BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. DERDE DEEI*   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK der NEDERLANDEN, Bevattende de Levensbefchrij vingen van voorname STAATSMAN* NEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken van Wetenfcliappen, DIGTERS, SCHILDERS en andere KONSTENAREN: en verder, Zodanige Perfonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd, of aan den Vaderlande verdienjielijk hebben gemaakt; veelal verzeld van hunne Karakterfchetzen, zeldzame Anekdoten die men elders te vergeefs zal riafporen , onpartijdige beoirdeling hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aamvij-, zing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben. Opgemaakt, Uit Handfchriften, een groot aantal van de befte Schrijvers in verfcheidene Talen over die onderwerpen handelende, en medegedeelde Berigten. VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE, DOOR J. A. de CHALMOT. Met Pourtraitten en Plaaten. DERDE DE EJ^^^^Sy te AMSTERD A#J«ij^^^^^ JOHANNES A I^^^^^^|t|   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK der NED ERLANDEN. DERDE r> E E L. b. BeRTLING (MICHIEL), geboren teCoevorden, eerst Predikant te R-.nswoudc, Ablasferdam, Hükgmdsberg en Delft, daar na, féderd het jaar 1738 te Groningen. Bedankte voor de beroeping te Amfteldam en Rotterdam, en weidt Hoogleraar in de Godgeleerdheid te Groningen, in het jaar 1752'. Hij aanvaardde dit ambt met ene redevoering, de modestia, modestoque fapientia, T/ieologo digna £f neeesfaria. - Stosch, Sïcucs Q5e(cprtc  BESTBRUGGE. (JEGIDIUS) BETH JANSZ. (JAN) 3 3717. 4*o. 3, Oratio de Pa&orum Co-itraSuum, fecundum Jus Gentium £? Romansrum, natura £? cequitate, diiïa publice a. d. V. idus Majas M.DCC.XIX., quym magnifisi Rectoris dignitate Jeabdkaret. Barderov. 1719. 4(0. Akt. Diukenborchiüs in Traefat. ad Silium Italicum, Stel. 3. pi. 1. G. Bürmanki, Trajectwn eruditum. p. 27-29. Abrah. Wieling, in praefat. aa Lectior.es Juris Civilis ** 3, Neuhusius in praefat. ad rer.ov. editionem, p. 7, 8. C. Saxi, 0/2om. liter. Pars VI. p. 73. p*. ouot, Mem. litter. Tom. IX. p 248-250. Jo. Frid. Juglep.s, &n)ttagt jtir 3ini$iifdw Skwlir. I. g$« & 437-441' W-ffiCHTLERI, Oprwc. p. 448. 473. B EG TB R U G GE (KQ1D1VS) , geboortig van Z3«J;^ cen klein ftadje in Flaanderen , is geen onberoemd Regtsgeleerde en Redenaar geveest', en heeft omtrent het Jaar 1512 te Parijs en elders gebloeid. 'Men heeft van hem : De ufura ccntefima, besje, trïente, Jemisfe. (Je. Adverfus Jurisperitos disfentjentes ab Hermoi.ao BarSj*o, Fencto, Littemorum i'lius as-A foelie Cmphxo. Item, Declihttk^m de eo, An Juriscorfulti fine ele.quentiat .ope Jura civilia intt'.ligere atque exponere posfnt; ad NtcoLAüM Beraldum. Beide deze verhandelingen zijn bq een gedrukt, te Parijs in 1524. in 410. PETII JANSZ. (JAN) en JAN KOENENSZOON, beide dmfteldammers,- ontzagen zig niet, toen in 1570 door de Wa^ergenfen op zee zo flerk met geweld geroofd wierdt, 't welk ook menigen aan de galg hielp; nog bij 't geweld fqhandelijk bedrog te voegen, ten einde hunren vijand afbreuk te doen; deze beide ki.apen'waren het immers, die een fchip uitrustten, 't welk zij met verlof des Piinfen van Okanje, door toedoen van Jr. Didekik van Sonöi, ten dele te Antwerpen, ten dele in Zeeland, met fpaanfe en italiaanfe koopmanfehappen belaadden, met oogmerk omze den eigenaren te ontvoeren, cn naar Embdtn te brengen, niet naar de plaats werwaavds zij bevragt waren. Doch zij werden door tegenwind genoodzaakt te Rochelle in te lopen, daar zij, die zig de helft van een 'fcho? nen buit hadden toegelegd, gedrongen werden, de poederen em half. geld te geven, en dus weinig meer dm de fchande A 2 var!  | JBJTHONE, (EVERHARD) V^n «alfe een veragtefijk bedrijf overwonnen. Eckw, ffiA ff/k VI. Boek, bi. 21 & Wagen., Befchrijv. van Amfti EL St, bh 306, 307, BETIIUNE (EVERHARD), gebijnaamd de Cnwi, tet oivzake Y?n den tijtel die hij aan zijne Grammatica gaf,, bloeido «afrent 'C midden der Xllde eeuw; want het fchijnt dat het tn 'tiaar 1124 was, dat hij dit boek vervaardigde, ingevolge *Wt tweeregelig vérs, door een fchrjjver van de XVde eeuw» ft?t name Arnold. van Rotterdam, bijgebragt.. .A>mo milleno, centeno% bis duodeno. ■ . Cwirt'/Vz? Ebrardus GrtVcismum jBethimienJis. JSi}ne andere werken Ibvekken ten bewijze dat bij zig op des (lOiigeleerdhcid heeft toegelegd, en na de tijden waar in hij jaefde, goede vorderingen daar in heeft gemaakt. Geen gees-. te!i}k.é orden hom voor den zijnen hebbende erkend, is het ïeer w-aarfchijnlijk dat hij een wereldlijk Geestelijke is geweest. Wij hebben van hem:- 1. Grceeismus, de Figuris 0B0 par-tfötis- Oratïonis; Jive Grammatica? regula, verfibus latinis explicata} W>i Expojiiionilas Joannis Vincentii Metülini. Lugd. Joan, ïju Pró, 1483- in 4». It!> 1490. Deze Grammatica is in verftti, en men maakte 'er eertijds gebruik van in de meeste der ftbolen van Frankrijk, Duitschland en der Nederlanden. Maai? gedard dat 'er een beter fmaak in het vak der letterkunde i* entloken, heeft dit werkje met meer anderen van dien aart, lotgemeen gekregen, om in het ftof der vergetelheid bedolven te worden, Metulinus de uitlegger van dit Gracisimis, be* kleedde den ftoel van Hoogleraar inde fraije letteren tcPoitiers, en zijn regte naam was Guillet of Guillot. 2. Antihar efu, In de Trias fcriptorum, adverfus Waldenfium fectam: Ebrardus EPTOyNtENPis, Beknardüs Abbas Fm.tis calidi, Ermenoardus 5 $K welke in fommig, ktoost^-biMiotelJ 1*8. Sw^xrx, ^ p..233. Vat,. A«, ,/m £T p. 2ii, 212. Ls Duchat.-, Remarques fur Ra^ms, Tom 1 P-9o. PAqvor, Mem. Utu, Tom. XIIL p. c. s' öttem. p. ii. p. 2g?t l; A1> BETS (Mr> JAN), is .geweest een der eerfte Raadsherm van het hof m Juilitie, onder den naam van Hogen ***** ^ in X580 opgerigt, welke den 4i ^ ^ fe b mng üaJ. e„ «jne eerfte zittfng in v*^ Kiekte, daar hél ook z^ne permanente vergaderplaats heeft blijven honden-, toï t 2* T di; k°i!^'e n* * ^waardige revolutie èólt AcFranJen bemerkt, Wierdt vernietigd. —_ «frw*» »J Hifi. Vil. D. fel. 4st. "™.» *f BEUKELAAR (JOACHIM) , Konstfchildcr, geboren Xt fTtl mt * ** ^53, fcheen van Nature tot & hmsvestende, hadt hij het geluk dat deze trouwde £ £ «inteken &M,der Pieter Aapten, wt-lke hem tot * Volkomenheid in de fchilde.konst een handleider en We»wlV g J* ^ *e8fane hadt hij „ eer, goe* S£ riet te tieffcn; doch toen zijn oom PI£„R., Lm ,,a„ , fej^ deren van groenten*, v-rugten-, vlees, vogelen, tófcs'WS fb:;C 7'™'^ M gewennen, kreeg hii zulk «a Vffij» hand in het temperen der verwen, dat hij ten dien *pïW»<, der tutmunttrdftè Meesters geerden is, en daarbij! Z vaald,g, fchleï zonder moeite en met grote bevalligheid A derende. Doch gë'ijk doorgaans in Je «réreld de dingen, fi, gemakkelijk te bekomen zijn, gering geacht, én in te^ndcd de ichaars te vèrtoijgenè gretig gezogt v/mden,'ging hot ft&rf f° °at met de kunftig« ftÖÖCtó van Bedelaar, wént «ieft m Zl]n leven voor een gering loon fchihiejde* heeft Wh ;« Üijaen dood, 12 maal hoger prijs voor «ien betatea. JoACiiM fchiljerde bij voorkeur keuktófen» tot in 't jaar 1654 fn Zweden op, zonder iets te hebben konnen fluiten. ft Was 'er zo ver aï, dat de Koningin 'zig •zou hebben laten bewègèn, om den Staat tegen Engeland bij ie ftaan, dat zij zelvs haa: best deedt, "om de handeling té ftreminen, die ten defcen zelvdëri einde, aan 't Hof van Denemarken, aangehangen was, die egter met lift al een veel beter uitfta" 'hadt. Van Bjsuhincen naar Zweden Ver jekkende, hadt last ^ehadt, om in 't doorreizen te pollen', of 'er bij de Hmiê-JteM iets goeds zou uit te werken zijn; doch hij gaf hier toé flets flauwe hoop': „. Breinen en Lubik zouden," fchreéf 'hij „ mooglijk over té halen zijn , in de belangen der Vennigt dl Staten; doch patibürg zou 'zig waarfchijnlijk, onzijdig * z0Sken te houden , om, geduimde dén oorlog, zijnen koophandel te veiliger dodr de Hoofden en verder westwaards*. [' te konnen uitbreiden ; ook de Éngeife lakens , over Lubek tè voeren naar Dantzig-, werwaards zij anders met Hottmdfe Z fchepen, plagtën gebragt te wdrden." En dit berigt hadt tengevolge, dat dc bezending naar de Hahle-Jliden vooreerst uitgefteld wierdt', en eindelijk agterblecf. -Kwstina Koningin van Zweden, hadt in 't jaar iöSA', dé kroon aan haren vollen neef Karei, Gustaaf, afgeftaan, dié de Zweedfe wapenen in Duitsland gevoerd hebbende, weldra toonde dat hij' nog oorlog in den zin hadt. Dc Graav van Konin'gsmark was reeds enigen tijd be^ig geweest, om voorbcreidzcls te maken tot het beleg van Breinen; welke ftad zig 'zo volkomen niet onderworpen hieldt aan de Zweette kroon', als men 't in dit Rijk verllond te behoren'; hij hadt zelvs in den aanvang van 't jaar IÖ54» de ftad begonnen te belegcxen; zij zondt om onderf&nd aan Jen Keizer', aan de Ilar.zé-  BEUNJNGEN. (KOENRAAD van) || jfeden en aan de Staten der Vtrenigde C'twisten; welke laatflèn toen nog belemmerd met den Engeifen oorlóg, alleenlijk befte?ten, van Beuningen, Epo Bootsma en Kniphuizen van Luiseerg, als buitengewone Gezanten naar Stade te zenden, om een verdrag te bemiddelen tusfen Zweden en de ftad Premen; doch deze bezending was vrugte'oos afgelopen, doordien Zweden de bemiddeling der Staten niet wilde aannemen. In 1Ó55 wierdt van Beuningen, benevens Godard Adriaan van Riiede, Heer van Amerongen en Mattiiias van Viérssen', oud voorzittende Raad in den Hove van Friesland, in gezantfehap naar Denemarken afgezonden, om ware 't mogelijk, de rust in 't Noorden, door handeling te herftellen, eti tot dien einde was 'er ook diergelijke bezending naar Zweden beraamd, doch 't liep tot in 't volgende voorjaar aan eer dat dezelve vertrokken. .Gedurende den tijd dat deze Gezanten zig in Denemarken bevonden, wierdt Koppenhagen door den Koning van Zweden belegerd, en het fcheeldé niét veel of van Beunikgen was in handen van dezen Vorst gevallen die hem enen clodelijken haat toedroeg; doch hij ontkwam het door behulp van een klein vaartuig, dat hem naar Holland oveiveerde. In 1660 deedt van Leuningen afftand van z:jn Penfionaris ambt, en werdt daar op terftond tot Raad in de Vrbedfchap te Amfieidam aangefteld, en tefFens door ce algemene Staten benoemd, om benevens Joan van Gend, Here 'van Oosterwede, en Justus de Huybert , Penirónaris'.vah Zièri&zcè', gevoegd bij der Staten gewonen Gezant Boreel, naar Frankrijk in ambasfade te gaan , om ware it mogelijk, een nauwer verbindtenis met dit Hóf te fluiten. Terwijl hij zig te Parijs bevondt, wierdt hij befchuldigd, door zijnen invloed Amfieidam te hebben overgehaald, om zig te kanten tegens het verlenen van bijftand aan de ftad Munfter, die met haren" Bisfchop in onmin was geraakt, en dat enkel aan hem 't verlies van die ftad moest worden toegefehreven; doch deze bcfchuldiging berust op al te losfe fchroeven om 'er geloof aan te kunnen flaan. Want van Beumixgen was tij dezen tijd niet allee»  I2 liüuNJJNGEN. (KOENRAAD van) leen uitlandig, maar ook vjnu men in de brieven tusfen den" Raadpensionaris J. de Witt en hem gewisfeld, geen het min* fte fpoor, dat hij zig bijzonderlijk met de Mwifterfe zaken hebbe bemoeid. , De Staten der Verenigd! Gewesten in 1664 voorziende, daê de oorlog met Engeland onvermijdelijk was, belioten in het begin van december, van Beuningen op nieuw naar Frankrijk te zendsn, ten einde Lodewyk den XIV, te bewegen, om hun ingevolge het gefloten verbond in 1662 bij te fpringen, in geval zij door Engeland mogten werden aangetast. Van Beuningen vertrok in aller ij!, en hadt den 28ften reeds zijrt eerile gehoor bij den Koning, aanwien hij zig in zijne aanfpraak breed uitliet over de oriregtvaardigheid der Ei.gelfen in het beginnen van den thans ;voedenden oorlog; hij toonde zulks met verfcheiden voorbeelden; en befloot zijne redevoering met aan zijne Majefteit uit naam der Staten te verzoeken, om te willen voldoen aan het verbond, onlangs, met hen gefloten en behoorlijk bekragtigd, waar bij bepaald werdt, om hun bij te ftaan met 1200 man, ingevalle zijne pogingen niet mogtea uitwerken, dat de vrede binnen vier maanden wierde beifteld» Doch op dezen voorflag kwam niet dan algemeen en uitftel» lend antwoord. De Franje Staatsdienaars gaven voor: „ dat „ de Koning, zo hij nu den Staten bnftondt, veelligt binnen „ kort, als hij zijnen eisch op de Spaanfe Nederlanden zou doen „ gelden, hen ten vijand hebben zou." Voorts, vorderden zij, dat men zijne Majefteit hieromtrent gerust ftelde , zo anen hem bewegen wilde, om de Staten tegens Engeland te helpen. De Heer de Lyonne, Geheimfchrijver van Staat, liet zig wat later tegen van Beuningen uit, in deze woorden: „ Vreemd is 't, dat wij om u bij te ftaan, het verbond welke „ wij met Engeland hebben, breken zullen; daar wij te ver„ wagten hebben, dat Engeland en de Verenigde Gewesten ons „ morgen den oorlog zullen aandoen. De verkeerde Staat„ kunde, dat 'er een voormuur tusfen de Verenigde Ge-westen „ en Frankrijk nodig is, bederft alles. De Koning denkt mis„ fchien niet om de Spaanje Nederlanden; maar 't is jammer da: „ men  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) ég * men zulke gevoelens heeft onder zijne Bondgenoten. Ik „ weet daar van en van 't gene men desaangaande opentlijk „ fpreekt in de Verenigde Gewesten; meer dan ik u zeggen wil,'' De Marfchalk de Turenne zeide hem ook: „ dat dc toeleg „ op de SpaanfèNederlanden wat verre zag; doch dat de Koning p noS wel met enige grensftedén, voorat met Kamerjk diende „ geholpen te worden." Alle deze gefprekkeri dienden, om van Beuningen onzeker te houden wegens 's Konings oogmei k. Ook geliet zig deze fchrandere Staatsman, als of hij Aer niets van vastftelde, midlerwijl niet verzuimende bij aanhoudendheid aan te dringen, op de naarkoming van 't verbond van 1ö62, waar ha men, zeide hij, vooriiaan kon, 't gene ( men goeddagt. Voorts, maakte hij onder de hand zwarigheden tegen den toeleg op de Spaanfe Nederlanden, ontleend van Jt geen andere Mogendheden daar tegen ondernemen zouden, alfchoon 'er de Staten zig niet aan Horen mogten. Maar men hieldt zig in Frankrijk verzekerd, dat de Koning in zulk een" toeleg, de Staten zo zeer als iemand anders, tegen zou hebben. Intusfen bleef den oorlog tusfen Engeland en onzen Staat fteeds voortduren, en de Franje Koning weigeragtïg in het zenden van den beloofden onderftand. Van Beuningen liet ook geene gelegenheid voorbij flippen om op 't vervullen der belofte aan te dringen; ja hij verklaarde ten Iaatilen zig te vrede te zullen houden met de belofte , dat de Koning het verbond geftand zou doen, indien de Engeifen toonden in den oorlog te willen volharden. Dan dit alles vondt weinig ingang, cn fehoon van Beuningen dus in zijne handeling aan 't Franje Hof niet zeer voorfpoedig flaagde, fehijnt hij 'er cgter grotelijks gezien te zijn geweest, 't welk onder anderen uit 't fcMjven van den Franjen Gezant in 's Hage d'Esteades blijkt, welke hem nevens Hieronymus van Beverningh en Jan en Kornelis de Witt, als een viertal opnoemd, welke hier te lande niet om te kopen waren, 't Vermoeden van van Beuningen, aan den Raadpenfionaris medegedeeld, dat ■ ingeval le ener voorgenomene bevordering des Prinfën van Oranje, de Regering op Franje hulp zou kunnen ftaat maken, werdt  j| , BEUNINGEN. (KOENRAAD van) Werdt eerlang bewaarheid, doordien Lodewyk de XIV, toen/ jnen door de gantfc Republijk op die bevordering aandrong, 6000 man hulptroepen zondt. Van Beukikgen vei bleef fe Parijs tot in 1667;. en wanneer hij toen in 's Nage te rug kwam, trad hij in onderhandeling niet den Franfen Gezant d'Estrades,. betrekkelijk de. vereffening der gefchillen die 'er tusfen Frankrijk en Spanjen. plaats vonden. • Hij was van gevoelen, dat Spanje nimmer zou over te halen zijn tot het te rug geven van zo vele plaatzen als Frankrijk vorderde, indien Lodewyic de XIV, niet wilde, afltaa.n van den eiSch zijner Gemalinne op de Spaanfe nalatenfchap, welke men niettegeriftaande den af.ft.and daar van bij. de huwiijksverbintenisfe gedaan, nu op nieuw deedt herleven. Dan deze voorflag was onfmakelijk, en vondt geen den minften ingang bij het Frarfe Hof. Van BEUNiKGr.n werdt in 't volgende jaar 16C8 op nieuw als buitengewoon Gezant naar Frankrijk gezonden, met last, om ingevolge het drievoudig verbond, tusfen Engeland, Zweden en de Verenigde Nederlanden gefloten, aan de herfielling van den algemene.n vrede te werken. Her van kweet hij zig met een warmen ijver;, ja hij verftoutte zig fomtijds den Franfen. Staatsdienaren liet gevaar voor te Hellen , waar in de Kojiing zig Heken zou, zo hij de aangebodene voorwaarden niet aannam. Doch deze vrijmoedigheid werdt euvel door 't Franje Hof opgenomen. De Lyonke fchreef deswegens aan d'Estf.adt.s: „ dat hij zig verzekerd hieldt van den vrede, zo hij. „ llegts twee uien met de Witt koude fpreken, van wiens „ redelijkheid en bekwaamheid om zwarigheden uit den weg „ te ruimen hij ten vollen overtuigd was; doch dat de haastig„ heid en bedreigingen van den Heere van Beuningen, die. „ zig alleen bezig hieldt met het vertonen van uitfiekende „ gevaren, waar over de Franfen niet zeer bekommerd wa» „ ren, alles moesten doen dtigten van enen Koning, die zo. „ roemzugtig.was, en zo kies op het punt van eere als de. „ Koning van Frankrijk." Met dit al volhardde van BeuniNc.en fa» zijnen ijver om ware 't mogelijk den vreJe te bexver- ken:  ^EUN-INGEN. (KOENRAAD van) ja ïpji.S. te. dien einde Relde hij met Trevot den Engel/en Ce, zant aan 't F»jnjf« Hof een ontwerp van een verdrag op tusfen Eïcr.krijk en Spanjen, 't welk zij vervolgens hunnen Meesteren toezonden. Ook was het dit ontwerp 't welk in 't vervolg den grondflag leide, op welken de vrede tusfen belde genoemds Rijken getroffen wierdt. Kort na het opftellen hier van floten van Leuningen en Trevot, op den 5 apiil 166% te St Qermain een verdrag met Lodewïk pen XIV tot bevordering van den vrede; en men vondt goed, bij 't fluiten hier van te' bepalen, de zaak geheim te houden, tot dat' Spjwje den vrede zou hebben aangenomen. *In 1668 ontftond 'er in de provintie van Overijsfel.merkelijke tweefpalt, 't welk zo hoog liep, dat de Staten van dut gewest zig in twee partijen verdeelden en afzonderlijk vergadeiden , zo dat men met geen mogelijkheid kans zag om de zo hevig tegens malkanderen verbitterde gemoederen te doen bedaren , en de gefchillen zonder Msfenkomst van enen derden te vereffenen ; te dien einde wierdt dan de bemiddeling der Staten van Holland verzogt, die in Me maand jkmij van dit. jaar, van Beuning?n, die toen Raad en regerend Btn^emeester van Amfieidam waj, benevens Adriaan Paats, Raad en yroedfehap van Rotterdam, naar Overijsfel zonden, om uit te. werken, dat de leden van dit gewest niet langer gefebeurd,bleven , maar in ééne.vergadering famenkwjmen. Na enige weken verloops keerden zij te,rug zonder het doelwit van hunne, zei.dirg bereikt te lebben; 't welk egter erugen t'jd daarna, door de. ijverige dienfien van den Raadpenfionans J. de Witt daar aan befleed, gelukte. Orderwijlen ijverde van Beuningen om ten beste van 't va-, derland, werkzaam te zijn, en nieuwe ontwerpen tot bevordering van deszelvs heil en welvaart te verzinren. Niet zonder g'-ond vreesde hij, dat de Koning van Frankrijk knorrig zon zijn over het belemmeren van den voortgang zijner over-' winningen, en zig daar over zou zoeken te, wieken; veel grond balt hij hier voor, doordien die Vorst'den Ilollandfen koophandel reeds door nieuwe belastingen bezwaarde; en hierom  16 BEUNINGEN. (KOENRAAD van) • om drong hij aan, dat men dc Franje waren mede moest bezwaren , en zig door nieuwe vérbindtenisfen zoeken te Herken. Dan men kost niet goedvinden om voor als nog in deze maatregelen te treden, om reden dat het eerfle ontwerp te voorbarig wierdt geoirdeeld, doordien Frankrijk de Hollandje waren beter konde ontberen; dan de Hollanders die der Franfen; en wat het tweede betreft, 's lands fchatkist was niet ruim genoeg voorzien , om de benodigde kosten daar toe vereist wordende, op te leveren. Beter gelukte het hem, om nevens den Raadpehfionan's de Witt, enige ontftane gefchillen met Engeland, over fommige plaatzen in Oost- en Westindiè'n, uit den weg te ruimen. Van Beukingen die een fcherp doorzigt hadt, dagt hoe langs hoe duidelijker tc bemerken, dat Lodewyk de XIV den Verenigden Gewesten geen goed hart toedroeg, en voornemens Was dezelven te bederven. Hij dagt op middelen om ware 't mogelijk deze fchok voor te komen; en geen beter middel wist hij hier toe uit (e denken, dan op nieuw ter bane te brengen, om den koophandel met Frankrijk te verbieden; hij viel in 't begrip, dat zodanig verbod het dienftigfte raiddel was om deszeivs magt aan banden te leggen. Hij berekende, dat'er jaarlijks voor vele millioenen wijn, brandewijn, zijde en zilveren ftoffen, linten, waijers, handfehoenen en andere fmiisterijen, door Hollandje fchepen uit dat Rijk gehaald wierden, en hij verbeeldde zig dat door dit verbod, gehele Fravfe provintien tot den bedelzak zouden gebragt worden. Dan zijn ontwerp geen ingang vindende, floeg hij ene belasting voor van 40 rijksdaalders op een. vat wijn en 60 op een vat brandewijn , doch dit vondt even weinig fmaak, en dus kwam van 't een zo min als van 't ander. Die anderzins zo lepe Staatsman bedagt op dit ogenblik niet, dat de Franfe waren voor het minst gedeelte tot eigen gebruik van de bewoonders der Verenigde Gewesten dienden, maar meestal om naar elders vervoerd/te worden, en dat deze handel die een der voornaamfte bronnen van Hollands welvaart en 'rijkdom pleeg uit te, maken, eenmaal getopt zijnde, zig noodwendig elders zou ontlasten, In  BEUNINGEN. (KOENRAAD vak) ,7 In 1570 begonnen zig zodanige duistere wolken bijeen te pakken , en aan de kimmen van Neerlands flaatsbemel te vertonen, dat men bedugt wierdt het onweder te zullen zien losbarden , 't welke voor lange door van Beuningen gevreesd was. Inzonderheid was men bedugt, dat Frankrijk en Enge■ land zouden famenfpannen, om de Republijk in haar verderf te Horten. Ten einde dit, zo mogelijk te ontduiken, befloot men tot het doen van verfcheiden bezendingen; van Beuningen, als toen Oud-Burgemeester van Amfieidam, wierdt naar Engeland gezonden, welke hem in dezen tijd zo veel te liever tot dien post verkozen, om dat hij onder het getal der braaffle . en eerlijkfle Regenten van het gemenebest wierdt gerekend en altoos de maatregelen hadt gevolgd die de Witt omhe's'de fchoon men 'er vindt die verzekeren, dat deez' Staatsman zmts enigen tijd een ander doorzigt in de zaken hadt gekre gen, en daar door meer genegen was geworden, dan wel vooiheen, om tot de bevordering van den Prins van Oranje mede te werken; zulks fchijnt zig ook volkomen te ontwikkelen en te bewaarheden, uit enen brief van den Engeifen Ambasfadeur Wiu.iam Temple in 's Rage gefchreven den 20 aexj r67o, aan den Grave van Arlington. Deze Gezant die van Beuningen door ene dagelijkfe verkering van nabij kende, en zijn karakter befhidcerd hadt, drukt zig in deze bewoordingen over hem uit: „ Als gij van Beun,ngen ont„ moet, zult gij niets in hem ontwaar worden, dat dn Haat „ is de achting die gij voor hem hebt, te kunnen verminde„ ren; dan alleen zal het u Horen, dat hij meer geneigdheid » heefc 0111 zeIve» te fe'fen dan anderen te horen, en dat bij door rijkheid van denkbeelden fomtijds tot vervelens toe „ over een en de zelvde zaak redeneert; dit zegge ik u bij ,„ voorraad, ten einde gij u niet laat voorinnemen, zonder „ hem m den grond te kennen. Ik heb hem verwittigd, dat ,i gy geenzmts gediend zij6 met menfehen, die zulk een ruim „ gebruik van woorden maken. Gij zult voor 't overige ont- ' „ waar worden, dat hij een eerlijk man is, die in 't begrip „ Haat, dat het geluk van zijn vaderland nauw verknogt is lil. Deel. g  af BEUNINGEN, ('KOENRAAD. van) £ aan de verbonden met den Koning gefloten; en ik ben van Hg denkbeeld ^ dat hij ook om den Prins van Okanje, w«»r belangen hij met veel ijver begmpgd, met vriendelijkheid ver„ diend ten Hove ontvangen te worden. Wat zijnen omgang hetrefl, gij zult hem beleefd en wellevend vinden; en in „ genen dele zal hij uw zoeken te dwingen, om zijne voor- ftellen goed te keuren ; geenzints, hij zal u zijne denk- beelden en dc redenen daar voor betogen, en als dan verre s, van \i te willen noodzaken om daar een goedkeurend ant,. woord op te geven, zijn vertoog befluiten, met de betui- ging, dat gij meester zijt zodanig te handelen , als gij zult l, goedvinden; dat de Staten zeer- gaarne de middelen zullen „ omhelzen, die de Koning zal voorflaan; en dat zij altoos, bereidwillg met gemeen overleg werkzaam zullen zijn, ten aanzien van alle de zaken die onze naburen betreffen." Verders hadt van Beuningen ook last, om den Koning van En^dvid te bewegen, tot de vervulling van het drievoudig verbond, waar ip hij voor ettelijke jaren, met den Staat berievens Zweden getreden was; wijders moest hij den Koning pok zoeken over te halen, om met vereende kragten, die van Algiers, Tunis en Tripoli, door geweld van gapenen te keer te gaan. Deze laatfte voorflag was naar alle waarfchijnlijkheid een gevolg van zeker ontwerp door onzen fchranderen Staats, jnan gevormd; hij hadt namentlijk beweerd, dat ten einde de, Algerijnen uit te roeijen, de Levantje Koopvaarders rijkelijk moesten voorzien worden van manfehap en gefchut, dat ze gezamer.tbïk onder een fterk convoij moesten varen, en de haven van Algiers gedurende den tijd van een jaar gefloten houden» Door het gerflf middel, dagt hij deze roofgasten van bu't, hun gr.jg vpgdzel te verfieken; door het twede de ftad uit te hongeren , en tot overgaaf te noodzaken. Dan van Beuningei? verfpilde zijnen arbeid te vergeefs, om den Koning van Enge, fa4 over te halen, tot onderhouding van l et drievoudig ver* hond; en hij meende piet onduidelijk te beipeuren, dat Ka, juhl pc II, en Lodewyk de XIV, zig onderling verftonden? tok keerde hij kort hier cp naar Hollend te rug, Hei  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) j9 Het jaar 1672, dat zo rampfpoedig was voor ons vaderland, bevestigde de argwaan van onzen Amfteldamfen Burgemeester, „ die hij al lang tegens den Franfen Koning hadt opgevat. Het j's hier de plaats niet om. te melden, welk enen fpoedigen voortgang de Franfe wapenen in ons Gemenebest maakte, en welk enen fchiïk en benauwdheid zulks bij de meeste inwoners veroirzaakte. Na dat Lodewyk de XIV, zig van een goed gedeelte der Republijk hadt meester gemaakt, trad men in onderhandeling met hem, doch de voorflagen aan hem door Pieter de Groot, Penfionaris van Rotterdam, als afgezondenen der algemene Staten gedaan, ftrekten weinig tot genoegen van fommige leden van Holland, met name die van Amfieidam, Van Beuningen 'voerde in hunnen name het woord ter Staatsvergadering, en wist door ene welbefpraakte redevoering, met klemmende reden bekleed, zo veel uit te werken, dat zodanige leden, die voor de handeling geltemd hadden, van hun denkbeeld te rug kwamen, en het gevoelen van Amfieidam goedkeurden. Onder anderen betoogde hij 5 „ dat de aanbie„ ding der Generaliteit .--landen, door de Groot, aan Frankrijk „ gedaan, zeer aanflotelijk was voor Spanje; dat men ook „ Breda en. Berger.opzoom, niet kon o\ ergeven in weerwil van 0 den I'rinfe, wienmen, noodwendig kennis moest geven „ van alles wat 'er gehandeld werdt. Dat men, daarenboven „ geld .uitgeloofd hadt, buiten bewilliging der.andeie Gewes„ ten en van Amfieidam. Dat men, met een woord, meer „ uitgeboden hadt, dan men magtig was te volbrengen. Dat „ de Groot die dit uitbod gedaan hadt, niet wederom naar j, den Koning van Frankrijk keren; maar dat men zig op zijne „ ongereedheid , onpasfelijkheid of duizend andere verhinde„ ringen, verontfchuldigen moest. Dat 'er, ged.rende de ., handeling, twef voorname perfonen uit Engeland hier ge„ kernen waren; dat de Prins van Oranje ook middelerwijl, „ tot Stadhouder was aangefteld; die niet alleen bij den Ko„ ning, maar ook bij de Gemeente van Engeland bemind „ was, en wien de Engeifen om zijne verwagting van de « kroon, niet zouden durven bedriegen. Dat zij ook niet 'B 2 , „ moes-  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) moesten veronderfteld worden, te zullen handelen tegea hun eigen belang; dat zij geraden hadden, dat 3s Land» w vloot zig van de Engelfi kusten onthielde; dat zij nog iets „ gezegd hadden, dat geheim blijven moest; dat zij zo hij ge3^ loofde, goede oogmerken hadden, en openingen hadden ge4, daan, die Frankrijk zeer kwalijk nemen zou, als hij ze wist; 3Jl dat de Prins van Oranje reeds gemagtigd was, oin met En* M geland te handelen, en dat men door middel van zijns M Hoogheid en de Engeifen ook met Frankrijk handelen konj „ dat men de rust in de Gewesten, met name in Zeeland niet kon bewaren, zo men niet door den Prinie handelde; dat v be Groot zeer vsrdagt was bij de Gemeente, en gehan? n deld hadt op enen voet, die van de tegenwoordige hando„ ling verfehiïde, hebbende de Engeifen aangeboden te be„ proeven, of zij met Frankrijk fluiten konden, op minder 3, voorwaarden, dan reeds waren voorgeflagen 5 dat de Groot hierom niet gevoeglijk zou kunnen voortgaan mat handelen; u dat de Gewesten zig ook tegen zijn vertrek naar den Kc* ning van Frankrjk hadden verklaard; dat men den Prins ?; met de handeling behoorde te laten geworden, hem be„ dankende, dat hij de zaken reeds zo verre gebragt hadt; „ dat de leden, te voren uit verbaasdheid en angst, een be-> „ fluit genomen hadden, welk men bedaard zijnde, behoorde te veiandeien. 't Slot was, dat naar 't gevoelen van Amr fieldam, van GeNd bij den Koning van Frankrijk blijven moest! c'at m^n BE Groot niet moest laten keren; dat men $ met Frankrijk niet dan van wege alle de Gewesten hafldp» v ]en moesti doch de handeling geheellijk laten aan den Prinfp J( en de Engeifen." W°nder was het om te zien, hoe fpoe? dig alle de Staats-Ieden dit advijs van van Beuningen toejuigr ten, §n zig bij de item van Amfieidam voegden; 't welk dan pok ten gevolge hadt, dat men de handeling overliet aan do Enaclfen benevens Willem den III, die onlangs tot de waar? djgheden van zijne voorzaten, door ene genoegzame eenparige kreet waa verheven, Van Beuningen was nevens genoemden Pïinfs ft* de Horen VSftXSÖm W GpcxiNgA, koit te voren ge-  js3ünïnöën. {KÖSNRAAÜ êï gétnagtigd, om met Buckïngham ën Arlington , Ëngftfe Gè* zanten, in onderhandeling te treden, ten einde ene öfrefeftvü én défenfivè alliantie met Engeland te fluiten. De Engdjt Gê* zanten Van 's Hage naar Èrusfei vertrokken pijnde, wierdt VA» fcfiüNiKGèï» door dé Staten bok derwaarts gezonden , om hadeï hiet hun tè handelen; doch een ert andermaal met hüh in gê» fprek geweest zijnde, befpéurde Mj wei ras-, dat 'er wéihïg gegrondè hope was, om van dien kant te flageö'i 't welk hem ook bewoog fpcedig haar *t Hage te rug te keren; de Staten berigtènde, dat 'er met handelen niets anders dan tijd te wirt* inén was-. Uit hét 'hiel- 'boven 'betoogde door van BeuningéN fe? Staatsvergadering van Holland gedaan , weidt het döor ön's ge* fopperde vermoeden bekragtigd, dat hij in deze tijd des Stadltofr ders partij was toegedaan, en zidks wordt nog te mêer bevis* figd, wanneer men in aanmerking neemt, dat hij isog ifl dit zelvde jaar, benévèns JqAn Hodde, bidten den tijd -der gèwo< ïiè verandering, dóór den Prinfe tot Burgemeesters in pl-aatg Van Reinst en van de Poll wïerd aangeffeld. De vernielende rampen des dorlogs die het Gêtaënèbeït 'ftj ï'674 nog zo knellend drukte, deden de algemene Statén <6p (Stoffige middèfén bedagt zijn, bm ware 't mogelijk de vïê& tè hetficOcn, waar toe de weg 'énigzins gebaand fchêeih 'döö? dén onlangs gèfiotenèn vréde Van den Staat met Engeland, én daï Frankrijk de bemiddeling van die kroon hadt aangenomen Men zondt dèrhalven een gezantfchap naar Engeland, 'Waai' ïöê Burgemeester van Beuningen, benevens- de Herefl Va» TJECii van Haren Wiérdén benoemd -, die is X Matst vari tófi} tè Londen aankwamen. Terwijl dit gezantfchap zig aldaar bê* vondt, béfloten de Staten van Gelderland^ de» PiMe VAS OrAnjé en deszelvs nakomelingen, het oppergezag Ove* h&H 'Gewest aan te bieden, onder deto tijtel van Hertog W tk'lèt én Grave van Ztitpten*, fommigen willen, p 't horön Van déze iniarö zoude gezegd hebben X ,> tfaï *fè n vrijheid Van dén Staat in gevaar was-, zó meft geeft Hpcüt » maakte met het fluiten van den vïêdfe'' * i Va?*  a2 BEUNINGEN. (KOENRAAD van) Van Beuningen fchcon reeds tot hoge jaren geklommen, liet zig egter in 1682 overhalen, om benevens Arnoud van Citters, Raadsheer in den Hogenraad, op nieuw in gezantfchap naar Engeland tej-aan, zijnde het doelwit dezer zending, om den Koning van Engeland, ware het mogelijk deel te doen nemen in het verdrag van Asfociatie, onlangs tusfen Zweden en de Republijk gefloten. Doch deze handeling .iep vrugteloos af, en men befpéurde ten duidelijkften, dat Engeland met Frankrijk heulde en den Staten ongene0en was. Men zogt dit wel door ftaatkundige ftrcken te bewimpelen, doch nutteloos voor het doordiingend cog van den fch'^rpzienden van Beuningen, die uit Londen aan de.Regering vm.Jmfteldam fchreef: „ dat men geen ftaat kon maken op de trouwe of bijftand van „ Engeland, dootdien dat Hof nog ten enemalen in de Frafe „ belangens ftondt; dat de verdeeldheid tusfen de Hof- en „ Volkpartij zo groot was, dat hij niet geloofde, dat ze in zo „ verre zou kunnen weggenomen worden ; dat de Koning „ moeds genoeg zou hebben, zig in een verbond te begeven, „ dat hem in enen oorlog zou kunnen wikkelen " Na nog enigen tijd te Londen getoefd te hebben, wierdt hij in 't begin van 1683 door zijne Meesters uit Engeland terug ontboden. Niet lang na zijne terugkomst in Holland, wierdt ter Staatsvergadering van dat gewest in overweging genomen, of het niet rtodig ware zonder uitftel de landmagt van den Staat te vermeerderen en daar toe 16000 man aan te werven. De Edelen en meeste Steden bewilligden hier in, tot groot genoegen van den Prins van Oranje, op wiens aandrang een ontwerp daar toe door den Raad van Staten was gevormd. Delft vorderde eenparigheid; doch Amlleldam was weigerig, oirdelende de Vrcedfchap dezer ftad, dat de bekrompene ftaat va» 's lands geldmiddelen niet gedoogde, dat men zig op nieuw in enen oorlog inwikkelde. De Afgevaardigden dezer ftad, deden op 't verzoek der Staatsvergaderinge, meer dan enen keer naar huis, om nieuwen last, doch de Vroedfchap bleef onverzettelijk. In dezen toeftand van zaken , leverde de Fra-ft Afgezant d'Avaux het gefchrift over, waar bij hij verklaarde, / dat  B2ÜNÏNÜËN-. '(KOENRAAD ViS.) M flat dè Koning zig mèt an'èrc plaatsen, in fte.ie vin Luxemburg zou la.êii genoden, en deze 'aanb eiing ftrekté) toirt ■Amflddm te fter.ten in hare mening* Ten 'zelvden tijde kn-ani 'de zztï van de werving wederom Op het tapijt ter Vergade-irin'ge van Hollad; en toen verklaarden de Afgevaardigden V'aS -Amfieidam-, die zeven in 'geta'e ter dagvaart gezondên waiteni V, da zij de werving moes.en blijven afilemmen, vooral) 'oiri ), dat Frankrijk onlangs, voorflagen tot een vergelijk gedaan 5, hadt, die Sptnje behoorde te ó.nhelzen-, alzo dit Rijk en dèzén Staat niét rnagtig ware.i om den 'oorlog'te voeien tegels „ Frankrijk. Be ere voorwaarden te zullen konnen bedingen-, na dat mén de wapenen zou opgenomen hebben, 'Was büi-„ 'ten 'alie 'waanchynlijkheid; de uitflag 'des krijgs geheel öii* „ zeker. De Keurvoiiten van Beèjcren 'en 'Saxen waren nog v, niet gen e'en in het ge i ene verbond; het Huis van Bruus''è'jk-Lunenbürg, fchoon hot 'onderftandgei.len getrokken hadt $ van Spanje-, hadt nog niet konnen bewogen wórden-, <ófA ., krijgsvolk te zenden naar de Spaanfe Nederlanden. De Réi» zér hadt 'de handen vol weiks met den Turkfen oorlog', dg -„ Duitje Vorften nnesten hem* in den zei ven bijitaan. 'sLands 'vloot was tè rug gekeeid van Gotlienburg-, zonder dat Zwèdett enen man ingefcheept hadt. De Koning van Éngelard Ui!ei; >, Spanje en dezen Sta;t in 't 'ongelijk, en weigerdebijfta.id•„ Spanje zclv voorzag da Nederlanden niet ifr.ar behoren'én zorgde'meer voor de befcher'mmg van Italië-, én andere Oorden. ,, Raadzaam wras 't dus-, dat men flote met Frankrijk-, ën» örtï V, hier'toe tê géraien, den vooifiag Van den Gravé b'A'vaox ■„ in overweging namè.J' De Prins die zig ter-dezer tijd in de vergadeiing van Holland bevoiidt, 'nam dezen voor/kg vaft Amfieidam zo eü el op-, dat hij ziedende van gramfóhèp, 'vêfklaarde': „ dat de Graav d'Avaux geehè andere taal zou heby, bén konilén voeren-, zo hij hiér tegenwoordig gewéést ware'; y, dat van Beuningen die "t woord gevóèrd hadtv zijn hcovi » kwijt zijn zou> zo men alles ten fcheipd.èn o'ndcrzoèkèS y, 'wildé; dat hij Prins VanOraNj'e, zó veel belang bij 's lisnds M welvaart hadt» als Amfieldum; dat hij zig Vail cBEtó Rad 'nfeï * » 2t!l*  S4 BEUNINGEN. (KOENE AAD van) „ zou laten ringeloren, en veet minder zig nog vlijen naar de „ grilligheden van van Beuningen :" die bij 's Prinfen vrienden, werdt aangezien, als de voorname oirzaak, waarom Amfieidam de werving zo ernftig tegenftemde. Ligt begrijpt men dat door dit gebeurde, merkelijke verwijdering ontftond, tusfen zijn Hoogheid en den Burgemeester; dat nog merkelijk toenam, wanneer op den iö februarij 1Ö84, om dat Amfieidam afzonderlijk gehandeld hadt met den Franfen Gezant d'Avaux, op voorflag van den Prinfe, de papieren dezer ftad in 's Hage verzegeld werden. De tijding hier van ontftelde de Burgemeesters geweldig, inzonderheid van Beuningen, die de meeste kennis hadt van de buitenlandfe zaken, en in 't voorleden jaar als Burgemeester gekoren zijnde, thans als Oud-Burgemeester was aangebleven; waarom hem de handel met d'Avaux, beter dan iemand bekend was; ook hadt hij 'er verfcheiden' brieven over gewisfeld met den Penflonaris Hop, wiens papieren nu ook onder 't zegel lagen; doch zijne en zijner amb'genoten ontfteltenis , fproot gelijk zij naderhand betuigd hebben, geenzints uit enige bewustheid van fchuldj maar enkel om dat zij hunnes eragtens, op ene onhcusfe en onredelijke wijze in 's Hage behandeld waren. Middelerwijl nam de, verwijdering tusfen Amfieidam en den Prins van Oranje, hand over hand toe; laatstgemelde ineen gefprek dat hij met Paolus van Fuchs Gezant van den Keurvorst van Brandenburg, die uit naam van zijnen Meester de Staten en den Prins tot vreedzame gevoelens moest aanmanen, en de ftad Amfieidam in hare mening verfterken, drukte zig onder anderen op deze wijze uit: „ Wat mij betreft, ik ben „ in de tegenfpoeden geboren en opgevoed. De Goddelijke „ gunst heeft mij egter, ondanks de pogingen mijner vijanden, „ herfteld in de waardigheden mijner voorouderen; de zelvde „ gunst zal ook, hoop ik, niet gehengen, dat ik ellendelijk ,, fterve; heeft Gods wijsheid het egter anders over mij be„ floten, ik zal berusten in zijnen wil. Een ding fmert mij „ ten hoogden, dat de Keurvorst, die mij van mijne vroegfte „ jeugd af, als zijnen zoon bemind heeft, en dien ik geëerd „ heb  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) ' if * fi heb als mijnen vader, nu meer fchijrit te hellen over de zij« „ de der Amjieldammeren, die 't zig tot een roem rekenen, al „ wat van mij voorgeflagen wordt, te dwarsbomen. Onzeker is *t, wat uitflag deze binnenlandfe onlusten hebben zul,-, ïen; doch zo de ftad Amfieidam al t'enigen tijde tot beters „ gedagten komen mogt, wil ik egter nimmer iets te doen „ hebben met van Beuningen, van wien ik op 't hoogst be„ ledigd beil." Uit dit gezegde befpeurt men middagklaar den verregaanden haat dien de Prins van Beuningen toedroeg, hem voor de oirzaak houdende van de wederftrevingen, die de ftad Amfteldant tegens zijne ontwerpen aankantte; ook was van Beuningen met onkundig van 't misnoegen, het welk de Stadhouder in 't bijzonder tegen hem, hadt opgevat; ja volgens het berigc' van fommigen, wordt verzekerd, dat hij niet uit Amfieidam durfde gaan , uit vreze dat hij opgeligt en vastgezet zou worden; ook in de ftad zelve hieldt men zig bekommerd over enen vijandelijken aanflag, zo dat de poorten met dubbelde wagten wierden bezet , en het ijs in de graften gebroken, als ware men voor overrompeling bedugt geweest. De inlegering van 5000 man te Naarden, en een gerugt dat de Prins voor hadt om Amfieidam te bombarderen, vermeerderde niet weinig de bekommering; hier kwam nog bij, dat van Beuningen aan de Burgemeesters Hudde en Huydecoper, benevens den Penfionaris Hop hadt bekend gemaakt, dat da Franeker Profesfor Joh. van der Waayen, die gebruikt wierdt om den Prins van Oranje en den Vorst van Nassau Stad- ' houder van Friesland, die onderling twist met malkander hadden gekregen, te verzoenen, hem dien ogtend zijnde den r4 april, kennis hadt gegeven van de middelen, die daar toe van de zijde des Prinfen van Oranje waren aangewend, en die beide in beloften en bedreigingen beftonden, en hoe hij 'er bijgevoegd hadt: „ dat de Prins van Oranje ook het oog „ hadt op Amfieidam;" doch gelijk men weet, werdt'er niets tegen de ftad ondernomen. Het was ook omtrent dezen tijd, dat'er fterke gerugten tieB 5 pen  lp ÈEÜNINGEN. (KOENRAAD van) jpén van een aanflag tegen van EeuniNgen3 leven, en hie* 'toe deden zig zulke waarfchijnelijke gronden op , dat dié Van den Geregte het raadzaam oirdeelden, om,op den Zitten Sipril af te kondigen, dat daar de waarheid van die geMgtöft hun genoegzaam gebleken was, zij ene piamiie van iooo dutatons uitloofden, aan hem die de fchuldigen aanbragt. 'Onder de genen die van dezen aanflag verdagt gehouden werdén* vindt men met namen vermeldt Joan van BAnkhf.m en SA» iiUEL Bosch. Deze 'van Bankhejï! hadt in 1C72 Schepen van 's Hage zijnde, de hand geleend in den moord van de gebroèders de Witt, en was vervolgens door Willem den Lil* tot Badjuw.van V Hage bevorderd; in het waarnemen van deZe bediening, hadt hij zig zo flegt gedragen-, dat hij van Verregaande lchelmftukkm befchu'ldigd -, op bevel van het Hot wierdt gevat, op de Voorpoort gebragt en eerlang gevonmsd tom onthalst te worden; doch zig op den Hogenraad bcoepéii hebbende, ontfnapte hij terwijl het geding aldaar onafgedaan hing-, uït de gevangenis, en week naar AmfieldOih^ alwaar hij op nieuw gevat wierdt, en wederom naar 's Hage op dè voorpoort gevoerd, daar hij na een geruimen tijd gezeten te hebben, overleed. Sam. Bosch> die te Amfteldain woon Jé, was die ftad ontweken en voorts opentlijk ingedaagd, zonder tdat hij egter te voorfchijn kwam. Na veelvuldige pogingen door de Regering van Amfieidam 'aangewend, wierden eindelijk hunne ftads-papieren in 's Hage ontzegeld, en men dagt dat deze ftap de eensgezindheid tusfè'ft haar en den Prins zou herftellen; doch een voorval dat niet lang daar na gebeurde, ftrekt 'ten bewijze-, dat het misnoegen van den Prins tegens Amfieidam en inzonderheid tegei s Van BedningëN riog niet uit den weg geruimd was. De Stadhouder namelijk in 't begin van october 1684, van een buitenplaats niet Verre van Haarlem gelegen-, naar Zoestlijk willende rijden, verkoos zijnen weg, als den naasten, door Amfieidam te nemen; een neef van van Beuningen die den Prins vèrzelde, gaf hier van kènnis aan zijnen oom; de?e verwittigde daar van de andere Burgemeesters, welke beftöten zijne Koog*  BEUNINGEN. (KOENRAAD v«i) m held het middagmaal aan te bieden, dat egter in een collaiha wierdt verwisfeld, doordien men vernam, dat de Prins niet voor 's nademiddags zou aankomen. Op 't verzoek van van Beuningen vergaderde de ganïfe Raad Cp 't ftadshuis • maar wat gebeurt 'er? zijne Hoogheid met vollen ren, van de Nieuwebrug op den Dam komende , nam zijnen' weg digt langs de waag; hier op kwamen de drie Burgemeesters Geelvink, van Beuningen en Hl ypfcoper , fchielijfc eer fhd. huize afgetrede-, en hadden nauwlijks den tijd, de koet? te doen ft. Iftaan; de nodiging van den voorzittenden Burgemees. ter Geelvink aan den Prirfe om enige vervening op 't ftadshuis te nuttigen, wierdt afgewezen, zonder enig blijkbaar tehen van beleefdheid , dan dat hij 't hoofd een weinig voorwaards boog; waar ra hij de kalverftraat in, en voorts ter ftad uit, reedt. Deze trots van Prins Willem, wil men dat de Regering zeer griefde, en dit voorval van Beüningej» bij hun in ongunst bragt, doordien hij hun hadt verzekerd dat zijne Hoogheid enkel met oogmerk kwam, om over de dienftigfte middelen te handelen tot heiftelling van het onderling goed verftand. De verzoening werdt eg-er in het volgende jaar 1685 , tusfen den Prins en Amfitlcam getroffen; doch hoe weinig de Regering zig verder de belagers • 3n van Beuningen aantrok, blijkt, doordien hij n;et eens in bqi verdrag ter dier gelegenheid gefloten, wierdt begrepen. Ee peil van zijn aanzien was te Jmjïeldam merkelijk gedaald, en de Prins bleef even zeer op hem geftóord als te voren. Deze gebeurtenisfen gevoegd bij de klimmende jaren van onzen Staatsman, maakten hein het bewind wars, en bewogen hem met den aanvang van 1686, aan zijne Mede-regenten zijn ontflag als Burgemeester en Raad in de Vroedfchap te verzoeken. Men vindt geen fpoor, dat dit verzoek is ingewilligd: zekerder gaat het, dat van Beuningen zederd dien tijd niet weer tot Burgemeester is aangefteld. Later, namelijk "in ,1686, toen hij reeds zwak van hersfenen was, tiagtte men hem 'e waardigheid van Curator van 's lands Hogefchool te Leijden, welken post hij jaren lang hadt bekleed, te benemen,  BEÜNINÓfert (KOENRAAD van) om 'ei- dén Hete Niklaas Witsén mede te voorzien, aèft wien zulks door den Here BeNtink , uit naam van Willesï ï>eN lil, die toeh reeds Koning vart Engeland was, wierdt Vöorgeflagen; zijnde het inzigt oin dezen tot een hoofd der Voetianen op te werpen, tegen den Here van Bevérningk} die ook Curator was en de Coccejanen beguhiligde; doch niet' tegenftaande 'er eer en voordeel aan deze waardigheid ver* knogt was, en de Koning zelv' bij Witsen aanhieldt om dieti pest te aanvaarden, wees hij zulks egter op ene edelmoedig* Wijze van de haiid, doordien hij begreep, dat het niet met dè billijkheid ftrookte, iemand om ziekte van zijn ambt te ontzetten , en dat het hiet onmooglijk was dat van Beuningen vari fcijne onpasfelijkheid herftelde. In ene van van BeunïngenS gedrukte Zendbrieven, gefchrëVètl den i januarij 1Ó89 > meldt hij, dat hij toen drie ja* fcett van de regeringe ontflagen geWeést was, en zig in diéti tusfentijd met ijver op de Zaken der Oostindife Maatfchappijé hadt toegelegd. Ook hadt hij fterk in de Oostindife actiën ge* handeld, maar met een zeer ongelukkigen uitflag, eh de fchade die hij op dezen handel leedt, verbijsterde zijn vërftaïid» ïn IÖ38 reeds ontvonkten op nieuw bij hem, zijne in de jeugd Zonderlinge gevormde denkbeelden, over het duizendjarig rijk Van Ci-iiustüs , en hij ontwierp nu een gefchrift, waar in hij betoogde, dat het in 't kort zoit worden opgêrigt. Zijne krankzinnigheid trapswijze vermeerderende, liet de Regering toe, dat hij in zijn huis opgefloten en bewaard werdt, daar mert zig van geneesmiddelen bediende» om hem te berftellen. Doch hij beweerde, dat hem niets deerde, en zo wel Zijn lighaanï als ziel in een gezonden toeftand was; ook fiam hij het zeer euvel, dat men hem met geweld een ader geopend hadt. Het Was niet voor hem verholen, dat men hem 't bewind zijner middelen hadt benomen, en zulks door Schepenen, op den 21 oclolier 1688 aan zijne huisvrouwe met bijvoeging van enfge anderen, gedurende dat zijne ongefteldheid zoude voortduren, was opgedragen; dan met dit al, verbeeldde zig de mafl dat hij ne£ rijk was, en zag grote winften te gemoet op zijn3 bi-  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) *d beleende actiën, die hij den armen" der ftad, of den Prinfa van Oranje, tot oirbaar van 't land aanboodt; doch hij be-. klaagde zig dat niemand die wilde aanvaarden, 't welk hij als een wonderwerk aanzag; en hier voor hieldt de ongeluk' kige van Beuningen bijna alles wat ten zijnen aanziene ge» beurde; en onder anderen, dat niemand hem aanfprak of zijne redenen ondorzogt, en dat op zijn kloppen, fchrceuwen en weeklagten bij nagt, geen der buren ten bedde uitgerezen was. Deze en meer andere blijken zijner verbijstering van zinnen, vindt men in zijne eigen gedrukte Brieven, die allen in of kort voor zijnen ongelukkigen tceftand gefchrevcn zijn. Met wat oogmerk, of door wièn dezelve ter persfe zijn be-i zorgd en uitgegeven, vindt ik geen fpoor van; zekerder is het, dat deze ongelukkige Staatsman, nimmer het gebruik van zijn verrtand heeft te rug gekregen; en dat hij op den 20 qo» tober 1693 ftierf, nalatende zijne weduwe Joanna Bartolottï van den Heuvel, waar van geen blijken voorhanden zijn, dat hij kinders bij heeft verwekt. Dat van Beuningen een wel gcoeffend en doorliepen Staatsman is geweest, zal men uit het bovenftaande levensverhaal ontwaar zijn geworden. Zesmalen heeft hj de Burgemeesterlijke waardigheid te Amfieidam bekleed, en is menigvuldig ten dienfte van zijn vaderland in gezantfehappen aan vcrfchillen* de Hoven gebruikt; en fehoon hij meermalen niet gelukkig in het voorgenomen doel van zijne bezendingen gedaagd is, moet men zulks minder aan mangel van bedrevenheid dan aan da zaken waar in hij gebruh.t wierdt, toeschrijven. In de dagalijkfe verkering fchijnt zijn karakter allerbeminnelijkst te zijn geweest, vriendelijk, beleefd en mee waardig, liet hij nimmer énen Burger die hem als Regent kwam raadplegen, ongetroost van hem henen gaan; was hij gedrongen een weigerend antwoord te geven, het ging altoos met zulk een vriendelijkheid en blijken van aandoening verzeld, d3t de vrager, fehoon niet vergenoegd, ten minften geen reden hadt om de gedane weigering aan enige grillen van hem te wijten. Gezellig was hij van aart, bragt gaarne zijne fnipperuren in gezelfchap van kun.-  ■ JO BEÜNINGE.N. (KOENRAAD van) kundige en geleerde mannen door, en wist zig daar ook door zijne, bedrevendheid in velerleije wetenfchappen, te doen gelden; doch als ene fout merkt men' in hem aan, dat hij al te rijk in woorden was, en zig dikwerf daar door meester maakte van de famenfprpking, zonder aan een ander tijt3 te gunnen, zijne tegenwerpingen te kunnen aanvoeren. Ook wijt men hem, dat hij fomrijds te vlug van tong niet zeldzaam de gevoelens van zijn hart openbaarde aan de zulken, daar het beter voor ware gezwegen; de man was eerlijk en gul, dit bragt hem wel eens in het dwalend denkbeeld,.dat ieder even zo dagt als hij, en deedt hem (bmwijlen misilappen begaan, die hem ralerhand berouwden. 'Dat hij een. warm vaderlander was, zal niemand ontkennen, hier van heeft hij veelvuldige blijken gegeven; hij kende geen partijzugt, wanneer de Republijk in gevaar was; zulks toonde hij in het noodlottige jaar 1672, toen die zig als nabij de oever van haren ondergang vertoonde, en niet geied fcheen te kunnen worden, dan door het aanftellen van den Prins van Oranje tot Stadhouder, want toen nam van Beuningen, fehoon de antiftadhouden'aan.e partij toegedaan, alles ter hand wat in zijn vermogen was om 's' Prinfen varheffing te bevorderen. Hij was buitengemeen vlug in zijne antwoorden; wij zullen ons vergenoegen maar een voorbeeld daar van aan te voeren : gedurende zijn gezantfchap in Frankrijk namelijk, vroeg hem de Koningin ■"s daags ria Maria Hemelvaart, of dat feest ook in zijn hotel was gevierd ? dit door. van Beuningen met neen beantwoord zijnde, riep de Vorftinre in verwondering uit: „ hoe is 't „ mogelijk! en dat een feest van de Koningin der Hemelen!" „ jamaar, " antwoordde van Beuningen, „ uwe Majefteit zal „ onbekend zijn, dat ingevolge onze geloofsbelijdenis, het „ Koningrijk der Hemelen, zo min als dat van Frankrijk tot „ 't fpinrokken vervalt." Meer dergelijke fnedige antwoorden van dezen Gezantj ontmoet men in het bij mij gedrukte werk, getij tel d; Land- en Stad-BiUiotheek, beflaande in ene verzameling van belangrijke Gefchiedenisfen, Karakterfchetzen van vwrnams en andere Perzonaadjen, fnedige Gezegdens en Antwoor- denh  BEUNINGEN. (KOENRAAD van) j? ékn, en wetenswaardige Anekdoten; door een Gezelfclap, nder de xinfpreuk utile .dlxci. II. D. bl. 311--313. Het werkje van ■den Burgemeester waar van hier boven wordt gewaaed dat .thans zeer zeldzaam is, heeft dezen zonderlingen tijtel: %l\c tc $ftw "-'nöe ^cbjiften/ Iffebm eenhjen tijb oprcp.elb hrj ïjcii getoefen SSiurgem. C. v. Beuningen cnbc na fijn 'raicn/ en alle menfefirn/ beo? fjet h;er« ftdltn ban het eetitotg aSban^msm/ fonbee ntcnfcfjclpc «itfegi ginscn/ met malfcanbercn te bcrccniscn: en bc teeg te naaneii tot ïjet lansötertoachtc Eijfc <£fetéti «n 3ïarben / in batige tip öcn bij aOc €D?iötcncn/ cn rfebert bij befe facrmacht. SJmfl tee ^Jttfeïlénjpj ban Andries Pieterz. 1589. in 4to. De voorreden aan \ hoofd van dit boeksken geplaatst, kenfehetst niet onduidelijk, dat des Schrijvers hersfenen geroerd waren. Onder andeien wordt daar in gezegd: „ dat het ftuks wijze <*e„ drukt is, en telkens aan alle Kerkenraden, en Predikers „ van alle gezindheden , zo Joden als Christenen te Amftddam „•is uitgedeeld; voorts aan de Theologife faculteiten van de s, voornaamfte Hogefcholen; en ten laatflen aan alle de Oppermagten in Europa, om het door hare Theologanten te £ doen nazien, met bijgaand fchriftelijk verzoek: aan allen V om aan den Schrijver de aangemerkte misdagen bekend te „ maken, teneinde niet te blijven dwalen, ende niemand te „ misleiden, enz." Het werk zelve doorbladerende, zo ontmoet men op ieder bladzijde bewijzen ter bevestiging dat de Man raaskalde. Puffendorf$ de Rebus gestis Feid. Wilhelm. Libr. XVIII. p. 1202. Thurloes, Papers. 'Vol. SI, p. 667. Burnets , Hiftory of his own Time. Vol. t p. 330. Wico/jefqrt, Hifi. des Prov. unies. Livr. VI. p. 353. Livr. VU. p. 412-415. Voyages Hiftor. de l'Ev.rope. Tom V. p. au. . &c, Lettres d'Efirades. Tom. III. p. 383. Negociations du Comtt b'Avaux. Tom. I. p. 347. 350. 352. 378. L. v. Aitzema, Zalen van Staat en Oorl. III. D. bl. 750-752. 760. 795. 865. V. D. bl. 85, 86. 207. 288-292. 577-5S1. 595. 600-603. Holl. Mercurius van 1680.'bl. 160. Joh. de Witt, Brieven. JV.'D. bl. 490. G, van Loon, Nederl. Hjftoriep. III. D. b\.  32 BEURS. (WILLEM) BEUVILLE. (JAKOB de) bl. 18-20. Wagen., Pad. Hifi. XII. D. bl. 130. 268-271! 277. 288. 293. XIII. D. bl. 13. 88. 127. 216. 338. 352. XV. D. bl. 61. 140-143- 186. 203, 204. XVI. D. bl. 45. Wag. , Befclr. van Amfieidam. IV. D. bl. 345. VI. D. bL 129-132. 148. Levensbefchr. van Nederl. Mannen en Vnmven. III. D. bl. 303-333. BEURS (WILLEM), Konstfchilder, wierdt in 1656 te Dordrecht geboren, uit geringe ouders, wezende zijn vader een fchoenlapper. Vroegtijdig werdt Willem op het kleermaken befleld; doch dit handwerk geviel hem niet, hij kreeg lust om een Schilder te worden, en verwisfelde de naald voor het penfeel. In 1671 geraakte hij bij den Schilder Willem van Drillen.iueg, en vorderde -zo fpoedig in de konst, dat hij leeds in 1672 vrij aartige landfchapjcs in den trant van zijnen • meester fchüderde. Vervolgens begaf hij zig iot het fchilderen van pourtvaitten, daar hij ook vrij wel in flaagde; verliet zijn vaderftad, en toog naar Amfieidam, daar hij aan een zilverfmids.dogter trouwde. Beurs zou het ongetwijfFeld verre hebben gebragt, ware het niet dat hij aan zijn tot nu naarfld» ge en ingetogen levenswijze hadt vaarwel gezegd, om zijn meesten tijd in kroegen en kitten door te brengen; dit flor.dig gedrag, 't welk zijn finantiëlen ftaat fchraal maakte, deedt hem Amfieidam verlaten en te Grol gaan wonen, alwaar hij zig aan 't bloemfchikleien begaf, en zig verder geneerde om aan de jeugd onderwijs in de tekenkonst te geven. Hier fchreef hij ook een werkje, onder de tijtel van: gjcore IBercïb in 't hlein gefcfniberb; ïjanbefcnbc ober öe bcrmciuun* gen en bchanbelen let «©Ijjucrtoen / gcbniftt in 1692. De tijd vau zijn overlijden is mij niet gebleken. ■ . A. HoubraKen, Schouwb. der Schilders. III. D. bl. 355, J. C. Weyer■jhan, Ned. Konstfchilders.,111. D. bl. 188. BEUVILLE (JAKOB de), Jefuit, geboren in het graav fchap Artois, leefde in het laatfte gedeelte van de vorige eeuw, en was geen onberoemd Digter. Hij heeft uitgegeven:  ÏEVEREN. BÈVEREN. (ABRAHAM de) (JAKOB) 33 ven: Spimis Carrnëê. (de Kanarievogel); Atrebati, Pï;il. Cokï«u. in zpno. dat dus aanvangt: Ouz ftudia 0 mores, Spinis qui cultus alendir. Et quas, duin acties animi, formentur ad artes, Hinc cmer'e eft animus. Vos 6 prafentia votum Numina, Cijïalks penüus recludiie fontei A'que meo tenues xerfu date vincere lufus. £fV. Het is een Leerdigt of oude: wijzend digtituk , opgedrage» aan S. Vaast, Pl0voost van St. Micüel bij Arras. Pa- Quot, Mem. litter. Tom. XII. p. j.08, 109. BEVEREN, is de naan van een oud en aanzienlijk Nederlands gelagt , 't welk inzonderheid in Zuidholland gebloeit heef , en net alleen vele voorname Regenten, waar onder Mannen van grote kunde, heeft opgeleverd; maar ook verfcheidene Kerkleraars van naam, waar van wij hier eenigen der voornaamïlen laten volgen. Men vindt hier van een uitgebreide geflastltjSt bij M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, hl. 951-978. BEVEREN (ABRAHAM de), Heer van Baraldreck, was een zoon van Kornelis de Beveren en Alida van Baren^jrecht, is geboren te Dordrecht in 1604, was aldaar Schout in 't jaar 1631, en Burgemeester in 1643, 1644, ifl5o en iöör, voorts Cecommitteerde in hun Hoog Mogenden vergadering enz. In 1629 trouwde hij met Susanna de Velake, die binn. n rt jaar kinderloos fbierf, als wanneer hij hertrouwde met Elizabeth Ruysch. Hij ftierf kinderloos den 25 auguscus 1663, kou na zijne terugkomst van een gezantfchap naar den Bisfchop van Munfter. Wagen., Fad. Hifi. XIII. D. hl. 82. BEVEREN (JAKOB de) , mede een zoon van Kornelis ï>e Beveren en Alida van Barendrecut , wierdt geboien te Dordrecht den 27 junij 1612. Hij is Schout van Dcrdreck geweest van 1643 tot 16'2; voorts Burgemeester aldaar, in de jaien 1663, 1670 en 1671; Dijkgraav van den Alblasferwaard lil. Dfi£t. C m  n beveren, qomm m) 0i Watergraav van de .Nederwaarts Hij trouwde in- 'e jaa£s 163.7 met Johanna de. Witt „ dogter. van den Burgemeester Johan de. Wii't ; bij. wie hij. twee. dogters heeft verwekt; de-ondfte Alida, gehuwd aan Kornelis- Pomfe van. Meerder«mokc* Beezwn Hendrik-Ido-ambagt, Schout en Oudraad van Dordrecht, benevens Raad en Rentemeester, van Zuidholland. De jongfie Lydia, is getrouwd geweest met Niklaas van der? Duseen,. eerst. Secretaris, van- Dordrecht, naderhand Bailjuw en Diikgraav van Strijdt.. M.. Balen, Befchr.ijv. van Dtrdn mjyoegz.. bL zx- , BEVEREN (JOHAN de) , twed'e- zoon van Kornelis de S^veren en KristinaPïls , wierdt geboren den zo julij 1Ö26. Hij begaf zig van der jeugd.af aan in den krijgsdienst, en ts-ierdUen 3. december 1664 Kollonel van de mfanterij,. en 00- den 23 junij 1672, Kommandeur van Geertruidenberg en onderhorige forten; hij. trouwde, den 24 december 1649 me6 Maria Zweerts de Weert , dogter van David Zweerts de. Weert, voorzittend Schepen van *s Hertogenbosch, en Hester Voogd. Hij ftierf den 6 feptember 1673, den roem nalatende, van een dapper krijgsman geweest te zijn, zij volgde, hem 31 jaren later," namelijk op den 17 februari} 1711, en zijn bei» de bij elkander begraven in de Beverens: Kapel te Dordrecht.. Zij hebben elf kinderen te zamen verwekt, als:- X. KristiKi, geboren den ir april 1651, ftierf ongehuwd, den 22 fefauarij 1710. 2. Tester, geboren den 20 maart 1654, trouwde met Johan Colyar , Major onder het regiment Schotten van den Kollonel Mackay, zijnde een zoon van Justinus Colyar, Ambasfadeur van dezen Staat aan het Turkfe Hof. In den veldflag van Sc. Denijs op den 12 augustus 1678 wierdt hij doodgéfchotep, naar Dordrecht gevoerd, en aldaar in de Beverens Kapel begraven, geene kinderen nalatende. 3- Kos.KELis, wierdt geboren den 20 maart 1654; was Luitenant van de infauterie , en fneuvelde gedurende het beleg van de ftad Gravt den 17 oftober 1674- 'f Ivstiha Elizabeth, geb nenden 12 december 165J» huwde den jgmeij 1680 met Je-  BEVEREN. (JOHAN SIRIACOFS de} $ Johan van BmmnxÉzm; Kapitein onder de infanterie ten d,enite ezer landen. Op den 3 augustus r6p2 wderdt hij in de batai je- van Steer.kerke door een korel in de borst gewond endoorde vijandelijke ruiterij vertreden, hebbende uren nimmer zijn hjk weder kunnen vinden. 5. David , geboren den 21 feptember 1656; ftierf n T- ba,. •• jïpntta r, J febiuaru 1660. 6. EW *»tu Geekthuid, geboren den er maait x66i. 7. Michiel geboren den so maart getrouwd den 2Ö juli I?o5 " er ST de be™5 wcdlwe van johan aJr 8.7S Zn T'8 Tdcn 19 meij 1607; ge:t™ * maai I0?o. 9. M.«IA, geboren den 2? junij l6c9; ^ ven de„ rO.emarij 1Jo6. , Johanna MaJ , geb rfderi 20 feptember ^ „. Johan Da™, geboren den .8 anrtf «W, was Lt. Kollonel an de infanterie, en is ongehuwd te Oostende overleden in m6 Medeged. Berigtel. BEVEREN (JOHAN SIRIACOFS DEj, Hoogleraar in deWijsbegeerte te fs geboren omtrent het jaar i5I< zeer Waarfchijnlijk in het dom Btoüi r» w W 1*t , , , i' m Henegouwen. De lage fc olen doorlopen zijnde, gl„g hij naar Wi in de wijsbegeerte ftuderen, waar in bij zo wel Haagde, dat hij in 536 me ^e^eöring den eerften p%'behaalde vervolgens leide hij zig oP de Godgeleerdheid toe, en wierdt in X540 beroepen als Hoogleraar in de philotopnie te ij. welken post hij gedurende het tijdvak van z3 aren, n^rien «n rjver tot op zijn dood toe vervulde^welke w| op d o november xoo3, flegte den ouderdom van 48 jaren bereikt hebbende, en den roem nalatende, van een groet wijs-- r en een geleerd^ te zijn geweest. Onder zijn afbeeld«1, dat zo wel bij Mra^us a's Foppens wordt gevonden, leest men dit vierregelig vers van J. Fontanus : Dm Sophiam illuftras, & inanlz, Bevere, peilis Somma, fis promuscondus Arifioulis. Nunc cxlos colis, Q> qms rerm hic dicere causfas Non poteras, plenis inde vides ÓcuUsi Sfa zijn deod, hebben zijne leerlingen uitgegeven : & Aki$S C 2 & i  |$ BEVEREN. ( KORNELIS de) fBTE.tïl, Stitgiritcs, Phllrfophortm omnium pr'ncipis, de relvs Nd* tiiraltjsti;. l'bros, Ireyis ac dilucidus Comwentarius, ex quotidiantt fl&teitigiibu.' D- Joannis Beveri, ordinarii ac celeberrimi quondam. in Ac wend* Lovanierfi Plnlajophiee Profeforis, quoruniam Discipulonvi ejys fiudio atque incufltia exceptus, ac mme recens luceiu. editust Lomiii Bartuol.. Gravtvs , 15,77. in folie. --*-> Piogx Belgka, p, 131, 132. Sanderi , Flandria %U \\\flr,. ed. trft, Nicoi.. VïRNL-laji, Academia Loran., uit. ed. p. ï6i, Sweertu, Atlien.. Belg. p. 397. Val. Ande. , Bibl. Belg.. v», 460. J, F. Foppens-, B 'M.. Belg. p. 5,80.. Pacbo.t, iiemoites. litter Tom. XVI, p- 147 -150. BEVEREN (KORNELIS de) , oudfte zoon van Peter de EgVSVSN en Aleip Muis van, Holt, wierdt geboren in 1524 ; is in 't jaar 1572, de eerfie Gereformeerde Bergemeester te l&ysimh geweest, en bij floot als Raad benevens de Gildens §p den 23 junij van dit jaar, een verdrag me: den Gionir.gerEdelman, Bartl'El Entes van Menïiieda, waar bij de i'ad ?an fee' lettier van den Piins van Oranje wïerd: overgegeven , en de Hertog van Alva, voor vijand verk'aaid. Tweemalen is bij wegens zijne geboorteftad naar Prins, Willem den ï, tot Delft gezonden; ook was hij in 1578 tege.nswoordig t-ij liet fluiten dev Pacificatie van Gent; en in 't jaar 1580, weidt Mj aangeflejd tot Raad van voornoemden Prinfe, als mede tol lid van den Landraad, Hij huwde in t jaar 1548 met Maria Vanpb Vai-R, dogter van Gysrert van de Valk, Kastelein van Lfierdim en Acquoi^ bij wie hij zeven kinderen heeft verwekt» Hij ftierf zeer onverwagt, den 27 janeaiij 1586, op het . Stadhuis in bezigheid zijnde. Men vindt zijn afbeeldzel ü\ ■J4ATIH, Balen, met dit onderfchrift; HANG LAUDEM FERAM, Dit: was een 8UU van Staat, die ijvrend voor 't Gemeent' Dorst Atv a's «érannij manhaftig tegen treen, meeater aan 't gebouw- dei' vtiigevogten Steden, Die WnAKM diende al? Raad in 's Lants bouvallighed^n.  BEVEREN. (KORISTEN ï*) 5? Den eerfien Borgeneer van Hollands terfte Mt Na dat den Batavier het d wanggeioof ver radtv ' Dte iierveude, den £ee« op \ Rtadhtas beft gegeven, Waar eindigt «|k ten Man i'oemwaardigcr het teven? Men vindt van on.en Korneus getuigd, dat hij eea ; en verv^,gtwas, ecn warm 842-844. *8c o;o. Wagen. , *« fl£ Vfc & ^"f , ?fVfÉN CKORNËLJS de), Heer van fffe cn Emerentia van ne.v Kim»» -j ~ 'r Lr rcnr te-i ' S*b°*B td in t jaa, 1.501-. Hu is geweest tweemale* B^g^^ y flj luua. fa l6?1 werdt i,j als buitengewoon A^^rS Htmarkm en Hamburg; eezoi den cn in hpf . . b 6T'7« cn in »et voorjaar Van t£a| ËL'S1?* °m K°ning to MN ïï ^r nieuw ™ bond ce fluiten, en over 't Ruk der HaringWsferij daar SL over ontRaan was, te bandelen-; doch de^e bei Z Z Vrugtelcos af. Ook is hij meermalen ö^pfiffiS ■geweest de Staten van Holland, m lid m van hun Hoog Mogenden, voorts Guator v-an M fa ,035 werdt hij door Lobewvk den i |£ mg van Frarfyjjk, tot de waardigheid van Ridder vtbev** en aan hemt,™ van adeldom verleend. llrj is ge»i geweest, met Kr,,tina pyl> ^ vab ^ ^325 •ha^eujk 5 zoons en 0 degters heeft verwekt, \ U 6* Ï"L^ T bk 905. Wagen, &JfiM, XI. D. bl. 260. G. v. Loon, Md. Hifiorkp. JJ, D. bl, fcft, BEVEREN rKORNELJS de), Heer van ^^,n de tfeft is gfebbrèfi tn bet jr.ar a534, th VdS ,1e ^ ^ van Kornelis de Eeveren en Khïstina FyI. Hij K BMré Dtjl graav geweest van de Oud Raad SCrSjt» ta  38 BEVEREN. (LAMBERTUS de) (MICIIIEL) Dordrecht, als mede Muntmeester generaal der Verenigde Nederlanden. Hij ram ter vrouwe Adriana van Wouw, dogter van Ernst van Wouw , Ontvanger van de Sociëteit in 's Hoge en van Euzabetii van Beaumont, bij wien hij diie kinderen heeft verwekt. M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 973-; 1 BEVEREN (LAMBERTUS, de) , was een zoon van Theodorus de Beveren, Predikant te Tilburg, en ene dogter van den bekenden Gefchiedfchrijver LaMiüïRtus van den Bosch, naar wier. de jongeling werdt genoemd. Het fchijnt dat Lambertus zijnen akademifchen loop te Grbningen heeft volbragt. Zijn>eerfte beroep was te Nbordhorn in het Westerhvartier van genoemde provintie; vervolgens heeft hij te Meppel geitaan, en laatftelijk te Hoorn, alwaar hij is overleden den 28 januarij 1742. Tweemalen is Lambertus getrouwd geweest, bij zijn eerfte vrouw Katrina Stegnerus , dogter van Anth. Stegnerus- Predikant te Groningen, heeft bi] een' zoon en twee dogters verwekt. De tweede die ene dogter was van den Advokaat Feltman te Groningen, heeft hem overleeft; hier huwde hij mede, toen hij nog Predikant te Noordhorn was; en heeft bij haar een' zoon verwekt, die den naam van zij e moeder heeft aangenomen, en Theodorus Feltman de Beveren is genaamd, waar van hier onder nader. Lambertus heeft zig beroemd gemaakt door zijne fchriften, welke door zodanige menfchen, welke in dien fmaak vallen, hogelijk geroemd worden; de voornaamilen zijn: <23eïufe5aïifj= dhcib ban een ©oln toiens? «3ob Öc ïjecre i$. ï|oo|n 1725- in 8bc J- Bunjan, CtjnjStcnj? rci$e naar bc «ëeutoigfieib/ met aantrïicningen ban tüKcn 3£craar <£jan. 1729. in 8bo. > G. Vrolikhert, Flisjtngfche Kerkhemel, bl. 257. Boekz. 1742. a. bl. 215. BEVEREN (MICHIEL de) , zoon van Pieter de Bevereiï en Aleid Muys van Holy, is meermalen Burgemeester van Dordrecht geweest, benevens Raad en Rentemeester generaal van Zuidholhnd. Hij trouwde mee Adriana Oem, ene dogter va»  &EYEREN. (PiE'fER de) (THEüDORüS) yp fan Jakob Oem, Burgemeester te Dordrecht, en verwekte ;bij haar ene 'dogter; en ftierf in :i554. M. 'Balen, fèe- Jclirijv. van'Dordrecht, bl. 958. BEVEREN (PIETER de) , zoon van Willem de BevëreK in 's Hage, en den 29 maart 1552 Gedeputeer ie naar Brusfel. * ■Hij is tweemalen getrouwd geweest-, zijn 'eerfte vrouw, was 'Aleid MuysvahHoly. bij welke hij vijf zoons heeP verwekt.; ;en die in K38 'ftieif; 'voor de 'tweedemaal 'trouwde hij 3n 254.1, met Engelherta van de Linde, welke kinderloos'in 3553 ftierf, en Pieter'volgde een 'jaar later. M. B a¬ ssen, Béfchrijv. van Dordrecht, bl. 957. BEVEREN (THEODORUS FELTMAN de), een zoon ■*van Lambertus de Bevren 'en ;Soi>hia Tiieodora Feltman, is geboien te 'Noordhom in de provintie van'Groi''iiigm,'dcn^ ■novemuer 1706. Door de opvolgende beroepen van zijnen •vader naar Meppol en Hoorn, heeft hij aan de fcholen van «die beide plaatzen zijne 'eerfte letteroefeningen 'verrigt, clie •ihij met ongemene vlijt en -fpoed doorliep; waar na hij 'nog «enigen tijd te -Hoorn 'verbleef, en iesfen in de letterkunde., 'wijsbegeerte en godgeleerdheid'ontving,'zo dat hij ter degen toegerust en bekwaam-, dn '1724 naar het Hogefchool vairGro'ningeh vertrok, ' men van 't blokhuis en flag tegen die van Utrecht; alwaar hij zig Van enige Hollanders verlaten, zeer manhaftig gedroeg. Hij is getrouwd geweest met Maria van Bakel, dogter van Niklaas van Bakel, Burgemeester te Dordreclw, bij wien hij vijf kinderen heeft verwekt, en hij is in 1514 overleden» »'. 11 ■ ■ M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 955-. BEVEREN (WILLEM de), zoon van Kornelis de Beveren en Maria van de Valk, dogter van Gvsbert van de Valk. Hij wierdt geboren den 4 december 1556, en den 4 ïeptember 1593 verlijd met de heerlijkheid Streveishoek. Vijfsmalen is hij Burgemeester geweest van Dordrecht, voorts Raad ■en Rentemeester generaal van. Zuidholland; meermalen gedeputeerd geweest in de Vergadering van hun Hoog Mogenden en den Raad van- Staten. Ook is hij benevens Prins MaurIts als Raad te velde geweest, en heeft verfcheidene veldllagen en belegeringen bijgewoond. Toen genoemde Prins in 1618 de veranderingen in dc ftadsregeringen maakte, kwam hij ook'te Dordrecht, met voornemen, zo getuigd wordt, om elf Vroedfchappen af te zetten, waar onder zig ook onze Willem be ■ vondt; doch de Schout Muis van Holy wist zulks voor te komen-, onder anderen betogende': „ dat de Wethouders te „ Dordrecht, aan eikanderen door huwelijken en bloedver„ wantfchap nauw verknogt waren, waarom het ongelijk van „ enigen, allen treffen zou." De Beveren trouwde den 28 feptembcr 1582, met Emerentia van denEynde, dogter van den Thefaurier generaal Karel van den Eynde en Mabelia 'Kool, bij wien hij agt kinderen heeft verwekt; zijnde den 18 julij 1631 overleden. —— M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 961- Wagen., Vad. Hifi. X. D. bl. 281, BEVEREN (WILLEM de) , zoon van Kornelis de BeveïtEN en Kristina Pyl, is geboren den 12 november 1624:; was Heer van Streveishoek, Raad en Rentmeester generaal van Zuidholland, mitsgaders Baifjuw en Djjkgraav van den lande wan  BEVERLAND. (HADRIANUS) 4? iran Strijen. Hij is • meermalen ter dagvaart afgezonden, al? mede lid geweest der vergadering van hu>- Hoog enden; in 1651 is hij a:s* Ambasfadeur extraordinair naar Engeland geweest, en in 1672 tot die zelvde waardigheid aan het Hof van Spanje benoemd zijnde, 'ftierf hij in Texel aan boord van een fchip, dat zeilree lag om hem naar Spanje over te voeren. Hij is getrouwd geweest, aan Kornelia Schaap, dogter van Gekard Schaap, Schepen te Dordrecht, bij wien hij zes kinderen beefc verwekt, — M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bi. 968. BEVERLAND (HADRIANUS), geboren te Middelburg in het jaar 1653 of 1654, ftudeerde jn de regten, en wierdt Dokior in die wetenfchap, als mede Advokaat, na dat hij enige tijd aan het Hogefchool te Oxford zig verder had geoeffend. Hij is een man geweest die een groot vernuft en geest bezatv en daarbij door geleerd was; doch van deze gaven maakte hij een zeer'flegt gebruik, door het opftellen van zcdenloze en ontugtige boeken. Zijne geliefdfte Schrijvers waren Ovidius, Catullus , Peteonius en meer anderen van dien fiempel, die hij zo vast in zijn geheugen hadt geprent, dat hij 'er, wanneer zulks te pas kwam, gehele bladzijden van kost opzeggen. Omtrent 27 jaren bereikt hebbende, gaf hij ene verhandeling in 't licht, die zijne danele cn ijdele geaartheid vrij duidelijk kenfchetfte, zij voerde dezen tijtel: Hadrjani Beverï.andi, Juftlnianei, de Stolata VirgMtaeis jute, Lucubratio Academica. Lugd. Bat. typis J. Lesdani 1680. in Svo. Want fehoon hij wel dit tweeregelig vers op den tijtel geplaatst hadt: Nuda recede Vev.us: non eft tuus ijle libellus Tu mild, tu Ballas Ccejariana, veni. vondt men 'er ruim zo veel van de dartele Venus in als van de ftatige Pallas. Doch ineer gerugt maakte het volgende werk van hem, dat hij in 1678 uitgaf, onder den tijtel: Peccatum originale x*r' ifrxjf fc nuncupaium, Phiklogice, xja^Anf£*Tnc«{ elucubratum a Themidis alumno. Vcra redit facies, disfimidata perit. Ekutheropoli, extra plateam obfeuram, fine privi.e-  U BEVERLAND. (HADRIANUS) gio AuUoris, absque um' £f ^uando, in lïmo.; en aan het üot van 't weikje Raat; In Horto Hesperidum , typis Adam EvaS Terra filii I678. Daar is een tweede druk van, met den naam van den Schrijver aan 't hqofd: HadriaNi Beverland j. Uk L'centiati de Peccato originali k*t' i^r,i jic nuncupato Disferta* Ho 6fc. ex Typographia, 1679. in Svo. Het doelwit van Beverland in dit boek is» om te betogen, dat de zonde van Adam enkel heeft beftaan in de vleesfelijke verkering die hij met Eva heeft gehouden, en dat de oirfpronkeljke zonde niets anderé is, dan de natuurlijke geneigdheid van de ene fexê tot de andere; ene geneigdheid die zig reeds van de tederile jeugd af aan doet gevoelen. Kij we*idt breed uit over deze geneigdheid en derzelver uitwerkzels, en bezigt alle de tdtdrukkjn* gen, waar van de Iosbandgfte Schrijvers zig bediend hebben-, om de vereniging der beide fexen aan te duiden. Men heeft in de franfe taal een boek in den zelvden fmaak, waar in men de eigende Helling beweerd; een gedeelte der bewijsgronden is uit het werk van Beverland ontleend, maar de Schrijver heeft 'er veifcheidene andere bijgevoegd, uit de Contes van la Fontaine, en meer gelijkfoortig-j Schrijvers. Dus is het voorge .en van fommigen te onregte, die beweren, dat het ene vertaling van Beverland zoude zijn; zie 'er hier den tijtel vani Etat de VHomme dam ie Pêché originel , ou Von fait voir quelle efi la Jouree, qutlles font les caufes & les fuites de ce pêché dans le monde. Imprimé en 1714. in 8vo. De uitgave van dit onbezonnen werkje, veroirzaakte aan Beverland verregaande onaangenaamheden. Als Akademie-burger, wierdt hij daar over voor de Vierfchaar van het Hogefchool aangefproken, in deiStudenten gevangenis gelloteh , cn gevonnisd tot rêcantatie, met bijgevoegde belofte onder eede, van nimmer iets dei gelijks weer te zullen fchrijven, ene boete vah ioo filveien dukatons te betalen, zijn naam uit de rolle der Studenten gefchrapt, en voorts buiten de Univerfiteit, benevens Holland en Zeeland gebannen. Hier op begaf bij zïg naar Utrecht, aiwaar hij enigen tijd woonde, en met zijne verdorvene en zedebedervende ktuiiighedea van ontugt, in gezelfchap van los- ban»  BEVERLAND. (HADRIANUS) 45 #andige jongelingen, In kroegen en kitten, een allerlaagRejol fpeelde, zo dat de Regering van Utrecht deze ergernis uit Jmnne Rad willende weren, hem die onder bedreiging van ftraf ontzeiden. Inmiddels hadt hij gedurende zijn verblijf aldaar een boek gefchreven, genaamd Fox clanantis in defertor waar in hij den Magiilraat en Profesforen van Leijden, met de Swartfte kleuren tekend en vinnig hekelt; hier op vertrok hij naar Engeland, daar Izaaic Vcssjus hem een jaarlijks inkomen \fxt de kerkehjke goederen wist te bezorgen. Schoon nu zijne midde'en van beilaan niet ruim waren , befteedde hij egter eert groot gedeelte daar van aan zeldzame, doch merendeels ontugtige boekeu, fchilderijen en prenten; ook viel zijne lief' hebberij op dat gedeelte der Natuurlijke Hiftorie, welke de naam van Cotichyliologie draagt, en hij heeft een vrij aanzienlijke verzameling van Schulpen en Horens, waar onder zeldzame gevonden wierden, bijëengebragt. Plet fehijnt dat hij vervolgens berouw kreeg van zijn ongeregeld leven, en over de verderfelijke boeken die hij hadt in 't licht gegeven; hij betuigde 'er, ten minffen zijn leedwezen over, in ene latijnfe verhandeling, die hij in 169S uitgaf, onder den tijtel van: De Fornicatione cavenda cdmonitlo., Jive adhortatie. ad pudiciüam £f cdjïi* tatem &c. Hier in veroirdeeld hij de onbezonnene en 01W001zigtige afwijkingen van ene onberadene jonge!ingfehap, en ver* foeid de losbandige ftjjj en fchandelijke gevoelens die hij in Zijne fchriften ,hecft uitgedrukt; dankt God het bedekzel zijner ogen te hebben weggenomen, die hem in ene ellendige verblinding hieldt, en wedeihieldt, nieuwe voorwendzelen te zoeken om in de loopbaan zijner misdaden voort te wandelen. Die zelvde God, betuigd hij hem ingeboezemd te hebben, om aiies te verbranden wat hij over dit onderwerp gefchreven heeft, en aan den Re&or van Leijdens Hogefchool zijn boek de Proülbulis veterum te zenden. Voorts fmeekt hij alle die genen, welke nog enig gefclyift van hem in handen hebben, even veel hoe zij 'er zijn aangekomen, hem te rug te zenden, ten einde die in 't vuur te werpen, En hij wenst ten fiotte, dat die genen welke verzuimen om zulks te doen, alle de rampen  *® BEVERLAND. (HADRIANUS)-. pen mogen overkomen, welke doorgaans het lot van verraders en trouwlozen is. Het boekje door hem gefchreven, de Prostihdis veterum, \& gedeeltelijk gedrukt in de aantekeningen van Izaak Vossius over Catullus ; het wordt in de Leijdje bibliotheek onder de MSS- gevonden, p. 333. n°. 106. Naderhand is het in zijn geheel in .Engeland gedrukt en uitgegeven. Ook wordt aan hem toegefchreven een werkje in het nederduits, getijteld.* €cr■ verftacd hem wenfen tot leermeester te hebben; dat hij aan » Engeifen heeft onderwezen om wel te fchrijven; dat hij *» Dr' £ïOWSE- een onuitfprekelijk genoegen in zijné verke„ ring heeft genoten, en dat hij zijn verlies grotelijks zal be> „ treuren. Ik fchrijf u dit, vervolgt hij, na dat die geleerde. „ zijne oirfpronkelijke zonde, door ene .dadelijke zonde heeft bevestigd, zo ais ik ben ontwaar geworden door de Heer „ Oostkum, Predikant te Anjteldam; nogthans heeft hij door „ de genade van God. zo wel aan 't een als andere vaarwel » Sezegd; en zederd die tijd is hij meerder werkzaam om zijne „ ziel te behouden, als alle zijne leerlingen tezamen geno-' >, men, welke zig in een onbegrijpelijk aantal te Londen be» viuden* 0m kcrt W gaan, hij heeft zig met de Engelfekerk » bevredigd, is door oen Bisfehop van Lincoln bevestigd, en » tül het 11 ^gtmaal toegelaten. Welk ene vreugde in'den «? HemeI> over de bekering van zulk een fchandelijk zondaar! „ die fehoon hij niemand nadeel heeft gedaan dan aan zig zel„ ve, thans zonder ophouden werkzaam is, om zig te zuive„ ren. Ten Hotte, verzoekt Dr. Rkowne aan den Profetfor „ le Clerc, van de Heer Loert en Mij lord Carüerv,- om * aan aIIe tle Geleerden deze mare te verkondigen" &c. Dat Beverland door en door geleerd is geweest en zeer geoeffend in de latijnfe. litteratuur, inzonderheid in derzei ver Poëten, zal niemand die zijne fchriften gelezen heeft, zij mogen dan zo losbandig zijn als zij willen, betwisten, en zulks wordt nog bekragtigd door het getuigenis van vele geleerde Mannen, E. Baders, in zijne Poëmata getuigd van hem, dathij reeds in zijne vroege jeugd ongemene proeven van vernuft gegeven heeft; men leze zijn gedigt tot opfchrift voerende.: DoSisJimo Juveni Adriano Beverlando , Oucestior.es Logicas êcriter defendendi; waar van wij hier enige regels laten volgen? Pk-  ** BEVERNINCE'. (HLERONIMUS van) Piè'rios inier Juvenis doSisfime vates, Mitia eft Aonii natus ad 'artna gregis. ïndole te pidchra pu.chri Sator óptimus orlis JJonavit, vires ingeniique dedit. Hincgenii raras coepijli Jpargere dotes, Au&e bonis animi, corpor's auïïe bonis. Eetlus £f a tenens animasti rore latino, Gnaviter artiflids invigilando libris. Jam qiwque quod Logices monflras ft maximus ufus, Qua fine nimirum. dogmata cun&a jacent £fc. J. G. Grjevius fchrijft van hem in enen brief aan Nic. Heinsius, het volgde : doleo fane vicem ejus, quod tuis mei que jalutaribus monitis noluerlt aures care £f ingenium, ft poliretur iimaretur, non meptum, melioribus curis impendere. J. F. Reiwann noemt hem: Homo non indotlus; fed fuffenus fibi PoeIcrum latinorum leUione tumidus; en H. L. Bentheim, prijst hogelijk zijne geleerdheid, di.ch beklaagt hein, dat hij z.dk een liegt gebruik van zijne bekwaamheid en veihevene kunde in de wetenfchappen maakte. Fr. Gotth. Freytag, Ana- leUa litter-, p. . 3-95. V. Placcii, Tneatr. Pfeudonym. p 32. Ejusd. Theat. Anonim. p. 149-152. P. Bukmanni , Sylloge Epifi. Vol. IV. p. 597, 598. 623. 6:6. J. F. Reimanni, HUI. A* theismi, p. 481. £f Bibl. Theol. catal. P. II. pag. 188. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. p. 1085. C. Saxi , Onom. liter. P. V. p. 256, «57- Niceron, Memoir. po r Jervir a l'Hift. des Hom. illuflr. Tom. XIV. p. 340-352. J. G. de CHAUFEPié, Nouv. EHiï. T. I. Iet. B. p. 282, 283. J. B. L. Osmont, Dicl. Typogr. Tom. J. p. 98. D. Clement, Bibl. eurieufe, T. III. p. 270-280. P. de la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 7--11. Hollandje Mercurius 1679. bl. 278, 279. H. L. Bentheims jPjcK. unt ©djttItttfT. Dl. 451. BEVERNINGK (HIERONIMUS van), is een der fchranderfte Mannen van de XVilde eeuw teweest, en heeft inzonderheid uitgemunt in dat vak der Staatkunde, 't welk de Gezantfchappen en belangrijke onderhandelingen ten onder-  3BEVERNINGK. (HIERONIMUS van) werpe heert. Hij is geboren te Gouda den 25 april 1614. pirfpronkelijk behoorde zijn geflagt in Eruisfen te huis; en Jan van Beverningk een Edelman uit dat gewest, kwam in 1575 met den Graav van Hqhenloo in Holland, bekwam eene kompagnie onder de infanterie in dienst van dezen Staat, en wierdt vervolgens Lt. Generaal van de artillerie; hij trouwde met de dogter ,an Dirck Lonck, Burgemeester te Gouda en Ontvanger generaal van Holland; uit dit huwelijk, fproot Melchior van Beverningk, Kapitein in dienst van den Staat weike z.g in den egt veib.-nd, met S^y'tLA Standers, dogtcr van Leonard Standers, mede Kapitein van de infanterie ep Gouverneur van Kmdfenburg over Nijmegen gelegen, en van Katrina Houssart, dogter van Frans Houssart, Kamerheer van de Koninginne van Hongarijen. Plet is nu uit dit huwelijk, dat onze Hieronimüs is gefprcten; een man daar Gouda met reden zig over beroemd hem te hebben voortgebragt. In 1 1645 wierdt hij Raad in de Vroedfchap van zijn vaderrtad en men vindt hem in 1668, onder het getal hater Burge.neesteren opgeteld. In 1Ó46, werdt hij naar de vergadering der Staten van Holland gezonden, alwaar hij zulke treffende blijken van zijne bekwaamheid gaf, dat het niet lang duurde of ' men maakte gebruik van hem, in het waarnemen van de belangrijkfte zaken. In 1650, zonden hem de Staten van Holland benevens den Heer van Brederode, en Kornelis van Beveren, naar Utrecht* om dat gewest uit te nodigen, tot het zenden van Gedeputeerden op de aanrtaandé grote vergadering die in 'sHage Rondt gehouden te worden; en in het"volgende jaar, woonde hij als lid die vergadering bij, en hadt geen gering aandeel in de fchikkingen die aldaar beraamd cn vastgefteld werden. In 1653 hadt hij zitting in de vergadering van hun Hoog Mogenden, en wierdt dit zelvde jaar benevens Willem Nieuwpoort, Pal-lus van der Peree, en Allard Pieter Jongestal , als buitengewone Gezanten 'naar Kromwel en de Repubhjk van Engeland gezonden; doch Beverningk vertrok eerder dan de anderen, en was reeds op 't einde van junij te Londen, daar hij terflond gehoor in den 'IILD£El- , P Rast?  $0 BEVERNINGK. (HiERONLM;U3, van). S3?(t van. Staten, die maar uit dertien leden beftond, en orli Sangs. door Kromwel was opgerigt,. verkreeg;. De twee HoU '.endje Afgevaardigden, onze Beverningk namelijk, en Nieuw» soort ,, en de eerfte inzonderheid-, handelden zeer bedekte* KjJt niet alleen ten aanzien van de ultheemfe Staatsdienaars, die zorgvuldig agt gaven öp alle hunne gangen ; maar ook voor hunne: Mede-Afgevaardigden, van der Perre en. Jongestal j ia,, zo. naderhand gebleken is, voor de vergadering der alge-, rnene Staten in V Hage. Hier uit rees. vermoeden, in fommigen ï dat Beverningk en Nieuwpoort- heimelijken last van. Holland, of van enige leden van Holland hadden, om iets ten sxlele van, den. Prinfe van Oranje te fluiten., 't Gene, door. de Gemagtigden van- Holland' in de Engelje zaken, in den Hage gehandeld werdt, bleef ook gemeenlijk zeer geheim, en werdt nk-t dan in eijffer, aan de vertrouwdfïe vrienden buiten 's lands. ©mgefehre.ven; en zulks gaf voedzel aan de agterdogt. Jon> R.-ïstal werdt in 't begin van augustus gewaarfchouwd:- ,, dat hij zijnen Holland/en Mede-Afgevaardigden , die doortrapte: guiten waren,, niet moest vertrouwen, en. als hij met hen fprak, zeer op zijne hoede zijn." De brief was ondertekend,, Uwe ootmoedige Dienaar, wiens hart en hand geheel de u«t en u wel bekend zijn. Jongestal hieldt biiefivLfeling me{: Giaav Willem van N/.ssau, Stadhouder van Friesland, wien laj$ onder andeien, in november. te Londen wedergekeerd zijn-» de, fchreef: „ dat hij niets doen zoude ten nadele van den „ Staat, of van het huis van Oranje; en dat Beverningk, o befchonken zijnde, hem geklaagd hadt: dat hij met Nieuw* „ poort riet over weg kon, en meet genoegen fchiep in do. „ ha' ;'e;wijze vm hem, Jongestal, dien hij altoos voor een „ eeilijk man zou houden," Hij en Nieuwpoort fchijnen 't evénwel, in de voornaamire en geheimfte zaken eens te zijn gelees; j en Jqngfstal zelv' fchreef, in augustus des vo'genden jaars, dat bij gehaat en i eidngf was, bij Beverningk en Jtnn:wfop"t beiden. De Raadpenfionaris de Witt rigttp - toch niemant uwer Mede-Afgevaardigden dezen b:ief zien, ,, en draagt zorg, dat "gij dien niet op uwe tafel laat, op dat „ geen van hun dien ooit in handen krijge." ' Ook wierdt de vrade meert door t jedoe i van deze beide Gezanten, en inzondei-heid van Beverntngk gefloten op den 15 april; doch doordien Kromwel die niet begeerde te beftendigen, voor en ai eet hein de acte van uitfluitittg des Prinfen van Oranje tot het Kapi sin-Generaal en Stadhouder.chap in Holland ware ter land gefield, liep het tot omtrent den 12 junij aan, alvorens de celi.Acn vrede mee E geland haar volle beiïag kreeg, fehoon a.j reeds den 27 meij in Holland Was afgekondigd, en met e.ien pleg ige dankdag efc enige vreugdetekenen gevierd. De Ambasfede is u iet veel meer' in Engeland te verrfg-, te:, hebbende, verzogen .erbf om naar huis temogen keren. Jon";tal -ertrok in oétuber; zo hij zeide, om zijne bijzonde e za-.en. Beverntngk. vei wierf, eerlang, ook verlof, om een keer van ze of agt weken herwaa-ds te mogen doen, en veu ok den vijfien ian december, naar V Hage. Nieuwfgort b'eef alleen in Engeland. Beverningk deedt, niet lang m zijne aankomst, ere beëedigde verklaring in de vergadering de Staten van Holland: „ dat, noch hij, noch iemand anders „ met zijn veten, op enigerhande wijze, Kromwel in den „ m.-nd f-egeven hadt, dat hij de uitfluiting van den Prinfe „ v.'i.n Oranje, als ene voorwaarde der vrede begeren moest; g lijk fommigen hier te lande fchenen te geloven, en de „ Afgevaarliglen van Friesland zeiven ter Generaliteit te „ verdaan gegeven hadden." De Ambasfadeur hieldt zulk ene verk'aring dienRig, om zig te doen Rellen in het bezit van 't'a nbt van Thefaurier geVieraal; waar toe hij reeds'benoemd Was, en waar in de Staten van Holland hem, met allen ernst zogten te doen bevestigen. Doch 't liep nog tot in 1657 aan, eer zij hier in hun oogmerk bereiken konden. Beverningk heeft dit ambt bekleed, tot in 1665, ftaande het enke! aan hem om het langer te behouden, want het was alleen op D 2 / zgf  ft ffiEVEKNINGK (HIERONIMUS vak} iajft1 aanhoudend verziek',- das huri Hoog Mogendeff in' zij» ©Stffag. daar van bewilligde»; ook hadt hij dezen post, zo zeer tbc gënoegerf- van zijne Meesters waargenomen, dat hij dooi? de:?' Raad van Staten , raet ene geëmalieerde gouden beker wdetdt befchönkén. Hij herwon ook allengskens de gunst der gewesten, welke hij door 't fluiten der vrede op zulk ene' jnoêijetijke Voorwaarde, verloren hadt. In 1657, Relde Beverningk benevens anderen, alle zijne pogingen te werk, om' te keren',- dat de Briesje Stadhouder, Graav Willem van Nassau niet tót Veldmaarfchalk wierde gekoren , en zulks gelukte hunv Benevens andere Gezanten , wist hij de gefchitien te doen ophouden die 'er in 1659 in de provintie van Crofiingaï ontftaan waren. Tweemalen wierdt hij naar Kleve gezonden; de eerfte reize floot hij den 16 februarij 1666, een na'anwe verbindtenis met den Keurvorst van Brandenburg,, en den i 9 april- van het zelvde jaar, trof hij de vrede met den Bisfchop van Munjlef. In 1667 was hij een der Gezanten op elé vredehandeling te Breda. In Frankrijk hadt men klein gefiDégfifl in de perfonen die tot Gevolmagtgden wegens dezen Staat daar toe benoemd waren, van welken de drie vooinaamReii^ Bevérnikgk, de Huyeert en Jongestal, bij hen gehouden Wérden, voor grote vrienden des Prinfen van Oranje, fchrijvende den Koning zelve aan d'Estrades , „ dat Beverj, istiNGK* een dienaar was van den Keurvorst van Brandenburg, „ en zeei' Verknogt aah de belangen van het huis van OranSj je." Na velé tegenftribbelingen werdt hier eindelijk de Vrede gefloten op den 31 julij. In het volgende jaar, werdt hij als buitengewoon Gezant haat Aken gezonden, tot het fluiten dér vrede tusfen Frankrijk en Spanje, welk verbond getekend wierdt den 2 meij. De Staten van Holland waren Zodanig voldaan j over de dienften door Beverningk bewesten,- dat zij hein een fraij zilveren tafelfervies ten gefehenke gaveiii In 1671 ging hij als buitengewoon Ambasfadeur naar Spanje, öffi diön§ Koning over te halen, de gefchillen die hij «iét FfafikHjk hadt} lil onderhandelingen te trekken, 't welk hein sok gelukte* In iéii vergezelde hij den Prins van Oran, 1 JB  X'EVEHNINGK. (HiEROJNIiMXXS ,van) .53 je -naar het leger als -Gedeputeerde te yélra .uist & men , en het overige -zijner .dagen .ambteloos door .te feen■gen; hij dagt zig met-zijn verkregenen roem-te moeten ^genoegen, bij zig fel ven overtuigd zijnde alles te Rebben $» .daan, wat een goed -onderdaan aan zijn vaderland veïfchutóigd is. Dan zijne talenten waien rte uirftekend om .die teikuaneo ontheien, enhem de-rust te 'latenge-ieten,.die-hij zig-.vo.Qïge*' .field hadt. De-verdubbelde aanzoeken van de- .Staten -gn Jfc .des Prinfen van-Oranje, haalden hem over, .om,in 1073 .«ig ■tot ene der belangrijkfte onderhandelingen welke mog ï .plaats gevonden, te laten gebruiken, namentlijk .die van 1 .kn, alwaar hij in het karak-ter van buitengewoon Ambasfadeur veifcheen. De opk'gti-ng van .den f^s van :Fiirftenberg i^. 'fcwam de volkomene uitwerking, die .men van zulk enen «efc ;me.telen Rap was wagtende, :te-weten de afbreking deï.oniieiI-handelingen -ten -aanzien van Frankrijk. Zij -hielden -„egter ..ren loop met-de-Geallieetder. van die kroon, en zelvs meteen gewensten uitfiag, -want het gelukte :aan Beverningk,, -door zijne bekwaamheid, na het vertrek der ■Fraitfe Gezanten^ den 'Bisfchop van Mtmfter en Keurvorst .van Keulen, de langen oer Staten'te doen omhelzen.; wordende -met ;hen ,op .den 22 april 1674., de vrede-gefloten, en den .1.1 meij daar.?.?e volgende getekend. Hét jaar 'e voren -was Beverningk tor (Curator der -Leijdfe Hogethool aargefield, ene-waardigke-.d - .-.slger -mene .vrede, dat fehoon ïhji -zulks verfche'denemalen rfaacjt: watt .de 'hand.gewezen., ;hij eindelijk meest .befliütsn-.die^lang^iiS #11 '.werkzame -taak te aanvaarden.. (Qnuoemgp w.sïen'ik -£> 3 lala»  54 BEVERNINGK. (HIERONIMUS van) hinderpalen die hjj in dit gezantfchap ladt te boven te ftrti ven, ook zou eén minder wel beltierd beleid e i mij :e bo drevene ervarenheid dan de zijne, 'er onder bezwe.en zijn, en nimmer het bedoelde wit getioifen hebben; want 'afgezonderd de Frank Gezanten, waien gen egzaain alle de 3 Ie cn , ijveriger verkzaamom de vredesonderrwnde'ii cn te tinagen, dan tot een gewenst befluit te brengen. Met dit al fcueen het, dat zedert het nemen van Cent, de vrede ten minden een noodzakelijk kwaad voor de RepubI'.jk was geworctn, en een ieder begreep zo wel de noodlottige gevolgen c ie het Vemen van deze plaats noodwendig ten gevolge konde hebben, dat zij vurig naar het einde van den oorlog ve. langden. Hierom zogt men een afzonderlijke vrede met Fta-krijk .e fluiten, en Beverningk kreeg ten dien einde bevel, om den Kening van Frankrijk in zijn kamp van Weteringen te gaan begroeten, alwaar hij den 30 meij 1678 kwam, en dpor de v? ef'ef.lts wijze op welke bij ontvangen wierdt, geen t wijffel o\ei liet of men zoude de vrede treffen; ook bedroog uien zig niet in die verwarming, want zij wierdt op den 10 augustus 1678 getekend tusfen Frankrijk en de Verenigde Nederlanden; waar na Beverningk met een gewensten uitfiag als Middelaar handelde, om op den 11 feptember ook de vrede tusfen F-ankrjk en Spanje te doen fluiten. Insgelijks bewerkte hij een traktaat va 1 vrede en koophandel tusfen Zweden en hun Hoog Mog. 't welk ap den 12 oftober 1679 wierdt getekend. Het was na zo vele roemen belangrijke onderhandelingen tot gelukkige uitkomften beftuurd te hebben, dat Beverningh ten laatften het genot van de ftille levenswijze erlangde ,l waar na hij zedert langen tijd zo vurig gehaakt hadt; hij nam ten dien einde zijn verblijf op het huis Oud-Teiimgen, anders Lokhorst genaamd, dat hem in eigendom behoorde, en een klein uur gaans van Leijden is afgelegen. Op dit aangenaam buitenverblijf, fleet hij zijnen tijd ten grootften dele met het kweken van allerlei foort van Plantgewasfen, die hij uit de vier werelddeelen wist te verzamelen. Dan dit aangenaam en onfchuldig tijdverdrijf, kluiftteide hem egter niet zo fiaavs, dat zulks hem belette, ver- fthefc  ïcheidéne uréh van den dag ff re zonderen, -om z;g 'aan tiet.-'teroefFen.ingen :over te geven; o-A :nam hij 'met ee cto^emeiie Ifcrirg en ijver zijn ,post als Curator van het 'Hqgefchodl -waaiv Op zekeren morgen bezig zijnde met Mt doorfnürrelen 'dgf 'Handfchriften van de beroemde Bibliotheek door IzaAk Vö5sius nagelaten , die kort geleden voor Hollands Hogefchooï ■gekogt was; gevóélde hij ene rilling door zijn gantfe iighaaröv; ■hier op ilapte hij in zijn koets, reed naar huis-, ^en wieraï :doór een koorts bevangen, die van dag tot dag toenam, 'én 'hem den 30 oftober ióoo, ruim "76 jaar bereikt'hebbende, ia 'het graf -nikte. Hij wienfc te Gouda 'begravc., in-ene ka; éi Van Si.'Jans kerk, doo. hem ze!ven uit marmer doen vervaar» 'digen ; waar cp na'eihand in'een zwar;er tóétlteen-, dit u'io■innritend vererende g-atVchiift door den. Hoogle.aar GfciEviuj tgemaakt, óp last va.1 -zijne naastbettaanden is-gebeiteld : HlE. 1R0N1M-US van BEVERNINGK-,, Th-ilinga Topmlw, 'S iïutfr>r, Judtx, Conful, Condi'us. In Confeji iprapot. Ord, gen. asjfesfor. 'Idem 'aliquot'es extra ordinem,'co nm'-m. Belgica 'fédera'H ■Mrar'o prxfeBus. Lycai Batavorur.i curalor. In H'fpsn. 4$ $fo 'derrt. Belg. finièus regtihdis adjutor. L'gitüs Wilhelm© III. 'ft i'exer itu daihs. Westmenail'erium, Clivia;; II., Bredam, Aquisgr'a«nam> Bruxellas, Madrittum, Co'.oiïam -Agrip.-, -Nuviomagnfo, <-ad Gall. item 'kegem, Wctfrae Mmiierjm cajira habentm, cum .pokstate rescomponendi misfis. Ad Cafarem ven dejignatus 'Orö'tor, 'Ye nifi perfeBa ru'ïqi'am'reverfus. De ni'ximi prcetèrea iisj'Wenti rebus duidt 'de a'ricitiis parandL- & fosdéribus pangendis fa'fis, -s -P trios Patribus paslm-, .feliciter confultus fjf edMbktiSp 'Natus Gmidce xxv. April MDCXIV. Motnius ■TMinge xjoCÖf'tober MDCXC. Satur hoi.orum. Hoe Monumento -conditur., -'Cum 'eptima yita fortunannrque Jocia, Johaïöja le Gillok, nota Afrs~ Jlel. xi Maij -MDCXXXV. mortua xvn ieptemb. MDCCV• lAOME^A. Heze Staatsman is getrouwd geweest aan Jokanna'Le Gilï-on, geboren te Amfte dam den 11'meij 1635, zijnde géfpro ten uit 'een voornaam geflagt in Pkardïëih, doch Tffasr bij hij *unmör kinderen beeft -verwekt.  BEVERNINGK. (HIERONIMUS van) Dat Beverningk een uitmuntend en bedreven Staatsman té geweest, zal niemand ontkennen die ue1' waarheid hulde doet; en hier in Remmen zo wel de Franje als Nderhnje Schrijvers overeen. Hij was fchrander, arbeidzaam, vaardig en vlug van oirdee!,. en liet nimmer het behartigen van een zaak daar hij mede gemoeid v/as varen, wel.x hinderpalen hij daar ook bij aantrof; ook is hij altoos wel geflaagd in de handelingen, die hem werden toebetrouwd. Soimnigen merken alleen zekere ouëenparigbeid in zijn gedrag aan , als een gebrek. .Veelvuldig, zijn de fchriften welken de lof van Beverningk verkondigen. Ik zal mij alleen bepalen tot het getuigenis, 't welk Wicquefort van hem geeft, en hier in beflaat: „ Hieroni„ mus Beverningk is onbetwistbaar een der eerfte Mannen ,,. van de Verenigde Nederlanden geweest, betrekkelijk het vak „ der Negotiatien. De Rad Gouda die het behaiven dat aan „ geen kundige onderwerpen mangelt, heeft hem verfcheide„ nemalen in de vergadering der Staten van Holland en Gene„ raliteits kollegien als haren Gecommitteerde gezonden, en „ hij heeft altoos ten vollen beantwoord, aan 't geen men „ van zijne fchranderheid koste verwagten. Het ',vas Bever„ NiNGK die in 't jaar 1654 met Oi.ivier Kromwel het trak„ taat floot, bij 't welk de vrede aan de Verenigde Nederlanden „ werdt gefchonken; maar welke vrede bijna enen binnenland„ fen oorlog zou verwekt hebben; doordien ingevolge het be„ grip van fommigen, de be'angens des Prinfen van Oranje „ 'er niet naar behoren bij waren in acht genomen. Holland in „ 't bijzonder was zodanig voldaan over den dienst dien hij haar „ bij deze gelegenheid betoonde, dat zij hem den post van The,, faurier generaal, dat is, van eerften Minister der Verenigde „ Nederlanden bezorgden. Daar is geen zo moeijelijke zaak, „ of hij wist die wanneer hij zig daar op toe wilde leggen, „ ten einde te brengen. Verlangt men 'er bewijzen van, „ behoeft men flegts het traktaat, 't welk hij in 1666", met „ den Bisfchop van Mnnjter te Keve floot, te raadplegen; en „ niet minder gelukkig is hij te Madrid, geflaagt, betrekkelijk „ de belangrijke onderhandelingen over de provintien van „ Flaan'  BEVERWYK. (BARTHEL van) 5y £ Vlaanderen. Dat zijne pogingen niet te Keiden zit gelokt, „ moet men eerder toefehrijven, aan de verkeerde geneigdheid' „ der geesten, en aan de flegte omftandigheid der zaken, afs „ aan zijne handelwijze, die zig altoos met de ze:vde kragt „ heeft ftaande gehouden. Ook heeft men aan hem de gèhete j, vredesonderhandeling van Nijmegen toevertrouwd, en hij is „ het dien de Sta en benoemden, om dezelve bij den Koning „ van Frankrijk nabij Gert. gelegerd , ten eïixle te brengen. Hij „ heeft een afkeer gelnegen tegens de bedieningen, zo dar in „ plaats dat andeien die z< eken, hij ze ontvheide, KeVer op ,, het land in de eenzaamheid zig zelve , willende bezitte" ,, als het ve-driet te voeden, dat hem de behandeling van za,, ken veroirzaakte, en dat zeer dikwils voor hem zelven niet „ minder lastig was, dan aan die genen welke met hem te han„ de en hadden. Om het karakter van den Heer Bev^ninok „ te fchetzen, zoude 'er een andere pen nodig zijn dan de „ mijne, om reden, dat alle de delen daar van nauwkeurig „ onderzoeken le , men zal ontwaai worden, rat behalver ene „ kleine ongelijkheid in zijn hume r, 'er niets in 1 sm wordt „ gevonden , of de fijne (Schaaf is "er over ge"\m. . TiiURLoés Papers, VoJ. I. p. 309. 369. Vol. II p. 7. ■ Lntres d'Estrades, Tom. VII. p. 141, njg, l;v. ^gflf Mem. & Neg. de la Paix de Nimegue, p. 407. Wicquefort Traité de V'Ambasfadeur, Tom. II. p. 443. Eayle, U&m, ci de 1730. Tom. I. p. 545. L. v. Aitzema, Zake» van St. en Oorl. III. D. bl. 814--810- 1194. Vf. D. bl. 27 enz. HoüL Mercur. 1673. bh 13. 125. Temple, Mcmorien, bl 540--542. Brieven van de Witt, III. D. bl. 310. Walvis, Eejchr van Gouda, bl. 314-310. Wagen., Vod. Hifi. XII. D. bl. 13a = 57. 259. 27p, 28c. 313. 315. 337. 341. 369. 4I9, 420. XIII. D. bi. 245. 247. 423. 468. XiV. D. bl. tfiffl. 244. 36SL 4T6. 400. XVI. D. bl. 130. Levens van voorn. Mannen .en Vrouwen, IV. D. bl. 199. BEVERWYR (BARTHEL van), afkomffig uit-een .aloud edel geflagt, het welk in Noord,Ker.nemerLand heeft te huis geD 5 toootÜÊ  :$S . BEVERWYK. (JAN van) boord; cn waar van Otger o'f Ogier van Beverwyk, Ridow van 't H. Graf, Raad en Hofmeester van Graav Jan va,-: ËüMond , Stadhouder van Holland, is gehuwd geweest met Aa. t t'-cuAART, Heren Korstiaans dogter, die in 1404 Schepen te ■Dordrecht was. Onze Barthel een zoon Van Dirk van Beverwyk en Ëlï'za.teth Diert , huwde den 10 fepteinber 1584 met Maria Boot van Wezel, en fljejf in iöïs; nalatende de volgen'de drie zoons en drie dog:ert>:,i. Johan van Beverwyk* waar van ftra'.s nader. 2. .Filïp van Beverwyk , trouwde Maria Tiiiens, en ftierf in 1615'zonder kinderen na te laten. 3. Dorothea van Beverwyk , hadt tot haar ecrften man, Aoriaan de Jong, en.is. na zijn overlijden getrouwd geveest met Arend Boot, zonder dat een van beiden kinaan Adam Dibbets , uit .een oud en aanzienlijk Gel* tders geflagt gefproten. Hij was ftads Doktor te Dordrecht, 'ea in 1648 en 1649 Raad aldaar. Hrj heeft enen zoon, Johan genaamd, 'benevens drie dogters, Katrina, Maria en Ada- Mina verwekt. M. Balen, BJchrijv. van Dordrecht, bi. 982. BEVERWYK (JAN van), oudfte zoon van Bartel en MaSia Boot van Wezel, w;erdt geboren te Dordrecht den 1.7 november 1594. Hij. leerde de griekfe en iatijnfe talen onder «pzigt van Ger. Joh. Vossius, die toen ter tijd Reftor der 'triviale fcholen van die ftad was. Zestien jaren bereikt hebbende , zondt men hem naar Leijden, alwaar hij zig vlijtig in de fraije lett ren oefFende onder Dominikus Baudius en Daniël Heinsius, horende tefTens de lesfen in de.meerijnen van Fie3xr Pauw en Ev£rhakd Vorstius. De Rerke zugt om zig ver-  BEVERWYK. (JAN van) 5$ verder in het vak der Geneeskonst te bekwamen, deed hem na een vei blijf van vier ja; en, Leijden vei laten , om raar tra kr'jk te gaan, hier oeffende hij zig onder de beroemdfte Hoogleraren, welke toen ter tl'd te Caé'n, te Parijs e te Montpellier de medicijnen leraarden, en het was in die Latsteen emde ftad, dat hij lesfen nam, van Jan Varands en Trans Rakchin. Vei volgens reisde hij naar Padua, a. waaide be effening der me uclr.en toen ter tijd op het fieerigst bioeide, en maakte hier gebruik van Te .effen van Rodi-rhc Fons c>, Sanior. Santorii, Jan Baptist Selvaggio en Jan Dominikls Sala; waai ra hij op dit HogeRhool tot Meester in de vrije konften en Boktor ia de medicijnen wiérdt beyórderd. Van Padua veneisde bij ; aar Bo:dogne, en oeffc de de praktijk onder geleide van Fabr.tius Bartolettt , dien hij enigen tijd in het bezoeken van zieken vergezelde. 2ig fterk gevoeg gevoe'ende om op eiger,e wieken te d.ijven, velde in hem de natuurlijke zifgt op, om naar zijn vadcihhd te rug te keien; dan op de reize derwaarts, hieldt hij zig nóg enigen tijd te Buzel op, afwaai- hij Fei.ix Plater cn KAS?' r Bauiitnvjs bezogt; van hier trok liij naar Leuven., om kennis te maken met Thomas Fienus en Ertcius Puteantjs. Te Dordrecht wedergekeerd, gaf hij zig aan de pu^tijk ovei , waar in hij ongemeen wel flaagde, en ook iee;s in 16:5 tot Rads Doktor en Lector in de Heelkunde wierdt aai geite l Twee jaren latei-wierdt hij Raad, in 1631 Schepen, tr: :n 1637 Weesmeester ; ook is hij verfc' eidene malen wegers Dordrecht afgevaardigd ter vergadering van de Stagen van Holland. Onze Beverwyk, na gedurende een tijdvak van ruim 20 jaren, de praktijk met zeer veel roem en geluk uitgeoeffei d h hebben, wierdt kra..k en ftierf den 19 januarij 1647, nog maar 52 jaren oud zijnde ; hij wierdt in de Hoofdkerk te Dordrecht begraven, in ene kape' aan St. Barbara toegewijd:. Men leest dit volgende giaffciirift op de zaïk gebeiteld, d.e aijae rustplaatze beuekt: Lm  6c BEVERWYK. (JAN vaji) Lsx Mc medendi, fanitatis regula, Salus Jalutis civium, vitce artifex, Mortis fugator fedülus, viclor fuce, Scriptis fuperftes ipfe poft mortem fibi+ Dordrecliti Apollo & Mmdapius jacet. Defuntlo lubens mcerensque pofuit DANIËL JJE/NSiUS. Jan van Beverwyk is tweemalen getiouwd geweest; zijs eerlle vrouwe was Anna van Duverden, dogter van Mtr Kornelis van Duverden* Schepen te Utrecht en Hocf.'.fcho ut van Anersfoort, en van Johanna van Voort, uit h.jt geflagt van Lokhorst; deze vrouw ftierf den 26 augustus 1624, zonder .hem kinderen na te laten; hij hertrouwde hier op den 2 december met Euzahetii de Bakker, dogter van Willem,pe Bakker, Schepen te Zierikzee, en van Jacoba de Witte, bij wie hij agt kinderen ver wekte; waar van 'ex dn 1677 llegts nog drie in 't leven waien;twee dogters, namelijk Anna, getrouwd aan Jan Dullaart; „en Maria, die JJlaskjs van Haarlem ten manne heeft gehadt; voorts een zoon, Willem van Beverwyk genaamd, die flegts ene dogter verwekte bij zijn hnisviouw Maria van de Korput.; dus heeft Beverwy'k geen mannelijk oir nagelaten, .Dat deze Geneesheer een doorbedreven en fcbrandar man in de beoeffening van zijne konst js geweest, zal niemand betwisten; ook was hij daar te boven een keurig liefhebber van de fraije Ietteren, en in de kennis der oudheid 20 diep doorgedrongen , dat Kornelis Boey van hem getuigd , dat de gantfe fchat van de fchriften van oud .Griekenland ,die door de alvernielende tijd gefpaard, voor ons is bewaard gebleven, dcor hem is gelezen en herlezen. Dat hij ijverig werkzaam is geweest, getuigen zijne menigvuldige fchriften,, waar van wij hier ene optelling laten volgen. 1. Epiftolipa qiiaistio de vit:e termino fatali, an mobili ? cum doQorum rjefponfij. Dordr. 1634. 8vo. De tweede druk hier van, wel twee dpr•de' vermeerderd, is te Leijden in Ato. in 1646 Uitgekomen^  BEVERWYK. (JAN van} flj ♦oorts in 1651 op nieuw vermeerderd. Men kan dit werkje niet rangfchikken onder de nuttigfte boeken die Beverwyk Beeft uitgegeven, maar met dit al is bet vrij aartig en heeft het meeste gerugt gemaakt. '2. De exellentia Faminei fixus; Dordr. 1612. m 1211:0., zijnde mede in 't nederdtiits gedrukt, onder den tijtel: ©au öe uijtncmenthjijDt bea b.'cnlceinftcn c?c» flagtg, ^OJör. 1643. in i2mo. Dit werkje wierdt door Beverwyk uitgegeven, om ene galanterie aan de geleerde Anna Maria Schuurmans te bewijzen, die aan hem verfcheidene blieven heeft gefehreven. 3. Idea Medicina: veterum. Lugdb. Elzev. 1037. in 121110. 4. De Calculo renum veficce, liber fingularis; cum Epiftolis ' £? conjultationibus magnorum virorum. Lugdb. Elzev. 1638. in 161110 ; dit is insgelijks in 't nederdtiits gedrukt, onder den tijtel: ^tecnMi/ aeiMjfniue öcit ocifpjoncft/ teijcfccticn/ 't bccrhcmen/ cn giicnefcn ban fïcen til grafcccf. 5. Montanus i*!*/X'f*»f, five refutatio argumento* rum, quibus MrcuAëL de Montaigne impugnat necesfitatem Medicina. Dordr. 1689. in iimo. In't nederdtiits; 2$crg-i-al/ ófte tocberfegsinrje ban Michiel de Montaigne, tegen£ öe HooörfaMijcMjei}öt öer €>ence?"honfIe. 6. ©e ^pacnfcfie %z$/ ofte beqgergïunge cn hcfejh&bmge ban ben £M)eep|ïrtjot/ tugfttjm te sjoote ftorungen ban jfèrfen cn Spanjen / tegeng öc berbonüe a3rtch.cn enDc .t&eberjanöttg. ©ojur. 1639. in 4-3. 7. 'Bcfefijijbins ban ©cnörccDt of begin ban ïfoïïanb / met piatCll. ©0?br. 1640. in 4tC. ,8. Claudii Salmasii. Interpreta'.io Hippocratci aphorismi LXIX. Setï. IK de Calculo Addltce funt Epiftolce dim Joan Beverovicii, M. D., quibus refpondetur, Lugdb. 1640. in i2w9. 9. Exercitatio in Hippocratis Aphorismum de Calculo, ad Claudium Salmasium. Lugdb. 1Ö41. in urne. 10. ©en ÏJcrtorrf) ban 3üba en;. W>02lr. 1641. in 12:110. 11. £>ci)at öer <ï5e;ontiïjc!jöt en <®nsc$miö!3ei)öt / ofte <5enccöitcm!Te ban öe Richten / berciert met fjiltnricn/ enbe hopcre platen/ afó oor met bersfen ban öcnïfcerc JacobCats, SïiöDer/ KaeötpenfjonarisS in ïjolïanöt. 2£mtf\ 1660. in 4to. 12. ©nn öe S3c>ercrfjf„ T. Maciki, Eponjmolog. Korigö, Bibl. vet. & nov. voc. Epfi. Arn. Buchelii, in Syllog. Ep. per Ant. Matth. tdita LX IK J. F. Foppens , BUL Belg. p. 580, 581. -Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. p. 1085. A. Hali.er, BibMh. Botanie* Tom. I. p. 455. C. Saxi, Onomast. liter. Pars IV. p. 325. Niceron, Mem. des Hommes ül. Tom. IX. p. 110-116. Paquot, Mem. litter. des Païs-Bas. Tom. X. p. 116-129. Adr, Pars, Naamrol der Batavifie en Holl. Schfüvett, bl. 158. 305. BEVERWYK (VINCENT DIRK van), ook vm Haarlem» gebijnaamd, na zijne geboortep'aats in een groot dorp, twee «ren van genoemde Rad ge'egen, alwaar hij heteeilte leve-slicht in 1481 befchouwde; was een Geestelijke van de orden der Piedikberen. Hij heeft te Parijs in het klooster daar van, als Alumnus of kwekeling zijne jeugdige letteroefeningen verrigt; is vervolgens naar Leuven verhuist, alwaar hij op den 13 october 1517, tot Doktor in de Godgeleerdheid werdt bevorderd; vervolgens is hij geveest Inquifiteur 01 er het bisdom van Utrecht, en Superieur of Opperde van het konvent der P.edikheren te Haarlem. Hij Rieif in het hlueijendfte zijner jaren, den 4 augustus 1526. Vincent was een geflagen vijand van den zagtzinnigen Erasmus, die hij in een boekje onder den verdigten naam van Taxander uitgegeven, op ene fchandelijke wijze uitmaakt, voosr  BBYEMA, (BERNARDtTS-) BEYER, .(JAN de) g| «ooi ongeleerd, uitzinnig en 'eugenagdg; Erasmus heeft zig ep, ene manrel.jke wijze, van dezen vuigen laster • erdedig 1 „ in zijne Fpifiolce, Lib, XIX- I'p. 13, 90 & 113; b-Sm . aldaa? te regt noemende, Peitinacisfimus obtreïtator. Onze Beverwyk heeft ter persfe bezorgd, en met enigs aanmerkingen verrijkt: Opus Petki de Palude, Patri jcha flierofol. in librum Hl. Ö* IR Sententiarum. Parij'. 1514. ir, folio. Men kan niet ontkennen, dat hij een kundig en geleeid man is geweest; doch van een wieveüg en onverdraagzaam ka.iakter, 't welk inzonderheid in zijn gefchil met E- rasmus in het fclaarfte dag'iqht wordt gefield. . Val, Anor., Bibl. Belg. p. 300, 301. 846. £? Rat. 104. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 1157- De Jongiie, Defolata Batavia Dominicam. pag. 66, 67. 133, 134- Paquot, Hifi., lifter* torn. VIII. p. 156--159. EEYEMA (BERNARDU.S), oirfpronkelijk een Fries» doeh. ©nderfcheiden van Beyma, moet geboren zijn voor 't midden der XVIde eeuw. Zig door het beoefienen der fraije letteïc-n een naam gemaakt hebbende, wierdt hij tot Reftor van de latijnfe fcholen in 's Hage, waarfchijneiijk in 1585 aange-. ftetd» en behieldt d;e post tot in 1500, toen hij tot opvolger kieeg Folkert van Westeevold. Men heeft van Bernarbus Beyema in druk > «jtlccoinnljc ober het ïfooaïjclicjit „Sa* ïonton?".. ^ ïfage 1619» in 12°. Meursii, Ashence Bat.. », 192. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 148, 149. BEYER (JAN de) , geboren in het kanton Bern in Switznïand in het fteedje Arau in het jaar 1705, ging in zijn jeugd naar Holland en hieldt zig veelvuldig te Amfieidam op, alwaarhij gelegenheid kreeg om bij den beroemden Pronk de tekenkonst te leien, waar in hij zig zo vlijtig beijverde, dat hij een goed meester is gew. rden, hebbende ene grote menigte van •gezigten van Reden, kastelen en oude gebouwen, in 't land van Kleef, Namen, Mastricht, Gelderland, en het ffcigt van Utrecht getekend. Vervolgens ging hij in het dorp Fierlings* keek wonen, zig des zomers vlijtig bezig houdende om voor d«,  «4 BEYEREN. (JAN van) de boekhandelaars en konstminnaars te tekenen, welke tekeDingen hij dan des winters te Amfieidam bragt, en zig ruim' deedt betalen; ook was hij om de treffelijkheid van zijne konst en voorbeeldig levensgedrag, van een ieder die hem kende geacht. De tijd van zijn overlijden is mij niet gebleken, maar in 1751 was hij nog in volle fleur. J. Van Gool, N. Schoutvb, der Schilders, II. D. bl. 199, BEYEREN (JAC03A), zie JAKOBA. BEYEREN (JAN van) , zoon van Hertog Aliregt en oom van de ongelukkige Gravin Jakoüa, wierdt in 't jaar 1390 nog zeer jong zijnde, Bisfchop van Luik. Bijstere beroerten wier ien 'er door hem in 1417 geftookt; men hieldt hem niet | zonder reden verdagt, zjne nigt Jakoba van het bewind te willen ontzetten, en bij zogt zig met geiveld tot haaien voogd op te werpen; geen beter middel, om dit heilloos ontwerp te verijdelen, wisten de Edelen en Steden te beramen, dan de Gravin in een tweede huwelijk te verbinden; ten dien einde liet men het oog vallen op Hertog Jan'van Bkaean», niettegenRaande hij haar voile neef was; ook wieidt deze egtverbintenis in 't voorjaar van 1418, in 's Hage voltrokken. Het was omtrent dien zelvden tijd, dat Bisfchop Jan den Geestelijken Raat vaarwel zeide, en zig in het huwelijk verbond met Eltzabeth van Luxemburg , ene volle nigte van hem; en de gefcbicdenis getuigd, dat hïj zulks hoofdzakelijk deedt, om in het bezit der goede en van Jakoba te geraken; ook was de Keizer hem gunflig tot het bevorderen van zijn fchandelijk ontwerp, en verlijdde hem bij opene brieven met de graavfchappen Holland, Zeeland en Henegouwen,) waar van hij ook niet lang draaide, den tijtel van Graav aan te nemen. Noodwendig moest zodanig bedrijf vijandelijkheden verwekken, ook ontRond 'er een bloedige krijg door, die merendeels 'en . nadele van vrouwe Jakoba gevoerd wierdt; 't welk haar deedt ' befluiten, het oor te lenen tot beviedging met haren oom; ook trof men ee.Iang enen zoen te IVoudrichem, in februadj des jaars 1419. Groot waren de opofferingen die de^e ongeluk-  BEYEREN. (JAN van) lukkige vrouwe bij dit vredeverbond genoodzaakt was te doen, doch egter weidt 'er hare toeftand met wanhopig door, doordie de meeste Hoümdfë lieden getrouw haie zijde bleven aankleve,;. Schoon nu dit verdrag tusfen haar en Jan van Beveren, wederzijds zeer plegtig op de Euangelien was bezworen, fchrooiflde egter de laatstgemelde niet , om het openth k te fchendon; want niet alleen matigde hij zig meer gczags aan dan bij de zoen was bedongen, maar zelvs viel hij de Gravin op nieuw vijandelijk aan, en noodzaakte haar de wijk naar jfraband te nemen. Zig dus meester van 't bewind gemaakt hebbende over Holland en Zeeland, wendde hij nu ook zijne (gen naar Friesland, om aldaar den ba;:s te fpelen • te dien einde koos hij de zijde der Schieringers, en ging met hun een verbond aan, waar bij zij hem voor Heer aannamen, cn twee groten vlaams van ieder huis, benevens 't regt der munt en tollen toeftonden. Van zijne zijde beloofde hij, hen tegens hunr.e vijanden te zullen befcheimen, en bij de oude vrijheden, door Karei, den groten aan hun vergund, te zullen handhaven. Ten einde zijn woord geftand te doen, zondt hij enige manfchappèn naar F eskmd, d.e te Makkurh gelukkig Haagden, doch uit de Lem>.. r vei.heven wierden. Intusfen floot hij een verbond met de Gttminget Vetkopers-, en ontving 50 vette osfen van hun ten gefchenke'. Na enige andere bedrijven, overleed Jan van Bey ren in 't begin van het jaar 1425, niet zonder vermoeden van door vergif van kant geholpen te zijn, onzeker of de e euveldaad gepleegd is door Jan van Woerden, Heer van Vliet, een zij;.er gemeenzaamfte vrienden, of wel door Mifgpjet, Giavinne weduwe van Holland. Zijn lijk wierdt in 's Hage in de Jakobijner kerk, zonder enige pragt bijgezet. Uit het voorgemelde blijkt eigenaartig , dat de karakter, fenets van Jan van Beteren, in genen opzigte een bevallig tafeieel voor het oog oplevert, maar wilde men die fchetzen, daar toe fombere kleuren dienden te worden gebezigd. Ook getuigen de Gefchiedfchrijvers, dat hij h'gtvaardig nas, nors en wrevelig in zijne verkeung, ene onverzadeiijke Staatszugt • HL Dz'èZ E be-  £5 BEYERLINCIL (LAüRENS) bezat,, en vurig, dorstte na& grootheid; voorts zig weinig kscande onn de heiligst aangegane verbonden te fchenden, wanneer" zulks met zijne belangen ftrookte- D:t laatfte getubgenfs wordt, onder meer andere gevallen ook ten vollen bewaarheid, door zijn loos en ondeugend gedrag, dat hij,'met sijne: jeugdige nigte, de bevallige doch met geftadige ramp» fpoeden worftelende Gravinne Jakoba heeft gehouden. . Winsemtus en Schotanus , Krmiijken van Friesland. M. Vossius, Hïfiorr. Jaarb. bl. 480. £79, 5:80. 592. 595. 612. 622. 625, 626. 629. 633. 638, 639- Wagen., Vad. Hifi. III. D», M. 427, 428. Zie ook JAKOBA van BEYEREN. BEYERLINCK (LAURENS), Aartspriester te Antwerpen* Wierdt in die Rad geboren in april 1578. Zijn vader Adriaa» B'eyerlinck een welgezeten Apotheker aldaar, was herkomftig'van Bergenepzeom, en de zoon of neef van Jan BeyerUNck, een aanzienlijk Burger van die Rad, welke Jer den 15 maart 1550 Rierf, nalatende ene weduwe Anna de Bie genaamd; zijne moeder was Katrina van Eyck. De eerfte gronden zijner letteroefFenirgen lelde Laurens in zijn vaderftad, onder het opzigt der Jefuiten; waar na hij de ftudien Vaarwel zeide, om zig aan den koophandel over te geven; maar een aangeboren trek tot het beoeSenen der wetenfd appen in zig gevoelende, Het hij vervolgens Merkuur voor MiNerva varen, en begaf zig naar het Hogefchool te Leuven, alwaar hij met zo veel vlijt de wijsbegeerte en godgeleerd- ] beid beoeffende, dat hij nauwelijks het geestelijk gewaad hadt aangetogen, of men maakte hem Hoogleraar 'in de digtkonst I en welfprekendheid in het kollegie van de Vaulx He eni- ] gen tijd in die hoedanigheid voofgelezen hebbende, bedankte j hij voor dien post, intusfen met de pastorie van Hér ent, een . uur van Leuven ten noorden gelegen, begiftgd zijnde. Bij de herderlijke werkzaamheden, die hij allervlijtigst waarnam, ] voegde hij nog die van lesfen in de wijsbegeerte te geven un de jonge Geestelijken van Bethlehem, ene abtdij van re- , gulieie Kanunniken, nabij zijne pastorie gelegen. De Aarts- bis-  BEYERLINCK. (LAURENS) bisfchop Matth. Hoviüs van zijne verdienden onderrigt benoemde hem tot Coadjutor van den Aartspriester te Leuven • en in 1605 wierdt hij tot Licentiaat in de godgeleerdheid aangenomen. In dat zelvde jaar riep hem de Bisfchop jon. Mimus naar Antwerpen, en betrouwde hem het opzigt over zijn kweekfchool ; vervolgens bezorgde hij hem een Kanunniksplaatze tn de hoofdkerk, en maakte hen Aartspriester van het d.flncl en vervolgens van de .«ad Ammrpen.. Het waarnemen van deze bedieningen, gevoegd bij den letterkundigen arbeid van onzen Schrijver, knakten op ene ongevoelige wijze zijna gezondheid, en rukten hem ten laatften op dtn7 jimij m? in 't graf, nog maar 40 jaren oud zijnde. Hij Weidt betreurd van alle die hem gekend hebben, want hij hadt de achting vaö groot en klein verworvei , en zig bemind gemaakt, door zij. ne gulle en aangename verkering, befchaafdheid cn goed gedrag. Antwerpen verloor in hem, een der ijverigfte en deugdzaam.le Geestelijken, die zij bezat in een tijd, dat dc beide Mogendheden met den besten uitfiag de handen in een Hoegen, om 'er de goeie orde, de wetenfchappen en de godsvrugt te doen heerfchen en bloeijen. Hij is in de Si. Thomas kerk begraven, daar men zijn jongfte verblijf met een zerk gedekt ontmoet, waar op het volge-de graffchrift is gebeiteld: D. O. M. S. HURENTIUS BEYERLINCK, Jntverp. natus; httensque exetdtus Lovanii PhUef. & Theolog. haujit; cd Seminari «Uftm.hu eVDcatus, pptefutt & fecit bene; kujus cedis Canonieus, £? Libr. Ccnfor, dijlri&us pri-mm, dein urbis Archipresbyt., nee firn S. R. E. Protono-arius ; tot rmmits prteclarè obitis ,-' concionib.,frriptis f«Hs tj profanis, riu innoeentia, atjue in Denm pietate, apud cives £? externs clarus. Obiit 7 jun. M.DC.XXFU. «tot. 49. Zijn gewone zinfpreuk was: Currite ut comprehen- Veelvuldig heeft Beyeri.tncx gefchrevenj het voornaamilc door hem uitgegeven werk, voert tot tijtel: Magnum Thtatrum rit* hwnance; hoe eft, rerum dirinarum hwnamrumque fyn- , tagmaCatholicum, Philofophicum, Hijïoricum & Dogmaticum 0V. Wen. Agripp. opud Akton. ff AaSöLD Hkrati, 1631. VUL É 2 Vol.  «ft BEYMA. JV- m felle* In 1678',. wierdt deze verzameling herdrukt ts UJmr bij Ant. Huguetan, en naderhand nog te Fenetiên m *t jaar 1707, beide drukken ook in VIII delen, in folio. Thans: wo*dt rer zeer weinig werk van dit boek gemaakt, en ieregt, wanthet bevat ene verzameling van godgeleerdheid , «efcbiedenis, ftaatkunde en 'wijsbegeeite, zonder de mmfte «de onder een geflanst, opgevuld met onnauwkeurigheden en nietige zaken, waar in men geene andere dan gemene dingen ontmoet, en waar in de verhandelde zaken niet naar behoren aff» gewikt, noch uit den grond opgehaald.. De zedeieei beRaatmeer dan de helft van het geheel; en men ontmoet 'er dingen i", die men 'et gants en al niet in zoude zreken, als onder „anderen een lied aan Bacchus toegewijdt. Om kort te £san, het is uri1 infoioto d'herbe d'ogni J'orte. Van de overige Zijner werken, meestal ingergt tot fligiir.g en onderwijs zij1 jier gelo fsgenoten , vindt men ene optelling bij Paquot.' -—— Val. Andr., Bibl. Belg. p. 618-620. Swfertii, MaMtm. feftderalia, p. 358. J. F. Foppens, Bibl Belg. p. 804. Paquot, Memoir. litter. Tom. VLtL' p. 437-446. BEYM Van dezen naam zijn wee geflagten in de provintie van Friesland bekerd, het ene uit den Adelftand, en het andere tot de Patricii of Eigenërfden behorende. Het eerfte, dat reeds in de voorgaande eeuw is uitgefterven, was uit de ftate Beijem, te Anan gelegen, afkomftig. Volgens berigt van den reeds c \ e, 'edenen oud Raadsheer Ed. Marius van Buritania, aan den Heer ]. W. te Water medegedeeld, uit de I\:SS. verzamelinge van kwartieren , gefebreven door Feyo Van Heemstra, is onder de XVI kwaiticien van Anna van Iisinoa, huisvrouw en raderhand weduwe van Filtps van Boshuisln, G: ietman van 't Bild, en overleden in 1652, ook de naam en het wapen van Beyma ; gelijlr die beiden ook voorkomen ■ n 'er de kwartieren van Rein Popma, te Sneek. In het legister der Edelen in Friesland, gemaakt bij den Hertog van Saxen, in het jaat 15 5, wordt mede gemeld Sjorrd LtttrnfófZ. Beyem, waar van men mede bij Winsemius, CLron. van  iETMA. (COERT van) 6g mn Biesland, bl. 403. gewag gemaakt vindt,, en tij aen ad*-' den Schrijver ook nog van andeten dezes geflagis , .-als .qp «. 187., 304, 307 , 3-n enz. .Sjoerb, waar van op.zijne plaats Bader, hadteen .broe.ler, Lieuwe genaamd, welke mede -eea groot voorftander der vrijheid was, cn.vee! .deel hadt aan 4t loffelijke verrigtingen die in het onfttnmige .tijdvak waar in iJirj leetde, voorvielen. Van het tweede .geflagt van dezen naam -£ wélk verfcheidene grote Mannen .aan .het vaderland het :Bataaff,he Folk,, in '4 Hage, BEYMA (COERT van), uit den Eigenerfden Ram, een zoon van Lammert ;en Ei.ske Nedeehoe, dogier vanCmi .Nsderhof, Schepen te Leeuwarden, is geweest Kentemees-t^ der Domeinen van Fm 'and; hij trouwde den 4 augustus 1050 met Anna van Vkrssen, bij wie hij drie fc.'ndewn wrwekte; T. Jvuvs van Beyma, geboren te 'Leeuwarden-den èf jamiarij 1654; was Kollonel van de infantcrij .en Komimmdar* van Embden-i Hij huwde met Apoxgnia van 'Smtnia, bij wie hrj vijf kinderen heeft verwekt. £ Mms» van item», geboren -te Leeuwarden den 23 'october 1655, heeft ïen wonWS gehadt Anna Jakoba bü Vp.ies, daar hij drie kmderer. » Ie trekken en tot andere gedagten te brehgehi ten dien „ einde faciebat bonam fociam, zegt zij zig in baar gunst te „ dringen; en ten einde haar niet balorig te maken, veinsde „ zij hare wereldfe geneigtheden toegedaan te zijn; zo dat zij „ wetende welk een groot behagen Leent]* in een wel ge„ maakt mansper&on en fchone taal, fchepte, zij haar won„ deren van de perfoon en predikatiën onzes Heren verhaal„ de, ten einde haar op ene behendige wijze over te halen „ om hem te gaan horen. Deze vond gelukte, Magdai.ena „ door nieuwsgierigheid aangedreven, ging'er na toe; doch „ te laat komende, zo als doorgaans de grote dames doen, „ om zig zo veel te beter te doen bekijken, maakte zij vrij „ wat geftommel, en over de flxelen heen klimmende, plaat„ fte zig in ctmfpe&U Domini, vlak over den Prediker, en be„ keek hem met een fchaamteloee vrijpostigheid regt in zijn „ wezen." Bibaut heeft in druk uitgegeven: SermWes; ff Omiones capitulares ad Fratres, de vkce fprStualis profetlu. Erf. 1530. Daar zijn nog verfcheidene andere drukken van , w.tar van de beste is die van Antwerpen, bij Jac, Meuxsius, 1654. in  BIDELOZ. (GILLIS) 7? fn 4to. Ook heeft men van hem insgelijks in 't Tatijn, enige Epigrammatt en andere verfen. Petrejus, ad Chntt, 1 Dor.aid:. p. 101, 102. ff Bibllcth. Cartus. 11 7-120. Sweert., 3 I Ath. Belg. p. 199, 200. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 307. Foppens, Bibl. Belg. p. 392. Meroti, Theat. S. Cartus. Ord. 29. Vigneul. Marville, Melanges d'H'ft. ff de Litterat. ' Tom. II. p. 74. Paquot, Mem. litter. Tom. VIL p. 305. . V. '.■ ■ i'. > BICKER, zie BIKKER. BIDELOZ (GILLIS), geboren in 1702 te Luik, en gefïorven den 16 december 1751, na gedinende 23 jaren lang de «me lieve Vrouwe Kerk bediend , en gants Luik door zijne voorbeeldde levenswijze en bereidvaardigheid tot den dienst van zijne natuurgenoten, gefiigt te hebben. Men heeft na zijnen , , dood, de ge lag;en en raadgevingen, die hij tot bevoidering ^ I van zijn eigen heil en onderrigting van fommige perfonen aan ; zijne zorgen toevertrouwd, heeft gefchreven, onder dezen tij— I te! in 't licht gegeven: Rectuil d'inf.rnB'ons tres fd'de:, ff de , U pratiques chretiennes pir feu Rd. G. Bideloz, etc. Licge. 1755. in 12°. Dit boek ademt van voren tot agte:en, een tedere en welgegronde godsvrugt, het is geen voordbrengzel van een geleerd man; maar van enen Priester, die met ene hartelijke nedrigheid, ingevolge de grondbeginzelen van zijne belijdenis, de zielen aan zijne beftiering toevertrouwd, tot ene zalige ^ betragting van goede werken en deugd, zoekt op te wekken en aan te fporen. 1 Flet af beeldzei van Bideloz, ontmoet men in een fraije koperen print, met deze onderfchrijving: R. Dominus Ecid. Bideloz , olim ecclefice Bar. D. M. in Clano prope Leod. Presb. et wc, etfi mortuus, vivet. Fait hic humillhnus in oculis fuis, verus SS. Sacrament! adorator, B. M. V. cultor, pro animabus purganti■f mt* intekefor, Concionator cordx movsns, Confesfarius egregius, ad m 'rtem usque ittdefesfus. Obiit 16 Xbris. 1751. «tcct. 50. Presb. et tic. 23. Sepl. in ditla ecclef. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 56, 57. BID-  W BIBLOO. (COVERT of GODEFRIED) BIDLOO (GOVERT of GODEFRIED), wierdt geboreiï te Amfieidam den 12 maart 1649, uit Mennoniten ouders, zijnde zijn vader ook Govert genaamd, en zijne moeder Maria Felzers, ene dogter van Lammert Felzers , Infpector van het Collegium Medicum te Amfieidam. Govert, na zijne eerfte letteroefeningen verrigt te hebben, gaf zig met veel ijver aan de ftudie der Genees-, Ontleed- en Heelkunst over, met eden uitfiag, dat hij-'er tot Doktor in wierdt bevorderd, en in 1688 tot Profesfor van die wetenfchappen in *j Hage werdt beroepen, Zig hier - de gunst des Prinfen van Oranje hebbende weten te verwerven, die kort hier na den vermaarden togt naar Engeland onder nam, werdt hém in 't jaar 1690, het al. gemeen opzigt over 's lands Gasthuizen voor de gekwelde en kranl.e foldaten opgedragen; en twee jaren later vertrouwde hem Koning Willem insgelijks, het opzigt over de Gasthuizen voor het Engels, krijgsvolk. In 1694, werdt hij tot Prcfesfor der Genees- en Ontleedkunde te Leijden beroepen, en in o£tober des jaars 1701 rot Lijfarts Van Koning Willem aangeleid, in welke hoedanigheid hij zig naar Londen begaf, doch egter niet veel dienst gedaan heeft, doordien die Vorst in maart des volgenden ja ars overleed. Bidloo hadt den Koning in zijne laatfie ziekte nog bijgeftaan, doch begaf zig na 's Konings affier ven» wederom naar Holland, alwaar hij zijnen post van Hoogleraar op nieuw aanvaardde, dien hij met veel vlijt en ge* ftadige werkzaamheid in het ftuderen, en mede in het bereiden van ontleedkundige voorwerpen waarnam, tot op zijnen dood toe, welke te Leijden voorviel in maart 1713, toen hij de» ouderdom van 64 jaren bereikt hadt. . Onze Hoogleraar huwde, met Hendstna Kiskes, en heeft een zoon nagelaten, die even zo als zijn vader was genoemd, en. geweest is Advokaat en Fiskaal van den Hogen Krijgsraad; deze nam ten vrouwe, Alexandrina SchAlter, dogtér van een. Burgemeester te Haarlem, waar bij hij vier kinderen, een zoon en drie dogiers heeft verwekt. Bi ^loo is een geleerd man geweest, en doorkundig in velerleije takken van wetenfchappen; daar bij was bij de eeifte Qn.t-  BIDLOO. (GOVERT of GODEFRIED) 7t&apcn cn fbmtmge anbere $et$m bmöt» ©elft 1698. m 4:0. 8. ïionijt ban Wil-  BIDLOO. (LAMMERT van) BIE. (ADRIAAN de) 8J> » bl. 52., BIE (JAKOBUS de) ,. geboren te Antwerpen in 15-91, is jjoweest een beroemd Penningkundige, en in verfcheidene an». d,öre> vakken- der oude letterkunde ,, buitengemeen bedreven, doch, die;zig; inzonderheid. op- de. kennis, der. oude munten en jflpdai!jes; heeft- toegelegd■. en-daar- ook-, uitnemend in is geflaagd. M'n- is. aap., zijnen, noestigen- qnderzcejksijver- en- arbeid ver-, f ' - - - - ichul;  BIE. (JORIS de) $f gehuldigd: J. ^nperatorum Rmmn. Numismata, a Jur.ro Cksare <,.8. BIESE (BELIN), werdt door den Landvoogd AxvA m I567aangefteld, tot lid van den nieuw ppgerigtenRaad c&rSewoerten, voor welken alles, wat enige betrekking tot de voor» igaande bewegingen 'hadt., gchragt en afgedaan moest worden -. ■dus werdt een ieder die zig meer .of min gemengd'hadt ïn de fongUe beroerten 'er voor gedagvaard.; die niet verfcheen, geluk niemand deedt, wer t, met verheurdveiklaiing zijner [goederen, die terflond aangeflagen en van 's Ronings wege ^eftierd werden., en met .ballingfchap geRraft; die men rbe- «trappen' kon., werden meest allen ter dood gebiagt. i Wag.,, Vod. Hifi. VL D. bl. 25.1. 253. BIESIÜS (NIKLAAS), geboren te Gent den-6.april 35*©, leide de eerfte gronden tot de letteroeffenmgen in -zijne staatRad, trok vervolgens naar Leuven, alwaar hij zig in óc medicijnen .beoeffende, waar na hij Valence ■hezogc, daar .bi' zij met ijver op de wijsbegeerte en de wehprekendheid toeleule, ook de waardigheid van Doktor in de -medicijnen -ver kretfg. Naai- Leuven te rug gekeerd zijnde, is hem in 1558 ene IJooglenar-sftoel opeejrage.'., .en gedurende de Nederlandje berceiten •wierdt hij door den Hertog -vak Alva .tot akademifen Redenaar .aangetteld. Vervolgens naai- Wenen geicisd zijnde., ten einde "Keizer 'Maximil-iaan in .ene ziekte bij te liaan, vondt «bijSr .deze ftad zijn.graf, .en oreideed.aldaar den 4,aprü .1572. P.iesius is .een geleerd «nu .geweest, .die mis. liefhel&ajij raar ét digtkonst hadt Hij Leeft., meestal m «een «uuoere $3, Bs-  ■go BIES MAN. (KRISTOFFEL) latij nfe ftijl gefchreven; de werken van hem in druk zijn: ï. De ar'tï Dicendi, Jeu Rhetorica. Antv. 1577. in 8w. 2, De Rcpublica, Jive de miverfa morum Fhilofophia, libr. IV. tb. 1556- »« 8w. 3. De varietate Opiniomim, libcllitm. Lov. 1567. 4. De UnivcrJnate,five de Phyfica atque univeja Naturce Philojophia, libr. UI. proja carmine.Antv. 1556. in po. 5. De Methodo Medicime. 1564. in 8'o. 6. 'Theomicce Medicina;, libr. II. 1558. in 4w. Cmnment. in artem medicam Galeni. 1560. in 8w. ——— J. F. Foppens, Bj'W. Belg. p. 900. BIESMAN (KRISTOFFEL), Burgemeester te Nijmegen, wierdt in die Rad geboren in 1557 ; zijn vader die ook Burgemeester is geveest, was Jakob Biesman, en zijne moeder, Jobke van Mekeren; hij huwde met Crada, ene dogter van den Schepen Jakob Uwens; door welk huwelijk als mede door zijne grootmoeder Cakes , hij aan al 't gene wat te Nijmegen in aanzien Rondt en tot den deftigen burgerfland behoorde, vermaagfchapt was; hier door kwam hij ook vroegtijdig in dc Regering, en wist zijne raadsvrienden door verflandig beleid en minzame vriendelijkheid", zodanig op zijne zijde te trekken en vertrouwen in te boezemen, dat het voornaamfte bewind der zaken door hem beftierd wierdt. Ook was hij een boezemvriend van Oldenearneveld, hieldt vertrouwelijke briefwisfeling met hem, en wierdt door denzelven jn de gewigtigfte zaken gebruikt; ook wist hij'de Regering en Gemeente zo veel eerbied en achting voor dien grijzen Staatsman in te hoezemen, dat zij fehoon een genomen befluit, om geen andere dan een inboorling van Gelderland tot Ontvanger der Licenten toe te laten ï egter de door hun Hoog Mogenden in dien post aangeflelden van den Broek, goedkeurden, enkel om dat hij aan Oldenearneveld vermaagfchapt was. Als een telg, voortgefproteh uit ouderlijke en voorouderlijke Rammen, die alles voor de befcherming der vrijheid en voorre 'en van hunne ftad veil hadden, drukte hij die zelvde voetflappen; en wist door 'zijnen invloed te bewerken, dat j*ne RadgénOten de zijde der drie gevangengenomen Staatsleden  tÖMfi'LL* ÖÈN. '(KRKTIAAN .'JANSZ. ¥iir) ■ •den "aankleefJen, het gehouden gedrag ten hunnen 'aahzieïfe •gr .teliiks'wraakten , en met allen mooglijken^andrangHsn ijvet zig tegens'het!houdeii van een nationaal Sijnödë :aanfcétfeétt. ''Geene beloften nöch dreigementen in Raat zijnde,'om^n'v'an JfaeftmVte doen 'veranderen, 'wierdt Prins 'MaubiTs 'óver 'dezen '■wèderftan'd, die zijne 'geweldige voornemens ^elemmerde-i knorrig, 'en gee r middel ziende om het anders :te ;reddenp 'nam hij .toevlug't:tót. zijn gewoon huismiddel, van-, 'naiiientiijk tegens regien privi egien aan, door krijgsbenden verzeid, 'dfe 'Redering zelvs te komen'veranderen,'en in Rede'van zijnè'-Éeigeiiftrevers, fiaven "aan 'zijnen willekeurigen wil -'geboeid, Kh 'dërzëlver plaats te Rellen; dit ging egter in-dëc'begiimë lafët zee* -viot; 'want Makrits bijenangel 'van andere-dienRigé 'vi'u, vvOipen ,'Op nieuw vier der aanha-gelingën van Biesmm» ;aangeaëld hebbende, weigerden dezen volRrekt om dieipostten aan te nemen-, zegt-ende, „ dat indien 'er misdaan waiCj -,,:zij alle 'even veel fchiild'haddè;:." 'Dit hadt ten gevolge ■dai Maurïts, Igëen kans z e:-de, om het 'op'ené andere •'ze tè 'dwing'en, den Preceptor der latijnfe fchóol en den'StëenWtwer• Singendo^s 'als-Raden aanfteldëj'de afgedankten !zigten-, dorden verzetten, veeltijds op ene onbehoorlijke wijze behandelde; hier van het zenden van zes Staastleden naar ■Lo-rtftdn, en het belegeren Van Amfieidam; waarlijk Rappen-, 'die het toevertrouwd gezag aan enen Stadhouder, verre overschreden. "Schoon nu de Prins, in zijne heilloze pogingen om Amjltidam'-met Krijgsvolk'te bezetten, door de wel aangelegde maatregé sb 'van derzei ver Regenten 'verijdeld wierdt-, -vorderde hij 'egter ten einde 'vced.el aan zijne eigen wraaklust te verfchaif- ■ fen, dat de gebroeders Bikker van de Regering zouden \ erlaten worden ; daar deze mannén nü getoond 'hadden, röndborftig'voor het befcheimen der vrijheid in het ftrljdperk té dur- • Ven'treden, 'waren zij teffens ooit edelmoedig genoeg, nu -het: gevaar voorbij was, om hunïje eigene grootheid aan het beW-f 'deren der rust van de Gemeente op te offeren, zij Ronden dus vrijwillig van alle bellier af, ene opoffering aan den vrilen wil dèb i Stadhouders, die des te meer fchitterde, doordien '-er -niets -en ■hunnen last konde bijgebragt worden , dan enkel ene verregaande i "wrok van verbittering, aan de zijde van den vergramden Prins,,, die van fpijt meende te barllen,zijn -ontwerp verijdeld ie zien, , Zulks bleek ten duidelijhften , toen hij ln het afzonderlijke jamt; Van 'bevrediging ten aanzien van Andries 'en Kornelis Bïk- ker verklaarde, het dienftig te oirdeelén, ;dst zij zig van de Regering -afzonderden, egter buiten benadeling van hunne •eer en goeden naam , en buiten bezwaar én krenking van hunne perfonen en goederen: dit was ook ene voorwaarde die zij -expresfelijk gevorderd hadden-, en die ieder'eerlijk nïan genood■dwongen was te doen* deze verklaring Ook 'door den Prinfe 1 4em |  •BIKKER. (ANDFiES) *g £th' gedaan, nam alle blaam van hun weg', en vermetVc* teffens alle de befchuldigingen, die tegens hun aangevoerd w* •ren; dies verdienden zij ook In er.e ruime mate, de dankbetuiging, die zij uit naam van den Raad , over hunne toegeeflijkheid ontvingen, en hier- in beftond: „ dat zij zeer affectueusfen Ujk bedankt wierden, voor haai gu; ftige verklaring ten-bes*> te van 't gemeente bellier gedaan-, met belofte van 'deze „ gunfte aanhaje E.E.peifone , familiê en de nakomelingen, „ bij alle gelegenheden van wegen i 'e gemeente te erkennen» Niet lang hier na gelijk men weet, namentlij;; den 6 november van dit zelvde jaar, kwam Prins Willem de II. óp het onverwagtile aan de kinderziekte te fterven j en zo aïs men kan begrijpen, bragt dit een gantfe verandering van zaken te wege; alle de verlatene Regenten werden herfteld; en die van Amfieidam, gaven later op naam van den gantfen Raad dier Stad, een gefchrift in de Staatsvergadering van Hollend, behelzende ■onder anderen, ene ronde verklaring: „dat delleren Andhies "„ en Kornelis Bikker, altoos hadden getoond te wezen wdme „ ende eerlijke Regenten, ende oprechte trouwhartige Patriotten* „ ende liefhebbers van 'J Vaderland; dat zij nimmer enigen voor■■„ flag gedaan hadden, tot verhrekinge'derUnie, verandering „ der Regeringe, of der ware christelijke Gereformeerde .Re„ ligie, noch bij gevolg to: verderf van den Staat; maar dat „ hunne daden en voorflagen altijd, tot behoudenisfe vanden„ zei ven hadden geftrekt; dat de Regering volkomen vol. „ daan was, over de wijze, waarop gemelde lieren den last „ hun gegeven hadden uitgevoerd, in de raadplegingen op den „ nieuwen Raat van oorlog en op de afdankinge van een gedeelte „ van 'sLands krijgsvolk; waar over zij voor dezen bedankt waren „ en nu nog bedankt werden. Dat zij, wijders, van deze ïaadple„ gingen, van tijd tot tijd, getrouw verilag gedaan hadden. Dat „ ook de werking tegen de bezending, het.eigen bedrijf der gan„ fche Regering geweest was, en getlrekt had tot handhavinge van „ de hoogheid der provintie, en van de geregtigheid der ftad, geenfins, om eenige verwijdering te verwekken in den Raar. M Dat de ftad haar gedrag, ten deze opzigte, reeds in der Sta- •» ten  3» BIKKER. (BOEL) BIKKER. (JAKOB) „ ten vergadering geregtvaardigd hadt, eft dat zij zig bijzon. derlijfc bedankte van het goed beleid der Heren, die zijdaar3, in gebruikt had; welke nogmaals bedankt en kosteloos „ en lchadeloos gehouden werden, van alles wat hun „ deswege nu of na dezen zou mogen overkomen." — L. v. Aitzema, Zaken van St. en Oorl. I. D. bl. 601. 603. II Dbl. 94.7-9 ,0. AiTZEUJt.HerJi. Leeuw, bl. 75. Wag., Vad, Hifi, XL D. bl. 50. 65- 213. 383. XiL 105. 128 Wag. , Befch. van AmfL, IV. St. bl. 345. V. St. bl. 20. 135.137.149.157. BIKKER rBOEL), was een der Raden en Klaas Bikke* Jaco-isz., een dei aanzienlijke Poorters in de vergadering welke op den 22 december 1498, door Bnrgemeefte.en van AmJle:da:n belegd was in de Gasthuiskerk; en aan wie aoor dezelven wierd voorgehouden, het privilegie van den Hertog Willem van 1405 , over de vrije vaart van en naar de Rad, en gev> aagd, hoe Raad en Poci terije het zelve begreepen ? waarop als uitenen mond wieidt,g eantwoord, dat elk en ten iegelijk de vrijheid hadt, om door het Marsdiep cf VI e te mogen vajen, roet fchepèn en goeder en naar Amfieidam komen en weder van daar te rug keren, zonder aan bet lijf of goed bekominerd te mogen wordem De keur hier over genomen , vindt men bi, Wag., Bejch. van Amjl. IL St. bl. 435.. BIKKER (GERAP.D ), een zoon van den hier bovengemelden Andries , Drosfaard van Muiden, was de eerRe die ■ p den 30 julij 1650 te Amfieidam kwam, om het verfpreidegerugt door den Hamburger Postiljon te bevestigen, dat 'er krijgsvolk tegens die Rad in aantogt was. ■■ Wag. , Bejchr. van Amjl, V. St. bl. 113- BIKKER (JAKOB), in het j;;ar 1652 Majoor van dc ftadsfoldaten te Amfieidam, bragt door zijn verftandig beleid zeer veel toe, om den opRand onder de matrofen van 's Lands vloot ter dier tijd geweldig woelende, tot bedaren te brengen. ■■■ ■■■■ Wag., Befch: van Amjl. V. St. bl. 193. BIKKER (KORNELIS),'Heer van Zweten, Burgemeester ês Jmjleidam, een broeder van Andries, was zo wel als deze ££13  BIKKER. (PIETER) BILIUS. (EDUARD) *S oen warme voorftander der vrijheid. Hij was het dié als voerzittend lid der regering op den 30 jtiiij 1Ó50, door den Hamburger Postiljon het eerst kennis kreeg, dat 'er krijgsvolk in aantogt naar de Rad was, waarop hij terftond kennis daar vair aan den Raad gaf, en zig bediende van den raad en hulp van den Schepen Joan Hlvdecoper, Here van Msarfeveen , doende (era Rond de valbrugge ophalen, de poorten fluiten, 't gefchujf giaar de wallen fiepen,ende Schutterijen en So'daten in de wapenen koraen, en gebruikte verder met overleg van zijn me3S Regenten zodanige voorzorgen , dat l et vooinemen van Prins Willem den II, om de Stad door het bezetten van krijsvolk te dwingen, ten enemalen verijdeld wierdt. Hier bövtó «r.der .Andries, hebben wij gezien , hoe knorrig de Prii s opbelde gebroeders Bikker was, zo dat zij genoodzaakt wierden vrijwilligen affiand van hunne regeringsposten te doen , daar zij tgter naden dood van dien Vorst met luifter in herfteld wierden. Kornelis ftierf in het jaar 1655. den roem nalatende, van een braaf cn kundig Regent geweest te zijn. ■ ~ Wag. Vad. Hifi. XII. D. bl. 96. 105. 393. Wag. Befch: van Amfl. V. St. bl. 112. 135. 149. 157- BIKKER (PIETER), een aanzienlijk burger en brouwer te Amfieidam, wierdt naar alle gedagten verdagt gehou ien, dat hij deel had gehadt aan ene der aanflagen, die in 1575 op de Rad ondernomen werden. Men vindt aangetekend, dat bij inden zomer van dit jaar, met verlof van BurgemeeRerenene reize naar Friesland gedaan hebbende, en te Hoorn en te Enkhuizen geweest zijnde, lijden meest, dat hem ingevolge eenbefluit van de Vroedfchap, buiten enige vorm van regtsgeding, de Rad qntzeid wierdt; 't leedt egter niet lang of men liet hem wederom binnen, mids hij, ten overftaan van Burgemeesteren enen eed van getrouwigheid deedt, waarbij ook verklaard werdt,dat hij den ouden rooms -katolijken Godsdienst onderhouden cn den Koning gehoorzaam zijn zou. —— W'ag. , Befch: van Amfl. III. St. bl. 398. BILIUS (EDUARD), Monnik in het Predikheren Klooster te  34 BILLICK, (EVERHARD vak} te Antwerpen, zijne geboortefiad, ftierf aldaar, den 5 april i66§f Hij heeft ouder anderen in druk uitgegeven: % cg.mü£ ijrr kwmf enup -ciwiUtoecEbigc öaöcn, ban be booninamfïc ïjrpgc / [OU ge en ïofinaarbitjc Jfë^göen cnbe 3E»cöutucn / fiiötecj; ban öe bcr&e ©lücnoer Doenitcntie ban &t «Dominicu?.. Sititto. 1668» in 12%, Paquot,, Mem* liet. Tom. VIII. p. 55, 56. 1 BILLICK (EVERHARD van), omtrent het einde van deXV eeuw geboren in het bisdom van Mimfier, in het dorp, waar van hij zijnen naam heeft ontleend; leide zig van zijne tederfte jeugd af aan toe, op de beoefTening der fraije letteren en. wel inzonderheid op de welfprekendbeid, en digtkonst; ziine ftudien volbragt hebbende-, wierdt hij Karmeliter Monnik, in het klooster van die orden te Keulen; vervolgens zig grondig in de. godgeleerdheid van z'. ne belijdenis geoeffend hebbende-, verkreeg hij den trap van S. S. Th. Dr., wierdt vervolgens Priefter, en. weinig tijd daarna Hoogleraar en Deken in de godgeleerdheid aan het Ilogerchool van die RaJ. In 1551 verfcheen hij als Coadjutor of medehelper van den, Aartsbisfchop Adolf op het Concilie van Trente, daar hij door zijne bekwaamheid, naam gemaakt heeft. Paus Paulus de IV, benoemde hem tot Bisfchop titulair van Cijrene, maar hij ftierf omtrent een maand voorden tijd , welke bepaald was om hem in die waardigheid te wijden; want na enekortftondige. ziekte, overleedt hij te Keulen den 11 januari] 1557, en wierdt begraven in de kerk van zijne orden, met het volgende graffchrifr, dat op de zerk van zijne, begraafplaats gebeiteld ftaat: Reverendisfimus P. Ever. Billicus, Lpiscopus Cyrenenfis, postqudm', ut trat praceller.tis letlisfimiqüe ing'enii, ncerrimique judicii, di.ferendo, èófidonahdo rommentando, qnaHiplurima atque egregia ircefi.iH.tfet in Worrnatian» colloquia A. 1540. [§ in Ratisponenfi covgresfu.. A. 1.554. ü Trident. Conciiio. A. 1551. • In Augustanis Comitiis A. 1548. a Cafare R. J. Caeolo1 V. coaSis, orthodoxam religionem mirificè tutatus et/et: festqvM legationes -varias Gert, Uiüverfitatisqut Cohfiienfis, nom;ne obi:sfet:■ postquam Allemanicam provinciam ordink Cantclitani annes XV. modêratus e fet: tandem eo q::o fuerai  SINCK;-. (JAKOB) BÏNGA. (WILLEM) ■^ma.abill. D. Antoniq Schauweneur.gico Principe Suffraganens nonftitulus, ahimam Deo, rsddidit, anno 1557. die i-i fanuafii. ■ Billick was zo in mond als pen een. vinnig tegenftrever •San, d(g hervormde leer, en heeft in zijne-fchriften, op een onbehoorlijke wijze Melanchton, Bucerus, PisTORiusen enigo•.anderen gehckelt; ook aan hun gevoelens toegefchreven, die zij nimmer goedgekeurd hebben. Hij heeft vele wederleg-fchriften en enige anderen uitgegeven, waar van men de optelling -bij Paquot vind. Possevini ,Apparatus, ed. irjoS. p. 494. 495, iiï.GiD. Gei.enius , de admirand. magnitud. Colonice, p. 4S0. J». •F. Foppens, Bibl. Belg. p. 270, Paquot,, Mnn. litter. Tom». V; p. 181-188.. BINCK (JAKOB), Konstfchilder, heeft waarfchijnlijk in *f midden der XVI eeuw geleefd, en was een Duit/er van geboorte.. Men vindt een afbeeldzel van hem in den ouden, druk van van Mander, waar onder dit vierregelig latijnfche Vers.. Binckius ingenio quee finxit, ptnxit £? idem, Et fculpfit: certam ars, et manus. ingenium. Cum tua fint docté parvis expres/a Tabsliis, Artis cenfofi, credito magnus eris. In zijn afbeeldzel, Raat opzijn hoed tegen den randaan.ee Aftekening van een Griekfen of Rorneinfen gedenkpenning;, in zijne hand houdt hij een toegerold papier of ene. tekening, cn voor onder zijn mantel of tabberd, laat zig een doodshoofd zien, afhangende, van ene keten, die onder bet kleed over zijn fchouder gaat; agter hem doet zig even als. een Romeins gebouw op; alle tekenen van de voorwerpen, waaromtrent dezes Btnck 's konstoefFening meest verkeerde; voorts ziet men uit het_ vers, dat hij ookeenplaatfnijder geweest is., en zijn werk gemaakt hceft,,van kleine Rukjes 're fchilde- ren,. veelal naar zijn eigen vinding., K. van Mandsr,. Leven der, SchildersII.. D. bl. 217. 2ig. 3INGA (WILLEM) 5 een Fries geboortig van Harlingen, was en heeft inzonderheid uitgemunt in het portrait- en hiftoG a de-  3,0©. BEET. (KABEL EMANUEL) JuefchRderen. Zijne konst heeft lüj het meest uitgeceffeud, te ■Breit* i& *s Hertogetibascb* te Antwerpen en te Middelburg, atwaas nog, vele Rukken van hem gevonden worden, die tot getuigenis, veiftrqkken, dat hij, een uitmuntend meefter is geweest. - J. C., Wever-man» Levensb. der Schilders. III, L\ w- 36?-373- BISET (KAREL EMANUEL), Konstfchilder, vader van Jan Baptist , is. geboren te Mechelen in het jaar 1633. Men vindt van hem getuigd, dat hij een groot meefter is gewéést^ die een vleijend penfeel bezat , waar mede hij een behoorlijk' gloeiend en golvend koloriet wist op het paneel te brengen „ daarbij, een hcvalligen zwier aan zijne beelden gaf, en een rijk vernuft bezat, in het plaatzen van zijne bijv/erken. Hij muntje inzonderheid uit, in het vervaardigen, van kleine Rukjes, verbeeldende fa'etten, en gezelfc-apren van Heren en Haltes, die zo natuurlijk en geestrijk gefchikt en gefchilderd zijn, dat men niets vei maal: {per en vrolijker kan verzinnen; ook wist 1 ij 'er de hartstogten op een ongemeen treffende wijze in te fchetzen. Onder zijne beste Rukken, telt men die welke op vijf bijzandeie taferelen , de gefchiedenis van den verleren zoon be. vatten, waarin alle dc veranderingen in het tronietje van dien losbol, buitengemeen natuurlijk en konftig zijn waargenomen ; want op het eerfte daar hij rffcheid van zijnen vader reemt, ziet men op zijn tóigezigt een onbezonnen blijdfehap; op het twede,daar hij onder de hooien en fnolten zit,een onkuisfe drenkenfehap; op het derde, daar hij buiten de deur word gefloten, en met befemflekken begroet^ een fmartelijk naberouw; op het vierde, daar hij zig in het gezelfchap der zwijnen bevindt en dooreen van dezelvcn in den voet word gebeten, een pijnlijk ge* veel; en op het vijfde, daar hij door zijn vader in genade werd aangenomen, een nedrige demoedigheid doorftralen. Biset was reeds eer goed meester, toen hij naar Parijs vertrok , alwaar hij verfcheidene Rukken zo voor het hof, als andere grote perfonaadjen gefchilderd heeft; hij bevond zig daar nog , toen ƒ. de Bie , zijn werk van 't leven der Schilden eindig» de. Deze zegt tot roem van zijne konst, dat; Zij  BISET. '(KAUEL EMAKUEL) ïoï ■Zij overvloeit van geest, en toond van veer tiaar laagten, Digt bij haai nettigheid-, die waardig1 is te agten. •Op zijne terugkomst in Braic'd, wierdt hij Iïoffchilder ft§ den Graav de Mo'nterv, t:en ter tijd Gouverneur der jpmit* Je NÈderfanthvi bij vei bleef niet lang te Brusjel, maai begaf zig naar -Aniwer.pen, al waar hj z.'g'in 't huwehjk verbond; doch -zijre huisvrouw ftierf kort na dat zij Jast Baptist hadt 'ter wereld gebragt. We btw-naar zijnde, had hij -een wonieriijfce 'doch tellens gtappige ontmoeting^ -die Weysrman betuigt van hem zelve gehoort tc hebben ,en h.ier in beitond :-op'zekeren ■avond een potteke ix ivais bier, met een -Kanunnik die zedertenïgen'tijd zijn gezeiic iap hadt aaugezeg't, -zitteode te ••drinken.. :zeide deze, bemerkende dat zijn drinkbroeder een knip kreeg •. », Mijnheer Lïisf.t, het is den mensch niet goed alleen tc zijn, en inzonderheid is het kwaad voor uw Mijnheer , want „ ik heb al vermerkt datje een Tonderlinge kompeer bent, kjj eens aan-'een fcho:„ ne jonge reine en kuiste -weduwe kon helpen , zou-dat'geea „ goe 1 gebiaad zijn , vobr UW keukenfpit." üe Sc-bfldei bïgoa te ;;rimlagc',e op darvooiftel, en dewijlhij in zijn dronk verliefd was als een befopen pools Edelman, Reeg hij 'fluks den koop toe, -fchelde om een veife pot Leuvens bier, e acteerde den ge -ijJen ma.ielaar tot waigens toe-, eti ging teen dr-Gïikem ■en welgemoed naar bed, alwaar hij tot 'sanderendaags xiid•dags ten een uren bleef liggen ronken, toenopftond, -zig ïiotjes paleerde, en volgens a'ffpraak ,öm drie uren door den-Kanunnik wierd afgehaald. Deze bregt hem-aan een doftlg taais, alwaar zij door de weduwe,-die in der daad fehoon was,-op ene vriendelijke Wijze wierden ontvangen, cn in een proper gemeubileerde agterkamer -geleid ; hier gaf do Kanunnik «fese* de van zijn bezoek aan het weeuwije te kennen; t welk ®a-mentlijk beftond, dar zijn vriend BisET-door harfe verdietóïea en den roem harer deugden getroffen, niets vier 5ge> vei.aqg.fe, <3 S  S02 BISET. (KARELTEMANUEL) dan zijne eerbiedige opwagtirg bij haar te maken , ten einde haar te betuigen, dat hij het tot zijn grootfte geluk zoude rekenen ,zijn lot met het hare,door een huwelijk te verenigen • hem die hij wist dat zij achting toedroeg, had verzogt, om hem aan haar huis te verzeilen enz. Het lieve weeuwtje die men wel kan denken dat vooraf van deze vifite was verwittigd, beantwoordde het compliment van den Pater, met ene zedige deftigheid. Hier op ging men zitten; en op hfit fchejleij van de Dame, kwam Margo hare meid in de kamer, die last kreeg, glaasjes met enige vles.en moefelwijn, benevens wat verfnapering om te crouRiljeren te brengen; zeer fchielijk wieid 'er een uitnemend collation van kreeften en andere dingen meer aangerigt, en men zette zig met graagte aan het eten en drinken, 't welk meteen vrolijk praatje verzeld gaande, de Kanunnik deze gelegenheid deedt waarnemen, om aan het vrolijk weeuwtje , wiens ogen als gloeijende Renen begosten te flonkeren , te zeggen: „ dat zij de doden behoorde te vergeeten, en „ om de levenden te denken; dat hij ten dien einde de Heer „ Bis et , bij haar hadt geïntroduceerd, die een deftig perfoon „ was, en zo veel geld koste winnen als hij maar zelvs wilde, „ haar daar te boven reeds zedert een geruimen tijd tederlijk „ hadt bemind, zonder dat hij zig hadt durven openbaren ," en zo voorts. De weduwe bij wien het druivenat begest werkzaam te worden, antwoordde lispende, „dat zij met veel lof „ en roem van den Konstfchilder Biset hadt horen fpreken, „ dat zij zedert dien tijd, fehoon anders onbekend, veel ach„ ting voor zijn perfoon hadt opgevat, en dat zij met vermaak „ zijne bezoeken zouafwagten." De Schilder wierdt als vervoerdt door die te voren reeds beraamde toefteraming, hij vatte haar bij de handen, en na dat hij de vrijheid hadt verzogt en ook verkregen, haar een kus te mogen geven, verzwoer hij ziel en zaligheid, van haar eeuwig te zullen beminnen. Dtra Ronden de zaken, toen liet toneel in een ogenblik van gedaante veranderde; Biset begaf zig naar de plaats, welke hem door de meid wierdt aangewezen, om zijn overtollig vogt te lozen; de geopende vengfters van de agterkamer kwamen op deze plaats  BISKOP. (JOA-N) 'BISSCHOP. (ABRAIIAM1 jöj f laats uit, en gevalEg dat de Schilder door het vengfter loeresaSe, den'eerwaarden Kanunnik op zulkjene veelrjetekende, wijze met beide zijne handen het weeuwtje zag karesfesen-dat hij ten enemalen bedremmeld de kamer ikwam inRoramelen,, zijn mantel omhing, zijne handfehoenen en boedgreep, «n zonder een wooid te fpreken de kamer en het huis uitdoof-, waarop de Kanunnik veibaasd, hem nariep-: IweBwr, wat wil dit zegg-m?, waar op de verftoorde Schilder, hem al grom¬ mende antwoorder 2^ ben ik kik, bai god hier niet iens nodig? •want daar ik kik om ben gekomen, zu de gai wel afhaspelen; cahier mede was de klugt gedaan. Naderhand 'trouwde Biset met zijne dienstmaagd, en hij overleed, na omtrent .'80 Jarea "bereikt te hebben. A. Housrakeh, Schouwburg, IL EL bl. 292. J. C. Weyehman, Leven der Schilders. II. D.bl, 312 323» BISKOP (JOAN ), geboren in ',s Hage in het jaar was -een beroemd Advokatt voor 't Hof van Holland, en teififens eea beminnaar en oelfenaar van de fchildeikonst, «die-door zijne kouftige wijze van tekenen met .het pe. feel op w'k'pa£>ier, 'even als een welbedreven hand door de verw, ieder meetters bijzondere wijze van behandeling zo keurig en geiijikende wist na te bootzen, dat kenners met een topflag vaa * huis gebragtwerd ■ ook hieldt toen het fmtjten op. De Schout, fltaks de deur wederom openende, zeide: „ gasten, wat ,,-wllt gij hebben?" 't Uftwoord was! „ de Armimmen pre„ ken daar, die willen wij-ftoren." De Schout wederom ; „ daar is geene vergadering; ik ben boven, beneden, en „ -overal geweest." Zij toen; „ de naaste buren hebben ons „ gezeld, dat wij hier zijn moesten." Bisschop, 1 vo'k over de deur«aamprehende, -zekle;. „ mannen en gasten, waarom ,i doet gij imj dit? heb ik iemand te kort gedaan? of iemand, „ die voor mij gewerkt heeft, niet wei betaald, of eer, pen. „ ning afgetrokken? heb ik met ienand enigen t>-/is;? ben.ik „ niet een burger, zo onbefpioken als een ander? wat hebt « gij op mij, dat gij mijn huis zo bcRormt? ! Nats, ttbts was de gemene Rem, dan gij zjt een ArmUaaii. Z , dra de' Schout een weinig van de deur afweek, begon men wederom in de glazen te werpen; dj Onaerfciuut, met z:(-e d.enaars ook in huis gekomen, Rilde 'r volk dat agrer aan 't-huis aan' 1 werpen van fleren gevallen was, met woorden. De Schepen , Volkert Overlander , die naast Rem woonde, uit de kerk gehaaid zijnde, begaf zig met allerijl , naar 't h.us van den vooizittenuen Burgeineesrer Rehvier Pauw, welk enige huizen verder, op de zclvde. graft Rond, met verzoek om bijftand; ook nam deze aan, met de andere Pieren te zullen fpreken , en zijn best te zullen doen, om den oproer te RillenDe fmijters riepen, midlerwijl, dat men hunnen gevangen makker loslaten zou, dan wilden ze 't huis met vrede laten. Bisschc* toen nog hoop hebbende op ene goede uitkomst, bad voor den gevangen, dien de Schout eindelijk Haakte; doch dit was zo veel als olie in 't vuur, want hunnen wil verkregen hebbende, wierp men fterker dan te voren. De Schout, na een-half uurverloops, verdriet in 't wagten krijgende, befioot, met den Onderfchout te vertrekken. Rem Bisschop, zijne huisvrouw Ltsjet de Bisschop, zuster van Jas de Pi-schop. Raad der Rad, enzijn's broeders huisvrouw, baden eu.Rneekten, dat eg toch blijven zouden, zeggende:  BISSCHOP. (REM EGBERTS2.) fff % raijrc Heren, zo gij we'gaat, zijn wij gelijk als- overge'.o „ verd." Doch 't antwoord was: „ wij konnen hier den „ gant en dag njet blijven; wij hebben daar toe geen lust van „ Burgcmeesteren.'1 Bisschop betuigde hier op: „ gemeend „ te hebben, dat de Scbo-ten altoos last hadlen, om kwaad „•te veihoeJen; en zuh.en, die beledigd weiden, te be„ fchermen;" te gelijk vragende: „ of 'er, zo dit niet zijn „ kon, geen middel ware, om tien of twintig foidaten tc „ bekomen, op zijne eigen kosten?" Doch zij zeiden : „ niets „ te kunnen doen , zonder last van Burgemeesteren; maar „ zij zouden agteruit; aan , en hun best doen , om de jongens, „ die voor 't huis waren, te verjagen." Doch de Oi.derfchout Haan, den degen trekkende tegen 't grauw, weidt met Renen geworpen; cn teidlond daar na, riep men: de Schout ga t mg; 't huis is ons ten prijs, met al wat 'er in is. Straks wierp men, met zo veel gewelds, op deuren vengfters, dat niemand in 't voorhuis, of in de zijdkamer duren kon. Bisschop en zijne huisvrouw befloten toen, de boe-en, lidgeld en enige andere dingen van waarde van agteren over dc fch..tting, in den tuin van den Schepen Overlander, tc bergen, waar in zij van enige arbeiders, die, onder ene hagcibui van Renen, door de sgterdeur in huls gelaten waren, geholpen werden. Bisschop zelv' bergde z'g ook in 't huis van .Overlander, na dat hij 't geweer-, welk hij in huis hadt» zorgvuldig verftekqn hadt, op da: 'er geen groter geweld mede gepleegd werdt, 't huis met den meesten huisraad, latende ten proije der plundeiaren. Zijne huisvrouw bleef nog enige tijd na hem in huis; doch vloodt, eindelijk met veel gevaar naar de heren-graft, daar haar 's mans broeder, Jan . Eösertzoon Bisschop, woonde, wiens huis ook reeds met plundering gedreigd was, en waar men al enige glazen hadt ïngefmeien. De vrouw, van 't grauw gevolgd wordende, geraakte in een kasfenmakers huis, en uit hetzelve in den tuin van Burgemeester WitseN, daar men hare kinderen, heimelijk bij huar bragt. 't Grauw hadt, midlerwijl, het hek of de glinting, voor 't huis van Rem Bisschop ftaande, uit den \ , grond  «b BISSCHOP. (REM ECBERTSZ.) grotfd gerukt, en met dc deur derzelve, ook met ene plank,' zo geweldig gebonsd op de deur van 't huis, en van den kelder, dat zij de laatfte eindelijk, open kregen; toen fteeptenze twee zware balken uit den kelder, waar mede geweldiglijk op de huisdeur gerameid werdt Eindelijk raakte de deur los, en het geboefte raakte om elf uren in huis, daar toen alles geplunderd en vernield werdt. De vaten met koopmanfchappen werden geopend, en twee kisten, met kostbare boeken, die Bisschop uit Engeland ontvangen hadt, verfcbeurd. De voorraad van tpijze en drank werdt te iijve geilagen, weggevoerd, of vertreden en geplengd; de fchilderijen in Rukken gefneden; een ijzeren kist, die men niet open krijgen kon, naar de grafc gefleept, daar men ze zou ingeworpen hebben, zo 't niet door den Schepen, Pieter Matthyszoon, belet geworden was. De fchade, door Rem Bisschop, bij deze plundering geleden, is nadechand op 5000 guldens begroot. Intusfen waren de Wethouders op 't ftadshuis bijeen gekomen, en, hadden, terftondj de famenrotting en 't geweld aan de huizen van Rem en Jan Egbertsz. Bisschop,, welk toen nog niet op 't hoogst gekomen was, bij openbare afkondiging verboden. Doch dit verbod help luttel; en 't plunderen ging 'zijn gang, tot dat Burgemeester Pauw en enige Schepenen en Raden, omtrent ten twaalf uren, voor 't geplunderde huis verfchenen, de plunderaars door hunne tegenwoordigheid alleen verftuiven deden. De Heren traden Vervolgens naar binnen, daar Rem Bisschop en zijn huisvrouw, na dat zij vier uren buitenshuis geweest waren, zig eerlang weder bij hun vervoegden. Burgemeester Pauw beklaagde zijn lot met tranen; en "thuis wierd door enige Soldaten bewaard; ook dat van Jan Bisschop, het welk den volgenden dag, andermaal gedreigd werdt. Zelvs werden enige andere huizen van Remonftrantm, tegen den avond van den 2oflen met Soldaten voorzien. En, 't grauw was indedaad zo verbitterd en opgewonden tegen deze lieden, dat twee hunner, Kornelis Klaasz. SpRrNG, befchuitbakker, en Abraham Antoniszoon, kaarfemaker, gedurende de plundering van Rem Bisschops. huis,  BISSCHOP. (REM EGBERTSZ.) 'm ïmis, op ftraat aangerand, met Renen gefmeten, en in groot gevaar Tan'hun leven gebragt vier en, tot dat de eerfte zig beigde in 't huis van den Schout, daar hij wel ontvangen weidt, cn tot 'savonds vertoefde; en de ander in dat va-; ce fpekverkoper, daar men;hem nogthans agter na liep, en nood. Kaakte over twee daken te klouteren, en ene veiliger fchuilplaats te zoeken. Burgemeesteren gaven den 20 van deze zelvde maand,den Raad kennis van 't gebeurde aan 't huis van Rem Egbertsz. Bisschop. De Raad verftond: dat men niet alleen tegen diergelijke ongeregeldheid behoorde te waken; maar ook het , onbehoorlijk prediken fcherpelijk verbieden; voorts moest men de plunderaars zoeken in handen te krijgen, en het flroijen ' van pasquillen waar in de Wethoudei fchap befchimpt of .gelasterd werdt, door de beste middelen tragten voor tc komen. Ingevolge dit helwit, maakte 't Ge'regt ene keur, die *s anderendaags afgekondigd werdt, en waar uit men den geest der leden daar van eigenaartig koste opmaken; want ;, de. , opfchudding werdt bij die keure, geweten aan de Remonjlran'„ ten , die zonder nood of wettelijke reden afgezonderde vergaderingen gehouden hadden, welke vergaderingen nu uitdrukkelijk verboden , werden." " Om ware het mogelijk bij Rem Egbertsz. Btsschop's uitgeftaan grievend leed, nog honenden fmaad te voegen, werdt hem die lidmaat der gereformeerde kerke was, 'sanderendaags na de plundering , door twee Ouderlingen, uit den naam des Kerkenraads aangezegd, dat hij zig van 'sHeren avondmaal t welk des zondags daarna Rond gevierd te worden , zou hebben te onthouden; dit lot viel mede te beurt aan Jakob Laurensz. Reaal, Secretaris der Admiraliteit, en aan enige anderen,die naderhand alle openlijk van de gemeente weiden afgefneden-; namelijk op den 31 december 1623, wanneer Rem en zijne huisvrouw LysbethFilips de Bisschop, bij openbare afkondiging van den predikftoel in de nieuwe kerke geëxcommuniceerd. of in den ban gedaan werden; om dat zij het gevoelen der RemmUrmtm toeftemden en dezerlver vergadering bijwoonden öf  m BITTER. (KBJSTINA) gelijk in de Onpart. Chron. bl. 47 meer overeenkomRig met defl inhoud van het kerkelijk vonnis uitgedrukt wordt, „ om dac „ zij niet flegts bij hun ketters gevoelen bleven, maar"zig ook „ in de Remonjlrante en Wederdoper/? vergaderingen laten'vin,, den." Rem Egbertsz. Bisschop, dat een braaf en daar bij eerlijk mams geweest, wel geoeffend in veelerieij konflen en wetenfchappen, overreedt ruim een jaar na deze affnijding van de gemeente, op den 10 april I025 Voznm PoliP. Eöcl Pars m. Traü. IV. Cap. I. P. A. Limsorch, Hto S. Episcoph p. 91-102. 291. 303. G. Brandt, Hifi. der Reform. II. D, hl 487-499. Brakdt, Dagwijzer, bl. 691. Wag. r«dL ffi/?. X. D. bl. 147. 149. Wag. Befch: van Amfl. IV. 'St. bl. 180.' z77- 287. 343- BITTER (KRISTTNA), was de grootmoeder der hufsvrouwe van den om zijne geleerdheid als vaderlandsliefde, zo zeer beroemden Ridder, P. C. Hoopt. Zij, is eerst gehuwd geweest met Andries van Erp, en daarna met Arnout Fjibry. In de moorddadige plundering''door de Spanjaarden in 1576, te Antwerpen gep'eegd, gaf deze vrouwe bijzondere blijken van ene onve tzaagde kloekmoedigheid. Zij en hare moeder Agata Ooms, ene hoogbejaarde weduwe, hadden zig om ware 't mogelijk voor de b oeddorst der vervolgers, die kunne nog jaren fpaarden, te beveiligen, in een afgelegen leider begeven; dan het geweld, dat op de huisdeur werdt gepleegd, bewoog de oude vrouw, zig uit hare fcbuilplaats te begeven, om te zien wat 'er gaande was; juist op hare aankomst ilaat een vaatje buskruit de deur aan flarden, en haar zelve te morsfelen. De dogter op het gehoor van den donderenden flag door het vaatje buskruid veroirzaakt, fchiet toe, en vind hare moeder verzengd leverdoos in het voorhuis liggen. Nog ter nauwernood van haar eerRen fchrik bekomen, grijpen de foldaten deze waardige vrouwe, die tu-fen de 40 en 50 jaren bereikt hadt, op de onmenschlijkRe wijze aan, en zoeken haar door de verregaandfte bedreigingen te dwingen, om aantewilzen waar naar-man en geld was; doch. zij volftandig weigerende, om her BITTER. (KRBTINA)  J3IV00RDE. (LODEWYK van) BIZE. (VEDASTUS) 113 het een of ander te ondekken, wierdt door deze balddadige krijgsknegten, met een ftuk lont om den hals aan enen ladder gehangen; en man liet haar in dezen benauwden toeftand, tot dat zij bijna den jongften adem Rond te geven; toen men vermerkte, dat zij het niet langer zonder te Rikken konde uithouden, wierdt zij losgemaakt, en een weinig bekomen zijnde, herhaalden de Soldaten hunne vragen, en hongen haar, die bij de gedane weigering bleef volharden, op nieuw aan den ladder, het geen zij vervolgens ten derdemale hé. haalden; doch. deze wreedaarts ziende dat zij niets op haar konden verwinnen, lieten haar in dien beklaaglijken toeftand, en trokken de deur agter 'zig toe; dan zij waren nauwlijk^geWekelf, of een der verfcbolen zittende huisgenoten fchoot toe, en kwam nog even tijds genoeg om haar van den dood te bevrijden; hij fneed de lont aan ftukken en redde dus haar leven, dat zij nog enigen tijd , zeer droefgeestig en in het verftand verzwakt, ten enemalen verzuft doorbragt. — Hooft, Ne'derl. Mifti XL B. bl. 472. B'VOORDE (LODEWYK van), gebaren te Bhde Sf» Pierre, zijnde een dorp twee uren van Leuven gelegen , zo als men moet veronderftellen omtrent het laatfte van de XiVde eeuw, doordien hij in 1430 of daaromtrent gezegd wordt in den bloei van zijne jaren geweest te zijn. Hij was reguliere Kanunnik in de Abtdije van Groenendaal nabij Brusjel in het bosch van Soigné gelegen, en hij befteedde 'er zijne ledige uren, om ftigteüjke verhandelingen in lafijnfe vaersfen te fcbrijven, welke nimmer het licht hebben gezien, maar in het genoemde klooster bewaard worden, en waar van men de lijst vindt bij Paquot. — Mastelint, Necrologium viridis vallis, p. 155. 162. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 826. Paquot, Menu litter. Tom. XVII. p. 172, 173. BIZE (VEDASTUS) , is geweest Licentiaat en Pastoor Van de parochie 'Fontemij, in het bisdom van Atrecht. Hij heeft in het licht gegeven: De providentia Dei circa res temporales. Duaci 1632. in 8vo. ; J. F. Foppens, Biblioth. Belg. p. 1151. PI; Deel. H BLAAUW  m BLAAUW, CJOAN) BLAAUW CJOAN), Schepen en vermaard Boekdrukke? & Amfieidam: r was de oudfte zoon van Willem Jansz. Blaauw er? is zijn vader in den boekhandel opgevolgd; ook was hij] geëffend in de regtsgeleerdbeid, en geen onbedreven Advofeüït, In 'e jaar 1051 werdt hij verkoren tot Schepen en Raai Va'- zijne Vide. ftad, doch bleef des onaangezien den handel Töörfzetten. Schoon de Atlas en Stedenboeken de voornaamflé' weiken zijn,, die van zijne dnikkerijc z^n voortgekomen,. fo?éft hij, 'er egxer verlckeiden anderen geJiukt, die in fraijÊeid van papier en netheid van ietter, voor de hedendaags %o zeer' geriemde drukken van Foelis en Baskerville, i'b ge'enen dele behoeven order te doen: getuige hier van onder aftderen, het Corpus Jnris Civilisopera fjf fiudlo S. van LeedWé», bij hem in 1663 in folio gedrukt, en waar van het griéks'.der Novellen, zo heerlijk is uitgevoerd, dat men n'et* fraije'f' Van dien aart kan uhdenken; als mede het zelvde werk ffi gr', gvo. in 1664 uitgekomen, waar in men verzekerd dat geen e'ne drukveil gevonden wordt, dan alleen bij de tweede afdeling, in de plaats van Pars fecunda, Pars fecündus, en étt Zulks' nog met opzet zoude gefchied zijn. Ook is van pers' voorfgekf men, ene franfe vertaling van Hug. Gro31ïf Aiinaies de Rebus BelgïciSf Waar van de Katwijkfen Leraar Ai Pars in zijne Naanifd der Batavfc en Hollamfe Schrijvers, bf/ 287'. getuigt, dat de opdragt van onzen Blaauw aan de ' Staten fSÜ Holland, voortreffelijk is. Het. is aan zijne flöêête' vlijt en arbeid ook, dat men 't groctfte gedeelte van éétt üitmtmtéhden Atlas, XII. Delen in allergiootst folio uitrn&këndêj is vêrfchüldigd; en Vossius, die hem tefFens als eéTi gróót Stèrrekundigen en fchrander Aardrijksbefchrijver opgeeft* zegtj dat hij het publijk, zo wel verrast als verblijd hééft, dóot het wóhdërbare vernuft, met welke hij zijne Stedihóëkèn hééft vervaardigd. Borremuks betuigt, dat hij door gijnen arbeid tri gêduldigen ijver, met welke hij zijne boekên' hééft gedrukt, 2ülke belangrijke dienften aan het gemetiëbM êër iéltêfin hééft bewezen, dat zijn naam met gians ¥8ri iöfiri aal lsvëfi , zo lang 'et Geleerden in wezen zijn, en  BLAAUW. (WILLEM JANSZOON)- 115 en de boeken zullen duren; en, dat het enkel zijne verdienfte is, die hem de keuze heeft waardig gemaakt van den Zweedfen Koning Gustavus Adolphus, weike hem tot zijnen Drukker aanftelde. Zijne drukkerij ftondt eerst op de blomgraft, doch werdt daar na verplaatst agter de Nieuwekerk, in het gebouw daar het latijnfe fchool pleeg te zijn; en bevatte negen drukpersfen, die de negen mufen genoemd werden. Doch deze uitmuntende drukkerij was maar weinige jaren aldaar in Hand geweest■, toen zij op den 22 februari) des jaars 1672, ongetukkelijk, me' een aanmerkelijk gedeelte van den afgedrukte n Atlas en Stedtbaeken, ook de meeste :etters en koperen platen , door de verflindende vlam werden vernield; de fchade hier door veroirzaakt, vindt men op 382000 guldens begroot. De Jefuit Pafenbroch berigt ons, dat fommige dweepzieke menfchen ts.Amfleldam, li:! eloos genoeg waren , om dit ongeluk aan te merken, als ene hemelfe ftraf, over het drukken van enige Roomfe Kerkboeken, en andere voorname werken , met welken men, ten tijde van den brand, bezig was; zekerder is het, dat dit aanzienlijk verlies een gevoelige fmartbij alle ware beminnaars van konsten geleerdheid te wege bragt. DeHeer Blaauw overleefde niet lang zijnen rampfpoed, want hij ftierf den 28 december 1673. Konigii, Bibl. vet. ff nov. voc. .MAGtRi. Eponymalog. voc. Vossius, de Scientiis Mathematici!. C.XLIV. g. 40. p. 263. Jo. Fabricii, Hifi. Biblioth Part. III. p. 460. Ant. Borremans, Epijl. ad Theod. ab Almei.oveen, p. 120. post vit. Stephanor. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 582. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 437, 438. D. Clement , Bibl. curieufe. Tom. IV. p. 267-276. Wag., Befchrijv. van Amfl. VIII. St. bl. 661, 662. XI. St. bl. 287, 288. K. Lescailie, Poëzij. II. D. bl. 318. J. Vos, Gedichten. L D. bl. 525. BLAAUW (WILLEM JANSZOON), de vader van Joam Blaauw, is te Amfieidam geboren, in of omtrent het jaar 1571, daar hij een aanzienlijken boekhandel heeft gedreven, en verfcheidene fraije werken in *t licht gebragt; ook hadt hij H 2 zig  «6 BLAAÜPWHULK. (JAN SIMONSZ.) BLAER. (JAN de) zfg op de oeffemmg der wiskundige wetenfchappen toegelegd; én was in zijne jeugd , een leerling van den beroemden • 'Fïchö ERAiié geweest. Hij overleed den 18 october 1638, twee zoons JoaN en Kornelis nalatende. Blaauw was een kundig en geleerd man, die de latijnfe, franfe en hoogduïtfe talen vo'komerc magtig was; en Grotius geeft hem den'roem, de marftfgfte Boekdrukker van zijnen tijd te zijn geweest; hij bezat een uitmuntend vernuft, en een verwonderlijk goed oirdeef. Ook heeft hij de volgende werken over de Sterren- en "1 Zeevaartkunde gefchreven, welke nog ten huldigen dage bij de penners in achting zijn: 1. «3?oore Stofpiegcl/ «mfl; 1653. i. 3Mên. in fol 2. «tauktfj* in He ïjemrf-.en ?larö- Jeedt, den a.5 meij 1703- .Dat Niklaas Blankaart een doorgeleerd -man ;is ■gfivtsm* .daar bij buitengemeen vlijtig .en .arbeidzaam, getuigen .de werken wan ilatijnfe .en griekfe .Schrijvers, dien hij behalven «g» .overige -menigvuldige letterarbeid, met -.aantekeningen ver» lijkt, beeft in it licht gegeven, -en waar van wij de,opte!linj hier 'laten volgen, a. Quint. Curtius, Bijloris Alex, Magni Luid Bat 1649. 8w. 2. L. A. Tlori, .Epitome-Msm £»■ manarum. Ih. .1650. 8vo. 3- Arrianus, Je expedit. Alexandfi, Amfl j668. '8vo. .4. Arriani TaSiea, Acies contra .Feriplus Bonti Euxhitf Maris Erythrei, 'de Vemtione. Mnclnridion *um Paraphnft, yusdem Apophthegmatf **?Jt 2683. dv». 5. öwocratjonis , Lexicon $c. £*tfgi, %et* ö 4  120 BLANKAART. (STEVEN) 1683- 6". Puil. Cyfrij, Chronicon Ecclefice Gram,, e MS. Byzaiïtitw primum vulgatum ff Lat. reddtum. Accedit Christoph. Angeli, de Statu hodiemorum Grac *rum Enchiridion cum ver. G. Fëlavii. Franeq. 1679. 4*»- 7- Thomas Magistrt, ionum Atticarum Ecloga, emendatie, opere univerfo dispofipo ff addito Catalogo veterum Scriptorum, Ojiorum in lifce Ecïogts mentio. Franeq. 1690. Svo. ff 1698. Waar bij nog beha!ven dé zijne, ook de aantekeningen van den Hoogleraar Lamb. Bos zijn gevoegd. 8. OratUmes tres: Panegyricus Matthentfo et Pavk a ftabilita pace Monafterlo reducibus Jacratus.. Leidie. 1648. Adlocutio ad Celfi.-f. £f Illuftr. Principem Hehricum Casimirum, qua adventum ejus in Acad. Franeq. fdemniter gratuiabatur. Fi cm. 1671. fol. ff Panegyricus pro jubilceo S. Festo Sceculari Acad. Ibid. 1685. fol. 9- Tahdce Gergraphicee Afite, Europee ff Africa veteris. Nog hadt hij onder handen genomen, om aan¬ tekeningen op Cyrillls te vervaardigen, en ingevolge het getuigenis van den geleerden Regius , heeft hij een groot gedeelte daar van afgewerkt; doch dit zo min als zijne overzieningen van Tiiucydides , hebben immer het licht befebouwd. Ook onderhield; onze Hoogleraar briefwisfeling met vele Geleerden van zijnen tijd; waar onder Salmasius , Joh. Frid. Grokovius, Abr. Berkelius, Henkïnitjs, Jac. Lydius en anderen , die gevonden worden in de Syiloge Epifl. Rurmanni, Tom II. Fabricii, Biblioth. Gr. Lib. IV. C. 8. pag. 273. Crenii, Animadv. philolog. Part, VI. p. 44-47. J. Regii, Oratio fun. E. L. Vriemoet, Atièn. Frif. p. 504-511. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. VoL II. p. 1089. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 526, 527. Baillet, Jugemens. Tom. II, p. 269. Tegeusn: Jiaat van Zeeland. I. D. bl. 194. BLANKAART (STEVEN), een zoon van den bovenftaanden Niklaas en Maria Eversdyk, is geboren te Middelburg den 24 october 1650. Veel genegenheid voor de geneeskonst betonende, wierdt hij na het latijn geleerd te hebben, bij een Apotheker geplaatst, ten einde de kruid- en fcheikunde te peffenen; vervolgens begaf hij zig naar de Akademie, en wierdt  BLAKKENIIEIM. (FREDER.IK van) 121 wierdt den 18 oclober-1674 tot Doktor in de wijsbegeerte en rnedicijnen aangefteld. Vervolgens vestigie bij zijjpe woonplaats ie Amfieidam, oeffende aldaar de praktijk, en overleed in die ftad den 23 februari] 1702. De Digter en Med. Doktor Ludolf Smids, maakte op hem het volgende rieiregeljg vers: Vil'is charta tibi Blancardus jpirét in mm. Forma veri aterno cafa adamante micet. Audiit hcec, ndensque meo qüis livct honort? GemmU ari chartls notkir, inqait, erlt? Eehalven een Lexicon Mediaan, heeft Steven Blanicaart Tiog in de latijnfe taal gefchreven: Traïïat. tuy. dc Circulatione Songuims per fibras nee non de valvulis in iis repertis. Amfi. in jimo. Voorts heeft hij een groot aantd werkjes over onderfcheidene onderwerpen der geneeskonst, in het nederiuits gefchreven, welke nauwkeurig aangewezen worden, in het Nasmregtier ran Jon. Abcoude, verbeterd door Reinier A3 xenberg. Rott. 1 773- bl. 52.; alsmedenog: ,?>c(joii\Bbtirq ï.cc ïïupfen cn ïitonicii/ met'platen. 3|mjl 16S8. 8'eo. ^cöer> ïanofcfie ^erbarm??. S8fc, 8bo. &cbm:k en m$&p% fow üc CÖCC '0 Iö86- 8i °- A IlALLRI! ' R'Miotbeta Botanica. Tom. I. p. 636". alwaar hij een groot Uitfcbrijver wordt genoemd. Biblioth. Anatomii a. Tom. 1. p. 630, 631£f Biblioth. Chlrurgica, Tom. I. p. 441-443- C. Saxi, O-win. liter. Pars V. pag. 242. P. de la Rue, Geletterd Zeeland. bl. 12, 13. BLANKENHEIM (FREDERIK van), was de LIfte Bisfchop van Utrecht, en wierdt in 't jaar 1393, in plaats van Floris van Wevelikiioven , tot, die waardigheid verkozen, op voorRel en aanbevelinge van Willem, Hertog van Ge'der, tegens genoegen van Albreciit, Grave van Heiland, die Rogier van Bronkhorst, gaarne tot die post hadt verheven gezien. Men vindt aangetekend, dat de Geiderfe Flertog door een hoofs compliment, de keur aan Albreciit hadt- gegeven, wien dat hij begeerde verkozen te hebben; doch wanneer II 5 ■ . Graai;  122 BL WKENHEIM. (FREDERIK va») Graav AIbsKcht den vtooracièden Rogier hadt voorgedr* gen, Wh-em mee veel drift kwam aanftuiven, en de Kantin* nikken cp deze wijze aanfprak: „ wij willen niet fineken „ noch bidden, maar wij begeren, dat gij mijnen neef Fm„ dirtk van B.lankenbe1m, Bisfchop van Straatsburg, zult „ verkiezen, en daar v,,orziilien wij uheden, en het bisdom „ uit zijnen naam, danibaai zijn, en al ons loven goede bu„ ren blijven/' H er op wierdt Fmberik ook met meerderfceid van Remmen verkozen, en door Paus Bonifacius de» Xl, in bet bisdom beve tigd. De ftad Deventer bragt ook niet weinig toe, om door bare Geza: ten, Arent Upperheeft en Hendrik ter Beuggen, de verkiezing op Freberik te doen val'en, en leverden daar te boven nog een afzondeilijk fmeekfchi ft aan den Paus, om zijne Heilgheids goedkeuren, voor .dezen nieuw gekozen Bisfchop te erlangen, voor welke toegenegenheid, Re èigfchop de ftad Deventer, eerst door een brief, en naderhand bij ,Jja intrede in gemelde ftad, mondeÜjk bedankte, en naar gewoonte ftads regten en privilegiën bevestigde. Waai- .op hij ook nog in dit zelvde jaar, de fteden Deventer, Kampen en Zv-4, niet alleen in de pandfehap van het huis en de heerlijkheid Diepenheim bevestigde, maar daar te boven verklaarde, geen Kastelein over hetzelve e zullen aanftellen, dan met voorfcennisfe der driegenoemde fteden. Zie Du-mbar , Kerk. en War. Deventer, bl. 623, 624..; alwaar het fnuekicbrift aan den Paus., benevens den bevestigingsbrief, beide in hun geheel, woidea gevonden. De Nederlandfe Schrijvers getuigen .eenparig, dat deze Bisfchop een zeergeleerd, kloekmoedig, voorzigtig en fchrander «ïan is geweest, die altoos een deftig voorbeeld van ere goede regeringe heeft gegeven, en zo lang hij leefde,, om zijne goede dienRen aan 't Gemenebest bewezen, bij ieder .een grotelijks geacht en bemind ;s geweest; daarenboven was hij dapper, en -in den krijgshandel grondig onde legd. Br het tweede jaar van zijne regering, toog bij met een goed aantal krijgsknegten om de Lippe, in Jret land van Mmi, er t m  BLANKENHEIM. (FREDERIK van) en verbrandde aldaar het dorp Oostdorp, aan Jan en Bitter van Raesveldt toebehorende; om reden, dat zij meeigmalen groten lasten fchade aan onderdanen van het Stigt hadden toegebragt. In het volgende jaar verklaarde hij, benevens de drie hoofd* fteden van Overijsfel, Deventer, Kampen en Zwol, den oorlog aan den Heer van Koeverden, na dat aan denzelven vrugteloos, verfcheiden minnelijke vertogen en voorflagen waren gedaan, om het landfehap Drenthe, benevens het huis te Koeverden, door des Bisfchops voorzaten aan de Heren van Bronkhorst verpand , ten disnlte van het Stigt wederom te laten inlosfen, ingevolge de brieven daar van voorbeen gemaakt. Het gevolg van dezen oorlog was, dat het huis te Koeverden wierdt belegerd, en de Bisfchop zig daar van bij verdrag meester maakte. Li aanmerking van de gen-ouwe dienften, welke de drie genoemde fteden hem, in dezen oorlog, zo kragtdadig hadden bewezen, bedankte hij dezelve bij den aftogt niet alleen opentlijk, voor hunnen bewezenen dienst; maar beloofde teffens ook, om hun fommige voorregten zo in Drenthe als ten aanzien van het huis te Koeverden, te zullen fchenken; welke belofte hij ook in het laatst van 't jaar 1396 vervulde, ingevolge den brief daar van, te vinden bij Dumbar , Kerk. en Wee. Deventer, bl. 626, 627., waar bij de burgers van Deventer, Kampen en Zwol, met hare goederen, zo wel te water als te land, tolvrij verklaard werden, door het gantfe land van Drenthe cn Koeverden. Daar benevens, werdt nog aan dc voorzeide drie fteden, het voorregt gefchonken, dat bij rade van haar en van de Handen van Drenthe, 'een Ambtman en Kastelein, uit Drenthe of uit Zaüand, over voorfchreven landfehap en huis te Koeverden, door den Bisfchop zou werden aangefteld. Hier van daalt onbetwistelijk af, het nog voor korte jaren in wezen geweest zijnde voorregt, aan de provintie Overijsfel toekomende, dat ingevolge ene conventie, in den jare 1668 tusfen gemelde provintie en liet landfehap Drenthe gefloten, zij het regt hadt, om bij vacature van de zeven, twee Drosten aan het landfehap te leveren, hebbende de 4sr-  154 BLANKENHEIM. (FREDEIUK van) i derde en vierde toerbeurt: zo nogthans, dat wanneer deze toeibeurten aan de provintie van Overijsfel vielen, dezelve genouden waien, ingevolge vorige refolutien, twee gequalificeerde perfonén aan de landfehap voor te dragen , waar uit, in de Stadhouderloze Conftitutie, door de landfehap de eleftie gefemelde, doch zedert het jaar 1748, namens de landfehap, door den Elf-Stadhouder plag te gefchieden, dan welk ambt zedert de revolutie van 1795 is vernietigd. Ook fioot hij in de lente van het volgende jaar, een verbond met de Frifen , het welk den i8den april getekend wierdt, en in zijn geheel te vinden is, bij E. v. Mieris, Groot Charterboek. III. D. bk 625. Jr. Sciiwartzenberg, Friesch Plakaatboek. I. D. bl. 254., en A. Matth/eus, de Rek Ultrajeêï. p. 93, 94- Dit verbond behelsde zaaldijk, deze voorwaarden: „ de „ bisfchop beloofde duyfend jaer ende dagh enen vasten vrede „ te zullen houden, n.et de landen Van Stellingwerf, Schoter„ werf, Uffaterland, Dodingwerfjlal, Oosterzee en de gemeene „ Friezen, en de gerezen gelchillen, naar inhoud der oude „ Eisfchtppelijke vredebrie\e)i, te /.uilen moeten afdoen. Die „ van Drenthe en Groningen zouden hun oud 'andreebt blijven „ behouden, en Drenthe met geen andere floten bezwaard „ werden, dan dat van Koeverden; 't welk ook niet flerker „ zou mogen gemaakt worden, dan het toen was, nog buiten „ rade des lands van Friesland en van Drenthe, aan enigen „ Ambtman werden toevertrouwd. De Bisfchop verbond zig , „ geen vreemd krijgsvolk, door Koeverden of Drenthe] te zul.,, len laten trekken, 'om Friesland of Groningen te befehadi„ gen." Dit punt zag waarfchijnfijk op de hulpbenden, die Hertog Alerecht lüt Didtschland verwagtte. Wijders verbond zig de Bisfchop, om „ den Hertoge van Holland, of ana, deren uitheemfchen Heien, dié Friesland den oorlog mogten „ willen aandoen , geene hulp te zullen bewijzen, noch „ doortogt door *t .Stigt van Utrecht, te zullen vergunnen." Deze waren de voornaamfte punten van 't verbond, 't welk •sran 's Bisfchops zijde, door de vijf Utmkjè kapittelen, door de  BLANKENHEIM. (FREDERIK van) 125 de Rad Utrecht, en-door vier andere Stigtfe Reden , Amersfoort, Deventer, Kampen en Zwol, bezegeld wierdt. Reinold van Koeverden , geen kans ziende om zig in zijn vorig bezit te doen herftellen, verzoende zig door tusfenfpraalc van Willem, Hertog van Gelre, in 't jaar 1379, met den Bisfchop van Ut)echt; bij welke zoen de éêrstgemelde zig verbond , om alle de handfehriften en pandbrieven van de Rad en het Rot Koeverden, te zullen overgeven; daarentegen verbond zig de Bisfchop, om aan hem te geven, 15000 oude Schilden, le betalen over vijf jaren; ook zoude de Ambtman voor zig behouden, alle de goederen, die hem in het landfehap Drenthe toebehoorden. Deze 15000 'oiide Schilden, bij den voorfchreven zoon aan Retnold van Koeverden beloofd, namen de drie hoofdlieden van Qver'jsfel, op ernftig verzoek des Utrechtfen Kerkvoogds, bij enen bezegelden brief aan, te zullen opfchieten, en aan gemelden Reinold of zijne erfgenamen, op den 14 meij des jaars 1402, to betalen, waarop de Bisfchop aan de gemelde Reden, enen brief overhandigde , door hem en de kapittels te Utrecht verzegeld, waar bij 5,':j aan de drie Reden beloven, dezelve hier omtrent fchadeloos te Rellen. -Alle die brieven, en de gemelde zoen, vindt men geboekt, bij G. Dumbar, Kerk. en Wereldl. Deventer, bl. 637. enz. Het was ook op den 3 me'j in dit zelvde jaar, dat Bisfchop Frederik, met hulp der drie (leden , Deventer, Kampen en Zvol, van Hzp.man, Here van Kuinre en zijne twee zonen, bet huis jien de heerlijkheid Kuinre aankogt, ten gemënen behoeve en. voordeel des Utrechtfen bisdoms, voor 6200 oude Frankrijlfe Schilden, doch de opdragt hier van gefchiedde niet voor het jaar 1407. Dumbar, ut fupra. bl. 641. In 't jaar 13:9, belegerde hij Groningen, willende deszeivs inwoonders dwingen, om zig volgens ouder gewoonte onder de kerk van Utrecht te begeven; dan de burgerij weerde zig dapper, en men floot eindelijk een verdrag, waar in de Groningers in de eerfte plaats erkenden, mennich hondert jairen geflain te hebben van des Keijfers wegen ende ghiffte, inne handen der  X26 BLANKENTIEIM. (FREDERIK vak) der Kercle van Utrecht; en nemen voorts aan, ghienen Heere te. fullen fwlden n gh zich ondcrdaanig geeven, dat onjen lieven Heers van Utrecht te hinder of .te fchade komen mach ffc. De fteden Utrecht, Deventer, Kampen, Zwol en Amersfoort, hongen me. de, daar toe verzogt zijnde, hunne zegelen aan dit verdrag. Dumbar , ut fupra. bl 646. Op den 16 augustus van dit zelvde jaar, floot Bisfchop Frederik, een verbond met die van Utrecht, Deventer, Kampen, Zwol en Amersfoort, voor den tijd van twintig agtereenvolgende jar-.n, om binnen dien tijd eenparig te keer te gaan, de zulken, die den een of den ander hunner onregt of geweld aandeden, en dezelve, indien daar van in der minne geene vergoeding wilden doen, door de wapenen tot rede; te brengen. Dumbar , ib. 64.6. Op den 20 meij 1406, gaf bij een merkwaardige Laadbrief aan het land van Vollenhove, die voornamelijk het Heijmaal of lijfftraftelijk gerigt betrof; op den zelvden dag gaf hij nog enen an ieien Landbrief, insgelijks wel voornamelijk het Heijmaal bedoelende, aan het land van Zalland; waar in onder anderen bepaald werdt: „ dat Ridt eren en Knapen, benevens de „ hoofdlieden Deventer, Kampen en Zwolle; regt zoude weder. „ varen na uitwijzinge van het landregt; en dat alle Rigtcrs „ voor hem of zijnen Ambtman ten Heiligen zouden zweren, „ om ingevolge landregt'te handelen." Inzonderheid heeft deze Landbrief betrekking op de doodflagen en wondingen; voorts dat men niemand zal mogen vangen, die in den lande gezeten en gegoed is enz. Hij Rilde voorts na vele aangewende moeite, op ene gelukkige wijze, een verfchiikkelijk oproer, door de Arkelsgezin* den te Utrecht aangeregt, en na zig kloekmoedig uit de moeilijkheden, hem en 't Stift, door de Hollandje beroertens^ onder Gravin Jacoba aangedaan , gered te hebben , is hij den 9 oct.ber des jaars 1423, op het fiot te Vollenhove in Overijsfel overleden, na dat hij het bisdom ruim dertig jaren agtercen, loffelijk hadt beftierd; en hij is te Utrecht in den Dom aan de zuidzijde van bet koor, op ene plegtige wijze begraven.  KLANKHOF. (JAN TEUNISZ.) X*| yen, L. de Castillion, Ckron. Sact. Belg. Beka Heda, Hifi. Ultraj., cum mis Buchelii; ia Hedam. pag, 465-277. G. Dumbar, AndeB. Tom. II. p. 380. C. Schotanus, Kerk. en IVereidl. Gejchiedenis van Friesland, bl. 202. Van Heussen, Kerk. Hifi. en Ouah. L D. bL 283, 284. K. Burman, Utrechtje Jaarb. L D. bl. 55- 83- 138. 277-279J. W. Racer, Overijsf. Gedenkft. III. D. bl. 113-118. VII. D. bl. 112. Wao., Vad. Hifi: III. D. bl. 333, 334- 492. M. Winhoff, -Landr. van Auerisjel, druk van 1782. met aant. van J. A. de Chalmot, bl. 187. aant. (63). BLANKHOF (JAN TEUNISZ.), Konstfchilder, is geboren te Alkmaar, op koppertjes-maandag van het jaar 162h , de vader ons onbekend, doch de moeder was aldaar Rads vroedvrouw geweest Zijn eerfle leermeester in de teken- en fchilderkonst was Aremt Teerling, aan wien de bijnaam van Sinceer' was gegeven ; en fehoon deze op de naamlijst van de , Alkmaarfe Konftenaars als meester Raat aangetekend, fchijnt het egter, dat hij in die tijd een van de geringde der broederen zal zijn geweest, en meerder gebruik van den verwkwast maakte om zijn kost te winnen, dan het konstpenfeel daar toe te be/Jgen. Hoe 'took zij, Blankhof veranderde fpoedig van meester, en geraakte bij Pieter Schevenburg, en van daar bij den meer bekenden Konilenaar Cezar van Everdingen, teffens ook lesfen nemende van Gerrit de Jong; hier 'vorderde hij door konstijver aangevuurd, zo ver, dat hij op eigen wieken kunnende drijven, en door reislust geprikkeld, zig naar Rome begaf, daar hij twee a driemalen op verfchillende tijden is geweest. Wel dra geraakte hij hier in het gezelfchap der Bentvogels, die hem Jan Maat doopten, en bij die 5aam is hij ook best bekend bij de konstminnaars der zeefchildjerijen. Jan Maat was los en vrij ongebonden van leven, insgelijks los in 't fchilderen, waar door zijn aart die woelig was zijn penfeel tot vaardig fchilderen gewende; ook hebben de Konstkenners opgemerkt, dat wanneer hij meerder moeite aanwende,  izS BLANKVOORT. BLANKWALT. QUSTUS) de, om-zijn werk uitvoeriger en meer gepolijst te doen voorkomen, als dan die geestige losheid en Route trekken daar in met gevonden werden. Een van zijn beste Rukken, is een ftrandgez.gt, dat buitengemeen kondig en natuurlijk is gefchilderd; de zwalpingen of overbuitelende rolling der ebbende en aanvloeijende zeegolven op den oever, is daar verwonderJijk fehoon en levend in vertoond. Buitengemeen wispelturig van aart was BIankho* dit maakte ook dat hij genoegzaam geen vast verblijf hadt- en hij zi* m het voorjaar van 1669 onder anderen op de vloot bega* die tot ontzet van Kandia, onder 't beftier van den Graav van Waldek, was beftemd. In 't jaar 1074, bevond hij zig te Hamburg, en hij moet korte jaren daar na overleden zijn. —— A. Houbraken, Schouwb. II. D. bl. 198--200. BLANKVOORT, is de naam van een zeer oud adclijk geflagt in Overijsfel, dat reeds voor verfcheidene verlopen'eeuwen in genoemde provintie is beroemd geweest, en grote mannen zo-in de raadzaal, als krijgsdienst heeft opgeleverd; dan doordien het mannelijk oir hier van is uitgeflorven, zullen wij 'er niet verder over uitweiden. BLANKWALT CJUSTUS), is geweest Licentiaat in de godgeleerdheid en Kanunnik te Antwerpen; men befchrijft hem als ongemeen afkerig te zijn geweest, van a'Ie uiterlijke pragt en opfchik; dit fluit egter geene zindelijkheid uit, maar onze Blankwalt was daar bij morsfig, en een ongemeen 'flordfg heertje, ten aanzien van zijne kleding en huishoudelijk betwind; cn fehoon onrelnigheid, ingevolge het gemene fpreekwoord geene heiligheid is, wordt egter deze knaap , als buitengemeen godvrugtig befchreven, daar bij onvermoeid in het ftuderen. Hij ftierf te Antwerpen den 19 maart 1600, cn wierdt in de kathedrale kerk aldaar begraven; na dat hij in 158S door den druk hadt gemeen gemaakt het volgende Voortbreng, zei zijner lettervrugten : Modus placandce irce Divina;, hoe tumtih tuofo tragico temporc. in 8vo. F. Sweertii, Athen. Belg. J. F. Fóffens, Bibl, Belg. p. 783. BLAN-  BLANSAART. (ABRAHAM en JAN) V2ff BLANSAART (ABRAHAM en JAN), geboortig van Lei]* den, waren in 1623 medepligtigen in den beraamden moord van Prins Maurits; doch horende dat deze roekeloze aanflag ontdekt was, namen zij de vlugt uit Holland, en kwamen over Vollenhove te Grol, toen ter tijd door de Spanjaards bezeten; doch de vrees dat deze hen mogten vatten en losgeld afpersfen, deedt hen naar Vollenhove te rug keren, van waar zij door Friesland en Groningen naar Delfzijl, en vervolgens naar Embden trokken, daar zij des nagts in de herberg den Helm diepen, en 's anderendaags den 18 februarij een wagen namen, om naar Stikhuizen te rijden; doch een nieuwe angst, zo eigen aan fchuldige gewetens, voerde hen naar Embden te rug; alwaar zij ene andere herberg namen, en door hunne ongeftadigheid en vrees, nog dien zelvden dag in lijden geraakten. Eerst hadden ze den waard gezeid, dat zij drie of vier dagen dagten te blijven, en hem teffens een goede middagmaaltijd befteld; maar terwijl die in gereedheid weidt gebragt, fpraken ze met een' fchipper, die naar Bsjonne in Frankrijk moest,-hem vragende, cf hij hen niet te Galais, of te Dsuvres aan land zetten kon; middelerwijl verliepen ze de maaltijd, voorgevende ergens in de ftad genodigd te zijn. Van dit gefprek met den fchipper kreeg de waard kennis, en hier op vermoeden, of zijne gasten ook mogten fchuldig zijn, aan den aanflag tegen den Prinfe van Oranje; en dit vermoeden vermeerderde grotelijks, toen zij, terwijl hij over tafel zat, in allerijl kwamen vragen, wat zij verteerd hadden, cn, bevende en bedeest, zo veel voor elk betalen wilden, als hij voor allen gevorderd hadt; welke verbaasdheid ontdaan was, op zijne vraag, waarom zij nu naar Frankrijk of Engeland wilden ? Hij gaf dan den Schout kennis van zijn vermoeden, en deze, hen waarnemende, toen zij ter deure uit gingen, verzogt hen, met hem, bij den voorzittenden Burgemeester te willen gaan. Op deze vraag, ging Abraham Blansaart terdond door; doch Jan zeide, dat zij .nog twee of drie dagen te Embden bleven , en dan bij den Burgemeester komen Wilden; gaande hier op voorts naar den Helm, zijne eerfte III. Deeu. I her-  BLASERE. (JAN) BLASIUS. (ABRAHAM) herberg; doch hier werdt hij door den Schout bewaard, rog twee- uren, na, den middag, wanneer Jan van Stappen, Majoor van. Groningen, en een. Bode van 't landfehap, met den, voerman., die hen naar Delfzijl hadt gebragt, op enig vermoe, der^ door. de Regering van Groningen afgezonden, te Embden en, aap det}: Helm kwamen. Jan Blansaart, dit volk en den voerman ziende, beleedt terftond, de man te zijn dien men zogt; zijn broeder werdt wat later in een andere herberg gevonden , daar hij gekleed te bedde lag; deze zig gevangen ziende, verzogt terRond, dat men God voor zijne-ziel bidden zou. Zij bleven te Embden, in bewaring tot den 22ften, wanneer zij te fchepe.naar Amfieidam, en voorts naar 's Hage gevoerd; werden, daar zij den 2 7llen aankwamen; en tot den 4. meij- in. de gevangenis vertoefden, toen hun de dood aangezeid; werdt, zo onverwagt, dat zij geene andere rekening maakten, of zij zouden eerstdaags geflaakf geworden zijn, wapende, dat het voornemen welke zij zeiden gehadt te.hebben , om den aanflag te ontdekken, voor de ontdekking zelve genomen zou worden. Zij werden verklaard de misdaad van gekwetfte hoogheid begaan te hebben, en hierom ten zwaarde verwezen, met- verbeurdverklaring hunner goederen, welk vonnis, ook des anderendaags aan hen wierdt uitgevoerd, en yoorta de. lijken begraven. Sententie van Abr. en Jan Blansaart. ffc. gedrukt in 1623. Baudart, Mem. XV. B, bl-. 36, Brandt, Hifi. der Reformatie, IV. D. bl. 960--964. ^a.g., Vad; Hifi. X. D. bl. 451-456. 461-467. 469-477. BLASERE (JAN), Raadsheer in het Hof te Mechelen,-. gierde door den Landvoogd Alva in 1567, tot lid van den, Raqd der Beroertens, met regt naderhand de Bloedraad genoemd, aangefteld. Wag., Vad. Hifi. VI. D. bl. 251., BLASIUS; (-AiBRAIIAM), Medicijne Doktor, een zoon y^n. Gesard, Blasius.^ wierdt geboren te. Amfieidam, in 1650; afe zijn, yader-, leide, hij., zig inzonderheid: op de prak-. <$jfe 'fej-^nieesjfpn^: toe, en ljépefiênde.die met een gewensten.  blasius. (gerard) blassiere. (j. j.) ï3t uitfiag in zijn vaderftad, omtrent het einde van de laatstverlopene eeuw. Hij heeft uitgegeven: Jobi a Meee'ren , Chir. Amjl. Objervationes Medico-Chirurgica;, ex Belgico in Latimnn translatie ab Abr.Blasio. Amjl. 1682. in 8vo. Dit zelvde werk hadt hij reeds te voren in het hoogduits vertaald , zijnde te Nnremberg gedrukt in 1675. Paquot, Mem.'litter. Tom. XVII. p. 233- BLASIUS (GERARD), Meditijne Doktor, een zoon van Leonard Blasius , zag het eerfte levenslicht te Oostvliet, een dorp in het land van Cadjant, omtrent den aanvang van de vorige eeuw.. Na de gewone letteroeffeningen volbragt te hebben, ging hij ten einde de Iesfen van Gasp. Baktholinüs te horen naar Koppenhagen, in de geneeskonst ftudeien, en kwam vervolgens te Leijden, om zig verder te bekwamen, alwaar hij ook tot Doktor wierdt gepromoveerd. Waar na hij zijn verblijf te Amjteldam nam, aldaar zijn konst uitoeffende, en in i65o ftads Doktor wierdt, ook benoemde hem dc Regering korten tijd daar na, tot Doktor van 't hospitaal, en Eibliothekaris van de Rad. In 1682 wierdt hij lid van de Keizerlijke Mademie van Natuur en Konst, en nam 'er den naam aan van Podai.trjus Secundus; dan zeer kortRondig was het genot dathij van deze eer ondervond, doordien nog dat zelvde jaar, dc dood een einde aan zijnen ver gevorderden levensloop maakte. Ei.asius hadt een goed gedeelte van zijnen tijd befteed, om de werken van enige fchrandere Geneeskundigen van zijnen tijd in 't licht te geven; ook hadt hij 'er enigen van zijn eigen maakzel door den druk gemeen gemaakt. Van beiden, vindt men de optelling bij Paquot, Memoir. litter. Tom. XVII. p. 222-233. Mangeti, Biblioth. Script. Medicor. Tom. I. p. 318, 319.. Georg. Mattio&, Corjpe&us Hijiorhz Medicor. p. 805 , 806.. BLASSIERE (J. J.), Phil. Doel:., lid van verfcheidene geleerde Genoolfchappen, en Onderwijzer in het fligting-huis de. vrouwe van R.enswoude, overleed in 's Hage den 8 decembei 1791, na ene langdurige ziekte, in den ouderdom van 5$' l 2, yi-  IS* BLAÜ. QERONIMUS of HIERONIMüS" de) faxen en 6 maanden. Hij heeft gefchreven en door den drujfc gemeen gemaakt: j. 0S«Möuegiii$eIcn her löcrfctuinfemcie / ■Kt pL ïfage. 1764- m 8bo. 2. tfttfy Begingen öer Ecfmw Ntlpe. JïCttCfö. 1769. itl 8bo Awri- * Lennbode Vil D. bL 195. BLAU (JERONIMUS of HIERONIMUS de) , Burgemeester te Leeuwarden, een kleinzoon van Keyn de Blau, die den • 4 april 1633 & den ouderdom van 78 jaren te Coeverden, al* Eommandeur van die vesting is geftorven, en benevens zijne huisvrouw Anna Hakdeneerg ook aldaar is begraven; zijn vader was Gerakdüs de Elaü, Advokaat voor 't Hof van Friestand, en zijne moeder Auckjen Polman, dogter van den Advokaat Augüstinus Polman, uit een aanzienlijk Drents geflagt gefproten. Hij wierdt geboren in 1616, en na zijnen klasfie. ken en akademffën loop voleind te hebben, wierdt hij tót Dr. in de Regten gepromoveerd, en den 20 april 1637 als Advokaat voor 'tHof van Friesland géimmatriculeerti trouwde nog dat zelvde jaar met Geeske Brouerius van Zwolle, bij wie hij 7 kinderen heeft verwekt, en welke in ociober 1665 is overleden. Eerst is hij geweest Penfionaris der fteden Leeuwarden en Harlingen, vervolgens op den 18 januari] 1664 tot Landfchaps-Advokaat aangefteld; den 22 oftober 1C72 verkoor men hem tot Raad in de Vroedfcbap te Leeuwarden, terwijl hij aldaar zedert den 1 januarij 1670 Burgemeester was, en ook in 1672 Volmagt ten Landsdage; door welke laatfte hoedanigheid hij in de verpligting geraakte, om wegens de ftad Leeuwarden als Prefident te fungeren , in de aangeftelde kommisiie of vergadering van extraordinaris Gecommitteerden tot de Reformatie, uit alle de Reden van Friesland, in feptember 1672 te Leeuwarden op het raadhuis gehouden. Het vei handelde aldaar, vindt men omftandig vermeld, bij S. Sylvtüs, Vervolg op Aitzema, Zaken van St. en Oorl. 1. D. VUL B. bh 565-577; en welke onaangenaamheden Blau en zijne Mede-Gecommitteerde G. LIagius , daar over hebben ondergaan, is vermeld in een boekje, te Leeuwarden in 1673 gedrukt, tot tijtel'voerende:  35LAU. (QTJffiYN de) 133 ie: SfrjéparRe 'Iba rfyest / fee itobigc cn imcïtte amtopttgc}' Ijoe Sanfitorhjfc öe craat / cenige uit ïie tembfcljnp / r.\ etepr-sfcnta '25cbv1Dcölierai ban Setfewtat/ trattcrto ïjatc «Scfcironitteerlwi en;. SnsefKIt toog -G. Hagius. Hier :in leest inen onder anderen: „ dat de dwers.angen tegen vre„ d,e en eenigheid, den here de Blau in zijne zieJue zod. nig ,, tot aan het harte bedroefden, dat om menfchehjker wijze ;te „ fpreken , zulkseen oorzaak van zijn dood zoude zijn geweest." Hij overleed den 13 december 1672, oud zijnde 56 jaren-en juini 10 maanden; en liet een testament na, niet naar keizerlijke wetten gemaakt, maar naar bet regtder volkeren, ff ft* 'Cundum L. 21. ff. ex imperfelto, ff out ft. Quod fine C. de Te stam. wtquc est in L. uit. C. de famil. ercifc., zo a'6 hij de2e wetten «daar in aanhaalt. Uit deze laatde wil, zijnde van-den 17 feptember 1670, blijkt ten k.aarden, welk eken zagtzinnigen ea vreedzamen inborst hem bt;hee,ste, de uitmuntendfte zedeJesfen, vermaningen en zegeningen daar in , aan zijne kinderen nalatende. Blau is een geleerd man geweekt, geen onêrvarcj ■Hegtsgeleerde, en maakte ook een goed latijns vers, blijkens liet door hem uitgegeven dukje, tot tijtel voerende: önerimonia \ff Deprecatio, quibus perpeiratorum crimnum non defenfie., [ei ■ignofcendi cupidites, .ff gratia .postulatio continetur, noraine om■■mum veré pcenitentium, pestilenti liac ac calamitofa tempeflate-, effvfcs ab Hier. de Blau, Cur. Frif. .Adv. Penfion. Leov. ff Ecclefi Sen. Leov. 1.656. R. Neuhusii., Talia. Alcmav. 1664. 'Tom. I. p. 292. 440. Tom. H. p. 522. A. Ferwerda, Metderl. Geflagt-, Stam- en tVapenb. I. D. druk van 1785. BLAU (QUIRYN de)., Raadsheer in het Hof mnMeslmd* was een agierkleinzoon van den bovengemelden, en hadt tot vader Hieronimus de Bla-u., die eerst geweest is MonRetKommisfaris van Friesland, vervolgens Vroedfchap en Btrrgemecster te Leeuwarden-, later Secretaris van de provintiale Rekenkamer, en na dit ambt geiehgneerd te 'hebben» Sn ,1730,, Vroedfchap en Burgemeester sriardl der ftad 'Sneei, :alwaar ib^j bet volkomen bedter uitoefiende, en in die 'gnaiiteit "sseei5 3  134 BLAU. (QUIRYN de) vuldige provintiale en generaliteits commisfien heeft waarnomen; z.ijne moeder was Maria Johanna van Brunsvelt, dogter van Tiieodorus van Brunsvelt, Secretaris van de movintirie Rekenkamer van Stad en Lande. Quiryn wierdt geboren tsBergum, alwaar zijne ouders destijds hunne b itenplaat. hadden, op den 28 augustus 1726. Na de fcholen doorlopen te zijn, Rudeerde hij tsFraneker, en wierdt aldaar den 22 -april 1746 tot Doktor in de regten gepromoveerd, en den 7 juljj daar aanvolgende tot Advokaat voor den Hove van Frie land geimmatriculeerd. Den 20 meij 1747 wierdt hij aangefteld tot Penfionaris der ftad Leeuwarden, vervolgens op den 3r december 1749 van de ftad Workum, den 9 november 1752 van de provintiale Rekenkamer, en den 8 april 1755 van'de ftad Hindelopen; voorts wierdt hij op den 28 feptember 1762, bij vrijwillige refignatie van EduardMarius vanBurmania, door de Staten van 't kwartier van Oostergoo aangefteld, tot'Raad ordinaris in den Hove van Friesland, welke zwaarwigtige post hij met alle getrouwheid heeft waargenomen tot aan zijnen ' dood toe, welke voorviel in het jaar 1780. In 't jaar 1750 op den 9 augustus, huwde Blau te Groningen, met Bouwina Johanna van Bulderen, bij wie hij vijf kinderen heeft verwekt, en welke geftorvcn is den 20 april 1798, in den ouderdom van ruim 75 jaren. Onze Raadsheer was een geleerd man, grootregtsgeleerde en vlijtig beoeffenaar van velerleije wetenfchappen, daar bij ongemeen werkzaam. Hij bezat een door eerlijk karakter, was een getrouw vriend, Rond een ieder gaaine met raad en daad bij, was een voorflander van ongelukkigen, en daar bij zeer liefdadig jegens den armen; in een woord, hij zoude een allerbeminnelijkst karakter opgelevert hebben, ware het niet, dat hij ongemeen driftig van aart was geweest; als hij dagt verongelijkt te worden, viel hij op ene verregaande wijze uit, zonder in zijne oplopenheid wie het ook mogt zijn te ontzien, waar door hij zig meermalen onaangename ontmoetingen heeft op den hals gehaald; dan dit gebrek wierdt egter door zijne edelmoedigheid gelenigd, en zijne vlaag van drift \uts  'BLEEK. (R)) -ï$s was niet over-, of hij hadt deerlijk berouw*, hüstérdè 'dfn Igaime naar -eden; en overtuigd zijnde 'ongelijk:te'hebben', (chroomde bij niet zulks aan dèh beledigden tè belijden*, "én 'hein zelvs "enchoning te vragen ; voorts was hij in'geiien'defe 'haatdragend tegens de genen diè hem verongelijkt hadden. Zijn jonger broeder Theodorus Brunsvelt'de Blau, gebÖ» :ren tc Leeuwarden, den 23 october 1729, wierdt na zijne akadem'Te liudien zo te Franeker als te 'Utrecht voleindigd te'heb'ben, in net jaar 1755 'met groten lóf Proponent, 'en den -i§ 'oótober van het zelvde jaar tot Predikant1 te Ou'efchooi bevestigd; van daar in junij 1756 naar Amersfoort :-beróepen*, 'én 'ten jarè 1758 tot Predikant in de gemeen tè te 'GrMrig'éh--, doende aldaar zijn intrte-prcdikatie den 24 decefnber'; ;alwaaï: 'hij ook nog als óudfté Herder en Leraar,'niet érien 'onverrrioèl' ;den ijver en vurige liefde, zijné hem aanbetrouwde 'kudde 'té 'beftierende. 's Mans bekende zedigheid, weerhoudt ons "zijde Verdere beminnelijke h edanigheden, die hem met het groente -règt zo geliefd en dierbaar bij zijne gemeente maken, 'tè'vèft 'melden. Hij huwde den 10 juüj 1759 te Amfteldam^vnst 'Mhik Visscher , geboren den 10 feptember 1729, onlangs'óverïuli::. 'BLEEK (R.), Konstfchilder, "wierdt in Ï670 in 's 'Èagè 'geboren-, zijnde zijne ouders deelgenoten van het :nèderutitfè 'fchouwburg in die hofplaats, die hem ook dat natuurlijk Üfrj 'tot Toneelfpeeider zogtcn op te kweken-; doch 'dè 'jonge 'hadt 'er weinig lust toe, en wilde liever een Schildér wordèn--, :als hebbende een matuurlijk'e'geneigdheid voor die edëlè kèfiftj; 'ook befteèdde hij al dèn tijd dien hij kost uitbreken', met Véél ijver 'en n'aarftigheid, om eerst bij 'Niklaas Haring, 'srt Vffia 'volgens bij Theod. van der Schuur, te leren tekenen. "GroïS behagen hadt hij in het hiftöriefchilderen*, 'en öeftendë zig tefi 'dien einde op het akademie naarftig naar liet 'léven*, maaV 9fe 'zwaarwigtigheid van 'dat gedeelte dei-konst . en de ruimè 'üj£ 'dié 'er 'vereisch't wordt 'om daar 'een 'meestér In "tè wordcnv fcfrn-tëh hem eendeels 'van 'dat voornemen af; het geeii Vo--rr> "door zijn vroegtijdig, huwen, waar door zijne 'disgenöfèn tèéef i % Hts  BLEEK. (M.) aangroeiden als zijne winflén, ten enemalen agter de bank raakte; des begaf bij zig aan bet portraitfchilderen, in hoop van met dit gedeelte der konst, meer voordeel te zullen doendoch zulks ging in den Haag zo vlot niet, als hij wel wensch' te, en dit was de reden dat hij naar Engeland vertrok, om aldaar zrjn geluk te beproeven; zig te Londen neergezet hebbende, raakte hij onder de Duitje kooplieden bekend, daar hij veel portraitten voor fchilderde. Deze engelje reis heeft hij dikwils herhaald, latende zijne viouwe zo als hij voorgaf, om het duur leven te Londen, in den Haag blijven, doch de 'ware reden beftond daar in, dat het een onvergenoegd en potig wijf was, zodanig zig de Ridder Hoopt, ten aanzien van Amka van Saxen uitdrukt, zie ons I. D. bl. 284. Lr het jaar 1695 of 1696, was de reis naar Londen voor hem zeer ratnpfpoedig, xvant met de paketboot willende overR-ken, wierdt dezelve aangetast door enen Franfen kaper, en zig niet willende overgeven, maar dapper verwerende, kreeg zij na enige fchoten over en weer, een kogel onder water, die zo vinnig trof, dat zij met man en muis die niet zwemmen konden, zonk. Bleek, die nevens anderen die konst verftond, hield zig met hen boven, en zwom naar het kaperfchip toe, maar het fcheepsvolk, even als waren het woeste en ivrede tijgers; Riet en floeg die arme zielen van boordf tot dat liet grootfte gedeelte verdronken of dood geflagen was; na dat dit afgrijsfelijk fchouwfpel langer dan een uur hadt geduurd, en Bleek, die goed frans fprak, daar bij roomsgezind was, cn onder zijn bidden en fmeken om lijfsgenade, alle de hem bekende Heiligen aanriep, fchcen, zulks de verfteende harten van deze monfters te vermurwen, en hen te bewegen, om hem benevens nog twee of drie andeien , uit het zilte nat op te nemen, en van enen anderzints gewisfen dood te verlosfen. Dus bragt hij te nauwer nood het leven van dezen hachlijken togt af, en kwam naakt en berooid te rug in 's Hage; daar hij ditmaal maar kort verbleef, en zonder door zijnen rampfpoed afgéfcbrilt te zijn, wel dra dc reize 'vast Engeland hervatte. Her verbleef hij tot in 1705, wannéér hij op nieuw naar  BLEEK. (R.) ï37 inaar Holland overdak, en ditmaal wel een jaar in 's Hage vertoefde, gedurende wélken tijd hij een uitmuntend fchoorfteenduk voor den Griffier Fagel fchilderde, en enige portraitten die uitgelezen fehoon waren; hiei op ging hij Londen weder opzoeken, en deedt nogmaals, doch voor de laatfte reize een overfprorg naar 's Hage, daar hij ditmaal vele portraitten fchilderde, en onder anderen, dat van den Konstfchilder Roefel, 't welk buitengemeen wel getroffen, en in alle delen yitmuntend fehoon uitviel, hoe wel zig het origineel, gants niet voordelif- voor een i.ondenaai opdeedt. Eindelijk vertrok hij met zijn gantfe huisgezin naar Londen, daar hij tot zijnen dood me verbleven is, en alwaar de Konstfchilder Johan van Gool, hem in 't jaar 172? welvarende vondt, en hoorde dat zijn penfeel hem ruime bezigheid verfchafte, en hij met portraitfchilderen veel te doen hadt, zo dat hij zijn beftaan daar ruim won, en 't geen zijn noeste ijver hem bezorgde, fpaarzaam verteerde. Toen ter tijd hadt hij reeds twee dogters uitgetrouwd, waar van de ene mei George Dictrv, een koopman, voordelig aan den man was geraakt: nog hadt hij enen zoon, die mede een kondig Portraitfchilder was, op zig zclven woonde, en geheel en al naaide Engelfe zwier, dat is, vrij luisterrijk, leefde. Onze*Bleek leefde integendeel zeer afgetrokken , zag weinig •menfehen, en kwam op geene gezelfchappen, dan alleen, daar hij een groot liefhebber en kundig beoeffenaar der muzijk was, opeen wekelijks concert; en niettcgenftaande zijne huisvrouw, door haar wrevelig en nors humeur, zijn leven in geenen dele vervrolijkte, droeg hij deze vreesfelijke huisplaag met geduld, en toonde zig onder zijne kinderen met een vrolijk deuntje te fpelen, vermaken. Voorts was hij bij uitRek naardig en fpaarzaam, daar bij een braaf mensch, die door allerlei geoirloofde middelen het welwezen van zijn huisgezin tragtte te bevorderen. J. C. Weyerman, Leven der Konstjchilders, IV. D. bl. 254. J. v. Gool, Memvs Schomvk, dsr Nsd. KmstJcMld. t D. bL 374-378- I 5 BLEIS-  jfSÏ BLEISWYK. (DIRK van) BLEISWYK (DIRK van), gefproten uit een voornaam Hollands geflagt, wiens voorzaten van onheuglijke tijden af ;in de ftad Delft-, méde zijne vaderftad, de aanzienlijkfte regeringsposten hebben bekleêd. Hij wierdt geboren in 't jaar -1640, leidde zig vroegtijdig op de beoeffening der fraije letteren toe, en ftudeerde ten dien einde onder de geleerdfte mannen van zijnen tijd, eerst te Leijden en vervolgens te Utrecht; waar na,hij zig aan 't reizen begaf, en alle de plaatzen vah 'de XVII JVederlandfe provintien bezogt, en met grote nauwkeurigheid het merkwaardige daar van opmerkte. Te huis gekeerd , was zijn voornemen om ook verder afgelegene gewestefi te gaan bezoeken; dan hier in wierdt hij verhinderd door eefi zware krankte, die hem aangreep en tot den rand van het Igrsf bragt; na een langdurige zukkeling herfteld zijnde, veranderde hij van gedagten, en nam voor, zijne vaderftad met ■al "t merkwaardige 't welk de gefch ledenis daar van oplevert-, te befchrijven. „ Hier toe ftond ook voor den Here Bleiswyk „ meer gelegendheid open ," getuigd de Eerw. A. Pars , „ als i, voor vele anderen : dewijl dat zijn Ed. de voorregten, Ver„ fcheide oude keuren, inzettingen, 'en andere oudé ftukkeh „ en gedenkfchriften, uit handen van zijn voorouders, met „ veel lof in de regering Van deze ftad en ftaat, ontvangen-, „ onder hem hadt berustende , en door verfcheide eerambten „ toegang tot vele geheimè papieren, enz." Dit heeft hij 'ook loffelijk ten uitvoer gebragt, en 'aan het nageflagt ene bè•fchrijving vanDelft overgelaten, die zo wel in nauwkeurigheid als uitvoerigheid, voor geene ftedebefchrijving welke het licht ziet, behoeft onder te doen, maar zelvs de meesten overtreftzijnde dit thans zo zeldzaam Werk, gedrukt te Delft in het jaar 1667 4-t°-, en met een goéd aantal fraije prenten verkiert. Ook hebben vele Digters dit werk tot een onderwerp van hunne lofverfen genomen; ais onder anderen, Joach. 'Oudaan , Nic Heinsius, Dan. F., Thom. Munkerus , Volk. *b Oosterwvk , Jon. van Oudenhoven , benevens de door hare geleerdheid -zo geroemde Dordfe juffer Margar. Godewyk,, welke 'ér dit vierregelig vers -op heeft vervaardigd:  BLEISWYK. (KLAAS van) BLEISWYK. (JAN van) 139 Cemite pad ar 0 calamo depingere Delf urn, Moenia, Fata, Duces parva papyrus habet, Qui Patriam cekbrat, justo rcoderamine fieüit, Sttb tali merito Conflde civis ovat. In 1729 kwam 'er ene befchrijving van Delft fn folio ia 't licht, bijeen gebragt, zo als de tijtel getuigt, uoor verfcheidene Liefhebbers en Kenners der Nederlandfe Gudlieden, daar toe bewogen door de fchaarsheid van de bovengemelde; en fehoon bier niet alleen alles in wordt gevonden, dat Bleiswyk heeft telboek gefield, maar behaive: dat nog vermeerderingen daar zijn bijgevoegd, wordt egter de eerstgemelde van de Boekbeminnaars het meeste geacht, en doorgaans op de verkopingen voor een zeer hogen prijs verkogt. Uit het randfehrift, om het afbeeldzel van dezen Gefchiedfchrijver ftaaude, 't welk in zwarte konst uitgaat, blijkt het^ dat hij in 1671, in den ouderdom van 30 jaar is overleden. Welke fchone letiervrugten hadt men van dit fchrander vernuft niet kunnen verwagten, indien een ,uitgeftrekter leeft'jd bem ten dele was gevallen? D. v. Bleiswyk, Be¬ fchrijv. van Delft. Voorred. A. Pars, Naamrol van Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 166, 167. BLEISWYK (KLAAS van)- geboortig van Delft, uit het zelvde geflagt als de bovenffaande; was een geleerd en deftig •man, die in de XlVde eeuw leefde. Hij is geweest Kanunnik van 't kapittel van Hogelande of St. Bancras, te Leijden, ingeRe ld in 1366, volgens getuigenis van Joh. Gererandï a Leidis, Goudhoeven, Boxhorn en Orlers; ook was hij Doktor der kanonikale of geestelijke regten, hebbende zeer veel toegebragt tot de fcigtinge van zijn kollegie ter eere van St. PaNcras, waar van hij ook het leven op geen onaartigen trant heeft befchieven, dat aldaar ook vele jaren onder de kerkboeken is be.waard gebleven. ——• D. Bleiswyk, Befchrijv. van Delft. bl. 753, 754. BLEISWYK (JAN van), Priester, wierdt geboren te Delft*  H° BLEISWYK. (PIETER van) den 3 november 14s3, en heeft zig door zijne geleerdheid -beroemd gemaakt. In zijn jeugd heeft hij veel gereisd, inzonderheid m Frankrijk en Spanjen, en kwam van deze toeten weder te huis, den 27 feptember 1507. Hij is overleden dea s 5 augustus 15ÖS, den hogen ouderdom van 82 jaren hebben, de bereikt, en den loffelijke^ roem nalatende,van een opregt vioom en godvrugtig man te zijn geweest, goedaartïgen minruelyk van karakter, zoekende te betragten 't gene hij leerde. Hij heeft een werkje nagelaten, tot tijtel voerende: ©an oe Mcijnacötinsc bc? öjöenjften tigftböntfj waar in hij op een ernftige en geestige wijze aantoont, het belachgenswaardige van zodanige meniehen, die dag en nagt met een onophoudelijke drift zwoegen en woeien, om fchatten te verzamelen cn voor een korten tijd een overvloed te genieten, waar van tog niemand leeft. D. Bleiswyk, Befch-ijv. «» Delft. bl. 771, 772. . B];EISWYK (p™ ™0, RaadpenflonarlsvanJf^i. JS generen te Delft in het jaar ,724, aft het zelvde aanzienlijk geflagt als de voorgaanden. Van zijne vroege jeugd af aan ontwikkelden zig r eeds bij hem de grote vermogens van zijnen geest, en vroegtijdig gaf hij zijne zagt voor geleerdheid, konsten en wetenfchappen te kennen. Zeer geoefend in de talen en letterkunde, beoeffende hij zig aan het Hogefchool niet alleen m de ftaatkunde en regtsgeleerdnéid, maar inzonderheid ook in de wis- en natuurkundige wetenfchappen, waar van hg 20 jaren oud zijnde ene voortreffelijke proeve gaf, door zijne uitmuntende latijnfe verhandeling over de Dijken (Disfert de Aggeribus), welke hij te Leijden in i744, met groten' lof openlijk verdedigde. Deze verhandeling, welke in dien tijd geheel nieuw was, heeft nog tegenswoordig hare uitrekende verenenden, en is voor weinige jaren nog waardig gekeurd om m het hollands te worden vertaald. Na een geruimen tijd den post van Penlionaris in zijne vaderftad te hebben bekleed wierdt hij op .aanbeveling van den Erfftadbouder den ?8 november i?72, door de Staten van Soüand toi Raadpenfioraris  BLEISWYK. (PIETER vak) 14* over dat gewest benoemd ; welke zwaarwigtige bediening Bleiswyk oirdeelde te moeten aanvaarden, mits de Staten hem de drie volgende voorwaarden vergunden, i. „ Dat het „ ,hem geoirloofd zou wezen , om zig van dit ambt te ontflaan„ „ wanneer hij gedurende het bekleden van 't zelve, zulks „ mogt goedvinden. 2. Dat hij den eed op de inftructie hem „ overgeleverd zou mogen doen, op de zelvde wijze, als de „ vorige Raadpenfionarisfen gedaan hadden; naamlijk, dat hij „ zijne inftructie zo nauwkeurig na zou komen, als een eerlijk „ en trouw Minister die kon nakomen, en als de vorigeRaud„ pcnfionarisfen, en die, welken de nauwkeurigften daar in „ zouden mogen geweest zijn. 3- Dat hem zou vergund wor„ den, het Curatorfchap van 's lands Hogefchool te Leijden, „ waar toe hij in den jare 1769 was aangefteld, temogen. „ behouden." Deze verzoeken op ene goedgunftige wijze door de hoge vergadering aan hem ingewilligd zijnde, werdc hij door den voorzittenden Edele Bentink in den eed genomen, en door dien zeivden Heer, uit naam der Riddérfchap, aan den nieuw verkoren Raadpenfionaris, volgens' oude gewoonte, de waardigheid van Penfionaris der Riddérfchap toegekend. Twee jaren later, namelijk den 18 november 1774,. werdc Bleiswyk ook op aanbeveling van den Erfftadhouder, tot Grootzegelbewaarder, als mede Stadhouder en Registermeester der Lenen van Holland en Wat-Friesland aangefteld, door den dood van Bentink opengevallen , die dezelven zedert het overlijden van den Raadpenfionaris Pieter Steyh had» bekleed. Den 28 november 1777 de vijfjarige dienst van Bleiswyk als Raadpenfionaris ten einde gelopen zijnde, leide hijender veelvuldige dankbetuigingen, dezen aanzienlijken post neder, mee volkomen onderwerping aan het befluit, het geen door hunne Ed. Gr. Mog., bij derzelver befchikking, omtrent zijn perfoon, ten aanzien van de nu opengevallen bediening, ftondt genomen te worden. De vergadering uitgegaan zijnde, verklaarde men, met eenparige ftemmen, 't genoegen en welgevallen genomen in zijn vijfjarigen dienst, zo ten aanzien van de  fra BLEISWYK. (PIETER van) de .zaken des Staats in 't algemeen, als van Holland en West. Friesland in 't bijzonder, en viel voorts de ket.ze, om bem op nieuw deze waardigheid op te dragen,'op den zelvden voet van wedde en beloning, als hij'in 1772 was aangefteld; en dat het hem zou vrij ftaan, om, wanneer hij gedurende zijne bediening mogt goedvinden, zig van 'tgemelde ambt te ontflaan, 't zelve altijd zou mogen doen; dat het hem zou mogen vergund wezen te mogen behouden de waardigheid van Curator van 's lands Hogeichool te Leijden, alsmede, dat hij aangezien de bedieningen van Bewaarder van het grootzegel, en van Stadhouder en Registermeesterfchap der Lenen van hun Ed. Gr. Mogenden, aan hem ongedragen geweest waren, uit bijzondere gunst en genegenheid tot zijn perfoon, deze ambten zou blijven behouden, wanneer bij van het Raadpenfionarisfchap z.g ontfloeg, ofontflagen werdt, en het jaargeld van 40-0 guldens, hem bij zijne aanftelling toegezegd, blijven trekken; o en gelijk dit toegeftaan was aan de Raadpenfionarisfen Fagkl, Heinsius, Hoornbeek en Steyn. Verzogt zijnde, weder in de vergadering te verfchijnen, werdt hem het genomen befluit onder dankbetuiging van zijne gedane dienften, medegedeeld ; en hij verzogt, dezen gewigtigenen lastigen post, vijfjaren bekleed,,op nieuw te aanvaarden; waar op hij verklaaroe bereid te wezen, om zijn reikhalzende zugt tot een leven, ontheven van 't gewoel en de beflommeringen, aan dit ftaatsambt verknogt, inteugelende, de verbintemsfen, waar onder hij, bij den aanvang zijner bedieninge, was getre en, te vernieuwen; gelijk hij deed, door den eed. af te leggen.. In 1/82, op het tijdftip dat de twede vijfjarige dienst van onzen Bleiswyk als Raadpenfionaris ten einde (helde; deed bij op den 1 november ter vergadering van Holland, het voorRe!, om het pak dezer bedieninge in den fchoot van hun Ed. Gr. Mogenden neder te leggen, ten einde het op jonger en fterker fchouderen mogt overgebragt worden, daar zijne kf'mmende jaren en afnemende lighaa.nskragten hem weinig hope overlieten, om veel langer naar behoren, een last te kun--  BLEISWYK. (PIETER van). 143 fcuflften torfcben, waar toe gelijk een zijner voorgangeren hi de vorige eeuw, zig ter dezer vergadering hadt uitgedrukt, ,, meer dan gemene vigeur en alle kragten van een gezond „ en fterk man vereischt werden." Ter eerstkomende Staatsvergadering verzogt hij de opregte en hartgrondige betuiging van zijn ernftig verlangen naontflag, in gunftige. overweging te nemen. De Vroedfchap van Amfieidam hadt befloten den, Raadpenfionaris dit verzoek in te willigen; maar, ten bepaal • den dage bij hun Ed. Gr. Mogenden over 't zelve geraadpleegd zijnde, viel het befluit, van Bleiswyk andermaal te verzoeken, tot het weder aanvaarden van dit hoogwigtig, nu tien jaren door hem bckleede ftaatsambt; 't welk hij met het op nieuws afleggen van den eed, aanvaardde. Bleiswyk , die altoos de belangen van het Oranjehuis was. toegedaan geweest, zijnde ook, gelijk wij gezien hebben, door aanbeveling van den Stadhouder tot de waardigheid van Raadpenfionaris verheven; fchijnt egter de maatregelen begunftigd te hebben, welke door een groot gedeeke der Natie tot behoud van hare dierbare vrijheid verlangd wierdt, om namelijk het buiten de palen gevende gezag van Willem den V, te beteugelen; dit zou men ten minften moeten befluiten uit het antwoord, dat hij in december 1786 de Gecommitteerden gaf, die uit naam van enige duizenden, zo uit de gewapende als wagtvrije Burgers en Ingezetenen van Amfieidam, die hem een dankaddres aan hun Ed. Gr. Mogenden gerigt, ter hand Relden, waar in zij hunne erkentenis betuigen, over de befluiten door de zei ven genomen, zo tot voorkoming van enen burgeroorlog, beveiliging der provintie van Holland en de Rad Utrecht, als tot fuspenfie van het Kapitein-Generaalfcoap genomen. Het antwoord van den Raadpenfionaris was van dezen merkwaardigen inhoud: „ Edele Geftrenge Manhafte „ Heren! Het is mij ten uiterften aangenaam, uit handen ,, van ene zo plegtige deputatie, uit den Burger-krijgsraad der. 5, magtige ftad Amfieidam,te, mogen ontvangen een dankaddres, „ getekend door zo, vele duizenden weldenkende Burgeren j, cn Ingezetenen derzelve ftad. Ik ben zeer gevoelig aan-  BLEISWYK. (PIETER van) » Sedaan over de tl§k»n van vertrouwen op hun Ed. Gr; „ Mogenden, de enige wettige Souverein dezer provintie.' „ Ik zal de eer hebben aan uwe begeerten; te voldoen om „ 't zelve ter tafel van hun Ed. Gr. Mogenden te brengen » en tragten een favorabel befluit daar op te doen nemen. „ Ik zal zo veel in mij is in mijne minifreriele kwaliteit, mijn * eoédkeojjhg en genoegen déswegen betonen, en de Heren „ kunnen verzekerd zijn, dat ik alles zal aanwenden, dat „ zodanige verdere maatregelen genomen worden, als tot „ behoud van onze vrijheid en welzijn van het lieve vader„ land kunnen (hekken." Toen 'er in feptember 1787 bij de aannadering der frulsfifche krijgsbenden, beraadflaagd wierdt, om de Statenvergadering uit 'sllage naar Amfieidam over te brengen, vindt men vermeldt, dat onze Raadpenfionaris ook druk bezig was, met op te pakken, en dat de Staten van Holland, vrezende dat hij, met de zegels, naar Amfieidam mogt vertrekken, hem door vier Staten-Bodens deden bewaren. Op den 9 november dezes zelvden jaars, wierdt hij op zijn verzoek als Raadpenfionaris, als mede van de ambten van Grootzegelbewaarder en Stadhouder benevens Registermeester van de Lenen ontflagen; met behoud van het penfioen van 4000 guldens, hem bij zijne primitive aanftelling geaccordeerd. • Het febijnt ook, dat hij den post als Curator van 's lands Hogefchool tot aan zijnen dood toe heeft behouden, welke voorviel in 's Hage den 29 oftober 1790, na den ouderdom van 66 jaren bereikt te hebben. Toen aan dezen Staatsminister, de refolutie van zijn ontftag, door den Heer Wassenaar van Sterrenburg in de volle Staatsvergadering was aangekondigd, nam Bleiswyk zijn affcheid met de volgende aanfpraak. „ Daar het mij thans mag gebeuren , het lastig en drukkend „ pak mijner bediening neder te leggen in den fchoot van „ U Ed. Gr. Mogenden, zij het mij veroirloofd, U Ed. Gr. =, Mogenden voor het laatst te naderen , met ootmoedige , betuigingen mijner fchuldpligtige dankerkentenis voor de „ me-  BLEISWYK. (PIETER van) 145 menigvuldige gunstbewijzen , voor de herhaalde blijken van „ bijzondere eer en vertrouwen, welke ik van U Ed. Gr. „ Mogenden, in den loop van mijn ministerie, heb mogen „ ontvangen, en voor de hoge goedkeuring, waar mede het „ U Ed. Gr. Mogenden bij verfchciden gelegendheden be„ haagd heeft, mijne geringe arbeid en zwakke pogingen te „ begunftigen." „ Worden mijne wenfchen vervuld, mijne gebeden ver„ boord, dan zal de keur van 's Hemels beste zegeningen op „ de aanzienlijke perfonen en familien van U Ed. Gr. Mogen„ den bcitendig resten, Hoogstderzelver raadflagen en beflui„ ten zullen met de gewenste fuccesfen bekroond worden, „ en U Ed. Gr. Mogenden zullen in de dankbare toejuichin„ gen van 's lands getrouwe en welmenende ingezetenen, het „ dierbaar en glorie: ijk loon van hunne landsvaderhjke zorge „ en onvermoeide ijver, tot bevordering van de waare be.„ langens van den Staat, overvloediglijk genieten." „ Dan zullen allen de takken van 's lands welvaart, onder „ het hoogwijs beduur van U Ed. Gr. Mogenden, genadig „ bloeijen. De Commercie , die vrugtbare bion van „ 's lands beftaan, die hoofdzuii, met welke dit Gewest moet ,, ftaan of vallen , zal, door ene toereikende en welgeregelde „ navale magt, befchermd en gehandhaalt worden. „ Het Flnantie-wezen van deze provintie, in de twee eerfte „ tijdperken van mijn ministerie, door jaarlijkfe aflosfingen, „ niet weinig ontlast en verbeterd; doch zedert, ter zake van „ de ontftane onlusten met twee magtige naburen, door ou„ vermijdelijke geldnegotiatien bezwaard, zal, zonder invoe„ ring van nieuwe fchattingen, in ftand gehouden worden. „ Het zo nodig politiek crediet van Holland ter Ge- „ nerali.teit, zal evenredig aan haar finantieci-vermogen, en „ aan het overwigt van hare contributien in de lasten van „ het Bondgenootfchap, geftijfd en gefterkt worden. —— „ Het volmaaktfte veiband, ende gedurige medewerking van „ het Staats- met het Erfjiadhouderlijk gezag, zullen de confti„ tutionele Regering dezer Landen, boven die van alle an- III. Deeï» K „ de-  BLEISWYK, (PIETER «fl) ,v der-s' Volken,- doen uitmuntten/ Het ErffiadMd&Z ,yfihap,. met alle de'regteh en prsrogativeh daar aan vcrknogt,■v zal in het Doorluchtige Huis van Oranje en Nassau, tot ,-, bet laafde' der dagen vereeuwigd worden. Zijne Door- \ » Hiclftïge' Hoogheid, de tegenwoordige Heer Erfdadhoude-r,, ft' zal öndeï het genot der dierbaarde zegeningen over Hoogst-- * deszeivs hoge' Perfoon,- Koningüjke Gemalinne en Vordelij,y ke Telgen,- fteeds zijn en' blijven, het hoogstwaarclig voor- * *-erP van de hoogachting en van het vertrouwen van ,y 's Lands Staten." Aan Zijné Hoogheid zal', tot aan de rdterfte eindpalen Van. * een' grijze ouderdom,- het onwaardeerbaar voorregt en hetff Ihelend genoegen vergund worden, van te heerfchen, ert liét aanminlijk gebied te' voeren over de harten van ene H vrije' Natie. —— En dit Gemenebest,- altoos langs die t) zelvde wegen, en door die zelvde middelen bewaard en' ' 8 behouden,- waar aan het zijn opkomst, zijn aanwas en zijn grootheid is verfchuldigd,- en praalde aan 't hoofd met een ü Onafgebroken reeks van Helden uit 't Hoogvordelijk Huis,zal dé roest der eeuwen verduren." Zonder óns te vermeten de daatkimdige bedrijven van dezen éérften Minister te beoirdelen, die zijnen zwaarwigtigen posf in een tijdvak heeft bekleed, waar in de datttshulk zo deerlijk door buiten- en inzonderheid binnenlandfe beroerten Wierdt gedingen!;' zullen wij alleen zeggen,- dat hij doorgaans voor een kundig en wel geoéfiend Staatsman is gehouden, en zulks 'chijht ook ten vollen te blijken; doordien hij tot tweemalen toé door de Staten van Holland als Raadpenfionaris is bevestigdi en dus vijftien jarén agteré'en zijn vaderland in die waar* cfigheid heeft ten diende gedaan» De nageïatene bibliotheek van onzen SiÉiswY*, is ene def hóstbaarfte, rijkfte en met den meesten fmaak verzamelde, ivël'ke' door bijzondere perfonen fcijn bijeen gebragt, en toond ifl allen bpzigtë, de uitgebreide kundigheden en voortreffeipë kéilzë van cféri gewezen bezitter duidelijk. Inzonden Mié Vërlaor éè Liijdfc IIogeTchool. in hèni enen verlichten  BLENDECQ. (KAREL v*an) BLES. (HENDRIK van de) 147 cn wetenfchapminnenden beftuurder, wiens nagedagtenis haar nog lang waardig zal blijven, zo uit hoofde van vele nuttige inftellingen, welke hij aldaar heeft helpen invoeren, als wegens verfcheidene kundige en bekwame Mannen , die , voornamentlijk door zijn toedoen, in de rekje hater Hoogleraren zijn geplaatst geworden. Ook is hij Directeur van de Hollandje maatfchappij der wetenfchappen te Haarlem geweest. „ Vad. Hifi. XXIV. D. bl. 283, 284. XXV. D. bl. 138. XXIX. D. bl. 78- 80. XXXV. D. bl. 261. J. A. de Chalmot, Verzam. van Staatsfiukken. II. D. bl. 243. 24$. Alg. Konst- en Letterbode. V. D. bl. 154. BLENDECQ (KAREL van) , te Atrecht geboren, is ge. weest Abt van. een Bencdiktijner klooster. Hij heeft gefchreven : Ci;iq Hifioires odrmrabïes de quatre Terjonnes posjedées du QU able en la villé de Soisjons, delivrees miraculeufiment par la verin du St. Sacrement: receuillis des ASes du Notoire Roial ff du Grcjfier: avec wi Traité de l'Operation et energie des Diables ff Demons, toni aëriens, que Jousterrains. Paris, chez Nicolas Buon, 1613'. in 8vd. J- F- Foppens, Bibl. Belg. p. 149. BLES (HENDRIK van de) , Konstfchilder, welke omtrent 't midden der XVIde eeuw leefde, is geboren te Bovines nabij Dmant, en heeft een goed gedeelte van zijn leeftijd te Amftéliam door gebragt; zeer waar fchijn lijk was hij een navolger van Joachim Patenier, en werd een meester zonder meester, volgens het getuigenis van den geleerden Lampsonius. Weinig berigt zijn wij in Raat van dezen Hendrik te geven; wij kunnen 'er alleen van zeggen, dat zijne Rukken welke op vele plaatzen. bij de konstminnaars gevonden worden, totgetuigenis verftrekken, dat hij veel geduld, tijd en vlijt aan zijne werken bedeed heeft, die in' landfehappen , bomen, rotzen, deden, een menigte beelden en doorgaans in kleine Rukjes' beftonden. Bles was de zogenaamde Metster van oï meiden Uil, om dat men 'er niet zelden lang na moest zoeken. Onder vele anderen, is 'er inzonderheid een fraai en K 2» net  14$ BLICT- BLITTERSWYK. BLOCKHOVEN. net fandfchap van hem voor handen, waar in een Kramer onder een; boom ligt te flapen, terwijl een groot aantal Apen „ zijn mars ontpakken, de kramerij daar uit halen, die aan d« bomen hangen, en 'er zig lustig mede vermaken. E, v. Mandzr., Leven der Schilders, I. D. bl. 111-113. BLICT CADRIAAN), is geweest Secretaris der ftad Antwerpen, en wierdt in het jaar 1510 in die waardigheid opgevolgd door Pieter Gilijs, bij de geleerden bekend onder den naam Petrus Aegidiüs. Hij heeft gefchreven en door den druk gemeen gemaakt; Collatia moralis Jhper hts vulgaribus verlis Tirij mirij hoff, in 8vo. —— J. F. Foppens , Bibl. Belg. p. 10. BLITTERSWYK (WILLEM van), vanBrasjelgeboortig; iteerst geweest Schepen van die ftad, vervolgens in 1643 tot Köffinglijke Raad en Kancelier in het hof Van Gelderland, aangefteld, en laastelijk lid van öen Raad te Mechelen, alwaar hij in ió8o overleden is, den roem nalatende, van zeer geleerd geweest te zijn, en inzonderheid in de redeneer- en digtkonst uitgemunt te hebben. Eij zijne huisvrouw Willemina van Zinsico. heeft hij een talrijk kroost verwekt; en door den druk gemeen gemaakt,: r. Dtsftrtat. de Rebus publkis. 2. Runtndam vigentein, ardentem, renafcentcm. Ook heeft hij uit het fpaans in het Iatijn vertaald, het fchoone werk van Didad. de Savede a , over de ftaatkundige zinnebeelden, onder den tijtel Van: Sijmbola politica christiana, eerst te Brusfel in 1649 uitgegeven, en vervolgens te Amfieidam herdrukt in 1652. J. f. Foppens, Bibl. Belg. p. 392. BLOCKHOVEN(GYSBERTvan), geboren omtrent'teinde van de XVde eeuw, "wierdt, waarfchijnlijk te Keulen, Karthuizer Monnik, in welke ftad hij zig ook in 1537 ophieldt. Hij beeft uitgegeven: Apologia? pro Opusculis P. Petri BlomvEmm Leidenfiu, gedrukt agter de vei handeling van BloKIVKÉni, de Bonitate Divina. Col. 1538. Deze loffpraak is zeer kort, en hij heeft aan het hoofd van die zelvde verhandeling,  BLOCKIUS. BLOCKLAND. BLOEMAA'EÏ. X4'S ling, een punt ligt geplaatst, uit vier 'koppelverzen beftaande^ ■waar van het eerfte dus luidt: Qui cupïs cetherei Bonitatem nosfe parenits. Hu x librum digitis Jtepe rerolveitids, "Voor het overige,, was Blociihoven,, voor eten-tijd waarin ■hij leefde,, niet miSLieeld van kunde, en hij was voorbeeldigÜn igodvrugt, en hei bsojffe. en van goeie .werken. Ejex&eii, Biblijth. Cirm . 105. L E. I'oppens, Bibl. Belg. ,p. 366. Tir .quot , Mem. Litter Tom. VII. p. 31. BLOCKIUS (KORNELIS), een Hagenaar van geboorte, lis geweest in 1532 reguliere 'Kanunnik te Utrecht, 'hij Rierf In december 1653. Hij heeft uitgegeven : 1. Trattat.-de Simo~ taia Re'.igioforum. Utr. 1553. 2. Sermo de proprietatibus Heligiojurusn ■Vlr. c? Lov. 1565. • J. F. Foppens, Bibl. Belg. J>. 194, BLOCKLAND (KORNELIS van) , .Med. Doktor -en mlanuntend Mufikant, is geboren in het laatst der XVie . euwe te Móntfoort in de provintie van Utrecht; en verloos St. Auteur «een klein .Redeken in Frankrijk., tot ^zijne verblijfplaats. Men .heeft van hem in druk: 1. TnfiruEtim fort fucile pour .qpp.endtf .la Mufique pratique fans aucune gatmne, ou la main. Lijon i-$;73. •?vo. .2. le feevnd Tardinetde Mufique, .cuutenant piufieurs,békt .chanfons frangoifes, a quatre parties.. Lijon. 1570. 'De fchruvffer draagt dit werk op aan Gabrielle de Duiteville,'.en ieder bijzonder zangftukje, aan enig meisje van zijn kennis. — Xa Crotx du Maine, p. ja. Du Verpier, Bibl, ;p. .23,7-, .238. Paquot, Mm. litter. T.om. IV-;p. 122,, 123. BLOEM AART (ABRAHAM), Konstfchilder en IPlaaffnij-.dei-, is geboren te Corinchem, omtrent kerstijd -van het jasr 1567. 'Zijn vader Kornelis Bloemaart., -was een kon&g Beeidfnijder, -Bouwkundige en Ingenieur,'binnen :Dsrikem geboren, doch van -waar hij, oin zekeieu eed te ontgaan,, geweken was, komende na-enige onaangename ontmoetingen ,te Gorinche:n. Van hier trok'h"; met zijn-hu-sgezin maar 'sOSettagenbtscli, *n wederom van daar -naar ITtwfc. 2a dsze'Raê IK j  150 BLOEMAART. (ABRAHAM) begon Abraham, die van zijn eerfle levenslente af, tot het feeoeftenen der fchilderkonst fcheen geroepen te zijn, in zijn vaders huis kleinigheden na te fchilderen, uittekeningen van Frans Floeis, of dingen, die naar dezen gevolgd warenEnigen tijd hier na, befteedde hem zijn vader bij een' KladfchHder Gerrit Splinter genaamd, om 'er de vei wen te eren kennen. Deze zette Bloemaart aan 't fchilderen van beelden of posturen voor een' fcbermmeester, zeggende, dat Abraham reeds beter meester was dan hij zelve, doch vermits zig deze Splinter dagelijks zeer onmatig in den fterkèn drank verliep, toefde hij aldaar ilegts veertien dagen, latende de , fchermposturen half gedaan ftaan, de originelen hier van wa> ren zeer aartig, en vervaardigd door den geestigen Schilder Hendrik Uithoek. ^Abraham , zijn dronken lap van een meester vaarwel gezegd hebbende, wierdt geplaatst bij Joost de Beer, een leerling van Frans Floris , die mede te Utrecht de konst oeffende. Deze, hoewel hij juist de beste Schilder niet was, bezat egter in zijn huis verfcheidene fraije ftukken van Blokland, en •andere goede meesters. Hier fchilderde Eloemaart met olieverwe naar een ft uk van Dirk Barendsz. , zijnde een feest of gastmaal naar de gewoonte dezer tijden, waar in een jongeling op de harp fpeelt, en een vrouwtje dat natuurlijk fchijnt te zingen,. benevens andere voorwerpen , alle zeer konftig en uitnemend uitgevoerd; dit hadt Bloemaart, zijne jonkheid en begin in de konst in aanmerking genomen, zeer aar* tig nagevolgd. De vader dit ziende, nam hem van de Beer af, met voornemen' van hem zelvs te -werk te ftcllen, met het navolgen van fraije ftukken, doch Abraham kon weinig van belang in huis uitvoeren, doordien zijn vader hem veelvuldig tot andere djenften gebruikte. Vervolgens werdt hij bij den Drosfaart van Heel , die liefhebberij hadt en ook een weinig fchilderen kon, befteld; deze beloofde aan den ouden Bloemaart, om den jongeling in zijn leren veel dienst te doen, en hem bij Blokland te z dien beftellen; doch verre van zijne beloften te houden, gebruikte hij hem genoecziam als  ÏX-OZ-MAART, i^tWmi *$$ Hls een lijfknegt, zo dat Abraham ;in plaats van in ,,de 'konst te vorderen, den kreeftengang daar mede ging; en na gtfr joop van anderhalf jaar weder te btus kwam, .'ais .toen .zong, ihem zijn vader naar Parijs bij enen Jean Bassot, :pij wien hij .omtrent zes weken bleef; van daar geraakte ruj bij een.andQr i-Schilder in de wa: deling Maitre .Herry genaamd, hier .ver.». ;bleef hij omtrent derdehalf jaar, ;alles uit den geest fchhderea* .de, vermits hij weinig of geen onderwijs genoot,,,en oeffendj? ;zig tusfen beiden ook uit den geest in de tekenkonst. Var? ,dezen Mr. Herry, begaf hij zig nog enigen .tijd ,bij Jeroen. Flanken van Hereitlmls, die zig te Parijs hadt neergezet ; ,va? , .-dezen affchcd nemende, ging hij Utrecht weder opzoeken, eö \verzeldo vervolgens zijnen vader paar .Arnfteldam die ;aldaa-r rtot ftads Bouwmeester was aangefteld. jDe ,oude .man ten ilaatflen de tt& aan de -namur betaald hebbende,, ■verkoop (Bloem\art zig weder naar Utrecht te begeven, .alwaar :hij ,ook tot zijn dood is verbleven, welke voorviel ;in het jafer rlo-57. ? Bloem aart heeft zeer veie uitmuntend fraije ftukken gcifehilderd; en fehoon hij ook wel grote historife taferelen heeft vervaardigd, zo viel egter zijne verkiezing meer op kleine jftusjes; onder anderen is 'er van hem ene Andromeda, dje ,-aan de rots gekluisterd, door Perseus van de verflindendc kaken des .zeemonfters wordt verlost, zijnde dit konstjuweelt•je ongemeen wel behandeld en fraij gekleurd; ook heeft.mep .vrolijke landfehappen .van hem, met aartige drollige boereu1.woningen en huismans gereedfehap, bomen, gronden.enz.*zo .als dezelve in den omtrek van Utrecht van ;hem zijn nageschilderd; .voorts bezat hij.een zeer goede manier.van.rekenen ten trekken mee de pen, 't welk hij-dan door,middel vamenige -dunne en zagte verwen, een' ongemenen Juister .wist toe .fc voegen. Ook bezat hij het vernuft om door zijn .kenstpertfep :aan zijne taferelen, naar derzelver..aart,een gepaste fcboonbsld. tbij'terzetten, brengende daar in nu jeens - zonnefcjiijn, Jfofi .weder donkere of vurigedugten,-naar dat bjet^wetk -zulksCW' teiste; ook-.vindt men ,'er -beestjes -jn, -koeijei^ »fepi^en-.cn ja» &4 dde-  152 BLOEMAART. (ADRIAAN) deren, zeer natuurlijk naar 't leven gedaan. Somtijds ziet men ook in zijne fchildërftukjes, enige poeltjes of watertjes met kroos, liefcn en kruiden bewasfen, en met daar op dravende plompe-bladen en bloemen. Zijne voorgronden zijn doorgaans geftoffeerd met enige voor het oog 'bekoorlijke kruiden, of in 'twild groeijende breedbladige plantgewasfen, buitengemeen wel behandeld. In een woord. Bloem;. ;t verdiend in de eerfte reije der Konstfchilders ere aan plaats te bekleden; en zulks te meer, om dat hij een z< groot meester is geworden, om zo te fpreken zonder meester. Verfcheiden af beeldzeis zien van hem 't licht, ondei een van . welke men deze digtregels leest : PiElor natura ejl, ujus vix Me magistro; Arte eft egregiis nee tarnen inferior. Pinxit aves, naves, homnes, herbasque, ferasqne, Et latos jlores., F.oridus, innumeros. Abraham Bloemaart, is tweemalen getrouwd geweest, en beeft drie zoons ■nagelaten , waar van ftraks nader. Hij heeft een menigte Tekeningen vervaardigd, welke door het graveerijzer zijn vereeuwigd, en uit verfcheidene honderden van prenten beftaande, in een werk verzamelt, meest door H. Goltzius, J. Saenredam, W. J. Swanenburg, P. Galló , Jakob Mathan, zijnen-zoon Korn. Bloemaart, en anderen zijn gefneden en in plaat gebragt. Ook heeft hij verfcheidene brave leerlingen gekweekt; namelijk Niklaas Knupfer, Gerard Hondhorst , Jan en Andries Both en Kornelis Poelenburg. C. Saxi , Onom. liter. Pars IV. p. 40. K. v. Mander, Leven der Schilders, II. D. bl. 192-197. A. Houbraken, Schouwburg, I. D. bl. 43, 44- J- C. Wetcrman, Levensh, der Schilders, I. D. bl. 224-229. BLOEMAART (ADRIAAN), de tweede zoon van Abraham, mede een Konstfchilder, was zeer geestig, verflandig, en ijverig in het beoeöenen der konst. Hij deedt een reis naar Italien, daar bij vele vorderingen maakte; waar na hij een togt docx Duitsland deed, en te Sakshirg komende aldaar op  'BLOEMAART. (HENDRIK) (KORNELIS) 153 op ene treurige wijze zijn graf vondt; want hier in dierst geraakt zijnde van zekerenBeNediktus , die een groot beminnaar van k nflen en wetenfchappen was, en daai hij vee! fraije ftukken voor vervaardigde; geraakte hij in woorden mei een Student, welk gefchil zo hoog liep, dat zij aan 't vegten geraakten, en Adriaan zodanig weidt geftoken, dat hij dood ter aarde viel. Houbraken, Schouwburg, 1. D. bl. 45. BLOEMA/*RT (HENDRIK), de oudfte van de drie broeders, mede een Schilder, hadr zijn vader tot onderwijzer in de konst; doch weinig, van deszelvs gees<. en minzamen aart overgeërft, ook geene bekwaamheid om met de wereld te kunnen verkeren, waarom Sandrart, niet *on aar tig van hem zegt: „ Hij heeft zijn gélukskogel niet vernuftig genoeg weten „ voort te fchieten, en dus is het af/etzel van die fehone „ bloem verflikt." ■ ■ <■■ Houbraken , Schouwburg, I. D. hl. 44. BLOEMAART (KORNELIS), de jongfte zoon van Abraham, hadt zig mede tot het fchildeien begeven, maar verwisfelde wel dra 't penfee' voor de graveernaald, waar van hij de behandeling leerde bij Krtspyn van df. Pas, en het binnen kort zo verre in die korst bragt, dat hij verfcheiden platen, zo naar tekeningen van zij; en vader als van anderen in t koper fneed, waar van de afdrukken onder de liefhebbers van prentkonst in achting zijn. Om gelegenheid te hebben tot het vervaardigen van grotere werken, ging hij eerst naar Parijs, en bezogt vervolgens Rome, daar hij veel heerlijke prenten naar fchilderijen van degeachtfle Italiaavfe Konstfchilders vervaardigd heeft. Zijn vader die grote geneigdheid hadt om -hem voor zijn dood nog eens te zien, ontbood hem; dan het overkomen werdt van hem zo lang van den enen tot den anderen tijd uitgefteld, dat de oude map flierf voor dat hij op reis was gegaan. Hij befoot hier op te Rome te blijven, alwaar hij in een hogen ouderdom is overleden. ——- Houbraken, Schouw* lurg, I. D. hl. 45. K 5 Ï1LOF,.  55+ BLOEMEN. (JAN BlANCïS van) (NOLBL^TLJ^ BLOEMEN (JAN FRANCIS van), Konstfchilder, is ge. boren te Antwerpen in 1656, .en heeft het grootfte gedeehevan zijn leven te Rome gefleten. Zijn bentnaam, dien de broeders hem aldaar hadden gegeven was Horifmt, om reden, dat - frj een vernuftig landfchapfchilder was., die in hunne ftukken ■den horifont veelvuldig nodig hebben, ffij verkogt zijn meeste ftukken aan de Engeifen; zij heftenden veelal' uit gezigten. Bij en omtrent Rome en Tivoli, en onder anderen heeft hij een fehoon tafereel vervaardigd, van het aangename gezigt daar .men in den val van het water altoos een .regenboog zie*. 'Van Bloemen, wiens fchilderwijze veel zweemt na die van van der Kabel, leefde nog in 1726, en was toen 70 jaren oud. J. v. Gool, N. Schouwburg, I. D. bl. 121. BLOEMEN (NOLBERTUS van), een broeder van Jan.Ïrancis, was mede een Konstfchilder; hij is te Antwerpen ge- ' 'Boren in 1672, en daar de eerfte grondbeginzelen der kotst geleerd hebbende, ondernam hij ene reize mavRmne, ter ver..der voortzettinge zijner beoeffening. De bentnaam , dien zij hem Bier gaven was Cefalus; en hij fchilderde 't meest poitraitten, Benevens moderne en anticque ordonnantiën; een kraam te Home niet zeer gewild, en daar hij dus niet breed op kosteteren ; des verliet hij die ftad,, en ondernam van 't ene klooster op 't.andere den terugtogt te voet naar zijne geboorteftaddaar hij op zijne apostels-paarden gelukkig aankwam, en zig voor enigen tijd ler nederzette; maar ziende dat bet daar mede met de konst niet vlotten wilde, vertrok bij naar Amfieidam, daar hij met weinig voorfpoed de rest van zijn dagen geileten .heeft. J. v. Gool, AT. Schouwburg, II. D. bl. 463. BLOEMEN (PIETER van), Konstfchilder, een broeder van de beide voorgaande*; fchilderde 't meest bafajljes (jeji beesten, daar hij nog al vrij wejein Haagde, doordien zij zeer njk zijn van ordonnantiën, doch wat verfiigtig van kleur. Vele van^.zijne ftukken, ziet men in Holland, Brabanden Engetand. Zijn bentnaam was Standaart, en dit is al wat wij ia  BLOEMENSTELN. BLOIS. BLOK. *:5 itaat zijn om van Pieter Bloemen aan onze lezers te berigten. — J. v. Gool, N. Schouwburg, L D. bl. 122. BLOEMENSTELN (JAN van), ene der Kabbeljauwfe Edelen , is geweest Bailjuw van Kcnnemerltmd, welke post hem door Hertog Albregt van Beyeren in het jaar 1358 afgenomen werdt, om daar mede Reinoud van Brederode, oudften zoon van Dirk van Brederode, e en der voowaamne Edelen van de Hoekje zijde, te begiftigen. Joan a JLeydis van de Heren van Brederode. Cap. XXXLIL p. 623. BLOIS, zie TRESLONG. BLOIS (JOHAN van), Raadsheer in het Hof van Flaar.dere,n, heeft benevens zijn Meeraad jEgidius Stalins, verzameld en uitgegeven, de twee eerlte dcien van het Piaïaatbock van Flaanderen, onder dezen tijtel: .tCtacDftl ?&aceurt-35eccft/ in&oitöeuöe biberfrfjc «D.'üotinanncn / <£Öi&ten/ cüöc glztwe ten/ ban öc item. MsMatta/ cuöc Daar ^oert. QcegljtDai/ «Öwcben ban ©Incnöeren/ mft^gaetttfg ban Ijcurhcbcn jt>2ofcin« ciatcn Bacöe altwer jjcpuüïiccert in ben bocsjcnccntbcn OLstüsc ban ©laenbcrai/ 'tfeöert hit jaer 1560/ tot cnbr met ben jaete 1629, Gedrukt te Gent 1629. in folio. Nog: 25ccch Der @i= iijonnanriêii/ Statuten / sCbictcn $t. ban ©ïacnömn/ mcittoe* ïinuW tentccröcrt. Ctoceöcn ©Jucfe Gent 1639. in folio. —J. F. ForrENs, Bibl. Belg. p. 582, 583. BLOK (BENJAMIN) , Konstfchilder, van een Utreclrtje familie, de zoon van Daniël, is te Lubek geboren in 1631. Hij redde als een tweede jEneas zijn vader en moeder uit den Brand, door het woeste krijgsvolk te Schwerin gefligt. Dit buisgezin, uitman, vrouw en vier kinderen beRaande, door deze treurige gebeurtenis tot de uiterRe armoede vervallen, vond teen medelijdend voorflander in Frederik Adoi.f Hertogvan Mekelsnburg., die Benjamin onder zijn opzigt en befcherming nam, en hem op het tekenen en fchilderen beflelde, daar de jongman in korten tijd goeden voortgang in maakte. 'Met eerfte proefftuk van zijn konst en vernuft 't welk hij .vex-  ï5cT BLOK. (DANIËL) vervaardigde, was hetportraltvan genoemden Hertog, tenvoetiÏÏ uit met de pen, dit viel zo konftig en wel gelijkende uit, •dat een ieder die het zag 'er zig over verwonderde. Dit proefftuk van zijne bedrevenheid gaf hij in 11547, en kort daarna fchilderde hij met levendige kleuren het gantfe hofgezin van Saxen, vervolgens heeft hij inHongarijen voor den Graav Franciscus verfcheiden taferelen en altaarliukken gefchilderd, welke bijzender geroemd worden. In 1659 reisde hij met brieven van aanbeveling van gemolken G^aav voorzien, naar Italië, alwaar bij toegang kieeg tot ■de beste konstkabinetten. Na dat hij nu te Venetië, Florence en Rmne, enige Jaren in het beoeffenen der konst had dooigcbragt, en vele voorname mannen , onder welk getal ook dc beeldtenis van deu door zijne fchriften.zo vermaarden Jefiut Athanasius Iïircherus, gefchilderd hadt, keerde bij naar Duit land te rug, en trouwde aldaar in .1664, metdekonstminnendeANNAKATRijfA, ene dogter van den beroemden Johan Thomas Fisscher van Meurenburg. Deze vrouwe muntte uit in het fchilderen •van bloemen, zo wel in ohj- als waterverf, en hadt, voor haar Ihuwelijk, volftandig haar werk gemaakt, van de vorftin met .hare dogters daar in te onderwijzen. Sandrart getuigt, dat hij het geluk heeft gehad, dat zij tweemaal van hem is gefchilderr jgeweest, en dat zij wanneer hij zijn boek van de Schilders fchreef, nog in leven was. A. Houbraken , Schouwburg II. D. bl. 258, 252. J. C. Weyerman, leven der Schilders IL D. hl. 287,, 28S. BLOK (DANIËL), Konstfchilder, de vader van Benjamin, .zag het eerfte levenslicht te Stettijn in Pommeren; zijn vader was Marten, geboren te Utrecht. Daniël die in zijn vroege jeugd reeds blijken gaf, dat hij grote trek tot het beoeffenen der fchilderkonst, in zijnen boezem voedde; wetdt te Dantzig befteld bij Jacob Sctierer een groot meester, van wiens lesfen hij ook een nuttig gebruik maakte, en zig met een ongemene vlijt beijverde, inzonderheid in het fehildeien van portraitten, waarin hij ook ongemeen Haagde. Van Schilder .werdf  BLOK. (JAKOB REUGERS) t$* werdt hij Hoveling, en verloor in een noodlottig ogenblik In het jaar 1651, al wat hij bezat, door de baldadige woedo der vernielende Oorlogsbenden, die zijn huis in den brand ftaken; ter nauwernood wierdt hij benevens zijne huisvrouw door behulp van zijnen zoon Benjamin, uit de verterende vlammen gered, en ftierf-te Roftokin den ouderdom van 8b jaaren, vier zoons nalatende, waar van drie, met namen EM-\NuëL, Adolf en Benjamin, het penfeel hanteerden, en geen onberoemde Schilders geworden zijn. — IA. Hou» kraken, Schouwburg I. D. bl. 88. BLOK (JAKOB REUGERS), Konstfchilder, is te Gouda geboren, en fehoon de tijd van zijne eerfte verfchijning op dit wereldtoneel, en zijn fterfuur, aan onze nafporing is ontfnapt, blijkt het dat hij in het middden der XVIIde euw, inzonderheid heeft gebloeid. Dat hij een voornaam Schilder is geweest blijkt, doordien de beroemde Rurbens, ter tijd dat bij de Nederlandfe fteden doorreisde, 0111 de Konstfchilders te bezoeken, hem ook niet vergat, maar hem te Gouda in zijn fchilderkamer opzogt, en tot zijn roem heeft getuigd, dat hij onder alle de kons'.enaars in Nederland, geen een gevonden heeft, die hem in "t fchilderen en tekenen van doorzigt- en bouwkunde, evenaarde. En doordien hij ook in de vestingbouw kundig was, geraakte hij in dienst van den Koning van Polen, die hem zeer veel achting en geaegentheid toedroeg; doch de liefde van dien Vorst, haalde hem den haat van de nijdige Hovelingen op den hals, die hem den voet dwars zetteden en vele onaangenaamheden berokkenden, waar door hij wierdt bewogen zijn affcheid te verzoeken, en naar zijn vaderland te rug te keren; daar hij de gelegendheid aantrof, om den Overften Percival, die in blakende gunst ftondt, bij Fredeiuk Hendrik, Prins van Oranje, de wiskonst te onderwijzen. Deze verraste hij zekeren tijd op een aardige wijze, want een aantal linien en ftrepen door malkander getrokken hebbende, deedt hij zijnen leerling een gat in 't befchot boren, die daar door ziende, hein tot zijne verbazende verwonde-  *5S BLOK. (SIMON) dering, enen Iastdragenden Ezel vertoonde. Vervolgens Rwan* hij in dienst van den Hertog Leopold, die hem ook bijzonder wel lijden mogt, en hem boven zijne gewone foldij, in 't veld zijnde, 'sdaags daar te boven nog zeven guldens toeJeide. In den omtrek van Wifnoxbergen over een plank willende rijden,, ftruikelde zijn paard, en hij hadt het ongeluk om door den val die hem zulks veroirzaakte, zig deerlijk te bezeren; waarop hij na de ftad. wierdt gebragt, en op bevel van den Hertog alle vlijt en zorgen aangewend, die tot ZJjne herftelling koste verftrekken, doch alle de in 't werkgeftelde middelen waren vrugteloos, want na enigen tijd gezukkeld te hebben ftierf hij, en wierdt te Wijnoxbergen in de kerk der Predikheren begraven, zijne weduwe Geertje Davids , die met een jaarlijks inkomen gedurende haar leven lang was bezorgd, begaf zig l aar man overleden zijnde, naar Bmband, en zijn zoon die ook zeer bekwaam was, volgde hem in zijne bediening op, doch wierdt in een fchermntzeling dodelijk gekwetst waar aan bij fpoedig overleed A. Houbraken, Schouwburg, II. D. bl. 92-93. J. Walvis, Befchr. van Gouda, bl- 33S, 336. BLOK (JOHANNA. KOERTEN), zie KOERTEN. ■ BLOK (SIMON), een dappere Zeeuw, die na meermalen zijn leven voor het vaderland gewaagd te hebben, ten laatften als Zeekapitein onder het eskader van den Luit. Admiraal Kor-' NelisEvertsen, inden bloedigeri flag. tegen de Engeifen in 1666 gehouden , op het bed van eer ftierf. Zijne onverfchrokte heldenmoed, wordt door P. Surendonk gedagt, in deszelfs latijns triomfdigt op de bevogtene overwinning van den Adnii» raai de Ruiter , in deze woorden: Treslongia puppis, Vulcano fuperante perit, perit altera cafa Me miferum! fimili, quam duxerat acer in armis Blocquius, extinSum' mine omnis Patria luget. Ook heeft zijn landgenoot, de zoetvloeijendé Heldendigtef J. An-  gLÖKLANDT'. (ANTHONY) BLOM. (KORNÊLTS) ïSS? " J. Antonides, zijne voornaamfte bedrijven, in een Iijkzang ean de eeuwigheid toegewijde Brandt, leven van den Ad* •wtiraxl de Ruiter, bl. 475.496. J. Antonides, Gedichten, bL 235. P. de la Rue, Heldhaftig Zeeland, bl. 131. BLOKLANDT (ANTHONY) , is een vermaard'Konstfchilder geweest, geboren in 1532, die gedurende twintig jaren te Dtlft gewoond heeft,, zig toen naar Utrecht begaf, en aldaar in 1583 is overleden. Hij hadt onder anderen een leerling Pfeter genaamd, de zoon van een rijke fmit teDelft, welke zo geestig was, en zo vaardig met het penfeel wist om te gaan, dat hadde hem de dood in zijn jeugd niet ontijdig weggerukt , hij denkelijk zijn meester in de konst zou overtroffen hebben.- Befchr. van Delft, in folio. bl. 774. BLOM (KORNELIS), Piedikant te Leeuwarden, is geboren te IVoubrugge in het begin van januarij des jaars 1712. Z;jn vader was Carolus Blom, Predikant te Woubrugge onder de klasfis van Leijden en Nederrhijnland, en zijn moeder AIarc-riet Duinmeyer. Kornelis na in de eeifle beginfelen der lette;ocfteningen door zijn vader onderwezen te zijn, Rudeerde vervolgens aan het Hogefchool te Leijden, alwaar hij zig fiaarftig inzonderheid in het beoefï'enen der godgeleerdheid, bevlrjtigde, waar va'n hij ook een blijk gaf, den 14 feptember 1732, door het in 't openbaar verdedigen van een godgeleerde verhandeling, de Miraculo (ƒ Mijiterio Riibi ardentis & tien comfumtt. Exod. III. vf. 2. Proponent geworden zijnde, wierden hem In 1734 twee.beroepen teftens opgedragen, namelijk dat van Blokzijl en van Zunderdcrp in Noordholland; hij verko*>s het laatRe, en wierdt aldaar den 7 november bevestigd ; doch niet langer als ruim een jaar was hij de geestelijke Herder van deze kudde, doordien in het laatst van november des volgenden jaars, door de gemeente van Kralingcii zijnde begeert, aan die roepftemme gehoor gaf, en den 8 januarij 1736 het heilig dienstwerk aldaar aanvaardde; alwaar hij verbleef tot in april 1740, toen bij als Predikant te Ziefikï&eg werdt bevestigd; hier doorliep hij zijnen kring in ruim vier  Ifro y ELOM. (KORNELIS) vier jaren, doende den 21 junij 1744 zijne intrêe-reden bij de bloeijende gemeente van Leeuwarden, alwaar hij een tijdvak van 36 jaren heeft gefieten, namelijk tot op den 28 feptember 178c, wanneer hij in den ouderdom van 68 jaren en 8 maanden is overleden. Hij huwde in 1751 te Leeuwarden, met A. C. van Kuffeler, uit een deftig Friesch geflagt gefproten, wiens voorouders met de aanzienlijkfte ftaatsambten zijn bekleed geweest, en waar van heden heg waardige telgen in wezen zijn. Bij deze vrouw heeft hij drie zoons verwekt, waar van 'er nog twee in leven zijn. Wat het karakter van Ds. Blom betreft, dit was allerzonderlingst. Van natuur was hij goedaartig en ijverig dienstdoende, doch bemoeide zig gaarne met een ander zijne twistzaken; en wanneer het op de regtzinnigheid aankwam, of dat hij dagt enige inbreuk op het kerkelijke regt te zijn gefchied, dan fchoot hij 't harnas ter verdediging aan, en kende geene vriendfchap meer. Doch hoe ijvervol en heldhaftig zijne pogingen hier toe ook waren, kreeg hij doorgaans door onbezonnenheid beftierd, en aangevuurd door zijne zogenaamde vrienden, ciie zelvs agter het fcherm-zittende, hem 'er aan waagden, zo als men zegt, de bout op de kop, en wanneer dan de zaak kwalijk was uitgevallen, lieten zij de goede Blom in de pekel zitten. De beide volgende gebeurtenisfen zullen hier van ten bewijze ftrekken. Toen op den 1 meij 1749, vijf nieuw aangeftelde Hoogleraars te Franeker, hunne inwijdings-redevóeringen hadden gedaan , kort na dat den geleerden Lud. Casp. Valckenaar het Rectoraat van Frieslands Hogefchooi hadt algeiegd, door het doen van ene oratie , de prijca ff nupera rerum Lelgicarum vicisfitudine; ene redevoering, die door den beioemden E. W. Higt waardig gekeurd wierdt, in het 1 ederduits te vertalen; ruste zig onzen Blom ter verdediging toe van de bij hem zo duurgefchatte regtzinnigheid, ingevolge de leer der Dordfe vaderen, die hij waande, inzonderhe.d, zo men verzekert door een van zijn Collega's daar toe opgezet, dat door Valcïekaar in 2ijne redevoering was aangerand. Zonderling waren  ELOM. (KORNELIS) -iöf ren egter de wapenen dié hij hier toe te werk Relde; die be» Ronden in een allervuilaartigst paskwil daar geest noch konst in Rak, onder dezen zondeilingen tijtel: Veldbloemen meteen Prikneusje daar onder, aan MOMUS gejlroijd in en buijten do Academie-Kerk te Franequer. Ter ecren van vijf beroemde Fleren Profesjoren, wanneer hun Hoog Eerw. het Gatheder nog nauwliki koud geworden, en opgeitroogt van het ijvervuur, en zweet ener der grootjie Orateuren, op nieuw deden gloeijen en warm hielden, door hunne plegtige inwijings Redenvoeringen , uitgejproken den ijlen van Bloeijmaamd des jaars 1749. In dit hatelijk doch zouteloos Ruk, waar onder de naam van den Leraar Blom gefpeld wierdt; betekend hij Valcicenaar door Momus, die hij onder anderen dus aanfpreekt. De Nydigheit gefcliildert nm Iiaar eigen kleur en verf, So wel als Ltty- en Gbrigkeit, d'oorzaak van 's Lands verderfJ Die Blauwe Nyd, ligt van 't bovenftaande kalt en zegt: (Want wat is 'er by dat Monfier Dier dog goed of regt ?) Dit is ilegts een Cafus pro Amico, en gefchied uit gunst; Maar 'k wed, vraagt de Studenten, ja wie je wild, en vind Dog geen Paaps, Socyns, Mennist, of Remonftrants gezind Bedorven Myfliken, ik niet meld, fchoonfe fiout en jlyf My onlangs, (.Dog God dank, 't was een droom) vielen op hei lyf, Sy zeggen, Het is waar: hoewel dit vers niet is na kunst, Ook fta ik toe, een Scbeitzêr, gy my foms zult vinden Maar noyt; Verrader of een Vleijcr van myn vrinden: Want al ftond daar ook galg en iad; ik ben en blyv Cordaat Ik haat den Scyn , I!; Iiev 't Zyn, Ik verfoey al 't Malgelaat. Hierom O! Momus wild dog niet, (Want 't zou my moeyen) Myn vers, of hoe noem 'k 't best, myn krcupelryra befnoeyen 'k Houw flegts 'takken af, en teeg ook wel aan 't wortelkappen: Maar ligt g' dun'tScimp of Scelden heet: 'k Schey dan uit met lhappen Te meer, om dat fehoon 'k voor lieve Mnfen niet ben ftraf, Apül my nooit dat Coelest' of Goddelike Donum gaf Word clan niet quaad Crilyk dat ik in flegt gebonden reen, Ook eens dingtaal fpreek, of fehoon g'vvierd getreden op u. teen. Ik zoek d'oorzaak maar, en tragt d'wortel te ontbloten Van 't verfoeylik fteken op Kleynen en op Groten. Kerkelyk of Polityk (is niet zo ?) het fcheelt u niet So hy by U geen Tolerant maar Orthodoxe hiet . En die is (gy weet 't zelvs besO dog gisfen (laat nry vry, III. Deel. L O?  46s BLOM. (KORNELIS) Of hyd, of een bedorven fmaak van fno Deist'iy; Want, fo men zegt, ontziet ge niet de braavfte Letterheïd^'t^ Al was bet Bkza zelvs voor een gek of beest te fchelden. Ja- ooit, gy mogelik {<< wel Menno als Socyn . %a al wie maar niet is van' den aanhang van Calvyn» Konden Zult voor goede, en brave Reformateur en Voor wien men openzet, wyde Lïbsrtynfe Deuren, C-Want fehoon 'k fe ars myn medemenfen agte en bemin 'k Wil dog met hun niet wonen in een Kerklik huisgezin') Het Jlot van dit rampzalig Kreupelrijm is' flc fie U wel Momus, aardig Qnantjé, onder 't hoedje gluypenf Dtog al kreegje ook de Stuipen! Ik niet in myn Scalp zai kruipenj; Want ik laat 't aan allen, die U kennen, ja zelvs aan U gewisfè Of'k ai, of niet! in 't fchild'ren van uw Portret, heb kunnen nusferi ! I)og.' fo gy voortaan U houden wild, aan uw Taal, en eygen wevck ; ^Sonder dat gy fchend de Godvrugt, en de Gereformeerde Kerk ; Én g' ook G'leerde Lien, en Hoge Scholen niet zult affronteren t>ail wil ik ook wel, fo gy 't zogt, vriendclyk, met U verkeren.', Uit deze Ralen zal men het gantfe febotfehrft kunnen be* < eirdelens waar in weinig anders dan kwaardaartige laster te-' geus den groten Valckeimar gevonden wordt. Doch de; Leeuwarder Kerkleraar, bereikte geenzints het oogmerk dat hij j elf mede bedoelde, om namelijk dien Celeer den in een pen- > fiffrtrrjd te Wikkelen. Valckenaar toonde door zijn ftilzwij-'gen,- dat hij.het Ruk veragtte en de maker zijne'gramichapi niet Waardig was,< ja hij hadt zelvs de grootmoedigheid, om de s Ctirateuren van Frieslands Hogefchool, waar onder zig een lid 1 Van 'tCollegie der Gedeputeerde Staten bevondt, en zig zijne ! zaak wilde .aantrekken, met hem behoorlijke vergoeding; Voor zijn gefchonden eer te bezorgen, te bewegen, om Ds. B.oom ongemoeid te laten. Het mangelde egter aan geen I Schrijvers die hem ten toon fielden, en zijne dwaasheid op i ene geestige wijze befpotten; onder het getal hier van be-• hoorde, een uitmuntend vaers, aan den beroemden DigterjANt dé- Kkue toegefëhreven, dat egter in deszelvs uitgegevenen iumdëi. vtïii Ggdigtèii niet wordt gevonden. Het vangt dus Sail i Zoo )  BLOM. (KORNELIS) 0Oj Zoo durft zig dan een zot, een fchandvlek der Poëten Door bittien haat vervoerd, baldadig zig verineeten Den wyzen Valckenaar te fpuvven in 't gezigt En wat nog erger is, zyn heilloos fcbimp-gedicht. Op den naam van ecnen Leeraar ltelten Als kwam het uit de hand van d'ongeveinsds fitoM Dat hooggeliefde lid van 't Friesfche Priesterdom. Maarhy, die 't onfehrift flegts van 't haatlyk ftukje leest Z.gz, is een Ezelspoüt weer aan den Lier geweest? Toen dit geestig Rul je in 't licht kwam, fchcen Es. Blom Ie vrezen, dat het fommige menfen in de waan mogt brengen, dat hij de wezentlijke Sch, ijver van de Veldbloemen met een Prik' musje niet mogt zijn; ten minfteri hij gaf een Rukje in profa uir, onder den tijtel van : Bericht wegens mijne onnozele Veldbloemen, dat volgens getuigenis van dezen zelvden Digter, zijn rijm in zotheid nog te boven Jlreeft. Hier in betuigt zijn Eerwaarde we1 ernflig, de maker vaa het paskwil te zijn, en tragt den inhoud daar van op de best moogiijke wijze te verdedigen; maar op zulk een ongelukkige wijze, dat hij opentlijk zijne onkunde in het vak der GefchieJkunde in een helder daglicht Relde, met onder anderen den Hoogleraar Alexander Morus, voor den rampfpoedigen Engeifen Kanfelier Thomas Morus te willen doen doorgaan; het geen de bovengenoemde Digter in een tweede vaers, waar in betuigt, nu overtuigd te zijn, dat Ds. Kornelis Blom alleen de maker van het hatelijk Ruk is, zegt: Die Thomas heet, die noem: hy Alexander; En dus hangt 't gantlche fètijj van zotheid aan malkander. Blom, even als een dapper krijgsheld, wierdt door dezen tweeden aanval niet afgefchrikt, maar gordde zig op nieuw ten ftrijde, en gaf een Tweede Bericht in 't licht, ter befcherming van zijne Veldbloemen en Prikneusje, dat tcfiens ter wederlegging vcrflrekte, van ene brochure, door den Leeuwarder Geneesheer Bernardus Idema, ter verwelking van zijne geliefde Veldbloemen gefchreven. Van dit Tweede Bericht zullen L % wjj  *U BLOM. (KORNELIS) wij niets anders zeggen, dan dat het even min als het eerifeg és toets van gezond «aftand kost doorftaan. Dit zo veel gerugc gemaakt hebbend geval liep ten einde, met ene eraRige vermaning aan den Eerw. Blom in de klasfkale vergadettng van Leeuwarden, door monde van deszelvs Voorzitter, gedaan, zo men verzekert oP bevel van het Collegie der Gedeputeerde Staten, dat hij zig in 't vervolg van zulk een onbetamelijke handelwijze, zo weinig overeenkomftig met de leer van zijnen Goddelijken Meester, hadt te onthouden, of dat 'er tot zijn nadeel zou worden gedisponeert. Erger gevolg hadt voor hem de twist, die ten jarc 1763 «var het beroepen van een Predikant te Leeuwarden ontftond. Een göval, waar in de zonderlinge gevoelens die onze Blom Over het kerkelijk regt en gezag voedde, zulk een merkwaardiger] trek'van deszelvs karakter oplevert, dat onze taak eist, dit geval nader te ontwikkelen, en het aan onze lezers in deszelvs ware gedaante zodanig het is voorgevallen, te fchet2£h. Zie hier het bekort verhaal daar van. De opengevallene Leraarsplaatze door het vertrek van den Eerw. Fallus Rutgers, zo zeer geliefd bij zijne Leeuwarder gemeente, naar Utrecht; Rondt in februarij des jaars 1763 vervuld te worden. De MagiRfaat van Leeuwarden liet op ene vriendelijke wijze onder de hand, aan de leden des Kerkenriiads weten, dat zij voor ditmaal gaarne de verkiezing zouden zien vallen op een inboorling van Friesland, en die teffens den Coccejdanfen Ieertrant was toegedaan. Voor het eeifle deel Van hun regtmatig verlangen, pleitte een landswet, die, fehoon aan de vergetelheid fchijr-ende toegewijd, egter niet Was afgefchaft, en bij deze gelegenheid wierdt ingeroepen; ru'ets w-as ook billijker dan de soldering van het tweede deel hunner begeerte, van namelijk genoegen te geven, aan zodanige leden der Leeuwarder, gemeente, die de leerwijze van Coc-CEjus toegedaan waien , en welker aantal niet gering was; en zo veel te meer, doordien 'er leeds vier Voetiaansgezinde Piedikantèh Van de zes gevonden vierden, allen vieemdelin£en. en van buiten de provintie beroepen, 't Zij nu dat de  ELOM. (KÜÏÜS1ELIS) ffe leden van den Kerkenraad in bet begrip vie'en, ,dat het tegen hunne voonegten was aa gekant, den Ma-iuraat -dat geen in te wili'gen, 't weik zij van goeder hand wkten, dat •dezelve aangenaam zou wezen; 't zij ze -andere reuenen vermeenden te hebben., om zig tegen het verlangen van de Re. geiinge aan te kanten,ei, den aar hun medegedeeldenwensch, van de even brave als godviugtige Maria Loüisa,, Princes van Hesfei.-Ka.jei, die zig aan hunne ftad, door hare uitmuntende hoedanigheden en ruSrïb giften en weldaden, zig voor eeuwig vei ..ligt gemaakt heeft, en die gaarne den godvrugrtigen en nj.ibegaaue j .LeLo.u £p,j,st Willem Schrader, l\e.diknnt (t'Saeek^ een zoon van den zo hooggefehatten tcen in wezm.zijnde^ni. Ofï&wioudfte] Prcdi ant, Jon. hendr/ScnkA•der, als Ko.le^a zo.ide hebben toegevoegd, i-iet -te vervul» ie:. 'Ten mrnlien hoe et 'er ook mede gelegen zij, Schrader kwam iieet .eens op de nominatie, en zij leverden -een .djie.al te: goedkeuringe in, waar op gcenen dan vreemdelinge i en Portanen Honden. D.t diietai ze-, maanden lang onafgedaan zijnde -blijven lig. gen; befoot de Kerkenraad ene bezending aan de Regering te doen. Biet last om op ene befcheidene, vriendelijke, eerbiedige, maai tevens'.ernftige, nadrukkelijke en kragtige wij. -,ze, den Magirtraai. cje onvoegzaamheid en 't nadeel van hertzo langdurig opho.den der beioepinge, onder't oog te brengen^ en afdoening van zaken ie verzoeken. Ds. Blom was aan *t hoof. van deze commisfie gup aatst, en -volbragt -zijnen bekome i last dooi ene zeer zonderlinge aanfpraak, waar in vaife welfprekentheid met geestlijken hoogmoed, een vreemd mengzel uitleverden. Dit Ruk werdt, op des Redenaars verzoek , niet alleen in de handelingen des Kerkenraads -woorde ijk ingelast.; maar het veifchcen ook wel .dra in druk., .en -Beek als t er, dat iet voor 't merengedeelte afgefchre.v.en • was, uit ene eerre 'en door den Eerw. WiLB.-a Brakel,, in de vo irgaande eeuwe -ui gegeven. Die geien., welke -tot Ds. Blom zijnen .aannarg behoorden,, reeml^n •■deze aanfpraai. be aelhoog, en waat ia mannen taal zondci-dat '&x .wa&b£%L 3 -twees  x66 BLOM. (KORNELIS) vrees onder gemengd was, doorftraalde; anderen , waar onder de veiftandigften, zagen 'er laag bij neder, en hielden bet voor een honend Ruk, waar in fmaadlijke, en naar oproer fmakende uitdrukkingen, het gezag van den Magiftraat, ten hoogften beledigden. Uit zulk een oogpunt befchouwde de Regering van Leeuwarden dit Ruk ook, en befloot kragtdadige middelen ter hand te nemen, ten einde zijn Eerw. te leien, om zig ten aanzien van zijne Overheid met wat meerder eerbied en decentie te gedragen, en den Drukker tot meer on> zigtigheid te vermanen. Ds. Blom werdt verwezen in ene geldboete van 100 goudguldens, van de eerstkomene vervalr lene penningen zijner wedde af te trekken, ten behoeve van Rads armekamer, en vooits, om in de volle vergadering der Magiftraat, zig te vervoegen; ten e nde, daar op *t ern» ftigst beftraft, en tot zijn pligt als Leraar, als Onderdaan van den Staat en als Ingezeten van de ftad vermaand te worden. Den Drukker werdt ene boete van 50 goudguldens opgelegd, het gedrukte uit zijn huis gehaald, en 't verder verkopen van dat ftukje, hem en de andere Boekverkopers daar ter ftede, verboden. Dan deze, van begrip zijnde, dat de Magiftraat tot het een en ander niet geregtigd was, vervoegde zig met een verzoekfchrift bij den Hove van Friesland, vergezeld van een betoog, dat in de door hem gedrukte.aanfpraak, niets . gevonden wierdt, 't welk hem het drukken zou hebben kunnen beletten. De Magiftraat leverde een tegenbetoog in, en 's Drukkers verzoek werdt van de hand gewezen. Na datDs. Blom kennis gekregen hadt van het befluit, tc» zijnen nadele genomen, maakte hij voor dat het hem nog was voorgelezen, geen zwarigheid, voor de eerftemaal dat.hij na dien tijd den kanzei beklom,'ene leerrede te doen , over Salomöns woorden, Prcd. HL vf". 16 en 17. Verder heb ik ook gezien onder de zonne, ter plaatze des Geregts, aldaar was God* loosheid, en ter plaatze der Geregtigheid, aldaar was Godloosheid. \ Ik zeide in m'jn harte, God zal den Regtvaardigen en den God!:- ) Zen oordelen: want aldiar is de tijd voor alle voo-nemen en voor alle werk. Tot welk ene leerreden zulk ene textkeuze, in die  BLOM. flKXRNELBj) ^ r i Sie omffandidheden, aanleiding gaf, is gereedlijk -te bev.roet | aden; dezelve was een beroep op 'jt.algemeen., ten .boezemde a | »t zelve in, dat 'er in de vergadering der Leeuwardfche Magi*n jlraat godloosheid heerste; ook .zogt hij kleinachting voor :hqrj ( dn te boezemen, met te zeggen : dat men .Regenten vond.t,, .hem Rilzwijgen op, en gebood ihern te gaan zitten; -waar |dj >hem door den .Secretaris het befluit ten .zijnen opzigte gena.' :men„ .wierdt voorgelezen. ,Het .Raadhuis .afge.tre .en-.zijnde,» •was de zamengefcliooide .menigte niet weinig aangegroeid.; ; .onder -dezen , bev nden .zig vele van .zijne •.aanhangeJi.ngcc.t ,; (Üle hem bij de ..mouw en hand vattende, .naar .zijne ^gegand-  X68 BLOM. (KORNELIS) jheid vroegen, en hem Gods zegen en onderfleuning toewensten hij bedankte voor hunne genegenheid, zeggende- Ik ben ■wel; houdt ufiil; G0d zal wel zorgen voor zijne Kerk, en mi bewaren! wat men met dit uiterlijk vertoon beoogd hebbe is wel te gisfen, doch met geene zekerheid te bepalen; vast gaat het nogthans, dat alles in rust afliep, en Jer geen de minfte zweem van oproerigheid plaats vondt. Ds. Blom, die alle mooglijke middelen fcheen bij der hand te nemen, om zijn geval alomme rugtbaar te maken, liet een zogenaamd Eenvoudig Verhaal drukken: waar in men vindt, dat de Kerkenraad, die de Aanjpraak overgenomen hadt, ene* commisfie benoemde, om de zaak te onderzoeken, en'met meerderheid van Remmen befloot, zig in *t beroep op een hoger Regtbank, bij den Eerw. Blom te voegen; gelijk gefchiedde. Bij het verzoekfehrift ten dien einde, zo aan de Gedeputeerde Staten van Friesland, als aan het Hof van JuRi. tie, ingeleverd, werdt gevoegd en vervolgens in druk uitgegeven, een Betoogfchrift ter verdediging der Aanfprake, en het verdere gedrag des Sprekrirs in deze zaak gehouden; onder den tijtel van: Deduclie op ordre van de Gecommitteerden van den Groten Kerkenraad enz. Veel opziens baarde dit Betoogfchrift oïDeduÜie, men Rond verfleld, dat men in openbaren druk, voor de vierfchaie van het hoge Hof van Juftitie, en voorgants Nederland, de drie volgende ftellingen beweren durfde, i. Dat den Kerkdijken de bejliering der Kerke, en 'het beroepen van Leraren in dezelve, met uitfluiting van alle anderen, Wie ze ook zijn, en bijzonderlijk der Overheid, alleen toekomt. 2. Dat zij in de bejliering van de Kerk, en alles wat zij tot dat einde zeggen of doen, aan niemand ter wereld rekenfehap fchuldig Zijn, dan aan God en Christus. 3- Dat zij in de bediening van hm ambt, hoger en meerder zijn dan de Overheid. Stellingen door a'len die orde en vrede liefhebben, en der wettige Overheid behoorlijk ontzag toedragen, en Kerkelijke overbeeifebing. verfoeijen, hoogst gewraakt; en is deze Deduüic, nog doormengd met honende en lasterlijke uitdrukkingen, ten opzigte Van de Magiftraat den ftad Leeuwarden, ■ Dan  SLOM. (KORNELIS) vf» Dan verwondeide men zig, over den buite rpon'gen ii boud Tan dit gefchiift, men ftondt niet min er verbaasd, toen bet Heek, dat in 't zelve de Leden van den Groten Kerkenraad, ten onregte als Deducenten wierden ingevoerd, daar bet alleen een voortbrengzel was, 't welk de Eerw. Blom, met enige weinige zijner aanhangeren, 'goedgekeurd en ter drükpersfe overgegeven hadt, en zulks zonder voorafgaande toeftemjninge van de andeie leden, die het late.: drukken vohtrekt hadden afgekeurd; zodat de commisfte geene vrijheid hadt, om daar in te bewilligen. Een aantal leden des Kerkenraads, maakten dit ten Hove, en in de Leeuwarder Courant, opentlijk bekend, verklarende: ,, zig met den inhoud van dat ge* „ fchrift, niet te kunnen verenigen, geen deel daar aan, noch „ aan de gevolgen te nemen, van de bcrugtc regtsvorderin„ gen af te zien, en den Eerw. Blom, daar in niet meet bij „ te ftaan;" zo dat hem nu op nieuw wedervoer, 't geen hij in meer andere gevallen hadt ondervonden, van namelijk al te onvoorzigtig en voorbarig, zig tot een werktuig en flagtoflër te laten gebruiken, ten dienfte der genen, die zelve fchroomden voor den dag te komen, en 'er hem aan waagden. Terwijl deze zaak regtshangig was, kwamen 'er een menigte gefchrifren ten voorfchijn , die daar betrekking op hadden, en wel van onderfcheiden aart waren; doch grotendeels, den Eerw. Blom cn de zijnen in het ongelijk fte'lende. Onder anderen verfcheen 'er een alleraartlgfte brochure in 't frans, getijteld: Deduüion de Maitre Jean Chassecoquin , pour demontrer qu'il est ausfi llov.me d'Egiife, et a aroit ae jnuir des privileges fouverains y attacbez; dat is: vDcbitttte ban Ji)ï. Jan Hondeslager , ten chtöc te uetorjen/ bat hij non ccn ïtcrhchjh perfoon ig/ cn regt haft tot het genot ban öc?'5elt>*; foubercnie pjibilcm'en. Dit fttikje dat allergeestigst is, doch op fommige plaatzen niet van te ver gedrevene fpolternij kan vrij gepleit worden, toont egter de verregaande ongerijmdheden en 't gevaar, 't welk 'er in de drie Hellingen van den Eerw. Blom, ten aanzien van het Kerkelijk regt ligt cpgefloten. Een ieder was • L 5 reik-  jfa ELOM. "(KORNELIS) üekhalzende, den uitfiag van deze zaak te vernemen, daar Ss Magiftraat zig met een verzoekfchrift tot de Gedeputeerde Staten van Friesland ge vend hadt, ten einde zij het gezag der Regeringe, omtrent Kerkelijke zaken, mogten handhaven, en zodanige bevelen geven, als zij naar hunne hoge wijsheid zou» .den verdaan te behoren. Om te meer klem aan hun verzoekfchrift bij te zetten, veegden zij 'er drie Hukken nevens. „ Het 3, eerfte beftondt in een Verteeg, van het gebeurde omtrent de „ zaak van den Eerw. Blom; met enige aanmerkingen daar „ op, en 't geen door hem in 't werk was gefield, om op- roer te verwekken , als mede, een aanwijzing van veifcbei9, de onwaarheden, in zijn Eenvoudig Verhaal." Het tweede bevatte, „ een Uittrekzel van de voornaamrte buitenfporige Hellingen, in het betoogfclnift, ftrekkende tot wegneming „ van alle regten der hoge en mindere Overheden, zelvs van „ den Souverein , en tot volkomen onafhankelijkheid der Ker,,, kelijken." Het derde-, leverde ene lijst op, „ van de in 't „ oog lopende lasterlijke en honende Uitdrukkingen, omtrent .„ den Magiftraat, in het verzoekfehr ft van den Eerw. Blom." Dit alles was van een voor den Magiftraat gewenste uitwerking: de Gedeputeerde Staten wan Friesland keurden, bij een Befluit, den 13 januarij 1764 genomen, niet alleen het gedrag ,der Leeuwardfe Magiftraat goed, in het boeten des Leraars en des Drukkers; maar wraakten daarenboven,, het gedragen de handelwijze van den Eerw. Blom, dermate, dat zij hem,, voor den tijd van zes weken, in zijne ambtsbediening .en wedde fchorsten ; een vonnis waar :aan hij zig moest onderwerpen, onder bedreiging, dat men anders, tot zijn leedwezen,, nadere fchikking zou maken. Verkeerd zou dit onbehoorlijk en doldriftig gedrag eens Leraars,-met zijnen aanhang, andere Leraars in verdenking hebben kunnen brengen, als of zij de .verregaande Hellingen, en verderflijke beginzelen , door hem beweerd, toegedaan waren, :indien zij zulks ongemerkt hadden laten doorgaan; hierom werdt de Klasfis van Leeuwarden te rade, om,., iep de eerfte gewone vergaderirge, na 't .regterhjk afdoen  BLOMMEVENNE. BLOND. 171 dezer Zak«, te verklaren: „ dat zij tot betoon van haren verfchuldigden eerbied en ontzag voor de wettige Overheden , " voor de weield piegtig betuigden: de drie aftellingen in de " Dëduüie vervangen , en hier bovenopgenoemd, te vcrfoeijen, , af te keuren, en ten enemaal te verwerpen; en die zij bond;:> " en onwederfprekehjk wederlegd oirdeelden, in de 5ö:icbc.i H ban een %kfhebast tut IDaarfjeiö/ aan een jtj"« ®lier* " örn." Deze uitmuntende Brieven, daar zo veel geest en kimde in'döorftraalt, is men te danken aan den geleeiden Ds. Petrus Wigeri, toen ter tijd waaidig Predikant te Oosthem en Abbega. BLOMMEVENNE (PIETER), is geboren te Leijden in 1467. Na in zijne jeugd de fraije letteren beoefend te hebben, toog hij 22 jaren oud geworden zijnde, het monnikko Jdced aan, en begaf zig in het Karthuizer klooster tc Keulen, alwaar hij gedurende een tijdvak van ruim 48 jaren, tot een voorbeeld van christelijke nedrigheid en voorbeeidigen wandel heeft verftrekt; zijnde in den ouderdom van 70 jaren op den 1 oftober 1536 overleden. Men heeft van hem in druk: 1. De bonitate Div:na, Lib. IV. 1538. 2. De cffufiene Cordis. Antv. 1516. in 8w. 3. Directorium parviim, centemplari evpientium; Jive Libellus ititrodu&orius in vitam ctmiemplativam, 1527. in 8vo. 4. Enchiridion Sacerdotum, Jive de SS. Eucha: iftia ac Sacrificie Misfce. Colon. 1532. 8w. PetReii, Biblioth. Canufiam, p. 256-266. Ejusd. lïotce ad Dorlandum, p. 126. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 724- J- L. Fopeens, Bibl. Belgica, p.' 955 , 956. Hartzheim, ex Varlis, Biblioth. Culon. p. 265. g> Brodr. Hifi. Univ. Colon. p. 22, 23. Paquot, Mem. litter* Tom. VIII. p. 64-69. BLOND. (LAURENS le) , is een . kundig en fchrander Genealogist geweest, geboren te Valenciennes, omtrent het einde van de XVÏde eeuw; hij feet zijn gantfe leven 111 die ftad, trouwde aldaar, en maakte 'er in zijne jongite ziekte zijn testament op den 15 feptember KS54; nalatende uit zjin jiuwelijk een zoon Jan Baptist le Blond genaamd, die zig  17? BLONDEL. (ANTONY) even als zijn vader op de beoeftening def GeflagtregisteiS toelei, en in 1670 ftierf. Jakos Frans le Blond; zoon van Jan Baptist, verkogt in 1717 alle de Genealogife Gedenkfchriften van zijne voorouders, en een gedeelte daar van wierden gekogt door M. van Berckel, Wapenheraut van Braband, wonende te Brusfd, na wiens dood dezelve in handen kwamen van den Heer de Visscher, Baron de Celles. De hier bovengemelde Gedenkfehriften hebben de bouwftoffe opgeleverd tot het werk, ten tijtel voerende: Quartiers Geneaiogiques des illuftres ff nobles families d'Efpagne, d'Allemagne, d'Italië, de France, de Bourgogne, de Lorraine, ff des XVII Brovinces; avec leurs qualités ff türes, les onnes blaf onnes, les timbres, couronnes ff cwmiers ffc. par Laurïjtt le Blond,, Genéalogiste eélebre a Valenciennes. Brux. 1721, in ipto. Men vindt uitmuntende zaken in deze verzameling, die vervolgt is tot in 1Ó78 ; maar men diende 'er vele verbeteringen en vermeerderingen bij te voegen, ten einde die onder de klase van volledige werken te kunnen rangfehikken, ——— Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. pi-93- BLONDEL (ANTONY), zoon van Jakob Blondel, Heer van Cuinchij; Gouverneur van Doornik, welke in 1576 te Brnsfel ftierf, en van Maria le Blanc, wierdt geboren te Doornik, omtrent 't jaar 1550. Zijne eerfte Ietteroeffeningen voleindigd hebbende, ging hij naar Italië, en nam zijn verblijf te Milaan, alwaar hij bijzonderlijk uitftak door zijne bedrevenheid in alle de oeffenïngen, waar in doorgaans de jonge adel onderwezen wordt. Inzonderheid muntte hij uit in het paardrijden, dansfen, zingen, en het meester'ijk behandelen van velerleije muzijk-inftrumenten, waar in hij ingevolge het getuigenis van Sanderus, alle jongelingen Van zijne jaren te boven ftreefde. In zijn vaderland te rug gekeerd, bepaalde hij zijne vaste woonplaats op het kasteel van Cuinchij, een half uur van Doornik gelegen, en hij wijdde het aan de Zanggodinnen toe, met 'er ene Akademie van franfe digtkonst op te rigten, ivaar aan hij den naam gaf van Digtkundig Ge. 000.  BLONDEL. (DAVLD) C(S peotfchp van den Baron de Cuinchij. Een drom van Digters en Digtertjes, bazuinden den lof van dit Genootfchap en deszelvs infteller. Onze Blondel fleet hier onder het waarnemen van velerlei [etteroenëningen en verlustigende uitfpanningen, op ene aangename wijze zijne dagen, ook vervaardigde bij digten zangftukken, die de liefde en hare bekoorlijkheden ten onderwerp hadden, en ingerigt waren, om de bevalligheden van ene jeugdige feboonheid, waar naar hij aanzoek deedt, te roemen, en waar van Sanderus als ene nieuwe Laura (preekt, zeggende: Bi patriam reverfum impotens Me deorum ff hominum dominator (ut est in fabulis) Cupido transfixit, qui concepti amoris ignes Carminibus Gallicis fcriptis, ff ad barbiton Juum fuavisjimé decantatis , magni nominis et illuftrem puellam colens, alebat. De liefdenshandelingen van Petrarcha met de fchone Laura, zijn ten overvloede bekend; dan ik weet niet waar toe zijne minnarijen zig bepaalden; maar zeker is het, dat hij na verloop van tijd huwde met Magdalena van Bercus, weduwe van Francois, Heer van BanfrerHez, bij wie hij drie zonen heeft verwekt, die hem alle hebben overleefd; hij ftierf waarfebijnelijk in 1626. Ik weet niet dat zijne digtftukken bijden verzameld, gedrukt zijn. Sanderus, de Claris Jntoniis,. p. 149. Carpentier, Hifi. de Cambrai, Tom. I. p. 237. 245, 249. Hifi. de la vitte et cüé de Tournai, Haye 175c. Tom. II. p. 683, 684. Paquot, Mem. litter. Tom. XVII. p. 154-157. BLONDEL (DAVID), geboren te Chalons in Champagne, in het jaar 1591, heeft den roem verworven, van ongemeen bedreven te zijn geweest in de kennis van de kerkelijke en wereldlijke Gefchiedenisfen. In 1614 wierdt hij Predikant, en oefFende zijn leraarambt te Houdan nabij Barijs. Kort hier ra fchreef hij verfcheidene werken , tot verdediging der Gereformeerde kerken in Frankrijk. Hij heeft den lof tot zig getrokken , een man geweest te zijn van een wonderbaarlijk geheugen, die alles, wat hij in oude en nieuwe Schrijvers gelezen hadt, met ene onbegrijpelijke vaardigheid cn nauwkeurigheid wist te pas te brengen. De Gereformeerde kerken in Frank*  tf4 BLONDEL. (DAVID) Frankrijk, leiden hem in 1626 de taak op, om tegens den' Kart dinaal Baronius te fchrijven, doch hij heeft nimmer dit werk voltrokken. De Jaarboeken van Baronius op den rand van welken, hij enige aantekeningen gefchreven hadt, zijn, in later tijd, door de ftad Amfieidam, ten dienfte harer bcekenje gekogt, en zedert, op bevel van Burgemee teren,'gebruikt door enen Predikant, Magendie genaamd, en uit Bearn naar Amfieidam gevlugt, die ene zogenaamde wederlegging van den Kardinaal in 't licht gegeven heeft, met welke hij kleine eer heeft ingelegd. Wat Blondel aangaat, hij werdt in 't jaar 1631 tot Profesfor te Saumur beroepen; doch 'er kwam iets tusfen beiden, waar door dit beroep geen voortgang hadt. Biokdhl fchreef verfcheidene geëerde werken, bijzondere delen'der kerkelijke hiftorie be ieffende, waar onder grotelijks Uitmunt, dé. la Primauté en ÏEglfi. Geneve. 1641. in fol. Ook een, om te bewijzen, dat de hiftorie van de Paufin Johamna een louter verdigtzel is; met het uitgeven Van welk werk, hij mei" elij .en aanftoot gaf aan enige Gereformeerden. Na den dood va Gerardus Vossius, werdt hij tot Profesfor in de Hiftofien beroepen, in de doorluchtige fchole te Amfieidam, alwaar hij in 1650 die post aanvaardde. Kier fchreef hij, gedurende den oorlog met de republijk van Engeland, ten tijde van Kromwel , emge Godsdienfiige en Staatkundige aanmerkingen, die velen in Holland, mishaagden, 0111 dat 'er 't Parlement en de Parlementsgezinden, en derzelver gedrag omtrent Karée een I, al te fterk in veroirdèeld werdt; ook maakte zig Blondel bij fommigen verdagt van Arminianerije. Hij hadt niet lang te Amfieidam gewoond, toen'hij geheel blind werdt, 'tgeen men vindt toegefchreven aan zijn geftadig ragtblokken en al te onvermoeid ftuderen, gevoegd bij de verandering van klimaat. Daar wordt veizekerd, dat deze ongelukkige toeftand hem niet verhindeide, om zijn in het latijn uitgegeven werk, over de Genealagien der Koningen van Frankrijk, tegens Chifletius, uit zijn geheugen door een ander te doen -fchrijven; zijnde in twee delen in folio te Amfieidam in 1654 gedrukt. Hij ftierf na ene kortftondige ziekte den 6 april 1655, iB  BLONDEL. (DAVID) ir> den ouderdom van 64 jaren. Hij hadt twee broeders, ouder dan hij, beide Predikanten; de een was Moses, en de andei Aaron genaamd. Moses Blondel, was eersï Predikant te Meaux en vervolgens te Londen; op de eerstgemelde plaats gaf hij een werkje uit, getijteld: Jtrufalem au fecours de Geneve. Sedan. 1624, het welk ten blijke verflrekt, dat hij een geleerd man was. Blondel hadt een zeer zonderlinge wijze om te fludereu, hij begaf zig op den vloer, leide zig op zijn buik neder, plaatfte rondsom hem heen de boeken, die hij tot het onder handen zijnde werk benodigd was; men veihaalt het zelvde van den beroemden Cujacius. Aanmerkelijk is het geen de geleerde Ancillon, in zijne Melanges critiques de Litterature, Tom. I. p. 407, 408. van Blondel verhaalt: „ dat bij namelijk van den Prefident de „ Mesmes, die zeer verkleefd was aan den Room/en Gods„ dienst, een jaarlijks penfioen trok van 1200 livres, ten ein„ de hij tegens de opperheerfchappije van den Paus zoude „ fchrijven; en dat een Raadsheer van het Parlement te Parijs, „ insgelijks den Room/en Godsdienst ijverig toegedaan, hem ten „ zelvden einde jaarlijks 600 livres fchonk, en dat hij, om „ aan die beide heren voldoening te geven, het lijvige boek „ in folio fchreef, de la Primauté du Pape, het welk tot ant« „ woord verflrekt op het boek, dat de Kardinaal du Perron, „ tegens Jakob de I, Koning van Engeland heeft gefchreven." Waar op de geestige Bayle , zeer vernuftig aanmerkt: „ dat „ die beide Magiftraats perfoncn, enkel den naam en het uit„ wendig voorkomen van Roomsgezinden moeten gehadt heb„ ben, of dat hun bezoldigde hen heeft om den tuin ge„ leid ,> doordien men op geen bondiger wijze de belangens „ van Calvyn's leerftellii geia in Raat is te verdedigen, „ dan Blondel in zijn werk over de Opperheerfchappije, ge. „ daan heeft.*' Bchalven de hier boven aangehaalde werken van dezen geleerden man, heeft hij 'er nog vele anderen gefchreven en door den druk gemeen gemaakt, welke men bij Niceron op-  t7<5 BLONDEL. (FRANS) opgeteld en zeer verftandig beoirdeeld vindt. Ook wordt van hem een zeer verdienftelijk en loffelijk getuigenis gegeven, door den Hoogleraar J. P. d'Ohville, in Oratione, in natale! eentefimum Athenei Amftelced. p. 34, 35. Konigii Bibl. vet. ff nov. voce. P. Bloukd, p. rcr2-ioi4. Morhovros, Polyhijl. Tom. II. p. 589. Crenii, Animadv. Bhilol. Part. XIII. p. 112, 113. & Part. XVI. p. 2sr--26-3. Jo. Fawpm', Hifi: Bibl. Part. III. p. 393, 394. ToB. Magiri, Eponyaol. voce. Krantzius , ad Coirringium, Scr.c. XVI. p. 221. F. C. Feeytag, AnaleUa litter aria, p. 130, 131. ff Apparat. Litter. Tom. III. p. 99. Catal. BïbMh. Bunav. Tom. I. p. 1091. C. Saxi, Onpm. litter. Pars IV. p. 34r, 342. P, Bayle, Dia. ed. de 1730. Tom. I. p. 573-578. Batllet , Jug. de) Scavans. Tom. II. p. 8^. D. Clement, Biblioth. cur. Tom. IV. p. 297-310. Niceron, Mem. aes Hommes illuji. Tom. VIII. p. 44-54. J. Wagen., Befchrijv. van Amfl. XI. St. bl. 310--312. BLONDEL (FRANS), wierdt te Luik geboren in 1613. Na . at bij zijne ee weck, in ;het jaar 1560; maakte in zijne jeugd grote •yoorjtgav,gen in-de.fraije letteren, inzonderheid .in de latijnfeadigtfes-de, en naderhand in de regtsgeleerdheid. Hij js teven gsujfe ■zijn vader geweest Waradijn van de Mülandfe munt, en'wierdt ■den 23 november 1592 tot Hoofdfchout .aangefteld:; rmaarbij katU ;geeu danger genot van deze waardigheid, dan het ifijdvek van zes jaren , zijnde den 23.febr. at 599 in het 39fte jaar-zijnes leve** .geftorven , zonder enig kroost hij zijne huisvrouwe i&um Wyntges, verwekt te hebben. Zedert den dood van „gijnen vader was hij Heer van Schóbbelond. .Zijne rijkdommen *B aanzien, gevoegd bij zijne kundigheden en vriendelijke -verkering, hadden hem de achting en eerbied >van .een aneuigUf geleerde lieden verworven. Zijn zinfpreuk -was: -Ltgtps dezbaie fperc. Hij heeft uitgegeven.; -Poëmata varia. Lugdb. -15^3.. xzmn. Deze verzameling is in.achting, en tfhsekttten 'bewijze, 'dar de ft-hrijver een gelukkig genie voor de digtkonst bezat Het werkje is verdeeld in drie hoeken: r. Farentalis, *. 'Odee, 3. Elegie, he, evens nog een aanhsngzel, onder yden ddjtel van: Liber adoptivorum, bevattende verfcheidene Jdfrersfoa ter zijner ere door andere Digters vervaardigd. iEnige va-P S» zijne., zijn .ook afzonderlijk of ;aae het '-hoofd tier wesken «rau zijne vrienden geplaatst, uitgegeten, zo .als -onder mte*M voor de Prcecidanea in CatuHum -van Janus Dopsfc, 5e 11*8.» M 3 ■  38z BLYENBURG. (ADRIAAN vak) gedrukt. ' ■ Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 8s~8$>. M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 993. BLYENBURG (ADRIAAN van) , een neef van den voorgaanden, cn zoon van Jako3 van Blyensueo en Maria Carró, wiens voorouders tot de reije van de voornaamfte Regeerders der Rad Namur behoren, wierdt te Dordrtcltt geboren in 1599. Hij beoeffende van der jeugd af aan de fraije letteren, maakte daar aanzienlijke vorderingen in, ei wie I buitengemeen ervaren in de oude en latere gefchiedenisfen, als mede in de ftaatkunde en de belangens der onderfeheidene Hoven van Europa, waarom hij ook tot hes bekleden van de aanzienlijkfte Staatsambten en Gezantfchappen is tewerk gefleld. Hij volgde zijnen vader op als Heer van Naaldwijk, insgelijks als Waradijn van de Hollandfe munt, en was teffens ook Ridder van de orden van St. Michiel. Zijn fchoonvader Pompejus de Rooveee, Heer van Hardinxveld en Bailjuw van Zuidholland, in 1620 van zijn Hoofdfchoutsambt te Dordrecht vrijwillige affland gedaan hebbende , wierdt BlyenEurg in-deszelvs plaatze aangefteld, en behield erfe post tot aan zijn dood, welke in 1630 voorviel, toen hij nauwehjks 41 jaren bereikt hadt. Tweemalen is Adriaan getrouwd geweest, zijn eerfte vrouw was, Karolina de Beveren, dogter van Willem de Beveren, Heer van Streveishoek, Raad en Thefaurier generaal van Zuidkolland, benevens Burgemeester te Dordrecht; na dode van deze , huwde hij met Sara de Roovere, dogter van Pompejus hier boven gemeld. Bij de eerfte heeft hij verwekt twee zoons en" ene dogter: , r. Jakob, geboren in 1612 en geftorven in 1633. 2- Adriaan, waar van nader. 3. Charlotte, geboren in 1625, en getrouwd aan Thomas van Sasburg , Heer van Mogarnie, Refident van hun Hoog Mogenden aan het Hof van BrUsfel. Bij zijn tweede vrouw heeft hij maar ene dogter geteeld, welke na zijnen dood ter wereld kwam, en gehuwd is geweest aan Daniël Fannlus, Raadfisfcaol van dc Admiraliteit in Zeeland, Adkj-  BLYENBUR6> (ADRIAAN v*ir) (DAM\'S togfi Adriaan Blyenburg, was geleerd,.en innemend welfpre:i  .«84 BOCHIUS. (JAN) zonder enig kroost ra te laten. Dit verlies trof hem zo gevoelig, dat hij belloot ten einde zijne ziehmerte te lenigen, een reisje door Duitsland en andere gewesten te doen. Ia 1-616 begaf hij zig op weg, en trok 't eerst naar Bohe mt 4aar hij naar alle waarfchijnelijkheid is geftcrven. Schoon zij' ne familie -'er nimmer met zekerheid berigt van heeft ontvangen. Damas van Blyenburg was wel geoeffend in de weten» fchappen, ongemeen bedreven in de fraije letteren, en wel inzonderheid in de latijnfe digtkunde. Daar is van hem in druk. x. Cento Ethicus, ex variisPoetis contextus. Lugdb. 1599. I2»jjö. 2. Véneres Blyenburgicce; Jive Amorum hortus, in quinque areolas Éstihttus, fcf fragrantisfimis CXLVIII celeberrimorum Boïtarum 'flqjMis rejertus, opera Damasi Blyenburgii, H. F. Batavi. Dordr. 1600. 121110. 3. Epitome opermn B. Fulgentii, in XXX. capita dijiri'buta. Amjl. 1612. 121110. p. Sweer- Tii, Analett. Belg. p. 202. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 82--85. M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 210. 992. BOCHIUS (JAN), goed latijns Digter en Secretaris der ftad Antwerpen, wierdt den 27 julij 1555 te Brusjel geboren. Hij volbragt zijne eerfte lettcroefFeningen te Lire en te Aath, en ftreefde zijne medeleerlingen in ijver en naarftigheid voorbij. Na zijne ftudien geëindigd te hebben, geraakte hij bij den Kardinaal Georg Radzivil, en kreeg daar door gelegenheid om zig te Rome in de theologie te oeftenen, en de lesfen van Bellarmin over de wederleggende Godgeleerdheid te horen, die hij zeer vlijtig bijwoonde. Vervolgens deedt hij verfcheidene reistogten; hij zag Polen, Lithauwen en Rusland; doch deze togten gingen niet zonder drukkende ongemakken en grote gevaien verzeld, want Smolensko doortrekkende om zig naar Moskou te begeven, leedt hij zo geweldig door de koude, dat zijne voeten ten enemalen bevroren raakten; men raadpleegde reeds om die af te zetten, toen een Heelmeester van den Czaar tot zijn geluk van begrip was, dat men van dat middel geen gebruik behoorde te maken; de Heelmeester die hem bediende zou waarfchijnlijk zijne genezing niet te wege gebra rj " i heb-  BOCHIUS. (JAN) ifS fcebben,' indien een ander ongeval niet was opgedaagt. Bocrcras Jiadt zig namelijk naar de wijk der Lhoniers doen biengen, en bevond 'er zig nog, toen de Gioothcitog Bastlid.es, 'er met zijn krijgsvolk kwam inftuiven om het r.e plunderen, voerende tot verfchoning van dit geweldaJig bedrijf aan, dat de Patriarch zig aan den Czaar hadt beklaagd, dat de Duitfers onder welke de Lhoniers ook begrepen wierden, de dapperheid en moed der Rus/en in verwijftheid deedt ontaarten, en hun veel geld deedt fpillen voor dranken die zij aan ben verkogten. Bochius door fchrik bevangen, ontvlugtte bet zogoed bij kost, en na uitgefchud ei deerlijk geflagen te zijn, ontkwam hij de handen der foldaten, en kwam 's anderendaags in zijn verblijf te rug; deze gedwongené IighaamsoefFening was het, die de heilzame uitwerkingen van de geneesmiddelen grotelijks bevorderde. In zijn vaderland terug ge ëerd, vervaardigde hij een digtftuk, 'X welk zo uitnemend welaan den Hertog van Parma beviel, dat hij hem de bel lening van Secretaris te Antwerpen bezorgde. Dit digtftuk beftond uit ene lofjpraak van den Hertog van Parma, over het veroveren van die ftad. Hij ftierf den 23 januarij 1609, ene dogter nalatende. Franc. Sweertius, onderrigt ons, dat zijn goede vriend Jan Bochius een ongelukkig lot in de huwelijksklasfe haat getrokken, 't welk, zegt hij, doorgaans aan grote Mafmenté beurt valt. Zie hier zijne eigene woorden: Mptrimoi citus fuit non usqaequaqne felici ac concordi, qaod ferè viris magnis commune. Bochius fehoon in verfcheidene takken van geleerdheid ervaren, muntte inzonderheid in de digtkonst uit* zo dat hij >.e Nalerlandfe Virgii.ius hadt -kunnen genaamd worden. Men heeft van hem in druk: 1. Hiftorica narratio profetïionis ff inavguratiónis Alberti ff Isaeellü, Antv.1602, in folio. 2. Pfalmorum Davidis JParodia leroica. Ejusdem varhc in Pfalmos obfervationes phyfica; , ethica, politica ff hijloricce. Antv. 1608. 8vo. Zijn overige digtftukken, meestal uit puntdigten en treurzangen beftaande, zijn verzame t en uitgegeven door Fr. Sweertius, die 'er de digter Ij ke letterviugt.en -van deszelvs zoon, Jan Ascanius Bockius, heeft bijgevoegd, wel- < M 5 k»  ïSS EOCIÏÏUS. BOCIIX. BOCK, keineen deeltje in 8vo., in 1615 te Keulen zijn gedrukt' i Val. Andr., Bibl. Belg. p. 4.61. Melch. Adam, in vita Philofiph. p. 498. Fr. Sweertii, Ath. Belg. p. 398. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 583. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. p, 3091. C. Saxi, Onom. liter. Pars III. p; 528. P. Bayle, Dia, Tom. I. p. 587» 588. ed. de 1730. Baillet, Jugemens des favans, Tom. IV. p. 157. BOCHIUS (JAN ASCANIUS) , zoon van den bovenftaanden, is te Antwerpen geboren, en drukte de voetftappen van ;2ijnen vader, in het beoeffenen der wetenfchappen en geleerd■heid; eerst fludeerde hij in de regten tc Leuven, en nader'hand te Orleans; vervolgens ondernam hij ene reize naar Jtalien, daar hij zijn grafvondt; want in Kalubrien gekomen „zijnde, wierdt hij door een lievige koorts aangetast, die hem .dn de lente zijnes levens wegrukte, tot grote fmerte van zijden vader en alle die genen welke hem van nabij gekend :hadden. Bochius was levendig en -vaardig van geest en maakte een goed latijns vers, zo als blijkt uit de verzameling -,wel;ke bij die van zijnen vader gevoegd, te Keulen in 1615 gedrukt zijn. ■" Fr. Sweertii, Athen. Belg. p. 839. BOCHORINC, zie EOXHORN (HENDRIK). BOCHX (DOMINIKUS), geboortig van Antwerpen, is gedweest Prior der abtdije van St. Bemard Jur-l'EJcant, alwaar ,'hij'in 1674 is geftorven. Bochx had veel liefhebberij voor ..de nederduitfe poëzij, waar in hij ook tamelijk wel flaagde., en daar worden een menigte ftukken van hem met eigen hand gefchreven te St. Bemard bewaard, waar onder een zeer fchone uitbreiding over de Difticha aan -Cato vvordende toegefchreven. ——- Paquot, Mem. litter. Tom. XIV. p. 33, 34. BOCK (GEORG), deze Schrijver'is geboortig van Arlon,, «en klein ftedeken.in he; hertogdom Luxemburg, zijnde dit ook al wat wij 'in ftaat zijn van dezen man te berigten, behalr?en nog dat hij door den druk 'heeft gemeen gemaakt: Georgh iB.ÜCK„  BOCKENEERG. (PIETER KORNELIS) 1S7 •Bock, Arlunenfis, lucnbrationes, videlicet, Elegia, Epigrammata, ff libellus de Viiwrum Romanorum notis ff nominibus. Bafil. ap. Henr. Petri. i 54°' At0- Paquot , Mem. litter. Tom. ■II. p. 405. BOCKELMAN, zie BOECKELMAN. BOCKENBERG (PIETER KORNELIS), geboren teGmSa den 25 december 1548, uit een tieffelijK en eeilijk geflagt, zijnde zijn vader Kornelis Dirksz. Raad en Schupcn te Goud* geweest, zo als ook zijn moeders Aleids vader, Ilokis Mva•ne, in zijn tijd geweest was. Deze ouders gtotelijks aai. et Roovife geloof verkleefd, vertrokken, toen de verandering in den godsdienst en regering te Gouda in 1575 voorviel, uit hunne vaderftad, hunne goederen agterlaten le, en gingen naar Utrcclit, en van daar als in ballingfchap naar Schoonhoven. Intusfen was Pieter door zijne ouders te Lenven ter fchole befteld: hier maakte hij fpoedige voortgangen in de letterkunde, onder opzigt van Pauli s Leopardus; e- in de godgeleerdheid wierdt hij onderwezen, door den PLogleiaar Auoustlnus HuNNiEus, onder wiens opzigt hij ook de beide eretrappen in ■die weten chap beklom,' waai na hij'tot Priester wierdt gefcijBfren, . en te Loo een fteedje in Westflaanderen daar toe ingewijd , nemende hier ook met den Pastoor beurtelings den dienst waar. Dan deze door den nieuw aangeflelden Bisfchop Rithoven verplaatst zijnde, en het Bocke^uehg mislukkende die parochie te bekomen, vei tok hij naar Leuven om aldaar zijn geluk te beproeven; doch zijne pogingen daar toe, hem 'hier ook mislukt zijnde, begaf hij zig naar 'j- Hertogenbosch en Nijmegen, ter tijd dat zijne ouders reisvaardig ftonden om van Utrecht naar Schoonhoven te trekken, daar zijn vader korte dagen na derzelver aankomst overleed, en zijne moeder in iS7o\, na de fatisfaftie van Gouda, tot hare geboortellad te rug keer» de. Intusfen verkreeg hij ene prebende te Ti.iel,, dan de in* komften daar van waren zo fchraal, dat hij daar van in geenen dele kunnende beftaan, naar Casfel trok, daar den Bisfchop Rithoven in 1.577 hem tot Pastoor van St. Niklaas aan- ' „Rek  185 BOCKENEERG. (PIETER KORNELIS) ftelde. Hier hieldt hij het ook niet lang, want met Hendrie* Peltanus Opperbeftieider der fcholen aldaar, kennis .gemaakt hebbende, befloten zij een fpeelreisje naar Rome te doen, en ten einde teerpenningen te befparen, zulks te voet te ondernemen. Te Ulm gekomen zijnde, verftonden zij, dat men ter ■ohzake van de befmettelijke ziekte Italien niet kost intrekken; zij veranderden hier op van voornemen, begaven zig te fcheep en zakten den Donauw af tot Wenen toe, alwaar zij hun verblijf namen bij Frans Mergrot, 's Keizers Kapellaan. Een maand hier getoefd hebbende, trok Bockenberg Hongarijen in , om het aan hem opgedragene fchoolbewind te Erlau te aanvaarden; dan voor ene inval der Turken bedugt, hieldt hij zig tot den 26 julij 1578, bij den Bisfchop van Erlau te Presburg op, als toen naar Wenen te rug kerende. In feptember daar aan volgende, ging hij naar Bruna in Moraviën, ten einde zig aldaar onder het .genootfchap der Jefuiten te begeven; waar na hij in maart 1580, voorzien van een gemigfehrift, wegens zijn goed gedrag van Alexander Hollerus Rector van dat ■genootfchap, den weg over Wenen naar Braag nam, en vervolgens naar Minehen reisde, daar hij zig tot .in 1582 aan het Hof van den Keurvorst Willem in de hoedanigheid van Huispriester onthield; als toen ging hij met brieven van voorfchrijving, hem door dezen vorst verleend, naar Milaan, om zig ■onder den Kardinaal Borromeus verder tot den predikdienst te bekwamen. Slegts enige weinige weken hier verbleven zijnde, befloot hij naar zijn vaderland te reizen, doch in november van dit jaar te Augsburg gekomen zijnde, werdt hem aldaar door den Domheer Joh. Hannegraeff op voordelige voorwaarden een leermeestersplaatze in de abtdij Keizershe'm in Swaben aangeboden, die hij met genoegen aannam; doch deze nieuwe ftand duurde ook niet lang, want enig verfchiil ■gekregen hebbende, verliet hij op den 4 februarij rs84 zijnen post, en toog naar Gouda, ten einde zijne moeder, zusters.*» broeders een bezoek te geven, daar .hij op den 19 maart aankwam. Na hier enige dagen getoefd te hebben, zette hij zig le Legden neder, in hope van hier een behendige kostwinning 10  BOCKENBËRG. (PIETER KORNELIS) ï$ te zullen aantreffen, bogende op het groot aanzien dat zijn com of vaders broeder Arent Dirksz. Bockenberg in deze Rad genóót, die aldaar Komrnandeur der Duitje orden en teffèns Pastoor was. Hij huisvestte hier "bij zijne nigte Maria JanS, •ene geestelijke dogter, en verrigte hier niet anders dan de lesfen van I upsius te horen, zijne boekerij in orde te fchikken, ijverig aan zijnen Catalogus comitum Hollandice te werken, en het gebed van Azarias, Dan. III. in 't nederduits te vertalen, om bij een Pfalmboek 't welk zijn gemelde oom in 't licht Rond te geven, gevoegd te worden. Intusfen was het fchraal met Bockenberg's finantien gefield , doordien hij geen het minfte vast inkomen had, en al zijn uitzigt vestigde zig op zijn oom den Komrnandeur, hopende daar bij inwoning te zullen krijgen, 't welk hem egter mislukte, zo wel als zijn ontwerp om door zijnen ftadgenoot Adriaan deBonser, een beftaan 'mFlaanderen te bekomen. Hier op befloot hij een kostfchool op te rigten, dat ook geheel en al niet wilde flagen, en hem het ontwerp deedt vormen, om andermaal zijn geluk te Keulen te gaan beproeven, hopende dat zijnen neef Raes welke aldaar woonde, iets voordeligs voor hem zoude kunnen uitwerken, blijvende intusfen een getrouw voorftander van de Roomje geloofsbelijdenis. Hij vertrok dan in 1585 in Ril te van Leijden, doch van ontwerp veranderende, ging hij naar Varik, en nam aldaar zijn intrek bij IlENé van den Burcii, Heer van die plaats, en wierdt door dcsze'vs toedoen aldaar als Pastoor aangefteld. Hier fcheen hij nu ene rustplaats bekomen te hebben, die hem een ordentelijk beftaan opleverde; ook befteedde hij thans zijne fnipperuren in het beoeffenen der Gelderfe gefchiedenisfen, van welker Hertogen die dit landfehap aanëengefchakeld beftierd hadden , hij voornemens was ene geflagtlijst uit te geven. Doch de geruste kalmte die hij daar genoot, was van korten duur; want de Bevelhebber van Thiel vernomen hebbende dat hij Priester was, deedt hem door zijne krijgslieden opligten, en in de ftads gevangenis brengen, daar hij egter op voorfpraak der Goudje Regering uit genaakt wierdt, waar op hij bij zij-  ïpj BOCKENBERG. (PIETER KORNELIS) zijne putfe moeder te Gouda kwam inwonen, daar hij 21'g fo; ber moest generen. In dezen tijd, werdt hem door Tratius , Hoogleraar in de wiskunde tc Leijden voorgefteld, om een jongeling van aanzien, als Pedagoog, op deszelvs voorgenomen reize naai Frankrijk tè verzeilen, doch de beloning die men hem daar voor uitloofde, was zo gering, dat alfchoon.hlj 'er groten lust toe hadt, hij egter begreep zulks te moeten van de band wijzen. Gedurende zijn verblijf bij zijne moeder, begosthij zijne Ckronologia ab orbe coudito ffc. te vervaardigen, die egter nimmer' gedrukt is, zo min als ene verklaring over Psalm XXXI. In 1586 werden te Leijden ter persfe gelegd , zijne in het latijn gefchrevenc Naamlijsten der Utrechtfe Bisjchoppen en Abten van Egmond, en in het volgende jaar die der Heren van Brederode. Dit jaar bragt hij meest in 's Hage door, en maakte 'er kennis met Johannes Ligarius en Zeger Koninsberg, beide Predikanten te Woerden; waar mede hij inzonderheid met.den eerstgenoemden in vriendfchap geraakte, en briefwisfeling onderhield ; in welke brieven hij ook de verborgene neiging tot verandering van godsdienst te kennen geeft, en zijne zugt om aan ene vrouw te geraken, die middelen hadt, doorden hij genoegzaam niets bezat. Ligarius fpoorde 'er ras ene voor hem op, het was de dogter van Johannes Wykersloot, Rector der latijnfe fcholen te Woerden. Eockenberg nam 'er genoegen in, maar het huwelijk moest in 't geheim gefloten worden; dus ging Ligarius voor hem uit vrijen zonder zijnen naam te neeinen. Hoe zeer nu ook die juffrouw door hare moeder wierdt aangeraden om in liet huwelijk te treden, wilde zij hare toeftemming niet geven zonder haren minnaar te zien. Het geviel nu dat ze een reisje naar de Kuinder deed; Bockenberg volgde haar fpoedjg derwaarts, zag en fprak haar; doch hij reeds 40 jaren zijnde, Rond haar zulks tegen, egter floeg zij hem niet volkomen af, 't welk hem ook 'deedt aanhouden, en na enige tegenftrevingen aan de zijde van zijne moeder en andere naastbeftaanden, die hemel en aarde bewogen om hem Priester te doen blijven, trouwde hij het meisje,- na  BOCKENBERG. (PIETER KORNELIS)1 701 pa belijdenis van den. Gereformeerden godsdienst gedaan te hebben. Dit huwelijk bragt een grote, verbetering in zijnenfinantië'elen ftaat te wege; want hij die kort geleden, in 'sHage zijn kostgeld niet konde betalen-, kogt nu te Leijden een huis op de Papegraft; en vervaardigde' in 1589' in liet latijn zijne lijst der oude Batavife en Friesfe Koningen, geflagtregisters der huizen vanWasfenaar en van Eginond, en werkte verder met veel vlijt aan zijne Hollandfe jaarboeken, en zulks ten zek en rijd, dat Janus Douza de oude, een gelijkfooitig werk in dist r.n profa hadt ter hand genomen, waar van het ontbrekende in 1597 door zijnen zoon wierdt aangevuld, en door den druk gemeen gemaakt. Deze arbeid over een en het zelvde onderwerp door deze beide geleerde, mannen, gaf aanleiding tot ene verregaande nijd en twist tusfen hen, die niet weinig aan de zijde van Douza wierdt aangevuurd, doordien het aan dezen, die Curator van 's lands Ilogefchool was, mislukte, om Domnikus Baudius tot Hiftoriefchrijver van Holland en Zeeland te doen aanflellen, waar toe onze Bockenberg door aanbeveling van den Raadpenfionaris Oldenbarneveld , in wiens gunst hij zig had weten te dringen, werdt benoemd. Douza verenigde zig met Baudius cm hem door itekeüge puntdigten aan te vallen , waar in zij hem voor onkundig uitmaken, en met de wanzigtigfte kleuren gefchilderd ten tonele voeren; de digtkundige werken van beide deze Schrijvers, waar in zij Bockenberg onder de namen van Traooras en Hirciomontius aanduiden, Riekt hier van ten bewijze'. Hij hadt egter het genoegen van zijn beide vijandelijke tegenftrevers te overleven, doordien hij zijn levenstijdkring uitrekte tot ruim 78 jaren, en te Lijden ftierf den 17 januarij 1617; nalatende een Zoon die zonder kinderen verwekt te hebben overleden is.* Hij wierdt begraven in de St. Fieters kerk te Leijden in de rustplaats van zijnen oom Arnold Dirksz. van Bockenberg, die in 1592 was overleden. Het graffchrift van onzen Schrijver is gemeden op een koperen plaat, in de volgende bewoordingen : Quid  ï9? BOCKENBERG. (PIETER KORNELIS) Oidd fati invidiam queror, Aud multis moror hospitem? Nomen nobiie jï loquar Paucis omnia dixero: Bockenbergius hic jacet. Petro Eockenbergio Hiftoriographo Hollands Zelandisque ffc. pia conjugu offlciojus in maritum dolor monum. po/uit. Natus Gouda mno M.D.XLVIII. Denatus Leyda an, M.DCXFII. Janua7ti uie XVII. egresfus annum vitte LXVIII. ' Ne vita sit tragedia. Dat Bockenberg een geleerd man is geweest, daar bij buitengemeen werkzaam, • en ervaren in de gefchiedenisfen, bijzonder wat die der Nederlanden betreft, is iets dat de door hem Uitgegevene werken volledig bewijzen; maar men wil, dat * het hem aan befchaafd oirdeel en doorzigtig vernuft mangelde waar door hij wel eens misftellingen heeft begaan. Voor het overige is zijn levensloop een toneel van wisfelvalligheden geweest, waar van velen onaangenaam voor hem waren; inzonderheid zijn gefchil met J. Douza; dan wie daaromtrent gelijk of ongelijk heeft gehadt, laat Boxhorn onbeflist; zeker is het nogthans, dat Douza hem op ene onheusfe wijze heeft behandelt. De werken van Bockenberg door den druk gemeen gemaakt, zijn de volgenden: i. Catalogus, genealogia ff b'revis hijïoria, regulorum IMlamlia, Zelandia, ff Frifia. Item alia quadam huc jpeüantia. Lugdb. 1584. iimo. 2. Catalogus ff brevis hijïoria Fontijicum UltrajeQenJium. Item Catalogus ff brevis ' hijïoria Antiflitum Egmundanorum; additis pasfim non tam eruditis, quam lepidis ex fepulcJiris eorum, primorumque Hollandice Zelandia ff Frifia Principum epitaphiis. Ib. 158C. i2«zo. 3. Historia ff Genealogia Brederodicrum, illujlrisfimce gentis Hollandiee. Ib. 1587. i2»?;o. 4. Egmondanorum, potentisfima Hollandia gentis, hijïoria ff genealogia. Ib. X58o. i2mo. 5. Brisci Batavia ff Frijiae Reges. Item Lugduni Batavorum, ff Wasjenafia heroum, vetustisjimarum Hollandia Gentium, hijïoria ff genealogia. Ib. • 1589.  B0DJEUS. (JQIIANNES) BODDAERT. (PIETER) 193 1589. 12-110. 6. Ad nonnullas Jani Dousffi aspera fcripta responJio, lil. Ihiandia ff Westfrifim ordinibus reddita. Delph. 1601. limo. 7. Pro Aiuallbus fuis, ff priscis Patriai Clnmkai conJervandis, contra Jani Düusïe nefarias calumnias. Ib, 1603. Behalve n deze, heeft hij nog een groot aanta' andere fchriften vervaardigd', waar va. men de optelling bij Paquot vindt; doch die ni.nmer door den druk zijn gemeen gemaakt. F. Sw'eert., Annales Belg. p. 609. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 732 i'oxïiORNii, Theatr. Holland, p. 277, 278. J. F. J orpens, Bibl. Belg. p. 966-968. C. Saxi, Onom liter. P. III. p. 559> 560. Paqujt, Mem. litt. Tom. III. p. r32-140. A. Pars, Naamrol der Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 51—53. Walv Vis, Bejchrijving van Gouda, bl. 292-308. . BOD/EUS (JOHANNES) a Stapel, is geweest Geneesheer te Amfieidam. Hij was een geleerd man, zeer bedreven in da igriekfc en latijnfe litteratuur en andere we.enfchappen; ook; was hij een ervaren kruidkundige. Door zijnen vroegtijdiger! dool, welke in 1636 voorviel, wierdt hij verhinderd het volgen.e werk uit te geven, 't welk egter tot 's mans welverdienden roem, door zijn vader Egrert naderhand is gefebied .Theophrastx Eresii Hifiorice Plantarum libr. X. Notis, Commentariis, e: rarior.wi Plantarum plurimis Iconibus illufiratos, una cum greeco cmtexiu. Amft. 1644. in f.lio. — Jon. Arn. Corvinus , in Pr.ef.ü. ad i.anc edit. Fabricius , Bibliuth. Grac. Vol. II. p. 236, 237. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 583. C. Saxi, 0nomast. liter. Pars IV. p. 374. BODDAERT (PIETER), aa-omfdg uit een aanzienlijk gefiagt in Flaanderen, wierdt geboren den 6 augustus 1694 te Middelburg, zijnde dc jongde zoon van Kornelis van den Helm üoddaert, eerst Raadsheer en naderhand Prcfrdent ra 't Hof van Flaanderen te Middelburg, en Anna Maria Cau. Nog geen drie maanden oud zijnde, hadt hij het ongeluk zijne moeder te verliezen, en hij bleef met nog twee andere kinderen , waai- van het oudfte nog geen drie jaren ten vollen hadt- IIL Deel» N bc»  IÖDÜAERT, (PIETER) bereik?, de 'Zórg zijns Vaders alleen bevolen , en dus" fiï d* l&tetfte- jeugd aart de' beftiering van dienstboden overgelaten, P'jetsr hadt- hét geluk ene goede en liefdragende zoogfter to toekomen ,■ die hem met zo veel tederhartigheid en zorg gade» ■fioég", als hij immer van een eigen moeder hadt kunnen genieten1.- Zijn eerfte kindsheid fleet bij in duurzame zukkelingen, fót' irt 't begin van i704, toen hij door de kinderziekte wierdtSSiTgetast, waar door hij tot op den rand van *t graf geraakte, egter' door een gelukkige' erifis' als 't ware uit de armen van deti dood gerukt* herftelde, en vervolgens van een gezonder gefteidheid is geworden- Nau'wlijks de' vroegfte' kinderjaren ontwasfen zijnde, fchepte hij reeds vermaak in het lezen van godgeleerde en hiftorifc boeken t en elf en een half jaar bereikt hebbende, wierdt hij i'rJ den aanvang van 1706, in zijne geboorteftad ter Iatijnf© fchole befteld ;■ hij maakte hier zulke aanzienlijke vorderi. gen, éfl oeffende zig met zodanig een ijverige lust in de taal der Geleerden, dat hij na het houden van ene openbare latijnfe tëdewoering van zijn eigen opftel, op den 10 februarij 1711, bekwaam wierdt geoirdeeit om met luister naar de Akademie tö kunnen gaan, Voor' dat wij egter hem hier heen verzeilen* zullen wij twee merkwaardige gebeurtenisfen zijner jeltgd aati onze lezers mededelen, waar in blijkbaar de be•warëndö hand van de Goddelijke Voorzienigheid, hem be* fehermdè. Het eerfte dier ontmoetingen beftond hier in, da& Hij in 1707' met zijn Vader naar Antwerpen gereisd zijnde, ten élnde den Heer Godin aldaai te ontmoeten , met affpraak datindïèn diö op deii bepaalden tijd 'er niet mogt aanwezig zijn, Zy hem dan met de gewone fchuit te Mechelen zouden gaan 1 ep86êké"fij maar wat wil *t geval? op't ogenblik dat zij ge-« i'Sed Honden in de Berge te ftappen, zagen zij Godin van 1 Verre aankomen, waar door natuurlijk hunne reis naar Me- ■ (Wén wierdt genaakt, en zulks tot hun groot geluk, door», dien dê Bêfgi door Franfe partijgangers wierdt aangehouden ,, m Jan fia MaürëgNaült daar uit wierdt gelige, en als eeni |C?BllgPli9 doot hefi wa^geveëld, 't welk ontwijffelbaar ook; • hum  BODDAERT. (PIETER) ¥ff h'un lot zoude geweest zijn, indien zij waren medegevaren, plee tweede geval, dat angstvalliger was, doordien het op de kraag aankwam, was, dat hij in augustus iyiovan Hulst naar Fla.nderen te rug kerende, en op de Hond of Westcrfchelde tot bij Ellewoutsdijk gevorderd zijnde, de Wind geweldig beginnende op te Reken, hij door zeeziekte benauwd, naar boven klom om frisfe lugt te ademen; doch aan 't Rruikelen rakende, zoude hij over boord gevallen zijn, zo niet een der pasfegrefs Seys genaamd, was toegefchoten, hem ter gelukkiger ure bij het been gegrepen, en weer binnen boord hadt getrokken. Het was in feptember I7ir, dat Boddaert zig naar het Hogefchool te Leijden begaf; en zig aldaar inzonderheid aan het beoeftènen der regtsgeleerdheid toewijdde, in welke we* tenfehap hij het onderwijs van den zo beroemden Hoogleraar Joh. Voet genoot. Nau vüjks hadt hij hier twee jaren floer* gebragt, of zijn vader overleed, namentüjk den 14 junij 1713; en dit gevoegd bij het overlijden van zijnen leermeester Voet, we'ke den 10 feptember daar aan volgende ftierf, deedt hem betluiten de Akademie te verlaten, na alvorens de waardigheid van Doktor in de regten bekomen te hebben, bij welke gelegenheid hij in't openbaar, met zeer veel lof ene verhandeling : de Oucreia inofficiofi Tejlamenti in 't openbaar verdedigde. Te Middelburg wedergekeerd, beoeffende hij aldaar vijf jaren lang de pra" tijk als Advokaat, en wierdt inmiddels ooit tot Kommisfaris van het Landregt aangefteld. Vervolgens bekwamhij in augustus r 718, den post van Griffier van het Leenhof van Flaanderen te Middelburg, en wierdt den 26 feptember van het zelvde jaar, tot Griffier van de Admiraliteit in Zeeland aangefteld, welke bediening hij heeft bekleed tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 28 januarij 1760, in den ouderdom van ós jaren en ruim 6 maanden, na een kortftondige ziekte van weinige dagen. Op de zark die zijn ftoffelijk overblijfzel bedekt, werdt het volgende graffchrift gebeiteld, door hem zeiven, ïwiin 20 jaren te voren gïdigc^ IvT "i Hief  m BODDAERT. (PIETËR) Hier Bgt Boddaert , die vam een ercli;k gefl>s Genootfchap der Wetenfchappen te Vlisfisigtn, «eassu heeft, langst, te Utrecht gewoond: is getrouwd geweest anet ene juftr. Romer., wier vader Predikant was te Utrecht.; -_wa? een gioot Kelner der Natuurlijke Hiftorie* en Lector :in dig weienfenap aan de Utrechtj'e .cmie.: heeft zig beroemd gemaakt door v.eiic!!e:dene weiken, die daai toe betrekking hebben : als, Km bee-rip v.n liet iamenflel der Natuur van jlen Heiye Liniweus; in Svo.; ovci zetting van Pallas Dierkundig Mmgelwerk, verfcheidene Rukjes , in quauo.; en Lijst van BJcmtdieren, van den gel vden , in 8vo.; van Hunter, over de Tandem an 4'.o.; van T. Shaw Reizen door Barbarijen en Jiet Oosten, ï% 4to.; en Voo, re;ti-s voor Engelman over de Snemwfiguren-;, •en voor Witsens Out- en N*>rd-Tmarijen} in frAio, Hij & onlangs geltorven, en heeft e ren zoon, insgelijks Pieter ge' naa.nd., nagelaten, weke zig reeds dooi' üichtkiöidige -wetk-j® Jreeft bekend ge >ix..£, BODECHEM (BARTEL) , een Dehenaar van geboorte, •was geen onberoemd Regtsgeleerde in bet tijdvak waar in Ibi; leefde. Hier. -Osorius in zijn werk., getij ield:: .de 'Gloria bnundi'. Col. 1577, fpieekt met veel lof van hein, .en jorettrt 'hem als een geleerd man; en Pieter Opmeer in zijn verhasd der Hollandje Martelaren, draagt aan 'hem het TV. Boek .c.raj' 'van op, -onder den tijtel-: Martyrium D. Jodqci iCartuJiani., 10& idarisf. J. C. Barthjl. Booo smium, DelpJnmu ——— Sefebrrjt, ■van Delft, in folio. 1729. bl. 703. Stewech. adAmoB. p. 1jir, BODEC'IER BENNiNG (JOHANNES), was profesfp-r ie de phiiofqphie in-de vprige eeuw, te Leijden, .alwaarbij; lil s.6'si* in izrno. een Satyricon' uitgaf. Bqxhorjs,, &>.w„ .disf. de diftichis Catonis, BODECHER (NIKLAAS), een Eemonflrants -Scjyyvfir^ iviens fchriften gemeld worden iin -C atteniuj rchs Jliklwth Scriptor. Remonfir. _p. 65» J3QDEKKER (N. N.), Konstfchilder» Ss In ïWQ gfigtt»  198 BODEMONT. (FRANS) in 't land van Kleef, zijnde de zoon van den voortreffelijke!* Muzikant Bodekker, die ene aanéenfchakeling van jaren, zig aan het Hof van Brandenburg, door zijne verhevenheid in de toonkonst, heeft doen bewonderen. Onze Bodekker was ook een groot meester in het behandelen van velerleije foorten van muzikale konsttuigen; en muntte niet minder uit in 't fchilderen, inzonderheid in het portrakteren, wetende aan zijne afbeeldzels ene zo volkomenegelijkenis en teffens bevalligen zwier bij te zetten , dat men 'eidoor bekoord wierdt; ook waren de kleuren daar van zo levendig, en het licht en de fcbaduwen zo wel, inzonderheid in de kleding waargenomen, dat weinige meesters hem in dat vak hebben overtroffen. Hij heeft zig enigen tijd in 's Bosch opgehouden , en daar verfcheidene portraitten gefchilderd, is voorts in 17rr naar Breda vertrokken, voorzien met brieven van aanbeveling aan den beroemden beeldhouwer en dierenfchilder Frank Pieterze VerheydeN,- die hem in zijn huis nam, en gelegenheid verfchafte, om in kennis te geraken met den Burgemeester MatThys van O verseken, die hij benevens zijne huisvrouw fchilderde, en daar zo veel roem door verwierf, dat hij vele afbeeldzels van de voornaamfte lieden uit die ftad vervaardigdei Dan zijn patroon en huiswaard Verheyden overleden zijnde, dat een groot verlies voor hem was, befloot hij na het aan hem beftelde werk afgedaan te hebben, naar 's Hage te trekken, ten einde aldaar zijn fortuin te beproeven, alwaar hij ook verfcheidene portraitten heeft gefchilderd. Vervolgensgeraakte hij naar Amfieidam, daar hij zijne vaste woonplaats vestigde, en van tijd tot tijd naar Noordholland reisde,, daar hij vele lieden van allerleije rang en ftaat heeft uitgefchilderd. Hij is te Amfieidam in het jaar 1727 overleden, ruim 70 jaren oud zijnde. J. van Gool, Nieuwe Schouwburg, L D. bl. 147-150. BODEMONT (FRANS), is eerst gewéést Geheimfchrijvef van Willem den I, en daar na Griffier van 't Hof van Eries- kud.  BODEN. (JAN) BOEGHUVEN. (ANT, «a) hnd. Hij koos in 1586 de Spaanje zijde, en liet Boekjes m Friesland ftiooijen., waar in de .Staten van -.dat gewest weMen. uitgemaakt „ vooi baafzugtige luiden, die, om in 't .bewind „, te blijven, 't volk iheelden met de fchone namen yan ytfy 4, Leid en godsdiensi, ejO met Nasjaufe Hoofden, \Wien .nisS .„ "s lar.ds welvaart, maai eigen glorie ter herte ging. Veem» „ riedt men den Friefen, zig te houden van .den handel „mej „ Engeland, daar eindeloze ilavernij en gedurige oorlog uit tl* f, wagten Itondt. Veeleer .beiiooide de Gemeente ^ig tg ,\*ej> „ zoenen met haier Koning, daar meer niet toe vereistwer.df, „ dan dat men enigen bloeden boeven" ((dien naam kregen 4$ ;„ Staten) „ den kop kloofde." Enige :hondeiden -van (dez# Ichandelijke hoekjes werden te Üostmahorn, 111 een jEwfr der .fchip aangehaald, en Grave Willem .Lodewtk , ..'\taisL Ihouder van Friesland toegezonden. .Beid., Md, IV. B. bl. 70. Hooft, Md. Hift. XXIV. B. bl. iqöo. Wac, rad. WJl. VIII. D. bl. r.24, 125. BODEN (JAN)., wierdt 'in 'j 'Hertogeiibosch omtrent *t jaar 3570 geboren; hij beoeffende de 'Godgeleerdheid te Leuven.., ren verkreeg 'er.de waardigheid .van Licentiaat in; vervolgens wierdt hij Pastoor van St. Katrijn in zijn vaderftad., *en .daar sis •Kanunnik van 'St. Jan of .'hoofdkerk. "Men .vindt van 'Bop.es getuigd, dat hij een vroom man was, die rondelijkTprak zo.sjs hij dagt, en een opregt karakter bezat. Hij'heeft .door 4e? druk gemeen gemaakt: Conciones morahs £f .doürinales. Anti*, 1625--1631. 3 vol. in \imo. F. Sweertii, Athen. 0Selg* p. 398. Val. An^k., jBIM. Belg. p. 463. j- F- 'Foppens, ÏBïhl ■Belg. p. 584. Paquot, Mem. litter. Tom. VIII. p. :<5.r., s$ft BOECHOVEN (ANTONY van) , een Jlegtsgeleerde m Utrecht geboren, beeft als Advokaat voor -t -Hof .prpvjuti&d „aldaar, gepraktifeert, .en het Stadregt van Utrecht uk/hetinedftii. duits in 't latijn vertaald, en met enige weinig beduidêrsde:aan.■ tekeningen .voorzien. —~ 'Val. Andr... Jh'fef. ïBelg, jp. tfg,. J, F. Foppens, ML Belg. p. 70- 'O. ,Bujm$W? tracgc $ai 3tiristifcljcrt SSie^rapBitIT. gfc. vt. 274-301. G. v. Loon, Nederl. Hifloriep. III. D. bl. 297. BOECOP (ARNOLD ten), wierdt geboren uit een aanzienlijk en rijk geflagt te Zutphen, in '1 jaar 1585. Zijne. cerRe letteroeffeningen ten einde gefneld, lei hij zig op de beoeffening der regtsgeleerdheid toe, aan het Hogefchool te Liijden, alwaar hij een leerling van Jus^'us Ltpsiüs fchijnt geweest te zijn. Hij was een jongeling van uitmuntende zeden, en ijverig den roomfen godsdienst toegedaan. In i5io, derf ouderdom van 25 jaren bereikt hebbende , begaf hij zig tot de orden der Jefuiten, en ruim tien jaren daar na tot Priester gefchoren zijnde, kwam hij in de Nederlanden een bezoek bij zijne moeder afleggen, die weduwe was; van hier ging hij rraar Keulen, alwaar hij in ene flepende ziekte verviel, en na vijf maanden gezukkeld te hebben, Rierfhij den r9 februarij 5622. Ingevolge gïtK'genis, was tenBobcop eenbiaif mensch, N s ajjo-  BOECOP. BOEL. BOEL& zijnde nedrig, zedig, en van een zagtaartig karakter, dit,, zijne jaren in aanmerking genomen, vele kundigheid bezat, en verheven in het latijn fchreef. Men heeft van hem in druk: U Justus Lip.sius Catholicus; Jive de vers Justi Lïpsii religione catholica ffc. geplaatst in de Fama posthima J. Lusir, druk van 1613- P- 271. en volgenden. 2. Quastio jecunda de memine Hubertus; atque eodem epera, de tot aliis, quce fimilifme tadunt ffc. J- F. Foppens, BUL Belg, p, 94. Paquot,- Mem. litter. Tom. XL p. 3V1--390. B -ECOP (ARNOLD of AREND ten) , Burgemeester te Jv-m-.n, in de XVIdeeeuw, gebruikt in vele gezantfehappen, vlijtig Onderzoeker der gefchiedenis zijnes vaderlands, welke Rij in ere, nog ongedrukte, Kronrjk heeft befchreven, veel •gebruikt bij Revius, in zijne Daventria ilhijlrata; als p. 16. 23. 170. 416. 425. 457- BOEL (PIETER), Konstfchilder, geboren te Antwerpen in 3725, was een tijdgenoot van den beroemden Zeefcbilder Jam Peters-, en fchilderde zeer kon.lig allerlei viervoetige dieien^ vogelen, infekten, planten, vrugten en bloemen. J. C. Weyerman, Leven der Konstfchiid. II. D. bl 211, 212, A. SIoubraken, Scliouwb. II. D. bl. 141. BOEL (TOBIAS), Advokaat te Amjleldam, heeft uitgegeven: Amjteldams Privilegie, en Poorterrecht, en aanmerkingen .cp de Decifien van Loenius. BOELE of BOELENS, een vermaard Amjleldams geflagt, ■*t welk vele mannen van aanzien, die hun vadeiland in 't al•gemeen en hun geboorteftad in 't bijzonder., uitmuntende .éienften bewezen hebben, heeft voortgebragt. Op het jaar 3470 vindt men Boel Boelens Dirkse gemeld,, als Stigter van een Vikarij op St. Pieters Altaar in de Oude Kerk. .Zijn zoon Dirk Boel Dirkse werdt in 1477 als Burgemeester gemeld. Andries Boelen Dirkse, bekleedde in 1497, niet alleen de Burgemeesterlijke waardigheid., maar nam ook als voorzittend .Burgemeester, Filies van Bourgondien , als Oraav van Hol- .lfl:\d-v  SOELE of BOELENS. ac$ land, bij zijne huldiging den eed af. Andmes Roelenszoon, wierdt in 1566 geteld onder het getal der genen, die de hervorming toegedaan waren, en door de Regering ais een der Bemiddelaars gekozen, tot het beramen en vastfte'ien ener keure, op het bewaken der Rad, gedurende de beroerten der beeldftorming. Enen Hendrik Boelens, werdt met de verandering der regering in . 578 Schepen te Amfieidam; en Jan Klaas Boclens bekleedde in 1587 de waardigheid van Burgemeester, en moest met de andere Burgemee ters, allen mannen die om de waardigheid va: den godsdienst die zij bieden, veel geleden had en, tot hunne fmarte zien en boten, dat fommige Predikanten, die door Leicester om den tu a geleid waren, de vermetele ftoutheid durfden nemen, om hen van den predikftoel door te ftrijken, en aan den volke als de zodanigen af te beelden, die zig hitte' aan 't welvaren van 't land lieten gelegen liggen. In 't begin des iaars 1561, boodt Hendrik Pauluszoon Boelens, een aanzienlijk burger, den Rade 3000 aan, mids daar voor een Dolhuis wierdt opgei egt. Volgens ene oude overlevering, in 't nageflagt van den Stigter, zou zijne zwangere huisvrouw, Styne Eoelens, door ene krankzinnige vrouw, die woedende de trappen opkwam, aangevallen, en bij de keel gegrepen wordende, van fchrik vervuld , ene gelofte gedaan hebben, dat zij of haar man , indien zij ene gezonde vrugt ter wereld bragt, den Raad om een plek gronds verzoeken, en daar op een krankzinnigen-huis ftigten zou; zij zou vervolgens inderdaad, van een wélgefchapen kind bevallen zijn, en hare gelofte volbragt hebben. Doch wat hier van zij; 't is zeker, dat men in 't volgende jaar', met het Rigten van een krankzinnigen-huis, begonnen is, en dat Hendrik Pauluszoon, of liever zijne huisvrouw, alzo hg in julij des jaars 1562 reeds overleden was, daar over 't voornaamRe bewind gehadt heeft. Op de naamlijst der Amfieldamfe Regering, vindt men veelmalen de Boelens opgetekend .als Raden, Schepenen en Burgemeesters, beginnende met het jaar 1420 tot 1680. Wag., BefcMjv. van Amjl, II, St. bl. 397. HL 183- IV. 67. VU, .329. VIII. 430.. BOELS  ao4' BOELS. (FRANS) BOENER. (JAN) BOELS (FRANS), Konstfchilder, geboren waarfchijnlïjt• te Antwerpen, omtrent 't midden der XVIde eeuw, hadt een vrij göede hand in het tekenen van iandfchappen in miniatuur; hij heeft tot leermeester gehadt Hans Bol, welke aan zijn moeder is gehuwd, kort na dat zij weduwe v/as geworden. Frans is in 't laatst van genoemde eeuw overleden. ——> E. v. Mander, Leven der Schilders. L D. bl. 325. BOENER (JAN), geboren te Roermonde, voor het einde van de XVIde eeuw, begaf zig onder de orden van St. Franciscv.s, en wierdt Monnik bij de Rekolletten. Tot Priester gewijdt, zonden hem zijne opperften om den predikdienst waar te nemen naar Antwerpen, 's Hertogenbosch en elders. Het fcbijnt dat hij nog omtrent 't jaar .1640 geleefd heeft. Daar is van hem indruk: 1. ÏB.rracfjtijc ciiöf tebenbe jfiflÉKttti ban •toe ï?- Itëarteföerg ban cu. Ojjcnjcnt tc ariön. 1634. 121110. 3. ïMon\'cïje %f* »6eelbuioïjc öer 3jBinberh2oeöcr.ë ban öc «Oröerlmiötfcije D?ctiin-•cicn/ öic om 'b geloof roxeÖétijcfi ban öc föetlfeti rjijcöooti vfjkf ft. 3üntfo. iö35- 4t'0. Dit werk is 'in twee 'kolommen gedrukt, latijn en nederduits., voorts met 20 fraije platen ver- ciert. . Val. Andr., Bibl. Belg. p. 464. Paquot» Mem. litter. Tom. XI. p. 392-394. 'BCENER (MATTHIAS), geboren te Venlo, omtrent het .Jaar 15.90, genoot het onderwijs in de beginzelen der lettertonde in zijn vaderftad, waar na hij te Leuven kwam om die te voleinden, daar hij ene der kwekelingen van Erycius Pu'Teanus was. Zig onder dien Hoogleraar in de fraije letteren geoefiend hebbende, begaf hij zig tot de beftudering der regtsgeleerdheid, en wierdt Licentiaat in die wetenfehap aan genoemde Hogefchool. Zig kort daar na naar Keulen begeven .hebbende, ftierf hij aldaar in den bloei van zijn jaren in 1614; *-*r betreurd, doordien het een jongman van grote vej-wa^- tb]|  EOERHAAVE. (HERMANNUS) &a$ , e*t *eigene kiagten ftre-ende. Hij bégost ook tot heil der kranltcu "Sijhe korrst fe oeffenen; doch zo dat het begin geenszins Galetkus fehatten beloofde. Omtrent dezen tijd, werdt hij meer dan "eens-, 'op ! ruime 'voorwaarden en nog ruimdr beloften van een zeer aanzienlij!. Heer, die de blakendfte gunst van Koning Willem den III, rgc 'noot, aangezogt, óm den zetel zijn's geluk in 's GmverihaifcTt vestigen; dóch hij wees het llandvastig van de hand. Hij 'was vergenoegd naamlijk met een vrij en'onbekommerd leven-, 'afgezonderd van veel gewoel, en enig tot de letferoeffefiinpa gefchikt, daar hij niet genoodzaakt zou zijn anders te !pu:''c.', 'en te veinzen, anders te gevoelen en fc óntvfcirizem; 'daar hij door geene driften geflingerd 'en 'geregeerd zóu vriMh. la dezer voegen leefde hij toen': kranken 'bezoeken'vóórt 'daar op zig 'in zijne flsideerkamer 'verïtekeh-, V«.KAAi«Jdve» 'ftoken-, alle dé dèlè-> 'dér 'Geneeskonsi lustig TOórt'zertën^ Vinde". jen ook nog in de Wiskonst onderwijzen-, de II, oc:;uf: M r; r.% 'o -è %i»  2i4 BOERHAAVE. (HERMANNUS) benevens zodanige Schrijvers, die een veiligen weg aanwijzen, om God te leren beminnen. Dus leefde hij tot den jare i7or huiten enige bediening, als wanneer hij op den 18 meij van dar jaar, door Curateurcn •en Burgemecsteren wierdt aangefteld tot openbaar Foorlezer in de Geneeskonst, in plaatze van den Hoogleraar Drelincou.rt; aanvaardende deze bediening met ene redevoering, waar in hij de notdzaaklijkheid van Hippocrates gronden aanprijst. Het licht of liever de büxem van welfprekende geleerdheid, waar mede hij dit heeft uitgevoerd, geeft vastigheid van te verzekeren, dat deze Vader der Artzen, in de veilige en geruste bezitting van zijn rijk, waai' uit hij door fchenders en verachters der konst verftoten fcheen, zo herfteld en bevestigd zij, dat hij zig een ecuwigdurenden zetel in hetzelve .kan beloven. Ook was Eoeriiaave gewoon, zijne onderwijzingen in de Ge■neeskonst met fcheikundige waarnemingen te doorweven : waar door ia zijne leerlingen een hevige lust, om die geheimen -ook te leren, ontbrandde. Toen heeft Boerhaave aan deze konst, tot dien tijd toe, door verhaaste en onvaste proeven nog omzwervende, het licht, en de wetten ener wel geordende wetenfchap gegeven; en den nakomelingen enen helderen fakkel ontfteken, bij welken zij de wondergebeimen der Nature, uit hare ingewanden zouden kunnen opdelven. De Gezaghebbers der Groninger Akademie, door 's mans naam, en aanwasfende vermaardheid, getroffen, nodigden hem, in 1703, tot openbaar Leraar der Geneeskonst in hunne Hogefchole. Hij betuigt volgens zijn gewoonte, voor die aangebodene eer, eenvoudig zijne dankbaarheid, zonder daar door voordeel te bejagen; dan de Bezorgers van Leijdens Akademie, hier van verwittigd, befluiten hier op aanftonds ene aanzienlijke vermeerdering zijner jaarlijkfe wedde, en wijl 'er toen vijf gewone Hoogleraren in de Medicijnen waren, wordt hem d'eerfte openvallende profesfe toegezeid. Bij die gelegenheid, deedt hij den 24 feptember des zeiven jaars ene Redevoering, bewerende het gebruik van werktuigkundige Redens■tinge in de Geneeskonst,  'BOERHAAVE. '(HERMANNUS) m% 'Onze Boerhaave hadt nu omtrent negen, jaren ,föndé'r dieft tijtel van Lettor of "oorlezer den post van Heoglefëarlv.mïid\, 'wanneer door het overlijden va: Jen geieerdenlHöTToii>J,.ete gevallen is den 18 februari} '1709. Den 20 maait'hier < Op volgende, hieldt hij zijne intieê-rede'; waar in hij bewêerae^ ■de ttgtè eenvoudigheid,der gezuiverde Geneeskonst. 'De Altaderriit) 'verheugde zig toen met volmaakte v.eugde, dat zeBoeriïa'AV&, fin welken ze een anderen Hippocrates der wereld gefchon-i-ken zag, "door "zulke 'aangename banden aan 'zig 'verkn'ogc ^vondt. De fierlijke jkadem'fche tuin begost ook ónder'haren "riieü'Wen Opziener, vrolijker gelaat te vertonen-, en -blijer r-t£ ."groenen, dan ooit te voren; ja zig ene aankweking 'te beir> 'ven, die alle voorgaande, hoe'treffelijk ■ ook,'verre overtrèit■ fen zoude. En zeker niet te vergeefs, wijl 'er jjcer. SjS* 'voorbi' gegaan is, waar in. ze niet met nie.iwen Voorraad «MÉ •uith'e-ms groen, of liever met rijken buit, fan Ooit'-'en WéSi bijeen gebrart, bare kruin op'effende, zo verre in "-rijkdolfii -en overvloed, onder BoerhaAves zorge alleen is aangegroeid', 'dat het verdubbeld getal van planten en'"geWasien>, '-v&raub' 'beling van ruimte en'p'aats vereischt hebben. 'Beide'deze bedieningen met 'groten lof bekledende, "2ag men in 11714,' op 'zijne: fchouders gefchoven , '• al den last-, ■defchraagd, wanneer 'hem Op den '8 augustus •opgedragen wierdt, om zijne Leerlingen, in .plaatze'van dén;.géleerta C-, BirVr.oo, in de oefening van d- konst '.oor te gaan. «TttSe•maal namelijk ter'weke, wórdt de oëfTeniffg -dezer 'bélïzafi*  a.16 BOERHAAVE. (HERMANNUS) konst, tot ongelooflijk nut der Artzenijmmneren, voorgctoond in zieken, welke 's lands grootdadige mildheid in het Gasthuis der Akademie, in haren fchoot kweekt, en ter genezing opneemt. Dat dit de ziel dezer wetenfchap zij, en de regte leef' •wijze van Hippocrates , die de kennis door ene gedurige ondervinding ophoopt, en tot volmaaktheid voert, zal een ieder die geen vreemdeling in dit vak van wetenfchap is, geredelijk moeten toeftemraen. Allen ook die de Medicijnen toen ter tijd aan Leijdens Hogefchool beoeffenden, roemen uit enen monde, den groten aanwas, die de Geneeskunde Ook in dezen dele genomen heeft, door het uitmuntende paar Ambtgenoten Boerhaave en Oosterdyk, altoosdnrende wonderen ener gelukkige konstoeffening. In het volgende jaar 1715, leide deze uitmuntende man het opperbewind der Akademie plegtig neder, met ene Redevoering, over het verkrijgen van vaste en zekere gronden der Natuurkunde. Hier pleit hij fterk tegens die Wijsgeren van alle eeu,wen, die niet geduldig genoeg, om door ene langzame naarvorfching, met konstproeven de Natuur uit hare eigene kentekenen te doorgronden, en zeer hoog gevoelende van de doordringendheid hunnes vernufts, liever met dat zelve, omtrent de Natuurkunde, wilden raad leven, en in den winkel van eigen fcherpzinnighcden, hoofd- en grondbeginzel aller zaken fmeden, dan ene edelmoedige en openhartige belijdenis hunner onwetendheid flaken. Al wat de oudheid, al wat de later tijden, in dit foort van Wijsbegeerte, niet gevestigd op zekere ondervinding, ten toppe vijzelt, zinkt weg in deze redevoering , en verdwijnt bij de oneindigheid van het Opperwezen, uit het allerminfte haairtje zelv' doorblinkende; betogende hier verder op onwrikbare gronden, met kragt van heldere bewijsrederen : dat de beginzels aller zaken voor ons teenemaal verborgen zijn, en dat alleen door -waarneming der zinnen, die eigenfchappen derzelve verflaan worden, die door ondervinding zijn te leren. In dat zelvde jaar 1715 , heeft de Akademie der Wetenfchap. $en in Frankrijk, den Keie Boerhaave door esn open eerbrief4* 1 wien  BOERHAAVE. (HERMANNUS) 2 I ï Vriendelijk aa^gezogt, om zijne fchranderc ontdekkingen in de Natuur- en Kruidkonst, door briefsvisfeiing aan haar mede re delen; en wanneer nu de Graav Maksicli, in Ï718, deiwereld verfeheiden was, is hij tot opvolger van dien groten Jiaarvorfcher der .Nature gekozen, en roet de waardigheid van uitheems Medelid, in deze aanzienlijke vergadering van edele verftanden ingelijfd. Ruim twee jaren later in 1720, namelijk, heeft de Koninglijke Maatfchappij te ■Londen, aafl 's mans gadeloze verdienden dergelijk ene eere opgedragen. In J7iS overleedt de vermaarde le Mort, Hoogleraar in de Genees- en Scheikonst,, en wierdt door Boerhaave opgevolgd; ten einde hij die konst, reeds te voren door hem zosglad béfchaafd, nog veel fraijer zou polijsten , en dezen magtigen üetitel der Nat;re, dezen getrouwen tolk van hare wonderen, allen roest affchuren. Zijne nieuwe bediening aanvaardde hij, den 21 feptember, met ene welgepaste redevoering, over de Scheikunde hare dwalingen uitzuiverende. Deze ftofïe te 'voren overladen met woorden van barsfe fchorheid, meer met roet bekrozen dan de oven van Vulkaan zclv', en dus als buiten het bereik der welsprekendheid, ja der geleerdheid geplaatst-, heeft hij nogthans door overaardige fchranderheid', en lieffe'ijke bevalligheid van tale, en zaken, zo'aangenaam verhandeld, dat men niets vrolijker ter genoegte, en teffens treflijker ter waardigheid vinden kan. Den 22 feptember 1721 , deedt hij ene lijkreden over zijnen Ambtgenoot, en voortreuëlijkcn Geneesraad, Bernard Albinus. Zig geheel aan al deze grote en zware posten overgevende zijner gezondheid niet oiragtzaam maar kwistig, en zig te zeeiep de ijzerharde kragten zijnes lighaams verlatende, werdt hij, omtrent midden in augustus 1722 van een gruwzame en zeer lahgflepende ziekte overvallen, welke hem vijf gehele maanden, op zijn bedde genageld hieldt, en hem afgrijzelijke folteringen deedt ondervinden; veroirzaakt zo als hij zelve in een zijner Akademifche Redevoeringen verhaalt, „ doordien de „ togtgaten van zijn lighaam, door de Hoving van het bedde verwijderd, voor de ochtend koude en het zeer doordrin•O 5 -ft ge-ad  f2i 8 'BOËRHMVE. (HERMANNUS) „ gend datiwvogt bloot feilende, bij daar door, zijn leven „ bijna verloren hadt, begaan e dus aan zig zeiven onacht„ zaam dat gene, waar voor hij anderen trouwhartig waar-„ fchuwde, zig zorgvuldig te wagten. Waar op als met uit„ gezogte martelingen van jigt afgepijnd, hij eindlijk geheel „ als ontlloopt lag, zo dat hij nauwlijks enig gevoel-, ten » mir>ften enige beweging, aan zijne onderfte leden meer' ove,„ lig hadt." Te midden nu de onmenfcheüjke pijnen, die n.agt en dag zonder enige verpozing aanhielden, hadt hij, volgens eigen ve haal aan deszelvs hartvriend den beroemden Alb. Schultens, geen beter middel gevonden om die te lenigen, dan door, met ingefpannen gedagten, te doorlopen ven te herzamelen in zijn geheugen, al wat hij ooit gelezen hadt; -en dat hij door deze gruwzame jigt op de folterbank geleit, Zig zeiven van binnen een oeflènfcbool opende, om deze marteh'ngen als door den zang der Muren, in flaip te ftisfen. Deze wn-ede kwale, die, te gelijk met epe andere, in welke hij door dezelve overdadige werkzaamheid, in 1727, wierdt ingewikkeld, op hem met vernieuwden aanval in 1724 dreigde te zullen woeden; noodzaakte hem, het Hoogleraarsambt der Kruid- en Scheikonst neder te leggen. Dt-ze ontflahing van zijn' dienst, gepaard met alle verfchuldigde tekenen van eer en achting, vezelde hij met ene Redevoering, den ?8 april des zei ven jaars uitgefproken. In deze, zelv' een gezigte van zijn leven en bedrijf gevende, beeft hü de deftigheid zo met •aardigheid getemperd, dat hij den lezer met een altoos vers vermaak, of liever met de verwondering van een' onvergelijkJijken geest, Rrele. Maar alle voorgaande Redevoeringen worden als door een duistere wolk verborgen, door de laatfte, de Eer des Geneesmeesters flavernij, genaamd. Met deze den' Akademifchen fcepter ten tweedenmale neder leggende, overtreft hij zig ze! ven. Daar ziet 'men enen man geRegcn ter hoogde tinne van wetenfchap en ondervinding , die het den allerkragtigften, en door kloeke naarRigheid gefterkten verftanden, gegeven is te berei■ken, van boven uit de hoge kruinpunt van wis- natuur- en  BOERHAAVE, (HERMANNUS; *i9 geneeskundige Wijslied, met den wereldwazen Socrates uittoepen, en onwrikbaar Raven: Niets, Niets wetenwe arme menschjes! Niets is het, dat zelvs d'alierervarenfte, in het verdrijven van ziekten en ongemakken' kunnen uitwerken ' d'Allervolmaakfte konst, is nauwlijks de kamenier der Nature! De ware en hoogde eer van een Geneesmeester is, zig zei ven aan de mogende en aliesgenezende kragt derzelve, ten gedienftig flaafje over te geven. In den jate 1707, gaf hij zijne Onderwijzingen in de Geneeskonst, in.'t licht; welke viermalen bij het leven van den Hoogleraar zijn herdrukt, en tot een.volledig lighaam uitgedegen. Grootmeesters in de konst, verwonderen zig over de verheven kragt van een' overfijn geflepen' geest, waar door hij ene zeer wijd uitgebreide wetenfchap door ds wetten, en het licht van keurige orde, zo geregeld en verhelderd heeft, dat 'er nooit iets befchaafder zal konnen uitkomen; zij verwonderen -zig over de beknoptheid, zo vol van kragt, en merg, zo bondig ineen gedrongen, dat 'er niet een woord buiten zijn plaats., of buiten zonderlingen nadruk gebruikt zij. In den jare 1708., volgde op dit befpiegelende gedeelte der konst, het oefenende., behelzende Beknopte Stellingen om den aart en genezing der Ziekten te leren kennen. De voortreflijkheden, die in zijne Onderwijzingen uitblinken, Rralen nog veel helderer uit dezen arbeid door; want al wat 'er uitnemend, uitgepuurd, wel beklonken , door rijpe ondervinding gemeukt, in Hippocrates te vinden is, is hier met een Hippocratijchen Rijl zo net verklaard, en bijeen gefchikt, dat kenners der konst getuigen, dat 'er niets beknopter, en teffens mergrijker in de geleerde wereld is gefchreven. Men weet, dat de beroemde Keizerlijke Lijfartz van Swieten, dit konstjuweel, tot een grondzuil heeft gebruikt, om zijnen keurigen latijnfenCommentarius over den aart en geneeswijze der ziekten op tedigten. Aan deze korte ftellingen van Boerhaave , is het boeksken over den toejlcl der Geneeskundigen , cn het voorjehrift der Geneesmiddelen, zeer nauw verknogt; het is uitgegeven in 1719, en herdrukt in ^27. ■ïn 1.710, gaf hij,, om zijne bediening in de Kruidkonst te  2-i> RÖERHAAVÈ. (HERMANNUS) fierénj & het licht, zijne eerfte Lijste van Planten, die in dèti Akademietuin gevondèn wierden, wanneer hij tot die profesite ' Werdt aangefteld; en hierop volgde in 1720 een tweede 'Lijst, in twee delen onderfcheiden, en met zeer fraije afbeeldingen 'opgehelderd. De Kruidminnaars ftonden toen verbaasd, dat de voorraad van uitgelezène Planten in de Akademielidn bim en zo kort een tijd verdubbeld was, ja dat, door Boeehaavè-s zorge, hare rijkdommen zo toegenomen waren, dat ze boven alle Openbare hoven, het hoofd mogt opheffen, ziende binneh haien nauwen omtrek, en perken, al wat Europa, Afia-, Afrika en Amerika, bezienswaardig uitlevert. In het jaar 1732, kwam dat overdoorlugtige werk de Beginzelen der Scheikunst, in 't licht. Gedenkteken, duurzamer dan aller Koningen en VorftVn pragtige eernaalden! Gedenkteken , door natuur en konst met èrgen' handen voor Boerhaave 'opgerigt. Tot de Scheikonst behoren nog de Waarnemingen over hét Kwikzilver, in 1734 door hem gezonden aan de Ko■ninglijke Engclfe, en Franfe Sociëteiten der Wetenfchappen, én in derzelver werken ingelijfd.' Behalven de opgenoemde heeft Boerhaave nog in 1724 in 't licht gegeven, de befchrijvihg van een fchriklijke, en te voren •nooit befchrevene ziekte, waar door de. Baron van Wassenaar Heer van Rofenburg en Admiraal der Republijk, is weggerukt. Nog in het jaar 1728, de befchrijvihg van ene andere fchriklijke en zeer zeldzame ziekte, welker vreeslijk geweld den Marquis van St. Auban gemarteld heeft; en na dat hij tien gehete maanden met een onverwinlijke verdikking geworfteld hadt, -onder Vele benauwdheden en angften den geest heeft gegeven. Verders nog een Verhandeling over de Venusziekten, én eindelijk een Brief aan den beroemden lluiscn, waar in bij "het gevoelen van Malpighi óver de Klieren, dat al voor wederleid gehouden wierdt, met nieuw licht en kragt van bewijsredenen bijna weer d'overband heeft doen bekomen, fterker en gelukkiger om dat gevoelen te verweren, dim Malpighi, die grote "Ontleedkundige, zelv'. Ook is het aan zijnen werkzamer, ijver, 'oprijst, hoe dieper hij in zig zei ven wegzinkt,-.gelijk integendeel, hoe lediger iemand van Gods geest is, hoe meer ; fcf tot alle ijdele 'verwaandheid, door windrige drift opgebk. 'zen'wordt;1'indien h'ij of om fehatten van diepe geleerdheid, I 'of om enige uitmuntender gaven en bekwaamheden, de toe- j .'juiching van allen wegdrage. Het was uit zulk een-hart door Godes geest geraakt, dat hij dik wils 'inboezemde, hart en mond j 'famen (Temmende, „ dat men door goedheid der Goddelijke natu- ; „ re meest deelagtig wierd." Deze goetlhcid zeker, omhels- ' ' de hij als den w'ortel van allen troost en bhjdfchap met al zijn j hart, en ademde die weder uit: deze cikende hij. voor de enige grootheid der ziele ; voor de ware kloekmoedigheid, 'die ze've door geen kwaad te overwinnen, het kwaad door «agtrncedigheid en Jlefdepügten, of ovérwinne en'dempe, of} befchamé; door dit zelvde edele beginzel, hadt hij zijn toorn üo getemd , dat hij fcheen niet vertoornd te kunnen worden. ,Z'.;-1 'hartvriend ScHultens vroeg hem op zekeren tijd, méé Vc'rwonde'rlr.g dikwils dat onbeweegd , en onvei winnelijk zagt-1 moedige,'zelvs in norsfige ontmoetingen, gemerkt hebkendeJ, of hij wel kost vertoornd woiden? of, door wat konst toch,l hij'zig böven het bereik van 'oorn' geplaatst hadt? hij ant-l Woordde Jnei- op zeer openhartig, dat hij van natuur wel watt ; fcÜ'li-ïker €ii ligt geraakt was, doch dat men door bidden, enk daaj-\  BOL'RIIAAVE. (HERMANNUS) aaf. daagjljks overdenken, dezen vijand, boven alle anderen verfchr'kliik, niet 'alleen kost brei leien, ma r zelvs ten euemaal te onderbrengen. Wie ziet hier niet een waarlijk grote ziel, niet alleen boven alle zaken, maar ook b ven zig zelve geilegen? wien blijkt nu niet, van welke fchone wortels Boerjaave's deugden, zijn voortge(prote:i, en tot alle p i-ten van zijn bijzonder en openbaar leven, met ftandvastigé evenredigheid en gezetheid, zig uitgebreid hebben. Laat ons nu tot enige, bijzonderheden en karaktertrekken Van dezen deugdzame.ï Mei fchenvriend overgaan. Alles met een regt oog afmetende, kost hem het glansfige der fcbijngoederen niet bekoren. Niets te begeren, in het tegenwoordige te berusten, met zijn lot vérgenpegd te zijn, achtte hij cerz koningrijk en Ware fchat en. Een fpiegel van fpaarzaamheid, zuinigheid, ingetogenheid, toonde hij dat de rijkdommen de eeuw niet bedorven hebben, maar dat weke zielen de rijkdommen met zig zelvs bederven, en die tot ftaving van ijdelheid, verwaandheid en weelde, als verweken, In droefheid en vrolijkheid, even gelaten , heeft hij met Énen tred, een wezen, alles aangezien, ontvangen, doorwandeld. Dankbaar tot overmate toe, was hem niets aangenamer, dan die genen aan welken hij verpligt was, in alle gelegenheden te roemen; en dc 'dienileu cn weklad.cn hem bewezenr met woeker weder te geven, Zijnen vrienden dede hij zo dienst, dat ze nooit of lang daar na, cn, zo 't geviel, van anderen gewaar wierden, boe voel zij hem verpligt waren. Nooit gaf de aarde, nooit zalzc opiegter, vaster, tederer vriend geven. Hij was onvatbaar voor alle wraaïz-jg:, in zo verre, dat hij het ongelijk hem aangedaan, dtx:f wei iaden wreekte: ja zelv' behouden heeft dit genui, die hem bobben willen bederven. Mededeelzaam en mild was hij tegen» de armen r nogthans niet onder trompet of uitrecperi Dc' bewüitbeid van wel te doen, oir deelde l:.j het fciue-ciie ca Lee.iijkilj toneel voor de deugd. Een houder van het ftrakke regt, week hij nimmer daar van P 2- at>  m BOERHAAVE. (HERMANNUS), gff noch feedt ook iemand,, met welken hij te doen hadt; éssü van af te wijken; ert, in vierfchaar of raad was hij bo%m> alle aanneming van perfon'en. Geen Koning zelv, of heO dreigend Wezen eens dwingeland's, zoude het onbeweeglillc fterke zijns gemoeds hebben kunnen fchudden. N iemands, vaardigheid nogthans wierdt'door hem in 't allerminfte gekreukt. Wonder ervaren was hij, den aarten het levensgedrag der' «senfchen, met een gelaatkundig oog uit hun wezens in te zien, en te doorpeilen. Volkomen zuiver van argwaan, fchiktehij openhartig alles in de beste plooi, of veifchoonde he6 genegen. Niemand zo vaardig, getrouw, vreedzaam, in raadgevingen, en meer bekwaam om de eendragt te bewaien en te hcrftellen. • Van zijne eigene zaken of fchriften fprak hij nooit iets van, Zelv; daar over gevraagd, antwoordde hij zo, dat het klaar tleek, dat hij niet zijn lof, maar het nut des vragers zegte. fJiemand laakte hij ooit, maar mild en verheugd inden lof van sndeien, fcheen het als of hij dien zelv' genoot. Zijne be. tóbbelaars droeg hij zo zaEtmoedig, dat zo 'er ie:s Ioflijks in hun was, hij dat zelvde prees, den flimmer kant voorbijgaande, oft ook wel bedekkende. Scheldwocrdtjes van lasteraars, vergeleek hij bij fprankels, die ras uitgaan, tenzij men ze öpblaze. Vrij dikwils getergd door wanguniiige gefchriften, heeft hij nooit iets weergefchreven, oirdelende dat men der Waarheid dus groter dienst doet; immers dat de Nijd door de geneesmiddelen zelvs gefard en aangehitst wordt; dat de DomMd buiten de grenzen der geleerdheid geplaatst is; dat de Onwetendheid, zonder domheid, zig zelve kan genezen zoze Wil onderzoeken, en liever door zig zelv, daarze kan, dan door anderen, uit dwalingen wil geied worden. Hij hield nogthans veel vair de fpreuk van Horatius: »■■■'" 1 Een fchersfend woord ge/preken op zijn tijd Bejlist veel fchieiijker doorgaands een' zwaarert Jlrijd, Pan 'f allsrernftigfte. Van  ' WERHAAVE. (IIERMANNtJ3J> «52* Van nature, naamlijk, zelv' een geestig en fchrander Gtes» fer, bezat hij dat overaardig foort van boerterij, .gevuld rnet tdeftigheid, doörmëngd met lieflijke-zagtheid,'het welk de'DuöBéid zo zeer in Socrates geroemd heeft. Hier mede befpreng» de hij niet alleen zij,-, boert, vol befchaafde fnedighei.dpn -gajv digheden; maar op een . angename wijze zelvs zijn ernftige ;zir> uitingen. Zijn Rij 1 van (preken en fcbrijveq, was door-een verwonderlijke menging van overvloedig en beknopt, getemr perd. Daar is 'er, die met vele woorden niets ;zeggen; .daar is 'er, die iets zeggende, dat zelve in een ftroom van wporden doen wegzinken; daar is 'er, die met weinig woorden veel zeggen, maar op een duistere wijze: Boerhaave fpaarzaam in woorden, doet overal diepeen vrugtbare zinnen hei* -der uitblinken. é \ Geene wetenfchap nam hij bij der hand, .en hij namze alle "bij der hand, die hij niet, vatbaar voor alle, door en door begrepen heeft, door een overforsfe kragt van geest, aanftonüs den weg, dien men betreden moet, doorziende, en met .evee vurige drift den zeiven doorflaande. Niemand hoorde IbetPy niemand zag hem, of hij betaalde den tol, die grootheid van geest, en uitmuntend vernuft, van zelv' verwerven. leusr .Konftenaar hoe fch.ander ook, erkende hem meer ervarenen vernuftiger in zijn konst, dan hij zelve. De morgen- en avonduren, heeft hij zijne bijzondere letter• óeffeningen Randvastig gewijd.; de middelRonden gaf .hij .ten •dicnRe van 't gemeen. Na gedanen arbeid .oeffende hij zig .ia 't paardrijden. Vermoeid, verfriste hij zig door lieflijk fnareiv raccoórd., zijnde een overgroot liefhebber der inufijk; .de GuU tarre'behandelde hij konRig, een fpceltuig zeer gunRig gcfehilït om de emftige, en zelvs treurige bezigheden, daar hij me.de .overladen was, op te volgen, maar dat tevens ene zekere; zagtheid van ziel onderRelt, welke lieden, aan die foortea van bezigheden .overgegeven, niet altoos 'hebben ,,en vn,.».,i,| aiiet altoos behouden. 'Voornaamlijk fchepte hij ;jtdem, eet Xcheen eerst .regt ..te 'leven, ja teIheetfchen, -in .zijnvzeer■aangename lustplaats, welker nümen:omtrék,'hij in-e&nporatigsiïeit f J jriP  B3 Wagen., Befchrijv. van Amfieidam, IV. St, bl. 325. 361. 406. 42r. 491. ' BOGAART (HENDRIK), Konstfchilder, van Amfieidam 'geboortig, leefde in 't laatfte gedeelte van de XVIIde eeuw, en was een-wonderlijke fnaak, vol grappen, die zijn tijd ook meer in kroegen en kitten, als op zijn fchilder-kamer fleet. Als fommigen zijner gemeenzaamfte vrienden, hem het onbe- hoor»    EOGERMAN. (JCHANNES) -245 Voorlijke van zodanig gedrag fomtijds voor ogen Keiden* o- gaart, je behoort te denken, datje ieder dag een dag-on„ der wordt, en wat zorg moest dragen voor den ouden nS zieken dag;" als dan fnauwde hij hun gewoonlijk toe.: „ 'is „ 't Gasthuis dan voor de varkens gemaakt?" Ook viel het zo met hem uit, want oud en arm geworden zijnde, is hij 6a het Gasthuis te Amfieidam gcRorven. ■ Hqub.,, Sclwmdb- III. D. bl 247, BOGERMAN (JOHANNES), Hoogleraar rn de Godgeleerdheid te Franeker, inzonderheid beroemd geworden door ;zijn Voorzitterfchap van bet berugte nationaal Sijnode in jói'S. en 1619 te Dordrecht gehouden; wierdt in 't jaar 15.76 .gehore» ■te Oplewcrt, een dorp in Oostfriesland, alwaar zijn vader, jodk Joiiannes genaamd, was heen geweken om de vervolgingen ■der Roomsgezinden te ontgaan , en daar -hij -de Gerefomicènfe Kerk als Leraar bediende. Deze Jak zijn vader, Recn-erl* •Bogehman, was een vermaard Regtsgeleerde tc Dokkum, welke door Keizer Karei, den V, in verfcheidene zaken van .aanbelang geraadpleegt c:i in aanzienlijke kommisfien gehruiktiis. Joiiannes Bogzrman de Oude, fchijnt teerst de wijk van Kalium naar Steenwijk genomen te hebben in 1567 ; van'daarin 1574, verdreven zijnde, werdt hij Predikant te Senneli 'm Oostfriesland, en in 1576 te Oplever?. Vervolgens in 3580 fes Bolsv.'ard beroepen zijnde, ging hij daar heen , en was in 7583 Brasfes van 't Sijnode te Franeker; van Bolsward keerde hij tin -I592 naar Steenwijk terug, alwaar hij verbleef tot in 1553., ■dat hij te Kampen werdt beroepen ; vervolgens in '1596 te Ap~ .pingadam, en in 1598 te Hasfelt, alwaar hij na verfcheidfme andere beroepen van de hand gewezen te hebben. ©varBeden is. Jon. Bogerman zijn zoon, wierdt te Boïnwd••opgevoefl, 'Slwaar hij iu de beginzelen der letterkunde -onderwezen .zijnde,, van daar naar Franeker ging., om zig verder in de wetenlcba;jpen te oeffenen, de .godgeleerdheid ttoï -zijne "hoofdtaak -.;ieauende. Onderwijs in het -Ir 'breetiws genoot bij van /Jon.'rjj«O. 3 isfc  a4<5 BOGERMAN. (JOHANNES) hes Drusius, in het grieks van Jdh. Arcerius, in de wijsbegeerte van Lollius Adema, en in de godgeleerdheid van Sybrandus Lubberti , Martinus Lydius en Hendrik Anton. Nerdenus. Zijn akademifen loop volvoerd hebbende, waar van de kosten door Garateuren uit 's Lands kasfe wierden bezorgt, reisde hij doordat zelvde hulpmiddel onderfteund, naaide buitenla: die Hogefcholen :-hij bezogt die van Heidelberg, alwaar hij de lesfen van Daniël Toussaint hoorde; vervolgens te Gerieve, die van Anton. de la Faye en van Tiieod. Beza , die toen reeds over de 80 jaren oud was. In Friesland te rug gekeerd , wierdt hij tot Predikant te Sv.eek beroepen, alwaar hij zijn eerfte leerreden deedt den 23 feptember 1599; hij benevens Gcsuinus van Geldorp , een zijner ambtgenoten, maakten veel beweging, om de Mennoniten, welke veelvuldig in die kleine ftad zijn, hunne belijdenis te doen verzaken, cn tot de hunne over te brengen; doch fehoon zij door de Regering hier in gerugfteund wierden, Haagden zij egter gants en al niet in hunne pogingen. In 1602 wierdt Bogerman te Enkhuizen beroepen, hij verkreeg verlof om 'er naar toe te gaan, doch onder bepaling om naar Friesland te rug te keren indien bij aldaar begeerd wierdt. Reeds in het volgende jaar, wierdt hij in de Gemeente van Leeuwarden beroepen; doch hij aanvaardde de oeffening daar van niet voor het jaar 1604. Benevens Sydrand Lubberti wierdt hij naar 'sHage gezonden, op de vergadering welke aldaar den 22 meij 1607 ftond gehouden te worden, ter voorbereiding van een nationaal Sijnode. Hij pleitte benevens dei tien andere Afgevaardigden met vurigen ijver voor de Nederlandse Geloofsbelijdenis en den HeidelbergJen Catechismus, welke naar zijn gevoelen de zuivere leer der Gereformeerde Kerken van Nederland bevatteden, en hij ontmoette hier omtrent flegts van de zijde van vier leden der Vergadering, hevige tegenftreving, zijnde den beioemden Arminius, Jan Uytenbogaard , benevens twee Predikanten van Utrecht. Bogerman bevondt zig ook met zeven andere Afgezondenen in de veigadering, welke den 17 oftober deszelven jaars te JmHeldam wierdt gehouden, en waar dat gene bey ves-  <*estigd Wfetflt, 'he; welk in .den Haag was beflaten. 35en laatfcen junij 1614, benoemden hem de .Staten van frjifÏMjg tot Hoogleraar in de godgeleerdheid .te Frane'.er, in;plaats ,van ■den overledenen Lydius, da hier kwam (egter voor deze ,tijd Tiist van. Ook wierdt hij afgevaardigd naar .de vergaderingea ■te Amfieidam, in feptember 1615 en 26 julij 161Ó gehouden., ■ovct de zaak der Arminianen. In "1617 begaf 'hij zig .naar .Sneek, benevens den Hoogleraar Jan Maccovius, ; met Tertullianus cn Cyprianus öaccatcn ban Dc Xijb$aam* ftcib. ^mecn. 1602. in izmo. 5. „ènicscl Der gefloten,/ ofte CatfjcgijimiisS ban Der SJlcfmtcn J>cctc c'nDc 1£ccre/ met eest bo?t begrip ban ccn pcofeeïj ^cfj-'ift tegen bc SJefjtöèn. i3n bc$ «©beletter? j^aberigt ban ben p*u$ I bc Optw bcr Jföon* inlikm/ ïilooeter beloften 015. 3teeiüoarb. 1608. 410. Het eerfte gedeelte van dit werk is ene vertaling uit he: frans, door Steven Pasquier gefchreven, waar aan men het getuigenis niet kan geven, dat het met het zegel van onpartijdig beid is geftempeld; en in het tweede gedeelte, toont Bogerman, in geenzints maifche uitdrukkingen, hoe hij denkt over de genen, die in godsdienftige begrippen van hem ve.llhillen. 6. Specimen conjcientioe, candoris, ffc. D. Vorstii, de Lnmenfitate Jive Omnispnejentia esfenti.e Dei. Franeq. 1612. Ato. Contmonefaclio amplior. ffc. over dit zelvde onderwerp. Bogerman heeft deze gefchi iften gezamentiijk met de an 'ere Leeuwarder Predikanten in 't licht gegeven. &. Ad Jcripti Hugoms Grotii, Partes priores duas, in quibus traclat caiifam Vorstii ■ff Remonjirantium, Annotationes. Franeq 1614. 4to. Dit is door Bogerman opgedragen aan Graav Willem Lqdewyk van Nassau, de Gedeputeerde Staten van Friesland en de Leden van het Hof Provintiaah J. A. Corvinus toen Predikant te Leijden, heeft hier ene wederlegging van gegeven, en Grotius verdedigd; ook in het volgende jaar 161.5, tastte Cüsp, Barleus 'er de voorrede van aan, door zijn' Bogemanms iJ-'y^ftuse O 5 ' in  E5® BOIS. (ENGELBERT ras) in 't licht te geven. 9. Praxis vera Panitentice, Jive Meditatie* nes in iijioriam lapjus Davidis. Herborrue, 1616. i2mo. 13. H. ef't hij veel dee! gehadt in de herziening en uitgave van de Handelingen der Sijnode te Dordrecht in 1620. u. tfofö tcfm tfberftj&s^Vati Den 3£oo?i. JMlce MAramus van Nassau, pmet van Orangien. tttr 1625. 4to. Bogerman was in april 1625 naar 's Hage ontboden, om dien Prins in zijne jongfte ziekte geestelijken bij Rand te verlenen. Ook verliet hij hem niet voor dat hij den laatften fnik hadt gegeven. Het verhaal dat hij van zijn affterven in dit boeksken geeft, waar in hij betujgd, dat de Prins met berouw over' zijne zonden, met een voornemen ter verbeteringe, en met hoop op vergevinge, gevestigd alleen op de verdienften des Heilands, de eeuwigheid inftapte, wierdt niet van een ieder even goel gefmaakt; zie L. v. Aitzema, Zaken van St. en Oorl. 1. D. bl. 975- en le Clerc , HJl. der VêreetAgde Nederlanden. II. D, bl. 441. 12. Trattatus Theo'.ogicus de Jahaari uju judiciorum Dei, Orationihus aliquot abj iutus. Franeq. 1637. 4-to. Jan Bogerman heeft t-.vee broeders gehadt, waar van de .ene vroegtijdig is geftorven, en de ander Retnter genaamd, te Haringen is Predikant geweest, en op den 12 augustus I636 is overleden, 54 jaren oud zijnde. Crenii, Anmadv. Phiolog. Part. XIII. pag. 173. E. L. Vriemoet, Jihen. Frij. p. 265- 287. Puil. Timaretis, ColleUio monum. p. 412. C. Saxi, Qnom. liter. Pars. IV. p. 77, 78. Dav. Clement, Bibl. curieuje. Tom. IV. p. 450. Paquot, Menu litter. Tom. VII. p. 96--104. BOIS (ENGELBERT des), geboren te Brusjel in het jaar 3577, uit een zeer oud en aanzienlijk geflagt; is eerst-geweest Kanunnik en Aartsdiaken te Kamerih, vervolgens Bisfchop van Namen. Hij was een man van een voorbeeldig gedrag en wandel, met veelvuldige christen deugden verfierd, -en ftierf in 1651. .Daar is van hem indruk: Praxis bonarum intentionym. Duaci 1619- in urne. 2. Decreta Synodi Diiccejance Nanurcenfis. .Namurci. 1620. in Ata. ——— L F. Foppens, $M BsJg. p. 262, 263. SOJS  BOIS. (GODFRIED du) 251 BOIS (GODFRIED du), Hoogleraar in de geneeskonst te Traneker, is geboren den 27 meij 1700 re Kruiningen, op het eiland Zuidbivelcmd in Zeeland, daar zjjn va er ii sgeüjks Godfried genaamd, Predikant is geweest, vervolgens teSpijkenis, en laatfteiijk te Schiedam, alwaar bij in 1711 wierdt beroepen, en tot zijn dood :oe, welke in 1721 voorviel, het Euangeliuin met veel ftigting beeft verkond gl. Zijne moeder was Maria Sualm, ene dogter van Petrus Couavenburg Slalm, Piedikant te Leijden. Onze du Bois al vroegtijdig in de beginzelen der letterkunde onderwezen., en daar in naar zijne jaren goe.e voortgangen gemaakt hebbende, verliet in 1716, de lage fcholen door bet doen van ene redevoering in faeldendigt, de Mujica, en genoot aan Leijdens Akademie het onderwijs in de mathefis en wijsbegeerte van Jak. Bernard , Jak. Wittichius , en inzonderheid vun Will. Jak. 's Gravesande; dat in de medicijnen en de wetenfchappen die 'er aan verknog^ zijn, van de beide Albinussem, vader en zoon, Herman Oosterdyk Sciiagt, en voornamentlijk van den groten Boerhaave. In beide voornoemde wetenlcbippen, verkreeg hij den 6 februarij 17*5 de Doktorale waardigheid, na twee latijnfe verhandelingen in 't licht te hebben gegeven, als betrekkelijk de wijsbegeerte Over 't Geluid, en de ^medicijnen over 't Gehoor; waar na hij te Haarlem als Geneesheer de prakrijk ging uitoeffeneq. In 1729 wierdt hij, inzonderheid door aanbeveling van Boerhaave, in de plaats van Oosterdyk Schagt, tor Hoogleraar in de wijsbegeerte te Franeker beroepen, en den 15 maart 1731 in die post bevestigd, door het doen van ene latijnfe redevoering, over het nut en de noodzaa lijkheid \an de Mathefis in de Natuurkunde.' Vervolgens gaf men hem de profesfie in de medicjnen en ontleedkunde, ir maait 1738; doende ter dezer gelegenheid, op den 20 febr arij 1739, ene redevoering, pro Anatomla. Door den dood van Wyer, Will,. Muis, wierdt hem door Curateuien den 25 februarij 1744, mede de profesfie in de kruidkunde opged.a en; en was hij niet door enen vroegtijdigen dood weggerukt, zou hij de Aka- de-  2$a BOIS. (JOIIANNES bè) t'emie-tuin, ingevolge ene daar van reeds door hem ÖHCwor* pene febets, in een beter orde gebragt, en meteen aanzienlijk getal kruiden en planten vermeerderd hebben. Enige jaren reeds was du Bois door ene leverkwaal aangetast, welke na geene geneesmiddelen willende luisteren, trapswijze zodanig verergerde, dat hij door enen daarbij komenden aanval van beroerte, op den 18 januarij 1747 is overleden, in den ouderdom van 46 jaren en 8 maanden. Hij was getrouwd in 1729, met Antoinetta Werners, van Br'emen afkomftig, en na verwand aan den beroemden Godgeleerden Fr. Ad. Lampe; zij was de weduwe van Diderik Schukkino, Medicijne Doktor te Haarlem, en is den 13 julij 1749 voor de ■derdemaal getrouwd, met Tirer. Lambergen , toen ter tijd Medicijne Doktor te Leeuwarden, vervolgens Profesfor eerst te Franeker, en naderhand te Groningen. Du Bois, was een regt braaf en eerlijk man, even zeer de geveinsdheid hatende, als de vleijerij verachtende; voorts een warm en ftandvastig vriend en menschlievend Christen» Regtvaardigheid en billijkheid, waren hoofdtrekken van zijn karakter, 't welk hem wel eens, doch zeldzaam, in een op. lopende vlaag van toorn, kost doen-ontfteken, wanneer hij menfehen aantrof, die daar tegens zondigden. In zijn praktijk was hij niet ongelukkig, en hij behandelde de zieken die zig zijne zorg hadden aanbevolen, met de uiterfte omzigtigheid en meewaardige liefde. Voorts was hij een man, ervaren in ^eIe wetenfchappen, bezittende een fijn en vlug oirdeel, en ongemeen bedreven in.de mathematifche wetenfchappen. Hij heeft niets in druk uitgegeven als zijne beide Inwijding* Verhandelingen, waar van hier boven is gefproken. Verfcheidene ftukken hadt hij onder handen, dcch geene afgewerkt om ter persfe te kunnen overgeven; 't welk inzonderheid door zijne menigvuldige bezigheden wierdt veroirzaabt. . E. L. Vriemoet, Jthen. FrlJ. p. 821-823. BOIS (JOIIANNES nu), is eerst geweest Penfionaris van (de ftad -Gent, vervolgens in 1567, Raad en Prol; 111 tur-Genc- jj-aal  ■BCISGT. «ft raai van den Hogen Raad te Mechelen. Hij wierdt door den Hertog van Alva gebruikt, om de Graven van Egmond en Hoorn te actioneren, wegens de misdaad van gepleegde Majefleits-fchennis, toen ter tijd gevangen zittende op het kasteel* van Gent. De fchrifturen zijne befchuldigeu cn bezwaren bevattende , benevens de verdedigende antwoorden van beide de Graven, zijn bevat in een frans werk, tot tijtel voerende: Supplement a l'IIifioire des Guenes civiles de Flandre du Bere Stkaba cdf dautres Autheurs, contenant les Procés criminds des Comtes d'Egmont cdf de Hornes, & auttes pieces. II. Tom. 1729. 120. Verzamelt door Franc. Foppens, Boekdrukker to Brusfel. BOISOT, is de naam van een voornaam adelijk geflagt, 't welk een edel broederpaar heeft voortgebragt, die gedurende de Nederlandfe beroertens, de zaak der vrijheid met warmen ijverendapperen heldenmoed, hebben befchermden verdedigd. • De Hoogleraar te Water betuigt, zig niet te kunnen herinneren, ergens ene geflagtlijst der Boisotten gevonden te'hebben. Zie hier 'tgeen die geleerde en in 's Land; Gefchiedenisfen doorervarene man, daar van heeft opgeiekend. De eerfte die zijn E. van dit geflagt voorgekomen is, was Dwier Boisot, die trouwde Johanna de Salome, en liet na Karel Botsot, Requestmeester en Raadsheer in den Geheimen Raad, overleden iri Duitsland ten jare 1546. Hoynck Van Papendreciit, Anal. Belg. Part. I. pag. 26. 145, 146. Part. III. pag. 293, 294. Supplement aux Trophées de Brabant de Butkens. Tom. I. pag. 108. 174. Hij verwekte bij Maria de Tassis, een' zoon, ook Karel Botsot geheten, die zitting hadt in den Raad van Staat, en in den Geheimen Raad, zedert het jaar 1579. Suppl. küx Troph, de P.rab. Tom. I. p. 276. De Heer te Water, zegt verder, te gisfen, dat eerstgemelde Karel geweest zij een brce Ier van Pieter Boisot , Ridder , Heer van Rv:n, Buifingen , Eijjinge, Tourneppe en Dorpe; drie van welke heerlijk- ' heden hij, in 't jaar 1534, bij koop verkreeg van Lolt u'Ittre, Carpentier, Hifi. Geneal. des Pcïs-Bas. Part. III. pag.  25*. BOISOT. pag. 710. Hij bekleedde de aanzienlijkfte ambten; en was Raad en Rekenmeester tc Brusfel, naderhand Thefaurier Generaal van de Finantien, midsgaders Thefaurier van de orden der Vliesridderen. Suppl. aux Troph. de Brdb. Tom. I. p. 201 206. C::rtstin. Jur. Heroic. Part. I. p. 503. part. JJ.p. I(j4. Hij "hadt in huwelijk Louise van Tisnacq, zuster van Karel van Tisnacq, welke haren man, in 't jaar 1561 geftorven omtrent agt jaren overleefde. Zij nam het vonnis over haren oudften zoo., geveld, zo ter harte, dat het haar den dood verhaastte, gelijk Vigliüs as Ayta fchrijft, epist. LV. ad Hop. perum, p. aio. Zij ligger* begraven in de kerke van Huisfmgen, met dit graffchrifO Cy gist Mesfire Pierre Boisot, Chevolder., Seigneur de Roun, de Huysfinghen , Buysfmgen, Eyfmge „ Dorpe, ff Trejbrier de l'ordre ff des Finances du Rbij, qui tré- ■ pasja le 28 oQobre isói. et Dame Loyse de Tim ac fa femme, qui trépasfa le 29 de mars 1569. Stil. Rom. Men zie la Toifon d' r, ou Receuil des Statuts ff Ordonnances du mble Ordre de la Toifon d'Or, p. 109. Zijne zuster, Maria Boisot, was gehuwd met Arend de Jeude, Here van Hardinxveld. Pietek Boisot verwekte verfcheiden kinderen, als 1. Karel. 2. Lodewyk, twee hoogberoemde broeders, waar van ftraks nader. 3. Jenne, eeist getrouwd met Filips Cobel, lid van den Geheimen Raad te Brusfel, en daar na met David van Valkenstein. Zie van Leeuwen, Batav. illuflr. bl. 936. 4. Ene dogter die ten man hadt Leonard Micaut, aan wien zij, in 't jaar 1557, enige heerlijkheden van haren vader ten huwelijke medebragt, volgens le Carpentier, Hifi. Geneal. Part. XII. p. 710, 711. 5. Katryna, getrouwd met Karel van Tisnacq. 6. Juliana Boisot, die waarfchijnlijk ook zijne dogter was; deze hadt in huwelijk Jakob Taye, Here van Coeijcke, Burgemeester te Brusfel, in de jaren 1575, 1579 en 1585. Nobil. des Bats-Bas. Tom. I. p. 157, Wijders vindt men Adriana van Boisot, dogter van Jan en Katrina van Overbeek, welke trouwde Frans Godin, Secretaris van den Groten Raad te Mechelen, bij le Carpentier, Part. III. p. $21. Van enen Abt Kakel Boisot, bij Foppens gemeld, ftraks •  BOISOT. (KAREL vak) |% Srafcs nader. Dient nog, dat Anna Boisot geweest is demoeder van den Middelburg/en Hoogleraar en Predikant Wil. I.EM Momma, aan wien men omtrent ico jaren later ene jammerlijke vergelding bewees voor alle de grote dienftën, die zijne doorluchtige bloedverwanten, Karei, en Lodewyk van Boisot, aan Zeeland gedaan hadden. Zie G Anslaer m vita Wiliielmi Morima , p. 3 , 4. j. \y. TJJ \yA. ter, Hifi. van 't Verbond der Edelen. II. D. bl. 241;, 250. sant. (*). BOISOT (KAREL van), oudRe broeder van den Zeeuw fen Admiraal Lodewyk van Boisot, waar van hier beneden gefproken wordt, is te Brusfel geboren, uit Pjeter Boisot en Louise van Tisnacq. blij werdt door Alva ingedaagd en, niet verlchijnende, gebannen uit is Nederlanden, a's fchul-dig Raande aan gefchonden Majefteifc Met hem wierdt ook ingedaagd zijne huisvrouw, Maria de Tonseca, dogter van Antuonis, Ridder uit Portugal, welke hertrouwde na den dood van Boisot, met Willem van Cats. Gedurende zijne ballingfchap, hieldt Boisot door brieven verftand met denPrins van Oranje, die hem in 't jaar 1573, aanftélde tot Gouverneur van Vüsfingen, in plaatze van den Heer van Baarland. Hij verkreeg groten roem, niet alleen a's Kiijgsheld, maar ook als Staatsman. Zijn toeleg om Middelburg, door overrompeling aan 's Prinfen zijde te brengen, mislukt Zijnde, ondernam hij, met beter gevolg, het kasteel Rammelens, waar aan den Nasfaufchen veel gelegen lag, te belegeren; en de Prins gaf zijn genoegen over het innemen van 't zelve duidelijk te kennen." Boisot zelve werdt 'er door aangemoedigd, tol meer gewigtige ondernemingen. Het is waarfchijnkjk, dat hij niets zVi verzuimd hebben, om Middelburg meer cn meer te benauwen, tot dat die Rad zig genoodzaakt zag tot de overgave, waar van hij het verdrag, nevensande;en ondertekende. Gelijk zijn dienst den Zeeuw nuttig was, aö tragtte hij ook het belang van NoordMland te bevorderen; doch bier Haagde hij minder gelukkig. Songt kon zig met hem  255 BOISOT. (KAREL ttf) hem niet wel ver ftaan, en zijn ontwerp der verfterfcinge van Alkmaar ging traaglijk voort. De Prins, die zijn wijs beleid toonde, in het uitkiezen van vrienden en gunftelingen, bediende zig veel van Boisot. Hij zondt hem naar Engeland, om aldaar, ten voordele van Holland en Zeeland tc handelen' en beitelde, dat hij onder de Gemagtigden behoorde, wien belast werdt, ene nieuwe ordonnantie op 't ftuk van regeringe van Holland en Zeeland op te Rellen, die vervolgens ter Staatsvergaderinge, goedgekeurd is; ook was Boisot een der Gemagtigden tot den vredehandel te Breda; doch men verzweeg in den lastbrief, voorzigtelijk, dat hij en van Dorp, Bevelhebbers van fteden waren. Omtrent feptember van 't jaar 1575, ging Boisot naar Schouwen, en te gelijk naar zijn* dood. Men. hadt aan de Spaanfe zijde een ontwerp gefmeed, om een togt door 't water te doen, van FilipsUmd, op Didvl landen Schouwen. Jt Schijnt, dat men iet van dit ftout voornemen ontdekt hadde; althans, Boisot begaf zig reeds in augustus, naar Schouwen, waar zijne tegenwoordigheid bij het leger zo noodzaaklijk was, dat hij naar Walcheren niet konde overfteken. De Spaanfen waadden door 'r. water, en kwamen gedeeltelijk op den oever van Oost-Duivelend. Zij, die nauw* Iijks uit. het water ontkomen waren, geraakten nu in 't vut.r. Boisot, die den vijand wagtte aan den kant van Zijpe, en aldaar een klein fort hadt doen maken , was nu geplaatst met tien vaandelen krijgsknègten, agter den dijk, om den vijand te begroeten. Hier werdt hij, door enen van zijn eigen volk, 't zij bij ongeluk of uit moedwil, in zijn'regten'arm en oxel zo gefchoten, dat hij ftraks dood bleef. Men haalde hem egter, uit het midden der vijanden, onder welken hij zig bevondt, en bragt het lijk naar Walcheren. Doch dit verlies vervulde de Staatfen met fchiik en verwarringe, ƒ en gaf den Spaanfen gelegenheid ter voortzettinge van hunne ondernemingen. De vrijheidminnaars betreurden zijn' dood; cn 't vaderland verloor een groot fieraad. E. van Meteren, Ned. Hifi. III. B. bl. 54. 66. IV. B. bl. 90. 's Gravezande ' Eeuwged. der Midd. Vrijheid, bl. 330-344. 405--417. \Vac., Vad.  BOISOT. (KAREL vam) (LODEWYK van) as? Vad. Hifi. VI. D. bl. 439. VIL D. bl. 16. 29. 72. J. W. te Water, Hifi. van 't Verb. &c. II. D. bl. 248-255. BOISOT (KAREL van) , zeer waarfchijnlijk een bloedverwant van de vorigen, is te Brusfel geboren, en eerst geweest reguliere Kanunnik in het Groene Dal nabij Brusfel, vervob gens in 1608 door den Aartshertog Albert benoemd, tot Abt in het klooster Sonnebeek, onder het regtsgebied van Iperen. Hij ftierf den 27 augustus 1636, en heeft in druk uitgegeven: Ordinationes ff flatuta ad Regulam S. Augustini, pro fui ordinis Religiofis. Col. 1628. in Svo. ——. J. F. Foi'i'ens, Bibl. Belg. p. 149. EOISOT (LODEWYK van) , jongde zoon van Pieter .Van Boisot en Louise de Tisnacq , is te Brusfel geboren , en het is zeer vermoedelijk, dat bij onder de verbonden Edelen heeft behoort: doch doordien op enige naamlijsten derzelven alleen Boisot ftaat, blijft het onzeker, of daar gezien worde op Lodewyk , of op zijnen broeder Karel ; welke onzekerheid door het verzwijgen van den voornaam omtrent dit edel» paar broeders, meermalen plaats vindt. Wat hier ook van mag zijn, zeker is het, dat hij ijverig de zaak van de Bondgenoten was toegedaan, en zijne grote verdienften hem overwaardig maakten, om na den dood van BoudewyN Ewoutz tot' Admiraal van Zeeland verheven te worden, ook heeft hij het vaderland in deze hoedanigheid in den beginne der droevige! Mderlandfe beroertens uitmuntende dienften bewezen. Da ftad Middelburg in den jare 1573, door Prins Willem den I. belegerd, en tot den uiterften nood gebragt zijnde, poogde • Louis de Requesens, die ftad door alle mooglijke middelen te ontzetten. Ten dien einde rustte hij ene fterke vloot uit, waar mede hij in den beginne des jaars 1574 voor Rammekens ■tusfen de belegerde ftad en Plisfingen gelegen, aankwam. Boisot daar van verwittigd, befloot, fehoon op verre na zo fterk niet als de Spaanfen, hen aan te tasten. Ten zeiven tijd liet hem Prins Willem weten, dat hij zonder tijdverzuim vier fchepen van zijne vloot moest zenden, om die van Antwerpen III. Deel. R 2»  |H BOISOT. (LODEWYK van) ^p/yeel te. beter te kannen beteugelen. Boisot durfde-dt njet wel weigeren, maar hieldt zig ook verzekert, dat>hij de verzwakt zijnde, buiten flaat zou wezen, om met hoop va, een goeden, uitfiag, iets tegens de Spaanfe vloot te kunnen ot (Jernemen. Hij befloot dus zijne eerst bepaalde ondernemin. ^erkftellig te. maken, en vervolgens om het verlangen va den Prinfe te voldoen, Hij fleyehde dan op de Spaanfen regtftreeks aan, en ontmoette hen bij de St. Joris-hoek aan he Lodffche, gat. Requesens. ftondt met zijn hofgezin op de, dijk ■vzn Sclidkerlo, om het gevegt te aanfchouwen. Schoon hs niet lang duurde, was het egter zeer hevig, cn het viel alle; gelukkigst voorde Staatfen uit, want de Zeeuwen die zo wel a. hup, A:h: ra 1 aan e dapperheid van leeuwen niets, toegr ven., veroverden tien Spaanfe fchepen, waar van het grootfte namdxjK. dat van den Spaanjen Admiraal verbrandde; van de c ve:ige negen , werden, 'er vier te Vlisfingen en vijf te Kampur opgebragt; doch Boisot hadt het ongeluk, dat hem gedurendi ■t gevegt, het ene oog wierdt uitgefchoten. Middelburg gin na deze overwinning»., benevens Amemuiden,. aan den Prinf. Over, benevens het gehele eiland Walcheren, ja gants Zeeian wierdt van de Spanjaarts verlost. Groten dienst deedt Boisokort daar na de ftad Leijden, in hare vermaarde tweede belegu ring door de Spanjaarden. Deze ongelukkige ftad was tot fa* uiterfte gebragt, vele. inwoners hadden in zeven weken geer brood geproefd: de aanzienlijkften aten 't paardenvlees zc graag, als te voren of naderhand 't fchapenvlees; 't gemee, behielp zig met gekapte huiden. Honden- en kattenvlees was lekkernij; vellen van. droge fchol, weggeworpen' beenderei werden van de misthopen opgezogt, gekauwd en uitgezogen, 't geronnen bloed, uit de goten gefchept en ingeflikt; koolbladeren, bladeren van velerlei vrugt- en andere bomen, op, meer, dan ene wijze bereid en gegeten; in een woord, de ellende en kommer was ten top geftegen. Het was in dezen ^narden, toeftand^ dat 'er geen ander middel overbleef om; 'fee rampfpoedige ftedejingen tg hulp te. komen, dan door bet ocqnen- der, fluizeifc-en doprfiqken der dijken, p».met.gajeijen, en  BOISOT. (LODEWYK van) 25$ I cn. fchuiten over het ondergelopene land de ftad te naderen; | zulks werdt gelukkig onder het beleid van den Admiraal Boi» sot uitgevoerd, en de Spanjaarden daar door genoodzaakt het II beleg op te breken. De Admiraal kwam met zijne vloot op I zondag den 3 october 1574, 's morgens om agt uren, ter ftad I invaren. De vreugd op deze aankomst, was onbefchrijvebjk en U uitbundig; men overwelfde bijna de vaart met uitftrekken van • S fchouderen, armen en handen tot het bereiken, vangen en « grabbelen, van de hen toegeftokene of geworpene eetwaren; n men drong ja fprong in 't water, om te nader aan de voorI raadfchepen te zijn; de ftraten waren geftopt en overkropt. I doch allen kelen geopend tot het uiten der vreugdegalmen, die I in de kerke door de famengeklepte ingezetenen en Regeerders H met God voor hunne al- en ongemene verlosfing te danken, | verdubbeld wierden. Boisot en de andere Opperhoofden der I verlosferen, wierden zo door de Staten van Holland als ftad3 ■ wegen, befchonken met gouden ketenen en gedenkpenningen, , 1 op welke het ontzet van Leijden ftondt afgebeeld. Op een on| gelukkige wijze kwam deze grote zeeheld in 't jaar 1576 om I 't leven, wanneer hij door de Staten en Prins Willem ge«I zonden was om Zierikzee, door de Spanjaarden zedert oftober H 1575 belegerd,, te ontzetten. Hij hadt nevens den Grave || van LIohenlo, door verfcheidene middelen meer dan eens H gezogt, de belegerde ftad van mondkost, waar van ze gebrek ' II hadt, te voorzien, maar nimmer daar in kunnen flagen. Een •'ijj . nieuwe poging ftelden zij ten dien einde te werk, op den 12. junij 1576 met een grote hulk, ruim van gefchut voorzien, :- j en bemand met 5 a 600 foldaten en matrofen, aan wiens hoofd de Admiraal Boisot zig zeiven bevond. Dit vaartuig "'I tragtte men aan den dijk te Borndam te brengen, ten einde den vijand daar mede, als van ene fchansfe, af tè weren, om daar 'i door zijn gefchut te doen zwijgen, en door dat middel de ftad ': 'J van leeftogt te voorzien. Maar -doordien het fchip bij leeg ■"■I water op den grond vast raakte, borst het door zijn eigen I zwaarte en de veelvuldige fchoten, die 'er de Spanjaarden op de- ■'i ■ den, van een. Het water weder aan't wasfen rakende, wierdt R 2. hes  a6» EOTSSCHOT, (KAREL van) BOISSENS. (KORN.) het- egter van zijne geledene fcbade zo veel doenlijk herfteld zijnde,- op' nieuw vlot;- doch toen kreeg het door de Spargaar* deii twee fcboten onder water, waar door het ten enemalen zonk-,, e» weinig minder ais 300 menfehen verdronken, waar onder de Admiraal zelv was, die dus op ene ongelukkige' Wijze' zijn- heldhaftige loopbane eindigde, en den 15 junij H7@ iö de golven finoorde. J. Strada, de Bello Belg, Decad, L p. 381. Meursii, Athen. Bat. p. 63. Bor, van Meteren, Hooft. Wagen. , Vad. Hifi. VL D. bl. 460. 49Z-494' J- W. te Water, Hifi. van 't Verb. I. D. bl, 561-263. Levens van voorn. Mannen ffc. VII. D. bl. 228. EOlSSCHOT (KAREL van), van Brusfel geboortig, is geweest Monnik van de orden der Heremij ten van St. Augustijn f h'4 is.Prior geweest van verfcheidene kloosters, en een welbespraakt èn zoetyloeijend Prediker. Hij was benoemd tot Ópperfte van de Abtdije der reguliere Kanunnikken te Eekhoub bij Brugge, doch de dood, die hem den 18 maart 1641, in den ouderdom van 68 jaar in zijne geboorteflad wegr.kte belette hem van die waardigheid bezit te nemen. Hij- heeft in druk uitgegeven; Ordinationes feu Ceremonias Ordinis Augustia- ni. Lovan* 1639- in 8vo. Val. Andr. , Bibl. Belg. J. F. Forr-ens, Bibl. Belg. p. 149. BOISSENS (KORNELIS), geboren te Er.kJ.vizm, was een buitengemeen konllig Schrijver en treffelijk Plaatfnijder; ongemeen fehoon was zijn fchrift, en Hout de trekken en figuren dié hij met zijné pert wist uit te voeren. De geleerde Joh. Izaak Pontanus, hééft deze latijnfe digtregels onder zijne afbeelding geplaatst: Afpice qujnfimÜi fe pinxit imagine Boissens, Cui penna ff calo efi ingeniofa manus. Mirabar faciles, ubi Aberalinea duclus, Nilhê magè feliceS miror in are notass Mirabai' VlWios hominurn êphgier a&us, frune etiaiïi artïfd viveré verba fiyh. Mc*  BOKELMAN. (HENDRIK) CPAmOOLJJ^ %(, Maïle vïris Enchufa, Ulo trbi gloria itfmw Purget ab £00, purget al Jiefperiis, At tu paree aurem vates 'lacerare Batavam, [ ■Qjite Jïupeas., prafiat £cce Batava mams. Eoissens heeft -een Exemplaarboek van voorfchriften .«itg-j;, jeven, tot dienst van de jeugd door ,hem zei ven in plaat ge* Jneden, dat zeer fraij is. J. J. Pontanï, .Poëmata. IV. p. 103, 104. G. Brandt, Hifi. van Enkhuizen, bh BOKELMAN (HENDRIK), ïs gelest .Predikant in Ham in het graavfchap Marlt.; behalven in de godgeleerdheid,. was bij ook .buitengemeen ervaren in de Jatijnfe., «óekfe, jhfrbreeuwfe en ft rife talen, daarbij was hij een ervaren msko.n.ftenaar, en zoetvloeijend.digter, uitwijzens zijne Mengeldigtet? bij voorvallende gelegenheden vervaardigd. Den ..ip.irreij 1609 kwam hij \n grote aanmerking als Kerkeraar te Deventer.; ,do,ch die beroeping liep in 't riet, door .de onenigheden die 5er cje?,wegens tusfen de Magiftraat en den Kerkenraad .in ..dip fójé ontftonden. Hij het twee wakkere jzor.en na,,.patro.cLys.en JSa.-rel. J. Revii, Daventria illujlr. Li.b. V. p. .565. f^ ■ BOKELMAN (PATROCLUS), -oulfte zoon van Hendrik ^bovengemeld, fchreef zig veeltijds Bisliander., 't geen -"in dj.griekfe taal 't zelvde als zijn voornaam betekend. Zijne :&hqctf. ,en .akademie-letteroeffeningen voleindigd hebbende., ^wierd?!hij .Predikant te IVije of Wijhe, een dorp in het kwartier -,van 'Zal.land., tusfen de fteden Deventer en Zml gelegen-; -:van 'hier .naar Wulf-raat in het -hertogdom £erg -gelegen,, beroepen ;2ijK.de, wierdt zijn jonger broeder Karel in zijn plaats te \W*$t beroepen, en na dezen., deszelvs soon Daniël fioKEtja^ Patroclus, -was een zeer geleerd man-; hij .bezat ;een vvaardL gen geest, vlug vernuft en fijn oirdeel.; daarbij was isjfak&p. lerleije wetenfchappen en jighaamsoeffeningen .bedreven, {hjj fchilderde aardig, was een kender en .beoeftepaar -vantdeimti.zijk , verflond de •mancgie en .reed -.vlug te :paatd-j ■•ypegM®: nog bij de digtkunde., daar hij .zeer .yetrp -in gevorderd ..w^. *ljjkens zijne uitgegeven latijnfe.digtwerken. die oni&t 8e MS? & 3 «Hg*  eSj BOKELSZOON.-(JAN) gende rjjtels het licht zien: i. Paraphrajis ptëtka Pfaktü Davi~ dis CL. ffc. ace. Threnodia in prcemstumn óbitum Eenesti, Mafthionis Brande.no. ffc. Dusjeld. 1614. 2. Triumphus Groningamis. Fran. 1614. Ook heeft men van hem in 't hoogduits ene Uitlegging van Getiejis III. vf. 15. te Dusfeldorp bij Bkrnard Busius in 1616 gedrukt. De geleerde Revius getuigd ook in zijne Daventria illujlrata, dat onfler hem nog een goed getal ongedrukte digtwerkjes van Bokelman berusten, waar onder uitftaken, zijn Papomachia ad Sibr. Lubbertum, en ene Elegia ad Janum Douzam. ——— J. Revii , Dav. ut Jupra. BOKELSZOON (JAN), naar zijne geboorteplaats ook Jam van Leyden genaamd, was een dier befaamde geestdrijvers of bedriegers, die zig Hèrdoopers noemden, en welke, lang vóór het midden der zestiende eeuwe, in de Nederlanden en elders, vele fchrikbarende ongeregeldheden pleegden. Te Munjler was, ten dezen tijde, de hervorming ingevoerd. Een aantal van heethoofdige Dwepers hadt die ftad uitgezien , om 'er hunnen zetel te vestigen. Jan Bokelszoon wierdt, nevens anderen, in feptember van het jaar 1533, derwaarts gezonden. Welhaast kregen zij een talrijken aanhang, van lieden van allerlei flag, meest uit de heffe des volks, die niets te verliezen hadden. Van voornemens om zig van de ftad meester te maken, jaagden zij de zulken, die 't met hun niet eens waren, enen doodfehrik aan, met een oproerig gejuil langs de ftraten: Maakt u van hier, gij Godloczen, 'ten zij gij allen te zamenwili uitgefoeid -worden: w'ant allen, die zig weigeren te laten dopen, zal men doodjlaan. Bokelszoon bevondt zig mede aan het hoofd dier oproerkraaiers , die zig, welhaast, van de ftad meester maakten. Thans begon hij nog meer de blijken te vertonen van, zal ik het dweepzugt of razernije noemen. Niet hoger dan den ouderdom van ilegts 24 jaren bereikt hebbende, bevondt hij zig dus nog in 't vuur zijner jeugd. Volgens 't getuigenis van Corvinus , die hem meermalen heeft gefproken, was hij geenzins misdeeld van verftaad; van welfprekendheid hadt hij, nog kleermaker zijnde te Leijden, dikmaals blij- . ken  èÖKÉLóZOON. (JANj |g| |è'ü gegeven , gedurende zijne verkering met de 1tèderyker%\ welke hij, van tijd tot tijd, een' toneeiftuk 'hielp iiitvolrenv •Gaarne plagt hij toen voor Koning te fpeien. Het jokken \dh dien tijd deedt hij nu, allengskcns, in ernst 'verkeren. t& hij daar toe kwam, gedroeg hij zig als een volkorrièn 'dolle, 'man, als een verlinader van kuisheid en betamelijkheid. Voorgevende, met den Geest van God begaafd 'te zijn, iiè'p kSj moedernaakt langs de ftraaten, onder het roepen dat de Tüiiing in Zien gekomen was. 'Openlijk begon hij de veelwijverij te 'oujv ven, en nam drie vróuwen tevens. Daar na wendde bij vóór, van boven bevel te hebben ontvangen, ;tot het aanftellën 'van twaalf ïlegters in Israël. 'Om den moed te 'benemen aan dt geiien, 'die beftaan zouden zijn gezag te lochener/, Relde hij enen fcherpregter aan, om hen met den dood'te ftrafftff; weÜ vijftig wierden het flagtöfter 'van dat beftaan. Niet :lang bléven de Regters in 't bewind; want geholpen door zekeren Gctiu. fmid, Jan Duizendschoon, die voorgaf, last Van "den hemti te hebben 'ontvangen om Jan van Le-yden tot Koning aan 'eibellen, zette hij de Regters 'af, en aanvaardde dén tijtel van ■Koning Van dit nieuw Jeruzalem. Nevens'dien tijtel, matigde hij zig het gezag èn de uitwendige 'tekens aan'; voorts Relde ■hij twee Burgemeesters en 21 Raaden 'aan, 'en 'droeg ené kroon en Diadema, 't gewone hoofdvercierfel der Ooscerfe VótRen. 'Gedurende zijn ve, blijf onder de 'Leijdfe Rederijkers 'een denkbeeld gekregen hebbende van de pragt 'der Oosterfe Vc'rRen, bootfle hij thans hunne praal na; want wanneer hij 'Hè paard door de ftad reedt, 'hadt hij de voeten 'getooid me:'gouden fporen-, 'en 'verzelden 'hem-, nevens den overigen ftóeV, twee knegts:; de een droeg het Oude Testament-, de ander een zwaard; al wie voor den voórbijrijdenden Koning 'niét óV 'de knieën Viel, 'moest zijn verzuim Van 'eerebétöningê-, 'oA 'Raanden Voet , 'met dén -dood boeten. Even ook als dé wel1 Wige Vorften in het Oosten', 'nam hij-, 'na de bóvéngèmel Jen, . nog verfcheiden vrouwen, ja tot veertien df vijftien in gètéfc Xjit het zelvde beginzel voerde ené 'van deze, 'bij uitftè'kibfr;heid6 den naam van Koninginne, en droeg 'mede 'een 9 ft* . mm t  264 BOKELSZOON. (JAN) kroon op het hoofd. Deze was ene jonge en fchone vrouw,' een Brouwers dogter van Haarlem, en weduwe van Mathyszoon, een der dwepers, weleer Bakker in de ftraks genoemde ftad, Behalven zijne willekeurige overheerfching over alle zijne onderdanen, niemand van welke het hart hadt om zig over hem te beklagen, zogt hij ook de Oosterfe dwingelanden te evenaaren, in het voeren van volftrekt gezag over zijne vrouwen. Eene derzelve, die het beftondt zijne handelwij. zen af te keuren, onthalsde hij, in 't openbaar, met eigen banden. Om te toonen, dat zijn rijksgebied niet aan Mimfter was bepaald, zondt hij enigen naar buiten, heel tot in Holland en Friesland, om 'er zijn gezag te ftaven; zelv benoemde hij enen Jakob van Kampen, tot Bisfchop van Amfieidam. Een koningrijk, intusfea, dus flegt gevestigd, kon van geen langen duur zijn. De Bisfchop van Munfter floeg het beleg om de ftad, en maakte 'er zig, bij verrasfing meester van, in den nagt van den 23 junij 1535. Jan van Leyden, den 0verval te laat gewaar wordende, bragt wel enig volk in de wapenen, doch moest, eerlang, kamp geven. Hij viel in 's Bisfchops handen, welke, na hem ten fchouwfpel door het omliggende land gevoerd te hebben, op het flot Bevergerne in fcherpe gevangenis liet zetten. Hier bezogt en fprak hem, van tijd tot tijd, de bovengemelde Coevinus, een Luthers Predikant, die zedert, van het voorgevallene te Mimfter, een uitvoerig verhaal in 't licht gaf. In dit verhaal vinden wij tevens een verflag van Jan van Leyden's bijzondere leerbe. grippen. Volgens 'smans opgave, kwamen dezelve, hoofdzakelijk, hier op neder: „ Het duizendjarig Rijk moest in enen » eigenlijken zin worden verftaan. Wanneer de Overheid „ iets geboodt, ftrijdig met de lere van Christus, mogt men „ haar wederftaan. De doop mogt aan geene andere dan vol„ wasfenen worden toegediend. Wegens de Regtvaardigma„ king, hadt hij t gevoelen der Roomsgezinden aangenomen. „ Het lighaam van Christus was niet genomen uit dat van „ Maria, maar door hetzelve gegaan, even als de zonneftra9 len door het glas. De veelwijverij, hoewel door de burger- „ üike  E0KKEL1A. (RIENCK) £ Ujke wet verboden, hieldt hij in haar zelve voor geoïrlofd* Meer dan zes maanden duurde zijne gevangenis. Na dat men hem den dood hadt aangezeid, gevraagd zijnde, of hij enen Priester begeerde, betuigde hij, in zijn uiterfle zig gaarne van verftandigen raad te willen bedienen. Aan 's Bisfchops Kapellaan beleedt hij, met de blijkbaarfte aandoeningen van berouw , tisnmalen den dood verdiend te hebben, indien hij tien levens hadt te verliezen. Op een anderen tijd, egter, zeide hij, wel tegen de wereldlijke Overheid, snaar niet tegen God gezondigd te hebben. Op den 23 januarij 1536, ruim het 25fte zijns ouderdoms, wierdt in de ftad Munfter zijn doodvonnis volvoerd. Het hieldt in, dat hem'tvleesch , met gloeiende tangen, uithet lichaam genepen, hij voorts met een dagge doorftoken, en eindelijk het lijk aan, den St. Lambertstoren, benevens dat van Knipperdolling enKiiEGTiNo, in ijzeren korven ten toon gehangen zoude worden. A. Corvinus, de Monafi. Obf.d. in Collecl, S. Schardu, p. 3iS-3!9. Anonym. Chron. Monafi. p. 154, 155.. L. Hortens., de Anababt. p. 313. Epift. Francisci Monafi. Episc. ad Paulum III, in Mimi, Opera Diplom. Tom. I. p, 607--609. G. Brandt, Hifi. der Reform. I. D. bl. 111-123.. Wagen., Vad. Hift. V. D. bl. 71-73. 77-80. 84. 87. BOKKELMAN (JOIIAN FRED.), zie BOECKELMAN. BOKKEMA (RIENCK), een Fries van geboorte, is een man van groot aanzien geweest, en alom beroemd wegens zijne dapperheid in den krijg; om welke reden ook, de Koning van Engeland hem tot Ridder floeg, toen hij met hem tegens de Turken trok. Rienck was een zoon van Bokke Dobdinga, en hij nam ter vrouwe Bot, de dogter van Fecke Sickinga, te Donjum, daar hij ene dogter bij teelde His genaamd, flervende zijne vrouw in 1386. Op den 3 februarij van het volgende jaar., toog hij naar Jernfalem, en kwam van daar den 14 december te rug. In 't jaar 1390 reisde hij met Hertog Willem van Gelder, naar Lithauwen, en was tegenswoordig bij de belegering van het Rot Gaerde. In 1398 Relde Jiera Hertog Albregt van Beveren aan, tot Bailjuw van Jl 5 Ww-  ïffS EOKSHÖÖEN. (JOSEF) jVhnbritzeradeel, toen Wagenbruggerdeel genaamd, 'Gaasterlank •en Boniawarjlal, welk ambt bij bij den opftand verloor, wor^ dende zelvs met den Hertog den lande uitgedreven, en zijn huis Rodenburg genaamd, ftaande in de burgftraat tc Sneek, ten enemale vernield. Met den aanvang des beïiands, in 1401-, Kwam hij in Friesland te rug, landde te Stavoren, en wierdt op iigtmisdag van 't jaar 1402, van daar door de Suikers afgehaald , en naar hunne ftad gevoerd. In dit zelvde jaar gaf hij zijne dogter Hrs ten wijve aan Agge Hvrinxma van Heegh), door welk huwelijk Agge de heerfchappij van Sneek verkreeg-, na dat Riekck in 't klooster was gegaan. Agge verwekte in st jaar 1403 bij haar een zoon, Bocke Harinxma genaamd-, daar het geflagt van Harinxma van Sneek uit gefproten is; ook een dogter, die den naam droeg van Hylk, en aan Gerroldt Herema te Tzum is gehuwd geweest. Rienck Boxkema was een vroom en deugdzaam man, ingevolge de toen ter tijd heerfchende begrippen, zo dat bij voornam een klooster te ftigten Van reguliere Kanunnikken, naar den regel van St. Augustijn^ doordien deze orden te Winfum bij Zwolle, in dat tijdvak in grote naam was, wegens het deugdzaam leven van dei zei ver bewoonders. Hier toe verwierf bij hulp van goede vromé menfehen, en hij Rigtte in 1406, het klooster Thabor in Ishrechtumer-Hemrick, op zijn eigen erf en goederen. He plaats was eerst genoemd Abord, begrijpende Riencks huis met nog enige andere huizen; maar de Bisfchop hetzelve wijende, noemde het Tliabor. In 1410 Wierdt hij aldaar Monnik, en fehoon hij niet tot Priester geordent weidt, om dat hij in den oorlog té veel bloed vergoten hadt, droeg hij egter 26 jaren lang het kleed van die orden, fiervende in 1436 in een hoog gevorderden ouderdom. C. Schotanus, Gefcli. van Friesland, VIL B. bl. 228, 229. •BOEKENBERG, zie BOCKENBERG. BOKSHOORN (JOSEF), Konstfchilder, is geboren in V Hage, doch trok nog zeer jong zijnde in 1670, naar Londen, daar hij tot zijn dood toe is verbleven -, zo dat hij beter in  BOL. (FERD1NAND) Mf in die uitgebreide ftad en in Engeland bekend was, dan in tijne geboorteplaats en de Vereenigde Nederlanden. Hij was een braaf Schilder, en muntte inzonderheid uit, in het ko pié'eren van Sir Pieter Lelys portraitten; welke konsttafercien hij zo aardig wist na te volgen, dat zelvs toen ter tijd vleEè konstminnaars, 'er geen onderfcheid in wisten te ontdekken. Dan Bokshoorn liet het hier niet bij fteken, hij nam hoger vlugt, en volgde insgelijks de behandeling van den groten meester Anthony van Dyk zo ijverig na, dat hij hem genoegzaam evenaarde; ten getuige hier van ftrekt, dat Mijlord. PiOCKiNGiiAM in 1704, een konterfeitzel bezat, gekopiëert bij dien vernuftigen Hagenaar naar den Ridder van Dyk, zijnde het afbeeldzel van den Graav van Strafford, zo uitmuntend, zo heerlijk nagevolgd, dat het genoegzaam niet voor het oirfpronkelijke behoefde onder te doen. Bokshoorn zou het zeer verre gebragt hebben, want hij paarde bij zijne bekwaamheid ene vlijtige werkzaamheid, zo niet de dood hem in dctt weinig gevorderden ouderdom van 36 jaren hadt wèggerukr. Hij is te Londen in de St. Martens kerk begraven. , J. C. Weyerman, Leven der Konstfchilders. IV. D. bl. 305, 306. BOL (FERDINAND), Konstfchilder, is te Dordrecht geboren , in 't voorfte gedeelte van de XVIIde eeuw, doch te Amfieidam opgevoed , doordien hij twee of dr ie jaren oud zijnde, na deze grote wereldftad wierdt gebragt. Tot redens, gebruik geraakt, kreeg hij groten trek tot de fchilderkonst, en hij oeffende zig daar in met de grootfte vlijt, onder den beroemden Remisrant. De natuur en de fortuin Waren hem beiden gunftig; dus hij een groten roem en veel geld, tot dienst van zijn ouden dag overgewonnen hadt; want hij ftierf in 1681 in een ver gevorderden ouderdom. Behalven een' groot aantal portraitten, die ongemeen natuurlijk en kragtig gefchilderd zijn, ziet men ook een menigte van zijne roemwaarde konstftukken, zo in Godshuizen als anderzins te Amfieidam, welke zijn roem wel zullen doen voortduren. Inzonderheid munt van hem uit, een der twee fchoor- itee:>  M BOL. (HANS) •fteenftukken fn Burgemeesters-kamer op 'het raadhuis te Anü fleldam: liet vertoont Faericius in 't leger van Pyrrhus, die •hem vrugteloos, door gefchenken, of door 't gebiiesch enes' olijfants in zijnen pligt zoekt te doen wankelen. Onder 't Ook leest men dit vaers van Vondel : Fabricius houdt ftant in Pyrrhus legertenten. Het gout verzet hem niet, door fchandejijcke zucht, Noch elefants gebriesch en felle dreigementen. Zoo zwicht geen man van ftaet voor gaven, noch gerucht' Verfcheidene andere allerfchoonfte ftukken zijn 'er van hem op 't Amfteldamfe raadhuis: als een' op pe Raadkamer, boven den fchoorfteen, waar in verbeeld ftaat de verkiezing der oudften in Israël, om neffens Jlthro, den fehoon vader van Moses, het volk te rigten. En in der Schepenen-kamer, daar Moses de Wet in ftenen tafelen op Sinaï ontvangen hebbende fl afbrengt, en die het volk voorhoudt, daar dit vaers insgelijks ,van Vondel op ziet. Hebreeufche Moses heeft de Wet van Godt ontfangena 'Waar mede hij naar 't volk van boven wederkeert : Dat hem eerbiedig groet, en welkomt met verlangen. De vrije Staat hukt op, als 't volk de wetten eert. In het door de vlammen verteerde fehoon Admiraliteits of Xands Magazijn op den zuidwesterhoek van Kattenburg, praalde in een der vertrekken boven de deur, een uitmuntend tafereel van dezen meester; het verbeeldde 's Lands hoge Regering, in de gedaante ener aanzienlijke vrouwe, denftafvan bevel aan enen zee-overft*e toereikende. —— A. Houbraken, Schouwb. I. D. bl. 301-303. Wag., Befchrijv. van Amfl, VII. St. bl. 56. 64. 270. 445. 'BOL (HANS), Konstfchilder, uit een deftig geflagt afkomItig, wierdt te Mechelen geboren den 16 december 1534. De ouderdom van 14 jaren bereikt hebbende, wierdt hij bij een Schilder in zijn vaderftad befteld om de konst te leren. Ihj  J50L. (HANS) verbleef bij dezen zijnen meester, die een groot brekebeen was , twee jaren; na verloop van welke hij een Duitfe reize in '6 hoofd hebbende., zig naar Heidelberg begaf. Zig hier twee andere jaren geoeffend hebbende, keerde hij te rug naar Mechelen, daar hij zijn vast verblijf verkoos; voortaan op zijn etgen wieken drijvende, zonder enig verder onderwijs van meester of voorganger te genieten, alleen bij zig zeiven, uitvindende verfcheidene ordonnantiën van landfchappen en andere onderwerpen. Hij fchilderde zeer vrolijk, bevallig en zuiver met waterverw op doek, in acht nemende een goede handeling, en een vaste en fikfe manier in het aanleggen en opmaken zijner werken; ook waren zijne fchilderftukken bij dc kooplieden gewild, en werden wel betaald. Bij de jammerlijke plundering van MecJielen in T572, toen die ftad door 't tomeloze krijgsvolk overrompeld werdt, kwam onze Hans beroofd en berooid te Antwerpen, en werdt daar, door een konstminnaar van Belle in Flaanderen, Anthoni Couvreur genaamd, zo wel ontvangen, en op nieuw uitgedost uit achting voor zijne konst, dat hem niets ontbrak. Onder andere konstftukkcn, gedurende zijn verblijf te Antwerpen vervaardigd, was een boek met allerhande foorten van gedierte, visfen en gevogelte naar 't leven en met de kleuren afgetekend, overwaardig om gezien te worden. Daar zijnde begon hij 't doekfchilderen geheel terzijde teftelleu, omdat men zijne doeken kogf, namaakte en voor eigen werk uitgaf, waarom hij zig voortaan toelei op landfchappen en hiftorieu ifi miniatuur, zeggende, laat ze nu op den duim fluiten, en mij dit eens nadoen. In 1584 vertrok hij van Antwerpen, orrt de aanftaande beroerte en bittere gevolgen van den oorlog, geflagen vijandinne van de konst; hij kwam te Bergenopzoom, van daar te Dordrecht, waar hij omtrent twee jaren woonde, vervolgens begaf hij zig naar Delft, en eindelijk naar 't bloeijende Amfieidam, daar hij verfcheidene fchone tekeningen in miniatuur heeft gemaakt, onder anderen, die zelve ftad naar 't leven afgemaald, van den Ykant met hare fchepen te zien, ook van de  473 BOLANDUS. (PIETER) de landzijde met gezigten van enige dorpen : hier mede wotï hij zeer veel geld. Ene menigte prenten ziet men in druk naar zijne tekeningen en vindingen uitgevoerd; ook hadt hij zelvs liefhebberij voor de graveerkonst, want hij heeft fraai in't koper geëtst op ene tekenachtige manier, zo landfchappen met boeren-kermisfen, als bruiloften enz., die bij de liefhebbers met grote achting bewaard worden. Hij ftierf te Amfieidam, den 20 november 1593, in den ouderdom van 59 jaren. Zijn afbeeldzel is op de wijze van een graffieraad in 't koper gebragt, door Goltziüs , ook gaat'er nog een ander portrait van hem uit, waar onder dit vierregelig latijns vaers: WQrdt gelezen. Piclorum fedes dedit hm MecHinia Bollum, Arte, nitore tirbes qua Juperat reliquas. Rum, lacus, aqueo quamvis fint duCla colore, Non tarnen hac abeunt more flnentis aqua. Hans Bol heeft maar ene vrouw gehadt, met welke hij zig in den egt begaf terwijl zij weduwe was, doch verwekte geene kinderen bij haar; dan zij hadt een voorzoon, met name Frans Boels, leerling van onzen Bol, die al een vrij goede hand hadt in het tekenen van landfchappen in miniatuur; hij overleed weinige jaren na zijn' behuwdvader. Nog hadt Bol tot discipel Jakob Savary, van Konrijk geboortig, die in 't jaar r602 te Amfieidam door de pest wierdt weggerukt, zijnde welzijn beste leerling geweest, vlijtig, net, oplettend en onvermoeid in den arbeid. —— K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 322-320". ■ BOLANDUS (PIETER). Deze Schrijver, zegt Paquot, is mij niet bekend dan door 't weinige 't welk Simler 'er van zegt. Zijn toenaam doet gisfen, dat hij van Bollant geboortig, was, een dorp in het hertogdom van Limburg, waar van de beroemde Jefuit Bollandus ook zijnen naam ontleend heeft,, fehoon hij eigentlijk te Tirlenwnt is geboren. Dit dorp is twee uren ten noordwesten van Luik gelegen. Pieter Bolandus bloeide in 1485 cn in 1495. De opfchriften van zijne werken ge.-  BOLETUS. EOLIÜS. BOLLAND* 5?2! ^tuigen, dat dp latijnfe digtkonst het voornaamfte valt van zijne letteroefieningen uitmaakte, en dat hij zijne pen inzonderheid aan ernftige onderwerpen toewijdde; ziehier 't geen hij heeft vervaardigd: i. Hymni quidam. Ik weet niet oi' dit gedrukt is; even onkundig ben ik ten dezen aanziene omtrent de volgende ftukken. 2. Camen Sapphkum pro Frederiqo Ini' Qeratorj III. 3. Carmen in mortem Rodolphi Agricol^. z.EpU graii:r.tata ex feutentiis Sesecve £? Platohis. 5. Carmen Sapphkum in B. Virginem. 6. Carmen heroïcum in Opus da triplid candore. En ene menigte anderen die .niet uitgedrukt worden. ' Simleri, Epitome Gesneri, edit. 1555., foliis 145 146. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 33, 34, EOLETÜS (HUGO), een Delvev.aar van geboorte, is eerst geweest Prior in de vermaarde, Abtdij van Egmond, en vei volgens bij de Karthuifers tot Kappelle bij 'Minghen in Henegouwen. Hij leefde omtrent 'f. jaar 1465 , en wordt onder de klasfe van de Geleerden, gerangfehikt, Befchrijv. van Delft, in folio, 1729. bh'664. BOLIUS (JAKOB), een geleerd man te Utrecht geboren in de XVIde eeuw, is geweest Meester in de vrije konften en Doktor in de godgeleerdheid. Na dat hij enigen tijd de waardigheid van Kanunnik in de St. Marij-kerk teUtrecht hadt waargenomen,, werdt hij Pastoor in de Buurkerk aldaar, vervolgensRegent van 't Hollands kollegie te Keulen, en algemene Vifcaris van ;t Utrechtfe Bisdom. Hij ftierf in 1631 in zijn geboorteftad, na een hogen ouderdom bereikt te hebben. Oudh, van Utr. bl. 294. BOLLAND (JOHANNES) , een geleerde Jcftiit, wierdt den 13 augustus 1596 te Tirlenwnt geboren. Toen hij 16 jaren pud was, begaf hij zig in de Sociëteit der Jefuiten, en verwierf niet alleen, in Braband, maar ook in andere landfchappen enen zonderlingen roem;, zijne grootfte vermaardheid heeft hij bekomenaoor het fchrijven van de levens der Heiligen. In hst begin der XVIIde eeuw, hadt zig namelijk de Jefuit HERTBEST  Z7Z BOLLAND. (JOHANNÉS) eert Roswetdus toegelegd, om de levens der Heiligen in i& delen te befchrijven en het licht te doen zien, doch de dood verraste hem, alvorens hij nog het eerfte deel hadt teneinde gewerkt, en niemand wierdt bekwamer dan Bolland geoirdeelt, om deze uitgebreide taak weder aan te vatten. Dar» deze ontwaar wordende dat er in 't ftuk van zijnen voorganger vele gebreken fchuilden, nam voor om van de meet af aan, het te onderzoeken en te verbeteren; ten dien einde nam hij tot zijn medehelper Godfried Henscheniüs, die ook een Jefuit was; zij togen met zo veel ijver aan 't werk, dat 'er reeds in 1643 twee delen van in 't licht kwamen, te Ant-wer* pen gedrukt in folio, bevattende de levens der Heiligen, wier nagedagtenis in de maand januarij gevierd wordt. In 1658 volgden in drie delen de levens der Heiligen van februarij, en terwijl hij met de naastvolgenden bezig was, overrompelde hem de dood op den 13 feptember I665; waar op Henscheniüs, met behulp van zijnen medebroeder Papenekochius , in 1668, de levens der Heiligen van maart in drie delen uitgaf, vervolgende met hun beiden dezen arbeid, ten aanzien van do maanden april en meij; de levens der eerstgenoemde maand in 1675 in drie delen, en der 16 eerfte dagen van meij in 1680, mede in drie delen, door den druk gemeen makende. De levens der genen, die in de overige dagen van'meij gevierd worden, zijn in 1685 en 1688, door den arbeid der Jefultep Frans Baertius , en Koenraad Janingus , in drie delen in 't licht gekomen, waar bij nog een zevende ftuk is gevoegd bevattende de drie laatfle dagen van meij. Voorts heeft Bolland nog verfcheidene andere werken in 't licht gegeven, doch meest zonder of onder een onbekenden naam: als r. Notitia Galliarum ff Belgil ex Aitis Santtorum. Antv. 1647. in 8vo. 5. Brevem notitiam Italice ex Attis Sanü. Ibid. 1648. in 8w. 3. Vitam S. Llborii Episcopi, calculo labcrantium Patroni. Ib. 1648. in 8vo. Voorts nog een bundel latijnfe gedigten en redevoeringen. De geleerde Franfe Jefuit Renatus Rapin, een beroemd Digter, heeft den lof van Bolland in de volgende treurvaarfen vereeuwigd. Bol-  BOLLAND. (SEEASTIAAN) Bollandus facrum Fajlis dum fcriberet atmum; Mors imperfeUum barham rnpit epus, Hfandabat fcriptis Divos, Divumque labores. Et qua quisque olim vénit ad aftra via. Scriptori Menfis procesferat unus ff alter; Tertius inceptum cum male folvit iter. Paree tuo Bollande queri de funere, Faflis His demum ipfe tuis annumerandus eras. Bolland zijne levensbefchrijving is geplaatst voor het eerfte deel van de levens deiTleiligen van de maand maart. » Könicti, Bibl. Vet. & Noy. voc. alwaar hij niet onder den voornaam van Johannes, maar onder dien van Jakobus voorkoomt. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 584, 535- J- M. Gesnerus, ed Jfagogen. Tem. I. p. 345. g. 410. Catal. Bibl. Eunav. Tom. L Vol. II. p. 1097. C Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 485. BOLLAND (SEBASTIAAN), is geboren te Maastricht,. voor het einde van de XVIde eeuw, doch waarfchijnelijk van oirfprong uit Bolland, een dorp in het Limburgfe gelegen. Hij wierdt Recolletten Monnik in de provintie, genaamd Neder* Duitsland. De gewijde ordens aan hem toegedeeld zijnde, belastten hem zijne Opperften met de zorge, om aan jonge Geestelijken van zijne orden, de wijsbegeerte en de godgeleerdheid te onderwijzen. Hij ftierf in het klooster te Am-er* pen, den 13 october 1655; en heeft door den druk gemeen gemaakt. 1. Hiflorica, theologica, ff moralis Terra Sanclce elucidatio; in qua pleraque ad veterem ff prafentem ejusdem Terra} Statuin Jpectantia, accurate explicantur: varii errores refelluntur: ' veritas fideliter exectéque discutitur ac comprobatur. Opus non tan* turn ad Terram Sanctam profiscifcentibus, fed etiam S. Scriptwee Jludiojis, ff Divini verbi Prceconibus utilisjimum. Auctore Fr. Francisco Quaresmio, Laudenfi, Ordinis Minorum Theologe, olim Terra Sancta Prafide, ac Commisfario. Apqjïalico.. Cum triplice Bidice, ff Elencho Concknum. II. Tom. Antv. 1639. in folio.. 2. Sermones aurei Fratris Petri ad Boves, in Dominicas ff FestK per annum. Antv. 1643. in folio,.' Waddingi., Scriptoren ÜL Deel, S Qgg  1U, EOLOGNINO. (WILLEM) BOLONGARE. O/im/y Minorum, p. 133. 314, 315. Dü Boulay, Hifttr* Univsrfit,. Paris. V. 120. Paquot, Mem. litter. Tom. XVIIL n. 180-192. ; BOLOGNLNO, (WILLEM), geboortig van Antwerpen, is geweest S.. Theol. Licent. en Hoogleraar in de wijsbegeerte te Beuven; naderhand Kanunnik in de Lieve Vrouwenkerk en On. derzceker van de Boeken.. Hij ftierf in 1660; en heeft in '6 licht gegeven: 1. Traü. de ementita antiquitate Fidei, feu fecte Calvinisticce, adverfus Miniftros Sylvce-ducenfes. Antv. 1630. 8vo. 2. - ®e 7p$fs Controverfiaram in materia Rcligionis. Ib. 163 3. Svo. 3. Funus reformata Coence. Ib. 1632. 8va. 4. Alaudam fpiritualem. ftve Cantüenas Fiandricas, in honorem Christi £? Sanctorum ma. % 1645. 8w. BOLONGARI, geboortig van Stresza een Italiaans gehugt, in de_ landftreek van Anna gelegen, was aldaar een boeren, zoon, doch die meer verftand en kundigheid bezat, dan men doorgaans in dien ftand ontmoet. Hij befloot zijn fortuin inÈoU land te gaan zoeken, kwam ten dien einde te Amfieidam, het middenpunt van alle gelukzoekers; kreeg gelegenheid zig op den koophandel toe te leggen, en won , in weinige jaren, met fnuiftabak en andere waren, miliioeneri. Hij trouwde een van zijne dogters uit, aan den beroemden Crevenna, bezitter van de kostbare Bibliotheek, waar van de beredeneerde Catalogus gedrukt is; liet hem het huis en den koophandel over, en begaf zig met zijne vrouw en andere dogter weder naar zijn vaderland, orn zijne dagen in een gerust genot zijner rijkdommen, te mogen Hij ten. Hier bouwde hij naast zijne armelijke vaderlijke hut, die hij met zekere nauwgezette zorgvuldigheid onderhield, een rijk en pragtig huis, alwaar hij in ïnst en met welvoeglijkheid en gemak leefde. Hij was buitengemeen gastvrij, en alle die hem kwamen bezoeken, werden, met dc, uiterfte. vriendelijkheid ontvangen en v.el ont-sïW'. P't pragtige en gemaklijke huis,; dat er als een klein p*>!>,m'taet;i T. Dr. Ord. Breed. Utrum Prpelatus alicujus religienis, vel monajierii, Jive conventus, posfit cum fuis fubditis dispenfare Juper.luec qua; concemunt regidarem cjbfervataiam fuat religionis? Dit klein traktaatje, maakt een gedeelte uit van de verzameling, welke tot tijtel heeft: Conto a Menachos Proprietarios, egregiorum virorum traüatus. Paris. T590. in 8vs, Val. Andr., Bibl. Belg. p. 463. £f Fast. 88-, 89. De Jonghe, Belgium Dominic. p. 149, 150. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 585. BOMBERG (DANIËL), beroemd Boekdrukker, vangst, , irerpen geboortig, begaf zig met 'er woon naar Venetien, alwaarhij 't eerst den Bijbel-in 't liebreeuws drukte, die in i^ïi in 4tO. het licht zag. Hij vervaardigde 'er vervolgens verfcheidene andere drukken van, zo in folio als in 4to. en in 8vo. Hij hadt, het Hebreeuws geleert van enen Italiaan, Felix Pratensis genaamd-, die hem overhaalde om een druk van den Rabbijnjchen. Bijbel te ondernemen., dat is met de uitbreidingen van de Rabbijnen, welke in 1517 in folio te voorfchijn kwam., en,door den Drukker aan Paus Leo den X, wierdt toegewijd, maar de Joden hadden weinig achting voor dezen druk, en de Rabbijn Jakob Haum, deedt Jer een andere vervaardigen, door (Jen, zelvden Bomberg in IV Delen in folio, welke in werdt, uitgegeven. Ook maakte, hij in 1520 een aanvang Jpct den, Talmud-te. drukken, die enige, jaren, later in XI Delen in folio, voltooid; werdt, 1 Tot driemalen toe heeft bij- dit werk ge-  "SOMBERGEN. (ANTHONY van) tï7? ••fèdrukt, en men verzekert dat ieder'oplage Item Tooe'ob'rijks* "daalders gekost heeft. De beide laatfte drukken van dit werk'j zijn vollediger en Traijer uitgevoerd dan de mR-eyook'meerdér 'geacht dan ene vierde, die naderhand 'door ■BragaDin te-Fétti~ 'tien is uitgegeven-; en vooral overtreffen'zij'die, welken "Buxtorf te Bazel het licht'deedt zien; doordien deze óp verre r.a 20'fraij niet is, en datRurtORF zig de vrijheid neeft gegund öiè de chaldeeuwfe uitbreidingen, naar zijne eigene begrippen tfe'vérbeteren. B-ómberg 'wil men dat voor vier 'millioenen boe-ken heeft gèdrukt, en dat bij alle zijne goederen heeft verfpüd-, door het Vervaardigen van een groot aantal d-rukkén 'van *Mt •breeurfe 'Bijbels "en fchriften van-Rabbijnen, die 'hij-in 't licht "heeft gegeven; en tot vertaling, correaie en drukken daar van, 'hij enige honderden der geieerdfte Joden onderhieldt. ——* Bartolöcci, 'Biblioth. Rabbih. Tóm. 'I. :p. "34. TABR'rcrr, Bihi. Lat. Tom. I. p. 886. Tom. III. p/8oc. C. Saxi, 'Onom.'iiten Pars III. p. 40. SimOn, Hifi. Crit. èii V. Tefi. p. fyïjfc *Ciie Villier-, Origine'de 1'Imprimerie de Paris, pag.-267. ScALrXjerAna, 'pag. 34. 121. L. MoRERi, LH&üm. ed. &1740. Totr.. •il. p. '3-33. P. Bayle, Diiïion. ed. de 1730. Tom. 'I. lp. 6ci. BOMBERGÈN (ANTHONY Van), uit een 2eer'aanzien? ïijk geflagt gefpfoteh, waar van men véle bijzonderheden '-aart treft, bij le CarpeNtier-, 'Hifi. de 'Cambray, pag. -427 , 925; behoorde ook tot het getal der verbonden Edelen. 'Hij 'ilórtdt in bijzondere hoogachting bij Brederode, 'ónder 'wien hij dienst nam, én zig in 's Henogeribosch wierp, "doch Welk© ftad 'hij genoodzaakt werdt eerlang met zijn Volk 'té verlaten; Het Hof Vondt goed in 't jaar 1567', hem'openlijk te bannen » en al zijn 'goed 'Verbeurd te verklaren ten behoeve van 'dén Koning; doch dit weerhieldt hem niet , zig als Hopman 'ib Rellen aan 't hööïd van enige -Ralvinisten in Gelderland; 'die Voornamen 'Nijmegen in te nemen, 'Ook 'was hij Kollonel 'det burgerije te Brusfel; en Verdredf van daar het volk Van Eilips. Van Egmonï)', als déze in ï-57'9", 'die Rad aan 's Koning? zijde, 'wilde overbrengen , ten einde zig met Parma 'te Vcrz'oe-  ■a73 EOMELE. (FLORENTINUS) Zijne ftamgenoten Kakel en Kornelis van Bombercen waren, benevens anderen, ten jare 1566 gemagtigd van de nederduitfe Hervormde gemeente te Antwerpen, om met den Prins volgens zijn bevel, over hunne godsdienstoeffeningen te handelen, en werden openlijk ingedaagd, om zig te Brusfel, binnen drie weken, te komen verantwoorden, op verbeurte van lijf en goed, en niet verfchijnende door Alva en zijnen Raad gebannen. van der Haer, de Init. tumult. Belg. Lib. H. p. 201. 303-307- P- Bor, Ned. Oorl. III. Boek, bh 106. E. v. Meteren, Ned. Hifi. II. Boek, bl. 48. Antw. Kronijk, bl. 128, 129. 147. Wagen., Vad. Hift. VI. D. bl. 211. 214. J. W. te Water, Verb, der Edelen. I. D. bl. 263-265- BOMBLE (ELORENTINUS), geboren uit aanzienlijke ouders te Zutphen, den 15 december 1665, werwaarts zijne moeder gevlugt was uit Borkido , wegens den pnverwagten vijandelijken inval des Munfterfen Bisfchop Krist. Barend van Galen in Twente. In zijne dus toevallige geboorteftad, leide hij den eerften grond tot de kennis der geleerde talen, cn volbragt zijne lEtteroeffeningen aan het Gijmnaiium te Deventer; van hier trok hij met zijne moeder die toen weduwe was, naar Franeker, daar hij in den tijd van twee jaren zijne ftudien ten einde bragt; en, den ouderdom van 21 jaren bereikt hebbende , na een loffelijk examen te hebben ondergaan, Proponent wierdt. Zijne eerfte ftandplaats was Vianen, van daar werdt hij in Friesland beroepen; eerst te Ttens, vervolgens te Oudega, in 1694 te Sneek, in 1697 te Zwolle, en eindelijk het jaar daar aan te Amfieidam, alwaar hij op zondag den 35 november 1722 op het onverwagtfte is overleden, menende dien morgen nog in de Anflelkerk te prediken. Bomele is een verftaudig man geweest, voorbeeldig in leven en wandel, en die zijn ambtsbezigheden met veel ijver en getrouwheid uitoeffende. Wijders zegt zijn lofverkondiger: Hij was geen vleijer noch pluimftrijker, en trachtte zig nooit in te dringen in de huizen der aanzienelijkcn; dat hem ■' ''' . . wel,  IÖMMELIüS. (HENDRIK) BONAERT. (NIKLAAS) a.7é 'wel, 't is waar, bij fommigsn minder gunst eh gè'nègénheid Verwekte; maar dat gaf hem ook des te meer Vrijmoedigheid-, om te (laan, en 'te fpreken Voor God daar het 'pas gaf; Voorts was hij een vijand van twisten -, doch teffens 'waakzaam tegens de fcheurmalters; dit toonde hij door zijnen S^ief &m Leenhof fflcrjeng f.jn ïfcmel np 3Caröe. 3üm|ï. 1703. in sbo-, 'Ook heeft hij door den druk gemeen 'gemaakt in énen 'bi-nctel met die van Rouse : • ©erjamclmg ban Ecen-eaènem %du!ato 1702. 4tP. —■— Joh. van Staveren, Lijb-edm 'op F. Bösg> sle. Amjl. 1721-. in ito. BOMMELIUS (HENDRIK), is geweest Kióosterbroëdeivan St. Hieronijmus en Rector van St. Maria Magdalena Convent in de ftad Utrecht. Hij ftierf in het jaar 1542 en heeft 'gefchreven: Bellum Ultrajeüinum, inter Geldrix Ducem CaZctUM ff Henricum Bavarum Episc. Ultra]ectinuin. Ma;pihgï Ï542. in 8vo. —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 434. BONAERT (NIKLAAS), geboren 'te Brusfel % 1563 > bèIgaf zig 19 jaren oud zijnde in het Genootfchap der JuuTtënï; leraarde de wijsbegeerte te Douai en de godgeleerdheid te Leuven, ging vervolgens naar Spanjen-, alwaar hij enigen tijd verbleef; op reis zijnde om naar Flaanderen te rug te kéten, ove: "lompelde hem de dood te Valladolid den 9 maart ióró. Vidèï Bonaert, heeft een voorbeeldelijk leven geleid ; hij hadt'een ftalen geheugen en doordringendheid van geest ; Sweertïgss 'die gemeenzaam met hem heeft verkeerd-, en de Jefuit Al'e'camee, betuigen niet te geloven, dat Jer iemand in zijn tijd-* Vak heeft geleeft, die hem in vernuft te boven ftréèïde, a Men heeft van hem in druk: 1. Concio firn. in exeq. fer~. 'GreGORIJe Maximluans: , Caroli Archiducis Auftrice-filice ffc. BruXt, 3529. in 4t». 2. Mare non liberum-, 'de jure 'Lufitanico 'ad Gc;& num ff Commerciutn Indicum , adverfus Batdvicam Mug. 'GROxtr Asfertionem. Foppens retuigd dat dit 'een geleerd én uitiminlènd \verk is, dcch 't welk nimmer 't licht heeft gezien. '3-, ErMvi Apologie d.i cultè de N. Z)„ de Moiitaigu'; dit is beidé fè 't LVans en duits gedrukt. —— Fr. Sweertïi4 Atfa, Beig- '». , S 4.  aSo BONAERTS. (OLIVIER) BONDT. (NIKLAAS) 572. J.f. Foppens, Bibl. Belg. p. 000. Paquot, Mem. litter. Tom. VI. p. 28--30. BONAERTS (OLIVIER), te Tperen geboren in 1570, begaf zig in 1599 in de Sociëteit der Jcfuiten. Vijf jaren 'heeft hij de lage fchoolklasfen beilierd, vervolgens gedurende agt jaren de zedekundige godgeleerdheid onderwezen. Den ouderdom van 75 jaren bereikt hebbende, ftierf hij in zijn geboorteftad den 23 oftober 1655. Men vindt van Olivier getuigd, dat hij een geleerd man was en teder godvrugtig. - Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: 1. De infiitutume', tbligatione, ff religione Horarum Canonicarum lib. IV. Duaci 1625. xamo. Ib. 1634- ia** 2. In Ecclefiafticum Commentarius. ■ Antv. 1634- «'» folio. 3- *» Eftheram Commentarius litteralis ff moralis. Col. IÖ47- *« folio. 4. De Jioris Canonicis, ff facroJuntto Misfa facrificio. Antv. 1653. in 4to. 5. Concordia fcientiat cum Fide. Hagce 1665. in ito. Witte, Diarium biogr. adannum 1655. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 932. Paquot, Msm. litter. Tom. XI. p. 136-138. BONDT (NIKLAAS), Advokaat te Amfteldmn, is den 5 julij r732 te Ooster-Blokker in Noordholland geboren, alwaar zijn vader Johannes Bondt toen ter tijd Predikant was. Door zijnen vader tot den predikdienst gefchikt, leide hij de eerfte gronden van zijne kennis van de geleerde talen in Gravenhage, in de nabijheid van welke plaats, te Voorburg intusfen, zijn vader als Kerkleraar beroepen was. Vervolgens begaf hij zig ter voltoijing zijner ftudiën naar Utrecht, alwaar hij zig onder den beroemden Wesseung, inzonderheid op de oude litteratuur toeleide, en reeds in den aanvang van 't jaar 1752 ene verhandeling fchreef en verdedigde : de Epijlola JeremL npocryphd. In 1754 bezorgde hij, ene nieuwe uitgave der Varia LeUio. nes van Contareni. Zijn zwak en ziekelijk lighaamsgeflel was hem ondertusfen zeer hinderlijk in het geregeld voortzetten van zijne aangevangene loopbaan, daar het hem noodzaakte twee jaren zig niet alleen aan de ftriktfte dieet te bi;.-  BONDT. (NIKLAAS) «ftt Wnden, maar zig ook van alle iludie of lectuur, die enige infpanning van geest vorderde, of aandoening van hart opwekte , te onthouden. Mogelijk werkte deze rede mede om hem de beoeffening der Godgeleerdheid voor die der Regten te doen verlaten: waar in hij den graad van Doktor verkieeg in 1756} hebbende kort te voren , in dat zelvde jaar ene openlijke proeve van zijne vlijt en fchranderheid in dat vak gegeven, door de uitgave van enen latijtrfen Commentarius over de vooraffpraak en de drie eerfte hoofdftukken der Unie van Utrecht. Als Advokaat zig in 's Hage nedergezet hebbende, bleef hij nog beftendig v/orftelen met ongefteldbeid en zwakheid van lighaam, ondeihevig zijnde aan gevaarlijke toevallen van ziekte, die reeds hem toen geen lang leven beloofden, doch die hij vervolgens gelukkig te boven kwam. Weinige jaren, daar. na, in 1759 namelijk, verliet hij 's Hage om zig te Amfiehhm te vestigen, alwaar hij nog in dat jaar de nagelatene Gratiën van Petrus Burmannus Primus bij een verzameld, in 't licht gaf, en aan zijnen vriend en voorftander, den Burgemeester van 's Gravenliage, Jan Hudde Dedel, opdroeg. Sedert dien tijd is 'er niets van hem in 't licht gekomen; doch het is bekend, dat hij, gedurende de eerfte jaren van zijn ver* blijf te Amjteldam, een der ijverigfte mede-arbeideren geweest is aan verfcheidene toen uitkomende en ook thans nog hoog*, gefchatte periodique fchriften, onder anderen aan den Philan> trope en aan den Denker, van welke beide werken de laatfte delen meest al van zijne hand zijn. Wel dra egter wijdde hij zig geheel toe aan de praktijk der Regten, en vondt zig dus in die loopbaan geplaatst, welke hij tot aan 't einde zijner dagen met ijver en luister betreden heeft. Hij genoot, gedu>rende al dien tijd, de volkomenfte achting zijner ftrdgenoten -van alle ftanden en klasfen, en ondervond daar van , van tijd tot tijd, de openlijke blijken bij zijne verkiezing tot Kapitein der Amfteldamfe Schutterij, tot Regent van het (pin- en werkhuis dier ftad, tot Schepen der Watergraavfe Meer, en bij andere gelegenheden. Ten jare 1762 gehuwd zijnde met KorIneua dè Brés,. S 5 ver-  £8* BONDT. (NIKLAAS) verloor hij die geliefde egtgenoot in 1784, en begaf zig Él 17S5 to een tweede huwelijk met J. S. Noen. weduwe Si« mons, die benevens vijf kinderen, uit zijnen eerfte n est over» gebleven, en enige aangehuwden, het onveiwagte en treilende veilles van enen dierbaren gemaal en vader bit erlük betreurden, 't welk voorviel op den 20 junij 1792. Schoon zijn van jongs op zwak en ziekelijk lighaamsgeflel, door herhaalde aanvallen van bloedfpuwing, podagra en andere kwalen gefchokt, dikwerf reden gegeven hadt, om voor zijne dagen te Vrezen, bevondt hij zig egter in de laatfte jaren van zijn leven in geen ongunftigen ftaat van gezondheid, en zijn dood was fchieüjk en onverwagt. Vijf of zes dagen te voren hadt hij zig enigzins onpasfeüjk bevonden, doch fcheen volkomen herfteld te zijn, hadt dingsdags avonds met zijne gewone vrolijkheid enen wekelijkfen vriendenkring bijgewoond, en den volgenden nagt gerust geflapen, toen hij, 's morgens ontwakende, pijn van podagra in zijne hand gevoelde, die binnen weinige minuten tot de borst oyerfloeg, hem dodelijk benauwde, en binnen een uur tijds uit dit leven rukte. Dit levensberigt van Mr. Nikhas P>ondt, gevolgd naar het tafereel, dat 'er door den verdienftelijken Pieter Nieuwland , des overledenen boezemvriend, en die door denzelven met een vaderlijke toegenegenheid, bemind wierdt, gefchetst is, en in de Algemene Konst- en Letterbode, VIII. Deel, bL 202-204. ene plaats bekleed, bevat nog de volgende befchrijving van het beminnelijk karakter, gemoed en zielshoedanigheden van dezen belangrijken Menfcbenvriend. Het reeds gemelde niets behelzende dat van den gewonen loop der menfchelijke bedrijven afwijkt, mag gefchikt zijn om de nieuwsgierigheid te voldoen van die genen, welke belang Hellen in het kennen der lotgevallen des dagelijkfen levens van die perfonen, welke zij beminden of hoogachtten: maar hetzelve is niet gefchikt om enig denkbeeld der,hoge waarde van Mr. Niklaas Bokdt aan zulken mede te delen, welke die waarde niet door eigene ondervinding of geloofwaardige berigten leerden kennen. Ook de vrugten van aijnen letter  • BONDT. (NIKLAAS) 2ê3 Srbeid, die onder zijnen naam bekend ftaan, zijn te weinig in getal of gewigt, om 'er hem enigzints uit te beoirdelen. Zijne uitmuntende hoedanigheden van verftand en hart aangewend in de betrekkingen, waar in hij zig bevondt, zijne voortreffelijke dienften daar door aan de menfchelijke maatfehappij veelvuldig bewezen, waren niet van dien aart, dat zij hem enen uitgebreiden roem, in afgelegene gewesten, of enen duurzamen naam in de volgende eeuwen, verzekeren. Maar zijne nagedagtenis zal in zegening blijven bij allen, die in enige betrekkingen hein kenden; bij ene egtgenote, die hij hartlijk beminde; bij kindeien, wier opvoeding en welvaart hij met de verftandigfte en tederfte zorgen gadefloeg; bij vrienden, die in zijne handelingen hartlijkheid en trouw, in zijne gefprekken onderrigting en genoegen vonden; bij allen eindelijk , en dat getal is zeer groot, die voor zig zelv' of anderen van zijne eerlijkheid, kunde, fehranderheid en ijver, in onzekerheid of bekommernis, raad en hulp ontvangen hebben, , Als Regtsgeleerde, verdiende hij de hoogfte achting en bewondering. Niet alleen was hij doorkundig in alle takken van fraije wetenfchappen ,,. die het menfchelijk verftand tot ileraad ,ftrekken, en die hem, door zijn fterk geheugen, allen voor .den geest tegenwoordig waren; maar bijzonderlijk bezat hij ene uitgebreide Regtkennis, oneindig groter dan men wel doorgaands bij hen, die de praktijk oeflcnen, aantreft. Dezelve bepaalde zig niet alleen tot het Bnrgerregt, maar ftrekte zig ook uit tot het Staatsregt; waar van, om kort te zijn, zijne ■verklaring der eerfte artijkelen van de Unie van Utrecht de doorflaandfte blijk is. Dit werkje in zijne jeugd'opgefteld, is .zo doordagt en volkomen, dat de fchrandere Schrijver der Verklaring van de Unie, Mr. Pieter Paulus, niets anders heeft kunnen doen dan hetzelve over te nemen, en zijne Verklaring op de andere artijkelen te vervolgen. Hier bij kwam ene grote ervarenheid en ondervinding, waar door hij niet alleen het vermogen hadt verkregen van ene vlugge toepasfing deiwetten op allerleie gevallen, maar ook ene bijzondere kennis van herkomften en gebruiken, vooral in den koophandel, bijzon-  BONDT. (NIKLAAS) •zonder van hstïFisfelregt, waaromtrent hij altijd bij aRe gèfë-' genheden de denkbeelden van de fcfiranderftè Kooplieden; als bij voorbeeld van wijlen den Heer Josua vander Poorten^ en anderen, gewoon was ook zelvs in gemeenzame gefpiekken uit te vorfcben, 'en waaromtrent hij de moegelijke tijdftippen , als in 1763 en 1773 hadt bijgewoond'. Ook muntte hij uit in fchr anderheid eh doorzigt, waar door hij niét alleen de ingewikkeldlle gevallen tot die w'ettén en hérkomften bragt', waar toe zij betreklijk waren, e:: terftond bevroedde uit welke grondbeginzels- zij moesten beflist worden, 'maar ook het gehele in alle zijne delen overzag; 't welk hem in ftaatftelde-, om alles op'orde tè behandelen, en aan zijné géfch'riften, advijfen, memoricn en andère opftellen , ené zeer grote klaarheid en duidelijkheid gaf; van het welk nog de jongfte bewijzen en blijken voorhanden zijn, en te-berde zouden kunnen gebragt worden. Voeg hier bij, 's mans bekend vlug vernuft, 't welk hem in ftaat Helde, om in ongewone gevallèn, bij gebrek van wetten en gebruiken, niet alleen te doorzien, waC uit de analogie van het regt moest beflist wordèh, maar ook , wanneer zelvs de analogie zweeg; wat het natuurlijke regt eh 'de billijkheid leerdè, én wat dus de wetgevêr, indien hij na deswegen ene wet moest maken, zóu voorfchiijven, of moest voorfchiijven, indien het algemene belang hem voorlichtte. Voeg eindelijk bij dit alles ene ongekreukte eerlijkheid, een medegaahd en menschlievend hart; en ieder beflisfe nu zelv, welk een verlies de ftad Amfieidam, hare Regeerders, dis Koophandel en de gantfe Burgerij, mét het onverwagt ontijdig flerven van dien braven man geleden heeft, wiens nagedagtenis zeer zeker bij die 'van Noordkerk, nóg lang in de gédagten der Amfieldammers zal ingedrukt blijven, of veeleer daar nimmer zal worden uitgewist. . In veel andere opzigten, betuigd de verdienftelijken Nieuwiand, hêt geluk gehad te hebben, van Mr. Niklaas Bondt van nabij te leren kennen. Vurige en werkzame zugt voor het welzijn der menfchelijke maatfchappij, beftieide altoos zijne daden én woorden. Eerlijkheid en róndheid, en bnjpafr- lij-  BONDT. (NIKLAAS) $dige onverfaagde ijver tegen alles, van welken kant ook, wat hem onregtvaardigheid of onderdrukking fcheen, waren, hoofdtrekken van zijn karakter. Door zulk een gedrag behield hij in het midden der b.uigerlijke onenigheden de achting, het vertrouwen en de genegenheid, der verftandigen en braven van alle partijen. Door vastheid van oirdeel en vlugheid van geest, gepaard met een vaardig en gepast gebruik zijner uitgeftrekte kundigheden, bezat hij de konst van in weinig tijdé en met weinig moeite veel en wel af te doen. Eiken aan-, betrouwden post vervulde hij met de grootfte nauwkeurigheid en met het fchranderfte. beleid. Zijn deelgenoten in het bellier bij het nieuwe fpin- en werkhuis, achtten hem te hoog, om niet gaarne te erkennen, dat men ook in 't bijzonder aan zijn doorzigt veel te danken heeft van de voortreffelijke inrigtingen, die dat grootfe geftigt, 't welk hij reeds bij deszelvs Oprigting hielp bellieren, kenmerken en alom beroemd maken. In de dagelijkfe zamenleving, en bijzonder in den vertrouweüjken omgang met hartlijke vrienden, was hij een der vrolijkfte en aangenaamile menfehen. Overmaat van dringende bezigheden, of afmatting, die daar op volgde, konde hem fomtijds een kort ogenblik van opftijgende drift of nederdrukkende dofheid veroirzaken, doch nimmer zag men die in enige duurzame ongefteldheid van geest overgaan. Gaarne deelde hij in de genoegens der zamenleving, en nimmer verfmaadde hij den omgang met anderen., bij. welke hij mindere, geestvermogens of geringere kundigheden, doch braafheid en gulheid, ontmoette. Zijne uitgebreide leftuur, en zijne niet minder uitgebreide verkering met allerleis menfehen, hadden zijn geheugen voorzien met enen rijken voorraad tot onderrigting of verlustiging; en zijn juist en veilig oirdeel wist daar van altoos op de meest gepaste wijze gebruik te maken. Onder zijne geliefdffe. uitfpanningen, behoorde de beoeffeniing der Botanie en Hovenierskonst, waar aan hij gewoonlijk de laatfle dagen der week op zijn. buitenverblijf beiieedde, en waar in hij merkelijke kundigheden bezat. Dus verdeelde hij zijnen tijd tusfen bezigheid en. uitfpanning, tusfen Ietteren en, vriend- fchap,  4» SIS BONDT. (NIKLAAS) fchap,' en leefde gelukkig voor zig zeiven, ten beste van an<' deren, bemind van velen en geacht van allen. Het gebeurde ten jare 1780-, betrekkelijk het ontworpen' traktaat van Koophandel der Nieuwe Republijk van Noord-Ame* rika met de ftad Amfieidam, weet men dat aan Mr.'R. M. vaï* Goens gelegenheid verfchafte, om zijn zo berugt Politiek Vertoog over het ware fjstema van de ftad van Amfieidam, in 't licht te geven; ook verfcheen bijna ter zeiver tijd, een zogenaamde Rechtsgeleerde Memorie, aangaande het gedrag van de Regerin" der ftad Amfieidam ffc; beide ftukken, die ingerigt zijn, om genoemde Regering in een allerhaatlijkst licht te ftellen. Het mangelde ook aan geen bekwame Mannen die ter verdediging van zulk een goede zaak de pen opvatteden; onder anderen kwam 'er te voor.chijn, een -allerverftandigst gefchreven ftukjc, tot tijtel hebbende: Be eer der Regering van Amfieidam verdedigd tegen den laster van het Engelscli Miniflerie, en deszelft Nederlandfche Vrienden en Begunfligers; in eene Contra-Memorie, ingericht ter wederlegging van de Rechtsgeleerde Memorie, aangaande het gedrag van de Regering der ftad Amfieidam: waar bij gevoegd zijn enige Aanmerkingen, op het onlangs verfpreide Gefchrift, ten tijtel voerende: Politiek Vertoog over het waar fijstèma van de ftad Amfieidam enz. Dit even bondig als gematigd gefchreven ftukje, kunnen wij met zekerheid melden,-dat uit de pen van onzen Advokaat Bondt , is voortgevloeit. Wij befliuten dit artikel met de digtregels, waar mede de uitmuntende Hieronymus de Bosch , het geheugen van dit? brave Mensch voor de onfterffelijkheid heeft bewaart. Bondtius Astraae jacet hit dignisfima proles, Busta rigant lacrymis Amfiela ff Ta piis Pupillis tutor fiat hic, viduisque patronus, Ipfe fui reüor, veraque normapatris; Completlens hondnes focioram in commoda vertil Qitas fibi doctrina le gerat artis opes; Illud at hora brevis delevit amabile lumen, Libera cordati clauf.t ff ora viri; Civibus una fuit de quo fententia discors, An virtute foret major, an ingenio, BOND1?  BONDT. (NIKLAAS) »?? BONDT (NIKLAAS), Hoogleraar in de Kruidkunde te 'Amfieidam, hadt tot ouders Johannes Bondt, den jongden Broeder van den veidienftelijken Niklaas Bondt hier boven gemeld, en Katryna Wynanda Holtiüs , en was geboren den 20 maart 1765 te IVïlsveen, alwaar zijn vader toen ter tijd Predikant was. Met zijn agtfte jaar wierdt hij te Delft op fchool befteld, om de franfe, latijnfe en griekfe talen te leren. Al vroeg hadden zig de vermogens van zijnen geest ontwikkeid, en hij maakte weldra zulke vorderingen, dat hij niet alleen boven anderen uitmuntte, maar bragt het in de latijnfe digtkunde zo. verre., dat hij voor velen zijner medefcholieren de latijnfe vaaifen maakte. Bij het overlijden van zijnen vader,'t welk in't laatst van 1779 te Oostzaandam, daarbij toen Predikant was, voorviel; trok hij in 1780, met zijne moeder broeder en zuster, naar Leijden, alwaar hij, na nog enigen tijd de latijnfe fchool te hebben bezogt, zig op de Geneeskunde toeleide. Ten jare 1788, verdedigde hij openlijk, en met geen geringen lof, bij het aanvaarden van de Doktorale waardigheid, zijne uitmuntende verhandeling de Cortice Geofrcece Suriname-nfts cum tab. Lugdb. 1788. Van deze verhandeling heeft niet alleen Mueeay in zijne Apparatus Medicaminum, en andere Schrijvers, met veel ophef melding gemaakt, maar ook de Heer Bake heeft de moeite genomen , om dezelve ten algemenen nutte in de nederduitfe taal over te zetten. In den jare 1788, wierdt 'er door het Koninglijk Genootfchap van Geneeskunde te Parijs, de volgende vraag voorgefteld: Om door vergelijkend onderzoek der natuur- en fcheijkundige hoedanigheden, den aart der verf lullende Melken, als die van de Vrouw, de Koe, de Geit, de Ezelin, het Schaap, en de Merrie, te bepalen. Deze zeer moeilijke vraag ondernam onze Bondt met zijnen vriend Stifriaan, Geneesheer te Delft, te beantwoorden, aan welk antwoord, in den jare 1790, de. gouden, eerprijs wierdt toegewezen. In 1793, wierdt hij door Curateuren van het Athenceum te Amfieidam.^ aangefteld tot Hoogleraar in de Botanie, welken gost hij, op. den 24 februarij 1794, aanvaardde, met ene openr  S8,$ BONDT. (NIKLAAS) openbare redevoering: de utilitate illorum laborum, quos Recen^ tiores in re Botanica exercenda pofuerutit, rite cestimanda. Dan de ftudeiende' jeugd hadt een kort genot van de Iesfen dezes deugdzamen en kundigen Wijsgeers, want hij overleedt in den aanvang van de rijpheid zijner jaren op den iy augustus r7or5 flegts den ouderdom van 3r jaren en ruim 7 maanden bereikt hebbende, tot grote fmert van zijne nabeftaanden en vrienden, bij wien hij en bij allen die hem gekend hebben, altoos in zegening zal blijven. Zijn lighaamsgeftel was zeer gezond, uitgezonden zijn borst, die uit hoofde zijner rijzige geftalte, enigzins zwak was. Bij den aanval van zijne jongfte ziekte, gaf hij met zijne gewone bedaardheid van geest te kennen, dat hij zijne ziekte als zeer gevaarlijk befchouwde: deze zijne tegenwoordigheid van geest bleef hem ook gedurende 't gantfe beloop daar van bij, uitgezondert in die ogenblikken, waar in de ziel onder den last der ziekte bezweek. Bondt was lid van het provintiaal Ut'rëchtfe Genootfchap, en van het Geneeskundig" Genootfchap (JËgrotaritibus) te Brusfel. Zie daar, een korte en eenvoudige levensfchets van een man, die voor de maatfchappij en voor de wetenfchappen in liet bijzonder , 'maar al te vroeg is geftorven, en in wiens vroegtijdigen dood de Geneeskunde enen doorkundigen beoirdelaar , de Botanie enen egten kenrer, de Scheikunde een ijverigen beoeffenaar, zijne Nabeftaanden een tróuwhartigen bijftand , en zijne Vrienden en Bekenden , enen warmen , ftandvastigen, vriend verloren hebben; getuigen hier van alle die hem van nabij, en ip zijnen gezelligen omgang zijnen vrolijken luim, zijn open karakter, en zijnen edelen inborst hebben leren kennen. Bondt behoorde tot die weinige menfehen, die de natuur niet alleen met bijzondere vermogens hadt uitgerust, om voor zijne tijdgenoten nuttig te zijn, en den horizont der menfebeiijke kennis te verwijderen; maar, wat nog zeldzamer is, de bijzondere vermogens van zijnen gegst, en die van het lighaam, ftonden tot elkander in ene gelukkige evenredigheid,  BONDT. (NIKLAAS) iz§ en gaven aan zijn karakter ene vastheid, die hem voor veie zwakheden bewaarde, waar aan niet zelden mannen van verdienften onderhevig zijn. Bij een helder verftand, bezat hij een gelukkig geheugen, en doordien hij veel gelezen hadt, wist hij over alles te inreken , en was daar door zeer geestig en aangenaam in gezelfchappen. Zijn oirdeel was vaardig en zuiver, en wierdt door geene vooringenomenheid beftierd, maar onderfteund door ene verbeelding, die niet verhit noch losbandig, maar geregeld en levendig genoeg was, om hem in, voorkomende gevallen ten dienfte te ftaan , en alles voor den geest te brengen, wat enigen invloed op de beoirdeliug der zaak hadt,- deze zijne 'vlugheid maakte wel eens, dat hij, in zaken van gefchil, wat ftijf op zijn ftuk ftondt, en fems zijn gevoelen, met wat te veel drift verdedigde; doch zij, die hem kenden, wisten wel, dat dit bij hem niet voortkwam uit gevoel van eigen bekwaamheid , noch uit minachting voor de verdienflen van anderen, maar enkel uit zugt voor de waarheid, en uit ene wezentüjke overtuiging van de gegrondheid van zijn gevoelen. In zijne vroege jeugd hadt hij niet alleen grote vorderingen in de latijnfe en griekfe talen gemaakt, maar ook in de levendige talen was hij bedreven. De zugt tot kennis was bij hem ene heerfebende neiging, aan welke^hij vele andere vermaken opofferde; niet om zig daardoor een naam te maken, maar enkel om aan zijne natuurlijke begeerte te voldoen. Onder de bijzondere takken van wetenfchappen, waren behalven de geneeskunde, de botanie en de chijmie zijne geliefkoosde onderwerpen. In den jare 1701, wierdt hij verzogt tot medelid van een natuur- en filmkundig Gezelfchap, het welk kort te voren, door de Heren Paets van Troostwyk, Pieter Nieuwland en J. R. tDeimaw, was opgerigt, met oogmerk om zig in deze wetenfchappen verder te oeffcnen, en door nieuwe ontdekkingen der maatfehappije nuttig te zijn; hij nam deze aanbieding met zijne natuurlijke gulhartigheid met blijdfehap aan; en ingevolge getuigenis van den Heer Deiman, hebben de leden aan hem gedurende het tijdIII. Deel. T v&  tp» BONDT, (NIKLAAS) ■■frak dat" hij daar van medelid is geweest, enen aangenamer?,; opregten' en gezelligen vriend en ijverigen medewerker ge^ hadc; wiens ongemene' vaardigheid van geest, de overige le- .den,' in het ontwerpen van nieuwe proeven, en de daar uit afgeleide gevolgen',- heeft voorgelicht, en zij dus in hunne gezellige verkering en werkzaamheden, aan hem enen vriend eii medearbeider verloren hebben, wiens gemis voor hun ten C'nemalen onherftelbaar wierdt.- Eerlijkheid,., rondborftigheid, en onpartijdige onvertzaagcef ijver tegen alles,- wat hem onregtvaardig en onderdrukking ichsen j waren de hoofdtakken Van zijn karakter; daar bij was I hij zeer eenvoudig in alle zijne daden en' bedrijven, en hadt .énen' natuurlijken afkeer tegen alles wat naar grootsheid of uiterlijke vertoning zweemde; dan met dit al, hadt hij grote i achting voor wezentlijke verdienflen van anderen, maar mat dezelve nimmer na den gewonen maatftok van rang of tijtel, oiri dat hij op dit ftuk geheel onverfehillig was, en zig zeL. ven' op zijne eigen bevorderingen» niet het allerminfte liefi froorftaan. Zijn karakter was geenzins zo ongevoelig als zijn 'uiterlijk voorkomen wel fcheen aan té duiden; integendeel, hij was' gevoelig voor ware vriendfehap; doch hij hadt niets van dat- aandoenlijke y dat- weke -en eigentlijk zogenoemde gevoelige', dat'zig aan alles vast hegt, dat alles wil verwarmen, ' én fomtijds in zig zeiven geheel koud is, dat alle ogenblikken hiëuWé banden van vriendfehap ftiengelt, en ook even zo fchielijk verbleekt: Hij was in den vertrouwden omgang van hartelijke vrienden zeer geestig en vrolijk; doch in grote en gemengde gezelfchappen, waar bij plegtigheden moesten in Sébi genomen worden j Was hij ftil en niet in zijn luim. Zie daar lezer} de levens- én karakterfchets van den ge-' leerden en deugdzamen Niklaas Bondt $ die, ware zijne IeVérlsbioem niet zo vroegtijdig' afgefneden, van oneindig veel iiüt Edt bevordering van kohftén en wetenfchappen , ontwijffelfcaar' hadt ihêdègêwerkt j- het een éh ander is gemaald door HÉ peiileéi van zijiiëil hartvriend J, R. Deiman, beroemd WWtftl feé-üèééeifïj 0fl diep ondcrz'öökëf Vari de fcbéU küiU  BONERUS. (MATTHYS) m Jamde en andere wetenfchappen; niemand kon den Man be-. ter beohdeien dan deze , doordien hij in een ailergemeenzaainfte verkering met hem heeft gelecft; men vindt ze geplaatst in ren N. Konst- en Letterbode, II. Deel, bl. 75-77; waar uit het ais een waardig gedenkftuk is overgenomen. Da grote Oudheidkenner en zcetvloeijende Digter Htkrojmymus de Bosch , heeft ook den welverdienden roem van den overle* deuen door een allerfchoonst latijns gedigt aan de onfte;felijkbeid toe... djd; te uitgebreid zijnde om hier in zijn geheel geplaatst ;c worden, zullen wij ons vergenoegen het flot daajr Tan mede te delen; ex imgue leonem. Nunc non ulltts adest, dum Chloridis arva pererrat, Qtufita non lacrymis irriget orapiis: Noster at Me dolor, queis non modo doBa foclalis Lingitff, led integri vita probata fuit, Laeins ut intrabat jlacido cocnacida vultu, Signa voluptatis candida quisqne dabat. Ut verbis animpfus ere:, quoque Jic fine fasttt Mij. elat blandis verba Jevera jeeis. In Jaitis dictisque et in omni tempore vitae Nativae enitutt funpUcitatis amor. Qfficioque capax f ungi, quod fuadet honestas, Pectus ddornalat candor, et ora pudor. Nos, duin'fata finunt., memores vivamus amict ytf. e pia maheat merite reposta fides: Cmmemorarc juret fuaves qiws gratia mores Fin iets, et ingenii vera videntis opes: Dulcis amicitiae quoties nos colligat ardor De focia toties grata loquela cadat. Sic, qui moesta fui Nieuwlandi funera fervat, Hoe tuvruio Bondti molliter osfa cubent. BONERUS (MATTHYS), een jongeling van een zeldzame geleerdheid en verheven vernuft, is geboren te Venlo in Gelderland, en verkreeg de doktorale waardigheid te Leuven. Door zijne verhevene kundigheden en vlug oirdeel, zou hij T a het  • ÉÖNËWSl (LAURENS) BONFRERlüS. (JAKOB) fetf ver in- de- loopbane der fraije Iétteren gebragt hebben, ■w-asde-'dbod niet ontijdig gekomen, om hem daar in te ftuw-, Wéite hem te Keulen- agterhaalde- in 1614. Men heeft van Êm een vertoog tot lof der Handbusfe ,-geftelt tegen den laster *» Handbusfe van- Er-tcïüs Putbanus, beide te Leuven uitge. fprokeb,- en-onder den volgenden lafijnfen tijtel gedrukt: De. gamatio pro Sclopo>> oppqfita vituperio Sclopi Ericiï Puteani. Lriraque oratio- Lovtmii in Auditorio Trilingui publicé habita. Loven. ióoy. in ito. « F. Sweertii, Atlien. Belg. J. F. Foppens t $ibl.- Belg. p. 87cv t iONÏlTÜS (LAURENS), van Artoïs geboortig, heeft in t licht gegeven: Biftitutiones Linguce utriusque, QrthogkapMam, Ety;Mogiam, Syhtaxin, Bmfodimn complectens. Antv. 1572. 8«fc*' J' F. Foppens, Bibl. Belg. p. 805, BONFRERIÜS (JAKOB), Jefuit en geleerd' Bijbelverklaarder,- wierdt » 1573 geboren te Dïnénf, een ftedeken in het prinsdom van Luik, aan den' regtér oever van de Maas gelegön'i Zijne Ietteroeffeningen volvoerd hebbende, ging hij tot hét genootfchap der jé finten over, nam verfcheidene bedieningen onder hen waar, ais ónder anderen die van Hoogleraar in de hebreeuwfe taal, welke hij gedurende een lange reeks van jaren niét Veel roem heeft Waargenomen. Zijne jaren klimmende, verkoos hij tot gdnot van rust, tc Doornik te gaan wonen, alwaar hij godsdienftig ftierf, den 9 meij 1643, in den ouderdom van 70 jaren.- BoNFRERiüs, was bijzonder geregeld in zijne zeden 5 ook hinderden zijn diepdenkende ftud'ién hem niet, om zig in debeftiering van ftaatszakén allerbekwaamst te maken. Het blijkt uit zijne fchriften j dat hij het grieks én latijn volkomen magti| was, en ineer dan ene middelmatige kundigheid fn het hebt eeuws bezat; vérder, dat hij een goed Poelet en diepdenkend Öodgéieèrde was ; ervaren in de tijdiekenktmde en de oudheden i voorts bedreven in het beoiidelen van Schrijvers, en bhgè'éérd in de gewijde geogrfephië.. Een gelukkig geheugen, ffi fegg Köhdig ëh 6p|êné1dad oifdeèi, gevoegd bij uitgeftrek- tg  & •kundigheden, -fielden hem in fta3t, iQm L8e ;H. ,-S.cbrift # ■verklaren, welker beoefening zijnen .wellHst.alto}aakte>;S.weept *rus fchildert hem in deze bewoordingen; Mn -vulgari ■doctmd infmittus, ff.raris virtutum ornamentis infignitus, indujlria miraMi, incrsdibüi m rebus agendis prudentid, ncemmi ingenti, fopitüsftmi judiaii. En Valeeius Andreas tijtelt bem : Multiplkis 'Ar eruditknk, ingenii Jagacitaie, judicii maturitate, flyli facili.tate ac nitore, memorice denique tenacitate in primis exellens. Zie hier ene optelling der vrugten door zijnen arbeid voort■gebragt: i. J. Bonfrkkii, Societatis Jefu Theoiogi, ;in-totagf ;Scripturam facram Fraelaquia. Antv. 1625. in folio; herdrukt .in. -de verzameling onder dezen tijtel uitgegeven: R. ;.p, jpA?t;5teph. Menochu, Dr. Theol. è Societate jefu, Comment. -ad iotius S. -.Scriptwee intelligentiam faeilè pa-ondom, Lut. fP&is. 1719. fel. in bet II. Deel, bl. 3--S5. var.fet Aanbangzel;■ ook dn de volgende uitgaven van Menochius , - en bijzonderin den druk te Venetien, ex tijpogr. Remondiniana, 1j5S.fj1l.-T.. III.1 :p. i.~6i. -2. Pentateucr.us Meyfis -Commentano üluftratus .ffc. Antv. 1625. fdio. 3. Jofue, Judices ff Ruth, Comment. illuftrati. Paris. 1631. folio. 4. Onomasticon urbium ff Iccorum S, .Scriptlira: ; feu liber de-locis Hebraïcis, ab Eusebio gracè primum, ,d«'?irfe.fl&.HiEEONyMO latiné fcripius; in commodiorem nunc .erdinem ■vedactus, ff variis addiiamentis auctus opera Jao. ïBonfrerti foc, Jefu. Paris. 1631. foUo. 5. Libri Regum ff Paralipomenon, Comment. •iUujïrati. Tornaci. 1643. folio. 6. Twee latijnfe DigtRukken, het ene aan 't hoofd van de verhandeling van Lessius de Jujtitia ff Jure; en het andere voor het werk -vgn ;Jan Veringus, de Jejunio ff Abfiinentia. Deze digtftukken Rrek■ken ten -waarborge, hoe verre Bonfrerius reeds in dit ,vak ■van kundigheid gevorderd was. ■ . F. Sweertii, .Atlieii. ■Mg. ip. 356. .Val. Akdr. , Bibl. Belg. -p. -402. ;Kcnwii, Ml. Vet. ff Nov. J. F. Foppens, Bibl. Bèlg.p. 502. vC. Saxi, dd)mm. liter. Pers rIV. p. 325, 326. -Simon, tUfi. Crit. du V,. 'Test-ed. d» -1680. p. 474 , 475. Dopin, Bibl.-des jAutk. ted. d'Amft. Tom. XVII. p. 132, 133. Dav. -Cu&iwr* £ik £}i-ienfe,, T. V. p. 70, 7-1. Paquot, Mem. litter. T. Xi.-p.-^ Jj5 &Qj$*  294 BONGA. (JAN) BONGA (JAN), een Friesch Edelman, tras Grietman vari Westdtmgeradeel, federt het jaar 1560, bij afftand van SaTCÉ Ringie, en werdt in dien post, waar van hij vrijwillig rPftond, opgevolgd door Reinier Fritzma of Fritema, een* Spaansgezinden in 't jaar 1567. Door zijn huwelijk met Sytske Aylva, welke, na zijnen dood, hertrouwde met Doeke Aysma, Grietman van Ferwerderadeel, was hij nauw verbonden aan de Aylva's, en meer andere vrijheidlievende geftagteij in Friesland. Hij woonde te Hohven op Bonga-State, en ondertekende, na Jt verdrag der Landvoogdesfe met dei Edelen, hun verbond; uit welken hoofde Alva hem, twee jaren later, naar Antwerpen ontbood, om zig te verdedigen, en Boxga niet verfchijnende, fchreef de Hertog een vonnis van bannisfement en verbeurte der goedeien tegen hem, 't geen ook in Friesland opentlijk afgekondigd is. Wel verre dat dit gedrag van Alva hem den moed zou benomen hebben, was hij integendeel een der eerften," die de wapenen voor vrijheid en godsdienst, in Friesland bragten. Hier door verwierf hij veel roems. Zijne pogingen voor 's lands welvaart zijn ook, breedvoeriglijk geboekt door Joannes Carolus. Zo lang Bonga Grietman van Westdmgeradeel was, fehijnt hij niet bekend geftaan te hebben voor een der verbonden Edelen. Doch, toen Graav Lodewyk van Nasfati, ten jare 1568, met een leger in Groningerland kwam, voegde Bonga zig openlijk bij denzei ven, en werdt Hopman van een vaandel voetknegten. Meest alle de Frifen die der Nasjaufe zijde aanhingen, dienden op zijne kosten. Het leger van Grave Lodewyk door Alva , te Jemmingen geflagen wordende, ontvlugie Bonga ter nauwer nood, met agterlatinge van zijne wapenen en goederen; doch bleef ftandvastig in zijn voornemen, om Friesland den Spaanfen onnut te maken en te ontrukken. Bemerkende dat het oorlog te lande, bij gebrek der nodige middelen, niet kon gelukken, beproefde hij het ter zee; rustte fchepen uit; kreeg groten toevoer van volk; en werdt een.der eerfte hoofden van de vrijbinteren, die der Friefen kusten onttrusten, cn de fchepen en goederen van zuiken, die '.£ met Alva en &  jBOJSGA. (JAN)- $g| de Spanjaarden hielden., wegnamen.. Zijne verrigtingen te -water, baarden wel groten fchrik.en enige ,fchaden;; ,doeh ;zij waren niet toereikende ter verwervirge van vrijheid. .Hij -yer■dubbelde dan zijne pogingen, na dat de Brisl en M'Jiuizen.zig •voor den Prime van sQbanje verklaard ihadden. .Hij Rorf krijgsvolk., 't gene tc Embden fcheep ging, met oogmerk ,q(S Dokkum in ten.men; dan dit mislukkende, wierdt .hij genoodzaakt zijn fchepen te verlaten,, en met zijn volk te lande de vlugt te nemen voor de Spaanfen, die hem, -vrugtelqosj yer■volgden. Hij kwam behouden te Enkhuizen, van waar hij -ws» .der naar Friesland overftak; en hij nam aldaar Sneek dn .bezit, waar toe hem benevens Hettinga en Gabbema , bekwame ge» legenheid gegeven was; men haaide hen hier in met alle eertekenen , en vele voorname Edelen kozen hunne zijde, fijt hadt hij een' vasten voet in .Friesland, -tot büjdfchap .van de liefhebberen der vrijheid en van den Hervormden godsdienst; ora welken te leren, een Predikant derwaarts geroepen en .aangefteld werdt, gelijk reeds in 't jaar 1566., twee hervormde Leraaren het woord der zaligheid, in die ftad verkondigd hadden. Sneek verzekerd hebbende , kreeg Bonga .ook jda :ftad Bolsward, door een ftout en welgelukt beftaan; en keerde ■te rug naar Sneek, in welke ftad hij, andermaal,-met gejuig ontvangen wierdt. Welke lotgevallen hem naderhand, voonü toen de Geuzen genoodzaakt werden Friesland te ruimen, :ga.-trofien hebben, verzwijgt Caeolus. "Zeker is het, dat Bonga den Nasfavfn getrouw bleef, en ijverig voor 's Lands hei'. ,'Schoon bij zig anders meest met oorlogzaken ophieldt, fffgg ihij egter een der Edelen, die, in 'Friesland, fterk -sandrongeu op 't fluiten der .Unie te Utrecht. .Hier toe werden de Voj.imagten van dat gewest fterk aangezogt .dotjr .Ausonius .va-jj •Galama-en Floris Tuin, totdat einde derwaarts gezonden,;, ■en zij waren hier toe wel gezind. -Doch alzo de ■Voimagten .in dit ftuk niets wilden .aanvangen, .buiten goedvinden-.van ■ den Grave van Rennenberg, Stadhouder van 'Friesland.» 'hsh-(ben zij hem een fmeekfehfift overgeleverd, -cn daar in ver„zogt, dat hij, zonder acht te flaan op de tegenkantingen \-en 'T 4 tin-  *9G BONGA. (WILLEM) anderen, de -.Unie wilde ondertekenen én door die van Fries> land doen onderfchrijven. Dit verzoekfchrift was getekend, behalven meer anderen, door Jan Bonga, Ero Douwma[ Doeke Martna, Wilco van Holdinca, Oene van Groustins, Laas Jongema, Idzarda, Galama, Herema, Juliüs . en Syds van Botnia, die ook allen tot de verbonden Edelen behoorden, en ongemeen veel toebragten tot het aannemen der Utrechtfe Unie. Bonga begaf zig in 't jaar 1579, naar Bolsward en Sneek, om deze Heden met enig krijgsvolk, op last des Graven van Rennenberg , te bezetten. De zijdgangen en verraderije van dezen Stadhouder openbaar wordende, bleef Bonga ftandvastig en den Staten getrouw, op wier bevel hij Leeuwarden, kwam bezetten, en tegen de aanflagen der Spaansgezinde,! verzekeren. Ook begaf hij zig naar Harlingen, met oogmerk om het blokhuis of kasteel den Rennenberg/en te ontweldigen; doch geweld was onnodig, daar men door een' geestigen krijgslist volmaaktlijk zijn doelwit befchieten kon: zie Bailly. Wanneer de fchans Op/lag, in 1580, door Rennenberg belegerd was, werdt Bonga derwaarts gezonden, met mondbehoeften voor de belegerden; doch hij kwam te' laat, en na dat het verdrag der overgave reeds gemaakt was. ' *t Kan zijn dat hij, omtrent dezen tijd overleden zij; om dat men na 't jaar 1580, nergens van hem iets gemeld vindt. " J. Carolüs, de rebus Billaei in Frif. geflis, p. 7, 8. 38. <59 , 70. 73--7c» Winsem. , Kronijk, 566, 577, 578. 628-633. J. W. te Water, Verb. der Edelen, II. D. bl. 255-263. BONGA (WILLEM), ftamgenoot van Jan, behoorde mede onder de verbonden Edelen; zeer waarfchijnlijk wierdt hij met de Batenburgen en enige Friesfe Edelen op de Zuiderzee gevangen genomen, en toen eerst naar Harlingen en van daar JixuRupelmonde gevoerd; wordende nevens anderen den 1 junij 1568, op last van Alva te Brusfel onthalsd, en in ongewijde aarde begraven. Betrekkelijk de gisfingen dat deze en Willem Buma een en dezelvde perfoon zou geweest zijn, raadplege men J. W. te Water, Verb. der Edelen, II. D.' bl. 26? £64. BOA'-  BONGAERT. (van een) 2oy ■ BONGAERT (van den) , BONGARD , BOGARD of 3O0MGAARD, is denaam van een adelijk geflagt, 't welk zig in de XVde eeuw in Holland onthielde. Sommigen hiér van, begaven zig naar 't Vaikenburgje; anderen naar Utrecht, in welk landfehap zij in de Riddeifehap befchreven werden. Het ichujnt dat 'er omtrent deze tijd meer dan een geflagt van dien naam geweest zij, doch dat, waar van hier gefproken wordt, was zeer oud en adelijk. Het was naauw vermaag» fchapt aan de gefiagten van Turk, Spangen, Reede, Bronkhorst en anderen, en 't bezat de heerlijkheden van Bongard, Nijenrode, ter Lucht enz. Connoisfance de la Noblesfe d'Utrecht. pag. 14, 15. Van Leeuwen, Bat. illuftr. bl 1104. Gouthoeven, Kronijk, bl. 621. J. W. te Water, Verbond der Edelen. II. D. bl. 264, 265. aant. (*). 'BONGAERT (BERNT van den), uit het bovengemelde geftagt gefproten, 't welk afkomftig was uit het huls van Wassenaar, door Floris van den Boomgaard, zoon van Klaas Horst, en kleinzoon van Arent van den Damme, die een broeder was van Filips van Wassenaar , Burggtave van Leijden. Men vindt in de Leenregisters van den huize van Wassenaar, dat Dirk van Wassenaar, zijnen oom Arent van Damme met enig land beleende, in 't jaar 1367. Bernx hadt in huwelijk Maria van Reede, dogter van Godart, Here tot Saesfeld, en van Geertruid van Nyenrode , Vrouwe ter Horst; en na dezer overlijden, bezogt hij voor de tweedemaal het egt-altaar, en herhuwde met Sanberixa van Brederode, natuurlijke dogier van Here Reinout, welke weduwe zijnde, overleedtden 5 maart 1617. ——'J. W. te Waks, Verb. der Edelen, II. D. bl. 254, 255. BONGAERT (JAN van den), ouder broeder van Bernt of Barend, was Heer van Bmgard in 't land van Valkenburg, en hadt in huwelijk eerst Anna van Macherel, dogter van Johan, Here tot Balgoij en Hille Cock van Opijner.; naderhand Alyd van Reede. Hij werdt,. boven de gewone Riddérfchap van Utrscht, verfchreven., o:n Keizer Kasül te verï 5 wei-  2jS liONIES.ES. (KAREL de) BGNÏFACIUS. welkomen. In 't jaar 1602 is hij, in hogen ouderdom over* Jeden. j. W. te Water, Ferb. der Edelen, IJ. D. bL; 265, 26(5. EONICOLLIUS (JOHAN DRABBE), 21e GOETHALS. BONIERES (KAREL de), Baron vzn Auchij, geboren te' Atrecht, is-Gezant geweest wegens den Spaanfen Koning Fmrs den IV, bij Sigismund en Uladislaus , Koningen van Polen; ook was hij lid van den Oorlogsraad te Madrid, cn heeft te voren verfcheidene krijgs- en andere bedieningen waargenomen. Het was een buitengemeen zedig, voorzigtig en weldadig mensch, muntende inzonderheid uit in godsyrugt en beproefde trouwe voor zijnen Koning. Hij ftierf te Madrid den 24 meij 16S8, in den hoog gevorderden ouderdom van 88 jaren. Hij heeft in het fpaans gefchreven: 1. Arte Militar, dc ducta de fos principios, Caf. Aug. 1644. w Ato. 2. Eptome flareado de los commentarios de Cajo Julia Ccefar. Farfav. 1647. in 4tc. J. F. Foppens, Bibl. Belg. pag. 150. EONIFACIUS, is geweest de tweede Bisfchop van Utrecltt en de opvo'ger van Wilt.e.-.pord. Hij was Monnik in Engeland, in de taal van dit volk Winfrid geheten, en kwam met .de toeftemming van zijnen Abt in het jaar 717 in gezelfchap van nog twee andere geloofsijverende Kloosterlingen, te'fcheep langs den RJiijn te Duurflede, van waar hij naar Utrecht toog., .ten einde van den Friesfen vorst Radeoud, die zig toen tertijd aldaar bevond, verlof te verzoeken, het Euangelium aan ■zijne Heidenfe onderdanen te prediken; dan Radboud meerder geneigd om de Christenkerken , welke onder 't opzigt van Willebrord reeds in Friesland gelligt waren, te verdelgen dan den verderen voortgang van die leer te begunftigcn ; keerde hij naar Engeland te rug, om de verkiezing van.enen nieuwen Abt van zijn klooster bij te wonen; zulks venigt zijnde, toog hij naar Rome, en wierdt door Paus Gregoor den II, met een volmagt voorzien, om als zijn zendeling bet geloof aan de ;nog Heidens geblevene onderdanen des Franfen rijks, te. predikt  BONiFACIüS* £99 ften. Des begaf zig Bonifacius door Tirol naar Beyeren, alwaar hij enen aanvang maakte met prediken. Op gelijke wij. ze gants Duitsland doorreizende, kwam hij eindelijk te Tliuria* gen. Hier was het dat hij den dood van den Friesfen Honing Radboud verftaande,terftond befloot tot oen togt naar Friesland en hij beftondt, zo ten zuiden van Alkmaar, als te Agtlenjmye, gelegen aan de Meije bij de Vegt, even gelijk ook bij het Viie, met enen vurigen ijver en de medehulp van enen Gembert, het geloof te prediken, de ree 's bekeerde FrüJ'en te dopen, en den afgodendienst zo veel in zijn vei mogen was te fnuiken. Hij Raagde hier in zo wel, dat Willebrord zijne eigene zwakheid en den dagelijks toenemenden ouderdom, in aanmerking nemende, befloot om \ zulk ten ij vengen geloofsverkondiger als Bonifacius was, tot zijnen opvolger in het bisdom van Utrecht bij zijn leven in te Wijen, Dan deze ©hielende om zijnes jeugdigen leefiijds wille, daar toe onwaardig tc zijn, wees die aanbieding van de hand, en begaf zig na drie jaren het geloof in Friesland verkondigd te hebben, naar Rome. alwaar hij op den 30 feptember 723 door Gregoor den U. tot Bisfchop gewijdt werdt, en om de door hc;n aangevangene geloofsbekering uitgebreider voortgang te doen hebben, voorzag hij hem met verfcheidene brieven van voorfchrijving, zo wel aan voorname geestelijke als wereldlijke perfonagien, ten einde hem bij alle gelegenheden de behulpzame hand, in 't voortplanten des geloofs tc bieder; ook verhief hij hem tot de Aartsbisfchoppehjke waardigheid, na dat bij tc voren reeds, te weten in 737, me het opengevallen bisdom van Mentz, door Karel Martel.was begiftigd. Bonifacius woonde in de hoedanigheid als Bisfchop van Mentz, de Kerkvergadering van l'Eftine, een Radje 'mHenegotiiven gelegen, bij, welke zam erge roepen was cioor Karoloman, die ook Bonifacius, tot Bisfchop van Utrecht aanftelde, ,wc!.k bisdom opengevallen was door het overlijden van Willebrord. JVa het bekomen zijner bevestiging, zakte hij in het gezelfchap van verfcheidene Geestlijken den Rhijn af, begaf ziglangs de A$snaarfe meiren naar het thans genaamde Koordhollund, dat toen tter  fiONIFACJUS, ter tijd nog door veelvuldige met de zee gemeen liggende-wa* teren in verfcheidene eijlanden was verdeeld, die allen 'niet min onderfcheidelijk genaamd, dan derzelver inwoonders wild s in Cadaveribus. .4. Nota in Garciam'db :-Om. j; 'Bëftn. Jhiam* Ham, £f 6. Plantarum.' Ook is nog van 'shens tt»! Bsg «weis. whe J?«üsp. AltiNus» de Medicina .M^niomru '2'aks, BJJK^.ip ^fc. S as ss*  310 BONTIUS. BONVOISIN. BONVOUST. BOOM. gevoegd: De Medicina Indorum. Lib. IV. • J. F. FoppensBibl. Belg. p. 502. BONTIUS (REINIER), Hoogleraar in de medicijnen en wijsbegeerte te Leijden, was de tweede zoon van Gekard Bontius. Hij is geboren te Leijden in 1567, en is niet minder ervaren geweest in de geneeskonst en taien dan zijn vader; daarenboven hadt hij zig met vlijt op het beoeffenen der wijs» begeerte toegelegd, en gaf reeds openlijke Iesfen in die wetenfchap, nog maar 23 jaren oud zijnde. De roem van zijne ervarene kundigheid was zo groot, dat de Prinfen Maurits en Frederik Hendrik, hem op ene aanzienlijke wedde tot hunnen Lijfartz aanftelden. Hij is den 12 junij 1623 in den ouderdom van 47 jaren overleden, en in de St. Pieterskerk begraven. Onder anderen heeft hij gefchreven : &efcMbmjJ ban fjet bcicg cn ontjrt öer (lab Ectjöen/ meermalen en voor de laatflemaa! gedrukt in 1730 in 's Hage, met platen in 4ta 1 Val. Andr. , Bibl. Belg. Alma Acad. Leid. J. Oelers , Befchrijv. van Leijden, druk van 1781. bl. 105. druk van 1641. bl. 347. BONVOISIN (PIETER), te St. Omer geboren, begaf zig in r5*7o in het genootfchap der Jcfuiten; hij is geftorven te Doornik den 30 december 1626; en heeftin druk uitgegeven: Veram effigiein charitatis Christiance, d S. Paulo Apostolo 1. Corinth. XIII. ad vivum expresfa Sententiis ff Exemplis illufiratam. Audomari. 1C21. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 956. BONVOUST, is in het begin dezer eeuwe geweest Predikant in de walfe gemeente te Utrecht; hij was een geleerd man, die uitgegeven heeft: Triomphe de la verité ff de la vertu; ingerigt tegens den beroemden Jaques Saurin, over dezes gevoelen betrekkelijk het Mendacium officiofum, of de Leugen om best wil. BONZER, zie BONSER, BOOM (DOMINIKUS), geboren te Antwerpen omtrent 't einde van de XVIde eeuw; toog in die zelvde Rad het Mok-  BOOM. (PIETER KORNELTSZ.} 311 jNkêriklèed der Predikheren aan; -wierdt vervolgens Onder- " prior van zijn klooster , en ftierf 'er den 2 maart 1640. Deze Geestelijke hadt zig met veel ijver toegelegd om den eerdienst . van den Roozenkrans te bevorderen; hij was Licentiaat ia 3e Godgeleerdheid, en had ene reize naar het IL Land gaban» Hij heeft gefchreven: Corte berclarinsfje ban fjet ^oetafêïjïp bt$ ï'|. üSoofencrant^. SEntto. 1617- i» io"mo. SSntsge g€»s. 36mo. üpetxn 1Ö33. i6mo. -— He Jonghe, Belgium ïkmnkanum, p. 229. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. z-5«h BOOM (PIETER KORNELISZ.), gefproten uit -een aanzienlijk geflagt te Amfieidam, wiens voorouders en '.nazaten -aldaar ook de voornaamfte regeringsposten hebben hekleed, eja aan hunne vaderftad vele dienften bewezen, was in iSSBjr regerend Burgemeester en Kollonel van de Burgerij , toen •Letcester den 3 october van Utrecht komende, .zig Echtelijk op weg naar Amfieidam begaf; daar men geene ksnBiis van zijn voorhemen kreeg, -dan na dat hij reeds var; £7ttrecU vertrokken .was. Nu moest men alles in der ijl befchikken, ontbieden, horen, aaufpteken, order geven.; ï welk -niet zonder bekommering toeging. Met het vallen van de* avond naderde Leicester de ftad. Laukens Jakobsz. BxAAi., Oud-Schepen en Burger-Kapitein, ftond met zijn vendel an •de regulierspoort, om den Graav te ontvangen; doch-hadt'net 'hart vol zorg, doordien de duisternis niet toeliet te «oderJcheidenï hoe groot een ftcet Leicester medebragt, bi; wig» zig, onder weg, fchielijk' enig krijgsvolk zou kunnea genaejJ nebben-, maar Reaal's Sergeant, Willem van &hl» die W voren gediend hadt, doch zig federt op den koophandel bz'k toegelegd, toonde bij deze gelegenheid, dat hem hét Mjgsmans hart nog in den boezem .ftak: „ Laat 2BS"ü*e ter hameije uit, Kapitein, en fluitze.agter mij toe. l&xd 41, verneem ik iets flinks, waarfchuwec met Cixtea; «o| kome Ier van, wat het wille." De uitbieding anJt^Saa» lijk aanvaard. De Graav, .zonder dat OS Bm. eisjg OdOSl van .zwarigheid gaf, met een roaög fievolfo v&x êc fMÉI  3i2 BOOM. (BIETER KORNELISZ.) komen, werd heufcheüjk verwelkomd, in 't latijn, door den Prefident-Schepen, Jan Kornelisz. Verhee, een man van behoorlijk vernuft, en toen aangefpoord door naarijver, die de aanfpraak te hoger deedt rijzen; want de Oud-Burgemeester Maarten Koster, een lieveling van Leicester, aangezogt tot het doen der aanfpraake, hadt zulks, zo getuigd wordt, uit krijgelheid, en om dat men zijn hoofd niet volgde, geweigerd, wanende dat niemand dan hij in Raat was, om' de eer der ftad te bewaren; waar na Verhee 't werk op zig genomen hadt, welk hij treffelijk uitvoerde. De Landvoogd trekkende door de kalverftraat, bij *t licht der lantaarnen, die ten allen huizen uithingen , werd in 't Prinfenhof geherbergd. Tegen over de poort van dit gebouw, in de Prinfenhoffteeg, hadt Burgemeester Koster, die in de doeleftraat woonde, ene agterdeur; waar uit, volgens 't betigt van enen, gelast om acht op zijn bedrijf te geven, een man van zijne geftalte, met enen tabbaard bekleed, des nagts, ten hove infloop, ene wijl daarna te rug kerende; doch wat hij daar verrigt hebbe, is altoos, een geheim gebleven. Des -anderendaags hadt Leicester dc Burger-Kolonellen, Kapiteins en Luitenants ten middagmaaltijd verzogt, met inzigt naar 't fchijnt, om dezen te belezen tot bevordering zijner oogmerken. Daniël de Burggraaf, Secretaris van Leicester , een Vlaming van geringe afkomst, doch kloek verftand, beftond dan onder de maaltijd, cn na 't omgaan van een hartigen dronk, den Btugeikrijgsraad wel met met ronde woorden te vergen, maar genoegzaam inden mond te geven: „ dat men van deszelvs zijde enen voorflag „ verwagtte, om de Burgemeesteren in verzekering te willen „ nemen;" gelijk de Luitenant, Bartholt Kromhout, die hier zelv' tegenwoordig was, naderhand, aan Hendrik Laurensz. Spiegel, en deze aan den Hiftorie-fcbrijver Hooft verhaald heeft. Om de Krijgsraad zulk een heilloos befluit te doen nemen, bleef men niet in gebreke, de tegenwoordige Regering der Rad ten fnoodftcn af te malen; doch niemand ondernam zig te verklaren op iet, dat hem niet duidelijk ge«ergd was. De Secretaris verzogt nogthans ftellig, dat meq alle  BOOM. (PIETER KORNELISZ.) 313 alle avonden, het parool of wagtwoord I.'ete halen van den Landvoogd, zo lang hij in de ftad zijn zou;.en die punt vergde hij, dat terftond moest overwogen worden, 't Geviel, dat zig onder de leden van den Krijgsraad, fehoon hij 'er geen lid van was, noch in deze bijeenkomst wettelijk befcheiden, vervoegd hadt Lehman Betsen Roo ienbukg, een man, fchrijft Hooft, vol moeds, zonder middelen van gelang, en een driftig aanhangeling van Leicester; misichien, om 't eerRe woord te Haken, 't welk anderszins in zulke hachgeiijke gelegenheden,, bezwaarlijk over de hppen wil. Terwijl men dan de hoofden bijèenfteekt, en raadpleegt, of men den Landvoogd ene eer zou kunnen ontzeggen, die doorgaans, den Groten, daar zij vernagten , gegund wordt, treedt Burge» meester Pieter Kornelisz. Boom , die als Opper-Kolonel, den degen op zijde gehangen hadt, onvoorziens, ter kamer in; en Roodenburg in 't oog krijgende, vraagt, hij hem af, „ wat „ hij, die thans geene plaats in den Krijgsraad bekleedde, ,, daar te doen hadt?" De ander bedremmeld, wist niet te antwoorden, „ dan dat hij daar ook als een getrouw Patriot, ,, nevens anderen verfchenen was." Boom, fehoon nog onzeker van de gezindheid der overigen, gebood hem terftond te vertrekken. Roodenburg hoe fors hij ook ware, zwigtende voor een woord, dat met beftendig gelaat en burgemees. terlijke deftigheid uitgefprokeu werdt, droop ftjlletjes heen zonder iet meer te zeggen. Boom , voorts onderregt van Burggraafs voorftel, liet het hatelijke, welk van ter zijde diende, om den Krijgsraad op te hitzen tegan de Regeringe, onaangemerkt, en verklaarde op het punt van't halen van 't wagtwoord, „ dat daar in niemand dan de Vroedfchap veran„ dering maken mogt; waarom elk wel toe te zien hadt, wat ,, hij begon." Deze hartige taal deed elk agterwaarts denkon , en den gantfen toeleg verdwijnen. Want 't was 'er wel verre van af, dat de Wethouders , onder welken Maarten Koster alleen met de Engeifen heulde, Leicester en enen hoop vreemdelingen, die zijne zijde hielden, middel verleend jsouden hebben, om,, met het uitfprekeu van 't woord, alle f . ' V 5 wag-  Sr4 BOOMS. (MARINUS ADRIAANSZ.) wagten weerloos te maken, ds Burgerij te vermeesteren, de oude Regering af te danken, en den Raadhuize een nieuw sumgezigt te geven. Men hieldt naamüjk, voor zeker, dat dit het minst was, welk Leicester vooihadt; want naderhand vernam men zelvs, dat hem ene lijst geleverd was van ^ertien van de wakkerfte vo.rftanders der vrijheid, onder welken ook de Raad Kornelis Pietersz. Hooft was, welken hij befloten hadt'enen fmadelijken dood aan te doen. Ook waren zij, die meest bij hem in 't oog liepen, zeer op hunne hoede zo lang hij in de Rad was; onder anderen, ging de Oud-Burgemeester Reinier Kant met ene rusting onder zijn kazak, cn kwam hem niet fpreken, dan verzeld van enen Roet gewa' pende fchutters, die hem vooii de deur opwagtten. He Landvoogd dan, befpeurehde dat hom te Amfieidam alles buiten zijr ne gisfrng ging, keerde ten volgenden dage, fchielijk naar Utr elt. Dus nam deze gevloekte aanflag van den fnoden Lei■cester op de vrijheid van de ftad Amfieidam een einde, en daalde met fchande op zijn eigen kop te rug, grotendeels door de dapperheid, onverfchrokken moed en wijs beleid van den Burgemeester Pieter Kornelisz. Boom, die zig hier door niet alleen aan zijne ftadgenoien verdienftelijk heeft gemaakt, maaibij gevolgtrekking het gantfe land van de dwingelandije der Engelfe factie bevrijdde, want hadt Amfieidam onder het hatelijk juk moeten bukken, de andere fteden van Holland en naburige provintiën, zouden niet lange tegens het geweld van dezen fchijnhciligen, die de dweepzieken onder de Geestelijkheid, welke het gemeen opruiden, op zijne zijde had, beftand geweest zijn. Hooft, Nederl. Hifi. XXVI. Boek. Wag. Vod. Hifi. VIII. D. bl. 243-246- Wag., Befchrijv. van Amjl IV. St. bl. 69-74- BOOMS (MARINUS ADRIAANSZ.), een zoon van Ajbriaan Booms , geboren in de XVilde eeuw te Driewegen „ een Zeeuws dorp op Zuidbeveland. Marintjs was Schoenmaker van handwerk, en zette zig te Middelburg met der woon neder, alwaar hij het burgerregt bekwam,, en zig tot lidmaat ihii  BOOMKAMP. (GYSBEHT) BOON. (DANIËL) 3*5 Lij de Gereformeerde Gemeente liet aannemen; doch vervolgens van onregtzinnigheid verdagt en bij den Kerkenraad aan-geklaagd zijnde, wierdt hij bij vonnis daar van', op den 1 januarij 1714 als lid van de Gemeente afgetheden. Zonder dat zulks hem anders heeft kunnen baten, dan aan de gantfe wereld te doen zien, dat hij niet zonder drift en partijdigheid door de Kerkenraads-broeders-L behandeld, hwift hij ter zijner verdediging uitge&even : Apologie of öcrantteacJDinu? jijnöc een toaararjtigfj birhadl ban De jr-mccDuren öer Coiifi.s* torie ban JjlHMldbtltg/ met alle De ftuhhen 30 üef'cgmai£irr.c;i bR? antinooJöen Daar toe fccljorcnöc. 1714. 8hc. Paquot, Mem. litter. Tom. V. p. 394, 395. C. Tüixmast, Heilloze grnwelleer der Viijgeesten,t bl. 114-232. P. de la Rus Gelen. Zeeland, bl. 265, 266. BOOMKAMP (GYSEERT), een zeer kundig en aanzienlijk Burger tc Alkmaar, heeft omtrent't midden dezer eeuwe uit de nagelatene papieren van Simon Eikele.vjero , en veie andere egte ftukken en befcheiden, befchreven en uitee;e ent aftataar en Desjclfë öcfctjköcni.sfeii/ met tóe ft*je S f. ,« Duigen. ïicttcrD. 1747. 4to. Te voren hadt hij reeds uitgegeven: 23cfefj2.3bing ban i3gmonö aan Stat 2Im;i. 1741. tt& e.i aanmerkingen ohet JLi-.mae.rp ^tcDc-rceht/ 3üfcm. iftjs 4 0. BOON (DANIËL), Konstfchilder, geboien in 1662 of 1663 te Burgerhout buiten Antwerpen, ging vroegtijdig, na zig enigen tijd in de konst geoeffend te hebben,-naar Londen zijn fortuin zoeken, dat hem ook tamelijk wel zou gelukt zijn, hadt hij wat vlijtiger gefchilderd en minder de kroeg bezogt, want hij fchilderde aardig en in een grappigen fmaak in den trant van Adriaan Brouwer, en zijne ftukjes waren vrij wei gewild. Hij ftierf te Londen in het begin van deze eeuw. . J. C. Weyekman, Nederl. Kenstfchilders, IV. D. bl. 307-314, BOON Van ENGELANT (KORNELIS) , Bailjuw van Heemliet, en Leenman van den lande van Voorn, was een geleerd man, en een vrijjiierüjk nederduits Digter. De Treurfptlm die men van hem heeft, zijn deftig en zoetvloeijeude; VCOJ'tS  S3t« BOONEN. (ARNOLD) voorts geeft hij de karakter'fchetzen op van de Romemfe Kei« ssers., onder den tijtel van Heiden/s Grootmoedigheden; dan vol* gen aïjneHeldendigten, die deftig van ftijl cn trant zijn; voorts ós Herders- en Fisfcherszangen, die natuurlijk zijn, maar den aart dier foort van gedigten gefchikt, en vol levendige fchilderitrgen; de Brieven en Mengeldigten waar mede hij zijnen Bondel van Poëzij befluit, leveren den liefhebberen verfcheidenheid van fraije zaken op. De eerfte druk van zijne werken is van 1724. te Delft in 410., zijnde naderhand te Amfieidam, met bijvoeging van zijne Ttneêlpoé'zij, in II Delen in 4to. herdrukt. BOONEN (ARNOLD), Konstfchilder, is geboren teDemfr recht den 16 december 1669, Uit Arnold Boonen en Eliza« eeth Gtzen, brave lieden, en beide gefproten uit een treffelijk geflagt, en de voornaamfte Kooplieden van die ftad. Van de jeugd af aan toonde Aknold dat 'er een verheven ■geest in hem ftak, en iets groots van hem te wagten ftond. Ha een grondig onderwijs in de lees- -en fchrijfkonst genoten te hebben, als hij den ouderdom van 13 jaren hadt bereikt, gaf hem zijn vader ene vrije keur om een beroep te kiezen, daar zijne genegenheid meest toe overhelde. Zonder zig lang te bedenken, verkoor bij, uiteen aangeborene zugt, de fchiiderkonst. 'Zijn vader beftelde hem hier op bij enen Arnoldus Verbius, een portrait- en hiftoriefchilder, die gants onhebbelijk in zijne manier van leven en fchilderen was, uitftekende ïn het verbeelden van bordeelen, en wel zo uitbandig, dat het van geene kuisfe ogen , als met ve ontwaardiging kost gezien worden, cn niet anders dat tot verleidinge en ontftigtinge der fchilderjeugd ftrekken kon. Maar deze onhefchaamde fchilderbcef vertrok weinig tijds daar na, met der woon, naar den Haag,-daar hij zijnen verachtelijken levensloop geëindigd heeft; als toen werd onzen Arnold tot zijnen tweeden leer.meester toegevoegd., de beroemde Godfried Schalken, die wegens zijne vlezige en vleiende wijze van fchilderen, weinig ajjn weerga heeft gehadt. Hier zeie hij .zijne konst met veel lust  BOONEN. (ARNOLD) irr lust en ijveï voort, boven alle zijne medeleerlingen van zijnen nieestei geacht. Na dat hij ruim zes jaren zijn onderwijs hadt genoten, en pas 20 jaren bereikt hadt, gaf zijn' Meester hem zelv' te kennen, dat hij nu bekwaam was om zig voorts naar 't leven te oefFencn; gelijk hij deedt, en van meet af aan, voor zijne jaren gelukkige proeven van zijn ede! konstvermogèn gaf; waar aan een konstkundig oog duidelijk kon zien, dat 'er een groot meester van hem te wagten ftondt. Dit is ook door den tijd bevestigd, nadien hij, zo wel in 'e fchilderen van portraiten als kabinetft kjes, heeft uitgemunt; maar de menigvuldige bezigheid, die hem, van tijd tot tijd, het portraitfchilderen verfcliafte, en wel het profijtelijkfte was, gaf aanleidinge, dat hij daar geheel toe overhelde; dit is de rede, dat men maar weinig kabinetftukjes van hem ziet. Op zijn 25fte jaar deedt hij ene reis naar Duitsland, en fchilderde te Frankfort verfcheidene voorname perfonen , dat zodanig naar genoegen uitviel, dat hij een groten naam verwierf, en door Lotharius Franciscus van Schomorn, Keurvorst van Ments', aan zijn Hof wierdt verzogt, daar hij zig naar toe begaf, en dien Vorst tweemaal, eens levensgrote- ten voeten uit, en eens in 't klein portraiteerde, nevens deszelvs broeder, en vele Heren van zijnen hofftoet. In alle deze portraltftukken vondt de Keurvorst zo veel genoegen, dat hij onzen puikfchilder verzogt enige kabinetftukjes voor hem te fchilderen; het geen hij deedt, tot tien in .getal, alle kaarslichten, die den Vorst zo wel behaagden, dat onze Konftenaar daar rijkelijk voor beloond en met veel eer overladen wierdt. Deze voortreffelijke penfeelkonst maakte fiern door gants Duitsland zo vermaard, dat Ernst Lodewyk:, Landgraav van Hssfen-Darmflad, hem op ene vriendelijke wijze verzogt aan zijn Hof te komen; het geen hij inwilligde, en dien Vorst, nevens zijne gemalinne, verfcheidenmalen, zo in't groot als in'tklein, fchilderde; welke-ftukken verzonden wierden aan de vermaardfte Hoven van Europa. Hier bleef hij vier maanden, en wierdt, gedurende dien tijd, van die Hoogvorftelijke perfonen op het allervriendelijkfte onthaald, voor zijne konst rijkelijk betaajd, ' . . en  3i8 -BOONEN. (ARNOLD) en daar te boven , nog met kostbare gefchenken begiftigd. Na dat Boonen dus aan verfcheiden vorRenhoven zijne konst geoeftend, en daar benevens vele aanzienlijke lieden gefchilderd hadt, vertrok hij naar zijne geboorteplaats Dordrecht; doch hier weinig werk vindende, begaf hij zig in den jare 1696 naar Amfieidam, daar hem zijne gunftige konstfortuin ook vriendelijk toelachte; want kort na zijne komst aldaar, werdt hij van'dc Regenten, die toen het Spinhuis beRierden, verzogt hunne afbeeldzels te fchilderen in een groot ftuk, alle levensgrootte', het welk hij zo kondig uitvoerde, en hem zo beroemd bij alle regtfchapen liefhebbers maakte, dat hij h:er een kweekfchool van konstbezigheden vondt; niet alleen voor de ainzienlijkfte inwoners der ftad, maar daar kwamen weinig Vorften en Groten, deze vermaarde koopftad zien en bezoeken, of lieten zig door hem fchilderen. Onder anderen liet zig de Kroonprins van Pruis/en, in 't jaar 1698 te Amfieidam zijnde, door hem portraitteicn, het welk hij tot groot genoegen van dien Vorst en van alle konstkundige liefhebbers vol bragt. Dit ftuk is in koper gebragt door den beroemden Plaatfnijder Pieter van Gunst, en onder de liefhebbers van Prentkonst overvloedig bekend. In 't jaar 1703, begaf Boonen zig in huwelijk, met Anna Maria Mattheus, een zedig en deugdrijk meisje, gefproten uit een geflagt, waar uit een goed aantal beroemde Mannen en Hoogleraars zijn voortgekomen. Enigen tijd hier na verzogten hem de beftierders van 's lands Munt te Dordrecht, om in een groot ftuk hunne afbeeldzels te fchilderen ; het geen hij met roem volvoerde. In dit ftuk zijn de voorfte perfonen levensgrootte ten knieën toe uit, en de anderen naar evenredigheid verbeeldt; alle op hetkonftigst gefchilde;d en geordonneerd, en is nog heden In de vergaderzaal van de Muntheren te zien. Voorts heeft Boonen verfcheidene Burgemeesters van Amfieidam en hunne familiën gefchiiderd. Ook zijn 'er in zijnen tijd geen Regenten van Godshuizen, noch Dekens en Overlieden van Gildens, geweest, of zij zijn door zijn konstpen- feel  BCONLN. (ARNOLD) 3i9 feet afgemaald. In het jaar 1706 fchilderde hij de zes Regenten van 't Huiszittenhuis aan de oude zijde. In 1709 de vier Regenten van 't Walen-weeshuis. In 't jaar 1710, den, door zijne krijgskunde en dapperheid, door gants Europa beroemden oorlogsheld den Hertog van Marlborough , die bij uitftek voldaan was. In 't zelvde jaar de vier. Overlieden van 't Wijn» kuipersgilde, te zien op'deszelvs güdekamer in de Bernbardfleeg. In 1712 de Overlieden van het WijnkopersgiJ.de; die ftuk bevat zes perfonen, en is geplaatst op de güdekamer in de Kceftraat. In 't jaar 1714 vier Regenten van 't Spinhuis, en vier Regenten van 't Leprozenhuis. In 1716 zes Overlieden van 't Chrirurgijnsgrlde , en zes Regenten van 't Burger-weeshuis. In het jaar 1717 was het voorwerp van zijn edel konstpenfecl, de wereldberoemde Czaar Peter de Grote, nevens deszelvs gemalinne en enige Prinfen van zijn gevolg, alle levensgrootte , en tot het hoogfte genoegen van dien Vorst. Voorts heeft hij nog een menigte aanzienlijke lieden geportraitèerd, te veelvuldig om hier alle tc vermelden; zijnde alle door hem om 't fchoonst gefchilderd en geordonneerd, en van een koloriet, kragt, en zagtheid , dat een konstkenner aanftonds de manier van den groten Schalken in dezelve z'et doorftraienj want Boonen hadt de fmeltcnde en teffens fixe behandeling van zijnen groten Meester hem zo wel afgezien, dat niemand hem hier in heeft geëyenaart; dit ontdekt zig ook grotelijks in het afbeeldzel dat hij van Joiiannes van Hltssem , den Fenix der Bloemfchilclers, heeft vervaardigd: want dit portrait is in allen dele overkonftig behandeld, en zo volmaakt in de manier van Schalken , dat men het volftrekt voor een ftuk van dien Meester zou aanzien; ook geleek het v n Huissem volmaakt cn was tegen een Bloemftukje van van Huiss'em konst om konst gefchilderd , en malkaar over en wéér vereerd. Het Bloemftukje heeft Boonen naderhand verkögjC voor 300 guldens. Men kan uit 's mans gehelen levensloop zien , dat hem 't fortuin overal gunftig bejegend heeft, en door zijn kotistpenfeel veel goude aders heeft doen opdelven; maar hij hadt ook 310  Sïo BOONEN. (JASPER) BOORT. (HENDRIK) ook veel olijfplanten, die rondom zijne tafel opgroeiden en naar eisch van hunnen Raat en jaren, elk het zijne nodig hadden , en dus veel van onderhoud kostten. Hij was een deugdzaam en vriendelijk man, die met zijne kinderen altoos het best voor hadt. Ook heeft hij veel leerlingen in de konst onderwezen, als, Quinkhart, Troost en van Dyk, die alle brave Meesters zijn geworden. Het laatfte portrai'tRuk der Regenten van de Leprozen was niet lang voltooid geweest teen hem de dood wegrukte. Hij is tot groot verlies en droefheid van zijne uitgebreide familie, geftorven den 2 october 1720, hebbende den ouderdom van 00 jaren nog niet volkomen bereikt. Van Gool, Nieuwe Schouwburg, 1. D. bl. 294 enz. Wagen. , Befchrijv. van Amfieidam, VIII. St. bl. 260. 280. 448. IX. St. bl. 175. 196. 199. BOONEN (JASPER), Konstfchilder, geboren te Dordreclit den 7 feptember 1677, was een broeder van Arnolb, die ook zijn leermeester is geweest. Onze Jasper heeft in zijne gebooneftad en te Amfieidam vele portraiten gethilderd, en was heel gelukkig in 't wel treffen. Hij is op den 20 oftober 1729, oud 5e jaicn in zijne geboorteftad overleden. — Van Gool, Nieuwe Schoüwb. I. D. bl. 414, 415. BOORT (HENDRIK), is omtrent den aanvang van de XVIde eeuw geweest Rector der latijnfe fcholen in V Hertogenbosch. Daar is van hem in druk: Fasciculns morum, ex approbatorum Boëtarum auUoritatibus collectus. Men leest aan 't flot van dit werk : Clarifmi Magiftri Henrici Boort Buscoducenfis 'Gymnafti Moderateris diligentisfimi Fasciculus morum fumma kicubraikne ex approbatis Boëtarum autioritatibus colle&us felki fidere finem capit. , Impresfum Antuerpia per me Henricum Eghert de Homeer cm. in ,\to,, daar is nog een druk van Sylvced. 1569. in 8w. Het werkje bevat ene verzameling van zedekrindige fpretiken uit de oude latijnfe Digters getrokken, waar bijgevoegd zijn letterkundige verklaringen. J. F. Foppens, Bibl, Belg. p. 434. Paquot, Mem. litter. Tom. II. p. 20. BOOT  BOOT. (ANSELMUS de) BOOT of EOOTH. 321 BOOT (ANSELMUS de), ook bekend onder den naam Van Anselmus EoëTius, is geboren te Brugge in Flaanderen, en is Lijfartz geweest van Keizer Rudolf den II. Hij heeft in druk uitgegeven. 1. Symbola d'.vina ff humana Fontificum, Impp. Regum ffc. Pragce 1600. in folio. 2. Gemmarum ff lapidum Hifioriam, cum fig. Francof. 1609. Naderhand heeft Andreas Tollius, Meuicijne Doktor le Leijden, dit werkje overgezien , voorts met betere platen, veelvuldige aantekeningen en een behoorlijk register, in 1636 te Leijden in 8vo. deen drukken, en nog eens in 1647. BOOT of BOOTH, is de naam van een aanzienlijk geflagt in Nederland, dat aan vele voorname familiën zo in Holland als Utrecht verwand is, en nog heden ten dage aanwezenden van zijn , .ook de luisterrijkfte (laats- en ftads-ambten bekleed hebben, waar van men reeds gemeid vindt, in deXIIdeeeuw, namelijk, dat Giiisebrecht Bothensoon, Here van Laar, ftierf binnen Utrecht, anno 1123, dié nagelaten heeft bij vrouw Geepirg zijnen wijve, zeven kinderen. Aart Boot van Barendrecht, Knape, getrouwd met Machteld van Slingei.and, Jans dogter, woonde op Druivejlein in 1421, doen hij met vijf onbegeven kinderen verdronk, zijnde te dier Hond binnen Dordrecht en Delft, de vier verdere kinderen, te weten: 1. Jan Boot, van wien komen de Booten te Utrecht. 2. Kor. helis Boot, Burgemeester in Dordrecht; van wien komen de Booten in den Hage, en enigen in Engeland. 3. Elizaeeth Boot, trouwde Godschalk Oem, Burgemeester te Dordrecht in r44o en 1449, en komen van haar de Oemelingen, Heren van Papendrecht. 4. Beatrix Boot , Nonne te Marienbom , in Dordrecht, ftierf hoog bejaard, den 13 februarij 150$. Kornelis Boot van Almonde, Kapitein, Leenopvolger van Andries Boot, zijnen broeder, ftierf in 1491; hadt gedouwd tot zijn eerfte huisvrouw, Isei.and van Foreest, waar bij hij verwekte Gerard Boot, die in 't wederkeren van Jerufalem in i47r, te Famagosta op 't eiland Cijprus, zonder oir geftorven is. Hij huwde ten twedemalen met Johanna Hak III. Deel» X "vm  322 BOOT. (ARNOLD) tan Beeïde, die in 1497 ftierf, nalatende vijf kinderen. AartBoot, Meesterknaap van de wildernis in Holland, en Bailjin» van 's Hage; naderhand Drost en Kastelein te Franeker, en Grietman van het Bildt in Friesland; heeft met zijn huisvrouw Geertruid van Leeuwen te jcrufalem geweest, en teelden te samen zes kinderen. — Zie verder de Artikels hier be¬ neden , en de uitvoerige Geflagtlijst, bij M. Balen, 'Bejihijw tan Dordrecht, bl. 997-1004. BOOT (ARNOLD), geboren te Gorcum in r6o6, was een xoon van Godefroi Boot, Ridder enz., geftorven te Londen in 11525, en van Kristina van Loon. Hij ftudeerdé met zeer veel vlijt, en lei zig inzonderheid met de borst toe, op de grondige kennis van de geleerde talen; vervolgens beoeffende hij de geneeskonst, en wierdt Doktor in die wetenfchap; dan zulks belette niet dat hij ook voortging om zig met allen ijver in de grondige kennis der talen en oirdeelkundige opheldering der gewijde fchriften teoeffenen. In rósoftakhij mat Engeland over, beoefFende de geneeskonst enigen tijd te Londen, en wierdt Lijfartz van den Graav van Leicester, Onderkoning van Iertand, en teffens Lands- en Leger-Doktor van dat rijk. Deze bedieningen noodzaakten hem om zijn vast verblijf te Dublin te vestigen, alwaar hij met ene juffer huwde, Margriet Dongan genaamd, bij wien hij ene dogter verwekte, die den naam droeg van Maria Anna Boot, welke trouwde aan Markus Beyerman , Predikant te Wognum. De noodlottige beroertens en oorlogen die Ierland wat later zo deerlijk teisterden, en aan Boot aanzienlijke verliezen deden ondergaan, noodzaakten hem in 1644 dat rijk te verlaten. Hij begaf zig naar Parijs, alwaar hij de beoeffening der geneeskonst ftaakte, om zo veel te ongeftoorder zijne letterkundige werkzaamheden waar te nemen, en hij ftierf'er in 1653, na de volgende werken door den druk te hebben gemeen gemaakt. 1. Franc. Taylqr cjf Arn. BooTir, Examen Prcefationis Joan. Marini in MMitoGtax®) detsxtus. Ebraici corruptione, Grceci auüoritate. £«w', Bist. lam 2. Jhtmadverjitnet Sacre ad textum He* hoi*  EOOT. (EVERHARD) 323 Irakum Vet. Test. Land. 1644. 4f"- 3- Epistola de textus He~ hraici Vet. Test. certitudine ff authentia, contra Ludov. Cappïlli criticam. Paris. 1650. 450. 4. Vindicix Jeu Apodixis apologetica pro Hebraica ver'.tate, contra Joh. Morinum , ff Lud. Cappellum. Paris. 1653. At0- 5- Objervationes Medicce de AffcÜibus (d veteribus) omisjis: videlicet de Abjcesjii hypocraneo, de VënkA hypocraned, de Vomica cerebri, de Suturarum discesjione, de Capipis dijinrtions, de Epilepjia procusjivd, de oris Hcemorrhagid perk* dicd, de Linguce ardore ff ficciiate extra febres, de Lippitudine mucaginojd, de labrojidfio feu Cheilocafe, de flerni dolore, de Tabe peclorea. Zónd. 164.9. Herdrukt te Heimftad in 1664 in 4to. met ene voorreden van Hendrik Meiboom. 6. Ook heeft hij zijn broeder Gerard geholpen, in de zamenftelling van deszelvs Philofophia Naturalis reformata. — Msrcklini , Lindenius renov. p. 88. Th. Grenii, Animadv. Philol. Parte V. p. 102.Le Long, Bibl. Sacr. p. 185. 745, 74<5- J- C. Zeltneri, Tlieatr. Viror. erudit. ffc. pag. 90-95. Paquot, Mem. litter. Tom. VI. p. 178-183. M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht. bl. 1002. BOOT (EVERHARD), vijfde zoon van Kornelis Boot en van SopiiiA van Wyck, wierdt te Dordrecht geboren, omtrent 't jaar 1575. Zijn vader, zoon van Jan Boot en Katrina van der Haer, ftierf in 1595, en zijn moeder, dogter yan Adriaan van Wyck en Anna Frydag , in 1627. Na dat Everhard zijne fchool-lettcroeffeningen volvoerd hadt, leide hij zig inzonderheid op de godgeleerdheid toe, en na zig hier in gedurende den vereischten tijd met alle vlijt geoeftend te hebben, wierdt hij Proponent, en in 1C02 Predikant te Utrecht. Omtrent twee jaren later, huwde hij met Alida Ruysch, bij wie hij drie kinderen verwekte. 1. Kornelis Boot, die in 1656 en 1657 Burgemeester te Utrecht was. 2. Hendrika Boot. 3. Abraham Boot, die Secretaris is geweest van Wijk te Duurftede, en zonder kinderen in 1636 ia overleden. Everhard ftierf den 14 augustus 1610, en zijn huisvrouw Alida overleefde hem flegts zes jaren. Deze Kerkleraar heeft uit het latijn in 't nederduits veitaald, uitgegeven, X 2 ene  3-24, BOOT. (GËRHARD) (KORNELIS) (J. van der} ene verhandeling van Willem Perkins; onder den tijtel van: 0xs&amem «JTatfjotijcft 5 bat i«• ICH. JiEiDDciu. in 4to. Boekz. 1752. a. bl. 216. EOOT (J. van der), is zekerlijk een Wiskonftenaar geweest, die waarfchijnlijk in het begin van deze eeuw te Amfieidam heeft gewoond. Hij heeft, gefchreven: 1 ïMtroyre ifDijnrociïunifct. 2fn;f. in 4to. 2. jjfcere ter tttoam. éïBtft 3713- tu 81 c. Abkoude m Arrenberg, Naamregister t druk van 1773. bl. 59, ECOTS-  fcOÖTSMA. J30H. (PIETER KRISTIAAN'Z.) 355 T5DOTSMA, is de naam van een adelijk-Gefla ;t ifi . -ïsnrf, vermaagfchapt geweest aan de -aanzienlijkfie jfamilien■dodi dat thans is uitgeftorven. BOR (PIETER KRISTIAANZ.), is te Vwe'êU geboren Ie' het jaar 1559. Zijn vader Kristiaan Bor, die Apotheker-In gemelde ftad is geweest, fproot uit een deftig en aanzienlijk geflagt. Aanmerkelijk is, dat in het jaar zijner geboorte t)e Spaanfen Koning het befluit nam, om verfcheidene nieuwe Bisdommen in Nederland op te r-igten, en de gevloekte ïhrjuififie al laar enen zetel te gunnen , en zulks regt ftrijdig met 's lands ■ aloude vrijheid en voorregten; 't welk ook als de eerfte en voornaamfte oirzaak moet aangemerkt worden, van de daar o» gevolgde beroettens, inlandfe twisten en langdurige oorlogee geweest te zijn , die Bor zedert nauwkeurig en onpartijdig beeft befchreven. Zijne jeugdige jaren in zijn geboorteftad daorgebragt 'héb', 'bende, ging Bij naar Haarlem, doch hier enigen tijd geween zijnde, vertrok hij in den ouderdom van 19 jvuen naar '-ïSfaWt •vervolgens naar Rijswijk, toen naar de Beva-wijk, daar iij'ma vier ja en gewoond te hebben., weder naar ij Hage trok, in welke plaats hij nog in 1617 woonde, -en toen -eindelijk £asa Haarlem ging, daar hij tot zijn dood toe-is gebleven. rGeea ;andere talen verftond-hij dan de zijne., dc franfe alleen uitge. ■zonderd; doch dit gebrek beterde hij, door behulp van ïranie ■en nederdintfe vertalingen. Zijne liefhebberij voor''bet vak ■der bittonen, wekte bij hem van jongs op, ene onvooibeeldi.-c : maarftigheid en ijver, om de waarheid der gefchiedenisfen iderzelver veiborgenfte fchuilhoeken op te fpor-en.-; ea we'1 «inzonderheid voudt dit plaats, ten aanzien van &e Nederh^ waar in hem vele lieden van aanzien en kunde, die desal-c;'. :-zelv-s behandeld of uitgevoerd Of -bijgewoond 'badtlen,, 4$a$B verzoek behulpzaam geweest zijn. Dus bekwam Lij mdk Se -egtfte en zekerfte befcheiden en bewijzen,, die'hij vEr.v.dgösr. .ter behoorlijker plaatzen Ingevoegt iheeft,, *t -swSk wn iütx fchriften, zoda-nig aanzien, -gezag *n Uiüitsr ''ixsit H$gsstr.% ** 3 ÉbE  BOR. (PIETER-KRISTIAANZ.) dat wanneer hij in 1505 zijne drie eerfte, en in 1601 de drie volgende boeken der Nederlandfe BUJlorien uitgegeven hadt, de Staten van Utrecht bij openbare brieven verklaarden en verzogten, dat een ieder, die enige geheime of andere papieren, tot vordering van de waarachtige befchrijving der Nederlandfe Gefchiedenisfen dienende, onder zig hadt, dezelve zonder enige zwarigheid of nadenken aan hem, wilde mededelen, ten einde tot vordering van dat werk te kunnen gebruikt worden, waar door den algemenen vaderlande dienst, en hun Ed, Mog. een welgevallen zou gefchieden. Door dit middel een groot aantal van egte befcheiden bekomende, vervolgde hij van tijd 'tot tijd zijne Hiftorieboeken, die een getal van XXXVII uitmaken, en eerst in VI Stukken in folio te Leijden en Amfieidam in r62i gedrukt zijn, doch naderhand veel luisterrijker zijn te voorfchijn gekomen, met een bijvoegzel van oirfpron-. kelijke Stukken, te zamen in IVDelen in folio, met fraije platen verheit in 1679 gedrukt, onderden tijtel van : <©«fjnong/ '«Begin en ©erhoig öer 4i5eöerlanbfc Oojlogen. Nog heeft hij gefchreven het VI Deel der ïtjcnijhe ban Canon, beginnende met het jaar 1576 en eindigende met den 20 maart 1619. Amfl. 1632, in "folio. Voorts: *Dc oojfpjonh/ begin cn aan= bang öer cföcGcrlanbfeljc / 3tee.5*t hier u eigen taal/ en lecjSt bier timen ïp. Cats. Een menigte andere getuigenisfen zouden wij bunnen lijbrengen, doch de aangevoerde zullen-onzes'eragtens voldoen^ om den braven Bor, als HiRoriefchrijver na zijne ïcgte t* X 4 po>  BQRCH. (HENDRIK van der) welverdiende waarde te doen fchatten. Wij voegen hier nog bij, dat hij door- de gunftige beRiering der Staten van Holland tot ene beloning zijner verdienden, van Notaris, welke bediening hij met lof uitoeffende, tot Raad en Rentmeester generaal van Noordholland aangefteld wierdt. In 1613, huwde hij met Martina Root, weduwe van Willem Sas, Prokureur voor den Hove van Holland, en dogter van Gerard Boot, Rentmeester der abtdije van Egmond. Hare zuster Geertruio Boot, was getrouwd metFRANcois Kriep, Griffier van het Hof van Holland, door wiens medewerking Bor vrije toegang tot 's lands papieren vergund wierdt. In I6r5 legden hem Se Staten van Holland ene jaarhjkfe wedde toe van 600 guldens, onder voorwaarde, dat hij zijne gefchiedenis moest vervolgen; dat hij niet alleen heeft gedaan, maar daar te boven ook op nieuw de zes eerfte boeken nauwkeurig overgezien en vermeerdert; in welke werkzame bezigheid hij aanhoudend heeft voortgevaren, tot dat de dood op den 16 meij 1635 een einde van zijn nuttig leven maakte; zijnde te Haarlem overleden in het 7<5fte jaar zijnes ouderdoms. . F. Sweertii, Athm. Belg. p. 604. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 725. Witte, Diar. Biograph. Part. II. ad annum 1635. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 956. Gasp, Bürmanni, Traject, erud. p. 30--32. C. Saxi, Onomast. liter. Pars IV. p. 74, 7* A. Pars, Naamrol van de Batav. en Holl. Scltrijvers, bl. 25826J. Leven van Willem den I, door *** (Beaufort) I. D. Voorred, bl. 22, 23. BORCH (HENDRIK van der) , de vierde zoon van Jan van der Borch, Heer van Moerfeke en van Castéle, Burgemeester van Dendermonde, en van Odilia Rqelants , Vrouwe van Olmen», dogter van Martinus Roelants, Burgemeester van Mechelen. Volgens fommigen wierdt Hendrik Borcii in deze ftad geboren omtrent 't jaar 1585. Zijn vader ha.it uitgemunt gedurende de beroertens in Flaanderen, door zijne verkleeftheid, aan den Koning en den Roomfen godsdienst. Zijn zoon het onderwerp van dit artikel, begaf zig na een behoorlik  BQRCH. (HENDRIK Van der) 329 Jijke opvoeding genoten te hebben, in den krijgsdienst, en wierdt Kapitein onder de Cavailerij in Spaanfen dienst; doch het krijgsleven gcenzints met zijnen aart ftrokende, verwisfeide hij den degen voor de tabbaard, en wierdt Schepen tc Mechelen, vervolgens Burgemeester, en in 1643, 47 en 49, Treforier van die Rad. Hij trouwde Marta van den Nieitwenhuysen, dogter van Gaspar van den Nteuwenhcysen Koninglijke Gefchutgieter te Mechelen, bij wie hij verfcheidene kinders heeft geteeld. f Van der Borch, was buitengemeen ervaren in de kennis van de GeOagtregisters; tot de beoeffening hier van befteedde hij zeer veel tijd, en bij fpaarde geen moeite o,n een groot aantal Rukken van dien aart, welke hij uit oude gefchiedenisfen, registers, documenten enz. getrokken had;, te verzame. len, en in orde te brengen. Door den druk is niets anders van hem gemeen gemaakt, dan een Kaart van 15 bladen, die tot tijtel heeft: Ocbojtc-ïmic / ofte >0cfleci)t.s' afcompfïc her ï)cercn Doonljijcn ban Mechelen■, niet ine namen öer S3i» fcfjoppen han Xuptit-/ &\$ te famen ocrceccrt fiebfenöe ban bjrbtr;jDe; met it!tö;:;rh:n£ljc ban fjtmltcbcr (iam-fjip^/ arnromen/ fïcrfaacij/ enbe besratfenisfe: oochfjoc öc;clbc boogijupc/ Ijccrtijchijerjöt/ jungöittic enbe lanöt ban Jilïeeijelcn fijn gebai* len in bc tjanben ban ijcrtatjfj Karel van Bourgondjen, njjt tnien^l ijooföe be feiben befeten mennen ban fijne ïtcnmt&IrjKc Jjiajcjltijt ban Spanjen $c. -Jjllccfjelcn 1638; en herdrukt met een vervolg in 1768 m 410. Onze van der Borch heeft drie oudere broeders gehadt; waar van de ene Mattheus genaamd, een kundig beoeffenaar der oudheden was; Butkens fpreekt in deze bewoordingen van hem: Mattheus van der Borch, Dominns de Mierfeke, fludio nobilitatis ingenuus, apud omnes Antiquitatura marnes jummé laude dignus habendus. Hij huwde met Janna van Pee, die hem geen kinderen heeft gebaard. Hij was den beroemden Butkens behulpzaam in zijne geflagtkundige nafpoiingei:. ■ D. Ltndani, Tenercemunda uit. ed, p. 78. Butkens, jPreface .des Trcfhtes de Brabant et SuppJ, T. II. p. 345-348. X 5 Ra-  S3o BORCKENS. BORDET. EORDlNG. Paqüot, Mem. litter. Tom. XVI. p, 114. J. B. jEOFfROt, Befchrijv. van Mechelen, bl. 69. BORCKENS (MARTINUS), van Tongeren geboortig, ia een Latijns Digter geweest, die omtrent't jaar 1500 gebloeid heeft. Men heeft van hem: Chronographica, de Memorabilibus Jut temporis; et Epigrammata varia. . J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 851. BORDET, een Frans Edelman, heeft zig door het wanhopig beflnit, waar door zijn levensdraad werdt afgefneden, berugt gemaakt. Na het hernemen van Bergen in Henegouwen, hadt hij zig aan den dienst van Prins Willem den I, verbonden. Toen Haarlem met ene belegering. in 1-573 gedreigd • wierdt, werdt hij met zijne onderhebbende manfehappen naar die ftad gezonden, en gedroeg zig bij de belegering daar van op de manhaftigfte wijze; dan bij de overgave van die ftad ièJtan de Spanjaarden; toen men de Duitje, Schotje en Walje knegten in hunne keuze gaf, of zij ongewapend wilden uittrekken, of 's Hertogs genade afwagten, tot welk laatfte zij befloten; hij aan de Spaanfe vergiffenis wanhopende,, deedt zig volgens van Meteren, IV. Boek, fol. 80, door zijn knegt doorfchieten; egter verhaalt Tassis, Libr. Lp, 176, dat zijn knegt hem dien wieden dienst weigerende, hij zig zeiven met een kogel van het leven beroofde. Het gehouden gedrag van Don Frederik van Alva , en de andere Spaanfe moordenaren, omtrent de foldaten, bewees dat Bordet geen verkeerde rekening op hunne genade gemaakt hadt. Wag. , Had, Hifi. VI. D. bh 430. BORDING (JAKOB), zoon van Niklaas Bording en Adriana Adriaanssen, kooplieden te Antwerpen, wierdt in die Rad geboren- den 11 julij 1511. Negen jaren bereikt hebbende, plaatfte zijn vader hem in 't kollegie onder opzigt van Niklaas Buscoducensis , een bekwaam man, doch die om zijne verkleefdheid aan de gevoelens van Luther , te Bmsfel wierdt aangehouden, en in de gevangenis gebragt, daar hij  BORDING. (JAKOB) 3-f ■egter uit wist te ontfnappen. Dc jonge Bording ging vervolgens naar Leuven, alwaar hij in 't kollegie van 't kasteel, het eerfte tijdvak zijner letteroeffeningen vervulde; waar na hij zig met ijver op de beoeffening der wijsbegeerte en geleerde talen toelei. In de welfprekendheid en de latijnfe taal genoot hij het onderwijs-van Coenraad Goclenius, in het grieks, dat van Rutger Rescius en Niklaas Clenard, die hem ook de gronden van het hebreeuws leraarde. In 1529, agttien jaren oud zijnde, ging hij naar Parijs, om ingevolge de begeerte van zijnen vader in de geneeskunde"te ftudeien, en gedurende twee jaren hoorde hij vlijtig de lesfen van den beroemden Jakob Silvius over die wetenfchap. Intusfen wierdt een fomme geld, die 2ijn ouders hem tot zijn onderhoud gezonden hadden, onderweg geftolen; dit bragt hem in 't nauw. Als toen ried Jan Sturmius en enige andere zijner vrienden hem, om gebruik van zijne véïkregene kundigheden te maken , en bezorgden hem een Regentsplaats in het kollegie van Lifieux , alwaar hij in 't openbaar de griekfe en hebieeuwfe talen leraarde, met goedkeuring van Jan de Tartes , die opperfte van dat kollegie was. Hij hadt zig twee jaren met dit beroep bezig gehouden, toen hij vernam dat zijn vader was overleden. Als toen, namelijk in 1532, begaf hij zig in dienst van Jan de ï.a Rouchefoucaut , die Bisfchop van Mende was. Sordino wist zig in de gunst van dezen Prelaat te dringen, bij wien hij genoegzaam twee jaren woonde. Op een dag dat de Bisfchop hem zijn gevoelen vroeg, overeen duistere plaats van Paulus brief' aan de Romeinen, betrekkelijk de zaligheid deiHeidenen , gaf Bording hem hier ene uitgebreide verklaring van, en hieldt zig inzonderheid op over het leerftuk der regtveerdigmaking. De Bisfchop verwonderd over zijne kundigheid , vroeg hem, of hij de fchriften der Wktenbergfe Theologanten hadt gelezen; waar op Bording de verklaring van Meuinchton over dien Brief van Paulus uit zijn zak haalde, en bewees, dat hij die met aandagt gelezen hadt. De Bisfchop betuigde hem voldaan te zijn, maar riedt hem, dat foort van boeken geheim te houden, om zig zei ven en zijn goede viien-  -■Z?,t BORDING. (JAKOB) den niet in gevaar te brengen. Vervolgens zondt hem d* Bisfchop naar Mompellier, daar hij hem op zijn kosten verder in de geneeskunde liet Anderen. Hier hoorde hij de lesfen van Jan Scironius, DéNis Fontanus en Antgny Saporta. Na den dood van zijn Patroon, welke op den 24 feptember 1538 voorviel, verlangde hij hallen te g»an zien. Maar zig enigen-tijd te Carpentras, daar hij verfcheidene kenuisfen vond, hebbende opgehouden, begiftigde hem de Bisfchop Sadolet met het Opperregentfchap van het kollegie dier ftad, benevens een aanzienlijke wedde. BorDing leraarde 'er met veel roem de grickfe-en latijnfe talen. In ^539, zevenentwintig jaren oad zijnde, huwde hij met Fkancoise Negroni, dogter van Termo Negroni, Patriciër te Genua en Janna de Re~ Schelle. Weinig tijds na de voltrekking van dit huwelijk, in het welk Bording negen kinderen verwekte, die hem alle hebben overleeft, ging hij een togtje naar Antwerpen doen, ten einde zijne zaken in orde te brengen. Vervolgens keerde hij naar Carpentras te rug, en begaf zig in 't laatst van 1540 naar Bologne, om aldaar de doktorale waardigheid te beltomen. Sadolet hadt hem door een brief van den 28 feptember aan Romulo Amaseo aanbevolen, die hem veel vriendfehap bewees, zowel als Matheus Curtius, een beroemd medicijne Doktor. Bording keerde vervolgens naar Carpentras ie rugi maar deLutheife geloofsbelijdenis dien hij omhelsd hadt, hem alle hoop benemende, om 'er met rust te kunnen blgveii, verkoos hij Antwerpen tot zijne woonplaats, alwaar hij vijfjaren lang als Doktor praktifeerde, 'er teftens lesfen in de hee:- en ontleedkunde bij gevende. Dan in deze ftad 'ook nog al niet veilig zijnde ter oirzake van zijnen godsdienst, week hij naar Hamburg, en praktizeerde aldaar vijf jaren, na verloop van welken tijd, hij door Hendrik, Flertog van Meckelenburg, te JRostok wierdt beroepen , tot zijnen Hofartz, en om ter zelvcr tijd als Hoogleraar lesfen in het Hogefchool te geven. Zeven jaren bleef hij in deze bediening, wanneer Ciiristiep.n I, Koning van Denemarken hem in 156S naar Koppenhagen lokte, ja welke gantfe ftad zig flegts een Medicijne Doktor bevondt Hier  BOREELv 333 Hier Meet Bording het overige van zijn leeftijd, zijnen tijd verdelende tusfen de Akademifche oeffeningen, en den dienst aan het Hof. Hij hadt vee! geld gewonnen, toen hij den 5 feptember 1560 ftierf, algemeen betreurd, zijnde zijne lijkrede» gedaan door Jan Spithoven. Bording was een man van ee-n zeer goed karakter, een warm vriend, een braaf man, hij hield vriendfehap en briefwisfeling met verfcheidene verdien» ftelijke mannen in Duitsland, in Frankrijk en in hallen. Behal ven de wetenfchap die zijn eigentlijk beroep uitmaakte, verfijnd hij grondig de muzijk, daarbij ook een bijzondere neiging voor hadt. Men heeft van hem de volgende werken , die eerst lang na zijn dood zijn uitgekomen: 1. Jacobi Boüdingi, Firyjiologia, Hygicna, Pathologia; pront has Medicina panes in Academiis Roftochienfi et Hafnienfi publicè enanavit. Rofloclt. Stepii. Miliander, 1591. 8"o. 2. Enarrationes in V<1 Libros Galeni ds tuendd fanitate. Acce.fere Autoris Cimjilia queedam, iiluflrisfimis Priicipibus prcefcripta. Rostoch. Laurent. Albertus , 1595. Ata. Freheri, Theatr. Hiflor. Molleri, Hypomu ad Alb. Barthalin. de Script. Danor. Melchmr Adam, Vitce Mi' dicor. German. edit. Francof. 1706. in fol. p. 44--40. J. F. Fop pens, Bibl. Belg. p. 502. Paquot, Mem. litter. Tom. XVf. F 7>-75- BOREEL, 't welk men ook BOREL genoemd vindt, is de naam van een der oudfte, edeliie en voortreffelijkfte geflaafen van Europa, beroemd door een aantal doorlugtige telgen, die alle de hoge Staatsambten, zo van oudsher in het Kamerrijlfe, als in Flaanderen en het graavfehap Zeeland, als in jonger tijtien in Holland en inzonderheid binnen Amfieidam , waargenomen, en tot de jongfte revolutie van 1795 toe, bekleed hebben: Jean le Carpentier in zijne Hifi. geneal. des Buis-Bas. Part. III. pag. 1009. &c., doet het geflagt der Boreelen afriaaien , hier in volgende, Lazius, de Migrationibus Genii-am. Lib. X. p. 593. van Berengarius BoRel, IXde Grave van Barcelona, Urgel en een gedeelte van KataioniSn, welkers affiammeiingen door zijnen oudften zoon Raimond, zelvs tut  331 BOREEL, (ABRAHAM) Koningen van Arragon, Graven van Provence en andere hoge waardigheden verheven zijn geweest. In de Fkamfe kromjken, komen de Heren van dit geflagt alomme voor, als uit den eerRen adel zijnde gefproten , en die zig deor huwelijken met de voornaamfie huizen hebben vermaagfchapt. Ook vindt men in de St. Baafs-kerk te Gent, een fchone grafftede van Ruffelaart Borel of Boreel, Stalmeesterr van Flaanderen, die in 1443 is overleden , en een zoon was van Jan Boreel, Ridder, bijgenoemd van Ixele, uithoofde van zijne moeder, en Encüerrand Boreel en Philippa van Axele , zijne grootouders; zijnde deze Enguerrand wederom een zoon van Berenger Boreel, bijgenaamd de Bourgignon, en van Agnes de Bierbisy. Hoedanig de Hollandje en Zeeuwje Boreelen, van de hier gemelden zijn afgedaalt, kan men nafporeri in het genealogisch Werk, tot tijtel voerende: Trejor des recherches et antiquitez GauMJes et Francoijs, in 1655 te Parijs in folio gedrukt. De Kronijkfchrijver Smallegange, deelt ons de optelling mede van enige fpr.ujr.en van dit geflagt in Zeeland, overgebleven uit de oude befiierders der door de wateren verzwolgene ftad Reimerstvaal, die vele jaren binnen Midaelburg de hoogfte eerambten bekleed hebben. Het bovenftaande zal voldoende zijn, om aan onze lezers een denkbeeld te geven van de oudheid en luister van dit aanzienlijk geflagt; nu gaan wij over, om enige waardige Mannen daar van, die zig aan den vaderlandc verdienftelijk hebben gemaakt, nader te doen kennen. BOREEL (ABRAHAM), de jongfte zoon van Jakob Boreel en Maria Gremminck , een broeder van Adam die volgt, is geweest een vóórnaam Regtsgeleerde, benevens Raad en Muntmeester generaal der toen ter tijd Verenigde Nederlanden. Hij heeft gefchreven: Misjilia Jacra, Jive de mutitd Christianorum unione comparandd, promovendi, atque Jraternê conjervandd cum iis qui Jeblantur pacem ff charitatem. Item, de J ,da:orum converfione ad Jesum Christum Filium Dei ffc. Traj. ad Rhen, 1659, in iQino. « . Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. ï7> BO-  BOREEL. (ADAM) 335 BOREEL (ADAM), Heer van Duinbeke, een zoon van Jakob Boreel en Maria Gremminck, is geboren te MiddelIwg in Zeeland in 1603. Vroegtijdig reeds gaf hij zig aan de beoeffening der godgeleerdheid , griekfe en hebreeuwfe talen over , in welke wetenfchappen hij goede vorderingen heeft gemaakt. Schoon Gereformeerd , kwamen egter vele Van zijne begrippen niet overeen, met het gene men de regtzinnige leer van die be'ijdenis noemt, inzonderheid niet zijne denkbeelden over den Raat der zigtbaie Kerke. In 1646 of wat eerder, begaf hij zig met 'er woon naar Amjleidam, en was benevens Galenus Abrahams, Michiel Komans en Dakiel de Breen, een der oprigters van het Kollegie op het Roldkin over het Rotterdammer Veer, waar in, in navolging van dat te Rhijnsburg, vrijheid van leren gegeven wordt aan een verftandig Christen, De laster, gewoon de deugdzaamfte en beste inrigtingen met haren vergiftigen zwadder te bekladden, bleef niet in gebreke, om te verfpreiden, dat 'er Sociniaanfe dwalingen in dit Kollegie verfpreid werden; zulks maakte enige Predikanten van de Gereformeerde gemeente te Amfieidam waakzaam, die zig bij de Regering vervoegden, en de leden van dat gezelfcbap als zodanige gevoelens toegedaan aanklaagden; doch dit hadt geen ander gevolg, dan dat Burgemeesteren, na behoorlijk onderzoek de ongegrondheid van deze befchuldiging gebleken zijnde , egter voorzigtigheidshalyen, het Koilegie op het Rokkin deden fluiten, doch de leden daar van ongeftoord naar hun welgevallen, elders heten vergaderen ; en 'er zijn nog tot op den huldigen dag, vergaderingen van dezen aart op verfcheidene plaatzen van de Bataaffe Republijk, onder den naam van Kollegianten. Dan om tot onzen Adam weder te keren; men verzekert, dat zijn voornaamfte doel was, een nieuwe Christen-Kerk op te rigten, afgezonderd van alle die dezen naam dragen. Hoe het 'er ook mede gelegen zij, zeker is het, dat zijne gefchriften aanleiding gegeven hebben om hem van Socinianerij te befchuldigen, dusdanig ten minffen begroeten hem zijne tegenffrevers, de Utrechtfe en Groninger Hoogleraars J. Hoornblbic en S. Ma-  335 BOREEL. (JAN) Maresiüs; ]a Reimman een Luthers Godgeleerde, Iaat zig zo onbezonnen door zijn liefdelozen drift vervoeren, dat hij hem een Aiheht neemt. Boreel ftierf in 1666, in den ouderdom van 63 jaren. ■ - De fchriften die van hem door den druk zijn gemeen gemaakt, beftaan uit de volgenden: 1. AdLegem et Teflimonium, five erotematica propofitio et dcduüio quonmdam Confcientice Cqfuum; pmcipuè de public» Novi Teftamenti cuku, alüsque Chriftianismo ■vel necesfariis vel utffibus: exhibita Chrijlianorum Ecclefiis et Coetü busillis, quifolam Veteris et Novi Teftamenti fcripturam pro unica Fidei et Morum Canone pnfitentur. 1645. Zvo. 2. Ad Sam. Maresium, Autorem Mantisfce Libelli, cui titulus: Disfertatio de ufu et honore S. MinifterU in Ecclefiis reformatis, Protrepticon. Amfl. 1664. ito. 3. <£ö«-ireri ntir&cn fcijahtf / of Dc henn^fc «tos"/ ciiDe onfcïS ï>cercn SFefu •jrhji.ëtt. ?Sm|ï. 1677. 4». 4. Scripta Adami Borelli posthuma. Qtiibus prcefixus eft ejusclem Traïlatus ad Legem et Testimonium, olim editus, cum annexis in fine nonnullis aliis ad hcec fpeüaniïbus. Cosmopoli (Amfl.) 1683. Rvo. 5. 't CtiangeïÉum boïrjcn.sS Mattheus, en De 2?jtcf ban Paulus aan De ïïomeinen in 't gricft£c& / met een metiine ncDer* Dtutfcfte hertaling/ ban IuoojD tot tooojb onDer het griehéefc ge? bncgb. Behalven dezen , heeft Boreel nog verfcheidene andere ftukken gefchreven, die Galenus Abrahams onder zig heeft gehad, en waarfchijnelijk in zijne Opera pesthuma zijn ingelijfd. 1 Chr. Sandius, Biblioth. Anti-Trinit. 144. H. de Witte Diar. Biogr. ad Ann. 1666. Reimmanni, FUJI. Atheisnii, p. 477, 47Ö- J- le Long, Bibl. Sac. p. 842, 843. Niceron, Memoires, Tom. XXVIII. p. 69, 70. Paqxot, Mem. litter. Tom. I. p. 167-170. Godfr. Arnold, Kerk en Ketterh. III. D. bl. 117-120. P. de la Rüe, Gelét. Zeeland, bl. 13-15. Wag., Befchrijv. van Amfl. VIII. St. bl. 43-77. &c. BOREEL (JAN), geboren te Middelburg, den 22 april r557, de tweede zoon van Jakob Boreel en Maria Passchiees, is een zeer geleerd man geweest, en buitengemeen bedreven in de Oosterfe talen; hij wierdt in 1613 Penfionaris van  BOREEL. (JAN) 337 van zijn vaderftad, den 14 feptember 1615 Secretaris der Staten van Zeeland, en den 28 ottober 1625 Raadpenfionaris. Hij behield dezen aanzienlijken en werkzamen post tot op zijn dood, welke voorviel den 1 november 1629, in den ouderdom van 72 jaren, na uit zijn huwelijk met Agnes Hayman, verfcheidene kinderen verwekt te h bben. Jan Boreel heeft veie landen bezogt, als Engeland, Frankrijk, Itaiien, Romanieti, Sijrien en het Heiligeland. Men leest van hem in de Scaligerana, p. 63. Borel est un gentil Garpon. S'il eut demeuré d'avantage en Syrië, il eut amasfé toute la Bible; en tot nader vei (Tand van welk -xezeg ie, P. Colomesius daar op aangetekend heeft: C'est Jean Borel , fort fpavant dans les iangues Orientales, leité par Vossius dans fa Harangue fnr la mort d'Erpenius , c? par Cunüus , dans la Preface de la Republique des Hebreux. Hij leefde in warme vriendfehap met vele Geleerden, inzonderheid met den beroemden Huig de Groot; 't welk onder anderen blijkt, uit dezes fraai latijns bruiloftsdigt op zijn huwelijk; waar in hij ook gewaagt van des bruidegoms uitmuntende bedrevenheid, zo in Goddelijke als menfchelijke fchriften, van zijne grote taal-, ftaat-, hifiorie.kunde en reizen. Zijne bibliotheek, na zijnen dood in 1632, benevens zijn kabinet van medailjen, te Middelburg, bij audie verkogt, beftond niet alleen uit fchrijveren van allerlei Europifche talen, maar muntte wel voornamelijk uit in treffelijke en zeldzame, zo gedrukte als gefchrevene, Oosterfche boeken. Hij heeft uitgegeven : Commentarius in Danielem, primum anglicè Jcriptus ab Hugone Broughtono, nunc latinitate dunatus per Joannem Boreel, Mittelburgerfem. Bafil. 1599 m yo. Verkeerdelijk fchiijft de geleerde Bayle, (misleid door het zeggen van G. Voetius , in Pclit. Ecclef. Tom. III. pag. 772.) deze vertaling toe, aan Adam Boreel; doch dat zulks niet kan zijn, blijkt, doordien Adam vier jaren na dat dit werk door den •duik wierdt gemeen gemaakt, eerst ter wereld kwam, en be- halven dat, nimmer Penfionaris van Zeeland is geweest. —- P. CuNiEus, de Rep. Hcebreor. in Pream. Draudii, Biblioth. III. Deel. Y das-  t|H BOREEL. (JAN). iludka. p. I» de Dieu, Pca/at. in Bijl. Christi PerftcL r^.YANDKi, Otat.fun. Erpenii. P.. Burman, Jen..Sylloge Epist.. %Mt. HL p. 415» 416- Bayle, DiB. Tom. I. edit. de 1730, fs 076. not. A. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 170--171. t"i. ue la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 295, 296. BOREEL (JAN), Heer van Westlwen, de derde zoon van -ten vcorgaanden cn van Agmes Hayman, wierdt in den, jare iftei te Middelburg geboien. Na met lof zijne ftudien, inzcndsrhcid in de regtsgeleerdheid, ten einde gebragt te hebben, wierdt hij in 't jaar 1651 Schepen, vervolgens Raad cn meermalen Burgemeester zijner geboorteRad, en is ook we-gens dezelve Gecommitteerde in de Staten van Walcheren geweest; en heeft, behalven zulks, de volgende luisterrijke Staatsbedieningen bekleed. In 1656 werdt hij bij de Staten van Zeeland verkozen, tot het bekleden van de kommisfie bij de Chambre demie-partie te Mechelen. In 1665 benoemde men hem, benevens Rutgekt Huigens, en den Raadpenfionaris Johan de Witt, als Gevolmagtigde wegens hun Hoog Mogenden op 's lands vloot. In 1667, werdt hij benevens Mr. Johan Meerman, Burgemeester en Raad der ftad Leijden, als extraordinaiis Ambasfadeur naar Engeland gezonden, 't welk in '1668 wierdt ver. wisfeld, met den tijtel van ordinaris Ambasfadeur, welken post hij tot in 1672 bekleed heeft, als wanneer men andermaal het oog op hem liet vallen, om als Gedeputeerde op 's lands vloot te plaatzen, doch zijn kort daar op volgende dood verhinderde zulks. Nimmer is Boreel getrouwd geweest; hij ftierf den 30 maart 1673, na ene kortftondige ziekte, en wierdt te Middelburg in de Oude of St. Pieterskerk begraven; lezende men in vergulde letteren het volgende giaffchrift aan enen pijlaar boven zijn graf opgehangen, en door Mii. Markus de la Palma de St. Fuentes, Secretaris van Middelburg, vervaardigd: BEO  BOREEL. (JAN) 239 DEO OPTJMO MAXIMO ET. Mambus egregii ff Nobilisfimi ac Genere* Jisfimi Viri Dni Joannis Borrel , dum viveret, Toparcha; in Westlioven, qui Propter eximiam rerum humanarum peritiam a Foederato Belgio primum quidem ad Curiam Mechlinenfem Misfits est Senator postea, Bello Britannico fecundo, A Prcepot. D. D. Ordinibus, fumma auBoritate munitus, Batavcttlt Clasjem conflio ff Prudentia fulciit. Mox ad Canli Britonum Regis Aulam Orator extra ordinem misfits, ac deinde, pree cum Angjds nfiiuta, in eodem munere per Annos aliquot Titulo ordinarii Legati permanfit. Qua cum honorifice Esfet defunBus ff in Putriam reverfus iücet in Senatum Walacrum est receptus Atq. a S. P. Q. M. ,Nec non celfisfimo Araufionenfmm Principe , Urbis Cofiful ersatus civibus fummum fui Defiderhtm Relir.quens in Confulatu dbiit. IIo. Kalenden Apriiis Anno M.D.C.LXXIIL G. Brandt , Leren van de Ruiter. Aitzema , Zaken van St. en Oorl. III, D. Notulen van Zeeland, 23 maart 1656. Y z F.  BOREEL. (JAKOB) F., de la Rüe , S'taatk. Zeeland, bl. 5-8. Wag., Vod. Hijf* XHL D. bl. 154. 279. 390. 445. 479. BOREEL (JAKOB), Heer van Duihbeke, Westhoven enz.^ geboren te Middelburg den 28 oftober 1552, hadt tot vader Pi?:ter Boreel, en zijne moeder was Katrina Joosse van ReimersvjMl. De beroertens in het land en vervolginge welke de genen moesten ondergaan, die belijdenis van den Gereformeerden godsdienst deden, noodzaakte zijn vader de wijk naar Engeland te nemen, welken hij, als de oudfte zoon zijnde,, verzekfe* doch zijn vader den 9 januarij 1568 te Arorvitsóyerlëderi zijnde, kwam Jakob te rug in Zeeland, juist op dan tijd dat Prins Willem de I, de ftad Middelburg in den jare 1573 belegerd hieldt; ook is hij een van de eerften geweest, die de wapens tot verdediging van 's lands vrijheid heeft gedragen, en de ftad Middelburg benevens nog andere plaatzen, heeft helpen winnen. In 1576 wierdt hij Raad van zijne geboorteftad, vervolgens in 1580 Waardijn van de Munt, en van 1584 tot i6or Muntmeester aldaar. In 't jaar 1609 was hij 'Prèfidènt 'ter vergaderinge van de Staten te Bergenopzoom, bij 't fluiten van 't beftand met Spanjen. In 1618, is hij wegens deze Republijk Afgezant geweest bij Jakob den I. Koning« van Engeland, die hem tot Ridder verhief. Eindelijk wierdt hij in 1620 wegens de ftad Middelburg, Raad en Rekenmeester van 's Lands en Graavlijkheids Rekenkamer van Zeeland; ook is hij een der eerfte ftigters van de Oostindifche Maatschappij geweest. Niets heeft hij gefpa.art, wat dienftig was om een gcecle opvoeding aan zijne menigvuldige kinderen te geven; zijne zonen heeft hij laten ftuderen, en geene kosten ontzien om hen in ver afgelegene landen te doen reizen, achtende zulks voor jonge lieden zeer noodzaaklijk. Hij was van een gezond h'ghaamsgeftel, en nam een zeer matige levenswijze in acht. Do r een ongelukkigen val op ftraat in het jaar 1629, geraakte hij verminkt, zo dat hij zedert dien tijd genoodzaakt was, op krukken te gaan tot aan zijn tiood toe, welke voorviel den  BOREEL. (PIETER RESEN) (WILLEM) «ff *■  346 BOREEL. (WILLEM) Franfen Koning Lodewyk den XIV, wijdde hem zijn werk toe, getijteld: Centurice Hiflwiarwm ff Obfervatiommi MedkoPhyficarum; in welke opdragt hij betuigd, dat de Heer- Boreel hem veel dienst gedaan heeft, in het opitellen van zijn boek genaamd: Trefor des Recherches ff Antiquitez Gaukfes ff Fran$rifes; noemende hem op bladzijde 93 van dat weik: mi Perfonnage dune fi haute vertu, favoir ff amtnir paur les Belles lettres , quil merite les louanges des plus do&es plumes. En vervolgens: je ne m'amuferay pas a le louër d'm46« Cattenb. , Bibl. Remonjlr. p. 18. Crenii, Animadv. Tiieklog, Part. L p. 62-65. Part. IV. p. 202-204. Part. XIII. p, 253. C. Saxi, Onom. liter. Pars V. p. 622. Paquot, Mem. littér, Tom. IX. p. 225. BailleT, Jug. des Scavans. Tom. II. p« 269. Tom. III. p. 65. A. Pars, Naamrol der Batavife en Hollandje Schrijvers, bl. 95. BORREMANS (jAN), wierdt voor het einde van de laatfte ietnv te Hallt eeh kleine ftad in Henegouwen, geboren. Na Sijnö eerfte letteroeffeningen Volvoert te hebben, begaf hij gig tot de bëoeffehing dér godgeleerdheid, omhelsde den geestilijksn ftttAt, en wierdt Kanunnik van St. Gudula te Bmsjel; VéiVelgihs Vik&rls van gehoêtnde parochie, en hij overleed in de»  BORSALUS. (WOLFERT) BORSSELE. 355 dezen werkzamen post, den 22 feptember 1707 , in een vrij gevorderden ouderdom. Daar is van hem in druk: t. ïÜOJt be* grijp ban ben ^«witregel enbe berbdofi beg Oliefoofë/ berbat* tenbe fjet «r%foof in cencn cn Cfjnstenen «Ötia^ / aentoijfcnbe ben ecnigen en toacren <ö5obt/ be boontje toacrfjeijt ban be Wet Moijfeg/ ben Me$* fiam enbe toaere Cf)n>'teiie ïlJcrth. 252iiff. 1698. i2mo. 3. SSnttoooJbe op be boozgetoojpcn !iijl;£&en / int crr>tc fmnitcn cpstf-eittrb cn in het «tijtstbwnt jjkc, 2. 5t>eïcn. «Itjiböc'b. met platen. 1786. in 8he. ook .zie men J. W. te Water, Oratio in laudem Gentis BcfjaVte.ev J, lb Carpentier, Hifi we Genealogique des Pair. 'des ixc, pag, .£o5. 438. 4<$s, 4g5. gajr, Nu wj'ien ^ ovei., gaan  BoAssiöLE. (Adriaan w) gaan tot de befchrijving van zodanige leden {tttttdlt sCïsgt, die sig 't meest in de gexhiedenis hebben beroemd igetnaakt, &n -dm Hoogen, Here in Kleverskerk en Geldennalfem, en Maria MÉ Varik. Na dode zijn's vaders, wierdt hij Heer van 'GeliiemaiJemen Kleverskerke, en in 1677 Edelman van den Stadhouder Willem den HL, naderhand Koning van Engeland. Ï3ez<® 'vorst verzelde hij in zijne krijgstogten, als mede op zijne ttt> 'ïe\\ naar Londen, Berlijn, Zelle en Hanovm-y verder'vdïvi"*«53 nij ten genoegen^ verfcheidene bezendingen wegens-gemfc?'■«« IPrinfe, naar Engeland, Brunswijk, Lunenburg en meer -auc©* -Hoven ; ook verzelde hij zijne Hoogheid-, In den zo zeer -ber&£■ten togt naar Engeland ten jare 1688 , toen deze zijnen ofchosdiVader Jakob , van den troon bonsde, en 'er zelv' op ging jasten. IN iet lang hier na, wierdt-hij Edelman der -bedkamer'wast ■dien vorst, en vervolgens gezonden aan den öouveo«nr kSe'neraal der Sp-ranje Nederlanden , bij Wien hij den 'veldtest 'vjai "1689 bijwoonde; ook verzelde hij Koning Wnxsissn-het«wit* ■gende jaar-, op zijnen togt naar Ierland, en was -aanwezig Ifi •den veldtogt'van 1691. Enige jaren \Toeger» 'was 'hij $èc£& tot Schepen en Raad der ftad 'VlUjmgen aangefteld-, ;jtls doopgetuige .ftondt, over drie Bekeerde Joden, ,dvs «en Spaanfe vloot naar Zeeland waren overgevoerd. Kort hier .op werdt zij in een diepen rouw gedompeld, doorden ,dood van 'haren gemaal Filips van Bourgondien, die in 1498 lefiruggt is overleden. Weduwe zijnde, bevlijtigde zij zig :met een warmen lijver ■om hare drie vaderloze kinderen ene goede.opvoeding;ts :geven, daar toe haar in 't bijzonder behulpzaam was., .de.otfdöf der Zeeuwfe Schrijvers Koenelis Eattus, .die ten .dien t&nife ■cp het flot Zandenburg huisvesting hadt, .alwaar nog een wjiji .tijds zig bijvoegde., de vermaarde Desid.erius £rasmus:: .zo^i' deze edeldenkende vrouw betoonde, boe zij in het beftuur \v.an zo vele heerlijke goederen, ook.dagt om dengenen,, wien g| ,die inalaten moest, al vroeg de beste leermeesters toe .te .voegen. In 1500 of daaromtrent, fehijnt Anna het eenzaam ifiW$ moede te zijn geweest, ook kan de beftiering harer ititggftïekte bezittingen, den raad en het :kloek beleid enes man; « •.vorderd hebben; hoe het ook mag wezen , bijtrad in'het::fcuwelijk met Lodewyk van Montfoort. 'Wie .dezelve tgÖ&jÊfè lijk geweest :is, het zij een zoon van den teen in ifrjrjp JÉMji /Jan, Heer van Montfoort,, welke een :fterk begunftiggr d.ejt .Hoekfen was., en nu veel gerugts maakte; .of wei dat ;hij \m -.een zij-ftam van dat aanzienlijk geflagt oirfprongmam, it qfr beflist; dan het is ten .minften zeer waarfcbijnlijk, ,.dat;fci;, .0:;. "Edelman zonder goed was. Vrouwe Anna .deedt hen., e-. tg ;als zij haren vorigen gemaal toegeftaan badt, .in i$<$$&fSm ■.van Vere huldigen. Twee zware rampen trof deze edelaartige Vrouwe.n b fet ijaar-1505. 'Eerstop zondag van half vasten., ■.ver.brp.nd4f -ep.B aanzienlijk gedeelte van haar pragtig üat'Zandenburg^, i^tttSs^ .ongelooflijke febade aanbragt, ..en tot overmateivan lrriettj vy/.rloor zü op St. Maarttns .stvond, 'haren .tweden gemafti •Items-w. ■van Mqnteoort, wiens lijk -naar Mtnpm tip $ejgt nm -Utrecht, >wi,erdt gevoerd., en aldaar In 'het •vooroude/li^': ■., | iter ruste geplaatst. 3tf*n windt rnffllÜMr faMMi ^Igtlfii & 4 ÊÊÊfj  3óo BORSSELE. (ANNA vaN) kend, dat hij zig zeer beijverde om Vere aan de waterzijde te Herken, door het doen bouwen van enen zvvaren toren, die nog in wezen is, en den naam van Montfoortfen Toren draagt, voegende daar ene •galierij bij', die zig westwaards van dien toren uitftrekt. Deze verdubbelde flagen werden wel enigzïnrs verzoet, door den toenemenden koophandel der Verenaars, die nu op Noorwegen, Schotland, Engeland en de Oostzee ene fterke vaart hadden, met fchepen die men Clinkaarts noemde, zo dat allerlei neringen in die ftad zeer toenamen ; dan dit jaar 150J mogt niet eindigen, of vrouwe Anna moest een nieuw hartenleed ondergaan, daar zij den tweden Kersdag binnen hare ftad Vere 90 bezoldigde knegten, onder enen Dan/en Overften, Graav Wolf van Habnborch, zag binnen trer.ken. om hier bezetting te houden, in naam van Koning Filips den I. van Spanje. De krijg met de Gelder/en die om dezen rijd hevig was, vorderde in die ftad geen krijgsvolk; meerdere vijanden hadt de Landvorst op dezen tijd niet, gevolglijk moet men befiuiten, dat een andere rede zig opdeed, om de'Zeeuwfe eilanden, en bijzonder Vere, te verzekeren. Ene nieuwe en zware Bede kon hier door te gemaklijker ingewilligd worden, en vrouwe Anna andermaal weduwe geworden, mogt hare hand nog eens aan 'een vreemden Heer fchenkcn, den vorst niet aangenaam, en die door de goederen van het Borfels huis gefterkt, te magtig zoude worden, om zig in alles naar 's Vorften begeerten te fchikken; gevolglijk zal men raadzaam heb. ben geacht, zig van de hoofdftad van Anna's gebied te verzekeren. Hadt de dood, het vuur, en vorfteTijke overmagt, Anna beurtelings gefolterd, het water moest haar ook nog ene ramp toebrengen. Op Maria Magdalenen-dag, (welke invalt den 22 julij) van het jaar 1506, bij ftil en lustig weer, en lage ebbe, kwam een val of grondbraak opwellen ten einde de oude ftraat te Vere. Zeer waarfcbijnlijk is het, dat zulks deze ftad, en bijzondei- hare vrouwe, niet weinig kommer, en nog meer ■kosten zal hebben veroirzaakt. Ou-  BORSSELE. (ANNA van) 301 Onder zodanigen drom van tegenfpoeden , fchijnt vrouwe Anna ene grootheid van denken en handelwijze bijgebleven te zijn, die een zeer gunftig denkbeeld van haar karakter fchildert. Ook kwam te midden van zo vele wederwaardi heden, de zon der voorfpued enigermate van agter die duistere W. Iken doorbreken, want in 1508 zag zij hare domeinen met een aanzienlijk goed vermeerdei en, te weten Duiveland, haar aan bedorven van vrouwe Anna, bastaard-dogter van Hertog Fit.ips van Bourgondien, in genoemden jare overleden, en welk haar bij vonnis des Hofs van Holland van 21 feptember werdt toegewezen. Hoe zeer nu dit ook de fme. ten van nare geledene rampen lenigde, was egter de kelk ha. e, 'e.enipoeden nog niet tot den bodem toe gelehgc; zij hadt ie woede der pest nog niet gezien; dit ai-e, g treurtoneel moest haar ook nog vertoond worden. Het was namelijk' in feptember des jaars 1518, dat d>e veideiiFelij-e plaag zig in Ze: and en bij,zonder te Vere en Arnemuideh openbaarde, en ir korten tijd' meer menfciien ten grave zondt, dan in 20 jaren door gewone fterfgevallen was gefchiedt. Zeer denkehjk heeft de/.e rainjfpoedvolle bezoeking, de anderzints zo gelatene,en ibindvastige ziel dezer deugdzame vrouwe dermate gefcbokt, dat zij 'er van overftelpt tvierdt; nogthans overleefde zij dien bitteren rampfpned, fc'ioon zij verpligt wierdt tot ontwijk.ng van de befmetting aan die vern.eende ziekte gehegf, de vlugt naar Domburg te nemen; doch deze tugtroede hadt haar zo deerlijk getroffen, dat toen zij na 't ophouden der pest te Zandenburg te rug gekomen was, haar de kiagten eensklaps begaver, en' zij na ene kortftondige ziekte, op den 8 december van dit zelvde jaar op haar'kasteel overleed, in den ouderdom van 4.7 jaren, wordende haar ftoffelijk overblijfzel, in de kapelle van Zandenburg in het voorouderlijke graf ter ruste bezorgd. Dus eindigde de Borsfelfe ftam van ter Vere in deze vrouwe Anna, die de wereld verliet met den roem van heus, wijs en van zeer veel beleid te zijn geweest; voorts dat zij niet alleen een voorftandfter der geleerdheid was, maar ook zelve de fraje letteren beoeffende ; ook heeft Eeasmus haren lof be2 5 fchre-  SÖ2 BORSSELE. (FRANK vak) fchreven, in Epifi. Lib. IV. Ep. 14 ff 24. Lib, LX. Ep. .38Zij heeft het genoegen gehad van kindskinderen te zien, want haar zoon en opvolger Adolf die in 't jaar 1509 met Anna van Bergen huwde, doch welk huwelijk eerst twee jaren later door bijflaap wierdt voltrokken, verwekte nog bij het leven van zijne moeder dri's kinderen, namelijk Filips vajs Bourgondien die den 1 october 1512 geboren werdt; Maximiliaan den 28 julij 1514, en Anna den 13 april 1516. Ook deden beide hare dogters nog gedurende haar leven voordelige .huwelijken; want Charlotte de oudfle, trouwde in 1511 met Jan van Berghen, Heer van Walliain, in Wals Braband; en de jongfte Magdalena in 1514, aan Joost van Cruiningen» Here tot Cruiningen, Heenvliet, Hazenvoude, Steenkerken enz., Borggrave van Zeeland. —— M. Smallegange, Kronijk van Zeel. bl. 323- 393- J. Reygerse., Kronijk Kap. 57. Boxhors op Reigersb. II. D. bl. 379--39L Tegensw. flaat van Zeel. II. D. bl. 380. P.de laRue, Gelett. Zeel. bl. 313-315- J-Erjierins, iZeeuwfche Oudheden, betreffende Vere. bl. 118--133. BORSSELE (FRANK van) , gefprofen uit dien tak van dit doorlugtig geflagt, welke St. Martensdijk gebijnaamd werdt.-; was de zoon van Floris, "Here van St. Martensdijk, Zuilen enz.,, enODA, dogter vanHENDRm vanBautershem, Here van Bergenopzcom. Frank was Graav van Oostervand, Heer van Zuidbeveland, Zuilen, St Maartensdijk, Ever-wijk, Voorn, HoogJlraten enz. Ridder van 't Gulde Vlies, en door Filips den goeden, oom van Jakoba van Beyeren, in 1428 tot Stadhouder ■van Holland en Zeeland aangefteld. Deze Borssele was een man van een buitengemeen fraijegeftalte, onvertzaagd dapper, en een bedreven krijgsheld ; voorts vrolijk en gezellig van •aart, en van een aangename verkering; voeg hier bij grote rijkdommen, waar van hij een edelmoedig en milddadig gebruik maakte; kortom een man, die door de opgenoemde hoedanigheden, gevoegd bij zijne luisterrijke geboorte, de ongelukkige Gravin Jakoba ter egtgenote overwaardig was. Hei was dus geen wcntier, dat zij, die genoegzaam van haar prilste  BORSSELE. (FRANK van) 3Sï fte jeugd af aan, ene aaneenschakeling van rampen hadt moeten verduren, en inzonderheid in hare huwelijken ongelukkig was geweest, op hem verliefde, en heimelijk met hem trouwde. Zonderling was het geval, dat hun gemeenzame kennis met eikanderen deedt krijgen. Jakoba was fober door de fortuin Van middelen bedeeld; nu gebeurde het dat hare moeder haar in 1432, enige paarden en kleinoodjen zond; dit gefchenk wilde zij gaarne met een tegengefchenk vergelden, doch het haperde aan geld, want hare inkomlten waren nauwlijks toereikende, tot haar onderhoud; dus zo dikwils als zij genood, zaakt was enige buitengewone kosten te doen, vondt zij zig in bekommering. Hare oude Hoekje vrienden hadden haar meer dan eens, met geld onderfteund; doch ziende, dat zij geene vergoeding, veel min enige bevordering van de Gravinne te wagten hadden , floten zij eerlang ook de handen. Door Willem de Bey, haren Stalmeester, of zo anderen hem noemen, Gerard van Godelln, werdt haar geraden, de zaak aan den Heer van Borssele , wegens zijn edelmoedig karakter aiomine ben emd, te openbaren. Node wilde Jakoba hier aan, doordien Frank de Kabbeljauwje zijde toegedaan, altoos hare partij was geweest; doch geen ander middel kunnende uitdenken om gered te worden., befloot zij'er ten laatften toe, en zij ontbood Borssele, die zig toen in 's Hage bevondt twee of driemalen bij zg, egter wanneer hij bij haar kwam, wierdt zij telkens, als't ware door vrees of fchaamte te rug gehouden, ,■0111 hem de ware reden waarom zij hem wilde (preken te open0 baren, ieder keer iets anders verzinnende. Borssele dagt dat de Gravin de'fpot met hem dreef, doch hij in hare houding enige verlegenheid menende te belpeuren, vervoegde hij zig bij den Stalmeester, die hem het geheim openbaarde; 't welk hij zo dra niet verdaan hadt, of hij bezorgde hem zo veel geld als de Gravin nodig was, en meer dan eens ondeifteunde hij •haar op de zelvde wijze. Het is dus geen wonder, dat een fehoon, bevallig en vriendelijk jongman zo als hij, in de blakende gunst geraakte, van ene fchone, jonge weduwe, die reeds driemalen ongelukkig getrouwd was geweest, en bij wie ,nim- )  3ö*4 SORSSÏLÈ. (FRANK va*) Slimmer een kind was verwekt; al hadt zy in *t geheel Vafl geen verliefd temperament geweest, zou zulks nog geene ver» wondering hebben kunnen baren. Jakoba dan , ingenomen door zijne edelmoedige handelwijs, niet ongenegen tot minne» "handelingen, en verliefd op zijn perfoon, liet hem van tijd tot tijd bij haar ter maaltijd nodigen; Bohssele bleef ook niet in gebreke om van die vriendelijkheid gebruik te maken, Hellen» de dan ook alles te werk, om door vrolijke gefprekken en geestige boerterij, de treurigheid, die aanhoudende rampen inbare ziel wezenlijk hadden verwekt, zoveel moog'üjk te verdrijven, \iraar toe het afzijn van den Hertog van Bourgondien hem te ïuimer gelegenheid gaf; zo dat alles zamenliep, om de Gravin im fmoorlijk op hem verliefd, , te dezen aanziene te begun» ïligen. Men ziet doorgaans dat vrouwen van haren rang, in dergelijke gevallen, genoodzaakt zijn den eerden flap te doen,, doordien geen man van minder karakter, een dergelijk aanzoek zou durven wagen. Jakoba moet. dit ook begrepen hcbfcen, want hare gedane belofte aan Filips , van zonder zijne bewilliging zig in geen huwelijk te begeven , in den wind-ilaande, verklaarde zij aan Borssele, dat hij haar oneindig veel verpligt hadt, en dat zij hem niets ter vergeldinge konde aanbieden, dan alleen haar perfoon. Uit hoofde egter van de belofte of het verbond met FiLirs-, moest het huwelijk, dat fpoedig tusfen hen beide gefloten was, in bet geheim gefchieden. Dan zelden blijven zaken van dezen aart, lang verholen • Filips wierdt ook fpoedig van dit trouwverbond ondèrrigt; hij kwam op die mare naar Holland, doch hieldt Zig als df hij-ner- * gens van wist. De jonggetrouwden dagten aanhang ten overvloede te zullen vinden, om 'er hem buiten te kunnen honden ; dan zij rekenden zonder den waard; zijne magt was tc gedugt, en zijn aanhang te groot, 't Geen hun 'tmeeste kwaad deedt, was, dat de Edelen, Borssele zijn geluk en aanflaande grootheid benijdende, zig liever aan den Bourgondiër wilden onderwerpen, dan een huns gelijken boven zig verheven zien. Filips in *j Hage komende, hieldt zig nog al onwetend, en nodigde zijnen Stadhouder ten maaltijde, even als ef "ór niets  Vit ANK van BOS.SSXL£jX leest zijn DOODVONNIS.  La >  BORSSELE. (FRANK van) 30":$ Biets gebeurd' was. Maar nauwlijks was hij daar verfchenen , ef de Hertog deedt hem vatten, en met een vaartuig, doorDe; f, Rotterdam en Dordrecht, naar het kasteel vanRupelmonde in FiaarJeren, voeren. Daar zijn 'er die zeggen, dat de wai>. gunst zijr.ei mede-Edelen, tot zulk ene verbazende hoogte was gefteigerd-, dat /.ij den Hertog geene rust gunden, voor dat hij een doodvonnis tegens Borssele hadt ondertekend. Anderen ' beweren , dat Filips alleen door een ftaat- of heerszugtigen list, 11e. ts deed uitrtroijen, dat Borssele met den dood geftraft Zou worden; vermoedelijk verfpreidde bij dit met geen ander oogmerk, dan om Jakoba , vuer hartelijke genegenheid tot Here Frank hij kende, te ftcrker te bewegen tot het afftaan van haar regt op de landen, welken hij zig nu, zelvs bij haar leven, zogt toe te eigenen. Het zij hoe 't wil, het vonnis des doods werdt met enen brief aan den Slotvoogd van RupeU monde gezonden, die toen hij het ontving, met zijnen Gevangene in het verkeerbord zat te fpe en. Zijne vriendfehap wil men, fpoorde hem aan, die zaak verborgen" te houden, doch Borssele zijne ontfteltenis ontwaar geworden zijnde, drong hem zijnen last te openbaren; waar op de Slotvoogd hem de brief oveireikte; doch Borssele hadt het ter nauwer nood gelezen , of hij horst in deze woorden uit: zo heeft dan ten laatJjen de bitterheid mijner vijanden 's Forjisn goedheid overwonnen. Men wil dat de vriendfehap van den Go.uverne.ir voor van Borssele, zo warm was, dat hij hem in een onderaards gat verfehool, en niet alleen het gerugt van zijnen dood verfpreidde , maar zelvs naar 's Hage trok, om den Hertog de tijding daar van te brengen; dat bij zijne verfchijning aldaar, Filips hcrder.kende wat hij bevolen hadt, uitriep: Helaas! wat heb ik fyjïaan'- dat dc Slotvoogd zig hier op voor hem nederwierp en Kin genade had; dat Filips hier op zeide: Gij hebt uwen lastvolbragt en geen genade nod'g; waar op hem de ware toedragt der zake zoudp zijn geopenbaard, daar hij zig hartelijk over verheugde. Men begrijpt gemakkelijk, wat geweldigen fchok, het eerfte ge-  35« BORSSELE. (FRANK van) gerugt van Borssele's gevangenneming, op het teder gemoed van Jakoba uitwerkte; zij ijlde met enige fchepen en manfchappen naar Rupelmonde, om, het koste wat het wilde, haren tederbeuiinden Frank te verlosfen. Filips volgde haar; zij eiste volflagen bewijs, of Borssele levende dan dood was,' en begeerde ten bewijze van het eerfte, hem te zien en te fpieken. De Hertog was haar ten wille, deedt Borssele aan een der venfteren te voorfchijn komen, en de beide gelieven fpraken elkander, ftaande hij aan het venfter, en zij op het fchip. Dan, .nauwlijks hadt zij enige woorden met hem gefproken of zij flapte van het vaartuig aan land, en verzuimde geeri tijd, om, door bemiddeling van Frederik Grave van Mears, met haren oom Filips in onderhandeling te treden. Bij den zoen in H28 gefloten, was bepaald, dat Jakoba, zig buiten toeftemming van 's Lands Staien, van hare Moeder en -an Hertoge Filips , in 't huwelijk begevende, zij hare onderzaten, ten behoeve des Hertogs terftond van ahe gehoorzaamheid ontdaan zou. Uit kragte van dit beding, eiste Filips nu, dat hem de graavfchappen van Henegouwen, Holland en Zeeland werden afgeftaan; in welk ge* al hij Frank op vrije voeten fteuen , het gefloten huwelijk bevestigen, en aan Jakoba enige heerlijke goederen h:er te lande, tot haar onderhoud zoude opdragen. Jakoba geen vooruitzigt hebbende, om door enig ander middel, haien beminden egtgenoot ta verlosfen, moest deze harde brok, gedwongen verzwelgen. Zij bedong „ tegen den volkomen afftand van Henegouwen. „ Holland, Zeeland en Friesland en van den naam van Gra„ vinne, alleenlijk de heerlijkheden van Voorne, Zuidbeveland „ en Tliolen, benevens de tollen van Holland en Zeeland, ge„ durende haar leven. Doch indien Filips voor haar ftierf, „ werdt beftemd, dat zij weder in 't bezit van hare graavfchap„ pen treden zou." Heer Frank, federt uit zijne gevangenis geflaakt zijnde, werdt door Filips nog met het graavfchap van Ostervant begiftigd, doch ook alleen voor zijn leven. Ten zelvden tijde, werdt Jaköba bedeeld met het Houtvesterfchap van  BORSSELE. (FRANK vaJS) £| vsti alle de wildernisfen van Holland, benevens den Haarlemmerhout; welk ambt omtrent een jaar later, aan haren egtgenoot werdt overgedaan. Sedert, voltrok zij met verlof van Hertoge Filips , haar huwelijk met Here Frank in 't openbaar, te St. Maartensdijk in het eiland Tlielen; en bragt het overige van haar rampvol leven grotendeels door, op het flot Tellingen, in Rijnland, 't welk zij als Houtvesterinne vrij bewonen mogt. De grootfte fmart die haar nu kwelde, was dat zij bij Borssele, zo wel als bij hare vorige mannen, onvrugtbaar was, en dus van de hoop verfteken bleef, om immer haar kroost weder in 't bezit van hare landen te zien. Men wil, dat dit haar ené teringziekte veroirzaakte, waar aan zij op den 8 oftober 1436 overleed, in 't 36fte jaar hares ouderdoms. Haar lijk werdt in 't graf van Hertoge Albrecht, in de Hof-Kapelle van den Hage, bijgezet. In de huwelijksvoorwaarden van Vrouwe Jakoba, vindt men verfcheiden' uitdrukkingen, die hare tedere genegenheid voor Frank van Borssele, ten klaariien aan den dag leggen; zij noemt hem gedurig baren lieven ende zeer gheminden ghejelle; cn zegt, onder anderen: dat zij dezen lijftogt maakt, omme /onderlinge liefde, rechte minne ende volcommen gunflen, die wij, fpreektze, mit aller onzer herten dragen ende hebben tot onfen lieven ende zeer gheminden Heren Francken van Borselen , Grave van Oistervant enz. Heer Francs: overleed den 19 november 1470, na dat hij lang in 't land van Voorne hadt ziek gelegen, en wierdt bij zijne voorvaders begraven, in de kerk van St. Maartensdijk. Eleonora van Borssele , zijn enigfte zuster, die Jan van Buren ten man hadt, erfde zijne voornaamfte goederen; doch aan zijnen bastaard-zoon Floris, bezorgde hij in eigendom, de heerlijkheden van Cortgene, Emelisfe, Welle en Tam tien. * Boxhorn, Kronijk van Zeeland, II. D. bl. 198. 200. 202. 253. Veldenaar, Kronijk, bl. 131, 132/M. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 774, 775.'Mieris, Charterb. IV. D. bi. 1029. 1032. 1066. P. delaRue, Heldhaftig Zeeland, bl. 133-136. Wagen., Vad. Hift. BL D. bl. 510-515. AD.  3Q5 ALEWYN. BENEDICTL- ADDENDA tot het I. Deel, bl. 148. en II. Deel, bl. 265. ALFWYN (ABRAHAM) , Jmjieldammer , Regtsgeleerde, gaf in het begin dezer eeuw, uit: Zede- en Harpzangen, in 4J. I Nog een digtftulye van hem, op enen onbedagtzamen Zee- togt, is uitgegeven in de Tweede Proeve van Oudheid- Taal- en Digtkunde, door bet Genootfchap Dulces ante omnia Mufr, te Utreclt, 1782. 8vo. bl. 3J0 Aan hem is, in 1701, opgedragen de vertaling van Lucretius, door Jan de Witt, M. en P. L., Lid van het R;mstgenootfchap, in magnis voluisfe jat est. BENEDICTI (GEORGIUS) van WERTELOOS, een geleerd jongman , geboortig van Haarlem, flaagde zeer gelukkig .in de latijnfe dgtkunde, waar van, onder anderen, ter proeve ftrekken, de bijfcnriften

, t /t„„^ -7 ' Wijsbegeerte tc Leuven. q 1 „ Burgemeester te Dordrecht. 36. Berhune (Everhard), een ° J geleerd Geestelijke. . 4. Beveren (Kornelis de), Be'sfTani. Raadsheer in den Raad en Rentmeester ge- tt j • tt n j . ncraal van Zuidholland. 37. Hog nraad m Holland. 5. °' _ . , , T , - \ Beveren (Kornelis de) , Beukelaar (loachim) , D ... „ r,.., Ji . KoistfcMid^ . !' .s. f;&Dy^w,i57. Ee.kelzoon (Willem),U/f- n„„„,„„ 1 . j% . , S *r 7 Beveren (Lambertus de}, . vinder van het kaken, zou- D ,., \ ^ Tr > „ tón en in tonnen fokken Predikant te Hoorn. . 38. wn (fen AVwg. . . 6. Beveren (Michiel de), Beuningen (Koenraad v.), Raad, m feester ge- Burgemeester te Amfieidam. 6. ?W ^ Zuidholland. 38. Beveren (Pieter de), Raad, Beurs (Willem) , Konst- Schepen en Burgemeester Jchilder. . . 32.- te Dordrecht. . .3?. III. D f.ee. Aa Be-  :. : 3 R. E G I Bladz, Jtevevett (Theodonis Fdtfit&t de) y Predikant te Utrecht. , , 3$, Beveren (Willemde), Lid van de Magiftraat te D^rd- frfiït* . . ,4.1, BéVere'fi (Willem de), Gecommitteerde- naarFiaandefên en Brdband. . 41. t&Kteti. (Willem de), SeCf star is der ftad Dordrecht. 4ï. geveren (Willem de), Raad en Rentmeester generaal Dan Zuidho.hnd, benevens Bstijuw en Dijkgraav vari den lande van Sirijen. 42. tevëflafld (Hadrianus) , Dokter in de RegtsgcleerdMd. . . «43. Beverningk (Hieronimus van) , Burgemeester te Gouda. , . ^g, Beverwyk (Barthel van). 57. Beverwyk (Jan van), Stads Doktor en Le&or in de Heelkunde te Dordreclit. 58. "Bevêrwyk (Vincent Dirk V&n), tnquifittur van het Bisdom van Utrecht. . 62. Bêyeffla (Bernardi.s), Rector der latijnfe fcholen in 'S Hage, . . 63. "Beveren (Jakoba van), zie Jakoba. Beyeren (Jan van), Graav van Holland, , . ,64. BeyeHiiick (Laurens), . Aartspriester te Antwerpen. 66. Bflfnu , vtmiaam Geflagt itl F';"sin:id, . . 6S. S T" E B. Blad'zi Beyma (Coert van),Rentmeester der Domeinen in Friesland. . . 69. Beyma (Coertvan). Secretaris van de Admiraliteit te Harlingen, , . 70. Beyma (Juliusvan), Raadsheer in het Hof van Friesland. - . . 70. Beyma (Sjoerd van), Tekenaar van liet Verbond der Edelen. . . 72. Beysfel (Joost van), Raad van den Aartshertog Maximiliaan. . . 74. Bheem (Sebald) , Konstfchilder en Plaatfnijder. 75. Bibaut (Willem) , Prior van liet Karhuizer klooster te Geertruidenberg. 76. Bicker, zie Bikker. Bideloz (Gillis), Priester te Luik. . . . 77, Bidloo (Govert), Hoogleraar in de Genees- en Ontleedkunde te Leijden. 78. Bidloo (Lammert), Apotheker te Amfieidam. 8r. Bie (Adriaan de), Konstfchilder. . . . gr# Bie (Elias de), Griffier van de Finantien te Brusfel. 82. Bie (Joris de), Thefam ■ierGeneraal. , . g^ Bie (Markus de) , Konstfchiider. . . g4. Biel (johan), Syndicus der ftad Nijmegen. . g4. Bicfe (Be'in), Lid van den Rcsdder Beroerten in 1567.85. Bie-  25. E G 3 Bladz. jgfeSta (Niklaas)., Hoogle- ■ raar in de Medicijnen te Leuven-- ,. .. .85- Biesman (Kristoffer), Burgemeester te Nijmegen. 86. jlteeelingéh (Krist! tat Jansz. van,, Kffpstfihildet 8t.. Bigato (Marku? Anu nius), Abt van Tongzo. . 88. JBikker, oud en aanzienlijk Geflagt. .. .. 88. Bikker (Andries), Bwge meester te Amfieidam. b&. Bikker (Boel), .Raad te Amfieidam. . . 92. Bikker (Gerard), Drosfaard van Midden. . .. 92. Bikker (Jakob), Majoor van de flads Soldaten te Amfieidam. . . . 92. Bikker (Kornelis), Burgemeester te Amfieidam. 92. Bikker (Picter), Brouwer te Amfieidam. .. . 93. JSilius (Eduard) , Monnik te Antwerpen. . . 94. Binckrjakob), Konstfchilder. 95. Binga (Willem), Tekenaar van 't Verbond der Edelen. 96. Binkes (Jakob), Kommandeur ter Zee. . .. 96. Binkhorst (Lodewyk), Ambagtsheer van 's Gravezande. ,. .. 97. Binsfeldt (Petrtts van), Bisfchop van Azof. „ $3. Sisbink (Barent)., .Konstfchilder. .0 99. iBifet (Jan Baptist), .KonstJchildtv. .* .99. S t 'E JL :27t Wet (Karei Emattttel),, Konstfchilder, ,. , SSffl» jBiskop (Joan), Advókaat voor 't Hof van Tlolland .en Konstfchilder. .. .. Bisfchop (Abraham), J£ar.rtfchilder. .. .. isqg» Bisfchop (Jakob), d&msp-' fchilder. .. „ ;.c# Bisfchop (Kornelis) , Konstfcbildet. .. StQjj.. .Bisfchop (Rem Egbertz.j)rf Koopman te Amfieidam. ii3ü£> Bitter (Kristina)., Kloekmoedige Vrouiv. .. „> Bi-voorde (Lodewyk',van)„ Kanunnik vanGrcenendaal.iSfr Bize'(Vedastuo), Pastoor.ts Fontenpij. . » jffg» Blaauw (Joan), Sêhepsn-en Boekdrukker teAmfieldam.S8$* .Blaauw (Willem Jans.zoun), Boekhandelaar .-eet Drukker te .Amfieidam. 3$$, Blaauwhulk (Jan Simonsz.), Raad en Schepen ider /ftad Enkhuizen VfflflE. Blaer (Jan de),, Prior w® .St. jakob te Luik. ®55* .Blankaart (Niklaas) fHoog.*leraar inde Griekfe-taakee ■Gej'chiedeni ftn te iFraneker. ,. *, Stiïjjh Blankaart (Steven)., IMedbirijne Doktor teAwfieldmvüSS* Blankehheim (Eteder-tk .van)., Msfchop mn &■ trecht. \. ' » tf'SSU Blankhof :(Jan 'jEe.uritsz.% 'Kcnstjcltiïdet. «■ iKP?iWwki  37S REGISTER. Bladz Blankvoort, Adelijk geflagt in Overijsfel. . .128 Blankwalt (Just»s) , Kanunnik te Antwerpen. 128 Blansaart (Abraham en jan) , Medepligtigen in den beraamden muord van Prins Maurits. . 129 Blafere (Jan), Lid van den Raad der Beroerten in IS67- • • 130. Blafius (Abraham), Medi- cijne Doktor te Amfieidam. 130. Blafius (Gerard), Stads Medicijne Doktor en Bibliothecaris te Amfieidam. 131. Elasfiere (J. J.), Onderwijzer in het Stigtinghuis def Vrouwe van Renswoude. 13T. Blau (Jeronimus de), Bur. gemeester te Leeuwarden. 132. Blau (Quiryn de), Raadsheer in 't Hof van Fries. . land. . . 133' Bleek (R.), Konstfchilder. 135. Bleiswyk (Dirk van), Historiefchrijver te Delft. 138. Bleiswyk (Klaas van), Kanunnik van St. Bancras te Leijden. . . 130. Bleiswyk (Jan van), Priester te Delft. . . 139. Bleiswyk (Pieter van), Raadpenfionaris van Hol- ■ land. . . , 140. Blendecq (Kaïel van), Abt van een Benedïktijner klooster. . . 147. Bles (Hendrik van de), Konstfchilder. . . 147. Bladz, Blict (Adriaan), Secretaris der ftad Antwerpen. 148. Blitterswyk (Willem van), Koninglijke Raad en Kancelier in het Hof van Gelderland. . . 14$, Blockhoven (Gysbert van), * Karthuizer Monnik. 143. Blockius (Kornelis), Kanunnik te Utrecht. 149, Blockland (Kornelis van), Medicijne Doktor en uitmuntend Muzikant. 149. Bloemaart (Abraham), Konstfchilder. . 149. Eloemaart (Abraham) , Konstfchilder. . 152. Bloemaart (Adriaan), Konstfchilder. . . 152. Bloemaart ( Hendrik ) , ' Konstfchilder. . 153. Blosmaarf (Kornelis), Konstfchilder. . 153. Bloemen (JanFrancis van), Konstfchilder. . j 54, Bloemen (Nolbertus van), Konstfchilder. . J54, Blpemenftein (Jan),- Bail- juw van Kennemerland. 155. Blois, zie Treslong. Blois (Johan van), Raadsheer in 't Flof van Flaanderen. . . 31ok (Benjamin), Konstfchilder. . . Slok (Daniël), Konstfchil- • ■ 156. !lok (Jakob Reugers) , Konstjchilder. . 1-7. Blok  & E G I •' Bladz. Hok (Johanna Koerten), zie Koerten. Blok (Simon) , Zee-Kapitein. . • I5S. Bloklandt (Anthony) , Konsjchilder. . 15 9' Bk>m (Kornelis), Predikant te Leeuwarden. . 159* Blommevenne (Pieter) , Karthuizer Monnik. 171. Blond (Laurens le) , Kundig Genealogist. . 17 r. Blondel (Antony), een gedeerd Man. . 172. Blondel (David), Hoogleraar in de Gefchiedenijen •te Amfieidam. . 173- Blondel (Frans) , Stads 'Medüijne Doktor te Alen. 176. Blonkebyie (Jeroen) , Scheepstimmerman. 177. Siotius (flugo), Opziener van de Keizerlijke Bibliotheek te. Wenen. . 17 7- JBloxius (Pieter) , School- • meester te Leijden. V 178. Blyenburg (Adriaan. van), •Waradijn van de Graavlijkheids Munten van Holland. - 179- Blyenburg (Adriaan van), Hcofdfd.out van Dordrecht. ■• •• 181- .•Blyenburg (Adriaan van), 'Ridder van de orden van •St. MichieL .. 182, Slyenburg (Adriaan van), .Burgemeester te Dordrecht. , - ffiljenburg (Damas ran,):, S T TSi 9m 373 Thefaurier Generaal cder Vereenigde Nederlanden. alS.s. Bochius . (Jan),, .Secretarik der ftad Antwerpen. Bochius (Jan Afcariius), Regtsgeleerde. . Bochorinc, zie Boxborn. Bochx (Dominikus), dPriov der Abtdije van St. sBevnard. . ai8S. Bockehnan, s/eBoeckelmaa. Bockenberg (Pieter Kojjne» Jis), Hiflorijchnjver van Holland en Zeeland. 3.17. Bodacus (Johannes)-,'Gm?erheer -te Amfieidam. axjj. Boddaert (Pieter), fchildcr, . , ' Bodemon't (Fram"),6Grïpw' van 't Hof van Friesland. . •. a®3k .Boeckéjmsn (Johan .{fiseletrik), HoogleiMM- & / ;v , , , - Bonvoust, Predikant in de Bcmeres (Karei de), Ge- Walfe Gemeente te Utrecht 310 zant van Filips den IV. 298. tw,t» /-pi ^ tt- ,• ^ ^ .c . 7f. r, Boom (Pieter Kornelisz.), iionitacius , mjchop van Burgemeester te • Amflel- Utrecht. , . 298. dam. . . .311. Eonomonte (Robbert de),_ . Booms (Marinus Adri- Dominikaner Monnik. /302. aansz.), Schoenmaker te Bonfer (Adriaan), Deken Middelburg. » . 214. en Bastoor van Middel- Boomkamp (Gysbert), Bur- luri- • ■ 302. ger te Alkmaar. . 3Ij. Bonfer (Willem), Hoog- Boon (Daniël),■.RonsttóhiU leraar in de Regten. 303. der. . . .315. Bont (Hugo), Benfiomris Boon van Engelant (Kor- van Miadelburg. . 303. mUs), Bailjuw van Heen- Bont (Jan), Kancelier van vliet. . . .315. Braband. . . 303. Boonen (Arnold), Konst- Bont (Willem), Hoogleraar JUdldir. . . rjig. in het Kerkelijk Regt te Boonen (Jasper), Konst- Leuven, . . 304. Jdülder. . . 32a Bontebal (Klaas Michielz.), Boort (Hendrik) , Refter der Secretaris van Zevenhui- latijnfe fciïaien in 's Her- zen- • • • 305. togenbosch. . . n2(x ■ Bontekoe (Kornelis), Me- Boot (Aïïfelmus), Lijfartz dtctjne Doktor. . 305. van Keizer Rudolf den II. 321. Bontekoe (Willem Ys- Boot of Booth, Aanzienlijk brandsz.) , rampfpoedig Geflagt in Nederland. 321. Reiziger. . . 306. Bontemps (Augustyn), Be- Bo£, (Amo]dJ' Medieijne nediktijner Monnik. 308. ' ■ 322' Bontius (Gerard), Hoog- Boot (Everhard), Predikant leraar in de Medicijnen te ts Utrecht, . , 323» Leijden. . . 3o8. Boot (jGerhard), Lijfartz Bontius (Hugo), ervaren van Karei den I, Koning Ilegtsgeleerde, . 3-9, WW Engeland. ~ '324.  REGISTER: !77 Bladz. Boot (Kornelis), Predikant te Middelburg. - 324. Boot (J. van der), Wiskonftenaar. . . 324. Bootsma, Adelijk Geflagt in Friesland. • . 325. Bor (Pieter Kristiaanz.), Hijtoriejchrijver. . 325. Borch (Hendrik van der), Burgemeester te Mechelen. . . . 329. Borckens (Martinus), Latijns Digter. . 330. Bordet, Krijgsman. . 330. Bording (Jakob) , Hoogleraar in de Medicijnen te Roftok. . . 330. Boreel, oud, adelijk en aanzienlijk Geflagt. . 333. Boreel (Abraham), Raaden Muntemeester Generaal der Vereenigde Nederlanden. 334. Boreel (Adam), Godgeleerde en Taalkundige. 335. Boreel (Jan), Raadpenjio. naris van Zeeland. 336, Boreel (Jan) , Heer van Westhoven , Burgemeester te Middelburg. . 338. Boreel (Jakob), Raad en Rekenmeester van 's Lands en Graavlijkheids Rekenkamer in Zeeland. . 340. Boreel (Pieter Refen). 341. Boreel (Willem) , Baron van Vreendijke, eerst PenJionaris en vervolgens Hoofdofficier der ftad Amfieidam. . . 341. Bladz. Borsefïus (Jan), Hoogleraar in de Mathefis te Gronings ■ . 347- Borgefius (Jan), Medicijne Doktor. . , 24.9. Borgefius (Jart), Jefuit. 350. Borgbt (Hendrik van der), Konstfchilder. . 351. Borght (Pieter van der), Konstfchilder. . . ^52. Borluyt (Willem), Regtsgeleerde. . . 352. Borre (Niklaas van), Rooms Pastoor. . . 353, Borrebach (Adolf Van), Postmeester in 's Hage. 353» Borremans (Anthor.y), Remonjtrants Predikant. 353. Borremans (Jan), Kanunnik van St. Gudüla te BrusM • • 354- Borlalus (Wolfurt), een geleerd Man. . 3 SS. Borsfele, mul en aanzmlijk Geflagt.' . . 3SS. Borsfele (Adriaan van) , voornaam Staatsman. 357, Borsfele (Anna van), Vrouwe van Vere. . 358. Borsfele (Frank van) , Stadhouder van Holland en Zeeland. . . 362. ADDENDA. Alewyn (Abraham), Regtsgeleerde. . . 355. Eenediéti (Georgius) van Werteloos, Latijns Dig Ur' • • • 368.  BERIGT voor den BINDER, De PLAATEN te plaatzen in bet dUL Deel. I. Pourtrait yan H. BOERHAAVE. .. .. Bladz. 206. H. Plaat van Elf Amfteldamfche Burgers ,&c. 244. UI. frank van borssisus leest zijn doodvennis. . . . .. .. « 3ö4.