VADERLANDSCHE HISTORIE. ZES EN DERTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN, DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. Uic de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedénkftukken zamengefceld. Met Planten» ZES £N DERTIGSTE DEEL. behelzende het vervolg van den jaaee I786. i ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie. te AMSTERDAM, by JO HANNES ALLART. M d e e x c 1 v.   VADERLANDSCHE HISTORIE. TWEE EN DERTIGSTE BOEK. INHOUD. Stoffe van dit Boek. Oproer in 'sGrayenhaage, over het gebruiken van de Stadhouders Poort. Eerfte beginzelen en aanwakkering van 't zelve. Bevelen door Gecommitteerde Raaden gegeeven. De Heeren Gevaerts en de Gyzelaar in gevaar en gered. Mourand gevat. Het Krygsvolk eerst bedryfloos. Twee Opftookers Hess en Bauer neemen de ringt. Befluit der Staaten van Holland over dit voer~ yal. Het Hof eischt de Gevangenen te vtrgeefsch te rug. Mourand ter Doodftrajfe veriveezen. Vrugtlooze poogingen zytier Egtgenoote. Tosbereidzelen ter Strafeefeninge. Gevaerts en de Gyzelaar fpreeken voor den Gevangenen. Verzagting van het Vonnis, 't Zelve aan Mourand bekend gemaakt. Afkondi- XII. DEEL. A ging XXXI!. boek.  a VADERLANDSCHE XXXII. BOEK. ging deswegen in 'sGravenhaage. Hoe deeze werd aangehoord, en de Kerkleeraars verzogt deeze Strafverzagting der Gemeente voor te houden. Mourand na het Tugthuis te Gouda oyergebragt. Het Genootfchap voor 't vaderland in de Hofplaats begunfligd. Een ander Wapenhandelend, Genootfchap aldaar vernietigd. Eenige Leden van 't zelve verontfchuldigen zich. De Capitein en Deurwagter in hegtenis genomen en gevonnisd. Blyken van den geweldigen afkeer veeier Haagfche Burgeren van de Leden des vernietigden Genootfchaps. Nadere Aandrang der Afkondiging tegen Oproer en Leuzen in 'sGravenhaage. De Procureur des Hofs, de Baljuw van 'sGravenhaage en 't Hof, keveren Verdeedigingen in, wegens hun gedrag. De Schuttery in 's Gravenhaage van den Eed aan den Stadhouder onlflaagen. Dordrecht -yvert voor de Grondwettige LIerftelling. De aanftetting van Rentmeesters op den ouden voet herbragt. De V>,rkiezing van Burgemeesters zyne Hoogheid ontnomen. Bezwaar tegen de Vergadering van Veertigen ingebragt. ■Verzoekschriften deswegen van de hand geweezen. Bemiddeling voorge jlaagen. Vergadering van Gilden om dit ftuk door te zetten. Gemagtigden tot het afdoen deezer zaake aangefldd. Z,amenkomst derzelven met de Veertigen loopt meest yrugtloos af. Nadere geheel xergeeffche Onderhandeling. De Veertigen vervallen verklaard. Bekendmaaking hier van aan het 'Volk en aan de Veertigen. Nieuwe Veertigen benoemd. Vier Gilden ve/klaaren zich daar  HISTORIE. t daar tegen. De nieuw verhoor enen neemen dit ' post aan. Zwaarigheid over hunne Beëdiging weggenomen. Staatlyke Aanftelhng der nieuwe Veertigen. De Gilden misnoegd over eene Ordonnantie van het Geregt. Vorderen daar over het beleggen van den Oudraad en verkrygen zulks. Onderhoud der Burgeren met den Oudraad. Sterke Aandrang. De Ordonnantiën ingetrokken. De woorden den Stadhouder betreffende uit de Formulieren van den Eed geweerd. Uitnoodiging te Haarlem om na Utrecht uit te trekken. Uittocht van eenige Burgeren. Brief derR.egeeringe aan de Leeraars om voor de Uitgetrokkenen te bidden. Inzameling ten behoeve der Uitgetrokkenen. Uittocht van Weeskinderen. Haarlem ontrust door drie Schepen, die men dagt met Krygsvolk gevuld te zyn. Onderzoek deezer zaake. Uittocht van Burgers met fcherpe Batroonen. De Schepen vaaren 1 te rug buiten s' Stads Regtsgcbied. Nieuws epfchudding over het gerugt dat 'er negentien Schepen met Krygsvolk in aantocht waren, 't Zelve valsch bevonden. Gewapend Volk voor een der Poorten in den nagt baart fchrik. Men bevondt dat het Alkmaarfche Schutters waren. Brood en Kaas aan de drie opgehoudene Schepen gezonden, tiet Gewapen'd Genootfchap te Delft breidt zich uit. Vuurt &f in tegenwoordigheid ecniger Leden der Zuidhollancifche Synode, 't Z.elve vordert met vliegend Vaandel en flaande Trom door de Stad te trekken. Verklaaring deswegen by de Vroedfchap ingediend. Onderhandeling iaar over tusfehen de Regeering en het GeA s mot' XXXIL BOEK.  XXXIL B O EK. 4 VADERLANDSCHE motfchap. Nadere Verklaaring der Staaten van Holland, wegens het wettigen deezer Genootfchappen. Op welke voorwaarde het trekken door de Stad vergund. Per/lag van dien Optocht. Verzoek van het Schutterlyk Exercitie-Gezelfchap aldaar. Wat men 't zelve toeflondt. Verzoek by de Delffche Magiflraat om den Burger den Vreemdeling voor te trekken in de begeeving der Ampten. Staaten van Holland maaken een Drietal tot een Hoofdofficier te Delft. Het Gewapend Genootfchap der Studente® te Leyden trekt op. Negentien Geconflitueefden te Leyden aangefield. Opgang dien de Burger Sociëteiten te Amfterdam maaken. Hoe zeer de Wapenhandel toenam. Paketten met Brieven tegen het Genootfchap en de Burger-Sociëteit aan de Stadspoorten afgegeeven. Smaadende Behandeling de Genootfchaptleden te Amflerdam aangedaan. Voorzorgen gedraagen om die Stad tegen overval te dekken. Eenige Genootfchapsleden trekken na Naar den; doch keer en te rug. Opgang des Wapenhandels te Gouda. Gefchil te Rotterdam over dé Regeer ings Verandering. Raad/lag der Staatsleden over het verzoek om voorziening. Misnoegen van de Meerderheid der Vroedfchappe. Staalsbefluit deswegen. Regeeringskeuze uit de Naamlysten der Staaten van Holland. Brief van den Stadhouder over de handelwyze van den Rotterdamfchen Hoofd-officier aan Staaten van Holland. De Heer Gevers yerdeedigt zich. Genoegen der zegepraalende Party e. Nieuw gefchil over eene tusfchenbeidt openvallende Schepensplaats. De Bt- zen-  HISTORIE. zending uit Staaten van Holland na Rotterdam, by derzelver Affcheid onthaald, begroet, en ftaatlyk uitgeleid. Verfag haarer Ftrrigtingen. Hoe ontvangen by Staaten van H&ïland. Kosten deezer Bezendinge. Gewapende Manfchap uit Rotterdam -lydt te Overfchie last. Zonderlinge overeenkomst tusfehen een gedeelte der Regeeringe te Schiedam getroffen. Wat daar over te doen viel. Voorfchrift eens Gebeds door ie ScUedamjche Regeering gegeeven. Schoonhoven wil dat de Verkiezing der Regenten, door hun Ed. Gr. Mogenden gefchiedde. Gewapende Manfchap uit Schoonhoven te Benfchop mishandeld. Overlast den Genootfchapsleden te Vlaardmgen aangedaan. Gecommitteerde Raaden draagen zorge voor de rust te Vlaardingen. Oproerige Beweegingen in den Brielle te keer gegaan. Verandering in Hoorn, ten opzigte van den Volksinvloed in de Stads hegeeringsbeftelling. Het Wapenhandelend Genootfehap te dier Slede vuurt af. Hooggaande onlusten daar by gereezen. Moeite de Purmerendfche Genootfchappers aangedaan. Poogingen der Regeeringe om dit te kuiten. Hoe geflild. Moeite te Enkhuizen om ew Genootfchap van Wapenhandel op te rifgten. Hoe het te Edam gefield was. Algemeene aanmerking over de andere Steden en Dorpen in Holland en Westfriesland. Een groot veld hebben wy reeds afoeloopen, onder de befchouwing der Gebeurtenisfen, Staatsverrigtingen, en Be-' A 3 moei- SXXH: 8 O EK. 1786. Stoffc vao üt Boek.  6 VADERLANDSC HE XXXII BOEK. %?S6. (*) Hoofdt Neder/. Hist. I. D. bi: 23ï. moeijingen der Ingezetenen, in dit Jaar, voor geen gering gedeelte de Vereenigde Bondgenootfchaplyke Gewesten in 'z algemeen betreffende, of daar mede eenigermaate verbonden. Wy hebben niet kunnen naalaaten, hier en daar, aanwyzingen te doen op meer byzondere Gevallen, of dezelve in 't verfchiet ontdekt, die bepaalder tot eenig Gewest afzonderlyk behooren. Deeze vorderen een nadere voordragt. Elk Gewest leevert tooneelen op , vol woelige bedryven. Deels dezelfde, deels andere Mannen treeden te voorfchyn, en fpeelen verbaazende rollen, waar over de Naakomelingfchap verfteld zal ftaan , en nooit vertoond worden, dan in Tydperken van algemeene gisting en geestdrift, onder eenig Volk, en te vreemder by de Nederlanders, die, gelyk de Gefchiedtchryver Hoofdt aanmerkt „ zagtgangers „ in den aart zyn, en gêwoon hunne „ zaaken met dubbele zorge te beleg„ gen (*)." Een Charactertrek te meermaalen by onzen Landzaat geheel onkenbaar geworden, of liever met een tegenovergestelde verwisfeld, wanneer het de Vryheid goldt, of men dit dierbaar pand, 't zy ten regte of ten onregte, in gevaar rekende; wanneer heerfchende Partyfchappen, uit een verfchillend inzien op dit ituk, of andere oorzaaken, gebooren, de ge-  HISTORIE. 7 gemoederen aanvuurden, en alles in eene . rustlooze en bykans onbetembaare beweeging bragten. De Gebeurtenisfen en Lotgevallen, in byzondere Gewesten, ftaan ons, derhalven, te befchryven; ja zullen wy, ter volkomene vermelding van het gebeurde , ons in veele Steden en Plaatzen bepaald moeten ophouden: naardemaal het daar voorgevallene dikwyls een vonk was, die, niet ongelyk aan eene der Electricitek een fchok door het ganfche lichhaam van den Staat verwekte. Van deezen laacstgemelden aart was cmgetwyfeld een Voorval in de Hofplaat ze, ten deezen dage van Staatsonweer zelden ftil ,• doch waar de buien van Muitzugt en Oproer opfteekende, met dubbele heevigheid woeden. Niets minder dan een moorddaadige aanflag op het leeven van twee Staatsleden onderftondt het Gepeupel, de Heeren Ocker Gevaerts en Cornelis de Gyzelaar, de eerfte Burgemeester, de laatfte Penfionaris van Dordrecht. Mannen, die wy reeds te meermaalen aan 't hoofd zagen, in de neteligfte Staatsgevallen, en zo zeer de liefde en toejuiching van de eene Party wegdroegen, als den haat en verftnaading der andere ten doele Honden. Beiden waren zy thans, in gemelde hoedanigheden, ter Staatsvergadering van Holland afgevaardigd, en dus geregtigd tot de Eerbetooningen^ welke, ingevolge van een Staatsbefluit; den LeA 4 «Jen KXXII. soek. 1736. Oproer ia 's Haage y over het gebruiken van de Stadhouderspoort.  8 VADERLANDSCHE XXXII. BOEK. den dier hooge Vergaderinge moesten beweezen worden (*). Tot deeze behoorde ook, dat de zogenaamde Stadhouderlyke Poort (f), door welke, ouder gewoonte, niemand, van welk een Character ook, buiten den Stadhouder, vermogt te ryden, voortaan, geduurende der Staaten Vergadering, even als de andere Poorten , en toegangen van het Binnenhof, moest openblyven, om door de Staatsleden, den Souverain verbeeldende, gebruikt te worden. Reeds (*) Zie onze Vadert. Wat. X. D. M, 123. Eeaige toelichting omtrent deeze Poort zal hier niet te onpasfe komen. Het ganfcJie Hofgebouwin 'i Gravenhaage is voorheen 's Graaven - Hof geYYecst, door de Graaven van Holland in perfoon bewoond, en met hunne fleampten en Bedienden bezet; de Poort ten Westen was bepaald Graaven Poort, waaï door, buiten den Graaf zelve, niemand te paard Of met rydtuig reedt. Naa dat de Giaaflyke Regeering uit het Beyerfche Huis, by opvolging tot drie andere grootmagtigc Huizen was overgegaan, waarvan de Vorften, vooral de twee laaiften Vader en Zoon, zulk eene wyriftrckkcn.de Heerfchappy hadden , dat zy belet wierden hier te Lande zelve tegenwoordig te zyn, ftelden zy in de Provinciën Stadhouders aan , om dezehe, in hun naam ,te helpen beftuuren, daar toe uitkiezende Heeren van zeer doorlugtige Geboorte; en, om aan deeze Bediening des te meer aanziens en luisters by te zetten, lieten zy deezen Stedehouderen de Eer, anders den Graaven alleen voorbehouden, toekomen, en hier onder behoorden het bcwooncn van 's Graaven Hof^ e» het doorryden van 's Graaven Poort, die, by deeze wisfeling den naam kreeg van de Stadhouderlyke Poort. Zie. onder andere de Riem er Befchryving van 's Hnage I. p. bh 106,  HISTORIE. 9 Reeds ontftondt 'er, op den vyftiender van Lentemaand, wanneer men meende, dat de beraamde Eerbewyzingen, eener aanvang zouden neemen, een morrendon' genoegen en wederftreeving dreigend gemompel, onder de Zodanigen in de Hof plaatze , die zich verbeelden, dat 's Land: Staaten,zichten onregte, en tot veinede ringdes Stadhouders, eeneEere aanmaatig den, welke zy oordeelden een uitlluiten< voorregt te zyn van den Prins, als Stadhou der, en Capitein Generaal van 's Land, Krygsmagt. —'«Volgenden daags ,wannee met het aangaan en fcheiden der Verga deringe van Holland, daadlyk een begir zou gemaakt worden, was de Volkszaa menfchooling , op het Binnen- en Buiten hof, tusfehen de Grenadiers en zogenaam de Stadhouders-poort, doch inzonderhek by de laatstgemekïe, als welke thans ter gebruike der Staatsleden met hunne Koet zen, ingevolge van het gemaakt Beiluit openftondt, zeer groot. De waakzaam heid des Drosfaarts van Gecommitteerde Raaden en zyne Diensaren wist te be werken, dat alles, buiten een weinig ge drangs en moeite voor de Staatsleden ga 'er door te geraaken, zonder verregaande ongeregeldheid, afliep. Het misnoegen, dat knarsfetandende van fpyt, twee dagen was ingekankerd, vertoonde zich op den derden openlyker en dreigde een geweldigen dag. Eem veel grooter menigte dan den dag te voo yen, rotte by tyds zamen, en onder de A 5 zelv< i XXXIL , BOEK, Ecrfte be, , ginzelcn. I > t [ [ i Aanwakkering.  i© VAD ERL ANDSCHE XXXIT. boek. 1^86. Bevelen ioor GecommitteerdeRaadengegeeven. ÏJeHeerei Gevaerts en de Gy zelaar ii gevaar ei gered. zelve bevonden zich veelen, bekend al* voorgangers in oproerige bedryven, boven al zekere Hess. De grootfte volksverzameling was weder by de Stadhouders-poort, welker doorryden met een zo wangunstig oog werd aangezien; deeze moesten de Heeren Gevaerts en de Gyzelaar. door, als zy den kortften weg van het Huis waar de Afgevaardigden van Dordrecht hun intrek hebben, na de Vergadering van Holland namen. By het aanw gaan van dezelve geraakte de Koets, waar in die Heeren zaten , door den drang der zamengefchoolde menigte; de hulp des Drosfaarts en zyner Dienaaren en van eenige Ruiters, by den brug van de Stadhouders-poort kwam hun in 't heen gaan te ftade. Gecommitteerde Rrfaden waren, op 't gerugt en 't gezigt der zamengevloeide en aangroeiende menigte, ftaande de Vergadering van hun Ed. Groot Mogenden, byeemjebleeven. Dewyl alles een naderend Oproer fpelde, deeden zy aan den bevelhebbenden Officier der' Zwltzertfche Garde den ftrikften last geeven, om alles aan te wenden, 't geen kon dienen tot handhaaving der rust, en het voorkomen van ongeregeldheden, ja zelfs, daar alles zo hachlyk feheen, om, des noods, geweld met geweld te keeren. 1 De ongeftuimigheid bleef aanhouden. De gemoederen werden meer en meer 1 opgehitst door den gemelden Hess en 'zekeren Bauer, een Man van denzelfden  HISTORIE. ix 8en ftempel; de dolfte drift ftraalde eeïien Mourand, een Pruikeraaaker zyns handwerks, ten ooge uit. De Vergadering moest eindelyk fcheiden. Het aangrimmend gevaar bewoog de Afgevaardigden van Dordrecht niet, om eenen anderen dan den hun misgunden weg te neemen. Zy gaven den Koetzier last om den weg, dien zy gekomen waren, te houden , en door de Stadhouders-poort te ryden. Beevende zagen de Leden der Vergadering die onverzaagden ter koetze in treeden. Het geweld ftondt op hun los te barften. Naauwlyks waren de paarden eenige flappen gevorderd, en tot aan de overdekte Gaandery genaderd, of de opeengepakte menigte belette den verderen voortgang, terwyl een fchriklyk getier en dreigend gefchreeuw de lugt vervulde. Schoon dit niet kon naalaaten vry groote ontzetting te baaren by de Heeren, die met veragting des gevaars, en vertrouwen op den byftand der Wagthebbenden, zich gewaagd hadden in die barrening , vergrootte hun fchrik, toen gemelde Mourand de teugels der paarden greep, om de koets te doen keeren, en dus het ryden door de Stadhouderspoort te beletten. Zo veel bedaardheids behielden zy nogthans, dat ze den Koetzier toeriepen om voort te flaan; 't geen egter, zo lang Mourand de teugels hieldt, bezwaarlyk met vrugt zou hebben kunnen gefchieden; doch de meermaals reddende Drosfaard met zyne Dienaaren fchoot XXXIL boek. i?36.  ia VADERLANDSCHE XXXÏL boek. I786. JÏOURAND gevat. Hel Krygsvolk «erst bedryfloos. fchoot ter hulpe toe, drong door de menigte heen, maakte de paarden van Mowrand los, en ruimte voor de koets, terwyl de onverzaagde Advocaat van Nispen, aan de zyde der koetze met uitgewogen Degen het woedend geweld, niet zonder eigen lyfsgevaar, te keer ging, en de verlosfing bewerkte van deeze Heeren wier lot veeg llondt. De Geregtsdienaars namen Mourand in verzekering. Veel opziens baarde het dat de Bevelhebbers der Zwitzerfche Garde, ondanks het gegeevene bevel van Gecommitteerde Raaden, aan 't hoofd der Wagtparade, dit bedryf aanzagen, zondereeën enkelen voet te verzetten; gelyk ook de Ruiters, die by de Stadhouders-poort ftonden, in 't eerst, geen e beweeging altoos maakten om ter hulpe te komen. Hoewel men naderhand dit bedryfloos Krygsvolk heeft zoeken te verontfchuldigen, als door den aandrang en de menigte des Volks verhinderd het gevaar te zien, waar in zich de Dordrechtfche Heeren bevonden, zou egter, dit hun flilhouden den gevatten Mourand, door de menigte geholpen, bykans gelegenheid gegeeven hebben om de handen derGeregtsdienaaren te ontkomen, indien niet eindelyk de Ruitery ware toegefchooten, ter verftrooijing der menigte. Hier door konden de gedreigde Afgevaardigden van Dordrecht onbelemmerd voortryden, en voerden de Dienaars van 't Geregt den bykans ontfnapten Mourand  HISTORIE. 13 onder geleide van eenig Krygsvolk, na de Hoofdwagt, van waar men hem vervolgens, met een llerke Krygsbende, na de Voorpoort overbragt. De overige Ledender Vergaderinge, hadden, de menigte langzaam afzakkende,een ruimer doortogt, Hess en Bauer, die, in dit oproerig bedryf, zich zo by uitftek hadden laaten zien, bedienden zich van deeze verwarde oogenblikken, waar in aan deeze Opftookers niet fcheen gedagt te worden, om de vlugt te kiezen, daar in geholpen door een Rydtuig, 't geen aan 't begin van den Ryswyk/chen-weg, tot dat einde, volgens hunne beftelling, gereed flondt. Geen onduidelyk bewys, dat zy eenen aanflag gefmeed hadden, die, by 't mislukken, hun zou noodzaaken, op de fchielykst mogelyke wyze, uit 's Gravenhaage de wyk te neemen. Met eene verontwaardiging, die klem aan hunne taal byzette, deeden de aangerande Heeren Gevaerts en de Gyze laar, 's anderen daags, ter Staatsvergadering verfchynende, met de nadruklykfte"bewoordingen , hun beklag, over den geweldigen Aanflag tegen hun ondernomen, den hoon, door dit bedryf den Staatsleden in 't algemeen aangedaan in 't fterkst licht zettende; met een bygevoegd vertoog over de heillooze gevolgen, welke, in het toekomende daar uit zouden kunnen gebooren worden, indien men geene fterk affchrikkende Voorziening tegen dusdanigen losgelaaten moedwil XXXIL boek. 1785. Twee Opftookersneemen d; vlugt. Befluitea van Staaten van Holland over dit Voorval,  14 VAD ERLANDSCHE XXXIL boek. 1786. Hot Hof «ischt den Gevangenen vergeefsch te wil aanwendde. Overeenkornftig met Iiur gevoeligen voordragt was het volgend tweeledig Befluit van hun £d. Gr. Mogenden. ,, Vooreerst; om Hoogstderzel» ver Gecommitteerde Raaden te magti» gen, om, ongeprejtidiceerd, de Regten >, en Privilegiën der Ingezetenen, in dit >, fjngulier geval, den gedetineerden Desj linquant de plano, en zonder form van » Proces, te regt te ftellen. Ten »a tweeden-, om welgemelde Gecommitteer» de Raaden te gelasten, om een naauw» keurig onderzoek te doen na het Gefe drag van het Krygsvolk, die de Wagt « op het Binnenhof gehad hadden, en 't » welk, niet tegenftaande de aan hungegee» vene Bevelen, de Combuftie en het ge„ pleegd Geweld aan de Heeren van Dord» recht niet in tyds hadden voorgekomen." Het Hof van Holland kreeg geene kennis van de overgifte des Gevangenen in handen van Gecommitteerde Raaden, om door hun te regtgefteld te worden, of zy eischten hem by eenen Brieve op, beweerende, dat Mourand tot hunne Vierfchaar behoorde, niet alleen dewyl hy door hun Drost en Dienaaren gegreepen was. doch om dat, daarenboven, het Hof, in Cafibus Regiis, (dat is in gevallen, die de Hooge Overheid betreffen,) buiten allen twyfel, de bevoegde Regter ware. De Staaten lieten zich door dit aanfehryven, niet afbrengen van hun genomen Befluit, en bleeven by 't zelve naa het ontvangen van een tweede Brief des  historie. i5 des Hofs, ftrekkende ten naderen aan- J drange van het voorgemelde Regt (*). e Naardemaal Mourand op de daad der fchennis van de Hooge Overheid ge- i greepen was, kon zyn misdryf als vol-1> komen bevveezen befchouwd, en allen * verder onderzoek als geheel overboodig v aangemerkt worden; waarom Gecommitteerde Raaden, tot deeze Regtfpraake gewettigd door 't bevel der Staaten, het Vonnis des doods over den Misdaadiger flreeken; hoewel deeze zyn misdryf toen nog niet bekend hadt; doch vervolgens van rxyne fchuld blyken gaf, door het uitroepen van wraak over de geenen, die hem tot deeze wandaad hadden aangezet. Hardgrievend moest dit Doodvonnis' vallen voor de Huis vrouwe van Moorand, die by hem Moeder van zes lee-' vende Kinderen , en van het zevende zwanger was. Alle middelen wendde zy aan om vernietiging, of althans verzagting, van dit Vonnis te verwerven. Met haare zes Kinderen vergezeld, vervoegde zy zich 's anderen daags by de Staatsleden , om door dit mededoogen wekkend vertoon, derzelver tusfehen- en voor- fpraak te zoeken en te winnen. Een Smeekfchrift, vol beklags over haars Mans, (*) RefoJ. van Holl. 8. en 27. April 1786. Zeer opmerkelykishet Advys van Heeren Gecommitteerde R.-,.i.ien op de Misfivc van het'Hof cn een Hoo enRaarf.Con•erneerende hun Erf. Groot Mog. Rcfolutien van 18 en 25 Maart en de Publicatie, dld. en ook tch dien tyde a&eaderJyk. met een Vooruerigt uitgegecven. :xxil oek. 786. loURAN» :r Doodraffe verhezen, /rugtloo;e pooginren zycer ïgtgeitoe:e.  16 VADERLANDSCHE XXXIJ hos. k. 1786. Toebereidzelen ter Strafoelcninge. '. Mans, haar en haarer Kinderen lot, vol afgryzen van de gepleegde Schenddaad, „ welke zy by gerugte vernomen hadt „ te beftaan in handdaadigheid aan Op„ roer en FeitlykheJen, eene Kwetzing „ en Inbreuk op de Hoogheid en Sou„ verainiteit van hun Ed. Groot Mo„ gende medebrengende," pleitte by 's Lands Vaderen om vergiffenis, en poogde de edele gevoelens van Menschlievenheid der agtbaare Heeren, door haar Man byzonder beledigd, op te wekken. De maare van deezen Aanflag door den Lande Verfpreid verwekte eene algemeene verontwaardiging. Naar der meesten gevoelen hadt Mourand het uitgefprooken Doodvonnis verdiend, en oordeelde men de uitvoering dier Strenge Straffe het beste en éénigSte middel om den Steeds wederopborrelenden en allengskens hooger klimmenden moedwil te dempen. Men hieldt het daar voor, dat hy, met zynen Aanhang, niets minder bedoeld hadt, dan om het deerlyk treurtooneel der Gebroederen de Witt in Gevaerts en de Gyzelaar te vernieuwen, en wilde eene voorbeeldige Strafoefening des Gevangenen. Dezelve fcheen met de daad volvoerd te zullen worden; noch het rondgaan by de Staatsleden, noch het Smeekfchrift der Huisvrouwe des Schuldigen, kreeg een gunilig verhoor. Alle> kundigde eene vaaidige volvoering der Doodstraffe aan. Immers lieten hun Ed. Groot Mogenden, reeds op den vier en twintig- ften,  HISTORIE: ilen, wat daar toe behoorde in gereedheid brengen. Het Schavot werd op de gewoone Geregtsplaats, het Groene Zoodie genaamd; opgerigc. Op hoog bevel ver'fcheen de geheele Krygsbezetting van 'sGravenhaage in «le wapenen. De Lyfgarde der Staaten van Holland kreeg last tot het gereed houden der paarden op de ftallen, om, ter eerfte aanzegginge, te kunnen opzitten. Met gelaaden Geweeren moest het Krygsvolk de posten bezetten ,• voor welke buitengewoone moeite dezelve, op het voorftel van den Heere de Roo van Westmaas, van wegen Dordrecht in Gecommitteerde Raaden zittende, deeze week dubbele Soldy ontving. Onder het befchikken en gereedmaaken van alle deeze fchrikbaarende toebereidzelen, die eene onmiddelyke Strafoefeninge ten gevolge fcheenen te zullen hebben, werkte het innerlyk mededoogen met de onfchuldige en ongelukkige Huisvrouwe van den verweezenen Mourand , en diens talryk Kroost, ten llerk11e by de beledigde Heeren Gevaerts en de Gyzelaar. Zy zagen het vergiffenis verleenen van den gepleegden Aanflag op hunne Perfoonen, in zo verre met 'sLands heil beftaanbaar was, voor edeler en grootmoediger aan, dan het flraffen; zy wilden toonen, dat de fmeekende Vrouwe in haar Verzoekfchrift zich niet vrugtloos beroepen hadt op hunne gevoelens van Menschlievenheid; en fielden daarom hunne tusfchenfpraak, by hun Ed. Groot Mogenden, ten behoeve XJIS deel, B 4«l XXXÜ4 boek* 1786. Gevaerïs en de Gyzelaar.fpreeken voor den Gevangenen. Ver-4 zagting van hei Vonnis*  *8 VADERLANDSCHE XXXII, boek. 't Zelve Mourand bekend ge, maakt. Afkondiging deswegen in 'i Haage. des Aanvallers, te werke. — Zo veel mgangs vondt hun edelmoedig Voorftel, dat het Doodvonnis in dat eener eeuwige Gevangenis veranderd wierd. Mourand, van dit alles onkundig en niets dan den Dood verwagtende, werd, onder een fterk geleide van Ruitery en Voetvolk, na een By vertrek van Gecommitteerde Raaden gebragt. De Fiscaal Luiken, en de Secretaris der Staaten van Buüren, maakten hem eerst mondeling deeze verandering in het Strafvonnis bekend, 't geen hem dermaate ontzette, dat hy, vol fchrik, uitriep ó God ! wat heb ik een berouw! en van zich zeiven viel. Naa zyn wederbekomen herhaalde de Heer Luiken de blyde boodfchap, las hem vervolgens het over hem, geftreeken Doodvonnis voor, en onmiddelyk daar op het gunftig befluit der verzagte Straffe; 't welk op nieuw hem dus eene ontfteltenisfe aanjoeg, dat men hem op de Gevangen-poort te rugge gebragt, een ader ter bedaaringe opende. Geheel 's Gravenhaage ftondt verfïeld over de keer, welke deeze zaak genomen hadt. Staaten van Holland vonden het geraaden, dien eigen dag, eene zeer ernftige Afkondiging voor de Gemeente te laaten doen; waar in zy het Bedryf van den Gevangenen Mourand befchryven als een Direct Attentaat tegen de Hoogheid van hunne Souverainiteit, uit hoofde van deszelfs aart en natuur voor geen Pardon, Gratie, of Abolitie vatbaar, waar om zy ook het Smeekfchrift .van diens  HISTORIE. 13 diens Huisvrouwe hadden afgeflaagen; dodi tevens te kennen gaven, dat nogthans, de herhaalde tusfehen- en voor fpraaken van de Heeren Gevaerts en de Gyzelaar,ten goede van de Gevangenen, by hun zo veel vermogt hadden, dat zy, uit een byzondere deferance daar voor, de Straffe des Doods, door Gecömmittèerde Raaden bepaald, en door de bekentenisfe van Mourand gewettigd , veranderden in een eeuwigduurende Gevangenis. Waar op zy woordlyk laaten volgen. „ Dat wy, egter, tot » deeze byzondere Clementie, om bo„ vengemelde reden, in dit geval, uit »> Souveraine Auctoriteit en Magt, be„ flooten hebben, in die verwagting, en ,» in dat vertrouwen, dat alle de Ingeze„ tenen van deeze Onze Refidentieplaat& » zulks niet alleen aan de zeer byzonde» re en nadruklyke lntercesiie van gemel„ de Heeren Gevaerts en de Gy„ zelaar, en vervolgens aan Onze ■» zeer extraordinaire Goedertierenheid, i, die, in dit voorhanden zynde geval, » haare fource alleen aan voorz. defe). rance verfchuldigd is, zullen dankwee„ ten; maar ook, dat elk en een iegelyk » der ingezetenen van deeze Onze Refi•>, dentieplaats zich van nu voortatn ten i, allerzorgvulligften zal wagten, van zich andermaal tegen de Souveraine Beduit, ten Onzer Vergaderinge te verzetten, i, in welke maniere zulks zoude mogen „ zyn, directlyk of indirectlyk; terwyl >5 wy als nog allen en een iegelyk op Ba 5, hes xxxil boek. I786\  no VA DER LAND SC HE XXXII BOEK. 1785. , » het ernStigSte vermaanen om zich als » Stille, vreedzaame, en inzonderheid als » gehoorzaame Ingezetenen aan onze Sou» veraine Bevelen, vooral aan de zoda» nige die wy tot Eer en Luister Onzer » Vergaderinge noodig oordeelen, te ge» draagen, zonder zich van nu voortaan, » op eenigerhande wyze, met woorden, ». of met daaden, daar tegen te verzet«> ten: alles op poene niet alleen van On» ze hoogSte verontwaardiging; maar ook » dat de Contraventeurs van dien, wel» ke verzoeken of intercesflen ten faveu*> re derzelven ook zouden mogen wor„ den gedaan, zonder eenige de minfte » Genade, met de Galge, of zwaarder, „ naar vereisch van zaaken, zullen wor>, den geStraft; terwyl wy de Heeren Ge», committeerde Raaden, onverminderd ■>, onze Publicatie van den drie en twin» tigften February mbcclxxxvi (*), » waar aan wy by deezen geen de minw fte atteinte willen toebrengen, voor zo veel des noods, als nog qualificeeren » om de Contraventeurs van deeze On- ze Vaderlyke Vermaaning en Waar» fchuwing, de Plano en zonder figuur van », Proces, door onzen Advocaat Fiscaal, „ en wyders in conformité van deeze oni, ze Publicatie te Straffen." Om (*) Dit Plakaat was eene herhaaling en aandrang van het in den voorleden Jaare uitgegeevene. Zie den inhoud van 't zelve in onze Vaderl. Hist, x. D. bi. 102. en dit Plakaat zelve, in dc N. NsderL> Jaarb. 1786. bi. I43,  HISTORIE. 21 Om deeze tydige Afkondiging, die, ] naar gewoonte, ook aangeplakt werd, te r hooren, hadt de bevelvoerende Krygs-. overfte aan de talryke toegevloeide me- ] nigte, eene bekwaame gelegenheid ver-1 zorgd. Onder het voorleezen befpeurde v men eene diepe en eerbiedige ftilte, en E was de menigte dermaate getroffen door het edelmoedig gedrag der Heeren Gevaerts en de Gyzelaar, dat verre de meesten, zo dikwyls hunne Naamen in de Afkondiginge genoemd werden, door het afneemen hunner hoeden, blyk van hunne hoogagting gaven. Ook werd het in den Lande algemeen bewonderd, en van veelen hoog gepreezen. Op den eigen dag der verzagtinge van het Vonnis hadt de Kerkleeraar Heringa den predikdienst verrigtende, zync Toehoorders, op eene aangenaame wyze verrast, door zyne Voorbidding voor den Gevonnisten, onmiddelyk te veranderen in eene Dankzegging voor de Zagtmoedigheiddes Souverains, welke hy, naar verdienften,met fchuldigen lof, vermeldde. — Gecommitteerde Raaden , overtuigd van den grooten invloed, welken Christen Leeraars menigmaal hebben op de harten hunner Toehoorderen, zonden daags daar aan een rondgaanden Brief, aan eiken Leeraar der onderfcheide Gezindheden in '5 Gravenhaag, met een Afdruk van de gedaane Afkondiging; ten einde zy van de daar in betoonde Goedertierenheid, en bvp-evoegde Vaderlvke Vermaaning en '* B 3 Waar- [XXII. o ek 786. loe deeze icrd aanehoord. De Leeraars in 's Haage vcrzogt üéeze Strafverzagtingder Gemeentevoor te houden.  22 VADERLANDSCHE XXXII BOEK. Ï785. Mourand Da het Tugthuis te Gouda ovwge- Waarfchuwing van den Souverain, op. naastkomenden Zondag, zodanig een gebruik zouden maaken als zy het aefchikst oordeelden om de Toehoorders" van de gunstryke geneigdheid hunner Hooge Overheid te overtuigen , en tot diepen Eerbied voor Hoogstdezelve meer en meer over te haaien. Mourand, by Vonnis in de Kosten des Geregts verweezen, zogt daar van, ter gunfte van zyne beklagenswaardige Vrouwe en ongelukkige Kinderen, ontheeven te worden, door een ingediend Smeekfchrift aan Gecommitteerde Raaden , waar in hy betuigt „ erkend te „ hebben,en te Wyven erkennen, dat hy, „ door zyne gepleegde Misdaad de Straf„ fe des Doods fchuldig was, en zich „ nooit genoeg kon bedanken van de „ edelmoedige Voorfpraak der Heeren „ Gevaerts en de Gyzelaar, en „ van de grootmoedige Barmhartigheid „ van zyn geëerbiedigden Souverain." — Tot over het midden der naastvolgende Grasmaand bleef hy op de Gevangenpoorte, en werd van daar overgebragt na het Tugthuis te Gouda, om 'er met zyner handen arbeid de kost te winnen, hoewel dit in zyn Vonnis niet ftondt uitgedrukt C> (*) De Stukken, tot dit geval behoorcnde, kan men in zyn geheel vinden in de N: NederL Jaarb. 1786. bl. 185—199. Men weet dat, by de'Omwenteling des Jaars 1787, ingevolge van de Amnestie, den 27 ?ept. verleend, Mourakd ontüaagen vvierd.  HISTORIE. ag Veel was 'er in 'sGravenhaage voorgevallen by de Oprigting des Genootfchaps van Wapenhandel, onder de Spreuk, voor 't vaderland (*). 't Zelve genoot, in den beginne deezes Jaars, de befcherming van Gecommitteerde Raaden, die den Bevelhebber Sandoz last gaven om 't zelve, by het oefenen van den Wapenhandel, door een Piquet Ruiters te . befchutten, met bevel om alle zamenrottingen, wanorders, of de allerminfte beginzelen van ongeregeldheden, daadlyk te beletten, de daar aan fchuldigen te vatten en na de Hoofdwagt op te brengen; mitsgaders om, zulks niet kunnende volvoeren, van de gedaane vatting terftond aan de Hoofdwagt kennis te doen geeven; ten einde op het afnaaien de noodige orders mogten gefteld worden: met toezegging van eene Gifte aan de Manfchap daar toe gebruikt, gelyk thans aan de Patrouille betaald werd. — In Grasmaand leeverde dit Genootfchap een Verzoekfchrift by Staaten van Holland in, by 't welke 't zelve zyne Dienften en verkreegene Kundigheden in den Wapenhandel aanboodt aan hun Ed. Groot Mogenden, ter befcherming van hun wettig Gezag en dat van Gecommitteerde Raaden , mitsgaders tot handhaaving der open< baare Rust in 'sGravenhaage, verzoekende, dat aan hetzelve , den Eed van getrouw *) Zie onze Vaderl. Hist. X D. t>l. 130. B 4 5 XXII. BOEK. Het Genootfchapvan Wapenhandelvoor ,tf Oderlandhegunftigd.  c* VADERLANDSCHE XXXIL boek. I78& Een ander Wapenge^ïootfchap.vernietigt. (*) Zie onze Kader!. Hht. XI. D. bl. 197. (t) N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 141. 328, 345, 4.45. 4»5- Post van den Ntder-Rhyn X. D. bl. 443, trouwheid mogt afgenomen, en met uitfluiting van alle Burgergenootfchappen van Wapenhandel in de Horplaats bevoorregt worden. Een Brief van 't Hof van Holland aan de Staaten was niet gunftig voor dat Verzoek. De meerderheid des Krygsraads van de Schuttery diende by de Magiftraat een Verzoekfchrift in (trekkende tot vernietiging van dit Genootfchap: en moest hetzelve, tot de Wettiging in Herfstmaand (*), met veel ttgenkantings kampen. E enige PortugeeTche Jooden toonden zich geneegen om Leden Honorair van dat Genootfchap te worden (f). Een ander Exercitie - Genootfchap, onder de ZinfpreukEEN burgerhart, dateendragt mint, is staats" stadhouders- en stadsgezind, aldaar opgerigt, en doorgaans met den naam van het Oranje Corps beftempeld, was in kleinagting en verval geraakt: dewyl het de aanmoediging van 'sLands Staaten, het-andere verleend, derfde, en veele Leden, van tyd tot tyd, daar aan ontvielen, 't Zelve hadt egterden Jaardag des Stadhouders met een Maaltyd gevierd , en deelde grootlyks in de vreugde, weinig dagen daar naa, verwekt $oor het verfpreide valfche gerugt', dat de zaak  HISTORIE. 25 zaak van het Bevelhebberfchap over het J Krygsvolk in den Haagc by onderlinge t fchikking, tot genoegen van zyne Hoog- heid, gevonden was. -— Het bedryf van 1 Mourand, Lid deezes Genootfchaps, gaf oorzaak tot deszelfs geheele ontflooping. De gewoone verzamelplaats van die Genootfchap was, zints eenigen tyd, de Manege of Rydplaats, voorheen door de Dragonders gebruikt. Om zich met vol geweer, aldaar te vervoegen, waren de nog overgebleevene Leden, op den vyfden dag naa dat Mourand zynen Aanflap- beftondt, genoodigd. Dan zy werden, in het houden deezer zamenkomst, van hooger hand, op 't onverwagtst, verhinderd. Want korten tyd vóór dat zy te beftemder plaatze ftonden te vergaderen, deedt de Wethouderfchap van 'sGrayenhaage , op last van Gecommitteerde Raaden, de Vergaderplaats met Stadsflot fluiten. Reden van dit bedryf gaven Staaten van Holland in een merkwaardig befluit. Dat bekomene Onderrigtingen omtrent het Exercitie-Genootfchap, waar toe de gevangene Mourand behoord hadt, genoegzaam uitweezen, hoe by 't zelve, onder fchyn van zich in den Wapenhandel te oefenen, byeenkomften gehouden en overleggingen gemaakt werden, die op fche'nding der Openbaare Rust, en tegenkanting van hun Ed. Groot Mogenden Gezag uitliepen, en dat, derhalven , vooral naa de dagelykfche onderB 5 vin« :xxii; o ek. j'ó6.  s6 vaderlandsche XXXII. KOE K. vinding, hier van bcfpeurd, zodanig een Genootfchap niet langer kon worden geduld. Waarom zy Heeren Gecommitteerde Raaden wel uitdruklyk magtigden en gelasten om, zonder eenig tydverzuim, de noodige middelen in 't werk te Hellen tot de volftrekte en kragtdaadige Vernietiging van dit Genootfchap,en weeringe van deszelfs geheele of gedeeltlyke Zamenkomften, onder welk voorwendzel het ook zou mogen wcezen; mitsgaders ook, uit hoofde van de reeds ontdekte verderfiyke Aan(lagen, welke uit het zelfde Corps voortgevloeid waren, naauwkeurig onderzoek te doen op de Leden, die daar toe mogten behoord hebben, en op derzelver gedrag een waakend oog te houden; alles onverminderd zodanige Procedures, als ten aanziene van de zulken, welken daadlyk mogten blyken zich ftraffchuldig gemaakt te hebben, zouden mogen bevonden worden, tot bevordering der Algemeene Rust hier noodig te zyn. De Wethou- derfchap van 'j Gravenhaage, door Gecommitteerde Raaden des aanfchryvings ontvangen hebbende, vernietigde kort daar op, by eene Afkondiging, dit Exercitie-Genoodchap, met bedreiging van ftrenge ftraffe aan de overtreeders. Ongeftoord verrigtte thans het andere Exercitie-Genootfchap den Wapenhandel, en bedankte 't zelve voor de Ruiters, door Gecommitteerde Raaden ter befcherming aangeboden; fchoon het kort daar op  HISTORIE. 27 op van de Hoorenis niet vry bleef, en , eenige Leden zich blootgefteld vonden 1 aan fchtmp en üitjouwingen (*)•- Eenige Leden des vernietigden Genootichaps beklaagden zich over de fchend-; rjaatnen van Moordrot en dergeiyke aan 't zelve gegeeven, en lochend..n opgeroepen te zyn om op 't Binnenhof te ko men, ter aanrandinge van de Leden der "Vergaderingen en dat, voor zo verre 'er op die plaats onbctaamelyke zaaken gefchied waren, zulks met aan 't geheele Lichaam; maar alleen aan de zodanigen moest ten laste gekgd worden door welken zulks perfooi.lyk was gefckied. Ondertuslchen was zeker Schilder, Reyt.s genaamd, Capitein van dat Genootfchap in hegtenis genomen, als mede een Willem Schoole, die de post van Deurwagter by 't zelve bekleedde. Het Vonnis over den eerften uitgefprooken beftondt in eene eeuwige verbanning uit 'f Gray:nhaage en drie uuren in den omtrek; en dat van den laatften in een verbod van het Eereteken, dat hy in den Dogger sbankfehen Slag verdiend en zedert gedraagen ha lt, langer te draagen, verder om voor twee Jaaren in een Tugthuis opgeflooten te worden, en met zyner handen arbeid de kost te winnen; daar na uit Holland en West friesland gebannen, en in de kosten verweezen. Te ge- (*) Refo/. van Hot/. 24 Maart 1786. N. Neder/. $aarb. 1786. b\. 200. 330. 550. 633. CXXII. soek. 17%$ ïcni^'c Leien van 't scUe vcrjntfchuliigenzich. De Capitein en Deurwagter in hegtenis gene. mcn,en gevonnisii.  a8 VADERLANDSCHE XXXII. boek. 1786. Jlyken van den geweldigen afkeer veeier Haagfche Burgeren ■van de Leden des vernietigden WaP<*genootfchaps (*) T* gelyk met deezen kreeg hy, in den Jaare r>787, ook zyne Vryheid en ontheffing van het Banvonnis. gelyk met Mourand werd hy na het Tugthuis te Gouda gebragt (*). Ten blyke van den haat, waar in dit zogenaamde Oranje Corps, niet alleen by de Hooge Overheid, maar ook by veele Haagfche Burgers en Ingezetenen, vervallen was, ftrekte een Verzoekfchrift, door een aantal Burgers by de Wethouderfchap ingeleeverd, ten einde bevryd te mogen weezen van Schutterlyke Dienften te doen met de zodanigen, die Leden van dat Corps geweest waren, 't Zelve van de hand geweezen zynde vervoegden zich by Staaten van Holland om Voorziening. Dan kreegen zy daar op te verftaan, dat het oogmerk van hun Ed. Groot Mogenden, met de Vernietiging van dat Corps, geenzins geweest was, elk byzonder Lid tot dat Genootfchap behoord hebbende, aan die misdaadige oogmerken fchuldig te houden; en dezelve alzo als Verftoorders der Openbaare Rust te kenmerken; dat zy, integendeel, fteeds vertrouwden dat 'er onder dezelve gevonden werden, die, geheel onkundig gehouden van deeze verfoeilyke oogmerken, zich aan geene misdryven ten dien opzigte, hoe genaamd, fchuldig gemaakt hadden: waarom men dit verzoek voor vervallen hieldt. ——— Deezen zelfden afkeer hadden de Leden  HISTORIE. 29 den der Burger-focieteit betoond en met; de daad volvoerd: d"aar men op het Voor- 5 ftel, dat 'er in die Sociëteit Leden ge-. vonden wierden, die tot het vernietigde , Oranje Corps, 't zy als Exerceerende of Honoraire Leden behoord hadden, wier voortduurende Gemeenfchap en Toelaating in die Sociëteit onwaardig en gevaarlyk was geworden, en mitsdien niet langer behoorde te worden geduld, befloot den Thefaurier te gelasten van da zodanigen geen Toelaage tot het aanftaande Societeits-jaar aan te neemen, en die deeze penningen reeds mogten opgebragt hebben, dezelve te rug te geeven (*). Alle deeze bedryven om de Rust te herftellen en te behouden, gepaard met de fterke Afkondiging in Sprokkelmaand, hadden geene volkomen uitwerking. 'Er greepen verfcheide balddaadigheden plaats, en men zag bedryven, die Gecommitteerde Raaden aanfpöorden om hun Ed. Gr. Mogenden onder 't oog te brengen de huiverigheid van zommige Officieren omtrent de volvoering dier Afkondiging, in overleg geevende ,, eene nadere aan„ fchryving, tot des te meerdere gerust„ heid aan de refpective Officieren en „ Justicieren, aan welken de Executie „ dier Publicatie was gedemandeerd, en „ tot finaale affnyding- van alle Exceptien „ en (f) N. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 330, 331. 444. 549. Refil. van Ho//. 1 Jiuiy 1786» CXXIL iOEK. Nadere aandrang der Afkondiging tegen Oproer en Leuzen,in 'i Haagt,  $6 VA DERLANDSCHE XXXII, BOEK. 1786'. „ en Uitvlugten." Deeze voorflap hadt ten gevolge, dat Staaten van Holland goedvonden aan den Voorzitter en Raaden van den Hove, mitsgaders aan Baljuw en Schepenen van 'sGravenhaage, byeenen brieve te kennen te geeven „ Hoogstder„ zeiver Ongenoegen, over de flapheidmet „ welke door hun de hand aan de Executie van opgeroeide Publicatie was ge„ houden," met naderen last „ om de „ Orders in dezelve vervat ten allerern„ IHgften te obferveerea, en te doen ob9, ferveeren,'' en dat, voorts tot wegruiming van alle uitvlugten, die eenige huiverigheid in den uitvoer zouden mogen overlaaten , tot de verbodene Leuzen van Partyfc'hap, overeenkomftig met den Verklaarden wil en 't oogmerk van hun Ed. Groot Mogenden, wel degelyk mede behoorden, „ alle Oranje gekleurde ,} Doeken, Dasfen, Hals- en Borstderaa„den, Horlogie- en0 Rotting-bandjes, „ Kwasten, en al 't geen verder als een Teken van Partyfchap gedraagen wordt, „ Medailles, Borstbeelden, en Munten, „ fpecialyk daar onder begreepen; mits,i gaders, dat niemand der geenen, wel:, ken zich, door het verkoopen, opeulyk „ ten toonftellen, of draagen-van eenige „ der voorfchreevene of andere Leuzen • aan overtreeding clier Publicatie zouden ,, mogen fchuldig maaken, zich met de , Limitatie of Exceptie by die Publica, tic in de bewoordingen, voor zo verre s dezelve tot hier 'toe niet naar behoor en  HISTORIE. 31 3» %yn gewettigd, en alleen zouden dienen voor 5, Tekenen of Leuzen van Partyfchap ofOp„ roer, als tot een gansch ander einde , „ en met een gansch ander oogmerk, in „ dezelve Publicatie gefield, zal kunnen „ of mogen behelpen." By 't zelfde Staatsbefluit was vastgeiteld, om den Procureur van den Ilove, en den Baljuw van den tlaage, by aanfchryving, te gelasten om, ten fpoedigften, en wel uiterlyk binnen den tyd van veertien dagen, op eene voldoende wyze, hun Ed. Groot Mogenden te onderrigten van de redenen hunner naalaatigheid in de vereischte flipte waarneeming der meergemelde Publicatie (*). Overeenkomftig hier mede gefchiedde in 'sGravenhaage eene Waarfchuwing. De Procureur Generaal van 't Hof Y. 't Hoen, bleef niet in gebreke, om, ten verzogten tyde, met eene Verantwoording te voorfchyn te komen; dit deedt ook de Baljuw van 'sHaage, Jonkheer W. van der Does van Noordwyk. Beiden gaven zy op, wat zy, in hunne byzondere betrekkingen venigt, en daar door, zo zy oordeelden, aan den eisch der Aankondiginge, zo als dezelve lag, voldaan hadden. Met ophaaling van verfcheide byzondere voorvallen, en hunne gedraagingen in dezelve. De Voorzitter en Raaden van den Hove vonden zich (*) Refol. van Holt, 28. Juny 1786. XXXIL BOEK. De Procareur des Hofs, 4e Baljuw van'ïfia*ge, en 't Hof ieeve? ren VerdeetHgèngcn in.wegens bun Gedrag.  32 VADERLANDSCHE XXXII. BOEK. De Sohtrêtcry in 'i Haage van den Eed aan den Stadhouderontflaagen. zich op het ontvangen des Briefs vatl hun Ed Groot Mogenden verlegen wat te doen; aan den eenen kant zich te verantwoorden tegen eene bereids g.edaane veroordeeling van hun gedrag kwam hun bedenklyk voor : dewyl zodanig eene verantwoording in kragt eene ontkenning behelzen moest van 't geert de Staaten goedgevonden hadden vast te ftellen. Aan den anderen kant gansch ftil te zitten, en niets tot verantwoording by te ,brengen, fcheen min of meer oneerbiedig, en te zweemen naar eene onbetaamelyke onverfchilli^heid omtrent het oordeel hunner Ed. Groot Mogenden, wegens het gedrag des Hofs, ten opzigte van de gegeevene Bevelen, terwyl men boven dien, uit het ïtilzitten eene Schuldbekentenis zou kunnen ontleenen. Waar op zy ia 't breede openlagen wat, in deezen, door het Hof ver rigt was, en zogten aan te toonen dat van 't zelve niet meer hadt kunnen gevorderd worden (*). De Eed der Haagflhe Schutteren, reeds in de Kindfche jaaren van zyne Hoogheid, verbreed met den Eed aan den Stadhouder Cf), ftondt veelen in de Schut- > tery dermaaate tegen, dac vier Heeren. uit naam van bykans twee honderd Schutters , by de Magiftraat verzogten om ont- flag (*) Refol. van Ho//, ir. 12. 24. July 1786. (f) Zie onze Vader/. Hïst. ten onmiddelyken verrolde op Waoenaak XXXII. D. bl. zat.  HISTORIE. 3 b flag van dien Eed. Deeze werd opge-.: heeven, en, by openbaare Afkondiging,] in Wintermaand bekend gemaakt, dat de ■ Schuttery van *j Gravenhaage, met Nieu- : we Jaar, den Eed zou moeten vernieuwen, en by die vernieuwing van den byzonderen Eed aan de Stadhouder outflaagen zyn. De byeengeroepen Schutters kreegen op derzelver Doelen in Louwmaand des volledig Berigt van de Magiftraat (*> In eene Stad, die, van den beginne; der binnenlandfche Onlusten, zich zo zeer ; hadt doen kennen als de oudfte der Hol- < landfche Steden, waar uit een Adres aan j Staaten van Holland voortkwam, alle an-1 dere in Bezwaaren tegen den Stadhouder, en in fcherpheid van taal overtreffende (f); waar de Burgery reeds niet weinig gedaan hadt ter herkryging van oude Voorregten (§); zullen wy ons niet bedroogen vinden in de verwagting, dat daar ook, ten deezen Jaare, met voortzettenden yver, gearbeid wierd aan het werk der Grondwettige Herftellinge, 't geen, egter niet zonder tegenftand, meer en meer opgangs kreeg. Te Dordrecht heeft men twee Thefau^ riers, de een als Opziender over de Stads , middelen , het Groot' Comptoir geheeten; de i (*) N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 1522. I55°' Voor 't Jaar 1787. bl. 60. (+) Zie onze Vadert. Hist. xi. D. bl. 250. (P Zie onze Vadert. Bist. x. D. bl. 135, XII. deel. C £XXII. SOEK* 786, Dordrecht vert voar Ie Grondvettigelerfteling. >eaanftel ingvanRe< ;enmeesers op den >uden voeï rebragt.  & V A D E R L A N D S C II E XXXIL boek. i 1 1 I 1 ( j 1 ] 1 ] t ( de ander over de Reparatien, de vernieuwing en verbetering der Stads werken, onder den naam van bet Klein Comptoir bekend. Derzelver benoeming moet 'sjaarlyks in Louwmaand gefchieden, niet enkel door de Goede Luiden van Achten,- maar door het ganfche Lichaam der Gilde broederen (*). Het* is deeze verkiezing alleen niet, welke der Burgerye ten waarborge ftrekt van het regtmaatig Beduur der Geldmiddelen; doch zyn de Thefauriers jaarlyks verpligt Rekening en Verantwoording te doen, voor daar toe langeftelde Rekenmeesters. Wan- ïeer deezen, in dit Jaar, de Rekeningen laagezien en over 't algemeen goedgeceurd hadden, merkte een hunner aan; le ontvangst van drie Posten niet gevonlen te hebben; dat de Posten verantvoord werden, voor Burgemeesteren, 't 3eregt, en de Achten, en ook voor Burremeesteren alleen,- maar dat regeerende Burgemeesters hadden aangenomen, in )verweeging van den Oudraad te brenren, dat alle Posten, zo van ontvang als ïitgaaf, de Stad, en dus de Burgery, raaiende, in eene Rekening zouden gebragt vorden. Dit verflag gedaan, en de lekening voorgeleezen zynde, bleek het lat 'er omtrent achttien duizend Guldens e kort kwam, en bedankte de Heer j-errit van Oei vier, uit naam van (*) Tegiriw. Staat XÏV. D. bL 351.  HISTORIE. 35 van twintig Gildens de Rekenmeesters 5 voor hunne betoonde waakzaamheid en b naauwkeurigheid, teffens te verftaan gee-vende, ,, dat de Dekens van oordeel wa- i „ ren, dat alles 't geen het Finantieele der Stad betrof, aan de Dekens moest „ bekend gemaakt, en voor hun niets ge- „ heim gehouden worden." Ten zelfden tyde deeden de Dekens der Gilden een Regt gelden, 't welk zints den Jaare mdcxii in onbruik geraakt was, om naamlyk, door eene vrye benoeming van hunnen wege, acht nieuwe Rekenmeesters te verkiezen, twee Leden uit den Oudraad , twee uit het Geregt, twee uit de Achten, en twee uit het lichaam der Burgerye (*). Twintig Gildens vervoegden eich in ] Lentemaand by de Goede Luiden van: Achten, met verzoek om, by de aanftaan- ^ de verandering van Burgemeesterskamer, . zelve de Verkiezing te doen, zonder zy-: ne Hoogheid daar in te kennen, volgens1 hun Privilegie van den Jaare mdclxxii. Zeven Leden van den Oudraad (f) Hemden niet in deeze Ontnccming, by welke men de Beüuiten, de Electie den Prins opdraagende , vernietigde en bepaalde dat (*) N. Neder!. Jaarb. 17S6. bl. 15- Grondwettige Herjlelfing II. D. bl. S<5- (I) Deeze waren de Heeren H. Repel aar, H. p. van de Wall, van Convent, p. Sandheuvel, M. Onderwater, a. H. Ondskwater, en de Hooi'd-Gfficier vah Tet». C a :xxn, OEK. 786. )e verkie»" ■ing van Surgeneesterea '.yne ioogheid mtnumen»  XXXII. BOEK. i;85. Bezwaar tegen de Vergadering van Veertigen ingebragt. i » t i 1 J * 3'  4e> VADERLAND SCHE XXXIL BOEK. 1786. Vergadering der Gilden om dit ftuk door te zetten, I ( < ' .' f i < c ( l ( ï 1 I c t 2 c X X F te (temmen,) als dan hunne Veertigsplaatzen daadlyk te verlaaten, waar toe zy hunne Medeleden op het kragtigfte en ernftigfte aanraaden. De negentiende van Oogstmaand werd beftemd tot een volkomen afdoen deezer zaake. Het verflag was van den vyftienden dier Maand. • In deezen tusfchentyd zaten de Gilden niet ftil. Zes en negentig Dekens der vier en twintig zamenftemmende Gilden vergaderden-op. den vyftienden, en kwanen overeen om den Voorzittenden Burgemeester verlof te verzoeken, om door :en Stadsbode, tegen den volgenden dag, ;ene algemeene Vergadering van alle de bilden te doen beleggen. Dit gefchiedde, tn de Dekens vergaderden in tegenwoorligheid van den Voorzittenden Burge-* neester. De Spreeker ontvouwde, in ene uitvoerige aanfpraak, den toeftand ier zaaken, en drong de noodzaaklykheid an, dat de byzondere Dekens alle hunne jildebroeders opriepen, en van dezelve ene behoorelyke Volmagt verzogten, un naar bevinding van zaaken te kunnen tandelen: hoedanig een Volmagt de De:ens der vier en twintig Gilden ontwor•en, goedgekeurd en vastgefteld hadden, ni aan de Gildebroeders ter tekeninge 2 worden aangeboden. Twee der es overige Gilden, op de Vergadering es voorigen dags niet tegenwoordig, ielen thans toe; doch de Dekens der ier andere verklaarden tot geene Oproeing hunner Gilde broederen te kunnen vei-s  HISTORIE. 4ï verdaan: dewyl zy voor zich zeiven geene verandering begeerden, en wel te vrede waren met de tegenwoordig plaatshebbende fchikking. _ 3 Wanneer de Dekens der zes en, twintig Gilden van de Gildebroeders de noodige Volmagten ontvangen hadden, werden deeze gefteld in handen van eenige Gemagtigden der gezamenlyke Dekens, die voorts zich vereenigden met de Gelastigden der drie Schutteryen, de Burger Bevelhebbers, en de Afgevaardigden uit de gewapende Burgers of Adelborsten. In deezer voege maakten zy eene Vergadering uit de geheele Burgerye verbeeldende , en waren hier mede in gereedheid op den negentienden van Oogst-, maand, den dag ter afdoening van deeze Burgerzaak beftemd. Vier en dertig Leden va*n de Veertigen kwamen, ten befcheiden tyde, 's voormiddags zamen: vier bevonden zich niet in de Stad, en twee plaatzen waren door Sterfgevallen nog onvervuld. Desgelyks vergaderden de bovengemelde Gemagtigden en Afgevaardigden. Uit hun midden zonden zy eenigen ten Stadhuize, om aldaar het Gefluit af te wagten, en gaven des berigt aan de Veertigen door hunnen Geheimfchryver. Het leedt tot in den naamiddacr eer deezen wederkeerden met de Hoodfchap, dat zestien der Veertigen hunne posten nedergelegdj doch de overigen zulks geweigerd, en dus het verzoek der Burgerye afgeweezen, doch teC 5 veris XXXIT/ BOEK. I T7P/i~vi Gcmr.-'':"den tot 'pc t afdoen <';•'.'. 7. er zsp&q aarrgeft!-!'1. Zamen komst d rzelvcn met de Veertigen, die meest vrugtlooj afloopt, t  XXXII. BOEK. 1786. Nadere geheel vergeeffcheOnderhandeling. De Veer t'igen ver vallen vei Waard. 42 VADERLAND SC HE vens beflooten hadden eenigen uit hun te benoemen, om met de Afgevaardigden der Burgerye in onderhandeling te treeden; ten einde, ware het mogelyk, derzelver bezwaaren uit den weg te ruimen. Hoe zeer de weigering om hunne posten ned#r te leggen en de voorflag tot eene nadere Onderhandeling, niet te zeer met elkander fcheenen te ftrooken, werden de gemagtigde Bnrgers te raade deeze niet van de hand te wyzen, tyd en plaats ter byeenkomfte te beraamen. Men opende deeze Vergadering met een verflag van de Af wy zing van der Burgeren verzoek door de Meerderheid der Veertigen, en derzelver gezindheid om de Bezwaaren der Burgeren te verneemen, en te beraadllagen op de middelen ter wegneeming. — Dit baarde verwondering by de Afgevaardigden der Burgerye, die vermeenden hunne Bezwaaren zo duideJyk reeds voorgefteld te hebben in het Verzoekfchrift, dat ze niemand der Veertigen onbekend konden zyn: dan, des onaangezien, betuigden zy hunne bereidvaardigheid ter nadere Onderhandeling, in zo verre dezelve , onverminderd de Regten der Burgerye, konden gehouden worden. Doch het "bleek, dat deeze Heeren zich aan hun befluit hielden, en de Byeenkomst liep vrugtloos af. - Dezelve was niet afgeloopen, of de - Burgery vertoonende de gemengde Ver"gadering, kwam ten getale van omtrent honderd gemagtigde Perfoonen byeen, en nam,  HISTORIE. 43 aam , met eenpaarige ftemmen een befluit , waar by zy „ alle de Mannen van „ Veertigen verklaarde vervallen te zyn „ van derzelver Posten , en vervolgens „ hun aan te zeggen, om, in 't vervolg, „ nimmer als Mannen van Veertigen te „ vergaderen, veel minder de opecftaande „ Posten aan te vullen, of Nominatien „ van Schepenen te maaken." Een groot getal Volks was, den volgenden avond, vergaderd op een open Plein tusfehen de twee Doelens, het Stek geheeten. Aan 't zelve maakte een Lid der gevolmagtigde Dekens dit befluit, by het licht van eenige fakkelen, bekend. Een drievoudig Hoezee! gepaard met handgeklap, ftrekte ten betoon van 't genoegen der vergaderde menigte. Uit weikei naam de Spreeker, voor zyn betoonder yver en genomene moeite, bedankt werd Afgevaardigden der Gemagtigden gin gen den anderen dag rond aan de huizei der Mannen van Veertigen, die gewei gerd hadden hunne plaatzen te verlaaten en fielden hun eene Infinuatie op Zege ter hand, inhoudende, dat het jonglt Collegie van Veertigen voor vernietigi werd verklaard. Deeze zelfde Afgevaai digden vervoegden zich ook aan de hui zen der Heeren, die, uit eigen bewee ging, van hunne Veertigsplaatzen afllani gedaan hadden, met dankbetuiging voo hunne bereidvaardige zamenftemming nu de Burgery. De XXXIL BOEK. l?Z6. Bekendmaakinghier vaa aan het Volk. i . Aan de t Veerti• gen. » l l i r t  44 VADERLANDSCHE XXXIL boek. 1786". ' Nieuwe Veertigen benoemd. Vier Gilden verklaarenzich daar tegen. "Dc nieuwverkoozene neemen die post aan. De dus vernietigde Vergadering van Veertigen moest weder herfteld worden. Ten dien einde werden de Dekens der Gilden, door den Voorzittenden Burgemeester Snellen verzogt hunne Naamlysten van nieuwe Veertigen, op den dertigften van Oogstmaand uit te brengen. Vaardig volbragten zy deezen last, en werden, ten bepaalden tyde, uit de Burgerye eenigen met algemeene, anderen by meerderheid van ftemmen, tot Veertigen verkoozen.- De vier Gilden, die geweigerd hadden met de overige zes en twintig mede te werken, te weeten, de Sleepers, Zakkendraagers, Kaaiwerkers en Appelkoopers Gilden, hielden het niet genoeg in deezejj ftil te zitten. Zy leeverden eene Verklaaring in, tegen al het gehandelde, ter Afzetting van de oude en de verkiezing der nieuwe Veertigen; onder betuiging van met de voorgaande inrigting die? Vergaderinge, welke reeds veele jaaren hadt plaats gegreepen, en, huns oordeels, met de Stads Voorregten volmaakt overeenftemde, geheel te vrede en van alle verandering afkeerig te weezen. Niets bekreunden zich de overige Gilden, en die met dezelve de zaak zo verre gebragt hadden, aan deeze Tegenverklaaring. De nieuwe Mannen van Veertigen werden, op den eigen dag hunner Verkiezinge, byeengeroepen. Geen hunner weigerde deeze post te aanvaarden, en zy verbonden zich allen, by handteke- nin-  HISTORIE. 45 ninge, om, naa verloop der vyf eerstkomende Jaaren, dezelve in handen der Burgerye, waar uit zy ze ontvangen hadden, te zullen nederleggen. Omtrent het in den Eed neemen deezer Veertigen, maakte de Hoofd-officier van Tets, door de vereenigde Gilden en Schutteryen des verzogt, eenige z*waarigheid: dewyl hy een Graaflykheids Officier zynde, zonder den wil des Souverains alvoorens verftaan te hebben, vermeende daar in niet te kunnen • treeden. Om dien te verneemen beloofde hy allen mogelyken fpoed te zullen maaken, en zyn Brief, daar toe ftrekken&e, der kennisfe van 't Gemeen niet te zullen onthouden. Getrouw aan zyn woord ftelde hy twee Afgevaardigden in ftaat om nog dien eigen avond na 's Gravenhaage te vertrekken. Het befluit van hun Ed. Groot Mogenden ftemde volkomen overeen met den wensch der Dordrechtfche Burgerye. De Heer van Tets kreeg van 'sLands Staaten last om het nieuwe Collegie van Veertigen, by voorraad, te beëedigen, en in dienst te Hellen. Dit ging, op den vierden van Herfstmaand , zeer ftaatlyk toe. De nieuw door de Burgery verkoozene Veertigen, vergaderden , op verzoek des voorzittenden Burgemeesters, in de St. Joris Doele. Naa eene korte wyl toevens ontvingen zy de begroeting van eenige Heeren, en het verzoek om, nevens de Gelastigden uit de Burgery, die zich intusfchen voor de XXXIL; BOEK. 1786. Zwaarig- 1 heid over hunne Beëedigingweggeno-j men. Staatlyke aanftclling der nieuwe Veertigen.  46 VADERLANDSCHE XXXIL BOE K. I ( I I ( > < < f i de Doele vervoegd hadden, na het Stad. huis te begeeven. De Leden van de vereenigde Vergadering der Gilden, der drie Schutteryen, Burger-officieren en Afgevaardigden der Adelborsten gingen voor. De nieuwe Veertigen volgden; en de Dekens der vier en twintig Gilden floor.en den trein , die geheel deftig in 't zwart gekleed was, uitgenomen de Burger-officierenen Schutters, in hun Uniform gedost. In de groote zaal van het Stadhuis werden zy opgewagt door den Hoofdofficier en twee Secretarisfen. De eerstgemelde opende de Byeenkomst, toen de ganfche trein binnen getreeden was, met eene naar tydsomftandigheden gepaste aanfpraak; deedt door een der Secretarisfen de Naamen der nieuwe Veertigen opleezen, en nam ze vervolgens in den Eed; dies befluitende met heilwenfchen over de nu aangeftelde Veertigen, als mede over 3e Gilden en Burgery van Dordrecht. — De Heer Lamme, Spreeker der Ve-E ;enigde Vergaderinge, beantwoordde me lankzegging den Hoofd-officicr, wenschte Je Veertigen geluk, hun tevens voor >ogen houdende, wat de Burgery thans )illyk van hun verwagtte. Hier op keerle hy zich tot Gemagtigden der Gilden in Schutteryen, dezelve geluk wenfchenle met het herftel van een hunner aan- ;elegenlte Voorregten. ■ Naa dit alles ees de Heer G. van Oliviek, de 'oorfte op de lyst der Veertigen op, en ■oerde het woord voor zyne Medeveertigen,  HISTORIE. 4? tigen, onder gepaste betuiging van het dankbaar gevoel voor de aan hun opgedraagene Eere, en voor het Betrouwen der "Burgerye in hunne verkiezing betoond. ■ Hier mede eindigde deeze Beëediging, olie de Aanweezenden verlieren het Stadhuis; alleen de Veertigen bleeven, om, van ftonde af een begin te maaken van hunne raadpleegingen (*). Nogmaals hadden de Gilden te Dordrecht ten deezen Jaare in een Gefchil met het Geregt hun zin gekreegen. Reeds in Herfstmaand des verftreeken Jaars hadt het Geregt eene Afkondiging gedaan, de Jaarmarkten betreffende, waar over zich in Slachtmaand honderd en vyf Burgers by den Oudraad beklaagden, verzoekende, dat deeze alles zou aanwenden om die Bepaaling buiten kragt te ftellen. Zy werden aan" het Geregt verzonden. Men merkte dit aan als eene overgifte aan Party, en niet minder dan twintig Gilden vervoegden zich by den Oudraad om aan te toonen, dat het Geregt onbevoegd was tot het maaken van eenige Keuren, het Stadsbeftuur raakende, zo lang het gefchil niet beflist was, tusfehen het Geregt (*) N. Neder!. Jaarb. 1786. bl. 795. cn 1006. De oorfpronglykc Stukken vindt men in den Post van den Neder-Rhyn X. D. bl. 81. en 130, waar de ingeleevcrde Advyzen der Heeren Snellen, Belaerts van Blokland, en van Meteren, aan den eenen, van de Heeren Vrolikhert en de Witt, aan den anderen kant, deeze voor- ea tegengefprooken zaak in het helderst daglicht ft ellen.- XXXIL 3 O EK. 1786. De Gilde» misnoegd over eene Ordonnantie van het Geregt.  48 VADERLAND SC HE B U EK. i/l>6. Vorderen daar over het beleggen van . Onder andere verzoeken door de Goe-1 de Luiden van Achten by den Dordrechtfchen Oudraad ingediend, was ook', dar "j de woorden den Stadhouder van Holland t, betreffende, in de Formulieren van den ii Eed, voor alle de Coliegien, Gilden en n Schutteryen s door den Oudraad geftdd. g ü iï w (*) N. Neder!. Jaarb. 1787. bl. 535, D a XXX1% ÖOÈK. 17864 'c wóóf- 2ti den tadhou. 'r .becffjndir deFo'r-' ulieren iri den geëerd.-  52 VADERLANDSCHE XXXIL SOEK. 1786. Uitnoodiging te •ïlaarlem om na Utrecht dit te trekken. uit dezelve mogten geligt worden. '1 Zelve vondt gcreeden ingang. De Oudraad begreep, om ons van de eigene woorden te bedienen, „ dat de woor- den, gebouw en getrouw te zyn aan den ,, Heere Prinfe van Oranje en Nas/du, ah Stadhouder deezer Provincie, buiten „ en behalven dat derzelver Oyrfprong „ moeilyk was op te fpooren, veel min „ dat de Legaliteit daar van zou conftee„ ren, niet anders dan overtollig, on„ verftaanbaar, en geheel onverpligtend „ konden worden aangemerkt, en dat „ diensvolgens, door het ligten van de„ zelve uit de Formulieren van Eed, „ waar in dezelve worden gevonden , „ zeer gemaklyk kon worden te gemoet „ gekomen, aan de zulken, die daar in s, eenige ombrage meenden te vinden; „ waar om van Honden aan die woorden „ uit alle de bovengemelde Formulieren ,, van Eed zouden geligt worden." Tot welks volvoering de Secretarisfen verzogt werden (*); De Burgerwapening en Wapenhandel was in Haarlem met veel yvers voortgezet. Van hun moedbetoon wilden veelen blyk geeven, op de uitnoodigende bekendmaaking van den Krygsraad dér Stad, als mede van het Collegie van Directie van het Vrycorps, by welke zy den geenen, die geneegen mogten zyn uit (*) Extract uit de Relblutien van den Oudraad der Stad Dordrecht 23. Oct. 1786.  HISTORIE. 53 uit te trekken, om hunne verdrukte Medeburgeren dar.dlyk te hulp te komen, verzekerden van de goedkeuring der welmeenende Regeering; en dar 'er in twee Logementen Busfen zouden gelield worden tot ontvangst der vrywillige Giften van de zodanigen, die geneegen mogten zyn, op deeze wyze, tot het welzyn van het Vaderland, het hunne toe te brengen. Dat uit deeze Penningen, de Uitrusting, Reiskosten, en't Onderhoud der uittrekkende Manfchap zou worden betaald; en dezelve voorts gebruikt worden tot ouderfteuning der Huisgezinnen, van die zulks mogten verkiezen ; dat men voor die in de goede zaak des Vaderlands mogten gekwetst worden, als mede voor de Weduwen der Gefneuvelden. zodanig zou zorgen, als men, naar bevind der zaaken, voeglyk zou oordeelen, Den volgenden dag, den achtften var Herfstmaand, toonden zich vyftig gewa pende vrywillige Schutters uit de Burge ry en het Vrycorps gereed om naa IVoer den en Utrecht uit te trekken, onder he geleide van den Heer J J. Cambier Oudfchepen en Caphein der Burgerye Burgemeesters en de Krygsraad deedei hun, naa dat de Collonel P. Vermeu lepj op de l).>eie eene Vaarwelzeggen de aanfpraak gedaan hadt, uitgeleide m de Zeilpoort, waar zy zich in de gereet liggende Jaagfchuiten fcheepten. De Stai liep bykans uit om dit zo vreemd al aandoenlyk vertoon te aanfchouwen De hartlykfte wenfchen, onder veel D 3 traa XXXIL BOEK. 1786. Uittocht , van eenige Burgers. > 1 l L l  6\ VADERLANDSCHE ?qe K. Brief aan $ï Leeraaren om voor de L'itgetsrok. kenen te bidden- : i 1 i I } 3 s 1 ( iing ten '■ behoeve der Uit re- % liojckepèu. / yittoebt y van Wees- j, ^iaderen. :• h v I lil traan en uitgeboezemd, gingen den Uit» trekkenden naa. Verre de meesten, Mannen zq' wel als Vrouwen, keerden van dit uitgeleide te rugge, met betoon van de gevoeligfte deelneeming, en fchaamden zich der traanen niet,' geftort zo over den ftaat des Lands, dus verre gekomen, dat een Binnenlandfche Oorlog, aller junmeren jammer, zich in deszelfs beginzels vertoonde, als over . het hachlyk beftaan hunner manmoedige Medeburgeren. Burgemeesters en Regeerders zonden, s volgenden daags, rondgaande Brieven aan Je Leeraaren der Christlyke Gemeentens, iran deezen woordlyken "inhoud. „ Eeni, ge onzer goede Burgerye, op gisteren, , uitgetrokken zynde, tot hulp hunner , verdrukte Medeburgeren hinnen deezen , Lande, is ons vriendlyk verzoek, dat , U Wel Eerw, geduurende hunne Abfen, tie, by ieder Godsdienstoefening, in U , Wel Eerwaardens Gebeden dezelve in, dagtig zy, en voor hunne gelukkige , t'huiskomst bidde!" — Een verzoek door 'erre de meesten met veel hartlykheids, n waare hehngneemiug, volvoerd. De Busfen ter Inzameiinge gefield, haden fterken toeloop. Binnen weinig daen beliepen de Zamelpenningen ruim 'oo Guldens, en was 'er daarenboven oor nog byna honderd Guldens week'kfche toelaage ingeteekend. De grooteid dier fomme bewoog de Commisfie m Directie het geheele"onderhoud dier tanfehap, by voorraad, voor haare re- iamg te neemen. Op kosten dier Com-  De Uittegt lerBvrg'ers uit HAAELEJI naUTBECHT.   HISTORIE. SS Commisfie werden twee en twintig Jongelingen uit de Godshuizen , die zich vrywniig hadden aangeboden, om by de Artilierye te Utrecht gebruikt te worden, in Uniform uitgerust, en vertrokken derwaards. De dag der uittrekkinge van de gewapende Burgers, op zich zeiven zo ontroerend , als wy vermeld hebben , was ook een dag van bekommering en groote ontftëltenisfè. Naauwlyks was elk in zyn huis van het uitgeleide, of 'er verfpreidde zich een gerugt, dat in het Zuider Buiten Spaarne, drie Schepen met Krygsvolk lagen, welke den doortocht begeerden, en dat deeze eerlang van nog andere ftonden gevolgd te worden. Onzeker was men wat de toeleg en het gevolg mogt zyn, in deeze netelige tydsomftandigheden; gisfingen, de een angstvalliger dan de andere, werden des gevormd, en niet binnen gehouden. Het gerugt dat 'er drie Schepen buiten ligen ïteunde op zekere kundfchap; doch men was noch in 't onzekere wat zy inhadden. Verfcheide Burgers gingen, te hunner eigene en anderer gerustftelling, na buiten om te ontdekken wat 'er van ware. Het verneemen, dat de drie Schepen niets aan boord hadden dan de Pakkadie, en de Vrouwen van het tweede Bataillon van het Regiment Oranje Gelderland, van Steenbergen na Deutichem beftemd, baarde wel eenige, doch geene volko.mene, gerustheid: waar om zy, in D 4 de XX XII. BOEK.. Haarlem ontrust door drie Schepen die men dagt met Krygsvolk gevuld te zyn.  56 VADERLANDSCHE XXXIL boek. 1786, Onderzoek deezer zankc, Uittocht fan Burgers met fcherpe Patrooncn de Stad gekeerd, zich by den Burgemees^ ter A, J. Heshuyzen vervoegden, met verzoek, dat deeze Schepen niet mogten doorgelaaten worden, zonder van onderen en boven, naauwkemig doorzogt te zyn: op dat de waarheid of onwaarheid mogt blyken van de zich verfpreidende rnaare, dat in die Schepen eenig Krygsvolk verborgen was, 't geen men voor had, langs deezen weg, heimlyk ter Stad in te brengen. Gereed bewilligde de Burgemeester in dien voorflag, en benoemde, tot die Scheepsonderzoeking, nevens den Major der Stad, den Heer J. van Lee, de Heeren A. de Wa ae Malefyt Major, en Iz. Corn. Sterk, Luitenant van het Vrycorps.—- Het bleek by de uitkomst, dat 'er zich geen Krygsvolk aan boord bevondt. Hier van gaven zy den Burgemeester kennis; doch tevens te verftaan, dat het Patent door den Capitein Generaal niet eigenhandig ondertekend, maar flegts een Copy, en'zonder Attaché was; en dat zy voorts alles overeenkomftig bevonden hadden met de opgave der Burgeren. Schoon alle vrees voor die Schepen, op ditberigt, welhaast de geheele Stad door. bekend, moest verdwynen , week de agterdogt niet, en de kommer, dat andere zouden volgen, bleef ftand houden: waarom gemelde Heeren last kreegen, om nevens iet Vrycorps , het Gekleurde Vaandel, jnder den Vroedfchap Tan Willem van  HISTORIE. 67 van Dru yvenstein , 't geen, hoe wel om andere redenen, byeengeroepen was, op de Doele in de wapenen te doen verfchynen. Zo ylings werd dit bevel volbragt, dat de opgeroepene Manfchap, eer een half uur verftreeken was, te beftemder plaatze tot den uittocht gereed ftondt. Een gedeelte der Schutte¬ ren, terwyl de overigen van hun Vaandel, op de Doele, nader order bleeven wagten , trok met het Vrycorps, van fcherpe Patroonen , zo veel men in gereedheid hadt, voorzien, na buiten, onder het geleide van den Hoofd officier I s b r a ndus Joh F ab e r van Riemsdïe, den Burgemeester Adolf Jan HesBüïzen, en den Collonel Adolf Heshuyzen. De drie Schepen kreegen aanzegging, dat zy niet door te vaaren, doch te rug te keeren hadden, buiten het Regtsgebied der Stad. Dit geichiedde. Eenige Schutters werden op kundfchap uitgezonden om te verneemen, of, gelyk het loopend gerugt wilde, Schepen met Krygsvolk, het Spaarne opkwamen. Gerustfteilend was de tyding, welke zy bragten. Waar op de Manfchap na de Doele te rug trok, en, voor 't grootfte gedeelte , tot naderen last, onder de wapenen bleef. Niet lang duurde deeze gerustheid. Ze werd getloord door een geruft, nog fchrikbaarender dan het voorige; 't geen 's avonds ten negen uuren met veel verD 5 zeke- XXXIL joek. I786. De Schepen vaaren terug buiten het Itegtsgebied der Stad. Nieuwe oprchudding over het gerugt dat 'cr ze-  53 VADERLANDSCHE XXXII B OEK. 1786. Tentier] Schepen metlvrygS' volk. in aamogt waren. '1 Zelve valsch bevonden. Gewapend Volk voor ce Poort in den nagt, baart fchrik. Bevondenjilkmaarfche Schutters te zyn. . zekenngs ftaande hieldt, dat niet minder dan zeventien Schepen, alle met Krygsvolk belaaden, tot aan den mond van 't Haarlemmer Meir genaderd waren, en met den nagt de Stad zouden bereiken. Te midden deezer gedugte onzekerheid, die het ergst deed vreezen, kreeg het gemelde Vaandel, nevens het Vrycorps, andermaal bevel om gewapend op de Doele te komen. Het werd met volvaardigheid gehoorzaamd. Ondertusfchen begaf zich de Secretaris O. van Schuylenburch, van een Stadsbode vergezeld, ter plaatze , waar het gerugt deeze gevreesde aannadering, met zo veel vertrouwen, vastftelde. In den nagt keerden zy van deeze Kennisneeming te rugge, met berigt, datzy geen enkel Schip met Krygsvolk gezien, noch eenigen onraad vernomen hadden. De eene ontroering volgde de andere. Naauwlyks was de vrees voor de zeventien Schepen geweeken, en dagt men den nagt, voor verdere ontrusting beveiligd, te llyten, of ten twee uuren, ontftondser onder de waakenden eene opfchudding, op de tyding, dat 'er voor de Nieuwe Poort eenig gewapend volk ftondt. Dit kon, naar de inboezeming der verbeeldinge, geen ander dan Krygsvolk weezen, dat, van eenen anderen "kant, bedektlyk aangevoerd, terStadzogt intekomen. Gewapend Volk was'er daadlyk; het gerugt hadt grond; doch de fchrik, daar door veroorzaakt , gelukkiggeen. Welhaast ontdekte  HISTORIE. 59 te men, met volle zekerheid, dat de Man fchap, voor Soldaaten gehouden, uit eene Bende Alkmaarfche Schutters beftondt, onder het geleide van den Heer Pan, met drie Vaartuigen, tot in 't Noorder Spaarne genaderd, en, om den tocht na Woerden te verhaasten, ontfcheept. Hy verzogt dat hem en zyne Tochtgenooten de Poort mogt geopend, en het doortrekken der Stad in den nagt vergund worden. • Gereed verwierf hy deeze vergunning. In den vroegen morgenfiond werd de buitengewoon Gewapende Haarlemjche Manfchap afgedankt. Met fchrik op fchrik kwam Haarlem vry van de gevreesde bezetting des Krygsvolks. Behoefte was aan boord der drie Schepen, in het Zuider Buiten Spaarne, opgehouden. Om in deeze te voorzien, werden Beftuurders des Vrycorps den volgenden dag te raade Brood en Kaas onder de Soldaaten Vrouwen te doen uitdeelen. Deeze menschlievenheid droeg de goedkeuring van Heeren Burgemeesteren weg, en zy lieten de Rekening van de verfchotene penningen, voor de verzorgde mondkost opeifchen (*). Met hoe veel tegenkantings te Delft het Gewapend Genootfchap wor (lelde (f), \ \ zelve bleef ftand houden, en breidde i zich i (*) Medegedeelde Berigten. N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 1009. 1013. (f) Zie onze Vadert. Hist. VIII. D. bl. 255. en X. D. bl. 140 XXXIL boek. I7IÏ6. Brood ea Caasaande Irie Sehejen gezonien. Het Gelootfchape Delft rcidtzicb. iit.  60 VADERLANDSCHE XXXIL boek. 1786. Vuurt afin tegen-_ woordigheid eeniger Leden der ZuidhollandJche Synode. (*) Zie onze Vader!. Hisr, X. D. bl. 137. zich uit. De oude Doele, dus lang tot een Vergaderingshuis gebruikt, verwislelden zy voor een grooter, gemaklyker en aanzienlyker Huis, in 't best der .Stad, waar zy een Vaderlandiche Sociëteit oprigten, om geregelde Byeenkomflen te houden, tot het voeren van nuttige en vertrouwlyke gefprekken, het leezen van Nieuwspapieren, Dag- en Maandfchrifcen, en Boeken 'sLands zaaken betreffende. Een ingeleeverd Opfiel van Wetten voor 'tGenootfchap, werd onderzogt, belchaafd en aangenomen. % Het gunftig onthaal, in den voorleeden Jaare, het Genootfchap te Dordrecht aangedaan, door den Commisfaris Politiek van het Zuidhollandfche Synode, de Heer van Persyn, en de Leden dier Kerkvergaderidge (*), bewoog de Leden des Delftfchen Genootfchaps, om, toen deezen Jaare die Ke'rklyke Vergadering te Delft, ftede van te Breda, om gewigtige redenen , vergaderde, de Leden op het veld van Wapenhandel te verzoeken, tot het bywoonen eener buitengewoone Afvuuring. De Heer van Persyn nam voor zyn perfoon dit verzoek aan, en beloofde het aan den Commisfaris Politiek wegens de Stad, en de Leden der Kerklyke Vergaderinge, voor te ftellen. De Heer van Persyn werd met Krygscere op het 'Exercitie-veld ontvangen, en zet-  HISTORIE. 6*1 zette zich op een der Eercftoelen voor hem en zyn Mede-commisiaris, de Heer Van Al de rw ere ld, die niet verfcheen, in eene tent geplaatst, gelyk ook de Predikanten, die 'er zich lieten vinden, zitplaatzen aantroffen. De Wapenhandel werd beflooten met vier Eerefchooten: een voor hun Ed. Groot Mogenden de Staaten van Holland en Westfriesland; een voor den Heer Commisfaris Politiek van Persyn; een voorde waare Volksvrienden, onder de Delftfche Regenten; een voor de Eerwaarde Leden der Kerkvergadering: die, met den Heer van Persyn, naa dat hem eene aanfpraak gedaan was, onder het betoon van Krygseere, van het Wapenveld geleid werden. Dit openlyk bedryf tekende genoegzaam, wie onder de Leden der Kerkvergaderinge, den Burgerwapenhandel waren toegedaan, en wie zich liever by de Tegenfiandcrs van denzelven te Delft vervoegden. De dag van een volkomen Zegepraal oordeelde dit Genootfchap aangebrooken, toen Staaten van Holland, de Gewapende Genootfchappen, met dusdanige gevoelens als 't zelve bezield, in hooge Befcherming namen (*), De duslang misgunde Eer , om met vliegend Vaandel en flaande Trom door de Stad te mogen trekken, meende 't zelve te mogen eis- fchen, (*) Zit onze Vadert. Eist. X, D. bl. 197. KXXIL iOEK. L78Ö. 't Zelve vordert met vliegendVaandel en flaande Trom door de Stad te trekken.  62 VADERLANDSCHB XX Kil BOEK' I786. .fchen, door eene Verklaaring ter Vroedfchap in te dienen, die een der yverigfte Voorftanders den naam van flerk niet durft onthouden, en, fchoon vry breedvoerig, te zeer den aangevuurden geest der Dëlvenaartn fchetst om niet grootendeels geboekt te worden. De Leden des Genootfcbaps , Tot Herfiel der Delftfche Schuttery voor Vryheid en Vaderland, met de Befcherming van 'sLands Staaten begunftigd, hooren wy betuigen. „ Dat zy het van hun piigt geagt heb5, ben, om, met die ronde, eenvoudige, „ en onbewimpelde hartlykheid, waar „ mede zy, tot heden toe, hunne Va5, derlandfche Gevoelens, zo voor het « oog van U Ed. Groot Agtb als voor „ het oog hunner Stad- en Landgenoo„ ten, hebben aan den dag gelegd, ook „ in deeze beflisfende tydftippen, aan U „ Ed. Gr. Agtb. en geheel Nederland, „ hunne denkwyze en voorneemens te „ openbaaren. „ De Leden des Genootfchaps, die, „ zedert een tydperk van twee Jaaren, „ den haat, de vervloeking en vervolging, „ niet flegts van zommigen hunner Me„ debuigeren; maar ook van verfcheide „ Leden van dit Agtbaar Collegie, onaf„ gebrooken hebben moeten onder vin„ den, hebben, by de Verwisfeling van „ Nederlands Staatstooneel, by de groo„ te Omwenteling in deeze dagen, hun„ ne edelmoedigheid niet afgelegd; zy » hebben hunne grootheid behouden, en gee-  HISTORIE. 63 « geeven daar van by deezen de dooris flaandde bewyzen, door plegcig aan alle » hunne Vervolgers en Vyanden, 't zy « ze tot dit groot Agtbaar Collegie, of » tot hunne Stadgenooten, behooren, te >, verzekeren dat zy alle perfooneele be„ ledigingen en gewelddaadigheden, hun ,, van ganfcher harte vcrgeeven. —■— „ Zy behoeven U Ed. Gr. Agtb. niet onder 't oog te brengen, dat, in deeze „ tyds omdandigheden, zodanig eene be„ tuiging opregt, en haare oorfprong aan », eene waare Edelmoedigheid verlchul» digd is: want, wanneer zouden zy be„ ter de draf hunner beledigeren immer „ hebben kunnen vorderen, dan in deeze „ oogenblikken , waar in Vaderland en „ Vryheid, met het zwaard in de vuist, „ zyn opgeftaan, om zich op haare Ver„ drukkers en Dwingelanden te wreeken, » en de Verraaders hunner belangen de« „ verdienden loon te verichaffen? „ Gaat met uwe Geweetens te raade Ed. „ Groot Agtb. Heeren! en onderzoek) „ voor het oog van den Alweetendes „ God, of de "Leden des Gerioptfchaps niet fteeds het voorwerp van Vervloe„ king en Vervolging geweest zyn, en „ kei en alleen om dat zy het weizyi en de belangen van Vryheid en Va „ derland, openlyk en onverfchrokken „ dorden voordaan en behartigen! on „ dat zy in gevoelen verfchilden, en te „ gen die geenen overdonden, die dei „ Verraader Willem den V. in d< » hand werkten, en, God weet het „ me xxxn. boek. t  64. VADERLANDSCHE XXXH. . roe k. ' 1786. ' p »' »• 9' « met welke vloekwaardige oogmerken ■ bezwangerd gingen. „ Dan, hoe zeer de Leden des Genootfchaps in hun particulier zich boven hunne laaghartige Srnaaders en Verdrukkers kunnen verheffen! hoezeer zy hun alle beledigingen kunnen vergeeven, die geene directe relatie tot de algemeene Zaaken hebben, de belangen van het lieve Vaderland zyn hun egter dierbaar en heilig gebleeven! De Vyanden van 't zelve, 't zy ze zulks met woorden of daaden betoonen, zyn hunne Vyanden! Tegen deezen, ze zyn dan wie ze zyn, hebben zy de Wapens opgevat! Tegen deezen zullen zy, tot den laitften droppel bloed, die gevoelens vcrdeedigen, welke hun als Contractanten der Unie van Utrecht pasfen, en waarom de Heeren Staaten van deeze Provincie hun onder hun Ed. , Gr. Mog. byzondere Protectie genomen , hebben! ,, Om U Ed. Groot Agtb egter alle , fchaduwe van onzekerheid te benee, men, verklaaren de Leden des Genoot, fchaps, uit wier naam zy de Eer heb, ben te fpreeken, dat zy, in de eerfte , plaats, Willem den V. Prins van , Oranje, voor den geïlaagen Vyand van , het Vrye Volk van Nederland houden ; , dat zy hem, als den Moordenaar hun, ner Medelandgenooten en Verbondelin* , gen aanmerken! dat zy hem dus als , een fchenner van de Unie van Utrecht, , als eenen anderen Al va, zuliente keer gaan,  HISTORIE. 05 „ ^aan, en zyne geweldige en moorddaa- X „ dige poogingen , volgens hunne heilige b „ verpligcing, zullen helpen verydelen, „ of dood voor de voeten van dien ver- i „ foeilyken Tyran, Willem den V. „ zullen nederftorten. „ Zy verklaaren verder, dat zy alle „ die geenen voor Vyanden erkennen, „ die met Oproerleuzen van den Stad„ houderlyken Dwingeland vercierd, hun„ ne poogingen zullen te werkftellen om, „ ten voordeele van Oranje, binnen dee„ ze Stad, Oproeren aan te richten. Zy „ waarfchuwen, derhalven, U Ed. Groot „ Agtb. by deezen op het allcrnadruk„ lykfte, om de Juftitie ten ernftigfte te „ willen recommandeeren, voorziening te „ doen, tegen alle Oranjeleuzen , en open„ lyk gewapende Oranjevoorftanders, die „ by Ü Ed. Groot Agtb. te wel bekend „ zyn, dan dat wy die aan U Ed. Gr. „ Agtb. met naamen behoeven aan te „ wyzen. Zy eifchen deeze Voorzie„ ning! want ingevalle deeze partyen de „ oproerige hand durven uitlteeken, om „ de heerschzugtige belangen en verraa„ derlyke oogmerken van Willem den „ V. te bevorderen, en met geweld door „ te zetten, dan zullen de Ondergete- kenden hun als Vyanden van den Staat „ aanmerken, en als zodanige attaqueert ren! — en byaldien 'er dan Ed. Gr. „ Agtb. Heeren! Burgerbloed binnen dee„ ze Stad vergooien wordt , dat door „ eene prompte Voorziening der Juftitie XII. deel. E „ ze- XXII. dek. ^86.  XXXIL BOEK. I?Z6. 66 VADERLANDSCHE *» zekerlykkan worden voorgekomen, dan »' betuigen de Leden des Genootfchaps, »» plegtig voor God en de Wereld, vry " te zullen zyn van dat bloed! het laaten» de ter rekening en verantwoording van » U Ed. Groot Agtbaaren. „ En, om zich volkomen in ftaat te >■> ftellen, ter defenfie van hunne Vryhe» den en Voorregten, zo van hun Le" den des Genootfchaps, als van hunne » Medeburgers en Landgenooten, ver» mids zy zien, dat de Schuttery dee» zer Stad daar toe niet in ftaat gefteld » is geworden, hebben zy zich van alle » benoodigdheden voorzien, en zullen » zich ten fterkften beyveren om alle » mogelyke vorderingen in den Wapen» handel te maaken. Zy kunnen, derhal» ven, niet afzyn om Ü Ed. Gr. Agtb. « op eene eerbiedige wyze, kennis te » geeven, dat zy, als erkend, en ftaande » onder de Vaderlyke Protectie van de » Ed. Groot Mog. Heeren Staaten dee» zer Provincie, voortaan, zo dikwyls „ zy Leden des Genootfchaps zullen oor» deelen te behooren, met flaande Trom„ men en vliegende Vaandels, en Corps, » door deeze Stad, na en van hetExer„ citie-veld zullen trekken, met alle Te>, kens en Vercieringen, by het Genoot» fchap bepaald en aangenomen, of nog „ te bepaalen en aan te neemen; onder „ deeze mits, dat zy telken reize, aan 1, den Heer Prefident Burgemeester, of „ aan zodanig iemand, als U Ed. Groot » Agtb.  historie; $i n Agtb. daar toe zouden gelieven te be„ noemen, kennis van hun trekken zul„ len geeven, uitgezonderd in die geval„ len, (waar tegen God ons genadig „ behoede!) dat de dringende nood de „ kennisgeevingonmogelyk,ofgevaarlyk, „ maakte. „ Om, egter, alle bedenklykheden, die „ by U Ed. Gr* Agtb. mogten opryzen, „ weg te neemen, betuigen de Leden „ des Genootfchaps, van dit oogenblik „ af, ter Requifitie van U Ed. Gr. Agtb. „ gereed te zyn, om een plegtigen Eed „' van Getrouwheid aan de Ed. Groot „ Mog. Heeren Staaten deezer Provincie, „ en U Ed. Groot Agtb. af te leggen, „ waar by zy zich verbinden, om alle „ vyandlyke of verraaderlyke aanflagen „ tegen den alleen wettigen Souverain dee„. zer Landen, en de Vryheden, Voor„ regten, en Privilegiën, zo van hun, „ als van hunne vrye Medeburgeren en „ Landgenooten, met de Wapens te hel„ pen afweeren, en verydelen, en om de „ Unie van Utrecht met goed en bloed „ te handhaaven. De Leden des Ge„ nootfchaps geeven zelfs hun verlangen „ te kennen, om, op deeze wyze, door U „ Éd. Gr. Agtb. in den Eed genomen te „ worden, om daar door alle fchaduw van „ verdenking, indien dezelve by U Gr„ „ Agtb. mogt opryzen, te doen verdwynen. „ De aanleiding tot deezen ftap der „ Leden des Genootfchaps is loutere Va„ derlandsliefde, is de edelfte zugt voor Es „ dê xxxil boek. 1785.  62 VADERLANDSCHE XXXII BOEK. 77%6. " de Burgerlyke Vryheden, en het op» zettelyk voorneemen om Regt en Bil* » lykheid, en de Unie van Utrecht , met >' goed en bloed, te helpen handhaaveh! — » "t Is waar , Ed. Gr. Agtb, Heeren! » dat deeze flap, 't zy met eerbied ge" zegd, eene zydelingfche verdenking van " U Ed. Gr. Agtb. fchynt aan te dui» den. De Leden des Genootfchaps zyn » ook te cordaat om zulks te willen ont" veinzen. De fiern, die dit Groot Agt» baar Collegie ter Staatsvergadering nu » en dan heeft uitgebragt, mag het op» regt en eerlyk befluit der meerderheid » van U Ed. Gr. Agtb. Vergadering ge" weest zyn; mag, overeenkomftig het » beste weeten van U Ed. Gr. Agtb., » zonder kwaade bedoelingen , zich ter " Staatsvergadering hebben doen hooren. » De Leden des Genootfchaps willen » zulks niet tegenfpreeken, alleen vraa» gen zy U Ed. Groot Agtb. of zy niet » eenigen grond hebben, om de uiterfte » omzigtigheid in agt te neemen, daar » de meerderheid deezer Ed. Gr. Agt„ baare Vergadering altoos geyverd heeft „ orh de Belangen van Hem voor te „ ftaan, die nu van agteren gebleeken is, „ een Moordenaar der Burgers, en een „ Verraader des Vaderlands te weezen? j, De Leden des Genootfchaps erken„ nen , dat U Ed. Gr. Agtb. op den „ Stoel der Eere gezeeten zynde, daar„ om niet ophouden Menfchen te zyn, „ onderhevig aan vooroordeelen en dwaa- „ lin-  HISTORIE. 69 » lingen; zy willen gaarne gelooven, dat », U Ed. Gr. Agtb , in gemoede over- tuigd, het beste der Burgeren hebben „ poogen daar te ftellen, door zo me», nigwerven te disfentieeren met de ge„ voelens der overige Leden van de „ Staatsvergadering, wanneer het de be„ langen van den "Stadhouder betrof. Zy „ zyn 'er ook verre af om de redenen „ te willen onderzoeken, waarom U Ed. „ Groot Agtbaarcn of ten minften de „ meerderheid van dat Gr. Agtbaar Col„ legie , zich altoos zo fterk ten voor„ deele van den heerschzugtigen en den „ Burger-vryheid onderdrukkenden Stad„ houder, hebben doen uitmunten; doch zy vermeenen gegronde redenen te heb„ ben, om, met alle befcheidenheid en „ eerbied, van U Ed. Gr Agtb. te mo„ gen vertrouwen, vorderen en vervvag„ ten, dat, daar de Stadhouder, als de „ openbaare Vyand der Burgeren, zyne „ verraderlyke en bloedgierige oogmer„ ken, door publieke daaden, thans on„ wederfpreekelyk aan den dag heeft ge„ legd, U Ed. Gr. Agtb. edelmoedig ge„ noeg zullen zyn; om, met eene groot„ moedige aflegging van nog overgeblee< „ vene vooroordeelen, en verkeerde in„ zigten, eenftemmig , met de overige „ Burger- en Vryheidlievende Staatsleden. „ zulke Befluitcn te neemen en te hel„ pen neemen als ter kragtdaadigfte be „ vordering ftrekken kunnen van al zul „ ke middelen, waar door de TyrannE 3 . „ vai XXXIT. BOEK. 1786. r L  jro VADER LANDSCHE XXXIL BOEK. 3/86. Onderhandelingendaar ove: tusfehen di Regeering en het Genootfchap » van Oranje geweerd en geftraft, en de » Burger Vryheid, in al haar luister, in « onze Republiek heriTeld kan worden! „ Ziet daar, Ed. Gr. Agtb. Heeren! » de gevoelens en voorneemens der Le" den des Genootfchaps, zonder de min* » fte bewimpeling, zonder eenige vleiery, » ernftig en hartlyk, voor U Ed. Groot » Agtb. opengelegd. Zy verzekeren zich, »< dat U Ed. Gr. Agtb. volgens de wys» heid en het doorzigt van dit Agtbaar » Collegie, de zuiverheid en cordaatheid „ der Genootfchaplyke poogingen als nu „ in volle kragt bezeffende, daadlyk ge», reed zullen zyn om de belangen van „ Vaderland en Vryheid, tegen den Ty„ ran des Volks, tegen Willem den „ V., met alle magt te helpen verdeedi- „ gen. De God onzer Vaderen, „ die zo zigtbaar de zaak des mishandel„ den Volks zich aantrekt, beziele U Ed. „ Gr. Agtb. tot zulke gewigtige eindens, „ met den geest der Wysheid en der „ onbevooroordeelde Vaderlandsliefde, en „ bekroone de poogingen van alle waare „ Vaderlanders met zyn besten zegen!" Schoon meermaalen aan lterke taal des Genootfchaps gewoon, baarde eene Ver[ klaaring op deezen firaffen, befchuldigen' den en volffrekt eifchenden toon geftemd, by de Delftfche Vroedfchap niet weinig ontzettings. Zy werd te raade Beduurderen des Genootfchaps aan te zeggen, „ dat het der Vroedfchap aangenaam zou JS weezen, om, flaande de Raadpleeging der  HISTORIE. ?i '„ der Commisfie tot het onderzoek der ; „ Verklaaring benoemd, op de gemelde ( „ wyze, niet door de Stad te trekken." — Hoewel men een kort aanftaanden dag be- i paald hadt om dit te volvoeren, betuigden de Leden des Genootfchaps, aan de Vroedfchap 't verzogte genoegen wel te willen verfchaffen, en de Optrekking uit te ftellen; nogthans in die wederkeerige verwagting en het vertrouwen , dat de Gelastigdentot het onderzoek, en hun Ed. Gr. Agtb. niet zouden marren met het beraamen der vereischte Schikkingen, zo tot het beëedigen van de Leden des Genootfchaps, als het bepaalen der noodige maatregelen tot het handhaaven eener vaardig werkzaame Juftitie, in gevolge der Plakaaten van 'sLands Staaten, tegen alle Rustverftoorders en Oranjebovenfchreeuwers. Eene Onderhandeling tusfehen de Gelastigden uit de Vroedfchap, en Gevolmagtigdenuit de Leden des Genootfchaps, om de Eensgezindheid tusfehen de Regenten en Burgers te herftellen liep vrugt- ]oos af. Men beproefde andermaal het by eene vriendlyke Schikking te vinden. Eenigen uit het Genootfchap daar toe benoemd, vervoegden zich by een der Heeren Veertigen, met kennisgeeving, dat het Genootfchap volftrekt beflooten hadt, te zullen trekken,- doch tellens 'er zeer op gefield was dat de Trekking met trenoegen der Regeeringe gefchiedde. Dit & E 4 hadt CXXIL iOE K. 786.  72 VADERLANDSCHE XXXII. BOEK. 1786. Nadere Verklaaring der Staaten van Holland, wegens het Wettigen der Genootfchappen. Op welk voorwaar de het op trekken tloor de Stad vergun'1wordt. hadt ten gevolge dat de Vroedfchap deeze zaak andermaal in overweeging nam. lntusfchen hadden de Afgevaardigden ter Staatsvervaderinge hun verlangen betuigd om de meening van het Staatsbeflurt ter Wettiginge der Gewapende Genootfchappen nader te verftaau, en daar op vernomen, „ dat het oogmerk van „ hun Ed. Groot Mogenden, by het be„ raatnen diens Befluits, in geenen deele „ geweest zynde of kunnende weezen, „ om eenige de minfte atteinte aan het „ noodige gezag der Wettige Magiftraa„ ten toe te brengen, hun Ed. Gr. Mog. „ mitsdien de Dispofitie over het mar„ cheeren van Gewapende Corpfen, door „ Steden en Plaatzen, byzonder met vlie„ gende Vaandels en flaande Trommels, „ als notoirlyk afhangende van de te gee„ vene Permisfien, door de refpective „ Magillraaten, zich in geenen deele kon- den aantrekken (*)." : Van dit Beflnit ontvingen de Befluur; ders des Genootfchaps een Affchrift, met aanmaaning, om, tegen het oogmerk der Staaten, zonder Verlof der Regeeringe van Delft, met flaande Trom en vliegend Vaandel, niet door de Stad te trekken; dan liet de Vroedfchap het den Beftuurderen vry en onverlet om ten dien einde, by een gepast en decent Adres, de noo- (*) Re/al. va» Hol!. 2%: Scpt. 1786.  HISTORIE. 73 ïioodige Vergunning te vraagen, waar toe zy dag en uur fielden. Zy verzogten diensvolgens, om dit Verlof tegen den tweeden van Wynmaand, ten dien zelfden dage, en kreegen vryheid om 'snaamiddags, op de gevraagde wyze, na het Veld van Wapenhandel zich te mogen vervoegen; doch onder byzonderen last, om, wanneer zy, in 't vervolg, "t zy gedeeltlyk, 't zy geheel, door de Stad zouden willen trekken, als dan daar van aan de Heeren Burgemeesteren, op derzelver gewoone Vergaderingen, ten minflen twee dagen te vooren, te moeter kennis geeven, om daar toe de noodige Vergunning te vraagen; terwyl de regee rende Burgemeesters*verder verzogt wer den, om, in gevalle by hun daar omtrem eenige bedenkingen mogten plaats heb ben, als dan des kennis te geeven aar de Vroedfchap. Alles, nogthans, me dien verftande, dat uit het neemen vai dit Befluit het Gevolg niet zou kunnei worden getrokken, als of het Gcwapcn, Cerps daar door zou zyn gclegalifeerd blyvende de Leden van het Genootfchap voor zo veel dezelve den Eed als Schut •ters hadden afgelegd, gehouden en vei pligt om zich, in allen deele, te gedraa gen naar de Ordonnantie op de Schutte ry en Burgery. Eene Vergunning, met zodanige be paalingen vergezeld , kon de Genool fchaps Leden op verre na niet volkome fmaaken; dan was dezelve gene eg 01 E 5 „ h« XXXIL BOEK. 1786. L l L I » n 11 t  74 VADERLANDSCHE XXXII, BOEK. .1/85. Verflagvan dien Optocht, „ het langgewenschte Tydftip der Ge„ nootfchaplyke Zegepraal te doen ver„ fchynen! en de Vryheid, naa zo veel „ tegenftands, onaangenaamheden en ver„ volgingen te hebben doorgeworftekï, ,, doer haar rechtaarte Zoonen gevolgd, langs de Straaten van Delft te voeren!" gelyk een yverig Genootfchapslid zich uitdrukte. De Leden vergaderden, in volle Wa* penrusting en Uniform, ten gewoonen Huize der Zamenkomfte. Schoon door vyftig uitgetrokkenen na Utrecht hun getal gedund was, maakten zy egter een niet onaanzienlyken trein uit. Vooraf reeden drie Leden te paard, geleid door den Heer van Spueeuwenbukg; agter deezen plaatfte zich de Voorzittende Schepen W. A. van Hoeken, als de openftaande post van Hoofd-officier waarneemende, vergezeld door twee Stadsbodens en eenige Geregtsdienaars. Hier op volgden de Gewapende Manlchappen, met flaande Trommel, vliegend Vaandel, en keurlyk Muzyk, met den Heer A. W. van Ha aften , Hopman Commandant, aan 't hoofd. De Leden van Eer werden geleid door eenige , Heeren Officieren der Schuttery, Leden des Genootfchaps, en gevolgd door de Leden van Wapengenootfchappen uit onderderfcheide plaatzen, ter bywooninge van" deezen optocht, in hun Uniformen, verfcheenen. Gewapende Manfchappen, met vier Leden des Genootfchaps te paard, lloo-  HISTORIE. 75 flooten den trein, die onder een verbaazenden toevloed van aanfchouweren, langs de voornaamfte ftraaten na het Exercitieveld heen, en naa den vefrigten Wapenhandel, langs eenen anderen weg, te rug trok. Ondanks de talryke en toegevloeide menigte ging alles ftJ en bedaard.; dan zeker niet zonder groot misnoegen van de meerderheid der Regeeringe, en een gedeelte der Burgerye (*). Hoe verfchillend deeze te Delft dagt, is ons uit veelvuldige voorvallen bekend, en keverde dezelve, weinig dagen naa deezen Optocht, daar van een nieuw blyk. Een ander Genootfchap, zich het Schutterlyk Exercitie - Gezeljchap noemende, onder de Zinfpreuk De Godsdienst, Ecndragt, Liefde en Trouw Is 't vaste Fundament van ieder Staatsgebouw. liet door zyne Beftuurders by de Vroedfchap, den zevenden van Wynmaand, een VerZoekfcbrift indienen, waar in zy zich beriepen op hun fliptlyk gcdraagen naar den inhoud een er Afkondiging door de Wet van Delft in den vocrleeden Jaare gedaan (f). Uit het gebeurde met het andere Exercitie - Gezelichap, meenden zy met regt te mogen befiuiten, dat die Afkondiging iri- (*) O. Paape Gefchiedenis van het Genootfchap te Delft bl. 183 214. (t) Zit onze Vader. Hist. X D. bL 144. XXXIL BOK K. 17Z6. Verzoek, van het Schutteriyk Exer c'it'ie Gezeljchapaldaar.  76 VADERL ANDSCHE XXXIL BOEK. 1786. Wat men 't aelve toeftondt. ingetrokken, of wel tot geheel andere èinden en oogmerken ingerigt was; en gaven, uit hoofde der Vergunning aan dat Genootfchap door de Regeering verleend te kennen, dat zy alle Beëedigde Schutters der Stad, „ nu ook gaarne , uit een „ fterke zugt voor den zo nuttigen Wa„ penhandel, en, om geene veragting „ by andere Exercitie Genoot- of Ge„ zelfchappen of de Ingezetenen deezer Stad te ondergaan, zo menigmaal zy „ zulks mogten verkiezen van hun Exer„ citie-huis na hun Exercitie-veld en 3, van daar wederom te rugge te trekken „ met _ flaande Trom en Muzyk, zonder „ Distinctie Tekenen hoegenaamd, en wel- ke by de Schuttery niet gewettigd wa„ ren, te gebruiken; mits dat zy van zos, danig een Optocht telkens daags te „ vooren der Regeeringe kennis gaven, 5, en dat hun ook, zo "menigmaal als zy „ zulks mogten vorderen , de noodige „ byftand der Juftitie werd verleend." Aan 't zelve werd vry en onverlet gelaaten om, tegen het midden van ieder maand, wanneer zy, in 't geheel, 't zy gedeeltelyk, door de Stad zouden willen trekken, zulks op de verzogte wyze, te mogen doen, zonder daar by eenige andere Perfoonen toe te laaten, mits daar pan twee dagen te vooren Burgemeesteren kennis geevende, alles onder die bepaalingen als verder vastgefteld waren ten 3pzigte van het andere Genootfchap, en betzelfde uitdruklyk beding, dat uit dit al-  HISTORIE. 77 a!ks geene Legalifatie of Wettiging dee-: zes Genootfchaps kon afgeleid worden (*). i Gelyk elders was men in Delft bedagt ■ om den gebooren en gezeten Burger aan den Vreemdeling te doen voortrekken. Om dit te bewerken vervoegden zich een aantal Burgeren aan de Veertigen dier , Stad, met Verzoek, dat de openvallende! Ampten en Bedieningen, met uitfluiting« van Vreemden en Huisbedienden, aan ge -' booren Burgeren en Ingezetenen, zonder onderfcheid van Gezindheden, mogten begeeven worden, en niet aan Vreemdelingen, of zy moesten zes agter een volgende Jaaren daar gehuist en gezeten geweest hebben, of ten minften vier Jaaren, indien zy zich door den Egt aan Burger Dogters verbonden hadden (f\ Wanneer de Afgevaardigden van Delft ter Staatsvergaderinge verklaard hadden wel te mogen zien, dat de Naamlyst tot de openfhande Hoofd-officiers-plaats door hun Ed. Groot Mogenden gemaakt zou worden, vervaardigden deezen uit de veertig Raaden een Drietal, ten einde zyne Hoogheid uit hetzelve eene verkiezing mogt doen (§). Het Wapenhandelend Genootfchap der Studenten op Leydens Hoogefchool, onder de ZinfpreukPRO p atria et li is erta te, wies aan. Het niet genoeg rekenen- (*) N. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 1264—1267. (f) N. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 801. (j) Ar. Neder/. Jaarb. 178(6. bl, T438. cb cxxir. SOEK. Ï786. Verzoek yéeDe/fZèAeMagitraat om ie Burger lenVreeinlelingvoorx trekken» Staaten van Holland maaken een Drietal tot een Hoofdofficier. Het Gewapend Go iiootfchap der Studententrekt te Leydeno'p,  78 VA DERLANDSCHE XXXIL BOEK. I7&5. ( 3 < i 1 ] nende, in 't openbaar den Wapenhandel te verrigten, en af te vuuren, gelyk het in den voorleeden Jaare gedaan hadt (*_), verzogt een gedeelte by den Rector en Senaat, de vergunning om, op den dag van hunne Wapenoefening, met geflooten Gelederen, flaande. Trom en vliegend Vaandel van hunne Vergaderplaats na die des Wapenhandels te mogen trekken, en op dezelfde wyze van daar te rug te keeren: ten einde by de Stads Regeering de vryheid te verkrygen om, op de gemelde wyze, over Stads Grondgebied te gaan. Dan de Rector en Senaat gaven te verftaan, dat het buiten hunne magt was Gewapende Genootfchappen te legalifeeren. Op hun aanzoek by die van len Geregte, kreegen zy een gunftig antwoord, en de begeerde vryheid. Waar i?an deeze Letteroefenende en Wapenhanlelende Jeugd, op den veertienden van Wynmaand, gebruik maakte, en, naa 's Voormiddags by Burgemeesteren den Eed ifgelegd te hebben, 's naamiddags met red ftaatlykheids, gefchaard, onder Mu5yk, Trommelflag, en ontrold Vaandel, le Stad doortrokken; op het Veld drie ^erefchooten deeden, een ter eere der Jtaaten van den Lande, de hooge Befcherners van alle Vaderlandfche Genootfchap)en ,• een tweede ter eere van Curatoren, burgemeesters en de verdere Stadsregee- ring; (*) Zk ome VaierJ. H/st. X. D. bl. 173.  historie: 70 ring; en een derde ter eere van den Rector en Senaat der Hoogefchoole. Het opzeggen van een toepasfelyk Dichtftuk voor het Front, werd gevolgd van eenige Wapenoefeningen, en ontbrak het niet aan Vaderlandfche Dronken in de tenten, by welke men met onderfcheiding gedagt aan dezelfde Perfoonen, die met Eerefchooten begroet waren. Een aantal der Letteroefenende Jeugd-, tot dit Genootfchap niet behoorende, vervoegde zich ongewapend in den trein, die ook door eene Burger Compagnie geleid werd; en nog grooter zou geweest hebben indien de Studenten, gebruik hadden willen maaken van het aanbod hun gedaan door het Corps te paard, en de Grenadier Compagnie van het Genootfchap, voor vryheid en vaderland. Een gedeelte derzelve ging voor en floot den optocht, toen zy, die voor pallas en de vryheid de wapenen betuigden aangegord te hebben, in 't laatst dier zelfde maand , hun Zomerwapeningen met at vuuren beflooten. Een bedryf, dat, ever als het voorgaande, een verbaazende me nigte aanfchouwers, zo in de Stad als 01 het Veld trok. Leyden-, onder de werkzaamfte Steder in Holland te tellen, waar men de Grond wettige Herftelling, voortzette, zag, eei het Jaar ten einde liep, op eene Magt verleening, die in de Doele en de dri< Burger-focieteiten ter ondertekening voor la0-, NegentienGeconflitueerden aanflellen be xxxii. BOEK. 1786. I 1 , Negentien , Geconfti, meerden te Leyden ■ aangefteld.  8o VA DE RLANDSCHE XXXII boek 1^85. Opgang welken di Burgcrfocieteiteitc jlmjlcr dam maak ten. , befhande uit Mannen, reeds meerendeels bekend, voor yverige Bevorderaars van de Volkszaak : naaralyk de Heeren P. Vreedë, Mr. A. van Nieveld, Mr. J. P. Sandra, J. de Kruiff, Mr. J. Byleveld, Mr. A. J. la Pierre, K. de Pecker Pz. , Mr. C. G. R. van Marle, A. Sye, Mr. J. A. Clignett, Mr. J. G. H. Hahn, Mr. A. B. Swart, G. J. Lonq, Dr. P. P. du Cloux, Mr. W. J. van Noort, Mr. N. Bucaille, J. Hartevelt, Mr. W. Noodt, en A. le Pole (*). Behalven het aandeel, 't welk 't mag: tig Amfterdam nam in de algemeene zaa, ken des Vaderlands ten deezen Jaare, en door ons reeds geboekt, zullen wy nog • moeten zien, wat deeze Stad meer byzonder betrof. Hier zo min als el¬ ders ontbrak het aan Lieden, zamenk9mende in eene Burger-focieteit, hoedanige bykans het geheele Land door werden opgerigt. De Vergaderplaats, in de Warmoesjlraat, waar men, in Sprokkelmaand, eerst deeze Byeenkomst aanving, fchoon zeer groot , kon de dagelyks toeneemende Leden niet meer bevatten. By openbaare bekendmaaking lieten de Commisfarisfen, weeten, dat zy eenige ruime vertrekken in een Huis, van ouds de Stad Lion geheeten, in de Nes, ten dienfte der (*) AT. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 455. 1303-1306. I44 gegeeven, welke hy niet mogt overtreeden. Dit voorval, onder 't oog van zo veele getuigen, als by het uit- en heen- en wedertrekken in menigte aandrongen, verfpreidde zich weldra door de Stad, onderging zeer verfchillende oordeelvellingen , en kon het niet naalaaten by de Leden des Genootfchaps, en die uit de Burgery die hun geneegen waren, het misnoegen te doen toeneemen, tegen de zodanigen, die veronderfteld werden last tot dee?  HISTORIE; 85 deeze onderfcheidende bejegening gegee- ven te hebben. Niet weinig diende tot vergrooting van dit misnoegen het tydsgewrichte waar in die minagting voor het Genootfchap betoond werd. Daar 'sLands Ilooge Magten, weinig dagen geleden, de Gewapende Genootfchappen in Befcherming genomen hadden, en het Voorftel van Jmfterdam, om dezelve te vernietigen, by lange naa niet vergeeten, veelen in den krop ftak (*). Daarenboven waren de gemoederen 111 woelige ongerustheid, over de ingekomene^yding van het inrukken des Krygsvolks binnen de Gelder[che Steden Hat tem en Èkarg, werwaards veele Genootfchaps Leden zich begeeven hadden Eene ongerustheid, die Amjlels Krygs raad het noodzaaklyk deedt keuren eeni ge voorziening te moeten gebruiken, te gen ongelegenheden, welke, in de tegen woordige duistere tydsomftandigheden veelligt zouden kunnen ontftaan. Eenigi Gelastigden van Collonellen en Capiteinei aan Burgemeesteren gezonden, droegei deezen hunne bedenkingen, en beraam de behoedmiddelen, voor. Zy betuigde „ met aandoening vernomen te hebben , dat, op het Befluit in Gelderland ot „ de Burgerlyke Gefchillen met Krygs „ geweld te beflegten, de Heer Capitei Generaal der Unie zich daar op z „ wert (*) Zie onze VaUerl. Tiist. XI. D. bl. i$>7. 20?. F 3 XXXIL 15 O E K. 1786. Voorzorgen gedraagenom die Stad tegen overval te dekken. > l I 1 1 1 1 )  85 VADERLANDSCIIE XKXTÏ.. BOER. : X78(3. . » i 1 o werkzaam hadt betoond , dat hy de „ Steden Hattem en Elbarg, door Troe„ pen van den Staat, daadlyk hadt doen , inneemen. Onder de algemeene vreeze, , dat, met zodanige, nu verklaarde gevoe, lens, de Troepen van den Staat welligt ,, zouden kunnen gebruikt worden, tot het doen van eenen inval in Holland, „ verklaarden zy zich verpligt te vinden, „ hun Ed. Groot Agtbaarheden te moeten „ verzekeren van het volle vertrouwen 't „ geen Collonellen en Capiteinen Helden ,., in hunner Ed. Gr. Agtb. Vaderlandfche , Trouwe en hoogstwys Beftuur, en de , volvaardige bereidwilligheid om'sLands , Hoogheid en Geregtigheid te verdee, digen tegen elk en een iegelyk, die , daar op eenen inbreuk zou willen maa- , ken." Naa die betuigingen, en >m te toonen, hoe zeer zy deeze zaak er harte namen, en verre van werkloos varen, verklaarden Collonellen en Capieinen, „ gereed te zyn, alles, wat in , hun vermogen was, te willen toebren, gen, ter handhaavinge van hunner Ed. , Groot Agtb. reeds genomene of nog , te neemene Beiluiten, tot bewaaringe , van de algemeene rust, zo binnen als i buiten de Stad, waaromtrent zy hun• i»er Ed. Groot Agtb. nadere Bevelen , zouden afwagten en opvolgen." herder Helden de Afgevaardigden van en Krygsraad eenige punten voor, die, uns oordeels, in de eerfte plaats, de piettenheid der Regeeringe vorderden. — Van  HISTORIE. Van alles werd, egter te dier Vergaderinge niets vastgefteld , dan dat de Schuttery, by voorraad, ookDagwagten zou houden; en dat Burgemeesters alle de Collonellen, benevens de Capiteinen Nobel, Jager, Hogendorp, Vaillant en van Son benoemden, tot het helpen uitdenken en beraamen van middelen, welke zy, ter verdeediging van de Stad, zonden noodig agten. Ten zelfden dage deezer Beraadflaaging des Krygsraads met Burgemeesteren , toonde een aanzienlyk getal van het Genootfchap moed en yver om Amfierdam te dekken. Zy verzamelden, 'snaamiddags buiten de PVecsperpoort aan der Amftel, met oogmerk om zich na Naarder, te begeeven, en die Voormuur van Am fierdam, als mede de omliggende Land ftreeke tegen een gevreesden aanval ti verdeedigen. Ontelbaar was de menigte die hun, onder veelvuldige aandoeningen uitgeleide deedt; in verfcheide Jaagfchui ten vingen zy den tocht aan. Doch geei uur van de Stad, aan de Diemerbrug ge vorderd, kreegen zy berigt, dat de Man fchap te Naarden niet zou worden bin nen gelaaten. Die ontdekte vrugtlooshei deedt veelen de terugreize terftond aar neemen: anderen, hier van niet overtuigd zetten de reis voort; doch vernamen dat de Generaal Major van Geel vai Spanbroek, Bevelhebber van Naai den, de gewapende Manfchap, van gee Patent voorzien, niet ter Veste zou binne F 4 las XXXH. BOEK. 1786. FenigeGenootfchapsLeden trekken na Naarden ; doch keercn te rug. I 1 » I tl n L-  88 VADERLANDSCHE XXXIL BOEK. Pp'jrsng des Wapenhandelsfe Qtuda, i 1 < laaten. Vóór het fluiten der Poorte, was het meerendeel der Uitgetrokkenen weder in Amflerdam. De ongerustheid, wegens eene zo fpoedig gevreesde overrompeling bedaarde fchielyk, althans de Burgerdagwagten, op den achtften van Herfstmaand vastgefteld, werden den dertienden, tot nader bevel, weder ingetrokken. Gouda hadt onder de Hollandfihe Steden zeer veel vorderings in den Wapen? handel gemaakt, nu eens*door de Regeering begunftigd, dan weder min onderfleünd. Ten deezen Jaare, door anderer voorbeeld geprikkeld, deedt het Genootfchap EENDRAGT MAAKT MAGT, gen Voorftel om, ter verrigtinge der Wapenoefeninge, onder het opzigt der by hun verkoözene Officieren, in de Stad te mogen vergaderen, en onder hun geleide in- en uittrekken. Het Verzoekfchrift den Burgerkrygsraad in handen gefield, bejegende een gunflig onthaal van de Meerderheid. Doch de Regeering, fchoon den yver en de vorderingen des Genootfchaps, 't welk ook een ontworpen Reglement by 't Verzoek hadt overgeleetrerd, goedkeurende, weigerde in Zomermaand, dit verzoek des óenootfchaps. — De Lands zaaken intusfchen eene andere jedaante aangenomen hebbende, herhaalien de Genootfchaps Leden, in Slachtmaand, niet alleen de meermaals aangeluidde begeerte, om ééns 'smaands, op iene openbaare plaats, binnen de Stad e mogen vergaderen, en vervolgens met ont-.  historie; 89 ontrold Vaandel en flaande Trom ter Stad te mogen uit- en intrekken; maar voegden 'er by een aanzoek om in de Befcherming der Stadsregeeringe genomen te worden. De voorheen betoonde huiverigheid veranderde in eene volkomene toeftemming. Deeze optocht gefchiedde, op den eertten van Wintermaand, onder den Overften de Lange van Wyngaarden. Verfcheide Leden, zo uit de Magiftraat als Vroedfchap der Stad, vereerden het Genootfchap met hunne tegenwoordigheid op het Veld van Wapenoefening; als mede eene Bezending uit de Schutters Krygsraad, tot het bywoonen deezer plegtigheid genoodigd. Het ontbrak aan geene fchuldige Eerbetooningen zo aan de Regeerings Leden als aan de Schutterlyke Afgevaardigden (*). In 't woelig Rotterdam hadden de openbaare rustverftooringen een einde genomen; doch verre was de rust tusichen de twee Partyen in de Stadsragcering te zoeken. Reeds tekenden wy het voorftel op door den Hoofd-officier Gevers gedaan en aangedrongen omtrent de Regeeringsbeftelling dier Stad, door de Meerderheid der Vroedfchappe gewraakt, door de Minderheid omhelsd (f): Deeze Minderheid ging Staaten van Holland aan om buitengewoone Voorziening van 's Lands SouCO N. Neder!. Jaarb. 1786. bl. 464. 563. 1463. 15Ó8. (+) Zie onze Vader!. Hht. X. d. bl. 205. F 5 XXXIL boek. 1786. Gefchil te Rotterdam over de Regeeringsvei-7andcring.  9® VADERLANDSCHE XXXIL Boek. 1736. Raanflag der Staatsleden, over het Verzoek om . Voorziening. Souverain tegen de aanftaande Magiftraatsverandering, by hetafloopen van Grasmaand deezes Jaars, „ ten einde ,"gelyk zy zich uitdrukten j „ om tot voorkoming eener „ by hun gevreesde Regeeringloosheid. „ en Confufie, by de op handen zynde „ gewoone jaarlykfche ' verandering der „ Magiftratuur, zo wel het Regt van Nominatie als van Electie te doen flaa„ pen; met verder verzoek, dat de Ver„ andering der Magiftratuur binnen Rot„ ter dam voor het Jaar, ingaande met „ den eerften Mey mdcclxxxvi, by „ directe Aanftelling van hun Ed. Groot „ Mogenden zou mogen gefchieden (*)." De Staatsleden, gelast om dit Huk te onderzoeken, bragten voor hunnen Raaddag uit; wel te begrypen, dat, zo lang het. Hoofdgefchil over het fatfoen of. de form der Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen der Stad Rotterdam, tusfehen de Leden der Vroedfchap dier Stad, thans hangende, by hun Ed. Groot Mogenden niet zou bepaald zyn, 'er geene mogelykheid was, dat aldaar door de Boonheeren eene Benoeming kon worden uitgebragt, tot welke de wederzydfche verfchillende Partyen zouden kunnen medewerken , of daar in berusten; doch dat zy teffens hadden begreepen, dat daar uit alleen voordvloeide eene noodzaaklykheid om te voorzien in het maaken dier No- mi- (*) £«ƒ#/. van Eelt. 5 April nït.  HISTORIE. 91 sninatie, en aan te vullen, de daad, die anders door Boonheeren, op den negen en twintigften van Grasmaand, zou moeten gefchieden; doch niet om eenige provifioneele verandering te maaken in de Electie, in welker bezit zyne Hoogheid als Stadhouder van dit Gewest was; dewyl het Regt dier Electie, alleen door het Mindertal en niet door de Meerderheid aan zyne Hoogheid werd betwist, en dus niet gezegd kon worden, dat daar over tusfehen zyne Hoogheid en de Stad Rotterdam een rechtftreeks verfchil plaats hadt, 't welk de 'tusfehenkomst van den Souverain noodzaaklyk zou maaken. Hierom oordeelden zy best, dat hun Ed. Gr. Mogenden, tegen dien tyd, eene Benoeming zouden doen van Burgemeesteren en Schepenen, en dezelve te zenden aan den Erfiladhouder, ten einde deeze daar uit, op den gewoonen tyd en wyze, zou verkiezen; die verkiezing aan den Hoofdofficier zenden, om op den eerften Meydag de verkoozenen, of geen Verkiezing ingekomen zynde, de Perfoonen, op de Naamlyst boven aan ftaande, in den Eed te neemen. Voorts wilden zy de Nominatien op dien voet vormen , dat geen der Partyen daar door verkort wierd in haar vermeend Regt; als mede, dat door het zenden der Nominatie aan den Stadhouder, niet zou kunnen verftaan worden, iets bepaald te zyn tegen het begrip der Rotterdamfche Vroedfchapsle- dena XXXIL 3 O EK. I786.  XXXIL BOEK. 1736. Misnoegen van rli Meerderheid der Vroedfchap. 92 VADERLANDSCHE den, die meenden dat het Regt van Ver* kiezing zyne Hoogheid niet toekwam (*). Geen geringe maate van misnoegen liet de Meerderheid der Vroedfchap blyken, over dit Verzoek hunner Medeleden, en 1 den uirgebragten Raadflag der Gelastigde Staatsleden. Dit ftraalde door in eenen rondgaanden Brieve aan Ridderfchap en Steden gezonden, waar in zy zich beklaagen, over de handelwyze der" Minderheid, en de daargefteide Voorziening aanmerken „ als eene daadlyke inbreuk en verkragting van een der notabelfte Reg„ ten en Preëminentien der Vroedfchap, „ van een der oudfte, nooit geinterum„ peerde, nooit betwiste, heilig bezwoo„ rene en door alle tyden, zelfs onder „ de meest overheerfchende Graaven, en „ inzonderheid onder de zo gelukkige ,, Staatsregeering, 't zy met, het zy zon- der Stadhouder, onkreukbaar geconfer„ veerde Privilegiën." — En,' wyders, het Verfiag voordraagen , „ als {trekkende om „ de Vroedfchap voor dit maal, uit te „ fluiten van allen aandeel in de Magi„ flraatsbeftelling, en te verkorten in 't ,, genot van het Privilegie om door Loo„ ting, by witte en zwarte Boonen, uit het „ midden der Vroedfchap vyf Leden te kiezen tot het maaken der Nominatien van Burgemeesteren en Schepenen."' Eer| (*) Refot. van Holt, 5 en 8 April 1786.  HISTORIE. 93 Een Privilegie welks dierbaarheid, billykheid, en aanbelang zy ophaalen, 't geen de Souverain alzins moest handhaaven, en waar van dezelve niet kon afgaan, dan in gevalle van volftrekte onmogelykheid om 't zelve te doen werken , welke onmogelykheid zy oordeelden dat zich thans niet opdeedt. — De bemiddeling om de Verkiezing den Stadhouder op te draagen uit een Naamlyst door hun Ed. Groot Mogenden gemaakt, liet het ftuk der Nominatie even ftrydig blyven met het Regt der Vroedfchap, en ging, huns bedunkens, zwanger van gevaarlyke gevolgen, ook voor andere Steden uit zodanige maatregelen te dugten. Wat zy ook, de Verkiezing aan den Stadhouder gelaaten zynde, omtrent de form' der Nominatie toe konden geeven, het doen formeeren van dezelve voor dit maal rechtftreeks door hun Ed. Groot Mogenden, hielden zy onbeftaanbaar met hunne Regten en Privilegiën, en even daarom als een inbreuk op alle Regten en Privilegiën van alle Steden en Leden der Souveraine Vergaderinge. Waarom zy dezelve wilden aangemaand hebben om, ter naastkomende Staatsvergaderinge, hunne Afgevaardigden te gelasten om dat gedeelte des Verflags , volgens 't welke de Nominatie door hun Ed. Gr. Mog. zelve zou worden gemaakt, te verwerpen (*). Op (*) N. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 356. V XXXIL iOEK. 1786.  XXXIL BO JE K. I7P6" Staatsbefluit üeswegcn. i 1 I 3 1 1 i c c v 94 VADERLANDSCHE Op den dag ter Afdoening deezerzaa* ke bepaald, werd ter Staats vergaderinge, niet negen Stemmen tegen negen Stemmen een Befluit genomen overeenkomftig hec uitgebragt Verflag. Voor 't zelve hadden zich verklaard de Ridderfchap, met de Steden Dordrecht, Haarlem, Legden, Gouda, Schoonhoven, Alkmaar, Monnikendam en Purmerende; terwyl de Steden Delft, Amficrdam, Rotterdam, Gornichem, Brielle, Enkhuizen, Edam en Medemblik, 't zelve verwierpen. Hoorn liet zich tot deeze Raadpleegingen niet in. Zeven Steden waren thans voor het gevoelen, door de Meerderheid der Rotterdamfche Vroedfchappe, by den rondgaanden Brieve, aan de Staatsleden voorgedraagen. Geen geringe verdeeldheid van gevoelens ontitondt, te deezer gelegenheid , Dver de wyze van het Belluit op te maaien. Onder andere, rees, tusfehen de :oen aanweezig zynde Leden van de Ridlerfchap verichil, of het Advys van die HIeeïen, die, ten dage van het uitbrengen des Verflags, daar in daadlyk geftemd ïadden, naderhand, door andere Ridders, >y eene volgende Raadpleeging, op dat :elfde Huk, weder kon herroepen worden, den begreep eindelyk, dat de aanweezenle Ridders bevoegd waren om zich met en uitgebragt Verflag te vereenigen, zoner dat naderhand door eene meerderheid /eder kon geftemd worden. Verder werd be-  HISTORIE. 95 beweerd, dat de Afgevaardigden der Stad Enkhuizen, nas. het toeftemmen ten opzigte van het Verflag, geen andere ftem over die zaak konden uitbrengen, zelfs niet op last van hunne Principaalen, zonder dat men te gelyk een uhdruklyk Befluit der Vroedfchappe te berde bragt; waar by het gedrag der voorige Afgevaardigden werd afgekeurd en herroepen. Staaten van Holland maakten diensvolgens SNaamlysten van Burgemeesteren en Schepenen, en werden dezelve door een Staatenbode na het Loo aan zyne Hoogheid gezonden. Naardemaal de Verkiezing met overkomen eenigen tyd draalde , hadt de Hoofdofficier Gevers, de Heeren, die op de Naatnlyst van hun Ed. Groot Mogenden de eerfte Honden, in den Eed genomen, overeenkomftig het bepaalde der Staaten, ingevalle zyne Hoogheid de Verkiezing niet tydig genoeg overzondt. — Hier van gaven Burgemeesters van Rotterdam aan de Staaten berigt, beweerende, dat de Keur op Meyavond, of den dertigften van Grasmaand, voor twaalf uuren 'snagts in de Stad moest zyn; terwyl de Hoofd-oflicier, nog daarenboven, de Poorten tot één uur naa middernagt voor den Bode, die dezelve brengen moest, hadt opengelaaten, welke Bode eerst 's morgens ten zeven uuren met des Stadhouders Verkiezing, opdaagde, waar om die Verkiezing, ingevolge van den inhoud van het Privilegie van den Jaare mcccclxxxiii XXXIL b o ek, Regeeringskeuzete Rotterdam uit de Naamlysten der Staaten van Hoilaad.  XXXIL BOEK. J 7W6. Brief van «len Stadhouderover de handelwyze van den RotterdamlchenUoofd-officier aan Staaten van Holland. (*) Refol. van Ho tl. 21 April 1786. N. Neder l; jaarb. 1786. bl. 367, 368; 06 VA DERLANDSCHÈ mcccclxxxiii niet hadt kunnen in aanmerking genomen worden (*). Ligt was te voorzien, dat deeze handelwyze doffe van nieuwe moeïlykheid zou opleeveren. Het leedt Hechts tot de helft van Bloeimaand, of zyne Hoogheid vaardigde eenen Brief aan hun Ed." Gr. Mogenden af, zich beklaagende over het gedrag des Rotter damfchen Hoofd-officiers in het verhaaste beëedigen der nieuwe Wet. Deeze klagt grondde zyne Hoogheid hier op , „ dat de Verkiezing, door „ den Stadhouder gedaan, niet op Mey„ avond in de Stad weezen moest; maar „ dat dezelve op Meyavond in gefchrifte „ moest worden gezonden, om de nieu,, we Regeering, op Meydag in haar Officie te ftellen : zo dat door zyne „ Hoogheid aan het oogmerk en de intentie i, van het gepretexteerde Privilegie zou „ zyn voldaan. Veele voorbeelden wai, ren 'er voor handen, wsar over nooit „ de minfte zwaarigheid of bedenking ont„■ Haan was. Weshalven zyne Hoogheid „ den gedaanen flap des Hoofd-officiers niet i, anders kon aanzien dan eene notoire „ Vilipendie van zyne wettige Dispofitie, „ en eene Disobedientie, waar in zo wel i, de Refolutie van hun Ed. Groot Moi, genden, als de wettige uitoefening van zy-  HISTORIE. 57 % zyne Erfftadhouderlyke Waardigheid 4, gecompromitteerd was." De Heer Gevers verdeedigde voor 'sLands Staaten in een Vertoog zyn gehouden gedrag: by 't zelve waren twee Verklaaringen gevoegd. De eerlte van de in Eed genomene Schepenen, waar by die Heeren betuigen, dat zy, offchoon zy wel hadden willen verfchoond zyn van het aanvaarden dier Posten, het nogthans van hunnen pligt hadden gerekend, als Burgers en Ingezetenen, dezelve aan te neemen, tot handhaaving der Privilegiën. — De tweede van de Heeren, dooi zyne Hoogheid tot Schepenen benoemd die fchreeven zich niet bevoegd te heb ben gerekend, om in den Eed te kunne; genomen worden; uit hoofde van het t< laat komen der gedaane Verkiezinge (*). Hoe zeer deeze Verkiezing aan de Par tye den Stadhouder niet toegedaan, be haagde, mogen wy opmaaken uit het Ver (lag der Afgevaardigden aan hun Ed. Gr Mogenden, die, vermeld hebbende, wel ke beletzels de Meerderheid der voorigi Schepenen hun baarde, in deezer voeg' fpreeken; „Dan, vermids die Leden „ by de laatfte Verandering der Magi „ ilratuure, zyn afgetreeden, en U Ed ., Groot Mogenden, door de Differente, onder de Leden der Vroedfchap, we „ gens de Obfervantie van de Stads Pnyi „ le (*) iV. Nederh Jaarb. n%6t cl, 45^ 4&6> 'Xlt DEELi O XXXlti boek.. De Heer Gevers verdeedigt zich. t- . Genoegea der zegepraaiende ' Partyei I  XXXIL BOEK. 1786. Nieuw gefchil over eene tusfchenoeiden openvallendeSchepensplaats. <*) Rapport der Commijjit te Rotterdam bl. 299; 98 VADERLAND SCHE „ Jegien ontftaan, in de voor de Stad „ Rotterdam gelukkige noodzaaklykheid „ geweest zyn, om omtrent de Regee„ ringsbeftelling eene Voorziening te doen, „ waar door in het Collegie van de Ma„ giftraat, door de Burgery geagte en: „ vertrouwde Leden geplaatst zyn; zo ,j mogen wy het genoegen hebben U Ed. „ Groot Mogenden te verzekeren, dat „ alle Disfidentie, omtrent het Beftuur „ der Politie en Juftitie aan dezelve toe„ vertrouwd, geheel is weggenomen, en „ dat het niet te voorzien is, indien die „ Collegien, in 't vervolg zodanig ge„ compolèerd blyven als zy zich nu „ bevinden, dat de rust op nieuw zal „ worden geftoord, en het zo verderflyk „ mistrouwen herleeven (*)." Het zelfde ftuk, de Magiftraatsbeftelling betreffende, kwam op 't einde van dit Jaar, fchoon onder eene eenigzins andere gedaante, weder ter baane. Door een Sterfgeval viel 'er in de Schepenbank eene plaats open. Eenige Burgemeesters en Raaden deeden den Voorflag, of de Vroedfchap zich niet zou behooren te vervoegen by hun Ed. Groot Mogenden, met Verzoek, om, op gelyke wyze als by de gewoonlyke jaarlykfche Magiftraatsverandering met de Maand van Mey, ook in de Aanvulling te voorzien. Dezelve vondt geene goedkeuring by de Meerderheid,  HISTORIE. 99 lieid, die dag ftelde om Boonheeren te kiezen, en de door hun gemaakte Naamlyst zyner Hoogheid aan te bieden. Dan ■ de Minderheid vondt goed een afzonderlyken Brief aan Staaten van Holland te laaten afgaan: waar op terftond het Befluit viel, dat de Nominatie ter vervulling van de opengevalle Schepensplaats, door hun Ed. Groot Mogenden zou gemaakt worden. Op het ontvangen van dit Staatsbefluit ging de Meerderheid op den bepaalden dag niet voort; maar drongen met eenen Brieve by de Staaten aan op het intrekken eens Staatsbefluits, waar door zy oordeelden, zonder den minst lchynbaaren grond, in het uitoefenen hunner Privilegiën geftoordte werden. De uitfiag beantwoordde in geenen deele aan hunnen wensch. De Staaten bleeven volharden in hun verklaard gevoelen, en voeren voort met het maaken eens Getals. Van dit geheel beloop der zaake deeden Burgemeesters en Vroedfchappen de weete aan zyne Hoogheid, hem tot naarigt dienende, waarom dit maal geen Naamlyst ter v'erkiezinge om de opengevallene Schepensplaats aan te vullen , was aangeboden (*). Iet grooters en van meer gevolgs,omtrent de Regeering deezer volkryke Stad, geraakte ten deezen Jaare in bewerking, de (*) Refol. van Boll. 14. en 19, Dec. 1786. TV. Neder/- Jaarb. 1786. bl. 1572—1578. Voor 'tjaar 1787. bl. 85. G 2 XXXII. jOEKi [786.  ïoo VADERLANDSCHË XXXIL BOEK. 1786. De Bezending uit Staaten van Holland na Rotterdam , by derzelver Affcheid, onthaald enbegroet. (*) Zie onze Fadorl. Bist. VIII. D. bl. 33S. de Vermeerdering naamlyk der Vroedfchap van vier en twintig tot veertig Leden; doch deeze, en wat daar omtrent voorviel, heeft eene zo naauwe betrekkino-, en ftaat in zulk een verband, met eene groote Regeeringsverandering in het volgend Jaar, dat wy het verflag deswegen tot dat Tydperk verfchuiven. Dan hier ftaat aantetekenen, dat de aanzienlyke Bezending, in den Jaare mdcclxxxiv, na Rotterdam uit Staaten van Holland vertrokken, door een Befluit hunner Zenderen van den eerflen van Zomermaand hier toe in ftaat gefteld, de noodige fchikkingen maakte, om dezelve te voleindigen. Met zeer veel betoons van Eere was de Bezending, te dier Stede, overeenkomftig met het Character,'t geen dezelve bekleedde, ontvangen (*), en hadden de Leden voor hunne Perfoonen, geduurende een tweejaarig verblyf, de uitfteekendfte bewyzen van vertrouwen en genegenheid, naar hunne eigene verklaaring, van voornaame Regeeringsleden, en der besten en aanzienlykften onder de Burgeren genooten. By hun vertrek werden zy met alle onderfcheiding en luister behandeld. Korte dagen vóór dat zy de Stad verlieten, onthaalden zy de Magiftraat ten maaltyde, die hun wederkeerig in de Stads Doelen vergastede Op den laatften dag huns verblyfs ontvingen zy de  HISTORIE. IOI de Affcheids begroetingen, en werden, behalven door de Officieren van het Garnifoen , en veele Ingezeten, zo Leden der Regeeringe, als anderen, opgewagt door de Geconftitueerden uit de Requestranten, door ftaatlyke Afgevaardigden uit de JValfche, Luterfche, Remonftrantfche, Doopsgezinde en Roomfche Kerkenraaden (*), door de Gecommitteerden uit de voorige Stads Schuttery, en die van Kool Cf), als mede van het Kweekfchool de Dageraad, die by hunne Aanfpraaken de Leden der Bezendinge verzogten ter kennisfe van hun Ed. Groot Mogenden te brengen, de gevoelens hunner Dankbaarheid voor de buitengewoone en kragtdaadige Voorziening, op hunne Adresfen gedaan, en de verzekering van hunne verknogtheid aan het Vaderland, en gehoorzaamheid aan Hoogstderzelver wettige Bevelen, mitsgaders van de Heilbeden (*) Het trok veeier opmerking, dat, noch de Neder duit fche, noch de Presbyteriaafifche, noch de Schotfche, Kerkenraad, noch de Joodfche Gemeente, die de Bezending verwelkomd hadden, dezelve, by het AfTcheid , begroette. Zy vonden de reden van dit onderfcheid in de denkwyze, welke by die KerkeMraaden de overhand hadt, en geenzins inftemde mac de verrigtingen door de Bezending volvoerd. (t) Dit is eene Ambagtshecrlykheid, zo digt aan Rotterdam gelegen , dat dezelve, voor een groot gedeelte, de Voorftad uitmaakt. Rotterdam bezit deeze Ambagtsheerlykheid, ftelt 'er de Schepens aan, doorgaans aanzienlyke Burgers dier Stad. Tegenw. Staat VII. D. bl. 8. G 3 XXXII ROEK. 1786.  io2 VADERLAND S CHE XXXII. boek. 1786. Staatlyk uitgeleid. i den voor de Hooge Regeering, van hu« Ed. Groot Mogenden uirgeltort. Eene Bezending uit de Magiftraat, be(taande in den Hoofdfchout, twee Burgemeesteren en twee Schepenen, haalde op den vier en twintigften van Zomermaand, den dag tot het vertrek beftemd, 's morgens hun af van het Logement de Metrechal de Turmne\ waar een behoorlyke wagt ftondt. De Staaten- en Stads Booden met ongedekten hoofde, gingen vooraf, de Stads Helbaardiers en Levery-bedienden vergezelden de koetzen. Aan het Stadhuis uit de koetzen getreeden, onder het verrigten der Krygseerbewyzingen door eene Burger-compagnie, welke aldaar de wagt hadt, werden zy door de gemelde Regeeringsleden opgeleid, en op de Vergaderkamer van de overige Magiftraats Perfoonen ontvangen. Waar naa de Heer W. H. Teding van Berkhout de Gecombineerde Vergadering met eene gepaste Aanfpraak befloot, welke de Hoofdofficier, uit naam der Magiftraat, op eene zeer bevallige wyze, beantwoordde. Na het gereedliggend Buiten Jacht, werd de Bezending, door de Wethouderfchap, te voet begeleid, voorgegaan door de Staaten- en Stadsbodens, en gevolgd door de tiieuwe Schuttery, die in dubbele gelederen van het Jacht gefchaard fiondt, thans troor deeerfte keer met alle de Compaglien te gelyk onder de Wapenen, deeze )ewees de hooglle Krygseere by de begroeting. In het Jacht zeide d*e Magiftraat  HISTORIE. 103 Itraat het laatst vaarwel, en keerde vervolgens te rug. Aan boord kwam nog eene Bezending, beftaande uit eenige Leden van den Krygsraad, met den Collonel aan 't hoofd, om de reisgereeden te begroeten, aan welke de Heer Te hing van Berkhout het genoegen der Staatsleden, wegens derzelver goede vorderingen, en dit plegtig uitgeleide, betuigde. De Schuttery ontving ook by monde van de Majors de Dankzegging dei Regeeringe. Naa zo veel plegtigheidi werd het Jacht buiten de Haven gehaald, en zo dra het in de Maas gekomen was door één en twintig fchoten van de Stads bolwerken begroet., en door zeven fcho ten van het Jacht beantwoord. He Krygsvolk van den Staat, 't geen te Roi terdam Bezetting gehouden hadt, zo lan; de Commisfie zich daar onthieldt, vei trok kort daar op (*). Deeze Bezending, in 'sGravenhaage t rug gekeerd, deedt met den aanvang va: Slachtmaand mondeling en fchriftlyk Vei llag ter hooge Staatsvergadering van de Last hun opgelegd, met veele Bylaage daar toe betrekkelyk. Opmerkelyk is he flot des Verflags, waar zy zich in dee zer voege laaten hooren. ,, Op deez „ wyze, Ed. Groot Mogende Heeren „ hebben Wy Onze langduurige Com mij (*) Rapport der Commisfie na Rotterdam bl. 29; ÜV. Ntderl. Jaarb. 1786. bl. 564 en 660. G 4 XXXIL boek. 1786. 1 t r • ; Verflag " haarer 1 Verrigtii * gen. 1 1 t j  XXXII. BOEK. 1 Hoe ontvangen by | (*) Rapper; bh 302 104 VAD E RL AND SC HE „ misfie volbragt. ( Heeft het Ons „ mogen gebeuren, eenige Ontdekkingen „ te doen, omtrent die Gebeurtenisfen, „ die Rotterdam eenen geruimen tyd bebben beroerd, en eenig licht teverfprei„ den over de oorzaaken, waar uit de- h zelve zyn voortgevloeid. Hebben , Wy het genoegen mogen hebben, om, „ niettegenitaande de veelvuldige Machinatiën, waar mede men Ons heeft te, gengewerkt, de Rust voor het tegen, woordige, te herftellen, en eene waar, borg voor derzelver Confervatie in het , toekomende, (indien zy wel gehandhaafd , wordt,), daar te ftellen — dit alles zal , Ons voorzeker altoos tot eene aange, naamc herinnering van Onze veelvul- > dige en penible poogingen zyn! , Doch de groottte Belooning, die Wy , verlangen, zullen Wy niet dan in de , Goedkeuring Onzer Verrigtingen door , Onze Hooge Committenten kunnen , vinden. En in het vleiend vooruitziet van die te zullen wegdraagen, beduiten Wy dit Ons Rapport,"den Opper, ften Befluurder der Wereld biddende, dat Hy de Regeering van ü Ed. Gr. ' Mogenden, tot bloei en welvaard van den Lande, husterryk en voorfpoedig maake (*)!" Dank van Staaten van Holland, voor. e gedaane moeite, droeg deeze Commisfie  HISTORIE. 105 jge weg, en beilooten deezen het Verflag en de Berigten van de Collegien zc van Politie als Juftitie, welke aan de Vereenigde Vergadering waren ingediend, er onder de Bylaagen van het Verflag overgegeeven, te doen drukken, en onderzoe ken door de Heeren Gecommitteerden tol het Groot Befogne, met de geweezeni Heeren Gecommitteerden te Rotterdam De Afgevaardigden dier Stad verzogtei een Affchrift des Befluits, om daar o\ te veiftaan het goedvinden hunner Stad Regeering. De Ridderfchap, als ook d( Steden Delft, Brielle, Hoorn, Enkhui zen,Edam tnMedemblik zagen dit Beflui aan (*). Dat zodanige Bezendingen den Landi op veel Gelds te ftaan komen, vloeit ui den aart der zaake voort. Veelen, wiet de Bezending na Rotterdam tegen dei zin was, klaagden des wegen, en om di< klagten meerder klems by te zetten, lietei zy niet na deeze kosten zeer te vergroo.ten of gemaakte vergrootingen als waarheh te omhelzen. Men fprak dat dezelve dei Staat twee Tonnen Gouds gekost hadt; dai eene Verklaaring van de Daggelden wee uit dat de nette fom 105453 Guldens ei twee Stuivers beliep (f). Eei (*) Refot. van Holt. 1 Nov. 1786*. (f) N'ederl. Jaarb. 1787. bl. 275- Zie hier de Declaratie zelve. De Gecommitteerden hebben gevaceerd 701 dagen, » f t - 6 daags en wordt dus alhier gebragt voor G 5 w. h. XXXIL BOEK. T736. Staaten van Hottand, l i t > Kosten ^ deezer Be» " zendinge. I 1 [ l l 1 1  XXXII BOEK. 1786. Gewapende Manfchap uit Dus in 't geheel ƒ105453 - 2 - 106 V ADER LAND S C HE Eene Stad, waar in de Wapenhandel, onder veele tegenftribbelingen, met zo onbezweeken yver, was voortgezet en aangekweekt, kon niet naalaaten, nevens andere, deel te neemen in het uitvaardigen van Gewapende Manfchap na Utrecht. Dit W. H. Teding van Berkhout . . ƒ5117- 6H. B. van Halteren . . . -5117- 6» C. W. Visscher . . . > -5117- 6~- J. F. potty turq . . 5ii7 . '<5 Reiskosten uit Zeeland 34-19"5151 " 6' J. H. Mollerus 247 dagen 1803- 2 Reiskosten uit Groningen 97- : -I9°°- 9* Advocaat R. Baalde, als Secretaris van 15 tot 27 Aug. 1Ó84, wegens Examen van diverfe Stukken, Belbgnffs mee de Heeren Gecommitteerden en anderen, fchryven van Misfiven, formeeren van Memorien .... 125-18,» Van den 28 Aug. 1784 tot 19 Aug. 1785, wegens Adfiftentie by alle Befoignes, medeinwinningen van Informatien, het houden van diverfe Notulen, als anderzints, 't welk niet fpecificq kan worden opgegeeven ; doch hebbende dagelyks by moderatie 7 a 8 uuren gevaceerd, dus 418 dagen a^o- per dag -4180- Zedert den 20 Oft. 1785 de voorfchreeve Commisfie geadfifteerd hebbende, als mede Gecommitteerde 273 dagen a ƒ7 - 6 - per dag . . -1992-18- T. J. ter Meulen de Commisfie als Clercq gediend hebbende 701 dagen, a ƒ3 - per dag . . . 2I03 . . „ De kosten van de Verteering hebben , volgens Verantwoording van den Heer C. W. Visscher den 2 Dec. in 't Collegie van Gecommitteerde Raaden overgegecveii, bedraagen . . -74793- 2-  HISTORIE. iQf Dit gefchiedde herhaalde keeren by af losfing. 't Nabuurig Overfchh , bekend voor eene geheel andere denkwyze dan die Utrecht hulpe wilden bieden, kon een gedeelte deezer uittrekkende Manfchap niet ongemoeid laaten,- maar moest dezelve veele befchimpingen en aanvallen verduuren; 't welk zaadcn van verbittering ftrooide, die, door den zamenloop der tydsomftandigheden, weelig opfchooten. Onder de eerfle Steden van Holland, die weigerden eene Aanpryzing van zyne Hoogheid tot Regeeringsleden te ontvangen telde men Schiedam. By de kennisgeving van dit voorneemen, deedt de Regeering den Stadhouder weecen, dat 'er eene Overeenkomst getekend was, waar door ieder Lid der Regeeringe, volgens eene wettige evenredigheid , naar beurte, het genot zou erlangen van de Voorregten aan het Lichaam der Regeeringe toebehoorende (*)• Deeze Overeenkomst, in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxii beraamd, dus lang niet openlyk bekend, kwam ten deezen Jaare aan den dag, en behelsde verfcheide byzonderheden, te eenemaal ondericheideti van alle andere Overeenkomften in de meeste Steden van Holland. Volgens eene opgaave beftondt dezelve, Voor eerst uit twaalf Leden, en gevolglyk uit dehelft (*) Zie onze Vadert. Bist. V. D. bl. 83. XXXII. BOEK. I78Ö. Rotterdam lydt te Overfchie last. ZonderlingeOvereenkomst tusfehen een gedeelte der Regeering te Schiedam getroff-n.  io8 VADERLANDSCHE XXXIL BOEK Wat daar ©ver te doen viel. helft der Regeering. ■ Ten tweeden moesten alle Staats- of Stads-ampten, Commisfien en Beneficiën, '1 zy by tourbeurt, 't zy by rang., van den oudften af, tot deezen kring bepaald weezen, uitgezonderd hec Penfionarisfchap en Secretarisampt , of andere foortgelyke Stedelyke Bedieningen, tot welker vervulling Geboorte of Gunst alleen niet genoegzaam zyn, en die, openvallende, ter begeevinge ftaan by de Meerderheid van de Groote Vroedfchap. Ten derden kon een Lid, welk deeze Overeenkomst getekend heeft, zyne plaats, als Vroedfchap op zyn Zoon overdraagen, en zou zich by den Stadhouder daar van mogen verzekeren. Ten vierden zouden Zoonen en Behuwdzoonen van Vroedfchappen of Ministers, by het openvallen van Ampten, den voorrang hebben boven die geenen, welken daar toe uit de Burgery benoemd of verkoozen worden ; mits de Aframmelingen der eerften boven die der Ministers, de Zoonen aan de Behuwdzoonen, en de oudften aan de jongden werden voortgetrokken. ■ INiet on- aartig merkte men op, dat door deeze Overeenkomst de Schiedomfche Regeering zo wel in de Vrouwlyke als Manlyke linie erflyk was (*). Deeze zonderlinge Oligarchie, welker herkomst men aan de zuiverde beginzelen van Vaderlandsmin toefchreef, doch zo (*) Grondwettige Eerflelling II. D. bl. 116.  HISTORIE. 109 20 zeer waare verdienden ten flagboom diende, en de klem der Regeeringe in de handen van twaalf, in ftede van vier en twintig ftelde, of liever overleeverde aan zeven, die de meerderheid uitmaakten, ftiet eenigen tegen de borst. Jacob Morgan en Carel JohaN Bosschaard Oud Burgemeesters en Raaden , die deeze Overeenkomst niet ondertekend hadden, keverden by Staaten van Holland een Verzoeklchnft in; ten einde daar tegen Voorziening mogl gedaan worden, 't Zelve werd door dt Vroedfchap wederfprooken, die de zwaa righeden, daar in tegen de Overeenkomsi aangevoerd onderzogt, tegenbedenkinger daar op inbragt, en deswegen een uitvoe rig Berigt ter tafel van hun Ed. Groo Mogenden bezorgde. -—Men befloot een paarig tot wegneeming en voorkoming van verkeerde opvattingen, de Artykel; de Zoonen der Regenten betreffende ui de Overeenkomst te ligten, en werdei zodanige Artykelen, die in tyd en wyli bedenkelyk zouden kunnen voorkomen aan Gelastigden gelaaten, ten einde z naar bevind van zaaken te veranderen (*j De Regeering van Schiedam oordeelde in Slachtmaand, dat, aangezien de zorg lyke omftandigheden van ons lieve Ve derland, de piigtmaatigheid nu meer da ooit vereischte, om, op de hartlykft wyze, in de openbaare Gebeden, de aar bid (*) JV. Nedtrl. "jaafb. 1786. W. 215- 4Ó7. &6< xxxil BOEK. 1786. I f L » Voor' fch rif: des Gebeds door de -, Schiedam. *fehé Re. 1 geering • ge^eever..  iio VADERLANDSCIIE XXXIL BOEK. Schoonhoven wil ent de VerkiezingderRegenlen , door hun Ed. Gr. Mog. gefchiede. (*) Ar. Neder?. Jaarb. 1786. bl. 1103, biddelyke Voorzienigheid te fmeeken* „ dat het Haar behaagen moge om de „ Deliberatien van de Heeren Staaten „ deezer Provincie, en die van alle Over„ heden in dit Gemeenebest, die Geweld „ en üverheerfching verfoeijen, met haa„ re Godlyke Wysheid te beftraalen en „ te onderfteunen, haare Pefoonenen te„ gen alle foort van verraad te befcher„ men en derzelver poogingen in deeze ,, hachlyke oogenblikken, tot alle zoda,, nige gewenschte einden te befhiuren, „ dat het gevaar voor bloedige tooneelcn „ moge afgewend, en den aanleg daar toe verydeld worden: de Onafhangelykheid gehandhaafd, en het Vertrouwen tusfehen Burgers en Regenten, „ langs minnelyke en conftitutioneele we„ gen, op duurzaame gronden , herfteld „ worden." — Alle Leeraars der Christlyke Gezindheden binnen Schiedam kreegen Aflehriften van dit Voorfchrift des Gebeds, om zich daar volgens, by de handhaaving des openbaaren Godsdiensts, te gedraagen (*). Uit ingediende Naamlysten was de Stadhouder tot nog gewoon geweest de Verkiezing der Regenten van Schoonhoven te doen; dan vervoegden zich de Regeering , het voorbeeld van Alkmaar en Purmerende volgende , by hun Ed. Groot Mogenden, ten einde die Verkiezing door Hoogst-  HISTORIE. in Hoogstdenzelven zou gefchieden. Deezen Helden vasc, dar, hangende de Raadpleegingen op dit Huk , de Verkiezing door hun, en niet door den Stadhouder. zou gedaan worden. Over welken ftar. dier Regeeringsleden, en bedryf der Staa ten zyne Hoogheid zich by eenen Brie ve, aan de Staatsvergadering beklaagde (*) Een Genootfchap van Wapenhandel ti Schoonhoven opgerigt, bleef niet agterly] in 't zenden van Gewapende Manfcha] na Utrecht. By een deezer uittochten vergezeld van Beyrlandfche Vrycorporis ten, hadden zy te Benfchop, in de Bj ronnie Tsfelflein veele mishandelingen t verduuren, eerst van Soldaaten, vervol geus van meer dan honderd met ftokke gewapende Boeren, buiten het Dorp Om dit geweld te ontgaan keerden z na Benfchop te rug, en verzogten byftan van den daar bevelvoerenden Officie Deeze beloofde hulpe, welke zy in h< Regthuis afwagten. Doch welhaast moe ren zy deeze fchuilplaats verlaaten, do< een aantal Boeren uit hetzelve gedronge Maar een Sergeant, en eenige Soldaate booden hun de beloofde hulpe, en beg leidde de vervolgde Manfchap na Tsf fiein, welk geleide hun zeer te ltade kwal naardemaal zy onder den weg niet w< nig andere Boeren, met (lokken en ho( vorken aantroffen, die blykbaar ten oo me <*) Re/ol. van Holt. 14. Duc. 1786. XXKII. BOEK. I7Ö6. > Gewapen, de ManL fchap uit ' Schoonho« ven ge. trokken t< Benfchop ' mishans deld. 1 d :. it >>ri. 5- a: iii- lrk  na VADERLAND SCHB XXXIL b o a k. Overlast deGcnooticliaps Leden te V'laai•dingen aangedaan. GecommitteerdeRaaden draagen zorgevoor de rust te V'laar■ dingen. ■ merk hadden hun op eene onzagte wyze re bejegenen (*). Dusdanig een blyk van Partyfchap en Ongezind heid tegen de Gewapende en uittrekkende Genootfchapsleden zag men te Vlaardingen, wanneer, in Slachtmaand, een gedeelte des Genootfchaps, 't welk eenigen tyd in Utrecht gelegen hadt, te rug keerde en ftaatlyk ontvangen werd door de t'huisgebleevenen. By de aankomst fchoolde eenig volk byeen, en onder dien hoop veele Visfchers, met Oranjelinten voorzien, onder het geduurig geroep Oranje boven! Nevens het betoon van hun misnoegen tegen die Medeburgers, poogden zy het agterfte gedeelte daar van af te fnyden. Hier op velden zy hunne Geweeren , en kwetften één der menigte. Dit deedt de gisting hooger zwellen, en de Genootfchapsleden bereikten onder veele onaangenaamheden, het Soeieteitshuis. Het ftondt gefchapen tot verdere uiterftens te zullen voorthollen. De Schiedamfche Genootfchappers , des verzogt, kwamen die van Vlaardingen ter hulpe. Dan eene Afkondiging der Regeering herftelde de rust. Deeze Burgertweefpalt , van zo veel beweegings vergezeld, en die nog ernftiger gevolgen naa zich hadt kunnen fieepen, daar de Genootfchapsleden tegen den niet duister aangeduidden toeleg, de geweeren gelaaden hadden, en de her- haal- (*) Ni Nedtrt. Jaarb. 178Ó, bl. 1105. en rj»i<  HISTORIE. 113 haalde tergingen bedreigingen baarden, trok de aandagt van Gecommitteerde Raaden, die den Heer L. Vitringa, Advocaat voor beide Hoven van Juftitie, aanftelden om onderzoek na de jongde beweegingen te Vlaardingcnx.0. doen Wel haast verzogt en verkreeg hy vryheid om twee Perfoonen, te mogen vatten; doch deeze waren door de vlugt ontkomen — Om alle hindernis en het opdaagen van nieuwe Burgertwist te weereiij vervoegde zich de Drosl'aard van Gecommitteerde Raaden, met zyne Dienaaren derwaards * toen het Genootfchap van Wapenhandel) korte dagen daar naa, openlyk afvuurde (*). In den Brielle, waar het zints dé uitbotting tier Partyfchappe, in vede opzigten, zo zeer gewoeld hadt (f), bleef die woeling aanhouden, en vondt de Regeéring het noodig de Afkondiging tegen het draagen der OnderfcheidingS Tekenen, in den voorleden Jaare gedaan, te ver. nieuwen en te verbreeden. De Moedwil floeg ook de handen aan het Gefchut op een der Batteryen geplaatst; om welke openbaare fchennis van 'sLands toevertrouwde Goederen te ontdekken de Magiftraat eene belooning uitloofde (§). ■ Wan- (*) N. Neder!, jaarb. 1786. bl. H39- M44Medegedeelde Berigten. (f) Zie ónze Vader!. Bist. X. D. bl. 210* * (5) N. Neder!. Jaarb. 1786. bi. 57. 216, XII. DEEL. II XXXIL BOEK. I78& Oproerige beweegingen in de» Brielle te keer gegaan.  ii4 V A DE RLAN DS C HE XXXIL BOEK. I78Ö. Verandering in Hoorn ter opzigte van den Volksinvloed in d( Stads Regf eringsbeftelling. Wanneer wy Hollandsen Noorderdeel, in dit Tydsgewrichte, befchouwen, zullen wy, te Hoorn eene aanmerkelyke verandering aantreffen, ten aanziene der Magiftraatsbeftelling. In Hoorn, 't welk den alouden invloed des Volks op het Stadsbeftuur langen tyd bewaard; doch met andere Steden, verboren hadt, en op verre na niet vooruitliep in de hand te leenen tot de thans werkzaame Grondwettige Herftelling, hadt de Burgery, zedert eenigen tyd, aangedrongen, om, volgens het Stads Voorregt van den Jaare mccccxxii, eene vrye Regeeringsbeftelling te mogen hebben. De Oudraad bragt, in Lentemaand, daar op een gunftig berigt uit, en de Vroedfchap bepaalde den twintigften dier Maand om op dit gewigtig Voorftel een bepaald Befluit te neemen. De Meerderheid van elf tegen acht ftemmen, ftondt der Burgerye haar verzoek toe. By 't welk aan dezelve vryheid gelaaten werd, in de Verkiezing van Burgemeesteren en Schepenen, en wel zodanig dat de Burgery in geen van die beiden gehouden was zich tot de Vroedichapsleden te bepaalen; maar een volkomen Regt overgelaaten, om Mannen tot het bekleeden dier Waardigheden uit het geheele Lichaam der Burgerye te verkiezen, en moest de keur der Schepenen uit de Naamlyst der Keurmannen gefchieden door den Schout, of, by weigering van dien, door Burgemeesteren. By deezen grooten ftap, deedt de Vroedfchap een  HISTORIE. f4 een tweeden, die 'er, als 't ware, onaffcheideiyk mede moest gepaard gaan, haamlyk het weder intrekken eens Stadsbeiltiits van den vier en twintiglten van Louwmaand des Jaars mdcclxvi, en zyne Hoogheid voortaan te bedanken voor alle Aanbeveelingen, hoe genaamd; waar onder ook de Verkiezing van Capiteinen der Schuttery behoorde. Het Wapenhandelend Genootfchap voor Vaderland en vryheid, in den voorleeden Jaare, te Hoorn tot ftand gekomen, met de Wettiging door Staaten van Holland, op deszelfs Verzoek, in deezen Jaare vereerd, vuurde in Wynmaand af. Het ontbrak te deezer Stede geenzins aan lieden, die dit Genootfchap met leede oogen zagen, en, by dit openlyk bedryf, voorhadden een zigtbaar blyk van hunnen gezetten wederzin te geeven» Groot genoeg was het in de daad; doch min treffend dan de heimlyke bewerkers misfchien beoogd hadden. Niets was algemeener dan, by zodanige gelegenheden j, Genootfchapsleden van nabuurige Steden en Plaatzen te zien opkomen, om de nieuwsgierigheid te verzadigen, en foms ook om deel te neemen in den Wapenhandel hunner Burger-medebroederen, of' althans zich in den trein des optochts te Vervoegen» Dit was in deezen het bedryf van eenige Genootfchapsleden der Stad Purmerende, 't geen aanleiding gaf tot het hoogloopen der moeite het Hoorn* fche Wapengenootfchap aangedaan* II 3 De XXK.lt, boek. Het Wa<* penhandelend Genootfchapvuurt af«  n6 VADERLANDSCHE XX m 3 O E K. Onlustei «Jaar by g< reezen. De Wapenoefening was ftil afgeloopen, en niets onrust dreigends openbaarde zich in den beginne des hertogts na de Stad, onder flaande Trom, vliegend Vaandel, en Veldmuzyk; doch al- lengskens toonden eenigen uit de talryk zamengefchoolde menigte welk een geest hun dreef. Zommigen zogten tusfehen 'de optrekkende Gelederen in te dringen, eene fcheuring te maaken, en de Gewapende Manfchap uit elkander te doen wyken. Dit opzet mislukt, 't zy uit mangel aan moed, by deeze Rustverftoorders, 't zy door dien de Leden van het Purmereuder Genootfchap, die agter de Gelederen op trokken, dit voorkwamen. Onder deeze kleine verhinderingen naderde men de Stads Doele , op welke gewoone Verzamelplaats het Genootfchap van elkander zou fcheiden. Geen tyd moest nu verzuimd worden, wilde men anders tegen de Gewapende Burgers den wrok koelen. By het intrekken van de Poort voor de Doele maakten zy hier van hun werk, en begonnen met zulk een onbezuisd geweld aan te dringen, dat het oogmerk, om eanige der agterfte Gelederen af te fnyden en buiten te houden, geen twyfel leedt. In weerwil van dien aandrang kwamen de Gewapenden. binnen, fchoon met zeer veel moeite, en boven al door de hulpe van Purmerendfche Genootfchapsbroeders, die den optocht flooten, en zich in geen gering gevaar inwikkelden : want den mislukten aanval op 't Genootfchap zelve, zogt men  HISTORIE. 117 men op hun te verh aaien. Men wil dat een hunner, met een fteen gefmeeten, na zyn Zydgeweer greep. Dit deedt de woede opblaaken, en zou de deerlykfte gevolgen naa zich gefleept hebben, hadt niet een der Bevelhebberen van het Genootfchap , welke het Bataillon floot, moeds genoeg betoond om zyne Manfchap te doen" zwenken, het Geweer te doen vellen, om, des noods, op de gewelddoende menigte in te dringen Zulk een moedbetoon deedt de Moeitemaakers, ylings te rngge deinzen; waar op die Gewapende Manfchap onverlet dooi de Poort trok. De Leden werden afgedankt, elk maakte zich gereed om na huis te keeren, men rekende deeze onweersbui van misnoegdheid overgedreeven. Doch het bleet flegts eene verpoozing te weezen: wani toen de avond reeds begon te vallen, er de P urm er en der s zich nog in de Doeh bevonden, verzamelde zich voor en ronds om dezelve de aan 't hollen geraakt» hoop, en floeg de fchriklykfte bedreigin gen uit tegen deeze Genootfchappers De mem'gte groeide aan naar gelange di duisternis toenam, en floot de bedreigd Naabuuren in de Doele op. Vrees da deezen,door den nagt begunftigd, het zou den ontflippen, en de Schuit, die op hu wagtte, bereiken , deedt eenigen na d Stadspoort trekken, terwyl anderen zie daar buiten begaven, om, gelyk zy vei klaarden, de Purmerenders aan den Oudei H 3 di XXXII. EOEK. I7Ü6. Moeite ie PurmerendfcheGenootfchapperp . daar aan ■ l gedaan. t 1 1 !- k  n8 VA DERLANDSCHE XXXIL boek. Pooging «3er Regeeringom dit If ft,ujteji. dyk, waar zy van Schuit moesten verwisfelen, op te wagten. Middelerwyl riep men onder de hoop Oranje boven! en hief Liedjes aan, gefchikt om de gemoederen nog meer te verhitten: ja ont* hielden zy zich niet van 't geweldig bedryf om een en andermaal een fteen te werpen door de glazen der Societeitskamer, in welke zich de Purmerenders onthielden. Zo veel ongeregeldheids en gewelds, de geheele Stad doorklinkende, moest de Regeeringsleden ter ooren komen. Twee Burgemeesters, van Foreest en van Hoogwerf, vervoegden zich onder de woelende menigte. De eerstgemelde, bragt in eene klemmende aanfpraak, het onbetaamelyke van zulk een gedrag, hun onder 't ooge, met bygevoegde vraagen aan de Rustverftoorders, wat hun zoeken was? Waar in de Wapenoefenende Manfchap hun beledigd hadt? Hun wyders toevoegende, dat, indien zy weezenlyke bezwaaren hadden, zy dezelve aan hem, als hun Burgervader, konden openbaaren; doch, indien niet, zy dan, als vredelievende Burgers, zich flil hadden te gedraagen, en na hunne huizen moesten we- derkeeren. Op deeze vraagen en dit voorftel volgde eerst een diep ftilzwygen; dan, naa eene tusfehenpooze, riepen zommigen, dat zy niets hadden tegen de Hoornfche Medeburgeren; maar dat zy de Purmerenders den hals wilden breeken. Het trekken van den Zabtl door een hun-  HISTORIE. 119 hunner, (lak hun, zo zy zeiden, nog in den krop. Het leedt, te midden van dit woelen, niet lang, of de Leden des Genootfchaps, die uit de wapenen gegaan waren, verfcheenen weder onder dezelve, om hunne Medegenootfchappers, die, om hunnen wille zich deeze moeite op den halze gclaaden hadden, te hulpe te komen. Eenige weicigen uitgezonderd, verzamelden zy allen op de Doele, vol verlangen, na de noodige bevelen, om den oproerigen hoop te verftooren, en de rust te herïtellen. Het liep aan tot 's avonds ten half tien uuren eer de vergaderde Magiftraat eenige fchikkingen beraamde , en befloot de twee Burgercompagnien, die op de Br and wagt lagen, op te roepen. Maar de Bevelhebbers, wel overtuigd van den flegt weerbaaren ftaat hunner Schutteren, onder welken zommigen geen geweer hadden, maakten zwaarigheid, om aan den eisch der Regeeringe te voldoen, indien dezelve geene order (telde om met overleg van, en gemeenfchaplyk met het Genootfchap te mogen handelen. Naa eenig beraad kwam de Regeering tot dit befluit, en gaf verlof. Zo dra dit onder de muitende menigte bekend was, zakte dezelve af, en Hoop, geheel te leur gefield, weg, Met dit alles was het laat in den nagt geworden, en de Purmerenders bevonden zich nog in de Doele. Eenige Manfchap, uit de Schuttery en het Genootfchap afH 4 ge* XXXIL BOEK. 1786. Hoe geftild  120 VADERLAND SCHE XXXII. boek, ï?86. Moeite te Enkhuizen om een Genootfchapvan Wapenhandelop te rig- gevaardigd, geleide hun ten half drie ter Poorte uit en in de Schuit. Te gewis-fer beveiliging vergezelden die van het Genootfchap hun tot aan den Oudendyk, vreezende dat eenigen der Hoornfche mis» noegden hun woord zouden geftand doen, en onder den weg nieuwe moeite baaren. Tegen drie der Belhamels werd den Hoofd-officier Dagvaarding in perfoon verleend, twee hunner waren reeds voortvlugtig; een derde nam aan te verfchynen. Veel werks hadt het te Enkhuizen in, een Genootfchap van Wapenhandel, 't welk den naam van de vrye westfriezen hadt aangenomen, te doen gebooren worden. Wanneer 't zelve, in Wynmaand, verzogt om onder de door hun Ed. Groot Mogenden gewettigde Genootfchappen te mogen gefteld worden, wist men in den Krygsraad, met eene kleine meerderheid van ftemmen, een voorftel door te dringen om een Ander Corps op te rigten, 't welk mede na de Wettiging ftondt, daar door verwyl baarde, en waar uit tusfehen eenige Regeeringsleden hooggaande onaangenaamheden reezen. — In den grooten Krygsraad bewerkte de Capitein Buyskes het doen eens vooxtlags aan de Stadsregeering om geene Genootfchappen van Wapenoefening, buiten den grooten Krygsraad, op te rigten. Overeenkomftig hier mede viel het Befluit; waar tegen de Heeren Duïvensz, K b b e n h o u t en E u urd-  HISTORIE. isi Buurdsen zich verzetten. Doch kwam,] in weerwil van alle deeze tegenwerkin- v gen, het Genootfchap der vue west-friezen tot ftand. 1 Zwaare klagten boezemden zommigen I uit, zo wegens de Familie-Regeenng in j Edam, als over de jammerlyke gefleldheid der Schutterye, en hetgeen deelneemen in den thans algemeen geworden Burger-wapenhandel. Nogthans zag men 'er eene Vadcrlandfche Sociëteit vergaderen, onder de Zinfpreuk De Deugd en Trouw brengt ons byeen En ftrekt tot Nut van V Algemeen (*), toefpeelende op de Maatfchappy onder de Spreuk*in den laatften Regel begreepen, aldaar, in den Jaare mdcclxxiv geftigt (*). _ Wilden wy van andere Steden, en Dorpen in Holland en Westfriesland,, waar iets, ten aanziene der Grondwettige Herftellingj en den Wapenhandel, de twee ten deezen tydeheerfchendeenmet elkander zo naauw vereenigde voorwerpen , ondernomen,wederftreefd, of tot ftand gebragt werd, afzonderlyk fpreeken, wy zouden tot eene verveelende langwyligheid vervallen, en op andere kleinder tooneelen , door andere Speelders, dezelfde rollen zien her- (*) Post van den Neder-Rhyn X. D. bl. 1127. j207. 1320. N. Neder!. Jaarb. 1786. bl. 1480. (+) Zie" onze Vader!. Bist. IX. D. bl. '53- H 5 :xxn. O EK. 786. [oe het te Idam geleld Was. Algemeene Aamerking over de andere Steden en Dorpen in Hoüanden tVestfries, tand.  Isa VADERLANDSCHE XXXII. BOEK. I78<5. VA- herhaalen, welke wy in de groote Steden zagen. Gehugten, naauwlyks meer dan in naam bekend, namen deel in deeze Beweegenisfen: dewyl zy, voor zich zeiven daar in, hoe klein en ©ngeagt, hun belang oordeelden te vinden, en elk Ingezeten des Lands, in hoe duister een hoek ook woonagtig, waarlyk zyne Regten heeft, voor welke het hem vry ftaat in een Vry Land, op eene befcheidene wyze, uit te komen. Wy laaten, derhalven , het ophaalen daar van niet agterwege uit kleinagting onzer Mede-vaderlanders , die min aanzienlyke plaatzen bewoonen; maar alleen ter vermydinge eener noodlooze breedvoerigheid, en om dat de ons voorgeftelde draad der Gefchiedenisfe ons geleidt tot een ander Gewest.  VADERLANDSCHE HISTORIE. DRIE EN DERTIGSTE BOEK. INHOUD. Stoffe van dit Boek. Advys der Mombers in Gelderland wegens de Tekenaaren eens: Verzoekfchrifts. Advys van het Hof Pro- , vinciaal. Eenige Leden van het Hof tegen , de voorgeflaagene Maatregelen. Negen éénsluidende Verzoekfchriften ingeleeverd. Dezelve verworpen , en eene Publicatie vastgefteld. Inhoud der Publicatie van den elfden van Bloeimaand. Staatsleden, die 'er zich tegen kanten. Tegenverklaaringen van verfcheide Staatsleden. Die van van der capellen tot de marsch. Scherpe Motto boven deeze Verklaaring geplaatst. Zyne Hoogheid tot het bywoonen van den Landdag uitgenoodigd door drie Ridders. Deeze hadt geen gevolg. Oordeelvellingen daar over. De Tegenkanten van het Staatsbefluit, en inzonderheid van derCapellen tot de Marsch, van ütxm. soek.  124- VADERLANDSCHE xxxrn. BOEK. i van verfcheide Genootfchappen Befcherming beloofd. Brief van de Provinciaale Vergadering der Burgercorpfen in Holland aan dien Ridder. Verzoekjchriften te Harder-vyk om den Afgevaardigden ten Landdage bepaalden Last te geeven Zeer koel be antwoord. Bezwaaren aldaar over de Publicatie. Drieledig Verzoek. De Burgery vervoegt zich by de Gcz^ooren Gemeente om medewerking. Gedeeltlyk beloofd en uitgewerkt. Men denkt 'er gun/lig omtrent de Intrekking van het Placaat. Het voorgevallene te Hattem en Elburg. Aanvang der Onlusten in Hattem. Men vordert de Inwooning der Regenten. Dit (luk nader aangedrongen ; doch zonder yrug't. Pooging m} door minzaame Onderhandeling, drie Regeringsleden te beweegen om overeenkom/lig met dit Voorftel te handelen. De Gezwooren Gemeente zoekt dit by zyne Hoogheid te hewerken. Niet inflemmend Antwoord van zyne Hoogheid. Frugthos Voorftel daar >.oe by het Hof Provinciaal. De Gilden hereifchen het Regt der Aanflelling van Gcneensmannen. Onganftig opgenomen. De Burgery werkt met de Gilden mede. Geiteensmans Leden door de Gilden gekooren, y* door aangeflelden uit de Gemeente in len Eed genomen. Hoe euvel men dit op>atte. Gefchil met de Magiftraat over het nlaaten van Krygsvolk. Misnoegen over de Publicatie. Vertoog der Gezwooren Gemeene^ deswegen. Vergeeffche poogingen om den -leer Daendels, in zyns Vaders plaats, ot Raad te krygen. Verzoekfchrift aan Staaten  HISTORIE. 125 tm van Gelderland om Voorziening op de Magiftraatsbeftelling. Verwyl en vngunflig berigt. Misnoegen deswegen. Aanhouden by zyne Hoogheid om de Raadsplaatzen aan te vullen. Befluit der Burgerye om zelve op middelen ter vervullinge dier Magiftraatsplaatzen bedagt te weezen. Zyne Hoogheid kiest Meylink en Dinckgreve. Misnoegen over de verkiezing des laatstgemtlden. Diens Beïeediging uitgefleld. Meylinck bedankt. Poogingen der Burgerye en Gemeente, om de plaatzen door "anderen vervuld te krygen. Verz'-ekfchrift aan Staaten van Gelderland. Welk eene uitwerking 't zelve baarde. De Gilden te Elburg willen hun Regt tot het verkiezen van Gemeenslieden doen gelden. Schryven zyne Hoogheid, dat hy dezelve niet meer zou aanfl ellen. De Magiftraat bewilligt. Men zoekt te dier Stede de Waardigheid en Invloea der Gezwooren Gemeente te doen herleeven. Verzoekt voor dezelve een afzonderlyk Ver trek op het Raadhuis te mogen hebben. De Magiftraat des verdeeld. Eisch dat de Afgevaardigden ten Landdage een bepaaldei Last kreegen. Hoe hel daar mede voorheer gefield was. Pooging ten dien einde. Di werk doorgezet, Die van Elburg verklaa ren zich 'tegen het afkondigen des Placaat van den elfden van Bloeimaand, in hunn Stad. Gefchil hier uit genezen. Stanüvas tigheid der Elburgeren. De Elburgers ges ven op nieuw bepaalden Last ten Landdagt Bezwaaren over hun by de Staaten ingebragi Hoe men den Elburgfchsn Afgevaardigde, 0 5 o ek« y  XXXIII. boek. J i i J ' t J l j e 1 v J e i ia6 VADERLANDSCHE op den Landdag ontving. Deeze keert te rug. De Elburgers volharden. Schryven een Brief aan Staaten van Gelderland, Protest tegen de Publicatie. De Gezwooren Gemeente te Hattem fchryft aan de Staaten tegen het zenden van Krygsvolk. Befluit ter Staatsvergadering om Krygsvolk na Hattem en Elburg te zenden. Verklaaringen tegen dit Staatsbefluit. Hattem fielt zich in ftaat van tegenweer. Schryft om hulp aan de Vrycorpfen en Genootfchappen. Hulp uit Overysfel en Holland toegefchikt. Elhurg desgelyksin ftaat van tegenweer. Krygsxnagt tegen Hattem en Elburg beftemd. Manifest der Staaten van Gelderland die Steden betreffende. De Capitein Spren3ler gevat, zoekt te vergeefsch eene afvending te maaken, gelyk ook drie Overysrelfche Steden. Hattem aangevallen. Verleedigt zich, en wordt verlaaten. Verfchil'en de gerugt en, wegens het fneuvelen yart krygsvolk voor Hattem. Plundering te dier ïtede. Elburg verlaaten. Door Krygsvolk iezet. Dankadres ceniger Elburgeren. De ntgeweeken Regeeringsleden van Elburg chryven aan Staaten van Gelderland. Brief kr gev'ugte Regeeringen van Hattem en llburg etan Staaten van Holland. IVelk me uitwerking dit fchryvcn by Staaten van lolland baarde. Staaten van Holland fchryen aan die van Gelderland over het in Be:herming neemen der gevlugte Hattemers n Elburgers IVeder/chryyen der Staaten an Gelderland. In Overysfel en Holland inden de Voortvlugtigen Jchuil. Programma*  HISTORIE. UT ma, ten hunnen behoeve ie Amflerdam uitgegeeven. Ryklykheid der Giften. Befchikhing op de ingezamelde Penningen. Nadere Aandrang der Hattemeren en Elburgeren op Befcherming by Staaten van Holland. Amnestie aan de Hattemers en Elburgers met veele bepaalingen. Verzoekfchrift der Uitgeweekenen aan Staaten van Gelderland. Ontworpen Placaat in Gelderland tegen de Vryheid der Drukpersfe. IVat deswegen voorviel. Nymegen verklaart 'er zich tegen. Als mede Harderwyk. 't Zelve blyft agterwege. Aandrang van Capellen tot de Marsch op de Herziening van het Regeerings Reglement van Gelderland. Van de Herziening kwam niets. Capellen tot de Marsch verdeedigt zyn Protest tegen de Publicatie van den elfden van Bloeimaand. Hoe dit wordt opgevat. Aanhouden van Capellen tot de Marsch en Capellen tot Ryssflt om afdoening. Ver geefsch aangebodene Bemiddeling van Zeeland en Stad en Lande. Beweegenisfen te Arnhem tusfehen de Burgers en Soldaaten De Amhemfcht Regeering in den Post van den Neder-Khyn aangetast. Dit Werk daar yerbooden. Een Vertoog met Beuls handen verbrand. Dt Schryver ontdekt zich. Poogingen eeniger Arnhemfche Burgeren om de aanhoudende Ongeregeldheden te fluiten. Onlusten van den zelfden aart te Zutphen. Crookceus tot Gemeensman te Zutphen , door de Staaten verklaard. Byzonderhtden wegens Deutichem, Lochem en Doesburg, Hét XXXIII. iSO EK.  ia8 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. 1786. Stofte val êit Boek. .Advys der Mombers, wegens de Tekenaaren eens Verzoekschrift?, , Hoe het te Thiel gefield was. Begraafplaats buiten die Stad aangelegd, en het Genootfchap ter Naavolging daar opgerigt. Het Gewest, tot welks Gefchiedenisbefchryving wy treeden, is Gelderland, waar in wy de voorgaande Bedryven, om eene Grondwettige Herftelling te bekomen, kragtig zullen agtervolgd, zien,en niet min lïerk tegengegaan; waar zich eene Gebeurtenis zal opdoen, welke het geheele Bondgenootfchaplyke Gemeenebest in rep en roer zette, en in Holland', tert deezen Jaare, zo ernftige en veruitziende gevolgen naa zich fleepte als ons laatst voorgaande Boek heeft uitgeweezen. In 't zelve hebben wy niet meer mogen doen dan met den vinger even wyzen op 't geen in Gelderland gebeurde; thans moeten wy ons, als 't ware, ter plaatze zelve vervoegen. Aangenaamer voorwerpen , dan zich daar opdoen, zou onze pen ter Schryfftoffe kiezen; doch 't is buiten haare fchuld, dat de Gefchiedkundige Waarheid van haar deeze taak vordert. Wy zullen 'er ons, met alle mogelyke Onzydigheid, van kwyten. Met Hof van Gelderland, waar aan, fchoon met tegenfpraake van verfcheide Ridders en andere Staatsleden, het verder Onderzoek der Tekenaaren van een der Meerderheid haatlyk Verzoek- fchrift  HISTORIE. 129 fchrift gelaaten was (*), ontving van de: Mombers, die de Stukken nader ingezien hadden, voor de Tekenaaren geen geheel gunftig Advys. Want fchoon zy openiyk betuigden, dat hun, uit de ingeko„' mene Informatien, nergens was geblee„ ken, dat door de Dry vers van dat „ Werk Corruptie of Dreigementen waj, ren in 't werk gefield, om de In- en Opgezetenen tot hun oogmerk te doen „ komen; maar, in tegendeel, hier eu „ daar wel bevonden hadden, dat 'er ge„ zegd was , dat de Tekening vrywillig moest gefchieden, 't geen ook , gelyk „ het geheele beloop der zaaken aanduid- de, door eene groote menigte was ge- fchied, uit een blind vertrouwen op die „ geenen, welke hun zulks voorfloegen, „ met de onbepaalde en in algemeene be„ woordingen gedaane by voeging, dat dit zou firekken tot wefzyn van den Lande," merken zy wyders aan, „ dat de Re„ questranten, niet alleen geene genpeg„ zaame Decentie, ten aanziene van den „ Heere Erfftadhouder en het Collegie van „ Heeren Raaden en Staaten obfervaer„ den; maar vooral, en daar het voor„ naamlyk op aankwam, dat zy niet vry s, te fpreeken waren van een ingreep op „ het het Souverain Gezag der Heeren „ Staaten: naardien in het Request met duidlyke woorden was gefield, dat de „ Beduiten der Heeren Staaten, buiten de toe? (*) Zie ooze Vadert, Tlist. X. D. bl. S36. 24e, Xll. DEEL. I . &XXIÜ» lOEKo 78$.  iy> VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. I786". Advys vai het Hof Provinciaal. „ toeflemming des Volks geen Wetgeevende „ Magt konden verkregen (*), waar om zy „ vermeenden, geauthorifeerd te moeten „ worden om tegen de meest fchuldigen, „ de voornaamfte Fauteurs en Dryvers „ van de refpective Tekenaars, en gedaa„ ne Tekeningen, te procedeeren als naar „ behooren." 1 In het Advys van het Hof Provinciaal (preekt hetzelve, met alle minagting van de Ondertekenaaren, als Lieden die meest zonder kennis van zaaken, en zonder argwaan hun Naam gezet hadden;en overzulks, verkoozen zy liefst het gedaane daar te laaten; doch oordeelden op middelen bedagt te moeten weezen, om zulke Ongeregeldheden voor het toekomende te weeren, en tegen te gaan. Waar toe zy het gefchikfte keurden het Tekenen van Verzoekfchriften, op eene gansch ernftige wyze, te verbieden. Voor (*) Deeze uitdrukking werd in het Verzoekfchrift niet gevonden: men las daar, dat zodanig eene Verbetering van onzen inwendigen Staat, als zy voorgefteld hadden te bedoelen, buiten de toejlemming des Volks, geene Wetgeevende Magt kon krygen, Zy fpraaken van Grondwetten, niet van Befiuiten op Grondwetten deunende. Zie dit Request in het Historisch Verhaal, wegens het gebeurde met de Steden Hattem en Elburg, in den Jaare 1786, of Gedenkboek voor Gelderland. Te Campen by j A. de Chalmot en de Erven Valkenier 1787. bl. 117. Wy zullen van dit Werk, als behelzende veele oorfpronglyke Staatftukken, vervolgens gebruik maakende, om de kortheid, het aanhaalenonder den Tjr~ Sel van Gedenkboek voor Gelderland.  HISTORIE. 131 Voor een ieder bleef de weg van be-; klag by den Souverain open; mits zoda- 1 nige byzondere klaagende Perfoonen al- . toos indagüg bleeven, dat de Bezwaaren hun zelve moesten betreffen, tn geenzins Punten raakten, gelyk het Hof zich uitdrukte , ,, welke van hunne Compe„ tentie niet zyn j maar ter beoordeelinge „ ftaan van die geenen, aan welken die „ uit haare natuur, of uit kragt der Wet„ ten, door bedaarde en rustige lngeze„ tenen altyd worden overgeiaaten, zon„ der zich daar mede direct of indirect „ te bemoeijen." Als zodanige ongepaste en ongeoorloofde Bemoeijingen zag het Hof de Punten aan, waar over het gewraakte Verzoek fchrift liep, als welke uit haare natuur behoorden tot de bellisfing van de Souveraine Vergadering in ieder Gewest. Dit bleek, huns oordeels , als men in aanmerking nam, dat de Inleeveraars van dit Verzoekfchrift, zonder behoorelyke kennis van zaaken te hebben, of te kunnen hebben, zich daar over een oordeel tragten aan te maatigen, 't geen van eene terftond in 'r oogloopende onbezonnenheid niet was vry te fpreeken. Terwyl, ten anderen, zodanige Verzoeken een wantrouwen veronderllellen op de opletttnheid van den Souverain, even of die zodanige opwekkingen van byzondere Perfoonen noodig hadt. Om welke lede- nen zy het van de handwyzen van zodanige Verzoeken moesten aanraaden. Voorts betoonde het Hof zyne geraaktI 3 heid^ OCXIII. SOEK. 786.  132 VADERLANDSCHE XXXIII. BO BK. 1786. Eenige Leden van het Hof tegen de voorgeHaageneMaatregelen. Kegen censluidendcVerzoekfehriften heid, meer bepaald ten opzigte van de verzogte Herziening en Verbetering des Regeerings-reglements van den Jaare mdccl, in het Verzoekfchrift voorgemeld, als een Reglement, 't welk op den duur. als zo geweldig tegen onze oorfpronglyke Con/litutie aandrui/chende, niet zou kunnen beflaan. Uit deezen hoofde |*aven zy in bedenking of het niet dienftig zou weezen , om, by eëne nadruklyke Publicatie, het oogmerk van hun Ed. Mogenden, omtrent eene ftipte en volkomene waarneeminge van het Reglement openlyk bekend te maaken; waar in dan te gelyk de noodige Voorziening omtrent het tekenen van en het rondloopen met Requesten om die te laaten tekenen zou kunnen gevoegd worden. Het ontwerp van zulk eene Afkondiging voegden zy 'er nevens. Alle Leden van het Hof waren niet voor deeze maatregelen, noch keurden de ontworpen Afkondiging goed: drie ten minften , de Heeren Tengnagel, Vatebender en J. H. van Hasselt fbemden daar geenzins mede in; doch de twee laatstgemelden deedt men ter Vergadering, zo men verzekert, uitgaan, onder voorwendzel, dat de Schoonbroeder van den eenen, en een Neef van den ander, onder de gehaate Tekenaars behoorden. Hoe zeer dit eerfte Gelderfche Verzoekfchrift de ongunftige gevolgen naa zich fleepte, dat men allerwegen de Ondertekenaars hadt laaten oproepen, ten fcherp- flei:  historie; 133 ften ondervraagd», en geene bedreigingen 3 gefpaard om de Ingezetenen van dat Ge- D west af te fchrikken om voortaan foort- gelyke Verzoekfchriften in te brengen, 1 verhieven zy nogthans andermaal, op i deeze wyze, hunne ftem, en leeverden " op den Landdag, in Bloeimaand deezes Jaars, negen eensluidende Verzoekfchriften in, onderfchreeven door de Vergaderingen der Gemeenslieden te Zutphen en Arnhem, en voorts van zeer veele Burgers en Ingezetenen der gemelde Steden; mitsgaders van de Steden Thiel, Doesburg, Deutichem, Lochem, Harder- wyk, hattem en Elburg. - Dezelve fteunden op de eigenfte gronden als het voorgaande, herhaalden dezelfde klagten, en drongen aan op de Herziening en Verbetering van het Regeerings Reglement des Jaars mdccl. Nog erger lot dan het eerst ingediende wedervoer dit tweede Verzoekfchrift. Met verfmaading wierp de Meerderheid 't zelve agtcr de bank, en, zonder agt te Haan op de zeer nadruklyke Advyfen van veele Medeleden, beflooten z-y, overeenkomftig met den Raadflag van den Hove Provinciaal, tot het laaten doen eener Afkondiginge, die, om derzelver gevolgen, hier verdient in 't geheel geboekt te worden. Dezelve was den elfden van Bloeimaand gedagtekend, en van deezen inhoud. „ De Staaten des Furftendoms Gelre en „ Graaffchaps Zutphen doen te weeten. Alzo Z in den voorleeden Jaare mdcclxxxv, I 3 » in :xxiii. o ek. 736. n gekeerd. Dezelve verwor pen, en eene Publicatie vastgefteld. Inhoud der Publicatie van den11 Mcy.  134 VADERLANDSCHE xxxiii. BOER. 1786. » in onze Vergadering is ingediend een aan» tal Requesten, op naam van verfcheide » Perfoonen uit de Kwartieren van Zaz» phen en Feluwe, allen zich noemende »» Burgers en Ingezetenen deezer Provin» cie, den uitwendigen fchyn hebbende, " als of eene opregfe deelneeming by het » waare belang, zo van het Vaderland » in 't algemeen als van deeze Provincie » in 't byzonder, gepaard met den aan » Ons alleen wettige Overheid, verfchulj» digden eerbied, de eenige oogmerken » waren, welke de Supplianten, by »» het indienen van dezelve beftnurden; » doch in de daad inhoudende verre» gaande, en aan de Supplianten uit gee>■> nen hoofde toekomende, Bemoeijingen >> met het Beftuur van de Republiek in ♦» 't gemeen en van deeze Landfchap in » 't byzonder, en dus gerigt, om naar »• de denkbeelden van veelen zich fchuilI» houdende Zoekers van Nieuwigheden, •» wantrouwen tegen ons, en de Heeren ». Staaten der overige Provinciën, onze *> Bondgenooten, veragtinge voor 'sLands 5, hoogere en mindere Collegien, en On» rust en te Ontevredenheid tusfehen ln» en Opgezetenen te berokkenen. En, offchoon de bewoordingen en uitdrukkingen, welke in die Requesten gebruikt worden, ons daadlyk, en by » het eerlte inzien, hebben moeten te ken» nen geeven, dat dezelve onmogelyk konden voortkomen van de grootite menigte der Verzoekers, wy egter, « om een fpreekend bewys te geeven, „ hoe  HISTORIE. '35 „ hoe zeer wy geen oogmerk hadden, 1 » anders, dan naa eene volkomene ken-1 „ nis van zaaken, ten deezen iets te be- » fluiten, goedgevonden hebben, onze 1 » Raaden te authorifeeren, om door aanfchryving aan de Officieren en Magi„ ftraaten, onder welkers Regtsgebied de „ Supplianten zich bevinden, de omftan» digheden, welke het tekenen van dee» ze Requesten hadden vergezeld, naa „ te fpooren, en ons, met inzending van „ te neemene Berigten, over alles te dier „ nen van derzelver Advys, met dit ge„ volg, dat, naa dat aan deeze onze Au„ thorifatie, door opgemelde Raaden, by Misfive van vyftien November des Jaars mdcclxxxv was voldaan, aan ons „ is gebleeken, dat voorfz. Verzoekers „ veelal beftaan uit Kinderen, Minderjaa„ rige, fchamele en bedeelde Perfoonen, „ Handwerksgezellen, en een aantal van „ de minstkundigen onzer Ingezetenen; „ terwyl nogthans de zaaken, welke de „ voorwerpen van de gedaane Verzoeken „ uitleeveren, van dien aart zyn, dat de„ zelve in de Verzoekers eenen merklyken trap van kunde in de Regeerings „ gefteldheid van deeze en andere Pro „ vincien, zo wel als in 't algemeen Be „ ftuur van het Bondgenootfchap, ver „ onderftellen moeten, om welke te be „ komen de gemelde Verzoekers nooit tyd „ noch gelegenheid, kunnen gehad hebben „ Zo zouden wy, lettende op de om „ Handigheden, die, derhal ven, tot Vila I 4 >» Per [xxin. 1 o ek. 786.  t$6 VA0BRLANDSCHE BOEK, » pendie van onze Overheid, noodwen» „ dig in deezen hebben moeten plaats » grypen, in geval wy alleen aan onze » Regtvaardigheid hadden willen gehoor eeeven, ons hebben verpligt geoor« • éld-i om aan alle deeze Supplianten i, de feragt n onze wettige Verontwaar>s f1iging te moeien doen gevoelen, en » den weg van Regten tot Wraak van *i onze Hoogheid, hebben moeten openi, laaten, „ Dan, vermids wy, by het voorge» melde onderzoek, met genoegen, heb* »» ben mogen verneemen, dat niet zo » zeer eenig ongeoorloofd voorneemen, „ om zich te dringen in zaaken , die, voor zo verre deeze Provincie aangaat, aan Ons alleen, en met uitfluiting van « alle anderen , wie zulks ook zouden » mogen zyn, toekomen, en in betrek5, Jonge tot 's Lands algemeen belang , „ aan Ons nevens de overige Bondge„ nooten gehooren, by verre de meeste s, Ondertekenaaren van die Requesten ?, heeft gehuisvest; maar dat zy, in tegen„ deel, over het geheel, zyn bezield ge„ weest met waaren Eerbied voor Ons, , als hunnen wettigen Souverain, en een „ bflyken yver voor 's Lands behoud; „ doch dat van deeze, aan gehoorzaame „ Ingezetenen zo wel pasfeiide gefteld» heid, door de zulken, die, of uit Ei, genbelang, of uit nog flegter Grond„ beginzels, werkzaam zyn, een zo ver,> regaand misbruik is gemaakt, dat zy n 4e*-  HISTORIE. 137 * dezelve aan hunne flinkfche oogmerken, tot ondermyninge, ware het mogelyk, n van ons Gezag en omkeeringe in de « Regeeringsvorm hebben tragten dienst» baar te maaken. —— Zo is het, dat, " daar Wy evenwel nooit zullen toelaa» ten eenige inbreuk op het Gezag, Ons, « als alleen wettigen Souverain, toeko». mende, noch gedoogen, dat woel- en » muitzieke Perfoonen uit deeze, of uit » andere Provinciën, (door eene vertoo« ninge van Requesten, by een groot »i aantal van der zaake onkundige en in » voege voorfchreeven misleide Ingeze» tenen getekend,) bereiken hunne on■>■> geoorloofde oogmerken, mede daar toe ». tendeerende, om het Reglement van » den Jaare mdccl, op de Regeering * deezer Provincie by Ons vastgefteld, „ en daar by, door Ons, by de Acte van » Tuteele, over den toen minderjaarigen „ Heere Erfftadhouder, op den dertien» den July mdccliv, verklaard voot „ het waare en rechte Fundament der » Regeeringe in deezen Furftendom en „ Graaffchap, waar voor wy 't zelve ook «1 blyven houden, en in welke hoedanig,, heid dat Reglement, zo door Ons als i, door de refpective Gefiieenslieden dee„ zer Provincie, is bezwooren, en 't geen „ Wy by deeze belooven, in alle des„ zelfs leden en deelen, ftiptlyk te zul„ len obferveeren en doen obferveeren, om „ verre te werpen; Wy, nogthans, altoos meer geneegen zullende bevonden worI 5 „ dec, XXXIII, soek. 1786.  i38 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. 1786. " den, om misleide Ingezetenen, dooi » zagtmoedigheid tot hunnen pligt weder " te brengen, dan door ftraffen te beteu» gelen, van deeze onze Landsvaderly*» ke bezorgdheid als nu wel willen ge" bruik maaken, om al het geen tot hier " toe , ten aanzien der Tekeninge dier »» Requesten , met den aankleeve van de». zelve, zo wel als ook nog andere Re«■ questen van eenen byna gelyken inhoud, » die in deeze onze tegenwoordige Ver» gaderinge zyn ingediend, is gepleegd, » te vergeeven, gelyk wy hetzelve ver« geeven in en uit kragt deezes. „ Doch alles met dien verftande, dat >» Wy nu ook hoopen, en vastlyk ver>i wagten , dat alle onze Ingezetenen, » voor 't toekomende, het Beduur dee* zet Landlchap aan Ons, en aan die >* geenen, welke Wy daar toe verordend *. hebben, cn verder verordenen mogen, „ mitsgaders aan Ons , met de Heeren » Staaten der andere Provinciën, het Be» •> ftuur van het geheele Bondgenootfchap » zullen overlaaten; en in het byzonder « dat ook de meestfchuldige Dryvers en ~« Doorzetters van de Tekening der bo» vengemelde Requesten begrypen zul« len, dat zy in het vervolg nimmer zo»» danige toegeevenheid meer van Ons „ zullen hebben te wagten; maar, in te„ gendeel, als dan, naar allen rigeur van Regten tegen hun zal voort moeten „ worden geprocedeerd. „ En dat, wyders, hoe zeer wv wel, » by  HISTORIE. 139 « by elke bekwaame gelegenheid, ver» klaard hebben, en ook als nog verklaa» ren, dat wy aan elk en een ieder den « weg van Regten openftellen, omtrent » al het geen waar in hy, ten aanziene « zyner Vryheid , Regten , of Privile>» gien, rnogte oordeélen bezwaard of be» nadeeld te zyn; en Wy, derhalven, » Ons nooit zullen onttrekken, om alle „ rechtmaatige klagten van onze Op- en „ Ingezetenen, van wat Rang of Staat, » die ook zouden mogen weezen, wan»> neer die van dien aart zyn, dat zy on» ze onmiddelyke tusfchenkomst vorde« ren, te hooren; maar, in tegendeel, « ook als nog, onder inhcefie van onze „ Publicatie van den zes en twintigften ,-. October mdccxxxvi (*), aan elk » en een ieder de vryheid geeven, om » alle hunne klagten, over zodanige zaa» ken, die, of geene voorwerpen der ge„ woone Juftitie zyn, of, uit hoofde van „ de opkomende omftandigheden, niet dan „ bezwaarlyk door den gewoonen weg „ van Regten kunnen worden uitgemaakt, ,, in onzen fchoot te brengen; mits zulks » gefchiedde op eene aan Ons Souverain ,■> verfchuldigde wyze, terwyl wy eenen „ ieder verzekeren, dat wy nooit zullen „ naa- (*) In deeze Publicatie leest men, onder andere , M Alle Particulieren, buiten Ampten en Steden, haarby „ Request addresfeerende aan den Landfchappe, zullen „ niet mogen gebruiken de woorden Vertoonen,R.epre~ „fenteeren, of riicrgelyke ; maar de woorden Geeven w met refpect te kennen, Suppl'iceeren , en dusdanige." Zie het Groot Gelders Plakaat boek UI. D. bl. 564. enz. XXXIII. BOEK.  i4o VADERLANDSCHE XXXIII. boek. 1786. » naalaaten, om 's Lands waar e Vryheid, " en die van alle onze Op- en Ingezete»» nen, door alle die Magt, welke Ons " van God verleend is, te handhaaven; " ten weiken einde Wy dan ook, by voort" dunringe, aan een ieder de vryheid gee" ven, om zich over 't geen hera, inp voege voorz. in zyn Perfoon, Goed » of Huisgezin aangaat, aan Ons, onder » zyne bloote Naamtekening te mogen »> melden; Wy niet te min, tot ons leed» weezen, by de ondervinding hebbende » moeten zien, hoe deeze onze geneigcl* " heid, om niemand in het te onzer Ta» fel brengen van zyne Verzoeken in " eenigen opzigte, te belemmeren, door " de zulken, die, ter bereiking hunner » oogmerken, zich niet ontzien om de » eerwaardige naamen van Vryheid en » Privilegiën te fchenden , en op dee» ze wyze de menigte te verllrikken, » wordt misbruikt, Ons, derhalven ge'> noodzaakt hebben gevonden, tot voor.> kominge van verdere misleidinge onzer » rechtgeaarte In- en Opgezetenen, te » ftatueeren, gelyk v/y wederom zyn » doende by deezen: „ Dat Wy wel expresfelyk verbieden, » zo in de Steden als ten Plattenlande, „ het rondloopcn met Requesten om de„ zelve ter Tekeninge aan te bieden, of „ het leggen van dezelve ten dien einde, „ in Herbergen, of op andere plaatzen, en zulks zonder onderfcheid, waar toe » zodanige Requesten mogten gerigt zyn, en voorts verklaaren; „ Dat  HISTORIE. 141 it Dat van nu voortaan geene Reques-: » ten of Verzoekfchriften zullen worden 1 », aangenomen, wanneer die, 't zy on-■ „ middelyk op den naam, het zy by rem prefentatie, door meer dan zes Perfoo„ nen, niet van één Gedacht weezeade, „ en derzelver onderlinge belangens njec „ betreffende, aan Ons ingediend wor„ den: ten ware zodanige Requesten be„ hoorlyk pro ftilo zyn getekend door „ een Practizyn aan wien, binnen deeze „ Provincie de Praktyk is toegelaaten, „ en die binnen dezelve woonagtig is; „ met verdere verklaaringe, dat, gelyk „ zodanige Verzoekers voor den inhoud „ hunner Requesten verantwoordelyk bly„ ven, Wy ook zodanige Practizyn* voor „ den inhoud van de aldus by hun gete„ kende Verzoekfchriften mede in de „ eerfte plaats verantwoordelyk houden." Eene allerhevigfte tegenkanting ontmoette deeze beraamde Afkondiging, niet van eenige maar van veele Staatsleden. — Uit het Kwartier van Nymegen verzetten zich daar tegen de Heeren M. van BaONCKHORST, E. J van NyVEN' he 1m tot Wiel, B. van Nyvenheim tot Douth, en j. van Lynden tot Ol tien aller Junior -—■ uit dat van Zutphen de Heeren R J. van der Capellen tot di Marsch, F. B. van der Capellen tot Rysselt, B. j. Ver steege, en W. A. dï Roode vaï< Heeckeren uit dat van de Vt [XXIII. SOEK. ■.7Z6. Staatsie* den die'er zich tegen aankanten.  14a VADERLANDSCHE XXXIII. boek. 170. Tegenverklaaringenvan verfcheideStaatsleden. ': 1 c luwe de Heeren H. W. J. van Lynden tot Oldenaller, J. H. van ZUYLEN van NlEVELOT, G. W. van ZfJYLEN van NlEVELDT, J. C. van Eck, en J. H. P. E. van Re nes se van Wil p tot Camperbroek; als mede, wegens de Stad Hattem de Burgemeester Westerveld, en wegens Elburg, de Burgemeesters Rouwen hof en S els. Ook de Heeren Capellen tot den Boedelhof, Pallandt van Keppel en Rouwenoort tot den Ulenpas, raaden om dit ftuk te laaten liggen; de Afgevaardigden der Stad Nymegen weigerden daar in mede te ftemmen. Dan de vereenigde poogingen deezer Regenten fpanden te vergeefsch de kragten in om eene Afkondiging te weeren, die de Meerderheid der Staatsleden doordrong dat zou gefchieden. Dezelve ging, egter, niet voort zonder de fterkfte Tegenverklaaringen van rier Edelen in het Nymweegsch Kwartier ran de Heeren B. J. Versteege en W. A. van Roode tot Heec keien en een allernadruklykst Vertoog ran vyf Edelen uit het Veluwfche Kwarier. Met deeze alle op te haaien zouden vy de kragtigflre taal, vol bekommernisfe, >ver 't geen uit het voort- en doorzeten dier Afkondiging , in dit Tydsgevrichte, ftondt gebooren te worden, doen woren; eene taal die, wat den groad Ier zaake betreft op 't zelfde neder kwam; dan    HISTORIE. 143 dan wy zullen ons de moeite van het affchryven en onze Leezeren het verveelende der eenzelvigheid befpaaren, door geheel aan te voeren , wat de Ridder van der Capellen tot de Marsch, in zamen Stemming met Jonkheer van der Capellen totRyss e l t , daar op hadt in te brengen. Een ftuk 't welk niet alleen door allen van zyne Partye in Gelderland; maar door geheel Nederland, in zo verre het der Grondwettige Herftelling toegedaan was, werd toegejuicht, en alles wat de andere Gelderfche Staatsleden gezegd hadden, hoofdzaaklyk in zich vervangt (*). Van der Capellen tot de Marsch uitte zich op deezen trant; „ Edel Mogende Heeren! Daar ik eer„ gister i by het hooren leezen, zo van het „ Advys der Mombers, als van het Hof „ Provinciaal, en van de by het zelve „ geconcipieerde Publicatie, tegen rusti„ ge en vreedzaame Ingezetenen , reeds „ onderlcheidene gewaarwordingen van „ verbaasdheid en verontwaardiging heb „ ondervonden, wil ik niet ontveinzen, U dat dezelve niet weinig vermeerderd „ zyn by eene bedaarde overweeging van „ een en ander. lk heb U Ed. » Mogenden, toen gebeden en gefmeekt, „ om (*) Wie de andere Tegenverklaariii[rn wenseht te leezen kan ze bycen vinden in het Gcfenkbcek voor dt Previacït Qtlderïarrd bl, 147—^5 3- XXXIIL BOEK. Tegenverk ia a ring van van der Capelllbmtot de Marsch.  XXXiU HOEK. I7M 144 VADERLANDSCHE » om eens te willen inzien de gevolgen * « die uit zulke llrenge maatregelen, in " deeze dagen, tegen Ingezetenen, die " te recht over fchreeuwende grieven » klaagen , te wagten zyn. Tot myn » leedweezen is op myne Remonftrantien » niet gelet geworden j in tegendeel de » drift en verhaasting, welke ik heb zien " in 't werk ftellen om aan deeze Voor» fchriften van Vervolging eene Sanctie » te geeven, hebben op my zulk eenen >> diepen indruk gemaakt, dat dezelve »' my hebben aangemoedigd om my daar » tegen te verzetten, met dien ernst eu « dien moed , welke, vooral in deeze da«■> gen, het kenmerk is, waar aan de waare » Vaderlands- en Volksvrienden moeten » getoetst worden, uitmaaken. „ En, offchoon ik reeds hebbefpeurd, » dat de Meerderheid deezer Vergade» ring den weg van Geftrengheid zal in,■, flaan, ben ik te meer aangezet gewor», den om U Ed. Mog. zo veel de kort„ heid des tyds my heeft toegelaaten, « de gronden van deeze myne üppofitie „ open te leggen. „ Ik vraage, gelyk ik meermaalen te „ deezer plaatze gevraagd hab, welk „ eene misdaad 'er begaan is door het », eerbiedig voordfaagen aan U Ed. Mog, » van de Grieven en Bezwaaren, waar „ over door geheel Nederland een nood» kreet gehoord wordt, omtrent een be„ ftuur van zaaken, waar tegen de uota» belfte Leden van het Bondgenootfchap „ zich  historie; 145 » zich hebben verzet? Was die niet ge» fchaapen om onze braave Ingezetenen » mede te doen ontwaaken tot eenen Re* » curfas ad PrincipemH*)- Daar, al ware >, het ook onder den geweldigften Alleen« heerfcher, den Ingezetenen het wel» of kwalyk vaaren van het Vaderland „ niet onverfchillig kan of mag zyn; en zouden dan, in dit Land, de Naneeven? „ van de Overwinnaars van Philips, „ zich hebben moeten laaten welgeval.» len, eenen toeleg, die ten haaren ver- derve ftrekte, en die byna tot v©lko„ menheid gebragt was, te zien ten uit„ voer brengen?" Was de verraaderlyke. „ Directie in den jongften Oorlog met „ Engeland, het verfpillen van 'sLand „ penningen, die alleen door het zweet „ en bloed van Ingezetenen worden opv gebragt; het verwaarloozen van het „ Defenfie-weezen, zo te water als te „ land; de gebleekene uitwerkingen van „ Eigenbelang-zoekende Regenten, en „ dan het zedert Jaaren overlegd voor„ neemen om de Overheerfching op den. „ Throon te zetten, voor de Ingezete„ nen van Gelderland onverfchillig? Wie „ kan een Vriend des Vaderlands bly„ ven en tevens durven flaande houden, „ dat alk deeze Grieven en Bezwaaren den „ In- <■*) Dit betekent hier een toevlugt tot Riddsrfchap en Steden, die de Suaten des Furftendoms Ge/re e» öes CraaiTchaps Zutphen veit:genwoqrd.igefl, X,II. DEEL-, K xxxm boek. 178^  Ï46" VADERLANDSCHE XXXIII, h g li K.. 17U6. » Ingezetenen niet direct zyn concernecrende, v en dat het niet van haare Competentie « zyn zou deswegen hy haare Hooge Over» heid om Her/iel aan te houden ? — God ■>■> bewaare ons, Ed. Mog Heeren! voor ■.» het aanneemen deezer verderflyke Stelling van den Hove, naamlyk, dat onze u Burgeren en Ingezetenen onbevoegd zouden ■>, zyn, om de oplettenheid van U Ed. Mog. » op te wekken omtrent zaaken, die enkel >i ter beoordeeling zouden ft aan van die gee„ nen aan welken die uit haar en Natuur, „ of uit kragt der Wetten, zouden zyn aanbevolen; gaat deeze Stelling door, als dan heoben onze Voorvaders zich ten >> onregte tegen hunnen wettigen Heer, „ den Koning Philips verzet! Te ver„ geefsch zal daarom deeze lydende ge„ hoorzaamheid in het midden onzer ver„ kondigd worden; met al wat in myn „ vermogen is zal ik dezelve beftryden, „ en veel liever zal ik, met myne braave „ Medeburgers, tot uiterftenovergaan dan „ my hier aan onderwerpen. „ Het voorgeeven, by het Advys van „ den Hove, als of de meeste der Onder„ tekenaaren onkundig waren geweest, en „ onder de geringflc Clasfe van Ingezetenen „ behoor en , is zo opmerkenswaardig (*) „ voorgedraagen, dat hetzelve geen res„ contre noodig heeft; en hier toe be- „ hoort (*) In de eerfte leezing ftondt zo )nfidlet:s en ter kwaader trouwe. Mem. van den licere van be . Marsch bl. 334.  HISTORIE. 14? M hoort mede het gerapporteerde omtrent », de gedaane Perfecutien tegen de On„ der;ekenaars, die zeker voldoende wav, ren, om, voor dat oogenblik, zommi„ gen angst en vreeze aan te jaagen. „ Zie daar dan' onze Ingezetenen, „ Edel Mogende Heeren! ltraffcbuldig „ verklaard, egter niet zodanig of dezel„ ve zouden zich op de Genade van U -„ Ed. Mogenden kunnen verlaaten; maar „ verre is het dat zy die zouden te wag„ ten hebben omtrent het Verzoekfchrift „ tot Revifie en Redres van het Reglei, ment van Regeering, dat, naar de ver„ zekering van den Hove, de ganfche „ Fundameuteele Wet en Conltitutie van „ Regeering zou uitmaaken, en dat in„ tusfehen, naar inzien der Onderteke„ naars, met de eigen woorden, welke „ ik herhaalde reizen aan U Ed. Mog. j, heb voorgedraagen$ als zo geweldig te„ gen onze oorfpronglyke Conftitutie aan„ drui/ihende, op den duur niet zal kun„ ncn beft aan! en al verder, dat de Be{, (luiten der Staaten, buiten de toeftemming „ des Volks, geene Wetgecvendz Magt kun„ neu verhygen (*). Woorden , Ed. Mog. U Heeren! mede door my en andere Le1, den deezer Vergadering gebezigd, en „ waar in de Momber en Stibfiftuut Mom5, ber oordeelen te leggen opgeflooten, ,, eetié (*) Ziehet door 0:15 opgetekende, betreffende dessc uitdrukking, hier boven bl. 130, K 3 xxxiit BOEK.  i48 VADERLANDSCHE XXXIII. boek. 1785. , j 1 t 1 ! 1 , eene ingreep in U Ed. Mog. Souveraini* , teit en Ploi/gheid, en waar omtrent dezel, ve verzoeken mits dien geauthorifeerd te , mogen worden, om tegen de meest fchul, digen de voornaamfte Fauteurs en Dry, vers enz te procedeeren, naar behoor en. „ Onverfchrokken zal ik daar om af, wagten, wat tegen my zal worden on, dernomen; en, daar ik niets anders , dan het Salüs Publica beooge, welke , zonder de behoudenis van Regten, die , in onze Conftitutie geradiceerd zyn en , blyven, niet kan beftaan, confidereer , ik de Stellingen, als of de Magt, wel, ke U Ed. Mog. uitoefenen, niet uit , den boezem des Volks ware ontleend, , als {trekkende tot Renverfement van bn, ze onveranderlyke Conftitutie en Forme van , Beft uur, die geene andere dan eene , regeering by representatie , kan geheugen,* daar, integendeel, door 1 de grondlegging van dat Syftema, eene , onbepaalde Ariftocratie in 't midden , onzer, ftaat ingevoerd te worden, waar , door en Burgers en Ingezetenen, in , dit Gewest, in een oogenblik, tot ee, ne Slaaverny, erger dan die van eenen , Venetiaanfchen kruipenden Onderdaan, , verweezen worden, die ten minften , voor geene Monarchaale inmenging, , zo als wy in 't midden onzer onder, vinden, behoeft te beeven. „ Neen, Edele Mogende Heeren! hoe i vast men ook moge waanen die kete, nen thans geklonken te hebben, Bur- » ger3  HISTORIE. 149 * gers en Ingezetenen, dien het Bataaf„fche Bloed "al kookende door de aderen » vloeit, zullen nimmer hunne vrye hal,> zen onder dezelve bukken. „ Het zal hun aan geen middelen man„ gelen om dezelve te verbreeken: zy verlaaten zich, in de eerfte plaats, op ., den God hunner Vaderen , door wiens » hulpe zy veel fterker kluisters hebben weeten te verbryzelen; en zy vertrou» wen op hunne Bondgenooten, die by » het aangaan der Unie zich onderling „ verbonden hebben, om met Goed en „ Bloed eikanderen, by de duurgekogte „ Vryheid, Regten en Voorregten te „ handhaaven. Geene vertooning , „ van eene Militaire Magt zal hnn m „ deezen affchrikken; zy verlaaten zich „ mede op de Menschlievenheid, Braaf,, heid en Vaderlandliefde van de zulken, » die in menigte onder onze Armée gevon„ den worden; die, als hetzelfde belang in het behoud van het Vaderland, van » Regten en Voorregten, met hun heb- bende, verre af zyn, om zich tot On„ derdrukking en Voortzetting van ilaaf» fche oogmerken te laaten empluieeren. „ Mogte dit alles, U Ed Mog. tot » nadenking brengen! en liever doen over» gaan, om, ingevolge van het wederom „ op deeze Vergadering, fchoon buiten m Deliberatie gefteld, eerbiedig en fmee„ kend Verzoek van voor U Ed. Mog. „ yverende Ingezetenen, met ter zyde n Helling van eene Publicatie, die ons K 3 „ waar- ïoek. [786.  ï^a VADERLANDSCHE XXXM. BOE IC. 17$$ » waarlyk dé Bloedplacaaten onder der, » Dwingeland Philips herinnert, om, » zeg ik, een bezaadigd onderzoek van » alles wat (trekken konde tot verbete» ring van onzen inwendigen ftaat, by » de hand te neemen; als het eenigfte » middel om het geftoord Vertrouwen in »-het midden onzer te herftellen, en om » de Liefde des Volks tot U Ed. Mog, s> te doen wederkeeren. „ Ik fnveek, Edele Mogende Heeren! »i dit alles nog eens ryplyk te overwee» gen! Laat ons den inborst en het cha» racter van onzen Landaart niet uit het » oog verliezen; van de vroegite tyden » was door Geweld by Nederlanders niets » te doen; dit zelfs kende de heersch» zugdge Ca rel de V, wanneer hy, » by het overgeeven der Nederlanden , » zynen Zoon, den wreveligen Philips, » onder 't oog bragt, dat de Inwoonders ■>■> deezer Gewesten wel geleid, maar niet „ gedwongen wilden worden (duci volant „ non cogij waren zyne woorden. ,, Wanneer ik dan den geheelen toe» ftand van zaaken in Nederland over» weege, en gadeflaa, hoe zeer men tot ■>■> heden met tegenkantingen, te worfte„ len hebbe, is het zeker, dat eene Grond? ■o zvettige Herftelling eens zal plaats gry» pen- „ Het Volk van Nederland wil en zal „ het oorfpronglyke doen herleeven; dat » voorzeker geen Stadhouder met eene a onbepaalde Magt kan dulden. Wie van jj ons  HISTORIE. 151 * ons kan ontkennen, dat wy ons, door 5 „ het Regeerings Reglement, dat öawet- 1 „ tig en met geweld is ingevoerd, in „ zulk een geval bevinden, en dat dit „ onbepaalde Gezag onze vrye Dehberatien ondermynt, op dezelve, al zeer „ dikwyls, den gevaarlykften invloed „ heeft, en ons fteeds zal blootftellen » aan verdeeldheden, fcheu-ringen, en aan. ., het verwaarloozen van de eigenlyke » belangen des Volks? „ Het hangt nu van ons af, Ed. Mog. » Heeren! om daar in te voorzien, de „ Conftitutie op haare oude Fundamen„ ten te herftellen, het Stadhouderfchap „ te bepaalen, op eene wyze, dat, die „ hetzelve bekleeden, zo zy willen, on„ der de gelukkigfte der Menfchen zul- „ len gerekend worden. En, even- „ wel, Ed. Mog. Heeren! wordt dit ge„ lukkig en gefchikt oogenblik niet alleen „ verworpen; maar zeifs toonen U Ed „ Mog. zich ten eenemaale afkeerig, er „ wel op eene wyze, die ik voorzie „ dat, zo U Ed. Mog. daar by volhar „ den, derzelver Naamen gewis niet ii „ zegening zullen gefteld worden. „ Mogten deeze myne lnftantien ftrek * ken, om ten minften U Ed. Mog. to ftaan te brengen, en te doen bellui „ ten, om, in de eerfte plaats, mets t „ onderneemen, wat ftrekken kan, ot „ het misnoegen onzer Ingezetenen aa „ te zetten, en om dezelve verder t ,. irriteeren: daar zv niet onbewust kur K 4 >» «e [XXIIÏ. O E K. 786. I L t 1 1 e tl  15» VADERLANDSCHE XXXIII. BOCK. 2?U. » nen blyven van Hoogstderzelver onbe» " reidvaardigheid, om eene Voorziening " te haarer gerustftelling, zo als ik U Ed. » Mog. heb voorgedraagen, daar te ftei« » len; ten einde zy ten minften niet bloot» gefield bleeven aan vexatien en kwel lingen van woeste en opgezette Mili» taken; zo als wy, onder anderen, te» gen die geduldige en voorbeeldige >» Arnhemfche Burgery hebben zien ge- * beuren; zonder dat, tot voorkoming ' en fluiting van de aldaar gepleegde > euveldaaden , by tyds, en 'met dien » ernst, die met de veiligheid van Stad » en Burgery overeenkwam, is gezorgd > geworden. „ Mogten myne gegronde apprehen- > fien van een toeneemend ongenoegen > en gemor onder onze zich zelve niets . kwaads bewuste Ingezetenen, ook by . U Ed. Mog. plaats hebben! als dan » zouden U Ed. Mog. zulk eene Publi. catie gevaarlyk en van de fchroomlykfte . gevolgen oordeelen te zyn. „ Dat U Ed. Mog. aan onfchuldige . Burgers en Ingezetenen, die geen an. dere misdaad bedreeven hebben, dan . U Ed. Mog. in grooten getale, klaageni de en eerbiedig te naderen, tot bevor, dering van rust, tot herftel van een. dragt, en tot eene verbetering van zaa- • ken, gegrond op de" waare Conftitutie, , intusfchen wel eene Amnestie hebben , willen verleenen, is hoonend en beledi. gend voor onze braave Ingezetenen,* „ daas  HISTORIE. 153 * daar geene misdaad is kan ook geene .» Vergeeving plaats hebben! „ Onze Ingezetenen, hoe onkundig „ die door U Ed. Mog. ook mogen ge,, houden worden, zullen den toeleg in *» deezen wel bezeffen! En wie ziet niet, m dat, met de fchoonstfchynende bewoor„ dingen, het zwaard te gelyk tegen haar » ftaat uitgetoogen! Doch te vergeefsch >, verwagten U Ed. Mog., dat die vol» yverige Ingezetenen, hoe zeer zy by „ U Ed. Mog. ten opzigte van de hoofd» begeerte hunner lnftantien, geen heul » of troost meer te wagten hebben, hier » door zullen afgcfchnkt worden, om niet, op eene bedaarde en weloverlegde „ wyze, voort te vaaren, om dat geene „ te erlangen, dat zy te vergeefsch, hoe „ onderdaanig, hoe fmeekend ook, uit„ wyzende de laatst ingekomene agter „ den bank geworpene Requesten, by U „ Ed. Mog. zoeken. ' „ Daar het zeker is, dat het Regie„ ment van Regeering van mdccl op „ den .duur niet zal beft aan ^ had ik, in „ de tweede plaats, gewenscht, dat U „ Ed. Mog. ingevolge myne, ook door „ andere Leden herhaalde, voorftellingen, „ die door duizenden, waar onder veelen „ der notabelfte en kundigfte onzer ln„ gezetenen, zyn onderfteund geworden, „ en die daarom ook de Volksftem heb„ ben uitgemaakt, doordien die ftraf„ waardige en onbetamelyk te werk geK 5 „ ftelde XXXIIIï boe k.  154 VADERLANDSCHE XXXIII. DOEK. 1786. (*) Zie onze Vadert. Hht. X. D. bl. 340. » fielde poogingen der tegenftreevers (*} » (waar van het Hof Provinciaal niec > gelieft te gewaagen,) niet hebben op- • genomen, en dus verre weg het groot- > ile, kundigfte en beste gedeelte onzer » Inwoonderen moet gehouden worden, . ftilzwygende in die der Ondertekenaa» ren, te hebben ingeftemd; dat, zeg ik, • U Ed. Mog., ingevolge de aangetoogene Voorftellingen en Verzoekfchrif- >> ten, hadden beflooten tot het benoe>, men eener Commisfie om te onder» zoeken, in hoe verre het gemelde Re>, glement met de waare Conftitutie dee* ., zer Provincie ftrydig is; en om eens ., te gelyk met den lleere Erfftadhouder, die zich hier toe heeft aangeboden, te » werken tot verbetering van onzen ln>, wendigen Staat: als dan zouden U Ed. „ Mog. onze getrouwe Ingezetenen heb„ ben gerust gefield; als dan zouden ui* „ terften, waar voor Hoogstdezelve moe» 5. ten beeven, by tyds, zyn voorgekomen. „ Dit alles overweegende heeft my, met » nog eenige Leden van Staat, doen over„ gaan om den Heer Erfftadhouder, by „ eene gemotiveerde Misfive, nader aan te maanen, om op deeze Vergadering, „ ingevolge zyn er toegezegde aanbiedin7, gen, te willen concurreeren tot Redres ., van zaaken; wy hebben de noodzaak- » iyk-  HISTORIE. ï55 t* lykheid van dien nader aan U Ed. ** Mog voorgedraagen; doch alles te verft geefsch: zonder dat wy, in onze Kwa» liteit, als Leden van Staat, eenig antn woord van den Heer Erfftadhouder » hebben mogen ontvangen (*). ,, Wy lpreeken daarom als in de woes„ tyne! U Ed. Mog. vergenoegen zich » enkel met te zeggen , Het Reglement » ééns bezworen , wordt by Ons begreepen « te zyn het waare éénig Fundament van „ Regeering/ lk heb my reeds een en i, andermaal hier over in deeze Ver„ gadering geëxpliceerd, en ik herhaale » nogmaals geene andere Grondwetten van Regeering te kennen , dan die. „ ingevolge den Eed, welken wy allen, by het aanvaarden onzer Posten, hebi, ben afgelegd, op de Regten en Pri*, vilegien, met den aart van een vry er „ onathangelyk Volk overeenkomende, „ gebouwd zyn. Het Salus Populi is er * blyft by my de hoogfte Wet; dat de „ aan ons opgedrongene Forme van Be » ftuur hier aan den toets zou kunner „ doorftaan, zal door niemand van U Ed „ Mog. kunnen ftaande gehouden wor „ den. „ En, wat meer is, uit welk oogpum „ zal, by ieder Onpartydigen, dat Regee „ rings Reglement befchouwd worden. „ daar het, ten bewyze van deszelfs on- » be (*) Zie enze Vadert, Bist, X. D. bl. 263. XXXIIL boek. 17M.  i56 VADERLANDSCHE XXXIII. Boek. ■ 17*6. « i ! 9 t 51 5! 5) r » beftaanbaarheid, byna in geen punten > of deelen, welke men evenwel zweert > en belooft te zullen naaleeven, is ag• tergevolgd geworden? „ En het was op deeze fundamenten » aangezien zo veel wederregtlyks, dat » ik reeds een en andermaal, aan U Ed. i Mog. verklaard hebbe, hetzelve te hou- den voor losgerukt, en buiten verbin- > dende kragt te zyn. En dit declareer » ik nog ten fterkften by deezen, zon- > der my te laaten affchrikken door alle » die ftrenge maatregelen tot manuien > van hetzelve, welke ik met veragting » aanzie, en daarom onverzettelyk zal » afwagten, wat tegen my zou kunnen » worden te werk gefteld. „ Neen, Ed. Mog. Heeren! deeze , Publicatie zal eene uitwerking hebben , recht ftrydig met het oogmerk van der, zei ver Dry vers , voor welker verant, woording evenwel al het facieufe, dat , van wegen een getergd Volk te vert wagten is, alleen overblyft. „ Ik befchouwe dezelve daarom als aantastende onze Conftitutie, als een Attentaat tegen dezelve, om onze duurgekogte Vryheid de hartader af te fteeken, voorts tot verguizing der Regten en Privilegiën; als een inbreuk doende op de Regten der Steden, waar voor die Gezanten, hier tegenwoordig, die. voor dezelve hebben geftemd, responfabel blyven; als ingerigt tot het fmooren der ftemnie van een vry Volk, dat ,* eg-  HISTORIE. 157 ». egter, men doe wat men wil, niet tot „ zwygen te brengen zal zyn, zo dra „ het om deszelfs dierbaarfte panden van „ Vryheid en Voorregten te doen is, en „ daarom ook wel zal toonen, tot behoud „ van het een en ander, niet van het „ bloed hunner Vaderen verbasterd te zyn. • „ En, op dat ten eeuwigen dage zal „ kunnen blyken, dat ik myne Stem niet „ tot het vastftellen van zulk een Initru„ ment van Overheerfching heb willen „ geeven; maar my daar tegen ten fterk„ ften hebbe verzet en geprotefteerd, „ begrypende dat deeze geconcipieerde „ Publicatie, als vernietigende de Regter „ en Privilegiën , niet eens by U Ed. w Mog. by overftemming kan worden gea ftatueerd; met verdere verklaaring, da) ,, ik dezelve, om alle de geallegeerde re„ denen, houde voor informeel, onwet„ tig en van onwaarde; alle de onvermy„ delyke nadeelige en pernicieufe gevol „ gen voor deeze Provincie en derzelvei „ lnwoonders by deezen buiten myne „ verantwoording Hellende: zo wil ik mj „ wel expresfelyk voorbehouden, om ter „ allen tyde, totmaintien, tot voorftanc „ van Regten en Voorregten, te zullet ü doen, als ik naar omftandigheden var „ zaaken zal vermeenen te behooren; ei „ in fpecie, om van dit myn Protest zo „ danig gebruik te maaken, als ik to „ myne volledige decharge noodig za „ oordeelen, het efficacieuste te zyn, ei „ waar toe ik, iri de eerfte plaatze, in xxxia BOEK. ► l l t L [ L  ï$8 VADERLANDSCHE XXXIII. boek. \7?>6. Scherp Motto boven deeze Tegenverklaaring geplaatst. „ gevolge van myne gedaane referve^ „ eifche dat hetzelve in de Kwartiers Re„ cesie worde geinfereerd." Deeze Tegen verklaaring, welke, nevens de andere, niet weinig aandoenings, fchoon geene verandering ter Landichapsvergadering baarde, voerde, althans zo als wy dezelve in de Bylaage der Memorie van den Heere Capellen tot de Marsch aantreffen, een Motto, te vinden by Salustius, (in Fragm. Hist.") uit de Redenvoering van ^Emilius Lepidtts tegen Sylla, gehouden tot het Romeinfche Volk, 't welk 's Ridders gevoelens korten kragtig uitdrukt, en niet kon misten de gemoederen van Party met bitterheid te vervullen, door den Ridder zelve dus in 't Nederduitsch gevolgd. — Ook hebben eenige laage werktuigen zyner Heerschzugt zich gefield in de bezittingen der onfchuldige/menigte, als de loon hunner euveldaaden. Eén Mensch alleen befchikt willekeurig over de Wetten, over de Regtspleepngen , over V Lands Schatkist, over den Godsdienst: hy gebiedt over 't leeven en dood zyner Medeburgeren! Hoe veelen zyn, op zyn bevel niet opgeofferd! En hebt gylieden rh heilige Begraafplaatzen zelve niet befmet gezien met Burgerbloed? — Schiet 'er voor Heden, die hunne eigene waarde kennen, thans vel iets anders over, dan zich manmoedig. >an alle die onderdrukkingen te ontflaan, yf roemrugtig te flerven ? Allen moeten w}' hoch evenwel, naar den'loop der Natuare, idt lot eens ondergaan, al wkrd ons leeven ook  HISTORIE. 15-9 tnk met uitgetoogene zwaarden bewaakt; en . het duidt eene lafhartige ziel aan dal uiter-: fte ftil af te wagten, zonder kragtdaadig op de behoudenis zyns Vaderlands bedagt te zyn (*). Was de pooging om den Stadhouder ten laatstvoorgaanden Gelderfchen Landdage te verzoeken, zonder vrugt afgeloopen, gelyk de Heer van der Capellen tot de Marsch, zich des beklaagt, die mislukking fchrikte hem niet af om dit te hervatten, en tot het bywoonen van den tegenwoordigen Landdag zyne Hoogheid uit te noodigen. Naauwlyks was dezelve geopend, of een Brief door deezen Ridder gefchreeven, endooi twee Edelen uit de andere Kwartieren, te weeren E. J. van Nieuwk erken gen. Nyvenheim, en uit naam van den toen afweezigen G. W. van Zui' len van Nieveldt, ondertekend, werdt aan den Prins afgevaardigd. ^ Z\ herinneren in denzelven het oogmerk er den inhoud huns voorigen Verzoekbrief en geeven te kennen, hoe zeer zy ver won (*) In 't oorfpronglyke. Et plebis innox': patrias fedes occupavere pauci fatellites, mercedc: fcelerum. Leges, judicia, jerarium, provincise , rege; penes unura ; denique necis civium et vitse licenti; Simul humanas hoftitias vidiftis , et fepulcra infeél fanpuine eivili Estne viris reliqui aliud , qum folvere injuriam, aut mori per virtutem? Quoniai quidem unum Omnibus finem natura vel ferro fept ftatuit, ncque quisquam' extremam necesfitatem nih aufus. nifi muliebri ingenio , exfpc&at. Mem. ve dan Heer Capew-Sn tot de Marsch f>l. 332- ÜCXIIk 5 O EK. 1786. Zyne Hoogheid tot het byvvoonenvan den Landdag uitgenoo dan vertrouwen op Uwer Doorl. Hoog» heids gemanifesteerd verlangen, en daar » om houden' wy ons volkomen verze» kerd van Hoogstdeszelfs empresfement » om op den thans begonnen Landdag » wel te willen overkomen: wanneer wy <■> ons vleijen , dat door Hoogstdeszelfs »» invloed, op zo veele Leden der Ver» gaderinge, die tot heden toe naar gee» ne voorilagen hebben willen luisteren, „ om te helpen definieeren wat eigenlyk „ tot de waare Conflitutie van Rcgee,1 ring deezer Provincie betrekkelyk, en, „ tot het verbeteren van onzen Inwendi„ gen Staat, noodig is, het daar heenen „ zou kunnen worden gedirigeerd, dat de zo menigvuldig ingefloopene misbrui„ ken en plaats hebbende verkeerdheden, ;» naar den waaren aart onzer Conftitu- »  HISTORIE. ï5i »» tie, tot vermeerdering van het welzyr >■> des Volks , op eene wyze, overeen » komftig met Uwer Doorl. Hoogheids 3> duure verpligting, dat is, ter bevorde' » ring van de belangen van het lieve » Vaderland, zouden kunnen worden ge» beterd en herfteld. „ Uwe Doorl. Hoogheid, hier toe over.» gaande, gelyk wy vertrouwen , za.\ » Hoogstdezelve eenen ftap doen, zeden » lange by het Volk van Nederland ver- » wagt. En, in de daad, Doorl, » Vorst! de omltandigheden van zaaken 5, gadeflaande, daar Uwe Doorl. Hoog„ heid bereids eene reeds zo aanmerke„ lyke verwydering van het beste gedeel„ te van Nederlandsc'h Volk ondervindt, „ is het meer dan tyd, dat Uwe Doorl. „ Hoogheid niet met woorden; maar met m daaden toone, met hart en ziel te ver„ langen, om de Unie en de Rust in het „ Land herfteld te zien, en dat aan Hoogst„ denzelven niets meer ter harte, gaat., dan „ het geluk en de waare belangen van da ,> goede Ingezetenen deezer Republiek. „ Woorden nog onlangs , door . Uwe Doorl. Hoogheid, in Hoogstdeszelfs „ Misfive aan de Heeren Staaten van Holland gebezigd; woorden, gevolglyk, „ welke ons een zeker vooruitziet gee„ ven, dat Uwe Doorl. Hoogheid, met „ ter zyde Helling van alle tegen ftrydige „ Inductien, waar aan Vorften niec zel„ den blootgefteld zyn, doorflaande bly„ ken zal aan den dag leggen (al ware * XII. DEEL. L n XXXItt. doek. 1786".  *&2 VADERLANDSCHE XXXIÏI. 13 O EK. 1786. Deeze hadt geen gevolg. Oordeelvellingen daar over, „ het ook met Opofferingen van zaaken, „ welke, als ffcrydig met het geluk des ,-, Volks, nimmer by Uwe Doorl. Hoogj, heid of Hoogstdeszelfs Voorzaaten , „ Wettig zyn verkreegen,) dat het hèr- winnen van de agting en liefde van „ een vry Volk, voor Uwe Doorlugtige „ Hoogheid en Hoogstdeszelfs Naage„ flacht, niet onverfchillig zy." Hoe zeer de Schryver en de Medeondertekenaars verlangd en gewenscht hadden, dat deeze róndbönügi Taal, gelyk zy zelve die in 't Hot noemen, den Stadhouder mogt behaagen, onderging deeze Brief Hetzelfde lot als de voorgaande, en bleef onbeantwoord. — Dit herhaalde niet beantwoorden van eene zo fterk aangedrongene uirnoodiging, dit niet verichynen op den Landdag, was in veeier oog eene veel opziens baarende onverschilligheid , en werden niet weinigen hier door verfterkt in hun gevoelen, dat de aanhoudende weigering der Meerderheid van de Gelderfche Staatsleden, om tot de begeerde Herziening van het Regeerings Reglement de toeftemming te geeven, voornaamlyk moest geweeten worden, aan des Stadhouders ongezindheid om tot dat einde mede te werken. Zy hielden het althans daar voor, dat, indien het betuigde verlangen by zyne Hoogheid daadlyk by hem huisvestte, hem daar toe het beste middel was aangeboden, en het hem flegts eenen enkelen wenk behoefde te kosten, om, zo verre Gel- der-  HISTORIE; Ï65 (Ierland betrof, daar in geene verdere Svvaarigheid te ontmoeten (*> Anders oordeelden zy, die met den Graave van GoëRTZ in 't begrip Honden, dat de invloed van zyne Hoogheid op de Staatsleden van Gelderland veel minder te beduiden hadt dan men in 't algemeen geloofde (f). De taal door van der Capellen tot de Marsch en andere Staatsleden over de by Meerderheid vastgeftelde Afkondiging gevoerd, verwekte ongerustheid, wegens de veiligheid deezer Tegenkanteren ; inzonderheid vreesde men voor den eerstgemelden, en was bedugt, dat hem een zelfde lot over 't hoofd hing, als, weinig Jaaren geleeden, zyn Neef, Capellen tot de Pol in Overysfel trof, om uit de Staatsvergadering verbannnen, of nog erger vervolgd te worden. Wereldkundig was het, dat deeze Ridder door den Stadhouder werd aangezien voor een zyner grootfle Vyanden, die voorhadt het Stadhouderfchap over hoop te werpen, en hem, niet rnia dan den Ov:rysfclfchen van der Capellen, hieldt als de eer He oorzaak der tegenwoordige onlusten (■§). Deeze vrees (*) MerA. van Capellen tot de RIarsch Ij], '$(4 Sn 306". Gedenkboek voor Se/derland bl. 1 86—190, (t) Zie onze Vader. Hist. XI D. bL 360. (§) Het gedrag van''Jonkheer A. P. van peï Capellen, aan het Publicq door hem Zeilen t#0t %'Jegd bl. 3 en 5. L s xxxim boek. 1786' De Tegen-j kanters van het Staatsbeflült, en inzonderheid van der Capellen tot de Marsch „ van verfc heide Géhootfchappenbefcherming beloofd.  16*4 VADERLANDSCHE XXXIII. B O E K. vrees bragt te wege, dat een en andar Gewapend Genootfchap in den Lande, te meermaalen door van der Capelleis's tegenwoordigheid vereerd en aangemoedigd, of by 't welk hy als een fterk Voorftander bekend ftondt, hem, des noods, van fchut en fcherm verzekerden. Het Jaagercorps van Vrywillige Schutters te ffyk hy Duurjiede, onder de Zinfpreuk pro pace et bello, gaf hier van een voorbeeld, door hem te verzoeken, „ dat hy over alle deszelfs „ Leden zou befchikken, in alle tyden, „ wanneer hy het noodig zou agten." — Verfcheide andere Genootfchappen volgden dit voorbeeld. Dat voor vaderland en vryheid te Leyden verklaarde deszelfs zaak zyne zaak te zyn, „ en dat men een Attentaat op zyn Per„ foon, als een Attentaat op de Burger„ lyke Vryheid, • als den aanvang eener Overheerfching, gelyk aan die van " Philips den II. zou aanmerken, en " te keer gaan. Dat men zyn Hoog " Welgeb. in dien gevalle, volgens het ! eerfte Artykel der Unie van Utrecht, * met alle mogelyke en behoorelyke mid" delen, ja met Lyf en Goed, helpen, handhouden, ftyven en fterken, ook *\ befchermen en befchutten zoude tegen " allen en iegelyk, wie en hoedanig die ' mogten weezen." — De Leden van de Schuttery de Kloveniers Doelen te Dordrecht betuigden „ gereed te zyn, om,wan„ neer de nood zulks vorderen mogt,  HISTORIE. 165 r„ zyn Hoog Welgeb. , als den Vader: „ der Vryheidsvrienden, als den Vriend des Volks, te befchermen, of aan zy„ ne zyde te fneuvelen." Uergelyke toezeggingen deeden die van Delft, van Woudrichem en andere Plaatzen. Allerflerkst klonk de Brief uit last der Gecommitteerden ter algemeene Provinciaale Vergadering der Gewapende Bnrgercorpfen der Steden en het Platteland van Holland, aan den Leydfchcndam zarnengekomen door den terw. Fd Ad. van der Kemp, als Secretaris opgefteld, en afgevaardigd aan den Heer Capellen tot de Marsch en de vtrdeie Gelder/che Staatsleden, die zich tegen het beraamen en vastftellen der Publicatie verzet hadden. „ Met," in deezer voege boezemen zy hunne vuurige meening uit, „ met die billyke veragting en veront„ waardiging, welke elk weldenkend In„ gezeten deezer Republiek de Refo„ ïutie , op den laatften Gelderfchen Land„ dag genomen, heeft ingeboezemd, „ doordrongen , daar deeze eene gebil„ lykte wraak in het hart van eiken Vry„ heidsvriend moest onttteeken. daar de „ Vryheid door zulk eene Refolutie en „ Publicatie na het hart geftooken, en de „ Stem des Volks gefmoord wordt, heeft „ deeze Vergadering der Gewapende Bur„ gercorpfen der Steden en het Platteland „ van Holland niet willen afzyn U H. „ Wel Geb. Geftr. en de ganfche Natie „ te toonen van die daad mede te houL 3 » den, SXX11I: 3 o EK. Brief van de ProvinciaaleVergaderingder Burger-corpfen in Bol. land aan Capellen tot d£ Marsch.  x66 VADERLANDSCHE XXXIII. boek. „ den, gelyk U H. Ed. WelGeb. Geftr. „ in derzelver alleszins lofwaardige Pro„ testen zeggen te zyn, geheel ftrydenii de tegai de Conftitutie deezer Provin„ cie en duurgekogte Vryheden des Volks, ,, het welk de grootfte Dwingelandye te „ helder aan den dag ftelt, en ten eene,, maale onbeltaanbaar is, met des Volks >, geltaafde Regten. —- Ja, Hoog Wel ,j Geb. Geftr. Heeren! wy befchouwen „ die Refolutie en Publicatie als een re„ gehechte inbreuk op de Vryheid en i, Voorregten onzer Gelder fche Medebroe„ ders, als een Attettaat op die Vryheid, r, voor welker verkryging onzer Vade„ ren bloed ftroomde. ,, Zo zeer wy verontwaardigd waren ,« over die geweldige Demarche van de „ Gelderfché Dwingelanden, zozeer moest „ zich de ganlche Natie verheugen in „ het Gedrag van U H. Wel Geb. Geftr. i, die, als egte Vryheidsvrienden, toen de „ Heerschzugt dreigde ten zetel te ftygen, „ om dan, naar willekeur, te heerfchen, » en deeze Natie in ketenen, nog zwaarder „ dan die van Philips den II. te klinken, „ U daar tegen hebt durven verzetten. ,;, Hier door zyt gy der Liefde, der „ Hoogagting der Eerbiediging van elk s, egt Vaderlander waardig geworden; j, hier door zyt gy tot den daadlyken f, byftand van gansch Nederlands Volk „ by eik opkomend gevaar geregtigd, s, en daarom rekent deeze Vergadering ,» het zich even zeer tot eer , als het „ zulks  HISTORIE. 107 * zulks van haaren pligt oordeelt. V H. „ Wel Geb. Geftr. haaren welmeenend„ ften en opregtften dank te kunnen beft tuigen. „ Gelyk wy onze Vertegenwoordigers „ zullen verdeedigen tegen allen geweld, hun om het voorftaan der goede zaa„ ke aangedaan, voornaamlyk de zulken, „ welke op uw voorbeeld, openlyk de „ handen zullen willen in een liaan met „ de Burgeryen, zo zeer keuren wy het „ onzen pligt, hun, die de Vryheid te„ gen eene zaamvereende Factie, welke „ den ondergang van Land en Volk, „ door alle gevloekte middelen zoekt uit „ te werken, byftand te verleenen. Zulke „ edele Vertegenwoordigers zullen wy tegen een elk, hy zy wie hy zy, trag m, ten te befchermen. „ Zouden wy, Hoog Wel Geb. Geftr, „ Heeren! die de wapenen aangegorc' „ hebben, om allen indrang op onze Vry „ heid te beletten en onze Regten, heilig „ en ongefchonden te bewaaren, zoudei „ wy zulks geduurig ftilzittende aan fchouwen? "Neen, wy zullen toonen dat die Wapenen gefleepen zyn on „ daar mede dekoorden, met welke mei „ ons, wilde boeijen , aan ftukken te hou wen. Liever zullen wy ons Hoed zie^ ftroonïen, dan ons onderwerpen aan di „ vernederende Overheerfching voor redelyk „ weezens. Zoude een verdrukt Voll „ geene Smeekfchriften mogen inleeve „ ren, om van een knellend juk ontflas L 4 » ge XXXÏIL BOEK. I786,. t | L \ t l  163 VADERLANDSCHE XXXIU B0J5K. 1786.. ,,» gen te worden , dan is bet mei da „ hoop op Herftelling gedaan, en het lot „ onzci Celderfche Medebroederen harder ,} geworden dan dat der Onderdaanen der „ willekeurigfte eenhoofdige Regeering. 5, Maar dan ook ware het tyd geworden, een Oord te verlaaten, in het ooge van » elk vry Mensch haatlyk geworden, in welke het laatlte vonkje der Vryheids„ liefde niet verdoofd is. „ Hoe zeer men bedoele om alles tot i. den voorigen ftaat van Verdrukking te „ rug te brengen, verdere Verbeteringen „ te ftuiten, en doof fchynt voor de „ Stem der Regtvaardigheid, en de Klag„ ten van duizende Burgers als oproeri,, ge Eifchen wil doen voorkomen; wy „ zullen H. Wel Geb. Geftr. Heeren! „ ons van onze onvervreemdbaare Reg-, „ ten niet laaten berooven; wy zullen „ ons aan de Vyanden der Burgerlyke „ Vryheid niet onderwerpen; noch den „ moed laaten zinken, door de gedugte „ vereeniging van twee Partyen, welke j, zich beunlings vleijen van het hardile Despotisme, of de haatlykfte Ariftoii cratie, op de puinhoopen der Vryheid „ te zullen kunnen vestigen. Neen, wy zullen, als een éénig „ Man ons tegen die Coalitie verzetten* 5, en wanhoopen niet van derzelver oog„ merken te zullen verydelen, derzelver „ Ontwerpers en Begunftigers met onuitwischbaare fchande en den vloek der it Naakomelingfcbap,te zullen bekleeden.  HISTORIE. 16) „ U H. Wel Geb. en Geftr. kunnen; J, op den onwrikbaaren moed onzer Com-1 „ miltenten vertrouwen, en de God „ van Nederland hoopen en vertrouwen „ wy, zal de poogingen onzer Gelder„fche Medebroederen, om het juk der „ Overheerfchinge, op het voorbeeld der „ Stichtenaaren van hunne halzen te „ fchudden, zegenen. Zo moeten, „ zo zullen zy het gevaar kloekmoedig „ tarten: zo zullen zy zich, door geene listige raadgeevingen om ftil te zitten, „ en op een gunitiger ommekeer van zaaken te wagten, in den flaap laaten „ wiegen, noch zwygen als het tyd is „ van fpreeken. De bedaardheid zal on„ der het geleide van U H. Wel Geb. Geftr. hunnen moed blyven regelen, „ en den laster doen verltommen. ——— „De Almagtige vernietige de aanflagen „ en beraamingen der Volksonderdruk- kers, zegene de poogingen van U H. „ Wel Geb. Geftr. en neeme U in zyne befcherming." Het was deeze veel gerugts' wekkende Publicatie, die, met andere oorzaaken gepaard, in eene andere Stad van Gelderland, den toon van misnoegen hooger dan ooit doen klinken, en voor twee wel Onvermaarde Steden, Hattem en Elburg; doch die thans een wydklinkenden naam kree- (*) Gedenkboek veor di Provincie Gelderland Mi '192—198. L 5 ÏXXIIL ioek, 786.  i7o VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. 1736. VerzoekfchriftenXzHardcrwyk om den Afgevaardigden ten Landdage bepaalden Last te geeven. kreegen, de deerlykfte gevolgen hadti wy moeten dit in 't breede optekenen; ^naa eerst vermeld te hebben wat des wegen in Harderwyk voorviel. In deeze tweede Stad van 't Veluwfche Kwartier, was reeds twee Jaaren gearbeid om de Afgevaardigden ten Landdage , niet, gelyk eene veeljaarige gewoonte medebragt, met onbepaalden, maar met bepaalden last, te zenden, doch zonder vrugt. De meerderheid der Regeeringe hielde zich aan die gewoonte, als in eene wet veranderd. Met den aanvang deezes Jaars, vonden zich meer Regenten', en zeer veele Burgers, kragtdaadiger opgewekt om hier in verandering te bewerken. Uit den boezem der Burgery kwam een Adres aan de Magiftraat voort, waarin zy dezelve herinneren het Verzoekfehrift, van haaren wege, in den voorgaanden Jaare, ter Staatsvergadering ingediend, en een voor den aanftaanden Landdag op nieuw vervaardigd (*); als, mede eenige Punten van het uiterfte aanbelang, waar omtrent zy onderrigt waren, dat ten dien Landdage ftondt gehandeld te worden; en de Uitfchryvingsbrief de Leden tot het afdoen van zommigs domefiique zaaken, het interieur e van de Provincie concerneerende. Dit bewoog de Burgery om te verzoeken, dat, van we» gen Harderwyk, niet op den ouden voet Ge- (*) Zie onze Vadert. Wist, X. E, bj. 275. e» hier beyen bl. 133.  HISTORIE. 171 Gelastigden mogten gezonden; maar in 't vervolg, immers tegen den eerstkomcnden buitengcwoonen Landdag de Afgevaardigden- uitdrukiyk mogten gelast worden , dat zy aile punten, welke ter raadplee* ginge der Staaten van Gelder/and kwamen , en welke die Stad of derzelver Burgery en Ingezetenen rechtftreeks, of in de gevolgen, eenigzins zouden kunnen betreffen, en waar over geene bepaalde tiiifehryving gefchied was, moesten overnecmen, om, alvoorens den Raadflag, naarnens die Stad, uit te brengen, daar omtrent den last hunner Zenderen te verneemen. Geen ander bescheid ontvingen de Verzoekers, dan, „ dat men, op het Ver„ zoek der Requestranten, zo veel at,, tentie zou geeven als mogelyk was." Niet voldaan met een antwoord, 't geen zy voor dubbelzinnig en weinig beduidend rekenden, bewoog dit de voornaamften der öndertekenaaren het onvoldoende daar van, by een tweede Adres, de Magiftraat onder 't oog re brengen, en aan te houden om eene fchriftlyke Opheldering , tot voorkoming van misverftand. Reeds waren de benoemde Gelastigden vertrokken, derbalven kon, naar. 't gevoelen der Magiftraat, ten aanziene van den tegenwoordigden last, in dit nadere Verzoek niet gereden worden; en gaf de Voorzittende Burgemeester mondeling te verftaan; ,, dat, dewyl vers, fcheide Heeren, die voor het gegee- » ven, KXX'IL B O E K. i7W. Zcerkflel be.-intwooidt. I  \7i VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. .1786". Bezwaaren ener die Publicatie. „ ven Befcheid geftemd hadden, afwee„ zig wa'ren; en de overige Heeren, die een raadfiag overeenkomftig het ver„ zoek der Burgeren uitgebragt hadden, zich verfchoonden omtrent het geeven „ eener nadere Verklaaring, dit diendeuit„ gefield te blyven, tot dat die Heeren „ waren wedergekeerd."— Dan, voegde hy 'er nevens , „ dat de Magiftraat aan j, de Afgevaardigden , mondeling , last „ gegéeven hadt, om ter Landfchaps Vergadering het daar heen te wei„ den , dat 'er een Befluit genomen „ wierd, 't welk het Hof Provinciaal ge„ lastte om alle Punten, welke ter over„ weeging der Heeren Staaten zouden gebragt worden, voortaan in de Brie- ven van Btfchryving behoorelyk uit „ te drukken." Zy kweeten zich van, dien last ten Kwartiersdage; doch het voorftel werd door de Meerderheid van de hand ge weezen. Die by de Burgery van Harderwyk met zo veel bekommerdheids te gemoet geziene Landdag baarde de voorheen vermelde Publicatie, welke men te Harderwyk ontving en afkondigde. Dit bewoog de Burgery dier Stad om zich nogmaals, met een nader en zeer omftandig Adres, tot de Stedelyke Overheid te wenden, en by het beweeren van de billykheid der voorheen gedaane Verzoeken omtrent de Lastgeeving aan de Afgevaardigden , zich te beklaagen over de ifgekondigde Publicatie, door medeftem- ming \  HISTORIE. ming der Stads Afgevaardigden beraamd. 2 Van wegen hoogstichuldïgen eerbied voor i 's Lands Som erain, wilden zy zieh overde Merites dezer Publicatie niet uitlaatenj ) doch waren zy uit dezelve, niet zonder merkelyke aandoening, ontwaar geworden , hoe onder de beweegredenen tot het doen dier Publicatie mede hadt verftrekt, dat de Verzoekers (de Ondertekenaars der Adresfen daar vermeld.) veel al beftonden uit Kinderen, minderjaarigen, fchamele en bedeelde Perfoonen, en een aantal der minstkundige ingezetenen: zonder dat daar omtrent eenige bepaaling of uitzondering, ten aanziene van Harderwyk, gemaakt was. Waar uit noodwendig moest voortvloeijen, dat de Gelastigden ten dien Landdage geene opheldering des betreffende aan de Staaten gegeeven hadden. -Zy toonden hoe die benaa- mingen niet pasten op de Harderwykfche Ondertekenaaren. Met uitgeboezemde grieve over het gedoogen, dat, door toedoen der Stads Gelastigden, zulk een Schets gegeeven wierd van de Burgers en Ingezetenen, wier poogingen men afmaalde als ingerigt om naar de denkbeelden van veele zich fchuilhoudende zoekers van nieuwigheden, Wantrouwen tegen de hooge Overheid en de Staaten der overige Gewesten; Veragting voor 'sLands hooge en mindere Collegien; Onrust en te Onvredenheid tusfehen de In- en Opgezetenen te berokkenen — en die op aandrang of toedoen der Afgevaardigden open- [XXIII. O EK. 7^6.  1/4 VADEIILANDSCH Ë kxxm BOEK i/ó6. Drieledig Verzoek. . npenlyk, voor \ oog van geheel Nedefr land, bctigt werden van Vcilmaading der Hooge Overheid; van Omkeering der Regeeringsvorm; die, als woel- en muitzieke Perfoonen, de wraak der Hoogheid verdienden, en welken, uit loutere Genade, vergiffenis wierd verleend. Voor hunne Stad alken fpreekende, zonder in 't minst het Plakaat te willen beoordeelen , zuiverden zy zich van die blaam, en vervolgen, „ Doordien dan » de Heeren Gecommitteerden, naamens' „ deeze Stad, ten algemeenen Landdage h laatstleden, zo de Ondergetekenden wel », onderrigt zyn, deeze Publicatie op de i, vooraangetoogene gronden, zonder by■>, zondere voorkennis of toeftemming „ hunner Committenten, hebben helpen „ fcheppen en döordryven; zo is het „ ook zeker, dat de Heeren Gecommit„ teerden, van dat hun gehouden gedrag „ aan deezer Stads Regeering, als mede ,} ook aan de geheele Burgery, dewelke „ daar door op de vooraangetoogene gron„ den zich rekent bezwaard te zyn, ter „ verantwoording fchuldig ftaan." Hier aan hegtten zy een drieledig verzoek. Voor eerst, dat de Stedegezanten niet met onbepaalden Last ten Landdage mogten gaan, om daar, naar eisen goeddunken , raadflagen uit te brengen en vastftellingen te maaken. —Ten tweedenette Magiftraat van de Gelastigden ten laatstgehouden Landdage, zodanig eene verantwoording zouden vorderen, wegens hun gedrag ten op-  HISTORIE. 175 opzigte van de Burgery gehouden , als met den klister der Regeering en de v/aardigheid der Stads Burgery overeenkwam — en len derden, dat de Regeenng een Befluit zou neemen om den Afgevaardigden op den eerstvolgenden Landdag uitdtuklyk te gelasten, om ter Staatsvergadering te helpen uitwerken, dat de Publicatie, zonder toedoen of voorkennis der Stadsregeering beraamd, wederom mogt worden ingetrokken, en buiten kragt gefteld Op den vyf en twintigften van Oogstmaand, toen de Harderwykfche Burgery dit nadruklyk Adres by de Regeering indiende, was de Gezwoore Gemeente toevallig, over een onafgedaan ftuk, vergaderd" De Burgers, hier van de weet krygende, kwamen in zeer greoten getale, voor het Stadhuis byeen, en lieten door hunne Gecommitteerden de Gemeente ten ernftigften verzoeken, om dit Adres met haaren geheelen invloed en vermogen te onderfteunen. Zulks mogten zy zich belooven, daar, eenigen tyd geleeden, een Lid in die Vergadering uit naam van de Gemeente wilde voorgefteld hebben, „ om die Monftreufe Publicatie. „ op den laatften Landdag uitgebtagt. „ en te recht met de Bloedplakaaten var „ Philips gelyk gefteld, voor onwet- „ tig te houden en in te trekken " By de overgifte van het gedrukt Adres, verzogten zy mondeling'', dat, ingevalle 'er, ten eerstkomenden Landdage, eenige voordellen mogten gefchieden tot- hei trek xxxiir, li O EK* De Burgery vervoegt zich by de GezwoorenGemeente, om roedewerking.  i?6 VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. Gedeeltlyk beloofd. En uitgewerkt. trekken van Krygsvolk binnen Gelderland, of na de eene of andere Stad van dat Gewest, of om 't zelve te zenden na Utrecht of Ivykby Duur/lede, of iets hoe genaamd mogt ter tafel gebragt worden; 't geen eenige aanleiding zou kunnen geeven, dat een Militaire Arm in Burgerzaaken of tegen de Burgeryen gebruikt wierde, het by de Magiftraat daar heen te ftuuren, dat de Afgevaardigden, ten eerften buitengewoone Landdage gelast wierden, om in alle zodanige Voorftellen niet toe te ftemmen; doch daar tegen op het fterkfte zich te verzetten. Welhaast kreeg de Burgery kennis, dat de Gemeente gereed was om het verzoek tot bepaalde Lastgeeving te onderftutten — omtrent het oproepen der Afgevaardigden tot Verantwoording, oordeelde de Meerderheid dat zulks niet behoorde te gefchieden; en verklaarde in het doen van een Voorftel tot intrekking van de Publicatie niet te kunnen treeden: maar ftonden zy, wat het gebruik des Krygsvolks betrof, in een gevoelen. Om het Adres, zo verre de Gemeente 't zelve goedgekeurd hadt, by de Magiftraat te onderfteunen, vervoegde zich de Voorzitter en Scriba by hun Wel Ed. Gr. Agtbaaren. Zy bragten tot befcheid te rugge, dat de Magiftraat, ten opzigte van het gelasten der Afgevaardigden ten Landdage, op 't verzoek der 1'urgery, reeds een gunftig beiluit genomen en vastgefteld hadt „ dat alle „ Pira.  HISTORIE: 177 5, Punten, dewelke niet verfchreeven wa„ ren, en op den Landdag mogten voor „ komerr^ voor zo verre die Harderwyk j, of de Harderwykfihc Burgery eenigzins „ zouden kunnen betreffen, o/ergenomen ,, moesten worden, om daar op, alvoo„ rens het Advys dier Stad uit te bren- gen, eerst den Last van hunne Princi„ paaien te verneemen." En hier onder begreep de Magiftraat, dat het laatfte verzoek der Burgery, omtrent het doen trekken van Krygsvolk, mede behoorde. De Burgers, niet te vrede, dat de Gemeente omtrent het doen intrekken der Publicatie werkloos bleef, vervoegden zich door hunne Gecommitteerden andermaal te dier Vergaderinge, om dit nader aan te binden. Men werd, by eene nieuwe omvraage , eenpaarig te made, ook dat Voorftel der Burgeren by de Magiftraat goedkeuring te doen erlangen; en bragten zy het zo verre, dat deeze beflooten, „ de Afgevaardigden ten eerften Landda„ ge te gelasten, om alie mogelyke mid,. delen daar toe in het werk te Hellen." De Harderwykfche Burgery was, over dit bedryf der Gemeenteen Magiftraat, wonder in haaren febik, en beloofde zich de afwending van de grieven, waar over zy zo lang en dikwyls geklaagd hadt (*). Doch 't geen binnen kort in Gelderland ge- (*) Gedenkboek voor de Provincie Gelderland, bl. JO2-330. N. Nederl, Jaarb. 1786. bJ. 589. 761. 1413. X\L DJtEL. M XXXIIL KOEK. 17M. Men denkt 'er gunftig omtrent de Intrekking van het Placaat.  XXXIII, BOEK. H t voorgevallenete Hat te m m Elburg. Aanvang der Onlusten te Hattem, i i i i j 178 VADERLANDSCHE gebeurde verydelde die opgevatte hoop te eenemaal. De twee bovengemelde Steden Hattem en Elburg, die zich tegen de maatregelen van de Meerderheid der Gelderfche Staatsleden , met eenen moed , aan derzelver kragten niet geëvenredigd, aangekant hadden, moesten voor de magt van den Gewapenden Arm bukken: in dit lot ftonden zy gelyk ; doch de aanleidende oorzaaken waren verfchillend, weshalven wy van 't gebeurde in de eene en andere Stad afzonderlyk zullen fpreeken, tot het tydperk toe dat zy in dezelfde omftandigheden, welke eene luide kreet door geheel het Bondgenootfchap verwekte, werden ingewikkeld. — De aanleidelyke oorzaaken wat hooger op te haaien zal, ten aanziene van beide die Steden, de zaak voor de Naakomelingfchap in eenen beteren dag zetten, R eeds van 't begin des Jaars mdcclxxxih moet de aanvang der beweegingen in Haltem gedagtekend worden. Volgens eene Dude loflyke gewoonte daar ter Stede, vomt op Petri-dag, den twee en twintigren van Sprokkelmaand invallende, de Burgery in de Kerk zamen , ten einde laare Bezwaaren, indien zy 'er eenige nogen hebben , tegen het beftuur van stads zaaken, aan de Gezwoore Gtmeen:e open te leggen, en des herftel te verweken. Dit was, zints Jaaren herwaards, leurig toegegaan, en bepaalde zich alles daax  historie. ï79 4aar toe, dat de Verordenten (*) der Ge-' zwooren Gemeente, aan de Burgers, ver- ] flag deeden van den ftaat eener wyduit- • geftrekte Weide, die aan de gezamenlyke Inwoonderen van Hattem in eigendom toebehoort. Vreemd klonk, derhalven, dat de Hattemfche Burgery, in 't gemelde Jaar, op den beftemden dag, naar gewoonte, vergaderd, aan de Verordenten, by monde van haare Gecommitteerden, voorftelden: „ Dat de afweezende Heeren Regenten, mogten genoodzaakt worden in de Stad „ te komen woonen; — dat in het toe-. „ komende gezorgd wierd om geene Re- genten aan te nectnen , dan die drie ,, Jaaren Burgers geweest waren — en „ eindelyk, dat de Regenten, als nog „ geen Burgers zynde, verpligt werden „ het Burgerregt te winnen." — Drie Regenten waren te Hattem Vreemdelingen, woonden 'er niet, en vereerden de Stad zelden met hunne tegenwoordigheid. De Gezwoore Gemeente keurde die eifchen goed, en bleef het by die goedkeuring berusten, zonder eenige daadlyke pooging tot herftel. Dit bewoog de Burgery om, in 't volgend Jaar, dit te hervatten , twee Adresfen by de Gezwoo- ren (*) Deeze Verordenten, zyn drie vaste Gecommitteerden uit het Collegie van Gemeeiislieden, weika gemeenfchaplyk met de Magiftraat in veele zaaken te werk gaan, en daar vari aan 't gemelde CoJlegie na» lier verflag mosten doen. M a öcxiiii SOEK. Men vof • iert de In.vooningIer Regen» :en. Dit Jtuk nader aangedrongen ; dodh zonder vrugt.  i8o VADERLANDSCHE XXXII!. boek. 1^86. ven Gemeente ten dien einde in te Jee-1 veren, en teffens te verzoeken, dat de Vergadering der Gemeenslieden voltallig gemaakt mogt worden. Dit baarde eene meerdere werkzaamheid, de Gezwooren Gemeente oordeelde zich verpligt om aan de eifchen der Burgeren, die zy rechtmaatig keurde, te voldoen, en by de Regeering daar op aan te dringen. Om dit met vrugt te volvoeren, hadden zy eenige Papieren van de Magiflraac noodig. Het fchrifrtyk verzoek om dezelve ontmoette veel tegenkantings van eenige Regeeringsleden ; dan bekwamen zy dezelve eerlang, en ffelden ze in handen van een kundig Regtsgeleerden, den Heer Salomon van Deventer, Procureur en Gemeensman te Zwolle, die een omflandig Vertoog opftelde, ftrekkende om, zo uit den aart der Burgerlyke Regten, als uit den natuur van het Regentsampt, en eindelyk uit verfcheide Stedelyke Wetten en Ordonnantiën, te toonen, dat alle Regenten, en byzonder die van Hattem% verpligt ert gehouden waren, om hunne vaste Inwooning te houden in zodanig eene Stad over welke zy tot Regenten waren aangefteld. > Op dit manlyk Vertoog, door de Gezwooren Gemeente ingeleeverd, kreeg dezelve van de Meerderheid der aanwee zende Magiftraatsleden, ten antwoord, „ dat hun Wel Ed. en Agtb. zich op „ den inhoud van 't zelve niet konden „ inlaat en." Da  HISTORIE: i8£ •De Gezwooren Gemeente en de Burgery dus teleurgefteld, befloot de eerstgemelde te beproeven of misfchien de drie buiten de Stad woonende Burgemeesters, Willem van Haersolïe tot Trst, Godert Adriaan Bentinck en Herbbrt van Westerveld, door eene minzaame onderhandeling, zouden te beweegen zyn om hun Ambt* naar eisch waar te neemen, of, indien hun zulks, om byzondere rede nen, niet gelegen kwam, daar van vrywillig afftand te doen. By den eerstgenoemden, die zich toen te Hattem bevondt, haddon zy het genoegen niet mogen hebben om hun boodfchap mondeling af te leggen; de tweede verwaardigde de Brieven hem gefcbreeven, met geen wederfchryven; en de derde, fchoon zuer heusch in zyn antwoord, was mede ongeneegen om aan 't verzoek te voldoen. Een anderen weg flo'eg de Gezwooren Gemeente in, en vervoegde zich, met den aanvang des Jaars mdcclxxxv, door eenen Brieve aan den Stadhouder , die deeze drie Regenten hadt aangefteld, verzoekende, dat zyne Hoogheid het daar heen fchikte, dat die Heeren, ten eerften, werklyk te Hattem kwamen woonen, of op den eerstkomendeu Keurdag hun voorbyging, en andere, daar toe geregtigde Perfoonen, in plaats ftelde. Het eerfte betuigden zy zou hun verre het aangenaarrifte zyn; dewyl zy niets perfooM 3 neels XXXIIL boek. 1786. Poogira; om door minzasmc onderhandeling drie Regeringsledente beweegen , om overeenkomftig*ict dit voorftel te handelen. De GezwoorenGemeente zoekt dit by zyne Hoogheid te bewetken.  ï8s VADERLANDSCHE XXXIIL boek. Niet inftcmmendantwoord van zyne Hoogheid, neels tegen die Heeren hadden, waarom zy ook opzettelyk een ander bezwaar tegen twee hunner niet aanvoerden; hier in betraande, dat zy, by hunne eerfte aanftelling , geen Burgers waren, veel min drie Jaaren geweest hadden, gelyk de Stadskeuren vorderden. -—- Ten Hot verzogten zy den Stadhouder, „ dat hy, „ in het toekomende, geen andere Per„ foonen tot Burgemeesteren, Schepenen „ of Raaden geliefde aan te ftellen, dan die , volgens Land- en Stad-regten , „ overeenkomftig het Reglement op de „ de Regeering van mdccl, kiesbaar „ en dus drie Jaaren Burgers geweest „ waren, en by aanhoudenheid hun ver„ blyf in Hattem hielden. Anderen, (het zy met eerbied gezegd,) zouden wy „ Eeds- en Amptshalven volftrekt niet kunnen erkennen, noch toelaaten dat „ in den Eed genomen wierden, waar „ van wy ook aan de Magiftraat kennis „ zullen geeven." Deeze kennisgee- ving gefchiedde ten zelfden dage. Geen onmiddelyk antwoord ontving de Gezwooren Gemeente van zyne Hoogheid; maar mededeeling van diens fchryven aan de Magiftraat van Hattem, inhoudende, dat, daar de Brief, die bezwaaren behelzende, zo kort vóór den gewoonen Keurdag hem in handen gekomen was, de kortheid des tyds hem belette om alles genoegzaam te overweegen, en dewyl die Heeren veele Jaaren fn den Schepensftoel gezeeten hadden, oor-  H.ISTORI E. ï?3 oordeelde hy het dienftig, die Leden op den Keurdag voor het tegenwoordige te doen aanblyven: ten einde gelegenheid te hebben om die Leden op de tegen hun ingebragte bezwaaren te hooren ; terwyl hy verklaarde geenzins ten oogmerk te hebben om daar door eenig naadeel toe te brengen aan het gevoelen van de Gemeente, omtrent zodanige hoedanigheden, welke tot het bekleeden van den Schepensftoel noodzaaklyk zouden kunnen worden geoordeeld. Op dit alles volgde verder mets. ken tweede Brief aan 'zyne Hoogheid bleef onb antwoord. Een aantal Burgers gaf de Gvm.'ente in bedenking, of het niet noodig zou zyn , dat hun Eerzaamen over deeze zafck zich vervoegden by den Hove Provinciaal om haar met deszelfs goeden raad voor te lichten. Weldra was dit Adres in gereedheid. Zy verzogt 'sHofs raad hoe te moeten handelen, en deszelfs Landsvaderlyke befcherming en byftand, wanneer men hun, ónaangezier alle vriendlyke poogingen, in dit Adrei vermeld, een onbevoegd Perfoon in 'i Regeeringsbewind tragtte op te dringen te meer vonden zy zich hiei toe genoopt, raafdemaal zy zeer ongaar ne zouden zien, dat hunne goede Burge n (*) 'Er was door 't oyerlyden van den Heer B. J J^kbeis eene Regentsplaatt opengevallen. 3^4 Kxxnt BOEK. I786. Vrugtloo» vooritel ■ daar toe by het Hof Provinciaal.  184 VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. I786. DeGili'ens te Hattem hereïfcheo Jiet Regt <3er Aan- ftellingvan Gemeens- mannen. Ongunftig ©pgeuo- Sien; ry ten laatften het beiluit nam om met geweld haare Regren re bandhaaven, en zich daar door aan 't een of ander gevaar bloot te ftellen. — Wel verre van bier mede te vorderen kreeg de Gemeete dit Adres met de Bylaagen te rug, de Griffier fchreef, „ dat foortgelyke Adresfen, „ by Miffiven vervat, geen Object van „ 's Hofs Dcliberatien konden worden, met overhatinge aan de Gezwoorene „ Gemeente om, in geval dezelve den „ Hove eenig verzoek meende te moe„ ten.doen, zulks by Reqitcste vcor tc draagen." Dus alles beproefd hebbende liet de Burgery en Gemeente die zaak berusten en de drie Magiftraatsperfoonen bleeven op den ouden voet buiten de Stad woonagtig, hunne Regentsplaatzen bekleeden. -— Dan, met den aanvange des Jaars mdcclxxxvi, hcreisehten'de zes Gildens te Hattem een aloud , maar lang verwaarloosd, Regt, van ieder een Gemeensman aan te fiellen. Een beleefde Brief verwittigde hier van zyne Hoogheid. Desgelyks gaven zy des kundfchap aan de Magiftraat, met bygevoegde bede , „ datlitin Wel Ed. Agtb. 'in „ plaats van de thans opengevallene Ge„ meensmans plaatzen, geene Perfbonen „ in den Eed zouden neemen, dan die „ door de Gildens, als welke de begee- ving der thans openftaande Gemeensmans „ plaatzen toekwam, zouden zyn begee1, ven." Schor klonk het antwoord der  HISTORIE. 185 Regeering, „ zy verklaarde zich hier „ over niet re kunnen in- of uitlaaien; „ en verder, op zyn tyd, zodanig te „ zullen' handelen, als zy zouden ver^, meenen te behooren." Aan de Gezwooren Gemeente maakten zy hun voor. neemen mede bekend. De Hattemfche Burgery verwylde niet de voetftappen der Gildens te drukken, en op Petri-dag in de Kerk vergaderd, befloot zy het Regt om Gemeensmannen aan te Hellen weder uit te oefenen, en deswegen, nog dien zelfden dag, een Verzoekfchrift aan de Gezwooren Gemeente te doen toekomen, 't Zelve was op een lïerken toon geftemd, onder anderen laaten zy zich in deezer voege hooren. „ Van het Regt van Aanftelling van Ge„ meenslieden in de Steden Wageningen, „ Hattem en Elburg, wordt in het Ren geerings Reglement van m d c c l geen « woord gemeld, dus verbleef het aan die geenen, wien, vóór de Verande„ ring in mdccxlviii, hetzelve toebe- „ hoorde dit waren Gildens en Bur- „ gerye, die het Regt van Aanftelling „ van Magiftraatsleden en Gemeenslieden, „ zedert eenigen tyd, hadden laaten uit- oefenen, door de Gezwooren Gemeen „ te; doch vóór de Jaaren mdccviii „ of ten minften mdccv, verkoos de Burgery zelve haare Regenten van hei „ eerfte en tweede Lid der Regeering. — „ Zorgloosheid, onkunde en vleijerye, tt die ons, en gansch Nederland, betoverd * M 5 „ hiel; XXXIII* B O E K. 1786. De Burgery werkt met deGildens mede.  i86 VADERLANDSCHE XXXII] BOEK. 1786. Gemeens mansleiiei door de Gildens gekoozen en door asngeliel- . „ hielden, maakten ons gevoelloos en „ blind. De Regten uit den brand van „ mdccl ontkomen, vervielen in de „ handen der Heerschzugt. • Ziet d.ar, Wel Ed. Eerz. Heeren! op welk -egt de Heeren Stadhouders de Aan„ Hellingen van Gemcenslieden, zedert dertig Jaaren, hebben uitgeoefend; en „ op dezelfde gronden herneemen wy „ thans,'in naavolglnge van de braavo Burgery van Elburg, en de zes Gildens „ alhier, dit koitlyk Privilegie en nooit s, vervreemd Regt. Wy verzoeken „ hier om, om het vriendlykst, dat U ,, Ed. en Eerz. als onze Vertegenwoor9, d;gers« aan zyne Doorl. Hoogheid den s, Prins Erffta Ihouder, van dit ons voor. „ neemen gelieven kennis te geeven; en, „ zo 'er onverhoopt, door zyne Doorl. Hoogheid, Gemeenslicden uit de Bur- gery mogten aangefteld worden, tegen )y derzelver in Eedneeming te proteftee„ ren , en aan dezelven althans geene ,, Zitting te verkenen in U Ed. cn Eerz. „ Vergadering. De Haitemers be- flooten hun Adres met de verzekering van te zullen Haan voor alle de gevolgen , hinder en fchade, welke uit deeze en andere (lappen, ten algemeenen beste gedaan, zouden mogen voortvloeijen. In weerwil van de Meerderheid der 1 Magiftraat beraamden de Gildens alle noodige fchikkingen tot het verkiezen van , vyf Gemeenslieden, om deeze verkoorenen aan de Gezwooren Gemeente voor te  HISTORIE. 187 te ftellen, en deeze te verzoeken, om derzelver Inëedneeming by de Magiftraat te bewerken. Dit alles met het afloopen van Grasmaand in gereedheid zynde s bevondt zich, op den eerften en tweeden van Bloeimaand, welke laatstgemelde dag ter Inëedneeming gefchikt was, geen van dezeven toen in leevenzynde Magiftraatsperfoonen binnen Hattem; de meester hadden, zo men wil, de Stad, op dier tyd, buiten noodzaake, verlaaten en geer de minfte orde op de Regeering gefteld De Burgery vernam zulks niet of verga derde, en verzogt de Gezwooren Ge meente, om in die ongelegenheid te voor zien, en uit deszelfs Leden twee Burge meesters en vier Schepens te verkiezen ter weeringe eener volftrekte Regeering loosheid. Niet dan fchoorvoetende, ei naa herhaalden aanzoek, verftondt di tweede Lid der Stads Regeering om he eerfte te vervangen: als mede dat deez tusfehen regeerende Burgemeesters e Schepens, de vyf nieuw verkoozene Ge meensmans Leden uit de Gilden in - de Eed zouden neemen. — Wanneer 'svo! genden daags één der Magiftraatsperfoc nen weder in Hattem kwam, droegen d Gemeenslieden het waargenomen Stad: bewind, met een verflag van het gebeu; de, aan hem over. Zeer hoog, als een fchennis van he Gezag der Regeeringe, en een misdaa die niet ongeftraft moest blyven, wer dit bedryf opgenomen, en een voorfb XXXIII. BOEK. , 1786. den uit de Gemeente in den Eed genomen. I l l 1 t t 2 1 X 1- e j. Hoe euvel , men dit opvatte. 1 a  XXXII BOEK. Gefchil nut de Ma giftraat over het inlaaten vanKrygs volk. 188 VADERLANDSCHE .gedaan wat men doaa zou met de Belhamels, (zo noemde men ze,) die zich zo verre vergreepen hadden; doch men kwam tot geen nader befluit dan om alle de ftukken tot dit gebeurde betrekkelyk in handen van een kundig Regtsgeleerden te Hellen. Veel viel 'er vervolgens voor tusfehen de Gemeenslieden en een Lid uit dezelve , die van zyn Ampt als Weidemeester oncllaagen, en zyn Gemeensmans plaats onwaardig gekeurd werd; waar over deeze zich by het Hof beklaagde en eenige Leden van de Vergadering derGemeensmannenineen Regtsgeding voor't zelve inwikkelde: tot welks voorzetting de Magiftraat, ten groot misnoegen der Burgerye, de hand buodt. Het fmeulend vuur des misuoegens tus' fchen de Burgery, de Gezwooren Gemeente, en de Magiftraat werd niet weinig aangeftookt door de onderhandelingen over het inlaaten of niet inlaaten van Krygsvolk, die, in den voorleeden Jaare, reeds plaats gegreepen hebbende, thans, door vrees voor de toen ontganne Inlegering, weder leevendig wierden. Burgery en Gemeente twyfelde niet of zommige Magiitraats Leden zouden alle moeite aanwenden, om in Hattem eene vaste Bezetting te brengen, „ ten einde," gelyk zy zich uitdrukten, „ de billyke Volksftem, zo mogelyk te ,, fmooren, en de Burgery te doen zug„ ten onder een yzeren juk van Militaire Overheerfclüng, en te brengen in den „ ftaat  HISTORIE; 189 £ ftaat als hunne ongelukkige Arnhemfche Landgenooten." Om dit te weeren, wilde de Burgery, dat de Gemeente het aandeel 't geen dezelve in de Madsregeering toekwam, handhaafde. De taal, die Hattems Ingezetenen, by aanhoudenheid, voerden, deedt het opgevatte misnoegen eeniger Regeeringsleden langs hoe hooger ryzcn, en klom 't zelve ten top toen zy zich verzetten durfden tegen de Publicatie van den elfden van Bloeimaand: want naauwlyks was dezelve binnen Hattem afgekondigd, of de Burgery betoonde deswegen haare openlyke verontwaardiging, en de Gezwooren Gemeente gaf dezelve te verftaan in een nadruklyk Vertoog daar tegen by de Magiftraat, te welker gelegenheid zy ook andere Bezwaaren ophaalden, ingevolge van een Adres kort te vooren, door de Burgery aan dit Lid der Regeeringe overgeïeeverd, waar omtrent de Gemeente betuigde aangenomer te hebben, om, zo veel in haar was haar wettig regt te zullen handhaaven, en der Burgery genoegen te geeven. ,, Wy fchroomen niet," zeggen zy doelende op die Publicatie, „ te verkka ren, dat de Gezwooren Gemeente „ die mede Volksvertegenwoordigers zyt „ en nimmer kunnen gedoogen, dat dit „ geenen, welke zy de eer hebben t< „ reprefenteeren, in hun natuurlyk Reg „ benadeeld worden, in haar ziele fmer „ te moeten verneemen j dat een Volk XXXIII.1 BOEK. 1786. Misnoegea in hattem, overdcFu. blicaüe. t Vertoog _ der Gezwooren1 Gemeente l deswegen. C' 1 t  t9o VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1785. >» ja een vry Volk, dat zich zeiven, teri » kosten van hun bloed, van het Spaansch » tyrannisch juk heeft ontdaan, door hun. gelyk gefchiedt door de berugte Public „ catie, by welke, in 't vervolg niets » minder dan eene Crimineele Vervol', „ ging bedreigd wordt tegen zodanige >, Verzoekers als de Tekenaars der Na„ tionaale Requesten, zo op die als op „ eene voorige Vergadering geprefen„ teerd, fin waar by Amnestie, voor aï „ het misdaadige, reeds' daar door ge„ pleegd, wordt aangekondigd. „ Hoe kan het mogelyk zyn, dat zul„ ke billyke Verzoeken, als onder ande„ re dat, tot Redres en Revideering van „ een Regeerings Reglement, dat zo zeer „ tegen onze wettige Conftitutie aandrui„ fchende wordt verklaard, als misdaadig „ wordt befchouwd? Indien daar in een „ misdaad gelegen is, zo rekent de Ge„ zwooren Gemeente het zich eene Eer „ te verklaaren, dat zy Misdaadigers wil„ len zyn en blyven: want, offchoon be, zwooren hebbende, dat voorz. Regle, ment te zullen naaleeven, zo oordeelt , de Gemeente hun egter volkomen vry , te ftaan, zonder krenking van dien , Eed, haare gedagten, nopens de te, genftrydigheid in 't zelve te mogen uit:  HISTORIE. ioï „ uitten, en vertrouwen, dat, daar zy „ het Tweede Lid deezer Stads Regeel ring uitmaaken, zy nimmer in dat afpect „ kunnen komen van minderjaarige, fcha„ mele en bedeelde Perfoonen. Opgehaald hebbende een aantal onbebeftaanbaarheden, die, huns agtens, met betrekking tot Hattem, in dat Regeenngs Reglement voorkomen, vaaren zy voort. „ Daar nu mede door Burgers en Inge„ zetenen deezer Stad hetzelve Vei zoek „ gedaan is , zo vindt de Gezwooren „ Gemeente zich in de volftrekte ver„ pügting, haar deeze zaak aan te trek„ ken, en ftellig by dit Declaratoir te „ verklaaren , dat zy deeze Publicatie „ houden als een direct Attentaat op de „ Natuurlyke en Conftitutioneele Reg„ ten en Privilegiën deezer Burgery , „ en van dien aart dat dezelve nood„ wendig de pernicieuste gevolgen moei „ naa zich lleepen. En, daar wy in 't „ zekere ondeTrigt zyn, dat deeze Pn „ blicatie by overftemming niet alleen. „ maar zelfs in weerwil der Protcster „ van veifcheide Riddeimaatige, en var „ eene nabuurige Stad, is doorgedrongen: „ en veider in'aanfchouw neemende, dat „ onzes ergagiens, in zaaken, raaker,d< „ de Privilegiën, geen overftemming za „ kunnen vallen, het geen by het arre „ Heeren vap deeze Publicatie met fchyu „ in agt genomen te zyn, zo laaten wj „ aan die Staatsleden , welke tot de zelve hebben geconcurreerd, over « alle die fchioomlvke gevolgen, welk ^ „ mei XXXTÏÏ, BOEK. ; 1 \ r I  192 VADERLANDSCHE XXXIIL BOÉK. 17S6. i 1 1 1 \ c ê e n il h „ men te wagten heeft, zo uit het wil„ lekeung buiten effect Hellen van de „ meest geheiligde Staatsgronden , als „ uit zodanige maatregelen, waar door „ men den Ingezetenen het Regt en de „ Magt zoekt te beneemen van, op zulk „ eene wyze als zy best keuren, hunne „ bezwaaren voor den reprefentativen „ Souverain te brengen. Een Regt, „ 't welk ieder Burger in eene vrye Re„ publiek;, op het oogenblik zyner Ge„ boorte, met zich brengt; een Regt, ,, 't welk alleen de gelukkige lnwoonders „ van een vry Gemeenebest van de Slaa„ ven eens willekeurigen Alleenheerfchers „ onderfcheidt; een Regt, cindelyk, dat „ hem wel door Geweld en Üvermagt, „ maar nimmer op gronden van Natuur„ lyke of Staatkundige Billykheid, kan , ontnomen worden." Zy eindig- len met de verklaaring van niet te zulen gedoogen, dat 'er Krygsvolk, onder velk voorwendzel ook, binnen kwame. Voorts verklaarde de Gemeente het fkondigen en aanplakken dier Publicatie ti Hattem, zonder haar toeftemming, 'oor onwettig en van onwaarde te houen: te meer daar de Magiftraats Veradering te onvoltallig geweest was om enig befluit ter afkondiging te nee- ien. Of de Magiftraat over den ïhoud deezes Vertoogs ooit geraadpleegd ebbe is onzeker, vast weet men dat za r nimmer een Befluit op nam (*) Reeds, C*) Gedênkboekvtior GettterlandULD. b£ 15—103,  historie. m Reeds in den voorleedeu Jaare hadt; de Gezwooren ■ Gemeente, op aanftaan ] der Burgerye, zyne Hoogheid verzogt, dat Mr. Borcïjard Johan DaenDELs de plaats zyns by de Burgery zo beminden overleeden Vaders mogt be-1 kleeden, en de Burgeren zich,wegens de1 Vervulling dier Raadsplaatze , by het Hof; van Gelderland vervoegd (*). Dit alles door de Gemeente onderfteund, wrogt niets uit, en even nïïn eene Bezending uit de Burgery na zyne Hoogheid, toen te Leeuwaarden. Eene tweede Bezending fchikte dezelve j, met den aanvang deezes Jaars, aan den Stadhouder op 't Loo. Om dit verzoek re onderfteunen, hadden de Burgers de Magiftraat aangeweest; doch een weigerend antwoord bekomen. Zy keerden van'tZoo weder met de verblydende tyding, „ dat zyne Hoogheid verklaard hadt niet alleen allen mogelyken fpoed tot 5, vervullinge van de openftaande Sche„ pen- en Raadsplaats te zullen maaken, „ doch daar en boven zodanig een ge „ qualificeerd Perfoon* dagt te eligee- ren , die aan de Burgery aangenaam „ was, en hy aityd zou tragten , zo veel „ aan de Burgery van Hattem, als aan „ die van andere Steden, genoegen te „ geeven." Volle drie maanden wagtte men vrügtloos op de vervulling deezer toezegging, wall¬ en Zie onze Vadert. Hist. X. D. fel. S?4* xii. DEEL. n CXXItL soek. [786. Vergeef* ahe poolingen om den Heer Daendels nzynsVaJersplaatse totRaad :e krygen> Verzoek'ïhrift aait Staaten  194 VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. van Gelderlandom voorziening op de Magiftraatsbcftdling. wanneer de Hattemers, door den dood van den Burgemeester R. A. Wynen, een tweeden Burgervader moesten derven. Drie Magiftraatsperfoonen bleeven dus binnen Haitem over. De Burgery, hier door diep getroffen, gaat de Gezwooren Gemeente aan om gepaste middelen in 't werk re ftellen, ter vervullinge dier twee openftaande Raadsplaatzen. Deeze hadt reeds vóór 't ontvangen van dit verzoek vastgefteld een Smeekfchrift aan Staaten van Gelderland af te zenden; waar in zy de Regeeringsgefteldheid van Hattem affchetilen, den dood van twee waardige Regenten betreurden, en toonden, hoe de drie zich buiten de Stad onthoudende, zeldzaam, en voor korten tyd, zich daar binnen vertoonden, niet zonder fcherpe aanmerkingen op die onvoegelykheid, welker verbetering zy voorheen vrugtloos gezogt hadden (*). Dat het Stadsbeftuur, thans gelaaten in handen van drie daar woonagtige Heeren, het Regeeringsampt, in zaaken van aanbelang, niet welvoeglyk waargenomen kon worden; onder andere zich beroepende op het geval dat alle de Magiftraatsperfoonen ter Stad uit, en zy, als het tweede Lid der Regeeringe , verpligt geweest waren hun, voor een tyd, te vervangen(f). Weshalven zy hun Edel Mogenden baden den Erfftadhouder aan te fchryven, om op de vervul; (k) Zie hier boven bl. 179» 5 I' 195 VADERLANDSCHE geene verdere nutlooze moeite en koste» ten aanziene van dit Verzoekfchrift aan te wenden; doch het te laaten blyven daar het was. Met de Burgery de handen in een geflaagen hebbende , wilde de Gemeente, voor 't laatst, eene pooging by zyne Hoogheid zelve waagen, en vaardigde aan den Stadhouder een Smeekfchrift af, om de Plaatsvervullinge van de twee Raadsplaatzen, nu zo lang open gebleeven; die, volgens Stads Reglement „ bin„ nen den tyd van ééne maand, of zes „ weeken, moesten vervuld worden." — Dpmerkelyk was het flot: „ Deeze re» denen en motiven, zullen by U Doorl. , Hoogheid, zo wy vertrouwen, van dat , gewigt en aanbelang gefchat worden, , dat, hoe eerder hoe liever, ten minfien , voor den afloop van deeze Maand (*), . U Doorl. Hoogheid aan de begeerte , der Burgery en Gezwooren Gemeente , voldoen zal; aangezien anderzins, dei zelve zich genooddrongen zullen vinden, om, tot voorkoming van alle Re geeringloosheid, en om niet langer het Beftuur en de Maniance, door zulk een klein getal van Perfoonen te laaten uitoefenen, alle zodanige middelen te beproeven en in 't werk te Hellen, die de Wetten deezes Gewests en van onze Stad ons zullen aan de hand geeven." Het (*) Dit Verzoekfchrift vm op 4en 13 van Juny '86 gedagtekend.  HISTORIE. 197 Het gefielde tydperk liep ten einde, zonder dat aan de verwagting der Gemeente en Ingezetenen, door den Stad houder, wierd beantwoord. De Burgery oordeelde zich geregtigd ernftiger maatregels te moeten neemen , en gaf hier van, op den zeventienden van Hooimaand, blyk door dit Befluit, „ dat, aan „ gezien de Burgery, uit het Rapport „ van haare Gecommitteerden, gebleeken „ was, dat de Heer Erfiladhouder kon ,', goedvinden, de twee Vacatures in de Magiftraat, niet tegenftaande alle In" ftantien van Gemeente en Burgerye, tot " heden onvervuld te laaten, en ftrydïg met zynen duurgezwoorenEed , met het " welzyn der Stad en onze Privilegiën, als een Souverain Oppervorst te handelen, " naar zyn wil en welgevallen, heden " over veertien dagen, de Burgery an" dermaal zal vergaderen, en als dan " finaal refolveeren, welke meest confti" tutioneele middelen moeten in 't werk 1 gefteld worden, om de twee Vacatures " in de Magiftraat vervuld te zien." " Van dit Befluit ontving de Magiftraat, zo wel als de Gezwooren Gemeente, een Aflchrifc. Of deeze kennisgeeving , gelyk zommigen willen, de Regeering aanzette om zyne Hoogheid, met allen fpoed, te verwittigen van de noodzaaklykheid om de openftaande plaatzen, zo ras mogelyk, te vervullen, is onzeker; dan vast gaat het, dat men juist op den dag door de Burgery bepaald, den laatften van HooiN 3 maand, xxxm. BOEK. 17&6. Befluit der Burgerye om zelve op midrie * len ter ver, vulling dier Magiftraatsplaatzenbedagt te weezen. •Zyne Hoogheid kiest Müvlinck en DlNCKGREVE.  198 VADERLANDSCHE XXXIII 3 oek. 1786. ^lisnoegi «ver de keuze de Jaatstgeroeiden, 3>e Beëed: ging van Pxnck- CREVJ3 uil gefteld.. . maand, geheel onver wagt de tyding kreeg, dat de Stadhouder twee Raaden hadt aangefteld, te weeten H. Meylinck en A. Dinckgreve. * De eerstgenoemde was by de Burgery , zeer geagt, en een Lid der Gezwooren Gemeente, op wiens Aanftelling niets te zeggen viel. De keuze des tweeden, baarde de uiterfte verontwaardiging: dewyl deeze, fchoon een Hattemer, dus lang Garde du Corps van zyne Hoogheid geweest was, en het den Burgeren toefcheen met de waardigheid en't belang eenerftem in Staat hebbende Stad niet te ftrooken, door iemand, die tot 'sPrinfen Lyfwagt behoord hadt, geregeerd te worden: terwyl de voorbygang van den voorlang aangepreezenen Da endels hun in den krop ftak. Om de benoemde Medeleden in den Eed te neemen vergaderden, 's volgenden . daags, de Magiftraat. De Burgery, hier van verwittigd, liet de Regeerrng, door eene Bezending, verzoeken, de Beëediging ten minften zo lang uit te ftellen, tot zy de bedenkingen der Gemeente hier over hadt aangehoord. Afgevaardigden uit dezelve verfcheenen met verzoek, om geene Perfoonen in den Eed te willen neemen, dan diealvoorens, volgens aloud gebruik, aan de Gezwooren Gemeente waren voorgefteld, en zulks vooral niet eerder te doen met den Garde du Corps Dinckgreve, dan naa dat hy behoorelyk zou aangetoond hebben van den Krygsdienst ontflaagen te zyn , en de verdere verachten te bezitten, welke, volgens Lands-  historie: 199 en Stads Regten, in een Schepen en 5 Raad van Hattem moesten plaats hebben, u als dat hy onder de gegoedften en vroed- - ften behoorde. Men wilde egter 1 voortgaan om die beiden door zyne Hoogheid benoemde Schepenen in de hun aanceboodene Waardigheid te bevestigen. De Burgery en Gemeente ftondt vast op de gedaane eifchen; aan welke de Magiftraat gedeeltlyk voldeedt, met Dinckgreve, door eenBoode, zyn ontflag uit den Krygsdienst te laaten afeifchen; en met diens Inëedneeming te toeven, tot dit volkomen bleek, terwyl zy mtusfchen, met de Beëediging van Me ylin c k zouden voortvaaren. Deeze Gemeensman hier op alleen m de Vergadering opontbooden en hem, op zyn verzoek, de Aanftellingsbrief voorgeleezen zynde, weigerde hy, toen de Secretaris wilde voortgaan met hem den gewoonen Eed af te neemen, deezen af te leggen, met de verklaaring, „ dat hy 5, zeer gevoelig was wegens de Eer hem „ door den Stadhouder aangedaan, om „ welke hy egter geenzins hadt gevraagd; „ dan,dewyl by overtuigd was dat ande„ ren, en wel bekwaamer Perfoonen dan „ hy, om de vacante plaats hadden ge„ folliciteerd, hy het, derhal ven, van zy„ nen pligt oordeelde, voor dezelve te ,, bedanken." Door dit uitftellen des eenen, door dit weigeren des anderen, bleeven de Reseeringsplaatzen open. De Burgery * N 4 be' xxur. OEK. Meymnck bedankt. Poogingen der Burgery en der Gemeente  5Q9 VADERLANDSCHE XXXIII boek. 17 85. om die plaatzen door andere Perfoojien vervuld te krygen, Verzoekfchrift aan Staaten van Gel(Ierland^ 1 benoemde, weinig dagen hater, zes Ge-" lastigden om met Gevolmagtigden uit den Raad en Gemeente te onderzoeken, welke middelen , met de Regeeringsgefteltenisfe overeenkomftig, nu moesten aangewend worden, om de Raadsplaatzen vervuld te krygen. Hier van deeden zy aan het eerfte en tweede Lid der Stads Regeering den voorflag, in een Adres, 't welk teffens de redenen inhieldt waarom zy den Garde du Corps Dinckg r e v e , als onbevoegd , weigerden ta erkennen. De Magiftraat fioeg 'er geen agt op. De Gezwooren Gemeente voldeedt terftond aan het voorftel om zes Leden te benoemen, ten einde met dia uit de Burgery gezamenlyker hand te werken. Terwyl deeze wederzydfche Gelastigden met dien arbeid bezig waren, befloot de Gemeente aan Staaten van Gelderland, op nieuw, een Verzoekfchrift aan te bieden. Eensdeels op dat daar uit blyken mogt, wat haar en de Hattemfche Burgery bewoogen hadt om zich te*en de Inëedneeming van Dinckgreve lan te, kanten, als om nogmaals, en voor t laatst, te beproeven, of men de Aantelling van twee bevoegde Magiftraatsleïen, door tusfchenkomst der Souveraine Staaten, van den Heere Stadhouder, en Jus zonder benadeeling des Reglements i/an mdccLj kon verkrygen (*), Der (*) Gedenkboek voor Gelderland 11. B, bl. 14 enz.  HISTORIE. aor Der Staaten befluit op dit Verzoekfchrift bleef agterwege. Een ander, waar van wy vervolgens zullen moeten fpreeken, toonde genoeg welk eenen invloed 't zelve hadt. Dit was het beloop der zaaken te Hattem tot op den buitengewoonen Landdag in 't laatst van Oogstmaand uitgefchreeven. Wanneer die Stad zich in eenzelfde lot ingewikkeld vondt met de Nabuurftad Elburg, werwaards wy ons nu moeten begeeven, om desgelyks te verneemen , welke de aanleidelyke oorzaaken waren van de handelwyze omtrent dezelve gehouden. Wy zullen, ten dien einde, zo niet vroeger, tot het Jaar mdcclxxxv moeten opklimmen. De zes Gilden dier Stad benoemden oorfpronglyk ieder eenen Gemeensman.; de overige zes Gemeensmansplaatzen ftonden ter befchikkinge van de Burgerye; dan, zints langa fielden de Stadhouders de Gemeenslieden aan. Het Visfchers Gilde werd te raade, in 't gemelde Jaar, haar oude, doch verwaarloosde Regt, door geen der Regeerings Reglementen bepaald, te doen gel den, en deedt, op eigen hand, eene verkiezing. Dit droeg niet alleen de goedkeuring van vier andere Gildens, en dei Burgery weg; maar zy gaven 't zelve daarenboven verzekering, dat zy, in gevalle deeze wettige AanfteUing, hinder mogt lyden, 'er eene gemeene zaak van zouden maaken. De'Magiftraat bleef, ondanks herhaalde Adresfen, weigerig om dien Gemeensman in den Eed te neemen, N 5 Hier £ XXIII boek. Welk eene uitwerking't zelve baarde. De Gilden te Elburg willen hun Regt tot het verkiezen van Gemeenslieden doen gelden.  soa VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1735. Schryver aan zyne Hoogheidj dat hy de zelve niel meer zou aanftcllen. y De Magi ftraat be willigt. over te onvrede, vervoegden zy zich by de Gezwooren Gemeente, met bede, dat deeze de Magiftraat eene Verklaaring wilde overgeeven tot ftaaving van der Gilden Regt, en Bevoegdheid, om Gemeenslieden aan te ftellen, met nevensgaande verklaaring, dat de Gezwooren Gemeente geen ander, dan den dus wettig aangeftelden Gemeensman, in haare Vergadering .kon toelaaten. Ten zelfden tyde ftelde men vast, dat eenige Gelastigden uit de Gilden en Burgery, den Stadhouder, by eenen Brieve, zouden aantoonen zyne onbevoegdheid, om Leden der Gezwooren Gemeente te verkiezen; en hem te verzoeken om zich te willen onthouden van de zedert eenigen tyd gedaane Aanftellingen hunner Gemeenslieden: dewyl .zy vast beflooten hadden dit, in 't vervolg, zelve te doen. Naa een omftandig verhaal der weigeringe van de Magiftraat om in deezen aan de Volksftem gehoor te geeven, herhaalen zy niet alleen hun verzoek , dat zyne Hoogheid niet weder hunne openvallende •Gemeensmansplaatzen aanvulde; maar dat het hem, in de hoedanigheid van Stadhouder , ook mogt behaagen, daar van aan de Magiftraat ten fpoedigften kennis te geeven, en te helpen uitwerken, dat de Gilden en Burgery by hun wettig Regt mogten gehandhaafd worden. Zeer gereed voldeedt de Gezwooren Gemeente te Elburg aan de begeerte der vyf Gilden en der Burgerye; doch, in den  historie. 203 Sen aanvange, zonder vrugt. Geen ant-: woord van den Stadhouder verfcheen. Men hieldt dit voor eene ftilzwygende toeftemming, enbragthetde Magiftraat onder 't oog, met nieuwen aanzoek om de Inëedneeming des Gemeensmans. — Naa veel marrens bewilligde de Magiftraat, op een fterker aandrang, hier toe in 't volgende Jaar. Men mag dit ftuk ongetwyfeld als een wortel der bitterheid aanmerken, die uit andere oorzaaken, te Elburg wasdom kreeg (*). Deeze Stad naamlyk, rangfchikte zich, in den Jaare mdcclxxxv, onder die Gelderfche Steden, welke de betwiste Waardigheid en Invloed der Gezwooren Gemeente wilden doen herleeven. Onder de oorzaaken van het verval, waar in die Vergadering geraakt was , telde men als de voornaamfte, dat dezelve geene afzonderlyke byeenkomften hieldt, om behoorelyk te raadpleegen over zulke aangelegenheden, als daar aan, volgens Stadsregt, byzonder waren toevertrouwd. Wel is waar, de Gemeenslieden woonden, van tyd tot tyd, de Magiftraatsvergaderingen by, waar zy, volgens het Regt der Gemeenslieden te Elburg, hun nooit vóór den Jaare mdcclxxxvi betwist, ieder afzonderlyk met de acht Leden van de Magiftraat hoofd voor hoofd ftemden; doch vermids deeze by- een- (*) Gedenhbeek visr Gelderland], D. bl: 210—217. kxxiii. BOEK. 178ó. Men zoekt te Elbi/rï de waardigheid ?n invloedder Gezwooren Gemeente te doen herleeven.  2o4 VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 1786. Verzoekt een afzonderlykVcr.trek op 't Raadhuis te mogen hebben. De Magiftraat des Yerdeeld. eenroeping veel al afhing van het goeddunken des Voorzittenden Burgemeesters, en den Gemeenslieden nimmer de gelegenheid werd vergund om de zaaken, waar over zy hun R.iadflag zouden inleeveren, vooraf, naar behooren, te overweegen, oordeelden zy het van de uiterfte noodzaaklykheid wederom een afzonderlyk Vertrek op 't Raadhuis te mogen hebben, waar zy vrylyk konden raadpleegen. Wanneer de Meerderheid der Magiftraat zulks, op eene beleefde wyze, affioeg, lieten de Gemeenslieden niet af van hunnen eisch; maar zogten de wettigheid van denzelven, te betoogen, met aandrang op eene fpoedige afdoening dier zaake. Een uitgebragt Verflag van den Stads Secretaris H. H. Vt.tr.inga, door de Magiftraat gelast om het ingediende ftuk te onderzoeken, was alleszins gunftig voor de Gezwooren Gemeen:e; doch het Befluit van de Meerderheid, >m in de eensgedaane weigering te volharden,- en, zo de Gemeente zich hier mede liet mogt vergenoegen, en 'vermeenden neerder Regt te hebben dan hun Ed. \gtb., Ampts- en Pligtshalven, konden .rkennen en toeftemmen, lieten zy aan Ie Gemeente over, dit voorgewend Regt 'oor het Hof Provinciaal te brengen, gei tegen zynde om dit gefchil aan dat Hof e onderwerpen, en deszelfs beflisfing af e wagten. De Raaden J. H. Rauwkniof en M. Sels waren verre van met de  HISTORIE. aos de Meerderheid in te ftemmen in een Befluit door vyf Leden woordlyk overgenomen uit her ontwerp van W. B. Baron van Spaan, Heer van Hardeflein; maar beweerden in hunnenRaadflag en vervolgens daar op gegronde Tegenverklaring, het Regt van de Gezwooren Gemeente om op het Raadhuis eene afzonderlyke Vergadering te houden. Het gefchil over de geëischte Kamer op het Raadhuis, 't welk tweefpalt onder de Magiftraat verwekte, bleef onafgedaan; doch de Gezwooren Gemeente liet daarom niet na, de aandagt te vestigen op een misbruik van eenen anderen aart, betreffende den Last aan de Afgevaardigden ter Landfchaps- en Kwartiers Vergaderingen, waar in zy, door de twee gemelde Regeeringsleden onderfteund, het ▼an haaren pligt oordeelde, behoorlyke paal en perk te moeten zetten. Hier in ging Elburg, de laagfte Stad in rang onder de vyf ftemmende Steden van het Feluwfche Kwartier, alle andere Gelderfcht Steden voor. De uitfchryvingen der Lands- en Kwartiersdagen van het Hof Provinciaal aan de Magiftraat gezonden zynde was deeze gewoon, volgens het Reglement, de Gezwooren Gemeente op te roepen, om in die vereenigde Vergadering, naa het voorleezen van den Landdagsbrief, den raadflag der aanweezende Leden, hoofd voor hoofd, in te neemen. Aan die dei Ge XXXIIÏ. boek. 1785. Eifch dat de; Afgevaardigdenten Landsdage eenen bepaalden last^krygen. Hoe h*t daar meds gefteld wa».  20&- VADERLANDSCHE XXXIII boek. 1785. Fooging ten dien einde. . Gezwooren Gemeente werd gevraagd, of zy ook eenige Bedenkingen hadden? en was het doorgaande antwoord, Geene. Waar op de Gemeenslieden vertrokken en één of twee uit de Magiftraatsleden benoemd werden ten Landdage, met volkomen magt, om, naar eigen goeddunken en vryen wille, uit naam van de Stad Elburg, te ftemmen, en alles, naar de zaaken zich opdeeden, te befchikken, zonder aan eenige nadere bepaaling verbonden, of tot de minfte verantwoording gehouden, te zyn. De Gezwooren Gemeente, door lange gewoonte, volgzaam geworden, hadt thans een aanvang gemaakt om haar gezag te herftellen, en wilde het vrye Stemregt der Stad ter Staatsvergaderinge doen gelden. De woelingen te Zutphen ontftaan (*) deeden eenen buitengewoonen Landdag, in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxv, te Nymegen openen. De Brief van aanfchryving voorgeleezen zynde, wilden vyf der Elburgfche Raaden eene Bezending ah van ouds derwaards afgevaardigd hebben. Dan de Gezwooren Gemeente bragt éenpaarig in 't midden, dat de Afgevaardigden last moesten krygen om de Stukken en Papieren, raakende het Zutphenfche gefchil, over te neemen; dewy! zy onmogelyk in ftaat waren te beraad- fia*° (*) Zie onze Fftderh Bist. X, D. bl. 240*/  HISTORIE. 207 flaagen over zaaken hun te eenemaal on- ] bekend: en niet konden befluiten om den i last te verleenen als van ouds. Men be- ■ dankte de Gemeenslieden voor dien raad* fiag; doch handelde als of dezelve niet ingebragt ware: dewyl de Meerderheid der Magiftraatsleden goed vondt, drie Leden te zenden met dezelfde magt als van ouds bekleed. Dit mishaagde de Gezwooren Gemeente dermaate, dat zy tegen deeze Bezending zich verklaarde, en des kennis gaf aan Staaten van Gelderland, met verzoek, dat aan dezelve Zitting en Stem mogt geweigerd worden. Met geen gunftig oog werd dit ter Staatsvergadering aangezien. Maar de aanhoudende poogingen der Gezwooren Gemeente bragten te wege, dat de Raad nevens haar, by eene groote meerderheid, omtrent eenige Punten van bezwaar, last ter overneeminge gaf op den buitengewoonen Landdag in Bloeimaand deezes Jaars. Aan welk befluit zy zich hielden, ondanks eene tegenwerking om 'er van af te zien. Zulks hadt ten gevolge, dat de Afgevaardigden, uit naam van de Stad El' burg, ten fterkften zich verklaarden tegep de Publicatie op den elfden van Bloeimaand vastgefteld. Een bedryf van eene kleine Stad zo ongewoon als haatlyk in 't oog van de Meerderheid der Staatsleden. Te heftiger tegen dezelve verbit' terd, daar de Meerderheid van Raad er Gemeente het afkondigen dier Publicatie (XXÏIL SOEK. Dit werlt loorgezet. Die Elburg verklaaren zich tegen het afkondigen van hetPlakaat van den 11 Mey in hunne Stad.  2o8 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. 1785. te Elburg wederhieldt (*). Deeze Meef derheid zogt men te betwisten, door aan de Gezwooren Gemeente het regt te weigeren, om van foortgelyke zaaken de minfte kennis te neemen, en aan haare Leden het vermogen te ontzeggen, om over dezelve, nevens de Leden van de Magiftraat,hoofd voor hoofd,te ftemmen. Een ftuk waar omtrent men, van den anderen kant, beweerde, dat, zedertbyna tachtig Jaaren, toen het Stedelyk Reglement bepaald werd, nooit de minfte twyfel of bedenkelykheid; noch by de Staaten, noch by het Hof van Gelderland, noch by de Magiftraat zelve, was geree- zen. 'De Gezwooren Gemeente, die dit ftuk doordreef, gaf kennis van dit Befluit aan de Gilden en Burgery, welke deeze Vergadering tegen alle mogelyke gevolgen borg ftondt. Hier op werd deeze Publicatie, voor altoos, agter de bank geworpen; en beraamd, dezelve nimmer, uit vryen wil, binnen de muuren van Elburg, te laaten afkondigen. — Vreemd fcheen dit weigeren der Afkondiging van een Plakaat in eene byzondere Stad, fchoón door de Meerderheid der Staatsleden vastgefteld; doch merkte men aan, dat (*) By het Befluit waren zes Raaden en acht Leden van de Gezwooren Gemeente tegenwoordig, van welken flegts vier Raaden voor het afkondigen (temden , terwyl twee Raaden, nevens acht Gemeenslieden, zich daar tegen aankantten. Gelderl. Gedenkh I. D. W. 3 72,  HISTORIE. 200 dat dit geen ongewoon veifchynzel was in Gelderland, en hieldt hec voor eene daad, die, behalven op eene Gelderfche Grondwet (*), op het eerfte Artykel der Unie van Utrecht, fteunde, en waar van niet weinig ipreekcnde voorbeelden zich opdeedcn , welke men niet in gebreke bleef aan te voeren (f) In dit bedryf vonden zich de Elburgers gerugftciind door een aanmoedigenden en hulp beloovenden Brieve uit de Vergadering van de Gewapende Burgercorpfen der Steden en het Planeland van Holland: doch wederltreefd door de Mombers van Gelderland, die, ruim twee maanden naa dat de Nieuwspapieren in 't breede het gebeurde te Elburg omtrent de Publicatie vermeld hadden , zich Eedsen Amtshaken verpligt vonden , zulks tot kennis van den Hove te brengen, 't Zelve fchreef aan de Magiftraat van Elburg om des berigt te mogen ontvangen, en telfeus de redenen te verneemen, (*) Naamlyk, dat in zaaken van bezwaar, geene Overftemmmg plaats hadt; doch dat daar toe altoos eene volkomene eensgezindheid van alle aanweezends Staatsleden werd vcrëischt. Een Grondwet, waarop de Heeren Verstkege en R o o d e van Heeckeren , de Vyf Ridders van het Ve luw fche Kwariicr en Capellen tot de Marsch, in hunne Aantekeningen, zich beroepen hadden. Gelderland* Gedenkboek I. D. bl. 148. I5P- '5»> l6°- lSl: " 267. Post van den Neder-Rhyn X. D. bl. 357. Geld. Gedenkb. I. D. bl. 274- XII. DEEL. O XXXIII. BOEK. Gefchil hier uit g« 1 reezen. Standvastip.heid des Elbur*»ren.  XXXIIL b o e ii. 3785. £io VADERLANDSCHS men, waarom de Afkondiging niet was gefchiedt. — In het Antwoord betuigen zy „ hoe 't hun leedt deedt zich in de „ noodzaaklykheid gebragt te zien om te „ handelen over eene Publicatie, welke „ zy gewenscht hadden, dat nooit een „ voorwerp van hunne Raadpleegino-, of „ een voorwerp der verontwaarding van „ de ganfche Republiek geworden ware, „ uitwyzens de algemeene ftem, die „ zich daar over van alle kanten hadt „ doen hooren en welker klank hun Ed. „ Mogenden zekerlyk niet zou ontfiipt zyn." Naa eenige aanmerkingen over het lang verwyl tusfehen eene zo bekende Gebeurtenis, en het gevergd Berigt, als mede over het gedrag der Mombers in gevallen van deezen aart, doen zy, fchoon zich daar toe ongehouden agtende, volmondige erkentenisfe, dat zy, die Pubb* catie, als een punt van Bezwaar, en een rechtftr eek fche inbreuk op de voorregten der Burgerye, niet afgekondigd maar ter Secretarye weggelegd hadden , en voegen'er nevens, „ dat zy niet erkenden, „ noch immer, (zo lang zy zich in ftaat „ bevonden de aan hun aanbetrouwde „ Privilegiën der Stad en Burgery, aan „ welke zy zich in de allereerfte plaats „ voor God en de Wereld op het aller„ plegtigst verbonden hadden , te befcher„ men,) zouden erkennen, dat de Mom„ bers, noch iemand ter wereld, dan het „ Volk, 't geen zy reprefenteerden, be„ voegd is, om hun tot verantwoording op  HISTORIÉ; stt ?* op te roepen in puure Domeflique en; », Politique Zaaken, de privative Regten. >, en Vryheden en Voorregten hunner „ Burgerye, ten kosten van haar voor„ ouderlyk bloed gekogt, eoncerneeren», de, en die hun, als Inwoonders van een vry en onafhangelyk Gemeenebest „ toehooren, onder welke, buiten twyfel, j, de onderheevige zaak moest gerang„ fchikt worden; te meer daar zy in », deeze fpeciaal mede met de uitgedruk„ te goedkeuring der Burgerye, door de „ Gemeente over deeze zaak vergaderd* „ gefterkt waren. — Voorts declareerden „ zy, op 't plegtigst, zich noch door gedreig», de Mombers-actien (welke zekerlyk in », Judicieele gevallen nuttig konden zyn; „ doch tegen welker gebruik in Politique „ zaaken, gelyk deeze, nu thans de meer „ dan ooit verlichte ftem des Volks zich „ met kragt liet hooren,) noch door on- verhoopte middelen van Contrainte of », Geweld, tegen welke zy voor God en de Wereld protefteerden, en welk© „ de Hemel wilde verhoeden dat men „ nimmer in de noodzaaklykheid worde „ gebragt, door wederkeerig Geweld, te „ moeten keeren, zich te zullen laaten „ aftrekken van de cordaate en bedaarde „ verdeediging der hun toevertrouwde r Volksregten, welker bewaaring zy als „ hunnen onvermydelyken pligt befchouw„ den, en welkers behandeling hun Ed. „ Mogenden, en ook zy, elk in hunne O a „ be* iXXllïi  »» VADERLANDSCHE XXXIII boek. i/8f5. De Elbur gers geeven op nieuw zee bepaalden last. . „ betrekking, eens plegtig zouden mpe„ ten verrekenen." P Gilden en Burgery, door de Gemeente byeengeroepen, gaven niet alleen hunhoogfte genoegen daar over te kennen; maar namen ook alle Leden der Magiftraat en der Gezwooren Gemeente, welke voor dit Antwoord geftemd hadden, als mede den Secretaris HhRM. IIenr. Vitringa, in hunne befcherming. Vyf Magi- ftraats Leden, gaven den Hove Provin* ciaal by brieven te kennen, dat zy aan het verhinderen der Publicatie en aan het afzenden van het Antwoord geen deel in 't minst gehad hadden. Tot een buitengewoonen Landdag binnen Zutphen, tegen den acht en twintig- . ften van Oogstmaand opgeroepen, vondt de zamengeftelde Vergadering der Magiftraat en Gezwooren Gemeente, naa rypen raade, goed, nogmaals eene kragtige pooging te doen om Elburgs vrye Stemregt, zo veel mogelyk, op dien Landdag te laaten gelden, en de Afgevaardigden met een zeer bepaalden last te bekleeden. Onder andere werd hun opgelegd: „ Niet te treeden in eenige belemmering ,, der vrye Drukpers, een van de bol- „ werken der Vryheid. Zo veel „ mogelyk de Wapening in de Steden en „ ten Plattenlande, te begunftigen. „ Niet toe te ftaan, dat men eenig Ge„ weid, door Militaire of Politique Mom„ bers-actien gebruikte in de Domeftique Ue-  HISTORIE. £T3 „ Gefchillen, die te Hattem mogten plaats „ grypen; noch te treeden in eenige Be ,, zetting met Garnifoen van die Stad, of „ van eenige andere, welker Regeering „ of Burgery niet geneegen mogt zyn „ dezelve te ontvangen. — Niet te ge„ doogen, dat men ter Staatsvergadering „ zich menge in eenige zaaken het Domefticq of Politicq Beftuur der Stad Elburg betreffende; en, naamens dezelve, te verklaaren, dat men alle zo„ danige Befluiten, door welke inbreuk op de Stedelyke Regten zou gefchie„ den, voor niets en onverpligtend »•, hieldt — en wel. uitdruklyk, op alle mogelyke wyze te yveren, tegen allen „ Ammarsch of Bezetting van Elburg, „ met Militaire Magt, en, in geval on„ verhoopt daar toe mogt worden beflooten, te protefteeren van Nulliteit „ en Geweld, en te declareeren, dat (te „ meer, dewyl zodanig eene Bezetting, „ de rust, tranquiliteit, en goede orde, „ welke thans te Elburg zo gelukkig „ plaats hadt, zou kunnen ftooren,- ei „ Magiftraat, Gemeente en Burgeiy, b\ „ refpective Refolutien en Adresfen ziel „ hier tegen hadden gedeclareerd,) zo „ danig eene demarche zou worden be „ fchouwd als eene daad van Geweld „ die men, des noods, met reciproque Ge „ weid zou moeten keeren; terwyl mei „ alle die ongelukkige gevolgen, welk „ uit den aanvang van een rampzalige! „ Burgerkryg zouden kunnen voortvloei O 3 jen XXXIIL BOEK. 17*6. L r t > 1 i 1 I  XXXIÏÏ. BOEK. Bezwaaren over de Elburgers by de Staaten in, $ebiagt, 3 j < i i 1 j 1 *i4 VADERLANDSCHE » jen, liet voor rekening van die Le* „ den, welken, zonder eenige reden of „ noodzaak, (naardernaal men ieder durft «, fommeeren, of zy eenig bewys van gebrek aan orde en wetteloosheid, „ binnen Elburg konden produceeren.) „ en dus ter doordryving van hunne aan„ genomene arbitraire handelwys, hier », toe beflooten hebben; daar toch het ., ftorten van Burgerbloed van hunne han1. den zal te rug geéischt worden." Middelerwyl hadden de Mombers, ten Hove Provinciaal, een verflag gedaan, vol bezwaar over het gedrag der Elburgeren, iie zy afmaalden als zich volftrekt onttrekkende aan de Souverainiteit der Staaten, en daar door inbreuk deeden op derzelver Wetgeevende Magt; voorts hun tlegt als Mombers om de Elburgers tot iet doen afkondigen der Publicatie te ïoodzaaken, beweerden, en oordeelden geriagtigd te moeten worden om in Reg;öi te handelen tegen de zodanigen die le Afkondiging belet hadden (*). Dit bragt, met de voorhanden zynde Hukten, betreffende de Stad Elburg, een 3rief van beklag des Hofs aan de Staaen voort, waar in zy het bedryf der :wee Magiftraats- en acht Gemeensmans ueden, en het berigt door dezelve gereeven , befchouwen, als komende uit :ene onwettige en onbevoegde Vergade- rings <*) N. Neterl. Jaarb, 178Ö, bl. 7&a-~792;.  H I S T O Pv I E. 215 ring. Wel hadt het Hof Berigt gevor- ] derd van Burgemeesteren, Schepenen en Raaden der Stad Elburg, geenzins van. de Gemeente te dier Stede; „ hadt dee,, ze," fchryven zy, „ op dit Subject, „ iets aan ons voor te draagen, dezelve 5, hadt zich daar toe afzonderlyk, by een „ behoorelyk Request, aan den Hove be- „ hooren te addresfeeren," By het onderzoek deezer ftukken hadden zy ontdekt „ het zonderlinge en veruitziende Syftema van een Stad , of wel van „ twee Magiftraats Leden en eenige Bur„ gers van dezelve, welke zich openlyk 9, defacto betoonden te onttrekken aan de „ Authoriteit van hunnen wettigen Sou„ verain,, en zich daar boven zogten te „ plaatzen, gepaard met een Commina„ toir van Geweld." Het fchynt dat de Minderheid van de Leden der Elburgfche Regeering, die met de Meerderheid der Gelderfche Staatsleden eene lyn trok, vroegtydig aan de voornaamfte Hoofden der aanftaande Staatsvergadering eenig licht gegeeven hadt, wegens den bepaalden last voor de Afgevaardigden van Elburg gereed gemaakt, waar uit wy zo even eenige trekken opgaven. Zodanig eene ontdekking moest het gereezen misnoegen tegen Elburg grootlyks vermeerderen. Althans men kon goedvinden, de Bezending dier Stad ten Landdage op eene vreemde wyze te bejegenen. Zo ras de Gelastigde Burgemeester Sels in de Vergadering ver0 4 fcheen? ixxm SOEK. [786*. Hoe men den Elburgfchen;Afgevaardigden op den Landdag ontving;.  *i6 VADERLANDSCHE XXXIIL li O EK. 1785. Deeze keert te jug. De Elburgers volharden. fcheen, bragt men 'er veele zwaarigheden tegen in, op grond dat zyne Commisfie te bepaald en niet overeenkomftig was met die der andere Steden, als welke hunne Afgevaardigden meestal Volmagt gegeeven hadden, om, volgens gewoonte , naar de toedragt der zaaken, en naar eigen goeddunken, te handelen. Deswegen werd de Last hem medegegeeven, in weerwil zyner nadruklyke tegenverklaring, tot een punt van Overweeging gemaakt, en hy zelve niet, dan onder veelvuldige bepaalingen, ter Staatsvergadering toegelaaten. Deeze beperkingen oordeelde hy dat zyn blyven aldaar nutloos maakten, en agtte hy zich daarenboven in perfoon niet langer veilig. De Heer Sels verliet de Vergadering en keerde, zonder marren, na Elburg, met verflag van zyn wedervaaren, en dat by de Meerderheid een Staatsbelluit ftondt genomen te worden, 't geen zyne Stadgenooten moest doen beeven. Het akelig uitzigt, 't welk zich opdeedt, wel verre van de Elburgfche Regeering te beweegen om iets in 't minde te laaten glippen , van 't geen dezelve meende haar, op eene wettige en onbetwist baare wyze, toe te komen, bleef dezelve ilandvastig, en vondt zich daar toe te meer aangemoedigd, naardemaal de Burger Krygsraad, de Gilden, en de Burgery, herhaalde keeren, het vast voorneemen hadt te kennen gegeeven, om de Regeeringsleden, die de hun zo dierbaare Stads voorregten bewaarden, nevens  HISTORIE. ai? vens deeze, zo veel in hun vermogen was, te befchermen en te verdeedigen; en oneindig liever het uiterfle wilden afwagten, dan zich aan de maatregelen der Staatsleden onderwerpen. Van dit alles kunnen wy geen voldingender bewys opleeveren, dan door hier in te lasfchen den Brief door de Regeering van Elbnrg, nog flaande de Vergadering, aan Staaten van Gelderland gezonden , woordlyk van den volgenden inhoud. „ Onze Gecommitteerde „ heeft ons oogenbliklyk geïnformeerd, „ dat by-U Ed. Mog., of wel by de „ drie Kwartieren, gerefolveerd is, onze „ Stad met geweld van Militie te dwin „ gen, en dat in weerwil van de Protes^ „ ten van de meeste Steden onzes Kwar ,, tiers, en van zo veele Ridders, var „ welken 'er openlyk ter Staatsvergade ring hebben gedeclareerd, dat onze Stat „ niet dan conftitutioneele en bedaardi „ flappen hebbe gedaan. Onze Bur „ gery is genoegzaam als een éénig Mai „ gerefolveerd, Geweld met Geweld ti „ keeren, en liever het uiterfle te waa „ gen, dan toe te ftaan dat men hunm „ Stedelyke Regten, door Refolutien „ die de Wereld zal doen verbaasd ftaan „ den bodem inflaat. „ Wy betuigen niets te hebben yerrig „ dan waar toe wy ons verpligt vinden „ tot foutien onzer Conftitutie, en vai „ de mat het bloed onzer Voorvadefei „ gekogte Regten; maar nimmer hebbei O5 ,, w; XXXI'J. BOEK. 1736. Schryvcn een Erief aan Staaten van Gelderland. L l » t > l 1 1 f  «8 VADERLANDSCHE XXXIIL boek, I78Ö. Protest tegen de Pu- | fciicaüe. » wy geëmpieteerd op het Gezag va» » U Ed. Mogenden. Wy proteftee- » ren, voor God en de Wereld, tegen ■» het Geweld, dat ons moge worden aan" gedaan. Terwyl de gevolgen van den » rampzaligen Burgerkryg, welken U Ed. » Mogenden bellooten hebben in ons Ge. west te openen, zeer zekerlyk op de » gemoederen der Staatsleden, die daar > toe hebben geconcurreerd, eens gevoe» lig weegen zullen. „ Wy referveeren aan ons alle midde. len, die God en de Natuur ons aan . de hand geeven, Wy zullen, nu de . Staaten onzer Provincie, die onze Be, fchermers moesten zyn , onze Vervol, gers zyn geworden, onze verdere Bond, genooten, op gronden der Unie van , Utrecht, inroepen, terwyl reeds een ge. ducht aantal derzelven, zich binnen , onze muuren bevindt, en de rechtvaar, dige Voorzienigheid tusfehen U Ed. , Mog. en ons regten zal. ,, Inmiddels, nu onze Gecommitteerde , zich naa deeze geweldige Befluiten , niet langer veilig oordeelt ter Staats, vergadering, en dus niet heeft kunnen , uitbrengen de ffcem onzer Stad, vervat by de Inftructie, noch ons Protest, hier by gaande, overgeeven, declareeren wy , het gerefolveerde in onze abfentie, , voor nul en niet verpligtend te houden." Dit Protest der Stad Elburg, tegen de Publicatie, welker Afkondiging de Regee:ing geweigerd hadt, en waar tegen derzelver  HISTORIE. aio $er Gecommitteerden zich eene Verklaaring ter Vergadering voorbehouden hadden, is merkwaardig genoeg om hier plaats te vinden. „ Naamens de Stad Elburg moet » men vooraf laaten gaan, dat zy die »j Publicatie , dat allerzonderlingst ftuk, h 't welk in de Gedenkboeken der eeu„ wen naauwlyks voorbeelden heeft, niet „ kunnen befchouwen, als een Staatsbe„ fluit. Het draagt, ja, wel den eer„ biedwaardigen naam der Staaten aan 't „ hoofd; 'er ontbreekt niets aan den uits, wendigen vorm. „ Doch Ed. Mog. Heeren! dit alles „ voldoet, onzes eragtens, niet — eene „ 's Lands Ingezetenen verpligtende Staatsm wet moet hun heil, hun geluk, en dat „ alleen, ten oogmerke hebben, moet op „ de onveranderlyke Natuurwet, op de ,, eeuwige gronden van Billykheid rusten. „ En zou wel dit pretenfe Staatsbefluit „ den toets aan deeze gelegde gronde* ,, kunnen doorftaan ? daar egter, (dit ont kent niemand van U Ed. Mog., dit „ wraakt geen eerlyk Regent,) elke ver „ pligtende Staatsrefolutie die onparty «, dige, naauwkeurige, en beredeneerd* ,, proef moet kunnen lydeii. „ 't Is doch eene ontwyfelbaare zeker „ heid, eene Staats-maxime deezer Re „ publiek, dat de Regenten de onmidde „ lyke Vertegenwoordigers des Volk; „ zyn, terwyl"men de waarheid van dee „ zen Stelregel wel gezogt heeft te on u dermynen , door allerlei Sophistifche % „ ver XXXIIL BOEK. t786.  ft2o VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. 1786. - vergezogte en fyn gefponnen argumen- • ten, (en die behoeft de waarheid nooit,) . meestal gehaald uit het gedrogtlyk ■» Leen-Syftema der Middeleeuwen, 't .» welk maar al te veel fpooren in ons .» vry Gewest heeft overgelaaten, zonder » dat men egter dien Regel immer recht» ftreeks heeft durven aantasten. „ En geen wonder! daar te vooren de hooge de waardige Volksbeftuurders, » het zich eene eer rekenden, deeze ., waarheid te erkennen, en wel in de » eerfte tyden der Republiek, toen men nog naast aan de bronnen der Confti„ tutie was, toen heerschzugt en weelde ,* de Vaderen des Lands nog niet belet- • ten, zich als Medeburgers alleen door • de op bun liggende zorg en verplig» ting onderfcheiden te befchouwen , toen , noemden zyzich niet enkel de Staaten des , Furpendoms Ge/t e en Graaffchap Zutphen; , maar JVy Ridderfchap en Steden reprefen, teerende de Staaten des Lands, en dat zelfs , op het tydftip, op 't welk zy de Wet- • geevende Magt uitoefenden. Ten ge, tuige kan 't Landregt van Zutphen, en , verdere Stukken van die tyden, ftrek, ken. „ Dit zo zynde, wat zal men dan van , eene Publicatie zeggen, by welke dee, ze zelfde Volksvertegenwoordigers, on, der, wy weeten niet welke vreemde , bepaalingen, en willekeurige reftrictien, , en op allerlei ftraffen en bedreigingen , der Wraak van hunne Hoogheid, den „ Vol,  HISTORIE. 23T „ Volke verbieden zich eerbiedig te ad„ dresfeeren over de gewigtigfte belangen „ des Lands, (dit toch erkent de Publi",, catie zelve,) en dus over hunne eige» ne byzondere belangen. „ En hier Ed Mog. Heeren! wenschten wy de pen te kunnen nederleggen, doch de taak is ons opgelegd; wy moei, ten, uit hoofde van onzen Eed en „ Pligt, fpreeken voor de dierbaare be„ langen van onze Stad en Burgery, en, „ uit hoofde van onze verpligting moe» ten wy openlyk declareeren, deeze Pu„ blicatie en Rcfolutie, van den beginne „ af aan, befchouwd te hebben en te bly„ ,ven befchouwen, als inbreuk doende „ 'op de onbetwistbaare Regten van on„ ze Burgeren, en daarom ten aanzien „ van dezelven als niet genomen; ter „ wyl toch zekerlyk eene zodanige Re „ folutie, door. de Meerderheid doorge „ drongen, niet kan verpligten mede inte „ greerende Leden van Staat, die daarir „ niet geftemd, en welken daar teget „ geprotelteerd hebben: wyl men nim „ mer zou durven foutineeren, dat doo: „ de Unie der Ridderfchap en Stedei „ refpecdvelyk, het eene Lid derzelve „ Regten aan het goeddunken van 't an „ dere heeft opgeofferd, of kon opoffe „ ren, of in haare Stedelyke zaaken d „ Oppermagt der Meerderheid erkennen ,, Waarom wy ook dezelve gecontradi „ ceerd, en daarom binnen onze Juris ,, dictie niet gepubliceerd, noch geaffi ,, geerd XXXIIL BOEK. I786.  &t& VADERLANDSCHB xxxiii. BOEK. ' 17B6. • i » '» geerd hebben, involveerende dit een* » pointvan notoir bezwaar, en dus, vol- > gens de Orde van Regeering, niet fub- > ject aan Overftemming, en op de grie». » vendfte wyze beledigende voor de Re-, ■ questranten. „ Op de hoedanigheid van deezen^ > oordeelen wy eenige oogenblikken te moeten ftilrtaan. Onder die zyn, ja, misfchien minvermogenden, minkundigen; doch, zo 'er eenigen ftaat op de eenpaarige berigten van alle zyden tê maaken is, zo moet .men ver het grootfte aantal van die duizenden van Tekenaaren onder de notabelfte Burger* rangfchikken : immers onder 't getal der byna drie honderd Ingezetenen deezer Stad, Tekenaaren van 't laatst bedoelde Adres aan U Ed. Mog. is*er-zulk een over weegend aantal van byna alle onze meestkundige en notabel gegoede Burgeren, dat de overigen, wat het getal betreft, in geens aanmerking ter wereld komt. Zo dat men naauwlyks bezeffen kan, welke klem 't argument tot verbod der Adresfen, voornaamlyk uit de fchame* lykheid en onkunde der Tekenaaren gehaald , zal kunnen hebben. Ook kunnen wy niet begrypen, welke gedreigde Polityke Actiën en Vervolgingen , LJ Ed. Mog. bevoegd zouden kunnen zyn in 't werk te ftellefi tegen Burgers, die, Godlyke en Menschlyke Wetten eerbiedigende, doch hun- v op  HISTORIE; tk'i ,, ne waarde en die der Burgeilyk* Vry,, heid kennende, zich op eene eerbiedi- ge en befcheide wyze tot hunne Hoo„ ge Reprefentanten keeren, de ingeflooi, pene misbruiken cordaat aanwyzen, en „ op herftel aandringen. Staat erj » valt met hun welvaard, met hun ge„ luk, niet het geluk van 't Land, be„ kleedden U Ed. Mog. anders, dan tol „ hun heil, en in hun naam, de Stoeler „ van Eer? ls onze Vaderlandfch( „ grond, als 't ware , nog niet door „ weekt van 't bloed , 't geen veelei „ hunner Voorvaderen, zo wel als d< „ onzen, voor hunne Vryheid plengden' „ Hebben zy geen aanfpraak, geen eisch „ op gehoor, op onderzoek? Mag mei „ hun dit willekeurig ontzeggen ? Ja „ wat erger is, hunne ftem, de item de „ Volks, werkdaadig fmooren. „ 't Is, egter, ver van ons, Ed. Mog „ Heeren! dat wy, door cordaat en pligt „ maatig uitkomen voor de gevoelen „ van ons hart, (dit toch, zo lang 'e „ eene fchaduw van ' een Gemeenebes „ in ons midden is overgebleeven, ftaa „ ons onbelemmerd vry,) inbreuk zovj „ den willen maaken op de wettige Reg „ ten van den Heere Erfftadhouder, we! „ ker onbepaalde uitgebreidheid, voor i „ ten aanziene van de Regeeringsbefte: „ ling, die maar al te veel met Ong< „ qualificeerde Perfoonen gefchiedt, e „ de magt van willekeurige ontzettin „ binnen deeze Provincie, eene der vooi naan XXXÏIii BOEK, i l I » » l l r t t 1 3 i  Q2+ VADERLANDSCHE XXXIIL BOCK. 1785. ., naamfte bezwaaren der Requestranten ,., opleevert. Wy betuigen, in te- „ gendeel, rondclyk, niets harlyker te „ wenfehen, niets vuuriger te verlangen, dan dat eens de zalige Eendragt in „ ons Gemeenebest herleeve, en 't Con„ ftitutioneele Stadhouderlyke Bewind, » tot 'sLands heil, op billyke en Repu%, plicainfche Gronden, eens onwrikbaar „ wierd herfteld. „ Mogt Nederlands Erfftadhouder, on„ derfebeidende onder den kring der „ geenen, welken hem omringen , wie „ zyn belang behartigen, dan wel alleen « zich zeiven zoeken, hier toe eens gul- „ hartig medewerken. Mogten wy „ allen, alle byzondere bedoelingen aan ,. 's Lands welvaard, en die is toch de „ onze, opofferen; dan ook, en dan al„ leen, zal eens het onderling mistrou„ wen , in deeze zorglyke tyden, geweerd, „ en de rust herfteld worden. — Dan zal „ het Huis van Oranje zich mogen be„ fchouwen, als het voorwerp der Hoog? „ agting en der beredeneerde Liefde van „ een vry Volk, dat toch nimmer Mces„ ters heeft kunnen eerbiedigen, en tot „ op dit oogenblik even zeer het Despo„ tike of Familie Dwingelandy verfoeit, „ als eene onmiddelyke Volksregeering; „ en hier aan, wat de kwaadaartigheid, „ of laster uitftrooije, denkt geen rede„ lyk Mensch. Dan eerst zal waare „ Vryheid, en de eerbied voor billyke „ en zagte Wetttm, in ons zo gezegend „ Ge-  -historié: 22$ h Geraeenebest, zich als om ftryd veree- ■ '•> nigeh. J ,, Dit, Ed. Mog. Heeren! op deeze * zorglyke Publicatie te doen aantekenen; ; ») hebben wy gemeend aan onzen Eed, »\ Pligt, en Burgery, verfchuldigd te zyn: » Terwyl .wy nog hoopen, dat U. Ed. » Mog. by nadere overweeging deezer » gronden , gepaard met de mannelyke >» Vertoogen van zo veele eerbiedens- waardige Staatsleden van de Kwartie»» ren Nymegen, Zutphen, en in 't byi, zonder ook van het onze* alle welker »» Naamen de dankbaare Naazaat, met » een gevoelig hart irt de Stadsregisters >» fpellen zal, deeze Publicatie zullen inm trekken , en buiten effect Hellen, en >• dus rtog by tyds, zullen voorkomen » die reeks van akelige gevolgen, welke „ wy met fchrik voorzien, wanneer het i, gerekt geduld van een getergd Vry » Volk, 't Welk men in de uitoefening » van zyn natuurlyk aangebooren voor» regt ftremmen wil, eens ten einde liep; ■„ gevolgen, die Gód verhoede; doch h voor welke wy orts voor het tegeni, woordig en toekomend gedacht onveti, antwoordelyk kennen (*). De Gezwooren Gemeente tè Hattem vaardigde desgelykS, irt dit uiterfle, een Brief af aan Staaten van Gelderland, Waar in dezelve fchreef in het zekere onderligt (*) Qeldert. Gedenkt), i. D. bl. 210-195, All. deel, P 10 ek. De Gejwoorc3emeente te Hattem, "cbjyftaafl  aa6 VADERLANDSCHE XXXIII, BOEK. de Staaten, tegen het zenden van Krygsvolk ngt te zyn van den reeds gegeeven of in bewerking zynde last aan Krygsvolk van den Staat om na die Stad te trekken, ten einde daar de Rust te verzorgen, en de Juftitie te bandhaaven. Al het welk wy zeer onnoodig keurden, aangezien 'er geen de minfte wanorde plaats hadt, en de Gezwooren Gemeente, nevens de Burgery, zich daar door in het herftellen hunner oude en verdonkerde Voorregten grootlyks verkort en verhinderd zouden zien, als mede dat zulks zou {trekken om dezelve in het Herftellingswerk merklyk te benadeelen. Uit welken hoofde zy by de Magiftraat reeds hadden bewerkt, om in zodanige voorflagen ter Staatsvergaderinge niet te bewilligen; maar zich op 't kragtigst daar tegen te verklaaren. „ Waarom," dus lieten zy zich ten fiot hooren, „ de Ge» zwooren Gemeente, verzoekt, dat U » Ed. Mog. tot dien allergewigtigften en „ bedenkelykften ftap nimmer gelieven » over te gaan of te befluiten; maar liever » zorge te draagen , dat overzulks, buiten „ goedvinden, van de Gezwooren Ge» meente en Burgerye , en buiten hun „ fpeciaal verzoek, geene Militie na her„ waards, het zy om Garnifoen te hou>, den, of anderzins, moge gezonden » worden. Verklaarende de Gezwooren „ Gemeente , wyders , dat dezelve , in „ alle onverhoopte tegenhandelingen en „ contraire dispofitien , genooddrongen „ zullen zyn, zich daar tegen te moeten „ ver-  HISTORIE. £2? „ verzetten, en ook, in gevalle van daad-'. „ lyke aannaderinge, zich tegen dezelve „ te bedienen van die middelen, welke „God en de Natuur aan de Hattem„ fche Burgery zo milddaadig heeft ge- fchonken, tot afweering en verdere „ fluiting van die onheilen, waar mede », geheel Nederland, en byzonder dit Ge„ west, fchynt gedreigd te worden, en „ welkers droevige gevolgen, noodzaakiyk „ daar uit pröflueerende, de Gezwooren „ Gemeente voor rekening en verant„ woording der Bewerkers in deezen zul* „ len overlaaten, en zich, en deezer „ Stads Burgery daar van geheel ontflaa„ gen houden." ' De twee Steden Hattem en Elburg-, welker Gefchiedanisfen, zo verre zy betrekking hebben tot het lot, dat beide over 't hoofd hing en daadlyk trof, *c geen wy thaps moeten vermelden, geraakten in den toeftand, door den Elburgfchen wedergekeerden ter Staatsvergadering Afgevaardigden Burgemeester Sels, zynen Medeburgeren voorgedraagen. De Brieventer Staatsvergadering gezonden, waren van geene beduidenis tegen de Befluiten daar genomen , woordlyk dus luidende. „ De bedenkelyke Situatie, waar in zich „ de Steden Elburg en Hattem bevin„ den, mitsgaders de hooge noodzaaklyk», heid, tot herftelling der Rust en Orde », aldaar, in ernftige overweeging geno» „ men zynde, hebben hun ' Ed. Mog. „ goedgevonden en verftaan, dat, in da Pa „ eet» ÏXXÏÏÏ. 3 o ek. Befluit ter Staatsvergaderingom Krygsrnagt na Hattem etl Elburg te zenden.  XXXÏII BOEK. I786. 228 VADERLA NJ3 S C HE » eerfte plaats, zyne Hoogheid, als Ca» pitein Generaal deezer Provincie, zal » worden verzogt, zo fpoedig mogelyk, » een bekwaam aantal Militie , met al ■» het noodige voorzien, onder het Be- leid en Commando van een bekwaam » Officier, te zenden na de Steden Hat5, tem en Elburg, om aldaar Garnifoen „ te houden, en tot nader Order te bly• » ven; met fpeciaalen last aan den com» mandeerenden Officier om, des noods, » zo hy onvermoedelyk eenigen weder- ftand, van wien het ook weezen raog- te, het zy om in de voorfchreevene » Steden in te komen, het zy om daar 1» binnen geplaatst te worden, mogt ont. moeten, geweld met geweld, tot main, tien van hun Ed. Hoogheid en Opper, gezag in 'deezen Furftendom en Graaf- , fchap, te keeren. Ten welken , einde hier van mede aan de refpective , Magiftraaten van gemelde twee Steden, , zal worden kennis gegeeven, met re, commandatie en uitdruklyken last om , tot het inneemen en plaatzen van ge, melde Troepes in haare Steden alle , mogelyke faciliteit ter bereiking van , van hun Ed. Mog. ferieufe intentie, , toe te brengen." „ Dat, voorts , het Hof Provinciaal , zal worden geauthorifeerd, gelyk ge1 authorifeerd wordt mits deezen, om, • naa dat zal zyn geinformeerd, dat het gemelde Garnifoen in de Stad 'Elburg zal zyn aangekomen, zich ten Ipoedigften  HISTORIE; S29 » en Corps, geadfifteerd met den Momber en Subfiftuut Momber deezer Landfchap, derwaards te begeeven, en al*> daar, naamens hun Ed. Mog. die ge» wisfe Ordere te Hellen, dat 'sLand« fchaps gearresteerde Publicatie van elf » Mey mdcclxxxvi, aldaar werklyk » werde gedaan op zo eene wyze, als » men naar de omftandigheden, meest •> convenabel zal vinden. „ Voorts, om aanftonds, tegen die » geenen, welke zich reeds feitlyk tegen >, het publiceeren van 'sLandfchaps gere>» folveerde mogten hebben geoponeerdj ti of zich nog verder mogten oppofee „ ren, te doen procedeeren, en Regt et „ Juftitie tegen de fchuldigen te admini „ ftreeren, en in 't generaal over al he „ voorgevallene in gezegde Stad kenni „ te neemen, en de goede ordere te her „ ftellen, maakende tot dat einde, z< >, noodig,mede gebruik van de aldaar al „ dan gevonden zullende worden 'sLand „ Militie, dewelke verpligt zal zyn ha£ „ re Orders en Bevelen in alles te r< „ fpecteeren en te gehoorzaamen, en „ naa dat alles aldaar in rust en ondc „ betaamelyke gehoorzaamheid zal zy „ gebragt, wederom na haare gewooi „ refideutie-plaats binnen de Stad Arnkt „ te keeren., en wanneer het verblyf vs „ 't Garnifoen aldaar, 't zy Voor 't g „ heel, het zy voor een gedeelte, ni „ noodig mogt worden geoordeeld, 8 dan daar van aan zyne Hoogheid, s P 2 ,, C XXXIII; boek. 173Ó* i > 5 s » r n ie m. ü ït 1$ ll  »30: VADERLANDSCHE xxxin., BOEK. • 1786". . J 5 f, tt si ~: »5 S, >) »j 91 ij b5 Of » M «* M V » Capitein Generaal, kennisfe te geeven, • om verder over het verblyf daar ter • plaatze of emploi elders van die Mili' tie' zodanig te kunnen disponeeren, ■ als zal gelieven goed te vinden. „ Wordende voorfchreeve Hof verder - geauthorifeerd, om,'vóór 't vertrek na Elburg, aan de Magiftraat van die Stad, van den dag, wanneer het voornee' mens^ is zich met de Suppoosten aldaar > te vervoegen, advertentie te geeven; ten einde dezelve Magiftraat in tyds, de noodige preparatien tot derzelver receptie en verzorging van de noodige Logimenten kome te "maaken. Alles nogthans ongeprejudiceerd de ordinaris Jurisdictie in gemelde Stad van Elburg voor het toekomende. ,, En zal hier .van mede Extract aan den Hove Provinciaal worden gezonden, om te ftrekken tot deszelfs narigt. Zynde, wyders, die Leden der Magiftraat van Elburg, welke niet geconcurreerd hebben tot het weigeren of naalaaten der voorgemelde Landfchaps Publicatie, te neemen in hun Ed. Mog. byzondere Protectie (*)." Te- (•■'") De Heer Capellen tot de Marsch, het neemen van dit Befluit tegenwoordig, tekent , „ daadlyk befpeurd te hebben, dat men, hoe zeer men ook een onverfchrokken houding aannam, voorde raogelvke gevolgen van 't zelve, nictzonder bekommering was; ik las die bekommering op de weezens der Hoofdbewerkers, toen zich een ongegrond gerugt. verfpreidde, dat duizenden van    HISTORIE. 231 Tegen dit fterk Befluit verklaarden zich de Heeren M. van Bronckhorst , R. J. van der Capellen tot de Marsch, E. J. van Nieuvvkerken , genaamd Nyvenheim van Wiel, B. van Nieuwkerken, gefiaamd Nyvenheim van Dorth, H. W. J. van Lynden tot Oldenaller, J. H. van Züylen van NlEVELD, G. W. VAN ZüYLEN van Nieveld en J. C. van Eck(*), nevens de Heeren Versteege en Rood e van Heeckeren, Burgemeesters van Zutphen, in deezer voege: „ De Ondergetekenden protefteeren op „ het ernftigst en nadruklykfte tegen de „ ake. Burgers en Ingezetenen, uit de andere Gewesten, bereids in aantocht waren om het leed hunner on\ gelukkige Gelderfche Broederen aangedaan , t< ken." Mem. van den Heer van de Marsch bl. 85. (*) Deeze Heeren ontvouwden, in eenen breedei Brieve aan Staaten van Holland en die der andere Gewesten hun Gedrag in alle de Staatshandelingen van Gelderland ten deezen tyde gehouden. Men Vindt denzelven ii At Mem. van den Heer van de Marsch bl. 346. en ii de jV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1824 De Staatei van Stad en Lande waren 't van alle de Bondgenoo ten alleen , die deeze Heeren met een Antwoord ver eerden ; 't zelve is te vinden in de ophemelde Mem w- 359 —Deeze Brief werd grootlyks ten grondfla ge genomen van de Veroordeeling des Schryvers ei der Ondertekenaaren. Se meergemelde Mem. va. Capellen tot de Marsch en byz.onder de breed voerige Voorrede^ der Verzameling van Stukken raakende de Procedures voor den Hove van Geldertand geventileerd, op en tegen Jonkheer G. W. va Zuylkn van Nieveldt. Te Amft. by Allart uit gegeeven. i 4 XXXIII. BOEK. 1786. Verklaaringen tegen dit Staatsbefluit.  *3* VADERLANDSCHE XXXIII, BOEK. .ï7o>p-, 5! Hattem ftclt zich in ftaat van tegenweer Z ft r; b » akelige en fchroomlyke gevolgen, der » op gister genomene Refolutie, Hattem » en Elburg concerneerende; ah mede " tegen die van allen aanmarsch van ee» nige Troepen van den Staat na boven»> gemelde. Steden, houdende dit een en » ander ftrydende tegen der Steden Pri» vilegien en Vryheden, en tegen die van den ganfchen Burgerftaat van dit » Gemeenebest. Zy protefteeren tegen s» alle daar op geloopene of nog te maa„ ken onkosten, verklaarende alles, wat » ten dien opzigte mogt worden te werk .. gefteld, voor nul, informeel en van oni. waarde, als aanloopende tegen de Vri, vilegien, Preëminentien, en Veiligheid > van Burgers en Ingezetenen. En, , wyl wy voorzien, dat door deeze > ftrenge maatregelen, een Burgeroorlog > onvermydelyk is, welker gevolgen zy . zich met ontroering voorftellen, en ■ welke ü Ed. Mog. zich misfehien, , wanneer het te laat zal zyn, zullen be, klaagen, referveeren zy zich zodanige Conftitutioneele middelen te emploieeren, welke, zo mogelyk, nog voor kunnen komen, de jammerlyke uiterftens, waar aan een Land en Volk on-, derheevig kunnen worden." Beide deeze gedreigde Steden hadden ;eds voorzorgen gedraagen 0m, hoe svak en verdeedigloos, zich te weerete ellen. In Hattem tradt de Burgerkrygsad, met eenige Afgevaardigden van namrige^ Genootfchappen en een kuadigen la?  HISTORIE. s.33 Ingenieur, in onderhandeling om een plan van verdeediging en hulpbieding te beraamen. De Wethouderfchap^ tot welke dezelve zich vervoegde om hier in mede te werken, vondt goedt 'er niet op te raadpleegen. Dan de Gezwooren Gemeente gat' toeftemming, voor zo veel haar betrof. Dit was de Burgerye genoeg om de hand aan 't werk te Haan, Wallen en Verfterkingen op te werpen, Wagten te betrekken, en aan de Poorten Schildwagten uit te zetten. Te welwaren de Hammen overtuigd van hun onvermogen om, indien zy geene hulp van buiten ontvingen, den aanval van eenige noemenswaardige Krygsmagt te wederftaan. Zy zonden daarom een Rondgaanden Brief aan de Vrycorpfen en Genootfchappen, waar in zy op deezen dringenden toon om hulpe riepen. „ Thans fchynt het oogenblik „ daar te zyn, dat wy, uit hoofde van „ Gemeen Belang ons tegen onzen Ge„ meenen Vyand zullen moeten verdeedi^ gen, wyl wy gevaar loopen, dat eer„ lang het Geweld tegen onze Vesten, „ dat de jammerkreet van eenen Burger„ oorlog op onzen vryen Grond zal aan- a, geheeven worden. Het Geweld „ grimt ons aan, de Militaire arm is ge„ reed tegen ons te worden uitgeftrekt; „ en waarom? Om dat wy, uit hoofde „ van ons onbetwistbaar Regt eenen onge„ qualificeerden, dien men ons voor Regent „ heeft willen opdringen, op ConftitutioP 5 » mcl* XXXIII, iOEK. t?86. 5chryft om mlpnande Vrycorp- *en en Ge- aootfbhap, pen.  S34 VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1786. Hulp uit ■Overysfel en Holland { Hattem J toegefcoikt. • 1 „ neele gronden, weigeren, aan te neemen. — „ Eenen laagen ■ Afhangeling van den » Stadhouder, die hem voor weinige da„ gen als Garde du Corps diende, wil » men dat Vertegenwoordiger van een vry Volk zy. Edoch wy hebben be>> flooten, liever alles te waagen dan on» ze vry gebooren halzen onder zulk een willekeurig, hoe langer hoe ondraagly-. „ ker, Stadhouderlyk juk, te bukken. „ Hierom folliciteeren en verwagten » wy,op gronden der Unie, toezegging ., van U Ed. Geftr. Manh. hulp, in cas van nood, met verzoek om ons ten », fpoedigften te zullen berigten, op hoe „ veel Manfchappen uit U Ed. Geftr. „ Manh. Plaats, met Geweer en Wapenen „ voorzien, wy kunnen ftaat maaken. „ Gequalificeerd door de Gezwooren Ge„ meente zullen wy nog heden avond , begin maaken van behoorelyk wagt te , doen, en, morgen reeds beginnen met , onze Stad in den noodigen ftaat van , Defenfie te Rellen, zullende wy in kor, te dagen een Plan van Defenfie in ge, reedheid hebben, 't geen wy op requi, fitie aan eene geheime Commisfie uk , U Ed. Geftr. Manh. zullen mededee, len. Niet zonder vrugt was deeze Rondgaande Brief, bovenal in Holland en Overspel (*). Op het ontzettend gerugt, dat 'er (*) Welk een indruk, beweeging en werkzaamheid •xx bedoelde aanrukken des Krygsvelks in Holland maak.-  HISTORIE. 235 'er gewapend Volk na Hattem èn Elburg 2 zou optrekken, of daadlyk reeds optrok, 1 was de aandoening en beweeging der . veelvuldigen in den Lande, die oordeel- 1 den, dat hunne Gelderfche Medeburgers, verongelukt, tegen regt en reden dus gedreigd werden, onuitfpreekelyk groot. Weinig minder dan honderd Leden van het Genootfchap te Kampen verbonden zich onmiddelvk, om, zo ras de nood het vorderde, na Hattem te trekken. Drie honderd Zwolfche Burgers namen hetzelfde befluit; zo ook een gedeelte van het Genootfchap in het Dorp PFeyhe, niet verre van laatstgemelde Stad. Niet weinig Amjierd'ammers maakten zich daar toe vaardig. Te Alkmaar riep men allen, welken tot dien binnenlandfchen Krygtocht genegenheid mogten hebben, by openbaare bekendmaaking op Behalyen de gemelde Manfchap, die Zwolle^ daadlyk zondt, onder welke zich dertig Kanonniers bevonden , met twee ftukken Gefchut, een groot aantal Kogels, Druiventrosfen, en verdere Krygsbehoeften, leeverde men van daar nog zesduizend fcherpe Patroonen, duizend ponden Kruid, nog twee ftukken Gefchut, Zandzakken, Schanskorven, en wat noodig was tot het uitftaan van een beleg. Uit 'sGrayenhaage, begaven zich derwaards ruim dermaakte, hebben wy reeds geboekt. Zie onze Vadert. Bist. XI. D. bl. 173- Van Overysfel zullen wy •yervojgens meer byzonder handelen. LXXIII. 1 O EK. fó6.  *gÖ VADERLANDSCHE' XXXIII BOEK. 1786. Elburg «ksgelyk» in een ftaa van tegen weer. dertig Leden van het Genootfchap van Wapenhandel. Van Delft en Leyden ging eenige Manfchap te Amflerdam fcheep, met een goed aantal Burgers dier Stad, naa dat men van daar duizend ponden Buskruid, en zes ftukken Gefchut, na Gelderland gezonden hadt. Zestig Leden der Dordrechtfche Schutterye, vertrokken onder het gejuich hunner heilwenfehende Medeburgeren, hunne gedreigde Broederen te hulp. Elburg hadt desgelyks alle middelen van tegenftand vervaardigd, de Gragten ; uitgediept, de Sluizen voorzien, Schanskorven in gereedheid gebragt, volgens befluit der Regeeringe, eene Compagnie Artilleristen opgerigt. Het ontbrak deeze Stad, zo min als Hattem, aan Krygsbehoeften van Amflerdam derwaards gefcheept, gelyk ook een aantal Burgers, zo van Harderwyk, Heerde, als van Deventer, Kamfen en Amflerdam, welke zich binnen die veste begeeven hadden, gereed om met de Elburgers, zo als de Stadsregeering, in eenen opmerklyken Brieve aan Staaten van Holland gefchreeven, zich uitdrukt, ,, liever het uiterfle te „ waagen, dan dat het de Heerschzugt „ en Geweld gelukken zou, den throon der Overheerfching over vry gebooren ,, Nederlanders op te richten (*)." Over» (*) Deeze Brief behelst eene Dankbetuiging, gelyk zy zich uitdrukken, „ voor de zo Vaderland„ als Burgerlievende Refoluüe, by welke hun Ed, Groofc  HISTORIE. »37 Overeenkomftig met het Staatsbeüuit van de Meerderheid der Gelderfche Staatsleden verzogten zy van den Capitein Generaal Krygsvolk, en gaven van dit Befluit kennis aan de Regeeringen van Hattem en Elburg. De Stadhouder gelastte den Generaal Major Spenglèr, om het Krygsvolk derwaards beftemd, onder zyn bevel te neemen, en flipt den last der Staaten, omtrent die Steden te volvoeren. Volgens dit fchryven waren onder dien Bevelhebber gefteld, een Detachement Ruiterye van den Generaal Tuil van Serooskerken, beftaande uit vyftig Gemeenen met de noodige Opper, en mindere Gezaghebberen; voorti de Groot Mogenden gezorgd hadden, dat bezoldigd! " Krygskncgten, te hunner betaalinge ftaande, geer " werktuigen wierden in de hand der Hcerschzugt, " om Burgers, die eerbiedig hun ftem verhieven; " doch welken men met Geweld wilde fmooren, t< " vernielen, en ons dierbaar Vaderland het ondersi " boven tekceren :" en, naa een verdeedigenden voor "ragt hunner zaake, eene inroeping van byftand uil hoofde der Unie van Utrecht, „ om zodanige gepaste en efficacicufe maatregelen te beraamen , en, aan " gezien het dringend gevaar, zodanige hulp en ad " fiftentie daadlykT daar te ftellen, om nog by tyds " eer het te laat ware, voor te komen, dat een in " tegreerend Lid der Souverainiteit van Gelderland " tegen Orde en Conftitutie aan, en dus alleen doo] " Geweld en Overmagt ten prooye wierde van d< " willekeurige handelingen der met hun gedyk ftaand! " Staatsleden, die nimmer het Regt verkreegen hadM den, om de Stedelyke Regten van Elburg van hunw ne willekeur afnangelyk te maaken." Men vindi den geheelea Brief in de N. J$tdtrl. Jaarb, 17S6 W. 993. XXXIIL BOEK. 1785. Krygsmagt tegen Hattem en Elburg beftemd,  233 VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 1736. Manifest der Staaten van Gelderlanddie Steden | betreffende ' 1 1 I e c t d e ii a o de Regimenten Voetvolk van den Luitenant Generaal van Sommee latte en van den Collonel van Plettenbeug, en eindelyk, een Detachement Artilleristen, beftaande uit één Capitein, twee Officieren, vier Bombardiers en zestig Kanonniers. Met deeze Krygsmagt moest hy voldoen aan de uitgedrukte begeerte der Staaten van Gelderland, het Hof van Gelderland byftaan en gehoorzaamen. Met verder bevel, dat hy zou tragten voor te komen alle wanordens 3p 't Platteland, van zyne onderhebbende Manfchappen, en zorge draagen , dat, wanneer de Bezettingen in Hattem en Elburg waren ingetrokken, een goede Krygstugt alle oorzaaken van wettige klagten van Burgers en Ingezetenen voorcwam. In een Manifest, de dus bedreigde Steien betreffende, verontfchuldigt zich de Meerderheid der Gelderfche Staatsleden, ils of zy door deeze Bezending van Crygsvolk, met den gegeeven last, gelyk nen haar nagaf, het voorneemen zou lebben maatregelen te ftellen, tot krening of vermindering van de Vryheden n Privilegiën dier Steden, ja zelfs als aar door gelegenheid te geeven tot het egin van een Burgerkryg. Zy oordeelen het daar om noodig de Overheden n Inwoonders van beiden, zo verre zy i die begrippen mogten ftaan, daar van l te leiden, en te rug te brengen. Waarna zy deeden weeten, dat dit Land- fchaps  HISTORIE. 230 fchaps Befluit aUeenlyk ftrekte om de Rust en goede Orde te doen herfteilen, en geenzins ten oogmerk hadt het oefenen van Geweld, in gevalle de Overheden on Inwoonders zich niet daadlyk aankantten tegen de gegeeven bevelen, alleen ftrekkende tot handhaaving van hun Ed Mog. Hoogheid en Oppergezag in dit Vorftendom en Graaffchap. Uit welken hoofde zy hun ten ernftigften aanmaanden om zich aan de Orders in het Staatsbefluit vervat te onderwerpen, als ftille en geruste Ingezetenen te gedraagen; ten einde daar door voor te komen, dat geene Dwangmiddelen zouden behoeven gebruikt te worden, of aanleidinge geeven, tot de ongelukkige gevolgen , welke uit eene verdere Ongehoorzaamheid aan der Staaten Bevelen noodzaaklyk zouden moeten ontftaan, en welke nimmer aan hun Ed. Mog., die Eeds- en Amptshalven gehouden waren, de Landsvorstlyke Hoogheid te handhaaven, zouden kunnen worden toegefchrec' ven. Met verdere niet min ernftigc aanmaaninge aan de Magiftraaten, Meen tens en Burgeryen, om alle Vreemdelin gen, die zich in die beide Steden mog ten bevinden, op het allerernftigst aar te maanen, om dezelve ten fpoedigftei te verlaaten, waar toe men als nog aar die Vreemdelingen de vryheid liet (*). - Al (*) Omtrent de Perfoonen buiten Gelderland woon sgtig, die het Hof bevinden mogt zich fchuldig ge maak xxxni. BOEK. t V.  ft4° VADERLANDSCHE XXXIIL boek. i;3 in beide de Steden, kreeg het last, om, zo zy zicli op deszelven Grondgebied mogten bevinden, tegen huii naar regten te bandelen; en, ingeval zulks van geen vrugt mogt tonnen weezen , als dan de ingewonne Berigteri te zenden aan de Gcregten, onder welken die Pcrfoo» wn woonden.  HISTORIE; 241 Voorlpraak zou aanwenden om hun van voorneemen te doen veranderen. Hy beloofde zulks, en kweet zich van deeze belofte; doch zonder iets uit te werken. — Gelyk ook de poogingen der Overysfelaaren by de Gelderfche Staatsleden als mede van eene Bezending uit de drie Steden Deventer, Kampen en Zwolle ter afwendinge van den gedreigden aanval op die twee Steden, by zyne Hoogheid, vrugtloos waren (*). De Krygsbenden naderden ondertusfchen, het ongelukkig Hattem, en verfcheenen, den vierden van Herfstmaand, in 't gezigt dier Stad. De Generaal Spengler vaardigde den Capitein Pelkwyk af met de Patenten voor het tweede Bataljon van Pléttenderg, om binnen Hattem Bezetting te houden: 't welk hy, nevens het gemelde Manifest, overleeverde, met bedreiging van de Stad, ingevalle van weigering, in brand te zullen fchieten. — ln dit beflisfend tydftip Van de weinig vergunde uuren beraads vergaderde de Raad, de Gemeente, en de Krygsraad. Het eenpaarig befluit was 4 geen Krygsvolk binnen te laaten, en, by vyandlyken aanval, tegenweer te bieden. Overeenkomftig hier mede fchreeven zy den (*) Van het Gedrag , door Overysfel, in dit TydSgewrichte gehouden, zullen wy breedvoeriger fpreeken, wanneer wy, meer byzonder van dit Gewe6t handelen. Kil. ije.EL. Q_ xxxia boek. 1786. Hattem aangevallen,  s>4* VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 1?%6. Verdeedigt zich en wordt verlaaten. den Generaal Spengler aan, het Grondgebied der Stad te verlaaten; en dat zy geene Inlegering van Krygsvolk zouden geheugen, met bygevoegde bedreiging van Geweld met Geweld te zullen te keer gaan. Het Krygsvolk, fteeds nader en nader aanrukkende, begon men uit de Stad,' naa dat de Capitein met het Stadsbelluit by den Generaal was te rug gekeerd, met grof Gefchut te fpeelen, weinig gebruik maakende van 't klein Geweer. Dit bleef niet onbeantwoord van den kant der Belegeraaren, die mee Kanon- en Snaphaan-vuur het Krygsbedryf voortzetten, drie Bommen en eenige Houwitzers en Grenaten in de Stad wierpen; deeze deeden geringe fchade, van zelve fmoorende. Ondanks den moed der Belegerden, en den voorraad van Krygstuig, was het oogfchynlyk niet te houden. De Heer van der Capellen tot de Marsch', onkundig van de uiterfle befluiten zo in Hattem als Elburg genomen , hadt zo ras hy het Geldersch Staatsbelluit, om die twee Steden door geweld van wapenen te doen bukken, te voorfchyn zag komen, des verzogt zynde, de Burgers geraaden de wyk na Overysfel te neemen. Zyn raad aan die van Hattem gegeeven, hieldt in, „ dat hy van Ad,, vys was, uit hoofde dat het Burger„ bi>ed tot grooter einden behoorde be„ fpaard te worden, dar zy wel zouden „ doen van op een tydigc retraite bedagt „ te  HISTORIE. 243 te weezen (*)." Men volgde deezen raad. De Verdeedigers befiooten Hattem te verlaaten. Onder den aftocht over de Veeren, in de nabuurfchap der Stad, waar de benoodigde Vaartuigen en Schuiten gereed lagen, werd door eenige weinigen nog op de Belegeraars met Kanon gevuurd. Eindelyk zweeg het Gefchut binnen de Stad, en deedt dit het Krygsvolk, onder een aanhoudend vuuren, den aantocht verhaasten. Doch ook dit verminderde, zints iemand uit de Stad het verlaaten van Hattem aan de aanrukkende Benden boodfchapte. Het Krygsvolk naderde eene der Stadspoorten, die van binnen met zwaare boomen ge- floo- (*) Ik voegde," fchryft die Ridder, in zyne Memorie, ,,'er mondeling by, aan den geenen, die „ my deezen raad kwam afvraagen , dat, daar de kogel door de Kerk Was, de Burgerlyke Bezetting ') in Hattem weerftand behoorde te bieden: dat de woorden tydige retraite hier op zagen , dat zy, " onder de befcherming der geformeerde linie, ge\, dekt door de Battery aan de overzydc des Tsfels, altyd een wyk na Zwolle openhielden. Gebrek „ aan beleid heeft belet, dat deeze raad, naar bc„ hooren, is agtervolgd geworden. Ik maak hier „ van melding, om dat veelen , den ?amenh: ng in „ deezen onkundij, my dien gegeeven raad kwalyk „ afgenomen hebben , even als of ik de oorzaak ware „ geweest van het al te fpoedig verlaaten dier Stad. Men begreep , in de eerfte oogenblik- „ ken, in Overysfel met my, dat het Burgerbloed, „ wyl eene Verdeediging deezer twee onbevestigde „ Steden, de roekloosheid zelve zou geweest zyn, „ tot grooter einden moest gefpaard worden,'1'' bl. 43 cn 44. XXXIII. BOEK. 1786.  244 VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1736. Verfchillende gerugten,wegens bet fneuvclen van Krygsvolk. flooten was, hakte dezelve open, en trok binnen de overheerde Veste. Met de ontzettende tyding der Overgaave van Hattem fpraaken de loopende maaren, door de Nieuwspapieren onderfteund, van een groot getal Dooden en Gekwetften, zo Officieren als Gemeenen, aan de zyde des Krygsvolks; van de wyze waar op dezelve begraaven, of liever, zo veel mogelyk, in ftilte weggeftopt waren; met bygevoegde omftandigheden, die veel agterdenkens van vergrooting baarden. Terwyl men, van den anderen kant flaande hieldt, dat geen één Officier of Soldaat, by deeze gebeurtenis , het leeven hadt verlooren. Dit laatfte verzekert de bevelvoerende Generaal in zyn Verflag, zo aan zyne Hoogheid, als aan de Staaten van Gelderland, en wordt beweerd, dat de Driemaandelykfche Lysten van de Manfchappen na Hattem en Elburg afgezonden, van geen gefneuvelden melden. Staaten van Gelderland hielden dit mede met ronde woorden flaande. De tyd heeft doen zien , dat de meeste Vertellingen, met hoe veel verzekerdheids gedaan, volflrekte onwaarheden waren ; doch dat 'er eenigen van het Krygsvolk zyn gebleeven, zeggen zommigen, kon niet in twyfel getrokken worden, uit de ligging der Zwolfche Batterye, aan de overzyde van het Veer, welke, terwyl het Krygsvolk binnentrok, by aanhoudenheid, bleef fpeelen: dan is ons, van zeer goeden hand, berigt, dat dis  HISTORIE. MS dit vuuren, by de eerfte ontlaading, eene groote verwarring onder het Krygsvolk te wege bragt, welke, op eenen afftand gezien , eene flachting deedt veronderftellen, die egter geen plaats greep: terwyl het volgend fchieten 9 door de onbedrevenheid der geenen, die het beftuurden, hoe heevig ook, geen doel altoos trof. Maar lydt dit ftuk byzommigen nog eenigen twyfel, boven denzelven zyn gefteld , de plunderingen, de fchennisfen , de verwoesting,de onbefchoft-en balddaadigheden, door de Soldaaten aangerigt in eene Stad door een groot deel der Burgeren geruimd, die elders een goed heenkomen hadden moeten zoeken, en huis en have agtergelaaren. Schoon de Nieuwstydingen, in veele byzonderheden, dit woeste bedryf mogen vergroot en ten breedften uitgemeeten hebben, gaat het vast, dat dezelve tot een top fteegen, waar van men bezwaarlyk een wedergade vinden zal by eigen Landsknegten tegen Burgers. Geregtlyk ingewonnen en onder Eede gedaane berigten, draagen hier van getuigenis (*). De Generaal Spengler erkent, in zyn eerfte verflag aan den Capitein Generaal, „ dat 'er eenige „ on- (*) Zie Informatief}, wegens de Plunderingen en Gewetdenaaryen van de Militie te Hattem , op ver~ zoek van den Raad van Staaten, ingewonnen door de 'Magiftraat der Stad Zwolle. Te Utrecht by G. T, van Pappenburg en Zoon, Q3 XXXIIL 0 0 EK. I7Z6. Plunderingen teHat. tem.  246 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. I786. . „ onordentelykheden by het inneemen ,, van Hattem, gelchied waren aan de le,, dige Huizen van eenige Patriotten." Door zyne Hoogheid aangefchreeven over het wangedrag des Krygsvolks en de gepleegde Plunderingen, met last om de Schuldigen op te lpeuren, te ftraffen, de fchaden te doen opneemen, en al het genomene te doen wedergeeven, laat hy in een nader berigt zich dus hooren. „ Ik kan uwe Doorlugtige Hoogheid 5, verzekeren, dat deszelfs hooge Orders „ belast zyn tegen plunderen , geweld „ en excesfen, en geftadig gerepeteerd ,, vóór en naa wy Meesters van de Stad 5, waren , en hebben de Officiers alles „ met geweld te keer gegaan; maar „ Doorl. Vorst! de voornaamfte reden „ van die Desorder is geweest, dat de „ rest van dat Volkje hardnekkig met ,, een foort van Wolfshagel fchooten, ,; naa dat de Poort door de Grenadiers van den Erfprins genoegzaam gefor„ ceerd was; en, toen wy 'er reeds in „ waren, continueerde de Battery aan „ het kleine Veer over de Rivier te „ vuuren, en de Magiftraat gevlugt zyn„ de, geene orders gefteld werden om „ de Troepen te logeeren, geen Billet„ ten gegeeven zyn, of gegeeven kon„ den worden, om dat 'er geen een Re„ gent was, en door de Secretaris ge„ zegd werd, dat een gedeelte in de „ Kerk moest gelogeerd worden, gelyk „ ïmmediaat gefchiedde, en dat in alle „ le-  HISTORIE. 247 „ ledige Huizen, het Volk zich logeeren „ moest, zo goed zy konden. Welk een „ en ander de waare oorzaak is van die „ Desorder." Voorts fchryft hy, ,, het „ is niet noodig te gelooven, dat in alle „ die gevlugte Patriottifche Huizen veel „ te plunderen is geweest, het meest „ was Jenever, die veel daar toe gecon„ tribueerd heeft." Naa herhaalde verzekeringen, dat het aan geene goede Schikkingen en en aangewende moeite om de Plunderingen te beletten, hadt ontbrooken, befluit de Generaal zyne Opgave met deeze woorden. „ En, met eerbied „ gezegd , wie kan een driftig , verhit en beledigd overwinnend Soldaat in al„ les toornen en temmen?" — Het Hof van Gelderlandliet, vervolgens, ook bekend maaken, dat wie te Hattem zyne fchade door de Plundering geleeden, naauwkeurig, vóór een bepaalden tyd, opgaf, en met twee getuigen bevestigde, dat Militairen zulks gedaan hadden, en verder onder Eede verklaarde, dat de Opgave niet te groot was, vergoeding zou erlangen (*). Elburg hadt niet min dan Hattem het befluit ter verdeediging genomen. Een raad, van dezelfde hand als die aan Hattem gegeeven (+) ontvangende, om veel eer op een tydigen Aftocht bedagt te wee- (*) N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 921, 9i7' 929 en 1253. (f) Zie Her boven bl. 24a; Q4 XXXIII. BOEK. Elburg verlaaten,  &48 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. X7'<16. Door Krygsvolk bezet. Dankadres eenigeriiVburgeren. , weezen dan zich aan een gewis verderf bloot te ftellen, vondt deeze in 't eerst geen ingang. De moed eeniger Ingezetenen, en van zommige Hulpbenden j meer volyverig dan verftandig, wilde hec uiterfle waagen; doch deeze moed zonk, op het berigt van de daadlyke- aannaderinge der Krygsmagt, voorzien van alles wat gefchikt was om de gedaane bedreiging, te volvoeren. Raad en Gemeente oordeelde het raadzaam, met de Stads Secretaris, nevens den Burgerkrygsraad, voor 't naderend Krygsvolk te wyken, de Stad en derzelver Regtsgebied, te verlaaten , en binnen Kampen te trekken. Naa dat men vooraf Vrouwen en Kinderen, de Stad hadt doen ruimen, volgden eerlang de Gewapende Manfchappen zo Burgers als van elders ingekomen Hulpbenden. De Amfl'erdammers trokken 't laatfte de Stad uit, twee Veldftukken medeneemende. De meesten floegen den weg op na Kampen i anderen gingen na Amflerdam fcheep. Op den zesden van Herfstmaand trok de Generaal Spengler, zonder eenigen wederftand te ontmoeten, in het goeddeels verlaaten Elburg; waar hy, volgens zyn fchryven, met open armen, in dankzegging aan zyne Hoogheid, van de ganfche Gemeente ontvangen werd. Dit was waarheid van dat gedeelte der Burgerye, fchoon verre bet minfte, 't welk in de genomene maatregelen hunner Medeburgeren niet bewilligd hadt, en weinig dagen naa dat de Krygsmagt de Stad  HISTORIE. 249 Stad in bezit genomen hadt, dit Dank-, adres by Staaten van Gelderland in-1 leeverden. „ Geeven, met alle verfchul„ digde eerbied en waare gehoorzaam„ heid, te kennen, dat wy, Burgers en „ Inwoonders der Stad Elburg, die, ze- dert langen tyd, door de zogenaamde „ Patriotten, op eene hemeltergende „ wyze, mishandeld en geplaagd zyn, „ om dat wy ons, als ftillen in den Lan„ de, en gehoorzaam aan onze Hooge „ en Wettige Overheid gedroegen, niet ,, willende met die lieden infpannen in „ derzelver onbetaamelyke aanllagen, en „ waarom wy in gevaar geweest zyn om ,; van ons dierbaar Leeven en Goede„ ren, dreigende alles te zullen verbran„ den, beroofd te worden; dat wy dus „ ons verpligt vinden U Ed. Mog. van „ harte te bedanken voor de goede Voor„ zieninge, dat U Ed. Mog. ons met „ Militaire Magt, tot onze behoudenis „ dienende, hebt gelieven te onderfteu„ nen.—God, die regtvaardig is, en 't „ booze niet kan verdraagen, heeft hun„ ne raadflagen verydeld, zynde alles „ reeds gevlugt, voor dat 'er vervolgers „ waren; en de poogingen van U Ed. ,, Mog. reeds zodanig gezegend, dat alle „ die beroeringen ophouden, en wy in ruste ons brood mogen eeten." Zo zeer als een- dusdanig Dankadres der Meerderheid van Gelderlands Staatsleden behaagde, zo min voldoening vondt dezelve in een fchryven der uitgeweeken Q 5 *e- tXXIIL iOEK. 786. De uitge- rveeken legee- ■ingsleden tmE/burg "chryveu  n$o VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1786. aanS*aaten van Gelderland. Brief der gevldgte Regeeringen van Hattem en Elburg 3an Staatenvan Holland. 1 ( Regeeringsleden, dat zy alles , wat in hunne afweezigheid, 't zy door den Hove, of andere gedelegeerde Regters, binnen Elburg, of het Regtsgebied dier Stad, verrigt mogt worden, ten nadeele der Regeeringe of der Burgeren, voor niet gedaan en van onwaarde hielden: naardemaal zy om geene andere reden de Stad verlaaten hadden, dan om niet blootgefteld te worden aan de mishandeling van Krygsgeweld; met nevens gevoegde betuiging, dat zy hunne Posten niet wederom zouden aanvaarden, vóór dat de Stad van Krygsvolk zou ontledigd, en zy daar door in ftaat gefteld zyn, tot het houden van vrye en onbelemmerde raadpleegingen (*). Aan Staaten van Holland, die zich tegen de geweldige maatregelen, in Gelderland beraamd, op de fterkfte wyze, verklaard hadden (f), vaardigden de gevlugte Regeeringen van Elburg en Hattem eenen Brief af, welken wy niet mogen agterhouden, als hunne denk- en geloudene handelwyze met de leevendigfte deuren fchilderende, en gefchreeven in ïen tydftip der gevoeligfte aandoening, lie zy in deezer voege, by wyze van kanfpraak, uitdrukken. „ Zy, hunne bes, te, hunne meeste Burgers , hunne duur„ fte Panden, hunne Egtgenooten en ,, Kinderen waren gevlugt uit Steden, wel- (*> N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 974. (f) Zie onze Vaderl. Bist, XI. D. bl. 173. enz.  HISTORIE. 251 v welker Regten men gerefolveerd was ge» weest tot het laatfte te verdeedigen; 9> maar die wy verlaaten hebben alleen op den wyzen raad van onze eerfte en „ beste Landsvaderen, die in 't critique, in 'c laatfte oogenblik, het yslyk plan „ onzer Vervolgers ontdekt hadden, om » naamlyk den bloem der Burgeryen van » zes, waar onder zeer voornaame Ste>, den, binnen onze niet genoeg gefterk>, te Muuren, te vernielen door het fchrik,* » lykst Oorlogstuig, en dat op zodanig „ een afftand, dat onze dappere en gem refolveerde Landgenooten geene gele„ genheid zouden hebben gehad, hun „ Leeven en Vryheid ten duurften te „ verkoopen; terwyl de voor ons nog „ waakende Voorzienigheid, het Plan van „ Retraite, 't welk wy, nevens de ver„ dere Hoofden, met de grootfte moeite; „ ja met leevensgevaar , in aanmerking „ de gerefolveerdheid onzer Burgeren, „ die van geen Retraite hooren wilden, „ moesten werkftellig maaken, indien wy ., beredeneerden Moed met Voorzigtig„ heid paaren wilden, zigtbaar begun^ „ ftigde. „ Wy, en met ons de Bloem van De* „ venter , Kampen , Zwol, tfarderwyk, „ Hattem en Elburgs Burgery, nevens „ zo veele andere Braaven uit Amjler„ dam, nevens verdere Steden en Dor„ pen van ons Vaderland, zyn dan eene „ gew>sfe vernieling ontkomen; die Braa- ven zyn nog dezelfde, allen nog ge- „ reed XXXIIL BOEK. 1786.  2$2 VADERLANDSCHE xxxm BOEK. i?86. ■ » reed en verbonden om de Vryheid eri » het Vaderland overal te verdeedigen, ■>' en liever hunnen laatften druppel bloeds » te plengen dan tot de ketenen der Slaa» vernye weder te keeren. „ Dan het zyn ook deeze zelfde Biir* gers, Ed. Gr. Mog. Heeren! die hun» ne Huizen, hunne Bezittingen, hunne » Welvaard verlaaten hebben, en als Bal» lingen omzwerven, gefcheiden van hun" ne teerfte Panden, die meestal door » liefdaadige Ingezetenen deezer Provin- cie onderftetind en gevoed worden, die » zyn het, die om hulp fmeeken, en wy »» voor hun! „ 't Zy ons dan vergund, Ed. Groot » Mog. Heeren! de bronnen onzer ram» pen, met weinigen, U Ed. Gr. Mog. » voor te Hellen. „ 't ls doch de Provincie Gelderland, » alwaar men, zedert lang, vooral zints « zeven of acht Jaaren, een Syftema heeft „ doorgedreeven, zo in Oorlog als Vre» de, 't welk, naar het inzien der kun» digften, der braafften van onze Lands5) vaderen, vooral naar het inzien van „ U Ed. Gr. Mogenden, den wisfen val 5. van ons Vaderland moest met zich flee- „ pen. De zonderlinge maatregelen, „ aldaar genomen , zo zeer afwykende „ van die van onze braave Landgenoo» ten, zyn de Wereld bekend. „ Doch, zints korten tyd, hebben eeni>» ge Staatsleden, met den Stadhouder » aan het hoofd, door hun fataal credit, „ het  HISTORIE. 253 » het Despotisme in dit Gewest tot die » hoogte gevoerd, dat de uitwerkzels „ thans de Republiek doen verftommen. „ Wy, als integreerende Leden van Staat, » nevens veele anderen, welker eerbied» waardige Naamen het laatfte Geflacbt, „ met traanen van dankbaarheid, noemen » zal, oordeelden, noch voor 't Opper„ weezen, noch voor 't Vaderland, voor » al ook niet voor onze Steden en Bur» geryen, rekenfchap te zullen kunner » afleggen, zo wy dien ftroom , welke » alles met zich fleepte, zo veel in om » vermogen was, geen perk Helden. » De legaalfte middelen , welke wy. v van tyd tot tyd, met opoffering var » allen eigenbelang, ja zelfs van de om » competeerende voordeden der Regee »> ring, en op dit oogenblik met hazarc ». van alle Bezittingen, ten deezen eindi » in 't werk ftelden, verbitterden dii Staatsleden dermaate, dat van dat oo » genblik onze ondergang bepaald fchynt „ Waarfchynlyk nam men ten voor » wendzel een gereezen gefchil tusfchei » de Burgery van Hattem en den Stad houder, betrekkelyk de Aanftelling va » zekeren Dinckgreve, tot Schepe en Raad dier Stad, die zyn ontflag va ,, Garde du Corps des Stadhouders, toe » hy in den Eed ftondt genomen te woi » den, niet eens kon produceeren en no „ daarenboven ongeposfesfioneerd, enzor » der middel van beftaan was , of di » was de beste, de rykfte, de vroedfte » zot XXXIIL BOEK. 1786. I l 1 1 1 1 1 T 5 e s  254 VADERLANDSCHE XXXIII. BOE E. 1786. 1 1 » zonder dat dit different judicieel of po» » liticq immer was uitgemaakt. „ De ongelukkige Stad Elburg was »' tot vernieling gefchikt, uit hoofde van »» eenverfchil, of men naamlyk een aller>■> verfchriklykst Plakaat, waar by vry ge» booren Burgers, met bedreiging der » fterkfte ftraffen, verboden werd over » hunne dierbaarfte belangen , zich ter » Staatsvergadering te addresfeeren, of » zodanige Publicatie, waar tegen zich de » Stad ten Landdage met veelen van de » notabelfte Staatsleden, onder Protest, » hadt verzet, en 't zelve als een punt » van notoir bezwaar, en dus volgens » eene expresfe Staatsrefolutie aan Over•) ftemming niet fubject, als raakende de » Privilegiën, of onze Stad verpligt ware zodanige Publicatie in haare Jurisdictie u te promulgeeren; terwyl van foortge» lyke gevallen de voorbeelden van wei» gering van Bommel en Harderwyk voor» handen zyn, zonder dat dit zo criticq .» punt, immer van de zyde van de » Staatsleden is aangedrongen, veel min > beweezen. „ Dan dit alles zogt men niet i, men hadt anderzins geh'oor gegeeven , aan de nadruklyke fVlisfives der Overys, felfche Hoofdlieden, zo aan de Staaten » als aan den Stadhouder, met uitdruk, 'lyk aanbod van Mediatie der gereeze» ne verfchillen, opgevolgd van eene • perfoonlyke ftaatlyke Commisfie hy den . Stadhouder ten deezen einde afgelegd. „ Men  HISTORIE; 255 » Men wilde liever maar de eerfte gele- ü » genheid de beste, hoe gedrongen ook,] » aangrypen, om het Stadhouderlyk Ge» zag, en het Syftema van Despotisme, >. al was het ten kosten van ftroomen » bloeds, al was het ten kosten van 't » ganfche Vaderland, door te zetten, of » ons voor altoos tot zwygen te bren» gen en hier toe, terwyl men zich » perfoonlyk veilig ftelde, den arm der » Militie, gevoed-met het bloed en zweet » ook van onze Burgeren, gefchikt tot » bewaaring en behoud van Vryheid en » Vaderland, oogenbliklyk, zonder eeni„ ge minnelyke wegen te hebben beproefd, » te gebruiken. „ Om deeze redenen voerde men, uit » hoofde van eene zogenaamde Staatsre„ folutie, die, zo klaar als de dag, im„ mers in ons Kwartier, op de fchreeu„ wendfte illegaalfte wyze genomen is, „ terwyl de meerderheid der Steden en „ onderfcheide Ridders daar tegen prote„ fleerden, en dus ten minften de ftem„ men ftaken, eene Refolutie, om welke „ meer dan twintig Staatsleden declaree„ rende, dat men tegen Geweld, geene „ Redenen moest gebruiken, de Staats- „ vergadering verlaaten hebben om „ deeze redenen voerde men eene me„ nigte Krygsvolk tegen ons aan, niet „ naar gewoonte gewapend; maar voor„ zien van het gruuwzaamfte Oorlogti „ tuig, als tegen de wreedfte buitenland„ fche Vyanden; Bomben, Mortieren. „ Hou CXXIIÏ. iOEK. [736.  ï$6 VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 17^6. 9 t 1 5 »: i » Houwitzers, en allerlei zwaar Gefchut," >, waren de middelen, door eenige Staats<, leden gezonden, niet om ons te over» tuigen; maar om onze Huizen te vef» pletteren, onze Bezittingen te vernie- > len, ons, onze Egtgenooten en Kinde» ren te doen omkomen; en onze Vry» heid voor eeuwig aan willekeurige ban» den te leggen; niet volgens het ge. woone Oorlogsgebruik zouden wy en » vooral ook niet onze Bondgenooten be- > handeld worden; maar volgens een , Staatsmanifest, of door het Oorlogstuig > fneuvelen, of op andere wyzen, zon» der uitftel, geftraft worden. „ En wie zogt men op zo eene fchrik-» *. verwekkende wyze te vernielen? De > beste, voornaamfte, de meest gegoede , Burgers van Steden van een vry Ge- > meenebest, dieniet door Oproer, door , omkeering van goede Orde, door ver» agting van billyke Wetten, (van dit , alles betuigen wy voor 't oog van dien , God, die ons allen kent, die ons , binnenfte doorziet, den fterkften afkeer , te hebben,) die niet door Geweld, , maar door eerbiedige Smeekingen, den , nood des Lands, en de noodzaaklykheid , der verbeteringen i tot hun eigen behoud, aanwyzen. Deezen eischt "men vyandlyk op, men occupeert eene Stemhebbende Stad, naa ze befchooten te hebben; men waagt de Burgery aan de woede van dolle Krygsknegten, met dat gevolg reeds, dat, volgens de ver- „ kiaa-  HISTORIE; 25? >, klaaringen van ooggetuigen, binnen », Hattem de verlaaten Huizen openge». fiaagen, de Goederen vernield en ge„ roofd, de kostbaarfte Effecten en Pa„ pieren verfcheurd en verftrooid zyn, 5. zonder zelfs, de Huizen der Predikan„ ten, 'sLands Ontvangers, Minderjaa>, rigen, noch die daar de Armenkas be» waard werd, te ontzien, en de alge»» meene Plundering zo verre gebragt is, » dat naauwlyks befchaafde Natiën, te» gen haare ergfte Vyanden, in deeze >. Eeuw, daar van in vollen Oorlog, een » voorbeeld opleeveren. Een oude arme Weduwe, niemand beledigende, is zelfs „ door deeze moedwilligen , enkel om „ dat haar Uithangbord, de Vryheid was, „ deerlyk mishandeld en beroofd. „ En de Godheid alleen weet, welk droe„ vig noodlot 't rampzalig Elburg in dee„ ze oogenblikken reeds treft (*)\ „ Wat was 'er dan voor ons overig," „ Ed. Gr. Mog. Heeren! in deeze ty„ den, in welke men geen Regt meer „ kent, geen Wetten meer volgt, geen » Eigendommen meer eerbiedigt, en Bur„ gerlyke Regten en Voorregten als hars-», fenfchimmen befchouwd worden, daar », 't (*) Deeze Brief kwam den elfden September ter Staatsvergadering van Holland, en was dus gefchrew ven toen de Opftellers nog onkundig waren , hoe Elburg, zonder eenigen wedefftand te bieden, ontruimd* zich aan die maate van baldrlaadigheid niet vond* felootgefteld «Is Hattem leedt, XII. DEEL. R XXXIII; BOEK. 1786.  *5$ VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1786. » * I „ 't Regt van' den Sterkften alleen pre„ valeert? Wat was 'er voor ons dan » over, dan ons Vaderland te verlaaten, ti onze Bezittingen op te offeren, en ande„ re ftreeken op te zoeken, daar hy,die „ God vreest, en Wetten eerbiedigt, » en zyn Naasten geen ongelyk doet, » voor politicq geweld veilig is: terwyl >, wy provifioneel dekking tegen perfoo» neel geweld , en befcherming by de >, nooit volpreezene Overysfelfche Regen<; ten, onze Herbergzaame en Mensch- lievende Nabuuren, vinden; wat an„ ders dan ons verder tot onze Bondge- nooren, vooral ook nu tot U Ed. Gr. , Mogenden te wenden, en eerbiedigst , doch tevens nadruklykst, de gezegen, de Unie van Utrecht in te roepen, met , hartlyke dankbetuiging voor de reeds , door U Ed. Gr. Mogenden tot ons be, houd aangewende poogingen? Ons be, derf toch behoort meer dan waarfchynlyk , tot het gefmeede Plan tegen de Burgerlyke , Vryheid, een Plan zo fchriklyk als uit, gebreid, 't welk op dit oogenblik mo, gelyk wordt voortgezet. ,, Wy bezweeren U Ed. Gr. Mogen. den, tot welker bekende Regtvaardig, heid, Liefde tot het Vaderland, beken, de Trouw, en magtigen Arm, wy toe, vlugt neemen. — Wy bezweeren U 1 Ed. Groot Mogenden! by het Bloed van uwe en onze Vaderen,'by het koud Gebeente der Stigteren van ons 1 Gemeenebest, der Dwingeren van „ Pm-  HISTORIE. 259 » Philips en Alva, tot onze hulpe " ty&g t0e te fchieten, ons, onze Egt»» genootcn, onze Kinderen, onze Bezit♦» tingen, in U Ed. Gr. Mogenden by» zondere uitdruklyke en efficacieufe Be'> fcherming te neemen; terwyl wy alhier " PIegtig betuigen alle onze Handelingen « aan 't flrengst onpartydig onderzoek » gaarne te willen onderwerpen. „De God onzer Vaderen, U Ed. >> Gr. Mogenden, ja gansch Nederland i> kent toch onze zaak. Wy bidden » den grooten Beilisfer aller uitkomflen „ U Ed. Gr. Mogendens dierbaare Per» foonen en Genachten onder zyne Be- „ feherminge te neemen. Hy be* ii houde, door dé magt U Ed. Gr .Mog. 9> in zyne Voorzienigheid toebetrouwd, » het fel gefchokte Vaderland! en het „ Vaderland is, zonder tydige, zonder »» kragtdaadige hulp van U Ed. Groot » Mog. voor altoos, voor eeuwig, verloo- 5, ren. « Maar hoe zouden wy aart » de verlichte Staatkunde van U Ed. Gr. » Mog. iets herinneren, 't geen dezel» ven ten vollen en oneindig klaarer dan, » wy doorzien? „ Wy, onze Burgers, hunne Ëgtge» nooten, hunne Kinderen, de duizen» den onzer Landgenooten , zullen U »» Ed. Gr. Mog. gunftige Bed uiten te ons^ 5, waards zegenen. Buitengewoone" a ongelukken, toch roepen om buitenge» woone hulpmiddelen, 't Laate Naageh flacht, onze dankende Naakomelingen * Ra „ zUl* XXÏÜt boek. 1786.  £6o VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 1785. Welk eene uitwerking dit fchryven in Holland baarde. Staaten van Hollandkhryven aan die van Gelderland , over het in befcherming neetnen der (*) Zie onze Fadtii. Bist. ju. D. bl. 173, „ zullen met betraande wangen, in de „ Jaarboeken des Lands, uwe gedagtenis „ zegenen. Zy zullen Dankofferen 1, op uwe Graaven brengen, op welke „ men den edelen Naam van Redders des Vaderlands leezen zal." Hoe aandoenlyk die Brief, op zich zeiven ware, maakte dezelve ter Staatsvergadering van Holland te meer indruks, door dien, ten zelfden dage, niet alleen een Brief was ingekomen van de Vroedfchap van Utrecht, vol dugtens voor den Ge wapenden Arm; eene drangreden tot het fchenken van byiland ontleenende uit het lot; 't welk twee Steden in 't Nabuurig Gelderland getroffen hadt; maar ook drie Brieven van» de drie Overysfelfche Steden Deventer, Kampen en Zwolle; verflag geevende van de vrugtlooze Poogingen by den Stadhouder aangewend, Dm van de ftrenge maatregelen tegen die Steden af te zien, en welke zo veeltoearagten tot de Befluiten by Hulland om:rent den Capitein Generaal genomen (*}. Immers zy werden te raade, om, ten lanziene van den Brief door de Hatte* mers en Elburgers ingediend, aan Staaten van Gelderland re fchryven, met toezendinge van het Adres. „ Indien wy, na „ de lecture van dit Stuk, en by herin„ nering der zaaken daar in vervat, die „ meestal gehouden worden te zyn van  HISTORIE. a6*i « publique notoriteit, alleenlyk gevolgd » hadden de eerfte aandoeningen van ons *■> hart, en ingewilligd die ftem van me» dedoogen mee ongelukkige Landzaaten, w die altoos in Menfchen; maar byzon» der in Souverainen , fpreeken moet; ,#» indien wy, met één woord, deeze Lui« den, als van Have en Erf beroofd, en op ons Territoir daadlyk gevlugt, ter>■> ftond hadden genomen in onze directe i» Protectie, wy zouden gewis door niei> mand te culpeeren zyn geweest. Dan, » Ed. Mog. Heeren! wy hebben gepre» fereerd eenen anderen weg in te Haan. » Wy hebben vermeend alle foupcons 'r van partydigheid,of van een geprecipi» teerd raifonnement te moeten eviteeren, *i en 't is, uit dien hoofde, dat wy het 1» bovengemelde Stuk, alvoorens iets ver* „ der in deezen te doen, U Ed. Mog. doen « geworden, met vriendnabuurlyk ver„ zoek, om, daar deeze zaak de rust » van het gemeene Bondgenootfchap ten „ allernaauwften inporteert, ons ten fpoe'„ digften te ouvertueeren , wat 'er zy „ van de Pofitiven, nopens de geweldi„ ge maatregelen, die op last van U Ed. „ Mog. en den Capitein Generaal, om„ trent de ongelukkige Steden Hattem en „ Elburg zouden genomen en ter effect „ gebragt zyn; maatregelen, van welke „ wy abhorreeren en tot welke U Ed. „ Mog. zei ven nimmer zyn geconvoleerd, „ ook niet, toen in het begin deezer R 3 » Eeu' xxxiil: BOEK. 1786. pcvlugte Hattemtn en Elburgers.  &6% VADERLANDSCHE boek. ï i i 3 1 \ i 5 » Eeuwe oproerige oneenigheden, en dus » van eenen geheel anderen aart dan de » tegenwoordige, in U Ed. Mog. Pro» vincie, tot den hoogften top gefteegen » waren. Wy betuigen, dat het ons » ten hoogften aangenaam zyn zou, door >i opgemelde ouverture, de zaak ten op» zigte van U Ed. Mog. in favorabeler " ücht te zien gefteld, als mede (waar " op wy mits deezen ten fterkften urgeei» ren,) dat U Ed. Mog. de balddaadig. heden, welke by dit ysfelyk Schouw» fpel door den Militairen Arm mogten " zvn gepleegd, op de rigoreuste wyze > zullen doen ftraffen: waar omtrent wy ' ons anders ten hoogften gevoelig zou- > den toonen; maar vinden ons egter ver' pligt, met die cordaatheid, van welke » wy ten allen tyde openlyk profesfie . doen, U Ed. Mog. te moeten decla- > reeren, dat, indien wy, in tegendeeL . door U Ed. Mog. Refcriptie, de Pofiti- * ven der Geweldenaaryen in Hattem en . Elburg gepleegd, mogten vinden ge, verifieerd, wy, in dat geval, en nu « voor ah dan de Slachtoffers van zoda- • nige inconftitutioneele en despotique . handelwyze, en fpeciaal de tegenwoor, dige Requestranten, zullen neemen in , onze Landsvaderlyke Hoede en Protec, tie, en hun in allen deelen zullen doen , ondervinden het effect van die Unie, i die wy met al het vermogen, 't geen . God Almagtig ons verleend heeft, te- ,> gen  HISTORIE. 263 „ gen allen en een iegelyk, tot den laat„ ften adem toe, zullen tragten te main„ tineeren (*)." In het antwoord der Staaten van Gelderland beklaagen deezen zich over het diep ftilzwygen van hun Ed. Gr. Mogenden, op de Brieven de beweegredenen voordraagende, die hun hadden over gehaald tot het Befluit ten opzigte var Hattem en Elburg (f), en laaten betref fende den Brief der Uitgeweekenen diei Steden zich dus hooren. „ Wy Haar «, waarlyk in twyfel, Ed. Mog. Heeren „ of wy meer verontwaardigd moeter „ zyn over het Adres door en van we „ gen eenigen van onze Ingezetenen, aai U Ed. Mog. gemaakt, dan over den in „ houd van U Ed Mog. M.isfive, waar b) „ zy het Adres aan ons hebben toegezon » den, en het onderneemen onze Hande » lingen en Befluiten te veroordeelen, ei » ons deswegen rekenfchap af te vorderen „ Wy zyn billyk met indignatie aan » gedaan, dat onze Ingezetenen, daar on „ der zelfs Leden der Regeeringe gevor „ den worden, zich hebben durven or „ derftaan, om zich over Ons, hun wel » tige Souverain by U Ed. Mog. te b£ » klaagen, en aan Ons toe te fchryven e „ te verwyten oogmerken en maatregelei „ van welke wy zo zeer aliëen zyn, e j, di (*) Refol. van Bolt. n Scpt. 1786. (f) Te viaden in de N. Nederl. Jaarb. 1786. b 508. enz. R 4 XXXIIL 15 O EK. 1786*. Wcderfchryvender Staaten \ aü Gelderland. , 1 l 1 1 ', 1 e 1.  afy VADERLANDSCHE XXXIIL BOE K. 17*6. » die wy zo zeer verfoeijen als eenige » van onze Bondgenooten. „ U Ed. Mog. zullen niet van Ons » verwagten, en wy zyn ook niet voor»> neemens, om Ons in te laaten in eene « wederlegging van Voorgeevens en Stel» lingen, die op eene fchandelyke wyze » verdraaid en in het allerhaatlykst licht »» voorgefteld worden. — Onze handel»» wyzen en befluiten, van den beginne » dèezer ongelukkig gereezene onlusten » en verdeeldheden, in deeze voor>■> heen zo bloeijenden, maar thans zo ,■> zeer vervallen Staat, zyn al te wereld*•> kundig, dan dat die eenige Justificatie » zouden vorderen. ■ „ Maar wy moeten verfteld ftaan, dat » U Ed Mog. van zich hebben kunnen » verkrygen om zo een ongehoord en al» le paaien van Eerbied aan Ons ver» fchuldigd te buitengaande Adres van 3. zommige Ingezetenen deezer Provin» cie, en waar van het bloote voorftel, 5» meerendeels in fchrikverwekkende Ex« clamatien beftaande, voor U Ed. Mog. » fufficient hadt behooren te zyn om van » de ongegrondheid der Pofitiven over» tuigd te worden, aan te neemen, en » daar aan gehoor te verleenen, en dat » het U Ed. Mog. daar benevens heeft » kunnen behaagen om zich, by derzelver „ Misfive met betrekking tot Ons uit te „ laaten, op eene wyze, met de Discretie én Vriendnabuurlykheid tusfehen twee w met elkander verbondene Leden van een „ Bond-  HISTORIE: 265 .» Bondgenootfchap, en met de Digniteit 1» van eene Souveraine Provincie, zo wei- nig beftaanbaar, en zulks nog wel te >, vergezellen van een Comminatoir, voor >, ons Souverain Gezag cn Independentie 3, ten hoogften beleedigende. Wy >■> hebben , zo min als een der andere j> Bondgenooten, ons aangetrokken, of 3, gemeleert, wanneer U Ed. Mog., zo >■> in voorige Jaaren, als geduurende de » tegenwoordige binnenlandfche Troubles 3. en Beroeringen, in gevallen, misfchien », van vry minder aanbelang, employ van », de Militie in U Ed. Mog. Provincie „ hebben gemaakt, en wy*hadden dus „ nimmer kunnen vermoeden, dat U Ed. „ Mog. zich thans in het Beftuur van », onze Provinciaale zaaken van gelyken „ aart zouden hebben willen immisfeeren. „ Wy befchouwen, derhalven, deezen „ ftap van U Ed. Mog. van die natuui 1, en verre uitziende gevolgen, dat wy „ ons, aan den eenen kant, verpligt heb„ ben gevonden, om die tot kennisfe van „ onze Mede-bondgenooten te moeten „ brengen; ten einde U Ed. Mog. dooi „ hunne medewerking mogen worden „ overreed, om van derzelver irreguliere wyze te rug te komen; terwyl wy ',, moeten verklaaren , dat geene politie 1, voor ons min verkieslyk zou weezen, „ dan om door zynen Mede-bondgenoot „ de Wetten te worden voorgefchree- „ ven. En, aan de andere zyde, „ ons niet kunnen dispenfeeren om U R 5 „ Ed. XXXIII. BOEK. 1786.  266 VADERLANDSCHE XXXIIL boek. 1786. jy „ Ed. Mog. eene nadere en duidelyke „ explicatie af te vraagen omtrent den „ waaren zin van het Comminatoir in 't „ fiot van U Ed. Mog. Misfive vervat, „ en wat het oogmerk en de intentie van „ U Ed. Mog. hier mede zou mogen „ weezen; ten einde wy daar naar onze ver„ dere maatregelen zullen kunnen neemen. Ondertusichen verhoopen wy, dat „ de Inftantien, die wy voorneemens zyn by onze overige Mede - bondgenooten „ te doen, de gewenschte uitwerking en „ invloed op U Ed. Mog. zullen mogen „ hebben: vermids wy anders tot ons „ leedweezen, moeten te gemoet zien, ,, het noodlottig tydftip van het verval ,, en den totaalen ondergang van het „ Bondgenootfchap, en met hetzelve van ,, het dier Daar Vaderland, waar aan wy „ niet dan met fchrik kunnen gedenken, „ en 't geen God verhoeden wil; doch „ waar omtrent nogthans, in een zo on„ verhoopt en gedugt geval, alryd die , vertroostende gerustheid van een zui« , ver en blank geweeten van daar toe , geen de minfte gegronde aanleiding ge, geeven te hebben, voor ons zal over- , blyven." Welhaast zonden zy een Manifest in *t licht, ter Verdeediging van lun gehouden gedrag in 't algemeen, en :en opzigte van Hattem en Elburg in 't byzonder (*). De (*) Zie 't zelve N. Nederl. Jaarb. 178Ó. bl. 951  HISTORIE. 267 De Uitgeweekenen dier Steden, zogten een Schuilplaats, voornaamlyk in 't nabuurig Overysfel, waar zy deeze en den noodigen byftand vonden. Men verfpreidde, dat ten Overysfe/fchen Landdage be. llooten werd, die Vlugtelingen, met eene fom van vyf duizend Guldens uit 's Lands Kas te onderfteunen; doch dit bleek nader, een Voorftel geweest te zyn van den Baron Mulert tot de Leemkuile, wel door eenige Ridders, als Pallandï tot Z uit hem, Rechteren tot Westerveld en Haarsolte tot den Doorn, en voorts door de Steden toegeftemd en onderfteund; maar door acht Leden uit de Ridderfchap tegengefprooken, en dus weerhouden. — Niet weinigen hadden de wyk na Amflerdam genomen. Veele aanzienlyke lnwoonders dier Stad, hoewel zy, ter hulpbetooninge aan die Gelderfche Steden voorheen, zich met dezelve niet onmiddelyk 'bemoeid hadden, rekenden het nu een fchuldigen pligt der Menschlievenheid, wat 'er van hunne zo zeer voor- en tegengefprooke zaak mogt weezen, aan de voortvlugtigen en berooiden de behulpzaame hand ter onderfteuninge te moeten bieden. Weldaadigheden van deezen aart, zullen zy zekerst het doel bereiken, en niet kwistig weggeworpen, of zeer ongelyk gedeeld worden, ftaan best onder een geregeld opligt. Die rigting werd aan deeze gegeeven, door ene Aankondiging te XXXIII. BOEK. 17^6". In Ov iysfel cn Balland vinden dc voortvlug. tigen fchuil. Programma, ten hunnen behoeve , te slmfierdam uitge geeven.  XXXIH BOEK. - 97*6. *C8 VADERLANDSCHE . te Amflerdam , 'ten opfchrift voerende Programma , ten behoeve van de gevlugte Burgers enlnwoonders van de twee noodlottige Steden Hattem en Elburg, en van deezen inhoud. „ De aandoening, die de droevige „ tyding van een begonnen Binnenland„ fchen Oorlog, en het daar uit ontftaane „ Treurtooneel, in het rampzalig Hattem ,, aangerigt verwekt, kan aan hun, die daar „ door in de diepfte elende gedompeld zyn, niets baaten, zo men niet te gelyker „ tyd werkzaam is, de Ongelukkigen,zo „ veel in ons is, hulpe toe te brengen. „ Dat dan elk Nederlander , ieder Am,, Jlerdammer , der Godheid dankende , voor de ftille rust, die hy tot hier toe „ geniet, zich haaste zyne braave Land„ genooten , daar hy kan en mag , ver» „ ligting in hun beklaagenswaardigen toe- „ ftand te verfchaffen. Het is mee „ die inzigt, dat, op verzoek van een „ aantal weidenkenden, goedgevonden is, „ eene Verzameling van Penningen te „ doen , ten einde daaruit, voor eerst, „ fpoedig in ftaat gefteld te worden, „ daadlyke hulp en uitreiking te verfchaf„ fen aan de armfte nu gevlugte Inwoon-» „ ders, die zich te Zwol, Kampen, Am„ ft er dam en elders bevinden; ten tweden, „ aan de Gekwetsten alle mogelyke hulp „ en verzagting toe te brengen; ten der„ den, aan hun die door verlies van alle „ hunne Goederen , in armoede gedom„ peld zyn, onderfteuning te geeven. „ Men heeft ten dien einde eene Kist „ doen  HISTORIE. 'ao? :, doen plaatzen ten Huize van den Heer „ Notaris J. A. Lette, in het Burger„ weeshuis, waar een ieder, die dit on„ bekend verkiest te doen , naar welge„ vallen , en naar maate van zyne om„ Handigheden, kan geeven; als mede is, „ ten dien einde een Bos geplaatst in de „" Burger -Sociëteit te Amjlerdam. Daar„ enboven heeft men ten Huize van den „ Wel Ed. Heeren Lodewyk Hovy, „ Matthys Ooster, Antony „van Rensselaar Willemz. , en „willem van barneveld , die „ zich met de Inzameling en naauw„ keurige distribueering deezer Pennin „ gen wel hebben willen belasten, Lysten ',' gereed leggen, waar op elk, zo veel „ hy goedvindt, kan intekenen; en men „ verwagt van de Mildaadigheid en den „ medelydenden aart der braave Neder„ tenderen en weldenkende Amflerdam,, meren , eene milde Gifte. Daai ieder vrygebooren Men6ch thans meei H gevoelt dan hy fchryven, dan hj „ fpreeken kan, zal men geene verden „ redenen tot aanmoediging gebruiken, „ zy zyn nu overtollig. — Indien 'ei „ meerder Penningen ontvangen worden „ dan 'er tot onderfteuning en herftellin^ van fchade gevonden wordt, noodig t< „ zyn, zullen de overige Penningen aar „ het Nationaal Fonds (*) worden uitge „ keerd." (*) Zie een Berigt van 't zelve in onze yaüerh. M\fi, XI. P. bl. 3°9. XXXIIÏ. boek. : I 1  Vo VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. 17SX. Rykljkheid üer Giften. i ; i < ] i i i i I 1 1 ï i Befchikkir.g op de ingezamel-' de Psnnin- e gen, I C t t in verfcheide Steden én Dorpen des Gemeenebests was men op \ betoon van die zelfde Liefdaadigheid, op foortgelyke wyze bedagt. De Nieuwspapieren behelsden ontelbaare Aankondigingen en Aanwyzingen ten dien einde. Groot was de toeloop om Zamelpennitigen uit te Horten, en door Intekening zich te verbinden. Men verzekert, en wy gelooven op goeden grond, dat onder deeze Giften, Gedenkpenningen voorkwamen, ter Eere van 3e Stadhouderlyke Familie geflaagen, en lat men, ten betoon van Verbitteringe :egen dat Huis, de oogen der Borstbeellen hadt uitgegraaven. In zommige Stelen, als Haarlem, gefchiedde de Inzameihg met openlyke goedkeuring van Burgemeesteren en Regeering. 't Was ter ;emelde Stede, dat op de gewooneCIasis om dien tyd aldaar gehouden, de Leien beflooten, uit de Clasficaale Liefdeieurs Honderd Guldens aan de ongelukje Hattemers en Elburgers te fchenken. ' ; -Zelfde deedt de Clasfis van Dordrecht, len voorftel om deeze voorbeelden te 'olgen, op de Clasfis van Delft en Delftand gedaan, vondt dien gereeden ingangliet. ö s Wanneer de Heeren, die te Amflerdam ie bovengemelde Aankondiging gedaan, n zich met het Beftuur der ingezamelde •enningen, te dier Stede, belast hadden, e algemeene gereedheid der Landgenoosn zagen om hier de behulpzaame hand e bieden, verzogten zy aan de Uitnoo-  HISTORIE, 271 digers tot die Inzameling, en verder aan alle Genootfchappen of byzondere Perfoonen, in de Republiek , die de moeite tot het vergaderen dier Liefdegaven namen , om dezelve , op het' loflyk voorbeeld van het 's Gravenhaagsch Genootfchap en eenige Heeren, zo te Leyden als elders , zodanige Penningen onder de éénheid der Beftuuringe in het Amfterdamsch Fonds te bezorgen; op dat door de verfchillende en verfcheide Inzamelingen , geene ongelyke toedeeling mogt gefchieden; met toezegging , eenet rekening en verantwoording van alles. De welbekende Naamen der Heeren, die dit voorftel deeden, waar onder eenigen, in vroegere gevallen van Uitreiking, de doorllaandfte blyken van onvermoeider yver , naauwkeurigheid en onzydigheid gegeeven hadden, zo wel als de redelykheid des voorflags zelve, baarden eene vry algemeene bewilliging; en werd hiei door in den nood dier uitgeweekeneïi kragtdaadig voorzien. Terwyl deezen met blydfchap- onderftand genooten , en op verdere hulpbieding met grond mogten hoopen, vervoegden zy zich, den tweden van Slachtmaand 'nogmaals met een Verzpekfchrift aan Staaten van Holland, met allen ernst aandringende, „ dat het Hun Ed. Gr. Mog. „ behaagen mogt, in deezen presfanten nood, zodanige efficafieufe middelen, „ daar te ftellen , als naar derzelver „ hooge Wysheid en bekende Vader- „ lands- XXXIIL BOEK. 1786. Nadere san drang der Haltemeren ea Eiburgeren op Befchermingby StaJten van Holland.  27£ VA DERLANDSCHI XXXIII. BOEK. 1/85. Amnestie aan de Hattemers en Elburgers met veele bepaalingen. „ landsliefde, gefchikst zouden bevon„ den worden , om de hun daadlyk toe„ gezegde Protectie en het EffecJ der Unie ,, werklyk te doen genieten." (*) —. Veelvuldig waren de Adresfen en Verzoekfchriften van de aanzienlykfte en mindere Steden , als ook van ettelyke Dorpen , die ten fterkften de Souverainen van Holland aanmaanden om onverwyld geftand te doen aan 't woord den Hattemeren en Elburgeren gegeeven. —Dit in bewerking blyvende, werden Haarlem en Alkmaar deezen omzwervenden tot Wykplaatfen aangeboden, (f) Weinig baats trokken de Hattemers en Elburgers van de Amnestie of Kwytfchelding , op verzoek en voorfpraak van zyne Hoogheid, by Staaten van Gelder* land vastgefteld, voor alle Burgers en Inwoonders der Steden Hattem en El-, burg , „ die," zo als de Afkondiging fprak, „ zich aan eene notoire Disobedientie „ aan Hun Ed. Mogende Orders en Be„ velen hadden fchuldig gemaakt, en „ voorts ten opzigte van al 't gunt door deeze (*) Dit Verzoekfehrift was in Kampen getekend door twee Burgemeesters , één Secretaris , zeven • Gemeenslieden, twee Predikanten en vier cn twintig Burgers van Elburg , en te Zwolle, door één Burgemeester, twaalf Gemeenslieden, en acht en tachtig Burgers ^an Hattem. Cf) De Heer C* pellen tot de Marsch, befchouwt dit „ als di wrange vrugt eener armhar„ tige Politique, om zich, langs dien weg, de zaak „ van den hals te fehuiyen, Mem. bl. 93. en 423.  HISTORIE. %n », hun ten deezen was misireeven." Van deeze algemeene Kvvytfchelding, waren egter uitgeflooten — Allen uit Hattem en Elburg, wier Naamen gevonden werden onder zeker Request, gevoegd by eenen Brieve van de Staaten van Holland aan die van Gelderland. -»• De beide Predikanten van Elburg Heyn en van Dier men, nevens den Bakker Klaas van DiERMENj insgelyks van Elburg; de Advocaat Daendels van Hattem; en alle zodanige gepetitioneerde Krygslieden, als de zyden der Steden mogten gekoozen hebben. — Alle Burgers en Ingezetenen der Steden Hattem en Elburg, welke, binnen den tyd van zes weeken naa de afkondiging deezer Amnestie, in hunne wooningen niet zouden zyn terug gekeerd. Wanneer die tyd verftreeken was, bevondt men by omfehryving, dat flegts zeven of acht Burgers* te Hattem waren wedergekeerd: terwyl de overigen, ten getale Van honderd en veertig, allen nog te Zwolle, zich van de Vergiffenis uitgeflooten vonden. Het getal der uitgeweekene Elburgereh beliep , bykans drie honderd en vyftig. Men verlengde de Aanbieding voor de niet by naame uitgefloorenen tot den eerften van Louwmaand des aanftaanden Jiars. Inmiddels werd de geweezen Garde du Corps Dinckgreve, om wien zo veelte doen viel, te Hattem als Schepen en Raad in den Eed genomen (*> Ver- (*) N. Nederl. jaarb. niÖ.bl. $62, 1411; 1412. XII. deel. S xxxni, SOEK. 1786*  274 VADERLANDSCHE XXXIII BOEK. I78f5. Verzoek fchrift iie Uitgeweckenen aai Staaten vsn Gelderland, i Verre het grootfte gedeelte der Burgeryen van Hattem en Elburg zonden, ten Naajaars Landdage, een Verzoekfchrift in, ftrekkende, by de ontvouwing en wettiging van hun Gedrag, tot kennisgeeving, dat niemand hunner, zonder van eenio, misdryf overtuigd te zyn, een nooit bt geerd, nimmer verlangd Pardon of Amnestie zou kunnen aanneemen,- doch dat zy allen daar van wel uitdruklyk afftand deeden. Voorts verzogten zy hun Ed. Mog. „ met Intrekking der zo zeer hoo„ nende, geëmaneerde en geprolongeerde „ Amnestie, en daar by voorkomende „ Uitzondering, (ftaande deezen Land„ dag,) te vergunnen, vrylyk zich na „ hunne Wooningen en Bezittingen te „ begeeven, en hun Beroep aldaar waar „ te neemen ,• de hun aangedaane enorme „ fchadens, op de gevoeglykfte wyze, „ te vergoeden; de Militie alvoorens „ uit hunne Steden te trekken, en ein„ delyk ,met wederzydfche inftaathouding „ der hangende gefchillen, dezelve on„ partydig en behoorelyk, volgens de ,, Gronden der Unie te laaten onderzoe- „ ken." Zy vertrouwden dat dit Verzoek gunftig zou worden aangenomen, daar anders de-Burgeryen, na hunne Steden niet kunnende terug keeren, het verwylen in deezen zouden moeten houden, voor een noodlottige verweigering. Terwyl hun Ed. Mog. door het toeftaan van dit Verzoek de naderende fcheuring der Unie, welke het verderf van Gelderland maar eenige oogenblikken zou voorgaan, zou-  HISTORIE: ifg Éouden voorkomen ■— voldoen aan den verklaarden wensch van alle de Bondgenooten — van een zo groot getal aanzienlyke Leden der Staatsvergadering —■ aan den wensch der Natie en vooral aan den duuren Eed door hun Ed. Mogenden gedaan, van te zullen handhaaven de Regten en Voorregten der Ingezetenen.— Daar zy, aan den anderen kant, naa by herhaaling alles wat van hun afhing tot Bevrediging en Herftel der zaake te hebben toegebragt, voor God, voor het tegenwoordig en toekomend Geflacht, zich onfchuldig hielden van alle de gevolgen, welke natuurlyk moesten voortvloeijtn uit het uitbarften van eenen Burgeroorlog, aan welken zy niet dan met ziddering konden denken, en welks aannadering, egter, van alle zyden werd aangekondigd, en die misfchien, eer 't iemand dagt, ontvlammen zou. In dat onverhoopt geval, in die verfchriklyke uiterllens, zouden zy de beflisfing hunner zaake enkel en alleen van de redding van het Regtvaardig Opperweezen, en van de kragtdaadige hulp hunner Bondgenooten, ingevolge van derzelver vcrpligting, uit hoofde van de Unie,moeten afwagten (*). In (*) Dit Verzoekfchrift, geheel te vinden in den Post van den Neder-Rhyn XI. D. bl. 614. werd binnen Kampen en Zwolle, den 2 Dec. en volgende dagen , getekend deor verfcheide Leden zo van de Magiftraat als van de Meerderheid der Gezwooren Ge» meentens der Steden Hattem en Elburg en byna «M» hondesd der voornaamfte Burgeren. S a XXXiïL boek. I786,  276 VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. 17*6. Ontworpen Phikaït in Gelderland tegen de vryheid der Ürukpersfe. In een zeer naauvv verband met het gebeurde in deeze twee Gelderfche Steden, ftaat eene ontworpe Publicatie der Staaten van Gelderland, en maakte 't zelve, ten tyde der beraaminge, den achtften van Herfstmaand, te veel gerugts om hier niet vermeld te worden. In eene zeer breede Inleiding beklaagen zy zich over eenige onrustige geesten, die alles aan hunne onbepaalde Heerschzugt tragten op te offeren, en onder andere middelen daar toe zich bedienden van Couranten, en andere weeklykfche of op andere gezette tyden uitkomende Gefchriften, die, van kwaad tot erger overflaande, het durfden onderneemen om Inzamelingen van Penningen tot het oprigten eener Geldkasfe van die der Souverainen der Vereenigde Gewesten onderfcheiden 9 en, 't geen nog verder ging — om daar door eenige hunner Ingezetenen, met naame opgegeeven, in hunne misdaadige aankantingen tegen hunne wettige Bevelen te ftyven en te fterken, in 't openbaar aan te kondigen — om aan de Ingezeten van Gelderland te belooven, dat zogenaamde Vrycorpfen en Gewapende Genootfchappen, in andere Gewesten, gereed ftaan zouden om hun in dezelve geweldige onderneemingen te befchermen en te onderfteunen; ja zelfs om, in 't openbaar, aan te pryzen een Vorm van Regeering, welke, volgens hun voorgeevm, door een gering aantal Perfoonen,. -ie zy Regenten in de refpectiva Provin-  HISTORIE. «77 vincien noemen, zoude gefmeed zyn, met oogmerk om dezelve, by gebrek van andere middelen, door medewerking der Gelderfche ln- en Opgezetenen, die zy van den aan hun gedaanen Eed en Hulde, Trouwe en Gehoorzaamheid zouden tragten af te trekken, in te voeren. Onder het beraamen der voorzieningen «m die middelen van verleidinge af te keeren, maakten zy geene zwaarigheid, hun min kundige Ingezetenen te gemoet te komen, door aan dezelve mede te deelen, eenige algemeene Grondbeginzeler van onze Staatsgefteldheid betrekkelyi tot de tegenwoordige omflandigheden, met behulp van welke zy, zonder moei te, zouden kunnen zien hoe fchandelyk de Courantiers en andere Schryvers, te gen welken zy by deezen van hunne Souveraine Magt gebruik moesten maa ken, hun misleiden. Dit in 't breede gedaan hebbende, ftel len zy, zich voorts vasthoudende aan d< bekende, en zo veel gewoels verwek hebbende Publicatie van den elfden vai Bloeimaand deezes Jaars , de vier vol gende Punten ter neder. Foor eerst „ Dat, aangezien binnen deeze Landfchap „ geene Couranten, Gazettes, of foort „ gelyke Nieuwstydingen, tot nog toe „ worden gedrukt; maar dat dezelve, z< „ uit andere Provinciën, als nabuurig< „ Landen, worden ingevoerd en aldu „ uitgegeeven en verkogt, niemand eeni ., ge Couranten P Gazettes, of ander S 3 „ Nieuws XXXIIL 15 O EK. 1786. t 1 > > » ) i »  278 VADERLANDSCHE xxxni, BOEK. V. >f JIJ ir Ci . Nieuwstydingen, in wat taal of onde? » welk een tytel, zal mogen uitgeeven 11 of verkoopen, zonder daar toe alvooi) rens fchriftlyke permisfie te hebben ver.. kreegen van de refpective Magiftraat en » in de Steden, en van'de Hoofd officiei» ren op 't Platteland, ter plaatze van » elks wooninge, en ook niet langer dan geduurende deeze permisfie, op eene boete van duizend Guldens. „ Ten tweeden dat, vermids inzonder, heid de Zuidhollandfche, de beide Nederi landfche, Vaderlandfche en Historifche i Couranten, de Post van den Neder Rhyn , en Poluike Kruyer (*), zedert eenigen ■ cyd, byna gewoon werk nebben gemaakt, , om, met afwyking van het oorfprong, lyk oogmerk en wettige inftelling, waar , toe dergelyke Gefchriften zouden moeten dienen, en dus, in plaatze van te bevatten binnen- of buiten landfche Nieuwstydingen, thans meerendeels zyn opgevuld met Brieven, en Aanmerkingen over Publique Zaaken , ook dikwyls met valfche en oproerige be-. fchuldigingen, zo tegen de Overheden als byzondere Perfoonen; derhalven by deezen pp het ernftigst wordt verboden, dat, by provifie en voorbehoudens onze verdere dispolitie omtrent „ alle (*) Het kwam, op een naderen Brief van 't Hof, overweeging of ook de Utrechtfche en Leydfihe mranten, in 't Verbod moesten begrcepcn worden»  HISTORIE. s79 «. alle andere dergelyke Nieuwspapieren, s. als by tyd en wyle zullen bevonden „ worden in 't zelfde cas te vallen, alle „ de hier boven uitgedrukte Gefchriften » binnen deeze Provincie niet zullen mo» gen worden uitgegeeven of verkogt, of » ter publieke leezing voorgelegd, op « eene boete van duizend Guldens voor „ de eerfte reize, en van drie duizend „ Guldens voor de tweede reize, boven en behalven, zo wel voor de eerfte „ als tweede reis, van Bannisfemant ol „ andere arbitraire ftraffe, naar omftandig „ heid van zaaken. „ Ten derden, dat, byaldien voortz „ Perfoonen de refpective boeten hier ii „ vermeld, niet zouden kunnen betaalen „ dezelve met Geesfeling, Bannisfement of Confinement , naar omftandighe „ den van zaaken, zullen moeten ge „ ftraftworden. En naardemaal w; „ met al het voorgez. geen ander oog „ merk hebben, dan om, zo veel mc „ gelyk, onder den zegen van God A ,, magtig, de Rust, Vrede en Eensge „ zindheid, onder 's Lands Ingezetene „ in 't Algemeen, en onder die van dee „ ze Provincie in 't byzonder, te herfte „ len, en daar door den anders naderei „ den ondergang deezer Republiek 1 „ voorkomen,- Zo verbieden wy med „ op het allerernfligfte alle Collectens e „ Verzamelingen van Penningen, tot we „ ke byzondere eindens, hoe genaamc dezelve ook zouden mogen gerigt zyi S 4 ,, z xxxnr. boek. 1736. » > F 1 1» t* e e n U > 0  aSo VADERLANDSCHE XXXIIL 15 0 E K, » zo daar toe niet, met bekendmaakinff >, der redenen , expresfe permisfie van v Ons of van de reipeccive Hoofd officie>> ren en Magifiraaten, is verkreegen. „ En, daar wy, in 't zekere onder» rigt worden , dat zich binnen deeze » Provincie niet zelden laaten vinden, >, deeze en geene Vreemde Perfoonen, » zo die tot de zogenaamde Vrycorpfen » of Gewapende Ma.ufchappyen, in de „ nabuurige Provinciën behooren, als an„ deren, welke zich niet ontzien onze « goede In- en Opgezetenen op te rui» jen en aan te hitzen, onder belofte van ,, Hulp, die zy hun egter niet dan met „ de hoogfte misdaad en verbreeking van „ alle Grondwetten van den Staat, zou„ den kunnen verkenen: zo belasten en „ bevelen wy alle Officieren en Magi„ ftraaten wel ernftiglyk, dat zy na alle ■! zodanige Perfoonen, in gevalle zy zich „ in hunne refpective Diftricten gewa, pender hand, of in fterken getale, , mogten vertoonen, het ftrengfte onder, zoek zullen doen, en dezelve, voor , de eerfte reis, zullen bevelen, om, zon, der vertoef, deeze Provincie te ver, laaten, en in cas van Disobedientie, , of dat dezelve zich daar aan weder , fchuldig mogten maaken, hun te appre, hendeeren, en tegen dezelven, als Ver, Hoorders van de Publique Rust, te i procedeeren. „ Ten vierden en eindeiyk, Doordien pok de dagelykfche ondervinding meer „ dan  HISTORIE. *8i j» dan waarfchynlyk maakt, dat 'er bin.. nen deeze Provincie, Perfoonen moeten gevonden worden, die, door Partyzugt >• gedreeven, aan de Courantiers en an„ dere Schryvers , als waar van wy den » invoer en verkoop binnen deeze Pro>■> vincie hier te vooren verboden hebu ben , fuppediteeren Stukken en Re>, fiexien, 't zy by . wege van Brieven, .> Advyfen, Requesten, of anders, op ee„ nige Refolutien, Misfives, Memoden, » Vonnisfen , of eenig ander Stuk of n Stukken, refpectivelyk geëmaneerd van „ de Heeren Staaten Generaal, of van ., de Heeren Staaten van eenige andere „ Provinciën, van eenig hoog of minder „ Collegie van Politie of Juftitie, van „ eenige Magiftraats Regeering of Regt„ bank van eenige Stad of Plaats, of Lid „ of Leden van dien, binnen deeze of „ andere Provinciën, of ook de zulken, „ waar door eenige Buitenlandfche Mo„ gendheid, of eenige hooge Staatsper„ foonen, worden geledeerd; zo verbie„ den wy by deezen wel expresfelyk, „ dat niemand, van wat rang of ftaat, „ het zy voor zyn Perfoon, het zy in „ daar toe belegde of op te rigten Ge„ nootfehappen, die wy tevens voor het „ toekomend illegaal verklaaren , alle zo„ danige Zaaken of Stukken, aan eenig g, vreemd Courantier of anderen Schry ver „ zal mogen toezenden, of op eeuigerlei wyze,'tzy direct of indirect, zal mos, gen fourneeren, mede op een boete S J „ van XXXHÏ. BOEK. . 17B6,  282 VADERLANDSCHE XXXIII. BOEK. 1786. Wat deswegenvoorviel. Rymegen verklaart 'er zich tegen. Als mede Harderwyk. i : „ van duizend Guldens, boven arbitraire ,; Correctie, naar omstandigheden van „ zaaken (*)." Deeze ontworpe Publicatie, zo fterk ils immer eenige de Vryheid der Drukpersfe, ten aanzien van het Staatkundige beperkende, was niet uitgelekt, of werd, in de dagelyks uitkomende Gefchriften, met den naam van Bloed-placaat beftempeld, en, ten fchimp, met rooden Inkt gedrukt, 'alomme verfpreid, ook ontbrak iet geenzins aan fcherpe aanmerkingen. IVanneer dezelve te Nymegen bekend ïverd, met byvoeginge, dat zy, binnen tort, zou worden afgekondigd, verzette zich de Burgery daar tegen, verklaarenle het niet te zullen gedoogen; de Gemeenslieden dier Stad, dit Plakaat aanmerkende , als eene openbaare inbreuk 3p de Stads Voorregten, voor zo verre men 't zelve, buiten hunne byzondere bewilliging en medewerking, aan die Stad zou willen opdringen, leeverden by de Magiftraat eene uitdruklyke Tegenverklaring in. Misfchien was die ftap der Nymwegenaaren eene medewerkende oorzaak, om dezelve niet te laaten afgaan i naar nog in advys te houden. Harderwyk bragt ten Landdage, in Slachtmaand, haar gevoelen omtrent die Publicatie, in deezer voege uit. „ Schoon , wy wel wenschten, dat 'er een mid- „ de! (*) Zie dit ftuk geheel in de N. Neder!. Jaarh. 786. bl. 035.  HISTORIE. a33 » del kon gevonden worden om de Li» centie der Drukpers binnen behoorely» ke paaien, overeenkomftig met de Vry» heid der Republiek, te brengen, en me» de alle te verregaande Licentie moeten » afkeuren, moeten wy, egter verklaatt ren zodanig eene Publicatie daar toe » niet gefchikt gevonden te hebben; te » minder , vermids in deeze Provincie » zeer weinig, en zo verre ons bewust » is, niets van dien aart gedrukt wordt. » Hoe ook kan den Ingezetenen het leem zen der gedrukte Papieren belet wor» den? Terwyl wy, daarenboven, verM meenen, dat zodanige Publicatie thans » minder dan ooit is aan te raaden, op » dat de Natie, welke thans veele zaa„ ken befchouwt, als of die uit een zugt 5, tot Ariftocratie voortfprooten, niet zeg» ge, met Montesquieu, in zyn „ Efprit des Loix ; ï''Ariftocratie est U Gouvernement , qui proscrit le plus les „ ouvrages fatiriques. Les Magiftrats ■j font de petits Souverain s , qui ne font „ pas asfez grands pour meprifer les injures, „ Si dans la Monarchie quelque trait va „ contre le Monarque il est ft haut que le „ trait riarrive point jusque a lui. Un „ Seigneur Ariftocratique en est percé de „ part en part (*). Om welke reden wy » tot (*) De woorden van Montesquieu, met zo veel fcherpheids bygebragt; doch zeker met vonrïiagt, mogelyk ter verzagting, in 't oorfpronglyk Frqnsch gelaaten, betekenen. „De Ariftocratie is de XXXIIL BOEK. 1786.  a84 VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1786. Hetzelve blyft agter wege. 1 1 i 1 i j \ ! 1 i „ tot het emaneeren deezer Publicatie ,, niet hebben kunnen concurreeren; maar „ daar tegen moesten protefteeren, en » als nog van Advys zyn, dat die Pu- blicatie moet worden gefeponeerd. Im» mers kunnen wy dezelve, voor onze » Stad, welker Regeering van onverden„ kelyke tyden gehad heeft het Jus leges „ condendi, (het Regt om eigen Wetten » te maaken,) zonder dat ooit de Sou- verain daar in eenige inzage heeft ge» had, niet verbindende houden." De beraamde Publicatie, die, fchoon onafgekondigd, zo veel beweegenis veroorzaakte , bleef agterwege , en mogen wy, uit het bygebragte opmaaken, dat de éénige reden voor dit ter zyde leggen, niet beftondt, in 't bezef, 't geen de ' Staaten van Gelderland gekreegen nadien van de ongelegenheden, welke door eene , de Regeering, die de Hekelfchriften het fterkst , verbiedt. De Magiftraaten zyn kleine Souverai, nen, die niet groot genoeg zyn om het fcheldcn , te veragten. Indien in de Monarchie eenige fchimp , tegen den Monarch afgegeeven wordt, is hy zo , hoog, dat ze hem niet bereikt. Een Ariftocra, tisch Ed-lman wordt 'er van alle kanten door ge^ , kwetst." 't Was in dit zelfde Protest, waar n die van Harderwyk het gehouden gedrag, der geinge Meerderheid omtrent de Steden Hattem en El'urg, wraakt, en reden n aanvoert waarom deeze Stad er tegen geftemd hadt. Men zie wat in die Stad was oorgevallen, zo ten opzigte Tan den Last der Afvaardigden ten Landdage, als ten aanziene van de •ewustc Publicatie yajj n Mey, hier boyeu bl. 7Q. en 172.  historie; &%$ eene volkomene onderdrukking der aangeweezene Couranten en Nieuwspapieren, wegens de Bekendmaakingen, veelal daar in geplaatst, den In- en Opgezetenen van Gelderland zouden kunnen worden te wege gebragt, gelyk zy zich uitdrukken in eenen Brieve aan Staaten van Holland, deezen verzoekende en aanmaanende om voorzieninge te doen omtrent Nieuwspapieren, en andere weeklykfche of op zyn tyd uitkomende Gefchriften, in hun Gewest; ten einde daar in niets van den by hun gewraakten aart geplaatst mogt worden (*). De groote zaak de Herziening van het Regeerings Reglement des Jaars mdccl, te meermaalen in de Staatsvergadering van Gelderland voorgeflaagen (f), bragt de Ridder van der Capellen 'tot de Marsch, op deezen Naajaars Landdag, weder ter baane. Vergeefsch gewagt hebbende, dat eenig aanzienlyk Lid der Staatsvergaderinge, volgens algemsene en byzonder te zyner kennisfe gekomen, gerugten , deswegen een Voorftel zou doen, voelde hy zich bekommerd over de egtheid hier van: dewyl 'er niets van dien aart gefchied was, en de tyd ter Vergaderingebeftemd, haast ten einde liep. Ten gelyken tyde voelde hy zich getroffen over de (*) N. Neder!. Jaarb. 1786. bl. 1398-' (f) -Zie onder andere onze Fadert, Hlst, iX, D-, bl. s.61. XXXIII» boek. 17*6. Aandrang vanCapellen tot de Marsch op de Hei ziening van het Regeerings Reglement in Gelderland.  a3ó VADERLANDSCHE XXXIII. boek. 17*6. I de ontrustende gefteldheid van zaaken in Gelderland, over de toeneemende verwyderingen tusfehen Regenten en Ingezetenen, over de zo menigvuldige blyken van ontevredenheid en morringen omtrent het Beftnur van zaaken; „ het welk," om zyne eigene woorden te gebruiken, * toegefchreeven wordt enkel en alleen » voort te vloeijenuit en tefteunenop een >» Voorfchrfft van Regeering, ftrydig met >» de Regten en Voorregten van een vry Volk, en zo ontegenfpreekelyk onwet" "g ingevoerd, heb ik het van mynen » onvermydelyken pligt gerekend, vóór .» het eindigen van deeze Byeenkomst, » U Ed. Mog. nogmaals te verzoeken, i» en, op het nadruklykfte, te fmeeken, > geiyk ik meermaalen gedaan heb, van » eens te willen begrypen, dat alle de . rampen, waar mede dit Gewest thans » heeft te worftelen; dat de verdeeldhe, den, welke de banden van het Bond, genootfchap losrukken; dat, met één . woord, de laagheid en vernederde toe» ftand, waar in dit Gemeenebest zich , bevindt, voor het grootfte gedeelte, . den oorfprong vinden in al het inconftitutioneele, waar aan het thans vi« geerend Reglement van mdccl labo-; reert. „ Dit is immers, in deeze dagen, zo volledig beweezen; dit is door zo veele ervaarene Staatsleden, ja door het kundigfte gedeelte van Neerlands Volk, bevestigd, dat het overtollig zyn zou, „ hier  HISTORIE. i&7 ï» hier van , voor het tegenwoordige, » meer te zeggen. En, in de daad, »» Ed. Mog. Heeren! wie van ons is 'er m die hier van niet overreed is, en die * niet tevens bezeft, dat alle poogingen, » die- ook mogen worden aangewend, » om de rust in deeze Provincie te her» Hellen, niet alleen te vergeefsch, maar » veel eer verderflyk zyn zullen, zo niet, », zonder tydverzuim, beflooten worde » om den inwendigen toeftand te verbe» teren? En , wyl de oorzaaken van „ dien jammerlyken toeftand in het incon„ ftitutioneel Reglement van Regeering » moeten gezogt worden, weet ik geene ,, andere middelen van herflel uit te den„ ken, dan dat by U Ed Mog., nog 5, gednurende deeze Vergadering, benoemd » worde eene Commisfie, uit het mid- den onzer, tot Revifie van het aange,, toogene Regeerings Reglement: wan„ neer op eene bedaarde en geregelde „ wyze, zal kunnen worden onderzogt, „ in hoe verre hetzelve van de waare „ Conftitutie deezer Provincie is afge„ weeken , en op welke wyze dezelve „ zal behooren te worden herfteld, tot eene waare en weezenlyke bevordering „ van eene onontbeerelyke, doch onge„ lukkig geftoorde Eendragt tusfehen Re„ genten en Ingezetenen, tusfehen Pro„ vincien en Provinciën , als zynde te „ voorzien, dat, door toeneemende ver„ wyderingen, deeze, voorheen zo bloei„ jende Republiek eens onder den last „ van XXXIIL BOEK. I786\  XXXIII. li O E K. J7o6. Dezelve bleef agter, ! i i Capellen tot de Marsch verdeedif^t zynProtest ] tegen de , Publicatie van den 11 ' Mey. 1 1 1 1 (*) Zie hier boven bl. 143» £83 VADERLANDSCHE „ van een ondraagelyke Tweedragt, zal „ moeren bezwyken." De Zutphenfche Burgemeester B. J. Versteege, Voorzitter in de Kwartiers Vergaderinge van Zutphen; de gevoele ns wegens dit Voorftel opgenomen hebbende, bleek het, dat vyf Steden en zes Ridders 't zelve verwierpen; terwyl yier Ridders en drie Leden der Regeering van Zutphen betuigden het Voorftel joed te keuren. — Jonkheer J. C. van Siyvenheim deedt het Voorftel in 't .Cwartier van Nymegen, waar by zich zezen Ridders voegden; doch de meerderïeid begreep, dat men 'er niet over moest •aadpleegen. — In 't Kwartier van Fe'uwe, vondt zich Jonkheer van Lynden tot Oldenaller in den voorIragt, door twee Ridders, onderfteund. Je Steden Arnhem en Harderwyk namen iet Voorftel over. Weshalven deeze rierziening, als voorheen, agter bleef. Men bragt de bezwaaren tegen het 'rotest door den Ridder Capellen roT de Marsch gedaan op de Publicatie van den elfden van Bloeimaand (*) vederom te voorfchyn, met de vraage )f hy gereed was 't zelve weder in te rekken, of der Vergaderinge genoegen e geeven? Wel verre van hier aan te roldoen, verfterkte hy zyne Tegenverdaaring met allen klem. Onder anderen liet  HISTORIE. a8o Het ky zich dus hooren. „ Het waren „ dan de gevolgen, Ed. Mog. Heeren! „ door my voorzien in myn Protest, die, „ tot verbaazing en ontzetting van ge4, heel Nederland, in deeze Provincie •>, hebben plaats gehad, welke my toen !, ten tyde hebben doen fmeeken, dat U „ Ed. Mog. alle ftrenge maatregels mog„ ten daar laaten! Ik kende het Bataaf„ fche Bloed, dat, wars van allen fchyri „ van dwang, voorzeker by ontwaaring „ der maatregelen, die by deeze Con„ cept Publicatie waren voorgefchreeven, „ aan 't kooken moest raaken! Dat „ U Ed. Mog. zich maar voor een oo„ genblik herinneren den ontzettenden „ indruk, welke deeze Publicatie op het 5> grootfte gedeelte van Neêrlands Volk „ gemaakt heeft! En waarlyk, wanneer „ ik den inhoud deezer Concept-Publir, catie nader inzie; wanneer ik den geestjs „ die de Inftellers daar van bezielde, „ wanneer ik het oogmerk, dat door de» zelve daar by, zo duidelyk aan den „ dag gelegd Wordt, in aanmerking nee„ me; en wanneer ik my, helaas! de daar „ uit vootvloeijende rampen, waar mede » deeze ongelukkige Provincie thans wor„ ftelt, voor oogen fteJle: zo worde ik „ wel gevoelig aangedaan, maar ten ge„ lyken tyde dermaate opgebeurd, doof „ 't onwaardeerbaar voorregt van tot een i, vry en onafhangelyk Volk te behoofi ren^ dat ik fteeds zal volharden, ont i, dien geest van Vervolging, in deeze : XII. deel. T 5, Con* XXXHÏi BOEK.  soo VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK 17H6. )» Concept-Publicatie aan den dag gelegd, >• te beltryden, met eene herhaalde ver» klaaring, dat ik veel liever met myn » Medeburgeren tot uuerften zal over« gaan, dan my aan dezelve onderwer- » pen. En verder daar myn Ge- » weeten my dicteert om dit Voorfchrift » van Vervolging te moeten houden voor »» een Attentaat tegen onze Conftitutie, »> en als een inbreuk doende op de Reg« ten myner Medeburgeren, zo kan en 3» zal ik nimmer hier van afgaan! Ja »» Ed. Mog. Heeren! dezelfde verontr, waardiging, die my by het hooren lee» zen daar van bezielde, bezielt my nog! » 'Er gebeure clan ook wat 'er gebeure, « ik zal dezelve aanhoudend in zulk een », daglicht, als ik gedaan heb, befchou» wen. — Steeds tragtende my zeiven », gelyk te blyven zal ik nimmer befiui», ten ée'n tittel of jota in myn Advys », en Protest tegen opgemeide ConceptPublicatie te veranderen, veel min kan ik „ overgaan om dezelve in te trekken! « Ingevalle ik U Ed. Mog. hier mede j, niet heb voldaan, zal ik moeten af„ wagten de mefures, welke U Ed. Mog. » tegen my zullen gelieven werkftellig „ te maaken; en dit kan ik, als my zei„ ven kennende, rustig doen. Het is „ waar, Ed. Mog Heeren! zeer dikwyls », heb ik, geduurende dat ik de eer ge,. had heb een Medelid van deeze Ver„ gadering te zyn, met de Meerderheid „ van dezelve verfchild: hier van getui- » ge»  HISTORIE, 291 ,p gen onze Registers! Heb ik in zom „ mige punten gedwaald, ik heb het ter t, goeder trouwe gedaan, egter omtrent „ veele gewigtige zaaken heb ik vóór s, veele Jaaren gefprooken, overeenkom„ ftig het geen naderhand, door notable ,, Leden van het Bondgenootfchap is toe„ geftemd geworden." De voorbeelden daar van, uit hèt geheel beloop onzer Vaderlandjche Historie bekend, opgehaald hebbende, vaart hy* wat het tegenwoordig Onderwerp, betreftj dus voort. „ En ten aanziene van de » inwendige gefteldheid van zaaken in „ deeze Provincie heb ik, naar den aare » onzer onveranderlyke Conftitutie, ftaan„ de gehouden, dat de Regenten niet „ anders dan Vertegenwoordigers des „ Volks zyn; dat deeze verpligt zyn aan „ Burgers en Ingezetenen gehoor te vér-? * leenen, wanneer door dezelve begeerd „ wordt een billyk Redres van gemani.< festeerde Misbruiken, en eene ontrui,i ming van drukkende Bezwaaren, voort„ fpruitende uit een door Geweld en „ Ufurpatie opgedrongen, en gevolglyk ,» onwettig en fchadelyk, Regeerings Re„ glement. En, wyl ik met andere Le„ den van Staat befpeurde, dat in na„ buurige Provinciën, welke met deeze ii in denzelfden ftaat van Overheerfching ,, waren, Burgers en Ingezetenen zich,t, ten dién einde als boven, werkzaam ,i hielden , heb ik U Ed. Mog. reeds; vóór twee Jaaren, de noodzaaklykheid T 2 ft vati ïxxtif; 5 0 ES. t78Ö.  XXXIII. boek. 1786. 292 VADERLANDSCHE »» van by ons op zulk een H rftel bedagt » te zyn, voor oogen gefteld; en ten »• dien einde geinfteerd, dat het Regee» rings Reglement in mdclxxv en » mdccl, aan deeze Provincie, tot haar » verderf, voorgefchreeven, op eene be» daarde wyze mogt worden gerevideerd. « Zulks was niet alleen vrugtloos ; maar »» zelfs heeft de Meerderheid van U Ed* '> Mog goedgevonden, hetzelve, als het '» ware, nader te corroboreeren, door te =• verklaaren, dat dat Reglement het éé»> nig en waar Fundament van Regeenng " zyn zou; daar, intusfehen, naar myn » begrip, dat éénig en waar Fundament » van Regeering moet gezogt worden in >t onze onveranderlyke Conftitutie, in die j> Regten en Privilegiën ten kosten van s» het bloed onzer Voorvaderen verze- kerd: zo als ook by den Eed, aan >, den Lande gedaan, zo duidelyk be« paald wordt" Naa het vermelden der vrugtloos aangewende Poogingen ter beweeginge van zyne Hoogheid, om, volgens diens pleglige verklaaring, te willen med werken tot verbetering des inwendigen Staats van Gelderland, laat hy volgen. „ Waar- lyk, zou men haast niet mogen vast„ ftellen, dat de Heer Erfftadhouder „ fteeds tragt te beletten, dat de Forme „ onzer Regeeringe, naar behooren wor„ de gedefinieerd en bepaald, overeen„ komftig de gronden, eener Republikain„ fche Conftitutie, waai door alleen even1 ■ „ wel  HISTORIE. 393 „ wel de wederkeerige Pligten van dc ». Regenten , van den Stadhouder, er « van de Ingezetenen , kunnen worder »» uitgemaakt, als het eenigst middel oir » aan de Stadhouderiyke Waardigheic »» eene vastigheid te geeven, die dezel 5» ve nimmer kan verkrygen, zo men wi flaande houden, dat die kan rusten or. gronden, welke hunnen oorfprong vin den in Oproeren en Ufurpatien. „ Dit is zeker, dat, wat ook door andere Leden met my, ten deezen aanziene, met de belanglooste inzigten, is aan> ,» gewend, verworpen is geworden, en. „ hoe z:er eene hoognoodige, door m> beoogde verbetering van onzen inwen< „ digen Staat ook moge opgehouden wor„ den, en door allerlei wegen tegenge„ gaan, vermeene ik evenwel te durven verzekeren, daar deeze Provincie en » Republiek hier mede ftaan of vallen „ moeten , dat' dezelve eens plaats zal „ hebben! Dit moet immers aan U Ed, s, Mog. doorzigt zodanig voorkomen, en „ daarom beveel ik deeze gewigtige zaak, „ tot voorkoming van verdere fchroom„ lyke uiterften, die onze Provincie ge„ heel en al, ja onherftelbaar, zouden be„ derven, op het ernftigfte en nadruk„ lykfte, met inhefie van myne op gistes, ren gedaane Propofitie, aan U Ed. Mog, „ nadere overweeging. . „ En belangende het geen verder in s, myn Protest voorkomt, zal ik aanmern ken, dat ik over den Eed aan den T 3 s? kaji?, xxxnr,: BOEK.  a94 VADERLANDSCHE XXXIII. soek. ♦» Lande gedaan, zo teer als iemand dm»» ke. Ik weet dat ik gezegd heb het » Reglement van Regeering als losgerukt » te befchouvven; maar U Kd. Mogen» den weeten ook wat 'er aanleiding toe » heeft gegeeven; en U Ed. Mog. zul„ len niet kunnen ontkennen , dat de » Heer Stadhouder , dat zelfde Regle3» ment, byna in alle deszelfs deelen, „ heeft overtreeden! Willem '*> de V. kent voorzeker de Vermaaning » van zynen grooten Voorzaat Willem w den I, die de Bondgenooten, onder » andere, met deeze woorden aanfprak, » dat de Trouwloosheid van een van beiden »> der Verbindende Partyen, de andere onl3» flaat van de geheiligfle Verpligting C*~). „ Eer ik befluit moet ik op. deeze »» plaats nog plegtig verklaaren, dat, van » den beginne aan, dat ik gemeend heb 3, den door my ingeflaagen weg te moe« ten betreeden, ik niet anders, dan door » dè zuivetfte en belanglooste grondbe., ginzelen, naamlyk die van het Geluk „ des Volks, ben bezield geweest, hoe „ zeer ook in Publicatien, Misfives enz. 1, als met den vinger op my geweezen » wordt, als behoorde ik onder de zul„ ken, welke door Eigenbelang, Heersch♦j zugt, en begeerte na Nieuwigheden, „, tot ondermyning onzer Conftitutie, ge- dreeven worden, —— Ik ken my zel- m vea (*) Grotius jfaart, bl. 7j.  HISTORIE. 295 „ yen Het is byna vyftien Jaaren. dat „ ik de eer gehad heb een Lid Uwer „ Ed. Mog. Vergadering te zyn. Ik heb „ nimmer na Eerampten gedongen ; ik „ begeer dezelve niet; en ik hoop my „ fteeds, zo lang ik deeze plaats bekleed, „ zo te gedraagen » dat het altyd zal „ kunnen blyken, dat het Welzyn des „ Volks by my de hoogfte Wet is!" ' Jonkheer van der Capellen tot Rysselt hadt betuigd zich met de gronden, in deeze Verklaaring voorkomende, te voegen. De Meerderheid des Kwartiers van Zutphen was wel verre van genoegen te neemen in dit gedrag dier Ridderen , en oordeelde , naa hec vrugtloos herhaalen huns aandrangs op herroeping, die zo verre verworpen werd, het bewuste Protest, niet langer aan de kennis van hun Ed. Mogenden te kunnen onthouden , en hun tevens in bedenking te geeven, of hetzelve niet zou behooren gefteld te worden in handen der Mombers van den Hove, om 't zelve te onderzoeken, en, wanneer zy, by dit onderzoek, bevinden mogten , uit hoofde van dien, Geregtelyk daar tegen te moeten handelen, deeze Geregtshandelingen, naar orde en ftylvan den Hove, te voldingen: ,, ten einde dezelve, vermids „ het Hof van Gelderland, hier in mede „ was betrokken, vervolgens te brengen „ ter Decifie van het een of ander Extra Provinciaal, en volkomen onzydig i} Gerigtshof, het zy van Bolland, FriesT 4 }, land XXXIIL boek. Hoe opgevat.  hq6 VADERLANDSCHE XXXIII boek. 1786. Aandrani van Capel len tot Dl JMarsch ei tot R.ysselt (ip af- (doening. 1 „ land , of een ander, ter keuze van R: „ J. van der Capellen tot de „ Marsch en F. B. van der Ca- „ PELLEN TOT RySSELT." : Dit Voorftel, 't geen in 't Kwartier ' van Zutphen veel wederfpraaks ontmoeti te van verfcheide Leden, en waar omtrent de daar in betrokkene Ridders, aan zich behielden het neemen van zodanige maatregelen als zy, ter handhaaving van hun Regt, vermeenden te mogen en te moeten werkftellig maaken, met verklaaring van onbevoegdheid , en weigering der Mombers, als in deezen voor partydig aan te merken, en het overlaaten der benoeming van een Hof van Juftitie aan hun Ed. Mog.; dewyl zy geheel daar buiten wilden gehouden worden, — dit Voorftel werd, door het Kwartier van Zutphen, ter Landfchaps tafel gebragt; doch zonder byvoeging der punten en bezwaaren, waar in de befchuldiging beftondt. De twee andere Kwartieren s wilden eerst 't zelve in Advys ten naasten houden. Dan, toen de Voorzitter dat befluit wilde opmaaken, tradt de Heer van der Marsch te voorfchyn, en, Dok uit naam van zyn Lotgenoot van Rysselt fpreekende, drong hy aan, Jat, ftaande deeze Vergadering, onderzogt en beflist zou worden, of de klagten, tegen hun ingebragt, gegrond waren? ,, Wy," in deezer voege liet iy zich hooren, „ wy worden thans p openlyk aan U Ed. Mog. aangeklaagd, „ on-  HISTORIE. z9r "9, onze Eer en Reputatie vorderen, dat „ de zaak by U Ed. Mog. worde voor?„ genomen. Het is buiten ons, dat de„ zelve den laatften dag deezer Sesfie ,, te voorfchyn is gebragt Wy begee„ ren met de aan ons opgelegde blaam ,, niet belaaden te blyven. Het is gee„ ne geringe zaak voor Leden van Staat, „ by eene informeel genomene Refolu,, tie, met Mombers - actiën gedreigd te „ worden. Wy eifchen voldoening, en „ dit vermeenen wy te kunnen doen; „ daar U Ed. Mog. immers verklaaren aan den geringften van derzelver In„ gezetenen geene Juftitie te zullen ver,, weigeren. En wy verklaaren, dat wy, by ontftentenis van dezelve, ons ge„ noodzaakt zullen vinden, van ons , „ wegens zulk een fchreeuwend bezwaar, „ aan de Bondgenooten te beklaagen!" De Graaf van Lynijen bragt in 't midden, om het Voorftel des Graaffchaps van Zutphen als niet gedaan aan te merken; doch hier tegen verzette zich de Heer van Enghuizen. Het flot was, dit Voorftel, voor deeze reis, buiten raadpleeging te houden (*). Staaten van Zeeland, als mede die van Stad en Lande, booden, in den hoogloo penden twist deezes Gewests, hunne Bemiddeling op eene beweeglyke wyze aan; doch werd dezelve van de hand gewee- zen: (*) N. Nedert. Jaarb. 178Ö. bl. 1380 1397. Mem, van Capelleis tot de Marsch bl. 5. enz. • T ë XXXIÏL BOEK. 1786. 1 Vergeefsch aangeboortene Bemiddelingysn Zeetand en Stad en Lande,  XXXIII, BOEK. Beweege- ïiisfen te Arnhem tusfehen de Burgers en Soldaaten. (*) N. Neder/. Jaarb. 1786. bl. 1411. VADERLANDSCHE zen: daar die van Gelderland beweerden , dat , wanneer Onderdaanen aan hunnen Souverain ongehoorzaam zyn, geen bemiddelende tusfehenfpraak van een derde; maar alleen de handhaaving Van het Oppergebied, te pas kan komen (*). In dit Gewest, waar de zee der Staatsgefchillen zo hoog en hol liep, onthieldt zich thans de Stadhouder met zyn Gezin op 't Vorstlyk Loo, van waar hy zich met 't zelve, op 't laatsc van Herfstmaand, na Nymegen begaf, om 'er den Winter door te brengen, en het Valkenhof, te zyner huisvestinge in gereedheid gebragt, betrok. — Wy zouden, naa het voornaamfte, Gelderland meest in 't algemeen betreffende, geboekt te hebben, overgaan om te bezien hoe het in Utrecht, eenigzins een lotgenoot deezes Gewests, gefchapen ftondt; doch moeten nog het een en ander, byzondere Steden betreffende, ophaalen. Arnhem, zints de eerfte beginzelen der binnenlandfche onlusten, een tooneel van veelvuldige balddaadigheden en geweldplegingen , bleef in dien ontrustenden en drukkenden toeftand. Nieuw ontftaane be weegen isfen, vergezeld van het inflaan der glazen, bewoogen de Gezwooren Gemeente om zich tot de Magiftraat te vervoegen, en by dezelve op het fluiten van die ongeregeldheden, binnen den tyd  HISTORIE. £99 tyd van drie dagen, aan te dringen: onder betuiging dat zy, zulks niet gefchiedende, zich vervoegen zouden, waar zy meenden haare klagten, met regt en vrugt, te kunnen uurlonen. Eene Afkondiging tegen die ftraatfchennisfen en andere bald- daadigheden was 'er het gevolg van. Pe tweefpalt tusfehen Burgers en Soldaaten vertoonde zich op nieuw, en keverde de Burgerkrygsraad deswegen een. Vertoog vol klagten by de Regeering in. — Wel verre van op te houden, groeide de verbittering, van dag tot dag aan, en die onlusten namen toe. Terwyl het ongenoegen der Burger Hoplieden aanwiesen, door de bepaalingen onder welke de Magiftraat wilde, dat de Voorjaars Wapenhandel zou moeten gefchieden. Ingevolge van dezelven, mogten niet meer dan Vyf Man, ten dien einde, te gelyk, ter poorte uitgaan; in deezer voege moesten zy op de plaats ten Wapenhandel gefchikt by een komen; daar geen Wyn of fterken Drank drinken; de Wapenoefening geëindigd zynde, by niet meer dan vyf Man teffens, na de Stad wederkeeren; en niemand tot den Wapenhandel toelaaten, of hy moest alvoorens zyn naam, op het Stadhuis, onder het opzigt des Collonels hebben doen aantekenen. Zes Hoplieden, ontbooden om deeze regelingen aan te hooren en te ontvangen, weigerden dezelve aan te neemen. XXXIIL iOEK. 17U.  XXXIII. boek. 1/86. De Arn- hemfche Regee' ing in den Post van den NeaetRhyn aangetast. 1 < "l 1 Ti ü ti 1: be ta in goo VADERLANDSCHE Mishandelingen den Burgeren door dt Soldaaten aangedaan, zo dat Vr zekere Dirck H b n d e r 1 c k s e n het leeven by infciioot, omftaaktn het morrend ongenoegen tegen het diar gelegerd Regiment van Douglas (*), meer en meer; het blaakte heftig op toen een Corporaal van 't zelve, die men voor een deelgenoot hieldt aan den moord deezes Mans, losgelaaten en op vrye voeten gefteld werd. De Dagpapieren fpraken van dit geval met verontwaardiging. Het Weekblad de Post van den Neder-Rhyn maalde 't zelve met zwarte trekken af, en voegde 'er een Vertoog by met de Vraag ian 't hoofd, zou men een openlyk onregt ioende Magiftraat niet aldus mogen aanrpreekenP Een Vertoog, vol van de bit:erfte uitdrukkingen , en aanvangende met len tytel Ontmenschten! Ten aanziene ran het geval des geflaakten Corporaals, uidt de ftraffe taal. „ Kan 'er een groo, ter gruwel bedagt worden, dan dat zy, , die verpligt zyn hunne Burgers by hunne Goederen, Eer en Leeven, tegen allen Geweld, te beveiligen, hun ten prooy laaten van moordzugtige Fielten, en aan Moordenaars meer dan overvloed van tyd, en een nooit gehoorde gelegenheid overlaaten, op dat >» zy (+) De Gezwooren Gemeente fehreef een Brief van klag daar over aan Staaten van Zeeland, als Beilshecren van het Regiment diens Generaals daar Bezetting liggende, Nol, van Zeel. p Jan. 1786,  HISTORIE; gaï v zy, (wiens hare krimpt niet!) niet ge-: «, dwongen zouden zyn aan hunne mis ; » handelde Burgers Regt te doen. 5» Is 'er grooter onregt te bedenken, dan dat Regters, genoodzaakt zynde, tej. gen wil en dank, de deelgenooten aan m den jammerlykften Burgermoord te vat» ten, dezelven van meer gemak en aanj, geraamheden des levens te verzorgen; », dan zy in hunne eigene wooning ge- nooten, en naa hun dus eenige tyd in „ bewaaring te hebben gehouden, hun » onfehiddig te verklaaren, en op vrye » voeten te Hellen? Is daar door aan », die laaghartige Schurken niet weder « een nieuwen moed ingeboezemd om „ in hunne moorddaadige aanllagen ge„ rust voort te vaaren? Moeten uwe „ rampzalige ongelukkige Burgers niet ,, thans dagelyks de bittere en wrange „ vrugten van deeze Godtergende onge„ regtigheid fmaaken ? —— Zyn niet „ anderen door Onregtvaardigheid om de „ onfchuldigfte misdaaden vervolgd en „ wreed mishandeld? Keert weder „ tot uwe fchreiende Burgeren! hoort „ zelfs nog ftamerende Kinderen regt„ maatige wraak fchreeuwen tegen uwe „ handelwyze! En wat zal eene onge„ lukkige Weduwe, wat zullen onnozele 9, Kinderen van een gruwelyk vermoor„ den Vader, niet eene eindlooze ftoffe „ vinden om het geftorte bloed van uwe „, handen te eifchen dat onfchuldig v bloed, welks ftorting gy niet alleen „ door iOEK. [786.  JÖÖtttt. boek. 1786. ! 3 i Dit Werk ilaar ver- { booden. j Soi VADERLANDSCHE <» door gepaste middelen hadt kuniièrj » voorkomen, maar geftort zynde, ook » wreeken! Of is eene opzettelyk wree* » dc moord van dat gewigt niet, dat » Regters- alles infpannen, om dat on*» fchuldig bloed, door eene allerernftigfte » en kragtdaadige opfpetiring der hand* » daadigen, en eene regtvaardige ftraf» oefening van hunne Hoofden en Stad » te weeren! Gy Regeerders dier »♦ onderdrukte en mishandelde Burgery! ,i fpot met alle de klagten der onfchul* digen! lacht met de taal van ons hart! » doch weest verzekerd, dat gy mis» fchie-n zeer fpoedig uwe ontaarte hann delwyze zult beklaagen! die tyd is veel » ligt nader by dan gy denkt! en beeft s> dan voor de regtvaardige wraak van » eenen vertoornden God, en voor de i, Wraak van een jammerlyk getergd 1. Volk! — een Volk het welk thans zy» ne waarde en kragt heeft leeren ken* , nen — een Volk dat geduldig zich,, eenen langen tyd, aan de onderdruk> king kan en wil onderwerpen,- doch » het welk , der verdrukking moede j , eindelyk als een getergde Leeuw zal , opfpringen, U en uwe Godlooze Me* , deftanders verpletteren, zo dat 'er van , U niets meer zal overblyven, dan de , Vervloeking van uwen Naam en de Ver, agting van uw rampzalig Naakroost!" Dit Vertoog trok zich, en geen wonIer! de Arnhemfche Regeering ten fterkten aan. Een openbaare Afkondiging daar  HISTORIE. 503 daar tegen gefchiedde op den een en twintigften van Grasmaand , waar in de Regeering verklaart, dat, wel verre van die geloofwaardige beëedigde Getuigen gehoord te hebben, die den Corporaal door hun ontflaagen, onder belofte van altoos des gevorderd zich voor hun te zullen vervoegen , voor een Medegenoot verklaarden , 'er zich geen enkelen Getuigen hadt voorgedaan om dit ten diens opzigte te bevestigen. Waarom zy de Burgers, die eenige bewyzen des aangaande mogten hebben, by herhaaling, opriepen; en één honderd Zilveren Ducatons beloofden aan den Ontdekker van den Schryver of Opfteller des 433 Vertoogs in den Post van den Neder-Rhyn. Onmiddelyk naa deeze Afkondiging, door de Stads Roedendraager gedaan, tradt een der Stads Secretarisfen voor, en las van de puye van't Stadhuis de Veroordeeling van dit Vertoog, 't geen zy „ als „ een vuil en oproerig Libel, onwaardig „ om door het Daglicht aanfchouwd en „ in de Zamenleeving getolereerd te wor„ den, voor zo verre het oproerige be„ trof, verweezen, om openlyk, opeen „ daar toe opgerigt Schavot, door handen „ des Scherpregters, tot asfche verbrand „ te worden" Terwyl zy teffens het verkoopen van dit Tydfchrift, in de Stad Arnhem en derzelver Regtsgebied, op eene boete van honderd Goudguldens, en ingevalle van niet betaaling, op bedreiging van crimineele ftraffe verboden. De XXXIÏI. BOEK. 1786. Een Vertooi door Beuh handen verbrand. \  P4 VADERLANDSCHE XXXIII boek. 1786. De Schry vcrontdek • De verbranding der opgehaalde Vertoefgen gefchiedde door Beuls handen, in 't byweezen van den Onderfchout met de Geregtsdienaaren ■ Een Brief der Regeeringe van Arnhem 1 verzogt die van Utrecht om den Uitgeever van dit Tydfchrifc, G. T. van Paddenburg, geregtlyk af te vraagen, wie hem dat Stuk hadt toegezonden; ten einde tegen hem Schryver en Zender, en alle anderen, volgens de Wetten tegen Lastering, voor den Hove van Gelderland, eisch te doen. . De Schryver, trok zich het verbranden van zyn Blad luttel aan, of liever ftelde 'er eere in, en verbaasde de Arnhemfche Regeering eerlang met in zyn Tydfchrift niet alleen, maar in de Nieuwspapieren, te plaatzen , hoe hy de aanfchryving aan de Utrechtfche Regeering, ter naavoriching, met blydfchap vernomen,, en daar op eenigen tyd gewagr. hadt, wat door zyn Competenten Regter zon worden verrigt; doch daar hem toefcheen dat die van den Geregte der Stad Utrecht van gedagten waren, dat door hun Ed. Groot Agtb. irj deezen niets behoorde gedaan te worden, oordeelde hy, die zich ondertekende Piet er 't Hoen, Rentmeester van 't Willebrords Collegie, reeds bekend voor den Verzamelaar van dit Weekfchrift, zich verpligt te verklaaren , dat hy de Steller en Schryver was van de Aanspraak aan een openlyk onregtdoende Regeering; gereed om af te wagten, wat d@  HISTORIÉ: 3ctf Sé Magiftraat der Stad Arnhem tegen hem in regten zou aanvangen. Geene verdere gevolgen hadt, zo veel wy weeten, deeze zaak (*). De kragtloosheid der voorzorgen tegen de geweldenaryen der Krygslieden ontdekten zich by aanhoudenheid te dier Stede. De toomlooste ongebondenheid baarde den Ingezetenen geduurigen fchrik. Omtrent het midden van Herfstmaand, werd eene menigte van Huizen de glazen ingeflaagen. Eenige Officieren van de Garde Dragonders de Stad uitwykende, bevestigden daar door de andere bewyzen, die het vermoeden deezer fchennis op hun deedt vallen. Terwyl het openbaar was dat deeze Dragonders, kort te vooren, aan het Maïburgfche Veer, de verregaandfte fchennisfên gepleegd hadden. Van aanrandingen liepen de Burgers niet vry. De Burger-ronden, door eene onderlinge fehikking van Magiftraat en Gemeente, eenigen tyd geleden, afgefchaft, wilde men weder in trein brengen, en de klaagftem der Burgerye over de aanhoudende ongeregeldheden doen hoorem Twaalf Burgers namen dit befluit, en vervoegden zich by den Voorzitter des Burger Krygsraads, verzoekende als Burgers voor hunne Perfoonen een Krygsraads Vergadering te beleggen: dit gefchiedde den (*) JV, Nedert. Jaarb. 1786. bl. 14. 307. 311, È85. Post van den Neder-Rhyn IX. 0. bl. 94^ pg2. 1050. 1090. 1123. 1234, XII. DEEL. V XXXIlfc ÏOïK. 1786. Poogingen seniger drnhemfche Burgeren om 1 de aanhoudende Ongeregeldheden te ÜuiteH»  306 VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. I786. Onlusten van denzelfdenaart te 'Zutphen. den volgenden dag. De twaalf Burgers; (twee uit ieder der zes Burger compagnien,) deeden aan de Hoplieden den voorflag, om, elk in zyne Compagnie, eene Vergadering van Burgeren zamen te roepen, tot het aanhooren eeniger voorftellen. Op de begeerte des Krygsraads van nadere opening, gaven zy te verftaan, dat die voorftellen, hoofdzaaklyk beftonden — „ in klagten over de Moedwil- „ ligheden der Dragonders waar- „ omtrent zy, met de gezamenlyke Gil„ dens en Burgers, als de wettige Volks„ ftem uitmaakende, dan nadere midde„ len konden beraamen, ten einde de Ge- meente te onderlleunen in de billyke „ Klagten over die Moeitemaakers, ter „ plaatze waar zulks zou behooren, en „ teffens te bewerken, dat de Burger„ wagten en Patrouilles in eene goede orde kwamen, ter kragtige beteugeling „ van het oproer zoekend gedeelte der „ Militairen/' Wel voort- maar geen opgang hadt dit werk (*). Binnen Zutphen reezen, op nieuw, oneenigheden tusfehen eenige Soldaaten en Burgers, die tot daadlykheden uitborften. Onze Leezers zullen ons wel willen verfchoonen , dat wy die ftoorenisfen, zo veelvuldig voorkomende, flegts even aanftippen, als dezelve niets byzonder hooggaands , (*) N. Nedert. Jaarb. 1786. bl. 075. Post van len Neder-Rhyn X. D. bl. 61. en 135,  HISTORIE. 3^7 gaands behelzen; en wy ons niet in ftaat vinden om tusfehen de vergrourende en verkleinende berigten, het midden te treffen. De nog hangende zaak van den door zyne Hoogheid aangeftelden en door de Meerderheid der Regeeringe goedgekeur den; maar door de Gemeente geweigerden Gemeensman Crookceus, werd voortgezet (*). Het Hof beweerde, in een breed uitgebragten Raadflag, de Verpligting der Stadsregeering om deezen Heer in gemelde post te plaatzen, en te handhaaven, ondanks alle poogingen door de Gemeenslieden aangewend. Een weg van Bemiddeling door de Staaten in dit gefchil en de daar toe betrekkelyke ftukken aangeweezen, kwam den Gemeenslieden niet verkiesbaar voor. Onaangenaame Briefwisfelingen volgden daar op: en werd, in Slachtmaand, de aanftelling van den Gemeensman Cuookceus, door Staaten van Gelderland, voor wettig verklaard, en beflooten hem in bezit deezer Waardigheid te plaatzcn (f). Gemeenslieden, door de Burgers te Deutkhem gekoozen, en door de Magiftraat by aanhoudenheid geweigerd om in < den Eed genomen te "'orden, namen een aantal Burgers deezei. in den Eed. — J Te (*) Zie onze Vader J. Eist. X. D. bl. 248. (■f) N. Neder?. Jaarb. 1786. bl. 295.1251. 1376. 141». Post van den Neder-Rhyn X D. bl. 41. V a XXXIIL boek. Crookceo» tot GemeensmanteZutphe» verklaard door de Staaten. Byzondeticden vaa Oeutihem , '-.ochem en doesburg.  XXXII BOEK. Van Thiel, Begraafplaats buiten dieStad aangelegd, en het Genootfchapter Naavolgingdaar opge- d|t. (*) Post van HenNecUt-Rhyn X. P, bl.aS. co sp. 3©8 VADERLANDS C HE . Te Lnchetn benoemde de Burgery uk hun midden vier Gecommitteerden, om by de Regeering hunne zaaken voor te ftaan, die eenen aanvang maakten met het indienen van een Verzoekfchrift, dat het der Burgerye vergund mogt worden, zich in den Wapenhandel te oefenen. De Wapenoefening der Doesburgeren werd geftoord door een Krygsofficier, en dreigde het Krygsvolk in de Stad de Schuttery geweld aan te doen, 't welk egter, door de komst eens hoogeren Krygsbevelhebbers, gefluit werd. Aangedaane en gedreigde mishandelingen, over welke, de Burger Schutters by de Regeering voldoening verzogten. Binnen Thiel hadt de Wapenhandel veel opgangs, goedkeurings en aanmoedigings, blykens de aanfpraaken- aan, en 't onthaal van de Wapenhandelende Burgers, in dit Naajaar by het voleindigen dier verrigtingen (*). Meermaalen hebben wy, fchoon fchaars, gewaagd van loflyke poogingen in den Lande om het bygeloovig begraaven in de Kerken tegen te gaan. Thiel lèevert ons ten deezen Jaare hier van een voorbeeld op, 't welk eene meer dan terloopfche aantekening verdient. Het Zeeuwsch Genootfchap te VUsfmgen trok zich de uitrooijing deezer kwaade gewoonte byzonder aan. Eene Verhandeling over dit On-  HISTORIE. 309 Onderwerp van den Heere J. W. te Water in haare Werken geplaatst (*), gaf aanleiding tot het uitfchryven deezer Prysvraage; Dewyl de fchadelykheid der Begraafenisfen binnen de Steden en Kerken ten vollen beweezen, en vry algemeen erkend is; welke zyn de yerfchillende redenen, dat die nadeelige Gewoonte, in deeze Republiek, blyft /land grypen, en welke zyn de beste middelen om dezelve te doen ophouden ? De Gouden Eerprys werd weggedraagen door den Heer Joh. Did. van Leeuwen, te Thiel (f). Niet genoeg rekende het die weldenkende Man, plans te vormen, deeze op 't papier te brengen, en bekroond te zien. Hy onderfchraagde zyne Leer door zyn Voorbeeld. Daar hy zyn oudften en jongften Zoon beiden op het Kerkhof te Avefathen, naby Thiel, liet begraaven (J). Hy deedt meer, en ftelde een Ontwerp op ter Intekening tot de noodige kosten om buiten Thiel eene gefchikte Begraafplaats te ftigten. Spoedig kreeg hy een genoegzaam getal Inteer) Werken van het Zeeuwsch Genootfehap te Vlisfmgen IV. D. bl. 629. (t) Werken van het Zeeuwsch Genootfchap te Vlisfmgen XII. D. bl. 3. enz. (§) Het eenvoudig, doch welpasfend, Gefchrift opeen fteen in de Kerkmuur boven het Graf gemetzeW luidt: Hier rust myn oudjle en jong/te Kind Ai! Leezcr flaa dit voorbeeld gade Zy, leevend een waar Menfchenvrind, En doe ook naa uw dood geen Jchade, V 3 boek. I786.  Sio VADERLANDSCHE XXXIIL BOEK. 1786. 1 tekenaars by een, zo binnen als buite» de Stad, en nevens de verzogte Befcherming der Regeering, de affchaffing van de boete, op het begraaven buiten de Siad gefteld, voor die Lyken, welke op de door hem aan te leggene Begraafplaats zouden ter aarde gebragt worden De Staaten des Kwartiers van Nymegen onderfteunden zyn oogmerk door het verkenen van vrydommen van hun afhangende. Waar op deeze onvermoeid werkzaamen Heer, even buiten een der Poorten van Thiel, een ftuk Lands kogt, ruim zo groot als de Kerk en Kerkhoven binnen die Stad. Dit ftuk Lands heeft men met een breede Sloot of Gragt laaten omgraaven, om die plaats te verhoogen, en daar door hooger is dan de Lingedyk, e dus, in geval van Overftrooming, watervry. Welhaast werd 'er een Lyk op begraaven. Doch ruim een Jaar bleef de Begraafplaats woest liggen (*); vervolgens is zy met Heggen, Poort (*) Vreemd in de daad ; maar toe te fchr.yven aan bet wonderlyk beloop des tyds. Het wordt dus opgehelderd. „In het Jaar 1787 fcheen het als of „ men dit nuttig Inftitut, voor altoos, den bodem „ zou intrappen; deeze ftille Rustplaats der Doo„ den mogt niet vry blyven van die verwoesting en „ plundering, welke in dat Jaar Thiel zo deerlyk , teisterden. Men hadt goedgevonden deeze Begraaf, plaats den naam van het Patriottisch Kerkhof ts ,, geeven; en dit, fcboon zeer veelen , die zich Voor , ftanders der Oude Conftitutie noemden, tot der• zeiver opbouw hadden bygedraagen, dit was eg- » ter  HISTORIE. 311 Poort en Grafzuil vercierd. Voor de Poort ftaat boven den Ingang dit tweeregelig opfchrift: De menschenliefde, door't gezond verstand verlicht, Heeft deez' begraafplaats tot een voorbeeld hier gesticht. Op de Posten leest men ter naavolging, 't welk de Zinfpreuk is van een Genootfchap te Thiel opgerigt onder het opzigt van den gemelden Heer van Leeuwen, waar van de heilzaame bedoelingen zich uitftrekten ter meer algemeene invoering van het begraaven buiten de Steden, en om dit door het uitlooven van Belooninsen aan te moedigen. Een der Leden, de Eerw. W. de Roo Leeraar der Hervormde Gemeente te Thiel, klaagt „ dat men daar in nog niet „ naar wensch heeft kunnen fiaagen;" doch willen wy met hem blyven hoopen, „ dat de Verlichting, ook in dit „ ftuk, over Bygeloof en Vooroordeelen „ zal zegevieren (*)." „ ter , in dien tyd van verdeeldheden, genoeg om dee„ ze Begraafplaats te verwoesten; het Lyk egter „ liet men onaangeroerd." Zie de Leerrede van W. A. Ockerse , ter aanpryzitig van het Begraaven der Dovden buiten de Kerk en Stads Poorten 1792. in de Bylagen bl. 66. (*) Zie bovengemelde Leerreden bl. 40. 67. en 68. V 4 VA- XXXIII. BOEK. 17U.  VADERLANDSCHE HISTORIE. VIER. EN DERTIGSTE BOEK. INHOUD, XXXIV ft O E K. Keer die de zaaken te Utrecht namen, Aangeduidde vrees voor de nadering van Krygsvolk. Onderzoek deswegen en Foorzorgen. Schikkingen tot den Dag der In-, voeringe van het Stads Regeerings Reglement. Wederzydfche Commisfien benoemd. Raadpleegingen. Gedeeltlyke voldoening der Burgerye over de Gezindheid der Fr&edfchapsleden. De Burgery dringt aan op de Invoering van het Stads Regeerings Reglement. De Burger-compagnien op 't zelve in den Eed genomen. Vreugde over dit gelukken. Gedenkpenning ter Gedagtenisfe. Veele Regeeringsleden befchouwen dien Dag uit een geheel ander oogpunt. Eenig; Burger-officieren verzoeken hun ontflag. IVeigerend Antwoord der Froedfchappe, op het verzoek der Burgerye, wegens 't geen de Ma0raatsbe{lellingen der Steden betrof. Zes-  HISTORIE. 3i3 iien Gecommitteerden gekoozen. Verzoek by de Regeering om Tyd en Plaats ter Beé'edlging te bepaalen. Der Burgerye mishaagend Uitftel. Ingeleeverd Beklag deswegen, met dringende Voer/lellen gepaard. De Burgery Jchryft aan de Bondgenoot'en, als mede aan de Schutteryen en Gewapende Genoot-' fchappen. Vaardigt eene Bezending af aan den Franfchen Afgezant de Verac. De Beè'ediging der Burger-Gecommitteerden geweigerd. De Burgery befluit die Heeren zelve in dem. Eed te neemen. Aanzegging deswegen aan de Raaden, Volvoering van dit Bef uit der Burgerye. Klein aantal der Regeeringsleden op de Neude verfcheenen. De Burger-Gecommitteerden door de Burgery in den Eed genomen. Infnuatie beftemd voor de weigerende Regeeringslcden, die vervallen verklaard werden van hunne Posten. De Heer Eyck tot Gouverneur van Utvecht benoemd, en verdere Schikking tot beveiliging. De Burger-Gecommitteerden houden hunne cerfie Vergadering. De Infinuatieti aan de afgezette Raaden gezonden. Aatifpraak door van Haeften over dit afzetten der Raaden. Gedeputeerde Staaten fchryven aan de Algemeene Staaten over dit gebeurde. De Afgezette Raaden fchryven aan Staaten van Utrecht, en aan zyne Hoogheid. Nieuwe Regeerings/eden benoemd. Plegtige Aanftelling en Beè'ediging deezer Regeeringslcden. Formulier van den Eed door die Regeeringslcden afgelegd. Verdere volvoering deezer plegtige Inhuldiging. De Staatsvergadering na Amersfoort verlegd. Qver hit gaan der Afgezette Utrecht [the Y 5 te xxxivv boe k,  SH VADERLANDSCHE XXXIV. SOEK i i 1 i i l i J Raaden ter Staatsvergadering. Den Heers van Hengst Zitting in den Hove Provinciaal geweigerd. De Vroedfchap van Utrecht keurt die Staatsvergadering onwettig. Schryft daar over aan zyne Hoogheid. Brief aan Staaten van Hol/and om Krygsvolk tegen geweld. Voorziening omtrent net Krygsvolk ter Betaalinge van het Sticht flaande. Bezorgdheid voor het bewaaken der Stad. Utrecht in ftaat van Ferdeediging gebragt. Bedeftonden ingefteld. Gefchut èn Krygstuig derwaards gevoerd. Gewapende Manfchap van elders aangetoogen Afkondiging der Staaten te Amersfoort vergaderd, tot Verdeediging vait de Inlegering des Krygsvolks; als mede om de Gewapende Manfchappen het in- en doortrekken van het Sticht te beletten. Dezelve te Utrecht niet afgekondigd, en de Burgers ontftaagen van de gehoorzaaming aan ie Bevelen der Staaten te Amersfoort. De Voorftcmmende Staatsleden tragten het intrekken van Gewapende Corpfen voor te konen. Strydige bevelen wegens de Geldmidleien. De Hoofd-offtcier van Utrecht in zyie Post gefchort. De Amersfoortfche Staats'eden willen dat de oude Regeering te Ut-echt aanblyve. Het nieuwe Stads Regee■ings Reglement te Utrecht ftaatlyk ingevoerd. Betuigd misnoegen eeniger Utrechtelaaren over het daar voorgevallene. Verbod van dusdanige Verklaaringen. Utrechts Vroedfchap fchryft een Brief van Beklag tan de Voorftemmende Staatsleden, en verieedigt haar Gedrag. Befluit der Ridderchappe hier over. De Honderd en Vyftigfte Jaar-  HISTORIE. 315 Jaardag der Hoogefchoole te Utrecht, Be- ] fluit des wegen. Een Gedenkpenning ver-1 yaardigd en uitgereikt. Viering des Eeuw- feests. Vier Heeren met de Kap gepromoveerd. De Geconftitueerden te Amersfoort niet erkend. Het Genootfchap van Wapenhandel vernietigd. Balddaadigheid der Krygslieden binnen Amersfoort. H. Schilge te Wyk by Duurflede door de Burgers tot Vroedfchap gekoozen. Aan de Wykenaars verboden zich elders, dan voor den Geregte der Stad, te regt te laaten ftellen. Het Nieuwe Stads Regeerings Reglement daar ingevoerd. Hoe men omtrent de weigerende Regenten te werk ging. Dezelve van hunne Posten vervallen verklaard. Hoe Gedeputeerde Staaten dit opnamen. Publicatie voor die van Wyk beraamd. Befluit der Wykenaaren daar tegen. De Publicatie en een Tegen Publicatie daar afgekondigd. De Regeering van Wyk fchryft aan Gedeputeerde Staaten tot Verdcedïging van haar gehouden Gedrag. Verzoekt den Stadhouder geen Krygsvolk te zenden. Verbiedt de afgezette Raaden zich voor den Hove te vervoegen. Een Pander van den Hove na Wyk gezonden, en in Hegtenis gezet. Vrugtlooze pooging om deezen vry te krygen. Beraadflaaging om den fterken Arm tegen die van Wyk te gebruiken. Aandrang op het loslaaten van den Pander. Weigering der Wykenaaren, en opontbod des Hoofd-offlciers. Nadere Beraadflaaging over het gebruiken des Gewapenden Arms Poogingen tot loslaating des Panders. Vonnis over hem ge- flaa- IXMV, 10 EK.  xxxrv BOEK. 316* VADERLANDSCHE' • ftaagen. Wyk in ftaat van tegenweer gebragt. Het Corps Groene Jaagers opgerigt. Brief van dit Corps aan de Gewapende Genootfehappen. Uitnoodiging van de Magiftraat aan dezelve. Afkondiging ten voordeele van de te hulp fchietenden. Het Wykfche Jaager Corps door de Amersfoortfche Staaten gewraakt. In den Eed der Stad Wyk genomen. Bevel aan Vrouwen en Kinderen om Wyk te ruimen. Men maakt 'er eigen hefchikking op de Stads Regeeringsheftelling. De Hoofd-officier te Wyk opontboden en dag gefteld. Schryven aan de Gaarder meesters over het behandelen der Landspenningen. De Hervorming van het Reglement des geheelen Gewests baart nieuwe Zwaarigheden. Op welken voet Geëligeerden eene Commisfie daar toe wilden benoemd "hebben. Aanmerkingen hier op gemaakt. Verwyl in de benoeming dier Commisfie. Begrip der Stad Utrecht. Inhoud eens Briefs van zyne Hoogheid dit ftuk betreffende. Perfoonen, door den Stadhouder tot die Onderhandeling benoemd. De Onderhandelingen zonder vrugt en afgebrooken. Poogingen der Bondgenooten tot Bemiddeling. Staaten van Holland bieden hunne Bemiddeling aan. Zeelands en Overysfels gevoelen. Gelderland en Friesland benoemen Gevolmagtigden. Verfchil in Zeeland over dc benoeming. De Amersfoortfche Staatsleden fchryven over de Bemiddeling aan Holland. De Voorftemmende Staatsleden doen des aanzoek by de Bondgenooten. Onder welke voorwaarden de Stad Utrecht de Bemiddeling wil  HISTORIE; 317 ml aanvaarden. Foor/lag van Holland aan de Steden Utrecht en Wyk, als mede aan de Staaten van Utrecht. Voorzorg te Utrecht gedraagen om in de Bemiddeling niet te treeden, zonder opening aan de Burgery te geeven. De Vroedfchap van Utrecht fchryft aan de Voorflemmende Leden wegens de Bemiddeling. Hoe men te Wyk by Duurflede over de Bemiddeling dagt. De Regeering dier Stad hadt den Franfchen Afgezant kennis gegeeven van haar aanneemen der Bemiddeling door Stad en Lande aangeboden. Van deeze Bemiddeling kwam mets. Hoe weinig het gefchaapen fcheen, dat : binnen Utrecht het Nieuw ontworpen I Stads Regeerings Reglement, op den twin- 'l tigften van Lentemaand, den daar toe be-, paalden Dag, zou worden ingevoerd (*); met hoe veel dugten men deezen Dag te gemoete zag, daar een blykbaar wederzyds wantrouwen heerschte, deezen voor Krygsgeweld, geenen voor Burgeroproer dugtende, nam de zaak voor de Burgery zulk een keer, dat dit ftuk tot ftand kwam, op eene wyze, die weinigen verwagt hadden, en waar over de meesten verbaasd ftonden. Eene waarfchuwing aan Utrechts Burgers, tegen verderflykebewerkftellingen en ver- f ) Zk orwe Vaütrh Jiist, XI, D, W, 6. et». XXXIV. ÖOEKé 785. xer die de aaken te Jtrecht looien. AangC' luidde rrees voor  XXXIV BOEK. de nadering van ferygsvoll Onderzoek deswegen en Voorzorgen. V 318 VADERLANDSCHE • verrasfingen der Stad in eenen ander Dag. papier, en ook in dat van Utrecht, geplaatst zynde, deeden Burgemeesters, op verzoek der Gedeputeerde Staaten, naavorfching omtrent den Steller, en kreegen berigt, dat het van wegen Geconftitueerden bezorgd was. Dit hadt het beleggen eener buitengewoone Vroedfchapsvergadering ten gevolge. Vóór het aangaan Helden Geconftitueerden en Gecommitteerden aan een der Burgemeesteren een Gefchrift ter hand, by 't welke zy te kennen gaven hunne bekomene berigten, wegens gefmeede plans, met verzoek van voorziening tegen het onver wagt aanrukken van Krygsvolk, en dat de Vroedfchap, ter gerustftellinge van de Burgery, geliefde te verklaaren dezelve te zullen handhaaven, by het Befluit in Oogstmaand jongstleden genomen, tegen het inrukken van Krygsvolk binnen het Sticht, waar op zy, in de twee laatfte Verzoekfchriften, te vergeefsch, hadden aangehouden. Naa het fcheiden dier Vergaderinge werden aan Geconftitueerden en Gecommitteerden fchriftlyk deeze drie vraagen door de Vroedfchap, ter onmiddelykebe- antwoordinge, overgeleeverd. Foor eerst, wat men verftondt door de opge- geevene te dugtene Onheilen? Ten tweeden, op welk Fundament men dezelve hadt te kennen gegeeven? Ten ierden, wie de Schryvers waren dier opjegeevene Berigten? Deeze drie vraagen  HISTORIE; si? gen beantwoord hebbende, verzogten zy Burgemeesters, ter voorkoming vim alle Opfchudding te waaken, w iaromtrent van hunnen wege, nog niets bezorgd was: alleen hadt een groot aantal Burgers zich onder elkander verbonden tot het des nagts bezetten en bewaaken der poorten, ter gemoetkominge aan de gewoone wagtdoende Schutters, en om hun te ontheffen van de verpligting tot het doen dan dubbele Wagten. Het Geregt werd ge- magtigd, ais het noodig werd bevonden, tot^eene Afkondiging tegen alle Zamen- rottingen. Schoon men niets vernam van het gevreesde aantrekken des Krygsvolks, was 'er een gerugt verfprtid, dat Heeren Gedeputeerden eene Nagtvergadering gehouden hadden. Een der Burgemeesteren verklaarde, op zyn eed, dit gerugt voor onwaar en verdicht, en daar van niets hoe genaamd te weeten; als mede dat by Gedeputeerde Staaten geene raadpleegingen over het inroepen van Krygsmagt binnen dit Gewest gehouden, veel min Attachés of Patenten, na 'r. zelve, of de Stad Utrecht, verleend waren. Middelerwyl naderde de gehoopte en gevreesde Dag, de twintigfte van Lentemaand , ter Invoeringe van het Nieuwe Stads Regeerings Reglement, war toe alles ongunftig gefchaapen fcheen. Twee dagen te vooren vergaderde de Vroed fchap buitengewoon. De Officieren van de Burger-compagnie de Hanhoetboog, hadden, by herhaaling, een der Burge- niaes- XXXIV. 15 O li K . I7ö0. Schikkingen tot den Dag der In, voeringa van het Stads RejreeringsReglement  3£ö VADERLANDSCHxS xxxiv BOEK. 17Q6. Waderzydfche Commisfien benoemd. 1 1 j . meesteren, aangeboden, om, op dien dag3 de toegangen van het Stadhuis, met hunne Manfchap te bezetten, en den Raad van een vryen en onbelemmerden heenen vvedergang derwaards te verzekeren. Men nam dit voorftel in overweeging, en keurde het goed. Een der Leden bragt in 't midden of het niet raadzaam zou weezen alle de overige Compagnien, elk op derzelver byzondere loopplaatzen, als dan, in de wapenen te laaten komen. De Krygsraad geraadpleegd zynde, aangaande de voeglykfte wyze waar op zulks zou kunnen gefchieden, werd hier toe, in eene buitengewoone Vroedfchaps Vergadering, den volgenden dag, beflooten. Ook kreegen de Utrechtfche Burgers, uit het Dagblad dier Stad, verzekering, dat geen Krygsvolk eenig bevel ten optocht na Utrecht ontvangen hadt. Zulks baarde gerustheid en wekte vertrouwen op een gunftiger uitflag dan men zich, hadt durven voordellen. De bepaalde dag brak aan. De Burgercompagnien, verfchecnen 's morgens ten half negen, volgens last van den Raad, op haare loopplaatzen, in de wapenen, by welke zich de Uitkoopers en Wagtwyen, tot dezelve behoorende, vervoegJen. Zo ras zy verzameld waren, deeien zy den voorflag aan de Officieren, lat zy zich daar bevonden ter Invoering :n Beëediging van het Stads Regeerings Reglement, waarom zy verzogten, dat er een Commisfie benoemd mogt worden  HISTORIE» 3« den aan den Raad, om des een Voorfte] te doen en te verzoeken, dat de Hoofdman, of een der Officieren, gemagtigd wierdt om de Compagnien in den Eed te neemen, en dat ook daar toe Volmagt verleend wierd aan één of meei Raaden. Geen vol uur verliep 'er ol eene Commisfie uit ieder Compagnie be gaf zich, onder geleide van twee gewa pende Schutters, na 't Stadhuis, en be vonden zich die acht Commisfien in d« Geregtskamer, toen de Raad ten tien uuren vergaderde, by welken zy hun last fchriftlyk indienden. Tot omtrent twee uuren duurden de raadpleegingen; wanneer de Heeren Eyck, Daunis, en Abbema, benevens den Secretaris de Reuver, uit de Vroedfchap daar toe gelast, aan de Afgevaardigden der Burger-compagnien, de Verklaaringen overleeverden van negen en twintig Raaden, behelzende ieders afzonderlyk antwoord. Deeze aan de Compagnien medegedeeld zynde, werden'er flegts elf door de Burgery goedgekeurd. Zes Compagnien, waarby naa eenige rugfpraak de twee overige, naamlyk de Zwarte Knegten en t Fortuin, zich voegden, gaven aan hunne Gelastigden, eene zeer breedvoerige Verklaaring, tot de daadlyke invoering van het Reglement , die onmiddelyk aan den Raad werd medegedeeld, met by voeging dat de Burgery in niet meer dan elf der Verklaaringen van de Vroedfchapsleden genoegen hadt kunnen neemen. XII. de;;l, X Op XXXIV. BOEK. 1786. Raadplee» gingen. Gedeeltlyke voldoening der Burgery overdeGezindheidder Vroedfchaps Leden.  32a VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. 1785. De Burge ry dringt aan op d Invoering van het Stads RegeeringsReglenieni Dezelve gefchiedt door eenige Regeeringsleden Op deeze kundfchap liet de R.aad, om zes uuren, aan de Gecommitteerden van de Burger - compagnien weeten, dat alle de aanweezige Leden ieder by hunne ge" geevene Verklaaring bleeven volharden, . met verzoek om dit aan de Compagnien bekend te maaken 3 geevende ten dien einde verlof, dat zeven derzelven zich na de Neude zouden vervoegen, om aldaar dit berigt te hooren, en 'er op te antwoorden. Men maakte zwaarigheid in het omhelzen van dien voorflag, zo niet de Raad vergaderd bleef, om der Burgeren antwoord af te wagten. Men nam deeze voorwaarde aan. De Burger-compagnien, op de Neude vergaderd, des wagtens moede, drongen aan, dat, ter Invoeringe van het Reglement , de Elf Raaden hunne Verklaaringen met Eede zouden bevestigen, en dat alle de Schutters, Wagtvryen en Uitkoopers, op 't zelfde Reglement, nog dien eigen avond, in den b.ed zouden genomen worden. Het leedt tot negen uuren eer door eene Commisfie uit de Vroedfchap verklaard werd, dat dezelve het beéedigen der Verklaaringen aan die Heeren hadt overgelaaten, die daar toe bereid waren. De Compagnien benoemden twee Officieren, om, ten hunnen overftaan,by de Beëediging tegenwoordig te zyn. Deeze gefchiedde in de groote Raadkamer,'savonds ten tien uuren, door de twaalf Raaden van den Bogaard, Eyck, van Senden, Daunis, de Ridder, Abbema, Smissaert, van  ti I S f O R i E. 523 VAN der MfiULEN, YvOY, VAN Haeften, Burman eii van Dam. De Oud burgemeester Berger, over wiens Verklaaring meri mede voldaan was, bevondt zich door onpasfelykheid niet tegenwoordig. Hy beeedigdè dezelve 's anderen daags ten zynen huize. Voorts hadt de Heer de Leeuw, eene zo fterke Verklaaring gedaan, dat men oordeelde voor de Burgery daar in genoegen te kunnen neemen. Naa deeze Beëediging begaven zich de Raaden de Ridder, Smissaert en van Haeften, met den Secretaris Falck, uit de Vroedfchap daar toe benoemd, na de Neude, en namen de zéven Compagnien den Eed af op het Stads Regeerings Reglement: de achtfte, die van de Handvoetboog, was op de groote zaal van 't Stadhuis reeds beëedigd. Men wil, dat de Heer van Haeften, in zyne Aanfpraak aan de Burgery, naa het afleggen van den Eed, onder andere, hun zou gewaarfchuwd hebben, flopt het oor voor d& taal dier Aterlingen, die, onder den fchyn van Patriot isme, niets dan zich zeiven, hun Aanzien en Grootheid bèoogen, en daar door uwen rampzaligen val zouden bewerken.' (*). ' Het werk dus 'snagts ten half elf uuren zyn beilag ge« kreegen hebbende, werden de Compagnien ontflaagen, naa van 's morgens ir^ (*) Post van den Neder-Rhyn IX. D. bl. loitf, X a XXXIV. boek.. 1786. De Bur~ ger-compntrnien op 't zelve in denEedge» nomen.  3*4 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 1786. Vreugde over dit gelukken. 1 1 l 1 ] i t ï allerongunftigst weer van wind en fneeuw, in de wapenen geweest te hebben. Naar gelange men de volvoering van dit oogmerk donkerder ingezien hadt, was de vreugd der zegepraalende Burgerye des te grooter. Zy wenschte zich geluk over het ontflag, gelyk zy het noemden, van Stadhouderlyken en Anftocratifchen dwang. Allen, die hunne zaak begunftigden, droegen roern, op de voorzigtigheid, den moed, de bedaardheid, en 't geduld van Utrechts Burgerye. Wel hadden veelen verlangd, en 'er op geftaan, dat alle de Raaden het Reglement terftond zouden beëedigd hebben; doch, daar dit, gemerkt de bekende denkwyze van veele Vroedfchapsleden, niet te wag« ten was, floegen Geconftitueerden en Ge:ommitteerden den betreeden weg, als len eenig raadzaamen, en veiligen, in. Was men onwrikbaar blyven ftaan op de dgemeene Beëediging van het Reglement ian de zyde der Regenten, ftondt hier ut, (daar dezelve 'er niet toe bellooten) e dugten, eene verlaating der gaufche legeering, en daar uit volgende allerfchalelykfte Regeeringloosheid: om welke, :o veel mogelyk, te herftellen, de Burgey genoodzaakt zou geweest zyn, by de nvoering van het nieuwe Reglement, 't ;elve reeds te overfchreeden, en om, zonder yd van beraad , voorlichting of onderoek na bekwaame voorwerpen tot Regeringsposten , Perfoonen daar toe te betoemen, Terwyl hier uit ook zou hebben  HISTORIE. 325 ben moeten volgen eene Invoering en Beëediging van het Reglement door zich zeiven: naardemaal dan de Burgery in handen van eene Commisfie uk haar midden benoemd, den Eed zou hebben moeten afleggen. Uiterftens, hoogst gevaarlyk, en die niet alleen de verwydering tusfehen veele verfchillende, egter eerlyke Regenten, en de Burgery volllrekt onherftelbaar gemaakt; maar ook aan al het verrigtte de gedaante van Gewelddaadigheid, Oproer, en Onwettigheid gegeeven hebben. Door het thans ingeflaagen fpoor bleef de Regeering aan, werd de Eed door eene ftaatlyke Commisfie uit de Regeering gevorderd en afgenomen; 't welk de opfpraak eener onwettige Invoering wegnam. Althans dus oordeelden en fchreeven de Voorftanders van deeze gewigtige Gebeurtenis (*). Dezelve werd vereeuwigd door een Gedenkpenning aan de Burgers uitgedeeld. Op denzei ven ziet men Utrechts Stede maagd, kenbaar door haar Kroon en het Wapen op haar Borst, flaande voor het Altaar der Vryheid, aangeweezen door den Hoed, en het Jaartal, zedert 't welk men den Aanvang der Vryheid zou beginnen te rekenen. Op het Altaar ligt een Romeinfche Bundelbyl en een Brief met drie Zegelen, ter aanduidinge zo van der Steden Regten als van die der drie Le- (*) Pest van den Neder-RfiynlX.D, bl. 1009. enz. X 3 KXX1V 3 0 EK. 1736. Gedenkpenning:er GedagLenisfe.  $0.6 VADERLANDSCHE XXXIV, boek. Weele RegeeringsJeden be • fchouwtn dien Dag uit ten geheel ander oogpunt. Leden van Staat: waar op de Stedenmaagd met de flinker hand wyst, om aan te toonen het voornaam deel, 't welk Utrecht 'er in heeft, om daar by tegen allen en een ieder bewaard te worden. Zy voert in haare rechte hand een ontrold gefchreeven Papier, het Nieuw ber raamd Reglement der Stad, 't welk zy ter Beëediging voorhoudt aan een Officier, Onder - officier, en een Burger, die het met de oplteeking der vingeren bezweeren, terwyl de daar agter ftaaude Burgery zich 'er aan gedraagt, door het prefenceeren van 't Geweer. De Huizen en Toeren van de Buurkerk ter rechter zyde in 't verfchiet duiden de Neude aan, de plaats waar deeze Plegtigheid gefchiedde. —— De tegenzyde heeft een Eikenbmgeikrans gefllngerd om het opfchrift. UTRECHTS BURGER SCHUfTERY BEëEDIGT STADS REGEERINGS RECLEMENT OP DE NEUDE, DEN XX maart mdcclxxxvi 's Avonds ten f 11 Uuren. Hoe zeer die Dag als een Heildag toegejuichd werd door vcelen, kan het klein getal der Raaden, wier Verklaaringen der Burgerye wel gevielen, genoegzaam uitwyzen, dat verre de meeste Raadsleden dien Dag min gunltig aanzagen.- Hier uit ontftqnden ter Vroedfchaps Vergadering vervolgens hoogloopende gefchillen, hoé men het voorgevallene op den twintigften van Lentemaand, zou boeken, en de aantekeningen inügten. Veelen be- fchouw »  HISTORIE. 327 fehouwden het gedaane als onwettig en van onwaarde, welk begrip anderen door hunne Aantekeningen beftreeden. Eenige Barser-officieren, die zwaarigheid maakten om den Eed op het Nieuwe Reglement af te leggen, verzogten en bekwamen hun ontflag by de Vroedfchap: terwyl de Officieren der Schutterye, die het nieuw ingevoerd Reglement op de Regeeringsbeftellinge bezwooren hadden, vasiftelden geregelde Byeenkomften te houden, ten einde gezamenlyk over zaaken, de Schuttery betreffende, te raadpleegen en te befluiten. 't Was uit den boezem dier Vergaderingen ongetwyfeld, dat de eensluidende Adresfen aan de Vroedfchap voortkwamen van de Officieren en Sergeanten, als mede vaft de Gecommhteerden der acht Burger-compagnien , om, ten aanziene van 't seen ter Staatsvergadering, wegens de Magiftraatsbeftellingen der Stad en Steden , mogt voorvallen, niet te helpen befluiten , maar over te neemen om met de Burgery behandeld te worden — Welverre van hier op een toeftemmend antwoord te geeven, Relde de Vroedfchap vast, dat het verhandelde ter Staatsvergadering, dit onderwerp betreffende, door de Afgevaardigden overgenomen zou worden, ten einde 't zelve ter Beraadflaaging aan de Vroedfchap voor te Hellen. Dit en meer afwyzende handelingen der Vroedfchap kweekte het zaad van ongenoegen tusfehen veele RegeeringsleX 4 den XXXIV. SOEK. 17*6. Eenige Burgerofficierenverzoeken hun ontflag. Weigerend antwoord der Vroed* fchappcop 't verzoek derBurgeryewegens't geen de Magiftraatsbeftellingender Steden betrof. Zestien Gecommitteerdengekoozen,  328 VADERLANDSCHE' XXXIV boek. 1786. Verzoek by de Regeering • den en de Burgery, welker Stemgeregtigden, den negentienden van Zomermaand, wyksgewyze in de Kerken en andere openbaare Gebouwen, door de Officieren der Schuttery zamengeroepen, vergaderden, ter verkiezing van z-estien Gecommitteerden, ingevolge van het nieuw beëedigd Stads Regeerings Reglement. De verkoozene waren, uit elke Compagnie twee, in den volgenden rang. By de Compagnie Turkyen Gysbertus Cornelis Brouwer, en Pijeter. Hanenbrinck by het Paapen- yaandel Jan Tieleman Bleckman en Joannes van Liender by 't Fortuin Lu dolf de With Hoevenaar en Willem van Rhyn — by de Bloedkuil Johan Lambertus Kien (*) en Willem van SoesBeek by de Zwarteknegten Joannes Kreylkamp en Gerardus B res ser by de Oranje {tam L e 0- n ar d S wartendyk en C oen ra ad Vermeulen . by de Pek/lokken Laurens van Heiningen en Joannes van Schalkwyk by de Handvoetboog Gerardus Bettinck en Gerrit van Westhuizen. Van deeze Verkiezing gaf eene Bezending uit de Burgery terftond kennis aan den (*) Deeze Heer verklaarde, kort naa de Aanftelling, dathy zieh tot deeze post onbevoegd rekende; in diens plaats werd benoemd de Heer Adriaan Schermbeek Jaspersz,  H I S T O MIE. 329 den eerflen Burgemeester, met verzoek om tyd en plaats te bepaalen tot het in Eed neemen der verkoozenen. 'sVolgenden daags hieldt men deswegen Vroedfchap; dan, niet tegenftaande een Adres ten zelfden einde ingediend, kwam men niet verder dan om eene Befchryving van den geheelen Raad tegen den zesden van Hooimaand te zullen doen. Zulk een uitftel mishaagde, en vrugtloos waren de dringende geregtlyke Aanzeggingen aan de twee Burgemeesteren, door eenen Deurwaarder ter belegging eener buitengewoone Vroedfchapsvergadering tegen den twee en twintigften. Op eene gewoone deeden de beide Burgemeesters opening by gefchrifte van 't geen ten hunnen huize tusfehen hun en eenige Gecommitteerden uit de Burgery was voorgevallen, en de geregtlyke Aanzegging. Een hunner beklaagde zich over eenige uitdrukkingen ter gelegenheid dier onderhandelingen hem door één of meer Burger-Gecommitteerden te gemoet gevoerd. Met wederfpraak van eenigen Helde men vast te volharden by den dag op, den twintigften bepaald ter buitengewoone Befchryving. De Heer Pesters bragt in 't midden om Burgemeesters te verzoeken voortaan geene buitengewoone Vroedfchap te beleggen , zonder alvoorens kennis te hebben van het Plan of de Punten, waar over die Vergadering ftondt gehouden te worden. Dit kwam by Meerderheid tot een Befiuit; waar teX 5 gen XXXIV boek. I786. om tyd en plaats ter beëediginjj te bepaalen. Der Burgery mishaagenduitftel.  S3o VADERLANDSCHE XXXIV boek. t?Ü6. ïngeleevcrd Beklag desvegen met dringende Voorftel- . len gepaard. J 1 I ] i ( C I > » > » > gen de Heeren Eyck, van SendeN, de Ridder., Smissaert, van Haeften en van Dam gezamenlyk deeden aantekenen, dat, huns oordeels, de verzoeken tot het zamenroepen van den Raad, uit naam der Burgerye gedam, nimmer konden of mogten geweigerd worden; te minder, daar het zeer ligt zou kunnen gebeuren, dat de Burgery een Voorftel van aangelegenheid hadt in 't midden te brengen, waar van zy buiten ftaat was vooraf eenige opening te geeven. De Burger - fchutters , Wagtvryen en LTitkoopers, kwamen, elk in derzelver Wyk, op den dertigften van Zomermaand, veder by een, eh hoorden het verflag /an de dus verre vrugtloos aangewende joogjngen, om verkoozene Gecommiteerdens te doen beëedigen. Zulks hadt en gevolge eene breedvoerige Verklaaing uit naam der Burgerye, den derden Mn Hooimaand aan Burgemeesteren en /roedfehap overgeleeverd: waar in zy :ich beklaagen over het gedrag der Meerierheid, ten hunnen opzigte, naa de Beëdiging van 't Stads Regeerings Reglelent, nu drie maanden lang, gehouden: , deeze hadt zy,"om hunne eigene wooren te bezigen, „ vrugtloos moeten zien , verloopen, zonder dat 'er iets, hoe , genaamd, in 't werk was gefield om , de Burgery in 't genot van dit door , haar verkreegen Regt te flellen, en , tevens, binnen dien tyd, tot eene af- « do>^  HISTORIE. 33i :f doening der nog overige Punten tot ,? Redres der Bezwaaren te komen — „ wel verre van daar, hadt de Burgery, „ gcduurende die drie maanden, moeten „ ondervinden, dat haar redenen van be„ zwaar en klagten tegen de Meerder„ heid der Leden van den Raad , telkens, „ en van dag tot dag , grooter waren ,, geworden, gelyk de Actens en Refo„ lutien van den Raad tot zo veele ge„ tuigfchriften verftrekten; dat de Meer- derheid der Leden allen redelyk ver„ hoor der Burgery verbande, daar tegen ,, naar hun fmaak en zinlykheid Voor„ ftellen deeden, en zodanige Refolutien „ namen en doordrongen als ten duide„ lykften toonden, dat men niets anders „ voorhadt, dan de Burgery onder zo- danig eene Overheerfching te doen ge„ bukt gaan , welk te eenemaal ftreedt „ tegen de Regten en Voorregten der „ Stad Utrecht, en regelrecht aanliep te- gen het herltel der zo wettig opgeroe„ pene bezwaaren." Zich, over het verwyl van de by herhaaling verzogte Beëediging der zestien verkoorene Gecommitteerden uit de Burgery, en de behandeling der twee Burgemeesteren, in dit geval, ten fterkften beklaagd, en hun verontwaardiging betuigd hebbende over het Befluit, volgens'twel^e „ het thans maar ajleen van het goedvinden „ der Burgemeesteren behoefde af te han„ gen, om eene Extraordinaire Vergade- SCXXIV, BOEK.  g32 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. Ï785. é \ 9 9 9 9 » »i 9! 95 99 „ ring te beleggen , of af te wyzen vervolgen zy, „ dat alle deeze handelin» gen der Meerderheid van den Raad » ten duidelykften aantoonden, deszelfs ?' ongenegenheid en onwilligheid om aan » Burgery te presteeren het effect van >> het geintroduceerde en bezwooren Re" glement, en 'er dus aan de Burgery »» geen andere weg opengelaaten was, » dan om zich, ingevolge van het door » haar verkreegen Regt, en op gronden » van Stads Regten en Voorregten, te » Hellen in het daadlyk bezit en genot » van dit bezwooren Reglement." „ Waarom de Burgery, alvoorens daar * toe over te gaan, te raade is gewor. den, by deezen aan U Ed. Gr. Agtb. > voor te draagen een peremptoiren tyd, > en wel van vier weeken, in te gaan met . dato deezes, binnen welken de Burge- > ry begeert en infleert, dat uit hoofde . van hun voorzeide Regt, de Beèedi» ging van Gecommitteerdens daadlyk ge. fchiedde. En in geval U Ed. Groot . Agtb. door de dispofide van de Meer. derheid, onverhoopt, tot het uiteinde . dier vier weeken, weigerig mogten blyven, aan het billyk en regtmaatig verlangen van de Burgery te voldoen, declareert de Burgery, dat zy zich niet langer zal ophouden, noch laaten te vrede Hellen met woorden zonder effect; maar dat zy, naa verloop van dien tyd, zich met de daad zal verzetten tegen die weigering, en andere wil- „ le-  HISTORIE; 333 »♦ lekeurige handelwyzen van den Raad, i » en zich ipfo facto in het bezit zullen \ » ftelleri van het gearresteerde en door ■ » hun beëedigde Reglement van Regee- s » ring; 't welk voor faun niet alleen vol» ftrékt onontbeerelyk is geworden; maar » 't welk aan de Burgery niet dan met » het hoogfte onregt langer kan onfhou„ den worden. En zulks alles zodanig, „ dat zy, welken de Burgery van het » effect van het Reglement zullen willen frustreeren, zo door de voorzeide Be„ ëediging tegen te gaan, of te willert dilaijeeren, of tot het een of ander, » ten effecte van het geïntroduceerde Re» glement niet te komen , ten opzigte „ van die Raaden, welken mogten tegen„ werken, hét daar voor zal gehouden „ worden, dat de zaak van den twintigften „ Maart buiten haar geheel gebragt is, en „ dat mitsdien alle zodanige Regenten, y4 naa verloop van voorzeide vier wee„ ken , zullen verftaan worden van de „ Regeering, en hunne Posten vervallen te zyn, ten effecte dat zy daar van 3, geremoveerd en anderen in hunne plaat„ zen zullen verkoozen en aangefteld „ worden; ten zy de Burgery,door eenig „ geweld van de Meerderheid van den „ Raad, en van wien het ook zyn mag, „ genoodzaakt wierd, dien tyd van vier „ weeken te vervroegen. „ Ten welken einde de Burgery al „ verder verklaard, dat zy, van dit haar „ uiteindelyk Befluit, gegrond op het (XXIV. iOEK. 786.  334 VADERLANDSCHE XXX tv. BOEK. 1 r. gedrag van de Meerderheid van dee» » zen Raad, zich in de verpligting ge» fteld vindt om daar van aan de hooge » Bondgenooten preallable kennisfe te zuj» len geeven, in dat zekere vooruitztgt » en die verwagting, dat dezelve, ja ook » geheel Neder/and, het verrigtte van » onze Burgery niet alleen zullen goed» keuren; maar, ingevolge van de Unie, '» ons onze onvervreemdbaare Regten en '" Privilegiën helpen'handhaaven en mam- > tineeren, ook met die magt, waar toe > zy zich by Eede , volgens de Unie, > verbonden hebben. Daar de Bnr- > gery, uit hoofde van haar Regt, ook > geen oogenblik vermeent te mogen » aarzelen , van deeze haare intentie > en vastbeflooten voorneemen kennis- > fe te geeven aan Neerlands weldoen- • den Bondgenoot, den Koning van » Frankryk, welkeh men zich vertrouwt . te mogen verzekeren, dat de aanhou■ dende onderdrukkingen van onze Buf. geren met geene onverfchillige oogen • zal kunnen aanzien; te min, daar als gezegd, van den kant der Regeeringe, de Overeenkomst op den twintigften van Maart aangegaan, tot Cori- , tinuatie Van alle de "Leden van den Pvaad tot den twaalfden Öctober aanftaande, door het opgevolgde gedrag van de Meerderheid van deu Raad ooi van nu af aan, voor nul en van geener waarde kan en ook behoort gehouden te worden, zo als zulks, ten huiï- „ nen  HISTORIE. 335 * nen aanziene, by de Burgery verklaard „ en gehouden wordt, by deezen. „ Van al 't welke de Burgery, ali haare ^ vaste en ferme Refolutie bevattende, , U Ed. Gr. Agtb. niet heeft willen onö kundig houden; ten einde dan die Le„ den van den Raad, welken zich oor- deelen aan de zyde van de Burgery te „ willen voegen, zich daar op in tyds ,, kunnen veiklaaren; en anderen, welken tot hier toe zich tegen alle de redely,', kebegeertens van de Burgery, met de ,, hoogfte wederftreeving, geiteld hebben, zich, naa verloop dier vier weeken, „ niet zullen kunnen beklaagen over dege, volgen, welke hunne onregtmaatige H handelingen tegen een ten uiterften ge„ trapt en getergd Volk , notoirlyk en regtvaardig naa zich zullen fleepen (*)." " Deeze Verklaaring hadt ten gevolge, dat de Vroedfchap, by voorraad, bepaalde, om de buitengewoone volle Befchryvino- (j) op den zesden van Hooimaand beftemd, tot op den vyf en twintigften uit te ftellen, ten einde over die, zo v/el als het laatfte te vooren ingelecverd Adres, te raadpleegen en-te befluiten. ln- tusfehen ging de Brief der Burgerye af aan (*> Ar. Nederl. Jaarb. 1786. bl. 6S7. (+) Ir. eene Volle Befchryving van den Raad worz. en eenige Aanmerkingen tot reglvaardiging van 't zelve, als mede van het gedrag 3e? Utrechtfche Burgery, in deezen, Stukken door het "Genootfchap tot Her/iel der Eensgezindheid en Bur%erregten in Utrecht II. D. bl, 100. Post van dejt Nedsr-Rhyn IX, D. bl. 1275.  HISTORIE. 339 ,j hoe alle middelen, ter bedoelde Beëe„ diging, vrugtloos beproefd waren, en j-, 'er dus voor de Burgers niets anders overbleef dan gebruik te maaken van „ hun Regt, met dat Collegie zelve in „ den Eed te neemen." Hier toe werd de volgende dag beftemd, wanneer 's morgens , ten negen uuren, elk zich, met Geweer op de gewoone loopplaatzen, zou vervoegen, met de verkoorene Ge' committeerden vergezeld: om vóór tien uuren van daar met flaande Trommen er vliegende Vaandels na de Neude te trekken, en daar de Beëediging te volvoer ren; als mede dat dien eigen avond no§ aan de Raaden eene Aanzegging zou wor den gedaan.' Woordlyk wis de Aanzegging, dooi een Officier, twee Onder - officieren er twee Burger-fchutters van ieder Com pngnie aan de Raaden in elke Wyk var dezelve woonagtig.rondgebragt, van dee zen inhoud. „ Van wegen de Burger „ fchutters, Uitkoopers en Wagtvryen, „ van de acht Compagnien deezer Stad, „ en alzo in deezen Principaalen, wor „ den Burgemeesters en Raaden in dc „ Vroedfchap deezer Stad, nevens der„ zeiver Secretarisfen geinthimeerd om. „ op den tweeden Augustus mdcclxxxvi. „ des Voornoens, ten tien uuren, te „ compareeren op de Neude, binnen dee- ze Stad, en aldaar, in tegenwoordig„ heid der geheele Burgery, en ter reY 2. „ qui- XXXIV; boek. 1736. 1 Aanzeg», ging desvveijcn aan ' de Raaden.  34o VADERLAND S C PI B XXXIV. BOEK. - Volvoering van dit Befluit der Burgerye. „ quifitie van dezelve, het Collegie varf ,j Geéligeerde Gecommitteerden uit de „ Burgery, conform den inhoude, daar „ van by het beëedigde Reglement, voor zo veel het Stads Regeeringsbeftelling j, aangaat, voorgefchreeven, alles ten ein„ deals by het zelve Reglement, in den j, Eed te neemen. En dat, by aanhou- dende weigering en noncomparitie van ,, Burgemeesteren en Raaden voorn, da „ Burger-fchutters, Uitkoopers en Wagt, 3, vryen, uit hoofde van het hun compe,-, teerende en overgelaaten Regt, dan „ zullen overgaan tot het in Eed neemen „ van voornoemde Geëligeerde Gecom„ mitteerden, en het inltalleeren van 't „ zelve Collegie." By het openen der Stadspoorten, op den volgenden morgen, werden dezelve, zo wel als de byzondere uitgangen, door een aantal Burger-fchutters bezet, om van buiten allen verdagten toeloop te beletten, en te verhinderen, dat niemand, tegen wil der Burgerye, de Stad verliet. Overeenkomftig met de gemaakte fchikking verfcheenen de Burger-fchutter Compagnien op derzelver loopplaatzen, en begaven zich vervolgens na de Neude; en wel in dier voege, dat de Uitkoopers en Wagtvryen van elke Compagnie, met een klein Detachement, voor de Compagnie uittoogen en de verkoorene Gecommitteerdens in 't midden gingen, by feet Vaandel Pelotton.  HISTORIE. 341 Op de Neude vereenigden zich de Compagnien, naa de Uitkoopers en Wagtvryen op den rechter vleugel van ieder Compagnie geplaatst te hebben, in één lichhaam, derwyze dat zy een grooten eironden kring vormden; deezen kring geilaagen zynde, werd, uit naam van alk de daar vergaderde Burger-fchutters, Uit' koopers en Wagtvryen, naa voorgaande oproeping van allen en een ieder, nie mand uitgezonderd en hier toe behooren de, en dienvolgens uit naam van 't ge heele lichaam der Utrechtfche Burgery naa trommelflag, op alle vier hoekende: Neude opgeroepen. „ Heeren Burgemees „ teren en Raaden in de Vroedfchap dee 9, zer Stad! om zich te begeeven binnei „ den geflaagen Kring , en aldaar, te; „ requifitie van de alzo plegtig vergader „ de Burgery, in den Eed te neemei „ het Geëligeerde Collegie van Gecom „ mitteerden deezer Stad!" Slegts vyf Regeeringsleden konden aai deeze oproeping voldoen. Geene anderei waren 'er verfcheenen dan de Heerei Eyck, van Senden, de Ridder Smissaert en van Haeften. Dee zen, met den Secretaris Falck, binnei den Kring getreeden zynde,, werd daa op een kleinder Kring gevormd, beftaan de uit alle de Officieren der Compagnien terwyl de Sergeanten zich voor de Divi fien plaatsten. De verfcheenen Raadsle den, verzogt om de Beëediging te vol voeren, een afzonderlyk gefprek met el Y 3 kan XXXtV. b o e k. 1786. t l L ! Klein aantal der Re- ^ geerings- l leden op de Neude .verfchea, nen, r >  34s VADERLANDSCHE XXXIV. boek. j 17 06. ( i s 5 3 3 3 3 9 3 J5cBurgcr. gecommit. , teerden * donr de ^ Burjreryin t den Eed r genomen. ( C C t ] 3 3: 3 3. 3 3 f i 1 tander in een nabygelegen huis gehoulen hebbende, las de Heer Eyck eene v'erklaaring voor, en keverde dezelve, 20 door hem als de andere vier Heeren mdertekend, over, by welke zy te vertaan gaven, „ dat zy, geen genoegzaam , aantal van hunne Mede-Raaden tegen, woordig ziende, zich uit dien hoofde, ten , eenemaale onbevoegd oordeelen om het , Collegie van Gecommitteerden uit de , Burgery in den Eed te neemen, op , naam van den Raad; zonder egter het , Regt tot de Beëediging van Gecom, muteerden, aan de Burgery toekomen, de , eenigzins te willen tegenfpreeken." Niets bleef 'er dus over dan het' aanhangen werk, op den, in dit geval, rel voorzienen en beraamden voet voort e zetten. De zestien gekoozene Gecomlitteerden, werden door den jongften )fficier van ieder Compagnie in den kleineren kring binnengeleid; en voorts door e oudfte en jongfte Capiteinen en Luienants, uit naam der aldaar vergaderde mrgery, afgevraagd; „ Ofzy, ter vor, dering van de Burgery, als nu bereid waren hunne Posten, als Geëligeerde . Gecommitteerden, te aanvaarden, en , over zulks , aan de Burgery, aldaar 1 plegtig af te leggen den daar toe ge, arresteerden Eed ?" Dit met een toeremmend Ja! beantwoord zynde, werd, 1 naam van de aldaar vergaderde Burery, plegtig voor God en de geheele Vereld geprotefteerd tegen alle de tot hier  HISTORIE; 343 hier toe onwillig gebleevene Raaden, wegens derzelver onwilligheid: onder betuiginge, dat aan de Burgery geen andere weg opengelaaten was, dan, met gebruikmaaking van het Regt aan haar toekomende, te treeden ter Beëediging en daadIvke Invoering van het Collegie van Gecommitteerden. ■ Wyders vroeg men ieder der Gecommitteerden; „ of zy dan „ ook bereid waren om in handen van „ de Burgery af te leggen den by het 5, Reglement gearresteerden Eed, zo veel „ de Stads Regeering betrof?" Hier op desgelyks Ja! gezegd hebbende; doch onder'deeze bepaaling, „ behoudens zodanige veranderingen, welke met concur„ rentte van Raad en Burgery in het „ gearresteerde Stedelyk Reglement zou„ den mogen gemaakt worden,'' ^ lagen zy, onder het prefenteeren van 't Geweer der geheele Schuttery, terwyl de Officieren, als mede alle Wagtvryen en Uitkoopers, met ongedekten hoofde Honden , den Eed aan de Burgery af in handen der gemelde Capiteinen en Luitenants. Waar op de bovengenoemde vyf Regeeringsleden uit den kring vertrokken. Ter voltooyinge van dit ftaatlyk bedryf begaven zich alle de Officieren en Onderofficieren naa een tafel op 't Plein onder den blooten hemel geplaatst ter ondertekening van een Verbaal van het voorgevallene op dien dag, om ter hand gefteld te worden aan de nu beëedigde Gecomraitteesden, en hun te dienen tot een Y 4. vol- XXXIV, 3 O EK.  XXXIV 1(0 EK. 7m. Infinuatie beftemd voor de weigerende Regeringsleden,die vervallen verklaardworden van hunne Posten. ïte Heer, Eyck tot Gouverneur benoemd en fchikkingentotBe.reiliging. 344 VADERLANDSCHE volledig Bewys en altoosduurend Gedenkteken der Invoeringe van ditBurger-colleo-iel Naa deeze verrigting plaatsten zich°de Officieren voor hunne byzondere Compagnien, ter voorleezinge eener Infinuatie,, Om welke te ontwerpen zy daags te vooren gelastigd waren. lp deeze beklaag, den zy zich over de onwilligheid van den Raad om toe te treeden tot het in den Eed neemen der Burger-gecommitteerden; uit welken hoofde zy zeiven, in den naam der .Burgerye, dat bedryf hadden moeten voltrekken; en verklaarden daar op alle de weigerig en onwillig gebleevene Raaden, van heden af, vervallen van hunne Raadsplaatzen, met Infinuatie aan dezelve om zich, naa deezen dag, te onthouden van alle Vergaderingen van de Magiftraat en Politie ,°als mede van de Commisfien ter Staats vergaderinge, daar aan verknogt. Met verdere Infmuatie aan Burgemeesteren om de weigerende Heeren niet meer in den Raad te befchryven, onder Protest van alle de gevolgen, byaldien iemand der bedoelde Raaden, zich voortaan in de Vergaderingzou vervoegen; naardemaal hy alle die gevolgen zich zeiven zou moeten wyten. Dezelve droeg de goedkeuring der vergaderde Burgerye weg. Op de voorgestelde bedenking of het, in den tegenwoordigen toeftand van zaaken, voor de veiligheid der Stad wel geraaden ware het Gouvernement en Commando over dezelve in de handen van den eerften en twee-  HISTORIE. 345 tweeden Burgemeester te laaten, waren zy allen eenftemmig van gevoelen, dar ook ten deezen opzigte verandering moest plaats grypen. Waar op men, zonder uitftel, den Heer Eyck voor Gouverneur der Stad Utrecht verklaarde, den Heeren Gordon, Keer en d'Averhoult opdroeg alles wat tot verdeediging der Stad mogt vereischt worden» Met belofte van de zyde der Burgerye, om, op hunnen gedaanen Eed, deeze Heeren, in die hoedanigheden, te willen erkennen en te handhaaven. Voorts werden de Poorten dag en nagt door een Burgerwagt bezet, de Hoofdwagt betrok het Stadhuis. De Aalmoesfenierskamer was beftemd ter gewoone Vergaderplaats der Burgergecommitteerden, derwaards werden zy in een ftaatlyken optocht door de voornaamfte ftraaten heen geleid. Voor 't zelve fchaarden zich de Leden dierBurgercommisfie, met den oudften Officier van ieder Compagnie. Deeze alle voorbygetrokken zynde, geleiden de acht oudfte Bevelhebbers de zestien Gecommitteerden ter Vergaderplaats in, gaven hun het getekende Verbaal, en het beëedigde Stads Regeerings Reglement over. Dus plegtig ingehuldigd aanvaardden zy .die nieuwe post, en hielden hunne eerfte Zitting. Met het trekken der Burger-compagnien na haare loopplaatzen, en het uit elkander fcheiden, eindigde deeze gedenkwaardige dag, welks verrigtingen van zo buitenY 5 Se" XXXIV* BOEK. De Bur* gcr-gecpmmitrteerden houden hunne eer?' fte Vergadering.  34ö VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 17*6. De Infinualien aan cie afgezette Raaden gezonden. Aanfpraak door van HaeFTEiN over dit afzitten der Raaden. i gewoonen aart, eene ontelbaare menigte niet alleen van Utrechtenaaren, maar ock van vreemden, derwaards toegevloeid, tot getuigen hadden. De afgezette Raaden ontvingen nog dien zelfden dag de Infinuatien, by welken zy van hunne Regeeringsposten vervallen verklaard werden, terwyl zy nogthans hunne Commisfien , die niet uitgezonderd waren, tot den twaalfden van Wynmaand naastkomenden, zouden kunnen blyven waarneemen; ten ware zy, door hunne verdere tegenkantingen, de Burgery noodzaakten, tot haare Veiligheid en behoud van haar Regt, ook daar in verandering te moeten maaken. De Vroedfchap van Haeften, die zich, by aanhoudenheid, een Voorftander betoonde van de begrippen en handelingen der Burgerye, en het verrigtte op deezen Dag met zyne goedkeuring vereerde, ontving by het afvuur en van de Compagnie de Pek [lokken aan welker hoofd hy was, op den vierden van Oogstmaand, de openlyke dankerkentenis zyner Officieren en Schutteren. By het gevoelig genoegen, 't wélk hem zulks verwekte, en 't geen hy openlyk verklaarde, voegde hy hun toe. „ Ik betuig myn leedweezen, dat Utrechts braave Bur, gery zich genoodzaakt heeft gezien, , om veele kundige Regenten van hunne ,, Posten te verlaaten, en fchoon zy, door , hunne van my verfchillende begrippen, 'j tot zulk eene daad, welke uit den boe- „ zem  HISTORIE. 347 » zem des Volks was voordkomende, » aanleiding hadden gegeeven, betuig ik » openlyk, dat ik aan hun nimmer den » verdienden roem zal kunnen onttrek» ken; maar dat hunne kundigheden by » my {leeds in agting zuilen, blyven. Ik » bely openlyk, dat ik omtrent de Re» geeringsvorm van deeze vrye en on3, afhangelyke Stad, de Burgery, welker >, Vertegenwoordiger ik ben, volgens my>, ne aangenomene grondbeginzelen, ,wel 3J raaden , doch nimmer eigendunkelyk >, beftuuren mag. Ja, dat, indien ik van „ hun volftrekt'in denkbeelden mogt ver3, fchillen, en ik genoodzaakt wierd myn 3, gevoelen te zeggen, ik als dan open3, lyk in haaren kring verfchynen en my 3, niet onttrekken zou, ten aanhooren van 3, de geheele Burgery, myne gedagtcn 33 aan hun mede te deelen; en, was het 3, dat zy dezelve afkeurden, dan zou ik 33 hun de vryheid niet kunnen bencemcn, 3, of door myne gezegden s, door eenige 33 magt of eigendunkelyk beftuur be,3 letten, hunnen vryen wil omtrent de 33 Regeeringsvorm te volgen. De onaf >3 hangelykheid van de Magiftraatsbeftel >3 ling1" binnen deeze vrye Ryksftad be- vestigt my in dit gevoelen. „ Dan dat men van deeze vrye denk „ wyze geen misbruik maake, en de Vry„ heid in Losbandigheid verkeere! Ik „ bepaal zulks alleen tot de Magiftraats„ beftelling der Stad Utrecht oin welke 3, te fchikken^ik de Burgery geregtigd v oor- XXXIV. SOEK.., 1786.  XXXIV boek. 348 VADERLANDSCHE • « oordeel; dan dat, deeze eens op een ,, vasten voet gebragt zynde, de Burgep ren zouden voortgaan, zich met de da„ gelykfche zaaken van de Politie te moeijen, zulks zou van de fchroomlyk» fte gevolgen zyn. Men behoort als »> dan het Beftuur aan die geenen, wel- ken men het heeft toevertrouwd over »» te laaten. Het toeziend oog der »> Burgery, ik meen het Collegie van » Gecommitteerden, is een waarborg te=■> gen alle inbreuken. Men behoort zich * aan de Wetten door de Vertegenwoor•» digers en Gemagtigden des Volks, tot v. nut der geheele Maatfchappy gegee* » ven, te houden; daar men anders han5, dek, flaat men die Wetten den bodem s> in, zonder welke de Waare Vryheid » niet kan beftaan!" By de bekendmaaking van deeze open-> ïyke voordragt zyner gevoelens, ten aanhooren der Schutterye, voegde de Heer van Haeeten nog eenige Raadgeevingen aan Utrechts Burgery in den toenmaaligen ftaat van zaaken; onder andere wilde hy, dat zy zich onthielden van fchennisfen der pligten van uiterlyke beleefdheid en onvriendlyke bejegeningen. „ Hebt gy, „ ó, Utrechts Burgery! u genoodzaakt en „ geregtigd geoordeeld, een groot getal „ uwer Ver tegen woordigeren van hunne „ plaatzen te ontflaan, herdenkt dat het „ uwe Vertegenwoordigers waren, zom? ■> migen hebben merkelyke dienften aan „ uwe  HISTORIE: $0 * uwe Stad en Burgery gedaan, dit is „ ontegenfpreekelyk, ik durf zulks open„ lyk zeggen, en my op uw getuigenis beroepen. Befchouwt hun als Leden „ der Maatfchappy, en doet hun geen „ openiyken fmaad aan; zulks immers „ kan u nimmer tot roem (trekken; daar „ gy anderzins uwe lasteraars zult doen „ verftommen. „ Nog een enkel woord; zorgt voor „ de Eendragt. Ik kan zidderen als ik „ om de verbreeking van dien Herken „ band denk; dan Hort uw Vryheids * Tempel in; dan zult gy vreemde Go„ den moeten wierooken. — Zorgt voor „ een onberispelyk Gedrag: want het geen „ een ieder van Ulieden in 't byzonder „ doet, zal aan Utrechts Burgery worden „ geweeten; en gy zoudt niet alleen der „ haat uwer Vyanden, maar zelfs de ver„ agting uwer Vrienden, dus op u laa „ den." De geheele Burgery zal u, als eer „ onwaardig Lid, uit hunnen kring wee „ ren, als zodanig eenen, die zich tet „ dienfte der Vryheid aanbiedende, de „ zelve verlaaten, en der Losbandigheic „ ten dienfte geftaan heeft! (*). Gedeputeerde Staaten vaardigden dri dagen naa deeze Inhuldiging der Burger gecommitteerden, en Afzetting van zo veel Raadsleden, een Brief vol beklag af aa de Algemeene Staaten, behelzende ee koi (*) Post van dm Neder-Rhyn X. D. bl. 49- c« XXXIV* BOEK. I786. t l i ; Gedepijri _ teerde Staaten ' fchryven 1 aan deAl-i y gcmeene ^ Staaten over dit gebeuxde» i.  . XXXIV. BOEK. 3 f »: 9 t »'■ »> >; VADERLANDSCHE kort verflag ^van 't voorgevallene, met bygevoegde betuiging; „ dat zy zich daar door in de allerzorglykfte omftan» digheden gebragt vonden, alzo zy de „ gevolgen van zodanige violente demar„ ches ten hoogde apprehendeerden, en „ niets anders konden te gemoet zien „ dan dat, zonder fpoedige middelen van „ redres, dewelke hun, uit hoofde van „ het heerfchend misnoegen en wantrou, wen, kwamen te ontbreeken, de Stad , Utrecht en de Provincie aan de groot, fte onheilen blootgefteld en tot een on, nut Lid van het Bondgenootfchap zou > gemaakt worden. -— Dat het die re» den was, die hun, daar zy zeer moes, ten twyfelen of de Staatsdeliberatien , wel langer voortgang zouden hebben, , gepermoveerd hadt om dit gebeurde , ter kennïsfe van hun Hoog Mogenden , te brengen, zonder nogthans eenig , ipeciaal verzoek te doen, waar toe zy , zich niet gelast vonden; maar alleenlyk om aan hunne verpligting te voldoen, i en aan hun Hoog Mog. beter en wy, zer oordeel over te laaten, welke middelen tot Herftel van de goede Orde , en Rust binnen de Provincie van Utrecht, op eene Conftittuioneele wyze overeenkomftig met de gronden der Unie, rot voorkoming van de totaale ruïne van dit Lid desBondgenootfchapss zouden kunnen en behooren te worden aangewend: waar toe zy, zo veel in hun vermogen was, altoos bereid zou- ,; den  HISTORIE. 351 5, den gevonden worden te willen mede ,., werken." De zeven en twintig afgezette Raaden gaven Staaten des Lands van Utrecht, en den Stadhouder, by een gelykluidenden Brieve, kennis van het lot hun overgekomen,' vergezeld van eene Nótariaale Acte, by welke zy al het verrigtte door de Burgery voor onwettig verklaarden; doch tevens dat zy, uit hoofde van het reeds verrigtte en verder bedreigde van een gedeelte der Burgerye, als mede o:n te beproeven of dc Burgery, by of door tydsverloop tot bedagtzaamer en bedaarder handelingen en overdenkingen, zou kunnen gebragt worden, raadzaamst oordeelden , voor eerst niet in den Raad te komen, en dat Burgemeesters , in 't byzonder , vermeenden om dezelfde redenen, den Raad niet te moeten doen zamenroepen. — Zy merkten zich geenzins aan als vervallen van hunne Raadsplaatzen, en betuigden, dat zy elk hunne Commisfieu, welke zy thans waarnamen, zouden blyven waarneemdn, als daar toe, in hoedanigheid van Raad of Vroedfchap geregtigd; en in geenen deele uit kragte van de by Infmuatie hun gelaatene bevoegdheid om in die Commisfien, tot den beilemden tyd, werkzaam te kunnen blyven. Nadere aanzegging om zich van allen bewind van Regeeringszaaken te onthouden, ontvingen de afgezette Regenten, op den achtften van Oogstmaand, wanneer XXXIV*. BOEK. 17*6. Be Afgezette Raaden fchryven aan Staaten van Utrecht en aan zyne Hoogheid, Nieuwe Regeeringsledenbenoemd.  BOEK. 17*6. Plestige Aanftelling en Beëedigingdeezer nieuwe Regeeriiwsleden. %p VADERLANDSCHE • neer ook de Heeren Geëligeerden en' de Ridderfchap aanfchryven kreegen om geene Raadpleegingen aart te vangen, veel min Befluiten te neemen,- omtrent het verrigtte door de Burgery op den tweeden dier Maand. — Om het onlangs beëedigde Reglement voorts te doen werken, befteedde men geen gering gedeelte van Oogstmaand, met, volgens 't zelve, Benoemingen te maaken en Verkiezingen te doen van Nieuwe Raaden, ter plaatsvulling^ van de Afgezetten. Voor 't einde van dezelve waren 'er vyftien verkoozen, en bepaalde men den acht en twintigften, op dat de Stad, zo ras mogelyk> van een bekwaam aantal Regenten mogt voorzien worden, tot derzelver Aanftellinge en plegtige Beëediging. 1 Verdiende het voorgevallene in Lentemaand, en op den tweeden van Oogstmaand, wegens de zonderlingheid en ftaatlykheid, eene meer dan enkele vermelding; deeze Dag heeft daar op nog grooter eisch. Het losfen van 't gefchut aan de vier Hoofdpoorten kondigde, 'smorgens ten acht uuren, de Burgery aanj dat die Dag ftondt afgezonderd té wor^ den tot eene Piegtigheid, waar toe de aanftalte gemaakt was, en hoedanig eene Utrecljts Veste nooit aanfchouwde. Naa dit fein werden alle toegangen geflooten, en kon niemand ter Stad in- of uitkomen, dan door het klinket der vier Hoofdpoorten. De acht Burger-compagr.ien verzameldea in volle wapenrusting een half uur  HISTORIE; üuf kater óp hunne loopplaatzen ï onge-: wapend voegden 'er zich de Wagtvryen i en Uitkoopers nevens. Op de borst der ■ t'raay uitgedoschte Schutteren hing aan ] een rood. en wit lint, beantwoordende aan de kleuren van het Stads Wapen, de , Zilveren Gédenkpenning, ter gedagtenis van het gebeurde op den twintigften van Lentemaand (*). Vergezeld vart haare Gecommitteerden, namen zy, een uur. laater, den weg na de Neude. Op 't midden van dit ruime Plein, ftondt eeti Tafel, in de gedaante vaneen hoefyzer, op eene kleine verheevenheid, tot welke rnen met twee trappen opklom,, overdekt ëm omhangen met een groen kleed, dezelve moest dienen voor de Raaden, nevens de Gecommitteerden uit de Burgery. Op die zelfde hoogte, tegen over de openzyde,. was een andere veel kleinder Tafel geplaatst, aan welke de Heeren A. Hoevenaar en G. Bentin ck, door de Kiezers tot Amanuenfes of Geheimfchryvers aangefteld, gezeeten warert. De onlangs verkooren nieuwe vyftien Raaden, de Heeren Mr. Gerard Anthony Visscher, Jonkheer J. A. d'Avêrhotjlt , Mr. Jan Ca ree Pronkert, Mr. Hendrik Jacob van PI engst, Mr. Joannes Henïiicus VooRDAj Jacob de Jong- h e (*) Zie hief boven bl. 324. XII. deel. £ i O e k.  354 VADERLANDSCHE xxxiv. boek. 1736. h e e r e , Mr. MartinusMulrooy Adriaan Abeleven, Gysbert Cornelis Egeling, P. a. Engelbert, Jacob van Nes, Heer van Meerkerk, Mr. Izaak van Goudoever, Mr. Philip Kuvel, J. Vos van Zyl en Mr. Pieter Maret, begaven zich vóór tien uuren na het Stadhuis: door eenige Gelastigden by hunne aankomst opgewagt en ontvangen, bragten deezen hun in de Groote Secretarykamer. Een Kanonlchot voor 't Stadhuis ftrekte der Burgery op de Neude ten teken, om zich in een langwerpig ronden kring te fchaaren, even als zy den tweeden van Oogstmaand geflaagen hadden. Naar den rang in welken zy verkoozen waren, traden de nieuwe Raaden ten Stadhuize uit, en in de op hun wagtende koetzen. Zy reeden, voorafgegaan van eene Bende gewapende Schutters, als mede van Deurwaarders, Booden en Letterdienaars, na de Neude. De acht oudfte Officieren geleidden de uitgetreeden Heeren binnen den geflaagen kring tot op de voor hun beftemde plaatzen: wanneer alle de Officieren om die plaats een kleinen kring flooten, en de acht jongfte Officieren de zestien Burgergecommitteerden binnen en op derzelver plaatzen bragten. De laatstgemelden gaven daar op aan de acht oudfte Officieren, als daar toe gelast, te verftaan, dat zy, ingevolge van den eisch der Burgerye , de Qualificatie der verkoozene Raaden  HISTORIE. 355 den onderzogt en dezelve alle in volkomene orde bevonden hadden; weshalven 'er niets in den weg was om tot de Be ëediging over te gaan. Hier op vraagden die Officieren de nieuwe Raaden of zy bereid waren, tot het afleggen van den Eed, volgens het Ontwerp daar van vastgefteld, en hun onlangs medegedeeld? Op een erkennend Ja! plaatlten zich de acht oudfte Officieren aan de tafel tegen over de nieuwe Raaden, desgelyks de zestien Burger-gecommitteerden. De Heer Hoevenaar las met verheeven ftemme het Verflag der Burger-gecommitteerden voor aan de acht oudfte Officieren; de Heer Bentinck het Formulier van den Eed , en werden de nieuwe Raaden, op 't zelve, in den Eed genomen door de twee oudfte Capiteinen, Luitenants en twee oudfte Gecommitteerden. Naardemaal dit Formulier van den Eed uitwyst onder welke bepaalingen het Vroedfchaps Ampt, door het nieuwe Reglement, gebragt was, zullen wy 't zelve hier woordelyk opgeeven. „ Dat „ zweer ik, dat ik, naar myn beste ver„ mogen, ten allen tyde, en alleenlyk, zal handliaaven de waare Christlyke Ge„ reformeerde Religie, gelyk dezelve, in „ het Synode Nationaal binnen Dordrecht „ in de Jaare mdcxix gehouden, is be„ vestigd, en in diervoege alomme in de „ Publieke Kerken deezer Landen wordt „ gepredikt en geleerd, van welke ik meZ 2 „de XXXIV; mo bk. 17*6, Formulier fan den £ed door de nieuws r.egeeringsledeaafgelegd.  356 VADERLANDSCHE XXXIV. boe ic. 1786. s i j > 1 3 » f „ de in alle opregthcïd profesfie beri döeri* » de, zonder immermeer, voor zo veel ii in my is, te zullen gedoogen, dat by „ iemand daar in eenige indragt of ver* h andering worde gemaakt. „ Dat ik, in alle gevallen, het profyt . en welvaaren van de Stad Utrecht, en , van de Burgers en Ingezetenen van de, zelve, mitsgaders de zekerheid en be- > waarenis der voorfchreeven Stad aart, gaande, trouwelyk zal raaden, en het , zelve bevorderen, naar myn beste wee- > ten en vermogen. ,, Dat ik zal maintineeren der Burge^ > ren, en alzo Stads Regt, tot het no» mineeren van Burgemeesteren en Raa, den in de Vroedfchap, als mede heü , maaken van Nominatien van den Raad, , tot het eligeeren van Schepenen, zon» der te gedoogen dat hetzelve Regt in 1 het geheel, of in eenige deelen, in wel-' , ker voege of manier zulks ook zou , mogen weezen, aan iemand anders , worde toegedaan. „ Gelyk ik ook Zal maintineeren de , Vroedfchaps Refolutie van den tienden , Maart mdcclxxxiii, by welke het , Regt tot Stads Ampten en Bedieningen , aldaar vermeld, alleen aan Burgers is » toegekend; als mede de Refolutie van , den Raad van elf Augustus mdccexxxiiï . tot Affchaffing van alle Recommandatien, en voorts alle andere zodanige Regten en Privilegiën, welke, offchoon , hier niet uitdïuklyk gefpecificeerd, nog- „ thans-  HISTORIE. 357 » thans tot deezer Stads privative Sou» verainiteit fpecteerende zyn, en aan de s> Burgery toekomen. „ Dat ik de zaaken, ter Vergadering » van de Vroedfchap getracteerd, wan* »• neer door Burgemeesteren de Secretesfe 5» wordt aanbevolen, fecreet houden en •> mof, reveleeren zal; immers indien de » Stad en Burgery, door zodanige open» geleide Secretesfe, geen oogenfchynlyk nadeel zouden kunnen lyden. „ Dat ik in het reduceeren der Nomi». natiën,tot het door het Lot te verkie-* >, zene Raaden, en in hef nomineeren 3, van Schepenen, geene gunst of affectie ,. zal in 't oog houden; maar dat ik al„ leenlyk zal toezien en letten, dat de » Perfoonen tot de Regeering en de Com< t, misfien, waar toe zy gekoozen zullen „ worden, niet onbekwaam, mitsgaders, » als gezegd is, Communiceerende Le* „ den van de waare Christlyke Gerefor* „ meerde Kerk zyn. „ Dat ik, mede punctueelyk zal ob„ ferveeren en helpen nakomen, niet al„ Jeen zodanig Reglement op de Regee„ ring deezer Provincie, het welk, ge„ duurende den tyd myner bedieninge, „ Staatsgewyze, met Concurrentie van „ het Volk, mogt worden geïntroduceerd.; „ maar ook inzonderheid het Reglement „ nopens het beitel en beleid van deeze „ Stads Regeeringe , gearresteerd den „ twintigften December mdcclxxxv3 „ en door de Burgery plegtig beëedigt Z 3 „ den XXXIV; boek. 1786.  358 VADERLANDSCHE XXXIV, b oek. 1786. Verdere volvoering dier Pleg'tige Inhuldiging, » den twintigften Maart mdcclxxxvij » voorbehoudens al zulke Veranderingen, » met onderlinge Concurrentie van Raad » en Burgery te maaken, welke in tyd »> en wylen geoordeeld mogten worden, ,» ten nutte van Stad en Burgery te zul*> len ftrekken. „ Dat ik, ekidelyk, geene Registers, Boeken of Papieren, tot deezer Stads » Secretary behoorende, zal ligten, ver- voeren, of medeneemen, zonder voor» kennis of confent van Burgemeesteren, tt of, by abfentie van dezelven, van den 3» oudften prefent zynde Raad. „ Zo dat ik voorts alles zal doen, » wat een goed getrouw Raad in de „ Vroedfchap fchuldig is, en behoort te ., doen. „ Dit zal ik niet laaten om lief noch „ om leed , om maagfehap noch om „ zwagerfchap, noch om eenigerhande „ zaak. Zo waarlyk helpe my God „ AlmagtigV Vier Officieren, vergezeld door eene Bende Gewapende Schutters, als mede van de Deurwaarders, Booden, en Letterdienaars, vervoegden zich, onmiddelyk naa deeze Beëediging, na 't Stadhuis, om de daar vergaderde aangebleevene Raaden des kennis te geeven, en te verzoeken, dat zy mede na de Neude geliefden te gaan, om den nieuwen Raad den Eed tegen de Corrupteelen af te neemen. Bereidvaardig om aan dit verzoek te voldoen, trokken zy derwaards, met  HISTORIE. 359 met den Secretaris Falck, voorafgegaan door de Bende Schutters, en de gemelde Dienaars van den Raad. Aan de Neude werden zyopgewagt en ontvangen door de acht oudfte Officieren, die hun binnen den kring geleidden, en op de voor hun befteinde zitplaatzen bragten Nogmaals kennis van de volbragte Beëe diging gekreegen hebbende, met herhaa ling van het reeds gedaan verzoek, la: de Secretaris Falck. dien Eed voor. By de aflegging der beide Eeden flondei de Wagtvryen en Uitkoopers met onge dekten hoofde, de Gewapende Burger prefenteerden het Geweer: en werd tel kens de eerbiedwekkende flilte afgebroo ken door het aanheffen van een luid ei bly Hoezee! De aangebleevene Raadan begaven zich daar op weder na 't Stadhuis, voorgc gaan door éénen Deurwaarder, ééne Boode, en éénen Letterdienaar, als med van eene Schutter-bende. Ten deeze ftonde werd het Gefchut aan de Poorte andermaal gelost. De nieuw beëedigd Raaden traden in hunne koetzen, de ov( rige Dienaars van den Raad gingen voc uit, en de geheele Schuttery volgde, das zy het voornaamfte gedeelte der Sta doorreden, tot voor het Stadhuis. Ei nige Heeren, daar toe benoemd, ontvh gen en geleiden hun in de groote Secr tary. De overige aangebleevene Raader zich hierby hun gevoegd hebbende, tr den zy gezamenlyk na het Plein vo< Z 4 d£ XXXIV. boek. 1786. I > 1 , 1 e ti n e r r d 1- i 1- >r il  XXXIV. Boek. 3 3 i 3 ] 1 ï ï i I) e P v i 360 VADERLANDSCHE den grooten ingang, van het Stadhuis, en werden door de Bevelhebbers der voorbytrekkende Schuttery met Sponton en Vaandel gegroet. Van een ruim Balcon, voorden gemelden ingang van het Stadhuis vervaardigd, liet zich een fterk Orchest, tot vermeerdering der ftaatlykheid, hooren. Na de Raadzaal keerden daar op de aangebleevene Raaden terug, en de nieuwe na de grootc Secretary. Onder het voorby trekken der Schutterye was de oudfte Officier van elke Compagnie, nevens dea daar toe gevolmagtigden Burgergecommitteerden, ter zyde getreeden. Deezen vervoegden zich, zo ras de Burgery voorby het Stadhuis was, by. de tangebleeverie Raaden, met verzoek om, :er voldoeninge van hunnen last, van wegen de Burgery de nieuwe Raaden ter iaadzaale te mogen invoeren. Hier toe rereedlyk verlof bekomen hebbende, gechiedde zulks, onder het doen eener torte Aanfpraake; waar naa die Officieen en'Burger-gecommitteerden de Raadamer verheten, en in de Secretary van lkander fcheidden. By dit Zitting neemen der nieuwe, .aaden brandde het gefchut op. de Stads Vallen ten derde maale los. Van den hwstoorett woey, geduurende deeze geeele Plegtigheid, eene Vlag met rood i W.it doorfneeden, als het Stads waen, en dergelyke ftak van 't Balcon d.or 't Stadhuis ten dienfte der Muzy- mten vervaardigd. De Burgery, het  historie; go*» het Stadhuis voorbygetrokken zynde, begaf zich ter uiteenfcheiding na haare Loopplaatzen , en keetden de Raaden, naa gehouden Zitting, na hunne wooningen. Zodanig was de toedragt eener Inhul? diging van Raadsleden , hoedanig nooit in deeze Gewesten gezien was, en die veelen, van heinde en verre, na Utrecht gelokt hadt, Onder de aanzienlyke Vreemdelingen telde men de Heer Adams, Ameucaamch Afgezant by het Hof van Groot-Brittanje. Meermaalen hadden veeele Staatsleden in het Sticht gefprooken om de Staatsvergadering na elders te verleggen, en dit onlangs bedreigd; Utrecht Veste niet vry ter raadpleeging, en voor hunne Perfoonen niet veilig, agtende, waarom zy ook een en andermaal de Staatsvergaderingen opgefchort hadden, en ook Staatsleden agterwege gebleeven waren. Thans oordeelden zy den ftond gebooren om die bedreiging met de daad te volvoeren, Een Brief van Heeren Gedeputeerden, den vyf en twitigften van Oogstmaand gedagtekend , verzogt 's Lands Staaten, op den dertigften, binnen de Stad Amersfoort, waar men, tot grooter, beveiliging bedagt was, tegen dien dag, meerder Krygs volks van zyne Hoogheid te verzoeken , 't welk verleend zynde ter Stad introk. — Te deezer Vergaderinge ontbrak het niet aan Staatsleden zo van het eerfte als tweede Lid. Wegens het eerfte Lid verfcheen 'er de Heer VoorZ S zit" xxxiv. boek. De Staatsvergadering na Amersfoort verlegd.  36*2 VADERLANDSCHE XXXIV boek. I78 » r i Et r s i  366 VADERLANDSCHE ' \*XX!V. boek. 1/86. j i I t ( t De Vroedfchap van j Utrecht U keurt die v Staatsver- v gadering onwettig, j- h d; m di v£ rii ve aan te fchryven om den Heer vah Hengst niet te erkennen, en, ingevalle die Heer des ondanks, Zitting wilde hebben, liever alle Raadpleegingen te ftaaken, dan zodanig iets te gedoogen; en, in dat geval, van deeze zaak den Bondgenooten kennis te geeven. Omtrent die Zitting ftelden zich de Heer van Amerongen fierk in de bresfe, van oordeel zynde om dit ftuk , zo al het was, te laaten, tot de behandeling der zaaken met de Bondgenooten, ils van zeer verren uitzigte zynde, om 3 ver dit ftuk de Juftitie Provinciaal te 3oen ftilftaan 5 't welk ook door den Heer Pesters den Jongen werd aangedrongen. Met dit alles bleef het Hof weigerig om den Heer van Hengst Ziting te verkenen, zich beroepende op len Eed aan de Staaten 's Lands van Jtrecht gedaan,- en de Bevelen van die itaaten ontvangen. Dan, om, naa de korte voordragt van e oprigting deezer Amersfoort fche Staatsergadering, en 't geen ten Hove Proinciaal, ingevolge daar van, gebeurde, e zaak eenigzins hooger op te haaien. »e Utrechtfche Vroedfchap hadt den eeren Uitnoodigingsbrief beantwoord op :n toon, die haare geraaktheid ten na•üklykfteti te verftaan gaf. By de verelding, dat 'er geene voldingende re;n waren ter verlegginge der Staatsrgadering, verklaarden zy de Vergadeig te Amersfoort befchreeven, voor on- wet-  HISTORIE. 3'57 wettig, en het geen daar befiooten zouworden van onwaarde; als zynde het« Befluit tot die Befchryvinge alleen geno- ' men door twee Leden, de Geéligeerden en de Ridderfchap, in v/eerwil der Stad Utrecht, welker toellemming zy daar toe. noodig keurden. By deezen Brief van affchryving en weigering om te Amersfoort te verfchynen, liet de Vroedfchap te Utrecht het niet berusten; doch vaardigde, over dit teder punt, eenen Brief af aan den Stadhouder, uit welken wy eene en andere trek moeten ontkenen, "als allergefchiktst om de denkwyze, en het dugten der Utrechtetiaaren , in klaaren dag te zetten. Naa zich hooglyk beklaagd te hebben, over het ongelyk der Stad Utrecht, als de eenige Refidentie-plaats van alle Hooge Coliegien, aangedaan, door het verleggen der Staatsvergaderinge, verklaaren zy zich nimmer gehouden te zullen rekenen aan eenige Befluiten genomen, of nog te neemen, op eene door hun gewraakte Byeenkomst, en tot welke zy oeene Afgevaardigden hadden kunnen zenden, en van welker handelingen zy dus onkundig waren. „ Wy hebben," drukten zy zich uit, „ wel geene rede,, nen om ons eenigzins te flatteeren met „ eenige gunftige Dispofuie by de Hee„ ren der Voorftemmende Leden, ten aan„ zien van deeze Stad en Burgery; maar „ wy kunnen nogthans geenzins vermoe„ den, dat dezelven zich zo verre zou- ,, den CXXLV. !OEK. 786. Schryft laar over lan zyne 1 rlooghcid.  3 O E K. i 1 |6T8 V ADER.L AND SCHfË »vden kunneri vefgeeten, om, uit hoof* » de, van eenig Befluit der twee Voor» fternmende Staatsleden ; onze ken- » fWf, c« tegen onzen uitdruklyken wil, ee« » nige Mefures te neemen, ten naadeele ■» van onze Stad, veel min om dezelve, i, door Geweld, voor hunne begrippen, » voor zo verre dié van de onze ver»» fchillence zyn, te willen doen bukken: .*.. Dezelfde Voorftemmende Leden zullen » tog wel bezeffen, dat de rust en het i, weizyri van deeze Provincie , en by i, confequentie ook van hunne byzondere » Perfoonen en Familien, voor zo verre a zy Medeburgers of Ingezetenen zyn, » meerendeels van hét welvaaren van » deeze aanzienlyke Stad afhangt; en wy, » door Eed en Pligt aan de weezenlyke » belangen van onze goede Burgery ver» bonden, zullen nimmer kunnen of mo" gen gedoogen, dat eenige geweldige r, maatregelen tegen dezelve, of tegen i, hunne Vryheden en Voorregten, wor■, den ten uitvoer gebragt." 't Gerugt nogthans van 't geen'er tégensvoordig in het nabuurig Gelderland, omging, raakende den toeleg op de Steden Hattem en Elburg (*), baarde byhun Ed. Sr.Agtb;, „niet weinig vermoedenals of , men de vrye en redelyke Stem van zo!, danige Burgers en Ingezetenen, binnen ,» dat (*) Deeze Brief, geheel te vinden in de N. Neder/: faarb. 17S6. bl. uil. was den vierden van Herfsttïaand gedagtekend.-  HISTORIE. 3^ * dat Gewest, die hunne Regten, op ee„ ne billyke wyze, herriepen en wettig ,, verdeedigden, wilde tragten te fmoo- ren, en te onderdrukken door den arm „ van bezoldigde Krygsknegten; terwyl „ het inrukken van meerder Krygsvolks „ in Amersfoort by hun eenig vermoeden „ verwekte of men welligt in het Sticht foortgelyke gevoelens mogt koesteren.'' • Hierom bragten zy zyne Hoogheid onder 't oog, hoe, huns oordeels, de Voorzigtigheid en gezonde Staatkunde niet toelieten om, in den tegenwoordigen toeftand der zaaken, een grooter getal Krygsvolk, in het Slicht, en allerbyzon'derst in Utrecht, toe te laaten. Zy twyfelden geen oogenblik of zyne Hoogheid zou met hun ten vollen overeenftemmen, dat een der voornaamfte Voorregten, by de Unie van Utrecht aan de' Ingezetenen van dit vrye Gerneenebest zo uitdruklyk bevestigd, daar in gelegen was, dat geene Steden zouden mogen genoodzaakt worden, buiten noodzaake, en tegen haar wil, eenig Krygsvolk in haar Regtsgebied, of binnen haare Muuren, te ontvangen. ,, Deeze overweeging," vervolgen zy, doet ons tevens vertrouwen, dat „ U Doorl. Hoogheid, indien, Hoogst„ dezelve reeds Patenten heeft verleend ,, aan één of meer Regimenten, in dienst „ van den Staat, met last om, in ge„ val van wederftand, Geweld te ge- bruiken, en dus vyandlyk te ageerentegen de bovengemelde Gelderfche of XII. deel. Aa .,- ee- XXXIV. boek. 1786'  XXXiV. BOEK. 1786. 370 VADERLANDSCHE •» eenige andere Steden van ons Vader» land, zulks zal gedaan hebben — of > zonder zich dat Privilegie fan \ Lands >» Inwoonderen genoegzaam te herinneren, — ». of, zonder eenige volledige kennis te draait gen van de Inzigten om welke die Pa- « tenten werden gevorderd of immers « zonder de Gevolgen door te zien, welke » uit diergelyke violente en inconftitutio« neele Maatregelen noodwendig moes- i, ten voortvloeijen. Gevolgen, als ,, men dezelve doordenkt, welke geene „ andere, dan de akeligfte vooruitzigten voor ons lieve Vaderland kunnen opleeveren, voor al in een tyd als dee„ ze, waar in de Ingezetenen allerwegen », zo nayverig zyn omtrent de herwin». ning en bewairing van hunne wettige „ Voorregten en Vryheden. Ja, Ge~ „ volgen, waar uit niet anders dan een „ algemeene Volkskreet, en ten laatften » een gedugte Burger Oorlog, de fchroom„ ly.kfte der onheilen, welke immer ee,, nig Land of Volk kunnen treffen, moe„ ten gebooren worden." Dat zyne Hoogheid als een gebooren Nederlander, en opgevoed in een Land, 't welk onze Voorvaders, tot zo hoogen prys, van het juk der Slaaverny en Dwingelandy verlost hadden, tot die verderflyke uiterüen zou willen medewerken, konden zy niet gelooven, „ veel eer lee>. ven wy,"- zo als zy zich uitdrukten, 1. nog in die hoope, dat de Gon der * Vryheid het hart van. U Doorl. Hoog- „ heid  HISTORIE. 37- .9» heid moge neigen, om het waare Wel>i vaaren van deezen Staat te behartigen; >. en gedagtig aan de banden, waar me» de U Hoogheid aan dit vrye Gemee». nebest, en aan de Bewaaring van der » Steden Privilegiën en Voorregten, op »> het naauwst en plegtigst verbonden is, » met ons, met alle welmeenenden, mede »> te werken, ter voorkominge van alle ,» zodanige rampen, waar aan geen recht»> fchaapen Nederlander anders dan met (• angst en fchrik kan denken. —- Wy » althans agten ons zo zeer gehouden ». tot de Confervatie van alle onzer Bur» ger Privilegiën, dat wy daar voor ali. les zullen opzetten, en alles veil heb,» ben " ' ,, Volkomen in 't zelfde gevoelen ftaan» de als Prins Willem de IV. in eenert jj Brieve aan die van Utrecht gefchreeven, »> dat Burgergefchillen geenzins door de flern ke Hand; maar alleen door Burgers, moes'»i ten bejlist worden, zullen wy nimmer », dulden, dat onze Stad en Vryheid im» mer meer, onzes ondanks, met Krygs» » volk bezet, veel min dat tegen dezel„ ve, of tegen onze goede Burgery, eej. nig Geweld gebruikt worde,- wy zul„ len ons, in tegendeel, ten allen tyde, „ met al onze magt, en, des noods 9 „ ook met den byftand van getrouwe Bondgenooten, welk zich onze regt„ vaardige zaak willen aantrekken, tegen dat een en ander verzetten." — DesgeAa a „ lyks XXXÏV. boek. 178(5.  372 VADERLANDSCH S XXXIV. BOEK 1786. lyks zouden zy, met al hun vermogen, tragten tegen te gaan, het inrukken van meer Krygsvolks, in de Steden of ten Plattenlande van het Sticht: naardemaal het hun voorkwam dat zo min daar, als in Utrecht, de Burgers en Inwoonders behoorden bevreesd gemaakt, of derzelver bedaarde en redelyke Stem gefmoord te worden. Naa dit alles betuigen hun Ed. Groot Agtb. van den Stadhouder te verwagten, dat hy, voortaan geene Patemen, op wiens bevel of begeerte zulks ook zou mogen weezen, zou verleenen om na het Sticht, of na Utrecht, te trekken, hem verzekerende, dat dit., (immers hangende de Raadpleegingen over de ingtleeverde Bezwaaren,) nimmer met hunne toeftemrning zou zyn. „ En," fchryven zy, „ indien dan, onverhoopt, de Voorftem„ mende Leden, tegen allen regt en re» „ den, en niet tegenftaande ons nadruk„ lyk fchryven aan Heeren Gedeputeer„ den, mogten willen bepioeven, deeze. „ Stad, welke , zo ver haar byzonder „ huishoudt lyk Beduur aangaat , nooit „ eeuigen Heer eikend heeft, gewelddaa-. „ dig te overheerJchen ; en indien uwe „ Doorl. Hoogheid, tegen alle verw«g„ ting, mogt kunnen goedvinden, zo door „ het verleenen van Patenten, op requi„ fi ie der Voorfternmende Leden, (wel-, „ ken zich thans welligt den pretenfen , naam van Staaten zullen attribueeren,) „ ais  HISTORIE. „ als anders, tot al zulke heillooze ein ï „ den ra.de te werken, zullen wy dat' „ alles aanmerken, als eene daad van' „ openlyke Vyandfchap en Geweld, en „ de Aitoleggers en Uitvoerders van het„ zelve houden voor gedecideerde Vy„ anden van onze Stad en Burgerftaar, „ om tegen dtzeWen, wie zy ook zyn „ mogen, in alle hunne betrekkingen en „ by alle gelegenheden, zodanig'te agee„ ren, en zulke reprefaill s te gebruiken, „ welke wy, als Reprefentancen van een », Vry Volk, tot confervatie vin Stads Regt, en onafhangelyke Magiitraatsbe- „ Helling zullen geraaden vinuen. - „ Terwyl wy, in zulke noodlottige ge„ vallen, het ftorten van Burgerbloed, en „ alle de rampzalige gevolgen, welke „ wyders daar uit te dugten zyn, over„ laatende voor rekening, en ter verant„ woording van een iegelyk, welke daar „ toe aanleiding zal hebben gegeeven, „ boven al ons" Vertrouwen zullen ftel„ len, op dien God, die naar waarheid ,y oordeelt, die geen onregt kan gedoo„ gen, by wien geene Aanneeming des „ Perfoons plaats heeft, en voor wiens „ Regterftoel eenmaal, zo wel de groot „ fte" Monarch , als de geringde Bede„ laar, rekenfchap zullen geeven van hun„ ne daaden." Aanmerkelyke Verfchillen, de Bezwaaren des Gewests raakende, ftonden 'er nog te vereffenen; doch geheel andere Aa 3 Mid- (XXÏV. lOEK. 786.  374 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 17*6. Middelen, dan een Militair Bedwang, kwamen daar toe in aanmerking; dat dezelve tot nog niet geflaagd waren, was hun niet te wyten. — In 't Hot tragten hun Ed. Groot Agtb. van zich te verwyderen, de ongunftige vermoedens, met welke men hun bezwaarde. ,, Nimmer," luidt hun fchryven, „ is het in onze » harten opgekomen, nimmer hebben » wy verlangd eenige eigen Grootheid » te bevorderen, veel min dezelve te >> bouwen op de Vernedering van het -> Stadhouderlyk Huis. Neen, Doorlug» tigfte Vorst! van zodanige laage en '» onedelmoedige Principes zyn wy, im» mers zo als de Vergadering thans ge- > compofeerd is, ten eenemaale afkeerig. •• Wy maaken zelfs geene zwaarigheid, » rondborstig te verklaaren, dat wy, ten > allen tyde, bereid zullen gevonden » worden, om het Stadhouderfchap te » handhaaven, by alle die Regten, welke, > volgens den aart der Conftitutie, tot > hetzelve behooren; en niets zou ons > meer tot genoegen verftrekken dan U » Doorl. Hoogheid alle zodanige midde- > len in het werk te zien Rellen, waar . door Hoogsrdezelve konde deelen in . de zuiverfte Agting, Liefde en Ver. trouwen van Nederlands Volk in het . gemeen, en van de ingezetenen dee. zer Provincie en Stad in het byzon. der, tot bereiking van welke gewensch- > te einden, door zommige Leden uit „ ons  HISTORIE. 375 5, ons midden, te meermaalen de welmee„ nendfte poogingen zyn aangewend, waar „ in dezelve nogthans toenmaals, door „ tusfchenkomende omftandigheden, tel„ kens zyn te leur gefteld." Ten vollen bewust van de denkwyze der Staaten van Holland over het gebruik des Gewapenden Arms ter dempinge van Burgergefchillen, fchreef de Vroedfchap, ten dien zelfden dage, aan hun Ed. Groot Mogenden, over het Krygsgeweld, 't welk zy vastftelden dat uit een nabuurig Gewest het Sticht dreigde te overftroomen, en vyandlyke aanvallen tegen de Stad ten uitvoer te brengen. Op Staaten van Holland, die zj/ hun welmeenendfte Bondgenoot noemden, volkomen vertrouwende, namen zy de vryheid aan deezen voor te draagen, „ of hun Ed Groot Mogenden, in de „ tegenwoordige omftandigheden , tei „ voorkominge dat het Tooneel van ee„ nen Burgeroorlog, in 't Sticht niet ge< „ opend wierd, niet zouden kunnen be„ fluiten, met dien fpoed, dien de nooc ,, vorderde, een behoorelyk getal Troe „ pen, ter betaalinge van Holland ftaan „ de, in alleryl te doen marcheeren, et „ dezelve provifioneel te plaatzen op d< „ Confinien van het Sticht, met last aai „ de refpective Commandanten, om,o{ ,, den eerften wenk, van den tegenwoor „ digen Raad der Stad Utrecht, tot dek „ king en beveiliging van die Stad, aai „ te rukken, zonder nadere Orders vai Aa 4 hu: XXXIV. BOEK. i?86. Brief aan Stauenvan Holland om Krygsvolk. [ 1 1 » L 1 1  %7$ VADERLANDSCHE xxxiv. boek. 1786. Voorzorg tegen verrasfing gedraagen. Voorziening omtrent het Krygsvolk ter betaalinge van Sticht ftaande. „ hun Ed. Groot Mog. daar omtrent te „ moeten afvvagten (*}." Aan eigen voorzorg, waak- en werkzaamheid tegen allen Krygsaanval ontbrak het niet in Utrechts Veste. Reeds in 't midden van Oogstmaand hadden de Heeren Gordon, d'Averhoult en Keer, aan welken de Verdeediging der Stad was toevertrouwd, twintig Gouden Ducaaten, benevens vergoeding van Reiskosten, beloofd aan die de eerfte tyding, met bewyzenvan egtheid, bragt, wegens den aamnarsch van Krygsvolk na Utrecht of Wyk by Duurftede. De Vroedfchap, het Krygsgevaar meer en meer dreigend oordeelende, begreep voorziening te moeten doen tegen het misbruiken des Krygsvolks, ter betaalinge van het Sticht ftaande, op dat het niet gebezigd* zou worden in Burgergefchillen, dit Gewest, of andere Gewesten, plaats grypende, waar om zy den Bevelhebberen dier Regimenten eene verbiedende Aanfchryving deeden, op bedreiging, dat zy, zonder toeftemraing der Stad, binnen het Sticht, de Stad of Vryheid van dezelve trekkende, in zo verre het aandeel der Stad betrof, nevens hunne onderhebbende Manfchap, buiten Soldy en (*) N, Neder/. Jaarb. 17S6. bl. 10*35. Welke uitwerkingen die Brief baarde, en welke StaarsfteSluiten in Holland daar op gegrond vervolgens genomen werden, hebben wy reeds vermeld" in onsje Vader/. Bisf. XI, D. W. 80. 169. enz,  HISTORIE. 177 en Betaaling gefteld, voor Vyanden van de Stad en Burgery gehouden, en als' zodanig behandeld zouden worden. Desgelyks werd aan alle Krygslieden, binnen Utrecht niet in Bezetting liggende, verboden zich, zonder hun gewoone Uniform, of ten minften zonder eenig Militair Teken, op ftraaten, wallen, of eenige openbaare plaatzen, te vertoonen, en teffens aan alle Ruiters, Soldaaten en andere gemeene Militairen, welken zich, met of zonder pas, binnen Utrecht kwamen onthouden, aangezegd om zich aan de Plaats- of Onder-Major der Stad aan te melden, met de opgave hunner Naamen, en de redenen van hunne komst. — Ook kreegen alle Officieren, Onder-officieren, ui Gemeenen, behoorende tot eenige Regimenten ter Betaalinge van het Sticht, die zich met verlof binnen Utrecht onthielden, een verbod, om, zonder toeftemming van den Gouverneur, zich 'er niet buiten te begeeven, en werd aan de Hoofdwagten en de Poorten last gegeeven, geene zodanige Militairen door te laaten. By aanhoudenheid bleeven de Stadspoorten geflooten, geene Rydtuigen mogten 'er door, zonder dat men alvoorens de Plaatzen van waar dezelve kwamen, en werwaards zy heen wilden, met de Naamen der Reizigeren hadt opgegeeven. Men haalde de Sleutels op van alle kleine Uitgangen, zonder fchriltlyk verlof Aa 5 va» KXXIV. 10 EK. 1786. Bezorgdheid voor het bcwaaken der Stad.  3?8 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. I786. Utrecht in ftaat van verdeedi- ging gebragt. j ] I 1 ] i i 'i van den Gouverneur Eyck mogt niemand door dezelve in- of uitgaan." Veel bewaakens vorderden deeze Schikkingen, en ten einde de Burger fchutters niet mogten verflaauwen, maar de aangeweezene Posten te vlytiger waarneemen, werd elk hunner twaalf Stuivers toegezegd voor eiken dag, dien zy de Wagt' betrokken, of befteedden aan het verfterken der Wallen en het opwerpen van Batteryen. Met dit in ftaat van Tegenweer brengen der naauw bewaakte Veste was men tteeds bezig. Op de Wallen, waar de Stad meest bloot lag, werden Batteryen aange. legd. Aan dit plan moest veel Ichoons opgeofferd worden. Eenige Tuinen veranderderde men in Batteryen. De Brug buiten de Maliepoort, geen Ophaalbrug zynde, werd afgebrooken. Naa het voorzien der vVallen begon men ook buiten de Stad Werken op te werpen, boven al eene Battery aan de Bildjlraat by de Malie* soort. De Vestingbouwkundige Heer 2. Redelykheid hadt voornaamlyk iet opzigt over den aanleg dier Werken :ot verdeediging. Twee zaaken oordeelie hy dat de iterkte van Utrecht merkyk zou vermeerderen. Van de plaatslyke refteldheid des lands en doorfnydingen ran water zou men zich kunnen bedieïen tot het vormen eener Onderwatersetting van de Keuvelaarsbrug of Zoom ran het Hooge Land buiten de Toljleegtoort tot Achttienhoven toe, welke door den  HISTORIE. Z79 den Vyand niet zou kunnen worden afgetapt; terwyl een Retranchement aan de GUdbrug, aan 't einde van de Maliebaan, met elf Batteryen voor Gefchut van onderfcheide zwaarte, en bekwaam om een goed getal Schutters te plaatzen, alle toegangen voor den vyand na de Stad zou affnyden, en hem veel arbeids verfchaffen om deeze fterkte te vermeesteren. Aan dit Werk was nog eene inwendige verdeediging toegevoegd, en aan ieder zyde een veilige terugtocht, ingevalle de Verdeedigers genoodzaakt mogten worden te wyken. Weeklykfche Bedeftonden werden bevolen door Utrechts Vroedfchap in alle Kerken der Stad, om Gods Zegen af tt fmeeken over alle welmeenende poogin gen en reeds aangewende middelen toi bewaaring., bevestiging en verdeediging der Burgerlyke Vryheden en Voorreg ten, Hem te bidden, allen geweld tegei de goede Burgery van ons Vaderland ei byzonder van Utrecht af te weeren; all< vyandlyke aanflagen tegen dezelve te ver ydelen, en het lieve Vaderland in des zelfs voorige Rust en Welvaaren te her Hellen. Het ontbrak den Utrechte-naaren, by he daarftellen van dit alles tot tegenwee aan twee dnontbeerelyke vereischten, Ge fchut en Manfchap. Het nabygelegei welvoorziene Hollandsen Magazyn t< Woerden werd in zo verre voor de Ut rechtfehen opengezet, dat men van daa; eer XXXIV. B o e K . 17*6. Bedeftonden ingefteld. I L f Gefchut en . Krygstuig ' derwaards • gevoerd, t t  xxxiv. ufo e k. 17Ü6. Gewapende Manfchapelders aangetoogcn. , ( \ 1 1 (*) Zie onze Factsrl. Hht. XI. D. bl. 166. 380 VADERLANDSCHE een aantal Metaalen Stukken kreeg. Het voor Utrecht gunftig befluit, omtrent Byftand van Krygsvolk, hebben wy reeds vermeld (*); ingevolge van 'c welke Paarden- en Voetvolk eerlang de nabuurige Srad en Baronnie van Tsfelflein introkken. — De Rhyngraaf van Salm, te Vianen met zyne Bende in Bezetting, vertoonde zich, vergezeld door verfcheide Officieren, binnen Utrecht, werd nevens dezelven hy den Raad Smissaert ten middagmaal onthaald. Dit baarde een gerugt, dat deeze Rhyngraaf met zyn Volk in Utrecht zou trekken. Luttel genegenheids betoonde hier toe de Bargerv: wel voornaamlyk om dat men liet verluiden , dat de Intrekking deezes KrygsVolks zou dienen om de verdere Stappen der Burgerye te beteugelen. Een aantal Poorters buiten de Stad en verder Ingezetenen der Voordeden bootten zich aan om de Wapens te draagen, 211 de' Stad, in gevalle van nood, te helpen verdeedigen. Groot was de aandrift der Schutteryen ;n Gewapende Genootfchappen in veele Steden en ten Plattenlande van Holland, :n elders, die, getroffen door 't gerugt les les 'f geen Utrecht dreigde, onvervyld Manfchappen zonden, welke, -binïen kort, eene talryke Bezetting uitmaak en. By derzelver aankomst werden zy door  HISTORIE. itt door den Gouverneur in den Eed der Stad genomen, en by de uittrekking, weder ontflaagen: 't geen door de veelvuldige afwisfelingen vaak voorviel Onder deeze Burgerbenden van zeer verfchülende Plaatzen uitgetrokken, elk haate Hoofden hebbende, was, buiten een goede verordening, wanorde te voorzien. Tot voorkoming hier van werden ze in drie onderfcheidene Bataillons verdeeld. Het Opperbevel over dezelve werd in handen gefteld der Heeren van der Meueen van Leyden, Pomïe van Meerder voort van Dordrecht, en de Monc h y van Rotterdam. De Heer Mappa van Delft bekleedde by dezelve de post van Adjudant Generaal. Een deezer Batadlons betrok alle morgens ten zes uuren de posten; 'savonds loste de Burgery, deeze Burgerhulpbenden af. Een geruimen tyd was 'er van het be doelde aanrukken des Krygsvolks op Stkhtfchcn Bodem gefprooken De gegrondheid van deeze maare, fchoon dezelve , naar gewoonte, vooruitliep, bleek, toen men vernam, dat door de twee Voorftemmende Leden, nevens de Steden Amersfoort en Rheenen, Staaten var Gelderland en den Stadhouder, by brie ven {*) verzoek gedaan was om Krygs volk. Ingevolge daar van bevonden dt Regimenten van van Efferen er fa Mon (*) Menleeze die Brieven in ie N. Neder/. Jaarb tj.6. W. 1149. «55. XXXIV. sous. 1726. KrygswMo in 't Sticht gelegerd.  382 VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. 1786. Afkondiging der Staaten te Amersfoort vergaderd, tot verdeedigingvandeInlegering des Krygs- ' ■volks. j i , l 1 2 1 f t f t r \ r 1 Monster, zich met de daad, op het Grondgebied van 't Sticht. De eene helft des Regiments van van EffeRen lag te Rheenen, de andere te Ame* rongen. In de Dorpen Zeist, Doorn, Driebergen, Soest en Baam, lag het Volk van Monster verfpreid. De ongezindheid eeniger Ingezetenen van de twee laatstgeraelde Dorpen om deeze Gasten te herbergen , maakte hun onderheevig aan 'eene bedreigende Afkondiging der Staaten te Amersfoort vergaderd. Wel bewust met hoedanig een oog deeze Inlegering zou worden aangezien,gaven gemelde Staaten van dezelve, by Dpenbaare Afkondiginge, kennis aan de in- en Opgezetenen van het Sticht. De Brief ten geleide dienende, zo wel als le Afkondiging zelve, was ingerigt ter vegneeminge van de menigvuldige verbreide gerugten, wegens hunne Beraadlaagingen, die aanleiding gegeeven nadien tot Voorzieningen binnen de Steden Jtrecht en Wyk, tot het inroepen en inleemen van zeer veel gewapende Inge;etenen uit andere Gewesten. Deeze geugten en bedryven, mitsgaders het inn doortrekken van veel gewapende Schutsrs en andere van buiten inkomende Personen , en de ongerustheid deswegen 211 Plattenlande opgevat, hadden het hun oodig'doen agten, zo tot hunne eigene eiligheid, als die der In- en Opgezeteen , eenig Krygsvolk in 't Sticht te doen omen, zonder willens te zyn 't zelve tot  HISTOR IE. 383 tot eenig ander einde te gebruiken, met verzekering dat hun niets aangenaamer zou zyn dan de gertezene Gelchillen in der minne geëindigd te zien, ten r.utte der Ingezetenen zelve, zonder eenigzins hier door dezelve te belemmeren in hunne Vryheden of Voorregten, of ook de Volksftemme te willen fmooren; of eenig voorneemen te hebben om van de ingeroepene Krygsmagt gebruik te maaken tegen de Ingezetenen, of wel byzonder tegen de Steden Utrecht en Wyk; in dat vertrouwen, dat de Ingezetenen, binnen die Steden, van hunne zyde, mede de rust behartigende, zich zouden wederhouden van ongeregeldheden. Gelyk tegen deeze hunne vreedzaame verlangens ook volftrekt aanliep, en 'er geen de minfte reden was, om eenige onrust en onveiligheid binnen het Sticht te doen voortdu uren. Weshalven zy niet alleen hunne Ingezetenen verboden om gewapend door het Sticht te trekken, als 't ware om tot verdeediging van de eene of andere Plaats te dienen , zonder hunne uitdruklyken wil en begeerte; doch, daarenboven, wel ernftig alle Ingezetenen van andere Gewesten, 't zy dan Genootfchappen, of hoe ook genaamd, zich gewapend, of in merklyken getale, te begeeven op het Grondgebied van 't Sticht; alzo zy niet zouden kunnen nalaaten, daar op naauwkeurig te doen letten, en de zodanigen, als Verhoorders der openbaare rust, aan de XXXIV. BOEK. 1786. Als mede om de GewapendeManfcbappen hst in en doortrekkenvan het Sticht te belette».  XXXIV. liOïK, 17 Cd. T• cUtrecht niet afgckoiidigd,ende Burgers ontfiaagen van gchoorzaaming aan de Staaten te Amers-foort vergaderd. De Voor- ftemmende ■ Staatsledan tragten het in- i trekken van Gewa- , pende Corpl'cn I voor teko- ] mei}. I i \ \ f a C t 384 VADERLANDSCHE de Straffen der Wetten daar tegen ovef, te laaten; met verdere vermaaninge aan de zodanigen, die zich hier werklyk mogten bevinden, om terftond, immers binnen drie dagen naa deeze Afkondiging, het Grondgebied van dit Gewest te verlaaten. Kragtloos was deeze Aanmaaning, of liever dit Bevel, ten opzigce van de Stad Utrecht. De Afkondiging aan die van den Geregte gezonden, liet de Vroedfchap dezelve niet alleen onbekend gemaakt; doch beraamde, eenigen tyd kater, eene Afkondiging, by welke Burgers sn Ingezetenen van Utrecht ontfiaagen werden van alle gehoorzaamheid aan de Beiluiten en Afkondigingen der Staaten :e Amersfoort vergaderd. Het ffaag intrekken van Gewapende Manfchap om Utrecht te verdeedigen, beyoog de Voorftemmende Staatsleden alle schouten en Geregten op de Grenzen /an het Sticht, zo aan den Gelderfchen tls Hollandfchen kant, by aanfehryving, e gelasten, wel toe te zien, dat geen Vlilitaire Corpfen, op het Grondgebied :wamen, of, indien zulks gebeurde den Jevelhebber van dezelve af te vraagen, ip wiens bevel hy opgetrokken, of hy an een Provinciaal Patent of Attaché ■oorzien was ? Kon hy dit niet toonen, em, op naam van hun Ed. Mogenden, an te zeggen, dat hy onmiddelyk het ïrondgebied des Gewests hadt te verlaam. Wanneer dusdanige Corpfen > des wiet  HISTORIE: 38$ biet tegenftaande, mogten voorttrekken, moesten zy, daar van terftond kennis geeven aan de Staaten, of aan derzelver gewoone Gedeputeerden. De voortduurende verwydering tusfehen de Regeering der Stad Utrecht en de Amersfoortfche Staatsleden liet zich, behalven in deeze gevallen, kenbaar zien, en de ftrydige Besluiten wederzyds genomen , omtrent de Geldmiddelen. De Vroedfchap te Utrecht verboodt, by herhaaling, Schouts en Gadernleesters ten Plattenlande eenige Landspenningen na Amersfoort, of aan de Geniagtigden der Staatsleden te zenden daar vergaderd, ter hand te ftellen; maar dezelve aan dé Ontvangers te Utrecht over te maaken. Gemelde Staatsleden gelasten hun geen Gelden uit te keveren; doch, tot nader last, onder zich te houden. Meérmaaleh troffen wy den Graave van Athlone, Hoofdfchout der Stad Utrecht, aan als geenzins inflemmende met de veranderingen daar bedoeld en daadlyk ftand grypendé. Onder dé Amersfoortfche Staatslden telde men dien Heer; De Vroedfchap liet deezen Graave aanfchryven, dat hy zich, binnen een bepaalden tyd, te Utrecht moest vervoegen, om de hem opgedraage Post te bekleeden. Hy weigerde aan dit opontbod te voldoen, voor reden geevende, dat zyne tegenwoordigheid, ten dienfte van deri Lande , elders vereischt wierd, eri hy intusfehen, volgens orde, aan den eerftefi X.IL deel. Bb Buf- soek. [786. Strydige jevelen > .vegens de 3eldmiddderio De Hoofdofficier te Utrecht in zyne .post gefchort^  386" VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. DeAmersfoortfcheStaatsleden willen dat de oude Regeeling te Utrecht aanblyve. Het Nieuwe Stads Regee- i ïings Re- i glcmcnt • aldaar in- j gevoerd. ( I .Burgemeester, de waaraeeming van het Hoofdfchoutssmpt hadt opgedraagen. Dit hadt ten welvervvagten gevolge, dat de Vroedfchap dien Heer in zyne Bediening fchortte, en den Voorzittenden Burgemeester Loten, het bekleeden van die Post, tot den tyd, der gewoone Regeeringsverandering, opdroeg. Eene opfchorting door de Amersfoortfche Staatsleden niet vernomen, of zy verklaarden dezelve van onwaarde. Was men in Utrecht voortgevaaren, met de nieuw verkooren Raaden in den Eed te neemen, en de Stemgeregtigden op te roepen, tot het benoemen van Kiezers, om uit eene vrugtloos aan den Stadhouder toegezondene Benoeming Burgemeesters te kiezen; hadt de Raad de keuze van Schepenen gedaan, dit alles gefchiedde in weerwil van het Befluit der Amersfoortfche Staatsleden, die geene Regeeringsverandering wilden; maar de Burgemeesters, Raaden en Schepenen op den twaalfden van Wynmaand des verftreeken Jaars aangefteïd, by voorraad, laaten lan blyven. Onder alle deeze Stedelyke verrigtinren naderde de Dag, op welken eene rroöte en by veelen lang gewenschte :aak haar volle bellag moest krygen; de Dag der gewoone jaarlykfche Verandeing van Burgemeesteren en Schepenen, >p welken het oude Stads Regeerings teglement ftondt afgefchaft, en het nieuwe ingevoerd te worden. Dit gefchied- de  HISTORIE; 387 de met de daad, en op de plegtigfte wy-: ze. Burgemeesters en Vroedfchap der 1 Stad, benevens de Burgery, beftaande uit • alle de Burger fchutters, Wagtvryen en : Uitkoopers van de acht Burger-compagnien, uitmaakende en vertegenwoordigende het geheele lichaam van de Burgeren en Inwoonderen, vergaderden, .naa voorgaande algemeene oproeping, op de Neude, om, thans ook aan de zyde van den Raad, en dus wederzyds en volkomen, in te voeren het beftel en beleid der StadsregeeringÊ op den twintigften van Lentemaand deezes Jaars beëedigd, en als na door de zeven oudfte Raaden mede bezwooren, ingevolge van hunne verklaaringen ten laatstgcmelden dage afgelegd,' hoedanige verklaaringen ook de overige Raadsleden, zints den achten twintigften van Oogstmaand verkoozen, medegedaan hadden. Uit kragt van welke wederzydfche Beëediginge het . nieuwe Stads Regeerings Reglement voor aangenomen, en het Reglement van den Jaare mdcxxxiv, voor zo verre het de Magiftraatsbefteilinge en de punten van het Huishoudelyk Beftuur betrof, voor afgefchaft en vernietigd gehouden werd. Men hieldt aan zich de afdoening der Twee noch open» ftaande Punten, onderling te regelen; erf gefchiedde het onder voorbeding van al zulke Veranderingen, als, (buiten het • Conftiumoneele in dit Reglement vervat) Raad en Burgery in tyd en wylen, ©nderling, zouden mogen oordeekn, ten Bb a nutte IOEKi 78É.  338 VADERLANDSCHE XXXIV BOEK.. l7%6. • nutte van Stad en Burgery te zullen moe» ten maaken. De openbaare Afkondiging, welke zo veel gewigtigs inhieldc, hadt dit iterk Hot, 't geen wy met de eigene woorden zullen opgeeven. „ Declareerende de Bur» gery, haarer zyds, deezen haaren Per" manenten Raad op het voorz. Regle» ment te neemen in haare byzondere »• Protectie en Guarantie, zo als de Raad, » haarer zyds, de Burgery van gelyken » verklaart te doen; onder wederzydfche » Beloften van den anderen over en we« der te zullen indemneeren en bevry», den, mitsgaders den anderen op de al" Ier efficacieuste wyze, te zullen mainti» neeren, ftyven en fterken, tegen allen ,> en een ieder, en inzonderheid tegen v de Voorftemmende Leden deezer Pro>, vincie , of ook wie het zou mogen », zyn, die, ter zaake van deeze Intro„ ductie, den Ra-d of Burgery hinder-, „ of moeienisfen-, of ongelegenheid zou „ willen aandoen, het zy in" hunne Per„ foonen, Goederen, of by Oppofitie in „ het effect der waarneeminge van de „ Commisfien, van Stads Regeering de„ pendeerende, of hoe ook dezelve hin„ der, moeienisfen of ongelegenheid aan „ den Raad of Burgery "mogte worden „ aangedaan, met toezegging "aan den an„ deren, om, in gevalle van geweld, het „ zelve, ten ouderlingen byfland, ten ef„ fecte deezer, met Goed en Bloed te „ zulifcu verzegelen." * i Nie-  HISTORIE: 389 Niemand, kundig van de toenmaalige gefteltenis onzes Lands, van het Sticht, en van de Stad Utrecht in 't byzonder, zal uit deeze Bekendmaaking befluiten, dat elk hoofd voor hoofd te dier Stede, dit alles met zyne goedkeuring beaamde. Men vondt onder de B .rgery die morden, en zelfs hun ongenoegen over het voorgevallene openlyk te verftaan gaven, Ten {preekenden bewyze hier van ftreki zekere Verklaaring, door eenigen onder tekend; waar in zy betuigden, wel ver re af te weezen, van in alles, wat, zint: een geruimen tyd, binnen Utrecht had plaats gegreepen, toegefttmd of genoe gen genomen te hebben; dat zy,_integen deel, hoopten en verlangden, uit liefdi voor de plaats hunner lnwooninge, al mede om het harilyk aandeel,'t welk z; namen in den Welvaard en Voorfpoe van Utrecht en van het Sticht, dat zulk nooit voorgevallen ware. Hier van hac den zy reeds de droevigfte ondervinding niet alleen om dat veele zeer vermoger de en aanzienlyke Lieden zich met hut ne Wooning na elders begeeven hadden maar ook de Stads Academie, door we ke de Burgers en Ingezetenen voornaan lyk hun beltain hadden, aanmerkelyk ve minderd was Dit ftondt nog te verflin meren. Hierom vonden zy zich verplig dit openlyk bekend te maaken, of h< ook nog ten besten ftrekken mogt. M> by voeging, dat zy, in plaats van zuil Bezwaaren tegen hunne wettige Overh den te hebben opgegeeven zich veel e Bb 3 b XXXIV. BOEK. 1786. Betuigd misnoegen eeniger Utrechtenaarenover het daar voorgevallene. 5 1 I S , 1- \ lt- r1- ■» !t :t :e  XXXIV boek. Ï786. Verbod var, zodanige Verklaaringeu. 39a VADERLANDSCHE , beklaagden, dat zy dien gezegenden Voor-, fpoed, ftilte en genoegen, welke God onder hunne Regeering fchonk niet niet meer dankbaarheid erkend hadden. Ter, wyl zy ook verre af waren om het minfte geloof te liaan aan al dien laster en fmaad, die door zo veele Hemeltergende en fehandelyke Lasterfchriften, op hunne geëeroiedigde Souverainen de Heeren Staaten , als mede op zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heer Prins van Oranje, en wettige Regenten, vuilaartig en ftrafloos waren uitgebraakt. Wegens de Tekening van deeze Verklaaring, die oorfpronglyk, by de in 't lichtkoming, onderfchreeven was door Burger^ lieden, blykens hunne Beroepen en Handteeringen, vielen in de Dagpapieren van de eene en de andere Party ongetrouwheden voor, die den dag niet konden verdraagen , en eenige noodzaakten om met geregtlyke Getuigfchriften daar tegen op te ko* men. De Inhoud zelve, wat het verval van Utrecht betrof, veroorzaakt door de Verhuizing veeier vermogende Lieden, en de vermindering der Hoogefchoole, werd wederfprooken, en aangetoond, dat die Verhuizingen, en de vermindering der Letteroefenende Jeugd, bylange na zo groot niet waren, als men gewaagd hadt op te geeven; en, fchoon in de Verklaaring zelve onbepaald gelaaten, in andere Schriften, op een merkelyk aantal begroot. —7- De Regeering oordeelde bet doen tekenen van deeze Verklaaring, 't welk onder andere met belofte van Geheim-  HISTORIE. 391 heimhouding der Naamen toeging, rustverftoorendT ftrydig met de vastgeftelde Orde in den Burgerftaat, en onbeftaanbaar met de onlangs beraamde Stadsregeeringsvorm. Waarom zy dit bedryf, en foongelvke onderneemingen , wel fcherplyk verboden (*)• Utrechts Vroedfchap vaardigde een wydloopigen Brief af aan de Voorftemmende Leden; waar in zy zich beklaagden met geen antwoord verwaardigd te zyn, op hun fchryven, wegens het opfchorten en daar op volgend verleggen der Staatsvergaderingen binnen Amersfoort. Beweerënde, dat zonder kennisfe en by afweezigheid der Stad Utrecht, de eenige Refidentieplaats der hooge Collegien van het Sticht, geene wettige Vergaderingen van de Staaten konden gehouden, en geene wettige Staatsbefluiten genomen worden. Te vergeefsch hadden zy verwagt, dat de zich verwyderende Staatsleden, met aflegging van derzelver ongegronde bekommernisfen, aangaande de Veiligheid binnen Utrecht, de gewoone Vergaderingen daar weder zouden hervat hebben. IS iet alleen hadden zy zich hier in bedroogen gevonden; maar ook waren in de daar gehoudene Vergaderingen maatregelen genomen , die zy te eenemaal willekeurig, ongefaifontieerd noemden, en ge. (*) N Neder!. Jaarb. 1786. bl. IS9Ö- enz' Voor 't Jaar 1787. bl. 130. Post van den Neder-Rhy® X. D, bl. 4»9- Bb 4 XXXIVi BOEK. 17*6. Utrechts Vroedfchap rchryftcen Brief van Beklag aan de Voor(lemmendtStaatsleden, en verdeedigt haar gedrag,  XXXIV. boek. 1 i i i i i 3 3 < < 1 < < < 39* VADERLANDSCHE geoppofeerd tegen alk goede Orde, en * zo noodige Comiteit tusfehen de Refpecttve Leden van ééne en dezelfde Provincie, Als zodanige telden zy op, de Inruktang des Krygs volks, binnen Amersfoort; de Verfterking dier Bezetting; en de Inlegering van Krygsmagt ten Plattenlan- üe. Het afvaardigen van Brieven aan de Algemeene Staaten, met voordragten en verzoeken regelrecht aankopende tegen den eigen aart van het Bondgenootfchap, zo wel als tegen de priva:e Souverainiteit der onderfcheidene Gevesten: Brieven die by hun niet anders jan met de hoogfte verontwaardiging konlen worden aangezien, en. of aan gebrek ran doorzigt in 's Lands weezenlyke Conhtutie, of aan de allerfchadelykfle inzigen moesten toegefchreeven worden; in velke laatfte vermoedens zy zich niet weilig verfterkt vonden, door dien alles net zo veel fecretesfe binnen Amersfoort verd behandeld. . Niet minder waren :y met verontwaardiging vervuld geweest, :o wegens de onderfcheidene Aanfchry'tngen aan de Schouten, en vervolgens an de Ambagts Heeren en Vrouwen der ^eregten en Heerlykheden in het Sticht, .1 mede op naam van hun Ed. Mogenlen uitgevaardigd; maar ook inzonder-, leid, wegens eene zogenaamde Surheanche des Regeerings Reglements van len Jaare mdclxxiv, voor zo veelde kad Utrecht betrof. „ Eene Surcheanm> gelyk zy fchryven, „ ten uiterften  HISTORIE. 393 t, ongerymd en ontydig — ongerymd om dat aan de Heeren van de Voorftem3, mende Leden geene de allerminfte Dis„ po ft'iie over deeze Stads Magiftraat sbe„ ftelling toekomt — en ontydig, vermids „ hun Ed. zo wel als de Heeren Edelen „ zeer ligt konden naagaan, dat eene zo„ genaamde Surcheanche, welke in het „ voorleeden Jaar, hoe ongehouden ook, „ eeniglyk om een bewys te geeven van 's „ Stadsgezindheid tot voorkoming van dood„ lyke verwarringen, door de Vroedfchap ,, ter Staatsvergadering gevraagd; docli „ aldaar op de veragtlyklte wyze gede„ clineerd was, in den tegenwoordigen „ toeftand van zaaken, en naa het geen „ zedert binnen Utrecht .was voorgeval„ len, noch door hun, noch door de „ goede Burgery, kon worden gerefpec„ teerd, en welke gevolglyk niet anders „ dan reciproque veragting van dezelve en vernieuwde verbittering in de ge„ moederen kon te wege brengen." Voorts behelst deeze Brief eene Verdeediging van den gehouden handel der Vroedfchappe; dat zy, ten bewyze van hun rechtmaatig ongenoegen, wegens de volharding in het afbreeken der Staatsvergaderingen binnen Utrecht, op verzoek der Burgery, zich genoodzaakt hadden gevonden, het Ac ces en Reces tot en van de Stad Utrecht difficiel te maaken, en zulks in de eerfte plaats voor die Individueele Staatsleden, van welken zy, maar met al te veel gronds, moesten vermoeden, dat Bb5 de" XXXIV. BOEK. 1786.  394 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 1786. 1 v dezelve Vyandlyke oogmerken koesterden tegen de Stad en de Burgery. „ Wat " vraagen zy, „ hadden wy toch te den» den, Hoog Edel Gebooren Heeren 1 » van het inroepen van een zo buitenge»» woon aantal van Militie? Moest zulks >» ons niet als van zeiven eenen merke» lyken argwaan doen opvatten, dat men » iets geweladaadigs voorhadt tegen eene » Stad en Ikirgery, welke, nayverig om» trent hunne aloude Regten en Vryhe11 den, niet te permoveeren waren , om .. vry willig, onder de onbeperkte Militie » van anderen te bukken? Gaven de » voorbeelden van 't geen tegen de Ste» den Hattem en Elburg ondernomen is, 'i zo wel als de alombekende Corresponden* » tie tusfehen de Gelderfche en Utrecht* » fche Staatsleden, niet eene vernieuwde » aanleiding tot vermeerdering der Soup. cons? En waren wy, aan welke de . zorg voor de veiligheid en het welvaa. ren, zo wel als voor de bewaaring , der Privilegiën van Utrechts Volk, in . de eerfte plaats is aanbevolen, dan niet . verpligt na middelen van Zelfsbehoude, nis om te zien, en, zo veel in ons > was, de Stad, met den meesten fpoed, 1 in een ftaat van tegenweer te brengen, tegen allen onverhoedfehen aanval? Offchoon ook ieder rechtgeaart Vaderlander, met ons zal toeftemmen, dat het ten hoogften beklaagenswaardig, en in alle opzigten met de Gronden der Unie ftrydig is, dat bezoldigde Krygskneg, „ ten  HISTORIE. 3!)5 p ten, welke door het Bloed en Zweet „ van 's Lands Ingezetenen , en, voor „ zo veel dit Gewest aangaat, voor een „ groot gedeelte door onze Burgers en ,j lnwoonders , worden onderhonden , „ zouden worden gebruikt om die zelf„ de Burgers en Ingezetenen gewelddaadig te bedwingen," Met daar op aangemerkte, dat deeze Krygslieden alleen in 't Sticht gebragr waren ter noodwendige beveiliging der byzondere Leden van Staat, tegen de bedreigde aanvallen der Utrechtfche Bar-? gerye, of der Auxiliairen deezen ter hulpe toegtfchooten, noemden zy ydele yoorH/endzth, om ondertusfchen geweldige onderneemingen te bevorderen. Nooit hadden zy dus verre iets anders gedaan, dan 't geen de noodige Zelfverdeediging votderde. In hun begrip aangaande de ongunftige geneigdheid der Voorftemmende Leden omtrent Utrecht vonden zy zich te meer bevestigd, daar een Brief, ten dien tyde door den Stadhouder aan Staaten van Holland gezonden, uitwees, dat Hoogstdenzelven een aanmerkelijk grooter getal Troepen was verzogt. Dit konden zy eeniglyk aan inzigten van eigen Verzekering niet toefchryven; en hielden zy het daar voor, dat de betuigingen van geen Geweld tegen de Utrecht en aar en te zullen gebruiken , niet gedaan waren , dan naa men ontwaar was geworden, dat het met geen vmgt zou kunnen gefchieden. Tos XXXIV, BOEK. 17*6.  396 VADERLANDSCHE XXXI\ BOEK. 17'o6. Tot het te werkftellen der Verdeedigmiddelen, 0111 het rampzalig lot van Hattem en Elburg te ontgaan, hadden zy veele Uitgaven moeten doen, die uit de Stads gewoone Inkomften niet konden goedgemaakt worden. Met de billvkheid kon het, huns oordeels, niet zamenftemmen, dat 's Lands Penningen zouden gebruikt worden tot Vernedering; ja, welligt tot den Ondergang van dat gedeelte der goede Ingezetenen, die het meeste toebragten tot onderitand der Provinciaale Kasfj. Hierom meenden zy de uitvoering der Gelden, in de Stad voorhanden, eerst te moeten tegengaan, en vervolgens hadden zy geene zwarigheid gemaakt een geieeite dier Penningen te befteeden tot de buitengewoone kosten , noodig ter beveiliging van de Scai en der Burgery. Boven dit alles ftonden zy in het vast begrip, dat , wa-neer de Bezorgdheid voor de Vryheid en Veiligheid noodzaaklyk was geworden, alle Bedenkingen, alle Regelen van Welvoeglykheid, welke men anderzins, in gewoone tyden, in 't oog zou houden, moesten ftilftaan. Hadden zy zich, in den ruimden zin, van deezen Regel willen bedienen, dan zouden zy veele andere middelen hebben kunnen in 't werk ftellen , zo omtrent alle de Penningen op de Provinciaale Comptoiren, binnen de Stad, als om, in zeker gefteld geval, de buitengewoone Onkosten te betaalen, uit de Goederen van  HISTORIE. 597 van die Individueeh Staatsleden, welke de Stad door hunne geweiddaadige Raad/laagen, rot die buitengewoone kosten hadden genoodzaakt. Dus verre hadden zy zich van alle foortgelyke en andere fterkere Reprefailles onthouden, en niet anders dan Verdeedigend gehandeld. ,, Maar," vervolgen zy, ,, zuilen wy altyd op dien „ voet kunnen continueeren, zullen wy, „ by aanhoudenheid , de Inclinatie van „ onze Burgery, welke zigtbaar tot meer efficacieufe mefures fchynt over te hel„ len, kunnen refifteeren? Wy laaten „ dit over aan U H. Ed. eigen over„ denking, en hebben ons verpligt ge„ vonden, dezelve, als in een tafereel, „ voor een gedeelte te doen opmerken. „ waar toe wy ten laatften zouden kun nen genooddrongen worden , byaldier „ onze Mede-Staatsleden ongelukkig mog „ ten verkiezen, by derzelver tegenwoor „ dige Maximes te blyven perfifleeren „ niet twyfelende of U Ed. zullen we „ weeten te fappleeren 't geen wy kort w heids- of befcheidenheidshalven alhie „ onaangeroerd gelaaten hebben." Verder geeven zy te verftaan, hoe z; over de Bemiddeling der Bondgenoote dagten, waar over wy vervolgens afzor derlyk zullen moeren handelen. en hei haaien, dat zy geene Befluiten, by afwee zigheid van Gelastigden uit de Stad Ui recht genomen, voor wettige Staatsbeflu ten zouden houden, en noch zich ze ven, noch hunne Burgers verpligt rek< ne xxxrv, BOEK. 1786. i > l r \ \ 11  398 VADERLANDSCHE XXXIV. BOE Ki 1796: Befluit der fcidderfchappehier over. ( I I nen om te gehoorzaamen aan iets in de Vergadering te Amersfoort beflooten. Het befluit der Ridderfchappe genomen öp het ontvangen van deezen Brief, gefchreeven op naam van Burgemeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht, door Heeren, die zy in deeze hoedanigheid niet erkenden: naardemaal zy alleen voor wettige Regenten dier Stad hielden, die op den twaalfden van Wynmaand des Jaars mdcclxxxv ingehuldigd en beëedigd waren, behelsde", dat zy zich onbevoegd oordeelden, dien Brief aan deszelfs Schryveren, in hunne aangemaatigdeHoedanigheid, te beantwoorden, „ hoe >, gemaklyk," gelyk zy fpreeken, „ het i, anders voor de Ridderfchap zou ge„ weest zyn, de ongegrondheid van alle f, de Infimulatien en Befchuldigingen, by i, dezelve Misfive vervat s immers ten , hunnen opzigte, te deduceeren, en aan „ te toonendather nimmer aan de Ridder„ fchap zou kunnen worden geimputeerd, , dat niet reeds voorlange aan 's Volks wet, tige Bezwaaren, en aan deszelfs billyk i, en rechtmaatig verlangen , 't welk zich , wel tot Herik! en Verbeteringe, maar , nimmer tot Reuverfement van de , Regeerings Conftitutie des Gewest» , kon uitfirekken, was voldaan gewor, den." Zy beriepen zich op hun gehouden getrag, geduurende den tyd der oneenigleden, welke het Vaderland, en vooral iet Sticht, op den rand des verderfs gebragt,  HISTORIE. 399 bragt, immers byna onherftelbaare fchadens en nadeelen veroorzaakt hadden. — Zy haalden op hunne menigvuldige Aanmaaningen en Voordellen tot het benoemen eener Bezendinge aan zyne Hoogheid om met hem in onderhandelinge te treeden. Zy fpraaken van hunne openlyke Afkeuring van allen Geweld, waar door de Vryheid der Raadpleegingen, in een en ander Lid, meer dan ééns geftremd werd. „ In deeze Principes „ waren zy," volgens hunne betuiging, „ (wat ook de Laster regen hun mogt „ hebben uitgeworpen , of nog verder zou mogen uitwerpen,) vastlyk ge,, zind te perfevereeren, zonder zich door eenige Comminatoire herinneringen, al „ werden dezelve ook met daaden ge,, confirmeerd, daar van te laaten aftrek„ ken, Hellende zy grooter belang in „ de bekragtiging van Eed en Pligt, dan in het behouden van Leeven en Goe„ deren, indien dezelven hun door Ge„ weldenaars mogten worden ontroofd." De Ridderfchap liet aan het onzydig oordeel hunner Medeburgeren en Medeingezetenen, als mede aan de Naakomelingfchap over, te beflisfen, hoe verre in alle deezen de Stad van Utrecht met Menagement en Discretie was te werk gegaan, als mede wie, in deezen ongeluk* kigen tyd, gerekend konden worden ojfenJtef, of defenfief, of by retorfie, gehandeld te hebben, en maakt daar op deeze Tegenoverftelling, welke de geheele zaak uit xxxiv, BOEK. 17U.  4oo VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 17Ü6. uit een ander oogpunt, en dus in eeü gansch verfchillend licht doet voorkomen. Wy bedienen ons woordlyk van hunne taal. „ Zy, die hunne wettige Re- » genten, op eene geweldige wyze, afzetv ten, en anderen in derzelver plaatze *> aanftellen; of de Heeren Staaten deeV zer Provincie, die verpligt tot main» tien van een ieders goed Regt en Ge9> regtigheid, de aizo geremoveerde Raa>■> den, in derzelver Protectie neemen en ■>, voor wettige Regenten blyven erkeni, nen. Zy, die door comminatoire Infinuatien, aan alle de Leden der Ret, geeringe hoofd voor hoofd gedaan, dé vryheid der Deliberatie van de Souve„ raine Vergadering, binnen hunne Stad „ ftremmen en beletten; of hun Ed. Mo„ genden, die daar door genoodzaakt „ worden, eerst die Vergadering zo lang „ mogelyk te foutineeren, en vervolgens „ na eene andere Plaats te verleggen; — ■ „ Zy, die door hunne Stad met allerlei „ Oorlogs Amunitie op te vullen, en een „ menigte van Gewapende Manfchappenjj „ uit eene nabuurige Provincie, ook zelfs „ met violatie van het Territoir deezer „ Provincie, te ontbieden; als mede door „ het uitzenden van Gewapende Patrouil„ les, verre buiten de Vryheid der Stad, „ ook zelfs met een toeleg om Staatsle„ den op te ligten, onveiligheid veroor„ zaaken, en het begin van eenen Bur» ger-oorlog fchynen aan te kondigen; ii of de Heeren Staaten, welke, ontbloot » van  HISTORIE. 40ï . » van genoegzaame Middelen tot tegen* » ftandV en daarenboven in gepriviligeer- de Nieuwspapieren, als Vyanden van „ den Burgerftand, Burgerhaaters en Burp, germoorders, enz. voorgefteld worden; „ ten einde de Gemeente dies te meer » tegen hun te animeeren, eenige Militie „ laaten inkomen , zo ter beveiliginge van » hunne Vergaderinge, als van het Plat,» teland; doch die tenens aanfkmds, ter „ gerustftelling van de Utrecht fche en ÏVykfche Burgery, de plegtigfte verzekev ringen geeven van geen Geweld tegen „ derzelver Steden te zullen gebruiken, „ en ook zelfs aan de Commandanten „ der Regimenten, by derzelver inkomen „ in de Provincie, de ftriktfte orders gee„ ven van niet te gedoogen, dat een Ge„ wapend Soldaat in de Vryheid dier „ Steden kome. Zy, die 'sLands „ Comptoiren binnen de Stad fluiten,en „ de gewoone Betaalingen, op last der „ Heeren Staaten, beletten; of hun Ed. „ Mog. die daar door genoodzaakt werden „ de Provinciaale Gelden binnen Amersfoort ,, ten Comptoire te laaten brengen, en „ daar toe de noodige Orders uitgee„ ven? ~ Om nu niet te fpreeken van „ zo veele andere violente en wederregt„ lyke handelingen als in de Stad Utrecht „ gepleegd worden, als het fpolieeren „ van de Gemaal- en Wyn - comptoiren; „ de vordering van een importante Geld„ fomme aan een der groote Comptoiren „ der Provincie; het fluiten van der Hee- XII. deel. Cc „ ren XXXIV.; boek, r/06\  40^ VADERLANDSCHE XXXIV, BOEK. 1786. » ren Staaten Kamer binnen Utrecht. — „ Waar tegen door de Heeren Staaten »» niets anders gedaan is dan den Ont„ vangers en üomptablen Prohibatoire „ Refoltitien toe te zenden, tegen het ,» uitgeeven van Penningen buiten order » van de Sraaten, of van derzelver Hee- >, ren Ordinans Gedeputeerden. ,> Welke Lyst van wederregtlyke daaden „ en handelingen nog aanmerkelyk zou i, kunnen worden vergroot , en aangetoond , dat 'er thans zo zeer geene Questie kan zyn over noodige Redres„ fen en Verbeteringen, die tot der In» gezetenen waaragtig en duurzaam geluk » verftrekken kunnen; (want de Heeren . Edelen zyn altoos geneegen geweest en verklaaren als nog, op het pleg» tigfte, geneegen te zyn, daar toe me, de te werken,) maar daar over, dat > de Heeren Edelen alle die wederregt, lyke Daaden nimmer zullen kunnen ap, probeeren, of medewerken tot zodani. ge Beiluiten, waar door de Conftitutie , gerenverfeerd, de Regten der Provin, cie, of van de byzondere Leden, ver. kort, en de Souverainiteit in de daad 5 aan eene der Leden overgebragt zoude » worden, waar tegen Heeren Edelen en > Ridderfchap, zich, by aanhoudenheid, met al hun vermogen, ingevolge van , hun Eed en Pligt, zullen "blyven ver, zetten, in dat vaste vertrouwen, dat > eindelyk de Goede Zaak van het Va, derland zal zegepraalen, en Onregt en ?» Ge-  HISTORIE. 403 Geweld in 't zelve niet altoos ftrafloos „ zullen gepleegd worden (*)." Zo wydgaapend ftondt het gefchnapen tusfehen de Staatsleden te Amersfoort vergaderd, en de Vroedfchap binnen Utrecht. Dan wy moeten deeze Veste niet verlaaten, zonder eene wyl te toeven by eene Gebeurtenis van eenen geheel ande ren aart, die, ten deezen Jaare, binnen dezelve voorviel, en onze Leezeren eene verademing kan fchenken, eer wy voortvaaren met het vermelden van 't geen byzonder in Amersfoort, te Wyk by Dutirftede, en verder in het Sticht optekenenswaardig gebeurde. Wy bedoelen de Viering van de Honderd en Vyftigfie Verjaaring der Utrecht fche Hoogelchoote, op den laatften van Bloeimaand gevierd. Daar dezelve, naa etn zo lang tydsverloop, en zo veel lcwisfels, ook in deeze dagen van binnenlandfche woelende onlusten, „ over 't geheel in haaren Tegenwoor„ digen ftaat, niet behoefde te wyken „ voor dien in eenigen van haare vroe„ gere Tydperken; 't zy met opzigte op „ de zorg der tegenwoordige Beftuurde„ ren, voor alles wat den welftand en „ bloei van de Academie kan bevorde„ ren; 't zy ten aanziene van de kunde; „ ervaarenheid en bekwaamheid der On„ derwyzeren; en eindelyk met betrekking (*) N. Nederl. Jaarb. 1786. bi. Ï5S5 1604. Post van den Neder-B-hyn X. D. bl. 349. enz, CC 3 XXXIV. BOEK. 1786. De Honderd en yyftigfte Jaardag der Höo- ' gcfchoole ' te Utrecht gevierd;  404 VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. 1736. Befluitdes' wegen. •» tang tot de menigte haarer Kweéke-' „ lingen (*), en den roem, waar mede „ ook nu nog veelen derzelven hunne „ Letteroefeningen' voortzetten en vol„ tooijen (f)." Hadt men voortyds het Halve en ééns het Volle Eeuwfeest van deeze wydvermaarde Hoogefchoole ftaatlyk gevierd. Utrechts Vroedfchap nam, in 't begin van Bloeimaand, het Befluit om de Honderd en vyftigfte Verjaaring niet ongedagt te laaten; maar op den laatften dag dier Maand, naar 't voorbeeld der Vaderen, te gedenken. Daar' toe benoemde men Gelastigden, en maakten fchikkingen tot dien plegtigen Dag. Lang (*) Het getal der Studenten beliep toen 208, en evenaarde dus bykans het getal by het voorig Eeuwfeest des Jaars mdccxxxvi , wanneer men 223 Studenten telde. Wy merken dit op, om dat men aan deeze onrustige tyden een groot verloop van honderd Studenten, ten onrechte, toefchreef; het bleek by eene opneeming, in 't Nasjaar gedaan, toen alles op 't hevigst woelde, dat 'er nog 183 Studenten gevonden werden. Post van den Neder-Rhyn X D. bl. 416. 417. (f) Dit zyn de woorden van den Eerw. Cornelis de Vries bl. 28. van zyne Naauwkeurige Befchryving en Verhaal van alle Plegtigheden, Vreugdete* dryven, zo ter gelegenheid van de Honderd en vyftigfie Verjaaring der Utrechtfche Hoogefchoole op den 31 Mey 1786 gevierd, als van de Promotien met de Kap van vier Heeren Rechtsgeleerde Licentiaaten , daags daar aan volgenden. Te Utrecht by A. van Paddenburg 1786. 't Is deeze Befchryving, welke wy, in 't vermelden van dit Eeuwfeest, gevolgd hebben.  HIS'TORI E. 4C5 Lang draalde liet eer men tot eene bepaaling kwam, welk een byzonder'blyk, te deezer gelegenheid, aan de Letteroefenende Jeügd°van H. Ed. Gr. Agtbaarhedens goedkeuring of aanmoediging in haare verwagte deelneeming aan de bepaalde Feestviering, zou gegeeven worden: en waar in zulks, zonder te verre van de vroegere gebruiken af te wyken, beftaan konde. Men herinnerde zich, dat by de eerfte Vyftigfte Verjaaring derAcademie , geene Gedenkpenningen, 't zy aan de Academie-burgers, 't zy aan de Heeren van Regeeringe, waren uitgedeeld , gelyk dit, by 't Honderdjaarig Jubilé hadt plaats gehadt, en wilde dus ook dit onderfcheid tusfehen een Half en Geheel Eeuwfeest, liefst in agt neemen. Doch, weldra befpeurende, dat de Heeren Studenten, boven alle gedaane aanbiedingen, den voorrang gaven aan het meer "duurzaam bewys van des Raads hoogagting en goedkeuring hunwaards, 't geen een Gedenkpenning, van hoe ge' ringe waarde dan ook, naar hun inzien, moest opleeveren, maakte men niet lan ger zwaarigheid, om, ten gevalle eenei op haar zelve loflyke Èerzugt der Stu denten, in dit opzigt, van het voorige ge bruik af te wyken. De Raad befloo tot het doen vervaardigen van een Zit veren Gedenkpenning, die eeniglyk aar de Studenten zou worden uitgedeeld; al leen konden de Leden van den Raad, dei begeerende, elk tot twee Stuks daar var Cc 3 vooi XXXIV. BOEK. m6. Eei> Gedenkpenning vervaardigden uitgereikt.  4o6 VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. 178S. • voor Geld bekomen. Men voegde 'er vervolgens by dat ook aan ieder der Hoogleeraaren, een Gedenkpenning zou ter hand gefteld worden. De bepaalde verbreeking van den Stempel, naa het affchroeven van het noodige getal, deedt de Penning zeldzaam blyven, en vergrootte de waarde. Met blymuedigen yver, onverwylden fpoed, en eenpaarigheid, begaf zich de Letteroefenende Jongelingfchap aan het beraamen, hoe zy, van haaren kant, aan dit Gunstbetoon best zouden beantwoorden, en het haire toebrengen tot de bisterryke viering van het aanftaande Jubelfeest. Van het welk zy op den Dag vóór 't zelve een voorfmaak hadden, by het llaatlyk uitreiken des begeerden Gedenkpennings (*). De (*) Deeze Gedenkpenning heeft na genoeg de grootte van een Gulden. 0,i de Voorzyde ziet men het Wapen der Utrechtjche Uoogefchoole , zynde een Ssraaiende Zon, in welker Lichaam of Midden , Stads Wapen, niet de .Zinfpn uk, sol justitie ill ijst r a nos.' dat is, de Zon der Geregtigheid verlicnt ens\'. omrand; op de Tegenzyde leest men liet volgende Byfchrift: CLm°- natali ann o academie sus civibus nvmvm d e d e r. coss. et senatores tra1ectenses ci3i3cclxxxvi Dat is, De Utrechtfche Burgemeesters en Raaden htbben diezen Penning , aan de Butgers hunner Boagefchosle ep haare CL Verjaardag gefchonksn 1786%  HIST0R1 E. 407 De Eeuwfeestdag, onder veel toebereidings verbeid, brak aan, en was een der fchoonfte die de ten einde fnellende Bloeimaand ooit opieeverde. De zeldzaamheid der Gebeurtenisfe, het verfpreide gerugt van den toeftel, lokte eene groote ichaare van heinde, en verre binnen Utrechts wallen. Geheel werd die Dag aan de beraamde Academie - plegtig" heden toegewyd, zo door hun die rechtftreeks daar in deel hadden, als door die flegts aanfchouwers waren. De gewoone en niet volftrekt noodzaaklyke Bezigheden ftonden ftif. Nieuwsgieriglieid er blyde deelneeming trok geftadig elk tei plaatze, waar iets, tot het Feest betrekkelyk, te zien was, of te hooren. D< Straaten grimmelden van Menfchen; de Huizen waren allerwegen, waar eeni gen ftoet of iets plegtigs te befchouwen viel, tot aan de bovenfte verdiepin gen, met Toekykers, uit de opgefcho ven venfterraamen liggende, opgepropt. Een vereenigd gelui van alle de Stads tooren klokken kondigde reeds ten zever uuren den Feestdag aan, en werd het do: gebrom vervangen door het meer ftree lend Muzyk des Klokkenfpels zo van dei Doms- als Nicolaas Kerktooren; dit duurdi by afwisfeling tot het uur beftemd te: Redenvoeringe. Om deeze in de Dom kerk te hooren, trokken, in ftaatlykei trein, de Vroedfchapsleden, en die een meer onmiddelyke betrekking tot de Hoo gefchool hadden, en de Hoogleeraaren Cc 4 al XXXIV. BOEK. Viering des Eeuw-, feests. I 1 » S  4^3 'VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. j t i l \ \ c I z ft tc dc de W; 011 de do. Bi. Kg als mede het.lichaam der Studenten (*) derwaards, en namen de beftemde zit. plaatzen, terwyl de Rector Magnificus Seb aldus Rau den Predikftoel beklom, onder een allerheerlykst Muzyk van Stem- en Speeltuigen: 't welk, met de sangenaamfte verwisfeling, aanhieldt, en de ooren ftreelde der menigte van allerlei rang, ftaat en kunne, die middelerwyl het ruim der Kerke vervulde. Gemelde Hoogleeraar deedt een Lofreden iver de grootere IFelvaard en den toeneetienden Bloei en Luister, die der Hooge* ïhoole, zeden den aanvang deezer Eeuwe, hor Gods Goedheid, mogt te beurt vallen. Per helfte der Redenvoeringe verpoosde en Muzykftuk den Redenaar; en hief iet, naa het eindigen, op nieuw aan. De groote zaal van het Fundatie Huis ran wylen de Vry Vrouwe van Rens'oude wagtte ten pragtigen Middagmaale e genoodigde Heeren zo uit hun Ed. 'log. Ordinaris Gedeputeerden als uit de Le- (*) Deeze Heeren, allen net, en meest in ftaati* vart, tutgedoscht, hadden een Kokarde aan den >ed, waar in het Academie - wapen, en een zyden ■ik aan het gevest der Degens, die zy in den opent ontbloot in de hand droegen ; terwyl de Genkpenning aan een zyden lint op de borst wapper. De Linten zo van den Hoed- als Degen-ftrik iren onderfcheideti door eene viervoudige bykleur i de vter Faculteiten te kenmerken. Draagendê Tneologanten Roozenrood en Wit; de Juristen tker- Rood en Wit; de Medicynfehcto of hemehch iauw met Wit, de Philofophen en Litteratores ornbiqauw met Wit,  HISTORIE. 409 Leden van den Raad, nevens de Hoog- ■ leeraajen, die in Itaatlyken ftoet daar heen trokken. Onder een Maaltyd, welke uitftak in keur van Spyzen en pronk van Tafelcieraaden, op de - heuchlyke Gebeurtenis pasfende, werd het aanzienlyk Dischgezelfchap, door de komst van een aantal Studenten, die een wandeling zo te Paard als te Voet door de Stad deeden, op eene aangenaame wyze verrast. Zy trokken op onder een fraaijen Standaart, befchilderd met het Academie-wapen , en haare Zinfpreuk, door de voornaamfte flraaten der Stad, werden door de aanzierdyke Gasten vriendlyk ontvangen , en dronken allen een glas wyns op de Bloei der Academie. Deezen, nevens de overige Studenten, met de Genoodigden, geheel ten getale van twee honderd en zestig, vergasten zich onderling in het Logement de Plaats Royaal. De Tafels pronkten met zinfpeelende Desfertftukken. Eene pragtige Illuminatie praalde aan den Voorgevel, en lokte, geduurende den nagt, een onbefchryfiyken toevloed aanfchouweren. De Feestvierende Jongelingfchap werd, onder den Maaltyd, vereerd met een ftaatlyk bezoek van veelen uit het Gezelfchap op het Fundatie Huis, welken den aanzit-' tenden hunne goedkeuring en genoegen betoonden. De Dag tot den vroegen morgen van r( den volgenden, werd in fchuldlooze j< .vreugd door de Letteroefenende Jeugd n Cc 5 ge- KXXIV, ÏOEK, t/Só'. ier Hcen met de ap gepro. oyeerd.  4To VADERLANDSCHE" XXXIV. boek. 1786. gefleeten, om, naa weinige uuren rnstens, vervangen te worden door de Plegtigheid, welke nog voor handen ftondt; de Bevordering van vier wakkere Jongelingen, tot den Graad van Doctoren in de beide Regten, rraar de wyze der Ouden, met de Kap. Reeds hadden zy, te weeten, de Jonkers Joan Eli as Nicolaas, Baron van Lynden tot Hoevelaken, en Allart Philip Reinier Care l , Baron van der Bosch tot Verwoolde, als mede de Heeren Albertus Gerardus Smith, en Egbertus Westenberg, openlyk derzelver Redentwisten verdeedigd. Andermaal was de Domkerk, met Toehoorders en Kykers opgevuld, de fchouwplaats, en werd dit alles, met de grootfte (laatlykheid, by dergelyke gelegenheden gebruiklyk , voltrokken; beftaande, wat de Promotie met de Kap betreft, hier in, dat de dus Bevorderden, den Doctoraalen Tabbaard; door den Promotor aangetrokken , eerst het gefiooten Corpus Juris, en daar op het zelfde Boek geopend in handen gegeeven wordt. Vervolgens krygen zy een Ring aan den vierden vinger van de Rechter hand, en een zwart fluweelen Bonnet of Muts op 't hoofd, waar van de bol met kunftig naargebootfte Lauwrieren omvlogten is. Voorts wordt de Gouden Penning om Jen hals vastgemaakt, hangende aan een •ooden zyden koort met zilver ingevlogen. Deeze Penning fchenkt de Vroedfchap  HISTORIE. 4" fchap, aan de zodanigen, die zich naar de wyze der Ouden laaten bevorderen (*). Een Kus ol' Haudtasting, met uitgeboezemden zegenwensch gepaard, befluit deeze verrigting. Hier op volgde de plegtige Omleiding der Gepromoveerden, in derzelver Plegtgewaad, vergezeld van den Senaat, zo wel aïs van de geheele Academifche Burgery: ook werden zy 'snaamiddags openlyk in Triumph te wagen omgevoerd, onder Muzyk, en begeleid door alles wat 'er Staatfie aan kon byzetten. Meer dan honderd Gasten werden ten Avondmaaltyd onthaald door de vier Bevorderde Heeren. Kostbaare Geregten, verfcheidenheid van zinnebeeldige en konftig gewrogte Desfertftukken, vulden de tafel. Terwyl het gezelfchap aan dezelve zat, en de duisterheid gevallen was, werd een pragtig gevaarte, ter Illuminatie gefchikt, met veele wel uitgedagte bycieraaden, aangeftooken. Gelyk dit het oog der aanfchouweren vermaakte , zo ftreelde een Muzyk al dien tyd het oor. Dee- (*) Op de Voorzyde van deezen Penning ziet men de Afbeelding van eenen Gepromoveerden of tot Doctor verklaarden, boven wiens hoofd een Lauwertak hangt, hooger prykt de Zon der Academie met dit Omichrift : Me Doctarumprtcmia Frontluni Dis mifcent Superis Op de Tegenzyde ziet men het Stads- en Aeademiewapen : om den rand leest men XJltr. jicad., en het Opfchrift Munificentia Magijlratus et Decrete Semt. jtead. XXXIV. Li O EK. 1786.  XXXIV BOEK. 17Z6. Be Gccmv ftitucerdei te sitners foort nie: erkend. f0 Zie onze Vaierl. Wist. XI. D. bl. 60. enz. 412 VADERLANDSCHE • Deeze Plegtigheden en Vreugdebetooningen, zo des Eeuwfeests als der daar aan verknogte Bevordering , liepen af in eene zo wel geregelde Orde, en onberispelyke betaamlykheid, als ten vollen met den luister der Hoogefchoole overeenkwam , en tot eere ftrekten van allen , die 'er deel in hadden. De meeste Studenten bleeven drie weeken lang derzelver Hoed- en Degen-ftrikken, als mede den Gedenkpenning draagen. Ten befluite van alles werd, den twintigften van Zomermaand, op bekomen verlof van Heeren Burgemeesteren, en van den Rector Magnificus, de Standaard, by de Cavalcade omgevoerd, in de groote Gehoorzaal overgebragt, en, onder veel plegtigheids, en met het doen van Dankbetuigingen , opgehangen. Wy keeren, naa deezen verlustigenden" uitflap, weder tot verhaal der Staats- en Stads - gebeurtenisfen. De eerstgemelde zyn, wat Amersfoort betreft, reeds in die van Utrecht goeddeels ingevlogten. Eene en andere byzonderheid, die Stad meer byzonder raakende, moeten wy vermelden. Wanneer wy te rugge zien op de gefchaapenheid der zaaken binnen Amersfoort, in 't jongst verftreeken Jaar (*), zullen wy geen reden van bevreemding vinden in 't geen thans gebeurde, zo omtrent de Geconftitueerden, als ten aanzien  HISTORIE. 413 7/iene van het Genootfchap van Wapenhandel. Eerstgemelden verzogten, zo voor zich, als naamens een groot getal hunner Medeburgeren, dat de Stads Regeerders, ter afdoening van de Punten Stads Regeeringsbeftelling betreffende, zouden gelieven te raadpleegen, en met toeftemnïing van de Burgery te befluiten, en alzo, 't geen Huislyk de Stad raakte, af te doen," eer dat een veranderd Regeerings Reglement voor het Sticht zou zyn vastgefteld. Dan dit verzoek werd, by meerderheid van ftemmen, afgeweezen, en kreegen de Inleeveraars^ de weete , dat hunne aangenomene hoedanigheid als Geconftitueerden niet wierd erkend; als mede, dat een ieder, die vermeende bezwaard te weezen, voor zich die bezwaaren moest indienen. Was het Genootfchap van Wapenhandel, in den Jaare mdcclxxiii, met goedkeuring der Regeeringe, tot ftand gekomen (*), de Burgemeester Kolf hadt op dit ftuk tegenwoordig een ander inzien. Hy beweerde, dat dit Genootfchap geenzins by het voorgewende oogmerk was bepaald gebleeven; maar zich bemoeid hadt met het Publiek Beftuur, door een Verzoekfchrift aan de Staaten, 't welk geen het minfte verband, met de oefening der byzondere Leden des Genootfchaps, ten" nutte van de Schuttery der (*) Zie onze Vadert. Bist. VI. D. bl. 34Ï. XXXIV, boek. Het Genootfchapvan Wapenhandelvernietigd.  414 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 1786. t ] i 1 ( < t ^ 1 t t d g g u ft d b Z( g< Z( m der Stad Amersfoort, hebben kon. ■—> Ook befchouwde hy het Genootfchap, zo als het zich thans bevondt, en in de tegenwoordige omftandigheden.,. als geheel nutloos, en veel eer ftrekkende tot fchade der goede Burgerye, en tot onderhouding der verderflyke Partyfchappen. — Daarenboven diende, zyns oordeels, het Genootfchap, door het willekeurig inneemen van eene Vergader- en Exercitieplaats, het aanftellen van Offi:ieren, zonder vereischte goedkeuring, :n foortgelyke overtreedingen van de bemlingen aan 't zelve gefteld, zeer tot reragting van de goede Orde en Gefchikt- leid. Dit voorftel vondt by 't meer- lerdeel des Raads, dien invloed, dat 'er ene intrekking van 't verlof, en vernieiging van het Genootfchap uit gebooren 7erd. By de openbaare Aankondiging ier van, welke tevens een Verbod" inieldt wegens het draagen van Leuzen y dit Genootfchap aangenomen, gefchiee een algemeener tegen alle Leuzen, hoe enaamd. De Minderheid der Amersfoortfche Rejeringe, gelyk zy zich tegen het vererpen des Verzoekfchrifts van Geconitueerden hadt aangekant, keurde ook : Vernietiging des Genootfchaps, met it daar aan verknogte wegens de Leu:n af. Zy begeerden dat hunne ïeanaantekeningen in de Stadspapieren •uden worden ingefchreeven. Dit ontoete weigering; ten zy deeze Regeerings-  HISTORIE. 415 ringsleden verklaarden, geen Leden van 't by meerderheid ontbondene Genootfchap van Wapenhandel te zyn: deezen, dit net verkiezende, bleef ook het infchryven agter wege (*). Hadt Amersfoort, wiar tusfehen Regenten en Regenten, tusfehen Regenten en Burgers , zo groot eene verdeeldheid heerschte , voorheen betreurenswaardige proeven ondervonden van de tweedragtigheid tusfehen de Burgers en de daar gelegerde Krygsbezetting (f), ten deezen "Jaare, zag het, met den aanvang van Herfstmaand, een alleraanftootelykst bedryf der laatstgemelde. Niets minder dan een veertigtal Soldaaten liep 's nagts, met geweld, het Huis open van den Heer Goh en, floeg de glazen van buiten en van binnen ~ ftukken , bragt aan Behangzels en Huisraad eene fchadetoe, die boven de veertien honderd Guldens beliep. Niets het geringfte werd tot verhindering in 't werk gefield. Geen wonder dat'de Heer Cohen zich des beklaagde. Men zogt dit wanbedryf des Krygsvolks, 't geen de Staaten onlangs, te hunner beveiliging, derwaards deeden komen, te vergoeden door den Klaager te verzoeken, dat hy de fchade zou doen opneemen; alles te herftellen, en de Rekening aan de Stad te bezorgen, die aannam dezelve te betaalen (§). Wyk (*) N. Neder!. Jaarb. 1786". bl. 483- enz(t) Zie onze Vadert. Etst. XI. D. bl. 89. (J) N. Nederl. Jaarb. 1786. bl. U47. XXXIV. BOEK. I786. Balddaadigheid der Krygsbezettingbinnen Amersfoort. %  XX'XtV. boek. 178$; H.Scmr.cE te TVyk by Daurjlede door de Burgers tot Vroedfchap verksozen. (*) Zie onze FadtrL Hist. XI. B. bl. 91. 4i5 VADERLANDSCHE #3"£ Zy/ Duurfteds, mogt het tegenbeeld van Amersfoort, en Utrecht in 't klein, heeten. Het thans verrigtte te dier Stede ftaat in een naauw verband met het daar gebeurde in den verftreeken Jaare (*). Op de toen reeds gelegde grondflagen voeren de Wykenaars voort. Zulks bleek by de aanftellinge van den Heer Hendrik Schilge, in Louwmaand, tot Raad in de Vroedfchap, om de plaats te vervuilen van een Raad, die, om zyne; klimmende Jaaren en zwakke gefteldheid, af/tand van die post gedaan hadt. De Vroedfchap was byeen. De Burgery vergaderde op Trommelflag in de Kerk. De Burger-gecommitteerden vervoegden zich in hunne Kamer op het Raadhuis, verzogten in de Vroedfchap binnen te ftaan; en, daar toegelaaten, dat, zittens die Vergadering, de opengevalle Raadsplaats mogt vervuld worden; dat dit het verlangen was der vergaderde Burgery; het verlangen der Gecommitteerden; dat de Burgery vertrouwde dat dit ook het verlangen der Vroedfchap zou zyn. Toeftemming volgde onmiddelyk; en daar op het vervaardigen der Naamlyst door de Burgers. Ingevolge van het Stads Regeerings Reglement werd, uit een Tweetal, de Heer Schilge tot Vroedfchap verkoozen, en die verkiezing van de puye van 't Stadhuis aan de Burgers bekend gemaakt. Een bedryf waar over zyne  HISTORIE. 41? gyne Hoogheid, en de Stichtfehe Staatsvergadering, hun ongenoegen betoonde. Burgemeesters en Regeerders van Wyk, bedugt dat men, van wegens het daar gebeurde, zou onderftaan om Burgers, in crimineele gevallen, voor een andere Regtbank, dan voor den Geregte der Stad te regt te roepen, voorzagen daar tegen, door de Burgery, by openbaare Afkondiging, niet alleen te waarfchuwen; maar zelfs te verbieden, geene bevelen, van wien of van waar dezelve zouden mogen "komen, buiten die der Stads Ma gittraat, te gehoorzaamen, waar dooi men Burgers, In- en Opgezetenen dei £>tad zou oproepen voor eenen anderer Regter of Regrbank; doch van zodanige bevelen der Magiilraat terftond kennis t< geeven, op dat dezelve daar in zou kunnen handelen, als zy oordeelden ter handhaavinge der Stads en Burgerregten te behooren. Even als te Utrecht, was te Wyk, de twintigfte van Lentemaand ter daadlyke Invoennge van het Nieuwe Stads Regeerings Reglement beftemd; en ging deeze omtrent op dezelfde wyze toe. Zes Raaden betuigden hunne gereed- en bereidvaardigheid om den Eed op 't zelve af te leggen; de overige zes weigerdeï zulks. Voor het Stadhuis verfcheen de geheele Burgery in de wapenen. Zo de Magiftraat als de Gecommii teerden waren vergaderd. De Aanbieding der zes Raaden werd, met vol genoegen, aanvaard, XII. deel. Dd en XXXIV. BOEK. De Wykenaars verboden zich elders, dan voor den Geregte der Stad , te regtte laatenftel« len. Het Nieuwe Stads Regeerings Reglement daar ingevoerd.  4i8 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 1786. Hoe men omtrent de weigerende Regenten te werk ging. \ en zy deeden plegtig den Eed op 't Nieuwe Reglement; de Burgery floot een kring, en lag, met ontblooten hoofde, den Eed af. Naa dit ftaatlyk bedryf drong men aan op afdoening der geheele zaake. De weigerende Regenten bleeven volharden by hunne weigering. De Burgers wilden niet vertrekken. De ftellige verzekering der aanweezende Raaden, van den volgenden dag op het Stadhuis te zullen verfchynen, gepaard met de dringende verzoeken der Gecommitteerden, wrogten zo veel uit, dat de Burgers, onder die bepaaling, in het aanblyven der Vroedfchap Hemden, en beflooten, 'sanderen daags weder gewapend te verfchynen. Men wagtte alle oogenblikken tyding te zullen verneemen hoe het in Utrecht met dezelfde zaak, als die zy onderhanden hadden, was afgeloopen; doch, ondanks alle genomene maatregelen, bleef men daar van dien dag onkundig. Niets werd intusfehen onbeproefd gelaaten, om de weigerende Raaden over te haaien; doch zonder vrugt. Een belegd mondgefprek liep af zonder iets te vorderen. Hun voorllag, om eerst door 3e Voorftemmende Leden , met medewerking des Stadhouders , van hunnen Eed ontflaagen te worden, kon geen ingang vinden. De onkunde van Utrechts lot kon niet naalaaten by veelen anzekerheid, by zommigen verflaagenheid, :e verwekken. Algemeen was de vrees, dat  HISTORIE; 415 dat ook de volgende dag zonder het begeerde daar te ftellen, zou afloopen 5 deege vermeerderde de gisting in de gemoederen, en deedt het befluit vormen, om niet uit de wapenen te gaan, vóór dat volkomen aan het verlangen der Burgery Voldaan zou weezen. Volgens affpraake vergaderde de Burgery, 's anderen dags morgens, voor het Stadhuis. In vrugtloos wagten verliep het eene uur voor, het ander naa, zonder dat men iets vernam van eenige verandering in de gevoelens der weigerende Raaden. Dit marren moede, eischte de Burgery, dat het Reglement door die Heeren zou beëedigd, of zy van hunne Raadsplaatzen vervallen verklaard worden. Tot naa den middag zou men hier mede getoefd hehben. Maar op liet inloopen der tyding van het wel gelukken te Utrecht, vorderden zy daadlyke afdoening; en werden, op den eifch der Schutters en Wagtvryen, de Raadsplaatzen dier zes Heeren opengevallen verklaard. Waar op de Magiftraat de verkiezing van twee Raaden deedt afkondigen, 't welk door de Burgery met een drievoudig Hoezeel werd beantwoord, en de Burgery bedankt, die ook kort daar op haare Dankbetuiging ter Vroedfchap fchriftlyk overleeverde. Hier mede was de Raad in zo verre voltallig, dat dezelve, volgens Stads Regten , kon vergaderen; de Schepensbank bleef voltallig, en welhaast werden, volgens het thans aangenomen en bezwooDd 2 re» xxxiy: BOEK. 1785, Deztlvs /an liunnë josten /crvallen ixrklaard, /  42o VADERLAND SC HE XXXlV. BOF K. Hos GedeputeerdeStaaten dit opnamen, i i ! 1 < I Publicatie voor die ■ van Wyk beraamd, ! 1 : j ( 1 1 : ren Reglement, de overige Raadsplaatzen vervuld. Gedeputeerde Staaten lieten onverwyld aan de Regeering van Wyk een Staatsbe-, fluit toekomen, by 't welk zy de Afzetting der zes Raaden, en de Aanftelling van anderen, voor van geener waarde hielden, en verzekerden, dat deeze Heeren, in 'het bezit hunner Raadsplaatzen, tot den naastaanftaanden twintigften van Wynmaand, zouden worden gehandhaafd: met'verbod aan de Perfoonen in hunneplaatzen gefteld, om eenig Magiftraats iedryf te volvoeren. Eenige Hee¬ ren, benoemd om te beraadflaagen wat :e doen om dit werkftellig te maaken, sragten eene Concept Publicatie te voorèhyn om dezelve te Wyk te laaten afkondigen, en verder den Hoofd officier ;e magtigen, om zulks ten fpoedigften e volbrengen, en by verhindering daar n met den noodigen Byftand voorzien e worden. Ook ontving de Procureur lïeneraal last om Crimineele Procedures te>'en zodanige Perfoonen te onderneemen, ds hy vermeenen zou te behooren. De Publicatie hieldt in, eene herhaaing van het gemelde aanfehryven der Gedeputeerde Staaten; en hoe des onlanks de afgezette Raaden niet weder n den Raad geroepen waren, en de Madftraats verrigtingen volvoerd werden, ioor de in hunne plaats' gefielde Perfooien ; „ met uitdruklyken last aan de , Vier pretenfelyk aangeftelde Raaden; » ora  historie; 42* *, om zich, binnen vier en twintig uu- ren, naa het doen der Publicatie, met „ de daad te ontdoen van hunne Raads- plaatzen, waar in Staaten verftonden „ dat zy op eene gansch onwettige wy„ ze gefteld waren, met expres bevel „ en last aan denzeiven en aan alle an„ riere Perfoonen, dat zy de zes oude „ Regenten, gerust zouden laaten waar„ neemen en uitoefenen hunne Ampter „ en Bedieningen, op poene, dat die ziel „ tegen deeze Bevelen verzettende, iet! „ zouden doen of onderneemen, ftrydi^ „ met deezen uitdruklyken wil, daar over ,, als Verftoorders van de algemeem „ rust, en zich fchuldig gemaakt heb „ bende aan eene verregaande Ongehoor „ zaamheid der wettige Bevelen en vai „ der Staaten hooge Magt, ten ftreng „ ften, ook zelfs , naar exigentie vai „ zaaken, met den dood zouden wordei „ geltraft." De weete van die Staatsbelluiten ei van de beraamde Afkondiging kwam nie binnen Wyk, of een groot getal Burger vergaderde in de Kerk en beraadflsagd hoe zich in die netelige omftandigheid t p-edraagen. De uitilag was woordelyl ° De Gecommitteerden der Burgery t „ verzoeken, om, uit naam der Burge „ rye, aan de Ed. Agtb. Magiftraat t - " verklaaren, dat de Burgery zeer ge , voelig was, zo over het niet toelaate ' der Stads Gecommitteerden in de Sta; " ten Vergadering, als vooral over d Dd 3 „ w XXXIV. BOEK. 1786. D 1 l l j Befluit der fVykenaaren daar j s tegen. 8 tl .-  422 vaderlandsche XXXIV. Boek. 1786. 1 j „ wedcrregtlyke handelwyze der Heeren „ Staaten ten opzigte van fFyk,Hs weln ke as» die Stad, tot hier toe niet had„ den laaten geworden, de Notulen van „ Hun Ed. Mog. Vergadering, waar door „ de Stad buiten ftaat bleef, op 't geen » in dezelve, ten naadeele dier Stad, ge„ vonden wordt, te kunnen beantwoor„ den. —— En voorts, dat, daar die „ Burgery, ten opzigte haarer politieke „ Regeeringsbeftelling, geen Wetgeever, „ dan de Hem des Volks, erkende, en 4 Ult dat beginzel ook alle haare daaden, ii in deeze dagen voortgevloeid waren, zy niet "kon gedoogen, dat, van we9 ëen lmn Ed. Mog. eenige Publicatie, , de Domeltique Regeeringsbeftelling dier (, Stad betreffende, zou gefchicden : en „ daarom verzogt, dat de Magiftraat het , publiceeren van zodanige Publicatie , , of de adfiftentie daar toe aan den Ge, regte dier Stad geliefde te interdicee- ren; en dat, indien zulks in weerwil , van dien egter gebeurde, dan, door , nadere Publicatie , van de Magiftraat , ïllico mogt worden gedeclareerd, dat , die Publicatie gehouden wierd voor , informeel, en van geene waarde, en , dus geen effect forteeren kon, en ge, houden moest worden als niet gefchied; , met renovatie der Publicatie deswegen , te vooren gedaan, en met inhefie van , zekere zwaare pcene tegen de geenen, , welken zich daar volgens niet gedraa, gen, Declareerende die Burgery ver- „ der,  HISTORIE: 423 r, der, dat zy, uit hoofde van haaren; l, plegtig geftaafden Eed, het Collegie „ van Heeren Gecommitteerden zo wel „ als de Magiftraat dier Stad, op alle „ mogelyke wyze, zelfs met Goed en „ Bloed, by het nieuw geïntroduceerd " Regeerings Reglement, tegen allen op„ pofitie, zullen befchermen." Gecommitteerden der Burgery, dienden in eene buitengewoone Magiftraats Vergadering deeze gevoelens der Wykenaaren in. Ingevolge van het Staatsbefluit vervoegde zich de Hoofd-officier van Wyk, de Graave van Rechteren, met den Advocaat Gobius, benevens den Pander van den Hove, op den vyftienden van Grasmaand, te dier Stede, om de betwiste Publicatie aan te plakken, met verzoek van den noodigen byftand. Doch de Magiftraat begeerde, en ook het Geregt, vóóraf, de Publicatie te zien, om te weeten of zy de aanplakking konden dulden , dan niet. Onverrigter zaake keerde de Hoofd-officier dien eigen avond te Utrecht te rug. Onaangezien het invallend Paaschfeest werd 's volgenden daags eene buitengewoone Vergadering van Gedeputeerde Staaten belegd, om verflag te hoo ren. Men ftelde vast een Brief aan die van Wyk te zenden, en vertrok, den anderen dag de Graave van Rechteren weder na Wyk; waarhy, zonder byftand van het Gerecht, en zonder het trekker van de Klok, de geweigerde Publicatie afkondigde. Onmiddelyk gevolgd dooi Dd 4 ee- K.XXIV. 5 o e k. [786*. De Publicatie en een TegenPublicatiedaar afgekondigd.  4H VADERLANDSCHE XXXIV B O BK. I7M Pe Regee- iing fchryft aan GedeputeerdeStaaten tot Verdeediging van haar gehouden ge- Aan den Stadhouder om geen Krygsvolk je jenden eene Tegen-Publicatie van de Magiftraat. Wegens welk gehouden Gedrag de Magiftraat een Dankadres ontving. Gedeputeerde Staaten ontvingen fchryvens van de Wykfche Regeering, 't welk een nader betoog vervatte van de bevoegdheid der Burgery, tot het uitzetten der zes verlaatene Raaden, en het aanfteilen der nieuw verkoozenen; met beklag over, en verklaaring tegen het beflootene omtrent de Stad/Fy&, inzonderheid wegens het afkondigen en aanplakken der Publicatie; met mededeeling van • 't geen Burgemeesters en Regeerders, tot handhaaving van hun Stedelyk Regt , reeds noodig geoordeeld hadden , daar tegen te voorzien, en eene allerernftigfte verklaaring van hun oogmerk, om zich niet alleen aan den inhoud van dat Staatsbefluit, en de daar op gegronde Publicatie, by hun als van onwaarde en als een inbreuk op de Stads- en Burgerregten gehouden wordende, niet te zullen gedraagen; maar ook, om alle geweldige middelen, die, ter uitvoering van dezelve, tegen hun mogten omhelsd worden, op gelyke wyze, en door dezelfde middelen, af te keeren, en niet dan met opoffering van Goed en Bloed te zullen bukken. Aan den Stadhouder liet de Wykfche Regeering, in 't laatfte van Grasmaand., een Brief afgaan, met kennisgeeving van haar dugten, dat de Twee Voorftemmenue Leden, met weinige Regenten der Stad Utrecht, niet zouden aflaaten om  HISTORIE; 425 Om hunne onwettige bedreigingen en het onverzettelyk voorneemen te haarer Overheerfching, tegen de Stad Wyk en derzelver Inwoonderen , zo veel mogelyk , tot daadlyke uitvoering te brengen, van den Herken Arm zich zouden willen bedienen; en van zyne Hoogheid Patenten voor Krygsvolk na Wyk verzoeken. Van dit te verleenen zogten zy den Capitein Generaal af te maanen; dewyl zy, op geenerlei wyze, konden verpligt worden, om binnen de Stad, of derzelver Grondgebied, Krygsvolk te ontvangen, buiten hunne byzondere voorkennisfe, en uitdruklyke bewilliging Zonder deeze zouden zy allen aanmarsch en aannadering van Krygsvolk na Wyk en betreeding van het Grondgebied door't zelve, „ hou„ den voor een Attentaat van Geweld, „ en zulks door alle mogelyke geweldige „ Middelen afkeeren." Waarom zy vertrouwden, dat zyne Hoogheid, door het verleenen van Patenten geene oorzaak zou geeven, „ dat zy zulk eene handel„ wyze, in gevolge van het Regt, 't geen hun als een integreerend Lid en j, Stemhebbende Stad van Staat, toe' kwam, zouden moeten refconteerer. „ met zodanige onaangenaame en nadruk lyke middelen, als men gewoon is al leenlyk, ingevalle van openbaar Geweld. ,, tegen zyne Vyanden te appiiceeren, er „ dat dus zyne Hoogheid, als Stadhou „ der van deeze Provincie, tegen hur f, wel zou gelieven te voorkomen en tc D d 5 „ ver XXXIV, SOEK. i  XXXIV. li O E K. 1786, Verbiedt 3e afgezette Raaden zich voor den Hove te vervoegen. 1 3 1 1 i 1 3 ( EenPander van den Ploye Jia ! Wyk ge- ■ monden en < in hegttnis j gezet. (*) Zie hier boven bl. 417. 426 VADERLANDSCHE „ vermyden, dat geene 't welk tot een „ grond van een uit te barften Burger,, oorlog notoir zou kunnen «rekken." — De Stadhouder oordeelde deezen Brief niet te kunnen beantwoorden, vóór dat hy denzelven ter kennisfe der Staaten des Lands van Utrecht gebragt hadt. De Raad van Wyk, onderrigt, dat de afgezette Heeren een opontbod ontvangen hadden om voor den Hove gebragt sn gehoord te worden, ftelden hun eene Aankondiging ter hand, by welke zy hun lerinneren aan de gedaane Publicatie (*), :n aanzeggen, om zich, als Burgers en ingezetenen, volgens dezelve ltiptlyk te redraagen, en den Raad buiten de onlangenaame noodzaaklykheid te houden, )m tegen hun, naar den inhoud dier Afcondiginge, te handelen; zo nogthans, lat zy die Heeren niet wilden beneemen le toevlugt tot zodanige middelen, als :y mogten goedvinden, wegens het geleurde op den één en twintigften van lentemaand, tegen de Burgery, op eene vettige wyze, te werk te Hellen, over:enkomftig met de Regten en Voorregten Ier Stad Wyk. Staaten van Utrecht, zeer gebelgd op de Wykenaars, wegens het invoeren van het Regeerings Reglement, en het beëedigen ;an 't zelve; over het verlaaten van die legenten, welke den Eed geweigerd hadden  HISTORIE. 427 den; het verkiezen en aanftellen van vier 1 anderen ; het niet bevorderlyk zyn der' Publicatie, en het beantwoorden des Briefs ■ van Gedeputeerden, in, huns oordeels, allerhoonendfte en ongepaste uitdrukkingen, zonden, by het ten einde loopen der Meymaand, den Pander van den Hove, Johannes Valburg, benevens een Bode van 't Hof, om op de gemelde gronden van misnoegen, die de Procureur Generaal gewigtig genoeg tot dien ftap oordeelde, drieCitatien tot Crimineele Dagvaarding te doen. De eerfte goldt de Heeren Haantjes, Beckering, van Leeuwen, van Ossenberg, Schilge en Beren burg, in de hoedanigheid van daadlyk werkende Magiftraatsleden; de tweede betrof de Heeren Dirk Volkmars, Cornelis Sam, Jan van Wepel en Jacobus Hoogveld, als nieuw aangeftelde Raaden; en de derde was ingerigt tegen Mr. Adriaan de Nys, Gecommitteerde uit de Burgery. De Pander volvoerde eerst zyn last by van Wepel en Beckering; doch zich ren huize van Berenuurg vervoegd hebbende, gaf deeze te kennen iets van dien aart niet te kunnen aanneemen, buiten voorkennis van Burgemeesteren, en verzogt den Pander hem naar 't huis van den Burgemeester Haantjes te willen vergezellen; waar de Pander zyn Boodfchap aflag. Doch naauwlyks hadt hy het lee- zen CXXIV. tOEK. [786.  423 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. ,178$. VriiEtlooze pooging om hem vry'te krygeu. j 1 i ^ i I ] 1 ] 1 i zen der Dagvaarding geëindigd, of eert Deurwaarder en twee Boodens namen hem in verzekering, en bragten hem terftond over in de Stadsherberg, waar een Deurwaarder, een Boode en twee gewapende Burgers, zonder toegang te mogen verleenen, hem bewaakten. — Deeze behandeling den Pander aangedaan, die vervolgens uit de Herberg in de Stads Gyzeling werd overgebragt, grondde men daar op, dat hy, door zyne Dagvaardingen, in weerwil van der Stede Publicatie, het Regts- en Grondgebied van Wyk gefchonden hadt. De Mede-afgevaardigde Boode liet men vry vertrekken, en naa Utrecht terugkeeren. By zyne wederkomst, gaf hy het Hof berigt van 's Panders wedervaaren en lot. Misnoegen en fpyt vervulden de gemoederen. De Hoofd - officier van Wyk .oefde niet met derwaards te gaan. 's Anleren daags verfcheen hy, om den Panier, op ftaande voet, uit zyne verzekeïng te onttlaan en hem te doen te rug reeven alle de Papieren, met welke deeze ïa Wyk was afgevaardigd, indien dezelre hem niet reeds weder ter hand geteld waren. - Geen van beide gebeurde. Juiten kennis der Regeeringe gaf het Geegt te verftian, in deeze zaake, niets e kunnen doen; by dezelve kon de ï )ofd officier zich vervoegen om op zy1e vorderingen antwoord en voldoening, vaar 't mogelyk, te bekomen. Het  HISTORIE. 420 Het verflag van deeze vrugtlooze pooging des Graaven van Rechteren, om den Pander des Hofs ontflaagen te krygen, hadt ten gevolge, dat Gedeputeerde Staaten eene buirengewoone Staatsvergadering deeden befchryven om de zaak der Wykenaaren in ernftige over weeging te neemem De Raadlkg door Heeren Gedeputeerden, by de ontvouwing van 't geen te dier Stede gebeurd was, kwam hier op neder; dat de omHandigheden der Stad Wyk, gemerkt de vrugtïoosheid van alle tot hier toe aangewende poogingen, vereischten dezelve, door middel van den fterken Arm, tot rede te brengen, en ten dien einde drie Staatsleden derwaards af te vaardigen, gefterkt door een vereischt aantal Krygs lieden, om de zaaken aldaar weder o\ een geregelden voet te herftellen, en di< Stad tot gepaste Gehoorzaamheid aan d< Staaten te beweegen. Met byvoeginj om, vóóraf, van deeze maatregelen aai de Bondgenooten , by eenen Brieve, ken nis te geeven, en de gepastheid zo we als de noodzaaklykheid van deeze han delwyze voor oogen te houden, als zul ' lende dienen tot herftel der rust en goede orde, en handhaaving van der Burge ren Regten. — De nadere beraadflaagin hier op fttlde men den tweeden van Zo mermaand tot den tienden uit. Middelerwyl werd bet Hof, door d Staaten gelast, tot het doen eener Afkor. - diginge, met bedreiging van Schavcrhaï lin XXXIV; BOEK. Beraadflaa» t'inj om den fterken Arm tegen die van PP'yk te ge*, bruiken. 1 t l 1 r 3 ; Aandrang op het loslaaten van ' den Pander I  430 VADERLANDSCHE XXXIV. boek. Weigering der £/7ykenaaren, en opontbdd des Hoofdofficiers. ] ] 1 1 ( ( ( ] t ( ] C ling op die van Wyk, ingevalle den vast* gezetten Pander eenige mishandeling moge worden aangedaan. Een brief, tot geleide van de Afdrukken der Afkondiginge, vermaande de Regeering van Wyk, om den Pander, hoe eerder hoe liever, te ontflaan, en hem de ontnomene Papieren weder te geeven. Doch wel verre van naa het leezen deezes Briefs, den Burgeren en Ingezetenen eenige kennis te geeven van de bedreigende Afkondiging, Helde het Geregt dezelve in handen des eerften Burgemeesters om vervolgens nader overwoogen te worden. Reeds hadt de Regeering van Wyk ter Staatsvergadering een Brief gezonden, sehelzende een Vertoog van derzelver bevoegdheid om den Pander in hegtenis :e neemen, tot handhaaving van de Reg:en en Privilegiën der Stad. Zy ging ïog een flap verder en deedt aanfcbryr'mg aan den Hoofd-officier Graave van Rechteren, die zyn gewoon verblyf e Utrecht hieldt, om, binnen den tyd ran vier en twintig uuren, zich in Wyk e laaten vinden, om het officie tegen len Pander Valburg waar te neemen; »f dat, bleef hy hier in naalaatig, zulks loor den Voorzittenden Burgemeester Baantjes zou verrigt worden. Staaen van Utrecht daar en tegen verboden len Hoofd-officier eenige Crimineels legtsgedingen tegen den Pander te onierneemen.  HISTORIE. 431 In de buitengewoone Staatsvergadering, waar men den bovengemelden Raadfljag der Gedeputeerde Staaten nader zou overweegen, ging het zo vlot en vaardig niet als veeien zich verbeeld, en misfchien gewen scht hadden. Heeren Geëligeer- de Raaden konden, daar de ftemmen in hun Lid ftaaken, geen fchriftlyk Befluit uitbrengen, en lieten het berusten by een Voorflag tot aanfchryving aan die van Wyk, ter vrylaating van den Pander. — De Edelen kwamen ecnigzins verder, voor als nog waren zy tegen het gebruik van Geweldige Middelen; doch niet langer, dan tot dat de pooging om die van Wyk by aanfchryving tot' ontflag van den Pander te overreeden, zou beproefd zyn. Werd deeze geweigerd, dan wilden zy Heeren Gedeputeerden tot het inroepen van Krygsvolk gemagtigd hebben. Ondertusfchen werd de Brief dien men beflooten hadt na Wyk af te vaardigen, door Gedeputeerde Staaten, fchoon reeds vroeger daar over vergaderd, nog niet in gereedheid gebragt; dewyl die van den Hove zich zouden verfchoond hebben, daar toe hun raadflag uit te brengen, om zich niet buiten ftaat te ftellen tot de uitoefening der Regtsfpraake, welke, in dit geval, van hun zou kunnen gevorderd worden. Het Verzoek der Huisvrouwe van den Pander by de Vroedfchap van Utrecht, dat haar Man, als zynde een Burger dier Stad, mogt te rug gevorderd, aan den Ge- XXXIV; HOEK. 178ÓNadercBeraadflaaging over het gebruiken desGewapendenArms. Pooginsreti tot het loslaaten des Panders.  43^ VADERLANDSCHE XXXIV. iiOE K. 1786. Vonnis over hem geflaagen. j < ] 1 I Geregte van .Utrecht overgezonden , e» daar, volgens de Privilegiën dier Stad, te regt gefteld worden, vondt geenen ingang Het Geregt hier op gehoord, wilde, om vermeerdering van gefchillen voor te komen, 'er geen befchikking op maaken; aangezien de Staaten den Hoofdofficier dier Stad reeds gelast hadden, geene Crimineele Regtsgedingen tegen den Pander aan te vangen, en Heeren Gedeputeerden, volgens Staatsbefluit, verzogt waren den Pander te rug te eifchen. Op den Brief der Gedeputeerde Staaten, over het ontflag van den Pander, antwoordde 't Geregt der Stad Wyk, in de zaak des Panders niets te kunnen doen; doch dat zy geen ander Souverain erkenden , dan de Staaten van Utrecht, in welkers naam het Geregt alleen de Juftitie bedient, en dat zy ook ten naadeele van den Pander geen vonnis zouden uitbrengen. —De Magiftraat volhardde by tiaar gevoelen, en hadt dit ten gevolge, dat, naa 't verloop van bykans tien maanden, door Burgemeesteren en Schepen, die de Staaten te Utrecht vergaderd voor onwettig hielden, op den acht en twin:igften van Sprokkelmaand des volgenden [aars, een Vonnis over hem werd uitgeprooken, inhoudende, dat het Geregt, er yoldoeninge aan den eisch des Raads, )tn in deezen eene afdoening van zaa;en te bekomen, gezien en onderzogt ïebbende de ftukken deezen aangaande , loor den Heer eerften Burgemeester, in he*  HISTORIE. 433 bewaaring hebbende het Schoutsampt van Wyk , ingediend , verftaat, „ dat drie „ Origineele Papieren of Requesten, de ,, Dagvaardingen behelzende , door den „ Dienaar der Juftitie, --op de puye van „ den Stadhuize, in het aanzien van den „ Pander, openbaar zouden worden ver,, fcheurd. Voorts werd de Pander ver„ boden om zyn leeven lang binnen „ IVyk, of op 't Grondgebied der Stad, ,, te komen; onder bedreiging , dat „ hy, zich dit vermeetende, als een „ Schender van het Grondgebied, aan „ den lyve zou geftraft worden, en hy „ voorts in de Geregtskosten verweezen, ,, die, binnen vier weeken, naa het af„ kondigen van het Vonnis, zouden „ moeien betaald, of hy verweezen worden om in een Werkhuis, met zyner handen arbeid de kost te winnen, tot „ zo lang aan den inhoud van dit Von„ nis, ten aanziene der Kosten, zou zyn „ voldaan (*)." Naardemaal de Pander, onmiddelyk naa het voorleezen van dit Vonnis, de geëischte penningen, die zes honderd Guldens beliepen, aan het Geregt ter hand ftelde, volgde zyn ontflag uit eene hegtenis, welke zo veel raadpleegens en woelings veroorzaakt hadt. Zeer kort reeds naa het invoeren van het nieuwe Regeerings Reglement, en de daar aan verknogte verrigtingen, hadden die (*) Zie het geheels Vonnis in ds N. Nefcrl. Jaarbt t787. bl. 504. XII. deel. Ee 3 O EK. [786. Wyk in taat van :egenweeï jebfagt.  434 VADERLANDSCHE ÜX.XIV. BOEK. Het Corps Groene Jaagers ©pgerigt. ] i i i die van Wyk, in de onzekerheid hoe hun' bedryf zou worden opgenomen, en of, van der Staaten zyde, niet veelligt geweldige middelen zouden aangewend worden, het geraaden geoordeeld, daar tegen te voorzien. Gefchut, Kogels, Kruid, en Lood werd van veele kanten derwaards gevoerd. Men flopte, tot op twee na, de toegangen tot de Stad; brak de Bruggen voor de twee andere Poorten af; en rigtte de Sluizen zodanig in, dat men het omliggende Land fpoedig onder 't water zou kunnen zeiten. Weeklykfche Bedettonden werden ingefleld. Wanneer de Handelingen ter Staatsvergadering een meer dreigend voorkomen aannaamen, en 'er beraadflaagd werd over het gebruik des fterken Arms, begon het zints lang verfpreide gerugt, wegens een gewapende onderneeming op Wyk meer en meer geloofs te vinden, en ie yver om 'er zich tegen te dekken, lan te wakkeren. By de reeds genomene maatreglen tot tegenftand, richtte nen eene gewapende Bande op, onder ien naam van het Corps Groene Jaagers aekend, welke dienen zou ter plaatze waar nen oordeelde 'er het meeste voordeel /an te zullen kunnen trekken. Der Doopsgezinden Leeraar te Leyden Fr. Ad. van )er Kemp, en de Heer C. P. Chasv e l e i n , Secretaris van de Academifche /ierfchaar te Leyden en Schout van LeyIer dorp, die beiden met raad de Wykeïaaren fteeds ten dienst geftaan hadden, wil"  historie; 435 wilden 'er, hoe vreemd het ook ten aanzien des eerstgemelden klinke, de daad: by voegen, de eerfte bekleedde by dit Corps, ten Zinfpreuk voerende, pro: pace et bellO) de post van Capitein, de tweede die van Luitenant. Om de noodige verfterking van Manfchap te bekomen, vaardigde dit Corps« eenen rondgaanden Brief af aan alle de; Gewapende Genootfchappen van Neder-1 ■land; by welken zy , uit aanmerking, i 'dat zeer mogelyk, eerstdaags ter Staatsvergadering^ een Befluit zou vallen om de Stad Wyk met Krygsvolk te bezetten, die Genootfchappen des ten fpoedigften verwittigden; op dat zy zich by tyds zouden kunnen gereed maaken, om, op de eerfte tyding des aantochts van Krygsvolk na Wyk, zich derwaards te kunnen begeeven; „ ten einde met vereenig„ de kragten," gelyk zy fchreeven," dit j, Attentaat op de Burgerlyke Vryheid „ tegen te gaan, en af te weeren." De Magiftraat keurde dit bedryf van \ het Jaager Corps met loffpraake goed, f en noodigde ,, alle braave Ingezetenen 1 „ der Republiek, die met hunne Burgers * „ ter kragtdaadige afweeringe van gewel,, dige Overheerfching de handen wilden w in een Haan," uit, om zieh, ter hunner befchuttinge, na Wyk te willen begeeven, hun verzekerende van befcherming. Nog fterker drukten zy zich uit, in eene Afkondiging den negentienden van y Ée 2 Hooi-; 3 0ek. [786. Brief raft it Corps an de Gei gapende Jenootchappeni JitHoodiing der lagiftraai an d«zele gsdaaiü Afkonding ten jordejls  436" VADERLANDSCHE xxxrv. BOEK. i?H6 van de te hulpfchietcnden. Hooimaand, woordlyk van deezen opmerkenswaardigen inhoud. „ Burgemees» teren en Regeerders der Stad Wyk by •» Duur (lede, met genoegen geïnformeerd '> zynde, hoe verfcheide Ingezetenen der » byzondere Provinciën, zich gedeclareerd » hebben , geneegen te zyn om deeze » Stad en Burgery , als het nood zal » zyn, volgens het Verbond der Unie, » tegen allen Geweld en Overheerfching » van deszelfs Stedelyke Regten, te ko" men verdeedigen en befchermen; doch » dat die braave Nederlanders gaarne 5» vooraf eenige verzekering hadden van * de Protectie der Magiftraat van deeze » Stad, van welke zy, in geval van zov danig eene Adfiftentie, behooren te » jouisfeeren; hebben, naa rype Delibe« ratie goedgevonden en verftaan, gelyk j, hun Ed. Agtb. goedvinden en ver„ ftaan by deezen, dat een iegelyk, die „ ter zaake voorz. zich herwaards na dee„ ze Stad zal begeeven, met alle mogelyke „ Protectie van de Magiftraat, en het ge„ woone Burgerrecht deezer Stad, zal be„ gunftigd en van het noodige Logiment en „ Alimentatie zal voorzien worden, en dat ,, boven dien alle dezelve, des begeerende, „ tien ftuivers daags, tot hun verder onder„ houd, genieten zullen; en eindelyk dat de' „ Gekwetften, mitsgaders de Weduwen en „ Weezen der Ge/heuvelden, hun leeven »» lanë geduurende , behoorelyk zullen on„ derhouden worden; terwyl de Magiftraat „ deezer Stad genoegzaame voorzorg , „ om-  HISTORIE. 437 „ emtrent een bekwaamen voorraad der X „ noodige Leevensmiddelen , zal in 't b „ werk Hellen. Qualificeerende hun Ed. - Agtb. by deezen het Provinciaal Corps i „ vrywillige Jaagers alhier, onder de Zin„ fpreuk pro pace et bello, om „ ten dien einde Contributien, welke el„ ders voor deeze Stad gefchieden, te „ ontvangen, om daar van voor zo verre „ dezelve verftrekken zullen, de voorz. „ Betaalingen te doen, en verder alles „ te verrigten, wat het zelve Corps, tot „ Defenfie deezer Stad , zal oordeelen „ te behooren." Uit eene Alge¬ meene Provinciaale Vergadering der Gecommitteerden van de Schutteryen, Vrycorpfen, en Genootfchappen, uit alle de Steden en het Platteland der Republiek, te Utrecht byeengekomen, werden drie Heeren gezonden, om de fterkte van Wykt en het Plan van Verdeediging op te neemen. Deezen bragten verflag, dat zy ten hoogften voldaan waren over 't een en ander, door de Commisfie van het Corps Groene Jaagers, daar te werk gefteld. Dit Jaager Corps, met zo veel goedkeurings, lofs, en vertrouwens, door de" Magiftraat van Wyk vereerd, werd met een geheel ander oog befchouwd doorStaaten van Utrecht te Amersfoort vergaderd, die, ten zelfden dage der even opgegeevene Aankondiging, een Befluit ten opzigte van dit Jaager Corps namen, by 't welk zy den Tytel des Genootfchaps Gelegalifeerd Provinciaal Corps Groene JaaE e 3 gers XXIV. o ek. 7%6c ïet Wy\- cheJaager ^orpsdoor le Atntrs' roorfche ïtsatsleden gewraakt.  43^ VADERLANDSCHE XXXIV. boek. Hetjaager- Ccrps in denged der Stad fpyk genomen. gers binnen de Stad Wyk by Duur/lede wraakten; als mede het draagen hunner eigendunklyk aangenomene Veldtekenen. binnen het Sticht, als waren zy door de Staaten gewettigd , welke wettiging zy ontkenden: „ gelastende en bevelende „ alle Officieren en Justicieren van den „ Lande van Utrecht, om hier op regard „ te neemen, en wel toe te zien, dat „ onder voorgeeven van Lidmaatl'chap „ aan zodanig Gepretendeerd Provinciaal „ Groen Jaagers Corps, geene Veldteke„ nen binnen derzelver Diftricten wor„ den gedraagen; maar tegen de zulkena „ ingevolge van de Wetten van den „ Lande, te procedeeren." Van dit Beiluit eeniger Staatsleden om een Genootfchap te vernietigen, 't welk by de Wykfche Regeering in blaakendé gunfte ftondt, en dezelve ten fteunpylaar verftrekte, werd aan hetzelve kennis gegeeven op Zondag, wanneer het, naa 't eindigen der openbaare Godsdienst, den twee en twintigften van Hooimaand, by trommelflag op de Markt was byeenge-, roepen. Capitein van ij er Kemp, voor de vergaderde Bende het woord opvattende, vroeg aan alle de Leden hoofd voor hoofd, of zy geneegen waren onder hunne Bevelhebbers te blyven dienen? Een toeftemmend Ja! bekomen hebbende, ftelde men vast de Regeering te verzoeken om dit Corps Stedelyk te wettigen. Niet bezwaarlyk viel het deeze Wettiging te verwerven. Dezelve ge-  • HISTORIE. 439 gefchiedde den volgenden dag, wanneei het Corps zich weder op de Markt vervoegde. De Vroedfchap verfcheen aan 't Front. De Major de Nys las het den Eed voor. „ Dat het Corps der „ Ed. Agtb. Magiftraat , en de goede „ Burgery , gehouw en getrouw zou „ zyn, en dezelve helpen kragtdaadig te s, befchermen in het handhaaven van der* „ zeiver Privilegiën en Regten!" DeHeer van der. Kemp voerde weder het woord, cn verklaarde aan alle Leden de kragt van den Eed door hun gedaan. Waar op, ten betoon van goedkeuring en toeftemming, een algemeen Hoezee.' werd aangeheeven, ten befluite van dit plegtig bedryf.—Met den aanvang van Wintermaand •lag Jonkheer van Re nesse van Wilp zyn post als Collonel der Wykfche Schutïery en van het Corps Groene Jaagers, by eenen Brieve, neder. De Nys volgde hem in die Waardigheid en ging diens Inhuldiging, met Krygseere toe, beflooten door een Maaltyd ten huize van den ouden Heer Deleafaille, Lid van het Collegie der Burger-gecommitteerden. Wanneer de Staatsvergadering na Amersfoort verlegd was, gelyk wy boven in 't breede vermeld hebben, en op deezen flap het inrukken van twee Regimenten op Stichtfchen bodem volgde; wanneer het gebeurde te Hattem en Elburg het geheele Land doorklonk, fpelden die van f/yk zich een foortgelyk lot. Op de geE e 4 daane XXXIV. no ek..; 1786. Bevel aan Vrouwen, Kinderen , :nz. om Wyk te IjBtruimea  44ö VADERLANDSCHE XXXIV, boek. Men maak 'er eigen befchikking op di Stads R.e geeringsbCfteUing. daane verzekering der Staaten te Amersfoort vergaderd, dat zy geen oogmerk hadden om dit Krygsvolk tegen Utrecht of Wyk te gebruiken, fchynen de Wykenaars weinig, of liever geen, vertrouwen gefteld te hebben. Althans de Vroedfchap nam een Befluit, tot een Bevel vervolgens afgekondigd, „ om alle Vrou3, wen, Kinderen, oude en gebrekkige „ Lieden, met de Goederen der blyven„ de Burgeren, de Stad te doen ruimen, „ om deeze aan het Geweld van een In- „ landfehen Vyand te ontrukken!" • Een bevel, van hoe ontzettend eenen aart, dat terftond werd naagekomen: want welhaast zag men eenige Vaartuigen met Menfchen en Goederen belaaden, van den wal fteeken, terwyl andere bezig waren met zo treurig eenen last in te fchee- pen. De plaats der zwakke weg- trekkenden, wérd aangevuld door Gewapenden, die uit Amersfoort, Thiel en elders , die binnen Wyk trokken. : Gelykheid van omilandtgheden, baarde gelykheid in handelwyze. De Staaten te . Amersfoort vergaderd, fchreeven de Wy* ■ kenaars, even als die van Utrecht, aan, om ten gewoonen tyde der Regeeringsverandering in Wynmaand, de Regeering, by voorraad, te doen aanblyven. Zeer verre was men, van zich naar deeze begeerte te willen fchikken; en maakten de reeds gedaane flappen, het onmogelyk, zouden zy zich zeiven gelyk blyven, en het ingevoerde Nieuwe Regeerings  H I S T O R I E. 441 jtings Reglement doen werken. Volgens 't zelve,°werden door Kiezers, op den gewoonen tyd, twee nieuwe Burgemeesters aangefteld, de Heeren Raaden Th. Cork. Beckering en H. Schilge. Naardemaal de Stadhouder niet hadt kunnen goedvinden, uit eene voorafgezondeneNaamlyst van Schepenen, eene Verkiezing te doen , ging de Raad zelve hier mede voort, en benoemde tot die post grootendeels Perfoonen, die kortlings, in plaats der afgezette Raaden, tot Vroedfchappen gekoozen waren. Meer dan ééns hadden de Wykenaars den Hoofd-officier, Graaf van Rechter en, aangemaand, om na Wyk te komen; doch deeze Heer hadt hier toe niet kunnen befluiten. Thans drongen zy op nieuw dien eisch nader aan, en fchreeven zyn Wel Ed. Geftr. om zich, binnen twee maal vier en twintig uuren, binnen Wyk te vervoegen, met bedreiging, dat, ingevalle van naalaatigheid, zyn Ampt voor opengevallen zou verklaard worden. Op het invorderen en behandelen van 'sLands Penningen, hadt Utrecht, in eenen Brieve aan de Schouten van het Sticht, zich vertoond als alleen uitmaa kende het Berde en Voor naam ft e Lid der Staatsleden van dit Gewest, en als zodanig, beftemming daar overgedaan: dit nam Wyk euvel op. De Magiftraat fchreef aan Schouten en Gadermeesters ten Plattenknde om geene bevelen, omtrent de Ee 5 be- xxxw. boek. I7S6. De Hoofdofficier te Wyk opontboden , en da2 gefteld. Schryven aan de Gadermeesters over het behandelen der Landspenningen.  442 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. F De Hervormingvin het Re glement des geheelen GeWeets baart nieuwe zwaarigieden, . i - ) ] ■\ t ! 1 behandeling van 'sLands Penningen, op naam der Staaten of Gedeputeerde Staaten , veel min aanfchryvingen van de Stad Utrecht te gehoorzaamen. Viel in de Stad Utrecht en in Wyk by Duurftede zo veel voor, wegens de Stads Re geeringsbeftellingen, hadt dit alles zo veel invloeds op de Staatsvergaderingen van het Sticht, als wy gezien hebben, dan zal het ons geenzins bevreemden, dat het andere gewigtige Stuk; daar onder handen, de Hervorming van het Regeerings Reglement des geheelen Gewests, traaglyk fpoedde, of liever geenen noemenswaardigen voortgang maakte. Schoon, zonder afdoen van dit punt al het Stedelyk verrigtte, luttel kon betekenen, en de ftaat, in welken zich dit Gewest thans bevondt, op den duur, niet beftaanbaar was; want eenmaal zou het tydftip moeten komen, dat 'er eene volledige Staatsvergadering vereischt werd, al ware het alleen tot het inwilligen van den jaarlykfchen gewoonen Staat van Oorlog, en van de Provinciaale Belastingen; ook was het duidelyk te voorzien, iat de nieuwe Raad der Stad Utrecht, ;n die van Wyk, even min in geen dier ^asten zou toellemmen, of de wettigïeid eener Staatsvergadering erkennen, 'óór dat de nieuw verkoozene Raaden er Staatsvergadering waren aangenomen. Zolang deeze tweedragt tusfehen de Staatseden voortduurde, zouden die Steden, velker Afgevaardigden niet erkend wer-  HISTORIE. 443 dsn, zich genoodzaakt zien, om, of ge- ] heel de gevraagd wordende Petitiën te i weigeren, of haar aandeel zelfs ter Ge- ■ neraliteit te zenden. Het eerfte zou by i de Algemeene Staaten als een inbreuk op het Bondgenootfehap wordin aangemerkt , terwyl het andere by dezelve niet zou kunnen worden aangenomen, als onbevoegd, om in het Staatsweezen eenige andere mede toebrengende en befluitende Leden te erkennen, dan de Staaten der Gewesten, die eigenlyk het Bond- genootlchap uitmaaken. Dan laaten wy nagaan wat omtrent een zo belangryk ftuk, 't geen reeds zo veel beweegings gebaard hadt (*), verder voorviel. Ter Staatsvergadering in Lentemaand drongen de Afgevaardigden der Stad Ut- < recht, volgens Befluit, aan op de afdoe-j ning der Provinciaale Bezwaaren. Hee- ( ren Geëligeerden betuigden, dat, alvoo- f rens zy tot het benoemen van eene Com-x misfie tot dat einde, konden overgaan, [ zou behooren bepaald te worden. Foor eerst, dat Stad en Steden zich zouden dienen te ftellen in haar geheel, om over de Schikkingen met zyne Hoogheid, betrekkelyk het veranderen der Conftitutie in den Jaare mdclxxiv vastgefteld, te zamen Staatswyze, zo wel ten opzigte van de Provinciaale, als Stedelyke Regeringsvorm , te kunnen handelen, tt? \ f*) Zit onze Feterl. Bist, IX, D. bl 5. iXXIV. 786". Op welfe :en voet ! ieëiigeer • en eene Commisfie aar toe bilden beoemdhei).tn.  444 VADERLANDSCHE XXXiV. BOEK. I78t5. Asntnerkiiu'enhier op genuakt. Ten tweeden, dat over het onderwerp der Onderhandelingen met den Heer Erfftadhouder, by de Staaten, met gemeen overleg van de Leden, eene Initructie van de Commisfie zou dienen beraamd en daar by de Punten geregeld te worden. Ten derden, dat het een en ander, alzo in orde gebragt en geregeld zynde, vóór het daadlyk beftemmen der Commisfie, de Heer Èrfftadhouder, den tyd zou dienen te benoemen, wanneer hy zodanig eene Commisfie zou gelieven te ontvangen; met de hoofdzaaklyke mededeeling van het einde, waar toe die zou {trekken; en daar op Hoogstdeszelfs Antwoord zou dienen te worden ingewagt. Drie punten , waar op door eenigen werd aangemerkt, dat Heeren Geëligeerden, als met ronde woorden verklaarden, nergens in te wilien komen: naardemaal voorwaarden op te werpen, die, of, gemerkt de tydsomftandigheden, geheel onmogelyk waren; of, die van een naafleep van tyd zouden zyn, welke niet te bepaalen was, kwam hun voor het zelfde te weezen, als een volledig weigeren, en affiaan van het zenden eener Staats-commisfie, om de geheele zaak eindelyk af te doen (*). . . De Edelen verklaarden hunne bereidvaardigheid om de Commisfie terftond te beraamen. — Die van Amersfoort namen het Befluit van (*) Pan Vxn de» Nedsr.Rhyn IX. D bl. 107.0.  HISTORIE. 445 van Utrecht over,- en ftemden in met het gevoelen der Edelen. Rheenen nam het een en ander over. Weshalven 'er niets bepaalds beflooten werd. Op een volgende Staatsvergadering maakte de Stad Amersfoort bekend, dat zy den Burgemeester Kolf benoemd hadt in de Commisfie tot dc Onderhandeling ter afdoening der Provinciaale Bezwaaren in 'j Gravenhaage. De Edelen fielden voor om by de Geëligeerden aan te dringen om iemand tot de gemelde Onderhandeling te beftemmen; de Afgevaardigden van Utrecht drongen hier op mede ten fterkften aan: waar omtrent Geëligeerden eerst gevorderd; doch vervolgens aangenomen hebben, om hun Lid daar over te befchryven: ten einde ter naaste Vergaderinge, een volledig Befluit uit te brengen. Ondanks deeze han delwyze van het Eerfte Lid, ftelde men. op aandrang der Ridderfchappe en var de Stad Utrecht, vast, Heeren Gedepu teerden 'te magtigen, om in de befchry ving tot de Vergadering, die in Hooi maand ftondt gehouden te worden d< Afdoening der Bezwaaren, als een bui tengewoon punt op te geeven, en daa over als dan te raadpleegen. Inmid dels volhardde, op eene buitengewoon Vergadering, het Eerfte Lid by de wei gering om in de voorgeflaagene Gommis fie aan zyne Hoogheid over een nieu\ Regeerings Reglement toe te itemmer Naa welke verkkaring de Ridderfchap i XXXIV. boek. Verwyl in de Benoeming van Perfoonen tot die Commisfie, C r i c  Ifxxiv, 23 O E K. 1786* Jïefiuit der Geëligeerden. » x 9' * >• tl H »> » 446 VADERLANDSCHE 't midden bragt, om des aangaande by meerderheid te beflisfen; en verzogt by de Staatsleden rondvraag te doen. Deeze gefchiedde; doch zonder vorderen: vermids de ftemmen aan de tafel der Edelen ftaaken. Men ftelde des het afdoen deezer zaake uit tot de Staatsvergadering in Hooimaand. Die tyd verfcheenen zynde, waren Heeren Geëligeerden gereed met een zeer opmerkenswaardig Befluit, waar uit wy '£ een en ander moeten aanftippen. „ Ver* re waren zy, naa een aandagtig on- > derzoek der ingeleeverde Bezwaaren, > en de Stukken daar toe dienende, van > die alle te kunnen befchouwen als Wet- > tige Bezwaaren, en inzonderheid onder > die alle de zodanige, welke regelr-egt . ingerigt waren tot omkeering van de > thans ftandgrypende en plegtig bezwoo- > ren Conftitutie van Regeering, over, eenkomftig het Regeerings Reglement van de Jaare mdcexxiv. -— In te. gendeel vonden zy zich verpligt, ge* dagtig aan derzelver Eed en bezwooren Trouwe, den Lande, tot voorftande van deszelfs Conftitutie van Regeering gedaan, te verklaaren, geenzins van zich te hebben kunnen verkrygen, om, op eenigerlei wyze, te kunnen toetreeden of inftemmen tot het daadlyk invoeren van eenige Verandering of Vermindering van al het geene, waarop de Digniteiten van den Heer Erfftadhouder, mitsgaders Capi- „ teil!  HISTORIE; 447" .., tein en Admiraal Generaal van de Stad, ,-, Steden en Landen van Utrecht, in den „ Jaare mdccxlvii, eenpaarlg by alle „ de Leden van Staat, overeenkomftig ,, met het Regeerings Reglement van den „ Jaare mdclxxiv, waren opgedraa- „ gen, en aanvaard geworden. Met »» verdere Verzekering, van niet te zul„ len kunnen toelaaten, dat tegen eene „ zodanig eenpaarig vastgeftelde Confti„ tutie van Regeering, by Meerderheid, „ door derzelver Medeleden, de Souve- raine Vergadering van dit Gewest me„ de helpende uittnaaken, ietwets wierd beflooten, veel min in train gebragt 5 ,> verklaarende, in zodanige onverhoopte » gevallen, alle zulke handelingen, voor s, nu als dan, en dan als nu, te moeten „ houden voor informeel, zonder, op „ eenigerlei wyze, daar aan gehouden „ te willen zyn. „ En dit alles te meer: dewyl zy, uit „ alles wat hun voorgekomen was, ten „ voorgewend vertoon, niet flegts van de gevoegzaamheid, maar zelfs van de „ noodzaaklykheid , tot het veranderen „ en hervormen, zo niet het volkomen „ vernietigen van het bezwooren en als „ nog ftandhoudend Regeerings Regiew ment, niets hadden kunnen ontwaar „ worden, ftrekkende te hunner overtui„ ging, dat het zelve onbeftaanbaar zou „ weezen, met de Privilegiën, Handves„ ten, en Geregtigheden van den Lande ■> van Utrecht, en van de drie Leden * „ van XXXIVé boek. I73Ê.  XXXIV. li O e K. I786. Befluit de Ridderfchappe. 443 VADERLANDSCHE „ dien; of ook met de oude en welher„ bragte Costumen." Niet tegen¬ gaande dit alles maakten zy geene zwaarigheid, om, onder zekere bedingen, eene Onderhandeling met zyne Hoogheid aan te vangen (*). Waar toe zy vervolgens , uit hun Lid benoemden, de Heeren Pesters, Cockengen en van Sterrenburg. r Breedvoerig uitgewerkt was het Befluit der Edelen en Ridderfchappe. Zy betuigden, „ dat zy eene vrye Staatsregee„ ring met een Stadhouder, hielden voor „ de waare Republicainfche Conftitutie deezer Landen, zo als dezelve, naa „ afwerping van het Spaanfche Juk, „ met Goed en Bloed der Voorouderen ,, verkreegen en gegrond was," en hunne gezindheid , om ingevolge van hun pligt, die Conftitutie te handhaaven, en ongekrenkt aan de Naakomelingfchap over te reeveren; als mede hoe zy bereid waren, niet tot omkeering, maar tot bewaaring, bevestiging en verbetering van die Conftitutie, op Conftitutioneele gronden, mede te werken. Ingevolge van der Ingezetenen Bezwaaren, met betrekking tot het Reglement van den Jaare mdclxxiv kwamen ze neder op deeze drie Punten. „ Foor eerst, het Redres van alle ingefioopene Abui- (*) Extract uit de Refolutien van Heeren GeëlU geerde Raaden , uitmaakende het eerfte Lid vajQ Staat van den Lande van Utrecht j July 17Ï6,  HISTORI E. 449 fi Abuizen tegen de letter en meening 5, van 't zelve Reglement. Ten twee- 'y, den, het \vegneemen van .allen wille„ keurig Gezag, het welk daar by aan „ den Stadhouder toegekend wordt, en 5, door welks daadly^e. uitoefening de „ vryheid van ftemmen weggenomen, eri j, over zulks de aart onzer. Conftitutiè is, omvergeworpen zoude worden. ——-* ,, Ten. derden, het Herftel van de Provin,, cie in het genot van die Dominicaale of Geestelyke Goederen, by 't zelve „ Règlement aan de Provincie ontnó'}, men." . . , • , - . ■. %, Over deeze drie. Hoofdpunten deelde de Ridderfchap haar gevoelen mede; doch merkte ten Hot .aan-, ten opzigte van die alles te moeten verklaaren,. dat de Leden 't Zelve ter Beraadfiaaging van, de Staateli bxagten, alleen in die overtuiging, waar irt Zy altoos geftaan hadden, „ dat geené „ Verandering in de Regeerings Regle-r meuten, van byzondere-Leden van Staat „ gemaakt en gelegalifeerd konden, wor- den, clan met Content en Approbatie „ van de Staaten, als. de. eenige Sotive? ,i, rain over de Stad, Steden en Landen „ van Utrecht;' en diensvolgens met uit» druklyke tegenverklaring, in gevalle men. dit anders rriogt begrypen, en de een of ander der Medeleden, zich des betreffen? de,, aan het oordeel der Staaten zou willen onttrekken; als dan wilden zy het tiaar voor gehóuden hebben, dat bok dit Reglement niet ter beraadfiaaging van de Xll. ceel. Ff Scaa-i XXXIV. boek.  45° VADERLANDSCHE .XXXIV boek. 17S6. Begrip der Stad Utrecht, Staaten gebragt; maar aan de Ridderfchap zelve overgetaacen wierd. En vermids de Edelen altoos van gedagten geweest waren, en nog in dit begrip (tonden, dat alle Veranderingen en Verbeteringen in het Regeeringsbeftuur, met medewerking en toeftemming van den Erfftadhouder, behoorden bellooten te worden, althans dat men die moest zoeken te verkrygen, meenden zy dat alle Befluiten der Staatsleden, op dit ftuk reeds ingebragt of nog in te brengen, behoorden gefteld te worden in handen van eene daar toe beftemde Commisfie,ten einde daar over met zyne Hoogheid, of diens Gelastigden in onderhandeling te treeden, een Confiliatoir te beraamen,en binnen eenen bepaalden tyd daar van verflag te doen, om vervolgens Staatsgewyze 'er over te befluiten, ten meeste nutï te des Gewests (*y. Zy benoemden daar toe uit hun Lid de Heeren van Schc« n a u w e n , N y e v e li) t en van Schalk wyk. Van wegen de Stad Utrecht, die gewis in begrippen verre van de Voorftemmende Staatsleden verfchilde, volhardde men by de tot die Commisfie reeds benoemde Heeren Eyck en van der Does, en eenftemmig bepaalde men, om, naa 't verloop van zes weeken, over dit (*; Extract uit de ReCohitien van de Heeren Edeten en Ridder/chap der Provincis van Utrecht i Tul/ 1786.  HISTORIE; 4J* 9it Onderwerp nader te handelen; inmiddels zyne Hoogheid daar van kennis, en het deezen in zyne keuze te geeven, om de Onderhandelingen in is Gravenhaage of binnen Utrecht te houden. — Te deezer Vergaderinge hadden de Steden Amersfoort en Rheenen geene Afgevaardigden gezonden; de eerfte om dat zy de gevorderde vry waaring, wegens de vermeende onveiligheid, niet bekomen hadden; daar die van Rheenen, als geene Bezwaaren opgegeeven hebbende, het misfchien noodloos oordeelden, Gemagtigden af te vaardigen: Wyk was, zints een geruimen tyd, buiten de Staatsvergadering gehouden. Onder de Stukken ter tusfchenvallende overweeging beftemd, was inzonderheid een Brief des Stadhouders te dier Staats vergaderinge ingekomen, uit Middelburg den derden van Hooimaand gefchreeven. Met leedweezen hadt zyne Hoogheid vernomen, ,, dat de zaaken in het Sticht, „ en byzonder in de Steden Utrecht en i, Wyk, nog veel meer buiten haar ge„ heel en in verwarring gebragt waren; „ en mogt hy het voor hun Ëd. Mog. t, niet verbergen, by het voortduuren i, deezer onlusten, niet dan de nadeelig„ fte gevolgen voor dat Gewest te moe» ten voorzien en verwagten." Hoogstdezelve vleide zich als nog, dat Staaten des Lands van Utrecht, inbyzondere aanmerking zouden neemen, „ het door hun reeds aangedaid onderFf a „ fcheid XXXIV»' BOEK. [786. Inhouif :ens Brief3 ran zyne Hoogheid iit onder,vcrp betreifende*  452 VADERLANDSCHE X'XXIV. boek. „ fcheid tusfehen Wettige Bezwaaren der „ Ingezetenen, en tusfehen de nieuwe Onti, werpen van Veranderingen en zoge„ naamde Verbeteringen in den form en „ beftellinge der Regeeringe, en dat dee* „ ze laatfte niet anders zouden worden ,i aangezien, dan als Onwettige Bezwaa- ren , ftrydig met de Conftitutie van ,f Regeering, in de Jaare mdccxlvii „- en vervolgens bekragtigd," Niet tegenftaande zyne Hoogheid zyne gedaane betuigingen herhaalde, om, zo veel mogelyk, het zyne toe te brengen tot heeling der gemaakte fcheure, en herftel der rust, vertrouwde hy, ,, dat « hun Ed. Mog. overreed zouden weea zen, dat hy, Ëeds- en Pligtshalven, niet „ zou kunnen of mogen acquieleeeren » aan eenige zodanige esfentieele Veran,* deringen in de Conftitutie der Regee» » ringe, als by veele der opgegeevene i, Bezwaaren waren voorgefteld, of aan „ verfcheide daar by voorkomende Pun,1 ten, welke eene directe betrekking had„ den op de Vermindering der Regten „ en Preëminentien, die hem, conform „ den letterlyken inhoud van het meer ,y gedagte Reglement, en volgens dien w dukklyken zin en meening, welke daar ,„ aan zedert deszelfs eerfte Introductie „ af en vervolgens door alle de epoques van deszelfs werking, tot den Jaare !v mdgclxxxiv toe, buiten fchaduw „ van twyfel was toegekend, wettig com» peteerden, „ Doch  HISTORIE. 453 Doch, hoe zeer hy in't begrip ftondt, „ dat het zyne Pligt was en bleef, de „ geëtablisfeerde Conftitutie heilig te bewaaren, en dat in geene aanmerking „ daar tegen behoorde te komen, welke „ oude , doch, naar de zomtyds heer5, fchende invloeden, telkens gevacilleerd .., hebbende Gebruiken en Concesfien, zo als die onder de Bisfchoplyke Regeering, en vóór de Grondlegging der „ Urne, elkander hadden afgewisfeld, naar „ den fmaak en byzondere oogmerken ,, van zommigen, als verkiesbaar, weder„ om zouden kunnen en behooren inge„ voerd te worden; wilde hy nogthans „ by deezen voor hun Ed. Mog. gaarne „ openleggen, dat, voor zo verre onder 3, de ingeleeverde Bezwaaren,eenige Puni, ten mogten voorkomen, welke noch „ op de Losmaaking der Conftitutie, noch „ op de Infractie op zyne wettige Prero„ gativen, waar van hy kon noch mogt afzien , directelyk uitliepen, hy dess> aangaande tot alle redelyke en voor de „ Provincie en deszelfs Ingezetenen heil „ zaame faciliteiten zeer geneegen was.': Ten aanziene van verfcheide Bezwaa ren, in de Brieve zelve opgeteld, wa: hem gebleeken, „ dat de Sentimenten, „ der refpective Inleeveraaren, zeer on ,, derfcheiden, en van elkander verwy 3, derd waren, en dat ook, naa derzei „ ver onderzoek, de beoordeeling vai „ Heeren Gecommitteerden , dien aan „ gaande niet eenpaarig was geweest Ff 3 » XXXIV, soek. 1  XXXIV, BOEK. irm. 5 » 3) d d ri b ti U 454 VADERLANDSCHE » terwyl veele Leden der Regeerin? óe. " felve a!s oanoodig en niet overeen te " bre"gen met het waar belang der Prou vmcie bleeven aanmerken. Dan, hoe» danig het daar mede mogt gekeken » weezen, hy zou gaarne bereid zyn om mede te werken tot het elucidceren, en dehnieeren van alles wat tot de Con» .ltuiuie der Regeering van het Sticht » in t algemeen, en van de Stad en St*» den byzonder betrekkelyk was , en » noodzaaklyk zou behooren geëclaircisieerd of verbeterd te worden, op eene i wyze', wa8r door, zo verre dit in * menschlyke khikkingen mogelyk was, > de aanleiding ter vcrwydering, eens » vooral werd weggenomen, en teffens een > iegelyk, wie het ook zou mopen zvn, ■ gerust gefteld tegen alle regtma'tige be' Kommermgen, van ten eenigen tyde bv » de uitoefening der Erfftadhouderlvke i Prerogativen, in zyn Regten en Vry. , rieden te kunnen worden benadeeld en dat men, in tegendeel, zorg draage, dat het Publiek Welzyn en belan? t welk Ons boven alles ter harte gaat ni alle opzigten, zo veel mogelyk, in t oog gehouden en bevorderd worde " Voorts verzoekt zyne Hoogheid, om e ingeleeverde Raadflagen, op >t' ftuk sr Bezwaaren, te deezer Staatsvergadeng ingediend, te mogen ontvangen, en :rhaalt zyn aanbod, om, met GenW?den uit de Staaten in Onderhandeling tieeden, en, „ voor zo verre hy het s>, in  HISTORIE. 455 , in gemoede zou kunnen doen, met op" offering van eenige Perfoneele en alzins wettige Agrementen, zo als die „ by hem, door wylen zyn. Heer Vader en Vrouwe Moeder, en door wylen " zyne Majefteit Koning Willem den , 111, geduurende Hoogstdeszelfs Stadhouderfchap, in het Sticht zyn geëxerfeerd geweest, mede te werken tot " hei Hel der Harmonie en goede Orde." In het vertrouwen van een gunftigen uitfiag, vondt zyne Hoogheid zich gefterkt, „ om dat in 't geen by „ Stad en Steden, met betrekking tot „ derzelver vermeende Stedelyke Regee„' ringsbeftelling, mogt weezen beraamd. „ 't zy in overeenkomst met de inge ,', bragte bezwaaren, 't zy met meerden 3, of mindere afwyking van dezelve, b} „ de refpective Staatsleden tot nog to< „ niet was geapprobeerd, en ook to „ geene legaale confistentie hadt kunnei gebragt worden." Twee opmerkelyke herinneringen flui ten deezen Brief, welke wy woordly] zullen affchryven. „ In de eerfte plaat moeten wy de vryheid neemen onde '' de aandagt van U Ed. Mog. te brer „ gen, dat wy, van de Heeren Staate " der refpective Provinciën, by verfche: '„ de gelegenheden, de uitdruklykfte vei „ zekering ontvangen hebben, van dei „ zeiver geneigdheid, om de. vasrgefte „ de Conftitutie , ieder in hunne .Pre 9S vincie, te willen confervecren en man : - Ff 4 »t XXXIV, BOEK. 1786". I S r 1 l11i-  3 <-i ë K. 3 9 f I > » t > # » I »: 45^ VADERLANDSCHE » tineeren, dat die Conftitutie in 't by. »> zander is geradiceerd in de exacte be« waaring en handhaaving Van' 't geen ors als Erfihdh'ouder, voor ons en on?.' "e Erfopvolgers, by onze Commisiien, h of Lastbrieven en vastgefteide Regeerings' Reglementen, is 'toegekend,-; en „ dat, op dien grond, nog onlangs, in /. meer dan ëene Provincie, de' aldaar be„ zwooren e Reglementen 'boven allen . lchyri ' van Oppofitie en Verkorting, » P^gtig zyn bevestigd,-, en dat wy gei, volglyk, op die billyke gronden, 'mo« , sm verwagten, dat'U Ed. Mog., die ii altoos eerte gelyke gezindheid, ten op» zigte van hunne Provincie, hebben te V kennen gegeeven, nimmer zullen 'ge, doogen, dat aan de alzo geëtablisfeeri dé Conftitutie aldaar eenige atteinte zal worden toegebragt, en ' vervolgens, > zó Wel de fêhroomlyke gevolgen, die , daar 'uit1 zouden kunnen profiueeren, , 't zy in deeze tyden,'t zy in omftaii, dighèderi welke door verandering van , begrippen, by vervolg, zouden kun, nen exteeren, als het 'notoir ongelyk, . 't welk Wy en ons Huis, daar door i zouden komen te lyden, mogen weri den voorgekomen. 1 „ En,' in de tweede plaats, dat, zo , 'er zedert de oprigting dér Republiek, , ooit een Tydperk heeft geëxteerd,' waar in alle mondén vervuld en zeer veele pennen gebezigd worden met het ophaalen van oude ^Privilegiën, Coa-~ „ ces»  HISTORIE. 4a? cesfien en Regten, zulks in volle kragt „ de Epoque is, welke thans beleefd 9, wordt, en dat zo ook veele Ingezete,*, nen zich ongemeen beyverd hebben, '„ om vcrfcheide pretenfe Bezwaaren en „ Redresfen veel al te bouwen op eene „ zogenaamde Onverliesbaarheid van de„ zelfde Regten en Concesfien, voor zq „ verre' dezelve, offchoon in de daad on„ bellaanbaar met den aart van het Bond„ genootfchap in H gemeen, en de verj, anderde Regeeringsvorm der byzonde„ re Provinciën, aan hunne particuliere oogmerken dienstbaar fchynen; doch „ dat het teffens eene byzondere opmer„ king verdient, dat, in dien zelfden „ tyd, en door dezelfde Lieden, niet p fchynt te worden opgemerkt, dat ons „ getwyfeld geene van alle die Regten, „ Privilegiën en Concesüen op een ma„ nifester en verbindender overeenkomst „ gebouwd, en met een algemeener toe ,', ftemming, en ©vergifte van alle Staats„ leden en Ingezetenen, en met meei „ voorzorgen en herhaalde Corroboratier „ geconcedeerd, of met nadrtiklyker Sanc „ tie van weerszyden bevestigd gewor„ den zyn, als die zelfde Opdragten er „ Reglementen, waar óp wy onze Erf s, lyke Waardigheden, tot op dit oogèn „ blik, bekleeden (*). - .Tol (*) Zie deezen geheelen Brief in de N. Neêerl Jaarb. nU. bl. 705-—715. * ■ Ff 5 xXXtv, BOEK. i  4.58 V A D E R L A N D 5 C II E XXXIV Ji 0£K. Perfoonen door zyns Hoogheid tot die Onderhandeling bcaoemd. De onderhandelingen zonder vrugtafgegeorooken, (*} N. Neder/. Jaari. 1786. bl. 703, . Tot het houden der Onderhandelingen verzogt zyne Hoogheid de Heeren, Jr. Jan Elias, Baron van Lynden, Lid van de Ridderfchap des Kwartiers van Nymegen en buitengewoon Raad des Furftendoms van Geks en Graaffcbaps Zutphen, Burgemeester, Schepen en Raad der Stad Nymegen; Mr. Abraham Otto Florentyn Vatebender, Gewoon Raad des Furftendoms Gelre en Graaffchap Zutphen en Mr. Willem van Citters, Buitengewoon Afgevaardigde ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, wegens Zeeland. Zy werden gevolmagtigd om, in den naam des Stadhouders, zo fpoedig hunne betrekkingen en omftandigheden zulks toelieten, zich na Utrecht te begeeven, om de Onderhandelingen, over de Verfchillen in het Sticht ontftaan, en de vermeende Bezwaaren , door zommige Ingezetenen opgegeeven, met Heeren Gelastigden van hun Ed. Mogenden te beginnen en voort te zetten. Heeren Gedeputeerden be¬ tuigden , op 't einde van Hooimaand, hun gevoelig genoegen, over de keuze van zyne Hoogheid, en namen dee^e Bezending aan (*). Half Oogstmaand was de tyd beftemd om over deezen Brief en het Stuk der Bezwaaren nader te handelen; doch het gebeurde in 't begin dier Maand te Utrecht  HISTORIE. 459 recht en te Wyk, en de toeneemende ver- ' wydering der Staatsleden, vóór het einde J * dcrzelve, van eene.voHlaagene Scheuringgevolgd j deedt de aangevangene Onderhandeling tusfehen eene Stnatscommisfie en Gemagtigden van zyne Hoogheid vrugtloos afbrceken. Zo hoogloopende Gefchillen, in een der Bondgenooifchaplyke Gewesten, konden, gelyk wy, in het voorbygaan, reeds het een en ander, dit aanduidende, aan geroerd hebben , niet gevoerd worden, zonder dat men van Bemiddeling fprak, en daar toe poogingen aanwendde; doch met even weinig gevolgs als de Onderhandelingen met den Stadhouder, 't geen niemand zal bevreemden, die zich herinnert hoe wydgaapend de Verdeeldheden tusfehen de Staatsleden geworden waren C)- 't Zal egter, ter volledige voordragt, noodig weezen, dat wy 'er iets pepaalds van optekenen. Wanneer, met den aanvang van Herfstmaand, in Gelderland en het Sticht de fterke Arm zich verhief om de gereeze ne Gefchillen te beflisfen, vaardigden Staaten van Holland aan de Staaten dier Gewesten, Brieven af ter ernftige afraading van dit gevaarlyk, en by hun gewraakt, middel, en om den weg van Bemiddeling, als veel veiliger en wenschlyker, aan te pryzen^ met aanbod van hun- (*) Zie hier boven. bl. 361; :xxiv. ; o e k. 17B6." 'oopinpen ier Bnniïrenootcn;ot Bemidleling, Staatenvsn Holland bieden hunne Bemiddelingaan.  xxxfv. boek. Zeelands cn Overysfels gespelen. Gelderland en friesland behoemen Gevolmag. tótden. j 460 VADERLANDSCHE ne goede dienften. Waar van zy, al? mede van de by hun genomene Maatregelen, de Staaten vm Zeeland, Friesland, Overysfel en Siad en Lande verftendisden (*). 8 Zeeland befchouwde de zaak van Utrecht als gefchikt tot een gemeenfchaplyk overleg, en wilde des nader met Holland raadpleegen. Overysfel tradt geheel en volvuurig in de Maatregelen van Holland, met betuiging van den weg der Bemiddeling by hunne Bondgenooten ftnaaklyk te willen maaken. , Siaden Lande was geneegen dien weg op te liaan. Gelderland bragt ter Vergadering van hun Hoog Mogenden eene Benoeming van de Bemiddelaars in de zaaken van Utrecht; te weeten de Heeren Jr. Jan E l 1 a s Baron van Lynden (een der Comrnisfarisfen door zyne Hoogheid benoemd om met de Voorftemmende Leden te handelen (f)) Schul, Heeckeren van Enghuizen, Lidth de Jeude, Haarsolte van Yrst, en Rheede van den Parkelaar. — Vriesland berigtte daar toe beftemd te hebben de Grietmannen Eysinga, u'Amoraal Rengers enden Burgeneester van Workum Petrus Cam?er. Deels ftonden zo de Gelderfche als. (*) Zie den Inhoud deezer Brieven in onze F adert, I'A XI. D. bl. 176. (t) Zie hier boyen bl. 458,  rf» HISTORIÉ? 4®| MS de Friefche Benoemden, by Nederland bekend als geene Vrienden en Voorftanders van 't geen men ten deezen dage de Volkszaak heette. Ter Zeeuwfche Staatsvergaderinge werd töt die Bemiddeling voorgedraagen, de Heer Guillaume Friderik Godin, Raad der Stad Veere\ eenigen wilden daar aan toegevoegd hebben de Heer Wilhem Arno ut van Be veren, Secretaris van bet Land; Zienkzee ftelde daar toe voor den Heer Bonifacrus Mogge Pous, en verklaarde zich tegen de Benoeming des Heeren Godin, als, uit hoofde van diens verwan tfchap met veele en de meeste bedankte Regenten' van Utrecht en andere Staatsleden van dat Gewest, ongefchikt tot het waarneemen van een last, welke niet alleen bekwaame, maar vooral on. zydige, Leden vorderde. Vlisfmgei was°ongereed geweest ter Beaoeminge en hier op gedrongen, meenden de Af gevaardigden reden te hebben, daar me de te kunnen wagten, tot dat verfcheid< zaaken, tot de Commisfie behoorende zouden zyn afgedaan (*> De Amersfoort fche Staatsleden, dii voortvoeren met het houden van afzon derlyke Vergaderingen, fcheenen alle ge dagten ter Verzoening met de Utrecht fche Regeering, thans zo verre van hui ii (*) Net. Zeel. 13. en 16. Nov. 4 en 11. D« XXXIV* boek. 1786. Verfchil Ui Zeeland overdeBeno'eming. ; DcAmers. foortfche Staatslede " fchryven - overdeBe^ 1 middeling/ j aan Hol- i land.  46*2 VADERLANDSCHE XXXIV BOEK. i i i ( Dringen daar op by ^ de Bondgenooten ^ r san. C li 'li C d C 11 i . in denkbeelden en gedraagingen verwy* derd, niet verbannen te hebben. Althans in eenen Brieve, ter beantwoordinge van dien door Staaten van Holland, in den aanvang van Herfstmaand gezonden, betoonden zy hunne bevreemding over het denkbeeld waar in hun Ed. Gr, Mog. Honden, dat zy geheel afkeerig zouden weezen om.de gereezene Oneenigheden in het minnelyke te fchikken, en uit den weg te ruimen; ja de voorkeus zouden geeven om die Oneenigheden, met Magt en Geweld, een einde te doen neemen, liever dan aan eene minnelyke voleinding te willen, denken. Zy konden niet be?rypen hoe hun Ed. Gr. Mog. immer n zodanig begrip hadden kunnen vallen* laar zy alle mogelyke middelen hadden n 't werk gefteld en alle wegen van genaatigdheid ingeflaagen, om, indien mogelyk deeze zo verdetflyke onlusten uit len weg te ruimen (*). Naa dien tyd deeden zy openlyker en nmiddelyker aanzoek by de Bondgenoot ïri om ter Verzoeninge hunne goede ienften te willen aanwenden, en verlaarden, by fchryven, in den beginne an Wynmaand, aan hun Hoog Mog. en e Bondgenooten, hun genoegen "over erzelver genegenheid, om de gereezene hieenigheden , overeenkomftig ' de Conitutie en het waar belang van de Pro- vin- (*) Zie den geheelen. Brief in de N. Neder]. jMrf. !i6. bl, 1052.  HISTORIE. 4^3 vinde, door Hoogstderzelver Tusfehenkomst, by minnelyke fchikking, te vereffenen; weshalven zy dit vriendnabuurlyk aarbod, met de leevendigfte gevoelens van erkentenisfe, niet alleen omhelsden: maar, met allen ernst, om een fpoedig bewerkftelligen aanhielden; ter zaake van de meer en meer toeneemende verwarringen, die, by voortduuringe, het geheel bederf van het Sticht ftonden te veroorzaaken. Met den aanvange van Wynmaand tra den eenige Leden van den Raad te Utrecht, met eene zamengeftelde Commisfie, zo uit de Vergadering van Gecommitteerden, als uit de Burgery, in gefprek. over eenige Voorllagen tot Bevrediging tusfehen de Stad en de Voorftemmendc Staatsleden; van welke Voorllagen egter. niets uitlekte. Eer deeze Maand ter einde liep, herhaalden de Voorftemmend< Staatsleden hunnen aandrang by de Bond genooten, in eenen wydluftigen Brieve die met deeze bewoordingen aanving „ Wy vinden ons in de treurige nood „ zaaklykheid om onze gegronde klagter » aan U Ed. Mog. voor te draagen, er „ van dezelve die hulpe en befchermin„ ge te moeten verzoeken, welke de Pro „ vincien en particuliere Steden, Leder „ van de Unie van Utrecht zynde, ziet „ onderling zo plegtig toegezegd hebben, en wel uitdruklyk in gevallen, iaat dezelve Steden of Leden Questie met el' „ kander hebbende* noopende haar liedei Ge XXXIV; BOEK. I786. De Vosr- ftemmende Staatsledes doen des ook aanzoek by de Bondgei nooten. I  404 VADERLANDSCHE XXXIV. DOEK. i » i, )! >' V g le g v. 1 ». Geregtighedeii, beide de Partyen zich mei » langer aan het Regt willen Jubmittee* •» Eene toezegging, die zo i« zeer de grondflag van dit Verbond * maakt, dat de Republiek haar gansch ; oognierk en beftaan, met de verwaari loozing daar van zou misfen; gemerkt » de zwakkere Leden hier in alleen die } beveiliging van derzelver Burgerlyke < Regten en Vryheid kunnen vinden, ■ welke zy anders verpligt zouden zyn geweest by een andere daar toe gei ichikte Magt te zoeken ! Belofte, derli al venwelker vervulling vyy vertrouwen,, als Medeleden van dit Bondgehootfehap, met het volkoracnfte liegt, te mogen reclameeren, in het geval, waar in wy ons bevinden: daar onze Geregtigheden allerduidelykst gefchonden, en onze gemeenfehaplyke Bezittingen zelfs geweld aangedaan worden, door zulken, die wel verre van zich aan het Regt te fubmitteeren , zich thans zo verre emancipeeren, van zelfs de hoogfte Regtbank deezer Provincie, zo als die Staatswyze vastgefteld i.s, te violeeren!" Vervolgens de bedoelingen en bedryen der Stad Utrecht, door ons reeds eboekt, en hier niet noodig te herhaan, in een fterk en ongunftig licht voorïfteld en befchreeven hebbende, als geelddaadiglïeden, ftremmini/en, en fchen1ingen van Regten, die volftrekt alle goedé  HISTORIE. 465 3e Orde den bodem infloegen, en alleen liet Regt van den fterkften zouden doen gelden; die zy , gevolglyk, met geene mogelykheid, by aanhoudenheid, konden of mogten gedoogen, en waar tegen zy in de onvermydelyke verpligting waren, om ten fpoedigften, die hulp en befcherming van hun Ed. Mog. te verzoeken, welke zy meenden, uit kragte van het Bondgenootfchap, van Hoogstdezelve te mogen wagten; daar zy alle de banden, welke de Burger Maatfchappy kunnen vereenigd houden, in het Sticht meer en meer willekeurig zagen verbreeken, en hunne Ingezetenen tegen zodanige feitlykheden , zonder eene genoeg vermogende befcherming, niet konden worden gelaaten, dan met dezelve, in dat opzigt aan de verderflyke gevolgen bloot te Rellen , eindigen zy met aan te dringen, op dat wy hunne eigene woorden bezigen, „ dat Ü Ed. Mog. toch niet geliefden te verwylen, in ons derzelver Bondge- nootfchaplyke Officie, op eene Conftitu„ tioneele wyze, te presteeren, en ons „ by onze Regten te maintineeren; maar ten fpoedigften te coöpereeren, om „ deeze Provincie uit een al te onver„ mydelyk verderf te redden, waar toe „ wy hoopen, dat eene niet uitgeftelde „ prestatie der vrifendnabuurlyke Bemid' deling, of veeleer derzelver vermogen„ de Inductien, ten opzigte van de Be- werkers van zo veele ongeregeldheden, ■ XII. peel. Gg „ van xxxfv^ boek.  466 VADERLANDSCHE XXXIV. Moe. k I7«6. Onder wel. ke VoorwaardendeStadfyïrechi de Bemiddeling wil aanvaarden. I \ ( C i ( 6 i Ö £ 2 ö f ii 7 S G t( C „ van eene vnigibaare en gewenschte mt„ werking zyn moge (*)!" De Regeeiing der Stad Utrecht, die reeds voorheen in Zomermaand verdeeld geweest was, over het inroepen der Bemiddeling, willende eenigen die van Hulland alleen, en anderen die van alle de Bondgenooten (f, betounde zich niet zeer vlot en vaardig tot het aanvaarden der B.middelinge, althans dezelve zondt sen Vertoog aan hun Ed. Gr. Mog., tiet verzekering, dat zy het aanbod ran de Bemiddeling der Bondgenoten /el ontvangen hadden; doch niet, dan mder voorbeding van vier Punten, konen aanneemen. Vooreerst het weeen des ingerukten Krygsvolks van het iion.igebied des Gewests. Ten tweeen, de verbintenis, onder de verzekerde Vry.v.aring van Ho'land, om, geuurende de Onde/ handelingen, geen .rygsvolk op nieuw te doen inrukken. — 'en'derden , het Voorbehou i van alle zonnige byzondere en onvervreem ibaare .egten der Stad, waar ov, r men zich i geene Onderhandeling kon inlaaten — en vierden, dat alle zolanige Leden v^n aar, die zich by derzelver A Ivyftn ea edraaginy;en, als Vyanden der Stad verKind had len , buiten alle te houdene nderhandelingen zouden gellooten zyn. Het (*) V. Nederl.Janrb. i7Rtf. M. T349. en 1304. [t> N. Nedert. Jaarb. 1786. bl. 580.  HISTORIE. 46? Het Staatsbefluit by Holland gevallen, overeenkomftig met den veel opziensbaa- ' yenden Voorflag der Stad Amflerdam om ' den weg van Bemiddeling, zo in Gelderland, als in 't Sticht, op te liaan (*), hadt ( ten gevolge het fchryven aan de Steden t Utrecht, Wyk by Duur ft ede, als mede aan < de Staaten van Utrecht. De laatfte Brief, ' die den voorgemdden verving, liep op j deezen zin, dat hun Ed. Groot Mog. , niet alleen met veel genoegen hadden 1 mogen verneemen, dat hun Ed. Mog.,' niet alleen de by herhaaling aangebodene Bemiddeling gaarne aangenomen ; maar ook betoond hadden hun verlangen, om te verneemen, welke middelen zy, tot Bylegging der heerfchende Oneenigheden, hadden uitgedagt: waarom zy niet wilden afzyn, hun mede te deelen de Brieven zo aan de Regeering der Stad Utrecht als van Wyk by Duurftede gezonden, (trekkende om dezelve aan te maanen tot het aanvaarden der Bemiddeling van de Bondgenooten, en de Stad Utrecht in die gefteltenis te brengen, dat de Onderhandelingen aldaar konden gehouden worden, met vryen toegang en uitgarg in en uit dezelve. „ Ten einde," fchryven zy, „ daar door, eensdeels, nog nader „ aan den dag te leggen het by Ons ge„ adopteerd Syftema van Neutraliteit, en, „ anderdeels , om, ware het mogelyk, (*) Zie onze Vadert. Hht. XI. D. bl. S87. Gg A 1XXÏV\ IOEK. 786. Voorflag 'an Hoiand aan le Steden 'Jtrecht en 'P'yk, als nede aan le Staaten an Ut* •echt.  468 VADERLANDSCHE XXXIV. BOEK. 1786. » het ontftaane misverftand en wantrou» wen te verminderen, en eenen zo » hoogstnoodigen weg tot gepaste Onder- » handelingen te baanen. . Het is » dan ook, Ed. Mog. Heeren! uk hoof5> de deezer beide Confideratien, en wel 5» byzonder van de laatstgemelde, dat ,■> wy Ons verpligt agten, U Ed. Mog. » met dien ernst, welke het belang dee» zer zaake vordert, teveris in ferieufe » bedenking te geeven, of U Ed. Mog. » niet zouden befluiten, om, even als » wy de Regeering van de Stad Utrecht »♦ hebben getragt te permoveeren, om de »> gemelde Stad in dusdanig eene Situa» tie te brengen, dat dezelve tot vrye „ Deliberatien was gefchikt, en aan de \, Leden van Staat en anderen, een vrye » acces tot, en reces uit, dezelve -ver1. zorgd, en daar by getoond te butee» ren het ilaaken van alle extraordinaire , middelen van Defenfie, even zo ook , de Militie in de Provincie Utrecht ge(, bragt, geheel, of wel het voornaarnïle , gedeelte van dezelve, uit die Provin, cie te trekken, en van dezelve te ver, wyderen,- als zullende, naar onze ge, dagten, daar door worden uit den weg , geruimd, dien voornaamen grond van , wantrouwen, welke aan Utrechts Bur, geren fteeds voedzel geeft tot verden, king, met betrekking tot de daar door , gebuteerde oogmerken, en teffens ge, fchikt is, om die kalmte uit de ge, moederen te verdry ven, welker exi-  HISTORIE. 469 n ftentie en aankweeking ten deezen vol„ ftrekt vereischt wordt (*)." Met hoe veel omzigtigheids de UtTechtfchs Burgery, in liet toetreeden tot de fteeds nader aangebondene Bemiddeling, wilden te werk gaan, bleek uit een Adres, den vierden van Wintermaand, uit naam van Gequalificeerde Gecommitteerden en Geconftitueerden van een groot aantal Burgeren en van de Commisfie tot de zaaken van den tweeden van Oogstmaand deezes Jaars by de Vroedfchap ingediend. By 't zelve verzogten zy , dat hun Ed. Gr. Agtb. geene Voorflagen tot Bemiddeling, voor als nog, zouden gelieven aan te neemen; maar, als geen voorneeraen hebbende, om in deezen buiten kennis der Burgerye te handelen, eene Commisfie uit den Raad te benoemen tot het beraamen van zodanige Punten, welke men als voorafgaande, behoorde vast te ftellen, om met de Inleeveraarer van het Adres te raadpleegen, om alzc door dezelven, vóór het toetreeden to eenige Bemiddeling, van die .ontwor. pen Punten aan de Burgery opening t< doen. — Deeze Voorflag vondt ingang blykens de Benoeming der Heeren Smis SAERT, van HAEFTEN, d'AvERHOULT Pronckert en van Hengst , neven den Burgemeester de Ridder, en zou den- de Onderhandelingen ten dien ein d (*) Rejbl. van Holt. 7 en 13 Dec. 1786. Gg 3 XXXIV. 13 O e k. I786". Voorzorg tc Utrecht gedraagen om in de Bemiddeling niet te treeden, zonder des Opening aan deBurgery te geeven. i t t  xxxiv BOEK. 17U. De Vroec fchap va Utrecht fchryftaa de VoorftemmendLeden, wc ger.s de Be jptidttcljng, (*) Zie hier l>oven cl. 391, 47° VADERLANDSCHE * de met den eerden eenen aanvang neemen. Ten zelfden dage vaardigde de Utrechtfche Vroedfchap twee gelykluidende Brie'ven af, een aan de Geëhgeerde Raaden, en een aan de Ridderichap: waar in zy 1 haar gehouden gedrag verdeedigt, gelyk _ de door ons boven opgegeeven inhoud ;uitwyst (*); ten aanziene der Bemidde. ling laaten zy zich in deezer voege hooren. „ Het is waar, zo wel aan de Hee» ren van de Voorftemmende Leden, als »i ook aan ons in het byzonder, is van » wegen eenigen der Hooge Bondgenoo- * ten eene Mediatie aangeboden, tot ver- * effening der fublifteerende Verfchillen; >4 welk aanbod, zo als wy geïnformeerd ». zyn, ook reeds door U H. Ed. en *> door de Heeren Edelen zou zyn aan- >< genomen. Wy kunnen U H. Ed. >, ter goeder trouwe, verzekeren, dat wy » niets vuuriger verlangen, dan dat Rust, „ Vrede, onderling Vertrouwen, en het „ Welvaaren binnen deeze Provincie en Stad, met allen mogelyken Ipoed, her„ fteld worde; maar, daar alle Differen„ ten tusfehen onze Mede-Staatsleden en » ons met onze Burgery, voornaamlyk « rouleeren over onzer Stads Huishoudens lyk Befiuur, het welk wy niet kunnen s, compromitteeren, veel min aan de Be« Qordeeling of Uitfpraak van anderen on« „ der-  HISTORIE. 471 „ derwerpen, welke fustenues, in naa„ volging van voorige tyden, deezen aan„ gaande, telkens op nieuw worden ge„ moveerd: hoe kunnen wy ons dan irn„ mer in eenige vertrouwlyke M.diatie b.geeven, zo lang onze Burgery niet „ eenige gerustftell.nde verzekering heeft „ ontvangen, dat hunne Stedelyke Reg„ ten, en daar onder inz -nderheid de „ hun cornpeteerende Vrye Magiftraatsbe„ Helling, ongefehonden aan hun zullen „ worden 0 ver gelaat en ? Ja, hoe kan het 5, opgevat mistrouwen, ontrent zulke „ Staatsleden, welke hunne Heerschzugt „ hebben getragt te ftyven, zelfs ten „ koste, was het nood, van den onder„ gan.-- van d eze Stad en Burgery, ook „ volkomm worden afgelegd'? En hoe „ kunnen wy onze buitengewoone Mid„ delen van Defenfie ibiaken, zo lange „ die Troep js binnen de Provincie bly- ven, weifee ingeroepen zyn, om die „ zelve Burgery te intimideeren, en te „ bedreigen?" Van de bedoelde Bemiddeling kon men zich niet veel goeds belooven, zo lang die van Utrecht en Amersfoort wederzyus en Regten en Gedraagingen in een zo ongunftig licht befchouwden. Niet beter was het met Wyk by Dut/rfwck, en de Voorftemmende Staatsleden in 't Sticht gelegen, en de Bemiddeling daar even wyd te zoeken. Hoe de Wykjche Regenten deswegen dagten, zal best blyken uit eenen Bueve, waar in zy Verflag Gg 4 doe» XXXIV i o e li. 1786. Hoe men te tf'yk by Luurjledq over de Bemiddeling üagt„  XXXI\ bqek. i?86, (*) Deeze Brief was den 2 van Jan. 1787 gedagtekend. 472 VADERLANDSCHE r doen van 't geen, de Bemiddeling betreffende, te dier Siede, was vourgevallen, en hoe zy oordeelden, dat dezelve moesr ingerigt weezen. Deeze Brief diende ter Beantwoordinge aan Staaten van Holland; en zal het geheel overneemen de zaak in het duidelykst licht plaatzen. „ Toen wy ons," dus luidt dezelve, » in de maanden September en October » des verloopen Jaars (*), door de Ed. » Mog. Heeren Staaten van Groningen » en de Ommelanden, zo gunfèig met eene •> Misfive vereerd vonden, met eene Aan'» bieding van hunne Bondgenootfchaply» » ke Officien, om de Verjchillen op eene » billyke wyze by te leggen, tusfehen Ons .« en de Foor (temmende Leden, en de Ru>t, » Vrede en Eendragt in onze Provincie te » herflellen, hadden wy Ons naauwlyks » durven vlerjgrT, dat U Ed. Gr Mog. »» insgelyks zouden goedvinden eene » foortgelyke Misfive, den dertienden van „ December, aan Ons af te vaardigen. „ Wy hebben. Ed. Gr. Mog. °Hee» ren! geen oogenblik, buiten noodzaa» ke, willen toeven, om U Ed. Groot „ Mogenden, van onze Vredelievende J5 Gevoelens te overtuigen, tot het welk „ wy Ons, door de duidelyke Verklaaring >, van'U Ed. Gr. Mog., die eene ge» paste mediatxe het hst gefchikt mid*  HISTORIE. 473 a middel, om de gereezene Gefchillen op „ eene convenabele wyze, te ver„ effenen , keurden, niet weinig aange» rnoedigd vonden. Eene Mediatie trouwens, door welke onze Stad en 3> Buro-ery gevaar zou kunnen loopen. „ om &de vrugten hunner onvermoeide „ Conftitutioneele poogingen, geduuren ,» de ruim twee Jaaren aangewend, t< verliezen, of befchadigd in te zame v len! Eene vereffening der fubfifteeren „ de Gefchillen tusfehen Ons en de Voor •> Hemmende Leden, op eene wyze me » onze Belangens, met het Heil van on -„ ze Stad en Burgery onbeflaanbaar, „ zal en kan ons, door geenen der Bond „ genooten, en zeker niet door U Ed „ Gr. Mog. die in uwe Provincie een' „ Grondwettige Herflelling verlangen, or, gedrongen worden! • „ De goede Officien, door U Ed. Gi Mog., volgens derzelver Geëerde MiJ „ five in den Jaare mocclxxxv aa „ de Heeren Staaten van Utrecht aang( „ boden, zyn Ons, daar onze Stad „ fchoon een integreerend Lid van Staal „ toen reeds, door de Voorftemmend „ Leden, feitlyk buiten de Staatsvergade „ ring v/as gehouden, by gerugten be „ kend geworden; en op geen meer ze „ kere gronden, Ed. Gr. Mog. Heeren „ zouden wy van de geneigdheid to „ Mediatie der Leden, welken te Amen „ foort byeenkomen, hebben kennis ge „ draagen, indien niet hun Ed. Mog. d Gg 5 „ Hee XXXIV. boek. 1786. 1 » i 2 i t  XXXIV. BO i- K. 474 VADERLANDSCHE *. Heeren Staaten van Groningen cn Om. » mdanien Ons zulks ten hunnen opzip;» te vrzekerd hadden, en indien niSc „ U Ed. Gr. Mog. dit Ons medegedeeld ,, berigt bev,s igd hadden door de \'er» klaarmg, dat U Ei. Gr. Mog. zich volgens deTrou v van het Bondgenontfchap, „ verpligt hadden geoordeeld, hunne Vriend„ nabuimyïe Infiantien by die Staatsleden, 1, welke ie Amersfoort vergaderen, te ysr, nieuwen, men dat gevolg, dat door , deezen de Mediatie zo van U Ed. Gr. , Mog , als van de andere Bondgenooten', , was aangenomen. „ Wy verheugen ons over de geluk, kige reu.-fite der vernieuwde Vnendnabuurlyke inflantien van U Ed. Gr. Mog. daar onze Stad en Burgery aan deezen uitdag verfchukiigd zyn, dat U Ed. Gr. Mogenden ook geraaden heiben gevonden Hoogstderzelver Aanbod ter Mediatie thans in 't byzonder, en wel du recteiyk, mede aan Ons te addresfeeren, en 1 fftns by dit Aanbod eene Copie der nadere Mtsfive van U Ed. Gr. Mog, aan de Staatsleden te Amersfoort vergaderd, "er by te voegen. Een blyk van Attentie, Ed. Gr. dVIog. Heeren 1 het welk wy op den waaren prys wee. ten te fchatten. „ Wy oordeelen de belangen van onze Stad en Burgery niet beter te kunnen behartigen, en teffens te beantwoorden aan het Aanbod van U Ed. Gr. Mog., het welk wy gaarne als een „ blyk  HISTORIE. 475 m hlyk van het opregt verlangen van U Ed. „ Gr. Mog. om alzo te kunnen medever„ ken tot^ae hcrjtelhtig van Eensgezind„ hetd, willen aanmerken, dan door ons „ gunllig te verklaaren, oveieenkomltig „ met den Voorllag van U Ed. Gr. Mog. „ over eene gepaste mediatie, „ van wtlke wy Ons allen heil beloo,t ven, door het Syflcma van Neulrali„ teit, het welk U Ed. Gr. Mog. vol„ gens Hoogscderzelver Misfive aan de „ Staatsleden te Amersfoort, betuigen ge* v adopteerd te hebben. „ Reikhalzende verlangen wy na het „ oogenblik, Ed. Gr. Mog. Heeren! om „ die gewenschte Mediatie daar gefteld „ te zien, en zouden het voor onze Stad „ en Burgery onverantwoordelyk agten, „ indien wy dit Aanbod van U Ed. Gr. „ Mog. niet met den gevoeligften dank „ aannamen. —— Wy wenfchen niets „ vuuriger dan door Ü Ed. «3r. Mog. „ in ftaat gefteld te worden, om die ge„ voelens, gelyk wy wenfchen, te kun„ nen blyven aankleeven. — Ook blee „ ven wy niet in gebreke, hun Ed. Mog „ de Staaten van Groningen en Omtne„ landen van onze bereidwilligheid te ver s5 zekeren, om, benevéss de goede Of ,, ficien van Hoogstdezelve, ook die vat „ andere Bondgenooren, die Ons naam „ lyk deezen dienst volgens de Unie vai „ Utrecht willen bewyzen, te zullen ac M cepteeren. — Omtrent de Heeren Staa „ tei XXXIV. BOEK. 1786. 1 l t  XXXIV. b oek. .1/36. h 476 VADERLANDSCHE » ten van Gelderland, egter, hebben wy » eene uitzondering moeten maaken, en ». deeze moeten wy hier niet alleen ver•i nieuwen; maar ook uitftrekken tot die ?i Provinciën, welke een ander rigtfnoer f m zaaken alleen privativelyk hunne » Bondgenooten raakende, dan U Ed. » Gr. Mog. volgende, zich durven ver^ » meeten hunne Mediatie te interponee» ren, Mediateurs te benoemen (*), zon» der te weeten of wy hunne Mediatie » zullen aanneemen of verwerpen en »• hunne quafi Mediateurs teritoir verlee" nen, "of weigeren. ,, Onze Pligt en de Belangen van onzer „ Stad en Burgery noodzaaken ons ook , hier die preliminaire Punten aan te , voeren, welker daarftelling den weg ■ tot Mediatie moeten baanen; en wy , durven Ons in deezen met de veel ver, mogende Oftden ook van U Ed. Gr. , Mog., tfelké wy thans in 't byzonder ,. directelyk aliervriendlykst en ernftigst , imploreeren, vleijen, daar U Ed. Gr. • MoS- geconvinceerd zyn , dat alleen , eene gepaste mediatie het gefchiktfte middel was om de Gefchillen, op eene convenabele wyze, te vereffenen. Tot deeze Preliminairen brengen wy Ed. Groot Mog. Heeren! Voor eerst, „ dat (*) Zie hier boven wegens Gelderland en Friesi"d bl. 460.  HISTORIE. m „ dat de Provincie van Troupes geëva„ cueerd en deeze van Stichts Territoir „ vervvyderd worden. Een punt door „ U Ed. Gr. Mog. zelfs van dat gewigt „ gerekend om hetzelve met al den ernst, „ welke het belang der zaake vordert, ,, aan die Staatsleden te Amersfoort vergaderd, in feiieufe overweeging te gee„ ven, en 't zelve, als den vqornaamen „ grond van ons wantrouwen met be„ trekking tot de gebuteerde oogmerken, „ te dcfig'neeren. Ten tweeden, dat „ onze Domeftique zaaken , het Stads „ Regeeringsbeftuur betreffende, als finaal „ afgedaan, buiten alle verdere Delibera„ tien in de voorgenomene Conferentie^ „ zullen blyven. Ten derden, dat uit „ het Eerfte Lid de Heer Mr. Willem * Emmery de Perponcher de „ Seldnitzky, Heer van Wolpherts„ dyk, Kanunnik ten Dom, zal geflooten „ blyven. ■ En op deezen voet ver- „ nieuwen wy even bereidvaardig als wy „ onze Gedeputeerden na Utrecht willen „ zenden, het Aanbod onzer Stad van „ vry Acces en Reces voor alle Sticht „fche Staatsleden, uitgezonderd de Per „ foon van W. E. de Perponcher „ om dit heilzaam werk, met den mees „ ten fpoed, voort te zetten." Toen de Regeering der Stad Wyk d< aangebodene Bemiddeling der Staaten vai Stad en Lande hadt aangenomen, gaf de zelve van deezen ftap kundfchap aan dei Fran xxxiv: boek. 1 De Regee4 ring van JVyk hadt ' den Frau- 1 fchen Af- . gezant  XXXIV boek. 1786". kennis segeeven van haar aannecmen der b mi Ideling <;oor Stad en Lanle aangeboden. Van deeze Bemiddeling kwam niets. ] 1 1 < (*) Zie hier boven bl, 337. 4/8 VADERLANDSCHE Franfchen Afgezant, den Markgraaf u g Verac, die verzogc zyne dankbetuigimaan te neemen, wegens het vertrouwen en de gevoelens welke de Magiftraat dier Stad hem geliefde te betoonen, en overtuigd te zyn, van de wenfchen, welke hy deedt voor alles , wat tot voordeel en wel vaaren van de Stad Wyk kon medewerken. Zeer gegrond is de bedenking, dat men, zo uit andere omflandigheden, als uit deeze Bekendmaaking, en Antwoord duidelyk ontwaart, dat het Hof van Verfailles in de Gebeurtenisfen deezer dagen hier te Lande vry wat deels nam Doch men herinnere zich, om alle bevreemding des aangaande te voorkomen, wat de Bezending uit Utrecht aan dien Afgezant bewoog om hem kennis te geeven van den toedragt der zaaken ten deezen Jaare in die Veste (*), en zullen wy het doel in dit bedryf der Wykenaaren niet verder behoeven uit te [trekken. De aangebodene en aanvaarde Bemiddeling, hadt, daar de begrippen te wyd Jit elkander liepen, dan dat men in eelige Onderhandeling kon treeden, veel nin een vriendlyk Vergelyk treffen, geeie uitwerking altoos. Geheel andere niddelen werden 'er eerlang gebezigd »m deeze zaak ten einde te brengen; doch  HISTORIE. 479 doch derzelver vermelden moeten wy tot de Gefchiedenis van het volgend Jitar der Omwentelinge verfchuivi n, en hier mede aflcheid neemen van dit Tooneel, vol beroerings, in het Sticht opengeichooven. Einde van het Twaalfde Deel. BLAD- XXXIV. BOEK. 1786.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. 4 A- Amersfoort (De Staatsvergadering na) verlegd, 361, Welke Staatsleden 'er verfcheenen, Aid. Over het gaan der afgezette Utrechtfche Raaden ter Staatsvergadering, 362. De Vroedfchap te Utrecht keurt die Staatsvergadering onwettig, 366 Schryfc daar over aan zyne Hoogheid, 367. De Staatsleden verzoeken zyne Hoogheid om Krygsvolk in het Sticht, 381. 't Welk zy kreegen en legerden, 382. Verdeedigen, in eene Aankondiging, deeze Inlegering, AidVerbiedenGewapende Manfchappen het in- en doortrekken vr.n het Sticht, 3Ï3. De Voorflemmende Staatsleden tragten het intrekken van Gewapende Corpfen te voorkomen, 384. De Ame;-ff«ortfche StaatshtdefJ willen dat de oude Regeering te U:■ recht aanblyve, 3 86. Befluit der Ridderfchappe omtrent een Brief van de Utrechtfche Vroedfchap, 308. Schryven over' de Bemiddeling aan Holland, 461. Amersfoort (De Geconftitueerden te) niet erkend, 412, Het Genootfchap van Wapenhandel vernietigd, 413 Balddaadigheid der Krygs' bezetting. Amflerdam (Opgang welken de Burger-Sociëteiten te) mnpken, 80. Hoe zeer de Wapenhandel toenam, ook by de jeugd, 81. Paketten met Brieven tegen het Genootfchap van Wapenhandel en de Burger-Soeieteuingerigt, aan de Stadspoorten overgegeeven, 82. Suiza-  BLADWYZER-, Stnaadendebehnndelingdoor / de Soldaaten wagt de Ge- * nootfchapsleden, in onderscheiding van de BurgerSchutters, aangedaan, 83. Voorzorgen gedraagen om de Stad tegen Overval te dekken, 85. Eenige Genootfchapsleden trekken na Naarden; doch keeren te rug, 86. Programma ten behoeve der gevlugte Hatiemeren en Elburg eren d we uitgegeeven, 267. Befchikking op de Ingezamelde Penningen, 271. Arnhem, Bevveegenisfen tusfehen de Burgers en Soldaaten, 29S. De onlusten groeijen aan, 299. DeRegeermg in de Post van den Neder Rhyn aangetast, 300. Dit werk daar verboden * 302. Een Vertoog door Beulshanden verbrand, 303. De Schryver ontdekt zich, 304. Poogingen der AmhemfchsBurgeïy om de aanhoudende Ongeregeldheden te fluiten, 305. Athlone (De Graaf van) in zyn Post als Hoofd-ofHcier van Utrecht gefchort, 385. ."Baüsr en Hess neemen de vlugt uit'' sGravenhaage, 13. Brielle (Oproerige Beweegingen in den) te keer gegaan, XII. deel. *I ÖfAPStLüN tot ÖE 1VÏARSCÜ , diens Tegenverklaring ge. daan op de Publicatie vari Geidcdav.d, wegens het indienen van Verzoekfchriften, 143. Scherp Mottb boven de tegenverklaring geplaatst, 158. ffoödigt» met twee andere Ridders, zyne Hoogheid tot liet by* woonen van den Gelder' fchen Landdag, 150. Dit heeft geen gevolg, 162* Befcherming aan hem be* loofd door verfcheide Ge* nootfehappen, 163. Briet deswegen aan hem van da Provinciaale Burger-corpfen in Holland, 165. Zyrt berigt wegens den raad aan die van Hattem en Elburg gegeeven, 243. Zyn oordeel over het aanbod van Haarlem en Alkmaar toe Wykplaatzen voor de vlugtende Hattemers en Elbur* gen, 272. Dringt aan op de Herziening van het Regeerings Reglement van Gel* derland, 285. Deeze blyft agter, niet tegênftaande de pooging eeniger Staatsleden orn dit Voorftel te onder» ftcunen, 288. Hy verdeedigt zyn Protest tegen de Publicatie van ii Mey, Aid. Capellen tot Rysselt ftemt met het in, 295. Wat het Kwartier van Zutphen des oordeelt, Aid, Hoe het zich op de Gelder* h foks  B L A D W Y Z £ RV fche Staatsvergadering toedroeg, 296. Capellen tot de Marsch dringt met Capellen tot Rysselt op afdoening aan. Aid. Capellen tot Rfsselt Itemt metCAPELLENTOT de Marsch in wat de Verdeediging van het Protest tegen de Publicatie van 11 Mey betreft, 295. Chastelein (e. P.) Luitenant by het Corps Groene Jaagers te Wyk', 434. Crookceus, door deStaa. ten van Gelderland, tot Gemeensman te Zutphen verklaard, 307. ■LSelfi, Het Genootfchap aldaar breidt zich uit, 59. Vuurt af in tegenwoordigheid eeniger Leden van de Zuid - Holland fche Synode, <5o. 't Zelve vordert met vliegend Vaandel en flaande Trom door de Stad te trekken, 61. Sterke Taal te dier gelegenheid by de Magiftraatgevoerd, 62. Onderhandelingen daar over met het Genootfchap , 70. Nadere Verklaaring der Staaten van Hol/and over het wettigen der Genootfchappen aan de Regeering van Delft gegeeven, 72. Op welke voorwaarden de Genootfehapperen het trekken door de Stad vergund wordt, Aid. Verflag van dien Optocht, 74. Verzoek van een ander Schlttterlyk Exercitie-Genootfchap aldaar, 75. Wat men 't zelve toefto'ndr' 76. Verzoek by de Delftfche Magiftraat om den Burger den Vreemdeling voor te trekken, 77. Staaten van Holland maaken 'er een een Drietal tot een Hoofdofficier, Aid. Deutichem, Gemeenslieden aldaar door de Burgers in den Eed genomen, 307. Dinckgrevs tot Raad van Hattem verkoozen, wa; daar omtrent voorviel, 197. Doesburg, Wapenoefening deiBurgeren daar geftoord en bedreigd, 308. Dordrecht yvert voor de Grondwettige Herflelling, 33- De Aanftelling der Rekenmeesters op den ouden voet gebragt, Aid, De Verkiezing van Burgemeesteren zyne Hoogheid ontnomen, 35- Bezwaar tegen de Vergadering van Veertigen ingebragt, 36. Verzoekfchriften deswegen van de hand geweezen, 37. ge. middeling voorgeflaagen,3p. Vergadering der Gilden om" dit ftuk door te zetten, 40. Gemagtigden tothet afdoe» deezer zaake aangefteld, 41. Zamenkomst derzeiven met de Veertigen, die meest vrugtloos afloopt,^. Nadere vergeeffg-he Onderhands-  n L a d w Y z e Beling ,42. De Veertigen vervallen verklaard, Aid. Bckendmnaking hier van aan het Volk, en aan de Veemgen, 43. Nieuwe Veerti gen benoemd, 44. Vier Gilden verklaaren 'er zich tegen, Aid. De nieuw ver ■ koorenen neemen die post aan , Aid. Zwaarigheid des Hoofd-officiers over hunne Beëediging weggenomen, 45. Staatlyke Aanftelling der nieuwe Veertigen, Aid. De Gilden misnoegd over eene Ordonnantie van het Geregt, 47- Vorderen daar O1 er het beleggen van den Oudraad, en verkrygeu zulks, 48. Onderhoud der • Burgeren met den Oudraad, 49. Sterke aandrang, Aid. De woorden den Stadhouder betreffende uit de Formulieren van den Eed geweerd , Èdam-, Eene Vaderlandfehe Sociëteit daar opgerigt.121. Èlbutg (De Gilden te) willen hun regt tot het verkiezen van Gemeenslieden doen gelden ,201. Schryven aan zyne Hoogheid, dat hy dezelve niet meer zou aanftel. len, 202. Men zoekt 'er de waardigheid en invloed der Gezwooren Gemeente te doen herleeven , 203. Deeze verzoekt een afzonderlyk Vertrek op het Raad- Hh 9 huis te mogen hebborl, 204a De Magiftraat des verdeeld^ Aid. Eisch dat de Afgevaardigden ten Landdage een bepaalden last krygen, 205. Hoe bet met die Last* geeving gefteld \v:.s, Aid, Pocging ten dien einde, 206. Dit werd doorgezet, 207. Die van Elburg verklaaren zich tegen het Plakaat van 11 Mey in hunne Siv.d, Aid. Gefchil hier.uit gereezen, Standvastigheid der Elburgeren, 209. Geeven op nieuw zeer bepaalden Last» ci2. Bezw:;ar over de Elburgers by de Staaten ingebragt, 214. Hoe men dén Elburgfchen A f evaa rdigdeu op den Landdag ontving, 215. Deeze keert te rug» Aid. De Elburgers volharden,? 16 Schryven een Brief aan Staaten 'van Gelderland, ftaande de Vergadering^mec hun Protest, 217. Protest tegen de Publicatie j 218. Befluit ter Sraatsvergadering om Krygsvolk na Elburg te zenden, 227. Die Stad ftelc zich in ftaat van tegenweer, 236. Manifest der Staaten tegen die Stad, 238. De Stad ve;laaten, 24.7. Dooe Krygsvolk bezet en Da'nkadres eeniger Burgeren aan Staaten van Gelderland. 248. De uitgeweeken Regeeringsleden fchryven aan Staaten van Gelderland, 249. Vaardige» mee die van Hattem een  BLADWYZER. een BnVf aai Starten van Holland af, 2<;o. Welk e ne uitwerking dit in Holland baarde, 260. Vin len in Overysfel en Holland fchuil, 267. Programma, ten hunnen behoeve, in Amflerdam üitgegeeven, Aid. Rykfyfchey der Giften en b^ chikking op de Inzameling , 270. Aandrang op Befcherming by Staaten van Holland, 27 . Amnestie met veele bepaahngen aan hun verleend, 272. Verzoekfchrift der Uitgeweekenen aan Staaten van Gelderland, 274. Enkhuizen , Moeite om'er een Genootfchap Van Wapenhandel op te rigten, 120. Eyck tot Gouverneur van Utrecht aangeueld, 344. c G- Gelderland, Advys der Mom * bers, wegons de Tekenaars eens Verzoèkfchrifts, 128. Advys van het lïof Provinciaal, 130. Eenige Leden van het Hof tegen de voorgeflaagene maatregel ju, 132. Negen éénsluidende Verzoekfchriften ten Landdage ingediend, 133. Dezelve verworpen, en een Pübjicatie vastgefteld, Aid. inhoud der Publicatie van t i Mey, verbiedende het inlepveren van Verzoek'chriften, dm onder zeer na nu we bepaalingen, Aid. Staatsleden, die 'er zich tegen aan kanten, 141. Tegenverklaaringen van verfcheide Siaatsleden, 143. Tegenverklaring v:m Capellen tot de Marsch, 143. Zyne Hoogheid tot het byvvoonen van den Landdag genoodigd door drie Ridders, 159, Deeze hadt geen gevolg; oordeelvellingen daar over, 16'j. Verzoekfchrift der Hattemcrs om voorziening op de Magiftraatsbeftelling, 194- Verwyl en ongunftig berigt, 195. Bezwaaren over de Elburgers by de Staaten ingebragt, 214. Zy fchryven aan de Staaten, ftaande de Vergadering, en zenden een Protest tegen de Publicatie van 11 Mey, 217. De Gezwoore Gemeente te Hattem fchryft tegen het zenden van Krygsvolk , 225. Staatsbefluït om Krygsvolk na Hattem en Elburg te zenden, 227, Verklaaringen tegen dit Staatsbefluit, 231. Krygsmagt tegen die Steden beftemd, 237. Manifest der Staaten beide die Steden betreffende, 238. Dankadres eeniger Elburgeren aan de Staaten, 249. Schryven deruitgeweeken Elburgfche Regenten aan de Staaten, Aid. Brief van Holland aan deze ve over het in befcherming neemen der ge ylugte Hattemertn en Ei bur  BLAD WYZE R. burgeren, 261. Hun Wederfchryven, 2Ó3. Manifest ter Verdeediging vau hun Gedrag, 266. Amnes- < tie aan de Haltemers en Elburgers met veele bepaalingen, 672. Verzoekfchrift der Uitgeweekenen aan de Staaten, 274 Ontworpen Plakaat tegen de Viyheid der Drukpersfe, 276. Nymegen verklaart 'er zich tegen , als mede Hardenvyk, 282. 't Zelve blyt't agterwege, 284. Welkereden oer en Leuzen, 30. Vorderen van de Procureur des Hofs, den Baljuw van 'sffaage, en 'tHof, verantwoording van hun gedrag, 31. Geeven eene nadere verklaaring, wegens het Wettigen der Gewapende Genootfchappen aan de Regeering te Delft % 72. Maaken een Drietal tot een Hoofd-ofiïcier dier Stad, 77. Befluiten een Naamlyst ter Verkiezinge van Regeeringsleden te Rotterdam te maaken, 90 en 94, Verdeeldheid der Gevoelens over het neemen van dit Staatsbeflüit, Aid. Brief van den Stadhouder over de Bsëediging der Heereij uit die Ni amiyst gekoozen, aan de Staaten, 96. Brief der gevlugte Regeeringen vaö Hattem en Elburg, 250. Welke eene uitwerking dit fchryven in Holland baarde, 260. De Starren fchryven aan die van Gelderland'over het in Befcherming neemen der gevlugte Hattemers en Elburgers, Aid. Weder fchryven der Staaten van Gelderland, 263. Nadere aandrang om Befcherming door die van Hattem en Elburg, 270. Hoom  BLADWYZER. Hoorn, Verandering aldaar ten opzigte van tic Volksinvloed in de Stads Regeeringsbeftelling, 114. liet Wapen, handelend Genootfchap vuurt af, 115. Onlusten daar by gereezen, 116. Moeite de Purmcrendfche Genootfchappers aangedaan 11 7. Poogingen der Regeeringe om dit re ftuiten , 118. Hoe geftild, 110. Kemp (Fr. A. v. d.) wordt Capitein van het Corps Groene Jaagers te Wyk, 434. Zyn gedrag by dc Beè'ediging van dat Corps, 438. Leeuwen (J. D. van) zyne roogingen om een Be grnafplaats buiten de Stad Thiel te ftigten, 309. Een Genootfchap onder de Spreuk tot naavolging door hein ten dien einde opgerigt, 311. leyden (Het Gewapend Genootfchap der Studenten te) trekt op, 77. Negentien Geconftitueerden aldaar aaugefteld, 79. Naamlyst, 80. Lochem, Gecommitteerden uit de Burgery benoemd, 308. YMNCKjtot Raad van Hattem verkoozen, bedankt, 199. Montfoort zendt geen AfgeHh vaardigden op de Staatsvergadering te Amersfoort,36a. Mouranii tast de paarden der koetze van Gevaerts en de Gyzelaar aan, 11. Gevat, 13* BeQuit der Staaten van Holland over hem, 14. Het Hof eischt den Gevangenen te vergeefsch te rug, Aid, Ter DoodfttT.ffe verweezen en vrugtlooze pooging zyner Egtgenoote, 15, Toebereidzelen te zyner Strafoefeninge, 16. Verzagting van zyn Vonnis, 17. Zyn gedrag by de Bekendmaaking hier van, 18. Na het Tugthuis in Gouda overgebragt, 22. Naa, ■den (De Bevelhebber te) weigert de Amfterdamfche Genootfchapsleden, derwaards uitgetrokken, in laaien, 87. Nispen (van) brengt veel toe tot redding der Heeren Gevaerts en de Gyzelaar, 12. Nymegen verklaart zich tegen het ontworpen Plakaat ter beteugeling van de Drukpersfe, 280. ■tost van den Neder-Rhyn , tast de Regeering van Arnhem aan, 300. Dit Werk daar verbooden, 302. Een Vertoog deor Beulshandeu 5 ver-  BLADW'YZEU' verbrand, 303. Pieter 't Hoen ontdekt zich als Schryver, 304. ! Pji.rmerende, Leden des Genootfchaps te Hoorn in ongelegenheid , ji7. Hoe gered, 119. 1? R' J\-fgutsten zie Verzoekfchriften. Reyts, een Schilder in ,sllaage, gevonnisd, 27. Rotterdam, Gefchil over de Regeeringsverandering, 8p. Raadilag der Staatsleden over het Verzoek om Voorziening door de Minderheid gedaan, 90. Misnoegen ■van de Meerderheid der Vroedfchap, 92. Staatsbefluit deswegen , 94. Verdeeldheid over het opmaafcen van dit befluit ter Vergaderinge van Holland., Aid. Regcering5keuze uit de Naamlysten der Staaten van Holland, 95. Brief van den Stadhouder over de handelwyze van den Rotterdamfchen Hoofd-officier in het beëedigen der Regee vingsleden, aan Staaten van Holland, 06. De Heer Gevers verdeedigt zich , 97. Genoegen der zegepraalende Partye , Aid. Wieuw Gefchil over eene tusfehenbéiden opengevallene Schepensplaats, 89. De Bezending uit Staaten van Holland te Rotterdam by derzelver Affchéid onthaald en begroet, 100. Staatlyk uitgeleid , 101: Verflag haarer Verrigtingen, 103. Hoe ontvangen by Staaten van Holland, 1 ' 104. Kosten deezer Bezendinge, 105. Gewapende Manfchap uit deeze Stad lydt te Overfchie last , ' 197. c s- valm (De Rhyngraaf van) met eenige Officieren in Utrecht, 380. Schiedam, Zonderlinge Overeenkomst tusfehen een gedeelte derRegeering aldaar getroffen, 107. Wat daar over te doen viel, 108, Voorfchriftdes Gebeds door de Regeering gegeeven, 109, Schools (W.) in 'sHaage gevonnisd, 27. Schoonhoven wil dat de Verkiezing der Regenten door hun Ed. Gr. Mog. gefchiedde, ito. Gewapende Manfchap pit die Stad getrokken , te Benfchop mishandeld , ui. Sels, Afgevaardigde van Elburg verlaat de Staatsvergadering, 216. Spengler nekt op Hattem aan, 241. Of'ervan zyne Manfchap gefneuveld zy , dan niet, 244. Zyn fchryven rr.n den Stadhouder, wegens de ongeregeldheden ifei  BLAD W Y Z E Ri des Krygsvelks, 246. Trekt in Elburg f. 248. Stadhouders-poort, Berigt wegens dezelve, 8. Oproer by het doorryden van denzelven. Zie 'sGraverhaage- Stad en Lande (Staaten van) bieden te vergeefsch hunne Bemiddeling aan die van Gelderland aan, 207. jTkiel, De Wapenoefening hadt daar opgang , 308. Begrr afplaats buiten de Stad aangelegd, en het Genootfchap vrn Naavolging daaropgerigt, 3op. TT u" Utrecht, Keer die de zaaken in de Stad Utrecht na- men, 317. Aangeduide vrees voor de aannadenng vrn Krygsvolk, 318. Onderzoek deswege'n, en Voorzorgen , Aid. Schikkingen tot den Dag der Invoeringe van het Stads Regeerings Reglement, 219. Wederzydfche Commisfien benoemd, 320. Raadpleegingen, 321. Gedeehlyke voldoening dar Burgery over de gezindheid der Vroedfchapsleden, Aid De Burgery dringt aan op de Invoering van het Stads Regeerings Reglement, 322. Dezelve gefchiedt door eenige Rêgeeringsledeü, Aid. t?e Burger-compagnien op \ zelve in den Eed genomen, 333. Vreugde over dit gelukken , 324. Gedenkpenning rer Gedagtenisfe, 325. Veele Regueri.igsleden befchouwen dien Dag uit een geheel ander oogpunt, 326. Eenige Burger-officieren verzoeken hun ontflag, 327. Weigerend antwoord der Vroedfchappe op 't verzoek der Burgery ,wegens 't geen de MagiftraaisbeftfilUrtgen der Steden betrof, Aid. Zestien Gecommitteerden gekoozen, Aid. Verzoek by de Regeering om tyd en plaats tot derzelver Beè'ediging te bepaalen, 32S. Der Burgery mishaagend uitftel, 3=9- Ingeleverd Beklag deswegen , met dringende Voordellen gepaard, 330. De Burgery fchryft aan de Bondgenooten, als mede aan de Schutteryen en Gewapende Genootfchappen, 335- Vaardigt eene Bezending af aan den Franfchen Afgezant de Verac, 337. De Beè'ediging der Burgergecommitteerden geweigerd, 33S. De Burgery befluit zelve die Heeren in den Eed te neemen, Aid. Aanzegging aan de Raaden, 330. Volvoering van die B-fluit der Burgerye, 340. Klein aantal der Regeerings. leden op teNeude verfcheenen» 341. D e „B urgergecömmitteerden worden dooide  BLADWYZER. d? Burgery in den Eed genomen , 342. Jnfinuatie beftemd voor de weigeren de Regeeringsleden, die vervallen verklaard werden yari hunne Posten, 344. De Heer Eyes tot Gouverneur benoemd, en verdere fchiiikingen tot beveiliging, Aid. De Burger geommit eerden houden hunne eerfte Vergadering , 345. De Infinuatien aan de afgezette Raaden, Aid Gedeputeerde Staaten fchryven over dit gebeurde aan de Algemeene Staaten, 349. De Afgezette Raaden fchryven aan Staaten van Utrecht, en aan zyne Hoogheid, 35 i. Nieuwe Regceringsleden benoemd, Aid. Plegtige Aanftel,ing en Beëediging deezer nieuwe Regeerings le.'en, 352. Derzelver Naamlyst, 453. Formulier > an den Eed door de nieuwe Regeeringsleden afgelegd, 355. Verdere volvoering dier plegtige Inhuldiging, 358. De Staatsvergadering na Amersfoort verlegd, 361 De Vroedfchap te Utrecht keurt die Staatsvergadering onwettig, 366. Schryfr daar over aan zyne Hoogheid, 367. Brief aan Staaten van Holland om Krygsvolk, 375 Voorzorg tegen Verrasfing gedrar.yen, 374. Voorziening omtrent het Krygsvolk ter betaaling van bet Sticht öaande, 376* Bezorgdheid voorhetbewaaken der Stad, 377- Utrecht in ftaat van Verdeedig.ng gebragt, 378. Beaeftonden ingefteld. 370. Gefchut en Krygstuig derwaards gevoerd, Aid. Ge. wapende Muifchap van elders aangetoogen, 389. Schikking daar op gemaakt, 33i Eene Afkondiging der Staaten te Amersfoort vergaderd , te Utrecht met gedaan. en de Burgers by eene Afkondiging outflnagen van gehoorzaaming aan die Staatsleden, 384. Strydige bevelen omtrent* de Geldmiddelen, 385. De Hoofdofficier van Utrecht in zyn Post gefchort, Aid. De Amersfoortfche Staatsleden willen dat de Regeering te Utrecht aanblyve, 386. Het nieuwe Stads Regeerings Reglement aldaar ingevoerd Aid. Betuigd misnoegen eeniger Utrechtenaaren over het daar voorgevallene, 389. Verbod van zodanige Verklaaringen, 390. Utrechts Vroedfchapfchryft eenBrief van bekjag aan de Voorftemmende Staatsleden, en verdeedigt haar gedrag, 391. Befluit der Ridderfchappe hier over, 398. De Honderd en vyftigfte Jaardag der Hoogefchoole gevierd, 403. Befluit deswegen, 404. Een Gedenkpen-  8LADWYZER. ning vervaardigd en uitgereikt. 405. Viering des Eèwfeests, 4°7- Vit-'r Heeren met de Kap gepromoveerd , 409. Utrecht (In den Ho- e Provinciaal van) zitting aan den Heer van HïNGst geweige. d, 365. De Hervorming van het Regeerings Reglement des geheelen Ge ■ wess baart nieuwe Zwnarigbeden,442. Op welk eenen voet Geëligeerden eene Commisfie daar toe wilden benoemd hebben, 441. Aanmerkingen hier op gemaakt, 442. Ver wyl in de Benoeming van Perfoonen tot die Commisfie, 443. Befluit der Geëligeerden, 444. Befluit der'Ridderfebappe, 446. Begrip der Stad Utrecht, 450. Inhoud eens Briefs van zyne Hoogheid , dit onderwe'p betreffende, 451- Perfoonen door zyne Hoog-eid, tot die Onderhandelingen benoemd, 453. De Onder handelingen zonder vrugt afgebrooken, Aid. Poogingen der Bondgenooten tot Bemiddeling, 459- Starten van Holland bieden hunne Bemiddeling aan, Aid. Zeelands en Overysfels gevoelen , 46c. Gelderland en Friesland benoemen Gevolmagtigden . Aid. Verfchil in Zeeland o\ er de Benoeming, 461. De Amers. foo'-tfche Staatsleden fchryven over de Bumdüdi'.ig aan Holland, Aid. Dringen daar op by de Bondgen.- oten aian, 462. De Voorftemmende Staatsleden doen des aanzoek by de Bondgenooten, 463. On< er welke Voor vaarden de Stad Utrecht de Bemiddeling wil aanvaarden , 466. Voorflag van Holland aan de Steden Utrecht en IFyk, als mede aan de Staaten van Utrecht, 467. Voorzorg te Utrecht fedraagen om in de Bemiddeling niet te treeden zonder Opening a<.n de Burgery te geeven, 469. De Vroedfchap van Utrecht fchryft aan de Voorllemmende Leden, wegens de Bemiddeling, 47°- Hoe men te IVyk over de Bemiddeling dagt,471. Vrn deeze Bemiddeling kwam niets, 478. r erzoekfehriften, Naauwbepaalende Publicatie m Gelderland deswegen gedaan, 13 3 Tegenverklaring van Capellen tot de Marsch, *43- , „ Vlaardingen (Overlast de Genootfchapsleden te) ?fngedaan, 112. Gecommitteerde Raaden draagenzorg Voor de rust dier Stad, Aid. W em de V. fchryft 'aan Staaten\wHolland, wegens  BLADWYZEtt. gei? het in Eedneemen der Rotterdamfche Regeeringsleden uit de Naamlyst van Siaaten van Holland genomen , 95. Door drie Ridders toe het bywoouen van den Gelderfchen Landdag genoodigd, 159. Bezendingen uit Hattem te hemwaards. Gunftig gehoor, 193. Houden by zyne Hoogheid aan om de vervulling der Raadsplaatzen, 196. Verkiezing door den Stadhouder gedaan , en wat daar by voorviel. Zie Hattem. Vertrekt van 't Loo na Nymegen, 289. Zyn fchryven over het Regee. rings Reglement van het Sticht, 451. Wyk by Duurflede , H Schilge aldaar door de Burgery tot Vroedfchap gekoozen, 416. De Wykenaars verboden zich elders, dan voor den Geregte der Stad te laaten (teilen , 417. Het Nieuwe Stads Regeerings Reglement daar ingevoerd , Aid. Hoe men omtrent de weigerende Regenten te werk ging, 418. Dezelve van hunne posten vervallen verklaard, 419. Ho» Gedeputeerde Staaten dit opnamen, 420. Publicatie voor die van Wyk beraamd, Aid. Befluit der Wykenaaren daar tegen, 421. ■ De Publicatie en een Tegenpublicatie afgekondigd,423. De Regeering fchryft anB Gedeputeerde Staaten , tot verdeediging van haar ge* honden gedrag, 424. Eu aan den Stadhouder om geen Krygsvolk te zenden, Aid. Verbiedt de afgezette Raaden zich voor den Hove te vervoegen, 426. Een Pander van den Hove na Wyk gezonden, en in hegtenis gezet, 426. Vrugtlooze pooging om deezen vry te krygen, 428. Beraadfiaaging om den fterken Arm tegen die van Wyk te gebruiken, 429. Aandrang op het loslaaten van den Pander, Aid. Weigering der Wykenaaren, en opontbod des Hoofd-officiers, 430. Nadere beraadfiaaging over het gebruiken des Gewapenden Arms, 43 j. Poogingen tot het loslaasenvaa den Pander, Aid. Vonnis over hem geflaagen, 432. Wyk in ftaat van Tegenweer gebragt, 433. Het Corps Groene Jaagers opgerigt, 434- Brief van dit Corps aan de Gewapende Genootfchappen, 435. Uitnoodiging door de Magiftraat aan dezelve gedaan en Afkondiging ten voordeele van de te hulpfchiètenden, Ali. Het Wykfche Jaager Corps door de Amersfoortfche Staatsleden gewraakt, 437. Het Corps in den Eed der Stad genomen, 438. Bevel as*  B L A D W Y Z E R. aan Vröuwen en Kinderen om JP"yk te ontruimen ,439Men maakt 'er befchikking op eigen Regeeringsbeftelling, 440. De Hoofd-officier te Wyk opontboden en dag gefteld, 441. Schryven aan de Gadermeesters over het behandelen van 's Lands penningen, Aid Hoe men aldaar over de Bemiddeling dagt, 471. De Regeering hadt den Afgezant de Verac kennis gegeeven van haar aanneeuien der Bemld. delinge door Stad en Landt aangeboden, 478. ry Z- Z*teland (Staaten van) b:eden te vergeefsch hunne Bemiddeling by Staaten van Gek derland aan , 297. Zutphen ( Onlusten te ) en Crookceus tot Gemeensman verklaard door de Staaten, 307. BERICHT voor den BINDER. De Plaaten tegen over de volgende Bladzyden in te voegen. Het tegenhouden van Gevaerts en de Gyzelaar tegen over bl. -c- De Uittocht der Burgers uit Haarlem na Utrecht . • • ".* 54* Het Portrait van J. H. van Zuilen van NlEVELDT . . - *42, Het Portrait van G. W. van Zuilen van NlEVELDT. . . • S3°'