01 1067 3845 UB AMSTERDAM  BIOGRAPHISCfl WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. VIERDE DEEL.   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK der NEDERLANDEN, bevattende de Levensbefchrijvïngen van voorname STAATSMANNEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in alkrkiji vakken van Wctenfchappen, DIGTERS, SCHILDERS in anders KONSTENAREN: EN VERDEK, Zodanige Ferfonên, die door de ene of andere daad, zig beroemd, cf aan den Vaderlande verdien/lelijk hebben gemaakt; veelal ver~ zeld van hunne Karakterfchetzen, zeldzame Anekdoten die men elders te vergeefs zal nafporen, onpartijdige beoirdeling hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwijzing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben. Opgemaakt, Uit Hartdfchriften, een groot aantal van de beste Schrijvers in verfcheideneTalen over die onderwerpen handelende, en medegedeelde Berigten. VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE, DOOR J. A. de C H A L M O T. Met Pourtraitten en Tlaaten. VIERDE DEEL. te AMSTERDA^ff JOHANNES A L&t$ mdccxcviji £.1 ,''J$   BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. VIERDE DEEL. ü. BoRSSELE (HENDRIK van), Ridder, was waarfchijnlijfc de eerfte Heer van Vere, èn in die hoedanigheid tegenswoor'dig, ten jare 1235, bij het Tournoij te Haarlem gehouden, in 't bijzijn der Graven van Holland, Kleve', Bentheim eiiZè Dit vindt men opgetekend in een oud Register in folio , ge» noemd, de Ridderlijke Tonrnoijen en Hand/pel van Holland, berustende ter Rekenkamer van Holland, en getekend met de letter H. In een originele acte van verdeling van 't jaar 1264, vindt men dezen Hendrik; dezelve zegelde met drie Herren in 't wapen, even gelijk zijn zoon in 't jaar 1290, zijn kleinzoon in 1303, en voorts alle de Heren van Vere zegelden, tot dat Hendrik van Borssele van der Vere, op 't jaar 1390 eerst het wapen van Borssele zuiver gevoerd heeft, zijnde toen de oudfte branche van dit huis, die den zelvden oirfprong meenden te hebben, met die van den huize Habshtrg of Oostenrijk, 20 veel het mans oir aanging, uitgeftorven; en dus onnodig, dat de Heren van Vere, de tweede branche van dit geflagc IV. Deel-, A  BORSSELE* (HENDRIK van:) *s«lra!cendV,: t wape» va» Borssele langer met dë drie ïïeis. jen Weven' breken. Deze Hendrik van Borssele , die, naarsèfe ?crmoeden„ het kafteef Zandenburg heeft geftigt r was de zooiï ^an Wolferd-, negende Heer van Borsfele,. en klein» zbêal van Flqsis-, die ten tijde, van Graav Dirk den VI» 1 leefde- • ... Heer Hendrik hadt vier broeders, als: r. Franïc, tienden Heer van Bersfeh, Ridder;. 2. Floris; 3. Wolferd, Here van» Baürsdorp,. geftorven in 1232 , en begraven te Hozdékenskerke ; 4. Fieter, Ridder j wiens dogter Judith, in 1271 trouw» dfc met Hendrik van dek Lecke. In een oud handfchrift, verzameld uit dè registers en archtre» van Holland, vindt men, dat deze Hendrik van Borssele fcerfrouwd' zou geweest zijn met Maria van Egmont, dogter Tin WitCEM, den tweeden Heer van Egmont; en dat het uit fee vrouwe is, dat zijn nageflagt is voortgeplant, hebbende bij; haai verwekt en nagelatenv 1. Wolferd.. waar van beneden nader; 2. Raas, 3. Jan en Floris van Borssele, alle erts vermeld in oiHpionglijke aften van de jaren 1296 en 120-0/; 4. Hadewich, getrouwd met Gerard van Strïen, Here van Calishoek, zoon van Willem, Here van Strijen* en van Kkistina van Linden. ■ J. Ermerins, Zeeunfe Ottdh. van Vere, bl. 1-3. BORSSELE (HENDRIK van), oirfpronkelijk uit den tak van dit zelvde geflagt, welke zig door den bijnaam van der Vere, onderfcheidt, was de zoon van Wolferd den V, Here van Vere, Zandenburg, enz. en Hadewich van Borssele, die weduwe was van Adriaan van Heenvliet. Op welken ouderdom hij zijn vader in deszelvs heerlijkheid opvolgde, is onzeker, fommigen bepalen dit dp 't jaar 1409. Zeker is het, dat hij zig onder 't getal van die genen bevond, welke door Hertog Willem, den 22 oftober 1405, tot het beleg van Hagefleijn en Everjleijn ontboden werden, en dat wel met agt gewapende mannen. In r426 werdt hij, benevens meer Zeeuwje Edelen, door Hertog Filits van Bourgondien, tot Ridder van  BORSSELE. (HENDRIK vak) 3 van het Gulden Vlies geflagen; en in 1428, toen negen Raden en Rekenmeesters over Holland, Zeeland en Friesland wierden, aangefteld , was onder dit getal ook deze Hendrik van Borssele. Het jaar hier na, besaf hij zig in huwelijk met Janne van Halewyn, en van Wtkercke; die Smallegange Vrouwe van Hemsnde noemt, dogter van Olivier van Halewyn, Heer van Hemsnde, en van Margriete de la Olyte. Het was ter zeiver tijd en wel den 25 julij 1429, dat Heer Hendrik , benevens vele andere Edelen, vermeenden in de vierfchaar van Zuidholland beledigd te zijn, zig van daar beriepen op len Hertog van Bourgondien, of, als dit niet mogte behagen, op de, uitfpraak van den Aartsbisfchop van Keulen, den Bisfchop van Luik, en de Hertogen van Gelder en Kleef. Op het jaar 1430, vindt men van hem aangetekend, hoe hij een Voorbeeld aan zijne onderzaten was, in het voortzetten van den koophandel, zo dat voor deszeivs eigene rekening vee grote fchepen wierden getimmerd, en daar mede ten oosten e 1 westen handel gedieven. Intusfen groeide zijn aanzien met het vermogen aan, daar men hem reeds zedert den jaie 1420,' met de waardigheid van Opper-Houtvester van Holland bekleed vindt. Den 10 oftober werdt hij beleend door den Hertog van Bourgondien, met de heerlijkheden en leengoederen, welke Katryna van Kleef en van der Mark, zuster van 's Hertogen Alberts laatfte gemalinne, in Holland bezat, overgaf en aftlond. Vier dagen voor pinxteren van 't jaar 1436, ontftond te Middelburg een oproer, *t welk door den invloed en 't gezag dat Hendrik over zijnen neef Frank van Borssele voerde , geftild werdt. Of, en in hoe verre hij deel heeft gehadt in den oorlog, die Hertog Filips te dezer tijd tegens de Engelfen voerde , is niet te bepalen, maar wel, dat hij met vee! fchepen 't Zwin ingevaren , den doortogt daar van met ftaketten floot, tusfen Brugge en Damme, om daar door eerstge.. melde ftad, die ongehoorzaam aan haren Graav Hertog Filifs was, den toevoer' uit zee te benemen. Wanneer in 1438 een zware krijg met de Hanzee-Jledm ont« A 2 ftond,  £ BORSSELE. (HENDRIK vas> M$» en binnèn deze 1'aftdeh een oorlogs-vloot was uitgerust* t?:jg' Hendrik, zelve daar mede den vijand tegen, en maakt* fiuo hun. zo. bang, dat de zee geheel vrij wierd; Welke uiu flöfesndè dienst,, gevoegd bij zo veel anderen, oirzaak zullen gegeven, hebben-, dat Hertog Filips, ter beloning daar van, &** fpJB1»t'g<ï heerlijkheden en ambagten in Walcheren fohonk. Het was. tót dézen zee-oorlog, dat Vere twee oorlogfchqxm, reen, met den", naam van Baardzen bekend, leveren moest. Schoon- Heer Hendrik- voorfpoedig in zijne zeetcgten was, en; zijn aanzien met zijn vermogen vermeerderde, wierdt hij' tfgccir ook door rampen gedrukt; zijne geliefde ftad Vere, was. niei buiten, gevaar om door de zee verzwolgen te worden, v^ojnmen op middelen bedagt was, om, de nood daar zijnde-,. Troon dat woedend element, om zo te fpreken, al ftrijdende te wijken, waar toe Hertog Filips te Cats zijnde, den 20 apvi!' 1.439 enen brief verleende, bij welken „ denzelven „ Hewp'*ogen met luister en rpem v?n ■dapperheid bijgewoond; het genoegen gehad van zijne lied ■Vae (leeds in o'eei en handel te zien toenemen, zijnen zoon aan ene Schotje Princes van het Koninglijke huis uit te huwelijken , en vele goederen te verzamelen. In dezen toeltapd ftierf bij den 1.7 maart 1474, oud van dagen en zat van onrust; men meent dat hij wel 90 jaren bereikt heeft... Zijn levenswijze fchijnt deftig, en met zijnen ftaat.over.ee,>>Jkomftig te zijn geweest; een toevloed van Adel- £nlroge£>taLd-perfonen, zette Vere zo wel als hem luister bij. Ook was j •ongemean vermogenden uitftekend in eerambten., zijnde Rit 'der van 't buide Vlies, Raad en Kamerling van Her,tQg LV Lirs en Karel van Bourgondiër geweest; ook vearhim ly.i-. kleed' hebbende de waardigheden van Admiraal der 2S&.z.',y«A 9 Bjjfe  6 BORSSELE. (HENDRIK van) lijke waardigheden, de tijden in aanmerking genomen waar irï hij leefde, zeer ruime middelen, die hem in ftaat fielden-, om het aanzien daar van met gepasten luister te onderschragen; zijnde Graav van Grandprez, liggende in Champagne in Frankrijk, Heer van Vere, Vlisfingen, IVestkappel, Domburg, in Brouwershaven, van Falaix, Heer in 't land van Luik, Haemsroede, dcnAggere, Schoten, Aemjtelveen, Nieuweraemftel, Sloten, Oostdorp, Biggenkerke, 's Gravenpolder, en meer andere Ambagten in Walcheren, Zuidbeveland enz. Zonder van tienden en lopende landen te fpreken; en om nog klaarder denkbeeld van jden rijkdom van dezen Heer te hebben, ftrekt, dat hij, ten tijde, wanneer zijn zoon Wolferd, de Schotje Princes ten huwelijk vetkieeg, aan die, om een behoorlijken ftaat te kunnen voeren, van zijn inkomen 679 ponden 'sjaars, afftond, daar hij zelvs nog 1152 ponden vlaams overhield, na aftrek van alle onkosten; dus hij 's jaars 1800 ponden vlaams te verteren heeft gehadt; zeker een buitengemene grote fom in dien tijd. En, om het aanzien en uitfiekend vermogen van dezen Heer nog nader te doen blijken, dient, dat hij Hertog Karel van .Bourgondien bij iedere heirtogt, heeft moeten dienen, met dertien Mannen van wapenen, tien vegtenden te Paarde, en negentien vegtenden te Foet, en 'er dus geen ander des Zeeuvjen Adels hem gelijk was. Heer Hendrik hadt bij zijne hier voor gemelde gemaliime Janne van Halewyn, vier kinderen verwekt; als: 1. Wolferd, die zijn opvolger werdt, waar van beneden nader. 2. Josine van Borssele, jong overleden. 3. Anna van Borssele, getrouwd met Gillis, Here van Aniemuiden; door welk huwelijk Arnemuiden naderhand aan de Heren van Fere gekomen is. 4. Margriet van Borssele, getrouwd met Louis de Bruges, Here van Cruithuizen, Prinfe van Steenhuizen, Ridder van Gulden Fiks. Voorts was hij naar den fmaak der groten Van dien tijd, ook rijk in natuurlijke kinderen, hebbende vier bastaarden agter gelaten, als twee zonen en even zo veal dogters. De zonen waren ^Paulus en Wolferd ; Paulus is bekend geweest met den naam van Borssele van Latepdai.e; vaa  jiüRSSELE. QAN W$ r Van "Wüxferd is de tak -van Borssele tksu 'JSesssmiEs^Eis afkomilig, daar men .wil dat nog afftammelingen wan iin w.esen zijn. De dogters waren ILvtryjm jen .Elizabeth óf' 'Lyseeth ; Katryna trouwde in 1450, met Kokkelk van 'Schijn•öen, zoon van Jan van üchengen, 'Ridder. ï.ysbeth leefde nog in 1584, wanneer zij weduwe was van Jan van EwtCtfp"Ven; hare moeder was, 'Katryna, Jakgbs dogter. Dat Hendrik van Borssele een dapper :Krijgsman en gélukkig Bevelhebber zo te water als te lande is geweest, zal -nie'mand met regt kunnen betwisten. -Zijne geliefde ftad^n?, .genoot de meeste vrugten van .zijn gezag .en 'vermogen.; haar Moei, koophandel en zeevaart, nam dagelijks toe, .-zo wel-a?» hare voorregten; 20 dat deze de grootfte en vermogendfe'-Hscrt van Vere is geweest, en wiens gedagtenis bij alle inwoaSK van die Had verdient in zegening te zijn en te blijven. ——■ ■Boxhorn, Kronijk van Zeel. II. D. bl. :i8o. 198. 201. 2.06. i.ot. 212. 215. 234. 239. 253, 254. 263. 274. 277. 457. 8*«ag gaxge, Kronijk van Zeel. bl. 393. P. de l-a'Rue, 'Eeidh.'Zcsi 'bl 136-139. Wagen., Vad. Hifi. IV. D. bl. 8«. ;m, lis. ..Ti 7, 118. J. Ermerins, Zeeuwfe Qudfi. van Vere, bl. 53--..... BORSSELE (JA"N van), waarfchijrilijk te Mïddelbwg -boren, is in 1516 Hoogleraar geweest in de latijnfe taai,a«H het Hogefchool te Leuven; vervolgens Deken 'van 't Kapt-ttel,,, te Zandenburg otter Vere. -Ger. Nqviomagus fpreekt -wr.isir in deze bewoordingen: Sunt Middelburg! amict mei dim, .jpsrw ■unus est Joannes Borsalus, vir & vlta iniegrkate ' >~v.r,iï 33- 'W. v.-Goudhoeven, iKrmiik km MèlL JbL sa?.. iVoorr. uw ij. Reygeesberghs^ ■■Kronijk van 'ggü, Wssm*%iKwn. van 'JZeel. X D. Lbl. 457,. ïLa^Rce., fQeha.'f7M. WA %;.f 4-* iBÜM~  BORSSELE. (JAN van) BORSSELE (JAN van) van Des Hooge , zeon van Afif.J* aan van Borssele en Geertruid van Welderen; wierdt door Prins Willem den IV, tot zijn Reprefentant als Eeiften Edelen van Zeeland aangefteld, kort na dat gemelden Vorst bij refolutie der Staten van dat Gewest, van den 18 meij 1747 was opgedragen, de Raat en qualiteit van Eerften Edelen, op de gewone claufulen, en voorts onder dit bijzonder beding: „ dat 's Prinfen perfoon zou verbeeld worden, door lieden, „ den Staten aangenaam, in Zeeland geboren, en behoor lijk „ gegoed, van den waren Hervormden Godsdienst, en geene „ krijgsambten bekledende;" alle welke hoedanigheden in onzen Jan van Borssele werden gevonden. Ook wierdt hij op voordragt van den Stadhouder, in wiens blakende gunst hij deelde, het volgende. jaar als Gevolmagrigde naar de vredehandeling te Aken gezonden. Den 26 oftober 1750 wierdt hij in den egt verenigd, met Jonkvrouwe Anna Marcareta Elizabeth KoNinck, Ambagtsvrouwe van Rithem, zijnde de huwelijksplegtigheden met een ongemenen praal en pragt verzeld geweest. Verders vinde ik niets van van Borssele opgetekend, voor het jaar 1757, als wanneer hem ene eer werdt aangedaan, die men zeldzaam anders dan ten behoeve van Vorften ziet bewijzen: zijne gemalin namelijk, van enen zoon ■bevallen zijnde, ontving deze door ene bezending, de gelukwenfingen der Staten van Zeeland, die het Peterfchap over den jonggeboren aanboden, teiwijl Neerlands Gouvernante Anna, om hare achting aan dezen gunlteling te tonen, op zig nam gemoeder over dien zoon te wezen. Men begrijpt ligt, dat deze zo eerzugt voedende aanbiedingen, met uitbundig© vreugde werden aangenomen. Ook wierdt overeenkomftig hier mede, de doopplegtigheid met ene vorltelijke ftaatfie verrigt, en het kind de doopnaam van Willem Zeelandus gegeven. Velen vondt men in dien tijd, welke de pillegifte door de Staten van Zeeland voor dezen jongen knaap beftemd, ongefchikt keurden; zij beftondt hier in-: ,, dat het eerfte ambt, ., 't welk van wegens 'Zeeland ter vergadering van hun Hoog „ Mogendai., of in den Ra«d van Staten, of in de General*» .„ tóits  BORSSELE. (JAN van) p j; teits Rekenkamer, openviel, zo ras Willem Zeelandus „ van Borssele van der Hooge, den ouderdom van 20 jaren „ zou bereikt hebben, zonder ene verdere overlegging, zon „ werden opgedragen;" en dit befluit derZ^aw/eStat«awierd| ingevolge Refolutie van den 24 november 1757, in een daar toe vervaardigde, en met een daar op toepasfelijk latijns vers vercierde zilveren doos, bij wijze van pillegift, met veel pieg» tigheid den vader ter hand gefteld. De bepaalde tijd veriireken zijnde, wierdt Willem Zeelandus ook wegens Zeelani gedeputeerd ter vergadering van de Staten Generaal, en is als gewoon Lid van dat toen ter tijd zo luisterrijk kollegie, tot op de revolutie van 1795, aangebleven. Ook is die Heer als nog in leven. In het volgende jaar, namentlijk in 1758 , wierdt Heer Jan ene dogter in 's Hage geboren, waar over de Magiftraat van Middelburg .het gevader- en Princesfe Carolina , naderhand Princes van Nasjau Weilburg, het gemoederfchap aanvaardde, en bij den doop twee namen ontving, betrekkelijk tot beide de hoge doopgetuigen, te weten die van Carolina .Medioeurgensis; deze trouwde in het jaar 1775, met Berent Hendrik Bentink, Heer van Bukhorst, Zalk en Fekaten, welke geweest is, tot op de genoemde revolutie, Kollonel van de Kavallerie. Heer Jan van Borssele, is den 14 maart 1764 overleden. Ook heeft hij een broeder gehadt, die Kollonel Commandant van de Kavallerie is geweest, en Kommandeur van Lilio en onderhorige forten. Deze Fltrp Jakob genaamd, werdt ten jare 1757, door de Gouvernante tot medelid der Geeligeerden in de Staatsvergadering van Utrecht benoemd. Daar het nu een onvermijdelijk vereiste is, dat de Edellieden, alvorens zij in dit eerfte lid der Staten kunnen werden aangenomen , .hunnen adeldom moeten bewijzen; hadt van Borssele reeds het jaar te voren, een omftandig gefchrift ingeleverd, om zijne iïddermatigheid te bewijzen ; doch zulks baarde vrij wat tweefpalt tusfen de drie Staatsleden; want de Geedaeerden en de Steden, uitmakende het eerfle en derde lid. der Siigtjg Staars. A 5 ver-  20 BORSSELE. (JAN van) vergadering, fchreven aan de Gouvernante, dat zrj de bewezen des adeldoms van den Heer van Borssele van der Hooge, hun ten onderzoek door hare Koningiijke Hoogheid toegezonden, voldingend gevonden hadden, en1 dien Heer, diensvolgens, geregtigd te houden, om als een bevoegd Edelman, in het lid der Geêligesrde Raden te worden aangefteld. Doch de Ridderfchap, uitmakende het tweede lid, was van een gants tegenftrijdig gevoelen; zij zogten hunne zwarigheden tegens de egfheid der bewijzen des adeldoms van van Borssele onder 't oog der Gouvernante te brengen, en vaardigden, om hier in te ilagen, een Lid uit het midden van hun af naar die Vorftin, met een vertoog ten dien einde {trekkende , doch zij verfchoonde zig van 't zelve aan te nemen; maar wierdt naderhand te rade, fchoon zij betuigde zig op bet gedane onderzoek van het eerjïeen ■derde Lid, gerustelijk te kunnen verlaten, en met derzei ver bedenkingen volkomen inteftemmen, egter de zwarigheden en aanmerkingen van de Ridderfchap mede in overweging te willen nemen, „ ten einde voor te komen alle reden van beklag, „ even of gunst en genegenheid zou hebben kunnen aanvul,, len, 't geen aan de bondigheid der bewijzen ontbrak." ;Zij hadt alle de papieren van wederzijden, gefteld in handen -vaa Edelen uit verfcheiden Gewesten, en niet zijnde van den DuitJen Huize. Deraelver verflag hieldt de bewijzen des adeldoms van van Borssele, voor voldingend; waarom de Gouvernante niet langer uitftelde, hem te benoemen tot Lid van de Geëiigeerde Raden, „ niet twijffelende, of hun Ed. Mogenden zou„ den Hoogstderzelver omzigtige handeling in alles billijken, ,„ als die tot geen ander einde gefïrekt hadt, dan om aan nie„ mand ongelijk te doen, en te gelijk weg te nemen alle ver„ denking, van welk een aart die ook zou mogen wezen, als „ of. in dezen niet gehandeld ware naar de ftriktfie regelen „ van ene volmaakte juftitie." Van Borssele, na zig -van .zijne militaire charges ontdaan te hebben, nam op den i maait 1758 zitting als Edelman in het Lid der Geeligeerden, niet zonder heftige tegenkanting der Edelen, die 'er een protest tegen lieten aantekenen^ 't welk vernieuwd wierdt, toen de Gauwer-  BORSSELE. (f'ILIP JAKOB van) xr ^rernante in het volgende jaar, de in dienst zijnde Geeligeerde Kaden, voor drie jaren hadt doen aanblijven. Wag. , Vad. Hifi. XX D. bl. 99. 179. Ned. Jaarb. 1750. bl. 1354. 1757. bl. 727--720. 1758. bl. 329. 601. 776. 1232. 175-9. bi, 349, 35°- BORSSELE (PHIL1BERT van) , is geweest Burgemeester te Tholen, naderhand in 1625 Rentmeester beoosten Schelde te Zierikzee, welken post hij kortftondig heeft bekleed, doordien hij den 17 januarij 1627 in genoemde ftad overleed. Uit enige gedigten van hem in den Zeeuwfchen Nachtegaal geplaatst, .en een voor P. Merula Tractiat over de JVildernisfen, blijkt, dat hij een beoeffenaar van de nederduitfe poëzij is .geweest. P. de la Rue, Gelett. Zeek bl. 235- BORSSELE (FILIP JAKOB van) van der Hooge, is een volle broeder geweest van Adriaan, en was dus een zoon van Jakob van Borssele en Maria van Varik. Hij is geweest Heer van Voerhout, Raad en Rentemeester generaal der domeinen van Braband; en verwisfelde in 1697 genoemden post, voor dien van Raad der Had Middelburg. In 1712 wierdt hij als buitengewoon Gezant, wegens de Batavife Republijk, naar Engeland aan Koninginne Anna gezonden; vervolgens in 1715, met het luisterrijk karakter bekleed van buitengewoon "Ambasfadeur naar het zelvde Rijk, met last, om George den I, in naam Van den Staat geluk te wenfcben, over zijne op-ftapping tot den troon van Groot-Brittannien; vervolgens heeft hij aan dat zelvde Hof gerefideert tot het jaar 1723, en den ïoem verworven, van zig gedurende het gantfe tijdvak, zij - ner misfie, -als een eerlijk en voor den vaderlande getrouw Afgezant te hebben gedragen, die veelvuldige blijken heeft ge geven, van zijne verkleeftheid aan zijn vaderland in 't algemeen, en aan Zeeland in 't bijzonder, wiens belangen hij altoos met een warmen ijver heeft behartigd. Een 1.6 apiU 2728, wierdt hij namens de Regering van Middelburg, dooide Staten wan Zeeland aangefteld, tot hunnen gewonen Gedeputeerden in de vergadering van hun Hoog Mogenden, welken - 1 .aan-  je BORSSELE, (PJETER JANSZ.) (WOLFERD van} •aanzienlijken post bij bekleed heeft, tot dat de dood op den 5 maart 1735, een einde aan zijn leven maakte. Hij wierdt te ■Geldermalfem in het graf van zijne .moederlijke voorzaten begraven. In 't jaar 1701 trad Heer Filip voor 't egtaltaar, met Jonkvrouwe Maria Elisabeth , dogter van Mr. Quiryn van StrtÉn, Prefident van 't Hof van Braland, bij wie bij' ceu zoon heeft verwekt, die jong is geftorven. Not. der ■Staten van Zeeland. 1721. bl. 336. 1728. bl. 51. P. de la Rue, Staatk. Zeeland, bl. 37, 38. BORSSELE (PIETER JANSZ.) van -der Hooge, in 't jaaf 1570 bekend, onder de Edelen en Ridderfchap van Zeeland'; was Heer van der Hooge en Kleverskerke, benevens Rentemeester generaal bewesten Schelde, waar toe hij in 1589 is aange- ■ field, en den 11 maart 1596 in de Staten van Walcheren benoemd. Hij was een geleerd Man, en heeft gefchrevetr: Crafctaat ban De Scraltifche / ïföïïantfcfje en <0ee£telijhe %e&> 41ci1; 't welk door Smallegange, in zijn Kronijk van Zeeland, ï. D. bl. 398 en 685, ten groten dele is overgenomen. ——« P. de xa Rue, Gelett. Zeel. bl. 17. BORSSELE (WOLFERD van), tweede Heer van Ver*, 'was een zoon van Hendrik van Borssele en Maria van JSpmont. Men vindt van hem bij Mieris , Charterb. I. D. bl. 428. aangetekend, dat hij in 1280 zijne heerlijkheid van Vere en Zandijk aan Beatrix, Gravinne van Holland, opdroeg, en weder van haar ter leen ontving, 't welk door haar gemaal 'Graav Floris den V. bekragtigd werdt. Wolferd, nu een Leenman des Graven geworden zijnde, fchijnt die afhanglijkheid niet geduldig te hebben, kunnen dragen , althans daar ontftond twist, in welke hij, met andere Zeeicvje Edelen gefterkt, hun toevlugt tot Gcy, Grave van Flaanderen namen, dien zij tot enen inval in Walcheren wisten over te halen, welke egter niet naar hunne verwagting uitviel; dewijl het fchijnt dat des Graven belang zö wel als het •hunne vorderde, van zig ondeiling te verdragen, vindt .m&y ,  BORSSELE. (WOLFERD van.) $ dat Graav Floris de V, op den 30 october 1290, de^en Heer alle zijne misdaden heeft vergeven, en hem daar te boven tot' deszeivs Raad aangenomen. De br.ef van dezen zoen, geboektbij Mieris, I. D. bl. 510, is des te merkwaardiger, cm dat veel eer een onderling verbond, dan een vergiffenis van misdaden daar uit te bewijzen is; de Graav onderwerpt zig zo wel als Woï.ferD, ingeval van overtreding dezes verdrags,, aan de uitfpraak van te kiezehe Scheidsmannen, zeggende onder anderen: Waert dat onzer eenich van ons beiden daer jegens daed'e, dat wij willen, dat men dien Man houde voor een Man, die nhmner-neer te ghelo'oven is. Een blijk van wat aanzien te dier tijd een Ridder was, en hce zij met den Landsheer hun gëfchillen gewoon waren te beflegten. Den 27 of 28 junij 1296, werdt Graav Floris, gelijk bekend is, jammerlijk vermoord. Men weet, welk ene verwarring dit treurbediijf ih 's lands beftier te wege bragt. De Gcfchiedfchrijver Vossius befchuldigt Heer Woï.fèro , niet alleen dat hij kennis van dezen moord heeft gedragen, maar zelvs Ook. dat hij de Flamingen tot een inval in Walcheren heeft aangezet, na dat hij deswegen zijne bekommering aan de Dortcnaars even te voren hadt te kennen gegeven, die hem overreedden om met twee welbcman.de koggen naar Vere te rug te keien. Den 16 feptember ontving Wolferd een brief van den Koning van Engeland, waar bij die hem verzoekt om zijne Gezanten te ondeifteunen, herwaards gezonden, om den jongen Graav Jan , welke zig in dat rijk bevondt, te geleiden, en in *s lands regering te vestigen. Een blijk, welk hoog gevoelen het Engèlfe Hof van Heer Wolferds vermogen hadt, wiens, jliagt en gezag eerst ten top fteég, toen de Hollandje Graav te Vers aanlandde; want deze was zo dra niet in zijne magt, of hij wist z'g van deszei vs befluiten en raad geheel meester te makéri, en het gezag van Jan van Avennes , die als Voogd over hem was aangefteld, ten enemaal te verlammen, latende den Vorst op den 30-apiif 1297 enen brief bezegelen, waarbij die ghelovet Heren Wolferde van Bcrse-len onze getrouwen Man  14 EORSSELE. (WOLFERD vak)* Man bi onjen kerjldijken trouwen, ende bi dnfen eed. ■- dat •wi doet fullen, ende werken f dien in allen fikken bi HeerenWoiferde rade, ende boven al doen dat hi ons raed, ende hier bi fo hevet hi ons wedre geiovet kerft eideker trouwe, ende bi finen ede - dat hi onfe ende onfe orbare raden fal, ende doen fal in alk Jakken nafmen vijf finnen, endé na fine macht ende ware dat Jake dat hij in rede came tof omme dat hi die ghene van ons we- ret, die onjen lieven Here onjen vader jammerlike vermoort hebbe '—— f° geloven wi, dat wi hem bi al Julken trouwen, alsze voorjz. Jlaet in cje lettere, hem te heipene, te verjekeren, ende te radene, ende fiaende te houdene jegens eiken man enz. Met een zodanig Graavlijk handvest voorzien, 'begost Heer Wolferd een bewind te voerei, dat wel dra noodlottig voor hem werdt. Het eerfte, dat hij in zijh hoog geiteigerd gezag ondernam, was, de Westfriefen te beoorlogen, welken krijg hij fpoedig en gelukkig ten einde brsgt. Vervolgens was hij bedagt, om die genen, welke zijne grootfte tegenftreve'-s waren, uit's Graven raad te bonten; dit lot trof in de eerfte plaats, Dirk van Brederode, vervolgens moest Jan van Renesse, Eailjuw van Zuidholland, fpringen , die daar te boven nog, door een vonnis te Vere gewezen, gebannen werdt. Dit venigt zijnde, deedt hij zijn gezag en aanzien niet luttel klimmen; in de eerfte plaatze, door een d.bbel huwelijk van hem met de Vrouwe van Voorne, en van zijn dogter met nen Jonkheer van Voorne; en, ten tweden, met zig verftheiden adelijke verbeurd verklaarde goederen te doen opdiagen, als de landen van Hoerden en Benskoop, het kasteel van Ysjelftein en het kasteel te Moermont, welk laatfte hij deedt flegten. Om kort te gaan, hij oeffende een volledig gezag uit, naar eigen willekeur ingerigt; want intusfen dat de> zetel der landsregering te Vere was gevestigd, woonde hij op zijne eigene veste Zandenburg, die in grootte en fterkte die van den Landvorst te boven ging, en van waar die eerfte Staatsdienaar, de veste, zowel als den Graav zelve, in bedwang konde houden. Het kost niet misfen of zulk een hoogdravend gezag, aanzien en vermogen, a{ was het zelvs. met de beste hoedanigheden  BORSSELE. (WOLFERD vak) «averzeld geweest, moest veel afgunst verwekken en een ruim, aantal vijanden ter bane b.engen; zulks ondervond Heer Wolferd wel ras, en dat m hst tijdvak, dat hij het toppunt van vooflpoed en geluk fcheen bereikt te hebben. Hij haalde zig; den haat \an de gemeente op den hals, door 't veranderen van het 'Muntwezen, waar bij nog kwam, dat die. van Dordreclit met of zonder reden klaagden, door den Bailjuw van Zuidhollandir, hunne regten verkort te zijn, waarvan zij den oirfprong aan Wolferd toefchreven. De Dqrtenams en veie inwoners uit de naburige fteden, die ter hunner huipe waren tocgefchoten, verzetten zig met al dien- moed en onvertzaagdheid tegens den Grave en zijne gunitelingen, welke (leeds het eigenaartig karakter dezes landaarts heeft gekenmerkt, rustten zig moedig ten krijg, en Wclf-rd als 's Graven Veldheer, floeg het. beleg voor Dordrecht, wiens inwooi ers benevens h nne medehelpers zig zo dapper verdedigden , dat 'er kragtdadiger mid, deien vereist wierden, cm zig van die frad meester te maken; ten d.'en einde nam hij voor, zig met den Graav naar Zeeland ije begeven , en aldaar heii vaart tegens Dordrecht te berchrijven. De Hollanders hadden hier zo dia de lugt niet van gekresen of floegen aan 't morren tegens Wolferd. Zijn fchoonzoon, Gekard van Voorne , hadt, zo men wil, de koenheid van hem de vriendfehap op te zeggen, indien hij den Graav vervoer» de. Wolferd nu, doch te laat, ontwaar wordende, hoe verregaande hij bij de Hollanders in den haat geraakt-was, rekende zig niet langer veilig in 's Hage; hij begaf zig derhal ven op zekeren nagt van daar, Graav Jan, dien hij in alles naar zijne hand konde zetten, medevoerende; en ten einde niet ligtelijk agterhaald te kunnen worden, deedt hij alle de bruggen agter zig afbreken, rennende te post naar Schiedam, van waar hij voornemens was naar Zeeland over te fteken. Doch het vervoeren des Graven was zo dra niet rugtbaar geworden, of 'ï pof en gants 's Gravenhage was in rep en roer. De jonge Gravin kermde over 't verlies van haren egtgenoot, en ver* wekte zo veel roedelijden in de gemeente, dat velen zig gejeed maakten, om de vlugtenden te va volgen; ook waren zij .in  BORSSELE. (WOLFERD van) in weinige uren te Vlaardingen, en hier vernomen hebbende, dat de Graav wel van land geileken was; doch, door de ftilte weinig vorderen kon, bragten zij al wat maar volk laden kon, tot boten en visfchuiten toe, te water, en roeiden het met alle kragt, agteraan, terwijl zij de lugt, met luid roepen om hunnen Grave vervulden. Haast hadt men hem ingehaald, en nog fpoediger bewogen, om te rug te keren. Wol» ferd, die bij hem was, moest zig gevangen geven, en werdt, nevens zijne huisvrouw, naar Delft gevoerd, en op 't Steenhuis in bewaring gebragt. Graav Jan hadt zig terflond naar 's Hage begeven, zonder zig, zo ver men weet, om Wolferd meer te bekommeren. De Delffe burgerij met enen bitteren haat tegen hem irgenomen, was ondertusfen op de been geraakt, en vcor *t Steenhuis (amen gefchoold; en toen duurde het niet lang, of 'er ging een kreet op: levert ons den Verrader, of wij fteken het fieenlmis in den brand: Die van' binnen., 't zij zij, zo wel als 't volk, Wolferds dood zogten, of, gelijk zij voorgaven, voor *s volks woede bedugt waren, befioten hem, ontharnast, ter deure uit te Roten, daar hij, voor de razernij der verbitterde menigte bloocgefteid, in een ogenblik , door duizend wonden, van 't leven werdt beroofd; dit viel voor op den i augustus 1299. Dusdanig rampfpoedig lot trof een man, die, ten toppunt van eere geklommen , ailes voor zig deed bukken, en niet bedagt hoe veeg dit leven is, wanneer men niet dan vijanden ziet, en geene vrienden dan vleijers en (laven heeft. Heer Wolferd is tweemalen getrouwd geweest; van de eerfte vrouw die Sebille was genaamd, is de afkomst onbekend. De tweede, Katryna van Durby of Durbui , ook Ka« tryna van Teilingen geheten, was weduwe van Albert, Heer van Voorn, en ene dogter van Willem van Teilingen en Gerarda of Geertruid van Woerden, dogter van den vermaarden Herman van Woerden. Van haar wordt getuigd, dat zij een zeer fchone vrouw is geweest, en zeer bemind van Graav Floris den V, bij wien zij een zoon Dirk gehadt heeft. Wolferd heeft verfcheidene kinderen nagelaten.  BORSSELE. (WOLFERD van) ten. Boxhorn, Kro». van Zeeland, II. D. bl. 98. ior, 102. P. de la Rüb, Heldh. Zeeland, bl. 140-142. T. Domselaer, Befchrijv. van Amfi. II. St. bl. 126-128. Wagen., Vad. Hifi. III. D. bl. 102. 104. 109» 110. J. Ermerins, Zeeuwje QudK van Vere, bl, 4-21» BORSSELE (WOLFERD van), de tweede van dien naam, werdt de Oude gebijnaamd, ter onderfcheiding van een jonger broeder, mede Wolferd gebeten, dien men den Jongen noemde. Hij volgde zijnen vader als Heer van Vere op; en hij hadt ter nauwer nood zijne heerfchappij aanvaard, of in meij 1300 viel 'er te Vere een oproer voor, 't geen men wil, dat door de vrienden van den vermoorden Heer zoude gefligt zijn, 't welk bij den Gei'ehiedfchrijver Wagenaar, Vad. Hifi. III. D. bl. 127, een geweldig oproer genaamd wordt, en dat naderhand, met drie dujent pont tornojjen heeft moeten gezoend worden. Wij vinden niet veel aanmerkelijks ten aanzien van onzen Heer Wolferd opgetekend, hij Ichijnt van een vreed, zamer aart geweest te zijn, dan zijn vader en broeders. Wij zullen ons dus vergenoegen, met het laatfte bedrijf zijner levensrol te verhalen. Hij hadt namelijk het harnas aangegespt in enen krijgstogt met zijnen neve Grave Willf.m den IV, tegen de Friefen, en deelde ook in deszeivs ongelukkig lot; want hij wierdt met dien Grave op den 26 of 27 feptember 1345 , bij een dorp Wetcga genaamd, niet verre van St. Odulfs kloo'iter, liggende oostwaards een weinig van Stavoren, verflagen, en fneefde zo wel als die, en ook nog zijn neef Floris van Borssele , Arent van Kruiningen , en Klaas , Heer van Reimerswaal, benevens vele Hollandje Edelen meer. Heer Wolferd is tweemalen getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw was Alyt van Henegouwen, zuster van Grave Willem den III, bij wie hij geen kinderen heeft agtergelaten ; ten tweedemale trad hij voor het huwelijksaltaar met Hadewich Bot van der Eem , bij wie hij twee kinderen heeft verwekt en nagelaten, als Wolferd, Heer van Vere, die volgtj en Alyt , die getrouwd is geweest met Jan van Heenvliet, ÏV. Deel. 8  19 30HSSELE. (WOLFERD van) <$< SEjefiein, welke in -*t jaar 1364 is overleden. W. vm QojarfroEVKN, Kronijkr bl. 380, j, Ermekins^ Zeeuwf. QudJu jan Vere,, bL 2-2-32. BORSSELE (WOLFERD van) , de derde van dien naam, zoon van den voorgaanden en van Hadewich Bot van der. Ebm, geraakte: in 't bezit der heerlijke goederen van zijnen; ■rader op hein aangeftorven, toen het tijdftip daar was, dat iv even berugte als met regt gevloekte fa&ien der Hoekfen 9» Kabelfttimfen een aanvang, namens Men weet,, hoe Graav WriutN de Fv", kinderloos overleden zijnde, deszeivs zuster Keizerin Marsriet , de naaste erfgenaam tot deze landen was, era die het bezit daar van wel dra deor haren zoon Willem 9m Beveren betwist werdt. Voor dat zulks nog gebeurde, en niet lang na'deszelvs inhuldiging, namelijk den 24 feptemter 1346, verleende zij onzen Wolferd ,, die veste ter Vere, ff arve ende ambacht, ende renten, die van binnen ghelegen }, zijn, 't eener rechten arve lene enz." Hij fchijnt het ook ;gev/eest te zijn , welke Vere, dat in aantal van inwoners, zo wel als-in zee-nering toenam, met muren heeft doen befluiten, -en het, naar den aart der tijden, tot een vesting maakte, zo dat, in 't jaar 1348 de Kerk, wier bouw men wil dat reeds in 132S was aangevangen, tot een Parochie Kerk wierdt verheven, waar aan Paus Clemens van Avignon, veel aflaten en vergiffenisfen verleende. Wanneer den 5 januarij 1348, Keizerin Margriet het ge» bied over Holland, Zeelanden Friesland, aan haren zoon Willem overgaf, bevondt zig Wolferd onder 't getal van dien hogen Adel, welke den brief daar van hielpen bezegelen, in welken die Keizerin hem bij onderfcheiding van anderen, onjen Neve noemt. Graav Willem, de V, 's lands regering aanvaard hebbende, wist Heer Wolferd zig dra in deszelvs gunst te dri ïgen, en daar van voor hem een nuttig gebruik te maken, •*izi die hem b$ öonrebagljeg na fïnte bafencijnj? iracl) 2tcr. tM#f- het voorregt fchonk, benevens „ alfc fïnc bjtjrnöen K Öie tet ©eïc t\M in oen poire^ taoojben ©cre in jïnxn leticti ,, nu  BORSSELE. (WOLFERD van) „ nu tooenen jof fjicc namaefê boenen fullen/ nrit fiaere jeïitersS „ sueöe fonDcr argfteltjft gfteneucn hebben en oftenen nut befen „ openen bricbe tolne b$ te bacrnc al onfe fanöc bo?e/ sïjefiïte „ tmbcrs? onfen ffeöcn ban ï)oiïant enöe ban Bcdmt/ bie baet „ of b?ijfjebcn hebben." Ook bevestigde Graav Willem van Beyeren den 14 januarij 1350 dezen zijnen neef,. Heer Wolferd, in het erfleen van ter Vere. Heer Wolferd fchijnt, nevens andere van zijne magen en vrenden, fchuldig geweest te zijn aan den doodflag, omtrent deez' tijd begaan, aan den Heer van Moermont en van Wolfart den bastaard van Borssele , waar over de fchuldigen de uitfpraak iieten, aan de Vrouwe Gravin, die dan ook de uitfpraak daar over deed den 6 februari) 1350, en Heer Wolferd, benevens vele van zijn geflagt, vrienden en helpers, verwees in ene boete van 12009 ponden zwerter tomoife, inge» volge Mieris, Charterb. II. D. bl. 76"9« De regte tijd wanneer Heer Wolferd is geftorven, wordt niet opgegeven, maar het fchijnt zeker te wezen, dat hij niet lang het hoofd van zijn geflagt is geweest, en reeds ten jare 1356 was overleden. Hij was een groot ijveraar voor de Hoehgezinde partij, en wist door nieuwe giften en aan hem gegunde voorregten der Landsheren, zijne goederen aanmerkelijk te vermeerderen; ook heeft Vere veel verpligting aan hem, doordien hij die met muren en torens te befiuiten, tot een Rad. heeft gemaakt, en 'er een Parochie-Kerk in geftigr. Hij heeft tot gemalinne gehad , Margriet van Arnemuiden, bij welke hij vier kinderen heeft nagelaten, liggende nevens dezelve te Middelburg begraven. Zijne kinderen waren: 1. Wolferd, hier beneden. 2. Hendrik, die zijnen broeder Wolferd, welke kinderloos uit het egte bed overleed, als Heer van Vere is opgevolgd , en die Rad, van mijn 's Heren Poorte aan de landzijde tot deZandijkfe Poort toe, heeft verfterkt en de gragt tusfen beiden doen delven, zo dat Vere van dien tijd aan, als een frontier aan de zeekant is aangemerkt, en deze verbetering ook de uitwerking hadt, dat met het daar bij komende gedurig diepen van het veergat, de fcheepvaart aldaar Ba. da-  *5 BORSSELE. (WOLFERÖ' van) dagelijks' toenam. Tweemalen is Hendrik: getrouwd' geweest jj zijp eerfte vjouW was Margriet van ViaNen, waarbij hij twee zoons en ene dogter heeft verwekt. Voor de tweede» maal huwde hij met Margriet van NyeNrqde, daar hij ene dooier bij heeft geteeld'.. 3'. Floris, Ridder, genaamd Floris van Schouwen; deez' kogt van Hugo van Rass'ingen, zekere tienden en leenland in Borsfek.. In 't register der Edelen van Zeeland', wordt hij genoemd Broeder tot Vere. 4. Alyd , die tweemalen- is getrouwd geweest, en hadt tot haar eerften man Jan van Hëemsvliet ; ten tweedenmale huwde zij aan Jan , Here van Cruiningen. Boxkorn, Kronijk van Zeeland"r bl iiG. Wag., Vad. Hifi. III. D. bl. 297. J. Ermeri-ns, Zeeuivf. Oudh van Vere, bl. 33-42. BORSSELE (WOLFERD van), de vierde van dien naam, volgde zijn vader omtrent het jaar 1350 als oudfte mansöir op, in de heerlijkheid van Vere. Weinig bijzonderheden, van enig belang vindt men van hem opgetekend ; wij moeten ons dus vergenoegen met te melden, dat hij omtrent het jaar 1390 ' cverleedt, zonder bij zijne geinalinne, Catalina van der Wöestyne, kinderen nagelaten te hebben; doch van hem is eeii natuurlijke zoon overgebleven, ook Wolferd geheten. »'- J« Ermerins, Zeeuwf. Oudh. van Vere, bl 43-45. BORSSELE (WOLFERD van), de vijfde van dien naam, Ridder, volgde zijn broeder Hendrik op, in alle deszeivs góederen én heerlijkheden, en werdt dus ook Heer van Vere. Men vindt niets Van enig belang van hem vermeld, dan dat bij zig in 1399 ongevergd in 's Hertogenbosch in een twist Rak, dat- hem duur' te fiaan kwam, want hij wierdt gevangen genomen en hief dan op fterken aandrang van Hertog Albert, die gereed Rond de Brabanders hierom te beoorlogen, na twee jarên zittens, geflaakt. Hij heeft ter vrouwe gehadt HadewiGH van Borssele,. dogter van Klaas van Borssele, Heer var) Èrigdammc, éiï van Maria van Arnemuiden. Deze Haïtmisii was eerst verloofd aan den zoon des Heren van Maè«s'têBë> ê'fi dit huwelijk geen voortgang gehadt hebbende,  BORSSELE, (WOIJFERP van) 35 ,3e, trouwde zij met Adriaan van Hesnvliet., en na.zyneiï adood met Heer Wolferd.; die .bij haar twee zoons en egs rdogter heeft verwekt. Zij ftierf in 1402 of 14P3, en hij l, 50-52. BORSSELE (WOLFERD van), de zesde van dien naam, -was. een zoon van Hendrik van Borssele en Janne van &j xew,yn,,.die na dode van zijnen vader, als Heer van Vere heui ■opvolgde. Ruim-voerticn jaren .oud zrjhde, huwde hij aan de Schotje .Frinces Maria., zuster van Koning Jakos den l. .?ijüide door den Scheepsbevelhebber Lodewyk van Schengen .uit .Schotland afgehaald , en naar Zeeland gevoerd; voorts werd het .huwelijk.met veel luister voltrokken, op het kasteel van Zanden■ lurg. De huwelijksgift van.Heer Hendrik aan zijnen .zoon,, .heeft men onder dat artikel gezien: zij beftond .in.den .afftanJ. .van.een aanzienlijk deel zijner inkomften; die van den Schoijl", OKoning, was, het graavfchap van Bouckane in Schotland, daar iHeer Wolferd zo wel .als zijne gemalinne, den .naam va;1, ■voerden. Hij heeft flegts één zoon bij deze vrouwe verwekt,, ;.Carolds genaamd., dan deze is ,zijn ,vaders opvolger niet geworden., doordien hij, den ouderdom .van 13 jaren bereikt.héb,ibende, te Leuven, alwaar ftudeerde, zeer .fubiet "is .overleden. Zijn lijk werdt . naar Vere gevoerd, .en op .Zandenburg tbegraven. Toen Bisfchop 'David van Bourgondien, in 't'jaar -.r-Ajó,, te Utreeht werdt ingehuldigd, ..was onder dp Zeeuvfe .Edelen Heer Wolferd tegenswoordig bij die.plegtigheid; :.en .w.anncg? JKoning Karel de VU. van .Frankrijk , in .1.460 overleed, ten •de .Dauphin, .onder .den .naam van ;Lqb.ew.yk . den IXI, Aqv troon .beklom, .was .Heer 'Wolferd .een deelgenoot vv-an^alle •de luisterrijke feesten,, .welke-ter .dier rgelegenhefd igggftwii --«"ierden.  |.2 BORSTIUS. (JAKOB) Den 20 maait 1465, hadt Heer Wolferd het ongeluk zrjnfc huis vrouwe Maria, die hij tederlijk beminde, te verliezen, 't welk hem in enen diepen rouw dompelde. Hij nog in den bloei zijnes levens zijnde, en geen erfgenaam hebbende, be^ gaf zig in 1469 in een tweeden egt, met Ciiarlotte de Bourbon, dogter van Filips, Grave de Montpenjïer. Na veelvuldige krijgsbedrijven zo te water als te lande bij. gewoond, en bij verfcheidene gelegenheden fprekende blijken te hebben gegeven, dat hij geenzints van de edelaartige dapperheid zijner voorouderen was ontaart, overleed hij te Gent den 29 april 1487, van waar het ontzielde overblijfzel met veel plegtigheid en droefheid der Gemeente, in de kapel van Zandenburg werdt overgebragt, en in het familiegraf bijgezet. Met hem fti'erf de laatfle Heer van Vere uit der Borsfelen ftam, die in zijne veelvuldige heerlijkheden en vermogens, door zijn dogter Anna werdt opgevolgd, door welke dezelve in een vreemd huis zijn overgegaan, doordien zij met Filips van Bourgondien in den egt trad. Boven dien heeft Heer Wolferd bij zijn tweede vrouw ook een zoon gehadt, die jeugdig is overleden, en nog twee dogters, waar van Margriet, met den Heer Walraven van Brederode is gehuwd geweest; en Maria, in 1489 met Maarten van Polhaim, bijgenaamd den Schoenen-Poel, die Ridder van 't Guldenvlies, ook Hofmeester van den Rooms Koning Maximiliaan was, en daar mede de heerlijkheden van Baarland eri der Nisje in Zuidbeveland verkreeg, uit welke egtverbintenis, geen kinderen voortgefproten zijn, ——— J. Ermerins, Zeemife Oudh. van Vere, bl. 91-117. BORSTIUS (JAKOB), is Predikant te Rotterdam geweest, en wierdt geboren in 1612. Te Leijden oeffende hij zig in de wijsbegeerte en godgeleerdheid, en was daar gedurende die zware pest, in de jaren 1635 en 1636; zelv zette her» dat fmetvuur een pestkool in den nek, welker lidteken hem namaals als hij in befmette huizen kwam, waarfchouwde. Hij is geweest de eerfte Gereformeerde Leraar van Wormerveer en  BOBSXXDS. ■QBSOty g; Cn TfamSijk, 'die, eer hij daar kwam, noch Kerk noch Pi:ed> Jcant hadden, d->ch'0>r zi'n vertrek, e;k een Jfchone :meuwc Icerk, in plaat-s van een hinten preekhuis, geftigt en betaald zagen. Te Dordrecht wierdt hij geroepen in "*£ laatst van'.t jaar 2643,, daar hij buiten zijne gedagten, in veel moeite raakte over zijne predikatie over het lang haak, of Paulus zijne zedeles over'hetzelve. Eurstius hier tien jaren geftaan hebbende., wierdt te Rotterdam beroepen, daar hij in de overw-gnfelijkfte eendragt met zijne medebroeders zo groot een genoegen-y^ndt, dat hij na verloop van zes jaren, met aandrang verzegt lijnde >©m weder naar Dord te keren, zülks weigerde., gelijk hij.ook niet lang daar na -voor de beroeping van Haarlem bedankte. Dus leefde hij gezond -en welvarende den tijd van 18 jaren t imaar de overige 8 die nog bij zijn leeftijd gevoegd wierden, •waren jaren van-weedom en fmert; want hij wierdt'door $9$ ükwaal aangegrepen, die mem voor ene verzwering in -dg 'krop van de blaas hieldt, "en no^thans bleek een ongemak-van ...enen anderen aart te zijn, doordien men ca .zijn overlijden., .de-oirzaak van zijn bittere fmert willende nafporen, ,e.eu :groten fteen in '-s mans blaas vc-ndt. Hij ftierf den $ august^ 3680, en wierdt door J. -Oudaan met een lijkdigt -vereerd, ;te uitgeftrekt om hier in zijn geheel ene plaats te geven. '£Ji.c >dit gedigt blijkt, dat die Digter m ene gemeenzame verkering ;met hem heeft omgegaan. Na hem uitbundLen lof .taegezwytij; tte hebben, zegt hij onder anderen.: ^Beleefde Man, wat hebt gij menigwerven In vriendüjkheid uw aanfpraak mij gejont! '*k Betuig het (en betuig het op uw flerven Met rustigheid) dat ik geen .afkeer vond-, •Geen haatlijkheid van bijtzugt, -geen partijfchap,; Geen twistige aart in uwen ommegang» Maar mmzaamheid., en r.egt untfronfte 'biïjFchap,,, Wanneer .mij nooit uw 'bijzijn wiel lp .lang. Te oirdeélkundige 3». Stans, «etójgt in aijne Boèkmêv IX» D. Sti 502., „ dat 'hij verre w cenzMigljeid,  £4 BORSTIUS. (JAKOB) „ en ander dat de Leraar Borstius fchreef, met vermaak heeft „ gelezen, om dat men, zegt hij, kan zien, dat al zijn gczeg „ hartlijk en duidelijk is. In zijn preken, was hij dezelve „ man, en om die duidelijkheid en harflijkheid wedervoer „ hem in zijn leven dat geluk, dat hij gaarne gehoord wierdt; „ een geluk, 't welk te zeldzamer was, om dat hij 't niej „ overleefde, maar tot zijn dood toe een groten toeloop van „ toehoorders behield." Dan met dit al, ftaat vader Borstius in 's Lands Gefchiedbladen, met een zwarte kole getekend; door zijn gedrag, 't welk hij in 1672 hieldt, toen in den noodlottigen oorlog tegens Frankrijk, het gantfe land door gewoeld werdt, om Willem den III. tot Stadhouder te verheffen, makende zijne aanhangers het volk wijs, dat dan het land in eenmaal zoude gered zijn. Dat nu Borstius een ijverig voorftander van het Oranjehuis was, kan niemand wraken, die redelijk denkt, fchoon hij een tegenftrijdig gevoelen mogt koesteren; maar dat een Leraar van den Goddel.ijken Jesus , zijnen en onzen Meester, zig in zo verre koste vergeten, van de zagtmoedige lesfen dezes groten Menfchenvriends en Heilgezants, als 't ware in den wind te flaan, doordien hij en van den predikfloel en op ftraat, het wufte gemeen dat ras bewezen dienden vergeet, en niets te verliezen hebbende; altoos tot verandering geneigd as, tegens deszelvs wettige Regenten aanhitfte, en als't ware, den oproerkreet bazuinde, kan niemand, die een waar Christen is, goedkeuren. Dat nu Dominé Borstius aan dat euvel ziek lag, blijkt ten vollen uit het geen de oirdeelkundige Wagenaar in ,zijne Vad. Hijl. XIV. D. bl. 67 en 78, enz., wegens het oproer in den jare 1672 te Rotterdam voorgevallen, en dat aldaar met verwoestende plunderingen verzeld ging, heeft opgetekend. Dat Jakob Borstius , voor het overige een vurig ijverait is geweest, om de regtzinnige leer, ingevolge het denkbeeld van de Dordfe vaderen op het nationale Sijnode van 1618 en 1619 bepaald, met hand en tand vast te houden en te beichermen., blijkt ten duidelijkilen, .uit zijne menigvuldige Xchrif-  BORT. (PIETER) BOS. (JERONIMUS) 25 jfchriften door den druk gemeen gemaakt, meestal uit door hem van den kanfel verkondigde Leerredenen beftaande, en ■waar van men de optelling kan vinden, in het Naamregister van Nederduitje Boeken, door Jac. van Abkoude en Rein. Arrenberg, in den druk van 1773. bl. 60., waar van wij alleen als de zonderlingften zullen opnoemen, zijne SLccncbcn ober liet lang ï£aair / en ban fret banden/ fcu^fen en cmfjclfcn baiiJ. Labbadie, beibe in 4to. te iïotterö. in 1631. gebmht. BORT (PIETER), die omtrent 't midden van de vorige teuw in 's Hage wierdt geboren, beoeilende de regten, en \vierdt een der beroemdfte Advokaten van zijnen tijd, die voor de Hoven van Juftitie in- 's Hage hebben gepraktizeerd. Hij fchijnt tot op het jaar 1680 geleefd te hebben. Men is aan de fchrandere pen van dezen "kundigen Regtsgeleerden de volgende werken verfchuldigd, die door den druk zijn .gemeen gemaakt: 1. (Cractaat ban be IgrjHanöfcfie 3teenen en bc taj? om bic bij meerite brille en;, te benomen. '$ S?age 1649- in 4to. 2. <©bet het 2£ppH in be j^obintic ban ï^oltanb en atëegstfneéïanb/ omtrent criminele jafcen «15. i^age 1652. in 8bo. 3. Ille be kernen ban Mt. P- Bort. 'g Stage 1681. in folio. Herdrukt in 1702, en nogmaals te UtrecU in 173J, beide ook in folio. 4. .Jüagelatene IBernen ' of berbolg ou L. van Aitzema, Eafcm ban «^taat en «©wlog (?c. bcgtnnenbe met 1669 en embigmbe met 1697. IV 3Men in folio- met platen. 3ïmfr 1685-5699. Van de overigen die nog wel twintig in getal zijn, vindt men de optekening bij Abkoude en Arrenberg, Naamr. van Nederd. Boeken, druk van 1773. bl. 61. Saxi, Onor.u liter. P. V. p. 575. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 358-363. Pars, Naamrol der Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 111. IJ. Costerüs , Hiji. verhaal, bl. 108 • BOSC (PIETER du) , Predikant in de Walfe gemeente te Rotterdam, is de beroemdfte en welfpiekendfie Prediker van het tijdvak waar in hij leefde, geweest; hij was een zoon van Wjllem duBosc, Advokaat voor het Parlement van Rouaan, en zag het eerfte levenslicht te Bajeux den 21 fobruarij 1623. Na grondig in de geleerde talen en daar aan verknogte beginzelen der fraaije letteren onderwegen te zijn, beoeflende hij gedurende 18 maanden de Godgeleerdheid te Montaulan, en vervolgens nog drie jaren te Saumur, waar na hij een allerloflijkst examen ondergaan hebbende, tot Proponent wierdt aangenomen , en voorts 23 jaren oud zijnde, beriep men hem als Predikant te Ca'èn, wordende hier door ambtgenoot van den geleerden S. Bochart. Zijn naam werdt intusfen door zijne overgrote bekwaamheid zodanig beroemd, dit men hem als een volkomen orakel aanmerkte, en zijne welfprekcndheid wierdt zo wereldkundig, dat die van Charenton hem in 1658 tot hunnen Predikant verzogten, en daar toe de fterkfte aanzoeken deden; doch wat moeite die gemeente als toen en in het vervolg te werk öelde, om hem tot haar te lokken , was al-  3* BOSC. (PIETER du) alles te vergeefs, doordien hij zijne geliefde kudde te CaiTn niet wilde verlaten. Intusfenkost het niet misten, of zulk een uitmuntend man en die zo veel nut aan de gereformeerde partij toebragt, moest in 't oog lopen en ongerustheid aan de tegenftrevers van dien Godsdienst inboezemen; dit wierdt hij in 1664 gewaar, doordien hij door een Koninglijk bevel, naar Chalmis in ballingfchap wierdt gezonden. Een zekeren Paumier , die van gereformeerd rooms was geworden, befchuldigde hem vaifchelijk, dat hij in onvoeglijke bewoordingen van de Oorbie^t hadt gefproken. Door Parijs trekkende, om zig ter plaatze van zijne ballingfchap te begeven, gaf hij aan den Heer le Tellier zijne denkbeelden over de Biegt te kennen , en op welk ene wijze hij 'er zig over hadt uitgelaten. Tellier fcheen 'er voldaan over, en betuigde hem zelvs, dat hij nimmer enigen twijffel hadt gehad van de onwaarheid der befchuldiging. Ook bekwam hij zijne vrijheid weder den 15 october j66<, tot overgrote blijdfchap van zijne gemeente niet alleen, maar zelvs kwamen hem. een groot aantal roomsgezinden hartelijk geluk wenfchen, zodanig was deez' brave man van een ieder bemind. Op den 13 julij 16Ö8, werdt hij als Afgevaardigde der gereformeerde kerken van Normandijen, naar Parijs gezonden, om, was 't mogelijk, verzagting te bewerken, ten aanzien van de ftrenge verklaring, die de Koning reeds in 1666 tegens de gereformeerden hadt doen. afkondigen. Te Parijs gekomen zijnde, wierdt hij door de andere Afgezonderen verzogt, om de fmeekfchriften op te ftellen, dit deedt hij, en wierdt ook maar alleen tot het gehoor van den Koning toegelaten, daar hij op den 27 november 1668 de belangens van zijne geloofsgenoten, met zulk een kragt van woorden en welfprekendheid voordroeg, dat de Koning ten uiterfïen over hem voldaan fcheen, en aan het gantfe hofgezin zijn genoegen over de voorzigtigheid en overtuigende welfprekendheid van dezen Leraar, betuigde. In den beginne'fcheen dit enige goede uitwerking te wege te zullen brengen, doch was op den duur van geen gunftig gevolg, en aan du Bosc zeiven wierdt door een gewijsde van het Parlement van Normandijen, het langer bg<  BOSCH. (AREND) BOSCH. (BERNARDUS de) beklimmen van den Ieerftoel verboden, waar op hij het koningrijk verliet, zig naar Holland begaf, en fpoedig te Rotterdam als Predikant in de walfe gemeente wierd beroepen, en daar is hij verbleven tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 2 janiiarij 1692. Men heeft nimmer een man gezien, die met meerder gefchiktheid en deftigheid, de achtbaarheid van zijn beroep wist te doen gelden: ook ftemde hier het lighaam met de ziel in ove.een; bij ene fchone wel geëvenredigde geftalte, die rijzig was, hadt bij ene vriendelijke deftigheid in zijn wezen, welke geen geringe klem aan zijne welfprekendheid bijzette ; zijne levenswijze was ftigtende, cn zeer geregeld; ook was hij bij een ieder gezien, bemind en geacht. Hij is tweemalen getrouwd geweest, en heeft twee dogters nagelaten. 'Er zijn vijf delen in 8vo. van zijne uitmuntende Lecncdenen in 't licht gegeven, die ten jaiei745 in 't nederduits vertaald, in twee delen in 4to. zijn gedrukt, en met geen minder gretigheid dan in het oirfpronklijke zijn ontvangen. Catal. Bibl. Bunav. Vol. I. Part. II. p. 1102. C. S.vxi, Onom. Uier. Pars Wp. 284. Le Gendre, Vie de Monf. du Eosc. Bayle, Diüion. ed. de 1730. Tom. I. p. 619-621. BOSCH (AREND), is geweest Medicijne Doktor en Profesfor in de ontleedkunde in 's Hage. Hij wierdt tot dien post aangefteld, ingevolge refolutie van de Sociëteit, in dato. den 3 junij 1683, doch deed 'er kort daar na afftand van. ——■ J. de Riemer, Bcfchrijv. van 's Gravenh. I. D. II. St. bl. 610. BOSCH (BERNARDUS de) , een der bercemdfte en zeef v!oe".endfte Dig;ers van zijnen tijd, is geboren te Amfteldam, den f i maart 1709; hij overleed den 27 oflober 1786, in den . erdom van ruim 76 jaren. Hij was een braaf mensch, en zijne godvrugtige geaartheid maakte, dat hij zig inzonderheid tot het gemoedelijke en ftigtelijke bepaalde. Hoe gelukkig hij daar in is gedaagd, blijkt ten duidelijkften uit zijne Dicklievênie Verlust'gingen, waar van V Delen het licht zien. Konstvermogen en voortreffelijkheid van inhoud en bedoeling, dingen nier om den prijs. In het II. Deel der Werken \an de IV. D £ e l. C Maatr 33  Maatfihapp§ det Nederïmidjch Letterkunde te Legden, daar Boscs roedel fd van is geweest, vindt men van helft, Taal- en Dicht* handige Aanmerkingen, ter verbetering zijner Dicktlievende VEHLcyrioiircfEw; die bij bericht, „ met tweederlei. oogmer* ken ontworpen te hebben, Eerftelijfc,. om de feilen in zijns }, aitgegevene vaerzen begaan, te verbeteren; en ten ande„ ren, om aenkomende Dichters in hunne oeiFeningen te onderfteunen, en te waerfchuwen voor de klippen, waar op „ (zégt hij) wij verzeild zijn." In het opgenoemde Deel van die zelvde Maatfchappij, is nog een dichtftuk van hem geplaatst, 't welk hij ons berigt, dat wij verfchuldigd zijn, aan dat van den godvrugtigen C. F. Gellert, betijteld de Christen dt'e hem daar toe 't eerfte denkbeeld opleverde; het zijne is genaamd, de Christen aan den Vrygeest, 't welk Biet deze uitmuntende raadgeving wordt befloten: Gij ziet veel twljffling, maar verneemt ge ook niet veel licht? Waar gij bewijzen vind, is ilraks 't geloof uw plïgt. Wat afkeer, heimelijk de waarheid tcegediaagen, Verfterkt uw dubbing nog door nuttelooze vraagen ? Beproef den Godsdienst! doch ftaa in de erkentenis Dat uw verftand bepaald, en God oneindig is! Dan zult ge in 't fchoon ontwerp, ten fteun van 't waar betrouwen, Geen vleefcheüjk vernuft, maar 's Hemels Geest befchouwen. Van de Christelijke Gezangen, onlangs ingevoerd in de gemeente der Doopsgezinden bij het Lam en den Toren te Amfieldam, waar van de overledene lidmaat was, is verre 'tgrootfte gedeelte uit zijne godvrugtige penne gevloeid. BOSCH (JAKOB), een Fluweel wever, heeft een reeks van jaren deze handtering geoeffend te Leeuwarden, en zig na het. jaar 1771 met'er woon naar Kampen begeven, alwaar hij ÖJeen ik, in een hoog gevorderden ouderdom geftorven is. Het  BOSCH. (JAKOB van den) (JERONIMO de) Het was een dweepzugtig mensch, doch gants niet onervaren in de fchriften van het O. en N. Verbond, en behalven dat, vrij kundig in de hebreeuwfe taal. Van hem is door den druk gemeen gemaakt: i. triompfterenbe foaarfjetb/ bcrtoonb in ccnige fajncrifpjaten tu.éfchcn ben geleerben itabbi Hartog Levi en ben J>cfj?nber. 3Leeutu. 1747- 8bo. 2. Cttmtofjartige toaarfchoutoing tegen het boobljjn bcrgift ban J. Stinstra's boch tegen be <*5ecétb?ijberij. 9[b. 1751. 8uo. 3. Darnionie oer IV 'v£uangcl!.ï2ten. jfu. 1765. 8bo. 4. ï?et Bcftt ten tïjbe,bes" öaag#/ ïjjnöe een onöerloijjing in be ïfctoeciaofcfjc Caefc nonet/ va'ffdè•KeiwmeaKifche Akademie der fraaije Wetemchi^ ÉS te 'Er>w> van de Hdllandfche Maatfchappij der Wetenfckipprr te Havrlem, en vair het Provintiale Ütrechtfè Genootfcnap vairKonlten. en Wetenfchappen;. Korrespondent van dtf Cer.eeskundig* Akademie te Parijs, en van het Genootfcbap fc tovwi: mitsgaders Opregter, Directeur en Secretaris van f* Kamw- et> Geneeskundige Korrespondentie - Sociëteit in U H*ge, Hij ftierf in laatstgenoemde plaats, den .. meij 1783. % een Brief door era geacht cn kundig Predikant, wordt ten #aMb van hein aan den zeer geleerden Heer Mr. Meïn. fttatttf;, tot dc revolutie van 1795 toe Griffier van hel? voöimaüg gewest Overijldt het volgende getuigenis gegeven: »* VAN DES Bosch is mijn Commüito in mijne jeugd ge.« weesf.- Hij hadt toen principes van nauwgezette godsdicnti iirgficid'. Hij fs enkel door de kragt van zijn eigen genie H e'én baarlijk groot man geworden &c " liet geen deze man' inzonderheid beroemd gemaakt heeft, is ziji.e vlijtige nafporing van den aart, loop en toevallen van dV zo vernie'ende Fokjes of Kinderziekte, en door een tegengil té zoeken, kragtig genoeg; om het flopend vergif aan deze .-..ekte éigenaartig,- te bedwingen en al haar geweld te benefrien. Zodanig Arkanum, *t welk de kragt hadt van ene prompte genezing,- zelvs van de ergfte confluenten of van zamvloeijenrfe. ja' van zwarte pokken te bewerken, dagt van den Bosch gevonden te hebben. Dat dit zijn middel ook in vele gevaliefj yah een gewensten' uitflag is'geweest, blijkt door het getirgehis van vóórname Mannen, waar ondermen telt de beroemde Geneesheren, Joa Baster te Zierikzee, J. de Man te Nijmegen, J. Dü Bois HooleWerff te Alkmaar en vele ande3tin; als mede de onwraakbare getuigfehriften, te vinden in h'ëf Èérichi wegens ené verbeterde geneeswijze der Kinderziekte •ff* W in do Genees-, Natuur- en Huishoukundige jaarboeken, ty, a mr ti$6* . . Sft WSf den Sescs liet bij zijn overlijden ene weduwe tl bêhêvJeri# véïfèhela'SnS fctódërërt, Welke niét zéér door de t"Wfo tejwtffef, Ü& fcgkrempëné onhandigheden bevonden ;  BOSCH, CIMAN JAKOB .van vesfy ..fcn; men- dagt dus een dubbel doel met de gemeenmaking van het middel door den Overledenen uitgevonden, .en dat toe HU een .diep geheim was gebleven, te kunnen bereiken; namelijk, het algemene nut van 't .menschdom, en de verbetering der tijdige onhandigheden -.van de overgeblevene weduwe .en hare kinderen. Het mangelde ook zedert .niet aan welmenende JVi.enfchenvrienden, welke ijverigst wenscheen, .dat deze belangrijke ontdekkingen., ten nutte van diet menschdom, der geleerde wereld medegedeeld werden. Bijzondere -voorvallen, en gevolgen derzeive, .belemmerden zulks voor enen tijd: tot men in he.t eind, .zig omtrent de maatfehappij *en de mkomelingfchap buiten verantwoording willende Hellen, befloot te beproeven, in hoe verre het ontwerp van.ene algemene Intekening., door de uitmuntende en liefderijke Kerklcraarcn A. -.van den Berg en J. F. Martinet, .benevens andere welmenende Mannen, ter hand .gegeven, en gegrond op het gemeen belang van.geheel het menschdom, ingang -vinden*ogte; zig, :inet de moeite .en kosten we'ke aan -hetzelve noodwendig verknogt waren, ter bevordering der bedoelde gowigtige einden , vol vaardig belastende. .Djc .ontwerp varwiesf, vervolgens, weldra, de goedkeuring van zeer vele..vaoïnsme Mannen, welken des, de befluring van hetzelve,, gereciclijk aanvaardden. Schoon nu de goede uifcflag der bedoe.iug niet ten vollen beantwoordde. aan de verwagting, die mtn zig van gevormd had, doordien 'er .circa maar Scoo guiden.. wierdt ingetekend, daar de kosten van drukloon, als •andevzirrts noodwendig gemaakt, ter fomma van 2 5co guldens.daar.aaacst afgetrokken worden; beiloot men.egter, getroffen doc-rde eÜCE den., waar aan het menschdom,. door deze wrede ^ziel;te-, & •blootgefteld, ,en uit aanmerking van.de.ijverige pogingen dolvele wehuenerden in dezen ;aangewend., deimcttegcmlaiuule,, •tot de.mededeling óezet-.Genemvgsx pver te gaan; ,,ejï ;astc sqjc •befluic, .is de geboorte verfcb.uJdigd, -var. het w^i: ..getijtelp.: •©cuhaneeïi 13 eber fcen .toaaren .aart isctr rïtinöer^o.fcje^/ gejp nöcr?clli£r ücmftMttfjRC.ct] weitere 8?nccjhig» JêU0MISm^éi ra 'hem de üte'uilpzame hanji ie wiV&ifo'e- fg  BOSCH. (IMAN JAKOB van eek)' „ den, met aan hem hunne gedane waarnemingen met de bedoelde middelen, en hunne gedagten omtrent dezelven, ais „ mede over'-de gehele Verhandeling, te willen mededelen; „ ten einde hij hier door in ftaat gefield worde om aan te to„ nen, in welk ene waarde ook deze geheimen bij onze ver„ ftandigfte Vaderlandfe Geneesheeren gehouden worden: „ Zullende hij na een behoorlijk gebruik gemaakt te hebben „ van de waarnemingen van enen Sydenham, Huxham, „ Stoll, de jonge Vogel, Lentin, Hildebrand, Hufe„ Land , en anderen , der in dit Ituk meest beroemde Genees„ kondigen, als dan doen volgen, ene nauwkeurige opgave „ van de waarnemingen en gevoelens van die Artzen in on» „ Vaderland , die edelmoedigheids, rondborftigheids en oor., deels genoeg zullen betonen te bezitten, om hem ter uit,,'rooijinge van zeer fchadelijke vooroordelen te onderfteunen, „ belovende hij alle ftiptheid en eerlijkheid in de mededeling „ van de gemelde Waarnemingen , met den mam van derzelver „ Schrijveren, te zullen gebruiken." De Burger Nolst moet zig een rijke inzameling van den door hem voorgenomenen oogst, beloofd hebben, doordien hij aan den voet van het Berigt nog heeft doen drukken: „ De Brieven moeten vragtwij „ gezonden worden:' Of zijne verwagting, daar zulk een ruime mate van verwaande eigenliefde in doorftraalt, naar zijn genoegen beantwoord zij, betuigen wij niet te weten, maar 'er egter hartelijk aan te twijfFelen. in de Sïanmcrfiirtgen/ op be mbetfdjeibcne «StncWn go pïaatfï in be SKgemeene ïton|ï- en Ecttcrbobe/ brtrchheïuft be ©erhanoefmg ober ben baten aart bet ïünberpofsjrpV en bejfc jelbg onnanneïpe en $cherc gencjing/ nagelaten boe? mijlen I. J. van den Bosch &c.; leest men onder anderen": „ In ,, het Bericht van den Heer Dr. L. Nolst, fchoon op een „ vrij zwellenden toon geftemd, kunnen wij niet vinden, dat „ iets wezenlijks otter zaake dienende voorkomt. Het gevoe„ len van Boerhaave, vak Swieten, de Ha%n en andere „ beroemde Mannen, welke de mogelijkheid der ontdekking „ ■van enhj fpteiSeq middel tegens de Kinderpokjcs omhels- ,. den..  BOSCH. (JOANNES de) 41 den, en elk tot de navorfching van het zelve aanfpoorden, „ verworpen hebbende, kon deze Verhandeling zeker zijne „ goedkeuring niet wegdragen: 't fchijnt egcer, dat hij niet ,, goedvinden kan, de wederlegging derzeive te ondernemen, „ zonder alvorens daar toe de nodige bouwftofFen van an„ deren te hebben ontvangen: waar toe hij ook alle Medicina „ Profisfores en Doclores uitnodigt; doch, daar hij zig, „ aanvanglijk reeds op enen afkeurenden toon over deze ge. „ neeswijze uitlaat, fchijnt men te moeten befluiten, dat hij, „ alleen van ongunjlige beoordelingen en berigten, de mede„ deling verlangt. Ene handelwijs, zeker, verre van edel„ moedig en onzijdig te wezen." Medegedeelde Berich¬ ten. Algemeene Kunst- en Letterbode , VII. D. bl. 114. 165. 170--172. en verders de boven aangehaalde Verhandelingen. BOSCH (JOANNES de), een zoon van Jeeonimo en broeder van Bernardus, is in 1713 te Amfleldam geboren, en fchoon niet opzettelijk tot de teken- en fchilderkonst opgeleid, liet hij nogthans van zijn vroegfte jeugd af aan, daar voor zo veel zugts en genegenheid blijken, dat die edele kunst vervolgens ene der hoofdbezigheden van zijn arbeidzaam leven is geworden. Kragtig voedzel ter aankweking van deze aaugeborene geneigdheid, vondt de Bosch, deels in de keurige verzamelingen van tekeningen en prentkonst van zijnen vader, deels in de gemeenzame verkering, met de bercemdlle Konftenaars van zijn tijd, Jan en Micideï. van Huyzum, Moucheron, den uitmuntenden Jakob de'Wit, en anderen. Ongemeen behaagden onzen Konstminnaar de tekeningen van Jan van Huyzum , en hij drong zo diep in den geest dies Schilders door, dat hij enige van van Huyzums voornaamfte en uitvoerigfte tekeningen zodanig heeft gekopiëert, dat konstkundigen, dikmaals moeite hebben, om de kopiën van de originelen te onderfcheiden. Daarenboven zijn de eigen, inventien van de Bosch van Arkadife landfehappen, insgelijks.in den trant van den zelvden Jan van Huyzum , of ook wel in dien van Mouciieron famengefteld. Meer hielde de Bosch zig C .5 he-  41 BOSCH. (JOHANNES vah den) (LODEW. JANS2.) bezig met tekenen, dan met fchilderen met olieverf-; als zijnde dit featfte te omflag.tig voor iemand, die niet als ene kostwinning, maar flegts tot zijn vermaak en uitfpanning, de konst behandelde. De voornaamfte proeve zijner bekwaamheid, ia *t fchilderen mei: olieverf, is éne kamer, met Arkadife IandXchappen befchilderd, in het huis, weleer in eigendom be* woond, door zijnen geleerden vriend Pieter Fontein, in léven Leraar der Doopsgezinden te Amfleldam, ftaande op de Heiegvagt. Voor *t overige was Joannes de Bosch een eerlijk, welmenend, openhartig, en bij uitilekendheid godvrugtig 'Mm. Hij overleed ongehuwd, den 31 januaiij 1783, in den ouderdom van bijkans 72 jaren, 's Mans nagelatene tekeningen, worden onder het konstüevend geflagt bewaard.^ BOSCH (JOHANNES van den) , Beftierder van de Lombard of Leningbank, en Koopman te Leeuwarden, heeft in 1774 of 1775 .uitgegeven : bcr Jluhaé VII. 3b. 4to. Behaïven dan nog verfcheidene Intree-, Affcbéid- en Lijkpredikatien, en •ene voorreden op het werk van Do. Johan Temmink, over het gehele 17de HoofdfT.uk van 't Eü'arigélium van Joiiannes. ■ 9ïcu Q5c(c£rt Europa./ VII. f. 602.. BOSMAN (WILLEM), waarfchijnlijk te Utrecht géboren den ia jannarij 1672, is geweest Raad en Opperkoopman op het kasteel St. George d'Èlmina, mitsgaders Xwede Perfoon van de 'Kust vanGuinca. Hij heelt uitgegeven: .fóaürofteilrtSje 'iBe« fchjijvjinjj brai be <£>otib/ (£anb cn :s>labefuts"t / niet platen. Émfï- 1704. 4to. iCtocrbe Eunth/ geuiibcrb en bermeevbeïö. t 9fb. 1711. 4t"Q. Alvorens dit werk in 't 'licht kwam, heeft men geen hauwkèürige befchrijving van de Goudkust, die eep gedeelte van Guitiéa uitmaakt, gehadt. Het zelve is in een vrolijken trant ingerigt, en bevat 20 Brieven, waar'bij men nog twee andere gevoegd heeft in 1701 en 1702, door de ZecKapite ns David van Nvendael en Jan Snoek gefchreven,, bevattende ene befchrijving van het eiland.Fonnofa of Benin,. Door het gantfe werk heen , vindt men een menigte .aanmerkingen over de .Planten en Dieren van dat land , als mede over de zeden en levenswijs der Negers., die 'er als diefagtig, be~ .dripg'.ijk, lui en aan den wellust overgegeven , gefchilderd ■worden. Om een denkbeeld van Bosman's fchrijftrant te vor■men, behoeve men .flegts zijn voorrede te lezen, waar in ;hjj onder .andpren zegt: „ yan.den ojapartijdigen L.eefer eis/h  BOSQUIER. (FILIF) 4i % ft niet meer, dan dat hij mijne manier van fchrijven, die t, ëp fommige plaatfeu wat dierlijk of naakt fchijnt, niet eii veröordeele, en nog veel minder dat Mj daaruit een geVj volg femde willen trekken, als of mijn levenswandel op ge- liike leest gefehoeijt was. Hier in fonde zig een ieder be» ,, drogen vinden, want de geene met wien ik de eer heb om „ mede te verkeeren en Brieven te verwisfelen, zijn niet on,,- k-undlg, dat mijn ftijl zig altoo3 meer na raülerle als psdanti- ris heeft gevoegt &c." BOSQUIER (FlLlP) , geboren te Mans in Henegouwen, omtrent 't jaar 1561, volbragt zijn eerfte lettercefteningen in zijn vaderftad. Hij was van een zeer fatzoenlijke familie, cn hadt een broeder die Schepen of Raad van Mo is was, cn Kapitein van de Burgerij. Omtrent 1580, toog hij het Rccollctten monnikkenklced aan, in het klooster van Luxemburg. Na zijn gedanen proeftijd, werdt hij naar Namen gezonden, daarbij vier jaren in de theologie ftudeerde, zig teifens tot den predikdienst bekwaam makende, dien hij gedurende een lange reeks, van jaren in de ll'afe lieden heeft ■ uitgeoeScnd. -Na verfcheidene aanzienlijke klooster-posten bediend te hebben; ftierf hij 'in 1636 in het klooster te jw'nes in Henegouweit. Dien Geestelijken was het fchrijven geen werk, zo in rijm als ooiijm, in 't latijn en fn 't frans; ook' Rond'hij in zijn tijd voor een fchrander Prediker te boek, en men kan niet ontken-, •hen, dat hij veel vu r en verbeeldingskragt bezat 5 mistenden Was hij ook een gedeelte van zijnen roem verrchnldigd aan •zijne fraije Iighaamsgeftalte, ftem en gebaarmaking. Met dat al, was hij in den grond een vrij fober redenaar; zijn taal is gants en al niet nauwkeurig, zijn ftijl is onb'efchaafd, zijn denkbeelden zijn fomtijds beuzelagtig, dikwüs vreemd, en meestal a!s heet zand aan malkander hangende. Om kort te gaan, hij bezat zeer veei geestdrift en weinig gezond vei (land; om hier van overtuigd te worden , behoeft men flegts zijn ogen te flaan in de opdragt van zijn Orbis tenor, om daar een aantal van zijne boeken en predikatiën met vrij wat verwaaniheid te zTe»  45 zien ten toon Rellen, zijne geweldige uitvaringen tegens de vijanden van zijn vaderland, de gelijkenis van Diogknes mei den H. Franciscbs &c. Daar zijn een menigte Leerredenen en andere Verhandelingen van hem afzonderlijk in 't licht ge* geven, die naderhand bijeen in III Delen in folio zijn gedrukt, onder den tijtel van: R. P. Philippi Bosquieri Concii aum, quas variis in locishabuit, Tabula Jive nota, primum fparfm edita. Colmla exc. Joan Crithius, 1621. Paquot, Mem. Utter. Tom. V. p- 293-301, ' BOSSAERT (THPMAS WILLEEORTS), Konstfchilder, is géborén te Bergempzeom in ic.13, heeft tot leermeester gehadt Gerard Segers; is geweest een goed Schilder van grote beelden en pourtraiten? en hij heeft op 't best van zijn tijd, Rome, Engeland en Duitsland bezogt, en 'er körtéf of langer Zijn kónst geoeffend; vervolgens begaf hij zig met 'er woon naar Antwerpen, daar hij in 1660 de konst met ijver bevlijtigde> — A. Houbraken, Schouwb. I. D. bl. 357. BOSSCHAART (WILLEBRORD), geboren te Bergen®, zoom in 1577 , is Kanunnik geweest in de abtdij van Tongerlo , en naderhand Hoogleraar in de theologie. Hij was een geleerd man, inzonderheid ervaren in de kerkelijke en wereldlijke Gefchiedenisfen. Hij is te Mechelen geltorven, den 25 julij 1657, in den ouderdom van 80 jaren. Deszelvs door den druk gemeen gemaakte werken, zijn: 1, De initiis & pregresjibus Monafticis. 1619. 2. De vita contemplativa £? aüivi. Lov. 1620. Afo. 3. De candido habitu candidi ordinis Pramonftntenfis. 1621. 4. De ordine Pramonfiratenfi Clericali fm Canonico. 1622. 4fo. 5. De laudibus B. Siardi, Hmti B. M. in Frijia Abbatis. Mechl. 1623. 4». 6. De natura Veritatis. Ib. 1624. 4to. 7. De Micncosmo, Jive Humani corporis fabrica. Ib. 1626. 4-to. 8. Exegefm D. Augustini in Pasfionem Dominicam. Lov. J645. 4f5. 9. Diatribam de primis veteris Frifia Apofiolis; Jive Disfertationes 156, quibus eorum anni, a&us, res, perfona, locat tempora in eorum aüis occurrentia, discutiuntur, illuflrantur, errotesque ab aliena manu ülapfi refellmtur, Mechlin. 1647. 8v«^ BÖSSAERT. BOSSCHAART.  BOSSCHE. (JOANNES vak den) (PIETER vak dek) jo. Énchiridior, ie Actis S. Patris Augustini, ex volumïnihus ejns eolletlls, eim Appendice de Trandaiionibus ejusdem Prccfidis. Mechh 1647. 8i'0-. 11- Feria fexta, Jive ejus dignitas, ae opera Jacra ejusque diei colle&a ex S. Script, probatisque Autoribus, cum txplkatkne. Mcchl. 1653. J. F. Foppens, Bibl. Belg. i). 11Ö5, "65. F. Sweertii, Athen. Belg. p, 706. C* Sasi, Onom. liter. P. IV. p. 283. BOSSCHE (JOANNES van Den), van Loenen in Brabant geboortig, is geweest Medicijne Doktor, en zeer ervaren in de iatijnfe en griekfe talen. In 1558, wierdt hij als Hoog. leraar aan het Hogefchool te Ingolflad in Beijeren beroepen, en deed bij die gelegenheid ene redevoering: De optimo Medico £ƒ Medicina; Au&oribus; welke voorhanden is, in Tom. I. Oratiatimt Ingolftadknfium. Voorts heeft hij door den druk gemeen gemaakt: 1. Ene Iatijnfe vertaling van Ocellus Liicakus, daar hij zijne aantekeningen , benevens den grieklen lext heeft bijgevoegd, gedrukt tc Leuven in 1554, bij Filter Col*Nzeus. 2. De Peste. Ingoljl. 1562. 4to. 3. Concordia MedicO' rum c5* Pkilofophorum de humano conceptu, fatus cotporatura, tmimatione; prceterea de Centauris, Satyris £fc. Ingoljï. 1576. Edit. fee. Ib. 1583. 4fo. ■ J. F. Foppens, Bibl. Belg.' p. 586. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 399. Jo. Alb. Fabrïcii, Bibl. Grceca. Lib. II. c. 13. p. 497. C. Saxi, Onom, liter. P. III. p. 330, 331. BOSSCHE (PIETER van den), geboren te Hautun-St.-Lhin, een dorp in Fiaanderen, nabij Aalst, begaf zig den [26 januari) 1571 te Leuven in de orden der Jefuiten; vervolgens trok hij naar Mentz, alwaar hij tot Doktor in de godgeleerdheid wierdt bevorderd; en hij ftierf in dieftad,den lojulij 2592. Men heeft niets anders van hem, dan: Disputatknes de Deo, ac de Sairamento Poenitentice. F. Sweertii, Ath. Belg. p. 635. Aleg. 400. Paquot, Mem. litter. Tom. XVIII. p. 12 5- BOSSCHE (PIETER van den), was waanchijnlijk uff'h» graavfchap van Fiaanderen afjfomftig, en kwam omtrent 't einde 47  48 BOSSCHE. (PIETER van den) (THEODORUS v. d.) de van de XVIde eeuw ter wereld. Na zijn eerfte letteroeffeningen volbragtte hebben, wierdt hij Monnik in het klooster van St. Urjula te Aalt, waar van hij zedert Prior is geweest. Het fchijnt dat hij op zijn langst geftorven is in 1641. Men heeft van hem in druk: Vita S. Guilielmi Eremitce £? Confesjons, nee non Primicerii Ordinis Guilielmitarum. Bntx. 1626. i2n». —— Paquot, Mem. litter. Tom. XVIII. p. 127. BOSSCHE (PIETER. van den), geboren in 1534 te Mechelen, wierdt Dominikaner Monnik in het klooster van die orden, in 's Hertogenbosch; ging \an daar naar zijn geboorteplaats, alwaar hij den 19 maart 1653 in 't openbaar zijne geloften deed; voorts zijne ftudien voltrokken hebbende en tot Priester geordend zijnde, wijdde hij zig ten enemalen toe tot den predikdienst en biegtftoel, en wierd Pastoor van St. Jdkob in 's Bosch. Doch zijn onbezonnen ijver'voor zijne geloofsbelijdenis , en de lelijke kleuren, waar mede hij inzonderheid de Gereformeerden van den predïkftoel fchilderde, gevoegd bij de hatelijkheden in bet volgende boek van hem te vinden, brag. ten te wege, dat de regering hem uit die Rad bande; waar op hij naar Mechelen te rug keerde, en Piior van zijn klooster wierd; waar in hij den 19 maart 1690 ftierf, oud ruim 55 jaren. Het genoemde werkje van hem, heeft den volgenden tijtel: ©cn CatholijcHcn Pcöagoge/ofte «JThnétcIrjchcn <0nöcr* foijfcr in Den <£atccF)tënu# / berbccir in bijf beclen; uitlegnrnbe 111 Ijonbert (e#n be c£ftj#tclijcRc JBacrftebcn / cn bc principale «penen ban tjêt fjepöfj / Kcomp'ch/ (Catfcohjciï/ 2ïpo£toujefe «©geloof / hij manicre ban bjacrjljcn enbe anttooojben. Sïntto. 1685. 4i0. en herdrukt in 1690, 1716, 1743, 1750 en 1756". ■ DeJongiie, Belgium Dominic. p. 310, 311. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. iöi , 162. BOSSCHE (THEODORUS van den), geboren omtrent , 't midden der XVIde eeuwe, heeft een Heldendigt in 't licht gegeven, met dezen zonderlingen tijtel: De ccede GuilielmiNassovii £f tormmtis Balthasaris Gerardi, tyramidis Auriaea vin-  BOSSCHE. BOSSEMIUS. BOSSES. vindicis. Lovanii apud Massium, 1589- 8vo. . J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 1110". BOSSCHE , een Luikenaar van geboorte, is ftads Doktor te Dendermonde geweest;%en heeft in druk uitgegeven: Eiftoriet, Medica, cum fig. Brux. 1639. Ato. BOSSEMIUS (MATTHYS), wierdt in 1527 te Amfleldam geboren; zijn ouders, die deftige brave lieden waren , gaven hem over aan 't bellier van den deugdzamen Pieter Crocius, toen ter tijd Priester en Rektor der Iatijnfe fcholen in genoemde ftad. Onder het opzigt van dezen man, maakte hij fpoedigcn voortgang in het beoeffenen der fraije letteren. Dezen loop ten einde zijnde, Rudeerde hij eerst in de philofophie te Leuven, toog toen het geestelijk kleed aan, en beoeffende vervolgens de godgeleerdheid aan die zelvde Hogefchool. Den trap van Licentiaat beklommen hebbende, nam hij enigen tijd den post van Lezer in de godgeleerdheid in het klooster van Heverle waar; doch de roem, dien hij reeds te Leuven hadt verkregen, was zo groot, dat hij op de Akademie van Douai, nieuwelings door Filips den II. geftigt, tot Hoogleraar wierdt beroepen, en op den 16 julij 1571 in die waardigheid bevestigd, welke hij tot aan zijn dood toe heeft waargenomen, die voorviel den 4 februarij 1579 , toen hij den ouderdom van 71 jaien hadt bereikt. Bossemius wordt geroemd, als een voorbeeld van godsvrugt, nedrigheid en kuisheid; en, heefC in druk nagelaten: De Clerkorum cum Faminis cohabitatione% licitane ea ft, an non? &c. Duaci. 1586. izrno. • Mir/eus, Script. Scec. XVI. n. 140. p. 245. Paquot, Mem. litter, Tom. I. p. 407-410. Wagen., Bef chip. van Amfteld. XL Stuk, bl. 198. BOSSES (BARTEL des), een geleerde Jefuit, wierdt in 1668 geboren te Herve, een klein (ladje van 't hertogdom Limburg. Na de beneden klasfen doorgelopen te zijn, Rudeerde hij in de wijsbegeerte te Keulen, wierdt in 1586 Meester in de vrije konden, en begaf zig vervolgens in het geiaootfchap IV. Deel. D der 4!>  s> bossü. omrmtóm van hennes* craw vaity der Jeïuiten.. Ka verloop van enige jaren, werdt hem. doör ïijöen. Opperden, de zorg bevolen,, om in 't openbaar de wijsbegeerte en matheus te onderwijzen. In 1711 /werdt hem 4e Keulen de waardigheid van Doktor in de theologie opgedragen, en zedert die tijd , heeft hij gedurende een lange reek* van jaren, de zedeleer, benevens de fchoolfe en ieèrfisllige .godgeleerdheid als Profesfor geleraart, ten tijd toe, dat de dood 5iem van dien werkzamen post op den 24 april 1738 , kwam afïosfefi, in den ouderdom van 70 jaren. Van des Bosses wordt getuigd, dat hij een geleerd man is geweest, die inzonderheid een gelukkig geheugen hadt, en met een doordringenden geest, era wijd uitgeftrekt vernuft was begaafd - aan deze hoedanighel den- zettó hij geen weinig luister bij, door zijne orgedwon* gene befchaafdbeid, en door trekken van opregtbeid, die hem de achting van vele verdienftelijke en aanzienlijke Mannen bezorgde; ook telde hij onder zijne vrienden , de ben einde Wijsgeren Leibnitz en Wout, en den Godgeleerden Samuei. Clark; met den eerstgenoemden heeft hij inzondeiheid veelvuldige briefwisfeling gehouden. - Men heeft van hem in druk; ié Hymen/zus Seren. Spon fis, Ottoni, S. R. J. Principi de Salin Anholt, £f AIbÉrtikb, S. R. J. Principi Nasfavice. Col. 1700. folio. 2. Èpiftoks Abbatis N ad Epifcopum N., quibus demonflratur aquitas Conjlitutionis Ünigenitus &rY. Col. 1715. i2ww. 3. Annotatiores aliquot unius è Societate Jefu Theologi ad Excerpt» quadam ex Asfertionibus P. Pu Schöllixc- , Ordinis Pnedicatomm. Col. 1726. 127/1». 4. Gratüfatorium Carmen R. £? S. D. CleIüenti Aucusto, Archiepifcopo Colonienji £fc. Col. 1732. fol. Behalven dezen, heeft des Bosses ook nog een latiinfe vertaling bezorgd van de Theodicee van Leibnitz, gedrukt te Keulen in I7ip. j2mo. . Hartzheim, Biblioth. Col. 27. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. p. 172-176. BOSSU (MAXIMILIAAN van HENNIN Graav van), ge, fproten uit een der aanzienlijkite Nederlandfe geflagten; was Ridder van het Gulden Vlies, en wierdt in 't jaar 1576, door de gunst die de Hertogin van Parma hem toedroeg, wanneer Prms  BOSSU. (MAX1MLLIAAN van HENNIN Graav van) Prins Willem de I, voor enigen tijd deze landen verliet, en naar zijn graavfchap Nasfau toog, bij voorraad tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht aangefteld. Toen de algemene Landvoogd Ai.va , de voor hem ontzettende tijding ontving, dat Briele door de Watergeuzen was veroverd, zondt hij terftond bevel aan Bossu, die zig destijds te Utrecht bevond, om op te trekken, ten einde het ontdoken oorlogsvuur in deszelvs geboorte te (moren. Hier door wierdt Utrecht van de zware inlegering verlost, die naar dat gewest was gezonden, ten einde door dwangmiddelen het opbrengen van den gehaten tienden penning te bevorderen. De Graav van Bossu floeg dan met de gantfe bezettinge van dien oord op weg, fcheepte van Schiedam en Maasland/luis over, en raakte op 't eiland van Voorne, op 't welke de Briel gelegen is, niet zonder hope van die ftad te zullen herwinnen, doordien Lumey bij gebrek van magt, het landen niet hadt kunnen beletten. Bossu den Briel genakende, vondt de voorftad aan de Zuid'poert afgebrand, de boomgaarden in 't Nieuwland afgehouwen, en de andere die onder de ftad lagen, door Lumey's volk bezet, dat daar uit de zijnen met handfehut fcherpelijk bc groette. Ondertusfen opende een der Geuzen het Nieuwlandsfluijsken, zulks de binnenwegen onder water gezet, en te gelijk de Spanjaards genoodzaakt wierden, langs den Nieuwland-' Jen dijk alleen de ftad te naderen, waar uit onophoudelijk met grof gefchut op de aanvallers gevuurd wierdt. Dit fchrikte egter den vijand niet af; maar als die van binnen behendiglijk "enige manfehap naar Bemisfe wisten te fchikken, die de fchepen°door Bossu aldaar gelaten, eensdeels in den grond boorden, anderdeels aan brand of van den oever ftaken, beving de Spanjaards, mits 't wasfen des waters, zo grote vrees, dat zij zig alle op de losfe vlugt en in Bemisfe begaven, en fommigen overzwemmende., anderen in de drijvende fchuiten geraakt of daar aan hangende, Nieuw-Beijerland bereikten. Velen der vlugtelingen, kwamen in 't ilijk en den modder te fmo ren, en Bqssu met zijne overgeblevene benden, die niet weinig 'verkleumd cn afgemat waren, voor Dordrecht, van waar D z hij», 3*  53 BOSSir. (MAXIMILIAAN van'HENNIN Graav van} hi] i mids- het weigerde zijne póórten voor hem te openen inet zijne vermoeide troepen het naar Rotterdam wendde , daar "hij fn perfuon wel binnen gelaten, doch zijne manfchap gelast wierdr buitenom te trekken. Dan eindelijk hebbende voor de zijnen, verlof verworven, om bij enkele rotten te flens en met dove lonten door de-ftad' te trekken, vermeesterde, hij met feulpe zijn's krijgsvolks de poort, overweldigde de wagï, en viel ter ftad fn, al Waar meer dan 300 in de wapen gevondene burgers jammerlijk om hals gebragt werden, en de anderen, tot vrouwen en maagden toe , allerleije mishandeling van fmaad in 'f Konings naam, te zullen bewaren. Verders reisde hij nog in dit zelve jaar naar een dagvaart, die te Middelburg door de Staten van Holland en Zeeland, op dp .aan, fchrijvirg van den Prinfe wierdt gehouden, om verfclieiden* ^ .zaken te regelen.; hij kwam derwaarts op last van de alge/.mene Staten, ten einde Haarlem, Amfleldam, Scliomlioven, en andere fteden, tot het aannemen der Pacificatie van Gejtd -over te halen, en om de bezetting uit fojunigen 'te ïigtpn-, na dat hij 'het krijgsvolk aan geld zou geholpen hebben. Dp Staten van het .Noorderkwartier., 'beloofden hem '20:00 gulfiea hier toe, mids hij Haarlem, Midden, JVeesp, Sfhopntmm m Meuwpcort, vooraf van volk ontledigde. Die vau 't Zvidainw tier zouden tot 15000 gulden toe fchieten, wanneer men 3)9, dig achten zou, de bezettingen uit andere plaatzen te doeuvertrekisen. 't Liep egter nog enigen tijd aan, eer Hamdein, Schoonhoven, en andere plaatzen geruimd werden- Of>k fcbljEï Bossu niet voor augustus of feptember voldoe>n'rjg mtirajfgp* te hebben van alles, wat hij, uithoofde dezer hfcndfXrcg,, van de Staten te vorderen hadt. Doch eer big herwjaarrk vtx■trok, hadt hij in den .aanvang des. jsars, -te Bntifil 4s "haRjJ geJeecd, aan de opregting en tekening ran «en Dtsww F«to<*i ■sa» vereniging tusien de algemene Staten, m&hïj lf*  54 BOSSUYT. (JAKOB IGNATIUS) loofde, „ den Room/en Godsdienst en den Gendfcn Vrede te zullen „ voorftaan, en, behoudens de behoorlijke gehoorzaamheid „ aan den Koning, de Spanjaards met derzelver aanhang te „ zullen verdrijven; alles, tot herftelling der gemene rust „ en welvaart, en tot behoudenis der voorregten en loffelijke „ gewoonten." De Graav van Bossu is getrouwd geweest, met Charlotta van Werchin, Vrouwe van Ichumont, die de dogter was van Pieter van Werchin , Ridder van het Gulden Vlicj, en van Helena van Vergy. Hij overleed den 21 november 1578; wordende bij gelegenheid van deszeivs dood, door de Spanjaarden uitgeftrooid, dat hij door vergif was van kant geholpen; ja zelvs befchuldigde de Spaanfe Gezant in Engeland, den Prinfe van Oranje van deze euveldaad. Doch hier voor is zelvs de minfte fchijn niet, als men aanmerkt, dat de Prins, Bossu, na zijn ontflag uit de Hoornfe gevangenis, zeer begunRigd hadt, en zelvs door zijn toedoen, voor hem van Holland een jaargeld van 5000 guld. hadt bezorgd. E. v. Mete- een, Ned. Hifi. fol. 71. Hooft, Nederl. Hifi. fol. 231, 332. G. v. Loon, Nederl. Hifioriep. I. D. bl. 149. Wag., Vad. Hifi. VI. D. bl. 229. 34Ö--34-9- 449 , 450. VII. D. bl. 57. 119- 135, 136. I39> 140- 243, 244. BOSSUYT (JAKOB IGNATIUS), geboren den 1 november 1669, te Elene, nabij het kasteel van Lewergliem, in den omtrek van Aalst; hadt tot vader, Gaspar van Bossuyt, Bailjuw van genoemde plaatzen, en zijne moeder was Adriaantjs Brynaets. Na dat Jakob zijn eerfte letteroeffeningen bij de Paters Augustijnen te Angiden in Henegouwen, hadt ten einde gefnelt; begaf hij zig onder die orden, en ging vervolgens naar Leuven, om zig in de godgeleerdheid te ocffenen, alwaar hij zijne Rudien volbragt hebbende , naar Angiden te rus» keerde, en aldaar gedurende het tijdvak van zes jaren, de post als Opziender van de Iatijnfe fcholen waarnam. Vervolgens in 1702 weder te Leuven gekomen zijnde, verkreeg bij 'er de waardigheid van Licentiaat, en onderwees aldaar gedu-  UDTBILRGErï.'CLXTiEKT) BOTElli'TiSSE. 5f durende drie jaren de jonge Geestelijken -van zijne «tóen, 3a de godgeleerdheid i vervolgens agt jaren te JEename, .zijnde «ne^abtdijc van de BeneSiktijner Orden, daar geen anderen :als .Edellieden in plegen toegelaten tc worden. In die tusfentijd. •wierdt bij den 26 januarij 1712, met de waardigheid van Doktor in de theologie vereerd. Vervolgens na nog verfcheiden» kerkelijke-bedieningen waargenomen te hebben , ftierf hij te Angaïen zeer onverwagt, den 12 december 1727, in zijn sgfte jaar. Bossuyt heeft uitgegeven-: Theologia Moredis xontraSa^, ff dilucidi, ad petüiones refponfionibus adjunJis, ad irrfiru&ionem Jmgulomm propofita, 2. Tom. Lovanii 1710 isme. Dit werkje, 'X welk tot een handb ek verftrekt voor jonge Geestelijken, die zig in de godgeleerdheid willen oeffenen, is nader hsnf vijf of zesmalen herdrukt. Eaquot, Man. iitta. Tom. XIV. p. 373-376. BOTi'lTRGEN (ELBERT) , is een Gelders Edelman $eweest, die benevens Jakob Mom, Ambtman van 't Landiusfeq Maas en Waal, Adriaan van Eindhouts, Schout in 't -overambt van Ruik, en nog anderen meer, befchuidigd -en -overtuigd wierden, van voor het eindigen van het twaalfjarig haftand, met de Spanjaarden heimelijk geheuld te hebben,, hi> bende Ambtman Mom, met voorkenni-s van zijne medepligtigen, aangenomen, Tinei in handen van den Aartshertog te leveren; welk verraid egter de bedoelde uitwerking niet vota», tragt,'doordien tijdig genoeg ontdekt wierd, om zulks voeg te komen; waar op Botbergen, benevers Eikdhouts en Max-, wierden gevat, naar 's Hage gevoerd, en door Cemmisfarisle» van h.-tn Hoog Mogenden gévonnisd om .onthalsd -te worden, •t welk dan ook op den 17 april j5*ï wierd ten uitvoer gsIragt. Wag., Vad. Hifi. X. D. bl. 421. BOTERMSSE (KONSTA'NTY N of KOSTÏN -vw^ tfr hoorde onder het getal van de misnoegde en zaareverhontipsi Edelen., die in 12.96 een -yloekverbond «egens Gtm &&m $m V. aanfpanden; en hij was ook een Ten die .genen, Wfftrt .feet hot Kronenburg gevangen Taakten3 onseto is Sat m&  56 BOTH. (JAN en ANDRIES) thans, of hij aan de woedende Kennemers, dan aan anderen :s overgegeven. ■ Wag. , Vad. 'Hifi. III. D. bl. 67. go. BOTH (JAN en ANDRIES), Konstfchilders, te Utrecht geboren, hebben de beginzelen der konst eerst bij hunnen vader, die een Glasfchilder was, en vervolgens bij Abe. Bloemaart geleerd. Ingevolge het getuigenis van Sandrart, trokken zij te zamen eerst naar Frankrijk, en van daar naar Rome, en namen hun tijd naarftig in acht. Jan zette zig tot het fchilderen van landfchappen, en bootfte daar in den aart van Claude Loreine na, 't geen hem wel gelukte; want zijne achting groeide aan, en die van Claude verminderde, doordien hij wel fraije landfchappen maakte, maar fobere beeldjes en beesten fchilderde; daar ondertusfen Jan zig van zijnen broeder bediende, die een braaf beelden- en beesten-fchilder was, en de behandeling van Bamboots zig had eigen gemaakt. Zij waren zonderling vaardig in 't fchilderen, zijnde zulks de reden, dat men vele van hunne Rukken zo te Rome als te Venetien, in welke beide Reden zij enigen tijd gewoond hebben, bij de konstminnaars en handehars, ontmoet, doordien dezelve ras gefchïlderd en fpoedig verkögt waren. De meeste Hukken, die men van hun ziet, zijn groot, en vele derzei ven verbeelden door de bomen , boven het gebergte, de opgaande zon, flralende over de velden, die natuurlijk fcbijnen met morgendauw overfpreid te wezen, wordende alles wat in afftand ligt door fchemeiinge ontdekt. Duidelijk zijn de verdelingen van den dag aan de verfchillige temperinge der verwen, in dezelve te befpeuren. Men ziet den mor'genftond, de velden met een blauw floers overkleden,- de heldere middag, de voorwerpen duidelijk ontdekken; en den avondftond, door zijnen faffraankleurigen gloed, groene velden, bomen, en gronden tanen. Vele jaren heeft dit broederpaar in Italië, in de volkomenlte vriendfchap en eendragt onder een dak te zamen gewoond, ook hadden zij veel.dienst van malkanderen in 't fchilderen; hun voornemen waj m ïtri.o'telriKcn Gatier/ faccïicnöc fjet QetgtelijH faooo booj be kinneten/ ofte Hijtreggingcn limatte ber 4£tom$Ltm/ &ie fcoo? het geheete jaat m be Metke aan öc «Sela» higeff tnagjefejni mojbcii.- <£>etroïiïien uit be ©aöcrcn cit ■MtxMijhe Jschnjbersi / en eeiïclü ojx b?agen en anttoooiDm. SürtttK, 1744. in IV en itr&teltjfuti■ ©a» Bet'/ ofte aijtfegcfrtgpen ban alle be «H-ptètefen cn$. Sfö. V 3Meil ni!uöc[cn aantoont/ cm jkh fcooi 1 fonjai tc ncmarcii. 23«ifltsc 1660. 1664 cn 1670. ionio. 2. I Lux SS. Rofarii in omnes totius anni Deminkas, ac pracipua Rtj ,gmee SS. Rofarii festa. Brugis 1667. tyo. 3. Lux SS. Rofarii, I proponens varia in ejus propagationem, ac pluribus conceptibus ext \ variis AuBoribus defumptis ornata; ad majorem Dei gloriam, nep I non in gratiam Concionatorum , quorum commodo adjimclus estfacilis Index. Item Traclatulus de Archkonfratemitate SS. Nominis Dei. Lovan. 1669. in $ta. 4. ïjet J>mcgelftcn oer öchote ^ogtens*/ om haar tc Mibettorfeen/ op hrïft een mij^ ;ij in haar (Iaat böimaaht metten tanden. ïBmgttc 1669- in i2mo De Jongke, Belgium Doniink. 183. Paquot, Mem. litter. Tom. VI. p. 206, 207. BOUCHY (FILIP), geboortig van Cldvres, een kleine ftai in Henegouwen, kwam in 1574 ter wereld; na zijne letter-, ©effeningen voleindigd te hebben, begaf hij zig tot den kerkE 2 dienst,  dfefljt, en wierdt tot Priester geordent, Maar met Tang daa? na, ging hij in 'c gsnootfchap der Jefuiten. Gedurende tiert jaren is hij Opperbeftierder van het koHegie der eerfte beginzülen te Luik geweest- Ook beftierde bij 'er ene der broeder^•happéfl van de H, Maagd, en hij ftierf in die zelvde ftad, den. 9 febrwaiij 1657, oud 82 jaren. Men heeft van hem ia d4.uk; t. Lés lartKj dt Parthémphile féchées, m Recomfort dis. Anus dévotes a la Saint» Vier ga. Liege. 1636. iamos 2. Le Reconfort des Ames défolées, en ferme de conférences, ets Dévis fplrmls. Liege. 1627. lam». 3. Le Confeil d'Efiat, 'ou dire'Jien puur contioitre l'eflat, dans lequel Dieu veut fauver ehacm.Ib, 1Ö37. Slim. 4. Traité de la Charité fratemelle. Liege. 1638. i6mo. $. f Aft de bien moarir. Ib. 1Ö39. 161110. 6. l'Ami fidele jusqiï a\ la mtrt 'i ou la montere de dispofer le malade a bien mourir. Ib. 16*39. zijnde zedert vérfcheidene malen herdrukt. 7. Diva Tungrenjis Maitit>Belgica, Jive Imaghis ejtes Tungros Hannonia tntra per Angelos deportatie &c. Lcodii 1651. i6mo. 8. Diva Servia HannaBelgüce, five Miraculorum ab ed patratorum Florilegiwm. Leod. 1654< 4w. — * Paquot, Mem litter. Tom. XIII. pag. 371, 372- EOUCQ (JAKOB m)f geboren te Valencknnes, is geweest eeii vermaard Schilder, die zig egter nog veel beroemder heeft gemaakt, door zijnd grote bedrevenheid in het vak der Gefiagtl-egiatern van koningen, vorftcn en aanzienlijke familien. Om tiezo zijne bekwaamheid, wierdt hij, onder het regcringsbeftier van Keizer Kakel den V» tot Heraut van de orden des Gulden Vlies verkoren. Hjj-iHerf te Valenciennes 10-1573-, en ligt begraven in ds L. Vmmen-kerk, met dit opfchrift op de zark die hem bedekt, gebeiteld. Vluor JacobüS LE BöücQ, imitator ApelUs ÈgfegiuS, jacet toe marmore fub gtlido* Occidit in Mak Jlofente, dieque fecundt. Corpofè pfojèüo gaudet in ttthereis. M RMQ heeft vetê Mftkwaardjgtt gebcurgpisfen, -tot de Ri4- BÖUCq. (JAKOB ie)  ft Ridderorden van fes Guiden Plies oetrekkelijk,, &$fy$mt welke in handfchrift in de Koningfijke Boekerij ■te 'Brui/èi be waard werden; doch door den noodlo:-tigen torand, w&lke -een groot gedeelte van het Vorftelijk Hof aiüaar, in 1731 verniel-' de,, door de vlammen is verteerd. —— J. ¥. -Foïfens. BiU, Belg. pag. 503. EOUCQ (PIETER le), geboren te Valenciennes, „uit ;h*$ selvde .edel geflagt als de bovenflaande, is geweest Licentiaat in de regten, en zeer hedreven in de genealogie-kimde. Hij heeft in druk uitgegeven: JUJloire de la Tene .Ficointé de 'rSebcntrg., "jadis posfedée par les Comtes de Fdandres ,£ƒ dfi Hainaut, avec les Genealogies .des illuftres Families de Witthepi Berffi< Brux. 104.5. in 4s0. J. F. Foppens^, BibL Belg. p. 957. BODCQ (SYMON le) , zoon van den beroemden Schildcr Jakoc, as geboren te 'Valenciennes, -den -15 jiin'ij '1-591. -In zijaie jeugdige jaron' oeffende fcij zig in de letterkunde -te Auwerptn, »Ba was een CoBtubernaal van Franc. Smetméi, Hij lieeft uitgegeven : EpUomm renm Vtkmenaijitan.ffic.y-ai&ic, a6ig. 8w. Item, cum auluario. Inf. i6;88. Ata, — J. F, jFoppens, Bibl. Belg. p. 1098. BOTJCQUET (JOHANNES) , géboren te tier in BraImnd. begaf zig tc Jfomverpen in de orden der Predikheren , omtient het einde van de -XVIde eeuw. Zijne iludien -vclbragt-hebbende, wierdt hij tot Meester in de godgeleerdheid 'hevoiv .-« JUva .CatJtflrine Senenfis Imaginibtis Pisputalio, A*v* arui,. ,813. F. Sweertii,, Aih, Belg, p. -309. J, J", ,'&®sf4 Bibl. Belg, p. 588. De Johghe, 'Mg, Demn. p Scrip. Ord, Prced. Tom, IX p. 523, Jfoojso?, Mm. jtttiW- Tom, HL f. 3?$-33L> pi soil  2* BOUDAAN (GUALTHERUS), uit eeu aanzienlijk geflagt gefproten, is geboren te Middelburg, in 't jaar 1637. Hij was de zoon van Pieter Eoudaan, Kiesheer der genoemde Rad, en Bewindhebber der geoftroieerde Oostindife Kompagnie aldaar, en van Katrika Fouemekois. Bij zig van der jeugd af aan ene neiging gevoelende om Predikant te worden, gaf hij zig ten enenmale aan de ftudie over, en. beoeffende vooral Bé godgeleerdheid" mét zulk een ijver, dat hij eerlang ene plaats onder de voornaamfte Godgeleerden van zijnen tiïd verwierf. In 1662 wierdt hij tot Predikant te St. Laurens op het eiland Walcheren verkoren, in 1667 naar Vere, en in augustus 1670 naar Amjleldam beroepen, alwaar hij den 14 februarij 1684 overleed, tot grote droefheid van zijn huisgezin en gemeente, van wie hij tederlijk bemind wierdt, zo om 2ijn vriendelijken omgang,, voorbeeldigen wandel, diepe geleerdheid , als uitmuntende predikgaven. Zijn dood is door de Digters .van dien tijd, met welverdienden lof bezongen, hebbende onder anderen de beroemde Katrina Lescaille, een lijk- en grafdigt op hem gemaakt, .waar van 't flot dus luidh Wij zien hem naa met fchreijende oogen En blijven in zijn deugd en licht, In zijn geleerdheid opgetoogen, Die elk noch naa zijn fterven Richt, En van de dood kon zegepraalen. Hij leeft hier eeuwig in zijn werk. Men laat" dan op zijn grafzark maaien." Het wonder van -onze Eeuw, .en Kerk, Boud aan, dat licht met zoo veel gaaven, Leit hier en in elks hart begraaven. Deze treffelijke Godgeleerde is gehuwd geweest aan Maria Coymans , bij wie hij agt of negen kinderen heefc verwekt'; waar van de oudfte zoon Petrus Boudaan, in 1666 te St, Laurens, zijn vaders eerfte ftandplaats, is geboren; deze tot de ftudien opgeleid, is opvolgelijk zeer geliefd Predikant geweest te Khijnsburg, Arnhem, Utrecht en Amjleldam, zijnde den 30 mey BOUDAAN. (GUALTHERUS)  fiQDDA&T. Qf3m$ aneïj 1733, te Utrecht wezende* Schielijk overieden. 'tetss is tweemalen getrouwd geweeste zijn .eerfte stouw was ëlj» üabeth be Ruiter, en de tweede Margrietvan öbrHejljl, uit welk laatfte huwelijk .zijn voortgekomen, Jan ïk^wus^ Kapitein ter zee, en Gualtherus Petrus , in 17.61 voor ée> .eerftemaal Burgemeester te Amfteldam^ .hebbende .vervolgens nog elfmalen die waardigheid bekleed; hij overlaadt den % januarij 1781 in het 77fte jaar zijnes ouderdoms. Een jonggsf zoon van Gualtherus, Balthasar genaamd, die te MidM* Iburg aan het buis van zijn .grootvader Pieter is geborent «s in die ftad als Predikant ftaande, in den ouderdom van bijna £t jaren, op den 7 februarij 1729 is overledene is getrousai geweest aan Hermina Cecilia Bdschkots., bij wie bij -ee© .zoon heeft verwekt, Gualtherus Jan genaamd. Onze Eoudaan heeft in druk uitgegeven: i.„ %£%ct -fef Söaarfrcib/ m <0p|tanfeing Der ttoee betuinen. 3tmfh s-ö.Ba ÏI jSMcn / in Ata. 2. pigt ban fee ^ienneen öe^ (<£c$tóï* thèftt Sü. 4to. 3. föentchencn ban ben (Iaat ber J^atiJKS» ttep ö?>cnsbe/ en ^ankpjebiharie. 2£mfr. 1684.. ixmtu « • 3P. de la Rue , Gelett. Zeeland, bl. J.J-2.Q. Boekz. *> fel. 631', 632. BOUDART (JAKOB) , wierdt in 1622 te Binc'h 'is ffttfr gouwen geboren. De lage klasfen doorlopen zijnde,, ^efisrj.de hij zig te Leuven in de wijsbegeerte en godgeleerdheid 9 omhelsde vervolgens den geestelijken ftaat, enderwees gedn-rend? enige jaren de godgeleerdheid, aan de jonge Monni&kes -vm het klooster Vlierbeek hij 'Leuven, wierdt vervolgens Kanen:jar van St. Pieter te Rij fel, en ftierf in die ftad den 4-november 3702, in den ouderdom van 80 jaren. Hij heeft .Bitgegesess a. Mamtale Tlieokgkum« «j fpu ex Sacris Litteris SS, Patsikis t fraj'enim SS. Augustino £? Thoma, ttrevker & folidé fradvM»* qua Theologka funt confideratimiis Jive ea M thearicM.? Jive aéiXQ' ralem pertineant. Jnjulis ïtfSr. 3- Vé. «M» Vfil-wo'^ns «erfcheidene malen otik anet vermeerderinges hórdiaöat. *. O tecMmus Theolagiws,Jw &ar,psndhm Mmelte IPttdeptS E 4 ■ 7%  7* Lov.jjoq. 2.■ Vsl. %2mo. Dit ook meermalen herdrukt, is een uittrekzel van *t eerstgenoemde werk, en bij vragen en antwoorden ingerigt. Paquot, Mem. litter. Tom. IV. BOUDËWYNS (MICHIEL), geboren te Antwerpen, Radeerde in de wijsbegeerte, en vervolgens in de theologie te Leuven, teffens ook lesfen nemende van Erycius Puteanus, over de Iatijnfe welfprekendheid; vervolgens begaf hij zig totde beoeffening der medicijnen, en wierdt Doktor in die wetenfchap, zonder egter aan de godgeleerdheid vaarwel te zeggen. Waar Antwerpen te rug gekeerd, wierdt hij aldaar ftads. Doktor, als mede van St. Elizabets gasthuis. Ook wierdt hei» door de Regering de waardigheid van Hoogleraar in de ontleed-en heelkunde verleend. Hij ftierf aan een beroerte, dea 29 oftober ir58i, en is in de kerk van St. Middel begraven, in het graf van Lukas Heuvikx, grootvader- van zijne huisvrouw. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: i. Oratio ie S. Luca Etiangelista &? Medico. Antv. ito. 2. Pharmacia: Antverpienjis Galeno-Chymica &c. Antv. 1660. Ato. De voorreden van Boudewyns aan 't hoofd van dit boek geplaatst, is zeergeleerd, en befchrijft de Gefchiedenis en het nut van'de apotheekkunde. 3. Ventilalrum Medico Theologicum quo cmnes cafus, turn medicos, cum a-gros aliosque cmcementes eventilantur, fcf quodSS. PP. conformius, fcholaflicis probabilius, et in confcien. tia tutius est, fecernitur. Antv. 1666. Ato. ■ J. p. Fop- *ens, Bibl- Belg. pag. 29Q. Paquot, Hifi. litter. Tom. I. pag- 30-32. BOUDEWYNS (NIKLAAS), geboren in de vorige eeuw te Brusjel, is een vermaard Landfchapfchilder geweest, die vele kleine-aardige ftukjes heeft gefchilderd, dewelke met graagte gewild werden bij de konstlievenden. Ook oeffende hij een zuiver, delikaat en vrolijk penfeel; zijn bomen zijn uitmuntend getekend, de voorgronden vermaak lijk, de verfChieten dun, en de luchten floddeiiijk behandelt. Hij moet . omtrent 't jaar 1730, in een hogen ouderdom in zijn vaderftad BOUDEWYNS. (MICHIEL) (NIKLAAS)  BOUDINS. (JOHANNES) (LEVINÜS) 73 jfad geftorven zijn. f C. Weyshman, Lmn der Schil, iers, III. D. bl. 34i"34S- BOUDINS (JOHANNES), van Feurne in Fiaanderen geboortig is ;geweest Voorzitter in den Raad van zijn 'geboorteRad. Hij was een geleerd man, en heeft gefchrevcn: Cnmentarium de Jesu Christi, in terra verjantis rita, rerumquegefl^ rum gloria. Item, Compendium de rebus exterius ad vitam Chris? pertinentibus. Ant^p. apud Plant-inum. — J- V Foppens, Bibl. Belg. p. 588. BOUDINS (LEVINÜS), geboren te Gent, omtrent 't jaar 1445 toog in die ftad het Predikheren monnikkenkleed aan, nog maar een jongeling van l6 jaren oud zijnde Men ontmoet hem in 1484 te Brugge. Na enigen tijd lesfen ,n de godgeleerdheid gegeven, en zig door zijne predikatiën beroem.i gemaakt te hebben, verkreeg hij in zijn klooster den rang van Prior en Prediker Generaal. Op het gehouden Kapittel te Zwol in Ovhj'sfel, ten jare 1493, wierdt hij tot Vikaris Gene. raai van de hervormde Congregatie in Holland benoemd. Deze bediening gedurende drie jaren hebbende waargenomen, wierd hij op nieuw Prior van het Dominikaner klooster te Gerit, m welken dienst hij tien jaren agterëen volhardde. Vervolgens leefde hij nog tien andere jaren, zonder enige andere bezigheid, dan de uitoeffening der pligten aan zijne orden verknogt, en hij ftierf in die ftad den n julij 1516, in den ouderdom van bijna 70 jaren, ingevolge het doodboek van zijn klooster, waar in van hem getuigd wordt: Fervidus religionis amatqr, bonos in regulari vkd femper fovlt ac confervavit: tandem post multa Mc ab eo gloriofé gesta, post innu*,ieros frutlus exelkntisjima pra> dkationefua hk & ubkjue laborkjisfimé atquè uberrimé fuperlncratos, infeneElute bond, in requie opukntd, &? *l oplnior.e fanSa, teudabiliapostferel'mquens restigia, devotlsfimé migrant ad ChrisïUMonna M.D.XFI. die xi. julü, atatu Jute LXXI. ckciter. Lev. Boudins, heeft de volgende werken nagelaten: r. Catechismus fulei Catholka. 1. Annotationes in Emngelin Quadra- teim 3. aw*** &*• DE JotgH£' r"'u TT K - S'h"b  74 BOUHUSEN. .(BERNHARD) BOUILLE. (PIETER) fium Domhdcan. pag. . 70, 7r. Pj^U0T) ^ mef, T XIV. pag. 195, 195. BOUHUSEN (BERNHARD), te Zutphen geboren, ftjJ ook in die Rad Hoogleraar in de fraije letteren te zijn geweest.. Jnj was bijzonder ervaren in de Iatijnfe, .griekfe en hebreeuvdi taien. Van zijne boeken welke in de Rads Bibliotheek tc Zutphen voorhanden zijn, zie men Lomeieeus, de Bibliotheek alwaar déze Cap. X. pag. 301. dit getuigenis van hem geeftJu ca .midti libri funt ex Bibliotheca Magijlri Bernharm Boü-Smsii Baccalaurei jims, lomrum litterarum Profesforis, hominis Ut apparet diligemisfimi, in Latinis, Grcecis, Hebraeis litteris rerfatisfmi. Nullus enim est, ad quem non multa notaverit, Theocriti Idyllia, 8» Demosthenis ac Aeschinis nonnulla eleganMsfimo charaftere Grceco, ad exercendam Orthographiam defcripfit, quae ibi fervantur. Henk. Harii, Trimum curante Hora! Canneg, pag. 238. 6? in Ind, • BOUILLE (PIETER), wierdt geboren te Dlnam op de Maas, m 1575. Waarfchijnlijk volvoerde hij den loop zijner jeugdige IctteroefFcningen, in het kollegie van de Jefuiten dier Rad, en hij wierdt in 1592 Lid van hunGenootfchap, 16 jaren oud zijnde. Met veel lof heeft hij onderwijs in de fraije letteren en griekfe taal gegeven* vervolgens preekte hij met een ongemenen toeloop door gants Wals-Fiaanderen, en hij was Rektor der kollegien van Luik en Dinant. Zijn langde verblijf is geweest tc Vcdencienv.es, hij ftierf fcr den 22 december 1041. na met zeer veel gedult de bangfte folteringen van fteenfmerte geleden te hebben. Wij hebben van hem: , ef.^(„', 'AfSrS, TirflUf\„ fc^fj Elfcfc Leonardo Lessio Theologicam virtutim quadrigam edeui, Ode Tmdanca, numeris adfervatis. Lovami 1Ö05. 2. Hifleire de U tiescouverte & merveüles de Vhnage de Nostre Dame de Foy trouvee en un Chesne, pres Je la rille de Dinant, 1620. ivnl Dit Boekje is ongelooflijk veelmalen herdrukt. Nog twee werten van een. gelijkfoorügen ftempel, heeft Bojtille in 't licht gegeven, j. F. Forrens, Bibl. Belg. s. 957, Paquot, Mem. Mter. Tom. VII. p.  BOUILLIER, BOUILLON of BOYLEAU. BOUILLIER (DAVID RENAUD), geboren teUtreck, in maart 1699, wierdt ten jare 1734 van Londen beroepen, tot Predikant in'de walfe gemeente te Amfleldam; welke gemeente jhij gedurende het tijdvak van 15 jaren met alle getrouwheid en ijver bediend hebbende, op nieuw te Londen wierdt bejoepen, daar hij in april 1749 naar toe trok; en na enige jaren aldaar verbleven te zijn, voor zijnen dienst bedankte, naar zijn vaderftad Utrecht te rug keerde, en aldaar zijne overige dagen in rust Heet, welke op den 23 december 1759 door den dood bepaald wierden, wanneer hij den ouderdom van 60 jaren en 9 maanden hadt beieikt, Bouillier was een kundig man, en heeft zig in de geleerde wereld beroemd gemaakt, door ene verhandeling, Sur l'Ame des Bétes, zijn Sermon fur le zéle, en door twee Iatijnfe werkjes, onder den naam van Bullerius; zijnde Disfertatünes en Obfervatfones mijcellanece in librum Jobi. Boekz., 1734. «. bl. 105. 742. 1749- a. bl. 240. 1759. b. bh 844. BOUILLIER (JAQUES RENAUD) , enigfte zoon van den bovenftaanden, is insgelijks geweest Predikant in de walfe gemeente te Amfleldam; een geleerd, oirdeelkundig en welfprekend prediker; hij deedt zijne intree-leerrede te Amfleldam, den 3 odtober 1779; verzogt en verkreeg ontflag van zijnen dienst, in april 1795; vertrok naar Zwitzerland, van waar hij in 1797 in zijn vaderland te rug keerde, en den 22 fèptember 1798, in 's Gravcnhage, ten huize van zijnen boezemvriend den walfen Predikant de la Saussaye, in den ouderdom van 61 jaren overleed. 'Er is van hem in druk, een Discours fcf Priere, prononcés dans V EgliJeWallonne d'Amflerdam, li 17 mars 1793, gedrukt te Londen in 1793. 8vo, ———— Boekz., 1779- h. bl. 509- 1798. h bl. 37*- BOUILLON (GILLES de) of BOYLEAU, wierdt in het begin van de XVIde eeuw, in het Luikje ftadje van dien zelvden naam geboren. Zeer waarfchijnlijk, dat hij Keizer Karel ben V, in deszelvs veldtogten in Duitsland verzelde : ten pjnften is het zeker, dat hij in zijn jeugd veel heeft gereisd, .en 75  ï1- en zig da.tr door niet alleen 'heeft kundig gemaakt, in VejÜ fcbeidenê (èvéffdè talen, maar ook in het behandelen van za» ken,- H welk hem de bediening van Kommisfaris en Kont. rolleur van Kamerik, bezorgde. Niettegenflaande dit ambt hem veel bezigheid verfchafte ,N inzonderheid in een tijd, dat Luikerland door de woedende ooidogsplaag geteisterd wierdt, wist hij egternog fnipperuren te_vinden, om aan dé oefFening derftudien toe te Wijden. Hij leefde nog in 1555, en men weet niet, tot welk een tijdvak hij zijne loopbaan heeft uitgeftrekt. Men heeft van hem in druk: 1. Commentaire de fa Game d'Alemaigne, fot&e par VEmpereur Ciiari.es le Quint ez armées 1547 48, tradiiit Se l'F.fpagnol duSieur Don Loys d'Avila; avic annotatiuns 011 fcholks du TraduBeur,■ fervans a plus fimple inlelligence de ia ditHe Cueue, ks fituations & éymalogks des Ikux & villes y vientionnées.- Paris 1541. Svo. De aanmerkingen die Bouillon bij dit werk gevoegd heeft, zijn geleerd, en verschaften nuttige ophelderingen, betrekkelijk den kujgstugt, die toen in zwang ging. 2. La Sphke dei deux Mundes, comp'fie en Francais par Daniël, Pajïeur des A.nadis.; dvec me Epithalame, que le ■ meme Autheur a faict Jur ks noces et mark ge de tres Ilktjhe ct Sermisfime 'Friste', Don Püihpp* Koy d'Angleterre, fcfr. conimenté, gioje, fc? enr.icliy de p!ufkitr,s fabks .poétiques, par &C Anvers. 1555. q.to. ■ Du Verdier, Biblkth. pag. 103. 460. Huet, Origine des Romans, edit. dï 1711. p. 175. 205, ?oö. Paquot, Mem Httsr, Tpia, XL pag. 19.7-113- ■BOÜLONGNE (ADRïAAN van), 7s geboren te Doornik in 1590, hij begaf zig onder het Geuootfchap der Jejidten ip. 36op, fiegts 18 jaren oud zijnde, beftierde langen tijd als •Rector het kollegie van Betlmne in Artois, en ftierf te Door■nik den 10 october 1655, oud 67 jaar. Bij was Biegtvader ■van Graav F-il-tp van Mans velt, Generaal van de Keizerlijke krijgsbenden, aan wien hij heeft toegewijdt: Epigrammtmt, Libri tIL Tornaci, -1642. 24K0. J. F. Foppens, Ml, Belg. pag. 11, Paqtjot, Mm. Hm: 'Tom. f, p. jf$, " JBOUR.. BOÜLONGNE. (ADRIAAN va»)  BOURBON. (CHARLOTTE de) BOURBON (CHARLOTTE db), ene dogter van Lctr. wyk, Hertogo van Montpenfier, was de derde gemalin vefl Willem ben I, Prinfc van Oraiy'e en Nas/cm, welke door dien Vorst nog getrouwd wierd bij 't leven van zijne tweede gemalin Anna van Saxen, van welk potig Wijf, zo als de Ridder Hooft zig ten haren aanziene uitdrukt, hij om vol. doende redenen was gefcheiden. Na deze egtfcbciding, zond hij nog Maande de vredehandeling te Breda in 1575, zijnen vriend St. Aldegonde naar het Hof van den Keurvorst van den Palts, om het huwelijk tusfon hem en Charlotte te bewerken. Deze Princes tot Let kloosterleven gcfchikt zijnde, was Abtdis van Jouarre geworden, doeh in 't jaar 1572, naar Duitsland geweken, alwaar zij openlijke belijdenis der Her» vormde lere gedaan hadt, en omtrent driejaren hier verbleef. St. Aldegonde in zijn aanzoek gefiaagd zijnde , begeleidde haar, over Emhkn, met twee oorlogfchcpen, her waards; zij landde in den Briel, alwaar zij Rateiijk door den Prins ontvangen en getrouwd weidt. Dit huwelijk, hoe zeer naar den wensch van Oranjr en tot genoegen van 's lands welmenende Ingezetenen, kon egter den vuigen laster niet ontduiken, niet zo zeer met betrekking tot den Prins, als wel ten aanzien van de Prinfesfe; om reden, dat zij in hare jeugd den geestelijken Raat omhelsd hadt. De S;aanbinden ontzagen zig zelvs niet, om dit huwelijk voor overfpelig uit te krijten, en Ciiarlotte als cr.s bijzit van den Prirf,; »»n te merken. Orante fprcekt 'er dus van in zijne Apologie, bl. 72, 73- » Dat 'er geweest zijn, die de eer „ van zijne gemalin hebben willen lebenden, om aai zy ,', voorheen tot den geestelijken Raat begeven hadt, maar dat „ de Hertog van Montpenfier, haar vader, die een goed ijverig /Roomsgezinde was, de zaak door de voornaamfte Raden van „ het Parlement van Parijs, en door enige Bisfcbpppen en '„ geleerde Mannen hadt laten overwegen, en dat bij dezel„ ven verftaan was: indien 'er al enige gelofte door zijne " gemalin gedaan was geweest, dezelve van regtswege nietig l, en van geene waarde was, als gefchied zijnde in hare kind, ff.  7S BOURBON. (CHARLOTTE de> ,r fe jaren." Zie hier hoe deze zaak zig hadt toegedragen. De moeder van Charlotte was heimelijk den Hervormden godsdienst toegedaan, en in denzei ven hadt zij, van vroeg af, binten kennis van den Hertog, hare dogter doen onderwijzen De vader Rak haar, om zijn huisgezin te ontlasten, tegen den zin van de Hertoginne, in een klooster; doch alvorens zij het geestelijk gewaad aannam, betuigde zij in tegenwoordigheid van de Abtdisfe en enige Nonnen van het klooster van Jouarre, dat zij hare gelofte gedwongen deedt en alleen om baren vader te gehoorzamen. Onder die betuiging het kleed aangedaan hebbende, werdt zij eerlang Abtdisfe van Jouarre, en leefde in dien ftaat bijna dertien jaren na welken tijd het Nonnen leven haar verdrietende, zij de Abtdij verliet, en zig naar het Hof van den Keurvorst van der, laltz begaf, alwaar zij wel ontvangen werdt, en openbare behjdenis van den Hervormden godsdienst deedt. Haar vader hier de mare van'ontvangen hebbende, zondt den Prefident nu rnou aan den Keurvorst, om zijne dogter te rug te doen eisfchem De Keurvorst beloofde haar aan den Koning van Franknjk te zullen zenden, onder voorwaarde, dat men baa* ter zake van den godsdienst ongemoeid zou laten. Doch de Hertog was zulk een ijverig aanklever van het Roomfe geloof, dat hij haar op die voorwaarde niet te rug begeerde; dus bleef zij bij den Keurvorst, tot dat haar huwelijk met den Prins van Oranje, waar in de Hertog naderhand bewilligde, gefloten werdt. Ook verzoende de vader in het jaar 1580 volkomen met zijne dog-er niet alleen, maar *af haar daarenboven een eerlijken bruidfehat. Deze vrouw, die den roem heeft nagelaten, van uitmuntend fchoon en bevallig geweest te zijn, en verftand bij deugd en andere beminnelijke hoedanigheden paarde, trof, onder alle de wederwaardigheden, die zij benevens haren vorRelijken gemaal deelde, allergnevendst in het deerlijk ongeval, dat hem in 1582 te Antwerpen wedervoer, toen hem de fchelmfe Jauregui zodanig met een kogel trof, dat men gedurende enige dagen aan 's Prinfen herftelling wanhoopte; zij bezweek hier onder, want door fchriè  BOURG. (LOUIS FABR1TIUS du) Schrik op fchrik gekrenkt, en door waken en dienen afgemat zijnde, wierdt zij in ene brandende koorts geftort, die haar in weinige dagen, namentlijk den 5 meij van dat zelvde jaar, uit de liefde-armen van haren gemaal wegrukte, drie dagen na dat hij van zijne wonden herfteld zijnde, den openbaren godsdienst hadt bijgewoond, om. het Opperwezen plegtïg voor zijne behoudenis te danken. Prins Willem heeft zes kinderen bij haar verwekt, alledogters, als 1. Louisa Jullana , gehuwd geweest aan Frederik den IV, Keurvorst van den Paltz. 2. Ei.izabeth , die ten manne heeft gehadt , Hendrik de la Tour , Hertog van Bouillon. 3. Katrina Belgica, getrouwd geweest met Filip Lodewyk, Graav van Hanau. 4. Oha» iOTTA BrabAntina, die gemalin wierdt van Claude, Hertog de la Trimouille en Tb.ouars. 5. Flahdrina, die haar zuster Charlotta naar Frankrijk verzelde, aldaar den Roomfcn godsdienst aannam, en Abtdisfe wierdt van St. Croix te 1'oitiers, 6. Amelia, die ter vrouwe heeft geftiekt aan Frederik Ka« simir , Hertog van Lansberg, uit het huis van Tweebruggen. ——— Thuani, Hijl. ful temp. Libr. LX. p. 72. Bor, Ned. Hifi. XVII. Boek, bl. 18. Wagen., Vad Hifi. VII. D. bh 67. 444- BOURG (LOUIS FABRITIUS nu), Konstfchilder, geboren te Amfleldam den 2 julij 1693, was de zoon van een Koopman in manufaÊburen, wiens geflagt uit Frankrijk herkómftig was. In 't eerst fchreef Louis en'gcn tijd bij zijnen vader op 't komptoir, met oogmerk om tot den handel te worden opgeleid. Ihtusfen hadt hij een vurige drift voor de bcocfTening der têkenkonst, die aangewakkert wierdt door het onderwijs, dat hij in deze edele wetenfehap genoot, eerst van Jan de Lairess*, en vervolgens van Jakob van Huyzum, Dat nu in den beginne enkel uit liefhebberij was gefchied, wierdt vervolgens 's mans voornaamfle beftaanmiddel. Want naderhand, eerst door het bekomen van een ambt op het ftadshuis, cn vervolgens van het Kosterfchap der Amftelkerk, meer ledigen tijd krijgende, nara hij dien vlijtig in acht, om zijn aar.ge- * ' be¬ rt  borenë konstdrift door oefFening voedzel te verfchafren. Oolc maakte hij eerlang kennis met den beroemden Plaatfnijder Bernaed Picaet, waar door hij het gebruik verkreeg van de fraije tekeningen van Peksyn, le Sueuh en le Brun, en door dit middel fmaak bekwam in het verhevene der konst, en eerlang opklom tot den rang van een bekwaam Hiftoriefchïlder. Inzonderheid, egter, ftrekte zig zijne genegenheid uit, tot hetwel treffen van het naakte, en hier aan moet men toefcbrijven, dat hij het tekenen van Akademie-beelden, meer dan 25jaren, met onafgebroken lust en ijver heeft aangehouden. Vele zijner tekeningen zijn, door bekwame Plaatfnijders, zo in boeken, als anderzints, in 't licht gebragt. Ene zinnebeeldige vertoning van de zorge voor behoeftigen, kranken en gebrekkigen, hangende voor den fchoorfleen in de Weeskamer, bij de Nieuwe-kerk, is door du Bourg gefchilderd. De wapens der Kerkmeesteren van de Wester-kerk, in een zinnebeeldig tafereel gefchilderd, hangende in het komptoir van Kerkmeesteren, zijn insgelijks de vrugt van zijn penfeel. Diergelijk een ftuk van hem hangt ook in het kerkmeesters vertrek van de Amjlel-kerk; hetzelve vertoond de wapens der Kerkmeesteren, gehegt aan ene zuil, bij welke het beeld der Waarheid ftaat, waar op de voornaamfte deugden het gezigt gevestigd houden ; boven aan den zuil ziet meii, -de zinnebeelden van 't Gebed en de Boetvaardigheid; een kindje, de liefde tot den Godsdienst afbeeldende, wijst naar een klein fchild waar op de fchriftuurtexten, Gen. XXVIII. vf. 17. Psalm V. vf. 8. Pred. IV. rf. 17. en Jez. LVI. vf. 7. aangetekend zijn. Het Y, de Amftel en het wapen der ftad, tonen de plaats' 1 aan, daar de kerk geftigt is. Onder aan 't ftuk ziet men op een fchildje, deze regels van den geachten Digter Laurens Bake , Heer van Wulverhorst, weleer Kerkmeester dezer kerke: • De Godsvrugt plaatfte wel de Godsdienst in de Kerken, Dog God die *t goeddoen mint, geen woorden zonder werken, Bewoont nog hout nog fteen, maar een opregt gemoet, Dat nedrig frneskt, en hem met dank en lofzang groet. BOURG. (LOÜIS FABRITIUS du)  BOURGONDIEN. (ANTHONY van) • Dit fchone fchilderftuk vervaardigde hij i» 1750. Doch het . voornaamfte zijner konstftukken, is het groot fchoorfteenftuk, voor den kléinen of noordlijken fchoorfteen van de kamer • van het Ccmmitté van Juftitie, voor dezen de Schepens ka. mer, op het ftadshuis. Het verbeeld de Geregtigheid, zittende ' op enen zetel, verzeld van de Wakkerheid en Standvastigheid, raadplegende met Wijsheid, Voorzigtïflieid en Godsvrugt, doende Geweld en Bedrog wijken, en wordende gekroond door de . Gelukzaligheid. Dit fchüdeiij is overheerlijk gepenfeeld, en bekleed ene plaats in de reije der beste konstftukken, die het ftadshuis van Amfleldam verfieren. Du Bourg overieedt in zijne gehooiteftad, den 16 fèptember 1775, in den hoog- gevor- derden ouderdom van 82 jaren, den roem nalatende, dat .zijnen deugdzaraen wandel, liefdadigheid en gulle verkering \ geen minder lof verdienden, als de uitoeffening van zijne penfeelkonst, die zijne gedagtenis voor de fterffelijkheid zal be- waien. Wagen., Befchrijv. van Amfleldam, VII. St. bi. 382. 451- 467. 468. BOURGONDIEN (ANTHONY van) , gebijraamd de grote Basterd, Graav van laRoche in Ardennes, Heer van Crérecoeur, van Vasfl en van Leveren, wierdt geboren in 1420, en hadt tot vader Filips van Bourgondien den goeden; zijne moeder was Jola Prallea, dogter van den Heer vanLij'ij. Hij wierdt Ridder van het Gulden Vlies in 1456, gelegitimeerd in 1485, door Koning Karel den VIII, die hem met de orden van St. Michiel vereerde, en hij ftierf in 1504. In 1472 wierdt hij, benevens Adolf van Ravestein, bioeder van Jan, Hertog van Kleve, en Gerrit Entzoon, Burgemeester te Enkhuizen, door zijnen natuurlijken broeder Hertog Karel gebruikt, om een \enegaand oproer, te Zierikzce te fluiten , 't welk ontftaan wes, door 't invoeren van nieuwe belastingen, en met zulk een onbèfuisd geweid aan 't hollen was, dat Jan Suuonszoon, Priester, en Mïcijiel van Heenvliet , Bailjuw van Zierikzce en Schouwen, terwijl zij op 't ftadshuis met deWethouderfchnp, ©ver het heffen der nieuwe excijnzen, in onderhandeling waIV. Dj?rl. t. «ft, 81  ren"* door ene woeste menigte Poorteren, metknodfen, pi#» ken eiï mesfen gewapend, overvallen, van 't leven beroofd, m dood ter venfteren uit op ftraat gefmeten werden. '| Aanffhcuwsn dezer hevigheid, deedt den gantfen Raad zidderen van"vr«.iê; dit ging zo ver, dat de Schout zijne roede, het ïcksrï zijner Waardigheid', uit de hand fmeet, ook ds Burgemeesters ds' neutels der ftad, Voor de vosten der Poorter» f6dê"rwiefpen< allen badenze' de vertoornde Gemeente, om fc/sg*n#d$f die' hun eindelijk vergund werdt. De Poorters éié Seboutsrcede en de fleutels der ftad opgenomen hebbende, ftaids'n, terftond hier na, enen Schout naar hunnen zin aan, én' bè'volSn den oudften en bekwaaroflen Gildebroederen, de ïêg&ïng der ftad; doch dit brak hun deerlijk op; want de Afgëzaöten binneiï gekomen zijnde, en door Borssele Heet. nii Vere geholpen, deden terftond enige der hoofden vatten, êa onthalzen, Waar door het oproer géftitd wierdt. Onze Axtüohy verwekte benevens verfchêidene andere kinderen, €nen bastaard, ook Anthony genaamd, Heer Van la Chapelle, i'è bij KlakA Andkies, Vrouwe Van Wacken, teelde, Authonï III, Heer van Wacken, Middelburg, Vice-Admiraal van Eaandenn, en Gouverneur van Zeeland, gefneuveld op het eiland Wakkeren-i in dienst van Filips den II, Koning van Spto,jen< Deze liet na bij Anna de la Marck-Ldméy, een zoon, gënaairid Anthony IV, Heer van Wacken, Vice-Admiraal van 'Zeeland, Welke hUwde met Anna de BoriKiéREs-SouATRE, die hein twaalf kinderen gaf, waar van een zoon Emanuel geheten: , de vader van den hier volgenden Anthony Frans van Bourgondien was. —— Paquot, Mem. litter, Tom.. IX. pag, U> Wao., Vad. Hifi) IV. D. bl. 124, 125. BOURGONDIEN (ANTHONY van), g-fproten uit hef aanzienlijk geflagt der Graven van Wacken, kuam omtrent 'É jaar te Brugge ter wereld. Na zijn eerfte lette;oeffetiwgèiï mét lof volvoerd te hebben, begaf hij zig in het gehööffëhap der jéfuï'tërt, dat bij égter weder verliet, donder „dphm da verkéring met hun af te breken. Hij nam de SÖÜRGONDIEN. (ANTHONY Va»)  BOURGONDIEN. (ANTHONY FRANS vak) 8j ff* .* H * bêoefrening der regtsgeleerdheid ter hand, wierdt Licentiaat k die wetenfchap, en voorts Kanunnik uit den adelftaml var. de hoofdkerk te Brugge. De Bisfchop Servais Quifckeren, maakte 'er hem den 16 april 1636 Aartsdiaken van... Karel van den Bosch, Deken van dat kapittel, tot het Bisdom van die zelvde ftad benoemd zijnde, volgde Anthony hem als Deken op, den 21 junij 1651 , en bleef die waardigheid bekleden tot aan zijn dood, welke voorviel den 29 meij 1657, in het 6311e jaar zijnes levens. Zijn lighaam rust in een fterlijke marmeren tombe in het koor van St. Donatus-kerk te Brugge, met dit graffchrift: Ut potiar, patiar. Admodum .Reverendus Dominus Antonius a Burgundia , hijus Ecclefve Cathedralis Brugenfis Camnicus, Achidiaconus tfDecanus, genere, doürind,, fcriptis, virtutlbus illufitis, pias Mc pojlulat fidelium preces, ut fi fortasfe expiandus adhuc patiatur, illorum fuffragio, ccelo citius poüatur. Obiit XXIX- Maii M.DC.LVII. cttatis LXIII. Requiescat in pace. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: 1. Lingua vitia & • remcdia, emblematicé expre.fa. Ant. 1631. in i6mo. 2. Mu'idt, Lapis Lydius, Jive vanitas per verltatem falfi accufata £? convitia. Antv. 1639. 4». Val. Andr., Bibl. Belg. p. 63. San- deri, Flandr. illuftr. uit. edit. Tom. II. p. 69-71. Wallii, Poëmata, I. Edit. pag. 353- Paquot, Mem. litter. Tom. I. | pag. 393 en 394- BOURGONDIEN (ANTHONY FRANS van), neef van ! den vorigen Anthony, wierdt geboren te Gent, den 2 augustus 1632. Zijn vader Emanuel van Bourgondien, was Kapitein van de ruiterij, en zijne moeder Anna Rodp.igues l d'Evora. Zijne letteioeffeningen voleindigd hebbende, begaf hij zig op raad van zijnen oom Anthony, den 14 meij 1655» onder het genootfchap der Jefuiten, cn verbond zig ten ene: malen aan die orden, door het doen der vier beloften. Hij gaf enigen tijd onderwijs in de godgeleerdheid te Leuven, en ftierf te Gent, in z|n 43"* j'fr, den 14 april 1676. Men heeft van hem in druk: Praxis folida & per Ecclefiam comnu-  U BOURGONDIEN. (DAVID van) rasfima remittendi £f retinendi peccata &c. Mc-guni. 1(57$. w®** Paouöt, Mm. litter. Tom. IX. p. j4~i<5. ÊOURGONDIEN (DAVID van), natuurlijke zoon vaa Filips van Bourgondien, Graav van Holland enz., en ene flaamfe juffer, genaamd Coleta Castellana, of la Chatslaine, gezeid dü Bosquiel; is de LVfte Bisfchop van Utrecht geweest. Zijn vader Filips , hadt reeds voorlang toeleg gemaakt, om, wanneer Rüdolf van Diepholt mogt komen te overlijden, hem, die toen Bisfchop van Terouanne in Artois was , tot Bisfchop vznUtrech te doen verkiezen, en hadt zelvfl tot bereiking hier van, al bij *t leven van Rudolf, de Remmen der Kanunniken zoeken te winnen. Doch dit hadt den gewenschten uitflag niet, dewijl op den 7'april 1455, door het kapittel, 't welk uit 70 Kanunniken beflondt, door ene meerderheid van 67 Remmen Gysbrecht van Brederode, Domproost van Utrecht, tot Bisfchop vei kozen wierdt. Gysèreciit van deze verkiezing kennis gekregen hebbende, nam dezelve beleefdelijk aan, onder 't lozen van enen diepen zugt; Waar na hij openlijk Voor verkozen Bisfchop wierdt uitgeroepen, en na de voórregtert der Geestelijkheid, desRaads, en der Gilden van Utrecht, plegtig bezworen te hebben, nam hij zijn intrek in 't Bisfchoppelijk paleis. Zedert bragt hij fommige ballingen, die onder, zijnen voorzaat de ftad hadden moeten ruimen, wederom daar binnen en in den Raad. De andere partij nam dit euvel. Enigen begonden reeds zamenrottingea te maken; doch zij verbeurden 'er hun burgerfchap om; ja verfcbeidene wierden 'er zelvs om onthalsd. Ook wierdt de Rads Banier hier op weggefloten, en de Gilden keurden, datmen elk, die onder ene nagemaakte Baniere ofte Schuifwhnpel, vergadering maakte, vrijelijk en folder tnisdaen, flaen en vaert Zou mogen. Bisfchop Gyssrecht, zig aüéhthalve in 't bewind des BisdomS willende handhavenert, verwierf kort hier na de bevestiging in 'i wereldlijk gebied van Keizer Fhedrik den III. Ook  JJOURGOMDJEN. (DAVID van) &ók zondt hij een aanzienlijk gezantfehap naar Rme, OJB d* bevestiging zijner verkiezinge van den Paus te verwerven, «net verzuimende het gefchenk van vier duizend dukaten, % welk fcier toe ftondt, ten fpoedigften naar Rome -over te maken. Onderwijlen hadt Hertog Filips, die gants onvergenoegd *ras, dat men zijnen natuurlijken zoon, te Utrecht, was vooj> bij gegaan-, Johannes Godefridi, Bisfchop van Atrech, nasr Rome gezonden , om de Gezanten van Gïsbbecht te dwarsbomen, en, was het mooglijk, het Bisdom voor David vah Bourgondien te bekomen. Dit gelukte hem, Kalixtus de JH? welk toen ten tijde Paus was, gaf hgm heimelijk de brieven ever, bij welken David tot Bisfchop van Utrecht wierdt aangefteld; en ten zeiven tijde wierden Brederode's Gezanten «net goede woorden opgehouden, en deszelvs dukaten ontvangen en behouden, fchoon de verzpgte bevestiging niet Volgde, " Filips de Pausfelijke brieven bekomen hebbende, bij welke zijn natuurlijke zoon David, tot Bisfchop van Utrecht, aangefteld wierdt, zondt terftond daar na Aeriaan van Borssei.en, die aan Anna, ene zijner laatuurUjke dogters, gehuwd was, met een leger, raar 't-Stigt. Amersfoort en Rltenen open» | de hem ogenblikkelijk hunne poorten. Davib van Bourgondiër I begaf -zig hier op, van Jan van Wassenaer en enige man1 fchsp verzeld, over Omnchem-en Thiel, -eerst naar RJienem, -au toen «aar 'Amersfoorten deedt zig in beide deze fteden, voor 'I Bisfchop: erkennen. In julij 1456, trok Filips, aan bothoofd van veertien duizend mannen, uk den Hage op , om Utrecht 1 te belegeren. Zijne aannadering trof Bisfchop Gtseeecht en ji den Utreckfen met zo diep een' fchfik, dat men den Hcrtoge 1 van Kleef en enige andere Heren vrijheid gaf, om op de besI te wijze mogelijk, met Filips overeen te komen, en de iftad, I het koste wat bet wilde, voor t gevreesde beleg re bevrijden. 1 Men floot dan, kort hier na, een verdrag te 7-sfelfteU, op | den volgenden voet: ,, Gy$BRECiiT van Ereperode zou afftand yan 't Bisdom doen, en David van Boukgohdien ?11 -j, orame voor Bisfchop erkend worden. Brederode zóu Doei» ■F 3 „ proest kt  £6 proost i van Utrecltt blijven, en daarenboven befbhonkéh „, worden met de rijke Proosdij van St. Donaas, te Brugge. Ook zou bij zijne Raadsheersplaats in den Hage behouden , „ en dubbelde wedde genieten enz." Na 't fluiten van dit verdrag, kwam Filips met Bisfchop David en \ele anderen binnen Utrecht, ra dat alvorens d* vlek van zijne onechte geboorte, door den Paus Was weggenome:. David wierdt terftond tusfen den Domproost Bredbrode en den Domdeken Jan Proois, naar de Domkerk geleid, en in den Eisfcboppelijken zetel geplaatst. Bij deze plegtigheid Waren zo vele Vorften, Baronnen, Ridders, en andere adelijke perfonen tegens woord ig, da* 'er nimmer, zo veel men in de gefchiedenis kan vinden, zulk een toevloed vas aanzienlijke perfonaadjen te Utrecht is geweest. Op den 6 augustus, bezwoer de nieuwe Bisfchop de voorregten der ftad en des lands. Doch deze eed en het gemaakt verdrag werden kwalijk van hém gehouden. Ondertusfen wierdt hij alomme in het Stigi, voor wettigen Bisfchop erkend. Deventer was de enigfte ftad, die hier toe door een beleg, het welk agt weken duurde, gedwongen moest worden. Kort na dat Bisfchop David in zijne waardigheid was bevestigd, ontftonden 'er enige onlusten, ter oirzake dat fommige Utrechtfe burgers te Amersfoort wierden gevangen gehouden. De minzame pogingen der Utrechtenaren., om die gevangenen te doen flaken, niets uitwerkende, belegerden zij A* mersfoort, en benauwden die ftad grotelijks. De Bisfchop, die zig toen ten tijde op het flot ter Horst bevond, fnelde op de tijding daar van, naar Amersfoort, en deed de Utrechtfen xeu trekken. Doch het vuur van tweedragt wierdt hier niet door uitgedoofd, maar ontvlamde enigen tijd daar na des te heviger ; het welk oirzaak was, dat vele verregaande ongeregeldheden door die twee fteden in malkanderens wederzijds regtsgebied, gepleegd wierden. De Bisfebop hieldt de zijde der Amersfoorderen, daar zig vele verdrevene Utreckenaars onthielden, die hij begeerde dat uit hunne ballingfchap zouden te rug geroepen worden, daar die van Utrecht in ggens.i deie -toe Wi- BOURGONDIEN. (DAVID tan)  wilden verftaan; maar zelvs, om die van Amv-fm flqg ter te benauwen , een fterk blokhuis aan .den Mem Itarota», «n daar in ene talrij.e bezetting lagen. Door verfórófent 'tusfenfpraken, wierdt 'er egter ene bemiddeling itusfeu beide op malkandereu verbitterd .zijnde Reden ^trojfcn, doch de ballingen bleven van dien zoen .uitgefloten. In 1474, deed Bisfchop David een grote inbreuk ,pp 4» Toorregten der geestelijke en wereldlijke ingezetenen dijnes Bisdoms; ik bedoele hetopiegten des .Opperraads, #*|fcf genaamd, waar bij aan .alle de inwoners van bet 'Qpp.e* W Mder-Stigt, de vrijheid wierdt gegeven, om z\g van de vonnisten der Magiftraten :te beroepen. De üser %msf zegt, dat de reden dezer benaming aan hem onbekend fe* .doch'de oirfprong hier van vindt men volkomen -opgehelderd/ in het uitmuntend werk van Mr. J. Racer, >0»tr. Khfaffi, 1, D. -Vmb. 'M. 30. aantek. «8.-; die om -tpffens berigt, dat -„# Bisfchop dit Gerichtshof met den naam vvan 'Schiet .tómpeld, oprichtte op gezag van den Keizer , en «?ulks 'in $ls.m van "de 'Klaring., met inzigt om de ingezetenen des le at» .te onderwerpen. De initeiling van dit Gerichtshof, verbitterde'büjtengetnftes ■de meeste gemoederen tegen den Bisfchop, die hetzelve «net i 'alle kragt onderfteunde, en 'er zodanig mede in ^ijn fcbik^j i 4* wanneer iemand zig daar op beriep, hij ;zufe .als «Si aan hem bewezene weldaad .aanmerkte. De burgers -van de drie Ovmjsfelfe hoofdredes durfde» 3» Sen beginne, uit vreze voor de Magiftraten , niemand Wftft ide Sclnjvc openlijk dagvaarden. Doch dit prijsfel'rjk «KtfE*f voor hunne wettige regeerders verdween .aliengskens* door* I dien de Opperraad alle hunne fmeekfchriften gunftelfl* w Jïede oveii&idt, na omtrent veertig jaren de Utrechtfe kerk beftuurd te hebben. Hij wierdt te Duurfiede Hatelijk in -de Pa. rochie kerk begraven, en, des vrijdags na zijnen dood, hield men in de drie Over'jsfelfe hoofdfteden des Bisfchops uitvaart, en men liet ene plegtige zielmis voor hem lezen. Matth., Anal. Tom. I. p. 516, 5'7- J. Revii, Dav. illujlr, p. 124, 125. Beka &? Heda, Hifi. ultraf cum netis Buchelii in Hedam, p. 291. Kerkl. Oudh, van de Vil Provint, I, D. bl. 306-311> Wag-, Vad. Hifi. IV. D. bl. 52, 53. 58-60. B. J. v. Hattum, Befchrijv. van Zwolle. I. D. bl. 21. 23. 27- 63. SucHTïNnoRST, Geld, Gefcb. b'. 246. BOUR- $1  52 BOURGONDIEN. (FILIPS van) BOURGONDIEN (FILIPS van), bijgenaamd de Goed,, Graav van Holland, Zeeland enz. Wierdt geboren den 30 junij J.39S, was de zoon van Jan de Onverzaagde en Margareta van Beyeren , dogter van Albert, Voogd van Holland. Nog maar Graav van Charolois zijnde, bewerkte hij de vrede tusfen Jan en Jakoba van Braband en Jan van Beyeren, na wiens dood hij ook ai zijn vermogen aanwende, om Vrouwe Jakoba, w.ens naaste erfgenaam hij was, indien zij geene kinderen naliet, van de regering dezer landen te ontzetten. Op den 10 fèptember 1419, volgde F,lips zijn vader Hertog Jan in deszelvs aanzienlijke Staten op, zijnde deze door beleid van den Daufijn, naderhand Koning Karel den VII, van Frankrijk, even verraderlijk omgebragt, als hij zeiv', vooiheen, den Hertog van Orleans van «t leven beroofd hadt. Filips, als naaste erfgenaam van Vrouwe Jakoba, aan de ene, en uit hoofde van den afiland van Jan van Beyeren, aan de andere zijde, beloofde zig de graavfchappen van vrou! we Jakoba reeds, en te zekerer, om dat men uit haar huwelijk met Jan van Braband , geene kinderen verwagtte. Men kan zig dus ligtelijk verbeelden, dat hem baar bepaalde huwelijk met den Hertoge van Glocester , welk, mogelijk, zo onvrugtbaar niet zou zijn, zeer tegen de borst zijn moest. Ook Helde hij aile zijne fchranderheid en vermogen te werk, om de nadelige gevolgen, welken hij 'er van vreesde, te voorkomen--; 5:ijne bedrijven bewimpelende met den fcbijn van ijver voor hét belang van zijnen reve, Jan van Braband, en voor de wettigheid van deszelvs huwelijk met vrouwe Jakosa. De ijverzugt die hem ten dezen aanziene bezielde, bewerkte dat hij uit vrees van zijne ftaatkundige inzigten verijdeld te' zien, een perfonele haat tegen Glocester opvatte,''t welk zulke diepe wortelen fchoot, dat hij die na enige voorafgaande onvriendelijke behandelingen, tot een tweegevegt.uitdaagde, 't welk gretig wierdt aangenomen, doch egter'door verfcheidene tusfenkomende omftandigheden geen plaats heeft gevonden. Toen Jan van Beyeren in februari) 1425, tot wettïgen Graav van Holland, Zeeland' enz. gehuldigd wierdt-,  BOURGONDIEN. (FILIPS van) zonder dat 'er bij deze gelegenheid, een enkel woord gerept werdt van Vrouwe Jakoba , en haar goed regt op de landen, fpoedde zig Filips ook derwaards, en wierdt in alle de deden, die Jan van Braband ontvangen hadden, met name ook bij de Kcnnemers cn Kennemervolgers voor Ruwaard aangenomen. Ook noodzaakte hij vrouwe Jakoba, om hem in 1428 in die hoedanigheid door een geflotene zoen te Delft, op den 3 augustus, daar voor te erkennen. Terftond na dat deze zoen bezworen en bezegeld was, verleende Jakoba den Hertoge open' brieven, bij welke zij hem „ tot Ruwaard en Gouverneur „ harer landen aanftelde, met magt, om alle de Ambtluiden „ en Regters, binnen en buiten de fteden , te zetten en te „ ontzetten, behoudende zij alleenlijk aan zig het rcgt van benoeming tot de Kerkelijke beneficiën, kosterijen, fcholasterijen, bodenambagtcn enz., die in de maanden, augustus, „ oktober, december, februari}, april en junij, zouden openvallen." Vervolgens trok zij, met den Hertoge, door Holland en Zeeland, hem alomme tot Ruwaard en regten Oir of Erfgenaam der landen doende inhuldigen. Vrouw Jakoba, dus geheel ontzet van de regeringe, begaf zig met der woon, naar Gees in Zuidbeveland, Vervolgens ftelde hij bij epen' brieven, in 's Hage den 13 augustus 14.28 gegeven, negen Raden en Rekenmeesters over Holland, Zeeland en Friesland aan; welke gemagtigd wierden: „ om op alle opkomende zaken te voorzien, Bailjuwen, Schotten, Rentmeesters, en alle anders „ Regters en Ambtenaars aan en af te ftellen , uit 's Hertogen }, naam, en tot op zijn wederzeggen; derzelver rekeningen „ te horen, in alle ftukken regt en befcheid te doen, en 't kwaad, naar behoren te ftraffen; zaken, 's Hertogen en „ der Landen erfagtigleid betreffende, de renten en inkomften „ van vrouwe Jako3a, giften en bevestigingen van privilsgien, collaticn en prefentatien van geestelijke benefic'en, en „ van alle andere ambten en dienden, daar geen ontvang „ aan kleefde, werden van 't bewind dezer negen uitgezon„ derd. Ook waren zij ilegts ingefteld tot 's Hcrtogs wedcrc zeggen toe." En deze was de verandering die Heitog Filips, J>3  5* ups, ten dezen tijde, in den Raad van Holland, Zeelanden. Friesland maakte, of, zo men wil, de opregting van een nieuw Geregtshof, in den Hage, welk hij, dikwils, zijnen Raad en fomtijds ook zijne luiden van de Rekenkamer in den Hage genoemd heeft. De Stadhouder werdt, eerlang, het hoofd van dezen Raad; die gewisfelijk deaelvde is, welke men zedert het Hof genoemd heeft. In den winter des jaars 1428, werdt ook volgens fommigen de vrede geucften , tusfen Hertog Filips en den Utrechtfen Bisfchop Rcdolp van Diepholt, met wien hij in geftadige onmin hadt geleeft. Doch men floot toen , en naderhand meermalen, flegts een beftand. Uit het oirfpronkelijk verdrag, welk nog voor handen is, en te vinden apud Matt-heum ad Rer. Amorfwt. fcript. p. 283. en uit G. Bukman, Utr. Jaarb.ï. D. bl. 401, blijkt, dat de vrede niet voor januarij 1430, getekend werdt. De Bischop beloofde, bij dit verdrag: „ in „ gezelfchap var de Overheid der Stigtfe Heden, den Hertoge, „ ene halve mijl buiten Utrecht, te zullen ontmoeten, en hem „ knielende om vergiffenis te zullen fmeken. Voorts zou „ men hem, met kruisten en vanen, inhalen, en zijne banier, „ drie dagen agterëen, doen ftellen op de poorten van Ut„ recht, Amersfoort en Rhenen." Doch men vindt r.iet, dat Filips, federt, het naarkomen van dit deel des verdrags gevorderd heeft. De voornaamfte Nederlanden, die, van ouds, voor 't meerder gedeelte, door verfcheiden' Vorflen geregeerd geweest waren, vielen allengskens, bijzonderlijk omtrent dezen tijd, onder de magt van Filips. En deze aanwas van zijn gebi d} baande hem den weg, om zig ook tot Graav van Holland en Zeeland te doen inhuldigen, eer Jakoba, de wettige Landsvrouwe , overleden was. Bij de twee Bourgondien, het Hertogdom en het Graavfchap, zijn voorouderlijk erfgoed, waren ham, met de dood van zijnen vader, in 't jaar 1419, deGraav'chappen Fiaanderen en Artois ten deel gevallen. Zij waren dezen aangedeeld geweest, uit de nalatenfchap zijner moeder, Margakeet, dogter van Lodzwyk van Male, Grave van Flaant BOURGONDIEN. (FILIPS van)  BOURGONDIEN. (FILIPS vak) IS Fiaanderen, met welke Hertog Filips grootvader van onzen Ruwaard, gehuwd geweest was. Dirk, Grave van Namen, in 't jaar 1429, zonder kinderen overleden zijnde, trad Filips ook in 't bcerê Diplom. Tom. IL p. 1259 &c Veldenaar, Krm. bl 117.131. Reiöbrsb., Kron. II. D. bl. 50a Boxhor*, op Réig. IT. D. 3«S, 38g. Mieris, Cfarwrö. IV. D. bl. 102. Mieris, Ned. j-V/7,?», I. D. bl. 8 enz. Wagen., FM m. jyr W. 43r. 461. 465, 4<5een grote ftap zoude zijn. Doch de fteeds toenemende pootfaeü des Konings, en de flegte toeftand der Stigtfe .zaken , wai oirzaak, dat zij zig niet openlijk kanten durfden tegens zijne begeerte. De Stadhouder van Holland en enige .andere Kqninglijke Raden, waren reeds in december 1516, naar Utmk afgevaardigd geweest, om de Staten, tot het aannemen van enen nieuwen Bisfchop te bewegen. Uit de onderhandelingen toen gehouden, blijkt wel, dat de Staten , voor verdere vervreemding van 't Stigt bedugt waien. 't Liep derhalven aan, tot in -april 1517, eer zij Fairs van Bourgondien tot Bis. fehop aannamen; alleenlijk enige punten van klein belang bedingende, -die Koning Karel nog niet dan fchoorvoetende toeRond. De tolvrijheid door 's Konings landen, op welke de Rad Ureci.t lang aanhbld, wilde Karel -egter niet inwilligen. Doch hij nam het land van Utrecht, \an dezen tijd af, irs zy« aie bijzondere beicherming; 't welk den Staten tot ene giace gunst wierdt toegerekend, doch enigiijk diende, om Koning •Karel gelegenheid te geven, tot het oe-ffenen van meerder peza" in 't Stigt, dan 'er de vorige Graven van Heiland geludt hadden. De nifuwe Bisfchop, met enen Roet van -oaatremt duizend paarden, op den 19 meij, binnen Utrecht ge^ojppB, srierdt., naar gewoonte , in den Bisfchoppelijkea .zetel •«g*» «laatst, en .in zijne hoge waardigheid eskend: Men merkt, hü deze gelegenheid, aan, dat de Bisfchop den eed weldcei aan de ftad, doch dat de Raad en de Gemeente de gewoarfte jiiet hadden van hem wederom te zwceren. In .-augustus bevestigde Keizer Maximiliaan , Bisfchop Filips in 't wereldlijk bewind des Bisdoms, en in iebruanj des jaars 1518, oiKvïig hij de Geestelijke Ordens eerst, wordende, eindelijk, tot Bisfchop ingewijdt, Filips was reeds in fèptember 1517 , m de drie ijoofafelrii van Oser'dsjel, tot Landsheer aaageoöM»s «n, «igew^ge }x$ G 3 'i«e-  io2 BOURGONDIEN. (FILIPS van) bevel van dezen nieuwen Bisfchop, leiden de Ridderfchap, de Drosten, en de Overheden der kleine fteedjes, in tegens* woordigheid van dé Afgezanten der drie hoofdlieden, op" den Spoolderberg, weinige dagen daar na, den eed van getrouwheid af. Omtrent dezen tijd maakte Filips, benevens de Ridderfchap ende drie hoofddelen, veelvuldige verbeteringen op Let Landrecht van Overijsfel; onder anderen werdt daar bij verboden, dat de Kloosterlingen geen eigendom van g «deren ofte renten aanwinnen mogten, en dat indien enig Leen of Heerlijk goed op den een of ander van hun verftierf, zulks niet aan het klooster mogte komen, maar overgaan tot de naaste inden bloede, een wereldlijk perfoon zijnde. Ook wierd bij deze ordo-mantie bevolen, dat de kleine Reden, te weten die ontvested waren, benevens de bumfcbappen of marken, tegen vijandelijke aanvallen, clen vierden man moesten gereed houden , om in 't veld gebragt te kunnen werden onder bevel van hunnen Schout, ter plaatze daar het de nood vereischte. Dit egteris niet nieuw door den voorzeiden brief ingevoerd, maar was reeds voor lange in gebruik; hoewel enige maatregelen daar omtrent bij den brief zijn vastgefteld. Deze Wetbrief, welke meer andere punten behelsde, wierd op den 9 augustus iSrs, door Gemagtigden uit de Ridderfchap van Zalland, Twente, Vollenhove, en door de drie hoofdfleden, op het flot te Vollenhove, bezegeld. Van ouds her, hadden de Bisfchoppen van Utrecht enen tol op den Tsfelflnom gehadt, hun door de Keizeren vergund, die al voor lang aan de Rad Kampen verkogt was, en federt door dezelve geheven wierdt. Zeker ftroomtje, eerst de Vecht en in vervolg van tijd het Zwarte Water genoemd, befpoelde oudtijds, de Rad Zwolle; doch was, eerst federt enige jaren, door het ontvangen van een' groten overvloed van water uit de nabijliggende turfvenen, zodanig'wijd en diep geworden, dat het matige fehepen voeren kon. Van toen af, hadden de kooplieden, om den Kamper-tol te ontwijken, hunne waren over Zwol, naar en van de Zuiderzee begonnen te voeren, waar  JBGURG DND1EN. (ff|LLPS vast) 0&sx door .die van Kampen geen geringe Afbreuk feden, Ds Regering van Kampen, zig hier door bezwaard vindende, bp weerde, dat men haar, in haar oud, door aankoop vertogen ïegt, re kort deedt, en Relde een' nieuwen tol aan '.t Zwam Water op. Zwol kantte zig hier op ene flerke wijze .tegen. st Gefchil borst, -eerlang, tot zulk ene hevigheid uit, dat mes elkanders fehepen en goederen aantastte. Bisfchop Filips Relde al zijn vermogen in 't werk, om des twist, door vriendelijke tasfenfpraak, bij te leggen. De Keizer zelv' zond Fra-Ncois Cobel , Raad van Hslland, ten zelvden einde, aan de Reden af. Doch alles was vrugteloos. ■ Js dezen öaat dei- zaken, liet Karel, Hertog van Gelderland, die van Zwol aanzoeken, om hem voor Befchermheer te ontvangen; waar toe zij, in junij 1521, befloten. Hier uit .outSlond een oorlog in Overijsfel. De Bisfchop was genoodzaakt, zijn krijgsvolk en oorlogstuig, te water, over flaorn, derwaarts te voeren, 't welk veel tijd fpilde. De Hertog vah Gelrer voerde, daarentegen, den krijg met zo veel voorfpoed, dat hij fe Overijsfelftn, in oeïober 1522, noodzaakte, tot een verdrag, waar hij zij hem meester lieten van de plaatfen, die hij jeeds inhadt, en heloofden, na 't affterven van Filips , geeaien Bisfchop te zullen erkennen, dan die zwoer met de Gé' derfen in vrede te .zullen leven. Bisfchop Filips, na .alle mooglijke pogingen aangewend tte hebben, om de rust in G<.>erijsjel te herftellen, bragt het ook eindelijk zo verre, dat bij de drie hoofdlieden gen.oegz.aara verenigde, en dus hadt hij iele om te hopen, dat hij in Let toekomende aangenamer dagen zoude Rijten.; dan 'hij erlangd* «gter het genoegen niet om de vrugten van dit blijde vooruit-jfigt te genieten,, dewijl hij den 5 april 1524-» door ene hevige ziekte wierdt aangetast, die in den aanvang reeds door 4e ^Geneesheren voor dodelijk wierdt gekeurd; odk overleed .hij tweg dagen daar na te Wijk te Duurftede, in den ouderdom v3b ff jaren, na het Bisdom in ene gefladige onrust, gedurende Heets het tijdvak van zes jaren, zeven maandea, en wertieodagen, frfi fiierd te hebben. Hij wierdt aan de linJa» jqjde MP m&tm 'g * te* JÉ0  104 BOURGONDIEN. (FILIPS van) broeder David in de St. Jans Kerk te Wijk begraven. al waalhet volgende graffchrift in het latijn te lezen Haat: Hier rust Filips , in 't krijgs-beftier ervaren, Maar die den kiijg en onrust heeft gehaat. Zijn eed'le ziel rust nu bij de Eng'len fchaien Daar hem geen krijgs-geweld te duchten Haat. Als hij door list en fchandelijke fheken Nog in den krijg onnozel wieid venvard, Wist zijn geduld des vijands magt te breken Die hem zo trots ten ftrijd hadt uitgetart! Hoe prachtig zijn de Sloten en Kasteelen, Op zijne beurs in 't Bisdom opgehaald! Fluks kwam de Dood haar peifonaadje fpeelen, Zijn lighaam fterft, zijn faam hier eeuwig praalt. Volgens Heda, zoude Bisfchop Filips buitengemeen heerszugtig geweest zijn, daar bij wraakgierig, en zig eerder doende vrezen dan beminnen; voorts, da. hij weinig achting voedde voor den Godsdienst, en de Geestlijken; dan het is zeer waarfchijnlijk, dat deze Schrijver niet onpartijdig'was ten aanzien van Filips, om reden, dat hij der kerk-hervorming, welke door Luthers leer in dezen tijd verfpreid wierdt, niet ongenegen fcheen; want van hem werdt getuigd, dat hij zijne gedagten, over 't verbeteren van enige misbruiken, gaan liet; fprekende met zijne gemeenzame vrienden dikwils van 't verminderen der Feestdagen , van 't betomen der knevelarijen van Proviforen en Dekens, van 't aanftellen van gcede en *t weeren Van zwetfende en domme Predikers, gelijk 'er velen onder de Bedelmonniken waren, en van verfcheidene andere zaken, die op de keik-hervorming zagen. Een groot deel deilevens van de Heiligen, hieldt hij voor grollen; lezende, in derzelver plaats, de Heilige Schriften , welker gemene Iatijnfe overzetting hij gewoon was .met die van Erasmus, voor wien hij grote achting voedde, en zelv' briefwisfeling met hield, te vergelijken. Hij betuigde ook zeer te verlangen naar dien tijd, in welken den Geestlijken het huwelijk mogt vrijgelaten ■ *■ wor-  BOURGONDIEN. (FRANS van) (GILLIS van) iq$ worden. Hoewel fornmigen dit verlangen, aan zijne bijzondere geneigdheid tot de vrouwen toefebreven. Van :en Paus, de Kardinalen en 't ganfe Roomfe Hof, welk hij gezien -had, fprak hij niet dan met verontwaardig.ng; verklarende rondelijk, dat de Heidenen beter plagten te leven, dan zij, die nu den Christenen wetten voorfebreven. Voorts was Bisfcht p Filips vredelievende, had veel verftand, en was daarbij tft veifcheidene weLenfchapren bedreven. Doch velen befchuldigen hem, dat hij merkelijke misfla en in het regerings-beflier begaan heeft, en de fchadeüjke raadgevingen van zijne vleijers teveel gehoor verleende, om daar door onbezorgder te kunnen leven. Ook was hij zeer genegen tot de vrouwen, en liet drie bastaarden na, bij ééne bijzit verwekt. Bek* fcp IIeda, Hij}. Ultr. cum notis Buchelii , in Hedam, p. 325. fqq. Noviom. , Phil. Burg. p. 183-185- 203. A. Matth. , Anal. Tom. I. p. 162. Schoock., cl: Ctumkis Ultraj. p. 435. Sligtenh., Geld. Gejolde l. bl. 350. Kerk. Qudh. der VU Prev. 1. D. bl. 310. 325. Wagen., Vad. H'J}. IV. D- bh 409, 410. 418, 419. 437, 438. Van Hattum, Bejchrijv. van Zwolle, II. D. bl. 109, iïo. 116. 287. BOURGONDIEN (FRANS van), een zoon vanBoudewyn van Bourgondien, Baron van Falalx, een bastaard van Filips den Goeden, hier voor be'chreven, leefde omtrent 't midden van de XVIde eeuw. Hij was een zeer kundig man, en verkreeg groten roem door zijne bedrevenheid in het behandelen van ftaatszaken, ook is hij aan verfcheidene Hoven als Afgezant geweest doende zig overal achten, door zijn beminnelijk karakter en vlug verftand. Hij heeft gefchre\en: 1. Itinerarium Piiilippi II. Principis Hispanlarum in Belgium. 1555. 2. Poëmata varia: Jambi fenarii, Awcea Carmina P\thagorce, &C. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 225. Paquot, Mem. litt. Tom. I. p. 395- BOURGONDIEN (GILI IS van) , gerproten uit het huis van dezen naam, door den basterd Jan van Bourgondien, was een broeder van Niklaas, Lier beneden, en leefde in het G 5 laat-  ïo6 BOURGONDIEN. (HERMAN van) (KAREL van) laatfte van de XVIde en verder in de XVIIdc eeuw. Hij be- Oïftende de regfsgeleerdheid, en, na den trap van Licentiaat in dis wétenfchap bekomen te hebben , verkoos bij Gent tot zijne ' verblijfplaats , en nam aldaar de bediening waar, van Advokaat Fiskaal bij het hoge Gerigtshof van Fiaanderen. Dat hi| cok een liefhebber der Iatijnfe digtkunde was, bewijzen de door hem in 't licht gegevene Rukken, jb Ad Epkheremata Politica, Jive Ammantiiim Hominv.mqne certamina litesque lufits 'Avdprwrit, Jive Appendix. Fani D. Eavonis Incendium. Gand. 1642. Aio. _ 2. Carmen in confecratipnem Rmi. Dotnini Nicolai Haudion, VIII. Bragehjium Episcopi. Ib. 1642. Ato. ■ Val. Andr., Bibl. Belg. p. £56. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 27. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 392. BOURGONDIEN (HERMAN van), Graav van Falaix, geftorven in 1626, in de lente zijner jaren, was zeer ervaren in veifcheidene telen, en hadt zijn geest verfierd met de beoefening van bijna alle de wetenfehappen. Wij hebben van hem: Davidis Monomachi libri II. Davidis Adulteri liber I. Ab- Jalenis fratricidee liber I. MiJceV.anea. Leod. 1624. 4te. . Val. Andr., Bibl, Belg. p. 379.. Théat. de la Nobl. de Brab, pag. 12. BOURGONDIEN (KAREL van), bijgenaamd de Stoute, wierdt geboren den 10 november 1433. Zijn vader was FiLips van Bourgondien, boven gemeld, en zijne moeder Isa. belle, Infante van Portugal. Al vroeg befpemde men ia hem ene flerke zugt tot den oorlog, die zijn vader gaarne gematigd zou hebben, doch hier was geen kans toe. Toen de Centje beroerte aan 't uitbeiften was, zoudt Filips, befpeulende dat zijn zoon gaarne op *t water- was, hem in 1451 naar Zeeland. Waarfchijnlijk heeft hij hem toen, of .al eerder, tot Stadhouder Generaal zijner Landen van herwaards over verklaard, welke waaidigheid men weet, dat hij, in 1454 beIdeed heeft. Gedurende zijn verblijf in Zeeland, hief hij ter ene Bede ten behoeve van den Hertog, zijnen vader; en zo dra was dit niet gefchied, of hij fposdde zig naar Braband» aüiU  \ BOURGONDIEN. (KAREL van) j0j om deel aan den togt tegen de Gentenaars te hebben. Filips zogt hem te Brusjel op te houden, onder voorwendzel, dat men nog geene wapenrusting voor hem gereed hadt. Doch hij verklaarde: „ liever in zijn wambuis ten ftrijde te willen „ trekken, dan zijnen vader, de wederfpannigeGentenaars niet „ helpen bedwingen." Ook woonde hij, federt, de gevaarlijkfte gevegten bij, zeggende, als zijne moeder hem, van wege den Hertoge en de Landzaten, poogde te bewegen, om ten hove te blijven: „ dat het den Landzaten voordeliger zou zijn, hem jong te verliezen, dan naderhand enen losfen „ Heer aan hem te hebben." Na 't eindigen van den GentJen krijg, kwam hij wederom herwaards. In of omtrent 1454, hieldt hij de hoge Graavlijke vierfchaar te Zierikzce; voor welke de Heer van Haamstede , en Floris en Arend van Haamstede , gebioeders, wegens velerlei geweldenarijen, werden aangeklaagd; zij hadden zig, onder ande:en, verfcheide heerlijke regien, op de duinen en van de zeedriften, ten onregte aangemat.gd. Hier van overtuigd, wierden zij ten lande uitgebannen, en hunne goederen verbeurd veiklaard. Deze ftrenge regtsplegirg des Graven van Charolois, maakte hem ontzaglijk hier te lande. Toen hij na dit verrigt te hebben, naar Fiaanderen was te rug gekeerd, trouwde hij in ofBber dezes zelvden jaars 1454, voor de tweede reize, met Isaselle , dogter van Karel , Hertog van Bourbon. Voor de eerfte reize, was hij nog maar een kind zijnde , in 't jaar 1439 verbonden geweest, aan Katrina, dogter van Koning Karel den VII, van Frankrijk, die, zonder kinderen na te laten, op den 28 julij 144-6, overleden was. Isabelle zijne tweede gemalin, baarde hem op den 13 februari} 1457 ene dogtör, Maria genoemd; die naderhand de enigfte erfgenaam der wijduitgeftrekte Bourgondife heerfchappijen gewordqn is. Zie op haar Art. hier heneden. Intusfen ontftond er eerlang een ongelukkige twist, tusfen Graav Karel en zijnen vader Hertog Filips. Misnoegen op zijnen vader, als te veel het oor lenende aan een zijner voornaamfte Staatsdienaren, was het voorwendzel, 'doch, veel- ligt,  io3 BOURGONDIEN. (KAREL van) ligt, zijgt naar meerdere magt, 'er de voorname grond vani Want hoewel de Hertog' aan hem de algemene landvoogdij over de Nederlanden hadt afgedaan, zogt hij egter nog zijn aanzien te vermeerderen, door verfcheiden' Heerlijkheden aan zig te doen opdragen; dus wierdt hij Heer van Gooiland, en bekwam de Heerlijkheden van Putten, Strijen en Arkel; ook deedt hij een ftreek lands aan de Maze, tegen over Rotterdam, bedijken', en naar de landftreke Charolois, in Bourgondie, waar van hij Graav was en den tijtel voerde, aldus benoemen. Het land van de Tonge, bij Sommelsdijk, deedt hij insgelijks droog maken; en hij wist zig eindelijk ook in 't bezit te fteilen van ylsperen, Heukelom, Voorne, Leerdam en Schoonrewoerd. De verwijdering tusfen vader en zoon, begost inmiddels toe te nemen; en klom eerlang tot zulk ene hoogte, dat Filips last gaf, om Karel te pakken en in hegtenis te brengen; doch hij wierdt gewaarfchouwd, en ontkwam door de vlugt het gevaar dat hem dreigde. Hij begaf zig naar Holland, en oeffende aldaar veel gezags; want in -1642, veranderde hij te Dordreclit buitenstijds de Regeeringe; en, het Gerigtshof van *s Gravenliage bragt hij op een' anderen voet, door het getal der Raden, van z8 op 8 te verminderen, en in dezelven niet zo zeer ene adelijke geboorte, als ervarenheid in de regten te vorderen. Filips bevestigde, federt, de gemaakte fchik* kingen; doch onthief den Raad, ten zelvden tijde van het haren der rekeningen , verenigende de Rekenkamer van den Hage met die te Brusjel, werwaards hij dezelve overbragt Omtrent dezen tijd, geraakte Graav Kabel in twist metLodewyk den XI, Koning van Frankrijk, Zekere fchikking door dezen gemaakt, ftrekkende, naar Karels mening, tot nadeel van zijn huis, was 'er de oirzaak van; weshalven hij een ver» bond aanging met de vijanden van Lodewyk; die zulks zo euvel nam, dat hij enige rappe gasten herwaards zonde, onj den Graav van Charolois, die zig thans te Gorinchcm onthieldt, te vatten, en voorts gevankelijk naar Frankrijk te voeren; doch een voorlopig gerugt van den toeleg deedt de uitvoering te niet lopen. Kasel ftrafte des wegens de Franjen op den 16" ju lij  BOURGONDIEN. (KAREL van) juli] 1465, door hun de nederlaag te doen hebben in eenbloedigen veldfiag, die hij bij Monthleri met hun ftreedt; ook ondervonden de Luikenaars, die met Koning Lodewvk verbonden waren, gevoelig des Graven wraak. In 1467 overleedt Hertog Filips, zijnde Karet, bij zijn fter-< ven tegenswoordig; ook volgde hij zijn vader in alle deszelvs Heerlijkheden op. Bij 't aanvaarden van 't bewind, vondt hij de Nederlanden in tamelijken welftand en rust; de koophandel hadt overvloed en weelde gebaard, niet alleen in Brakand en Fiaanderen, maar zelvs ook in Holland en Zeeland, die daarom, ten deze,i tijde, met meer regt nog dan ten tijde van Grave Jan den II, den naam van rijke landen dragen mogten. De Liiikfe krijg, en enige andere beletze'ls, met name ook zijn derde huwelijk met Margareta van Jork, welke eerst in den aanvang van julij des jaars 1468, te Domme in Fiaanderen voltrokken werdt, hadden den Hertoge nog geenen tijd gelaten, om zig in Holland en Zeeland als Graav te doen huldigen. Doch op den 13 der gemelde maand, vertrok hij, van enige Zeeuwfe Heren verzeld , over Shlis; naar Middelburg, in Zèèlafnd', alwaar hij voor Grave erkend werdt; en terftond daar na, wierdt hij ook in de andere Zeeüwfe fteden, ingehuldigd. Voorts naar Holland gereisd zijnde, kwamen de Edelen en Gevolmagtigden uit de fteden, en verfcheiden' Noordlioilandfc dorpen , op den 21 in 's Hage bijeen, alwaar de inhuldiging, met vee! ftaatlie gefchied.de. Hertog Karel nauwlijks voor Grave aangenomen, deedt enen zwarèn eisch of lede van de Hollanders en Zeeuwen. Hij vroeg niet minder dan 532800 fchilden, alle van vijftien Huivers waarde, gefchikt tot verfchillende gebruiken; van welken", Holland en IVestfriesland 372800; Zeeland 160000 fchilden opbrengen moest, in den tijd van 15 halve jaren. De Graav tceftemming op zijnen harden eisch verkregen, en de vobrrègterj der fteden, bij open' brieven, bevestigd hebbende, keerde in 't begin van augustus, naar Brusfel te rug. In den aanvang van dit zelvde jaar, was 'er een Verbond van befcherming met Koning Eduard den IV, van Engeland, ge- 109  IIO BOURGONDIEN. (KAREL van) gefloten, welk eniglijk op Frankrijk zag. Hertog Karel hadt , op den dag zelv' van 't overlijden zijn's vaders, het Verbond van vriend/ch ip en onderlinge befcherming, door herri, te voren als Graav van Charolois, met Eduard den IV. gemaakt,- als Hertog van Bowgondie, bevestigd. Sedert handelde hij, doormiddel zrjner moeder, met de Engelfe Gezanten, te Brusfel, over een Verdrag van koophandel, welk eindelijk, op den 24 november 1467, voor den tijd van 30 jaren, gefloten, en door Eduard cn Karel beide, bekragrigd werdt. Vervo'gens was men in onderhandeling getreden, over het wegruimen van enige gefchiilen, ontftaan, voornaamlijk, uit zekeie be* lastingen, wederzijds, op de koopwaaren gelegd. Doch het voornaam oogmerk dezer onderhandelinge, was ds verbindtenis tegens Frankrijk, die, op den 14 februarij dezes jaars I46H, te Brusfel geekend werdt. Na vei volgens zijnen vijand Koning Lodewtk den XI, tot vrede genoodzaakt te hebben, toog hij naar Zeeland, om ene hevige beroeite te Zierikzee ontitaan, te ftiilen. De komst des Henogs op den 30 januarij 1473, werdt in die ftad, met veel angst te gemoet gezien; doch om hem te vermurven, trokken Geestelijken en Wereldlijken , fchreijende en wanhavenig, ter poorten uit, biddende om vergiffenis der bedreven' misdaad. De Hertog fchonk hun het leven, mids zij voortaan zijne bezetting in de ftad gedoogden , en hem ene boete van 30000 guldens, in negen reizen te betalen, opbragten. Van Zierikzee vertrok Karel naar Dordrecht, alzo hij om tweefpalt in die ftad en de tegenkantirg der gilden, van wegen dezelve tot nog toe niet gehuldigd was; dan met veel plegtigheid wierdt thans zulks vei 1 igt. Voorts doorreisde hij ten dezen tijde, de voornaamfte Hollondfe fteden; wordende alomme verzeld, door Here Reinoud van Brederode, dien hij onlangs van ene langduiige en harde gevangenis ontflagen hadt. Hertog Karel altoos bedagt om zijne magt uit te breiden, ontmoette,, omtrent dezen tijd, daar toe gelegenheid in de onenigheden tusfen Hertog Arnoud vanGelder, en deszelvs zoon Adolf. Meermalen zogt hij dezelven met malkandeien te 'verzoenen, doch telkens zonder vrugt Toen  BOURGONDIEN. (KAREL Van) Toen nu Hertog Arnoud om zijn verloren bewind wederom te bekomen, verpligt wierdt, de xvapenen tegen zijnen zoen en de wederfpannige Gelderfen te voeren, vervoegde hij zig bij Hertoge Karel , om onderftand. Dit was het eigentlijk, 'tgeen de ftaatkundige Vofst zogt; want gaarne wilde hij Arnoud tnet geU twderfleuren, mids dat het Hertogdom Gelder en G.-:. li Zr, : -: Ji'ir: voor verpand werden. Men (lootdan, op Jen 30 december 1472 ene overéénkomst te Brugge, vol:welke: „Gtldtr e.i Zutphen, voor 300000 Rijnfe guldens» „ aan HcrtcRC Karix, ttgeftaan werden, om dezeiveu in pand„ fchap, na3T öatyirj regte, te bezitten, mids datze, door „ het beulen der gemelde fomme en der verdere onkosten, „ diJ srto e Kakhi., in en ten behoeve van deze land„ (etappen nca^akt, Xn allen tijde, wederom zouden konnen „ iügciw.i wuid:::." Hertog Arnoud overleedt, nog geene twee maanden na 't fluiten der gemelde overeenkomst, op den 23 februarij des jaars 1473. Niet zender tegenkanting der • Landzaten, deedt Karel zig zedert, in de onderfcheidene Reden, tot Hertog van Gelder en Graav van Zutphen huldigen ; en ten einde om hem gelukkig te doen Hagen, moesten de Hollandje fteden haren Grave manfehap leveren, en terwijl bij met zijn leger te velde lag, van mondbehoeften voorzien. In november hier aan volgende, deedt hij den Keizer, Frederik den III, te Trier hulde, wegens deze nieuw aangewonnen Vorstendommen , die, van ouds, gehouden werden, onder 't Rijk te behoren. De Hertog van Bourgor.die zag dus, voor *t einde des jaars 1473, zijne heerfchappijen met twee Nederlandfe gewesten vermeerderd. Zo veel magts vermeerdering, deedt Hertog Karel na een hoger tijtel Hieven. Het is waai-, hij hadt zig wel naar Trier begeven, om het leen van Gelder en Zutphen van den Keizer te komen verheffen, maar deze reize hadt nog een inzigt voor hem, van meerder belang; en dit beftondt, om zig door den Keizer met den tijtel en waardigheid van Koning te doen verëeren. In overoude tijden, was 'er een Koningrijk van Beurgondie geweesti de naam was derhalve niet nieuw; ook be-  ïi2 betoonde zig Keizer Frederik genegen, om Karei, tot Koning van Bmrgotodie te verheften. De kroon, de fcepter, en andere koninglijke lieraden waren reeds gereed gemaakt, en de tijd tot de kroninge beftemd. Doch terwijl eik in de verwagting was, dat de piegtigheid eerstdaags zou verligt worden, vertrok de Keizer onverhoeds, zonder affcbeid te nemen van Hertoge Karel , de zeer geitoord was, dat hij z;g te leur gefield zag. Men kon toen de reden dezer fchieüjke verandering niet bevroeden; d ch naderhand begieep men, dat de Keizer den Heitog de koninglijke krcon riet beloofd hadt, dan ónder beding, dat Maximiliaan, zijn zoon, met Maria, dogter van Hertoge Karel, vooraf in den egt vei bonden zou worden. DeHerto-, wilde her in niet bewilligen, waar op de onderhandeling afgebroken werdt. Karel hadt r eds verfcheiden' jonge V-ften, en onder, dezen ook M/jCimiliaan", met de hoop gevoed,'van hun zijne enige dogter, Maria, tot ene vrouwe te zullen geven. Karel, Hertog van Guije ne, broeder van Lodewykdek XI, Niklaas, Hertog van Kaldbrie, Filibert, Hertog van Savoijen, en verfcheiden' anderen, waren mede van dit getal geweest. Doch 't fchijnt, dat de Hertog van Bourgondien, alleenlijk voorhebbende zig vrienden te maken, door middel van zijne dógrer, vastgefteld hadt" haar nimmer bij zijn leven, uit te huwelijken. Men verhaalt, dat hij plagt te zeggen: dat hij Monnik wilde worden, op den zelvden dag, als hij zijne dogter uittrouwde. In zijne bejaging van de koninglijke waardigheid te leur gefield , zogt egter, de heerszugtige Karel , zijne magt hoe langs hoe wijder uit te breiden. Langs den Rhljnkant deedt hij ten dien einde, zijne krijgsbenden optrekken. In den jare 1574., iloeg hij het beleg voor Nuis; doch de ftad weidt zo dapper ' verdedigd, en men deedt zo m. nigen gelukkigen uitval, dat Hertog Karel ras bemerkte, dat het bemagtigen dëzei vesting hem meer werks kosten zou, dan hij gewaand hadt. . Hij bevondtook, dat het hem aan geld ontbrak, dit deedt hem het bevel afkondigen aan alle geestelijken, kloosterlingen, kerken, gast- en godshuizen van Holland, Zeeland enlVestfrieshr.d, om BOURGONDIEN. (KAREL van)  BOURGONDIEN. (KAREL van) om de goederen, welke zij zestig jaren herwaards bezeten hadden, in gefchrift te (lellen, op dat men hen, naa» -gelange hunner inkomften, zoude kunnen fchatten. Niet zonder zware tegenkanting, vooral in Holland, en alleen door geweld wierdt men overgehaald tot het opbrengen van deze afgeperstte belastingen. Uit de fteden vertrokken bovendien, vele Poorters om den Hertog in zijne krijgsbedrijven te helpen; ook moesten de Edelen en Leenmannen den Hertog met manfehappen onderfteunen, of zulks met geld afkopen; zware beden moesten , daar te boven tot het voeren van deze uitlandfe oorlogen , door de Landzaten worden opgebragt. Hij voerde zijne krijgsbedrijven tot in Zwitzerland uit, en ten tweedemalen trok hij met zijn leger voor Nancij; doch deze ftad ftondt thans het beleg kloekmoediger uit dan de eerfte reize. De Hertog wendde te vergeefs zijne uiterfte pogingen aan, om haar te bemagtigen; want Hertog Renó, door Frankrijken enige Duitje Voiftsn onderfteund, hadt ondertusfen een aanzienlijk leger bijeen verzameld, met welk hij zig, niet verre van Nancij, nederfloeg, van zins om Karel, tot het opbreken van 't beleg , te noodzaken. Renó hieldt heimelijk verftand in 't Bourgondisch leger met Niklaas, Grave van Campobasso, enem Napolitaan, op wiens trouwe Hertog Karel veel te gerust was. In den aanvang des jaars 1477, raakten de legers aan malkanderen ; en nauwlijks was men handgemeen geworden, of den fchelmfen Campobasso liep, met omtrent 160 mannen van wapenen, tot den vijand over. Plet Bourgondisch leger werdt g'ebeellijk verflagen. Hertog Karel zelv' fneuvelde, of door# de hand zijner vijanden, of, naar fommigen verhaal, door enige verraders van Camfobasso's aanhang , die den ongelukkigen Vorst, zo dra het leger aan 't wijken was, in koele» bloede, van 't leven beroofden. De flag viel voor op den 5 januarij; en twee dagen later, werdt het lijk des Hertogs gevonden, naakt uitgefchud, op drie plaatzen gewond, en met het aanzigt, in enen poel, waar in hij gefmoord was, vastgevroren. Zulk een jammerlijk einde trof onzen G«tav, Hertog KaIV. De«l. H sm, "3  «st VA» BöörgööTdïen , middenin den loop zijner on&ezoj* ■Mn* ftaatóugtige ondernemingen, na ene korte doch met ge. fodige" onrust verzeide loopbane van ruiin 43 jaren, ten eind© gtffheld te hebben. De namen van ftrijdbarea ,- ftouten, JchrikMciijkérij en' diergelijken^ welken hij bij zijn leven,, en na zijjfieö döod, iri de' Gefchiedfchriften', gedragen heeft,.zijn alles wat hij, met zijne onvoorzigtige krijgstogten, heeft gewennen, lis vöorfpoed maakte hem opgeblazen, en deedt hem wanen, tislt niemand hem in' magt koude' te boven ftreven. De tegen* Ipoti vtroa zaakte in hem ook geenzints neerflagtigheid, maar veeleer wierdt hij 'er driftig, wreed en verwoed door. De Lotarkgfi en Zmtferfe krijg,- zo fehandelijk uitgevallen, al» tüekelocs ondernomen', zal tot een altoosdurend bewijs verflikken van de.ongeziene middelen, door welke de Voorlenigheid ftaatzugtige" Vorften ten val brengt, Hertog Karei, liet ene enige dogtcr,- ene verwarde regtf. fftii berooide onderzaten, en ene ledige fchatkist agter. Da Landzaten , onenig onderling , werden, daarenboven, met toltheêmfen oorlog, gedreigd. De weivaart, op welke men, Onder ds iegeringe van Hertoge Filips, zijnen vader, gèioëfnd hadt s fcheen geheel ten lande uit geweken. Doch ene êaak was "er, in welke Karel,- zijnen'vader overtrof;- hij was namelijk kuis en matig,- meer egter.uit hoofde zijner gefiëldheid,- dan uit deugd. Daar zijn geen fporen, Welke aanduiden, dat hij enige ohegte kinderen heeft verwekt; en hij liét geeö kroost na, dam Maria, het enigfte kind dat hem bij Zijné drie vrouwen tën dele vieh Dë grootsheid der Bovrgon* 4$ hofhoudinge, van wélke nog ene omftandige befchrijving Vóórhanden is, was min in Karel te verfchonen, dan in zijn Vade? Ellips; alzo Karèl té veel gelds in den krijg maakte nodig te hebben, om, teh laste der fchamele gemeente, nog (ji-Qtë fehattéö irt dertele pragt të fpilldn. Amelgard. , ÖSsi, Lüdbï: KL lib. IV. cap, 8 , p. Adr, de Veter! Busco, $Jh Lèö& &oi 135(3. dHnüh Nbvtii ad atOOM 1477. & 620. A» ft'AtÏHffii « Vèh ceVi Analt Toini L pag. 233, Meyeri, mtr^i (té mm* 14671 foh §48» DüClos, H0.de Louis XL .. '• Tom. JJÓURGÖRDIEN, (KAREL tut) *  BOURGONDIEN. .(MARIA .vak) Tom. II. p- 96- 205, 2o<5. 222. Boxhosn óp Reigersb.l. D. bl. 377- Wag. , Vad.'Hift. IV. D. bl. 43-46- 70--80. 84. 97. 99- 103. 106, 107- no- h5- "8. 123--127. 135. 140. 145. 147. 149- 152--162. BOURGONDIEN (MARIA van) ,. geboren den 13 februari] I4S"7 ,was de enige dogter van Karel den stouter, Graav van Charolois, vervolgens Hertog van Bourgondien, en van Izabella, dogter van Karel, Hertog van Bourbon; en is geweest de enigfte erfgenaam der wijduitgeftrekte Bourgondlfe heerfchappijen, en de onfchuldige oirzaak van oorlogen, welker wortel, tot op dezen dag toe, nog niet ten enemalen is uitgerooid. Maria verloor haren vader in. den ongelukkigen veldflag van Nancij, alwaar hij den 5 januarij 1477 fneuvelde, toen üij den ouderdom van bijkans twintig jaren bereikt hadt. Zij was enige dagen onzeker omtrent 's Hertogs omkomen, doch kreeg 'er eerlang zekere tijding van te Gent, alwaar zij zig bevondt, in 't gezelfchap van de Hertoginne weduwe, Margareet van Jork, van Jan, Hertog van Eieve, Adolf, Here van Raveftein, zijnen broeder, Guy van Briemeu , Here van Inbercourt, Willem Hugonet, Kanfelier van Hertoge Karel, en e;:;ge anderen; de Stedehouder van Holland, Lodesvyk van Gruithutzen , en Wolferd van Borssele , Heer van Vere, begaven, zig, insgelijks, fpoedig derwaarts. Het netelig tijdgewi'.gt in 't welk men zig bevondt, bragt de. Bourgondife Groten, in benaide verlegenheid. Men zag geen' kans om de landen buiten oorlog te houden, en Vrouw Maria in 't bewind van dezelve, te bevestigen. Meest was men voor Lodewyic den XI. bedugt; die op de eerfle gerugten van de nederlaag bij Nancij, reeds bevel gegeven hadt, om uit zijnen naam, het Hertogdom en het Graavfchap Bourgondie in bezit te nemen.. Het Hertogdom was zijn's oirdeels, wettiglijk aan de Franje kroon vervallen , doordien Hertog Karel , wiens evergrootvader, Filips de Stoute, dit Hertogdom ,vau Koning H a JAI* "5  ïid BOURGONDIEN. (MARIA vaw) |ait ter feen ontvangen hadt, zonder mannelijke erfgename* na* te laten, gefnenveld was. Iri Holland-vim, terftond na den dood van Hertoge Karrl, wede-om enige beweging, ontitaan. De Hoek/en, die lang bui* ten bewind geweest waren, begonden te klagen: „ dat de .„ ambten aan vreemdelingen gegeven, en de Landzaten voor„ bijgegaan werden; drijvende voorts, dat bet nu de regte „ tijd was, om deze en andere misbruiken herfteld te zien, dat men zïg maar onderling verenigen moest, om van de .„ jonge Vorftinne te verkrijgen, 't gene men begeerde, met „' name herftelling der aloude voorregten en gebruiken." De Hoekjen en Kabbeljamvfen verzoenden zig, in fommige fteden, onder anderen te Dordrecht, plegtelijk en bij bandtastinge, met elkanderen, belovende: „ dat niemant hunner, immer bij eniï, ge Heren of Hoven, geestelijk of wereldlijk, om vernie#„ wirfg. Van de regering der ftad aanhouden zou , dan bij ge„ meen goedvinden van het Geregt, den Oudraad, de Agten, „ de Dekens der Gilden, en gemene Neringe." Men hielde dagvaarten te Haarlem, te Leijden en in V Hage, en kwam Overéén, dat' men eikanderen, noch van, noch op 't kusfen zou zoeken te helpen; maar 'eenpariglijk 's lands oirbaar ter hfirtÉ!,nemen; ook óp de algemene dagvaart te Gent, 't gemene welzijn, 'boven alle dingen voorftaan. Voorts werdt 'er eetl ontwer p opgefteld van de voorregten, welke men oirdeelde, door Vrouwe Maria, van nieuws bezworen te moeten worden; waar na zig de Gemagtigden van de Staten van Holland, tè gelijk met die van Zeeland, naar Gent begaven. Hier hieldt men hun voor: den groten last, in welken „ Vrouw Maria en de landen ftaken, ter oirzake van de ,, vijandfehap en kwaadwilligheid van den Koning van Frank. „ rijk, die zonder regt of reden , verfcheiden' Bourgondife n plaatzen hadt," en men verzogt hun, de Hert ginne,' in dezen nood met raad en daad te willen bijfpringen. De Gemagtigden, de genegenheid der Landzaten betuigd hebbende, om Vrouwe Maria» naar vermogen, bij te ftaan, verklaarden  BOURGONDIEN. (MARIA vat,) ! 4en te gelijk, rondelijk: „ dat de Landen door de oorlogen/ „ die Hertog Karel, tot aan 't einde zijns levens, gevoerd „ hadt, zeer üeamt, ontgoed en t'ondergaan waren, en derhajj „ ven eerder behoorden verligt, dan meer bezwaard .te wor„ den." Zij voegden 'er bij: „ dat 'er, federt enige jaren, „ merkelijke inbreuken waren gefchied, op der landen er* „ fteden vrijheden en voorregten; welke zij gaarne herfteld „ zouden zien." Zij Honden hier op .zo fterk, dat Vrouw Maria hun, eindelijk, op den 14 maart 1477, het G-üöotPrivilegie, gelijk men 't, federt, genoemd heeft, voogdij van Vrouwe Maria verworven hadt. 'De JJoekg-qp* ineente, .niet gediend met dezen Slotvoogd, iklasgde,, dati|)$ haar zogt te verdrukken.. Ook eischte .zij .van dg .veihta«j •rekening van de inkomften der ftad., > ■voogdij aair-engeebert van Nassau, Here van Breda** .cp-droeg , de Hoekje Overheid ,te gelijk in hare .dierïftea heKgsligende. Te Schoonhoven weken de Eahbeljawje Regenten,, .osk geene kans ziende ora .de gevorderde 'rekening te doen,, tgs-ti •w*inig later, insgelijks, ter ftad uit; waardoor .de fffekjea^ SSisr mede op % Jwsfe» ïaaktw. Te Qwfrtfr, kegou  HU BOURGONDIEN. (MARIA van) roerte, zo dra de Gemagtigden, van de Gentfe dagvaart te rug gekeerd waren. Hoekfen en Kabbeljauwfen beide riepen, -dat zij van alle lasten en fchattingen, onder Hertoge Karel op de landen gelegd, terftond ontheven wilden zijn, en rekening hebben van der ftede middelen. De Overheid beloofde 't een en ander; doch de Dekens der gilden begeerden haar in hegtenis te houden, tot dat de rekening gedaan zou zijn. Hier over ontftondt een geweldige oploop. Wel veertig van do voornaamfte Burgeren , Hoekfen en Kabbeljauwfm , weiden vastgezet en genoodzaakt rekening te doen. Men bevondt toen, dat de Kabbeljauwfen ene goede fomme gelds onder zig geflagen 'hadden, welken zij, binnen twee a drie jaren, beloofden, te vergoeden. Sedert op vrije voeten gefteld zijnde, weken zij, de een voor, d'ander na, ter ftad uit. Te Hoorn vielen geen mindere bewegingen voor, en deze waren van te verder uitzigt, om dat de Huislieden der dorpen daar in deel namen, na dat men hun hadt diets gemaakt, dat Maarten Veelaar zijn Schoutsambt gekogt hadt voor penningen die hun waren afgeperst. In andere fteden vielen ook vele ongeregeldheden voor; doch fommigen, gelijk Haarlem, Delft en Amfleldam, alwaar de Kabbeljauwfen verre weg de magtigften waren, bleven ten dezen tijde, van oproer vrij. De Gentenaars, de Hertoginne weduwe en Adolf van Ravestein hebbende doen vertrekken, om met de Regeringe en Vrouwe Maria, naar hun welgevallen, om te fpringen, zagen egter haast, dat zij een aanzienlijk Legerhoofd nodig hadden , om den Franfen 't hoofd te bieden. Zij wierpen derhalve 't oog op Adolf van Gelder, die, tot omtrent dezen tijd toe, te Vilvoorden, of volgens anderen te Konrijk$ in hegtenis gezeten hadt. Terftond, Helden zij hem op vrije voeten, en hem, die nu al verfcheidene jaren weduwenaar geweest was, met de hoop vleiende van het huwelijk der Hertoginne, droegen zij hem het bevel op over een leger, uit Gent, Brugge en Ypmen bijeen gebragt. Adolf trok terftond naar Doornik ', toen in de magt der Franfen, en ftai den brand in de voorlieden. De bezetting bier op uitvallende, dreef de Flamingtn, met  BOURGONDIEN. (MARIA van) jnet zwaar verlies op de vlugt. Adolf zelv* fneuvelde hier, op den 22 julij 1477. Zijn dood v/as oirzaak, dat men een fpoediger befluit nam, omtrent het huwelijk der Hertoginne. En fchoon 'er thans nog verfcheiden''Groten naar dit huwelijk Honden, waien. egter de Daufijn Karel, en Maximiliaan, Hertog van OaiX. tenrijk, zoon van Keizer Frederik den III, de ehigfte partijen , die in aanmerking kwamen. Hertog Karel hadt Mama, reeds bij zijn leven, aan den Daufijn beloofd; en Lodewyk de XI. fcheen in 't eerst, ernftig naar dit huwelijk tc Gaan. Doch fommigen verzekeren, dat hij, oirdelende, de Staten van Hertoge Karel te kunnen magtig worden, zonder dat hij den Daufijn aan Maria behoefde te verbinden, federt van andere gedagten geworden is. Anderen beweren, daarentegen, dat de Koning, de hoop, om zijnen zoon, door het huwelijk met Maria , in 't bezit der Bourgmdife Staten te Hellen, niet opgegeven heeft, voor dat hij zag, dat hier toe geen kans was. Maximiliaan ftondt in de gunst der Gentenaren, die thans 't bewind in handen hadden; zij beweerden, dat de Hertogin aan niemant dan aan hem behoorde uitgehuwd te worden, alzo Hertog Karel haar hem, reeds voor lang,, toegezegd halt; doch zij namen niet in aanmerking, dat dit ook omtrent verfcheiden' anderen gefchied was. De Hertogin gaf eindelijk hare Hem tot dit huwelijk, en de Hertog werdt herwaarts ontboden, ► Men wil, dat de Flmningen een gedeelte der reiskosten betalen moesten, alzo Maximiliaan weinig jnkomfien hadt, en de Keizer voor den gierigllen Vorst van zijnen tijd gehouden werdt. Na de overkomst van den Hertog, werdt het huwelijk op den iS augustus 1477 te Gent voltrokken. Volgens de huwelijksvoorwaarden: „ moesten de „ kinderen, die uit dit huwelijk zouden geboren worden, den „ eerstftervenden in alle Haten en bezittingen opvolgen; of, „ zo 'er geene kinderen nableven , vervielen dgzelven aa» „ de wettige erfgenamen, zonder dat 'er de langstlevende „ enige aanfpraak op behieldt." Groot vier weken hier na , werdt 'er een beftand met Frankrijk getroffen, en Vrouw MaH 5 ■ 121  121 eu wierdt 'w .Holland en Zeeland als Gravinre gehuP-giJ^ • zijnde deze plegtigheid omtrent het einde van oftoberg,.xb.ied te Dordrecht, in tegenwoordigheid dei- Afgevaardigden van de Hollandje fteden, dis .aldaar ter dagvaart verfchenen waren. Maximiliaan voerde, na alvorens als kerkelijke Voogd en Moroboir van Vroawe Maria, in de lente des volgenden jaars, den eed aan de bijzondere .fteden en landen gedaan te hebben, al.de titels zijner gemalinne, terwijl de namen van Maximiliaan en Maria aan 't hoofd der opene 'brieven ge* lezen wierden. Ook verklaarde Keizer Frederik, bij brieven • van den 19 april, dat Mïximiliaan , Gelderland en Zutphen, benevens Holland, Zeeland en Friesland, uit naam van Vrouwe Maria, behoorlijk van hem verheven hadt; waar uit blijkt, .dat de Keizer deze landen als lenen van het Keizerrijk wilde aangemerkt hebben. De rust, hier door te wege gebragt, "hadt een gimftig voorliitzigt van befte-.dig te zullen zijn, te meer, wijl Maximiliaan en Maria, op den 12 juiij van dit zelvde jaar, een nieuw verbond van vrijen koophandel en vi'sferij met Eduard den IV, Koning van Engeland, floten, en het beftand met Frankrijk voor nog een jaar verlengden. Dan met dit al fcbenen 'er op nieuw onweersbuijen (amen te pakken, die de rust dreigden te Horen. De Gelderfen namelijk, hadden,, na den dood van hunnen Flertog Adolf, ,de voogdij over zijne twee onmondige kinderen, Karel en Filippa, zig destijds te Gent bevindende, opgedragen, aan zijne zuster Katrina, welke door een plegtig gezantfchap, zo veel bij Lodewyk den XL te wege bragt, dat hij zig verbondt, .om de mee gemelde kinderen tegen geheel den Bourgondifen aanhang te befchermen. Maximiliaan en Maria lieten zig, fchoon daar toe door Vrouw Katrina ernftig verzogt, nogthans niet bewegen, om haar broeders kinderen te rug te zenden. *t Gevolg hier van was, dat de Gelderfen meer en meer van Maximiliaan en Maria vervreemd wierden , en aig fterk maakten , om de Bourgonders gewapenderhand aan te vallen. De woede, met welke deze kleine krijg gevoerd wierdt, regtftreeks niet tot ast BOURGONDIEN- (MARIA van)  BOURGONDIEN. (MARIA van) énS onderwerp behorende, verwijzen wij zodanige onzer Lezers , die begerig zijn, onderrigt daar van te bekomen, naar de Schrijvers, die ten Hotte van dit artikel zullen worden aangewezen. Wij vergenoegen ons derhalven, met aan te tekenen dat men aan beide zijden de rampen des oorlogs moede, in januarij 1481, te Nunfpeet op de Veluwe in Gelderkmd, een beltand floot, ingevolge van 't welk, Maximiliaan en Maria, federt ito de fteden van Gelderland en Zutphen, op ene plegtige •wüze, gehuldigd wierden, fchoon al hun regt op deze beide landfchappen, enkel op de overweldiging van Mama's vader, Hertog Karjjl , gegrond kon worden. In 't voorjaar van 1482, wierdt de Hertogin Maria haren egtgenoot en den landen, in den opgaanden bloei harer jaren, ■door een onverwagten en rampfpoedigen dood, ontrukt. Drie kinderen hadt zij reeds ter Wereld gebragt, Filips en Margareet-, die nog leefden, en Frans, die kort na de geboorte geftorven was. Nu was,zij wederom zwanger, doch hadt zig door enen val van 't paard, terwijl zij buiten Brugge uit fpeIemeijen reedt, zwaar bezeerd; en, doordien zij zulks voor Maximiliaan verborgen hieldt, deels om hem niet zwaarmoedig te maken, deels om dat zij uit vrouwelijke fchaamte, fchroomde enen Heelmeester te gebruiken, brak het kwaad, dus zonder hulpmiddel gelaten , wel haast ten haren nadele met zo veel geweld uit, dat zij 'er na verloop van drie weken , doch anderen zeggen binnen vier dagen, aan overleedt op den 27 maart. Maximiliaan, die haar teder beminde, was over dit verlies zodanig getroffen, dat men verhaald vindt, dat hij gedurende zijn ganfen levensloop, niet van haar kon fpreken zonder tranen te Horten. Ook was zij inderdaad, ene zeer fchone, vriendelijke en beminnelijke vrouw, blank, van vel en aanminnig van wezen; fris van leden, en daar bij gezond en fterk van lighaam. Ook hadt zij door hare gulle opregtheid, voorzigtigheid en godsvrugt, de liefde tot zig getrokken van allen, die met haar verkeerden. Nuttige boeken te lezen, en-zig door deskundigen de gebeurtenisfen van vroegeie en latere tijden te doen verhalen, verfirekte haar tot v een 123-  BOURGONDIEN. (NIKLAAS van) een aangename uitfpanning; alleen vindt men als een gebreSf In haar karakter, opgeteld, dat zij wat oplopend van aart is geweest. Van bekwaamheid tot de regeringc heeft zij nauwelijks enigen blijk kunnen - geven, zijnde zij na den dood van Hertoge Kakel, niet van onder de voogdijfchap der Gentenaren ontOagen, dan om onder die van haren egtgenoot over te gaan. Ooi: hadt zij 't ongeluk, van hare Landen, zo lang zij regeerde, door binnenlandfe beroerten en uitheemfe oorlogen , jammeriijK te zien verwoesten en vaneen rijten; rampen , die genoegzaam altoos aan de vrouwelijke regeringe over deze Landen verknogt waren geweest, en waar van men inzonderheid twee treffende voorbeelden ontmoet , in de lotgevallen van de Gravinne Ada en Jakoba van BeyerenI < Ponti Heüteri, kerum juftr. Lib. I. p. 60. 65. ABa fnbl. Angl. Tom. V. P. III. p. 85, 86. 89. Duclos, Hift. de Louis XI. Tom. t p. 83. Tom. II. p. 222. Tom. III. p. 367. Commines, Mem. Liv. V. chap. 13, 16, 17. M. Balen, Bejchrijv. van Dordr. bl. 787-790. Wagen., Vad. Hifi. IV. D. bl. 46. 163. 166--171. 179-181. 185. 200". Levens van Mam. en Vromv. X. D. bl. 279-28S. BOURGONDIEN (NIKLAAS van) of BURGUNDUS, gefproten uit het doorlugtige huis van dezen naam, door den bastaard Jan van Bourgondien, wierdt geboren te Aiguien den 29 fèptember 1586. Zijne eerfte letteroeffeningen te Mms volvoerd hebbende, ging hij naar Leuven in de wijsbegeerte en regtsgeleerdheid ftuderen, alwaar hij zig teffens op de litteratuur en digtkunde toeleide. De voortgangen, die hij in zijne ftudien maakte, trokken tot hem de genegenheid en vriendfchap van zijne voornaamfte meesters, welke waren de Hoogleraren Gerard Corselius en Ertcius Puteanus. Met de waardigheid van Licentiaat in de: regten bekleed, keerde hij naar Gent te rug, alwaar hij als Advokaat praktizeerde, en de achting van een ieder, door zijn braafheid en rondborftïg karakter, tot zig trok; inzonderheid was hij zeer gezien bij de Iatijnfe Digteis Jer, PiERssENajus en Maximiliaan pe Vkiendf. Jn  BOURGONDIEN. (NIKLAAS van) Ih 1627 wïerdt hij door Maximiliaan , Hertog van Beijetm, tot Hoogleraar in de regten te Ingoljiad beroepen. Vervolgens benoemde hem die Vorst tot zijnen Raad en Gefchiedfohiijver; 't welk insgelijks door Keizer Ferdinand gsfchiedde. Na een twaalfjarig verblijf in Beyeren, keerde hij naar de Nederland den te ïug, en wierdt lid van den Hogen Raad van Braband, in welke bediening hij omtrent 't jaar 1646 is geftorven. Hij heeft uitgegeven: 1. Oratio de gradibus ad Eloquentiam.Francof. 1615. ïimo. 2. Poëmata; Heroicorum liber I. Elegiafum V. Sylvarum II. Antv. 1621.' lómo. 3. Ad confuetudines Flandrlce, aliarumque gcntiim Tmttatus Controverfiarum Antv. 162.1. i2»io. 4. Epithalamium in nuptias Casperii Gevartii. Antv. 1625. ifio. 5. Hiftoria Belgica ab anno 1558. Ingolfl. 1629. 4.to., van dit werk zijn veifcheidene herdrukken, van welke voor de beste wordt gehouden, die door den Hoogleraar N. H. Gundling te Halls in 1708 in 4to. is uitgegeven. 6". Apologia de Eletïoratu Palatino , pro' Ciieistophoro Gewoldo, £ƒ contra Marquardum Freherum. Ingolfl, 1634. 4to. 7. Comment. de Eviüionibus praBicus theoreticus. Ib. 1636. i27b0. Lovan. 1647. i2mo. Colon. 1662. i6mo. 8. Hisioria Bavarica, feu Ludovicus IV. Imperator, ac ejus vita res geste ab anno 1313. Ingolfl. 1636. 4te. Amfi. 1645. $to. Helmfl. 1705. 4to. 9. Commentarius de duobus reis, five de Obligatis in folidum. Lovan. 1657. i2mo: 10. Commentarius de periculis £}? culpis in ContraElibus, defumptus ex leBionibus Ingolfl'adienfibus: Lov. 164.6. i2mo. 11. Alle de bovenftaande werken van' Niklaas van Bourgondien zijn te famen bijeen gedrukt, onder den tijtel van: Opera omnia. Brux. 1647. 4to. Ib. 1700. 4fo. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 573. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 681. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 902. Jo. FaBRIcii, Hiflor. Bibliothec. Part. V. p. 256, 257. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 253, 254. D. Clement., Bibl. curieufè. Tom. V. p. 430. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 3^5-39i- A. Pars, Naamrol van de Bat. en Holl. Schrijvers, bl. 281. Jo. Frid. Juglers, SScytratge Jut 3uïi$tifd;en SSiograpHe. Hl. 2*. f. 364--37I- BOU- «5f  S26 BOURICIUS. (HECTOR) BOÜRICIUS (HECTOR), een zoon van Jakob Bouricius die volgt, en Baukje Buigers , wierdt te Leeuwarden geboren » omtrent 't jaar 1503. De triviale fcholen met veel lof doorgelopen zijnde, en zig vooraf in de wijsbegeerte geoeffend hebbende, wierdt hij den 4 meij 1608, als Student te Franeker ingefchreven, en Ieide zig met veel ijver op de regtsgeleerdheid toe, makende ten dien einde gebruik van de lesfen der Profesforer, Markus Lykxama a.Nyeholt en Timjeus FaBer, bij wien hij als commenfaal woonde. Het gefloten heiland tusfen dit Gemenebest en den Aartshertog Aleert , int hem den lust gewekt hebbende, om de Spaanfe Nederlanden te. zien, reisde hij derhal ven derwaards, en ging naar Leuven Zijne ftudien vervolgen, alwaar hij in 1610 de waardigheid van Baccauiaiireus in de regten verkreeg; hier was het ook, dat hij gemeenzaam met Erycius Puteakus verkeerde, en van denzelven lesfen nam in de fraije letteren. Van hier ging hij naar Douai; bezpgt voorts Dole, Parijs en Orleans, in welke laatstgenoemde ftad, hij de waardigheid van Meester in beide de regten bekwam. Vervolgens was zijn vooi nemen om naar Iialien over te fteken, doch hij veranderde van gedagten , en fcheepte zig in naar Engeland, alwaar geland zijnde , zijn eerfie bezigheid was, om den beroemden Izaak Casaubonus op te zoeken, en naderhand den dood van dien geleerden man vernomen hebbende, vereerde hij diens geheugen met ene Iijk-oratie. Te Leeuwarden te rug gekeerd, liet hij zig den 20 meij 1612 in de matricula 's Hofs van Friesland, als Advokaat optekenen, en hij praktizeerde voor deze hoge Regtbank in die hoedanigheid tot in 1620, toen men hem als Hoogleraar aan Frieslands Hogefchool beriep, waar van hij op den 29 junij van dat zelvde jaar, bezit nam. Hij verliet in 1625 deze post, om die van Griffier bij hetHofProvintiaal waar te nemen, dat enkel een trap was om hem tot de waardigheid van Raadsheer in dat zelvde Hof te doen opklimmen, welke gewigtige bediening hem wierdt toevertrouwd den 30 maart 1626, na het affterven van zijnen jchoonvader Gbllius van Hillema, die teffens Curator van 's Lands Ho- 8*-  BOURICIUS. (HECTOR) 12? gefcnool té Franeker was geweest. Vervolgens wierdt Bourt» cius als ordinans Gedeputeerde ter vergadering van hun Hoog Mogenden naar 'I Hage gezonden; deze post, die geheel niet van zijn fmaak was, nam hij egter enige jaren met de groocfte trouwe waar, zonder dat hij egter de beceffening oer ftudien verwaarloosde, die hij in zijne uren van ambtsledighsid als ene uitfpanning ter hand nam. Hij hadt flegts 42 jaren bereikt, toen de dood hem den 3 januarij JÖ36, te Franeker zijnde, wegrukte. Zijne moeder overleefde hem, zo wel als zijne huisvrouw Hourje vanHillema, aan wie hij den 19 juhj 1618 gehuwd was, en die den 11 december 1669, in den ouderdom van 70 jaren ftierf; zijn broeder en zuster overleefden hem insgelijks. Uit zijn huwelijk liet hij een zoon I na, welke het onderwerp van een volgend artikel uitmaakt; benevens enè dogter, Lucia genaamd, geboren den 4meij 1623 , en getrouwd den 7 meij 1643, met Eelke van Glinstra, uit een der eerfte patrice famiüen in Friesland gefproten, die vele waardige Mannen, uit welke hun vaderland in de gewigtigtle ftaats- en krijgsambten met veel trouwe hebben ten dienst geftaan, zijn voortgekweekt, en waar van nog ter dezer ftond, waardige afftammelingen in de provintie van Friesland aanwezig zijn. Hector Bouricius, heeft de volgende werken door den druk gemeen gemaakt: 1. Oratio anniverjaria, dicla honori Isaaci Casauboni. Leov. apud. Jo. Starterum. 1615. Ato. 2. Disfertatio. nes Academica. Cndbus accedit Lètcionum Juris liber, quo varia, Juris civilis loca, pracipuè in Liftitiètionibus Justiniani Imperamis, explicantur. Amft. £ƒ Franeq. 1612. Ato. 3. Orath je Ambitu, Jive Disfertatio ad Legem Juliam. Franeq. 1623. 4fö. 4. Oratio funebris in obitum TiMiEl Fabri. Franeq. 1623. Ato. Konigii, Bibl. Vet. &? Noy. voc. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 340, 341. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 432. Pier. Winsem., Orat. funebr. Franeq. 1636. E. L. Vriemoet, Athen. Frif. p. 206-211. C Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 353. Paouot, Mem. litter. Tom. VIL p. 3<35"3ö7- BOU-  128 BOURICIUS (JAKOB), omtrent het midden van de XVIde eeuw te Dqkkum geboren, leidde zig in zijne jeugd op de beoefening der regtsgeleerdheid toe, wierdt Meester in die wetenfcbap, en praktizeerde als Advokaat te Leeuwarden, vervolgens wierdt hij Penfionaris van die ftad. Het juiste tijdftip van zijn overlijden is mij onbekend; maar het is zeer zeker, dat hij nog in 1620 leefde, hebbende als toen de begiaaffenis van Graav Willem Lodewyk als oudfte Advokaat bijgewoond. Jakob is getrouwd geweest met Baukje Buigers, dogter van den Advokaat Jan Buigers te Leeuwarden en van Reinskje Peters Auckema. Hij heeft uit zijn huwelijk ene dogter en twee zoons verwekt, waar van de oudfte, Gysbert Bouricius, te Leijden heeft geftudeei t, en Advokaat te Leeuwarden is geweest ; van den jongften, Hector , is hier boven gefproken. Men heeft van hem in druk : 1. Advocatus. Amh. 1606. Ato. Leov. 1643. I2JM0. Harl. 1666. Ato. 2. Captivus, five Enchiridion defenfionum. Leov. 1610. i27;zo. Ib. 1644. iSmo. 1645. 4to. 3. Liber Jingularis, five Panegyricus ad Pandeclas Juris Civilis, eorumque Auüores, cj? pracipuè ad Ulpianum. Leov. 1613. Ato. 4- Jacobi cf Johannis Bouricii,' Opera Juridica. Franeq. 1700. 4to. It. Amft. 1701. Ato. Dit zijn de werken van den grootvader en kleinzoon te zamen genomen. Suffr. Petri , de Script. Frif. p. 101-105. J. F. Foppens', Bibl. Belg. p. 504. E. L. Vriemoet, Athen. Frif. p. 206, 207. Paquot, Mem. litter. Tom. VII. p. 362-364. BOURICIUS (JOHANNES), de zoon van Hector Bouricius en Houkje van Hillema , wierdt te Franeker geboren, tusfen de jaren 1620 en 1630. Hij beoeffende de fraije letteren en de regtsgeleerdheid, naar 't voorbeeld van zijnen vader en grootvader, en wierdt in 1656 Raadsheer in het Hof van Friesland; welke zwaarwigtige post hij gedurende het tijdvak van 18 jaren bediende, zijnde in 1674 overleden. Van hem is in druk: 1. Traclatus de Officia judicis. Hariinga i658. ito. 2. Satyricon in corrüptos hujus fieculi mores. Ato. Ecclefu astes Salomonis, carmine redditus. j^to. . £. L. Vriemoet, Athen. Frif. p. 206. in Addend. p. 5. BOU: BOURICIUS. (JAKOB) (JOHANNES)  BOURIGNON. (ANTOINETTE de) BOURIGNON (ANTOINETTE de) , is een van die dweepzieke Zusjes geweest, welke door bijzondere aandriften en hemeife ingevingen waanden beilierd te worden, en zulks is Je reden, dat men haar niet zonder grond voor uitzinnig heeft gehouden. Zij heeft een groot aantal Boeken in 't licht gegeven, met de allervreemdfte leerfïellingen vervuld; en, Van hare kindsheid af, tot aan hare gevorderde jaren toe, heeft men ene zonderlinge wending in haren geest kunnen opmerken. Zij wierdt den 13 januarij 1616 te Rijsjel geboren, en vertoonde zulk een affchuwelijk lelik fchepzeltje bij hare komst in de wereld, dat de naastbeftaanden in overweging namen, om haar als een monitor te fmoren; doch deze wanfchapenheid aüengskens verminderende, werdt'er befloten om haar op te voeden. Vier jaren bereikt hebbende, befpenrde zij reeds, dat de Christenen geen levenswandel leiden, die met hunne beginzelen overëenftemde; hierom begeerde zij, dat men haar naar 't land der Christenen zou brengen; waar in zjj zig niet kost verbeelden zig te bevinden, doordien zij vermerkte, dat men niet overëenkomflig de voorfchriften van den Heiland leefde. Een der grootfte wederwaardigheden, welke haar in 't ouderlijk huis ontmoetten, was, dat men haar wilde uithuwelijken ; dit voornemen ftrookte geenzints met haren aart, en een klooster fcheen haar meerder verkiesbaar dan een man. De toeRand van hare moeder kwam haar al te ongelukkig in het huwelijk voor, om te durven wagen van een dergelijk lot te ondergaan; en behalven dat, was zij met zulk ene verwonderenswaardige kuisheid begaafd, dat zij meer dan eens zelve betuigd heeft, gedurende haar gantfen levensloop, zelvs niet bij overijling, de minfte aanvegting te hebben ondervonden, die in ftaat was, de ftrengfte regelen van kuisheid en ingetogenheid te bezoedelen. Dan haar vader, die zig des weinig bekreunde, beloofde haar aan een Fransman ten huwelijk; de tijd tot het houden der bruiloft was reeds bepaald, en zij wierdt genooddrongen, ten einde 'er de volvoering van te ontgaan, cp-paaschdag van 't IV. Deel. I Jw*  . 13» BOURIGNOW. (ANTClNETTr? r») jaar iG$6 de vftigt uit het ouderlijke huis te nemen, niet ota in een klooster een' fchuilplaats te zoeken, doordien zij wist, dat de geest des Euangeliums haren zetel ook niet in deze Rille verblijfplaatzen heeft gevestigd; maar het was om enige wildernis of eenzaam afgelegen woud op te zoeken. Dit meende zij £n het Heneg&wwfe gevonden te hebben, en trok aldaar een kluizenaars gewaad aan; doch in een dorp nabij de plaats gelegen waar zij zig onthieldt, kreeg men vermoeden, dat zij een vrouwsperfoon was, en hier op wierdt zij aangehouden. Dan nimmer liep zij groter gevaar, ten aanzien van haren maagdelijken ftaat, want zij was in handen van een krijgsman gevallen, die niet los lief dan door een foort van wonderwerk. Het was da Priester van de plaats daar zij zig bevond, die tot een middel voor hare verlosfing ftrekte, en in haar Gods geest menende te ontdekken, fprak hij 'er van met den Aartsbisschop van Kamerik, die haar kwam ondervragen, het kluizenaars leven ontriedt, en door zijne vriendelijke aanmaningen haar wist te bewegen, om tot haar vader te rug te keren. Doch zij was niet lang te huis geweest, of zij wierdt op hieuw lastig gevallen met huwelijksvoorftelJen; *t welk ten laatften zo dringende werdt aangefchroefd, dat zij zig in de •joodzaak bevondt, ten tweedenmale de vlugt te nemen. Zij gaf hier op een bezoek aan den zelvden Aartsbisfchop, en verkreeg van hem verlof, om benevens enige andere Meisjes van hare denkwijze, een foort van genootfehap te vormen, «en dien einde een huis in het dorp Blaten hurende, daar zij hare zamenwoning vestigden. Dan fpoedig beried zig de Aartsbisfchop, en hij trok zijn verlof in ; 't welk Antoinette in de-noodzaak bragt, naarLuikerland te wijken, van waar zij egter, na'er een kortftondig verblijf gehouden te hebben, naar Fiaanderen te rug keerde, alwaar zij gedurende een tijdvak van veifcheidene jaren, inde grootfte eenvoudigheid en afzondering baar leven (leet; in dien tusfentijd nogthans boezemde zij ene hevige liefde in aan een man, die de rol van godsdiemligen fpeelde, ten einde bij haar toegang te krijgen; hij fprak haar van trouwen, doch haai- ten aanzien van dit onderwerp on- buig-  BOURIGNON. (ANTOINETTE de) buigzaam vindende , tragtte hij met geweld aan te vullen, 't geen hij in overtuigende welfprekendheid te kort fchoot; doch zij nam den wereldlijken arm te bate, zo dat deze fchijnheilige, die op een devoot Meisje fcheen belust te zijn, zig bij een ander vergeestelijkt zusje aandiende, die hij leerzamer vondt. Na dat Bourignon een geruimen tijd dus in afzondering ge-( _ 1?efd hadt, keerde zij andermaal naar Rijs/el te rug, daar zij tot aan den dood van hare moeder, en vervolgens ook nog enigen tijd bij haren vader verbleef; waar na zij haar voorgaand eenzaam en afgezonderd leven hervatte. Na het overlijden van haren vader, wilde zij voor altoos afftand van zijn erfgoed doen, dat vrij aanzienlijk was, doch zij veranderde van befluit, en de nalaienfcbap haier ouderen groeide merkelijk aan, onder haar beltuur. In 1653 wierdt zij betlierdfter van het gasthuis van-onze lieve Vrouwe der zeven fmerten te Rijs/el; en omhelsde vijf jaren la er oen Nonnenftaat, met zig onder de orden der Augustijnen te begeven; doch door een zonderling onheil, wierdt de hekzei ij zo algemeen in dit gasthuis, dat 'er geloofd wierdt, dat al e de jonge meisjes die 'er in onderhouden wierden, een vi iond met den Duivel hadden aangegaan. Dit verfchafte ft ffe aan de kwaadfprekendheid, om wijd en zijd te verfpieiden, dat de Beftieidfter van dat huis, ene Toverkol was. De Regering van Rijs/el liet 'er zig aan gelegen liggen, zonden de Geregtsdienaars naar het klooster, en lieten Antoinette ter ondervraging voor zig komen; zij antwoordde zonder bewimpeling en nauwkeurig; doch met welk een klem van redenen zij zig ook verdedigde en hare onfchuld aantoonde, fchenen hare vijanden meer invloed te hebben dan hare vertogen, dus zij het veiligst achtte, met de ftille trom naar Gent te vertrekken; dit nu viel voor in 't jaar 1662. Zo dra was zij niet te Gent, of God (zegt zij) openbaarde haar diepzir.nige geheimen. Te Meehelen verkreeg zij een vriend, die haar altijd getrouw is gebleven; zijn naam was Kristiaan de Cort; dit was om zo te fpreken, haar eerfte geestelijke kinderteling; I l tna.it Ï3i  J3* Braaf dfo met dat Zórlderlirgë verzefd ging, dat Zttl'ks aan Eox-KiiSïrcïf de zelvde weeën en fmerten veroirzaskte, als doorgaans ene wezenflijke kinderbaring verzeilen. Deze man, tot tweemalen toe, kort na elkander, en met zware bedreigingen, zo hij niet aan de roeping gehoor gaf, door een hoger dan menfchelijk bevel opgewekt, hadt het groot*ét gedeelte zijner bezittingen toevertrouwd, aan enige zijner naastbe'ltaandeff, die ondernomen hadden een eiland fn he! tfoljfêinfif Noordjlrand genaamd, dat door de zee' was over* ftföofrref, door bedijking droog en vrugtbaar te maken; hier' doof Was' hij in het bézit geraakt van de tienden, van het op* perbeiimr, en zelvs van een getleelte der landerijen dezes eïfahdê. Hij hadt het ontwerp gevormd, om zig, benevens zijtti geestelijke vrienden en vriendinnen, met 'er woon derVaarts të begeven, en onder deze klasfe behoorde ook onze Bet.'R'tGNOff.' Men vertrok dan ten einde dit voornemen ten uitvoer te fcfénge'ft, in 1668, gezamenlijk naar Amfleldam; hier liet Aktoinette haar werkje drukken, getijteid; Over het licht der 'Üuzsfeldi Onder hunne reisgenoten bevondt zig een goed aantal Janfenisten, die voornemens waren, zig nevens haar naar dë zelvde plaats van afzonderinge te begeven. Haar verblijf t£' Amfleldam, met haren waaiden bekeeriing öe Cort, duurd2 langer dan z% in den beginne gedagt hadt; zij wierdt 'e'r dóór allerlei foort van menfchen bezogt, zonder 'er de ingé* hielde' Profeten en Prdfetesjen van uit te zo; deren. Dit deêdt M&r hopen, dat de hervorming die zij predikte, enige vrugten tSMtéê voortbrengen! nogthahs wierden 'er weinigen gevonden j dië éen vast befluit namen, om hare beginzels te votgiili Laèadïê, en zijne leerlingen, zouden wel gewenst hebban öti zig mat haar haar Noordjlrand te begeven , en Cort föudé «iiiks gaarne gezien hebben, doordien LabAdie grote ?%wm gëlds' aanbood, drö het gantfe eiland fe kopen; maar 'iïtflki' JÏöü'ri'gnöM wees htihnen voorflag èn aanbieding van de jjmkt vm tuien gevende, dat de gevoelens en de geest, m\te LcUIËtt in zijiJ leerlingen beüïeidë i van een garts an» BOURIGNON. (ANTÓINETTE de)  aOURiOBTON, (AivTOlNETTE de) «Dtfcren aart, en ftrijdig waren inet het licht en den ,g«e# welke haar beftuurde. Zij hadt ten aanzien van LASA©igf reeds enige inwendige waarfchouwingen van 'God en $ea hemels gezigt gehadt, waar in God haar een man in .den geesé hadt vertoond., klein van geftalte, volkomen aan Lasadjh gelijk, die bezig was om met een groten haak in de hand, den val van esn groot huis of van een iiaftojtenden tempel af £fs leren; en door een. gefprek, 't welk zij met hem hadt gehouden , en waar in zij, hoewel vrugteloos, hem hadt .zoeken te weerhouden, van het Srjnode van Naarden te tarten, en bs» van zijne doling wegens de verkeerde leer der voorbeCcbikkinge te rug te doen komen, was zij ten vollen overtuigd, dat hij .zijne begrippen .uit de zelvde bron fchepte als overige .Geleerden; en dat hij ten aanzien van zijn gedrag, niet inwendig door God verlicht, noch door de .zagte golviögen der Goddelijke ingevingen beftuurd wierdt. Gedurende haar vei blijf te Amffieldam., geraakte zij roS6i'ma< len .In gefprek met de Cartefianen,, inzonderheid met Heidanrs «n Bukman; doch hunne beginzels waren .gebael -en al zfat jiaar haren fmaak, en mishaagden haar dermate, d,at .zij betuigde.: „ door God zel.v' onmiddelijk te zijn gewaar-fcho.uwd» jfef ,, de Cartsfiaanfe Wijsbegeerte, de fnoodfte en de verv.lpejyfts „ van .alle ketterijen was, welke immer in de wereld geleerd „ zijn, ene rolilagene .Godverlpchening of .verwerping «80 M God. in wiens plaats de ver.dorvene redes zig sogt ae te dringen." .Zij fchreef in deze,ftad ook meer b^efeso dat- iij '.gr aanhangeliugen maakte; ook hadt .zij hier veelvuldige fggg. .iharingen, in welke haar .ene overgrote menigte gants zonderlinge zaken ontdekt wierden onder anderen gaf .zij p bet mentehelijk lïghaam 'heeft veroirzaakt, „ Pê sas».  13* „ fchen" zegt zij, „ denken door God in dien toeftand gefctra„ pen te zijn geworden, als zij zig nu bevinden, en zulks is „ zo niet; doordien de zonde in hun het werk van God heeft „ ontcieid; en in deplaats van menfchen die zij toen waren, „ zijn zij wan:chepzels in de natuur geworden, onmagtig om „ alleen hun's gelijken voorttebrengen, zo ais de bomen en „ planten doen, welke ia dat opzigt meerder volkomenheid bezitten dan de mannen of vrouwen, onbekwaam om alleen „ voortteteelen zonder de vereniging met een ander, en met „ fmerten en ellenden." Ook zag zij in ene verrukking Adam zodanig hij voor den zondenval was, en op welk ene wijze hij alleen menfchen koste voortbrengen. Die lust heeft de emftandige befchrijving van dit hersfenfehhnmig fielzel in zijn geheel te lezen, raadplege: Vie contimée de Modem. Bouricwon. pag. 315. en Bayle, Diilion. Art. Adam. nat. (G.) Intusfen was Antoinette*s kwekeling de Cort, naar Noordjlrand vertrokken, daar hij niet lang na zijne aankomst leefde, maar op den 12 november 1669 overleed, hebbende Bourignon tot zijn univerfele erfgenaam benoemd; doch zij hadt zeer vele hinderpalen te boven te ftreven, alvoiens zij in het rustig bezit van dezen vetten brok geraakte. In 1671 verliet zij Holland en reisde naar Noordjlrand, doch hieldt zig onderweg enigen tijd op veifcheidene plaatzen van het HolJieinje op, en wierdt genoodzaakt aan enigen van hare volgelingen den zak te geven, doordien zij ontwaar wierdt, dat eén ieder hunner inzonderheid zijn eigen gemak en voordeel betragtte, zij begreep1, dat zulks het middel niet was om een kudde nieuwe Christenen te vormen. Te Noordjlrand gehuisvest zijnde, leide zij ene drukkerij aan, want hare pen was zo vlug als de tong van anderen; op deze drukkerij liet zij hare werken, in 't frans, hoog- en nederduits drukken, die zij gulhartig aan enen ieder wegfehonk. Het mangelde Juffrouw Bourignon ook aan geene tegenftrevers, die hare leerflellingen en daden op het fnerpendfte gispten, en de ongerijmdheid van velen daar van, in het helderfle dagügt fielden; zij verdedigde zig tegens deze aantij- : . gia- BOURIGNON. (ANTOINETTE de)  BOURIGNON. (ANTOINEÏTE pz) i*$ gingen, door een werk, waar aan zij den tijtel gaf van Csk■genis i/er Waarheid, waar in zij de Kerkdijken op een verregaande wijze hekelde. Doch dit was olie in 't vuur, en .geenaints een middel om vrede te bewerken; het duurde ook oiot lang, of twee Lutherfe Leraars lieten de zware alarmklok brommen, en beweerden in verfcheidene gefchriften tegens baar, dat men eertijds menfchen onthoofd en verbrand hadt, wier leerftellingen dragelijker waren dan de hare. BiMiot. franc. p. 387. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 410. BOUT (NIKLAAS), Konstfchilder, denkelijk van Brusfel afkomftig, is ons weinig anders van bekend, dan dat hij in zijne fchildertrant, voor niemand anders ter wereld behoefde te wijken, en dat hij even geestrijk was als David Tenjers, in bet fchilderen van kleine boeren, volgeladen wagens met kermisgasten, en balfpelende benevens naar het wit fchietende huislieden. Hij heeft een aanzienlijk getal landfchapjes van den Konstfchilder Boudewyns gefloffeerd, met die voornoemde aangename voorwerpen, en wie weet of hij den Fluweelen Brèuüel niet naar de fchilderkroon hadt gedoken, bijaldien hij zo vroeg niet was komen te overlijden. Ten jare 1749, den 19 augustus wierden op de verkoping van Anna Theeesia van Halen te Antwerpen, twee Landfchappen van dezen Meester verkogt, voor 86 guldens. J. C. Weyekman, Neder!. Konstfchilders, III. D. bl. 345. Ger. Hoet, Naaml. van Schilderijen, II. D. bl. 259. BOUTELLIER of BOUTILLER (JAN), Heer van Troitmont, Regtsgeleerde, eertijds zeer gevolgd en beroemd, waarfchijnlijk geboren in het kleine ftadje Mortaigne, tusfen Valenciennes en Doornik gelegen; fchoon anderen hem uit Frankrijk doen voortkomen, 't welk waarfchijnlijk tot oirzaak heeft, doordien hij Raadsheer in het Parlement van Parijs is geweest; denkelijk, heeft hij in 't laatst van de XlVde en begin van de XVde eeuw geleefd, ten minften is zijn testament van den 16 fèptember 1402. Wat hier ook van mag zijn, zeker is, het, dat hij enen groten naam heeft gemaakt, door zijn werk, getijteld: Somme Rural, contenant la pratique de Court-Laye &c. Ahbeville 1486. 'in folio; zedert zijn 'er nog ten minften wel tien  J42 BOUWEMA. tien drukken van uitgekomen, waar van 'er ene aan Dionïs Gothofredus wordt toegefehreven, dat misfchien niet anders is, ais zijn Praxis Civiiis ex antiqids et recentioribus Autoribus Germanis, Mis, Gallis, Hifpanis, Belgis et aliis, qui dePraüica ex profe.fo fcripferiint, coileüa; fummanis, netis etiam ijiterdum, müa. Francof. 1591. folio. Het werk van Boutellier is gene verzameling van gewoontefis, zodanig het de tijtels der laatfte drukken zouden kunnen doen denken, maar het bevat de praktijk of beoeffening van de regtsgeleerdheid in Frankrijk, in zijn leeftijd gebruikelijk. Cujacius noemt het Optimus liber, ea D. Godfried fchroomt niet, om te beweren: dat het even «ocdzaai lijk is om het costumiere te leren , als het Codex van Justiniaan, tot verftand van het regt. Die geleerde Ju- ïist voegt' "er bjj: Si quis ruflicanum fapere arguat, quid qucefo refert, modo bene fapiat, modo legentem doceat, eique plenisjime fatisfaciat. Qua; tibi dant Codex, que dm Digesta, jaoiUsus? Ruralis paucis hcec tibi Summa dabit. Ook zijn 'er veifcheidene drukken van dit werk in 't nederduits vertaald, onder den tijtel: £>omme ïïitijrael/ fpjcccftcn^ beban allen Rechten/ boo? Jan Bottelgier, ghecomgecrt bij een crpertcn g>?aet:$nn / Sübbotaat in pen ftortïjen Baet bc£ €0» •rungsl-ban «Tafffiien/ fanaten/ ont. Ook' vindt men van hem een latijns en grieks gezang naar de wijze van Pindarus, voor het werk van enen beroemden Geneeskundigen. ■ Val. Andr., Bibl. Belg. BOXELIUS (I-IUGO), van Gorinchem geboortig, isgeweösS een voornaam Regtsgeleerde, en welfpiekend Pleiter. Hij heeft aantekeningen en vermeerderingen gevoegd bij het werk van Hect. Felicius , jj. C. Ital., de Communione et Societate„ deque lv.cn et quaestu. Gorich. 1666. in Ato. Insgelijks bij CorS. Neostadius , de Feudi juris fcripti et Hollandici Westfrifcique fuccesfone. Ibid. 1670. te zate* J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 49i- BOXHORN (HENDRIK) , die door Paquot wordt genaamd Bochorinc, en die, zegt hij, in 1550 te Brusfel uit behoeftige, doch eerlijke ouders wierdt geboren, alwaar zijn vader, Melchior Boxhorn, Doodgraver zoude zijn geweest, en zijne moeder, Gudula Labuse genaamd. Na de wijsbegeerte beoeffend te hebben, fiudèerde hij in de theologie te IV. Deel. K Lew  Leuven, wierdt Licentiaat in die wetenfchap, en tot Pr fes'** geordend, waar na hem de pastorie van Tirtemont wierdt op* ■gedragen. In den aanvang van dezen zijnen loopbaan , liet X$ zulk een warmen ijver voor den Roomfen godsdienst doorftialen, dat men hem Inouifiteu.r maakte; doch allengskens aan 't weiffelen geraakt zijnde over enige leerftukken van zijne geloofsbelijdenis , inzonderheid wat de transfubflantiatie ei) het verbod van trouwen aan de Geestelijken, betreft, beBppt hij eindelijk aan de lère van het Pausdom vaarwel te zfggen, en vlugtte ten dién einde "met S'ybilla Styls, een meisje voor wiè hij liefde hadt opgevat, uit T.rlemont naar lilorjorf, in het hertogdom Berg, alwaar hij haar in januarij 1580 trouwde;'vervolgens begaf hij zig naar Warmskirchen in 'c land van Kleef, alwaar hij den Roomfen godsdienst afzwoer, en gedurende het' tijdvak van zeven jaren aldaar, als Geicformeeid Predikant den dienst waarnam; vervolgens ging hij naar Woerden het zelvde beroep uitoeffenen, alwaar hij zig in 1595 bevondt. Na verloop van enige jaren, wierdt hij als Predikant te Breda beroepen, daar hij zeer gezien was, en dooi- zijne loffelijke hoedanigheden in de gunst van den Gouverneur Justinus van Nassau wist te dringen, die gemeenzaam met hem verkeerde , en hem dikwils aan zijne tafel nodigde. Breda, in 1625 op nieuw in de magt der Spanjaarden geraakt zijnde, ging Boxhorn naar Leijden wonen, alwaar hij de opvoeding van zijnen kleinzoon Markus Zuerius, waar van in het volgend artikel nader, beftierde, en daar hij in 1631 nog leefde. Hendrik was een warm verdediger der door hem aangenomene geloofsbelijdenis, en een ijverig beftrijder der Roomsgezinde leer. Het mangelde hem ook aan geene tegenflrevers, waar van de voornaamfte was, Hendrik Cuyckius , Hoogleraar in de wijsbegeerte te Leuren, Groot Vikaris en Officiaal van den Aartsbisfchop van Mechelen en eindelijk Bisfchop van Ruurmonde, die met ene pen in gal gedoopt, tegens hem heeft gefchrevcn, en hem met vele en verregaande misdrijven heeft befchuldigd, welke alle door Paquot, als bewezene waarheden zijn BOXHORN. (HENDRIK)  BOXHORN. (MARKUS ZUERIUS) 147 rijn overgenomen, fchoon mannelijk door Boxhorn weder' legd, en de onwaarheid van de meesten, benevens de kwaadaartige verdrajingen van anderen middagklaar door hem zijn aangetoond, in de beide volgende werkjes. 1. Apologeticus adverfus Henricum Cuyckium. Lugdbat. 1595- 2- Ar^~ ■ cuyckius et Commentariorum de Euchariftice Harmonia, Ubri llLAfc verjus HenriciCuyckii, Cmcellarii Academie Lovanienfis, Orationem parmeticam, Tranjubjïantionem PontiJ.ciam, Misjz Idolomaniam, et manducationem carnis Jeju Christi corporalen,. AccesP jutlitiaReformationis, congregationisque Ecclejm Woerdance, ad Chrijtianam communitatem, cum Hollandice et allarum Provinciarum Belgicarum Ecclejiis ex Dei verbo reformatis, Henrico Boxhor.jnio , Theologo Licentiate Lovanienji , Minijtro Euange.il Jesu Christi, Tom. Lugdbat. 1598. Lamb« Barijei, Orat.Junebr. M. Zi erii Boxhornii. Ant. Mattiuei , Sylloge Epijiol. Ep. 48. Bayle, Diclion. Tom. IV. ed. de 1730. p. 560. not. (A). Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 410--A16. BOXHORN (MARKUS ZUERIUS), Hoogleraar te Legden, de zoon van Jakob Zuerius, Predikant te Bergenopzoom, en van Anna Boxhorn, dogter van Hendrik voorfchreven, wierdt geboren in genoemde ftad in fèptember 1612, benevens zijn mede tweeling Hendrik, die de oudfte was, Predikant is geweest, en in 1640 ftierf, enige dagen meer als 28 jaren bereikt hebbende; het was een geleerd man, daar veel van was te verwagten. Nog maar zes jaren oud zijnde , ftierf Markus zijn vader; waar op hij met zijn moeder naar Breda trok en aldaar huisvestte bij zijn grootvader, ter tijd toe, dat de Spanjaarden zig in 1625 meester van die ftad gemaakt hebbende, hij als toen vertrok met zijn grootvader naar Leijden, die geen mannelijk oir hebbende, wilde dat hij zijn naam zou dragen. Onze jonge fcholier maakte zulke aanziemrjke vorderingen, en dat met zodanigen fnellen ren, dat hij in't jaar 1629, al vrij goede digtftukken vervaardigde, over de verovering van'i Hertogenbosch door Prins Frederik Henrik , en enige andere overwinningen door dien vorst op de Spanjaarden K % <*•  14$ BÖXdEÏÖRN. (MARKUS ZUERtVZ) fcshaald Hij was tóén ter tijd nog maar lf jaren oud, éff frad «aar So befre ikttoen hij reeds- verfcbeidene aanzienlijk* wérken doof de» druk gemeen maakte: als Tbeatrm Urbium HühnditB } Sc'riptcr'es Hifiof'ue Augujta: cum Animadverfionibus ac Mtisj Pasta Satyrici minores, cum commentariis; Plinii Panigyfktis'4 -zo dat hij ruim verdiende ene plaats te bekleden onder *fë rfrije' van de beroemde en'geleerde Jongelingen , waai-Van ■.B'AiLLS't zulk een nauwkeurige lijst heeft gegeven. Zijne g!o:e kunde maakte hem zodanig beroemd, dat de Curatoren Van Léijdens Hogefchool, hem nog in dat zelvde jaar 1632 , tot Piofesfot in de welfprekendheid aanftelden. Hij vervulde die faa'fc mét zulk een ongemenen luister, dat de Kanfelier OxenStter.K,- toeft ter tijd buitengewoon Gezant wegens het Sweedfe Hof in 's Hage, hem uit naam van Koningin Kkistina een £ï»zifrhlijk ambt aanbood; maar Boxhorn den toefta'nd waar in hij in fcijn vaderland geplaatst was,- boven alle ereposten verkiezende * Wees zulks van de hand; en aanhoudend, zo door Sijne' lesfeii als uitgeven van werken de doordaandfte blijken gèvende',- van zijne fcbranderë letterkunde, en uitmuntende bedrevenheid in de ftaatkunde en gefchiedenis, wierdt hij in die vakkért tot Hoogleraar beroepen, in de plaats van Daniël ]BEii?sius, dien men Emeritus maakte. Hij kweet zig van deze Waardigheid op ene wijze, die even roemrugtig voor hem als nuttig Voor de hoorders zijner lesfen was. Hij leefde enigen lijd in gefchil met Salmasius, maar deze twist, die hem noodzaakte* dë pen tegens dezen gedugten Critiek op te vatten, wierdt doof tusfenkomst van enige vrienden bijgeleid. Zijne onver•ffloe'idë werkzaamheid ■, in het ftuderen en famenltelJen van éêh mënigté boeken,- veroirzaakte hem ene flepende ziektf, di'ë hérii allefigskens verzwakte, den eetlust benam, en hem éifldëiijii den g oöobör 1653 in 't graf rukte, in den ouderdom- flëgö Van 41 jaren* Lamb< Barleus, Hoogleraar in 't jfi:iëk§ të' LëijdeH, heeft ene lijfcoratie over hem gedaan, enfflwMiH Brumö ver&rdé zijne nagedagcenis met deze digt- Cu.  flQJüïO-RN- .(MABXUS jCiijus adoraniicp .concesjit laurea Unguee., Quem coluh patrius, quem pcrtgriniis ihonss, Oui toti.es }auro praclaros dixit ufraque Magnaque Jive .toga nomina? five fagos JSTunc tacet cetemum., numero nunc Mc fikntum Additus, emeritis Iteius inerrat p,yis. X*eida, quid ülius pra>cpnia dicere tentas.,? Nidla capit Zueri linguave metifve decys. Dedidicit Je njmc cevi facundia .Zueri .Defiit (hoe ma noverat) ore lequL Boxhorn 'is getrouwd geweest .aan Susanna PuvelaaKj ene dogter van .N Duvel aar,, Burgemeester van Middellangs, en Johanna van de Putte ; bij deze vrouwe heeft hij twee dogters verwekt., Anna, en .Anna Jjjstine, .latende bij ^ijn .affterven haar van liet derde -kind zwanger Onze Hoogleraar heeft over velerleieiborten Van enderwerjien gewerkt, en met name ouer de uitvinding der C\mUfin$$ hij voerde daaromtrent een gevoelen .aan, 't welk ggh.eel .al verfchillende was met dat van Mallink-rot ,-en nogthar^s heeft zijne verhandeling over dit onderwerp, hem de apbcir.g en vriendfehap van dezen geleerden JVIan .doen winnen. Voorts heftudeerde hij grondig de oirfpronkelijkheden der Caukn, 't welk hem geleidde tot het .onderzoek dar Schfje taal -en dje oudheden van die .Natie, waar over hij -ongemeen versuft^ .zo in het nfderduits als latijn .beeft gefthreve.n. Ook h.adt lij gewerkt .aan de Boekzaal der Vrouwen fi .die zig daar hare gekeHheid enjchriften beroemd gemaakt .hebben; doch dit w.etk is fiMf mer in het licht gegeven. Dat Boxhorn '.buitengemeen werkzaam is gewekt .„ •wist,, en met een vluggeren epftelde, getuigen & ge werkene die bij gedurende zijnen ,kortfto;,,digen ipvens'lc^ heeft uitgegevpn- Want .heb.alv.ep de .dpqr -.mij -jteeds «opgedoemde oude Schrijvers, die hij ïp .den .aanvang «ga ^inw» letterkundigen loop'met .zijne ..a.ant^lvfaühgeu mo. 8- Grammatica Regio, jive nova et facillima ratio difcendi Lingna latina pracepta, pro Christin* Suecia Regina. Holmice 1635. 121110. 9. Romana et Germanicas iinguarum Jymphonia etc. Lugdbat. 1650. i2mo. 10. Quastiones Romance, quibus facri et profani ritus, eorumque causje et origines, plurima etiam Antiquitatis monumenta eruuntur et explicantur etc. Lugdbc.t. 1636. Ato. 11. Charaïïer causfarum Patroni. Lugdbat. j637. 4(3. 12. Charaüer amoris. Ib. 1637. 4to. 13. Panegyricus Celf. Araufionevfium Principi Frederico Henrico poft Predom oppugriatam diüus. Ib. 1637. fol. ia. Monumenta illujlrium Virorum et elogia. etc. Amft. 1638. fol. . is- Panegyricus in clasfem Hifpanorum prqfligatam. Lugdbat. 1639-fel. 16. Hifto~ ria obfidionis Bredana et rerum anno 1637, in Belgio out alibi gestarum. Lugdbat. 1640. fol. 17. De Typographica artis inventione et Inventoribus etc. Lugdbat. 1640. 45a. 18. Disfertatio de Trapezitis , vulgo Longobardis , qui in fcederato Belgio menfas ' janebres exercent. Lugdbat. 1640. I2?ho. It. Gronings 1658. 4fbiroic Wteiww», *»cfcftc be gemcijne tiernomfic ban ï>e Wecken/ Sotncijnm/ *nöe tnijtfcfte xdt vijt be bunbettck bemefcn/ enDe berfcljeijben ©utficten onröccï*/ cnöe feerWnert tarten. SEciiben 1648. tfo. ■* CtaBwntorota ^ j»SM 'Confwderatarum Provinciamm Selgïi. Haga rt>*p.„ paderhand -nog verfcheidene maten herdrukt. aS. üluflrantur. Cui oom* mtiaua lingna Briunnicce Lexicon Britutmico-Latnm, vm # jeclis & infertis pasfm ejuflem Juclms Jdagiis Bntanmcis,^ Untie veterum Driudm reliqidis, tl diis amiqukatis Briwim.* Gallicaque mnmdlis menum^ rts* Drt . *» fra-i geacht, en zeer zeldzaam werk. 20. Ide* Ömmum i feknlm matem modemi flatus Politici defimpta. LugdbaU W$S7* ï6m ft Itf 166!. T6me. 30. > Dtsqutfru* mm Pclitkm-wn Libri IX fvilm propomMur ac denim*» ^ Politici, cum notis Georgii Hornti, lugdbat, r657 & ï«»8. a6iH0. & L# !659 É? 167^. if». ^ tó^3. ^ 3i -Epistd* & Poëmata. Jmfl. Üft. ««P * nü* W S„J7S Bij dezen dr«k beeft jakob Taowsn», Pf^T S 4 Ma*  /sa BOY of BOÈY. (KORNELIS) Ieraar in de welfprekendheid, ene voorreden gevoegd, die lezenswaardig is. Tob. Magiri , Eponymolog. voc. Box- hornius. Mart. Hanckius, de Scriptor. Rer. Roman. Lib. I.. p. 295, 295. Lib. II. p. 419, iio. Königii, Biblktheca Vet. et Nov. voc. Schei pelijk wordt hij berispt door Joh. Frid. Gronovius in Epiftola adSalmasïum, p. 335. Syllog. Epiftoi. Bur^ mann.' Tom, II. Daar meer andere dwalingen van hem worden opgecreven, door Jo. Georg. Gr^vius, in Prcefat. ad Tom. V. Thefaur. Antiquitat. Roman. 309-320. Morhof., Polyh. Tom. I. p. 498. Tom. II. p. 512. Crenit, Animadv. Philol. Part. VIII. p. 167. Petr. Dan. Huetius, in Comment. de rebus ad eum pertinentibus. G. Krantzius , ad Conringium , Sac. XVIII. p. 219. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 841-844- Dan. Gerdes, Florileg. p. 46. Fr. Gottl. Freytag, Analecla litteraria, p. 150. Catal. Bibl. Bunav. , Tom. I. Vol. II. p. 1105. C. Saxi 'Onom. liter. Pars IV. p. 354-356". P. Bayle, Diclion. ed. de 1730. Tom. IV. p. 560-568. Baillet, Jugemens, Tom. II. p. 225. Dav. Clement, Biblioth. éar. Tom. V. p. 169-171. Paquot, Mem. litter. Tom. I. p. 416-432. Pars, Naam: der Batav. en Holl. Schrijvers, p. 98-100. 214. 276. 296. 346, s "347- 38i- BOY (DOMINIKUS JANSSENIUS) , geboortig van Zierïkzee, is geweest Dominikaner Monnik, en Apostolisch Zendeling naar 't Rijk van Denemarken; hij heeft verfcheidene werkjes in 't hoogduits gefchreven, tot wederlegging van de -lere der Protestanten. Deze Dominikus heeft nog drie broe. ders gehadt, die ook te Zierikzee zijn geboren, en leden der Dominikaner orden geweest zijn; namelijk, Kornelis , Leendert en Niklaas , welke hier op hunne naamorde volgen. —:— Val. Andr., Bibl. Belg. p. 193. Oudh. en Geft. van Zeeland, bl. 194. P. de la Rue, Gel. Zeeland, bl. 174. ' BOY of BOEY (KORNELIS), Regtsgeleerde, is geboren te Zierikzce, van goeden huize. Na volvoerde letteroeffefn'ng tot Doktor in 'de regten bevorderd .zijnde* praktizeerde hij als Ad-  BOY of BOEY. (KORNELIS) J53 Advokaat in 's Hage, en wierdt daar na Advokaat-Fiskad en Prokureur-Generaal over Holland, Zeeland en Friesland. Hy was een geleerd man en een der edelfte geesten van zijnen tijd, daarbij een goed latijns en nederduits Digter. In het jaar 1653, toen 'er ene algemene gisting onder de aanhangers voor het huis van Oranje, inzonderheid in Holland, ontflond, met oogmerk om den jongen Prins Willem pen III, tot de waardigheden zijner voorouderen te bevorderen; was in 's Hage de gemeente insgelijks zeer onrustig, cn ftelde alle pogingen tewerk, om dit voo,; emen tebegunftigen. De Schutterij aldaar in meij optrekkende, toonde niet llegts hare zugt voor dit huis, met juichen en blazen van Wilhelmus van Nasfomven; maar fchoot zelvs door de vaandels, om dat 'er 't wapen van zijne Hoogheid uit genomen was; dan 't bleef hier niet bij, want ter gelegenheid, dat de jonge Prins, in 't begin van augustus, van Breda, daar hij ingehuldigd was, te rug verwagt werdt, hadt een grote hoop Haagje jongens van 't geringde foort zig gereed gehouden, om hem in te halen, ten dien einde, dagelijks optrekkende, vsrflerd taet oranje-vendels, fluijers en pluimen van oranje papier, en met gedrukte wapentjes van het huis van Oranje. Eindelijk weidt hun de Prins, die bij donker in den Hage gebragt was, des anderendaags, zijnde den 7 augustus, voor de venfters van 't binnenhof, getoond, waar op zij de trompet ftaken/ en een groot gefchreeuw maakten. De Staten van Holland, hier uit meerder opfchudding te gemoet ziende, hadden aan onzen Fiskaal Boy last doen geven, om de jongens te verftroijen, gelijk hij deedt. Zekere Barbier , zig hier tegen willende verzetten, bejegende den Fiskaal met fcheidwoorden; en hier op volgde, dat een hoop van 't flegtfte grauw naar . Zijn huis fnelde, daar de glazen uitgefmeten werden. Doch de lijfwagt te paarde, hier op tcefchietende, verflroo.de den hoop. Nogthans werdt ten zelvden tijde, ook diergelijke baldadigheid gepleegd aan de logementen van Dordrecht en Am. fi.eldam, en aan drie of vier andere huizen, terwijl de bewoners, en vooral de Raadpenfionaris Jqhan W Witt, voor, K 5 . Sthó'-  1$4 BOY. (KORNELIS JANSSENIUS) Schelmen, tn Prhifeuverradets gefcboldcn werden; doch doof het fterker bezetten van 's Hage met krijgsvolk, en door het vatten en ftrafcn van enige handdadigen, raakte eindelijk, alles in rust. Boy heeft ter vrouwe gehad Anna van Brand wyk, dog. ter van den Heer Blokland, Burg-meester van Dordrecht, en hij overleed in 1665. De volgende werken zijn door'dendruk van hem gemeen gemaakt, r; UrUum Zelanxlice comitaturn ccnflitue.:tium et reliquarum encomia. Hagce Ccrr.. 1637. Ato, 2. Amorcs Blonde, te vinden in Strateni Venus Zelanda. tb, i6ai-. i2mo. 3. Jac Catsii , Facet Auguftz, latino carmine celebrata. Lugdbat. 1656. Ato. 4, ptM ©ablöé /" fcclgenüe fee nteutoe oberfcttingc Kott- t<548. «bo. 5. §eC róeuroc lEscrtft ber ^faunen ban ben Storing ^abib. Xcijden 1659. 121110. 5- -Öecijaibe öittaejjbatgfte op ieber t&eise ban st ©aber onfe. ïfage 1Ö59. 12010. 6. Th. a Kempis bofgtngcCfjii.éti/ uit het tatijn hertaald, ïfage 10-55. lama 7. Itattjnfe en ^êbetfanpfe ©rrfen/ geplaatft "in J. v. Beverwyks Uitnemen^ beo" ©«mtoeïijften <£>cfïagt??. ©c;ör. 1043. Sbo. P. de la Rue, Gelett. 'Zeeland, bL 171, I72, Wagen., Farf. Hifi. XII. D. bl. 2S3. BOY (KORNELIS JANSSENIUS), wierdt aangenomen in bet Dominikaner klooster te 's Hertogenbosch, toen de Roomfe godsdienst daar nog in bloei was. Te Leuven zijne ftudien vsltrökkeli hebbende, wierdt hij Voorlezer in de godgeleerdheid te Bologne, en naderhand tot Apostolifen zendeling in Nederfaxen aangefteld; van hier te rug gekeerd, moest hij op kevel zijnes Overften, den dienst als Pastoor te Adonnïkendam in Noordholland waarnemen; vervolgens ter zee naar Rome reizende, heeft hij met zijnen neef, Ambrosius Janssen E©y, mede een Dominikaner Monnik, den ir oftober 1O37, fchipbreuk geleden, en is jammerlijk in de golven verfmoord. Hij heeft -gefchreven : Replica in defenfionem libri Fratris Nicol. Janssenh Boy,, contra Joannem Mullerum, Lutheranum Prejbantem Hamhtrgenjem. Doch dit Boek is, eer het gedrukt was, met  BOY. (NIKLAAS JANSSEN.) BOYE. (ANDRIES de) i jj jnet den. Schrijver vergaan. Nog heeft hij uit het itahaans overgezet: jflfêiraftefen ban O. H. V. Dominikus tc genaio/ bij een bergaöerö Doen Den eeetn. P. F. Sylvester Fr^ncipanï; SStttro. 1643. 8tao. Bern. de Jonghe , Defil. Bat. Dom. p. 118, U9- P- de la Rue, Gelett. Zeel. bl. 173. BOY (LEENDERT JANSSENIUS), is Dominikaner Monnik te V Hertogenbosch geweest, en heeft in 't flaams overgezet: M. Hyacinthus Choquetius de SS. Belgh Ordinis Ptadi- catorum. Bern. de Jonghe, Defol. Bat. Dmnin. p. 116, 117. P. ds la Rue, Gelett. Zeel. bl. 174. BOY (NIKLAAS JANSSENIUS), is zo wel als zijn overige broeders de orden van St. Dominikus toegewijdt, en daar te boven Licentiaat in de godgeleerdheid geweest. Te A'werpen, alwaar hij woonde, hielde men hem, om zijne welfprekendhed en uitlokkende ftem, voor een beroemd Theologant en Prediker. Als zendeling van den Roomfen ftoel naar Denemarken gezonden zijnde, is bij met allen ijver aldaar zwoegende om het Lutherdom te keer te gaan, te midden van dien arbeid geftorven. De fchriften van hem gedrukt, zijn de volgenden: 1. Vlta S. Dominici, Ord. Prxdicatorum fundatmis. Antv. 1622. 8ro. 2. Schelia animadverfiones in Apelcgiam de vita £f morte Joan Duns, Scoti, Ord. S. Francisci. Cokn. 1622. 8vo. 3- Defenfio fidei Catholicce fj? Apoftolka Romance, opofita Oppofitumi necesfarice Joh. Mulleri Lutherani, Pradicantis Hamburgenfis. Antv. 1631. 8vo. 4. Beneficia F. F. Prcedkatorib. e D. Virgine colleüa. 'Ib. 1632. iaw». 5- InftruBo Sacerdotum, er HifpankoANT. deMolina. Ib. 1618. 8vo. 6.Summa CapumTztri de Ledesma, Ordin. Prcedicat. Cathedr. Salmanticenfis, ex Hifpank0. . Val. Andr. , Bibl. Belg. p. 689. Oudk en Geft. van Zeel. bl. 95. P. de la Rue, Gelett. Zeel. bl. 174. BOYE (ANDRIES de), geboortig van Furne in Fiaanderen, was een Jefuit, die agt jaien in het kollegie van datgenootfchap te Winoksbergen heeft gewoond. Hij is te Antwerptn den 22 Januarij 1650 geftorven, genoegzaam den oudprdom van  go jaren bereikt hebbende. Deze fchriften beeft hij nagela, ten ; i. Vitas SanBerum conjugatorum. Antv. «6*1, 2. Gk* mm Kicgnomm Potriarcharum Joachimi £? AnNjE. Ib, 1630". 3. ffijlarixs fjf Vitas Patriarcharum, Prophetarum, Judicum £? Regum Vet. Test. Ato. 4. Dev.otum Fatrev^Familias. Jpty, 1645, Svo. * J. F. Foppens, Bibl. Belg.p. 50. BOYLEAU, zie BOUILLON. BRA (HENDRIK van), Doktor in de medicijnen, geboren te Dektent,-den 20 fèptember 1555, was de zoon van Lubbert van Bra, Geneesheer in genoemde ftad, afkomftig ij.it een eerlijk Oostfriesch geflagt, .en van Anna van Besten, pen meisje van aanzien uft het graavfcbap Bentheim. Hij begost zijne letteroeffeningen in de plaats zijner geboorde; vervolgens ging hij naar Norden in Oostfriesland, om zig verder te bekwamen, en van daar naar Keiden, om in de medicijnen te ftuderen, alwaar hij twee jaren doorbragt. Zijn vader, in het tijdvak van zijn verblijf aan deze Hogefchool, geftorven zijnde, vertrok hij naar Wenen in Oostenrijk, en vervorderde 'er vei: der zijne ftudipn. Enige htiisfelijke zaken hem te Dokkum te a-ug geroepen hebbende, begaf hij zig aldaar voor een korten tijd aan de praktijk; want zedert reisde hij naar Italien, en kleef een geheel jaar te Rome, alwaar hij de openbare lesfen hoorde van den geleerden Alexander Tsajaan Petronius, pen beroemd Wijsgeer en Medicus, geboortig van Cafiglione, een groot vriend van den .Stigter der Jefuiten Jgnatius de Loyola , en Lijfartz van Paus Gregorius den XIII. Men heeft van hem de verhandelinge: de Vittu Romanoru m, et fa* ■nitate iuenda, Propofita feu Afhorismi Medicinales: .de Morbo Gallico: de Aqua Tïberina; Dialogi de re Medica etc. Voorts bezogt pe Bra ter loops de Hogefcholen van Sier.na, Florence en Ferrare; doch toefde iets langer te Bologne. Na'dus twee jaren zijn verblijf Italien gehouden te hebben, frok hij naar Frankrijk, en bezogt 'et enige Hogefcholen, inzondej;. heid die van Parijs; doch de burgergefcbiHen die aldaar tfft «en openharen oorlog waren uitgeborften, beletten hem pm BRA, (HENDRIK van)  ERA. (HENDRIK Van) 157 fiaar MontpeMer ts gaan, maar hij bieWt zijn verblijf gedu> rende enige maanden te Bazel, alwaar hij in 1580-tot Doktor in de medicijnen wierdt bevorderd. Eindelijk in Friesland ïC. rug gekeerd, oeffende hij twee jaren de praktijk te Leeuwar* den, van waar hij te Kampen als ftads Doktor wierdt. beroepen'. Gedurende omtrent agt jaren deze post waargenomen bebbende , trok hij naar Dokkum in die zelvde hoedanigheid. De liefde tot zijne vaderftad was de fterkfte drijfveer die 'er hem heen voerde, ten minften zo als Suffridus Petri onsverzekert; maar deze drijfveer was egter fiiet beftand tegens de voordelen, die hem in 1593 overhaalden, 0111 op nieuw naar Kampen te trekken, alwaar hij ter tijd toe verbleef, dat de Regering van Zutphen hem rijker en aanzienlijker voorwaarden aanbood, met hem in 1603 de post van ftads Doktor, benevens die van het gantfe graavfcbap op te dragen. Verder ontmoet men niets van zijn levensloop na dit tijdvak. Zijne Wérken getuigen dat hij verftandig was, en veel gelezen heef . Hij was in den Roomfen godsdienst geboren en opgevoed; doch tot Doktor gepromoveerd zijnde, geraakte hij aan'tweif'fe'en, en was niet zo dra te Dokkum Van zijne reizen te rug gekeerd, of hij aanvaardde de geloofsbelijdenis der Gereformeerden. Willem Baudart, Predikant tc Zutphen, was een van zijne gemeenzaamfte vrienden. Onze van Bra heeft gefchreven en door den druk gemeen gemaakt: I. Medicamenmumftmplicmm, &? facüe parabiliwn, ad Cakukim, enumeratio: fcp quomodo its utendum fit, brevis Inftitutio. Franeq. 1589- ï$fifr Ib. 1591. i6mo. 2. Medicamentorwn Simpücium £5? faclle Para' Wium, ad lüerumet Hydropem, Catalogus: et quomodo iis uteiu dum. Lugdbat. 1590. iimo. It. 1597- U. 1599. ^mo. ,3. De novo quodam Morbi genere (de Varen) Frifiis, Westphalis et Geldris peculiari Obfervatw; urn cum D. Joannis Heurnii ad eam rc-sponfione; gevoegd agter de Obfervaüones Medica van Pieter Foreest of Forestus, lib. XIX. 6? XX. p. 414- Lugdbat. 1595gvo. & Francof. 1619- fel- 4- De Curandis Venerls per Medicamenta fimplida et faciie pardbilia, lib. II. Amheml 1603. ï6mo. {*.< Leovard. 1616. i6mo. 5- Catalogus Medicamentorum Simpli- citim  15* cium etfacile par.ibilium adverfus Epilepfiam, et quomodo iis mendumfit, brevis Inftimio. Arnh. 1603. i2mo. Ib. 1605. i2mo. Pit werkje is opgedragen aan den Magiftraat en het Volk van Dokkum- 6. Catalogus Medicamentorum fimplicium et facile para. bilium Peftilentia; veneno adverfantium, Antonii Sneebergfri Tgurid; recognüus et multorum remediorum accesfione adaubcus gpera et fïudio Hknric! a Bra. Franeq. 1605. i2mo. Met een opdragt aan de Staten van Friesland, gedagtekend van Zutphen in de maand maart 1604. It. Leovard. 1616. urno. . Suffrid. Petri, Script. Frif. edit. 1699. p. 470-474. Merkliki, Lindenius renovatus, pag. 391, 392. j, p. Foppens Bibl. Belg. p. 435. Freheri, Theatr. Fir erud. p. 1304. Paquot, Mem, litter. Tom. IX- p. 85-90. Jöcher, (Mirten £ertcott. BRACHELIUS (JOHAN ADOLF), geboren te Keulen, verkoor het Monniken leven, na zig alvorens in de eerfte beginzelen der letterkunde gfcoeftend te hebben. Hij ftierf reeds in den bloei zijner jaren, in fèptember 1652. De Hifiorlafui temporis de ann. 161 ü. usque ad ann. 1652. heeft hem zeer beroemd gemaakt. Daar is ook ene vertaling van zo wel in »t hoog- als nederduits. Christ. Adolp Thulderus, Kanunnik te Keulen, heeft dit werk vervolgd tot op 1661, en Henprik Brewer, tot den jare 1672. BRACHT (TIELMAN van) , zoon van Jan van Bracht , een braaf Burger te Dordrecht, wierdt in die ftad geb.ren, den 29 januarij 1625. Hij leide zig vroegtijdig op de beoeffening der fraije letteren toe, maakte zig zeer bekwaam in de griekfe taal, en verftond daar te boven, behahen ziji e moederfpraak, hetlatijn, hebreeuws, fransch en hoogduits. H# hadt veel fmaak voor de nederduitfe poëzij, en beoeffende ook de wijsbegeerte, de fterrekonst, de kerkelijke gefchiedenis, de oudvaders, en de godgeleerdheid, ingevolge de grondbeginzelen der Mennoniten. Ook wierdt hij door het genootfchap van deze belijdenis te Dordrecht in 1648, tot hunnen Predikant gekozen. Hij oefiènde deze bediening met groten lof BRACHELIUS. BRACHT.  BRAEM. (ANTHONY) ïof eu ftigtïng uit, gedurende een tijdvak van ï& jaren, , en ftierf inden omtiek van Móórd, aan de boorden van den Tsfel, den ? oftober 1664, in het 3gfte jaar zijnes oucerdoms, hij is begraven in de grote kerk te Dordrecht, alwaar men deze regels op "zijn grafzeik vindt gebeiteld: Hij die aan 't weerloos-Volk, een zuijl was in haar Kerk} Na dat Hij zestien jaar had 't Leer-Ambt waargenomen, Is bij die kudde ontrukt; befloten in dees zerk:En wacht d'opftandinge der Dooden, metten Vromen. Het beste afbeeldzel, dat van Tislman voorhanden is, heeft de Konftenaar Blotelin^ in 't koper gefneden. Men heeft van hem de. volgende werken in druk: 1. J>cïjoïe oer ?ctrelijrfec ^cugb/ gecpent boe? Be €hji?:tcn 3!eugb. 3p>o?br. 1657in lamo. Meer dan 25 drukken zijn 'er zedert van dit zo fmttig leerboekje voor de Doopsgezinde jeugd, in 't licht gegeven. 2. ïfet uïoebig £oncet/ of ^artcïaarê-Spieghd bes 5©ooBe*Qe;inbe en toeerlo$e Cbjijitenen en;. £>o?br. ióéo. in folio. " De tweede druk van dit werk is merkelijk vermeerderd met fraije platen van J. Luiken ,. Stitiff. 1685. 2 «Defen, in fdio. 3- ^en en bijftig pKbikaatjicn ober bcrfcljcibrne on* öerVncrrjen. 2Imft. 1669- 4to./ na zijn dood door zijn broeder in 't licht gegeven. 4. iJ'tlncibing ober 't ïfoonltcb uSaïonton^ «n g>falm XLV. ^c:br. 1664. 5- <$ouben <©$el. «?OJbr. 16538bo. 6. «£>eroicï)te Urmhwgfn tot ouboering bcr flab ©ogte recht. Zijnde een klein digtftukje, van wélken aait hij Jer meer heeft uitgegeven. Herm.. Schyn, Hifi. Mennonii. p. 298-300. Paquot, Mem. litter. Tom. XVII. p. 344-348. P. Balen, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 223. BRAEM (ANTHONY), geboren te Rijsfel, omtrent 't jaar 1617, wierdt in 1636, den ouderdom van 18 jaren bereikt hebbende, jefuit; beftierde elf jaren als Rector de lagere fcholen, was vier of vijfjaren DirecTeur der Congregatiën van de H. Maagd, en ftierf zeer godvrugtig te Valenciennes, den .t6 october 1656, in den fleurigften blcei zijner jaren. Men heeft i?9  160 heeft van hem in druk: Thefaurus variantm Exercitatimnint .fpiritmlium in Gratimn Sodalium Beatce Virginis Maria. Tomaci 1653. tomo. Sotuellus, p. 67, 68. Paquot, Mom. litter. Tom. XV. p. 304, 305. BRAHE (JAN JAKOB), oirfpronkelijk uit een aanzienlijk Zweed: geflagt, is geboren te Delft, den 13 november 1726, in weike fta.ï zijn vader Jan Jakob Mauritz Bkahé , toen "ter tijd als gepenfioneerd Luitenant, zijn verblijf hieldt; naderhand begaf hij zig met 'er woon naar Amfleldam, en wierdt aldaar Geweldige of Frovoost van de ftads bezetting, huisvestende in die hoedanigheid in den Jan Roopoorts toren. De moeder van onzen Brahó was Elizareth Holtius , dogter van Gualtherus Holtius, Predikant te Koudekerk. Hij doorliep de Iatijnfe fcholen te Amfleldam , en oeffende zig daar vierdehalf jaar aan het Gijnnaflim, waar na hy het Flogefchool van Utrecht ging bezoeken. Hier werdt hij inzonderheid opgeleid tot de kennis der godgeleerdheid en den predikdienst, bedienende zig ten dien einde voornamelijk van 't onderwijs van den Hoogleraar W. van Irhoven. In 't jaar 1749 werdt hij Proponent, en ten volgenden jare als Predikant beroepen in de Hervormde Gemeente te Watergang, onder de klasfis van Edam. Zijn verblijf was daar nog geen twee jaren geweest, toen hij beroepen wierdt naar Vlisfingen, alwaar'hij den 9 januarij 1752 zijn intrede deed, en tot zijnen dood tce, die den 5 julij 1776 voorviel, verbleven is. In zijnen eerften egt trouwde hij met Maria Kathrina Ligthart, welke in het kraambedde overleed, nalatende een zoon, die den 3 december 1764, zijne moeder naar de eeuwigheid volgde. Ten jare 1754, trad hij in een tweede huwelijk, met Anna Kornelia Evertsen, dogter van den Lt, Generaal Kornelis Evertsen en Martha Kornelia Ockerse, uit welk huwelijk hij twee zonen en. ene dogter won. De twee zonen zijn beiden jong overleden, doch de dogter Martha Kornelia Brah^ , leeft nog (1798), en is gehuwd aan Mr. A. C. de THOMésE, voorheen Raadsheer in den Hogen Rade van Holland, Zeelanden Westfriesland. Jas BRAHE. (JAN JAKOB)  BRAHE. (JAN JAKOB) ' Jan Jako3 BRAné was een man van zeer grote bekwaamheden. Bij zijne uitgebreide kundigheden in de talen en godgeleerdheid , was hij ook een vloeijend Digter en een welfprekend Redenaar. Verfcheiden digtftukken zijn met en zonder zijn naam in druk uitgegeven. Hij was in 1753 een der eerde Oprigters van 't Vlisfngs digtlievend Konstgenootfchap Conamur tenues gaudia, en lid van verfcheiden Digtgenootfchappen. In 't jaar 1769 wierdt BRAiié lid en tweede Secretaris van 't Zeeuws Gencotfchap der Witenfchappen te Vlispngen, in het eerde deel van wiens Verhandelingen, gevonden wordt een zeer fraaij ftuk van hem, genaamd: Salomo's ïïroonregt bcrbcöigt; en Adonia, Abjathar cn Joab tocgen? hoog faejraaö geitraft. Ook kan men onzen Brahó den lof niet ontzeggen, dat hij een der eerfte ftigters en bevorderaars van laatstgemeld genootfchap geween zij. i m zijn de gefchillen onder de Godgeleerden, bijzondei der Klasfis van Walcheren, over de leer der regtvaardigmah'ng des Zondaars voor God uit en door het Geloof. De Heer By.AHé hadt nier toe aanleiding gegeven, door het ten jare 1758 uitgeven, van: Sïannicrïungen ober öc bijf ïöaïcfjcrfc(je . 'aar in hij beweerde : dat de Regtvaardigmaking ■ oor hit Geloof, en dat het Geloof alleen war het middel waar door de Geregtvaardigde van zijn regtvaardigmaking verzekerd wierd. Hier tegen verzetten zig bij gefchrifte de Heren P, Boddaert en A. v. d. Sloot , terwijl anderen de verdediging der lere van BRAné op zig namen. Deze gefchillen waren zo hoog gerezen, dat de Staten van Zeeland zig genoodzaakt vonden, bij befluit van den 18 fèptember 1761, 'er in te voorzien, en een einde te maken aan dezen twist; men zie voorts daar over, het Berigt voor de nagelaten Gedigten van Mr. P. Boddaert. In den jare 1765, gaf onze Schrijver uit: «Êtljané onÖcrtui> ;nig/ in ben LXXXIX. ^falm gcopcuö en bcrhlaarö. Slmffc 1765. Ato. Ten jaie 1768 een 3Ltjhreöen 00 W- Wilhelmus Schortinghuis, $>>eöiRant te ïionoefcerk in 32Mtljeren; en, ten jare 1769, een &erfcelpc üeöcbotrmg ter intorjing IV. Deel. L ban iè"l  Sé$ B-RAKEL, (Van) «fymt tSkttSereM. trUtd in enfin tattdef dat fi ik 'firtier vurïris ■Kitsten' ende vanghtm, en van den hïchove nemen, daer fz dis konden in den 6rrfèrt en willen daer' atfóo over doen rechten i Waer wife gèmndm kannen, datr hem ewelic een- eender' Ue* den fal, begherende daer cm aen u vriendelk, dat gi u en der gJte* 'Minte hier mede' te vreien Jetten wilt, want waer wi vernemen dotter' ijmatft raeti of daets aen fcüldig Wefen magh, daer willen \vi fint alfoe in bewifen / dat gi vernemen Jult,- dattet ms van guedef herm ket is', G»d fi mei u. Gejcreven in den Hage, Xï deglm in Meije, Willem liet maar een zoort na, Jan gefisamd,- die zonder kinderen is overleden. 3. Reinold van JUiMSbt Schildknaap, vermeld op het jaar 1412, bewoonde. 't ilot Deveiflein, huwde met Janne'ttje" Egert, dogter vaft Witt*M Egeet, Schüdknaap, Heer van Purmerende, en verWekte bij haar 4 kinderen, waar van hier beneden nader onder (C)'< 4, Machtild- van Brakel , is getrouwd geweest ftidt Fredrik van üitenham, Ridder, en ten jare' 1418 JWaèrfchalk van Utrecht (C-j De kinderen Van RéiNöld van Brakel en JanNetts Ëgert,- vier in getal* waren: 1. Johan va» Brakel,- Schildknaap, ten jare 1421, Heer van Oudelands-Ambagt, bij óVüf•dragt' van zijnen neef Jan Van Brakel, Willemsz., waar nevens' hem een gedeelte van Deveiflein heeft toebehoord. Hij hééft een zoon nagelaten , insgelijks Jan genaamd, die in MS4 mef dö Ambagtsheerlijkheid van Ouderland wierdt verlijdi en dsrt 29 julij 1442 j Deveiflein verkogt aan Willem Duik' Arentz. j Burgemeester van 's Heren wege te Dordrecht. DSzë JAN liet twee zoons nas zie (D.) 2. Willem van Bra. Kf Schildknaap, Schepen te Dordrecht in de jaren 1442 en i443> Hij huwde met Sueta de Beveren, Vrouwe van Dors:* irthdii Hij overleedt in 1490,- en zij in 1404, nalatende èèü geetij insgelijks' Willem genaamd, die in 1504 te Leuven üa* tëmiit,, ohgëhuwd is overleden, 3. Godschalk va» Br*. Sp'L ; word? ten jarö 1454 als Priester vermeld, 4. Reïsolöa Vah' Braeisl, gSffotrWd geweest mét Jakob VAN DEN Woüde» ï?38f kiti WtÊÊHd er) AlkemUdt^ zoon vaft JaN Van den Woü- i  *s, .die tot Ridder wierdt .geflagen, ia de» «Qrlog" Jegens ?\a Briefen, en van Acnes, 'dogter van Heer Jan van Kf33im*&m in.Zeeland. Zij overieedt in 't Jaar 14.99 en hij in {531, üüa> ■latende een zoon en twee dogters. (D.) De beide zoons van Johan van Brakel waren * u Johan van Brakel , die in egt hadt Katr-ina van Leefbaal , zo als blijkt uit de .huwelijks-voorwaarden des jaars 31475, cn een magènfcheid van .zijn broeder- in 't jaar 1477. Twee zoons heeft hij nagelaten; zie (E.) 2. Zweder van ürakel, is getrouwd geweest met Theodora -van Delft, [bij wie hg een zoon heeft verwekt, Willem genaamd, die .waarfehijntïlijk-ook een tekenaar van het Verbond der Edelen is geweest. Hij trouwde in .1529 met .Katrina van Nisjen* Deze .tak heeft zig te Utrecht gevestigd ; doch '.er .zijn zo ver men weet, geene afftammelingen meer -van in wezen. (E.) De Jdnderen van Johan en Katrina van "LeeebaaiL •waren.; x. Koknelis van Brakel, deze wierd na ï we.dijdeu ■■van zijn vader ten jare 1502, in .deszelvs goederen fcelaeüïj hij huwde met Margriet van Bobcqop , ,en teelde big kaar teen zoon, Johan genaamd., die in egt -nan» Johajsna van Meerten tot liigen, dogter van Dirk -van Meerten .en -ta van Eck-, en .verwekte bij haar -drie kinderen „ zie .•(£►) 33it blijkt uit een .transport in 't jaar 15&0, e-n -een anagea.&heid met hare hinderen ten jare 11580, Hij behoorde oiider tde verbonden Edsleru 2. Loue.vkk van Rrakea,, is xwe£* .malen getrouwd geweest; zijn eerfte -vrouw was ,An«a van 'ïsendoorNa die geen .kinder.cn -heeft nagelaten; bij de gwjeeès . Antsinetta van V/ïhe, verwekte hy-een .«oen* -««ar (Brakel, die ook tot het getal -der verbonden 'Edelen ÜWt behoord; hij nam ter vrouwe Anna Vxsih waar bij ihjjiws» ikinderen verwekte; .zie (G.) (f.) De nagelaten kinderen van Johan wan Stemt s«ï JohANNA van Meerten ? zijn #9?&tHt3 I» iLwRW» JJrak-el, welke getrouwd is geweest «fit 5Uxröu'Teisbuir; -en heeft bij haai-een zoon verwekt, gelijk .blijkt j#^W»ar*« ■genJtheid niet zyne broeders en zusters, m St «MKJg&a «19  165 BRAKEL. (vArf) deszei ven moeder, ten jare 1600. Deze zoon JohaN van Brakel genaamd, tradt ingevolge de daar van voor handen zijnde huwelijksvoorwaarden, ten jare 1615, in egt, met Hekdrika Milltnk , en verwekte bij haar een zoon; zie (H). ( (G.) Dirk van Brakel en Anna Vygh, hebben twee zoons nagelaten: 1. Floris van Brakel, Drost ter Lede, is gehuwd geweest met Geertruid Bentink, dogter van Karel Bentink en Antoinette van Deelen; zij wonnen Dirk van Brakel, getrouwd met Josina van Borssele, die bij haar heeft geteeld twee zoons; zie (I). 2. Dirk van Brakel, in 't jaar 1599 getrouwd met N. van Zuilen van Hardenberg. (H.) Johan van Brakel, zoon van Johan en Hendrika Millink, is getrouwd geweest met Maria Louisa van Liere, ingevolge de huwelijksvoorwaarden ten jare 1669; en hebben te zamen verwekt een. zoon, Willem Fredrik van Brakel genaamd, die in egt nam Jakoba Pompe, en twee dogters naliet: 1. Louisa Isabella , getrouwd in 't jaar 1720, met Willem van Liere , Here van Katwijk, Drosfaard van Hemden en Breda , Hoogheemraad van Rhijnland. 2. Henrietta Philippina, in egt verenigd met Christiaan Reinoud van Wyhe, Here van Echtclt. De geleerde te Water vermoed met veel grond, dat deze Johan geweest zij de Kapitein en naderhand Schout-bij-Nagt J. van Brakel , die den roemrijken togt naar Chattam ten jare 1667 bijwoonde, en den hevigen zeeftrijd voor Soulsbaai in 1672. - (I.) Dirk van Brakel heeft twee zoons gehad,. namelijk : ï. Floris Adriaan van Brakel, die gehuwd is geweest met Margareta Gysberta Steeland, en bij haar heeft verwekt een zoon, Dirk Louis van Brakel , die bij zijn' huisvrouw Jakoba Woutrina de Lange , gewonnen heeft: 1. Floris Adriaan van Brakel, befchreven' geweest in de Ridderfchap van Nijmegen. 2. Jakob van Brakel, getrouwd met Maria Katarina van Borssele, dogter van Adriaan van Borssele van der Hoge, Here van Geldernudfem, en van Geertruid van Welderen. Zij hebben drie kinderen geteeld, als: 1. Dirk van B&akel, Kollonel geweest onder 't regiment Ma-  MAKEL, (JAM van) lïaraiers van Douglas. %. Philip Jakob va» Bbakïl, % z. gens Zeeland afgevaardigd geweest ter vergaderinge' van Jjïjjj Hoog Mogenden. 3. Jakob Dirk van Brakel, hefdvev^i? geweest m de Eidderfchap nes kwartiers van Nijmegen. —«—» J. Cakfentier , Hifi. Geneal. des Pdis-Bas. Tom. JL p. 7-91, 1082. Connoisfance de la Noblesfe d'Utreck, pag. 16. 41. & Ferwerda,, Ned. Ge/lacht-, Stam- en Wapenboeks druk van ï7:85., ï. D. J. W. te Water, jEZ$. van 't Ferh der Edelen. \y. D« bl 234-240. BRAKEL (JAN van) , zeer marfchijniijk een zoon va» Johan van Brakel en Hendrika Mtllink , behoort on4sf her. .getal van die beroemde Nederlandfe Zeehelden j welke M < hun vaderland door hun beleid en dapperheid veelv.tMgg dienften te hebben bewezen, eindelijk hun -leven daar veer hebben opgeofferd. Hij is geboren in 't jaar 1617 of }6xêi icn door den edelen inborst van zijne voorzaten bezield t hij met zijn azfte jaar in dienst yan den Lande ier m&. Ten jare .1665 ontmoet men hem het bevel voerende -ov$t een brander, in de vloot van den Admiraal 'de Bjjites, bpdTemd om de Gostiidife retourfchepen uit Bergen in Nmyvegw af te halen, in z666 was hij aan boord van 'het hrandfcLJi» üotterdam, tegenswoordig in den vierdaagfen zeefdag jegens .d# 'Engelfen., op den 11 „ 12, 13 en 14 junij.; vervolgens <©p Ap% brander 't Lammertje Queek genaamt, geplaatst zijnde^ 'hij op den 4 augustus van 't zelvde jaar_, het vijfde zeeg?' enigc andere ^ fehepen op zig ziende .aankomen, Brakels fchip laten los hakken Ïher op wierdt Montaigue's vaartuig deerlijk t7u BM;CfSffchUt waar'bij nog kwam, dit het branafchip de Vrede, heftierd door den Kommandeur T«. Dantelsz. van dek Ryn , zig aan >s Admiraals boord wist te hegten, waar door het in brand raakte, en fpoedig in IKer ïaaije vlam flondt; her volk, om * vuur te ontgaan, ipiong buiten boord , en de Adróaal Montaigue, benevens zijn zoon, zig_ door middel van een boot of floep zoekende te feddenr, wierdt deze zodanig met volk overladen, datzij. zonk waar door beide deerlijk omkwamen. Brakel's fchip was feïusfen zo reddeloos, dat het lag te dobberen, zonder ver. der iets te kunnen uitvoeren of voort te komen; gelukkig voor hem dat het tegens den middag, door het fregat van den KaJtteta Aarsen, op bevel van den Lt. Admiraal van Nes uit de vloot en verder naar Zeeland wierdt gefleept, op hebbende 350 zo doden als gekwetlien, welke laatften met hein naar &honlwen werden gezonden, om genezen te worden. Ten jare 1673 wierdt Brakel op nieuw in dienst gelHd eu aan hem het kommando over het fchip de V^ondgUgheid van 84 ftukken en 480 man, zo matrozen als foldaten op^ dragen, Hij kweet zig weder met den dapperften moed,' ia het gevegt tegen de zamengevoegde Franje en Engelfe vloten den 7 junij des gemelden jaars, bij Schoneveld, onder het bèfluur van den Admiraal pE Ruiter voorgevallen. Geen minder moed het hij in den jongst daar op volgenden zeellag blijken en waar in zijn fchip zodanig reddeloos wierdt gefchoter dat* hij verphgt wierdt enigzints agteruit te deinzen, om .zijn'zei len en lopend wand te herlteüen; hier in Haagde Mj zo ge. hiKk.g , dat hij den i9 junij daar aan volgende , onder de vlag van den Schourbij-Nagt de Haan, nevens het zeegevcgt, op den 10 juli] dezes jaars voorgevallen, tusfen. de Staatje en Enge Je gecombineerde vloten, tegens die der Franjen , verloor onze Schout-bij-Nagt het leven. Deze zo rampfpoedige-fcheepitrijd, waarvan de ongelukkige uitkomst aan ce werkeloosheid van den Engelfen Admiraal Torrington wordt toegefchreven, vindt men dus opgetekend in 's Lands Geschiedverhalen. De Lt Admiraal Gélein Evertsen geIetide de voorhoede der verëenigde vloten; de middekogt ftondt onder oen Admiraal Herbert; terwijl de Admiraal Tor. rington de,agterhoede gebood, 's Morgens ten negen uren begon Evertsen het gevegt, op de hoogte van Bevejier, tegen den voortogt der Franje vloot. Het duurde drie uren, toen hie.den de Franjen af, en Evertsen konde ben niet vervolgen ter oirzake van de ftilte; welke zelvde ftilte ook de vleten bet fcheiden belette. De ftrijd werdt dan hervat; en de Fran, Jen, ziende, dat Torrington niet kwam opdagen, namen deze verzuiming te bate, en drongen in op het agterfle fmaldeel van den voortogt onder Evertsen. Toen werdt 'er fel geyogten, van wederzijde, tot 's namiddags ten vijf uren. 't Esi kader onder Evertsen werdt deerlijk befchadigd, en bijna aile deszelvs fehepen reddeloos gefchoten Groot, ja zeer groot was ook, gelijk men denken kan, *t getal der doden; onder dezen telde men onzen Jan van Brakel en Jan van Dik Schouten-fcj-Nagt onder de kollegien van de Maze en het Noorderkwartier; ook fneuvelde de Kapitein Adriaan Noordhei. 't Schip van Kapitein van der Goes, masceloos gefchoten zijnde, werdt bij den vijand veroverd. Twee andere Stootje fehepen, geheel onbekwaam om dienst te doen, werden, na den Rag, op bevel van Evertsen, vernield.' Nog vier zwaar befchadigde oorlogfchepen en een brander zijn, daar na, verongelukt, of den vijand in handen gevallen. Doch 's lands fchip de Maze, gevoerd door Kapitein Snel, tusfen Reijeen Hastings aan ftrand geraakt, en door.de Franfen overvallen zijnde, ontkwam hunne handen, en werdt, flegts ere mast meer ophebbende, in Goeree binnen gebragt. De Franfin vervolgden de onzen en de Engelfen, tot op de hoogte van Dtu*  BRAKEL. (JAN van) Bouvres; dan de verè'enigde vloten bergden zig, grotendeels, op de Tueems. Met dit al, geraakte men in de onaangename verpligting, om verfcheiden' reddeloze Staatfe fehepen, door de onzen te doen vernielen, ten einde te vermijden, dat zij den vijand niet in handen vielen. De ongelukkige uitkomst van dezen ftrijd werdt -, beide in Engeland en hier te Landet den Grave van Torrïngton geweten, die zig, bijna geheellijk, buiten 't gevegt gehouden hadt. Ook werdt bij, tc Londen komende , terftond , als Staatsgevangen , naar den Towr gezonden. De Franfen fchreven, dat zij geheel geene fehepen verloren hadden; ook gedroegen zij zig, na deze overwinning, als meesters van de zee, deden, eerlang, ene landing op de Engelfe kust, die egter geen gevolg hadt, en benamen den Engelfen, Hollanderen en Zeeuwen, een groot getal van koopvaardijfchepen. Koningin Maria, die, terwijl Koning Willem in Ierland was, de regering van Engeland in handen gehad hadt, zondt, terftond na den flag bij Bevefier, den Heer Herbert naar 's Hage, om de Staten aan te moedigen, tot het herftellen en verfterken hunner vloot; waar toe zij van zeiven genoeg gezind waren. Torrington wierdt, eerlang, te regt gefield; doch van wangedrag zuiver gefchouwd, en ontflagen. Intusfen wierdt het lijk van onzen Schout-bij-Nagt Jan van Brakel, naar Holland gevoerd, en te Rotterdam in de St. La-urenskerk begraven, alwaar op zijnen grafzerk het volgende ftaat gebeiteld: hier rust ee heer JOHAN VAN BRAKEL, schout ey nagt van holland en westfriesland, geschoten in de batailje tegen de fransche koningsvloot , pen 10 julius l690. Boven hetzelve ziet men zijn Eeeldtenis, zijnde een borstftuk van wit marmer, rondom met een laurierkrans verfierd, en met het koninglijke wapen van Willem den III. daar boven , benevens een latijns opfchrift, en dit nederduitfe vaers daar ondejg' Door  X7ff BRAKEL. (THEODORUS i) Door ketens, donder, loot en fraai e| bflxemftraaïèh . Te vhegen, en een roof op >s vijands grond te haaien' Was Brakel's werk, die zijn triomf rukte uit den brandZrjn naam en krijgsdeugd fiert zijn Graf en Vaderland] Ook heeft de Digter Joh. Pluimer 's mans roemrijke daden opgezongen, in zijne aanfpraak aan te-Nederlandfe Zeehelden, na-het gevegt tegens de Franfen in voorgemelde;: jare alwaar hij van Brakel dus aanfpreekt: r * Gii> Brakel, die den nijd Door eene onfeflike eer reeds ver te boven zijt Het heugt ons nog te wel, dat gij ten dienst der Staat'en De ketens brijzelde van * tweede Daniatm 't Geen nu vereenigt met den vrijgevogten Leeuw Mij dwingt te zwijgen de gefchiedenis dier eeuw Ik moet voor 't laatst uw Lijk ten grave helpen leien Gansch Neêrland zal met mij uw droeve dood befchreijen Ik weet geen groter lof voor uw verdiende faam Dan dat men fiegts uw graf verfferë met uw naam. Van Brakel is getrouwd geweest met Maria Louisa van Liere, bij, wie hij een zoon heeft verwekt, Willem Fredrik genaamd, dte ter vrouwe nam Jako,a'Pompe, bij wie hij geen mannelijk oir, maar alleen twee dogters, heeft geteeld. , G. Brandt Leven van de Ruiter, bl. 576. 583. 670. 674. Leven der Zeehelden, bl 747. Holl. Merc. 1690. bl 100--2S Wao. rad Hifi. XIII. D. bl. 20V-263. XIV. D. bl. & XVI. D b). ii2. G. v. Loon, Nederl. Hijloriep. Hl D. Dl. 56. Levens van voorn. Mannen &>c. I. D. bl. 282-293. BRAKEL (THEODORUS i), afkomflig uit BraMnd, van ouaers d.e den Roomfen godsdienst waren toegedaan, werdt in jaar 1608 te Bakhuizen geboren, zodanig blijkt uit 's mans voorreden, voor zjjn werkje, het Geestelijk leven getijteld. Na de lage klasfen in zijn geboorteftad te hebben doorlopen, befaf hij ztg naar het Hogefchool te Franeker, beoeffende aldaar «le godgeleerdheid, en wierdt op den 13 maart z6#, op het dorp  BRAKEL. (WILLEM 4) 17? dorp Beers m Friesland, als Predikant beroepen ; hier heeft bij 14 jaren de kudde geweid, en zo door zijn voorbeeldig leven als ftigtelijke predikatiën, en ijverig waarnemen van het overig dienstwerk, ongemeen veel goeds bij die gemeen'e uitgewerkt; in 1652, aanvaardde hij het beroep aan den Burg op Texel \, doch hier geviel het- hem niet; waarom hij met blijdfchap de roepftemme gehoor gaf, die hem het volgende jaar in het welgelegen Friesfe vlek Makkiim, nodigde; hier verbleef hij tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 14 februarij 1669.' Theodokus, heeft ter vrouwe 'gehadt Margriet Homma, een nigt van den Amfteldamfen Predikant Laurektius Homma, bij wie hij zes kinderen heeft verwekt, vijf dogters, die alle voor hem zijn overleden, en een zoon, die ten onderwerpe van 't volgende artikel verftrekt. Deez* brave mensch is even zo wel door zijne pen,, als voorbeeldigen wandel en getrouw waarnemen van zijne boog» wigtige bediening, van groot nut geweest; getuige hier van de twee door hem uitgegevene ftigtelijke werkjes, getijteld: kwam voor de eerficmaal in 't licht ten jare 1700, en wierdt in een tijdvak, van ruim een halve eeuw tot 18 malen toe herdrukt en gretig verkogt; zijnde de Iaatfte uitgave hier van bezorgd ten jare 1767, door A. Biussé cn zoon, Boekhandelaars te Dordrecht. Het ongemeen vertier van dit boek, waar van genoegzaam geen voorbeeld kan bijgebragt worden \ vordert dat wij aan onze Lezers een beknopt verflag van deszelvs inhoud mededelen. _ De geleerde P. Rarus, geeft 'er in zijne Boekzaal over den jare 1701, bl. 2 enz., het volgende getuigenis van: „ van „ velerlei) boeken te gewagen, was altijd onder andere fort zigten ook het minfte niet, dat men die den Lezer aanbe„ veelde, om des Boekverkopers gedrukte papieren aan den „ man te helpen, doch dit heeft omtrent deze bladen geen 3, plaats. Want de Eerw. Schrijver heeft dezelve op zodani» gen loffelijke wijze aan de wereld willen mededelen, dat „ geen Drukker, (veel min hij zelv) daar mee zijn beurs, ii mu een onderzoeker en oeffenaar van den Redelijken Gods-, „ dienst  BRAKEL. (WILLEM 4) ï79 dienst zijn ziel zoude verrijken, 't Welk zo wel gelukte, „ dat iooo afdrukzels in zes maanden, veel eer als te grabbel '„ weggehaald, dan uitverkoft zijn. Niet weinig godgeleerde '„ fchriften zijn mij onder de penne gevallen, die een leer„ zaam vernuft, groot nut en vermaak aanbrengen. Derzel, ver Makers hebben ook geen ander oogwit, dan dat goed 'l e^ ffigteHjk. was: het zij dat fommige van henluiden wigtige ,', Bijbeltexten wisten op te helderen; fommige d'ene of d'andeie Gsfchiedenis uit de Heilige Boeken in haren famenhang verklaarden; enige wederom hun werk maakten, van de verfchillen in het Christelijke Geloof zeer verftaanlijk voor te dellen, en de Waarheid uit te vorfchen; of het zij dat „ andere zig affloofden in de omzwagtelde rollen der Profeten „ te onenen, en de diepe [eheimenisfen veler eeuwen, daar in verzegeld, ftigteüjk op een gezetten tijd t'huis te bren„ gen. Maar het werk van den Heere Brakel, heeft boven alle zulke vorensgenoemde iets vooruit. Het begrijpt geen „ ftuk of brok van Bij bel doffen, maar een volkomen lighaam „ van de Godgeleerdheid der Gereformeerden, op een wijdlufte doch tevens zonderling beknopte manier toegefteld; in dier „ voege , dat Leraars (Aankomelingen voornamentlijk) zo „ wel als Leerlingen, zig daar van met grote vrugt konnen „ bedienen." Plet eerfte Deel van dit werk behelst de Geloofsleer. *t Beloop der Hoofdftukken, waar in de leerpunten der Hervormde Kerk behandeld worden, verfchilt niet van 't gene men bij andere Stelzelfchrijvers ontmoet. Eerst handelt de Schrijver over de natuurlijke Godgeleerdheid, vervolgens over de Heilige Schrift, over God, over Gods hefluiten, over de Schepping, de Voorzienigheid, het Werkverbond, de Zonde en derzelver gevolgen. Dit loopt af in XV hoofddelen. Hier op handelt hij van het Genadevcrbond, van Jesus voldoening, van Jesüs GodVjke en Menschlijke natuur, van zijne Ambten en Staaten, van aeKerk , en wijders van de Roeping, Wedergeboorte, Geloof, Rechtvaardiging, van den Doop, van het Avondmaal, en van het Leven des Geloofs cp de Beloften. Alle deze Hukken zijn breedvoerig M; be-  *8o BRAKEL. (WILLEM § bearbeid' m XXVII hoofddelen. En eindelijk befluit hij mat ene waarfihmmtde Bsjlunng tegen de Piëtisten, Quiëiisten en diergelijke afdwalende tot tenen natuurlijken en getstlocen Godsdienst mier de gedaante van Geestlijkheid. Dit ftuk, over 't geheel genomen niet kwalijk gefchreven, is een aanhangzel op'het Eerfhr Deel, en is ook afzonderlijk door den Schrijver uitgegeven, in dit cjeej van eters, voor 05 guld. Twee Berdceltjes, 103 guld. Twee Binnenhuisjes, 07 guld, 'Op fa verkoping'van Anth. Grill te Amftddam, den 14 april a.72.8, een Vrolijk Gezelfchap, 185 guld. enz. J- C Wi» man, Leven der Schild. III. D. fel. 229. Ger. Hoet, JSumZ. mn Schilder. I. D. bl. 128 , 129. g»& BRAKONIER (ABRAHAM JOSUA), geboren den $ ®& tober 1670, te Amfleldam, alwaar zijn vader Abraham Brawier handel dreef, en Ouderling in de Franfe kerk was. Zijne moeder was Maria de Colenaar. Even den -entadca* van tien jaren bereikt hebbende , verloor hij beide *ijnp ouders genoegzaam gelijktijdig, want zijne moeder ftierf «pi» ogenblik, dat het lijk van zijnen vader ftondt opgenomen » worden, om ter begraafplaats te voeren. Abr^am geraakte dus onder het opzigt van voogden. Hij doorliep de triviale frxc len met veel vlugheid, en ftudeerde vervolgens nog iMf» te Amfleldam, aan het doorlugtige fchool. In 1689 'bezogth| de Franeker Akademie, toefde aldaar twee jaren, waar nabij Utrecht ging opzoeken, alwaar hij gedurende het tijdvak vas? ben burgerrechten, En wetten;,heeft hij deze opzettelijk vertreen, Düt fclijy' r.iet ongeftraft! Hij lijde 'er voor, met reënt Bi  BRANDE. (FILIPS van den) En leer, door eigen fchade en fchande, dat na dezen Elk, ivien 't wordt aanvertrouwd, wel toe/.ien moge en vrezen, Bat hij den draak nooit met zijn medelandsltên (teek, Of maak dat hun het woord ten buitenpost»; ontbieek. Van den Bkande, benevens zijne medegevangene Raadsvrienden, wierden door de Burgers wederom naar de ftad gevoerd, op het ftadshuis in bewaring gebragt, en, eerlang, onder borgtogt ontflagen. Doch de oproerigen lieten zig niet. ftillen, voor dat Prins Willem de III, die, te vergeefs, dooide Regering verzogt was, in de ftad te komen, ook te Middel, burg, zo als op vele plaatzen reeds was gefchied, enige verandering, in de regeringe gemaakt hadt; waar door vele bekwame lieden uit bet bewind geraakten, en zig andere driftige en geringe menfchen, ter regeringe wisten in te dringen; een kwaad dat zig doorgaans'bij alle revolutien inkankert, en .waar van wij de wrange vrugten in onzen leeftijd meer dan eens, en inzonderheid in deze laatfte tijden, zo volmondig gefmaakt hebben. Na dode van Koning Willem den III, die den 10 maart 1702 overleed, zonder kinderen na te laten , verviel van zelve het Stadhouderfchap van zes provintien;. en zulks hadt mede ten gevolge, dat in de bijzondere lieden ^ de jaarlijkfe ■verandering der Regeringe , die veelal door den Stadhouder pleeg te gefchieden, thans wederom in den boezem van het Volk te rug keerde, of wel aan die genen verviel, welke zig door privilegiën daar toe gewettigd rekenden. Doch het kos: niet misfen, of hier dqor rezen op vele plaatzen dikwils verregaande twisten, doordien die privilegiën en vooiregten niet door een ieder even eens begrepen wierden, en 'er dan veeltijds partijfchappen uit geboren wierden , die niet zelden deerlijke gevolgen naar zig lleepten. Dit hadt inzonderheid ten jare 1704, in Gelderland en Zeeland plaats. Te Middelburg was in den aanvang van dit jaar, uit die bron , ene geweldige beroerte voortgevloeid, die niet dan met veel moeite geflopt werdt. De Kiezers 111 deze ftad, die deel plagten te hebben in de aanftellinge der jaar- lijk- rft  ï£8 BRANDE. (FILIPS van den) Ejkfe Wethoudeifchap-, hielden zig zeer gebelgd, dat deze aanftelling, ten jare 1702, gefch.'ed was, zonder hen te kennen, naar behoren. Na vele vergeeffe pogingen ter hand geéomen te hebben, ten einde in hun vermeend regt herfteld te worden , befloten zij eindelijk een vertoog, tot ftaving hunner voonegten aan de Regering dei' ftad in te leveren. Zulks gefchiedde, en zij verfchenen ten dezen einde in vollen getale, ten raadhuize op den 26 januarij, leverden hun vertoog in, doch begeerden, dat 'er niet over geraadpleegd werdt, in 't bijzijn van drie Schepenen, -welke zij hielden, ten onrègte ter Regeringe ingedrongen te zijn. Doch nauwlijks was dit verrigt, en zeven dier Kiesheren in een naastgelegen vertrek gegaan, om 't befluit des Raads af te wagten, of men wierdt voor het raadhuis enen zeer geweldigen oploop gewaar, aangevangen zo door enige misnoegde ingezetenen dier ftad, als van de fteden Goes, Vlisfingen, Veere en Artimuijde, en dat om de nieuwe Regering af, en de oude weder aan te ftellen. De zaal van 't raadhuis raakte vol volks. Burgemeester van een Brande, die een -verwonderlijke bedaardheid en tegenswoordigheid van geest bezat, vernomen hebbende wat 'er gaande was, fcheidde ogenblikkelijk de vergadering, waarop de hollende gemeente zig van het raadhuis meester ziende, de Magiftiaat, doch egter zonder de zo lang beweerde bene*, toing der Kiezeien thans te voideien, naar haar eigene zinnelijkheid veranderde, door 't afzetten van enigen en aanftellen van anderen, verzeld Voorts nog meteen afgekondigd bevel, van de aldus aangeftelde Regering, op zware ftraffe te gehoorzamen. Inmiddels hadt de naar huis gegane Burgemeester van den Brande de meeste Burgerij in de wapenen gebragt. onder wier geleide de hier voor van het raadhuis gewekene Regeerders, met flaandé trommen eerlang weer derwaatts trokken; doch zekeren Versluis, die tot Raad en Penilonaris aangefteld was , zogt den uitflag bier van Ie beletten, en bragt ook zijnen aanhang in 't geweer; zig daarenboven, met geweld, meester makende, van enige vendels der Schutterij. Van den Brande wist intusfen uit te werken, dat .de kan.  BRANDE. (JOHAN PIETERSSE vak de») pagnien door hem in de wapenen gebragt, van de geweken' Regenten, fchriftelijken last ontvingen , om met fcherp te fchieten, op elk die hun tegenftand boodt; aan 't boofJ van dezelven tot bij 't raadhuis genaderd zijnde, ontmoette hij aldaar een vendel Schutters, welk de zijde der herftelde Regenten fcheen te houden, doch, fchoon des gelast, weigerde op hunne medeburgers te fchieten. De geweken Regenten, de meeste manfchap bij zig hebbende, deden 't raadhuis, welk gefloten was, terftond beklimmen en overweldigen, verdreven de anderen, die omtrent drie uren geregeerd hadden, en namen hunne vorige plaatzen wederom. Ook wisten zij zodanige heilzame maatregelen ter hand te nemen, dat het oproer beteugeld, en eerlang de rust herfteld wierdt, ——— Valkenier, Verward Europa, .1. D. bl. 755 enz. Van Loon, Nederl. Hiftoriep. IV. D. bl. 414, 415. Wagen., Vad. Hifi. XIV. D. bi. 218, 219. XVII. D. bl. 246-250. BRANDE (JOHAN PIETERSSE van den) , afkomftfg uit het aanzienlijk geflagt van dien naam, 't welk in de provin t ie van Zeeland de luisterrijkfte eer- en ftaatsambten bekleed heeft, was de zoon van Pieter van den Brande en van Johanna de Witte van Bloys. In zijn grafzerk in de Oudekerk te Middelburg, wordt gezegd, dat hij door de Spaanfe factie in 1574 verjaagd was. Hij fchijnt cle wijk genomen te hebben naar Sergenopzoom, en naderhand, namelijk den 23 meij 1582, Gecommitteerde Raad van Zeeland geworden zijnde, door zijn wijzen raad, die ftad gered te hebben; denkelijk tegens den aanflag van Parma in 1588. Zie Bor, XXV. B. bl. 13. Hij is overleden den 25 november 1589. Daar gaat een portrait van hem in prent uit, met de zlnfpreuk: adrerfa erudiunt, en daar onder leest men dit vierregelig vaars: Ziet hier het regte beeld van een opregte Vader Des Vaderlands, verdrukt door Spaanfche tirannij. Hij werdt van 't Zeeuwfche Hof gecoren tot een rader, Om door zijn wijzen raad te houden Bergen vrij. Ja» i%9  193 BRANDE. (KORNELIS Vu» de») Jan Pieteksse van m Brande, is gehuwd geweest, me£ Sophxa van Resbn , bij wie hij vier kinderen heeft verwekt. BRANDE (KORNELIS van den), Zoon van Johan Jans Pietersse van den Brande, Schepen en Raad der ftad VlUfgm en Rentemeester der geestelijke goederen in Walcheren en van Pptroneu.a van Borssele van der Hooge, kleinzoon van den h,er voren vermelden Johan Pietersse van den Brande. Hij hadt den krijgsdienst omhelsd/en behaalde veel roem ten jare 1648, zijnde als toen Kollonel van een red ment Infanterij en Bevelhebber over >t leger in den flag van Garacapes m Brafil, waar over zie L. v. Aitzema , Zaken vm St. en Ocrl. III. D fol 11* rW- utna,fe Ktopagfm, Kommandant van fl™,^, Pareibo, Los Manos enz. Hij overleed den 28 februarij 1652 en liét be graven te Middelburg in de & ft&x 0f Oude kerk, met zim wapen en de gewone eeretekenen van een Krijgsbevelhebber boven het zelve. Op den zark liaan zijne waardigheden en de dag van zijn affterven gebeiteld. Zijne Afbeelding is voor handen, door A. van Barlder getekend en i„ p,aat ge[psdcn door R ^ ?m ■ aan ftaat zijn wapen, en daar nevens deze zinfpreuk? Zonder ^ kornelis van den Brande, Ol,^ ,,m ^ , ^ SlT ^ Ündel' °P hCt V0£tftuk ^ de volgende" vi aigtiegels geplaatst: Dit Adellek gemoet, in deughden opgewasfen Past op geen vijandts list noch laat fich niet verrasfén, Soo dat bleeck in Brafil, daer hij den vijandt fioegh up Garacapes bergh, en uit den velde joegh. vroKuwNELI^IS tU'eemate" gCtr°UWd *« eer/Ie vrouw was Maria d£ Mever, bij wie hij twee kinderen heeft ZlrT D\tWeede' MARIA deLooeer, weduwe Daniël Rademacher , heeft geen kinderen gebaard _ Zie oor V DS Li Rc£' Heldhaftig Zeeland, bl. 142, 143. BRANr  BRANDENBURG. BRANDO. BRANDON. BRANDENBURG (N.van), woidt als tekenaar van het Verbond der Edelen vermeld. Hif' behoorde zeer vf rmoedelijk tot het geflagt van dien naam, in Eraband en Fiaanderen,. gedurende de XVIde eeuw, in b'oei zijnde. Karel Baron van Brandenberg , Burggraav van Efe.eij,. werdt den 23 maart 1596., Ridder gemaakt. Katrina va» Brandenburg, omtrent dezen tijd, getrouwd met Jan van Couterau, of Cotterau, Baron van Jaucke, Here van PuUieux, was ene dogter van Dirk van Brandenburg, en Isabelle van Herbats. In het begin der XVIide eeawe, leefde Karel van Brandenburg, gehuwd met Klaudiana van Merode. Nobiliaire des Païs-Bas, Tom. I. pag. 101. Tom. II. pag. 420. Le Carpentier, Hift. Geneal. des Païs-Bas, Tom. III. pag. 432. 1007. j. W. te Water, Verb. der Edelen, II. D. hl. 278. BRANDO (JOANNES), geboren te Hontenisfe, een dorp in Fiaanderen, onder het regtsgebied .van Hulst, is geweest Monnik der Cistercienfer orden. Hij is geftorven te Brugge den r3 julij 1428, en heeft gefchreven: Chronicön ab origine Mundi, ad annum feré 1413; waar van Jakob Meyerus veelvuldig gebruik heeft gemaakt in het fameuftellen van zijne ■Annales Flandrice. J. F. Foppens, Bibl. Belg, p. 589. BRANDON (JAN HENDRIK), Konstfchilder, uit frank* rijk herkomftig, en die waarfchijnlijk om de geloofsvervolging zijn vaderland heeft verlaten, zette zig in 's Hage ter neder. Hij wierdt ten jare 1696 lid van 't Haagje Konstgenootfchap, en was in 1703 Bellierder daar van. Hij was een goed Portraitfchilder , die de aCbeeldzels van veel aanzienlijke lieden heeft gefchilderd. De Treveskamer pronkte tot op de revolutie van den jare 1795, met vier uitmuntende fchilderftukken van hem, zijnde de af beeldzeis van Willem den I, Maurits, Fredrik Henrik en Willem den II, gevolgd naar de originelen die op de befognekamer van het vernietigde kollegie der Staten Generaal, voormaals hebben gehangen. Doch het fortuin moet hem in deze hofplaats, niet gunftig genoeg naar 191  102 BRANDS. (N.) BRANDT. (GERARD) naar zijnen zin toegélachgeh hebben, doordien hij zig in 1708 met 'er woon naar Utrecht verplaatfte, daar hij zijnen loop voleindigd heeft, en io i7itf geftorven is, ene dogter die geheel gebr&kelijk van hghaainsgeftalte was, nalatende , J. van Gool, N. Schouwb. I. D. bl. 293, 394. BRANDS (N.), Konstfchilder, geboren te Keulen in de XVIIde eeuw, doch van Gereformeerde ouders; hebbende ■m cue ftad ook nog een broeder wonen, die 'cr als Predikant onder 't kruis den Hervormden godsdienst verkondigde Volgens getuigenis van ƒ. C. Weyerman, die hem in 1709, in 't Hmegenbósch ontmoette, moet het een klugtige fnaak geweest zijn, die zes a zeven orderfdieidene talen fprak,- portrait fchiiderde, doch groter meester was in het fchilderen van dieren en beesten. Hij hadt een flordig gedrag, en verteerde al wat hij won in de kroegen; ooi; ftierf hij in de uiterfte armoede en ellende, zeer waarfchijnlijk te Antwerpen J. C. Weyerman, Leven der Schilders, IV. D. bl. 37. BRANDT (GERARD), de grootvader van clen beroemden Gerard Brandt, die zig door zijne iiirgegevene nuttige fchriften, zo verdienilelijk heeft gemaakt; wierdt den 14 oéïober J57o te Antwerpen geboren; hij verbond zig in den egt den 25 october 1592 te Amfleldam, met Bajke Jaspers, zijnde het huwelijk ingezegend, in de kalverftraat, in het huis de halve goude Reaal genaamd, door den Predikant Joost Populier ten bijwezen van ivederzijdfe ouders, en getuigen , Fran! Schot en Dirk Alewyn. Bij deze vrouw heeft hij vijf kinderen verwekt; als 1. Martynke Brandt, geboren den 9 augustus 1593 en geftorven den 25 october 1638. 2. Gerard Brandt, die volgt. 3. Jasper Brandt, geboren te Middelburg, deri 26 januarij 1596, verdronk in 't ijs, op 't Y voor Amfleldam, den 6 december 1644. 4- Joost Brandt, geboren den 1 februarij 1600. S. Andries Brandt, geboren den 6 october I602, ftierf den 13 januarij 1603. BRANDT  BRANDT. (GERARD) BRANDT (GERARD), oudfte zoon van den bovenftaanden, en van Baike Jaspers, wierdt geboren te Middelburg, den 2 oftober 1594. Hij huwde den 27 augustus 1623 te ■ Amfleldam met Neeltje Jeroens, zijnde zij geboren den 1 julij 1589, en geftorven den 17 december 1644; en heeft bij deze vrouwe verwekt agt kinderen, waar van de meesten vroegtijdig zijn overleden. In november des jaars 1645, hertrouwde hij met Mahrf.tje Ster , daar hij geen kinderen bij heeft gehadt. Hij ftieif den 4 februari] 1659. Gerard was een Horlogiemakër van handtering, een zeer vernuftig werkman, die daarbij zonnewijzers en andere mechanife werktuigen en aardige konstftukken vervaardigde, die zo verre boven die van anderen uitmuntten, dat de fchrandere Cartesius kennis met hem maakte ; waar door Brandt ook vele nuttige onder, rigtingen in het-beoeftenen zijner konst, van dezen Wijsgeer bekwam. Ook was hij een der hoofden van dén Schouwburg, en een ijverig beminnaar en kenner van de nederduitfe poëzij. BRANDT (GERARD), zoon van den bovenftaanden en van Nef.ltje Jeroens, wierdt geboren te Amfleldam, den 25 julij 1626. In zijne jeugd beoeffende hij 's vaders handwerk; doch gaf reeds vroegtijdig blijken, dat bij groten lust voor de teken- en digtkunde hadt. Nauwelijks 17 jaren oud, digtte hij een Treurfpel, de veinzende Torquatus, 't welk, met veel toejuiching, ten tonele gevoerd werdt, en den jongen Digter bekend maakte bij Barleus , die 't fpel met een lofvers ver■ eerde. Hij vervaardigde, federt, nog enige andere gedigten; doch trok nog geen 21 jaren oud zijnde, een algemene achting tot zig, door het opftellen ener Lijkreden in onrijm, op den Ridder P. C. Hooft, die, door den Toneelfpeler va» Zjermsz. op den Schouwburg uitgefproken werdt. Barleus, Huigens, Vondel in 't bijzonder, die deze redevoering hadden aangehoord, waren opgetogen van verwondering over de zuiverheid en kragt van tale, die in dezelve uitftaken. De iaatfte liet 'er zig, naar '1 gene 'er Anslo van meldt, in de Lof- en Lijkgedigten op G. Brandt,, bl. 75, dus, openlijk, over uit: IV. Deel. N D?e5  fff BFA&DT, (GERARD) J~~r~ —— Dees heeft natuur te baat, ZV bi) op maat of zonder maat, ■ Zijn oordeel is ervaren ; £ Verftand quam voor de jaaren, ïn 't volgende jaar zong Brandt een korten treurzang m Mt overhjden van Barubus, wiens dogter, Susanna, die 4 ♦erfland en deugd uitmuntte, daarbij een Iiefhebfter der digt. !JW «J*> W*# zedert enigen tijd,- bekoord hadt,. terwijl zij fcom ook met ongenegen was. Doch Brandts beroep, het . f°) iden zoon gelegenheid, om de eerfte beginzelen de* letterkande aan het Iatijnfe fchoo! aldaar, te genieten, In i§6j, wier* de oude Gerard naar Jmfteldam verroepen, en de zoon y,e.rvolgens, nevens zijnen broeder Kasper , in de vijfde fchoo! geplaatst, onder den Conrector Joannes Postinus, £ïipr gig •met loffeljjken naijver bevlijtigend.e, volgde Gekard zijn ou.dey broeder zo van nabij op de hielen., dat zij naar het hoogftg fchool overgaande, 'beide waardig gekeurd wierden, ,o» jajgi ereprijzen te worden b.efchonken. Ook was de Rector JoNms zodanig over hunnen vlijt voldaan., dat hij hen, bij .de fïQmotie, ten aanhoren ener talrijke menigte^ hooglijk ïQgramde, Mobile par fratrum noemde. In 't voorjaar v.an j669 was «Gerard reeds zo werre gevorderd in het geen op de fcholè.8 geleerd wierdt., dat men hem bekwaam oirdeel.de naar hêi Hogéfchool te gaan, ter beoeffening van verhevener wete.a•fchappeo, doch om zijne jongheid wierdt dit tot .in '$ voor" jaar des volgenden jaars uitgefteld ^ wanneer hij nog 0jk £' yorderd. Aan het 'Remonftrantfe 'kweekfc'hodl te Amfiddan .aj.s J5jU.dent verfchijiende, en reeds voorzien van een Jfchst van <$gU ge'.eerdh'e'd., bev.d hij zig ;aan het onderwijs van de.n Hoof» lei aai Filips van LiMtiuRo. Eerst oefende hij zig .in dg ysfiT' feereidende we e.nfchappen, :ails de talen„ wijsbegeerte 4 gefchigd.kunde enz., die in een ervaren Godgeleerde niet te .co.tber#s zijn; waar na hij zig met de volle borst op het beo&fen.eft ,de« godgeleeidheii toeleide. Ook ontloken ;toen reeds bij hg© de eerfte kiemen, van dien befchaafden fcbrijfftijl., welke sas zijn geflagt eigen was; en ten einde dien zorgvuldig .aan r# kweken , koos hij vele fpreekwijien .uit Jïooft's Gefchifdfnis/at .en de Gedigten van Vondel, die hij bijeen ■yerz.arjee.U de, aantekende, of ook wel in zijn geheugen prentte? orsi&' zig bij tijdsgelegenheid van te bedienen, Dz3ïSit>Wgt> fthnsd hij een lijst van isermaarde ïfennen, welke hm «onder the.t Jgzen voorkwameo, met hunnen lof en jaierkwaardigfte festons- ff 4 .  2Z0 BRANDT. (GERARD) bed; y ven;, en ten einde zig verder in den nedeiduitfen üü\ en tevens in de engelfe tale te oeffenen, vertaalde hij op raad van zijnen.vader, in zijne men van uitfpanninge, zeker werk van Petrus Heylej , Kapellaan van Karel denI, KofPS£^« bekend Wteóep tijtel van: itffferfc fep, te huf zktiMcn; of cm betftlaating ban 't «boden fitrlBc* gfcfje tenen in 't ö«5onöerm De telt ban Engeland, in be byf bcrfcfjiiiiunrtn/ öcöcn^ obcrScrjaaït onötr ben naam ban Mmmtianml/ geb^ rc Kottcruam/ in 8bo. I De zugt tot het beoefenen en befcpaven der moederfprake, dreef bij onzen Brandt fteeds boven; en, hoewel hij zig de kennis der meest bekende hedendaagfe talen, en onder deze de itahaanje, eigen maakte, verloor hij de taal, in welke hij voornamelijk moest fpreken en fchrijven, nimmer uit het oog. Met dit oogmerk onder anderen, om naamiijk zijnen fchrijffojl.meer en meer te bcfchaven > fchregf ^ de ttocf/(jri «0ifc0.-c0e.up oer mm 1674 cn 1675, welk werk ten jare 1678 met daar bij gevoegde platen, in 4to. werdt gedrukt, zonder melding van den naam des Schrijvers, die verkoos zig ichuil te houden onder de letters V. T. V., en 't welk fpoedig uitverkogt zijnde, te Rotterdam in i7co is herdrukt. Alle liefhebbers van wakheid en vrijheid, hoewel den Schrijver met kennende, lazen deze gefchiedenis met zonderling genoegd ; en men vindt verhaald, dat de beroemde Abrah. Wicquefort, na de ontkoming uit zijne gevangenis, zou betuigd hebben, dat hij voorfchreven werk, in zijnen Haagfen kerker, op de voorpoorte lezende, zig daar in buitengemeen hadt verlustigd, ja dat hij zedert de revolutie in 1672 voorgevallen, geen verhaal van zaken onder >t oog hadt gekregen, dat met zulk een fijn ojrdeel,, waarheidliefde en onpartijdigheid, was gefchreven. Na dat Brandt dus fprekende bewijzen van zijne bekwaamheid, en vordering in zodanige wetenfehappen, die tot fieraad van een welgeoefend Godgeleerde verlfrekken, ten duidelijkften hadt doen blijken, oirdeelde men dat zijn Joopbaan ten. einde ftreefde, om het bedoelde wit van den ?l g-  BRANDT. (GERARD) 2QI predikdienst te bereiken; zulks wierdt ook vervuld den 27 fèptember 1678; en hij las bij die gelegenheid aan de vergaderde focieteit der Remonjlranten, daar zig vele van andere gezindheden tegenswoordig bevonden, twee Iatijnfe verhandelingen voor, over de opjïanding der Dooden, en den martel, dood van Stephanus, die ene algemene goedkeuring wegdroe- Kort hier op wierdt hij van een beroep voorzien, want zin? broeder Kasper, Remonftrants Leraar te Schoonhoven, werd{ naar Hoorn beioepen, en Gerard in deszelvs plaatfe aangefteld, die zijn opgedragen post aanvaardde den 4 december 1678, onder voorwaarde egter, dat hij volgens een aloud gebruik der Remonftrantfe Broederfchap, de herderloze gemeentes nog etiijke maanden zou ten diende ftaan. Het duurde ook niet lang, of hij wierdt verpligt aan deze voorwaarde te voldoen, want de Remonftrantfe gemeente te Dokkum, de enigfte die in de gantfe provintie van Friesland wordt gevonden, thans berderloos zijnde, kreeg Brandt bevel om derwaarts te ver-, trekken, en haar gedurende den winter ten dienst te ftaan. Na ene moeijelijke en enigzints gevaarlijke reize over de Zuiderzee, in het ruwfte van den winter, wierdt hij aldaar met gulle vriendfchap ontvangen, en deedt te Dokkum zijne eerfte leerreden den 28 december. Ongelooflijk groot was bij hem ter kerke de toeloop van menfchen van allerlei gezinte, vooral Doopsgezinden, zelvs ook enige Gereformeerden van aanzien, welke bij aanhoudendheid zijne leerredenen kwamen horen, daar toe uitgelokt door zijnen ernst, gematigdheid van gevoelens en fierlijkheid van tale. Onder de laatften bevondt zig ook de beroemde Ulrik Huber , Hoogleraar in de regten te Franeker, welke bij zekere gelegenheid genoodzaakt zijnde zig enigen tijd te Dokkum op te houden, de vergadering der Remonjlranten bijwoonde, en zo veel behagen vondt in den prediktrant van Brandt, dat hij hem door een Remonftrane van zijne familie, zijn genoegen deswegens liet betuigen, en hem vriendelijk nodigen te Franeker te komen, ten einde kennis met hem te maken. N s Ge-  202 BRANDT.' (GSRARD) Gedurende zijn verblijf te Dokkum, nam Brandt fomwijl«9 deel aan be: ijsvermaak, ten. einde de omliggende ftréken en inzOTde.beidFnVr/^&hoQfdi'tad Leeuwarden, re bezien' Hier was bet dat hij kennis maakte met den god* ; ; ~ Hoogleraar van der Waayen, met wien hij enige vriendelijke gaprekken hielde over veifcheidene theologife onderwerpenals onder anderen: over het leerjlvk der Drieëenheid en de Ceel tejaanfe wijte om dezelve te bepalen; als me.ie: over de veorz'g. gmge der Propheten. Ook bezogt hij te Leeuwarden, zeker beroemd Regtsgeleerde, die den Remonjhanm ongemeen was toegedaan, en gaarne ene vereniging tusfen dezen en den G "reformeerden zoude hebben gezien. Deez' HeerYprak van em-e Predikanten onder de Cocceja.cn, welker gematigdheiden befche.denheid omtrent de Jeerftukken, tusfen de|,Mjfa(eï en Cmraremonflramen in gefch.1, hij hoogliik roemde, hoedenige 'er ten allen tijde waren, en nog heden ten dage niet weinigen gevonden wierden. Voorts maakte hij gewag, vau zekeren voorflag, om met de Remonjlranten te verenigen; 't welk op den volgenden voet, naar zijn begrip, best zou kunnen gefchieden: „ Eerst zouden alle Retnonftrantfe Leraars „ moeten afftand doen van hunnen dienst, en met alle de Le„ dematen hunner Gemeente in de publijke keik overgaan-; „ doch onder deze voorwaarde: dat zo haast 'er een Contras, remonftrants Predikant ftierf, ftraks een Remmftrant in zijn * plaats zou moeten beroepen worden, bij voorkeure voor „ anderen, tot dat aile de Remanftrmtten zouden voorzien zijn „ en dat men ook in't bevorderen der Proponenten, zonder „ aanzien van perfonen, in der liefde zou te werk gaan * Doch hoe welmenend dit ontwerp ook moge zijn, ziet men gemakhjk, met welke bijna onoverwinnelijke hindernisfen het zou hebben te worftelen, zo lang de zogenaamde Formulieren van Lenigheid werden gehandhaafd, en dat dus een voorliander der vrijheid, zo als wezenthjk Bran.t was, ne.zelve nies kon beademen. Intusfen naderde de tijd, dat onze Leraar naar Hellani «noest te rug keren, en .zulks kftgt niet misfen of n*,e t diepe , i .dr.Oi£  ERANDT. (GERARD) 2oï droefheid aan de Remonjlranten in Friesland verwekken, doordien onder Brandt'* bellier, hunne gemekte hand over hand in bloei was toegenomen, doordien ve'e arderzins ijverige Contraremonfiranten, ja zelvs ieden der MagiftraaC, Onderlid gen en Diakenen der Gereformeerde Kerk, vlijtig zijne leerredenen kwamen horen , tot grievend hartzeer der Predikanten, die zig niet langer kunnende beteugelen, opentlijk hun onge* fioegen begonden aan den dag te lesgen; doch zij vonden genoegzaam geenen bijval, want Brandt was om zijne gematigdheid, godsvrugt en vriendelijke verkering, van een ieder geliefd en bemind, en zulks vuurde hunnen fpijt niet weinig aan. Ook (lelden de Remonjlranten alle mooglijke pogingen te werk, om hem te Dokkum te houden; onder andere lokmid* delen, tragtten zij hem door liefdekoorden te verbinden, met hem ér* bevallige „jeugdige, en rijke gezellinne te willen bezorgen , van doopsgezinde afkomfle. Doch alle aanbiedingen hoe voordelig ook, waren niet in ftaat om hem tot blijver! over te halen; de zugt tot vaderland, ouders, magen en vrienden , werkte bij hem te ilerk, om aan enig voordel van dien aart', hoe voordelig ook, gehoor te geven; hij nam dan affcheld van deze gemeente op den 19 maart, en vertrek* niet zonder hevige gemoedsaandoeningen aan weerskanten , 's an« derendaags naar Amfleldam. Brandt hadt nauwelijks 22 jaren bereikt, toen hij van zij» ren dienst in de gemeente te Schoonhoven op nieuw enen aanvang maakte; doch hij was hier in nog geen volle drie maanden bezig geweest, wanneer hij verzogt wierdt om de gemeente van Kampen, welke nu van langdurige vervolgingen bevrijd, adem begost te fcheppen, en uit Holland van Predikanten wierdt verzorgd, enige weken te bedienen ; 't welk hij geredelijk aannam. Hij bleef in die ftad tot in 't midden van augustus, wanneer hij naar Schoonhoven te rug keerde en zijnen dienst aldaar hervatte. Kort na zijne te rugkomst, wierdt hij ontwaar, dat men vurig ijverde om verfcheidene der-Retnonn.rantfe jeu d van beidei lei feite, door middel van catechi. fatien, tot de publijke kerk te lokken. Dit bewoog hem ene dier-  BRANDT. (GERARD) diergelijke weeklijkfe. oeffening aan ie. vangen, in wf&ö hij, telkens, het een of ander Ifierftuk van den Christehjken Go2die st verklaarde. Vele Contraremonfiranten woonden die met genóege-, bij, doch bij ande.en verwekte het ongemeen veel misnoegen. Apnoldus Montanus, een der ftads Predikanten, die reeds den ouden Gerard Brandt op een ondeugende wijze hadt gelasterd, verleende nu den vrijen teugel aan %jre kwaadaardigheid tegens den zoon, zeggende in zekere proefpredikatie: „ dat men leider een tijd beleefde, dat de * ©?Mde ^rtniniaanje feöe een catechifatie hadt opgerigt, daar „ de Sociniaanfe 4rminiaanfe Blaffaart de waarheid godlooslijk „ hadt bellieden, doch dat bet met Gons hulp haast zou ge», ftuit woiden, en dat bij 'er zijn best toe zou doen." Dok verzekerde hij naderhand aan een lid van de Remonftrantfs broederfchap, dat hij uit zoude, werken, dat zodanig catechizeren wierdt verboden. Doch Brandt',s gematigdheid, en Montanus zijn fchelden en razen, wekten al langs hoe tneer de nieuwsgierigheid op der zijnen, die zig in een ruim aantal in de Remonjkantf, catechifatie lieten vinden, pn door 't horen, tot nader onderzoek opgeleid wierden. Zulks ontftak het grimmend misnoegen van den Schoonhovenfen Kerkleraar dermate, dat hij, in zekere leerrede, denRemonftrantfen Eeraar noemde: „ dien Brandt, dien ftpkebrand der Kerke, di?n „ -Spciniaan, dien leerling van Curcelueus , wiens boek ver„ boden was." Doch de volgende gebeurtenis gaf aanleiding, dat deze onaangenaamheden ophielden, en de ziedende gal Ie Van Montanus aan '(. bedaien raakte. Brandt werdt, nam?, hjk, door enen der Remonftrantfe Predikanten te Rotterdam ve> 7.ogt, zijne gaven aldaar te laten horen; dit deedt hij verfcheidene malen, en zulks tot algemeen genoegen, zo dat welhaast het algemeen geroep ontftondt, dat deze de man was, welke zekeren afgeleefden Leraar moest vervangen! Met eenparige ftemmen verkoos de Rotterdamfe broederfchap Bra^ tot haren Leraar, pp den 5 april 1.680, een dag vroeger dan hij den ouderdom van ?3 jaren hadt bereikt. Het gerugt zijner welfprekendheid, bedaardheid en andere uitmuntende predik-  BRANDT. (GERARD) gaven wierdt welhaast rugtbaar, en lokte velen ter kerke; een aantal Heien van aanzien en geleerdheid, Hoogleraars, Predikanten, ja zelvs Roomsgezinden, hoorden hem met aandoening en genoegen; nimmer hadt men een voorbeeld gézien van iemand, die in zijnen leeftijd met zo veel lof en toejuiching wierdt gehoord. Doch deze toejuichingen maakten hem niet opgeblazen, maar hij behieldt onder dezelve fteeds een nédrig hart. Terwijl hij dus met veel roem het Leraarsambt bekleedde, wierdt hij ook bedagt, om zig ene gezellinne zijner jeugd te bezorgen. Men deedt hem vele voorflagen desaangaande, dis veelal op tijdelijk aanzien of vermogen zagen, zonder behoorlijk acht te geven op perfoon of hoedanigheden. Lang hadt hij kennis gehadt met ene juffer van eerlijken huize, doch matige middelen , Elizabeth Verduin, deze behaalde bij hem den prijs, en hij tradt met haar in 't huwelijk den 20 november 1680. Intusfen vuurde Brandt zijn ijver aan, ten einde het gevoelen welk de toehoorders van hem hadden opgevat, niet te doen dalen, naar gelang derzei ver toeloop van tijd tot tijd groter wierdt. Zijn voormiddag predikatiën, dewijl de aanzienlijkfte en verftandigfte lieden, op dien tijd gemeenlijk ter preke kwamen, fchreef hij geheel in 't nederduits; doch op andere tijden bediende' hij zig dikwils van een kort ontwerp, in het latijn, 't welk hij zeer net en zonder enige hapering, in zuiver hollands, op den predikftoel wist uit te breiden, zo dat zelvs verfcheiden van de kundigfte zijner toehoorderen nauwlijks onderfcheid konden me'ken. Omtrent dezen tijd overviel hem ene zeer gevaarlijke krankte, die genoegzaam drie maanden aanhieldt, voor dat hij volkomen herileld was, en gedurende welken tijd zijne huisvrouw van ene dogter beviel. In 't laatst van 1681, beproefde Brandt enige onaangenaamheden van de zijde des beroemden Jurieu , Predikant in de walfe gemeente te Rotterdam, en teffens Hoogleraar in de Godgeleerdheid en Kerkelijke gefchiedenisfen. Deze geleerde eu5  - BRANDT. (GERARD) de man, die wij reeds hier voor onder het Art. Bayle, als een twistziek mensch en gróót ij veraar hebben leren kennen, voer in zijne lesfen met fcherpheid uit, tegen de'zulke dié Van hem verfcbilden. Brandt zogt daarentegen zijne hoorders tot gematigdheid en verdraagzaamheid aan te fporen; •t welk van die uitwerking was, dat van denProfesforomtrent twee derden zijner toehoorderen, meest Remonjlranten of Collegianten, zig van de bij Woning zijner lesfen verwijderden. Aangename gebeurtenisfen, vie'en Brandt gedurende den loop van 't jaar 1683 ten dele; want in her begin daar van, bev.el zijne huisvrouw van een zoon; en de Kerkenraad, bedugt, dat hun gelief e Leraar, door voordelige aanbiedingen naar elders mogt gelokt worden, was al zedert enigen tijd bedagt geweest op middelen, om hem nauwer aan de Rotterdamfe gemeente te verbinden. In augustus vervoegden zig enige leden van den Keikenraad tot hem, die last van hunne zenders hadden, om hem aan te zeggen: „ dat de Kerkenraad „ met eenpa;igheid van ftemmen hadt goedgevonden, dat 'er, „ om den Remonjlranten aanleiding tot meerdere kennis te ge„ ven, wekelijks ene oeffening over godge'eerde zaken, bij „ wijze van ene les of redevoering, zou geichieden, en dat „ ze hem daar toe verzogten , en voor dien bijzonderen „ dienst, nog hadden toegelegd, 500 guldens jaarlijks." Het antwoord was: „ dat hij zig den dienst der gemeente omtrent „ dat werk, dewijl 't zo eenpariglijk was goedgevonden , niet „ wilde onttrekken." De derde aangename gebeurtenisfe, die hem dit jaar te beurt viel, was, dat door het overlijden Van Kristiaan Hartsoeker, ene 1 eraars plaats in de Rotterdamfe gemeente open gevallen zijnde, de oudfte broeder van onzen Brandt, Kasper, thans Predikant b, de broederfchap te Alkmaar, in deszelvs plaatze wierdt beroepen. Toen te Rotterdam het voornemen van de Remonjlranten rugtbaar was geworden, om godgeleerde lesfen te houden, namen de Kerkelijken dit zeer euvel op, inzonderheid Jurieu , wiens ijvervuur hier door hevig ontftak; zij zogten zulks door medewerking van den wereldlijken arm te beletten, doch hunne po.  15RANDT. (GERARD) pogingen daar toe vonden weinig ingang; en, Brandt maakte, den Z4 fèptember, een aanvang zijner godgeleerde oeffeningen, in de kleine kerk, die vervuld was me; toehoorders. In de eerfte iesfen handeide hij: flrsr de waarheid van Gods beJlaan, en in verfcheiden volgende: over de zekerheid der PodUjke Openbaringe en over de H. Schriften. De toeloop om dezs • iesfen bij te wonen, nam ieder vergadering toe; men zag'er allerlei (lag van menfchen, Leraars van verfcheiden gezinten, ook vele Ledematen der publijke kerke, zelvs Ouderlingen en Diakenen. Het kost niet misfen, of dit meest vele der Predikanten van den heerfchenden Godsdienst ten hoogden ei gei en, ook (telden zij alle mooglijke pogingen tewerk, om deze iesfen te doen vei bieden. Ten dien einde vervoegdeii zig fommigen bij zekeren Burgemeester, tot hem zeggende: „ dat men hun hadt diets gemaakt, dat die vrijdaagfe Remon}, firantfe oeffeningen flegts ene predikatie zou zijn ; maar datze „ bevonden, dat het ene les was, dewijl 'er geene toepasfing )t wierdt gemaakt, noch voor noch na gebeden noch gezon„ gen;" daar bijvoegende: „ dat zij, indien hij geen raad „ wist om dat te beletten , zig aan de Vroedfchap zouden rigten, en daar geen gehoor vindende, zouden zij het in .„ de Kla-fis brengen, van daar in de Sijnode, en zo aan de „ Staten." De Burgemeester gaf hun tot antwoord: „ dat ,. zij zig ftil zouden houden, en dat hij daar in hoopte te „ voorzien." Hij zondt vervolgens enen zijner vrienden, om met Brandt te fpreken; en deze was van begrip: „ dat men, „ met het veranderen der omftandigheden, den Kerkelijken „ wat behoorde te gemoet te. komen, als met iets te laten „ voorlezen, terwijl 't volk vergaderde, en met iets tot ftig„ ting, met weinige woorden als een toepasfing bij de les te „ voegen, of met een vaars voor of na te laten zingen." Brandt gaf hier van kennis aan den Kerkenraad, en aldaar wierdt befloten, op den volgenden vrijdag, voor en na de oeffening, een vaars van een Pfalra, op de verhandelde doffe jftaande, te zingen. Zedert liet gemelde Burgemeester aan Brandt  208 BRANDT. (GERARD) Brandt weten: „ dat men nu gerust kon zijn, en dat die „ zaak bij de Wethouderfchap geen last zou lijden. '* Doch 't geen onze godvrugtige Brandt, in zijne vege Ogenblikken tot zijnen broeder Kaspkr zeide: ,, dat als wij „ *t naar onzen zin en wens menen te hebben, God dan „ dikwils verandering wil maken, '' wierdt, tot zijner bloedverwanten en vrienden bittere fmarte, welhaast bevestigd; want kort na de gemelde voor hem zo aangename gebeurtenisten, deedt hij ene reize naar Amftüdam; en weinige dagen na zijne* te rugkomst, viel hij in ene ziekte, die voor hem de jongde was; na een langzaam verval van kragten, welk ruim een maand geduurd hadt, overleed hij op den 21 december 1683, in den bloeijenden ouderdom van 26 jaren en ruim 8 maanden, na dat hij de Rotterdamfe gemeente ilegts drie jaren en zes maanden hadt bediend ; nalatende ene bitter bedroefde weduwe en twee jonge kinderen, welke laatften hem niet lang overleefden. Zijn vader, broeders, vrienden', zijne eigene en alle de andere Remmftrantft gemeenten, zelvs vele gematigde Cmitraremox/lranten wierden, door dit fteifgeval, in den diepflen rouw gedompeld. Behalven andere gaven tot een volmaakt' kerkelijken Redenaar nodig, blonk inzonderheid in hem uit, die mannelijke en lieftalige welfprekerdheid, waar door hij de gemoederen innam en de bartstogten wist te roeren. Vele mannen van oirdeel en geleerdheid betuigden, datze vele landen doorreisd, doch zijn's gelijken nimmer gehoord hadden. Zeker Leijdfe Hoogleraar, uit zijne predikatie komende, ontzag zig niet, opentlijk te zeggen: „ Al ware „ het dat twintig van de uitdekendde Godgeleerden hunne „ gaven zamenfmolten, zij zouden zulk een Brandt niet „ uitmaken! " Zelvs den welfprekenden Amjleldamfen Remonjlrantfen Leraar Izaak Pontanus , een bevoegd regter in deze zaak, heeft men menigmalen horen zeggen: „ dat hij onder „ alle Predikanten, welke hij ooit gehoord hadt, zijn's gelij» ken nooit hadt gevonden, zo ten aanzien van de doffe als „ welfprekendheid, en bekende, dat hij veel van hem hadt ge^ » leerd" Zijn  BRANDT.' (GERARD) 200 Zijn ontijdig affterven is door Joachlm Oudaan, Johaiï Antonides, Pieter Rabus, Joost van Geel, cn andere .voorname Digters, in uitgegevene lijk* en treur-digten op enen verheven trant beklaagd, even als zijne gedagtenis door enen In 't licht gegeven penning is vereeuwigd,; op welks voorzijde zijn borstbeeld ftaat met mantel en bef, omzoomd met diü randfchrift: GeEraardt Brandt de jonge, gebooren h Atril MDCLVII. Over le eden xxi December MDCLXXXIII. Boven de ftad Rotterdam, gelegen aan de rivier de Maas, ziet men op de tegenzijde, ene ondergaande zon verbeeld, on. der deze twee digtregels; O licht vol geest! o geest vol vier'. Wat staat uw ondergang ons dier. Ook gaat 'er een fraaij afbeeldzel van hem in prent uit, waar onder dit zesregelig vaars van Joach. Oudaan is geplaatst: blijkende daaruit, dat hij eerst na zijn affterven is gefchilderd. Soo liet men Gerard Brandt , den tweeden van dien naam 5 Een naam met liefde m 'thert, met eer in alle monden: Hoewel den eeren-prijs, die haaren roem beftaan, Onmooglijk nae verdienfte op Aarde word gevonden: • En fchoon men trof hem min in omtrek, daf s geen nood; Men heeft zijn fchaduw zelfs gedoodverft na den dood. Op de zark die zijn graf bedekt, ftaan de volgende twee regels van Pieter Rabus, gebeiteld : Hier rust welfprekentheid. Onkundige, fta af! Brandts opgeflote ftem barst lichtlijk uit het graf.. Van dezen uitmuntenden Leraar, zijn de volgende werken in 't licht gegeven: 1. III. fgettfettfett. 3Cmfï. Ato. 2. XXXII. j&eöihattcn. 5tm(t. 1694- 4to. 3- XXI. ^cöirtaticu. Sltqttm 1709. 4t0. Voorts zijne (Cheoïogifcïje %e$fm/ die hij in *t latijn heeft gefchreven, doch die naderhand uit zijn eigen handfchrift zijn vertaald, en door den druk gemeen gemaakt. IV. Deel. O Van  2:9 BRANDT. (JOArSHES) Van zijne eftfchfeucnipfen ban trc jaren 1673 «11674: / Is reed hier boven van gewaagd. . C. Saxi, Ohm», litter. Pars V. p. 22S. G. v. Loon, Nederl. Hiftoriep. bl. 187,, jgg, ft» Nederl. Mannen (fc. IV. D. bl. 60-74. BRANDT (JOANNES), jongde zoon van den ouden G* karii en Susanna Barleus, is te Alrs*«y geboren den 6 julij *66~o. Na zijne (Indien voleind te hebben, wierdt hij in 1681, bij de RcizmJlraKf! Ir.ederfchap tot Proponent aangenomen. Eerst predikte hij tc 77;/e/, en het jaar daar aan, * erdt hij beroepen te >1W, een vermakelijk dorp nabij LeiJdM gelegen; ten volgenden jare te Hoorn, daar na in V Hsec en eindelijk te Amfleldam. Te fcfoj, begaf hij zig in 't hu! jrefijk, met Wilijelmna Klopper, bij wie hij vijf kinderen heeft verwekt, en onder anderen ene dogter, Susanna Willejiina Brandt genaamd, welke den 1 julij „l6 ma haren neef Jakob van Merken trouwde, die de vader was van de vermaarde Digteresfe, «ucretia Wilhelmtna van Merken de waardige egtgenote van den vaderlandfen Digrer NiJCLaas Simon van WaTKRj zij wierdt gebuen den 21 « JUS 1721- Van haar digtftuk, getijteld, David in Xü L im, getuigt de Heer Wagenaar; „ dat men op elke blad„ zrjde twijffdt, of men door den def.igen zwier van 't Hei,, iendigt, dan door de bevallige fchilderagtigheid van den „ Veldzang, bekoord en verrukt worde." Joannes Brandt k den 13 januarij 1708 in den Ouderdom van 47 jaren en 6 maanden overleden, en zijne huisvrouw volgde hem ruim agt jaren later in 't graf, zijnde den 28 februarij 1716 te Wamwid overleden, na dén ouderdom van 51 jaren en genoegzaam to maanden bereikt te hebben. Hoe verre deze in vele wetenfehappen doorgeoefFende Kerkleraar, benevens zijnen broeder Kaspeh, in de Irnnis der Nederlan.fi tale en digtkunde, op het loffelijk voetfpoor van hunnen vader Gerard, gevorderd zijn, bewijzen de raadgvfegea van de grootte meesters in die beide wetenfehappen, daar zij de Brandten onder het getal van die genen rang. fchjk-  BRANDT. (KASPER) fchïkken, welke men als voorbeelden tot bevordering zijner ' kundig',eden hebbe te raadplegen; ook verftrekken hier toe tot onwraakbare getuigen, beider digtkundige fchriftec. Onze Joannes gaf in 1701 te. Amfleldam .zijne ifeengelötc&ten ilt 8bo. in 't licht, welke benevens die van zijnen broeder Ka«fer in 't jaar 1724 bij elkander, in 4to. zijn herdrukt. Voorts heeft hij nog uitgegeven: 1. Clanrum Virorum Epiflolm centum inedüe, de varia eruditionis genere; ex rnufteo Joannis Brant. Amft. 1702. in ivo. 2. SBaeben cn <0cö!n.tcri semtéjHt ntct A. Moonen. 4tö. 3- OtrantltiOO.'öina terjcn Leidekker. 3Imfï. 1709. 4to. 4. %eben cn öoob bai) Maria Stuart, ïionin* njnnc ban ëngelanö / met ist Eijfcreben. "Amft. 1695- 4to. 5. IV p.'cbihaticn. 4ta. Kbihaticn. 31m(ï. 1724- 4fo. Jo. Fabricii, Hiftor. Biblioih. Part. VI. 'p. 327, 328. Summarium vita; Gerardi Brandt, p. 83. C. Saxi, Onom. liter. Pars V. p. 458, 459Wag , BcJ'chrijv. van Amft. XI. St. bl. 310. BRANDT (KASPER), oudfte zoon van den ouden Gerard 'en Susanna 'Barueus , wierdt geboren te Nkukoop, den 25 junij 1653, Zijn vader van hier naar Hoorn verplaatst zijnde, oeflende hij zig aldaar in de Iatijnfe taal, en verdere letterkunde, onder het opzigt van den Rektor Jon. van Briemen ; 'l welk hij met geen minder ijver te Amfleldam voortzette, toen zijn vader aldaar in 1667 van de Remonflrantfe gemeente tot haren Leraar geroepen was. Bij den Konrektor geplaatst, kweet hij zig met zulk een naarftigheid, dat hij ten einde van negen maanden met deneerften prijs, in dehoogfte fchole onder opzigt van den geleerden Rektor Adr. Junius overging, en in de lente van 't volgende jaar 1669, uit die fchole tot de oeffening van verhevener wetenfehappen en 't horen der akademifchè lesfen gevorderd w.erdt. Waar cp hij zig onder den Hoogleraar Filips van Limburg in de fchole der Remonjlranten, in de wijsbegeerte en godgeleerdheid oeffende, tot dat hij ten jare 1675, na een behoorlijk -examen, bekwaam geoirO z decld  . BRANDT. (KASPER) dedd wierdt, om het predikambt i it te c effenen, worgde tot kort daar na tot Predikant in de Remonjinmtfe gemeente *tó Schoonhoven beroepen ; alwaar hij drie -aren zijne bedies Jrtg met grote ftigting en getrouwe vïüt waargenomen hebtiende, ïti rc573 n*ir wierdt verplaatst; alwaar bij ver¬ bleef tot in iö8i, teen hij zig liet overhalen om de gemeente fcui Wmmi te bedienen; van hier wierdt hij tz Alkmaar beToepen, daar hij flegts weinige maanden toefde, om aan de Wöeijende gemeente van Afewtf*» gehoor te geven, alwaar bera de Leraarsplaatze genoegzaam met eenparige ftemmea wierdt opgedragen; van waar hij ten laatften naar Amlhldam wierdt verroepen, bedienende zijn ambt voor zo verre het zijn zwakie lighaamsgeftalte toeliet, in alle ópregtigheut, niet ktagt en ijver de menfchen tot detgj cn geloof aanfpoiende, tot aan het einde zijnes lerens toe, zljr.de den 5 october icTqö", wanneer hij den ouderdom van 43 jaren en ruim drie maanden bereikt hadt. Driemalen is Brandt getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw was Sara- Zwaardekt.oon , waar mede hij den 11 augustus T5Sr te Warmend huwde, en daar bij vier kinderen verwekte;, zij overleed den 23 julij 1685 te Rotterdam. In itfSö trad hij ten tweèdemaTe voor * egtaltaar in 's Hage, met LeoKora Tongeri.0, welke den 9 december 1689 te Amfleldam ftierf, na dat zij hem een zoon gebaard hadt. Zijne' derde vrouw die hij den 5 maait 1C91 te Awfteldam huwde, was Agatha Paats, waar bij hij geen kinderen heeft verwekt. Kasper Brandt is een man van diepe geleerdheid geweest, zagtzinnig van aart en van een gezellige verkering; dat hij' daar te boven zeer gcoeffend was in taal-kennïsfe,. en eert verheven dlgtgeest bezat, getuigen zijne uitgegevenc werken; welke zijn: i.Hifuria vitte Jacosi Arminii. Amft. 172.1. g, s,.0[ 2. %tt bolmad&tc <&cbttt bei Qrercn in X p-ciaftatfen. mfc 1109. in 4to. 3- SSeöe cn «Bectffoffen in XI Jöjjeb. jfrnff. I7o'7.' frt 4to. 4. <£cn cn twintig, pxtöhatim: Smfï, 1705. in ato. Cfoce en orrtiij i??cbiïtrrticn. ïïott. 1698. in 4to. 5. fëèfëf gevoegd bij die van zijnen broeder Joannes , en te Amftddam in  BRANDT. (S2RASTIAAN) sBfLÏNT- fjjÖJ) an Ï7Ï.J.. 'in 4to. gedrukt. !£ebttt ban Hüic de Cttoot, ■fecrboloü öcd^ Kattenburg, 2 3Mcn/ lïKt pleten. SJmfr. lij folio. Sumwrium vitx Ger.k. Brandt. C Saxi» iQrwm. /feer. Pars V. p. 228. BRANDT (SEBASTIAAN), die men ook Trrrö genaamfl vindt, is in het jaar 1458 te Straatsburg geboren, en een vermaard Regtsgelee.de, Digter en Ge'fchicdfchrijrer 'geweest Hij bcocftende te Bazel de wijsbegeerte, lei zig vervolgens met ijver op de regtsgeleerdheid toe, en gedurende zijn verblijf in die ftad, heeft hij verfcheideue oude Schrijvers in % licht gegeven. In zijn vaderftad te rug gekeerd, wierdt hj§ aldaar Raad en Kancelier, en ftierf in 1590, nalatende vele fchriftcn in pro fa en digt, waai' van inzonderheid naam gemaakt heeft, zijn Navis Narragonia; vel Stultïfera of ©as ^ajftjs Ct'if / waar 'in 'hij rp een geestige wijze, de gebreken van zijden leeftijd "hekelt en vinnig doorftrijkt. Dit werk is in ';f nederduits vertaald door Tan van Giieeeen, en 'te Anfmpen fa r>84 gedrukt, onder den naam van Navis Smlnrrm, cftf ïcr potten .^C?)*? naderhand wierdt het in *6ro, bij H. L. van Haeften te Leijden, wanftaitig en zeer verminkt herdrukt, onder den tijtel van : aff-nhcbctlbc «flarrcn j&pcclfcïrnrjt. —-— T. TVUgtrt,' Bponymohg. Crit. wr. Schoettg. «i Faericii, Biblióth. Lat. Med, Tom. VI. p. 432-434. Catak SiH. Bunav*. Tom. I. p. 1106. C, Saxi, 'Onom. liter. Pars lï. tv 516. B. Huvdecopfr, Proeve van Taal- cn DicJttkvnae, dr&k in Svo. van 1784. II. D- bl.ej.54, 155, BRANT (jAN), Secretaris der ftad Antwerpen, wierdt aldaar den 30 fèptember 1559 geboren , ftudeerde in de wijsbegeerte te Leuven in 't kollegie van 't Varken, en vertrcSs» Kj het doorbreken der binnenland-fe beroerten, naar de ukadsrolo» var. Orleans en B.ourges, alwaar hij onder den beroemden. Cejacius de regten heoeffende, en door denzelven tot .Doktor in die wetenfehap werdt bevorderd. Van hier reisde hy oaar Italië, bezegt aldaar de Hogefcholen» en keerde over -Seraf 'naar zijn vaderland jte rug, Vjjf j^en ïaag psaktizeerdc ï^j O 3 als 313  214 BRANT.. (JAN) als Advokaat te Brusfel; doch te Antwerpen getrouwd zijnde, wierdt hij aldaar den 22 januarij 1591, tot Secretaris aangelleld, welke bediening hij met veel roem gedurende het tijdvak van 31 jaren heeft waargenomen, waar na hij op zijn verzoek 'er van wierdt ontflagen, en deszelvs zoon Hendrik Brant in zijne plaats daar toe aangefteld. Zijn voornemen was, zig geheel en al aan de letteroeffeningen toe te wijden, en de kring zijner dagelijkfe zamenleving te bepalen tot liet gezelfchap van geleerde lieden, van welke kla«fe toen ter tijd een goed aantal tc Antweipen wierdt gevonden; doch hij geraakte in de verpligt'ng pm van dit ontwerp af te zien, doordien hij met eenparigheid van Hemmen, tot Raadsheer van die ftad werdt aangefteld. Zeventien jaren leefde hij nog onder't waarnemen vair deze bediening, en ftierf den 23 augustus 1639, in den hoog gevorderden ouderdom van bijna 80 jare:. Hij wierdt begraven in de St. Michiels kerk, en men leest op de zark die zijn Hoffelijk overblijfzel bedekt Jrie-t volgende graffchrift : D. O. M. Sacr. JOANNES BRANTIUS Juri'scmfultus, Magni Cujacii auditor, hic fitus-est, qui cwn luie Urbi QuatuorVir ab Aclis (50 Confiliis per annos XXX. eg;egiam navasfet operam, in Senatorum ordinem cooptatus, ut fingulari prudentia, integritate, £f dbjlinentia Magiftratwn gesfit; ita prxclaro opere de eadem dignitate retle adminiftranda relict Pdyctetao, Canone evuigato Urbi erbique Senatoren»''perpetuum dedisfe cevferi jure potest. Liberis IV. turbato naturce ordine fuperftes, Henrico £? Joaiwi ICtis Calibibus; Isabeltje £f Clarje , quorum illa Petro Paulo RubENio Equiti, Piïlorum omnis avi facile Principi, bac Danieli FoRMiiNTJO Negotiatori fedido nupts fuit. Liberis omnibus, è libris clarum Jibi manfurumque nomen comparavit. Decesfit ot~logenarius V. Kal. Sept. ann. cio.ioc.xxxix. Clara de Moy ejus conjux fingularis exempli matrona, decesfit IX. Kal. Sept. ann. cio.ioc.xxxvii. Rubenii Formentii Nepp. Avo aviaque bene mer. PPR.J.P. Hij trouwde in 1590 te An-werpen, met Clara de Mot, die een zuster was van Maria de Moy, huisvrouw van 1'u.ip Run-  QQHA5i -iKXOLD vjsftj Rüblens. Brant verwekte een zoon en ene dogter hij hü- # •welke is getrouwd geweest aan den beroemden Schilder f. £. Rdbrens. Brant was een geleerd man., zedig, ongemeen befchaafd ea opregt, een warm woorftander van de fraije letteren, -en \ geen men niet dan zeldzaam ziet, altoos geneigd, om die genen, welke haar beoeffenden, behulpzaam te zijn. Hij'hadt tot zinfpreuk: Libenter, ardenter, conftanter. De werken., die hij heeft in tt licht gegeven, zijn : i. Julius Cjesar £fc cttm $)0f J. Bsantti , Cura G. Jungermanni, t midden eer XVIde eeuw. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt: 1. Enige tweeregelige Iatijnfe vaarfen aan het hoofd van de Viola anima, van Pieter Dorlant, in 1533 te Antwerpen in 12,1,0. gedrukt. 2. De prceparatione ad Mmein. Lovan. 1542. 12™. 3. dim ctoccwm ©oorngatrt ban öijc out* cnöc mentoe hpttjte oer Sf^rjt <&ii*t, niet fommighe fmnc een ban bat beghicnfcl oer tocrclt cnöc gDcfiecï bat lebeh £cii tnet 23cbtcöinsfjcn bij elefcc fmCtcn gljefMr. Sftem noch anöcrê Minneren ban biberferje Jmnctcn cnoc „èanctinncn oefent/ toegcfehict/ geroepen / gcrecfitbcröicht / moe ecrhjcK gfeniaeck ban «fcobe cnj. Intl. 1535. in I2mo PETREII,Biblioth I Cotk/mks. p. i2o. J. F. Foppens, A'W. jfcfc. p. 394 P Quot, Mem. litter. Tom. VII. p. 251-254. BRASSER (COVERT), is geweest Thefaurier Generaal der Verenigde Nederlanden, en in 1634 buitengewoon Gezant aan het Hof van Engeland, ter bemiddeling van de ontftane onlusten in Amboina, waar van men het verhaal vindt bij Wagenaar, in zijne Vad. Hifi. XI. D. bl. 21-25. . BRASSER (JOOST), een broeder van Covert, behoorde Qpder de RemonflraiUsgezinden, welke men weet, dat na 't hou- den  BRASSEÜR. (FILÏP) 217 den der Derdfe Sijnode, alwaar hunne tèerffieUingen wierden veroirdeeld, niet dan ter ftuik godsdienftige vergaderingen konden houden en bijwonen. Van dien aart was de zamenkomst welke op den 19 december 1622, ten huize van enken Joost Brasser geftoord wierdt; en waar over men hem zogt te bewegen , om zijne zaak met den Schout af te maken, hem voorhoudende: „ dat zo-hij vonnis verwagten wilde, enigen „ der voornaamfte Schepenen zig verpligt zouden achten, om „ uit de bank te gaan, alzo zij over geene.zaken van Gods„ dienst zitten wilden; doch dat zij zig hier door verdagt, en „ voor het toekomende onnut maken zouden." Doch hij verklaarde: „ liever, ais 't niet anders zijii mogt, de volle „ boete te willen geven bij vonnis van Schepenen, dan vijf „ groot bij verdrag met den Schout. De Schepenen, zeide „ hij ook, moesten zo wel iet voor de vrijheid doen, als hij „ en de zijnen, die hunne welvaart en hun leven zelv' ter „ befcheidenheid van 't wufte grauw ftelden." Men vindt ■nergens gemeld, dat deze zaak verdere gevolgen heeft gehadt. Joost Brasser behoorde ook onder 't getal van die genen, welke benevens Rem Egbertszoon Bisschop en zijne huis. vrouw, bij openbare afkondiging in de nieuwe kerke geëècommuniceerde of in den ban wierden gedaan, „om dat zij niet „ flegts bij hun ketters gevoelen bleven, maar zig ook in de „ Rsmonftrantfe en Doopsgezinde vergaderingen lieten vinden enz.™ G. Voetiüs, Polit. Eccl. P. IV. p. 939. P. a Limiurg, Vita Episccri. p. 203. Brandt, Dagwijzer, bl. 691. Brandt, . Eift. der Reform. IV. D. bl. 610-617. 858. Wag., Befchr. van Amft. IV. St. bl. 252, 253. BRASSEÜR (FILIP), wierdt geboren tc Mans of Bergen in Henegouwen, omtrent 't jaar 1597, in welke ftad hij ook zijne eerfte letteroeffeningen verrigtte. In 1613 gir,g hij zig teDouai in de wijsbegeerte oeffenen; vervolgens omhelsde hij den geestelijken ftand, ftudeerde in de theologie, wierdt tot triester geordend, en bleef te Mons wonen, alwaar hij de bediening van Prediker en Biegtvader nitoeffende, misfehien inde O 5 hoe-  *.zS ERASSICA. (JAKOB) ERAUNIUS. (JOHANNES) hoedanigheid van Vikaris ener parochie dier ftad HB ge brmkfe zijne fnjpperuren om vaarfen te maken en de ge' vqjde oudheden van zijn land op te fporen. Men wordt uit Eijne fchnften ontwaar, dat hij zig veel moeite gaf en «een kosten ontzag, om tot zijn doelwit te geraken. Ook heeft hij de oudheden en gefchiedenisfeh van vele Abtdijen befenreven en door den druk gemeen gemaakt, waai- van men bij PA! Quot de optelling ontmoet. Daar is reden om te denken dat hij zijn loopbaan niet veel verder uitftrekte, dan tot % iaat 1650 welke het tijdvak is datzijn laatfte werken wierden in t hcht gegeven F*. Swimn* Athen. Belg. p. tQ J. F. Foppens, « Belg. p. I025. p u Tom. XIII. p. 260--277. BRASSICA (JAKOB), die men ook Kooi. genoemd vindt s geboren te Rotterdam, en was een zusterszoon van den be' kenden R™ Ssoy van GouJa. Na een zeer werkzaam leven » het beoeifenen van vele delen der letterkunde " ^nfchappen geIe,l te hebben, ftierf hij den 4 november «37. lï>} was een uitmuntend en zeer opregt man die *jne u.tgeftrekte belezenheid, en kennisfe in de befebavende wetemchappeii, door het uitgeven van de volgende boeken, ui ha klaarde daglicht heeft gcfteld: u De certo Vitce genere dehgendo: ad Filium. i598. 8,, 2. Qtfta*— de PenüZ* worbo. 1584. 8w. 3- I/agogen five introduStióhem ad Motte* IS87. Svo. 4. Apologos, feu Facête-diüa. i5gC. 8vc 5 $a. turnaha, fiye Sententie, ad imtationem Paradoxorum Ciceronis & Lugdb. iffoi. 6. ƒ> Etpne milandUB iibellw. Ilml. i,99 8,.0 7. Apolog pro eadem adverfus^vu DouSAM; yideticet RrfJ. fT " f3**** DoL-- ^ 8- 8. Solb ad J. Philomusum. a l6o2. 8r, Fo:vma ad emdeim Tl\ i hC£ft Wj in ^ 'icht SOT: R™ SNon , de Rebus Batavicis, Ubros XIII. Francof. i62o. in folio . J. F. Foppens, BüjL Belg. p. 504, 505. BRAUNIUS (JOHANNES), Hoogleraar in de godgeleerdtod te Groningen, is in X62S geboren te Keizenla-uter, een  BRAUNIUS. (JOHANNES) *:» ftad in de beneden Paltz, regen uren an Warms gelegenj Zeven jaren oud zij:i<'e, trof-einde rampfpoed zijnen vader te verliezen, welke Burgemeester van die trad was, ten tijde dat die door de keizerlijke krijgsbenden w'erdt veroverd, cn deerlijk uitgeplunderd. Hij ging toen naar Mentz, en gewen, de zig aldaar zodanig aan het frons fpreken, dat hij -bij zijne re rugkomst, in de noodzaak was, op 1 ieuw het faogduits te leren; het geringe onderwijs dat hü hadt genoten, bragt te wege, dat hij de letteroefFeringen verliet, om zig op den koop, handel toe te leggen j inet dat inzigt begaf hij zig naar Leijden, en bleef aldaar een jaar op een komptoir. r>e Hoogleraar Const. i/Emfereur, intusfen g.mftige geneigdheden tot de beoeffening der fraije lederen fn hem oncwadr :evorden zijnde haalde hem over, om de ftudie weder ter hand te nemen. Braunius trok welhaast door zijn noeste vlijt de achting van Coccejus, welke de godgeleerdheid aan .ie Hogefchool Pnderwees, en onder wie hij zijnen akademifen loop in vijf jarera volbragt. Vervolgens ging hij aan Pt reizen; bezogt 't eerst Frankrijk, en hieldt zig'enigen tijd te Parijs en tearcp; in 1655, doorliep hij Duitsland en Switzerla-id. Inde N\anden te rug gekeerd, wierdt hij door het Franje Synode, ee;s: naar Zeeland, en vervolgens naar Delft gezonden, ter onderfteuninge van de aldaar zijnde Leraren, en in 1661 wierdt hem het beroep van Predikant in de walfe gemeente te Nïjwegen, bezorgd. De Franjen zig in 1672 meester van die ftad gemaakt hebbende, wierdt Braunius 'er verregaande mishandeld, onder vele kwellingen noodzaakte men hem, onder ijdele voorwendzeïcn, een zware geldboete te betalen. Ir 1670 was hij hier in den egt getreden, en in 1680 verliet hij deze ftad, om het aan hem opgedragen Hoogleraarsambt in. de theologie en hebreeuwfe taal te Groningen, waar bij men nog dat van Akademie-Prediker gevoegd hadt, te aanvaarden. Deze hem aanbevolene posten heeft"hij gedurende het tijdvak van 28 jaren, met veel roem en getrouwheid vervuld, en ftierf aldaar in 1708, in het 8ofte jaar zijnes ouderdoms. Braunius is een geleerd man geweest, van een onbegrijpe- • Jijkfl  E2ö BRAUNIUS. (JOHANNES) lijke werkMflsnHei*j zeer ving en fcherpzinnig van oialeel; ook was hij grotelijks bedreven in de gewijde letterkunde, zo wel als in de Rabdnje en Joodje oudheden, zonder ester die van Rome en Griekenland te verwaarlozen; en hoewel hij aan 3t Hogefchool te Leijden, in geene ar.dere dan de përipatetif* en Jcholostieke wijsbegeerte was onderwezen, las hij naderhaud de werken van Cartesius, en wierdt 'er ten groten dele een voorvegter van. Voorts volgde hij in de godgeleerdheid meest den leertrant van Coocejos, waar door hij zig het ongenoegen van zijn kollega Joh. a Marck op den hals laadde; wiens verbittering tegens hem zo bijster holde, dat hij hem van onregtzinnigheid befchuldigde , en van Jabellianisterij verdagt maakte; doch Braunius ging dezen laster in veifcheidene gefchriften te keer, en verdedigde op een mannelijke wijze zijne regtzinnigheid. Door onzen Hoogleraar zijn de volgende werken gefchreven, en door den druk gemeen gemaakt: r. Vesttus Sacerdof-m Hebmorum, Jive Commentarius amplisfmus in Exom Cap. XXVIII ac XXXIX, LeVit. Cap. XVI, altaque kca S. Scripturce quamplurwta; cum Indicibus locuplet., 0» Tabuüs mtels elegant. Lugdbat. 1680. II. Vol. in Ato. It. fecunda edit., auclior £ƒ emendatior. Amji. i69S. II. Vol. Ato. It. Ibid. iioi.II. Vol. au. 2. Necejaria Defenfio contra Pmejtationem £f Narrationem apolo. geticam Johannis Marckii tfc. Gron. 1087. Ato. 3. Refpmjio ttd Appendicem Narrationis apologetica Joh. Marckii. Gron. 1687. 4fo. 4. DoFlrina Foederum, Jive Systema Fheohgix Didaclicce ff Elenttica, perfpicna atque facile methodo. Amft. iöSS. 4*0. Dit werk is in 't nederduits vertaald, en gedrukt ondsr den tijtel van: Xccr ber örrbonöcn. 9ïmfi. 1723. 4to. 5. Selèffa Sa.era, llhri V., cum Indicibus locuplet., cjf Tab. elegant. Amft. 1700. Ato. 6. Commentarius in Epistolam adHelrceos; cum Intik, locuplet. quihisdam Tab. eeneis. Amft. 1705. Ato. 7. La Verkalk Religion des Hollandois; avec wie Apologie peur la Reiigion des Etats Generaux des Provinces Unks; par Jean Brun, contre le Libelle diffamateire de Stoope, intkulé: Relig:on des HnUandois. Fe plue, le conjell dextorfien, m la volerie ikt  ERAY. (SALOMON de) *2x Tranpïs exèrcée en la vitte de Nlmegue, 4mjt. 1675- i^ma. 8. AverDisfen.cns néeesjaire aux Eglijes fur les Entretiens de Mr. Toncourt, Ministro a la Flaye, contre Coccejus g5 lés Ciceèjens, £f fous leters mms, contre les Voètiens, teus les flus ■ exce'lhns llieologiens de VEglife Reformée tfc. Anfl. 1708. 12» _ Adamus Mekso Isinck , Orat. fan. J. Braunix, Gron. 1708. ito. Crenii, Animadv. PUL Part. X,,p. 169, i7»' Jo. Fabricii, Hiftor. Biblioth. Part. IV. p. 93-95- Catal. Bibl. Bunav. Vol. I. p. 1107. & Vol. III. p. 2155, C. Saxi, Onom. liter. Pars V. pag. 229. Huet, Dlfert. fur diffaens Sniets, receuüliespar Mr. de Tilladet, edit. de Florence, 1738. Tom. II. p. 206, 207. Paquot, Menu litter. Tom. VI. p. 375-388. BRAY (SALOMON de) , Konstfchilder, is geboren te Haarlem in 't jaar 1597 ; wordende onder de bekwaamde Schilders van zijnen tijd gerangfcbikt, daar bij zeer geprezen door het loffelijk voortkweken dier konst in zijne twee zonen , die hij Hoor zijne fchrandere leiding , gedurende een aaneenfchakeling van jaren ten gidfe heeft ve-rftrekt; en den jongden daar van, Jakos genaamd, welke een der .uitgelezeufte paarlen aan Haarlems ftedekroon was, doordien hij een groot meester in de fchilder- en tekenkonst is geweest, nog enige weken heeft overleefd. Een groot ftuk met levensgrote beelden van onzen Jakob, berustte wel eer bij den konstminnenden A. v. Halen te Amfteldm- Het zelve verbeeld Koning David , daar hij in koorgewaad fpelende op zijn harp, voor de Bondkist ftaat, verzeld met zingende en fpelende Levijten, 't welk konftig getekend, vlei';eud, zuiver en kragtig is gefchilderd, en 'er zo wel uitziet . even als of het eerst uit het penfeel kwam. Uit zijne ftukken is ligt te zien, dat hij het behandelen van 't naakt uitmuntend wel verftaan heeft; en wat zijne tekeningen op papier en perkament konftig en ten uiterften uitvoerig, met zwart en rood krijt door malkanderen gebruikt, aanbelangt, die zijn overheerlijk, en daar van pleeg de konstlievendelzAAK PEL  223 . . BREAUTE. (KAREL) ■ bel Codrt, wel de meeste en beste te bezitten. Hij ffiarf » Haarlem in 1664 in april , en zijn vader Salomo* vobde hen naar t graf op dcn „ mei. Jakob Ife£ 2Qon * en naderhand een vroom Monnik werdt, deze heeft zijn vaders borstbeeld in hout gefneden. . a hni,j I. D. bl. I?5j I ?& A. HObBKAItEJM, BREAUTE (KAREL), een jon, Edeter. uit de hrndftree* Caux in mnmdii!^ die zig beroemd heeft gem.akt, door een t-ee.7.e e,t, w-.ar hij hij het leven infchoot. Hij was buitengemeen dapper; doordien hij , a 't fluiten brj den vrede tusfen Frank, ijk en .v; „-;> te in FrmiM;k g££n ^ re gelegenheid vondt; om. zijne dapperheid op de proef tc «ellen, ging hij ber.evens enige ande.e jorge lic !en , die hun fortuin in den oorlog zogten, naar Holland, en hij ve.krce* 'er door het gezag van Prins. Mau.^its, een kbmpag ie kaval! lene. Znm Luitenant hadt het ongeluk van door een detachement w het guarnifoen Van V Bosch, dat zwakker was dan zijn onderhebbende manfehap, geflagen re worden. Hij zelvs w.erdt gevangen en naar 's Bosch gebragt, van waar hij aanzijn Kapitein fchrecf, met dringend verzoek, om zijne vrijheid te bewerken; maar Breautc antwoordde hem, dat hij niet lat "er heden voor zijne krijgsknegten wilde erkennen, die zig door een minder aantal Ftammgers hadden laten kloppen, al hadden zij maar twintig tegens veertig geweest, zo als hij ten allen tijde aanbood om te-beproeven. Deze brief volgens gewoonte door den Gouverneur van de vesting gelezen zijnde, voor dat die aan den gevangen wierdt ter hand gefield nam het voor ene beledigende fnorkerij op, en deelde het mede aan Gbobbehdokk, die Kommandant van het detachement was geweest,die den Luitenant hadt geklopt en gevangen genomen; deze fchreef terftond aan BBïAuxé om hem in gelijk getal tot een gevegt uit te dagen. Zulks wierdt met gretigheid aangenomen; men bepaalde den dag, de plaats en andeie voorwaarden, en kwam overeen, om op den 5 februari] 1600, 22 tegens  BREAUTE, (KAREL) geus 22, te paard te vegten, de ftrijdplaats was bepaald op de vugter-heide, nabij de ftad Hertogc-nboscL Ter beftcmder tijd en plaats verfchenen wederzijdfe kampioenen. De vijandelijke ruiters waren 't zwaarst gewapend, doch 't vod; van E-REAUTé hadt de voordeligfte plaats ingenomen. Doord;en nu de Aartshertog Albert aan Grobsendonk hadt verboden , om in perfoon die vegtpartij bij te wonen, voerde Gerard Abrahamszooh, Lckkerbeetf gebys.aamd, deze zijne ruiters aan, en werdt in den eerften aanval door BREAUTé.gedood, Voorts, fchoot men zo hevig op elkandeicn, dat de helft van de ene en andere partije, in weinige ogenblikken gevéld weidt. Toen togen de overige Franfen óp dcvlugt, BREAUTé alleen latende, die meer dan eens, van paard gewisfeld, en, enen tijd lang te voet gevogtén hebbende, zig, eindelijk, gevangen gaf. De onzen willen, dat hij X leven bedongen hadt; de anderen, dat, voor 't gevegt, bepaald was, dat de overwonnenen' niets da i den dood zouden te wagten hebben. De Schrijvers van beide kanten raadplegende , en waar van de bewijzen door den geleerden Batle onpartijdig beoirdeeld worden , fchijnt de fehalë tot het eerfte over te hellen. Wat hier van zij; Breautó gevangelijk gevoerd naar 's Bosch, weidt, door enigen, uit de ftad afgezonden, onder weg, in koelen bloede, met dertig wouden, vermoord. Hij werdt van de zijnen meer beklaagd dan geprezen, zijnde men in 't gemeen van begrip, dat zijne hittiga jetigdlgheid hem , in een nodeloos gevaar, gebragt hadt. Ook hieldt men 't onbctaamlijk, dat hij, van een voorname geboorte zijnde, zig in een lijfgevegt hadt willen vragen, met volk, welk, voor Jt grootfte deel, door't verraden van Geenruidenb;rg, eerloos geworden was. Breautó was getrouwd met da dogter van Niklaas de Harley-Sansy , bij wie hij een zoon heeft verwekt, welke naderhand ook in een tweegevegt is gefneuveld. Deze vrouw, die even deugdzaam als fchoon was, was zodanig getroffen door het rampfpoedig einde van haren man, dat, fchoon nog nauwlijks 20 jaren bereikt hebbende, en tot veifcheidene voordelige huwelijken aangezogt zijnde, MS  224 BRECHT (ENGELBERTA PROOSTEN) zij aan de vermaken der wereld vaarwel zei, zig in een klooster begaf, cn Nonne wierdt > Thuani, Hifi. ƒ» temp. Lib. CXXIV p. goo. Galluccius, de Belln Bel*. Lib XIL p. 557. H. Gkotii, Annales, Lib. IX. Hist.de VArchi. duc Albeht, ed. de Cologne 1693, p. 330-334. d'Audicuier, del'ujage des L>UeU p. 345, 34(j. BavlE) Dm]L erf_ £ Tom. I. p. r 00-6-6-2. P. Bor, A&rf. 0brL XXXVL fioek b{' 601. Wagen., fa,. Hifi. IX. D. bl. 72, 73. BRECHT (van), is de raam van een oud en aanzienlijk geflagt, in Brddand hebber.de te huis gehoord. Ten jare 1345 vindt mén vermeld, dat enen Godefroy van Brecht Werf, zijnde getrouwd geweest met Ai.eid, dogter van Jan Heer van CejlJ; en h.er van zijn aftomftjg, Anthonv éi Jan van Brecht, beide tot het Vertind der Edelen bchor-nde A. Ferwerda, pd. Gefl. en Wupenb. I D. ^ v& 178S. J. W. te Water, &J}. van ^ Vcro. der Edelen, II D bl. 279. BRECHT (ENGELBERTA PROOSTEN), was de egt, vnendm van Pieter Kies, Burgemeester te Haar em, en ene gehjkfoortige vrouwe van deugd en kloekmoedigheid, a|s de vermaarde Maria van Reigersberg, cn laat ik, om er ten pronkftel van te maken, de beroemde Maria van Utrecht huisvrouw van Joan van Oldenbarneveld, bijvoegen; de/o" om het verbergen van haaren man, gene om het doen 'ontkomen van den haren uit zijne gevangenis te Loevejlein, en de derde om haar welgepast antwoord aan Prinfe Maurits 'en einde haren gemaal nog na zijnen dood voor onfchuldlg te verklaren. Voor dat Haarlem zig aan de Spanjaarden bvergaf viel het vermoeden op Burgemeester Kies, als of hij met Oranje heulde. De Spaansgezinden loerden hierom op middelen om hem in handen te krijgen, daar inzonderheid de Schout dierilede, zeer gretig naar xvas; doch zijne huisvrouw wist hem zo wel te verbergen, dat zijne vervolgers hem niet ontdekten; en in dat bedrijf volhardde zij, tot dat hare zwangerheid kenbaar werdt. De Schout, zijnde haar naaste buurman ,  BRECHT. (ENGELBERTA PROOSTEN) man, kwam daar op andermaal huiszoeking doen, zeggende: „ dat daar zij bevrugt was, haar man niet verre van de hand „ kon zijn." Doch zij, zonder zig te ontzetten, en om het gebrekkige van zijn bewijs aan te tonen, gaf hem ten antwoord: ,, dat de weg voorbij de deur lag." In alle ftilte verlost zijnde, ging zij, daags daar aan, voor de deur ftaan, eerlijk nabootzende, om haar man te beveiligen , het geen ligtvaardige vrouwen dikwils in fchande doen. Doch niettegenftaande alle hare wel aangelegde maatregelen, geraakte Kies egter, met meer anderen , in hegtenis. Doodlijk zou het met hem afgelopen zijn, ware het niet dat Maximiliaan van Bossu op de Zuiderzee geflagen , en vele aanzienlijke Spanjaarden met hem gevangen waren genomen. Om dezen te bevrijden , wierde 'er gefproken om de gevangenen uit te wisfelen. Kies werd op zijn woord ontflagen, om met Verdugo, die zig te Amfleldam bevondt, daar over te gaan handelen. Zijne ftandvastige en getrouwe egtgenote, willende volftrektlijk hem vergezellen, voer .met hem in een op.in fchuitje van Haarlem naar Amfleldam. Enige Hoogduitfe foldaten deden verfcheidene fchoten, kwanswijs ter begroetinge van den Burgemeester ; doch één der kogels vloog door den arm der brave vrouwe, die den oplopenden aart haars mans kennende, en vrezende dat hij te rug zou keren om zig op den dader te wreken, zig verpijnde, en niets van haar ontvangen leed ontdekte, tot dat eindelijk het bloed, dat over hare klederen liep, het ongeval openbaarde. Kies wilde met geweld aan land; doch de fchuit voer voort, terwijl zijne halsvriendin alle mooglijke redenen gebruikte, om zijne gramfchap te doen bedaaren. Te Amfleldam gekomen zijnde, werkte hij bij Verdugo uit, dat .'er ene uitwisfeling van wederzijdfe gevangenen toegeftaan werdt. Alva zou, gaarne tot koeling van zijne wieedaartige bloeddorst, de Haarlemfe Burgers hebben doen doden; doch het gevaar van de Spaanfe Edelen, die in de magt der Nederlanderen waren, beteugelde zijne gramfchap. Burgemeester Kies werdt uitgewisfeld tegen zekeren Lieve van Weldam. Zij malkander naderhand ontmoetende, zeide IV. Deel. P de 225  Burgemeester tegens Lieve f „• Hoe f is uw' ongeluk za « kléin, of bet rnijire zo groot, dat een Brouwer van Haat0 kirt teg'eh een'' Heer als gij zijt kan opwegen ? *' waar op dèfce antwoordde: ,-, Ik zóu' het mij niet heigen, ai hadde H i tegen een Brouwers' knegt moeten uitgewisfeid worden." —— Hooft, Ned. Hist., bl. 3.38.' Va» Müter'é», iV«k fol.- 93-.- brecht (LIVÏNüS van), geboren te Antwerpen omtrent het jaar 1515; voibragt ëcn gedeelte' zijner lettcroefFéningen Hl het k'óliegie van' de Valk te Leuven; zedert begaf hij' zig tdén der Frandskviers, en wierdt Monnik in het klooster de- Èêcoltetten van' die ftad. Zijne Opperften hem vervolgens tot den predikdienst e'n bteg'iftoel voorbe'chi-kt hebbende, vervulde' hij die beroepsbezigheden met reef ijver en liefdadigheid; den tijd die hem hier van oveii'choot, beftedende tot TlSl bëoêftenèn der digtkonst, waar voof hij' veel iieftiebberij hadf. Vervolgens, is hij g'éweest Gardiaan van het klooster te MccheleH,- in welke ftad zijn iet'énsdraad wierdt afgefnedën, 6*8 19 feptembér 1558. Hij heeft in druk nagel .ten: 1. Car^ ken: quo Christus in ctttcc extenfus et fanguinoknius ewn Peccdtoïe expostulai £f eundem ad poeniteniiam invitat. Antv; 1543.iimts. 2'. Euripus, tragcedia Clir'istidM,- de Vitte hwnance ïrictrii' ftantid. Lovan. 1549. iimói Hiervan zijn' naderhand nog vijf bijzóndere drukken uitgegeven. 3. Memorabilis I-Iifioria, compêtténs agoiies illuftrium dliquói Martyrud, adjetïïs Prcefatiohibüs, ff pits Carmimbus F. Liv. Brechti, Lov. fim, 4-- Silva tioruni Caminuvi &c. Lovan. 1555. i2mo. Schoon dd» zé werkjes veelal mèt een warmen ijver en tedere godsvrugt 2ijn' gëfchiëvën,- verdienen zij egter ter nauweruood cm in fle" klasie der middelmatige digtftukken gerangfehikt te tvorderi. •f~ F- Sweertii, Ath Belg. p. 504. Vau Andr., Bibl. belg. p. 607 & 833. j. F. FÖpVéns'j Bibl Belg: p. 290. Paquot $ Memt ïkter. Toni; XI. p. 402-.404. SRE0A CGÉrArÖ van) j dus genaamd naar zijné gebooiW Kpttttl h Wa '>1 Breda is gewéést, kwam waarfchijnlijk op  BREDA. (KORNELIS van) (PIETER van) op 't laatst van de XVde eeuw ter wereld, begaf zig in de Orden der Karthukers van O. L, V. kapelle van & Enguien in Henegnnven, daar hij, na dit huis door de zuiverheid zijner zeden, zijne vermaningen en door zijne fchriuen geftigt te hebben, den 17 april 1474 ftierf; met het getuigenis, dat hij een man is geweest van een voorbeeldige godsvrugt, diepe geleerdheid en uitnemende welfprekendheid. Hij heeft gethreven: 1. Vita Domini nostri Jesu Cmisn,-rythno. 2. In Pfalmwn LXvij, Surge Domino. 5. De Religioforum Projesjione. 4. De Septem horis Canonicis. 5. De Sacramcnto Altaris, Jeu Eu- charistia. P. Sutor, Vitce CartuJ. p. 577. Dorlandi, Chronicon CartuJ. p. 444. Morotii, Theatrum CartuJ, crdinis. p. 88. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 270. Paquot, Mem. litter. Tom. VII. p. 14, 15. T. E. van Goor, Bejchr. van Breda, bl. 304. BREDA (KORNELIS van), geboren te Èmsftl uit een aanzienlijk geflagt, is een jongeling geweest van een uitmuntenden imborst, voorbeeldige zedigheid en fijn oirdeel; hij was zeer ervaren in de oudheden en gefchiedenisfen, hebbende te Leuven onder den befoemden Erycius Puteanus, zig met een ongemene vlijt geoeffend. Hij was een liefhebber van reizen, zag gants Italien, en vondt zijn graf in Bohemen, toen hij in 1620, met Keizer Ferdinand II. naar Kremnitz trok, ten einde die vesting aan de oproerige Bohemers te ontweldigen. Hij heeft gefchreven : Cymbam , Jive de Hora vejeendi Dialogum. Errores per Germaniar.i: quibus Germanv.e veteris ritus ferè includit. Lov.' 1613. 4to. 1 J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 194, 195- BREDA (PIETER van) , Konstfchilder, is geboren te Antwerpen in 1630. Hij was een uitmuntend Landfchapfchildcr, en wist zijne ftukken met Romeinfe gebouwen, vermakelijke hoven, prielen, fonteinen, en kleine beeldjes en beesjes op . te fleren. Kornelis de Bie getuigt van zijn werk, dat het is: Zoo edel zuiver, net, volmaakt gelijk het leven, Dat ook Natuur zelf geen volmaaktheid meer kan geven. P % Hij 227'  • f4f ékèda, (rütgês van) érédaal, Hi} hééft éeh reis naar Spanje gedaan, en bezogt vervolgens Itéilié en verfeheidene- andere landftreken, waar na' hij in zijne gtóbovtcftad te rug kwam, alwaar hij ook geftorven is.- Om en'ige kimde vair de waarde' der penfeelvoortbrengzelen van mm Schilder aari onze Lezers te geven, dient* dat op' dê verkoping van dén Ridder Baronnet, Rorbürt de Neuviele,ie Leijden- dëa 15 maart 173e gehouden,, twee kleine fc'hflder; ffffijés op koper van hem, waar van het efie verbeeldde Boeen Boerinnen danfende om den meijboom (Je., zijn verkogt vaÖT 7§ guldens. Nog twee Lmdfchapjes van hem op dé verHPS| van' Hendrik Schut te Rotterdam op den 8 april 1730' gehouden,- voor 215 guldens.- A. Houbraken, Schouwt, lh t)t BI; 223; j, C- Weyerman, Leven der Schilders, II. D', Bh üii Ger". HóETy ivaaf»;. tan Schilden h D. bl. 462. 574.. 'tiDA (R-ÜTGÉR Van), Griffier der Staten van 0*rjf* fth van iö74 tot den 19 januarij 1693, zijnde tevens Secre«HS honorair der ftad Kampen. Arnold Moonen heeft zijn' m mineld in dit onderftaande graffchrift: De vlugge en trouwe tolk dér ftaetgeheimenisfen En raetsbeiluiten , ai zijn rampen doorgeftreên, ^ Breda,- de réchte hant van Ridderfchap en Steen, Die Zijn bëfnede pen té vroeg; t'ontijdigh misfën. Rust hier. De Kampér Kerk, te zwaèr gefchokt door fplisfen Voor tweemael veertigh' jaer, gefmolten in geween En traenéh, zijgt fiaeu neer met Raethuis en Gemeen, Nu haerdees zuil begeeft, dén twist gewoon te flftfgrï. 'i Vernieude Raethuis der aeloude Burregftadt Treurt met twee Torens, die, voor't fpatten onderval Dén tijt braveeren j al de heilkunst tot een wondei-. Wat baet nu godtsvruchtj wat genepen flaethewint Lh zangkunde en de gunst; die men ten hove vindt? Ifi 's Lants Griffier gaè'h dees' geftarnten tevens onder; jtftÈbAAL (iamtm m)t Ëmtoêkf, is te M gtpüftj alwaar m Vaftër Kapitein van de Burgerij was j  £RE13£NBA£H. $m) &S#ffMijg) $j# flvas, en tellens ook de .koost uitoefende, zo dat hij den ,20011 tot onderwijzer verftrekte. Wanneer nu deze gevoelde, da t .zijne flagpennen den behoorleken groei hadden bekoinen, .op eigen wieten te kunnen drijven; nam hij .affcheid van zijn $adejr en tiok naar Wenen, daar hij wel ras bekend jaakte^ door zijn wel geordonneerde batailjeftukken, belegeringen ,ep meer -anderen van dien aart, zo dat hij :aan het Hof van Keizer Leqpold geraakte, tot wiens genoegen hij -vele .Hukken heeft gefchilderd, die .zo lang zij in wezen blijven,, z.lnn^t» zullen vereeuwigen. Twee Rukjes van d.ezen .Meester wier- . den .ten jare 1738 den 21 julij te Brusfel, in de verkoping ,vap den Grave de Eraula verkogt, voor ,64 guldens.. . .. j.. J, £. We7erma,n, Leven der Schilders., IV. D. bh f-93.- .OSS- Ro§tf Mamnl, van Schilder. L D. bl. .544. BREDENBACH (JAN), geboren te Dusfeldorp, is defchrij•ver v.an e.en djgtftuk, getijteld: Milipia Christiana, qua fiocetpp mui contra vitia carnem pugmndum. Dusfeld. JtSög. Dit ie .ul 't .ge.en men ons van .dezen man 'berigt , die. waarfelij^lijk; in de XVIde eeuw heeft geleefd, en rnisfchipn yerinaagfchapj; -was aan de beide volgenden. —— F. Sweertii, 4flh Relg.-^. 400. Val. Ande., Bibl. Jfclfr 467.. Faqvot, Mem-littAr/TfiMb V. p. 37- . BREDENBACH (MATÏHIAS)., is geboren .omtrent -'t jaar ■1489 te Kcrsp, -een dorp gelegen in Jt hertogdom Bergen.. rjE$a ^de lage fcholen doorgelopen te zijn, Jtudeerde hij .te J^eulsii ;in de wijsbegeerte, en wierdt den 10 maart 1524 tot Eicen.tiaat .bevorderd; drie jaren later werdt hij .ais Frcceptor caau, de Iatijnfe fcholen te Emmerik geplaatst, jeq na gedurep.deh«t .tijdvak van zes jaren met eenonbegrijpe!ijken .vIijt.erjijyqr .de werkzaamheid van die post waargenomen .te hebber^, >>;algde hij den Rector Pieter .Hombbkps -vak (Gofsim. dn zijne dien ing op. Bredeneaoh die deze fcholen .26 jaren met zeer •■ygej ^oerrj heeft beftierd, en in groten bloei gebragt, üierf:.op ene jftigtÊ-Jijfee wijze den 5 j.unij £5-5-9., ia hst %ofte jaar dijnes ..oudjs» ¥ 3  33^ doms, drie zonen en ene dcgter nalatende. Hij was in zijn vak een ervaren letterkundige, doorkneed in de leerftukken van den Roomfen godsdienst, en ijverig daaraan verkleefd; voorts een braaf man, die zo zuinig op zijn tijd was, dat het hem altoos fmertts, wanneer 'er maar iets van verloren ging. Men heeft van hem in druk; i. Introduttiuncula in Grcccas literas qv.antum ad reüe legendi £? pronuntiandi ratimem attinet, tam veterem juxta Eüasmi Roterodami Jententiam, quam illam, qua nestra tititur ■ cetas. Col. 1534. iimo. 2. Lucros Fenestella, de Sacerdotiis £f Magiftrailbus Romanorum, correüus, refiitutus, £f fcholiis illuftratus. Col. 1539. i2me. 3. De Disjidiis, qua nostra hac tempestate tanto cum terrore ja&ant Ecclefia- navem, a quo, quibus rationibus hac fint excltata £fc. Col. 1557. i2«io. It. 1576. l2mo. 4. Apologia de eo quod qidbusdam vifus est, in firn de disfidiis in Religione componendis libello, acerbius in Martinum Lutherum fcripfisfe. Col. nmo. 5. Hyperaspistes pro fuo de componendis in Religione disfidiis libello adverfu calumnias Henrici Pilei Mindani. Colon. 1560. 121110. 6. In LXIX Pfalmos, feu Hymnos Prophetx David priores, in S. Jefu Christi EuangcHum fecundum Mattileum, erudita, Catholica £? pia Commentaria, fecundum hebraicam veritatem, Êf veteram orthodoxorum Patrum monumenta, fummo ftudio elucubrata. Col. 1560. Ato. 7. Epistola duo? de negotio religionis, nunc primum excufce. Col. 1567. i2«o. F. Sweertii, Athen. Belg. p. 557, 558. Hartz- heim, Biblioth. p. 239. Val. Andr., Bibl. Belg. p. 658. Paquot, Mem. litter. Tom. V. p, 37--41. BREDENBACH (TIELEMAN), een zoon van Matthias, wierdt te- Emmerik geboren in 't jaar 1544. Zijne jeugdige letteroefeningen doorgelopen zijnde, beoeffende hij de wijsbegeerte in het kollegie der Drie Kronen te Keulen, en wierdt in 1562 tot Meester in de vrije konffen bevorderd; vervolgens ging hij naar Ingolftad in de theologie ftuderen, en te Keulen te rug gekeerd zijnde, bekwam hij de waardigheid van Doktor in die wetenfchap. Zijne verdienden, deden hem opvolgehjk benoemen, tot Kanunnik van O. L. V. te Antwerpen, toen in 1567 BREDENBACH. (TIELEMAN)  J5«? van SS. Florent en Casfius te Bonn, ;alwaaj tijg jare* later fiefident van % .Sijnode was, en .eindelijk van St.GcwoQ *e Keulen. Hij ftierf in die ftad den 6 meij 11687, <»l JgW Tieleman Bredenback was voor 't tijdvak waar in hij leefde, een geleerd Theologant, zeer Ijverende ivoor het £&Joof, c£ » deugdzaam Priester, en die met vele .aanzienftjkf mannen in vertrouwelijke yriendfchap leefde , inzonderheid jnet den .geleerden Martinus Eisengrein, die hij naar 0fis& benevens den godyrugrigen Abt Lodewyk de Blois hadt ,verzeld enz. Be voornaamfte werken die hij in druk heeft nage* Haten, zijn: 1.-Catechismus Citholicus &c. Col. 15.62. izmo, td. fee. Lovan. 1577. in folio. 2. Joelis Prophetia prp cenewys gxplicata &fc. Lovan. 1563. 3. Belli Lhemd., qupd mgnuf Mofcmce Dux anno 1558 .contra Lmnes gesfit., nova & metygrabllis Hifloria_, lamentabilem univerfa Torpatenfis Prpvinciw Ugffr tionem £f exci-nwn compleïtens, bonafide conferipta. Co}. 2564. #w. 4- De vindiStis ,cjf foenis .Sacrilegor-um. ■Col. i-SdS- i-pl».. 5. -Orationes de Purgatorio. Ingolfl. f 566 6. Inflnuaimmm Di fc™* BreDÉJXBURGS 1^ iM»*^/ BREDERO, zie BREDEROO. BREDERODE, is Ce naam van een der ^ fifi M^ xyifte geflagten van Holland, die men wil dat uit den ftanune de. Graven van dat gewest, zouden zijn voortgekomen, namentlrjk uit Arnolph, Arnold of Arnoud, den eerften van dien naam onder de Hollandje Graven, zoon van Graav Dirk den II; en dat Sif.fried of Sicco, de eerfte Heer van Brcderode was. _ Tot opheldering van 't geen dit luisterrijk geflagt betreft, o.rdelen wij „iet beter te kunnen doen, dan hier Te plaatzen het berigt, dat daar van de Heer Jona Willem te Water, zo grondig bedreven in onze Vaderlandfe Gefchiedemsfen en Oudheden, heeft medegedeeld, in deszelvs uitmuntend werk, getijteld.: Hijlorie van het Verbond en de Smeekfchnften der NederlandjeEdelen. II. D. bl. 280-286. éant.C*) Vele Oudheidkundigen hebben zig bevüjtfgd, om de grijze oudheid, hogen adeldom, aanzienlijke bezittingen, roemragtige verrigtingen, en nauwkeurige ftamlijsten, van 't geflapt van Brederode aan den dag te leggen, 't Zal genoeg zijn, Inerte noemen Joannes a Leydis de origine & rebus gestis DoWnorum de Brederode, in Matthjei Anal. vet. avi, Tom. I. pag. 587-740., die, naar den fmaak van zijn' leeftijd, het geflagtregtster zo hoog ophaalt, als enigzints gefchieden kan, en t zelve 'daarom begint van Adam, den eerften mensch; Idem Ann. Regahum Abbatum Egmundenfun. Cap, XIV. p I2 I3 ed Mattim; Anonymi Chronica de Hollant et ejus Conütam, in' tisdetn Anale&is Tom V Dan- ««. p p„ „.„ n t! „ J-um. v. pag. 529, I. Bockenberg, Hifloria et Qenealogia Comitum Brederodiorum, ülustrisfimce gentis Hollandicce gedrukt te Leijden, in't jaar 1588 ; P, Heutekus, rerum Bul gun - hb VI. pag. 230-233; P. Voet, kort Verhaal des oorfproncks, voortganeks en daeden der Doorluchtige Heeren van Brederode, uitgegeven in 't jaar 1656, in 't frans verjaald ten jare 1663, en hoofdzaaklijk in flegt nederduits rijm 1 ge  BREDERODE. 233 gebragt, door P. van den Brgeck, die in 't jaar 1657, uitgaf, de Doorluehticheijt van Brederode uit den Graeflijcke Huijfe van Hollands:; van Leeuwen, Bat. Wuft. bl. 884-892-; Smaliegange, Oir. van Zeeland, bl. 729-732. Ook bezitte ik ene uitvoerige Genealogie der Brederoden, in 't latijn geichreven door ene onbekende pende, en lopende tot Walraven van Brederode, die in 't jaar 1475, zijnen vader in verfcheiden heerlijkheden opvolgde. Men kan nog fommige aanmerkelijke dingen, nopens de Brederoden , vinden bij den Here Meerman, Orig. Typogr. Tom. I. pag. 40-43., een werk, dat aan Nederland en den Schrijver eere aandoet, ook naar 't getuigenis van den Hei e des Rociies, fchoon die geleerde man, anders, de eere der eerfte uitvindinge van de drukkunst dewBralanderen wil toegekend hebben. Zie Mémoires de 1'Académie Impériale et Royale de fciences de Bruxelles. Tom. I. pag. 515-539-, waar hij ook onderzoek doet,, of Laurens Kostek uit de Bredero- den afkomftig zij. Over het ongenoegen van Keizer Karel, tegen Reinout van Brederode, vader van den vrijheidlievenden Hendrik, gefproten uit de verandcringe, welke bij in zijn wapen gemaakt hadt, kan men zien het Repertorium van de plakaten, bl. 26. 29.; Connoisjance de la Noblesfe d'Utrecht, pag. 41-43-; en Meerman, /. c. pag. 39. Wanneer Hendrik van Brederode overleden was, verfpreidde zig een gerugt, dat het egte geflagt der Brederoden, met hem, in 't manlijke geheel een einde genomen hadde: te meer, om dat hij zijne heerlijkheden en goederen, bij uiterften wil, bemaakte aan zijne oudfte zuster, van welke zij kwamen op hare enige dogter, die, in't jaar 1590, ongehuwd geftorven is. Het is onzeker, of Pieter van Brederode, een bekend Regtsgeleerde in de XVIde eeuw, en Gezant van de algemene Staten aan de Hoven van verfcheiden Duitje Vorften , uit dit huis voortgefproten zij; 't gene Scaliger rondelijk ontkent. Men zie Scaligerana Jecunda pag. 243., Fotpens, BibU Belg. Tom. II. pag. 966., Burman, Nat. ad Syllog. Epistol. Tom. I. pag. 588. Doch, dat het gerugt, boven gemeld, geheel en al ongegrond geweest zij, is buiten .alle bedenkinge. P1 fe-  «34 BREDERODE. Ifidién wij, op \t voetfpoor van den kundigenHere mkGm*; ïesei, Sie 21g hier over breder uitlaat in zijn (Wfju vw AR Hoof,ftuk, dit voorgeven aan onkunde toefchrijven, zullen wij 't minfte iemand be'ediger. Wanneer Geertrui van Bronehorst, gelijk gezegd is, i„ 'tjaar rS90 ongehuwd geftorven is, bleek welhaast, dat het doorluchtig .geflagt der Erfderoden geen einde hadt genomen. Reinout en Walraven van Brederode toonden, dat zij uit dit zdvde feut, dooi- wetügs geboorte, afftamdem Vergel. van Leeuwen, hi. -891 gij kwamn ;n ,£ bezi[ dw voorouder!j goederen, doch „iet zonder groten tegenftand en vele moeihjkheden Zij, en hunne nakomelingen, verkregen de hoogfte eerambten, in en buiten ons vaderland; rot op Wolferd Heie tot Brederode, aan wien de Stoten van Holland verboden' den titel van geboren' Grave uit den Meüjken Huize van Holland te blijven voeren. Na zijn overlijden, ten jare 1679, vondea ook de Staten goed, de bezittingen van zijnen huize te trekken aan 's lands domeinen, doch de irkomften daar van aan Zijne zusters, voor haar leven, af te ftaan. Hij was van oirdeel., aat hem, uit hoofde zijner afkomfre uit de oude Hollandfe Graven, het regt van voorzittinge in de Ridderfchap, na den Prins van Oranje, die hem ook in dit begrip fterkte toekwam. Hier over hadt hij een regtsgeding aangevangen tegen zeven Leden van de orde der Ridderfchap. Doch met zijn affterven bleef deze twist fteken. Zie Wagenaar', Vad, Hift. XV. D. bl. S8, 39--; die hem noemt, den laatften behenden mannelijken afkomeling uit dit oud en adel.jk huis; en fchiijft, dat zijn wapen, naar 's lands gebruik, met hem JDJt graf gelegd zij, op dat niemand zig hetzelve, naderhand, ten onrechte, zou toeëigenen. Vei gelijk van Leeuwen bl, 892 , en Hoogstraten bl. 380. Aan de waarheid van dit laatfte verhaal twijffele ik niet. Men weet .egter, zelvs door onwraakbare voorbeelden, dat het breken en begraven der wapenen, riet altijd, de uitftervinge van een geflagt voldinge. Zeker, in dit geval niet. Dit blijkt uit het gedeelte der ftamlijste van de ór^zroden, te vinden fcij Smallecance,  BREDERODE. 235 •bl. 730, 731. En> dat he£ hoogadeüjk geflag1 del' Bre" deroden, tot op heden, niet geheel uitgeftorven zij, zal ik nu, uit volzekere bewijzen, aantonen: waar mede ik hope mijnen Landgenoten een' aangenamen dienst te zullen doen. Reinout van Brederode, de derde van dien naam, ging een heimelijk huwelijk aan, na het overlijden van Filifpina van der Mark, met Katryna van Holten, adelijke dogter uit het land van Kleef. Zij werdt door Heere Reinout, den 21 fèptember 1546, verlijd en beleend met zekere Middel-waard, gelegen in de rivieri de Lek, nabij Lexmond; doch onder voorwaarde, dat dit leen aan de heerlijkheid van Vianen zou wederkomen, indien zij zonder kinderen, bij hem verwekt, overleedt. Zo zij kinderen naliet, moest dit leen aan hun komen, en vervolgens op hun wettig kroost erven, zo lang 'er iemand was, van zijn lijf gekomen. Welk verlij door Keizer Karel den V, op den 28 april 1548, goedgekeurd, en, ten voordele van Katryna van Holten, bekragtigd is. Reinout van Brederode verwekte, door natuurlijke geboorte bij dezelve drie\inderen, Reinout, Sandep.inaen Sara; over welken hij haar tot voogdesfe aantelde, den 8 december 1553. Het oorfpronglijk bewijs hier van is nog voor handen. Uit het zelve, gelijk ook ' uit ene menigte andere papieren van dien tijd, blijkt duidelijk, dat hij genoemde kinderen openlijk voor de zijnen erkende: 't gene ene plegtige wettiging was,, naar 't gewoon gebruik der grootte Heren en Edelen in dien ■ tijd. Sanderina en Sara traden in egtverbintenisfe met Heien van geboorte en aanzien. Reinout, Heer van Bolswaard, een kasteel in 't graavfcbap Vianen, werdt beleend, na den dood •zijner moeder, met gemelde Middelbaard, den 22 fept. 1506. Hij ging een wettig huwelijk aan, met Josina van Arkel van Asperen en Vuuren. Bij het aangaan der huwelijks-voorwaarden (Afte Antenuptiaal 4 aug. 1584- MS.) waren tegenwoordig: van zijne zijde, Arthus van Brederode, Eaadsheer in 't Hof van Holland, Albrecht van Egmond, Lodewyk van Brederode, en Roelof Grauwert; van haren kant, Pieter van Asperen, Heer van Vuuren, Gerrit van Roon, Pieter 'van  S3tf *an Duitschland , Vrijheer tot Rhon en Pendreclrt, Harbes* •van der Lanwyk , Heer van Geldemalfin, e„ Maximiliaan van der Lanwyk, Heer van ZW. Jiehalven dezen, onder, tekenden ook die voorwaarden M. van Egmond van Mieri*. Hefm, Sanderina en Sara van Brederode. Reinout Met Bit dit huwelijk met Josina van Arkel, na, Hendrik van Brederode, Heer van Bolswaard, Drosfaard van^afe» die bij het leven van zijn' vader, verlijd is met gemelde Middel «A**; op de zelvde voorwaarden, in den voorbanden leenbrief uitgedrukt (MS. Extract uit het Register van de Lenen die verheven zijn aan Walraven, Here tot Badende) Hij hadt m huwelijk Geertruid van Rebbe van Amerongen gefproten uit een oud en adelijk geflagt, dat tot nu toe in hoog aanzien blijft. Zij hebben verwekt Frederyk Lodewyk van Brederode, Here van Bolswaard, Drosfaard van Ameiden en Tienhoven, Hoogdijkheemraad van den Alblasferwaard Hij werdt, na den dood van zijn'vader, den 22 julij 1676 beleend met de genoemde Middelwaard, door Wolferd van Bre, derode, die zig, in 't hoofd van den veriijbrief, noemt de lijnregt «ièdéïgedaalcJ z'j uit Reinout? Van Brederode, die ook de va :er was van Hendrik Van Brederode, het hoofd der verbonden Edelen. u. Nog zijn 'er in Noordholland verfcheiden Ij&edero* den, die, door natuurlijke geboorte, zedert omtient diie eeuwen, uit het oude huis der Brederoden afkomftig zijn. Hier van hebben zij volzekere bewijzen, welke, om meer dan ene reden, lezenswaardig zijn. Het Geflagtiegister bij f. W- te Water, IV. Deel, bl. 57., is door ene kundige hand opgefteld, en behoorlijk door verklaringen bekragtiget. De brief van Walraven van Brederode, nader bevestigd door zijn* zoon, toont onwraakbaar, dat Walraven Dirksz. Van Brederode, uit wien de tegenwoordige Brederoden in Noordholland afdalen, moete gehouden worden als een ftamgenoot van dat aanzienlijk geflagt. Hier uit zal men alleenlijk konnen afleiden, dat aan enige nakomelingen van genoemden Walraven Dirksz. van Brederode, zelvs bij onzen leeftijd, de oefFening der jagt in de houtvesterije van Holland en Westfriesland, op befluit van Heren Meesterknapen, zij vergund geworden. Het voorbeeld van Walraven, Here van Brederode, die zijne ftamgenoten, fchoon tot lager' ftaat vervailen, openlijk erkende, is des te roemwaardiger, om dat het zeldzamer is. Zie ook de nauwkeurige Ge- flagtlijsten, ih het IV. Deel van den Heer J. V/. te Water, Bijlage lett. R. bl. 140-147. Voorts ook Bijlagen, lett. R. No. 2 en 3. Als mede: «öefiacfttboom .ban alle De manne* Iijf-ic rÖationieïtnsen uit ïjet ouö abelijh fïamfjtifsS öcr ïjtren van Brederode, rii^tciibe op echte $tübhm/ het fjctinrjenig bet cmüe ïironijKen / en latere ï?iporien ban cm£ ©aberfanb / beo? Jakob van den Toorn. 23ehoorcube tot het HanhaMg* $el ban öe ©aoerlanDfe ïfifiorie ban Jan Wagenaar. ?[tnft. 17881 gr. 8bo. ' " Nu zullen wij nog ingevolge de ons voorgenófnen taak, in ene alphabetife orde, uit dit aanzienlijk geflagt, enige berigten laten volgen, van Mannen, die zig den vaderlande verdienftelijk hebben gemaakt, of , door  =4° BREDERODE, [TRANS van) door hunne bijzondere bedrijven, verdienen gemeld te wor- BREDERODE (FRANS van), dé tweede zoon van REI. hoox de II, wierdt volgens Joh. a -Leydis, geboren den 1 * marijk, daar Aubade, >lker Franfen Oorlog, 3» beiert hebbende, wierdt hij fa 1478, door zijne moeder Jolande, raar de Lmfe Hogefchool gezonden; alwaar hij het tijdvak van omtrent io jaren doorbragt, zig in vele ridderlijke wetenfehappen oeffenende: Tweeëntwintig jaren bereikt hebbende, werdt hem in april des jaars 1488, door enige voorname het opperbevel over de voorgenomen krijgstogten opgedragen. Hij nam zulks geredelijk aan, voorwenden-' de, de wapenen alleen ten dienfte van den jongen Filtps m den wandel PhiüppeMonfieur genaamd, te voeren; en begaf zig naar Sluis in Fiaanderen, alwaar te dier tijd de alge mene verblijfplaats der Hoekfen en der Flaamfc ballingen was. J4& daar fchuimde hij langs de Zeemvfe en Flaamfe Aromen op de Holiandfe koopvaarders, en bemagtigde gedurende dezen zomer, veifcheidene vaartuigen der Leijdenaren, met woïle en fchapenvellen geladen. Doch in den herfst bragt hij ene vloot van 48 ichepen in gereedheid, bemande dezelve met omtrent 2000 Hollanders en Flamingen, en zeilde den 18 november ooor een onbevaren diep, federt, naar hem, Jonker Franfen' G* genaamd, naar den mond der Maze. De toeleg was Rotteraam te bemagtigen; doch alzo men met de vloot, niet verder dan voor Delfshaven komen kon, doordien de Maas hier toegevmzen lag, ftapte Brederode met g50 man, &m m trekkende langs den SMmfen dijk, regt op Rotterdam aan. IX Schedmfe poort, wierdt door enigen, die over de bevroren gragt den muur beklommen, welhaast overweldigd. Brederode, met de overige manfehap, binnen gelaten zijnde, maakte z.g, des nagts na den 19 november, in een ogenblik, van de gantfe ftad meester, zonder dat men van iemand gewaagd vindt, die bij deze overrompeling, het leven verloor. De  BREDERODE. (FRANS van) De Hoekfen en Flamingen, die fcheep gebleven waren, kwamen des morgens, ook allen in Rotterdam, alwaar Brederode terftond orde op de regering ftelde, zijnde den Bailjuw Willem van Reimeeswaale , heimelijk ter ftad uitgeweken,. Ook deedt hij, zonder uitftel, arbeiden aan 't verfterken der ftad; 't welk met zo veel fpoed, voortging, dat men, in den aanvang des volgenden jaars, 't gefchut op de nieuw aangelegde werken planten kon. De Hoekfen vloeiden, middelerwijl, van alle kanten, naar Rotterdam, dat opgepropt werdt van volk. Brederode liet zijne manfehap 't platte land alomme, en tot voor de poorten der fteden, ftropen. In december kwam Zweder van Zevender, Bailjuw van Schoonhoven, door de Kabbeljauwfen van zijn ambt ontzet, te Rotterdam, en haalde Brederode over, tot het ondernemen van enen aanflag op Schoonhoven. Men bemande terftond tien rijnfehepen, negentien kromjievens, zeventien roeijagten en zes buizen, met omtrent iooo man, die, onder bevel van Joris, bastaard van Brede, rode, den lekftroom zijnde opgezeild, in den donkeren avond, voor Schoonhoven aan land kwamen; doch van de Burgers zo wel ontvang.n werden, dat zij met verlies van meer dan 2c® man, te rug deinzen moesten, en met agterlating van het meeste ftormgereedfehap. en enige vaartuigen, naar Rotterdam keerden. De Rotterdammer Hoekfen ftaken, daarentegen, nog voor 't einde des jaars, den brand in Delfshaven en Schonerlo. Ook bemagtigde Jan , Burggraav van Montfoort, het flot te Woerden. Arend van Ysselstein bewaarde dit flot, doch liet het, uit gierigheid, flegts door enen wagter bewaken, waarom 't verrasfen van hetzelve den Burggrave weinig werks gekost hadt. Men hieldt het, ten dezen tijde, voor den fleutel van Holland. Montfoort deedt den Hollanderen veel fchade uit dit flot, ftropende ten platten lande, of vorderende brandfchatting van de naaste dorpen en'herenhuizen. Brederode zelv' maakte hier insgelijks zijn werk van. De fchamele landman fmaakte alomme de bitterfte vrugten van den binnenlanden oorlog. De toen regerende Graav van Holland, Maximiliaan, die IV. Deel. Q tef- S.AÏ  44a BREDERODE. (FRANS van) teflèns Roems-Konmg was, vernomen hebbende, hoe hst g) Holland gefchapen ftondt, befloot een keer derwaarts te doen , en alle Kabbeljauwsgezinde fteden, tegen Rotterdam, in de wa*. panen, te bre. gen. Op den iS januarij I4So, deedt hij zijné intrede in Leijden, alwaar de'Steden ter dagvaart befchreven, en vergaderd waren. Maximiliaan vermaande hier alle da leden, met zo veel welfprekendheid en ernst, tot het beleg *an Rotterdam, en het onderbrengen der Hoekfen, die hij enen ongebonden hoop plunderaars noemde, dat men cenpariglnk befloot, ene algemene beirvaait te befchrijven, en Rotterdam, ie water en te lande, te belegeren'. Zo beflotcn zo gedaan, want omtrent den aanvang van febrtiarij, was 'er reeds een aanzienlijk leger, te Delft bijëengebragt; ook verfcheen hier Maximiliaan, om orde te ftel en. Aan Dordrecht, Gouda, Briele en Vlaardingen, weidt het bewaren der ftromen toevertrouwd; intusfen dat de Poorters van Haarlem, Delft, Leijden, Amfleldam en enige anderen binnen Schiedam werden gelegd, om die ftad te bewaren; en het was aldaar, dat Maximiliaan, cp den n februari;, den Amflch dateren het voorregt fchonk , om zijne Roomfi koninglijke Kroon, boven hun wapen, te mogen \oeren; ene gunst, die de Amftcldammers, door het beftrijden hunner landslieden* duur genoeg kopen moesten. De Maas werdt alomme met fehepen bezet, en de ftad, van de landzijde, ook ten nauwften ingefloten, zo dat 'er, niet dan met groot gevaar, enige voorraad in te brengen was. Maarten van Pclhein en de Stadhouder Egmond, hadden *t voornaam bevel over de belegering; terwijl Maximiliaan zig intusfen te Dordrecht onthield t. Brederode, dit beleg voorziende, hadt de ftad, uit de omgelegen dorpen, ruim van mondbehoeften verzorgd, en vondt zig in ftaat, om een langdurige belegering door te ftaan; zelvs deedt hij, van tijd tot tijd, uitvallen, ten einde de bef» gciaais te bei'chadigen, die, gelijk de beurtwisfeiende kans des krijgs loopt, nu tot zijn voordeel, dan tot zijn nadeel, uitvielen. Op den 14 februaiij, ondernam hij om Schiedam te ver-  BREDERODE. (FRANS van) -43 verrasfen; doch deze aanflag mislukte. In deze ftad, lagen, behalven vele Hollandje Poorters, ook een goed aantal vreemde krijgsknegten in bezetting, onder welken, Brederode hei. melijk verftand hieldt. De Poorters en krijgsknegten lagen geduriglijk famen overhoop:, cn Brederode vuurde den tweefpalt aan; in zo verre, dat enige dezer krijgsknegten zig verbonden hem Schiedam te leveren, indien hij zig, op zekeren bepaalden tijd, derwaards begaf. De affpraak bleef geheim genoeg; doch egter leuterde het, doordien de vreemde krijgsknegten, door zeker gefchreeuw, welke zij voor het beraam, de teken hielden, misleid, den aanflag in dé ftad, een uur te vroeg begonden, en flegts kort na dat Brederode uit Rotterdam op weg was getogen, 't Eerst vielen zij aan op het huis, alwaar de Haarlemmers geherbergd waren: doch werden hier, en naderhand ook door de andere Poorters, gelejd door Willem van Boschhuizen, zo wel ontvangen, dat zij, geenen onderftand van Brederode bekomende, niet alleen te rug moesten deinzen, maar fpoedig overmeesterd wierden. Brederode toen, bij Schiedam zijnde, vernam haast, dat de aanflag verknoeid was, en keerde, onverrigter zake, naar Rotterdam terug. Wat later, tradt hij ook in heimelijke onderhandeling met 'enige Burgers van Gouda, die hem de ftad beloofden te leveren; doch de Stadhouder Egmond, kreeg hier de iugtvan; deedt, onder anderen, vijf Burgers van't kerkhof, alwaar zij hoopten veilig te zullen, zijn, ligten, en openlijk onthalzen; waar mede deze onderneming insgelijks te loor liep Op den 6 maart, gelukte het Brederode egter, Over' Jchie te bemagtigen, alwaar de belegeraars zig fterk verfchanst hadden en ene talrijke bezetting hielden. Des anderendaags, ftelde hij 's Gravenliage en Haag-Ambagt op ene brandfehatting van 2co rijnje guldens ter maand; en dergelijk lot trof ook Delfland. Zelvs verkogt hij, tot in Rijnland toe, Brieven van vrijwaringe. Voor Jt einde van maart, werdt 'er tusfen den Grave van Egmond en de Hoekjen, in het dorp Ka,peUe, over eeu verdrag gehandeld, doch niets beiloten. .. Q 2 De  244 BREDERODE* (FRANS vak) De belegering vair Rotterdam AMidt nóg; en de ieeftogt bê» go» 'ér, Offer de Burgerijs, langs hoe fchaarfer om te kowén. Brederode befloot derhalve enen fchéepstogt langs de lék te doen , om mondbehoeften te halen. Agtëntwintïg grote kmnjkvens en rijnfchepen , twaalf roeijagten en buizen, bemand met 1400 koppen, ftaken af van Rotterdam op den •3 junij. Jan van Naaldwyk, Freb. van Zevender , Jan van Keöonenbürg en verfcheiden anderen hadden 'er 't bevel over. De Oostenrijkfi fehepen , die, hieromtrent, de ftromen bewaarden, te weinig in getal zijnde om deze vloot aan te tasien, zonden naar beneden om hulpe, en haalden, met zes grote oorlögfchepen en verfcheiden' anderen, de Rotterdammers, die bij Streefkerk ten anker gekomen waren, den volgenden nagt, in. Hier ontftondt des morgens, een hevige fcheepftrijd, in welken, de Rotterdammers, overmand door het grof gefchut, van welke de Oostenrijkfe- fehepen voorzien waren, de nederlaag kregen. Naaldwyk raakte, met 350 man, niet zonder gevaar, aan land, en ram de wijk naar de ftad' Montfoort; een groot deel der andere manfehap fueuvelde, of werdt gevangelijk nazi- Dordrecht gevoerd; alwaar men zig'de grootfte eer der overwinninge toefchreef; de meeste Rotterdamfe fehepen raakten insgelijks verftrooid, of vielen in vijandelijke handen. Ook bleef het niet bij deze ramp, want de Rotterdammers, enige vaartuigen met granen, van Woerden, door de veenen, naar huis voeren willende, werden, weinige dagen later, bij MoordrecM, door 2400 Oostenrijkfen, aangetast en t'enemaal verflagen. Jan van Naaldwyk en Frederik van Zevender werden, bij deze gelegenheid, gevangen genomen. Van 1200 man, die uit Rotterdam getrokken waren, kwamen 'er niet meer dan 300 te rug. Naaldwyk en Zevender zaten niet lang te Dordrecht in hegtenis. Zevender brak uit, door het heimelijk gemak, en raakte, door een eng watertje, aan, en voorts over de 'wallen. Naaldwyk werdt om een gering losgeld ontflagen; mids hij beloofde, zijn best te zullen doen, om Rotterdam, bij  U-REDERODE. (FRANS vah) bij eerlijk verdrag, in Maximh-iaan's handen te doen ©vj»- leveren. Terwijl hij hier toe zijne poging bij Brederope aanwendde, hielden de Gemagtigden der Heden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leijden, Amftéidam, Schiedam en Briek, die den-zwaa,£« ften last van dezen -binnenlandfen krijg te dragen hadden» dea Bevelhebber van Po&hain te Gouda, voor; „ dat het lang„ durig beleg van Rotterdam, en andeie rampen van den tjs» „ genwpordigen tijd de welvaart en nering, van onder '-s-Lands „ ingezetenen, verbannen hadden. Zij vertoonden hem, dat de handwerken ftil Ronden, doordien vele Poorters., © Schiedam en te Gouda in bezetting moestgn .blijven liggen! „ dat het platte land, waar uit de fteden een groot deel wan „ haar welvaart -trokken, woest lag, en geen .voerdeel -gaf; „ dat de landhuren onbetaald bleven.; dat de fteden ook .geene renten meer voldoen konden, en alomme buiten 's Lande bekommerd werden; dat de Flaamfe kapers, met name die j, van Skds, de fcheepv-gart -onveilig maakten, en dat de 3$„ vensmiddelen ondertnsfen, hand over hand, duurder werden.'' 't Slot dezer klagte was, een ernftig verzoek-: „ da? 'er toch een fpoedig einde van den hangen •binnehland&n krijg gemaakt mogt worden; op dat de rust in-Holland'h&t>. „ fteid zijnde, 's Lands welvaart eens wederom bJoeijen WOtf „ als te voren." Polhain, den fteden niets dan goede woorden we ende te geven , verzekerde haar egtert dat de dfyltW' dammen, te einde adem gevogten, wel dra tot de IjqfBjpÊt genooddior.gen zouden zijn, Terftond hier na, deedt hij :a5k-n Rotter dammaren, die zig onder de gehoorzaamireid des i£.scjbp> fhnings begeven wilden, -fchriftelgfc vergiffenis aanbieden» X welk zodanige uitwerking hadt, -dat -de -Bnrgerjj Jcftkhere Trans op 't ernftigst aanmaanden, om de ftad, bij verdrag, op te geven. Hij befloot 'er eindelijk -toe. ^ Verdrag wt-rdt te Kapelle getekend. Volgens hetzelve, „ moest JBsEfiWÏ* „ met al de zijnen de ft?d, binnen .zes dagen, ï«fine», drzelve met alle hare geregtigheden den .Prinfis of aynem^el'!„ heer overleverende, en alle oofkgsbehoeftea ^»r^«*«S^-," e  H6 BREDERODE. (FRANS van) De Stadhouder Egmond kwam, op den 25 junij, met <5co man, van Overfchie in Rotterdam; en des anderendaags verliet Brederode de ftad, met 1050 man, fchecp gaande naar Sluis, alwaar hij, op den vierden dag, behouden aankwam. Op zodanige wijze eindigde de merkwaardige belegering van Rotterdam, die weinig minder dan zes maanden geduurd hadt. De Stadhouder Egmond removeerde terftond de Regering, en ftelde ene andere, alle uit' Kabbeljamvsgezïnde beftaande, in derzei ver plaatze aan. Ook werden enige Hoekje gevangenen, te Delft en elders , openlijk onthalsd ; onder welker getal zig bevondt Andries Lepeltak , die de ftad voor Brederode hadt helpen bemagtigen, en hem, aldaar, federt als Prokureur-Generaal gediend; nog Joris, bastaard van Brederode , die Bailjuw der ftede geweest was, en Warmbout Warmboutszoon , die Jonker Frans eerst verwelkomd, en der ftede fleutels voor hem bewaard hebbende, ' door hem, tot Burgemeester was aangefteld. De Hoekfen te Sluis zaten onderfusfen niet ftil. Brederode rustte ene vloot uit van 3S fehepen, bemand met 1200 koppen. Hij ze!v', die nu, of al vroeger, den naam van algemenen Stadhouder van den jongen Grave Filips, aangenomen hadt, voerde het opperbevel over deze vlote, en zeilde uit de haven van Sluis op den tweeden julij. Eerst deedt hij ene landing in de eilanden van Overflakké en Duiveland, daar na in 't land van, Strijen, alwaar, enige dagen, met plunderen en blaken gefleten werden; dit verrigt zijnde, wendde hij 't naar Goirede, welke ftad, nevens de gantfe heerlijkheid van Voorne, aan welke Maf.gareet van Jork, weduwe vaa Hertog Karel, thans verlijftogt was, te voren Brieven van ïrijwaringe van hem bekomen hadt. Dan doordien hij begreep, dat hij', 't land van Voorne, met de fteden Briel en Gotjede in zijne magt hebbende, de vaart der Hollanderen en Zeeuwen merkelijk belemmeren kon, deedt hij eerst Goerede, ten behoeve van den jongen Grave Filips, opeisfen. Die van binnen gaven tot antwoord, dat zij zeiven in ftaat en gezind . waren, om de ftad, voor den Grave, te bewaren. Teen ' deedt  BREDE&OBE, (MANS va») itf éeedt Brederode terftond 't gefchut en 't fto«ngtt.«effi Jonkor Pmuen ■QtMg* Wagen., Fal H5/VVI» D, bl. O 4 HUfc  £4S BREDERODE. (GYSBREGT van) BREDERODE (GYSBREGT van) , tweede zoon van Heer Walraven, en Johanna van Vianen enAmeide, Proost van St. Maarten en St. Sahator, werdt den 7 april des jaars 1455 in de plaats van den overledenen Bisfchop Rudolf vmn Diephout, met genoegzaam eenparige ftemmen, en zonder acht te liaan op verfcheidene aanzienlijke en magtige mededingers door de vijf Kapittelen, tot Bisfchop van Utrecht verkozen' zijnde 'er alleen twee Kanunniken die op Steven van Beyeren hadden geftemd. Voor den aanvang van de verkiezinge, hadt Gysbregt, om dezelve te kunnen bijwonen, zig als On' derdiaken laten inwijden. Terftond na zijne aanftêlling, werdr hij in 'tkoör der Domkerke, in den Bisfchoppelijken zetel geplaatst; toen, voor 't groot altaar, den volke vertoond en openlijk, voor eenparig verkoren' Bisfchop, uitgeroepenwordende de plegtigheid met het zingen van het Te Dam en andere Kerkgezangen befloten. Agt dagen later, nam Gys eregt, de voorregten der Geestelijkheid, des Raads en der Gilden van Utrecht plegtiglijk bezworen hebbende, met hun verlof, zijnen intrek in 't Bisfchoppelijk paleis. Vervolgens gaf hij aan fommige ballingen, die, onder zijnen Voorzaat de ftad hadden moeten ruimen, verlof om weder daar binnen te komen, en plaatfte hen in den Raad; doch dit wierdt door de andere partij zeer euvel opgenomen; ja enigen begonden reeds famenrottingen te maken, doch zij verbeurden er hun burgerfchap om; en verfcheiden' werden 'er zelvs om onthalsd. Ook werdt de ftads Banier, hier op, weggefloten en de Gilden keurden, dat men elk, die, onder ene nagemaakte Banier, oï fihuifwimpel, vergadering maakte, vrijelijk en fin. der misdoen, Jlaen ende vaen zou mogen. De meesten, die 't met den overleden'Bisfchop gehouden hadden, weken, federt allengskens ter ftad uit, naar Amersfoort. Bisfchop Gysbregt, zig allenthalve in 't bewind des Bisdoms handhaven willende, verwierf kort hier na, de bevesttgmg in 't wereldlijk gebied van Keizer Frederik den III Ook zondt hij een aanzienlijk gczantfchap naar Rome, om de bevestiging zijner verkiezinge van den Paus te verwerven, niet 1  EREDERODE. (GYSBREGT van) Siïet verzuimende het gefchenk van vier duizend dukaten, welk hier toe ftondt, ten fpoedigften naar Rome over te maken. Hertog Filips van Bourgondien zwol middelerwijl van fpijt, om dat men David, zijn natuurlijken zoon, te Utrecht voorbijgegaan was. Ook was de verkiezing van Gysbregt van Brederode, voorden Kabbeljauwfen in Holland, een fteen des aanftoots; zij maakten elkanderen diets: „ dat Reinoud „ van Brederode, het hoofd der Hoekfen, als afkomftig uit " het geflagt der oude Hollandje Graven, toeleg hadt, om het „ graavfchap van Holland te bemagtigen; waar toe hem, dag"„ tenze, zijn broeder Gysbregt, Bisfchop van Utrecht blij. „ vende, de behulpzame hand zou kunnen bieden." En hoewel men getuigd vindt, dat dit vermoeden geen den minften grond hadt, blies men 'er egter Filips zedert, de oren zo vol van, dat hij, die hier van zeiven reeds genoeg toe neigde, eerlang befloot, de bevestiging van Bisfchop Gysbregt, te Rome, te dwarsbomen, en David, Bisfchop vaa Terouanne, 't kostte wat het wilde, op den Utrecltjen zetel te plaatzen. Ten einde hier in te flagen, vaardigde hij terftond Johannes Godefridi , Bisfchop van AtrecU, een geftepen Kerkdijken, naar Rome af, die den Paus, thans Kalixtüs den III, voorhieldt: „ dat Brederode geen Bisfchop zijn mogt, „ om dat hij zig in den krijg tegen de Gentenaars hadt bevon„ den;" ene reden, die kwalijk paste in den mond eens Gezants des Hertogs van Bourgondien, ten wiens behoeve deze krijg gevoerd was. Wijders verzogt hij: „ dat de Paus de bevestiging van Brederode weigeren, en David van Bourgondien met het Bisdom van Utrecht, befchenken wilde." . Men behoeft niet te twijffelen, of dit verzoek is onderfteund geworden, door rijkelijke giften. Brederode's gezanten werden, met goede woorden, opgehouden; de Paus ftieek wel hunne medegebragte dukaten in zijn laadje, en behieldt die; doch hij verleende de verzogte bevestiging niet. De Bisfchop van Atrecht flaagde beter ; Kalixtus leverde hem heimelijk de brieven over, bij welken David van Bourgondien, tot Bisfchop van Utrecht werdt aangefteld. Q s Dan 240  BREDERODE. "(GYSBREGT van) Dan alvorens men er, in'tStigt, kennis vm :kon ^ ben, hadden de Geestelijkheid, Ridderfchap en Steden een. pang bloten, hunnen verkoren' Bisfchop, Gysbregt va» Brederode, bij voorraad, en tot dat hij van den Paus bo vestigJ zou zijn, tot voogd en befchermer des land char *e bellen; gefchiedende zulks op den „ fèptember. fe» h.er van kennis bekomen hebbende; en voorziende dat ft te Rome zijne begeerte verkrijgen zou, begaf zig te-en den aanvang van november, n^r Holland; van zins, 'om met het volgende voorjaar heirvaart te befchrijven, en zijn bastaard aoon David, met geweld, ten Bisdomme in te voeren Men kreeg, in ï Stip, teiftcid kennis van de toebereidzeis, die fiLirs m Holland maakte, des werdt 'er befloten de Rad Utrecht van krijgsvolk, benevens ammunitie en rn^rd' behoe-ten, te voorzien. Reinoud van Brederode, Hm» van Montfoort, en enige andere Edelen, die 't met den verkoren Bisfchop hielden, trokken 'er binnen. Ook verbon den de Geestelijkheid en Ridderfchap van 't Medérfiigt en de ftad Umcht zig, op den 9 april 1456, met de ftad Utetm om Gysbregt van Brederode te blijven aankleven zo !*m 'er geen ander Bisfchop door den Paus bevestigd, en alomme in 't Sugteikend zou zijn. A!M,foort neigde grotelijis tot B.sfc op David, en fchijnt zig hierom in dit verbond niet te hebben willen begeven. Kort na het fluiten daar van verwekten de Gilden, te onvrede over het inbreken van vreemd krijgsvolk, enen oploop onder >t grauw, da°t op 1 bekkenflag, gewapend, op de Neude, vei fcheen, fchelderide op de Vroedfchap, welke zij allerlei leed dreigden. Dcch Gysbregt van Brederode, me: verfcheiden' fcfefes en kn® ten op hen aftrekkende, noodzaakte de woeste merite ftond, tot het afleggen der openen. Sedert verbeidt hij den Gilden morgmfpraken of bijëenkomften te houden en alle bekkenflag, oP iijfftptffe, dan hier bij bleef her niet', want de voornaamfte aanhangers van Bisfchop David, vrouwen zo wel a s mannen, werden gevat, en zwaar gepijnigd. Daniël van Niswaal, die 't klerkambt van Utrecht, om 1850 ponden gó»  BREDERODE. (GYSBREGT van) 2$t iogt hadt, werdt van 't zelve verlaten; ook werdt zijn' flot en heerlijkheid Rljnejlein, dee.lijk geplunderd; en zijn ambt enen der aanhangeren van BisfchopXÏYSKREoT gefchonken. Allengskens werdt egter de rust, in Utrecht, voor ene korte wijle herfteld, Met dit al, was Gysbrsct van Brederode bedugt voor het onweer, dat hem, uit Holland, dreigde; en h'ieom zogt hij, door bemiddeling van Jan, Heitog van Kleef, en van Jan van Hensberg, Bisfchop van Luik, met Hertoge Filips te verdragen. Doch hij wendde vergeeffe moeite aan; wast Filips hadt nu de Pausfelijke brieven, bij welken zijn natuurlijke zoon David, tot Bisfchop van Utrecht aangefteld werdt, bekomen, en zondt lerftond daar na, Adriaan van Borssele, die aan Anna, ene zij.er natuurlijke dogteren, gehuwd was, met een leger, naar 't Stigt. N Amersfoort cpende hem terftond de poorten, ook Reenen, dat nog onlangs plcgtigiijk beloofd hadt, den verkoren Bisfchop Gysbregt, zo lang als iemand getrouw'te zullen blijven. David van Bourgondien begaf gig, hier op, van Jan van Wassenaar en enige manfehap verzeld, over Gorlnchem en Tlel, eerst naar Reenen, en toen naar Amersfoort, en deedt zig in beide deze fteden, voor Bisfchop erkennen. Sedert hieldt hij zig op het flot ter Horst, welk, door den Slotvoogd, Everard van der Eist, aan Adrïaan van Borssele was ingeruimd , alzo men hem de 7000 rljnfe guldens, voor welken hem dit flot verpand was, te rug gegeven hadt. In julij, trok Filips-ook, aan 't hoofd van iAcco man, uit den Hage op, om Utrecht te belegeren. Terwijl hij te Leijden, enige dagen, vertoefde, werdt 'er door den Hertog van Kleve, door-Reinoud van Brederode, wiens heerlijke goederen in Holland gelegen, reeds door Filips waren aangeflagen, en door enige anderen, wederom vrugteioos, over een vergelijk gehandeld. Filips trok vast voort naar' Woerden, en van daar op Tsfelflem. Zijne aannadering trof Bisfchop Gysbregt en de Utrechtfen met zo diep een' fchrik, dat men den Hertoge van Kleef en enige andere Heren vrijheid gaf, om, op de beste wijze mooglijk, met Filips over-  fiJ2 BREDERODE. (GYSBREGT van) overéén te komen, en de Rad, het kostte wat het wilde, voc* t gevreesd beleg te bevrijden. Men floot dan, kort hier na een verdrag te Tsfiljiein, op den volgenden voet: „ Gysbregt „ van Brederode zou afftand van 't Bisdom doen, en David „ van Bourgondien alomme voor Bisfchop erkend worde* „ Brederode zou Domproost van Utrecht blijven, en daarenboven befchonken worden, met de rijke Proostdij van St " ;°ZS tC Sr"SSe; °°k Z0U hiJ zij"e Raadsheersolaats i„ „ den Hage behouden, en dubbele wedde genieten. Uit de » lntomften des Utrechtfin Bisdoms, welken thans, in 't ge. „heel op 50000 rijnfi guldens jaarlijks, werden begroot 5, werden hem 4200 rijnfi guldens, jaarlijks, toegelegd- en „ 50000 gouden leuwen eens, tot vergoeding der onkosten, „ die hij om t Bisdom gedaan hadt." Sommigen voeden 'er bij: „ dat hij, uit de inkomften van het Bisdom van Te„ rouanne, ook 2000 guldens jaarlijks trekken moest" Na 1 't fluiten van dit verdrag, kwam Filips met Bisfchop David en vele anderen binnen Utrecht, David werdt, terftond tusfen den Domproost Brederode en den Domdeken Jan PrÓois naar de Domkerke geleid, en in den Bisfchoppelijken zetel geplaatst. Na dat Gysbregt van Brederode, dus door Herto* Filips was genoodzaakt van het Bisdom afftand te doen, wierdt hem henevens zijnen broeder Reinoud, door denzei ven Herto* enig bewind over de burgerlijke regeringe der ftad opgedragen! Dan de Bisfchop en zijn aanhang beweerden, federt, dat de beide broeders zig veel meer gezag aanmatigden dan hun afgeftaan was, en de Regering der ftad, „aar eigen'zinnelijkheid veranderden; fchoon hier egter niets van met klaarheid bliikt was dit egter het voorwendzel, dat hij hun beide in augu's'us 1470 gevangen liet nemen, en ieder in een bijzonder vertrek op 't flot van Wijk te Duwftede bewaren, 't Hieldt aan tot in augustus 1474, eer dat Gysbregt op vrije voeten wierdt ge. field , na dat hij afftand van zijne Domproostdije hadt moeten doen, en hij overleedt in 't volgende jaar te Breda. Inftnmi. Elecl. G. de Bred. in Mattiuei, Anali^ Tom. I. p. 64-7.  BREDERODE. (HENDRIK van) 153 647. & feqq. Tom. V. p. Matth., Fundat. £? FaM Ec- clef. p> 168. JoANé a Leydis , van de Heer. van Breder, in Matth. And. Tom. I. p. 653 &C Wag. , Vad. Hifi. IV. D bi- 49-53- 59- 129. 135. K. Burman, Utr. Jaarb. 11. D. bl. 282-328. 456. 515- 520. III. D. bl. 9--11. 26. 117. BREDERODE (HENDRIK van), een waardige telg uit dit doorlugtig huis gefproten, wierdt geboren te Brusfel in december 1531. Men vindt geene bedrijven hoe genaamd, van zijne jeugd of jongelingfchap opgetekend. Het eerfte dat van hem gewaagd wordt, is, dat hij tot mannelijke jaren gekomen zijnde, op de rolle der Edelen gefteld werdt, en dat de Staten, in bet jaar 1563 het befluit namen, om hem, uit hoofde van zijne overgeleverde verklaringe, te befchrijven op de Dagvaarten der Edelen, als hebbende hij op het voetfpoor'van zijnen vader, ten duidelijkften aangetoond, afkom» ftig te zijn, tut de oude Graven van Holland en Zeeland. Den ouderdom van 25 jaren bereikt hebbende, was Bredekode één der mededingeren naar de waardigheid van Coadjutor in St. Baafs Abtdije te Gent, doch zij werdt aan Viglius van Ayta opgedragen. Hij zogt zig aangenaam bij den Koning tc maken, en zulks gelukte hem; ook gaf hem Filips ten jare 1559, het bevel over ene bende van Ordonnantie. Doch kort daar na een weerzin krijgende aan de dwingelandije in 't burgerlijke en den godsdienst, voegde hij zig aan de zijde-van Oranje en anderen, die den Kardinaal Granvelle openlijk weerftonden; en kwam vrijmoedclijk uit voor de lere der Hervormden, zelvs door ondertekeninge van hunne geloofsbelijdenisfe, welke hij ook openlijk onder zijn gebied liet prediken. Dit toont de gronden aan op welke Brederode de eerfte konde zijn, die -het Verbond en Smeekfchrift der Edelen, ingerigt ter verkrijginge van dit onfehatbare pand, tekende en onderfchraagde, ja alles wat hem dierbaar was, daar voor opzette; en zulks heeft bij volftandig uitgehouden, tot aan zijn jongfte levensfnik. Brederode woonde dus niet alleenlijk alle de zamenkomften der verbondene Edelen bij, maar hij  254 BREDERODE. (HENDRIK VAK) bij was ook de gene, die het fmeekfchrift aan de Hertoginne van Ba*ma overhandigde j daarenboven was hij ook de bewerker van het' tweede f^fehrift, en de aanvoerer van het derde. Een nieuw bewijs dat hij voor de vrijheid van den godsdienst alles veil hadt, blijkt uit zijne ondertekeninge van het fmeekfchrift aan den Kming, waar bij het aanbod van qo tonpen gouds gedaan wordt ; en Brederode zig alleen voor ioooo kronen aanfprakelijk Melde. Geen minder warme ijver bezielde hem voor het behoud van de burgeiiijke vrijheid, want hij verbond zig radeihand tot het opbrengen van J2ooo Kareis guldens, indien de Nederlanders zig in.ftaat wilden fielden, om het juk der dwingelandijs door geweld van wapenen, af te ic uidden. Dit waren geen ijdele beloften maar hij toonde met 'er daad, door het verfterken van zijne' floten Ameiden en Vianen, en door het aanwerven van krijg», volk, dat de zaak hem regt ernst was; en dat, fchoon 't hem aan magt mogt ontbreken, het hem egter nimmer aan goeden wil zou feilen, om tot een medehelper ter verlosfihg van het verdrukte Nederland te verftrekken. Het weigeren van den nieuwe,; eed door hem, was het toonbeeld ook van een onlochenbaar blijk, dat hij het geweld van Filips niet fchroomde; hier door viel hij ook in de hoogfte ongenade bij de Landvoogdesfe,' wier gunfte hij, nadeihand, nooit meer kon verkrijgen. Of hij egter gezogt hebbe, zig met haar en den Koning te verzoenen, gelijk men wil, is onzeker. Va»*' ter gaat het, dat hij zig, voor een korten tijd, van 's Hmo. genlosch meester maakte; en een' aanflag op'feh onder am , die egter Tout afliep. De ftroop, dien zijne krijgsknegten door Kennemerland en Westfriesland gedaan hebben, met onder anderen, kloosters en de fchone Abtdij van Egmond te plunderen, en zo 't waar is, daar fterk aan wordt getwijffeld, dat zij ter zeiver tijd een groot aantal handfchriften, ook 's Lands oude gefchiedenisfen betreffende, zouden verftrooid en ver- . nield hebben, blijkt niet, dat op zijn last zoude zijn gefchied. Op den 27 februarij 1567, vondt Brederode middel, om bedektelijk te Amfleldam te komen; hier toe genoopt door de be-  BREDERODE. (HENDRIK van) beroerte, die in deze Rad was ontdaan, en waar uit hij hoopte enia voordeel voor de zijne of de gemene zaak, te zullen bewerken. Zie hier hoe deze gebeurtenis zig toedroeg. Hij .begaf zig, op den avond van genoemden dag, te p'aard naar Ouwerkerk, en ging van hier te voet, flegts door twee Edellieden verxeid , tot digt bij .de ftad , alwaar hij Clement Volkertzoon Coornhert bij zig in de herberge ontboodt, ten einde met hem te overleggen, op wat wijze hij 't best in de ftad zou kunnen geraken; dit was bezwaarlijk, want aan de poorten werdt, ten dezen tijde, ook bij dage, feberpe wagt gehouden, en niemand vreemds wierdt ingelaten, dan die zijnen naam en woonplaats opgaf. Door de bomen was aan alle vreemdelingen ontzegd, binnen te komen, Maar Coornhert, hem, alleen door zijne beide Edelheden verzeld, met zig, in een open fchuit hebbende doen treden, deedt hen, zonder zig aan "t roepen der wagt te kreunen, fnellijk door den amftelboom roeijen, en bij de turfmarkt aan den wal zetten. De Regering, kort hier op de mare horende, dat Brederooz , dien zij 't hoofd van alle Geuzen noemde, in de ftad was, ftondt niet weinig bedremmeld, voorzeker gelovende, dat hij door de Onromnfen ontboden was; fchoon zulks in de Gedenkfehriften van Laurens Jakosszoon Reaal, ontkend wordt. De Onroomfen waren met dit al, zeer in hunnen fchik, met de tegenwoordigheid van zulk .een aanzienlijk hoofd. De voornaamften lieten zig dagelijks in zijn gezelfchap vinden. Ook begaven zig vele Stigtfe, Friesfe, en andere Edelen cn voorname Burgers naar Amfleldam, die vermomd als kooplieden , fchippers of boeren, de wagters aan de poorten onregts namen opgaven ,• hier onder bevonden zig o.ik de beide Friesfe Edelen Sjoert Beyma en Hartman Galama. De toevloed van zo veel volks, gaf gelegenheid tot het vernieuwen ener fcherpe keure op het bewaken der ftad en op het toezigt aan de poorten, die den derden maart afgekondigd werdt, en onder anderen behelsde: „ dat alle vreemdelingen, die binnen „ drie weken in de ftad gekomen waren, in den tijd van 24 „ uren, 'a*5  256 BREDERODE. (HENDRIK van) „ uren, gehouden zouden zijn te vertrekken, op ene boete „ van zes kareis guldens, ten ware de waarden of waardinnen „ deszeiven, binnen dien tijd, bij den Schout kwamen en „ z.g borg Relden voor het goed gedrag en getrouwheid hun. „ ner gasten." Intusfen was men te Brusfel, niet minder bedugt, dat de komst van Brederode en van zo velen der verbonden EdeIen, te Amfleldam, iet euvels brouwen mogt. En, de kommer vermeerde.de, zedert dat men vernomen hadt' dat'er" omtrent Vianen, enig krijgsvolk bijëen getrokken werdt. De Landvoogdes vondt derhaiven geraden, Jakob de la Torre Seoctaris van den geheimen Raad, die zig thans te Utrecht bevondt, aan de Regering vm.AmfteUm te zenden, met enen brief, waar in zij haar vermaande: „ om den Heer van Bre„ derode, door overreding of uitgedrukt bevel, de ftad te „ doen ruimen, waar toe zij zig des noods, ook van de tree„ pen des Graven van Mecen bedienen mogt." De la Torre verklaarde, daa.enboven, „ h:e deHertogin hem gelast hadt • „Brederode, zo hij,naar de Wethoudeifchap niet horen „.mogt, uit den naam der Landvoogden, enen tijd vèn »* „ uren te ftellen, om de ftad tc verlaten, of hem bij wtigfi „ ring, de fchuld te wijten, van al het onheil \v 'er jft ontftaan mogt." Burgemeestcren, verlegen met'der | ef raadpleegden, over den inhoud, met Oad-Bur; cmeesteren en Schepenen,. en merkten vooreerst aan : „ dat enigen uit de „ Vroedfchap, die over de . Onrmmfe zijde helden zig zeer „ ftoten zouden aan 'tgene van den Grave van Meg'en gezeul „ werdt, waar uit, zo 't rugtbaar werdt, nieuwe opfchudding „ te vrezen was. Daar na dat Brederode hun een affchrift . „ of ten minften lezing van hunnen last afvergen zo*, en door „ dit punt eerder tot blijven gevergd, dan tot vertrekken ,, bewogen worden." Zij deden nogthans de Vroedfchap, die hier in gekend moest worden, vergaderen. Doch begaven' zig terftond na 't (cheiden der bijëenkomfte, en .alvorens 't gerugt daar van verfpreid kon worden, naar de herberg des Heren van Brederode, die, gelijk men voorfpeld hadt, zonde:  HEXNOTTD II? AGTTIENDE HEER van BREDERODE, dook. de UTRECIITSCHE BISSCHOP, DAVID van B0UK60NMIN, j>k RIDDERORDE vak't GULDEN VLIES AFGERUKT.   BREDERODE. (HENDRIK van) *S1 der 't bevel der Landvoogdesfe te zien, welk men verklaarde, buiten haren last, niet te durven tonen, naar reden, bidden, of gebieden luisteren wilde. De la Torre zelv', van twee Schepenen verzeld, deedt dan, eindelijk, op. enen voordemiddag, zijne boodfchap, na dat hij, onvriendelijk bejegend, met taai geduld, geantwoord hadt. Brederode verklaarde, ongehouden te zijn, zig naar het bevel der Lapdvoogdesle te gedragen, zo lang het hem niet getoond werdt, zig te gelijk, met hoge woorden, beklagende : „ dat men zijne verdediging „ ten Hove niet hadt willen horen, daar hij 's Konings ge„ trouwe dienaar, en zelvs bereid was, tegen de wederfpan,i nelingen te paard te zitten." Burgemeesteren zonden daar na Adriaan Pauw, Herman Rodenburg, en anderen, van hunnen Penfionaris of Secretaris verzeld, om Brederode tot vertrekken te bewegei:, doch 't was vrtigteloos. Hij antwoordde: „ dat hij doen zou, gelijk hij 't verftondt." De gemeente middelerwijl dugtende, dat zijn perfoon niet veilig ware', bewaakte des nagts, zijne herberg, daar de Prins van Oranje uithing, met omtrent honderd man. Ook was 'er voor dezelve, bij dage, een grote toevloed van menfchen, onder weiken, de lueet van vive les Gueux'. dikwils geho rd weidt; al 't welk den Raad zo bedugt maakte voor ppfchudding, dat men befloot, den gewoonlijken ommegang met het facrament, die thans in de vasten plagt gehouden te worden, niet te laten voortgaan. Doch hier bij bleef het niet, want enige Friesfe en andere Edelen, en onder dezelven Lancelot van Brederode, beftonden, op den 17 masrt, de la Torre, in zijne herberg en kamer op den Dam, te overvallen, en hem aldaar, tot 's anderendaags, als in gijzeling te houden, terwijl zij zijne papieren doorfnuffelden, hem een koffertje met de gewigtigflen en daar onder 't verhaal zijner verrigtingen, ontnamen, en aan Brederode bragten. Des hij, voor erger dugtende, met allen fpoed de ftad verliet. De Hervormden hadden dien zelvden morgen een verzoekfchrift aan de Magiftraat ingeleverd, «vaar bij zij onder anderen verzogten, om Brederode bij voorraad als Overfte van het IV. Deel. R krijgs-  ÊKEDEKÖDE. (HENDRIK va:T) krijgsvolk-' fer benoemen« tot Jat de Prins van Oranjs, af» Stadhouder, daar in nader zóu voorzien. Burgemeesteren, bavreesd, willigden zulks in, onder voorwaarde, dat men 'er alvorens des Prinfen goeddunken op zou hebben verftaan; er) hier op verklaarde Brederode: „ dat hij, den ongedragen last «, en tijtel, ten dienfte des Konings en tot bevordering der h ruste' en ee'ndragt in de ftad, aanvaardde, zonder dat hij „ het b.'geerde te doen, tegen '( gene, bij den Prinfe zou | worden goedgevonden." Ook feagf de aanvaarding van die ambt de' gemeente weder tot bedaren, die viij wat aan 't gis(&i was, De Prins bewilligde, zedeit, in alle de begeeide? punten* uitgenomen in dat van 't opperbevel van Brederode, dien hij zijne mening, door enen bijzonderen bode, beloofde té zuilen laten weten. Oranje voorzag duidelijk, dat de mast te gering was, om den Koning het hoofd te bieden, ook, dat de Regering van Amfleldam, niets, dan gedwongen ten voordele van de Onromfen deedt, en 'er dus geen de minfte ftaat op haar was te maken. Brederode die intusfen, reeds op zijn verzoek, van een getuigfehrift van den Raad voorzien was, dat hij zig altoos ful gedragen hadt, uit enen Edelman, van wegen den Prinfe van Oranje aan hem afgezonden, berigt bekomen hebbende, hoe alles over ftuur dreef, dat hij zelv' op zijn vertrek naar Duitsland ftond, en hem als vriend vermaande , ook op eigen veiligheid te denken, bewoog hem om op den aftogt bedagt te zijn. Hij liet zig dan vei luiden; dat hij geneigd was de ftad te ruimen, zo zij * hem ëhe matige fora' op zekere' zijne landen, bedijkt in de Berger- en Kieimeer, vèiftrekken konden. Gaarne wilde de Wethouderfchap den hieuwen Oveiften flijten j doch zij vreesde voor den ondank \ari 't Hof, zo zij hem enige penningen opfchoot; om dézèrii te ontgaan, bewogen zij Herman Rodensurg en Adriaan Pauw, om hem 8000 guldens op hunnen naam, doch Voor reienIng der ftad, te fchieten. 't Geld werdt zijnen Rencemeeter fpoedig behandigd, en dien zelvden nagt'vaö dë'd 87 april j VfK ök hij oni elf uren , met zijne gemalinne müLU va5 N.'élwsnAar, en een aanzienlijken ftoet van Ede» len,  BREDERODE. (HENDRIK van) 2.53 len, niet zonder grote aandoening zijner vrienden, en bijzonderlijk van de Hervormden. Men hadt bezorgd, dat de fleutels bij den boom wpen, en twee karveels op ftroom, nevens een waterfchip, door hem met gefchut en volk voorzien, en dienende tot zijn geleide tot in 't Vlie toe; van waar hij zig met de zijnen naar Embden begaf, en van daar verder naar Duitsland; voedende even als Oranje, -de hoop op een gunftiger .keer van zaken. Den 24 januarij 1568, deed de Hertog van Alva hem openlijk indagen. De befchuldigingen die men tegens hem inbragt, waren: „ dat hij, onaangezien 's Konings gunfte, de zijde „ van Oranje hielde; en het hoofd der verbonden Edelen it ware. Hier van hadt hij blijken gegeven, zo door andere „ verrigtingen, te voren reeds gemeld, als door bet gebrui„ ken der benden van ordonnantie tegen 's Konings dienst; „ het ligten van brandfehattingen; de verwoestinge van ker„ ken en kloosteren; gevangenneminge van's Konings onder„ danen; zig meester van Zeeland te willen maken; die van „ Nf,vegen te ontraden, krijgsvolk binnen te laten; de Land„ voogdesfe te bedreigen, indien zij hem en de zijnen geen „ genoegen wiide geven enz." Hier op volgde, vier maanden latef, een geftreng vonnis tegens hem. Hij werdt balling, en al zijn goed verbeurd verklaard. De Koning ftelde, naderhand, iemand aan tot Ontvanger der heerlijkheden, die eertijds aan Brederode toebehoorden, en nu aan hem vervallen waren. Dan Brederode beleefde dit vonnis niet, doordien het over hem geftreken wierdt na zijnen dood, die voorgevallen was den 16 februarij, op 't flot Harnhof of Harenburg, in de veste Rekelinghuizen. Dat hij zijne droefgeestigheid door Iterk drinken willende lenigen , in ene hete koorts gevallen, en daar door uit het leven zou gerukt zijn , getuigde Viglius van Ayta; die ook aan Hopperus fchreef, wanneer'er een algemeen, doch onzeker, gerugt nopens den dood van Brederode liep: wij geloven geredelijk, 't gene wij. wenfchen; en, ware zijn dood twee jaren vroeger vooigevallen, wij zouden, misfehien, van zeer vele onheilen bevrijd gebleven zijn. R 2 , |jXE-  .Sff© BREDERODE. (HENDRIK van) BiujDERODE'sweauvre, Amelia, Gravin van Nimvenaar, bïj pik* hij geene kinderen verwekt heeft, hertrouwde,, niet lang daar na, met Frederik den III, dien godvrugtiecn Keurvorst van den Pakz; en zij werdt, volgens de voorwaarden pGptJi bevrediginge, herftefd in de verbeurde goederen'van haren man, voor zo verre de Heer Brederode daaromtrent gsene andere befchikking hadt gemaakt; want de meesten van die, moesten, volgens zijn laafften wil, komen op zijne zuster Johanna , Vrouwe van Humiepd, aan wier dogter Geertruid, zijnde Johakna reeds in 1573 overleden, toegewezen werden alle de allodiale goederen. _ De Gefchiedfchrijver Hooft heeft de gefiaïte en het karakter van den uitmuntenden Brederode, met deze woorden M,:emaa!d: „ van peifoon was hij lang, en wei gefchapen, „ kloek van gemoed en vernuft, miid en aanminnig; maar heet Van hoofd en ffi'f op zijn ftuk." Ook werdt bil met alle regt gehouden voor het fceraad der Nederlanden,,, roemwaaidigst door zijne deugd en dapperheid. Geen wonder dan Pok, dat de Am leldamje Hoogleraar Boeman, in 't jaar tjfiS zijne manhafte pogingen voor de Nederlamlfe vrijheid, openlijk , opzonge en allen vaderlandlievende!] in ijerüik digtm-at aanpreze, in ene latlj,fe Redevceringe, in genoemde jaa. uitgekomen, en herdrukt onder de Poëmata van dien Hoogleraar onder dezen tijtel: Brederodiüs, feu libertatis hatavce fecidari'a altera. Ook is die, korten tijd daar na, in 'c nederduits. ver taald, door den Heer Ant. Hartsen, waar in onder anderen deze regels op zijnen dood worden gevonden: Toen ook voor >i Dtl-!Uch gewen de grote Brrdsrodp t Baiaafich verwislcn gingl maar ach! 't voor altoos Aan de yrlad met et,,> drom ian Eedlen ,£ fcheei| ^ OntaeiWe bij het Land, en eik, die v.m den nek Het jtrik der Roomfche Ker'.e en ijdfé plesnïbeden 1,8,1 »r8«--worpcn, trenidc en fcbreiaè om maiu vertrek Ml» vrijheid op zijn lik, toen bij naar behagen, ' Als buliing buiten 's Lands, ten grave daalde in vrêêl Het originele afbeeldzel van deaen groten man, met alle  BREDERODE. (HENDRIK GERRITS2. van) zorgvuldigheid als een dierbaar pand en gedenkft.uk der vrijheid, door den Grietman Gnno Zwier van Haren bewaard wordende, is ten jare 1777, benevens de uitmuntende boekfchat van dien Keer, en vele papieren van bet uiterfte aan* belang, lot opheldering onzer vroegfte Vaderlandfe Gefchiedenisfeu, met een gedeelte van deszelvs pragtig buitengoed te Wdvega, door de vlammen verteerd. Onder dit gedenkftuk der oudheid, las men: Sum Brederodus ego, Batavae non infina gemis Gloria; virtutem non unica pagina claudit. Ook gaat zijn af beeld-zei in prent uit, op meer dan ene wijze, en hetzelve is mede op enige gedenkpenningen te vindenZijne zinfpreuk was: peut etre , *t kan zijn. • - Vast be* Haer, de init. tumult. Belg. Lib. ö. p. £98-308. Viglios ab Avta, in vita. p. 50, 51. Ejusd. Epist. ad Hoppenen, p. 357. 400. 411. 481. J. B. de Tassis, Comnient. Kb. III. f. 230. A. Kluit, Hifi. crh. 'Cor.iitatus Hoil. fef Zeel. Tom. t pait. I. Br oef at. p. XXV-XXVII. Les fubtils moyens par k Cardinal Granvelles. p. 24. P. Voet, Verhaal der doorludttige Heren van Brederode. P. Bor, Ned. Oorl. III. B. bl. 103. 105. E. v. Meteren, Nederl. Hifi. II. B. fol. 44, P. C. Hooft, Ned. Hifi. IV. B. bl. 147. G. Bsandt, Hifi. der Reform. I. D. bl. 319. 321. J. W". te Water, Verbond der jEdeien, II. D. 'bl, 2Ö0-297. G. van Lcon, Nederl. Hifimep. I. D. bl. 76-87. Wagen., Vad. Hifi. VI. D. bl 7. 12,. 45. 86. I25. 133, 134. 141. 154. 164. 180. 199. 2ïï. 214. 219. 222. 2,50. 255. 258. 277. Wag., Btfchr. van Amfi. IJL bl. 217. 219. 234-244, 251-254. Leven vcaNederi. Ma&atx tn Vrouwetu X. D. bl. 5J-75. BREDERODE (HENDRIK GERR3TSZ. van), *fko#I% öit dit zelvde dooilugrig geflagt, is geboren •dea 6 fc&ebe* 1720, werdt in zijne lalidftreek en bij zijne bekenden,, alomme genaamd, jonker Hendrik van Brederode, jga is zn -wel als zijne broeders Pieter Gkssjtsz. en S^nssGassnmy^ ft I bö  - 262 BREDERODE. (HENDRIK GERRITSZ. van) bij Akte, in dato 26 meij 1773, uit hoofde van zijne geboorte, wettig en geregtigd verklaard, tot het oeffenen van dc jagt, in de houtvesterij van Holland en Westfriesland. Hij huwde den 9 april 1744, met Ariaantje Ysbrands , welke vrouw hij den 21 januarij 1748 door den dood verloor; agt jaren weduwenaar gebleven zijnde, trad hij voor de tweedemaal in den egt, met Euzabeth Pieters Zeemans; uit welke huwelijken bij behalven enge dogters, nog twee zoons heeft verwekt, zo wel als hij, beide nog ten jarei788 in het leven. De oudfle uit het eerfte bed voortgekomen, is Gerrit genaamd , woont aan het Nieuwe Diep bij de Helder. De jongfte Pieter uit het tweede bed, huisvest op eenDuinftuk , de Garsi geheten, mede nabij de Helder, beide generen zij zig met de Konijnenvangst. De vader, onze Hendrik , is mede woonagtig nabij de Heider, op een Duinftuk , de Cudder-didn genaamd , op welk Duin een vogelkooi) Quelderbeek geheten, gelegen is; alwaar hij de kost wint met de vangst van Eendvogelen en Konijnen. De zonderlingheid van het karakter- dezes Jonkers Hendrik van Brederode, noopt ons, om hem een weinig nader aan onze lezers te doen kennen; te meer, daar de waarheid van dit verhaal uit het Nafckrift, agter het werkje van den Heer Jakob van den Thoorn gevoegd , door de ondeitekening van Brederode zeiven, ten vollen confteert. De ouders van Hendrik, fchamele landlieden, door de fortuin met geen toereikend vermogen begunftigd, om hem een luisterrijke opvoeding te geven, was zelvs tot'zodanigeu trap verwaarloosd, dat hij al vrij verre in jongelingfchaps jaren was gevorderd, zonder te kunnen lezen of fchrijver. Deze onkunde was hem ongemeen hinderlijk, en daar hij van aart leergierig was, nam hij voor, het mogt gaan zo 't wilde, zig deze nodige behoeften tot de gemeenzame verkering, eigen te maken; dan doordien hij ver van enige buurt woonde, en dus geen gelegenheid hadt om van het onderwijs enes Scholmeesters gebruik te maken, tragtte hij hier in te voorzien, door behulp van zijne huisgenoten, en het doen van - een  BREDERODE, [HENDRIK GERRITSZ. v*s) «en reisje naar Groenland, ten jare 1741, Deze middelen, door zijn vlijt en onvermoeiden ijver geholpen, maakten, dat hij binnen korten tijd, lezen, fchrijven, en een weinig rekenen konde; en door deze goede beginzelen aangemoedigd { foefteedde hij al den tijd, dien hij van zijnen gewonen arbeid Jcon uitfnipperen, met zijne geliefde bezigheids net le^sn, waar toe hij voornamentlijk den Bijbel gebruikte, vallend? zijne bijzondere liefhebberij in het onderzoeken en fceoeflenea van de boeken der Profeten , zo dat hij ten laatften zelve een Profeet wierdt. Zijne gedurige befpiegeling .verltrekte, ren einde te ontdekken, wanneer en ter welker gelegenheid, dï voorzeggingen bij de Profeten gedaan, plaats konden ten moesten hebben. Het middel, dat .hij -hier toe te werk Helde, was# de ene profetie met de andere te vei gelijken, en irier door verkreeg hij enigermate, een beginzel van tijdrekenkundige'kennis.; weit beginsel hem aanvuurde dm ?l langs -hoe meer fc) het meig van die wetenfchap door te dringen,, ten einde 4 tgs .aangaande, gegi onder bepalingen te kunnen-maken. ïn dien ftusfentijd kreeg 'hij kennis aan den bekenden 'Tijdrekena^ (Gke:iber^ 'Schoolmeester aan de Oude .Sluis in de.Zijpe,, welk# anan in dat vak van ivetenfchap, door het uitgeven vaoenigg ■werkles„proeven van zijne kundigheid heeft gegeven; diffrelde Hindrik m ftaat, oin aan zijn verlangen'te kunnen-vpl» ■doen. '.Eindelijk bragt hij het door geftadige oéffening in 4$ iijdiekening zo ver, dat hij fomtijds aan zijne goede -yriendas ten bekenden., .aanmerkelijke zaken heeft voorfpeld, die ;!S.ey •vervolgens door de uitkomst bevestigdsheeft gezien ; .zegt dg iSc!'i»ver van 'het Nafchrft; die "er nog bij voegt.-: &Ü „ moet egter Jt. Hendrik -van Brederode, niet .asnmpr.ksB ^, als een dweper of geestgetuiger.; verte van daar, .maar :Ziinf: „ -voor(pellingen grondde hij altoos op de Eeltige Schrift, -f.p „ voornamelijk op de boeken der Profeten en -de Ojsxtfatingf „ -van Johannes. 'Zijne openhartige gulheid gi?: ,zp -yfiXQ?., ,,, dat hij telkens bij zijne voorfpe'Üngen ""er :zijne grondf r'-r.; '©pgafj en hoe de ene profetie^ door ihsse^, apet ijp sRHfeS » -vergeleken weidt; hoe de -ww-arden. en jtyft§ hjj tfse»  264 BREDERODE.-(HENDRIK GERRITSZ. van) „ vermeld duister fcmjne.de, bij een of meer van de ** „ dere Profeten en in verdere boeken van de Heilige Schrift, „ weder worden opgehelderd, en in het licBtgebragt; en aJ „ zo de tegte inhoud en betekenis kan ontdekt en verftaan „ worden. Veeltijds, voegde hij 'er bij, dat wanneer ieder ,, mensch en vooral de geletterden, de boeken der Profeten „ m de Heilige Schrift vervat, zo Vlijtig als hij, beftudeerde; „ dat men dan veie zaken, die nu als in het donker fchuileh, „ zoude ontdekken." „ Tot een Haaltje, van zijne tijdrekenkunde, en zijn begrip H van de Profetien, veilt;ekke, dat hij voor meer dan zes i> „ ren (dit is gefchreven in 1788) geleden, voorfpèld, en bij „ vervolg, altoos, met opgave van de texten der Heilige „ Schnft, welke hem tot een' grondflag van zijne voorfpelling „ gelegenheid hadden gegeven, niettegenftaande alle tegen, „ werpingen, welke deze of gene maakten, heeft ftaande „ gehouden en bevestigd, dat op of omtrent het 4ofte jaar des „ ouderdoms van den Prinfe Erfstadhouder, veie woelingen „ w ons land zouden zijn; dat Prwfifche Troepen in ons land „ zouden komen, en dat gemelde Prinfe dan veel groter ge„ zag zoude bekomen, dan hij, ofte een zijner voorzaten, „ immer hadden gehadt. Men behoeft zig niet verder hier „ omtrent uit te laten, dewijl aan een ieder bekend is, wat „ 'er m het jaar 1787 is gebeurd." „ Een tweede ftaaltjen van 's mans voortellingen zou men „ hier byvoegen; doch waar van de tijd zal moeten leren in „ hoe verre de uitkomst daar van, aan de voorfpellingen van „ onzen Bbkdesodb, insgelijks door hem gegrond wordende „ op de Heilige Schrift, en bijzonder op die van de Profeten, „ zal beantwoorden; beftaande die voorfpelling hierin - dat „ 'er binnen kort een oorlog buiten de palen van ons land „ zoude ontftaa», in welken vier voername Mogendhede* „ zouden gemoeid zijn. En dat ene van die Mogendheden „ daar door zeer aanmerkelijk geknakt zoude worden. Dat » die oorlog zoude duren tot in 't jaar 1792, waar na ons » land ia zulk een bloei zoude komen als het nog ooit ge- veest  BREDERODE. (JAN van) ^ weest is." —— Hoe zeer nu onze Erederode ten aanzien van deze laatfte zijner voorzeggingen inzonderheid, deerlijk den bal heeft misgeflagen, behoeven wij onze lezers niet te herinneren; en zonder hier verder over uit te weiden, zullen wij den Ziener Hendrik van Brederode, onder het getal van die Profeten rangfchikken, welke uit de voorhanden zijnde gebeurtenisfen, afleidingen maken, die hun eerst als waarfchijnelijke mooglijkheden voorkomende, trapswijze zo veel gezag bij hun krijgen, dat zij die als onfeilbaie waarheden befchouwen, en 'er hunne voortellingen op gronden; hoe zelvs grote Mannen in zodanige dwalingen kunnen vervallen, daar toe behoeft men flegts het voorbeeld van den geleerden P. Jurieü, omtrent zijne vervulling der Profe-itzijen, aan te voeren. J. v. d. Toorn, Geflagtboom van Bre¬ derode &c. bl. 23. 2S--32. BREDERODE (JAN van) , Monnik in het Karthuizer klooster van Zeelhem, in het prinsdom van Luik, nabij Diesi in Braband, voegde bij der handen arbeid de beoefFening der letteren. Hij leefde in het laatfte gedeelte der XlVde en begin der XVde eeuwen; en vertaalde in 1409 uit het frans in Jt nederduits: la fomme leRoy, ou la fomme des vices &desvenus, zamengefteld op bevel van Filips den III, gebijnaamd den Stouten, Koning van Frankrijk, door broeder Laurens, van de orden der Piedikheren, in het jaar 1279; en bevattende ene verklaring van de Geloofsbelijdenis der Apostelen, der Tien Geloden, en van het allervolmaaktjle Gebed, benevens ene leerwijze om de Biegt uit te oeffenen; deze nederduitfe overzetting, is getijteld: -ïjier berijmt een bonc bat men hJet ^nmtne le Koij/ of £onmc£ fiunnte. <£nisz leert hoe öatircn 61e femben Diccfjtcn fat. Aan het flot des werks, leest men: <£nöe \f gfjfpjcnt tot ï^aerlem in ï|oïlant. 1484- op ten lekten öach. nan Mtyz. Niet onwaarfchijnlijk is dit de zelvde Jan van Brederode, dien men vermeld vindt bij Bockenberg in Hiftoria £ Tom. XI. p. 234.-237, BREDERODE (JAN WOLFERT va,), Heer nn Vianen •ctt  BREDERODE. (JAN WOLFERT van) ac? ©n Ameiden, wierdt geboren den 12 junij 1599, en was een zoon van Floris van Brederode en Dorothea van Haeftemh Van zijne tederfte jeugd af aan, wierdt hij inzonderheid in zodanige wetenfehappen en lighaamsoeffeningen onderwezen, welke dienftig geacht worden om een ervaren Krijgsbevelhebber te vormen. Ook trad hij zeer jong in dienst; was eerst Faandrik, werdt in 1618 meteen kompagnie voetknegten begiftigd, en bekwam twee jaren later een kompagnie Cuirasfters. In 1633 werdt hij Kollonel van een regiment voetvolk; en, in 1645 aangefteld tot Gouverneur van.''s Hertogenbosch, zijnde kort te voren ook aan hem opgedragen de post . van Groot Artelerijmeester. In 't jaar 1640, was hij een der Gezanten, die naar En\g'eland gezonden werden, om de Prinfes Maria voor den jergdigen Vorst Willem den H. ten huwelijk ce verzoeken. In 164:, werdt hij in plaats van zijn behuwd broeder, Giaav Willem van Nassauw, tot Veldmarfchaik des Staten legers aangefteld. Toen na den dood van den Stadhouder Willem de II, in 1650, de Staten van Holland befloten hadden ene bezending te doen naar de overige gewesten, ten einde die te bewegen', Gev?olmagtigden naar 's Hage tejzenden , met behoorlijken last voorzien, om over zaken de Unie, de Religie en Militie betreffende, gezamentlijk te raadplegen en te befluiten; wierdt Brederode , benevens Kornelis van Beveren , Heer van Strevelshoek, en Hieronimus van Beverningk, Schepen van Gouda, ten dien einde naar Utrecht gezonden. In 1654, toen de vrede gemaakt wierdt met het Engelfe rijk, 't welk te dier tijd door Cromwel werdt beftierd, en deze aandrong om den jongen Prins Willem den III van 't Stadhouderfchap uit te fluiten, was de Veldmarfchalk Brederode , toen over dit belangrijk onderwerp ter vergadering van Holland geraadpleegd wierdt, de eerfte onder de Edelen, die voor de uitfluiting ftemden; fchoon hij, in een tweede huwelijk, met Louisa Kristina van Solms, zuster der Prinfesfe weduwe van Frederik Henrik, gehuwd, en derhalve oudoom was van den jongen Vorst; doch zo 'er verzekerd wordt, dorst hij niet anders, la-  a<58 BREDERODE. (JAN WOLFERT van) latende den bekrompen ftaat zijner huisfelijke zaken hem nis# toe, zig te kanten- tegen de inzigten van hun, die thans ge. noeg^aam 't zelvde gezag in den Staat oeflënden, welk de Stadhouders te voren geoefFend hadden. De overlevering der Akte van mtjlxit'mg door Cromwel geëist, gefchiedde aan hem in junij 1654., waar mede de gefloten vrede met Engeland eerst haar veile beflag kreeg; fchoon die reeds 'den 27 meij, in Holland was afgekondigd, en met enen plegtigen dankdag en e.:ige vreugdetekenen gevierd. Brederode, die-door zijne ftem tot de Akte van uitjluiting te geven, de gunst van het krijgsvolk verlóren hadt, zogt die te herwinnen, door enige oxhoofden wijn, die hij hun, ter gelegenheid van den vrede, vereerde; doch enigen wilden zijnen wijn niet proeven; en niemand gaf enig teken van genoegen, toen hij zig bij hen kwam vertonen. Uit voorzorg, wïerden 'er ten jare 1655 twee Hollandje veldlegertjes op de been gebragt, waar van 't ene uit 58 vendelen voetvolk en 30 kornetten paarden, beftond, en langs of omtrent den Ysjel gelegerd ftondt; hier over was het bevel aan Brederode toevertrouwd; doch ter oirzake 'van ene on- • pasfeüjkheid die hem aangreep, hier niet in ftaat coe zijnde, hadt hij zig naar Spa laten voeren, om de genezende wateren te gebruiken, die hem nogthans zo veel nadeels deden, dat men aan zijne herfielling wanhoopte; van hier liet hij zig naar Petershem bij MastricM voeren, alwaar hij op den 3 fèptember dezes jaars overleedt; wordende zijn lijk naar Vianen gevoerd, en aldaar in de begraafplaats zijner voorouderen ter ruste befteld. Zijn zoon Hendrik zog't, in zijne ftede tot eerfte in 't lid der Edelen van Holland befchreven te worden • doch 't mislukte hem. Brederode is tweemalen gehuwd geweest ; zijn eerfte vrouw was Anna , dogter van Graav Jan van Nassau, bij wie hij dertien kinderen heeft verwekt. Na dat deze in 1630 was overleden, hertrouwde hij met Louisa Kristina van Solms, die hem nog zeven kinderen baarde. ——. Thurioes, Papers, Vol. II. p. 219. Vol. III. p. 669. Wk?oos- FOST,  BREDERODE. (LANCELOT vak)' (PIETER KORN.) >ort, Hijï. des Pm. Un., Livr. VIIÏ. p. 435. Da Witt, Brieven, III. D. bl. 108. Aitzema, Zaken van St. en Oorh II. D. bl. 741. Wagen., Vad, Hift. XI. D. bl. 299, 306. XII. D. bl. 130. 322. 330. 391- 412, 413. j. H. van" Heurn,. Hifi. van de ftad en meijcrije van 's Hertogenbosch, II, D. bl. 456, cn III. D. bl. 43. BREDERODE (LANCELOT van), natuurlijke zoon van Reinout, en dus een bastaardbroeder van Hendrik, werdt door Alva gebannen en zijn goed aangeflagen, „ om dat hy „ een groot begunfldger der Onroomfen geweest was, aanlef„ dinge gegeven hadt tot het prediken op 't huis te Kleef; het ,, Verbond der Edelen getekend hadt; zig overal Het vinden bij „ Heer Hendrik van Brederode , ook te Amfleldam, waar '„ hij den Geheimfcbrijver De la Torre holp mishande en." Prins Willem de I, met wien hij vertrouwde briefwisfetirig bleef onderhouden, Relde, in 't jaar 156.9, hem aan tot enen der Bevelhebberen over de vlote. In dien post kweet bij zig naar behoren; en nam, door andeien bijgedaan, een goed aantal fehepen fn 't Vlie. Naderhand kwam hij in een cgfchijnlijk levensgevaar , doch 't welke gelukkigst week. Ten jare 1572, was hij een der innemeren vsn den Briel; en bevondt zig wat later binnen Haarlem. Deze ftad, na eert langdurige belegéringe, aan de Spanjaarden overgegaan zijnde, werdt Lancelot van Brederode, den 20 julij 1573, op last van Don Frederik, onthoofd. De zoon ging, derhal ven', verder dan de vader; de laatfte benam hem zijne vrijheid en bezittingen; de eerfte beroofde hem van 't leven. Geen van beiden kon hem den onftei fel ijken roem van trouwe aan zijn vaderland ontnemen. J. Carolus, de rebus Billaei, Lib. IV. p. 268. Vigl. ab Ayta , Epifl. ad Hopperum, pag. 542. E. v. Meter., Ned. Gefch. IV. B. bl. 88. Wag., Vad. Hifi. VI. D. bl. 126; 166. 220. 308. 332. 345. 431. j. W. te Water, Verbond der Edel. II. D. bl. 298 , 299, BREDERODE (PIETER KORNELIS van) , een voornaam Regt-geleerde, geboren in 's Hage, die inzonderheid 2§9  27® BREDERODE. (REINOUT van) gebloeid heeft in het tijdvak van 1580 tot i590. Hij is geweest Afgezant wegens dit gemenebest bij fommige Buitje VorRen , en was een boezemvriend van Dion. Gothofredüs. Scaliger zegt, dat hij de zoon van een' Tinnegieter was, en de., naam van Brederode uit boert hadt aargenomen; doordien hij rioch van de egte, noch van de bistaardftam dezes geflagts aidaalde. Hij heeft uiti.e even: 1. Tlwjamus fententiaTum, 'Regularvm B, Diüiontm Juris civilis, ex univerjo Juris corpore. Lugd. 1585. folio, Ib. Lugd. 1607. fc? 'Francof. 1660. 2. Specimen Juris. Genev. 4t0. 3. Locos communes in Bartolun. Francof. i5s7. f0:i0. 4. T,aZ. de Appeliationlbus. FranccJ. 1592. Jolio. item i5óo. S. Analffin, Jeu Rejolut. dialelt:cam, IV. Libri Injiitta. Imperlalw-.u Arg. 1634. Svo. 6. Euromaticam, fhe Caic elarum, libros III. Bafil. 1590. Svo . J. F. Foppens, Êiblioth. Beig. p. 96J. Scaligerana. BREDERODE (REINOUT van), oudfte zoon van Walraven van Brederode en Johanna van Vianen en Ameide, een broeder van Gïsbregt; hadt ter vrouwe Jolante, dogter van Willem, Grave van Lafain, en van Joanna de Craqui, vrouwe van Biggencov.rt. Hij was de eerfte van zijn geflagt, die geteld wordt onder de Burggraven van Utrecht. Ook al befmet met het euvel van bijgelovigheid, 't welk in dien tijd genoegzaam algemeen heerste, ondernam hij ene reize naar 't Heilige Land, en werdt aldaar Ridder van Jerujalem. Na zijne terugkomst, verhief hem FiLirs vanBourqondien tot Ridder van het Gulden Vlies. Doordien nu Reinout tot den Hoekfen aanhang behoorde, filet deze bevordering grotelijks de Kabbeljauwsgezinden, die ook alle pogingen" te werk ftelden, om den luister van zijn geflagt, dien zij niet vernietigen kon' den, ten minften te doen tanen; ten dien einde zogten zij den Hertog in den waan te brengen, dat het aan Brederode niet geoirloofd was, het wapen van Holland te voeren, en dat het moest gebroken worden. Doch Filips, die regt wilde doen, zonder in dezen aan partijfchap gehoor te geven, deedt dezaak in V Hage onderzoeken; en van de onwaarheid van het gene  BREDERODE. (REINOUT van) 17! fene hem berigt was, overtuigd zijnde; hing hij, met eigeri handen, Reinout den gouden keten om den hals, en bewees hèm alle de eer, die hij met regt,• ingevolge zijne hoge geboorte , koste vorderen. Filips, de magt der landzaten behoevende, om de wederüpannige Gentenaars weder onder zijne gehoorzaamheid te brengen, verzogt benevens dien van anderen, ook den bijftand van Heer Reinout en zijnen broeder Gysbregt , teen ter tijd Domproost van St. Maarten en St. Salvator te Utree la, en vorderde ^an hun loco gewapende mannen, met. belofte, hen te zullen bezoldigen, zo dra zij zouden zijn uitgetrokken. Da beide broeders voldeden aan het verzoek van den Hertog, en ondes (leunden hem, benevens anderen, met zulk een gewenste n uifflag, dat hij ene volledige zegepraal op de Gentenaars behaalde, en zij zig moesten onderwerpen. Slegt werdt dit van Filips beloond, zo als wij onder Gysbregt gezien hebben. Reinout, leende in 't begin van 't jaar 1450, aan den Bisfchop, die zeer verlegen was om geld, 400 gouden rijnje guldens, en daar te boven fchoot hij 100 postulaat- en nog 50 rijnfe guldens, met welke de heerlijkheid van Hageflein was belast; waar voor Bisfchop David, met toeftemming der vijf Kapittelen , hem verpandde, de heerlijkheid van Hageflein, en het fchoutambt aan de Vaart, onder voorwaarde van hem, noch zijne erfgenamen, daar van niet te ontzetten, ten zij alvorens, aan hem of aan dezclven, de uitgefchotene en geleende penningen te rug gegeven waren. Van dit regt nu, Rondt Reinout af ten jare 14655 ten behoeve van zijnen natuurlijken zoon Walraven. Bisfchop David, niet dan met lede ogen kunnende aanzien het gezag, dat de Heren van Brederode in de ftad Utrecht voerden, en waar door dikwils de verderfelijke voornemens Van hein, om willekeurig zijn gezag uit te.oeffenen, waren verijdeld, hadt lang getragt zijnen verborgen'haat en wraaklust aan hun te koelen; ten dien einde liet hij beide broeders cp vrijdag en faturdag na Pinxteren van het jaar 1470 gevangen  {Z§ BREDERODE. (REINOUT van) gsn nemen. Reinout, des vrijdags morgens te Wijk, daar de Btofchop zig bevondt, gekomen zijnde, verzogt deuzelven te fpreken, doch deze onder enig voorwendzel zulks tot 's nademidaags uïtgefleld hebbende, ging Reinout ter bepaalder tijd r.a 't flot Dvurjlcch , daar Bisfchop David zijn verblijf helde; in een vertrek daar van geleid zijnde, wierd; hem na emgen rijd toevens zijn geweer afgenomen, en zo zomraigen wiiien , door en Bisfchop zelve hem de ordenteken des Gulden Viies van den hals gerukt, voorts op een bovenkamer gebragt, en des anderendaags m uen toren opgelloten. Hier op vertiok David naar Utreck, .en nam i.-.sgeLjks Gysbregt van Brederode gevangen, die ook naar IVijk .vicr.t gevoerd, en in het Bisfehops flot bewaaid. De vier bas.aardzo.-.e i van Reinout van Brederode, wieruen hier op te hoof ontboden, en gekomen zijnde, gevangen gel^ud/-$i, doch na koite dagen, weder geflaakt, uitgenomen Walraven, die nauw bewaard wierdt. | Ten einde enen glimp van rqgtvaardigheid aan deze eerloze daad te ge\en, lieten des Bisfehops vrienden, inzonderheid de KiObeljauwsgezinden, door Holland en het Stigt ver. %eiden, dat de gebroeders Bredero-e met h.mneu aanhang een aanfag hadden gemaakt, om hem Bisfchop David niet al. leen gevangen te nemen, maar zelvs Hertog Karel van Bourcondien uif Holland te verdrijven, en dat zij eerstdaags dat voornemen zouden ten uitvoer hebben gebragt, ipdien hij Bisfchop hier van tijdig onderligt, hen niet was voorgekomen. Walraven en Jan van Amerokgen wierden hier op te regte gefield, en volftandig hunne onbewustheid van enig kwaad voornemen betuigende, op de pijnbank gebragt, en zo onmenfchelijk bij herhaling gefolterd, dat zij hunne lcvenskragten bijna verloren hebbende, en de afgrijsfe ijke pijnen niet langer konnende verduren, al het gene hun voorgehouden werdt, toeltemden. Deze afgeperste belijdenis bragten die wrede Raden in gefchrift, en wilden hun noodzaken dezelve eigenhandig te ondertekenen; doch wat moeite dezen daar ook toe aanwendden, zij bleven zulks volftandig weigeren. De  BREDERODE. (REINOUT vak) 2."3 Ds Bisfchop nu denkende ftoffe in overvloed te hebben om zijn gedrag te regtvaardigen, en den ruimen teugel aan zijnen •wraaklust, tegens de gebroeders Brederode te kunnen vieren, bezorgde dat een affchrif; van deze afgeperste bekentenis, ten fpoedigften aan Hertog Karel van Bourgondien werdt gezonden, in verwagting, dat deze dezelve gezien hebbende, onmiddelijk bevel tot de doodftraf zou geven. Dan hij bedroog zig grotelijks, doordien Karel, fchoon aan dezelve geloof gevende, egter dit ftuk niets anders bij hem uitwerkte, dan dat hij weigerde aan Jolante de gemalin van Brederode gehoor te geven, die voornemens was hem te verzoeken, dat haar gemaal, als zijnde een Ridder van de orden des Gulden Vlies, uit zijne detentie te Wijk mogt worden overgebragt naar des Hertogs hof, om irgevolge de voorregten aan die luisterrijk orden gehegt, voor de Ridders daar van te regt gefteld en gevonnisd te worden. Bisfchop David intusfen in zijn boos opzet volhardende, om de gebroeders Brederode te verdelgen, liet lieer Reinout voor zijne Raden brengen, en hij ontkennende fchu'.dig te zijn aan de misdaden, met welke zij hem betigttèn, wierdt op de'pijnbank gebragt, en. half dood zijnde, van dezelve voor een warm vuur gelegd, en wederom kragten bekomen hebbende, op nieuws gepijnigd zonder iets te bekennen. Dan wederom met dat foltertuig bedreigd wordende, en zig niet in ftaat vindende, met zijn zwakke en- door pijnen afgematte lighaam, hunne wreedheid langer te kunnen verduren, verzogt hij, dat de Bisfchop bij hem mogte komen, met belofte van hem alles te zullen zeggen wat hij wist; doch deze weigerde zulks, en eiste dat hij op 't papier zou ftellert wat hij hem te zeggen hadt, doch Reinout door de .uitrekking zijns ïighaams niet in ftaat zijnde de pen op het papier te brengen , drongen des Bisfehops Raden ten fterkften aan, dat hij aan hen zoude mededelen 't geen hij aan den Bisfchop voornemens was te verklaren. Hier op fmeekte hij, dat zij hem niet meer wilden pijnigen, met aanbieding van gewillig een of twee jaren in hegtenis te zullen blijven, cn alle zijne gocIV. Deel. S de-  274 BREDERODE. (REINOUT vak) deren te verbeuren, indien in dien tijd iets wezentlijks ten zijnen laste naar waarheid wierdt bevonden. Doch dit verwekte geen den minften indruk op deze ontaarte menfchen," en zij dreigden hem op nieuw met de felfle folteringen, indien hij niet tot belijdenis kwam. ! Volftandig bij de ontkenning blijvende, wierdt hij op nieuw ter paleije gelegd, en hem gezworen dat zij hem dagelijks op de zelvde wijze zouden behandelen tot dat hij bekende, al duurde het ook twee s  S76 BREDERODE. (WOLFERT van) pas zes jaren öüi zijnde, reeds met een bende Ruiters uïc «rteatoft dor dfenflen, zo door zijn vader, als andere zijner aanzienlijke voorouderen, den lande bewezen. Hij volgdej srjn ouder broeder in alle de heerlijke goederen van den huize van Bt;eberode op; flieif ongehuwd, den 21 julij ,679, werdt te Vtom begraven, en do wapens van Bkiwkh*, met hem m'tgraf gelegd, fchoon het naderhand gebleken is, dat hi} geenzints bet laatfte mannelijk oir van zijn geflagt fc geweest; ÉK hier voor, bl. 134 enz-. Na zijn dood, kwamen aiie de heerlijke goederen van Ere«k, ingevolge deszelvs luterften wil, van den 7 meij I6Ö4, aan zijne oudfte zuster, Hedwig Acnes, die, insgelijks ongehuwd ftervende, dezelve wederom aan hare zuster, van halven beide,. So?ijia Tueodora, gemalin van Kristikrf Aldreüt; Graav van Doiina, In eigendom naliet, en bij den dood barer beide zoons, Karel en Diedhui , die de een voor en de andere na, ten jare 1686, te Offèn, in Hongarije, fneavclden, gingen dezelve ever aan hare zuster, Amelia vaN Doiina, gehuwd met Simon Hendrik, Graav van der Lm>e Detiimold, naar wier overlijden hun zoon, Fredrik Armt, als Heer van Brederode, en daar na cerzelver kleinzoon , Simon Hendrik Adolf, deze goederen, enige jaten na 's vaders overlijden, aan de Staten van Holland, door koop* regt, overdeed; belopende de hoofdfout met de onkosten, 898200 guldens. Deze goederen heftenden, in de heerlijkheden Vianen en Ameiden, met de ap- en dependentiën van dien; ais Meerkerk, Leksmend, Tienhoven, Agtkoven, Heikoop cn lakerfeld. De overdragt gefchiedde met zeer veel pragt en ftaatfie, op het Hof te Vianen, den 30 october des jaars 1725, ten welken einde enige Raadsheren, door den Graav van'der Lut-eDethmold, afgevaardigd waren , om de overgaaf te doen, Zijnde de Graav van Hompesch, van wegens de Staten van Holland, gevolmagtigd tot den ontvang,'en cm do ftodiendch en, Beambten uit den graaviijken ééd te ontflaan, en in den nieuwen ééd te nemen. De plegtige bezitneming van der Staten zijde, gefchiedde op den 2 november daar aan vol- gen*  mwmcfö; cgerbrand adriaansz.) fcndo. -—— Eurap. -Merkurius, ïüvemb. 1.725. bl. ao3~2'o»V Wagen. , Vad. HiJL XV. II bl. 3&. J-. v, d, Toorn^ ijk fiagtb. (go, bl. i8--20.# BRËDEROO (GERBRAND ADRIAANSZ.) , een boertig Digter, is geboren te Amfleldam, den 16 maart 1585, en ia den bloei zijns levens, op den 23 augustus i<5i,8, ©verleden. In zijne jeugd gaf hij zig meer of min aan de letteroefeningen over; dan men weet weinig 'bijzonderheden vaft zijn leven , dan dat hij Faandrik van de Burgerij te Amfleldam is geweest. Hij beeft enige Treurfpelen vervaardigd, tusfen w$*er ernftige tonelen, hij, naar xlèn fmaak zijns leeftijds, enlgs boertige invoegde. Doch hij muntte 't meest in BUj- ftQ Klwgtfpelen uit, in weike hij op ene zonderling grappige wijze en aardigen zwier,, de oude Hollandje zeden en platte -Airjleldamje taal van 't gemeen zodanig naïf wist na te bootzen , dat» op 't vertonen zijner blijfpelen en klugten, bet toneel en al)*? ■de zitplaatzen van 't vrolijk gejuig en handgekl&p der Sanichouwcren, onophoudelijk fchatcrden en weergalmden. Men Verzekert zelvs, dat, om grondige kennis van deze taal, fpr'eek.wijeen en zeden te krijgen, hjj zig, 'veelvuldig op de vis* e* endere markten, vervoegde-, en de taal en fpreplavoprcJeR Van fnappende en kijvende wijven, en keuzelende praters beluisterde en onthield, ten zei ven einde, -zig ook wel in 'de ■gemeenfte kitten en kroegen begaf, om 'er in -zijne bijjfpejen gebruik van te maken-, gelijk hij, in het 'Moortje, en in dêS 'Spamjcken Brabander, ruimfcbotig gedaan beeft, jn *t begin Van 't jaar j6ï3, werdt bij -lid der oude Ainfleldaitife kamer & ■Liejde bloeijende-, waar zijne fpelea ten voordele van *t <ïudedMannenhuis vertoond werden , en hij, benevens SamMï, C&sïer, bragten zeer veel toe, om andere -liefhebber^ oók lieden van verftand en aanzien, tc lokken-, tot den opbouw dier kamer, Zo vinden wij, -dat -de beroemde ©igtoï Hiftoriefchrijver P. C Hooft, een lid daar van is gè'WèêSt, en zelvs op reis -zijnde, in ■een 'brief -uk tlm-êm €fi fcaatfr toegefchikt» zijne hoogachting Voor ckx^v? fe*^%>  278 BREEDEYCK. (JEGIDIUS) met betuiging, dat zijn digtlust, door zijn langwijlig afzijnj in 't minfte niet-was uitgeblust. Door het uitgeven van zijn Moortje, 't welk ene navolging van den Eunuchus van Teren* tius is, heeft men hem den naam van Hollandfin Terentkis gegeven. Zijn zinfpreuk, die nog hedendaags wel gebezigd wordt, was: 't kan verkeren. Vondel , heeft ter zijner gcdagtenis het volgende graffchrift vervaardigd: Hier rust Bhero , heen gereist Daar de boot geen veergeld eischt; Van den geest, die, met zijn kluchten, Holp aan 't lachgen al die zuchtten. De voornaamfte klugtfpeien., door hem in druk gegeven, zijn: <6nane / op zijn fpreuk, 't kan verkeren. ïJctffta / op het woord, fcJiijn bedriegt, 't J^OOJtjc/ waar in Terentius is nagevolgd, Stomme Kiöbcr. Wt ^djijnheftirje. ïjet baset lüt ben €>os'tcu. 3r>e fcincht bén Dc ïioc. J&cftv naar. ©cn ïfoonbuytfchcn <©uarjt;albcr. ïiütcftt ban ren ï?uns"inan cn ccn barbier. ?[ngc!i!ct. «£>nnien ttmöer focrirj* heib eiK- Voorts is 'er van hem in 't li:ht: 5Becrtigfj / amou* mts"/ cn nanbaefctig ctcot ïicö-lioccn. 3ta|L 1622. 4tc Ook heeft men alle zijne geestige voortbrengzels bijeen gedrukt, onder den tijtel van: Tdk Dc ïöcrchen/ fco Spelen/ Ocbicfjs ten/ <$r. ban G. A. Brederoo. 3Etn|ï. 1638. 4to. Sfb. 1644. 4to. Ook is 'er een uitgave van zijne Toneelftukken in 8vo., op welkers tijtel zijne afbeelding in houtfnede ftaat. — L. Moreri, DiEtion. ed. de 1740. Letire B. p. 442. Paquot, Mem. litter. Tom. XI. p. 237, 238. ö. v. Loon, Nederl. Hijloricp. II. D. bl. 499. Wagen., Befchr. van Amji. XI. St. bl. 357—359. G. Brandt, Leven van Hooft. fol. tf. Vondels, Poèzij. II. D. bl. 80. BREEDEYCK (JEGIDIUS), geboren in het jaar 1340, ia het dorp Anderlach, order het regtsgebied van Jlrusfel, uit brave en eerlijke ouders. Na de fcholen voor de eerfte jeugd ^efchikt doorgeloven te zijn, ging hij naar Parijs, om in des- k. zelvs  BREEKVELT. (WILLEM) " BREEN. (DANIËL de) 2clvs Hogefchool in verhevener wetenfehappen onderwezen te worden; hier beijverde hij zig met vlijt, en is beroemd geworden door zijne bedrevenheid in de Peripatetifc wijsbegeerte. In zijn vaderland te rug gekeerd, wierdt hij Kapellaan van het Kollegie van St. Pieter te Brusfel, welke waardigheid. Jjjj 'bekleedde -tot het jaar 1380. Hier na ftigtte hij het klooster der asemt Bramen van de Augustijner orden, waar van hij ook de eerfte Prior of Opperfte is geweest, en aan hetzelve inftellingen heeft voorgeiehre'ven, Hij ftierf zat van dagen, en als een man van verdienften geroemd, in 't klooster,. gelegen in 't bosch van St. izfak, den 15 october 1424, over welk geftigt hij ook als Prior het 'opperbewind heeft gevoerd; op de zark van zijne begraaf' plaats, leest men het volgende graffchrift: Bic Pater JEoidius Breededyoktus est tumuiatus, ;Oj/i Septem-Fontes fundaverat; hic quoque frstres^ ' Anno milleno, Cquatuor, bis duodeno, 1 -Sub galli festo, munde migravit ab Ito, Daar zijn nog Brieven voorhanden, over godgeleerde m wijsgerige onderwerpen van Gerardus Magnus, -aan onsen JEqdics. Ook beeft hij zelv' vele Brieven aan Geleerden van zijnen leeftijd gefcbreven, als mede ene Verhandeling in 't latijn -over ós Vijf Punten, meestal ontleend uit de werken van den Kerkvader Chrysostomus. ——- Vai« AndS.» S&L Belg. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 26, 27» BREEKVELT (WILLEM), Konstfchilder, te Dusfeldsrp geboren en gehuisvest,' trouwde aldaar ten jare 1684, met Adrtana, ene dogter van den Konstfchilder- JohanNes Spiï.« eergen , die aldaar met zijn huisgezin uit Heiland was komen wonen. Hij ftierf drie jaren na zijn huwelijk, in dien -tijd wok drie zonen bij zijn vrouw hebbende verwekt, 1 £ie Spilbergen» ■ BREEN (DANIËL de), geboren te Haarlem in Ï504, Wit? een RemonfU-ants Godgeleerde, en een leerling vaa mj&#Wï  SfSf* BREEN. (DANIËL de) doch hij verliet naderhand deze geloofsbelijdenis, om die van de Mennoniten te omhelzen; waar na men wil, dat hij een verdediger der Socinianen wierdt; ook tot die genen behoorde, welke met Adam Boreel en anderen, zeer zonderlinge gevoelens voedden over den ftaat der zigtbare Kerke, en over enige leerftukken, die geoïrdeeld werden af te wijken van debegrippen, welke tot dien tijd we, bij zijne gezindheid, den meesten ingang gevonden hadden. De Remonftranten bedienden zig van hem, gedurende de Dordfe Sijnode, tot het copiëren hunner fchriften en brieven:' Te Haarlem werdt hij, bij het ftoren van ene Remonfirantfi vergadering, in 1621, gevat, en tusfen Schout en Dienaars naar het tugthuis gebragt; de Predikant Hermannus Montanus , ontkwam het met zeer groot gevaar. Op den 2+ no-, vember, vijf dagen na zijne gevangenneming, ondervraagde hem de Penfionaris dier ftad G. de Glargis, en vergde van hem, den naam van den Predikant te noemen; waar toe men hem na gedane weigering, twee dagen tijds van beraadgunde. Na verloop daar van, werdt hij op nieuw door Burgemeesteren ondervraagd; de Breen zogt zig te verontfchuldigen, met te zeggen: „ dat het Plakaat, waar op hij gevangen was, „ naar de letter genomen, meer van den mensch vorderde, „ dan hij kon nakomen en dan God toeliet; doch dat het, naar „ den zin daar van, eigenlijk ingerigt was tegen zulken, die „ factie zogten aan te regten, 't welk door hem nooitgefchied „ was; dat hij zijne onfchuld met plaatzen uit den Bijbel „ wilde verdedigen, maar dat hem niets werdt Voorgehouden, „ dan menfcheüjke wetten en willekeuren." Hij werdt zonder betalen van boete, enige dagen daar na, onder handtasting ontfiagen, met vermaninge, om de verbodene vergaderingen te mijden; waar op hij antwoordde: „ zig te zullen ge„ dragen, zo als hij het voor God meende te kunnen ver„ antwoorden." Breen ftierf in 1664, na den ouderdom van 70 jaren te hebben bereikt. Hij heeft veel gefchreven, en onder anderen de volgende werken door den druk gemeen gemaakt: 1.  BREENBERG. (BARTEL) 281 ftêïnïte ©ts'putatic tegen be 3foben. II ©elen. Bott. 1664. 4tö. 2. <©bci-35ob cn be <©ncnbaringcn. 3£mfï. 1666. 4to. 3- >©bcr be <£h?fétchjhc Kcfjgj'e. *$b. 16Ö4. 4® 4- Öcrbbtrroric bcr ïöalucnfen. 1658. 4to. 5. idiotie of leer Dc£ 'SSijbefê. 4to. 6. €>bcr ben ^ettöbjicf ban Siuoag. 1656. 8bo. 7ïiojt begrip ban «Êta^muo «Sobgckc-uhetö. i2mo. 8. ©002* bcttibïng tot bet ï?. 3£bouömaal. 121110. 9- <£ees"teïij&c man* öctuligt. 2£mfï. 1711. 121110. Sandii, Biblotk Antitrinit. p. 115. 125. 137. 161. Le Long, Bibl. Sacra. p. 650. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. pag. 245-249. G. Brandt, Hifi. der. Reform. IV. D. bl. 610-626. Wag., Befchrijv. van Amft. VIII. Stuk, bl. 43. BREENBERG (BARTEL), Konstfchilder, is ten jare 1620 te Utrecht geboren1, zijnde een zeer beroemd Schilder, zo wel als Plaatfnijder geweest. Hij ftierf in 1660. Plet, is zeer te verwonderen, dat men bij geene der Levensbefchrijvers van de Nederlandfe Schilders, enige melding van dezen groten meester vindt, daar egter zijne nog voorhanden zijnde ftukken, ten bewijze ftrekken, dat hij wel degelijk ene voorname plaats onder de reije der Nederlandfe Schilders verdient. Ten jare 1702, wierdt den 10 augustus, in de verko. ping van Jan Agges te Amfleldam, een ftuk van hem verkogt, voor 1175 guldens, verbeeldende de Korenfclmur van Egijpten. In een verkoping te Amfleldam, van 12 fèptember 1708, een St. Jans Predikatie, vol beelden en ruinen in een landfchap, 450 guld. In de verkoping van Jonas Witsen te Amfleldam, van 23 maart 1716, een Landfchap met vele beelden en beesjes, 81 guld., en de marteling van St. Laurentius, 400 guldens. Dejlla Failje, in 's Hage, 24 april 1730, een'uitmuntend Tafereel, daar Christus de ogen aan een Blindgeborenen opent, 400 guld. Jasos Jordaans, in 's Hage, 22 maart 1734, de onbekends God te Athenen, 165 guld. Mr. Samuel van Huis, Burgemeester in 's Hage, 3 fèptember 1737, de gefchiedenis van Diana in een landfchap, 80 guld. De Advokaat Seger Thieeens, in 's Hage, 23 julij 1743, de getrouwe Herder, 130 S 5 guld.  BREMER. (JOHANNES) guIJ. Izaak Moucheron, te Amfleldam, i december 1744, é> gegeesfelde Schoolmeester door z-jne leerlingen op bevel van del Romelnfen Veldheer Kanüllus, 95 guld. p0jiPE VA^ Meerder» voort, Burgemeester te Dordrecht, te Amjleldam 14 october 3749, een badend Nimfje, co guld. G. Braamkamp, te Amfteldam, 31 julij 1771; Prediking van Johnnes den Dcfer, 925 guld. j°efef in Egijpten koorn uitdelende, 4G0 guld. Diana uit het bad komende, 320 guld. Een oude Ruine ftet enige Bedelaars 422 guld. . Nouv. Diclion. Bijl. (9 Svo. Tom. I. p. S49, Ger. Hoet, Nam1 van Schild. L D. bl. 65. 20?. 337. 402. 489- n. D. b!. 103. 161. G. Bkaamkamp, Kabini'van SctoL bl. 6. BREMER "(JOHANNES) , de vader van den volgenden, was de zoon van Conradüs of Boekraad Bremer , en is geweese zeer geacht Leraar onder de Remonftr anten, eerst te Hoorn eri' daar na te Rotterdam. ' Behalven enige weinige Leerredenen , die van hem het licht zien, is hij de maker van het niet on'. bevallig Digtftuk, geplaatst aan het hoofd van het werk door den Hoogleraar A. Matthsus uitgegeven, genaamd: Rama Amcrftirtianm Scrftorcs duo inediti. &c. Lugdb. 1693. *&. Dit Digtftuk getijteld: ÏJct ?In'.cvs~foo:tfe Ccliijpc/ heeft tot motto deze regels van Horatius: Ble terrarum mihi prester emnes Angulus Hdet. A. v. Cattensurg, Bibllotli Remmjfr. p. 18, 19- Paquot, Mem. litter. Tom. XVII. p. 152, 153. BREMER (JOHANNES), Leraar der Doopsgezinden te Amfleldam, zoon van dert voorgaanden, en van Rem:erta, de enige dogter van Gysbert Zittart , Med. Doktor en Leraar der Doopsgezinde gemeente te Leijden, is geboren te Hoora den 8 april 1694; van vadeis en moeders zijde beide van Predikanten afkoinfte, en van vaders zijde zelvs in het vierde lid. Uit zulk een bloed gefproten, fchikten hem zijne onderen van jongs af tot den predikdienst, waar toe zig ook de gaven heel vroeg in hem opdeden. Met zijn 14de jaar was hij reeds ds Iatijnfe «holen te Rctterdam doorgeftreefd, cn wierdt tien  BREMER. (JOHANNES) 283 naar Amfleldam gezonden, om in de Hogefchool der Remon» ftranten, onder de vermaarde Mannen Joh. Clericus en Arm, vanCattenburg, in de wijsbegeerte en theologie te Anderen; zig teifens ook in de hebreeuwfe, franfe en engelfe talen, en andere nutte wetenfehappen oeiienende; tot dat hij in .den jare 1715, ruim 21 jaren oud, aangeïïel5 wierdt tot Proponent der Remonftrantfe Sociëteit, die hij ook gedurende het tijdvak van vijf jaien met alle vlijt heeft gedient, en bijna in alle gemeenten derzelve gepredikt. Doch, gelijk men van hem zei ven weet, dat hij altijd ene bijzondere geneigtheid tot de Doopsgezinden gehadt heeft, zo aanvaardde hij ook in 1720 de aan hem opgedragene Lexaarsplaatze in de gemeente van die belijdenis te Leijden. Hier, gedurende den tijd \ an ruiin 8 jaren het hem aanbetrouwde dienstwerk, met veel ijveren ftigting, waargenomen hebbende is hem op den 17 october 1728 zo te Amfleldam als te Haarlem, in de gemeenten van zijne geloofsbelijdenisfe de leraarsplaatze opgedragen; hij aanvaardde het beroep in de eerstgenoemde ftad, en deedt 'er zijne intrede den 27 februari] 1729. Hier heeft hij gedurende den tijd van 28 jaren het leraarsambt, met alle die vlijt en getrouwheid waargenomen, welke een rechtfehapen Euangeliedienaar kenfóhetzen ; tot dat ■hij na een koitftondige ziekte, den 20 februarij 1757, zagtelijk en zeer christelijk is ontflapen, in den ouderdom van 63 jaren, nalatende ene bedrukte weduwe en kinderen. Johannes Bremer bezat bekwaamheid in het prediken, gaven die zijn gehoor aangenaam maakten, met een indrukbaar talent bij de gemoederen; zijn taal was net, zijn ftijl vloeijende; zijne lere was fchriftuurlijk, fprekende niet alleen zó veel doenlijk was, met de woorden der Schrift, waar in ene kragt Gods is; maar ook de waarheid lerende meer uit het woord Gods, dan uit de reden. Behalven zijne bekwaamheid en ftigtelijkheid in het prediken; behalven het ónderwijs aan de opwasfende jeugd, dat hij met enen bijzonderen ijver heeft waargenomen, was hij ook een regte voorftander van het Doopsgezind lighaam, ftiekkende zijne zugt uit, tot deszelvs wel-  2Si BRES. BRESILLE. BREUÖÉL, fcfelftaftdl terwijl hij ook met al zijn vermogen, de goede or* de en gemeentelijke inrigtingen zogt te handhaven, zonder welke ook geen gemeente beftaan kali. Zedig en onorfpra-fcelijk was zijn algemene wandel, en hij kon daar bij zeer vriendelijk zijn in zijnen omgang. Hij bezogt ook gaarne zijne gemeente, en bij de kranken was hij zeer aandoenlijk en troostrijk. De werken door hem in druk uitgegeven, zijn t i. XXXII i&eöikatien ober iritgelcjcn twen bet ïjnluje ^cfciftntrr. i7S7- 4to- 2. f£hree ©«nn- cn 55cbcDnw"i;?cö!hÊtici!, gk 1740. 4to. 3- ïio?t begrip ban «?obcclccröc ©crhanöcïtimeii-. %h. 1754- 8bo. 4- ^anWcibmg tot tuantfjeib en öettaö, tUie&= ÖC oJUfc. atnfï. 1767. 8bo. J. Deknatel, Lijkreden op het affterven van J. Bremer. 1757. 4'o. Abkoude en Arrenberg, Naamregister, druk van 1773. bl. 70. BRES (GUIDO), is geweest de eigenlijke opfteller der Nederlandfe Geloof,belljdeni.fc. Hij was Predikant in de walfe gemeenten van -Rijsfel en Valenchljn, Toen de Spaanfe Veldoveifte Noirkarmes laatstgenoemde ftad ten jare 15-06, ftor» mendeihand overweldigde, liet hij dezen braven Leraar/benevens zijn kollega Brasems de la Grange, en andere aanzienlijke Burgers, vatten en ten dood brengen. Wag. Val Hifi. VI. D. bl. 2op. BRESILLE (FILIPS de),, was naar alle waarichijnrijkheid een ftamgenppi, van Lodewyk de Bresuxe, Edelman uit Brusfel; en werdt in 't jaar 1567, door Alva en zijnen Raad fchulriig aan gekwetfte Majefteit verklaard , deswegens gevoij- nisd en gebannen. De Tassis , Comment. lib. III. pag, 211* E- van Meteren, Nederl Oorl. III. B. bl. 54. J. W. te Water , Hifloris van. het Verbond der Edelen, II. D. bï. 2QQ , 30a BREUGEL (ABRAHAM), Konstfchilder , wiens Bentnaam Rhyngraaf was, trouwde gedurende zijn verblijf te Rome, en was aldaar een van de gelukkigfle Konstheldcn van de ganafe Bent,  BREÜGEL. (JAN BATIST) 2S5 Bent, die de vrugten van zijne konstverdienften maaide, en op een fpaarzame wijze wist in te zamelen. De voorwerpen van zijn penfeel waren bloemenen vrngten, die bij zo fraaij fchilderde, dat 'ex de Italianen veel achting voor hadden, en die rijkelijk betaalden. Door zijnen ijver en öaafftfghéid hadt hij veel gclds gewonnen, dat, in die ftad, al vrij zeldzaam is voor een Nederlander; doch al te verregaande woekerzugC fpeeide hem een kwade part; want, zijn geld op een hoge interest aan een Koopman gefchoten hebbende, die gants de man niet was, dien hij uiterlijk vertoonde, verdween hij met de noorderzon, Abraham's gehelen fchat medenemende, zonder dat deze ooit van al zijn geld, dat hij met zo veel vlijt hadt gewonnen, en met zulk ene zorgvuldige fpaarzaamheid bewaard, immer een duit heeft te rug gekregen. Deze gevoelige neep,maakte ook' zulk enen nadeligen indruk op hem, dat hij op 'l best van zijn leven aan 't kwijnen geraakte, en kent daar na ftierf. Zijn enige dogter, een der fchoonfte meisjes van haren tijd, zag zig door dit toeval niet alleen beroofd van haar vadeis erftenis, maar boven dat verfteken van een aanzienlijk huweiijkslot, dat haar zonder dezen ramp zoude te beurt gevallen zijn; het hartzeer maakte zulk een diepen indruk op haar, dat zij ene Non wierdt, en hare dagen in het klooster eindigde. —— Van Gool, N. Schouwb. II, D. bl. 463, 4ö4- BREUGEL (JAN BATIST), een broeder van Abraham, was mede een Bloem- en Fruitfchilder, en onder de liefheb, bers bekend geweest, met den naam van den Napelfchen Breugel, om dat hij zijne meeste leeftijd in die ftad heeft gefleten. Zijn bentnaam was Meleager. Van, Gool zegt, dat indien het de zelvde is, van wien Mj hier te lande twee ftukken met ItaUaahjè bloemen en vrugten gezien heeft, hij een hoogvlieger in dat deel der konst is geweest, en dubbeld waardig ónder het getal der grootfte meesters geteld te worden. Twee ftukken van dezen Meester, verbeeldende allerhande Ooft en Fruit, benevens een vrouwen beeldje, wierdt verkogt in de ver- ko-  BREUGEL. (JOHAN) koping van den Heer van Zwieten, den 12 april mii 'tHage gehouden* voor 290 guldens; dit moeten uitmuntende fchilderftukken van hem geweest zijn, doordien uit andere verkopingen blijkt, dat zijn Rukken weinig gewild waren, en zelden boven de 10 guldens opbragten. , Vm Go'OL N. Schouwburg, II. D. bl. 464, 4Ö5. G. Hoet, Naomi, van Schild, l D. bl. 589. II. D. bl. 12. 101. BREUGEL (JOHAN), bijgenaamd den Fluwelen, was een zoon van Pieter Breugel, die volgt. Hij leerde de beginzelen der konst onder opzigt van zijnen vader, en hadt vervolgens tot meester Pieter Goekind; doch bepaalde zig naderhand toe een geheel verfchillenden aart van fchilderen, en hieldt zig bezig met het vervaardigen van bloemen en-vrugten; maar, doordien de mensch bij verandering leeft, veranderde hij ook van fchildertrant, en fchilderde, vervolgens, fierlijke land-en watergezigtcn, op menigerhande wijzen', zo als hem in 't leven voorkwam. Hij verliet egter het fchilderen van bloem en fruit, en wat tot veld- en tuingewasfen behoort, niet, maar bediende zig daar van op ene konftige wijze, tot het flofferen van zijne landschappen. De Heer A. Houbraken getuigt, dat hij ten jare 1713, een. ftuk van 3 voet hoog en 4 voet bi eed van hem gezien heeft, daar hij en alle konftenaars uren lang, zonder zig.te kunnen verzadigen, met verwondcringe op ftonden te turen; waar in zo menigerhande foort van bloemen , ftruik en boomgewasfen, op den voorgrond gefchilderd waren, dat het oog daar in als in enen doolhof verward bleef; en, fchoon 't zelve op 't twinn'gfte deel in grootte, niet bij 't leven kondo halen, nogthans was ieder in zijn foort, in dat klein beftek, zo uitvoerig, konftig en natuurlijk gefchilderd, als of het in de grootte van 't leven hadt geweest; inzonderheid ftak 'er in uiteen vijgenboom, die in een tuinpot geplant was; waar van de ftam zo natuurlijk gekleurd, de bladen zo vernuftig en dun gefchilderd, de groene uitfpruitzels, half gekleurde, volwasfene, en van rijpheid geploide vijgen, zodanig treffend wa-  J5R.EUGEL. (JOHAN) waren gefchilderd, dat het geen pcnfeelwcrk, maar 't leven fcheen te wezen. Dit ftuk van 't Loo gebragt, werdt te AmJleldam, den 26 junij 1713 verkogt voor 2825 guldens. De twee beelden, die op den voorgrond daar van ftonden, ver, beeldden Pomona en Vertumnus, door Rubbens gefchilderd. De weerga, met een flapend Vrouwtje en Sater, gold 187/5 guld. Doch het alieruitnemendfte fchilderftuk, dat van hem .voorhanden is, is het zogenaamde Paradijs, een uronkftuk van bet Schone kabinet van wijlen den Heer le Court van der Voort tot Leijden; hier in doen zig een menigte van allerhande dieren op 't allernatuurlijkst, in een niet min konftig landfchap zien; en de Adam en Eva is op '-t alleruitvoerigst door Rubbens gefchilderd. Menigte van kleine ftukjes, ten bewijze van zijne naarftigf heid, zijn 'er van zijne vernuftige hand in de konstkabinetten alomme te zien, daar ondervsle, waar in een meuler.hoef aan den kant van een riviertje ftaat afgebeeld; of ook wel een dorpje, of enig ander gehugt aan den kant van 't water, 't welk hij dan verders heeft opgefierd met kleine zeil- en waterroe; tuigen; gelijk op 't land met karren, wagens, paarden en allerhande foort van kleine beeldjes, die hij bij uitnemendheid konftig en uitvoerig wist te maken; waarom hij ook van JoPocüs Momper, Hendrik van Balen, Hans Rottejjiiamer , en anderen zijner tijdgenoten, gebruikt werdt, om hunne landfchappen met beeldjes, paardjes, enz. op te fleren. Om kort te gaan, al wat men van hem ziet, ftrekt ten bewijze, dat hij een groot meestér- in de konst was. En ten einde te tonen , hoe groot de fchi'der-tafereeltjes van dezen meester nog in achting zijn, en bij de liefhebbers nog in waarde gehouden worden; zullen wij ene enigzints uitvoerige lijst-mededelen, van de prijzen, die zijne uitmuntende penfcel-voor'tbrengzelen, op verfcheiden' publyke verkopingen van fchilderijen, hebben opgebragt. In die van Adr. Bout, den 11 augustus j733, in V Hage, een Landfchap met Beesten, Beelden, Vagels, enz., 1500 guldens. In die van Koenraad Droste, den 21 julij 1734, in 'sHagt, een Over-Veertje, 260 guld. 1)4 28?  -33 BREUGEL. (JOHAN) In die van den Burgemeester Jan Schuylenburg, in 's Hage,. den ao fèptember 1735, Bacchus en Ceres, met Vernis en een groot aantal Cupidoos, 815 guldens. Dito Maria Hemelvaart, 285 guldens. In die van Richard , Pickfort, te Rotterdam, een Molentje aan de Schelde, 450 guld. De Vier Getijden des Jaars, 750 guld. Ferdjnand, Grave van Fkttenberg en Wittem, te Amfleldam, i april 1738, twee Landfchappli, zijnde Riviergezigten, vol gewoel van beeldjes, bee.jes en vaartuigen, 2045 guld. Earon Schoniorn, te Amfleldam, 16 april 1738, een Landfchap, met een menigte figuren, bcejes en karren, 760 guld. De aanbiddinge der Wijzen uit het dosten, 800 guldens. Mam en E:a in het Paradijs, 355 glud. Grave DE Fraula> te Brusjcl, 21 julij 1733, een Landfchap, met rivier, wagens en andere figuren, 490 guld. Een dito, de vlugt van Jojeph en Maria naar Egljptm, 401 guldens. Twee kleine Landfchayjes, het ene daar de boeren m den Oogst werken; en liet andere verheUende de maand Méij daar de boeren zig verlustigen, op koper, 405 guld. Een Landfchap, met rivier, fehepen, molens, enz., 410 guld. Een dito, vei beeldende Sonien Bosih, met wagens en figuren, 375 guld. Te Amfleldam, 16 fept. 1739, een Zomer en Winter, 505 guld. De Arke Noachs, 3or Een Markt vol gewoel, 6co guld. Twee ftukken, frfus het kruis dragende, en zijne kruzsfiging, 450 guld. MjchhÜ. va% Hoeeen, in 's ITagc, 1 meij 1742, Christus predikende uit het fcheepje, 550 guld. Het Houthakkertje, 375'guld. Grave var» Wassenaar Obdam, in 's Hage, 19 augustus 1756, twee Landfchappen, een Dorp. en een Landgezigt, met wagens, karren, beelden enz., 1025 guld. Een dito, Riviergezigt, i'iöo guld' De Brusfelfe vaart, met karren, beelden enz., 310 guld. De Val van Faëton, 1510 guldens. Twee ftukjes, verbeeldende, Roomjè Kerken, vol beeldjes, 587 guld. G. BraAmkamp, te Amfleldam, 31 julij 1771 , een tijk geflofeerd Landfchap in Fiaanderen, 305 guid. . A. Houeraken, Schouwb. I. D. bl. 85J-87. Gerh. Hoet, Naamlijst van Schild. I. D. bl. 39r. 428. 468. 499- 5°.7- 525- 534- 547- 600. II. D. bl. 19- 54- 291. 295. 297. G. Braamkamp, Kab. van Schild, bl. 7. BREÜ-  BREUGEL. (PIETER) BREUGEL (PIETER), Konstfchilder, heeft zijnen naam ontleend van de plaats zijner geboorte, zijnde het dorp Brettgel, in Braband, onder de Meijerij van 's Hertogenbo;ch, kwartier van Peelland. Hij was de' vader van den Fluwelen Breugel. Hij leerde de konst bij Pieter Koek van Aalst , wiens dogter van hem, toen zij nog klein was, dikwils op den arm gedragen, in later tijd zijne huisvrouw geworden is. Van Pieter Koek vertrekkende, ging hij werken bij JeronimusKoek; reisde vervolgens naar Frankrijk, en van daar naar Italië. «Hij hadt de penfeelbehandeling van Jêronimus Bos beoeffend* volgde die ongemeen natuurlijk na, en maalde ook vele zodanige fpokerijen en potligheden, zo dat hij door velen Piek den Drol geheten werdt. Weinige ftukken vindt men van hem, die van den befchouwer zonder lagchen konnen gezien worden, of die de ftemmigften en Huurden niet ten minften doen glimlagchen. Ih zijne reizen fcbetfte hij vele gezigte» naar 't leven af, zulks men zeide, dat hij, in de Alpen zijnde, alle de bergen en rotzen ingezwolgen, en, t'huis gekomen, dezelven weder op doeken en panelen uitgebraakt hadt; want hij bezat de konst om deze zo wel als andere voortbrengzelen der natuur, op 't tieffendfte na te bootzen. Van zijne reizen te rug gekeerd, verkoos hij zijn verblijf te' Antwerpen, alwaar hij ten jare 1551, in het gild of de fchilders-kamer kwam. Veel arbeidde hij voor een Koopman, geheten Hans Frankert, een hups mensch, die gaarne bij Breugel en daaglijks zeer gemeenzaam met hem verkeerde. Met dezen Frankert fpanceerde Breugel dikwils buiten bij de boeren ter kennis en bruiloft, verkleed in boeren-gewaad, wanneer zij ook onder fchijn van aan de bruid of den bruidegom vermaagfchapt te wezen, giften en gefchenken deden, Bij zodanige gelegenheden fchepte Breugel vermaak, het boerenbedrijf in eten, dansfen, fpringen, vrijaadjen en andere boerterijen te befchouwen; alle weike dingen hij vervolgens zo in water- als olieverf, klugtig en aardig wist na te bootzen. De boeren en boerinnen kleedde hij zeer eigenlijk, en ■ IV. Deel-. T ve& «81  ##» BREUGEL. (FIETER) verbeeldde bet dom en onabel bedïijf der huislieden in hun gsm, ftaan, of andere bewegingen, ongemeen natuurlijk.. . Toen hi] nog te Antwerpen woonde, hieldt hij huis met een dienstmaagd cf meisje dat 'er wel uitzag, en hij ook getrouwd -ouds hebben, zo hare leugenagtige geaartheid,, hem geen f$M0t, %ppf haar hadt doen opvatten. Zonderling was het door hem uitgedagte middel om van haar ontflagen te worden; hij floot namelijk een akkoord met haar, dat hij alle hare leugCwn op een kerfftok zoude fnijden, waar toe hij ene vrij .tangen maakte, en dat, zo die ftok door den tijd vol wierdt, van hun huwelijk niets worden zou, gelijk ook eerlang gefchiedde. Eindelijk verliefde hij op de dogter van zijn oude meester Pieter Koek, die met hare moeder welke toen reeds weduwe was, te Brusfel woonde, en trouwde met haar, onder beding, dat hij Antwerpen zou veriaten en te Brusfel komen wonen. Breugel was een ftil gefchikt man, niet zeer fpraakzaam, maar ongemeen grappig fq gezclfcbappen; fchoon zelv' zeer Bckkeriaans over het veifchijnzel van fpoken denkende, kleefde hem egter de zonderlinge liefhebberij aan, om de lieden of zijn eigen volk, met enig fpook of vreemd gedruis door hem zeiven verwekt, te vervaren. Onmooglijk ware het op te noemen. Wat fpokerijen, helfe vertoningen, boeren-gezelfchappen, zo bruiloften, kermisfen en andere onderwerpen, Breugel gefchilderd heeft. Onder anderen heeft hij ook afgemaald, ene verzoeking van onzen Zaligmaker, dusdanig verBeeld , dat men van boven als van de Alpen op fommige plaatzen door drijvende wolken op fteden en landen nederziet; voorts een boze Griet, die eeri roof voor de hel weghaalt, 'er zeer verwilderd uitziet, en vreemd opgetooid is. Nog heeft men Van hem de volgende ftukken, die alle verwonderlijk fchoon Èijn gefchilderd: u Een Jïrijd tusfen de Vasten en Vastenavond. 2> Het gebruik van hulpmiddelen tegens den dood. 3. Kinder/pelen, 4, Vele Boere-kemisfen en bmiloften, met een menigte |&tf1ö0 fnakerijen, en de eigen bedrijven en gebaarden der boe-  BREUGEL. (PIETER) boeven; muntende 'er inzonderheid onder de laatffen ene uit, waar in de bruid begiftigd wordt, en een ouden boer met een' buidel aan den hals wonderlijk natuurlijk op den voorgrond ■ geplaatst is, bezig zijnde het geld in zijne hand af te pasfen. Ook heeft in de Kunst-Gaïlerij van den Keurvorst van den Paltz, een overheerlijk ftuk van hem gehangen, afbeeldende de Prediking van Johannes den Doper in de Woestijn. In de voormaals Koninglijke verzameling te Parijs, waren van hem drie taferelen, alle op koper gefchilderd, verbeeldende het een, een bergagtig Landfchap; het ander, een Katten-Muzijk, 't geen door een kat op de trompet blazende geaccompagneerd wordt; en het derde, mede een Landfchap vol gedekte en opent Hollandfe wagens. Ook worden 'er vele zijner vreemde en klugtige verbeeldingen in prent gezien, zo in hout gefneden, als in koper geëtst. In houtfnede ziet men van hem, ene prent, waar in de hijlorie v.j?z,Ourson en Valentyn verbeeld wordt, en in koper enige Rijngezigten tusfen de Alpifche Gebergten?, door hem in den jare 1553 te Rome zeer fraaij geëtst. Door andere voorname Plaatfnijders, als Hieronimus Kcx, P. Mandere, P.-Perret, Filip, Jan en Theodoor GAixé, en anderen, zijn vele prenten na zijne tekeningen in 't koper gefneden, als 14 fraaije Landfchappen door H. Koek, twee Rijngezigten door Kornelis Kort , het Vrouwtje in Overfpel door P. Perret; voorts het Sterfbed van Maria, de vette en magere Keuken, dc zeven Deugden en Ondeugden, de Keifnijder, de tentatie van St. Antonij, enige Boer en-bruiloften, Spokerijen, en veel meer andere vreemde en klugtige onderwerpen. Breugel zoude een menigte net en zuiver behandelde tekeningen met enige fchriften, 'er toe betrekkelijk, nagelaten hebben, zo hij dezelven niet gedeeltelijk, als te fchamper en ftekelig, op zijn doodbed, door zijne huisvrouw hadt doen verbranden, uit vreze dat dezelve na zijnen dood daar door weliigt in ongelegenheid zou hebben kunrcn geraken. Hij legateerde zijne vrouwe bij testament een ftuk, verbeeldende een Exter, zittende op de galg, als wilde hij door den exter de klapagtige tongen verftaan hebben, die hij der galge toeT 2 e'gên¬ ant'  BREUKELAND* BRÏARDE* eigende j ook hadt hij het doorheken van de Waarheid verbeeld,* \ WsfL"' »«t'Zijn eigen zeggen, 't beste zijner we;ken zoude* ?.'ezen. Hij liet twee zonen na, die mede goede'Schilders geweest zijn. De ene Pieter geheten, leerde bij Gillis van KoNiNGstQ, en kopieerde zeer aardig vele dingen van zijnen vader.. De andere Jan genaamd, is hier boven van gefpro. t.en. , Vefiription des Tableaux du Palais Royal, pag, 3.90, 391, ©peciffaniott teicr ©cmoH&crt in ïct ©atctic ^ii 5)uffcito:f ne. 63. K. v. Mander, Leven der Schilders, I. D. bl. 1S4-190. TIREUKËLAND (JAKOB) , is geboren te Naarden, in ïMff. Met zijne ouders van daar naar Coes getrokken zijnde, ieide hij aldaar de eerfte gronden zijner letteroefeningen, en voibragt die te Utrecht en te Graningen, In 't jaar 1689, werdt hij ats Predikant beroepen te St. Anne ter Muiden; in 1696 te Westfouburg, en in 1704 te Middelburg, alwaar hij met alle braafheid zijnen toevertrouwden post tot aan zijn dood toe heeft waargenomen, welke vooiviel in ,7a4. Dc t,oor hem uitgegevene werken, die met vrugt en ftigting kun. ren gelezen worden, zijn de volgenden: 1. Oceételnfe mm, S*gÖen. 8bo. meermalen gedrukt. %. <©faEC het <&naaeber* toni» naar oen iciö?aaÖ ban Öen €atect)ijfou«S. ïmfï. 8bo. vijfmalen gedrukt, de laatfte in 1740. 3. J©cbetbareti Dcc l^be en leraren. 3fmfï. 8bo. 4. ®egen bc ^cineen. MibMb 1704. 8bo. s. tuttige en nooige Cnobef;cöma, ütr. Sbo, BR TAP. DE (LAMBREGT de) , uit een zeer aanzienlijk geflagt, omtrent 't jaar 1490 te Duinkerken geboren, was de 14de zoon van Adriaan de Briarde en van Maria d'EsfertECQüES. Na zijne eerfte letteroeffcningen volvoerd te hebben , gaf bij zig ten enemalen aan de beoeffening der regtsgeleerdheid over, in welke wetenfehap hij, het tijdvak waar in hij leefde in aanmerking genomen, zeer bedreven wierdt De doktorale muts in beide de regten verkregen hebbende, wijdde hij zig geheel en al aan de praktijk. De roem van  BRIARDE. (LAMEREGT m) Ssijne bekwaamheid hem aan Keizer Kabel ben V, hebbend© doen kennen, verhief hem deze Vorst den i januarij 1521. tot Raadsheer en Requestmeester in den Groten Raad te Mecheleni en , na gedurende tien jaren dit ambt met veel lof bekleed te hebben, werdt hij in den Geheimen Raad geplaatst; en weinig tijds daar na volgde hij Niklaas Everardi, die den g -augustus 1532 ftierf, op, nis derde Prefident in den Groten Raad t£ Mechekn. Briarde vervulde deze belangrijke waardigheid gedurende den tijd van 25 jaren, met allen ijver en dep .gewensten uitflag, welken men van zijne kunde en ervarenheid Was verwagtende. Hij fteeg hier door ook 20 hoog in achting bij den Keizer, dat hij ten enemalen deszelvs vertrouwen tot zig trok, zo dat uees Vorst hem in alle-de zaken, die betrekking tot de Nederlanden hadden, raadpleegde. Hij ftierf at Mecheïen, den 10 october, en wierdt met veel ïtoet in de hoofdkerk van St. 'Jan begraven; in welke kerk hij ten jare 154-8 tot het bonwen oer Kapelle van liet FeneraM, 3 mme giften hadt gedaan. Tweemalen is Lambrïgt ra Briasoe gehuwd .geweest* ■zijne eerfte vrou-'/e was Maria Hénkerow, daar hij een ■Zoon bij verwekte, Niklaas dï Bsïarde genaamd, welke % 1581 te Kornak ftierf, en-ige kinderen nalatende, 'bij agne huisvrouw Adriana va» Deurnaglè geteeld, met wie ïf 4spi 31 augustus 1557 was getrouwd. Lamijregt -trad voor-df tweedemaal in den egt, den 26 meij 1525, met Maegb-jst M-oïült, degter van Jan Micaklt en Livina Cats vam Welle-, bij wie hij ene dogter bekwam-, Lïwma genaamd-, geboren den n julij 1528, getrouwd den 29 auguttus "inet Gysbert Van BkoSikhgkst-, geftorven den a -april 3577, en ook in -de St. Jansketk te Mechekn begraven. L-ambregt 'lè Briarde, beeft; in 't licht gegeven; tatt / fyee entte ta to.it manuren tat ma mt lïi^afEtie im t^fc&'ccbcn jftdRcn fchtilbficö $ «ute btijoojt re pjatcfeBröi m ■atuen/ pfirfcnele/ «rihhcIé/ xefle/ mijtte tfnöe oorfe ia 3?*? »eftnalibu£j iljemactfet bij JEte. Lsmbeegt be Brijuke,, «Bifc fccrey m a\ fijnen t.ijt g>:ftec«t ban ïiea <&vtiïm IJafce 'h®t 1$1  894 BRIENEN. (ABRAHAM van) BRIENEN. (JAN van) Mectylfn. Cfjanttacrsen tij Hans ee Laetui i?c Kapt. 1522, F. Sweertii, Athen. Belg. p. 178. 558. Foppens, Bibl. Belg. p. 797. Sanderi, Flandr. ilhiflr. Tom. III. pag. 338, 339. Van Gestel, Hijtor. Mechl. Tom. I. pag."20. Suppi. aux Trophces de Butkens, Tom. II. pag. 316, 317. Chf.istyn, Tombeau des Hommes til. Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 34.5-349. Bcfchrijv. van Mechelen, in tfo. 1770. I. D. b). 314. 316. 32l 360. BRIAS (KAREL de), zie ASSOMPTION. . BRIENEN (ABRAHAM van), geboren te Utrecht, in het jaar 1006, is onder de Roomfe Godgeleerden van de Bataaf je Republijk, zeer beroemd geweest. Hij werdt ten jare 1638, Pastoor in de Veenen onder het Stigt, zijnde benevens Jakoï de la Torre, door den Bisfchop Filips Rovenius, naar Rome gezonden, ter beflisfinge van-de ontftane gefchillen. De zelvde reize ondernam hij andermaal in 1655, na reeds voorheen tot Pastoor van St. Geertruid, aangefteld te zijn. Ten .tijde van Johannes van Neerkassel, werdt hij tot deszelvs Raad en Vikaris van 't Utnchfe Bisdom verkozen. Hij ftierf in genoemde ftad, den 19 fèptember 1682, in den gevorderden ouderdom van ruim 75 jaren. Zijne fchriften bijeen verzameld, zijn ten jaie 1769, te Leijden herdrukt Gas?. Eurmanni, Traj. erud. p. 33, 34. • BRIENEN (JAN van) , gefproten uit een zeer oud en adelijk geflagt, waar van men reeds ten jare 1335 vindt opgetekend, dat Hendrik van Brienen, Ridder, trouwde met Maria van Linden. Jan was in 1704 Raad extraordinair ia den Hove van Gelderland en Burgemeester van Arnhem; ia welken tijd in verfcheidene fteden van dat gewest, zedert den dood van den Stadhouder Willem den III, en wel inzonderheid te Arnhem, vele bewegingen en onlusten waren voorga- vallen, welke de afdanking van vele Magiftraatsleden ten gevolge hadt. Deze onlusten dagelijks vermeerderende, wierdt Bien te rade, een corps van 200 vrijwilligers, alle uit onge- buvr»  BRIENEN- ,(JAN «a») huwde jonge raanfchappen, te Arnhem op te rigten, «laar over den Burgemeester Willem Adriaan Boüwensch, als Kollonel wierdt aangefteld, en tot Hopman Johan Swaan. Zuii* deedt de Ridderfchap dezes gewests,op gelijke 'befcherminghedagt .zijn, dierhalven enige manfchap ten platten lande Malachiie. Lugdb. 1583. 8-0. 4- De Anfo-Baptism» jurantium in Papam, (J in Ecclefiam Rmnanam, deque eorum Idok zeli. Lugdb. 1580. Bro LE Long, Biblioth. facra, p. 652. M. Delrio, Dlsquifit. Magie. Lib. IV. p. 197, 198. Thuani, Hifi. ad annum 1583. p. 500. Sfond., Annal. Ecclef. ad ann. 1583. man. 9. G. Voetius, Disput. Theolog. Tom II. p. 1075. Vitringa, in Apocal. p. S3o. Gerdes. Spec. Itak Reform, p. 180-187. Vignier , Theatre de VAntiehrifl. Part. I. p. 339. Lettres de Bongars, ed. de la Haye de 1695. Tom. I. p. 129. P. Bayle, Diaion. ed. de 1730. Tom. I. p. 67c671. Paquot, Mem. litter. Tom. XII. p. 225-228. BROECK (JOHAN van den), geboren te Amfleldam den 18 october 1648, was de zoon van Niklaas van den Broeck, een voornaam Koopman, die, de Lutherfe geloofsleer toegedaan, van Antwerpen naar Hamburg, en van daar naar Amfteldam ging wonen. Hier trouwde hij met Maria Volkward, weduwe van Hendrik Stap, de moeder van onzen Johan. Deze vrouw ha-en man verloren hebbende den 20 Bieij 1661, trouwde'daar na met Johannes Christenius, Hoog*  BROECKE. (JAN van den) BROEDER. Hoogleraar in de regtsgeleerdheid aan het Gijmnafium te AmJieldam. Onderwezen dooi den iliefvader en door de Le'jdje Hoogleraren van dien tijd, werdt Johan van den Beoeck, den 15 maart 1669, tot Doktor in de regten bevorderd; oeffende vervolgens de praktijk in 's Hage den tijd van twee jaren, daar na te Amfleldam, alwaar hij den 23 april 1673 in huwelijk trad met zijne volle nigt, Katrina van Toll, geftorven den 12 april 1698, welke hem negen kinderen baarde, waar van 'er zes jong geftorven zijn, en één zoon en twee dogters den vader overleefd hebben. In 1684, was hij Lector in de regtsgeleerdheid te Amfleldam, twee jaar daar na Profesfor extraordinarii, en, in 1690 gewoon Hoogleraar, welk ambt hij neerftig en getrouw heeft bediend tot in 1729, wanneer hij zijn ontfiag bekwam, behoudende eer en inkom(Ten. Hij genoot deze rust nog omtrent 10 jaren, en ftierf in het oifte jaar zijnes ouderdoms, den 1 maart 1737. Hij heeft vele edele Jongelingen tot leerlingen gehad, doch gene fchriften in druk uitgegeven. Hij was bijzonder vlijtig in het lezen van den Bijbel. De Hoogleraar in de Oostene talen, KorneLis Hügo Vonck, heeft ene lijkrede in 't latijn over hem gehouden, welke gedrukt is. .- d'Orville, Orat. in Centef. nalal. Athen. Amflelod. p. 30. BROECKE (JAN van den), is geweest Raad in de Vroedfchap te Dordrecht, een geleerd man en latijns Poëet, blijkens zijne digtftukken in die taal, na zijn' dood, uitgegeven, door Joiiannes Jensius, te Dordrecht, in 1741. in 8vo. BROEDER, Kommandeur ter zee in dienst van dit gemenebest, fneuvelde den 19 november 1692, toen vier Franje oorlogfchepen, even buiten 't Kattegat, het Staatsgeleide aanvielen, welk de koopvaardijvloot, uit de Oostzee, herwaards voerde. Deez' dappere Zeeman, was in dit zelvde jaar, ener hog gevaarlijker gebeurtenisfe ontkomen, die egter minder noodlottig voor hem uitviel. Nevens den Kapitein Bonte* mantel, enige Spaansvaarders geleidende, wierden zij, nu op de hoogte van Castto gekomen, door drie Franje oorlogfchepen en twee fregatten aangevallen. Zij verdedigden zig lang en on-  304 BROEK. (ELIAS van den) BROEK. (JAN) onverfchrokken; doch, door 't geweldig vuur, 't geen, van rondsom, op hen losbrandde, wierden eindelijk, beide hunne fehepen in den grond gefchoten, na dat Bontemantel, in den flrijd gefneuveld was, en flegts zeven of agt mannen 'van 'deszelvs fchip zig hadden kunnen bergen. Broeder wierp zig toen, raar 't fchij.'.t, in de boot, en met 12 of 16 der zijnen, een' geruimen tijd op zee zwervende , ontmoette hem een Frans oorlogfchip, oneer bevel van den Ridder de Sangris, 't weik hem innam, en te St. Jan de Luz, opbragt. Sedert wierdt hij in vrijheid gefield. — Wag., Vad. Hifi. XVI. D. bl. 177. Bijvoegt, en Aanmerk, hierop, bl. 65, 66. BROEK (ELI 'S van den) , Konstfchilder, geboren te Antwerpen, was een der eerfte en beste leerlingen van den razenden Schiider Erinst Stuvejj; dan al mede een man, die de fortuin flegts van agteren heeft gezien. Hij fchilderde heel los en geestig allerhande bloemen, kruiden, flangen, hagedisfen enz.; woonde op 't molenpad buiten de Utreclitje poort te Amfleldam, daar hij bij zijn huis een bloemhof tot zijn gebruik hadt, en ftierf in 1711. . A. Houbraken, Schouwb. III. D. bl. 378, 379. J. C. Weyerman, Leven der Schilders, III. D. bl. 211. BKOEK (JAN) VALENTYNZ., een wakker en onvertzaagd man, inwoonder van Amfleldam, die aan den Ouden, brug woonde, heeft blijken gegeven dat hij een warm, en mogelijk wel een al te ijverig werkend voorftander van de hervorming is geweest; ten minften vindt men van hem aangetekend, dat hij een van die genen was, welke ten jars 1566, het gemene volk, door belofte van geld, omkogt tot de plundering van het Minderbroeders klooster. Broek, hier mede niet vergenoegd, vertoonde zig, in 't volgende jaar, in 't openbaar als een tegenftrever van de Regering, en wel bijzonderlijk in het geval met den Burgemeester Buik, die onder verdenking lag van krijgsvolk in de ftad te willen doen komen, 't welk alles in oproer bragt, en zulk een verbolgentheid baarde, dat elk wapen! wapen! riep, en zig in allerijl  BROEK. (JAN) VALENTYNZ. ijl toerustte. Jan Broek, deedt, op de Nieitwebmg, met de trom omflaan: dat elk, me lijf, goed, vrouw en kinderen lief hadt, hem nu volgen zou. Op deze wijze een groot aantal menfchen bijeen verzameld hebbende, liet hij de brug met 33 man bezetten; trok met de overigen langs den Zeedijk, door de Warmoesflraat, en fleep.te een ongelooflijke meniVte volks met zig, ieder met het geweer voorzien dat hij bij der hand hadt. De uitzigten werden daardoor allerakeligst, want daar ieder zijne partij koos, trok de vader tegen den zoon en de broeder tegen den broeder op. De partij van Broek, als zijnde de kloekile, bezette alle de uitgangen in de WarmoesJiraat en op den Nieuwendijk. Jan Pieterszoon Hooft en enige ardeien plantten, 0111 de markt te beftrijken, drie basfen op den fteiger van het Damrak. Ten zelvden einde, werden pogj op de Paapinbrug, drie grote basfen gefield, en al de huize «an de Warmoesflraat, tot aan de Vismarkt toe, van agteren met fchutten voorzien. Adriaan Pauw, een ijverig doch toffer s bedaard Gereformeerde, ongewapend naar 't ftadshuis tredende, vondt in de Warmoesflraat, en bijzonderlijk omtrent de P.aapéi l ug, de Burgerij in de wapenen. Op den Dam, daar de Roomsgezinde Burgers ftonden, wilde men hem te lijve, doch verftaande, dat hij door Burgemeesteren ontboden was, liet men iem boven gaan. Hier werdt van hem begeerd, „ dat hij vernemen zou, hoe 't onder de Burgerije ftondt, en „ Burgemeesteren daar van verflag doen." Hij volvoerde dezen last, begaf zig over de Paapenbrug, naar de Kerk- of Warmoesflraat, daar hij 't getal der Onromfe Burgerije zeer vermeerderd vondt. Hij vraagde naar de oirzaak van dien oploop; men antwoordde hem: „ dat 'er nieuwe knegten wa„ ren aangenomen, dat de anderen zig, nevens de overige „ Burgerij, gewapend op de plaats vervoegd hadden; dat de „ toeleg fcheen , hen te overvallen, alzo men hen daar niet „ ontboden hadt." Pauw antwoordde : „ dat hij zulk een „ oogmerk in de Heren niet hadt befpeurd," hen te gelijk biddende, dat zij zig toch aan de Heren niet vergrijpen, noch verder voorttrekken wilden. De Wethouders, die nog niet iV. Deel. V br> SOS  bonen de z-ooo-, man bij aen hadden, bevonden zig ondertUfi feu in gene kleine, verlegenheid; zij hadden Pieter Kaars» Hopman des; nagtwagt, uitgezonden, om alle gelegenheden te bezigtigen ;• die,, wel gezien bij de Burgerije, overal doorgelaten werdt, en aanbragt, hoe de ftraten bezet, befchanst en met grove- of handbusfen geboord waren, tot dadelijke beheaing: van den Dam: De Wethouderfchap zig dan genoegzaam, belegerd ziende, befloot met de. Burgerij te woorde, en ware % mooglijlc tot verdrag te komen, Pauw, middelerwijl, we«erom op 't ftadshuis gekeerd, Andries Boeleszoon, HenÉfttE vak Marken, Adriaan Medenblik, Hendrik Franszoon en nog enige andere Burgers, werden dan een- en aucermaal afgevaardigd aan de Gemeente, met last, uit naam der Heren te verzekeren, dat 'er geene knegten aangenomen, Énw enigen alleen opgetekend waren, op aanfehrijven der 'Hertoginne; en om op haar te begeren, dat zij vier of vijf perfonen benoemde, om met diergelijk getal van Gemagtigden der Wethouderfchap, te fpreken. Wat later begaf zig Burgemeester Simon Kors, van den Schepen Jakoe Gerritszoon en van Adriaan Pauw verzeld, naar de Warme,tfi'raat, om der Burgerije dezen voorfiag fmakelijk te maken; doch terwij! hij Xijn best hier toe deedt, en 't volk voorhieldt: dat alles „ maar misverftand was, en dat men de wapenen afleggende, „ met een verzoekfehrift te regt raken kon," werden, op last der Wethouderfchap, enige tonnen buskruid gevoerd naar den Jan Rooden toren, die, nogthans onder weg, door Egbert Pieterszoon Vink en weinige anderen bemagtigd, cn in 't water geworpen werden; ook deedt men de foldaten en enige Roomsgezinde Burgers, onder bevel van den Schout Pieter Pieterszoon, en zijnen zwager, den Oud-Burgemeester El*ert Markus Dirkszoon, trekken naar de Regulierspaorte, die men voorhadt te bezetien. Van de andere zijde, was, ondertusfen, Jan Broek, tamelijk verzeld, den Zeedijk langs met drie basfen, aldaar voor een Sinids deure gevonden, getrokken naar het Bushuis; uit ïorge, dat de fchans aan de Perkensfluis overweldigd en 't Bus- huis BRüEK, (JAN) VAl.ENrrNA.  BROEK. (JAN) VALENTYNZ. huis vervolgens ingenomen mogt worden. Doch hier vernemende dat de Roomfen in aantogt waren om de Regulisrspoort, den Steétuin, het Halfrond en 't Ruskds te bemagtigen, rukt hij voort, tot op de Roods- of Reguliers-, nu de Doelenbrug, daar hij ene fchans van balken en ander hout, welk voor den Steé- of Timmertuin lag, doet opwerpen, en met de basfen (tofferen, op welken van agteren geklonken werdt, als of ze wel geladen geweest waren, fchoon men noch kruid noch lopd bij der hand hadt. De Schout en de Burgemeester Mar. kus, ontzet van 't gene zij zagen, verzogten Jan Broek, buiten de fchanfe, te mogen fpreken. Hij, eerst naar de Warmoesflraat om bijdand gezonden hebbende, treedt onverfchrokt uit zijn voordeel, en vraagt: „ wat hen, met pijp, „ trom en vliegend vendel, derwaards dreef?" Daar Elbert Markus op antwoordde: „ 't was, om zig met kruid, fchut, „ en fcherp,- uit den Steétuin en 't Halfrond, tegen hunne „ vijanden te wapenen." Jan Broek hervraagde: „ wie die „ waren?" en als hier op gezwegen werdt, voer hij voort: „ dat hij 't hun niet wilde laten volgen; maar ten diende zij„ ner Majedeit en weidand der dad bewaren zou; ook „ zou hij zo wel voor de poorte zorgen, dat 'er de Graav „ van Megen, met zijn krijgsvolk, 't hoofd zou doren.'* Terwijl zij nog fpraken, kwamen hier 200 man, onder een vendel, welk door Jan Kies gedragen werdt, te hulpe; des keerden de Schout en Burgemeester met hun volk te rug naar den Dam, terwijl Jan Broek, de Reguliers-poon, de RoodeIrug, het Halfrond en den Steétuin, deedt bezetten, den Schutmeester belastende, noch der ene, noch der andere partije, enig wapentuig te verfchaffen. De perfoon, die door Jan Broek om onderdand naar de Warmoesflraat was gezonden, was Thomas Gerritszoon Doesfurg , die komende voor de enge Kerkfleeg, Burgemeester Kops nog bezig vondt, met het volk te belezen. Straks vaart hij uit, werpt hem over dag, met verwijt van 't geen aan de Roode-brug te doen was, en grauwt hem toe, dat hij de Burgerij door bedrog in 't net zogt te brengen. Kops V 2 hadt 307  3c« ' BROEK. (JAN) VALENTYNZ, ïsadf werKs genoegs*, dat hij,, door voorfpraak van enige gei matigde perfonen,, 'er heei huids afraakte. De andere middelaars, werden met verontwaardiging naar 'tStadskas gewezen. iBtnslen verheft* zig de kreet: „ naar 't Stadshuis 1 naar 't „ Stadshuis! wij hebben "t, zo wij harts genoeg hebben-; an„ dcrs is 't omgekomen.» Doch de deftigften der gemeente ffetdenj zig. hier ernftiglijk tegen, voor ogen houdende: „ dat „ het oogmerk hunner wapenen niet ware, de handen aan „ Herftn tc fchenden, of met het bloed van evennaasten, *» vrienden of magen te bezoedelen, maar door draaglijke „ voorwaarden, aan ene veilige ruste te geraken." Zulk een saaci gegeven door Mannen, die te gelijk raders en geiders varen, maakte indruk op de menigte, die, eerlang, het oor leende aan enige gefchikte Burgers, welken, uit naam de» Wethouderfchap, van verdrag kwamen handelen. De gemeente beloofde, zig ftil te houden, gedurende de handeling, indien zij niet aangevallen werdt. , Men geraakte in onderhandeling, zeer waarfchijnelijk ten huize van den ijzerkoper Leënaard Janszoon, daar de Keizer uithing. Hier werdt een groot deel van den dag gefleten met kijven en het uitboezemen van klagten. Ook ftondt men 'er aan de zijde van de gemeente fterk op, dat in 't verdrag gefteld werdt: „ hoe „ Burgemeesteren, in 't aannemen van meerder manfehap, „ gehandeld hadden vierkant ftrijdig met de orde, bij den '„ Prinfe van Oranje beraamd ; " dan men konde de Wethouderfchap niet bewegen, hier toe te bewilligen, 't Was reeds iaat in den avond, toen men eindelijk de overeenkomst jjjoot: >, dat namelijk twee Gemagtigden uit de Wethouderfchap, en „ twee uic de Gereformeerden, naar 's Hage zouden reizen, en „ bij de Gemagtigden der Landvoogdesfe aldaar vernemen, „ of de last tot werving aan de Wethouderfchap gegeven, „ goedgekeurd was door den Prinfe Stadhouder; zo neen, „ dan zou men naar Antwerpen trekken, om, na vertoning „ van de gelegenheid der ftede, *s Prinfen goeddunken te „ verftaan. De Gemagtigden van de Gouvernante zouden „ middelerwijl verzogt worden, het uitvoeren van hunnen „ last  BROEK, (JAN van nnr) last uit te {tellen, en 't ligten van krijgsvolk te ftalcen, ont« . flaande zelvs de knegten, die reeds waren ingefchreven, „ en doende de nagtwaak houden op de hoefflagen, -onlangs „ bij den Prinfe Stadhouder beraamd."" Mot het fluiten van dit Verdrag, was de onlust, die een allerijsfeIijkfle uitkomst fpe'ide, geftild, zonder dat *«r een droppel bloeds geftort was. Kort hier -op -kwam Brederode binnen de ftad; wat hem aldaar wedervoer, kan men hier voor £:ien op het artikel BREDERODE (HENDRIK van). Ten jare 15^9, vindt men 'den zelvden Jan Broek, dat een dapper karei was, en ongemeen ijverig de bclangens der Gerefermeerden toegedaan, met een lastbrief van den Prinfe vxss Oranje voorzien, ais 'Kapitein van een vrijbuiter -in zee -verfchijnen, -alwaar bij den vijand alle mooglijke afbreuk deeSt; Dit wekte op nieuw de haat der-^nJ?eWa»j/è Regering, die nog gants niet uitgedoofd was, zo vinnig tegens hem op, dat de Vroedfchap van die ftad ene pramie van 200 guldens aitlectPde, aan elk die 'hem 'levende in handen van het Geregt sou -leveren, en 100 guldens aan die hem dood floeg. Vereer befloot de Regering, enige 'ligte fehepen tegen &em «it «è rusten, ten einde ware het mooglijk hem gevangen te .krijges > of ten minften van voor de zeegaten -te verdrijven. -'Schoon het de Atnftél&ammers niet gelukte, 'hunnen medeburger as» dc galg te doen knopen; trof egter Jan Broe;: kort dsa- vp, het rampfpoedig lot., in handen van de Ilambwgm te 'Kalen, die .zijnen lastbrief -niet eerbiedigende, hem als -een zeeroper befchouwden,, en -het hoofd lieten afftaan. Dus ^eindigde $e;ze brave man, die zo veel blijken van onverfchrökte ^sosi en dapperheid hadt gegeven, ongelukkig zijn leven de eud-over-grootvE-  3i£ der van den beroemden.'Digter, die volgt; is Wijnkoper teUtrecht geweest, en onder 'anderen bekend gebleven door zijne huisvrouwe Anna van Blokhoven, die weduwe van hem nagebleven zijnde, in den godsdienst verlicht, geftrekc heeft tot een wonderbaren fpiegel van vrijmoedigheid en toonbeeld van ijver in die rampfpoedige tijden. Want als zij befchuldigd wierdt van zig ettelijke malen te hebben laten vinden in de vergaderingen der genen, die zig van het bijgeloof: affcheidden, en haar te laste gelegd, datze haren zoon Joöah tot het rukken der beelden uit de kerken en van de altaren , met dit gedenkwaardig zeggen hadt aangemoedigd r onze voorouders moeten beesten geweest zijn, datze hout en fteen hébben gaan aanbidden; is zij van den Bloedraad, door den Hertog van Alva aangefteld, ten dood veroirdeeld, en op de Neude te Utrecht den 25 fèptember 1568 onthalsd. Ook vindt men in de Aantekeningen van Mr. Kornelis Bóót, door Brandt aangehaald, vermeld, dat men toen fterkelijk zeide: „ dat de „ Raadsheer Mr. Jan Lent , Kommisfaris van den Bloedraad, „ wel diep in haar fchuldboek ftondt, en met haar dood de „ betaling ontging; want toen hare goederen den Koning wa„ ren toegewezen, wist men dat boek in handen, en 't blad, ,, daar zijn naam op ftondt, daar uit te krijgen." p, Burmanni, Orat. fun. p. 5. D. v. Hoogstraten, Leven van Broékh. bl. 6, 7. G. Brandt, Hifi. der Reform. I, D. bl. 56. der Aantek, BROEKHUIZEN (JOHAN van), bij de Iatijnfe Digters bekend onder den naam van Janus Broukiiusius , is gefproten uit een zeer aanzienlijk geflagt te Utrecht. Zijn grootvader, mede Johan genaamd, door het willekeurig bcftuur van de Regering verongelijkt zijnde, verliet Utrecht en ging naar Amfieldam wonen. Hier huwde hij met Eva Kluister, bij wie hij twee zonen verwekte, namelijk Johan en Gerard, zijnde den laatstgenoemden de vader van onzen Broekhuizen , die een hoedenftoffeerder was, en in den egt tradt met Eva Vos, vermaagfchapt aan vele aanzienlijke huizen, als ds Wit- zens , BROEKHUIZEN. (JOHAN van)  BEELD S T OMMING in de NEDEHLANDEN,   BROEKHUIZEN. (JOHAN van) 3i3 ■2ens, Huddens , enz.; door welker bezorging hij ene Klerksbediening ter Secretarije van de Admiraliteit bekwam, erï'njn vorig beroep liet varen. Johan was de enigfle vrugt, die dit huwelijk voortbragt, en wierdt geboren den 20 november 1649 te Amfleldam. Zijn vader ontviel hem reeds in zijn tederfte jeugd, en hij geraakte hier door onder voogdij van zijnen oom Johan, die vlugheid van geest, vernuft en leeslust, in den jongen vermerkende, hem aan het opzigt van den beroemden Adr. Juniüs, toen ter tijd Rektor' van de Iatijnfe fcholen te Amfteldam, toevertrouwde, onder wiens beftier hij ongemene vorderingen zo in de geleerde talen als beginzelen def fraaije wetenfehappen, maakte; inzonderheid was hij begaafd» met een ftalen geheugen , zo dat hij met een paar maal overlezen , in Gaat was de aan hem opgelegde taak van buiten te leren, ja zelvs de lesfen van ouder leerlingen op het enkel aanhoren in zijn geheugen te prenten. Met deze begaafdheid, gepaard bij den groten finaak, dien hij in't beoeffenen der letteren vondt, kost het niet misfen, of hij moest met een fneilen loop in de wetenfehappen vorderen; ook wierdt hij reeds in zijne jeugdige jaren een goed Digter, en oirdeelkundig Criticus; en fchoon hij het grootfte gedeelte van zijn levensloop in zeer verfchillende bezigheden van die der Zanggodinnen heeft gefieten, liet hij egter niet na, om haar alle de ogenblikken toe te wijden, die hij van zijne bezigheden koste affnipperen. De beoeffening der letteren was zijn begunftigde geestdrift, en hij wist altoos tijd af te zonderen, om daar aan te voldoen. De lage klasfen dus roemrijk met een fneilen vlugt doorgekliefd zijnde, was zijn vurig verlangen, om aan het Hogefchool zig verder in zijne zo geliefde Ietteroeffeningen te bekwamen; doch zijn oom en voogd begreep het anders, en dagt den jongeling tot ene kostwinning te moeten opleiden, hem ten dien einde beftellende bij den Apotheker Herman Ankelkot , een zeer braav man, en die liefhebberij voor de wetenfehappen hadt,. om diens konst te'leren. Hier verbleefhij enige jaren, en beiieedde zorgvuldig al den tijd, welken.  3ï4 BROEKKUIZEN. (JOHAN vak) zijn beroepsbezigheid hem gunde, aan letteroefeningen *w wel inzonderheid aan ce Iatijnfe digtkonst; ook vervaardigde hij in dien tijd nederduitfe vaarfen , aie bevallig zijn en een uitnemenden finaak kenfchetzen. Dan het beroep daar hij m geplaatst was, begost hem te vervelen, hij vatte een tegenzin op in het bereiden van geneesmiddelen, begaf zig tot den krijgsdienst, wierdt Kadet onder de Infanterie, en gedroeg zig zo voorbeeldig, dat hij wel dra tot Faandrik wierdt bevorderd, en vervolgens tot Kapitein-Luitenant in de kompagnie van den Overuren van Wede. Flij woonde den noodlottige» rfeldtogt van 1672 bij, en toonde bij meer dan ene gelegenbeid, dat hij braaf was. Ten jare 1674, wierdt hij met zij* regiment naar Amerika gezonden, op de vloot van den beroemden Admiraal de Ruiter; hij was geplaatst op het fchip Ju. pter, gevoerd bij Kapitein Willem van Ewyk; met wien hij door de Amerikaanje zeeën zworf, en veifcheidene eilanden en volken bezogt, onder het verduren van vele ongemakken, eigenaartig aan het zeemansleven verbonden. Doch te midden der fchuimende golven en loeijende winden, befteedde hij egter den tijd, dien zijne bezigheden van krijgsman hem overlieten, aan letteroeffeningen, en inzonderheid aan de voor hem zo geliefde digtkonst; want voor het eiland St. Domingo ten anker liggende, vertaalde hij den XLIV PJalm in Iatijnfe digtmaat, en vervaardigde den zeezang, Celadon, of Verlangen- naar 't Vaderland genaamd ,» welke beide digtftukken ha aan zijnen ouden meester en vriend Herman Angelkot * Amfleldam zondt. Ook eerde hij de gedagtenis der foldaten, in die uitheemfe gewesten door het lot des oorlogs gefneuveld' in enen lijkzang; keerde.in den herfst van het zelvde jaar,' met de vloot naar het vaderland, en vervolgde als te voren zijnen dienst te lande. Bij het fluiten van den Nijmeegjen vrede in 1673 , wierdt Broekhuizen met zijn regiment naar Utrecht in guarnifoen gezonden; hier maakte hij kennis met den beroemden Hoogleraar Jon. Gborg. Gejevius, en leide de eerfte gronden van duurzame vnendfchap, met dien allerkundigften man, welke den  BROEKHUIZEN. (JOHAN van) 315 gantfen loop van hun leven onophoudelijk heeft ftand gegrs. pen. 'Het was ter dezer ftede ook, dat Broekhuizen ten volgenden jare in een allerrampfpoedigst geval wierdt ingewikkeld , waar van de gevolgen jammervol waren; hij anderzins vredelievende en zagtzinnig van aart, liet zig in een niet wel beraden ogenblik, door den fchijn van het zo kwalijk begrepen punt van eer overrompelen; hij gaf namelijk gehoor aan het verleidend verzoek voor enen krijgsman, van enen vriend, om hem tot tweede te dienen in een tweegevegt, tegens een man die hij waande dat hem bloedig beledigd hadt. Hunne beide tegenftrevers wierden op de plaats van het gevegt dood geftoken, zijn vriend gevaarlijk gekwetst, en hij zelv zodanig mishandeld, dat hij 'er ter naauwer nood het leven afhaalde. Het duelleren werdt in het Bataafsch Gemenebest met den dood geflraft, en daar was niemand dan alleen de Stadhouder, aan wien de Souverein dat regt hadt verleend, welke gratie kost bewijzen. Gr^evius frbreef terftond ten zijnen voordele aan Daniël Heinsius , esn groot gunfte* ling van den Prins van Oranje; deze wist ook zo veel uit te werken, dat Broekhuizen brieven van kwijtfchelding verkreeg. Gedurende zijn verblijf te Utrecht, oefrende hij zig vlijtiger dan ooit in 'de oude Iatijnfe Digters, en Pkoferttus inzonderheid verzelde hem genoegzaam overal, waar hij zig bevondt; en ten einde zijnen latijnfen ftijl in onrijm te befchaven, vertaalde hij ene Verhandeling, van den geleerden Jefuit Renatus Rakn gefchreven, in welke Homerus en Vir. gilius met elkander vergeleken, en hunne deugden en gebreken ter toetfe gebragt worden. Ook gaf hij omtrent dezen tijd in't licht, ene verzameling zijner Iatijnfe Gedigten, die van de Konstminnaars met toejuiching ontvangen werden. Terwijl Broekhuizen op dusdanige wijze allernuttigst zijn tijdfleet, werdt hem op aanbeveling van Burgemeester Hudde, die van zijne maagfchap was, ene Kapiteinsplaats over een der vendelen van de ftads bezettinge te Amfleldam opgedragen. Dus kwam hij te Amfleldam wonen, alwaar bij vlijtelijk arbeidde aan ene verbeterde uitgave van Propektus, en  2i6 BROEKHUIZEN. (JOHAN van) en andere werken. Ook werdt hij aldaar lid van een Konst- genootfcbap, welk eens ter weke bijeen kwam, en waar van Joan Hulst, Joan Huydecoper, Dirk Heinck, de Secretaris Dirk Geelvikck , de Profesfor Francius , en andere lieden van geleerdheid en aanzien, leden waren; en waar van de voornaamfte. bedoeling was, de befchaving der taal- en digt kunde. Na het fluiten van den Ryswijkfm vrede in 1697 > wierdt bij de Wethouderfchap te Anfteidam befloten, het grootrte gedeelte van 't krijgsvolk, welk aldaar in bezetting lag, af te danken; zulks viel ook ten dele aan de kompagnie van Broekhuizen , egter met behoud ener jaarwedde tot zijn onderhoud. Zedert bieldt hij zijn verblijf in een gehuurden tuin met ene bekwame woning voorzien, onder Amftekcciu Hier fieet hij zijn leven in volle ftilte en rust, ontvangende genoegzaam geen bezoek, dan alleen van enige weinige uitgelezene vrienden; hierom noemde hij deze woonplaats, zijneHermkagk. Dus gehegtaan deze ftille rust, waren gene lokmiddelen in ftaat, om hem daar van af te trekken; zo dat hij nimmer enen nagt buiten zijne woning bleef. Geen welfprekende aandrang van vrienden was kragtig genoeg om hem dit genomen befluit te doen verbreken; den avond gevallen zijnde, keerde hij naai- zijne wbning te rug, zonder aan enig verzoek hoe dringend ook, gehoor te geven. Nog veel minder was hij te bewegen, tot het aannemen der reizen naar zijne vrienden, die in andere fteden woonden. Van velen wierdt hij hier toe op het vriendelijkfte uitgenodigd, inzonderheid van de Profesforen Grjevius en Burman; te vergeefs ook wenste Diederik van Velthuizen, Heer van Heemftede, een Mecenas van dien tijd, wiens lusthof voor brave vernuften open ftond, hem enigen tijd, tot zijn aangenaam verblijf uit te lokken; te vergeefs fchilderde hem Gr;evius, al zijne welfprekendheid te baat nemende, de vermaaklijkbeden van Heemftede af; te vergeefs nodigde hij hem door het heftelijk gezang en gorgelend gekweel der Nagtegalen te beluisteren, en in een frisfer lugt de vermaaklijkheden van dat lustig buitenverblijf te genieten. Eeu*  BROEKHUIZEN. (JOHAN van) 317 Eens zijn bepaald befluit genomen, was geen aandrang van vrienden, hoe verpligtend en verleidend ook, in ftaat om hem' daar van af te trekken; want hij voelde geen den minften trek tót het nemen van enig vermaak, buiten zijne boeken. Vele geleerde mannen in de naburige fteden wonende, vergaten hem egter niet, maar vereerden hem zo dikwils zq te Amfleldam kwamen, met hun bezoek. Hem vergat ook niet de genoemde Burgemeester Hudde , die hem menigmalen ging zien, en fomtijds uitlokte, hem aan zijn tafel te hebben. Een zijner gemeenzaamfte vrienden was Petrus Francius,' Hoogleraar in de doorlugtige fchool te Amfleldam, wiens welfprekendheid en poëzij alom bekend zijn. Met dezen hadt hij veel omgang, vermaakt met de verfcbeidenbeid van zijnenfcbrijfftijl, die hem enen geheel anderen weg deedt inflaan; want Francius hadt zig op den raad van zijnen meester Junius , gëpijhd om de fchrijfwijze van Ovidius te volgen: Broekhuizen integendeel op den raad van den zelvden Junius , zig gezet op het navolgen van Propertius, welke twee Digters oneindig van elkander verfchillen. Want die losfe zwier, die welige overvloeijendheid, die ligtheid, en gemakiijkheid van dat Ovidiaans fchrijven, kwam best met den aart van Francius overeen; maar dat diepzinnig, dat verheven, dat groots, dat zinrijk, voegde niemand beter dan Broekhuizen, het geen Junius, een man van ongemeen doorzigt, al vroeg hadt weten te voorzien. Men wist ook niemand bij zijnen tijd, die op zulk ene wijze de poëzij hanteerde ; zo dat die manier van fchrijven gerekend wierdt hem alleen eigen. Zijn geheugenis, gelijk wij reeds hier voor hebben vermeid, was verwonderlijk, zelv' toen zijne jaren al hoog gefloten waren. Hier door wist hij niet alleen te verhalen, al wat hij gehoord of gelezen hadt; maar menigmaal 10 of 12 digf. regels gelijk, die hem even voorgelezen waren , uit zijn hoofd na te zeggen, bijzonder als ze van zijnen fmaak waren. Hij plag te verhalen, hoe hij in zijne jeugd binnen Groningen in bezetting liggende, op zekeren tijd zig bevondt in gezelfchap eniger jongelingen. Een van hun hebbende een gedigt gemaakt ,  ar8 BROEKHUIZEN. (JOHAN van) maakt, op 6eker voorval van dien tijd, las het aan die daar tegenwoordig waren voor; Broekhuizen het gehoord hebbende, verzogt dat het nog eens mogt gelezen worden, dit gefchied zijnde, ftrtedt hij den jongeling oP, dat het van zijn maakzel niet was, zeggende, dat hij het elders gelezen hadt, en tot bewijs van zijn zeggen, zeide hij het van 't begin tot het einde uit zijn hoofd op; dc maker dit horende, wist van verbaasdheid niec wat hij zeggen zoude, en bij het gezeifchap verdagt van ontrouw hieromtrent begaan, beklaagde zig vergeefs over zijn ongeluk, tot dat onze Digter hem uit den droom holp, en in "zijne eer heiftelde. Iets van dien zelvden aart, meen ik, van den groten Frederik, Koning van Pruis. Jen, gelezen te hebben. Hoe boertig Broekhuizen van aart was, en hoe ftekende als hij het op iemand geladen hadt, blijkt uit dat koddig gefchrift, dat hij onder den vorderden naam van Butgerus Hermannides, aan den dag bragt, met het opfchrift: Querela ad Publicum of Klagt aan 't Gemeen. Hier toe hadt een ander voet gegeven, die toen ook onder den gebootden naam van Erasmus Regius zig verbergde. Dit gefchrift, met zulk een graagheid bij ieder ontvangen en gelezen, dat alle de afdrukzeis binnen weinig dagen uitverkogt waren, hadt hij meest ten gevalle van Francius opgefteld, die zig in enen lettcrtwist bedremmeld vindende, enigermate hier door geredt werdt. Daar in Wordt de onbetaamlijkheid der krakelen van lieden van letteren, die malkanderen om een beuzeling in 't hair zitten, zo levendig ten toon gefield, dat beide de partijen daar uit ligt konden zien, dat best ware geweest, zi<» van zulke hevigheden onthouden te hebben; te meer, dewijl de roem, bij den overwinnaar behaald, hem duur genoeg komt te ftaan, en ieder, hoe klein hij ook van zijnen vijand geacht wordt, zijne aanhangers heeft. Aardig ftreek hij ook enen zijner tegendreveren, die hem en Francius fchendig, ik beken 't, beledigd hadt, door, onder den naam van Vacerra , geesfelende en roskammende hem op zulk een wijze, dat men het zonder lachgen niet lezen kon. Hij noemde hem  BROEKHUIZEN. (JOHAN vak) hem Aepest van Pamas, den nazaat van Mevius, den Ezel aan de Mei-, en vereerde hem met andere tijtelen, die op zijn beftaan pasten. De laatfte jaren zijnes levens fleet hij, met het oefteren van zijnen digtiider in ftigtelijke poëzije, en vondt het meesra genoegen, in de aanfpraak van geleerde en godvrugtige mannen. In dezen toeftand, Is hij, na omtrent drie jaren geworfteld te hebben met lighamelijke zwakheden, den 15 december 1707, na den ouderdom van 58 jaren bereikt te hebben, overleden, en den 2often, volgens zijne uitdrukkeliike begeerte, in de kerk te Amjïelveen, begraven. Zestig jaren na zijnen dood, namelijk in den herfst van 1767, is in gemelde kerk, op kosten van Mr. Abraham Calkoen, toen Bailjuw en Dijkgraav van Amftelland, naderhand Hoofdfchout van Amftcldam, ter zijner gedagtenisfe een net grafteken opgeregt, beftaande in ene aloude lijkbus van blauwen arduinfteen, rustende op een diergelijk voetftuk, voor welk, dit vers van den Hoogleraar Burman, op een wit marmeren tafereel, uitgehouwen is:1 D. M. JA NI BROVKHVSII, defuncti anno ciotoccvu. Spargt facro lamos myrtumque hederasque Sepulcre, Pieridas quisquis, Pallada quisquis amas. Callimachum immens referens BroukJmJius Umbrum Hic Amftelvema conditus aede jacet. Ut, post Gradivi partas in pulvere palmas, Otia qua coluit do&a, quiescat hum». Lande fua pietas, cineri mme praeftita, gxatas Nobile in exemplum pojleritatis eat; Ouae male neeleüis et honore carentibus umbris 'V, Ö Lustra fuum reddit post duodena decus: Sint licet ingenii monumenta perennia tanti, Bufta fede Pario marmore caefa ruatit. Petrus Bukmanmus SecunduJ. Waar 3*9  320 BROEKHUIZEN. (JOHAN van) Waar van dc zin, hoofdzakelijk, hier op uitkomt: Ter gedagi tenisfe van Johan van Broekhuizen , overleden in 't jaar 1707. „ Gij allen die dc digtkonst en wijsheid bemint, ftrooit „ lauweren, mijrthen en veil op dit gewijde giaf. Broek„ huizen, wiens gedigten die van Propertius evenaren, ligt „ hier, in de Jmfielveènfe kerk, begraven- op dat hij rust * in dien zelvden oord, waar hij, ontflagen van zijne krijg* „ ambten, die hij met roem bekleed hadt, zig, in ftike, „ met geleerde oeffeningen, bezig gehouden heeft. De er. „ kentcnis, die nu, aan zijne asch, waar voor men zo febani. delijk verzuimd hadt, enig gedenkteken op te regten, na „ zestig jaren verloops, de verfchuldigde eer bewijst, hebbe „ haren verdienden lof, en verftrekke ten treffelijken voor„ beelde voor de dankbare nakomelingfchap. Doch fchoon „ dit grafteken, gelijk alle anderen, zelvs zulken, die uit „ het kostbaarst marmer gehouwen zijn, vergaan moet; zul„ len, nogthans, de werken van zo groot een' geest alleen „■ zijnen naam onfterfelijk maken." Bij het overlijden van Broekhuizen, mangelde het ook aan gene Treurzangen, door de voornaamfte Iatijnfe en nederduitfe Digters, aan de gedagtenis van onzen Puikdigter toegewijdt. Onder den drom daar van, is 'er een van F. van Bochoven, van een zonderlingen ftcmpel, waar in genoe?. zaam alle de Goden en Godinnen der Heidenfe Oudheid als treurende en huilende worden ingevoerd; het heeft tot tijtel: I.iftgedachenis van den Heere Joan van Broekhuizen, Prins der Latijn/the Dichteren. Het lust ons 'er enige regels van over te fchrijven, waar uit men zig een denkbeeld van het geheel zal kunnen vormen, dat op de zelvde leest is gefchoeit. Zie hier den aanvang : Helaes! het legt'er toe! de hooftpoëet verfchcien Verbaest AroLLOos koor! de zangberg flaet aan'tfchreien! Apollo rijt van fmart het ongefneden haer Met gantfche lokken uit, en treurt met zulk misbaer, Als of zijn Orfeus weêr van Bacchus priesterinnen Te deerlijk waer verfcheurt. De Moeder van het minnen Krab*  BROEKHUIZEN. (JOHAN van) Krabt haren boezem op, nu hij, die op zijn lief De kracht der liefde zong met onnavolgbren zwier Is voor den feilen haet van Atropos bezweken. Het lust den Mingodt niet zijn fakkels aen té fteken; Maer hij dwaelt pijleloos, en met gebroken boog, De vleugels flepen na: zoo las men uit zijn oog Den broederlijken rou, die hem het harte fcheurde,' Toen hij eertijds bij 't lijk van prins Eneas treurde. De drie Bevalligheên, in ongefiert gewaedt, Slaen op de bange.borst, die zucht op zuchten laet. Zoo treurt de Helikon : zoo treuren al de üoden : Zoo treurt de droeve rei der Dichteren, geboden Door.'t heiligh negental, den allerlaetften pl'cht Aen 's mans verdienllen af te leggen in gedicht. Meer dan eens is Broekhuizen gepourtraitteerd. Op een Van zijn af beeldzeis door Ludolf Bakhuken, een zeer beroemd Zeefchilder, vervaardigd, fchreef Herman Ankelkot, zijn boezemvriend, deze digtregels: Ludolf, gij toont hier aan den Hopman uw vermogen, Men ziet zijn' heldenmoed in 't hart door 't vier der oogen. Maar hoe die moed in dat manhaftigh wezen fpeelt, Hoe kunftigh gij geweer, en helm, en pluim verbeeldt: AroL moet met zijn' geest u van om hoogh beftraalen, Zo gij den Dichter in Broekhuizen af woudt maaien. Wat Broekhuizen zijn uiterlijke gedaante betreft, hij was kort van geftalte, egter zo niet dat het hem misflond; wel gezet van lighaam, enigermate fier van wezen en van ogen, gebaarden over zig hebbende die een krijgsman pasfen. Klein wijders van mond, en ongemeen dun van lippen. In zijnen omgang was hij ongeveinsd, hebbende menigmaal het edelmoedig zeggen van Achilles bij Homeer in den mond, 't welk ingevolge de vertaling van Vollenhove dus luidt: Ik haat den man, gelijk des afgronts poort, Wiens hart niet overeenftemt met zijn woordt. IV. Deel. X Voorts SM  TA BR0MHUI2E'V. (JOHAN van> Voorts fpraakzssjn, en altijd gereed om iemand op zijn w*gen, of twijifelen ever aften van poëzie of geleerdheid', ta ♦xnderregÊen en te verlichten, ook zeer verpligtende, met ena E-elseidheid, die zig zelve altijd gelijk was. Zie En hier ten flotte van dit artikel^ ene optelling def Werken, die deze eerlijke Dichter, welke men den hedendaagfln Propertius genoemd vindt, door den druk heeft geMttB gfiinaaki. i» Carmina, Utr. 1684. in inna. Deze uitgave betekend weinig, in vergelijking van die, welke door David van Hoogstraten, ten jare 1711 in 4X0. onder dezen tijtel daar van is bezorgd, Jani Broukhdsii PoSmatum, Libri fedccim. Deze druk is in alle opzigten ongemeen fraai}. 2. Acrtr Sinceei Sannazari Neapolitani, viriPatricii, Opera La. tin* omniet integra; accedunt Notm ad Ertogas, Elegias gf Epi.granpxata. Item trium Fratrtm Amaltlieorum, Hieronymi, Jo. ankis Baptist^;, Cornklii, Carmina. Amft. 1689. in i2mo. Broekhuizen heeft zijn naam niet voor deze drnk geplaatst, maar men vindt dien voor den volgenden in 1727 te Amfleldam in Svo. ex Jecundis curis Jani Broukhusii , Accedunt Gabrielis Al/ntn, Danielis Cereti £f Fratrum Amalthem Fitte Sanmzariance fc? Nette Petri Vlamingii. 3. Aonii PaJLEArii Vendam Opera, ad Mam editionem, q'uam ipfe Autor recenfuerat ei? auxerat, excufa, nunc naris accesfionibus locupletata. Amft. 1696. in 8vo. Broekhuizen heeft zijn naam niet voor deze uir.p.ave renlaaht. 'f nir^«t ;,. j-. /> _ -Q „-j- , . ««man 10 g^w&Cbl., UiU lüm- migen, fchoon te onregte, dezelve hebben toegefchreven aan Johan Georg. Grïevius. 4. S. Aurelii Propertii Elegiarum Libri IV. ad fidem veterum Membranarum fedido caftigati; accedunt Nota £? temi Indices. Amft. 1702 in 4to. De Uitgever heeft 'er zijn naam niet voor geplaatst, die 'er egter in den tweeden druk van het jaar 1727 door P. Vlaming bezorgd, bijgevoegd is, met enige nieuwe aanmerkingen van BroekKüizln. 5. Albii Tibulli, Equitis Romani, quee êxtahï, ai fidem veterum Membranarum fedulo cafligata; accedunt Notce cum Variarum leBionum libello, fc? temi Indices, quorum primus om. nes voces 'fibullianas compleHitur. Amft. 1708. in 4to. Deze cruk  BROERS. (N.) EROERSMA. (WIGBOLD van) druk is ook zeer fchoon. 6. De Nederduitje Gedigten van Broekhuizen zijn door David van Hoogstraten ten jare 3712 in 8vo. te Amjleldam door den druk gemeen gemaakt,, die 'er 't leven van den Digter heeft bijgevoegd, ontleend uit de- Lijk-Oratie door den Hoogleraar Petrus Burman over hem gehouden. —— J. A. Fabric , Bibl. Lat. Tom. B. p. 351, 352. Jo. Fabricii, Hiftor. Bibl. Part. III. p. 515. MenckeN., Bibliotheca dactorum Militum. p. 89-93. Catal. Bibl. Bunav. Tom. I. part. 2. pag. 1110, 1111. C. Saxi, Gnom. litter. Pars V. pag. 334, 335. Niceron, Mem. des Hommes illufir. Tom. XVIII. pag. 103-109. Baillet, Jug. des Scav. Tom. IV. pag. 348. J. le Clerc, Biblioth. choijie. Tom. XV. p. 365, 366. J. G. de CHAUFEPié, Nouv. Dicl. Tom. II. lett. B. pag. 448, 449- Wagen., Befclir. van Amji. XI. St. bl. S84--386. Levensb. van Nederl. Mannen en Vrouwen. IX. D. bl. 264-274. BROERS (N.), Konstfchilder, die in de vorige eeuw heeft geleefd en uit Braband afkomftig was; fchilderde boeremarkten, die doorgaans vol gewoel van beeldjes waren, zeer natuurlijk naar den boeren aart gefchikt en gekleed, ook geestig' in groepen verdeeld, daarbij lugtig en los gepenfeeld; ook is in zijne ftukken doorgaans het agterwerk, en het geboomte zodanig gefchikt, dat het een weinig uit de hand gezet, zig welftandig en in een goede houding vertoont. ——— A. Houbraken, Schouyvburg. III. D. bl. 63. BROERSMA (WIGBOLD van), een Groninger Edelman, ftaat met een zwarte kole als een verrader zijnes vaderlands, in 's Lands gefchiedenisfen getekend. Eerst was hij Kamerheer van Willem den III. Prins van Oranje, vervolgens Kapitein , voorts Overfte-Luitenant , Kollonel , en laatfte'i;. wierdt hij in 1657, tot Gouverneur van Koeverden aangefteld. In 1672, wierdt Broersma verdagt gehouden, van heimelijk met den Bisfchop van Munjler te heulen, en met hem was overeengekomen om op zekere voorwaarden Koeverden in zija handen te ftellen; dit werkte uit, dat de Staten hem het beX % vd 32J  3t« (ANTONY FRANS y«?) Set OV«- die vesting boname&i en den Lt.. Kollonel Jan vaH Êvïm in zi|ae plaats fielden, voorts Broersma naar het leger SOiicten, Na dat. dg hoofden dér bezetting© te Koeverden, met M Mmfitrfm tegens wil en «ank van van Bürum een verdrag ipfcfam hadden, trokken 'er de bisfchoppclijke benden tfcr,ÜWd feicnen, doof den Bisfchop zeiven gevolgd, die verzeid ,V/as van een aantal Edellieden, waar onder zig ook BroeksMa bevondt; want deze verrader was, na enigen tijd te voren veel toege.bra.gt te hebben tot de fchandelijke overgaaf van Gpmttot alwaar hij toen in bezetting lag, naar den vijand geweken. Hier op werdt hij bij vonnis van den ij augus. •** J-&zi voor een verrader zijnes vaderlands verklaard, van tJhft j^jne waardigheden en, bedieningen veiftoken, en zijne >7 ?de.;en verbeurd $ voorts, dat bij in handen van de juftitie , gerakende. ^ met den zwaaide zou worden geftraft. —- Valc-Ummi Verward Europa, bl 605. Sylvius, Vervolg op Ait, «MA, I, D, bl. 331 &c, BROEUCQUEZ. CANTONY FRANS van) , de vierde zoon van den'volgenden, is geboren te BelloeU in 1723. Zij. ne eerfte letteroeffeningen volvoerde hij onder het beftier der Jefutten tê Bergm in Henegouwen $ vervolgens ging hij bij do vaders van dat zelvde genootfehap te Douai in de wijsbegeerte ftuderen, waar na hij zig te Leuren tot de beoeffening der medicijnen begaf, en bij den Geneesheer de Villers ging inwonen. In 1747 bevorderd zijnde tot den graad van Licentiaat, keerde hij naar Mms te rug, alwaar hij onder opzigt Van zijnen vader de praktijk begost uit te oeffenen, die hij na deszelvs dood, welke in 1749 voorviel, heeft vervolgd. Bbocucqvbz heeft twee vrouwen gehadt; in 1757 trouwde > hij met Maria Theresia Bonniau, dogter van den Advokaat Bonniau, Bailjuw van Terion. Deze vrotiw ontviel hem den 1 meij 1760, na een zoon en ene dogter ter wereld gebragt te hebben. Hij hertrouwde den 7 junij van het volgende jaar, met Susanna Louisa Dumont, dogter van Klaudius Dl'mont, Kapitein en Plaatsmajoor te Bergen, Deze Geness-  .M-ÖEUCOJ'SZ. (JAN FRANS VWSJ fceesheer, heeft door den druk gemeen gemaakt ï £> Dhc-sur* Jur les errms wlgcdres, qui Je tommettent dans le ■trïiitement de-s .EnJanSj depuis leur naisfance jusqu'a leur age lodulte. Monf 1754:. I2JB0, 2. Rejutatkn des arms \ulgakes Jut le Regime-, que la Medicine prefcrit aux Malades -aux ' ConvaleScènS-, MotiS 2757. izmo. —1— Paouot, Mem, titter-. Tom» XIII. p. ï'zgt 330. BRQEÜCQUEZ (JAN FRANS va*)» de vader «*n del* Voorgaanden, wierdt ten jare röoo te Bergen in Henegouwen geboren. Zijn ouders waren vm-Belkeü nabij Aath, -alwaar zij aanzienlijke goederen bezaten ; en zij woonden,» even als hunne voorouders, zo wel des winters als zomers op bét land. Maar de ontdoken oorlog tusfen Frankrijk en Spanjen-, en de Verwoestingen die de Engelfen bij de Spanjaarden gevoegd , in de meeste dorpen van Henegouwen aanrigtten-nooijbaakteri Jan Baptist van Broeucquez-, vader yan onzen Jan, mnt X 3 vm  3*6 'om 20 veel te beter voor de opvoeding van zijne kindereS te kunnen zorgen. Zijn roem fteeg ten top in die ftad; onophoudelijk wierdt zijn huis bezogt, door een menigte zieken die hem kwamen raadplegen, en wel haast nam men toevlugt tot hem , zelvs uit de ver afgelegenfte Nederlandfe' fteden. •Zulk een voorfpoed, zulk een roem, moest noodwendig de nijd doen ontwaken, die het zelden aan getrouwe onderdanen in de profesfie der medicijnen ontbreekt. Zij verwekte hem tot veertien procesfen, betrekkelijk de leerwijze die hij in zijne praktijk volgde, doch hij zegevierde volkomen, want hij won ze alle het een na het ander. Ene ftuiptrekkende borstkwaal tastte dezen beroemde Geneesheer zo hevig aan, dat die hem den n julij 1749 in 't graf rukte, in den ouderdom van 69 jaren. Hij was in 1714 getrouwd met Dorothea Ignatia Dotont, oudfte dogter van Jan Frans Dupont, Griffier van alle de landgoederen van den Prins van Ligne; en hij verwekte bij deze vrouw zes kinderen, 4 zoons en 2 dogters. Broeucquez heeft in druk uitgegeven: 1. Reflexions fur la methode de traiter les Fievres par le Quinquim. Mons 1725. i2mc. 2. Freuves de la necesfité de regarder les urines, &? de l'ufage que le Medecin en dois faire pour la guèrifén des maladies. Mons 1729. J2»k0. ■ Paquot, Mem. litter. Tom. XIII. p. 126-129. BROLDiEUS (FILIP), geboren te Jire in het graavfchap sirtois, is geweest Raadsheer te Douai in Fiaanderen, en vervolgens hier van afftand gedaan hebbende, .Profesfor primarius in de regten. Hij is getrouwd geweest met de dogter van. den beroemden Regtsgeleerden Frans Pollet, wiens werk, getijteld: Hijloria Fori Romani, verrijkt met zeer fchone aantekeningen van zijne hand, door hem is uitgegeven, en te Douai ii 1575 gedrukt in 8vo., en 100 jaren later, te Frankfort herdrukt. J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. 1025. BRON (NIKLAAS van) , afkomftig van Douai, alwaar hi| in *t begin der XVIde eeuw ter wereld kwam; leide zig in •züu-, Jeugd toe "op het'beve'"renen der fraa-je letteren, de zede. kun- BROID^US. (FILIP) BRON. (NIKLAAS van)  BROiNfGERSMA. (tïTlA) mVNEmSSI. ïoimdige wijsbegeerte, en de .regtsgeleerdheid; .ook wierdt h§ Doktor in laatstgenoemde wetenfchap. IBuzelu» verzekert. d?t 'hij een groten nsam onder de Regtsgeleerden verwierf, mssi bij berigt ons niet in welk beroep hij was .geplaatst Wig hebben van hem de volgende werkjes, welke ten blijke verilrekken, dat hij ook een liefhebber van .de Iatijnfe ;poëzij k geweest: i. Libellus, compendiariam, mm virtutis .adipifcmd/e,,, turn diterarum parandarum ratiomm perdoiens; bené beatèaiie vivere .cupienti apprimè utilis; authore Wicolao Brontio. Adje&a fittü 4b eodem Carmina,, facilem Jludendi Juris msdum ,tradentia. Atftv* 1541. ï2mo. 2. Liber de utilitate & liarmrmia Artium, turn futuro jfurisconfulto, ■tum Liberalium disciplimrmn poliolorisve Li' teraium ftudiofis utilisfimus. Antv. 1541. izme. 3. Poëma al imiëtisjïmum -Cjesarem 'Carolumt .Fortum, atque oecajionibus-, utendum : nee mn, compofito Religionis diefidio, in 'Turcas Helium ■tsfe fuscipiendum. >Ejusdem Poëmata tria ad -Hannones, ■euortrw tdtimum de laudlbus Hanmnim. Antv. -1541. I2jb tbr, van Niklaas Weigelius, en inzonderheid van die van Mattheus Weseneecius. Ook verklaarde hij aan zrjn huis de inftitiaen en enige tijfels van de Par.dskten. Van hier reisde hij naar het Hogefchool van Bazel, alwaar hij den 17 augustus 1579 de doktorale muts , uit handen van Samuel Gryiüeus ontving. Naar V/ittenkcrg te rug gekeerd, g?f hij 'er gedurende een jaar lang lesfen in de regtsgeleerdheid; het zelvde deed hij gedurende de volgende twee jaren te Erfurt, in de hoedanigheid van openbaar Hoogleraar. De gugt om zijn vaderftad weder te zien, deedt hem in 1582 de reize naar Deventer ondernemen, in welke ftad als toen de beroerten geflild waren; hier trad hij in 't huwelijk met Adelaïde of Abelheid, dogter van Gerard Van Middelborgh, Burgemeester van Zwel. Hij zelv' wierdt in i585 tot Burgemeester te Deventer verkoren; dan deze ftad in het volgende jaar door het trouwloos verraad van den Overften William Stanlei aan de Spanjaarden overgegaan zijnde , wierdt hij voor de tweedemaal genoodzaakt daar uit te wijken, zonder nog een befluit genomen te hebben op wat plaats hij zig zoude nederzetten ; dan uit die verlegenheid wierdt hij gered, .doordien de Curateuren van Leijdens Hogefchool, hem nog dit zelvde jaar het profesforaat in de regten aanboden, opengevallen, door bet vertrek van den beroemden Hugo Daneau naar Alttorff. Bronkhorst oeffende zijne bediening van Hoogleraar uit met een ongemeneu ijver, en vormde door zijne iesfen, vele jonge lieden tot bekwame Regtsgeleerden. In het jaar 1604., wierdt hij benoemd tot Rector van het Hogefchool; en korte jaren daar na wierdt hij door ene zukkelende krankheid aangegrepen, die van langen duur was, en ene melanchoüfehe droefgeestigheid ten gevolge hadt, 't welk de Curateuren bewoog, om hem van de openbare pligtswaarnemingen van zijn beroep te ontdaan. Hier door meerder tijd voor zig zelvep bekomen hebbende, verkeerde hij dagelijks gemeenzaam mee de godgeleerde Profesforen, en fchg'pte zelvs behagen om da koilegien van Vpssius, Heinsius en enige anderen bij tc wonen. BRONKHORST. (EVERARD van)  BRONKHORST. (EVERARD vak) nen. 'Omtrent 't midden des jaars 1627, overviel hem ene koorts, die hem den 27 van de zelvde maand,'in den ouderdom van 73 jaren , in het gvaf rukte. Pieter Cvysxse fprak ene Iatijnfe lijkrede over hem uit. Hij liet drie kindei en na, waar van de bekendfte is geweest, Gerard van Bronkhorst , een ervaren Regtsgeleerde. Everard werdt begraven in de St. Bisters kerk, alwaar men dit graffchrift op de zark die zijn Hoffelijk overblijfzel bedekt,, gebeiteld heeft: Optimce memories Everardi Bronchorstii , Daventrisnfis, Jurisconfulti, qui in jurentute per celebriores Germanice Acadanias winners primum discsndi, mox etiam docendi, ac deinde Doiloris lanrea injignis, in urbi patria Confulatu laudabiliter perjuntlus, a Curatoribus illustris Academica Lugdunenjis in berm Vin ClarisJiuii Hugonis Doneili JCti JuffeSus ejï; Rara eruditione, industrla, diligentia, ac comitate uj'us, Ordinarii Profesjoris atque Aiirtecesforis Juris, per annos plus minus XL, & Jubinde Magmfici ReQoris titido, tandem publicis JunStionibus, jcriptisque, & Jeuio confeüus ac Emeritus, Lugduni Batavorum virere dejiit.anno 1627, cum vixisjet gmias 73. Manumentwn, jï non cetemum, faltem durabile, Alitha ex Mkldelburgo , Conjux Libsrique Pietatis ergo P. C. Lager leest men: Everardi Brouchorst Daventrienjis, JCti exiiuii, quod mortale juit, hek quiefcit. Preclara ingenii monumenta in hominwm pdmiratione verjantur. Obüt Anno cid.ioc.xxvii. 27 Maii. Astrace coiumen, tuus ine, Daventria, Conjul; Projesjor tuus hk, Leida Batava, jaCet. Qui mortalls erat Bronchorfiius, excidit cevol Nejcit ut e Librls gloria parta mori. Deze opfchriften zijn voldoende tot de loffpraak van Bronkhorst; waar bij men nog kan voegen, dat hij behalven zijne ■ geleerdheid een allerwaardigst man en braaf Christen was; en dat hij zulk een gelukkig geheugen bezat, dat hij het zelv* een Jtalen geheugen noemde. Zijn voornaamfte toeleg was om zijne leerlingen tot de akadeniifche oefteningen bekwaam te ma-  334 «ïaken; eri hier toe maakte hij gebruik van verkorte takels, •waar in hij de wetten die tegens malkanderen fchenen te ftrijxlen, overëenbragt. Bronkhorst heeft door den druk gemeen gemaakt: i. 'E»*»*ritq)ttt*i Centuria duo?, juxta feriem Pande&arum dispofitce, Concillationes eornmdem. Lugdb. 1595. Ato. Centuria III £f IV, met de beide vóorgaanden, Hanov. 1607. 8vo. De vier Centu•rien zijn verfcheidenmalen te zamen herdrukt; ook met de verhandeling: de Privilsgiis Studioforum, Harderovici 1653. 8ve. 2. Controvcrfiarmi Juris, Centurice duce. Lugdbat. 1602. £? 1610. Sva It. Hanoviat 161 <•. Svo. Nog met de vóorgaanden, onder de2en tijte!: 'Èi*vri»é+J, Centure fex , £f Conciliaüones eornmdem: ab ipfo Aitihore reco^nite , £ fluit volgde, ja zelvs draalde het, ter tijd toe dat Poelenburs reeds mar Engeland was vertrokken- want hij hanteerde 't Giasfchilderen nog in het jaar 1637, doch in 1639, gaf hij ■bet ten enemalen de zak, cn zette zig met de noestfle vlijt en ijver aan het fchilderen van olijverf-ftukken; daar hij zo ver zonder onderwijs van enig. Meester in vorderde, dat zijnen roem niet ligt zal verdooft worden, en hij ene aanzienlijke plaats in de reije der voornaamfte Schilders verdient. De nieuwe Kerk te Amfleldam pronkt neg ten huidigen dage «effens het koor, met drie konftig befchilderde kerkglazen van Bronkhorst. Men ziet daar in verbeeld, hoe de Vrede onder de gedaante van ene Maagd, den Oorlogsgod Mars boeit, kluistert, en den alvernielenden Krijg met deszelvs aanhang vertreed. Hoe de welvaart i-an zeevaart, koophandel en landbouw bloeit, wanneer twist en tweedragt verbannen wordt. Op de vier deuren waar mede het grote orgel in deze kerk kan gefloten worden, ziet men door zijn konstpenfeel metolijverf verbeeld, de zegepraal van David over Goliat; de zalving van Saül tot Koning, en hoe deze verbijsterde Vorst, David voor hem op de terp fpelende, met zijn fpeer aan oen wand zoekt te fpitten. Ook praalt het ftadshuis van deze ftad met zijne konst; in Burgemeesters vertrek daar van, is het gewelf met agt vierkante zolderftukken door hem befchilderd, waar in kindertjes, die palmtakken, éikenkranfen en-andere" diergelijke zinnebeeldige voorwerpen dragen, aartiglijk verbeeld zijn. In de raadkamer is van hem een feboorfteenftuk, waar in den ouden Jetheo, zijnen fchoonzoon Moses raad, zeventig Oudften, nevens zig te kiezen, om Israël te rigten. Ook is het zóïderftük op de puije van het ftadshuis door hem gefchilderd, zijnde in drie afdelingen bhderfcheidenj in 't mid. dêlrte, is de Tijd, in 't zuidelijke, het loffelijk Gerugt, en in 't noordelijke, het Jchandelijk Gerugt, aartiglijk op ene zinnebeeldigs wijze, afgebeeld. A. Houerakeh, SclwmAurg, I.  BRONKHORST. (JOHAN vin) 335 I. D. bl. 231-233. Weyerman, Leven der Konstfchilder5. II. D. bl. 19. Wagen., Ëefchrljv. van Amji. VII. St. bl. 53. 57. 69. 74- 378. BRONKHORST (JOHAN van), Konstfchilder, is geboren te Leijden in 't jaar 1648. Dertien jaren oud zijnde, als zijn vader hem vroeg ontvallen was, werdt hij van zijn moeder tot Haarlem befteld bij een neef van haar, die een Pafteibakkêr was, ten einde dat handwerk te leren en 'er vervolgens zijne kostwinning van te maken. Van der jeugd af aan hadt hij grote genegenheid tot het tekenen en de fchilderkonst getoond, doch hij kost zijne lust daaromtrent geen bot vieren, voor en al eer hij zig ten jare 1670 met 'er woon naar Hoorn hadt begeven, en aldaar trouwde; dan toen zonder zijne kostwinning te verwaa. io^en, befteedde hij met zo veel ijver en noeste vlijt zijne ledige uren met tekenen en fchilderen, dat hij zonder enig onderwijs, het zo verre bragt, dat hij onder de brave Konstfchilders in waterverf, met regt mogt gerangfchikt worden. Somtijds tam gedierte, doch meestal vogelen, waren doorgaans de onderwerpen, waar mede Bronkhorst zijn penfeel oeffende, "en dit wist tuj zo treffend fchoon en gelijkende ter uitvoer te brengen, dat de Predikant en Puikdigter Joh. Vollenhove, op het gezigt van een boek, waar in ftukken,waren van zijne teken- en fchilderkonst, zodanig verrukt wierdt, dat hij ter zijner eere het uitmuntende gedigt vervaardigde, het welk in zijne werken wordt gevonden, en waar van wij ten blijke hoe hoog hij den arbeid van onzea Konftenaar fchatte, de volgende regels hier plaatzen: Natuur bewaart niet fchoons, dat zij In 't ligt kwam brengen, voor 't bederven: , , Maar Bronkhorst, kloek van geest, als hij 1 Natuur met teekeningpen en verwen Dus volgt; verdient, de doot ten fpijt, Te leven na zijn levenstijdt. Tot aan het einde van zijn loopbaan, zijnde in een ho» Y 2 gen  349 BRONKHORST. (JOOST van) (KAKEL van) 00 ouderdom geftwen, oefiènde onze Scbilder.de koost tot een vermakelijke uitbanning, en-het pasteibakker, tot zim kösÉwfnntug. A. Houbraken, Schouwburg, UL D bl. 2*,?,, BRONKHORST (JOOST van), Heer van Mmepel, waS Cen flamgeuoot van het adelijk geflagt dezes naams, en zcoa van Dirk van Bronkhorst en Batenburg, Here van Honvepd en Nederwormter, en van Elizabeth van Limburg Stiïum. Hy hadt in huwelijk Johanna van Brederode, zuster Ven Hendrik , die aan haar de Heerlijkheden van V'wen en Amdde bemaakte. De ondertekening van het Verbond der Edelen, was voor Alva ene voldoenende reden, om hem te bannen, en zijne goederen verbeurd te verklaren, ingevolge vonnis van den 30 fèptember i5ö3 Pontanus, Hijl. Gèlr. pag. 791. S. van Leeuwen, Bat. illufir. bi. 890. Mar. cus, Sint. van Alva, bl. 128. J. V/. te Water, Verbond der Edelen, II. D. bl. 305. BRONKHORST van BATENBURG (KAREL van) , Heer van Westbarendrecht en BicU, broeder van Dirk en Gysbert; was mede een lterk ijveraar voor de vrijheid en wars van alle gewetensdwang; Dat hij ook bet Verbond der Edelen getekend, en in alle opzigten de belangen van den Staat heeft helpen bevorderen, blijkt uit een* brief, aan zijne moeder gefchreven Hit Bidt, den 20 april 1566. 'Hier in verklaart hij rondelijk: „ dat hij, drie maanden te voren, zig aan Grave Lodewyk j, van Nassau verbonden, en onder hem vertekend hadde. „ Hadde zijne moeder hem daar over ondervraagd, toen hij te „ Batenburg was, bij zou het gezegd hebben; doch nu hadt hij „ gezwegen, wel wetende, dat zij onvergenoegd was opzij. „ hen broeder, wegens de ondertekening van 't Verbond. „ Hij zondt haar een aflchrift van 't verzoek, door Bredero„ de aan Hertoginne Margareet overgeleverd, in bijwezen „ van 300 Edelen. Dit fmeekfchrift hadt de Landvoogdes „ gunfligüjk ontvangen, befpeurende, dat het niet tegen den » Koning en 's lands welvaart aanliepe. Indien het gewetens- .! on-  BRONKHORST. (PIETER van) onderzoek en de plakaten zouden doorgaan, wilde hij lie„ ver onder de Turken wonen j dan onder den Koning. Vrfe. „. ze voor berovinge der goederen, én zelvs verbrand te zui. „ len worden ter oirzake van 't Godlijk woord» hadt hem b> „ wogen in die verbintenisfe deel te némen; te fflèet, OKi düt ii hij, in ziin geheel, het Euangelie klaar en rein deedt pre„ diken, en de heilloze Misfe, een duivels wérk, liet va„ ren." Wijders vermaant hij zijne moeder ï » het « „ van GöO, te Batenburg en Stem, te laten prediken; £ft ;2% „ niet te laten aftrekken van 't goede beginzel, *t genestij „ aangenomen hadt; noch te vrezen voof enige bedreigingen, „ naai dien de Heere allen, die hem hartelijk liefhebbei!, zal „ bijftaan, en nooit verlaten, die om zijnen naam lijden.5"' Eindelijk, betuigt hij, in dien brief, h zijn vast voornemen, „ om aan het ware regte Christelijke geloof te blijven vast„ houden." Deez' brave mensch 'verloor zijn leven door 4e mooiddadige hand van een' Spaanfin guit, binnen Ktukn, ïn "t jaar 1580, gelijk zijne nakomelingen, niet dan met grote droefheid, en te ontijdig, zijn gewaar gê wenden. Üit ssij'ri» egtgenote, Alverade van Flodorp, welke hertrouwd is met Filips Bentink tot Aller, verwekte hij een zoon, Maximiliaan, wiens afftammelingen, in 't Vrouwelijke, hog in houg aanzien leven. - J. van Somerën,' Befchr. van Stóml bl. 234-23.7. j. w. të Water, Bist, van 't Verbad-i» £«V len, II. D. bl. 300-303-. BRONKHORST (PIETER vAis), Kónstfchitylerj is geboren te Delft dén i5 méij i'58'8. In zijne jeugd bêzógt hij Frankrijk, en vorderde da^.r'Ongemeen in dé iSMBt^ zo dat in zijn geboorteftad te rug gekeerd zijnde, eèn goed MlMtt] Xvas, die Uitnemend pénpéflivën fchilderde 'eil inKoridirhtii tempels, terken , en andere biniïeir-gêbouwen -, mei vék bsoldjes en gewoel, dat buitengemeen aardige» zinrijkgïordonneert wasi Onder andéren ziet aren 'nog een fchildeïij van hem in de vierfebaar op hét ftadshuis tè D.-tpï gcplétatst-, 'ïijnde eert groot eh weluitgevoerd (tofcj dat het patois vferfeseivt. Vj» . ««at  242 BROOMAN. (LODEWYK) Waar ia Koning Salomo» zo loffelijk zijn allereerfle vonnis uitfpreekt. Nog een tafereel van hem, dat men voor veel konftiger houdt, pleeg bewaard te worden bij de weduwe van zijnen zoon ; het verbeeldt den Jerufalemfei tempel, daar Christus de kopers en verkopers uitdrijft. Hij ftierf-den 21 junij 1661. In de verkoping van Jan Agges ie Amfleltkm, den 16 augustus 1702, wierdt een ftuk van dezen Meester verkogt, verbeeldende Diogenes zoekende op de markt, voor 177 guld. In die te Amfleldam van den 7 april 1734, twee ftukjes met waterverf, verbeeldende land- en watervogels, 100 guldens. Hij heeft een zoon gehadt, ook Jan genaamd, die uitmuntend fraaij fchilderde; en waar vair een ftuk op ene vendue te 'Amfleldam, verbeeldende een Morgevftond, is verkogt voor 160 guld. In die van d'Amory, den 23 junij 1723, Abrahams offerhande, 73 guld. D. van Bleys- wyk, Befchrijv. van Delft, bl. 857. A. Houbraken, Schouwburg, L D. bl. 135, 136. J. C. Weyerman, Leven der KunstJchilders, I. D. bl. 339. G. Hoet, Naaml. van Schild. L D. bl. 6. 67- 183. 262. 410. 420. 5ó~6. BROOMAN (LODÜWYK), geboren te Brusfel in het jaar 1527, uit Jakob Brooman en Kornelia van Helleweghe, beide uit den eerften burgerftand van die ftad. Schoon blind geboren, verkreeg hij egter de waardigheid van Meester in de vrije konften, en Licentiaat in de regten, en maakte zig een naam dooi- zijn vernuft en bedrevenheid in de muzijk. Den ouderdom van 69 jaren bereikt hebbende, ftierf hij in de ftad zijner geboorte. Zijne weduwe Geertruid Keysers, dogter van Joost Keysers en van Maria Cleerhaghen, liet het volgende graffchrift voor hem oprigten in de Recollettenkerk van genoemde ftad : D. O. M. LUDOVICO BROOMANNO, Jacobi ex CorNelia Verheyleweghe F., a nativitate cceco, Artium liberalium Doctori, Jurisprudentie Candidato, Muficesque princi-. pi, Gertrudis Keysers, Jodocus & Maria Cleerhaghen ; F'* marito bene merho, Sibique P. Vitcit an» LXIX. Obiit Vin. januarii M.D.XCFIL Lu-  HtOOMAN, (LODEWYK) EB.OSMAEL. Q. B) Lammis expertem genitrix perduxit in . 2, 'S&e S&aebcn ban P. Ovidius Naso, ghenamt ra ''t ïfltijn/ Epist:& Heroidum, orerghefet in onfe JïcbetijHtjt(rhe taeïe./ «ut* mat «pegginghen berftett/ beo? J. B. 3Etiuirrp. 166a. 8bo, —— Paquot, Mem. Mm. Tom. VIL p. 67, 68. BROSMAEL ("JAN FRANS)-, omtrent 't jaar ï56b te 7m geren geboren, ceoeftende de geneeskunde, «n wierdt tajQM ¥ 4 « 94&  544 BR OU ART. (LODEWYK) BROUSTIN. (STEVEN) te Leuven tot Doktor in die wetenfchap bevorderd, In zijn vaderland te rug gekeerd, bepaalde hij zijne woonplaats te Luik, en beoeffende daar gedurende 24 jaren met veel roem de praktijk der medicijnen, zijnde in 1722 geftorven, na da volgende werken door den druk te hebben gemeen gemaakt: 1. Defcription ou analyfe des Eaux minerales ferrugineufes de h Fontaine.de St. Gilles, proche de la vllle de Tongres. Lice 1701. 12wo. 2. La Circulation des Eaux, ou l'Hid'ographie des Mine* mies d'Aix 6? de Spa. Liege 1690 £? 1718. nmo. 3. HidraAnalife des Minèrales chaudes £? froides dAix la Chapelle. Ib. 1703. i21k0., 4. Paralelle des Eaux minerales aüuelleraent chaudes, £f aüuellement froides du dioccfe & pays de Liege &c Liege 1721. Svo. Paquot, Mem. litter. Tom. XVIIL f>- 345-348. BROUART (LODEWYK), geboren te Aire in het graav. fchap Artois ten jare 1582, begaf zig in 1604 onder het genootfchap der Jefuiten. Zedert maakte men enigen tijd gei bruik van hem, om de gewetens-gevallen uit te leggen; zig vervolgens ten enemalen aan den predikdienst toegewijdt hebbende, oeffende hij dien met ftigting gedurende het tijdvak van 33 Jaren, en ftierf hartelijk betreurd van allen die hem gekend hebben, den n oaoba 1043, in het fiafte jaar zijnes ouderdoms. Men heeft van hem in druk: Le Jardinet de Notre Dame. Douai 1623. iimo. Zijnde eigentlijk ene vertaling van de Hortulus Marianus, van den Jefuit Fkans de la Croix • Paquot, Mem. litter. Tom. IX. p. 317. BROUSTIN (STEVEN), te Hameide een dorp in Henegouwen geboren, wierdt in 1559 te Leuven tot Baccalaureus in de godgeleerdheid bevorderd. Hij bediende als Pastoor eerst de kerk van Valenciennes en vervolgens die van het kasteel te Kamerijk. Bkoustln was een geleerd man, en heeft uitgegeven : 1. Traüat. de IV, Hominis novisfimis. Lov. 1598. 8v». 2. De Origine £? varietate Linguarum. Ib. Svo. 3. Orationem de perfeElo Pastore, Jive de qualitatibus, conditionibus, requïfltis £tV. Lovan. iccS. i2mo. —— J. F. Foppens, Bibl. Belg. p. uc6, A D.  ■BEEKMAN. BEELTSNYDER. BERKEL. A D D END A sot de Tweede, Derde in Vierde Deelen» Bladz. 197. II. Deel. De Hoogleraar Saxe ter aangehaalde plaats, zegt: dat Beka zijn werk flegts tot 1346, gebragt heeft, en dat het overige, tot 1393, door ene andere hand 'er is bij gedaan.. Het bewijs is, dat hij zijn boek opdraagt aan Jan van Aekel, Bisfchop van Utrecht, die van 1345 tot 1364, en aan Willem den IV, Graav van Holland, die van 1337 tot 1345 geregeerd heeft. Bladz. 205. II. Deel. BEEKMAN (MARTINUS) , Prokureur en Notaris in 's Hage, gaf in 1670, uit ^tictjteipe geprezen door Vollenhove, Poëzij, bl. 148. Bladz. 209. II.\ Deel. BEELTSNYDER (JOHANNES), Predikant te Bellen, wiens beeldtenis in plaat gebragt is in het jaar 1677, met een bij. fchrift vereerd door Vollenhove , was een geleerd man. ——. Vollenhove, Poëzij, bl. 5-13. Bladz. 345. II. Deel. BERKEL (ABRAHAM van), geboren te Leijden, is gewèest Reétor te Delft, en heeft uitgegeven: 1. Genuina Stekiani Fragmenta. 2. Epicteti Enchiridion, Cesetis Tabula en Antoninus Liberalis. Na zijn dood is van hem in 1688 ïli folio uitgekomen: de Stephanüs Byzantinus, met brede aantekeningen. ■ C. Saxi, Onomast. liter. Pars V. p. 612. Bladz. 354. II. Deel. BERKEL (JAN van) , zoon van den vóorgaanden, heeft zijnen vader verdedigd ten jare 1694, tegen Stev. le Moine; en in 1704 uitgegeven: Jac. Palmerii, apologiam pro Lucano, enz, ■ C. Saxi , Onom. liter. Pars V. p. 448. Y 5 Bladz. 34S  ■345 ÊILS. SOIS. ■ BOSCH, BOUWENSCH, Bladz. ?| 777. Da?. EILS (LODEWYK de), Heer ^an Coppendamme,'Smm enz., Schout der ftad en des lands van Aardenburg, *m^ts zig in het midden der vorige eeuw, een' naam door zijne bekwaamheid in de Ontleedkunde, en door verfcheiden fchrifien; doch weidt voor een grootfpreker uitgemaakt. " Merelini, Lind. renov. p. 759. Th. Bartholini, EpifloL Me■dicinal. Cent. lil. p. 75. 81. 86. 97. 1:2. 194. 225. s<54, 382. 391, 396. 399- 4ro. Cent. IV. p. 421, C G. Jöcher, ©deftte» Ztjicon. L 2$fif/ f. 1093. Bladz. 251. 777. Deel. BOIS (JAKOB du), Predikant te Leijden, gaf aldaar m Ï670 in 4t0.uk: <ÖUÖe &vjb$ C()ö-.^fcjtfeo?. Hij was een groot jtegenftander der Cartsfiaanje Füefofie; waar tegen hij gefchreveri heeft: naafctïjdö öcc Cartcfïaanj% phifofopftie ■ontödit/ en De fcfjöbdpSeto öcr Cartcftaat^cfifè phiiDfophie; beide wederlegd dooi" Lambert vak Velthtjysen, in een Bewij;, dat iioeh de lere van der Sonnes Jliljl'and en des Aardrijks beweging, met de gronden der Philofophie van Renatus des Cartes, flrijdig Gijn met Ceds woon. Utr. Ato.; en Nader bewijs, dat enz. Utr. 2657. Ato., beide in het latijn, in Lamb. Velthuysii Opera. Part. II. p. 1037 en 1119. .Zie VéaLitmstict, Vlisfingft Ecrklmael, bl. 65. C. Saxi, Onom. liter. Pars IV. p. 547. Bladz. 42. IV. Deel. BOSCH (KORNELIS), Predikant in 'sHage, heeft uitgegeven een werk ober bc iBeöcrgtUOOJte/ geprezen doorVox,- jtENHGVE, Poëzij, bl, 140. Bladz. 144. IV. Deel ' BOUWENSCH (WILLEM ADRIAAN) , is Burgemee* Ser geweest te Arnhem, teen door den dood van Willem den III, het Stadhouderfchap in vijf provintien weidt vernietigd , en daar door grote opfchuddingen in Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overijsfel wierden veroirzaakt, in welke gewesten de Stadhouder, federt het jaar 1672, vele lieden uit de  BOUWENSCH. (WILLEM ADRIAAN) de Regering gezet en vele misnoegden gemaakt badr. De algemene oirzaak dezer beroerten was, de begeerte van fommigen om zig in 't bewind herfteld te zien, waar van zij, of hunne ouders of vrienden, gedurende de jongde ftarhou. derlijke regering,'ontzet geweest waren; welke begeerte aanJiep tegen geen minder drift m anderen, om zig te handhaven in 't gezag, welk hun, door den Stadhouder was opgedragen, en waar mede zij zig nog bekleed vonden. De uitYrerkzels dezer ftrijdige driften waren alomme niet even hevig, doch hadden gevaarlijke gevo'gen in enige fteden van Gelderland, als met name ook te Ar.ihem. De Staten van het Gelderje gewest, op de eerfte tijding van 't overlijden des Erfftadhouders, te Nijmegen bijeengekomen zijnde, hadden, om zig te handhaven in de Regeringe, op den 8 april befloten: „ dat de Magiftraatsbeftelling in c.e fteden nu gekomen was, „ en voortaan altijd blijven zou, aan de bijzondere Werbou„ ders derzelven." Hier door zouden zij , die voorheen van de Regering ontzet geweest, voor altoos, verfteken geweest zijn van de gelegenheid om op 't kusfen te geraken; doch zij vonden middel, om de uitvoering van dit befluit voor te komen, en t volk op'te wekken om verandering in de Regering te bewerken. De gelegenheid ontbrak hun niet, om de Gemeentelieden en Gilden, die, van cuds, een dubbel getal plagten te benoemen, waar uit de jaarlijkfe Wethouderfchap gekoren werdt, te beduiden, dat zij zig, in dit voorregt, moesten doen herftellen, en de beftelling der Regeringe niet laten aan de dienende Wethouderfchap. In januarij 1703, verfchenen de Gildemeesrers van Arnliew op 't ftadshuis, met twee bijzondere vertoge :, behelzende enige bezwaarnisfen, die men voorgaf, te willen on er zoeken. 't Gemeen, niet voldaan met zulk een antwoord, rotte te hoop, en raadpleegde op 't gene hun verder te doen ftondt. De Wethouderfchap, met reden bedugt voor erger, zogt zig te h mdhaven in 't bewind, door middel der bezettirge. Ai dit was voorgevallen voor den gewtonlijken keuidag, die op den 2sften januarij inviel. De Wethouders werden teen in hun- 347  3a8 BOUWENSCH. (WILLEM ADRIAAN) hunne ambten bevestigd, en van nieuws beëedigd door den Rigter. Doch de Gemeentslieden verklaarden ze ontflagen van hunne ambten; waar na zij ene nieuwe verkiezing deden, ten dele uit oude, ten dele uit nieuwe Regenten beliaandfc. Men fcheen nu den weg gebaand te hebben, tot hei-Helling der ruste in Gelderlaml. Doch aizo de oude Regenten, beide afgedankten en aangeblevenen, nog al woelden om de nieuwen t'em'gen tijde te ontzetten van 't bewind, was de nieuwe Regering bedagt op middelen, om zig te verzekeren van de regeringe. Te Arnhem deedt men dit duor 't oprigten ener bende van 200 vrijwil ligers ; voorts wierdt op enen Landdag te Zutphen in maart 1705, voorgeflagcn: „ of't niet „ geraden ware, tot beveiliging der tegenwoordige, tegen de „ aanflagen der afgezette Regenten een nauw en vast verbond 5, van onderlingen bijftand op te rigten, tusfen de Gelder/a fteden." Die voorflag vondt ingang bij velen, men vervaardigde een ontwerp van een verbond. De Afgevaardigden van Doesburg, Deutichem, Grol, Arnhem en Harderwijk tekenden dit ontwerp, op 't behagen van hunne Magtigers en deigezworen' Gemeenten, daar die van Nijmegen en Zutphen het in advijs hielden, om 'er alvorens met de Regeringen dezer .fteden over te ffaadplégen. Doch terwijl men hier mede bezig was, werdt 'er door zulken, die der oude Regeringe toegedaan waren, fterk gewoeld, tegen het verbond. Men hieldt aan Gemeentslieden, onder de hand voor, dat zij, door de Wethouders dier fteden, welke het ontwerp getekend hadden, in hun ambt gehoond waren, zijnde de tekening gefchied zonder hen te kennen. Ook ftrekte, wilde men, het verbond eniglijk, om de Gemeentslieden en Gilden te ontzetten van derzei ver voorregten, en om, met gemene magt, de Regering erflijk te maken. Kortom, men bragt zo veel tegen hèt ontwerp in, dat het niet tot ftand kwam. Te Arnhem zelv', fchenen de voorftanders der oude Rege. ringe, in zo verre, de meerderheid van ftemmen te hebben in den Raad , dat de Burgemeester Johan van Brienen, in junij hier na, voorflceg en doordreef, dat men de vrijwilligers  BOUWENSCH. (WILLEM ADRIAAN) gers behoorde af te danken; waar na, zo vastelijk vermoed Werdt, een gedeelte der Regeringe zou afgezet geworden, zijn, Maar onzo Burgemeester Willem Adriaan Boiij WEKsen, die Kolionel der vrijwilligers was, rukte deze bende te hoop, en plaatfteze op de markt tegen over de gewapende Burgerij, die hier bijeengebragt was, om de verandering der Regeringe te begunftigen. Doch- de Burgerij geen' last hebbende tot het plegen van enige daadiijkheid, dropen eindelijfe af, en lieten de vrijwilligers 't veld houden; 20 dat die van de nieuwe plooi voor ditmaal zegevierden; 't welk ten gevolge had, dat Burgemeester van Brienen federt van zijn ambt wierdt verlaten, en ter ftad uitgezet, daar hij egter na verloop van drie jaren weder binnen kwam, en in zijne waardigheid wierdt herfteld. De onderhandelingen over het uitfluiten der Stadhouderen Uit den Raad van State, gaven, in den herfst des jaars 1707, aanleiding tot ene geweldige beroerte te Wageningen. De ftad Arnhem die deze uitfluiting fterk dreef tegens de meeste reden der Velwwfe Ridderfchap, hadt, in julij, ene bijzondere Kwartiersvergadering uitgefchreven, alwaar dit ftuk in overweging gebragt wierdt: die van Wageningen hadden in last, om zig bij Arnhem te voegen, en rondelijk zig voor de uitfluiting te verklaren. Doch do Ridderfchap, van begrip zijnde, dat de zaak niet tot de Kwartiers- maar Landfchapsvergadering behoorde, weigerde in onderhandeling te treden. Onverhoeds, xvaren hier op -die van Wageningen der Ridderfchap toegevallen, terwijl de vier andere fteden voor de uitfluiting ftemdeu. Men kwam egter nog tot geen befluit, doch de Gemeentslieden van Wageningen zonden des anderen daags Gemagtigden naar Arnhem, om de Afgevaardigden hunner ftad te vermaken, tot ftemmen volgens derzei ver last; en hier op wierdt met meerderheid befloten tot de uitfluiting. Dit verwekte zo veel tweefpalt, dat de enigheid daar door tusfen de fteden wierdt verbroken, 't geen zig ten vurigften openbaarde, op enen Kwartiersdag te Arnhem, die in oftober gehouden werdt, en 349  3?o en daar vier van de zeven Afgevaardigden van Wageningen? nevens Harderwijk, Hattem en Elburg, tegen 't gevoelen van Arnhem dreven, dat zekere ambten niet dan gedurende den Landdag belnorden begeven te worden. Doch de Afgevaardigden van Wageningen waren niet zo dra te rug gekeerd, of daar ontflond een morren onder 't volk, dat zij hunnen pligt Waren te buiten gegaan. De Regering ontwaar geworden Zijnde, dat dit gemor door de Gemeentelieden verwekt of gevoed werdt, bewoog, hier op, enigen uit Schutterijen en Gilden,, om de hand ie lenen tot het afzetten der Gemeentslieden. Ook gefchiedde dit op ftaande voet, onaangezien de tegenkanting van 't'Klee: makers-Gilde, en van een groot gedeelte der St. Joris Sch' tteiije. Godard Adriaan van Issum, een der afgezette Gemeentslie len, was te gelijk Hopman over een kompagnie Vrijwilligers, en bragt terftond zijn volk op de been , zon 'er zig te kreunen aan den last der Regeringe, die hem bevolen hadt zijne manfchap uit een te doen gaan. Ja» Aaldf.rs, ook een afgezet Gemeentsman, hadt zig ten zelvden tijde naar Arnhem begeven, om h. Ipe. De Wethouderfchap dezer ftad befl Hoogleraar in de Ontleeden Heelkunde en ftads Doktor te Antwerpen. . 72-, Boudewyns ( Niklaas) , Konstfchilder.. . .72. Boudins (Johannes), Voorzitter in den Raad te P'eurne. . . 73. Boudins (Livinus) , Prior vari het Predikheren klooster te Gent. . . 73. Bouhufen (Bernhard) , Haogkvaar tn de fraaije Letteren te Zutphen. 74. Bouille (Pieter), geleerd Jefuit, , • 74-  356 Bladz. Bourgondien (Niklaas van), Licentiaat in de Regten. 124. Bouricius (Hector), Roods, heer in het Hof van Friesland. . ■ .128. Bouricius (Jakob), Penfionaris van Leeuwarden. 128. Bouricius (Johannes) , Raadsheer in het Hof van Friesland. . • 128. Bourignon (Antoïnette de), een dweepziek Zusje. 129. Bournonville (Odoard de;, Krijgsbevelhebber. • 139- Eousfut. (Niklaas), Medicijne Doktor. . I4°- Bousfy (Pieter de), Frans Digter. . . 141- Bout (Niklaas), Konst' • fchilder. . . 1*1- Boutellier of Boutiller (Jan) , Raadsheer in 't Parlement van Parijs. 141. Bouwema, Fries Edelman. 142. Bouwens ( Kristiaan ) , Pastoor te Vleijtingen. 143- Bouwens (Reinier Leencfert) , Lid van het Committé van Jufiitie te Amfleldam. ■ • H3- Bouwer (Johan Guiliam), Konstfchilder. ■ 144- Bovillius (Pieter), geleerd Jefuit. . ■ H5- Boxelius (Hugo), voornaam Regtsgeleerde. . I4S- Boxhorn (Hendrik), Predikant te Breda. . 145- Boxhorn (Markus Zuerius), Hojglercar te Leijden. . ■ » 147- Bladz. Boy (Dorninikus Jansfënius) , Dominikaner Monnik. . . . 152. Boy of Boey (Kornelis), Advokaat Fiskaal en Pro- . kureur Generaal van Holland. . . . 142. Boy (Kornelis Jansfënius), Apostolifen Zendeling in Nederfaxen. . -154- Boy (Leendert Jansfënius)," Dominikaner Monnik in 's Hertogenbosch. . 155. Boy (Niklaas Jansfënius), beroemd Theologant en Prediker. . . 155. Boye (Andries de), Jefuit. 155. Boyleau, zie Bouillon. Bra (Hendrik van) , ftads Medicijne Doktor te Kampen. . . . I5tf- Brachelius (Johan Adolf), een geleerde Monnik. 15E. Bracht (Tieleman van), Leraar um Ue Mennoniten te Dordrecht. . 158. Braem (Anthony), geleerde Jefuit. . . 159. Brahé (Jan Jakob), Predikant te Vlisjingen. 160. Brakel, een oud en edel Geflagt in Holland. . 162. Brakel (Jan van), Schoutbij-Nagt ter zee. 167. Brakel (Theodorus i), Predikant te Makkum. 176. Brakel (Willem £), Predikant te Rotterdam. 111'. Brakenburg ( Reinier ) , Konstfchilder. . 182. Bra- REGISTER.  REGISTER. tS-ï Bladz. Brakonïer (Abraham Jo* fua) , Predikant te Utrecht. . . 183. Bramer (Leonard) , Konstfchilder. . . 184. Brande (Filips van den), Burgemeester te Middelburg. » * » 185. Brande (Johan Pietersfe van den), Gecommitteerde Raad van Zeeland. 189. Brande (Kornelis van den), .Schepen en Raad der ftad ' Vlisfingen en Rentemeester der Geestelijke Goederen in Walcheren. 19b. Brandenburg (N. van) > Tekenaar van 't Verbond der Edelen. ' . . 191. Brando (Joannes), Monnik van de Cistercienfer Orden. . . . 191. Brandon (Jan Hendrik), Konstfchilder. . igt. Brands (N.), Konstfchilder. 19^ Brandt (Gerard), Burger te Amfteldam. . 192. Brandt (Gerard), Horlogiemaker te Amfteldam. 193» Brandt (Gerard), Leraar der Remonftranten te Amfteldam. . . 193. Brandt (Gerard), Leraar der Remonftranten te Rotterdam. . . 198» Brandt (Joannes), Leraar der Remonftranten te Amfteldam. , . 210. Brandt (Kasper) , Leraar der Remonftranten te Rotterdam. . . 214» Bladz. Brandt (Sebastiaan), 'y&maard Regtsgeleerde, Dig. ter en Gejchiedfthrijver. 213, Brant (Jafi), Secretaris der ftad Antwerpen. , 213, Brant (Johan Arnold van), Hoogleraar in de Regten te Duijsberg. , 215. Brantegem (Willem van), ■ Monnik in het Karthuizer klooster te Kiel. . 2i& Brasfer (Govert), Thefaurier Generaal der Verenigde Nederlanden. . 216*. Brasfer (Joost), Burger te Amfteldam. , .216. Brasfeur (Filip), Prediker en Biegtvader te Mons. 217. Brasflca (jakob), Beoefenaar der Letterkunde. aig, Braunius. (Johannes) , Hoogleraar in de Godgeleerdheid te Gronhigen. 218. Bray (Salomon de), Konst- frhilder. » , 221. Breauté (Karei), Ritmeester onder de Kavallerie. 222. Brecht (van), oud en aanzienlijk Geflagt in Braband. . . . ^ Brecht (LOvinus), Monnik in het klooster der Rekelletten te Leuven. , 225. Breda (Gerard van), Karthuizer Monnik. . 226» Bïeda ( Kornelis Van ), Beoeffenaar der Oudheden e,emar0 > Kanunnik te Keiden. 230. Eredenburg "(Johannes) > Rotterd immer Burger. 231. Bredero, zie Brederoo. Brederode, oud en luisterrijk Geflagt in Holland. 232. Brederode (Frans van), voornaam Krijgsbevelhebber. . . . 240, Brederode (Gysbregt van), Proost van St. Maanen te Utrecht. . . 248. Brederode (Hendrik van), voornaam KrijgsVewiheb her. . . . 253. Brederode (Hendrik Gerritsz. van) , Huisman nabij de Helder. 261. Brederode (Jan van), Monnik in het Karthuizer klooster van Zeilen. 265.. Brederode (Jan Wolfert van), Velclmarfchalk over het leger der Verenigde Nederlanden. . 266. Brederode (Lancelot van), Krijgsbevelhebber. 269. Brederode (Pieter Kornelis van), voornaam Regtsgc!eerde.' . .' 260. Bladz. Brederode (Reinout van), Burggraav van Utrecht. 273, Brederode (Wolfert van), Bevelhebber van een bende Ruiterij. . . 275, Brederoo (Gerbrand Adriaansz.), Digter te Amfteldam. . . 277. Bredeyck (jEgidius), Prior van een Augustiner klooster. ; . . 278. Breekvelt (Willem), Konstfchilder. . ' 279. Breen (Daniël de), Re-monfirants Godgeleerde. 279. Steenberg . (Bartel) , Konstfchilder. . 281. Bremer " (Johannes) , Leraar 'onder de Remonflt-anten te Rotterdam. . 282» •10 • i Bremer (Johannes), Leraar onder de Doopsgezinden te Amfteldam. 282. Bres (ouMo; , Predikant in de Walfe Gemeente te Rijsfel en Valenchijn. 284. Brefille (Filips de), Brusfels Edelman. . 284. Breugel (Abraham), Konstfchilder. . . 284. Breugel (Jan Batist), Konstfchilder. . . 285. Breugel (Johan), den Fluwelen gebijr.aamd, Konstfchilder. . . 285. Breugel (Pieter), Konstfchilder. . . 289. Breukeland ('Jakob), Pre- "tiïkunt te'Middelbnrg. ?c>2. Eli- R E G I S T- E R-  REGISTER. Bladz. Briarde (Lambregt de), Prejident in den Groten Raad te Mechelen. 292. Brias (Karei de), zie Asfomption. Brienen (Abraham van), Raad en Vikaris van 't Utrechtfe Bisdom. 294. Brienen (Jan van), Raad extraordinair in den Hove van Gelderland en Burgemeester te Arnhem. 294. Bril (Jakob), een Man van /onderlinge begrippen over den Godsdienst. . 297. Bril (Mattbys), Konstfchilder. . . 298. Bril (Paulus), Konstfchilder . . 298. Brize (Kornelis), Konst/clrilder. . . 299. Brocard (Jakob ) , een Qpenbaijngfchrijver en goedhartig Dweper. 299. Eroeck (Johan van den), Hoogleraar in ae Regisgeleerdheid te Amfleldam. ' . • . 302. Broecke (Jan van den), Raad in de Vroedfchap te Dordrecht. . 3553. Broeder, Kommandant ter Zee. . . . 303. Broek (Elias van den), Konstfchilder. . 304. Broek (Jan) Valentynz., Jnwoonder van Amfleldam, een dappere Vrljheidszocn. 304. Broek (Jan van den) , Klerk ter Finantie van Holland, de Uitvinder van let Gezegeld Papier. 309. Bladz. Broeke (Kristiaan van den), Konstfchilder. 310. Broekelaar (Gerard) , Rooms - Pastoor van de Hoofdkerk in 's Henogenbosch. . . 310. Broekhoven (Jakob van), Burgemeester te Leijden, een der Regters van Oldenbarneveld. . . 31c* Broekhuizen (Benjamin) , Stads Doktor en Profesfor in de Medicijnen en Wijsbegeerte te 's Hertogen- ' ■bosch. . . 311. Broekhuizen (Daniël van), Medicijne Doktor te Gouda. ... 311. Broekhuizen (Egbert van), Wijnkoper te Utrecht. 511. Broekhuizen (Johan van), Kapitein van de Infanterie en keurig Digter. 312. Broers (N.) , Kmistfchildey. . . .323- Brobrsma (Wigbokl van), Kollonel enGouverneur van Koeverden. . . 323. Broeucquez (Antony Frans van), Medicijne Doktor te Mons. . . 324. Broeucquez (Jan Frans ' van), Lijfartz van den Prins van Ligne. 325. Broïdseus (Filip), Profesfor primarius in de Regten te Douai. . . 325. Bron (Niklaas van), voornaam Regtsgeleerde te Douai. . ■ . 326. Brongersma (Titia), buitengemeen geestig Meisje. 327. Z 4 Bronk- 359  REGISTER. Bladz. Bronkhorst, aanzienlijk en oud Geflagt in Nederland. 327. Bronkhorst (Dirk van), Krijgsbevelhebber. 331. Bronkhorst en Batenburg (Dirk en Gysbert van), edel Broederpaar. . 331. Bronkhorst(Everard van), Hoogleraar in de Regten te Leijden. . 332. Bronkhorst (Jan van ) , Rektor te Deventer. 335. Bronkhorst (Jan van ) , Konstfchilder. . 337. Bronkhorst (Johan van), Konstfchilder. . 339. Bronkhorst (Joost van), Tekenaar van 'f Verbond der Edelen. . 3 4.0. Bronkhorst van Batenburg (Karei van), Tekenaar van 't Verbond der Edelen. 340. Bronkhorst (Pieter van), Konstfchilder. . 2^t. Brooman (Lodewyk), groot Mufikant, fchoon blindgeboren. . . 342. Brooman (Lodewyk), Doktor in ds Regten te Brusfel. 343. Erosmael (Jan Frans) , Blad** Doktor in de Medicijnen te Luik. . . 343, Bróuart (Lodewyk) , &g. leerde jefuit en Prediker. 344. Bxouttin,Rooms-Partoor van '. liet kasteel te Kamerijk. 344. ADDENDA. Beek (Johannes van) of Beka, Kanunnik te Utrecht. . . 345; Beekman (Martinus), Pro- ■ kureur en Notaris in 's Hage- • • 34S. Eeeltfnyder ( Johannes ) , Predikant te Bellen. 315, Berkel (Abraham van) , Rektor der latijnfe fcholen te Delft. . . 34S. Berkel (Jan van), een Letteroefenaar. . ■ 345, Bils (Lodewyk de), voornaam Ontleedkundige. 346. Bosch (Kornelis), Predikant, in 's hfngc. 345. ' Bouwensch (Willem Adriaan) , Rurgemeester te Arnhem. . . 346. Breda (Rutger van), Griffier der Staten van Overijsfel. . . .352.  BERIGT voor den BINDER, De PLAATEN te plaatzen in het IV. Deel. I. MAXIMILIAAN Graav van BOSSU te Hoorn gevanglijk binnen gebragt. . , . Bladz. 52. II. Pourtrait van JAN van BRAKEL. . . —— 168. III. REINOUD van BREDERODE door den Bisfchop David van Bourgondien mishandeld. .... , . ■- 272. IV. Beeldftorming in de Nederlanden. t . - 312.       '00001103' Biographisch woordenboek der Nederlanden [...]. Eerste(-achtste) deel. / By J.A. de Chalmot Amsterdam, Universiteitsbibliotheek PPN 160327431 EPN 477568858 Signatuur OG 63-786-793 Deelaanduiding VIERDE DEEL