VADERLANDS CHE HISTORIE. VIERENVEERTIGSTE DEEL.   VADER. LANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, Uit de geloofwaardigfte Schryvers, en egte Gedenkftukken, zamengefteld. Mei Plaaten. behelzende het vervolg van den jaare I787 en 178a. ten onmiddelyken vervolge van wagenaar's vaderlandsche historie. VIERENVEERTIGSTE DEEL. Te AMSTERDAM, eï JO HANNES ALLART. MDCCXCVIII.   VADERLANDSCHE HISTORIE. ZES EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD. Overgang tot de Gefchiedenis naa de Omwenteling. Wyze van behandelen. Zamenhang met het voorgaande. Vborftel van Utrecht om eene Verbintenis met Pruisfen en Engeland aan te gaan. Verzekering van de Engelfche zyde aan Frankryk, wegens de Omwenteling. Verzekering van Frankryk deswegen. Verdragsonderhandelingen met de Hoven van Berlyn en Londen aangevangen. Het voorfiel in Engeland welkom. Inhoud der Verbintenisfe met Groot-Brittanje. Bekend* maaking des Verdrags aan de Bondgenooten, en lof daar in Harris toegemeeten. Vleiena door Harris beantwoord. Bekragtiging van V zelve. Inhoud der Verbintenisfe mei Pruisfen. Finckensteins oordeel over deeze Verbintenis. Hertzbergs Lofreden daai over. Beoordeeling dier Verbintenisfe.. Aan merkingen van Frankryk. Hoe door de Staa> ten beantwoord. Nadere Aanmerking vat XX. Deel. A da LVI. BOEK. ! i  2 VADERLANDSCHE LVI. boek. den Franfchen Afgezant de st. Priest op dit Verdrag, en Voorftel van zyn Hof. Gerugt van Vyandlykheden, door de Franfchen in de Ooit-Indien aangevangen. Verklaaringen van het Franfche Hof deswegen Een verdeedigend Verdrag tusfchen Londen en Berlyn geflooten. Lof door Hertzberg daar aan gegeeven. Thulemeyer door van Albenslehen als Pruisfisch Afgezant vervangen. Voor/lag van de Stad Enkhuizen om het Erfftadhouderfchap tot een Grondwet van Staat te maaktn. By Holland en de andere Gewesten aangenotnen. Acte van Guarantie hier uit gehoor en. Staatlyke opdragt van dit ftuk Aanfpraak te dier gelegenheid. Deeze Gebeurtenis met een Gedenkpenning vereerd. Hoe onderfcheiden beoordeeld. Het bepaalde omtrent den Eed en den Afftand der Acte van Verbintenis. De Baron van Lynden uit zyn Gezantfchap te Londen te rug geroepen. Van Welderen op nieuw benoemd Bedankt De Baron van Nagel daar toe beftemd. De Ridder Harris aanvaart zyne Ambasfade met veel toejuichings. Overlast den Franfchen Afgezant de st. Priest aangedaan. Zyne klagten deswegen. Nieuwe belediging en herhaalde klagten. Voortzetting deezer zaake. Berigtgeevingen. Hoe men in Frankryk des oordeelde, en eisch om voldoening. De st. Priest dringt hier op aan. Ontwykend Antwoord en verklaaring van de oorzaak. Vertrek deezes Afgezants. Brandsen uit Parys te rug geroepen. Wat Maron Predikant van Ambasfade in Frankryk overkwam. W. A. Les-  HISTORIE. 3 Lestevenon, als Minister Plenipotentiaris te Brusfel te rug geroepen. Van BerCKEL in America door zynen Zoon vervangen. Lot van Pieter Paulus. Brief, welke aanleiding gaf tot zyne Afzetting. Last ten onderzoek aan den Fiscaal gegeeven. Aanfpraak yan P. Paulus by den Zeeraad. Nadere aandrang van den Befchuldigden. Brief om afdoening aanhoudende. Be/luit by hun Hoog Mog. tegen hem genomen Affchtidsbrief'van P. Paulus. Bedenklykheid wegens zyn Op' volger. W. Bisdom legt zyn Ampt van Fiscaal Generaal neder, en wordt door van der Hoop opgevolgd. De Agent Hieronymus Slicher afgezet. De Commis Quarles genoodzaakt te bedanken, en door H. Fagel opgevolgd. Blok Secretaris van het Noorder Kwartier uitlandig. Raad/lag van den Stadhouder ten zynen opzigte. Op mik een voet hy aanbiedt afftand te doen. Ontflag hem verleend. Zyn beklag over die handelwyze. Voorflag om de Eer des Hertogs L. van Brunswyk te her/lellen. Uitfiel der bewerkinge. Staatsbefluit om hem te regtvaardigen. De Regtvaardiging zelve. De Erfprins van Oranje met Krygswaardigheden befchonken. Staatsbefluit omtrent de Landofficieren. Wegens de Zeeofficieren. Gedrag der Staaten van Holland omtrent de beloofde Protectie aan de hun gehoorzaamende Ojfcieren, door Gecommitteerde Raaden gewraakt. Amflerdam dringt aan op het ge* ftand doen des gegeeven woords Niet ongunflig Verflag van Gecommitteerden tot de Krygszaaken. Op welke gronden 't zelve A 2 fteun- lvi. BOEK. t  4 VADERLANDSCHE LVI. boek, J On- fteunde. Hoe zeer de Officieren zich des Beklaagen. Hollands gedrag in deezen befchouwd. Welk Befluit ten dien opzigte Holland laat doorgaan. Hoe door van Ryssel, en diens Lotgenooten, beoordeeld. Wat den Grfknel Suljard de Leefdaal wedervoer. Welk eene Schadeloosflelling Holland in V einde verleende. Verfierking der Landmagt. Plan tot verbetening van het Krygsweezen. Op welk een voet Holland bewilligt. Gelderlands aanmerking daar op. Uitfchryving van den Banken Bede-dag voor 't Jaar mdcclxxxviii. Aanmerking op deezen Dank- en Bede-dag. Wegens de toen gedaane Inzamelingen van Liefdegaaven. Slotbedryf des Pruisftfchen Invals. De Hertog van Brunswy* na den Haage genoodigd fielt zulks uit. In den Haage van wegen hun Ëd. Gr. Mogenden begroet. Verzoek dateenig Pruisfisch Krygsvolk in den Lande mogt blyven, Vertrek des Hertogs. Inlegering des Pruisfifchen Krygsvolks. Kalkreuth aamaart het Opperbevel aan de Overtoom. Wat den Hertog van Brunswyk naging. Beroovingen en wegvoeringen der Pruisfen. Voorftel om den Pruisftfchen Krygslieden een gefchenk in geld te doen. Gedenkpenningen in Berlyn op deeze Gebeurtenis ge/laagen. Gedenkpenning hier ',e Lande voor den Hertog en anderen ver>aardigd, en met een Brieve tot, geleide overyemaakt. Van Rheedes Aanjpmak om len Koning-van Pruisfen te beda?iken. 'sKolings Antwoord. Het vertrek der Pruisfi"che Krygsbenden uit den Lande.  -HISTORIE. S Ontelbaare keeren, om zo te fpreeken, hebben wy - in de laatst voorgaande Boeken onzer Vaderland]che Historie, den draad des verhaals moeten afbreeken, en by het vermelden van de groote Staatsomwenteling in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii voorgevallen , geweezen, tot een volgend i Tydperk. Immers deeze verandering, in J de Vereenigde Gewesten, bewerkt door, de Beweegenisfen binnen den Lande ver-1 wékt, op onderfcheidene wyze aangeltookt;1 doch voornaamlyk daargefteld door de komst der Pruisfifche Krygsknegten, onder het aanvoerend geleide des Hertogs van Brunswyk, maakt een Tydperk in de Vaderlandfche' GefchiedenisFen, 't geen zich dermaate onderfcheidt, dat 'er eene nieuwe Orde van zaaken gebooren wierd: want, fchoon deeze, by herhaalinge, voorkomt, als de Oude Confiitutie, en ook, in de daad, voor zo verre dien naam moge draagen, als 's Landsregeering, met eenen Stadhouder aan het1 hoofd, daar mede beftempeld wordt, verkreeg die Landsregeering, zo door nieuwe Verbintenisfen, met buitenlandfche Mogenheden, als door binnenlandfche Schikkingen, voornaamlyk het Stadhouderfchap betreffende, in zo verre eene nieuwe gedaante, dat, door het een en ander de Banden der Stadhouderlyke Regeering vaster en vaster gemaakt wierden. Trouwens eene verandering van dien aart kon niet wel uitblyven. De verfchynzels in de natuurlyke en ftaatkundige WeA 3 reld LVI. BOEK. I787. 1788. O vereng van le Ge'chiedeüs na da }mweneling.  6 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. Wyze van behandeling. reld hebben zeer veel overeenkomsts met elkander: naa een hoogen vloed, volgt een laage ebbe. Naa hevigen ftorm, doodlyke ftilte; naa geweldig onweer, een onbewolkt uitfpanzel. Terwyl, gelyk men in die natuurverfchynzelen opmerkt, niet zelden onregelmaatige getyen zich in de wateren opdoen, de ftilte verraadlyk is, en fchoon de lugt boven van onweerswolken gezuiverd fchynt, nogthans hier en daar in 3e kimmen, het gerommel des donders gehoord en de fchittering des weerlichts gezien wordt, by het zamentrekken en op een ftaapelen van nieuwe onweerswolken. In menigerlei opzigten zullen wy de waarheid deezer gelykvormigheid bevestigd zien, by het ontvouwen van de Gebeurtenisfen in de Bondgenootfchaplyke Gewesten onzes Vaderlands, zo onmiddelyk naa de voorheen befchreevene Staatsomwenteling, als in volgende dagen, welker befchryving thans onze taak is. De ftoffe hier voorhanden, fchoon veelvuldig en dermaate onderfcheiden van die, welke wy onlangs meest moesten verarbeiden, heeft egter wederom dat gelykfoortige, 't welk eigenaartig gefchikt is om meer of min verveeling te baaren. Zo veel mogelyk zullen wy voor dit verdriet den, Leezer en ons zeiven bewaaren. Zeer zou hier toe kunnen ftrekken het inmengzel van Bedenkingen en Oordeelvellingen over Gebeurtenisfen en Perfoonen, met den tooy van goedkeuring omhangen, of in den afzigtigften der kwaadkeuringe voorgelteld; dan, fchoon  HISTORIE. fchoon wy ons des niet geheel en al zullen kunnen of mogen onthouden, zal dit t fpaarzaam gefchieden. Eene fpaarzaamheid welke men ons te meer ten goede zal duiden: dewyl in een en ander opzigt, de Daaden zelve fpreeken, en de Perfoonen die nu vooraan op het tooneel treeden, zich veel al meer ongemaskerd dan anders voordoen, bekleed met een zelfvertrouwen , 't geen aan ftoutheid en onbefchaamdheid grenst, 't Zal ons ook niet mangelen aan lieden der thans te ondergebtagte Partye, die, of in den Lande gebleeven, moeds genoeg betoonden om in befcheidenheid zo voor zich zeiven en als voor hunne zaak, te fpreeken; of die, uit den Lande geweeken,van daar vryeren onbelemmerder de ftem verhieven, het lot hun befchooren bejammerden, en de bewerkers van 't zelve in den haatlykften dag Helden. Door deeze hulpmiddelen onderfteund, treeden wy. eene nieuwe loopbaane in. Dien eigenften weg, welken wy voorheen infloegen, ter onderfcheidener vermeldinge van 'sLands- en Volksgebeurtenisfen, zullen wy weder volgen, als de gefchikfte om verveelende herhaalingen te vermyden, en niets meldenswaardigs, onopgemerkt voorby te ftappen (*). Genoegzaam , ter aaneenfchakeling van dit Tydperk met het laatstvoorgaande, is de herinnering van de komst des Stadhouders . (*) Men zie, wegens deeze Schikking, onze Vadtrl. Eist. XIV. D. bi. 156, A 4 LVI. O EK. 1787. 1788. Zamen- hangrnet het voorgaande.  $ VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. 1788. Voordel IttUtrecbt om eene Verbintenis met Pruisfen en Engeland aan ce gaan. 1 ders met zyne Egtgenoote en Gezin in het zo lang verlaatene 'sGravenhaage (*), en het daar by onmiddelyk voorgevallene; als mede van de geëischte en volbragte Voldoening aan haare Koninglyke Hoogheid, met het geen zich daar nevens ter Algemeene Staatsvergaderinge paarde cf). De daadlyke Inrukking der Pruisftfch Krygsbenden in een en ander Gewest; de toerusting van Engeland ter Zee, om die te onderfchraagen, indien Frankryk de beloofde hulpe daadlyk boodt, bragt aan beide deeze Mogenheden, zonder wier be? loofden en betoonden byftand, de Omwenteling geen plaats zou gegreepen hebben, eene zonderlinge verpligting voort. Het plan der Omwenteling, voornaamlyk beraamd en opgefteld, door de Utrechtfche S taatsleden te Amersfoort vergaderd, en dus verre volvoerd, kreeg ook, uit dien hoek, sene verdere vastftelling. Immers het was, op den tienden van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii , dat de Edelen en Ridderfchap, den Tweeden Staat van den Lande van Utrecht vertegenwoordigende, met een Voorftel ter Staatsvergaderinge binnen traden, dat de Afgevaardigden ran dit Gewest behoorden gelast te worlen op de Vergadering der Algemeene staaten voor te draagen, „ Of het, ge, merkt het deel, 't welk de Hoven van , Londen en Berlyn wel hadden gelieven te ,» nee- (*) Zie onze Va4erl. Hist. XV D. bl. 204. 322 enz4 (t)£ie onze Paden.'Hist. XVIL D. bl '257, X  HISTORIE. 9 neemen in de Onlusten, die deeze Re „ publiek op den oever van een onherftel,, baar bederf gebragt hadden, en Hoogst „ derzelver aangewende poogingen tot her ftel van de rust en eensgezindheid bin „ nen dezelve, niet dienftig en met dt „ waare belangens van het Vaderland over „ eenkomftig zou zyn, zo tot bewaarinj „ en verder herftel der ruste, als ter be „ veiliging tegen alle ftoorenis, die de Re „ publiek, zo van binnen als van buiter „ zoude kunnen worden aangedaan, dai „ getragt wierd eenige nadere verdeedigen„ de Verbintenisfen met de Kroonen var „ Engeland en Pruisfen aan te gaan, or. „ gelyke wyze als thans met Frankryk „ plaats hadt (*)•" Zy voegden 'er voor eene mits by, „ al; 3, zodanige Alliantie op billyke en gunfti „ ge voorwaarden, ten meesten voordeek „ voor de- Republiek, kon tot ftand ge„ bragt, en hét Cafus Fcederis, zo vee! „ mogelyk, daar by ten klaarlten bepaalc „ wierd; ten einde de Republiek, by voor „ komende gelegenheden, bewaard bleeve „ voor alle onaangenaamheden omtrent dil ft Pimt. (*)Menzie het voorgevallene wegens dieVerbfrv tenisfe en het aangaan van dezelve in onze Faderl. Wit. VIII. D. bl. 172—227. Het heeft bykan! geene aanduiding noodig, dat dit Voorftel, hoe gunftig ook, in den eerfte opflage, voor Frankryk, eigenlyk was ingerigt om ten tegenwigc van dil llyk te dienen. Dit bleef ook niet onopgemerkt, gelyk het vervolg onzer Gefchiédenisfe weldra' zal ïutwyzen. A 5 Lvr, BOEK, ■ 1787. ■ 1788. !  io VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. I788. Verzekering van de Engelfcbe zyde aan Frankryk wegens de Omwenteling. „ punt, en ook zodanig, dat voor andere „ Mogenheden de weg geopend bleeve, „ om tot deeze Verbintenis te kunnen toe„ treeden (*)." —- Een Voorflag van dien aart hoorde men ter Utrechtfcke Staatsvergaderinge met greetige ooren; en onverwylde goedkeuring was het wel te wagten gevolg (f). De gerustftelling, dat men van de zyde der Franfchen in de Omwenteling geene verhindering te vreezen hadt; als mede het affchryven der Staaten van Holland aan Frankryk van de voorheen verzogte hulpe (§) was welhaast gevolgd van wederzydfche Verklaaringen der Hoven van Londen en Verfailles. Bewaarenswaardige (lukken. Dat van de Engelfche zyde luidde. ,, De Gebeurtenisfen, die 'er voorgevallen „ zyn in de Republiek der Vereenigde „ Provinciën, thans geen onderwerp meer „ fchynende te weezen van onderzoek, „ en nog veel minder van twist tusfchen „ de beide Hoven , zo zyn de Heeren „ Dorset en Willem Eden gemagtigd „ te vraagen, of het zyner Allerchristlyk„ fte Majefteits oogmerk is daadlyk ten „ uitvoer te brengen de Bekendmaaking „ den zestienden van September laatstleden „ door zyne Allerchristlykfte Majefteits „ Minister Plen ipotentiaris gedaan, welke, „ door de kennisgeeving, dat men Byftand „ wil- (*) Verzaw- tf r>E Chalmot II. D, bl. 34. (t) Verzam. by de Chalmot IJ. D. bl. 4+. (J) Zie onze Fkelerl. kist. XV. O. bl. 203 en 222.  HISTORIE. ii „ wilde verleenen aan Holland, aanleiding gegeeven heeft tot uitrustingen ter Zee „ aan den kant van zyne Majefteit, en „ welke uitrustingen zedert weüerzyds zyn „ gedaan geworden. Indien het Hof „ van Verfailles geneigd is zich zelf op „ dit onderwerp, en omtrent het gedrag, ,, het welk het zelve zal houden jegens „ de Republiek , te verklaaren op eene ,, wyze overeenkomftig het verlangen, het „ welk men van wederzyden betoond heeft „ tot handhaaving van de goede verftand„ houding tusfchen de beide Hoven, en „ gevolglyk, dat 'er geen oogmerk van „ vyandlykheden, in eenig werelddeel, uit „ hoofde van 't geen 'er gebeurd is, plaats „ heeft, zo is zyne Majefteit fteeds ge„ neigd om in de vriendlyke denkwyze „ van zyne Allerchristlykfte Majefteit in „ te ftemmen; bereid om met hem te be„ willigen, dat de uitrustingen, en in 't „ algemeen alle toebereidzelen ten Oorlog, „ van wederzyden zullen geftaakt worden, ,, en dat men de Zeemagten der beide Na„ tien weder zal brengen op den voet als „ in Vredestyd, en zo als dezelve fton,, den op den eerften van January van dit ,. loopend J;iar.*' De Graaf de Montmorin verklaarde hier op, van de Franfche zyde; „ Het oog „ merk van zyne Majefteit niet zynde „ of ooit geweest zynde (*) om zich met „ Magt f*") Men vergelyke hier mede onze Vadert. Hist. XV, D. bl. 113. LVI. boe k. 1787. 1788. •79'bno Verzekering vafi de Franfche zy Je deswegen.  is VADERLANDSCHE 'lvi. boek. 1787. Ï788. Verdrags onderhandelin-'gen met de Hoven van Jlerlyn en Londen • aange«' ' Vangen. „ Magt in de zaaken van de Republiek „ der Vereenigde Nederlanden in te Jaaten, „ zo heeft de Communicatie, welke den „ zestienden van Herfstmaand aan het Hof „ van Londen door den Heer Barthele„ my gegeeven is, geene andere bedoe„ ling gehad, dan om aan dat Hof een „ voorneemen te kennen te geeven, van „ 't welk de beweegredenen thans niet „ meer beftaan; vooral niet zedert de Ko„ ning van Pruisfen zyn befluit dien aan„ gaande heeft medegedeeld. Zyn Maje„ fteit maakt dien volgens geene zwaarigr „ heid te verklaaren, dat hy de bovenge* „ melde Declaratie niet zal ten uitvoer „ brengen, en dat hy geen vyandlyk oogr „ merk in eenig Werelddeel heeft, met h betrekking tot het geen in Holland ge- „ beurd isf" Hier op volgt eene volftrekt gelykluidende betuiging van de zyde van Frankryk, zo als wy even van den kant des Londenfchen Hofs geboekt hebben. Ook tekenden, op den zeven en twintigften vani Wynmaand, de gemelde wederzydfche Onderhandelaars, uit naam fwnner Souverainen, die Overeenkomst (*), Van Frankryk niets te vreezen, van Engeland en Pruisfen alles te hoopen hebbenIe, vondt het voorftel door Staaten van Utrecht wegens de aantegaane Verbintenissen met de beide laatstgemelde Mogenhe» len, een günftigen ingang onder de hooge Sondgenooten. By eenen en anderen werd daar (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5642 enz.  HISTORIE. 13 daar op geraadpleegd, en eindelyk, den Veertienden van Wintermaand, tot het aangaan eens Verdeedigenden Verdrags met de Hoven van Berlyn en 'Londen bellooten. Met het eerstgemelde Hof zou daar omtrent alles verhandeld worden door de Baron van Rheede, Buitengewoon Gezant van hun Hoog Mogenden by zyne Pruisfifche Majefteit, en met het laatstgenoemde door den Ridder Harris, van wegen zyne Groot-Brütannifche Majefteit, die zelfde post by dit Gemeenebest bekleedende. De aangevangene Onderhandelingen leeden eenige vertraaging (*), doordien, van onze zyde, by Engeland werd aangedrongen •op de wedergave van Negapatnam, op de kust van Cormandel, by den laatften Vrede in handen der Engelfchm gelaaten; dan eindelyk zag men hier van af, en werden, op den vyftienden van Grasmaand mdcclxxxviii, die beide Verbintenisfen getekend. De Engelfche Gezant vaardigde terftond zynen Secretaris Jackson na Londen. Op! den derden dag naa de tekening kwam ■ deeze 's avonds by den Markgraaf de Car- ] marthen. De Heer Pitt ontving de (*) Het voorgevallene deswegen tusfchen de Heeren van het Befogne , volgens de Aantekening van den jongen Griffier Fagel is zeer ter zaake. Men zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten. Te Amft. by de Erv. C. N. Guerin en W. Vermamdel bl. 165. Zeeland kwam 'er traaglyk toe. Aid. bl. 166. LVÏ. boek. 1783. Het 'oorflel n Engeand weitom.  14 VADERLANDSCHE lvl BOEK. I?87. 1788. Inhoud der Verbintenis,fe met GrootBrittati'je. tyding terwyl het Huis der Gemeente nog vergaderd was, en deelde dit welkome nieuws terftond mede. Het Verbond met den Koning van GrootBrittanje hadt tot Inleiding. „ De onder„ linge opregte vriendfchap, welke zedert „ zo langen tyd heeft Hand gegreepen „ tusfchen zyne Majefteit den Koning van „ Groot - Brittanje, en de Heeren Staaten „ Generaal der Vereenigde Nederlanden, op „ nieuws verfterkt en bekragtigd zynde „ door het belang het welk zyne Groot,, Brittannijche Majefteit nog onlangs be„ toonü heeft, voor de handhaaving van „ de Onathangelykheid van de Republiek „ en des^elfs wettige Conftitutie. zo heb„ ben gemelde zyne Majefteit, en de Hee„ ren Staaten der Vereenigde Nederlanden „ beflooten, ten einde, op de allerzeker„ fte en duurzaamfte wyze, de goede har„ monie, het vertrouwen en verftandhou„ ding te vestigen, eene altoosduurende „ Verbintenis aan te gaan, door een De„ fenfief Tractaat van Alliantie, tot welzyn „ der beide Partyen en handhaaving van „ de algemeene en byzondere rust." De Verbintenis beftondt uit de volgende twaalf Anykelen. „ I. 'Er zal eene' „ opregte vaste en beftendige Vriendfchap „ plaats hebben tusfchen zyne Groot-Brit„ tannifche Majefteit, deszelfs Erfgenaa„ men. en Opvolgers, en de Heeren Staa„ ten Generaal der Vereenigde Nederlanden, „ zodanig, dat de hooge Partyen Contrac„ tanten, de grootite attentie zullen ves- „ ti-  HISTORIE. 15 „ tigen om onder eikanderen, hunne Staa„ ten en Onderdaanen, die vriendfchap en : „ wederzydfche verftandhouding te hand„ haaven, verbindende zich, zo veel in „ hun vermogen is, te zullen toebrengen „ om zich onderling by de rust en vrede „ te confaveeren , en wederzyds te be„ fchermen. „ II. In geval eene der contracteerende „ Partyen vyandlyk mogt aangevallen wor„ den, door eenige Europefcke Mogenheid, ,, in welk Werelddeel het ook zou mogen ,, weezen, zo verbindt zich de andere „ Partye Contractante, haaren Bondgenoot „ te Land en ter Zee te zullen byftaan, ,, tot wederzydfche befcherming en bevei,, liging der bezittingen van Staaten, Lan„ den, Steden, Plaatzen, Regten en Vry,, dommen, welke haar refpectivelyk, vóór „ het begin der Vyandelykheden, toebe„ hoorden. „ III. Zyne Brittanmfche Majefteit guas, randeert op de kragtigfte wyze het Erf„ ftadhouderfchap, zo wel als het Erf„ gouverneurfchap van iedere Provincie in „ het Doorlugtig Huis van Oranje, met „ deszelfs Ampten en Prerogativen, als „ zynde een Weezenlyk Deel van de Con„ ftitutie der Vereenigde Provinciën, vol„ gens de Refolutien en Diplomaten der „ Jaaren mdccxlvii en mdccxlvih , uit „ kragte van welke de tegenwoordige Stad,, houder, in den Jaare mdcclxvi is ge„ treeden in de Posfesiie van die Ampten ,• „ en LVI. ïoek. 1787. 1788.  16 VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. 17B8. „ en in welke hy in mdcclxxxviii „ is herfteld, zich verbindende deeze Re„ geeringsvorrn te zullen handhaaven tegen „ alle aanvallen en onderneemingen, di„ reet of indirect, en van welk eene 11a„ tuur dezelve ook mogten weezen. „ IV. De byftand in het II. Art. van „ dit Defenfive Tractaat van Alliantie ver„ meld, zal van den kant van zyne Brit„ tannifche Majefteit beftaan in acht dut„ zend man Voetvolk en twee duizend man ,, Ruitery, benevens twaalf Schepen van „ Linie en acht Fregatten en van de „ zyde der Staaten Generaal in vyf dui„ zend man Voetvolk, duizend man Rui., tery, acht Schepen van Linie en acht „ Fregatten. Welke refpective Byftand „ zal geleeverd worden binnen twee maan„ den naa dat de aangevalle Party denzel„ ven zal gevorderd hebben, en tot des„ zelfs dispofitie zal blyven, geduurende „ den Oorlog, in welken djzelve zich zal ,, ingewikkeld vinden; zullende dit Secours, „ (het zy in Schepen en Fregatten, het ,, zy in Troepen) betaald en onderhouden „ worden door de Mogenheid, die het„ zelve geleeverd heeft, overal daar het ,, deszelfs Bondgenoot zal goedvinden te „ gebruiken. „ V. In geval de bepaalde Byftand niet » ge- (_*) Hier over zullen wy, de Verbintenisfea mee de Buitenlandfche Mogenheden afgehandeld hebbende, breeder fpreeken,  HISTORIE. 17 5, genoeg mogt weezen ter Verdeediging van 5, de Mogenheid, die denzelven gevorderd „ heeft, zal de andere Mogenheid dien, „ van tydtottyd, vermeerderen, naar ge„ lang der behoeften van zyn Bondge,, noot, en hem zelf, indien het de om„ Handigheden vorderen, met al zyn magt „ byftaan; doch is hier by uitdruklyk be„ dongen, dat in allen gevalle het aan„ deel der Heeren Staaten Generaal niet zal „ gaan boven de tien duizend man Voet„ volk, twee duizend Ruiters, zestien Sche„ pen van Linie en zestien Fregatten. ,, VI. Dan dewyl het kan gebeuren, „ (uit hoofde der afgelegenheid van ver„ fcheide Bezittingen der Partyen Contrac„ tanten,) dat de voordeelen, welke zy „ wederzyds uit de lluiting van dit tegen„ woordig Tractaat moeten trekken, kun„ nen verydeld worden, byaldien men „ geene maatregelen tot onderlinge verdee„ diging der gemelde Bezittingen kan nee„ men, vóór dat derzelver refpective Gou„ verneurs, de noodige Orders uit Europa „ daar toe ontvangen hadden, is bepaald „ en overeengekomen, dat, in geval een „ van dezelven vyandlyk aangetast, of ge„ dreigd wierd vyandlyk aangevallen te „ zullen worden, door eene Europefche „ Mogenheid, in zyne Bezittingen, het „ zy in Afnca of in Afta, 'er aan de „ Gouverneurs van derzelver Bezittingen, „ in die beide Werelddeelen , zal gelast ,, worden om onderling te raadpleegen „ over den te geeven Byftand, en in ge- XX. Deel. B „ val lvi. boek, 1787. I788.  ï8 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. I788. „ val van nood, dat fecours aan de aange„ valle Party op de fpoedigfte en kragt„ daadigfte wyze te verleenen; en dat de „ orders ten dien einde aan de gemelde „ Gouverneurs , terftond naa het fluiten „ van het tegenwoordig Tractaat, zullen „ afgevaardigd worden: en in geval de „ beide hooge Partyen Contractanten ver„ pligt zullen zyn eikanderen het voorge,i melde Secours te leeveren, zullen zy ,, niet toelaaten aan eenig Schip van Oor„ log, van wat foort het ook zou mogen „ weezen, toebehoorende aan de aanval„ lende Mogenheid, in eenige van derzel„ ver Havens binnen de gemelde Bezittin„ gen in te loopen, tot tyd en wyle dat „ de Vrede tusfchen de aanvallende Party „ en den Bondgenoot van de Contractee„ rende Party zal herfteld zyn; ten ware „ dat zodanige Schepen mogten genood„ zaakt zyn die Havens in te loopen, om „ het blyven, of fchipbreuk lyden, voor te „ komen. „ VII. Indien het mogt gebeuren, dat „ de beide hooge Partyen Contractanten, „ gelyklyk met eenen algemeenen Vyand , in Oorlog mogten geraaken, belooven , zy eikanderen wederzydsch van zich niet , te,zullen ontwapenen, dan volgens een , algemeen accoord, en in vertrouwen el, kander kennis te zullen geeven van de , Voorilagen, die tot Vrede of Beftand , mogten gedaan worden. „ VIII. Wanneer de hooge Partyen , Contractanten verkiezen derzelver Se- „ cours,  HISTORIE. 19 cours, in plaats van in Troepen, in Geld „ te geeven, zal zulks van weerskanten ,, vryftaan, en dan zal dat fecours gere- kend worden, tegen honderd duizend Gul„ dens Hollandsen Courant, in't Jaar, voor duizend man Voetvolk, en tegen hon„ derd en twintig duizend Guldens voor „ duizend man Ruitery 'sjaars, of naar 9, evenredigheid 'sMaands. „ IX, De Mogenheid, welke Byftand „ gevorderd heeft, zal verpligt weezen, ,, het zy dat de Schepen, Fregatten en „ Troepen, die aart dezelve geleeverd zyn, 3, lang of kort in haare Havens blyven* „ ze te voorzien van al het noodige tegen den prys, als of zy haar zelf toebehoor- den. Het is wyders bepaald, dat U de gemelde Troepen en Schepen, in „ geen geval hóe genaamd, zullen zyn j, ten laste van de Party, welke dezelven gevorderd heeft, en egter niet te min 5, tot deszelfs dispofitie zullen blyven, ge3, duurende den ganfehen loop van den 5, Oorlog, waar in zy ingewikkeld is, — Het bedoelde Secours, zal, met betrek„ king tot de Politie, ftaan onder de Or„ ders van den Chef, die het bevel ovef dezelve voert, en niet afzonderlyk of „ anderzins, gebruikt worden, dan met „ overleg van den Chef; doch met betrek„ king tot dè1 Krygsverrigtingen zal het geheel en al onderworpen weezen aan „ de Orders van den Opperbevelhebber „ dier Mogenheid, welke hetzelve geëischt ,, heeft. Ba „ X. LVL BOEK. 1787. I7880  zo VADERLANDSCHE LVI. BOEK. I787. I „ X. Men is overeengekomen, in afwag-* „ ring dat de beide Mogenheden een Tractaat „ van Commercie onderling zullen fluiten, „ dat de Onderdaanen van de Republiek, „ in de Koningryken van Groot-Brittanje „ en Ierland zullen behandeld worden, als „ de meest begunftigde Natie, en dat zulks „ insgelyks zal plaats hebben in de Veree„ nigde Provinciën omtrent de Onderdaanen „ van zyne Groot-Brittannifche Majefteit; „ egter met dien verftande, dat dit Arty„ kei niet moet gehouden worden zich uit „ te ftrekken tot eene vermindering van „ Inkomende Regten, die van Linnens ge- heeven worden. „ XI. En dewyl zyne Britfche Majefteit, „ by het IV. Artykel van het Vredes „ Tractaat, getekend in de maand Juny „ mdcglxxxiv , zich verbonden heeft om „ met de Heeren Staaten Generaal in on„ derhandeling te treeden over de terug„ gave van Negapatnam met deszelfs On„ derhoorigheden, in gevalle gemelde Hee„ ren Staaten Generaal daar voor, in 't „ vervolg, een Equivalent konden geeven, „ en hunne Hoog Mogenden derzelver ver„ langen na de Restitutie vernieuwd heb„ ben, gelyk ook om naauwkeurig te be„ paaien den zin van het VI. Artykd van „ gemelde Tractaat met betrekking tot de „ Zeevaart der Britfche Onderdaanen in „ de Oost-Indifche Zeeën, zo is zyne Brit„fche Majefteit, ten bewyze van deszelfs „ toegenegenheid voor de Republiek, be„ reid om tot het verlangen van hun Hoog „ Mog,  HISTORIE. 31 » Mog. mede te werken, en zelf om aan ,, de Republiek nieuwe en zeer weezen„ lyke voordeden van Commercie in dat „ Werelddeel toe te ftaan, zo dra men „ anders maar zal overeengekomen weezen „ aangaande het Equivalent, waar voor „ zyne Britfche Majefteit niets vordert dan het geen tevens voor het wederzydsch „ belang en de veiligheid van beide Par„ tyen Contractanten in de Indien zal vor„ derlyk weezen; en ten einde die onder„ handelingen geene beletzeis zouden toe„ brengen aan de fluiting van dit tegen„ woordig Tractaat, is men overeengeko„ men, dat die onderhandelingen ten fpoe,, digften begonnen en ten einde gebragt „ zullen worden binnen den tyd van zes „ maanden naa de tekening van dit tegen„ woordig Tractaat; en dat de Conventie, „ welke men, ten dien opzigte, zal aan„ gaan, dezelfde kragt zal hebben, als of „ die in dit Tractaat was geinfereerd ge,, worden. „ XII. Het tegenwoordig Tractaat zal „ wederzydsch geratificeerd worden, en „ de uitwisfeling der Ratificatien zal ge„ fchieden binnen den tyd van zes wee,, ken, of, zo veel mogelyk, eerder." De Ondertekenaars waren James Harris, J. W. Graaf van Welderen; W. F. H. van Wassenaar; L, P. van de Spie- (*) Zie wegens deezen Vrede cmzzFaderl. Hist. VI. D. bl. i—no. en over het hier behandelde Stuk Negapatnam by zon der betreffende, bl. 30. 34, B 3 LVI.' boek. 1787. 1788. Bekend- inaaking ^es Ver;lrags aan  22 VADERLANDSCHE LVI. BOEK 1787. 1788. de Bondgenootenen lof daar in Harrts toege jneeten. ! 5 3 j j Spiegel; Willem van Citters; W, N. Pesters; Charles Bigot, M. B. C. van VoERsr van Borgel. Om de bekragtiging deezes Tractaais by de Gewesten te .erlangen vaardigden de Algemeene Staaten .eenen Verzoekbrief aan dezelven af, met voordragt van de wyze op welke de bewerking der Verbintenisfe was toegegaan. In welk verflag demaate der vleiendfte lof voor den Ridder Harris wordt volgemeeten. Onder anderen betuigen zy hem; „ dat uit de faciliteit waar „ mede hun Hoog Mogenden afgegaan wa„ ren van hunne eifchen, geoordeeld kon „ worden van derzelver hardyk verlangen, 1, om de oude Verbintenisfen van Vriend„ fchap met zyne Groot-Brit tannifckMz„ jefteit te vernieuwen, te gelyk met hun „ vertrouwen in deszelfs verzekeringen. — „ Dat hy Heer Ridder Harris te zeer „ verlicht was om niet volkomen onder„ rigt te zyn van de middelen, waar van „ de geenen, die nydig zyn geweest over „ het geluk der beide Natiën, wanneer dezelve vereenigd zyn geweest, zich be„ diend hebben om jaloufie en wantrou, wen tusfchen haar te verwekken, zo , wel als van de hulpmiddelen, die met , vfugt gebruikt konden worden, om de , gevolgen daar" van voor te komen. • , Dat de grondbeginzels, die hy Heer , Ridder Harris altoos voor een regel , hadt gehouden in de ongenoegens, die , de gemoederen alhier hadden verwy, derd, en de zorg door hem llandvastig aan-  HISTORIE. 33 „ aangewend om dezelve tot haare waare „ belangens te rug te brengen, zekere; „ waarborgen waren, dat hy met denzelf,, den yver zou aanhouden om het werk, „ zo gelukkiglyk door hem begonnen, tot „ volkomenheid te brengen, met uit te „ werken, dat de Schikkingen, nog ove„ rig te maaken, uit kragte van het X. „ en XI. Artykel van het tegenwoordig „ Tractaat, van zodanig een natuur mo„ gen weezen, dat niets, voor het toeko„ mende, de thans herftelde Vriendfchap „ moge ontrusten; met betuiging van de „ Heeren hunner Hoog Mogenden Gede„ pureerden, dat zy allen yver, ernst en ,, goede trouwe daar toe zouden toebrengen, die het gewigt der zaake vereischt." Het antwoord hier op door den Engelfchen Gezant gegeeven, kenmerkt den gefleepen Onderhandelaar; immers het luidde in deezer voege, „ dat hy, met'uitnee„ mend genoegen, de reden vernam waar,, om hy tot deeze Conferentie was ver,, zogt. Dat de Koning zyn Meester de „ Alliantie, die ftondt geflooten te wor„ den, aanmerkte als een maatregel, wel„ ke den grondflag van eene folide, Jys„ thematique en permanente Unie tusfchen „de twee Natiën, zoude ftellen; dat, over„ eenkomftig met die grondbeginzels zyne „ Majefteit, in den loop deezer Negotia„ tien, getragt hadt alle hindernisfen, die „ den uitflag daar van hadden kunnen be- „ letten, uit den weg te ruimen. Dat „ hun Hoog Mog. verzekerd konden weeB 4 „ zen, LVI. )OEK. 1788. Vleiend door Harris beantwoord.  «4 VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. I788. c '.: IV j •! j s Bekragtiging ( van 'c 1 jelve. 4 ( I j J * zen, dat zy dezelfde dispofitien en voor„ neemens zouden ontwaar worden in de „ Schikkingen, welke volgens de Stipula,, tien van het Tractaat nog voorwerpen „ van discusfien zouden moeten opleeve- „ ren. Dat de Koning met genoegen „ zou zien de Juftitie, die hun Hoog „ Mog. doen aan zyne gevoelens, en het „ vertrouwen, het welk zy {lellen in des„ zelfs verzekeringen; dat niets waaragti„ ger is dan deszelfs verlangen, om daar „ van de overtuigendfte blyken te gee, ven; dat hy Heer Ridder Harris kon 1, verzekeren, dat die geen, die nydig zyn , over het geluk der beide Natiën, zich , niet minder in hunne oogmerken zullen , verydeld vinden, door de maatregelen , thans vastgefleld, en door de gevolgen , daar uit voortvloeiende. Dat de , manier., waar op hy ten zynen opzigte , was behandeld, hem zeer vleiend was , voorgekomen; en het getuigenis aan hem , gegeeven, hem ten uiterilen gevoelig , was (*)." De Bekragtiging deezer Verbintenisfe volgle in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviii>y welke gelegenheid de Ridder Harris , en betoon van genoegen over dit volbrage werk, een zeer kostbaar avondmaal en lans gaf, waar op de Stadhouder met zyn 3ezin, en veele aanzienlyke Lieden vercheenen, om in die vrolykheid te deelen. )it werk verrigt zynde, begaf de Engel- Jc/ie ferz, By de Chalmot IV. D. bl. 199 enz,  HISTORIE. 25 fche Gezant zich voor eenigen tyd na Londen. Een Gefchenk van 14000 Guldens 1 werd deezen Afgezant toegelegd (*). Opzigtélyk het onafgedaane XI. Artykel des Verdrags met Groot- Brittanje, werd zyne Hoogheid door hun Hoog Mogen-] den verzogt zyne gedagten te laatén gaan j over het benoemen van Gelastigden, kun-, dig in den Koophandel, en in de zaaken ] van de Oost-Indifche Maatfchappy, om met' Engeland de zaaken in de Oost-Indien op eenen vasten voet te fchikken, en over een Tractaat van Koophandel te fpreeken. Zeer gefchikt tot deeze taak oordeelde de Prins de Heeren Jan van de Poll Burgemeester , Jan Graafland Pietersz. Oud Schepen en Raad der Stad Amfterdam\ Nicolaas Steengragt, Raad en Advocaat Fiscaal van de Admiraliteit van Zeeland, en Jonker Duco van Haren, Grietman van 't Bild. Eene aanpryzing, van eene benoeming dier Heeren tot deeze zaak gevolgd (f> Ten dien zelfden tyde des Verdrags met Groot-Brittanje was in bewerking en werd ' voltrokken de Verbintenis met den Koning j van Pruisfen. Dit {tuk was toevertrouwd aan der Staaten Afgezant en Gevolmagtigden den Heer van Rheede , die by eenen Brieve verflag gaf van zyne verrigtingen, en het Tractaat van Verbintenis overzondt van deezen Inhoud. „ Het Koning- » lyke (*) Refol. Gen. 14. Mey en 16. Juny 1788. CD Refol. Gen. 3. en 4. Juny 1788. B 5 LVI. SOEK. 17 «7. I783. Jenoem- len tot enTrac- aat van ioop- landel, Inhoud Ier Veriintenise niet °ruisfeB.  LVI. BOEK. 1787. •toV r.-. 26 VADERLANDSCHE „ lyke Huis van Pruisfen en het Keur„ vorstlyke van Brandenburg met de Ver,, eenigde Nederlanden, zedert onheuchlyke „ ryden. niet alleen een goede Buurfchap; „ maar ook de naauwfte banden van Vriend„ fchap en Verbond onderhouden, en zy„ ne Majefteit de Koning van Pruisfen, „ op nieuw geene dubbelzinnige biyken „ van zyne genegenheid aan de Republiek „ gegeeven hebbende, door haar gewig„ tige en kragtdaadige dienften, tot Her„ ftelling der inwendige rust te bewyzen, „ is daar uit voortgefprooten een onder„ ling en wederzydsch verlangen, om, „ tot welzyn der beide Partyen, en tot „ handhaaving der algemeene en byzon„ dere rust, door een Tractaat van De„ fenfive Alliantie, de oude banden te ver„ nieuwen en nader aan te haaien. — Ter „ bereiking van zulk een heilzaam oog„ merk heeft zyne Majefteit de Koning „ van Pruisfen benoemd en gemagtigd zy„ nen Staats- en Kabinets Minister Carel „ Willem Graaf Finck van Pincken„ stein , Ridder der Orde van den 'Zwar„ ten Adelaar enz., als mede Ewald Fre„ derik Graaf van Hertzberg Ridder „ van die zelfde Orde; gelyk hun Hoog „ Mogenden de Staaten Generaal benoemd „ en gemagtigd hebben hunnen Envoyé „ Extraordinair en Minister Plenipotentia„ ris by zyne Majefteit den Koning Arend „ Willem Baron van Rheede Collonel w van de Infantery en Aide de Camp Ge„ neraal van zyne Doorlugtige Hoogheid „ den  HISTORIE. 27 „ den Prins van Oranje en Nas/au, wel„ ken, naa onderling hunnen last in for,, ma medegedeeld en te zamen onderhan„ deld te nebben, omtrent de volgende „ Artykels zyn overeengekomen. „ I. Daar zal eene opregte en beftendi,, ge Vriendfchap en Verbintenis plaats „ hebben tusfchen zyne Pruisfifche Maje„ fteit, deszelfs Erven en Opvolgers, en „ de Heeren Staaten Generaal der Veree„ nigde Nederlanden; zo dat de beide Con,, tracteerende Partyen, de grootfte oplet„ tenheid zullen in agt neemen om onder „ zich, hunne Staaten en Onderdaanen, „ die wederzydfche Vriendfchap en Ver- ftandhouding te handhaaven; en zich verbinden, zo veel in hun is, toe te ,, brengen om onderling den Vrede en rust „ te bewaaren en te befchermen. „ II. Ingevolge van de Verbintenis, in 9, het voorig Artykel bepaald, zullen de „ beide hooge Contracteerende Partyen „ de concert werken tot handhaaving van „ den Vrede, en wanneer één hunner met „ een aanval gedreigd wierd, zal de an,, dere terftond deszelfs goede dienften „ aanwenden om vyandlykheden voor te „ komen. en de zaaken op den weg van „ Bemiddeling te rug te brengen. „ III. Dan, indien de gezegde goede „ Officien niet van het gewenschte effect ,, waren, en één der hooge Contracree„ rende Partyen, door een Europeefche „ Mogenheid, in eenig gedeelte haarer be„ zittingen, hoe genaamd, vyandlyk wierd ,, aan- lvi. BOEK. 1787. I788.  28 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. „ aangevallen, verbindt zich de andere „ Party om haaren Bondgenoot te hand„ haaven, in de bezitting van zyne Staa„ ten, Territoiren, Vryheden, Regten, „ Domeinen, Steden eh Plaatzen, die zy „ vóór het begin der Vyandlykheden be,1 zaten. Ten welken einde zyne Maje,, fteit van Pruisfen aan de Republiek der Vereenigde Nederlanden, indien zy mogt „ aangevallen worden, zal geeven een Se,, cours van tien duizend man Voetvolk, ,i twee duizend man Ruitery; en, indien „ zyne Pruisfifche Majefteit aangevallen M wordt, zullen hun Hoog Mog. de Staa„ ten Generaal der Vereenigde Nederlanden hem een Secours geeven van vyf dui„ zend man Voetknegten, en duizend Rui„ ters. Welk Secours wederzydsch za! „ worden verftrekt binnen den tyd van ,, twee Maanden naa de aanvraag door de „ aangevalle Party gedaan, en geduurende „ den Oorlog daar zy ingewikkeld is, te „ haarer befchikkinge blyven. Dit Se„ cours zal door de Party, daar het van gevorderd is, worden betaald en onder„ houden overal daar het de Geallieerde „ zal gebruiken, doch de eifchende Party „ zal hetzelve van Brood en de noodige ,, Voeragie moeten voorzien, op denzelf1, den voet als haar eigene Troepen. „ IV. Indien hun Hoog Mog. de Staa1, ten Generaal, zich bezwaard vinden in :, het leeveren van Secours in Troepen ;, aan zyne Pruisfifche Majefteit, zal hun ;9 vryftaan zulks m Geld te doen, uitge- „ zon-  HISTORIE. 29 „ zonderd alleenlyk als zyne Pruisfifche „ Majefteit in zyne Staaten, gelegen tus„ fchen den Wezer, den Rhyn en de Maas „ wierd aangevallen: in welk geval zyne „ Majefteit het in deszelfs keuze zal heb- ben om het Secours van de Republiek „ in Troepen of Geld te vorderen. Insgelyks zal zyne Majefteit niet gehou,, den zyn het bepaalde Secours in Troe„ pen te geeven, wanneer hun Hoog „ Mog. door eene Europeefche Mogenheid „ op Zee, of in hunne Overzeefche Be„ zittingen aangetast wierden; maar het ter keuze hebben zulks in Geld of in „ Troepen te doen. Eindelyk, in- „ dien de hooge Contracteerende Pai'tyen den bepaalden Byftand in Geld geeven „ zal het berekend worden tegen honderd „ duizend Guldens Hollandsch in één Jaar voor duizend Mannen Voetvolk, en hon- derd en twintig duizend Guldens voor „ duizend Man Paardenvolk in het Jaar, of naar evenredigheid in de Maand. „ V. Ingevalle het bepaalde Secours niet „ genoegzaam zoude zyn tot Verdeediging „ van de eifchende Mogenheid, zal de „ andere Mogenheid hetzelve agtereenvol„ gend, naar gelange van den nood van „ zynen Geallieerden, de omftandighed^n „ en de als dan te maaken overeenkomst, „ vermeerderen. „ VI. Zo wanneer de beide hooge Con„ tracteerende >Partyen zich gelykerhand „ in een Oorlog tegen denzelfden Vyand „ bevinden, verbinden zy zich onderling, „ om LVI. HOE Ka 1787. I78B,  ga VADERLANDSCHE LVI. BOEK.. I788. „ om de Wapens niet neder te leggen $ „ dan met gemeen overleg, en geene voor„ ftellen van Vrede of Verdrag te doen, „ dan met wederzydfche toeftemming der „ beide Partyen. „ VII. Om de goede verftandhouding „ en vereeniging tusfchen de beide Pruis„ fifche en Hollandfche Natiën des te vas,, ter te maaken, is 'er overeengekomen, „ ten tyd toe dat de hooge Contracteeren,, de Partyen onder zich een Tractaat van „ Commercie hebben gemaakt, dat de On„ derdaanen der Republiek in de Pruisfi„ fche Staaten, ten opzigte van den Handel „ en Zeevaard, als de meest begunftigde „ Natie, zullen worden behandeld; het „ welk dan ook mede in de Vereenigde Ne„ derlanden, met betrekking tot de On,, derdaanen van zyne Mdjefteit zal plaats „ hebben. „ VIII. Dewyl tusfchen de beide hooge „ Contracteerende Partyen eenig verfchil „ over de Grensfcheidingen bef baat, zul„ len 'er Commisfarisfen benoemd worden ,, die deeze verfchillen in der minne zul„ len tragten te vereffenen. „ IX. Zyne Pruisfifche Majefteit guaran„ deert, op de kragtdaadigfte wyze het „ Etfftadhouderfchap, zo wel als de Post van Erfgouverneur van ieder Provincie, „ in het Doorlugtig Huis van Oranje, met „ alle deszelfs Regten en Prerogativen, „ als een weezenlyk deel van de Conftitutie „ der Vereenigde Nederlanden uitmaakende, volgens de Befluiten en Diplomas van „ den  HISTORIE. 3* „ den Jaaïe mdccxlvii en mdccxlviii, 9, uit kragt van welken de tegenwoordige „ Stadhouder in mdcclxvi, in het bezit „ zyner Waardigheden is getreeden en in „ mdcclxxxviii is bevestigd geworden: „ verbindende zich om deeze Regeerings- vorm tegen alle aanvallen en ondernee,, mingen, direct of indirect, en van welk „ eenen aart ook, te handhaaven. ,, X. Deeze Alliantie zal den tyd van „ twintig Jaaren duuren, te rekenen van „ den dag der Tekening van het Trac„ taat; en als dan zullen de hooge Con„ tracteerende Partyen nader tragten over„ een te komen. XI. Het tegenwoordige Tractaat zal „ door zyne Majefteit den Koning van „ Pruisfen en door hun Hoog Mog. de „ Staaten Generaal der Vereenigde Neder„ landen geratificeerd worden: zullende „ die Ratificatie, in i behoorelyke forma, „ wederzydsch, binnen ééne Maand, of „ zo veel eerder mogelyk, worden overge„ geeven, te rekenen van den dag der }, Tekening van dit Tractaat." 't Zelve was den vyftienden van Grasmaand des Jaars mdcclxxviii, door de gemelde Gevolmagtigden ondertekend en gezegeld. Onmiddelyk naa de ondertekening, voerde de Graaf van Finckenstein den Baron van Rheede te gemoete „ dat „ zy -zich wederzydsch konden geluk wen„ fchen, dat hy hoopte, dat deeze Band ,, onaffcheidelyk zou weezen, tot nut der ,, beide Staaten dienen, en even zo veel ver- LVI. BOEK. 1787. 1?88. FlNCJtES» STEINS oordeel over die Verbititenistè.  32 VADERLANDSCHE LVI, BOEK. i 1787. ; 1788.. i ^ t ] § t \ Hertz - bergs ( lofreden wegens die Ver- ' bintenis. I l 1 d r \ e I z » , vergenoegens by hun Hoog Mogendeö , mogt verwekken, als hy den Baron van , Rheede kon verzekeren, dat het aan, genaam aan den Koning was, die geene , gelegenheid zou laaten voorbygaan om , hun Hoog Mogenden blyken van des, zelfs Vriendfchap te geeven." De Baon van Rheede bedankte daar op zyne Medewerkers voor de goede dienften, die :y tot het Volbrengen van dit heilzaam verk aangewend hadden. Fincken- itein ontving, van wegen deezen Staat, en Gefchenk van 14000 Guldens. De ^uitenant van Rheede die de Bekragtiing van het Tractaat als Courier mederagt, werd met een Gefchenk ter waarde an 525 Guldens befchonken (*). Tekende ons Gefchiedblad op hoe de Jraaf van Hertzberg zich, in eene penbaare zitting van de Academie der Wee'.nfchappen te Berlyn, liet hooren, over de iirukking en Zegepraal door de Hertog 'an Brunswyk by diens tocht in Holmd (f), hy liet zich, te dier zelfde plaate, over deeze Verbintenis uit, en zal het er moeite waardig weezen, dien Redeaar te hooren over een Stuk gedeeltelyk an zyner handen arbeid, daar voor met en Gefchenk van dezelfde waarde als zyn ledewerker van Finckenstein door deelfde |hand, op denzelfden tyd, beloond. , De Koning," dus fprak hy, „ heeft „ den O Re/bl. Gen- 18. April 14. Mey 16. Juny 1788. (t) Zie onze Faderl. Hist. XV. D, bl. 253—257.  HISTORIE. 33 I, den roem en het genoegen gehad om „ een der grootfte Omwentelingen in een ,, nabuurigen Staat te bewerken, zonder „ merkelyke bloedftortinge (*), door een vaardig en kloekmoedig Bellu.it ter uit„ voer gebragt door de wyze en welbelegde maatregelen van den Hertog VAKf ,, Brunswyk, van diens Generaals en van ,, een gering aantal Pruisfifche Krygsben„ den — om het Huis van Oranje in des„ zelfs ouden luister herfteld, en aan de ,, Hollandfche Republiek wederge geeven te „ hebben haare Vryheid en Rust, door haar, ,, uit loutere gunst, dienzelfden dienst te ,, doen, welke zy in 't Jaar mdclxxii „ genooten heeft van 'sKonings Over„ grootvader, den Keurvorst Frederik ,, Willem , wanneer zy door Lodewyk „ den XIV. aangevallen werd, en die „ groote Keurvorst, met zyne kleine Ar„ mée , na den Rhyn trok, en daar door „ dien grooten Koning noodzaakte om het „ meerder gedeelte der Vereenigde Gewes„ ten te verlaaten; 't welk den Hollande„ ren gelegenheid gaf om adem te haaien, en door eene Omwenteling het Stadhou„ derfchap te herftellen, en dus doende de Republiek te bevryden voor haaren „ ondergang in Europa, en voor de nood- „ zaaken Wy verkiezen geene Aantekeningen, op deeze Redenvoering te maaken; maar wyzen onze Leezers te rugge op het gedeelte onzer Faderl. Hist. waar deeze Inrukking, met derzelver toedragt en gavolgen, befchreeven wordt. Zie het XV. Deel bl. 132 enz. XX. Deel. C LVI. boek I787. I788.  34 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. „ zaaklykheid om de vlugt te moeten nee„ men na Batavia: eene waarheid welke de „ berugte Schryver van den Brief aan de „ Batavieren zelve heeft moeten erkennen. ,, Laat die vermetele Schryver Frede- „ rik den II, frederik WlLLEM DEN „ II. en de Pruisfifche Natie beledigen; „ laat hy hun zelfs op eene kinderagtige „ wyze durven bedreigen, hy is en zal „ altyd tegengefprooken worden door de „ klaarblyklykheid van zaaken , door de 1, gebeurtenisfen, en door de regtmaatig1, heid van het Publiek. „ Is het niet Frederik de II, is het „ niet Frederik Willem de II, zyn ,', het niet de Pruisfen, welke Duitschland, „ Beyeren en Holland gered hebben, zon, der eenig oogmerk, zonder eenige ver, geldinge of vergoedinge daar voor te , vorderen, met eene edelmoedige belang, loosheid, welke in de Gefchiedenis van , andere Natiën onbekend is, en dat in , het aangezigt van geheel Europa, tegen , Mogenheden, meer dan eenmaal fter, ker dan zy; en dat alleenlyk om aan , Europa die Politieke Vrykeid te doen ge, nieten, welke men heeft durven zeggen , dat de Pruisfen onwaardig zyn; maar , die zy in de daad meer genieten dan , zy, welke 'er hun roem op draagen, , en dezelve met zo veel gerugts terug , eifchen, zonder dat zy die op een on, wrikbaaren voet weeten te ftellen of te , handhaaven. „ De tegenwoordige geruste en gemak-  HISTORIE. 35 9, lyke ftaat van Holland, ver geleeken met 9, alle de afgryslykheden van het voorgaan9, de Patriottismus, leevert eene volledige wederlegging op van alle die valschhe- den, welke de voorgewende Verdeedi,, ger der Batavieren verfpreid heeft in zyn „ Lasterfchrift tegen het Huis van Oranje, ,, aan 't welke de Republiek haaren oor„ fprong en beftaan tot hier toe verfchul„ digd is, gelyk een oprecht en onzydig „ Gefchiedfchryver uit de Historie van „ Holland zelve ligtlyk bewyzen kan, in ,, weerwil van alle de verwrongene en „ kunftige uitleggingen des Schryvers van „ den Brief aan de Batavieren. ,, Het geheele Lichaam der Republiek „ heeft beter erkend het gewigt der Om,, wenteling, en den edelmoedigen dienst, ,, dien de Koning haar beweezen heeft. Zy ,, heeft hem plegtig laaten bedanken, door „ haaren Afgezant den Baron van Rhee,, de, welke daar toe bekleed met het character van Ambasfadeur, zich van „ dien fchitterenden last, den tweeden van 9, Louwmaand mdcclxxxviii , gekweeten heeft, in een openbaar gehoor, en door ,, eene fchoone Aanfpraak, welke door ,, zyne Majefteit, met de weezenlyke wel„ fpreekenheid van eenen Koning beant„ woord werd. Op deeze wyze heeft het ,, Hof van Pruisfen eene Ambasfade ontvangen, en eene flonkerende vertooning „ gezien, welke zo zeldzaam in de His,, torien is, als de vertooning in Holland „ zelve geweest is. C 2 „De Lvr. BOEK.' 1787. 1788.  36 VAD ERLANDSCHË LVI. BOEK. 1787. I788. Beoordeelingdier Verbintenisfen. 1 l i ( i 2 l c c d „ De Republiek heeft ook gemeend* „ dat zy de-door de Omwenteling heï„ ftelde Conftitutie, niet beter konde ver„ zekeren en bevestigen, dan door het „ aangaan eener Defeniive Alliantie met de „ Hoven van Berlyn en Londen, welke op „ denzelfden dag, te Berlyn en in 'sGra„ venhaage gelyklyk getekend is; doch met „ ieder afzonderlyk, en by welke ieder „ van deeze Hoven op zich heeft geno„ men de Guarantie van de Republiek van „ Holland, en. van het Stadhouderfchap, „ en tevens van derzelver vernieuwde Con„ ftitutie, daar by gelyktydig aan de Res, publiek een bepaalden onderftand tegen ,, al wie haar aanvalt, beloovende (*)," De bekragtiging van deeze hoogopgehemelde Verbintenisfe verwylde niet. De Baron van Rheede ontving van zyne Pruisfifche Majefteit, ter gedagtenisfe van lit door zyne medewerking daargeftelde herbond, een gouden Snuifdoos ryk met ;del gefteente omzet. — Met een ander oog lan Heiitzberg , in het even aangevoerde luk,zagen veelen deeze Verbintenisfen aan. Zy oordeelden dezelve blykbaar ingerigt >m den Stadhouder te fterken met de tiagt dier beide Hoven, door wier toedoen yne Herftelling bewerkt was; min ftrek:ende tot heil der wederzydfche Volken, an wel als Familie Verdragen, ingerigt m de Nederlanden, even als eertyds oner hun Eenhoofdig Beftuur te doen ftrek- ken O Verz. by db Chalmot IX. D. bl. 99—102.  HISTORIE. 3? ken tot Huwelyksgiften, en middelen van beftaan voor volgende Stadhouders en dier Kinderen , wanneer zy, door Egtverbintenisfen zich vermaagfchapten met Afftammelingèn uit de Huizen van Hanover of Brandenburg. Men vroeg, en niet zonder grond, welk een Vryheid 'er overfchoot voor een Gemeenebest, dat op zich zeiven tot de Staaten van den derden rang behoorende, uitgeput door fchulden, en deszelfs Koophandel, de bron van Rykdom en Onafhangelykheid, onherftelbaar ziende vervloeijen, de Magt en het reeds wydftrekkend Gezag van deszelfs eerften Staatsdienaar liet guarandeeren, door de regeerende Huizen van twee Volken, waar door het van alle. kanten als ingeflooten wordt, en die beide het hoogfte belang hebben by de onbeperkte magt deezes eerften Staatsdienaars ? Men zag deeze aangebodene en omhelsde Vrywaaring aan als gefchikt tot een beletzel om alle inkruipzels tot gezagsvermeerdering van zulk een reeds veel vermogend Staatsdienaar tegen te gaan, om hem zelfs, daar tog;de overftap van zyne Magt tot de Souverainiteit, flegts ééne fchreede was, die Oppermagt daadlyk in handen te ftellen. Of, zo dit geene plaats vondt, hieldt men het daar voor, dat die Guarantie het middel was tot een volflaagen verlies onzer Vryheid, en ftrekte om dit Volk geheel door Engeland en Pruisfen te laaten beheerfchen, en onder eene volflaagene flaaverny brengen. Voorts hielden veelen die Verbintenisfen als C 3 ge- Lvr. boek; 1787. 1788.  3S VADERLANDS CHE LVI. BOEK. 1787. Ï788. Aanmerking var Frankryk op het Verhond met Engeland. gefchikt om den Staat in veele Oorlogen in te wikkelen. Een onheil, 't welk niet geheel geweerd werd, door het ilegts verdeedigende van die Verbonden. Men herinnerde zich de bedreigingen door Engeland aan deezen Staat gedaan, in den v.oorigen Oorlog tusfchen hetzelve en Frankryk, over het niet verleenen van hulpe, fchoon het geval des Verbonds niet beftond, en hoe 't zelve ons , onder andere oor zaaken, uit fpyt over die geweigerde hulp, in eenen rampfpoedigen Oorlog in-, wikkelde. —- Ook kon de bedenking niet wel uitblyven , dat die Verbonden door Vrienden des Stadhouders ter baane en tot ftand gebragt waren om hunne binnenlandfche Heerschzugt, door den fterken arm dier twee Mogenheden ftaande te houden, fteeds bezet met de heimlyke vreeze, dat zy, op hunne beurt, van die Mogenheden zouden verlaaten worden, indien zy de ftoutheid betoonden om dV geè'ischte hulp, in eenig geval, te weigeren. Bedenkingen geenzins van grond ontbloot, doch waar over wy ons niet verder zullen uitlaaten om tot daadzaaken over te gaan. Staande de onderhandeling over de vermelde Verbonden, by welker voortelling men met den naam van Frankryk gefpeeld hadt (*), en die blykbaar moesten Itrekken om het Verbond met Frankryk te ontzenuwen, kon het niet mislèn of dit Ryk hieldt daar op het oog gevestigd, (*) Zie hier boven bl. 14,  HISTORIE. 59 tigd. De Heer Caillard, Zaakbezorger des Konings van Frankryk, die met den Raadpenfionaris van de Spiegel reeds een onvriendlyk gefprek, de bekendmaaking deezes Verbonds betreffende, gehouden hadt (*), ontving van den Graave van Montmorin, aanfchryvens, ten opzigte van het VI. Artykel der Verbintenisfe met Engeland, 't Zelve kwam hier op neder, dat, zo men dit Artykel wel begreep, hetzelve fcheen in te fluiten, dat de Hollandfcke Bevelhebbers, in de Indien, onder de Orders van die van Engeland zouden ftaan, en dat op een bloot vooigeeven van de laatften, dat zy een vyandlyken Aanval van Frankryk te duchten hadden,, de geheele magt van alle de. Hollandfcke Bezittingen in deeze Werelddeelen te hunner befchikkinge zou ftaan; zo dat zelfs de Hollandfcke Bevelhebbers, noch het regt zouden hebben zich omtrent de waarheid van diergelyke voorgeevens te verzekeren, noch de vryheid om Orders te verwagten, alvoorens tegen een Bondgenoot der Republiek vyandlykheden aar te vangen. Met byvoeging, dat het oog merk en de gevaarlyke gevolgen van zo danig een Artykel maar al te zigtbaar wa ren. Dat zyne Koninglyke Majefteit gaarne gelooven wilde, dat zodanig een Artykel hoe zeer voorkomende in de openbaar uit gegeevene Stukken van het Tractaat, it he (*) Men Ieeze he: in R. L. Bouwens aan zyn Committenttn bl. 167. C 4 LVI. üoëk, 1787. 1788. t  LVI. BOEK. 1787. 1788. Hoedoor de Staaten beat» t woord. 1 i < 3 < j 1 ( 1 - C 33 40 VADERLANDSCHE het oorfpronglyke niet ftondt. „ Hy „ ftelde," ten Hot, op dat wy de eigene woorden bezigen, „ te veel vertrouwen in „ de wysheid van hun Hoog Mogenden, „ om inzigten te kunnen veronderftellen, „ die rechtdraads ftrydig zouden zyn met „ de Verbintenis tusfchen zyne Allerchrist„ lykfte Mijefteit. Dat zyne Majefteit „ daaromtrent niet in onzekerheid verkoos „ te blyveu: dewyl noch deszelfs Grond„ beginzels, noch Character, toelieten, on„ zekere, dubbelzinnige en tegenftrydige „ engagementen te hebben , welke zyne „ Majefteit ook niet verwagtte dat hun „ Hoog Mog. zouden aangaan.'' 't Geen in deeze voordragt met hoflykheid, als een mogelyk geval, nedergefteld was om rechtftreeks verwyt te misgaan, greep in eene geringe maate ftand, eenig /erfchil in uitdrukking deedt zich op tusl-hen de woorden in het oorfpronglyk Trac:aat, en da affchriften daar van in de Enytlfche Dagpapieren geplaatst. Hier van betienden zich hun Hoog Mogenden in het \ntwoord op dit Vertoog gegeeven; en wogden zy, eens veronderfteld zynde daü le zin zodanig was als de Franfche opgave nhieldt,te beweeren, dat 'er dan nog geene chennis van het uitftaande Tractaat in lag )pgeflooten: en was dit Vertoog voorts pgevuld met vleiende uitdrukkingen voor ien Koning van Frankryk (*). In £0 Verzam. iy$z Chalmot VII. D. bl. 23-26,  HISTORIE. 41 In even vermeld antwoord van de Algefijeene Staaten aan den Franfchen Staatsdienaar hadden zy zich beroepen op het oorfpronglyk Affchrift der Verbintenisfe, ten dien tiove naa de Bekragtiging gezonden, 't Zelve daar gekomen en door onzen Afgezant medegedeeld zynde, bleek het dat de zwaarigheid niet uit den weg geruimd was. Althans de Graave de st. priest, als Afgezant wegens het Hof van Frankryk in 's Gravenhaage verfcheenen (*), leeverde een Vertooglchrift in, by 't welke hy verklaarde, hoe het hem voorkwam, dat het bewuste VI. Artykel, fchikkingen bevatte rechtdraads ftrydig met de gevvenschte Alliantie, die tusfchen Frankryk en deezen Staat ftand greep. Byzonder, merkte hy op, kwam het aan op de Magt, die volgens 't zelve aan de Gouverneurs der Hollandfcke Vastigheden in de Indien gegeeven was, om, in het geval dat GrootBrittanje door eenige Mogenheid vyandlyk werd aangevallen , zich met de Gouverneurs der Volkplantingen van 't zelve Ryk te verftaan,, omtrent de noodige maatregelen, dienende tot onderlinge Befcherming der Bezittingen van beide de Mogenheden. ,, Een Artykel van deezen aart," zegt hy woordlyk, „ bedoelt niets minder dan de „ Gouverneurs der Hollandfcke Vastighe„ den in de Oost- en West-Indien tot Reg„ ters te ftellen over de wettigheid van „ zo- (*) Wegens 't geen deezen Afgezant in '$ Gravenhaage bejegende zullen wy vervolgens fpreeken. C 5 LVI. 8 O EK. I787. 1788. Nadere Aanmerking van de Franfche Afgezant de st. Priest op dit Verdrag, en Voorftel van zyn Hof. ■•'v': ... 1. b .1 f»b wt)  42 VADERLANDSCHE LVI boek. 1787. I788, Gerugc van Vyandlykhedendoor de Franfchen in de OostIndienaangevangen. „ zodanige vyandlyke aanvallen, waarvan „ zy zeer waarfchynlyk de redenen en be,, weeggronden niet kunnen demeleeren." Uic dien hoofde hadt hy last, van den Koning zynen Meester, by hun Hoog Mog. aan te dringen, dat dit Artykel niet mogt worden bekragtigd, (of voor zo verre dit geen plaats kon hebben) dat als dan, even dezelfde bedingen het onderwerp mogten worden van eene nadere Overeenkomst tusfchen het Hof van Frankryk en deezen Staat, en een toevoegzei weezen van de reeds beftaande Alliantie. De Graave de st. priest voegde 'er nevens van zynen Meester gevölmagtigd te weezen om niet alleen daar over te handelen; maar ook tot een daadlyk beltaan te brengen, eene dergelyke Uitbreiding van dit Tractaat, die tevens dienen kon tot vermeerdering der voordeden eener Verbintenisfe , die met het belang van beide Magenheuen zo zeer overeenkwam (*). Terwyl deeze zaak hing, en de Franfche Afgezant, met de boven aangeduidde onaangenaamheden in de Hofplaats te worstelen had, vermelden de Engelfche Nieuwspapieren , dat men in Frankryk tyding hadt bekomen van. een Krygstocht des. Gouverneurs van Pondichery de Heer Cqnway, tegen Trincon&male, ingevolge van de bevelen uit Frankryk, in den voorieeden Herfst, af/ezonaen, wanneer men den Oorlog met Engeland voor zeer waarfchynlyk • hielde, ü (*) Verzonk, iy de Chalmot VII. D. bl, 92,  HISTORIE. 43 hieldt. Men voegde 'er hy, dat he»- Franfche Gouvernement aan den Engelfchen Afgezant hadt te kennen gegeeven, . dat, indien de inneeming van Trinconomale daadlyk gebeurd was, het Engelfche Ministerie verzekerd kon zyn van genomene maatregelen tot wedergave en fchavergoeding. - De Franfche Afgezant verklaarde deswegen , .dat zyn Meester geen rechtftreekfche tyding van zodanig eene Infcheeping, welke door den Gouverneur van Pondichery zou gedaan zyn; bekomen hadt, en gevolglyk buiten ftaat was, aan hun Hoog Mogenden de des gevorderde opening te geeven. Alleen kon de Koning daar omtrent als nu zeggen, dat de Krygstoerustingen, welke het Hof van Londen op het onverwagst,:in het laatst van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii, deedt rnaaken, hem in de noodzaaklykheid gebragt hadder niet alleen om- zich van zynen kant mede te wapenen; maar ook om voorzorgen te neemen tot beveiliging zyner Bezittingen in de Indien; dat hy., ten zelfden tyde, geoordeeld hadt verpligt te zyn, zich te laaten gelegen leggen aan de Hollandftèe Bezittingen in dat Werelddeel, zynde ten dieri tyde de éénigfte Geallieerde met de Republiek , welke toen door Binnenlandfche Verdeeldheden verfcheurd werd. Dat, zc dra men, wegens de Ontwapening met het Hof van Londen overeengekomen was, de Koning nieuwe bevelen na de Indien gezonden hadt; en zyne Majefteit niet twyfelde, of de Heer Conway zou, zo 'er in LVI. bokk, I787I788. Verklaaringenvan het Franfche Hof deswegen.  44 VADERLANDSCHE LVI. boek. I787. Een verdeedigend Verdrag tusfchenLonden en Berlyn geflooIteiE t ,5 ï i s in de daad eenige onderneeming mogt gefchied zyn, zich gehaast hebben om de zaaken m den voorigen ftaat te herftellen (*). Om de banden tusfchen het Hof van Berlyn en Londen nog vaster te leggen, en de knoop met de Vereenigde Gewesten teffens naauwer toe te haaien, diende een Verdeedigend Verdrag, kort daar op, tusfchen Groot-Brittanje en Pruisfen geflooten. Het Artykel onzen Staat meer onmiddelyk betreffende, is van deezen inhoud. „ De hooge Contracteerende Partyen ver„ nieuwen hier, op de uitdruklykfte wyze, „ het Provifioneel Defenfief Alliantie Trac„ taat tusfchen dezelve op 't Loo den der„ tienden van Juny mdcclxxxviii gefloo„ ten; en zy verbinden zich op nieuw, „ en belooven, ten allen tyde eenftemmig „ en met wederzydsch vertrouwen te werk , te gaan, tot handhaaving van de Vei, ligheid, Onafhangelykheid en Regee, ringsform der Vereenigde Provinciën y vol, gens de Verbintenislën, welke zy met , de gemelde Republiek geflooten heb- , ben. En, indien, uit kragt der be- , paalingen van deeze Tractaaten , de hoo, ge Contracteerende Partyen zich verpligt „ za-. (*) Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 24.6 N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. nu. en 1120. In de opgave, te laatst aangeduidde plaatze, is in da jaarboeken eene misftelling en uitlaating in de ver; melding van Staatstukken onverfchoonlyk; men vergelyke die met de onze.  HISTORIE. 45 zagen de te geevene Secourfen aan de „ Staaten Generaal te vermeerderen, bo- ven het bepaalde Secours in de gezegde „ Tractaaten uitgedrukt, of dezelven met „ al haar Magt by te ftaan, zullen de „ hooge Contracteerende Partyen te za „ men overleggen en vastftellen, het geen „ noodig zal zyn, ♦■en aanziene van zo,, danige vermeerdering van Secours, waai „ omtrent men zal overeenkomen, en ten „ aanziene van het gebruik van haare \ve,, derzydfche magten tot zekerheid en be„ fcherming van gemelde Republiek (*)," De Graaf van Hertzeerg, dien wy in den lof van de Verbintenisfe tusfchen onzen Staat en Pruisfen hoorden uitweiden , liet geenzins naa om ook deeze, deels zyn eigen werk, in den gunftigften dag te haaien, en de maat des lofs van zynen Vorst vol te meeten. „ Uit alle „ deeze handelingen, was het," gelyk hy zich liet hooren, „ ligt op te maaken, met hoe veel zorg, yver en goeden uitfiag, „ de Koning zich hadt toegelegd om de „ Onlusten in eenen nabuurigen Staat te „ bevredigen, om de natuurlyke betrek„ king tusfchen de Mogenheden te her., ftellen, om zyne Bezittingen , en de al „ gemeene Rust in het zuidelyke van Eu„ ropa te beveiligen; terwyl hy zyne Lan „ den, die ten Noorden gelegen zyn „ door vreedzaame, doch tevens ontzag- „ wek (*) Men zie dit geheele Verdrag in de N.Nederl Jaarb. 1788. bl. 1288. LVI. BOEK. 1787. 1788. Lof door Hertzeergdaar aan gegeeven.  LVI, &0 EK, 1787. 1788. Thule- meyer door van Alisens- leben vervangen. Voorflag van Enkhuizenom het Erfftad- 46" VADERLANDSCHE „ wekkende maatregelen, tragt in veili^ „ heid te (lellen (*>" ö De Pruisfifche Gezant, de Baron van Thulemeyer , wien wy zo menigmaalen, in den loop der Gefchiedenisfen, ten voordeele des Stadhouders zagen te voorfchyn treeden, was, met den aanvang des Jaars mdcclxxxviii, terug geroepen. Zyne Affcheidsgroete droeg alle kenmerken van het volst genoegen over zyne verrigtingen; en in de beantwoording des Briefs van den Koning van Pruisfen, van Thulemeyers Opvolger, den Kamerheer van Albensleben aanbeveelende, ftraalt het genoegen van hun Hoog Mogenden, over de verrigtingen des vertrekkenden Gezants, met de kennelykfte trekken door (f). — Wegens den nieuwen Pruisfifchen Afgezant gaf de Prinfes den Griffier Fagel dit getuigenis; „ 't Is een Man van groote ver„ dienften; gy kunt vry uit tegen hem „ fpreeken ; hoewel hy van Parys komt „ verfoeit hy de Franfchen, en heeft my „ eene uitvoerige befchryving gegeeven „ van de jammerlyke verwarring waar in „ zy zich tegenwoordig bevinden (§)." Wat men dus bedagt om, door Verbintenisfen met magtige Nabuur Mogenheden, den voet op welken de zaaken herbragt waren te vestigen, men verzuimde niet daar aan (*) Verz. by de Chalmot XII. D, bl. 101. 102. Ct) N. Nrderl. Jaarb. 178g. bl. 44. en 47; (§) II. L. BouwjïKs aan zyne Committenten, bl. 164.  HISTORIE. 4? aan van binnen alle mogelyke Hevigheid te geeven. Hier toe ftrekte het Vöbrftel door de Stad Enkhuizen reeds met het afloopen van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii ter Hollandfcke Staatsvergadering gedaan, woordlyk van deezen inhoud. ., Dat, of„ fchoon by herhaalde reizen door hun „ Ed. Groot Mog. is verklaard, dat de „ Republiek onmogelyk kan beftaan of be„ houden blyven zonder voorzien te zyn „ van een Eminent Hoofd egter de „ ondervinding, in de laatfte Beroerten, „ wederom geleerd hadt, dat zommigewoel„ zieke en verandering zoekende Perfoo,, nen zich niet ontzien hebben . deeze „ Grondwaarheid in twyfel te trekken, en, „ (zo God het niet verhoed hadt,) direct„ lyk tegengeftelde Maximes in te voeren. „ Dat deeze verderflyke toeleg in de eene „ of de andere Provincie van het Bond„ genootfchap beginnende, het gevolg daar „ van is, dat, vermids niemand der an„ dere Bondenooten regt heeft om zich ,, met het Inwendig Beduur van een Me„ debondgenoot te bemoeijen, het kwaad „ meer (*) Men vergelyke met dit te neergeftelde de Deductie van Staaten van Holland over de Acte van Seclufie der Prinfen van Oranje in de Refol. van Cón/id. ten tyde van ]. de Witt bl. 30—102. —Of, wil men meer dan woorden, men raadpleege de Gefchiedenis, die ten vollen toont, dat onze Staat nooit grooter aanzien gehad, nooit grooter rol op het tooneel van Europa gefpeeld heeft, dan van de jaaren 1651 tot 1672, en van 1701 1011747, wanneer men geene Algemeene Stadhouders hadt. LVI. boek. 1787. 1788. houderfchap tot een Grondwet van Staat te manken.  48 VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. 1788. „ meer en meer wortel fchiet, voortkruipt,; „ en eindelyk ook de andere Provinciën „ aanfteekt. Weshalven de Gecommitteer„ den van Enkhuizen eenpaarig hadden ge„ oordeeld, met 'sLands dienst overeen„ komftig te zyn, dat, in de tegenwoor„ dige omftandigheden, zo veel naar den „ mensch gefchieden kon, maatregelen be„ raamd wierden , waar door diergelyke „ ongelukkige geiïeldheid, als wy onlangs „ beleefden, kon worden voorgekomen, „ en mits dien voordroegen, dat hun Ed. „ Gr. Mog. zouden gelieven goed te vin„ den, ten overvloede, en by herhaalinge „ van voorige Verklaaringen, op nieuw, „ te declareeren, dat hun Ed. Gr. Mog. „ het Erfftadhouderfchap, Gouverneur, Ca„ pitein en Admiraalfchap , erflyk in het „ Doorlugtig Huis van Oranje, zodanig als „ het zelve in hun Ed. Groot Mog. Refo„ lutie van zestien November mdccxlvxi is „ opgedraagen, en door den tegenmordigen „ Heer Erfftadhouder in het jaar hdcclxvi „ aanvaard, houden voor een EsfentieelDeel „ der Conjlitutie en Regeeringsvorm deezer „ Provincie, en yastlyk gezind zyn, hetzelve „ niet minder dan de overige Grondwetten, „ waar op de Jlaat deezes Lands gevestigd „ is, te conferveeren en te maintineeren. „ Dat van deeze Verklaaring ter Ge, neraliteit opening zou behooren gedaan , te worden, en den Bondgenooten daar , by te kennen gegeeven, dat, hoe zeer , hun Ed. Gr. Mog. zich niet begeerden , te mengen in de inwendige befchikking „ der  HISTORIE. 49 ,, dei' zaaken van de refpective Provinciën, Hoogstdezelve egter geperfuadeerd zyn, „ dat by geen van de Provinciën deeze ,, gedeclareerde Grondwaarheid, dat het „ Erfftadhoüderfchap met deszelfs Regten „ en Prerogativen, is een Esfentieel deel „ der Conftitutie en Regeeringsvorm, zal 5) of kan worden in twyfel getrokken; dat ,9 derhalven de noodzaaklykheid van des,, zelfs handhaaving, als het Middelpunt 9, van de Vereeniging der Unie, even zeer ,, boven alle-.bedenkingen zynde, gelyk 9, zulks door genoegzaam alle de Provin„ cien, by de herttelling deezer Hooge „ Waardigheden in mdccxlvii is erkend, hun Ed. Groot Mog. aan de refpective „ Bondgenooten van hunne op nieuw ge„ manifesteerde gevoelens kennis geeven, ,, met verzoek, dat alle de Provinciën, „ tot onderlinge gerustheid omtrent een „ punt van zo veel aanbelang, dat de Re9, publiek daar mede ttaat of valt, eene „ foortgelyke Verklaaring geliefden te doen. Dat zy het Erfftadhoüderfchap, Gouver„ fieur, Capitein en Admiraalfchap Gene„ raai, zodanig als het in den haaren re9, fpectmlyk is opgedraagen, en door den te„ genwoordigsn Heere Erfftadhouder aan9, vaard, houden voor een Esfentieel Deel 5, van haare Conftitutie en Regeeringsvorm; 9, mitsgaders, dat de Bondgenooten hetzelve, 5, als een Grondwet van Staat onderling gua9, randeeren, en aannecmen niet te zullen ge ■ 9, doogen, dat door één der Provinciën van het „ Bondgenootfckap van deeze heilzaame, voor XX. Deel. D dt LVI. boek. 1787. I788.  $0 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. I787. 1788. By Holland en de andere Gewestenaangeno • men. i 1 ï 1 i 2 P d * v »: r. V J ( ft « c \ i z „ de rust en veiligheid van den Staat onont„ beerelyke Grondwet ooit óf ooit worde af„ geweeken (*). Genoeg ingangs vondt die Voorflag by Holland om omhelsd, en ter Vergadering van hun Hoog Mogenden gebragt te worden, met allen aandrang, om dit zelfde fpoor te betreeden (f). Als om itryd beroonden de meeste Gewesten zich volgzaam, en waren de hier in Hemmende Beluiten der Bondgenooten vóór het einde /an Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviu gereed (§). De O Refol. van Holl. 25 Oct. 1787. GO Refol. Gen. 15. en 18. Feb. 1788. (§) Zeeland was hier agterlyk, blykens deeze Lantekening van den jongen Griffier Fagel den 13. /Taart 1788. gedagtekend. Myn Grootvader hadt iet den Raadpenfionaris van de Spiegel gefprooen over de Mutüeele Guarantie van het Erfftad" puderfchap, met verzoek dat hy dat werk in 'eeland ook geliefde voort te zetten; doch op die unt hadt de Heer van Lynden voluit verklaard, at Zeeland vast niet klaar zou weezen. Bat fpyt ■y, myn Heer! hadt de Raadpenfioqsris geant'oord, want de andere Provinciën zyn gereed. — Dat kan wel waar weezen; maar wy zyn het niet, en zullen het niet zyn." — Ik dagt eveniel dat de Sentimenten van de meeste Leden der 'rovincie my bekend waren. — Dat kan alles wel waar zyn; myn Heer! maar Zeeland zal niet klaar zyn." — Dan zeg ik nogmaals dat het ty zeer leed is; maar het zal ons niet beletten met it werk voort te gaan. — „ Hoe zo?" hadt toen e Heer van Lynden met groote verwondering geraagd. — Wel neen , myn Heer', wy zullen onzen ang gaan, cn de zes Provincien zull.'n elkander bet 'tadhouderfchap guarandeeren, met uitzondering an Zeeland'. — Welk zeggen van den Raadpen-  HISTORIE. 5i De Acte van Guarantie of Vrywaaring hier uit gebooren, en den zeven en twintigften van Zomermaand getekend, was van deezen inhoud. „ De Heeren Staaten van „ de Provinciën van Gelderland, Holland „ en West-Friesland, Zeeland, Utrecht, „ Friesland en Stad en Lande, nevens die „ van het Landichap Drenthe gereflecteerd „ hebbende op de oorzaaken van de in,•, wendige verdeeldheden, waar door de „ geheele Republiek, en ieder Provincie „ in 't byzonder, onlangs is beroerd ge„ worden, en bevonden hebbende, dat de„ zelve grootendeels ontftaan zyn uit ver„ keerde en hoogstgevaarlyke denkbeelden „ by zommige menfchen, het zy weezen- lyk of in fchyn opgevat, en aan andere „ minkundige Ingezetenen ingeboezemd, „ aangaande het gewigt en de noodzaak„ lykheid der hooge en erflyke Waar„ digheden van het Stadhouder-, Capitein- en Admiraalfchap - Generaal, en daaren„ boven geconfidereerd hebbende, dat,by „ de gelukkige herftelling van het Stad„ houderfchap en de erflyke bevestiging „ van 't zelve in de Jaaren mdccxlvii „ en fionaris den Heer van Blitterswyk zeer verlegen maakte, daar hy hetzelve in 't geheel niet verwagtte. Ondertusfchen hadt de Raadpenfionaris een Brief gefchreeven aan den Heere W. A. van Cittf.rs, Burgemeester te Middelburg, en aanftaande Raadpenfionaris van Zeeland, om hem te onderrigten van den kwaaden luim van den Heer Reprefentant, en hem op zyne hoede te doen zyn. R. h, Boüwens aan zyne Committenten bl. 167. D a LVI. BOEK. 1787: 1788. Acte van Guarantie hier uit gebooren.  5» VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. I788. „ en MDccxLviii, dc Bondgenooten tct „ een groot voorregt van den Staat heb„ ben gerekend, deeze hooge Waardighe„ den, met betrekking tot alle de Provin„ cien en Generaliteits Landen, op één „ en denzelfden Prins vereenigd te zien, en zich daar door een nieuwe kragt en „ vastigheid van den band der Unie hebj, ben beloofd; dat mitsdien dezelve Waar„ digheden, van toen af, een naauwer en „ onmiddelyker betrekldng ontvangen heb„ bende, by het geheele Bondgenootfchap „ niet alleen behooren befchouwd te wor„ den als een Esfentieel Deel van de Con„ ftitutie en Regeeringsvorm van ieder „ Provincie, maar van den geheelen Staat, „ en zodanig verbonden met de Unie zel„ ve dat het een zonder het ander onmo„ gelyk in bloei en welvaard ftaande kan „ blyven , en dat derhalven, gelyk de „ Bondgenooten verpligt zyn malkander „ met goed en bloed by te ftaan, tot con„ fervatie van den Band der Unie, hier „ uit noodwendig moet volgen de verplig„ ting om elkander gerust te ftellen om. „ trent de eerfte en voornaamfte midde„ len, door welke de Unie moet behou„ den blyven, en om met vereenigde krag„ ten te waaken tegen allen indrang op „ dezelve; te meerder daar de ondervin„ ding, in de laatfte beroerten, geleerd „ heeft,^hoe uit de geringde beginzelen, „ die in 't eerst kleine veranderingen fchee,, nen te bedoelen, nogthans eene alge„ meene verwarring is ontftaan, welke het „ Bond-  HISTORIE. 53 „ Bondgenootfchap op het punt van een „ totaale flooping heeft gebragt. Zo i „ is 't, dat Heeren Gedeputeerden van de „ hooggemelde Provinciën, uit naam en „ op last van de Heeren Staaten, hunne „ Principaalen, mits deeze plegtig verklaa„ ren, dat hooggemelde Heeren Staaten „ het Erfftadhouder-, Capitein- en Admi„ raalfchap-generaal, met alle de Regten „ en Prxeminentien daar aan verknogt, zo „ en op dien voet als hetzelve in den haa„ ren refpectivelyk opgedraagen en door „ den tegenwoordigen Heer Erfftadhou„ der in den Jaare mdcclxvi aanvaard is, „ houden en confidereeren voor een Es„ fentieel gedeelte van haare Conftitutie „ en Regeeringsvorm, en hetzelve als een „ Grondwet van Staat, onderling Bondge„ nootfchaplyk aan malkander guarandee„ ren: aanneemende niet te zullen gedoo„ gen, dat in een der Provinciën van het „ Bondgenootfchap, van deeze heilzaame ,, en voor de rust en veiligheid van den „ Staat onontbeerelyke Grondwet ooit of „ ooit worde afgeweeken." De Ontwerpers, Ondertekenaars en Overhandigers van dit Stuk waren A. R. van Heecke.ren tot Suideras wegens Gelderland, W. F. H. van Wassenaar , L. P. van der Spiegel wegens Holland, W. van Citters wegens Zeeland, W. N. Pesters wegens Utrecht, M. van Scheltinga wegens Friesland, R. Sloet tot de Haar wegens Overysfel, en B. D. van Idsinga wegens Groningen. Van D 3 we- lvi. IO£Ki 1787. I788.  LVI. BOEK. 1787. I788. Staatlyke Opdragt van dit Stuk. Aanfpraak te dier gelegenheid. 54 VADERLANDSCHE wegen het Landfchap Drenthe was, op volmagt, deeze Acte onderfchreeven door den Drosfaart P. A. R. Grave van Heiden (*). Gemelde Ondertekenaars, uitgenomen de laatstgenoemden, doch vergezeld van den Griffier Fagel, trokken, volgens eenStaatsbefluit, naar den zin van den Raadpeniionaris genomen, in ftaatlyken trein, in vyf koetzen gezeten, na het Lusthuis de Oranje Zaal, ontvingen, zo onder den weg als daar, de gewoone Krygseere. De Stadhouder met de twee jonge Prinfen en Edellieden ontvingen de Bezending aan de trappen. Binnen de groote Zaal geleid namen zy plaats tegen over de Prins en Prinfesfe en het Vorstlyk Gezin. Jonkheer van Heeckeren tot Suideras leverde de Acte lan zyne Hoogheid over met eene Aanbraak aan den Prins en de Prinfesfe ea liet Vorstlyk Gezin gerigt. Eene Aanfpraak, geitemd op den toon i/an dien tyd, en begreepen in deeze bewoordingen, „ Strekte het alle welmee„ nende Vaderlanders tot een zonderling , en innig genoegen, wanneer zy de fnoo, de oogmerken van eene verderflyke en , heerschzugtige Cabale mogten verydeid , en uwe Doorlugtige Hoogheid herfteld , zien in de uitoefening van Regten en , Prerogativen, welke aan uwe Doorlug, tige Hoogheid op eene wettige wyze > opgedraagen; doch door heerschzugt en » ge- (*) Refot. Gen. 30. Mey en 27. Juny 1788.  HISTORIE. 55 „ geweld, voor eenen korten tyd, gedrukt ,, waren; bragt een ieder zyn offer van „ dankbaarheid en erkentenis toe, wan- neer men de geregtigheid zag zegepraa- len, en het zo zeer gefolterd Vader„ land uit den bangften nood, en als uit ,, den mond des verdeifs gered; wierd als „ toen de gedagtenis, dat dit ons Gemee„ nebest deszelfs Opkomst, Bloei en Gods„ dienst en Vryheid aan het Huis van uwe „ Doorl. Hoogheid, aan uwe Doorlugtige „ Voorouders, naast God, verfchuldigd „ was, door eene billyke vreugde van uw „ Doorl. Hoogheid wederom in Haat ge„ Iteld te zien van zich op nieuws en by ,, aanhoudenheid, voor die zo geheiligde ,, Panden in de bresfe te dellen, herlee,, vendigd; niet minder Doorlugtig Furst I zyn thans onze harten doordrongen van „ de zuiverde gevoelens van vreugde, „ dankbaarheid en eerbied, daar wy ons „ vereerd vinden met eene Commisfie uit het midden van hun Hoog Mog. de ,, Heeren Staaten Generaal der Vereenigde „ Nederlanden om aan uwe Hoogheid over „ te geeven een Beiluit by de Hooge „ Bondgenooten genomen. Een Befluit. ,, waar by alle Regten en Prscëminentien, „ verknogt aan het Erfftadhouder- Capi „ tein- en Admiraalfchap Generaal, zo als „ dezelve in den Jaare mdcclxvi in de „ Provinciën refpectivelyk aan uw Doorl, „ Hoogheid zyn opgedraagen , zodanig „ met de Grondwetten van den Staat zyn „ vereenigd geworden, dat dezelve daai D 4 „ var LVI. boek. I787. 1788.  56" VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788, „ van onaffcheidelyk zyn, en te zamen „ ftaan of vallen moeten. „ Met dit Befluit, het welk wy thans „ de eer hebben uw Doorl. Hoogh. over „ te geeven, ftellen wy uwe Doorl. Hoogh, „ ter hand een Plegtanker ter beveiliginge „ van onze gezegende en herftelde Con„ ftitutie, en een Waarborg tegen alle onr „ derneemingen, welke eenige atteinte aan „ uwe Doorl. Hoogheids hooge Waardig„ heden zouden kunnen toebrengen. „ Hebben de hooge Bondgenooten al„ le de Eminente Waardigheden, door „ uwe Doorl, Hoogheid bekleed, als een „ Esfentieel gedeelte van onze Regeerings„ vorm en Conftitutie verklaard, en de„ zelve onderling, als een Grondwet van „ Staat Bondgenootfchaplyk geguarandeerd, „ zo mogen wy ons dan billyk vleijen, „ dat door deeze Guarantie, onderfteund „ door die van twee onzer Geallieerden, „ twee van onze aanzienlykfte en magtig„ fte Nabuuren, van het lieve Vaderland „ zullen afgekeerd worden alle fnoode on„ derneemingen, welke de afgunst en de „ heerschzugt daar tegen zouden kunnen „ berokkenen. „ Dit gewigtig werk is thans te volle- diger, immers zo verre menschlyke wysr „ heid toelaat, voldongen, doordien wy „ de eer kunnen hebben uwe Doorlugtige, „ Hoogh. kennis te geeven, dat de folem„ neele Aete van Guarantie, deezen mor9, gen door de Heere Graave van Hei» de.n 3 Drpsfaard des Landfchaps Drenthe,  HISTORIE. 57 op fpeciaale authorifatie van dat Landfchap , mede getekend is. Deeze acces„ fie zal voorzeker uw Doorl. Hoogheid 9, niet minder aangenaam zyn, dan die aan „ hun Hoog Mogenden is geweest, voor?al ook uit hoofde van den pryswaardigen en onvermoeiden yver, welke in alle handelingen der gezegde Heeren 5, Staaten hebben doorgedraaid, om tot „ herdel der Conditutie mede te werken. Geluk wenfchen wy U Doorl. Furst J Geluk uwe Koninglyke Furstin! Geluk 5, uwe Doorl. Prinfen en Prinfesfe! Geluk wenfchen wy ons dierbaar Vaderland met deeze zo heuchlyke en geze,, gende Omwending, waar in de wyze ,, en bewonderende fchikkingen van den s, Allerhoogften , op eene zigtbaare wyze, „ hebben doorgedraaid. „ Die zelfde God, die zich deeds de ,, God onzer Vaderen heeft betoond, die ,, nog zo onlangs ons Gemeenebest van 5, den oever des verderfs gered heeft, en „ die den dag waar op dit Befluit der hoo,, ge Bondgenooten zyn bellag kreeg, ,, reeds tot eenen aanmerkelyken Gedenk„ dag van Nederland gedeld hadde, be,, vestige ook dit Staatsbefluit met het ze„ gel zyner goedkeuringe! „ Die God, welke vernedert en ver,, hoogt, en zonder wien de Furden der „ aarde niets vermogen, begeeve uw Door„ lugtige Hoogheid nimmer, en wat als ,, dan, Doorl. Furst 1 uwe hand vindt om te doen, dat ze dat doe met alle magt, D 5 „ Dan LVI. joe k. 1787. I78U.  58 VADERLANDSCHE LVI. KOEK. 1787. I788. „ Dan zullen wy door een aanhoudend „ voorzigtig Beduur, onder den zo hoog „ noodzaaklyken invloed van uw Doorl. „ Hoogheid, het Regt en de Geregtigheid „ zien gehandhaafd en de heilige Band „ der Unie niet meer in gevaar om ver„ broken te worden. Dan eerst zullen „ wy ons mogen vleijen, dat de Raadfla„ gen der Bondgenooten, op onderlinge „ eensgezindheid en vertrouwen gegrond, „ het Vaderland met welvaard, zegen en „ voorfpoed van binnen vervullen, en van „ buiten tegen onvoorziene vyandlyke aan- vallen beveiligen zullen. „ Uwe Koninglyke Hoogheid, die in eene „ zo ruime maate gedeeld heeft, in alle de „ rampfpoeden van ons beroerd Vaderland, „ plukke thans ook, met uw Doorlugtige „ Hoogh. en Furstlyke Telgen, de nu aan,, genaame maar onvoorziene vrugten van „ eene langduurige vervolging — eene ver„ volging met zulk een heldenmoed door„ gedaan, dat het naauw gelooflyk zou zyn, „ ware het niet gefchied door eene Prin„ fesfe, uit het Huis van Brandenburg ge,, fprooten, en gehuwd aan dat van Oranje. ,, En mogen wy thans de voortrcftelyke „ Deugden dier aanzienlyke Huizen, aan„ gekweekt door eene Opvoeding, waar „ van het beter is te zwygen dan weinig „ te zeggen, vereenigd zien in de Fursts, lyke Prinfen en Prinfesfe, zo blyve erf„ lyk in hun Geflacht hunne aanhouden„ de en ongedoorde voorfpoed vermeer„ deren, en uWe Doorlugtige en Koning- „ lyke  HISTORIE. 59 „ lyke Hoogheden zyn nog lange, met „ Nederlands Volk, de blyde Aanfchou„ wers van hoogs tderzel ver bloei en wel3, vaard, tot vreugde van eene te vooren „ misleide; doch thans verblyde Natie." Vol erkentenisfe beantwoordde de Prins eene Aanfpraak zo vleiend voor hem en voor zyn Huis. De Overbrengers dier Acte werden ten maaltyde getoefd, er, keerden, onder dezelfde eerbetoonirtgen ftaatlyk te rugge. By eene Waarfchuwing was zorg gedraagen tegen alles wat te deezer gelegenheid, die veel Volks zamenbragt, aanleiding tot ongeregeldheden kon geeven. Behalven het Affchrift aan zyne Hoogheid ter hand gefteld, werd, volgens Staatsbeiluit, 'er een vervaardigd, om by andere oorfpronglyke Stukken de Unie betreffende bewaard te worden. Men keurde deeze Staatsverrigting van genoegzaam belang om dezelve door een Gedenkpenning te vereeuwigen; waar van 'er een in Goud aan zyne Hoogheid werd ter hand gefteld, terwyl de Leden en Ministers deiVergadering van hun Hoog Mogenden, van den Raad van Staaten, en de Generaliteits Rekenkamer, eene dergelyke in Zilver ontvingen (*_). Groot (*) RcfoL Gen. 27. Juny 3. 4. July 1788. Deeze, zo wel als de StaaUyüe Opdragt, was de voorliag van de Raadpenfionaris van de Spiegel. Zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 170. Hoe veel 'er onder 's hands te doen viel om dit ftuk tot ftand te brengen, wordt in dit Werk vernield. Zie bl. 161—164. LVI. li uEK. !787. 17K8. Deeze Gebeurtenis met een Ge denkperning vereerd.  <5o VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. Hoe onderfcheiden beoordeeld 1 1 1 1 i I ! 1 ( 1 3 < ( 1 ] I ( Het bepaalde | Groot was de vreugde over dit nader en naauwer verbinden dier Hooge Waardigheden aan de Staatsgeileltenisia onder a.lle de Begunftigers van het Stadhcndertyk Huis, Uil het gemor der zodanigen, die dit werk met leede oogen aanfehouwden, en de plaatzing van dit ftuk by de Unie van Utrecht hoogst onvoeglyk oorleelden. Zy merkten op, dat, gelyk deeze Unie voornaamlyk en alleen ten grondlag hadt de Oppermagt van elk der Zeven 3-ewesten, dat gelyk men fteeds, onder dit, /oorwendzel, over de fchending dier Unie geklaagd en gefchreeuwd hadt, wanneer de staaten van Holland die wilden handhaa;en; en gelyk men, ten allen tyde, gexagt hadt, om, door de vereenigde magt Ier Afgevaardigden ter Vergadering van jun Hoog Mogenden met den Stadhouder egen de Vryheid, voornaamlyk van Holand, zamen te fpannen, nu door de Betuurders van dat Gewest, het eerile voorlel gedaan was om deeze Unie te verkragen , en den Stadhouder, by de allerminfte jneenigheid of wederftand tegen zyn beluur, het in handen te geeven om de Guaantie der thans ingevoerde Conflitutie van Ie gezamenlyke Bondgenooten af te vorleren, en des Stadhouders believen door >efluiten van hun Hoog Mogenden en den laad van Staaten, met meer aandrangs en ;ewelds, dan ooit te vooren, af te vorieren. Met de maatregelen thans omhels 1 en ;evolgd, kon niets ftrydigers bedagt worden  HISTORIE. 61 den dan de zo veel gerugts gemaakt hebbende Acte van onderlinge Verbintenis tot handhaaving der Republikainfche Conflitutie van den jaare mdcclxxxvi (*). De Omwenteling was ook naauwlyks daargefteld, of dit Stuk werd door Leden van Staat en Commisfarisfen van den Hove in ernftige overweeging genomen, en over 't zelve een Verfiag uitgebragt, 't welk een daar mede zamenftemmend Staatsbefluit ten gevolge hadt. By 't welke die Acte van Verbintenis voor van onwaarde en verilooken van alle verbindende kragt verklaard werd; en wyders beflooten, dat onderzoek zou worden gedaan na de eerfte Beleggers en Inftellers dier Acte (f), en dat, wanneer 'er uit dien hoofde, eenige Regtsvorderingen zouden ondernomen moeten worden, zulks gefchieden zou voor de dagelykfche en bevoegde Regters der Perfoonen, daar in betrokken. Dat alle Leden van de Ridderfchap en Vroedichappen van de Steden en derzelver Ministers, die het nu waren terftond, en die vervolgens aangefteld zouden worden, by derzelver aanfteliinge, als mede alle anderen, die geen Vroed fchappen of Ministers zynde en nogthans ter Vergadering van hun Ed. Gr. Mog. verfchynende, den Eed op den tegenwoor- digen (*) Zie onze Vadert. Hist. XI. D. bl. 191. enz. (t) De eerfte Inftellers hadden zich genoeg bekend gemaakt; wegens de Ondertekenaars was men meer in 't duister. Vergelyk onze Vaderl. Hist, XI. D. bl. 297 en 301. LVL boek. 1787. 1788. omtrent de Eed en den . aiftatid d«r Acte van Verbintenis.  LVI. BOEK. 1787. 1788. DeTJaron vanLynden uit zyn Gezantfchap te LondentQ lug geroepen. 62 VADERLANDSCHE digen Regeeringsvorm zouden afleggen. — Daarenboven zouden de tegenwoordige Regenten verklaaren, „ dat zy aan de Acte „ van Verbintenis, welke op den achtften „ van Augustus mdcclxxxvi tusfchen „ verfcheide zich noemende Vaderlandlie„ vende Regenten te Amfterdam aangegaan „ en door dezelven en naderhand door vee„ le anderen getekend, of geen deel ge„ had hebben direct of indirect, of by zo „ verre zy daar aan eenig deel direct of „ indirect mogten hebben, daar van te re„ filieeren, en zich ontilaagen te houden „ van alle uit dien hoofde gecontracteerde „ verphgting." — Naardemaal deeze Acte van Verbintenis alle de Vereenigde Gewesten betrof werd van dit Staatsbefluit by rondgaande Brieven aan de overige Bondgenooten kennis gegeeven; ten einde by üle de Gewesten een Befluit op dit ftuk :e bewerken. Vaardig betoonde zich Onrpfel om in die zelfde maatregelen te treeien (*)• Terwyl dit by Holland en Overysfel vastgefteld was, en elders in bewerking bleef, hadt de Omwenteling eenen onmiddelyken invloed op eenige Gezanten, en andere Perfoonen in betrekking flaande tot het algemeen Bondgenootfchap. Tot de terugroeping des Barons van Lynden , Buitengewoon Envoyé aan 't Hof te Londen, werd, op voordel van Holland, beflooten. Zeeland, welk Gewest nevens Holland, de be- (*) Ver*, iy de Chalmot th D. bi. 168. en 287.  HISTORIE. ^3 benoeming heeft van den Gezant ten dien Hove, geen last daar toe hebbende, weigerde de Heer van Otters ter Vergadering van hun Hoog Mog. voorzittende, deezen Voorüag om die reden, tot beiluit te brengen; 't welk diehsvolgens gefchiedde door den Heer van Wassenaar Spanbroek, Voorzitter in de laatst verftreeke week. Te deezer gelegenheid verklaarde de Heer van Citters het regt van Zeeland, wegens den voordragt eens Ministers ten Hove van Londen, te zullen handhaaven. 't Welk gelegenheid gaf dat die van Gelderland, Utrecht, Friesland, Overysfel en Stad en Lande zich lieten hooren tegen het erkennen van het eene Gewest boven het andere tot het voordraagen van een Perfoon tot een Minister buiten 'sLands (*). Hoe zeer Zeeland, anders op de wederroeping deezes Gezants gefteld, en 'er op uit was om, in 't gemelde voorregt, door geen meer aangedrongen voordellen der andere Gewesten vei kort te worden, bleek ter naastvolgende Byeenkomst; wanneer de Afgevaardigden van Zeeland betuigden te vermeen en als nu ongetwyfeld te zullen voldoen aan het oogmerk van de Staaten huns Gewests, met hun Hoog Mog. in bedenking te geeven, of zy het niet voeglyk zouden oordeelen deeze post van Buitengewoon Gezant op te draagen aan den Heer Grave van Welöeren : dewyl deeze nooit van daar was te rug geroepen en O Rifil. Gen. 5. Dec. 1787, LVI* BOEK* 1787. 1788. Van Welderen op nieuw benoemd  64. VADERLANDSCHE LVI. boek, I7H7. 1/83. Bedankt, Delkror v.\n Na gel daai toe beftemd. De Ridder Har. ris aanvaart zyn Ambasfade met veel toejuichings en altoos, met den meesten yver en ge* trouwheid, de belangen van den Staat hadf waargenomen; weshalven men deeze aanbieding kon aanzien als eene volharding van zyn dienst. Hollands denkbeeld was met dat van Zeeland geheel eenftemmig op dien Heer gevallen: en de Benoeming ging door. Naa eenige dagen overweegings bedankte van Welderen voor het weder aanvaarden van die post (*). De Baron van Nagel werd eerlang hier toe benoemd en vertrok na Engeland om de plaats des te rug gekeerden van Lynden te bekleeden: welke hy aanvaardde met herinnering aan de dienften door dit Ryk aan deezen Staat beweezen by de laatfte onlusten (f). De Ridder Harris, die geduurende eenige Jaaren als Extraor dinar is Envoyé van zyne Groot- Brütannifche Majefteit by deezen Staat zich hier onthouden hadt, werd den vyftienden van Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii , door den Koning tot diens Buitengewoon Ambasfadeur en Gevolmagtigde Minister benoemd. Een plegtig bezoek leide deeze Gezant, te dier gelegenheid, in Lentemaand by zyne Hoogheid af. Een bezoek gepaard met zeer onderfcheidende blyken van genoegen betooning der (*) Refol. Gen. 6. 8- en 14. Dec. 1787. Hem werd vervolgens wegens zyne voorige Herroeping eene Schadeloosftelling van 21000 Guldens toege legd. Refol. Gen. 15. Maart 1788. (t) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl.411. 440.  HISTORIE. der hGravenhaagfche Gemeente. Wanneer hy na het Stadhouderlyk Hof zou ryden, waren eenige jonge Meisjes, uit de OostNoor denwykfche en Paarlbuurt, alle in het wit gekleed, met Oranje Bandelieren, en opgeleid door Deken en Hoofdlieden van die Buurt, voor de wooning diens Gezants vergaderd, en beftrooiden hem by het intreeden in de koets. Onder den weg werd hy opgewagt door een Burger Gilde, ryk van Oranje vercierd, welke vooruit trok met vliegend Vaandel en flaande Trom, vervangen door het geroep eener tallooze menigte Hoezee! Vivat de Koning van Engeland! Vivat Oranje! By 's Ridders uit- treede aan 't Stadhouderlyk Hof ging hy door gefchaarde Burgers, die met Groente en Bloemen, den weg tot aan den trap beftrooiden. Zodanig was ook zyne hertocht, en gedagte jonge Dogters herhaalden by de uittreede het Blad en Bloemenftrooizel. Een dergelyke Maagdenftoet, uit dezelfde Buurt, liet het den Stadhouder aan geen Eeregroen en Bloemgewas ontbreeken, wanneer deeze twee dagen laater, by het afleggen eens ftaatlyken tegenbezoeks in de Paradekoets tradt, en ging die optocht van 't gewoon vreugdegeroep vergezeld (*). Wy tekenen deeze fchynbaare kleinigheden aan om dat ze de geestneiging deezer Inwoonderen van 'sGravenhaage ker.^ merken, en tevens dewyl daar by ten zeer- fte (*) A7. Nederl Jaarb. 1788. bl. 435. ensu XX. Deel. E LVI. boek. I787. I788. Overlait denFranfchen Afgezant DE »T.  66 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. Priest aangedaan.Zyne lriagten deswegen. fte affteekt 't geen den Franfchen Gezant de st. Priest in de Hofplaats bejegende (*). Op den avond des dags op welken deeze Gezant zyne Geloofsbrieven overgeleeverd hadt, en van wegen hun Hoog Mogenden ftaatlyk verwelkomd was, betoonde het Gemeen in 'sGravenhaage, zo uitbundig in Eer- en Vreugdebewys ten opzigte van den Engelfchen Afgezant Harris, een tegenovergeltelde neiging jegens den Franfchen Gezant, wiens Huisbedienden last hadden geen Oranjetekens te draagen. Dit gevoegd by den ingeboezemden haat tegen Frankryk, was oorzaak, dat in den avond van den dag zyner verwelkoming, voor de deur zyns Hotels, eene menigte Volks zamenfchoolde, daar tot over middernagt bleef, het aanhoudend oproerig gefchreeuw, met fcheldwoorden afwisfelende. Hiér over beklaagde de st. Priest zich by eenen Brieve aan hun Hoog Mogenden, eischte de veiligheid, welke aan zyn Character toekwam, het ftraffen van de fchuldigen, als mede van de Geregtsdienaaren, die deeze wanorde niet verhinderd hadden. Met by voeging, dat hy niet twyfelde aan de waakzaamheid, waar mede hier tegen zou voorzien worden, gelyk in alle voorregten tot een Publiek Character behoorende, en tot de goede harmonie, welke zo gelukkig plaats hadt tusfchen zyn Hof en hun Hoog Mogenden. Het (*) Hier boven bl. 41. hebben wy des een verlag beloofd.  HISTORIE. €7 Het bleef hier niet by. Weinig dagen laater vondt de Franfche Afgezant oorzaak om den Voorzitter van de Algemeene Staatsvergadering een gefchrift te laaten toekomen , waar in hy te verftaan gaf, hoe wel verre, dat de Orders door hun Hoog Mog. gefteld, gediend zouden hebben tot beveiliging van zyn. Perfoon en Huisbedienden, de beledigingen van dag tot dag toenamen. Dat zyn Jaager, door een balddaadige menigte aangerand was, die hem van een Brug in 't water wilden fmyten; dat deeze, tot beveiliging van zyn leeven , zyn Sabel getrokken,- en eenige van de woedendften uit den hoop gekwetst hadt. Wel verwagtte hy dat men deezen Man befchuldigen zou van 't eerst geweld gebruikt te hebben; doch het voorheen gebeurde deedt genoeg het tegendeel zien, en was het daarenboven zeer onwaarfchynlyk, dat één Man alleen eene raazende menigte zou aanvallen. Hy drong aan op eene voorbeeldlyke ftraffe der Perfoonen, die zich aan deeze buitenfpoorigheden hadden fchuldig gemaakt. Met verzekering dat hy van 't gebeurde zyn Hof zou kennis geeven, en niet te twyfelen, of hy zou binnen kort in ftaat weezen 't zelve te berigten, dat hun Hoog Mogenden hem deswegen eene rechtmaatige voldoening gegeeven hadden. Men vondt zich verleegen met deeze klagte, maakte aanmerking op de wyze, in de kennisgeeving gebruikt, als afwykende van de gewoone form; en dat by hun E 2 Hoog LVI. BOEK. 1787. 1788. Nieuwe belediging en herhaalde klagten. Voott- zecting deezer zaake.  63 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. I788. Berlgtgeevinsen. ] ] 1 I I 'r Hoog Mog. zich reden opdeeden om te denken, dat het onvoorzigtig gedrag der Bedienden des Ambasfadeurs, zonder twyfel buiten diens oogmerk, aanleiding gegeeven hadden tot de onaangenaame gevallen, waar over zyne klagten liepen. Beloften van onderzoek en dat men voor de veiligheid van zyn Perfoon, Character en Bedienden, zou zorg draagen, vergezelden dit antwoord. Het Hof van juftitie over Holland, Zeeland en Friesland diende welhaast een berigt in van de kennisneemingen door 't zelve gedaan op de voorvallen, waar over de Franfche Afgezant zich beklaagde, en wegens welke hy voldoening verzogr. Hier in werd het geval van het Joodfche Meisje, \ welk voor het Hotel des Ambasfadeurs 't bekende Liedje Wilhelmus aangeheeven, en heenen gaande gezongen hadt Toch Oraniel toch Oranje! toch Oranje boven! op de voor 't zelve vergoelykendfte en 's Ambasfadeurs Huisbedienden bezwaarendfte wyze voorgefteld. Even zo kleurde men het *eval des Jaagers, dien intusfchen befchulligende, dat hy, by eene voorige gelegenïeid, een Oranje lindje uit zyn zak gehaald, iet op den grond geworpen en met voeen getreeden hadt; terwyl hy, ten dage 'an het meer bekende geval, naageroepen :ynde de Hal uit! met een groote witte ^ocarde liep, 't welk de aandagt trok. Vaar op hy den Sabel uitgehaald, daar nede in 't rond gezwaaid en onder den ioop, die hem een fteen tegen de rug wierp,  HISTORIE. op wierp, gemaaid hadt, kwetzende twee opgefehoote Jongens, die, naar dit getuigenis, geen deel hadden aan eenige belediging met woorden of daaden. Noch de Perfoonen die zich aan het verboden roepen de Hal uit! noch die zich aan het misdaadig werpen met fteenen hadden fchuldig gemaakt, waren gegreepen. Ten flot voordraagende, om den Jaager in regten te vervolgen, en by den Ambasfadeur uit te werken, dat deeze dien Jaager aan de Juftitie overgave en buiten zyn dienst ftelde; ten einde de Juftitie in haare werkzaamheid omtrent dien Man niet zou verhinderd worden. Van een nog verzagtender aart was de voordragt dier gevallen , door Schout, Burgemeesteren en Schepenen van 'j Grayenhaage aan Gecommitteerde Raaden gegeeven. Zy kwamen nader uit wegens de aanleidencle oorzaak. Het gedrag des Jaagers in den ongunftigften dag gefteld hebbende, voegen 'er nevens, ,, dat wanneer ,, men de fource van het geval aan de „ zyde van het Volk befchouwde, met „ grond gezegd kon worden, dat het in ,, 't publiek paroisfeeren der Bedienden ,, van den Ambasfadeur, met witte Co,, cardes op den hoed, en zonder met ee„ nig Oranjeteken vercierd te zyn, by „ een, voor bezadigde redeneering dikwerf ,, weinig vatbaar Gemeen, eene hitte en ,, verbittering hadt veroorzaakt, die de „ foürce was van eenige fmaadlyke bui„ tenfpoorigheid. E 3 Dee^ LVI. boek. I787. I788.  7o VADERLANDSCHE LVL BOEK. 1787. I788. Hoe men in Frankryk des oordeelde, en eisch om voldoening. Deeze Berigtgeevingen, werden door hun Hoog Mog. den Franfchen Afgezant ter hand gefteld, met een daar by gevoegd verlangen, om den geenen, die deeze wanorders veroorzaakt, en het character zyns Meesters misbruikende, het Grondgebied van den Staat gefchonden, en weerlooze Ingezetenen gekwetst hadt, om zich zeiven een vermeende Juftitie te verfchaffen, behoorelyk te ftraffen. Die zelfde Berigten, gepaard met den zelfden eisch, werden aan der Staaten Gezant Lestevenon van Berkenrode te Parys gezonden; met eene zydlingfche aanduiding van 't geen wy door de Magiftraat van V Gravenhaage als de bron van 's Volks misnoegen zagen bybrengen: „ Het was," dus drukte zich hun Hoog Mog. uit, „ niet vreemd in „ eenig Land, en zelfs niet in Frankryk, „ het gemeene Volk ongeregeldheden te „ zien bedryven, welke niet, dan met „ de grootfte moeite konden gefluit wor„ den; vooral wanneer die ongeregeldheden voortfprooten uit een gedrag, ftrydig „ met de heerfchende begrippen van eene „ geheeie Natie." Weinig gunftig was de ingang, dien deeze Stukken te Parys vonden. Volgens een Gefchrift, door den Grave de Montmorin aan den Hollandfchen Afgezant overgeleverd, zag men, met de uiterfte verwondering, hoe het onderwerp der eerfte klagte als ter zyde gefchooven en het laatfte geval, met alle verzwaarende omftandigheden, in 't breede opgehaald was. Beleef-  HISTORIE. 7' leefdetyk wilde men die omkeering van den ftaat des gefchils toefchryven aan eene misvatting , en niet als een weigering van regt opneemen. Overzulks kreeg de Heer de st. Priest last, om op nieuw, op eene doorfteekende Voldoening aan te dringen; en tevens hun Hoog Mog. te verklaaren, dat, zo ras zy deeze daad van Regtvaardigheid zouden uitgevoerd hebben,zyne Majefteit met de uiterfte onpartydigheid de bedryven den Jaager ten laste gelegd zou onderzoeken , en deswegen ftreng ftrafoefenen, indien uit wettige en niet verdagte bewyzen bleek, dat hy fchuldig was aan de buitenfpoorigheden waar mede men hem betichtte. Overeenkomftig hier mede luidde een nader Gefchrift door den Franfchen Gezant by hun Hoog Mog. ingediend. Men vondt zich met de zaak meer en meer verlegen; doch bleef in het beantwoorden denzelfden toon ftaan. Waar uit een dringender ftuk van den Franfchen Afgezant gebooren werd; immers hy fchreei „ uitdruklyken last van den Koning zynen „ Meester gekreegen te hebben om het „ gefchil te brengen in deszelfs rechten ,, ftaat. Hun Hoog Mog hadden van zy„ nen kant ontvangen de klagten, betrek„ kelyk de bedryven, welke de oproerige „ zamenrottingen voor zyn Hotel verge ,, zelden. Hy hadt geëischt, dat de fchuli „ digen zouden worden geftraft. Deezt „ eisch, hoe eenvoudig en billyk dezelv* „ ook ware, was door hun Hoog Mog „ ontweeken, onder het voorwendzel da E 4 „ he LVI. DOEK. 1787. I788. Dr st, Priest dringt hier op san. [ . ' t  72 VADERLANDSCHE LVI. BOEK, 1787. 1788. i Ontwykend ant-, ■woorden ' verklaa- 1 ring van 1 de oor- , zaak. „ het onmogelyk was te ftraffen, uit hoof„ de van de onmogelykheid om de fchul„ digen te vinden. Ondertusfchen liep „ het tegen alle waarfchynlykheid aan, „ dat deeze Zamenrottingen, zonder oog„ merk, zonder Opftookers zouden ge- „ weest zyn. Het was, op deeze „ verfchillende punten op welke men on„ derzoek moest gedaan hebben; en hadt zyne Majefteit zich gevleid, dat, naa „ onzydige en op eene wettige wyze in„ gewonne berigten, hun Hoog Mog. een „ uitfpraak zouden gedaan hebben, om„ trent de Voldoening in 'sKonings naam „ gevorderd. Hy vernieuwde zynen eisch „ ten dien opzigte ; en deedt dien ftap „ met des te meer vertrouwen: dewyl hy „ zich zeer veel verliet op de verzekering „ door hun Hoog Mog. gegeeven van „ hunne regtvaardigheid, van hunne denk„ wyze, en de zuiverheid hunner oogmer- „ ken. Voor het overige hadt hy „ last om op nieuw te verklaaren, dat zo „ hun Hoog Mog. den Koning voldoening „ zouden gegeeven hebben, op het ftuk „ der Zamenrotting, zyne Majefteit het „ zich een pligt zou maaken om hun toe » te ftaan alles 't geen hy zou bevinden „ verfchuldigd te weezen, met betrekking ,, tot de daaden de Jaager aangetygd." Ontwykend was meermaals het breede mtwoord door hun Hoog Mog. hier op jegeeven; doch kwamen zy 'er nu volkonen voor uit, „ dat de waare oorzaak , van de eerst voorgevallene beweegingen, „ ner-  HISTORIE. 73 „ nergens anders in moesten gezogt wor„ den, dan in de impresfie, welke het eer- i fte verfchynen van den Heer Ambasfa„ deur, en vooral van zyne Huisbedien„ den, zonder eenig Teken van Oranje „ op het Gemeen gemaakt hadt (*). Dit voorgevallene met den Franfchen Afgezant maakte veel gerugts , en men ' liet niet na te verfpreiden, dat hy ge-^ reed ftondt, uit misnoegen, het Grond-1 gebied van den Staat te verhaten, en dat hier uit onlusten met Frankryk te wagten waren. De Verbintenisfen met de Hoven van Londen en Berlyn geflooten, gaven gerustftelling, indien dit gerugt grond mogt hebben. Het bedoelde vertrek des Afgezants was waarheid ; doch hadt niets in zich, 't welk na een dreigenden Oorlog zweemde; immers hadt hy des kennis gegeeven, plegtig affcheid genomen, en de toewenfchingen van goede reize, by monde des Voorzitters van hun Hoog Mogenden ontvangen. Hy vertrok in het begin van Oogstmaand na Spa. Het leedt tot in Slachtmaand eer zyn Huishouding uit V Gravenkaage opbrak en na Frankryk trok, waar deeze Gezant, tot Staatsdienaar des Konings ftondt bevorderd te worden (f)- Men bekreunde zich het vertrek eens (*) Men vindt alle de Stukken, tot deeze onaangenaame ontmoeting hetrekkelyk, by Chalmot Verzamel. VII. J). bl. 92—123. (t) N. Nederl. Janrb. 1788. bl. 1109. 1238. en '5S3» tëy eenen Brieve nam hy, met den aanvange E 5 des LVI. I O E IC. I787. I788. Vertrek eezes tfgeants.  74 VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. 1788. Brand jen uit Parys te rug geroepen. War Ma ron Predikantvan de Ambasfa de overkwam. eens Afgezants n:et, die zo weinig met de tegenwoordige inrigting der zaake betoonde op te hebben, en wiens ongenegenheid om Oranjevercierzelen te draagen, of 'er de zynen mede op te pronken, ftaage (lof tot ergernisfe gaf in eene Hofplaats waar alles daar mede op het uitbundigfte vercicrd was. De Heer Brandsen, die een tyd lang aan het Hof van Verfailles, als Buitengewoon Gezant, vertoefd hadt, die eene wyl in de gunst der Patriotten deelde; doch by hun in verdenking geraakte (*), was, kort naa de Omwenteling, van daar opontboden, en de bezorging der zaaken geheel aan den gewoonen Gezant Lestevenon aanbevolen (f). Aan het misnoegen van hun Hoog Mogenden (lelde zich in Frankryk bloot, de Eerw. Marron Capellaan hunner Ambasfade ten Hove van Verfailles. In een bekend Fransch Maandwerk las men van zyne hand een berigt,' wegens den Inval en Bedryven der Pruisfen in Holland, begreepen in deeze korte, doch fterke, en zeker overdreevene bewoordingen, „ Men fchryft „ my , dat de verrukkende boorden der „ Vecht, die tusfchen Amflerdam en Utrecht ,, loopt, onlangs op de onmenschlyklle „ wy- «ïes Jaars 178'; afïcheid van de Staaten, en ontving het gewoon Gefchenk van een Gouden Ketting en Medaille ter waarde van 6000 Guldeus. N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 208. (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. Ic6. (D Refol. Gen. 1. 4. en 7. Oct. 1787.  HISTORIE. 75 „ wyze door de Pruisfifche Troepen afge„ loopen zyn, en dac 'er van de pragti- b ge Buitenplaatzen, die dezelve vercier„ den, thans niets meer overig is dan de ,, voetftappen van ftroopery en verwoes- „ ting (*)." Men hieldt deezen Brief beledigend voor hun Hoog Mogenden, en voor de Staaten der byzondere Gewesten. Weshalven hy in zyn Dienst gefchorst werd, tot dat hy dit fchryven, ten genoegen der Staaten, zou hebben herroepen. Hier toe kwam hy niet, en lag zyn Ampt neder (f). De (*) By dit berigt voegde Marron deeze regels «it Virgilius ; Impius h&c tam culta novalia miles habebit Barbarus bas fegetes? en quo discordia cives Perduxit mifeios'. en queis cohfevimus agros.' En liet 'er op volden, „ Deeze plaats uit Virci„ Lius herinnert ons zeer natuurlyk deeze andere Exoriare aliquis tanlis e cladibus ultor „ De zin deezer twee plaatzen uit Virgilius zou „ ik ten zagtften uitdrukken door de vier volgende „ regels Un barbare guerrier de fok fes rivages! Sa licence effrcneè a foule ces guerets! ó Fatale discordc! ó funeste ravage ! v Juftice des cieux, venge un jour nos regrels! „ Zyt verzekerd myne Heeren! dat de waare „ Vrienden des Vaderlands, onder myne Landjje- nooten , met dit tweederlei gevoel bezield zyn. , Ik durf'er borg voor blyven, met dezelfde op„ regtheid, waar mede ik de eer heb te zyn Marron." Efprit des Journeaux Tom. XII. 1787. af aan, en by provifie, te onthouden van „ de waarneeming van alle deelen tot des, zelfs Functie behoorende." — De Afge/aardigden van Holland lieten zich, noch met jetrekking tot het gedrag van P. Paulus, ïoch tot dat van eenige andere Officianten sa Bedienden van de Generaliteit in (*). De Heer Paulus, deeze aanfchryving ontvangen hebbende, begaf zich terftond ia de Vergadering van den Zeeraad aan ie Maaze. Uit de Aanfpraak door hem laar gehouden, moeten wy de voornaamle trekken overneemen. Hy ving aan. Toen (*) Refol. Gen. 6. en 12. Feb. 1788.  HISTORIE. 81 Toen ik, op laatstleeden Dingsdag, de „ eer hadt de laatfte Vergadering van U „ Ed. Mog. by te woonén, hadt ik wei„ nig gedagten van het geen ten mynen „ opzigte by hun Hoog Mog. eerstdaags „ ftondt te gefchieden. „ lk had, ja te meermaalen, by gerug„ ten gehoord, dat ik van den Post, dieA „ ik de eer heb by dit Collegie te beklee„ den, wel dra ftondt te worden gedimit- teerd, en dat een ander zich reeds ge- reed maakte om eerlang in denzelven te ,, treeden; doch, altyd gewoon zynde ,, recht door zee te gaan, en myn gedrag alleen te regelen naar en te toetzen aan „ de voorfchriften van eerlykheid, cordaat„ heid en Vaderlandsgezindheid, heb ik „ my nimmer by zulke gerugten opgehou„ den; maar ik ben in tegendeel voort„ gegaan met mynen arbeidzaam en post „ met dubbelen yver, ten besten van het „ lieve Vaderland, waar te neemen. ,, lk fteunde daarenboven op de bekende ;, deugd en grootmoedigheid van zyne „ Hoogheid, als onder anderen het Hoofd „ van deezen Raad, die nimmer dulden „ zou, dat ik van eenen Post, my door „ de gezamenlyke Bondgenooten eenpaa„ riglyk opgedraagen, zonder duchtige „ redenen en gronden, zou worden be- „ roofd te meer, daar ik dit altyd „ gehouden hadt voor een der loflykfte „ Staatsmaximes van dit Land, waar „ op een ieder Ingezeten zich, met volko„ men zekerheid, kon verlaaten." XX. Deel. F Het LVI. 5 0 EK. 1788.  §a VADERLANDSCHE LVI. BOEK» 1787. 1788. i d t l l V, )' e b h Het Staatsbefluit ten zynen opzigte genomen , bygebragt hebbende, vaart hy voort —-— „ Eene Refolutie, welke ik „ wel niet anders dan met een eerbiedig „ zwygen mag beantwoorden; doch ik „ houde my ten vollen verzekerd, dat U , Ed. Mog. met my zullen moeten toe, ftaan, dat het voor een eerlyk Man, op , wiens gedrag nimmer iets is te zeggen , geweest, ten hoogften hard moest val, len, zich van de waarneeming van des, zelfs Post provifioneel te moeten ont, houden, zonder dat hy, direct of indirect, , daar omtrent is gehoord — en dat zelfs , zo min met relatie tot het Schrift als , tot den inhoud van de zaak in Questie; | en derhalven zonder dat hy daar tegen , eenige defenfie heeft kunnen doen, of , eenige elucidatie, welke zeer waarfchyn; lyk alle bedenklykheid, die, ingevolge , van de Staats Refolutie zelve, in den in, houd van voornoemden Brief nog alleen ; fchynt te refideeren, op het oogenblik , zou hebben weggenomen. Voorts beroept Paulus zich op zynen edaanen arbeid en gehouden gedrag ftaande en tyd zyner Amptsbekleeding een irbeid waar door het Departement van de laaze, op het oogenblik, toen hy deeze Lanfpraak deedt, ,, in ftaat zou zyn om alken meer te presteeren, dan alle de overige Departementen zamengenomen" — ;n Gedrag 't geen het zyne hadt toeger.gt om te bewerken, de volkomenfte nmonie, en het openhartigst vertrouwen, ia  HISTORIE. 83 in den Raad, zodanig, „ dat de partyfchap „ der tyden en der omftandigheden zich „ nimmer in denzelven hadden kunnen in,, dringen; dat de Raad zich nimmer in „ eenige zaaken, hoe ook genaamd., met „ zyne Hoogheid, als Admiraal Generaal hadt gecompromitteerd gevonden, of „ zelfs eenige fchyn of fchaduw van on„ genoegen of verfchil met Hoogstdenzel„ ven gehad hadt; maar dat alle zaaken ,, altyd gegaan en getracteerd waren ge„ worden even en op dezelfde wyze, als „ in de vreedzaamfte dagen van de Repu„ bliek. Zodanig zelfs dat in het geheele „ Tydvak van zyn Ministerie (*), mis- fchien geen drie Refolutien van eenig „ aanbelang, met meerderheid van ftem„ men, genomen waren." Hy verzogt hun Ed. Mog. dat het hun mogt behaagen ,, de pretenfe bedenklykheid, „ welke 'er in den voorfchreeven Brieve „ ten zynen laste, zou mogen voorkomen ; „ mitsgaders dien pretenfen Brief zélve, ten „ fpoedigfte en prompfte, aan hun Ed. „ Mogenden als zyn eenige competente ,, Regter in zaaken zyn Officie coneer„ neerende, voor te draagen; mitsgaders „ zyn gehouden gedrag in officio worden „ geëxamineerd; en dat hun Ed. Mogen„ den niet zouden gelieven toe te laa- ten, dat dit werk op de lange baan ge- houden, maar integendeel zouden gelie- „ ven (*) P. Paulus werd het Advocaat Fiscaalfchap den 7. April 1785. opgedraagen. F 2 LVI. BOEK. 1787. 1788.  «4 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. I788. Nadere aandrang van den Befchuldigden. „ ven te effectueeren, dat aan hem promp* „ te Juftitie en Regt gedaan werde, even „ en in dier voege als hun Ed. Mog. dit „; tot hier toe aan elk en een iegelyk van „ deszelfs Amptenaaren en Bediendens, ,, volgens de bepaalde Orders, Inftructien „ en Placaaten van den Lande, op zyne „ reprefentatie in officia, altyd zonder ee„ nige andere confidentie hadden doen wedervaaren, en gelyk ik dus ook met „ allen grond eerbiediglyk meen te kun- nen vorderen. „ Op dat ik," was zyne verdere betuiging, „ fpoedig gelegenheid hebben moge „ om de waarneeming van mynen Post, ,, zo als regt en behoorelyk is, wederom „ als voorheen, te bekleeden; daar ik Ed. „ Mog. Heeren! niet alleen niet voornee„ mens ben my aan dit onderzoek in alle „ zaaken, myn Officie concerneerende, by „ U Ed. Mog. te onttrekken want „ myne Eer is my dierbaarder dan myn „ Leeven — maar dat ik dit zelfs met blyd„ fchap te gemoet zie, my verzekerd hou„ dende, dat dit niet anders dan tot myne groote Satisfactie zal kunnen ftrekken, „ en niets anders verlang dan met die „ zelfde maate, waar mede ik in deezen „ Amptshalven anderen gemeeten hebbe, ,, ook aan my toegemeeten worde! Meer dan ééne maand leedt het en niets op deezen aandrang in zyne zaak was 'er ./edaan: daar het Stuk, waar op het befluit tegen hem berustte, ,, niet ver fcheen „ te zoeken en in 't oorfpronglyke fcheen „ voor  HISTORIE. ,, voor handen te weezen." —— Al die tyd was 'er verloopen, zonder dat hy van i deeze zaak iets vernam, zonder dat 'er eenige provifie van Juftitie tegen hem was gevraagd, of zonder zelfs dat men, langs eenen anderen weg, getragt hadt hem gelegenheid te geeven, om die duisterheid of bedenkelykheid, die men ter goeder trouwe oordeelen mogt, dat in den bewusten Brieve. zou weezen opgeflooten, op te helderen, en alzo de grieve aan hem toegebragt, te herftellen. Al dien tyd hadt hy met geduld afgewagt; doch met geen ander gevolg dan dat hy alleen by gerugten gehoord hadt, dat men bezig was, op andere zaaken, zyn Officie betreffende, by deezen en geenen extrajudicieel onderzoek te doen; weshalven by den Raad der Admiraliteit andermaal, op eene onverwylde vervordering zyner zaake aandrong, Paulus, bykansééne maand wederom gewagt hebbende, fchreef een Brief aan den Zeeraad op de Maaze, zich niet alleen ten fterkften beklaagende over dit verwyl; met eisch dat de beschuldigingen, voor den dag kwamen, indien men meende iets tegen hem te hebben; maar voegde hy 'er nu by, thans in het zekere onderrigt te zyn, dat de Heer van der. Pot , belast met de In* quititie Generaal na het gedrag van alle Generaliteits Amptenaaren, en wel byzonder na het zyne, van zich kon verkrygen, Bedienden en Officieren van den Raad op zyne kamer by zich te ontbieden, en aldaar, ten byzyn van niemand anders, ter f 3 zy- lvt. . o e jc. 1787. 1788. Brief om afdoening aanhoudende. 1 r ia I d s nb  86 VADERLANDSCHE LVI. boek I787. I788. Befluit ter Afzetting by hun Hoog Mog. tegen hem genomen 1 zynen opzigte te ondervraagen, of'er ook , iets mogt te vinden zyn, waar uit men eene meer of mindere misdaad of befchuldiging zou kunnen haaien, daar het fcheen dat men den bewusten Brief, waar op het Befluit van hun Hoog Mog. ondertusfchen alleen berustte, niet genoegzaam rekende, (gelyk men daar in, zo als hy tusfchen beiden verklaart, ook in de daad gelyk hadt,) om daar uit eenigen grond tot een Actie te kunnen haaien. Eene handelwyze waar over hy zich beklaagde, en welker onregtmaatigheid hy met de fterkfte kleuren fchilderde; met verzoek, dat hun Ed. Mog. zorg geliefden te draagen, dat geene Amptenaars, Bedienden of Suppoosten van den Raad, op deeze wyze, ten zynen opzigte , weder gehoord mogten worden ; met vrylaating daar en tegen, om die geenen, welken hy zou mogen goedvinden te hooren, voor hun Ed. Mog. te dagvaarden; om, ten overftaaan van twee Commisfarisfen, te worden gehoord. Van nu af aan zich verklaarende tegen alles, wat men, uit verhooren, op de andere wyze ingerigt, ten zynen laste zou trekken. Inmiddels vernam Paulus, dat van der. Pot een Rapport tegen hem uitgëbragt hadt, en leeverde daar op een Vcrzoekfchiïft by hun Hoog Mog. in, dat dit Stuk hem in handen gefteld mogt worden, om zyne belangen daar tegen den Staaten te doen toekomen. Vrugtloos. Im- ners, op den drie en twintigften van Grasnaand, viel dit Befluit ter Hooge Staatsver- ga-  HISTORIE. 87 gadering, „ dat naa examinatie van hetRap„ port door van der Pot ingediend, en ,, verfcheide andere zaaken en omftandighe„ den in het Befoigne geallegeerd, en ten „ klaarden geprobeerd bevonden zynde, „ dat de Punten, ten lasten van Pieter ,, Paulus, welke hun Hoog Mogenden ,, in deezen zouden kunnen moveeren, ,, beftaan in klaare Faiten, waar op het ., onnoodig is nadere Informatien van den- zeiven in te neemen, als het welk tot „ niets anders zou kunnen dienen, dan om eene zaak, die op zich zeiven van „ de grootfte evidentie is , en die eene ,, fpoedige voorziening eischt, te verwar„ ren, en op de lange baan te fchuiven; ,, en in agtinge genomen zynde, dat, naa ,, het gedaane onderzoek , aangaande de ,, Conduite van den gemelden Pieter „ Paulus, uit alle de daar by gevoegde „ omftandigheden en gebeurtenisfen, te ,, zamen genomen, overvloedig confteert, ,, dat dezelve Mr. Pieter Paulus, zich „ voor het oog van de ganfche Wereld „ zeer diep gemengd, en een principaal „ beftier heeft gehad in de maatregelen, „ die door een verderflyke Kabaal tot ver„ andering van de waare Conftitutie der „ Republiek, en fpeciaal tot verminde„ ring van de wettige authoriteit van zyne „ Doorlugtige Hoogheid als Admiraal Ge„ neraal, zyn ondernomen: dat zodanige „ Conduite direct ftrydig zynde met de „ verpligtingen van den Post, dien hy „ bekleedde , en met zyne betrekkingen F 4 „ zc LVI. boek. 1787. I788.  88 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. Af- fcheids Brief van V. Pau- Ï.us. I „ zo tot de Generaliteit als byzonder tot de „ Perfoon van zyne Doorlugtigfte Hoog„ heid, als Hoofd van het Zeeweezen „ van den Staat, hem Mr. Pieter Pau„ lus, met het hoogite regt, heeft doen „ verliezen alle aanfpraak op het vertrou„ wen van hun Hoog Mogenden, en van „ Hooggemelde zyne Doorlugtigfte Hoog„ heid. Ingevolge hier van het vonnis, dat „ de Commisfie van Raad en Advocaat „ Fiscaal van het Collegie ter Admiraliteit „ op de Maaze, zal worden ingetrokken „ en buiten effect gefteld, zo als by dee„ zen gefchiedt; wordende diensvolgens ,, meergemelde Mr. Pieter Paulus, in ,, in die Qualiteit gedimitteerd, en van „ den Eed aan den Lande, in die zelfde „ Qualiteit gedaan, gehouden voor onts, flaagen." Zo ontfloeg men zich van eenen Man, die men zedert zes maanden vrugtloos hadt zoeken te loozen; welken men hieldt, dat veel meer kwaads gedaan hadt, dan het grootfte gedeelte der afgezette Stedelyke Regenten (*). Kragtig, fterk en vol nadruks was de Brief, met welken P. Paulus van den Raad der Admiraliteit op de Maaze affcheid nam. Met rede betoonde hy daar in zyne verwondering, dat hun Hoog Mog. eene zaak op eene Juftitüele wyze begonnen, op ;eöe Politique wyze eindigden; dat het hun floog Mogenden hadt behaagd hem zyne De- C*) Dus fchreef 'er de jonge Griffier Fagej, )yer. Bouvvens aan zyne Committenten, b|. 6an het Vaderlandsch Fonds een vervloekt ytbruik gemaakt zy. Nader gevraagd, of hv  HISTORIE. 95 hy tegenwoordig nog by die zelfde gedagten bleef? was zyn even rustig antwoord Ja! Doch wat hy ook mogt gezegd hebben, het vonnis zyner Amptsverlaating, 't geen fpoedig volgde, was reeds geveld (*). De Broeder deezes zo onwaardig behandelden Heere Mr. Raymond Slicher , Secretaris van den Hove van Holland, ten tyde der Omwentelinge in 'sGravenhaage aan mishandelingen en zwaarder bedreigingen blootgefteld en genoodzaakt zich te verbergen, voor de woede des Gemeens, was vervolgens, met toeltemming van zyne Hoogheid, de Hofplaats ontweeken, en na Brusfel verreisd. Niet lang daar naa trok zyne Hoogheid dit verlof in. Eene intrekking welhaast gevolgd door een beklag des Hofs by de Staaten, het hard voor andere Secretarieën oordeelende, dat zy den post van den Heer Slicher langer zouden waarneemen; fchoon zy des geene klagten altoos gedaan hadden. Maar, wanneer de Heer Slicher, vervolgens zyn bezwaar te kennen gaf, over den Eed op de nu ingevoerde Conftitutie, deedt het Hof hier van onverwyld de weete aan de Staaten, die niet marden om terftond de gegeevene Com- (*) In de Verzam. by de Chalmot I5T. D. vindt men een Brief van üen Heer H. Slicuer aan den Verzamelaar gefchreeven, die over de geheele behandeling hem aangedaan veel lichts verfpreidt, als mede de opgave der oorfp ongelyke Stukben , van bl. 34.—53; met overwyzing tot het Vil. D. dier Verzamel, bl. 292—206. waar reeds een en ander Stuk, hier toe betrekkelyk, geplaatst was. LVI. boek. 1787. I788. BL'. Slicher van zyn post ontzet.  96 VADERLANDSCHE LVI. boek. 178-7. 1738. De Com- mis QüAR- les genoodzaakt te bedankei.doorII. F.\gel opge volgd. r lok Secieiaris Commisfie in te trekken en hem van zyn'é bediening te ontzetten (*). De Commis Quarles vondt zich, ten aanziene van het Vaderlandfche Fonds, gelyktydig met den Agent Slicher, voor hun Hoog Mog. gedaagd, en gaf rustig antwoord op de hem des voorgemelde bezwaaren. Naa opichorting in zyn voordeelig Ampt genoodzaakt om voor 't zelve te bedanken, zag hy zyne plaats vervullen door den Kleinzoon des ftokouden Griffiers Fagel, die omtrent een Jaar geleeden zynen Grootvader ter hulpe was toegevoegd. Zyne Hoogheid ftelde voor om Mr. Hendrik Fagel , die nu omtrent een Jaar lang, buiten kosten van den Lande, de Vergadering gediend en blyken van bekwaamheid gegeeven hadt, de voordeden van het Commis-ampt te fchenken; met toevoeging van den tytel van Tweeden Griffier, en voorts het Commis- ampt onbegeeven telaaten (f). Dit, wel verre van tegenfpraak te ontmoeten, vondt gereeden ingang, en werd dus het Griffierfchap als gevestigd in een Geflacht, 't welk in vier geduchte omkeeringen, het Huis van Oranje ten dienfte geftaan hadt. Zonderlinge wendingen neemt het rad der Amptsbezorgingen in tyden als wy thans (*) Men vindt de oorfpronglyke Stukken hier toe betrekkelyk byeen in de Verzam. by de Chalmot ix. d. bl. 54—67. Ct) N- Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5155. Ferzami by ds Chalmot Vil. O. bl. 211 enz. en IX. D. bl. 40*~47.  HISTORIE. ^ thans befchryven; hier van kan, by de voorgaande Staatsampten, ten voorbedde ftrekken, 't geen den Secretaris Blok in Noord- Holland ontnomen en aan Mr. Hendrik van Straalen Jansz.. toegevoegd werd. Laatstgemelde Heer, die eenigen tyd vóór de Omwenteling, in het onder zoek van den flegten ftaat der Admirali teit van Friesland gebruikt was, bekwam naa de Omwenteling zelve het Secretariaat van Gecommitteerde Raaden (*). De Heer Blok dit Ampt bekleedende, hadt, naa dien lotwisfel in den Lande, aan Gecommitteerde Raaden verzogt, eenigen tyd van het waarneemen zyner Bediening te mogen verfchoond worden; ter oorzaake van het gevaar 't geen hem boven 't hoofd hing. Dan, uit een Staatsbefluit der Staaten van Holland (f), by 't welk hy perfooneel als Minister ter verantwoording werd opgeroepen, ten vollen begreepen hebbende, dat men hem, naar den loop der (*) Vervolgens verwierf hy van Staaten van Heliand vryheid, „om de Vergadering en Befoignesvan „ hun Ed. Gr. Mog te monen bywoonen, en werd hy voorzien van een Credentiaal, om, wegens „ Holland ter Generaliteit te verfchynen, en de „ Df'lberatien van den Staat aan te hooren, en „ zulks uit hoofde van de perfonéele Commisfien, „ welke hy de eer hadt, van wegen denze Provin3, cie te bekleeden " Van welk gunstbetoon hy daadlyk, in beide de gevallen, gebruik maakte. i\r. Nederl Jaarb. 1788. bl. 233. (t) Refol. van Hall. 3 Oct. 1787. XX* Deel. G LVI, boek. 1787. 1788. van het Noorder Kwartier uitlandig  98 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. Raadflag des Stadhoudersten zynen op. 3 der dingen in die dagen, aan vervolgingen wilde blootftellen , voldeedt hy wel aan het gegeeven bevel; maar verzogt teffens verlenging van zyn verlof, om eerst den uitflag van de raadpleegingen op zyne Verantwoording af te wagten. Welhaast vernam de Heer Blok, dat 'er by Gecommitteerde Raaden een Befluit gevallen was, om, vóór op zyn laatfte verzoek een befluit te neemen, den Stadhouder des te raadpleegen, en diens raad in te neemen. Van dit tydftip af viel het dien Heer ligt te raamen, gelyk hy naderhand met zo veele woorden verklaarde, „ dat het „ hem daar uit toefcheen, dat deeze flap „ alleen ingerigt was om hem , onder „ fchyn van het Regt te willen handhaa„ ven, al mede het flachtoffer te maaken „ van de perfooneele gevoeligheid van het „ Huis van Oranje tegen de geenen, wel„ ke in denk- en handelwyze van 't zelve „ hadden durven verfchilleu." Blok bedroog zich niet in dit ongun(lig vooruitzigt. Immers de Stadhouder, des geraadpleegd, gaf te kennen, „ dat „ het hem was voorgekomen, dat, voor „ zo verre de Heer Blok zich niet kon i, vleij'en met die agting en dat vertrou, wen, welke tot eene gepaste uitoefening , zyner Bedieningen noodig waren, zo , dra hy van den flaat der raadpieegingen , omtrent zyn Perfoon, op de eene of , andere wyze , kennis bekomen mogt, , hy waarfchynlyk wel wenfchen ■ zou, » om,  HISTORIE. 99 ,3 bm, ten einde de rust by de Ingezete,, nen te bevorderen, en allen gevaar voor „ zich zeiven voor te komen, zyn ont„ flag te bekomen: alzo een onbepaald „ verlof van afweezigheid te veel ongele„ genheden en belemmeringen zou ople„ veren, in een Post als die van Secreta„ ris van Gecommitteerde Raaden; en een ,, beflisfende order, om binnen eenen be„ paalden tyd weder te keeren, gelegen- heid zou kunnen geeven, tot verre„ gaande ongeregeldheden, ja zelfs tot ge„ vaarlyke attentatien tegen zyn perfoon en s, leeven (*)." Met zodanig een voorflag flrookte won der wel de aanbieding door den Heer Blok , korten tyd daar naa, aan Gecommitteerde Raaden gedaan, ,, dat hy wel zóu over,, hellen, om, onder voorbehoud van „ fchikkingen, die billyk gevorderd kon- den worden, zyn Post van Secretaris in „ handen van hun Ed. Mog. te refignee„ ren; gelyk hy, zo hun Ed. Mog. hem „ op eene eerlyke en redelyke wyze ges, liefden te gemoet te komen, ook vol„ komen gereed was, om den Post van s, Commis der Finantien mede te refig„ neeren." Wel- C) Dit is de rondde bekentenis des Stadhouders zelve, wegens de onveiligheid van Perfoon en Leeven, voor die zich, op eene aanmerkelyke wyze, in de zaak der Patriotten hadden lasten zien. Men vergelylte hier mede de verklaaringen desweuen, door ons geboekt in het XVI. D, onzer Faderl, Hist. bl. 29i en 295. G » LVI. Bi ek. I787. I708. Op Welk. sen voet ay aanbiedt afland te loen.  ioo VADERLANDSCHE lvi. boek. I787. 1788. Ontflag hem verleend. Zyn beklag over die handel wyze. I i 1 ! 5 ! 5 f ; Welkom was deeze Brief, op denzelven en den evengemelden Raadflag des Stadhouders, vonden Gecommitteerde Raaden ten zelfden dage goed, hem eenvoudig zyn Ontflag te verleenen als Secretaris en naderhand desgelyks als Commis der Finantien, onverminderd de raadpleegingen der Staaten over zyne. Verantwoordelykheid, met vrylaating om zich ter behoorelyker plaatze te vervoegen, zo hy meende eenige verzoeken te mogen doen om de wedergave van zyn Amptgeld of andere {lukken geldzaaken betreffende , met byvoeging, om gunftig agt te zullen flaan op een toekomend verzoek tot de teruggave van zyn Amptgeld. Weinig baate het den Heer Blok naderland, in een beredeneerd Vertoogfchrift, tan te wyzen hoe trouwloos men hem, 3p een voonvaardelyk verzoek van Ontflag, t zelve onbepaald gegeeven, en zich, tejen zyn oogmerk. van dat verzoek bediend ïadt tot een voorwendzel om hem te vervyderen. Billyke verontwaardiging deedt ïem deeze woorden ter penne uitvloeijen; , dat men 'er zich op toegelegd hadt, om , eenen eer! yken Minister, op eene geheel , politieke, en te eenemaal wederregtlyke , wyze, van zyne Ampten te deposfidee, ren, en hem, zo wel als zyn onfchul, dig Huisgezin, de droevige flachtoffers , te maaken van den yver en getrouw, heid, met welke hy, geduurende den , loop zyner Bedieninge, zyne wettige , Overheid hadt getragt te gehoorzaamen, „ en  HISTORIE. ioi en deszelfs duldelyke oogmerken by te ftaan en te bevorderen." De Heer Blok hielde naa dit alles aan zich om van zodanige middelen gebruik te maaken, als hem overig waren tot het verkrygen van een Regt hem deezer wyze ontzegd; en ondernam hy naderhand een Regtsgeding zo in Brabant als in Frank' ryk; doch door de ftaatkundige omftandigheden, geheel vrugtloos (*). Wat voorheen, ten dage der Patriotten, verhoogd was, moest nu vernederd , en wat toen verlaagd was, thans verhoogd worden. Dit laatfte ftrekte men, om des niet in gebreke te blyven, zo verre mogelyk was uit, en liet het op den dooden werken, toen aangewende vroegere poo-1 gingen waren te kort gefchooten. Een zonderling voorbeeld hier van treffen wy aan in de Eerherftelling des geweezen Veldmarfchalks Lodewyk Ernst van Brunswyk. De Stad Hoorn, die wy eerlang ter Staatsvergadering van Holland overvloedig yverig zien zullen in alles op den ouden voet te brengen, hadt in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii aldaar den voorflag gedaan. ,, om het Befluit in den Jaare „ mdcclxxxiv, betrekkelyk den Veld„ marfchalk L. van Brunswyk (f) in >, te (*) De oorfpronglyke Stukken verfchaft ons de Chalmot Verzamel. III, D. bl. 151 enz. IV. d. bl. 32. 285—297. Men raadpleege vooral Mr. B. Blok Mem. bl. 83—194, (i) Zie de Gefchiedenis dier Afzettinge in onze Vaderl. Hist. VIII. D. bl. 113—171. O 3 LVI. b o EK. 1787. i?88. Voorflag 3m de Eer van L. VAN Bruns,vyk te ïerftelen.  loi VADERLA ND SCHE LVI. boe k. 178T. I788. Uitftel der bewerking. Staatsbe* (luit om hem te reKtvaardi^en. „ te trekken, met verklaaring, dat hun „ Ed. Gr. Mog. fteeds gedagtig de dienr „ ften, door hem, in verfchillende betrek„ kingen, aan het Land beweezen, denzel„ ven met veel genoegen van den blaam, „ welke door dit Staatsbefluit op zyn Per„ foon en doorlugtig Geboortehuis gelegd „ was, ontheeven en weggenomen zagen „ alles, wat daar uit ten zynen nadeela „ konde getrokken worden." — Zy merkten dit Befluit aan „ als een gevolg van „ de ongelukkige tyden van Combustie en „ Verdeeldheid, in welke Holland zich in „ de laatfte Jaaren bevonden hadt; en „ meenden overzulks, dat de hoon en be„ lediging daar door den Hertog, het Huis „ van Brunswyk, en ook zelfs ingewikkeld ,, den Stadhouder aangedaan, behoorde te „ worden uitgewischt en herfteld." Dit voorftel hadt op dien tyd, geen gevolg, en het draalen deswegen werd door zommigen toegefchreeven aan den invloed der Prinfesfe, die den geweezen Veldmarfchalk geen goed hart toedroeg. Het verwylde zo lang, dat hy het regtvaardigend Befluit , by zyn leeven, niet zag gebooren worden, en ingevolge daar van in zyne voorige Waardigheden herfteld wierd, fchoon hy tot den twaalfden van Bloeimiand mdcclxxxviii zyn dagen rekte. By de ftaatlyke Bekendmaaking zynsoverlydens ter Algemeene Staatsvergaderinge, was men terftond gedagtig, aan een Befogne in Wynmaand des Jaars mdcclxxxiv aangelegd met Heeren Gecommitteerden uit den  HISTORIE. 103 den Raad van Staaten, welke, wegens tusfchenkomende omftandigheden, van tyd tot 1 tyd, was uitgeiteld; doch als nu ten fpoedigften diende gehouden te worden. Men nam onverwyld dit ftuk ter hand, en naa het uitftel toegekend te hebben aan de gefteldheid der tyden, zints de Afftanddoening des Hertogs: „ dewyl van de gis„ ting der gemoederen in den Staat niet „ te verwagten was, de vereischte bedaard- heid om het gebeurde uit zyn waare „ oogpunt te befchouwen," oordeelde men met de Omwenteling, den tyd gebooren, om des een Verflag uit te brengen; en dat, hoe zeer het onverwagte overlyden des Hertogs het oogmerk hadt doen vervallen, „ om denzelven het genoegen te „ geeven van eene nadere Verklaaring van „ hun Hoog Mog. ten deezen aanziene, te mogen verneemen," zy nogthans oordeelden niet te moeten nalaaten de Nagedagtenis van den Hertog te regtvaardigen. Eene Regtvaardigverklaaring gegrond op den Affcheidsbrieve des Hertogs (*_), en in deeze woorden begreepen ; „ Dat hun „ Hoog Mog. aan de nagedagtenis van „ den Hertog L. E. van Brunswyk ver„ fchuldigd waren te erkennen, dat de we„ derwaardigheden door hem geleden, toe „ te fchryven waren aan een geest van „ verwarring en wantrouwen tegen Hem, „ tegen den Stadhouder en veele notabele Re- (*) Men flaa denzelven naa in onze VaderU Hisi, VUL D. bl. 169. G4 LVI, SOEK 1787. I788. De Regtvaardiging.  io4 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. ?;38. „ Regenten, als het gevolg van eenen on- „ gelukkig gevoerden Oorlog. Dat zy ,, aan de goede dienften indagtig, door den „ Hertog aan het Land beweezen, en aan „ de blyken van erkentenis deswegen van „ alle de Bondgenooten, verklaarden, dat „ aan hun nooit eenige grond van waarheid „ was voorgekomen voor de lasterlyke Ge„ rugten tegen zyn Perfoon, en dat voor ,, zo verre foortgelyke bedenking by zom,, mige Provinciën fcheen doorgedraaid te 3, hebben, nu, noch ooit, eenig gevolg s, ten nadeele van de Eer, Trouw en goe,, de Dienften van den Hertog getrokken zou worden. Dat hun Hoog Mogenden ,, wel wenschten, de Verdenkingen en de „ Stukken, waar in dezelve waren voor- gedraagen, voor het gezigt der Naako» ,, melingfchap te kunnen verbergen; maar dat dezelve in Publieke Nieuwspapieren, 3, zo binnen als buiten 's Lands verfpreid ,, zynde, derzelver vernietiging volftrekt „ onmogelyk geworden, en 'er thans niets „ anders overig was, dan door tegenge?, ftelde Befluiten in de Registers van ,, Staat, en door derzelver bekendmaaking „ het effect der voorige weg te neemen. — ,, Weshalven zy verklaarden, dat hun nooit eenige grond van waarheid was „ voorgekomen om de lasterlyke gerug„ ten, op onderfcheide wyzen, tegen den ,, Hertcg van Brunswyk verfpreid, als of dezelve, door kwaade trouwe en „ moedwillig verzuim in 'sLands dienst, of door misbruik van Invloed op zyne » Hoog?  HISTORIE. 105 „ Hoogheid, den Heer Prins Erfftadhou„ der, oorzaak ware geweest van de ram 9, pen, in de laatfte oorlog, de Republiek „ overgekomen (*>" In deezer voege poogde men, met eene pennetrek, uit te delgen zo veele verdenkingen en befchuldigingen, als ten laste des Hertogs, in het bovengemelde tydperk, geheel het Land doorgeloopen hadden , en die met groote letteren in de Staatsbefluiten gefchreeven {tonden. Dan hier door werd voldaan aan den heerfchenden geest dier dagen, en byzonder aan den aanzoek van zynen Broeder F van Brunswyk (f). Deedt men in deezer voege den overledenen Eerherfrelling aan, zo veel moge lyk was, de Erfprins van Oranje, tham de lieveling en het voorwerp van gunstbetoon, werd als Overften en Capitein der tweede Grenadier Compagnie van het Regiment Hollanclfche Gardes te voet, en in die zelfde waardigheid aan 't hoofd geplaatst der Lyfcompagnie Grenadiers van het Regiment, wel eer het derde Oranje Nasfau geheeten , maar thans naar diens naam, dat van Erfprins van Oranje Nasfau vernoemd. Met deeze posten bekleed nam hy de reis aan na Duitschland, vergezeld van den Overften Graaf van Stamfort en den Hoogleeraar Tollius, niet alleen om een bezoek by den Koning van Pruisfen af te leggen, maar boven al met oog- (*) Refol. Ctn. 50. Mey en 1. July 1787. (j; Verz. by de Chalmot XV. D. bl. 25°O 5 LVI, jof.k. I7X7. 178$ Da Erfprins van Oranje met Krygswanrdighedenbefchpn? ken.  io6 VADERLANDSCHE LVI. BOEK.. I787. 1738. Stnatsbe1 uit omtrent de Land officieren. oogmerk om den winter te Brunswyk door te brengen, en daar, in zommige takken van Weetenfchappen, byzondere lesfen by eenige Hoogleeraaren te neemen, en onderweezen te worden in de Krygsleerfchool des regeerenden Hertogs van Brumswyk, wiens lof in Staat- en Krygskunde ten hemel toe verheeven, en naa het overlyden van Frederik de Grooten , benevens den gryzen Laudon, onder de grootfte Veldheeren deezes tyds gerangfchikt werd (*_). Niet weinig aanmerkingen vielen 'er, doch in ftilte, op deeze verzending des vermoedelyken Erfftadhouders na een Ryk en een Hof, zo gefchikt, om aan de reeds geftrooide zaaden van Heerschr zugt verderen en weeligen wasdom te gee* ven. Zyn ontvangst, zyn verblyf, en de eerbetooningen hem aangedaan, moesten te gader daar toe ftrekken, en kragtig rnedewerken. Onverwyld naa de Omwenteling was men bezig by hun Hoog Mog. om het beflootene, op den eerften van Zomermaand, wegens de provifioneele Sufpenfie van alle Officieren, welke zich aan. overtreeding van den Eed aan de Generaliteit hadden fchuldig gemaakt, in alle Posten, door hun bekleed, en waar in zy van wegen de Generaliteit beëedigd waren, te bevestigen; met byvoeging van zodanige andere Officieren , welke zich mogten tnisgreepen heb? ben en in hun pligt te kort gefchooten zyn; (*) A7. Nederl. Jaarb. 1788. W. 1246, 011491.  HISTORIE. 107 zyn; en om den Raad van Staaten te verzoeken dit te volvoeren, het zy door aanfchryving aan de bevelvoerende Officieren, het zy op eene andere gefchikte wyze; onverminderd zodanige Actie, als van wegens het Officie Fiscaal geoordeeld zou worden tegen hun te moeten geinftitueerd worden; met verder verzoek aan den Raad van Staaten om tot waarneeming van het Officie Fiscaal, in dit buitengewoone geval, te mogen gebruiken eenen van 's Lands Advocaatën, 't zy van hun Hoog Mog., 't zy van den Raad. En als ware dit befluit nog niet fmaadlyk genoeg voor die Officieren, luidde het fiot, „ voorts wordt „ zyne Hoogheid, als Capitein Generaal ,, van de Unie, verzogt, om op zodanig „ eene wyze als hy meest gefchikt zou „ oordeelen aan die Officieren, welke ge„ trouw waren gebleeven aan hunne Eed „ en Verpligting aan de Generaliteit, als „ mede aan de Gouverneurs, Commandan„ ten en Majoors van de Garnifoenen, het „ genoegen en de goedkeuring van hun „ Hoog Mog. wegens derzelver gehouden „ gedrag, te kennen te geeven (*)." Óp voordragt van Zeeland, werd, ten zelfden dage, by hun Hoog Mog. vastgefteld, de Admiraliteits Collegien aan te fchryven om ten fpoedigflen aan de Algemeene Staaten op te geeven, of, en welke Officieren zich, onder haar beheer, be- von- (*) Verz. by de Ch/lmot I. D. bi. 139 en 217. 'Refol. Gen. 21 en 28. Sept. 1787. LVI. SOEK. I787. 1788. Wegens de Zeeofficieren.  xoB VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. 1788. Gedrag der Staaten van Hplland omtrent de betwisteProtectie aan de hun gehoorzaamendeOfficieren, door Gecommitteerde Raaden gewraakt. vonden, die in dienst van anderen getreeden of gebleeven waren, zonder of tegen behoorelyk Verlof van de Admiraliteiten, of van den Admiraal Generaal (*). Men bedoelde hier mede de uit onze Gefchiedenis bekende Zee-officieren Sels, van Pelt , Braak , Schierhout en anderen, die op de Hollandfcke Gewapende Vaartuigen in dtZuider Zee, en op de Uitleggers in de Rivieren gediend hadden (f). Het gedrag der Saaten van Holland, die aan alle Krygsofficieren, op de plegtigfte en kragtdaadigfte wyze, gelyk wy, dat Tydvak behandelende, gezien hebben (§), hunne Befcherming en Schadeloosftelling beloofd hadden, wegens alles wat hun, uit hoofde van het gehoorzaamen hunner Bevelen mogt overkomen, was in dit fbuk, ter Algemeene Staatsvergaderinge, by dit wisfelen van het Staatsgety, zo onverantwoordelyk, dat ze de berispende bedenking niet ontgaan kon van Gecommitteerde Raaden, hoe zeer ook deezen, in de laatfte maanden het beftuur en gebruik des Hollandfchen Krygsvolks belemmerd en tegengewerkt hadden (**), Zy merkten op „ dat het onbeftaanbaar was „ met het denkbeeld, 't welk ieder zich „ van een Souverain moest vormen; dat „ het niet dan tot het gebooren worden „ van een allergegrondst en fchadelykst „ wan- (*) Ferzam. by de Chalmot I. D. bl, 24Q. Ct) Refol. Gen. 31. Oct. 1787. (§) Zie onze Faderl. Hist. XlV. D- bl. 314-315, C**) Zie onze Padtri. Hist. XIV. D. bl. 367.  HISTORIE. 109 „ wantrouwen zou ftrekken, te onderftel- len, dat die Souverain, offchoon de zaa,, ken by verhaasting en niet uit het rech„ te oogpunt befchouwende, egter belof„ ten doende, welke, by een bedaarder „ en beter inzien, door hèra niet zouden „ gedaan zyn, daar aan geen geftand zou „ doen (*>" Niet min gevoelde Amjlerdam de billykheid om het gegeeven woord geftand te doen, blykens een allernadruklykst voorftel, in Slachtmaand, ter Vergaderinge van Holland, waar in wy onder anderen leezen, „ dat men beducht was, dat hun Hoog „ Mogenden, door de woorden by derzel- ver Befluit van acht en twintig Septem„ ber, Officieren die aan hunnen Eed aan ,, de Generaliteit niet zyn getrouw gebleeyen, „ zouden verftaan alle Officiers, welke ge„ meend hadden de Orders van hunnen „ Territoriaalen Souverain en Betaalsheer „ te moeten opvolgen, en aan welken uit „ dien hoofde, de Protectie was toege- „ zegd. Voorts moest de Stad de „ aandagt van hun Ed. Gr. Mog. vesti„ gen op de ongelukkige omftandigheden, „ waar in verfcheide en wel verre de mees„ te Officieren zich bevonden: alzo het „ niet te ontkennen was, dat by veelen „ derzelven niet huisvestte die gegronde „ kennis van ons Staatsweezen, welk 'er noodig was om na te gaan de onder- „ fche-i- Verzameling van Stukken raakende de Gev. Major van Ryssel bl. 38. LVI. BOEK. 1787. I788. Amjïerdamdringt un op het geftanddoen des gegeeven woords.  LVI. _b02 k. 1787. I788. iro VADERLANDSCHE „ fcheidingen, die aan hun met opzigt tot „ de Generaliteit waren voorgehouden, en „ wel door Lieden aan hun in kunde ver„ re fuperieur, en op welken zy, ziende ,, het vertrouwen 't geen de Souverain „ toonde in dezelven te ftellen, geen het „ minfte mistrouwen konden hebben; dat „ ook anderen het voorbeeld hunner Chefs „ gemeend hadden veilig te mogen vola gen; dat aan zommigen geen tyd van „ beraad overgelaaten was, en aan ande,, ren de Befluiten van hun Hoog Mog. ,, en den Raad onbekend gebleeven wa„ ren" Om welke redenen de Af¬ gevaardigden van Amfierdam voorftelden de zaaken ter Algemeene Staatsvergaderinge daar heen te ftuuren, „ dat door hun „ Hoog Mog. wierden ingetrokken de Be„ fluiten van acht Mey, zes Juny en acht „ en twintig September mdcclxxxvii, „ voor zo verre by de eerstgemelde was „ verklaard, dat alle de Officieren, welke „ zich niet gedraagen hadden naar die Re„ folutie, verklaard waren ongetrouw aan „ den Eed door hun aan den Lande ge„ daan: en zo verre by de twee laatften „ was beflooten, om alle die Officieren, ,, en anderen, die zich aan hunnen pligt „ misgreepen hadden, te fufpendeeren, „ onverminderd zodanige actie als van we„ gen het Officie Fiscaal zou geoordeeld v worden tegen hun te moeten geinfti„ tueerd worden (*)." .Des- C*) Ferx. by de Chalmot H. D. bl. 331—336'.  HISTORIE. ui Desgelyks vonden Gecommitteerden van hun Hoog Mog. tot Krygszaaken, in een uitgebragt Verflag, hoe ongunftig ook over 't algemeen voor de Krygslieden, die.zich in het gemelde geval bevonden, zich gedrongen te betuigen; „ dat omtrent de „ meesten dier Officieren in aanfchouw „ konden komen verfcheide overweegin„ gen, welke hun Gedrag, over 't geheel genomen, in een meer gunftig licht dee„ den voorkomen. Dat daar toe konden „ gebragt worden de ongelukkige omftan „ digheden van fyden en zaaken, in wel„ ke alles was voorgevallen; de verregaan„ de verwarringen en verfchillen ; de te,, genftrydige Orders aan de Militie ge„ geeven, en de daar uit voortvloeiende verfchillende uitlegging van den Eed, „ en de verpligting daar uit voortkomen„ de; onkunde en verkeerd inzien van „ zaaken; de verleiding op het voorbeeld van anderen; de middelen van overhaa„ ling, intrigues en bedreiging , in het „ werk gefteld om dezelven van hunnen pligt af te trekken; het vooruitzigt van „ anderzins hunne plaatzen, en daar door „ fomtyds het eenig middel van beftaan, „ te zullen verliezen; en de, in het te„ genovergeftelde geval, door Holland toe„ gezegde Protectie en. Schadeloosftelling. „ Dat deeze omftandigheden dan ook fchee„ nen aan te raaden, om een min geftreng „ oordeel te vellen over' de gedraagingen ,, van voorgemelde Officieren, en dezelve „ niet te doen ondergaan zodanige Straf „ en LVI. BOEK. I'/87. i783. Niet ongunftigVerflag van Gecommitteerdetot de Krygszaaken,  H2 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. I787. 1/88. Op welke gronden 'c zelve fteimde. „ en Correctie, waar door derzelver Eer „ zou gefchonden, en zy buiten ftaat ge„ fteld worden, om, of nu, of voor het „ vervolg , wederom in dienst van den „ Lande te kunnen worden gebruikt." Hoogst billyk waren deeze overweegingen. Zy fcheenen, in de daad, ingerigt om de zaak, ten voordeele dier ongelukkige Officieren, te beflisfen; doch het vervolg deezes Verftags wyst uit, dat niet deeze redenen het pleit voor hun voldongen; maar dat het groot aantal der zodanigen, die in dit geval begreepen waren; het verfchil der omftandigheden, waar in elk hnnner verkeerd hadt, de moeilykheii en langwyligheid der Regtshandelingen tegen zulk een menigte van Perfoonen, en de noodzaaklykheid om hunne zaak langs eenen anderen en korteren weg af te doen, de eigenlyke beweeggronden waren, waar om men van de eerst beoogde Crimineele Procedures afzag. Ten blyke hier van ftrekt, dat het middel, tot die fpoediger afdoening voorgeflaagen, niet min onregtvaardig was: dewyl het alle die Lieden, onverhoord, van hun ftaat en middelen van beftaan beroofde; en de vöornaamfte Hoofden, tegen welke men oordeelde de meest bezwaarende omftandigheden te kunnen aanvoeren, om een voorbeeld te geeven^, aan Crimineele Vervolgingen blootfteide —Verder aarzelde men wel of men alle de Officieren, die in het bewuste geval verkeerden, kon afzetten; doch de overhelling hier toe bleek genoegzaam uit deeze be-  HISTORIE. ïig bedenking, „ dat, zo zy in hunne Mili„ taire Posten bleeven, 'er op die wyze ,, geen onderfcheid plaats zou hebben tus„ fchen hun en die Officieren, die blyken ,, hadden gegeeven, van getrouwheid aan „ Eed en Pligt (*)•" Een onderfcheid intusfchen waar omtrent de Heer Van Ryssel, met zyn Medeofficieren zich op deezen trant by Staaten van Holland'laat hooren, „ dat zy niet flegts ,, of van hunne Equipagien, Bagadie en „ Gelden, door hunne eigene Medeofficie„ ren, of van hunne overige goederen door „ plundering van een losbandig geworden „ menigte beroofd, of van de nog restee„ rende Penningen tot voldoening der ge„ maakte Capitulatien gepriveerd; maar zelfs van hunne Bedieningen en Inkomften, zelfs van die reeds verloopen wa„ ren , verftooken , aan het gevaar van „ kostbaare en harde Procedures blootge„ fteld, en in het midden deezer menig„ vuldige en voor zommigen geheel rui„ neufe rampen, volftrekt aan zich zel„ ven overgelaaten en de menigvuldige „ inroepingen van hun Ed. Gr. Mog. toe„ zeggingen, zonder het minfte effect, ge„ laaten waren. Dat zy, boven het ge„ voel van deeze onberekenbaare nadeelen „ en grieven, het hartzeer hadden gehad, „ om, als Krygsgevangenen van Staat, „ door zommigen hunner Medeofficieren „ op de hoonendfte wyze beledigd, of, „ in (*) Ferzam. èy ca Chalmot III. D. bl 7—15. XX. Deel. H LVI. • OSK. 1787, 1788. Hoe zeer de Officierenzich des beklaa* gen.  H4 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. 1787. I78S. Hollands gedrag in deeze befchouwd 1 „ in dien toeftand, fchoon verbonden aan „ hun woord van Eer, buiten Soldy ge„ laaten, of als onwaardigen, waar op geen „ vertrouwen te ftellen was, zonder eeni„ ge Schadeloosftelling of Penfioen, met „ hunne onderhoorige Corpfen, afgedankt „ waren; of als Ballingen, uit beducht„ heid voor crimineele vervolgingen, den „ Vaderlandfchen grond hadden moeten „ verlaaten, of hunne posten aanvanglyk „ vervuld gezien door zulken hunner Me„ deofficieren, die de hoogde verontwaar,, diging bevoorens verdiend, en zich in „ ongehoorzaamheid aan derzelver beve„ len, in defertie en in het debaucheeren „ der Troepen van hun Ed. Gr. Mog. „ Grondgebied na elders, vergeeten had„ den, en nu eindelyk buiten ftaat be„ toonden te zyn, om hunne onderhoori„ ge Manfchappen in goede tugt te hou„ den, en der goede Ingezetenen perfoo„ nen, eer, openbaare veiligheid en goe„ deren te befchermen (*_)." Dan hoe veele duchtige gronden tot verontfchuldiging deezer Officieren, in ophemelde Staatsftukken werden bygebragt; 30e billyk en regtmatig de klagten waren, welke zy over de behandeling hun aangedaan, uitboezemden, dit alles baatte lut:el. De Leden der Vergadering van Holland, die van Amfterdam alleen uitgezonierd, hadden geen moeds genoeg om het ge- (*) Verzamel, van Stukken raakende de Generaal Major van Rysssl bl. 25 en 28.  HISTORIE. .115 gegeeven woord aan de Officieren geftand te doen, hunne eigene waardigheid te hand-: haaven, en het verpletterend ongeluk van zo veele braaven voor te komen. Billyk hadt men mogen wagten dat die Leden der Hollandfcke Staatsvergaderinge, die de bekende Befluiten, ten voordeele dier Officieren , genomen hadden, fchoon buiten ftaat om den ftroom ten bederve dier ongelukkigen ter Algemeene Staatsvergaderinge te fluiten, egter, om hunne plegtig gedaane toezegging van befcherming, geftand te doen, zouden verklaard hebben, dat zy 't geen die Officieren gefchiedde als aan hun zeiven gefchied aanmerkten; dat zy die Mannen, op hun Grondgebied, voor alle vervolging bevryden, hunne Jaargelden op den ouden voet voldoen, en geen Officieren op hun Grondgebied dulden zouden, die, in de plaats deezer Braaven, werden aangefteld. Dit fchreef Billykheid, dit fchreef Eer voor; maar laage vrees voor eigen veiligheid, met haare getrouwe gezelinne vleiery, beheerschte , om zo te fpreeken aller harten. Eene laagheid, die ten grond ftrekte,^ dat Staaten van Holland ter Algemeenef Staatsvergaderinge, het Befluit lieten door \ gaan, „ om zyne Hoogheid te verzoeken/; „ om te dimitteeren alle Officieren, wel- C }, ken, of daadlyk op Utrechts Territoir j, waren gemarcheerd, zonder toeftemming „ van den Souverain dier Provincie; of „ zich, door het ondertekenen der bewus- te Quitantie hadden verbonden om de H 2 „ Or- LVI. ÏOEK. 1787. 1788. Felk Beuit ten ien op» igteffö/md laat oorgaan  jif5 VADERLANDSCHE LVI, boek. I787. 1788. Hoe door van r.ys- jkl en diens Lotgenootenbeoordeeld. „ Orders der Staaten van Holland te zuï„ len gehoorzaamen ook op een ander „ Territoir dan dat van Utrecht. —« Met „ vrylaating aan zyne Hoogheid om die „ geenen onder dezelven, welke hy oor„ deelen zou, dat uit hoofde van mindere „ fchuld, of meerdere reden van verfchoo„ ning, zonder ondienst of ongelegenheid „ der Armée, wederom zouden kunnen „ worden gebruikt, of nu of voor het „ vervolg, op de gefchikfte wyze te plaat- „ zen. En dit alles onverminderd zo- „ danige Actie en Procedures als de Raad „ van Staaten vermeenen zal, tegen eenige „ weinigen van de voornaamfte Hoofden „ te moeten inftitueeren (*)." Met welk een oog van Ryssel en diens Lotgenooten dit Befluit inzagen, verdient, uit eene Verklaaring, welke hun eer aandoet, met de eigene woorden gekend te worden. Zy betuigen recht manlyk, dat „ hun Hoog Mog. op één en twintig No„ vember mdcclxxxvii tot hunne De„ misfie en tot vrylaating aan den Gipi„ tein Generaal der Unie, om zommigen „ derzelven weder in dienst te gebruiken, „ hunne eer en reputatie wel ongekreukt, „ en hun in de mogelykheid gelaaten hadt „ om wederom in dienst gefteld te wor„ den; doch dat de voorbehouding der „ Crimineele Procedures omtrent zommigen der Hoofden ; de onmogelykheid om met de niet gefufpendeerde Officie- „ ren (•) Vtrzam. Ij de Cmalmot III. D. bL 7—15.  HISTORIE. "7 ren te dienen, en zich op nieuws te „ verbinden aan eenen Dienst, waar in het „ zelfde geval hun andermaal aan gelyk„ foortige onzekerheden en noodlottighe„ den zou blootftellen, en waar in zy „ welligt orders zouden moeten uitvoeren, „ die hun geweeten hun verbieden zou „ op te volgen; r— en eindelyk het ge„ heel agterblyven van hunner Ed. Groot Mog. kragtdaadige tusfchenkomst; ja „ zelfs derzelver Verklaaring omtrent het „ erroneufe van voorige begrippen omtrent „ den Generaliteits Eed, dit Befluit vooi ,, hun allen zo onteerend en bezwaarenc s, maakte . dat zy g behoudens het gevoel kun- ner Waardigheid als eerlyke Lieden et ,, Medeburgers van een Gemeenebest zelf. „ het denkbeeld daar van niet. draagen et, „ zich nog veel mi der van die gelegenheid, „ zonder zich veragtlyk te mauken in he oog van alle onpartydigen, bedienen kon „ den (*>" De eerfchendendfte Banvonnisfen moestet de Generaal Major van Ryssel, de Col lonels Suljart, Mattha van Citter en van de Pol, de Arülkne Capiteii Neef, de Zeecapitein van Pelt Braai en Schierhout. boven hunne Af/.euing by den Raad van Staaten of Aimiralitei ten vervolgens ondergaan (fj. Kwar (*) Verzameling van Stukken, raakenle de Cet, Major van Ryssel bl. 27. (t) Men (ka dezelve na in evengemelde V"rza Wieling, waar dat van van Ryssel met aantekenir H 3 ge LVI. B O E K« 1787. I788. V"!> M ianollo r ! I > 1 » \ B  n8 VADERLANDSCHE LVI» BOEK. 1787. I788. Wat der Collonel SsULJARt) be Leef- DAAL We dervper. Kwam de Zaecapitein Sels, voor de Admiraliteit te Amjierdam, wegens het dienen op de Uitleggers, in perfoon gedagvaard, fchoon hy niet goedvondt voor dien Zeeraad te verfchynen, 'er gelukkig en met vryfpraak af, 't geen met rede, als een wonder in die dagen werd aangezien, het lot van den Collonel Roger Suljard ■de Leefdaal was des te harder, en verdient dat wy 'er eenige oogenblikken by vertoeven. Onfchuld boezemde hem een grooter vertrouwen in dan bedagtzaamheid en den loop der tyden gehengde: waarom hy het oor niet leende aan herhaalden vriendfchapsraad, om, het voorbeeld van anderen volgende, het gevaar te ontwyken. Kort naa de Omwenteling werd hy door van Staveren, toen Hoofdofficier van Rotterdam, gevat en door Geregtsdienaars na 'sGrayenkaage gevanglyk weggebragt. Verfcheide maanden zat hy daar* Men onderfchepte de Brieven hem door zyne Vrienden, in den beginne der gevangenneeming onkundig, toegefchikt. Geduurende de Regtspleéging dwong de Fiscaal van der Pot, dien Officier, de vraagen met enkel ja of neen te beantwoorden, zonder zich van eenige andere verdeedigmiddelen te bedienen, onder bedreiging , dat hy, indien hy daar aan niet voldeedt, het verhoor zou afbreeken en hem gen wordt toegelicht bl. 24?—246. en raadpleege voorts de Verz-am. by de Chalmot ' XV. D. bl. 256—258. m ■  HISTORIE. 119 in de gevangenis laaten verrotten. Vrugtloos vroeg de gryze Held den Raad, of agtbaare Regters zulk een dwang, zulk een bedreiging van een Fiscaal, tegen een Man van Eer, tegen een Gevangenen konden verdraagen? Men opende den mond niet om eenen reeds veroordeelden, tot voorfpraak te dienen, zulks mogt na me- depligtigheid fmaaken. Zagt mag men het vonnis, over hem uitgefprooken, noemen, in vergelyking van dat over anderen geveld, en de misdaaden hen ten laste gelegd: immers hy, „die," naar luid van *t vonnis, „ zich fchuldig gemaakt hadt „ aan ongetrouwheid omtrent den Eed aan „ de Generaliteit; aan het fchryven van „ ongeoorloofde Brieven, om de Officiers ., van zyn Regiment, ware het mogelyk, „ te verleiden, en aan andere misdryven „ tegen de Generaliteit," werd alleen van alle zyne Krygsposten ontflaagen, onbekwaam verklaard om ooit den Lande meer te dienen , en veroordeeld in de kosten van 't geding. In 't hooren van dit vonnis gedroeg Suljard zich moedig; en, wanneer van der Pot , die verderen eisch gedaan hadt, hem aanraadde om veiligheidshalven, nog eenige dagen in de gevangenis te vertoeven, voegde de niet gefnuikte moedige Collonel hem toe; „ dat hy een Man van jaa„ ren was, in ftaat om zich zeiven te be„ raaden; maar dat hy (van der Pot] ,, welligt den dag nog eens zou kunnen „ beleeven, waar op hy zich nadrukkelyk H 4 her- LVI. BOEK. 1787. I788. 1  ïs© VADERLANDSCHE LVI. boek. 1788. ! ! ] i j 1 Welk een Scbadeloosftetling Holland in't laatst verbeende. 1 „ herinneren zou, dat hy den Collonel „ Suljard mishandeld hadt!" Zo fpoedig mogelyk verzogt hy ontflaagen te worden uit de hegtenis, met aanbod om de kosten terftond te doen betaalen. Een koets hem aangeboden weigerde Suljard ; doch verzogt een geleide ter beveiliging voor fmaad- en onbefchoftheden van 't gepeupel. Hy verkreeg een Ruiterbende en Grenadiers, met fcherp gelaadene Geweeren, tusfchen de laatstgemelde verliet hy ïyn gevangenis en ging door een ongeneen grooten volkshoop heenen, die, geen ïanddaadigheid durvende pleegen, hem alerlei fcheldnaamen na 't hoofd wierp. WelIra verliet hy het Land en toog na Fransck Vlaanderen, waar hy van het Franfche Hof 'en Jaargeld, en het Eereteken Croix de Merite ontving. Wy moeten hier nog by voegen, dat Staaten van Holland, om eenigzins den "chyn te geeven van woordhouding in het ,/erieenen van Befcherming en Schadelooslelling, traaglyk 'er toe kwamen (*) om lun een fober Jaargeld toe te ftaan. Een Jaargeld daarenboven nog verbonden „ aan „ de Rangen «die zy bekleed hadden op „ den achtften van Bloeimaand des Jaars „ mdcclxxxvii , toen de verfchillende be„ grippen over den Generaliteirs en Pro„ vinciaalen Eed begonnen waren; aan „ het gehoorzaam en der Orders van hun „ Ed. (*) Het leedt tot den 29. Jan. 1789 eer dit Beluit kwam.  HISTORIE. 121 „ Ed. Gr. Mog. naa de Omwenteling ge„ geeven, om geen wederftand te bieden „ aan de Pruisfen; aan het zich niet ont„ trekken aan de Orders van zyne Hoog„ heid, in de uitvoering zyner Eminente „ Charges, door hun Ed. Gr. Mog. zo „ plegtig herfteld; aan het zich niet begee„ ven buiten de Provincie, of het gebied „ van den Staat, zonder deszelfs verlof, „ aan het niet overgaan in Dienst of Pen„ fioen van andere Mogenheden (*)." Deeze bepaalingen daar gelaaten mogt het toegelegd Jaargeld gering heeten, en verre te kort fchietende aan de eifchen, die zy, met regt, konden doen, gegrond op de gedaane toezeggingen, en de handelwyze in andere gevallen van min duchtige aanfpraak gehouden Cf). Weinig tyds naa de Omwenteling hadt Gelderland van de Verfterking der Landmagt gefprooken C§). Ook kwam de Ridderfchap in Holland welhaast ter baane met eenen Voorftag, daar toe betrekkelyk. In hun breedfpraakig Vertoog fchetfte dezelve , naar waarheid, de flegte gefteltenis van 's Lands Krygsmagt, en namen deeze gelegenheid waar, om, min met de waarheid overeenkomftig, doch geheel inftemmende met (*) Verzam. by de Chat.mot XJI. D. bl. 63—66. £t) Meesterlyk vindt men dit aangetoond en ontwikkeld in de Verzamel, van Stukken raakende de zaak van den Gen. Maior van Rïssel , bl. 47—49» (§) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5269. H 5 LVÏ. BOEK.' 1787. 1788. Verderking dei Landmagt.  LVI. BOEK. 1787. I788. j 122 VADERLANDSCHE met hun voorig gedrag, de fchuld daar van op de Patriotten en dier gehoudene handelwyze te werpen, in die voordragt de fmaadendfte woorden bezigende, welke wy niet zullen affchryven. Drieledig was der Ridderen voorflag. „ Voor eerst, „ om alle de Corpfen in dienst van Hol- „ land genomen, af te danken. Ten „ tweeden, om aan den Capitein Generaal ,, voor te ftellen, om, voor eenen bepaal,, den tyd, eenige welgeoefende Regimen- ten , geregelde Troepen , het zy van „ den Landgraave van Hes/en -Kas/el, het „ zy van andere Duitfche Vorften, zo ras „ mogelyk, in dienst en Soldy der Repu„ bliek, over te neemen: ten einde zyne „ Hoogheid in ftaat te ftellen om kragt„ daadig voor de inwendige rust en vei„ ligheid te kunnen zorgen, en de oude „ Regimenten, en het Militaire Weezen „ weder in die voltalligheid en goede orde „ te herftelien, waar door alleen, de wee„ zenlyke verdeediging van den Staat, des„ zelfs vertrouwen op de Armée, en de „ eensgezindheid in dezelve, tot voorigen „ luister, weder gebragt konden worden.— ,, Ten derden, om hier van een Voorftel ,, by hun Hoog Mogenden te doen, en ,, de overige Bondgenooten te verzoeken , om daar toe fpoedige en gaave toefteraS ming te- geeven." Tót aandrang voegde de Ridderfchap lier nevens, 't welk de waare bedoeling an dit Voorftel in vollen dag zette, „ dat » de  HISTORIE. 123 „ de duurzaamheid van den Staat meeren„ deels zou móeten afhangen van den keer, „ die het critiek ftaatkundig Syfthema van „ Europa , en de zorglyke toeftand der „ zaaken, zo als die nu ftonden, neemen „ zouden, en dat hun Ed. Gr. Mog. ge„ dagtig aan de fpreuk, fi vis pacem, para „ bellum, hunnen voorllag uit dat oogpunt „ moesten befchouwen (*)." Eerlang wérd dit Voorftel in een Befluit zo by Holland als by hun Hoog Mog. veranderd, en van wegen laatstgemelden onderhandelingen met de Duitfche Hoven begonnen, die, hoe ernftig ook voortgezet, flegts aan Brunswykfche en Anfpachfche Manfchap ruim de helft uitmaakte van het getal door de Ridderfchap bedoeld. Eene Krygsmagts vermeerdering te regt eene Tydlyke Voorziening geheeten: dewyl de tyd nu gebooren was om het Stadhouderlyk geliefd ontwerp de Landmagts vermeerdering door te zetten. By den aanvang des Jaars mdcclxxxviii zonden de Algemeene Staaten, op verzoek des Capitein Generaals, eenen Brief aan de Bondgenooten , tot geleide en ter onderfteuninge van eenen anderen, door den Raad van Staaten aan hun Hoog Mog. gefchreeven, wegens een Plan ter verbeteringe van het Krygsweezen van den Staat, door zyne Hoogheid ter Vergaderinge van den Raad van Staaten voorgeflaagen en aangepree- g - . -;: •••• »fS ;l ' ' - ,-v ? ,\ 5 Zen* (,*) Verzam. by de Chalmot -U. D. bl. ic—17. LVL B OEK.' 1787. 1783. Plan tot verbetering van het Krygsweezen.  124 VADERLANDSCHE LVï. BOEK Ï787. T788. Op welk een voet Holland bewilligt ■ 'V' * * 5 ! zen. Met aandrang op eene fpoedige afdoening. Dit Plan behelsde dat de Armée, behalven de evengemelde Duitfche Krygsbenden, vermeerderd zou worden met 54°9 Hoofden en 2014 Paarden (f). Staaten van Holland bewilligden hier in, mits men alle befpaaring, met het plan beftaanbaar en overeenkomftig, in agt name, en dat de meerdere beloop der onkosten van het Plan, daar onder gerekend de verhooging der Soldyen, welke reeds gedeeltelyk door de Gewesten werd betaald, niet meer zou bedraagen dan omtrent elf en een halve Ton Gouds boven 't geen de Krygsmagt, waar over dit Plan liep, tegenwoordig den Lande te ftaan kwamen. Zy hadden nog een andere mits, welke zy met deeze woorden te kennen gaven; „ Dat .hoe zeer Heeren Staa„ ten van Holland en Westfriesland laudeer„ den den yv.er en voorzorg van zyne ri Hoogheid en den Raad, om de Armée „ van den Staat, in eene behoorelyke Or„ de te brengen, zo ten aanzien van haa„ re Betaaling, als van eene gemaatigde „ vermeerdering, overeenkomftig te tegen„ woordige omftandigheden van de Repu„ bliek, hun Ed. Gr. Mog. nogthans van „ begrip waren, dat het Zeeweezen van , den Staat geen minder attentie vereisch, te, en mitsdien dit Confent niet anders droe- C) Refol. Gen. 24. Jan. 1788. Zie ook de Briefen het Plan betreffende in de N. Nederl. Jaarb, [788. bl. 203—214.  historie. 155 droegen, dan onder de fpeciaale Con„ ditie dat een evengelyke lom, als het i „ bezwaar van de Armée bedroeg, naam„ lyk omtrent elf en een halve Ton Gouds, „ op den gewoonen Staat van Oorlog zou „ worden gebragt , om geëmploieerd te „ worden tot zodanige einden, als meest „ gefchikt en nuttig zouden bevon '.en „ worden voor de Oorlogs Marine van „ den Staat; en dat zyn Doorl. Hoogheid , „ als Admiraal Generaal zou worden ver„ zogt hun Hoog Mog. een Plan op te geeven wegens het beste gebruik, 't geen „ van die fom zou kunnen gemaakt wor„ den (*).' Van dit Staatsbefluit werd ter Algemeene Staatsvergadering opening gedaan. De Raad van Staaten verwylde niet met zyn gevoelen wegens de by Holland voorgeflaagene fchikkingen op de Landmagt den Algemeenen Staaten mede te deelen, met verzoek, te dier gelegenheid, om de andere Gewesten, die den Raadflag van Holland overgenomen hadden, tot een fpoedig afdoen deezer zaake aan te maanen (f). Een diep ftilzwygen bewaarde dezelve omtrent de mits de Zeemagt betreffende (§); fchoon een nadere Brief van hun Hoog Mog. aan de Gewesten eene evenredige betragting van de Verdeediging te Water en te Lande aanprees. Het (*> Refol. vemHoll. 31 Maart 1788. f+) Refol. Gen. 8. April 1788. C§) Vtrsaa. Irj de Chalmot IV. D. bl. 76.78. LVL JOEKi 1787. I788.  LVI. BOEK. 1737. Ï738. Gelderlands aanmerkingbier op. * 1 3 < y ] 2 ( 1 1 t 2 c £ r t 1 a I d 126 VADERLANDSCHE Het Sticht tradt welhaast geheel in de maatregelen van Holland; Overysfel desgeIyks (*). Gelderland zag het voorftelvan een vaste post tot onderftand der Admiraliteiten aan, als afwykende van den ouden voet, en van verre uitzigten. Dan voegden zy 'er nevens, dat, wanneer, tot herHel van het verval der Admiraliteiten, geen mder middel voor handen was, zy met 3e andere Bondgenooten zamenftemden tot iet plaatzen van een vaste post op den staat van Oorlog; zodanig egter, gelyk :y 'er nader by bepaalden, dat zy, om jerustheid te mogen hebben tot welke einlen die Penningen zouden worden hefteed, vermeenden alvoorens te moeten onderigt worden, welk gebruik men daar van :ou maaken, en in de billyke verwagting lat men, ten aanziene van de Zeemagt, alle 'erdere middelen van verbetering zou ter land flaan. Zy wilden den Admiraal Geleraal verzogt hebben tot de opgave van en Plan tot de hoognoodige Redresfen in aaken van de Zee, en tot welke einde ie bepaalde fom zou kunnen worden aanewend. Het aan zich behoudende, om aa het zien van dit Plan, daar op verder ; belluiten (f). Meer- C) N. Nederl. Jaarb. 1788. bi. 703. en 817. (t; N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 758. Van dit 'lan kwam niets; en gaf zulks aanleiding tot een nder Plan, dat te verre buite.. ons Tydsbeftek >opt om 'er thans van te gewaagen. Men zie onertusfchen daar op na Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 12a enz.  HISTORIE. léf Meermaalen hebben wy, by uitfteekende gelegenheden, in onze Vaderhndfche Historie , het hoofdzaaklyke ingevlogten van de Uitfchryvingen der Algemeene Dank- en Bededagen. Wel te wagten was het dat deeze, in 't eerfte jaar, naa de Omwenteling te voorfchyn komende, van den gewoonen vorm zou afwyken, en in zich behelzen een fterke voordragt van den Staat des Lands, hoedanig zy, die thans aan 't roer zaten, denzelven befchouwden, of althans door 's Lands Ingezetenen wilden befchouwd hebben. De Aanhef luidde. „ De „ toeftand van dit Gemeenebest, in het „ eerfte Tydperk van deszelfs nog onge,, vestigde Vryheid, is meermaalen, in on„ ze Jaarboeken, verbeeld geworden on„ der het zinnebeeld van een Schip, 't „ welk in eene onftuimige Zee met de „ golven worftelde ; maar evenwel door dezelve niet werd verflonden; nooit was „ deeze vergelyking toepasfelyker op de ,, fituatie van de Republiek, dan in het „ tegenwoordig tydftip, wanneer de merk„ waardige tusfchenkomst van eene aan„ biddelyke Voorzienigheid dezelve heeft „ gered uit een aaneenfchakeling van de ,, fchriklykfte rampen en de grootfte ge„ vaaren. „ Deeze zyn de gevolgen geweest van „ het vuur van Burgerlyke Tweedragt, in „ het midden van ons ontftooken, door „ de hand van onze eigene ontaarte of „ verleide Landslieden, en heimlyk aange„ zet door Menfchen, die, of onkundig „ wa- LVL BOEK. I7«7- 1788. Uitfchryvias, vaa de Danken Bededag voor 1788.  ï*8 vaderlandsche LVI. BOEK. 1787. I788. „ waren van de weezenlyke belangen van hun Vaderland, of het waare welzyn », van hetzelve niet ter harte namen. „ Wy zyn, in de daad, geduurende „ deeze laatfte jaaren, door meest alle on„ heilen van Nationaalen Tegenfpoed be„ zogt geweest. De banden van de ver„ maarde Unie van Utrecht, waar op ons „ geheel beftaan en onafhangelykheid be,, rusten, zyn verbrooken en met den voet „ getreeden; de zetels van de Souveraini„ teit in onze Provinciën en Steden zyn onteerd; de Wetten hebben moeten ,, zwygen en derzelver gezag heeft moe„ ten wyken voor een partydige en wil„ lekeurige uitoefening van Juftide; de „ ongebondenheid van de Drukpers, is, „ zonder de minfte tegenkanting of beteu„ geling ontmoet te hebben, tot zulk een „ trap van onbefchaamdheid, onbetaamlyk„ heid en drift gefteegen, dat de Gebeur„ tenisfen van geen beichaafd Volk eenig „ voorbeeld daar van kunnen opleeveren. „ De twee uiterften van Anarchie of Re„ geeringloosheid en Despotisme of Wil„ lekeurige Overheerfching, zyn op de „ zonderbaarfte wyze vereenigd, en heb„ ben beiden een fteun gevonden in de „ medewerking van een verleide en gewa„ pende menigte, die niet gefchroomd „ heeft, zich zelve, door geweld, de be(, geeving van Regeeringsposten aan te , maatigen, en 's Lands vreedzaame en , weerlooze Ingezetenen met hunnen on„ dergang te bedreigen. Het oogenblik „ fcheen  HISTORIE. 129 fcheen gebooren te zyn, dat de oor„ fpronglyke en aloude Coniïitutie van s, den Staat, zo dikwyls in de kommer„ lykfte tyden befchermd door Mannen, „ v/elke de Voorzienigheid, tot haar be„ houd, fcheen te hebben opgewekt, niet „ alleen op haare grondflagen wankelde; maar in het diïngendfte gevaar was van „ ten eenemaal omvergeworpen te worden: 5, met één woord, wy behoefden maai 5, ééne fchreede verder te gaan, om geen », Volk meer te weezen. ,, In dit akelig tydftip van ellende en „ duisternis heeft het den Allerhoogften, „ dewelke het lot der Volken in zyne .„ handen heeft, behaagd, zynen Almagti„ gen Arm uit te ftrekken tot onze Be,„ houdenis, Hy bragt hulpmiddelen voor 5, ons te wege in de vereenigde Raadsbe9, befluiten, en vriendnabuurlyke Maatre9, gelen, genomen door twee magtige Mo5, genheden, welke reeds in vroegere ty„ den, meer dan eens, tot onze befcher„ ming toegefchooten waren. — De plot„ felyke en onverwagte Omwenteling van „ zaaken, welke hier op in de Republiek „ volgde, was oogfchynlyk het werk van „ den Heere, en vereischt van onzen we- ge de vuurigfte uitftortingen van lof en „ dank aan den Rotsfteen onzes Heils. „ Desniettegenftaande is het heilzaam „ werk onzer Herftellinge, offchoon ge„ lukkig begonnen, nog niet voltooid. „ Wy zugten nog onder bezwaarende om„ Handigheden, die een gevolg zyn van •XX- Deel. I „ de LVL BOEK. 17BS.  i3o VADERLANDSCHE LVI BOEK 1788. ,, de rampzalige Verdeeldheden, die ons „ op den oever van ons verderf hebben gebragt. Deeze Verdeeldheden hebben „ in de belemmering van onzen Koophan„ del, in den toei'taud van onze Finantien, „ en van onze Krygsmagt, en in verfchei„ de andere voorwerpen van algemeen belang, menigvuldige beklaaglyke gebreken veroorzaakt, welker verbetering de aandagt der Overheid tot zich trekt. Zy „ hebben ook aanleiding gegeeven, (het „ geen misfchien het allerdroevigfte is,) „ tot een geest van verblindheid en ver„ warring, die nog aan her. gisten is, en „ op verfcheide plaatzen in 't geheim v/ordt „ aangezet. En het geen de bekommernis, „ welke uit zodanige befchouwingen na„ tuurlyk moet ontftaan, nog vermeerdert, „ is het droevig aanzien het welk het toe„ neemend verderf van Zeden en Grond- „ beginzelen ons opleevert. Menig- „ maal hebben wy, by het wederkeeren ,, van onze plegtige Bededagen, de Zonden „ van het Volk, het hand overhand toeneemen van Godloosheid . Ongeloof. Onver„ fchilligheid in den Godsdienst en Weelde „ betreurd, waar uit eene menigte van „ Ondeugden ontftaan zyn, die voor elk in 't byzonder heilloos en voor de Maatfchappy in 't algemeen verderflyk moe„ ten zyn. Dit is een der rampzaligfte gevolgen onzer laatfte O ilusten geweest, „ dat dezelve nieuwe Overtreedingen ge„ voegd hebben by de vernederende lyst „ onzer Nationaale Zonden. Dezelve heb- „ ben,  HISTORIE. 131 , ben, onder allerlei uitvlugten en fpits,, vindigheden, de Eeden, die de Waar9, borg "der Trouwe onder de Menfchen „ zyn, losgemaakt; op verfcheide plaat9, zen hebben zy de heilige verrigtifigen „ van de Dienaars van het Euangelie tot ,, de fhoodfte oogmerken van Geweld en Oproer doen ftrekken. De verderflyke ,, invloed van onze Burgertwisten heeft 9, in eene menigte van Belyders van den 9, Christlyken Godsdienst, alle gevoelens ,, van Liefde en Opregtheid , van Eerlyk,, heid en Goede Trouw, byna te eene9, maal uitgebluschr, terwyl Partyfchap, ,, Haat, Kwaadfpreekenheid en Wraak9, zugt , het genoegen van het Huislyk ,, Leeven verbitterd, ja zelfs by veelen ,, alle gevoelens van Menschlievendheid „ hebben doen verdwynen." Naa de ophaaling der ftoffe van Verootmoediging, Dankzeggingen en Gebeden in 't algemeen, vervolgt de Uitfchry ving _ „ Wy zyn verpligt om insgelyki onze vuurigfte Gebeden ten Hemel o\ te zenden voor zyne Hoogheid, dat sj gelyk hy onlangs vereerd is met de zon 4, derlingé blyken van de Godlyke hoedi ,, en voorzorg, in de dagen zyner beproe 9, ving , hy en zyn Huis fteeds mogei blyven de voorwerpen van de byzon „ dere befcherming der' Voorzienigheid ,, dat hy door de Wysheid van zyn Be ,, ftuur, en zynen edelmoediger, yver voc „ de waare belangen en voorfpoed va; het Vaderland, de waarneeming zyne I 2 „ hoe LVI. 8 OEK. I787. I788. t » 1 r 1 r  132 VADERLANDSCHE LVI» BOEK. 1787. I788. Aanmerking over deezen Dank- en Bededag. hooge gewigtige en onontbeerelyke Be„ dieningen moge doen ftrekken tot eene „ Zegening voor Kerk en Staat. . By „ deeze Gebeden moeten wy ook de ern- ftigfte fineekingen voegen voor haare Koninglyke Hoogheid; eene Vorstin, „ door de groote hoedanigheden, welke „ zy in haare laatfte ongelukken heeft aan „ den dag gelegd, en door de vrugten, „ die daar op gevolgd zyn, by de Natie „ zo geliefd, dat zy met de beste zege„ ningen van den Hemel begunftigd mo„ ge worden (*)." . Wanneer wy, naa het leezen deezes Uitfchryvings Briefs in onze gedagten het gebeurde herroepen; wanneer wy in het blad der Gefchiedenisfe terugge zien, zullen wy alle reden vinden om ons te verbaazen over het Tafereel hier opgehangen en met fchoonfchynend vernis van Godsdienst overftreeken. De verzwygingen, de verdraaijingen en verwytingen, de onwaarheden, daar in te nedergefteld, zyn ontelbaar, en gaven onvoorzigtige, heethoofdige en oproerige Leeraaren gelegenheid , om ten dien dage, ftrafloos het verbod van geene Staatszaaken op den Predikftoel te brengen, naa de Omwenteling gegeeven, te overtreeden, en het domme op klanken alleen aazende Gemeen, en bovenal haatdraagende Ingezetenen een fpoor en prikkel te geeven, om, meer dan ooit, in onverzoenlykheid, en wrokkende wraak- zugt (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 035.  HISTORIE. 133 zugt tegen hunne Medeburgers voort te gaan: en juist die ondeugden te pleegen, welke in den Uitfchryvings Brieve als. byzondere Landszonden worden opgegeeven. In de daad dusdanig eene Bededags Brief baarde by veelen in den Lande, die anders werk van zodanige Landsvierdagen maakten, eenen affchrik, en lag, zo te duchten ftaat, by zommigen niet doordenkenden den grond om ze te veragten, en het gevoel van Godsdienftigheid te verftompen. Althans is hier toe het gefchikfte middel het zo doorfteekend misbruik van den Godsdienst gemaakt, omdenzelven ten fpeelbal en werktuig te bezigen van byzondere Staatkundige inzigten. Hoe veel huiverings moest alle Leeraars niet bevangen, die zich met de ftoute Hellingen, daar in voorkomende, fchoon anders der Omwentelinge genegen, niet vereenigen konden; op dat wy zwygen van het geweld, 't geen geheel anders in het ftaatkundige denkenden zich zeiven moesten doen, om niet agterhaald, en op de aanbrenging van luistervinken, waar aan men het by zodanige Leeraaren ten dien Verbodsdage niet liet ontbreeken, in ongelegenheden van verfcheidenerlei aart gebragt te worden. Met dit alles werd deeze onvoeglyk uitgefchreeven Vierdag, in de dagfchriften van dien tyd, als een der heiligfte dagen uitgebazuind. Men maakte 'er werk van om meer dan ooit na te gaan de Inzamelingen der Liefdegaaven, en naar derzelver grootheid of geringheid in Steden en I 3 Plaat- LVI. BOEK. I787. I788. Wegen* de toen gedaane Inzamelingenvan Liefdegaven.  134 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. I787. .1788. Plaatzen de wel of kwalykgezindheid der Ingezetenen ten opzigte van het tegenwoordig Landsbeftuur af te meeten. Een wel fchynbaare goede, doch met de daad bedrieglyke maatftok: dewyl zeer veele plaatslyke omftandigheden kunnen medewerken om die Giften uitfteekend groot, of zeer gering te maaken (*). Schoon (*) De Schryver der N. Nederl. Jaarboeken van 1788 met de grootheid dier Inzamelingen, in veele Steden, wonder in zyn fchik, maakt des gewag bl. 404en 504,niet zonder Haarlem, Groningen ert Harderwyk, wegens de geringheid der Liefdegaven, te gispen, bl. 420. 535. 567. Wat Groningen en Harderzvyk betreft, weeten wy niets byzonders; maar ten aanziene van Haarlem kunnen wy met zekerhsid melden, dat die Stad, nimmer in haare Liefdegaven op zulke Vierdagen uitfteekt; en de rede hier van is eenvoudig, dat 'er misfchien in Holland geene Stad is, waar het geheele jaar door maandlyks meer ten onderftand der Beboeftigen wordt ingezameld; terwyl in eenige andere Steden, gewoon op Dank- en Vierdagen met zeer groote Inzamelingen te pryken, alles tot dien dag gefpaard wordt, om in de Nieuwspapieren een groot vertoon van Liefdaadigheid aan dë Armen te maaken. Hoe veel dit van het Pharifeeuwfche heeft, laaten wy aan zyne plaats, en maaken deeze aanmerking alleen om het door ons hier boven te re- dergeftelde, met een voorbeeld te ftaaven. Wy voegen hier nog by eene aanmerking van den Characterkundigen Ockersen, „ lk kan niet ontvein- zen, dat 'er vry wat Hoogmoed doorkykt, wan„ neer eene Gemeente 'er trotsch op is, dat zy „ uitfteekende giften doet op den Nationaalen „ Boetedag, dat zy geene openbaare Collecte voor „ haare Armen behoeft, en dat een begunftigd Lee„ raar zyne Ampt^enooten verre overtreft in het „ uitlokken van Milddaadigheid, waar toezamtyds „ een  HISTORIE. 135 Schoon het inrukken der Pruisfifche Krygsbenden, in gemelde Dank- en Bede i dags Uufchryving, fchier als een Hemelfche Tusfchenkomst aangemerkt, en dcr.r anderen ais een helsch Dwangmiddel verfoeid, blykens het geheele beloop onzer . Gefehiedenisfe van dit altoos gedenkwaar >* dig Tydvak, ten vooniaamen doele hadt y Holland,, wegens het niet verleenender door , Pruisfen gevorderde Satisfactie te ftraffen, en aan den Stadhouder te onderwerpen, was dit vreemde Krygsbedryf op andere, ook door dit Krygsvolk niet betreedene Gewesten, van zo veel invloeds als ons Gefchiedblad vermeldde, dat wy het vertrek deezer vreemde Legerbenden en 't geen hun Aanvoerder den Hertog van Brunswyk byzonder betrof, best plaatzen ten Hot van dit Boek, hoofdzaaklyk beflemd om de meer algemeene lotgevallen der Bondgenootfchaplyke Gewesten, onmiddelyk naa de Omwenteling, te befchryven: en daar door tevens te voldoen aan eene voorheen gedaane belofte (*). De Hertog van Brunswyk werd, Amverdam geheel te ondergebragt hebbende, door eene Bezending, beftaande uit den Graaf van Wassenaar tot Wasfenaar en van der Does., Heer van Langenld', genood „ een geheel jaar lang door zyne Gunftelingen de ,, fommen worden opgegaard." Omwerp tot eene algemeene Character kunde 111. Stukje, te Amft. b.y T Allart bl. aio. (.*) Zie onze VaderL Hist. XVII. D. bl. 275. I 4 LVI. o e k. >7?7. Sloiberyf des 'ruisfi ■ :hen Inals. De Her- iOi van Brunswtk na den Haag genoodigd,ftelczulks uiu  i3Ö VADERLANDSCHE LVÏ. BOEK.. 1787. 1788. ( : 1 noodigd om in 'sGravenfiaage te komen, werwaards hy, gelyk ons Gefchiedblad vermeld heeft, zich te meermaalen vervoegde, om te raadpleegen en te beduiten , wat men , tot volkomen verfehaffen van Voldoening, vorderde. De Veldheer antwoordde, „ dat hy zulks gaarne „ zou doen zo ras eene volledige afdoe„ ning van zaaken zulks zou toelaaten." Hy gaf, te dier gelegenheid te verftaan, „ dat de Steden Haarlem, Leyden en Alk„ maar niet naar behooren voldeeden aan „ de Ontwapening, waarom hy voorge» „ nomen hadt, indien zulks niet binnen „ zeer korten tyd gefchiedde, derwaards i, eenig Krygsvolk te zullen zenden, met „ verzoek om daar van hun Ei. Gr. Mog. „ berigt te geeven; ten einde zulks, zo „ mogelyk, door andere middelen te voor- „ komen." Een gefchrift des Her- :ogs, daar toe ftrekkende, werd ter Verradering van Staaten van Holland ingediend, rlier op volgde eene ernftige aanmaaning mn die Steden, door de andere StaatsieJen , om vaardig en zonder eenig agterhouden, aan het oogmerk der Staatsbefluiten, en den duidelyk verklaarden wil van hun Ed. Gr. Mog. te voldoen, en daar door te voorkomen de onheilen, die deeze Steden anders noodwendig zouden treffen, en waar van zy de oorzaak zouden zyn. Om deeze aanmaaninge meerder gewigts by te zetten, werden de Afgevaardigden dier Steden verzogt, zonder uitftel, zich na huis l& begeeven, daar de omftandigheden dèe- „ zer  HISTORIE. ^37 zer zaak open te leggen, en ten fpoedigften aan het oogmerk des Hertogs te voldoen. Onverwyld gefchiedde het eer en ander. Het bevel dat twee Bataillons na Noordholland zouden rukken, bewerk ten te Alkmaar een vaardige bewilliging; Haarlem en Leyden marden zo luttel, dal zy, gelyk Pfau het uitdrukt, ,, door dt „ ylvaardigheid haarer onderwerpinge ver „ giffenis voor haare ongehoorzaamheid 9, verdienden (*)." Zulks gaf den Hertog gelegenheid om, volgens verzoek, na 'sGravenhaage te ko men, waar hy door eene Bezending ui hun Hoog Mogenden begroet , uit der mond df:s Heeren van Welderen , aan 'i hoofd dier Bezendinge, verftondt, „ da; ,, hun Hoog Mog. deeze Deputatie be noemd hadden , om zyne Doorlugtigf „ Hoogheid, op het plegtigfle, te verzeke ren, van het genoegen, het geen zj „ hadden om alhier te zien een Prins „ wiens roemrugtige daaden, hem , vat zyne eerfte jeugd af, de alleruitmuntend fte Reputatie hadden doen verkrygen ,, dat de manier, waar op zyne Hoogheit „ de Commisfie, waar mede hy zich we ,, hadt willen belasten, hadt uitgevoerd „ eenen nieuwen luister aan deeze Repu tatie hadde bygezet, ten zelfden tyde „ als dezelve hun Hoog Mog. met de lee „ vendigfte gevoelens van erkentenisfe ver „ vulde. Dat hun Hoog Mog. zich al „ too; (*) Pfau Veldtocht der Pruisfin II. D. bl. 78. I 5 LVI, boek, 17*71 1788. 1 i De Hertog in , 's Haags van wegen hun ' Hoog : Mog.ba- . groeu ! i  138 VADERLANDSCHE LVï, BOEK, 1787. 17.8$ Vertrek des Hef togs. „ toos zou len bevlytigen om blyken te „ geeven van de Hoogagting, die zy had„ den voor zyn Pdfuon, en de opregtfte „ wenfchen die zy deeden voor deszelfs „ voorfpoed, en die van zyn Illuster ,, Huis!" Op de verpligtendfte wyze bedankte de Hertog voor de eer. die men hem hadt aangedaan; met verzekering, „ dat hy nooit „ aangenaamer Commisfie in zyn leeven „ volbragt hadt, dan de geen, waar toe „ hy zich hier hadt laaten emploijeeren, „ aan welke hy hoopte ten vollen beant„ woord te hebben, door het herftellen „ van de Rust en Eenigheid in de Repus, bliek, ten genoegen van zyne M:jeiteit „ den Koning van Pruisfen . zo "/el als „ van hun Hoog Mogenden, zyn Perfoon „ voor het overige in -de aanhoudende „ gunst en vriendfchap van hun Hoog ,, Mog. aanbeveelende (*)" Weinig dagen laater verliet hy deeze Hofplaatze, naa een teder affcheid van het Vorstlyk Gezin genomen, en een affcheidsbezoek by de Afgevaardigden van Amfterdam afgelegd te hebben, en nam de Reis over Utrecht na Duitschland aan. By (*) Verzam. by de Chalmot TT. D. bl. S07. Wy zullen op deeze wederzydfche betuigingen geene aanmerkingen maaken; genoeg dat wy den Leezer verzenden tot de voorige Doeken onzer Vadert. Hist. om daaden en woorden met elkander te vergelyken, en het oog te vestigen op eene en andere byzonderheid, welke wy, nog in dit Boek mosten plaatzen.  HISTORIE. 139 By Staaten van Holland was , korten tyd vóór dit vertrek, geraadpleegd om een aantal geregeld Duüsch Krygsvolk in dienst te neemen; doch middelerwyl vondt men het geraaden, haare Koninglyke Hoogheid te verzoeken, dat zy den Koning van Pruisfen zou beweegen, om nog drie of vier duizend man van het Krygsvolk, zich hier te lande bevindende, te laaten blyven (*^). Volvaardig fchreef de Prinfesfe een Brief aan den Hertog met dien aanzoek, 'er teffens een woord ten baate der na Wezel weggevoerde Krygsgevangenen byvoegende. Op 't een en ander verkreeg zy een gunftig antwoord van den Hertog, onder 'sKonings welneemen (f). Gereed en vaardig werd dit verzoek ingewilligd. De Pruisfifche Krygsbenden werden te rug getrokken uit zodanige plaatzen, waar men derzelver tegenwoordigheid onnoodig oordeelde. Behalven die de Leyd fche Poort te Amfterdam en den Overtoomfchen Weg bezet hielden, werd het Winterverblyf één Bataillon te Naarden, één te Weesp en Muiden, één te Woerden en in de Wieriker Schans, één te Schoonhoven en Nieuwpoort, één te Gorkum, en één te Schiedam aangeweezen. Honderd Husfaaren zouden te Hilverfum, en een gelyk getal in de Langefiraat het verblyf neemen. De (f\ Refol. van HoU. 3. Nov. 1787. (X) Men vindt deeze Brieven in 't oorfpronglvbe en vertaald in de A7. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5659-5665. LVI. BOEK» 1787, I788. Verzoek dat eenig Pftmfitch Krygsvolk in den Lande mogt blyven, Inlegering van 't PruisfischKrygsvolk.  i4o VADERLANDSCHE LVI. BOBS. I787. I788. Kalk- reuth aanvaart het Opperbevelaan de Overtoom.Wat den Hertog van Brunswyk naging. Beroo- vingen en WegvoeringendetPruis(en. De Generaal van Kalkreuth , die tot nog toe het bevel gevoerd hadt in de Diemermeer, buiten de Muider Poort te Amfierdant, aanvaardde het Opperbevel aan den Overtoom, zints het vertrek des Hertogs na diens Duitfche Staaten. Een Perfoons- verwisfeling den meesten niet ongevallig; dewyl deezen Krygsman alle lof van befcheidenheid nagaat, welke den Hertog door veelen, ten aanziene der Patriotten, ontzegd wordt, en waar van de Heer de. Klerk, Katoendrukker aan den Overtoom, ten wiens huize hy zyn intrek genomen hadt, zo men wil, de bitterde proeve fmaakte; althans men verhaalt, dat de Hertog, gereed om dit verblyf te verlaaten, na den prys vroeg van een kostbaar Por:elein Tafel Servies, waar uit voor hem was aangerigt, dat hy dien vernomen hebbende , 't zelve liet inpakken, en nooit be* :aalde. Wy willen, zo anders dit berigt, gelyk verzekerd wordt, waarheid is, dit liever aan verzuim toefchryven; dan het mor eene diefftal, met veelen, uitkryten. Veel gevoeliger was de neep, die gemelde Heer in zyn Fabriek kreeg. Elk was /oor de Pruisfifche fchraap- en roofzugt lermaate bevreesd, dat hy dezelve, tot lyne zeer groote fchade, heeft moeten vercooperv Van de veelvuldige beroovingen der Ingezetenen droegen de volgepakte Bagadiewagens getuigenis, als mede de geringfte Soldaat, met buit belaaden heenen trekkende. Wanordelyk geweld roofde veel weg, Voor-  historie. ï4ï Voorbedagte vervreemding ging 'er mede gepaard. Een der Pruisfifche Bevelhebberen gaat naa de onbefchaamdheid gehad te hebben, om een der Hollandfche Uiüeggers op de Maas in beflag te neemen, en naderhand eene fchrifdyke overeenkomst te fluiten met der Staaten Gemagtigden, om dien voor eene aanzienlyke Geldfomme af te koopen; ja dat hy zelfs een beding maakte om iets minder dan de bepaalde fom te ontvangen, onder beding dat de betaaling in goud geld gefchiedde. — Het Pruisfisd Magazyn te Wezel was de verzamelplaats van het fraaist Hollandsch metaal Gefchut. De Heer Pfau doet deswegen deeze bekentenis, als hy ter verdeediging van dit bedryf fchryft. „ De „ Hertog hadt beflooten voor goeden prys „ te verklaaren alle Wapenen en Krygs„ behoeften, die zyne Troepes met de „ degen in de vuist zouden maaken, het „ zy in fchermutzelingen, het zy in den ftortn geloopen tegen fterke plaatzen, „ en zelfs van de veroverde wapens die „ te behouden, welke beftempeld zouden weezen met het wapen van Holland. Deeze moesten het loon zyn der dap„ perheid zyner Soldaaten, aan welken de „ Koning by hunne wederkomst de waar„ dy der Stukken wilde betaalen, om ze te bewaaren als een eigendom. In de daad „ men fcheepte op de Waal? de Lek en de Vecht de Stukken in, alsdus voor „ goeden .prys verklaard, en bragt ze na „ We- L7I. ïoee. I787. I788.  142 VADERLANDSCHE LVI. boek! 1787. 1788. Voorftel om de Prui'fijcbeKrygslie den een „ Wezel (*)." Dit ftreedt in zo verré met de waarheid als die Stukken geroofd waren, uit Magazynen van Steden , die geene verdeediging ter wereld gedaan hadden. Holland, fchoon het flagtoffer, ftondt niet alleen voor deeze berooving, bloot. Ondanks de toezegging des Konings en des Hertogs aan die van Overysfel gedaan, dat zy als Vrienden kwamen, moesten de Staaten van dat Gewest zich verzetten tegen de bedoelde en daadlyk aangevangene infcheeping en het beoogde buiten lands vervoeren der Geweeren en Kanonnen door de Pruisfen in dat Gewest opgehaald (f). Men verzekert, dat 'er onder de Officieren, tot deezen Tocht na de Nederlanden gebruikt, gevonden werden, die hun leedweezen over deezen Dienst betuigden: dewyl zy bevonden hadden,, dat de Patriotten, zo liegt buiten 's Lands afgemaald, goeddeels uit de beste Ingezetenen beftonden, dat de toejuichingen van der Pruisfchen bedryven verre 't meest gehoord werden uit den mond van 't veragtelykst gepeupel. Wat moet men, dit voor oogen hebbende , denken van het voorftel door Hoorn ter Staatsvergaderinge gedaan? „ Dat zy," dus fpraken de Afgevaardigden dier Stad, „ ten kragtigften van het waare deel 't „ geen (*) Pfau Gefchiedenis van den Veldtocht' der Pruisfen in Holland II. O. bl. 7. (t) Verzam. hy de Chalmot II. D. bl. 125.  HISTORIE. J43 „ geen haare Koninglyke Hoogheid nam „ in de rust en goede harmonie van en „ tu.-fchen de Ingezetenen van deeze Pro,, vincie, als mede van haare aangewende „ poogingen en voorfpraalcen, om, niet „ tegengaande het ruwe en onaangenaam* ,, faifoen, de terugmarsch dier Troepes, „ immers voor het grootfte gedeelte, te be„ vorderen, en zelf te verhaasten, niet af konden zyn op te merken, dat die „ Troepes, zo wel geduurende hun ver„ blyf aihier, het welk door onverwagte „ omftandigheden, welke die nog fmeu„ lende Factie geftadig heeft weeten te „ voeden en te doen gebooren worden, „ verlengd was geweest, als by hun aan„ (taanden terugmarsch, zekerlyk in de voor „ hun zo'fchadelyke verpligting zich moe5, ten bevinden van geheel buitengewoone „ onkosten te moeten doen, geheel niet „ geëvenredigd aan de Soldyen by hun „ genooten wordende, welke onkosten daar „ en boven nog zouden vermeerderd wor„ den, door dien dezelve nog een gerui„ men tyd buiten derzelver gewoone Lig,, plaatzen zouden moeten campeeren.* — Uit deezen hoofde wilden zy eene gepaste fomme bepaald hebben, om dezelve aan den Hertog van Brunswyk aan te bieden ten einde dezelve te verdeelen onder dit Krygsvolk, de Officieren en Onderofficieren (*). Hier toe werden eerlang 500.5000 Guldens beftemd. Aan (♦) Refol. van Heil. 30. Oct. 1787. LVI. HOEK. 1787. 1788. gefchenk in geld» doen.  144 VADERLANDSCHE LVI. BOEK. , I7.87. ! 17Ö8. ( Gedenk- < poniiing j te Berlyn op deeze ' Gebeur- \ tenis. < ! \ c I \ c e ( Gedenk, penning ^ hier voor ^ v d 0 r ft rr ( L h d £ Aan Eer- en Geldbelooningen voor de m Holland gedaans dienften liet het de Koning /an Pruisfen den meerdere en mindere Be^ /elhebberen niet ontbreeken (*). Om leeze Gebeurtenis in aandenken te houden liende een Gedenkpenning door de Koningyke Medailleur te Berlyn gemaakt (f). — \fgevaardigden van Gouda deeden, in slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii, ter staatsvergaderinge het voorltel om door iene kundige hand te doen vervaardigen een anzienlyken gouden Gedenkpenning, zinpeelende op de Omwending van zaaken, oor den Hertog van Brunswyk te wegö ebragt; dat deeze, op eene onderfcheidende /yze, aan den Hertog zou worden overhanigd; en wyders op denzelfden ftempel of en kleinder te doen vervaardigen eenige Jouden Medailles ter verdere uitdeeling. Een voorftel van dien aart werd gereed mhelsd, en de Gedenkpenning vervaarigd De toefchikking liet men wag- ten (*) TV. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5007. 5928. (f) Op de eene zyde ziet men de afbeelding in den Prins van Oranje, in eene gewoone kleins;, met den Vorstlyken mantel omhanden, waar m het handfchrift Wilhelmus V. tacata Batavia idux. (Willem de V. te rug gekeerd naa de herüde rust in Holland.') Op ie andere zyde leest en Copiis BorussIAE ; virtute Guelphica ; Door Pruisfifche Legerbenden, en Brunswykfcbe tapperheid.) (§) De bovenzyde deezer Gedenkpenning draagt :t Borstbeeld des Hertogf van Brunswyk- met it Omfchrift Carol. Wilhelm Ferd. dux Brunsv. xercit Imperator. (Carel Willem Ferdinand Her-  HISTORIE. 145 ten tot den zeventienden van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxviii, wanneer een Staatenbode dezelve overbragt, onder geleide van deezen vleienden Brieve, „ Door„ lugtig Vorst en Heer! fchoon wy al-. „ toos wel overtuigd zyn geweest dat de < „ glorieufe daaden van uwe Doorlugtige| „ Hoogheid, welke aanleiding gegeeven! „ hebben tot de Omwending, waar door, „ de oude en wettige Conftitutie deezer „ Provincie is herfteld geworden, met den „ grootften roem tot de Posteriteit zouden „ overgaan, hebben wy nogthans by onze „ Refolutie van twee November des af„ geloopen Jaars mdcclxxxvii goedge„ vonden, tot eene dankbaare Naagedag„ tenisfe, een zeker getal van Gedenk„ penningen te laaten vervaardigen, welke „ met de Beeldtenis van uwe Doorlugtige „ Hoogheid te gelyk uitdrukken den ty,, tel dien Hoogstdezelve by deeze Nade „ met zo veel regts verworven heeft. ,, Wy hebben de eer deeze Gedenkpen„ ningen, op den eerften Jaardag van die ,, heuchlyke Gebeurtenisfe, aan uwe Door„ lugtige Hoogheid aan te bieden, in dat „ aangenaam vooruitzigt, dat uwe Door„ lugtige Hoogheid de grootfte derzelven, in Hertog van Brunszvyk, Veldheer van het Pruisfiscb Leger. — Op de keerzyde ftaan drie door elkander gevlogtene Kroonen; de Gras- of Kruidkroon ->de Eerekroon — en de Lauwerkroon, mei dit Omfchrift Avitae Libertatis assertori ord. Holl. ac Westfris. ii nov. mucclxxxvii. (_/ian den Handhaaver der aloude Vryheid; de Staaten van. Holland en Westfriesland i Nov. 1787.) XX. Deel. K LVI. soek; «787J 178!?. len Hero,r en inderen rervaarligd.  146 VADERLANDSCHE LVI. boek, 1787. I788. „ in een Gouden Dooze liggende, wel „ van onze hand zal gelieven aan te nee„ men, als een opregt blyk van onze fteeds „ duurende erkemenisfe van het wys be„ leid en de dappérheid door uwe Doorlug„ tige Hoogheid aan het hoofd :der Troe„ pen van zyne Koninglyke Majefteit van „ Pruisfen, by die gelegenheid, betoond, „ en met verzoek, dat uwe Doorlugtige Hoogheid de goedheid gelieve te hebben ,, om de overige Gedenkpenningen te dis„ tribueeren aan de Generaalsperfoonen, „ en Stafofficieren op de nevensgevoegde „ lyst met naamen gemeld, welke onder „ de Orders van uwe Doorl. Hoogheid „ aan Hoogstdeszelfs Roem eenigzins ge5, participeerd hebben. „ Wy zouden uwe Doorl. Hoogheid de „ moeite van deeze Distributie niet hebben „ durven vergen, indien wy niet verze„ kerd waren, dat de gemelde Officieren „ eene dubbele waarde aan dit Gefchenk „ zullen hegten, wanneer zy het mogen „ ontvangen uit handen van uwe Doorl. „ Hoogheid zelve, als eene vernieuwing „ van hoogstdeszelfs approbatie (*)." - De Koning van Pruisfen beval de Officieten, met dien Gedenkpenning begiftigd, dit (luk, op zekere dagen, met een Oranjelind aan den rok vastgemaakt, te draagen (f). Jonken N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1315—1320. waar men de lyst vindt van de drie en tachtig Pèrroonen aan wélken de kleindere Gedenkpenningen Hoe«ten uitgereikt worden. Qt) Pfau Veldtocht der Pruisfen II. D. bl. 80.  HISTORIE. 14? - Jonkheer van Rheede , met den Tytel van Buitengewoon Afgezant van hun Hoog Mogenden aan 't Hof van Ecrlyn bekleed, hadt by den Koning, by de regeerende Koningin, en by de Koningin Weduwe, gehoor, om, uit naam van hun Hoog Mo genden, dankzeggingen uit te boezemen, wegens de aan Holland beweezene hulp. Met de uitbundigste Statie ten Hove ver fcheenen, met de grootfte tekenen van hoogagting ontvangen, liet hy zich, in de Aanfpraak aan den Koning onder andere in deezer voege hooren. „ Uit hoofde van den eerbied en zuivere hoogagting, 9, welke de deugden en voortreftelyke hoe„ danigheden van haare Koninglyke Hoog„ heid, Mevrouwe de Prinfesfe van Oran„ je, hun Hoog Mog. hebben ingeboe„ zemd, hebben zy de leevendigfte fmert „ en afkeer gevoeld, toen een klein getal „ van Staatsleden, naa het Land in de „ grootfte verwarringen gebragt te hebben, ,, zich aan eene ongeoorloofde belediging omtrent haare Koninglyke Hoogheid „ heeft fchuldig gemaakt. Hunne Hoog „ Mog. hoopen, dat uwe Majefteit Jover,, tuigd zal zyn, hoe zeer zy gewenscht „ hadden haare Koninglyke Hoogheid eene „ openbaare Voldoening te geeven, waren „ zy niet door de verderflyke Intrigues „ dier zelfde Cabaale daar in verhinderd „ geworden. Zy hebben derhal ven met „ het opregtfte genoegen gezien, dat de „ Troepen uwer Majefteit, onder de be„ velen van den regeerenden Hertog van K 2 „ Bruns- lvi. BOEK. 1787. ï788. Van Rheedes aanfpraak te Berlyn om den Koning te bedan* ken.  143 VADERLANDSCHE LVI. BOEK I787. 1788. ,, Brunswyk, eene billyke Satisfactie heb„ ben bezorgd, en ik ben belast uwe Ko„ ninglyke Majefteit daar van te verzeke„ ren, te gelyk betuigende het deel, 't ,, welk hun Hoog Mog. in deeze gebeur„ tenis neemen. ,, Heeft het geluk uwer Koninglyke Ma,, jefteits Wapenen over hoogstdeszelfs Re„ geering eenen nieuwen glans verfpreid, „ en de lauweren vermeerderd, welke de „ Held, die aan het hoofd uwer Troepen n ftondt, en deeze Troepen zelf gewoon „ zyn te behaalen, zo heeft het ook eene „ nieuwe orde van zaaken te wege gebragt; „ thans zyn in dezelve de banden, zo wel „ tusfchen de verfchillende Provinciën als „ de byzondere Leden van dien vryen „ Staat, vaster gelegd; de Conftitutie, „ welker geheiligde inrigting onverander„ lyk zyn moet, rust wederom op vaste „ grondzuilen, en zyn Doorl. Hoogheid ,, de Prins Erfftadhouder is, volgens den „ wensch van het grootfte en aanzienlyk„ fte gedeelte der Natie, tot het waare „ heil des Staats, in zyne Erflyke Waar,, digheden herfteld. ,, Eene zo gelukkige Omwenteling, tot , welke uwer Majefteits bemiddeling aan, leiding gegeeven heeft, is eeene dienst, , die de erkentenis hunner Hoog Mog. ,, vordert; en daar ik uitdruklyk gelast „ ben, die aan uwe Majefteit te betuigen, , zo heb ik de eer zulks by deezen te , doen, met verzekering, dat hun Hoog , Mog. vuurig wenfchen, uwe Majefteit „ al-  HISTORIE. H9 „ altoos bewyzen, zo wel van hunne dank baarheid als waare hoogagting te gee ,, ven. Hunne Hoog Mog. zullen al- ,, tyd de volkomenlte eensgezindheid en „ goede verftandhouding, zo noodzaaklyl „ tusfchen nabuurige Staaten, tragten te „ onderhouden : wenfchende hun Hoog „ Mog. zelf, dewyl hun niets aangenaa„ rner zyn zal, deeze eensgezindheid dooi „ een naauweren Verbintenis te bevestigen, 's Konings Antwoord liep op deezer zin „ Het is my een byzonder genoe„ gen, dat ik de Eer van myn Huis wree„ kende, de Stadhouderlyke Waardigheid ,, en het Huis van Oranje, in welker be„ houdenis en voorfpoed ik altyd een regt„ maatig deel neemen zal, in deszelfs ,, Voorregten bevestigd heb. Niet minder „ aangenaam is het my den Vrede en Rust „ bezorgd te hebben aan een Staat, wel,, kers welzyn my altyd, uit hoofde der Vriendfchap, die ik de Republiek toe- draage, en waar van ik dezelve, zo veel „ in my is, onophoudelyk blyken meen ., te geeven, ter harte gaan zal. ,, Verzeker hun Hoog Mogenden van „ de gevoelens die ik voor hun voede, „ en vernieuw tevens aan den Prinfe van ., Oranje, en aan myne Zuster, de verze„ kering myner opregte toegenegenheid. „ Voorcs zie ik met genoegen, dat hun „ Hoog Mog. U door deezen opgedraagen „ last, een nieuw blyk van hun vertrou„ wen geeven, en ontvang by deeze gele- genheid de verzekering myner byzondere K 3 „ ag- LVI. BOEK. 1787. : 1788. Antwoorddes Konings.  i5o VADERLANDSCHE HISTORIE. LVI. boek 1787. I788. Het ver trek der Pruisfi' fcbe Krygsbeuden. „ agting, welke de goede hoedanigheden, „ die ik altyd in U ondervonden heb, ver„ dienen (*)." Ten flotte moeten wy hier nog byvoegen het vertrek der hier te Lande, volgens •verzoek, agtergelaatene Pruisfifche Krygsbenden. Op den negen en twintigften van Grasmaand mdcclxxxviii, werd te Amflerdam aan de Leydfche Poort, 'smorgens voor de laatfte keer de wagt afgelost. Een weinig meer dan zes en een halve Maand was dezelve door Pruisfifche Krygsbenden bezet gehouden. De eluers gelegerden braken omtrent gelyktydig op, en verlieten met den aanvang van Bloeimaand deeze Gewesten. Hoe gezegend van eenigen, hoe gevloekt van anderen, hun komst en verblyf in deeze Gewesten geweest is behoeven wy niet te melden. Een terugzigt op het voorgevallene, in een groot half jaar tyds, door ons geboekt, zal hier alles kunnen afdoen. Ook zal het in 't beloop dee- zes Boeks aangemerkte, ten opzigte van de onmiddelyke gevolgen der Omwentelinge, hoe zeer alles reeds doorfteeke, ons met nog iterker kleuren voorkomen , by het boeken der Gebeurtenisfen in byzondere Gewesten en Steden onzes Vaderlands, waar toe wy nu overgaan. <*■) /V. Nederl. Jaarb- 1788. bl. 36—44. te welker plaatze men een verflag vindt van den trein des Afgezants by deeze t>ehoorverleening, als mede de Aanfpraaken des Gezauts by de regeerende Kordngjfl en de Koningin Weduwe, met de daar op gegeevene Antwoorden. VA-  y AD E R L A N DS C H E HISTORIE. ZEVEN EN VYFTIGSTE BOEK, INHOUD, . i datW' M "■• sfew» 'tA'^ ;, 'v^*'-4% Aanmerking over de vermeerdering van des Stadhouders Magt. Characterfchets van Wil- i lem den V. Overgang tot het in Holland voorgevallene. Voorftel om het Onderzoek na de Ondertekenaaren 'der Adresfen aan het Hof op te draagen. Vborftag des Hofs door Holland omhelsd. Stukken aan het Hof gezonden en meerdere gevraagd. Voorloopige Raadflag des Hofs. Verdere werkzaamheden. Hoe veel kommers dit by de Patriotten baarde. Amnestie aan de Oranjegezinde Tveraaren gefchonken. Nadeelige uitwerking hier van te wagten. Deeze grypt met de daad ftand. Den geest van Oproer nog woedende door herhaalde Afkondigingen tegengegaan. Voorftel van Haarlem wegens het volduurert der Oproerig- en Gewelddaadigheden. Nadere Afkondiging daar tegen. Aanmerking op dezelve, Herhaaling der Amnestie aan de Oranje Tveraaren. De oproerige woelingen K 4 bly LVIL 10EK.  25* VADERLANDSCHE LVIT. dolk. | A i blyven aanhouden. Lang yerwyl eer ''er een voor/lag tot Amnestie voor de Patriotten opdaagde. Voorftel des Stadhouders ten dien einde. Verwylen des Hofs met een Raadftag hier over uit te brengen. Raadftag des Hofs. Staatsbefluit, op dit verflag gegrond. Nadere bepaaling der Amnestie. Aanmerking hier over. Voorftel om buiten de Stads Regeeringen Regters te benoemen. Bedenking deswegen. Het lot der buiten de Amnestie geftootenen verftimmerd. Hoe men meer byzonder handelt met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier. Bedoeling hier mede. Een en ander komt tot fchuldbekentenis. Gevolg hier van. Vonnis van Kloek., Claus en Blok. Aankondiging tegen alles wat tot eene Tegenomwenteling aanleidelyk was. Schoonhoven doet het Voorftel om den Prins ter Regeeringsverandering te volmagtigen. Poogingen om door Requesten dit te bewerken. Alkmaar verzet 'er zich het langst tegen. Beloop deezer tegenkanting. Hoe genoodzaakt. Volmagt den Stadhouder ter Regeeringsveranderinge verleend. Voorftag van Hoorn omtrent de Rederingen ten Plattenlande. Voorftel van Schoonhoven ten opzigte van de Steden geen fïem in Staat hebbende. Bedoelingen deezer beide Voorftellen. Op dezelve viel geen befluit. Aan welke Heeren de Prins de Magi/haatsverandering opdroeg. Bentincks Character Character van Meerens Door velk een fnvloed dit werk beftuurd. Die Heeren houden zich niet aan dien last; maar laan denzehen te buiten. Aanmerking daar over.  HISTORIE. 153 mr. Hoe zy in de Afzetting handelen. Hoe zs de Bekendmaaking. Aanmerking deswegen. Algemeene B er ouwver klaaring vast gefield. Voorflag tot een algemeene Eedzweering op de Conftitutie. Voorfchrift van dien Eed. Algemeenheid der Afvorderinge. Uitwerking deezer Eedvorderinge. Aanmerking der Regeering van Gouda op dien Eed. Wat 'er met den Hoogleeraar Bavius Voorda, ten opzigte van dien Eed, gebeurde. Hy weigert den laatst voorgefchreeven Eed af te leggen. Op welk een grond deeze weigering rustte. Voorda van zyn Hoogleer aarfchap afgezet. Op welk een voet hy aanbiedt den Eed af te leggen. Berigt door Curatoren deswegen gegeeven. Bedenkingen van Voorda op dat Berigt. Beraadflaagingen deswegen. Aanmerkitg van Amflerdam op een uitgebragt Verflag. Voorda doet een naderer Voorflag en Aanbod. Afzetting door de Staaten. Bedekkingen daar over. Verklaaring door Amflerdam gegeeven, wegens den zin van dien Eed. Goedkeuring daar aan verleend. Betoonde Magtsverbreeding des Stadhouders in de verkiezing der Stedelyke Regeeringen. De Volksinvloed door het invoeren van dien Eed vernietigt. Algemeene Aanmerking over de gevolgen van dien Eed. De Raadpenfionaris Bleiswyk bedankt. 'Zyne Affcheidsreden. Laurens Pieter van de Spiegel tot Raadpenfionaris van Holland aangefleld. Verwelkomd in de Vergadering. Aanfpraak van van de '.spiegel. Hoe by den aanvang zyns Raadpenfwnarisfchaps by lieden van zyn eigen AanK 5 hang lvil boek.  i54 VADERLANDSCHE LVI. boek. 1787. 1-88. Aanmerking ovei de vermeerdering van des Stad houders Jaagt. Charactencbetsvan Willem de 31 V. hang beoordeeld. Van de Spiegel wordt Groot Zegelbewaarder. Gun/lig oordeel over den Staat der Geldmiddelen van Holland. Eene geringe Geldheffing neemt niet op Uitfchryving van den vyf en twintigften Penning. Hoe men die Uitfchryving beoordeelt. Redenen voor de Uitfchryving van den vyf en twintigften Penning gegeeven. Aanmerkingen daar op gemaakt. Klagten van Holland over de Geldopbrengingen der andere Gewesten. Bepaalingen wegens het Publiek Gebed. Voorftel van Schoonhoven over de gemaakte veranderingen in het Godsdienftige door de Patriotten Aanmerkingen op dit Voorftel. Bedoeling van \t zelve. Ö kJchoon alle Gewesten des Bondgenootfchaps, blykens het vermelde, in het laatstvoorgaandc Boek, in de veranderingen, die by de Omwenteling voorvielen, deelden, en 'er over 't algemeen, eene nieuwe orde van zaaken gebooren wierd, meest gefchoeid op de leest des voorigen Beftuurs, kreeg egter dit Beduur eene meerdere fterkte aan de zyde des Stadhouders, niet al? leen ten opzigte van de Gewesten in 't algemeen ; maar ook van elk derzei ven in 't byzonder. Om deeze daar te (tellen ontbrak het nergens aan werkzaame poogingen. Was Willem de V. een Man geweest van eenen min traagen en befluitloozen aart, hadt hy den geest bezeten zyner Vrouwe, hy zou gewis het Stadhouderlyk Go-  HISTORIE. 155 Gezag, hoe zeer ook in magtbetoon verbreed, tot eene nog veel grooter hoogte opgevoerd, en aan eene volftrekte Oppermogenheid gelyk gefteld hebben. Veel waarheids fteekt 'er in het fchryven eens Reizigers, „ De naauwgezette vrees van „ kwaalyk te doen, heeft Willem den „ V. gedaurig wederhouden van goed te „ doen. Hy is lydelyk geweest in eenen „ toeftand, dien een wys - en goed man „ zou hebben kunnen doen gedyen tot „ voorfpoed van zyn land en het winnen „ van de Volksliefde op eene eerlyke wy„ ze, en dien een wys en eerzugtig man „ tot vergrooting van zyn eigen magt zou „ hebben kunnen gebruiken (*)." 1— Hy onderfchraagde de poogingen, te zyner Gezagsverbreeding aangewend en deels volvoerd, niet op zodanig eene wyze, dat zyne Voorftanders het beoogde wit konden befchieten; zo zy anders ten doele gehad hebben hem tot eene hoogte te verheffen, welke hun geheel afhanglyk maakte van eenen Man, omtrent wiens Character wy uit den mond zyns volyverigen Bevorderaars den Raadpenfionaris van de Spiegel opgetekend vinden, dat hy zich by den ouden Griffier Fagel beklaagde, „ over „ de weinige Directie van den Prins, die „ zyne dagen doorbragt met gehoor te ver„ leenen; dat hy groote zaaken verzuim„ de om zich enkel met kleine bezig te ,, hou- (*) T. Cogan De Rhyn , of Reis van Utrecht 116 Frankfort, by A. Loosjes Pz. L Siuk bl. 35. LVII. boek. I787.  156 VADERLANDSCHE LV1I. BOEK. 1787. 1788. „ houden, en dat hy geen het minfte on„ derfcheid maakte tusfchen zyne ver„ klaarde Vyanden en tusfchen zyne Vrien„ den; dathy, integendeel, de eerfte met ,, open armen ontving en de tweede daar „ liet; 't welk veroorzaakt dat deezen hem „ onvergenoegd verlieten, en de eerften „ hem befpotten." En nog fterker. „ Hy is al een zeer raar Heer, en die gee„ nen, die zich verbeelden dat hy geen ,, Systhema heeft, zo als veele menfchen ,, denken, bedriegen zich zeer; hy heeft „ wel degelyk een Systhema; maar het is „ een Systhema van verwarring en disordre. ,, Zyne Politiqueis van de dingen zo veel in „ de war te helpen als maardoenlyk is(*).,, Met den Prins zelve hadden zy weinig op. Een Characterfchets van dien Vorst door een zyner Vrienden, niet lange naa de Omwenteling, opgehangen (f), wyst zulks ten vollen aan. Een en andere trek daar uit ontleend, zal ons de' denkwyze zyner Aanhangeren, zo over zyn Perfoon, als over de Post die hy bekleedde, op de beste wyze, doen kennen. „ Het plan des Stadhouders is gegrond „ geweest op Theoretisch onderwys en M Op (*) R. L. Bouwen* aan zyne Committenten, te Amft. by de Erven C. N. GuekIn en. W. Verwandel 1797. bl. 153. en 169. (t) Deeze Characterfchets heeft ten dagtekening April 1788. Men vondt dezelvj onder de Papieren van den Griffier Fagel , geen naam van den Cbaracterfchetzer treft men 'er by aan. R. L. Bouwbns aan zyne Committenten bi. 147. 175 enz.  HISTORIE. 157 „ op voorbeelden. De Hertog L. van „ Brunswyk verwyderde hem van den „ arbeid, deedt alles, en de Stadhouder „ tekende. Van daar zyne gewoonte en „ behoefte om over de zaaken te fpree„ ken, en zyne weetenfchap in deeze te ., vertoonen, om zyne Stadhouderlyken in„ vloed te doen beftaan in eene verveelen„ de vertooning van Audientien, van vyf, „ zes of zeven uuren; om zeer weezen„ lyke zaaken te doen verzinken in niets„ beduidende gezegden; om langdraadige „ Voorftellen te doen, die dikwyls het „ kenmerk draagen van eene zeer juiste „ redeneering, en zomtyds zelfs van Ge„ nie — van daar eindelyk dit hoofdge„ brek van niets te befluiten, niets te lee5, zen, niets te antwoorden, en niets af „ te doen; maar altoos den Stadhouder in „ Theorie te vertoonen, en nooit in de „ daad te zyn. „ Niets zal hem doen veranderen, hy „ heeft zyn plooi gezet. Wanneer de „ Franfchen en de Patriotten gezegd heb,, ben, dat hy zyn Post elendig waarnam, „ zo hebben zy gelyk gehad. Het zou ,, dus aan Frankryk een groot voordeel „ gegeeven zyn, indien men over dit on,, derwerp ooit in de minfte redenwisfe„ ling wilde treeden; want, dit alles toe„ geftaan zynde, zouden zy daar uit een „ daadlyk bewys neemen, om den Prins „ onbekwaam te verklaaren, en gevolglyk „ vervallen van het Stadhouderfchap. „ Ik geloof, in tegendeel, dat het nood- „ zaak- LVII. BOEK. 1787. I788.  158 VADERLANDSCHE LVI. boek. 178 7. 1788. „ zaaklyk is zyne redeneering te vestigen „ op deezen grondflag dat de Prins „ van Oranje even zo weezenlyk tot „ de Conftitutie der Republiek behoort, „ als een Koning tot de Monarchie: zo „ dat, verondersteld zynde, dat de een of „ de ander hunne Posten niet waar nee „ men, gelyk zy behoorden te doen, dit „ nogthans geene beweegreden kan daar„ ftellen , waarom men den Koning en „ den Stadhouder niet zou behouden, met „ alle de Regten en Voorregten, die hun „ zyn toegedaan. Op dit beginzel 5, redeneerende, ontzenuwt men de drog„ redenen der Tegenparty. Men moet 'er „ zich by houden om de Plaats te verdee„ digen; maar niet den Perfoon. ,, Indien de Prins van Oranje niet uit „ deeze foort van verftands bedwelming ,, heeft kunnen getrokken worden in het „ oogenblik toen 'er alles by hem aan „ hing, zyne Eer, zyne Goederen, mis„ fchien zyn Leeven zelfs: wat kan men „ 'er dan thans van verwagten in de ge., lukkigfte gefteldheid , die immer een „ Tydperk in zyn Huis gemaakt heeft — „ eene gefteldheid, welke hem niets over„ laat te vreezen? Eindelyk, indien hy „ zwak is, is hy het eerder door zyne „ Verrigtingen dan door zyn Charac„ ter. Door zich in woorden en redenee„ ringen te verftrooijen kan hy zyn eigen „ gevoelen -niet vastftellen; maar om„ helst dat van den geenen, die 't laatst „ fpreekt , het geen ontelbaare tegenftry- » dig-  HISTORIE. 159 5, digheden en valfche gevolgtrekkingen 5, voortbrengt. „ Aangebeden door het Volk, valsch „ gevleid door zyne Party, en meer be„ klaagd dan gehaat by de Franfche Par„ ty, zodanig is de waare gefteldheid „ van den Prins van Oranje. In het „ tegenwoordig oogenblik moet ik by het „ Tafereel, dat ik van dien Prins gefchetst „ heb, nog dit voegen, dat men aan het Hof van den Stadhouder, in zeer veel „ gelegenheden gebrek heeft aan opletten„ beid, dat men er de rechte maat niet „ weet te houden, en op eene onbeleefde ,, wyze beleefdheden bewyst." Waarlyk een Vorst,wiensCharacterbeeld, door de hand zyner Vrienden en Voorftan deren, in deezer voege in 1 kiein en in 't groot, afgemaald wordt, heeft geen vyan dig penceel noodig om eene ongunÏHge aftekening te bekomen. Een te rugzigt op diens daaden zal de waarheid veeier opgegeevene trekken ten fpreekendilen aanwyzen, en zal het volgende onzer Gefchiedenisfen tot nader bevestiging dienen. Wy oordeelden het daarom nier ongepast, eer wy ter befchryvinge van het voorgevallene in de byzondere Gewesten intraden, die Characterfchets te plaatzen. De handelingen daar in gehouden zullen de welgetroffenheid van veele trekken, fchoon 'er nu en dan wat van de Caricature öndërloope, doen zien. En twyfelen wy niet te verzekeren, dat het in Holland meer bepaald voorgevallene, inzonderheid ter llaa- vin- Lvir. BOEK.- i;37. Overgang tot he> in Holland voor ievallene.  160 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I788. Voorftel om hec onderzoek na de Ondertekenaars der Adresfen aan het Hof op te «Iraagen. vinge zal dienen. Dit Gewest, op welks vernedering het meest by de Omwenteling gemunt was, zal zeer voegelyk het eerst ten voorwerpe onzer byzondere Gefchiedbefchouwinge ftrekken. Aan de algemeene zaaken tot het zelve behoorende, is die Boek gewyd. Naauwlyks was by Staaten van Holland, op den twee en twintigften van Herfstmaand van het Jaar der Omwentelinge, door het Stadhouderlievend Rotterdam, de Voorflag ingebragt om onderzoek te doen na de Ondertekenaars der ingediende Adresfen, Memorien, Verklaaringen, en Voordragten, zo ter Staatsvergaderinge, als in byzondere Steden gedaan, en het Hof Provinciaal te gelasten deeze te onderzoeken, en des eenen raadflag in te leeveren (*), of het vondt zo veel ingangs dat 'er een daar mede overeenkomftig Staatsbefluit op viel. — Welkom was dit aangepreezen werk by een Hof, 't geen zich kortlings werkloos getoond hadt, om het wettig gezag der Staaten te doen eerbiedigen, zo door het handhaaven van de wettigheid der hooge Staatsvergaderinge, als in het waaken voor de veiligheid der Ingezetenen, boven al in de Hofplaatze; thans betoonde het zich gereed ter volyverigfte medewerking om de onderliggende Party te verpletten. Oyerboodig in werkzaamheid droeg het, by wederfchryven aan de Staaten zaaken voor, waar op deezen niet fcheenen gedagt te hebben. Im- (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 218.  HISTORIE. 161 Immers, naar luid van 's Hofs onverwyld antwoord, op den vyf en twintigften van gedagte Herfstmaand, ,, kon het zich voor j, hun Ed. Gr. Mog. niet verbergen, dat .,, de onvoorbeeldige ftoutheid, die in ge„ melde Adresfen doorftraalde, zo niet haa „ ren oorfprong, althans haare toeneeming ,, fcheen verfchuidigd te zyn aan de Pro,, tectie, welke derzelver Aucteurs zich ver5, zekerd hielden te zullen vinden by zo„ danige Regenten, welke by eene op den „ achtften van Augustus mdcclxxxvi te „ Amflerdam aangegaane en in de Couran„ ten bekend gemaakte Acte van Verhitte„ nis, zich verpligt zouden hebben, om „ het Sysihema der Inftelleren van zoda„ nige Adresfen te begunihgen, en des „ noods eikanderen met goed en bloed te „ onderfteunen en befchermen, indien ie„ mand hunner, uit hoofde van die Ver,, bintenis, of daar uit voortvloeiende daa„ den, in het meest of minst, gekrenkt j5 of gemoeid mogt worden. Dat de uit„ werkzels van die Verbintenis te bekend waren, dan dat het Hof de aandagt van „ hun Ed. Gr. Mog. met het ontwikke„ len van dezelve behoefde te vermoeijen; „ en dat het zich derhalven alleen bepaal- de tot het gevolg, 't welk aan 't zelve toefcheen duidelyk voort te vloeijen uit „ de gemaakte aanmerking; te weeten, „ dat, zou ooit de rust in dit Land vol„ komen herfteld, en de veiligheid van hun Ed. Gr. Mog. van de Stedelyke en „ andere Regeeringen, en van een iegelyk XX. Deel. L „ Re- LV1L boek. 1787. 1788. Voordag des Hofs doorliet' land omhelsd.  \6z VADERLANDSCHE LVil. DOEK. I7871788. *•"">•'* t'lcfi SM> .'}'.•. d Stukken aan het Hof gezonden , en meerdere gevraagd. „ Regent en Ingezeten, bevestigd worden, „ het weinig baaten zou, nopens zodanige „ Adresfen voorzieninge te doen, indien „ niet mede werd zorg gedraagen, dat zo„ danige Verbintenisfen tusfchen Regenten, „ met al derzelver aankleeven, en gevol„ gen, wierden vernietigd, zo dat 'er zelfs „ geen fchaduwe van overbleef." Welk een Befluit hier op in 't algemeen viel, •hebben wy reeds geboekt (*> By Staaten van Holland werd 'er een gunftig Verflag op uitgebragt, welhaast van een dergelyk Befluit gevolgd (f*). In die zelfde Voordragt verzogt het Hot om die Adresfen, voor zo verre dezelve aan hun Ed. Gr. Mog. gedaan waren, oorfpronglyk, of by affchrifte, aan 't zelve te doen toekomen ; en, voor zo verre ze aan Stedelyke Regeeringen hielden, te bevelen, dat die Regeeringen, zulks mede, binnen korten tyd, werkfleliig maakten. Ingevolge hier van kreeg het Hof welhaast negentien fluks van die1 begeerde en tot bezwaaring der Patriotten opgezamelde Gefchriften, en fchreef, op den derden van Wynmaand , aan Staaten van Holland, verflag doende van de ingekomene Papieren, om nog verfcheide andere Adresfen van dien zelfden aart te mogen hebben \ ■„ in welke „ de verregaandfle, ongehoo'rdfte en onregt„ vaardigde Bedreigingen, zelfs-aan hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, voorkwamen." Voorre Zie hier boven bl. 61. ' . (-■(■) Refol. van Roll. ï'S Oer. en 16 Nov. 1787.  HISTORIE. 1.63 Voorloopig gaven de Leden des Hofs, te dier gelegenheid, hunnen Raadflag op de Adresfen hun reeds ter hand gefteld. Een Raadflag, van ftrengen aait, en by welken zy, in den aanvange eene geheel andere houding aanneemen, dan toen het' te doen was om eenen Mourant , die! fnood de onfchendbaarheid der Leden van , Hollands Souverainiteit aanrandde, ter ftraffe te vorderen (*). Onder zeven Arty- kelen vervatten zy hun gevoelen ,, Foor eerst, dat, hoe zeer ook het mis„ daadige, in die Adresfen voorkomende, zou kunnen of mogen gerekend worden „ te behooren tot dat foort van Misdaa„ den, waar omtrent het Hof, ten allen tyde, gefustineerd hadt, dat aan hetzelve „ de afzonderlyke Beoordeeling, met uit,, fluiting van alle andere Regters, toe„ kwam; egter, tot vermyding van alle „ gefchillen, die eenigzins tot veragtering van het heilzaam oogmerk, het welk „ hun Ed. Gr. Mog. zich hadden voorge„ fteld, zouden kunnen ftrekken de voor„ gemelde Adresfen behoorden gefteld te worden, niet alleen in handen van den „ Procureur Generaal; maar ook van de Officieren der Steden, daar zy gemaakt, „ of getekend waren, mitsgaders daar de Aucteurs, Tekenaars, en verdere Per- „ foo- (*) Zie onze Vaderl. Hist. XIT. D. bl 14. Hoe veel beweegings het Hof, wegens die eerfte Itegtspleeging, by hun Ed. Gr. Mog. gemaakt heeft, wyzen de Brieven en Vertoogen uit, aan de Staaten gezonden. Men vindt ze in de Verzam. by de Chalmot XXXIX. D. bl. 70—271. L 1 LVII. soek. I787. 1788. /oorloo- >i?e laadllag les Hofs.  i64 VADERLANDSCHE LVIÏ. B O E K. 1787. I788, ibonen, daar in deel gehad hebbende9 „ woonagtig waren; ten einde tegen de„ zelve zodanig te handelen als het Regt „ van de Hooge Overheid zou vereifchen. „ Ten tweeden. Dat zodanige Gewa„ pende Schutteryen en Genootfchappen, „ door welkenof uit welker naam, dier„ gelyke Adresfen gedaan waren, zouden „ behooren ontwapend, vernietigd, en ver„ volgens nieuw gezuiverde Schutteryen „ in derzelver plaats gefteld, en voorzien te worden van zodanige Officieren, van „ welken men ten vollen kon verzekerd „ zyn, dat zy aan dergelyke zaaken geen „ deel gehad hadden. „ Ten derden- Dat overal alle onder„ fcheidende Tekenen der Schutteryen, „ uitgenomen de Uniformkleeding, zou„ den behooren te worden afgefchafc, en „ aan dezelve verbooden om gewapend op „ 's Heeren Straaten te verfchynen; ten zy „ op die tyden, als dezelve de Wagt had„ den, of wettiglyk als Schutters werdeiï 3, opgeroepen. „ Ten vierden. Dat alle Burgerfocieteï* „ ten, welke deel gehad hadden in de on„ wettige zogenaamde Volksvergaderingen, „ zouden behooren te worden ontbonden ; „ de Huizen, daar toe aan dezelve in ei„ gendom behoord hebbende, of door de „ Leden van dien of geregtlyk ad opus „ jus habentium verkogt, en de penningen „ aan de geweezene Leden ter hand gefteld worden. • „ Ten vyfden Dat in het byzonder onderzoek zou behooren gedaan te worden  HISTORIE. i6'5 s, na de Oprigters van zodanige Societei„ ten, mitsgaders na de wyze waar op zy „ dit gedaan, en hoe zy zich verder ge,, draagen hadden: terwyl verder onder9, zoek zou behooren te gefchieden op de „ Gecommitteerden en Geconftitueerden, „ zo van zodanige Sociëteiten als van an9, dere Corporatien, onder welke benaa„ ming die ook mogten zyn voorgekomen „ welke mede in die Adresfen rechtltreeks „ of zydelings deel gehad, of zich in die „ Posten ingedrongen, en hoe zy zich ver9, der gedraagen hadden. „ Ten zesden. Dat men ook Onderzoek „ zou dienen te doen op de Aanleggers e» ,, Uicfchryvers van de zogenaamde Volks3, of der Genootfchappen - Vergaderingen \ „ inzonderheid op die van de laatlle Ver„ gaderingen te Leyden en te Amflerdam „ gehouden. „ En, eindelyk, ten zevenden, dat mede „ Onderzoek zou behooren gedaan te wora, den op de zogenaamde Commisfie der „ Gewapende Burgercorpfen tot Expeditie der „ Militaire zaaken, de Commandanten, en „ verder die geenen, die in het zoge„ naamd Burgerlegertje eenig gezag geoe„ fend hadden, gelyk mede nopens hei geen door dezelven, by die gelegenheid. ,, was verrigt en uitgevoerd." — Gunftig hoorde men deeze Raadflag, de verzogf.c Adresfen werden in 't oorlpronglyke aar het Hof gezonden (*). He; :Q*) Verz.by de Chalmot I. D. bl. 391—297. 3 LVII. ÏORK. 1787. I788.  166 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. Ï7871788.Verdere werkzaamheden. 1 1 1 t j 1 1 1 i 1 3 i i 1 Het voorlichtend Hof fmaakte reeds binnen kort , op den twaalfden van Wynmaand naamlyk, het genoegen, om, nevens Staatsgecommitteerden , een Verflag op deezen raadgeevenden Brieve te helpen uitbrengen. Een Verflag, waar by men, zonder eenigzins vóóraf te overweegen, de gronden, welke vóór of tegen dusdanig eene Crimineele Vervolging waren , de Staaten aanmaande, om, overeenkomftig met het gevoelen des Hofs, tegen alle die Perfoonen, in gemelde betrekkingen, crimineel te doen procederen (*). Alle ieeze werkzaamheden hadden fpoed. Met len aanvang van Slachtmaand verfcheen 'er ;en gelykluidend Befluit van Staaten van Holland: wel inzonderheid aandringende jp het eerfte Punt in evengemelden Raadlag Ct) Het Hof van zyne werk¬ zaamheden in dit vak kennis geevende aan le Staaten, berigtte, eer die maand ten ralve was verftreeken, onder de nader aan t zelve toegezonden Adresfen ontdekt te lebben een Verzoekfchrift hun Ed. Gr. Vlog. aangeboden, ondertekend door drie ïonderd acht en vyftig Perfoonen in 'sGra>enAaage woonende, en onder deezen vercheide Suppoosten van het Hof; dat het lit Verzoekfchrift reeds in handen van den ?rocureur Generaal gefteld hadt; ten einde hy (*) Verzamel, by de Chalmot XXXIII. D. bl. 147—250. (f.) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 213—216". üe het punt hier bedoeld hier boven bl. 103.  HISTOR.I E. 167 hy daar omtrent het regt van de Hooge Overheid zou waarneemen, zo als ook omtrent de Adresfen door Ingezetenen van Delft, zo aan hun Ed. Gr. Mog. als aan hunne Stadsregeeiïng ingeleeverd (*). Voorlichtingen, Staatsbeiluiten, Werkzaamheden van dien aart wekten vrees in de gemoederen van ontelbaare Ingezetenen in een of ander of in verfcheide der aangegeevene rangen van Staatsmisdaadigeren betrokken. Klein was het getal der uitgeweekenen in vergelyking met de geblcevenen, die zich niet vry kenden van 't geen hier Misdaad genoemd werd. De bekende h.mdelwyze des Hofs in deezen vermeerderden dit duchten: voor al moest zulkï met dubbele kragt werken by een aanta' Advocaaten, Procureurs, Deurwaarders. Notarisfen en anderen, welke bedieningshaiven onder 'sHufs Regfsgebied behoor■ den, tegen welken het, vóór het kenteren des Staatsgetys, zyne. verbittering niel dan door eene trotfche houding en bitfche bejegeningen hadt kunnen toonen. By zulk een algemeenheid van zogenaamd Staatsmisdryf doet zich meest altooj hoop op van Vergirfenisfe. Deeze was, ir het tegenwoordige geval, gering, fchoor het hier te Lande aan geen Vergiffenisbetooningen mangelde; doch deeze ftrekter zich uit tot ander flag van voorwerpen, er mogten eer tot mismoedigmaaking , dar tot opbeuring, dienen. Laaten wy var de- f'j Ven. by de Chalmot Hl. D. b!. 2P5—298 L4 LV1I. BOEK. 1787. 1788. Hoe veel kommers zulks baarde by de Patriotten. Amnestie aan de OranjegezindeYveraaren siefchonken, 1  168 VADERLANDSCHE LV1I. BOEK. 1787. Ï788. dezelve eerst eenig verflag doen; ten einde de Vergifnisverleening den Patriotten vervolgens gefchonken, 'er te fterker by affteeke. i)t Omwenteling was naauwlyks daargefteld of Staaten van Holland, ongetwyfeld daartoe aangezet door den wedergekomenen Stadhouder, en de Hoofdbewerkers dier Herftellinge, kondigden, den zeven en twiutigften van Herfstmaand, aan; „ Naarde,, maal zich, door de zonderlinge en aan„ biddelyke Voorzienigheid van den Alier„ hoogften, de ongelukkige omftandighe„ den, in welke voornaamlyk deeze Pro» „ vincie, door hooggaande onlusten en ver„ deeldheden tusfchen Regenten en Re„ genten, Burgers en Burgers en Ingeze„ tenen en Opgezetenen, was gedompeld, „ merklyk ten besten zyn veranderd, eri door de gelukkige herftelling van zyne Doorlugtige Hoogheid den Heer Prins „ van Oranje en Nas/au, Erfftadhouder, „ Erfcapitein Generaal en Admiraal Gene„ raai deezer Provincie, in alle zyne hooge Waardigheden Hoogstdenzelven, by zyne „ meerderjaarigwording, Staatsgewyze wei 3, en wettig opgedraagen, welhaast, zo „ wy van Gops gunftigen Zegen hoopen „ en verwagten, geheel zullen ophouden, „ en wy thans hebben buiten effect ge„ fteld de Plakaaten of Publikatien, waar „ door de Voorftanders en Beminnaars van „ zyne Doorlugtige Hoogheid en van 9, Hoogstdeszelfs \ orstlyk Huis, wanneer » zy- PP eenigerhande wyze, al ware het „ zelfs  HISTORIE. 16$ a, zelfs door woorden of door in derzelver „ aart en natuur onverfchillige daaden, 9, blyken van hunne verknogtheid en aan„ kleevinge aan Hoogstdeszelfs Perfoon of „ belangen gaven, aan zwaare ftraffen 3> werden blootgefteld, en daar door is „ veroorzaakt, dat veelen anderzins goede 3, en welmeenende In- en Opgezetenen, 3, welke hunnen yver voor die met het heil des Lands zo zeer overeenkomende zaa„ ke, niet kunnende bedwingen, de voor„ fchreeve Plakaaten, in het een of ander „ opzigt, overtreeden hadden, in de Ge„ vangenisfen geworpen, en uit hoofde „ van Regterlyke Vonnisfen, zommigen „ aan den Lyve, anderen met Confrne,, ment, anderen met Bannisfement ge„ ftraft zyn geworden; en ook anderen, „ uit vreeze van vervolgd of geftraft te „ zullen worden, uit het Land gevlugt „ zyn, en het onbillyk zou zyn, dat ie„ mand, ter zaake van yver voor het geen ,, wy thans rekenen de waare Gonftitutie „ en de belangen des Vaderlands te zyn, „ zou blyven lyden, of eenige onaange- „ naame gevolgen ondervinden. Zo „ is 't, dat wy, naa rype deliberatie, naa „ ingenomen Advys van onzen Hove, heb,, ben goedgevonden te verleenen, gelyk „ wy verleenen mits deezen, aan allen en „ een iegelyk, welke uit hoofde van aan„ kleeving aan of yver voor de belangen „ van het Doorlugtig Huis van Oranje, „ het zy vóór of naa het emaneeren van 5, de bovengemelde onze Plakaaten of Puh 5 „ bli- BOEK. 1787. I788.  ito VADERLANDSCHE LV1I. boek- I787. 1788. ,, blikatien, zich aan eenige onrustige Be„ weegingen of Oproerigheden, of aan iets „ van 't geen by de voorfchreevene Pla„ kaaten is verboden, op eenigerhande ,, wyze, hebben fchuldig gemaakt, eene ,, Amnestie of volkomene Vergeevinge en ,, Uitwisfinge van alles, wat zy daar door tegen ons zouden mogen hebben over- treeden of misdaan ; verklaarende wy wy„ ders alle Procedures, uit dien hoofde, tegen dezelven aangevangen, het zy de„ zelve nog hangende of reeds getermi- neerd mogen zyn, voor vervallen; ver„ nietigende by deezen alle Vonnisfen te„ gen de zodanigen om zulke overtreedin„ gen of misdaaden geweezen, het zy de,, zelve reeds zyn geëxuteerd of niet; met „ Heritellinge der Gecondemneerden en ,, Geëxecuteerden in derzelver Eer en Reg,, ten, even of zy die overtreedingen of ,, misdaaden niet hadden begaan. ,, Bevelen en gelasten wy de refpective „ Officieren en Geregten, om die geenen, „ welken, uit zulken hoofde, in hunne „ Gevangen isfen, of uit kragte van hunne „ Vonnisfen in eenig Confinement zyn, ,, daar uit illico kosteloos te ontllaan, en „ te doen relaxeeren; mitsgaders alle ora „ zulke redenen aangevangen Procedures „ te ftaaken, en de ter zodanige zaaken „ Gebannenen, onverhinderd te laaten te „ rug komen, en als alle andere Ingeze„ tenen de vrye inwooning en alle andere „ Regten en Voorregten te doen genie„ ten, in verwagting dat dezelve zich zul- „ len  HISTORIE. 171 „ len gedraagen als ftille en vreedzaame „ Ingezetenen, voor welken de weg van „ Regten, maar niet die van eigenwillige „ wraak, openftaat. „ En interdiceeren wel expresfelyk on,, zen Procureur Generaal, en alle andere ,, Officieren, iemand, wie hy zy, ter zaa,, ke voorfchreeve, ooit of ooit, in eeniger ,, maniere, te bemoeilyken, of in het rus„ tig en vreedig genot van deeze onze ,, Amnestie en Vergeevinge te ftooren of „ hinderlyk te zyn. Welverltaande „ nogthans, dat onder deeze onze Amnes- tie niet begreepen zyn de zodanigen, die onder voorwendzel van de goede „ zaak zich aan Moord, Roof, Diefftal „ en Falciteiten of eenig ander niet tot „ Oproerigheid behoorende, maar op zich ,, zelf ilaande Delict hebben fchuldig ge- maakt; als dewelken wy hier door geen„ zins willen bevryden van de door zoda„ nig Delict verdiende of aan dezelve by „ Vonnisfe oDgelegde en geinfigneerde „ ftraffen (*>" Geen gunftig denkbeeld van den ftaat i der Landszaaken mogen wy ons, op het t leezen deezer Amnestie, vormen, indien l anders de waarneeming van den wysgeeri-1 gen en ftaatkundigen Cicero , over foort-1 gelyke gevallen, gegrond is; naamlyk, „ dat bedorvene Gemeenebesten, waar in „ alles wanhoopig ftondt, doorgaans dee„ ze eindelyke uitkomst pleegden te heb- „ ben; (t) Verz, ly de Chalmot I. D. bl. 205—207. LVII. SOEK. 1787. 1788. Jadeelle uit /erking ier van ; wag-  LVU. BOEK. I7%7. I788. Deeze piet de daad öaud. 172 VADERLANDSCHE „ ben; dat Veroordeelden in vooriges ,, ftaat herfteld, Gebondenen losgemaakt» „ Gebannenen te rug geroepen, en ge„ weezen Vonnisfen vernietigd wierden. ,, Dan, daar dit gebeurde, elk begreep, „ dat zulk een Gcmeenebest ten gronde „ ging, en niemand eenige hoop op be„ houd overhieldt (*). In de daad, kon iets den ruimften teugel flaaken tot het pleegen van nieuwe balddaadigheden, euveldaaden en geweldenaaryen van den fnoodften aart, het was de uitvaardiging van dusdanig eene Kwytfchelding, in de dagen der deerlykfte wanordes en beroeringen van allerlei foort aangerigt door het gepeupel, geftyfd door lieden van meer aanziens, en geholpen door de ingerukte Pruisfifche Krygsbenden. Het gaf de fterkfte aanleiding aan de heffe des Volks, en bovenal aan de Belhamels onder 't zelve, om zich diets te maaken, dat, wat zy ook uit hoofde van dien zelfden yver voor het Stadhouderlyk Huis, en de oude Landsconftitutie, vervolgens mogten uitvoeren, naderhand dezelfde ftrafloosheid zou ontmoeten. Misdaaden immers, die tot verregaande Oproerigheid voortfloegen, en (♦) Cicero Verr. V. c. 6. Perditte Civi'atisr dapci atis omnibus rebus, bos föhnt exitus exitiales hahere, ut damnati in integrum restituantur, vincti folvantur, »xuies reducantur, res judicaiie refcindamur. Qune cum accidunt nemo es', quin intelligat, rulre illam kempublicam; bac ubi veniant ncmo est, qui ullam fpem falutis reliquam e;fe arb'terctur.  HISTORIE. 173 en daadlyke Plunderingen, kwamen nu voor als zaaken, uit haaren aart onverschillig, en alleen willekeurig ftrafbaar gemaakt. Hoogst ontydig althans werd zulk een Plakaat den Volke aangekondigd, en kon het niet misfen, in dit tydsgewrichte, de grootfte ftoorenis aan de openbaare rust toe te brengen. Dan men verkoos liever de veiligheid van veele duizenden braave en ftille Landgenooten, door deeze verhaaste Afkondiging, het hoogfte gevaar te laaten loopen, dan een aantal flegten en oproerigen de welverdiende ftraffë wegens gepleegde misdaaden langer te laarten lyden. Men droeg ook geen zorg dat de gefla kte Misdaadigers in de diepfte ftilte tot hunne Steden en Wooningen wederkeerden; maar gedoogde in tegendeel, ja zag met welgevallen, dat deezen, op veele plaatzen onder een joelend gefchreeuw, en tot vervolging der anders denkenden aanhitzend geroep, door het flegtfte gefpnis, als in zegepraal werden ingehaald. — Geene voorzorge altoos werd 'er gedraagen om de Stedelyke Regeeringen de voor de rust zo noodige vryhdd te vergunnen, om de Oproerkraaiers, die niet zouden nalaaten de item op nieuw te verheffen, uit hunne Steden te weeren; ten einde braave Burgers, die in derzelver voorgaande te regtftelling deel of daar toe eenige betrekking hadden, voor de wrange gevolgen van bittere wraakzugt, en de Steden voor het opborrelen van nieuw geweld te bewaaren. Het onvermydelyk gevolg deezer ver- LVIM B UEK, I787I788.  174 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I787. I788. De geest van Oproer nog woelende door herhaalde Afkondigingen tegen gegaan. 1 1 verhaaste Amnestie, om 'er geen haatlyker en welverdienden naam aan te geeven, was dat veele braaven in den Lande, die voorheen door den Regter genoodzaakt waren geweest om tegen die Onverlaaten te ge:uigen, om, by de wederkomst dier Oproermaakeren , zelfs de vlugt te neemen. — Byzondere voorbeelden, ter ftaavinge hier ran, zullen wy hier niet aanvoeren, in 2;rooten getale zuilen zy ons voorkomen, wanneer wy tot een bepaalder Stedelyke en olaatslyke befchouwing in Holland afdaalen. Hoe weinig de gemoederen in kalmte en Jus vóór het ontvangen van zulk een Amnestie gefchikt waren, blykt uit eene Publikatie tegen Rustverftooringen, door zyne Hoogheid, op den dag zyner Intreede in 'sGravenhaage gedaan, en die Staaten yan Holland, op twee voorafgaande dagen, [ieten afleezen (*); doch inzonderheid uit Je ltrenge PuMikatie, den negenden van vVynmaand, tegen het vervolgen van Ingeïetenen door Medeingezetenen, vastgerteld :n verzonden. De aanhef van dezelve fchillert met weinige maar fterke trekken, s Lands toenmaaligen ftand. Immers de staaten geeven daar by, met zo veele woorlen, te verftaan, „ hoe te hunner keni nisfe gekomen was, dat op verfcheide plaatzen binnen de Provincie van Hol, land en Wenfriesland eenige Ingezetenen „ zich veroorloofden, om hunne"Medein„ gezetenen, welke zy meenen, omtrent „ de O Zie onze Fadcrl, Hist. XV. D. b!. 106. 208.  HISTORIE. 175 9) de oude en gezegende Conftitude van „ dit Gemeenebest, niet wel gezind ge,, weest te zyn, in plaats van het" onder„ zoek en de beoordeeling van het Itraf- baare, 't welk dezelve mógten bedree„ ven hebben, aan den Regter over te „ laaten, met fchimp- en fcheldnaamen te vervolgen, en in derzelver Perfoon en „ Goederen met inflaan van Glazen, Plun„ deringen en andere Feitlykheden te be,, ledigen, en zich dus fchuldig te maaken „ aan de veftooring van de gemeene rust ,, en het pleegen van publiek Geweld; en „ dat zelfs eenigen zich niet hadden ont,, zien, zommigen van hunne Medeinge„ zeterten uit derzelver huizen weg te haa- len, of aan te houden, te vervoeren en „ aan de Pruisfifche Militie, zich hier te ,, lande bevindende, over te geeven, en „ bedreigingen te doen van met anderen „ op gelyke wyze te handelen, en zich „ dus fchuldig te maaken aan eene verre„ gaande Violatie van de Burgerlyke Vry„ heid en Veiligheid; dat ook op ver„ fcheide Comptoiren der Gaarders van ,, 's Lands Tollen en Gemeene Middelen , „ de Gelden van het Land en derzelver „ particiüiere Goederen geroofd, hunne ,, Perfoonen mishandeld en weggevoerd „ werden: waar by toekwam, dat de In,, vordering van 's Lands InkomlTen en Im., pofitien niet alleen niet kon worden ge„ executeerd; maar geheel te niet liep" Ten Hotte betuigende, „ dat zy, op dat „ de Godtergende Ons en zyne Doorlug- » tige LVIL BOEK. I787. I788.  \7& VADERL AN DSCHË LV1I. Boek 1787. 1788. Voorftel van Haarlet!, wegens het volduurefider Oproerigen Gewel ddaa' digheden. „ tige Hoogheid den Heer Eiffladhouder 1 „ zo zeer grievende en den yver voor de „ oude Conflitutie zo zeer onteerende „ wanbedryven, des te beter mogten wor„ den gefluit, aan den geenen, die een der „ Belhamels, Aanvoerders of Opllookers „ van zodanige Geweldenaaryen, op eene „ overtuigende wyze, ontdekten, beloof,, den duizend Guldens, en daarenboven 3, Strafloosheid, indien hy zelve, zonder „ een Aanflooker of Belhamel te zyn, zich „ aan 't een of ander van 't voorfchreevene „ mogt hebben fchuldig gemaakt (*)." Óndanks dusdanige Plakaaten van Staaten van Holland, ondanks dergelyke Publikatien van het Hof, ondanks herhaalde Waarfchuwingen van wegen zyne Hoogheid, ondanks ontelbaare Stedelyke Aanmaaningen tot Rust, bleef de bedaardheid in den Lande verre te zoeken. . Niet vreemd dat de Afgevaardigden van Haarlem, in Wintermaand, ter Vergaderinge van Holland zich. in deezer voege lieten hooren, „ dat, „ niettegenflaande de zo ernflige en her„ haalde Publikatien van hun Ed. Groot ,, Mog. tegen alle Feitlykheden, en het ,, pleegen van Geweld, mitsgaders tegen „ het doen van overlast aan Perfoonen, „ Goederen of Huizen, men in verfchei„ de Steden en Plaatzen binnen de Pro,, vincie zich niet ontzag om de Huizen ,, der Ingezetenen, op de balddaadigfte ,, wyze, by voortduuring, door het in- „ flaaa (*) Refol. van Hol!. 9. Oct. 1787.  HISTORIE. iJ7 t, liaan van glazen te ruineereri, en andere daaden van openbaar geweld, vooral op het Platteland ftrafloos uit te oefenen, ,, zonder dat 'er byna voorbeelden bekend wa,, ren, dat eenige Janvoerders of Daaders j, daar* van waren vastgezet, veel min geftraft. Dat deeze ftraflooze oogluiking, „ zonder eene gepaste voorziening, den „ weg zou baanen om den zelfden geest „ van muitzugt te doen uitbarften in die „ Steden of Plaatzen, in welke door het beleid eener goede Politie, en waakzaame zorg der Juftitie, de openbaar e rust ., en veilgheid, tot nog toe, gelukkig be„ waard waren (*)." Sterk was deeze taal der Haarlemfche Afgevaardigden; doch volkomen waarheid: immers de aanhef eener nadere Afkondiging ten dien dage gedaan , Wyst zulks met zo veele woorden uit: want zich beklaagende over de vrugtloosheid der tot nog genomene maatregelen, en wel byzonder de jongfte, betuigen Staaten van Holland, «, dat nogthans zommige Perfoo„ nen zich niet ontzagen, op eene verregaande wyze, dezelve te overtreeden, „ en daar door de verwarring en desor,, ders, by aanhoudenheid te doen voort„ duuren." Dan het is, in dien zelfden aanhef, dat uit eenen mond koud en heet geblaazen, en de fchuld der oproerigheden en misdryven ook den Patriotten op den halze geïchooven wordt, zy vaaren voort; C*) Pèrz*hy de Chauhqt XXUI.D.b], 310—312, XX. Deel. M LVIL BOEK. 1787. 1788. Nadere jfkondiging daar tegeti.  178 VADERLANDSCHE LVII. ü02k, 1787. 1788. (*) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 139. voort; „ By het agt geeven op de aan„ leidende oorzaaken van deeze ongere„ geldheden is ons klaarlyk gebleeken, dat „ wel, aan den eenen kant, dezelve groo,, tendeels gelegen zyn in eene verkeerde „ en ftrafhaare drift van veelen onzer In.,, gezetenen om hunne Mede-ingezetenen, „ welke zy vermoeden, of zeker weeten, „ omtrent de oude en wettige Regeerings„ vorm deezer Provincie niet welgezind ,, te zyn, tot een voorwerp van hunne „ afkeerigheid te ftellen, en de Beledigin„ gen, welke zy van dezelve ontvangen hebben, door wederkeerige Feitlykhe„ den te wreeken, in plaats van het On„ derzoek en de Beoordeeling hunner be„ dryven aan den Competenten Regter „ over te laaten. Maar dat ook, aan „ den anderen kant, zeer veele onrustige „ Perfoonen, die hunne verfoeilyke bedoe„ lingen tot Omkeering derzelve Regee„ ringsvorm gemist hebbende, zich nu „ nog toelagen, om niet alleen, door be„ dekte wegen; maar zelfs openlyk, het „ zaad van Tweedragt in den Lande te „ verfpreiden, en de Gemeente tot bui„ tenfpoorigheden aan te hitzen, om, in„ dien het mogelyk was, deeze Provincie „ van de heilzaam e vrugten der gelukkige „ Omwending te berooven, en onder de „ beroeringen, door hun zelfs aangeftookt, „ hunne landverdervende oogmerken voort „ te zetten (*)." Schoon  HISTORIE. 179 Schoon het waarheid is dat de wel bedwongene, maar niet geheel te ondergebragte Patriotfche Aanhang, hier en daar zich liet zien, en zulks medewerkte tot het gaande houden van de immer woelen de onrust in den Lande, ftraalde in deeze Publikatie, welke voorts op eenen en denzelfden zin liep als de jongst voorgaanden, ten zigtbaarften door, dat, overeenkomftig met het aangevoerde der Afgevaardigden van Haarlem, veele misdaaden ongeftraft gebleeven waren, en dat men zelfs geenzins ten oogmerke hadt om ook die, welke naa de eerfte verleende Amnestie aan de Oranjeyveraaren, zo veelvuldig gepleegd waren, op de gedreigde wyze, te ftraffen. Twyfelt men nog aan de wettigheid deezer gevolgtrekking, dat dan de Publikatie fpreeke, door Staaten van Holland, den één en twintigften van Sprokkelmaand mdcclxxxviii, uitgevaardigd, als welke, hoe ftreng ook dreigende, by herhaaling, den oproerigen voorftanderen van de thans bovendryvende Partye vergiffenis fchonk. — Staaten van Holland lieten zich, op deeze wyze hooren. „ Wy hebben, met de uiterfte aandoeninge, van tyd tot tyd, „ vernomen, dat veele onzer Ingezetenen, „ zo in de Steden als ten Plattenlande, aan welken wy, by onze Publikatie van „ den zeven en twintigften September „ mdcclxxxvii, uit byzondere Gratie, wel hebben willen verleenen volkomen „ Vergeeving en Uitwisfching van alles, Ma „ hei LVIL BOEK. • 788. Aanmerking op dezelve. Herhaa- ling der Amnestie aan de Oranje Tvertta- ten.  x8o VADERLANDSCHE LVIT. BOEK. 1787. I788. „ bet welk docr hun, uit hoofde van aan„ kleeving aan, en yver voor de belangeit „ van het Vorstlyk Huis van Oranje, mogt „ zyn misdreeven, in plaatze van zich als ftille en vreedzaame Burgers te gedraa„ gen, en alzo de vrugten van de geluk„ kige Omwending van zaaken te genie„ ten, de onrust en wanorde fteeds bly„ ven voeden , door andere hunner Mede„ burgeren, welke van hun in denkwyze „ over de gezegende Conftitutie verfchil„ len, of verfchild hebben, in hunne Per- foonen en Goederen, kwaalyk te bejege„ nen en te mishandelen, en hunne ver,, kleefdheid aan het Huis van Oranje, tot ,; een voorwendzel van allerlei daaden van Geweld te misbruiken. „ Dat dezelve onze Ingezetenen onze j, aan hun betoonde Clementie, aldus zeer „ ondankbaar beantwoordende, zich zelven „ blootftellen aan de regtmaatige vervol„ gingen der Crimineele Juftitie, en aan „ de geftrengheid der Straffen, door ons , „ by verfcheiden Wetten, tegen zodanige „ buitenfpoorigheden geftatueerd: welke 5, Straffen door ons aanmerkelyk zouden „ moeten worden verzwaard, en met de ,, uiterfte ftrengheid ten uitvoer gebragt, „ indien ongelukkiglyk een fteeds voort- duurende Moedwil en Wrevel onder on„ ze Ingezetenen voortging, waar door, „ langs den kortften en zekerften weg, „ de ondergang van dit gezegend Land „ zou worden bewerkt. „ Dan, daar wy, alvoorens over te gaan „ tot  HISTORIE. x8t „ tot die geftrengheid, welke zulk eene handelwyze zou vorderen, de gemoede„ ren van alle onze Ingezetenen, ware het „ mogelyk, tot bedaardheid en medewer9, king tot herftelling van de rust, door „ den weg van zagtheid en gepaste cle„ mentie wenfchen te brengen, en wy daar ,, van op nieuws hebben goedgevonden, 9, een doordraaiend bewys te geeven, door „ het verleenen van Amnestie en Vergif,, fenis aan zodanige van onze Ingezete„ nen, welke zich, door onkunde of mis- leiding, hebben gemengd in de Beroer„, tens, welke tot omkeering van 's Lands „ Conftitutie zyn ondernomen. ,, Zo is 't, dat wy, voor de laatfte „ reize, een proef willende neemen, of „ onze Ingezetenen, welke hunne aanklee„ ving aan de oude Conftitutie en aan de w belangens van zyne Doorlugtige Hoog„ heid, onzen geliefden Erfftadhouder, zo „ fchandelyk hezoedeld, door op nieuws „ onze Souveraine Gunst en Goedertie„ renheid te ondervinden, gebragt zullen „ kunnen worden tot die bedaardheid en „ rust, zonder welke alle maatregels, tot „ behoud des lieven Vaderlands genomen, „ van geene vrugt kunnen zyn, hebben goedgevonden en verftaan, naa daar op ,, ingenomen te hebben de Confideratien en hst Advys van onzen Hove, uit „ zonderlinge Gratie, zodanige van onze „ Ingezetenen, welke zich ter zaake der 4, zedert een geruimen tyd plaats gehad 3J hebbende Partyfchappen, mogten hebben M 3 ,, fchul- LVih boek; 1787. 1788.  18a VADERLANDSCHE LVH. BOEK. I787. I788. De op roerige woelingen bly ven aan houden. „ fchuldig gemaakt aan het pleegetr van „ Infolentien, aan de Perfoonen of Goe„ deren van hunne Medeburgeren, en uit hoofde van dit Misdryf, 't welk wy „ met de uiterfte Indignatie en Verfoei„ jing befchouwen, in Crimineele Proce,, dures zyn of zouden kunnen ingewik„ keld worden, voor dit maal, willende „ aanmerken als Voorwerpen van Clemen,, tie,aan dezelve, en een iegelyk van hun, „ te verleenen, gelyk wy verleenen by dee„ zen, eene volkomene Amnestie en Ver,, giffenis van het geen, ter zaake voor,, fchreeven, door hun is gecommitteerd, „ met uitwisfing van alles wat zy daar, „ door tegen ons zouden hebben bedree3, ven; verklaarende alle Procedures, uit dien hoofde, tegen dezelve aangevan„ gen, het zy dezelve nog hangende, of „ reeds getermineerd mogen zyn, voor ,, vervallen (*)." Hoe zeer toekomende dusdanige wanbedry ven, op het fterkst met de voorheen daar op geftelde Straffen bedreigd, en volgende Gunstbetooningen den zulken, die zich, onder welk fchoonfchynend voorwendzel ook zouden mogen fchuldig maaken, op het volmondigfte ontzegd worden, en de Geftrengheid de plaats van Toegeevenheid voortaan fcheen te zullen bekleeden, waren hier mede de herhaald verbodene, doch ongeftraft gebleevene Oproerigheden en Schennisfen, niet aan een einde: daar toe was {*) Perz. by ex Chalmot V. D. bl. 251—254.  HISTORIE. 183 was de teugel der toenmaalige Regeeringe voor dit losbandig paard te flap, en toonde dezelve, by herhaaling, den moed niet te hebben, zo zy anders in alle gevallen den wil bezaten, om de openbaare en dagel yks geftoorde rust, door fpreekende daa- den van Regtshandel, te handhaaven. Onze pen zal te over gelegenheid vinden, om de meer byzondere voorvallen in Holland, ten deezen tyde befchryvende, hier van de fpreekendite voorbeelden by te brengen: terwyl onze Leezers zich zeker reeds eenige der vroegere gemelde herinneren (*). De met alle reden, zo veel en zo algemeene ongerustheid verwekkende Voorlichtingen, Staatsbefluiten en Werkzaamheden, als waar van wy gefprooken hebben (f), die flerkte kreegen door de herhaalde flappe handelwyze omtrent de doldriftige en door de eige Party fchuldig verklaarde Oranjevoorftanders gehouden, werden, 't is waar, vervangen, door een vertoon van Vergiffenisverleening aan die den naam van Patriotten in den Lande gedraagen, en dus lang, ook naa de Omwenteling, de erkende mishandelingen geleeden hadden. Ruim twee maanden leedt het eer 'er iets wat naar Amnestie vooi de zodanigen geleek, opdaagde, 't Waj eerst C*) Wy wyzen, ten voorbeelde, alleen op Goiti da te rugge. Zie onze Vaderl. [Hst. XVI. D. bl, 291 en 295. Zie hier boven, bl. 16.0. M 4 LVII. BOEK. 1787. I788. Lang verwyl eer 'er een Voorflag tot Amnestievoor de Patriotten opdaagde.  184 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. I788. Voorftel des Stadhoudersten dien einde. eerst op den één en twintigften van Slacht? maand, dat zyne Hoogheid, ter Vergader ringe van Holland, een Voorftag tot eene Amnestie van dien aart ter tafel bragt. Zelfsgevoel van de onvoegelykheid deezes langen verwyls toont de Stadhouder by den aanvange; dan zyne verfchooning deswegen zal weinig ingangs vinden by allen, die het tusfchen beiden voorgevallene en verrigtte, 't geen wy deels geboekt hebben, en vervolgens nog zullen moeten aanvoeren nagaan. ' De verontfchuldigende aanhef luidt ten dien opzigte, nevens de vermelding van 'sPrinfen oogmerk, in deezer voege „ Daar wy, zedert de geluk- si kige Omwending van zaaken, in welkers beloop de aanbiddenswaardige vinger des „ Allerhoogften zo duidelyk is op te mer„ ken, eenigen tyd met zeer veele ge„ wigtige zaaken, die den grootften fpoed „ en de ernftigfte deliberatien gevorderd „ hebben, zyn geoccupeerd geweest, en „ verfcheide andere presfante objecten, die „ de hoogstnoodige Herftelling van de ,, rust en het vertrouwen in deeze Pro- vincie concerneeren, ons nog dagelyfo „ blyven bezig houden, hebben wy egter „ onder dit alles gemeend te kort te zul„ len doen aan onzen pligt, en aan de be„ langen van het dierbaar Vaderland, in„ dien wy, in de aangelegene omftandig,, heden, waar in de Provincie, wegens de treurige en rampfpoedige gevolgen „ van de machinatien van eene verderven?? de Factie zich nog bevindt, teffens niet „ won-  HISTORIE. 183 a, toonden bedagt te zyn op alle mogely„ ke middelen ter heelinge van den ge„ fcheurden band van Burgervriendfchap „ en Vereeniging, en onze gevoelens, zo a, van afkeer van wraakzugt en geftreng- heid omtrent alle Ingezetenen, die ee. „ nige aanfpraak op Verfchooning en Gra> „ tie kunnen maaken, als van eenen pligb „ lyken yver voor het maintien van de 9, Eer en Hoogheid deezer Provincie, vooi „ zo verre dezelven, zonder de tusfchem j, komst der Juftitie, niet kunnen of mo„ gen wordeh gecompromitteerd, met die „ openhartigheid en trouwe voor het Va,, derland openleiden, welke U Ed. Gr. „ Mog. billyk van ons mogen verwagten, „ Wy zyn volkomen overtuigd, dat de ,, gezonde Staatkunde, zo wel als de hand„ baaving der Juftitie, noodzaaklyk vor„ dert, dat tegen die geenen, welke de ,, voornaamfte Aanleggers en Autheurs ge,, weest zyn van de voorgemelde ramp„ fpoedige Verdeeldheden, waar door de ,, Republiek zo aanmerklyk is beroerd, en „ de welvaard van den Staat of aan hun„ nen byzonderen haat, of aan ftrafwaar,, dige inzigten van eigenbelang en heersch„ zugt, of aan beide te gelyk, fnoodlyk „ hebben opgeofferd, naar de geftrengheid 5, der Wetten, worde geprocedeerd. „ Wy kunnen insgelyks niet ontvein„ zen, dat de Juftitie ongekrenkt behoor,, de werkzaam te zyn en te blyven, te„ gen de zodanigen, welke als de voor3, naame Volksverleiders moeten worden M 5 „ aan. LVII. BOEK,  i8ö VADERLANDSCHE LVii. BOEK. I-87. I7«8. „ aangemerkt, en zich niet ontzien heb„ ben, door het opftellen en in de we,, reld brengen van hoogst injurieufe en ,, voor den Souverain en de wettige Re,, geeringen van Staat en Steden even be„ ledigende Declaratoiren, Requesten, Me,, morien, Infmuatien, en allerlei andere Hukken; mitsgaders door het fchryven, drukken, en disfimineeren van oproeri„ ge en feditieufe Gefchriften; en door „ het aangaan van zulke bedreigende Ver„ bintenisïen, welke niets minder bedoel„ den, dan, om, met vilipendie van de ,, Juftitie, zich zei ven een ongepermit,, teerde Wraak te verfchaffen, het vuur „ van Tweedragt te fomenteeren, en hun- ne Medeingezetenen met fchrik te ver„ vullen, en met moord te bedreigen, en ,, even daar door zich van alle banden „ van Gehoorzaamheid te onttrekken, „ 's Lands wettige Conftitutie aan te tas- „ ten, en om te keeren. Terwyl wy „ teffens vermeenen, dat het, in deeze „ omftandigheden van tyden, voor den „ Lande allergevaarlykst zou wee zen, een „ volkomene Impuniteit te vergunnen aan „ alle die geenen, welken zich aan Dood- llag en gewelddaadige mishandelingen „ hunner Medeburgeren, of andere zwaare „ Excesfen, hebben fchuldig gemaakt. „ Dan! met hoe veel leedweezen en „ aandoening wy ook overweegen moeten „ de onberekenbaare en onherftelbaareram„ pen, ongelukken, fchreeuwende onregt„ vaardigheden en disorders, welken de » ge-  HISTORIE. 187 „ gevolgen geweest zyn van de ondernee„ mingen en geweldige onderdrukking, „ door de bovengemelde Factie en derzel- ver voornaamfte Aanhangers, onder al„ lerlei clasfen van Menfchen veroorzaakt; en hoe zeer wy, uit dien hoofde, ge,, noodzaakt zyn te erkennen, dat op de „ evengemelde gronden, de gefteldheid der „ zaaken en het gevaarlyk voorbeeld, het „ welk eene al te groote toegeevenheid, ,, omtrent zulke hooggaande Beroertens, „ voor het vervolg, zouden kunnen gee„ ven, niet toelaaten, dat, in dit tydsge„ wricht, zonder eenig onderfcheid, aan de Clementie een onbepaald gehoor ge„ geeven wierd, houden wy ons egter 9, verzekerd, dat onder die geenen, welke „ zich in deeze Troebles hebben vermengd, „ het zy door zich te asfocieeren inlGe,, wapende of Ongewapende Genootfchap„ pen, het zy door het tekenen van Adres,, fen, Declaratoiren, Requesten en andere „ Stukken, tendeerende tot bevordering ,, van het heilloos oogmerk ter omkee„ ring van 'sLands gevestigde Conftitutie, „ zich zeer veele Perfoonen bevinden, „ welke uit onkunde, onvoorzigtigheid en „ misleiding van anderen, aan dezelve Fac„ tie zich hebben overgegeeven, en by ,, hunne inftemming en ondertekening niet „ genoegzaam begreepen hebben den in„ houd en veel min het ftraffchuldig oog„ merk, het welk hunne Verleiders en „ Aanvoerders daar mede gehad hebben. En vermids wy geinformeerd worden v „ dat LVf. BOEK. 1787. 1788.  ï88 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. 1788. 1 I > i 1 ! 9 5 t „ dat een aantal particuliere Perfoonen, „ welke zich op die wyze fchuldig heb„ ben gemaakt aan deeze feditieufe en ge„ vaarlyke beweegingen, uit bewustheid „ van fchuld en vreeze voor de vervol„ ging der Juftitie, of tot hunne Huizinr „ gen en Beroep niet durven wederkee„ ren, of hun Vaderland reeds verhaten „ hebben, waar door de ruine en armoej, de van veele Huisgezinnen, tot groot „ nadeel van de Provincie, moeten ver„ oorzaakt worden, en tevens eene aant, merkelyke ontvolking, zo fchadelyk voor i, een Land van Commercie, waar in de 1, arbeid en industrie van een aantal In1, woonders onontbeerelyk is, ftaat te pro1, flueeren; zo vinden wy ons, uit Lief1, de tot het Vaderland en Commiferatie ,, met de ongelukkige verbystering van ,, zo veele Ingezetenen, mitsgaders uit een , verlangen, om, zo veel mogelyk, be, houdens de bovengemelde hoofdgronden , van eene volftrekte noodzaaklyke hand, haaving van Regtvaardigheid, en van , eene even onontbeerlyke Staatkunde, , de zwaare breuke onder 's Lands Inge, zetenen te helpen heelen, verpligt aan , U Ed. Gr. Mog. in confideratie te gee, ven of U EL Groot Mog. niet zou, den kunnen goedvinden voor dit laatfte , en zeer verre het grootfte gedeelte der , geenen, die zich in de voorgemelde fe-; , ditieufe beweegingen, zondereen opzet, telyk en kwaadaartig oogmerk, door in, ductie, dwang of voorbeeld van ande- „ xen,  HISTORIÉ. j, ren, hebben geïmmisfeerd, den weg van 9, Gratie te openen, en over zulks, 't geen 9, ter zaake voorfchreeven door hun is „ gedaan en gecommitteerd, te vergeeven „ en te vergeeten; en ten dien einde voor 9, alle de zodanigen, en een iegelyk huns, ner, te verleenen eene generaale Am„ nestie en Vergiffenis , onder al zulke 99 voorwaarden en bepaalingen als U Ed. „ Gr. Mog. raadzaam en ten dienfte van „ den Lande dienftig zullen oordeelen -— Dan dat daar van alleenlyk zouden wor„ den uitgezonderd de eerfte Voorgangers, „ Aanleggers en Bewerkers van meergedagte 9, Beroertens, onder welken Tytel, het zy j, van Gecommitteerdens, of Gequalificeer„ dens, het zy van eenige andere, zy ook ,, mogen bekend zyn; benevens de Ont9, werpers, Inftigateurs en Aanvoerders van „ Remotien der wettige Regeeringen in de „ Steden, met die geenen, welke daar toe ,, anderen door geld of beloften mogen „ hebben gefeduceerd, of tot zulke eindens „ eenige Samenfpanningen of Corporatien „ aangegaan. Voorts de Autheurs „ van zodanige Adresfen, Memorien, De,, claratoiren en andere Gefchriften, waar „ by het hoog Gezag van den Souverain, „ de Eer en de Authoriteit van de wet„ tige Regeeringen en derzelver Leden, benevens die van de Juftitie, op de in„ decentfte en hoonendfte wyze, zyn aan,, getast; gelyk mede de Stelders, Maa„ kers en Tekenaars van alle foort van Acj, tens van Verbintenisfen tot dwang van „ Re- lvik ] OEK. 17872 I788,  ioo VADERLANDSCHE LVII. BOEK I787. 1783. VerWyl des t-lofi met een Raadflag hier ove uit te brengen. (*) Refol. van Heil. 21. Nov. 1787. „ Regenten , tot omkeering der Regee„ ringsvorm, en tot bedreigingen van ei„ gendunklyke wraakneemingen op hunne „ Regenten, of Mede - ingezetenen, en vooral die daar toe eenige feitlyke on„ derneemingen gedaan hebben; voorts de „ Schryvers, Drukkers en Verfpreiders „ van feditieufe Papieren; en nog de zo,, danigen, die zich aan Doodflag, ge„ welddaadige mishandeling hunner Mede„ burgeren, of andere zwaare Exeesfen van dien aart, mogen hebben fchuldig „ gemaakc; gelyk eindelyk alle Vreem„ den, welke hunne vrye inkomst en ver„ blyf in deeze Landen hebben misbruikt, „om de voorfchreevene Misdaadigheden ,, te bevorderen, en te helpen uitvoe„ ren (*)." Hoe veel onbepaalds, in deezen Raadflag des Stadhouders, overbleeve, was dezelve genoegzaam om den fcbroom, reeds ■ gereezen, uit voorige Staatshandelingen , eer te vergrooten dan te verminderen by de Ingezetenen, die onder de aangeduidde byzonderheden, zich zeiven als van deeze voor geflaag ene Vegiffenis uitgeflooten, moesten aanmerken. Eene ongerustheid tot welker aanwasch men tyd gaf, door dit Voorftel in lange overweeging te houden, by het Hof van Holland, waar aan de Staaten 't zelve in handen gegeeven hadden. Tot den veertienden van Louwmaand  HISTORIE. 191 maand des Jaars mdcc-lxxxviii verwylde dit Hof met des eenen Raadflag uit te brengen. Een verwyl welks haatlyk- heid het Hof zogt te bedekken met een foortgelyk kleed als waar van zyne Hoogheid zich bediend hadt, om het marren zyns Voorflags te verontfchuldigen. Het Hof naamlyk beriep zich op de menigvuldige en zwaarwigtige bezigheden, waar mede het zich, zedert eenigen tyd, bezwaard vondt; op de zwakheid van den Raad, en vooral op het moeilyke, 't welk aan 't zelve by de raadpleegingen deswegen was voorgekomen. Wyders verklaarde het Hof met de gronden van des Stadhouders Voorftel, zo tot Verfchooning, als tot Straffe, in te itemmen ; doch zich verlegen te vinden omtrent eene finaale bepaaling der uit te zonderen Perfoonen, voornaamlyk, „ om dat, „ byaldien de Perfoonen by naamen uitge„ zonderd zouden moeten worden, 'er van „ derzelver meerdere of mindere fchuld, „ en van de bepaaling der al of niet uit „ te zonderen Perfoonen, eerst zou kun„ nen blyken, naa een behoorelyk onder„ zoek in de reeds ondernomene of nog „ te onderneemene Procedures, en mis„ fchien ook wel eerst naa hét afloopen „ der Commisfie uit Commisfarlsfen van ,, zyne Hoogheid in de Steden (*)." Is de Raadsheer Mrrens Steller van dit Advys geweest, of heeft hy daar in een groot (*) Verz. by dk Chalmot XXIV. D. bl 50—65. LVII. boek. 1787. 1788. Raadflag des Hofs*  tol VADERLANDSCHE Lvn. ÈOEK. 1-87. 1788, Staatsbefluit op ciit Verflag gegrond. groot deel gehad, dan leevert dit een treK op hoe hy de paaien van de gemelde Com* misfie, waar over wy vervolgens nadeï zullen moeten handelen, heeft zoeken uit te breiden. Wat hier van zyn moge, het Hof droeg, in zynen raadflag, wel zorge, om de grenzen der Amnestie zo zeer te perken, als het anderzins lust betoonde om die der uit te voeren Regeeringsbeftellinge den breedst mogelyken omvang te geeven. Het Staatsbefluit op dit Verflag gegrond, en ééne maand laater in gereedheid, juist op den dag dat de Eed op de ConiUtutie werd doorgedrongen, den vyftienden van Sprokkelmaand, fleunde op de eigenfte gronden als die de Stadhouder in zynen Voorflag hadt gevestigd, en 'sHofs goedkeuring hadden weggedraagen, noodloos hier te herhaalen. De Amnestie was begreepen in deeze bewoordingen. „ Dat „ Staaten van Holland alle zodanige Inge„ zetenen, welke zich, zonder verklaard „ opzet, in de laatst ontftaane Beroerten, „ hadden ingelaaten, wilden befchouwen, „ als Voorwerpen van Clementie, aan alle „ dezelve, en een ieder van hun, verlee- nen eene volkomene Amnestie en Ver„ giffenis van 't geen ter zaake voorfchree,, ven, door hun gedaan of gecommitteerd „ was." Op deezen algemeenen regel waren de Uitzonderingen menigvuldig, en werden de Perfoonen, in den Voojflag des Stadhouders algemeen bedoeld, nader als met den vinger aangeweei.en: tervvylde byvoegzeis ftrek-  HISTORIE. 193 ftrekten, om, zo niet in woorden, in kragt te voldoen aan het evengemelde Voorftel van den Hove. 't Zal, ten rechten verftande van deeze veelvuldige uitfluitingen noodig zyn dezelve op te geeven, met de eigen woorden des Staatsbefluits. Naa de Amnestie, in gedagten volzin begreepen, vaaren de Staaten in deezer voege voort — „ Uitgenomen alleenlyk die geenen, wel„ ke als de voornaamfte Oorzaaken en Bewerkers, of Aanftookers van de„ zelve Beroertens moeten worden aange„ merkt. „ Voor de zodanigen houden wy, in „ de eerfte plaats, en fluiten, voor als nog, „ van onze Gratie en Vergiffenis uit, (ten „ dien effecte, dat de Juftitie, ten hunnen „ opzigte in haare volle werking en uit- oefening wordt gelaaten,) de navolgen- den, te weeten alle zodanige Regenten, „ Leden of Ministers der Regeering, of „ hooge Collegien des Lands, zo in Po,, litie als Juftitie. welke door verleiding „ van andere minkundige Ingezetenen, „ met Geld, Beloften of Bedreigingen, heb„ ben getragt een Omkeering in 's Lands „ Conftitutie en Regeeringsvorm te be„ werken. „ Ten tweeden. Welke door ongeoor„ loofde Correspondentien met Vreem„ den geconfpireerd en geïntrigueerd heb„ ben, om, tot zulk een verfoeilyk einde, „ vreemd Krygsvolk in het Land te bren„ gen; of welken den Naam en Authori„ teit van den Souverain misbruikt heb- XX. Deel. N „ ben LVII. boek. 1788.  194 VADERLANDSCHE LVH. BOEK. 1787. 1788. „ ben in Onderhandelingen met vreemde Mogenheden. „ Ten derden. Welke door het uitvin„ den of bedriegelyk verfpreiden van on„ waaragtige Gerugten van vyandlyke Des„ feinen tegen deeze Provincie, het Land „ met fchrik hebben vervuld, en gebragt tot een ftaat van Defenfie, welke ge- heel noodloos was, en waar door 'sLands „ Penningen, op eene onverantwoordelyke „ wyze, zyn verfpild. ,, Ten vierden. Welke de Opftellers zyn „ geweest van de Acte van Verbintenis, in „ de Maand Augustus mdcclxxxvi te „ Amflerdam begonnen te tekenen; of wel„ ke de hand gehad hebben in het doen „ van Propofitien in zogenaamde Volks„ vergaderingen, tot omkeering der Con„ ftitutie en fpeciaal de Propofitie gedaan, „ in zodanige Vergadering den zeventien1, den van July mdcclxxxvii. „ Gelyk wy mede van deeze onze Am„ nestie en Vergiffenis, voor als nog, uit„ zonderen alle zodanige Perfoonen, het „ zy dezelve zyn Regenten, Leden of „ Ministers van Collegien van Regeering „ of Juftitie, het zy particuliere Perfoo,, nen, welke de Autheurs en Aanvoerders „ zyn geweest van de Afzetting der wet„ tige Regenten, of den geenen, die tot „ de Nominatie van Regenten in zom„ mige Steden en Plaatzen waren gereg- „ tigd. Wyders die last gegeeven ,, hebben tot het verzamelen en optrekken „ van Burgerlegertjes, mitsgaders, die der- „ zei-  HISTORIE. 195 „ zeiver Operatien hebben beftuurd, het „ Opper-commando over dezelve gevoerd, „ of als zogenaamde Secretarisfen daar by „ gefungeerd hebben. Als mede de „ Autheurs en Aanvoerders der geenen, ,, die de Regenten, welke op eene on„ wettige wyze waren geremoveerd, be„ nevens zommigen hunner Mede-inge„ zetenen,naderhand feidyk hebben aange- houden, gearresteerd, of op eene enor- „ me wyze bedreigd. Voorts de gee- „ nen, welke last gegeeven hebben tot „ het berooven van 's Lands Magazynen, „ zich meester te maaken van de Poorten „ der Steden, buiten kennis en toeftem„ ming der Regeeringe, of op eenige an„ dere feitlyke wyze de Deliberatien der „ wettige Regenten te ftremmen. Wy- 9, ders die last gegeeven hebben tot het „ openzetten der Sluizen, en doorfteeken „ van Dyken om het Land te inundeeren, „ naa dat onze Refolutie, om geene Re„ fiftentie te doen aan de Troepen van „ zyne Pruisfifche Majefteit, te hunner ken„ nisfe was gekomen. „ Alle Predikanten en Geestlyken van „ andere Godsdienftige Gezindheden, wel„ ke, verzaakende de Pligten van hunne „ Bedieningen, als Exerceerende Leden „ van Genootschappen van Wapenhandel ,, zyn uitgetrokken, of welke by de feit\, lyke Remotie van wettige Regenten in „ perfoon hebben geadfifteerd. De „ Directeurs en Schryvers der Historifche, „ Vaderlandfche, beide Nederlandfche en N 2 „ Zuid- LVII. DOEK. I787. 1788.  196 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. I788. „ Zuidhollandfche Couranten (*), Politieke ,, Kruier en Spectator met den Bril. —— „ En eindelyk de zodanigen, die zich aan „ Doodilag, en openbaare Daaden van Ge„ weid, tegen hunne Medeburgers of an„ der,e zwaare Excesfen van dien aart, „ hebben fchuldig gemaakt." Niet duister of twyfelagtig waren deeze Perfoons aanduidingen, die een wyden omvang begreepen van als ilraffchuldig aangemerkten, of 'er egter iets zodanigs in mogt weezen, voegden de Staaten 'er nevens. „ Doch zal het, onverminderd dee„ ze Uitzonderingen, aan een ieder, die „ mogt twyfelen, of hy ook onder deeze „ uitgezonderde Clasfen zou kunnen geagt „ worden te behooren, vryftaan, zich bin„ nen den tyd van drie maanden, naa de „ Publicatie deezes, aan Ons te addres„ feeren, met fpeciaal verzoek om mede n in de Amnestie begreepen te worden: „ waar op wy als dan zullen disponee„ ren, gelyk wy, naar bevind van zaa„ ken, zullen oordeelen te behooren." Ten einde, door het uitoefenen van eene vaar- (•) Schoon de Schryver en Uitgeever der Haarlemfche Courant, blykens zyne Dagmaaren van dien :yd, hoewel niet in dien toon als eenige der opgenoemde MeHecourantieren, zich zeer lïeik hadt uitgelaaten, liep hy, door een gunftig geftarnte bejegend, vry van op deeze Naamlyst te verfchynen, lioevvel hy 'er, zo ons verzekerd is, op geftaan iiebbe. In welke vrykoming hy ten Medegenooc tiadt den althans in den beginne fterken en onbeivimpelden Schryver van den Courier van Europa.  HISTORIE, 197 vaardige en voorbeeldige Straf, geëvenredigd aan de Wanbedryven waar aan de Uitgezonderden by deeze Amnestie, zich hadden fchuldig gemaakt aan de Juftitie genoegdoening mogt gefchieden, en anderen van ioortgelyke Euveldaaden mogten worden afgefchrikt, herhaalden de Staaten hun voorige Orders aan de Officieren de Crimineele Juftitie uitoefenende, om een naauwkeurig onderzoek te doen, en het Regt van de Hooge Overheid tegen dezelven waar te neemen, waarom zy mede de Hoven van Juftitie en andere Regtbanken even nadruklyk aanbevolen eene onverwylde en met 's Lands Wetten overeenkomftige Juftitie. Gelyk zy ook, „ op dat," zo als zy fpraaken, „ deeze Amnestie geene verhin„ dering mogt toebrengen, aan het zo hoognoodig losmaaken en vernietigen „ der verderflyke Factie en Cabaal," hun Befluit herhaalden wegens de vernietiging van alle de Burger - focieteiten, Genootichappen, Corporatien en Byeenkomften, die deel gehad hadden in de onwettige zogenaamde Volksvergaderingen: de fterkfte waakzaamheid aanbevelende tegen het wederoprigten van alle zodanige Societeiter en Genootfchappen, waar in zaaken va» Politie, of Staats- Stadhouderlyk en Stedelyk Beftuur, tot onderwerpen van raadpleeging of befchikking zouden worden gemaakt. ■ Desgelyks verbooden zy nogmaals op het nadruklykfte alle Predikanten en Geestlyken van allerlei Gezindheden, N 3 voort LVII. BOEK. I787. I7BM  ïqS VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. i788. voortaan eenige zaaken van Staat of Regeering op den Predikftoel, of in hunne Kerkelyke Byeenkomften, Huisbezoekingen of Catechifatien te verhandelen, of hunnen Invloed op de Gemeente ten dien einde te misbruiken. Ook verboden zy het maaken, drukken en verfpreiden van Pasquillen. Spotprenten, het invoegen van fpotagtige, hekelende of tergende gezegdens op eenigerlei wyze in Couranten en andere Tydfchriften (*). Het op eenigerlei wyze fmaadlyk bejegenen, of in Perfoon of Goederen beledigen der in de Amnestie begreepenen werd uitdruklyk verbooden. Terwyl de Staaten den zodanigen, die vergiffenis verworven hadden, aanmaanden, om zich zorgvuldig te wagten van alles wat billyk aanftoot of nieuwe oorzaak tot verbittering zou kunnen geeven, „ zullende dezelve, in gevalle „ zy zich op nieuw fchuldig maakten aan ?, eenig misdryf, van gelyken aart als waar „ van zy by deezen Vergiffenis bekomen „ hadden, als dan niet alleen ter oorzaake „ van dit nieuw, maar ook van de voo„ rige Wanbedryven, naar bevinding van „ zaaken, geftraft worden." Nog voegden de Staaten 'er nevens, „ dat een iegelyk, die uit vreeze voor de „ Vervolging der Juftitie uit het Land ge- „ wee- (*) Hier door voldoende aan een Voordel ree-is ion naa de Omwenteling door die van Dorünchi m Schiedam gedaan. Reful. van Hall. 11. Qct. 7*7-  HISTORIE. '99. weeken was, en van deeze hunne Gratie „ zou willen gebruik maaken, gehouden „ zou weezen, binnen den tyd van drie „ Maanden , naa het afkondigen deezer „ Amnestie , tot zyne voorige Woonplaats „ te rug te keeren: onder bedreiging van „ het verliezen der aangebodene Gratie; ten „ waare hy naderhand wettige reden kon bybrengen, waarom de wederkomst, bin„ nen den gemelden tyd, niet mogelyk „ was geweest; hier over zou de Magi9, ftraat van zyne Woonplaats oordeelen." Ten ilotte hegtten de Staaten 'er aan eene algemeene Vermaaning aan hunne Onderzaaten , tot verzaaking niet alleen van de fchadelyke drift ter onderneeming en bewerking van Nieuwigheden; maar ooi van losbandigheid, aanftootlyke gedraagin gen, losbandige en ongeregelde leevens wyze, waar toe de meergedagte Onluster meer dan gemeene aanleiding gegeever, hadden. Met aanfpooring ter bevlytiging van alle daar door grootlyks veroorzaakte verwaarloozing van Godsdienftige en Burgerlyke Pligten. Op dat daar door eer ieder, zo veel in hem was, het zyne tol herftel aan de onderlinge Eensgezindheic zou helpen toebrengen, en zich jegen; Hun als Hooge Overheid, omtrent zyne Doorlugtige Hoogheid den Heere Erfftad houder, hunne Regenten en Magiftraaten en alle anderen die in Hoogheid over hur gefteld waren, met betamelyk ontzag, eer bied, gehoorzaamheid en onderwerping tt gedraagen, en algemeen in en omtrent al N 4 ■ le LVII. BOEK. 1787. I788. I  soo VADERLANDSCHE LVII. BUB K 1788. Nadere bepaaling der Amnestie. 1 ! » les te handelen, zo als vredelievende, getrouwe, en gehoorzaame Onderzaaten en Burgers betaamt (*). De vergunning om zich binnen drie maanden by Staaten van Holland te mogen vervoegen, aan de zodanigen gegeeven, die twyfelen mogten of zy ook onder de Uitgezonderden mogten begreepen zyn, met bepaald verzoek om mede in de Amnestie te mogen deelen, gaf aanleiding, dat een wy groot aantal Perfoonen zich by hun vervoegden, met Verzoekfchriften, op onderfcheide gronden en wyzen, llrekkende om in ie Amnestie te mogen deelen. De Staaten jefchouwden deeze Verzoeken meest al zolanig ingerigt, „dat,'" gelyk zy fpraaken, i, de Supplianten toonden hunne meening , omtrent het vrylaaten dier Adresfen niet , begreepen te hebben, of niet te hebben , willen begrypen," waarom zy goedvonlen, tot wegneeming van allen twyfel, en dien opzigte, des hunne meening naIer te verklaaren, „ dat alle zodanige Per, foonen, die gepleegd mogten hebben , één of meer zulke Daaden, welke zy , voor als nog van hunne Gratie en Ver, giffenis hadden uitgellooten, en die nog, thans vermeenden, dat hunne gepleegde , daad, door bykomende omftandigheden , Vryfpreeking of Verfchooning verdien, de, zich ten dien einde niet aan Hun , by Verzoekfchrift moesten vervoegen; „ maar van Holl. 18. Fel). 1788.  HISTORIE. •201 „ maar hunne redenen inbrengen by den Regter, voor welken de befchuldiging tegen hun zou zyn ingefteld, naardien „ zy alle zulke meer of min verfchoonen„ de omftandigheden, aan het onderzoek „ en de beflisfing van den competenten ,, Regter hadden overgelaaten. Dat „ zy alleen aan hunne kennisneeming en „ befchikking hadden willen voorbehouden ,, de gevallen van zodanige Perfoonen, die „ met reden konden twyfelen of de daad ,, door hun gepleegd, in expresfe termen, „ in dat Plakaat was bedoeld, en dat of „ die daad op zich zelve befchouwd, en „ niet uit hoofde van verfchooning door „ bykomende omftandigheden, van dien „ aart was, dat dezelve door Hun onder ,, de uitgezonderde Wanbedryven was be,, greepen; waar omtrent zy als dan naa „ onderzoek van Pofitiven en bevind van ,, zaaken, zouden befchikken. Dat „ zy deeze onderfcheidene gevallen onver„ anderlyk uit het zelfde oogpunt blyven„ de befchouweu, hunne Dispofitien op ,, de reeds ingediende en nog in te dienene „ Requesten naar deezen Regel zouden ,, inrigten; onverminderd nogthans hunne ,, byzondere geneigdheid om Gratie en „ Vergiffenis te verleenen aan zodanige „ Perfoonen, welke met bekentenis van ,, Schuld, en betooning van Berouw en „ Leedweezen, zich aan hunne Clementie ,, fubmitteerden, en wier begaane misdry„ ven niet zo groot of gevaarlyk waren, „ dat de rust en de veiligheid van den N 5 „ Staat Lvir. BOEK. 1787. 1788.  202 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. 1788. Aanmerking hie; over. Vooiftel om buiten de Stadsregeeringen Reg ters te benoemen. „ Staat alle Gratie en Vergiffenis zou uit„ fluiten (*)." Zodanig eene opheldering, wel verre van gerustftelling te baaren, floot, als 't ware, de op eene naauwe fpleet ftaande deur voor , de Verzoekinleeveraaren geheel toe; of liever fcheen dit Stuk alleen ten doele te hebben, om,, aan den eenen kant, de Vervolgingen, op welke men zich, temidden van fchynbaaare Genabetooningen, tuk vertoonde , te verzwaaren; en, aan den anderen kant eenen valftrik open te houden voor de zulken, die, naa deeze nadere aanduiding, meenden tot de Staaten hunne toevlugt te moeten neemen; doch aldaar afgeweezen, zich aan een grooter vervolging blootftelden, dan zy, zonder eenige inleevering, zouden geloopen hebben. Waren de Uitzonderingen, in het oorfpronglyk Plakaat van Amnestie vervat, menigvuldig, was door de Opheldering, het gevaar vergroot, men mag 'er byvoegen, dat 'er geen einde was aan de kunstgreepen uitgedagt en te werk gefield, om de bedoelde Slachtoffers van Staat met zekerheid te treffen; terwyl men zich alzins met den mantel van fchynbaare Onzydigheid dekte. Voorbeelden hier van zullen ons in de meer bepaalde Stedelyke befchouwing ontmoeten. In 't algemeen tekenen wy hier ten bewyze op, dat de Regtbanken -van Delft, Rotterdam, Hoorn en Oudewater zich ver- fchoon- (*) Refol. van Holl. 17. April 1788.  HISTORIE. 203 fchoonden van het vonnisfen der by de Amnestie uitgezonderde Perfoonen: dewyl derzelver Leden tegengeftelde Staatkundige denkbeelden van die der uitgeflootenen gevoed hadden, of perfoonlyk betrokken geweest waren in de misdaaden door hun gepleegd. Het Hof van Holland, 't geen zo in eenzydigheid als in aangekantheid tegen alles wat den naam van Patriot gedraagen hadt, voor geene dier bezwaar inleverende Regtbanken, fcheen te wyken, werd ter beoordeeling dier Perfoonen gemagtigd: in plaats dat «en, op het voorftel van Delft 1 ter Staatsvergadering van Holland, uit de overige, zo veel doenlyk, onzydige Ingezetenen der Steden, die tot het gewoone Regterampt bevoegd waren, in dit geval, op eene buitengewoone wyze Regterszou benoemd hebben (*). Ook in dit geval zouden de Befchuldigden, wel is waar, over het altoos haatlyke van Gedelegeerde Regters hebben kunnen klaagen; dan het oude Staatsbefluit van Holland (f) was meer by deszelfs on- ge" (*) Verz. by de Chalmot VII. D. bl. 243—247. en XXIV. D. bl. 40-49. (t) Dit Staatsbefluit van vyftien September 1677 verklaarde ,, voor een Indisputabel Regt in den Lande van Holland en Westfriesland, dat geene „ Ingezetenen van denzelfden Lande, niet fugiiief „ weezende, noch ook in flagranti delicto geattra,, peerd wordende, geapprehendeerd of te regt ge„ tfdd mogten worden, anders als voor den Offi„ cier en voor den Regter, beiden in hun reguard ',, ordi^aris, dagelyks en competent zynde. Groot flakaat Boek III. D. fol. 1385. LVII. BOEK. 1*87. 1733. k Bedenking deswegen.  so4 VA DERLANDSC II E LVII. BOEK 1787. 1738. gefchondenheid eenigzins bewaard geblee- ven. Men moet bekennen, dat eeniges der thans voor het Hof ten deezen tyde, gedagvaarde Heeren vóór dien tyd , uit hunne Woonfteden geweeken, als Voortvlugtigen konden aangemerkt worden, en dsp door verftooken van het vastgeftelde by 't gedagte Plakaat; maar verfcheiden hunner hadden hunne Stad, of het Land, niet verlaaten, dan naa de volkomene verzekering, dat zy voor het Hof zouden moeten te regtftaan; anderen hadden hier mede verwyld tot op het oogenblik, dat men gereed ftondt hun gevangen te neemen; noch anderen hadden aangeboden voor hunnen bevoegden Regter te veifchy- nen. Wat de Gedaagden voor zulk een onbevoegde Vierfchaar mogten inbrengen; hoe fterk zy, met de dringendfte redenen aanhielden om by hunne Vaderlandfche Voorregten bewaard en gehandhaafd te worden, geen gunftige uitllag bekroonde een deezer verzoeken (*). Hadt de Stadhouder beloften en verklaaringen gedaan „ van zyne bereidvaardig„ heid, tot behulpzaamheid en medewer,, king, om alle Onttrekkingen der Ingeze,, tenen aan hunnen Wettigen Regter tegen „ te (*) De fterkst fpreekendfte voorbeelden hier van leeveren de Verzoekfchriften op der Rottcrdamfche Burgeren en Kooplieden Pieter de Koker , Thomas TiiEonoRE Cremer en Cornelis van der Hoeven-, die, met het daar op beflootene, verdienen naageleezen te worden in de Ferzam. by de Chalmot XVI. D. bl. 104-148.  HISTORIE. 205 „ te gaan (*)," geen deezer vervulde hy als Hoofd der Juftitie in het tegenwoordig geval. De voor het Hof gedaagden mogten zich niet alleen beklaagen, dat zy van hunnen dagelykfchen Regter, door de gemaakte fchikkingen met het Hof, beroofd en verftooken wierden. Immers voor zo verre dit Hof over Ingezetenen van andere Steden, buiten deszelfs gewoon Regtsgebied, naar deeze de vervolging in de hand werkende fchikking, oordeelen moest, ftrekte het ook de Straffen wyder uit, dan waar toe de Stedelyke Vierfchaaren anders de lieden, wegens dezelfde daad, verweezen. By vonnis van Schepenen werden zy gebannen uit Holland en tVestfriesland alleen ; het Hof breidde die verbanning uit tot Zeeland en Utrecht; weshalven de Gevonnisten, wel verre met de verandering van Regters dezelfde te blyven, of iets te winnen, in wydftrekkender onheil vervielen, dan hun zou hebben kunnen treffen, indien de Stedelyke Regtbanken, hoe partydig dezelve ook mogten weezen, het vonnis over hun hadden uitgefprooken. — Ten bezwaare van het Hof wordt ook opgegeeven, dat het den Stedelyke Regtbanken in onregtvaardigheid en eenzydigheid voorging: dat de Fiscaal, met voorbygang der C*) Bovenal in zyne voorheen door ons geboekte Verklaaringen van 26. Mey en II. Sept. 1787. Zie onze Fadtrl. Hist. XIV. D. bl. 206. en XV. L>. bl. 17a. LV1I. BOEK. 1787. 1788. Het loc Jer Uitgeflootenen veruimmerd  LVII. d 'J A k, I787I788. Hoe men meer byzonderhandelde met eenige Leden van GecommitteerdeRaaden in 't Noorder Kwartier aöfj VADERLANDSCHE der Huiscieraaden, die meer dan genoegzaam by verkoop zouden hebben kunnen toereiken om • de kosten van het Proces goed te maaken , zeer aanzienlyke vaste Goederen der Ingedaagden in beilag nam, onder welken 'er, hier en daar Eigendommen waren van 40,000 tot 50,000 Guldens waarde: terwyl de Borgtogt flegts 3000 Guldens beliep. Deelde de Heer Blok, Secretaris van Gecommitteerde Raaden in Noordholland, by de verwisfeling des Staatsgetys, zo diep in het lot veeier ongelukkigen (*), het meerdertal deezer Raaden in het Noorderkwartier, van die in het Zuider - kwartier , als 't ware, het tegenbeeld uitmaakende „ daar hetzelve uit Patriotten beftondt, moest de Vervolging der Staaten en van het Hof, in eene dubbele maate, ondervinden. De Regeering van Hoorn, fel gebeeten op dit Collegie, wegens het kragtdaadig ftuiten /an het Oproer in Lentemaand (,f), hadt •eeds op den achtften van Wynmaand in iet Jaar der Omwenteling, ter Vergadering /an Holland, een voorftel gedaan, „ dat 1, hetzelve, benevens" den Minister (den „ Secretaris Blok) aangefchreeven mogt „ worden, om hun Ed. Gr. Mog. Ver, flag en Verantwoording te doen van het „ gedrag door de Meerderheid, uit kragt !} van de vernietigde Staatsrefolutie van den t laatstleden zeventienden Maart, gehou- „ den; (*) Zie hier boven bl. 96. Ct) Zie onze Vadert. Hist. XVL D. bl. 355. enz.  HISTORIE. 207 „ den; als mede opgave, rekening en ver„ antwoording van de Penningen, uitdien hoofde gebruikt; en hetzelve wyders ge„ last om de Geweeren, kort naa de be„ faamde intreede der gezegde Meerder„ heid, uit de beflootene bewaarplaats van de weldenkende en regt Vaderlands gezin„ de Burgers, met geweld, weggenomen, „ en onder haare bewaaringe gebragt, zon„ der tydsverzuim, aan Burgemeesteren te doen ter hand ftellen." Niet alleen werd die Voorflag, zo als dezelve gedaan was, daadlyk en woordlyk in een Befluit hervormd door de Staaten; doch voegden zy 'er een last by, „ om, binnen ééne „ maand, aan hun Ed. Gr. Mog. te doen „ toekomen een omftandig Rapport van „ 't geen door dezelve, en wel door ee„ nige Leden en den Minister was ver„ rigt, zo wel ten aanziene eener Defen„ fie van de Provincie te water en te land, „ met opgave van de Perfoonen, die daar „ toe gebruikt, van de Schikkingen daar „ by beraamd, van het Geichut, de Wa„ penen en de Ammunitie, daar toe uit „ de Magazynen gebruikt; van de gee,, nen, die daar uit na elders verzonden „ waren; van de Plaatzen, zo binnen als „ buiten de Provincie, werwaards derge„ lyke Verzendingen gefchied en de Per„ foonen door welken ze uitgevoerd wa„ ren; als mede om te doen behoorelyke „ en fpecifieke rekening en verantwoor„ ding der Gelden , tot de aangevoerde *9 ZUL!' LVIf. BOEK. 1787. I788.  öo8 VADERLANDSCHE LVII. boek, 1787. ?7ö8. Bedoeling hiei mede. „ zaaken befteed, met is daar toe betrek,, lyke bewyzen (*). Zodanig een Voorftel, van dus een veel meer bevattend Befluit gevolgd, laat niet duister zien hoe men ten oogm.-rke hadt, den Secretaris Blok en de meerderheid van Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier, aan Vervolging ten doel te ftellen, en het gevorderde Verflag te doen dienen tot Zelfbefchuldiging en verklikking van anderen, wier naamen en verrigtingen uit de ingediende Stukken zouden blyken. De Secretaris Blok en de Monnikendamfche Burgemeester Claus, Lid van Gecommitteerde Raaden, voldeeden aan deeze aanfchryving, terwyl de eerstgemelde zich meest gedroeg aan het Rapport der Meerderheid; ook eenige publieke Gelden, die hy onder zich gehad hadt, overgeevende. Doch toen hy weigerde eene andere aanzienlyke fom mede aftegeeven vóór dat hy te vrede gefteld was, wegens de ichadevergoeding wegens het verlies zyn er Ampten, waar van wy te hier boven aangeduidde plaats gewaagden, floeg men eenen anderen weg in om die Meerderheid, beftaande uit Claus, Kloek, Verschuuren, Wallendaal, (de Heer Koel 'er ook (*) Refol. van Roll. 20. en 22. Sept. 1787. De aanleg van het Burgerlegertje in Noordhnlland hebben wy befchreeven in onze Vaderl. Hist. XV. D. bl. 127. enz. en bl, 213. eene korte opgave gedaau van de hier gevorderde Verantwoording.  HISTORIE. 209 ook mede behoorende was overleden,) en bovenal den Secretaris Blok , ongelukkig te maaken. Ook wierd niets verzuimd om de Leden der meerderheid, zo verre te brengen, dat drie hunner, Kloek, Verschuur, en van Wallendaal , een vernederend Verzoekfchrift by Staaten van Holland indienden, waar in zy de geheele fchuld op den Secretaris Blok wierpen. De geweeze Secretaris bleef niet in gebreke om eene korte, doch fterk fpreekende, Tegenverklaaring, ter befchaaminge dier zwak vallende Heeren, te voorfchyn te brengen. De Heer Glaus „ was ook," gelyk hy fchryft, „ op allerhande wyze aangezogt tot „ het doen van dien ftap; doch onbewust „ van eenige misdaad in het beftuur van „ zaaken. aan hem toevertrouwd, en nooit „ iets anders dan het heil van 't Vaderland, „ en het geluk zyner Medeingezetenen, „ bedoeld hebbende, hadt hy en ook de „ zynen alle voorflagen van die natuur „ met eene gepaste vrymoedigheid afgej, ftaagen." Schoon de Heer Kloek van den gedaanen ftap terug tradt, bereikte men nogthans zo verre zyn oogmerk, dat de overige Leden van Gecommitteerde Raaden, een Rapport, op der Staaten aanfchryving, inleeverden, waar in hy de geheele gehoudene handelwyze der afweezige Leden , omtrent de onderwerpen in verFchJL en byzonder hunne overeenftem- XX. Deel. O ming LVII. boek. I787. 1788. Één en. ander komt toe fchuldbekent«»nis. Gevolg hier van.  aio VADERLANDSCHE LVII. BOEK. t;87. 1788. Vonnis van Kloek, Claus er Blok. ming met de Staatscommisfïe te Woerden, met die van Amflerdam, als mede die der Burgercorpfen, deedt openleggen op eene wyze, die aan de bedoelde oogmerken kon beantwoorden. Hier mede kon noch de Heer Claus, noch Blok, in allen deele zamenftemmen. Eerstyemelde gaf - des een ander verflag, waar mede de laatstgenoemde inftemde. De vervolging flaagde in zo verre in haar oogmerk dat de Heer Claus en Blok., door Gecommitteerde Raaden werden opgeroepen om in perfoon rekening en ver antwoording te doen van zodanige Landspenningen als, uit eenigen hoofde, onder hun berust hadden. Eerlang leeverde de Heer Claus des een Gefchrift in; en deedt de Heer Blok Gecommitteerde Raaden opmerken hoe zeer deeze aanfchryving ftreedt tegen het verhandelde over het ontflag van zyne Ampten, toen men beducht was hem zyne posten te doen hervatten , uit hoofde van de gevaarlyke aanflagen tegen zyn perfoon en leeven, waar aan men hem nu nutloos in perfoon waagen wilde. Niets kon baaten om hun te onttrekken aan den beraamden val. Eerlang werden Kloek , Klaus en Blok wegens hun gehouden gedrag als Leden van Gecommitteerde Raaden, ten eeuwigen dage gebannen, en laattftgemelde, op wien men het byzonder gelaaden hadt, daar en boven, by afzouderlyk vonnis van den Hove veroordeeld om de Gelden, die hy on-  HISTORIE. 211 onder zich hadt over te geeven, zonde dat hier tegen eene billyke Schavergoeding in aanmerking kwam (*). Waren Staaten van Holland, onmiddelyk naa de Omwenteling bedagt geweest om, door eene fterke Afkondiging, eene Tegenomwenteling te voorkomen (f). Wat daar op zweemde, bleef, huns oordeels, niet buiten werkzaamheid in den Lande; en fchreeven zy dit toe „ aan de doorflaande „ blyk hunner zagtmoedigheid, in de ge„ geevene Amnestie, en de behandeling „ omtrent den zodanigen, die by voorraad ,, daar van waren uitgeflooten." Zulks blykt uit eene Afkondiging, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxviii ; immers laaten zy zich daar in op deezen trant hooren. „ Wy hebben, tot onze fmarte, ondervon„ dat deeze Zagtmoedigheid, door veele „ kwalykgezinde Menfchen voor flapheid „ wordende aangezien, dezelve niet op,] houden hunne verderflyke gevoelens té „ blyven aankleeven, en het zaad van „ Tweedragt in het Land te verfpreiden; „ ja zelfs zich verftouten van openlyk „ roem te draagen, dat zy nog in dezel„ ve Gevoelens, tegen de wettige Regee- »» ring (*") De omflagtige Stukken , tot deeze zaak berrekkelyk, zyn voor handen In de Verzam. by ds Chalmot V. D; bl. I—219. XIV. D. bl. 68—70. 92—106. en XVI. D. bl. 30—94- En verzuime men niet te raadpleegen de Memorie van B- Blok Watten 1790. inzonderheid bl. 106—109. 198—229. (t) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 208. O 2 LVIL b O EK. 1787. 1788. Afkonliging tajen alles wat toe :en Te. genomwenteling aan[eidelyk«tras.  LVL BOEK. 1787. I788, 212 VADERLANDSCHE ;„ ring en Conftitutie deezes Lands, vol„ harden en hunne onkundige Medeinge„ zetenen vleijen, dat wel eens eene gun„ ftige gelegenheid zal gebooren worden om hunne verfoeilyken toeleg, tot om- keering van dezelve wettige Regeeringen „ Conftitutie, te doen gelukken, waar „ toe veelerhande ftrafbaare Gefprekken, „ Byeenkomften, en zelfs het voornee„ men van middelen van Geweld worden 3, gebruikt." Zeker ontbrak het in den Lande niet aan de zodanigen, die meer deeden dan een mompelend morren, fchoon de meesten het by een diepgevoelden fpyt lieten berusten. „ Deeze verregaande weer- „ barftigheid, konden de Staaten," gelyk zy vervolgden, ,; niet langer dulden waar „ om zy vastftelden, dat allen, die wel „ verre van zich te onderwerpen aan de Ü tegenwoordige vastgeftelde Conftitutie „ en Regeeringsvorm, in tegendeel, door „ woorden en daaden toonden een voor- neemen te hebben, om zich daar tegen te verzetten, als onwaardig om de Voor„ regten te genieten van eene Maatfchap„ py, waar van zy de gronden tragten te ondermynen, met Bannisfement of an„ derzins naar bevind van zaaken zouden worden geftraft." Hoop om eens uit Frankryk Verlosiing te zien opdaagen, bleef de onderliggende Party by, en hielden veelen die hoop niet in het harte verborgen. Van hier verboden  HISTORIE. 213 den de Staaten, in die zelfde Aankondiging, wel inzonderheid, „ het verfpreiden „ van beroerende en valfche gerugten, als „ of eenige Mogenheid, zelfs zodanige „ met welke de Staat de eer hadt in Al„ liantie en Vriendfchap. te ftaan, Desfei- nen zou hebben tot begunftiging van hunne verderflyke oogmerken. Waarom ,, zy de Uitvinders of bedrieglyke Ver3, fpreiders van zodanige gerugten, het „ zy dezelve mondeling, of by gefchrifte, „ in openbaaren druk, of ook in de pu„ blieke Nieuwspapieren, onder de goedé 3, Gemeente werden gebragt, (voor welk „ laatfte de Schryvers en Drukkers van die Nieuwspapieren zouden verantwoor,, delyk weczen,) met de ftrengfte ftraffe en zelfs met den dood dreigden." Spraak ging 'er van Burgerwapening. Niets was meer by dc toenmaalige Landsregeering geducht, waarom zy ook, in die zelfde Aankondiging, daar tegen zogten te waaken, en de zwaarfte ftraffe, ook die des doods, dreigden aan allen, „ die ,, zich verfhouten, om, buiten hunne ver3> gunning of die der wettige Regeering van „ Steden en Plaatzen, om Volk te wer„ ven tot eenige Expeditien of Onder- neemingen, tegenwoordige of toekomen„ de, of daar toe Penningen zouden op„ fchieten; als mede die zich in zodanige ,, Coipfen zouden laaten aanneemen, of, „ aangenomen zynde, daar in volhardden, ef daar voor eenig Penningen genooten Ó 3 ?> had- LVIl. BOEK, 1787. I788.  214 VADERLANDSCHE LVII. BOER. I787. I788. „ hadden." Voorts verbooden zy het houden en verzamelen van Geweer en Krygsvoorraad; met volmagt aan de Officieren der Juftitie om verdagte plaatzen te onderzoeken. — Vergaderingen van gewapende Perfoonen, buiten Lands of Stads Krygsvolk, wettige Schuttery en Bedienden der Juftitie, waar dezelve ook mogten gevonden worden, het zy in of zonder het daadlyk gebruik der Wapenen, zouden gehouden worden, ,, als beftaande 5, uit Vyanden der publieke rust, en door „ de Militie, wettige Schutteryen, of Be- dienden van de Juftitie, met geweld van „ Wapenen mogen worden tegengegaan ,, en ontwapend, zonder tegen de Hooge „ Overheid te verbeuren, indien zy, by „ zulk eene gelegenheid, eenige van de „ onwettig vergaderde en gewapende Per„ foonen kwamen te kwetzen of te doo„ den CV' Op alle zodanige gevreesde bedryven, tot eene Tegenomwenteling ftrekkende, of medewerkende, naauwlettend toe te zien, werd, met allen ernst, voorgehouden aan allen wier Post in 's Lands dienst hier waakzaamheid vorderde: en daar eigen veiligheid altoos een fterke dryfveer is, hadden zy, die thans met Ampten bekleed waren , dien fpoorflag naauwlyks noodig. De kortlings verkreegene Ampten en Waardigheden veeier Magiftraatsperfoonen, of de (*) Refol. van Holl. 3. Oct. 1788.  HISTORIE. 215 de op nieuws bevestiging in dezelve veeIer andere, Honden veeg, indien 'er eene Tegenomwenteling mogt gebooren worden : immers was, ten tyde van het uitvaardigen deezer Afkondiging een groot werk in Holland meerendeels voltrokken: een werk waar van in t voorbygaan, meermaalen gewaagd is, doch een gezetter befchryving verdient. Schoonhoven, waar men, onmiddelyk naa de Omwenteling eene Publikatie gedaan hadt, by welke alle Beiluiten, te dier Stede, 't zy by overftemming, 't zy met eenpaarigheid, tegen den Stadhouder, zints eenige Jaaren, genomen, voor van geene waarde verklaard en uit de Stads Refolutieboeken uitgedaan hadt (*), ging in dit ft.uk voor. In de eigen week der Omwentelinge deedt die Stad ter Staatsvergadering het voorftel, „ om den Stadhouder „ te volmagtigen, om de Regeeringen in „ de Steden te veranderen, op dien voet „ als zyn Vader daar toe was gemagtigd ,, geweest." Dit voorftel, op den twee en twintigften van Herfstmaand gedaan, vondt geenen onmiddelyken byval. De Afgevaardigden dier Stad hervatten deswegen, eenige dagen laater, dit voorftel, met een aanloop ten bezwaar van hunne Mederaaden en Electeuren der Stad. Immers zy droegen voor, „ dat de Heeren Joannes van „ Kf.MPEN , DlDERIK VAN HORBAG , Mr, » Jan (*) Verzam. by de Chalmot 1. \% bl. 113» O 4 LVII. boek. I787. I788. Scbocnbo' ven doet het Voorftel om den Prins ter Regeetingsverandering te volmagtigen.  2i6 VADERLANDSCHE LVlI. n o e k, 1787. 1788. „ Jan Julius Schmidtman , Justus ., johannes van oosterhout, hen„ dricus de Wekker de Groot, Jan „ Herman Wyngaard, Frederik de „ Groot en Dirk van der Aley van „ Oosterhout, alle acht Raaden in de Vroed,, fchap en Electeuren van de Stad Schoon„ hoven, als mede Jan Berkman, en Da„ niel Wilhelmus Roldanus, Elec„ teuren der gemelde Stad, van zich had9, den kunnenverkrygen, om zich, in dee,, ze hachlyke tyden, onder allerlei Prce„ texten en Voorwendzels, buiten Schoon- hoven te begeeven en te blyven, dat „ ook de Vroedfchap en Electeur Mr. ,, Dirk de Weille, hoe zeer reeds op 1, den achttienden van September als Ge- deputeerde ter Staatsvergadering terug?> geroepen, en des te Rotterdam berigt 3, gegeeven, tot op heden, in de Stad niet was verfcheenen (*)." ' Zy voegden 'er by, „ dat de weinige „ overgeblevene Regenten, daar veelen ,, hunner, tot hier toe, onder den druk ,, van eene alles overheerichende Cabaaï „ gezeten hadden, (van welken de voor„ noemde uitgeweekene Regenten verre het grootfte gedeelte uitmaakten,) dus, „ in deeze alierdrukkendfte en hachlykftè „ 00- (*) Hoe min het voorwendzels waren, dat zy uit deeze Stad bleeven, kan ten'overvloede blyken uit het geen wy van het voorgevallene te dier Stede, kort naa de Omwenteling, opgaven uit het getuigenis der Oranje toeeedaane Regenten zelve. Zies r,es XVI. D. onzer Vadert, Hist. bi. 335. enz»  HISTORIE. 217 9, oogenblikken, weder al den last van de „ kommerende en angstvolle zorgen, al-* „ leen op hunne fchouderen gelegd za- „ gen. Dat wel de overgebleeven Re- „ genten, zo veel de bemoeienisfen van allerlei aart hadden toegelaaten, geduu„ rende de afweezigheid hunner Medere„ genten, hadden genomen zodanige Re,, folutien en Maatregelen, als zy, naar 5, hun beste weetenfchap, hadden geoor„ deeld tot heil van 't Vaderland in 't al„ gemeen, en van de Stad Schoonhoven in 't byzondér, te ftrekken, dan dat het „ ten hoogften te duchten was, dat de ,, bovengemelde uitgeweeken Vroedfchap- pen en Electeuren, zo dra de Pruisfifche „ Troepen die Stad zouden hebben ver- laaten-, binnen dezelve zouden weder„ keeren, en dat dan dezelve, zich veree„ nigende met die geene van hunne ou„ de Cabaal, welke niet ten vollen van „ hunne dwaalingen mogten zyn te rug „ gekomen, men zich hier door in het „ uiterfte gevaar zou bevinden, van aan „ nieuwe Combustien, van herhaaling van „ de oude Vexatien, en Onderdrukkin,, gen, en aan eene totaale vernietiging „ van alle genomene Refolutien, en van „ de zich van langzaamerhand heritellende „ goede orde onder de Burgery blootge„ ileld te zien." Op deeze gronden ftelden zy hun Ed. Groot Mog. voor, „ om gemelde negen „ Vroedfchappen en elf Electeuren, in die 9, Qualiteiten, provifioneel te fufpendeeren, O 5 „ en LVII. BOEK. 17 ff?. 1788, '  2i8 VADERLANDSCHE LVIL BOEK r/87. 1788. „ en te interdiceeren van in de Vergade„ ringen van Vroedfchappen en Eiecteu„ ren te verfchynen, tot dat by hun Ed, „ Gr. Mog. zou zyn gedisponeerd op de, „ Propofitie, uit naam en van wegen de Stad Schoonhoven gedaan, om zyne Door„ lugtige Hoogheid tot het veranderen der „ Regeeringen in de Steden te qualificee„ ren, of, indien gemelde Propofitie, (ge„ lyk men hoopte,) tot Conclufie werdt ,, gebragt, in dat geval, tot de daadlyke „ executie van zodanige Refolutie toe te „ treeden; immers en in allen gevalle, tot zo lange, dat de gemelde uitgewee„ kene Vroedfchappen en Electeuren, aan „ hun Ed. Gr. Mog. voldoende en naar „ den aart der tegenwoordige gewigtige ,, tyden geproportioneerde redenen van hun „ af weezen buiten de Stad zouden hebben bygebragt, en dat hun Ed. Groot Mog. ,, vermids men hoopte en zich vleide, dat ,, het vertrek der Pruisfifche Troepes op ,, handen is (*), en dat in dat geval, het „ gevreesde gevaar voor de Stad oogenblik„ lyk voor de deur zou ftaan, noch ftaan- de deeze Vergadering tot de gemelde „ fufpenfie zouden befluiten." Ten naderen aandrange van dit voorftel der Opfchortinge en Magtverleening aan zy- (*) Hoe zeer deeze Schoonhovpnfcbe Regenten zich hier in vergisten en misrekenden, kan blyken by het naleezen van de daadiyke onaangenaamheden en plaageryen, welke zy van hec Pruisftjcbt Krygsvolk te verduuren hadden. Zie onze Vader!. Hi:t. ter laatst aangetoogene plaatze.  HISTORIE. aio zyne Hoogheid ter Regeeringsveranderinge, voerden zy aan, dat, door het afweezen dier Heeren, de Stad genoegzaam regeeringloos, de bediening des Regts ten eenenmaale geftremd en het beheer van 's Lands gemeene Middelen geheel buiten beftuur was; en wilden Zy, om redenen de Vroedfchap daar toe beweegende, ook den Secretaris Gerbrand van Overveld gefchort hebben. Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amflerdam en Alkmaar namen een Voorftel, van zo verre uitziende gevolgen, over (*). Dit overneemen, daar men op een onverwyld befluit aangehouden hadt, (maakte niet. En hoe zeer men zich ook een toeftemmend Befluit mogt belooven, uit hoofde van de moedloosheid der meesté Stadsregeeringen, en de vrees waar in zy gebragt waren en gehouden werden, dooi de Pruisfifche Krygsmagt aan den eenen en het Gepeupel aan den anderen kant, nam men egter eene Proeve of het doorzetten ook door het laaten hooren van de Volksftem voor Oranje te verkrygen was. Van hier een aantal Verzoekfchriften der Opgezetenen van Krimpen op de Lek, Vlist en Bonrepas, Berkenwoude, Achterbroek. Amer flol, 'j Heer Arentsberg , en Bergambagt, meest Gehuchten, of weinig algemeen be kende Dorpen in Zuidholland (f). Hoe (♦) Ferzam. ly de Chalmot II. D. bl. 6—10. (j) Refel. van Heil. 3- en 9. Oct. 1787. LVH. Boek* 1787. 1788. Poogingen oin door Requestendit te bewerken. \  LVII. BOEK. 1787. i?88. Alkmaar verzet'er zich heE langst tegen. Beloop zouden goedvinden, zich daar van te bedienen, het Lvm BOEK. 1787. I7Ü3. Hoe genoodzaakt.  LVII. boek. I787I788. 1 22a VADERLANDSCHE overtuigend in dit tydsgewrichte, nu men fcheen beflooten te hebben, niet te dulden, dat de item van eenige Stad voor eenig zweemzel van Vryheid uitkwam. Eene zo ftandvastige maar als wederhoorig befchouwde Stad zogt men vervaard te maaken , door eene bedreigde Inlegering van Pruisftsch Krygsvolk. Dat Alkmaar zwaarigheid maakte om zich aan het Staatsbefluit de Ontwapening der Burgeren betreffende, te onderwerpen, was het voorgeeven. Op eene gefchreevene Aanduiding des Hertogs van Brunswyk aan Staaten van Holland hier over ter hand gefteld, trok de Heer van Wassenaar Twickel, van hunnen wege, na Alkmaar om de Vroedfchap dier Stad tot het ltiptlyk uitvoeren van dat Befluit over te haaien, naa dat hy ten zelfden einde de Steden Leyden en Haarlem bezogt hadt. Onverwyld befloot de Vroedfchap hier toe ter afweeringe van dien gedreigden dwang; denkende hier door nog eenige meerdere vryheid, ten aanziene haarer toekomende Befluiten, te „ het effect van dezelve aanftonds zouden mogen genieten: en dat de Steden, die zouden mogen „ oordeelen de voorfz Auchorifatie in den haaren ,, onnoodig of niet dienftig te weezen, en overzulks haare toeftemming daar in, binnen acht dagen kwamen af te fchryven, met dezelve niet „ zouden worden gecharfeerd." Wagenaar Vadert. Hist. XIV. D. bl. 192. Wy brengen dit by, om te doen opmerken, hoe zulke bui-engewoone Magtverleenin?en, welverre van niet in gevolg gettokkcnte worden, de gewoone mits, by voorkomende gelegenheden, zelfs eene verbreeding Itrygen.  HISTORIE. 223 te zullen behouden; fchoon zy 'er niet toe geraaken kon, zonder het afgeeven eener 1 Verklaaring, waar toe het dreigend gevaar der Burgerye hun dwong (*). De dubbel bedoelde toeleg deezer gedreigde Bezending van Pruisftsch Krygsvolk Haagde maar half. Hier op gaf men aan de Alkmaarfche Afgevaardigden ter Dagvaart, naa eene oriderhandfche opening van hunnen nu bekomen last, wegens het Voorftel van Schoonhoven, te verftaan, dat die last, in zulker voege, ter Staatsvergaderinge ingebragt, zeer onaangenaame gevolgen naa zich zou fleepen. De Regeering, des verftendigd, en door een Brief uit naam der Staatsvergadering gefchreeven, aangemaand om haare Afgevaardigden ten allerfpoedigften met eenen toereikenden last te voorzien, bepaalde, op den negen en twintigften van Wynmaand, „ om te bly„ ven by haar voorig Befluit, met uitzon„ dering nogthans, dat, indien eenig Be,, fluit op dit pnnt, tegen haar Advys „ mogt worden genomen, de Afgevaar„ digden de Concluiie van zodanig eene „ Refolutie wel zouden moeten aanzien, „ zy daar van in plaats van de opgave der „ redenen, om welken zy tot zodanige „ Refolutie niet medegewerkt hadden, het „ regt zouden moeten bewaaren, om zo„ danige Aantekening in de Registers van ,, Hun Ed. Groot Mogenden te doen in- „ las- (*) Ferz. by de Chalmot XLVII. D. bl 44—52. LVII. IOEK. 1787. I788.  224 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. 1788. Hoe tot toeftemming bawoogen. Vol magt des Stadhouderster U.egeerings- „ lasfchen als hunne Principaalen mogterï „ goedvinden." Eene infchiklykheid ontoereikende om daar op de inwilliging van 'sPrinfen magtige Party te bekomen. Men liet ondershands de Alkmaarfche Afgevaardigden aanzeggen , dat, indien de Regeering niet volftrekt gaaf, en zonder eenig blyk van tegenkanting, in het Voorftel van Schoonhoven bewilligde, het onverwyld aanrukken van een groot aantal Pruisfen na die Stad, niet zou uitblyven. Hadt de Vroedfchap Binkhorst, op dien tyd, de Dagvaart alleen waargenomen, de Stad zou dit leed hebben moeten bezuuren; want, tegen het gevoelen van zyn Medeafgevaardigde, den Secretaris du Tour, wilde hy, ondanks dit bedreigend berigt, zynen last volgen. Du Tour reedt ylings na Alkmaar, en deedt, op den dertigften van Wynmaand, en dus daags voor den dag op welken die zaak by Holland moest worden afgedaan, 's avonds laat de Vroedfchap vergaderen. Deeze, verftendigd van het der Stad naakend onheil, beiloot dus gepraamd om de Afgevaardigden te volmagtigen, dat zy zich met het Voorftel van Schoonhoven gaaf mogten vereenigen (*). Alkmaar dus eindelyk genooddwangd ter toeftemminge , was 'er een algemeenheid tot het opmaaken van het verlangde Befluit, „ om den Stadhouder te verzoeken „ en - (*) Verzamel, by de Chalmot XLVII. D. bl. 42—44. en 54—56.  HISTORIE. 225 én te authorifeeren, om het zy in Per„ foon, het zy door één of twee Heeren, daar toe te committeeren, binnen de Steden deezer Provincie, tot voorko„ ming van alle verdere murmuratieh en onheilen, door alle meest bekwaame middelen en wegen, de gemoederen der ,, Burgeren en Ingezetenen met de Re„ genten te verheelen alle Verfchillen uit „ den weg te ruimen, mitsgaders de Rust ,, te herftellen, en, des noods, ook zodanigen Regent of Regenten van de Be3, diening hunner Magiftratuur te ontflaan en anderen in derzelver plaats te benoe3, men, als zyne Hoogheid, naat deszelfs hooge Wysheid, en tot bereiking van het voorzegde heilzaam oogmerk, noo„ dig en dienftig zou oordeelen: met dien „ verftande nogthans, dat het geen voorfz. „ was alleen zou gefchieden voor deeze rei„ ze, en zulks zonder eenige prejudicie ,, of confequentie voor het vervolg, en 9, mede onverminderd, en zonder eenig „ nadeel voor het toekomende, ten aan„ zien van de Privilegiën, Vry- en Ge,, regtigheden de Steden toekomende; en ,, dat vooifz. Regenten, daar door geen,, zins zouden worden gekwetst of bena,, deeld in hun goeden Naam en Faam. — ,, Als mede dat zyne Hoogheid zou wor-> „ den verzogt, den Regent of Regenten, „ die van derzelver dienst of dienften zou-* „ den mogen worden ontflaagen, mitsga„ ders hunne Familien en Goederen, té neemen in zyn Hoogheids byzondere XX. Deel. P ., Pro- LVir. BOEK. 1787. 1788. verandering verleend.  326 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I787. I7&8. Voorflag van Hoorn omtrent de Regeeringen ten Plattenlande. „ Protectie eiv Sauvegarde, met verbod, ,, op verbeurte van Lyf en Goed, om die „ Regenten, hunne Familien of Goede„ ren, of eenig gedeelte daar van, eenig„ zins te molesteeren, te befchadigen of te „ incommodeeren. Dat wyders zyne „ Hoogheid in het algemeen wierd geauc- torifeerd om in de Steden, zo ten aan,, ziene van Regenten, als van Burgers en „ Ingezetenen, zodanige verdere Orders te „ ftellen, als zyne Hoogheid, tot de mees„ te rust en dienst van den Lande in 't „ algemeen, en van de voorfz. Steden in ,, 't byzonder, zou oordeelen te behoo- „ ren (*_)." De Steden Schiedam en Schoonhoven, die naa deeze algemeene Magtverleening niet fcheenen te kunnen wagten, waren reeds den negenden van Wynmaand, op dezelfde wyze bediend geworden (f). Schoonhoven in Zuid- en Hoorn in Noordkalland waren de Steden, die gezegd mogten worden den voorrang aan te neemen, om Staats- Stads- en Landsverfchikkingen, te doen plaats grypen. Sterk waren 'er de werkzaamheden der Patriotten geweest, en daar aan geëvenredigd, zag men de wederwerkingen der Prinsgezinden. De Volmagt den Stadhouder tot Regeeringsverandering in de Steden opgedraagen, was naauwlyks daar, of Hoorn kwam, den zesden van Slachtmaand, met een Voorflag ter Staatsvergaderinge, om voorzieninge te doen (*) Vérzam. by de Chalmot II. D. bl. 195. (t) Verzam. by de Chalmot II. D. bi. aa»  HISTORIE. 22? doen omtrent de Regeeringen ten Plattenlande, en ook daar, voor altyd, van der-i zeiver Bedieningen te laaten zyn vervallen die Leden der Regeeringe en Schutteryen welke als Officieren of Onderofficieren en Gemeenen tot eenig Exercitie Genootfchap, al was het als Leden van Eer, hadden behoord, ook die, welke ter verdeediging van eenige Steden of Plaatzen waren uitgetrokken, of die als Hoofden of Aanvoerders van Gezelfchappen, of van het tekenen van Dankadresfen of andere dergelyke haatlyke Gefchriften gehandeld, of als Geconftitueerden eenigen Regent of Regenten gercmoveerd hadden. Met bepaaling, dat zodanige Leden van de Burgerfocieteiten, welke zich, in een en ander opzigt niet als Hoofden of Aanvoerders hadden gedraagen, in derzelver Posten en Bedieningen zouden kunnen worden behouden, mits zy plegtig deeden en met hunne handtekening bekragtigden, deeze vernederende Verklaaring. ., Ik „ ondergetekende verklaare by deezen, dat „ ik, door onbezonne drift en verkeerde „ uitboezemingen, my heb laaten vervoe„ ren, tot het bywoonen van Vergade„ ringen of Gezelfchappen, waar in men, ,, zonder daar toe wettiglyk geroepen te „ zyn, zich met de Directie van 'sLands „ zaaken heeft getragt te bemoeijen, en „ dat, voor zo verre ik daar aan eenig „ deel genomen, of door myne Onderte„ kening als anderzins medegewerkt heb „ tot het prefenteeren van eenige RequesP i „ ten LVir. I OEK. 1787.' 1788.  a*3 VADERLANDSCHE LVil. BOEK. 1787. I788. „ ten, zogenaamde Dankadresfen, of ail„ dere Stukken, waar in hoonende en on„ betaamelyke uitdrukkingen, of lasterty„ ke, onwaaragige en onregtvaardige aarr,, tygingen, ten laste van zyne Doorlugtige Hoogheid, Prins Willem den V, Erffladhouder, Capitein en Admiraal Generaal der Zeven Vereenigde Nederlan„ den, zyn vervat, dit my van harte leed „ doet, dat ik, overzulks, zyne Hoog„*heid vergiffenis daar over verzoeke, en „ deeze gelegenheid, welke my daar toe ,, zo gratieuslyk wordt aangeboden, met „ dankzegging omhelze. —— Weshalven „ ik plegtig beloove, voortaan, in alle „ opzigten, aan hoogstgedagte zyne Hoog„ heid. en het Vorstlyk Huis van Oranje „ en Nas/au, dien eerbied en gehoorzaamheid te betoonen en te bewyzen, wel„ ke ieder goed en getrouw Ingezeten van „ den Lande, aan een Vorst, wien door „ de Heeren Staaten van Holland en „ Westfrietland, (den eenigen Souverain „ van deeze Provincie,) de voorgemelde „ hooge Waardigheden erflyk zyn opge„ draagen, aan Hoogstdeszelfs Huis ver- „ fchuldigd is. Dat ik afzie van „ alle voorgaande Zamenfpanningen, en ,, beloove nimmer wederom, met wien „ zulks ook zou mogen zyn, te zullen me„ dewerken, of, in eenigerhande manieren, „ de hand te leenen tot iets, dat tot hoon „ of nadeel van voornoemde zyne Hoog„ heid, deszelfs Doorlugtig Huis, of van „ de daar aan opgedraagen Erflyke Reg- „ ten  HISTORIE. 229 ,» ten direct of indirect zou kunnen flrek„ ken (*).'* De Afgevaardigden van Schoonhoven bragten, den zestienden van Slachtmaand, ter Staatsvergadering in overweeging, dat, in bet genomen Staatsbefluit der Regeeringsverandering aan zyne Hoogheid opgedraagen, veelligt eenige duisterheid zou kunnen weezen in de uitdrukking, „ van de verdere refpective Steden deezer Pro„ vincie," dat het in twyfel zou kunnen worden getrokken, of door die uitdrukking zouden moeten worden verftaan alle de Steden in Holland, zonder onderfcheid, Stem in Staat hebbende of niet, dan we] alleen de ftemmende Steden. Het fcheer hun toe, dat in alle Steden de buitenge woon beflootene voorziening even noodzaaklyk was, en oordeelden zy het raadzaam, om, by een nader Staatsbefluit, dit bedryf ook uit te ftrekken tot alle St& den in Holland, zonder onderfcheid. Een ander voorftel dier Stad, ten zelfden dage uitgebragt, diende om zyne Hoogheid te volmagtigen, om alle zodanige Leden in beide de Hoven der Juftitie, en alle andere Perfoonen daar aan verbonden, van hunne Posten te ontflaan, voor zc verre zy, door het tekenen van eenige Verzoekfchriften of Verklaaringen, ten onderwerp hebbende eenige Verandering, Vermindering of O-mkeering van de wettige en erkende Conftitutie, of door het be- (*) Vevzmn, by de Chalmot II. D. bl.'227, IJ 3 LVIt. BOEK. 1787. I788. Van Schoonhoven , ten opzigte van de Steden geen ftem in Staat hebbende. Als meJe van de Leden de* beide Hoven van Juftitie.  S30 VADERLANDSCHE LVII. DOEK. I787. 1788. Bedoelingendeezer Voorftel len. Op de zelve vit geen Be fluit. (*) VMz. by de Chalmot II. D. bl. 202—205. behooren tot eenige Genootfchappen van Wapenen of Sociëteiten of Byeenkomften, hadden doen blyken aan de als nu zo gelukkig her (lelde Conftitutie niet te zyn toegedaan ; om deeze Posten vervolgens, naar orde en gebruik van den Lande, door bekwaame en welgeintentioneerde Perfoonen te vervullen (*). Het Voorftel van Hoorn, en de beide Voordragten van Schoonhoven, hadden baar, blyklyk een en dezelde ftrekking. Niet genoeg rekenden zy het de Regenten, die invloed hadden op de Beftuiten ter hooge Staatsvergaderinge van den by hun alleen echt gekeurden ftempel te hebben, maar zy wilden ook de Leden der Hoogere Juftitie, en alle andere Amptenaaren, die eenig Bewind of Beftuur hadden, het zy in de geen ftem hebbende Steden, het zy ten Plattenlande, des ontzetten, om derzelver plaatzen aan te vullen met voorwerpen van de by hun geliefde foort: dit oordeelden zy zou Hevigheid geeven aan het gezag des Stadhouders, en diens Aanhangelingen in hunne posten verzekeren. Van alle deeze Voordellen, naar gewoonte, in overvveeging genomen, kwain 'niets, 't Zy dezelve te onbekookt, of niet met genoegzaame voorkennis van de Hoofden der Partye gevormd waren; of aan dezelve, by nader inzien, te bezwaar lyk,of geheel onuitvoerlyk, voorkwamen. Wat    HISTORIE. 231 Wat hier van zy, men vergenoegde zich met de Regeeringsverandering in de ftemhebbende Hollandfcke Steden, by welke toch de klem der Regeeringe berust, en die voorzien van Regenten den Stadhouder toegedaan, aan alles, naar wil en welgevallen, de wet kunnen voorfchryven. — Het is de volvoering van het Befluit tot deeze Regeeringsomwenteling, welke wy, naa de mislukking van de wydftrekkender plans, in 't voorbygaan vermeld te hebben, nu breeder moeten befchryven. De Stadhouder, die door veele dringende bezigheden bezet, zich na de Steden ter beftemde Regeeringsverandering niet kon begeeven, droeg dit werk op aan twee Heeren Commisfarisfen: Jonkheer Willem Gustaap Frederik Graave van Bentinck, Heer van PJioon en Pendrecht, befchreeven in de Orde van de Ridderfchap en Edelen van Holland en Westfriesland, Bailluw en Schout van 'sGrayenhaage en 'Hoog-Heemraad van Rhynland; en -Mr. Dirk Merens Raad in den Hove van Holland, Zeeland en Friesland. Genoeg, te over genoeg, is de eerstgemelde Heer ons bekend uit de voorige Deelen onzer Vaderlandfche Historie; daai wy hem zo vaak ter Staatsvergaderinge van Holland, en voor zich zeiven, en al; Woordvoerder der Ridderfchap, hoorden: en inzonderheid befchouwden als den groo ten Stichter der Oranje Sociëteiten in Holland, en deelende in veele der daar aan P 4 ge LVII. boe K. I787. I788. Aan wel- ke Heeren de Prins de Magiflraatsverandering opdroeg. BentincksCharacter.  LVII. BOEK, 1787. I788. 1 i f VADERLANDSCHE gerigte Oproerige beweegingen Hy was, op dat wy dit, ten naderen kenfchets, hier vermelden, niet alleen verre van alle de Leden der Ridderfchap de jongde, flegts drie of vier en twintig jaaren bereikt hebbende; maar ook op één naa het jongde Lid in rang. Indien men den overleden Ridder van der-Does, Heer van heide de Katwyken uitzondert, hadden de de overige Leden der'Ridderfchappe, niet tegenftaande hunne believing voor den Stadhouder, ftaande de oneenigheden, zich van BentincK' onderfcheiden door meer befchaafdheids en voeglyker gedrag. Behalven zyne voldrekte vooringenomenheid ïn haat, tegen alles wat Patriot was, en geneigdheid tot alles wat Oranjegezind mogt lieeten (f), welke hem ongefchikt maak:en om op eenige, flegts eenigzins onzyhge wyze, de bezwaaren, de verzoeken Ier beide verfchillende Partyen vanBurreren te hooren, en naar billykheid, utfpraak te doen, of op eene eenigzins waardige wyze aan de agtbaarheid van zulk :ene Bezending te beantwoorden, was hy te (*) Onnoodig is het de veelvuldige plaatzen, vaar hy voorkomt, aan te wyzen. Zie alleen, ten jpzigte van dit laatfte bedryf, onze Vadert. Hist. CVI. D. bl. 73 enz. (j) Veelvuldige (taaien hier van, vóór en naa le Omwenteling, zyn voorhanden in de Uittrekiels van eene menigte zyner Brieven, geplaatst igter 'R. L. Bouwens Verantwoording aan zyne ".omniittenten bL-555 enz.  HISTORIE. 233 te driftig van Character, om door bedaardheid, beleid, en oordeel, het gebrek aan ondervinding en menfchenkennis aan te vullen. Deeze Jongeling vondt zich geplaatst aan het hoofd eener Commisile, van welke het lot veeier deftige en agtenswaardige Mannen niet alleen, maar ook het toekomend Beftuur der Steden en des Gewests voornaamlyk afhing. Het aanbelang deezer zaake, hem deels toevertrouwd , maakte geen verandering in Bentincks voorkomen en gedrag: doorgaans gaf hy, zelfs door zyne uiterlyke vertooning, en door een llordig gewaad, welks noodige welvoeglykheid, in plegtige omftandigheden, van zo veel invloeds is op het Volk, een doorflaand blyk van de agtloosheid, zo niet de minagting, waar mede hy dit gewigtig werk verrigtte. Zelfs gaat hem naa, dat hy zich niet ontzag om in de Steden, waar hy zich ophieldt, te verfchynen in die zelfde Oranje Sociëteiten, waar hy voorheen meermaal zich had laten vinden. Bentincks Amptgenoot, Merens ftak in jaaren, kunde en ondervinding, verre boven hem uit. Te meermaalen hebben wy dien Man aangetroffen, en.in zodanig een licht, dat hy, dezelfde gebleeven zynde, geen ongefchikt Perfoon tot dit thans beflootene bedryf zou geweest hebben. Hy immers was de Man, op dat wy deeze gevallen , op zyn. tyd breeder befchreeven, aanftippen, die vóór het uitbarsten der P 5 Staats- LVII. B OEK. I/87. I788» Character van Merens»  234 VADERLANDSCHE LVII. boek 1787. I788. Staatsverfchillen, de Regten der Burgerlyke Regeering, en Hooge Juftitie, in aanfpraaken en vertoogen, tegen de Stadhouderlyke inkruipzels zo manlyk verdeedigd hadt; die, als Commisfaris van het Hof, tot onderzoek der zo veel gerugtsmaakende Haagfche Vrolykheid, in 't laatst van den Jaare mdcclxxxii, zo fterk geyverd hadt, dat niets zyner opmerking ontfnapte; die tot het onderzoek der hooggaande Rotterdamfche Oproerigheden, in den Jaare mcdclxxxvi, zou benoemd geweest hebben, indien hy 'er, onder de hand, niet voor bedankt, en den Raadsheer Molleb.us,als een Man,op wiens eerlykheid men kon rekenen, daar toe aangepreezen hadt; die, in voorige jaaren, niet zelden zamenkomften van Vaderlandsgezinden bywoonde. — Vreemd komt het in, dat zulk een Man, in hooggeklomme jaaren, een-last aanvaardde, van welke hy te vooren den grootften afkeer zou betoond hebben. Dan niets wisfelbaarder dan de Mensch, niets wisfelbaarder bovenal dan een Staatsman. Verandering van tyden, doet Vrienden in Vyanden veranderen, en vervreemding van Volksgunst, haat tegen 't zelve opvatten; en fchynt men het hier in te moeten zoeken , dat Merens een post aanvaardde, die anders voor hem niet berekend fcheen, en die, gelyk men te recht heeft aangemerkt, hem, wanneer hy zommige Regeeringsleden onder 't oog kreeg, menigmaalen over zyne daaden heeft moeten doen bloozen. Bei-  HISTORIE. 235 Beide Benttnck en Merens ftonden, zo men wil, ten aanziene van de volvoering deezes lasts, onder den invloed der Prinfesfe, wier maatregelen zy volgden, en wel zo verre, dat de Stadhouder zich nu en dan, zo als men verhaalt, zou beklaagd hebben, dat men de Afzetting der Regenten te fterk dreef; waar op zyne Egtgenoote gezegd hadt, „dat 'erniemand „ moest gefpaard worden !" Wat van deeze byzonderheid weezen moge, vast gaat het, dat die beide Gelastigden zich allereenzydigst gedroegen, en geenzins voldeeden aan het Staatsbefluit , „ om door alle meest bekwaame „ middelen en wegen, te tragten de ge,, moederen te verheelen, alle verfchillen „ uit den weg te ruimen, en de rust te „ herftellen." Volgens 't zelve waren zy verpligt, om de voornaamften van beide de Partyen in den Lande te hooren, door minzaame en ernftige tusfchenfpraak de verdeelde gemoederen tot een te brengen; dan zy hoorden, met voorbygang der anderen , flegts de zodanigen, die Oranje waren toegedaan. Men zegge niet, dat dit de fchuld was der Patriottisch denkende Regenten, die zich niet tot hun wilden vervoegen, uitgezonderd hier en daar eenigen, die, by avond en ontyden, en door achterdeuren, ffceelswyze, tot hun kwamen, om, waar 't mogelyk, een zoen te treffen, en in hunne Waardigheden te verblyven. • Men zegge niet, dat Burgers, de Patriot- ti- LVII. BOE*. 1787. 1788. Door «'elk een invloed beftuurd. Houden zich niet aan den last; maar gaan dien te buiten. Aanmerking hier over.  S36 VADERLANDSCHE LVii. BOEK. 1787. I788. Hoe handelen in de Af zetting. tifche zyde omhelzende, by deeze Com* misfie niet verfcheenen, om hunne zaak; voor te draagen. Men zegge niet, dat, langs die wegen, dewyl tog de Omwenteling daar was, door Regenten en Burgers alles zou aangewend wezen om de Commislie,ten minst mogelyke nadeele van der Steden welzyn, te doen uitvallen. Het was de post dier Gevolmagtigden geweest, de Leden der Stadsregeeringen te gader te hooren, of hun te verzoeken, om eenigen hunner te benoemen, ten einde met hun te fpreeken, en de ingebragte belangen der Burgeren met de hunne te vergelykem Met één woord; zy moesten ernltig, bedaard, en onzydig hooren en wederhooren zo Regenten als Burgers van beiderlei denkwyze; tegen' de bezwaaren omtrent zommige Regenten hunne begaafdheden en verdienden aanvoeren; tegen die omtrent het Beduur, zo zy ongegrond waren, redenen tot berusting in 't zelve bybrengen, en ten aanziene van de gegronde, herdel belooven en uitwerken. Van djt alles zag men het tegendeel gebeuren. Immers doorgaands waren zy éénmaal voor zeer weinige dagen, of éénen enkelen dag, in deeze of geene Stad verfcheenen, om den fchyn van het hooren eeniger lieden te geeven, of zy kwamen 'er niet weder, dan om de zaak af te doen, niet overeenkomdig met het gedaan onderzoek; maar op onderrigtingen van elders opgedaan én niet van de zuiverde munte: en j of deeze niet genoeg waren, vorderden  HISTORIE. 237 gy van verfcheide Vroedfchappen affthriften van zodanige Stadspapieren, als iets tegen 'sStadhouders gedrag behelsden, of wilden de Registers der Befluiten zelve onderzoeken, om nader op te geeven, van welke ftukken zy daarenboven affchriften eifchen zouden. Het ontzetten uit de Regeering was, by de Magtverleening, door de Staaten, als een zaak van den uiterften nood befchouwd; deeze gewaagde met zeer veel onderfcheidings van Regent of Regenten; aanduidende de mogelykheid, dat het met de afzetting van één Regent foms zou kunnen volftaan. In ftede van zich aan die beperking te houden, en te werk te gaan, gelyk by voorige Staatsomwentelingen van dien aart in den Lande gebeurd was, vermenigvuldigden zy de Slachtoffers, zo veel mogelyk: ja zich niet aan den letter van de Volmagt gedraagende, om alleen Regenten uit hunne posten te zetten, ftrekten zy hun gezag uit om 'er ook Penfionarisfen en Secretarisfen onder te betrekken. In plaats van zich, gelyk by voormaalige dusdanige veranderingen in den Lande gefchied was, te binden aan de verpligting om, voor de van hun Magiftraatsampt ontzetten, anderen te kiezen , die, volgens de Stads Privilegiën, de vereischte Poorterjaaren, Ouderdom, en andere hoedanigheden hadden, bekreunden zy zich nergens aan het gemis van een of ander vereischte, en vatten dus de voorbehouding van de Stedelyke Regten voor het vervolg, niet tegenftaande deeze afwy- kinff Lvir. iOEKs 1787. I788.  c38 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. Ï787. 1788 Hoe ia de Bekendmaaking. king van dezelve, niet in dier voege op, gelyk altoos, in dergelyke gevallen, gefchied was, dat de Stadhouder alleen Regt bekwam, om, voor die keer, oude Regenten, op eene buitengewoone wyze afen nieuwe aan te ftellen, maar ftrekten hunne magt niet zelden uit tot het in bewind brengen van geheel onbevoegde Perfoonen. Ondanks dit alles, en dat men niet kiesch viel in de keuze van nieuwe Regeeringsleden, was het afzetten zo veelvuldig, dat, ook in aanzienlyke Steden, verfcheide Vroedfchapsplaatzen openbleeven. Nooit fterker, dan te dezer gelegenheid, bleek het, hoe weinig waarheids ftak in het dikwyls herhaalde voorgeeven van Willem den V, „ dat hy het „ grootfte en beste gedeelte der Natie voor „ zich hadt!" De wyze ook, welke Bentftck en Merens doorgaands hielden in de Afzetting en de bekendmaaking daar van, verfchilde veel van die een Maurits , een Willem de III. en een Will&m de IV. gehouden handen, om de Vroedfchappen ten Stadhuize te doen vergaderen, en daar het Befluit te melden, in ftede hier van deeden zy flegts een van hunne gedrukte Publicatien aan de Huizen der verlaatene Regenten afgeeven, of ontboden deezen, ter nog dieper vernedering, in hun Logement, en gaven 'er, naa eenigen tyd wagtens, op eene zonderlinge wyze, des kennis: terwyl zy de aanblyvende of nieuwlings aankomende Regenten op het Raadhuis dee■5» den  HISTORIE. fi39 den verfchynen, waar zy dan het werk der Aanftellinge volvoerden. In de daad, indien het doel deezer Volmagt ter Amptsverkatinge ware, gelyk de Staaten zulks uitdrukken, „ om daadlyk de „ gemoederen der Ingezetenen te verhee„ len," hadt men zorg behooren te draagen, dat de Burgeryen in eenige Steden, niet aan den eenen kant volftrekt, en met éénen ilag, beroofd wierden van hunne beste en meest geliefde Regenten, en dat, aan den anderen kant, door een geheele wegruiming van alle Patriottifche Regenten, de hoop van daar tegen ingenomen Burgeren en van het oproerig Gemeen, op ftrafloos voortduurende ongeregeldheden, niet geftyfd wierd. Een tegenovergefielde handel wyze, door de Gevolmagtigdeu gehouden, kon niet misfen eenen onverwinnelyken afkeer by de Patriottifche Burgeren te baaren, zo tegen de aangebleevene als tegen de nieuw aangeftelde Regeeringsleden. Even min kon uitblyven eene volftrekte overhelling van alle de voordeden, die de Burgery van de Regeering wagten kan, alleen na de zyde der thans bovendryvende Partye, waar van de dagelykfche ondervinding, den afkeer ftyfde en in een gezetten wrok veranderde. Hier by kwam, dat onmogelyk het voorbeeld der in het bewind gebleevene of nieuwlings daar in geftelde Regenten, in andere betrekkingen, de Oranjegezinden in die Steden kon aanzetten, tot verzoening, tot het bewaaren van de goede orde en LVI li BOEK. I7R7. 1788. Aanmerking deswegen.  a6o VADERLANDSCHE Lvir. BOEK. J7X7. 1788. Algemeene Berouwverklaaringvastgefteld. en het bezorgen der openbaare veiligheid* Hoogst gewigtige belangen tot Welker bevordering het laaten aanblyven van oude beminde, fchoon anders denkende Regeeringsleden, by voorgaande Staatsomwentelingen, niet weing hadt toegebragt. Alle deeze byzonderheden hebben wy hier flegts in 't algemeen aangevoerd. Wanneer wy ter gezetter befchouwing van het voorgevallene in die Steden komen, zullen daadzaaken fpreeken. Gewaagden wy hier boven van eene bedoelde door Hoorn voorgeftelde, maar niet doorgegaane Verklaaring voor alle die Leden der Burgerfocieteiten ten Plattenlande geweest waren eene andere algemeener en nog fterker kwam eerlang ter baane: zy was van deezen inhoud. „ Ik on„ dergetekende verklaar van alle zamen„ fpanningen, hoon en laster tegen zyne ,, Hoogheid (f), voor zo verre ik daar „ aan met woorden of daaden, deel ge„ had heb, berouw te hebben, en over,, zulks zyne Hoogheid om Vergiffenis te „ verzoeken, terwyl ik de gelegenheid „ my daar toe gracieuslyk aangeboden, „ met dankzegging aan Hooggemelde Vorst „ omhelze. Weshalven ik plegtig be- „ loove voortaan in alle opzigten aan den- „ zel- (*) Zie hier boven bl. 226". Ct) Hier volgen in 't breede alle Tytels, die wy niet noodig agten uit te ichryven; alleen vermeldende, dat deeze doorgaands zeer weidsch ia alle Stukken van deezen aart praalden.  HISTORIE. ü6t 5, zeiven, en het Vorstlyk Huis van Oranje „ en Nas/au, dien Eerbied en die Gehoor- zaamheid te zullen bewyzen, welke ie.der goed en getrouw Ingezeten des ,, Lands aan een Vorst, wien door de ,, Staaten van Holland,, den eenigen Sou,, verain der Provincie, de Hooge Waar,, digheden eiflyk opgedraagen zyn, eh „ aan deszelfs Huis verfchuldigd is. dat 3, ik afiie van alle voorgaande Zamenfpan- ningen, en beloove nimmer wederom te 3, zullen zamenfpanneii. met wien zulks ook zou mogen zyn; of in ëenigerhan,, de manieren de hand te leenen tot iets, „ dat tot hoon of nadeel van zyne Hoog,, heid en van deszelfs Huis, of van de daar aan erflyk . opgedraagene Regten, «,, direct of indirect zou flrekken (*)." — Hoe veel gelykheids 'er tusfchen dit ftuk en het boven aangeduidde, ook zelfs in bewoordingen, zyn moge, zal men by de vergelyking der uitdrukkingen bevinden , dat in ft laatfte alles meer reclltflreeks op den Stadhouder, en diens Huis, wordt t'huis gebragt. Het by Holland en andere Gewesten bepaalde omtrent den Eed der Regenten, waar van wy reeds gewaagden (f), was, hoe veel ook, hun, die thans de klem der Regeeringe in handen hadden, niét genoeg. Op voordragt van Enkhuhen, want elke Stad bragt haar aandeel toe om de (*) Verz. by de Chalmot XXI. LVbl. 207—210, Zie hier boven bl. 43. enz, XX. Deel. Q LVIL BOEK, 1787. Voorflag tot een algemeene Eedzweeringop de • Conftitutie.  *6ï VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. I788. de banden der nu bovendryvende Partye vast te leggen, ging men verder. Die voorflag hieldt in, „ dat het te duchten „ was, dat de goede Ingezetenen, befmet ,, met valfche en dwaalende denkbeelden, „ aangaande de Grondwettige Conftitutie van de zo wel ingerichte en gezegende ,, Regeeringsvorm, wyders vatbaar zouden „ kunnen worden voor verleidingen, die ,, zo noodlottig by veelen in de laatfte ,, jaaren hadden plaats gevonden. Dat, „ om op de kortfte en eenvoudigfte wyze „ hier aan te gemoet te komen, goedge„ vonden was aan hun Ed. Gr. Mogenden „ voor te ftellen, om door alle Schutte- ryen in de Steden en ten Plattenlande, „ mitsgaders door alle Amptenaars te laa- ten doen zekeren Eed." Te vreemd om niet te melden, en te bedrieglyk by den eerften opflag, om eenige toelichting te behoeven, is de drangreden, door die van Enkhuizen aangevoerd om dit hun Voorftel kragt by te zetten: zy hadden goedgevonden dit voor te draagen, ,, aangezien ieder Ingezeten, zonder on„ derfcheid belang hadt by deeze Provin„ ciaale Conftitutie: dewyl voor den ge,, ringften Burger, wanneer hydoor vlyt, „ goed gedrag, of andere gunftige toeval„ ligheden, zyne zaaken in dien ftand ge„ bragt hadt, dat aan hem geene Privi,, legien of Octroyen tegen waren, niet ,, was uitgeflooten de magt en gelegen„ heid om tot de eerfte Posten van Bur„ gerregeering en Eerampten te geraaken, „ en  HISTORIE. üt53 ,, en men, in dien zin de Regeering dee- zer Provincie als een zweem van Volks „ invloed voor ieder individu bevattende, „ befchouwen kon Niet vrugtloos was deeze Voorflag; immers zy werd eerlang gevolgd van dit Staatsbefluit, ,, dat voortaan allerlei Amp„ tenaaren, zo Politieke als Burgerlyke, „ en Kerklyke, mitsgaders Dekens en Le- den der Gilden, als mede de Schutte„ ryen, en die geen die vervolgens tot „ Burgers in de Steden zouden worden ,, toegelaaten, zouden moeten doen den 5, volgenden Eed — Wy belooven en zwee,, ren gehouw en getrouw te zullen zyn aan „ de Conftitutie en Regeeringsvorm van den „ Lande van Holland en Westfriesland, „ beflaande in de hoogfle en Souveraine Over„ heid van hun Ed. Gr. Mog de Staaten van dezelfde Landen, met den Erfftad„ houder, Gouverneur, Capitein en Admi,, raai Generaal, erflyk in het Doorlugtig „ Huis van Oranje- zodanig als hetzelve in „ hun Ed. Groot Mogenden Befluiten van 5, mdccxlvii is opgedraagen, en by den te„ genwoordigen Erfftadhouder in mdcclxxxi „ aanvaard is (t> Aan dusdanig een Eed verbondt men het behoud van alle Ampten, Bedieningen en Kostwinningen, die niet alleen geene (*) Refol. van Hall. 25. Oct. 1787. (f) Refol. van Heil. 15. Feb. 1788. Venam. ly de Chalmot II. D. bl. 155—157. en IV. D. bl. 303—307. O 1 LVII. boek. 1787. 1788. Voorschriftyan dien Eed. Algemeenheidiler Afyorderinge.  a64 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. 1788. Uitwerking deezer Eedvorderinge. ne betrekking altoos hadden op de Regeeringsvorm, of het openbaar Beftuur; maar liet dezelve afdaalend werken tot' op de geringfte foort van Neeringen, en Bedieningen, zo dat Zakken- en Turfdraagers, Appelkruiers, Klappermannen, Asch- Vulnis- en Baggerlieden, tot zelfs Naaivrouwen , Visch- en Groenwyven, daar toe gehouden waren; ja in zekere niet onaanzienlyke Stad werden de Schuurfters der Kerkkroonen van dien arbeid afgeroepen om du,s eene Eedverklaaring af te leggen. Hoe veel 'er, in menigerlei opzigten, met grond aan te merken viel op deeze Eedvordering, zo in den oorfprong, aanleg, als volvoering, deedt men 'er, ineen tyd als deeze, wanneer het fpreeken gevaarlyk was,' meestal het Zwygen toe, De gevolgen van deeze Eedvordering liepen egter ten fterkften in 't ooge. Geen gering gedeelte van Hollands Ingezetenen, die in gemoede deezen Eed niet konden afleggen, werd of van Zyn beftaan .en het Land van de dienften dier ftandvastigen beroofd; of zy werden genoodzaakt om inwendige gevoelens over het Staatsbeftuur, nog onlangs zo ruiterlyk geuit, af te zweeren; en zich fchuldig te maaken aan Meineed, of althans aan het veragten van den Eed, door het maaken van uitzonderingen, door 'er uitleggingen aan te geeven, die iynrecht ftreeden met het oogmerk der Eedvorderaaren. Hoe veelen ftelden den Eed ligt en los, dien men iemand op leevensgevaar, of onder het aangrimmen van ny-  HISTORIE. 265 Trypend gebrek, en raadloos maakende armoede afperfte; terwyl anderen en de gemoedelykften, die zich in dit onaangenaam geval bevonden, dien Eed met zugten, t-raanen, en heimlyk zelfverwyt deeden. Het afpersfen van deezen Eed ging de Afzetting der Regenten, van welken wy gefprooken hebben, voor, en vermeerderde de haatlykheid deezes bedryfs (*). Meestal deedt men 'er het zwygen toe tekenden wy zo even, met voordagt, aan: want dit zwygen lydt uitzondering, en kunnen wy niet onopgemerkt voorbygaan, de Tegenverklaring der Regeering van Gouda, fchoon in andere opzigten der bovendryvende Partye toegedaan. De voor- naam- (*) Naar waarheid en treffend is de aanmerking van den Eerw. W. A. Ockerse in zyn Ontwerp eener algemeene Charac'erkunde, te Amft. by Alï-artIu, St. bl. 77. ,, Een der treurigfte en zekerfte bewyzen voor het verval van Nationaale „ deugd en ze.!elykheid is, myns bedunkens, het „ ftaatkundig fpel, dat men, zedert ettelyke Jaaren, begonnen heeft met de Burgerlyke Eeden ,, in ons Vaderland te dry ven. . Ik doe geen uitfpraak voor of tegen het Politiek gebruik van dat Godsdienftig hulpmiddel; doch ik man niet verzwygen, dat de eerbied voor den Eed altoos „ de Thermometer is geweest van de zelelyke „ braafheid van Rege.ringen en Maatfchappyen, „ eu c'at, wanneer in een Land de Eed ,n ze*r ver„ menigvuldigd, en alle burgerlyke inrigtingen aan „ derzelver bedwang onderworpen worden, de „ eerbied voor God en Godsdienst weldra geheel „ v rlooren gaat, het bedrieglyk zweeren en eedf, breeken eene beuzeling, een ftaatkundi? point ,, (Phonneur wordt, en de Natie met reuzen fchree» den nadert aan haarein volmaakten ondergang," Q 3 LVII, BOB K.' > 1787. I788. Aanmerkingenier Re- feering vzn Gouia op dienEed.  z66 VADERLANDSCHE LVIIi boek. I787. 1788. naamfte trekken deezes langen Vertoogs, en die in menigte, zullen wy verkort opgeeven. Zy merkten op, dat zy zeer getroffen gevveest waren wegens de overhaaste wyze op welke de overige Staatsleden, dit ftuk niet alleen finaal, maar zonder refumptie, beflooten hadden , zonder eenigzins agt te flaan op het aanhouden van Gouda, ten einde dit weezenlyk ftuk, de „ Conftitutie van den Lande raakende, al„ voorens mogt Commisforiaal gemaakt en door een Staatscommisfie onderzogt ,, worden." Met betrekking tot de form en manier, welke aanleiding gegeeven hadt tot het Verflag, waar op het Befluit gegrond was, moesten zy aanmerken, dat Prefïdent en Raaden van het Hof, op voorftel van Rotterdam gelast tot onderzoek van verfcheide ingediende Stukken de voorige bedryven der Patriotten betreffende, aanmerking gemaakt hadden op de bekende Acte van Verbintenis van Augustus mdcclxxxvii ; dat naa een Befluit om dat gedeelte van 's Hofs Brief te onderzoeken, een Verflag was uitgebragt, waar van het eerfte gedeelte in zich bevatte „ de opga„ ve van eenen Eed," terwyl de overige punten rechtftreeks betrekking hadden tot de Acte van Verbintenis zelve. Uit welke opgave van het gebeurde zy beflooten in de eerfte plaats, op dat wy hier de eigene woorden bezigen , dat het „ Befogne, benoemd tot onderzoek van „ die Acte, zich binnen de juiste paaien „ van zyne Qualificatie niet gehouden „ hadt,  HISTORIE. z6? „ hadt, zo dra hetzelve aan hun Ed. Gr. „ Mog. hadt voorgefteld eenen Eed, tot „ welken zich zouden moeten verbinden „ alle Leden, en dus niet alleen zulken, „ op welke de agterdogt zou kunnen val- len, van door hunne Tekening dier Ac„ te eenige verandering in de Regeerings„ vorm te bedoelen, maar zelfs ook die, „ welke nimmer eenig aandeel aan die Ac- te gehad, en in tegendeel, door hunne „ handelingen getoond hadden, daar van „ ten uiterften afkeerig te zyn. Eene daad „ zekerlyk, die niet zou kunnen naalaaten ,, om de bevreemding van eene onbevoor„ oordeelde Naakomelingfchap na zich te „ trekken, en die daar door eenen ingewik„ keiden argwaan, indien niet een onver„ diende vlak, leide op alle de Leden van „ hun Ed. Gr. Mogenden zonder onder„ fcheid." Ten tweeden. „ Dat hoe zeer buiten twy„ fel aan het Befogne tot de zaaken van ,, Juftitie wel behoorde een onderzoek op „ het wederregtlyke en ftrafbaare, 't geen „ in die Acte mogt gevonden worden, „ egter in geenen deele tot deszelfs taak „ behoorde een onderzoek, in hoe verre „ het, in deezen tyd, nuttig en noodig „ ware, dat alle Regenten en Ministers „ van nieuws eenen Conftitutioneelen Eed „ afleiden: even min als de zaaken en be,, woordingen van zodanigen Eed. —— „ Dat zy vermeenden, dat weinige en „ misfchien geene voorbeelden eener der., gelyke Handelwyze in de Registers van Q 4 „ hun LVII. BOEK. 1787. I788.  268 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. 1788. ? ! J 5 5 5 9 ? » z z r i' ?■ v „ hun Ed. Gr. Mog. zouden te vinden zyn j „ even min ais dat in eene zaak, welke „ de Conftitutie yan de Regeeringsvorm „ en het Politiek Staatsgeftel van deeze „ Provincie betrof, Commisfarisfen van „ het Hof tot zodanige Raadpleegingen „ van hun Ed. Gr. Mog. toegelaaten wa„ ren; hebbende in tegendeel de wyze, 1, kundige en doordenkende Voorzaten al„ tyd begreepen, en by een plegtig Be„ fluit vastgefteld, dat het Politieke en Ju, dicieele van elkander behoorde gefcheiden , te blyven; maar het Hof geenen Invloed , op de Politie, zo ten opzigte van hun Ed. , Gr. Mog. als van derzelver integreerende , Staatsleden worden gegeeven; zo als ook , de Inftructie van Gecommitteerde Raa, den en Raadpenfionarisfen, buiten alle , medewerking van het Hof gemaakt en , vastgefteld waren, — Dat het van zelve , fprak, dat elk Lid van Staat het regt , hadt om te vorderen dat inzonderheid , zodanig een wezenlyk en de Conftitutie , raakend Punt, als het doen van zoda, nig een Eed, alvoorens uitmaakte het , onderwerp der Raadpleeging van een , daar toe expres aangelegd Befogne." Wat den Eed zelve, de groote hoofdaak in deezen, betrof, ten dien aat:« iene, lieten zy zich dus hooren: ,, dat , zy even zo zeer, en ruim zo fterk overtuigd waren als de andere Staatsleden, van het noodzaaklyke, om met dien geftaafden Eed te bezweeren, de handhaaving der Stadhouderlyke Regeering, al$ 5 5 hC"  HISTORIE. 269 9, befchouwende die als eene Conftitutie, 9, waar mede de Provincie ftaan of vallen 5, moest. Dat zy even min zwaarigheid 9, gemaakt hadden om te bezweeren de 9, Souverainiteit der Staaten; doch dat, ., deeze twee deelen van den Eed vast„ ftaande, zy voor het overige daar by 9, bleeven, om, (zonder eene voorafgaan^ ,, de bepaaling der algemeene bewoordin„ gen, haare tegenwoordige Regeeringsvorm, en zonder dat alvoorens duidelyk zou j, weezen bepaald, waar in, buiten de „ Souverainiteit der Staaten, en het Stad„ houder- Capitein-Generaal- en Admiraal „ fchap, de tegenwoordige Regeerings„ vorm van hun Ed. Gr. Mog. beftondt,) „ het onbepaald gebruiken en vastftellen „ der woorden in verfchil, in eenen Conftitutioneelen Eed, niet alleen zeer inconftitutioneel en ongenoegzaam te befchouwen, zo dra een Lid van Staat uitleg„ ging van denzelven verzogt, en zyne gemoedlyke onzekerheid ten dien opzig,, te betuigde, maar ook van de verstvoor„ uitziende, allerhachlykfte en nadeeligfte „ gevolgen. „ Dat zy, in geenen deele deeze woorden konden aanzien als niets betekenende; „ naardien als dan hun Ed. Groot Mog. ., geene zwaarigheid zouden gemaakt heb., ben, om dezelve eenvoudig uit tefchrap,, pen, (zo als door de Afgevaardigden van Gouda was aan de hand gegeeven,) „ indien men die woorden overtollig of #, niets beduidende mogt agten. Q 5 „ Dat LVII. BOEK. 17S8,  2?o VADERLANDSCHE LV1I. KüïK I7R7. 1783. „ Dat drie onderfcheiden en van elkan„ der geheel afgezonderde Punten in dee„ zen Eed voorkwamen, de Souverainiteit „ der Staaten — hunne Regeeringsvorm, en „ het Erffiadhouderfchap; dat het dus ook „ in deeze betrekking was, dat zy aan „ hunne Medeftaatsleden meenden te moe„ ten doen vraagen, waar in de tegenwoor„ dige Regeeringsvorm der Staaten befiondt? „ en teffens te vorderen, dat alvoorens het „ duistere en onbepaalde, in die bewoor„ dingen voorkomende, by eene Commis- „ Me onderzogt wierd. Dat zy zich „ toen ook beriep, op het Voorftel van „ Enkhuizen, om by het Vertoog van Rid„ derfchap en Steden van den negentien„ den October mdlxxxvii, over de op„ regte Conftitutie der Regeeringsvorm „ deezer Provincie te blyven. Een voor„ ftel, dat, hangende de raadpleegingen ,, over den Eed gedaan wordende, immers, „ (hoe men ook over dat Vertoog by de „ Leden mogt denken,) onder andere de „ natuurlykfte gelegenheid verfchafte om „ over dat onderwerp met elkander te han, delen en de onbepaalde woorden in den , Eed te verklaaren: te meer daar immers , die Regeeringsvorm eens zou moeten ,, bepaald worden, en, om het zagtfte te „ zegden, niets onregtmaatiger, niets ge,, vaarlyker was, dan eerst te zweeren het ,, geen men of niet, of op verfchillende „ wyzen konde verftaan, en naderhand te „ verneemen, hoe men eigenlyk dien ge„ daanen Eed hadt behooren te begrypen. „ Dat  HISTORIE. 271 „ Dat zy ondertusfchen, met leedwee„ zen verftaande, dat, ondanks alle de door hun gemaakte argumenten tot betoog ,, van de verfchillende wyze, op welke „ men der Staaten Regeeringsvorm telkens „ plagt uit te leggen, als mede tot betoog ,, van de onheilen, welke het verfchil van begrippen over het Vaderland gebragt, ,, en hetzelve op den oever van zynen 9, ondergang gelleept hadt, de Leden van hun Ed. Gr. Mog. bepaald bleeven om met de Conclufie voort te gaan, evenwel met genoegen gezien hadden, dat ,, de Afgevaardigden van Rotterdam, als ,, een bemiddeling hadden opgegeeven, om, met uitlaating der woorden in gefchil, te bezweeren. Voor eerst. de Sou- „ verainiteit der Staaten. Ten tweeden, ,, het Gezag van de Leden en Steden zo ,, als zulks by het Vertoog van mdlxxxvii „ befchreeven was. ■ En ten derden, ,, het Erfftadhouderfchap." Hier in wilden die van Gouda treeden, indien het met eenpaarigheid van alle de Leden werd aangenomen: naardemaal het voldeedt aan de gemaakte zwaarigheden, be trekkelyk het al te algemeene en onbepaalde van den Eed; terwyl het verder overeenkwam met den voorgeftelden Eed van Enkhuizen, dat dezelve door alle Amptenaars en Schutters kon gedaan worden, en Regenten en Ingezetenen aan denzelfden Eed zouden verbonden zyn. Wyders dewyl het niet te ontkennen was, dat het bezweeren van de tegenwoordige Regeerings- „ vorm. LVII. boek. T7S7. I788.  272 VADERLANDSCHE lvii. BOEK. I?87. 1788. ( ï r v 1 9 5 9 » ii r s ?! 5) »; s: 5: i! s: 5! Sf vora, den vryen loop aan alle gevoelens en tevens onbepaald liet, wat de waare Regeeringsvorm ware, zullende natuurlyker wyze, indien men tot het doen van eenen zo onbepaalden Eed konde genoodzaakt worden, ieder meenen, dat het a.n hem Hond te bepaalen, wat de waare tegenwoordige Regeeringsvorm uitmaakte, het welk dan altyd, wanneer hier over verfchil intftaan mogt, alleen van de Meerderheid fhing. • Dit van hun gefielde, merkten zy op, ;ing te meer door, wanneer men in aanlerking nam, dat zyne Hoogheid, in zyne erklaaring laatstleden Herfcmaand gedaan, itdruklyk betuigd hadt, „ de aan hem , toekomende Magt," onder andere, „ ee, niglyk te zullen gebruiken, ter bevor, dering van alle billyke verlangens des , Volks, beneffens deszelfs wettigen In, vloed op de Stedelyke algemeene belan-f , gen." Voorts beriepen zy zich op et geen de Staatscommisfie over den Volksïvloed, in laatstleden Wintermaand, met Dnde woorden hadt te nedergeileld, „ dat , daar de aart en natuur van het verheeldende onzer Regeeringsvorm moest worden afgeleid uit, en bepaald naar 'sLands waare Conftitutie, en de gronden omtrent dat verbeeldende naar dien regel moesten worden bepaald, om daar in gelukkig te flaagen, vóór af diende te worden onderzogt en vastgefteld, welke 'sLands waare Conftitutie zy, en dat deeze wederom mmmcr konde worden be- „ paalds  HISTORIE. 273 5, paald, ten zy de byzondere Conftitutien ,, van de onderfcheiden Leden en Deelen „ van het Geheel wierden overwogen en „ naagegaan." Dit alles ftrekte, huns oordeels, op dat wy hier de eigene woorden affchryven, ,,>ten betooge dat de tegenwoordige Re„ geeringsvorm nog niet bepaald was, en dat, zonder eene nadere bepaaling van „ die generaale woorden tegenwoordige Re,, geeringsvorm, zy het grootfte regt gehad hadden, om zwaarigheid in het gebruik ,, dier woorden te maaken, en . voor te trekken de duidelyké en bepaalde woor,, den, het Gezag van de Leden en Steden, ,, zo als zulks by het Vertoog van mdlxxxvii befchreeven is, door Rotterdam voorgeflaagen. Welk bezweeren van het Ge,, zag der Leden en Steden des te meer ,, noodzaaklyk was, daar zo veele Leden ,, van Staat, in den loop van weinige 3, voorgaande Jaaren, door hunne veelvul,, dige Protesten, ja zelfs onder voorbehoud van eene perfoneele Actie, ge5, toond hadden te begrypen, dat zy in 3, hunne byzondere Regten en Privilegiën ,, waren verkort; en waar door, indien niet te vooren alle die handelingen wier3, den vernietigd, de woorden tegenwoordi,, ge Regeeringsvorm, aan eene gansch dub,, belzinnige en gevaarlyke uitlegging zou,, den kunnen onderhevig gemaakt wor,, den, waar van naderhand cordaate, eer,, lyke en braave Regenten, het ilachtoffer zouuen kunnen worden, Dat het ,, van LVII. BOEK. I787. 1788.  af4 VADERLANDSCHE LVII. B oe \ . I787. I788. „ van zelve fprak, dat en het belang vari „ de Natie, en van de Leden van Staat, „ en inzonderheid ook van het Erfftadhou„ derlyk Huis, ten fterkfte vorderde, dat, ,, niet met onbepaalde en captieufc woor„ den, maar ten klaarften en duidlykften „ eenmaal de tegenwoordige Regeerings„ vorm bepaald wierd, alvoorens dezelve, „ op eenen losfen voet en in algemeen». „ termen, bezwooren wierd, ten einde, „ even gelyk door het verzuim hier van, „ in voorige tyden, zo ook nu wederom, s, naa verloop van eenige jaaren het Erf„ ftadhouderfchap (het voornaam Palla„ dium van 'sLands Vryheid) wederom „ op zyne grondvesten wankelde." Eindelyk voerden zy aan, dat het Vertoog van den Jaare mdlxxxvii „ het ee„ nigfte ftaatsgewyze vastgeiteld, en pu„ bliek gemaakt Stuk waar in de aart en „ natuur der Regeeringsvorm van deeze „ Provincie aan het Volk geopend was, „ en 't welk dus moest worden befchouwd „ als het éénig eenpaarig goedgekeurd „ Staatsftuk, waar in het gezag der Leden ,, van Staat bepaald werd. Dat het punt „ van Over/lemming, van Overneeming, ja „ zelfs de ganfche Orde der Vergadering „ van hun Ed. Gr. Mog. zo aanmerkelyk „ waggelde, dat, inzonderheid ten opzigt „ van dit laatfte veele notabele Leden, in „ de laatfte jaaren, zich beroepen hadden „ op de orde der Vergadering van negen„ tien February mdlxxxv, en datdmfter„ dam, nog dit jaar, de Herziening daar van „ hadt  HISTORIÉ. 275 „ hadt voorgefteld: niettegenftaande het „ uit de Registers bleek, dat deeze Orde, ,, of Reglement, nooit finaal was bepaald. Ten Hotte voegden de Goudenaars 'er by, „ dat zy het eene onaangenaame verplig,, ting agtte, zich in het geval gebragtte zien van tegen de woorden tegenwoordi,, ge Regeeringsvorm te moeten protefteeren , juist by gelegenheid, dat de Souveraini„ teit der Staaten, en de Befluiten op het „ Erf ftadhouderfchap, by de overige Leden, op nieuw ftonden bezwooren te wor„ den; dat zy egter tot voorkoming van alle verdere onaangenaamheden, mede „ zouden toetreeden tot dien Eed; met „ dat verftand, dat zy, zo voor zich zel- ven ,als voor hunne Opvolgers, verklaai„ den, geen en anderen zin aan de woor„ den tegenwoordige Regeeringsvorm te hech„ ten, dan welke in het Conliliatoir van „ Rotterdam gemeld werd, en dat zy al„ leen wilden verdaan worden bezwooren „ te hebben, het Gezag van de Leden en „ Steden, zo als zulks by het Vertoog van „ mdlxxxvii befchreeven was, zonder ,, ooit, uit de tegenwoordige Regeeringsvorm, „ voor hun, en hunne Ministers, hunne „ Opvolgers, en die hunner Ministers, „ eenige andere gevolgen, van welk eenen „ aart en natuur ook, te willen getrokken „ hebben, protefteerende daar tegen nu, „ en voor altyd, ten allerfterkften (*)." Dee- (*) Vcrz. by de Chalmot XXXV. D. bl. 274394.. en XXXlX, D. bl. 1—22. LVIL boek. I7f?7 I7Ö8.  276 VADERLANDSCHE LV1L BOEK. 1787. I788. Ha: geen met den Hoogleeraar Voorda, ten op- , ziijte van" dien Eed gebeurde ( ] 3 i ( ( 1 i ( < i Hy weigert den ( laatst voorge- 1 telirceve 3 Deeze Eedvordering ontmoette nog eene; wederfpraak, die aanleiding gaf tot eert zeer naauw uitpluizen van dit ltuk, in een ander opzigt dan die van Gouda, gedaan hadden. Dewyl dit ftrekte om het hier gevorderde in eenen helderen dag te haaien, en tefFens de gefchiedenis van deezen tyd toe te lichten, zal het ons niet verdrieten des een eenigzins breedvoerig verflag te geeven, en fchoon dit ons verder zal voeren dan het Tydvak, 't geen wy :hans befchryven, zal de éénheid der zaake zulk een vooruitilap ten vollen regtvaardiren: te meer daar dit geheel bedryf, ten iien dage, veel opziens en gerugts maakte. Bavius Voorda^, Hoogleeraar in de iegten op Leydens Hoogefchool, was de Vlan, wiens gedrag ten opzigte van den gevorderden Eed aanleiding gaf tot de nalere onderzoekingen en bepaalingen vaii len zin. Vóór af moeten wy hier aannerken, dat deeze Hoogleeraar, bekend rondt voor geen vyand van het Stadhoulerfchap, maar een Vooritander, uit hoofle dat hy 't zelve noodzaaklyk keurde; loch met die fkatsbegrippen betoonde hy :ich een vyand van de ondeugden der Stadhouderen, en liet geenzins naa dezelve te verfoeijen; gelyk hy zich ook verlette tegen hun de paaien overfchrydend nagt- en gezagsbetoon» Ingevolge der aanfchryvinge van Geommitteerde Ra'aden gedrongen om, in den leademifchen Raad , den vastgeftelden Eed f te leggen, betuigde Voorda, „dathy „ zich    HISTORIE. «7? zich in gemoede bezwaard vondt, om, volgens het Formulier van February, en Eed af te leggen, hoe zeer hy bereid „ was om te zweeren, dat hy houw en getrouw zou zyn aan hun Ed. Groot „ Mog. de Staaten van Holland, als zyn„ de privativelyk, en met uitfluiting van even veel wien, de eenige en wettige „ Souverain in den Lande van Holland; ,, en in de tweede, doch ondergefcrnkte 5, plaats aan het Stadhouder- Capitein- en ,, Admiraalfchap Generaal, zo als h r-i„ ve, in mdccxlvii, van Willem den „ IV. by Commisfie van den Souverain „ aangenomen en beëedigd was; mitsga- ders houw en getrouw te zullen zyn ,, aan hun Ed. Gr. Mog. Befluit van zes9, tien November mdccxlvii , waar by ,, en voor zo verre de gemelde hooge s, Staatsbedieningen in de Nazaaten van ,, deezen Prins Willem den IV. eiflyk waren verklaard." -—- Voorda ging verder, hy boodt, deeze zwaarigheid op» perende, aan, gereed te wee/.en, ,, oni ,, teriïond den Eed te doen op den voet ,, en volgens de bewoordingen van Het ,, eerfte Formulier vastgefteld by hun EL „ Gr. Mog. Befluit van drie en twintig „ November mdcclxxxvii (*_)." 's Hoogleeraars zwaarigheid zullen wy best met zyne eigene woorden, uit een ter C*) Het verfchil tusfchen deezö ^eide voorfc'irif. teh van Eodftaavnfi; zal uit de verdere opgave tsü dit voorgevallene te over bij ken» XX. UnV-L. , & LVït. BOEK. 1787. 178». Eed af té Leggen. Op welk een  278 VADERLANDSCHE LVII. boek. 1787. 1788. grond die weigering rustte/ j 5 5 5 s ' 5 3 s 5 5" 5 ! 5 ! ter Staatsvergadering ingediend Verzoek fchrifc opgeeven, hy fchryft, „ dat hy on„ zeker was hoedanig hy, in het Formulier „ van vyftien February mdcclxxxviii, „ de woorden met het Erffiadkouderfckap „ moest opvatten; of hy dezelve, gelyk „ volgens de fchikking der woorden natuur„ lykst was, moest hegten aan de onmidi, delyk voorgaande, beftaande in de hoogfte , en Souveraine Overheid van hun Ed. Gr. , Mog. de Staaten van denzelven Lande, in , dien zin, dat de hooglte en Souveraine , Overheid niet berustte by hun Ed. Gr. , Mog. privativelyk, maar by hun Ed. Gr. , en den Erfftadhouder gezameulyk: zoda, nig, dat de Erftbadhouder nu, en in , den tyd, Deelgenoot van de Souverai, niteit was, en zulks niet als Lid van de , Ridderfchap; maar als Stadhouder, in te, genltelling van de geheele Ridderfchap, , en van alle de achttien 'ftem mende Ste- , den van Holland zamen. Dan of , hun Ed. Gr. Mog. geliefden, dat de , woorden, met het Erfftadhouderfchap , enz werden gehegt aan de voorgaande, , in dier voege, gehouw en getrouw te zyn , aan de Conflitutie en Regeeringsvorm van , den Lande, beftaande in de hoogfte en , Souveraine Overheid van hun Ed. Groot , Mog. te weeten privativelyk, en beftaan, de de Regeeringsvorm mede in het Erfi, ftadhouderfchap. Dat, volgens deeze t, laatlle opvatting, het Stadhouderfchap , wel zou befchouwd worden als een ge„ deelte der Regeeringsvorm, (het welk, „ in-  HISTORIE. 279 'si inzonderheid zedert het Erflyk verklaard s, was, in eenen gezonden zin gefchieden „ konde,) maar hetzelve nogthans niet ,, deelen zou in de Souverainiteit, in de „ Wetgeevende Magt, dat deeze dan geheel 3, zou zyn by Ridderfchap en Steden, „ verbeeldende, (gelyk de oude Formu3, lieren der Plakaaten zich uitdrukten,) 3, de Staaten van den Lande van Holland. ,, Dat, gelyk voor den eerften zin ten ,3 fterkften diende de eenvoudige en alzins natuurlyke opvatting der woorden in die ,, order, als zy geplaatst waren; zo voor j, den laatften diende, fchoon minder in ,, het oog loopende het onmiddelyk op 3, het Formulier volgend renvooi tot hun. „ Ed. Gr. Mog. befluit van mdccxlvii: want dat noch in hun Ed. Groot Mogi. „ Befluit van drie Mai, noch in de Com,, misfie van twaalf Mai aan Willem den 3> IV. als Stadhouder, Capitein en Admis, raai Generaal gegeeven, noch in het Be,, fluit van zestien November mdccxlvii, „ op het Erfftadhouderfchap genomen, iets „ gevonden werd, dat den Erfftadhouder 9, Deelgenoot van de hoogfte en Souveraine ,, Overheid maakte, maar wel het tegendeel. „ Dat, aan den anderen kant, naardien 5, by ondervinding gebleeken was, dat gee9> ne dier Befluiten hadden kunnen voor5, komen de laatfte oneenigheden, en hun 3, Ed. Gröot Mog. de Provincie voor die ,, Verdeeldheden, zo veel naar den mensch ,, gefchieden konde, voor het toekomende begeerden te bcwaaren, en onder andere Ra j, mid- LVlt. joek. 1787. I78B*  LV1I. 30ek. 1787. Ï788. VADERLANDSCHE middelen daar toe ook te doen dienen „ den Eed, zyne twyfel en verlegenheid „ niet weinig vermeerderde, of niet hun „ Ed. Gr. Mog. waarlyk beoogd hadden, „ om aan den Erfftadhouder iets meerder „ toe te ftaan, dan by volgens die Beflui„ ten fcheen te hebben. Het welk dan „ naauwlyks ergens anders in zou kunnen „ beftaan, dan in de hoogfte en Souveraine Overheid met hem gemeen te maaken i „ want dat, de Uitvoerende Magt betref„ fende, behalven dat de woorden met het „ Erfftadhouder- Gouverneur- Capitein- en „ Admiraalfchap Generaal, niet konden be„ tekenen eenig gedeelte van die Magt, ,, waar van een ander gedeelte reeds door „ zyne Hoogheid uitgeoefend werd, hy „ ook niet wist wat gedeelte der Uitvoe3, rende Magt 'er nog ontbrak, dat niet „ aan zyne Hoogheid reeds gegeeven was; „ of wat zyne Hoogheid, boven 't geen „ hy reeds hadt, zou kunnen begeeren." Aan deeze ontvouwing hegt de Hoogleeraar Voorda dit befluit; „ dat het hem zeer gevaarlyk en ftrydig met de voor?, zigtigheid voorkwam, om, in eene zaak ,, van zulk eene groote aangelegenheid, „ op gisfingen en loutere redeneeringen te 3, bouwen, en dat hy maar in éénen van 3, die beide zinnen, en niet in beiden te ,, gelyk, zweeren kon, en ook zweeren „ moest in geenen anderen zin dan in „ dien, welken hun Ed. Gr. Mog. be,, doelden, zonder aan dezelve woorden „ eene andere betekenis te kunnen heg- ,, ten.  HISTORIE. fl8i 9t ten. —- Dat hy in deeze verlegenheid m een expediënt hadt gevonden om den Eed te doen op het Formulier van drie 9, en twintig November mdcclxxxvii, 3, waar in niet gevonden werd dat geen 3, 't welk hem van het Formulier van Fe3, bruary mdcclxxxvit af maande. —— ,., Dat de Vryheid van Geweeten en recht5, maatige affchrik van allen geweetens,, dwang niet alleen was geweest eene der 3, hoofdredenen waarom de Voorouders te99 gen de Spaanfck overheerfching de wa59 penen aangegreepen hadden, en die door „ Willem den I. gelegd werd als een 9., der voornaamfte gronden zyner Verdee,9 diginge; maar dat ook de vrees, om de Confcientie der Ingezetenen eenigzins te dwingen, eene der grondregels van s, het openbaar Beftuur in deeze Repu„ bliek altyd hadt uitgemaakt, zonder dat „ ooit Gemoedsbezwaar gehouden werd, s, of was voor Ongehoorzaamheid, veel min geftraft met berooving van Kostwinning, en zulks in weerwil van eene duidlyke „ Verbintenis." Op deeze gronden {leunde de Verklaaiing en het Aanbod des Hoogleeraars in den Academifchen Raad. Maar, in {lede dat Gecommitteerde Raaden, aan welken en Verklaaring en Aanbod gezonden waren, des den Staaten kennis gaven, werd Voorda, naa een mondgefprek met den eerHen Curator Wassenaar van Starreneer g , en vervolgens met alle de Curateujren en Burgemeesteren van Leyden, op den R 3 eer- LVIL boek.' 1787. I788, Van zyn Hoogleeraarfchapafgezet»  282 VADERLANDSCHE LVII. boek. I787. I788. Op welk een voet hy aan« biedcden Eed af te leggen. . \ '\ I ] 1 I eerften van Herfstmaand mdcclxxxviit, ontzet van zyn Hoogleeraarampr., Jaarwedde, en daar aan gehegte Voordcelen: eene ontzetting met den naam van Intrek'ken zyner Commisfie beftempeld. Eene Amprsontzetting, volvoerd, niet tegenftaande de Staaten geene Straf bepaald hadden voor de Weigeraaren van dien Eed, en dus aan zich zeiven voorbehouden de befchikking over gevallen, waar in die Eed geweigerd of deswegen bedenklykheden gemaakt mogten worden. Tegen dit bedryf leeverde Voorda ter Staatsvergadering het Verzoekfchrift in, waar uit wy den bron van 's Hoogleeraars bezwaar zo even opgaven. Op grond der daar in aangevoerde redenen, als mede dat 'er by het Staatsbefluit geen Straf gefteld was op het weigeren van dien Eed, veel min op eene gemoedlyke zwaarigheid tegen denzelven, (van welke gemoedlyke zwaarigheid de Hoogleeraar onder Eede verzekering wilde geeven,) boodt hy aan, om? of den Eed te doen op het Formulier van November des voorigen Jaars, of op dat m.n February deezes Jaars, met by voering, „ dat dit laatfte niets anders, noch „ meer, ten aanziene van het Stadhouder„ fchap bevatte, dan dat van November , mdcclxxxvii aan de hand gaf." Dnder dit tweeledige aanbod verzogt hy Staaten van Hol/and het Befluit, door Cuateuren en Burgemeesteren over hem gebeld, in te trekken; ten dien gevolge, dat ty in zyn Post, mitsgaders Tractement en Voor-  HISTORIE. 283 Voordeelen herfteld wierd van den eerften van Herfstmaand af (*). 1 Breedfpraakig was het Berigt der Curateuren van 's Lands Univerfiteit en Burgemeesteren der Stad Leyden op dit Verzoekfchrift des afgezetten Hoogleeraars, en op eenen hoogen toon geftemd. Zy verklaa-' ren onder andere, ,, dat, uit hoofde van' „ de Magt, Authoriteit en Gezag, by de . „ Oprigting der Univerfiteit, aan hun ge-1 „ geeven, en door hun Ed. Groot Mo,, genden aan hun toegekend, en door hun „ tot heden ongeftoord uitgeoefend, de ., Heer Voorda door hun was gedemit„ teerd en van de Post, welke hy op de „ Univerfiteit bekleedde, verlaaten." > Naa het gedrag des Heeren Voorda in het onderhoud befchreeven te hebben als „ vol „ Echappatoiren, Allegatien en pretenfe „ Zwaarigheden, door hem gezogt tegen „ het afleggen van den Eed, naa zich ver,, fchoond te hebben van de ftukswyze „ wederlegging der gecogiteerde en gera,, fineerde tweederlei Interpretatie, van den „ zin van het Formulier in alle de verdere ,, ftellingen ,• haatlyke Reflexien en Infi„ mulatien, by het ingediende Verzoek„ fchrift voorkomende," hielpen zy zich van het wederleggen af met weinig klemmende redenen, en befluiten met de magtfpreukige vraage, „ Is een diergclyk openlyk gedrag van een Profesfor in de Reg- „ ten (?) Verz. by be Chalmot X. D. bl. 118—148. R 4 LVII. 10EK. 1787. 1-88. Berigt oor Cu» ateureu leswe;en geseevea.  üd»4 VADERLANDSCHE lvif. boek. 1787. Ï788. Bedenkingenvsn Voorda op dat Berigt. i s 3 9 I t 9 9 'J 9 9 1 f „ ten aan 's Lands Univerfiteit, die mei „ foortgelyke Sentimenten bezield is, voor „ de ftudeerende Jeugd niet van een zeer „ nadeelig uitzigt (*)?" Niet onbeantwoord liet Voorda dit Berigt, maar gaf 'er eerlang zyne bedenkingen op, die alleszins de blyken draagen van sMans edele denkwyze, maar tellens van zyne geraaktheid over de behandeling hem, naa een drie en twintig jaarige lofiyke bekleeding van het Hoogleeraarfchap re Leyden in het Roomsch en Hedendaagsch Hegt, aangedaan. Wy fchryven het Hot tf, als flaande op het even bygebragte uit iet Berigt. „ In plaats yan hem, en wel , in zyn Character als Profesfor in de Reg, ten te fugilleeren, en als gevaarlyk voor , de ftudeerende Jeugd af te fchilderen, , hadt de Steller van het Berigt veel beter , gedaan met den zin van het Formulier , van February, in abftracto befchouwd, , te fixeeren, en aan te toonen, dat daar , in niets dubieus is, en dus zyne Prs- , cautie overtollig is. Dit niet doen- , de, ja, zo vertrouwd wordt, niet kun, nende doen, zo wordt aan het oordeel , van hun Ed. Gr. Mog. gelaaten, wie , van beiden de gevaarlykfte Perfoon is, \ niet flegts voor de ftudeerende Jeugd, , maar voor onzen geheelen Burger, ftaat? — De Suppliant, die, tot voor, koming van alle verkeerde begrippen , en indrukzelen, nopens de Hooge en v., Sou- (f) Verz. by de Chalmot X. D. bl. 140—1&«  HISTORIE. 285 5, Souveraine Overheid, en het uitfluitend „ Oppergebied van de Staaten van den „ Lande, de duisterheid der woorden van „ het Formulier tragt te verhelpen, door „ eene interpretatie, gefundeerd op des „ Souverains eigene declaratie, dat dit For„ muiier in het zaaklyke gelyk ftaat met „ het voorige; — dan de Steller van het „ Berigt? die, onder begunftiging van „ het haatlykfte daglicht, waar in hy des ,, Suppliants Gedrag met mogelykheid heeft weeten te plaatzen, in hoope van P, hier door de oogen van zommige Staats„ leden te verblinden, het dubieufe van „ het Formulier van February, 't welk hy „ niet durft tegenfpreeken, tragt te disfi„ muieeren, en te doen dienen tot een „ wolke, waar agter de waare en oude „ Conftitutie, beftaande in der Staaten ?, privative Souverainiteit, met een daar „ aan ondergefchikt Erfftadhouderfchap, „ langzaamerhand uit het oog en uit het „ hart der Onderzaaten verdwyne en plaats 5, maake voor eene nieuwe, die hy gaarne „ onder den naam van oude, aan den Vol„ ke, welks talrykst gedeelte in-deezen „ geen onderfcheid tusfchen de rechte en flinke hand weet, ongevoelig zou wik len inboezemen (*)." By de behandeling van het uitgebragt Berigt van Curateuren en Burgemeesteren ' op het Verzoekfchrift des Hoogleeraars.! liepen de bedenkingen der Staatsleden zeer wyd (*) Verz. i>y m Guawiot X. D. bl. 163—178. R 5 LVII. BOEK.' 1787. 1788. Berasd- |P dit rerllag-?  a8<5 VADERLANDSCHE LVII. PO EK. . 1787. I788. Aanmerking van Amflerdam op een ingeleeverdVeillag. wyd uit een. Eenigen wilden den Eed verklaaren, anderen begeerden dat de Hoogleeraar dien, zonder eenige uitlegging, onbepaald zo als die in het Formulier van Sprokkelmaand voorkwam, zou doen. — Opmerkenswaardig was de Raadflag door Amflerdam uitgebragt. In denzelve werd aangetoond, dat de Hoogleeraar, den Eed niet geweigerd; maar een Gemoedelyk Bezwaar 'er tegen ingebragt hadt, dat zyne Verklaaring, in den Senaat gedaan, ter kennisfe van de Staaten hadt behooren gebragt te zyn — dat, fchoon Voorda zelfs den Eed geweigerd hadt, Curateuren dan nog onbevoegd waren om hem van zyne Post te ontzetten; maar dat de Hoogleeraar, aan den anderen kant, uit de terugwyzing na het Befluit in Slachtmaand by het Staatsbefluit in Sprokkelmaand gedaan, hadt kunnen en moeten begrypen, welk een zin 'er aan het laatfte moest worden gehegt. Dat hy, derhal ven dien laatstger melden Eed, binnen zekeren bepaalden tyd moest doen; in welk geval de Afzetting moest gehouden worden als niet gefchiedt; doch dat hy, zulks weigerende, ontzet behoorde te worden van zyn Post, Tractement en Voordeden. Een Verflag ter Staatsvergadering uitgebragt , 't welk wilde. dat Voorda , indien hy den Eed, op welks afleggen men ftondt, nog deedt, een Jaargeld zou toegelegd worden; maar, zo niet, hem voor ontflaagen te houden, zonder eenig Jaargeld: weshalven hy den Ezd zelf naar verlangen af- leff-  HISTORIE. s8f leggende of weigerende, van de waarneeming zyns Hoogleeraaramprs verftooken bleef. Hier op merkten die van Amfterdam aan, „ dat het punt van den Eed al„ leen in verfchil zynde alle bezwaar te,, gen Voorda ophieldt, zo hy den Eed „ deedt, en dat geen zamenloop van omflan„ digheden, (waar op men zich beroepen 3, hadt,) eenigen grond kon geeven om ,3 te befluiten, dat de Profesfor deswe,, gen polüiquement, behoorde ontflaagen „ te worden: vermids foortgelyke Demis9, fien, zonder kennis van zaaken, allerge3, vaarlykst en zeer ftrydig waren tegen ,, de Grondbeginzels by deezen Staat fteeds „ aangenomen, en waar van men nimmer a, was afgegaan, dan in zodanige tyden, „ welke het te wenfchen was, dat deeze „ Republiek niet weder zou zien opdaa- gen, en waar in, zo al de toeftem,, ming van den Amflerdamfchen Raad ge3, draagen was, ten minften geen van des9, zelfs tegenwoordige Leden hadt toege- ,, ftemd. Wel was waar, door een ,, der Leden van Holland was aangevoerd, dat, iemand, die door zyn gedrag en wyze van Voorftel, het Publiek in ver,, moeden bragt, dat de tegenwoordige „ Regeering in ftaat was, om door inge„ wikkelde en dubbelzinnige Uitdrukkin9, gen, de onkundige Gemeente te mis„ leiden tot eenen E.Jd, ftrydig met de 5, Vryheid en waare Conftitutie, nietlan,, ger als openbaar Hoogleeraar op 's Lands Univerfiteit behoorde geduld te wor- ,3 den Lvir. boek. 1787.  nS3 VADERLANDSCHE LVii. BO E IC. 1787. 1783. ( 1 ,1 i < i „ den (*); doch dat dit den grond van ,, het Staatsrapport niet kon hebben uit„ gemaakt, daar dat Lid toen ten tyde „ de zaak aan de Juftitie wilde verzon„ den hebben. Dat 'er althans geene re5, den was om zo kwaalyk te duiden, dat „ een Profesfor in de Regten, gewoon „ de Wetten van alle zyden te befchou„ wen, zyne zwaarigheden aan den Sou„ verain door een Request te kennen gaf, ,, en denzelven in ftaat ftelde, om de duis„ terheid, het zy weezenlyk of niet, waar ., in hy egter den regten zin hadt ver„ koozen op te helderen, weg te nee- ., men. Dat zulks van te meer nood- „ zaaklykheid geworden was, zedert een „ geleerd Man niet alleen getoond hadt „ te twyfelen; maar zelfs den Eed ver„ klaard hadt regelregt ftrydig met de al„ oude Conftitutie, en de waare intentie „ van hun Ed. Gr. Mog. (f), en die zin „ door (*) Dit was de aanmerking; van de Ridderfchap ; Joch indien deeze Heek hield, wat moest 'er dan A-orden van de geheele Regeering der Stad Gouda * lie wy hier boven bl. 265; over de ingewikkeld-* '>eid en dubbelzinnigheid van dien Eed, fchoon in ?en ander opzigt, zo fterk hoorden klaagen? —> 3ok weerde Voorda zulk eene verdenking op het ?erlte van zich af, in een nader Verzoekfchrift „ vaar in hy, by alles wat dierbaar was. betuigde, lat dergelyke vermoedens nimmer in hem waren -•pgekomen. Verzam. by de Chalmot XXXIX. D, il. 40. (t) Deeze Geleerde Man, de Lesvaar der openi niet LVIL j oek. 1787. 1788»  LVII. BOEK. 1787. 1788. Goedkeuring , daar aan verleend. 1 1 \ i 1 i c BetoondeMagts- ( verbree- j ding des Stadhou- l ders, in 1 de Ver- ^ kiezing 1 der Ste- J \ ü S®o VADERLANDSCHE „ niet gefchikt zynde geweest, zy geoor„ deeld hadden aan de intentie van de „ Heeren, hunne Principaalen niet beter » te kunnen voldoen, dan door middel 11 van dit Declaratoir, een altyd duurend „ blyk van den waaren zin en meening, „ waar in gemelde hunne Principaalen,, „ en, (zo zy zich verzekerd hielden,) alle de Leden deezer Vergadering, dit For„. muiier hadden vastgefteld in de Notu>, len van hun Ed. Groot Mog. daar te 1, ftellen." De Afgevaardigden van Enhhuizen berieden zich, naa deeze fchriftlyke Voordrage Ier Amfter dammer en, op 't geen zy, daar nede overeenkomftig, voorheen by monde verklaard hadden. Alle de overige Leden lemden volkomen in dit begrip der zaa:e (*). De Afgevaardigden van Gouda, ran wier bygebragte zwaarigheid wy geprooken hebben (f), gaven, vervolgens ieswegen eene nog nadere bevestiging (§). Hoe zeer ook, door die handelingen en •phelderingen het duistere opgeklaard en tet haatlyke voor zommigen daar in opge[ooten, weg geweerd werd, kan niet geDchend worden, dat deeze Eed ter Magts'erbreeding van den Stadhouder ftrekte. )es Stadhouders eigene woorden, en de daa- (*) Refol. van Hall. 30, Jan. 1700. Ct) Zie hier boven, bl. 265. (§) Refol. van Holl. 24. Feb. 1750. Alle deeze erklaaringen zyn voor handen in de Ferzam. H e Chalmot XXXIX. D. bl. 48—54.  HISTORIE. soi daaden der Staatsleden fpreeken in dit geval. Immers zyne Hoogheid fchreef, in Wintermaand der Jaars mdcclxxxviii, aan de Staaten, „ dat, vermids het hun be„ haagd hadt, om dien Eed in te voeren, „ hy zich niet anders konde voorftellen1 „ van de Regtvaardigheid en hooge Wys-, „ heid van hun Ed. Gr. Mog. en van de! n gevoelens der Regeeringen van de Ste„ den, dan dat, daar het eene erkende „ waarheid was, dat de door hem ingeroe„ pene Privilegiën en Octroyen altyd, in „ Stadhouderlyke tyden, in volkomen ge„ bruik en werking geweest waren; daar 5j hy, by de aanvaarding zyner Waardig „ heden, ook getreeden was in de uitoe„ fening van de Regten zyner Voorzaa,, ten; en daar de Octroyen van mdcl ,, en mdcli alleen in Stadhouderlooze ty„ den gewerkt hadden, hun Ed. Groot ,, Mog. niet zouden willen, dat de ver,, fchillen daar over tusfchen hem en die „ Steden langer zouden openftaan." Dit veel inhebbend Voorftel werd overgenomen; doch zo weinig draalde men met 'er nader op te bed uiten, dat 's volgenden daags werd vastgefteld, „ dat", han„ gende de raadpleegingen van hun Ed. „ Gr. Mog. zyne Hoogheid werd herfteld „ in het bezit van het doen der Keuzen „ uit de Nominatien tot de Magiftratuur of andere Posten van Regeering in de „ Steden Dordrecht, Haarlem, Rotterdam, „ Schiedam, Schoonhoven-, Alkmaar, Hoorn, s, Purmerende en Heusden, en dat aanlchryS 5 „ ving LV1I. boek. 1787. 1788. Jelyke iegeeingen.  3o2 VADERLANDSCHE LV1I. BOEK. 1787. I788. 1 1 Dc Volks invloed door het invoeren van dien Eed vernietigd.. „ ving zou worden gedaan aan die Ste„ den, om, even als te vooren, de No„ minatien aan zyne Hoogheid ter Electie „ te zenden." Hoe veel dit voor- oopig Befluit ook inhieldt, kon de Ridierfchap zich daar mede niet voldaan houten, weshalven dezelve deedt aantekenen, „ dat zy tot geene der Befluiten, ftrekken,, de tot zogenaamde provifioneele voor, zieningen op de Electie van Magiftraats , Perfoonen in eenige Steden medege, werkt, maar 'er tegen geprotefteerd en , van onwaarde gehouden hadt,en dat, zo , zommigen oordeelden, dat over den , Brief van zyne Hoogheid eenige nadere „ Raadpleeging noodig was, hy, han, gende die Raadpleeging, in het bezit „ dier Electien behoorde herfteld te wor» „ den (*>" De Eed op de Conftitutie ftrekte dus ten middel om voor altoos de vrye Stemmen der Hollandfcke Regenten te fmooren. Niet min diende deeze Eed om allen Invloed der Burgeryen op de Regeeringsbeftellinge, dat by den Stadhouder en diens Aanhang zo gehaat voorregt, volkomen te weeren. Hier door verviel de daar over benoemde Staatscommisfie van zelve: niets voorbehoudens, ten dien opzigte, om overeenkomftig met den uitflag daar van te handelen, ontmoeten wy in dit Befluit. Zints de Omwenteling vernam men nooit iets van raadpleegingen, of een verflag dier Com- (*) Farz. by de Chalmot XLI. D. bl. 320. 340.  HISTORIE. 303 Commisfie, alleen wordt van deszelfs aan: weezen in 't voorbygaan eene enkele reize. met een woord gerept, zo door zyne Hoogheid zelve, als door de Regenten; doch weezenlyk hadt dezelve niets te beduiden, en mogt gezegd worden eenen langen en vasten llaap genomen te hebben. Sterk gekleurd, maar veel waarheids is 'er in een Tafereel van onze Staatsgeftel tenisfe, naa het invoeren en afneemen van dien Eed, door de hand eens onbekenden gemaald. Met dit op te hangen befluit en wy het daar omtrent voorgevallene in Holland. De Eed op de Conftitutie was in den grond, eene vordering van de Regenten , ora den Stadhouder het ongeftoord genot te laaten van die geheele Magt, wel ke hy zich wettig of onwettig, overeenkomftig of ftrydig met de Octroyen-, Pri vilegien en Reglementen van Regeering aanmaatigde, (ter belooning waar van de Regenten wederkeerig in 't bezit zouder blyven van alle die misbruiken, welke zy, op zyn voorbeeld, in het openbaar Beftuui pleegden,) en eene vordering van de Burgers, om den Stadhouder en de Regenter daar in onbelemmerd te laaten voortvaa ren en deemoedig te gehoorzaamen. De Stadhouder en zyne Afhangelingen, omftuwd met vreemde en binnenlandfche Lyf trawanten, weezen de overige Regenter met de eene hand op een reeks van Eerampten en Tytels, en een ruim beftaan: met de andere op een amptloos leeven. op Kerkers en Schavotten. Aan de Burgers Lvir. BOEK. 1787. I788. Algemeene Aanmerkingover de gevolgen van dien Eed.  304 VADERLANDSCHE LVII. boek. 1787. 1788. DeRnad- penfionaris Bleiswyk bedankt. 1 i i j gers vertoonden zy van de eene zyde Oproerleuzen , Plundering, Gebrek en Armoede, en aan de andere zyde, in 'tverfchiet Bedieningen en Voordeden, wanneer 'er, naa de Vreemdelingen en Liverybedienden wel bezorgd te hebben, iets voor hun mogt overblyven (*). Te meermaalen verfcheen, in den loop on/.er Gefchiedenisfe van dit Tydvak, de Heer Laurens Pieter van de Spiegel, op het tooneel als Raadpenfionaris van Ho'land, en Opvolger van Pieter van Di .eiswyk- Het Affcheid van deezen laatstgemelden, zo wel als de aanftelling der ^erstgenoemden, verdient onze opmerking. De Raadpenfionaris van Bleiswyk, dien wy in onderfcheiden daglicht befchouwd, 2n van wiens Character wy geene gunftige fchets gegeeven hebben (f_), zag in Slachtmaand het einde van het vyfjaarig Tydperk deezer hoogwigtige Bedieninge. donder eenig aanzoek om dien post, nu vyftien jaaren door hem bekleed, weder ;e aanvaarden, gelyk reeds twee keeren ^efchied was, werd bewilligd in zyne begeerte om van het Raadpenfionarisichap jntllaagen te worden, als mede van de fVmpten van Grootzegelbewaarder, Stadïouder en Registermeester van de Leenen, ïem als een voortduurende Commisfie opge- (*) Vaderlandscb Huisboek 1793. V. Deel bl 53- 354- (t) Men zie onder andere onze Fader!. Hist, :V. D. bl. 244—246.  HISTORIE. 305 gedraagen; als mede in het Jaargeld van vier duizend Guldens, hem by de oorfpronglyke aanftelling toegedaan (*). Kort was Bleiswyks Aanfpraak by zyn aftreeden, en zullen wy, onder het leezen , ons 's Mans opgetekende bedryver. herinnerende, niet kunnen nalaaten ook daai in eene bevestiging te vinden van de egtheid der even aangeduidde voorheen gegeeven Characterfchets. Op den dag zyns Affcheids, den negenden van Slachtmaand mdcclxxxvii, liet hy zich in deezer voege hooren. ,, Edele Groot Mogende Hee„ ren! Daar het my thans mag gebeuren „ het lastig en drukkend pak myner Be- diening neder te leggen in aen fchoot „ van U Ei. Gr. Mog. zy het my ver„ oorloofd U Ed. Groot Mog. voor het „ laatst te naderen, met ootmoedige be„ tuigingen myner fchuldige dankerkente„ nisfe voor de menigvuldige gunstbewy„ zen, voor de herhaalde blyken van by„ zondere eer en vertrouwen, welke ik „ van U Ed. Gr. Mog., in den loop van „ myn Ministery, heb mogen ontvangen, „ en voor de hooge goedkeuring, waar „ mede het U Ed. Gr. Mog. by verfchei- den gelegenheden behaagd heeft, my„ nen geringen arbeid en zwakke, poogin9, gen te begunftigen. „ Wor- (*) Diens Aanftelling hebben wy geboekt in onze Faderlandfcbe Historie ten onmiddnlyken Vervolge van Wagsnaars Vaderlandfcbe Historie XXIV. P. bl. 283, LVIÏ. boek. IT{J8. Zyne Affcheids*reden.  LVII. EO EK. I788. 306 VADERLANDSCHE „ Worden myne wenfchen vervuld, my> „ ne gebeden verhoord, dan zal de keur i, van 's Hemels beste zegeningen op de „ aanzienlyke Perfoonen en Familien van „ U Ed. Groot Mog. beftendig rusten, „ Hoogstderzelver raadflagen en beüuiten „ zullen met de gewenschte fuccesfen be,, kroond _ worden, en U Ed. Gr. Mog. zullen,in de dankbaare toejuichingen van „ 's Lands getrouwe en welmeenende In„ gezetenen, het dierbaar en glorieryk loon , van hunne landsvaderlyke zorge en on,, vermoeiden yver, tot bevordering van „ de waare belangens van den Staat over, vloediglyk genieten. „ Dan zullen alle de takken van 's Lands „ welvaard, onder het hoogwys Beduur i, van U Ei. Gr. Mog. geftadig bloeijen; „ de Commercie, die vrugtba-ire bron i, van 's Lands beftaan, die Hoofdzuil, „ met welke dit Gemeenebest moet ftaan „ of vallen, zal door eene toereikende en „ wel geregelde Navale Magt, befchermd ,, en gehandhaafd worden. „ Het Financie-weezen van deeze Pro, vincie, in de twee eerfte Tydperken van myn Ministery door jaarlykfche aflosfin,, gen niet weinig ontlast en verbeterd; doch zedert, ter zaake van de ontftaane 1, onlusten met twee magrige Nabuuren, „ door onvermydelyke Geldnegotiatien be„ zwaard, zal, zonder invoering van nieu„ we fchatüngen, in ftand gehouden wor„ den. „ Het zo nóodige Politiek Credit van „ Hok  HISTORIE. 307 Holland ter Generaliteit zal evenredig „ met haar Finantieel vermogen, en aan „ het overwigt van haare Contributien in „ de Lasten van het Bondgenootfchap geja ftyfd en gefterkt worden. „ Het volmaaktfte verband en de geduu„ rige medewerking van het Staats- met „ het Erfftadhouderlyk Gezag, zullen de „ Conftitutioneele Regeering deezer Lan„ den, boven die van alle andere Volken, „ doen uitmunten. ,, Het Erfftadhouderfchap, met alle de Regten en Prseeminentien daar aan ver„ knogt, zal in het Doorl. Huis van Qran„ je en Nasfau tot het laatfte der dagen „ vereeuwigd worden. ,, Zyne Doorl. Hoogheid, de tegenwoordige Heer Erfftadhouder, zal, onder het genot der dierbaarfte zegeningen „ over hoogstdeszelfs hooge Perfoon, Ko ninglyke Gemalinne en Vorstlyke Tel„ gen, fteeds zyn'en blyven het hoogst„ waardig voorwerp van de hoogagting eii „ van het vertrouwen van 's Lands Staa- „ ten. Aan zyne Hoogheid zal, tot „ aan de uiterfte eindpaalen van een gry„ zen Ouderdom, het onwaardeerbaar „ voorregt en het ftreelend genoegen ver„ gund worden, van te heerfchen, en het „ aanminnig Gebied te voeren over de har- „ ten van een vrye Natie. En dit „ Gemeenebest altoos langs diezelfde we„ gen en door diezelfde middelen bewaard „ en behouden, waar aan het zyn opkomst, ft zyn aanwas en zyne grootheid is ver- fchui- LVIL BOEK. I787. I788.  308 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. J788. L P. v. n. Spie- gel (oc Raadpenfionaris van Holland annge- fteld. 1 ,, fchuldigd, en praaiende aan 't hoofd met „ een onafgebrooke reeks van Helden uit' „ het Hoogstvorstlyk Huis, zal de roest „ der Eeuwen verduuren (*)." Ten Opvolger kreeg hy L. P. Van de Spiegel, een Man, die zich alzins een Voorftander en Bevorderaar van den Stadhouder vertoond hadt, en uit de rol door hem in Zeeland, als Penfionaris van dat Gewest, gefpeeld, in onze Gefchiedbladen te over bekend (+/). Opmerkelyk is het, dat hy, naa Jacob Cats , de eerfte was, die, geen gebooren Hollander zynde, tot dat hoogwigtig Ampt, in dit Gewest, werd aangefteld. Eene bevordering welke hy aan den Stadhouder hadt te danken, als eene belooning voor de veelvuldige dienften, aan het Huis van Oranje, jaaren lang, en bovenal in den jongst verftreeken tyd, beweezen; terwyl hy by zyne aanftelling een veel hooger Inkomen bedong, dan ooit eenig Raadpenfionaris hadt genooten (§), en (*) Ferz. hy de Chalmot II. D.bl. 243. en 245. (D Bovenal moeten wy hier onze Leezers te rug wyzen tot het XIII. D. bl. 250. en het geheele beloop derZeeuwfche Gefchiedenisfe, tot den tyd der Dmwentelinge, XVfil. D. bl. 211. enz. (§) Wy vinden opgetekend, dat Gecommitteerde Raaden, voor zyne Verhuizing uit Zeeland, eene Drdonnantie afgaven van f6000, als mede dat Ge:ommitteerde Raaden den tweeden April 1788 beflooten, om hem boven zyne gewoone Jaarwedde, iran ƒ12000, 's jaars nog voor Huishuur ƒ1500 en f4500 voor een jaarlyks Douceur, en nog fi^co foor zyn Secretaris te doen betaalen. Als Secretais van de Ridderfchap was zyne Jaarwedde ƒ1000-. fiouwEKs aan zyne Committenten bl. 501.  HISTORIE. 30? en daarenboven nog een Jaargeld voor zyne Weduwe naa zynen dood, als mede van zyne Dochters naa s Moeders overlyden, zo lang zy ongehuwd bleeven. By de openbaare aanftelling deezes Mans, die eerst Raad en Burgemeester der Stad Goes naderhand Secretaris der Staaten van Zeeland, en vervolgens Raadpenfionaris in dat Gewest geweest was, voerde op den zesden van Wintermaand mdcclxxxvii, Wassenaar van Starrenberg. diewy in onderfcheidene gedaanten bdchouwden, en de nu heerfchende Party, zints eenigen tyd was toegedaan, dit woord ter begroetinge. „ Myn Heer! Indien hun Ed. Gr. „ Mog. zich ooit hebben kunnen vleijen, „ dat derzelver keuze in de vervulling van dit gewigtig Ampt, zou ftrekken tot ,, nut van den Lande, zo is het geweest, ,, wanneer zy met eenpaarigheid van fterh„ men deeze aanzienlyke Bediening aan U Ed. hebben aangeboden. Reeds zedert lang zyn 'er te veel fpreekende bewy„ zen van uwe kunde en doorzigt in dé „ behandeling van 's Lands belangens, om „ hun Ei. Gr Mog. niet te voeden met „ de llreelende hoope van deze Post tot heil „ haarer Provincie te zien bekleeden, tot „ herftel van zo veele takken van 's Lands „ Welvaard, gemynd door de droevige ,, binnen- en bu'tenlandfche Onlusten, waar „ onder de ganfche Republiek, en vooral „ dit Gewest, zugtende is geweest. Zy „ vertrouwen, dat 'sLands Finantie, dat „ fpil, waar op alles draaijt, en dewelke XX. Deel. T „ zul- LVIïi BOEK. 1787. 1788. Verwelkomd in de Vergadering»  3io VADÊRLANDSCHE LVII. boek. 1787. 1788. J Aan- fpraak van van . de Spie- ; cel. : „ zulke fchokken heeft moeten ondergaan^ „ door uw Beftuur, weder in eenen bloei» „ jenden ftaat zal geraaken, en dat door „ uw beleid en uitwerking, dat magtig „ en fchier twee derden uitmaakende Gedeelte van het Bondgenootfchap, weder„ om op de Deliberatien der refpective Bondgenooten zal bekomen dien invloed „ en dat gezag, welke een zo prsedomi„ neerend Lid, uit zo veele hoofden, met „ regt competeert. Terwyl aan hun Ed. „ Gr. Mog. niets aangenaamer zal wee„ zen, dan gelegenheid te vinden om U „ Ed. byzondere blyken van derzelver fou,» veraine affectie te geeven, wenfchende, „ dat het God Almagtig behaage zyne , dierbaarfte zegeningen in eene ruime , maate over U Ed. Perfoon te willen , uitftorten; alle uwe poogingen tot wel, zyn van het Vaderland te onderfteunen „ , en met een gelukkigen uitflag te bekrooi, nen; ten einde uw Naam, door de Nako, melingfchap moge worden gefteld naast , de geenen, welken zich in derzelver , leevensloop door hunne Verdienften on„ fterflyk hebben gemaakt." De nieuwe Raadpenfionaris, dien het lan geen bekwaamheid om meesterlyk de sen en het woord te voeren, ontbrak, bemtwoordde deeze ridderlyke Begroeting, n een vry uitgebreide Aanfpraak, begreepen in deeze bewoordingen. „ Ed. Gr. , Mog. Heeren! Indien ooit iemand reden , gehad heeft om deeze Vergaderzaal van , U Ed. Gr. Mog. met eene foort van „ be-  HISTORIE. git befchroomdheid in te treeden, getroffen 9, te zyn door het gewigt der verplig,, tingen, die hy op zich neemt, en de ,, ongenoegzaamheid van zyne vermogens ,, te gevoelen, is dit, in het tegenwöor3, dig oogenblik, myn geval. ,, Naauwlyks te rug gekomen van de „ leevendige aandoening, welke het af- fcheid van de Provincie van Zeeland^ „ (myn Geboorteland,) op my verwekt „ hadt, daar ik de eer genoot het Ampt 3, van Raadpenfionaris, niet zonder goed3, keuring van den Souverain én genoe9, gen der Ingezetenen te bekleeden (*), 3, vind ik my geroepen om het zelfde Ampt, „ in deeze luisterryke Vergadering, te aan„ vaarden, in welke ik nooit te vooren ,, de eer hadt als Lid te compareeren; „ daar de dagelykfche behandeling der zaa„ ken my geheel vreemd is, en daar zich ,, duizend voorvallen kunnen opdoen, wel,, ke den loop myner Bediening minder voorfpoedig, oneindig moeilyker kunnen „ maaken, dan in myne voorige betrek„ king. „ De Post welke U Ed. Gr. Mog. my hebben gelieven op te draagen, is al„ toos aangezien als één der gewigtigfte ,3 en zorglykfte van den ganfcben Staat; maar de tegenwoordige omftandigheden „ des (*) Die goedkeuring en dat genoegen was, bly> kens de Staats Notulen van Zeeland, die van zyné Party, en verre van algemeen. Men llaa na d* Kaatst aangcduidde plaats in onze Vaderl, Hisfr T * LVIL BOEK» 1787. 1788.  3X2 VADERLANDSCHE LVH. ■ BOEK. ; 1787. , 1788. , , des tyds verdubbelen deszelfs last en , kommer. „ Immers Ed. Gr. Mog. Heeren! wan, neer men het oog vestigt op den toe, ftand der Republiek in het gemeen, en , van deeze Provincie in 't byzonder, , door de kortsgeleden beroerten zo fel , gefchokt en geteistert, moet men ver, baasd ftaan over de onbegryplyke ver, warringen, welke een verderflyke In, vloed door alle de takken van het Pu, bliek Beftuur heeft verfpreid. Men ver, liest zich in de menigte van voorwer, pen, die om herftel en verbetering roe, pen. Van het eerfte oogenblik der ge, lukkige Omwending hebben U Ed. Gr. , Mog. hunne zorgen befteed, om het , vervallene weder op te beuren, om de , gefcheurde Banden der Unie vast te , knoopen, om de wettige Conftitutie en , Regeeringsvorm boven alle onrustige , woelingen te verzekeren, en aan deeze , weleer zo gelukkige Provincie haare voo, rige eere, kragt en vermogen weder te , fchenken: dit is nog de aanhoudende 1 werkzaamheid van U Ed. Gr. Mog. en , tot zulke voortreffelyke eindens hebben , Hoogstdezelve mynen dienst begeerd. „ Hoe zeer zou ik my gelukkig agten, , indien ik in het minfte aan die heilzaa, me oogmerken konde voldoen; maar , hoe veel, hoe oneindig veel, wordt daar , toe niet vereischt, en wie" is vermetel , genoeg om zich de noodige bekwaam, heid toe te kennen! „ Het  HISTORIE. 313 Het zou nogthatis zeer ongepast zyn, „ mynen dienst onder U Ed. Gr. Mog. „ te beginnen met eene vertooning van „ angst en kleinmoedigheid, daar men „ zich veel eerder met een dubbele moed „ en ftandvastigheid behoort te wapenen, „ om de zaaken van het Land, in deeze ,, omftandigheden, met ernst en klem aan „ te grypen. De tyd om zwaarigheid te „ maaken is ook voorby geweest van het oogenblik dat ik het hartig befluit ge„ nomen hadt, my aan de Provincie van „ Holland en Wcstfriedand te verbinden, ,, en 'er blyft niets anders overig, dan alle ,, 'myne vermogens, hoedanig ze ook zyn. ,, in te fpannen om aan de keuze en ver„ wagting van U Ed. Gr. Mog. te beant „ woorden, onbekommerd voor den uit „ flag myner handelingen, zo lang ze „ door beginzels van Eer en Deugd be- ftuurd worden. „ Ik zal dan Ed. Groot Mog. Heeren „ deezen dienst aanvaarden, met een oot ,, moedig opzien tot God, die my ui „ veele zwaarigheden heeft gered, en ir „ myne voorige Posten, met onderfteu „ ning is voorgekomen. Op deezen gronc „ zal ik aan U Ed. Gr. Mog. beloovei „ een onfchendbaare trouw, een duurza „ men yver, een geftadige werkzaamheid „ Het vertrouwen op dien Magtigen By „ ftand bemoedigt my eene loopbaane in t< ,, treeden, daar de gedenktekens ftaan op gerigt van veele groote Mannen myn< Voorzaaten; hunne wysheid en deugdei T 3 .» zul LVII. boek. 1787. I788. l l l  LVII. BOEK. I787 1788. 1 I J ) | 314 VADERLANDSCHE „ zullen my voorlichten; hunne feilen een ,, baak zyn om te vermyden; hunne ver„ fchillende uitkomften de wisfelvalligheid „ der ondermaanfche dingen vertegenwoor9, digen, Wanneer ik nogthans myne Ta,, 1 enten vergelyke by die, welke deeze 9, plaats geïllustreerd hebben, gevoel ik „ meer dan iemand, de toegeeflykheid van U Ei, Gr. Mog noodig te hebben, en 99 ik verzoek dezelve als een gunst, waar „ op ik ftaat durf maaken, zo lange myne „tekortkomingen niet uit verkeerdheid; maar uit menschlyke zwakheid, ontftaan,, „ lk betuig U Éd. Gr. Mog. myne ne„ derige en onuitwischbaare dankzegginge „ voor de zonderlinge Eer aan my een „ Afgezeten deezer Provincie, beweezen, 1, en voor alle de Avantages aan my en „ myne Familie by deeze gelegenheid toe,, gevoegd. Deeze weldaaden zullen my „ altoos op het duurfte aan U Ed. Groot Mog. verpligten; en eene geftadige her, innering zyn van het Regt, het welk „ U Ed. Gr. Mog, met alle de Ingeze„ tenen van Holland en Westfriesland op , mynen yver en arbeid verkreegen heb, ben. „ Het vertrouwen, welk zyne Doorlug> tige Hoogheid in my heeft gelieven te , ftellen, door myn Perfoon aan U Ed. , Gr. Mog. op de gunftigfte wyze aan , te bevelen, vor 'ert 'ook myne fchuldige , dankbaarheid. Uit de zuiverfte begins zeis van liefde tot het Vaderland, eu » van overtuiging, dat 's Lands behoud nis „ met  HISTORIE. 315 9, met die van de Erflyke Waardigheden „ van het Doorlugtig Huis van Oranje on-: affcheidelyk gepaard gaat, heb ik het „ my tot Eer en Pligt gerekend een Voor„ ftander van dezelve te zyn, zelfs in die ,, moeilyke tyden, wanneer de zugt voor ,, Oranje de eenige misdaad was der gee9, nen, die anders geen misdaad hadden. „ Trouwens myne Inftnictie in Zeeland 9, hadt my de zorg voor dat dierbaar Pal,, ladium opgelegd. En dit is ook niet „ minder de uitdruklyke begeerte in de Inftructie, op welke ik myne tegenwoor9, dige Bediening aanvaarde. Myne opreg,, te bedoeling zal altoos zyn het Vaders, land de beste uitwerkzels van deeze ge3, zegende Regeeringsvorm te doen genie,,, ten, 'sLands belangen aan zyne Doorl. 5, Hoogheid onbewimpeld voor te ftellen, „ onkreukbaar té zyn in myne Advyfen, „ befcheiden omtrent die van anderen, en „ langs dien weg, de eenige om aan zyne Doorl. Hoogheid te behaagen, hoogst„ deszelfs vartrouwen meer en meer te „ verdienen. „ Laat het my nog vergund zyn Ed, „ Gr. Mog. Heeren! des Hemels dierbaar„ fte zegeningen af te fmeeken over dee„ ze Hooge Vêrgaderinge. Dat het Sou„ verain Gezag van myne Heeren de Staa„ ten, door de Wetten en Privilegiën on„ derfchraagd, beftendig zy en blyve de fteun en vastigheid der Burgerlyke Maat8, fchappy, de liefde der goeden, de fchrik „ der kwaaden! Dat Regeering en ViyT 4 heid LVIL ï O EK. 1787. I788.  LVII. BOEK. 1787. Ï788. 1 316 VADERLANDSCHE „ heid hand aan hand mogen gaan! Dat, „ onder het hoogwys Beftuur van U Ed. ,, Gr. Mog. de Godsdienst geëerbiedigd ,, en beoefend worde, de Eendragt her,, leeve, de Koophandel toeneeme, Kun,, ften en Weetenfchappen bloeijen! Dat ,, U Ei. Gr. Mog. in derzelver Perfoo,, nen fteeds de Voorwerpen van de hoog„ fte agting en dankbaarheid van eene ge,, lukkige Natie mogen zyn, en in hunne „ aanzienlyke Gedachten den begeerlykften „ Eertytel van Vaderen des Vaderlands „ mogen voortplanten tot in de laatfte „ Nakomelingfchap! „ Dat zyne Doorlugtige Hoogheid, de „ Prins Erfftadhouder, naa zo veele on„ waardige bejegeningen doorgeworfteld te „ hebben, in zyne wettige Regten her„ fteld zynde, deszelfs dagen moge door„ brengen onder het aangenaam genot van „ Vrede en Voorfpoed! Dat de verdere „ leevensloop van zyne Doorlugtige Hoog„ heid, voor het volgende Geflacht, het „ voorbeeld zy van een ongeftoord Geluk „ en teffens de Historie van den aanwas „ van Welvaart deezer Provincie, op dat , de Nakomelingfchap nooit moge geden„ ken aan de Voorregten, die ik hem toe„ werfche, zonder de Gedagtenis van den „ Vvfden Willem te zegenen (*), „ Haare Koninglyke Hoogheid, het Cie- „ raad (*) Men vergelyk hier mede het vermeldde in len aanvange deezes Boeks uit den mond van va^ >a S?ieg&l, ten opzigte van 'sPrinfen Characier,  HISTORIE. 317 „ raad haarer Sexe, het Pronkjuweel der Vorftinnen, zy beftendig het Oogelyn van het vrye Nederland, de fchoonfte „ Paarel aan de Kroon van deezen Staat, 9, het heerlykst Model van Deugd en ,, Grootmoedigheid voor haar Vorstlyk j, Naageflacht! (*). ,, Dat de beminnelyke Prinfes, de veel 9, beloovende Prinfen, de Steunzels mogen 9, zyn van het Eifftadhouderlyk Huis, de s, blydfchap hunner Tydgenooten, de hoo9, pe van deezen Staac! „ Dat alzo deeze Republiek, deeze Pro,, vincie, haar geluk onder de vrye Staats„ regeering, en den invloed van het Erf99 ftadhouderlyk Beftuur, moge zien voort- ,, duu- (*) Ten aanziene van deeze hier hemelhoog opgeheevene Prinfesfe vinden wy aangerekend, dat de Heer van de Spiegel tot den ouden Giiffior Fagel, op 't einde deezes Jaars, zou gezegd hebben, „ dat hy befpeurde, dat 'er twee Pariyen aan het „ Hof waren, de eene van de Prinfe en de andere van de Prinfesfe, en dat men zich moest wag. „ ten van de eene zo wel als de andere te mishaa„ gen, dat de Prinfes zeker eene Vrouw van ver„ (land was die fermiteit bezat,' en orde hielde „ in de zaaken, welke zy behandelde; maar dat, „ met di' a'ls, men zich wel wagten moest haar ,, te veiheffen op de puinhoopen van den Prinfe, „ en dat deeze, niet tegenftaande alle zyne gebre„ ken, en alle zyne zw; kheden, moest jreha'id,, haafd en onderftmnd worden: wanr eindehk „ voegde de Raadperfionaris 'er by, is hy toch „ altoos de petne die Prins van Oranje is, het „ Volk bemint dien Nsam, en eeh Prinfes van „ Prw'sfin moet ons niet regeeren." R. L, JBouwepij aan zyne Committenten, bi. 15/. T 5 LVII. aoEK. 17 H7. 178»  318 VADERLANDSCHE LVii. BOEK. 1787. 1788. Hoe by den aanvangzyns Arapts door zyne Pany beoordeeld. „ duuren en genieten tot den afloop der „ Eeuwen!" Van de Spiegel klaagde, reeds by den aanvange van zyn Ampt, by zynen Vertrouweling, den ouden Griffier Fagel , dat hy niet best wist, hoedanig zich te gedraagen om eenige Onderwerpen van Raadpleeging by Holland ter tafel te brengen, of dat eene Stad zich daar toe altoos met het Voorftel moest belasten, in plaats dat hy in Zeeland zelve de zaaken voorftelde. De gryze Griffier gaf hem ten middel aan de hand, dat hy, in hoedanigheid van Penlionaris der Ridderfchap, zyne Voorftellen ^emaklyk door dit kanaal kon doen gaan, Een raad, welken van de Spiegel ge^ ivis zou aangenomen en opgevolgd hebDen, dan hy kon zich, zo als hy zich liet looren, met den Heer van Wassenaar Starrenberg , die aan het hoofd der Ridierfchappe was, niet wel verftaan (*). De jonge Griffier Fagel, kende zeker van de Spiegel niet te rechte, als hy, wegens hem, in 't eerst van diens Raadpeniionarisfchap betuigde. „ Voor my ik „ kan my niet wederhouden van meer of „ min te vreezen, dat hy te zagt zal zyn. „ Hy fchynt my toe die frisfe kragt en „ energie niet te hebben, welke ik, in een „ oogenblik als dit is, zou verlangen in een „ Perfoon zo gewigtigin alle opzigten (f)-" In (*) R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 155. (f) Dit tekende de jonge Griffier Fagel aan op de.i 27. December.  HISTORIE. 319 In 't algemeen verklaarde van de Spiegel den ouden Fagel, „ dat hy veele ,, hinderpaalen in Holland vondt." Ten welken opzigte de jonge Griffier Fagel deeze byzonderheid optekent. ,, Eene zeer 9, aanmerkelyke zaak in de tegenwoordige ,, omftandigheden is, dat de Heer Meer9, man van der Goes, Penfionaris van 9, Amflerdam, de Heer Jaager, Penfio- ris van Haarlem, (zo ik my niet be,, driege,) en een derde Penfionaris, zich beginnen te vereenigen en zamen te con,, fereeren, 't welk zy reeds by verfchei„ de gelegenheden gedaan hebben. By voorbeeld laatst, toen het Request „ der geenen, die in Sept. mdcclxxxvi het Adres getekend hadden om den Prins ,, te fufpendeeren , aan de Staaten van Hol„ land werd aangeboden, zo vereenigden 9, zich die drie Heeren terftond om ten ,, voordeele dier Lieden te pleiten, en aan „ te raaden de Procedures, die tegen de„ zelve begonnen waren, op te heffen." — En, laat de jonge Fagel hier op volgen; ,, deeze en eenige andere redeneeringen, welke de Heer van de Spiegel, ze-, ,, dert veertien dagen gehouden heeft, be„ haagen my niet veel; om dat zy noch ,, eenen grooten invloed voor het tegen,, woordige fchynen aan te kondigen, noch ,, eene groote waarfchynlykheid om den,, zeiven in het toekomende te verkrvr „ gen. 't Was ondertusfchen op dee- ê, zen nieuwen P^adpenfionaris, dat de 99 goe- lvil 15 o e k. 1787. 1788.  32o VADERLANDSCHE LVIl. boek.. 1787. 1788. Van de Spiegel worde Groot Zegelbewaarder. goede zaak haare grootfte hoop vestig„ de. Men vleide zich, dat hy vermo„ gen op den Prins van Oranje zou heb„ ben, en hem zou doen werken; maar „ tot hier toe verneemt men nog niet veel ,, van de tegenwoordigheid van den Pen,, fionaris. 't Is waar dat hy gisteren ron„ de taal gefprooken heeft tegen den Prins „ en de Prinfesfe; maar zonder gevolg dan „ het gewoone, dat is, dat de Prins, over,, tuigd van de waarheid van 't geen men ,, hem voorhieldt, alles goedgekeurd heeft, „ zonder eenig befluit te neemen. . Daar ,, is nog niets op de baan gebragt, noch „ van een Departement of Raad, waar m „ de zaaken behoorden behandeld en min „ of meer in orde gefchikt te worden, „ eer zy op het tapyt kwamen; noch van „ eene nieuwe orde in de bezigheden van „ den Prinfe in te voeren; noch van ze„ kere uuren te bepaalen om aan gewig,, tige zaaken te werken. De oude ver„ warring beftaat altoos, en de geest van ,, kleinigheden en beuzelingen blyft dezelf„ de. Verfcheide ftaaltjes bewyzen my ,, ten minften dat de Raadpenfionaris nog „ niet zeker van zyne zaak is (*)." Dat hy eerlang meester van zyne zaak wierd, wyzen de kort daar op volgende gebeurtenisfen, waar in hy zo veel deels hadt, en door ons reeds verhandeld zyn of nog geboekt moeten worden, ten vollen (*) R. L. TJouwens aan zyne Committenten bl. 154..  HISTORIE. 321 len uit. By Bleiswyks nederlegging van het Raadpenfionarisfchap, ging ook 1 gepaard de afftand van het Groot Zegelbewaarderfchap van Holland. Hier toe werd het oudfte Lid der Ridderfchappe de Baron van Wassenaar Heer van Starrenberg aangefteld. Met deezen kon, gelyk wy zo even gemeld hebben, de Raadpenfionaris zich niet wel verftaan, te welker oorzaake weeten wy niet, doch het laat zich gisfen, dat dezelve daar in te zoeken was, dat dit Ampt door den geweezen Raadpenfionaris van Bleiswyk bekleed, ook aan van de Spiegel niet was opgedraagen. — Naa dat deeze Ridder eenigen tyd die post waargenomen hadt, kreeg van de Spiegel, terwyl hy in de Staatsvergadering van Holland zat, eenen Brief van zyne Hoogheid, met kennisgeeving, dat hy hem zou voordraagen tot het Zegelbewaarderfchap: dewyl de Heer van Wassenaar Starrenberg van zyn aanfpraak op die Post hadt afgezien, uit zugt voor zyn Vaderland, wegens het bezwaar, dat anders voor de Provincie daar uit zou ontftaan. De Raadpenfionaris den Brief geleezen en den toedragt der zaake daar uit verftaan hebbende, liet zyne Hoogheid onverwyld weeten, dat hy, op dien voet, voor het Zegelbewaarderfchap bedankte : dewyl men natuurlyk, uit een dergelyke voordragt, twee dingen zou befluiten, voor hem Raadpenfionaris even onaangenaam. Voor eerst, dat zyne aanftelling tot Zegelbewaarder ten bezwaare was van de LV1I. 10ek. 1787. 1788.  322 VADERLANDSCHË LVII. BOEK. I787. 1788. Gunftig oordeel over de Finantien van Holland. Eene gerinRe Geldheffingneerac niet op. de Provincie; en ten anderen dat hy deeze Aanftelling verfchuldigd was aan dé Edelmoedigheid van den Heere van Starren berg. Men ftelde de raadpleegingen over dit ftuk uit; en deeze Ridder, vervolgens afftand gedaan hebbende van zyne aanfpraak op dat Ampt, werd van de Spiegel eenvoudig aangefteld, zonder het hem ftootend byvoegzel. Men hadt zyne Hoogheid weeten over te haaien, om, ten gevalle van de Heer van St arrenberg , eene diergelyke voordragt :e doen: dan hy verklaarde naderhand 'er lat niet in gezien te hebben, 't geen de Raadpenfionaris 'er in hadt gevonden; doch dat hy de door hem gemaakte zwaarigheden nu begreep en goedkeurde (*). Hoorden wy den afgaanden Raadpenfionaris van Bleiswyk, by zyn jongfte aanfpraak, te verftaan geeven, ,, dat het Finan„ tieweezen deezer Provincie, zonder in„ voeren van nieuwe fchattingen, zou in „ ftand gehouden kunnen worden (f)-" Sloeg zyn Opvolger van dü Spiegel, met den aanvang des Jaars mdcclxxxviii , nog eenen eenigzins gunftig klinkenden, choon in behaaglykheid afneemenden toon, tls hy betuigde, „ dat hy de Finantien , van Holland, naar maate van alle de , zwaare onkosten, in een veel beter toe, ftand gevonden hadt, dan hy hadt kun,, nen verwagten, en dat 'er flegts eene ' „ Ne- (*) R. L. Bouvvens aan zyne Committenten bl. i6yt (j) Zie hier boven, bl.  HISTORIE. 323 ,, Negotiatie van vyf Millioenen Guldens zou behoeven gedaan te worden om al- „ les in orde te houden." Die Geld- leening werd door Staaten van Holland bepaald (*). Hoe maatig deeze fom ook ware, vondt men zo weinig deelneemers, dat 'er maanden verliepen eer één enkel Millioen genomen was. Dit ftak zeer af by voorige Jaaren, toen op veel grooter geëischte fommen, op min voordeelige voorwaarden, met zo veel graagte werd ingetekend, dat de Raadpenfionaris van Bleiswyk, meer dan ééns zelfs in den Oorlog tegen Engeland, de Staaten verzogt, om, ter oorzaake van den goeden voortgang der Geldleeninge, ook fommen, boven de bepaalde Geldleeninge, aangeboden, te mogen aanvaarden. Eene hoogst onaangenaame te leurftel-: ling voor eenen Aanhang, die, by herhaa-' ling betuigd hadt, dat het grootfte en bes-' te deel der Ingezetenen, wegens de Om- \ wenteling des voorigen Jaars, zo hoogst 1 te vrede en verblyd was. Eene fchaarfche Geldfchieting, die dit voorgeeven leugenftrafte, moesten zy, hoe noode, fchoon eenigzins bewimpeld bekennen. Immers dit bleek uit de betuiging, „ dat men, reeds „ in het begin des Jaars, op zeer gunfti„ ge voorwaarden, eene Geldleening uit„ gefchreeven hadt, en, tot de volkomene „ vervulling van alle de benoodigdheden ,, daar (*) Ferz* de Chalmot VII. D. bl. 23—35. LVII. iOE Ka 1787. 1788. Jitfchryring vafi len vyf ;n twinigften'enning,  324 VADERLANDSCHE LVir. BOEK, 1787. I788. „ daar mede zou voortgegaan zyn; maar „ dat men, tot zyne fmert, ondervonden „ hadt, dat de omftandigheden des tyds ,, zulke onoverkomelyke Beletzelen ver„ oorzaakten, waar door men verhinderd was, om zo fchielyk en op zodanige voorwaarden, de benoodigde Penningen, j, uit vrymllige Fournisfementen te beko„ men, als de zaak vereischte." Op deezen grond ging men over tot een buitengewoon middel, en belastte elk Ingezeten van Holland, die tot 2500 Guldens en daar boven, gegoed was, of zodanige Ampten, Bedieningen en Beneficiën bezat, welke niet met naame uitgezonderd waren, om den vyf en twintig/len Penning van het zuiver beloop van zyn Kapitaal, Bezittingen en Ampten op te brengen, met keuze om daar voor te neemen de gewoone Intresfen van twee en een half ten honderd , of wel dertigjaarige Renten van vyf ten honderd, met vernietiging der hoofd fomme, in het laatfte geval. Deeze Belasting werd van allen gevorderd, die in Holland woonden niet alleen; maar ook van die, welke Ingezetenen van dit Gewest geweest zynde, doch zich nu buiten 't zelve bevindende, het zy met 'er woon, of door eene afweezigheid voor zekeren tyd , nog geen Jaar en zes weeken geleden daar uit vertrokken waren. Hoe zeer nu niemand dan eigenlyk gezegde Inwoonders , en allen die buiten 's Lands, met oogmerk om weder te keeren, vertrokken waren, konden begreepen worden, _ onder die  HISTORIE. 325 die verbintenis te leggen, hadt men 'er die tydsbepaaling by gevoegd, ten einde de uitgeweekenen, die meerendeels hunne goederen nog in Holland hadden, ook in die belasting zouden bydraagen; fchoon men naderhand de Gebannenen verfchoonde. By deeze opbrenging vorderde men van elk deezen Eed, „ dar. hy, naar zyne beste „ kennis en weetenfchap, en zo na als „ hem mogelyk geweest was, op den voet van dit Plakaat, den overflag en be„ grooting gemaakt hadt van het zuiver ,, beloop der waarde van alle zyne Goe„ deren en Bezittingen, Bedieningen en „ Ampten, hoe genaamd en waar gelegen ,, of zynde, en daar van, ter goeder trou„ we, ten minften vier ten honderd ge„ fourneerd hadt, of, binnen den bepaal- den tyd, fourneeren zou." Zonderling moest het voorkomen niet alleen aan alle de Staatsleden, die nog maar weinig maanden te vooren den Raadpen fionaris het gunftigfle berigt van de Gewestlyke Geldmiddelen, en den voorflag van gemelde m tatige Geldheffing, hadden hooren doen; maar ook aan alle de Ingezetenen , die des kennis droegen, eensklaps van zulk een ongehoord middel, tot fty ving van 's Lands Kas, te hooren fpreeken. Dan meer doorzigtigen en op het tegenwoordig Beftuur te onvredenen lieten niet na te mompelen, en in den kring hunner vertrouwden deswegen te verklaaren, dat gelyk de Omwenteling in den Jaare mdccxlviii aan de geheele Repu- XX. Deel. V bliek Lvir.' boek, 1787. 1788. Hoe die aitfchryying besordceldi  ' LVII. BOEK. I787. J788. Redenen voor de Uitfchryving van den 25. Penning gegeeven. 326 VADERLANDSCHE bliek desgelyks eene Liberaale Gift onder Eede van den vyftigften Penning gekost hadt, ook deeze moest betaald worden, dat de Veldtocht der Pruisfen na deeze Landen, en derzelver verblyf aldaar, met alles wat 'er op liep, betaaling vorderde; dat Engeland het geld, tot onderfteuning van de Stadhouderlyke Party befchikt, moest te rug bekomen; dat de Stadhouder zelve fchadeloos moest gefteld 'worden, wegens de fommen uit eigen inkomften aan het daarftellen der Omwentelinge belteed; en eindelyk, dat men over eene aanzienlyke Geldfomme moest kunnen befchikken , om de omkooping buiten 'sLands de middelen ter bewaaring van eigen grootheid van binnen, en des noods de aanftalte tot verdeediging tegen allen aanval, en tot onderfteuning der gemaakte Verbonden met Engeland en Pruisfen gaande te houden (*). Het mangelde egter den Uitfchryveren deezer zwaardrukkende Belasting niet aan oorzaaken by te brengen, wegens de uitgeputheid der Hollandfche Geldmiddelen, en dus reden te geeven, dat men tot zulk een ongehoord redmiddel hadt moeten (*) Bezwaarende en niet zelden vergrootte bedenkingen tan deezen aart, laaten zich noode, door volledige bewyzen, ftaaven: hoe men ondertusfchen met 's Lands penningen kort naa de Omwenteling voor een gedeelte, leefde, en voet gaf tot zulk eene' opfpraake, kan blyken uit R. L. Bouwens Verantwoording aan zyne Committenten, bl. 236—252.  HISTORIE. ten bedriten. Althans zy gaven in dit Placaat te kennen Voor eerst. „ Dat de „ buitenlandfche Onlusten, in welke de „ Republiek met twee magtige Mogenhe- den was ingewikkeld geworden, de Pro„ vincie van Holland genoodzaakt hadt, „ om niet alleen haar aandeel te draagen j, in de zo importante fommen, als tot „ verdeediging van het lieve Vaderland 9, vereischt wierden; maar om zelfs, wil,, de zy het algemeen behoud niet in de „ waagfchaal ftellen, nog, boven dat aan„ deel, aanzienlyke fchatten te befteeden; „ en dat allerbyzonderst de Inwendige Be„ roertens en Desorders, waar door deeze „ Provincie, in de laatfte jaaren, zo jam„ merlyk gefehokt was 9 aanleiding gegee- ven hadden tot het doen van veele on„ gehoorde uitgaven, welke 'sLands Fi„ nantien op zulk eene gewelddaadige wy„ ze hadden aangetast, dat zelfs de ge„ woone zaaken tot hier toe niet, dan „ met veel moeite en bekommering, waf, ren gaande gehouden. „ Ten anderen, Dat de nadeelen van „ den Oorlog van mdcclxxx in eene zeer groote mme gevoeld waren, door de „ Oost ■ Indifche Compagnie, als welke, „ geduurende dien gehcelen Oorlog, met „ zeer groote en buitengewoone uitgaven ,, bezwaard was zonder genoegzaam ee„ nige dier voordeden te genieten, wel„ ke dezelve anderzins zo ryklyk ontving; „ dat het dan daar ook aan toe te kem„ nen was, dat de Bewindhebbers, verre V i2 „ van LVIL boek. 1787. I788.  LVII. BOEK. 1787. I788. Aanmerking daar op gemaakt. 328 VADERLANDSCHE „ van te kunnen voortgaan in hunne maat„ regelen, om van tyd tot tyd genego„ deerde Penningen te kunnen aflosfen, ,, in tegendeel genoodzaakt geworden wa,, ren , om naar middelen om te zien, om op nieuw Gelden te negocieeren; „ doch dat dezelve buiten ftaat zynde om „ dezelve, op eigen Credit, te bekomen, „ men hadt moeten beflniten, om haar in „ de verlegenheid waar in zy geraakt was, „ door het opfchieten van Penningen, „ doch voornaamlyk door het tusfchenbei„ den ftellen van het credit der Provincie „ in haaren nood te helpen. „ Ten derden, Dat men ook in aanmer„ king genomen hadt den nood der Ad„ miraliteits Collegien, het vereischte her„ ftel van 'sLands Fortificatiën, de aan„ vulling der Magazynen voor den Zee„ en Landdienst, en andere middelen van „ verdeediging; doch aan welke, door de „ bekrompenheid van 's Lands Kasfe, uit „ hoofde van de bovengemelde omftandig„ heden, zeer veel ontbrak, en welk ge3, brek nogthans moest vervuld worden, „ indien men, de veiligheid van den Staat „ en van eens ieders bezittingen wilde „ handhaaven. Zoomin de opgave der oorzaaken van 't Geldgebrek als de einden waar toe deeze Vyf en twintigfte Penning zouden hefteed worden, bleeven buiten aanmerking by hun, die de voorige en tegenwoordige gedraagingen der nu in 's Lands Bewind zittenden, met een oog vol afkeurings be- fchouw-  HISTORIE. 329 fchouwden. Zy ftemden toe dat de Engelfche Oorlog, 'sLands Schatkist uitgeput hadt; een Schatkist van welken de Staaten in den aanhef van de Uitfchryving deezer Belasting, met zo veele woorden verklaarden; „ dat in den Jaare mdcclxxx „ zodanig ten voordeele veranderd was, dat „ zy, binnen korte Jaaren, geweest zou zyn ,, in zodanigen allerbloeiendften ftaat, als „ waar van in de Jaarboeken der Provincie „ geene voorbeelden zouden te vinden ge„ weest zyn;" maar merkten op, dat deeze Oorlog, met alle deszelfs hoogloopende nadeelen, te wyten was aan de Party, die thans denzelven aanvoerde als een oorzaak van geldgebrek (*). Niet min ging het vast, dat de Oneenigheden met den Keizer Holland desgelyks eenige Millioenen gekost hadden, zo van wegens de aanftalte tot Verdeediging als van de afkoopingen dier vorderingen; doch ook ten opzigte van dien onvolbragten kostbaaren kryg waren de vermoedens van de oorzaak bekend (f), welke weder voor rekening kwamen van hun, die thans over de berooidheid van 's Lands Schatkist klaagden. —.— Erkennen moest men, dat de Oorlog met Engeland de naaste bron geweest was van het deerlyk verval der OostIn- (*) Men flaa onze Vadert. Hist. naa in de VI eerfte Deelen, (t) Zie wegens deezen aangevangen en niet voortgezetten Oorlog onze Vadert. Hist. VlII. D. en ten aanzien der hier aangeltipte verdenking byzonder bl. 181. V 3 LVIL boek* I787. I788.  330 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I787. Ï788. Indifche Compagnie (*), doch hier omtrent viel het zelfde als ten opzigte van den geheelen Oorlog met dat Ryk aan te merken. Dat men allerbyzonderst het Geldgebrek toefchreef aan de ongehoorde uitgaven voor de Binnenlandfche One enigheden, kon de toets der waarheid niet verdraagen. Men merkte aan en ftaafde het met duchtige bewyzen, dat de fchatten, die de Engelfche Oorlog aan Holland alleen gekost hadt, winstderving niet medegeteld, bykans 'vyftig Millioenen beliepen ; zonder te rekenen 't geen uit de gewoone Fondfen der Admiraliteit, waar in Holland het grootfte gedeelte bydraagt, hefteed was; dat de Verfehillen met den Keizer en derzelver gevolgen omtrent twintig Millioenen beliepen ; terwyl de onkosten door de Binnenlandfche Oneenigheden veroorzaakt, hier zo breed uitgemeeten , niet veel meer dan twee Millioenen aan Holland gekost hadden (f_), mits men daar niet byvoege, 't geen dit Gewest, naa de Omwenteling, weder aan d*ie van Gelderland en Utrecht of aan Engeland heeft moeten te rug geeven, wegens (*) Wy hebber niet naagelaaten in voorige Deelen onzer Vadert. Hist. van het verval deezer Maatfchappye t-Ken Jaare te fpreeken; doch men Zie iiszonderheid XIX. L). bl. 387. (t) Men zie de kosten van de Commisfie te Woerden gemaakt, als mede die van Gecommitteerde Raa.i; n in het Noorder Kwartier en het Burgerveldleger aldaar, in onze Vadert. Hist. XV. D. bi. 212—2145  HISTORIE. 331 gens de betaaling des Krygsvolks door de Staaten van Holland naa Bloeimaand dej Jaars mdcclxxxvii van hunne Betaalinge af ge weezen. Welk een drukkende last men op de fchouderen van Holland bleef fchuiven, mogen wy best vermelden met de woorden der Staaten zelve, by de eerfte gelegenheid, die zich naa de Omwenteling op deedt, om des te fpreeken. Immers, by hunne toeftemming in den Staat van Oorlog voor den Jaare mdcclxxxviii, vonden zy zich gedrongen te klaagen, voor eerst. „ over den veragterden ftaat van de „ Finantien der Admiraliteits Collegien, „ door de gebreklyke Confenten en Four„ nisfementen van zommige Gewesten op „ de Petitiën voor de zaaken tot de Zee, „ welke tegenwoordig tot die onvoorbeeld„ lyke hoogte opgeklommen waren, dat „ Holland, wilde 't zelve hetZeeweezen niet „ in eene totaale verwarring zien vervallen, „ zich genoodzaakt gevonden hadt den ,, last der Collegien, in dat Gewest, ge„ heel en al op zich te neemen, en aan „ alle haare behoeftens te voldoen. ,, Ten anderen over de eigendunklyke af- wyzing van zommige Provinciën, wel„ ke niet alleen een goed gedeelte dei Militie en andere Posten, op haare Re„ partitie gebragt, onbetaald lieten, weder„ om met dit uitwerkzel, dat, tot voor„ koming van verwarring, de Kas der Ge„ neraliteit reeds dikwerf hadt moeten by„ fpringen om voor te fchieten, het geen V 4 „ een : LVII. boek» 1787. I788. Klagten van Hol~ land over de Geldopbrengingender ande« re Gewesten.  LVIL BOEK. I787. I788. 33a VADERLANDSCHE „ een dier Provinciën niet goedvondt zich „ aan te trekken. „ 7e» derden, hoe zeer alle Provinciën ,, hadden moeten overtuigd zyn, dat, om ,, zich in postuur te ftellen tot het voe„ ren van den Oorlog, noodzaaklyk nieu„ we Troepes hadden moeten aangewor,, ven worden, dat de Troepes op Capi„ tulatien moesten worden aangenomen, en naa de Reforme aan die Capitulatie hadt moeten voldaan worden; nogthans, „ niet tegenftaande de zekerheid en billyk„ heid van dit alles, verfcheidè Provin„ cien haar Confent geweigerd, en, in „ den critiekften tyd van de Republiek, „ het behoud van den Staat aan die wei„ gering gewaagd hadden, indien niet in „ andere Provinciën, en met naame in „ Holland en Westfriesland middelen waren „ gevonden om de ruine van het Gemee„ nebest te voorkomen. „ Dat het even zo gefteld was met de „ Kapitaalen, die genegotieerd hadden moe-? „ ten worden, tot voldoening van 't geen „ men aan zyne Keizerlyke Majefteit, uit „ hoofde van het geflootene Tractaat ver-^ „ fchuldigd was; aan 't welk zommige >, Provinciën zich zo weinig lieten gele„ gen zyn als of zy geene betrekking tot „ het Bondgenootfchap hadden; zo dat „ de Generaliteits Kas met de Intresfen „ dier Kapitaalen hezwaard was gebleeven, ?, en waarfchynlyk nog meer bezwaard t, zou moeten worden. „ Dat hun Ei. G'\ Mog. derhalven re- ,9 den  HISTORIE. 333 den hadden om van de billykheid der 9, Bondgenooten te verwagten, dat de Ver„ toogen aan dezelve gedaan niet meer „ vrugtloos zouden zyn; dat, byaldien de gebrekkige Provinciën belang Helden in „ 't behoud van 't algemeen Vaderland; „ indien zy de Orde de voorkeus gaven „ boven de verwarring, geene redenen 9, ter wereld fterk genoeg waren om te „ verhinderen, dat de zaaken eenmaal op „ eenen regtmaatigen voet werden gebragt. 5, Dat zelfs het onvermogen der Finantien ,, door zodanige Provinciën aangevoerd „ als eene rede van haare gebrekkige Cons, fenten en Betaalingen wel in ftaat was „ om deeze agterlykheid, voor een korten „ tyd, te doen verfchoonen; maar nooit „ kon wettigen eene willekeurige afwy„ zing of onttrekking aan de gemeene „ Defenfie: en dat in tegendeel deeze Fi„ nantieele omftandigheid, zodanige Pro„ vincien, als het grootfte belang by haa,, re redding hebbende, behoorde aan te „ fpooren om in de Befognes ten dien „ einde aangelegd , alle hinderpaalen uit „ den weg te ruimen, en uit zich zeiven „ gefchikte en toereikende middelen aan „ te geeven, waar door zy konden gered „ worden." Naa deezen ouden en zo menigmaal vrugtloozen aandrang beflooten zy dit ftuk met eene ingewikkelde klagte over de ge-? ringe vrugten der Omwenteling tot nu in Bloeimaand des gemelden Jaars genooten, Althans zy oordeelden, dat die aangemaanV 5 de LVII. iOEK. 1-787. I788.  g34 VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I787. 1788. de agterlyke Bondgenooten te meer tot het neemen van andere maatregelen zich moesten opgewekt vinden, „ nu de Re„ publiek, als door een wonderwerk, van „ haaren naderenden val was behouden; „ nu zy haare wettige Regeering herfteld „ zag; het Erfftadhouderfchap, op vaster ,, gronden dan ooit te, vooren gevestigd „ was; met haare magtige Nabuuren niet „ alleen in Vrede, maar in defenfive Al„ liantien ftondt; nu alle die voorregten „ haar door de Godlyke Goedheid, als een ,, licht uit eene nog zo korts geledene „ duisternis, waren gefchonken, hun;Ed. „ Groot Mog. ook mogten verkopen, dat „ het Inwendig Beftuur van den ótaat van „ zulke verderflyke wanordes, als even „ opgenoemd waren, zou worden gezui„ verd, de verflapte banden der Unie ver„ fterkt worden; en dat de Bondgenoo„ ten daar toe met elkander, onder, de al„ tyd gereede medewerking van zyne „ Doorlugtige Hoogheid, de handen in „ een zouden liaan, op dat het voor een „ ieder kennelyk zy, hoe Rust, Veilig„ heid, Regt en Orde de gezegende Vrug„ ten van de Omwending waren (*)." — Dat deeze klagten en aanmaaningen van Holland, even als zo veele voorgaande van gelyken aart, meest in de lugt ydelyk vervloogen , zal het vervolg van 's Lands Gefchiedenis leeren. Niet (*) Fcrz. hy de Chalmot VI. D. bl. 297—299.  HISTORIE. 335 Niet weinig was, geduurende de laatfte Jaaren, in veele Kerkgemeentens binnen Holland, in onbruik geraakt het voorfchrift van Voorbidding in de openbaare Kerken voor de hoogere en mindere Overheden in Bloeimaand des Jaars mdccxlvii vastgefteld. De Afgevaardigden van Hoorn oordeelden zulk eene naalaatigheid te moe ten tegengaan en herftellen. Zy bewerkten eene Vernieuwing van' den opgegeeven Bidregel, ryklyk, naar gewoonte, opgevuld met de in het gebed wanvoeglyke Tytels der onderfcheide Regeeringswaar- digheden. Hier van werd allerwegen aanfchryving gedaan,met last aan de Schouten en Baiijuwen, om wel fcherplyk agt te geeven op de volbrenging van dit Staatsbefluit, en de zodanigen die daar in naalaatig mogten zyn, of zich daar onder, op eenigerlei wyze, oneerbiedig of onbehoorelyk gedraagen, naar bevind van zaaken , te ftraffen Zo bragt men Leeraars in de noodzaaklykheid, om, wilden zy geen gevaar van aanbrenging loopen, want het ontbrak niet aan Verfpieders en Luistervinken by de zodanigen, die, wegens hunne Patriottifche denkwyze, bekend ftonden, zich naar dit voorfchrift te fchikken. Wilden zy hei on- (*) Refol. van Holl. 17. Oct- 1^7. *t 1$ dei moeite waardig na te (laan, wat Wagenaar wegens dit bidden in de Kerken, en de geichillen d^s'vegen optekent, Vaderl. Bist. XIII. IJ. bl. 57. enz. Dit maakte, als 't waare, een Schibole^ uit van S'.adhouderlyke en Stadhouderlooze tyden. LVII. b o e k. mr* B paaiin geti wegei.s het Puhliek Gebed.  336" VADERLANDSCHE LVII. BOEK. 1787. I788. ■ 1 I 1 ( 3 i onbezwaard doen, dan moest 'er een omweg by gebruikt worden, bezwaarlyk of geheel niet voegende by het ftaatlyk bedryf des Gebeds. De meesten hielpen 'er zich af met eene bloote voorleezing van het Voorfchrift in het Staatsbefluit, 't welk geenzins ernstwekkend was, en zagen zy veel maaien, ondanks het gegeeven Verbod, onder dit gedeelte des zogenaamden Gebeds, de doorfteekendfte tekens van kleinagting, by de Mannen door het laaten zakken hunner Hoeden, en by de Vrouwen, door het digtflaan haarer Waaijers, om van andere, meer geraas maakende bedry ven, niet te reppen. Aanftootelykheden, waar toe zulk een Voorfchrift aanleiding gaf. Wy zeggen niet te veel als wy 'er by voegen, dat dusdanige inrigtingen, gepaard met de reeds gemelde vermenigvuldiging der Eeden, van eene allernadeeligfte uitwerking waren op de Godsdienftige begrippen des Volks, en valt 'er geen twyfel aan of zy hebben het haare toegebragt tot eene los- en ligtzinnigheid omtrent den Godsdienst, by de Landzaaten die gebruik ïn misbruik niet van elkander onderfcheilende, eerlang alles wat dien eertyds hier e Lande ge eerbiedigden naam Godsdienst )etrof voor fpel en een louteren vond van staatkunde hielden. Dan wy moeten hier )ver niet uitweiden, deeze wenk js den «denkenden genoegzaam (*_). By (*) Wie het beste over dit en and:ie misbruien van den Godsdienst, in den Burgeritaat gemaakt, wit  HISTORIE. 337 By het geen men min of meer als daadlyk door de Patriotten ftrydig met de oude inrigtingen van Kerk en Burgerftaat ingevoerd, oordeelde, liet men het niet berusten, louter ingebeelde en gewaande misdryven van deezen aart haalde men op, en bragt ze ter Staatsvergaderinge. Een voldingend bewys hier van leverde Schoonhoven op, als die Stad, op den drie en twintigften van Wynmaand, naa de Omwenteling, met het voorftel ter baane tradt; ,, hoe de overheerfchende kabaal, niets te „ heilig agtende, wanneer het flegts, naar „ hunne denkbeelden, konftrekken om haa„ re Party te fterken, zich niet ontzien „ hadt om ook haare handen te flaan aan „ die geheiligde Maximes, door welke, „ aan de eene zyde, de waare Hervorm„ de Godsdienst, zo als dezelve by het „ Synode Nationaal te Dordrecht van de „ Jaaren mdcxviii en mdcxix was vast- gefteld geworden, en tegen alle inkruip„ zelen van fchadelyke Leeringen beveiligd; en aan den anderen kant aan de „ Geconniveerde Godsdienften alle middelen „ tot Uitfpatting en ongeoorloofde In9, kruipzelen en Nieuwigheden benomen „ wa- wil leezen, raadpleege de Antwoorden van van. Rees , Hesselinck , Feith en Roggk , óp de Vraag van Tevlers Godgeleerd Genootfcbap over den Invloed van het Burgerlek Beftuur op zaaken van den Godsdienst in hei XVil. Deel der Verhandelingen diens Genootfchaps, in den Jaare 1797 uitSe* geeven. LVir. B OüK. 17^7. I788. Voorftel van Schoonhoven , wegens gemaakteveranderingen in hetGodsdienftige-  338 VADERLANDSCHE LVH. BOEK. 1787. 1788. „ waren; en hoe, langs deezen weg, en „ met alle deeze heillooze oogmerken, eene „ menigte van Staatsrefolutien waren geno„ men, door welke de oude Maximes, „ welke zo lang de proef hadden uitge„ ftaan, den zuiveren en boven alles dier„ baaren Godsdienst zo langen tyd bevei„ ligd en den Lande zo veel heils en ze„ gens aangebragt hadden, zo niet geheel >, en al den bodem waren ingefluagen, „ ten minften aanmerkelyk verzwakt en „ kragtloos gemaakt. 9i En daar, onder den zegen van Hem, „ die alles regeert, niets meer gefchikt is „ om den Lande heil aan te brengen dan „ de bewaaring van den Hervormden „ Godsdienst, ftelden zy hun Ed. Groot „ Mog. voor eene Commisfie te benoe„ men, uitdruklyk gelast, om alle zodan nige Staatsrefolutien als geduurende de „ ongelukkige Overheerfching op het ftuk „ zo van den Hervormden als van de Ge„ conniveerde Godsdienften genomen wa„ ren, te herzien, dezelve met de oude „ en beproefde Maximes te vergelyken , „ daar van een breed Verflag te doen: ten „ einde alle zodanige Staatsbefluiten, als „ tegen die Maximes inliepen, mogten „ worden verworpen, en de waare Her„ vormde Godsdienst tegen alle Aanvallen, „ Inkruipzelen en Niewigheden beveiligd, „ even ongefchonden aan de Naakomeling, fchap mogt overgeleeverd worden, als „ zy dezelve van hunne Voorvaderen ont, vangen hadden." Van  HISTORIE. 339 Van ingebeelde en gewaande Misdryven der Patriotten fpraaken wy, en haalden daar toe deezen voordragt aan; doch wy zouden niet te verre gegaan zyn met ze verzonnen genoemd te hebben: immers geen Ontwerpen zyn 'er, vóór de Staatsomwenteling,' ontdekt, waar uit blyken konde, dat de' zaak van den hier te Lande gevestigden! Hervormden Godsdienst gevaar liep, het zy van verbastering, het zy van het oogmerk om eene gemengde Regeering van Hervormde en andere Regenten in te voeren (*). Men zal voordellen, daar toe ftrekkende, in Staats- of Vroedfchaps Vergaderingen gedaan, vrugtloos zoeken. In de Befluiten by den Staat, of by Stadsregeeringen genomen, aan de Roomschgezinden ontflag der Recognitiën of Welkomften voor Hoofdofficieren of Bailjuwen verleenende, of hun ontheffende van gemeene Landslasten, waar van andere Godsdienftige Gedichten of Armenkasfen, reeds voor lange ontheeven waren, is niets zodanigs te vinden: hoogst genomen zyn de Roomschgezinden in die Jaaren, tot zekere Burgerampten en Schutterlyke Bedieningen, van welken zy voorheen waren uitgedooten, toegelaaten , en, daar dit het verfte ging, met uitgedrukte voor- (*) In de Acte van Verbintenis eem'ger VaderlandfcheRegenten,dat zo veel opziensbaarend (luk, was men met ronde woorden voor de handhaaving van „ den waaren Christlyken Gereformeerden „ Godsdienst, zo als dezelve in de Publieke Ker„ ken deezer Landen geleerd werd," uitgekomen. Zie onze Vaderl. Ifist, XL D. bl. 294. LVII. $ o b «i 1787, 1788. \anmer- :ingen )p dit Voorftel.  340 VADERLANDSCHE LVII. boek. 1787. I788. Bedoeling van't zelve. i j 1 1 Wegens het hou-; den van de Zuid-' bolland- : 1 voorbehouding van 't geen den Staat, of de Gereformeerde Godsdienst betrof (*). — En zal men nergens eenig fpoor kunnen vinden van nieuwe Voorregten, ten dien tyde, in Holland aan de Remonftranten, Lu(herfchen of Doopsgezinden gegeeven. Het Voorftel, toegefehreeven aan den zich zeiven zeer ongelyken van Nooten, hadt geen ander doel, dan om het Gemeen, tiaar den ouden ftyl, te verblinden met een falfchen yver voor de zogenaamde Regtnrinigheid, en de nu onderliggende Party >y t zelve op 't haatlykst af te fchildeen. Hier om bedienden zy zich van algemeene bewoordingen, traden in geene >yzonderheden, of weezen zelfs maar van rerre en met een wenk Befluiten aan, op velke die Voorgeevens zouden rusten. — rrouwens dit Voorftel werd by de Staa:en overgenomen, en vondt dien by val niet ils een tweede, ten zelfden tyde, gedaan. Onmiddelyk op het even bygebragte Heien die van Schoonhoven volgen; „ En ,' daar niet moeilyk door te zien was ge, weest, hoe diezelfde overheerfchende „ Ka- O Dat hier het Befluit van de Stad A'hnaar. >y voorbeeld, fpreeke, 't zelve luidt woordlyk, , dat voortaan tot Officiers, Onderofficiers, en , Rotmeesters van de Stads Schuttery, tot Dekens , en Raaden van Gilden of Ambagten en tot , Stads Officianten, tot de laasere foort behooren, de, en geen de minfte betrekking hebbende op de , Regeering der Stad, of op de Gereformeerde Re, ligie, ook lieden van den Roomfcben Godsdienst , zouden mogen worden aangefteld." N. Nederl. l-aarb. 1784. bl. 1310.  HISTORIE. 34* 35 Kabaal, door derzelver Intrigues, zoda„ nige Directie heeft weeten te houden, dat de gewoone beurt van de Stad Bre „ da om het Zuidhollandfche Synode binnen haare muuren te zien vergaderen, onder allerlei fchoone Pretexten, doch in. ,, de daad alleen om zyne Doorlugtige „ Hoogheid, als Heer Van Breda, te hoo,, nen, was voorbygegaan, fielden zy voor of hun Ed. Gr. Mog. niet zouden „ behooren te befiuiten. dat het eerst te ,, houden Synode van Zuidholland binnen 9, de Stad Breda zou worden vergaderd." Terftond wer^i vasrgefield. dat de Christlyke Synode van Zuidhulland, in den aanftaanden Jaare, op eenen nader te bepaalen ryd, binnen Breda zou worden gehouden (*). Thans mogt het niets baaien het te vooren met veel voegelykheids aangedrongene, hoe verfcheide aanzienlyke en zelfs ftemhebbende Hollandfche Steden , of geheel niet, of flegts by beurten, die Kerklyke Vergadering binnen haare muuren. zagen byeenkomen; en hoe ongerymd het dan ware, dat eene Stad, die noch item in Staat hadt, noch zelfs eigenlyk tot Holland behoorde, dat voorregt, om de elf Jaaren, even als de ten deezen opzigte meest bevoordeelde Hemmende Hollandfche Steden, genieten moest, om den wiile des Barons, die, gelyk zyne Voorzaaten, onder de Oranjegezinde Kerklyken den naam droeg van Befchemer van den Her- (*) Re/bh van Hollh 53. Oct, 1787, XiX. DüEL. X LV'il. BOEK. 1787. I7«8. fcheSynt» 4e te Breda.  342 VADERLANDS CHE HISTORIE.. lVii. BOEK. I787. I788. VA- Hervormden Godsdienst en Vbedflerheer der Kerke. Eertytels, door de vleijery bedagt en leevendig gehouden in Stadhouderlyke tyden, en thans op nieuw, by herhaalinge ten fterkften uitgetrompet, als grootlyks ftrekkende om een groot deel der Ingezetenen, door die grootsch klinkende woorden , ten voordeele van den Stadhouder te begcchelen. Eertytels waar op' veel zou vallen aan te merken; doch dit zou ons te verre van het plan onzer Gefchiedenisfe verwyderen, 't geen wy, ten opzigte van de algemeene zaaken, Holland betreffende, hier mede voldaan rekenen.  VADERLANDSCHE HISTORIE. AGT EN VYFTIG3TE BOEK. INHOUD. Stoffe van dit Boek. Gefchapenheid van 'sGravenhaage voor oproerige gebeurtenis/en. Afkondigingen daar tegen. De Kerkleeraars Heringa en Muilman in befckerming genomen en vergund hun Dienstwerk te volbrengen. Heri n Ghpredikt ongefloordMuilman niet. Nibuwland en Friesvvyk van eene befchuldiging ontheeven. Smaad den Raadsheer Baalde ongejlraft aangedaan. Aanduiding van andere oproerige Bedryven, Gerugt. wegens Geweer en en Stroppen by de Patriotten, valsch bevonden. Douglas te Hondsholredyk herfteld, en van der Pot ingedaagd. Zaaken die der Haagfche Burgery tot voldoening ftrekten. Staats en Stadhoudersgezinde Sociëteit in 'i Gravenkaage. Toeftel tot de viering van den Jaardag des Stadhouders. Hoe denzelven gevierd. Hoe die der Prinfesfe. De jaardag der Omwentelinge gedagt. Beide de jonge Prinfen worden RidX 2 ders LVIir. boek.  344 VADERLANDSCHE LVIIi. BOEK. ders van St. Joris. In 's Haage ingedaagde Perfoonen. Smeekfchrift van honderd vyf en twintig Haagfche Burgers. Ontfchuldigingen in de Nieuwspapieren geplaatst. De Schuttery herfield. Zwaarigheid wegens de Magiftraatsbeftelling aldaar weggenomen. Oprigting van het Haagfche Genootfchap voor den Christlyken Godsdienst. Delft blyft in angst. Aan nieuwen moedwil bloot gefield. Regeeringsverandering. Gefchil over het Schoutfchap beflist. Voorflag om buitengewoone Perfoonen tot het Scheepensampt te benoemen. Befluit daar op. Indaaging veeier Burgeren. Frans Willem Buyzer kevert een Verzoekfchrift van Onderwerping in. 'sHofs gunftig antwoord. Onderdewyngaards Gedrag ten zynen opzigte. Buyzers lot. Eerepenning van het Schutterlyk Gezelfchap. Gefteltenis te Haarlem. Vraagen wegens het Nieuwe Stads Regeerings Reglement den Stadhouder gedaan. Hoe beantwoord. Voorftel van Regenten deswegen by Staaten van Holland. Het Reglement wordt by hun verworpen. Bedankende Regeeringsleden. Oproeping der Burgeren by de komst der Regeeringsveranderaaren. Verzoekfchrift eeniger Burgeren tot de aanblyving der thans zynde Regeeringsperfoonen. Aanmerking daar over, Hoe het bejegend werd. Schampere taal Haarlem deswegen te gemoete gevoerd. Eenige op nieuw aangeftelde Regeeringsleden bedanken. Nieuwe Regeeringsperfoonen van elders ingevoerd, met een fcherp vermaan. Tergend gedrag omtrent de Haarlemmers. Nieuwe Plaatsvervullingen. De Schuit ery veranderd. De Voor-  HISTORIE. 345 Voorzorg der Regeering komt op kleinigheden neder. Feestdagen daar gevierd. Aanhoudende blyken van de Patriottifche denkwyze der Haar lemmer en. Bezwaar der Stad door het ingelegerd Krygsvolk. Woelingen te Leyden, Regeeringsverandering. Aanmerkingen gevallen op eenige aangeflelde Regeeringsleden. Haat lyk gedrag van twee Regenten, 't Gedrag des Hoofdofficiers van Heusden. Pracht by de Feestvieringen. De Leyderdorpers flaagen niet in eene bedoelde Regeeringsafzetting. Strengheid des Stedehouders Pagenstecker te Voorburg. Het voorgevallet e te Zoeter meer met den Oud-Remonftrantfchen Leeraar Pieter van den Bosch en diens Weduwe. Wat eenige Kerkleeraars in die ftreek overkwam. Gefteldheid te Dordrecht. Eerbetooning aan de Pruisfen. Regeeringsverandering. Bepaaling omtrent de Goede Luiden van Achten naa de Omwenteling. Eene Acte van Conventie te dier Stede vernietigd. Het gebeurde in Oud - Beyerland en omftreeks Dordrecht Regeeringsverandering te Gouda. Eenige Regeeringsleden uiten > zich vrymoedig op het ftuk der Regeeringsverandering. Voorftel van Jacoiï Blaauw deswegen. N. Tyssens verklaaring daar over. Cornelis Nicolaas Plemper van Bree fchryft deswegen. Verzoekfchrift by Staaten van Holland tegen van Toulon ingediend. Hoe T. van der Hoeven vrugtloos tegen hem yvert. Onveiligheid voor de Patriotten te Gouda. Rustbewaaring in Rotterdam beloond. De rust is "er zo groot niet als men opgaf. Schinnis aan het Huis van den Burgemees,X 3 ter LVÏIL BOEK.  34ó VADERLANDSCHE LVHl. B O Eli. 1787. 1788. Stoffe van dit Bock. ter Elzevier gepleegd. Den Pruisfen 'hy hun uittocht begiftigd. Hst gedrag der Pruisfen te Rotterdam ontvouwd. Beftuiten by de Regeering weder aanvaardenden Raad. Magiftraatsbeftelling aan zyne Hoogheid gezonden. Antwoord van zyne Hoogheid. Verkiezing door hem gedaan. Verklaaring der aftreedende Schepenen en Mannen van Schieland. Last tot onderzoek der Amptenaaren en Suppoosten. Afzettingen her uit gebooren. Bepaalingen van de Drukpers. Ingediende Bezwaaren by de Regeeringsveranderaaren. Welke aangenomen, en welke van de hand geweezen worden. Klagten tegen de Lutherfche Leeraars Boon en Scheffers. Regeeringsperfoonen, die van hunne Ampten vervallen verklaard worden. Aanmerking omtrent een en ander der nieuw aangefielde Vroedfchappen. Gevers, Bogaert en Vingerhoed verzoeken te vergeefsch in de Amnestie begreepen te worden. Dit doet ook H. A. Kreet met een flegten uitjlag. Van Bekfting en Frescarode van de vervolging uitgezonderd. Kaat Mossel ontflaagen en beloond. De Rotterdamfche Schuttery herfteld De Jaardag der jonge Prinfesfe daar' gevierd. Die des Stadhouders gedagt. Komst der Vorstlyke Familie te Rotterdam. De Jaardag der Prinfesfe vereerd. ~\n ons laarstvoorgaande Boek hebben wy, te meermaalen, met een enkel woord, gerept, dat een bepaalder befchouwing van het gebeurde in eenige Steden en Plaatzen van  HISTORIE. 347 van Holland, tot nadere ftaaving zou dienen van 't geen het algemeen Verflag der Staatsverrigtingen, daar in ontvouwd, ons aan de hand gaf. Hier toe is het Boek, 't geen ■wy thans aanvangen, beftemd, en twyfelden wy niet aan de Hofplaats 'sGravenhaage, en den omtrek, als het middenpunt van veele Beweegenisfen en Bedryven, in dit Gewest, de eerfte plaats te geeven, en onze gedaane belofte te volbrengen (*). Geene Plaats in geheel het Gemeenebest hadt, door het langduurig afweezen des Stadhouderlyken Hofs, grooter fchade in veelvuldig vertier geleeden; geene plaats was meer opgevuld met gemeen Volk dat Huis toegedaan, dan 'sGrayenhaage, nergens ook mogt men, diensvolgens, by de Staatsomwenteling, zich meer veranderings, gepaard met bedryven, een losbandig Ge meen eigen, voordellen, en verwagten, dat de uitbundigheid geëvenredigd zov weezen aan het bedwang waar in het Oranjegezind Volk, eenen tyd lang, gehouder was, en de fnaaren gefpannen waren on Vreugdebetoon, met Balddaadigheden af t< wisfelen. 't Vooruitzigt hier van deed eene Waarfchuwing tegen Ongeregeldhe den en Rustverftooringen, van zyne Hoog "heid zelve, gebooren worden (.f). Der zeiver fchennis en aanhoudende overtree ding maakte kort opeenvolgende herhaaiin gen, met fterker aandrang, noodzaaklyk Z( (*) Zie onze Vaderl Hist. XV. D. bt, 206, Ci) Zie onze VaderL Hist. XV. D. bl. 207. X 4 LVlll. DÖ3K. 1787. I?88. Gefchapenheidvau's Ha* ge voor oproerige beweegenisfen.Afkondigingendaar tegen. | [  343 VADERLANDSCHE LVIIL BOEK 1787. I78K. De KerkleeraarsHeringa en Muilman in befcherming geaomenen verdund hun Dienst te volbrengen. < 3 ï I I i f x t | h z zo van wegen zyne Hoogheid zelve als van het Hof van Holland, en, ten blyke van de ontembaarheid diens moedwils ftrekte een veel iaater nog fterker, in het volgend Jaar 0. De optelling en het vermelden van byzondere gevallen , waar in fmaad- en fchimplust, overlast en gewelddaadigheid beurthngs elkander afwisfelden, en de Hofplaats bykans onbewoonbaar maakte voor Patriotschgezinden, zou een afzigtige en door eenzelvigheid verveelende fchiyfftoffe opJeeveren. Nogthans kunnen wy niet voorby, met onderscheiding, te gewaagen van 't geen twee der Hervormde Leeraa•en in 'sGravenhaage Joannes Heringa ;n Wigbold Muilman wedervoer. Beile deeze Kerkleeraars hadden zich, door mnne Patriottifche denkwyze, van hunne \mptgenooten onderfcheiden, en den haat Ier Haagenaaren dermaate op den haize [elaadeu , dat zy hunne Amptsbediening liet konden volbrengen, noch zich, buitens tuis, veilig rekenen voor fchennis. Heringa leeverde een Verzoekfchrift in an den Hove van Holland en de Magi:raat van 'sGravenhaage, om door dezele. wat zyn Perfoon, Huis en Goederen etrof, in byzondere befcherming te moen genomen worden; als mede, dat zy ém, door eene genoegzaam fterke voorieninge, in zyne openbaare Bediening zouden (*) N. Nederl. JaarK 1787. bl. 5i5i. 5211. en |f88; bl. 621.  HISTORIE. 349 den handhaaven; ten einde daar in niet langer, door ongeoorloofde aanvallen en bedreigingen, verhinderd te worden. De Kerkenraad, berigt geevende op dit hun door 't Hof en de Magiftraat ter hand gefteld Verzoek des Leeraars, verklaarde, „ dat by denzelven geene Befchuldigin,, gen, hoe genaamd van eenige Misdaad, „ veel minder eenige Bewyzen tegen den „ Leeraar Heringa waren ingebragt; „ fchoon 'er eenige algemeene ftukken in „ den Kerkenraad ingekomen waren; doch „ die egter niemand in 't byzonder raak„ ten, weshalven 'er ook geene Keiklyke „ Procedures over dezelve konden aange,, vangen worden." In gevolge waar van die Kerkenraad geene zwaarigheid maakte eerbiedig te verzoeken, dat aan den wensch en begeerte van den Leeraar Heringa, op de best mogelyke wyze, mogt voldaan worden. Heringa's Amptgenoot, Muilman, die nevens hem in 't zelfde lot deelde, hadt denzelfden weg om beveiligd, en in zyn dienst gehandhaafd, te worden, ingeflaagen, en droeg een zelfde getuigenis van den Kerkenraad weg. Beiden gingen zy een ftap verder, gaven het Hof en de Magiftraat te kennen hunne bereidvaardigheid tot het afleggen van eene Verklaaring 5 by welken zy beloofden en aannamen, ., om, by aanhoudenheid, voortaan, „ in allen opzigte, aan zyne Doorlugtige „ Hoogheid en het Vorstlyk Huis van „ Oranje, en Nasfau dien eerbied en die X A «m3 »ï b- LVH. boek. 1787. i?88.  S5o VADERLANDSCHE LVH. BOEK. 1787. Ï788. „ gehoorzaamheid te zullen betoonen, wel„ ke ieder goed en getrouw Ingezeten van „ den Lande aan eenen Vorst, wien door ,, de Heeren Staaten van Holland en West„ friesland, den éénigen Souverain deezer „ Provincie, die hooge Waardigheden, „ welke Hoogstde zelve is bekieedende.. in „ deeze Provincie erflyk zyn opgedraa„ gen, en aan Hoogstdeszelfs Doorlugtig „ Huis verfchuldigd is (*)." Op deeze Onderrigtingen en Verklaaringen werd aan de begeerte dier beide Leeraaren voldaan, en elk, by openbaare afkondiging, vermaand en gewaarfchuwd, geen dier Leeraaren, in het waarneemen van hun Predikampt, of ander Dienstwerk op eenigerlei wyze, te verhinderen, of eenige belemmeringen, hoe genaamd, en onder welk voorwendzel ook, toe te brengen. Dit werd geftaafd door de meermaals herhaalde bedreigingen tegen Rustverftoorders. Dan liet het Hof en de Magiftraat aan allen en een iegelyk Lidmaat der Gereformeerde Haagfche Gemeente vry, om, zo zy meenden, iets ten bezwaare deezer Predikanten te hebben, zich deswegen, met onthouding van alle eigendunklyke en onbehoorelyke feitlykheden, op eene wettige wyze, ter behoorelyker plaatze te vervoegen (f). Wan- C*) Op eene dergelyke verklaarin g werd ook de Leeraar der Hervormde Gemeente te Hazanivouie in zyn dienst geliamlhaafd. N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 61. C/D Ferz. by de Chalmot IV. D. bl.15. en 16.  HISTORIE. 35i . Wanneer die Waarfchuwing, op den één en twintigften van Wintermaand, beraamd, den vyf en twintigften was afgeleezen, hervatten 's volgenden Zondags, de beide Leeraaren hun openbaar Dienstwerk. By Heringa, die de Morgenbeurt in de Kloos terkerk waarnam, liep alles geregeld af, hoewel de Kerk opgepropt was met Toehoorderen, door nieuwsgierigheid veel al derwaards gedreeven. Schoon dit iets goeds fpelde voor 'sMans Amptgenoot, die de Naamiddagbeurt in de Nieuwe Kerk hadt, beantwoordde de uitkomst in geenen deek aan die verwagting. Naauwlyks hadt Muil man den Predikftoel beklommen, of e] ontftondt eene groote beweeging in d< Kerk, met zo veel geraas gepaard, da men geen woord uit 's Leeraars mond ver itaan kon. By het eindigen van die zc balddaadig geftoorde openbaare Godsdienstoefening rotte de menigte zamen, deedi Muilman alle fmaadheden aan, voor wel ke Onderfchout en Dienaars hem niet beveiligden. Onvoegelyk werd hy op der weg na zyn huis gevolgd door een tierende hoop, geftadig fchreeuwende het geliefde woord van den dag in de Hofplaats Kees de Hal uit! Een wagt van Krygs voik daar post gevat hebbende, beveiligd< hem in de eindlyk onder zo veel fmaadi bereikte wooning (*). Eene mishandeling die Muilman op * ver (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. W. 5930. LVIL boek.' 1787. T78». Heringa prechkc on ;eftoord;maar Muilman niet, I !  LVir. BOEK J7S7. 1738. 352 VADERLANDSCHE verlies zyner gezondheid te ftaan kwam. Zyn Amptgenoot Heringa gewaagde, by het bekendmaaken van diens overlyden, eenigen tyd daar naa, van deeze waarfchynlyke oorzaak. Eene veelgewaagde aanduiding. Hy kon deswegen 'sHofs berisping niet ontgaan, noch de vermaaning om zich voortaan voorzigtiger te gedraagen. Geestig en fcherp was het antwoord hieiL op door Heringa gegeeven; ,, dat „ hy voor het vervolg niet in de verzoe„ king zou behoeven te komen, om den „ dood zyner Amptgenooten, op die wyze, „ te herinneren!" . Althans zou hem deeze verzoeking niet overkomen by het affterven zyner Amptgenooten Nieuwland en Frieswyk, omtrent welken weleer het befluit viel van Gecommitteerde Raaden, „ om een waakzaam oog te hou,, den op die beide Haagfche, Predikanten, „ welke, zo in hunne Leerredenen, als in „ hunne Gebeden, de Gemeente tot het „ deelneemen in de verfehillende Begrip„ pen uitgelokt en aangezet, en alzo van „ den Predikftoel het fineuleud vuur van „ Oproer, meer en meer aangeblaazen „ hadden." Tegen dit Befluit bragten Afgevaardigden van Delft, naa de Omwenteling , eene bedenking in ter Staatsvergaderinge om Gecommitteerde Raaden te volmagtigen tot het buiten werking ftellen van dit befluit. Zulks gefchiedde onverwyld tnet kennisgeeving aan die Leeraarcn, dat zy van de fchandviek, in deu Jaare, mdcclxxxvi  HISTORIE. 353 mdcclxxxvi op hun geworpen, thans geheel gezuiverd waren (*}. Ongeftraft bleef de boven vermelde aangerigte ftoorenis van de openbaare Godsdienstoefening, en het leed den eenen Leeraar aangedaan; zoo ook eene openlyke mishandeling, op dat wy 'er die ten voorbedde , by voegen, van den Heer Baalde , Raadsheer van het Hof van Holland, dien wy als Secretaris der Staatsbezending te Rotterdam aantroffen. Niet lang naa de Omwenteling met zyne Huisvrouwe over het Buitenhof wandelende, werd hem de Oranjeftrik van den hoed geflaagen door een onverlaat, die, onder een vloed van fcheldwoorden hem toevoegde, „ dat hy on„ waardig was die Heilige Kleur te draa„ gen!" Eene ftraatfchennis en belediging, welke eene zeer groote zamenrotting van eene die mishandeling toejuichende menigte ten gevolge hadt. Hoe zeer nu dit geval , van welk eenen kant befchouwd, zonder eenigen den allerminften twyfel, volgens de herhaaalde Waarfchuwingen, hoogst ftrafwaardig was; hoe zeer de Heer Baalde aan den Fiscaal 't Hoen den fchuldigen Perfoon, met alle de omftandigheden, opgaf, en dus de veelal gebruikte uitvlugt van de onbekendheid des beledigers wegnam , werd 'er niets tot onderzoek te werk gefteld. Waar op die braave Man, fchoon zelve een Lid der Hooge Juftitie , geen regt heb- (*) Verz. by »e Chalmot IT, D. bl. 185—160. LVIL BOEK» 1787. I788. Smaad den RaadsheerBaalde ongeftratt aangedaan.  354 VADERLANDSCHE LVlil. boek. 1787» 1788. Aandur ding van andere oproerige bedryven. hebbende kunnen verkrygen, bedankte voor zyn post, en zich buiten 's Lands begaf. Om geen meer ftaalen van de oproerigheid des Haagfchen Gemeens onder 't ooge te brengen, herinneren wy onze Leezers aan 't geen die fchendzieke hoop den Franfchen Afgezant St. Priest deedt wedervaaren (*); en hoe deeze bende, als zich niet genoeg kunnende verzaadigen in de Hofplaats zelve, het nabuurig Delft het ontzettendst en roof- en plunderziekst bezoek gaf (f). Die zelfde of foortgelyk een Volkshoop, vergezeld van Krygsvolk, vergenoegde zich niet met de fchennisfen in 'sGravenhaage', maar in den omtrek, ten Plattenlande, pleegden zy de verregaandfte Geweldenaaryen, zo met Huisplunderingen, Glazen infmyten als anderzins, blykens een daar tegen uitgevaardigde Publicatie van zyne Hoogheid en het Hof (§). Het nabuurig Voorburg leeverde, in Wynmaand, het vertoon op van een vyftiental geplunderde Huizen der Patriotten, van het Regthuis als mede de Buitenplaats van den geweezen en uitgeweeken Gecommitteerden Raad Bogaard van Rotterdam. Het farren der Prinsgezinden hadt de drift eens Knegts in 't Regthuis dermaate ontftooken, dat 'er manilag uit volgde, 't welk aanleiding gaf tot gemelde fchennis, door ee- C*) Zie bier boven bl. 56, enz. (f) Zie onze Vaderl. Hht. XVI. D. bl. 224. (§) Verzam. by d2 Chalmot I. D. bl. 2 "3.*  HISTORIE. 355 eene Ruiterbende uit 's Gravenhaage gefluit (*). Argwaan, verdenking en losfe praatziekte verfpreidde in 'sGravenhaage, korten tyd naa de Omwenteling, gerugten, aangaande het vinden van Moordgeweeren, Stroppen en andere zaaken, welke een moorddaadig opzet zouden te kennen geeven, in de huizen van zodanige Perfoonen, welke betrekking gehad hadden tot het aldaar vernietigde Genootfchap van Wapenhan-, del. Hoogst liet 'er zich het Geregt aan gelegen leggen, om, in het zekere, onderrigt te worden van de waarheid of onwaarheid dier gerugten; ten einde, indien dezelve waar mogten zyn, daar omtrent ter ftrenge ftrafoefening te treeden; of, indien ze valsch mogten bevonden worden, het verder verfpreiden ■ van dezelve, 't welk nergens anders toe kon dienen, dan om de gemoederen meer en meer te verbitteren , te ftuitten , en tegen de kwaadwillige verfpreiders ter ftrafoefening te tree- den. Ingevolge hier van hadt het Hof den Procureur gelast, desaangaande de noodige opfpeuringen te doen. Naardemaal, uit de ingekomene befcheiden, aan den Hove, nog niets van de waarheid dier gerugten was gebleeken, vondt het goed, by openlyk gedaane Waarfchuwing, een iegelyk te vermaanen, om zich door geen ongegronde Gerugten te laaten opzetten, en £*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5276. LVIII. DOEK. 17*7. Sera gres wegens Geweeren en Stroppen jy de P»iriotten , ralsch je vonten.  856 VADERLANDSCHE lvïii.' boek. 17X7. 1788. DOUGLAS te Hon Isbolredykherfteld en van per Por in^e- | daagd. ] \ I I t e •\ i 1 en om al liet geen hun, aangaande heï vinden van Moordgeweeren en Stroppen j of andere zaaken, welke een moorddaadig opzet zouden te kennen geeven, kenlyk mogt zyn of worden, in plaats van hetzelve onder zyne Medeingezetenen, ter vermeerdering der verbittering, te verfpreiden, hoe eer hoe liever, te brengen ter kennisfe van den Procureur Generaal over Holland, Zeeland en Friesland, op dat deswegen de noodige nafpeuringen zouden kunnen gedaan, en het regt van de hooge Overheid ter ftrafoefeninge, waargenomen worden (*). De Bailjuw en 'sPrinfen Rentmeester Abraham Douglas, te Hondsholrcdyk, door het Vliegend Legertje gevangen geïomen, en op Endeïdyk de Buitenplaats les Heeren Cornelis van der Pot in jewaaringe gebragt (f), zag zich met de Dm wenteling geflaakt, en werd door de ngezetenen van gemelde plaats, als mede fan V Gravefande en Naaldwyk, op het "legtigst, ingehaald. Welhaast werd door tem aan den Hondsholredykfchen Geregtsode volmagt verleend, om alle Goederen n Effecten van den toen voortvlugtigen 'an der Pot , onder die Regtbank geleen , in beflag te neemen, en déezen Heer 1 te daagen (§). Groo- (*) Verz. by de Chalmot I. D. bl. 175. (t) Zie onze Vadert. Hist. XVI. D. bi. 241. C§) /V. Nederl. Jaarb, 1787. bl. 5270. en voor 7ül. bl, 467.  HISTORIE. 35; Groote voldoening fchonk het aan het Haagsch Gemeen, dat de Hollandfche Lyfwagt te voet weder optrok met de eertyds gebruiklyke Vaandels, voor eenigen tyd afgefchaft, waar in of het Wapen of de Naamletters van zyne Hoogheid praalden; dat der Officieren Ringkraagen met dat Wapen voorzien waren, en de Staaten Bodens van Holland het weder op hunne Busfen droegen (*). Ook (maakte het genoegen in de fchikkingen op de Wagten en Krygseerbetooningen, en de by hen heilige Stadhouders Poort, omtrent welke reeds vroeg in de eerfte dagen des Herflels zo veel te doen geweest was (/f). -*» Voor de aangeboden herftelling dér afgedankte Cent Sutsfes hadt zyne Hoogheid •bedankt (§). Hadt men in de Hofplaats reeds vdör de Omwenteling onder het opzigt des Graaven van Bentinck, een Opregte Vaderlandfcke Sociëteit, in tegenftelling der Vaderlandfche Sociëteit, doen ftandgtypen, en 'er nog eene in 't einde bygevoegd (**), men bragt 'er nu, in Slachtmaand, naa de Omwenteling, eene tot ftand, die ten naam voerde de Staats- Stadhouderlyke en Stads- ge- (*) Refol. van Holt. 25. en 28. Sept. 1787. Vergelyk onze Vadert. Hist. X. D. bl. 120. en XI. D, bl. 416. 418. Ct) Refol. van Holl. 3. Dec. 1788. Men flaa hee voorgevallene omtrent deeze Poort naa in onze Vadert. Hist. XII D. bl. 7. enz. (§) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 25. 1**) Zie onze Vadert. Hist. XVI. D. bl. 73. enz, XX. Deel. Y LVIIÏ, BOEK. Ï787; 1788. Zaaken die de Haagfcbt Bürgery tot genoegenftrekteq» Staats ea Stadhoudersgezinde Sociëteit at> tiaar.  S53 VADERLANDSCHE LVIH. BOEK. 1787. 1788. Toetlel tot de viering van deil Jaardag des SiadJ'oudcrs. gesinde Burger - Sociëteit, grootendeels on* der het beituur ltaande van Regeeringsperfoonen in 'sGravenfiaage (*). De eerfte Verjaardag des Stadhouders, die naa de Omwenteling aanlichtte, door geheel het Land gevierd, werd in de Hofplaats by uitftek gedagt. Ejne Waarfchuwing van het Hof van Holland en de Magiftraat van 'i Gravenkaage fchreef den Burgeren de wyze voor op welken zy allen hunne Huizen ten minften te verlichten hadden, gepaard met het gewoone Verbod van, geduurende die Verlichting, eenige vuurwerken af te fteeken. De toebereidzelen kondigden een luisterryken avond en nagt aan. Pragt en kostbaarheid traden te voorfchyn. Niet alleen werden pp de aanzienlykfte Plaatzen, en in de voornaamfte Straaten, de Illuminatien, in eenen nieuwen fmaak, ingerigt, daar in zommige der laatften alle de Huizen van buiten op dezelfde wyze moesten verlicht zyn met Piramiden en Boogen; maar ook de kostbaars Zegenboogen, Triumphpoorten, Naalden, Pyramiden, welke ten getale van omtrent honderd gebouwd werden, beloofden het oog een fraay onthaal. Onder andere muntte uit de pragdge Obelisk op het Buitenhof voor het Stadhouderlyk Kwartier, ter hoogte van omtrent vyftig voeten uitryzende boven het tooneel tot hf-t Vuurwerk gefchikt. Praalboogen, Eerepoorten, (*) N. Nederl Jaarb. 1787. bl. 5713.  HISTORIE. 359 ten, van eenevei'baazende hoogte en breedte, vertoonden zich op de aanzienlykiïe Gragten en Pleinen. üe dag van zo veel toebereidings brak aan: en zag men op denzelven vroeg het voorwerp dier Feestviering op het Buitenhof by de Gardes du Corps, alle in nieuw fewaad, op het kostbaarst uitgedoscht. De arade, zo tal- als luisterryk, werd Vervolgens door hem bygewoond. Op den middag ontving hy de Gelukwenfchingen van de vreemde Gezanten en andere Perfoonen van hoogen rang. De Hollandfche Generaliteits Collegien hadden beraamd, op deezen dag, buitengewoon te vergaderen, en op eene ilaatlyke wyze, met hunne Kamerbewaarders en Boodens de pligtspleeging, op de plegtigfte wyze af te leggen; doch zyne Hoogheid, hier. voor bedankt hebbende, gefchiedde zulks door die Leden der hooge Regeeringe afzonderlyk. *s Avonds was op 't Oude Hof groot Cour en het getal der Gelukwenfchers zeer groot. Met het klokkenflag van acht uuren bègon de verlichting, door ftil en fchoon weder begunftigd, en beantwoordde aan de grootfche verwagting des gevormd. Toen deeze op haar ichoonst en '*Gravenkaage, als één licht was, doorreedt de Prins met zyne Gemalinne, vergezeld van eenen pragtigen ftoet, de Hofplaats, onder veel Eerbetoons en Toejuichings. Drie dagen laa- ter werd het kostbaar en heerlyk Vuurwerk 's avonds op het Buitenhof afgeftooken, ter verlustiging van het oog veeier Y 2 dui- Lvni, KOEK. I787. 1788. Hoe ge. vieid.  36b VADERLANDSCHE LVII. BOEK. I787. Ï788. Hoe die der Prinfesfe. De Jaardag der Omwentelingegedagt. duizenden Inwoonderen en Vreemdelingen, derwaards gelokt (*). Soortgelyke Feestviering, met Verlichting der Huizen en Praalboogen, greep 'er plaats op den zevenden van Oogstmaand, de Verjaardag der Priniêsfe. Op 't Huis in 't Bosch gefchiedden de begroetingen. In den avond reedt de Prins en Prinfesfe met een groot gevolg na 'sGrayenhaage ter bezigtiginge van de anderwerf verlichte Hofplaatze, waar in thans boven andere in luister uitftaken de wooningén der Engelfche en Pruisfifche Gezanten (f). Naa een derden luistervollen Feestdag haakte de Hofplaats, den dag der Omwendinge; doch het Hof van Holland en de Magiftraat van 'sGrayenhaage, waarfchuwden de Ingezetenen, „ dat overeenkomftig, „ de bekende Intentie van zyne Hoog„ heid," te dier gelegenheid, geene Verlichting zou plaats hebben. Ongevierd bleef egter die Dag niet. In de Groote of St. Jacobs Kerk werd een Muzyk zo van Zangers als van Speeltuigen, onder het goedvinden der Regeeringe en het Beftuur van Diakonen, ten voordeele der Nederduitfche Gereformeerde Diakonie Armen, uitgevoerd. Het geheel Orchest was over de honderd Perfoonen fterk. Behalven de Zangers en Zangeresfen, die op vier ftemmen zongen, hadt men 'er het vereischte lantal van die Blaas- en andere Speeltuigen lie- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 271. 422. . Cf) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. 1116. 1238.  HISTORIE. 361 lieten hooren. Tot plaatzing van al wat zong en fpeelde, was 'er voor het Orge] een gevaarte opgerigt, met toepasfelyke cieraaden befchilderd. Naauwlyks kon dit Kerkgebouw de menigte bevatten. . De Stadhouder, haare Koninglyke Hoogheid, Prins Frederik, en de jonge Prinfesfe, woonden deeze Feestviering by. De Leeraar Daniël Albert Reguleth, hieldt, te dier gelegenheid, eene Plegtige Historifche Redenwering (*). De beide jonge Prinfen werden, in 't Voorjaar des Jaars mdcclxxxviii onder de Confrérie der Ridderen van St. Joris op den Doele aangenomen, en nevens nog dertig Heeren van Aanzien, tot die Orde ingehuldigd met de daar hy gebruiklyke plegtigheden (f). Wanneer by de Omwenteling het Gemeen in 'sGravenhaage de bovengemelde dolle rol fpeelde, wanneer anderen, den Stadhouderlyken Huize toegedaan, zich in meerder ftilte verheugden, en de voordeelen der Staatsverandering ten hunnen opzigte genooten, of in de heuchlyke verwagting leefden van die eerlang te zullen ver- (*) Breeder wordt dit alles omfchreeven in de /V. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1321. f82. Wegens die Redenvoering', en den Redenaar, hebben wy reeds eene Aanmerking gemaakt in het XV. Deel onzer Vaderl. Bist bl. 247. (t) By gelegenheid der Inhuldiginge van Willem den V. tot die Ridderorde hebben wy des een VerQag gedaan, in onze Vaderl. Bist. ten onmiddelyken Vervolge van Wagenaar. XXII. D. bl. 136. ewss. Y 3 LVIII. BOEK. I787. I788, Beide de jonge Prinfen worden Ridders van St. Joris. In 's Hage ingedaagdePerfoonen.  lviii. BOEK. I787. I788. Smeekfchrift▼an honderd vy] en twintig//^fche Bur gen. 362 VADERLANDSCHE verwerven, werden te deezer Hofplaatze; als Perfoonen in de jongfte Staatsonlusten betrokken, gedagvaard G. q. van Persyn , Commis ter Generaliteits Finantie; J. H. Noordbeek, Notaris en Deurwaarder; R. P. van der meulen, PrOCU- reur; C. Ohrley, Hollandfche Bode; A. Harteveld, Procureur; P. Martensz, Advocaat; F. Barriel, Procureur; en P. C. Crause (*). Veelen, inde eerfte barning des gekenterden Staatsgetys, uit ^Gravenhaag? ge• vlugten, en wedergekeerden, met andere Voorftanders der Patriottifche Partye die aldaar gebleeven waren, vervoegden zich, ten getale van honderd en vyf en twintig, in Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii , met een nederig Smeekfchrift, aan de Staaten van Holland, en tevens by zyne Hoogheid, om diens Voorfpraak by de Staaten te verwerven. In 't een en ander fchreeven zy hun gehouden gedrag toe aan den loop der tydsomftandigheden; en dat deeze inzonderheid hun hadden aangefpoord tot het tekenen en indienen van een Request in den Jaare mdcclxxxvi, tegen den Prins gerigt. „ 't Zelve en hun ge„ houden gedrag inziende, konden noch „ wilden zy," gelyk ze fpraaken, „ ont- kennen, dat hetzelve, ten opzigte van „ den Heer Prins Erfftadhouder, was in„ gerigt op eene wyze, overeenkomftig 5, met en toe te fchryven aan de tóen „ heer- C») N- Nederl. Jaarb. i;?/. bl. 5031.  HISTORIE. 3*3 „ heerfchende Partyfchap, Drift en Vooroordeelen, waar door men zelfs meest„ al, zonder de vereischte aandagt op den „ inhoud en de uitdrukkingen van zoda3, nige Adresfen te hebben gevestigd, die ,, Tekening hadt gedaan; zodanig dat zy „ wenschten daar van zich geheel onthou„ den te hebben: terwyl zy. in tegen„ deel, ,het zelve Adres, ten hunnen opzigte, by deezen herriepen, en zich aan „ de door hun Ei. Gr. Mog. ten voor„ deele en herftellinge van zyne Hoogheid „ genomene Befluiten onderwierpen; met „ oogmerk en aanneeming om zich, in alle „ opzitten, als ftille Burgers te gedraagen, „ en ook voortaan aan zyne Doorlugtige „ Hoogheid te betoonen dien Eerbied, ,, welken alle getrouwe Ingezetenen aan „ dien Vorst, die door hun Ed. Groot „ Mog. als de Souverain deezer Provincie, „ in gemelde hooge Waardigheden was ge„ fteld, verfcbuldigd waren (*)." Van tyd tot tyd vondt men, in het Haagfche Dagblad, de ondergetekende Verklapringen en Bekendmaakingen van P.rfoo nen, by welken zy betuigden, geen Le den van eenig Patriottisch Genootfchap bt Sociëteit geweest te zyn, of geene Adresfen of Verzoekfchriften getekend te hebben; anderen gaven op die wyze te kennen , dat hunne Naamen valschlyk, en buiten hun weeten, onder dusdanige Stukken - (*) Verzam. by de Chalmot lil. D. bl. 316. en IV. ix bl. r. Y 4 LVIII. BOEK. I787. 1788. Ontfchuldigingen in de Nieuwspapierengeplaatst  364 VADERLANDSCHE LVIII. boek. 1787. 1788. De Schutte, ry her» fteld. ken gefteld waren, onderfcheide Geldfommen uitloovende, indien iemand het tegendeel zou kunnen bewyzen; noch anderen betoonden door dusdanige Bekendmaakingen hun berouw en leedweezen van nimmer als werkend of Lid van Eer tot eenig Wapenhandelend Genootfchap behoord te hebben, Veel, zeer veel was 'er met de Schutterye in 'sGravenhaage van den aanvang der Staatsonlusten, en bovenal in den laatften tyd, vervolgens gebeurd (*_). Niet lang naa de Omwenteling dienden de Gemagtigden eens aantals van omtrent acht honderd Schutters aan de Magiftraat een Verzoekfchrift in, nevens een ontworpen Plan van Verbetering der Haagfche Schutterye. Een Affchrifc van hetzelve ftelden zy ter hand aan den Stadhouder, met verzoek van hoogstdeszelfs onderfteuning en befcherming. Gunftig werd dit aangenomen door zyne Hoogheid, die, ondanks al het gebeurde met de Schutterye in de Hofplaatze, zich van derzelver Meerderheid, als op zyne zyde, verzekerd hieldt (f). — Op dit Verzoekfchrift in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii ingediend, draalde het Antwoord. Een draalen, in een nader Adres aan de Regeering van "sGravenhaagt toegefchreeven aan den inhoud van het eerfte Ar- (*) Zie bovenal onze VaderL Hist. XVL D. bl.' Si—7a. Cf) Men vergelyke hier onze Vadert. Hist. XII. D. bi. 32. en de laatst aangetoogene plaats.  HISTORIE. 365 Artykel, by 't welke aan elk der geenen, „ die uit hoofde hunner betoonde gevoe„ lens van Vyandfchap tegen het Door9, lugtig Huis van Oranje en tegen de „ wettige Regeering en Conftitutie deezer „ Provincie, uit de Schuttery geweerd wa„ ren, een jaargeld van tien Guldens werd „ afgevorderd." Eene vordering, welker billykheid zy, in dit nader Adres, zoeken te betoogen (*). Eerlang zag zich de Schuttery herfteld op eenen voet, welke den Prinsge^inden genoegen gaf. Wegens de Magiftraats beftellinge in de Hofplaatze, was. reeds in den Jaare mdcclxix, een verfchil ontftaan tusfchen de IYIagillraat en Vroedfchap over de Privilegiën en Octroyen van de Jaaren mccccli ,! mdxiii en mdxxv , en dit door eene uit- \ fpraak van zyne Hoogheid, waar aan Par- j tyen zich onderworpen hadden, bepaald ten genoegen der Magiftraat. Pan in den Jaare mdcclxxxvii , hadt de Vroedfchap zich by hun Ed. Gr. Mog. vervoegd, om de toen ter zyde gezette Privilegiën van gemelde Jaaren, weder in kragt en werking herfteld te zien: waar door derzelver invloed op 't geheele Regeeringsbeftuur in veele opzigten werd uitgebreid, en ook de verkiezingen eene geheel andere wending kreegen. De Magiftraat door hun Ed. Gr. Mog. verzogt om hier op van berigt te dienen, was zulks gefchied; maar de (•) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5Ó85. en voor 1788. bl. 28. Y 5 LVIII. li U li Km 1787. 1788. ^waarigteici, werens de Vïagi>raat?betellingini Haage veggeïomen.  366 VADERLANDSCHE LV1U. boek 1787. X78B, de zaak fleepende gebleeven, en de Ma? giftraat gelast, om, hangende de raadpleegingen, niet te treeden tot het vervullen eener opengevallene Vroedfchapsplaatze, zo door het maaken eener Benoeming, als anderzins. Dit draalen verveelde de Magiftraat, en de wisfeling van 't Staatsgety gaf dezelve gelegenheid om voor te ftellen en aan te dringen 't geen wy met hunne eigene woorden zullen boeken. Zy ftelden hun Ed. Gr. Mog. op den achtften van Slachtmaand mdcclxxxvii voor, „ dat de dag, op welken de Haagfche „ Vroedfchap, in gevolge eener door de „ Magiftraat geformeerde Nominatie moest ,, worden gecontinueerd, of op nieuws ,, aangefteld, in gemelde loopende maand ,, inviel: en dat hun, by eene herinne„ ring daar van, met opzigt tot de geno„ mene Refolutie, twee bedenkingen wa* ren voorgekomen. Voor eerst-, dat, „ daar by hun Ed. Gr. Mog. op den vier „ en twintigften van September alle Refo„ lutien waren ingetrokken, vwaar by aan zyne Doorl. Hoogheid eenige Prerogati„ ven of Prajeminentien gefurcheerd of „ ontnomen waren; of daar onder de voor- „ fchreeven Refolutie niet behoorde. ■ „ En ten tweeden, of die zich in allen ge,, valle niet alleen bepaalde tot de toen „ vaceerende Vroedfchapsplaats; dan wel of de woorden als ander zins, daar in ,, voorkomende, ook zodanig eene alge„ meene betekenis moesten hebben, dat „ zy als nu iasgelyks van hunne jaarlyk- „ fche  HISTORIE. 367 5, fche gewoonte zouden moeten afgaan, en het formeeren van eene Nominatie „ van Vroedfchappen zouden moeten ag„ terlaaten." Hoe zeer zy nu wel in het denkbeeld ftonden, dat het eerfte bevestigend moest beantwoord worden: „dewyl, even gelyk „ in den eerften aanleg des Gefchils dooi „ de Vroedfchap, niet onduidelyk door ,, ftraalde eene pooging tot het verkorten ,, der Prarogativen van zyne Doorlugtige „ Hoogheid, zo ook Hoogstdezelve, by „ de gemelde Refolutie in effecte daai ,, door in het doen der Electie, was ge„ furcheerd — en zy, met betrekking tot „ het tweede, zich niet verbeelden "kon„ den, dat de meening van hun Ed. Gr. Mog. daar by zo algemeen zou geweest „ hebben: naardien 'er, op die wyze, uit „ hoofde dat de Vroedfchappen flegts vooi „ één jaar worden geëligeerd, en mitsdien s, alle Jaaren los zyn, in den Haage naa „ St. Catrynen dag, geene Vroedfchappen „ zyn zouden, hadden zy egter, ten ein„ de in alle opzigten zeker te zyn, ge„ meend met het formeeren van de ge- woone jaarlykfche Nominatie niet te „ moeten voortgaan, vóór en aleer zy des„ wegen het goedvinden van hun Ed. Gr. „ Mog. nader verftaan hadden." Hiei van was by hun best en noodig geoordeeld zich nader by Staaten van Holland te vervoegen, om derzelver oogmerk te verneemen, met verzoek tot Wegneeming van allen twyfel of het gemelde Befluit, « en LVITI. OOK K,  3<58 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. I787. I788. Oprigtin? van het Haagfche Genootfchapvoor den Ciristly- \ ken ' 1 Gods- | dienst. en daar op gevolgde Aanfchryving, ook onder die behoorden, welke by het Befluit in Herfstmaand waren ingetrokken; of wel hoe zy zich op den vast naderenden St. Catharynen dag hadden te gedraagen ten aanziene van eene door vertrek opengevallene Vroedfchapsplaats, als in 't algemeen met betrekking tot de Benoeming van Vroedfchappen. Men moet zeggen, dat de Magiftraat der Hofplaatze met zeer veel ommeflags toetradt tot een Voorftel, waar op wel te wagten was dat geen gunftig antwoord zon agterblyven. Onverwyld gefchiedde de intrekking van het Staatsbefluit, waar by Schout, Burgemeesteren en Schepenen waren aangefchreeven omtrent het vervullen van eene opengevallene Vroedfchapsplaats op geenerlei wyze toe te treeden; fchoon hun Ed. Gr. Mog. de nadere raadpleeging over de hoofdzaak aan zich hielden (*). Van alle Genootfchappen en Stichtingen , welke in den tydkring onzer Gefchieienisfe vielen, gewaagde ons Gefchiedblad liet: dewyl in een tyd, wel eens boerende de Eeuw der Genootfchappen gehee:en, 'er veelen opkwamen van weinig beluidenisfe in zich zelve, of van eenen zeer cortftondigen opgang. Onvermeld egter, fleeven zodanige niet, welke door derzel/er aangelegenheid en ftandhouding, zich iten de overigen onderfcheidden. Des te Jwygen zou eene gebrekkige vermelding van (*) Verz, by de Chalmot II. D. bl. 236—243.  HISTORIE. 369 van 's Lands Gebeurtenisfen ten dien opzigte, weezen. Zo hebben wy, met onderfcheiding, gefprooken van de loflyke Stichting des waaren Godsdienst minnenden Geleerden Jan Stolp te Leyden (*); van de twee Genootfchappen , in Haarlem ftandgrypende, volgens den uiterften wille des Heeren Pieter Teyler van der Hulst (f). Het eerfte deezer. met den naam van het Godgeleerd Genootfchap onderfcheiden, maakte, zints den Jaare mdcclxxxi, door de uitgegeevene Verhandelingen, in den volften zin beantwoordende aan de gekoozene Zinfpreuk Waare Godsdienstkennis bloeit door Vryheid, grooten opgang, en droeg by inen uitheemfche onzydige Beoordeelaaren den lof weg van eene gansch vrye en aan geen vastgefteld Kerkgenootfchap verbondene voorftelling der behandelde onderwerpen; en keurde men het daar voor, dat hetzelve, in dit opzigt, de Verhandelingen by de Beftuurders van het Stolpiaansch Legaat uitgegeeven, overtrof; fchoon deezen het voorfchrift van den agtenswaardigen en aan geen Kerkgenootfchap verflaafden Infteller diens Genootfchaps volgende, ten regel namen , dat zy in de beoordeeling der inkomende Stukken een Algemeenheid moesten in het ooge houden, en om die reden geene Schryvers te mogen uitfluiten, welker begrippen, (*) Zie onze Vadert. Hist. ten onmiddelyken -vervolge op Wagenaar XXII. d. bl. 107, (t) Zie onze Vaderl. Hist, l D. bl. 336. BOEK, 1787. 1788.  3?ö VADERLANDSCHE L\ 1,1. I) ;u 1707 I788. pen, in allen deelen met de begrippen def Hervormde Kerke niet fcheenen overeen te ftemmen (*_). Van eene bepaalder bedoeling en meer ter handhaavinge van de Leerbegrippen der hier te Lande heerfchende Kerke, was een Genootfchap in 'sGrayenhaage, om deezen tyd, eenen aanvang neemende, onder den Tytel, Tot Verdeediging en Handhaaving van den Christlyken Godsdienst tegen deszelfs hedendaagfche Befiryders. \ Zelve fchreef in den Jaare mdcclxxxvi de eerfte Prysvraag uit, met de uitlooving van Eerbelooningen voor de by hun bestgekeurde Behandeling eeniger Godgeleerde onderwerpen. Het nam van tyd tot tyd in- en uitheemfche Leden aan, en maakte, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxviii, een meer openlyk vertoon, by gelegenheid der Bekrooning van de eerst opgegeevene Prysvraage ; wanneer de Erfftadhouder, als een Voorftander der hier inzonderheid in befcherming genomene Kerkleere, deeze Vergadering bywoonde (f). Eene Inftelling, die, fchoon van bepaalder doel dan de beide voorgemelde, en aan banden der Kerkleere verbonden, opgang maakte, en gelegenheid gaf tot het in 't licht zenden van weldoorwrochte Antwoorden, die ook de goedkeuring van vryer denkende Cris• te- (*) Verhandelingen over eenige voorsiaame ftukken van de Christlyke Zedehinde by het Stolpiaansch Legaat IV. O. Voorr. bi. iv. (t) Algemeene Konst- en Letterbode. Te Haarlem by A. Lqosjes Pz. i. D. bl* 75. en 130.  HISTORIE. 371 stenen wegdroegen: hoewel niet zelden hel handhaaven en vasthouden der vastgeftelde Kerkleere, om welker befchermmg het voornaamlyk te doen fcheen, gelegenheid gaf tot het in 't licht brengen van Stukken, die Partyfchap en Sectenyver hoog mogt zetten; doch die waarde geenzins hadden by Mannen daar van afkeerig. Hoe het te Delft, onmiddelyk naa de Omwenteling, gel'chaapen ftondt, hebben wy in 't breede geboekt, en die Stad in fchynbaare rust verlaaten (*_); — fchynbaare rust: want van binnen en buiten vreesde men voor ftoorenis. De Leden van het ontbondene Genootfchap Tot Herflel 'der Delftfche Schutterye, voor Vryheid en Vaderland lieten niet af by avond en ontyde zamen te komen: waar tegen de Heeren van de Wet eene ftrenge Afkondiging deeden uitgaan. Zy vonden het van den anderen kant noodig. die Leden, door eene Afkondiging te dekken tegen hoonende woorden en daadlyke aanrandingen. Het Haagfche Gepeupel hadt te Voorburg de hand gehad in de daar aangerigte Plundering by den aanvange van Wynmaand (f); vrees voor een herhaald bezoek van dit fchuim des Volks, welks Oranjewoede zo zeer ondervonden hadt, deedt de Stads Vesten en Poorten op nieuw met Gefchut voorzien (§). Het (*) Zie onze Foderl.Eist. XV', D. bl.223—233 CD Zie hier boven, bl. 354 £§) N, NtJsrt, y«grk. 1787. bl. 503$. 509$. 51*1, LV11I. B oji a. 1787. 1788. Delft.. blylt in angst.  tfü VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. 1788. Aan nieuwen moedwil bloocgefieid. Het aanranden van Perfoonen, het fchen-»' den van Huizen bleef aanhouden , herhaalde daar tegen uitgevaardigde Afkondigin* gen der Magiftraat mogten zo min baaten, dat 'er Dragonders uit 'sGravenkaage noodig waren om dien overmoed te ftuiten (*). Het Societeitshuis, 't welk zo veel fchen1 iis geleden hadt by den inval der Haagfche Plunderbende (f), ftondt in Wintermaand, by openbaare veilinge, verkogt te worden. Dit Huis, een anders groot en fraay gebouw, zag 'er aan de venfterraamen deerlyk uit, en was meest van glazen beroofd. De toevloed van Kykers op den Verkoopdag kon de nog overgebleeye glazen niet ongemoeid laaten. De oude' wrok borrelde op, en fmeet dat elendig over-fchot in. Eene handdaadigheid, welke by voortgang nieuwe greetigheid tot fchennis fpelde; doch de waakzaamheid der Krygsbezetting ftuitte den voortgang deezes gaande geworden euvelmoeds (§). Zo aanhou* dend en voortduurend waren deeze fchennisfen, dat de Gelastigden van den Stadhouder tot de Regeeringsverandering; daar gekomen, op den laatften van Wintermaand , het noodig vonden, uit naam van hun Ed. Groot Mogenden en van zyne Hoogheid, eene allerfterkfte Afkondiging te doen (**> De (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5638;5886 5887. (t) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 226. (§) N. Nederl. Jaarb. 17x7" bl, 5888. Cj N. Nederl. Jaarb. 1787. bl- $Vjtfr.  HISTORIE. 37g De Regeeringsverandering, werd te dier Stede volvoerd (*). Met bevreemding vondt men onder de Raaden gelaaten Mr. Frans van Beeftingh, fchoon, op dien tyd, in een der Krankzinnighuizen in de Éeverwyk zittende; met verontwaardiging een Mr. Canzius Onderdewyngaart, ; die van een Voorganger en Aanmoediger der Burgeren tot Vaderlandsliefde, van Party verwisfeld en een Vervolger zyner oude Vrienden geworden was, en Mr. Hermanus Johannes van Royen, zo men wil, uit Familiebelang gezwenkt (f). Zints den Jaare mdcclxxxv was 'er by de Regeering te Delft eenig gefchil ont- < ftaan, wegens het Schoutfchap deezer Stad.1 't Zelve hing nog onafgedaan. Mr. Chris- \ tiaan van Beerestein, ten deezen tyde, die post bekleedende, deelde in de haat der Oranjeparty, en hadt zyn verzogt ontflag terftond bekomen; 't welk gelegenheid gaf, dat de Staaten, op 't voorftel van de Afgevaardigden dier Stede, inWynmaand mdcclxxxvii, verklaarden, dat ten aanziene van de verkiezing van een Schout der Stad Delft, zou worden gehandeld op dezelfde wyze, als onder de Stadhouderlyke Regeering, en wel byzonder ze- dert (*) Noodloos is het by die Regeeringsveranderingen, zo 'er niets byzonders in den last is, diea last op te haaien. Wy wyzen onze Leezeren te rugge hier boven, bl. 251. enz. waar wy een al. gemeen berigt van dit bedryf gaven. (t) Men zie denaaralyst in de N. Nederl, Jaarb, 1788.. bl. 20, en 21. XX. Deel. Z lviii, boek. I787. I788. Regee. ingsvertndering, Gefchil iver het ichoutchap b«* list.  374 VADERLANDSCHE LVI1I, boek I787. I788. Voorflag om buitenge■woonePerfoonen tot het Schepensampt te benoemen. dert den Jaare mdccxlviii tot den Jaare mdcclxxxii hadt plaats gegreepen, dat overzvüks de veertig Raaden dier Stad gevolmagtigd wierden tot het doen van een voorflag van drie Perfoonen, ten einde dezelve door hun EX Groot Mog. goedgekeurd zynde, als dan door dezelven eene Benoeming zou gedaan en dezelve aan den Erfftadhouder aangeboden worden om, 'er een Schout, voor den tyd van drie Jaaren, uit te kiezen (*). Zulks was nog niet gefchied ten tyde dat de regterlyke vervolgingen daar ter Stede eenen aanvang namen, dit gaf gelegenheid tot het voorftel van Delft ter Staatsvergaderinge, „ dat een Regeerend Sche„ pen, die intusfchen het Officie zou waar„ neemen, voorneemens was om crimineel „ te vervolgen, die Perfoonen die eenige „ Regenten, en éénen der Secretarisfen, in den nagt of den vroegen -morgenftond „ van zesden September mdcclxxxvii, „ met gewapende Manfchappen, uit hun„ ne huizen gehaald en op het Raadhuis „ gearresteerd hadden (f> Dat 'er onder „ de zeven Schepenen verfcheidene waren, „ die ot uit hoofde dat die verfoeilyke „ daad aan hun zelfs te werk gefteld was, „ of ter oorzaake van verwantfchap aan „ anderen, aan welke dat zelfde te beurt „ gevallen was, zich over dat onderwerp „ niet onzydig oordeelden, en dat eerst- » ge- C*^ Refol- van Holt. q. Oct. 1787. Ct) *-ie onze Vadert. Hist. XVi. f>. bl. aai.  HISTORIE. 375 „ gemelde Schepen mede onder de Regt- „ bank niet gerekend konde worden. 9, Dat hunne Principaalen, aan den eenen „ kant, niet gaarne zouden zien, dat Bur- gers hunner Stad voor eene andere Regt,, bank, dan overeenkomftig met de Pri- vilegien, voor Schepenen der Stad Delft ,, zouden worden te regt gefteld; doch, aan den anderen kant, ook gemeend 9, hadden, dat het dan noodzaaklyk was, j, dat de Schepensbank, voor dit geval, 9, wierd aangevuld, met zo veele onzy„ dige Perfoonenj als welken, met de ,, overgebleevene onzydige Schepenen, het „ regt konden uitoefenen." Hierom verzogten zy, „ dat de veertig Raaden van ,, Delft mogten gevolmagtigd worden tot ,, het maaken van een dubbel getal van „ zodanige Perfoonen, als noodig waren „ tot het aanvullen van zodanige Schepe„ nen als zich niet onzydig aanmerkten; ,, ten einde daar uit door zyne Hoogheid „ eene keuze gedaan wierd; of wel om ,, in dit zonderling geval zodanig Befluit te neemen als hun Ed. Gr. Mog. zon,, der krenking der Stads Privilegiën, noo,, dig zouden oordeelen." Staaten van Holland ftelden dit ftuk in handen des Hofs om berigt. 'sHofs raad- d flag luidde overeenkomftig met het eerfte lid deezes voorflags; met by voeging, dat die aangevulde Schepenen mede zouden moeten zitten, over 't geen, gelyk zy het uitdrukten, ex continentia, tot die zaak behoorde j hier door verftaande de Requesten, Z 2 De- LVIIÏ. BOEK. 1787. I788. Befluit isr op.  376 VADERLANDSCHE LVIII BOEK. I787. 1788. Indaaging vee> Ier Burgeren. D?claratoiren, door Burgemeesteren van Delft aan het Hof toegezonden, en aan hetzelve van dien aart voorgekomen, dat het regt van de Hooge Overheid daaromtrent moest waargenomen worden. Het voorftel en de raadflag nader overwoogen zynde, bleek het dat Staaten van Holland over de zwaarigheden, door de Delftfche Regeering gemaakt, heenen flappende, in dit, én andere foortgelyke gevallen, het geregtlyk onderzoek aan het Hof overlieten, met de gewoone voorbehouding van der Ingezetenen Voorregten in volgende gevallen (*). Dagvaardingen, gevangenneemingen en overbrengingen van het Hof waren onmiddelyke gevolgen (f). Een vyftiental Burgers, met naame A. G. Mappa, Wybo Fynje, G. Paape, F. W. Buyser, J. Sanders Ca., P. Axmacker, J. Bruni, G. Verbeek, A. van der Linden, H. Snep, J. Vrydao, A. van der Goor- BERGEN, A. W. van HaAFTEN , H. Graauw en N. van der Velden , welker meesten reeds voor lang de Stad uitgeweeken en voor het Hof gedagvaard waren, kreegen van de Magiftraat last om binnen vier en twintig uuren de Stad en Stads Grondgebied te ruimen, zonder daar ooit weder in te komen. Veeier naamen fpel- (*) Men vergelyke, vrat wy, tér nadere on> vouwing dier handelwyze, opgemerkt hebben hieï boven b!. 203. G) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 202.  HISTORIE. .377 fpelden wy meermaalen in de Delftfckt Beweegenisfen; allen waren zy Leden geweest van het diep gehaate geweezen Exercitie Genootfchap te dier Stede (*). Een dier uitgebannen Frans Willem Buyser, kreeg deeze aanzegging op de Gevangenpoort in 's Gravenhaage zittende. Hy hadt de post van Secretaris by het gemelde Genootfchap te Delft bekleed, als mede der Commisfie van Directie van 't zelve, zo niet alle, ten minften de meeste Verzoekfchriften en Adresfen , en de bekende geweldige Verklaaring in die hoedanigheid, ondertekend; daarenboven daadlyk dit laatfte ftuk helpen volvoeren . en zich perfoonlyk fchuldig gemaakt aar het vatten en overbrengen na het Stadhuis van Mr. Canzius Onderdewyngaard. Veertig der Stad. — Deeze Buyser, dooi het verdriet der gevangenisfe gepraamd . door zyne naastbeftaanden aangezogt, er door den Fiscaal Vosmaar aangeport om een Verzoekfchrift van Onderwerping by de Staaten in te leeveren, deeds zulks. Schoon het Hof, in het verzogt berigl hier op verklaarde, dat deeze Buyser , in veele bedryven tegen de Regeering „ een „ zeer werkzaam Lid en een Aanvoerdei „ in het vatten der Regeeringsleden waj „ geweest," en dus niets voor hem fcheen te pleiten, merkte het op, „ dat hy geen „ Regent, of een Minister der Regeeringe „ of hooge Collegien des Lands was ge- „ weest: (*) Verz. by de Chalmot VII. D. bl. 250. 2 3 LV1II. boek. I787. 1788. 13UYSEH leevert een Verzoekfchriftvan Onderwerping Ülo 's Hofs gunftig antwoord,  3?3 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. I788. ) ( i „ weest; (hoedanigen door hun aanzien, „ of veronderftelde kundigheden van meer „ invloeds op de Gemeente geweest, en „ by uitzonderingen uit de Amnestie voor„ naamlyk bedoeld waren,) maar een par„ ticulier Burgerman, en wel een zodanig „ perfoon die niet bekend ftondt voor een „ Man uitfteekend in intrigues, en van „ eene meer dan gewoone kundigheid, zo „ als wel anderen, offchoon mede maar tot „ den Burgerfiaat bekorende, welke door „ het misbruiken hunner kundigheden en „ vermogen, tot verderf des Lands, hunne ,, naamen vereeuwigd hadden (*). Waar „ by nog kwam dat men niet zonder grond „ betrouwen mogt ftellen op de opregt„ heid van zyn betoond Berouw, terwyl „ ook de Procureur Generaal"verzogt hadt, „ de aandagt op eene vry langduurige heg„ tenis van ruim negen maanden, te ves- „ tigen." Op deeze gronden helde het Hof over om gunftig tot het verleenen van Vergiffenis aan deezen Buyser. lan te maanen; doch onder deeze bepaalingen. Voor eerst, „ dat hy zou moeten „ bewerken eene Zoeninge of Vergiffenis, „ van de Perfoonen, zo zwaarlyk door „ hem beledigd, inzonderheid van den „ Heer Onderdewyngaard, en daar „ van een behoorelyk Getuigfchrifc aan ,, den (*) Perfoonen uit den hier niet verfmaadiag geloemden Burgerfiaat, van voortrefiyke bekwaamhelen en moed, bevonden zich, gelyk elders, ook mder bovengenoemde Uitgebannenen uit Delft.  HISTORIE. 379 „ den Hove ter hand te ftellen. —-- Ten „ tweeden, dat hy zich, geduurende zeke„ ren door hun Ei. Gr. Mog. te bepaa„ lenen tyd, uit de Stad Delft en het „ Regtsgebied dier Stede zou verwyde„ ren (*)." Uitwyzens deezen Raadflag hing het voornaamlyk van den Raad Onderdewyngaard af om de vryheid en volkomen ontflag, zonder vonnis, te bezorgen aan een Vader des Huisgezins, met eene Vrouw en vier Kinderen, die, door de voorgaande ontzegging der Stad, reeds zyn post, als Boekhouder der Collecte van 's Lands middelen , hadt moeten derven, en zo lange in de gevangenis gezugt hadt; aan een Man, die verzekerd wordt tot die Burgers behoord te hebben, die, onder anderen, op aanwyzing van dien zelfden Onderdewyngaard, de oogen geopend hadden over het Beftuur in den Oorlog met Engeland. Dan hoe gedroeg hy zich, in een oogenblik, waar op, gelyk hy gevoelde, zo veel van hem afhing ? Hy verklaarde, in den vollen Raad, „ wel gewenscht te hebben, dat hy hier in zo byzonder niet „ betrokken geweest ware; vermids het „ nu aan veelen moest toefchynen, als of „ deszelfs lot meer byzonder van hem af- hing; daar het toch zeker bleef, dat, fchoon hy zulk een Acte van Zoen gaf, ,, zulks aan Buyser niets zou baaten, in„ dien hy niet eene dergelyke van alle „ an- (*) Ver», by de Ciiai.mot VII. D. bl. 174—iSk». Z 4 LVI II. BOEK. 1787. 1788. Ondkr. 3EWYN3AARDS gedrag :en zy:ien opzigte.  380 VADERLANDSCHE LVIII BOEK I787. I788. T?UYSERS lot. „ anderen door hem beledigde Perfoones > „ verkreeg." Naa deeze fchoonfchynende en anderen in zyn geval betrekkende inleiding gevoelde hy egter de noodzaaklykheid, dat hy zich, voor zyn aandeel, verklaaren moest, en vroeg aan zyne Mederegenten, „ welke hy oordeelde in deeze „ zaak ten hoogden betrokken te zyn, of „ hy als Regent, behoudens zyn pligt, „ aan den Raad en de Maatfchappy ver„ fchuldigd, de Acte van Zoen konde en „ behoorde te geeven? Ten einde hier door een zeker Rigtfnoer te verkrygen, ,, naar 't welk hy zich in dit geval, als mede in dat van J. Sanders , daar me„ de zo zeer overeenkomftig, veilig zou „ kunnen gedraagen? doch behieldt hy „ voorts aan zich zeiven, zo veel de Be„ lediging hem in perfoon en in zyn par„ tikulier betrof, te doen dat geen, 't welk „ zyne betrekking als Mensch en Christen „ van hem vorderde," Onderdewyngaard boodtaan de Raadzaal, geduurende de overweeginge van een ftuk hem zo na betreffende, te verhaten; doch, verzogt te zullen blyven, verfchoonde hy zich van allen aandeel in de Raadpleegingen, welke hier op nederkwamen, dat men befloot, uit naam van den Raad by Staaten van Holland te doen verklaaren, ,, dat de gronden door het Hof tot „ Verfchooning bygebragt, zo wel als de „ voorfchreeve Acte van Zoen, aan zo „ veele zwaarigheden onderhevig waren; 3, dat daar uit zeer gevaarlyke gevolgen te „ wag-  HISTORIE. 381 „ wagten ftonden; dat dus het verzoek ,, van F. W. Buvser behoorde te wor„ den afgeflaagen, en de Regtsvorderin„ gen tegen hem ten fpoedigften voortge- zet." Op dit befluit verklaarde Onderdewyngaard , „ dat door 't zelve aan zyn oogmerk genoegzaam voldaan zyn„ de, in zo verre hy daar door eene re- gelmaat verkreeg om zich naar te ge„ draagen, hy egter verzogt dat zyne „ voordragt in de Notulen mogt gefteld „ worden; ten einde aan 't publiek, het welk het oog op dit werk geflaagen hadt, en aan de Naakomeligfchap, zou „ kunnen blyken hoedanig hy zich in dee,, zen gedraagen hadt (*)" — Wy vooi ons twyfelen zeer of de Naakomelingfchap hem in deezen zal rechtvaardigen? Wy ftellen veel eer vast, dat zy hem zal brandmerken als een Man, die zich hulde met den fluier van Godsdienftigheid, terwyl hy met kwaadaartig genoegen zag hoe de raadflag liep ten nadeele van den by hem gehaaten Buyser; die daar op door het Hof, voor zes Jaaren, gebannen werd. Terwyl de voornaamfte Aanvoerders en Leden van het Exercitie Genootfchap te Delft, in druk en gevangenis kwynden of ballingslands rondzwierven, zegepraalde het Schut- (*) In de Verz. by de Chalmot X. D. bl. 174»— 187. verdient het geheele Extract uit de Refoiu-tien uer Heeren veertig Raaden van de Stad Delft, op dit ftuk naageleezen te worden; en zal men by overpeinzing de aanmerking, door ons hier bovea gemaakt, biliyken. Z 5 1LVI1I. BOEK. I787. 1788. Eerpen» ning van het Schutterlyk Gezelfchap.  S8i VADERLANDSCHE LVIII BOEK. 1787. 1788. Gertelteris te Haarlem Schutterlyk Gezelfchap van Wapenhandel, waar mede het eertyds kampte, en voor een tyd door hun te ondergebragt werd. Van die zegepraal vervaardigde men een Zilveren Gedenkpenning, die aan de Leden werd uitgedeeld. Eene Bezending uit hetzelve handigde den Stadhouder een Gouden, op denzelfden Stempel gellaagen, over, met eene Aanfpraak, waar in dé vleijery den toon gaf, en de Spreeker zyne Hoogheid verzogt, „ dat het hem behaagen „ mogt, by de befchouwing van dit fpree„ kend Metaal, te gedenken aan een no„ tabel getal Ingezetenen van het Prinfe,, lyk Delft, welke wel verre van zich met „ den droom van ongeregelde Nieuwig„ heden te hebben laaten vervoeren, cor„ daatheid en moeds genoeg bezaten om „ aan Eed en Pligt getrouw te blyven (*_)." Stak Delft, onder de Hollandfche Steden , vóór de Omwenteling en naa dezelve, in lotwisfel uit, van Haarlem mag hetzelfde, fchoon 'er alles eenigzins anders gewyzigd was, gezegd worden. Geen Stad, dan deeze alleen, deedt den grootften ftap (f) tot het vast- en daadlyk daarftellen van den Volksinvloed op het maaken der Stadsregeeringe (§). Een Stads Regeerings Re- gle- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1069—1071. Cf) Een. ftap, onder den naam van tVelberaaden Stap, allerkeurlykst bezongen door den Dichter J. van Dyk , een Landman, van zommigen den Tweeden Poot geheeten, en te Haarlem by A. Loosjes Pz. uitgegeeven. (§; Zie onze Vadert. Hist XV. D. hl. 355. 370,  HISTORIE. 383 glement, op dien leest gefchoeid, hadt 'er ftand gegreepen, met verleende bekragtiging der Staaten van Holland (*). Naa de Omwenteling kwam terftond in overweeging of dit Reglement, in den toenmaaligen veranderden ftaat der dingen, kon blyven ftand houden. De Stadsregeering oordeelde , dat op deeze bedenking een toeftemmend antwoord mogt volgen: onaangezien het intrekken en vernietigen van alle Beiluiten, by welke zyne Hoogheid in ee nige voorregten mogt zyn verkort geworden : dewyl zy beweerden, dat in het nieu we en door Staaten van Holland goedgekeurde Regeerings Reglement, de Stadhouder in geenen deele zou verkort zyn. Gecommitteerden uit de Burgery hier omtrent eenige bedenking maakende, beraamde de Regeering uit haar midden eene Bezending aan den Stadhouder, om diens gevoelen op dat ftuk te verneemen. Het behaagde zyne Hoogheid niet zich over Byzonderkeden des betreffende in te laaten. De Regeering vervoegde zich daarom by Staaten van Holland, „ dewyl zy," dus luiden de eigene woorden, „ aan den „ eenen kant niet gaarne iets zouden doen, „ ftrydig met het Staatsbefluit van vier en „ twintig September; doch, aan den an,, deren kant, ook folemneel verbonden „ waren aan een Contract en Reglement, „ met de Burgery zo plegtig aangegaan „ en niet beëedigd of ingevoerd, dan naa- „ dat (*) Zie onze Vadsrl. Hist, XV. D. b'. 356-36?.. LVI II. SOEK.. i?R3. Vrsaeen wegens het nieuwe Stads V eeeerings Reglementaan den Stadhouder gedaan , hoe be> ant woord. Voorflel van Regentenby Staaten van ILUand.  384 VADERLANDSCHE LVIII. ïübk 1787. 17U. WetRe- glemenc wordt verworpen. BedankendeRegeeringsleden. „ dat de Aggreatie van hun Ed. Gr. Mog, „ op twee Punten uit het Regeerings Re„ giement gevraagd, volledig was toege„ ftaan, weike verbintenis zy in haar na,, tuur en gevolgen voor heilig moesten ,, houden. Zy verzogten derhalven, „ dat hun Ed. Gr. Mog door alle twy„ feling weg te neemen, die uit Hoogst„ derzelver bovengemeld Befluit, ten aan„ ziene van een vroeger, zou mogen wor- den afgeleid, hun geliefden in ftaat te ftellen met te meerdere zekerheid in het „ bevorderen van het welzyn der Stad ,, Haarlem werkzaam te zyn." Het wel te wagten Staatsbefluit op dit Voorftel luidde, „ dat de Refolutie op den „ vyf en twintigften van Oogstmaand ge„ nomen, by 't welke goedgekeurd was ,, het voorneemen van Raaden en Vroed,, fchappen der Stad Haarlem, om over„ eenkomftig het Regt van dezelve Stad, voortaan de Electien van Burgemeeste,, ren en Schepenen zelve te doen, gehou„ den werd voor ingetrokken, en dus het », geheele Nieuwe Stedelyk Reglement voor vernietigd (*). Dit befluit hadt ten gevolge dat de Heeren Corneus Pieter, Baron van Leyden, Heer van Warmond, Raad in de Vroedfchap, en Anthony Kuits, Raad en Oud Burgemeester, beiden Voorftanders van het nu gewraakte Stads Regeerings Reglement, hun ontflag als Raaden (*) Vèrz. by de Chalmot II. D. bl. 59-61..  HISTORIE. 385 den verzogten en bekwamen. Dit werd ook verleend aan Mr. Johan Arnoud Gallas; aan Mr. Jan Diderik Paauw gebooren HtEÜFT, Regeerend Burgemeester; als mede aan Gysbert Adriaan Patyn en Librecht Jacob Hooreman. De post van Penfionaris, in ftede van de Penfionarisfen van Zeeberg h en van de Kasteele, beiden in de Satisfactie van haare Koninglyke Hoogheid begreepen, werd nu bekleed door Mr. Willem Jager, die wy voorheen als Penfionaris te Schiedam aantroffen, en daar in zyne Jaarwedde als een Patriot verhoogd (*); doch nu, van denkwyze veranderd. Intusfchen naderde de tyd der Regeeringsveranderinge door de Gelastigden van den Stadhouder. Dier aanftaande komst werd de Haarlemfche Burgery bekend gemaakt, met de weete, dat zy, op de Stads Doelen, ten beftemden tyde, zouden zitten, om de bezwaaren der Burgery te hooren: elk, die dezelve hadt in te brengen aanmaanende om het te doen met alle bezadigdheid, tot vermyding van alle verwarringen, en ter bewaaringe van de goede rust en orde, die zo gelukkig, tot nog toe, binnen Haarlem hadt ftand gegreepen (f). Korten tyd vóór de komst deezer Bezendinge werd ter tekeninge gelegd een Verzoekfchrift aan deeze Commisfirisfen, van volgenden merkwaardigen en in zyne foort (*) Zie onze Faderl. Hist. VI. D. bl. 277. Ct) Ferz. l>y de Chalmot IV. O. bl. 69. LVIIft BOEK. 1787. I788. Oproe-; ping dec Burgeren by de komst der Regeringsveranderaarea. Vereoek- fchrift eeniger Burgeren om de  3S6 VADERLANDSCHE LVI1I. BOEK. 179?. I?88. aanbly ving der Re jeermgsperfoonen. foort éétiigen inhoud. ,, Edele Mogende „ Heeren! de Ondergetekenden, alle Bur„ gers en Inwoonders der Stad Haarlem „ en derzelver Jurisdictie, hebben de eer, „ by deezen, aan U Ed. Mog. te decla„ reeren; dat zy Ondergetekenden meenen „ zouden aan hunne onvermydlyke ver„ pligting te kort te doen, indien zy, by „ de verfchyning van U Ed. Mog. bin„ nen deeze Stad, eenigzins nalaatig waren „ de opregte gevoelens van hun hart, no„ pens de agtbaare en allen eerbiedwaar„ dige Regenten deezer Stad, zo eerbie„ dig en onbewimpeld, als naar waarheid, ., voor U Ed. Mog. open te leggen. — „ Diensvolgens neemen de Ondergeteken„ den de vryheid aan U Ed. Mog. open„ hartig te verklaaren, dat zy de geza„ menlyke Leden der Regeeringe hunner „ Stad erkennen te zyn, braave, eerlyke, „ aan hunnen duuren pligt getrouwe en „ in de daad agtbaare Regenten, die in „ alles de belangen van Stad en Burgery „ derwyze betragten en behartigen, dat „ zy alle mogelyke hoogagting, eerbied „ en genegenheid van het geheel der Bur,, gerye overwaardig zyn, en van verre „ de meeste en aanzienlykfte Lieden de~ ,, zelve ook ten vollen genieten. De „ Ondergetekenden zouden deeze hunne ,, betuiging, door de menigvuldige bur„ gerlievende handelingen van hun Ed. , Agtbaaren, als met de duchtigiïe bewy1, zen, kunnen ftaaven, indien niet de vol,, maakfte harmonie en het volkomens1- onder-  HISTORIE. 387 derling vertrouwen, die beftendig in dee,, ze Stad tusfchen den Agtbaaren Raad „ en Burgery blyven ilandgrypen, daar m op het zegel drukte, en de onweder„ fpreekelykite bewyzen daar van oplee„ verde. — De Ondergetekenden befchou„ wen deeze gelukkige gefteldheid van „ zaaken tusfchen Regenten en Burgers, s, als eene der dierbaarfte onder de tydly„ ke Zegeningen, waar voor zy de aan„ biddelyke Voorzienigheid hartgrondig danken, en waar van zy de beftendige volduuring vuuriglyk affmeeken. „ Zy verklaaren, derhalven, aan U Ed. „ Mog. dat niets aangenaamer aan hun, „ en hunne Stadgenooten, zou zyn, dan, „ (wel verre van zulk een uitmuntend „ voordeel ontzet te worden,) integendeel „ by deszelfs duurzaam genot geconferveerd ,, en bevestigd te worden. ,, En het is op deeze gronden, Edel „ Mog. Heeren! dat de Ondergetekenden „ U Ed. Mog. en door dezelven zyne „ Doorl. Hoogheid den Heer Prins van „ Oranje en Nas/au, Erfftadhouder, Ca„ pitein Generaal en Admiraal enz. der „ Vereenigde Nederlanden, reverentlyk de,, clareeren, hun vuurig verlangen te zyn, dat alle de thans fungeerende Leden der „ Regeeringe der Stad in hunne posten „ mogen blyven continueeren — en dat „ die Heeren, welke onlangs van hunne „ plaatzen als Raaden afftand hebben ge„ daan, weder in derzelver posten mogen „ worden aangefteld, voor zo verre de- j» zel- LVIH. boek. »787. 1788.  388 VADERLANDSCHE LVIlL SOEK. 1787. I788. Aanmerking hiei ever. Hoe het bejegend wordt. „ zelve te overreden zyn die wederom te „ aanvaarden (*)." Dit Verzoekfchrift, waar in befcheidenheid den toon flaat, was door zeven hon-^ derd één en twintig Burgers getekend, op zich zelve geen groot getal, Haarlems Burgery in aanmerking genomen zynde, doch vry groot als men den korten tyd des voorleggens, en de belemmerende omftandigheden zich daar by paarende, gadeflaat. Geene Tegenverklaring van eenig gedeelte der Burgerye, veel min van een evenredig getal der Oranje Partye toegedaan, kwam 'er te voorfchyn. Dit toont genoegzaam, dat des Stadhouders Commisfarisfen, althans te Haarlem, zeer gepast en gemaklyk aan de hun verleenden Volmagt in een ftrikten zin hadden kunnen voldoen, en zy daar geene verandering in de Regeering behoefden te maaken, dan die reeds gefchied was door de Amptsontzetting van Camerling en de Peniionarisfen van Zeebergh en van de Kasteele , hier zelfs kwam, ten deezen opzigte, de hun aanbevolen verheeling der gemoederen niet te pasfe. Verre van zodanig een eigenaartig uitwerkzel te wege te brengen, hadt deeze Burgerverklaaring een daar mede ftrydig gevolg. De begeerte dier Burgeren werd niet alleen ter zyde gelegd; maar hoogst verfmaad, en, op de tergendfte wyze, ten toon gefteld, ten tyde der Regeeringsveranderinge zelve. Immers daar by zag men flegts (*) Verz. by de Chalmot IV. D. bl. 07. en »8,  historie; 389 flegts zodanige Regeeringsleden weder aangefteld, die aan den nooddwang der tydsomftandigheden alleen te danken hadden, dat zy in de voorgemelde Burgerverklaaring begreepen waren, en door hun volgend gedrag hunne gereedheid betoonden, om op de wenken des Stadhouders te vliegen, en deel te neemen in het onderdrukken van Burgers, die zich, ten hunnen opzigte, zo gunftig verklaard hadden, om de by hun goedgekeurde Regenten te behouden, en geen ilimmer, dan in de verklaaring mede begreepenen, in ftede te krygen. In Haarlem werd, by de Regeeringsverftelling, een ftuk afgeleezen, waarvan men te vergeefsch, in voorige dagen, of zelfs ten deezen tyde, eene wedergade in eenige Stad zal aantreffen. Qp deeze Stad, in Vryheidsmin uitfteekende, en eene voorgangfter in het doen van manlyke flappen, hadt men het byzonder gelaaden, en werden die bedryven haar op deezen fchamperen trant verweeten, „ dat ter kennisfe „ van den Stadhouder gekomen was, dat „ in Haarlem, de onlangs in dit Land ge„ heerscht hebbende Factie, welke inge„ rigt was en gepoogd hadt om de vast„ geftelde Conftitutie om te keeren, wel „ verre van door de Omwenteling haare „ kragten te hebben verboren, in tegen„ deel, het hoofd nog opftak en onder„ fteund wierd door die zelfde Lieden, welken, onder den verleidenden naam ,, van den Volksinvloed voor te ftaan, niets ,, anders bedoeld hadden dan om hunne XX, Deel. Aa „ pn- Lvnr. boek* I787. 1788, Schampere taal Haai'letit deswegen te gemoete gevoerd*  3po VADERLANDSCHE LVHI. boek. 1787. I788. „ onbepaalde Heerschzugt te voldoen, en „ hunne Overheerfching op de puinhoo„ pen van het wettig gezag te ftichten; „ en door allerlei Machinatieu, in het af„ geloopen Jaar, hadden bewerkt, dat, „ (zonder in te wagten den uitflag der „ raadpleegingen van eene kort te voo„ ren by hun Ed. Groot Mog. bepaalde „ Commisfie om over 's Volks invloed op „ de Regeering van den Lande te be„ foigneeren,) een nieuw zogenaamd Ste,, delyk Regeerings Reglement, ftrydig ,, met de Conftitutie en waare belangen „ der Stad, en met des Stadhouders er„ kende en nooit betwiste Erflyke Reg„ ten opgemaakt, en door den invloed der „ toen alles dwi"gende Cabaal vastgefteld, „ en op eene. voor de Stads Finantien be„ zwaarende wyze ingevoerd was. Dat, „ fchoon dit Reglement by een Befluit 5, van zeventien October mdcclxxxvii „ wel was vernietigd, de Magiftraat, in„ gevolge van dat onwettig Reglement, „ door de Vroedfchap verkoozen, niet ,, voor wettig kon worden gehouden, even als of zy nog in bediening was; dat, „ onder den uiterlyken fchyn van eene „ ongeftoorde rust te genieten, de zo me„ nigvuldig misleide Burgers, door de waaa, re bewerkers van alle die fchadelyke „ nieuwigheden, in hunne verkeerde be„ grippen en handelingen nog geftyfd, en „ derzelver weldenkende, en aan de Con„ ftitutie getrouw gebleevene Medebur„ gers byna even eens als vóór deeze ge- „ luk-  HISTORIE. 391 5, ïukkige Omwenteling aangezien en be„ behandeld wierden. Ja, dat zelfs zoda„ nigen van die Facüe, welke andere Proff vincien of Steden hadden moeten ver„ laaten, om dat zy de rust verftoord hadden, in die Stad eene veilige fchuil- plaats kwamen zoeken, en aldaar met „ open armen ontvangen werden. Dat „ voorts, uit het Rapport der Commisfa„ risfen, gebleeken was de aldaar plaats heb„ bende gefteldheid van zaaken, en wel „ inzonderheid uit een aan hun onder een 9, verzegeld couvert gezonden Declaratoir, 9, ondertekend met de Naamen van ruim „ zeven honderd zich noemende Burgers „ en Ingezetenen der Stad en Jurisdictie, „ beftaande byna allen uit Medeonderteke- naars van de op den twintigften Octo,, beiMDccLXXxvi en den dertigften Mei ,, mdcclxxxvii ter Vergadering van, hun „ Ed. Gr. Mog. tot hoon en belediging van „ den Stadhouder, ingerigte Adresfen. Naa de opgegeeven Naamlyst der thans aangeftelde Regeering, deels beftaande uit aanblyvende Oranjegezinde, zwakke of miskende Regenten, (van deezen laatstgemelden ftempel waren de Heeren Jan Theodorus Koek, Mr. Herman Geerling , en Mr. Jacob Helmolt , die, ter hunner eere , oogenbliklyk bedankten,) deels uit nieuw verkoozene Burgers, deels uit van buiten ingevoerde Perfoonen, die geen betrekking altoos tot Haarlem hadden, werd aan den Hoofdofficier, Burgemeesters en Regeerders bevolen, „ om een Aa 2 „ waa- LVIII. B O S K. 1787. 1788. Eenig» aangetteldeRegeeringsleden bedanken.Nieuwe Regeeringsper»foonen ingevoerd , met een fcherp vermaan»  392 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. 1788. Tergend gedrag omtrent de Haarlemmers. „ waaleend oog te houden op de gedraa„ gingen van de eerfte Aanleggers en Be„ werkers der onwettige en buitenfpoorige „ onderneemingen, die aldaar hadden plaats „ gehad; mitsgaders van zodanige verdag„ te Perfoonen, die hunne onrustige en „ gevaarlyke gevoelens in andere Provin- cien of Steden deezer Provincie getoond „ hebbende, zich in Haarlem hadden ne„ dergezet, zo wel als op het komen woo„ nen van meer dergelyken." Sarrend tergend was zulk een byvoegzel, zulk eene last van naauwlettend toezien, bovenal den Hoofdfchout, een Vreemdeling Josias Eckhard, die den Militairen ftand, zo wel als de Patriottifche zyde, verlaaten hadt, aanbevolen. En, of dit niet genoeg ware, werd 'er dit hoonend flot aan toegevoegd, van welks opvolging de AanbeVelers zelve de gemoederen hoogst afkeerig gemaakt hadden,, „ dat alle Regenten, Burgers en Ingeze„ tenen vermaand werden, om alle Party9, fchappen en Animofiteiten te laaten vaa„ ren, het gepasfeerde wederzyds te ver„ geeten en te vergeeven; en voortaan in „ vrede, en goede harmonie, gelyk het „ goede Burgers en Ingezetenen betaam„ de, famen te leeven; des noods bevelen„ de, dat alle Burgers en Ingezetenen „ voortaan zouden betragten al het geen „ de pligt van gehoorzaamheid en onder„ werping aan hunne wettige Overheden „ vorderde; op poene dat die geenen wel- ken bevonden zouden worden tegen dee- „ zen  HISTORIE. 393 zen des Stadhouders ferieufen Wil en ,, Begeerte aan te gaan, en zich aan ee- nig wanbedryf tegen de waardigheid „ van de Regeering of ongehoorzaamheid „ aan derzelver bevelen fchuldig gemaakt „ te hebben, anderen ten voorbeelde zou„ den worden geftraft (*)." Het bedanken der drie opgemelde oude Regenten en van den nieuw verkoozenen Dr. M. van Marum , die, ten tyde der Eedaflegginge, zeer onverwagt, zulks brusk weigerde , maakte het verkiezen van vier nieuwe noodzaaklyk. Haarlem fcheen geen ter Regeering gefchikte Perfoonen meer binnen haare vesten te beiluiten. Men vulde die plaatzen aan met lieden van elders; onder deezen fpelde men den vreemdklinkenden naam van Paul Christiaan Fltchs, Vryheer van Haringcarfpel en Dirkskorn: hy was een Frankforter van geboorte, en nog niet lang in den Lande geweest (f): Drie Stads Secretarisfen, Cornelis Anthony Testart, Ocker van Schuilenburg, en Jan Anthony Graswinkel, werden van hun Ampten verlaaten, en door Perfoonen van eene andere kleur opgevolgd. De (*) Verzameling by de Chalmot V. D. bl. 332. enz. (f) Men verhaalt van deezen Heer, dat hy, de eerfte keer ter Dagvaard na 'sGravenbaage gezonden, aan Lieden, die, verwonderd hem daar te zien, op de vraage, wat hy in den Haage kwa» doen ? antwoordde, leb ben verdagvaard! Aa 3 LVIIL BOEK. 1787. I788. NieüWS plaatsvervullingen.  394 VADERLANDSCHE LVIH. BOEK.. 1787. 1788. Be Schuttery veranderd. De voorzorg der Regeering komt op kleinighedenneder. De Haarlemfche Schuttery, zo onlangs geheel hervormd (*), doch ontbonden en ontwapend, kreeg eene andere inrigting, meest op dé oude leest van den jaare mdcclii gefchoeid, en gefteld onder Opper- en minder Bevelhebberen van de thans heerfchende Party. Eene Bezending uit den Krygsraad, ging in Oogstmaand na '5 C-rannhaage, om een pligtpleeging van Dankzegging, zo wel by den Stadhouder, als by diens Gemalïnne, af te leggen (f). De naauwlettendfte toevoorzigt der nieuwe Regeering e aanbevolen, vondt niet veel werks, fchoon zy nimmer de agting verwierven van het ontevredene gedeelte der Burgerye, en wel van het aanzienlykfte, 't geen zich, als 't ware, afzonderde. Men wagtte zich doorgaans van zodanige bedryven, als het waakzaam- dreigend- en navorfchend oog konden ergeren. Het bleef ten dien opzigte by kleinigheden; een haliaamch winkelier hadt de onvoorzigtigheid om witte zyden Linten, befchilderd met Leliën, Panaches en dergelyke Figuuren, te verkoopen, en moest zyn winkel zes weeken fluiten; terwyl de Knegt diens Mans, zich in het rondbrengen en verkoopen dier welgewilde gekleurde Linten bevlytigd hebbende, voor den tyd van zes weeken, de Stad ontzegd werd (§). Zo ook moest een jong Heer van (*) Zie onze Faderl. Hist, XV. D. bl. 366. CD N. Neder/. Jaarb. 1783. bl. 193. 040. 1227. (§J N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 950.  HISTORIE, 395 van goeden Huize, die zich, van tyd tot tyd, over de tegenwoordige zaaken onvoorzigtig uitliet, op last der Regeering, de Stad en het Grondgebied van Kennemerland ruimen (*). Het ontbrak te deezer Stede niet aan feestlyke viering van den Geboortedag des Stadhouders, met Verlichtingen en ander Vreugdebetoon, en wel byzonder gedagt men, by den Jaardag der Prinfesfe, teffens aan de Verbintenisfen van deezen Staat met Engeland en Pruisfen, als mede de Bondgenootfchaplyke Vrywaaring van het Erfrtadhouderfchap met alle deszelfs Regten in het Huis van Oranje. By beide deeze gelegenheden maakte de Tooren der Groote Kerk, geheel met lantaarnen verlicht eene allerpragtigfte vertooning. Niet min liep ter laatfte gelegenheid in 't ooge eene Eereboog naar de Dorifche orde voor het Gezelfchap ten zinfpreuk voerende Voor Waarheid en Regt. Men kon 'er noch vinding noch fmaak aan ontzeggen. Op 't midden van de Frontefpies vertoonden zich een ftaatlyk Vrouwenbeeld antiek gekleed. Om 't hoofd des beelds was een krans van koornairen, verbeeldende de zegeningen, uit de Herftelling der oude Staatsgefteldheid en de aangegaane Verbintenisfe met Groot - Brittanje en Pruisfen voortvloeiende. Een Nagel in de rechte hand des Beelds verbeeldde het Geheugen', een rustende Leeuw, aan de rechter zyde, de C) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, 1059, Aa 4 LVIII» BOEK. I787. I788. Feestdagen daar gevierd.  39 VADERLANDSCHE LVIII. doek, 1787 1788. Aanhoudendeblyken van de Patriottifchedenkwyze der Haarlemmeren. de Veiligheid; en een Adelaar aan de flinker zyde herinnerde de weldaaden die men ftelde dat de Republiek van den Pruisfifche» Monarch ontvangen hadt. Onder het Beeld las men Memoria Gratia (Dank^ baare Erkentenis). Op de twee hoeken ftonden blaazende Faamen: op de platte form van het Frontefpies, zag men een Weegfchaal, een Spiegel, een Slang, twee bondels Pylen, verbeeldende de Geregtigheid, de Voerzigtigheid en het Bewind. Dit in de daad fraaye Iruk was verlicht door drie honderd Lampions, Oranje, Wit en Blaauw gekleurd (*). By .?,eez,e beide gelegenheden, ftak de verfchillende denkwyze der Stedelingen ten zigtbaarfte uit. Veele, verre de meeste aanzienlyke Huizen, bragten het minst aan de Stadsverlichting toe: in eenige hadt men naauw zo veel lichts ontftooken als noodig was om zich vry te waaren van overlast en fchennis. Mompelend misnoegen' wisfelde het vreugdebetoon af des door de Stad zwervenden Gemeens, wanneer het voor die Huizen komende, de fchaarsheid der verlichting befchouwde. Dit zelfde vertoonde zich, wanneer, in 't laatst van Oogstmaand, zyne Hoogheid , met het Vorstlyk Gezin, op het grootsch Buiten van den Heer Hoobe in den Haarlemmer Hout ten middagmaale getoefd, met de beide Prinfen te voet de Stad doorwandelde, en (*") i\r Nederl. Jaarb. 1787. bl. 20c. 410. iorjo en 1226,. ■■•  HISTORIE. 397 en het gevolg in koetzen na de Jachten, in 't Spaarne ging. De Regeering, de Schuttery deedt allen eerbewys, en verbaazend groot was de toevloed des Gemeens. De Patriotten hielden zich in huis, fchooven de gordynen voor de glaazen in de aanzien]ykfte ftraaten waar de ftoet doortoog. Een blyk van kleinagdng, wel met leede oogen befchouwd, doch aan geen ftraffe onderheevig, fchoon gevaarlyk genoeg in zulk een tydsgewrichte, wanneer het Gemeen veelligt de vuist der wraakneeminge opheft. Bedreigingen van zulk een aart mogten zich laaten hooren, hier by bleef het. De Regeering begreep te rechte, dat, wilde men het reeds vervallend Haarlem niet geheel het hoofd doen onderhaalen, mende menigte van ryke en aanzienlyke Burgers , der thans onderliggende Partye toegedaan blyvende, niet aan de balddaadigheid des Gepeupels moest overleeveren (*). —- De rust was daar, door het (*) Tot voorkoming van alie verdenking,als of, in dit Tafereel van Haarlems geftelter.isfe, in dit-, dagen , ten opzigte van het aantal en aanzi: n dei Patriotten, iets overdreeven? plaats hebbe. beroert-n wy ons op de Brieven over de Vereenigde Nederl «. den door J. Grabener , Luitenant in dienst van de Republiek. Te Haarlem by A. Loojjes Pz. 111 twea Stukken 1702 uiigekomen. D^eze schyver, te dier Stede in Bezetting liggende, heeft des veel weetenswaardigs , zo ten opzigte van de Nede-, landcrs in'talgemeen, als van de Haarlemmers in'r iy» zonder, opgetekend. — Onder de Doopsgezind n te deezer Stede, in evenredigheid met anuère Si en , talryk, vindt men zeer rjkaegoerlen, fn order it aantal trof men bykansgeen één Oranpïgezindi-n aan, Aa 5 LVIII. IOEK. 1787. 17*8.  goS VADERLANDSCHE LVIII. SOEK. I788. Bezwaar der Stad door het ingelegerdKrygsvolk. het groot getal weldenkende Regenten en de wakkerheid der Burgeren naa de Omwenteling , op eene voorbeeldige wyze, herfteld en bewaard gebleeven (*). By het intrekken van Krygsvolk vondt de Regeering zich genoodzaakt, door eene afkondiging, te voorzien tegen het indringen in de Huizen van zommige Burgers, tegen het afhandig maaken en ftukken flaan der Burger Geweeren (f). Het belang der Stad vorderde van Oranjegezinde Regenten dezelfde behoedzaamheid en voorzorge om het Oranjegepeupel te beletten de aanzienlykfte Burgers, de Steunpylaaren der Stad, te mishandelen. Die braave rustbewaarende en herftellende Schuttery, was nu vervangen door eene Krygsbezetting, die de Stad 's weeklyks op ruim vier honderd en zeventig Guldens te ftaan kwam. Een last welke de Stads Kas, met geene mogelykheid, kon draagen. Zes maanden naa de Omwenteling hadt dezelve die fom 's weeklyks uitgefchooten, ïn zou daar mede moeten voortgaan zo ang de inlegering des Krygsvolks duurde, ?n de bewaaring der Stad weder aan de EVagt en Schuttery zou worden toever:rouwd. Ter verkryging deezer Penningen maakten zy bekend, „ dat, door een „ der Stadsbodens, vergezeld met de Vin„ ders van elke Buurt, van de Bewoon0 ders der Huizen, zo binnen de Stad als ,., der- (*) Zie onze Vaderl. Hist. XV. D. bl. 387. Ct) Verzam. by öü Chalmot I. D. bl. 304.  HISTORIE. 399 derzelver Vryheid, mitsgaders van de „ Gebruikers van Stallen en Pakhuizen, j ,, maandiyks zou worden gevorderd en ge„ heeven eene Belasting geëvenredigd aan „ de Verponding, en gerekend tegen tien „ Stuivers van ieder Gulden in het Jaar, „ voor welke ieder Huis, Stal of Pakhuis „ van's Lands wegen was aangeflaagen." — Van deeze Belasting waren geenen ontheeven dan alleen de Bedeelden uit eenige Diakonie of Stadskasfe. „ Deeze Belasting „ zou dus ook gevorderd worden van de „ Heeren Raaden en Ministers, die reeds „ Huizen gekogt of gehuurd, doch nog „ niet betrokken hadden (*), of welke „ binnen den tyd van zes maanden als „ nog een Huis zouden huuren of koo„ pen, alles mede geëvenredigd aan de ,, Verponding dier Huizen. Ook zou de,, zelve geheeven worden van de Bewoon,, ders van Kamers, acht en veertig Gul„ den en daar boven in huur doende, ge„ rekend tegen den twaalfden Penning der „ Huurpenningen (f)" In Ltyden zagen wy, welk eene kalmte daar geheerscht hadt onmiddelyk naa de Omwenteling, zo lang de weldenkende Hoofdofficier P. J. Marcus, en andere Leden der Wethouderfchap, door de Geward*) Aanmerkelyk genoeg was derzelver getal om des byzonder melding te maaken: immers de helft der XXXII Raaden, waren van buiten ingekomen, of werden toen nog verwagt. G) Verz. by de Chalmot VI. D. bl. i. LVItl. SOEK. 1787. 1788. Woelin- ren in leyden.  400 VADERLANDSCHE LVIII. Boek, Ï787. Ï788, 1 1 1 i i I ( c V h a n v n r( g wapende Genootfchappen onderfteund, de teugels, ten bedwang des Gepeupels, in handen hadden; hoe daar het gerust gelaad der dingen voor een byster onrustig veranderde en de ftrengfte herhaalde Afkondiging noodig maakte (*). Dit was het onmiddelyk en onvermydbaar gevolg der Ontwapeninge van alle Schutters, die Leden van dezelve geweest waren; van het bedanken des geheelen Krygsraads; van het ïanftellen van andere Officieren der Schuttery, en het weder in de Schuttery bren*en der voorheen ontflaagene Schutteren, iie,met het gemeende flag van Volk, thans ie Schuttery uitmaakten. Geen voorby'liegende vlaag van moedwil; maar een lanhoudend betoon daar van, aanfchouwde leyden. De twee en dertig avonden op veike de nieuwe Burgerofficiers, methunie Schutters, de wagt betrokken, waren liet alleen zeer grievende voor de braave n kloekmoedige Burgers, die, zints het )proer van mdcclxxxiv (f), in zo veel reigende voorvallen, de rust der Stad bebaard hadden, en dezelve nu by aanoudenheid aangerand zagen ; maar die ronden werden met fchroom te geloet gezien, en met fchrik doorgebragt m de braaven binnen Leyden in 't algeleen. Zy, wier post en pligt het bewaa:n der rust medebragt, vonden zich verszeld van het uitfchot des Volks, in deeze (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl, 313. (f; Zie onzePaderl. Hist. ViJI. D. bl. 264. enz.  HISTORIE. 401 ze Stad zeer talryk, 't welk onder hun oog de fchandvolfte en deerlykfte merkte-1 kens van botgevierde geweldenaryen naaliet, in zodanige gedeeltens der Stad, waar die tergende optochten, langs den grootstmogelyken omweg, gefchied waren. — Een en ander gaf der bezwaarlyk beteugelbaare en in het duister werkende fpot- en fchimpzugt, waar in men wil dat de Ley denaars veel fmaaks vinden, gelegenheid om zich des in Spotfchriften en Prentverbeeldingen te wreeken. Een bedryf, dat het Geregt, door het uitlooven van drie honderd Guldens op den Schryver, Tekenaar en Verfpreider te ftellen, tragtte te voorkomen (*). De Regeeringsverandering greep'er ftand. By dezelve vonden zich van hunne Amp- \ ten verlaaten van Halteren , van Leeuwen, Snoek, van der Mark, P. Mar- CUS, van rooyen, hoogeveen, CuNiEUS, romswinkel, heldewier, van den Zantheuvel , Vromans en de Mey. Volgens den Lastbrieve den Stadhouder gegeeven, behieldt hy aan zich het regt om de plaatzen, die door het bedanken der aangeftelden onvervuld zouden blyven, met de nuttigften en bekwaamften te voorzien. Dit werd te Ley den, waar de Prins regelmaatig geene de allerminfte befchikking over de Vroedfchapsplaatzen hadt, zo verre getrokken, dat de plaatzen van twee bejaarde Regeeringsleden, die by de Remotie weder aangefteld en beftendig naa de- C*) N. Nederl. Jaarb, 17*7. bl. 5715. LVIU. )OEK. I787. 1788. Regeeingsver.tndering.  402 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787 I788. Aanmerkingengevallen op eenige aangefteldeRegee- , ringsleden. dezelve als zodanig erkend waren, naa hunnen dood, of afftand, door den Stadhouder onmiddelyk vervuld werden, onder voorgeeven, dat hunne plaatzen opengebleven waren; doch enkel om dezelve door Lieden van zynen ltempel te doen bekleeden (*). Eene Regeeringsverandering, die, wat zommige Perfoonen by uitftek betreft, by veelen zeer gewraakt werd. Boven al liep in 't ooge eenen Muller Massis, Boezemvriend van den beruchten Kumpel, en liens Medegenoot in het opruijen van 't Leydfche Gemeen; de benoeming van Mr. Willem Cornelis Boen tot Penfionaris \ :en Man, over wien, wegens dwangrejeering, als onafhanglyk Fiscaal aan de Kaap de Goede Hoop, bitter geklaagd was; lien de Kaapfche -Burgers beïchreeven, als :en Man, „ die, in de waarneeming van , zyn Ampt, zich zo willekeurig overheer, fchend, onderdrukkend en onverantwoor, delyk gedroeg, dat al wie flegts eenig , het minfte gevoel van Vryheid overig , hadt, daar aan niet zonder ontroering , kon denken; dat door de afpersfingen , van hem, en zynen Opvolger gepleegd , de Ingezetenen van die Volkplanting met , eenen zodanigen fchrik en afkeer voor , den Fiscaal aangedaan waren, dat eene , vervulling van die post, op den ouden , voet, niet dan van de nadeeligfte ge, volgen voor de rust der Volkplanting „ zou (*) Ferz. hy de Chalmot XV. D. bl. 311.  HISTORIE. 403 ,, zou kunnen zyn (*)." De Kamer van Zeventienen hadt op de tegen hem ingebragte klagten geen agt geflaagen, en hem geregtvaardigd. Hy kreeg nu als Penfionaris van eene de voornaamfte Hemmende Steden, zitting in de Vergadering van Holland. Men hoorde te Leydeu een blyk dat de eertyds onafhangelyke Fiscaal aan de Kaap, de heersch- en dwangzugt daar niet gelaaten hadt, als hy, by de Regeering, deezen raadflag, ten aanziene van het daar eerlang ingevoerde Nieuwe Schutters Reglement (f), uitbragt, „ dat de Stedely„ ke Privilegiën, waar by zommige Bur,, gers wagt- en tochtvry verklaard waren, niet gelden konden tegen de beftelling , „ die de Stadhouder thans omtrent uin „ gemaakt hadt." Haatlyk was het gedrag der twee regeerende Burgerneesteren Hubrecht en Drolenvaux, by de Wethouderfchap doordringende, om 's Prinfen Commisfarisfen, by eenen Brieve, te verzoeken, „ dat zy „ nogmaals daar ter Stede komen zouden, ,, om zulke Burgers, die tot de Landver„ dervende Cabaal behoord hadden, van „ hunne Bedieningen te verfteeken." Een harde eisch, door Commisfarisfen op verre na £•) Men zie de Memoiien en Requesten door de Gecommitteerden der klaagende Kaapfche Burgery aan hun Hoog Mog. aangeboden in de Jaaren 1780. 1784. en 1786. Men vindt 'er iets van in onze Vaderl. Hist. XIV. D. bl. lal. (f-) Dit Reglement komt voor in de N. Nederl. Jaarh. 1788. bl. 1615. Lvni. BOEK. 1787. I788. Haatlyk gedrag van twee Regeeringsleden.  Lvni. boek, • I787. I788. 't Gedrag des Hoordofficiers VAN Heus- DEN.- 404 VADERLANDSCHE na niet ingewilligd. Zy vertoonden zich niet op nieuw binnen Leyden. Om eenigzins genoegen te geeven, ontzetten zy flegts eenige zeer weinige uit hunne posten, heten de overige Burgers hunne Bedieningen behouden, tot grooten ipyt der vorderaaren van eene geheele Amptsberooving hunner Medeburgeren, wier plaatzen zy gaarne met Lieden van hunnen ftempel vervuld gezien hadden. Aan vervolgingen der Patriotten ontbrak het niet onder het Hoofdofficierfcbap van Adriaan van Heusden; een Man die te meermaalen de wapenoefeningen des Genootfchaps, met fchynbaar genoegen, bygewoond, tot het in befcherming neemen der hooge Overheid van dat en andere Genootfchappen toegeftemd, en als Schepen, zyne goedkeuring gegeeven hadt tot het doen eener Afkondiging daar ter Stede, de Schuttery en de Leden der gewettigde Genootfchappen tot het uittrekken na het Cordon en elders, waar sLands nood hun mogt roepen, aanmoedigende (*). Deeze eigenfte Bevorderaar en Goedkeurder van den Burgerwapenhandel, en Aanmoediger hunner poogingen, verbeeldde zich, naa de Omwenteling, niet :e ftreng te kunnen weezen tegen de eer:yds door hem voorgeftaane Party, of zulks ook dienen mogt om al het twyfeligtige zyner voorige daaden uit te wistenen. Ondanks de veelvuldige Afkondi- gin- (*) Zie onze Faderl. Hist, XVI. D. bl. 305.  HISTORIE. 405 gingen ten tegendeel e, hadt het Leydftht Gepeupel vryheid van fchelden, Haan er; mishandelen der Patriotten. Op daar ovei by hem uitgeboezemde klagten was terftond de Vraag „ of de Rlaager ook ïn „ het Moordrot geweest was?" met dien naam beftempelde hy het voorheen dooi hem gepreezene Exercietiegenootfchap. Op een bevestigend antwoord kreeg de Klaager het bits afzettend antwoord, ,, dat de „ Stadhouder ook lang was onderdrukt ge„ weest, zonder regt te hebben kunnen ,, verkrygen!" Gedreeven door be¬ geerte om den Stadhouder door uitfteekende daaden tegen de Patriotten te behaagen f en teffens aan hebzugt te voldoen, verzogt hy, terftond naa zyne aanftelling, een ongehoord Befluit tegen den Pieter Vrede, en anderen. Wanneer dit afgeflaagen, en die weg van vervolging hem niet geopend werd, was by, naa het verzetten der Schepensbank, en de afkondiging der Amnestie, de Staaten aan, om op 's Lands kosten, alle Ingezetenen van Leyden, die daar van waren uitgeflooten, te vervol gen. Een verzoek gelukkig van de hand ge weezen: want hoe verre zou vervolgzugt, geholpen en onderfchraagd door eenen afgerigten en onverzoenlyken Advocaat, die uitfluitingen niet hebben uitgeftrekt? Binnen enger kring moest dus Partyzugt en Hebzugt werken, en hadt Ley den des de onaangenaamfte proeven, welker ophaalen ons niet lust. Aileen moeten wy nog aantekenen, hoe hy toeliet, XX. Deel. Bb daï LVIII. BOEK. 1787. I788.  LVIII boek 1787. 1788. Pragc by de Feestvie ringen. De Lef derdorpers flaagen niet in eene Regee ■ ringsafzetting. 406 VADERLANDSCHE . dat alle Schuldigen aan het Oproer des . Jaars mdcclxxxiv , op den zevenden van Oogstmaand mdcclxxxviii , vergezeld door een fchaare Gepeupel, onder een Oranjevaandel, een optocht door Leyden deeden, om, der Juftitie ten fpot, wegens de ontvangene ftraffe, vereerlykt te worden. Leyden ftak boven veele andere Steden uit in cierlykheid van Eerepoorten, in kostbaarheid en vindingrykheid van Bycieraaden op 's Prinfen Jaardag en die der Princesfe. Beeldhouw- en Schilderkunst hadden, op eene meer dan gewoone wyze, daar aan de hand geleend, ook bleeven de voornaamfte veel langer tyd ftaan, dan men gewoon is dezelve te behouden: ja zo lange, tot dat het fraaije des Schilderwerks geheel verfleeten was (*). Mogt men in Leyden niet naar wil en wensch met de Patriotten begaan , hoe veel zy daar ook te verduuren hadden, eenige Ingezetenen van de nabuurigeAmbagtsheerlykheid Leyderdorp verkreegen op verre na de voldoening niet van hun doldriftig poogen. Zy veroorloofden zich, op eene dringende en dwingende wyze, in Slachtmaand, den Schout, de Ambagtsbewaarders, eenige Schepenen en den Geregtsbode, van hunne Bedieningen te ontzetten, en andere aan te ftellen. De afg>ezetten vervoegden zich met een verhaal van (*) Een breed verflag hier van geeven ons da N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 481. en 112$.  HISTORIE. 407 van het gebeurde, met een beklag en verzoek van herftel by Staaten van Holland. Met dat gevolg, dat de willekeurige en wederregtlyke daaden dier Ingezetenen, door hun ten hoogften gewraakt wierden, en de herftelde Amptenaaren bevolen in het waarneemen hunner Bedieningen voort te vaaren (*). Rhynlands gefteltenisfe, ten aanziene van het Stadhouderlyk Huis, kennen wy uit veele vroegere befcheiden in ons Werk (f). Jongst hebben wy hier boven van de Plundering te Voorburg gefprooken (§). De Manflag, te dier gelegenheid door den Knegt der Herberge begaan in het verdee-' digen van het goed zyns Meesters, werd voor Moord gehouden, en hy als een Moordenaar te regt gefteld voor de Vierfchaar van Rhynland. Hier bekleedde, onder den naa de Omwenteling aangeftelden Bailjuw Wassenaar van Starrenberg , een Pagenstecher het Stedehouderfchap. Deeze wist, door bedreiging en ftokflagen, buiten uitdruklyke toeftemming der daar tegenwoordig zynde Welgebooren Mannen , dien Knegt tot eene ongewillige fchuldbekentenis te dwingen; waar op eene veroordeeling ter Doodftrafte volgde. Ten zynen gelukke kreeg het Hof van Holland, even vóór de daadlyke uitvoering (*) Ni Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5936—5044. CD Zie onder andere onze Vaderl. Hist. XVI. Di bl. 3'4—3i7. (§) Hier boycn bl. 354^ Bb 2 LVIII. BOEK. I787. I788. Strengleid dea StedeloudersPagenstecherte Veor* hurg.  4o3 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. 1788. Het ▼oorgsvallenemer P. v. r>. Bosch te Z»eUrmetr. ring van dat vonnis, kundfchap van de onwettige wyze, op welke men dien ongelukkigen fchuidbekentenis hadt afgeperst. Het Hof onderzogt de zaak op nieuw, raadpleegde des met 's Lands Staaten; waar door hy van Doodftraffe, of eeriige andere op 't fchavot, vrykwam; maar den yver door hem betoond aan eene andere zyde, dan waar de fchaal van genadebetoon, ten deezen dage zo menigmaal overfloeg, werkende, ontzette hem van geheele vryfpraake: eene gevangenis van tien Jaaren was zyn eindelyk vonnis. Een deerlyk voorbeeld van moedwil en fchennis, leeverde, kort naa de Omwenteling, het Dorp Zoetermeer op. Deeze borst met herhaalde en teikens verdubbelde woede uit tegen Pieter van den Bosch (*), Oud Leeraar der Remonftranten te Leyden, die in ftilte zyne dagen te dier plaatfe ileet; doch daar omftreeks bekend ftondt als de zaak der Patriotten toegedaan, en in derzelver bevordering niet on- (*) Pieter. van den Bosch, was een waardig en werkzaam Lid van de Maatfchappy der Ne. derlandfche Letterkunde te Leyden. Men zie de vrugten van zynen Geest in een en ander Deel van de JVerken dier Maatfcbappye. Hy hadt zich voorlange," door verfcheide Dichtftukken en andere Schriften van finaak, hekend gemaakt. Zo wy wel onderrigt zyn heeft het Algemeen Oefenfchool by P. Meyer, een hoogfchatbaar Werk, niet weinig te danken aan zyne penne, zo in vertaalirgen als in oorfpronglyke Stukken. 'sMans door veel letterarbeids afgefloofden goesc, deedt hem zyn Standplaats,  't Ijflt vaii ileïiEerw.P.VAN XüKN BOSCH nrisliaiiilelcL   HISTORIE. 40^ •nleedig. Van hier de fchampere en weinig goeds fpellende vraage, naa dat in het Dorp „ Oranje boven!" gefchreeuwd was, by het openfrnyten zyner deure gedaan, „ Myn Heer! verkoopt gy ook Oranje?" Kort daar op vertoonde zich een hoop gemeen Volks van Bfeiswyk, deels te voet, deels te paard. De aanvoerder voor 'jt huis des gemelden Oudleeraars gekomen, fchreeuwde, terwyl hy een fabel zwaaide, „ Oranje boven! Hier moeten wy wee„ zen!" Dit bedryf bragt het gepeupel van Zoetermeer en Zegwaard t'zamen. Hier by voegden zich de Regenten, die egter meerendeels hun best deeden om dien hoop tot bedaaren te brengen; beloovende alle de Papieren tot de zaak der Patriotten betrekking hebbende,en die in het omcingelde huis te vinden waren, te zullen leeveren. De Regenten binnen gelaaten, verzogten die Papieren te mogen hebben. Van den Bosch antwoordde, geene van belang te bezitten, dewyl de Schout Vonk dezelve in bewaaring hadt; doch gaf teffens zyne bereidvaardigheid te kennen, om, die hy hadt, over te geeven. Hy ftelde ze den Regenten ter hand; die ze aan het buitenftaande Volk vertoonden. Hier mede was het niet te vrede; maar vorderde, dat plaats, als Leeraar der Remov[trant en te Leyden, verlaaten en Zoetenneer ter ftille woonplaats kiezen; waar dien onrfelukkitten het hier gemelde onheil, met zo veel fmaads en druks gepaard, bejegende, uit hoofde dat hy de zaak der Patriotten was toe. gedaan. Bb 3 LVIII. boek. 1787. I788.  4to VADERLANDSCHE LVIII. boek 1787. I788. 1 ( I 1 ( 1 1 l dat van den Bosch, met Oranje vercierd, zich aan hun zou vertoonen. Hy deedt zulks. 'Er ging een kreet op „ Kyk „ dien Blixem!" Zy wilden hem ten huize uit hebben; doch welk lot hem dan te wagten ftondt mogt men opmaaken uit zommiger gefchreeuw, „dien Blixem moet „ van kant! hy is het die al het kwaad gebrouwen heeft!" Een der Zoetermeerfche Regenten gaat naa dit laatfte mede gezegd te hebben. De zich by den bedreigden in huis bevindende Regenten, bevreesd, dat het Volk ter deure zou indringen, trokken van den Bosch te rugge, en flooten de deur. Zulk eene behandeling, eene zo dreigende taal en houding drong van den Bosch de betuiging af, „ dat het hem in de ziel leed deedt, dat „ men zo fterk tegen hem was vooringe„ nomen; vermids hy zich bewust was „ eene regtvaardige zaak voorgeftaan en „ niets gedaan te hebben dan 't geen een „ een braaf Man paste." Op 'sMans volernftige verzekering, dat 'er geene Papieren, meer dan de overgeleverde, tot die zaak betrekkelyk, ten zyïen huize waren, vertrokken de Regen:en, en bewerkten dat de zamengefchoolle bende uit een ging. By het heencn raan hadden Regenten aan van den Bosch gezegd, dat men, hoe fterk 'er aan de ieur gefcheld of geklopt mogt worden, liet moest opendoen. Met dit ontrustend sedryf hadt men reeds, toen de Regenten ,og in huis waren, begonnen; en héihaal- de  HISTORIE. 411 de 't zelve van tyd tot tyd, tot in den naamiddag, wanneer de Heer van Teilingen , Welgeboren Man van Rfiyniand, uit naam van het Volk, kwam, en meer Papieren eischte: dewyl het Volk de verzekering en 't befcheid van van dïN Bosch, ten dien opzigte niet geloofde. By den Schout Vonk, die niet op het Dorp, en by Helmont , die 's Schouts zaaken waarnam en niet t'huis was, kon men des geen onderzoek doen. Met van Teilingen hadt van den Bosch een vriendlyk onderhoud, en ontving van hem, op de herhaalde verzekering dat hy geen meer dan de overgegeevene Papieren tot die zaake betrekkelyk, onder zich hadt, de toezegging dat hy alles, wat mogelyk was, zou aanwenden om het Gemeen tot bedaaren te brengen. Dit volgde niet. Het kloppen op de deur en vengfters ging tot in den avond zynen gang. De Remonftramfcke Leeraar de Roy , by zynen Schoonvader A. Maas , Leeraar dier Gezindheid te Zegwaard, recht over het huis van van den Bosch ten dien tyde zich onthoudende, wilde deezen overhaalen om zich tot veiligheid na het Pale/iem. het huis van Schout Vonk te begeeven; doch de menigte des Volks op ilraat maakte dien kleinen overftap ongeraaden. In eigen huis te blyven was en bleef gevaarlyk. Laat in den avond kwam de Roy te rug, om den belaagden en bedreigden te beweegen, dat hy zich agterom na deszelfs Zusters zou begeeven; de*Bb 4 ze LVIII. , o e k. T787. I788.  412 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK 1787 1788. i ] ] 1 ze raad kreeg fterkte, wanneer een Buurman achter aan het huis geklopt hebbende, berigt gaf, dat van den Bosch zyn huis verlaaten moest, met by voeging dat men reeds den volgenden dag 's morgens ten zes uuren met paarden door het huis zou ryden. Van den Bosch meer op hethartlyk verzoek zyner Huisgenooten, dan uit eigene verkiezing zyn huis achter uit verlaatende, werd door behulp zyner Nigte Petronella Doornhaag en den Leeraar de Roy over de Ringfloot achter zyne wooning, door middel van een ladder geholpen. Zyne Egtgenoote volgde hem, en hy bragt dien zorgvollen nagt in het huis zyner Zusters door. Een zyner Zusteren, die beiden zeer beangst waren, vondt 's anderen daags 's morgens goed om den Tuinman van van den Bosch , drie huizen van daar woonenJe, te vraagen of deeze Man een veilig verblyf voor haar Broederen Zuster haat? Dit gereedlyk met ja beantwoord zynde, begaf hy zich met zyne Vrouw derwaards, en bleeven op een zolderden, dien iag en een volgenden. Doch op den norgen van den derden dag, naa dat een jerugt, wegens de komst des Rhyngraafs wn Salm, 't welk valsch bevonden werd, iet geheele Dorp op nieuw in onrust ge)ragt hadt, begon de woede met verdub>elie poogingen. Men maakte affpraak die de huüen te onderzoeken, ten einde /an den Bosch te vinden en te vermoorlen. 'sTuuunans Vrouw des verwittigd, kwara  HISTORIE. 413 kwam by de verfchoolenen, met berigt, dat zy hun niet langer veilig in huis kon bergen; doch zy wees hun achter op de werf een kleine Schuur, met aanrmtaning om zich daar in te verfteeken. Beevend begaven zy zich derwaards; doch ter oorzaake van de benaauwdheid der verblyfpiaatze, en van de vrees dat zy ook daar niet veilig zouden weezen, vertoefden zy 'er niet liang. Zy keerden weder na de Zusters op de werf; doch beiden verklaarden dat zy hun niet in huis konden neemen: dat zy ook daar niet veilig zouden weezen. Hier op begaf zich van den Bosch met zyne Vrouwe in de fnyding tusfchen het huis van de Zusters en het naast daar by ftaande. Naauwlyks waren de Zusters in huisj of 'er vervoegde zich by deeze zeer bekommerde, een Dorps Schepen , vergezeld van den Bkiswykfchen Klapperman, een flegt berugten Karei, met verzekering dat van den Bosch zich in haar huis, of op^ haar werf, moest bevinden; en dat zy hem over te leeveren hadden, zonder dat zy egter eenige befcherming beloofden, noch ook eenige kwaade behandeling dreigden. De Zusters verklaarden dat de gezogte zich niet in haar huis bevondt, 'er by voegende, dat zy die verzekering met een eed konden ftaaven. Zy vertrokken. In gemelde fnyding vonden zich de gezogten en belaagden blootgefteld aan een zwaaren regen, met donder vergezeld. Zy zagen van daar over een plank eenig Pruis/iscA Krygsvolk voorBb 5 by- LViir» «UbK. 1787. 1788,  414 VADERLANDSCHE LVIII boek. 1787. H788. 1 bytrekken. Dit weêr, en dit ontzettend vertoon drongen de beangften naa bykans twee uuren op die ongefchikte plaatze, zich onthouden te hebben zich van daar en op de werf in de fchuur te begeeven. De ongelukkigen baden en fmeekten de Zusters om in huis te mogen opgenomen worden; doch deeze verklaarden zulks niet te kunnen toeftaan. In de prangende angst, uit die weigering gebooren, en gevoegd by het reeds geledene, keert van den Bosch zich om, begeeft zich uit de fchuur op de werf en voorts na het pad, 't welk op de Ringfloot liep. Meergemelde Nigt en eene Schoonmaakfter zagen hem het pad opgaan, (terwyl zyne Vrouw geheel vol fchriks in de fchuur bleef,]) en voorts in 't water fpringen. Hier op vloog de Nigt ten huize uit om haaren Oom, ware bfet mogelyk, te redden; doch op de werf tomende en van alle zyden veel Volks bemerkende, dat allerysfelykst fchreeuwde, jing zy, door fchrik niet weetende wat ïy deedt, weder in huis. Eenigen van het Volk fchooten toe, trokken hem uit het ^ater; doch hy werd, fchoon hy 'er flegts weinig ogenblikken in gelegen hadt, en tdergelaaten werd, dood bevonden. Het Lyk van deezen Man werd op de stoep agter' aan den Ringfloot gelegd. De lusters onderzogten by de Regenten of iet geoorloofd was den geftorvenen in huis :e neemen; doch kreegen tot befcheid, lat zy Zuiters noch mogten, noch zy Re-  HISTORIE. 415 Regenten iets aan het Lyk konden doen, vóór dat de zaak aan den Bailjuw was aan- j gegeeven. Zo dat het Lyk, dewyl men geen gevolg van het aangeeven des gevals aan den Baiijuw vernam, op dezelfde plaats bleef liggen, en niet ongemoeid: want de kwaadaartigheid met fpotzugt zich by eenen ongelukkig omgekomenen vereenigende, {frik neus en ooren met Oranjebloemen, vulde daar mede de«handen; in den gaapenden mond flopte de balddaadigheid fchulpen. In deezen befpotten ftaat bleef het lyk vyf dagen lang, liggen tot 'er twee Rhynlandfche Dienders kwamen, die een touw om het Lyk floegen, 't zelve vervolgens iri 't water wierpen en achter een fchuit door den Ringfloot als een Kreng, naa het Kerkhof fleepten, en zonder kist in een kuil dolven. By die fchandlyke mishandeling kwam nog dat 'sMans Weduwe, op last van den Bailjuw, aan den Boode vyftig Dukaaten betaalen moest (*_). Men woelde in deeze ftreeken fterk tegen Kerklyke Perfoonen, die zich als Pa- " triCO ln de opgave deezes gevals hebben wy te breeder geweest, zo om een Man dien het betrof, als om den zonderlingen toedragt en het fchreeuwende dier gebeurtenisfe. Wegens de egtheid durven wy onze Leezers verzekeren: dewyl wy het grootendeels woordiyk hebben overgenomen uithec Verhaal weinige dagen naa het voorval uit den mond van een der oor- en ooggetuigen opgetekend. De Schryvers van het VaderlandschHuisboek hebben, wegens deeze gebeurtenisfe wel eenige, doch geene naauwkeurige berigten gehad:. Men zie het V. Deel van dit Werk bl. 160. lvi ïlt O Kr.. !788. IVat eegeLe^-  4i6 VADERLANDSCHE LVIII. boek. 1787. < 1788 raaren in die'hreëfc over- ( J 1 ] l ( 1 1 1 J i ] ] i < 1 ] ï (*) Ferzam. by de Chalmot XXIV. D. bl. 66. :riotten hadden doen kennen. Van Waanen , Kerkleeraar te Katwyk aan Zee kon leïfs door gezag van Gecommitteerde Raaien, tegen zyne woedende Gemeente, in synen dienst niet gehandhaafd worden; naar werd eindelyk met Eere en met beïoud zyner wedde, tot dat hy eene andere standplaats bekwam, ontflaagen. — VarEBENDER, Leeraar der Hervormden te Haazarswoude, werd ten nasuwen noode, Joor het Hof, op last der Staaten, in zyïen dienst ftaande gehouden: naa zekere /erklaaring^ getekend te hebben (*_). 3e Merree, en Marcel, Kerkleeraars, le eerlte te Sprang en de tweede te Rysvyk, werden gebannen om dat zy, als Leien van Genootfchappen, gewapend ter mlpe hunner onderdrukte Landgenooten litgetrokken waren. Zo liet men, ten hunïen opzigte, niet gelden de Befcherming, >y herhaaling, door Staaten van Holland, an de Gewapende en Uittrekkende Burgers toegezegd, en de goedkeuringen daar, .an gegeeven. Waarlyk, indien het reeds de mgerymdheid zelve niet geweest was de -eeraaren te verbieden, hunnen phgt als ï ïrgers, waar te neemen, was het althans chreeuwend onregtvaardig, dat men hun, >ndanks alle aaumoedigingen ten dien dage refchonken, waar van de Leeraars zich niet litgeflooten vonden, voor hunne goedwiligheid itrafte. Dan het ten deezen Lande icldiaam veifchynzel, dat zo veele Leeraars  HISTORIE, 417 raars der bevoorregte Keike, zich voor den Stadhouder niet in de bresfe gefteld; maar de zaak der Vryheid voorgeftaan en met mond en daad verdeedigd hadden, oordeelde men eene voorbeeldlyke Strafoefening waardig. Hollands oudfte Stad, op zo zonderling eene wyze den Pruisfen overgeleeverd, en van de volyverigfte aanzienlykfte Patriotten verhaten (*), werd door de goede Orde des Pruisfifcken Bevelhebbers van Winsingerooe beveiligd voor veel leeds, 't welk anders het overgebleven groot aantal Patriotten dreigde. Niet lang was 'er het verblyf deezer vreemde Krygsmagt; reeds met den aanvang van Slachtmaand vertrok dezelve. De algemeene ftern der Burgeren fprak met lof van de goede orde en krygstucht, zag des met genoegen, dat de Regeering dien Krygsbevelhebber, uit erkentenisfe, van wegen de Stad, een fraaije Gouden Snuifdoos, met Stads wapen vercierd en met vyftig Dukaaten gevuld, ten gefchenke aanboodt; de andere Officieren , zelfs de gemeene Soldaaten, ontvingen van Stadswege eenige erkentenis (f). Kleinigheden in de daad, mogt men daar mede van dit vreemd bezoek, vry geraaken, en zich voorts van geweldige rustverftoorenisfen verfchoond vinden, 't welk Dordrechts lot, in eene vry groote maate was. Eeniger aanhoudende ongezindheid om (f) Zie onze Vaderl. Hist.XVl. D. bl. 37Ï. GO A7. Nederl. Jaarb. 17K7. bl. 5634. Lvnr. 8UEC I78S. Gefteldheid te Dordrecht.Eerbeloor.ingaan de Pruisfen.  Lvm. boek. 17 «8. tndtriug 418 VADERLANDSCIIË om zich met Oranje te verderen, waa? uit kleine rustftoorenisfen ontftonden, werd door eene dringende Stads Afkondiging tegengegaan (*): en verzette zich vervolgens de Regeering byzonder tegen het draagen der zogenaamde Keeskontjes van Goud en Zilver (f). By de groote vreugdebetooningen op 's Prinfen Jaardag, en vervolgens op dien der Prinfesfe, viel niets byzonder merkwaardigs voor; alleen maakte de Dordrecktfcke Regeering, by het voorfchrift der Feestviering ten laatstgemelden dage bekend, dat hier mede, deeze kostbaare en by menigvuldige herhaalingen bezwaarende Vfeugdebetooningen een einde namen (§). By de Regeeringsverandering door 's Stadhouders Gevolmagtigden, vonden zich van hunne Vroedfchapsposten verlaaten, Mr. Ocker Gevaerts, Heer van Geervliet enz., Mr. Willem Bartholomeus van den Sandhetjvel, Mr. Johan de Roo, Heer van Westmaas enz., Mr. Nicolaus Backus, Heer van Nieuw Beyerland, Mr. Adolph Herbert van der Mey van der Linden, Anthony Balthazar Stoop, Abraham Adriaan Stoop, Paulus Knoch en Hendrik Frangois Decourt. Eenigen deezer namen kwamen ons te meermaalen in de rei der Patriotten voor. Jasper Johan Perduyn hadt (**) N. Nederl. Jaarb 17*7. bl. 5882. G) Verzam. by de Chalmot VIL Ü. bl. i8fi (§) N. Nederl. Jaarb. I7M8. bl. 1057.  HISTORIE. 4rp hadt de post van Penfionaris, in plaats van den Heer C. de Gyzelaar, in de gevorderde Satisfactie der Prinfesfe buiten allen bewind gefteld, verkreegen (*). Veel gefchils was 'er te Dordrecht zints lange wegens de Goede Luiden van Achten gereezen (f). Die thans in deeze post, daar ter Stede van veel invloeds op de Regeering, gefield, en op de hand der oude Regeeringe waren (§), vonden zich weldra, uit dien post gezet, en werden door lieden van eenen anderen ftempel, uit een aan zyne Hoogheid gezonden naamlyst, vervangen. De meesten vonden zich by de nadere Regeeringsverandering in dit hun Ampt bevestigd: en voor drie toen in de Vroedfchap verkoozenen, werden anderen aangefteld (**). Ten aanziene van deeze in Dordrecht zonderlinge Regeeringspost (ff) > en waar over zo veel in de laatfte tyden, te doen viel, vinden wy ter overneeminge opmerkelyk genoeg, wat des bepaald werd ten dage der Regeeringsveranderinge. Uit 's Prinfen naam laaten zich de Verftellers der Regeeringe in deezer voege hooren; „ Dewyl wy een by- zon- (*) Vérzam. by de Chalmot VI. D. bl. 14. enz* N. Nederl. Jaarb. i" 87. bl 5635. (f) Zie onze Vaderl. Hist. VI D. bl. 257. (J) Zie onze Vadert. Hist.KVI. I). bl. 263. (•*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bi. 5077. en 5635. vergeleektn mee de Jaarb. voor 1788. bl. 406.407. (ft) Men flaa hier over naa de Grondwettige Herfieiling van Nederlands Staatswetzen by Allart ÏI. D. bl. 54. en 55. Lvnr. boe k* 1787. 1788. Bepaaling omtrent de Goede Luiden van Achten naa de Omwenteling.  4£o VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. I788. „ zonder belang ftellen in alles wat in ons „ is te helpen toebrengen om de Rust, „ de Eendragt, het Vertrouwen, en den „ daar uit fpruitenden bloei van dat ge„ zegend Gewest, en de Stad Dordrecht, te „ doen herleeven, en ons is gebieeken, , dat een der voornaamfte middelen, waar ,, door onrust en diffidentie is verwekt en , aangekweekt, is geweest, dat door eene , willekeurige uitlegging, de meesten der „ Dekenen van de Gilden zyn geraakt in een begrip van ongehoudenheid aan de 1, by het Concordat van zeventien Octo1, ber mdcxlvii , overeenkomftig eene „ voorgaande oude Ufantie, tot onderhou- ding van eenigheid en rust vastgeftelde, „ en door een opgevolgd gebruik van lan„ ger dan eene Eeuw bevestigde fchik„ king: Dat op de Nominatie van vier en ,, twintig Perfoonen zullen worden gehouden „ in goede achtinge en recommandatie det ,, oude achten, die voor dit Jaar heb,, ben gediend; met dat gevolg, dat direct 1, ftryaig tegen dien redelyken pligt is ,, gehandeld, en het te vreezen is, dat in ,, de tegenwoordige tydsomftandigheden, „ dat voetfpoor door onrustige en woel„ zieke menfchen zoude gevolgd en daar „ door ons goed oogmerk illufoir zou kun„ nen gemaakt worden, zo hebben wy, „ (zonder over het verftand dier woorden „ te willen decideeren,) goedgevonden, „ tot de meeste rust en dienst der Stad te „ ftatueeren, gelyk wy doen by deezen, „ dat geduurende de eerstkomende twaalf jaa-  historie; 4ü! & ren, niemand der dienende Achten van de 5, Nominatie zal mogen worden afgelaaten, \ j, om beweezen redenen, w Jfo hem daar ■5, toe,naar Regten, inadmisfibel zouden maa „ fe», in verwagtinge, dat naa expiratie „ van dien tyd, de onlangs geheerscht „ hebbende zugt tot Nieuwigheden genoeg- zaam zal zyn verdweenen en plaats heb„ ben gemaakt voor redelyke en met de 9, onafgebrooke Costume overeenftemmen„ de bevattingen van die fchikking." Wyders gaven deeze Regeeringsbeftellers te verftaan; „ Wy begeeren mede, dat „ voortaan onverbreeklyk zal worden ge„ obferveerd het (ond^r andere) geftatu„ eerde en verklaarde Plaka&t van hun Ed. „ Gr. Mog. om in de Stad Dordrecht ge- publiceerd te worden, geinfereerd in „ Hoogstderzelver Refolutie van elf Au„ gustus, mdcli behelzende in fubftantie; Dat de gezamenlyke Dekens der Gilden „ niet wordt toegelaaten te vergaderen, 3, dan met expres Confent, en onder Di9, rectie, van den Burgemeester; dat is, „ (volgens de zedert veranderde en tegen„ woordig fubfifteerende Regeeringsge- fteldheid dier Stad,) van de Regeeren„ de Burgemeesteren; en dat het contrariè „ gefustineerde niet excufabel van exorbi„ tante en periculeufe nieuwigheid, en „ daar om door hun Ed. Gr. Mogenden „ is geimprobeerd." Aan zogenaamde Conventien tusfchen de Regeeringsleden, in verfcheide Steden van Holland, gemaakt, om de Familie-reXX. Deel. Cc „ gee- LViir. SOEK. 1787. 1788. Èen» Acte va» Conventie te die?  LVIII. BOEK, Ï787. 1788. Stede vernietigd. Hetg beurde 42a VADERLANDSCHE feeringen té handhaaven, ontbrak het Dordrecht, zints een reeks van Jaaren, niet. • Van den nieuwften ftempel was die in den Jaare mdcclxxxiii aangegaan, met oog3 merk om den Stadhouderlyken Invloed tegen te werken; doch tevens zaaken behelzende, die, van eenen anderen kant, inbreuk maakten op der Burgeren Regten. By deeze Overeenkomst werd onder andere, ftrydig met de uitdruklyke Keuren van de Jaaren mcccclxxviii, mcccclxxxi en mccccxciv, den Voorzittenden Burgemeester toegeftaan de begeeving van een Veertigsplaats, onder zyn Voorzitterfchap, openvallende (*> Ten opzigte hier van luidt te taal van 'sPrinfen Gevolmagtigden, „ Wy verklaaren, dat de Acte van Con„ ventie en Seclufie refpective, inden Jaare „• mdcclxxxi , door veele Leden van den „ Oudraad aangegaan, en door dezelven, „ gelyk ook naderhand door meer anderen „ ondertekend, zal worden gehouden als „ ten eenemaal, en voor altoos, vernie„ tigd, met alle de gevolgen en aanklee„- ven van dien, en dat de Ondertekenaars „ derzelve, by deezen worden ontflaagen ■ „ van alle, uit dien hoofde, gecontracteer- „ de Verpligting (f)." s. Treeden wy te rugge tot het geen, vóór de Omwenteling, omftreeks Dordrecht en by- (*) Breeder vindt men dit in de Grondwettige Herftellitig van Nederlands Staastweezes II. D» bl. 58. (ï) yerz. by db Chalmot VI. D. bl. 19. en 20.  HISTORIE. 423 byzonder te Oud-beierland, gebeurde, herdenken wy aan de betuigingen der Oranjegezinden aldaar en in dien oord door de Dordvechtfche Wapenbroeders en Schuttery, die nu door eene andere Schuttery, naar een nieuw Reglement, vervangen werd f*), het zal ons niet bevreemden, als wy hier eene ganfche verwisfeling befchouwen, en buiten 't geen wy des reeds optekenden (f), verneemen, dat de Lyken van twee in den optocht der Dordrechtenaarsn gefneuvelden en met één been aan de galg gehangen» op verzoek der Weduwen, by Staaten van Holland ingediend, getegtlyk afgenomen, en overeenkomftig derzelver ftaat, naar de Oud-beyerlandfche wyze begraaven wierden. By welke Begraafenis afhangende Oranjelinten en Oranjefjerpen de zeer talryke Lykftatie vércierden, welke zodanig was ingerigt , dat dezelve ter ver eerly king van de Begraavenen geoordeeld werd te ftrekken (§). Kort naa de overgave der Stad aan de Pruisfen voerden eenigen deezer met een Boeijer uit Alblas de Geweeren, Trommels en het Vaandel na Dordrecht: op een wagen gelaaden en zo gefchikt dat het Vaandel, ten fmaad, langs de ftraat fleepte, voerde men de ontfcheepte buit na het Stadhuis. De Schout Pyï. , uit wiens huis men dit Burgerkrygstuig gehaald hadt, was vóór af .(*) N- Nederl. Jaarb. 1787. bl. 417. Cf) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 272—284. (§) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5881. en voor $?8S. bl. 12. Cc 2 lviii. BOEK. 1787. I788. te Oudbeyerlanien omftreeksDordrecht»  LVIII. boek. 1787. I788. Regeeringsveranderingt&Qouda» 424 VADERLANDSCHE af reeds in de Stad gebragt en in bewaa* ring gezet (*). Volyverig betoonden zich de Pruisfen, in dien geheelen omtrek, om de Patriotten te ontwapenen, en zich te verzekeren van Perfoonen, die gezegd werden , door het houden van Vergaderingen, te toonen geene geneigdheid ter onderwerpinge altoos te hebben (f). By Dordrecht, 't welk ten deezen dage yan onrust, in vergelyking gefprooken, gerust mogt heeten, ftak zeer af het oproerig en voor al wat Patriottisch dagt langen tyd onveilig Gouda, waar van wy reeds eene fchets hebben opgehangen Wanneer de Regeeringsverftellers te deezer Stede verfcheenen, vonden zy onnoodig af te zetten Mr. Martïnüs van Toulon , en Mr. Cornelis Joan de Lange , Vryheer van Wyngaarden, beiden in de Satisfactie der Prinfesfe begreepen; als mede Jacos Boon van Ostade, te vooren overleeden. Die Amptontneeming bepaalïe zich derhalven tot Mr. Nicolaas Teyssen, Mr. Cornelis Nicolaas Plemper van Bree, Mr. Jan Jacob Slicher, Mr. Jan Couperus , Adkiaan de Kedts Houtman, en Mr- Jacobus Blaauw, Mannen wier naamen wy meerendeels dikivyls in onze Gefchiedenis, als Voorftanders van de zaak der Patriotten, vermeld heb- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 5077. Qi) Pfau Veldtocht der Pruisfen in ffolfand II. 0. bl. 8. (§) ZieouzeFaderl.Hist.XVl. D. bl. 2pa—20$*.    HISTORIE. 425 hebben. De Penfionaris Mr. H. van Wyn bedankte, en kreeg Mr. Adriaan van Groene veld ten opvolger (*). Onder de weinige Regenten, die in deezen tyd vry uit durfden fpreeken, trof men hier ter Stede een viertal aan; naamlyk den Burgemeester Teyssen, en de Vroedfchappen Plemper van Bree, de Kedts Houtman en Blaauw. De laatstgemelde leeverde, toen de Regeeringsver anderaars in Gouda gekomen waren, een Vertoog ter Aantekening by de Regeering in, meer vryheids ademende dan men in deeze dagen gewoon was te hooren. Der Burgemeesteren behandeling in het voordraagen en beil uiten op het vooiftel, of de Leden van de Vroedfchap niet zouden goedvinden, op de voorbeelden van de Jaaren mdclxxii en mdccxlviii hunne Vroedfchapsplaatzen ter befchikking van zyne Hoogheid te ftellen, als ongepast afgemaald hebbende, legt hy zyne gedagten, over dit Voorftel, gegrond op den bekenden Voorflag der Stad Schoonhoven, in deezer voege bloot. Het Voorftel van Burgemeesteren, als ' een gevolg deezes Voorflags befchouwen- 1 de, „ zou hy," laaten wy 's Mans eigene ] woorden affchryven, ,, dan ook gevoeg- j „ lyk, als hangende zulks in de overwee„ gingen daar over als een fchakel aan „ malkander, opgeleid kunnen worden, „ om zyne gedagten over die Authorifa- „ tie (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 5.10*. Cc 3 LVIII. boek. 1787. r?88. Eenige Regeeringsleden uiten zich vrymoedigover de Regeeringsverandering, Voorftel 'an J. Jlaauw i es weien.  *\i6 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. I788. „ tie aan- zyne Hoogheid verleend, by „ deeze gelegenheid, te uiten; en dat het „ hem, in dat geval, niet onvoegzaam of ,, eigenaartig zou toeichynen, om in een „ bepaald onderzoek te treeden, of hun „ Ed. Gr. Mogenden, onder alle gepaste „ reverentie, waarlyk de magt en facul„ teit hebben, of ooit gehad hebben, om „ eene dergelyke Plenaire Authorifatie aan „ zyne Hoogheid te verleenen? Of „ wyders, dezelve Authorifatie overeen„ komt met de Conftitutie der Regeeringsvorm, de bezwoore Octroyen en „ Privilegiën van de Steden, met de Vryheid en het Regt, dat ieder Regent, „ wettig tot de Regeering geroepen , com„ peteert? Om naamlyk niet uit zyne „ Posten ontftaagen te worden, dan mee „ zyne volkomene toeftemming, of, naa „ dat hem, in Regten, voldingend bewee„ zen is, dat hy, uit hoofde van verregaande Delicten , zich de voorzegde „ Eerampten heeft onwaardig gemaakt; of „ dat hy zodanig het algemeen vertrou„ wen van alle de Ingezetenen, en byzonder, die by 'sLands welvaard het meeste belang hebben, heeft verlooren, „ dat het aanblyven van denzelven, volftrektlyk, de ganfche Maatfchappy in ,, wanorde zou brengen, en 'sLands to9, taaien ondergang naa zich fleepen. „ Dat hy dan ook verder zou moeten „ onderzoeken, en vraagen, of hun Ed. „ Groot Agtb. allen in gemoede over„ tuigd zyn, dat het Voorftel van Schoon-  HISTORIE. 4.ajr 8, hoven, in deeze Vergadering ter overweegirge gebragt zynde, alle de Leden, „ zonder onderfcheid, die vryheid, die „ onaffcheidelyk aan 's Lands waare wel„ zyn verknogt moet weezen, op dat tyd,, ftip, gehad hebben, dat zy, zonder ee- 9, mg gevaar of vrees voor hunne perfo„ neele veiligheid, konden advifeeren, zo „ als dienftig en oorbaar, volgens eed en „ pligt voor het welzyn van deeze Stad „ oordeelen te behooren? „ Dat hy verre af was om een derge„ lyk delicaat Onderzoek te aanvaarden, „ voor al in een tyd, dat de gemoederen ,, der Ingezetenen ten fterkften verbitterd ,, waren, en een gedeelte met een buiten„ gewoone drift fcheen aan te dringen op „ de Remotie van verfcheide Regenten, „ wier misdaad, zo verre hem bekend „ was, daar in alleen beftondt, dat zy ,, wettig geroepen, om over 'sLands be„ langen te helpen raadpleegen, geadvi- feerd hadden volgens zodanige Grond„ beginzelen, die, naar hun inzien, het ,, duurzaam geluk des Volks ten grond„ flage konden hebben, en volgens het licht hun van den Hemel gefchonken, „ Dat hy, derhalven, alleenlyk de gevol„. gen van dit alles voor rekening laaten„ de van die Leden der Regeeringe, die ,, deeze Authorifatie met zo veel yvers ,9 hadden geëffectueerd; en thans zich moe„ tende verklaaren op het Voorftel van „ Burgemeesteren, om zyne Vroedfchaps- plaats ter Dispofitie van zyne HoogCc 4 „ beid LVIII. HOEK. I787. I788.  428 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. I787. Ï788. ,, heid te ftellen, niet kon nalaaten aan te „ merken, dat hy zyne Vroedfchapsplaats „ ter Dispofitie Hellende, met de 'daad niet „ alleen zou fchynen te approbeeren en „ goed te keuren de Authorifatie, van we„ gen hun Ed. Gr. Mogenden, aan zyne 9, Hoogheid verleend, en waar tegen hy „ in gemoede moest verklaaren dat ver„ fcheide bedenkingen, die hy van zeer „ veel gewigts oordeelde, voor den geest „ zweefden; maar dat hy ook door zo„ danig een gedrag, het effect, dat hun „ Ed. Gr. Mog. zich met deeze Autho„ rifatie hadden voorgefteld, zeer illufoir „ zou maaken. „ Dat de eerfte bedenking alleszins vol„ ledig zynde, het, zyns inziens, ten dui„ delykfte bleek, dat hun Ed. Gr. Mog. „ naa dat door Hoogstdezelven het Stad„ houderfchap in zyne volle kragt en luis59 ter herfteld was, door het verleenen dier ,, Authorifatie, onder andere beweegrede„ nen gewis bedoeld hadden, om zyne „ Hoogheid in ftaat te ftellen, om in alle ,, de Stemhebbende Steden deezer Provin„ cie, de oorzaaken en beweegredenen der „ misnoegdheid van zommige Ingezetenen „ tegen hunne Regenten te onderzoeken, ,, en die middelen te beraarnen, welke ge„ noegzaam zouden kunnen weezen, om „ dezelve misnoegdheid en verbittering te „ doen ophouden, en langs dien weg de „ rust binnen de Provincie, op duurzaa3, me gronden te vestigen. „ Thans waren de Commisfarisfen van 5, zy-  HISTORIE. 429 „ zyne Hoogheid binnen de Stad gekomen „ om de bezwaaren en klagten der Bur„ geren en Ingezetenen te verneem en, eg„ ter was het niet dan waarfchynlyk, dat „ flegts een gedeelte der Ingezetenen, wel„ ke hy nimmer zou erkennen of aanmer- ken voor het wettig Lichaam der Stads „ Burgery, gebruik zou maaken van de ,, uitnoodiging by Notificatie door de Stads „ Magiftraat gedaan, alzo het niet te den9» ken was, dat zodanige Burgers, welke „ zo deerlyk getysterd waren in hunne ,, wettige Bezittingen, andermaal voor hun,, ne gevoelens zouden uitkomen, maar „ liefst, (mogelyk uit verkeerde grondbe„ ginzelen,) zouden verkiezen ftil te zit„ ten, dan moedwillig gevaar te loopen „ van een nog deerlyker lot te ondergaan. „ Gevolglyk kon het ook niet anders „ weezen, dan dat die gevoelens, welke „ hy hadt aangekleefd, en die thans in ,, de oogen van een gedeelte der InWoon,, deren, als hoogstftrafbaar en misdaadig „ werden befchouwd, aanleiding zouden „ geeven om ook tegen hem eenige klag„ ten en bezwaaren in te brengen. Van „ welk eenen aart dezelve ook zyn mogten, „ of hoe men daar over ook verkoos te „ denken, ftondt het egter altoos vast, „ dat zyne Hoogheid, volgens de Autho„ rifiitie van hun Ed. Gr. Mog., verpligt ,, was, dezelve te onderzoeken; om langs „ dien weg, naa gedaan onderzoek, orde „ te ftellen op de Stads Regeering. „ Uit alle welke natuurlyke gevolgtrekCe 5 „ kin- LVIIL BOEK. 1787. 1788.  43Q VADERLANDSCHE LVIII. BOEK, Ï787. I78Ö. „ kingen, het hem in geenen deele vreemd „ zou voorkomen, indien zyne Hoogheid, ,, of wel de Stads Ingezetenen, in het „ denkbeeld geraakten, dat hy, volgens „ het voorbeeld zyner Medebroederen in ,, den Raad, door het ftellen van zyne ,, Vroedfchapsplaats ter Dispolitie van zy„ ne Hoogheid, een geftreng onderzoek getragt had te. ontduiken van die klagn ten en bezwaaren, welke tegen hem, „ wegens zyn gehouden gedrag, geduu>, rende zyne bekleede Raads- en Vroed„ fchapsplaats, mogten worden inge- „ bragt. Dat hy vervolgens, in dit „ denkbeeld ftaande, door het ftellen van „ zyne Vroedfchapsplaats ter Befchikkinge „ van zyne Hoogheid, naar zyn inzien, „ zich zeer veragtlyk zou maaken in de i, oogen van den Heer Erfftadhouder, van n wiens Regtvaardigheid hy niet anders „ kon of mogt verwagten, dan dat hy „ hem als Regent van Gouda, wettig tot „ de Regeering geroepen, dat regt zou „ doen wedervaaren, waar op de gering1, fte Ingezeten van deeze Republiek eene „ billyke aanfpraak heeft, en welke zyne „ Hoogheid plegtig, by hoogstdeszelfs on„ derfcheiden Declaratoir en, aan allen en ,, een iegelyk, zonder eenig onderfcheid, 1, hadt toegezegd. „ Dat hy wyders niet alleen vermeenen „ zou zich by zyne Hoogheid zelfs in minagting te brengen; maar dat hy ook „ ten hoogften zyn Eer en goeden Naam, „ hem dierbaarder dan zyn leeven, zou „ 'kien-  HISTORIE. 4ai 5, krenken, indien hy niet met die gelaa„ tenheid, die den belangloozen Regent behoort te kenmerken, afwagtte, welke „ Dispoiitie zyne Hoogheid, zou gelieven „ te maaken, ingevolge van de verleende „ Authorifatie, over zyne Bediening als „ Raad en Vroedfchap der Stad Gouda. „ Dat hy, bovendien zich zelfs niets „ kwaads bewust, en niet alleen met de volkomenfte gerustheid de Dispofnie van „ zyne Hoogheid, maar ook byzonder het 9, Oordeel van hem , die alles regeert, „ en harten en nieren beproeft, in zyne „ betrekking als Regent, durvende afwag„ ten, dan ook niet zien kon, welk een „ oneer 'er voor hem in gelegen was, in„ dien zyne Hoogheid , gebruik maakende 9, van de verleende Authorifatie, hem ge„ liefde te ontflaan van de Regeering van „ Gouda; daar dit ontflag toch nimmer „ anders, volgens de Dispofitie van hun ,, Ed. Gr. Mog. kon gefchieden, dan, be9, houdens zyne Eer en Reputatie. Wel„ ke Claufule hem voor het oog van ee„ ne onpartydige Posteriteit, die de' zaa„ ken misfchien eenmaal in een ander licht „ zal befchouwen, dan veelen van het „ tegenwoordige Geflacht, zo genoegzaam „ regtvaardigt, dat het, zyns agtens, tot „ bewaaring van zyne Eer en goeden ,, Naam, niet noodig was, dat hy door „ eene overtollige Cesfie van zyn Ampt „ als Vroedfchap van Gouda, aan zyne „ Doorlugtige Hoogheid, eene vry willige „ overgifte zou doen van iets, in welks 35 PO- LVIHi boek. Ï787. 1788.  432 VADERLANDSCHE Lvni. BuKK 1787 I788. s» „ posfesfie zyne Hoogheid, door de Re„ folutie van hun Ed. Groot Mog. zelfs „ reeds gefteld was. „ In geenen deele kon hy veronderftel„ len, dat Burgemeesters deeze Propofitie „ gedaan hadden, om, door het effectuee„ ren van dezelve, eenige meerdere Sanc„ tie te geeven aan de verleende Autho» rifatie door hun Ed. Groot Mogenden; „ dan immers zou hy in het denkbeeld 1, moeten vallen, dat de verleende Magt „ van hun Ed. Gr. Mogenden, ingevolge , het oordeel van Burgemeesteren, nietge, noegzaam was, om Regent of Regenten , uit hunne Posten te ontdaan; maar dat , dezelve nog behoorde agtervolgd te wor, den door eene vrywillige Gesfie van ie, der individueel Lid van de Vroedfchap. , 't Welk dan ook oorzaak zou moeten , zyn, dat hy zich genooddrongen vondt , meer bepaaldlyk te advifeeren op de ver, leende Authorifatie aan zyne Hoogheid , van wegen hun Ed.' Gr. Mogenden; , het welk hy aan de eene zyde, in de , premisten deezer, zorgvuldig van wegen , de delicaatheid der materie, hadt ge, meend te moeten vermyden, zo wel , als door zyn gedrag, aan de andere zy, de, geene goedkeuring hoe genaamd te hechten aan een Befluit van de Vroedfchap, genomen in zyn afweezen en in die, van verfcheide zyner Mederaaden, die uit hoofde van de Onveiligheid, waar de Stad zich in bevondt, geen vry ao of reces tot deeze Vergadering „ had-  HISTORIE. 433 „ hadden: en welke Refolutie evenwel „ zyne betrekking hadt op ieder irjdivi„ dueel Lid van dé Vroedfchap, en dus „ voorzeker een Objegt hadt behooren te „ weezen, om, in eene befchreevene Ver„ gadering van de Vroedfchap op den „ Eed, getermineerd te worden. — Veel ,, minder kon hy gewaar worden, dat „ door het ftellen van zyn Vroedfchapsplaats tot Dispofitie van zyne Hoog„ heid, eenige faciliteit hoe genaamd, aan „ zyne Hoogheid werd toegebragt; alzo, „ gelyk hy zulks reeds opgemerkt hadt, ,, de Dispofitie over zyne Bediening door „ hun Ed. Gr. Mogenden reeds aan zyne „ Hoogheid gedefereerd was. Terwyl hun „ Ed. Gr. Agtb. zich verzekerd konden „ houden, dat hy, in geenen deele zyne „ Hoogheid, door ontydige of overtollige „ Reprefentatien, zou interrumpeeren in ,, Hoogstdeszelfs gewigtige occupatien ten „ dienfte van den Lande. „ Het was dan eindelyk, om alle deeze „ redenen, dat hy zullende advifeeren op „ de Propofitie van Heeren Burgemeeste„ ren, zich verpligt vondt, dezelve Pro„ pofitie gaaf te declineeren; en, daarby, ,, tevens te declareeren, dat, hoe zeer „ doortrokken met den gepasten eerbied „ voor de eminente Waardigheden van „ zyne Hoogheid, en het vertrouwen dat „ hun Ed. Gr. Mog. in Hoogstdenzelven „ gelieven te ftellen, egter niet van zich „ kon verkrygen, in het byzonder geval, „ v/aar in hy verfeert, om zyne Vroed- „ fchaps- LVIIL SOEK. I7K7, 1788.  434 VADERLANDSCHE LVÏII. BOEK. 1787. I788. N. Teysïeks ver» klaaring «leswegen. „ fchapsplaats vrywillig ter Dispofitie van „ zyne Hoogheid te ftellen; maar dat hy, „ met volkotnene gerustheid, zich verlaa,, tende op de zuiverheid van zyne oog„ merken, en de regtvaardigheid, die hy „ vertrouwd dat het gedrag van zyne „ Hoogheid in deezen beftuurt, zal afwag„ ten, welke Dispofitie zyne Hoogheid „ in deezen zal gelieven te maaken." Met verdere byvoeging, „ dat hy, door „ dit zyn Declaratoir, niet wil begreepen „ worden, tegen hetgenoegen van het gan„ fche Lichaam der Burgerye, in de pos„ fesfie als Raad in de Vroedfchap te wil„ len blyven. Terwyl hy, in tegendeel, „ blyvende aankleeven zyne eens aange„ nomene Principes, voor het oog van de „ geheele Goudafche Burgery alle oogen„ blikken bereid was te verklaaren, dat, „ zo de Burgery, en byzonder zodanige „ Burgers, die by de rede ondervinding „ voegden, eenig ongenoegen of wantrou„ wen tegen zyn Beftuur hadden, in plaats „ van zyne Post tot Dispofitie van wien „ het ook zyn mogt, te ftellen, hy daad„ lyk zyne Vroedfchapsplaats, uit eigen „ beweeging, zou nederleggen, als geen „ oorzaak willende zyn , dat, om zynen „ wil, eenige de minfte diffidentie of onge„ noegen onder de Burgery van Gouda „ zou plaats hebben." Eenftemmig hier mede fprak zyn Mederaad Adriaan de Kedts Houtman. By twee Brieven gaf de regeerende Burgemeester dier Stad N. Teyssen, eerst om lyfs-  HISTORIE. 435 veiligheid dezelve ontweeken, en vervolgens door zyne ongefteldheid verhinderd om ten Stadhuize te verfchynen, zyn gevoelen te verftaan. Hy keurde het infchikJyk Stadsbeiluit ftrydig met de Privilegiën en Octroyen eener Stad, waar hy vyf en twintig jaaren in de Regeering geweest was, en betuigde zyn vast voorneemen om niet langer, als regeerend Burgemeester van Gouda, aan te zullen blyven, dan de Octroyen en Privilegiën dier Stad hem met de daad zouden toelaaten. Nader gevraagd om, met verre de meeste Leden der Vroedfchap, zyne Vroedfchapsplaats in handen des Stadhouders te ftellen, gaf hy zyne rechtmaatige verwondering des te kennen: daar hun Ed. Gr. Agtb. zo verre hun betrof, zyne Hoogheid de magt reeds verleend hadden,om, naar goedvinden, met zyne Vroedfchapsplaats te handelen. De zaak was afgedaan, zyne Vroedfchapsplaats ftondt reeds, zonder zyne bewilliging, ter befchikking van zyne Hoogheid. „ Roek„ loos genoeg," fchreef de Heer Teyssen, „ was hy niet, om zich thans ftel„ lig te expliceeren op Befluiten, door „• hun Ed. Gr. Agtb. in zyn afweezen ge„ nomen, en met vry wat overhaasting „ doorgedrongen." Hier woordlyk by voegende.. „ Neen, Ed. Gr. Agtb. Heeren.' „ ik ben gerefolveerd de Dispofitie van „ zyne Hoogheid, over myne Vroedfchaps„ plaats, aftewagten; ik ben daar toe te „ meer gerefolveerd, om dat ik gezien „ heb, dat de Ingezetenen van deeze Stad LVJIL BOEK. 1787. 1788.,  43^ VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. 1787. 1788. C. PLfilV per VA Breffchryftdes wegen. „ opgeroepen zyn om hunne Bezwaaren „ in te brengen; en is het, dat tegen my, „ van wegen de Burgery, klagten worden „ ingebragt, welke by zyne Hoogheid van „ dat gewigt worden geoordeeld, dat ik, „ ter wegneeminge van alle Diffidentie, „ behoorde ontzet te worden uit myne „ Bediening als Raad in de Vroedfchap, „ zo zal ik my deeze Ontzetting niet al„ leen zeer wel getroosten; maar tot by„ zondere eer rekenen; voor al indien my „ de gelegenheid benomen wordt om met „ alle bedaardheid te onderzoeken de Be,, zwaaren en de Kwaliteit der klaagende „ Ingezetenen (*)*-' Cornelis Nicolaas Plemper van * Bree, Raad en Oud Schapen van Gouda, thans, wegens die Stad, als Bewindhebber der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amflerdam zitting hebbende, in ons Gefchiedblad bekend als een voorwerp van den haat en moedwil des Goudafchen Graauws (f), van de Vroedfchaps Raadpleeging, wegens het al of niet nederleggen der Vroedfchaps plaatzen aangefchreeven, antwoordde, „ dat „ hy, noch uit hoofde des Eeds by zyne „ aanfteliing in de Vroedfchap, noch ter „ Vergadering van hun Ed. Gr. Mogen\, den gedaan, hier toe niet alleen zich ,\ niet verpligt maar onbevoegd rekende." De aangevoerde voorbeelden van de Jaaren mdclxxii en mdccxlviii, als op het te- C*") Verz. h pe Chalmot VIII. D. bl. 140—153.  HISTORIE. 437 tegenwoordig geval niet pasfende, gewraakt hebbende, verklaarde hy verder, by zyn wederfchryven, „ dat, daar 'er by hem „ geene redenen waren, welke met die „ gevallen ftrookten', daar 'er niets was, „ waar van hy eenige ontheffinge behoefde, „ daar hem, in zyne Vroedfchaps- en an„ dere Posten in Stads dienst, niets kwaads „ bewust was, hy geen redenen kon vin„ den, waar om hy zyne Vroedfchaps„ plaats zou moeten nederleggen (*)." Met de verlaating zyner Raadsplaatze in Gouda hadt de Heer van Toulon niet te doen, als reeds ontzet door in de Satisfactie van haare Hoogheid begreepen te zyn. Hy hadt een Stad, voor hem geheel onveilig, geruimd (f), doch daar mede geen afftand gedaan van zyn Post als Ontvanger der Convoyen en Licenten binnen die Stad. De Admiraliteit op de Maaze hadt hem in die post gelaaten, tot groot misnoegen der Oranjegezinden in Gouda, die by de Algemeene Staaten een Verzoekfchrift van deezen inhoud ter tafel bragten „ dat het Col„ legie ter Admiraliteit op de Maaze hadt ,, kunnen goedvinden om de verantwoor„ ding der Penningen, op het Comptoir „ van de Convoyen en Licenten binnen „ Gouda te ontvangen, voor rekening van „ Mr. Martinus van Toulon, Öntvan„ ger ten zelfden Comptoire, te ftellen, „ en den Contrarolleur van dit Comptoir „ Mr. (*) Verz. by de Chalmot VIII. D. bl. 270. 271. (t) Zie onze Vadert. Hist. AVI. D. bl. 20& XX, Déél. Dd LVIII. boek- 1787. 1788. Verzoekfchrift by Staaten van Heiland tegen VAN ToÜLONi  433 VADERLANDSCHE LVIII. boek. I788. „ Mr. Frederik van der Hoeve te ge„ lasten om aan het gemelde Collegie te „ bezorgen alle de Papieren, Befchciaen „ en Penningen tot gemelde Comptoir be„ hoorende/en welke onder gemelde Con„ trarolleur, van wegen voornoemde Col- legie, waren gefteld, by gelegenheid van „ abfentie van bovengemelden Ontvanger, „ en dat deszelfs Huis naast het Comptoir, ,, ten tyde der Omwenteling, was geplun- ,, derd geweest. Dat zy vreesden, ,, dat door de Adminiftratie van gezegde „ Comptoir aan meergemelden Ontvanger ,, over te geeven, en het bewind daar van „ aan hem te ftellen, nieuwe onlusten in „ de Stad zouden ontftaan, en de rust, „ die'er thans herleefde, zou geftoord wor„ den: wyl de Ingezetenen dier Stad te„ gen meergemelden Ontvanger ten hoog„ ften verbitterd waren, en hem onwaar„ dig verklaarden, om ooit zyn post als „ Ontvanger te aanvaarden, als zynde een „ der Gecommitteerden geweest in de ver„ foeilyke en landverderflyke Commisfie ter Defenfie van Holland en de Stad „ Utrecht, als mede een Autheur en Uit„ werker van het geweldig Attentaat te„ gen haare Koninglyke Hoogheid ge- „ pleegd. Weshalven zy verzogten „ dat hun Hoog Mog. de Refulutie, die „ by het Collegie ter Admiraliteit op de „ Maaze mogt zyn genomen, om den „ Ontvanger van Toulon weder in het „ bewind van het Comptoir der Convoyen „ en Licenten te plaatzen, ten fpoedigften » ge-  HISTORIE. 439 geliefden buiten effect te ftellen, en hem, zo ras doenlyk, om zyne veifoei„ lyke gevoelens en daaden, van zyn Post ,, als Ontvanger te ontzetten, of zodanige „ maatregelen te neemen als hun Hoog Mog. tot bewaaring van de heilzaame rust binntn de ivad Gouda, zouaen mee„ nen te behooren (*)." Een Verzoekfchrift blykbaar ingerigt om de plaats, door de afzetting des Heeren van Tuulon, openvallende vervuld te zien door den gemelden van der Hoeve. Zoon eens Goudafchm Burgemeesters, die vóór de Omwenteling zich by een Verzoekfchrift aan de Vroedfchap, als Oranjegeconftitueerde, vervoegd, en bevreesd getoond hadt voor eene Remotie van Regenten door de Burgery: dewyl hy ligt begreep, dat zyn Vader in dat lot zou deelen, ter weeringe hier van aanvoerende, „ dat de Privilegiën verboo„ den, iemand, wie hy ook zou mogen „ zyn, buiten verhoor, buiten behoorelyk onderzoek, en zonder dat hy met regt overwonnen, en door een uiterlyk gt„ wysde verweezen was, van zyn Ampt „ of Goed, yiafacti te ontzetten, ja zelfs, „ uit zyne wettige posfesfie, by provifie, „ te ftellen (f)." Deeze zelfde, van der Hoeve, was deezer grondbeginzelen zo weinig gedagtig, dat hy gezegd wordt zifch niet alleen aan 't hoofd der Goudafche Plun- (*) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. 89. Ct) Ver*, by de Chalmot L. D. bl. 296—300, Dd 2 LVIII. BOEK. I787. •7b8. Hoe F. van oer Hoeve vrugtloos tegen hem yverc.  440 VADERLANDSCHE LVIII. DOEK I787. 1788. Plunderaaren gefteld; maar openlyk geroemd te hebben, „ dat hy, hun met het „ opligten zyner hand, bedwingen kon;" terwyl hy met die bende zelfs Patriotten in hunne huizen of fchuilplaatzen opzogt, en tot in het Waterfchap van Woerden zynen invloed uitftrekte. Hy hadt daarenboven de onbefchaamdheid, om, zamenilemmende met het gemelde Verzoekfchrift der Oranjeburgeren op het ontflag des Heeren van Toulon aan te dringen, verzoekende by de Algemeene Staaten, om, indien hy genoodzaakt zou zyn met van Toulon , in zyn post te blyven, liever daar van te worden ontllaagen. Het zeer doorfteekend uitzicht hier van was om zyn post van Contrarolleur met die van Ontvanger te verwisfelen. Dit ontftondt in hem en zyne Voorftanders. Toulon bleef, ten fpyt zyner haateren, in dit Ampt bevestigd en werd door de Admiraliteit derwyze gehandhaafd, dat zynen Vyanden de lust van tegenwryten verging. Vrugtloos was ook van der Hoeve s voor een tyd lang verzetten tegen alle bevelen des Admiraliteits Hofs van de Maas om de Boeken en Papieren van het Comptoir, die vóór de plundering van het huis des Heeren van Toulon aan het zyne gebragt waren, wederom by dien gehaaten herltelden Bedienden der Admiraliteit te bezorgen (*). Het (*) Verzameling by de Chalmot XXXV. D. bl 3P5—306.  HISTORIE. 441 Het Hoofdofficierfchap, door den van zyn post verlaaten Mr. Jan Couperus opengevallen, werd thans bekleed door Francois Harencarspel Decker. Hoe weinig deeze vermogt om het Goudafche Gepeupel in den band te houden, en de openbaare veiligheid te herftellen, mag men daar uit opmaaken, dat onder anderen, de Patriottifche Kerkleeraars Couperus en Smit, vyftien maanden lang, noch den predikftoel konden beklimmen, noch de ftraat betreeden, en mogt de laatstgemelde zynen dienst niet weder aanvaarden, dan naa het afleezen eener fchriftlyke verklaaring van den Predikftoel. Terwyl in Gouda de Patriot by uitftek die Stad, voor een tyd, ruimde, of zich als in zyn Huis gekerkerd vondt, haalden de Prinsgezinden het hart lustig op, en lieten geene gelegenheid ter Feestviering voorbyglippen. De Leden van de daar opgerigte en bloeijende Opregte Vaderlandfcke Sociëteit, ftaaken boven allen uit in de viering van den eerften Verjaardag der Omwentelinge. Voor het Societeitshuis, op het ruime Marktplein, was een gaandery gemaakt om de lichten achter elf Schilderftukken, op de jongfte Gebeurtenisfen ftaande, te gemaklyker te kunnen aanfteeken. De Koning van Pruisfen hadt men in deeze ter verlichting gefchikte Stukken niet vergeeten: van den avond den zeventienden van Herfstmaand hieldt men aan, deeze Schilderyen min of meer te verlichten, tot dat eene geheele verlichDd 3 ting, LVIII. boek. I787. 1788. Onveiligheidvoor de Patriotten te Gouda» HetFeest der Omwenteling aldaar ge. vierd.  442 VADERLANDSCHE LVIII. B OEK 1787. 1788. Rustbe waaring ■ in Rotterdambiloond ring, met Muzyk gepaard, op den vieren twintigften dier Maand, den Verjaardag van den Pruisfifchm Monarch, een einde maakte aan het verlicht vertoon dier Schilder- ftukken en Opfchriften (*). Hoofd- zaaklyk waren ze beftemd om Oranje en Pruisfen toe te juichen: terwyl de Bende van laatstgemelden Vorst, in die Stad eens tot zeven duizend Koppen was aangegroeid; wanneer men eene menigte van feroofde en vernielde Goederen opvischte, yeenbragt, en openlyk op de markt aan de Jooden, ten voordeele, der Pruisfen verkogt. Uit Rotterdam waren de meest yverigfte Voorftanders der Grondwettige Herftelling, by grooten getale, ge weeken (f), en zou , Stadsverlaating nog veel talryker geweest hebben, hadt men daar, gelyk in Gouda, het gepeupel de handen ruim gegeeven; doch die woede werd eenigermaate beteugeld door vrywiilig wagtdoende Burgers. Om deezen te beloonen en alle byzondere Geldafvorderingen, die plaats begonnen te grypen voor zulk een dienst, te beletten, was 'er van Stadswegen een Kist ter inzamelinge van Penningen tot dat einde geplaatst, waar in ryklyk geftort werd door de Regeeringe en Burgers van onderfcheidene denkwyze. Op voorftel van Burgemeesteren befloot de Vroedfchap, die Burgeren met (*) Men vindt ze befchreeven in de TV. Nederl Jaarb. 1788. bl. 1369—1372. CtJ Zie onze Vadert. Hist. XVI. D. bi. 176.  HISTORIE. 443 Kiet een Gouden Gedenkpenning, op het voorgevallene toepasfelyk, te vereeren. Deeze Offerkist ftondt open tot den tienden van Slachtmaand (_*). Wanneer men de dankzeggende, zwellende en met bitterheden doormengde Aanfpraak des Hoofdofficiers van Staveren aan deeze vrywiliig wagt gedaan hebbende Burgers, die zeker hunne van allen erkende verdienften hadden, leest (f), zou men denken, dat 'er, naa de Omwenteling, te Rotterdam, althans tot dien tyd, geen leed gefchiedde, en alle oproerig geweld te eenemaal beteugeld was; doch hier in wordt zo veel waarheids verzweegen, als onwaarheids, op het fchaamtloost, voorgedraagen, in eene zonderlinge Aanfpraak, door de Hoofdlieden van het Zakkendraagers Gilde te Rotterdam, by gelegenheid dat zy, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii, ter gelukwenfching in de tegenwoordigheid van den Prins, Prinfes en Vorstlyke Telgen, werden toegelaaten, onder andere verzekeren zy „ dat hun Gilde altoos wars „ geweest ware van Oproer en oproerige „ beweegingen (§)." Immers, fchoon men (*) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 254. N. Nederl. Jaarb. 1/87. bl. 4793. 5433. 5445- 5747- ft) Verz. by de Chalmot 11. D. bl. 201. (§) In de Verz. by de Chalmot II. D. bl. 109. vindt men deeze Aanfpraak en een Heilgroet in Dichtmaat, te dier gelegenheid, uitgeboezemd Maar het gebeurde te Rotterdam logenftraft zulk een ■\W*>rgeeven ; wy wyzen, om niet anders op te haaien, te rug tot het VII. Deei onze Vadert. Hist. bl. Dd 4 75» LVIII. BOEK. 1787. 1788. Die Rust zo groot niet als men opgaf.  444 VADERLANDSCHE LVIII. boek. 1787. 1788. men van de daar gepleegde Oproerigheden geene andere berigten hadt, en men dezelve ook veel al uit de Schriften van dien tyd hieldt, of zeer omzwagtelde, zouden de veelvuldige Afkondigingen, Onrust en Oproer beilraffende en Stilte en Rust aanmaanende, hier van het tegendeel getuigen. Men hoorde dezelve te dier Stede, in Wynmaandi in Slachtmaand, en Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii telkens met verzwaaring herhaald (*), op nieuw reezen 'er in Louwmaand en Herfstmaand des volgenden Jaars onlusten (f}. Te 75- enz. — Dit eigen tyd vak leevert, in de Rotterdatnfcbe Zakkedraagers een voorbeeld op van derzeiver hoogst oproerigen aart, en teffens van de gunst in welken zy ftonrten by den Prins, zo zon-? derling door hun begroet. Een Zakkedraager vormde het overfnood ontwerp, om, op zekeren nagt, verfcheide Patriotten te vermoorden. Hy vondt eenen genoegzaamen aanhang, en bleef zo lang in zyn fnood ontwerp volharden, dat de nagt om zyn fchelmftuk uit te voeren, genaakte, en hy reeds bezig was om de Huizen, waar de gedoemde flschtoffers woonden, met zeker teken te merken. Doch de Zamenzweering werd even tydig ontdekt, dq booswigt gevangen, 1? regt gefteld, en naa dat de Hoofdofficier, in dit fchreeuwend geval, een geflrengen eisch gedaan hadt, werd de Misdaadiger veroordeeld om zyn leeven lang in het Werkhuis opgeflooten te blyven. De goede Burgery fchep:? hier uit hoope , dat nu eenmaal, hun leeven alihans^ voor zulke gruwlyke aanflagen zou beveiligd zyn. Doch zyne Hoogheid gaf eenige weeken laater dien Booswigt een onbepaald Pardon, en droeg zorg dat hy wederom, als te vooren, de post van Zakkendrager zou waarneemnn. £l NyNldeïL?Zarh- T787-bl. 5441- 5754.5976, fT) Nederl. Jaarb, 1788. bl. 84. en 1376.  HISTORIE. 445 Te vroegtydig zeker hadt men de Burgers, onder den naam van Rustbewaarders bekend, afgedankt, naa dat de Burgerwagt zo na mogelyk op den ouden voet herfteld was: want korten tyd daar op zag men de oproerige beweegingen, in groote maate beteugeld, toeneemen. Ten ftaal hier van ftrekke de méérmaals in dit deerlyk lot ingewikkelden Burgemeester Elzevier , wiens huis door de gemelde Bur gers voor fchennis behoed was. Zelve hadt hy de Stad geruimd, met agterlaating eener acht en zeventig jaarige Moeder, die nu, om haaren Zoon, zo veel en meer leeds hadt moeten verduuren, dan zy in den Jaare mdccxlviii, om haaren Man hadt moeten lyden. Nu werd zy op dezelfde wyze verjaagd. In Louwmaand des Jaars mdcclxxxviii openbaarde zich het wetteloos geweld, op nieuw, tegen dit gehaate Huis, en wel zo openlyk, dat eene Bende Plunderaars, in eene foort van orde kwam aantrekken. gevolgd doorheden, die marden met fteenen nadroegen, en die voor het huis en de bende plaatften. Een hunner ging op ftraat voor het huis eens naasten Buurs ftaan, als vleugelman, en gaf bevel de fteenen zo te werpen, dat zy zelfs de glazen der derde verdieping raakten, 't geen door het llingeren dier fteenen met neusdoeken gefchiedde, en met zo wel treffen den uitflag, dat bykans alle glazen van boven tot beneden, van dit aanzienlykgebouw werden ingefmeeten , naa welke ichennis de Bende weder eenigzins gereDd 5 geld Lvur. BOEK. 1787. 1*88. Schennis aan het Huis van Borgem, Elzevier ?e- • pleegd,  LVIII. BOEK. 1787. I788. De Pruisfen by 'bun uittocht begiftigd. 44S VADERLANDSCHE geld aftrok. Eene ftrafbaare en on- geftraft gebleeve euvelmoed, welker optekening de Schryver der Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, zich fchaamde, en het alleen het by deeze algemeene bewoordingen laat berusten; „ Nu en dan „ vallen 'er in Rotterdam nog eenige on- aangenaamheden voor, welke blyken „ draagen, boe moeilyk het is, dat eens „ verdeelde Burgers zich wederom met „ eikanderen verzoenen, en niet aan dee„ ze of geene zyde de oude wrok uit„ barstte (*_)." Omtrent gelyktydig met het afdanken der Rustbewaarende Burgeren gefchiedde de uittocht der Pruisfifche Krygsbezetting, die , met den aanvang van Slachtmaand de veste van Rotterdam verliet, beftaande in Huzaaren en Voetvolk. De Officieren werden door de Regeering ieder met een fraay Gefchenk begiftigd, aan de Onderofficieren en Gemeenen werd een Geldgifte overgereikt. „ Tot erkentenis ," gelyk wy vermeld vinden, „ van de door hun ,, onderhouden Krygstugt, en anderzins „ loflyk gedrag (f)." Reeds hebben wy met een woord aangetekend, ,, dat zy, ,, wel verre van een geregelden Krygstugt „ te onderhouden, zich balddaadig aanftel„ den (§)." Dit bedryf der Rotterdamfche Regeering, dit getuigenis eens Gefchied- fchry- O N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 84. ■ CD N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5746. (§) Zieoivze Faderi. Hist. XVI. D. bl. 177.  HISTORIE. 447 fchryvers, fehynen te wederfpreeken, 't geen wy, ter aangetoogene plaatze, met 1 een kort woord, vermeld hebben. Om ons gezegde te ftaaven, en dit partydig getuigenis te logenftraffen, zullen wy hier eenigzins breedfpraakiger optekenen, hoe het. te dier Stede, in den aanvange, met de Pruisfen zich toegedraagen hebbe. Naa dat op den twintigften van Herfst-' maand, tachtig Huzaaren, binnen Rotter- * dam gekomen, door den Secretaris van^ Zuylen van Nyeveld aan het Stad- \ huis ontvangen en derzelver twee Offi- ' eieren in de Schepenskamer geleid waren, booden deezen aan, dit Krygsvolk in de Stad te laaten, tot bewaaring der rust, die door de vreugdebedryven van het Gemeen gevaar liep van geftoord te worden. Naauwlyks waren zy, naa eenigen tyd toevens, van het Stadhuis gegaan of zy kwamen te rug, der Regeeriug vermeldende, dat hun Volk, door het vergaderd Gemeen, geduurende hun afweezen, zodanig door den drank befchonken geraakt was, dat zy zich buiten ftaat bevonden tot het bewaaren van de goede orde, en voorftelden, dit Volk te rug te zenden, om het door een gelyk getal Huzaaren te doen vervangen. Dien eigen avond kwamen zy volgens affpraake, weder ter Stad in, vergezeld van een gelyk getal Huzaaren; doch gevolgd van zes honderd Voetknegten en Jtagers; waar van niets vermeld en hun althans geen verlof verleend was. Voor de LVIII. lui K« i7«7. 1788. t Gedrag lerPrui> 'en te lot/erlam ont> rouwd.  443 VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. I787. 1788. de tachtig Huzaaren hadt men verblyfplaatzen bezorgd en Spys doen vervaardigen. Het meerder ingerukte Krygsvolk ging naar willekeur te werk, vielen in der Burgeren huizen, verblyf, fpys en drank vorderende. Niet alleen deeden deeze den Burgeren overlast aan; maar ook de Huzaaren. De Burgemeester Elzevier , dien wy hier boven en te meermaalen befchreeven als een voorwerp van 'sVolks haat, ftondt, by deeze inrukking, byzonder ten doele van overlast hem door Party op den halze gefchonnen. Immers eenigen deezer ruwe Gasten drongen in zyn huis, vorderden Spys en Drank 9 als mede dat een aantal hunner Spitsbroederen voor de deur gereed, ook zouden worden binnen gelaaten. Door een Leverybediende als Gids vergezeld maakten zy buiten 'shüis een groot getier; hunne Makkers openden de deur en lieten hun binnen; en hadt het veel moeite in om een hoop Graauws daar buiten te houden. Op de vraage van den Heer Elzevier , „ of zy „ wel wisten dat zy aan het Huis van „ een Regeerenden Burgemeester waren ? " gaven zy te verftaan, „ dat zy zulks wel „ wisten en gezonden waren om zulk een „ Schurk den nek te breeken!" Onbehouwe taal, met vloeken gemengd, en met bedreigingen vergezeld, geftaafd door het uittrekken der fabels, en gevolgd van den eisch om Dukaaten. Een ryke gift voldeedt hun niet. Zy dreigden alles wat in huis was te zullen vermoorden, indien met» al het gereede Geld, 't welk voorhanden was Vi  HISTORIE. 449 was, niet overgaf. Een herhaalde geldgifce deedt hun vertrekken, naa van negen i uuren tot 'snagts ten drie uuren, die rol van onverlaaten gefpeeld te hebben. Soortgelyk geweld pleegden anderen van die Bende; fchoonvniet in die maate, ten Huize van den Heer van Rykevorsel. — Op het huis van den braaven Burgemeester Bogaert, of wel van diens Zoon, Colonel der nieuw opgerigte Schutterye, hadt men het desgelyks gemunt; een voor hem gelukkig misbegrip van huisaanduiding bragt dit leed over aan Mevrouw de Weduwe Bogaert. Dit waren de bedryven der Krygslieden, tot plaatsvervangers gezonden van de verwyderden, aan welken de rust der Stad niet toevertrouwd werd. 's Volgenden daags beklaagde zich de Heer Elzevier, over 't leed, het geweld, en de berooving hem aangedaan, op het Raadhuis by de Wethouderfchap, in tegenwoordigheid der Pruisfifche Officieren, die fteeds de zittingen bywoonden: en vorderde deswegen onderzoek en ftraffe. Alles liep af met eene mondlyke beftraffing van een On jerofficier der Jaagers, door de Officieren op het Stadhuis befchreeven ., als een Hondsvot, ,, die reeds meer dan eens de galg ver,, diend hadt." In ftede van regt te verkrygen moest de Heer Elzevier dulden, dat die zelfde Soldaaten, die hem mishandeld en beroofd hadden, hem openlyk op ftra'at uitjouwden. Dan Lvnr. i o bk. 1787. 1738.  450 VADERLANDSCHE LVIII BOEK 1787. - I?fi8 Befluiten by de Regeering wederaanvaardende Magiftraat. i ] i 1 i i ] < 1 ] Dan dat wy van deezen hertred te rug keeren. De onlangs afgezette Regeeringsleden , nevens die men hunne plaatzen niet hadt doen verhaten, verfcheenen, by de Staatsomwenteling, ten Stadhuize, en zonden nieuwe Afgevaardigden ter Staatsvergaderinge (*), die onmiddelyk in de Staatstukken van Holland deeden plaatzen, hoe iy alle geweidige daaden, door de onwetige Vroedfchap van Roller dam en derzel/er pretenfe Gedeputeerden gedaan, wraak :en, en dat de wettige Vroedfchap der Stad *een deel hadt, of hadt kunnen hebben, aan belediging en hoon haare Koninglyke Hoogleid aangedaan; teffens hunne gereedheid betuigende om mede te ftemmen tot het benoemen eener Commisfie om by Hoogstlezelve te verneemen, welk eene Satisfactie zy zou begeeren. ■ Gelyk zy Dok te dier Vergaderinge inbragten, hoe ly introkken en buiten werking fielden alle Befluiten, eene provifioneele Voorziening behelzende omtrent de Magiftraatsbeftellinie der Stad, met alle de gevolgen van dien: ;en einde alzo dezelve Regeering onveranderd bleeve in het uitoefenen der Privilegiën aan de Stad gegeeven; teffens de mderhandelingen over de vermeerdering Ier Vroedfchapsleden (f) voor vervallen rerklaarende (§_). In- (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVr. D. bl. 167. (D Zie ohzuVaderL Hist. XVU D. b!. uc.'ewz. (§) Refol. van Holl. ï. en 6. Qct. 17Ü7.  HISTORIE. 451 Ingevolge van dit Befluit traden zy ter Magiftraatsbeftelling, door daar toe gekoozene Boonheeren; die eene benoeming van Burgemeesteren en Schepenen aan den Stadhouder zonden, met eenen breedfpraakigen Brieve, in welken zy zich beklaag den over de handelwyze te dier Stede, in den jongstverloopen tyd omtrent de Magiftraatsbeftellinge gehouden. Hoe welkom deeze Brief was blykt uit dit Antwoord van zyne Hoogheid. „ Met een byzonder genoegen hebben wy he,, den U Ed. Misfive ontvangen, daar uit verneemende dat U Ed. ingevolge der„ zeiver aloude Privilegiën, Costumen en „ Herkomften, de Nominatien van Bur„ gemeesteren en Schepenen gemaakt, en „ aan Ons, als Erfftadhouder deezer Pro- vincie, ter Electie hebben toegezonden. „ Wy hebben ons ten uiterften bedroefd „ over het ongelyk en geweld aan de wet„ tige Vroedfchap van U Ed. Stad aange„ daan. Wy hebben met fmert de Privi„ legien zien verkragten, om eene Ca„ baal te ftyven, die, zo de Godlyke „ Voorzienigheid het niet hadt voorgeko„ men, dit goede Land onherftelbaar zou „ hebben geruineerd. Wy werden door „ dezelve, in onze betrekkingen, en in de „ uitoefeninge onzer Eminente Charges „ geturbeerd, en waren wy, ten dien ty„ de, niet in het vermogen om aan U „ Ed. en aan U Ed. Burgery, die aan „ onze Perfoon en Huis zo veele blyken van affectie heeft gegeeven, die befcher- j, mmg LVIIL 1787. 1788. Magïftraaisbefteiling, Antwoordvan zyae Hoogheid op de zending das; van.  45* VADERLANDSCHE LVIII. boek. I787. I788. Verkiezing doorhem gedaan. Verklaaring der nftreedendeSchepenen en Mannen van Stbieland. „ ming te verleenen, die de billykheid „ uwer klagten vorderde; God heeft, in „ zyne gunst, dat alles doen veranderen. „ Wy defereeren dus gaarne aan het ver„ langen van Ü Ed. om eene fpoedige „ Electie uit de Nominatie, door eene „ wettige Vroedfchap gemaakt, te doen." Op de lyst der benoemden zag men den meergedagten Heer Elzevier geplaatst: dewyl hy, even vóór het opmaaken van dezelve, in Rotterdam was te rug gekomen, anders zou men 'er zyn naam zo min op gefpeld hebben als die van den nog uitgeweeken Burgemeester Bogaert. Boonheeren hadden in het plaatzen der Naamen de gewoone orde gevolgd; doch zyne Hoogheid, die anders de vier hovende der opgenoemde gewoon was te verkiezen, ging thans van die gewoonte af, en koos den Heer van Mierop tot Burgemeester (*). Niemand verwonderde zich toen over deezen voorbygang, en wie die eenige weinige bladzyden in onze Gefchiedenis te rug ziet, en zich voorts de rol door Elzevier, in Rotterdam gefpeeld, herinnert, zal zich des bevreemden? Schepenen van Rotterdam, uit hunne bediening ingevolge deezer Stedelyke verandering treedende, deeden te dier gelegenheid deeze verklaaring, tot wegneeming van alle verkeerde uitleggingen, welke nu en naderhand zouden kunnen gegeeven worden aan de buitengewoone daad, te hunner (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5435—5*11.'  HISTORIE. 4SS tier verantwoording „ dat al het geene te,, gen de uitoefening der Privilegiën van „ Rotterdam, by hunne aanftelling, zou „ mogen gefchied zyn, geheel buiten hun „ geweest was en gebleeven; en dat zy „ dus, zo in de Aanftelling als in de Af„ treeding, lydelyk geweest en gebleeven waren; zich in beide deeze omftandig„ heden gevoegd hebbende naar den wil ,, van den Souverain, en de Electie van „ zyne Hoogheid."— Woordlyk deeden de aftreedende Schepenen en Mannen van den Edelen Hove en Hooge Vierfchaare van Schieland, by hun aftreeden, ingevolge der door zyne Hoogheid nieuw gedaane verkiezing, dezelfde verklaaring (*). Met eene zeer omflagtige Aanfpraak des Hoofdofficiers van Staveren , ging het ontflag der Stads Schepenen uit den Eed toe: niet zonder fcherpe herinnering aan het gebeurde by de jongfte Regeeringsverandering; eene fcherpheid eenigzins verzagt door het goed getuigenis aan die Heeren gegeeven, wegens hunne gedraaging geduurende den korten tyd, dien de Hoofdofficier met hun hadt doorgebragt (-f). Het was op den tienden van Wynmaand dat dit ontflag gefchiedde. Welhaast naa de Omwentelirïg werden ] Burgemeesters, door de Vroedf hap ver- < zogt en gemagtigd om te onderzoeken,: wel-' (*) IV. Nede-l. Jaarb. 17*7. bl. 54^. (t"> Vfen vindt dezelve ia de Verzam. by Dl Chalmot I O. bi. 305. XX. Deel. Ee LVIII» BOEK. 1787. I788. L,ast tot jnder:oek dej tmpte.  454 VADERLANDSCHE LVIII. boek. I787. 1788. naars cn Suppoosten. Afzettin* ge hier uit gebooren. welke Amptenaars en Suppoosten der Stad Rotterdam, geduurende de voorige onlusten zich tegen de Regeering verzet, en byzonder wie, met de daad, medegewerkt of zich vervoegd hadden by de Afzetting der Regeeringsleden, in Grasmaand, om naa gedaan onderzoek des der Vroedfchappe kennis te geeven. Ingevolge hier van werden alle de Regenten van het Weeshuis afgezet, en anderen in derzelver plaatzen aangefteld. Dit gefchiedde ook met Commisfarisfen van kleine zaaken en van het Zeeregt. Meer byzonder en met naamen vinden wy, ter zaake der voorige Beroertens, van hunne posten ontzet J. A. Frescarode, als Contrarolleur en Boekhouder in de Wisfelbank; J P. van Heel als Notaris; J. J. le .Sage ten Broek, als Profesfor Honorair en Predikant; F. W. de Moncx, als Stads Doctor; J. Th. Frescarode als Notaris en Translateur; N. Montauban van Zwyndregt en Leonardus van Zwyndregt als Makelaars, Mr. A J. van Ra veste in als Secretaris van het Zeeregt; Mr. Gerard van der Looy Houthoff als Notaris; Cornelis van El als Pondgaarder; Leendert Hofhout als Beftelmeester; Salomon de Moncy als Profesfor Honorair; Jan Ys van der Vliet en Simon Lans als Makelaars; Scheffer als Luthersch Predikant; Mr. Abraham Gevers als Secretaris van de .Baiijuadie van Schieland; Gerrit Manheer , als Octrooi hebbende tot het drukken  HISTORIE. 455 ken der Stads Almanach; Dirk van Es als Bode van Kralingen; Jan Izerim, als Stads Helbaardier. De Wethouderfchap deedt de Drukkery der Boekverkooperen Krap en de Leeuw ftilfban, de Winkel van den Boekverkooper de Leeuw fluiten, en veroordeelde by vonnis den Boekverkooper Bronk horst (*). Desgelyks verbooden zy eenige Dag- en Weekbladen op het ftrenlle (f). Zo veel hadt men reeds, om den Oranjegezinden voldoening te geeven, en Rotterdam in bedaaren te houden, met genoegen verrigt, eer de aangeftelde Regeeringsveranderaars te dier Stede opdaagden. Op den vier en twintigften van Wintermaand kondigde het losfen des Gefchuts en de Volksbeweegenis aan hoe welkom zy in de Maasftad waren. Ingevolge eener gedaane uitnoodiging leeverden de Geconftitueerden der Leden van de Opregte Vaderlandfche Sociëteit een aantal van twee en twintig Punten van Bezwaar in, welks hoofdzaaklyk hier op nederkwamen. I. Dat Commisfarisfen van zyne Hoogheid het daar heen geliefden te wenden, dat het Staats Rapport van hun Ed. Groot Mog* Gom- (*) Verzam. by de Chalmot IV- D. 27. Deezen Bronkhorst ging na, dat hy de Uitgeever wa» van een al'ervuilfte Spotprent het Gelderfcbe Zwyn, vertoonende het Hoofd van den Stadhouder op een Varkenslyf aan een trog, met een vers in vuilheid de atbeeldiug e^enaarende G) Vernam, by de Chalmot IV. D. bl. 18. Ee 2 LVIII. boek. 1787. 1788. Bepaa- lingen van de Drukpers. Ingediendebezwaaren by de Regeeringsveranderaaren.  456" VADERLANDSCHE LVIII. BOEK. I787. 1788. I 1 i 1 ( 1 i 1 Commisfarisfen, welke voorheen in Rotterdam geweest waren (*), mogt worden gefteld in handen des Hofs van Juftitie, om 't zelve te onderzoeken, de bedenkingen van dat Hof 'er op te verftaan; ten einde de flettrifure der Burgerye aangedaan, door eene Staatsrefolutie wederom mogt herfteld worden. —■- II. Dat alle Regenten, die in de verkortingen van de Praeminentien van zyne Doorlugtige Hoogheid hadden ingeftemd, als mede die hunne ftem gegeeven hadden tot de Staatscommisfien in de Steden, en tot de nieuwe Stads Schuttery; als ook die medegewerkt in, of geholpen hadden tot de Afzetting der wettige Raaden, van hunne Ampten mogten ivorden ontzet, onverminderd den loop des R.egts. III. Dat allen, die de plaat¬ sen der wettige Regenten hadden ingenonen, voor altoos, van alle Ampten en Be- lieningen mogten ontzet blyven. IV. Dat alle Amptenaars en Gebenificeerdens, 'voor zo veel derzelver Actens en Claufulen ot wederopzeggens toe waren ingehouden,) lie van het Societeitshuis op de Wynhaven, dch in corps na het Raadhuis hadden begeven , en aldaar op den drie en twintigïen van Grasmaand mdcclxxxvii zeven vettige Raaden hadden geremoveerd, als me- (*) Men Ika hier over na onze Vadert. Hist. Öllï. D. bl. 317. enz- en, om onze overwyzingen liet te vermenigvuldigen, ten aanziene van de neeste en voornaamde gevallen vervolgens aangeluid, het aangetekende in ons XVI. D. bl. 109 enz.  historie; 45 Wy vinden ons genaderd in onze Gefchiedenisbefchouwing tot het groot Amflerdam; doch eer wy 't zelve intreeden willen wy ons zeiven en onzen Leezeren eene verpoozing fchenken. (*) TV. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1150. en 1374. Einde van het Twintig/Ie Deel. Ff 4 BLAD- LV1II. SOEK. 1787. 1788.  BLADWYZER DER yODRNAAMSTE ZAAKEN. Jlcte van Guarantie. Zie Stadhouderfchap. Acte Van Verbintenis des Jaars 1786, wat men des bepaalt, 6r. 'Admiraliteiten (Holland wil op de Staat van Oorlog een vaste post ten onderftand der) gefteld hebben, 128. Zie verder Holland en Gelderland. benslebew vervangt Thulemeyer als Pruisjisch Afgezant, 46. Getuigenis der Prinfesfe ten zynen opzigte , 47. "'Alkmaar verzet zich 'r- langst tegen hetopdraagen derRegeeringsveranderinge aan zyne Hoogheid, 220. Beloop deezer tegenkantinge, Aid. Hoe genoodzaakt, 221. Amnestie aan de Oranjeyveraaren in Holland gefchonken, 167. Nadeelige uitwerkingen hier van te wagten, 171. Deezegrypt met de daad ftand, 1,72. Herhaaling der Amnestie aan de Oranjeyveraaren, 179. ■ (.Voorftel dgs Stad¬ houders tot eene) aan de Patriotten, 184. Verwyl des Hofs met eene Raadflag hier over uit te brengen , 190. Raadflag des Hofs, igr. Staaisbefluit op dit Verflag gegrond, 192. Nadere bepaaling der Amnestie, 200. Aanmerking hier over, 202. Amflerdam dringt ter Vergadering van Holland aan op het geftand doen des gegeeven woords, 109. Hoe die Stad zich in de zaak van Profesfor Voorda gedraagt, 286 Vérklaaring wegens de zin van den afgevorderden Eed, 295. .Daalde (Smaad den Raadsheer) in 's Gravenhaage ongeftraft pp de weg aangedaan, 353, Begeeft zich' builen 's Lands, 354. Beefting (Van) te Rotter, dam van vervolging uitgezonderd, 469. Bentjnck (W. G. F. Graaf van) door den Stadhouder aangefteld om de Regeeringsverandering in de Steden  BLADWYZER. den van Holland te volbrengen, 231. Diens Character, Aid. Berckel (Van) Gezant van deezen Staat by de Staaten van Noord- America opontboden , en door zyn Zoon vervangen, 76. Bisdom (Wyckerheld) legt zyn Ampt van ïhefaurier Generaal neder, en wordt door van der Hoop opgevolgd, 31. Blaauw (}.) diens voorftel, wegens de Regeeringsverandering te Gouda, 425. Bleiswyk (P. van) legt het Raadpenfionarisfchap van Holland Leder, 304. Zyne Affcheidsreden , 305. Blok, Secretaris van Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier uittendig, 96. Hoe door H. van Straalen van zyn Ampt omzet, 97. Raadflag des Stadhouders ten zynen opzigte, 98. Wat Blok des oordeelde, Aid. Op welk een voet by aanbiedt afitand te deen , 99. Ontflag hem verleend, 100. Zyn beklag over die bandelwyze, Aid. Uuftel der Bewerking, 102. Staatsbefluit om hem teregtvaardigen , Aid. De Regtvaardiging zelve, 103. In de byzondere handelwyze omtrent de Gecommitteerde Raaden van het Noorder Kwartier betrokken, 206. Bedoeling hier mede, 208. Vonnis over hem, 210, Boen (W. C) wordt Penfionaris te Leyden, diens gedrag, 402. Bogaert , Oud Burgemeester van Rotterdam , verzoekt te vergeefsch in de Amnestie begreepen te worden , 467. Boon, Luthersch Leeraar te Rotterdam bezwaard, 464. Bosch (P. v. d.) verflag wegens hem , hoe te Zoetermeer belaagd, vervolgd, ongelukkig omgekomen, en hoe zeer zyn lyk mishandeld , 408—415. Brandsen uit Parys te rug geroepen, 74. Bree (C. Plemper van) diens fchryven , wegens de Regeeringsverandering te Gouda, 436. Breda (Voorftel wegens het houden vzndeZuidhollandjche Synode te) 340. Waar om gedaan, 341. Brunswyk (L. E Hertog van) Voorflag om diens Eer te herftellen, 101, n (C W. F. Hertog van) na den Haag geno.odigd, (lelt zulks uit, r35. Aldaar van wegen hun Hoog Mogenden begroet, 137. Vertrek desHertogs, 138 Wat hem naaging wegens zyn gedrag ten Huize van den Heer de Clerit, 140. Gedenkpenning door de Staaten van Holland voor hem en anderen vervaardigd , 143 Brief ten geleide van dezelve, 145. Buyser (F. W.) Burger te Delft,, levert epnVerzo§k- Ff s ' fchrift  BLADWYZER. fchrift van onderwerping in» 377- 's Hofs gunftig antwoord, Aid. Onderdewyngaards gedrag ten zynen opzigte, 379. Diens lot, 380. Claus, Burgemeesters van Monnikendam , hoe men ten zynen opzigte handeldeals Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier, 208. Is niet tot het inleveren van een Verzoekfchrift te beweegen, 209. Vonnis over hem, 2ro. Couperus, Predikant te Gouda, hoe in zyn huis vyftien maanden lang als gekerkerd , 441. Courantiers, welke van de Amnestie uitgeflooten, 196. De Haarlemjche bleef des bevryd, Aid. D. Dank- en Bededag, Inhoud van de Uitfchryving tot denzelven in den Jaare 1788, 127. Aanmerking op deezen Dank- en Bededag, 132. Wegens de toen gedaane inzamelingen van Liefdegaven, 133. Delft blyft, naa de Omwenteling in angst, 37L Aan nieuwen moedwil blootgefteld, 372. Regeeringsverandering, 373. Gefchil over het Schoutsampt beflist, Aid. Voorflag om buitengewoone Perfoonen tot het Schepensampt te benoemen, by Staaten van Holland, 374. Befluit hier op, 375. Indaging veeier Burgeren, 376. F. W. Buyser leevert een Verzoekfchrift van Onderwerping in, 377. 's Hofs gunftig antwoord, Aid. Onderdewyngaards gedrag ten zynen opzigte, 379. Buysers ongelukkig lot, 380. Eerpenning van het Schutterlyk Gezelfchap, 381. Douglas (A.) te Hondsholtedyk herfteld, 356. Drolenvaux Burgemeester te Leyden, diens haatlyk gedrag, 403. Eedzweering op de Conftitutie; voorflag van Enkhui. zen deswegen, 261. Voorfchrift van dien Eed , 263. Algemeenheid der Afvorderinge, Aid. Uitwerking deezer Eedvorderinge, 264. Aanmerkingen van Gouda op dien Eed, 265. Wat met den Hoogleeraar Voorda ten opzigte van dien Eed gebeurde, 276. Zie verder Voorda. Verklaaring vanAmfterdam, wegens denzin van dien Eed, 295. Goedkeuring daar aan verleend, 300. Algemeene aanmerking over de gevolgen van dien Eed, 303. Elzevier, Burgemeester te Rotterdam, fchennis aan diens Huis gepleegd, 445. Overlast en geweld hem by de komst der Pruisfen aan-  BLADWYZER. aangedaan, 449. Voorbygegaan in de verkiezing van zyne Hoogheid, 451. Engeland, welk een verzekering het Frankryk gaf wegens de Omwenteling, 10. (Voorftel van Utrecht om eene Verbintenis tusfchen) en deezen Staat aan te gaan, 8- Befluit daar toe, 13. De Ridder Hareis hier toe benoemd en het voorftel in Engeland welkom, Aid.. Inhoud van die Verbintenisfe, 14. Bekendmaaking des Verdrags aan de Bondgenooten , en lof daar in aan Harris toemeeten, 22. Vleiend door Harris beantwoord, 23. Bekragtiging van 't zelve, 24. Benoemden tot een Tractaat van Koophandel, 25. Beoordeeling dier Verbintenisfe, 36. Aanmerking van Frankryk op de Verbintenis met Engeland, 38. Verdeedigend Ferbond tusfchen Engeland en Pruisfen, wat men daar in ten opzigte van onzen Staat bepaalde, 44. Hoe zeer door Hertzberg gepreezen, 45. Enkhuizen (De Stad) doet het voorftel om het Erfftadhouderfcbap enz. tot een Grondwet van Staat te maaken , 47. Zie verder Stadhauderfchap. < flaat eene algemeene Eedzweering op de Conftitutie voor, 261. S'temt met Amflerdam in pver denzin der Eedvordering, 300. / _ F. Fagel (Hendrik) hoe be^ voordeeld en tot tweeden Griffier aangefteld , 96. Finkenseein's (De Graaf van) oordeel over de Verbintenis tusfchen Pruisfen en deezen Staat, 31. Gefchenk hem van der Staaten wege gefchonken, 32. Frankryk, welke verzekering dit Ryk aan Engeland gaf, wegens de Omwenteling, 11. Aanmerking van Frankryk op het VI. Art. des Verbonds met Engeland geflooten,39. Hoe door de Staaten beantwoord, 40. Nadere Aanmerking van den Franfchen Afgezant de St. Priest op dit Verdrag en voorftel van zyn Hof, 41. Gerugt van vyandlyk-' rieden, door de Franfchen in de Oost-Indien aangevangen, a2. Verklaaring van het Franfche Hof deswegen, 43. Frescarode te Rotterdam van vervolging uitgezonderd, 469. Frieswtk, Leeraar in 'sGravenhaage, een befluit van Gecommitteerde Raaden, ten zynen opzigte, ingetrokken , 352. Fuchs (P. C.) byzonderheid wegens hem, 393. Q Gf&fi(Bepaalingen in Holland wegens het Publiek) 335. Geer ■  \ BLADWYZER, Gberling (H.) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 391. Gelderland (laat eene verfterking der Landinagt voor , 121. Aanmerking van dat Gewest op den voorflag van Holland, wegens een vaste post tot onderftand der Admiraliteiten, 126. Genootfchap onder den Tytel Tot Verdeediging en HandJiaaving van den Christlyken Godsdienst en deszelfs hedendaagfche Bejïryders , in 's Haage opgerigt, 370. Gevers (P.) verzoekt te ver gpefsch in de Amnestie begreepen te worden, 466. Gouda (Wat die van) aanmerken op de Eedvordering op de Conftitutie, 265;. Bevestigen dit hun begrip, 300. Regeeringsverandering, 425- Voordel van J. Blaauw deswegen , Aid. li. Tyssens verklaaring deswegen, 434 C. N. Plemper van BREEfcfnyft deswegen, 436. Verzoekfchrift by Staaten van Holland tegen van Toulon, 437. Hoe van der Hoeven tegen hem yvert, 439. Onveiligheid voor de Patriotten aldaar, 441. Hoe men 'er het Feest der 0,mwentelinge viert, Aid. 's, Gravenhaage gefchaapenheid van die .Hofplaaue voor oproerige beweegenisfen, 347. Afkondigingen daar tegen , A'd. De Rerkleeraars Heringa en Muil¬ man in befcherming geno. men en vergund hun-Dienst te volbrengen, 348. Ver. fchillende uitftag by hun eerite prediken , 351. Smaad den Raadsheer Baalde ongeftraft aangedaan, 353. Aanduiding van andere oproerige bedryven, 354. Gerugten wegens Geweeren en Stroppen by de Patriotten verborgen, valsch bevonden, 355- Zaaken die de Haagfche Schuttery tot genoegen ftrekten, 357. Staatsen Stadhoudersgezinde So.cieteit aldaar, Aid. Toeftel tot de viering van den Jaardag des Stadhouders, 358. Hoe gevierd, 359, Hoe die der Prinfesfe, 360. De Jaardag der Omwenteling gedagt, Aid. beide de jonge Prinfen worden Ridders van St. Joris, 361. In 's Haage ingedaagde Perfoonen, Aid. Smeekfchrift van honderd vyf en twintig Haagfche Burgers, 362. Ontfchuldigingen in de Nieuwspapieren geplaatst, 3ö3- De Schuttery herfteld, 364. Zwaarigheid wegens de MagiftraatsbeItelling in de Hofplaatze weggenomen, 36S- Oprigting van het Haagfche Genootfchap voor den Christlyken Godsdienst, 368- Groot (J. Cornets de) aanmerking op diens gedrag, 4$5- Haar-  BLADWYZER. Haarlem, Opheldering wegens de geringe fomme te dier Stede op Dank- en Bededagen ingezameld, 134. Voordel >dier Stad by Staaten van Holland, wegens het volduuren der Oproerig- en Gewelddaadigheden, 176. Gefteltenis aldaar naa de Omwenteling, 382. Vraagen wegens het nieuwe Stads Regeerings Reglement den Stadhouder gedaan, hoe beantwoord, 383. Het Reglement wordt verworpen , 384. Bedankende Regeeringsleden, 385. Oproeping der Burgeren, by de komst der Regeeringsveranderaaren , 381. Verzoekfchrift eeniger Burgeren om aanblyving der Regeeringsperfoonen, 386. Aanmerking hier over, 388. Hoe 't zelve bejegend wordt, en fchampere taal die Stad deswegen te gemoet gevoerd, 389. Eenige aangedelde Regeeringsleden bedanken. Nieuwe Regeeringsperfoonen ingevoerd, met een fcherp vermaan , 391. Tergend Gedrag omtrent de Haarlemmers, 392. Nieuwe Plaatsvullingen, 393. De voorzorg der Regeering komt op kleinigheden neder, 394. Feestdagen daar en hoe gevierd, Aid. Aanhoudende blyken van de Patriottifche denkwyzeder Haarlemmeren, 39S. Bei' zwaar dier Stad door het inlegeren des Krygsvolks, 398- Harris tot het maaken van een Verdrag tusfchen deezen Staat en Engeland benoemd, 13. Lof deswegen aan Harris gegeeven, 22. Vleiend door hem beantwoord, 25. Eerbetooning hem door 't Haagsoh Gemeen aangedaan, 65. Helmolt (J.) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 391. Heringa (j) Predikant in 's Gravenhaage in zyn dienstwerk geftremd, 348. Verzoekfchrift om herfteld te worden, AU. Getuigenis •des Kerkenraads, 349. Verklaaring door hem afgelegd , Aid. Herfteld, 350- Predikt ongeftoord, 351. Scherp en geestig antwoord diens Leeraars ,352. Hertzbero (De Graaf van) diens Lofreden, wegens de Verbintenis tusfchen Pruisfen en deezen Staat, te wegens het Verdeedigend Verbond tusfchen Pruisfen en Engeland, 45. Helsdingen (Van) wordt Secretaris der Generaliteits Rekenkamer, 93. Heusden (A. van) Hoofdofficier te Leyden, diens verwisfeld gedrag, 404. Vervolgzugt, 405. Hoeven (F. van der) hoe by tegen van Toulon yvert, 439. Hoe-  BLADWYZER. Hofstede (P.) diens gevoeJen wegens de vereeniging van den Stadhouder in de Souverainiteit van Holland, 289. Holland (Staaten van) hun gedrag omtrent de betwiste Protectie aan de hun , gehoorzaamende Officieren , door Gecommitteerde Raaden gewraakt, 108. Amflerdam dringt aan op het houden des gegeeven woords, 109- Hoe zeer de Landsofficieren zich over der Staaten gedrag beklaagen, 113. Aanmerking over dit gedrag, 114. .Welk befluit Holland hier op laat doorgaan, 114. Hoe door van Ryssel en diens Lotgenooten beoordeeld, n6. Welk eene . fchadeloosftelling Holland in 't einde verleende, 120. Op welk een voet de Staaten in de verfterking der Landmagt bewilligen, zy willen op den Staat van Oorlog een vaste post ten dienfte van hetZeeweezen gefteld hebben , 124. Gelderlands aanmerking hier op, 126. Brief .ten geleide der Gedenkpenningen aan den Hertog van Brunswyk ,145. Holland (Voorftel by Staaten van) om het onderzoek na de Ondertekenaars der Adresfen enz. aan het Hof op te draagen, 160. Volvaardigheid van het Hof in deezen, Aid, Voorflag des Hofs door Holland om« helsd, 162. Stukken aan het Hof gezonden en meerdere gevraagd, 162. Voorloopige Raadflag des Hofs, 163. Verdere werkzaamheden , 166. Hoe veel kommers zulks baarde by de Patriotten, 167. Amnestie aan de Oranjeyveraaren gefchonken, 167. Nadeelige uitwerking hier van te wagten, 171. Deeze grypt met de daad ftand, 172. De Geest van Oproer, nog woelende, door verfcheideAankondigingen tegengegaan, 174. Voorftel van Haarlem, wegens het volduuren der Oproerig- en Gewelddaadigheden, 176. Nadere afkondiging der Staaten daar tegen , 177. Aanmerking op dezelve, 179. Herhaaling der Amnestie aan de Oranjeyveraaren,/tfW. Lang verwyl eer 'er eene Amnestie voor de Patriotten opdaagde, 183. Voorftel des Stadhouders ten dien einde, 185. Verwyl des Hofs mee eenen Raadflag hier op uit te brengen, 190. Raadflag des Hofs, 191. Staatsbefluit op dat Verflag gegrond, 192. Nadere bepaaling der Amnestie, 200. Voorftel om buiten de Stadsregeeringen Regters te benoemen, 202. Bedenkingen deswegen, 203. Het lot der Uitgeflootenen verflimmsrd, 205. Hoe men  B LADWYZER. men meer byzonder handelde met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden van het Noorder Kwartier , 206. Afkondiging tegen alles, wat tot eene Tegenomwenteling aanleidelyk was, 211. Voorftel van Schoonhoven om den Stadhouder ter Regeeringsverandering te volmagtigen, 215. Poogingen om dit door Requesten te bewerken, 219. Alkmaar verzet 'er zich het langst tegen, 220. Hoe tot toeftemming bewoogen, 224. Volmagt den Stadhouder ter Regeeringsverandering in de Steden gegeeven, Aid. 1 Voorflag van Hoorn omtrent de Regeering ten Plattenlande, 226. Van Schoonhoven omtrent de Steden geen Item in ftaat hebbende, als mede van de Leden der beide Hoven van Juftitie, 229. Bedoeling deezer Voordellen, 230. Op beiden valt geen Befluit, 230. De Magiftraatsverandering in de ftemmende Steden aan Bentinck en Meerenü opgedraagen, 231. Zie verder Regeeringsverandering. Eedvordering op de Conftitutie , en wat des voorviel, zie Eedvordering. Magtsverbreeding in de verkiezing der Stedelyke Regeeringe verleend, 301. De Ridderfchap des niet voldaan, 302. Van de Si'ia- gel wordt Raadpenfionaris. Zie van de Spiegel. Gunftig oordeel over de Finantien van Holland. Eene geringe Geldheffing neemt niet op, 322. Uitfchryving van den vyf en twintigften Penning, 323. Hoe dezelve beoordeeld, 325. Redenen voor die Uitfchryving gegeeven, 326. Aanmerkingeu daar op gemaakt, 328. Klagten van Holland over de Geldopbrengingen der andere Gewesten, 331. Bepaalingen wegens het Publiek Gebed, 335- Voorftel van Schoonhoven , wegens gemaakte veranderingen in het Godsdienftige, 337. Aanmerkingen op dit Voorftel, 339. Bedoeling van 't zelve, 340 Voorftel wegens het houden van het Synode te Breda, Aid. Staatsbefluit ten opzigte van de Haagfche Predikanten Nieuwland en Frieswyic ingetrokken, 352. Beflis. fen het hangend Gefchil over het Schoutsampt te Helft, 373. Laaten het regterlyk onderzoek der daar ter Stede befchuldigde Burgeren aan het Hof over, 376. Voorftel der Regenten van Haarlem, ten opzigte van het Regeerings Reglement dier Stad, verwerpend beantwoordt, 384. Hoop (Van der) wordt Thefaurier Generaal, 91, Hoorn (Voorftel der Stad) omtrent  BLADWYZER, trent deRegeeringsverandering ten PIattenlande.227. Bedoeling van 't zelve,230. 'Er valt geenBefluit op,Ald. Hubkecht, Burgemeester te Leyden, diens haatlyk gedrag, 403. K. xyalkreutii (De Generaal van) aanvaardt het l>evel ovef de Pruisfen aan de Overtoom, 140. Kloek, wat hem als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier bejegent, 208. Levert een vernederend Verzoekfchrift in , 209. Komt van zyn gedaanen ftap te rüg, Aid. Vonnis over hem, 210. Koek (T. T.) bedankt voor her Regentfchap te Haarlem, 391. Kreet (H. A.) verzoekt, met een flegten uitflag, in de Amnestie begreepen te worden, 467. L. J^andmagt (Voorftellen ter verfterking van de) 121. Landoffieieren, Befluit ten opzigte van de zodanigen, die zich aan de overtreeding van den Eed aan de Generaliteit hadden fchuldig gemaakt, ic6. Het gedrag der Staaten van Hol' land omtrent de betwiste Protectie aan de hun gehoorza.imende Officieren , door GecommitteerdeRaaden gewraakt, 108. Amflerdam dringt aan op bet ge- ftand doen des gegeeven woords, 109. Niet ongunftig verflag van Gecommitteerden tot de Krygszaaken, in. Op welke gronden 't zelve fteunde, 112. Hoe zeer de Officieren zich des beklaagen, 113. Zie voorts Holland. Banvonnisfen verfcheide Land-en Zeeofficieren aangedaan, 117. Leefdaal (R. Suljard de) wat deeze Collonel wedervoer, 118. Zyn Vonnis, ir 9. Zyn gedrag by zyn gaan uit de gevangenis, Aid. Lestevenon (W. A.) als Minister Plenipotentiaris uit Brusfel te, rug geroepen, 76. Leyden (Woelingen in) 399. Regeeringsverandering aldaar, 401. Aanmerkingen gevallen op eenige daar aangeftelde Regeeringsleden , 402. Haatlyk gedrag van twee deezer, 403. 't Gedrag des Hoofdofficiers van Heusden, 404. Pragt der Feestvieringen, 406. Leyderdorpers (De) flaagen niet in eene Regeeringsafzetting, 406. Lynden (De Baron van} uit zyn Gezantfchap aan het Hof te Londen te rug geroepen , 62. Tv/r M' IMarcel, Leeraar te Ryswyk, gebannen , 416. Maron fchryft over den inval  BLADWYZËR. val der Pruisfen ,47. Wordt in zyn dienst als Capellaan van Ambasfade gefchorst, en legt zyn Ampt neder, 75. Marüm (M. vak) bedankt voor bet Regentfchap te Haarlem, 393. Merens (D.) aan hem wordt door zyne Hoogheid de Regeeringsverandering in Holland opgedraagen , 231. Character van dien Heer, 233. Zie verder Regeeringsverandering in Holland. Merró (De) Leeraar te Sprong, gebannen, 416. Muieman (W.) Leeraar in 's Gravenhaage, leevert een Verzoekfchrift om veiligheid en het hervatten zyns Dienstwerks in, 348. Verklaaring door hem afgelegd, 349. In zyn dienstwerk herfteld, 350. Geftoord by het doen zyner eerfte Leerreden, en mishandeld, 351. Zeggenzyns Amptgenoots Heringa ten zynen opzigte, 352. _, N. JtIagel (De Baron van) tot Gezant aan 't Engelfche Hof benoemd, 64. Nieuwland Predikant in 's Gravenhaage, een befluit van Gecommitteerde Raaden ten zynen opzigte ingetrokken , 352. Noorder Kwartier (Byzondere handelwyze met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden van het) gehouden, 206.\ XX. Deel. Onderdewyngaard (C.) verandert van Party, 273. Zyn gedrag ten opzigte van F. W. Buyser, 379. Oud Beyerland, wat 'er naa de Omwenteling gebeurde ten opzigte van de Oranjegezinden, 423. P. Pagensteciier, Stedehouder van Rhynland, voorbeeld zyner verdrukkinge, . 407^ Paulus, (P.) Van de Spiegel op diens verwydering bedagt, 77. Brief, welke aanleiding gaf tot zyne afzetting, 78. Last tot onderzoek aan den Fiscaal van der Pot gegeeven, 79. In zyn postgefchort, 80. Zyne Aanfpraak by den Zeeraad, A'.d. Nadere aandrang van den befchuldigden , 84. Brief om afdoening aanhoudende, 85. Befluit ter Afzettinge by hun Hoog Mog. tegen hem genomen, 86. Zyne Affcheidsbrief, 88. Bedenkelykheid wegens zynen Opvolger van Tey- lingen, 91. Pot (C. van der) diens goe* deren te Hondsholredyk gelegen in beflag genomen, en hy ingedaagd , 356. Priest (De St.) Aanmerkingen door hem ingebragt, op het Verdrag met Engiland geflooten, 41. Overlast door 't Haagsen Ge- Gg mees  BLADWYZER. meen hem aangedaan, en beklag des wegen, 63. Nieuwe belediging en herhaalde klagten, 67. Voortzetting deezer zaake, Aid. Berigtgeevingen van het Hof van Juftitie, 68- Van Schepenen en Raaden van 's Gravenhaage, 69. Hoe men in Frankryk des oordeelde, en eisch om voldoening, 70. De Afgezant dringt daar op aan, 71. Ontwykend Antwoord van hun Hoog Mog. en verklaaring van de oorzaak, 72. Vertrek deezes Afgezants, 73. Pruisfen, Voorflag van Utrecht om eene Verbintenis tusfchen dit Ryk en deezen Staat aan te gaan , 8. De Baron van Rheede benoemd om dezelve te bewerken , 13. Inhoud der Verbintenisfe, 25. Finkensteins oordeel over deeze Verbintenisfe, 31. Hert^üero Lofreden daar over, 32. Beoordeeling dier ' Verbintenisfe , 36. Sluit een Verdeedigend Verdrag met Engeland, 44. Welk een lof Hertzberg daar aan geeft, 45. Slotbgdryf des Pruisfifchen Invals, 135. Verzoek dat eenig Pruisjisch Krygsvolk in den Lande mogt blyven, 139. Inlegering van 't zelve, Aid. Beroovingen en Wegvoeringen, 140. Wat de Heer Pfau des bekent, 141. Verklaa- ri^g van eenige Pruisffcht Officieren, 142. Voorliet om de Pruisfifche Krygslieden een gefchenk in geld te doen , volvoerd , 142. Gedenkpenning te Berlyn op deeze gebeurtenis, 144. Gedenkpenning hier te Lande voor den Hertog en anderen vervaardigd , Aid. Brief tot. geleide van die Penning, 145. Dankzegging door • den Heer van Rheede aan den Koning wegens hec volvoerde in deeze Gewesten, 147. 's Konings Antwoord , 149. Het vertrek der Pruisfifche Krygsbenden uit deeze Landen,.150. Pyl, Schout te Alblas, na Dordrecht gevanglyk weggevoerd , 424. Quarljjs (De Commis) genoodzaakt te bedanken ,'90". Reguleth (D. A.) houdt in 's Haage eene His:orifche RedeuvoerinK, 361. Regeeringsverandering in Heiland voorgeflaa;;eu et. bewerkt, 215 Ze voorts Staaten van Holland.. Bentinck en Meerens daar toe benoemd door zyne Hoogheid, 231 Character dier be.de Heeren, 231—234. Door welk eene invloed beftuurd, 235. Zy houden zich niet aan hun last; maar treeden dien te buiten; Aanmerkingen hier over, Aid. Hoe zy ban-  BLADWYZER. handelen in de Afzetting, 236. Hoe in de Bekendmaaking , 237. Aanmerkingen deswegen, 239. Rheede (De Luitenant van) begiftigd , wegens het overbrengen der Bekragtiging des Tractaats met Pruisfen, 32. Rheede (De Baron van) wegens deelen Staat benoemd om eene Verbintenis met Pruisfen te bewerken , 13. Hoe hy Finckensteins taal, by de voltrekking, beantwoordt, 32. Gefchenk van den Koning aan deezen Gezant, 36. Aanfpraak aan den Koning van Pruisfen tot Dankzegging voor het gedaane in deeze Gewesten, r47- 's Kor.ings Antwoord, 149. Rotterdam, Rustbewaaring aldaar beloond, 242. Die rust zo groot niet als men opgaf, 443. Schennis aan het Huis van Burgemeester Elzevier gepleegd, 445. De Pruisfen by hunne uittocht begiftigd, 446. Hun gedrag te Rotterdam ontvouwd, 447. Beiluiten by de Regeering weder aanvaardeuden Raad genomen , 450. Magiftraatsbefteilingaan zyne Hoogheid gezonden, 451. Antwoord van den Stadhouder, Aid. Verkiezing door hem gedaan, 451. Verklaaring der aftreedende Schepenen en Mannen van Schieland, Aid. Last tot onderzoek der Amptenaaren, 453. Afzettingen hieruit gebooren, 454. Bepaalingen van de Drukpers, 455. Ingediende Bezwaaren by de Regeeringsveranderaaren-^W.Welke aangenomen, welke afgeflaagen worden, 461. Vermaan aan de Rotterdammers , 463. Klagten tegen de Lutherfche Leeraars Boon en Schsffers, 463. Regeeringsperfoonen, die vervallen verklaard worden, 465. Aanmerkingen omtrent een en ander der nieuw aangeftelde Vroedfchappen, Aid. Van Beeeting en Frescarode van vervolging uitgezonderd, 469. Kaat Mossel ontflaagen en beloond, 470. De Rotterdamfche Schuttery herfteld, 471. De Jaardag der jonge Prinfesfe gevierd, 474. Die des Stadhouders gedagt , Aid. Komst der Vorstlyke Familie, 473. De Jaardag der Prinfesfe gevierd, 474. Ryssel (Van) diens beklag over de behandeling hem en veelen zyner Medeofficieren aangedaan, 113. Verklaaring, welke hem en hun eer aandoet, 116. Q S. öchefff.r Luthersch Leeraar te Rotterdam, 'bezwaard, 464. Schoonhoven doet het voorftel om den Prins tot de Regeeringsverandering te vol- Gg 2 msgt  BLADWYZER. magtigen, 215. Voordel dier Stad ten opzigte der Regeeringsverandering van Steden geen ftem in Staat hebbende; als mede van de Leden der beide Hoven van Juftitie; deeze hebben beide geen opgang, 229. Voorftel dier Stad wegens de gemaakte veranderingen in het Godsdienftige, 337. Bedoeling van 't zelve, 340. Wegens het houden van het Zuidhollandfche Synode te Breda, 340. Sels (De Zeecapitein) vrygefprooken ,118. Smit, Predikant te Gouda, langen tyd genoodzaakt zyn huis te houden , 441. Sltcher(Hieronymus) Agent van hun Hoog Mogenden, afgezet, 93. Bezwaarlykheid om fchuld in hem te vinden, 94. Zyne rustige taal tegen Torck van Roosendaals onbefcbeiden uitvaaren, Aid. Slicher (Raymond) Secretaris van den Hove van Holland, van zyn Post ontzet, 95. Spiegel (L. P. v. d.) hoe hy den Prins van Oranje kenfchetst, 155. Tot Raadpenfionaris van Holland aangefteld, 308. Op welke voordeelige voorwaarden hem dit Ampt wordt ©pgedraagei), Aid Door Wassenaar van Starrenkerg verwelkomt, 309. Zyn Aanfpraak by de Amptsaanvaarding, 310. Zyn oordeel over de Prinfesfe, 317. Hoe by den aanvang zyner bedieninge door zyne Party beoordeeld, 313. Wordt Grootzegelbewaarder, 320. Stadkouderfchap (Erf-) Voorflag van Enkhuizen om die tot een Grondwet van Staat, te maaken, 47. Volvaardigheid der omhelzinge van dien Voorllag by de Algemeene Staaten, 50. Zeeland in deezen agterlyk, Aid. Acte van Guarantie daar uit gebooren , 51. Door wie ontworpen en ondertekend, 54 Staatiyke opdragt van dit Stuk, en Aanfpraak te dier gelegenheid door Heeckeren van Suideras, Aid. Deeze gebeurtenis met eerj Gedenkpenning vereerd, 59- Hoe onderfcheiden beoordeeld, 60. Straalen Jansz. (H. van) verkrygt het Secretariaat van Gecommitteerde Raaden in Noordhcdland, 97. Vryheid hem verleend om de Vergadering en Befoignes van hun Hoog Mog, by te woonen, Aid. Be» weegt een en ander der Gecommitteerde Raaden tot het inleveren van eei Verzoekfchrift, 209. T. Teyssen (N.) Burgemeester te Gouda, diens verklaa. ring, wegens de Regeeringsverandering, 434. Thu-  BLADWYZER. Thui.emeyer door van Albensleben als Pruisftsch Afgezant vervangen, 46. Toulon (Verzoekfchrift tegen) door die van Gouda, 437. F. v. d. Hoeve yvert vrugtloos tegen hem,439. \T V" Vatebender, Leeraar te Hazarswoude houdt ten naauwen noode zyne Standplaats , 416. Verbintenis met Pruisfen en Engeland. Zie Pruisfen en Engeland. Versciiuuren, wat hem als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier bejegent , 208. Leevert een vernederend Verzoekfchrit in, 209. Vingerhoed , Oud Burgemeester te Rotterdam verzoekt te vergeefsch in de Amnestie begreepen te worden, 467. Voorburg, verfcheide Huizen der Patriotten aldaar geplunderd, 354. Wat een Knegt, die daar een manflag begaan hadt, des wedervoer, 407. Voorda (Bavius) wat met deezen Hoogleeraar ten opzigte van den Eed op de Conftitutie gebeurde, 276 Hy weigert den laatst voorfchreeve Eed af te leggen, Aid. Op welk een grond die weigering rustte, 277. Van zyn HoogJeeraarfchap afgezet, 281, Op welk een voet hy aan¬ biedt dien Eed af te leggen, 282. Berigt door Curatoren des gegeeven, 283. Bedenkingen van Voorda °P dat Berigt, 284. Heraadflaagirgen op dit Verflag, 286. Aanmerking van Amflerdam op een ingeleverd Verflag, 286, Voobda doet een naderen Voorflag en aanbod, 291. Afgezet door de Staaten , 292. Aanmerking hier over, 293. Waanen (Vak) Predikant te Katovyk aan Zee, moet zyn Standplaats verlaaten; doch met behoud van Eere en Wedde, 416. Wallendaal, wat hen ais Gecommitteerde Raad van het Noordcr Kwartier bejegent, 208. Leevert een vernederend Verzoekfchrift . in, 209. Wassenaar Starrenberg verwelkomt den Raadpenflonaris van de Spiegel, 309. Ligt het Groot Zegelbewaardeifchap neder, 321. Wat de deezer gelegenheid met van de Spiegel zyn opvolger voorviel Aid. Wzldesen (De Graaf van) op nieuw tot Gezant na Londen benoemd, 62. Bedankt, 64. Schadeloosftelling hem toegelegd, Aid, Wiksi:;gerode, een Pruisftsch Bevelhebber, diens loflyk gedrag te Dordrecht, 417. Hoe door de Rcgee- Gg 3 ring  BLADWYZER. ring door eene vereering erkend, Aid. Willem de V. Aanfpraak door Heeckerenvan Surderas by gelegenheid van het aanbod der Guarantie, 54. Aanmerking over de vermeerdering van zyne Maat, 154. Hoe van de Spiecel het Character van dien Prins befchryft, 155. Characterfchets door zyne Vrienden van hem gemaakt, J56. Zyn voorftel tot een Amnestie aan de Patriotten, 184. Zie verder Amnestie. Vol magt ter Verandering der Regeering in ris (temmende Steden van Holland hem opgedraagen, 224. Draagt deezen last op aan Bentinck en Merens, 231. Betoonde Magtsverbrceding des Stadhouders in de verkiezing der Stedelyke Regenten, 300. Geeft flegts een zeer ont- wykend antwoord op eene vraage betreffende het Nieuwe Regeerings Reglement der Stad Haarlem, 383. De Benoeming der Regeering door die. van Rotterdam aan hem gezonden , 451. Hoe beantwoord, Aid. Op welk eene wyze hy in die verkiezing te werk gaat, 452. Komst te Rotterdam, 473. Z*eeland agterlyk in de toeRemming om het Erfftadhouderfchap tot eenGrondwet van Staat te maaken, 50. Gedrag dier Provincie in de Benoeming van van Welderen tot Gezant aan het Hof van Londen, 62. Zoetermeer, P. v. d. Bosch daar vervolgd en naa zyn dood mishandeld, 408— 415- VER..  VERBETERINGEN tot het XIX. Deel onzer Vaderlandfche Historie behöorende. Te meermaalen hébben wy usdere inlichtingen, ter weeringe van mis'ftellingen geplaatst, en doen dit thans, ten opzigte van eene en andere byzonderheid in het opgeroeide jonust uitgegeevene Deel voorkomende. Wegeus 't geen op bl. 173. voorkomt, „ Te dier Stede ,, hadt de Heer Wopiïo Knoop" enz. tot ,", ter tekening zoude leggen," hebben wy van de hand diens Burgers zelve, dit narigt ontvangen. ,, Omtrent eene maand, vóór dien tyd, te weeten op den ,, elfden Mey, refolveerde de Krygsraad der Vry willige Schuttery dier Stad, waar van de lieer Wopko Knoop, „ Lid en Secretaris was, in eene extravergadering om een Request te ontwerpen, en twee a drie dagen daarna in te ,, leeveren aan de volle Stadsregeering (de Magiftraat en Vroedfchap). Dit Request werd, in abfentie van gemel„ den Secretaris, opgefteld. Volgens verder befluit werd, op dien naamiddag de Schuttery, by Trommelflag, als naar gewoonte, opgeroepen. Op het gewoone Drilveld gekomen zynde f> werd 'er eene opene kring geformeerd; ten einde de voor- en omftaande Burgers zouden kunnen hoo„ ren, het geen voorgedraagen zou worden. Het gemelde „ Request werd aan dien Secretaris ter hand gefteld om j, hetzelve, naar gewoonte, voor te leezen, gelyk gefchied„ de. — Hetzelve tendeerde om de Regeering te verzoe,, ken om zekere Refolutie, ten behoeve van de oude Burgerwagt, twee jaaren te vooren genomen, en tot bezwaar „ der Burgery moetende ftrekken nu niet uit te voeren, ge„ lyk de Magiftraat door eene op dien dag gedaane Publicatie poogde te doen, voor en aleer, door de ganfche Regeering op nieuw zou onderzogt zyn, of de voorige rede» nen als nog exifteerden, en dat die uitvoeringe nu nog noodzaaklyk was ; met verklaaringe , dat zonder dat oruler,, zoek en toeflemminge de Ondertekenaars zich ongehouden „ achtten, om aan die Publikatie, de invoering van dat „ middel behelzende , te gehoorzaamen. Hier by werd verst ders berigt, dat dit Request dien avond en den volgenden in de Herberg het Fortuin voor een ieder Schutter en Burger ter tekeninge zou leggen. - Deeze zelfde verrigtingen gefchiedden, op de voorige wyze, den volgenden „ naamiddag. Op den vyftienden was die Vergadering der j, Regeering befchreeven. De Schuttery was weder onder de  VERBETERINGEN. n de wapenen gekomen, op de gewoone wyze en plaats