer Gedeputeerde Staaten 'sLands van Utrecht zich zeer huiverig en ongeneegen betoonden, ter inwilliginge van de voorwaarden op welken de Verfterking van de Linie aan de Grebbe werd toegeftaan, en daar toe niet fcheenen te zullen kunnen bewoogen worden, zonder eene volle toellemming van deeze drie Voorftellen, drongen Gecommitteerde Raaden by Staaten van Hol/and aan op derzelver inwilliging, uit'hoofde van de noodzaaklykheid van de verdeedigbaaren ftaat dier Linie, wegens welken men van de Stichtfche zyde herhaalde voorftellen deedt, als van het hoogfte belang voor die beide Gewesten. —Dit hadt ten gevolge, dat hun Ed. Groot Mogenden de twee laatfle Voorftellen geheel toellonden, en ten aanziene van het eerfte bepaalden, dat de Overeenkomst, nopens het Tranfitoir, in 't Jaar mdcclxxviii aangegaan, en in 't Jaar mdcclxxxii voor den tyd van drie Jaaren verlengd, zich tot de eerstkomende vyftien Jaaren zou uitftrekken. Alles onder uitdruklyk beding dat Staaten van Utrecht aan de gedaane ei- fchen (*) Refol. ven. Holt. ao. Jan. 1785.  HISTORIE. ai3 fchen zouden beantwoordden (*). Zo zeer toonden Staaten van Utrecht zich gefield op het voor altoos bekragtigen deezer Overeenkomst, dat zy van het toeftaan of weigeren, de geheele zaak der voorgeflaagene gemeenfchaplyke Verdeediging, lieten afhangen: dit bewoog die van Holland om, indien het Voorflel van veertig jaaren, niet mogt baaten, dit Ruk op te geeven en de ontworpen gemeenfchaplyken flaat van Verdeediging te fluiten. De Steden Delft, Schiedam en Schoonhoven zagen het tweede lid deezes Staatsbefluits aan (f). Staande de Onderhandelingen over de verzorging van dit Bolwerk der beide na aan elkander, grenzende Gewesten, waren Staaten van Utrecht die van Holland aan met een ander Voorflel. Zy konden voor hunnen Nabuur en Bondgenoot niet verbergen, dat de weerlooze flaat, waar in de Republiek zich ■ voor al aan de zyde van de Land Gewesten bevondt, onder de In- en Opgezetenen van het Sticht, groote bekommernis en vreeze veroorzaakte , dat het ligte Krygsvolk des Vyands, in 's Keizers Leger zeer talryk, deszelfs invallen onbefchroomd tot in dit Gewest zouden kunnen uitflrekken, al ware het alleen om te rooven, I te plunderen, en den buit mede te flee- pen, £*) Refol. van Hol!. 16. Feb. 1785. (f) Refol, van Holl. 20. Mey 1785, 03 XXV. BOEK. 1785. Voorflel van Utrecht aan Holland , over het neemen van Waardgelders.  2ï4 VADERLANDSCHE XXV. boek. 1785. pen. Wel hadden zy getragt daar tegen te voorzien, door tot eene algemeene Wapening van alle de In- en Opgezetcnen des ütichts te befluiten, en de noodige Schikkingen daar toe te beraamen; dan de zwaarigheden en hindernisfen, welke dezelve tot hier toe op de meeste plaatzen hadt ontmoet, gaven hun weinig hoope, dat dezelve, immers met den vereischten fpoed, dien 's Lands nood fcheen te eifchen, zou kunnen worden volvoerd. Zy hadden vernomen dat de vermeerdering van 's Lands Krygsmagt flaplyk voortging, en dat dezelve, fchoon tot volkomenheid gebragt, op verre na niet toereikende zou zyn tot de bezetting van alle Fröntieren van den Staat. Onder het peinzen op middelen, tot veiligheid hunner Ingezetenen en derzelver gerustftelling, hadden zy niets beters weeten uit te denken, dan het Plan door hun Ed. Groot Mogenden, in den Jaare mdccxlvii, voorgeflaagen en door Staaten van Utrecht onmiddelyk omhelsd, de Aanwerving naamlyk van eene LandMilitie op den voet, zo veel dienltig zou geoordeeld worden, van de Waardgelders, waar van hun Ed. Groot Mogenden een getal van ioooo en Staaten van Utrecht iooo zouden aanwerven. Deeze Aanwerving zou, huns oordeels, om die van 'sLands Krygsvolk in de Steden niet te verhinderen; ten Plattenlande behoo- ren te gefchieden. ■ Zy vleiden zich, dat, wanneer dit Plan, met fpoed uitgevoerd  HISTORIE. sis voerd en inmiddels de Linie aan de Grebbe in ftaat van Verdeediging kon gebragt worden, daar door, met behulp der Burgeryen en anderen, die zich vrywillig daar toe zouden aanbieden, en van zodanige Militaire Magt, welke men als dan zou kunnen bekomen, niet alleen Hel land en Utrecht tegen Strooperyen zouder gedekt; maar ook een vyandlyk Leger, ingevalle het onverhoopt zo verre mogt doordringen, gefluit, althans een gerui men tyd zou kunnen tegengehouden worden. Deeze voorflag bleef by Holland in overweeging (*). In Hooimaand gaf de Capitein Gene^ raai aan alle de Bevelvoerende Officierer van de Regimenten Cavallery, Infante ry, Dragonders en Artillery, als mede van het Corps Mineurs, last, zich t( voorzien van de noodige Paarden, Kar ren of Wagens, om zich gereed te maa ken om, op 't eerfte bevel, te kunnei uittrekken; en voorts aan zyne Hoogheic berigt te geeven of zy van de noodig< Tenten en verdere Veldbehoeften reed: voorzien waren, of wanneer zy daar me de gereed zouden zyn. De Stadhouder vervoegde zich, te mid' den van Hooimaand, met haare Koning lyke Hoogheid, de vorstlyke Kinderen, den Generaal Major van der Hoop. en verderen Hofftoet, na Breda. Staat lyl (*) Refol. van Holl. 26. Jan. 1785. O 4 XXV. boek. Bevelen van zyne Hoogheid ' tot het g«! reedmaa; ken des Le» . gers- 1 \ Zyne Hoogheid te Breda.  aicT VADERLANDSCHE XXV. BOEK Bergen op den Zoom inftaatvan tegenweer felteld. lyk was de inhanüng; niet minder dan drie en zestig Kanonfchoten verwelkomden het Vorstlyk Gezin, 't Welk de gëwoone Begroetingen ontving, en op 't Gouvernement een prachtig middagmaal gereed vondt, waar toe alie de Heeren Hoofd-officieren genoodigd waren. ■ öp de Heide by Oosterhout woonde zyne Hoogheid de Wapenoefeningen eens Regiments Ruitery by, en deedt Wapenfchouw over het Bataillon Zwitzerjche en het Bataillon Hollandfche Gardes. — Men maakte te dier Stede, en elders, fchikking op het uittrekken des Krygsvolks, in gevalle de 'Keizerfchen mogt en aanrukken (*). Reeds in \ Voorjaar hadt men te Bergen op den Zoom, de Brug van de Linie weggëbrooken, de openingen in de Wallen toegemaakt, en de Boomen, onder het bereik des Gefchuts, om verre gehakt. De Bezetting dier Grensvesting beliondt, in Oogstmaand, uit vyf Regimenten Voetvolk, één Regiment Dragonders, benevens ééne Compagnie Artilleristen en Mineurs; doch van deeze Regimenten waren eenige Manfchappen en Officiers na Lillo, en de bygelegene Vestingen, gezonden. De Wagten waren, in deeze tydsomliandigheden, vermeerderd, en behalven de Poort- en Hoofdwagten, ook de Bedekte Weg en eenige der aangelegenfte Buitenwerken bezet. Het Kanon , (*)N. Neder/. Jaarb. 1785. bl. 928. 1317.  HISTORIE. ziT non, 't welk, met andere Krygsbehoeftens, dagelyks uit Holland werd aangevoerd, plantte men op de Bastions, Ravelynen en andere Vestingwerken (*). Te Maaftricht bleef men, by aanhoudenheid, op 't yverigst arbeiden om die Vesting, meer en meer, in een ontzagJyken ftaat van tegenweer te brengen." De talryke Bezetting bevondt zich zeer gemoed , de nieuwe Gouverneur Prins Ére d erik van Hesfen-Kassfel lag grooten lof in door zich van zyn post te kwyten, en het Krygsvolk in een werkzaamheid te houden, als of men groote Rrygsbedryven te wagten hadt (f). Reeds vroeg in 't Voorjaar vermeldden de Nieuwspapieren, hoe een egt berigt van een Gekroond Hoofd inhieldt, dat de Hertog van Brunswyk Wolfenbuttel, thans te Aaken, geheime en' ongeoorloofde Brief wisfeling in Maaftricht' hieldt, en die Stad, door Verraad, in: handen van den Vyand poogde te keveren. De Rhyn-graaf van Salm, als Ontdekker en Verfpreider van dit fchriklyk nieuws bekend geworden, tot nader ontvouwing opgeroepen, beleedt, dit uit den mond des Konings van Pruis/en verftaan te hebben. By gedaan onderzoek bleek genoeg, dat die Vorst met den Rhyn-graaf daar over, by wyze van gefprek, iets gezegd; maar het geenzins als (*) N.'Nederl. Jaarb. 1785. bl. 549. 984. (.f) N. Neder!. Jaarb. 1785. bl. 885. 1186. O 5 XXV. boek. 1785. Desgclyks Maa- Qr'tcht. Dc Hertog iVYK van :en tecleg >m MaaIricht)ver telc.'eren bechuld.igd.  ai8 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. 1735. als eene zekere zaak opgegeeven hadt. De Koning toonde zich gebelgd, in dit geval genoemd te zyn als de rol van een Verklikker fpeelende. Gewigts genoeg Helden hun Hoog Mogenden 'in 't geen zy vernomen hadden, om den Fiscaal van de Generaliteit Tullingh van Oldenbarneveld na Maaftricht te doen vertrekken, tot het doen van Onderzoek. Zeeland wilde, om het aanbelang der zaake, nog één of twee Heeren, nevens deezen Heer benoemd hebben (*). — Weinig dagen naa diens aankomst liep 'er een algemeen gerugt, dat menden Heer vanSlype, Vice-Hoofdfchout van Maaftricht, verdagt hieldt, wegens verbodene Briefwisfeling met denHertog te Aaken. Het vermoeden vondt zo veel gronds, dat de Fiscaal van hun Hoog Mogenden last kreeg zich van de Heer van Slype te verzekeren; men verzegelde alle diens Papieren, en hy werd, in zyn eigen Huis, naauw bewaard , en allen bezoek, ook dat van zyne Familie , hem ontzegd. In de Brieven by den Heer van Slype gevonden, ontdekte men niets, waar uit men tot een gefmeed Verraad van de Stad Maaftricht zou kunnen befluiten. Naa eenige weeken zittens, en het dreigen eener ftrenge Regtshandelinge, werd hy vrygefprooken en ontilaagen (f). De (*) Nor. van Zeel. 11. Maart 1785. (f) Hoeveel de tusfchenfpraak des Keizerlyken Gezants te Parys daar aan toegebragt, kunnen wy niet be-  HISTORIE. 219 De Gouverneur van Maaftricht zag met geen onverfchillig oog de naauwe Briefvvisfeling aan, welke van daar op /laken plaats hadt, en fchreef men aan deeze toe, dat twee Schepen met Hooi voor de Bezetting gekogt, reeds digtbydie Vesting genaderd, egter, door een Major en een bende gewapende Boeren, ophetZ«//efche Grondgebied, aangehouden wierden. /.yne noogneia, nier van Kennis Krygen- c de, !?ce -w ' bepaalen. TSr blyft in deeze zaak niet weinig duister»;. Men zie daar over History of the 'internat affaires of the United Provir.ces. ErOm the 1'ear 1780 to the commencement of the hoftil'ities, in 1787 p. 99. Post van den Neder-Rhyn VII. D. bl. 9. A. L. Schlözer. Verdeediging des Hertogs II. D. bl. 117. enz. A'. Neder'. Jaarb. 1785. bl. 409. Met gclyke duisterheid is omgeeven, de veel gerugts en gefchryfs verwekkende toeleg om den Hertog van Brunswyk, door hst of geweld, van zjne Papieren te ontzetten. Wy ftippendit enkel aan, e»verzenden, om een breeder Verflag, den Lcezer tot de JVa&re alum bekende Proceduuren, betrekkelyk tot het pretens geformeert Complot om den Hertog van diens Papieren te berooven met alle de flikken daar toe behoorenden den Post van den Neder-Rhyn VIII. D. bl. 685. enScH lozers Verdeediging des Hertogs II. D. bl. 140. Zo veel gaat zeker, dat, wegens deezen Toeleg, dezelve zy dan waar ofvalseh, te Aaken verfcheide Perfoonen in hegtniis zaten ; maar dat de Heer Va renchan de St. Genies, voor den Hoofdbelcider gehouden, het ontkomen was. Dat de Regters van die Ryksftad, aan die van Dordr recht eenige Artykelen overzonden uit dc Vraagen en Antwoorden van hunne Gevangenen getrokken, verzoekende, dat op de gezegdensen daaden, daarin vervat, de Heer de Gyzelaar, Penfionaris dier Stad, zou ondervraagd worden. Een der Gevangenen, de Baron d'Arras, hadt bekend, uit zekeren Va- XXV. BOEK. f7.85. Schepen net II00 sp het Luikfche langebouden en we  S.2Q VADERLANDSCHE XXV. B O EK. Schansfer »»n de Schelde van Leeftocht en Verkwikkingendoor byzonderePerfoonen Voorzien. VarenchandeSt. Genies, gehoord te hebben , dat eene Commisfie, en in 't byzor.der de gemelde Penfionaris, den gewcezen Veldmarfchalk van zyne Papieren zogt te berooven. N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1585. (*) Refol. Oen. 21. Feb. 7. 14. en 16. Maart. N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 985. de, fchreef onmiddelyk aan hun Hoog Mogenden, en verzogt gemagtigd te worden, om die Schepen met geweld, derwaards te doen brengen. Dan het fchynt, dat hun Hoog Mogenden, door dusdanige voorvallen zich van hunne Vredelievende gevoelens niet wilden laaten aftrekken: immers men verzekert, dat zy, op de berigten van deeze aanhouding, aan hunnen Staatsdienaar te Luik bevel lieten afgaan, om den Prins Bisfchop te verzoeken tot het aanwenden van deszelfs goede dienften om 't ontflag dier Schepen; terwyl zy van dit voorval, ten gelyken tyde, het Franfche Hof berigt gaven. De Schepen werden eerlang vrygegeeven (*). Aan de Schelde waren de Schansfen reeds, zints den beginne der Onlusten met den Keizer, van Manfchap en allengskens van Krygsbehoeften voorzien. Dan het fchynt, dat de Leeftocht 'er fchraal moet omgekomen weezen, althans de Bezetting te Lillo zag, in Sprokkelmaand, met het uiterile genoegen niet alleen verkwikkende Ververfchingen van een menschlievend Genootfchap te Amjierdam aan- voe-  HISTORIE, aai voeren; maar ook volftrekte Leevensnoodwendigheden, Vleesch,Spek, Bier,Gore, Erweten, Scheepsbrood, Aardappelen, Zout, en andere Behoeften als Steenkolen, Takkebosfchen, en ontving de Bezetting op het Fort Fredrik Hendrik dergelyke Leevensmiddelen, met e'en voorraad van Verfnaaperingen. De Nieuwspapieren, deeze Nederlandfche Weldaadigheid vermeldende, waren vol van de leevendigfce dankbetuigingen en verklaaringen van de groote verpïigting aan die edelmoedige Menfchenvrienden verfchuldigd. De Beweldaadigden hoopten zich alleszins zo te gedraagen, dat hunne Weldoeners, (overtuigd van den behoeftigen Haat, waar in zy zich zonder deeze Vaderlandlievende toereiking zouden bevinden,) niet op zouden houden hun, van tyd tot tyd, met het zenden van verkwikkende Mondbehoeften te voorzien; wenlchende dat de berigten ten aanziene van den overvloed, welke men meende dat in onze Vestingen heerschte, met de waarheid overeenkwamen. — Dusdanige betuigingen, geenzins tot lof ftrekkende van hun wien de bezorging des Krygsvolks was aanbevolen, ontmoeten veel wederfpraaks. Men beweerde, dat het een voorgewend gebrek was, en dat de Dankbaarheid alleen Riekte om de Weldaadigheid uit te lokken tot het zenden van Overvloed, waar van men het fchandelyk gebruik maakte om met de gezondene Waaren handel te dryven. XXV. BOEK. 1785. Of dit noodig ware betwist.  222 VADERLANDSCHE XXV. boek 17%. Klagten Van Palt Beyeren overdeOr. dcnvatcrzettiugvan het Ravenfieinfche. Overeenkomst om by Sas van ven. Mogelyk is het, dat ten eenigen , tyde , de ryklyk, aangevoerde goederen gelegenheid gaven tot zulk een misbruik; maar over 't algemeen, gelyk wy uit egte befcheiden weeten, kon de daar in Bezetting liggende Krygsman, deezen toevoer, zo hy denzelven niet hoogstnoodig hadt, zeer wel ten oirbaar gebruiken (*). 6 y Tot verdeediging der Stad Grave deedt 'de Generaal Baron van Monster, . de omliggende Landen onder water zetten. waar door zeven Dorpen, van de Heerlykheid Ravènflcin, toebehoorendeaan den Keurvorst van den Pahz, veel leeden. De Heer Cornet, buitengewoon Gezant vau Paltz-Beyeren beklaagde zich deswegen, op last van zyn Hof, in Grasmaand, by den Voorzittenden Heer van hun Hoog Mogenden, den Raadpenfionans, en den Griffier Fa gel, met verzoek , dat zy de aftapping des waters van dat Grondgebied, of, indien die Ovcrftroomiiig noodzaaklyk mogt weezen, behoorelyke ichadeloosltelling aan de Ingezetenen van het Ravenftehifcfjczoxxdm bezorgen. Tot het eerst werd last gegeeven (f). De-Overftrooming van zoutwater gedaan om Sas van Gend en Philippine'"te ver- (*) Post van den Neder-Rhyn, Vil D bl 82 m 195. N. Neder!. Jaarb. 1785. bl.'9§6. Medegedeelde Bcrtgten. (f) Refol. Gen. 14. en 20. April 1785. N. Neler. Jaarb. 1785. bl. 999. en 12-49.  HISTORIE. £23 veideedigen, ftelde de Nederlandfche In gezetenen, in de omliggende plaatzer woonende, bloot aan verfcheide rampen. onvermydelyk volgende uit den ftillland én verrotting dier zoute wateren; in gevolge van die zelfde Overltrooming vonden zich de Onderdaanen van zyne Majefteit den Keizer, grenzende aan 't gemelde Grondgebied, in lbortgelyk onheil ingewikkeld: dewyl dezelve de Ontlasting des waters ftremde. Het gemeene welzyn der beide Mogenheden vorderde het beraamen van middelen, tot voorkoming van die ongelukken. De Landgraaf van Hessen-P hilipstal en D. A. van Plettenberg, Bevelhebbers der bovengemelde Vestingen van den Staat, en de Ridder J. E. Diericx, Commisfaris van zyne Majefteit, hier toe gelast, trolfen eene overeenkomst, om de noodige ontlastingen te bewerken, en de zoute Overftroomingen met zoet water, tot eene bepaalde, hoogte, te verwisfelen, en alles wat dit den Landman verligtend bedryf kon verhinderen, voor een bepaalden tyd, te weeren. Deeze Overeenkomst met den aanvang van Grasmaand aangegaan, was met het begin van Bloeimaand volvoerd (*). De Schelde bleef tutf:hen Lilh en Saf-1 tingen met verfcheide Gewapende Sche- \ pen, Fregatten, Kotters en Hoekers be- f zet. 1 (») N. Nederl. Jaarb. 17S5. bl. 405. 989. 124$. XXV. boek. 1785- Gend en Philippine het zout water af te tappen. )e ScheJ'e door )orIog;hepeneveiligd.  XXV. boek. Ontzettende tydingen wegens de san marsch ricrKcizerfchen. ( Zeeland weigert het uittrekken ] des Krygs- ^ ToJks. 1 1 i I ] (*) N. Neder!. Jaarb, 1785. W. 985. 1324. (t) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1324. 1325,; es4 VADERLANDSCHE zet. Grootere Schepen van Oorlog bewaakten de Zeemvfche Stroomen, onder het Opperbevelhebberfchap des Vice-Admiraals van Reynst (*). Met Herfstmaand vermeerderden de ontzettende tydingen wegens het aannaderen des Krygsvolks van den Keizer; waar Dp veele lnwooners van Cadfant, met hunne tilbaare Have na Zeeland de wyk ciamen , om zich niet bloot gefteld te vinden aan den eerllen inval der woelende Krygsbenden. De Krygsbezettingen van Bergen op den Zoom, Veere en Vlisfingen , als mede de ligte Troepen 3es Rhyngraafs van Salm ontvingen bevel van den Capitein Generaal om na Staats-Vlaanderen te trekken; Veere en Vlisfmgen zouden ieder tot op vyftig Man mtbloot worden. Wanneer de Patenten tot den afmarsch dier Manfchappen by Gecommitteerde laaden van Zeeland werden ingediend om laar op Attaché te verleenen , verwee:en zy zulks na Staaten van Zeeland ^ vier befluit viel om dit Kiygsvolk niet ïit Zeeland te laaten trekken , zo lang iet niet door ander zou vervangen wee- :en (f). De Capitein Generaal hadt n 't begin van Herfstmaand, Patenten gegeeven tot den uitmarsch der meeste vrygsbenden te Vlisfingen en Veere irt Be-  HISTORIE. 2«5 Bezetting liggende, na het Land van Cadfant, en waren daar op, hoe zeer met tegenfpraak van den Heer van Lynden den Eerlten Edelen verbeeldende ,inge volge van het Staatsbefluit van elf Maart des Jaars mdcclxxxiv Attachés geweigerd. De gevreesde Inval in 't Land van Cadfant, waar van de Collonel de Schepper uit Sluis in Vlaanderen Staaten van Zeeland kennis gaf, deedt hem telfens verzoeken om de noodige Attachés op de Patenten te voorën, geweigerd ! dewyl dit volk het. naaste by de hand was, om zo veel mogelyk eene Verrasfing te beletten. De Heer van Lynden vernieuwde daar op zyn aanhouden om deZelve, te verwerven, hét gevaar, 't welk uit het niet verleenen mogt voortkomen voor rekening laatende der Staatsleden, die met een groote Meerderheid by het genomene Béfluit bleeven: deWyl de redenen tot het niet uitgeeven, het te zeefc ontblooten van Zeeland, nog bleeven ftand houden. Nadere berigten, wegens deri aanmarsch der Keizerlyke Krygs benden , en de verklaaring van zyne Hoogheid, „ dat het oninogelyk was goedé Arran„ gementen te maaken tot' de Defert„ fie, indien de Patenten niet gerelpeci, teerd wierden," baarden geene verandering, dta het Befluit, om die ontrustende tydingen, en het Voorflel van zyne Hoogheid, te zenden aan een en het zelfde Commisforiaal Befogne te houden met eenige Heeren uit den Rsad en het ColIX. deel. P legie XXV; BOEK, 1785.  &26 VADERLANDSCHE XXV. boek. 1785. 1 i 1 J i 1 , < 1 \ legie ter Admiraliteit in Zeeland, mitsgaders ten by weezen van den Vice-Admiraal Reynst, om in't zelve te onderzoeken , welke middelen in 't werk zouden kunnen gefield worden, zo tot de algemeene Verdeediging van Zeeland; alsvan deszelfs Frontieren, en daar van een Plan te beraamen. Dit werd ontworpen. Men zogt de Eilanden Walcheren en Zuidbeveland, als mede het Land van Cadfant, te dekken door dc fchikking van Gewapende Vaartuigen, en het verzorgen der Batteryen van het noodige ter afweeringe eens eerften aanvals, die te meer te dugten fcheen, uit hoofde der berigten van groote Oorlogstoebereidzelen te Antwerpen gemaakt, en van het oogmerk Dm van de Schelde na beneeden af een Brigantyn te zenden, voerende de Keiserlyke, Franfche en Engelfche Vlag. — De aandrang van den Directeur Generaal du Moulin, tot het Bevelhebberfchap n Vlaanderen benoemd, om de twee Ba:aillons in Walcheren, met betuiging, dat lezelve, daar blyvende, van geen wee:enlyk nut voor Zeeland waren; terwyl zy ot Verdeediging van het Land van Cadant aangewend, het behoud dier Landtreeke daar van dikwyls alleen zou kunten afhangen, bewerkte by de Zeeuwfche >teden, geen toeftemmend belluit (*). Hoe (*) Not. van Zeeland 8. 15. 19, 26. eji 29, Scpt. Ï8S.  HISTORIE. £2; Hoe zeer de Zeeuwfche Eilanden, er inzonderheid Zuid-Beveland voor eene vyandlyke inrukking blootgelleld waren, ontdekte men, vroeg in dit Voorjaar met eene ontzettende zekerheid. Te Kruiningen liep reeds, zints een geruimen tyd, een gerugt, dat 'er by Ebbe een gemaklyke overgang was van den Wal tot op Kei zerlyken Grond, het vondt weinig of geen geloof; doch de uitkomst toonde die mogelykheid ten vollen. De Heeren J. Spyker, Heer van Nisfe, en J. D ominicus, Bierbrouwer te Goes, befionden, tot volle overtuiging, dien overtocht, en gingen van de zogenaamde Batfe Kaay, agter den nieuwlings ingedykten Rhynlandfchen Polder, tot op dien van Zandvliet, en dus op Keizerlyken bodem, binnen den korten tyd van één uur, en kwamen behouden, langs dien zelfden weg, te rug, terwyl de Keer Noord hoeve Infpecteur, de drooge harde Zandplaat, welke de arm der Schelde aldaar in Zee heeft, afmat, met eenige andere Heeren, zo dat 'er meer dan twintig ooggetuigen waren van deeze beflislènde proeve. Men hadt ter Zeeuwfche Staatsvergaderinge op dit ftuk verfcheide overleggingen gehouden (*). Schoon, door het te rug roepen der wederzydfche Gezantén, en de daar op volgende Handelingen, de Oorlog zo goed als verklaard mogt gerekend worden, kon de (*) A'. Nederl. Jaarb. 17S5. bl. 292. Nor. van Zeel, 27. Jan. 1785. P ft XXV. boek.' 1785. Ontdekking hoe men byEbbe uit Zee' land te voet op Keizcrlyk Grondgebied kon komen. " Vertraa*ing van Jen Kryg,  2s8 VADERLANDSCHE XXV. boek. I785. Oordeel van zommigcnover's Keizers Staatkundigen toeftand. de Keizer de Vyandlykheden niet wel daadlyk beginnen. Gebrek aan Volk en Krygstuig in zyne Nederlanden bepaalde dien Vorst om eerst fchikkingen te maaken tot het doen afzakken van Legerbenden en Oorlogstuig door Duüschland, 't welk, in 't midden van den Winter, moeilyk, traag en kostbaar viel. — Van onze zyde vermyde men voorzigtig aanvallender wyze te werk'te gaan, en door zulk een bedryf alle hoop van Bemiddeling en Bevrediging, af te fnyden. Zommigen, den Staatkundigen toeftand des Keizers in aanmerking neemende, oordeelden, dat hy tot geen daadlyken Oorlog zou komen. Zy hielden het daar voor, dat zyne Majefteit, en zyn eerfte Staatsdienaar K a u n i t z , te kundig waren om ons den Oorlog aan te doen, op een tyd, dat zyne veelvuldige Hervormingen, zo in 't Wereldlyke als in 't Geestelyke, de Oostenrykers, Bohemers en Hungaaren met misnoegen tegen hem vervulden (*); op een tyd, dat de Vlaamingen en Brabanders, ■ by welken men aller naauwgezetst was op den Roomsch Ca- tholy- (*) De vryheidlievende Hungaaren betoonden zich zeer afkeerig van den dwang en willekeurige beginzelen van Josephus den II. Deeze afkeer dreigde heillooze gevolgen, in dit gedeelte zyner Heerfchappye, en bovenal in't Zevenbergfche, waar,op 't einde des Jaars 1784, de Misnoegden, gezegd worden , zich, ten getale van vyftien duizend Man , vereenigd en het Hof van TVeenen met geen geringe vreeze vervuld te hebben. History of the interna! affaires of the United Provinces p. 95.  HISTORIE. aae) tholyken Godsdienst, en wat daar toe betrekking heeft, en de Kloosters veelgrooter Rykdommen dan in Oostenryk bezaten, vol dugten waren, dat ook de vernietiging van eene menigte dier Geftigten, en het wegvoeren van derzelver Schatten, hun dreigend boven't hoofd hing: waar om ook veele kundigen en denkenden onder hun reikhalsden na eene minzaame vereffening der gereezene Gefchillen, vreezende voor eene fterke vermeerdering van Krygsmagt binnen hunne Landpaalen, tot het volvoeren van deeze taak zeer gefchikte werktuigen. Te zeer kon hy ook zyne Landen aan het Tmkjche Grondgebied grenzende, niet ontblooten; op deeze Nabuuren moest hy fteeds een waakend oog en tegen dezelven zich in ftaat van tegenweer houden: dewyl zy niet zouden verzuimen, de eerfte gunftige gelegenheid tot een inval op 's Keizers Grondgebied waar te neemen. Men fprak van een toeleg der Porte by, herhaaling in de hooge Vergaderingen hier te Lande. Ook oordeelden zy, dat Wy, indien Josephus de II. alle wegen tot een vriendlyke bylegging wilde opdelven, in ftaat zouden zyn om de Oostenrykfche Nederlanden weg te neemen, eer hy in ftaat ware de noodigeKrygsmagt, tot derzelver verdeediging, daar in te brengen (*). Met (*) Post van den Neder-Rhyn VI. D. bl. 1073. P 3 XXV. boek,' 1785.  XXV. B OEK. Eemgen keuren het raadzaam den Keizer voor te komen door een Aanval. 230 VADERLANDSCHE Met dit denkbeeld om den Keizer aan te vallen, waren zommigen Iterk ingenomen. Zy voerden, toen de Oorlog onvermydelyk fcheen, deeze taal. „ Wy „ hebben, by den voorgaanden Oorlog „ met Engeland, tot onze fchade, ge„ leerd, dat, wanneer men niet by tyds „ op zyne hoede is, de Vyand, op het „ onverwagtst, ons een gevoeligen flag „ toebrengt, zonder dat men in ftaat is „ denzelven af te keeren. Doch, in den „ tegenwoordigen Oorlog met den Kei„ zer, komt het by tyds op zyn hoede „ weezen ons ongelyk meer te pas. Zul„ len wy thans wederom dwaas genoeg „ zyn, om des Vyands openbaaren aan- val af te wagten? Zullen wy ftil zit„ ten, tot dat de Keizer, op zyn ge„ mak zyne Troepen in zyne Nederlan;, $en heeft gevoerd, en daar door de- zelve tegen onze aanvallen gedekt? „ Zullen wy wagten, tot dat hy ons „ met de Wapenen op 't lyf valt, en „ eenen inval op onze Grenzen doet? — „ Het fchynt ons toe, dat wy, daar al„ le middelen tot een minnelyk verge- lyk afgefneeden zyn , daar de hoof„ digheid van het Keizerlyk Minifterie „ volftrekt eenen Oorlog begeert, niet „ moeten wagten tot dat de Keizer zy„ ne Nederlanden genoegzaam heeft ge„ dekt; maar dezelve kunnen, mogen „ en moeten wegneemen, eer zy door „ eene Keizerlyke Krygsmagt befchermd zyn; terwyl wyter Zee aandien Monarch  HISTORIE. 231 narch gevoelige Hagen zonden kunnen „ toebrengen; doch hier mede dient geen „ oogenblik getalmd te worden; daar de „ Staat volkomen verzekerd is, dat de „ Keizer den Oorlog met ons voor heeft. „ Zo wy ons Krygsgeluk niet moed„ willig willen verzuimen, is het thans „ de tyd, om ons in 't bezit der Oos,, tenrykfche Nederlanden te Hellen vóór „ de aankomst der Keizerlyke Troepen; „ daar de Keizer 'er tegenwoordig nog „ geen 14000 Man heeft, en ons Leger uit ruim 38000 Manbeftaat, waar aan in 't geheel 1500 Man op deezen tyd ,, ontbreekt; daar onze Vloot, die op „ de Schelde en voor Vlisfingen ligt, tot „ voor Antwerpen kan komen, en ge„ heel het Land van Waas dwingen: „ waar naa het den Keizer, wanneer wy „ aan de Maas post hadden gevat, al„ tyd moeilyk zou vallen, die Rivier „ over te komen; daar wy, boven dat, „ in de Middellandfche Zee, hem gevoe„ lige fchaden zouden kunnen toebren- gen, en te Triest, zynebegunlr.igdeOtf.tf„ Indifche Compagnie van alle veerkragt berooven, is het thans onze tyd om „ onzen Vyand voor te komen, en daar „ door te toonen, dat Werkloosheid geen„ zins het eigen character is der braaf- „ He en beste Nederlanderen. Elk „ oogenblik, 't welk thans verzuimd „ wordt, is eene onherftelbaare fchade; „ thans, thans kunnen wy onzen Vyand „ allergevoeligst treffen! Daar de OorP 4 log XXV. BOEK. 1785.  XXV. boek. 1785. VADERLANDSCHE „ log zeker, daar de Oorlog reeds daaï, ,; is, en het eene tot God fchreeuweiiT „ de Ongeregtigheid 'tegen ons lieve Va-' „ derland zou zyn, indren wy onzen Vy„ ahd den kans niet afzagen, en tèrftond, „ terwyl onze Vestingen, met verdub„ belden yver, door duizenden van han„ den, in een behoorelyken ftaat van te„ gen weer worden gefield, niet in 'sKei- zers Nederlanden rukten. * „ Dit zyn de gereedfte en zekerfte „ middelen om, met de hulp van God, „ onze Republiek te behouden. Hebben „ wy fpoedig ons van de voordeeligfte posten meester gemaakt, en de Maas. „ bezet, dan zal de Keizer den over„ tocht allerbezwaarlykst vinden; terwyl. wy, in dien tusfchentyd de fchoonfte gelegenheid hebben, om andere Mo„ genheden in ons belang te doen tree„ den, waar toe zy te gereeder zullen „ weezen om dat wy thans tot ons be- houd werkzaam zyn. De Bra- „ banders zeiven zullen ons met open „ armen ontvangen, daar zy lidderen j, voor een bezoek van 's Keizers troe„ pen, zy houden zich te recht verze„ kerd, dat de Opening van de Schelde „ beginnen zal met de opening van den Vlaamfche en Brabandfche Beurzen: zy „ kunnen zich te recht verzekerd hou„ den, dat hunne Klooster-Schatten, „ onder het voorwendzel van Reformatie,, „ het eerst zullen moeten ontgelden; „ en wie twyfelt 'er aan, o£ de Keizer w zal.,  HISTORIE. 233 3 zal deezen Oorlog tragten te voeren, ] „ ten kosten van de eerlyke Vlaamingm \ „ en Brabander en. Zeker is het dat de . Brabanders zo fterk zyn regen eenen Oorlog tusfchen den Keizer en onze „ Republiek, dat eenigen hunner voor- naamften en doordenkendften eene Re3i monftrantie tegen het inrukken van meerdere Troepen zullen doen; en „ waarom zouden zy niet, daar zulks, jj aan hunne betaamelyke Godsdienftige „ en Burgerlyke Vryheid den laatften „ flag zal toebrengen 1 En zonder toe„ ftemming der Stenden van Vlaanderen „ en Brabant mag de Keizer geen meer„ dere Krygsmagt daar invoeren. Met „ allen regt mogen en moeten de eerlya, ke braave Brabanders het Gouverne„ ment aanzoeken dit tegen te gaan: de„ wyl niets minder dan hunne plegtigtte Godsdienst - inltellingen en Schatten, s, het offer zullen zyn, 't welk zy aan „ den willekeurigen wil van eenen ge„ biedenden Heer zullen moeten opoffe„ ren (*)." Dusdanige heete aanmaaningen, die de geestdrift eeniger Landgenooten, in dit tydsgewrichte, kenmerken, konden niet opweegen tegen het verzoek van Frankryk om de verwydering tusfchen den Kei-' zer niet onherftelbaar te maaken, door het waagen van zulk een fchynbaar oo- gen- (*) Post van den Neder-Rhyn VI. D, bl. 1093, IXV: iOEK. 7H- Hun gevoclcnaan.gedrongen , door den My!;, baaren vyandlykèntoeleg des Keizers.  ?£4 VADERLANDSCHE XXV. *OEK. genbliklyk voordeeligen Krygskans. Ent valt het niet te lochenen of een inval, van onze zyde, in de Oostenrykfche Nederlanden, hoe voorfpoedig men zich denzelven verbeelde, zou de breuke grooter en het voortzetten des nog fammelenden Oorlogs volftrekt onvermydelyk hebben doen worden. „ Doch," merkten de voorftanders van dit Krygsbedryf aan, indien men op Verzoening bedagt ware, dan moest, aan 'sKeizers zyde, de „ afzakking zyner Troepen na de Ne,, der landen geftaakt zyn, zo wel als wy ,, van een fpoedigen inval in, en vero„ vering van dezelve hadden afgezien, „ zo lang tot dat de voortduuring van „ den Vrede, of de aanvang van den „ Oorlog, bepaald was. Het was aller„ onredelykst dat wy onzen besten kans „ zouden verkyken, terwyl de Keizer, „ met alle verhaasting, zyne Krygsverrig„ tingen doorzette. Want het voorgee,; ven van dien Vorst, dat hy zich in geene Vredesonderhandelingen wil inlaaten, vóór dat zyne Troepen in de Nederlanden zyn aangekomen, duidt ,, niets minder aan dan eene Vrede-ge„ zindheid, en toont met alle zekerheid, dat hy dit voorwendt, dat hy zyne „ wreedaartige oogmerken alleen ver„ bergt, om óns in flaap te wiegen, om „ ons te rug te houden van hem een „ gevoeligen flag toe te brengen, eer hy „ in ftaat is zulks te verhinderen. Im„ mers, fchoon zyne Troepen in hun Land  HISTORIE. »35 „ Land gebleeven waren, zouden egter „ de Vredesonderhandelingen zo wel re„ gelmaatig en regt vaardig kunnen zyn „ aangevangen, als dat dezelve in de Ne„ derlanden zyn aangekomen; doch zej, ker is het, dat, wanneer hy die woes„ te Barbaaren op onze Grenzen heeft, „ dat hy zich verbeeldt zyne onregtmaa„ tige Eifchen terftond voldaan te zul„ len krygen, of ons door roof en moord „ zyner woeste Troepen, tot derzelver „ inwilliging, te zullen noodzaaken. —— „ Wy houden den aanmarsch dier Krygs„ benden voor vyandig; want, fchoon „ men tegenwerpt, dat hy die na zyne „ eigene Landen zendt, dat dezelveniets „ anders zyn dan eene Bezetting,welke „ de Keizer aldaar wil vestigen; wordt „ dit gevoelen tegengefprooken, door den aart des Krygsvolks zelfs, daar „ het zeker is dat hy aan zyne Nederlan„ den geene Bezetting zal geeven, (indien hy eenen Nero of Caligula in wreedheid niet wilde overtref„ fen,) welke beltaat uit Monfters, uit „ woeste Schepfels, uit Barbaaren, welken het rooven, plunderen en het bedryven der ongehoordfte wreedheden eigen is, en deeze woeste eigenfchap„ pen noch by vriend, noch by vyand, „ kunnen verbergen of afleggen (*)." On- (*) Post van den Neder-Rhyn VI. D. bl. 1226. XXV. boek. 1785.  XXV. BOEK. 1785. Voorflagen in Utrecht om Franfehe Hulp. 1 i < 1 i < i Magt des Keizers in 1. zyne Nederlanden, £*) Pö;if v«« 3) M a» 5J Si 248 VADERLANDSCHE ftaat te zyn daar in toe te ftemmenwaar by Friesland en Stad en Lande zich met alken voegden; maar zelfs tegen de Afdoening verklaarden; doch alles vrugtloos: dewyl men beweerde dat 'er geen Uitftel kon plaats hebben; maar, in tegendeel, by dit ftuk de grootfte Haast was, tot voorkoming der Vyandlykheden van de zyde des Keizers, dat de inhoud van 'den gegeeven last de ftrikfte Geheimhouding vereischte, waar om ook geen Affchriften aan 3e Leden van Holland waren gegeeven. Voor overmagt hadt hy, zo wel als de Afgevaardigden Friesland e» Stad en Laaie moeten wyken. Verflag hier van by Staaten van Zeennd inkomende gaf de Raadpenfionaris, oor den Heer Eerften Edelen, zyne erwondenng te kennen over de behanehng welke in eene zaak van dat aanelang ter Generaliteit was gehouden. )e Afgevaardigden van Middelburg lie;n zich op deezen trant hooren, „ dat zy met dan met het innigst leedweezen en bewondering vernomen hadden, de alleszins irreguliere en ongehoorde handelwyze der Provincie van Holland, die in het neemen van dit Befluit, zich niet hadt ontzien de heihgfte Wetten van het Bondgenootfchap met voeten te treeden, en, in eene zaak van het alleruiterfte gewigt, als het punt van Vrede en Oorlog, en waar in Zeeland bóven alle andere be- „ lang  HISTORIE. 249 lang hadt, niet alleen hadt doen be„ (luiten, buiten medeftemming van dat „ Gewest; maar ook aan 'c zelve de „ Raadpleegingen over zulk een gewig„ tig punt hadt willen onttrekken; ja 3, zelfs geweigerd behoorelyke kennis van „ den uitllag der Raadpleegingen te doen „ toekomen. Hun Ed. Agtbaaren von„ den deeze violente handelwyze, in al„ len opzigte zo bedenkly'k, zo weinig „ overeenkomltig met de eguards, die ,; de Provinciën onderling behoorden in „ 't oog te houden, zo zeer bouiever„ feerende de gezegende Conltitutie dec„ zer Republiek, dat hun Ed. Agtb. lie„ ver derzelver oordeel des wegen wilden „ opfchorten , dan hun Mede - bondgenoo„ ten fufpecteeren Van gevoelens, waar „ toe dier handelwyze welligt aanlei- „ ding gaf." Van dit alles wilden zy ter Algemeene Staatsvergadering kennis gegeeven hebben, met wederfpreeking van de wyze op welke dit Befluit daar genomen was, 't zelve ten allen tyde voor onwettig houdende, zonder immer aanfpraaklyk te willen zyn voor de gevolgen, die voor het Algemeene Bondgenootfchap uit zodanig eene handelwyze mogten ontftaan, aan zich behoudende de vrye Beraadflaaging over de groote ,zaak zelve: waar toe zy begeerden in ftaat gefteld te worden door de overzending der noodige befcheiden, hun nog ontbreekende. Ingevolge hier van kreegen de ZeeuwQ 5 fihe XXV. BOEK.  &5o VADERLANDSCHE] XXV. BOEK. fche Afgevaardigden last om ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, (als welke Staaten van Zeeland alleen bevoegd rekenden om over zaaken van dien aart en van dat aanbelang te raadpleegen en te befluiten, en geenzins het Buitenlandsch Befoigne, aan 't welk zy geen zodanig Regt of Faculteit toekenden) dit met eenige weinige Veranderingen in te brengen. Men voegde 'er' deeze aanmerking by. „ Dat hun Ed. Mog. in verlegen,, heid zouden moeten ftaan, hoe zich voortaan meer omtrent het Bondge* M nootlchap te gedraagen, terwyl in een „ tyd, waar in een ieder fprak van zy„ ne verloorene Regten te reclameeren, en ingefloopene Abuizen te redresfee- ren, omtrent zulke gewigtige Punten „ de heiligde banden verbrooken wer„ den, zo als in deeze groote zaak ma» 3, nifest was (*). Deeze Tegenverklaring werd niet ter Vergadering van hun Hoog Mogenden ingediend; maar, by voorraad, om dringende redenen, alleen in het Buitenlandsch Befoigne, dit was ook gedaan door Fries* land met Zeeland eenflemmig denkende, als mede door Stad en Lande. Middelburg toonde zich, by aanhoudenheid, misnoegd over deeze handelwyze (f). De • (*) Refol. Gen. Secr. 17 Maart 1785. Nor. vatf Zeel. ai. en 24. Maart 1785. (t) Net. van Zeel, 7. April 4. 9. en 33. Mey  HISTORIE. S51 De drie Gewesten van het Bondgenootfchap oordeelden deeze Opofferingen te groot, en niet minder dan de prys van een allerongelukkigften Oorlog. Op den Gelderfchen Voorjaars Landdag werd, van wegen het Graaffchap Zutphen dit voorftel gedaan. ,, De Graaffchap, uit „ de fecreete Stukken, met veel misnoe,, gen gezien hebbende het gerefolveer?, de, in het fecreet Befoigne, omtrent „ de Inftructie van de Ambasfadeurs van „ deezen Staat te Parys, ten aanzien van de „ Differenten met zyne Keizerlyke Ma„ jefteit, heeft gemeend, deeze alleszins „ finguliere demarche, en zulks tegen de „ Overneeming van één, en het Protest van twee andere Gewesten, te moeten „ disapprobeeren: en dat verders de Ge,, committeerdens ter Generaliteit behoor„ den te worden gelast, om, wanneer, in 't vervolg iets naders hier omtrent, „ of van foortgelyke natuur, mogt voor- komen, het zelve niet te helpen con3, cludeeren; maar zulks over te neemen, „ en daar van aan den Hove kennis te ;, geeven, 't welk cafu quo, zon behooj, ren te worden geauthorifeerd om als „ dan ten fpoedigften, hun Ed, Mogen- „ den daar over te convoceeren." Overeenkomftig met dit Voorftel, door eenige Edelen fterk onderfteund, endoor het Kwartier van Veluwe goedgekeurd, werd tegen den Raadllag van Nymegen bellooten. Jonk* XXV. BOEK. 1785. Ce/derlands Misnoegendeswegen.  45* VADERLANDSCHE XXV. boek. 1735. Oordeel van Capellen tot de Marsch over die voorwaar4en. Jonkheer van der Capellen tot de Marsch liet zich, ten dien Landdage, met veel klems, hooren tegen de onregtvaardige Eifchen des Keizers, en de voorgeflaagene Inwilligingen. ' Zyne denkwyze was die,van niet weinigen in den Lande, en zal dit de invlegting van zyne taal, fchoon vry lang, ten vollen wettigen. „ Hoe zeer," was zyn woord, „ de Vrede voor- ons Gemeene„ best noodzaaklyk is, en tot het voor„ komen van eenen Oorlog niets dient „ verzuimd te worden, is het evenwel „ zeker, dat, tot behoud van dien Vre„ de, wanneer eene Heerschzugtige Mo,. genheid goedtvindt, met fchending der „ heiligjie Verbonden, en zonder op genoo„ tent Dienjien te letten, deezen Staat „ met onregtvaardige Vorderingen en woeste Dreigementen aan te randen, „ geen Opofferingen door dezelve moe„ ten gedaan worden, ten koste van haar. re Eer en Onafhangelykheid. „ Ons Gemeenebest, Ed. Mog. Hee5, ren! is, Gode zy dank! nog niet „ tot die laagte gezonken, om zonder „ flag of ftoot, het eigendunkelyke van den eenen of anderen Geweldenaar, die flegcs kan goedvinden 't zelve aan „ te vallen, te moeten vieren. — Het is „ waar, dat de Republiek, zonder hoop „ van Hulp van buiten, en zonder Een- dragt van binnen, bezwaarlyk eenen „ Oorlog tegen eenen magtigen Vyand w zou kunnen uithouden; evenwel ben „ ik  (HISTORIE. ±53 ik verzekerd, hoe zeer het aan een al„ .leszins opmerkelyk verzuim te wyten „ is, dat de zo noodzaaklyke Alliantie ;, met eene magtige en weldoende Mo„ genheid niet voor lange is geflooten (*), „ dat die zelfde Mogenheid, vooral wan„ neer by ons zelve de vereischte en ,, waare Activiteit hadt mogen blyken, deezen Staat, byaldien dezelve in gevaar mogt raaken, niet zou geabondoneert „ hebben. Eu genomen dat wy aan „ ons zeiven werden overgelaaten, dart „ nog zyn wy in ftaat om onzen wetti-. „ gen Eigendom te verdeedigen. Hier „ door zouden wy by geheel Europa den roem behaald hebben, dat het Bloed „ onzer heldhaftige Voorvaderen nog „ door onze aderen vloeide. In zodani- ge uiterftens verbeeld ik my, dat een „ ieder, met ter zyde Helling van den geest van Verdeeldheid, van heersch„ zugtige en averechtfche en eigenbe„ lang zoekende Inzigten , als om „ ftryd, zou geyverd hebben om den „ laatflen Quadrantpenning, ja het Lee- ven ten besten te geeven, tot voor„ koming van de fchandelykfte Verne- dering, die ons, byaldien het zo moet ,, blyven, tot een veracht Volk zal doen „ worden! „ En (*) Dc Verbintenis met Frankryk, welker marren en fluiten wy reeds vermeld hebben. Zie onze Fatori. Uht. VIII. D. bl. 172. XXV. BOEK.  254 VADERLANDSCHE txv, BOEK. I785, „ En Edel Mog. Heeren! zó wanneer ,, wy hier by voegen, dat de aart zelve „ van 's Keizers aangelegenheden, zyne dreigende taal minder gedugt voor dee„ zen Staat maakt, en dat voorzeker „ meer fermiteit* meerder blyken van „ moed van onze zyde, alle Vernede» „ dering zou hebben voorgekomen, zo „ moeten wy, Ed. Mog. Heeren! met „ geheel Nederland van hartzeer weg„ fmelten, dat zulk een lafhartig, en „ fchandeiyk toegeevend Antwoord op het „ laatfte Ultimatum des Keizers, op ee„ ne onbetamelyke en ftrafbaare wyze$ „ door de Gecommitteerdens ter Gene„ raliteit van vier Provinciën, tegen de „ Overneeming van ée'n, en het Protest van twee der Hooge Bondgenooten, is „ vastgefteld geworden: waar by niet „ minder als Preliminaire Voorwaarden „ tot het hervatten der Negotiatien, be- Ioofd wordt af te Haan, een gedeelte „ der Souverainiteit over de Schelde, vier „ Forten, waar onder twee van dat aan„ belang zyn, dat het fluiten der Schel,, de, voor deezen Staat in veele opzig„ ten ondoenlyk wordt, en dan nog ee- nige Millioenen voor het behoud van „ eenen wettigen Eigendom! Alles op „ eene wyze dat men byna gedwongen „ wordt te gelooven, dat die Gedepu„ teerdens, in dat oogenblik, of door „ eenen fchrik voor des Keizers Eifchen „ zyn gejaagd, of door dryfveeren, die „ tot heden ter onzer kennis niet zyn ■ » ge-  H I S T O R I E; ass 9', gekomen, en waar aan de Natie im,; mers zo veel gelegen is, zyn beftuurd ,, geworden. „ Het is dan tegen wil en dank Ed. „ Mog. Heeren! dat wy ons gedwon- gen vinden om ons deeze laagheid te 3, laaten welgevallen; en ik wil wel ver- klaaren, vertrouwende 't zelve van 3, UEd. Mog. dat, ware de zaak nog ,3 in haar geheel, ik my, voor zo veel ,, van my afhing, tegen dezelve zou 3, hebben verzet. En hier toe zou ik fl, my te meer verpligt vinden, wanneer „ ik overweege, welke fchroomlyke ge,, volgen hier te dugten zyn; door dien 3, men een Tractaat, waar op onze On,, afhanglykheid gebouwd is, heeft dur3, ven fchenden: door dien men de voor3, zorgen onzer Vaderen, waar by voor 3, den luister en veiligheid des Vader,, lands zo wys gewaakt was, in ééns, ,, door eenige weinige Menfchen, ó Ty- den! ö Verbastering! ziet verydelen; en waar door de Republiek van dien kant, by elke rupture, blootgefteld ,, blyft. —— Hoe zullen die Vertegen» woordigers des Volks, die zich dit ,, laaten welgevallen, zich deswegen kon,, nen verantwoorden? Hoe zullen zy 3, zich zeiven gerust en de Natie te vre3, de ftellen van in deezen alles gedaan f, te hebben ? En hoe zullen zy zich ge,, draagen, in gevalle van morringen ovei „ 't geen het Volk, ten algemeenen wei„ zyn, zo gewillig opbrengt? Aan wier ?, zal XXV. BOEK. 1785.  *5S VADERLANDSCHE XXV. BOKK. I 3 3 3 3: X 3: 3: 3: 3: 3; „ zal het geweeten worden, in gevalle „ dat zelfde Volk, zich deeze opofferinn gen, deeze fchande, te binnen bren„ gende, agterlyk mogt worden, om hun„ ne Eigendommen,ten misbruike, in „ 'sLands Schatkist te Horten? „ Dat wy daarom de handen in een „ Haan, Ed. Mog. Heeren! en zo veel ,, doenlyk eene verdere fchande tragten „ voor te komen; ten minflen ik ver„ klaar hier plegtig van in myn geheel „ te wiilen blyven, in het al of niet „ toeftaan der gevraagde Millioenen. ,, Zyn de Pretenfien op Maaftricht en eenige Forten gegrond, dan moet men „ in een equivalent komen; zyn ze het niet, zo als het my voorkomt, dan , zal ik my genoodzaakt vinden, voor , zo veel het aandeel van dit Gewest , aangaat, dezelve, als een Point van , Bezwaar, te weigeren. „ Voorts Ed. Mog. Heeren! gedraag , ik my andermaal aan UEd. Mog, be, toond misnoegen, aan Hoogstderzelver , Gecommitteerde ter Generaliteit, die , zich in het Secreet Befoigne van hun , Hoog Mogenden, eigener Auctoriteit, , op zulk eene nimmer gebeurde, ja , flrafbaare wyze, heeft te buiten gegaan, door met zyn Hem, tegen de letter zyner Inflructie, buiten voorkennis van UEd. Mog, het voorfz. Antwoord ter Conclulie te brengen. lk vertrouw daarom, dat UEd. Mogenden op efficacieufe maatregelen zul- 33 -en  ' H i S f o r i ë; % len bedagt blyven om Hem, ten allen ,, tyde, rekenfchap van dit zyn Gedrag ,» tê doen geeven, dat tevens zal ftrek- ken om voor te komen, dat de Sou„ verainiteit deezer Vergaderinge niet „ verder ftaat gevilipendeerd te worden; „ daar UEd. Mog. Gecommitteerdens „ ter Generaliteit meer dan ééns, als „ om ftryd , geyverd hebben, om de „ paalep van derzelver gedemandeerde „ magt, by veelvuldige gelegenheden, openlyk eri bedektlyk, te overfchree„ den (*)." Men zette de Onderhandelingen voort. Op de afkoop van Maaftricht, op de Vaart na de Oost-Indien, tot bevordering van de Afiatifche of Oost-Indifche Maatfchappy van Trieste te Antwerpen, van welke Handelhuizen, onder de Tekening van Proli, Brokens en van Eupen die Heeren' de voornaamfte Aanleggers waren, drong men aan (f). De vorderingen des Vredewerks waren gering, en werden in Bloeimaand eenige dagen opgelchort: men verfchilde over het aantal Millioenen voor Maaftricht. Twaalf Millioenen vroeg de Keizer, en de Staaten b'oodeh niet meer dan »(*) Landd. Recesj. van Gelderland 7 en o April 1784. (t) Deeze Huizen hadden eerst uitftel van betaaling verzogt, en is vervolgens de geheele Aflaiifchi Compagnie ten eene maale Bankbreukig gebleeven, Zynde de fchuld acht Millioenen groot, en Antwerpen alleen daar in Voor drie Millioenen betrokkee, N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 980. IX. deel. R XXV: boek. De OndSifi handelingen gaan traagljk; voort.  253 VADERLANDSCHE XXV. boek. JoSEPHU' de II. ftaat op het overzenden van twee Afgevaardigden. De Graaf van Wassenaar en de Heer van Leyden daar toe beroemd. dan vyf Millioenen, om zich van deeze onregtvaardige Eifchen vry te koopen. Josephus de IL bleef 'er op ftaan, dat, alvoorens 'er in vereffening van Gefchillen zou worden getreeden, twee Afgevaardigden naa Weenen moesten vertrekken. Waar toe, als eene vernederende Voorwaarde, en die het voorkomen hadt van eene Bezending tot verzoek om Verfchooning, eenige Gewesten niet konden befluiten. Zy oordeelden, dat de Waardigheid van den Staat daar door te kort zou gedaan worden: dewyl 's Keizers harde en onregtmaatige Eisch inhieldt, om in zo verre fchuld te bekennen, dat men zyne Vlag beledigd hadt; daar 'er niets zekerder ging, dan dat de Keizer zelve de Aanvaller was geweest, en de Republiek, by het voorgevallene op de Schelde, niets anders gedaan hadt, dan haare wettig verkreegene Regten te verdeedigen; ook hielden zy het voor een inbreuk op het Verbond van Munfler, by 't welke hun Hoog Mogenden de Magt bekomen hadden om de Schelde te fluiten. Dan de fterke aanmaaning des Hoft van Verjdules om tot afdoen van zaaken te komen, bewoog hun Hoog Mogenden, op 't Voorftel der Staaten van Holland, by Meerderheid, tot Gezanten na Weenen te benoemen de Graaf van Wassenaar tot Wa s s e n a a r , befchreeven in de Orde van de Ridderfchap en Edelen van dat Gewest, en de Heer van  historie: 49 van Leyden, Heer van Niemvland, Oud Burgemeester en Raad der Stad Gorhichem, beiden Zitting hebbende in de Algemeene Staatsvergadering, niet om Verfchooning te vraagen over eene Belediging, welke, ondanks de fchoot op de Schelde, van de zyde des Gemeenebests geen plaats gevonden hadt; maar om de vriendelyke Onderhandelingen te vernieuwen, onder Bemiddeling van het Hof van Frankryk, en van die der andere Mogenheden, welke zyne Keizerlyke Majefteit mogt verkiezen. Op deeze wyze oordeelden zy, zonder kwetzing van de Eer der Republiek, aan het volftrekt verlangen des Keizers te kunnen voldoen. Doch hun Hoog Mogenden vernamen, eer die Heeren vertrokken, door hunne Gezanten ten Franfchen Hove, of men verzekerd kon weezen, dat, indien dee2e Bezending na Weenen wierd afgevaardigd, vóór het tekenen der Voorloopige Vredesvoorwaarden, geduurende de Onderhandelingen, geene meerdere Keizerlyke Troepen na de Nederlanden afgezonden, of eenige Vyandlykheden zouden ondernomen v/orden? — Een voldoend antwoord hier op, bepaalde het fpoedig vertrek dier Gezanten, die den één en twintigllen van Zomermaand de reis aannamen, tot welker Uitrusting huri ieder 5000 Guldens waren toegelegd, en buiten de Reiskosten, vyf en zeventig Guldens daags. Voor de Uitrusting licR s kti XXV. boek» 1735. HunYsr-* rek.  *5ö VADERLANDSCHÉ XXV. hóek. Hun wedervaarente ff eenen. Aanfpraak aan den Keizer. v ten zy om het dubbelde van de bepaalde fom verzoeken. Welhaast de eden zy Verflag van hun wedervaaren herwaards overbrengen. Te Weenen gekomen, gaven zy des kennis aan den Staatskanfelier Prins van Kaünitz, dien zy hunne Geloofsbrieven ter hand ftelden, het oogmerk hunner Bezending ontvouwden, diens onderfteuning in de uitvoering van hunnen last verzogten, en de Aanfpraak zelve, welke aan den Keizer zou gefchieden, ter leezing aanboden. Zeer heusch was deeze ontmoeting, hy bevondt dit Vertoog overeenkomftig met dè Affpraaké. Tefi beftemden tyde des gehoors verfcheeneh zy ten Hove. De nieuwe Pauslyke Nuntius, even aangekomen, werd eerst ten gehoor by zyne Keizerlyke Majefteit ingelaatén , vervolgens de Markgraaf de Noailles, Gezant van Frankryk, en hier op de Ridder Keith, Gezant van Groot- Brittanje; waar op onze Gezanteningeleid zynde, de Graaf van Wassenaar deeze Aanfpraak deedt. „ Sire! Wy hebben de eere U Kei„ zerlyke Majefteit aan te bieden de ge,', voelens van hoogen Eerbied, van Ver- knogtheid en Agting, waar mede hun „ Hoog Mogenden fteeds zyn bezield „ geweest omtrent het Doorlugtig Huis, „ byzonderlyk omtrent den geheiligden „ Perfoon van Uwe Majelleit, in welke „ gevoelens Hoogstdezelve altoos geft'aan „ heb-  HISTORIE; afr hebben. Wy zyn gelast daar van nieu„ we verzekeringen aan Uwe Majefteit ?, te komen doen. En het is, terwyl „ wy ons van deezen pligt kwyten, dat „ wy de eer hebben Uwe Majefteit de ,, volkomenfte verzekering te geeven, ?, dat hun Hoog Mogenden, niet dan „ met aandoening en leedweezen, heb?-, ben kunnen zien de beginzels eener „ verkoeling dier Vriendfchap en Ver„ ftandhouding, welke altoos tusfchen „ Uwe Majefteit en de Republiek heeft ,, plaats gehad. — Dat hun Hoog Mo„ genden nimmer het minfte oogmerk „ gehad hebben om Uwe Keizerlyke Ma„ jefteit te beledigen, of de Eer van „ Hoogstdeszelfs Vlag te fchenden: ver„ mids zy, in het ganfche gedrag, 't „ geen een fuccesfive loop van gebeurtenis„ ienhun verpligt heeft te houden, zich „ tot eene vaste wetgefteld hebben, alle „ de maatregels, welke derzelver Vei- ligheid , onbetwistbaare Regten, en „ Waardigheid hun noodzaakten te vol„ gen, te vereenigen met den Eerbied „ en Agting Uwe Majefteit verfchuldigd. „ Dat hun Hoog Mogenden ten vuurig„ ften wenfqhen deeze goede Verftand,, houding, zo ongelukkig verbrooken, „ ten fpoedigften herfteld te zien, en „ daar van, op onveranderlyke gronden, „ verzekering te erlangen. Dat hun v Hoog Mogenden nimmer ten oogmer„ ke konden hebben omtrent de Onder„ daanen van Uwe Majefteit, op eenige R 3 „ an- XXV. BOEK, 1785.  >$% VADERLANDSCHE XXV. boek. 'sKeizers Antwoord „ andere wyze , of op eenige anderen „ voet te handelen dan omtrent de In„ gezetenen der Republiek zelve. Dat „ hun Hoog Mogenden, naa deeze ver,, klaarde gevoelens, zich vleyen, dat dee„ ze duidelyke verzekeringen ten blykbaar„ ften aan den dag zullen leggen, de vol- ftrekte onmogelykheid van beledigen„ de oogmerken, welke men Hun, ten „ onregte zou kunnen ten laste leggen, ,, maar die hunne Agting voor Uwe Kei,, zerlyke Majefteit Hun nimmer toe lie- ten op te vatten. — En het is, in ge- volge van deeze Gevoelens Sire! dat „ alle wenfchen van hun Hoog Mogen„ den zich uitftrekken tot de volkome- ne terugkeering der goede Verftand„ houding met uwe Keizerlyke Koning„ lyke Majefteit, welke zy vuuriglyk „ hoopen herfteld te zien, door de goe„ de dienften en bemiddeling van eenen Monarch, die door de tederfte banden w de Vriend en Bondgenoot is van Uwe Majefteit. Gelukkige tyden, die nooit ,', vroeg genoeg kunnen opdaagen voor ,, hun Hoog Mogenden, als die altoos „ erkend hebben en erkennen zullen de „ waarde van den prys, welken zy in „ de Vriendfchap en Genegenheid van „ Uwe Majefteit omtrent de Republiek „ ftellen!" Op deeze Aanfpraak, vol betuigingen van Leedweezen, doch verre van Schuldbekentenis, gaf Josephus de II. dit koel en hoogmoedig Antwoord;- „ Het » is  HISTORIE. 26*3 „ is my hoogst aangenaam, myne Hee-. „ ren, dat hun Hoog Mogenden, door „ uwe Afvaardiging, voldaan hebben aan ■ 't geen ik begeerd had, als eene voor„ afgaande Eaak vóór allen Vergelyk. „ Ik gaa Orders afzenden aan mynen „ Ambasfadeur te Parys, om de Onder„ handelingen, onder Bemiddeling des „ Konings van Frankryk, mynen Bond„ genoot en Schoonbroeder, te hervatten; „ en ik twyfel niet. of eene fpoedige Af„ doening zal alle verdrietige gebeurte„ nisfen, onvermydelyke gevolgen van „ verder Uitftel, kunnen voorkomen (*)! Ter gelegenheid deezer Bezendinge vervoegden zich de Ingezetenen van onzen Staat, die, wegens noch onafgeloste Geldligtingen, en onbetaalde Intresfen, vorderingen op den Keizer hadden (f) by hun Hoog Mogenden, met verzoek, dat deeze Staatsdienaars mogten gelast worden om, op de gronden van vroeger ingediende Verzoekschriften, de deugdlykheid hunner Eifchen den Keizer te toonen, en op derzelver voldoening ernflig aan te dringen (§). De (*) Refoi. Gen. 9. Mey 20. en 21. Juny 1785. N. Nederl Jaarb. 1785. bl. 987. 1249—1259. (f) -Zie onze Vaderl. Bist. Vil. D. bl. 227. (§) N. Nederl. Jaarb. 1785. bi. 1233. Niet vrugtloos was deeze nadere aanhouding ; dezelve vondt gedeeltlyk gehoor. Hunne Hoog Mogenden de Heeren Hop, derzelver Afgezant aan 't Hof van Erusfel, en W. A. Les te v en 0 n, Heer van Bazardswoude, Afgevaardigde ter Algemeene Staatsvergadeïinge, onder andere, benoemd hebbende ter Vertffe- R 4 XXV. 1 O EK. [785. De Schuld, vorderaars van den Keizer , verzoeken, dat hun Eisch aangedrongenworde.  a$4 VADERLANDSCHE XXV. boek 1785. Bevelei van den Capt. Gf tot Haalring van Legertoc siistingej De hoop op den Vrede, met de be? öemming van die Gezantfchap meer ert meer toeneemende, hadt de Stadhouder,1 den tienden van Zomermaand, een rond1 gaanden Brief gezonden, bevelende aan n de bevelvoerende Opperhoofden der Krygs" magt in dienst van deezen Staat, om hem, de ais Capitein Generaal, ten fpoediglten te - doen toekomen eene naauwkeurige Lyst '■ van de gedaane onkosten, voor het aanfchaften der Veld Equipagien, by hunne onderhebbende Regimenten, Esquadrons, Bataillons of Compagnien, ingèrigt volgens een daar by gevoegd model, en op den voet der drie maandiykfche Lysten op den Eed den Lande gedaan, onder^ tekend, met by voeging der byzonderheden, welke by het aanfehaffen of onderhoud der Veld-Equipagien mogten hebben plaats gehad, met verderen last aan de Coltonels of commandeerende Officieren van de Regimenten, waar by de Veldhui- runge der Eifchen van byzondcre Ingezetepen van den Staat op zyne Keizerlyke Majefteit, werden in Lentemaand des volgenden jaars de Houders van Schuldbrieven, te Amjierdam afgegeeven, „ ten las» „ ten van zyne Keizerlyke Majefteit Ca rel den „ VI. zyns Erven en Naakomelingen , en alleen maar ,r tot meerder zekerheid gchypothequeerd op de Ih„. komften van Opper- en Neder-SilefienOpgeroepen, om 't zy in Perfoon, of door iemand van bunnen v?ége, met dè Schuidbrieven zich te vervoegei by den Notaris Paulus van Hontum te Amjierdam, die de ïngebragte Eifchen aan de Heereo Hop en Lésievesos, ter vereficninge zon toe-i zenden, ' < <■. . ., .  HISTORIE. a6$ Equipagie niet was aangefchaft, om. de meerdere aankoop te ftaaken, en dezelve te laaten in den tegenwoordigen flaat (*). Met dit alles gingen de Vredesonderhandelingen op een traagen tred voort, £0 men mogt zeggen, dat zy vorderden. De Heer Kaeitscheff, Afgezant des Rusfifchen Hofs, een Postbode van de Alleenheerfcheresfe aller Rusfen ontvan- fen hebbende, vervoegde zich by den Voorzitter der Algemeene Staaten, met herhaalde ontvouwing van den Wensch haarer Keizerlyke Majeflcit, dat het gefchil met den Keizer in der minne mogt worden bygelegd, en aanmaaning om zich met het Hof van Weenen te yergelyken, en gereed te toon en tot te Voldoening, welke hy verklaarde den Keizer toe te komen, en daar door de oude VriendIchap en Eensgezindheid, die zeden zo langen tyd tusfchen de Republiek en het doorlugtig Huis van Oosrenryk hadt Hand gegreepen, te herftellen. De Markgraaf ï>e Verac, deedt daar omtrent jnsgelyks nieuwe aanmaaningen. Zulks hadt tot uitwerking een voorloopigen Raadflag by Holland genomen, en ter Vergadering van hun Hoog Mogenden ingebragt, met oogmerk om denjselve, eer Herfstmaand half verflreeken was, (*) .V. Nederl. Jaarb. 1785. bl, 1252, XXV, boek. Aanmaaningen vau Rusland en Frankryk om tot een verge» lyk met Oostenryk te komen» VoorloopigeRaadlag byHoL fand genomen over ien Vredej  XXV. BOEK. 1785. 066 VADERLANDSCHE was, met een Postbode na Parys aan da Gezanten der Republiek te zenden. Zy gaven, in deezen voorloopigen Raadllag, hunne uiterfte bevreemding over de tegenwoordige omftandigheden te kennen, en betuigden opregt daar toe geen de minfte gelegenheid gegeeven te hebben; dat de geftadige verandering of onzekerheid ten aanzien der Onderhandelingen, die in geenen deele van hunnen kant alleen gekomen was, gevoegd by de oir veranderlyke natuur van hunne Regeeringsvorm, de oorzaaken van zo veele vertraagingen waren: dat het aan zyne Keizerlyke Majefteit zeker bekend was, hoe in deeze Republiek, zodanige Staatsbelluiten, waar toe ieder Gewest zyne vrye en wel overlegde Toeftemming moet geeven, onmogelyk zo fchielyk konden afgedaan worden, als in andere Regeeringsvormen, dat hun Ed. Groot Mogenden, intusfchen, om aan zyne Keizerlyke Majefteit eindelyk nog het uiterst bewys hunner neiging tot den Vrede te geeven, nu voorloopig de Pointen mededeelden, welke zy nog, wegens Maaftricht en de Schelde, den Bondgenooten ter inwilliging wilden voorftellen, in die verwagting dat deezen dezelven volgen zouden. Doch, byaldien deeze hunne ten uiterften welmeenende pooging en infchiklykheid vrugtloos mogt. uitvallen, oordeelden zy, op deeze wyze, voor het oog van geheel Europa, tot op het laat• ft<-.  HISTORIE. 267 fte oogenblik zich geregtvaardigd te hebben (*). Op welk eene wyze Staaten van Zeeland over de Vredesonderhandelingen dagten is af te neemen uit hunne betuig|i gen, dat zy met alle reden zich gevleid hadden, hoe naa de Afzending der twee Gedeputeerden van den Staat na Weenen, ter voldoening van den eisch des Keizers, de Onderhandelingen te Parys een voordeeliger keer zouden genomen hebben; te meer dewyl de Republiek tot deezen flap was overgegaan , op raad en aandrang des Franfchen Staatsdienaarfchaps, van welks geneigdheid tot het bewaaren van den Vrede, en der Waar' digheid van den Staat, hun Hoog Mogenden zo veel verzekerings hadden ontvangen. Dat zy, derhalven , met veel verwondering vernamen, hoe deeze flap niet alleen niet gediend hadt tot bevordering der afdoening van zaaken; maai dat Zyne Keizerlyke Majefteit genoegzaam bleef volharden in de fterke Vorderingen reeds in Lentemaand aan hei Hof van Frankryk voorgefteld, en 'ei zich geringe hoope opdeedt om die Ev fchen, en voornaamlyk den Eisch in Gel den, merkelyk te verminderen. Het jonglle verflag der Gedeputeerdei: yan hun Hoog Mogenden en Gecommitteerden uit den Raad van Staaten wees uit. (*) N. Neder! Jaarb, 1785. bl. 1539. XXV. BOEK. 1785. Zeelands gevoelen over de Vredesvoorwaarden.  n6S VADERLANDSCHE XXV BOEK. t ] ] 1 < 1 é uit, dat die Heeren in de zelfde denkbeelden Honden, en met reden vreesden, „ dat deeze handelwyze van de Repu» ,# bliek, vooral wanneer de reeds aange,§ boden en gepresteerde Sacrifices en „ Toegeeflykheden voor onvoldoende ge„ houden worden, hun Hoog Mogenden „ byna zouden doen wanhoopen aan ee-» p nig fucces van deeze Negotiatie, en dat hun Hoog Mogenden het voorde „ Eer en de Belangen der Republiek by„ na gefchikter zouden moeten houden, „ om deeze tedieufe vernederende Negos, fiatien af te breeken en toevlugt te „ neemen tot alle mogelyke hulpmidde„ len, om haare zo wettig verkreegene „ Regten en Bezittingen te maintinee„ ren, of om ten minften, onder 's He„ mels Zegen, den ganfchen ondergang „ en vernietiging van den Staat voor te „ komen (*).." Wanneer zulke beginzels tot een grond gelegd en op 't kragtigst werden aangeïrongen, moest het eenigzins vreemd voorkomen, dat die zelfde Heeren hun loog Mogenden aanraadden tot Toegeefy'kheden, welke zeker alleen zouden geegtvaardigd kunnen worden, door het vertrouwen van hun Hoog Mogenden op 'e vermogende Bemiddeling van zyne Alerchristlykfte Majefteit, en diens gunftiè' denkwyze yoo.r de Republiek; doch hier (*) Refol. Ge». Secr. 8. Sept. 1785.  HISTORIE: kier door werd niet weggenomen, dat die nieuwe Toegeeflykheden de Vernedering deezer Negotiatie van flap tot flap doen vermeerderen; terwyl de"' Republiek in 't onzekere bleef ten aailzien van zodanige zaaken, die onder de eerfte en zekerfte hadden behooren vast te Haan. Zy beklaagden zich over dén weinigen ingang, welke hunne bedenkingen, op verfcheide Stukken, den last der Gezante» betreffende , gevonden hadden; over het onbepaald laaten van byzonderheden, die duidelyk bepaald hadden behooren te worden (*). Wat de uitgeloofde fom voor de Eifchen des Keizers op Maaftricht aanbelangde, en het groot verfchil tusfchen dezelve en de vordering des Keizers, daar toe was het befluit (*) Deeze waren reeds begreepen in een Staatsbefluit van Zeeland den 2, Mey. Net. van Zeel. 2. Mey 1785. Waar in zy by herhaaling aandrongen op de onvoeglykheid der verregaande flappen door '„ het Buitenlandsch Befoigne genomen, om Oorlog „ en Vrede, Afftand van Grondgebied en Regten, w zonder rugfpraak met de Staaten af te doen; en dat,daar tot het geeven van zulk een last befloo- ten was op eene wyze inloopende tegen de gron'n den der Unie., Staaten van Zeeland daar in w,en der een blyk gevonden hadden, hoe zommige Ge- westen, of derzelver Afgevaardigden, zich hei „ Beftuur der Buitenlandfche zaaken aanmaatigden, „ met uitfluiting van Zeeland. Een Gebrek in dc Regeering dat, zo het nietfpoedig verbeterd werd , hun in het regt zou ftellen om hunne Kas te flui„ ten voor de Contributien tot de gemeene zaak, 'a waar in hun zo weinig Aizls werd gélaatcn," XXV. hoek; 1785.  2^ VADERLANDSCHE XXV. boek. 1785. ] ] ] ] ( € I \ r fi d 2 fluit genomen, buiten toeftemming vari Zeeland, en ondanks de Tegenverklaring van de Afgevaardigden deezes Gewests. Zy hadden ook, by volgende Staatsbefluiten, verklaard niet aanfpraaklyk te willen zyn voor de gevolgen, en aan zich behouden het beraadflaagen over de wyze, waar op de uit te loovene Penningen zonden worden gevonden. Dat zy, zonder af te gaan van dit voorbeding, van oordeel waren, dat, indien'er eene Geldfom,tot uitwisfching der Vorderingen van zyne Keizerlyke Majefteit moest gegeeven worden, eene fom vari Vyf Millioenen Guldens, waarlyk meer dan genoeg was om gansch Europa te overtuigen van de Vredelievenheid der Republiek, en van haare Toegeevenheid i?oor zyne Majefteit, maar dat vooral jnder de oorzaaken, waarom zodanig eeïe fomme betaald wordt, niet met naane konden genoemd worden, de kosten roor het aantrekken der Keizerlyke Troelen, zonder de Eer en Waardigheid der lepubhek zeer blykbaar ten toon te ftelen. Dat ondertusfchen, wanneer men in anmerking nam den verren afftand van Iit Aanbod der Afgezanten van den Staat n den laatiten Eisch des Graaven de /Iercy, een verfchil niet minder dan an zeven en een halve Millioen; 'er alle ade van vreeze zich opdoet, dat 'er geee mogelykheid zal zyn om by den aneren te komen, en zy, met leedweeën, het tydftip zagen naderen, dat de Re-  HISTORIE. £7E Republiek andere maatregels zou moeten neemen om haare wettig verkreegene Regten te handhaaven. Wel wenschten zy, dat hun Hoog Mogenden een aandagtig oog hadden gelieven te flaan op het flot van Zeelanch befluit , ftrekkende ter toeftemming om alle mogelyke Infchiklykheid tot behoudenis van den Vrede te gebruiken, „ dat zy „ egter van gevoelen waren, dat de Hee- ren Ambasfadeurs behoorden gevol„ magtigd te worden, om, wanneer, on„ verhoopt, aan de zyde van zyne Kei„ zerlyke Majefteit, niet werd gevon- den de zelfde geest van Toegeeven„ heid, als aan de zyde van den Staat, en „ het te vreezen ware, dat de Repu„ bliek tot meerder Opofferingen zou „ moeten komen, of een Oorlog afwag- ten, in dien gevalle, op de voeglyk„ fte wyze, tragten verzekering te be„ komen, in hoe verre zyne Majefteit van Frankryk geneegen zou zyn de „ Republiek te onderfteunen." Nog moesten zy ten fterkften daar op aandringen: dewyl het hachlyk tydftip der Onderhandelinge nu daadlyk daar was, en het geheel bedryf van de Republiek blyken droeg van gehoorleening aan den Raad van zyn Allerchristlykfte Majefteit, en van vertrouwen op Hoogstdeszelfs by ftand, waar in zy zeer gaarne wilden volharden, maar het nogthans bedenklyk vonden om, zonder nadere opening van de geneigdheid des Fran- XXV. BOEK. 1785.  if* VADERLANDSCHE XXV. BOEK Franfchen Hofs, een zo groot verfchil , van zeven en een half Millioen aan deszelfs bemiddelende bellisfmg over te laaten , en volllrekt zwaarigheid moesten maaken in eënige nieuwe Afftanden en Toegeeflykhedeh, hoe genaamd, toe te ftemmen, te minder daar andere Voorwerpen der Onderhandelingen nog zeer los en onzeker waren. Staaten van Zeeland ftönden nog in dezelfde beginzelen, wélke zy, geduurende den loop der Vredesonderhandelingen, hadden aan. den dag gelegd, dat alle voeglyke middelen tot behoudenis van den Vrede moesten worden aangewend, al ware het met Opofferingen, die men, in andere tyden en omftandigheden, niet zo ligt zou overftappen; maar dat egter de Waardigheid en de Zekerheid van den Staat de tweë HoofZaaken waren, door welke de genegenheid tot het bewaaren van den Vrede moest gemaatigd worden; dat de Opofferingen niet tot dat einde mogten loopen, en dat de onzekere ftand, waar in de Republiek zich by aanhoudenheid bevondt, een van' de gevaarlykfte voor haar was: vermids het vertrouwen op vermogende tusfchenfpraak of kragtige onderfteum'ng des Konings van Frankryk de Republiek tot nu toé hadt te rug gehouden van het uitzien na andere maatregelen, welke haare Veiligheid noodzaaklyk zou maaken. Dat, hoé zeer zy den Oorlog aanmerkten als zeer bezwaarend voor den Staat en  HISTORIE. en zich altoos gevleid hadden, dat dezelve, door de betoonde Toegeeflykheid van deeze zyde, onderfteund door het Hof van Frankryk, vermyd zou gewor den hebben, waarom Zeeland ook haare Geldmiddelen eenigermaate hadt ontzien > door niet toe te itemmen in alle de gewaakte toebereidzelen, waar van zommige, volgens het begrip der Staaten van dat Gewest op eenen anderen voet hadden behooren aangelegd en ingerigt te worden, zy egter voor de vuist verklaarden „ dat, wanneer alle deeze vredeliei, vende demarches vrugtloos zullen be- vonden zyn, en de Republiek zal verpligt „ worden, haare Eer en haare Regten „ met de Wapenen te verdeedigen, dee„ ze Provincie niet zal naalaaten alles „ wat haar mogelyk is te contribueeren tot confervatie van de Vryheid en On„ afhangelykheid van den Staat, en om, „ in zulke gewigtige omltandigheden. ,, met ter zyde fteliing van Finantieele „ Confideratien, alles op te zetten wat „ 'er van een getrouwen Bondgenoot kan worden verwagt (*). Terwyl men de Vredesonderhandelingen te Parys met meerder nadruks voortzette , was men hier te Lande bovenal bezorgd , om bet geen de Sluiting der: Schelde betrof ten naauwkeurigflen te be- ■ paaien, 't Gewigt deezer zaake zal ons eenig- (*) Not. van Zeel. 12. Sept. 1785, IX. DEEU S XXV. BOEK» 1735. Opletten icid hier te ^ande op iet fluiten 'an de Schelde*  ar4 VADERLANDSCHl XXV. BOEK I735- Befiuitei deswegen genomen. eenigzins breedvoerig Verflag deswege»^ ten vollen wettigen. By de Algemeene Staaten was een onderzoek vastgefteld, hoe de Schelde, naa de Slegting of Ontruiming van Lilltr* het gevoeglykfte, aan de zyde van hun Hoog Mogenden, zou kunnen geflooten gehoudenen 's Lands Regten van '% geen die Rivier op of af zou vaaren, op het Grondgebied van hun Hoog] Mogenden, zou kunnen geheeven worden, en daar op den Raadflag der Admiraliteiten in té neemen (*). Staaten van Holland drongen hier op byzonder aan (|), en fielden vast, dat door de Heeren van de Ridderfchap * en verder hun Ed. Groot Mogenden Gecommitteerden tot de zaaken van den Koophandel en Zeevaard, met eenige van de Hollandfche Raaden en Ministers van de Collegien ter Admiraliteit in dit Gewest 9 zou worden onderzogt op welk eene wyze de Schelde, van Saftingen tot aan Zee* behoorelyk geflooten zou kunnen gehou° den worden, en waar het Comptoir van Lillo te verplaatzen; en dat, dien onverminderd, aan de Hollandfche Raaden te* Admiraliteit op de Maaze zou worden aangefchreeven om ten fpoedigften zodanige Schikkingen te maaken, en de vereischte Kundfchappen op te doen waai doos (*) Refol. Gén. Secr. 17. Maart 1784. (f) Rejel. van Holt. Secr. 4. Mey i78g.  historie: z.?3 door zy volkomen in ftaat zouden weezen om, zo wegens het plaatslyke, als 't geen verder omtrent het fluiten van de Schelde in aanmerking behoorde te komen, de noodige openingen te kunnen geeven (*). Wanneer een Brief aan den Zeeraad op de Maaze dit Staatsbefluit vermeld-; de, gaf de Secretaris van der Heim; des by eenen Brieve kennis aan den Ad-, vócaat Fiscaal Pieter Paulüs, die i zich in eene Commisfie te Maaftricht bevondt, met verzoek dat hy de Infpectie van de Schelde, op de hoogte van Saftingen, op zich zou neemen. Dan deeze onvermoeide waarneemer van de Staatsbelangen zyner zorge toevertrouwd, fchoon niets tegen deezen last hebbende, verklaarde denzelven niet gaarne alleen op zich fe willen neemen, uit aanmerking van het gewigtig belang, 't geen de Republiek hadt by het wel fluiten der Schelde. Wel wenschte hy dat de Raad de Commisfie tot Vifitatie der Comptoiren te 's Bosch, Maaftricht en het Overkwartier van Gelderland, in 't algemeen dit onderzoek opdroeg, temeer daar de Heer van Hoogendorp, ruim zo bedreeven was in de Zeeuwfche Stroomen. By naderen raadflag werden den Fiscaal Paulüs in deeze zaak toegevoegd de Heeren den Appel en VAJt (*) Refol, van'Holt. p. Juny 178a». S z XXV. boek» ïencCoirio nisfie, tot iet doen 'an Öpieeming3lenocmd,  '&?$ VADERLANDSCHE XXV. soek. 1785. Deeze vertrekt Eerwaards van der Crap; met verzoek om dé Heeren Gecommitteerden tot de Maaftrichtjche Commisfie , by hunne wederkomst zich in die Kwartieren bevindende, daar by mede te willen laaten, tegenwoordig zyn; met volmagt om verder zich van zodanige Ingenieurs, Officieren en Kundigen te mogen bedienen, in naam der Admiraliteit van de Maaze te vraagen en ten kosten van den Lande te gebruiken, als zy, te hunner Onderrigting en byftand, noodig vonden (*). Van deeze noodige vergunningen maakten Gelastigden gebruik by het doen van dit onderzoek, 't geen zy in de laatfte helft van Zomermaand volbragten, onder het betoon van alle mogelyke Hulp en het ontvangen van alle welvoeglyke Eere (f). Het Verflag, 't geen zy by Staaten van Holland, in Oogstmaand, inleeverden , draagt alle kenmerken van oplettendheid; en moeten wy 't zelve, om deeze zaak, ineen helder licht voor de Naakomelingfchap te ftellen, grootendeels hier affchryven, volkomen verzekerd, (*) Extract uit het Register der Refolutien van de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerde Raaden ter Admiraliteit op de Maaze 14. Juny 1785. (-}■) Verbaal van de Heeren den Appel, van Ï>er Cr ap en den Heer Advocaat Fiscaal Paulüs ly Refolutie van het Ed. Mogende Coltegie ter Ad-, miraliteit op de Maaze, in dato 4. Juny 1785 ge€0mmitteerd, om zich te begeeven na de Schelde len einde te onderzoeken waar dezelve van Saftingen tot aan Zee: best zou kunnen worden geflooten.    HISTORIE: 277 fcerd, dat recht weetgieriger!, zulks aan ons dank zullen weeten, fchoon anders dergelyke Staatsftukken uitvoerig te vermelden, iets verveelends medebrengt. De Heeren Gelastigden oordeelden in 't oog te moeten houden het Befluit van hun Hoog Mogenden van den zeventienden van Lentemaand deezes Jaars, en derhalven te moeten onderzoeken, hoedanig en op welk eene wyze ,; de Schel„ de,zo militairement, als door het plaat,; zen van Comptoiren, tot het invor„ deren van 'sLands Regten, het doen „ van Vifitatien als anderzihs even en „ in dier voege als thans te Lillo plaats „ hadt, zou kunnen worden geflooten;" naa dat de Forten de Kruisfchans, Fredrik Hendrik,Lillo en Liefkenshoek aan den Keizer afgeftaan zyn; mitsgaders naa dat het Riviervak der Schelde van Antwerpen af tot zo verre en in dier voege als het zelve was afgetekend op de Kaart, in den Jaare mdcclxxvii door den Oos~ tenrykfchen Generaal Ferrari geformeerd, al mede aan zyne Keizerlyke Majefteit zou weezen overgelaaten. Dat, hoe zeer Gecommitteerden zich verzekerd hielden, dat het oogmerk van hun Hoog Mogenden, met geene waarfchynlykheid eenig ander zyn kon dan om de Rivier de Schelde af te ftaan tot aan de voorfchreeve bepaalde Limiten by de Overeenkomst des Jaars mdclxiv, zo als dezelve op de gemelde Kaart afgetekend zyn, dezelve niettemin niet mogten S 3 ont- XXV. soek. 1785. Gewigtige Aanmerking dier Commisfie op het Staatsbcfluit.  XXV. BOEK. £78 VADERLANDSCHE ontveinzen, dat zy zich ter plaatze op ' - de Schelde bevindende, door de woorden van dat Staatsbefliiit, eenigzins in verlegenheid gebragt waren, als waar by de Schelde gezegd wordt aan zyne Keizerlyke Majefteit te zullen worden afgeftaan „ van Antwerpen af tot het eind van het Land van Saftingen toe, zo en in dier m voege als dezelve is afgetekend op de „ Kaart van den Generaal Ferrari;" daar 'er van Antwerpen af tot aan het eind van het Land van Saftingen toe geen ander Land van Saftingen te vinden is, dan'het welk begint „ van de „ Limiten van mdclxiv, zo als de- zelve op die Kaart zyn afgetekend, s, en het welk zich uitftrekt tot aan den „ eHoek van Saftingen, vlak over de Bad„ fche Kaade op den Eilande van. Zuid„ Beveland gelegen, zö dat de' Schelde, »;ü volgens de aangehaalde woorden des „ Staatsbefluits aan zyne Keizerlyke Ma„ jefteit, in de daad, tot aan het eind „ van het Land van Saj'tingen, vis a vis 9, van de Badfche Kaade in Zuid-Beveland zou fchynen afgeftaan te zullen worden."" Dan hadden zy gemeend, uit de volgende woorden, „ zo en in dier voege „ als dezelve is afgetekend op de Kaart „-van den Generaal Ferrari," eenige bepaaling in den voorfchreeven ' Afftand van dat gedeelte der Schelde tot aan het eind van het Land van Saftingen toe, te hebben moeten Zoeken, en diens volgens geoordeeld, dat alleen dat ge-  HISTORIE. 279 gedeelte van de Schelde, mitsgaders van Bet Land van Saftingen, in t gefielde geval, werd afgeftaan, 't welk bevonden mogt worden van Antwerpen af tot aan deLimitenvan den Jaare mdclxiv, zo en in dier voege, als dezelve op de Kaart van den Generaal Ferrari zyn afgetekend, gecomprehendeerd te worden, en dat al het overige, van die Lirnken af tot aan het uiterfte gedeelte van het zelfde Land van Saftingen toe, gelyk ook van de Schelde zelve, zich beneden de vporfchreeve afgetekende Limiten uitftrekkende , aan de Republiek zou worden gelaaten. Te meer hadden Gecommitteerden geoordeeld, die zinfneede, in haaren zamenhang, alzo te moeten opvatten; deels om dat de Limiten by de Overeenkomst van den Jaare mdclxiv bepaald, in het Staatsbelluit worden gereclameerd als een bafis, welke in 't vervolg, met betrekking tot de Grensfcheidingen in Vlaanderen, zou worden gehouden, en volgens welke, door wederzydfche Commisfarisfen, zou worden geregeld ai het geen daar omtrent, door verloop van tyd, thans mogt duister geworden zyn «f? en deels nog om dat hun Hoog Mogenden zich, by verderen Aftland van de Schelde, byna in de onmogelykheid zouden hebben gefield om dezelve, door een Comptoir, behoorelyk te kunnen fluiten, ten minflen hetzelve ten uiterften bezwaarlyk zouden hebben gemaakt — S 4. dan XXV. boek. 1785.  aSo VADERLANDSCHE XXV. boer. Verflag van haar bevindingen, en Voordellen daar uit geboo Jf-en. dan 't welk tegen het uitgedrukte oog-i merk van hun Hoog Mogenden, in dat zelfde Staatsbefluit, zou aanloopen, als waar by die Overgifte wederom aan deeze uitdruklyke voorwaarde word vmknogt „ dat, overeenkomftig het MY. „ Art. van het Tractaat van Munfter, „ de Schelde aan de zyde van hun Hoog „ Mogenden zal geflooten en de Sou„ verainiteit over dezelve van de hier „ voor bepaalde Limiten by Saftingen af j, tot aan Zee toe, voor Hoogstdezelve „ geconferveerd blyven." In de veronderftelling, dat dit alleen :het oogmerk van hun Hoog Mogenden door die Overgifte zyn kon, hadden Gecommiteerden gemeend, zich voor eerst, te moeten bepaalen tot het onderzoek, 'waar de Schelde, door het plaatzen van een Comptoir, tot het invorderen van 's Lands Regten, die thans te Lillo betaald worden j beneden de voorfchreevene Limiten, zo als die op de Kaart van den Generaal F e r r a r i zyn afgetekend, zoude kunnen geflooten worden. En daar het hun alzo was voorgekomen, dat zulks zou kunnen gefchieden door het leggen van een bekwaam Fort, op het gemelde Land van Saftingen, mitsgaders door het plaatzen van eenen beh .orelyk gewapenden Uitlegger op de Schelde, beide even beneden, of liniiströphe met de voorzegde Limiten, zo als dezelve, overeenkomftig met het Verdrag van den Jaare mdclxiv op de Kaars  HISTORIE. £Si Kaart van den Generaal Ferrari liaan uitgedrukt, en waar door 's Lands Regten , even en in dier voege daar ter plaatze zouden kunnen worden ontvangen en de Vifitatien gedaan als anderzins althans te Lillo plaats hadt. Vondt men het fluiten der Schelde, door die middelen aan eenige moeilykheid onderhevig, uit hoofde van de Grond^efteltems op het Land van Saftingen, of van de gelegenheid der Schelde zelve, tot het plaatzen van eenen Uitlegger, en het doen klaaren en betaalen van 'sLands Regten door de voorbygaande Schepen, te voorzeider plaatze; dan hadden Gecommitteerden wyders onderzogt, waar de Schelde verder, door het plaatzen van sLands Comptoiren, zou kunnen geflooten gehouden worden, naa dat de vier meermaals gemelde Forten aan zyne Keizerlyke Majefteit zouden afgeftaan weezen, en bevonden, dat de ftrekking der itroomen en de gefteldheid der Droogten enPlaaten, op de hoogte van Saftingen aan de Vlaamjche en van de Badfche Kaade aan de Zeeuwfche zyde op het Eiland van Zuid-Beveland, in de daad zodanig was, dat de Schepen den wil hebbende na Zeeland en Vlaanderen en weder te rug langs de West er Schelde-, zeer gemaklyk, door eene Batterye aan de Badfche Kaade op te rigten, met Stukken van zes of acht ponden, zouden kunnen worden gedwongen; en dat zelfs de Schepen van de Ooster Schelde, na HolS 5 land XXV. boer 1785.  aSa VADERLANDSCHE XXV. BOEK. Ï78.5. land enz. op of afvaarende, door dezelfde Battery, vooral wanneer men op dezelve twaalf ponders ftelde, zouden kunnen worden bedwongen. Hier van hadden zy de proeve genomen, en bevonden, dat een kogel van een twaalf ponder op vry grooter afftand vloog dan de wydte tusfchen de Badfche Kaade en de Geul in den arm der Ooster Schelde, welken alle Schepen van de Schelde op of afkomende, na of van Holland verphgt zyn door te vaaren. Zodanig een Fort op de Badfche Kaade en Uitlegger by of voor de Geul van het zogenaamde Land van Saftingen, zou de Schelde op de volkomenfte wyze fluiten. De plaats voor den Uitlegger beftetnd was zodanig, dat alle Schepen daar ten anker konden komen, en ingevalle van een zeer harden Storm, altoos in het zo genaamde Jan Leyers-gat wyken, zonder voor eenig gevaar te vreezen te hebben. . Om te dier plaatze de Con- vooien en Licenten van de Schepen aftevorderen, gelyk thans te Lillo, zou het Comptoir geplaatst moeten worden op het aan te leggen Fort aan de Badfche Kaade, waar men de Schepen de Water Schelde op of afkomende terftond zou kunnen klaaren, terwyl op den te plaatzen Uitlegger een Commies van dat Comptoir zich zou moeten bevinden die dit werk omtrent de Schepen de Ooster Schelde op of afvaarende, zou kunnen verrigten, zynde het aan de Schepen, die den ' J wü  HISTORIE. 283 Wil hebben langs de Ooster Schelde niet te vergen, om ter klaaringe by de Badfche Kaade zelve te komen; dewyl dezelve daar door telkens te veel uit hun Gety zouden moeten loopen, en dus zeer aanmerkelyk in hun vaard belemmerd en benadeeld worden. Wel was hun voorgekomen, dat het fluiten der Schelde hier ftrikt genomen zou kunnen gefchieden door het plaatzen van een behoorelyk gewapenden Uitlegger, met één of twee Commiefen; doch meenden zy het aanleggen van het Fort 6p de Badfche Kaade en het oprigten van een Comptoir aldaar, te moeten aanfaaden; zo om dat het zou kunnen gebeuren, dat de Schepen , by deeze of geene omftandigheid, gelegenheid zouden kunnen vinden, om den Uitlegger te ontwyken, en dus het betaalen van 'sLandsRegten te ontgaan , indien dezelve het Gefchut van den Uitlegger ontweeken zynde, voor geene andere middelen van bedwang meer zouden te vreezen hebben,- als mede dewyl het hun ten hoogften gevaarlyk fcheen, wanneer de Sluiting der Schelde alleen aan de plaatzing van één Schip, of zelfs van meer Schepen, zou worden vastgemaakt; naardien het in verfcheide gevallen zou kunnen gebeuren, dat zodanig een Schip of Schepen genoodzaakt werden, voor eenigen tyd, derzelver plaatze te verlaaten; waar van de Republiek niet lang geleeden een voorbeeld ondervonden hadt en -waar door de vrye Vïiard op XXV. BOEK 1735.  aS4 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. 1785. op de Schelde, althans zonder het betaalen van 'sLands Regten, geopend zö|u zyn geweest; indien derzelver Sluiting blootlyk van eenen Uitlegger, en niet van eenig daar by geplaatst Comptoir hadt afgehangen, en het welk ééns gefchied zynde, naderhand waarfchynlyk zeer moeilyk zou te beletten weezen. Onderrigt dat de Ooster Schelde zeer wel zou kunnen geflooten worden tusfchen den Jerfikcndam en Gorishoek, het eerfte op het Eiland Zuid- Bevelaud het ander op dat van Tholen gelegen, hadden Gecommitteerden zich derwaards begeeven, om te zien of men de Ooster Schelde aldaar behoorelyk zou kunnen fluiten^ door het plaatzen van een Comptoir, 't zy aan Land, of op een Uitlegger. Wel bevonden zy, dat alle de Schepen de Ooster Schelde uit Brabant na Holland afvaarende of omgekeerd, digt genoeg langs den Wal van Gorishoek voorby moesten, om door eene Battery van den Wal te kunnen befchooten en gedwongen worden; doch teffens, dat het onmogelyk zou zyn de Schepen daar te klaaren en op te houden; vermids, by Herken wind, 'er volftrekt geene gelegenheid is om te kunnen ankeren, alzo 'er, by laag water, wel tusfchen de twintig en vyf en twintig vademen water ftaan, en de grond daarenboven een flegte ankergrond is: terwyl de Reede onder den Jerfikfchen Wal wel beter zyn zou om te ankeren en zich op te hou--, den;  HISTORIE.' n8£ den; doch ahvaar de Ooster Schelde; vermids de Plaaten en Droogten aan die zyde , door geen Comptoir zou kunnen geflooten worden, dan op een Uitlegger, en deeze plaats, daarenboven, dit ongemak zou hebben, dat de Vaard uit Brabant langs de Ooster Schelde na de Rivier de Eendragt, die voorby Tholen loopt, door den Uitlegger op de hoogte van den Jerfikendam niét zou kunnen geflooten, en 'er dus aan het begin van het zogenaamde Land, ter plaatze alwaar te. vooren is gezegd dat de Schelde aan beide haare armen zeer wel zou kunnen worden geflooten, een Uitlegger tot dit einde zou moeten worden geplaatst, gelyk ook nog een afzonderlyk Comptoir aan de Badfche Kaade tot fluiting van de Wester Schelde: weshalven deeze plaats, huns oordeels, ten bedoelden einde, in geene aanmerking kon komen. Dewyl de Ooster Schelde, uit hoofde van de ondiepte op het zogenaamde Bergfche Veld, door geene gewapende Schejpen van eenig aanbelang kan bevaaren worden, waren de Gecommitteerden de Wester Schelde afgezakt, om na te gaan waar dezelve van Saftingen af, tot aan Zee toe, verder geflooten zou kunnen worden. Hunne bevinding was, dat de Wester Schelde, behalven door het te leggene Fort op de Badfche Kaade, Mtlitairement, dat is door het aanleggen van Batteryen, om eenen Vyand te keeren, die de Schelde met geweld zou willen op- XXV. BOEK. 1785.  236* VADERLANDS CHS XXV. BOEK. op- of afkomen, zeer wel en buiten eenige fpeculatie zou kunnen worden geflooten. Door het ftellen van eene Battery op de uitfpringende punten van deeze Dyk by het Dorp Weerden-, door 'er nog vier aan te leggen, een te Hansweerden , een by Oedekenskerke, een op den hoek van Baarland, en een aan Hel- lewoudsdyk (*). ■ Wyders hadden zy bevonden, dat de Wester Schelde, door behoorelyke Batteryen te Vlisftngen, Militair ement kon worden geflooten, zo op den Westdyk als aan de Oostlykfte Bastions of Werken van de Stad, mitsgaders des noods, door het plaatzen van één of twee Schepen op de Reede van Vlisftngen, om het op- en afzeilen der Wester Schelde te beletten. Uit aanmerking van dit alles was der Gecommitteerden Raadflag, dat van wegen hun Hoog Mogenden, in de Onderhandelingen pVer de Eifchen van zyne Keizerlyke Majefteit * wel zou volhard worden by het Befluit van den zeventienden van Lentemaand (f), „ doch „ dat teffens," gelyk zy zich uitdrukten „ om alle Duisterheid of verkeerde In„ terpretatie dien aangaande voor te ko„ men, zou worden verklaard, dat de InfO In het Verflag wordt de gcfchiktheid deezer Plaatzen tot Batteryen , als mede de zwaarte van het Kanon daar op te brengen aangevveezcn. (f) 2ie hier boven bl. 277."  HISTORIE. £ Intentie van hun Hoog Mogenden, by welgemelde Refolutie , geenzins was „ geweest om de Rivier de Schelde met ,, derzelver wederzydfche Oevers en aan„ grenzende Landen van Antwerpen af „ verder over te geeven. dan tot aan 9, de voorfz. bepaalde Limiten by de „ Conventie van den Jaare mdclxiv, zo en in dier voege, als dezelve op 3, de Kaart van den Generaal Ferra„ ri zyn afgetekend, en dat, over zulks a, al het geen beneden dezelve Afteke„ ning is gelitueerd, verftaan moet wor„ den onder de Souverainiteit van de 5, Republiek te zyn verbleeven, zonder dat daar van, by de voorgemelde Re„ folutie, eenige Renunciatie of Cesfie „ was gefchied of hadt kunnen gefchie- den — en dien volgende, dat het 5, Land van Saftingen en de Schelde zel„ ve, voor zo verre als dezelve bene„ den de voorzegde Aftekening gefitu3, eerd zyn, onder de Renunciatie by de 3, gemelde Refolutie gedaan niet gecom5, prehendeerd waren, of daar onder, „ volgens de waare Intentie van hun 3, Hoog Mogenden, gecomprehendeerd 2, hadden kunnen worden." Van deeze nadere Verklaaring hunner Hoog Mogenden moesten, huns oordeels, de Gezanten te Parys ten fpoedigften kennis krygen. Voorts preezen zy het boven bestgevonden Hulpmiddel der Hooge Vergadering aan, en dat al het noodige ten dien einde, zou gefchieden ten kos- XXV. boek.  XXV. boek. 1785. Uitvoeri» daar med overeeiikomitig. s88 VADERLANDSCHE kosten van de, gezaraenlyke Bondgenoot ten, indien Staaten van Zeeland zulks zouden mogen verlangen (*). Overeenkomftig met deezen ingedien1 den Raadllag van de aanweezende Ge-' committeerden uit de Admiraliteits Collegien in 'sGravenhaage, werd eindeiyk by hun Hoog Mogenden vastgefteld, de Schelde te fluiten, en de noodige Aanfchryving daar toe gedaan aan de Collegien ter Admiraliteit op de Maaze en in Zeeland, met dien gevolge, dat, in den Jaare mdcclxxxvi, een Fort is aangelegd aan de Badfche Kaade, vry ruimer zelfs dan dat van Lillo geweest was en dat intusfchen een behoorelyk gewapende Uitlegger werd geplaatst, by of voor de Geul van het Land van Saftingen, gelyk ook een andere Uitlegger of Jagt in de Geul van het Land zo en tot dat einde als de Raadllag en het Befluit inhieldt (f). . Een (*) Refol. van Holt. 10. Aug. 1785. (f) Veelen nogthans, waren, ten dien tyde, van gedagten, dat de Klaaring der Schepen, de Schelde op- en afkomende, dikwyls met veel moeite, en niet zonder zwaarigheid, zou kunnen gefchieden, en dat het nooit mogelyk zou zyn, om de Schelde hier anders geflooten te houden, dan door het leggen van veelkostende Uitleggers, op de vooraangtweezene Plaatzen, zonder dat zulks ooit genoegzaam, door het te bouwene Fort zelve, zou kunnen gefchieden. Doch de ondervinding heeft het tegendeel geleeraard. Zints het aanleggen van dat Fort, en de Sluiting der Schelde op de bovengemelde wyze, is het Vaarwater by de Batfche Kaade, zo zeer ten voordeel  HISTORIE. a«9 Een Postbode uit Parys, den vier en twintigften van Herfstmaand in 'sGravenTiaage gekomen, merkte men aan als een Voorbode des Vredes. Men ontving, kort hier . op, de Voorloopige Artykelen om tot een grondflag te dienen van het Verdrag tusfchen den Keizer en de Staaten der Vereenigde Nederlanden, onder be- veranderd, dat de Vaard van en na de Schelde, tegenwoordig (1792) genoegzaam onder den Badjehen Wal heen loopt, en dus de Klaaring der Schepen aldaar thans zeer- gemaklyk .kan gefchieden. 'De Uitlegger van het Collegie ter Admiraliteit op de Maaze ligt nu zelfs veel meer benedenwaards na. het Fort toe, dan in den beginne kon plaats hebben ; en de Zeeuwfche Uitlegger of Jagt, dat op het Land in de zo genaamde Put of Geul badt moeten gelegd worden, om de Schepen den Ooster - arm der Schelde op- of afkomende, gemaklyker te kunnen waarneemen , is nu geheel weggenomen., houdende dc Admiraliteit van Zeeland hier tegenwoordig flegts een Poon, waar op een Commandeur, om by dp hand te zyn tot het . doen der Klaaringe, by harden •wind, of als een Schip zou moeten worden naagey.eild , om te floppen, of by te draaijen. ■ • t.r. Zedert heeft dé Admiraliteit van Zeeland in het Fort ook een fraay Gebouw gezet, tot inwooning van haare Officieren en Sloeproeijers; en dit Fort heeft daar door, als mede door nog andere Huizeri, die daar in reeds gebouwd zyn, gelyk ook door de Kerk en dc Barakken , van de zyde der Schelde, een ■vry aanzienlyk voorkomen gekreegen. .—*- De Admiraliteit van de Maaze heeft hier nog geen Gebouw voor haare Officieren van de Convoyen en Licenten ; maar houdt daar toe nog een Uitlegger ter voorzeide plaatze op de Schelde. . Zyne Keizerlyke Majefteit heeft, derhalven, by den Afftand van de Forten op de Schelde, doorhura Hoog Mogenden aan Hoogstdenzelven gedaan, niets gewonnen, ten opzigte van de Vrye Vaard op de IX. DEEL, T , Wyd^ (*) JUfel, Gert. Secr. 17. Oft. 1785. T a XXVÏ BOEK*  Frleslands Staatsbelluit was desgelyks afkeurende. —- ^Deeze drie Gewesten Irongen wyders aan op een onderzoek, vie de bevelen getekend hadden om ee*: ie zaak op die wyze, als de Voorloopi;e Voorwaarden waren ingerigt, te Pays af te doen (*)• —— Holland befloot de (*) N. Nederl. Jaarb, 17S5. bl. 1410. 1522.154c, 554. 1670. Net. van Zeel, 27. en 39 Sept. 28, lov. 5« Dec. 1785.  HISTORIE. £95 de getekende Vredes - voorwaarden, waar in voor de Souverainiteit der Schelde gezorgd was, te bekragtigen. Utrecht was mede gezind om, op den voet van Holland, toe te ftemmen, de Ridderfchap in 't Sticht hadt verklaard „ dat naardien veelen der Bondgenooten niet s, gerefolveerd fcheenen den Keizer met „ magt tegen te gaan, zy, uit dien hoof,, de, genoodaaakt waren in het koopen „ van den Vrede te confenteeren," ■ In Overysfel bekragtigde men de Voorwaarden met by voeging, „ dat by het ?, Definitive Vredes Tractaat zodanige „ Punten, welke aan verfchillende Uit„ leggingen mogten onderhevig zyn, en „ inzonderheid het Artykel raakende de 3, Souverainiteit van de Schelde, en het geflooten houden van dezelve , nader zouden moeten worden geëluci,, deerd (*)." Stad en Lande be¬ floot met Holland; doch niet zonder zich op het voorheen daar tegen ingediende te beroepen, en in het vast vertrouwen, dat die Gewesten, welke het behoud van Maaftricht eene zo aanmerkelyke Opoffering waardig was, ook geene zwaarigheid zouden maaken, om,naar evenredigheid van hun belang, in de beloofde fom vooruit te betaalen, en dat hetover- biy- (*) Aan deezen eisch werd voldaan, gelyk vervolgens zal blyken, T4 XXV. BOEK. 1785.  XXV. BOE K. 1785. Met de Meerderheid van vier Gewestendaar toe bellooten. Vredesverdragmet den Keizer.' i 9 » f J 3 » 2q5 VADERLANDSCHE blyvende door alle de Bondgenooten zou worden betaald (j-). Zo dat vier Gewesten alle de Aanbieding van Frankryk aarineemende '• tegen drie Honden, en uit; kragte van deeze Meerderheid, het volgende Wede-verbond ftand greep. „ Art. ï. 'Er zal een altoosduurende „ Vrede, en opregte en ftandvastige „ Vriendfchap plaats hebben tusfchen zy„ ne Keizerlyke en Koninglyke Aposto» ,i Iifche Majefteit, derzelver Errgena-' ,y men en Opvolgers, en hun Hoog Mogenden de Heeren Staaten Generaal „ der Fereenigde Nederlanden, en hunne „ wederzydfche Vasfalen en Onderdaa„ nen. „ II. Het Tractaatvan Munfïer,ge{[oo„ ten den dertigften January mdcxlviii, „ zal tot ba fis van het tegenwoordige , Tractaat dienen , en alle" Stipulatien , van 't gemelde Tractaat van Munfter , zullen worden behouden, in zo verre , daar in, door het tegenwoordige, gee, ne verandering zal gemaakt zyn. „ III. Het zal beide contracteerende , Mogenheden voortaan vryftaan zodani, ge Reglementen, ih hunne 'refpective , Staaten, te maaken voor de Commer, cie, Tollen en Licentén als zynoodig , zullen oordeelen. „ IV. De Grensfcheidingen van Flaan- de~ (*) N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1554. 1555. »t. van Zeel. 28. Kov. 1785.  HISTORIE. 207 ;~ deren zullen blyven volgens de Over,, eenkomst van 't Jaar mdclxiv, en „ zo 'er eenige, door verloop van tyd, „ mogten verdonkerd geweest zyn, of „ nog zyn, zullen, binnen een Maand, „ naa de Uitwisfeling der Ratilicatien, „ Commisfarisfen van weerskanten ber „ noemd worden om die te herftellen. Men is daar en boven overeengeko„ men, dat de wederzydfche te doene, „ Ruilingen in het minnelyke zullen gesy fchieden. ' „ V. De hooge contracteerende Party„ en verbinden zich van weerskanten , geen. Forten of Batteryen, onder bereik van j, elkanders Kanon, aan te leggen, en die „ te flegten , wélke zich in dat geval „ mogten bevinden. „ VI. Hun Hoog Mogenden zullen, op „ de gévoeglyklte wyze, ten genoegen „ des Keizers, doen reguleeren, de uit„ vloeijing der Wateren van het Land „ zyner Keizerlyke Majefteit in Vlaan„ deren en aan den Maaskant, om, zo 5, veel mogelyk, de Overftrooming voor „ te komen. Hun Hoog Mogenden be„ willigen zelfs, dat 'er, ten dien ein5, de, op redelyken voet, gebruik wor„ de gemaakt van den noodigen grond, „ zelfs op hun Grondgebied. De Slui„ zen, welke daar toe op het Grondge- bied der Staaten Generaal zullen ge„ maakt worden, zullen onder hunne „ Souverainiteit blyven , en zullen 'er j, geene, op eenige plaats, huns TerriT 5 „ toirs XXV. soek» [785.  a?S VADERLANDSCHE XXV. po ek. .1785. „ toirs worden aangelegd, welke de Ver" deediging hunner Frpntieren zouden „ kunnen benadeelen. „Eén Maand, naa „ de Uitwisfeling der Ratilicatien zullen „ wederzydlche Commisfarisfen benoemd „ worden, gelast om de gevoeglykfte Plaat„ zingen voor gemelde Sluizen te be„ paaien: zy zullen ook met elkander „ overeenkomen, wegens de geene, wel„ ken aan eenen algemeenen Regel zul„ len onderworpen zyn. „ Vil. Hun Hoog Mogenden erken„ nen het volle regt van volftrekte en onafhangelyke Souverainiteit zyner Kei„ zerlyke Majefteit oyer het ganfchegen deelte der Schelde van Antwerpen af j, tot aan het einde van het Land van „ Saftingen, overeenkomftig de Linie van mdclxiv, welke men oyereengekomen is door te fnyden, zo als de geheele Linie S. T. aanwyst, welke tev rug valt, in T, op de Grensfcheiding van Brabant, volgens aanwyzing der „ Kaart door de refpective Ambasfadeurs „ getekend. Diensvolgens zien de Staa„ ten Generaal af van den ontvangst en „ heffing van eenigerlei Tol of Belasting „ in dit gedeelte van de Schelde, onder „ welke benaaming of gedaante zulks „ zou mogen zyn, mitsgaders van het, „ op eenigerlei wyze, belemmeren der „ Scheepvaard en Commercie van de „ Onderdaanen zyner Keizerlyke Maje„ fteit. Het overige dier Riviere, van „ de aangetekende "Linie af tot aan de „ Zee  HISTORIE. 299 jj toe, welkers Souverainiteit aan de Staa„ ten Generaal zal blyven behooren, zal „ aan hunne zyde geflooten gehouden „ worden, zo wel als de Vaarten van het Sas, het Zwin en andere Zeegaten, overeenkomftig het Tractaat van Man„ fier (*> VIII. Hun (*) Het .Artykel, betreffende de Souverainiteit der Staaten op dit gedeelte dér Schelde, was in devoorJoopige Voorwaarden, alleen uitgedrukt met deeze woorden. „ De Staaten zien af van het op eenigerlei wyze Delcmmeren der S'cheepvaard en Com„ mercie van de Onderdaanen zyner Keizerlyke Ma^ jefteit, zonder dat deezen daar aan eene 'meerdere it uitgebreidheid mogen geeven, dan toegeftaan is by het Tractaat van Munfter van den 30. Jan. 1648 •n het welk ten dien opzigte in deszelfs kragt en vi it geur zal blyven," Ten aanziene van dit ftuk hadden de Afgezanten last gekreegen. f| Dat zy, by het SJ fluiten van het Definitieve Tractaat, in allen gevalj, len moesten zorgen, 'en als eene Conditiofine qua „ non vorderen, dat by het VII. Art. door zyne v Keizerlyke Majefteit, uitdruklyk worde erkend, de ^ Souverainiteit van hun Hoog Mogenden over dat ^, gedeelte van de Schelde het welk is begreepen tuss, ichen het gedefileerde Limiet by Saftingen, en ^ de Uitwatering van dc Rivier de Schelde in dc j, Noord Zee by VRsfingen; en dat, onder Bemiddej, ling van het Franfche Hof, 't welk zich voor de „ Sluiting van de Schelde, ten faveure van de Rcpubliek, Wel zo kragtig en efficafieuslyk heeft 5, willen intresfcercn , ten klaarften kan blyken, dat ^ het Tractaat van Munfter, ook bepaaldlyk, ten ïf aanziene van dit gewigtig point, werdc geconfirmeerd , en voorts door Frankryk geguarandeerd ; alles met dien verftande, dat, indien desniettemin in zodanig een geëxigeerde en duidelyke erken„ tenis, van 's Keizers zydewierd gedifficulteerd, ge„ melde Heeren Ambasfadeurs, in dat onverhoopt „ geval, niu zuilen mogen toetreeden tot het flui- » ten XXV. BOEK.  3oo VADERLANDSCHE XXV. BOE K. 1785. 1 s 1 1 1 1 < „ VIII. Hun Hoog Mogenden zullen „ de Forten de Kruisfchans en Frederik „ Hendrik, ontruimen en flegten, en 1, derzelver Gronden aan zyne Keizerly- ke Majefteit afftaan. „ IX. Hun Hoog Mogenden aan zy- ne Majefteit den Keizer een nieuw ,. bewys willende geeven van hun ver„ langen tot herftelling der volmaakfte verftandhouding tusfchen de beide „ Staaten, confenteeren tot het doen ,, ontruimen en aan de dispolitie van i, zyne Keizerlyke Majefteit over te laa„ ten, de Forten van Lillo en Liefkens„ hoek, met derzelver Vestingwerken, ,, in den ftaat waar in zy zich bevin- den; referveerende de Staaten Gene, raai aan zich om de Artillery en Ami, munitie van allerlei foort daar uit te , trekken. „ X. De Executie van beide voor, gaande Artykelen zal plaats grypen zes , Weeken naa de Uitwisfeling der Rati- ficatien. „ XI. Zyne Keizerlyke Majefteit ftaat , af van de Pretenfitn door Hoogstde, zelve geformeerd op het Ambagt en , de Dorpen Badel en Reus/el. » XII. Zy- , ten van een Definitief Tractaat van Vrede; zullen, de gemelde Heeren Ambasfadeurs van voorzeide , welexpresfeConditie, vóór het uitvvisfelen der Raf tificatie over de Preliminairen aan de Heer Grave •de Mercy, mitsgaders den Heer Graave d k , Vercebkes, kennis moeten geeven." Refol, Jen. Secr. 17. Oft. 1785.  HISTORIE. 301 j, XII. Hun Hoog Mogenden ftaan van J, hunnen kant af alle Pretenfien op het „ Dorp van Postel; wel verftaande dat „ de Goederen der Abdye van Postel, „ door de Staaten Generaal gefeculari,, feerd, niet gereclameerd zullen konnen „ worden. X XIII. Eén Maand, naa de Uitwis„ feling der Ratilicatien zullen Commisf> farisien benoemd worden om de Grens„ fcheidingen van Brabant te onderzoeken, en met wederzydsch genoegen „ over een te komen, wegens de Rui„ lingen, welke van onderlinge oir baar„ heid zouden kunnen zyn. „ XIV. Zyne Keizerlyke Majefteit ftaat af van alle Regten en Pretenfien, wel „ ke Hoogstdezelve, uit kragt van hei „ Tractaat des Jaars mdclxxiii ge,, formeerd heeft, of zou kunnen formee „ ren op de Stad Maaftricht, het Graaf „ fchap van Vfoenhove, de Ambagten vai St. Servads, en het Land van Overmaas „ aandeel der Staaten. XV. Ter vergoedinge van bovenge melde Partyen zullen hun Hoog Ma „ genden betaalen de fomme van nege. Millioenen en vyf honderd duizend Gu, dens Hollands Geld. „ XVI. Hun Hoog Mogenden hebbend „ gedeclareerd dat hun voorneemen wa zulke Onderdaanen zyner Keizerlyk „ Majefteit, welken door de Inundatie fchade zouden geleeden hebben, vergof „ ding te doen, verbinden zich Hoogs n d< xxv:) boek.' 1785. I 1 'i < e s e ti  30* VADERLANDSCHE XXV. BOEK. dezelve , ten dien einde; om zyne „ Keizerlyke Majefteit vyf honderd dui~ „ zend Guldens, gelyke Munt te voldoen, „ XVII. De betaaling der door de „ twee voorige Artykelen bedongen Som* „ mas zal in dier voege gefchieden. Drie „ Maanden naa de Ratificatie van dit te„ genwoordig Tractaat zullen de Staaten „ Generaal aan de Keizerlyke Kasfe te Brusfel doen betaalen de fomma van s, twaalf honderd en vyftig duizend Gul„ dens Hollands; zes Maanden daar naa „ gelyke Somma, en op gelyke wyze', j} van zes tot zes Maanden, tot de vol„ komen afbetaaling der twee bovenge,, melde Sommas , maakende te zamen tien Millioenen Hollands (*). Die be,, taalingen zullen noch opgehouden, noch ,, opgefchort kunnen worden, om welke ,, oorzaak of onder welk voorwendzel „ het zou mogen zyn. XVIII. Hun Hoog Mogenden ftaan „ aan zyne Keizerlyke Majefteit af het „ Ambagt van Aulne in het Land van i, Dahlem gelegen met deszelfs Ohder„ hoorigheden, de Heerlykheid of het „ Hoofd-Ambagt van Blegny de Trem- Heur7 (*) Gelyk Zeeland vyf Millioenen, oreer dan genoeg gerekend hadt. Zie hier boven bl. 267. zo>" wilde Am/lerdam, over de Ratificatien der voorloopige Voorwaarden , in haaren Raad handelende, dat de Republiek, tot Afkooping der Keizerlyke Vorderingen op Maaftricht, ook niet meer zou betaalen* dan vyf Millioenen Hollands. N. Nederl. Jaarb, 1785. W. 1438.  HISTORIÉ. 3t>3 3, Meur, met St. Andrè, het Ambagt en Heerlykheid van Bombare, de Stad en het Kasteel van Dahlem, met deszelfs „ Aan- en Onderhoorigheden, uitgenoj, men Oost en Cadier. ,, XIX. In ruiling der Cesfien, in Ar„ tykel XVIII. vermeld, ftaat zyne Keizerlyke Majefteit aan hun Hoog Moj, genden af de Heerlykheden van Oud„ Valkenburg, Schin op de Geule, Strucks ,, met derzelver Aan- en Onderhoorig„ heden, het ingeflooten Deftrict van „ Oostenryks Valkenburg, waar in het Klooster van St. Gerlach gelegen is.; „ het welk elders onder de Heerfchap,, py van zyne Keizerlyke Majefteit zal 3, verplaatst worden, en de Dorpen Ob~ „ bicht en Papenhoven, met derzelver j, Onderhoorigheden, in Oostenryks Gel„ derland gelegen. Zyne Majefteit ftaat daarenboven af zyne Pretenfien op het ,, gedeelte van h*t Dorp Schimmen, genaamd de Bies, met het gedeelte van 3, die Landftreek, welke ten allen tyde 3, zyn aandeel gefourneerd heeft, en nog „ fourneert, in de Petitiën van hun Hoog ,, Mogenden, daar onder begreepen de 3, omtrent veertig Bunders Lands, dooi die van het Dorp Nath gereclameerd ,, Insgelyks ftaat zyne Keizerlyke Majea, fteit af zyne Pretenfien op de gedeel „ tens van Heiden en Landen gerecla„ meerd aan de zyde van Heerlem, dooi die van Ubach, van Broatzen en var „ Simpeheld, onder de referve nogthan; da xxv: b o e e; ,  304 VADERLANDSCHE XXV BOEK. „ dat de Onderdaanen zyner Keizerlyke „ Majefteit, de vrye communicatie, ont„ heeven van alle Regten en Tollen, zul;, len hebben door het gedeelte van den1 „ grooten Weg, die langs de Grensfcheir „ dingen van het Ambagt van Kerkenraad loopt, gelyk ook de Onderdaanen van „ hun Hoog Mogenden de vrye en van alle „ dergelyke Regten ontheeven communi,, catie zullen behouden door het overige „ van den Weg tot het. Land ter Heyde. „ XX. De Staatën Generaal zich ver- leend hebbende aan het verlangen, 'i „ welk zyne Keizerlyke Majefteit. heeft „ doen blyken om de Forten' Lillo en Liefkenfhoek te hebben in den ftaat 4, waar in zy zich bevinden, en zyne. Keij, zerlyke Majefteit willende aan Hoögst- dezelve een wederzydsch bewys van zyr „ ne Vriendfchap geeven, ftaat en 'ziet „ af van alle de Regten, welke Hoogst- dezelve heeft kunnen formeeren op „ de zogenaamde Redemptie - Dorpen s s, behalven op Falais, Ar gent au en Her- mei, doende hun Hoog Mogenden me„ de aan hunne zyde afftand van alle „ Regten en Pretenfien op die drie Dor„ pen, en zich verbindende om geene „ Redemptie Belastingen en Regten te „ zétten, zo als zyne Keizerlyke Maje- 5, fteit Zich van gelyke verbindt geenèr-' leie te zetten op de andere Redemptié' „ Dorpen, als ook op de Ambagte van St. Servaas, aan de Heeren Staaten H Generaal gecedeerd. ï, XXI. Hét"  K I S T ö R I E. 305 ",, XXL Het zal deri Ingezetenen der y, wederzydtche afgetraane Landen vry- ftaan dezelve te mogen verlaat en, en i, die 'er in willen blyven, zullen eenp j, vrye Godsdienstoefening genieten, beij, de de Mogenheden zullen van weets5, kanten vooizien in de competentie en i, het onderhoud der Dienaaren hunner 5, Kerken. ,, XXII. Hun Hoog Mogenden cedee3, ren aan zyne Keizerlyke Majefteit alle 3, hunne Regten op het Dorp van Beri, neau, in het Land van Dahkm gelee- gen, welke by de verdeeling van het 3, Land van Overmaaze, in het Jaar ,, mdclxi, onverdeeld gebleeven wai, ren; XXIIL Daar en tégen cedeert en ,, overlaat zyne Keizerlyke Majefteit aan ,, de Staaten Generaal alle zyne Regten ,, op het Dorp van Edoe,- in hét Land 4, van Valkenburg, welke mede, by de,, zei' e verdeding, onverdeeld zyn ge,-, bleeven. „, XXIV. Binnen een Maand naa dé Uitwisfeling der Ratificatie, zuilen we,, dcrzydfche Commisfarisfen benoemd worden, om, naar wederzydsch ge,, not-gen der beide contracteerende Parj, tyen, de Grenslchd dingen hunner Terj, ritoir in het Land van Overmaaze te „ reguieeren, en in der minne overeen„ te komen tot andere Ruilingen, welke j, van onderlinge oirbaarheid zouden kun-; nen zyn. IX. peel, V ,, XXV. Men XXV. BOEK. I785.  XXV. BOEK. -735- 306" VADERLANDSCHE „ XXV. Men is overeengekomen tus* ,, fchen dc Hooge contracteerende Par„ tyen, dat de Geld-pretenfien van Sou„ verain tot Souverain gecompenfeerd „ en vernietigd zullen worden, en dat, „ belangende de zulken, welken de we„ derzydfche Particulieren zullen te vor„ deren hebben, Commisfarisfen zullen „ benoemd worden, om die te onder„ zoeken. „ XXVI Een Maand naa de Uitwis,, feling der Ratificatien zullen weder- zydfche Commisfarisfen benoemd wor,, den, om het juist Contingent te on„ derzoeken en te bepaalen, het welk de Staaten Generaal voortaan zullen „ moeten opbrengen in de betaaling der „ Renten, op de oude Lasten van Bra„ bant gehegt.- gemelde Commisfarisfen ,, zullen dit hun werk in den tyd van „ één Jaar afdoen, zullende ondertus„ fchen de zaaken op den ouden voet „ blyven. „ XXVII. De beide Hooge contrac„ teerende Partyen renuntieeren onder,, ling, zonder eenige referve, van alle „ Pretenfien, welke de een tot des an„ deren lasten, van welke natuur ook, „ zouden mogen hebben. XXVIII. Zyne Allerchristlyklte Ma„ jefteit, door Hoogstderzelver vriend„ lyke tusfchenkomst en zyne kragtdaas, dige en billyke Bemiddeling toegebragt 5, hebbende tot den goeden uitflag der s, Schikking tusfchen de Hooge con- „ trac-  HISTORIE, 307 |i tracteerende Partyeri geflooten, wordt ,, Hoogstgemelde zyne Majefteit door de ,., HöO£r.e cöntracteerende Partyen verzogt „ de Guarantie van dit tegenwoordige „ Tractaat mede op zich te willen nee3, men. „ XXIX. Dit tegenwoordig Tractaat „ zal door zyne Keizerlyke Majefteit eri 3., hun Hoog Mogenden worden geratifi3, ceerd, en de Brieven van Ratificatie, ,, binnen den tyd van zes Weeken, te rekenen van den dag van heden, of ,, nog vroeger , indien mogelyk, üitge5, wisfeld worden;" Op den achtften van Slachtmaand floot de Keizerlyke Gezant, de Graaf de Mercy Argentau, met onze Gezanten de Heeren Lestevenon Van Berkenrode en Brantsen dit Verdrag te Fontainebleau; de Graaf d e Vergennes, ondertekende 't zelve ïils geflooten door de Meditatie en onder Guarantie van zyne Allerchristlykfte Majefteit (*). By (*) Dc Keizer vereerde aa« de Gezanten van onzen Staat twee Gouden Snuifdoofen, in elk lagen drie Briefjes, ieder ter waarde van 1000 Livres. Dc Graaf de Mercy ontving van onzen Staat een Ring ter waarde van 10,000 Guldens; diens Secretaris een Gouden Snuifdoos met 3000 Guldens, De Franfche Staatsdienaar d e Ver g enn es, als Bemiddelaar vari liet Vredes Tractaat, een Ring ter waarde van 16,000 Guldens. De Markgraaf de Verac, Gezant des Frartfchen SHofs by deezen Staat, werd een kostbaaren Doos ter hand gefield, ter waarde van ao,ooc> V a Ot* XXV. boek. I785. Sluiten van 't zelve.  368 VADERLANDSCHE XXV. boek, Een daar by gevoegde Overeenkomst. By dit Verdrag, voegden ten dien zelf* den dage, de wederzydfche Gevolmagtigden eene Overeenkomst van de eigenfte kragt als of dezelve van woord tot woord 'er in vermeld ftondt. Deeze behelsde de volgende negen Artykelen, alle van eeri huishoudelyken aart. ,, Art. I. Dat de Lasten en andere ge„ woone Belastingen, door de Staaten van ,, het Land van Dahlem voor het Jaar mdcclxxxv omgellaagen, aan den ,, tegenwoordigen Ontvanger zullen be„ taald worden, ten voordeele hunner „ Hoog Mogenden, en tot voldoening „ der Lasten van het tegenwoordig Jaar. „ II. Dat desgelyks de Domaninale en Kerklyke Renten , zo ook de Tien- den, in de tegenwoordige Maand No„ vember vervallende, gelyk ook de Erf„ pagten der Molens en anderen, voor „ het loopende Jaar, geheeven en ont- vangen zullen worden door den Ont- s, vanGuldens , en den Heere Caillarb, Secretaris van het Gezantfchap, een fraaye Doos, vercierd met email, waar in een Medaillon, met edel Gefteentc omzet; in de Medaillon zag men de zeven Pylen, het gewoon zinnebeeld van de vereeniging der zeven Gewesten. Allen deezen hadden werkzaam gewest in «iet alleen omtrent dit Verdrag met den Keizer, maar ook in het oprigten der omtrent gelyktydig ftandgrypende Verbintenis met Frankryk, waar van wy, als mede van de byzondere Gefchenken te dier gelegenheid uitgereikt, wy gefprooken hebben in onze Vaderl. Bist. VIII, D. bl. 223. Zie wegens de thans gegeevene N. Nederl. Jaarb. 1785, bl. 1646, Voor 't Jaar 1786. bl, 33. en 201.  historie: 305 a, vanger van hun Hoog Mogenden, en ,, ten hunnen voordeele, zo dat de Las,, ten van gemelde Land;, of de gedeelte ,, derzelven, aan zyne Keizerlyke Maje„ fteit afgeftaan, tenprofyt van zyne Kei„ zerlyke Majefteit niet zullen beginnen te loopen dan met den eerften Janua„ ry mdcclxxxvi; de Domaniale en Kerklyke Renten met den eerften De,, cember, en de Erfpagten naa het af3, geloopen Jaar, III. Dat, om alle zwaarigheden voor ,, te komen, raakende de Agterftallen 3, der gemelde Renten en Lasten, en de ,, Executie, welke de Ontvangers van „ hun Hoog Mogenden in 't geval mog- ten zyn te doen, by gebrek van be,, taaling, 'er eene naauwkeurige en om,, ftandige Lyst zal van geformeerd wor„ den, en Hoogstderzelver Ontvanger ,, of de Comrnisfaris van zyne Keizer„ lyke Majefteit zal worden geauthori„ feerd, om het Montant van gemelde „ Agterftallen aan de refpective Ontvan„ gers van hun Hoog Mogenden te be„ taaien, behoudens het Regt van de„ zelve weder in te vorderen ten laste „ der Schuldenaarem „ IV. Dat alle Verkoopingen van ,, Kerklyke Goederen, Erfpagten of wya, ze van Tienden., zo ook de geaccor„ deerde Octroyen haar. vol en geheel J? effect zullen forteeren. V. De Bedienden en Beampten der V 3 « StaaT XXV. boek.  3ïq vaderlandsche XXV. BOEK. 1785. i ! „ Staatea van Dahlem, en alle de gee„ nen, die, uit kragt hunner Ampten, „ Gagien of vaste Inkomen ten laste van „ 't gemelde Land hadden, zullen, hun „ leeven lang, eene evenredige Lyfrente „ genieten, welke hun, op de inkomften „ van gemelde Land zal aangeweezen „ worden. „ VI. De Meiers en Griffiers zó, van de Stad als van het Hooge Hof van v Dahlem, als mede van de Heerlykhe„ den aan zyne Keizerlyke Majefteit af* ,-, geftaan, en welken Hoogstdezelve niet ,, zal goedvinden, in hunne Bedieningen „ te continueeren, zullen eene redelyke ,, vergoeding ontvangen, of de vryheid ,, hebben hunne Ampten te verkoopen, (, onder Goedkeuring van het Gouveme- „ ment Generaal der Nederlanden. ■ „ Bovengemelde Artykels zullen ook in „,agt genomen worden ten aanziene der „ gedeeltens door zyne Keizerlyke Ma„ jefteit aan hun Hoog Mogenden afgeftaan. „ VIL Dat, voor zo veel de Landen „ van Valkenburg en Roldue, aandeel van „ zyne Keizerlyke Majefteit, belast mog„ ten zyn met eenige Capitaalen of an, dere Schulden, door de Staaten der , gemelde Landen genegotieerd of ge, contracteerd, het zy ter oorzaake van , den Aanmarsch van Troepen, of uit , welk eene andere oorzaak ook, zullen ,, de gedeeltens, door zyne Keizerlyke „ Ma-  HISTORIE: 3" \\ Majefteit aan hun Hoog Mogenden af,, geftaan, 'er geheel van ontheven wor„ den; gelyk het ook aan den anderen „ kant zal plaats hebben, ten aanzien „ van het Land van Dahlem, aan zyne „ Keizerlyke Majefteit gecedeerd. „ VIII. De Leenen, in de van weers,, kanten afgeftaane gedeeltens g;eleegen, ,. en die 'er van afhangen, zull#n leen„ roerig zyn van de Feodale Hoven en „ Kamers van den anderen Souverain, „ onder welken zy onderhoorig zyn, zon3, der in eenige verdere afhanglykheid te weezen der Feodale Hoven of Ka,, mers van den anderen Souveraia, van „ wien zy te vooren leenroerig waren, „ overeenkomftig 't geen ten dien opzig5, te geftipuleerd is in het Partagie Trac,, taat van zes en twintig December des Jaars mdccxi. De wederzydfche „ Cesfien zullen op denzelven tyd, en „ op gelyke wyze gefchieden, een Maand ,, naa de Uitwisfeling der Ratificatien. „ IX. Men is daar en boven overeen„ gekomen, dat, zo het Klooster van ,, St. Gerlach geheeven kwam te wor„ den, of in eenige andere Orde of Kloos,, ter wierd ingelyfd, als dan zullen de ,, Staaten Generaal de Regten van den „ Fiscus genieten op de Goederen, welr „ ken gemelde Klooster op hun Grond„ gebied bezit (*). De £*> N. Nederl. Jaarb. 1783. bl. 1556. v4 XXV. BOEK. 1785.  512 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. 1785. Zwaaarigheid door Middelburg ingebragt op het Uf. Ar- ; tykel des • Verdrags. ' ( ] ] i I S t 5 1 f i £ r t t l 1 I k d v n ¥ f De Kooplieden te Middelburg vondew zich bezwaard, over het derde Artykel des Verdrags, by 't welke aan de Hooge Verbondelingen vrygelaaten wordt, in 't vervolg, zodanige Reglementen te maaken, als zy, elk in hunne Staaten, vook ien Handel, Regten tn Tollen, noodig souden oordeelen, waar uit, en wel byzonder uit de onbegrensde bepaaling van iet laatlte, zy bedugt waren, dat, mee len tyd, veele moeilykheden en nadeeige gevolgen voor dit Gemeenebest, en >yzonder voor Zeeland, zouden kunnen ■ebooren worden, indien men daar te-, •en, (wanneer het nog tyd was,) niet ;orgde, door- wederzydsch Schikkingen e beraamen, om te weeten waar vorens, ich te gedraagen, en de te vreezene onleilen eer het te laat ware, af te wenden. Deeze en het belang 't geen zy ftelen in de welvaard van Zeeland, van eszelfs goede Ingezetenen, cn de zorg, ie zy voeden voor het laate Naageacht, waren de gronden, op welke zy leenden in de onvermydelyke verpligng te ftaan, om, op den acht en twingften van Slachtmaand, zich met een .dres te vervoegen by Staaten van Zeetnd; ten einde zy, met de verdere ondgenooten, en bovenal met die wele hunne waare belangens insgelyks by en bloei en groei van den zo diep verdienen Handel en Scheepvaard vonden, tiddelen mogten beraamen om, (zo, nog logelyk voor de Ratificatie van het Ve*. drag,)  HISTORIE. 313 drag,) ten opzigte van dat Artykel eenige Opheldering, of zulke Schikkingen te verkrygen ten Regelmaat voor de handeldryvcnde Ingezetenen zo van de zyde des Keizers als van hun Hoog Mogenden. Naardemaal het zeker is, dat, zondes eenige duurzaame Bepaalingen, omtrent die Regten te maaken, (dit was het beloop huns Vertoogs,) alles afhangt van de willekeurige Befchikking van t Gebied der Oostenrykfche Nederlanden, dat telkens, naar goeddunken, alk zo inkomende als tranfuoire Regten verhoogen en vermeerderen kan, zo zeker is het mede, dat langs deezen weg de voornaame Handel deezer Republiek in 3t gemeen, en ook van Zeeland in 't byzonder , met Luikerland , Frankryk , Dultschland en Zwitzerland, van tyd tot tyd, becadeeld, en ten laatften het weinige ons daar van nog overgebleeven, geruineerd en de hartader zal afgeftoo- ken worden. Zo min men dit, op dugtige gronden, kan wederfpreeken, zo is het ook eene ontegenzeggelyke waarheid, dat door den invloed, diende Keizer zo niet op alle, ten minllen op veele der Duitfche Vorften heeft, eene naauwere verbintenisfe met hun het middel zyn kan om de Vervoeringen der Koopmanfchappen na en langs den Rhyn, door ondraagelyke Lasten, van geene betekenis te maaken, en het gebruik daar van, daar door als van zelve te verbieden. Welke gevolgen dit laatlte gehad hebbe, V 5 hier. XXV. BOEK» 1785.  SH VADERLANDSCHE XXV. soek. ] 1 i 2 c i 1 b o b d hier van heeft men, maar weinige Jaa-» ren geleeden, een doorflaand bewys gezien, toen men van de zyde der Hollandfche Kooplieden fterke Vertoogen daar tegen gedaan en op de vereffening der zweevende gefchillen aangedrongen heeft. Dat men de aangelegenheid deezer zaake altoos uit dit oogpunt befchouwd hebbe blykt, voor eerst, uit het Tractaat van Munfter, en ten anderen, uit het Tractaat van Fontainebleau nu pas getroffen, waar by men op het geflooten houden der Schelde, en andere Zeegaren der Ooslenrykfche Nederlanden, zo fterk aangedrongen heeft, dat, niettegenftaande van de zyde des Keizers eene Opening 3erzelve, en verdere Zeegaten geëischt is, de Republiek daar in niet heeft toe■reftemd; maar dezelve geflooten zyn ge)le£ven. Dit aanbelang blykt, wyders, lit de onderfcheidene Staats-commisfien, lie in 't beloop van deeze Eeuw beïoemd en gehouden zyn, tot herftel der nisilagèn en gebreken, by het invordeen der Regten ingefloopen, waar door iezelve, ten grootften deele, tot hier toe, p een vry gereguleerden voet gebleeven yn; doch nu, indien wy ons niet beriegen, door dit Artykel des Verdrags, eheel den bodem ingeflaagen en wil■keurig worden. Wat kan en zal het aaten of het bepaalde gedeelte der Schel- en de genoemde Zeegaten, geflooten lyven, indien 'er geene bepaalingen zyn; ie het willekeurige beletten, daar nu e*- ne  HISTORIE. 315 ne opene deur gelaaten is om meerder 3 bezwaarende Lasten en Regten op den ï invoer der Koopmanfchappen uit dit Ge- meenebest te brengen? Geeft dit alles ] geen reden van vreezen, dat daar door die en andere Rivieren, eens eindslyk voor de Kooplieden onbruikbaar en van zelfs voor hun geflooten zullen worden? I\Tiet dan met de grootfte aandoening kunnen wy op de gevolgen van dit alles denken j dewyl dezelve van den fterkften invloed zyn zullen op het vertier yan verfcheide Waaren, en vooral op dat van de Voortbrengzelen en Koopmanfchappen, die uit het Oosten en Westen binnen deeze Republiek aangevoerd en verkogt zynde, zo tot eigen gebruik, als tot verdere verzendingen, derwaards gevoerd, en door dat middel gefleeten worden : dit ophoudende moeten ook , ten laatften, die ryke bronnen van Handel geheel uitdroogen, 'sLands en Stads Inkomften, daar by aanmerkelyk verminderen : het beftaan van Schippers, Werklieden en veele andere lborten van Ingezetenen deezes Gewests en van den Staat, zal geheel ophouden, zy zullen hun beftaan elders moeten zoeken » of ten lasten van Armekaslèn vervallen. Met één woord de meesten zo wel als de minften zullen by ondervinding ont« waaren, wat het is, indien ook de Maatfchappyen van Oost en West vernietigd mogten worden, waar toe, zo wel als om :xv. O EK. 78.5,  Zi6 VADERLANDSCHE XXV. BQEK. -172,5- ! 3 ] . ■ .] 3 < < 1 r c 1 I i ii h z d om den overigen Handel en Scheepvaard ons te ontneemen, veelen, zelfs tot byna aan den uiterften rand van Europa, Zich elk als om 't best beyvereri; ja zelfs zulken, van wien men nog kort geleden groote verwagting gevormd en Zich veele voordeden voor het Handelweezen deezer Republiek beloofd hadt. 't Is waar, by het Artykel, 't geen ons deeze bezwaarende denkbeelden inboezemt, is aan dit ons Gemeenebest gelyke Vryheid gelaaten als aa,n zyne Keizerlyke Majefteit. Doch, wanneer men ppmerkt het groot verfchil tusfchen de neerdere Goederen, Waaren en Koopnanfchappen, die uit deeze Republiek angs de Schelde, den Rhyn en andere livieren, zo te Water als te Lande, vervoerd worden, in tegenfteltlng van 't ?een van daar in de Republiek komt, lan mag men onbefchroomd, vastlteilen, lat de Balans aan deeze zyde nadecliger :al worden. De waarheid van het gezegde, en dat iet van geen klein aanbelang, zo voor iLands Inkomften, als voor het Koopïanfchaplyk beftaan, en daar door weerkeerig voor de Ingezetenen ook van leeland zyn zoude, kan genoeg uit de iaand-Staaten blyken. Deeze zullen, oen zien hoe veel Schepen en Karren,' 1 deeze Republiek, dienen moeten tot, et overvoeren en verbrengen van eene o groote hoeveelheid Goederen als uit t Republiek en door Vlaanderen en Bra-, bant  HISTORIE: 31/ tant heen en weder, en van daar weder Tranfito hooger opgezonden worden, alle welke Handel wy vreezen dat nu vooral op 't punt van een geheelen ondergang gebragt is. In deeze vrees vindt men zich verlïerkt, door agt te geeven op de handelwyze van het Gouvernement te Brusjei in voorige Jaaren, toen men, om hunne Fabrieken en Trafieken, en deVaard langs en over Oostende te begunftigen, nadeelige veranderingen op de Tractaaten nnakte, de Inkomende Reg ten op het Zout, de Wynen, en Hout waaren, met meer andere der voornaam fte Handeltakken,'aanmerkelyk verhoog de; met zulk een gevolg, dat de Zout neering, voorheen een aanmerkelyke Tal van Handel voor Zeeland, en een bron vai Welvaard voor derzelver Bezitteren ei Beftuurderen, genoegzaam gansch ver loopen is, en die Fabrieken bykans alli vernietigd zyn. De aanvoer der Tran fito Wynen over Middelburg en Zier ik zee, in onze dagen nog zo aanzienlyk is door die Belasting gansch verhuisd geene fchaduw wordt 'er meer van ge zien; de Engelfche Manufactuuren hei waards gezonden, om ze verder zo n Vlaanderen als Brabant te voeren, vooi heen van geen gering belang, hebben de: weg over ^Oostende moeten neemen, doo de vermindering der Regten daar in trei: gebragt, en gaan ons bykans geheel mis (*] f*) N»;. ven Zeel. 28. Nov. cn 5. Dec. 17&S. XXV. 8 o e k: 1785. I l r 1 b  XXV. Bo ek. Het oóre an Vlisftngen over dit Bezwaar van Middelburg. 1 j 1 t J \ i S 2 \ C 5 fi g g S n 318 VADERLANDSCHE De Regeering van Vlisfingen befchouvvde deeze Bezwaaren der Middelburgfihe Kooplieden als ten uiterften onzeker, problematicq, en daarom ook van dien aart 1 dat de Bekragtiging van het gèheele Verdrag daar aan niet behoorde verbonden te wórden. Teveel prys, ftelde zy, nogthans, op de belangen des Koophandels, om met gaarne, zo veel mogelyk, aan dit Verzoek te voldoen; 't zelve zou gezonden kunnen worden aan de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge, tot onderrigt, om 'er het noodige gebruik van te maaken; en hun tevens :e volmagtigen het daar heen te Wenden lat de Afgezanten te Parys werd aangechreeven om den Graave be Mercy, ot voorkoming van nieuwe Gefchillen," roor te liaan het maaken van een ondering Tarif van Commercie, waar toe dé federzydsch te benoemene Commisfarisen tot de zaaken der Grensfcheidingen, Is anderzins , zouden kunnen worden verogt, blyvende inmiddels de Ratificatie an dit Artykel opgefchort; tot al 't welk e byftand en bemiddeling des Franfihed taatsdienaarfchaps zou behooren verzogt ï worden (*). . Dit fterk dringen van Middelburg onting geenzins het maaken van ongunllie en haatlykgekeurde aanmerkingen der chryveren van dien tyd. Een hunner ;aalde den Handel der Zeeuwen op en over 0) Not. van Zeel. aS. Nov. en 5. Pee, 1785.  HISTORIE*. t)veï de Oostenrykfche Nederlanden langs ] de Schelde af nis eene verkorting der i Regten op de Maaze, door de Admira- . liteit te 's Hertogenbosch gevestigd, als ] een onbehoorelyke eigendom en de klagten door de Kooplieden gedaan over het gevaar waar in die Mandel gebragt was, door ha derde Artykel des Verdrags met zyne Keizerlyke Majefteit, als een list tegen den Vrede en de Verbintenis met Frankryk. Tegen zodanige aanrandingen van aanzienlyke Collegien en Perfoonen, oordeelde de Raadpensionaris van Zeeland te moeten waaken (*) Deeze post bekleede thans, zints het verzogte en bekomene ontflag van den hoogbejaarden Heere John Marinus Chalmers, de Heer Laurens PieteR van be Spiegel, tot dezelve verheven naa ruim zes en twintig Jaaren als Lid of Minister de Zeeuwfche Staatsvergaderingen bygewoond en ten dienfte geftaan te hebben, 't Belang 't geen de Staatsleden algemeen in een fleer van die ondervinding en bekwaamheden fielden, bragt de gunftigfte toezeggingen by de Amptsaanvaarding te wege (I), Geheel het gelaad der dingen veranderde op de Grenzen en in de Stroomen aan 't Keizerlyke paaiende. Een Qos- (*) Not. van Zeel. a8. Nov. 5. en 12. Dec. 1785. N. Nederl. Jaarb. 1785. bl. 1670. (t) Nat, van Zeel, 12.en23.Mey. 22. Sept.i78s« 1 :xv. o e k. 785. Veranderingen op le Grenzen by den Vrede,  XXV. boek. 1 s < 3 ] < 1 3*0 VA D ERL AND S C HE Oostenryks Officier, op het Dorp den Doet bevelvoerende, verfcheen aan de Barrière van Liefkenshoek, en verklaarde van den Prins van Ligne een Brief ontvangen te hebben, by welken toegeftaaii werd, dat alle Officieren, Burgers en Vrouwen van Onder - Officieren en Gemeenen, op het Grondgebied van zyne Keizerlyke Majefteit vry en onverhinderd mogten gaan en komen; hy hadt ook last om aan 's Lands Schepen te laaten weeten, dat zy, nevens de Bezettingen der Forten, vryheid hadden, om Leevensbehoeften op Keizerlyk Grondgebied te koopen. Een Staatenbode bragt den Bevelhebber van Lillo 't gebod om het water van de Polders, omftreeks de Forten Lillo, Fredrik Hendrik, de Kruis^ fchans en Liefkenshoek, zints den zevenden iran Slachtmaand des Jaars mdcclxxxiv, 3oor het Zeewater overftroomd, te laaien afloopen. Het werd den eigen dag verkftellig gemaakt. De twee Keizerlyke Kotters en de Brik, verlieten het zogenaamde Weerlooze Rak, niet verre jan het Fort St. Philip, waar zy zedert ;en geruimen tyd gelegen hadden, en :eilden na Antwerpen. Alle Schepen en ;ewapende Vaartuigen, die van onze zyle, op de Schelde, en Voor Saftingen, ;elegen hadden, keerden na de Reede te lanimekens en werden door de Admiraliteit afgedankt. De Krygsmagt, naa de drenzen gezonden, werd, van tyd tot yd,opontbooden. Men trok de Plakaa- ten,  HISTORIE. 321 ten, wegens den Uitvoer van Paarden, en van verfcheide Artykelen na de Oostenrykfche Nederlanden in, alleen bleef de Uitvoer van Rundvee, om fchaarsheid en duurte voor te komen, opgefchort (*). , Eer het Jaar zynen Kring befloot waren de Bekragtigingen des Verdrags,metJ den Keizer uitgewisfeld. Tot naakoming. van 't zelve maakte men terftond eenen! aanvang met het flegten van de Sterktens de Kruisfcha?is en Fredrik Hendrik? doch zette dit werk traaglyk voort, en haastte zich althans niet met de ontruiming van Lillo en Liefkenshoek, waarfchynlyk in verwagting dat Josephus i> e II. hier omtrent eenig uitftel zou geeven, 't welk de Staaten , door hunne Gezanten te Parys, aan den Graaf de Mercy en den Graaf de Ver gen nes hadden laaten verzoeken. Zyne Keizerlyke Majefteit hadt dit geweigerd. De beftemde tyd der Slegting en Ontruiming was ten einde geloopen toen in Sprokkelmaand des volgenden Jaars de Baron van Reischach, als Keizerlyke Afgezant , weder 'm'sGravenhaage verfcheen. In zyn eerfte gefprek met den Voorzitter der Algemeene Staaten drong hyaan, dat deeze Bedingen des Verdrags, zonder verwyl, zouden volvoerd wordem Waar op hun Hoog Mogenden onmidde- m (*) N. Neder/. Jaarb. 1785. bl. 1500, 1553,' ï582. 1605. 1668. IX. deel. X XXV: boek: [785. 3c Kru'iS' "chans en ^redr'ik jeflegt.  XXV. BOEK. 1785. Lillo cn Liefkens-. hoek ontruimd cn door den Keizer in bezit ge. nomen. i 1 322 VADERLANDSCHE lyk bevel gaven om met het flegten vari de twee Vestipgen voort te gaan, en de twee andere in te ruimen. Deeze gedenkwaardige overgave gefchiedde, op den twaalfden van gemelde Maand. Toen de wederzydfche Gevolmagtigden te Lillo waren aangekomen, werd, naa het overleeveren der "Sleutelen en het doen der noodige aanwyzingen, de klok geklept. De inwoonders. vergaderden op de Markt voor het Regthuis, ten plegtigen ontflag uit den Eed aan hun Hoog Mogenden. Men nam de Wapens der Republiek af. Der Staaten Bezetting, ten getale van omtrent twee honderd Man, toog uit na Osfendrecht en verder na Bergen op deii Zoom. De Regters en andere Amptenaaren van den Burgerftand vertrokken te fcheep met hunne Huisgezinnen ;een fcheiden't geen onderling niet zonder de grootfte aandoeninggefchied- de. 's Anderen daags kwam hetKeizer- lyk Krygsvolk uit Antwerpen, ontfeheept en met flaanden trommel binnen getrokcen zynde, betrokken zy de Hoofdwagt, ;n de Wapens van zyne Keizerlyke Maefteit werden opgeregt. Het Klokgeklep ieedt de Inwoonders andermaal voor het Elegthuis zamenkomen, waar de Heer Raad Procureur Generaal van B-abant hun den Eed van hulde en trouwe aan zyne Keizerlyke en Koninglyke Apostolifche Majefteit afnam. De Rezitneeming van Liefkenshoek werd, ten zelfden dage, volbragt, ten overftaan va®  HISTORIE. .325 Van den Heer Raad Procureur Generaal van Vlaanderen. De Grond der gellegte Sterktens de Kruisfchans en Fredrlk Hendrik namen de Gelastigden des Keizers, in diens naam, plegtig in bezit,, onder den toevloed der Onderdaanen van de nabuuxige Polders en Dorpen. Het gewapende Keizerlyk Wagtfchip deeden de Heeren der Admiraliteit op de Schelde, van St. Philippe vertrekken, en tusfchen Lillo eh Liefkenshoek. ankeren, om den Stroom en alle de Zeefluizen binnen 's Keizers Hee.rfchappy in vryheid en veiligheid te ftellen. Met allen fpoed verplaatfte men ook het Kantoor der, Regten zyner Majefteit van St. Philippe na Lillo. Van daar werden, naa de Bezitneeming, de Brieyen, zaaken van Staat betreffende, en de Pasporten afgevaar- digd(*). , Te midden van de woeiingen deezes wonderbaar opdaagenden , . en vreemd voortgezetten Keizerlyken Oorlogs,meest in Toerustingen en Onderhandelingen gefleeten, en naauwlyks den naam van Oorlog verdienende, fchoon eenKanonfchoot Op At Schelde voor eene Oorlogsverklaaïing ging, en 'er een ftaatlyk Vredesverdrag op volgde, liepen 'er gerugten van een toeleg des Keizers, door zommigen aangemerkt als den fleutel van de onver- wag- j (*) N. Nederl. Jaarb. 17S5. bl. 1647. Voor »t Jaar 1786. bl. 115. 410,. X 3 XXV., BOEK, * Gerugt ee« nerRuilinge van den Keizer met den Keurvorst van Beyeren,  324 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. I785. Hetzelve voor- en tegengefprooken. wagte Vorderingen door JosephtjsoP onzen Staat. Men wilde naamlyk, dat de Keizer, met den Keurvorst van Beyeren, een Verdrag zou hebben aangegaan, volgens 't welke de Beyerfche Staaten, naa het overlyden van den tegenwoordigen Keurvorst, aan den Keizer zouden moeten komen ; waar tegen zyne Keizerlyke Majefteit zich zou verbonden hebben om aan den Hertog van Twen* bruggen, die anders in de Beyerfche Landen zou moeten opvolgen, Brabant en Vlaanderen, met alle de Aanfpraaken, welke hy op het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden hadt, te zullen afftaan. — By deeze ruiling, voegde men 'er nevens, zouden de Oostenrykfche Nederlanden, den naam van het Koningryk van Austrasia krygen, en de Hertog van Tweebruggen den tytel van Koning der Nederlanden aanneemen. Veel werd 'er over deeze Ruiling gefprooken, de Nieuwspapieren waren des vol; deezen beweerden de waarheid, anderen beftreeden de egthèid van dit oogmerk. De verkryging van Beyeren zou, ongetwyfeld een onfehatbaar groot toevoegzel aan 's Keizers bezittingen geweest zyn; maar kon, in de gevolgen befchouwd, de te onderbrenging v&nDuitschland medegebragt hebben. Dan 'er was weinig waarfchynlykheids, dat een Land, uit zo veele onafhanglyke Staaten beftaande, elk zeer nayverig op de lyst van derzelver Voorregten, een gerust aan- fchou*  HISTORIE. 325 fchouwer zou weezen van zulk eene gewigtige Staatsomwenteling, die de zogenaamde Vryheden des Duitfchen Ryks in gevaar bragt. Het Geheim van dit Verdrag, beweert men, dat de fchrandere Frederik de Gro ote zou ontdekt hebben, en 'er een affchrilt van magtig geworden zyn, Dat hy daar op, met andere Duitfche Vorften, eene Verbintenis aanging, om de balans des Keizerryks te bewaaren (*). Zeker gaat het, te midden van zo veel onzekerheids als deeze bedoelde Ruiling blyft aankleeven, dat de Baron van Thulemeyer, Afgezant zyner Pruisfifche Majefteit, van wegen zyn Hof, by hun Hoog Mogenden eene plegtige verklaaring kwam afleggen, dat de Koning, zyn Meester eene Verbintenis, ter handhaaving van de Duitfche Staatsgefteldheid, tot ftand gebragt, en met andere Onafhangelyke Vorften van Duitschland, de Keurvorften van Saxen, en Brunswyk Lunenburg, getekend hadt. Deeze Verbintenis, die niets beledi gens of aanvallens behelsde, hadt in geenen deele ten oogmerk eene vergrooting van Magt aan de zyde der Verbondene Mogenheden, maar ftrekte alleen tot eene Borstweering om de inzigten, welke het Huis van Oostenryk mogt hebben (*) Histery of the interna! affaires of the United Provinces bl. 96. & n t. Denina V Leeven en de Regeering van Frederik den II. Koning van Pruisfen bl. 444, JV. Nederl. Jaarb. 29. Aug. 1785. X 3 XXV. boek. 1785. De Koning van Pruisfen gaat eene Verbintenisdaar tegen aan.  3*5 VADERLANDSCHE XXV. BOEK. 27o5. ben om zyne Magt, in Duitschland reeds zo groot , nog verder uit te breiden ,; paal en perk te ftellen, als welkèr misbruik hoogst nadeelig zou weezen voor de Staatsgefteltenisfé des Duitfchen Ryks. De Koning noodigde de Republiek om aan deeze Verbintenis - goedkeuring én fterkte te geeven (*). Men vondt goed de Heer Thulemeyer voor de gedaane Verklaaring te bedanken, met betuiging, dat hun Hoog Mogenden, dezelve aanzagen als een blyk van vertrouwen en genegenheid van zyne Koninglyke Majefteit voor deezen Staat, waar op zy den hoógften prys fteiden, en zich ten uiterften verpligt hielden ; dat zy altoos veel belangs genomen hadden en nog namen in het Behoud en Welzyn des Duitjehen Ryks, en' van deszelfs wettige Conftitutie , en ' ongaarne zouden zien, dat 'er eenige veranderingen, veel min eene geheele omkeering in 't zelve gemaakt wierden; terwyl zy hoopten en wenschteii, dat het Tractaat van Verbintenis, aangegaan door 'zyne Majefteit met hunne Keurvorstlyke Doorlugtigheden van Saxen en Brunswyk Runenburg, een gepast middel mogt weezen, om de algemeene Rust en Vrede, die hun altoos zeer ter'harte ging, te bèwaaren (f). (*) Refr.l. Gen. 59. Aug. 1785. (f) Refol. Gen„6. Scpt. 1785.  HISTORIE. 327 By de Geldvordering van Tien Millioenen door den Keizer, om daar voor den Vrede als te koopen, kwamen, ten deezen Jaare, andere Geldeifchen van zeer oude en min verjaarde Schulden. De tyd fcheen gebooren om den Staat met lastige en drukkende Aanmaaningen te kwellen. De Baron van Rheede buitengewoon Gezant van onzen Staat te Berlyn, gaf te verftaan, dat één der Koninglyke Prinsfen van Pruis/en hem bekend gemaakt hadt, met verzoek om des berigt te doen, dat zyne Koninglyke Hoogheid een aanfpraak van den Huize van Hohenlohe op de Republiek hadt, bedraagende ruim Vyf Tonnen Gouds., fpruitende uit eene Beleening, door den AartïhertogMATT hias, in den Jaare molxxix, gedaan, en zedert, uit hoofde van de agterftallige Renten , tot een fom van meer dan Zeven Millioenen geklommen Een eisch dien deeze Prins gaarne door de Republiek vereffend zag. Men meende, egter, te weeten, dat deeze overneeming flegts voorwaardelyk zou geweest zyn; en afhangelyk gemaakt van de aanneeming,'t zy "hier te Lande, of mogelyk by zyne Keizerlyke Majefteit; de inhoud van deezen Brief werd aan de Bondgenooten medegedeeld (*). Eene Aanmaaning van eenen anderen sart deeden Adolph, Landgraaf van Hes- {*) N. Neder/, Jaarb. 1785. bl. 83a, X 4 XXV. BOEK. 1785. Geldvorderingdoor een der KoninglykePrinsfen van PruisJen op onzen Staat, Eifchen van den Prins en  XXV. boek. Prinfcsfen Van L'es- fen-Phil'p Jlah i i 3 I < Onlusten niet de/ V , üetiacmen, \ < 1 X t é ■ 1 328 VADERLANDSCHE Hesfin-Philip/lal, UlderiqueEleon 0re, Landgravin van 'Hes/en-Philip. y^/,gebooren Prinfes van Hesfin, Jeannette en Carolina, beide Prinfesfen van Hesfin - Philipftal, by eenen Brievete Barchfchlt gelclireeven,' en den zeventienden van' Oogstmaand gedagtekend, inhoudende, dat hunnen Vader lange Jaaren in dienst van hun Hoog Mogenden geweest zynde als Gouverneur van Doornik van den jaare mdccxlix af tot mdcclvii, van deezen Staat, volgens eene by gevoegde lyst, eene fom van 66914 Guldens te vorderen hadt; en dat zy, vernomen hebbende, dat by gelegenheid van het Vergelyk met zyne Keizerlyke Majefteit, allen de géenen die iets, ran den Staat te eifchen hadden, zich tonden aanmelden om hunne Betaaling :e ontvangen, zy wederom de vryheid ïamen van deeze Schuldvordering aan en dag te leggen, met verzoek om af-' loening (*). In den loop der Gebeurtenisfen heb)en wy te meermaalen, doch alleen in t yoorbygaan, gewaagd van broeiende Jniusten tuschen onzen Staat en de Re•ubhek van Fenetie; deeze fcheenen, ten' yde dat de Keizer ons met eenen Oor3g dreigde, tot eene meerdere rypheid ekomen, en in daadlykheid te zullen ïtbarften. Derzelver oonprong en voortgang (*) Refoi. Ce». 24, Aug. en 4. Nov. 1785.  HISTORIE. 329 gang is zo zonderling, dat een eenigzins breeder Verflag in ons Gefchiedblad moet plaats vinden, en voeglyker plaats dan deeze wisten wy aan 't zelve niet in te ruimen. Reeds in den Jaare mdcclxxii beraamden eenige Venetiaanen het fnood ontwerp om zich, door een allerverfoeilykst bedrog, te verryken met de bezittingen van het Huis van Koophandel der Heeren Chomel en Jor±>an te Amjierdam. De fchreeuwende én affchuwelyke bedriegery, welke hun, in dit oogmerk, moest doenflaagen, kon' niet gelukken, zonder de Amjhrdamjche Kooplieden, niet welken de Gebroeders Zannowic.h reeds eenigen Handel gedreeven hadden, op de Heiligde en plegtigfte wyze, te verzekeren van de egtheid en deugdzaamheid der zaake;) dit wisten de Venetiaanen, op dit bedrog uit, zo goed als alle andere Buitenlanders. Om de gemelde Kooplieden gerust te Hellen en in den waan te brengen, dat zy met Lieden te doen hadden op welken zy afkonden, maakten zy gebruik van het openbaar Character van een hunner Medepligtigen, den Venetiaanfchen Staatsdienaar SimonCavalli, toen te Napels, vervolgens te Milaan. Deeze fchroomde niet, om de fterkfte verzekeringen te geeven van de weezenlykheid en ibliditeit der Perfoonen, die zich by dit Handelhuis Vervoegd hadden, te weeten zekere Gebroeders Zannowxch, Nico- X 5 ló XXV. BOEK.' Oorfprong van dezelve.  33P VADERLANDSCHE XXV. li OER. lo Peovich en Comp., waar op zy zich tot den voorgeflaagen Handel inlieten. Verder getuigde deeze Staatsdienaar, de weezenlykheid en daadlyke afzending van eene Laading Goederen, die zyne Medepligtigen, de Gebroeders Zannowich aan de Amjlerdamfche Kooplieden afgezonden, tot betaaling van het uitfchot, 't welk zy, ten uitvoer van de opgegeevene Commisfien zouden moeten doen: zy verlieten zich op dit getuigenis, maakten geene zwaarigheid om dezelve uit te yoe«en, en de verzogte Goederen aan het verdichte Handelhuis van Peovich te doen toekomen. Dan, naa het verloop van eenige maanden, niets verneemende van het Schip de Minerva, Capitein Alessandro Pertico, vonden zy zich genoodzaakt, op de best mogelyke wyze, alomme, en byzonder in de Havens van de Middellandfche Zee, onderzoek te doen na het ongelukkig lot, 't welk dit Schip mogelyk getroffen hadt. De inkomende berigten waren verre van gerust Hellend; dezelve gaven veel eer aanleiding om een gepleegd bedrog te vermoeden, cn de egtheid der zaake, als' mede het beftaan van het Schip, grootJyks te verdenken. Üp deeze tydingen vervoegden zy zich by een hunner Vrienden te Venetië met yerzoek om dit netelig ftuk te onderzoeken, en, indien hy valschheid en bedrog ontdekte, de fchuldigen terftond in Regten te agtervolgen. Welhaast bekwamen Zy  H I S T O R I E. 331 zy van daar de volle verzekering, dat 'ér geen 'twyfel viel aan het bedrog;' doch met de bygevoegde moedloosmaakendë verklaaring, dat men geen kans'zag om de Schuldigen, met eenige hoope van eéhen gelukkigen uitilag te vervolgen: dewyl het fcheen, dat Lieden van aanzien in deeze zaake betrokken waren; en dat het eenig middel',om Regt te verwerven, beftondt in te werken, door den Hollandfchen Conful, onder 't gezag van hun Hoog •Mogenden • Dit antwoord bewoog de Heeren C h 0mel en Jord an om Brieven van voorfchryving by den Conful van hun Hoog Mogenden te verzoeken; deeze werden verleend (*). Dan de Hollandfche Conflü maakte zwaarigheid eenige Happen te doen, om dezelfde redenen' als reeds uit Venetië overgefchreevén waren, dat men zich geen gunlligen uitflag kon belooven. Op nieuw gingen de Amjlerdamfche Kooplieden, in deeze zaak zo fchandelyk bedroegen, 'sLands Vaderen aan, en verwierven nieuwe fterker Brieven van Voorfchryving. De Conful werd gelast, om, dewyl 'er Ministers der Republiek van Venetië in de zaak betrokken waren,- zich rechtilreeks by de Inquifitie van Staat te vervoegen, en niet alleen Voldoening te vraagen voor de gepleegde Valschheid, indien dezelve plaats gegreepen hadt; maar voornaamlyk te eifchen fpoedige betaaling van de Gelden, die de Heeren C h 0- • ' - - • ' wei» "(*) Refol. Gen. n FcV. 1777, XXV. B oe k, \ Hun Hoog Molenden1 daar in gemoeid.  XXV. b o ek. .1785. (*) Refol. Ge». 26. Maart 1777. 83? VADERLANDSCHE ; mee en Jordan te vorderen hadden: met alleen van Nicolo Peovich en Lomp.; doch van allen, die 'er verder de hand in hadden geleend, en in 't byzonder den Refident C aval li aan te klaagen, als die deeze Kooplieden, wegens het weezenlyk beftaan van dat Schip, met flegts alle verzekering gegeeven; maar daar en boven,tot het doen van grootere uitfchotten aangezet hadt (*). Dan zyne ingeleverde Vertoogen werkten niets uit by een Raad, die onder zich Leden telde, hoogst verdagt van deel te hebben in dit fchelmftuk. Hy zogt de Kooplieden te beweegen om die zaak niet verder voort te zetten: dewyl, langs de gewoonen weg van Regten, waar toe de Raad van Venetië hem geweezen hadt, geene Voldoening te krygen ftondt. Dan de Heeren Chomel en Jordan, verpligt om hunne Eer by de Asfuradeurs op 't voorgemelde verdichte Schip en Laading, en by de geheele handeldryvende Wereld, te handhaaven, niet kunnende veronderftellen, dat de Republiek van V°.netie zou aarzelen om de waare Bewerkers van dit Bedrog ter verantwoording te roepen, drongen by den Conful aan, dat hy zich rechtftreeks by den Souverain zou vervoegen. Op een Vertoog, door hem gedaan, kwam geen antwoord. Recht-  HISTORIE. 333 Rechtftreeks fcheen men te Venetië niet te kunnen vorderen. Op raad des Confuls namen de Heeren C Hom el en Jordan weder de toevlugt tot hun Hoog Mogenden, met verzoek, dat zyde tusfchenkomst des Hofs van Weenen zouden bewerken (*). Zy beraamden, door hunnen Gezant ten dien Hove, den Graaf van Degenfeld, aldaar kennis te doen geeven van dit ftuk. Doch deeze vondt niet goed die bevelen ftipt na te komen; maar- vergenoegde zich, den ontvangen last te ontdekken , aan den Heer Contarini, den Venetiaanfchen Afgezant te Weenen, die 'er den Venetiaanfchen Raad kundfchap van liet toekomen, en fchroom voor ernftiger gevolgen by deezen verwekte. De Raad zag dmdelyk, dat de Staaten der Vereenigde Gewesten de zaak ter harte namen, en befloot de vertooning aan te neemen van eene fpoedige Regtverfchafting. Hun Hoog Mogenden kreegen de weet, dat de Raad een byzonder Committé of gedelegeerde Regtbank, uit vyf en twintig Regters beftaande, hadt benoemd, belast om de zaak te onderzoeken en Regt te doen, als mede dat de Staatsdienaar, in dit geval betrokken, van Milaan was opontboden. Deeze aangeftelde Regters, hadden, overeenkomftig met de Regeeringsvorm, in dit Ari- fto- (*) ;Refel. Gen. 13. July 1777. XXV. boek. 1785. Het Hof van tfeenen 'er ijj gekend, Rcgtsnaïi del te Vs* tietie.  XXV. BOEK. Vonnis al daar geftreekcn. 534 VADERLANDSCHE ftocratisch Gemeenebest, de raagt om een Vonnis te Rryken, waar van geen beroepen, was, en last om met het diepst geheim deeze zaak voort te zetten, in zo Verre, dat de Leden van die Regtbanlc zich onder Eedè hadden verpligt, om het diepst geheim zelfs voor de Leden van den Raad, te zullen houden, nopens deeze hunne Regtspleegingen. Een wel uitgedagt, maar verfchriklyk, middel om alles te verdonkeren!. ; Alle de Papieren en Hukken werden door deeze Regters gevorderd en hun toegefchikt. Omwonden met de digtlte duisternisfen voor de belang hebbende Partyen zette men deezë zaak zes maan-, den voort; en kwam 'er toen (*), op 't onverwagst, een Uitfpraak té voorfchyn, waar by de Gezant C aval li Onfchuld.ig en vry van alle Aanfpraak verklaard werd , zonder eenige verdere bellisfing omtrent de zaak in onderhandeling: die, naa nog vyf maanden geheim voortzet» tens (f), het vonnis ten gevolge hadt, by 't welke de Gebroeders Zannowich alleen als de Aanleggers der Bedriegerye werden voorgedraagen, de een, als de' meestfchuldige, voor eeuwig, en de ander vöor tien Jaaren, gebannen, met verbeurtverklaaring hunner Goederen, tot fchadeloosftelling van Chomel en J o rdan; terwyl, in dit Vonnis, duidelyfe ftondt5 (*) ii. April 1778. (t) 30. Aug. i7£J£v  HISTORIE. 33$ tttondt, dat Schip én Laading, zo wel als het Huis van Nico'lo Pkovich; bloote verdichtzels waren van een der Gebroederen Zannowich (*). Met (*) RefoJ. van Ho!!. 24. 06c. 1783. Van deezen. Zannowich, die een allerzonderlingfte rol fpeelde, heeft de Heer Fortran te Leipz'g, eenige Leevensbyzond''fheden opgegeeven, vertaald te vinden in het VIII. Deel der' Mengel/tukken van dé Nieuwe "üederlandfche Bib!iothck by M. de Bruvn fel. 554. die hem voor een gtlleepen Bedrieger doen kennen; en byzonder voor den Man tekenen, die , in den Oorlog tegen den Keizer, den Staaten een Corps Montenegrynen aanboodt tot hulpbenden. Men floeg zyn aanbod af; maar beloofde hem eene goede belooning, indien hy verhinderen wilde, dat zyne Landslieden, geduurende de oneenigheden met den Keizer, in geenen vreemden dienst overgingen. Hy beloofde dit te zullen bewerken, en reisde ten dien einde af. Terftond, naa het eindigen dier onlusten keerde hy weder na ''s Gravenhaage, om zyne bclooning in te vorderen, voorgeevende, dat zyne onderneeming ïiem veel moeite cn kosten veroorzaakt hadt, eer Jiy dezelve tot ftand kon brengen. Geduurende de raadpleegingen daar over, begaf hy zich na Amjierdam , en werd herkend door een der Bedienden van Chomel enJORDAN, en op hun aanzoek in hegtenis genomen, en welhaast uit degyzeling in de ciï~ Kiineele gevangenis oveTgebragt. Toen z\v oer de zogenaamde Prins van Albanië, dat hy den hoon zyn Perfoon aangedaan, niet zou overleeveri. Van alles waar mede hy zich kon fchaden, ontbloot, beet hy met de tanden de aderen op , en fcheurde v,t verder open met glas, zo dat men hem in zyn bloed zwemmende, verftyfd op den grond vondt leggen. Vier dagen ftelde men zyn Lyk in 't Gasthui» «Ppcnlyk ten toon; en werd het vervolgens op een Horde na 't Galgenveld geileept. Deerlyk einde van een Man, die de groote bekwaamheden, welke hy bezat zo jammerlyk misbruikte: zyne vindingryke geest putte zich uit in 't fineeden en aaneenfehakelen van bsdricgeryen, v/sar toe hcia zeer te ftaée XXV. boek* 1785.  XXV. BOEK. 1785. jMisnoegei van hun Hoog Mogendenover dit Vonnis. 1 t 1 I 336 VADERLANDSCHE Met regt ftonden hun Hoog Mogendetï ten uiterlten verbaasd, als zy vernamen, dat de bewuste Venetiaanfchen Staatsdienaar was vry verklaard geworden, door 1 dezelfde Regters, die valsch en verdicht veroordeelden zaaken door hem voorheen als egt met zyn getuigenis bevestigd. Zy vorderden de redenen te weeten, die de Regters hadden kunnen beweegen, tot het vrylpreeken van eenen Man, wiens eigenhandige Brieven zyne fchuld volftrekt be weezen. Dan het was ligt te voorzien, dat een Raad, die een Regtbank op de evengemelde wyze hadt doen beleggen, dien eisch geheel zou af» flaan, gelyk ook gefchiedde, en wel uit hoofde der voorregten aan dezelve toegekend. Dit een en ander gaf aanleiding tot nadere, niet min langwylige, onderhandelingen, die egter meer ën meer lichts verfpreiden over den aart en het beloop der gehoudene Regtshandelin- gen ftade kwam', dat hy bykans alle leevende en doode raaien fprak en fchreef. Schoon de Heer ƒ. Grab"hr, in zyne Brieven over de Vereen'igde Nederanden 1792. by A. Loosjes Pz. I. Stukbl. 100, vat zyn fchryven aanbelangt, aantekent. , 'l Ik kan , niet begrypen , hoe men deezen Bedrieger eene uit, gebreide kennis, inzonderheid in de Letterkunde, , heeft kunnen toefchryven: want ik heb eenige zy, ner Memorien aan de Staaten Generaal geleezen, , en daar in niets gevonden, dan een famenweefzel ; van niets beduidende zinfpreuken en onbefchofte , uitdrukkingen. Zy zouden in de Franfche taal , gefchreeven weezen ; doch waren cigenlyk uit woof( den, in allelecvendige Taaien, zamengefianst„'"_  HISTORIE. 337 gen (*). Uit de Gedenkfchriften van den ; Raad zelve bleek het, dat de Gedele- j geerde Regters zich, in den beginne, al- . leen bezig hadden gehouden met den Perfoon des terug ontbodene Staatsdienaars, en andere Befchuldigden niet gedagvaard, vóór de Vryverklaaring en en buiten allen Aanfpraak Helling van CavallI (f); hier door werd hun overvloedigen tyd gegund om hunne Perfoonen en Goederen tegen allen gevaar van vervolging te beveiligen. Geen pooging hadt men aangewend om. zich van hunne Perfoonen te verzekeren, de vlugt voor te komen, en den geheelen zamenhang van dit weefzel des bedrogs te ontdekken, waar aan de ontydige Vryfpraak des Staatsdienaars niet weinig toebragt. Op deeze wyze werd den Hollandfchen Kooplieden te eenemaal alle gelegenheid benomen, om de Medepligtigen, de gezamenlyke uitvoerders van dit bedrog, die intusfchen volkomen in ftaat waren om hun te kunnen betaalen, aan te fpreeken, en verder te vervolgen: of de zaak, by bemiddeling, met den Fiscus te vinden, waar toe ook dé (*) Refol. Gen. 18. Dec. 1778. 9. Feb. 30. Juny 1779. (f) Deeze Cavalli werd , terwyl deeze zaak hing, door den Raad van Venetië, als Refident in 't Jaar 1780 na Londen gezonden. Post van den NederRhyn XL D. bl. 727. In den Jaare 1783. .bevondt hy zich weder te Venetië. Refol, van Hall, a-, Maart 24. 0£t. 1783. IX. deel. Y £XV. >OEE< 1785%  33S VADERLANDSCHE XXV. b'o e k. 1785. Zy trek ken zich de zaak nader aar de Hollandfche Conful zich ongenegen" toonde. Hun Hoog Mogenden, hoe zeer misnoegd over de klaarblyklyke onregelmaa- - tigheden eh vvederregtlyke behandelingen der Venetiaanen, en hoe zeer beledigd door de verraaderlyke en den dag ontvlug- 'tende handelwyze, langs welke men, onder den fchyn van Vriendfchap, en vari goed Regt te willen verleenen, hunne Aanmaaningen en beichermend Gezag veragt en befchimpt hadt, toonden zich intusfchen nog geneegen, om dit Gefchil, eer het verdere gevolgen zou kunnen hebben, „ en hun," gelyk zy zich uitdrukten, „ buiten de onaangenaame nood„ zaaklyheid te houden om over andere middelen te raadpleegen (*)," op de zagtfle wyze te behandelen, en Cavalli door een Crimineele Regtbank vrygefprooken, voor een Civile te agtervolgen. De Venetiaanfche Raad ging af van de herhaalde Verkiaaringen, dat Cavalli op geenerlei wyze kon worden aangefprooken, en Helde den weg van Burgerlyke Regtspleeging open; doch onder een voorbeding, 'i welk alles van kragt beroofde: naamlyk, dat de uitgekomene Vryverklaaring van Cavalli in volle kragt moest blyven. Men werd te raade om het Geding ten koste des Lands voort te zetten (f). Dan de Heer Cho m el,< <*) Refol. Gen. 7. Eeb. 1780.  HISTORIËN 33S ftEL, (want de Compagniefchap in et 2 Jordan was toen, zints eenigen tyd,i geëindigd,) door eene verderflyke ondervinding overtuigd van de onverantwoor-: delyke behandelingen, welke hy te Venetië te wagten hadt, kon niet befluiten 's Lands Geld vrugtloos te verfpillen, en gaf te verftaan, geen kans te zien om het Geding, met eenig nut, te voeren, zonder het behulp van iemand, daar toe van wegen hun Hoog Mogenden gelast (*). De Heer Tor werd ten dien einde na Venetië gezonden; doch verwittigd by zyne aankomst, dat hy niets kon uitvoeren, zo hy met geen Publiek Character was bekleed, verwierf hy dat van Refldent hunner Hoog Mogenden. . By het inneemeh van de gevoelens der eerfte Regtsgeleerden in Venetië ontdekte hy ten vollen, dat geen Regtsgeding, met eenige hoope van een gunftigen uitflag, zou kunnen worden aangevangen. Op dit berigt kreeg hy last by den Raad eenvoudig Redres en Satisfactie te vraagen, aan den Raad overlaatende de wyze te bepaalen, hoe zulks best, volgens de Wetten van Venetië, kon gefchieden; en voorts te betuigen „ dat hun Hoog „ Mogenden, by verdere weigering van ■„ Regt, zich ■ in de onaangenaame nood„ zaaklykheid zouden bevinden van hem GeCO Refol, Gen. U. T>eQ. 178®. Y % [XV. o ek. De Heer Tor, na yenetïe gezonden , vordert. Voldoening.  340 VADERLANDSCHE XXV. boek. 1785. Wordt naa weigering van Voldoeningweder opOntboden , en de zaak jiier allen nadruk voortgezet.- ' Ut Venetiaanenzoeken 's Keizers Bemiddeling. Hun Hoog Mogenden „ Gemagtigde terftond te rug te roepen, „ om zelfs zodanige andere middelen te „ beproeven, en in 't werk te ftellen, „ waar door hunne mishandelde Ingeze„ tenen fchadeloos konden worden ge„ fteld (*)." Dan de Raad, deeze toegeevenheid van hun Hoog Mogenden uit een geheef ander dan het weezenlyk oogpunt befchouwende, voer voort met de billyk gevorderde Voldoening te weigeren. De Eer van onzen Staat gedoogde niet langer een Staatsdienaar by dat Gemeenebest te dulden, en werd de Heer Tón gelast, terftond, zonder affcheid te neemen, herwaards te keeren. Van dit bevel kreeg de Heer Chomel als mede der Staaten Afgezant, de Heer van Wassenaar, te Weenen kennis; en de laatfte bevel om den Venetiaanfchen Gezant ten dien Hove, te verftendigen van den ernst met welken hun Hoog Mogenden voorneemens waren, deeze zaak ten einde te brengen, en dat zy zich zeiven Regt zouden weeten te bezorgen (f). De Venetiaanfche Afgezant, dit klemmend Staatsbeiluit den Raad medegedeeld hebbende, begon dezelve het ftuk met een ander oog in te zien.- Verlegenheid en vrees greep de Raadsleden aan. Men iverd bedagt op middelen om zieh tegen (*) Refol. Gen. 9. Maart, 31. July en 24. Oét'. 1781. Cf) Refol, Gen, 13.. Mey 1783.  historie; 341 gen het naakend gevaar te beveiligen, en vondt niets gefchikter dan het verzoeken van 's Keizers Bemiddeling; ten welken einde de Venetiaanen hunne zaak op 't fchoonst voordroegen (*). 's Keizers antwoord was, dat, wanneer de1 beide Partyen genegen mogten zyn om zich aan zyne Arbitrage te onderwerpen, zyne Majefteit niet ongenegen was de-1 zelve op zich te neemen; doch dat de zaak hem voorkwam voor geene Mediatie vatbaar te weezen. De Venetiaanen hoogst verblyd met dit voorflel, haasten zich om het te omhelzen, en zogten den Keizer verder te be weegen om dien aangaande der Staaten Afgezant te doen fpreeken, en door zyne hooge tusfchenkomst onzen Staat tot het aanvaarden van dit voorftel te beweegen: om dus, voor eerst, bevryd te mogen blyven voor het aangekondigde en zo zeer gevreesde misnoegen van hun Hoog Mogenden. Hoe veel moeite zy zich ook gaven en fcheenen te zullen llaagen werd het geheel van de hand geweezen. By een breed uitgewerkt Staatsbefluit droegen de Staaten den Keizer voor de onwraakbaare gronden, welke hun wederhielden om deeze zaak aan het Scheidsmanfchap zyner Majefteit te onderwerpen; met deeze Vaderland- en Volk-lie% , ven- (*) Hoe zy rmnne kwasde zaak zogten te vergoelyken, kan men Ieezen in le Courier de P£urop9 XIV. D. N. 27. y 3 XXV. HOE K. veigercn leezen roor icheids- nan te er xnnen.  34S VADERLANDSCHE XXV. B O E K. De Keizer ziet'er van af. Frankryk wil 'er zich niet toe inlaaten, 'Raadflag om de PeTietiaanJ'che Schepen , in deeze Gewesten in beflagte neemen. T (*) Refol. Gen. 17. Oa. 14. Nov. 1782. Refol, van Heil. 27. Maart 1783. vende betuiging eindigende, „ dat htm ,,' Hoog Mogenden zich niet bevoegd ag„ ten de finaale Decifie van eene zaak, „ waar in hunne Ingezetenen, op eene „ verregaande wyze waren mishandeld, „ en uit dien hoofde volkomen gereg5, tigd om de Protectie van hunnen Sou„ verain te reclameeren, aan eene vreem„ de Mogenheid over te laaten." • De ontvouwing des Gefchils, de regtmaatigheid der gevoelens, de biüykheid' der Happen, van onze zyde gedaan, bewoogen den Keizer den Venetiaanen te verklaaren, dat hy zich verder met die zaak niet kon bemoeijen (*). Van deezen kant zich geheel verlaaten ziende vervoegden zich de Leden van den Venetiaanfchen Raad by 't Hof van Frankryk; doch met geen gunftiger gevolg dan hunne poogingen by dat van Weenen gehad hadden. • - De Graaf van Wassenaar gaf, als de konfte en zekerfte weg om de Republiek met eere van deeze zaak af te helpen, en de Venetiaanen, die geene kunstenaaryen onbeproefd lieten, tot reden te brengen, en vooral dc zo zeer onregtvaardig mishandelde Ingezetenen van den Staat aan hunne wettige Eifchen en behoorelyke Schavergoeding te hel-' pen, aan de 'hand, alle Venetiaanfches Sche-  HISTORIE. 343 Schepen, die in de Havens van de Republiek zich zouden mogen bevinden, en inzonderheid het Schip II Couriere Maritima, indien het nog binnen de Havens was, het uitzeilen te beletten; terwyl het zenden van een aantal Oorlogfchepen na de Middellandfche Zee, en inzonderheid zodanige als diep zouden kunnen doordringen, op de Venetiaanen waarfchynlyk geen geringen indruk zou maaken. Men befloot de Proeve te neemen om de Venetiaanfche Schepen hier te Lande aan te houden, te verkoopen, om uit die Penningen de bedroogene Kooplieden Vergoeding te verfchaifen. De Admiraliteiten kreegen last geene Schepen, aan Venetiaanen toebehoorende, te laaten uitloopen; maar daadlyk in beflag te neemen, onderzoek te doen op de Laadingen, in hoe verre ze te Venetië, of elders, t'huis behoorden, en tefFens dehandeldry vende Ingezetenen hier te Lande onder de hand te doen waarfchouwen, om, voor eerst, en tot nader berigt, geene Schepen of Goederen na de Staaten van Venetië te laaten vertrekken, en die op reis mogten weezen, zo veel docnlyk, te rug te roepen. Voorts den Admiraal Generaal te verzoeken om de Bevelhebbers van 's Lands Oorlogfchepen, reeds pa de Middellandfche Zee vertrokken, of die derwaards, Honden te ftevenen, aan te fchryven om de Koopvaarders deezer Republiek onder befcherming te neemen Y 4 ets XXV BOE K.1 t785. Volvoering hier van. Vr'  XXV. BOEK. 1785. Bekendmaakir.gaan den FenetieaanfehenAfgezant te IVeetiei:. Dit snnakt een diepen , indruk op ! de Venetiaanen. Zy bewerken ; eene Op- ( fchorüng (*) Refol. Oen. 9. Jan. 1784. :(f) JLtfol. Oen. ts. 20. Jan. en 24, Feb. i7g4. 344 VADERLANDSCHE en tegen allen overlast der Venetiaanen te befchutten. Onze Afgezant te Weenen kreeg last den Venetiaanfchen Gezant ten dien Hove dit Staatsbeiluit mede te deelen met byvoegmg „ dat hun Hoog Mogenden „ geen ander middel over hebbende om „ hunne beledigde en befchadiVde On„ derdaanen Regt te verfchaffen, einde„ lyk daar toe hadden moeten komen • „ onderwyl genegen blyvende om dit „ Jielluit geen verder effect tot laste van „ andere Onderdaanen van Venetië als „ die de directe Schuldenaaren waren „ te doen forteeren,, als het zynen Hee„ ren en Meesteren zou behangen, om „ de beledigde en befchadigde Onderdak „ nen van hun Hoog Mogenden, door „ derzelver directe Debiteuren fchade„ loos te doen ftellen, en nog gaarne „ in confideratie zouden neemen, 't geen l, zyne Heeren en Meesters, daar om•» Jent aan hun door zyn canaal, of an, ders, zouden gelieven te doen voor; draagen (*)." ~ De Admiraliteiten gaven berigt, dat reene Schepen, Venetiaanen toebehoorenle, alhier gevonden werden; dat het bvsonder aangeduidde Schip, onder Keizerlyke Vlag reeds in Zomermaand les voorleden Jaars was uitgezeild (f). Schoon  HISTORIE. 345 Schoon zulks dit middel van fchadeloosfteÜing, op dien tyd, kragtloos maakte, deedt de voorllag egter een gevoeligen indruk op den Vèmhaanfebm, Raad, die aan onzen Gezant te Weenen, door den Ridder Foscarini liet antwoorden, meer genegen te zyn om middelen van: bevrediging te gebruiken dan die de verbittering zouden kunnen vergrooten; en daarom bellooten hadt geene Reprelaille te neemen, door, van zyne zyde de Hollandfche Schepen, welke zich in de Fenetiaanfche Havens mogten bevinden, in beflag te neemen; den weg van Onderhandeling op nieuw voorllaande, in de hoop, dat hun Hoog Mogenden het gegeevene bevel omtrent de Fenetiaanfche Schepen met den eerflen weder zouden intrekken, 't geen zeker de onderhandelingen zeer zou bevorderen, 't Gevolg hier van was eene Opfchorting des Beiluits (*). En dat ook het verzogte en toegeitaane Convoy na de Middellandfche Zee en Levant tegen de Venetiaanen geen plaats greep (f). Tot groot genoegen zeker des Venetiaanfchen Raads, van welken men meende in 't zekere onderrigt te weezen, dat een geheim befluit genomen hadt om, onder de hand, door magt van Geld, de zaak uit de Wereld te helpen, zo ras 'er reden van dug. ten (*) Refol. Gc/?. 27. Feb. 1784. (t) Refil. Ge;:. 29. Jan. tn 8. Maart 1784. Y 5 XXV. SOEK. 'an dit ïtaatsbcluiu  34<5 VADERLANDSCHE XXV. boe k. 1785. Zy kunnen geen geheelcn Ophef verwerven. ' De Venetiaanenvervoegen zichvrugt3oos by den Keizer om hulpe. ten was voor ernftige maatregelen van de zyde van deezen Staat (*). Met de rechtftreekfche Onderhandeling maakte men weinig fpoeds. De tusfchen beiden aangewende zydelingfche poogingen van den Venetiaanfchen Edelman Batteglia by den Heer Tor in in Londen, en by den Heer Chomel zelve te jmfterdam, baarden geene uitwerking. Maanden verliepen 'er zonder dat van de zyde der Venetiaanen iets het allergeringst verrigt wierd dan alleen een aandrang om het gedagte Staatsbefluit niet alleen op te fchorten; maar volkomen te vernietigen: dpch hun Hoog Mor genden gaven te kennen „ tot een vol„ men Ophef van 't zelve niet te kun„ nen verftaan, en gaarne alvoorens wat duidelyker zouden inzien, hoe verre de Republiek van Venetië zou willen „ komen om aan de beledigde Onderdaa„ nen van hun Hoog Mogenden de zo „ lang uitgeftelde, en tot nu toe ge„ Weigerde, Juftitie te doen wedervaas, ren (f). De Rekening van 't geen Chomel en Jordan te vorderen hadden, volgens verzoek en op last" hunner Hoog Mogenden overgeleverd zynde, Helde de Graaf va n Wa s s e n a a r dezelve, in 't begin van Oogstmaand, de Ridder Fos- c A- (*) Rêjol, Oen. 8. Dce. 1783. tt) Refol. Gen. 17. Mey 1784.  HISTORIE. 347 c arini te E^cenen ter hand, om te beproeven of zulks zou kunnen dienen tot een aanvang der marrende Onderhandelingen. Deeze zondt de Rekening na Venetië, waar de Aanhang van Cavalli, of liever van deszelfs Medepligtigen, (bezeilende dat de gevolgen deezer, zaake, vroeg of laat, eindelyk eens op hun zou worden verhaald, en zich vleiende dat de Oneenigheden tusfchen hun Hoog Mogenden en den Keizer, die toen ten top begonnen re klimmen, eene hun hoogst voordeelige omftandigheden opleverden,) door hun invloed by den Raad het zo verre wisten te brengen, dat deeze befloot terftond een Postbode na Wee* nen af te vaardigen om te beproeven of* Zyne Majefteit de Keizer niet te beweegen zou zyn met Venetië een Befchadigend en Verdeedigend Verbond te fluiten, of ten minften zyne Befcherming aan de Venetiaanen te verleencn. Doch de Keizer, wat zich ook de Venetiaanen van de gunftige tydsgelegenheid mogten belooven, gaf tot antwoord, dat hy zich in deeze zaak geenzins kon laaten. De Raad, in deeze verwagting teleurgefteld, befloot van de Onderhandelingen door denzelven ie Weenen voorgeflaagen, af te zien, en een Staatsdienaar m'sGravenhaage te zenden, met verzoek, dat van de zyde der Staaten Gemagtigden zouden benoemd worden, om de zaak, in der minne, met hem af te doen. De Graaf van; Wassenaar, dit berig- tcn- XXV. BOEK* I785. Vergeef» Fche Onderhandelingen eens Venct'tzatifehen3ezants in iecihlaagc, R-aadflag tot ftrenïer middelen,  $48 VADERLANDSCHE XXV. boek. ten de; beklaagde de arme Kooplieden over het op de lange baan fchuiven hunner zaake (*). In Wynmaand verfcheen de Heer Torniello ten dien einde, naa dat de Staaten hem aangenaam verklaard hadden, en 'er werden Gelastigden beftemd (f). By hun verflag in Lentemaand des volgenden Jaars beklaagden deezen zich, over de vertraagingen, en de gehoudene handelwyze van de zyde der Venetiaanen, en verklaarden dat de Onderhandelingen met den Refident niet verder, met eenige hoop van wel te flaagen, konden worden voortgezet: weshalven zy hun Hoog Mogenden in bedenking moesten geeven of zy niet zouden kunnen goedvinden, dezelve voor afgebrooken te houden, dit den Heer Torniello te verklaaren, het opgefehorte Staatsbefluit, omtrent het aanhouden der Venetiaanfche Schepen, weder in werking te ftellen, met de Admiraliteiten middelen te beraamen, om den bedroogen Kooplieden de uitwerking van eene kragtdaadige befcherming te doen erlangen; als mede zyne Hoogheid te verzoeken aan den Officierover 'sLands Schepen in de Middellandfche Zee bevelvoerende, te gelasten om de Koopvaardyfchepen der Ingezetenen van den Staat te waaifchuwen om op hun hoede te zyn, en (*) Refol. Gen. 16. Sept. 1784, (t; Refol. Gen. 8. cn 15. 0£t. 1784.  HISTORIE; 342 en aan dezelve de noodige befchermin| te verkenen, zonder, voor als nog ee nige feitlykheden tegen de Venetiaanei te pleegen: van dit alles opening doen de aan 't Hof van Frankryk ten blykt met welk eene toegeevenheid hun Hoo£ Mogenden, in deeze ganfche zaak, waren te werk gegaan, en hoe liegt zulks, van de zyde der Venetiaanen,vvas beantwoord (*). Ten deezen tyde liepen 'er gerugten; dat de Venetiaanen, deezen Staat, °door binnenlandfche Onlusten gefchokt en door een Oorlog met den Keizer gedreigd ziende, een befluit genomen hadden om zich met geweld tegen denzelven te verzetten. De Schout by nagt van Kins3 er gen fchreef zyne Hoogheid, dat in de Baay van Toulon, waar hy.lag, deeze oorlogfpellende tydingen gingen, dat, volgens 't berigt van twee Malthefer Oorlogs Fregatten, de Venetiaanen te Maltha eene Vloot verzamelden, welke beftaan zou uit negen Schepen van Linie en zes Fregatten, met eenige kleine Vaartuigen; dat een Hollandfche Schipper van Venetië, te Toulon gekomen, fprak van tien Oorlogfchepen van daar uitgezeild, om, zo hy meende, voor eerst in de Golf te kruisfen, en dat men nog tien andere gereed maakte (f). In- (*) Refol. Gen. i. Maart 1785. (f) Niet geheel ongelooflyk was dit berigt, wat lie d; Zeeraagt der Venetiaanen betreft; immers, vol- . ' gens r XXV. boek,' ■ 1735- Gerugten dat de Venetiaanenons den Oorlog zouden aandoe»;  XXV. B O EK. 1785. Onze zwakheid in de Mh dellandfche Zee. 35° VADERLANDSCHE Indien deeze geftigtën vari Oorlóg eè«' nigen grond mogten hebben, waren 'er in de Middellandfche Zee Oorlogfchepeh noodig tegen de Vloot der Venetiaanen Krmsfers om hun Koopvaard te bena, deelen, en Schepen om de Nederlandfchen Koopvaarders te geleiden en te dekken; doch bellondt de geheele Zeemagt van den Staat in de Middellandfche Zee uit twee Schepen van Linie en drie Fregatten, veel te zwak om deeze drie einden te bereiken, en daarenboven flegts bemand als in Vredestyd (*). Dè geiis de opgave van den Graaf van Wassenaar, beftondt dezelve in zes Oorlogrchepen van den eerften Rang, vier Xebeequen, tien Galeven, en veele ander re mindere gewapende Vaartuigen, die geduurig iii -Zee waren; in het Arzenaal bleef altoos eene Zeemagt van vier .en twintig Schepen, zo van den eerften Rang als Fregatten en mindere Vaartuigen naar evenredigheid, allen gereed om, in weinig tyds aan dc bevelen van het Gouvernement te gehoorzaamen ; waar toe, voor ieder Schip, in de Magazyneri alles, wat ter volle uitrusting noodig is, vaardig ligt. Refol. van Holt. 24. Oc\. 1783. , (*) Zo verregaande weinig was beantwoord aar. de veelvuldige Beloften van Geleide der Koopvaardyfchepen , en wel byzonder aan de toezegging denig van OcT:. des voorleden Jaars gedaan, om, naa den 10. Dec. behoorclyke geregelde Convoyen te verkenen naa verfcheidene Havens , dat een aantal Kooplieden, Asfuradeurs en Zeehandelaars te Amjierdam , in 't Voorjaar zich by hun Hoog Mogenden in 't breede beklaagden over het gebrek van dc hooRstnoodige befcherming van de Koophandel en Zeevaard • want, ondanks het evengemelde veel' beloovend Befluit, was 'er niet meer dan één. enkel Fregat op dc Reerie van Texel verfcljeengn, 't geen n« de Kaap de    Historie. 35 a De Admiraal Generaal beftemde eenige Verfterking na de Middellandfche Zee, Om dit Vlootdeel te gebieden benoemde zyne Hoogheid den Ridder van Kinsbergen, Deeze fteevende derwaards. tot dekking van onzen Koophandel, en om de Venetiaanen, indien zy de voorgegeevene Vyandlykheden mogten in den fchild voeren, wederftand te bieden. Die Vlootbevelhebbér bekwam daar ook last, om, in gevalle de gedreigde Oorlog met het Huis van Oostenryk tot daadlykheid mogt uitbarlten, tegen de Staaten van den Keizer, in de Adriatifche Zee, zyne Zeemagt te gebruiken (*). Staa^ Se Goede Hoop beftenïd zynde, niet in ftaat was, om de onder Convoy genomene Koopvaardyfchepes allerwegen na de Havens van derzelver beftarnming te geleiden : daar dczelven gedeeltlyk geheel Oostgedeeltlyk geheel Westwaards gelegen waren, 't gees zy aan niets anders dan aan eene verkeerde Directie konden toefchryven : waar in zy verbetering verzogten ; ten einde de Koophandel en Zeevaard deezer Landen, eenmaal' de zo hoognoodige; doch zo lang te vergeefsch verwagte, Befcherming van de Souveraine Bondgenooten van deezen Staat mogten ondervinden, en behoorelyk genieten : dewyl zy zich, by ontftentenisfe van dezelve, eindelyk, in de noodlottige omftandigheden gebragt zouden zien, om de Schattingen, welke zy thans, tot Befcherming van den Handel, zo gewillig, ja dubbel, in 'sLands Schatkist aanbragten, niet langer te kunnen opbrengen : welke- omftandigheid voor het Algemeene Welweezen allertreurigst zou zyn, en niet zou kunnen naalaaten dc ontzettendfte gevolgen naa zich te Hespen. Refol. Gen. 23. Mey. . Refol, van Heil, SS* Mey i7»5(*) Medegedeeld lerigt. xxv: BOEK.' 173$. De Sclioul by nagt van Kins- bergen na de Middellandfche Zee gezonden;  XXV. boek. 1/85. Bolland wil ciczaal met allen magt voortzetten. Zeeland, Friesland, Utrecht er Stad en Lande waren vaneen tegenover, gefteld geweien. (*) Refol, Gen, 11, April 1785, 35a VADERLANDSCHE Staaten van Holland drongen, by herhaaling, aan op het voor°afgebrooken houden der Onderhandelingen met den Refident Torniello; en het ter hand neemen van. de middelen door de Gelas[tigden in hun Verflag aangeweezen: dewyl de Waardigheid der Republiek daar by het hoogst belang hadt, en het niets anders behelsde dan 't geen reeds by voorgaande Scaatsbefluiten was vastgefteld (*). , 6 Zeeland, Friesland, Utrecht, als mede Stad en Lande waren van een tegenovergefield gevoelen, en oordeelden, dat, hoe zeer ook het gedrag der Republiek va» Venetië, met opzigt tot de Kooplieden Chomel en Jordan gehouden, niet kon worden goedgekeurd, egter de omftandigheden van tyden en zaaken niet toelieten, deswegen eenige Iferke middelen aan te wenden, of zich eene Vredebreuk met die Republiek te veroorzaaken; behalven dat het verfchil, in deszelfs oorfprong alleen zich bepaalde tot een byzonder Intrest van Particuliere Kooplieden, 't geen almede geene aanleiding fcheen tc moeten geeven tot eenige Vyandlykheden, byzonder zo lang 'er eenige hoop tot fchikkingen overbleef; en dat overznlks de Onderhandelingen met den Heer Torniello volgens zyn Aan-  HISTORIÉ. 3o3 'Aanbod (*), zo dra mogelyk, behoorden hervat, of ten minlten alles in den tegen woordigen Haat gelaatente worden; hogthans konden zy toeltemmen, dat van het beloop en de toedragt deezer zaake aan het Hof van Frankryk opening gegeeven en onderftaan wierde, of ook, door het aanwenden van des zelfs goede dienften, of arbitrage, deeze onaangenaame Gefchillen zouden kunnen worden uit den weg geruimd (f). Staaten van Zeeland fpfakén op dit ftuk zeer fterk. Het was, huns oordeel met de regelen eener voorzigtige Staatkunde niet overeen te brengen, dat men, om eene Schuldvordering van byzondere Perfoonen, oorfprohglyk niet boven de 30,000 Guldens beloopende, door geweldige middelen, den Koophandel deezer Landen, die maar even in den laatst geèindigden Oorlog zulke zwaare verliezen geleden hadt, aan nieuwe hindernisfen en fchaden blootftelde, en de reeds zo- in die tydert zeer gedrukte, als in de tegenwoordige kommerlyke omftandigheden met den Keizer, nog merkelyk bezwaard wordende Fmantien der Gewesten, Om deeZe redenen , door zwaare kosten, uit eene zeer" waarlchynlyké, zo niet onvermydelyke daar uit te ontftaane Oorlog met de Re- pu- (*) 'Refol. Cr;?. 12. Apri! 1785. (|) Refolf Gen. 6. en 24. Mey. 16. Juny. 23.JtÜ£. 1785. TV. Neder. Jaarb. 1785. bl. 898. IX. DEEL. Z XXV. BOEK; 1785. Sterke Taal van Zeeland.  35+ VADERLANDSCHE XXV. boek. j i » i i ] 1 1 I publiek van Venetië, geheel en al totniet zouden worden gebragt. Waar by nog kwam, dat zodanig eene behandeling zeer waarfchynlyk de zaaken tusfchen den Keizer en de Republiek, met betrekking tot deszelfs Eifchen, in plaats van ze tot eenvergelyk te kunnen brengen, dezelve meer zouden worden agter uit gezet: naardemaal die Vorst, reeds in den Jaare mdcclxxxiii, door die van Venetië verzogt om Scheidsman in deeze zaak te weezen, zeer waarfchynlyk hunne party tegen onzen Staat zou kunnen trekken. Dat indien men, onverhoopt, tegen de gronden der Unie, tot het tegendeel mogt befluiten, Staaten van Zeeland zich op het kragtigst niet alleen daar tegen verklaarden , en de naadeelige gevolgen, hier uit voortvloeiende, voor rekening der Gewesten, svelke hunne toeftemming gaven, over-* lieten; maar, boven dien, dat zy nimïier eenige kosten, zo in de uitrustinge Ier Schepen tot Convoy des Koophanlels deezer Landen, in dit geval, als ran de verdere gevolgen van zodanig ;en flap zouden helpen draagen, en aan :ich behielden om de fchade, die de iandel van Zeeland, door zodanig eene landelwyze van hun Hoog Mogenden, nogt lyden, op de Bondgenooten,in tyd in wyle, te herhaalen (*). Vee- (*) Nol. van Zeeland n. Maart, 18. April 1785.  HISTORIE* 355 .. Veelen in den Lande, en althans he fiandeldryvend gedeelte meest, hieldet het daar voor, dat dit Gefchil geehzin: blootiyk beftondt in de Vordering vat een Eisch, die daar by belang hebbend* Ingezetenen van deezen Staat vermeen den wettig van den Staat Van Venetië tc vorderen; maar in tegendeel in eene hand haaving van het Algemeehe Regt der Ingezetenen vart dit Gemeenebest, tegen de onregtvaardige handelingen eener buitenlandfche Mogenheid, die goed kon vinden de bedriegeryen door eenigen haarer Onderdaanen gepleegd, op alle mogelyke wyze, te befchermen en te begunftigen, en dus doende voor alle Bedriegers den weg ter ftraflooze berooving van Nederlands handel Iry vende Ingezetenen ópen te zetten. Dat, daarenboven, hel Gefchil, thans vooral beftondt in eene fernftige en hoögstnoodzaaklyke handhaaving van de Eer en het Hoog Gezag van den Souvèrain deezer Landeft zelve. als welke zich deeze zaak, op eene wettige en verfchuldigde wyze, hadt aangetrokken, eh hier van niet te rug kon komen, zonder zich voor het aangezigt van geheel Europa te vernederen, als eene Mogenheid, welke eene Befcherming aan de Ingezetenen beloofde, die zy egter niet in ftaat was te verkenen. Dat, indien de zaak deezer Kooplieden niet ten ftre.ngften werd voorgeftaan, en niet met de hoogde Magt deezer Landen onderlleund en verdeedigd, 'er geene reden was die cenig mensch, naa dergelyk eene Z 2 wer- t XXV: t boek: i1785. : Dit ftufc , door veelen hoogst belangryk gekeurd.  3g6 VADERLANDSCHE XXV. 11 o e k. Zonder Regtverkrygingblyft deezi zaak hangen. i i 1 weigering, zou kunnen overreden, om zich te begeeven onder de befcherming van een Staat, die affloeg de heiligfte Regten zyner Ingezetenen met magt te handhaaven en te doen gelden (*). Hoe veel reden C hom el hadt om zich te vleijen, dat het Verflag der Ge. lastigden (f), als fteunende op de duidelyke bewoordingen, van voorheen genomene Staatsbefluiten, in een Befluit zou veranderd geweest zyn; hoe zeer deeze verwagting op de aart der zaake rustte, vonden de Afgevaardigden der gemelde vier Gewesten goed niet alleen dit Verflag; maar ook de by herhaaling aan hun Hoog Mogenden, door C h o m e l ingeleeverde Verzoekfchriften, over te neemen, en, niet tegenftaande de dringenfte aanzoeken door Staaten van Holland, die geduurig de hooge Bondgenooten aanmaanden , om eindelyk deeze zaak, overeenkomftig met de Eer van den Staat en het waare Belang der Ingezetenen a£ te doen, onafgedaan te houden: waar door de Venetiaanen, niet zonder eeni;ren fchyn van grond, de hoop koesterJen, dat zy, ondanks de volftrekfte weigering van hun Hoog Mogenden om het Staatsbefluit ten hunnen nadeele geveld ;e vernietigen, door hunne kunstgreepen m gewaande Onderhandelingen, het zo ver- (*) Post van den Neder-Rhyn XI. D. bl. 721, nz. Courier van Europa I. D. Eylaagen bl. V. (f) Zie hier boven bl. 352.  HISTORIE. 357 verre gebragt hadden, dat het Staatsbeüuk, niet in naam, maar met de daad, geheel vervallen was (*). De toon, dien Torniello voerde, toen hy in Wynmaand affcheid nam, wees zulks genoegzaam uit. Wel verre dat 'er iets vyandlyks tegen de Venetiaanen gepleegd was, bedankte hy, te dier gelegenheid, uit naam der Republiek van Venetië, voor het Convoy door den Capitein van Kinsbergen aangeboden en veneend aan twee Venetiaanfche Koopvaardyfchepen van Srnirna komende (t). BLAD- (*) Post van den Neder-Rhyn XI. D. bl. 732. (f) Refol. Gen. 7. 0&. 1785. De Heer Chomeï, heeft, buiten vyf eerbiedige, doch dringendeRequesten, aan hun Hoog Mogenden op verfcheide tyden, ingeleverd, als op 24. Mey en 29. Nov. 1785. 27. July, 14. Sept. en 28. Dcc. 1786, nog in 't begin des Jaars 1787. aan ieder der Hooge Bondgenooten , by breeduitgewerkte Verzoekfchriften, zyne wettige Regten voorgedraagen ; doch met geen anderen uitflag, dan dat hy zich langs hoe meer in zyne verwagting zag te leur gefteld. 't Welk eindelyk heeft te wege gebragt dat Chomel, naa twee Jaaren vergeefsch wagtens op dc uitwerking der Befluiten van, hun Hoog Mogenden, zich genoodzaakt gevonden heeft, zyne belangens aan de Staaten van Holland, als zyne wettige Souverain aan te bevelen, en van Hoogstdcrzelver Regtvaardigheid te vorderen, die Befcherming, waar toe de natuur der zaak en de herhaalde plegtige verklaaringen hem Regt gaven. Post van den Neder-Rhyn XI. D. bl. 732. Nog terwyl wy dit fchryven 1792. hangt deeze zaak. Einde van het Negende Deel. Z 3 XXV. boek. 1785.  BL AD W YZ ER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN, •f* b b e m a , diens Aanfpraak , uit naam der Amjlerdamfche Kooplieden, aan den Markgraaf de Bouillc, 106. Albanië (Een zogenaamde Prins van) flaat de handen te Amjierdam in de Gevangenis aan zich zelvcn; berigt hem betreffende, 335. 'Almelo (Het Exercitie-genootfchap te) komt tot ft.md, 91. Kan de goedkeuring der Magiftraat, noch der Vrouwe, de Gravin van Recht eren verwerven, 92. A l ti n g (W. A.) Gouverneur van Neêrlands Indie, brengt veel toe tot de Kweekfchool voor de Zeevaard, 137. America (Vereenigde Staaten van) Gefteldheid des Handels op dezelve , 187. Algemeene oorzaaken van de geringe Voordeelen daar uit omftaande, 188, Geïdleeningen, ten behoeve van dezelve hier te Lande geopend, 1S9. Dezelve gewraakt en aangepreezen, 15*0. Ameronsen Q. Taats van) door Utrecht in de Bezending na Overysfel be noemd, 64. Amersfoort (Wat te) wegens het oproepen tot opgave der Bezwaaren voorviel en tot ftremming ftrekte, 31. n B 4-> a s s e C o U II (P. C. B U r- man de) tot Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht aangefteld, zonder zyne Hoogheid des te kennen, 8. Batze Kaade gefcliikt geoordeeld tot het aanleggen van een Fo't, 2H3. Een Fort daar aangelegd, 288. 289. Mee-  BLADWYZER. Seeker door den Oeconomifchen Tak tot het Feest des Doggersbankfchen Slags gefchonken, 133. Bergen op den Zoom in ftaat van tegenweer gefteld ,216. Beyeren (Gerugt wegens eene Ruilinge van den Keurvorst van) met den Keizer, 323. 't Zelve voor- en tegengefprooken, 324. De Koning van Pruisfen gaat 'er eene Verbintenis tegen aan, 325- ? IC kek. CL.) geef-t R-aac>- geevingen voor de Bewooners van overftroomde Landen , om zich voor eenige Kwaaien, te hoeden en dezelve te geneezen, 176. B 0 u 1 l l ë (De Markgraaf de) hier te Lande, 105. Hoe in den Haagt en te Amjierdam ontvangen, Aid. Aanfpraak aan hem uit naam der Amfterdamfche Kooplieden door den Heer Abbama, 106. Hoe beantwoord, 108, Vereering van hun Hoog Mogenden aan dien Held, 109. Braam (Capitein van^) behaalt veele Overwinningen in Indie, 181. Breda, (de Graaf de M a i l« lebois tot Gouverneur van) aangefteld , 204. Zeelands aanmerking daar op, Aid. Komst van zyne Hoogheid aldaar, 216. Broek (j. j. le Sage ten) Kerkgefchil tusfchen bem Z en J. Habbema te Rotterdam, 109. Hy beroept; zich op de Clasfis van Schieland, ui. Vervoegt zich by Staaten van Hollandmei een gelukkigen uitflag ,112. Brunswyk Wolfenbuttel (De Hertog van), befchuldigd van Maaftricht verraadlyk te hebben willen overleeveren, 217. Ou. derzoek en afloop deezer zaake ,218. Over den toeleg om hem door list of geweld van zyne Papieren te ontzetten, 2ip, r> * Ljadfant, vlugten der Ingezetenen uit vrees voor de aannadering der Keizerfchen 224. Papellen totden Pol, doet esne Aanfpraak aan 't Genootfchap uan Wapenhandel te Zwolle, waar in hy zyne denkbeelden van Pry. heid ontvouwt, 76. Schryft aan den Hoogleeraar R u ckensfeller over het Gefchil te Deventer, wegens den bevoegden ouderdom, om. Gemeensman en Burgemeester te worden, 86. Sterft, <)6. Hoedanigheden aan hem toegekend, Aid. 't Vermoeden van Vergift tegengefprooken , 98. Zyn Character, Aid. Lykreden over hem gehouden, iei. Zyne gedagtenis door Verzen en eene Ge| denk-  BLAD WYZER. denkpenning vereerd, 102. Hoe men zich over zyn verlies best troostte, Aid. Capellen tot de M-irsch fterke taal door hem ten Gelderfchen Landsdage gevoerd over het aanneemen der Vredesvoorflaageu, door vier Gewesten , dc Eifchen des Keizers, in 't gedrag -Afgevaardigden, 251. Wil nnn de geho.orJe veranderingen de Vredesvoorwaarden bekragtigd hebben, 293. Cavalli (S.) zyn gedrag in het Handelverfch.il met Chomel en Jordan, 329. 332. Vryverklaard, 334- 337- Chomel en Jordan Handelgefchil deezer Kooplieden met de Venetiaanen, zie Venetiaanen. D, departement ( Militair ) Voorftel van 't zelve door Maillebois gedaan, 200. Qnderfcheiden be • oordeeld . Aid. Wat Holland en Friesland, daar over in brengen , 20 r. fyeventer (Gefchil te) over den Ouderdom in welken iemand tot Gemeensman en Burgemeester kan verkooren worden ,85. 't Gevoelen van Capellen tot den Pol over dit Gefchil, 86. HetVrycorps aldaar betoont Krygseere aan de Regeerings Coll&gien, 9,g. Diep (Nieuw') by de Helder. Verbetering' van de Haven aldaar, 147. Voordee'.eu daar van reeds getrokken, Kos' en hier van , Aid.. Welr ke voordeden inen zich daar van, wyders, mogt belooven, 149. Hoegefthikt tot berging vari Lands Schepen, 15a. Dokkum Gefchil te") over de Regten der Vioedfchap en Burgemeestcren , 38 't Eerst in Friesland gereed met een Exercitie genootfchap, vêr^'pékr en verwerft de bckragtiming' der Staaten, 44. Doopsgezinden (Tw e Ger meentens dtr^; te Haarlem vereenigd, 116 Deeze Gemeente iluit alle Menschlyke verbin -lende Geloofspplte'len uit, 117, Js.ifchede (Te) verzet men zich tegen het benoemen van Burgemeesteren door den Landdrost, $0, f rankryk maant onzen Staat aan, om tot een Vergelyk met den Keizer te komen, 265. Neemt op zich het betaalen der meerdere Geldfomme dan de Gezanten gelast waren aan te bieden 290, Hoe den Koning deswe;!  B L A D W Y Z E R; wegen uit naam van hun Hoog Mogenden te bedanken , Aid. Wil zich tot het Gefchil van onzen Staaf met Venetië niet inlaaten, 34=- fredrik Hendrik (De Schans) geflegt, 321. Friesland bepaaliug, wegens het ftemmen van Volmagten ten Landsdage te Harlingen en Sneek, 36. Ge fchilleu wegens de Regeeringe van de Steden Dokkum , Stavoren txilVorkum, 38. 't Gevoelen van Friesland over het Gefchil der Overftemminge in Overysfel, 52. Slaat eene Bezending na dat Gewest vopr, 62. Benoemt E. S G. J. van bukmania R e n- g e r s in de Bezending derwaards , 64. i>. Oordeel over het Militair Departement, 201. Verklaart zich tegen de Vredesvoorflaagen door vierGe^ westen omhelsd, 247.250. Keurt de Bbkragtiging der Vtedesvoorwaarden af/,595. Oordeel van dit Gewest wegens het Gefchil van den Staat met Venetië, 35a. n G. yjrclderland, ('t Gevoelen van) over het Staatsbefluit der Overftemminge in Overysfel, 52. Benoemt J. E. van Lynden in de Bezending derwaards, 63. Misnoegd over 't gedrag by de aanvaarding der Vredesvoorwaarden door de vier Gewesten, 250. Sterke taai door Capellen tot ne M a r s c h , ten Landsdage (ieswegen gevoerd ,251. De Staaten tegen het bekragtigen der Vredesvoorwaarden, 292. Capellens Raadilag deswegen, 293. Gelderland (Deerlyke Waternood in) zie IVaterinood. Genootfchappen (Gewapende*) voorflag om eene Vergade* ring van dezelve te beleggen, 30. Eerfte Algemeene Vergadering te Utrecht gehouden, 31. Grebbe (Onderhandeling tusfchen Holland en Utrecht pver de verfterking der Linie aan de) 209. TT % JlJ-aantjes (C.) tot Re- geeringslid teïVyf: by Duurstede gekoozen zonder den Stadhouder te kennen, 33. Wat hem , wegens den Eed, op de Staatsvergadering van het Sticht ontmoet, 34. Haarlem twee Doopsgezinde Gemecntens daar vereenigd . 116. Uitfluiting van alle Menschlyke Geloofsbelydenisfen by dezelve, 119. Habbema (J.) Kerkgefchil te Rotterdam tusfchen hem en J. J. le Sage ten Bit o ek, 109. Harlingcn (Bepaaling te) weZ 5 gen.i  ÏSLADWYZER. gms het aanftellen der Volmagten ten Landsdage, 36. Haven zie Nieuwe D.iep. " Kemert (P. v.) legt zyn Leeraarampt by de Gereformeerde Kerk neder en geeft de rede op, 113. Tot Hoogleeraar by de Remonfiranten aangeiteld. 116. Hesfen-Darmjlad (Befchikking öp de Brigade Hesfifihe Troepen des Prinfen van) 206. Hesfen-Philipfial (Prinfesfen van) doen Geldvorderingen by den Staat, 327. Halland (Raadflag by Staaten van) over het Staatsgefchil der Overftemminge in Overvfeh 53- Benoemen R. PALUDANUsin de Bezending derwaards, 63. Schiet Provinciaal eene Geldfomme op aan de TVest-Indifche Maatfchappye en dringt derzelver onderfteuning by de Bondgenooten fterk aan, 184. 185. Oordeel over hc: Militair Departement, door Maillebois voorgeflaagen, 201. Onderhandeling en Overeenkomst van Holland en Utrecht, tot verdeedigiug der beide Gewesten, 208. Voorflaagen door die van Utrecht te dier gelegenheid gedaan, 211. Vertraaging daar door veroorzaakt, 212. Verflag van Utrecht om Waardgelder.- in dienst te neemen 213. Stemt in den Voorloopigen raadflag by Holland over den Vrede met den Keizer , 265. Voor de bekragtiging der Vredesvoorwaarden, 295, Wil de zaak tegen de Venetiaanen met alle kragt doorzetten , 352. T L J-ndie Overwinningen aldaar door Capitein van Braam bevogten, 181. Josep'hus de H. Rededen waarom hy het voortzetten van den Kryg vertraagt, 227. Zommiger oordeel over 's Keizers belemmerden Staatkundigen toeftand , 229. Eenigen keuren het raadzaam den Keizer voor te komen door een Inval in de Oostenrykfche Nederlanden, 230. Hun gevoelen aangedrongen door den blykbaar vyandlyken toeleg des Keizers, 233. Magt des Kei'zars in zyne Nederlanden, 236. Nadere Openingen van wegen den Keizar, 237. Vorderingen van zyn kant, 238.' Door de Afgezanten bezwaarlyk gekeurd , 240. Door vier Gewesten grootendeels aangenomen, 241. Friesland en Stad en Lande verklaaren 'er zich tegen, 547. Zeeland wil het overnecmen , Aid. Hoe dit in Zeeland werd opgenomen , 248. Gelderlands misnoegen deswegen, 250. Oordeel van Capellen tot Kei  BLAD WYZE ï<- Keizer ftaat op het zenden yan twee Afgevaardigden na IVeenen, 258. Heeren daar toe benoemd, A14. Hoe ontvangen: hun Aanfpraak, 260. 's Keizers Antwoord, 262. Frankryk en Rusland fpooren tot den Vrede aan , 2615. Voorloopige Raadflag van IL.land, Aid. Zee lands gevoelen over dc Vredesvoorwaarden, 2Ó7.' Voorloopige Vredesvoorwaarden ingebragt, 289. Hoe de zwaarigheid wegens de gevorderde Geldfomme werdt weggenomen, '200. Over het bekragtigen dér Vredesvoorwaarden van de zyde der Staaten, 292. Inhoud des Vredes vet drags , 296. Lillo en Liefkenshoek door den Keizer in bezit genomen, 322. Gerugt eener Ruiling van de Keizer met Jen Keurvorst van Beyeren, 323. 't Zelve voor- en tegengefprooken, 324. De Koning van Pruisfen gaat "er eene Verbintenis tegen aan, 325. Door de Venetiaanen aangezogt om Scheidsman te weezen in hun verfchil met onzen Staat, wil zich, hun Hoog Mogenden hem niet voor Scheidsman erkennende , daar mede niec bemoeyen, 341. De Venetiaanen vervoegen zich vrugtioosby hein omhulpe, 346. de Marsch over dit Voorwaarden, 251. De IVinsbergen naa AsBIitf- "" deüandfche Zee gezonde'» om de Venetiaanen, indien zy Oorlog fn den zin mogten Lebben,'te beftryden» 351. "'Last hem gegeeven, om, indien de Oorlog tegen den Keizer mogt uitbarften, zyne Zeemagt tegen 's Keizers Staaten te gebruiken, 351. Koopvaardy hoe flegt befchermd,35o. Klagten deswegen uitgeboezemd, 351. I{rnisfchans(De)gQl\agc ,321. Krygsvolk (Ingcleeverde Plans tot oprigtinge van Benden Ligt) met de kosten, 205. Eenige van de hand geweezen, 206. Befchikkingen op het Krygsweezen, Aid. Kweekfchool (Plan tot oprigting van een Ncderlandsch") voor de Zeevaard, 133. Daadlyke Oprigting van 'c zelve, 135, Giften en voordeden daar aan toegelegd , 136. Befluit der Oost-Indifche Maatfchappy ter Kamer Ainflerdam ten voordeele van dezelve, 137. De Zeehandelaars bieden aan eene Belasting op te> brengen; dit aanbod aan. vaard, 138. Lystder Belastingen, 141. Inrigting deezer Kweekfchoolc, Aid. Groote fomme Gelds zo hier te Lande, als in dc Int  BLADWYZER. Indie daar toe opgebragt, 145- T L- *-4eemvaarden (Het Vrycorns te~) geregeld en begunftigd 39- De Schutters betuigen bezwaard te zyn door een nieuw Schutters reglement, 40. Lewe (E.) door Stad en Lande tot de Bezending na Overysfel benoemd; 64. Leyden (van) Afgezant van deezen Staat na Wee. nen, 258. Leyden Sledevaard aldaar gehouden , door het Genootfchap Feniampro Laudeby een Jubilé, 127. Liefkenshoek, door den Keize in bezit genomen , 322. Lillo, door den Keizer in bezit genomen, 322. ■ Luik (De Prins Bisfchop van) laaten klagten doen over de ongeregeldheden eeniger Recruten in het Land van Luik. 207. Geeft Schepen met Hooi voor Maaftricht beftemd, en op zyn Grondgebied aangehouden, weder vry, 219. 220. Lynden (J. E. van - door Gelderland tot de Bezending na Overysfel benoemd, 6.3. "fylaaftricïh in ftsat van Verdeediging gebragt, 217. De Hertog van Brunswyk be. fchu'digd van die Stad ver» raadlyk te hebben willen overleeveren, Aid. Afloop deezer zaake, 218. Schepen met Hooi derwaards gezonden, op het Luikfche Grondgebied aangehouden en weder vry gegeevea_, 219. Maatfchappy tot Nut van V Algemeen, uit hoe kleine beginzelen ooripronglyk, 153. Eerfte Oprigting, 154. Veranderingen daar in voorgevallen en aanwasch, 155 Maatfchappy (Oost-Indifche) Aanhoudende Geldbehoefte van dezelve, 177. Bekrompenheid van Geldmiddelen in Indie, met derzelver na' deelige gevolgen voor den Handel, 178. De Overwinningen door van Braam bevogten brengen geene ' redding aan, 182. Maatfchappy (JVest Indifche) Geldfomme Provinciaal door Holland opgefchooten, 113 Deerlyke weeren hulplooze Haat der Volkplantingen aldaar, 185. Maillebois (De Graaf de) komt in ,sGravenhaage, 196". Voordeelen hem toegezegd en fchadeloosftellingen hem beloofd 197. Verzoeken dier.s Generaals, by hun Hoog Mogenden, met klagten over verwylde Betaaling, Aid. Zyn Voorftel wegens een Militair De.  B L A D W- V Z E R. Departement, -oo. //b//tf?25. Verfcheide vrugtlooze poogiHgen oiri dé zaak by Bemiddeling té vinden, 66. De zaak tot het uïterfte gebragt, dat de Afgevaardigdèri dezelve by Vonnis zouden afdoen, 72. Uitfpraak des Gefchils, 74. Onder welken mits de Staaten in het bekragtigen der Vredes Voorwaarden toéflemmen, 295* p p- . JU a l u d a n ü s CR.) van Wegen Holland, tot de Bezending na Overysfel benoemd, 64. 65. Paulüs CPieter) aangezogt om de Infp'ectie def Só/ieldtap zich te neemen, verkiest dit niet alleen te doen, 275; De Heeren den Al'pel en van dek Cr ap hem toegevoegd j Aid. Hunne verrigtingen j 276. Prinsfen (Do Koning van) op den Rhyngraaf van SALMgebelgd, 217. Gaat eene Verbintenis aan met de Keurvorften van Saxen en Brunswyk Ltmènhirgi,tegen eene Ruiling van Beyereti voor de Oostenrykfche Nederlanden, 325. Noodigt onzen Sjaat uit om 'er Goedkeuring en fterkte aan te geeven, 326. Hoe die Voorflag door de de Staa¬ ten word beantwoord, AU. Een Prins van Pruisfen doet Geldvorderingen aan dert Staat, 327. 4j R. "ENCtRS CE« S. G. T. van Burmania) door Friesland tot €e Bezending na Overysfel benoemd, 64. Roomschgezi/iden(Voor(\e\ om der) Godshuizen in Hollandvan Belastingen te ontheffen, 124. Gunftig befluit daaf op, i2. Wyd verfchillende gevoelens te Steenwyk over het bouwen eerier Roomfche Kerke, 126. Rusland maant onzen Staat aan om tot een Vergelyk met den Keizer té komen, 2Ö5. e s. ^Ai-wf (Üe Rhyngraaf van) zegt een verraadlyken toeleg des Hertogs van Brunst. wyk op Maaftricht ontdekt te hebben, 217. Schelde CSchansfen aan de) Van Leeftocht en verkwikkingen door byzondere Perfoonen voorzien, 220. Of dit noodig waare betwist, 221. Door Oorlogfchepcn beveiligt, 223. Öplettenheid hier te Lande op het fluiten van deeze Rivier. Befluiten deswegen genomen, 274, Commisfie tot het doen van Opijeeming benoemd, 275. Deeze ver-  bladwyzer; vertrekt derwacrds, 276. Gewigtige aanmerkinge dier Commisfie op het Staatsbefluit de Schelde betreffende, 277. Verflag van haare bevindingen en Voorftellen daar uitgebooren, 380. Uitvoering daar mede overeenkomftig, 288. Deeze bewerkt eene zo volftrekte Sluiting der Schelde als Voorheen te Lillo plaats hadt, Aid. Strikte Last aan de Afgevaardigden om by het fluiten van den Vrede wegens de Souverainiteit der Staaten op die Rfcier, niets toe te geeven, 299. Schuldvorderaars des Keizers verzoeken dat hun Eisch aangedrongen worde , en niet geheel vergeefsch ,263. Slype (van) Vicfc-iloofdfchout van Maaftricht, in hegtenis genomen, en ontfiaagen ,218. Sneek (Bepaaling te) wegens het aanïtellen der Volmagten ten Landsdage, 36. Sonsbeek (L. C. van) van wegen Zeeland tot de Bezending na Overysfel benoemd, 64. Spiegel (L. P. van der) wordt Raadpenfionaris van Zeeland, 319. Stad en Lande benoemt E. Leeuwe tot de Bezending na Overysfel ,64. De Uitvoering van eene Wet des Stadhouders daar opgefdiort, 92. Verklaar: zich tegen de aanneeming der Vredes Voorwaarden door vier Gewesten omhelsd,247„ 250. Is voor de Bekragtiging, doch onder voorwaarde, 295. Oordeel van dit Gewest in 't Gefchil van den Staat met Venetië, 352. Stavoren Gefchil dier Stad met Gedeputeerde Staaten over de Regeeringsbeflelling, 38. Steenwyk (Verfchillende Gevoelens te) over den bouw eener Rcomfche Kerke, 126". Suriname opgave van de voortbrengzelen deezer Volkphn» tinge en der Handelvoordeelen, welk dezelve fchenfct, 186. In welk een verleegen toelhud, 187. rp T. J- ak (Oeconomifche') Het Departement van denzelven te Amjierdam werkzaam ia de de Inzameling en Uitreiking der Liefdegiften aan Overftroomde Landgenooten, 165. enz. Zie fVatersmsd. Thomson (Joh. Pet.) Eerbelooning aan hem en zyn Scheepsvolk gefchouken, door het Schoonenvaarders Gilde te Amjierdam, 146. Geldfomme onder deezen uitgedeeld door de Kooplieden, 147. TiTZiNGri(G.) onvermoeid werkzaar/i tot de oprigting van de7 Kweekfchool voor Neêrlands Zeevaard, 135, Torniello van wegenVenetië  BLAb'WYZER1. ■nette herwaards gezonden, 347. Vrugtloosheid zyns Gezantfchaps, 348. Tor (De Heer) na Venetië gezonden Voldoening ié vorderen, 330. Wordt, naa weigering van dezelve weder opontboden * 340. Trieste (De Aftatifchc of OosiIndifchc Maatfchappy te) wordt Bankbreukig, 257. TuLJ.ing van OlüENB/1- Neveld na Maaftricht gezonden om de zaak des gezegden Verraads van deii Hertog van Brunswyk te onderzoeken, 218. Tirepbritggèn (De Hertog vSn) 20 men wil, in onderhandeling, om Beyeren voor de Oostcnrykfche Nederlanden te verruilen en Koning over dezelve te Worden, 324^ TT üi Lrtrecht (Ter Staatsvergadering van) maakt men zwaarigheid om den Burgemees • ter II a a nt.tes toe te laaten van wegen de bcpaaling door hem by den Provinciaalen Eed gevoegd, 34. Publicatie tegen Oproer en Leuzen in '/ Sticht, 35. Van wegen Staaten vas Utrecht J. Taets Van Amerongen tot de Bezending na Overysfel benoemd , 64. Onderhandeling en Overeenkomst met Htilland oyer de Verdeedi¬ ging dier beide Gewesten, 208. Voorflagen te dier gelegenheid gedaan, 211. Vertraagingen daar door veroorzaakt, 212. Voorftel r.an Holland Ovof het neemen van Waardgelders, 213. Voorflagen te Utrecht tot het verzoeken om Franfche hulp, 236. Stemt op deiï voet van Holland'in de be. kragtï'girig der Vredesvoorwaarden , 295. Raadllag der .Ridderfchappe, Aid. Utrecht (De Stad) kiest een Vroedfchapslid, zonder den Stadhouder te kennen, 4. Wederleggend fchryven van zyne Hoogheid, 5. Waï omtrent dien Brief voorviel, 8. De Burgery opgeroepen om haare Bezwaaren in te leeveren 9. Pian3 van Regecrings-Reglementen, 11. Hoe zeer één deezer rechtdraads ingerigt ■Was tegen het RegeeringsReglement des Jaars 1674, 13. De Bezwaaren ingeleeverd, en Befluit daarop genoomen, 15. Misnoegen der Burgeren deswegen , Aid. Dit betoon maakt geene verandering, 16. Handelingen ter Staatsvergadering over de Bezwaa; en, Aid, De Burge ry verzoekt langer tyd tot onderzoek , en tevens, dat 'er intusfehen geene verandering in de Regceringsper. foonen koine, 17. Beide' de  ÏLADWYZER./ die Verzoeken ingewilligd, 20. Wat 'er omtrent het laatfte ter Staatsvergadering voorviel, Aid. Vierentwintig Geconftitueerden aangebeld, 21. Derzelver naamlyst, 22. Misnoegen van zyne Hoogheid over de Handelingen in het Sticht, Aid. De Geregten ten Plattenlande opgeroepen tot het inleeveren hunner Bezwaaren, 23. Het Genootfchap van Wapenhandel te Utrecht viert het eerfte Verjaarfeest, Aid. Veertig Burger-officieren beklaagen zich by de Regeering, 24. Krygen een gunftig en hun vereerend befcheid, 27. Het Genootfchap laat het verzoek, dat deszelfs Leden met Krygseere mogten begraaven worden , vaaren, 35. De Burgery en het en het Genootfchap flaan de handen in een, 29. Algemeene Vergadering der Gewapende Genootfchappen daar gehouden, 31. Oordeel van dit Gewest wegens het Gefchil met Venetië, 3S2- rr v' r enetiaanen (Onlusten van den Staat met de) 328. Oorfprong van dezelve , 329. Hun Hoog Mogenden daar in gemoeid, 331. Het Hof van Weenen 'er in gekend. Regtshandel te IX. deel. i Venetië, 333. Vonnis daar geftreekeu, 334. Misnoegen van hun Hoog Mogenden over dit Vonnis, 336. Zy trekken zich de zaak nader aan, 338- De Heer Tor,na Venetië gezonden, eischt Voldoening, 339. Wordt, naa weigering van dezelve, weder opontboden en de zaak met allen nadruk voortgezet. De Venetiaanen zoeken 's Keizers Bemiddeling. Hun Hoog Mogenden weigeren deezen voor Scheidsman te erkenr nen, 340. De Keizer ziet 'er van af, en Frankryk wil 'er zich niet toe inlasten, 342. Raadflagdmde Venetiaanfche Schepen hier in beflag te neemen, Aid. Volvoering daar van, 343. Bekendmaaking aan den Venetiaanfche Gezant te Weewen, 344. Dit maakt een diepen indruk op de Venetiaanen, en zy bewerken een Opfchorting van dat Staatsbeflnit, 345. Zy kunnen geen Ophef verwerven, 346. Zy vervoegen zich vrugtloos by den Keizer om hulpe, Aid. Vergeeffche Onderhandelingen eens Venetiaanfchen Gezants in 's Haage. Raadflag tot ilrenger middelen , 347Gerugten dat de Venetiaanen ons den Oorlog zouden aandoen, 349. Onze zwak. Jaeid in de Middellandfche a Z ryk gekeurd, 355. ' Zonder Regtsverkryging blyfc de zaak hangen , 356. P'enetia.men fterkte van hunne ' Zeeniagt, 349. V eniam prto La'ude, een Genootfchap' te Leyden met deeze Zinfpreuk, viert het halfjaarig Eeuwfeest met eene zonderlinge Sledevaard, 127. ' Vergennes (De Graafde) * verklaart dé meerdere fomme dan der Siaaten Gezanten gelast waren aan te bieden, uit 's Konings naam, op zich te'neemen, 290. Hoemeii wilde dat hen deswegen dank zou betuigd worden , Aid. ■ Flisfingen oordeel dier Stad ' over het Bezwaar van Mid* delburg wegens het III. Art.' des Vredesvcrdrags met den Keizer, 318. Vredesonderhandeling met den ' Keizer. Nadere openingen des Keizers, 237. Vorderingen van zyn kant, 240. Door de Gezanten bezwaar* Iyk gekeurd, 240. Door vier Gewesten grootendeels aangenomen, 241. Friesland en Stad en Lande verklaaren 'er zich tegen, 247, Zeeland wil het overneemen, Aid. Hoe dit gedrag der vier Gewesten ea van Holland in 't byzonder In Zeeland werd opgeno* men, 248. Sterke verklaaring van Middelburg, Aid". Last ' den Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge gegeeven, 249. Gelderlands misnoegen deswegen, 250. Sterke Taal van Capellen totde Marsch daar over ten Gclderfchen Landdage gevoerd, 251. De Onderhandelingen gaan traaglyk voort, 257. De Keizer ftaat op het zenden van twee Afgevaardigden naa Weenen, 258. De Heeren Wassenaar tot Wassenaar en van Leyden daar toe benoemd, Aid. Hun vertrek, 259, Hun wedervaaren te Weenen , 160. Aanfpraak aan den Keizer, Aid. 's Keizers Antwoord ,262. Be» velen van den Capitein Generaal tor flaaking der Le. genoerustingen, 264. Aanmaaningen van Rusland en Frankryk om tot een Vergelyk met Oostenryk te komen , 265. Voorloopige Raadllag by Holland genomen  BLADWYZER, men "over den Vrede, Aid. Zeelands gevoelen over de Vredesvoorwaarden , 267. Voorloopige Vredesvoorvoorwaarden ingebragt 289. Hoe de zwaarigheid wegens de Geldfomme werd weg genomen, 290. Hoe deswegen den Koning van Frankryk uit naam van hun Hoog Mogenden te bedans ken, Aid. Wydverfchillende Gevoelens der Landzaaten over de Vredesvoorden, 292. Drie Gewesten tegen het bekragtïgen der, Vredesvoorwaarden , Aid. Met de Meerderheid van vier Gewesten daar toe beflooten, 296. Inhoud des Vredesverdrags, Aid. Oefchenken, ter gelegenheid derVoltrekkinge, 307. Daar by gevoegde Overeenkomsten, 308. Zwaarigheid door Middelburg ingebragt op het lil. Art. des Verdrags, 3.12. Het oordeel van Vlhfingen over dit Bezwaar van MiddelInrg, 3i 3. Het gispen diens bezwaars door die van Zeeland euvel geduid , 319. Veranderingen op de . Grenzen by den Vrede ,Ald. Vryheid van fchryven- over Godsdienflige Waarheden, wydverfchillende gevoelens des wegen, 122. rr aardgelders(Vo orflag van Aa Utrecht aan . Holland om) in dienst te neemen , 213Ó Wassenaar tot Wassenaar (De Graaf van) . Afgezant na Weenen , 251. Watersnood in. Gelderland, 158. Veelvuldige Doorbraaken, ïtu. Gereedheid om die ongelukkigen te redi den, 165. De Inzameling en Uitdeeling by het Departement des Oeconomifchen Taks te . Amfterdam verzogt, Aid. Welke Heeren dien last op zich namen, 166., Hoe zeer dit goedkeuring vondt, 167, Welk eene toeloop deeze Inzameling hadt, 168.. Beraaming op de Uitdeeling, Aid. Door de Regeering begunftigd, 169 Hoeveel byftands zy vonden, en op welk eene wyze zy de Uitreiking volvoerden, 170J Vier Heeren Bezorgers begaven zich na de Overflroomde Plaatzen, 171^ Hunne verrigting aldaar, 174. Hoe veel zy inzamelden, 175. Voorzorgen tegen befmetlyke Ziektens in de Overftroomde Streeken, 176". . Willem de V. fchryft een wederleggenden Brief aan de Regeering van Utrecht \ wegens de daar voorgevallene Regeeringsbeftelling 5. Hoe weinig uitwerking die Brief hadt, 8. Mis, . noegd over de Handelingen. 5 in  BLADWYZER. in 't Sticht, 2 2.- Geeft bevel tot het gereed maaken des Legers, 215.- Komt met zyn Gezin te Breda, Aid. Staatlyk ontvangen en onthaald, 216. Doet Wapenfchouw te Oosterhout Aid. Geeft bevelen tot Itaaking der Legertoerustiugen, 264. Zendt verfterking na de Middellandfche Zee, 351. VVinssen (P. E. Voet Van) zonder den Stadhouder te kennen, tot Raad In de Vroedfchap van Utrecht aangefteld, 21. Wat deswegen met zyne Hoogheid te doen viel. Zie Utrecht. Winter (Strenge), des Jaars 1783 en 1784, 156. Aanzienlyke Giften ingezameld, t58. Workum (Gefchil van) met de Gedeputeerde Staaten over de Regeeringsbeftelling, 38. Wyk hy Duurftede (De Regeering te) zet twee Regeeringsleden af en fielt twee andere in plaats, 32. Wat een deezer ter Staatsvergadering van het Sticht wedervaart, 34. Zannowicii (De Gebroeders) Handelbedrog door hun gepleegd, 329. Geeft aanleiding tot Gefóbillen tusfchen Venetië en deezsrj Staat. Zie Venetiaanen. Vonnis over hun gefireeken, 334. Een deezer Broederen die zich voor den Prins van Albanië hadt uttgegeeven, flaat te Amjierdam de handen aan zich zeiven, 335. Zeeland (Raadllag der Staaten van) in het Staatsgefchil der Overftemminge in Overysfel, 56. Benoemen L. C. van S onsbeek in de Bezending derwaards , 63. Maakt aanmerking op opdraagen des Gouvernements van Breda aan Maill e b o 1 s, dewyl hy den Roomfchen Godsdienst was toegedaan, 204. Weigert het uittrekken des Krygsvolks, 224. Schikkingen ter Verdeediging gemaakt, 225. Ontdekking hoe men by Ebbe uit Zeelandte voet op Keizerfchen bodem kon komen, 227. Zeeland wil de Vredesvoorflaagen door vier Gewesten aangenomen., overneemeu, =47- Misnoegen Jer Staaten van Zeeland over het gehouden gedrag in deezen, 248. Last den Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering gegeeven, 249. Zeelands afkeurende gevoelens over de Vredesvoorwaarden 267. Aanmerkingen op het beleid des Vredehandels, 293. Vlis-  BLADWYZER; Flisjingen oordeelt den Vrede te moeten omhelzen, 294. Zeelands oordeel in de zaak van Venetië, 352. Zoutman woont de derde viering van den Doggersbankfchen Slag te Haarlem by, 131. Befchry ving van den Zilveren Beker tot dat Feest door den Oeconomifchen Takgel'chonken, 133. Zwolle (Te) verkiest men eenen Burgemeester, zonder den Stadhouder te kennen, 75. Genootfchap van Wapenhandel aldaar, 76. Aanfpraak van Capellen tot den Pol aan 't zelve, 76. BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzy* den ingevoegd worden. 't Portrait van van Braam tegen over bl. 18a , P ie t er Paulus -tffj , KlNSBERGEN 8fW